V ï i d e B i u t r, iay geweest. Ik heb , fchooti volftrpkt tegen myn zin , tot het vervreemden van myn Voorvaderlyk goed bedoren,; maar dit ontwerp,... , , , , , Charl,qtte. Hebtgy waarlykin het verkopen van uw Landgoed bewilligd? Du Beaufort. Myn kind, wat zoude ik doen ? Myn grootfle vermaak, weet gy , is genoegen te bezorgen; • En daarenboven ik ben tegen .geen onrust beltand; Liever huisfelyke vrede in het woelig Parys, dan een yerteerend gemor in dezen: ftillen vreedzaamen oord! ClI arlotte. Daar gy zyt, lieve Vader, zal Ik my wél be» vinden. •>. s i ; Je a n nette. Gy zoudt evenwel liever hierblyven, Juffrouw, 20 wel als ik. Du Beaufort. Ik zie myn Vrouw daar met den Heer Morival aankomen ; zo zy het te famen eens zyn gewor» den, zouden wy allen onzen wensch bekomenkunnen. TIEN-  Io8 De Vergenoegde Philosoof TIENDE TOONEEL. Charlotte; Jeannette; DeHeerDU Beaufort; Mevrouw du Beaufort; Morival. Morival. Vergun my ten minden, Mevrouw.... Mevrouw du Beaufort. Ik bid u , fpreek my niet van Deschamps! Gy kwelt er my mede. (tot Charlotte) Myne kostelyke Dochter! Gy zyt het, die my alle deeze onaangenaamheden bezorgt! Charlotte. ^ Ik weet niet, Mama, waar door ik uwe befchuldiging verdiend kan hebben ? Mevrouw du Beaufort. Dat weet Gy niet, die vermomde Minnaars aan. houdt! Charlotte. Die vermomming is my geheel onbekend. Mevrouw du Beaufort. Gy kent Deschamps evenwel? Die hier als Secretaris moest komen invallen, om u zyn hof te maaken. Charlotte. Ik ken Deschamps als Secretaris van myn Vader; verder niet. Mevrouw du Beaufort. Hy bemint u, en gy bemint hem; dat zeg Ik u. Jean-  Vïtde B i d n ï. ipp Jeannette. Wel nu moet ik ook een woord fpreken; Ik bemin den Heer Deschamps ook; Die Heeren beminnen hem: al ons volk bemint hem; Is dat een misdaad? Mevrouw du Beaufort. Jeannette zult gy zwygen , of ik zal u de deur uitzetten. Jeannette. Mevrouw ik wilde liever by myn Juffrouw bly,ven; die begrimt of dreigt my nooit, gelyk ik heden morgen reeds de eer heb gehad u te zeggen. Du Beaufort. Myne Huisvrouw laat ons bedaard en vriendelyk : over de zaaken fpreken;Wat hebt gy tegen Deschamps, Mevrouw du Beaufort. Ik wil daar niet over fpreken; - Ik wil niets hooren. Morival. Hy is bevallig, wél opgevoed, befcheiden; juist gefchikt om uw Schoonzoon te zyn Mevrouw du Beaufort. Ily zal het nooit worden. Morival. Wat hebt gy tegen hem? Mevrouw du Beaufort. Het is een Avanturier. Morival. Ik houde hem integendeel voor een Edelman. Me-  yio De Ver,genoeo'1)e,Philos©oS Mevrouw du Beaufort. Daar heeft hy zigniet voor opgegeeven. Morival. Uit befcheidenhcici. '• Mevrouw du Beaufort. Ook heeft hy geen Goed! 'Morival. ' • ;'■ Maar nog eens! Hy kan over de helft van'tmyne befchikkeu. . Mevrouw du Beaufort. Maar nog eens! Spaar uwe milddaadigheden; wy I hebben .uwen rykdom niet noodig •' . M o. r i v a l. • .Ik heb niets meer te zeggen, —— (aan den Heer Du Beaufort) gy ziet dan, Mynheer, hoe veel Haat ik moet maaken óp het geluk , dat gy my be- ."II loofde. —Ik kan my met Charlotte niet ver- ! binden, enftaahaaraf; —Eene grievendefinart! — | Ik_poog haar te verbinden met hem, wien zy be- mint; dat wordt my geweigerd ! Ik. bied I myne-bezittingen "aan , en men wyst dezelve on- '1 vriendelyk van de hand! Waar zyn nu de bron- 1 neó van genoegen? ELFDE TOONEEL. Charlotte; Jeannette; De Heer Du Beaufort; Mevrouw du Beaufort. Du Beaufort. Ik beklaag u myn biaave Vriend! En even- ji » wel 3  ïiz De Vergenoegde Philosoof. Mevrouw du Beaufort. Schielyk naar 't kasteel om Mynheer te onfr vangen! Dormeuil. Dames, Mynheer, uw Dienaar! Wy zytl hier zeer wél. Het Landgoed behaagt my ook uitnemend, Drie heerlyke Alléés op het kasteel aanlopende: Een eerwaardig gebouw, dat eeuwen duurzaamheid belooft; Een ver- baazend fchoon Park! Enfin alles behaagt mv. . Het is niet gemeen, dat een koper begint met te pryzen; maar ik ben gewend te fpreken zo als ik denk: Du Beaufort. De koper behaagt My even zeer als Hem myn Landgoed. Mevrouw de Roselle. Ja het is een Koper zo als gy weinigen zuls aantreffen; en het'Landgoed is hem wel bekend. . Du Beaufort. Heeft Mynheer het bosch van Rochefort doorgewandeld» Dormeuil. Ik ben door bekoorlyke bosfchen gekomen. —— Verwonderlyk fchoone boomcn! Du Beaufort, Die heb Ik geplant; Zy zyn uitflekend gegroeid. Dor-  'ïiS De Vergenoegde Philosqo* Deschamps. Hoe onbefehryflyk gelukkig beu ik, zo die denkWyze ook door den Heer Du Beaufort en zyne beminlyke Dochter wordt aangenomen. Mejuffrouw , mag Dormeuil zig vleien met de goedkeur ring eener liefde, die reeds het hart van Deschamps. hoopeloos verteerde? En mag ik, Mynheer .... Du Beaufort. Daar is myn hand, beste jonge! Met hetgrootfte vermaak zal ik myn Sekretaris tot myn Schoonzoon aannemen. Het ftaat nu alleen aan Charlotte. _ Nu wel aan, myn kind! Charlotte. Vader Dormeuil heeft niets van de deugden van Deschamps — verloren. Du Beaufort. Geluk, myne kinderen! —— Dat ik u beiden aan myn hart drukke! En gy, edele Dor¬ meuil! geniet alle de erkentenis, die uwe wel be. redeneerde liefde met recht van uwen tederharci. gen Zoon, en van ons allen, mag verwachten. — Gy niet minder, grqotmoedige Morival! die de verheveufte gevoelens hebt getoond, daar ik begry;> dat de menfchelyke ziel vatbaar voor is, U kan ik myne dankbaare gevoelens in hunne volle kracht niet voordragen; Zy gloeien onderwyl ten iterkften, en zullen onbluschbaar blyven gloeien, in onze diep getroffen borst. (Hy neemt Charlotte by de hand) Ik draag n beiden myne dochter als twee-  VERTOONERS. Fellamar, Lord van de Admiraliteit. Alworthy, Oom van Tom Jones Summer. W ü s t e r n , Vader van Sophie Western, gehuwd met Tom Jones Summer. TomJokes Summer, Vader van Sophie Summer. Sophu Western, Moeder van Sophie Summer, Sophie Summer, Lady Bellaston, Nicht van Weitern. Juffrouw Miller, Gouvernante van Sophie Summer, Patridge, Bediende van Tom Jones en Man van Juffrouw Miller, Een Officier van de Admiraliteit, Twee Gardes. Het Tooneel is op een Buiten-goed van Lord Fellamar, naby Londen.  TOM JONES en FELLAMAR» EERSTE BEDRYF. Het Tooneel vertoont een Engelfchen Tuin. Vóóraan ziet men een Tuinhuis in den [maak van eene Rotonde of ronden Tempel der Ouden, met een Bvfchrift in den grond van den boog boven de deur, AA~N DE VRIENDSCHAP. In V midden , onder de Koepel is een Marmere Tafel, in de gedaante van een Graftombe, met eenige Stoelen daar by. Het is heel vroeg in den morgen. EERSTE TOONEEL. Sophie alleen in de Rotonde, met een Boek in de hand. Bekoorlyk Dichter en Wysgeer tevens! Ja ik begryp zeer klaar met u, dat een Wyze, van eene zuivere liefde voor eene pas ontluikende Schoonheid kanblaaken; maar ik begryp, ik voel, nog levendiger, dat die zelfde Wyze eene jonge Schoone kan doen blaaken, die de Wysheid bemint, (Zy leest een oogenblikf) Ik ffiöet dit lezen ftaa- •jjen! . ■ Aristus is zekeriyk Fellamar; maar ik ben geene Julia! Wat zoudt gy u verbeelden ■ Sophie, pas in den dageraad uws levens! Neen , finoor veel eer dat vuur in uwen boezem! En draag boven alles zorg, dat zig niet de mintte glimp daar  ESBSTE BEDRÏT. 125 ftille eenzaamheid noodigt 'er my niet minder toe dan myne gewoonte van hier, met het krieken van den dag, myne liefde te gaan voeden. (Hy neemt een blad papier van de Tafel) Het geen ik aan liet voorwerp, dat ik aanbid, niet mondeling durf zeggen; • Het geen ik aan geen ander fterveling durf betrouwen, mag ik ten minften,.tot myne eigen voldoening , aan dit papier aanbeve- len; Het helpt my weinig, maar het zat my niet verraden. (Een oogenblik in gepeins met de pen op het papier.) Sophie! Sophie! Ik kan even weinig fchryven als fpreken. DERDE TOONEEL. Fellamar; Juffrouw Miller; Pa- tridge. Juffrouw Miller. Gy hebt heel flecht gedaan, myn Vriend! Daar blyf ik by. Patbidge. Ik heb heel wél gedaan, huisvrouw, dat blyft inyn gevoelen. Fellamar (Stil, in de Rotonde.) „ Ach ! Wie komt my hier in myne zoete myme„ ringen Hooren!" (Hy gaat'er uit.) Ha! Zyt gy daar Vriendin? Een Huisgefchilletje! Ik laat u alleen. (Hy vertrekt glim lage hende.) », P A T 11 i d g E. Hoort gy zyn fcherpe trek tegen het Huwelyk?  Eerste Bedryk. verrader Muitende verdient men niet befchuldigd te worden; en ik zou durven zweeren.... Juffrouw Miller (terwyl Lady Bel/aston haar ftaat te beluisteren.) En ik houde uwe LadyBellaston voorde eenige uitvindlter van het gewaand verraad, dat hier bedoeld zou zyn. —— In haare vroegere aanflagen op het bezit, of liever het genot , van uwen meester te leur gefteld,"heeft zy haare belagchelyke liefde in een geweldigen haat veranderd, en eene famenfpanning met den haatelykeu Blifil gemaakt.— Het is een geest van wraakzucht, waardoor zy gedreven wordt; en haar valsch hart fielt zig eene verdoemlyken wellust voor,in onze gelukkigeechtgenooten rampzalig te maaken. VIERDE TOONEEL. Juffrouw Miller; Patridge; Ladt Bellaston. Lady Bellaston. Vriendelyke Juffrouw Miller! Ik kan niet nalaten Tan u myn dank te betuigen..... Juffrouw Miller. Hoe! Hebt gy my beluisterd, Mevrouw? Lady Bellaston. Ik heb alle uwe vriendelykheden gehoord. Juffrouw Miller. Het fpyt my om u; want ik heb niets dan de waarheid gezegd. XVIII. Deel. I La»  J30 Tom Jones en Fellamar Lady Bellaston. Behoort de term van valsch hart ook onder uwe waarheid? Juffrouw Millek. Ik vond geen'betere om myn denkbeeld uit te drukken. Lady Bellaston. Welk eene onbt-fchoftheid! Juffrouw Miller. Voorafmoet ik u verzoeken, Mevrouw, u van dergelyke woorden , en zelfs van zulk een toon, te onthouden, die ik even weinig in de noodzaaklykheid ben,als den wil heb ,van te verdragen. Ik ben gevoelig voor vri .ndelykheden; maar ik laat my door geene blikfemende oogen of onheufche uitdrukkingen verviaren. Het geen gy laaghartig beluisterd hebt, zult gy nu duidelyker hooren. Ik veroordeel grootelyks, dat gy de rust van dit eerwaardig huis, terwyl men u daarin met alle heusheid ontvangt, zonder reden komt ftooren, en daartoe de tusfehenkomst van den goeden, doch zwakken, Patridge gebruikt, en dien tot eene niet minder gevaarlyke dan fchuldige dievery verleidt. Geen mensch vermoedt iets van die gewaande Liefde, zo die al plaats hadt; Indien gy dan dat noodlottig geheim openbaarde, wat naam zou die onbefcheidenhëid verdienen ? Lar v Bellaston. Wie leert u op zulk een toon tegen my fpreten? fv**  Eibste Bedryf. 135 Juffrouw Mil lik. Gy kent evenwel zyn hart en yver. Western. Ja ! Het is een goed kaerel; zeer goedhartig en getrouw, maar ik wilde hem vaardiger hebben; Gy weet dat ik gaarne op myne gedachten gediend word. A i. w o 't t n y. Oh! een weinig]c geduld! Patridge begint,even als wy, de toenemende traagheid der klimmende jaaren te ondervinden; Zyn yver is dezelfde, maar zyne krachten beantwoorden daar aan zo goed niet meer als voorheen. Western. Gy hebt al weêr gelyk , myn Vriend. Patridge loopt ook op zyn Etgroen; Ja: Die traa£" hcid van den ouderdom! Ik voel het; En ik voel 'er de fmarten by. O die jicht, die jicht! — Men zou zig zömtyds wel willen opkuoopen uit overmaat van pyn. Daar heeft Patridge evenwel niet mede te maaken; En gy ook met, gelukkige Alworthy ! (tot Juffrouw Miller) Ter zaake Juffrouw ! Ik zou dat byna vergeten; Zeg aan myn geheel gezin, dat ik, van heden af, het ontbyt in den Tempel der Vriendfchap wil nuttigen, en dat zy daar allen flipt verichynen moeten. (zy vertrekt) Dat mag nog eenigé verzachting verftrekken tegen die verdoemde plaag ! O wat was ik voorheen gelukkig, eer die Helfche Furie my uit myn eigen huis gejaagd, en uit myne eigen I 4 bos-  Eerste B e d r y r. 137 van het hart treft 5 ■ Het is aan zyne vriende- lykheid, dat ik dit aangenaam verblyf, daar ik ter aller uure alle hulp uit de Hoofdftad kan bekomen, te danken heb ; De ligging is verwonderlyk gun. ftig, en het Landgoed zelf toverachtig fchoon; En dat heeft die edelmoedige Lord, niettegenstaande het hem zeiven, wegens de nabyheid by de Admiraliteit, zo byzonder wél vleide, my wel ten gebruike willen geven; ja, wat meer is, dit komt hy meest dagelyks met zyne tegenwoordigheid vcreeren; Hy heeft my overtuigd, dat men tevens Lord en een achtenswaardig man kan zyn. Alworthy. £n *t geen hy voor onzen Tom gedaan heeft.... Western. Is uitmuntend . . . Alworthy. Hy heeft hem gelegenheid verfchaft om die braafheid en moed , waardoor hy zig van zyne vroege jeugd af zo zichtbaar onderfchcidde, op de treflykfte wyze aan den dag te leggen. W e s t e e n. Ja fpreek 'er my niet van; want dan word ik nog boozer op die verdoemde jicht. Hoor , onder ons, ik was voornemens om mede aan boord te gaan. Alworthy. Gy ? I 5 Wes-  lig Tom Jones en Fellamar Western. Ik: maar door die kwaal ... En daarenboven myne dochter,myn geheele gezin,te verlaten!.... A i. W O r t h y. Cy hebt wél gedaan met uwe begeerte tegen te gaan; oude en zwakke lieden moeten de haven niet verlaten! En buiten uwe zwakheid was 'er nng eene andere omftandigheid, die u dezen tocht ontraden moest. Ik , die nog gezond en frisch ben, viel op dezelfde gedachte van mede te gaan; maar ik dacht, Jones zal geen gevaar fchroomen om roem te behaalen, en zyn vaderland te dienen; Hy zal onbefchroomd zyn plicht betrachten; maar zo ik aan zyn boord ben, zal hy voor my beeven. Neen! Dat hy zyne edele loopbaan onbelemmerd volge ; zo hy op 't veld der eer den dood ontmoet zullen wy te famen zyn verfes befchreïen, en ons te famen over zyn roem verheugeu. W ESTER n. Ta dan zullen wy te famen fchreïeu! Maar fchreïen? Neen! Men moet de kouramen geloovcn ; en die van gisteren {hy zoekt in zyne zakken) melden dat onze jonge en dappere kapitein.... Waar zyn nu weêr myne kouranten? zy nemen my die altyd af Alworthy. Verfchooning! Ik zie u dezelve alle morgen aaa Sophie geven. Western. Ja dat is waar, die heeft 'er de zorg over. A l»  Eerste Bedrye. 130 A i- w o r t h y. Daar komt zy met haare moeder aan, en met den «delmoedigen Lord , den waaren vriend onzer beide familiën. ZESDE TOONEEL. Western; Alworthy; Mevrouw Summer; Sophie; Fellamar; Lady Bellaston. Fellamar. Uw waare vriend ; ja dat wil ik bezweeren. Western. De dierfte eeden zonden dit niet fterker kunnen bewyzen , dan uwe fprekende daaden ! Ondertusfchen verheug ik my dubbeld, Mylord, voor u zo wel als voor ons allen, dat Tom zo wel beantwoordt aan de verwachting, die gy in zyne verheffing bedoelde. Ik heb zyne bedryven in de Nieuwspapieren met eene verrukking van vreugde gele* zen. ■ Hebt gy de kouraut by u Sophie? Sophie. Ja Sir! Western. Nu lees dan nog eens het artikel van uwes vaders zegepraal. S o p 11 t e (leest.) „ De Commodore Tomas Jones Summer, het „ fyuste beleid met de onverzaagdfte dapperheid ,, vereenigende, heeft eene iuisterryke overwinning „ be-  i4o Tom Jones en Fellamar , bevochten, welke een einde zal maaken van ), den oorlog, die eene vreeslyke vernieling' op ',' deze kusten dreigde. Hy is op weg naar Lon. „ den, daar de Admiraliteit hem ontboden heeft." Western. Verwonderlyk! Hoe meer ik het hoor herlezen .... Ja ik wil 't wel bekennen , myne vreugde ftygt'tot geestvervoering. Fellamar (./?//.) „ Ik moet hen niet ontrusten." Lady Bellaston. Mylord heeft vry wat deel in die zegepraal. Western. Dat zal u niemand betwisten; Mylord beftierde de onderneming, zo gy wilt; maar Tom heeft die uitgevoerd, en loffelyk uitgevoerd. Fellamar. Zo men 'er my eenige verdiende van wilde toefchryven, zou die hier in beitaan, dat ik een bekwaam voorwerp heb gekozen; Ik kende onzen vriend,- ik had hem beftudeerd; en ik was verzeekerd, dat niemand de eer van de Natie beter zoude ophouden dan hy; daarom verkoos ik hem; Niet uit gunst; Dat is derhalven al ket deel dat ik in ,z*ynen voorfpoed heb. Western. Zie dat is fpreken zo als 't behoort; maar uwe ontydige aanmerking verraadt uwe aanhoudende bitterheid tegen Tom. La-  Eerste 3 e d r y f. 141 Lady Bellaston. Ik heb geene bitterheid tegen hem; Was hy vermetel genoeg om naar myne hand te dingen, ik heb 't hem lang vergeven; Ik wist dat hy een jonge losbol was; maar thans.... (fchampef) thans zal ik toonen, hoe zeer ik zyne vriendin ben. Western. Hoe dan? Lady Bellaston. Het is nog de tyd niet. Western. Nu, goed dan; wanneer het u behaagt. Onderwyl,myne liefde vrienden en myne kinderen! verlang ik u het eerfte gezicht te geven van eene nieuwe party , welke ik hier in de fVöestyn heb laten vervaardigen ; Gy weet Mylord, ik bemin dergelyk foort van fcheppingen ; Ik hoop dat deze u zo goed zal behaagen, als gy uw genoegen over de vorige betuigde. «Kom goede Alworthy! uw arm dochter! (MylordFellamar. gaat naar Mevrouw Summer, om haar zyn arm aan te bieden* terwyl zy den kaaren aan haar vader toereikt; Sophie (laat een teder oog op hem, terwyl Alworthy haar den arm geeft.) ZEVENDE TOONEEL. Lady Bellaston alleen. Gaa heen gelukkig gezin! Gaa heen zonder my! Zoek nieuwe verniaaken , maar vlei u niet den in-  Tweede Bedrve. 149 beneep my de borst, doorboorde my het hart. — Maar hoe langalem haaien? Helaas! totdat Sophie komt. • Ach ! Ik moet die jonge fchoonheid , het volmaakt evenbeeld haarer moeder in alle mogelyke voortreflykheden over een ander dan my zeiven onderhouden; en in haar hart een geheim befpieden , dat het myne boven alles vreest te ontdekken. Door welke naare verwarringen word ik geflingerd! Zwakke Fellamar! waar is nu uwe deugd! waar is uwe Phk lofuphie ? Is die nu een enkel brommend woord geworden! Herftel u! Zo uw naam door de hand der Liefde niet in 't hart van Sophie gegraveerd is, wat hoopt gy dan ? Volg (leeds de voorfchriften der Eer; Het is niet voor d: eerfte reis dat dezelve u verplichtte om uw geluk aan uwen plicht op te offeren. Ik voel het ge. wicht dier opoffering; zy is vreeslyk, maar zy is noodig. En hoe het gaa, Fellamar moet grootmoedig blyven. Ach! Daar komt zy aan —— Welk een vermaak en fchrik! DERDE TOONEEL. F. llamar, Sophie, Juffrouw Miller. Juffrouw Miller. Mylord! myne meesteres.... Fellamar^ ïk weet alles. K3 J".  150 Tom Jones en Fellamar Juffrouw Miller (ftil). ,, Mogten uwe poogingen gelukkig flaagen (Zy gaat naar het achter/Ie gedeelte van het Tooneef)* F F. l l a m a r. (Na Sophie eenige oogenblikken met verlegenheid aangezien te hebben) Sophie! gy zwijgt? Sophie. Myne moeder zendt my naar u toe ; ik kom hooren wat gy my te melden hebt. Fellamar. Heeft zy u dan niets gezegd? S o r h i -e. ■Niets dan deze weinige woorden; „ Gaa Mylord „ zien ; Gy kent zyne edele wyze van denken ; „ en zyn ftandvastigen yver voor ons huis; Dac 5, zal u derhalven opmerkzaam maaken op het geen „ hy u te zeggen hebbe." Gy ziet Mylord , ik . gehoorzaam aan myne moeder. Fellamar (ftil). ,, Hemel waar ben ik!" Wel nu, myne lieve. Sophie, als vriend van uw huis, van uwe ouderen, van U, wenschte ik die naargeestigheid te verdryven , die u fints eenigen tyd fchynt te. kwellen. Sophie. Kom ik u dan zo naargeestig voor? 'Fellamar. Gy komt ten minden zodanig voor aan uwe moeder. — Gy kent haare tederhartigheid; gy weet pet  Tweede Bedryf, 151 aiet welke zorgen zy onophoudelyk werkzaam is om het geluk van haar dierbaar kind te bevorderen i Niets ontfnapt haare opmerking; en uwe droefgeestigheid , welke gy vruchtloos aan haar doordringend oog poogt te verbergen , maakt haar met recht beangst; „ Ik heb al wat my mogelyk is ge„ daan, fprak zy met traanen in haare oogen, om „ de oorzaak dier kwelling in haar nart op te fpoo, ren ; maar vergeefs ; Zy beantwoordt daar met aan ; Zoude het mogelyk zyn dat zy my niet beminde?" Sop h i e. Goede Hemel wat komt my voor! Myne lieve moeder niet beminnen ? Ach, hadt zy die verfchrik- kende woorden nooit gefproken ! Maar zy zyn haar ontvallen zonder dat zy daar een denkbeeld aan hechtede! 'T is anders onmogelyk. Oordeel zelf Mylord, omdat ik, van eene ernftige geaartheid , minder gefchikt ben voor luchthartige vermaaken, Ach ! zoude ik daarom myne lieve moeder niet beminnen? — Indien ik myne plicht zo verre konde vergeten; indien de dankbaarheid zo weinig invloed hadt op myn ontaard gemoed;waar zoude ik dan nog zulk eene toegevende vriendin vinden, aan welke myn zwak hart alle zyne kwellingen zo veilig vertrouwen konde als aan myne aanbiddelyke ia aanbiddclyke — Moeder? En evenwel Ik erken het Ik heb misfchien geheimen; Daar zyn 'er, daar geen mensen, ter wereld ons verligting in kan K 4 toe-  ï54 Tom Jones en Fellamar blik, waerin ik kom om u een wezenlyken dienst te bewyzen, zo gy dien wilt ontvangen. Fellamar. Gelief de goedheid te hebben;... Lady Bellaston. Ik zal u alles melden (ftil) „ Zyn gezicht zal „ hem wel ontdekken." Zoudt gy wel gelooven, dat men u hier befpiedt? Fellamar. My Mevrouw? Lady Be ll aston. Ta" men vermoedt, dat gy teeds de vrouw van uwen gunfteling bemint. Het is eene woeste onbillykheid ; dat verteer zig; maar wat Hoort de ruwe Western zig aan verplichtingen of befcheidenheid? Fellamar. Neen, die laster is al te onwaarfchynlyk; Wie zou zulk eene vertelling durven uitventen? Lady Bellaston. Zodat ik die dan bedriegelyk verzin! Fellamar. Dat durf ik ook niet denken, Lady Bel la st on. Mylord, is uwe bedoeling my te hoouen? Fellamar. Neen Mevrouw; maar de uwe is my duister. L a-  Tweede B e d r ï f. 155 Lady Bellaston. De myne? de myne is klaar! Ik kan geene andere bedoeling hebben, dan u ce berichten, dat men zekere gefprekken houdt die uwe eer kwetfen , en hier de rust ftooren. Fellamar. Myne eer is onkwetsbaar, en de rust alhier heeft zeekerlyk niets van My te vreezen. Lady Bellaston. Kunt gy bet grillig wantrouwen van den woesten Western voorkomen? Fellamar, Waar uit zou zulk een wantrouwen kunnen geboren worden ? Lady Bellaston. Uit verfcheiden redenen. Uw geliefdfte Buitengoed, en dat u zo byzonder wél gelegen ligt, af te liaan! Eene groote vriendelykheid! En 'er dan zo dikwils te komen! Fellamar, Men ziet 'er my gaarne. Lady Bellaston. Dat zy zo; maar volg, bid ik, de lasterzucht in haar befluit. Terwyl gy , dus kan zy redeneeren , den man van Mevrouw Summer met weldaden ophoopt, verwydert gy hem van Haar.— Gy fielt zelfs zyn leven in gevaar.... Fellamar. Zyn leven in gevaar? Hoe! moet elk edelmoedig krygs-  J56 Tom Jones en Fellamar krygsman die gevaren niet rustig te gemoetgaan, daar nood en plicht dit vorderen ? Is hy dan krygsman om 't gevaar te ontvlieden? Of zou men het myten laste willen leggen, zo onze brave Jones in de Iqffelyke betrachting van zyn plicht kwam te fneuvelen? Dat nyd en lasterzucht die fnode inboez'emingen in den donker voortzetten, geen wys mensch zal zig daar door laten bedriegen; Neen Mevrouw » die haatelyke vermoedens ontrusten myngeestniet, omdat myn zuiver hart my tegen dezelve dekt, en jmyn flandvastig gedrag my rechtvaardigt. Lady Bellaston. ö Mylord! de wereld krielt van booze menfchen. Fellamar. (Haar fterk aanziende) Ik weet het alte wel; Jk ondervind het. Lady Bellaston. Niets gemaklyker dan Western eenige vermoedens tegen u en tegen zyne dochter in te boezemen. Fellamar. (Op dezelfde wyze) Men doet daar misfchkn zyn best toe. Lady Bellaston. Nu wy kennen hem,- Hy is zedert zyne vermeerderde ongemakken nog ruwer, nog onbefchofter, dan voorheen ; Hy zoude, in zyne woeste buyen, zig lot uiterflen kunnen laien vervoeren. Zoude 'er geen middel zyn om dit alles te voorkomen? Gy zyt nog jong; Bereikt gy nog wel veertig jaar, Mylord? Fe l-  Tweede Bedbtt. 157 Fellamar. Wat betekent dat alles? Lady Bellaston. Dat gy naar de jonge Sophie zoudt kunnen dingen. Fellamar. Wie? Ik? Lady Bellaston. Waarom niet? Dit moet het kwaad-fpreken in den wortel aïïhyden. De Echtgenoot wordende van de beminlyke dochter dier beminlyke moeder.... Fellamar. Ik begryp u; maar een onveranderlyk beduit bepaalt my tot den ongehuwden ftaat: Vaar wel. Laoy Bellaston. Ik bid Mylord... „ Maar daar komt Western „ aan, daar zal ik beter fpel mede hebben." ZESDE TOONEEL. Lady Bellaston;Western;Alworthy. Western. Waar duivel is dan Mylord ? Waar is myne Dochter? Waar lopen zy allen heen? Lady Bellaston (Op een kwaadaartigen toon) Mylord heeft op dit oogenblik misfchien heel andere bezigheden. Western. Hoe dan? La-  i53 Tom Jones en Fellamar Lady Bellaston. Ik weet niet.... Maar waarom móet Mylord overal by zyn? Western. Omdat hy een goede beste Kaerel is, en die veel \an ons houdt. Lady Bellaston. Gy zyt zo vooringenomen met zommige Lieden, dat men u niet meer iets in vertrouwen durft melden, het geen gy evenwel behoorde te weten. We stern. Ja wel; Gerust! Vertel alles. Lady Bellaston. Neen! Ik moet onverfchillig zyn voor uwe belangen; Ik moet my der Familie niet meer bekreu,nen, zodra het die groote Heeren betreft. W ester n. Spreek op, zeg ik, of gy zult my kwaad maaken. Lady Bellaston. Waarom heeft Lord Fellamar u dit aangenaam landgoed , zo naby Londen, ten gebruike gegeven ? Western. Waarom ? Omdat ik 'er hem om liet verzoeken, om, door die nabyheid by Londen, in myne zwakheid des te beter gelegenheid te hebben om myne Doftoren te zien. Omdat myn vriend Alwor¬ thy en myne Dochter myne bede onderfteunden; Omdat.... La-  T w e e H ë B i i r 7 f; 161 Western. Wat is 'er dan? Laat zien. (Hy haalt hem het fapier uit de hand.) Lady Bellaston. Het is een tamelyk bewys, zo 't My voorkomiL, dat men geen vertrouwen moet itellen in de grootfche vertooning 'eener nagebootfte deugd ;.geen verdouwen Itellen in weldaaden... W e s"i b b n". En geen vertrouwen itellen in Lords! —— Maar wy moeten dat verdoemde ftuk nog eens nader onderzoeken ! (tot Alworthy.) Daar Buur, lees Gy het eens overluid, want ik lees gebrekkig, zelfs me« ênyn Bril op. Alworthy (leest?) Bekoorlyk voorwerp ! Dat ik min, . Schoon 't Al dien Liefdegloed moog doemen ; \ O wyze en fchoone ziels -vriendin , Wier naam myn tedre klagt zélfs cTEcho niet durft noemen! De drift , die in myn hart haar doodlyk gift ver* fpreidt, Is zonder hoop of hulp ; een bron van duizendfmarten. Maar ,fchoon het noodlot my van uw bezittingfcheidtj Myn Liefde zal die wreedheid tarten. Western. (Het papier hernemende) Wel nu , is liet duidelyk genoeg ? XVIII. Deel. L A l>  Twee de B e d e y t. 165 ▼alsch vriend! Ik zeg niets meer; Maar ge» lieft 'er acht op te geven, Dochter! Mevrouw S.u m m e r. Welken vriend moet ik hier mistrouwen? Western. Dat zult gy op zynen tyd wel hooren! Bezorg maar dat wy Thee krygen. (Hy ziet Patridge-) Ha ! Zyt gy daar eindelyk ? De Couranten,! Patridge. Daar zyn zy, Mynheer. Western. Geef op dan fpoedig. Patridge. Gy hebt ze alle Mynheer. Alworthy, Wy zullen u de moeite wel weder befpaaren van te lezen. Western. Dat is goed ; Gy zult 'er my plaifier meê doen. Sophie (met een bevalligen yver.) Dat is myn post! Ik verzoek myn ampt zelve te mogen waarnemen. Western. Gaa voort Sophie ; Lees byzonderlyk het artikel , dat uwen Vader betreft; het overige is my tamelyk onverfchillig. L 3 S o-  TWEEDZ ÏECIÏI. 169 ivinnïng zyn hoofd in gevaar itelc, terwyl zy hein rnet roem bekroont. Hy heeft. om te zegepraaien', zyn post verlaten, en de krygs wetten zyn by ons boven al geftreng. Ik gaa de Cou¬ rante tydïng onderzoeken '; en zo'hy het zee-ge-; vaar mocht ontkomen zyn , zal ik alles doen wa? ik kan om hem verder te behouden. Einde van het Tweede Bedrtf.  i7o Töm Jones en Fellamar Het tooneeï vertoont een prachtige zaal van V Huis. Western zit met 'Mevrouw Summer aan zyne rechter , en Alworthy aan zyne linkerzyde , die elk ten hand van hem houden. Sophie is wat meer Voor op hel Tooneel, Mevrouw Miller aan haare rechter zyde. Lady Bellafton afgezonderd ter linker. EERSTE TOONEEL. Juffrouw Muller; Sophie; Mevrouw Summer; Western; Alworthy; Lady Bellaston. Western. Is die haatelyke Lord vertrokken? Juffrouw Miller. Hy is een oogenblik na u weggegaan, Mynheer. Western. 'T was hem ook geraden. Sophie. Helaas! Mevrouw Summer. Houdt u toch bedaard , Vader! Al. DERDE BEDRYF.  D { r o i Bedkyf. 1?* AtwoiTnïi Ja daar moet gy uw best toe doen; Wat goeds kan ongeduld of geweldige drift uitwerken? . W E s t E i; Ni Ydele poogingen! De dood is myne eenige vet* troosting zo My dood is,- Ik wil, ik moet, mys lieve Tom , myne dochters echtgenoot, myne So> phie's Vader, onzer aller wellust, niet overleeven. Mevrouw S j m ivt e k. Om uwe dochter, Vader, om uwe Sophie, om ons allen, bedaar, en houd u mannelyk! ■ Zal ik, myn man verliezende, ook myn Vader moeten derven? Juffrouw Miller. Akelig vooruitzicht! Mevrouw Summer. Ik wil myn eigen leet, om het uwe te verlichten, zo veel ik kan, in myn boezem verkroppen; maar beloof my, dat gy ook uw best zult doen om uwen geest te'bedaaren. Groote God! Zoude ik van Echtgenoot en Vader te gelyk... Ach Vader! Alworthy. Ik moet al weder myne bedenking herhaalen, die my , hoe meer ik 'er op peins , des te gegronder voorkomt; Ja, ik voel eene vertroostende hoop im myn hart, die llecds in kracht toeneemt; Daar is eene heimelyke Item, die my zegt; „ Jones leeft." Juffrouw Miller. Dat zelfde word ik ook van binnen gewaar. Al*  17* Tom Jones en Fellamar Alworthy. Wat heeft ons allen den tegenwoordigen fchrik aangejaagd? Enkel het bericht van de Courant, daar wy voor het overige niets van gehoord hadden. 'T is waar, het heeft op dien tyd geftormd, maar heeft men van die omltandigheid geen gebruik kunnen maaken, om eene tyding uit te vinden, die anders alle waarfchynlykheid ontbeeren zoude, en welke men echter goecivondt te verdichten? ■ Is het zulk eene ongehoorde zaak, dat een Londenfche Courantier zig door goud laat bewegen om eene valfche tyding te verlpreiden, fchoon het Gemeen daar in betrokken is ? Inderdaad ik fchaam my byna voor my zei ven en, voor ons allen, dat wy ons door den eerfien fchrik zo hebben laten verras- fen; Dog hoe dierbaarer het voorwerp was, hoe geweldiger de tyding van het verlies de ziel moest trelfen , en de werking der Reden voor eenigen tyd doen ftil ftaan. Mevrouw Summer. Ach! Mocht het een valsch bericht zyn! Juffrouw Miller. Ik zou 'er byna voor durven ïnftaan. Mynheer herinnert zig ook wel, dat zyn overleden zuster, van welke hy zeide, dat zy altyd in de Couranten ftudeerde, daar dikwils, valfche, louter verdichte, artikels in plagt te vinden. Daar komt Pa¬ tridge van de haven te rug; Nu zullen wy ons haast weder verblyden, hoop ik. Wes'  174 Tom Jones en Fellamar Lady Bellaston (ftil.') „ Zo komt die haatelyke vyand my nog in het „ fchoonst beloop van myn ontwerp braveeren." Patridge. Blykt het'nu niet,dat men zig te fchiélyk ontrust heeft, en dat ik een goeden geest van Voorzegging heb gehaclj Tom Jones. O myn lieve Vrouw ! Myn Oom! Myn Vader! Myne dochter1 ! Hoe vaart gy allen? Hoe hebt gy het in myn afwezen gehad ? Mevrouw Summer. Dat afwezen, waardlte vriend, dat afwezen zelf, gy weet het, was voor My, was voor ons allen, eene geduurige kwelling. Hoe angftig ziet men naar Hem uit, die by zyn vertrek ons geheele hart medevoert. Inzonderheid terwyl hy, van de grootfte gevaaren omringd , ons by ydere herinnering doet beeven voor zyne dagen. Western. Dat is de reden , dat gy ons allen fchreiende vindt; 1 van Droefheid of Vreugde, dat weet ik zelf niet; want die vervloekte Courant hadt u doen vergaan. Verbrand hem Sophie, dien fchobbert, die uwen Vader en Ons zo goddeloos mishandeld heeft. En gy, myn dappere Tom, vertel ons uwen tocht, tot in de kleinfte byzonderUeden; Ik brand van. verlangen. Me-  Dnsi Buut. 175 Mevrouw Summer (luisteft Western iets in, en vervolgt:) Is 't niet waar Vader? Western. Ja! Gy hebt gelyk. Gy moet eerst wat rust nemen Commodore, na zulk eene reis. Tom Jones. Ik heb al wat my op aarde dierbaar is te faam gevonden. Ik ken geene vermoeidheid in 't genot van zulk eene vreugde. Western. Dan moet gy ons een kort verhaal geven van dat laatfte roemryk gevecht , dat uwen naam vereeuwigt. Vertoon u zeiven natuurlyk , zo als gy werkte, zonder ontydige zedigheid; De heele wereld weet toch , dat gy al uw leven een dapper kaerel geweest zyt,■ Dat te willen verbloemen, zou vruchteloos werk zyn. -> Nu laat ons hooren. Tom Jones. Vader, dat verlangen is zo flreelende voor my als fterk by u, en, ik vleie my, by allen; Maar ik moet niet ondankbaar worden ; Myn weldoener heeft recht om dat bericht allereerst van my te hooren. Myne opwachting voor tegenwoordig by hem te gaan maaken is niet mog lyk. want ik moet hier onbekend zyn. Men is aan myn Boord onkundig , dat ik afwezig ben; Myn ongeduld om u allen te zien,heeft my des nachts herwaards gedreven;en ik moet terftond weder vertrekken; Had ik myn'Befchenner hier gevonden.... Wes-  ijé Tom jÓHEs eisr FélLamAr Western (op een verdrietige» tóon.j Zó lang myne oogèn open Haan zult gy hein hief niet vinden. . Alworthy (feil tot Western) Myn God! laat u toch niets ontvallen! W Est f r n (driftig ) Wilt gy dan een ongelukkigen aan de vetleidingeta ▼ah een Traitèr overlaten ? Tom Jones. Wat zwarigheden zyn "er? Western. Niet met al. (tot Mevrouw Summer) Ik moet o eens fpreken myn lieve dochter. 't Is over eene familie-zaak (tot Jufrouw Miller.) Laat onsalleen Juffrouw, (tot Patridge) dit raakt ook U. (tot Lady Bellafton ftil) lk verzoek U hen te volgen; L mi y Bellaston.' Ben ik'er ook te veel? W e s t e r tf. Ja! en gy weet de reden. Ladt Bellaston; Denk om.... Western. Ik denk om alles; Lady Bellaston (ftil in V uitgaan.-) „ 'T ismy gelukt!" DER-  b E.R D E B e n s t r. Ï77 DERDE TOONEEL. Mevrouw Summer ; Tom Jones; Western; Alworthy. Mevrouw summer (met eene zachte ftem.) Ik vrees dat het tegenwoordig dierbaar oogenblik ontrust zal worden. Hoe veele noodlottige gevolgen kan zomtyds ééne ongelukkige dwaaling voortbrengen l Western. Wat fpreekt' gy van dwaaling ? Wacht u wel toyne dochter, dat Gy nooit de perfoon zyt, die zyne verdediging op zig neemt; de misdaad is zeker; Ik heb het bewys in myn hand. A l w o r t h y» Maar het zou, denk ik, befcheidener, en zelfs ■voorzichtiger zyn, voor alsnog te zwygen-. Western. En waar toé dat? Ik wil dat Tom weete onder welk fchoonfchynend masker de bedrieger zig verberge; En wel terftond. Men vermydt best een gevaar daar men kennis van heeft. Tom Jones. Ik kan evenwel van Lord Fellamar niets te vrezen, hebben ? Western. Van Hem zeiven. . Tom Jone?; Hoe dan? w , XVIII. Deel M . . We*'  178 Tom Jones en Fellama*. W e s t e e n. Omdat.... Mevrouw Summer. Ach, ik luider! Western. Die Lord, wien gy als den besten uwer vrienden , als uwen Patroon, als de deun voor de geheele familie, befchouwde; die Lord behoudt en koestert (leeds zyne fchuldige liefde voor uwe Vrouw, en van daar alle die gunden aan u; die gevaarlyke.... Tom Jones. O Hemel.' Mevrouw Summer. Ik betuig u by al wat heilig is, dat dit geheim my tot op dit oogenblik voldrekt onbekend geweest is; en ik beroep my op u allen, of iemand uwer daar ooit iets meer van vermoed heeft dan ik zelve? Zo Lord Fellamar dan vyftien jaaren lang eene misdaadigeliefde heeft kunnen koesteren, is het ten minden zeker, dat hy wys, of befcheiden, genoeg geweest is om nimmer iets van die dwaaze harsfenfehim te doen blyken. Tom J o n e f. Ik kan myne verbaasdheid over dit even onverwacht als verdrietig vermoeden niet uitdrukken; Ik eerbiedig myne Sophie even veel als ik haar bemin ; en die eerbied en liefde maaken my het denkbeeld zelve van dit wreed vermoeden onverdraaglyk. Myne eer , de eer van myn Vriend en Weldoener.... Wes-  Derbè Bedryï. ï79 Western. Wel ja! de eer van een Lord! .Tom Jones. De eer van Mylord Fellamar kan hier in geene billyke verdenking vallen. Dat wy geen van allen Sets van fchuldige bedoelingen bemerkt hebben is zeker; Dat ik al myn fortuin aan hem te danken heb, en dat hy als de eerlte werkoorzaak van myn tegenwoordigen roem befchouwd moet worden, is even onbetwistbaar; En dan vraag ik : zo hy mee dit alles laaghartige oogmerken bedoelt, waarom heeft hy dan myne liefde, door eene edelmoedige opoffering van zyne eigene, vrywillig bekroond? Waarom is hy zelfde voortzetter van myn huwelyk met myne Sophie geweest ? Wat konde hy met zulk eene opoffering voorhebben? Konde hy zig mee eenige hoop vleien van in de deugdzaame Sophie eene gemaklyke vrouw, in my een toegevend man te zullen vinden.? Dat even dwaas als verachtlyk denkbeeld kon in hem niet vallen : Laat ons dan Mylord Fellamar in alle zyne waardigheid erkennen , en dewyl wy geene blyken altoos van zyne misdaad hebben, en nimmer krygen zullen.... W e s t e li n. Watl Geene blyken? Ja! Daar zyn ze; Lees. Tom Jones. Hemel! Waar ben ik ? Mevrouw Summer. 1 Wat is 'er? Ma Tom  i86 Tom Jones en Fellamar. Alworthy. Van wien komt hy? Patbidge (fluisterende.) Dat weet ik niet; maar de Brenger, die ten ui-' terften onrustig fcheen te zyn , zeide alleenlyk : „ Terftond aan Sir Alworthy , in eigen handen : " Hy wordt verzocht zo 't mogelyk is, alleen en ,', zonder getuigen, behalven zyn Neef, te lezen." Western. Maar gy moest hem ten minften gevraagd hebben, van wien hy kwam? Patrio ge. Welke mogelykheid om iemand te ondervragen, die nauwelyks heeft uitgefproken, of hy is als een blikfem weder weg. Western. Neem daar een les aan, en volg zyn voorbeeld in uwe boodfehappent Alworthy. Vrienden de tyd dringt; ik moet my kwyten van een last, dien men my opdraagt. Tom het raakt u mede. Mevrouw Summer. Wat is 'er dan? Alworthy. Ontrust u niet, maar wy kunnen geen oogenblik uitltellen; Wilt gy my volgen, Neef, om ©nze fchikkingen terftond te beraamen? Wis-  Derde Bedryf, 187 W ester n. Wy zullen u alleen laten, gy kunt hier malkanderen fpreken. Tom Jones. Verfchoon my Vader! Gy zult niet vertrekken; — in uw eigen huis: Ik zal Oom naar een ander vertrek volgen. Western. Gekheid! Gekheid! Spreekt Gy hier te famen, Wy gaan heen. VYFDE TOONEEL. Alworthy, Tom Jones. Alworthy. Wy zyn dan nu alleen, myn vriend; Dat fchrift, is dat niet van Mylord Fellamar? Tom Jones. Van Hem zeiven ; Ik verlang zeer om het te hooren. Alworthy, (leest) „ Mynheer! Een floep heimelyk aan Com„ modore Summer, wiens Esquader op de Reê ,, ligt , gezonden , moest hem bericht brengen „ van zig nog niet aan Land te begeven; Hy moet „ de beweegredenen van dien wyzen raad wel „ doorgronden; Ik hoor echter met verbaasdheid, „ dat hy de onvoorzichtigheid gehad heeft van zig „ te Londen te laten zien , zonder zelfs vryheid » ge-  183 Tom Jones en Fellamar „ gevraagd te hebbei van zyn boord te verlaten. „ Zyne verdienden en fchielyke vordering hebben „ hem veele vyanden verwekt, en die zullen on„ getwyffeld een geducht gebruik maaken van de „ wapenen die hy hun tegen zig zeiven verfchafc s, heeft: Ik vermoede, dat hy by u is; Dat hy terftond naar zyn Boord vertrekke! Zo hy een „ oogenblik talmt, is hy verloren." Tom Jones. Mylord heeft gelyk ; het gevaar is dringende ; En nu ik zo volkomen ontdekt ben , zie ik zelfs geene mogelykheid om het te ontduiken. Het zy Noodlot , het zy Schuld of Onvoorzichtigheid, ik fchyn geboren om ongeluk, ig te zyn; ongelukkig in het begin van den loop van myn groot- ften Voorfpoed Waa-de Oom, ik ben u myn geheele vertrouwen fchuldig; Ik zeide ftraks , dat myn ongeduld om alles wat my op de Wereld dierbaar was te omhelzen , over myn plicht hadt gezegepraald; Nu zoude ik het moeten uitdrukken, dat het verlangen om van u allen voor altyd affcheid te nemen, my het gevaar des doods deedt braveeren. Toen kende ik de misdaadige liefde van Mylord nog niet; toen vleide ik my in de armen zyner vriendfchap, in geval van nood, een veilige wykplaats te zullen vinden ; Nu in tegendeel zal misfehen die zelfde Fellamar myn fterkfte vervolger zyn! Maar is het wel in de Na¬ tuur, dat zulk een edel hart tot zulk eene laagte zou kunnen vervallen ? Ja ! De fchuldige liefde voor een Vrouw , wiens Man in den weg is....  igo Tom Jones en Fellamak Alworthy, Wat zegt gy, myn lieve Neef. Wat vonnis, wat noodlot Tom Jones. Laaten we ons niet vleien ; Ik heb al lang bemerkt , dat men tegen my verbitterd was. Myne fchielyke bevordering konde niet misfen my vyanden te verwekken , die , zo lang Lord Fellamar zig voor myn Patroon verklaarde, in hunne kwaadaartige bedoelingen gefluit wierden, maar die nu, zodra hy te rug treedt, en misfchien zelf zig aan hun hoofd fielt , alles zullen durven ondernemen. Ik bid u, waarde Oom, wapen u in allen gevalle met de noodige ftandvastigheid ; en dat uwe wyze voorzichtigheid toch zorg drage om deze ontrustende gebeurtenis voor Vader Western te verbergen, die gewis zulk een zwaareu ilag niet noodig heeft, om geheel vermorzeld te worden. Verberg het insgelyks voor myn Vrouw en Dochter; en wanneer zy de noodlottige tyding eindelyk moeten hooren, zo verzeker hen allen, dat ik even bedaard en rustig ben, als als toen ik myn Vaderland van een gevaarlyken vyand verloste. Vaar wel. (Hy omhelst hem) A l w o r t h y. Neen. Ik verlaat u niet; Ik heb my by uw vertrek naar de Indien met moeite wederhouden , om u niet aan uw Boord te vergezellen, en de gevaaren van zee en vyand met u te gaan deelen; Thans zal ik uwe treden in dit dringend gevaar te Lande volgen, en zo Gy moet fterven, myn Neef, myn Vriend»  Dude Bedryf. igi Vriend, myn Zoon, moet dezelfde graftombe ons gebeente bedekken. (Jones poogt hem te wederhouden) Geen tegenftand! Zo 'er geene verlosfing opdaagt, heeft hy, die voor u geleefd heeft, ten minften recht om met u te nerven. (De Officier komt van achteren het Tooneel op, om het vertrek van Tom J$nes aan te dringen, en zy gaan allen weg.) Einde van het derde Bedryf. VIER-  V i I r d ï Bedryf. TWEEDE TOONEEL. ,|utfrouw Miller; Mevbouw Summer; Sophie. Mevrouw Summer. Ik vind 11 recht tydig; myn Vader fluimen wat; en hy heeft de rust voor zyn geest en lichaam feeiden grootlyks van nooden ; Gy zult wel alle rnogelyke zorg dragen, dat dezelve door geene bewegingen van buiten geftoord worde ; Ik zal my daaromtrent op u verlaten, en gaa, onder begunïliging van dien flaap, aan myn Man eene Vrouw en Dochter aanbieden , Voor Welken de korte tyd yan zyn afwezen reeds onverdraaglyk lang is. ■ Waar is hy? Wy zyn beiden even onverduldig om hem te zien. Juffrouw Miller. Dat is voor tegenwoordig onmogelyk, Mevrouw. Mevrouw Summer. Hoe dan ? Hy is evenwel 'nog niet vertrokken? —— fchoon hy reeds te kennén heeft gege^ Ven, dat hy flechts voor een oogenblik hier was. Juffrouw Miller. Mynheer is ftraks met Sir Alworthy uitgegaan ; Ingevolge, zo verre ik konde vermoeden, van dert brief, welken Patridge, in Uwe tegenwoordigheid j 'aan Sir Alworthy ter hand ftelde. Waarfchyn- !yk zal de aanbieding van eenige fchitterende gunst i op de behaalde overwinning, de beide Heeren naar 1 't Hof geroepen hebben. Ik gaa aan uw bevel I gehoorzaamen, Mevrouw. XVIII. Deel. N DËÜ*  194. Tom Joses e» Fellamar DERDE TOONEEL. Mevrouw Summer; Sophie. Msvrouw Summer. Wy hebben beiden reden van ons te verblyden , myne dochter ! De wederkomst van uwen Vader heeft onze angften in gejuich verkeerd. Sophie (met eene flaauwe flem.) Dat is waar; Moeder. Mevrouw Summer. Wel nu, dan hoop ik, dat eindelyk dat fomber verdriet, dat u zo lang gekweld heeft , en dat de blos uwer jeugd verdooft, van zelf wyken zal Uws vaders afwezen was 'er de grond van, die it nu verdweenen ; (op een fterker toon) ten minfien zo als gy my meermaalen gezegd hebt. Sophie. Ik heb het u naar waarheid gezegd ; Konde ik gerust, konde ik vrolyk zyn, terwyl myn Vader, aan de verfchriklyke gevaaren van de zee en den kryg gelykelyk bloot gefield, zyn leven geen dag, geen uur, zeker was ? terwyl my alle oogenblik t/oor den geest kwam : „ Ik heb misfchien geen „ Vader meer." Mevrouw Summer. De onrust, die gy fchildert, Sophie, was juist die van myn hart; maar Hy is ons wedergegeven; Hy komt zegepraalende te rug; en heeft recht om  Vierde Bidrt?. hïè't flechrs de tederheid in aller harten, maar ook de vreugde op aller gelaat, te vervva hteu. Sophie. Ik zal myn best doen om daaraan te beantwoorden. Mevrouw Summer. Uw best doen? Is dat dan zo moeilyk? Sophie. Mylord Fellamar heeft u ongetwyffeld ook uit Snyn mond herhaald , het geen ik myne Moeder zelve meermaalen rechtflreeks gezegd heb ; Myn natuurlyk geftel Mevrouw Summer. Mylord heeft my uweht wege gemeld , dat het •fwezen van uw Vader de uitwerkfels uwer fombere geaartheid vermeerderde , en dat het een en ander die foort van droefgeestigheid voortbragt , daar ik my over beklaagde; Die oplosfing moge voor andere oogen dan die eener Moeder voldoende fchynen, maar ik ben verre af van 'er in te kunnen berusten; Uwe kwellingen zyn de myne, en zy dru ken my des te fier!-er naar maate gy dezelvé meer voor my zoekt te verbergen. Wilt gy u derhalven van myne aanhoudende aanzoel en^ diö ü. misfchien verveelen , en welken ik niet kan nalaten, ontflaan, zo fpreek oprecht met my; Vriendfchap, Medelyden, eigenbelang, alles noopt 'era toe* En Ik bid 'er u om. S » t h i e. Houd op lieve Moeder; Gy zult alles weten; —» N » jftt  I9<5 Tom Jones en Fellamar Ja' Ik zal myn g heele hart voor u bloot leggen. {ftil „ Maar Hemel ! met welk een ftouthtid „ aan myne Moeder te zeggen , dat ik haare Me- „ deminnares ben? Ik mag, ik kan dit ge- „ heim niet langer zwygen; Het doorknaagt myn „ hart." Fellamar beminde u voorheen; En nog Mevrouw Summer. Wel nu Sophie? S o r h i e. Ik bemin ; Ik bemin Fellamar! —\ Beklaag my! beklaag my! M e v ii o u w Summer. Lieffte kind! Wat zegt gy? S o 1' h i e. Ik zeg, dat zytie weldaaden aan ons huis, zyne doorgaande goedhartigheid , zyne Wysheid eri Deugd; Ik geloofde daar ten minften aan; — Ik befchouwde hem als myn besten vriend , en zyne achting te winnen , was myn hoogst verlangen. Het was dus dat de Liefde , zig onder de trekken van erkentenis en plicht verborg ; onder die trekken is zy allengs dieper In myn hart ingedrongen; Ik hoorde de verhevene denkwyze , ik zag de grootmoedige bedryven , want zo befchouwde ik het een en ander, van den edelen Lord; Helaas! Hoe konde ik anders dan hem hoogachten ? En hoe klein is de ftap van de achting tot de Lief. del Hoe het zy; gy ziet hier eene fchuldi- ee aan uwe voeten ! ■ Eene Schuldige , die * haar  too Tom Jones en Fellamar die poogen zoude haar op deii rechten weg te ru$ te leiden; Ik zou myn man by de hand n«men , ik. ïou hein wyzen na die zegetekenen.,.. W e s t e b n. Zie daar de gewoone wartaal van Vrouwelyk», verwaandheid; Maar hy zelf zal myn ontwerp, goedkeuren , daar troost ik my mede. Mevrouw Summer. Ik verwacht dat dit u ontfchieten zai. West e r n. Dat is byna het zelfde als my een langzaame* dood aaukondigen !. Mevrouw Summer. Vader! Is het tot my, dat dit gericht is?Western. Neen Sophie ! Ik ken uwe tederheid voor my^ Gy zult zeker myn einde niet vervroegen, of las-, tiger maaken. Maar luister, hoe het by my Jlgt. Ik bemin uwen braaven Man byna zo veel als gy hem bemint, en daarom kan ik hem niet misfen, zonder doodelyk te kwynen. Ik bid h wat heb ik buiten Hem? Oom Alwor- thy? — Ily is my te wys en te ernftig; Hy geeft my altyd lesl'en, die my niet beter maaken. Uwe dochter? Het is een liefkind, maar altyd zo ftil en fomber; Ik geloof dat zy te veel in Young's Nachtgedachten lee-t. Uw gezelfchap is my alleraangenaamst,- Niemand is zo infchikkelyk voor myne kwaade luimen , en niemand weet die zo wél voor te komen ^ maar wat hebben wy op den duur- mtt  Vierde B e d r v p. met eikanderen te verpraaten ? -i Tom dorst my Z 't veld overal volgen , flooten en weteringen overfpringen, met de brakken door 't kreupelbosch drin-en, en met de windhonden over de heuvelen wippen: Tom vondt zyn grootite vermaak in myn vermaak: daar had ik des avonds altyd de pgt van dien dag nog eens mede over te jagen, en die voor den volgenden dag te reguleeren; en ik ben verzekerd, dat hy nog net dezelfde zou zyn Zié daar derhalven den Man, die my in myne oude daren lykt": en zonder wien ik u maar recht uit moet zeggen, dat ik van tyd-verveeling derven zal. VYFDE TOONEEL. Mevrouw Summer; Sophie; Western; Juffrouw Mu.ler; Patripge. patridge Qfterk komende aanlopen^) O Mevrouw! o Mynheer! Wat is myn ziel ver- fukt, . Komt allen! Komt allen! Schie- |yk, zonder uitftel Mevrouw Summer. Waar dan? Patridge. O' Het is een heel Leger, dat men by het Admiraliteitshuis ziet. ■ Die zegepraal is verwon- S fchoon! — Daar zal Europa van ge- ^agen' western. Welke zegepraal ? N | PA'  9«i Tom Jones in Fellimii Patridge. Wel die van myn Meester! . Hy heeft die toejuichingen zeker ook wél verdiend. Western (Zyne Dochter en Klein-Dochter met drift by de band vattende.') Komt kinderen, komt gy allen, laat ons dat verruklyk fchouwfpel gaan zien; Geen oogen¬ blik te verliezen.. ZESDE TOONEEL. De voricin; Alworthy; (hen in het uit> gaan fluitende.) Alworthy. Waar wilt gy heen ongelukkige Western? Waar wilt gy heen rampzalige Familie? Het wraak- zwaard der Wet fchitteit reeds boven zyn hoofd! Ach! Moeten wy dit beleeven? Mevrouw Summer. Groote God! Wat is 'er ? Alworthy. Ik kan niet meer. Juffrouw Miller; (terwyl zy Mevrouw Sum~ mer ontvangt, die in haare armen valt.) Hemel! Men helpe Mevrouw! Mevrouw Summkr. Ik fterf. Al-  Vierde Bedhyï. aoi Alworthy, Ik voel wel, dat ik den dood in aller harten vo re; maar daar was geene mogelykheid om die afgryslyke gebeurtenis te verbergen Ach mogt ik voor liem, mogt ik voor Ulieden , derven! Western (met eene naare uitroeping.) Myne Dochter! myn lieve Dochter! Mevrouw Summer (met eene houding van krankzinnigheid.) Myn Echtgenoot derven ? Het kan niet waar jyn j Waarom zou hy derven ? Alworth\. Omdat de onverbiddelyke Wet hem veroordeel Hy is niet de eerde Held in het wreed en ondankbaar Engeland, die van zyn Zege-kar naar het Schavot wierdt gedeept, Mevrouw Summer. Naar 't Schavot? Myn Echtgenoot naar 't Sc,havot] (Na een oogenblik beraad, neemt zy haare dochter by de hand, en maakt beweging *ni weg te gaan?) WtsrüRs; (haar tegenhoudende.) Waar wilt gy heen? * ev • ouw Summer. Laat my begaan ! Kom myne Dochter! Laaten wy on met een edelen Vrouwen-moed wapenen Laat ons den beulen dit geheiligd flachtoffer ©inrukken ■ Verzei my naar de Vierfchaar, wy zullen-  2©4 Tom Jones en Fellamar leu den Richteren met al het gevoel eener fidderende liefde, en met al de kracht der waarheid, toeroepen; ,, Zo het befloten is iemand te doen fter,, ven, dat dan ten minden de beste onderdaan van 't koningryk niet fterve! Wy leggen hier, voor „ zyn leven, het onze aan uwe voeten neder; Het „ is des Helds Vrouw en Dochter,die als een gunst ,, verzoeken voor haaren Gemaal, voor haaren Va,, der, temogen derven; en welken gy, hoe verre „ de woede ook moge gaan , niet zult beletten „ met den Held te fterven." Geen menfche- lyk hart kan zig tegen zulk*eene aanfpraak vah*r> den! Volg my Sophie. A l w o r t h y. Neen! Daar is maar éene toevlucht in onze elen. den overig; Laat ons geen tyd verliezen om daar gebruik van te maaken; — Wy moeten den hoogften ramp door 's Konings tusfchenkomst poogeu af te wenden. Mevrouw Summer. Hebt gy hoop , ik ben daar toe bereid ,• Men heeft s Konings genade zo dikwils geroemd.... fcGod, wat zie ik! ZE-  VlERBI BKDÏ.TÏ. SOjj ZEVENDE TOONEEL. M vrouw Summer; Sofhie; Westerh» Juffrouw M Ller? Patridge; Alwueïhï; Tom Jones ^Officier van de Admiraliteit, We s te RH ; (Met verdringing van Mevrouw Summer, Jones omhelzende.') Myn Zoon! Hoe komt gy hier? Tom Jones. Om u voor eeuwig vaarwel te zeggen — (*ynt Vrouw omhelzende.) Myne Sophie!.... Mevrouw Summer. Gy zult niet alléén derven. To m Jones. Ik moet niet meer derven. ïk ben nu tot éen langzaamer 'en pynlyker einde veroordeeld; Ik moet myn Vaderland verlaten en als Balling zwerven. . Dit is de gunst, welke men my genadig bewyst; want men heeft in overweging durven nemen om my op een fehavot te flcepen , en het hoofd voor de voeten te leggen. ■ Vergeef my dit denkbeeld , zo afgryslyk voor uwe tederheid, te hebben aangeroerd. Ik voel inderdaad thanï door U nog eenige verzachting in myn vonnis; Ik voel hoe het voor u nog minder wreed zal zyn myne ballingfchap dan myn dood te betreuren. Western. Hoe ! Was 'er dan niemand, die uwe verdediging op  aoS Tom Jones eit Fellamar op z!g nam ? Heefc niemand in dit uiterfte gevaai Voor u gefproken ? Tom j o n es. Merl zou byna gezegd hebben, dat 'er een algemeen verlangen heerschte om my te zien fneeven. — Niemand fprak voor my dan ik zelf, en ik ben u lieden het ver'ag dier aanfp.-aak verfchuldigd, om 'er naderhand myne gedachtenis mede te rechtvaardigen. Myn eigen hart ondertastende, vond ik daar geene andere misdaad in, dan die van overwonnen te hebben : Ik kon derhalven met een gerust geweten , en onbevreesd, den (tornt tegemoet treden5 ,, Ik heb de verdediging van myne eer, (prak ik, ,, nog nooit aan iemand dan my zeiven toever„ trotivvd, en ik zal ook heden zelf uien plicht op „ my nemen. Ik vind my fchuldig jegens de „ Wet; Ja ! Ik heb myn post verlaten , en zetfs „ den fcliyn gemaakt van te vluchten ; Maar ik ,, meende, dat Overwinnen de groote bedoeling in „ den oorlog is , en dat men die zo wei door ,, krygslist als dapperheid mag bejagen; Ik ben met j, de eerde begonnen ,om de andere met des te meer „ vrucht te pas te brengen. Door eene be- hendige vlucht lok ik den vyand om my te ver9, volgen; Het ontwerp g lukt.; De nacht valt in, en ik gaa my verbergen in plaatfen , die my alleen „ bekend zyn. De misleide vyand loopt naar het ,, Kalteel, dat men aan myne bewaaring hadt toe* ,, vertrouwd; Hy vindt het verlaten, en ontbloot ,, zyne Schepen van manfehap, om het ylings te „ bezetten, Ik had dit alles voorzien; ik kom-in „ diite  VlIHDI BtDJTl, ao? fHlte te rug, en (leek zyne Vloot in brand; Ver. volgens my naar het Kafteel wendende, heb ik da " beevendt benden ligtelyk overwonnen*, my in myn vorigen post herfteld, den vyand deels ge- veld, deels in ketenen, geflagen, en myn Vader, land in het bezit van een oneindig groote (treek " van 't beste Land gevestigd. Zie daar, myne Heeren,het verlaten van myn post!Zie daar myne ,', vlucht! Gy kunt my, zo gy wÜt\ over die mis„ daad ftraffen , maar gy zult 'er my ten minden ,, niet over doen bloozen; En ik zal, hoe gy ook „ befluiten moogt, met luister leeven of fterven." Eenftemmig befloot men tot myn dood; Myn Oom gilde overluid, en viel bewegingloos neder. Dit gezicht benam my alle gevoel; Ik Hond als dood; Ik waggelde; tot dat ik Lord Fellamar zag binnen treden; Dat gevo.l van afgryzen herriep myne krachten; ,, Komt g'uwe oogen in den dood van ,, uwen Vriend weiden?" vroeg ik met woede; De Lord antwoordde my niets, maar wierp my een gezicht toe, dat my byna met fchaamte vervulde: „ De Koning , fprak hy tot den Raad , wil niet „ (brenger ftraffen dan met ballingfchap:" Waarop hy zelf , met eene onbegrypelyke bedaardheid, die wreed vonnis de eerfte tekende; en vervolgens my vergunde myne ongelukkige familie voor een oo. genblik te gaan zien. Zie daar de vergelding éêr Grooten! Doch, ik herhaal het, leeven of ftervea, ik zal uwer waardig blyven. Mevrouw Summer. O myn eenige Vriend, met wien ik leef en flerfl ([shit*  2ög Tom Jones êh ^ïilami! (fchiélyk tot Jufrouw Miller.') Wat talmen wy Juf'- frouw? ■ Laat ons alles te famen brengen, wat «en fpoedige reis vordert Tom Jones, Wat wilt gy doen? Mevrouw Summer. Den laatften uwer treden vergezellen ; Met i* vertrekken..." Western. Wel gezegd! Wy zullen met hem vertrekken! Wy willen allen dit ondankbaar land verlaten. Gy geeft het den vrede, en het verdryft u uit zynert boezem? Dat is God geklaagd. Laten wy ons haasten om het te verlaten, eerde Elementen boven onze hoofden branden, en ons met de onzalige' inwooneren verteeren. ■ Tom Jones. Vader, uwe zwakheid! uwe pyriefl! Western. Myn billyk afgryzen tegen Engeland vermeerdert myne krachten; Ik voel het; En myne pyneri moeten in geene aanmerking komen , daar men a zulk een grievend zielsverdriet doet lyden, Tom Jones, Uwer aller ballingfchap om mynent wil? ' jNeen! nooit zal ik daar in bewilligen. Alworthy. Waar zouden wy, van u verwyderd, gelukkig 2yn? En zoudt gy ons voor het billyk ver. wyÉ  Vierde Bedbyf. ïoo wyt van de geheele wereld willen blootftellen', dat wy, hoe zeer aan u verbonden, geen rnoeds genoeg hadden om u te volgen. Mevrouw Summer. Engeland verbant u, myn beste vriend; hec fpreektvan zelf, dat het ons dan allen verbant. •> Welaan , de toegang tot Frankryk ftaat open. Wy zullen daar met open armen ontvangen worden. Tom Jones. Ik heb vryheid te vertrekken werwaards het my_ behaagt, maar Frankryk is uitgefloten. Western. Een bewys, dat uwe Rechters van hunne eigent boosaartigheid overtuigd zyn, en uwe wraak vreezen tegen Engeland. Tom Jones. Hoe weinig kent men myn hart, welks laatfte verzuchting nog tot heil van Engeland zal zyn! Western. Dat zoude ook by ons allen zo geweest zyn , zo men u recht hadt laten wedervaren. Tom Jones. Myn God! Lord Fellamar hier! (allen geven bly Jein van „verwondering en afkeer.) XVIII. De su 0 ACHT-  aio Tom Jones en Fellamar ACHTSTE TOONEEL. Mevrouw Summer; Sophie; Western; Juffrouw Miller; Patridge; Alworthy; Tom Jones; De Officier van de Admiraliteit; Fellamar. Fellamar (met eene zeer deftige houding.') Jat Lord Fellamar hier; omdat hy geloofde, dat zyne tegenwoordigheid hier van dienst kon zyn. Western (driftig.) Ja! om ons de hardheid der wet nog zwaarer te doen voelen; om onze tegenwoordige ver¬ troosting te bekorten. Alworthy. Ik moet erkennen Mylord, dat ik niet vermoedde, dat gy thans het verdriet onzer verflagene familie , door uwe tegenwoordigheid , «og pynlyker zoudt hebben komen maaken. De geweldige hand der Overmacht is zeeker drukkende genoeg op ons allen neergevallen ! Ook weet men , aan wiens voordel men dat afgryslyk vonnis verfchuldigd is, En wie het eerst getekend heeft. Fellamar. Het YOnnis is zeer billyk. Alworthy. Billyk ? Het is by my dubbeld misdaadig het Recht te vernielen , onder fchyn van de Wet te handhaven; en de Deugd openbaar te verguizen, in plaats van die met Eer te beloonen. —— Op die wyze  na Tom Jones "en Fellamar tigheid kan ik my van geen menfchelyk hart, voora! niet van dat van een edelen Lord, hoe zeer myn vyand, verbeelden: Wat men ook voorgeve van myne misdaad tegen de wet, ik heb ten minden tegen U niet misdaan! Waarom my dan te haaten, te vervolgen, te komen -befchimpen? Mevrouw sümmeh met deftigheid?) Welke ook de bedoelingen mogen zyn, Mylord, die u herwaards gedreven hebben, is het misfchien niet geheel nutteloos u te herhaalen, dat wy allen met mynen veroordeelden Held vertrekken zullen. Ja Mylord, met hem te bannen , hebt gy ons allen gebannen. ■ En weet gy nog meer vernedering en verdriet , dat hy zou moeten ondergaan, uit te denken, wy zullen 'er ons even gewillig aan onderwerpen om by hem te blyven; Want, wat ook gebeuren moge, dit ftaat vast, dat hy nooit alleen zal lyden; Ik ben gereed om myn leven met Hem te verliezen. Fellamar, Elk is hier even zeer tegen my ingenomen; Elk meent recht te hebben, elk maakt zig een plicht, om my te haaten als den oorfprong van al het verdriet , dat zyne ziel teistert. Ik zou my verhagen met my te willen verfchoonen, want ik heb gedaan wat ik -moest doen ; Ik moest het vonnis tekenen in hoedanigheid van Rechter ; en die moet de Wet alleen volgen, zonder ter rechter of ter (linker zyde om te zien. Maar, dien al- lerheiligften plicht volbragt hebbende, mogt ik als Vriend werken ; Toen mogt ik den Koning om Ge-  VlIRBE BEDSYF. 2T3 Genade voor U verzoeken; Ik heb die verworven, en ik breng u bet getekend Pardon mede. (Hy haalt een papier uit den zak, en geeft het aan. Tem Jones over.) Allen (voor hem op de knien vallende?) Genadige Hemel! Dat ik uwe voeten om- jjelze; . Leeve Lord Fellamar. Fel - amar (Hen opheffende.) Laat ons geen tyd verliezen; Laten wy ons voor des Konings voeten werpen. Verzelt my derwaards,- en leert my eindelyk kennen. Einde van het Vierde Bedryf. O S VYF-  Vtfd i Bedui, 223 Tom Jones. Ik ben doordrongen, Mylord, van des Koningi goedheid, En ik beu het eveneens van da Uwe. : Waarmede kan ik u ooit myne dankbaarheid betoonen? Dat kan ik niet; ■ Dat kan ik niet. En dat is het, wat my, zelfs in myn geluk, ongelukkig maakt. Gelyk het u insgelyks doet. „ Zie daar uwen edelmoedigen „ Weldoener, (heb ik dikwils tot my zeiven gezegd ,) die reeds in zyn vroegen leeftyd het ui- terfte geweld op zyn hart voor u gedaan heeft; „ Zie daar hem voor altyd ongelukkig; Ik weet zo „ wel als hy zelf, wat hem doet lyden. Ik weet „ het geneesmiddel, en myn eer en plicht vorde„ ren van my, dat ik het hem, ten koste, zo het „ wezen moest, van zyn of myn leven onthoude." Ongelukkige toeftand van zulke fchynbaar gelukkige menfchen 1 Fellamar QftiO ,, Ik vrees dat men gepraat heeft: ó Rede, 6 „ Bedaardheid , onderfteunt my!" Gy weet wa* my doet lyden P Gy weet 'er het geneesmiddel tegen? Tom Jones. Ja! Laat ons openhartig fpreken; Ik verzoek u ten minflen van myn kant overtuigd te zyn.... Fellamar. De bedrieger , de laage vleier, heeft nooit uit «wen mond gefproken ; Het was , zo lang ik u ge-  224 Tom Jones en Fellamar gekend beb , niet altyd voorzichtig , maar 't was altyd eerlyk en oprecht, wat men van u hoorde. T o m Jones. Wel nn, hoor my dan ! Wy willen de verdrietige byzonderheden van vroegere gebeurtenisfen daar laten ; Eene algemeene herinnering van het voorledene is echter dienltig , omdat het voorledene met het tegenwoordige en toekomende verbonden is. Ik zie, verheven Fellamar! dat gy myne Echtgenoote fteeds bemint; en evenwel —gelyk gy my toen met haar vereenigd hebt, zo blyt't gy als nog fteeds uw edel werk voortzetten; Ja gy haak zelf die vereeniging, als 't ware, nog nauwer toe. Fellamar. En dat zoude u verwonderen ? U die in myne plaats ongetwyfeld het zelfde gedaan zoudt hebben ? —i— Ik wierd niet bemind. Was het een weldaad, dat ik u een voorwerp afftond , dat ik voor my zeiven niet behouden konde? Tom J o n e ?. Gy wierdt niet bemind! Maar vleit men zig niet altyd, vroeg of laat bemind te zullen worden? • - Is dat byzonderlyk niet uwe gefteld- heiet , Mylord ? Verfchoon my , ik ben in eene verwarring, die my. alle redelyk befluit omno- gelyk maakt. Ik zie Wysheid en Deugd aan den eenen kant! En evenwel.... Ach! ik rampzalige! De bewyzen zyn te klaar... FeiP  VyfdeBedrïf. 225 F ellamar. Slumffler! ik weet niet, wat ik van uwe tegenwoordige aanfpraak denken moet. Zou het rnogelyk zyn, dat eene ziel als de uwe, zig ook liet bekruipen door vermoedens, waarboven ik meende dat wy.beiden even zeer verheven zyn? Neen, myn vriend ! open de oogen , en befchouw «wen vriend , zo als gy hem, zulk een reeks van iaaren, fteeds aan zig zeiven gelyk, gekend hebt. ! Befchouw en behandel uwe Echtgenoote met al den eerbied, die haar waarlyk toekomt, en houdt fteeds onzen ouden grondregel in gedachten ; „ Geen vermaak is 'er dan daar de waare Eer zig i, mede verlustigen kan!" T o m J n " (hem een papier toereikends.') Zie daar, Mylord! FeLlamar. Rechtvaardige Hemel! Snoode misdaad! — Myne papieren te fteelen! —— te verfpreideu! — Valfche draayen Tom Jones. Het is ten minften zichtbaar, dat dit papier van uwe hand is. Fellamar. Dat is het, ik erken het: maar men moet we\ een Tygershart hebben , en tevens de bronnen van der menfcheu grievendst ongeluk wel nauwkeurig kennen, om tot zulke heillooze middelen toevlucht te nemen. Welk een monfter! XYIII. Deel. Tom  225 Tom Jones en Fellamar Tom Jones. Van de Dievery is my de uitvoerer geheel onbekend ; Het ftukje is my in handen gevallen, zonder dat ik kan zeggen , hoe men daar aan gekomen zy? Ik zie 'er alleenlyk met bittere imart uit, dat de verheven ziel van myn grootmoedigen weldoener fteeds door een noodlottig vuur gemarteld wordt, en dat hy nu vyftien jaaren lang over" myn geluk heeft moeten zuchten. Fellamar (niet eene edele fierheid?) De fmart van over het geluk eens vriends te zuchten is aan myn boezem onbekend. Myn hart is diep getroffen; verbryzeld zo gy wilt. maar wacht u wel van daar uit iets tot deszelfs nadeel te befluiten. (ftil) „ Ik zie, dat ik „ genoodzaakt zal zyn myn voornemen wegens een eeuwig ftilzwygen te veranderen; Myne eer, de rust van de geheele familie, is daar in betrokken ; „ Alles dwingt my te fpreken." Myn vriend! Gy hebt eene Dochter, welker beminlyke oprechtheid, verruklyke bekoorlykhe- den, geoefende Reden in een ouderdom van vyftien jaaren; Wat waag ik te zeggen? ó Hemel, ik ben geheel verward ! Tom Jones (met drift en ongeduld.) Wel nu, Mylord? Fellamar. Wel Wel —» Wel nu, hst is uwe Dochter, di« ik bemin. Tom  Vtfde Bkdrtf. 227 Tom Jonks. Myne Dochter? Mylord, wat hoor ik! Fellamar Uwe Dochter, ja! — Tot geestvervoering toe. Tom J " n e s. Genadige Hemel1 Het is nu eerst dat ik myn lot» dat ik uwe gunsten, zegen. Myne Dochter! Nu wordt gy my nog oneindig dierbaarer,nu gy my zult helpen om myne diere verplichtingen aan Mylord te erkennen! Dat zal ook voor u een aangenaame plicht zyn. Ik vlieg.... F i; l l a m a r. Blyf Summer? Waar wilt gy heen? T " m J o x e s Ik gaa de geheele familie by malkander haaien; — hun allen verkondigen... Fellamar. Gy moet niets verkondigen; Myn geheim moet in het diepst uwer ziel verborgen blyven; Zo ik u myne onberedeneerde liefde heb gemeld, 't was omdat uwe rust, uwe eer, en de myne dit vorderden ; maar nu vorder ik , op myne beurt, van. u een volftrekt ftilzwygen. Tom Jones. Gy kent myne Dochter niet; Zy is niet onkundig, dat wy u alles verfchuldigd zyn, dat wy allen verlansen u onze erkentenis en eerbied te toonen; Zy zal derhalven niet de eerfte ,en de eenigfte, zyn, die onze hartelykfte wenfehen zal wederlireeven; P 2 Neen!  2ï8 Tom Jones en Fellamai Neen! zy zal aan haars Vaders allerflerkst verlangen voldoen , en haare hand gereedelyk aan deszelfs Weldoener fchenken. Fellamar. Zy my haare hand fchehken, om aan haares Vaders verlangen te voldoen! Zy haare perfoon op te offeren om voor hem, en voor de geheele familie, erkentelyk te zyn! Neen Summer, neen, dat zal nooit gebeuren. Ik heb haar durven bemin¬ nen; of liever, myn hart heeft 'er my, eer ik 'er op bedacht geweest ben, toe verleid. Ik heb ongelyk gehad; ik had, voor myne eigen rust, myn hart beter moeten bewaaken; Het verfchil van jaaren hadt my moeten wederhouden; Maar nu moet ten minden de Reden my te rug leiden. Ik bloos niet over het geen in myn hart is voorgevallen ; Sophie heeft zo veele bekoorlykheden —— voor de ziel zo wel als van den kant der Lichaamsfchoonheid, dat het, zelfs in myne jaaren , voor't minst vcrfchoonlyk is, zig daar door te laten verrasfen; Maar eindelyk moet de Reden zegepraaien ; en moet ik voor al zorg dragen van geen geluk te zoeken , waaruit het ongeluk van haar, die my boven alles dierbaar is, zou kunnen geboren worden. Eerbiedig uw kind , en bemin haar als een belangeloos Vader , gelyk ik haar als een belangeloos Liefhebber zal beminnen. Haar gul en erkentelyk hart zou veelligt, om u te behaagen , eene opoffering doen, die haar naderhand berouwen zoude; Laat my alleen ongelukkig zyn; cn dat zy voor eeuwig onkundig blyve van het vuur   Voorbericht. 'rry voegen hier, op den tytel van dit flukje, voor' dachtelyk by; eene waare geschiedenis: Minder om deszelfs waarde als Tooneelftuk daar door te verhoogen , dan wel om de wyze aanmerking van den braven Kolonel (op 'jt einde van het laatfle Tooneel) te volgen; „ Men kan de trekken van be lange looze „ grootmoedigheid niet te veel bekend maaken; Zy „ vertroosten de Goeden; en, zo zy de Kwaaden niet „ altyd verbeteren, doen zy ten minflen de Deugd „ eerbiedend Het geval namelyk , dat in dit flukje wordt voorgedragen, is inderdaad op de eigen wyze byna gebeurd, als het hier wordt opgegeven. Zonder eenige verandering in het wezenlyke , zonder byge* voegde fieraaden, heeft de Heer Du Maniant daar niets aan behoeven te doen dan het zelve voor het Tooneel te fchikken; Dit is eene byzonderheid zo ongemeen , dat dezelve verdiende opgemerkt te worden ; Zie hier wat 'er de Schryvers van het Journal de Paris , in de maand July van 1788. van zeggen. „ Een Dragonder, Bonnesfere genaamd, dienende „ in het Regiment van Segur, te Thionville inGuar,, nifoen liggende , hadt zig federd eenigen tyd op de hartelykfle wyze verbonden aan een ouden Ridder , j, de Saint Louis; die daar afgezonderd leefde, dié , j, zeer zwak, en byna van zyn gezicht beroofd, was; XVIII. DëeL. Q >, *»  242 V O O R B E R I C li Té „ en die nog daarenboven vervolgd wierdt door eene barbaarfche Vrouw , welke , gerecbtelyk van hem n gefcheiden, hem wilde dwingen om haar een aann merkelyk gedeelte te betaalen van een penfioen „ van twaalfhonderd livres, *i welk hy nog niet orit„ vangen hadt, en dat genoegzaam zyne eenigfle bezitting uitmaakte. Toen die Vrouw eindelyk de „ wreedheid hadt van haaren braven Man, zonder „ zyne jaaren of zwakheden te eerbieden , naar de gevangenis te willen laten jleepen, wierdt de edel„ moedige Dragonder als buiten zig zeiven ver* „ voerd. Begrypende, dat hy met dapperheid ofwapenen hier niets konde uitwerken , maakt hy oo* „ genbliklyk het grootmoedig ontwerp, dat alleen ter „ redding van zyn ongelukkige» vriend kon ftrekken. Hy verzoekt den Deurwaarder om een oogenblik „ uitftels; loopt naar zyn Kapitein, vernieuwt zyn „ Dienst voor agt jaaren , voldoet de Gereebtsdie„ naars met het handgeld, dat hy daarvoor be* „ dingt, en koopt dus, ten koste van zyn eigen vry„ heid, die van den Grysaart , dien hy als zyn „ Vader eerbiedigt en bemint. De Graaf de Segur , „ Kolonel van dit Regiment, dien trek van zulk eene „ verheven ziel, in zulk een laagen rang, vememen„ de, doet hem terftond als Onder-Officier aanflel„ len, en belooft hem-, by aldien hy, geduurende den „ tyd zyner nieuwe verbindtenis, ayn ontjlag mocht be-  248 Dt Dragonder ten toppunt voeren, ik zal haare boosheid verdra,gen zó goed ik kan; Ik heb misfchien myn onge* luk door myne onvoorzichtigheid verdiend ! Maar boe kónde ik zulk een afgryslyk karakter vermoeden onder de geveinsde lief kozingen , waar mede zy my vóór ons huwelyk betoverde? - Men zal dan een Verfpilder, een Overfpeelder , eenen eerwaardigen Man, bedekt met lidteekenen, welken de ouderdom en de kryg g.ëerbiedigd hebben, naar het akelig verblyf zien fleepcn, waarde fuoodlte misdaaden haare rcchtmaatige draf ontvangen ! Zy zal in haare fchanddaad juichen, maar alle.eerlyke lieden, zelfs die, welken zy thans weet te misleiden, zullen my buiten twyffel t' eenigen dage recht doen ,• derzelver verachting zal op haaren verachtelyken kop vallen; men zal haar eindelyk leeren kennen, en zy zal in het algemeen afgryzen de billyke vergelding haarer euveldaaden vinden! Of, zo de Menfchen haar al moch¬ ten fpaaren, zal zy ten minden niet ontfnappen aan des Hemels wraak, die dikwils langzaam nadert, maar het uitflel der draffen dan ook door derzelver zwaarte weet te vergoeden. Ja, Mynheer! Zy zal zeekerlyk loon naar werken omvangen; God kan zulk eene ongerechtigheid niet dulden. Klerk. Gy fcheurt myn hart, heer Ridder! Ik kan van, my zeiven niets doen ; maar ik gaa terftond uwe Vrouw nader fpreken, en zal met allen yver poogen haar van beduit te doen veranderen ; Ik vlei my inderdaad, van met een beteren last te rug te zullen.  te thionville. *43J Jan keeren, en u het uitftel mede te brengen, da? gy verlangt. DERDE TOO'NEEL, De Ridder, alleen. Wreedaartige , onnatuurlyke, Vrouw ! Van waaruwe bittere vervolgingen ? Waarin heb ik u misdaan? Ik beminde u als een Vriend , als een Vader; Ik heb uwe ongeregeldheden gezien, ik heb u myne vermaaningen deswegen , met alle mogelyke voorzichtigheid en zachtheid, voorgedragen, maar myne klachten, hoe vriendelyk; myne beden, hoe tederj hebben uw ondankbaar hart nog verder van my verwyderd. Gy hebt my verlaten na my ongelukkig gemaakt te hebben ; Gy hebt my het grootfte gedeelte van myn klein inkomen afgevorderd; Ik heb het u, om eindelyk eens in vryheid en rust te mogen ademen, ruimfchoots ingewilligd, en gy blyft dezelfde Furie, die gy u van den beginne af jegens my getoond hebt!- Wat wilt gy einde¬ lyk? Is 't om myn leven te doen, ik kan dat zonder groote opoffering verliezen; Ik zou het zelfs met vermaak verloren hebben vóór dat ik dien uitmuntenden jongman had leeren kennen; Ik was van de geheele wereld afgefcheiden ; Myne ziel dwaalde .eenzaam op den rand des Grafs, en ik zag myn laatfte uur met fterke fchreden naderen, toen die , Held in Menfchenliefde my eene edelmoedige hand van hulp toereikte , en myn ffervend hart door zynen troost verkwikte. Moge ik nog een ©ogenblik de zoetigheden der Vriendfchap gemept 5 ten .  2So De Dragonder ten , die ik niet dan na een eeuw van ramp en kwellingen heb leeren kennen!.... VIERDE TOONEEL, Du Sincere; De Ridder. Du Sincere (uit een deur aan de linkerhand der Toefchouweren, recht tegen over die van des Ridders vertrek uitkomende.) Goeden dag Heer Ridder ! De Ridder. Ha zyt gy daar, myn waarde Du Sincere ! Ik dacht op dit oogenblik aan u; Waart gy hier in huis ? Du Sincere. Ik kom van myn Kolonel; Hy heeft my veel van u gefproken ; Hy verwondert zig, dat gy, in het zelfde huis met hem wooneude, u nog niet eens hebt laten aandienen. De Ridder. Myn Vriend, in myne jaaren heeft men even weinig gefchiktheid als lust tot fchitterende gezclfchappen; Ik ben daar byzonderlyk met myn tegenwoordig karakter geheel onbekwaam toe; Te voren kcmde ik myn aandeel aan de algemeene vrolykheid toebrengen en genieten ; thans is alle vreugde voor my verdwenen ; En ik meet de wereld met myne yerdrietelykheden niet gaan verveelen. Du  3f£ Thionville. 251 Du Sincere. Gy kent myn Kolonel niet; Hy is niet een var^ die modifche jonkers, die enkel in hun Guarnifoen fchynen te komen om 'er eene dwaaze pracht te vertoonen, en malkanderen te bederven; Het is een braaf Officier, die ons door zyne vriendelykheid den dienst doet beminnen, en die elk door zyn voorbeeld aanfpoort om zyn plicht te betrachten. Hy heeft byzonderlyk eerbied voor bejaarde Militairen ; en, wetende wie gy zyt, ben ik verzekerd, dat hy u, by de eerfte gelegenheid te gemoet zoude komen. De Ridder. Ik ben geen Mifauchrope, myn Vriend! Myne ongelukken doen my de menfchen ontwyken, maar zonder hen te haaten. Ik zal my geenszins aan zyne viiendelykheden onttrekken; Ik zal zelfs grootelyks in myn fchik zyn met hem te leeren kennen; en, zo uw oogmerk was om by den Dienst te blyven, zou die kennis my kunnen dienen om uwe bevordering misfchien uit te werken: Gy zyt al te fchroomachtig, gy denkt al te klein over u zeiven, pm hieromtrent de noodige poogingen aan te wenden , maar dat behoeft My niet te beletten voor mynen Vriend te lpreken. Du Sincere. O Mynheer de Ridder! Gy bekommert u altyd over my , en neemt uwe eigene belangen niet ge» noeg in aanmerking; Ik ben jong, en heb geen gebrek , maar gy zyt in uwen vroegeren tyd aan meerdere ruimte gewend geweest. Konden wy Uwen, ftaat wat veibeteren! De  te ThIONVILLE. 253 waardoor ik myne plichten recht heb leeren kennen , en waardoor ik my genoopt voel om dezelve te betrachten. Gy hebt my myn ltaat, hoe gering in fchyn, leeren eerbieden: gy hebt my achting voor my zeiven, en voor de braven onder myne makkers, ingeboezemd ; Kortom gy hebt my doen begrypea wat ik ben als mensch , als burger, als foldaat ? En, zo myne kameraden my eenige achting bewyzen, ik ben dat alleen aan de eer van uw Vriend te zyn verfchuldigd. De Ridder. Voortreffelyk jongman! De Hemel zal ongetwijfeld uwe deugd en menschlievenheid beloonen: Gy hebt zeeker op bevordering te hoopen. ■ Helaas! Grysaarts, van tydëlyke middelen misdeeld, zyn ongelukkige menfchen op deze aarde; Men is warsch van by hen te zyn; hunne gefprekken verveelen ; men wendt de oogen af van het verdrietig gezicht hunnes kommers, en men fchyut te vreezen van zig met hun leed te zullen befmetten. Hunne vrienden en kennisfen zyn dood voor hun, en zy vinden zig alleen omgeven van onverfchilligen , die hen verachten, en die hen dikwils met hardigheid afzetten. Du Sincere, Die denkwyze is evenwel niet algemeen, Mynheer de Ridder! Ik ken meHschlievende harten, dié zig een plicht maaken van aan braave Grysaarts hunne achting te betoonen; die hen opzoeken, die hen helpen; En wat is natuurlyker dan MenfchenÜefde? Om die Deu^d te bezitten, wordt 'er niets au-  254 De Dragonder 'anders vereischt dan dat men niet kvvaadaartig Zy, God drukt byzonderlyk op het voorhoofd der Grysaarts een geheiligd karakter, dat den ongevoeligften zeiven tot eerbied dwingt; Hoe zwakker zy zyn , hoe meer zy onze hulp behoeven, hoe meer wy ons gedrongen voelen om hun dezelve te fchenken ; Men behoeft dat den jonge lieden niet te leeren; De Natuur heeft het in hunne harten gegraveerd; en het vermaak van een hulpeloos mensen geholpen te hebben is zo lieflyk, men voelt daarvan zulke aangenaame gewaarwordingen in zyn harte, dat ik niet weet, welk ander vermaak onze moeite en vlyt beter zou kunnen vergelden. Dl Ridder. ' Naar maaie gy my uwe waarde meer doet kennen, voel ik des te levendiger hoe veel ik aan u zal verliezen , wanneer gy my t' eeniger tyd zult verlaten; En helaas! Dat begryp ik zal eerlang moéten gebeuren; Angftig vooruitzicht; Gy zyt myn Een en Al. Du Sincere. Ik u verlaten, Mynheer de Ridder? Nooit. D k R i i> d e k. Uwe verbindtenis is op het punt van te eindigen; Gy zult dan te Thionville niet blyven; Want uw voornemen is immers niet op nieuws dienst te nemen ? Du Sinclre. Neen ! Myn Kolonel heeft dezen morgen alles aangewend om my daar toe te bewegen, maar ik heb  TE THIONVILLÉ. 255 heb een Vader, aan wien ik 'van nut kan zyn* en een Meisje, waar aan ik beloofd heb te zullen te rug komen. De Ridder. Het is billyk, dat gy den eenen en de andere aan Hiy voortrekt. Du Sincere< Dat ik dezelve voortrekke? Wy moeten malkanderen wél verftaan , Heer Ridder. Dat voortrekken fluit niet in , dat ik mynen eerbiedwaardigen Vriend , myn tweeden Vader, zou verlaten ; Dat ik my berooven zoude van de onderrichtingen van mynen Leermeester en Leidsman, aan wien ik de gevoelens, waarin ik even zeer myn roem ftelle, als ik daar het geluk van myn hart in vinde, voornaamlyk te danken heb; Kortom, die my gemaakt heeft- wat ik ben! Zodra ik myn verlof be¬ komen heb, zal ik by u komen, en u met bh/dlchap' vertellen : Ik ben vry , Mynheer de Ridder, ik gaa naar myn Vader en naar myne Louife, die even hartelyk naar my verlangt als ik na haar. Gy moet met my gaan; Niers houdt u hier; Gy hebt hier geene bloedverwanten, geene vrienden; Gy moogt uwe jaarwedde overal verteeren ; Voeg u by eene nieuwe familie , waarin gy met opene armen zult ontvangen worden, en alwaar gy, in plaats van één hart, dat u bemint, drie zult vinden, voor welken het een even groot vermaak als heilige plicht za! zyn, u huuue ongeveinsde liefde te betoenen. De  TE THIONVILLE. 263 Deur waar der. Fraaije redenen! maar onze zaaken laten zig met geene redenen afdoen; Daar moet geld zyn. Du Sincere. Gy dryft de onbefcheidenheid.... De urwaarder. Hoor Mynheer de Dragonder! bemoei u met uwe eigen zaaken ! Wilt Gy voor Mynheer betaalen ? Hebt gy vier honderd livres in gereedheid? De Ridder. Ik ben niet meer dan drie honderd fchuldig. Deurwaarder. En dan ds onkosten? Of denkt gy dat uw verzuim voor nietmetal verholpen wordt ? Het Protest, het ligten van de Sententie, de Zegels, het arrefteeren van uw Perfoon, moet dat alles niet betaald worden? Gy zult toch niet begeeren, dat ik en myn volk om Gods wil voor u lopen en werken? Maar ik verlies myn tyd Hechts met alle die redeneeringen; Kunt gy my oogen- bliklyk betaalen, Mynheer de Ridder? De Riddeb. Neen. Deurwaarder. Dan gelieve het u my te volgen. De Ridder. Waar heen u te volgen ? Deurwaarder. Wel naar de gevangenis, zoude ik gelooveii. ; R 4 - D*  ag+ DeDragonde* Du Sincere. Naar de gevangenis ? Gy zoudt de floutheid hebben..,, Deuewaardir. Ik zou de floutheid hebben om myn plicht te betrachten. Hy zal niet de eerfle zyn , wien dit ovcrkome ; Ik heb de eer gehad van Marquiien , Graven, Baronnen, en nog veele anderen meer, dcrwaards te geleiden. Marcheer, Mynheer, marcheer. Du Sincere. Houd op, zeg ik u! Zo iemand uwer vermetel genoeg is om de hand aan dezen braven Officier ta leggen , zal hy zyn vergryp met zyn leven boeten. D eurwaarder. Maatig u , myn goede vriend ! Het geweld is nurteloos, en die bedreigingen zelve zullen u kvvalyk bekomen, (hy begeeft zich naar eene tafel) Ik zal myn Proces verbaal van uwe wederfpanmgheid aantekenen , Mynheer de Dragonder ; en gy zult tot uwe ichade leeren, dat men de Gerechtsbedienden niet ftraffeloas hoont. Do Sincere (ftil.) „ Wat zal ik doen? Zo myn Kolonel.... (hard cp"tot den Deurwaarder) Zoudt gy my niet eenige ♦ogenblikken uitftel kunnen toeftaan Mynheer?" De Ridder. Ik wil u eenig onderpand voor de fom ter handfielten. ; Ik heb nog eenige papieren. Neem die; Zeg  tz Thionville. a«s Zeg aan de barbaarfche Vrouw, uit wier naam gy werkt, dat ik my voor haar van alles beroofd heb. Dat zy haare wreede zegepraal geniete, maar dac zy tevens fiddere voor haar lot! Vroeg of laat zal de mishandeling, die zy my aandoet, gewroken, en zal haare boosheid geftraft worden. Deurwaarder.. Ik verflaa niets van alle die verheven wartaal, en zoek 'er myn hoofd ook niet meê te breken. Du Sincere. Barbaar! hebt gy dan geen gevoel van rnedelyden? Deur waar der. Medelyden? Wat is dat? waar fpreekt gy vanl Hoe veel is daar meê te verdienen? Du Sincere. Waar ik van fpreeke ? Ik vorder dat gy, zonder baatzuchtige bedoelingen voor eenige oogenblikken een mensch wilt zyn! 'T zyn maar weinige oogenblikken uitftel, die ik van u verzoek. Deurwaarder. Voor zo veel ik kan gisfen, zoekt gy tyd te winnen ; Ik kan u dat niet toeftaan ; Het is my uit- druklyk verboden; Al wat ik kan doen, it voort te gaan , tot het inventarifeeren der Meubelen en Effecten van Mynheer de Ridder, en nadat ik genoeg zal hebben opgefchreven, om met volkomen veiligheid te kunnen berekenen, dat ik daaruit de drie honderd livres fchuld, de onkosten die nu reeds gemaakt zyn, en de rechten der Inventarifaüe, die'«r nu bykonaen, zal kunnen goedmaaken, ' R 5 eIt  265 De Dragonder en wat overhouden, dan wil ik wel myn best doeii om de uitvoering van de Sententie eenige oogenblikken te doen opfchorten. De Ridder. Dat laatfte is eigenlyk het verzoek. D e u r w a a r..d e r (rondom ziende?) Is dit uw vertrek ? De Ridder (de deur aan de rech-, terhand wyzende.) Neen; Het is hier. Gelief, my maar te volgen. Deurwaarder. O ! Ik ben de vriendelykheid zelv,e; Ik doe niets liever dan de menfchen, daar ik mede te doen heb , te verplichten; mits dat.'er de Wet niets by lyde, en dat ik 'er een redelyk voordeel van geniete. (Hy volgt met zyne Dienders den Hidder, die in zyn kamer gaat.) ZESDE TOONEEL. Du Sincere (alleen.) Hem naakt, uit te fchudden! Naar de ge- vangen/s te fleepen! En dat zoude ik dulden? ■ Neen! Ik moet naar myn Kolonel; Hy heeft my dezen morgen zo flerk voorgefleld om weder dienst te nemen (Hy gaat naar de trap) Daar komt iemand van boven af; Het is myn Kolonel zelf; Wat zal ik hem zeggen; Ik moet ten minflen de reden van myn verzoek verbergen. ZE-  t g. T h i o n v i l l. e. • 2^7 . 2EVENDE TOONEEL, Du Sincere; De Kolonel. Du Sincere (met de groolfte fchroomachtigheid.) Heer Kolonel! Kolonel, Ha ! Zyt gy daar nog ? Du Sincere (zyne gewoone ftem en houding allengs hervattende ) Ik bedoelde naar u toe te komen, Heer Kolonel. Kolonel. My dunkt, gy zyt ontroerd. Du Sincere. Ik wilde u om eene gunst verzoeken. Kolonel. Hebt gy eenige,onvoorzichtigheid begaan? Maak u niet al te beangst. Ik ben fteeds ge¬ neigd eene eerfte fout te verfchoonen; en uw on. gewoonte van afwykingen doet u misfchien uwen tegenwoordigen misdag in uwe eigen oogen ver* grooten. Du Sincere. Kolonel! Myn hart verwyt my niets, en ik zou my niet aan u vertoonen , zo ik my aan eenige laagheid fchuldig bevond. Kolonel. Tusfchen laagheid en losheid is nog een groot verfchil. Maar wat heeft u in dien toeftand ge-  iSt De Dragonder gebragt, waarin ik u zie? Gy zyt ontroerd; daar gaat iets in uw gemoed om , dat niet natuurlyk is; Uw gelaat toont het ten duidelykften. Du Sincere Ik vraag verfchooning; Ik ben bedaard. Kolonel. Gy verzeekert het my op een toon, die my van het tegendeel overtuigt. Maar eindelyk, wat verlangt gy van my ? Du Sincere. Gy hebt my dezen motgen voorgefteïd om op nieuws dienst te nemen; Ik heb dat toen afgeflagen, maar ik heb daar nader over gedacht, en ik verzoek u thans myn handgeld ten eerften te willen geven. Kolonel. Gy hebt ongetwyfeld ongttnltige tyding van huis «■ekregen; en uwe Louife heeft u zeekerlyk kwaade parten gefpeeld. Du Sincere. Neen Kolonel ; Ik ben zo verzeekerd van haar hart als ooit; Zy bemint my fteeds met dezelfde liefde Myne Louife kan niet veranderen. Kolonel. Het was evenwel om haarent wil, dat gy deezen morgen weigerde te tekenen. Gy kunt haar niet trouwen, zo gy by het Regiment blyft; Gy ziet wel, dat wy ftechts zeer weinige getrouwde fol«aaten aannemen. Du  te ThIONVILLE. 2c"0 Du Sincere. Ja dat weet ik heel wel, Kolonel. Kolonel. Gy ftaat dan van uwe verbindtenis met Louife af? Du Sincere. Myne Louife laten vaaren ? Nooit, nooit! liever fterven! Kolonel. Welke grilligheid! Du Sincere. Het is geene grilligheid! — Vergun my flechts myn verzoek. Kolonel. Kom morgen weder. Zo gy dan nog het zelfde verlangen hebt, zal ik my een genoegen maaken, zulk een goed jongman by het Regiment te houden , als waarvoor ik u fints langen tyd ken. Du Sincere. Morgen? Dat zou te laat zyn. Kolonel. Ik wil geen gebruik maaken van een oogenblik, waar in uw hoofd verward fchynt te zyn. Du Sincere. Neen Heer Kolonel; Myn hoofd is niet ver<. ward ; Ik weet zeer wel wat ik doe; eu nooit, nooit zal ik berouw hebben van het geen ik tegenwoordig doe. Wel verre van daar; ik zal u alje de dagen van mya leven zegenen, vaa my  2?o 'De D r a o o n d ë r my de dicrbaarfte gunst, welke ik van u zou kunnen verwerven, bewezen te hebben. Kolonel. Wel nu gaa naar myn kamer; ik zal u de vernieuwing van uwe verbindtenis doen tekenen, en u uw handgeld doen betaalen. Du Sincere. Ik moet u om eene andere, en geen minder wezenlykc, gunst verzoeken. Kolonel. En welke ? Du Sincere. Dat gy de tegenwoordige gift tot vier honderd livres wilt verhoogen. Kolonel. Ik dacht, dat gy alleen door de Eer wierdt genoopt. Een braaf foldaat fielt zyn dienst niet op prys. Du Sincere. Gy verplettert my. Kolonel. ' Het is een Huiver meer geld, die u bepaalt? Ik verlies op dit oogenblik byna het gunftig denkbeeld, dat ik van u had gekoesterd. Du Sincere' (zeer geroerd.) Ach Kolonel! Gy doorboort my het hart door deze wreede woorden. Ik myn dienst ver¬ kopen ? Ik my door een weinig meer of minder geld laten bepaalen? Heeft men my by Bet JXegT.. ment  te T h i o n v i l l e. 11 X ment voor vrekkig, voor laaghartig gekend'? » Ach! zo gy wist.... Kolonel. Spreek' vry uit; Hebt gy fchulden gemaakt? Du Sincere. De eer verbiedt my te fpreken. Kolonel. Dat flilzwygen maakt my billyk wantrouwig, en verbiedt my u uw verzoek in te willigen. {Hy wit weggaan, maar Du Sincere ftuit hem , met zig voor hem op zyne kriien te werpen?) Du Sin g ere. Neen myn Kolonel! Ik omvat uwe knïen ; Ik bezweer u by al wat u op aarde dierbaar is, van uwe ooren voor myne bede niet te fluiten; Uwe weigering zou den dood in myn hart voeren. Vergun my het geld, dat ik u met traanen van wanhoop verzoek; Neem myn dienst aan, ik beu gereed om my, by aldien dit niet anders wezen kan, voor myn leven te verbinden; en zo de yver, zo een goed gedrag , zo eene getrouwe waarneming zyner plichten, een waardig foldaat maaken, nooit, nooit zal het u berouwen my ver» • hoord te hebben. Kolonel. Hier fchuilt iets buitengemeens achter! Rysop* ik zal aan uw verlangen voldoen ; ——. en uwe -verbindteni. tot zés jaaren bepaalen. k.. . . Du  3>u. sxerrcsmc. Hemel! Vat zie ik? Ihoodaai-ts ! durft  te T h I Cl n V i l l fi. 27J Deurwaarder (Hem by de borst grypende.*) Dat zal ik ü dan wyzeri. De Ridder. Beef onverlaat 1 de wanhoop zal my kracht geveni Deurwaarder. Hier Hellebardiers! Vat aan; en knevelt hem zó hy weêrftand biedt. De R 1 d r, e r. O rechtvaardig Albeltierer! moet ik dat, in myn afgeleefdeu ouderdom , nog verdragen ? TIENDE TOONEEL. De Deurwaarder; De Ridder; Dien. ders; Du Sincere. Du Sincere (0/> de Dienders aanvallende j welken hy uit malkander dry ft, vat met zyne linkerhand den rechterarm van den Ridder; De Deurwaarder ftaat verbaasd aan de andere zyde.) Hemel! Wat zie ik ? Snöodaarts! durft gy.... De Ridder. Ach myn Vriend! Zonder uwe tydige hulp had» den zy my weggefleept.' Du Sincere. Verachtlyke fchepzels! Zo ik myne rechtmaatig» woede volgde, waart gy reeds geftraft over uwe S 2 wreede  te ThIONVILLE. 279 TWAALFDE TOONEEL. De Ridder; Du Sincere; De Kolonel. De Kolonel, (die, in V begin van het vorig Tooneel, zyn voo nemen om uit te gaan , eenige oogenblikken uitgefteld, en in een koek alles beluisterd, hadt:) Ten prys van zyn eigen; Die heeft hy aan uwé redding 'opgeofferd. De Ridder. Wat hoor ik ? ó Hemel! Du Sincere. Wat hebt gy gedaan, myn Kolonel! Kolonel. Braave — edele Jongman! En gy waart de perfoon , wien ik van wangedrag of losheM konde verdenken! {Tot den Ridder") Ik heb evenwel fteeds in 't oog gehouden, dat een hart als het zyne, zig nooit aan laagheden konde overgeven ; Ik heb hem gevolgd; en heb hem nu eerst leeren kennen. Onbekwaam om zyne verhevene denkwyze in 't minst te verzaaken, zoude hy zyn grootsch bédryf in een eeuwig ftilzwygen verborgen hebben; De Hemel,heeft gewild, dat ik daar getuige van werd; Ik zal deszelfs lei¬ ding volgen; Ik zal zulk eene grootmoedige deugd , zo veel ik maar kan, beloonen. S 4 Du  *8o De Drajsondi» Du Sincere. Neen Heer Kolonel; Neen ! Gy zoudt 'er my dus al de waarde van benemen, i Myn innerlyk genoegen.... Kolonel. Hoor, Du Sincere. Gy hebt uw plicht gedaan» en ik zal den mynen betrachten. Ik maak u op dit oogenblik Wachtmeester, en ik geef u tevens vryheid om die zelfde Louïfe te trouwen, van welke gy u getroostede , ter verlosfing van uwen vriend, nog zo lang af te ftaan. Wat uwe verbindtenis betieft, die vernietig ik te gelyk met myne andere gunden; De dienst van een man, zo als gy, moet altyd vry zyn; Gy zult by het Regiment blyven, zo lang het u zal behaagen; Ik hoop, dat gy het zult vereeren door 'er lang by te blyven ; en gy moogt u verzeekerd houden , dat uw Kolonel zig geene gelegenheid zal laten ontflippen. om u blyken van zyne achting en genegenheid te geven ; Ook durf ik u by voorraad wel het zelfde van myn Broeder den Generaal belooven. De Ridder. O myn Vriend ! Kolonel. Mynheer de Ridder r vergun my ook uw vriend te zyn. Ik zal al myn invloed aanwenden om 11 van uwe vervolgers te wreeken; en ik twyfel niet, of de fchildery van uwe wederwaardigheden, aan eene billyke Regeering vertoond, zal u het Recht doen erlangen, dat men u fchuldig is, De    ]  SPECTATORIAALE SCHOUWBURG. JGTTIEND E DEEL.   SPECTATORIAALE SCHOUWBURG, BEHELZENDE EENE VERZAMELING DER BESTE ZEDELYKE TOONEELSTUKKEN, BYEEN GEBRAGT UIT ALLE DE VERSCHEIDEN TAAIEN VAN EUROPA. met NIEUW-GEINFENTEER.de KONSTPLAAT EN VERSIERD. AGTTIENDE DEEL. Te AMSTERDAM, By d'Erven P. MEIJER en G. WARNARS. M D C C L X X X 1 X.  INHOUD van het AGTTIENDE DEEL. I. De Vergenoegde Phtlosoof, Bladz. 3 II. Tom Jonfs en Fellamar. . i23 III. DE D^ACONDfR te Jhionville. 245  DE VERGENOEGDE PHILOSOOF. TOONEELSPEL. IN V Y F BEDRYVEN. XVIII. Deil.  VERTOONERS, De Heer du Beaufort. Mevrouw do Beaufort. Charlotte, derzelver Dochter. Mevrouw de Roselle; Nicht van den Heer du Beaufort. De Heer de Morival deszelfs Vriend. Desciiamps, Sekretaris by den Heer du Beaufort. De Heer Dormeuil, Vader van Deschamps» jeanmette, Kamenier van Charlotte. Robbert, Portier van 't huis. Du Pin, Lakei. Een Postillon.  Bladz. 3 DE VERGENOEGDE PHILOSOOF. EERSTE B E D R Y F. EERSTE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; (meteen bouqutt bloemen in de hand, op haar orlogie ziende.) Xs 't mogelyk; myn bouquet al in orde en nog geen zes uuren ! Dat zal een langen dag maa- ken in deze eenzaamheid. Voor myn Oom zyn de dagen fteeds te kort! Gelukkig man, hy vindt altyd vermaak! En Ik zou hier van verveeling derven, zo ik niet'eenige bezigheid uitvond. Dat huwelyk van Charlotte behaagt my niet; ik zal het eenige dagen doen uitftellen. Ik kan dat met eene voorgewende overkomst van myn zuster bewerken. TWEEDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; jeannette. Mevrouw de Roselle. Waar gaat dat zo yverig naar toe Jeannette? Jeannette. Verfchoon my Mevrouw, ik had u niet gezien. A 2 Ik  4 De Vergenoegde Philosoof Ik ging een luchtje fcheppen tervvyl myne Juffrouw zit te fchryven. Mevrouw de Roselle. Dan is myn Nicht al op ? Jeannette. O ja Mevrouw; Nooit verrast de zon haar te bed! En evenwel al dat vroeg opftaan doet haar niet te beter flapen. Mevrouw de Roselle. Hoe is het dezen nacht geweest? Jeannette. i Slecht; Ik heb haar in ftilte hooren fchreïen en zuchten. Mevrouw de Roselle. Zy heeft verdriet; Ik bemerk het klaar. Jeannette. Ja Mevrouw zy heeft verdriet. Mevrouw de Roselle. Myn Tante beknort haar! Jeannette. Dat heeft het lieve mensch van haare vroegfte jeugd af moeten hooren. Mevrouw de Roselle. Ja, zo lang ik myne Tante gekend heb, is zy.... Maar elk heeft zyne gebreken. Jeannette. Met al dat knorren houdt Mevrouw toch nog al veel van ons, en zy maakt vooral Teel werk van iiaare dochter. Me-  EeestïBedks?. S Mevrouw de Roselle. Wat is dan de oorzaak van myne Nichts droefgeestigheid? Jeannette. Omdat zy den Heer de Morival, geloof ik, niet bemint. Mevrouw de Roselle. Hy fchynt een verplichtend Heer; maar wat deftig. Jeannette. Dikwils droefgeestig* verdrietig; nooit luchtig en openhartig, Hy ziet alles zwart, behalven myne Meesteres alleen. Maar die]1S jong, en hy is het niet. Mevrouw de Roselle. Hy is ook niet oud. Jeannette. Zo als 't u belieft, Mevrouw; Hy draagt ten minften zyne vyftig jaar, en myne Meesteres is pas zeventien: Hoe kan het vooruitzicht van zulk een huwelyk haar vrolyk maaken? Neen! Ik weet niet wanneer ik trouwen zal, maar ik zal niet trouwen of ik moet een man van myne jaaren hebben ; Op gelyke jaaren vangt men de reis te famen met genoegen aan, en gewent men zig ligter aan malkanderens gebreken. Mevrouw de Roselle. Dc Keer Deschamps fchynt een bemin'yk jong Heer. <» A3 Ï^'N'  6 De Vergenoegde Philosoof Jea nnette. O! dat is hy. Mevrouw de Roselle. Van waar is hy herkomftig? Jeannette. Dat weet men niet, want Mynheer heeft hem op zyn enkel voorkomen ingenomen. Mevrouw de Roselle, Op zyn enkel voorkomen? Jeannette. Ja! Voor eenige maanden wordt 'er des avonds, terwyl het zeer Hecht Weder was, en men hieraan tafel zat, onverwacht gefcheld ; en zie daar een jong Heer, die om eene fchuilplaats verzoekt ;-Hy noemt zig Deschamps; Men laat hem binnen komen; men doet hem mede aanzitten; Hy was gee- flig, beleefd; Des anderen daags toen hy vertrekken zoude, regende het-nog fterk, en die regen bleef eenige dagen aanhouden; Mynheer kreeg geduurig meer zin in zyn nieuwen gast, en, om hem te meer aan zig te verbinden , Helde hy hem voor om by hem als Sekretaris te blyven, en hy heeft hem federt op dien voet gehouden. Mevrouw de Roselle. En federt is hy meer bekend geworden ? Jeannette. Zyne beminlyke hoedanigheden hebben hem genoeg doen kennen ; Ook heeft hy hier nog eene nieuwe bediening gekjegen , want hy onderwyst myne Meesteres in 't EngelscL Me-  Eerste.Bedrtf; 7 Mevrouw de Roselle. Met goed gevolg, hoor ik. Jeannette. Verbazend! In agt dagen tyds verftondt zy haare Grammatika. Mevrouw de Roselle. In agt dagen? — Gy zyt 'er by tegenwoordig? Jeannette.' Altyd. Mevrouw de Roselle. Hy fchynt dat onderwys zeer te behartigen? Jeannette. Het is voor myne Meesteres en my geene minder aangenaame uitfpanning dan voor hem zeiven. Inderdaad, zo gy hoorde, Mevrouw, hoe heusch, hoe befcheiden, hy zyne onderrichtingen voordraagt. .. Mevrouw de Roselle. Maar, onderons Jeannette, wat zegt hy van dat droevig en mymerend voorkomen van myne Nicht? Jeannette. Hy wordt neerllachtig door haar zo droefgeestig te vinden; Zyn gezicht geeft een teder medelyden te kennen; Een broeder kan geen meer hartelyke vriendfchap voor een zuster hebben. Des morgeus wacht hy reeds voor onze kamerdeur, om my , zodra ik te voorfchyn kom, te vragen.... Maar ik hoor daar lagchen; Het is Mynheer. A. 4 DERDE  8 De Vergenoegde Philosoof DERDE TOONEEL. Mevrouwde Roselle; Jeannette; De Heer du Beaufort. Du Beaufort. Ha Nicht, vind ik u hier reeds? —— Een zeer wezenlyk genoegen voor my, en waar mede ik my zo vroeg niet had durven vleien ! Mevrouw de Roselle. Een genoegen, Oom, daar ik altyd naar verlang; Gy zyt altyd wel te vreden en vrolyk. Du Beaufort. Vooral by zo eene aangenaame Gast als myne lieve Nicht, (tot Jeannette?) Goede morgen Jeannette. Jeannette. Mynheer.... Du Beaufort. ' Wat wordt het een mooije meid ! — Ook zingt en lacht zy den geheelen dag. Jeannette. Mynheer weet my altyd eenige vriendelykheid te zeggen. Du B eaufort. Meisje, gy zult van daag pret hebben, vertrouw ik; — Het kleine feest, daer ik van gedroomd heb; Maar evenwel, myn lieve kind, maak 'er nog niet al te veel Haat op; 't is misfehien nog maar een droom; want zelfs in het droomen ben ik vrolyk. Jean-  Eerste Bedktf. 9 Jeannette. O Mynheer, vertel 'er ons dan wat van. Du Beaufort. Die droomen zyn, by myn ontwaaken, dikwils in damp vervlogen , zodat ik 'er my weinig van kan te binnen brengen; Ik herinner my dan alleenlyk, dat zy my in den flaap vermaak gegeven hebben, en dat gevoel van vermaak blyft my nog by, terwyl ik wakker ben. Mevrouw de Roselle. Slapen of waaken, gy zyt altyd gelukkig, omdat gy altyd vergenoegd zyt; En, zo liet leven een droom is, mag het uwe met recht een aangenaame droom heeten. Du Beaufort. 'T is waar myn lieve Nicht ! Ik kan, wakker zynde, my zeiven zomtyds in myne vrolyke verbeeldingen verliezen; Ik gaa daar in eene weide, . aan den kant van een beek , of by een waterval, voordachtelyk zitten of liggen om aangenaam te droomen; O wat maak ik dan een aantal Gelukkigen! Wat is elk, die op myn tooneel verfchynt, gezond en vrolyk; Ik fchep een gouden eeuw; een wereld van menfchcn zo als zy wezen moesten, en wezen zouden , indien zy hun geluk zochten door dat van anderen te bevorderen; Met één woord, ik ben dan een groot Koning, omdat ik zo veel goed doe als ik wil. Word ik geftoord , of ontwaakt myne verbeelding vrywillig, ik keer tot myn kleinen kring weder, maar ik verlks niets van myn A 5 in-  io De Vergenoegde Philosoof ingebeeld geluk , omdat die wil van weldoen my altyd byblyft. Mevrouw de Roselle. Men moet zeekerlyk by u komen om gelukkig te leeren worden; Ook wil ik my de dagen van myn verblyf alhier ten nutte maaken; Ik bsn dezen morgen , voor het eerst van myn leven, met het opgaan der zon reeds te velde geweest om u met dit bouquet bloemen te verrasfen. Du Beaufort. Voortreffelyk! Jeannette zal u wel wekken zo gy het verlangt; want niemand in huis overtreft haar in vroeg óp te ftaan. Jeannette. Dat is in dezen tyd van 't jaar geen moeielyke taak. De lieflyke morgenflond nodigt ons op deszelfs genot. Mevrouw de Roselle. Zo is 't myn kind; Maar in January heb¬ ben wy een geheel ander Tooneel dan in May. Du Beaufort. O myn lieve Nicht, alle Saifoenen hebben hunne aangenaamheden , fchoon van een verfcheidenen aart, om ons door hunne eenpaarigheid niet te verveelen; De fneeuw maakt eene verruklyke vertooning; Men moet die op het veld, en wel des morgens vroeg, gezien hebben, om 'erhet rechte gevoel van te hebben. Me-  Eerste Bedryf ii Mevrouw de Roselle. Ja, Ja, Oom; Ik, zie liever bloemen, en adem liever die balfamieke geuren, die ons thans zo verkwiklyk toevloeien. Du Beaufort. Inzonderheid in dit Prieel , niet waar? O, het is een klein Paradysje! Ook verfchafik de Natuur alle mogelyke middelen om het te ve:- fraaïen. ■ Welk een fchoonen dag belooft óns deze verruklyke ochtendftond ! Ik denk Ik t dikwils; De Hemel fchynt eene vriendelyke zorg voor het Weder te dragen, wanneer ik goed Weder noodig heb. Mevrouw de Roselle. Eene byzondere zorg voor uwe bedoelingen? Du Beaufort. Konden wy, by voorbeeld, een beteren dag voor onze Visfchery befpreken ? Mevrouw de Roselle. Neen i Dat zal zeer aangenaam zyn. • Zo een waterpartytje! Ik verlang 'er na. Du Beaufort. Myn nieuw fchuitje zal u behaagen. Jeannette. Ha Myn Heer! Nu krygen wy den Droom met de uitlegging daar by. ■ A fa, ik gaa myne Juffrouw waarfchouwen, en haar helpen kleeden. Du Beaufort. Ja haast u , want wy wachten niet; De visch zoude ons ontzweinraen. Jeak-  12 De Vergenoegde Philosoof. Jeannette. (in 't weg gaan ) Mynheer ik wenschte dat wy reeds vertrokken waren! Een vischpartytje, een nieuw fchuitje dat ik ook nog niet gezien heb, ha! ha!... VIERDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; de Heer do Beaufort. Du Beaufort. Ik heb het meisje lief om haare gulle vrolykheid; Myn vrouw verwyt haar wel eens gebrek aan zorg; dog dat is een gebrek aan dien gelukkigen leeftyd verknocht. Mevrouw de Roselle. Myn Nicht is ook in dien gelukkigen leeftyd, en evenwel heeft zy eene droefgeestigheid, die haare gezondheid zichtbaar ondermynt. Du Beaufort. Droefgeestigheid, zegt gy! Zou Charlotte droefgeestig zyn? Mevrouw de Roselle. Hebt gy dat niet opgemerkt Oom? Du Beaufort. Neen. Mevrouw de Roselle. Men ziet evenwel duidelyk dat zy zig kwelt. Du Beaufort. O dat is niet met al; Het vooruitzicht van ons haast  Eerste Bedryf. 13 haast te verlaten; Het gevoel van het groot gewicht der op handen zynde verbindtenis.... Zodra zy haare hand aan Morival zal gegeven hebben, zult gy haar heel anders zien.... Ik wenschte wel dat het raorgeu aan den dag ware. Mevrouw de Roselle. Ik zoude evenwel vriendelyk verzoeken , dat' Oom dat huwelyk nog wat uitftelleu wilde. Du Beaufort. Eu waarom dat? Mevroüw de Roselle. Ik heb een brief gekregen van myne zuster, die de bruiloft verlangt by te woonenen die misfchien binnen agt dagen hier zal zyn. Du Beaufort. Waarom is zy dan niet met u gekomen? Mevrouw de Roselle. Zy heeft altyd nog wat te befehikken ; Gy weet dat zy van de haastigfte niet is; Ik oordeelde maar vooraf te moeten gaan. Zy zal eerlang, gelyk ik zeide, volgen. Du Beaufort. Kostelyk. Mevrouw de Roselle. Dat uitftel is eene kleinigheid; Wat willen a^t dagen zeggen ? Du Beaufort. Met vermaak wil ik die aan Mevrouw de Rofart vergunnen; Ik verlang haar te zien; Schoon wy weer  14 De Vergenoegd s Piutosoor weer disputeeren zullen dat liet rookt. Wy kennen malkanderen ,■ zy heeft my wel eens meer by de ooren gehad. Mevrouw de Roselle; (/?//). „ Zo veel te beter kan ik myne bedoeling ach„ tervolgen." (luid) Zie ik myne Tante daar al aankomen? Du Beaufort. 6 Myn vrouw is altyd op haar tyd klaar. VYFDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; De Heer dü Beaufort; Mevrouw du Beaufort. Du Beaufort; {haar omhelzende?) Goeden morgen myne waarde Vriendin! Mevrouw du Beaufort. O! Zyt gy het Mynheer? Goê morgen nicht. Neen! ik geloof inderdaad niet, dat oit een Vrouw van den Huize Hechter gediend wierdt! Dat zyn 'er nu al drie, die ik heb moeten bekyven. Du Beaufort. Myn Wyf je is nauwkeurig in haare zaaken, zy weet goede orde te houden. Mevrouw du Beaufort. Dat is wel noodig, want gy bemoeit 'er u niet veel mede. Du  Eerste Bedryf. 15 Du Beaufort. Dewyl gy alles zelve bezorgt, behoef ik 'er my niet mede te bemoeien. Mevrouw du Beaufort. Men moet wel alles bezorgen, zo gy niet verkiest iets te bezorgen. Du Beaufort. Een geestig antwoord, Vrouwtje! Ja gy overtreft my in vernuft; Maar gy zult ftraks zien of ik ook niet weet te zorgen? Alles is gereed voor ons partytje ; wy zullen ons lustig vermaaken, en dat zal onze zorgen vergoeden. ■ Zodra Morival en Charlotte komen, gaan wy op weg. Mevrouw du Bf.aufort. Van daag niet, myn Heer! Du Beaufort. Van daag niet? Mevrouw du Beaufort. De party is uitgefleld. Du Beaufort. UitgefteldP •- Gy fpot 'er mede. Mevrouw du Beaufort. Ik fpreek in goeden ernst. Du Beaufort. Maar welk onverwacht toeval .... Mevrouw du Beaufort. ' Eene zwaare Migraine. Me-  16 de VER6EN0£GDE Philosoof. Mevrouw de Roselle. Die Migraine komt recht ontydig! Mevrouw du Beaufort. Het is myn gewoone kwaal. En ook, hoe zou men geen hoofdpyn krygen, wanneer men , zo vroeg, door zo veel gedruis geftoord wordt als ik dezen morgen heb moeten verduuren. Du Beaufort. Myn lieve vrouw, dat is my leet; maar.... ZESDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; De Heer du Beaufort; Mevrouw du Beaufort; Jeannette, feUeljk aanlopende. Jeannette. Myn lieer! de Juffrouw zal op 't oogenblik komen. Mevrouw du Beaufort. Wy hebben haar niet noodig. J eannet t e. Hoe dan? Mevrouw du Beaujort. Wy gaan niet uit. Bezorg het ontbyt maar op 't kasteel. Jeannette. Dat móoije fchuitje.... Een water-tourtje.... alles verloren! Dat is droevig. Me-  Eerste Bedry f. Xj Mevrouw du Beaufort, (tot Mevrouw de Rofelle .) Zult gy my vóigeri, lievé Nicht ? Ik heb uweri raad hooglyk noodig: Ik heb nieuwe ftoffen van Parys gekregen » ; ; . Mevrouw de Roselle. Uw fraaak, Mevrouw, is beter dan de myne. Mevrouw du Beaufort. Ja kind, ik geioof, "dat myn finaak goed is, maar twee zien meer dan één; en myne dochter.... O! die toont eene onverfchilligheid omtrent alles wat den opfchik betreft . . * . Ik verlies zomtyds myn geduld. Du Beaufort. Ja zy maakt 'er niet veel werks van. Mevrouw de Rosellf. Ik geloof, om de waarheid te zeggen, dat de groote zaak is eene goede keus voor een Echtgenoot; Het overige vindt zig ligtelyk. Mevrouw du Beaufort. Ik ftaa dat toe , maar dat is immers eene gedaaiie zaak; Myn dochter is met onze keus te vredeiL Du Beaufort. Ja maar .... Mevrouw du Beaufort. Ja maar wy kunnen nu onzen tyd niet verpraten; Gy moogt de vloot nu maar in de eerfte haven de beste doen inlopen. XVIII. Deel. B ZE-  Sf De Vergenoegde Philosoo*. ZEVENDE TOONEEL, Du Beaufort, Jeannette. Du Beaufort. Ja de vloot! — Jeannette dat loopt u tegen! Jeannette. Ik zou 'er wel om huilen. Du Beaufort. ' Myn vrouw heeft lastige toevallen. Gelukkig dat zy ras beteren. Jeannette. Maar ongelukkig dat zy zo ras wederkomen. Du Beaufort. Met alle die voorbygaande gebreken is zy in den 'grond goedhartig. Jean nette. Zo troost ik my voor my zelve ook; „ Myne pebreken uitgezonderd ben ik nog al zo kwaad " niet." Maar waarom gaat de party heden niet voort,? Du Beaufort. Myn Vrouw heeft haar hoofdpyn; en wanneer men niet wel is.... Daarenboven de lucht fchynt faam te trekken. Jeannette. O wat waart gy laatst vrolyk toen wy allen z» nat wierden. Dó  Eerste Bedryf. 19 Du Beaufort. fk ben evenwel thans ook bang voor regen; Ik heb myne vorige krachten nog niet weder. Jeannette. Ja! Gy zyt al zwaar ziek geweest. Du Beaufort. Dat hoor ik algemeen,- Myn dochter, myn Vrouwh d. Doktor, gy zelve, alle de Dienstboden.... Jeannette. Wel Mynheer , moet gy dat dan van anderen hooren? Gy weef. dit immers zelf. Du Beaufort. Ach neen Jeannette, ik heb niets gevoeld,- Ik was in een ftaat van verdooving; zie zo gunftig is de Natuur, zelfs in de ziekten; zy beneemt ons het gevoel om ons het lyden te belpaaren. Tegenwoordig doet zig de zwakheid, het uitwerkzel der ziekte, npg duidelyk genoeg bemerken, maar ilc kryg daar voor eene rykelyke vergoeding in het gevoel myner dagelykfche vord:ring; en in die foorc van wellust, waar mede ik thans myne gezondheid geniet, na daar eenigen tyd van beroofd te zyn geweest; Dat genot wordt laf, zo het onafgebroken is; en ik zoude u byna kunnen toewenfehen, dar. gyhet ook eens miste, om het in zyne rechte |eflykheid te proeven. Jeannette. Grooten dank, Mynheer; ik heb genoeg aan myne gezondheid, en heb van dien kant geen grooteï zegen noodig; Ook wensch en bid ik, dat uw B 3 le-  20 De Vergenoegde Phtlosoof. genot daarvan door eene lange duurzaamheid liever wat verflauwen, dan door nieuwe ziekten weder gefcherpt, worden moge. Ik gaa naar myne meesteres; zy is doorgaands luchtiger terwyl ik by haar ben. ACHTSTE TOONEEL. Du Beaufort, alken. Die Jeannette is een lief meisje; zy bemint myne Dochter als haare zuster; zy bemint my, zy bemint ons allen. Wat heb ik reden van dankbaarheid aan de Voorzienigheid, van my niet Hechts de noodige middelen tot het onderhoud myner bedienden gegeven te hebben, maar vsn my ook juist zulke bedienden te hebben doen vinden, die my even hartelyk aankleeven als ik hun geluk en vermaak met al myn vermogen poog te bevorderen! NEGENDE TOONEEL. Du Beaufort, Robbert. Robbert. Mynheer, het is zo niet langer uit te houden! JDu Beaufort. Hebt gy het zo kwaad Robbert? Robbert, Ja Mynheer; ik heb niets tegen u of de Juffrouw; maar Mevrouw.... Ik werd evenwel een dagje ouder, Mynheer! Dl  Eerste Bedrtf. «i Du Beaufort. Dat wordt gy zeekerlyk Robbert; Gy hebt myn Vader en my nu vierenvyftig jaaren gediend; Gy hebt my zien geboren worden. Robbert. Vierenvyftig jaaren! Der menfchen lot is onbillyk verdeeld! Vierenvyftig jaar! 't is al te hard ! Du Beaufort. Maar na vierenvyftig jaaren dienens, Robbert, is men aan zyn ftaat gewend, en kan men daar ge* Jukkig in leeven , gelyk gy my meermaalen gezegd hebt, dat uw geval was. Robbert. Dat zy zo 't wil; "t— Waarom moet ik altyd knecht zyn ? Du Beaufort. Ómdat de Voorzienigheid.... Robbert. De Voorzienigheid vordert niet, dat ik my van den ochtend tot den avond den bek zal aflopen, en my dan nog, voor toegift, van Mevrouw laten befpotten. Du Beaufort, Het een of ander wilt gy zeekerlyk my niet wyten Robbert? Robbert. Neen Mynheer, zo ik dienen moet, wil ik niemand liever dienen dan u; maar waarom moet ik altyd dienen? B 3 Du  22 De Vergenoegde Philosoof. Du Beaufort. Hoor Robbert, in eiken (laat en rang is gelegen-heiil t'over om gelukkig te toeven, mits wy ons vergenoegen met dien ftaat en rang, en met de verbeteringen, welken wy door overleg en vlyt daarin maaken kunnen; maar wy moeten niet meer bageeren dan de gefteldheid der wereld toelaat! Zonder eene wyze vergenoegdheid maakt geen ftaat of rang, maaken geene omftandigheden , gelukkig, en zodra eene morrende vergelyking met zulken, die wy te recht of te onrecht benyden, ons hoofd of hart ontrusten , zyn wy altyd arm, altyd gering en ongelukkig. Robbert. Neen ik ben niet arm, ik heb heel wat opgelegd in uwen dienst: Maar Mevrouw moest evenwel denken, dat myne beenen zo goed niet meer zyn als voorheen. Du Beaufort. Men zal u niets boven vermogen vergen; Gaa gy voort uw best te dóen, zo als gy altyd gedaan hebt, en ik zal voor het overige -zorgen en fteeds uw dienst zo aangenaam en gemaklyk poogen te maaken als in myn vermogen is. TIENDE TOONEEL, Du Beaufort, alleen. ' Zyn oplopend karakter blyft hem in zyne klimmende jaaren nog al by; maar hy bedaart fchielyk en meent het voor het overige wel. Ik zou den  Eerste Bedryf. 23 den eerlyken kaerel ongaarne misfen, maar 't zou voor hem nog groottr hartzeer zyn my te veria ten; Wat ben ik evenwel gelukkig! Al myn volk is niet flechts aan my verknocht; maar myne buuren eeren my zelfs als een Vader; .Een uur rondom myn verblyf beflecht myne bemiddeling alle gefchillen; Myne Landgoederen bloeien en myne boeren nemen jaarlyks toe in welvaart, Myn Vrouw! Ja!—■ maar zy bemint my toch in haar hart; -— En myne Dochter! O God welk eene Dochter! Ik kan uwe goedheid niet genoeg danken, ELFDE TOONEEL. De Heer du Beaufort, Morival. Du Beaufort. Ah! goeden morgen myn vriend! M o ii i ï a l. Ik ben uw dienaar. Du Beaufort. Gy komt net van pas; Ik was daar bezig met alle myne redenen van genoegen de revue te laten pasfeeren. Mor i v a l. It heb die van myn verdriet gereedeï by der hand. Du bsaufort. Zwaarmoedigheid! Gy zyt gelukkig. B 4 Mo-  24 De Vergenoegde Philosoof, Morival. Gelukkig? Ik! Myne bloedverwanten hebben my uit hebzucht vervolgd; Ik ben verraden door lieden, welken ik met gunften had opgehoopt, Dt' Beaufort. Het is buiten uwe fchuld; Uw geweten verwyt u niets. Morival. En het verlies van myn eenigen Broeder; een waaren vriend.... Du Beaufort. Ik wil deszelfs plaats vervullen. Morival. Vier maanden daar na ontvalt my myne lieve Vrouw. Du" Beaufort. Zo gy haar niet verloren hadt kondt gy Charlotte niet vragen. By gelegenheid vandathuvve- lyk! myne Nicht heeft verzocht dat het acht dagen worde uitgefteld. Morival. Waarom dat ? Du Beaufort. Omdat haare zuster het feest hoopt by te woonen. Morival. Ik m.eende dat zy niet zou komeiL Du  EesteBedkyj'. S5 Du Beaufort. Zy fchynt van gedachten veranderd te zyn. Mor i v a l. Mynheer! ik vrees dat daar iets achter fteekt; Ik vrees, dat ik het ongeluk heb van aan Mevrouw de Rofelle niet te behaagen. Du Beaufort. Gy zyt wonderlyk; zy heeft veel achting voor u. En Is het in allen gevalle niet genoeg, dat gy aan myne Dochter en Ons behaagt V Morival. Is het wel zeeker, dat Mejuffrouw uwe dochter zelve.... Du Beaufort. Hoe ! Daar zy bewilligt om u haare hand te geven. Morival. Ik vrees fteeds, dat zy het niet uit eigen verKiezing doe. Du Beaufojit. Die vrees is om de waarheid te zeggen Morival. o Mynheer! ik ben niet meer jong; Ik loop fterk naar de vyftig jaaren.... Du Beauïort. Het is niet meer in de Lente, maar het is ook nog niet in den Winter des levens; myne dochter is van een bedaard karakter , en is zedig opgevoed; Ik houde 'piy verzeekerd, dat zy een man van uwe bekende B 5 xtys-  2<5 De Vergenoegde Philosoof. wysheid en biaafheid by voorkeur haare hand zal geven. Morival. Ik weet niet! althans zy fpreekt weinig. Du Beaufort. Zy is niet fnapachtig; En ik verheug 'er my in. Morival. Zy toont my niets van dat vergenoegde, dat tedere.... hoe moet ik het noemen? Du Bejifort, Hoor! op uwe jaaren kan men zig niet meer vleiea met die vervoeringen van liefde.... Morival. Neen! maar.... Du Beaufort. Gy behaagt haar; Gy hebt haare achting; En — Gy zult haare hand hebben. Ik durf u het geluk van myne dochter gerust betrouwen. Sints langen tyd door eene hartelyke vriendfchap verbonden, zullen Wy die banden met dezen lieven knoop nog vaster toehaalen. Met welk een verfchillend oog wy den Haat der wereld , en de voorvallen des levens, befchouwen, wy achten en beminnen toch malkander, en wy zullen beiden ten toppunt onzer wenfchen zyn, zo dra gy by my zult gevonden hebben het ee igfte wat u nog ontbreekt; Wy hebben beiden Geboorte, Goederen, Gezondheid; Ik heb 'er eene beftendige vrolykheid by, en die hoop ik door myne dagelykfche verkeering aan myn achtenswaarden Vriend en Schoonzoon eerlang mee te deelen. 6 TWEE-  Tweede Bede.?*. 27 TWEEDE B EDRTF. EERSTE TOONEEL. Mevrouw de Roselle, Deschamps. Mevrouw de Roselle, (fiil, ten^l Deschamps langzaam en insmerende aankomt) „ Ha, daar is hy ! Nu zal ik wel achter het geheim „komen; De jeugd is openhartig."Ik verheug my u hier te ontmoeten, Mynheer Deschamps; maar misfchien.... Deschamps. Mevrouw Mevrouw de Roselle. Verfchoon my, misfchien Hoor ik u in eene tedere my meting. Deschamps. Zelfs dan zou het my aangenaam zyn, Mevrouw, door U geftoord te worden. Mevrouw de R o s e l l e. Ik verlangde inderdaad u eens te fpreken: Ik neem belang in uw geluk, omdat uwe edele gevoelens, niet minder dan uwe geest en befchaafdheid u ftraks aller harten doet winnen. De?-  S8 Dn VhRGENOEGDE PhILOSOOE, Deschamps. Ach Mevrouwt Mevrouw de Roselle. Laat ons zonder achterhoudenheid of omwegen fpreken; wy weten niet hoe lang men ons alleen zal laten ? ——. Op welken voet zyt gy hier? Deschamps. Ik ben hier Sekretaris, en ik ben daar wel mede in myn fchik. Mevrouw de Roselle. Dat is 't al? Deschamps, Dat is 't al. Mevrouw de Roselle. Gy kunt uwe geheimen zeggen-of zwygen naar uwe verkiezing; maar begryp, dat ik dezelve reeds weet; althans ten naasten by. Deschamps. Wat weet gy van my? Mevrouw de Roselle. Voor eerst dat uw rol van Sekretaris beneden uwen ftaat is. Deschamps, Waar uit befluit gy dat Mevrouw ? Mevrouw de Roselle. Omdat ik goede oogen en vcele ondervinding heb; Een enkele opflag, een woord, eengest,.... kan ik daarenboven niet door Correspondentie iets te weten komen? Des-  TweêdeBeDr**. *9 Deschamps. ' Dit niet Mevrouw! niemand buiten myn Vader weet myn verblyf. Mevrouw de Roselle. Ik doorgrondde het terftond ,- Gy zyt een jong heer van geboorte, die u hier voor een tyd wilt verbergen. Deschamps. Wie kan u dat gezegd hebben? Mevrouw de Roselle. Uwe naam van Deschamps is flechts aangenomen. Deschamps. Hoe kunt gy dat weten? Mevrouw de Roselle. Gy zyt hier vermomd. Deschamps. Vermomd ? Neen. Mevrouw de Roselle. Wat heeft u kunnen bewegen om dien post van Sekretaris aan te nemen? Deschamp s. Wat? De noodzaaklykheid. Mevrouw de Roselle. Ik weet beter; uw Vader-is ryk genoeg. Deschamps. Hoe dikwils wordt eene familie door onvoorziene toevallen bedorven! Me-  ga De Vergenoegde Philosoof. Mevrouw de Roselle. Ontflaa my van u het overige te vertellen; Gf Èiet dat ik uwe historie tamelyk wel weet. Deschamps. Dat zie ik nog niet. Mevrouw de Roselle. Dan zal ik het u nader toonen. ■ Om niet onbefchaiden te zyn ftel ik u dit verdrag voor ,• Dat gy my, zo ik uwe geheimen weet, dezelve, onder myne heilige belofte van ftilzwygen, erkennen zult; zo ik dwaal zult gy kunnen volftaan met zwygen. —— Het is om u te dienen dat ik dit voorltel doei Deschamps. Wel aan ik zal het waagen. Mevrouw de Roselle. Zie hier dan voor eerst uw groot geheim. Gy bemint myne Nicht, en gy worftelt vergeefsch met eene hartstocht...; Deschamps. Ach! Houd op, Mevrouw, ik zoek die hartïtoeht voor myzelven te verbergen. Mevrouw sz Roselle. Ik weet het. Deschamps, Ik beef. Bewaar dit geheim heilig! » Ik zal'u alles melden; Ik zal u myn hare bloot leggen.... Ma-  Tweede Bedkv f. 31 Mevrouw de Ro = eli.e. Ja! Nog eens, laat ons openhartig fpreken. Gy hebt het beloofd. Gy zyt een Edelman. Deschamps. Ik ben het. Mevrouw de Roselle. Uw waare naam is? Deschamps. Dormeuil. Mevrouw de Roselle. Die naam is my wel bekend; Dan zyt gy van eene oude familie in Artois? Deschamps. Ja Mevrouw. Mevrouw de Roselle. Dan ken ik Mynheer uw Vader zeer wel; Een Officier van jaaren; vol vuur en edele gevoelens; . Wat verflingerd op het fpel, hoor ik, dat hein lelyke parten heeft gefpeeld. Deschamps. Ja Mevrouw! Dat is de bron van zyn ongeluk en ♦t myne. Hy hadt my al vroeg den dienst doen aanvaarden, maar, door zynen val, van vrienden beroofd vond lk best den dienst te verlaten. Befchaamd ovér myn' behoeftigen flaat verborg ikmyne geboorte en veranderde van naam. De nood deedt my hier voor éénen nacht een fchuilplaatj zoeken; myn hart verloor 'er zyne vryheid; en hoe zeer ik heb gepoogd, het is my tot nog toe on. mo-  32 De Vergenoegde Philosoot. mogelyk geweest dit bekoorlyk ,en vreeslyk ver» blyf te verlaten* Mevrouw de Roselle. Hebt gy uwe liefde aan myn jonge Nicht latenblyken ? D eschamps. Nooit zal ik my aan die vermetelheid fchuldig maaken; Neen! Heeft myn hart onder het lieflyk geweld, dat my tegen myn dank heeft hier gehouden, moeten bezwyken, ik heb ten minden myne tong bedwongen , en zal die altyd bedwingen, daar wórde van my wat wil. Verfchoon my, daar is Mynheer, hy mocht myne verwarring zien..— Mevrouw de Roselle. Neen gy moet niet weggaan. TWEEDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle, Deschamps, De Heer du Beaufobt. Du Beaufort (tot Deschamps.) Gy moet om My niet vertrekken; — Gy moet geen acht op my (laan; Ik wandel, zonder bedoeling, maar eene neiging van voorkeur trekt my dikwijs herwaards. Mevrouw de R o s e l i e. Ja het is een lieve Koepel; Eenzaam en echter by het kaste.1. D u  Tweede Bedkyf. 33 Du Beaüforïi ïk merk, dat gij er ook dikvvils uwe lesfen , komt geven. Des ch amp s. Zeer dikwils Mynheer: 't is dicht by huis, gelyk Mevrouw aanmerkte. Du Beaufort; '.tot Mevrouw de Rofellè). Gyweet, dat Charlotte eene Scavnnte gaat worden? zy leerc het Engelsen, en maakt groote .vorderingen, {tot den lieer Deschamps.') Gy hebt inderdaad eer van uwe Leerlinge , myn Vriend 1 Ook is zy geheel doordrongen van achting en erkentenis wegens uwen vver, en de klaarheid van 'uw onderwys. Myn Vrouw zelve ftaat 'er over Verbaasd; . . . Deschamps. . Ik heb oneindige verplichting aan de Juffrouw voor de eer Verfchoon my, 'Mynheer! Ik kan op dit oojgenblik niet langer blyven. Mevrouw de Roselle; (ftif). Het verwondert my niet, dat deze aanfpraak „ zyn hart overmant." DERDE. TOONEEL. Mevrouw de Roselle; De Heer dó Beaufort. Du Beaufort. ' Zyne zedigheid doet hem vertrekken; 't is een XVIII. Deel. C ' be-  34 De Vergenoegde Phïlosoot berainlyk karakter; Ik ben recht met hem in myn fchik. Mevrouw de Roselle. Gy zyt zeer toevallig aan hem gekomen, hoor ik. Du Beaufort. Ik had aanftonds ongemeen veel zin in hem. Mevrouw de Roselle. Ja zyne openhartigheid, zyne zedigheid, zyn befchaafd voorkomen fpreken fterk voor hem-, Maar hebt gy evenwel naderhand geen onderzoek naar hem gedaan? Du Beaufort. Neen! Dat ftrydt met myn hart; De grond van ons genoegen is:wél van onzen medemensen te denKen! Ik weet, dat 'er bedriegers in de wereld zyn , maar veel minder dan men opgeeft; en, in allen ge■valle , ik wil liever eens bedrogen worden dan eeuwig te moeten wantrouAven. Mevrouw de Roselle. Het zoude een dubbele guit moeten zyn, die een man zo goedhartig als u zocht te bedriegenlDie cenig beginzel van Deugd heeft, moet door uwen omgang beter worden! Ik zie dat uitwerkzel in «we Bedienden; ik voel het in my zeiven Wia komt daar aan? Du Beaufort. Het is myne lieve Charlotte. Mevrouw de Roselle. Gy moogt my tegenfpreken, Oom, maar zy i» toch wat droefgeestig!  TfUri Bipsri, 35 Du Beaufort. Oneen! Zy zal weer met haar Engelfche Poeëteij' bezig zyn. Mevrouw de Roselle. Zy is in diepe gepeinzen. Du Br. au fort. De oprechtheid zweef, op haar beminlyk gelaat. Mevrouw de Roselle. Zy ziet ons niet. Du Beaufort. Wanneer wy in dit bosch wandelen, is de afspraak, dat wy ons met malkanderen niet bemoeien. VIERDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; De Heer du Beaufort; Charlotte; die in diepe gedachten op het Tooneel komt, zonder de anderen te zien. Du Beaufort. (Zachtelyh achter haar naderend») Charlotte! Charlotte! Charlotte. O Vader! Mevrouw! ■ verfchoontmy, Mevrouw de Roselle. Goede Morgen, lieve Nicht! Du Beaufort. Een zoen lieve Charlot! Meid gy ziet 'er uit 1 «Is melk e» bloed: Maar ik word moede; Ca Ik  36 De Vergenoegde PHtLOSdor. Ik heb myne krachten nog niet weêrom, en ik heb federt het ontbyt nog niet gezeten. {Charlotte zet hem fchie/yk een fioel.) VYFDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; De Heer du Beaufort; Charlotte; Mevrouw dit b e a u fort. Mevrouw du Beaufort. Het is net zo als ik by het zetten van de koepel vöorfpeld heb; Dit Boschje wordt de zaal van de gezamenlyke byeenkomst, en ik blyf alleen zitten. Men verveelt zig met my ! Mevrouw de Roselle. Buiten zoekt men de open lucht. Mevrouw du Beaufort. Maar Buiten moet men evenwel zyne zaaken waarnemen ! (tot den Heer Du Beaufort) Moet Mynheer niet naar het Volk gaan zien? Du Beaufort. Ik gaa 'er oogenbliklyk naar toe. O wat is het aangenaam die goede lieden al zingende te zien Werken ; of onder hun werk vriendelyk en vrolyk niet hun te praaten ! Mevrouw du Beaufort. En hen onderwyl van 't werken af te trekken? Du Beaufort. Indien dit al eens gebeurde, zal myne Vrouw My  Tweede B e d r y f. 37 !My en Hun dit kort vermaak niet misgunnen. 1 Ook word ik meer en meer overtuigd , dat myne vriendelykheid het werk meer doet fpoeden , dan myne buuren met hunne gefronste voorhoofden kunnen uitwerken. ZESDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle ; Mevrouw dw Beaufort; Charlotte. Mevrouw -.ie Roselle. Een beminlyk karakter! Mevrouw du Beaufort. Zo evenwel hier niet iemand was, die het talent fcadt om toezicht te houden.... Mevrouw de Roselle Gy hebt dat ongetwyffeld , Tante ! Niets ont» I flipt uwe opmerking ; Ik verwonder my ten hoog: ften over u , maar ik bemin myn Oom niet minder. (Altyd vrolyk,.. Mevrouw du Beaufort. Heel wel ! Maar wat vordert men met alle die 1 vrolykheid? Mevrouw de Roselle. Men heeft 'er ten minlten voor zich zelve ver: maak van. Mevrouw du Beaufort. Wanneer zal uwe Engelfche les beginnen, Juffrouw? n -b q j Char-  g8 De Vergenoegde Philosooï Charlotte. Mama! Ik meende den Heer Deschamps hier te vinden. Mevrouw du Beaufort. En die zoekt u. Charlotte. Dan gaa ik terftond. Mevrouw du Beaufort. Zo kunt gy malkanderen tot den avond nalopen.' Ik gaa naar het kasteel, en zal hem u toezenden. • Gy moogt uwen tyd wel waarnemen, want binnen weinige dagen En nauw huwelyk is 'er wat anders te doen, dan Engelfche lesfcn te nemen. ZEVENDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; Carlotte. Mevrouw de Roselle. Dan zal ik u nu evenwel eens een oogenblik kunnen fpreken ? Gy fchynt my te ontwyken; en t' is evenwel om u, dat ik gekomen ben. Charlotte. Ik houde my zeer verplicht voor die goedheid. Mevrouw de F oselle. Dan moet gy ook vriendfchap met vriendfchap beantwoorden. Men heeft by my de fchoon- heid , de bevalligheden , de vrolykheid van myne jonge nicht hoog geroemd ; Hier komende zie ik inderdaad de twee eerlte in vollen luister fchitte- ïen;  Tweede Bedry f. 39 ren; maar de laatfte.... Ik verwachtte in uwe jaaren meer vrolykheid, lieve Charlotte! Wat hapert 'er ? Charlotte. Gy vermeerdert grootelyks myne verplichting, Mevrouw, door deze belangnemende aanfpraak; en door een lof , welken ik niet verdien. Ik heb my van het eerfte oogenblik af, dat ik de eer had Mevrouw de Rofelle te zien , haar voorbeeld ten modelle gekozen, om een weinig bevalligheid te krygen ; Help my verder met uwe vriendelyke onderrichtingen. Mevrouw de Roselle. Gy geeft een zonderlingen draai aan myne aanfpraak , Charlotte; uwe vrolykheid was het onder- werp | In den eerften bloei van uw leven! Zo kort voor ww huwelyk ! De man , die naar uwe hand ftaat, verdient immers uwe liefde, zo als ik van alle kanten hoor. Charlotte. Hy is een zeer achtenswaardig man. Mevrouw de Roselle. • En gy gaat die verbindtenis met vermaak aan ? onderftel ik. Charlotte. Met vermaakV Mevrouw! Ja 't is my een vermaak myn Vader genoegen te kunnen geven; Die heeft my verbonden; en ik gehoorzaam gewillig. C 4 Me-  40 De Vergenoegde Philosooï Mevrouw de Roselle. Gy zult zeer gelukkig met hem leeven. (Jlil.~) .„ Arme Meisje ! Dat huvvelyk moet gefluit wor„ den i Maar daar komt Deschamps aan; Ik moet „ weten of zy malkanderen verdaan ? ACHTSTE TOONEEL. Mevrouw de Roselle; Charlotte; Deschamps. Deschamps. Ik vraag verfchooning , dat ik wat laat kom ; Ik heb de Juffrouw gezocht. Charlotte. Geene verfchooning! Men kent uwen yver. Mevrouw de Roselle. Hebt gy een boek ? Deschamps. Ja Mevrouw, ik heb Milton by my. Mevrouw de Roselle. Wel nu; laat ik dan geen belet verflrekken. (ftif) „ Nu kan ik hen waarnemen." Charlotte. Maar Mevrouw de Roselle, Geen maar\ Ik verflaa geen Engelsen, maar ik heb Tasfo by my, en gaa daar onderwyl wat in lezen , (zy gaat een weinig buiten de koepel, en laat zig , geduurende het volgende Tooneel, nu en dan éfchter het geboomte zien.) NEGEN-   , Herkent dry u zelve niet in die fehilderjr? 1  Tweede Bedryf. 41 NEGENDE TOONEEL. Charlotte; Deschamps. (Zy Myven eenige oogenblikken /praakioos.') Charlotte. Ik moet myn tyd'wél waarnemen ,• want misfchien is deze les de laatftè. Deschamps. (Sf/f) „ ó God!"' De Heer Morival verftaat het Engelsch beter dan ik ; Hy komt van Londen ; en de uitfpraak.... Charlotte. Ik betwist hem zyne wetenfchap niet , maar ik durf twyfelen aan gelykehyver,als dien gy getoond hebt, De nette uitfpraak van het Engelsch zal ik nooit leeren; 't Is my te doen om het wél te verftaan. Deschamps. O ! gy verftaat het volkomen. Charlotte. Ja ! als wy te famen lezen , om dat gy my de zwaarigheden vooraf opruimt: Gy hebt zulk eene' gcmaklyke manier van onderwys , dat men zig lig-, telyk zou verbeelden verder te zyn dan men is. Deschamps. De manier van onderwys moet wel gemaklyk zyn by zulk een vaardig begrip en gelukkig geheugen gis d e van Juffrouw Charlotte. C s ■ Ghar-  4a De Vergenoegde Philosooï Charlotte. Plichtplegingen daar gelaten , Mynheer , vindt gy inderdaad, dat ik tamelyke vorderingen gemaakt heb ? Deschamps. O! ongemeen; zeer ongemeen. Charlotte. Ik heb , uit eenige overzettingen , die my in handen vielen , al vroeg eene begeerte opgevat om het Engelsch te verftaan , en ik heb my zeer vermaakt met het geen ik 'er tot hiertoe van geleerd heb. Deschamps. Ik verwonder my gantsch niet, dat het u behaagt; Daar is tuflchen de Engelfche Dames en U zo veel overeenkomst in karakter, in gevoelens, in fmaak.... Charlotte. Vindt gy dat? Deschamps. Gy gelykt. haar in veele opzichten. Zy zyn edel , zelfs wat fier. Zy zeggen niet veel , maar 't is op zyn pas. Zy fpreken nooit kwaad , en in alle haare redenen nemen zy eene wyze voorzichtigheid in acht. Zy hebben eene deftige vriendelykheid, en weten gemeenzaam te zyn, zonder iets van haare waarde te verliezen. Herkent gy u zei- ve niet in die fchildery ? Charlotte. Ik zou het my tot groote eer rekenen naar die af- beel-  Tweede B e d r t t. 4.3 beelding te gelyken ; maar ik vlei my daar niet mede. Deschamps. Ik vind nog eene andere gelykheid. Gy hebt ook de koelheid der Engelfche Dames. Verfchoon my, ik heb geen oogmerk om u te berispen ; Het is zekerlyk een voordeel dat men niet beminne; Ik wil maar aanduiden waar in gy haargelykt; want elk weet, dat zy eene onverfchilligheid, of liever eene bedaardheid, hebben , die haar misfehiea te achtenswaardiger maakt. Chajilotte. Ondertusfchen heb ik uit de werken der Engelfchen reeds gezien , dat de Dames onder die Natie geenszins koud en ongevoelig blyven ; de Liefde treedt met een langzaamer tred in haar hart, maar weet, daar in zynde , zig niet minder dan elders, misfehien meer, te doen gelden. Deschamps. 't Is waar : wy hebben 'er in onzelecture treffende voorbeelden van gevonden. C h a r l otte. Maar onze les, myn Heer! De tyd verloopt. TIENDE TOONEEL. Charlotte; Mevrouw de Roselle; Deschamps. Mevrouw de R osellf. Wel nu, myn Heer, is onze Schooliere wé) gevorderd ? Des-  44 De Vergenoegde Pui los oor. D '-• sch amps. Zo verre als haar Meeftër , Mevrouw. Mevrouw de Roselle. (luchtig.) Gy hebt , zo 't my voorkomt , aandoenlyke plaatfen in deze les gehad , Gy hebt beiden een voorkomen van aandoening , van vertedering.... Die Milton heeft my ook verfcheiden reizen fterk getroffen. Maar wat voert Jeannette zo drif¬ tig herwaards? ELFDE TOONEEL Charlotte; Mevrouw de Roselle; Deschamps; Jeannette. (Men heeft het Tooneel allengs wat verdonkerd, om het Onweder aan te kondigen.) Jeannette. Gy moet hier niet langer blyven, daar komt een vreesfelyk onwêer op. Charlotte. Onwêer? Jeannette. Ja ! zie die zwarte wolk maar eens! Charlotte. Ik had wel gemerkt dat het donker wierdt, maar ik meende dat het flechts regen voorfpelde. Me»  Tweede Bedryf. 43 MevrouwdeRoselle. (wederom op een luchtigen trant.) Ta , het lezen of gefprek kan ons Zomtyds zo geheel bezig houden, dat'wy vergeten... J ïan-utte. Mevrouw, laat m »aar 'c kasteel gaan ! Mevrouw de Roselle. Gy hebt gelyk, Jeannette. CH 1rlotte. O daar komt myn Vader aan , nu hebben wy geen nood. • TWAALFDE TOONEEL. Charlotte; Mevrouw de Roselle; Deschamps; Jeannette; De Heer du Beaufort. Jeannette. Myn God! Juffrouw welke blikfemftraalen! . du Beau fort. Welk eene verruklyke vertooning! Laat ons naar 'topen veld gaan, om dit fchoon gezicht volkomen te genieten. Je annette. Ö Hemel! al weder een blikfeiu! Bergen wy ons! Du Beaufort. Gy denkt 'er niet om, Jeannette; By my zyt gy nooit bang. Je-  46 De Vergenoegde Philosooï ■ Jeannette. Welk een donderdag: medelyden! medelyden» Charlotte. Dat was een vreeslyke flag. Deschamps. Ja, de flag was al vry zwaar. Du Beaufort. Wat is het verruklyk! Hoe verheft het de ziel tot de Godheid! Mevrouw de Roselle. Wat zegt gy Oom! Ik kan niet meer! — dood .van fchrik! De donder is hier dicht- by ingeflagen. Du Beaufort. Neen Nicht! De Donder heeft ons nooit nadeel gedaan. De Hagel ? Ja die heeft wel eenige verwoesting veroorzaakt ,• maar datgebeurt ook zelden. Mevrouw de Roselle. 'T was wel de donder of de blikfem; Ik heb 't gezien, en gehoord. DERTIENDE TOONEEL. Charlotte; Mevrouw de Roselle; Deschamps; Jeannett-e; De Heer Du Beaufort; Morival. Morival. Nu! Is dat nu ook al een onderwerp van genoegen? De donder is ingefiagen. Dp  Tweede Bebryf. 47 Du Beaufort. Is 't waar? Morival. Ja wel is 't waar; De fchuur (laat ia vlam. Deschamps. Dan moet ik 'er aanftonds naar toe. (hy loopt weg.) Du Beaufort. Dat verligt. Morival. Gy zult het nog wel een geluk rekenen, dat uw fchuur waarfchynlyk afbrandt? Du Beaufort. Gewisfelyk; dit lot hadt het kafteel kunnen treffen. Einde van het tweede. Bedryf. DER-  48 De VtRSEUOi!r,oi Philosooi DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL, De Heer Du Beaufort; Jeannette. Du Beaufort. De zon breekt weder door; Het geboomte en alle gewasfen vertoonen zig met 1'chooner kleurén , en verwekken nieuw vermaak. —!— Voelt gy 't niet Jeannette? < Kn wat rieken de bloemen en planten nu lieflyk! liet is;raet hét aard- ryk even als met een dorftig mensen, die te drinken krygt; Hy wordt 'er door verkwikt en als verlevendigd. > Die regen heeft veel goed gedaan, wy hadden dezelve grootclyks noodig. Jeannette. Maar de fchuur is genoegzaam vernield! Du Beaufort. 'T is waar; maar de ftal is behouden; Zy was byna nieuw : Dat heb ik te danken aan Deschamps. Ik had al verfchciden blyken van zyn goedhartigheid, maar ik wist niet dat hy zulk een Held was. Hy heeft zig inderdaad indezen brand als een Held gekweten, die de grootfte gevaaren durft onder de oogen zien. Jeannette. Hy is ook zwaar gekwetst. Du  Derde Bedkyf. 45 Du Beaufort. Zwaar gekwetst, Jeannette ? Neen ; het heeft niet' veel te beduiden. Jeiksette. Zijn hand zwaar gebrand; en zyn voet gekneusd door een hout, dat daar op gevallen is. Du Beaufort. , Ily heeft my gezegd, dat het niet met al was. Jeannette. Dat wilde hy ons ook wys maaken, myne Juf-, frouw en my'; maar wy zagen wel, dat hy zwaare pyn hadt,en de Heer Morival bevestigde het. l!c had van onzen gewoonen huisbalfem by my; myne meesteres gaf haar zakdoek, die wy tot een zwachtel fcheurden, en, willig of onwillig, Mynheer Deschamps liet zig verbinden, en nam myn doosje met balfem aan, om dien ook voor zyn gekneusden voet te gebruiken; want gy weet, Mynheer, die balfem' geneest alles. üu Beaufort. Goedhartig Meisje! gy bekoort my. Jeannette. In nooden hulp te biên, is de orde der Natuur.," zegt La Fóntaine; Ik heb het gisteren nog gelezeiu. Du Beaufout. Gy leest La Fontaine? J e a n n e t t e. Wel ia, Mynheer. Ik geloof dat ik een douzein van zyne fabels zou kunnen opzeggen. ■ Gy ■XVIII. Deel. D gelykï  '5c De Vergenoegde Philosoof gelykt volmaakt op dien goeden La Fontaine, zegt de Heer Deschamps. Die heeft my dat boek prefent gedaan. Hy is zo verplichtend. Dü Beaufort. Dit heeft medegewerkt om myne Dochter zulke fpoedige vorderingen in het Engelsch te doen maaken; Die verplichtende wyze, waarop hy alles zegt en doet.... Jeannette. Ja! Ja! Het is wel jammer,dat dia lesfen ftaan op te houden ; Men was 'er nu aan gewend; Het was zulk eene aangenaame tydkorting; En ik begon ook vry wat te vorderen. Dat Huwelyk komt 'er heel dwars in. Du Beaufort. Wel Jeannette , gy wilt immers ook wel eeni trouwen in uw leven? T WE EDE TOONEEL. De Heer du Beaufort; jeannette; Mevrouw du Beaufort. Me"souW du Beaufort. Is 'er weder niets te doen, jonge dochter, dan hier te ftaan babbelen? Jeannette. Ik kom pas hier. * Mevrouw du Beaufort. Hier.is niets voet u ie doen, en daar is op het kas-  Derde Bedryf. 5r kasteel vry wat, dat uwe tegenwoordigheid en handen vereischt. Jeannette. Pardon! Mevrouw du Beaufort. Nu, waar wacht gy dan naa? Jeannette. Ik wist niet of Mevrouw nog meer onderrichtingen hadt, die ik eerst moest aanhooren. —Myne Juffrouw geeft my nooit dergelyke onderrichtingen. DERDE TOONEEL. Dn Heer du Beaufort; Mevrouw du Beaufort. Du Beaufort. Ik wenschte wel, myn lieve Vrouw, dat gy hatf dergelyke enderrichtingen wat befpaarde; of ten minsten dezelve wat verzachtede; Het is een zeer goedhartig en gewillig meisje; Ik houde veel vaa haar. Mevrouw du Beaufort. Ja gy houdt veel van yder een. Du Beaufort. Niets natuurlyker! Mevrouw du Beaufort. Niets plichtmaatiger ook ? Van yder een Teel te houden , en zyne vrouw met alles te belaaü a tent  52 De Vergenoegde Pui los oor. ten! 'T is nu eerst, dat ik den Brand met vcele moeite geheel en al heb doen uitblusfchert.1 Du Beaufort. Is 'er nu geen fmeulend vuur meer te vreezen? Ik ben verheugd, dat die Brand zo fpoedig gefluit is. Mevrouw du Beaufort. O gy hebt nooit verdriet! Uit uw gelaat te oordeelen, zou men zeggen, dat de ramp een ander, niet u zeiven, getroffen hadt. Du Beaufort. Ik ben blyde, dat de Donder myne fchuur,niet die van myn buurman, getroffen heeft; Die zou daar meer door lyden; Wy kunnen 't ligt herftellen. Mevrouw du Beaufort. Vreemde denkbeelden! Zo 't geen gemaaktheid is. Du Beaufort. Maar myn lieve vrouw, is het verlies van een fchuur dan zulk een zwaare flag voor ons ? Ik heb het hout voor het hakken, en het arbeids. loon.... MrvnouwDU Beaufokt. Ja, met veele onkosten te maaken kan men best toonen, dat men veel van de menfchen houdt. Du Beaufort. 4 Wat wilt gy toch? Buiten dergelyke toevallen zou de helft der Arbeidslieden van honger fterVè»; en  B t. n r» e B; e d r v r. 53 en ik ben 'er voor dat yder leeve; en gelukkig leeve. Mevrouw du Beaufort. En dat gy, door elk gelukkig te willen maaken, u zeiven bederft! Du Beaufort. p! ik heb nog honderd duizend Ecus te Parys liggen. Mevrouw du Beaufort. Ja, dat is dwaas genoeg; Zy liggen daar renteloos. Du 45eaufo rt. Om dat klein verlies dubbeld te vergoeden, zodra myn vriend gelegenheid tot een voordeeligen Land-koop vindt. Mevrouw du Beaufort. Of daar voor zig zeiven gebruik van maakt: — Ik betrouw dien Dorval niet. Du Beaufort. Dorval? Waar lykt dat naar? Mevrouw du Beaufort. Hy is een fpeler. Du Beaufort. Hy is een door-eerlyk man , en zeer ryk. Mevrouw uu Héaufort. Ondertussen hoort men 'er niets van, D 3 Du  54 De Vergenoegde Philosoot. Du Beaufort. Ik vertrouw.... Mevrouw nu Beaufort. Ja gy vertrouwt altyd. VIERDE TOONEEL. De Heer du Beaufort; Mevrouw nu Beaufort; Charlotte. Du Beaufort, (tot Charlotte) Zyt gy daar, Charlot! Wel is uwe ang« wat over? ^ Charlotte. Ja! Ik vreesde voor nog erger onheilen. Du Beaufort. Neen; alles is heel wél afgelopen. Mevrouw du Beaufort. Omdat Ik het fmeulend vuur gebluscht heb, denkt men, dat nu alles bered is; men fpreekt niet eens van de mindere fchadens aan de ftal, en zelfs aan het kasteel; Dat moet Ik maar weder bezorgen. Het is een zonderling man. VVFDE TOONEEL. De Heer du Beaufort; Charlotte. Du Beaufort. Uwe Moeder is in geen gunftige luim ; maar dat  D e r H B e b J ï ï.' 55 dat gaat zo in het huishonden. Gy zult 'er my ook welhaast wat van vertellen. Charlotte. Ach! moet ik u dan verlaten? Du Beau fort. Meisje, 't valt my zo zwaar als u, maar het moet zyn. Charlotte (zyne hand vattende.) Myn lieve Vader! Du Beaufort. Dierbaar kind! Ik moet u aan myn hart drukken. C har lotte. Bemint gy my? Du Beaufort. Of ik u bemin? Spreek maar, ik wil alles opofferen om uw genoegen te bevorderen. Charlotte. Ik wensch niets meer dan met u te leeven. Du B ;: a u f o r t. Hoe gelukkig, dat uw Bruidegom zo dicht by ons woont! Wy blyven by malkanderen. Charlotte. Gy verftaat my niet; Ik.... Du Beaufort. Ik verflaa u wJ; Wy zullen malkanderen dagelyks zien en fpreken; Dat beldof ik u. Charlotte. Ach! Zo gy wist — hoe zeer —- Morival.... D 4 Do  56 De Vergenoegde Philo-,soof. Du Beaufort. In uwe gunst d.elt! Ja, lief Meisje; Ik weer dat wel; Dat is zo als 't behoort. Hy blyve myn mededinger in uwe Liefde; Ik ben daar wél mede in myn fehik. Z E S D E T O O N E E L. De Heer duBeaufoft; Charlotte; Morival; Deschamps. (wiens hand met een zwart lint omwonden is, en die wat trekkende gaat.) Du Beaufort. Goeden morgen, Vrienden! (tot Morival) Laat nu ten minsten in. geen zes weeken zig een rimpel in uw voorhoofd vertoonen! Morival. Hoe! Wat zegt gy? Du Beaufort. Gelukkig Sterveling! Morival. Dat is myn gewoon lot niet. Du Beaufort. Gy wordt honderdmaal meer bemind dan gy denkt ; Ik heb 'er daar zo even de bekentenis van gekregen. Charlotte. Hoe Vader! Du  Berde Bedryt. 57 Du Beaufort. Neen! Het is vergeefs dit langer te willen verbergen. En waarom zoudt gy ook voor uwen bruidegom, verbergen, het geen hy zo vuurig wenscht? Deschamps is onzer aller vriend, en wy beminnen hem allen; Hy mag het wel hooren. Niet waar, Deschamps? Deschamps (met een gedwongen bedaardheid?) Ik ben met al myn hart uwer aller Dienaar. Du Beaufort. • Gy moet dan weten.... Charlotte. Vader! (Stil) „Het is te veel; Ik kan niet „ meer." Du Beaufort. Nu, Ik zal dan zwygen. (tot Morival) Ook heb ik genoeg gezegd om u te doen begrypen .... Morival. Ik ben te weinig met het geluk bekend, om my zo fchielyk aan alle myne vreugde te durven overgeven. Du Beaufort. Dan zoude ik, zo ik kwaad op u konde worden , byna zeggen, dat gy ontoegankelyk voor de vreugde zyt. — Wel myn lieve Deschamps! Uwe wonden fpyten my; Hoe gaat het 'er mede ? Deschamps, Ik verzeker u,] Mynheer, dat ik 'er niet om dacht. „ D 5 Dü  58 De Vergenoegde Philosooe. Do Beaufort. Ik zal uwe edelmoedige hulp nooit vergeten. Deschamps. Ik zou die hulp aan een Vreemden bewezen heb* ben; hoe veel te meer aan U! / Du Beaufort. Die wonden zyn minder gevaarlyk dan pynlyk. Deschamps. Gelukkig, die geene zwaarer pynen voelt! (Hy vertrekt.) ZEVENDE TOONEEL. De Heer du Beaufort; Charlotte; Morival. Mor i v a l. Hy fchynt droefgeestig te zyn. Du Beaufort. Dat fomber voorkomen vermeerdert nog het bei lang, dat zyne vriendelykheid en befchaafdheid op bet eerfte gezicht voor hem inboezemen, Maar laat ons van ü beiden fpreken. Wy zyn nu geheel zonder getuigen; en gy myne Dochter kunt nu vryelyk aan uwen yvêrigften vriend de beken, tenis doen.... ACHT-  Derde Bedryf. 59 ACHTSTE TOONEEL. De Heer nu Beaufort; Charlotte; Morival; Du Pin. Du Pin. Mevrouw verlangt u te fpreken, Juffrouw. Du Beaufort. Ach ! Wat kan myn Vrouw haar nu juist te zeggen hebben ? Du Pin. Daar weet ik niets van Mynheer; Het Hoe? of Waarom? van myne boodfchappen gaat My met aan. Du Beaufort. Dn Pin, gy fpreekt als een Philofoof. Du Pik. Gy zyt wel vriendelyk, Mynheer! Me- vrouw zegt evenwel dat ik een Domkop ben — Maar 't is in dit ftuk alleen niet, dat ik meer zou wezen voor .'t gevoelen van Mynheer, dan van Mevrouw. NEGENDE TOONEEL. De Heer du Beaufort; Morival. Du Beaufoüt, Durft gy u eindelyk aan het genoegen overgeven 8 M o-  do De Vergenoe6de Philosoof. Morival. Niet volkomen. Du Beaufort. Wel dat is zonderling. Gy bemint myne d ochter ? Morival. Ik aanbid haar. Du Beaufort. En zy is op het punt van haare hand.... ■ Morival (met drift.) Maakt het Huwelyk dan volftrekt gelukkig? Du Beaufort. Myn Vriend! Het Huwelyk.... Morival. Het Huwelyk kan zyne zoetigheden hebben, maar het heeft ook zyne zorgen, zyne ongerustheden.... Du Beaufort. Die zullen misfehien komen; Maar befchouw voor eerst de vermaaken; denk, by voorbeeld, aan de lieve Wichten, de panden uwer Liefde... Morival Die mede in de algemeene verdrietelykheden zullen moeten deelen. Du Beaufort. Welken Gy daar in doet deelen, eer zy geboren zyn. • Mo-  D i n d z Bedrtf. 6i M o r i v a l. Ik ben ongelukkig van myn geboorte af; En zyn het niet alle kinderen? Hoor hen fchreién, zodra zy de wereld intreden. Du Beaufort. Dat fchreiën is hunne taal; het zyn geene klachten. Morival. Van hunne vroegfte jeugd af met allerhande ongemakken wortelende; Ten allen tyde door die akelige ziekte gedreigd, die, zo zy hun leven fpaart, hun gelaat misvormt Du Beaufort. Waartegen de Voorzienigheid ons een onfeilbaar hulpmiddel in de Inenting gefchonken heeft. M o r i'v a l. En zo veele andere ziekten.... Da Beaufort. Waartegen wy goede Geneesheeren gereed hebben; en die wy zelfs door maatigheid en vergenoegdheid veelal voorkomen kunnen. Morival. En zo veele andere kwellingen Du Beaufort. Die wy meestal ons zeiven op den hals haaien. Hoor,myn Vriend! Daar is veel ongeluk in de wereld, maar de menfcheu zelve zyn 'cr veelal de bewerkers van. M o-  62 De Vergenoegde Philosoot, Morival. Zy kunnen evenwel niet ryk zyn als zy willen. Du Beaufort. Neen! Maar zy kunnen, hun best doende en met hun ftaat te vreden, zo gelukkig leeven als wy; Zy hebben meer vermaak in de genietingen der natuur; Zy üaapen geruster;En gy zult meer Gob dank!. hooren in de arbeiders-hutten, dan in de grootfte paleizen. Morival. Gy vindt dus geen wezenlyk kwaad in de wereldf Du Beaufort. Zeer weinig. Morival. Onze hartstochten zyn dan ook maar ingebeelde kwaaien ? Du Beaufort. Het zyn zegeningen of kwellingen, naar maate wy haar beftieren. Morival. Ja! Bellier de Liefde eensl Du Beaufort. Daarmede , herinner ik my zeer wel, dat ik-in myne jeugd ook het meest te ftellen had; Die tyd is voorby; De Liefde heeft in myn hart plaats gemaakt voor. de Vriendfchap, en ik verheug my byzonderlyk in de uwe. M u F. i v a l. Door hoe veele andere hartstochtin, behalven de Lief-  Derde Bed r y f. 63 Liefde, wordt het menfchelyk hart gemarteld! Wat legt gy van de Gierigheid, die ons, zelfs in den overvloed, gebrek doet lyden ? De Staatzucht,die ons in de grootfte hoogheid, als gering en laag aan ons zeiven vertoont? De Nyd, die het gebeente knaagt? Wat zegt gy van dien wcderzydfchen haat der Stervelingen tegen malkanderen? Van die Trouwloosheid, die verraaderyen.... Wat zegt gy.... Du Beaufort. Dat veele dier ondeugden geene ondeugden zyn, dan omdat de hartstochten, die daar in werken , te verre getrokken worden, of verkeerde voorwerpen bejagen. De Nyd zelf, het lelykst dat men noemen kan, is meer een uitwerkzel van zwakheid en droefgeestigheid, dan eene loutere kwaadaartigheid, die ik eigenlyk niet geloof dat in den mensch vallen kan. De Staatzucht be¬ doelt zo wel nuttige als verderfelyke oogmerken, en kan eene fiere ziel zo wel tot een behouder als tot een vernieler der burgerlyke maatfchappy, zo wel eerbiedwaardig als diep verachtlyk maaken. Morival. Ondertusfchen komt, na eene doorgaande verkeerde beftiering der hartstochten, de ouderdom aan, die ons van alle genoegen berooft; En dus loopen alle leeftyden, en loopt het geheele leven, ten einde, zonder dat wy het geluk fmaaken. Du Beaufort. Integendeel, myn Vriend, gelyk het geheele leven ons als een gefchenk, en dus ter genieting, Se-.  6t Di Vergenoegde Philosoof. gegeven is, zo heefc ook ydere leeftyd zyne byzondere vcrmaaken. In onze vroege jeugd verlustigen wy ons met onfchuldige fpelen; en onze geluk'i-e verbeelding ftelt ons als dan in ftaat,om overal fpel en vermaak te vinden. Die eerfte kindfche fpelen worden door zang en dans opgevolgd. Dan komt de Liefde, die, met alle haare gevaaren en kwellingen, een ryke bron onzer liefelykfte genietingen is of wordt, onzen levensweg vervrolyken. Beminlyke Telgen vermenigvuldigen , als t ware, ons individueel beftaan en vermaak, verfchaffen onze tederfte zorgen eene vervrolykende bezigheid, en doen ons onze werkzaamheid, ten nutte van ons zeiven en van ons dierbaar huisge. zin, met nieuwen lust achtervolgen, om daar in onzen gevorderden leeftyd de liefelyke vruchten voor en met, onze welgevestigde zoonen en dochteren van te trekken. Zo nadert een eerwaardige, een gelukkige, ouderdom, de ftaat van rust; de ftaat waar in wy, naar maate wy zelve minder levendig genieten, in de welvaart en het geluk onzer afftammelingen hartelyker deelen, en waarin het fchynbaar gemis van vermaakjons door de vereenigde poogingen van hun, en van zo veele anderen, die zig onzer vroegere zorgen voor hun welzyn met dankbaarheid herinneren, rykelyk vergoed wordt. Dan wordt de deugdzaame Grysaart een geëerbiedigde'.-Patriarch, het Hoofd der geheele familie; het algemeen Orakel; de Raadsman, de Vriend, de Wellust, van allen, die hem kennen; Dat inwendig genoegen voedt zyn verzwakkend leven, en, wanneer eindelyk de onver-  C É E D i B e i) j V f. 6? verzettelyke dood zyn feisfen met fchroom op deszelfs uitgeftrekten draad laat nedervallen, geeft hy zyne dankbaare ziel met vreugde aan zyr.en Schepper over, omdat hy een nog gelukkiger lot, met een levendig vertrouwen te gemoet ziet. M o r i v a Die onverzettelyke dood is ondertnsfchen altyd het (lot. Du Beaufort. Laat ons gezond redeneeren, Morival! Wy zyn geboren, en wy moeten devhalven fteiven; Maar is het niet genoeg na een gelukkig leven gelukkig te fterven? En dat ftaat aan ons. M o r 1 v a l. Gy zyt niet te overtuigen! Welk een zonderling karakter! Gy kunt of' wilt maar geen kwaad zien in de wereld; Gy zyt met alles te vreden. Du Beaufort. Neen' Ik ben niet blind voor de waarheid; Ik ben even weinig een ■ Geestdry ver als een Knorrepot. Ik zie ramp en onheil in de wereld , maar ik zie 'er meer heil en vermaak in. Ik onderwerp 'er my aan, zo veel ik moet; en verhelp het zo veel ik kan. Het geduld alleen verhelpt reeds veel. — Wat werkt men toch met al zyn zuchten, en klaagen, en morren, uit? Verzwaariug van verdriet; geene verbetering. Ik poog dêrklven geduldig te lyden, wat ik niet veranderen kan; Dit is myn flandvastige grondregel; Du bet duidelyk voorfchrift van myne Reede, welken hes ,. XVIII. Deel. E u  66 De Vergenoegde Philojoof. v behaagt met den naam van myn karakter te beftempelen. Wy willen over de woorden niet twisten: indien myne wyze van denken en doen, in plaats van aan myne beredeneerde poogingen, enkelyk aan myn aangeboren karakter, gelyk ik vermoede dat gy bedoelt , moet toegefchreven worden, wenschte ik niet, of ik had dit karakter van alles aan de beste zyde te befchouwen, en de Wysheid en Goedheid van den Schepper liever te aanbidden dan te bedillen. Morival. Gy verwart my Mynheer! Maar daar komt Mevrouw de Rofelle aan, die zal my wel helpen. Du Beaufort. Gy fchynt 'er machtig op gefield om de Wereld in een jammerdal te misvormen, en u zeiven en uwe natuurgenooten tot ongelukkige lyders te maaken. TIENDE TOONEEL. De Heer du Beaufort, Morival," Mevrouw de Roselle. Mevrouw de Roselle. Zulke onbefchofte Jagers heb ik nog nimmer aangetroffen. Du Beaufojt. Hoe dan ? Ma  Derde B e d r v f. 67 Mevröuw de Roselle. Zy zyn daar met hun zes of zeven; jonge losbollen, die zig nergens aan Hooren. Morival. Gy; moet hun terftond hunnen Dag aanzeggen en ftreng vervolgen. Du Beaufort. Zy zullen verdwaald zyn geraakt; Men moet hen met zachtheid ondergaan. Moe iv. al. Gy behoort ten minsten eens te gaan zien.... Du Beaufort. Ja! Ik gaa 'er na toe; fchoon ik, ouder otis gezegd, niet van die naayverige Heeren ben, die hun Wild even als hunne Meesteresfen bewaaken. Ik vind 'er zulk eene vreeslyke misdaad niet in, dat een jong Heer, in de hitte van de jagt, eens een Patrys op eens anders grond fchiete, en vervolgens eens eenige treden van zyn weg afdwaal?! om de zeiven op te haaien. Morival. Zy mogen op veertig treden van een kasteel niet fchieten. Du Beaufort. Ik zal het onderzoeken, en 'er orde op Hellen ; Zy zullen, my ziende, zig waarfchynlyk over het gebeurde beklaagen, en my om verfchooning bidden. E » Mo-  65 De Vergenoegde Philosoof Morival. Of u bnuaal bejegenen. Du Beaufort. Neen Morival ! Dat is niet in den aart der menfchen, en vooral niet van fatzoenlyke lieden. Ik doe nooit iemand kwaad , en ik vrees zelden , dat zy het my zullen doen. ELFDE TOONEEL. Morival. Mevrouw de Roselle; 1» Morival. De Wereld vertoont aan zyn gezicht een geheel ander Tooneel dan aan dat der meefle menfehen ; Het is een zonderling man 1 Mevrouw de Roselle. Ik kan hem evenwel zyne gelukkige geaartheid benyden , en wenfehen , dat ik even eens dacht en handelde als hy ; zo zonderling als hy fchynen mag. (Stil,. „ Wel aan! Nu zyn wy alleen; nu is het tyd van fpreken. " (Luid) Ik vrees , Mynheer , dat gy myne zuster veroordeelt, omdat zy uw geluk door haar verzoek vertraagt. Morival. Ik moet 'er my in troosten , omdat dit uitltel my de eer zal verfchaffen van Mevrouw de Ruzart te zien gelukkig zo het by een louter uitftel blyft! Me-  Derde B e d r y f. 69 Mevroüw de Roselle. Dat uitftcl is misfchien zeer gelukkig ; Het kan althans geen kwaad malkanderen, vóór het fluiten van den knoop, wél te kennen. Morival. Om Charlotte te kennen, en te eerbieden , en lief te hebben, wordt 'er niet veel tyds vereischt ,- — En het heeft, dunkt my, voor Haar ook niet zeer moeielyk kunnen zyn om My te leeren kennen; my. ne Openhartigheid.... Mevrouw de Roselle. Kan ter verfchooning voor de myne verftrekken ; Ik haat , Mynheer, de bewimpelingen zo wel als gy : Myne vraag zal het u toonen. — Zyt gy wel verzeekerd , dat Charlotte en gy maikanderen pasfen? Morival. Mevrouw 1 Ik bemin haar met al myn hart; Geene ftervelinge.... Mevrouw de Roselle. En bemint zy u even eens? Morival. Daar durf ik my niet mede vleien; Misfchien weet gy het tegendeel; Ja, zy heeft het u waarfchynlyk zelve gezegdU.. Mevrouw de Roselle. Geheel en al niet; maar.... Ik vrees.... Wat «1 ik zeggen ? Het betreft het geluk van het geheele leven ; gy zoudt niet willen dat zy ongelukkig wierdt; daar is uwe ziel te edel toe. E 3 Mo"  70 de vergenoegde philosoof Morival. Gy doet my recht; Neen! Ik ben gewend ongelukkig te zyn , en duizendmaal liever offer ik myn geluk aan het haare op , dan dat ik haar een Aas genoegen zou willen ontneemen. Maar dewyl ik nu toch myn vonnis in uweaanfpraak meen te hooren, zo fpreek het maar fchielyk ten vollen uit; Ben ik veroordeeld ? of moet ik nog nader onderzoeken ? Mevrouw de Roselle. Ik betuig u, dat ik niets weet van het geen gy veroordeeling noemt: Het komt my echter voor, dat gy niet kwalyk zoudt deen met uw laatste denkbeeid te volgen , en nog nader te onderzoeken. Morival. Welaan ! Zodra haare mond het verfchriklyk vonnis uitfpreekt, ltaa ik van alle aanfpraak op haare hand af ; Eh dan zal ik , hoe ongelukkig ook, u eeuwig bedanken van my nog in tyds gewaarfchouwd, en Haar, zowel als my zeiven, voor nog grooter onheil behoed te hebben. Ik gaa. linde v»n het derde Bedryf. FIER-  Vierde Bedrte. 71 VIERDE B E D RT F. EERSTE TOONEEL. Charlotte; Jeannette. Jeannette. Ik verheug my, dat uw gelaat, en toon , en bewegingen , veel meer vrolykheid uitdrukken dan fints een geruiraen tyd. Charlotte. Daar heb ik wel reden toe; Morival zal zyne aanzoeken , hoop ik , ftaaken. Jeannette. Is 't mogelyk ? Weet hy , dat gy hem niet bemint ? Charlotte. Hy heeft het moeten bemerken. ■ Hy kwam met oogmerk om het diepst van myn hart te doorgronden ; Hoe zeer ik my, uit hoofde van zyne verdienden en myner ouderen verlangen, een wet blyf maaken, om hem met allemogelyke heusheid te behandelen , heeft hy echter uit myn doorgaand gedrag , en vooral uit clit laatfte gefprek, wel kunnen opmaakcn , dat ik uit plichtmaatigheid , met uit eigen verkiezing , zyne voortellen aanhoorde. E 4 HV  ■Jl D E /V tEGïNOICDE PhILOSOO» Fy vondt zelfs, dat ik een gedwongen, belemmerd, voorkomen had.... Jeannette. Waarom zeide gy het niet recht uit? Charl otte. Daar ontvielen my eenige woorden , die geen twyifel by hem konden overlaaten ; Ik vlei my, dat hy dezelve volkomen zal bcgreepen hebben. Jeannette. O wilde Hy, en wilden alle anderen, u in rust laten, Juffrouw, wy zouden veel genoegelyker leeven! Charlotte. Genoeglyker ! —— Ja, waar vindt men genoegen? ——• Altyd iets, dat verdriet en gekwel kan geven. Jeannette. Hoe zo Juffrouw? Cu a rl otte. Ach!... Ik weet niet.... Laat ons daar van af- flappen. Hoe komt het, dat men Deschamps niet te zien krygt? Jeannette. Hy wandelt. Hy fchynt ook verdriet te hebben ; men kan het duidelyk merken. Charlotte. Is 't waar Jeannette ? Jeannette. Hy Ziet er onrustig uit ,■ Hy zucht.... Chak  Vierde Bedrye. 73 Charlotte. Hy zucht ? Heeft hy u ook iets van de oorzaak zyner kvelling gezegd? Jeannette. N00;t. , Hy mymert in zyne eenzaamheid. Charlotte. Dus voedt hy zyn leer.. Waarom komt hy niet by ons ? Wy zouden , allen , ons beyvereu om het te verzachten,- Ik zou 'er althans myn best toe doen. Jeannette. Zal ik hem gaan opzoeken ? Ik heb hem firaki by het bosch van Rochefort gezien. Charlotte. Ja Jeannette ; zend hem naar 't kasteel; Niet herwaards. Jeannette. -O neen. Charlotte. En zeg hem vooral niet , dat ik u gezonden heb. TWEEDE TOONEEL. Charlotte. (alken') Wat moet ik van dat mymeren, en die zucht tot eenzaamheid, denken ? Ik beklaag hem, fchoon ik genoeg aan my zelve te beklaagen heb.— Dat laatfte onderhoud vooral heeft een diepen indruk op myn geest gemaakt! Maar laat ik een denkbeeld verbannen , dat myne rust zou kunnen E 5 üoo.  74 De Vergenoegde Philoioof. Hooren : dat my ongelukkig zou kunne» maaken. DERDE TOONEEL. Charlotte; De Heer Du Beaufort. du Beaufort. Myn Dochter hier alleen ? En in zulk een diep gepeins? —— Daar is vast Morival het onderwerp van. Charlotte. O neen ! Vader. Du Beaufort. Zoekt myne Charlotte zig voor my te vermom- men ? Dat had ik niet gedacht. Gy zyt fterk aangedaan , myn kind ; Ik zie het, en ik vind het geenzins vreemd ; Die gewichtige verbindte- nis de verandering van Staat.... de fcheiding... Charlotte. Ach! Vader. . . . Du Beaufort. Daar komt de goede Robbert aan met een brief; Ik ben 'er hartelyk blyde om; Uwe moeder heeft zig wegens deszelfs achterblyven al vry wat ontrust. XIER<  VlEBDE BEDRYF. 7S VIERDE TOONEEL. Charlotte; De Heer Du Beaufort; Robbert. Du Beaufort. Een brief aan my? Robbert! Robbert. Ja Mynheer ! Ik kom 'er mede aanlopen zo hard als ik kan , omdat gy 't my belast hadt. —i (tegen Charlotte, terwyl de Heer du Beaufort den brief opent en leest.) De Post heeft my gezegd , dat hy in zyn terug tocht wat vroeger dan naar gewoonte zou doorryden , omdat de nieuwe Postmeester z"o ftrikt is; Zo 'er antwoord op den briefte rugmoet, dient het intyds klaar gemaakt te worden. Ch arlotte. Blyf zo lang hier Robbert , tot dat myn Vader den brief gelezen heeft; Hy heeft misfchien orders die u raaken. Du Beaufort. Welk eene verfchriklyke tyding ! Hoe is het mogelyk ! Charlotte. Hoe Vader ! Wat is 'er ? Du Beaufort. Alle myne foódfen te Parys weg ! Chari.ott r'. Hemelfche goedheid! Du  76 De Vergenoegde Philosoot. Du Beaufort. Dorval heeft tweemaal honderd duizend Ecusmet, het fpel verloren; is alles kwijt, en maakt een fchan* delyk bankroet. Charlotte. De Heer Dorval bankroet! Robbert. Bankroet, Mynheer? Die fnoode fchurk: gy moet hem ftraffen. Du Beaufort. Hy is ongelukkig Robbert; men moet medelyden met hem hebben. Robbert. Neen Mynheer ! Hy ontfteelt u het uwe; Ik wenschte dat ik hem onder myne kluiven kon krygen, en dat ik nog de krachten had ! Ik zou hem mores leeren , verzeker ik uv Hy zou my uw Goed ras weêr opdokken moeten. VYFDE TOONEEL. Charlotte,- De Heer du Beaufort. Charlotte. QStif) ,, Ik troost 'er my in , omdat Morival my nu zal „ laten blyven; maar myn arme Vader!" Ik beklaag u hartelyk Vader ! Dit verlies moet u dubbeld fmarten , omdat het u van een vriend overkomt. Dï  Vierde E e d r y f. 77 Du Beaufort. Ja het treft my ! Raakte het my alleen , ik zou denken myn Landgoed is my nog overgebleven, en ik zou my gemaklyk troosten; Maar — Gy zyt 'er in betrokken. Op 't punt van te trouwen.... Ik beklaag u in myn hart. Charlotte. Dat is veel eer een grond van vertroosting voor my ! Het was het Huwelyk dat ik vreesde. Gy weet niet, wat dat vooruitzicht my deedt ly- jjenlj Uwe rust niet willende dooren, leed ik des te meer in dilte , omdat ik myn leed alleen moest verkroppen: Nu haal ik weder adem , nu ik gerust ben , dat niets my van u zal fcheuren. (Hem tederlyk liefkozende) Myn lieve Vader ! Ik behoef u niet te zeggen, hoe gaarne ik by u ben. Ik zal 'er dan nog meer gelegenheid toe hebben. Uwe vrolyke gefprekken, uwe wyze aanmerkingen , uwe vriendelyke raadgevingen, zullen my (leeds een even aangenaam als nuttig onderhoud ' verfchaffen. En u optepasfen ,. myne zorgen over u uit te (trekken , en, zo niet uw genoegen te bevorderen, ten minden myne poogingen daar toe aantewenden, zal myn geluk voltooijen; Ja wy zullen te famen.... Du Beaufort. (haar omhelzende') Myn lief kind ! Myne ziel fmelt van genoegen onder uwe vertroosting. ■ Loutere balfem des levens, die God zelf door uwen mond in myn hart dort! Ik zou inderdaad veel verlooren hebben, zo myn ongeluk my dezen troost niet hadt ver-  78 D e Ve iiotso egbe Philos oor verfchaft. Ja Charlotte ! Altyd wel te vre- den, zonder verdriet, zonder tegenfpoeden, heb ik nooit het geluk gekend, dat gy my onder deze traa- nen doet fmaakeru Maar is het wel waar t Zult gy benand zyn.... Charlotte. Ik vind my bertand , Vader, om de zwaarue rampen met u te deelen. Du Beaufort. Indien gy dat kunt uithouden, wordt myne tegenwoordige ramp eene beuzeling. Wy zullen arm zyn , zo gy wilt; wy zullen minder menfehen zien, want de geheele nabuurfchap vloeide hier te famen ; Dan zal men ons verwaarloozen ; maar wy zullen ons vermaak in ons zeiven vinden , en voor ons eigen genoegen leeven. Charlotte. Dat weet ik; en ook dat gy u metbeeken kunt verlustigen. Du Beaufort. Met dien fmaak verveelt men zig niet ligt. ——Ziedaar, ik ftel het my reeds als een feest voor, zo ftil met myne Vrouw en myne lieve Dochter te leeven. Ik zal minder vermaak vertoonen , maar meer genoegen fmaaken ; En in plaats van myne verloren rykdommen , zal de gulden middelmaat ons met de wezenlykfte fchatten, Arbeidzaamheid, Vrede, Gezondheid , befchenken. Char-  Vierde Bkdryf. 79 Charlotte. Ik gevoel het geluk, dat gy zo bekoorlyk fchild litu ZESDE TOONEEL. Charlotte; De Heer du Beaufort; Mevrouw db Beaufort. Mevrouw du Beaufort. Die Dorval ! Die vervloekte Dorval ! Heb ik hetu nietvoorfpeld ? Maar toen was het; „ Neen, „ het is een man als een Kerk! " Toen moest men zyn fortuin aan een Speler betrouwen ! Daar zit men nu. do Beaufort. Myn lieve vrouw , ik erken alles wat gy zegt : maar het kwaad is er nu; en wy moeten maar fpoedig hulpmiddelen zoeken om het , zo goed wy kunnen, te verhelpen. I;< was daar reeds mede bezig. Mevrouw du Beaufort. Dat zal, denk ik , My best betrouwd zyn; Ik moet u altyd helpen. Du Beaufort. Wat raad hebt gy hier ? Mevrouw du Beaufort. Ik heb my bepaald om het Land te verlaten. Du Beaufort. Hoe dan ? Mevrouw du Beaufort. Binnen vier dagen gaan wy naar Pary3 ; en gy zult  8o De Vergenoegde Philosoof zult, vertrouw ik , de goedheid hebben van ons der waards te volgen. Du Beaufort. Verklaar u nader. Mevrouw du Beaufort. Hier zyn wy arm ; Wilt Gy in vernedering en fchande leeven , Ik verkies niet my daaraan te onderwerpen; Du Beaufort. De fchande is alieen met fchuld verbonden ; onze vermindering van flaat zal onstoteerverftrekken. Mevrouw du Beaufort. Ik bemoei my niet met die viezevazeryen; wy gaan naar Parys. Du Beaufort. Maar om te Parys te leeven, is myn tegenwoordig fortuin veel te gering; daar wy hier nog in eene tamelyke ruimte kunnen.beftaan. Mevrouw du Beaufort. Te Parys leeft men zo als men wil of kan.; en hier zouden wy moeten krimpen; Enfin, wy zullen ons Landgoed verkopen; Ik gaa daar over fchry ven. Du Beaufort. Dat is geen zaak om 'er zo haastig over te befluiten. Mevrouw du Beaufort. O ja! de Post komt fpoedig weer te rug. — Ik gaa myn brief klaar maaken ; zo gy by my belieft te komen , kunt gy hem lezen ; maar wy moeten geen tyd verliezen. Z E-  Vierde Bed ry f. 81 ZEVENDE TOONEEL. Charlotte; De Heer du Beaufort, Charlotte. Kunt gy daar zo fpoedig in toeftemmen Vader ? Du Beaufort. Toeftemmen ? Verre van daar ! Ik blyf by myn ontwerp; Ja! ik herhaal alles wat ik daarvan gezegd heb ; Maar uwe moeder in haare tegenwoordige gefteldheid fterk tegen te fpreken.zou niet anders hebben uitgewerkt dan haar in haar voorbaarig befluit te verfterken. Ik ken haar. Myne vrouw zal van zelve van gedachten veranderen ; met haar te twisten is de laatfte party; en eene party daar ik niet dan ongaarne toe beüuit. ACHTSTE TOONEEL. Charlotte; De Heer Du Beaufort; Morival. Moriva l, (Jlil in V opkomen.) „ Een verfchriklyke taak! maar het moet zyn ; „ Ik moet hem bedanken." Myn vriend! wy hadden ons beiden met eene flreelende maar bedriegelyke hoop gevleid; Met grievende fpyt kom ik u bekend, maaken.... Du B e a ufort. Myn waarde vriend ! Ik weet het reeds. Dorval heeft een bankbreuk gemaakt ; Ik verlies 'er honderd duizend ecus by. XVIII. Deel. F .Mo-  82 De Vergenoegde Philosoot M o ri val. Honderd, duizend Ecus ? Du Beaufort. Zo veel. Morival. . Dat was my onbekend. (S//7) „ o Hemel! Hoe „ kan ik hem nu voor zyne dochter bedanken! Wat zou de beminlyke Charlotte van my moeten „ denken!" Du Beaufort. Wat zegt gy, Mynheer? Het is klaar, dat het voorgenomen huwelyk thans in geene aanmerking kan komen. Morival. Integendeel! Wel degelyk in aanmerking komen ! Du Beaufort. Myn dochter denkt 'er niet meer aan. En wat my belangt, ik troost my, dat ik, een Schoonzoon misfende, evenwel myn Vriend zal behouden. Morival. Maar ik begryp niet , wat gy met dit alles bedoelt ? Hebt gy u dan kunnen verbeelden , of kunt gy nog vermoeden , dat ik myne verzoeken en aanbiedingen zou kunnen intrekken, omdat gy «en zwaaren ramp geleden hebt ? Myn vriend , ik had my gevleid dat gy my beter kende ; Ik bid nog, zo vuurigals ooit, om de hand uwer beminueiyke Dochter ; Ik herhaal haar myne aanbiedingen , en ik wensch uw Schoonzoon te zyn om in uw lot te deelen. Cu ar-  Vierde Bedryf. 83 Charlotte, QSiïl) € Hemel! Du Beaufort. Gy verlangt nog in zulk eene familie te treden? Morival. Mocht het den Hemel behaagen ! Du Beaufort. Maar myn vriend , wy verliezen.... Morival. Charlotte heeft niets verloren ; en tegen de Talenten en Deugden, welken zy behouden heeft, komen geene fchatten in aanmerking. Du Beaufort. Ik ftaa verbaasd. ■ Welke gevoelens.' 1 Hoort gy het myne Dochter ? Ch arlotte. Ja Vader Ik voel my gansch niet wèl; Ik verzoek naar binnen te mogen gaan. NEGENDE TOONEEL. De Heer du Beaufort; Morival» Du Beaufort. Die trek van uwe Grootmoedigheid treft haare sandoenlyke ziel te fterk.... Morival. Zoudt gy dat denkeu ? F 2 D v  £4 De Vergenoegde Philosoof. Du Beaufort. Of ik dat zou denken ? — Ik houde 'er my van verzeekerd. Morival (op een droevigen toon?) Ach myn waarde Du Beaufort!... Du Beaufort. Al weder noodelooze zorgen? Omdat Charlotte wat irilte en rust verlangt. Morival. Verfchoon my; ik heb dat ook noodig. ou Beaufort. Om uwe zorgen te voeden? >in Morival. Daar heb ik wel reden toe. TIENDE TOONEEL. De Heer du Beaufort; alleen. Altyd te vreezen! altyd zig zeiven te kwellen! Ik beklaag den braaven Man. Maar ik heb misfchien ongelyk; Hy heeft die gefteldheid, en hy zal, zyne natuurlyke geaartheid involgende, ongetwyfeld op zyne wyze gelukkig zyn. ELFDE TOONEEL. De Heer du Beaufort; Deschamps' Du Beaufort. Ik haaste my, waarde Deschamps! om u een recht edelen  Viisde Bicuïr, 85 edelen trek van Morival's karakter te vertellen, die uwe achting voor hem nog flerk zal vermeerderen. Gy hebt zeekerlyk myn ongeluk reeds vernomen ? Deschamps. Ja; en ik kwam hier om u, zo veel ik kan, te troosten. Du Beaufort. Wèl verplicht. Morival hadt het ook op 't oogenblik gehoord ; En zoudt gy het ge- looven? zyn eerfte werk is zyne bede om de hand van myne dochter te vernieuwen, en de zeer aanzienlyke donatie , die hy haar aanbiedt, te bevestigen; Hy wil, zelfs nu nog, volftrekt myn Schoonzoon worden. Deschamps. Dat verwondert my niet van den Heer Morival. Du Beaufort. Wat ben Ik evenwel gelukkig! zelfs in myne ongelukken! Maar Adieu! Ik moet het, zonder uitftel, aan myn vrouw vertellen. TWAALFDE TOONEEL. D eschamps alken. Met één woord, zonder het te bedoelen , doorboordt hy myn hart. Nu moet ik weg ! Ik moet geen getuige zyn van 't geluk myns mededingers. Maar wordt hy wel bemind ? Eu is 't wel waar, dat Ik.... Ach ' dezen morgen... Een opF 3 Hag  85 De Vergenoegde Phtlosoof: flag van haar oog!... Haar toon!... Maar al was myne bedriegelyke hoop gegrond, ik moet evenwel voort' Ik zoude haar flechts ongelukkig maaken; Ik zou haaren Vader onwaardig behandelen; Dat nooit ! Ik moet myn verdriet in myn boezem fmooren ! Ik moet vertrekken, DERTIENDE TOONEEL, Deschamps; Jeannette. Deschamps; (Jeannette ziende?) Hoe! Jeannette hier ? Jeannette. En gy zoudt ons verlaten? Deschamps. Maar Jeannette! my te beluifteren ? Jeannette. Ik kwam u hier zoeken , en hoorde u zeggen: „ Ik moet vertrekken," Zoudt gy ons waarlyk willen verlaten ? Deschamps. Ik moet. Jeannette. Voor altyd? Deschamts. Voor altyd. Jeannette. En waarom toch? Des-  Vierde B e d r y f. 87 Deschamps. Verfchoon my Jeannette. ^ Jeannette. Heeft iemand u dan eenig leet gedaan? Deschamts Ween Jeannette ,- Ik heb my over niemand te beklaagen. Jeannette. Myne arme Meefteres! Hoe vreemd zult gy op. hooren! Alle verdrietelykheden komen te-gelyk. Deschamps. Myn vertrek kan evenwel niet onder die verdrietelykheden behooren? Jeannette. Verliest zy niet haar Taalmeefter ? Dog daar komt Mevrouw de Rofelle aan, die zal u mogelyk van beduit doen veranderen. VEERTIENDE TOONEEL. Deschamps; Jeannette; Mevrouwde Roselle. Mevrouw de Roselle. Ik kwam hier Mynheer du Beaufort zoeken; Weet men ook waar hy is ? jeannette. Ik weet niets Mevrouw! Ik heb daar een beduit van den Heer Deschamps vernomen , dat my ten uiterften verdrietig maakt. ' Ik hoop F 4 dat  83 De Vergenoegde Philosóoeï dat uwe invloed hem van gedachten zal doen vefi anderen. Mevrouw de Roselle. Wat dan? jeannette. Hy wil vertrekken. Voor altyd vertrekken. Mnvhoow de Roselle. Gy vergist u ongetwyfeld, Jeannette. jeannette. Ik heb het op 't oogenblik van hem zeiven, in goeden ernst, verftaan. (tegen Deschamps') Ik zal evenwel aan myn Juffrouw zeggen dat gy, vóór uw vertrek, affcheid van Haar zult komen nemen. Deschamps. Neen! Zeg haar niets, bid ik. jeannette. Zo te vertrekken zonder dat men iets meer van u hoore? .... Het zal niet gefchieden. deschamps. Ik zal fpoedig bericht geven van myn lot; en my met de hoop van antwoord opbeuren. Mevrouw de Roselle. Jeannette ! Ik zal 'er met den Heer Deschamps eens over fpreken. Jeannette, {tot Deschamps?) Nu welaan! Ik zal u dan nog weder zien; myn hart zegt het my, VYF-  Vierde Bedrit. S9 VYFTIEN DE TOONEEL. Deschamf?; Mevrouw de Roselle. Mevrouw de Roselle. Is het in ernst waar ? Mynheer! Welke reden is 'er voor dat vertrek ? ■ Deschamps. Veele redenen, die gy ligtelyk gist. en die gy niet kunt nalaten goed te keuren. Mevrouw de Roselle. 'T is waar ! In weerwil van myn wensch, om u langer hier te zien, voel ik de moeielykheid vooru om te blyven. Deschamps. Ontvang myn hartelyken dank, Mevrouw, voor ulle uwe vriendelykheden; en wees verzeekerd , dat het afwezen niet dan myne erkentenis zal vermeerderen. Mevrouw de Roselle. Gy hebt my nergens voor te danken. Gaarne zoude ik iets voor u gedaan hebben; maar.... Gy weet alles. Nooit zal ik ondertusfehen uwe heusheden, uwe befcheidenhcid , en uwe verdere beminlyke hoedanigheden , vergeten: Maak altyd Haat op my alg op eene vriendin. Deschamps. Uwe gunst, Mevrouw, verfterkt myn geest in myn verdriet. F 5 Me-  ,$o De Vercenoegde PiirLosoor.' Mevrouw de Roselle. Maar welke zyn uwe voornemens? Deschamps. Ik zal eerst naar myn Vader gaan.... Mevrouw de Roselle. Dat is de beste party, die gy nemen kunt. ( Heb de goedheid van hem 'uit myn naam te zeggen.... Maar wie zweeft hier zo door 't bosch? — met zulk een zonderling voorkomen! Is 't een Spion? —■—■ Wat zoekt gy daar vriend? ZESTIENDE TOONEEL. Deschamps; Mevrouw de Ro?elle; een Postillon, (in een blaauw Vest, met de zilvere plaat op de borst ) Postillon. Verfchoon myne verlegenheid! ■ Een Postillon op een vreemd pad raakt wel eens verlegen; Maar als men wèl betaald wordt, getroost men zig alles. Mevrouw de Roselle. Zeg maar kortelyk wat gy verlangt? Postillon. Verfchooning. Om my van myn laf t te kwy- ten, zou ik wel t effens dienen te fpreken en te zwygen. By voorbeeld, een lompcrt zou ten eerllen zeggen , dat hy een boodfciiap hadt aan zekeren Heer Deschamps. Des-  Deschamps. Die ftaat hier voor u; Spreek! Postillon. Wy Poftillons kunnen zo wat in de oogcn l czen. Ik zag het, dacht my , wel, dat gy de rechte waart. Mevrouw de Ros e l l e, Maar wat hebtgy dan aan Mynheer te zeggen! Postillon. Ik vertrouw, dat deze brief de boodfchap al zo naauwkeurig zal doen als ik. (Hy reikt Descnamps een brief over.") Deschamps, Vanwaar komt die brief? Postillon. Dat zal hy ook al zelf wel vertellen. Deschamps. Mevrouw gy zult my wel vergunnen.... Mevrouw de Roselle. Geene verfchooningen! (tegen den Pofiillon, t*n®l Deschamps den brief opent en leest.) Wel vriend ! gy komt my voor van eene vrolyke geaartheul te zyn.. . Postillon. Wy Poftillons zwerven altyd , en krygen veel mqjfcheu in 't vizier , en daar door weten wy te leeven. Mevrouw de Roselle. Uwe Paarden, die met u zwerven , zullen misfchien ook in die meerdere befchaaving deelen; zy  02 De Vergenoegde Philosoof. krygen althans ook veel menfchen en paarden in hun vizier. Deichamps. O Mevrouw! Mevrouw de Roselle. Wat is 'er? Hoe zo aangedaan? 0 Deschamps. Een billet van myn Vader. Mevrouw de Roselle. Wel nu? Deschamps. Ik bezit my zelven niet, Mevrouw! Hoor maar eens wat hy my fchryft. „ Kom terftond by my. „ Vertrek met dezen zelfden Poltillon." Postillon, Uw Dienaar Mynheer! Deschamps (vervolgende met lezen.~) „ Ik heb u een allerheugelykst nieuws mede te „ deelen; en kan myn geluk niet wel fmaaken voor „ dat myn lieve zoon daar in deele. Nog eens „ dan, kom fpoedig by Uw Vader. Mevrouw de Roselle. Een allerliefst billet, Deschamps! Uw Vader is dan gezond; gelukkig. Postillon. O Mevrouw: De Oude Heer was zo vrolyk! Hy heeft my zulk een fchoon prefent gegeven , om fchie-  VlUBI Bibiïf. 93 fchiélyk te ryden! —— Nu zo iemand dk ook verdient ben ik het. Mevrouw de Roselle. Toon het met Mynheer ook fchiélyk over te brengen. Postillon. Als een Blikfem! Mevrouw de Roselle. Wel aan myn vriend ! Vertrek maar fpoedig, ea kom fpoedig met den ouden Heer, zo 'tiwezen kan, te rug> Het kan misfchien dezen avond nog wel gelukken. Postillon. Ja wèl ! mits dat wy oogenbliklyk vertrekken. Eindt van hit fitrfe Bedftf. VYF-  94 D £ V li r g EJf oegde Philosoof VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Du Beaufort. Alleen. Ik heb de goede lieden dan hun affcheid moeten geven ! Het viel my zwaar; — En 't was voor hun een donderdag. ■ Hun verdriet treft my; maar wat ben ik ondertusfchen gelukkig, dat men myn dienst met zo veel fpyt verlaat! Wat ben ik gelukkig , dat ik myn waarden vriend den Sekretaris , dat ik de vrolyke Jeannette, en den ouden Robbert, nog kan behouden! Ha! daar komt de oude Man aan! — Zeekerlyk om my te bedanken voor die gunüige onderfcheiding. TWEEDE TOONEEL. Du Beaufort; Robbert. Du Beaufort. Gy hebt het waarfchynlyk al gehoord? Engy zyt 'er ongetwyfeld wel mede in uw fchik?^ Robbert. Ik kom myn affcheid vragen. Du Beaufort. Maar gy zyt onder de geenen, die ik behoude. Ros-  Vytdi Bedrii, 95 Robbert, Maar ik ben het, die verkies te vertrekken; Dat maakt het verfchil. Du Beaufort. Waarom Robbert? Robbert. Gy verzendt eenige bedienden; Ik ben de oudfte van allen; Ik heb afgedaan; En zoude ik dan blyven, daar Zy moeten vertrekken? Du Beaufort. Maar ik ben aan u gewend; Ik heb u noodig. Robbert. En Ik heb rust noodig, Mynheer! Du Beaufort. Myn dienst is een wezenlyke rust voor u. R o' B BLRT, Rust te Parys? Mevrouw zegt, dat gy daar aa toe gaat. Du Beaufort. Gy hebt dikwils gezegd, dat gy met my wilde leeven en fterven. Robbert. Ja , maar niette Parys, Mynheer! Ik ben nu een-en-zeventig jaaren oud, en nu dunkt my wordt het tyd om met my zeiven te leeven en te flerven. D u Beaufort. Gy hebt gelyk Robbert, en 't is misfchien onbillyk u langer dienst te vergen; Ik moet u niet belet- ten  96 De Vergenoegde Philosoof. ten gelukkig te zyn naar uwe eigen verkiezing ; Men moet de menf'chcn lief hebben niet om zig zeiven maar om hunnent wil; En hoe ongemakkelyk my deze verandering zal vallen, gy kunt op my ftaat maaken als op een vriend, die uwen langen getrouwen dienst altyd met dank zal erkennen. Maar hoe? gy fchreitl » Robbert. Ja! Dat kan ik niet helpen; ik kan zulk een aanfpraak niet hooren; Ik wilde u verlaten, omdat ik niet meer voort kan, maar nu ik u weder gezien en gehoord heb! Neen, Mynheer! zo- 't u belieft, blyf ik. Du Beaufort. . Neen! Gy hebt lang genoeg gediend; Gy zult ten naasten by kunnen rondfchieten, en het weinige dat 'er aan ontbreekt, zal ik nog wel kunnen uitzuinigen. . . . Robbert. Nu kan ik volftrekt niet vertrekken! —— Ik zal weer jong worden in uwen dienst; gy moogt my brengen naar Parys, of waar gy wilt. Du Beaufort. Het kan niet zyn Robbert. Robbert. Nu dan moet gy my, na uwen Vader en U vier-envyftig jaaren gediend te hebben, weg jagen; want vrywillig zal ik niet vertrekken;—Maar wilt gy my houden, zo een heet-Jaoofd, en zo een knorpot als ik zyn ma-  VlIDl BïDJTI. 57 Hoge, ik zal u met zulk een goedhart als immer In 'myn leven dienen. Du Beaufort. Ik wil u niet wegjagen; — Blyf dam Robbert. Dan moet gy my veroorloven u de hand te geven. Du Beaufort. Wel aan! Maar nu nooit weêr van vertrekken te 'fpreken. Robbert. Een verwyt, dat ik wél verdiend heb ! Du Beaufort. Geen verwyt; maar eene vriendelyke voorwaarde' Daar komt de Heer Morival aan; Ik verlarg met hem alleen te zyn. W „ Ik beklaag >, dien edelen Man." DERDE TOONEEL. De Heer du Beaufort;. Morival. Morival. Hebt gy de onbewimpelde verklaaring van uwe Dochter vernomen , dat zy my niet konde beminnen ? Du Beaufort. Ta' En het fpyt my om uwent wil; Maar gy hebt 'er ten minsten het voordeel door bekomen van uit uwe vetdrietige onzeekerheid verlost, te zyn; Breek derhalven uwe mymeringen af. Morival. Een kostelyke troo.t! XVIII. Deel. g °*  £8 Dl VERGENOEGDE PHILOSOOr, Du Beaufort. 'tls immers beter op vasten grond te kunnen bouwen, dan zig met eene bedriegelyke heop te'vleien; - Daar zyn meer voorwerpen dan myne Dochter. Morival. <ïy hoont my! Ik wil u wel verzeekeren, dat ik geen ander voorwerp zoeken zal. Neen! Ik ftaa voor altyd af van myn eenigst uitzicht op geluk voor my zeiven. . . . Du Beaufort. Nog eens, het fmart my, Morival! Maar Char. lotte fchynt volftrekt bepaald om niet te trouwen. V, ;, - Morival. Gy bedriegt u. . Ik heb daaromtrent een zeer gewichtige verborgenheid ontdekt; En ik heb daar een entvverp op gemaakt, het welk ik geloof dat uwe goedkeuring zal wegdragen. Du Beaufort. Ik verftaa niets Van al wat gy zegt. Morival. , . Ik zal u alles ophelderen. — Charlotte weerftreeft myne wenfchen alleen omdat een ander haare genegenheid bezit. Du Beaufort. Welk een denkbeeld! —En wie zou die ander zyn? Morival. Deschamps. Du Beaufort. Nog vreemder! Spreekt gy in ernst? Mc»  VYfde B e d r y t. 9? Morival. Gy moogt my uitlagchen zo veel gy wilt; maar ik zeg u in goeden ernst, dat Deschamps het hart van uwe Dochter bezit. Du Beaufort. Ik ft'aa verbaasd. ■ Morival. Ja ! Zy beminnen wederzyds eikanderen; maar met eene wyze, fchroomachtige, befcheiden , liefde. Zy 'beminnen zonder het malkanderen te laten bly- ken- , ik had byna gezegd , zy beminnen , zonder het zelve te weten. —- Ik heb 'er lang het oog op gehad, thans ben ik 'er met zeekerheid. van: overtuigd.- Luister nu, welk een gebruik ik van mvne ontdekking voorheb te maaken. — heb veel middelen, veel meer dan ik noodig heb.' — 1 lk ben weduwnaar/.'., voor altyd. Ik lieb geene kinderen' — zelfs geene neeven; Ik bemin Deschamps.; Ik wil hem tot vader verftrekken. Hy fchynt van deftige afkomst te zyn, ny heeft een gevoelig hart,-een innemend voorkomen, en is ongetwyfeld een verftandig jongman; ik view my, dat hy, door myne hulp onderfteund,wel za voortkomen in de wereld, en mettertyd de hana v^ uwe Charlotte zal waardig zyn. —> ln zu «val, myn Vriend ! verbind ik my. van nu at, den Bruidegom van Charlotte, aan Descmamps - ^ landgoed ten Hmvelyk'te fchenken. Wat ze„t gy van myn ontwerp? 1 Du Beaufort. . . ó Morival! Laat my adem haaien -gr G •  TOO Dl ViKBINOEODE pHILOSOOf. Zulke edele gevoelens heb ik nog nimmer aange« troffen! Gy, die zo veelen gelukkig maakt, zoudt gy zelf niet gelukkig zyn? Neen! Myne Charlotte moet, in eene andere betrekking, nogmaals uwe Charlotte zyn ; en de beminde van Deschamps moet, en zal. alle haare poogingen aanwenden, om den naderenden avond van uw leven door haare dankbaare zorgen te vervrolyken. MO'RIViL. ' Daar komt Mevrouw uwe Nicht aan; Vinger op den mond! VIERDE TOONEEL. De Heer du Beaufoft; Morival; Mevrouw de Roselle. M e v e o u W de Rosselle (/'« '/ opkomen, fti/.) Ik moet hen weg zenden om myne byeen- „ komst vry te hebben." Zyt gy nog hier, myne lleeren? Gy rekt het geduld van myne Tante al te lang; Zy klaagt, dat men haar geheel verlaat; en heeft zy inderdaad niet wat gelyk? Du Beaufort. Wy gaan onze fout verhelpen! Morival. Mynheer uw Oom vertroostte my . . . Mevrouw de Roselle. Het is de aangenaamfte bezigheid van myn Oom elks Ieet te verligten; Dat is bekend; Maar ik  V y F d E B i d R v r. lor ik bid u, myne Heeren, denkt evenwel ook aan myne Tante, die verlangt. . . . Du Beaufort. Ta' Zo dra zy my ziet is zy beter gemoed. — Wv eaan; Gy moet uwe wandeling ook met al te lang uitftrekken. (Tot Morival,*» 't weggaan) kom myn Vriend! herhaal my onderweg uw ontwerp nog eens; Ik ben 'er van opgetogen. VYFDE TOONEEL. Mevrouw de Roselle (alleen.) Zie zo 1 De plaats is vry; ten minsten voor eeni- gen tyd, hoop ik: Indien Deschamps nu maar Ledig komt, kan hy zyn Vader gerust mede brenen , Dat jong mensch boezemt my hoe langer'hoe meer vriendfchap in! En die arme Coufine maakt ook myn medelyden gaande! Ik wilde den een en de andere zo gaarne helpen! — Ti daar moet eenig middel gezocht worden. Maar zie daar Deschamps alreeds; De liefde is vernuftig; Hy zal 'er wel iets op weten te vinden. ZESDE TOONEEL. Mevrouw be Roselle; Deschamps. Mevsouw de Roselle. Hoe Mynheer, alleen ! Waarom hebt gy uw Vader niet medegebragt? Deschamps. Hy is hier dicht by; in 't prieel van Rochefort. G 3 Me"  loa Di Veegenoegde Philosoof, Mevrouw de Roselle. Maar waarom is hy nier niet u gekomen ? Des c h'A' m p s. Omdat hy zig voor als nog niet wil verkïaaren. • Onder vyl mag ik u een groot en gelukkig Nieuws melden; i—ï De fortuin heeft haar'vorige wreedheden- Jegens myn Vader vergoed; Het fpel badt hem bedorven ; Door eene onverwachte omwenteling heeft het fpel zyne zaaken ,he?fteld, en Ik, begrypende dat myn "ftaat nu insgelylcs verbeterd is ,en dat myne uitzichten op Charlotte nu minder hoopeloos zyn, "fieb myn Vader alles geze.d, Hy keur? niyn liefde zeer goed,' en belooft aan zyn zoon een gedeelte van 't geen hy' door het fpel bekomen' heeft, terftönd te zullen fchenketi. : -': - Mevrouw de Roselle. Beter kan hy zyn geid niet plaatfen. 'D e s-c h a m p s. Dit is 't nog jiiêt a!, wat ik u te melden heb. . Men fpreekt gaarne'van Hegunftigers, die ons eet doen;'Ik fprak' myn Vader van de goedheden , welken gy my betoonde; Ik noemde., u; >; Heirel! „riep hy uit, Mevrouw' de" Rofelle .? Ik moet „ haar zien; Ik was aan haaren Vader reeds door „ eene hartelyke vriendfchap verbonden." Met één woord , hy fpoedt om verder met u te raadpteegeu. , , „y . .. ';>>' $' Me-  Onwaardeerbaar gelui! Merlmare Sopliie! duH dat ife aan uwe Isjtiiën. — STOM SOSres ter &£££^M^i*- V^'JSS'r.VJ. éiïe*.   Vtibi Bediïi. ioji Mevrouw de Roselle. Welk een fchat van heuchelyknieuws, dat my bekoort en verrukt. | Deschamps. Ten mynen opzichte zegt hy, beeft hy nog een ontwerp in *t hööfd; maar hy verlangde vooraf u te fpreken, eer hy zig daaromtrent bepaalde. ' Mevrouw de Roselle. Wel aan, laat ons hem ftraks in 't Prieel van Rachefort gaan vinden. Deschamps. O ! Daar zie ik de aanbiddelyke Charlotte aan. koomen; vergun my, dat ik my 'aan Haar mag verklaaren. i Mevrouw de Roselle. Nog niet. Deschamps. Ik reikhals te weten, hoe zy in haar hart... Mevrouw de Roselle. Zy bemint u ; Ik ftaa daar voor in. Laat. my voor u fpreken. G a ZE-  io.t De Vergenoegde Philojöoï ZEVENDE TOONEEL,» Mevrouw de Roselle; Deschamps j C n arlotte; Jeannette, Jeannette, (in V opkomen.) Hoe is 't mogelyk ? Juffrouw ! daar zie ïk den Heer Deschamps by Mevrouw de Rofelle. Charlotte (tsi Deschamps.') Jeannette hadt my gezegd , Mynheer, dat gy vertrokken waart. deschamps. Ik vertrokken ? Zonder u vaar wél gezegd te hebben? . Ik heb een klein tourtje gedaan. Mevrouw de Roselle. Ee!n oogenblik brengt zomtyds groote veranderingen voort. D e s c h a m r s. Gewis! Ik zelf kan naauwlyks geloof fiaan aais de verandering.... Mevrouw de Roselle, (Stiltot Deschamps ) ,, Houd u toch Stil!" (luid) Wilt gy my dan geleiden, Mynheer? Charlotte. Mag men u vergezellen ? Mevrouw de Roselle. Verfchoon my! Men wacht ons om een zaak af te doen een zaak daar haast by is; Waarin gy zelf betrokken zyt. ACHT-  Vyfde B e d r y f. i©5 ACIISTE TOONEEL, Charlotte; Jeannette, Charlotte. Hoort gy het , Jeannette ? Eene zaak waarin ik betrokken hen ! Ik kan 'er niets van begrypen. Jeannette. Ik even weinig. Ondertusfchen moet ik my over Deschamps verwonderen ; want hy heeft affcheid , formeel affcheid , van my genomen, Charlotte. Daar valt my in Jeannette! ■ Daar zal hem een onverwacht geluk te beurt gevallen zyn, Jeannette. Zoudt gy dat denken? Des te beter. Charlotte. Ik heb hem nooit zo levendig en vrolyk gezien; En vooral nooit zo teder; Hy heeft maar een enkeld woord gezegd; • Hy brak af, maar hy fcheen te willen zeggen.... Wat moet ik befluiten? ■ Ik ben inderdaad niet zonder hoop. jea rsNETTE, En ik brand van nieuwsgierigheid! ■ Daar komt Mynheer aan? Wat is dat? — Hy fchynt byna toornig; Dat heb ik nog nooit gezien; Wat kan hem zo veel ongenoegen gegeven hebben ? GS NE-  toS De Vergenoegde Philosooe NEGENDE TOONEEL. pHARLOTTEJ jeannette; DE HEER du I Beaufort; > *: Charlotte. Gy fcliynt moeiêlyk Vader. Du Beaufort. Dat ben ik ' inderdaad ; ik" wil 't niet ontveinzen: - Morival, na de grootmoedige aam bieding, die u bekend is, zo onmiddelyk te voren gedaan té hebben , komt daar weeder met een ander ontwerp voor den clag, 't welk het eerlte vooritel, in verhevenheid'van'ziel, nög verre overtreft, ten-voordeéle van iemand i die U niet onverfchillig is, myne Dochter, en daar ik zelf zeer veel achting vo'orheb; maar dat edelmoedig ontwerp heeft het geluk niet van, aan uwe moeder te behaagen ; zy weigert volfrrek't'daar in'te treden ; Vcrgeéfsch dringen wy daar op aan ? ty wordt driftig; drukt zi| fterk uit; Ik , aan zulke'gefprekken-ongewoon, heb Moiival alleen by haar gelaten , -en kom hier adem haaien. —- O mocht myn vriend haar nog overreeden!. ' "' ' . ! '■ ■'-" " Charlotte. Mag ik vragen.... Du Beaufort. Nog niet. - Uwe Moeder zal zig misfchien overgeven, .en dan moet alles vergeten zyn. --—' Ik ben haar in haare vorige verkiezing te wjlle, L v ge-  VlFtl Bïtllf. 132 wel hoe kan hy* zo menschlievend, zo edelmoedig, als hy is, ongelukkig zyn? ,- Het is on- mogelyk! 'T is de Ondeugd alleen, die ons beklag verdient; De Deugd brengt haare vergelding mede; En Morival zal in zyn edel hart da Eeflyke werking voelen van die vóortreflyke neigingen, Welken hy daat in gekoesterd heeft, en welken, h'y heeft willen maar niet-kunnen, involgen; De pooging zelve is de vergelding zyner Grootmoedigheid. " Jeannete, (die na het g'efprek met Mevrouw naar het acht er ft e gedeelte van het Tooneel was geweken, komt van daar aanlopen?) Mevrouw de Rofelle .... Mevrouw du Beaufort. ' Wel nu? Jeannette. Is hier vlak by, met een Heer wien ik niet ken. Charlotte. -Een Heer? Du Beaufort. De een of ander vriend , die my kómt bezoeken. TWAALFDE TOONEEL. Charlotte; Jeannette; De Heer Du Beaufort; Mevrouw du Beaufort; Mevrouw De Roselle; Dormeuil, Mevrouw de Roselle. Vergun my , Oom, dat ik u een Vreemdelingaanbiede, die verlangt uw Landgoed te kopen. Me-  VïFDE BEDRYÏ. U3 Dormeuil. Ja! Ik herhaal het, zy'zyn zeer fchoon , maar, (tot Charlotte) ik heb de eer van aan het fchoonfte fieraad van het geheele Landgoed myn refpeft te betuigen. du Beaufort. Uw gedrag is zeer verplichtende, Mynheer. Mevrouw de Roselle. Ik heb Mynheer herwaards geleid; en ik heb hem myn dienst als Makelares in het kopen van het Landgoed aangeboden; maar, zo als de Heeren malkander aantreffen, zal myn dienst, bemerk ik wel, niet te pas komen. Dormeuil. Neen, Het Landgoed i my bekend; Doe een eisen, zo als ik van den Heer Du Beaufort mag verwachten, en gy zult my ook geen hairkloover vinden. Du Beaufort. Ik fchat het.... (Hy zwygt een oogenblik, om zig te bedenken , en ziet onderwyl zyn Vrouw aan.) Mevrouw du Beaufort. Honderd duizend Ecus is de eisch. Dormeuil. Ik zal niet knibbelen; De koop is gefloten. Du Bemifokt Uwe edelmoedige wyze van doen.... XVIII. Dell. H Dor-  11+ De Vergenoegde Philo"ïoo# Dormeuil. Niets natüurlyker! Maar ik moet 'er u by jzeggen, dat ik gereed denk te betaalen. d u Beaufort. Op uw gemak; Dat dringt niet. Dormeuil. Ja! Dat is een gewichtig punt voor my; Omdat 5k altyd wat bang ben voor my zeiven. Zie ik moet het nu maar bekennen; ik heb het geld voor uw Landgoed met het fpel gewonnen; zodra ik u betaald heb, is dat geld geborgen. Mevrouw de Roselle. Honderd duizend Ecus gewonnen? Dormeuil. Men mag wel de helft van 't geen men in zytf leven verloren heeft, weder winnen! Mevrouw du Beaufort. Wie heeft zulk eene zwaare fom verloren? Du Beaufort. Wy zullen hem waarfchynlyk niefkennen: —» JEn wat hebben wy daar dan mede te doen? Mevrouw de Roselle. Ja wel; Ja wel. Charlotte. De ongelukkige heeft door zulk een zwaar verbies veel moeten lyden. ©or,«  ? T f D ü Bedryf. Il5~ Dormeuil; Hy is een driest eri hardnekkig fpeler; hoewel ëen Financier. Mevrouw du Beaufort. Financier! ■ Ik bid u, hoe heet hy? Dormeuil; Dorval. . Mevrouw du Beaufort; ' Ik vermoedde het al; Het is ons Landgoedt Mynheer, dat gy, met de' kaart gewonnen hebt. Dormeuil. ïk had al zo lief dat het dat van een ander ware; Dog 't kan het Uwe weder worden; Dat zal maar" aan u ftaan.- Mevrouw' du Beaufort. Hoe dan? Dormeuil. Ik heb maar één' zoon; die my boven alles dierbaar is; Schenk hem, bid ik u, uwe beminlyke Dochter; Het geld zal voor u, eri Het Landgoed voor Haar zyn. Du Beaufort. Mynheer Dormeuil. Gy aarzelt; en 't is niet vreemd, omdat gy my ■ niet kent; Myn naam is Dormeuil; Myne; kleeding heeft u terftond een oud Soldaat veftoondi H « Me-  'tï6 De Vergenoegde PtiiLdsoor Mevrouw de Roselle. Ik heb al lang de eer gehad van den Kolon'el Dormeuil te kennen. Hy was reeds een Boezem*vriend van myn Vader; Hy heeft duizend goede hoedanigheden tegen een eenig gebrek, 't welk hy uit liefde voor zyn zoon geheel zal vermeesteren. (Stil tot Charlotte) „ Neem de party aan." Du Beaufort. Wat zegt 'er myne dochter van? Mevrouw du Beaufort. Die weet haar plicht. Mynheer, ik neem het voorftel aan, en ben zeer gevoelig voor de eer, die gy ons doedt. DERTIENDE TOONEEL. Charlotte; Jeannette; De Heer du Beaufort; Mevrouw du Beaufort; Mevrouw de Roselle; Dormeuil; Morival. Mori va l. Ik heb daar zulk eene zonderlinge famenfchakeling van gebeurtenisfen vernomen, dat ik my zeiven het genoegen niet heb kunnen weigeren van derzelver verder beloop by te woonen. (Hy ziet onder de laatfte woorden Dormeuil fterk in 't gezicht ) Maar hoe? waak ik! Myn oude Vriend Dormeuil! In welk een reeks van jaaren.... Dor-  Vyfde B e d r y f. 117 Dormeuil. Ife omhels u lieve Morival! maar ik moet nu de gewichtigfte zaak van myn leven eerst ten einde brengen. Myn Zoon! gaa Mevrouw bedanken. VEERTIENDE TOONEEL.. De vorigen. Deschamps. Deschamps. Ik gehoorzaam. Mevrouw du Beaufort. Hoe? Wat zie ik! Mevrouw de Roselle. Dat hadt gy niet vermoed Mevrouw ? Mo riv a l. Deschamps uw Zoon? ■ Ik heb altyd gunfflg over zyne afkomst gedacht, fchoon hy daar nooit van fpreken wilde. Dormeuil. Gy moogt uw woord niet wêer inhaalen , Mevrouw! Gy hebt het voor myn Zoon gegeven. Mevrouw du Beaufort. Ik wil het ook honden; Ik heb altyd recht gedaan aan de beminnelyke hoedanigheden van Deschamps; En ik heb voorzeeker geene reden om Dormeuil minder te achten. H 3 De»-  VïIBI Bedrtt. 119 tweede Vaders op, onzeker wie van beiden het meeste recht hebbe op haare eeuwige erkentenis? Morival. Het vertrouwd bericht, waarmede Deschamps in eene verrukking van vreugde, de naargeestigheid, waar in ik iTraks, by myn vertrek uit deze koepel, gedompeld was, gedeeltelyk opklaarde, deedt my van deze zonderlinge gebeurtenisfen eene uitkomst vermoeden , zo als ik thans heb bygewoond, en dreef my hervvaards te rug. Ik.befloot nog eene laatfte pooging te doen, om waar genoegen te vinden. Ik heb over my zeiven gezege¬ praald; myne vorige Liefde voor myne Meesteres is geheel in eene Vaderlyke genegenheid veranderd, en de vreugde, waar mede het vooruitzicht van Charlotte's geluk myne geroerde Ziel doortintelt , delgt het gevoel der onvrienöelyke weigering van Mevrouw Du Beaufort daar geheellyk uit. Ik acht en bemin Dormeuil zo veel als ik ooit Deschamps gedaan heb; —— byna zo veel als zyne Charlotte; Ik wil mede Vader van den eenen en de andere zyn; Omhelst my myne kinderen. Dormeuil. Ik brand mede van verlangen naar die omhelzing; Komt hier liefde kinderen by den tederhartigften Vader; Ik heb een tydlaug veele verdrietelykheden gehad; Eindelyk is de kans verkeerd, en ik fmaak een genoegen, dat ik nog nooit gekend heb. H4 Jeav-  io De Vergenoegde PhilosoofY Jeannette. Ja nu kan ik ook niet langer myne blydfchap binnen houden over het geluk van Mynheer Deschamps, of Dormeuil moest ik nu zeggen; Ik zal die fout in den naam nog lang begaan; want het is Deschamps geweest, dien ik altyd in myn hart heb lief gehad. Mevrouw de Roselle. Ik behoef u myne vreugde niet te betuigen, waardfte Vrienden; ■ Gy kent myn hart . Ik heb zelfs dubbelde reden om my te verheugen; De gehoopte over omst myner Zuster heeft wonderen gedaan; Het uitiïel: van den Trouwdag is de grond uwer gelukkige vereeniging.... MoRIVjiL. En myn toenmaalig verdriet deswegen is de bron van myn tegenwoordig genoegen , en vaa onzer aller vreugde, geworden. Du Beaufort. Dat zelfde verband kunnen wy in het beloop van dezen geheelen dag, en , zo wy 'er wel op letten, in het geheele beloop der wereldfche zaaken bemerken. De vallende Regen ont¬ last de lugc van Wolken en doet de Zon weder te voorfchyn komen; De rampen zyn niet zelden de naaste weg tot geluk, en uit het verdriet wordt dikwils vreugde geboren, Alles derhalven van den besten kant te befchouwen, zig met alles te vergenoegen, blyft myn onveranderlyke ftelregel. Einde van het vyfde en laatjle Bedryf.  TOM JONES en FELLAMAR. TOONEELSPEL. in v y f be dryven.  m Tom Jones en Fellamar daar van aan zyn doorzichtig oog vertoone! • ó Hemel! Daar komt hy zelf. (Zy ftaat op) Ik moet wyken! Hoe komt het dat ik zo waggel? TWEEDE TOONEEL. Sopsie; Fellamar; die my merende aan de deur van de Rotonde komt, en dan eerst Sophie bemerkt, Fellamap. Wat zie ik! Verfchoon my, Mejuffrouw! Vertrek niet; Ik gaa op 't oogenblik heen. Sophie. Neen Mylord ! blyf. Ik ftond op om myne Moeder te gaan opwachten; (Zy groet hem koel maar eerbiedig , en vertrekt?) Fellamar (Haar na-oogende.) Gy ontwykt my Sophie 1 — O Hemel! Welk eene noodlottige harfenfchim heeft my, met deze hoopelooze liefde, voor altyd myne rust benomen! —Hebben veertig jaaren levens my nog niet wys kunnen maaken? Moet ik de fchoone Sophie, in de vroegfle lente haarer jeugd beminnen? Met welke oogen zou zy my befchouwen, zo zy myne zwakheid of vermetelheid kende! Ik kan 't niet helpen; Ben ik te vroeg geboren om na haare hand te ftaan, welke wet verbiedt my echter in flilte om haar te zuchten? O Tempel der Vriendfchap, hoe gaarne bezoek ik u! • (Hy treedt nader tot /e Rotonde.) Laat ik 'er ingaan! De flille  126 Tom Jones en Fellamar lyk ? Da: alleen toont genoeg hoe hy daarover denkt. Juffrouw Miller. Wie heeft.u toch die, even dwaaze als haately. ke, denkbeelden tegen Mylord in "t hoofd gebragt? Zyne deugd wordt by elk , die hem kent, geëerbiedigd"; Zy heeft over de zwaarfte verzoekingen gezegepraald; En zoudt gy dat edel karakter.-... Patkidge. De beste karakters in fdhyn , zyn wel eens bedriegelyk. Juffrouw Miller» Geene wilde, niets beduidende , befchuldigin- gen. ■ Antwoord my eenvoudig, met Ja of Neen, op de vragen, welken ik u ten opzicht van zyn karakter doen zal.- P a ï r i d g e. Ik zal Laconisch zyn, als een oud Spartaan. J ü f£f rouw Miller. Was het niet Lord Fellamar die den gelukkigen Huwelyks-knoop van zyne Beminde met zyn Me. deminnaar formeerde? . Patridge. Ja. Juffrouw Miller. Toen het moedig hart van uwen jongen meester v#i verlangen brandde om de loopbaan van roem en eer in te treden, was het niet Lord Fellamar die deze edele .zucht beftierde? Pa*  DuiiDÉBsDRTf. ia? PATB.id q£. Ja. Juffrouw Miller. Toen deze edele Lord, nu Lord van de Admiraliteit geworden, van alle kanten om bevordering wierdt aangezocht, was het toen niet Tom Jones die door hem,boven alle anderen, gekozen wierdt, om hem op den weg van roem en fortuin te leiden? Pat rid ge. Zacht Vrouw! zo die edele Lord iets meer bedoelde , wierdt myn meester door zyne grootmoedigheid op eene edele wyze van deszelfs vrouw1 verwyderd. Juffrouw Miller. Wie heeft u dat haatelyk denkbeeld in 't hoofd gebragt ? Patridge. Wie? Lady Bellaftort! —— Geloof my myn goede Vrouw, die menfchen van de groote wereld hebben een heel andere natuur dan wy; Zy kennen malkander, en weten, waar huns gelyken in ftaat toe zyn? Mylady, byzonderlyk, is een fchrandere Dame. Toen zy het my eerst zeide, was ik even onwillig om het te gelooven als gy thans fchynt te zyn. Ik wierp haar tegen, dat Miiord, zo hy fteeds van hetzelfde vuur voor de vrouw van myn meester brandde, zig nu zo veele jaaren lang, niet meest altyd te Londen, of ik weet niet Waar, zoude onthouden, maar gepoogd hebben by haar  i2ï Tom Jones en Fellamar haar te zyn; Ondertusfchen, zeide ik, is hy byna nooit hier gekomen... Dat lykt zo wat, myn lieve Patridge , antwoordde zy my , maar nu , nu Western door zyne toenemende zwakheden genoodzaakt is geworden Londen te naderen; nu Fellamar de kunst heeft gevonden om hem ten dien einde het gebruik van dit Landgoed af te liaan ! . . . . Gaat er byna wel een dag ten einde, dat Lord Fellamar niet hier verfchynt ? 'T is waar > Mylady, zeide ik, maar moet dat op rekening van de Liefde gefield worden? Wilt gy daarvan overtuigd worden, hernam zy, zo laat u door my bellieren. — De zorg voor zyn kamer is u opgedragen ; Gy kunt hem befpieden, en zelfs in zyne fchriften zyne fchuldige bekentenis ontdekken. — Tomas Jones is uw meester en Vriend; Gy moet waaken voor zyn eer; bezorg my de noodige papieren, en ik zal verder alles fchikken op eene wyze, dat 'er nooit eenig Sterveling iets van kan te Weten komen. Ik voelde dat zy gelyk hadt, en ik vond fchiélyk gelegenheid om het duidelykst blyk eener fchuldige liefde onder de papieren te ontdekken ; Ik heb die aan Mylady ter hand gefteld, wel verzekerd dat zy my nooit beklappen zal. J L' F F li w M ! l. I- K. Gy hebt u op een laage, verachtelyke wyze gedragen! Myloru fchenkt u zyn vertrouwen, en gy verraadt hem! Foei! Ik gruw van u. P A t R I Li G E. Moest ik hem dan myns afwezigen Meesters eer flraffeloos laten aanvallen? Neen vrouw;een ver-  Eerste B e d r y f. 131 Juffrouw Miller. Daar zyn omftandighéden , die de afftanden nader by malkander brengen , of doen overftappen. Ik ken uwen rang, Mevrouw, en ik heb'er eerbied voor; maar ik heb nog grooter eerbied voor eeri deugdzaam hart, door een gevoel van plicht genoopt , en door voorzichtigheid beftierd, wellis bedoelingen derhal ven oprecht zyn, en dat niet dan eerlyke middelen bezigt om dezelve te bcfchie- ten. Zie daar wederom een toon, Mevrouw, die u misfchien nogmaals zal mishaagen, omdat gy dien al te hoog , of al te duidelyk, zoudt kunnen vinden. En evenwel kan ik , hoedanig die toon ook moge voorkomen, nooit dulden, dat men zulk een edel karakter als dat van Mylord Fellamar befchuldige, zo men niet de duidelyklte bewyzen tegen hem in handen nebbe, (tegen Pa- tridgé) En gy myn vriend, zo lang gy zulke bewyzen niet ziet, wacht u van iets te denken, en nog meer van iets te doen, dat u met fchande en fchaamte zou kunnen beladen. Lady Bella?ton (/pottende.) Die redevoering is verheven, en verdiende opgefchreven te worden; Maarmaatig uwen yver: —• Zie daar de brievetas, die uw man, door mynfc aanfpooringen verleid, my wel heeft willon bezorgen. Het is eene groöte onbefcheidenheid van myn kant; maar dewyl ik tot de familie va» Western zulke nauwe betrekking had, meende ik niet onverfchillig te mogen zyn wegens de eer en het geluk van allen, die daartoe behooren; En, I 2 zierl-  i32 Tori Jones en Fellamar ziende, dat 'er een heimelyk Verleider, onder derf naam en liet masker van edelen Weldoener, geduurig loerde om de rust uit dit gelukkig huisgezin voor eeuwig te verbannen, dacht ik , dat aan denzelven het dierbaar ïlachtofler zyner haatelyke lusten te onttrekken, geen groote misdaad konde zyn. Gy hebt my verlicht, en ik voel dat ik ongelyk heb gehad. Juffrouw Miller. Dat hadt gy Mevrouw; Ja!.... Ik ftaa voor een oogenblik eens toe, dat Mylord, fteeds met zyne eerde liefde worftelende, zyne drift eindelyk aan Mevrouw Summer heeft durven openbaaren; — Wat koude hy daarop verwachten? Dat zy hem behandeld zoude hebben met die verontwaardiging, die zyne vermetelheid verdiende; en hy, doorliet sezicht dier verheven deugd verbryzeld. zou bloolende te rug getreden,en tot zyne eerlyke gevoelens weergekeerd, zyn; Maar zo hy zlg -zeiven, in het onderftelde geval,heeft bedwongen, zo hv zyne liefde in zyn boezem heeft gefmoord, zo hy heeft geleden en gezwegen, dan verdient hy meer beklaagd dan befchuldigd te worden ; dan lean hy geene vrees verwekken. Hoe gy het derhalven neemt.... Lady Bellaston. Ik bewondere uwe edele denkwyze; Ikhoude u alles ten beste; Zelfs hei valfihe kart, daar, uwe vriendelykheid my mede befchouk. Ik heb u de papieren ter hand gefteld; Gy zult my j recht doen, (zy vertrekt.) PA-  Eerste Bedeyt. 133 P a t r i d g e. Ik daa verdomd! Wat zal hier van worden? Juffrouw Millleiw Hoe dan? Patridge. Over uwe ftoute aanfpraak; Het is een «dele Lady. Juffrouw Miller. Hebt gy u daarom zo dil gehouden ? Patridge. Ja! uit eerbied. Juffrouw Miller. Uit zwakheid! Gy begoochelt u zeiven zo gy dit gedrag op rekening van eerbied ftelt: Ik ben althans wél te vrede, dat ik voor dien gewaanden eerbied niet vatbaar ben; Het zou kinderachtig zyn, zig met den ryken Adel op een gelyken voet te willen dellen; maar in de verdediging der waarheid en der deugd moet geen rang ons beletten onzen plicht te betrachten; het was myn plicht, die my aanfpoorde, en ik had het recht op myne zyde; geen wonder derhalven dat ik rustig door dorst fpreken tegen [eene Dame , die noch het een, noch het ander kent. Wy mogen ons ondertusfehen beiden verheugen, dat de brieventas in onze macht is. Dat Mylord nooit iets van deze dievery te weten kome! Breug het Portefeuille, daar gy het genomen hebt. i, yYF-  l«4 Tom Jones en Fellamar VYFDE TOONEEL. Juffrouw Miileb; Patridge; W e s« te«t; geleid door den Heer Alworthï. - Western (tot Alworthy.) 'T is waar; gy zyt al te goed, met zo veel zorg voor een ouden nikkel te dragen: (Hy ziet Pa* tridge') Hoe vind ik u hier? Gy zyt nog niet op weg om de kouranten te gaan haaien? Gy weet evenwel, dat ik die altyd by het ontbyt wil hebben; vooral nu, daar myn braave Schoonzoon, myn lieve Tom, de roem van Engeland, den oorlog door een onvergejykelyken trek van de grootfte dapperheid en het fynfte beleid met zo veel luister eindigt, en zo wel den Staat als zig zeiven een on- fterflyken roem bezorgt: Gaa dan heen, vlieg! waar wacht gy naar? ■Patridge. Ik vertrek op 't oogenblik, Mynheer. W e s t e r n. Maar wat behoeft gy da: te zeggen; Nu kondt gy al haast weerom zyn! (tot juf rouw Miller) Daar zou hy nog eerst gaan redeneeren; en 't is flechts een weg van een kwartier uur gaans, dien hy behoeft af te leggen. Juffrouw Miller. Hy is reeds vertrokken Mynheer! W f. s t e u N. Wel ja , om misfchien morgen te rug te komen ! Hy is byster langzaam in zyne verrichtingen. Juf-  136 Tom Jones en Fellamar." bosfchen verdreven, hadt; Ach! die fchoone bosi fchen, die ryke jagtvelden . ik zal daar nooit weder jagen ! Steeds geplaagd door die haatelyke podagra, en door de lastige Doktoren.... Alworthy. Die u evenwel eene aanmerkelyke verzachting toebrengen. Western. Wel, wat duivel! zy moesten ook eenig nut doen, voor zo veele onfmaakelyke dranken als zy my voorfchryven; Ook zou de pyn niet te verdragen zyn, zo zy genadig aanhieldt; Het ergfte is maar, dat die Sinjeurs my de Jagt verboden hebben; Dat is hard. Alworthy. Het is altyd onaangenaam, beroofd te worden van een vermaak, daar wy aan gewend zyn; maar bedenk aan den anderen kant hoe veele vermaaken u nog overbly ven! Zulk eene Dochter; de roem "van haare Sekfe! Zulk eene beminlyke dochter van die dochter! Zulk een Schoonzoon, die u welhaast met zyne lauweren gekroond, als de weldoener van zyn vaderland komt omhelzen; Alle mogelyke byftand van oprechte vrienden ! ■ Een Loid Fellamar vooral, die niets verzuimt om uwen toeftand , zo niet aangenaam, ten minsten draaglyk te maaken' Wie heeft het geluk van een Lord Fellamar te bezitten? Western. Ja, dat is een onwaardeerbaar vriend; > Hy draagt eene zorg voor my, die my tot in het diepte va»  1^2 Tom Jones en Fellamar inwendigen vrede, daar gy u thans in verheugt, lang te zullen genieten! —>— O dierbaar papier! De verwaande Miller was wet in haar fchik toen ik haar de brievetas te rug gaf, maar zy wist niet dat ik 'er dit ftuk had uitgehouden. Het is wel wat duister, maar ik zal 't zodanig verklaaren, dat de trotfche Jon.s, en zyne Sophie, en haar Lord, en allen die my beledigd hebben, zullen fchuimbekkeu, en malkan ;eren vervloeken; ■ Ik heb hun lot in myne hand; en zy zullen ondervinden, dat Lady Bellaston zig niet ongeftraft laat hoonen. Einde van het Eerfte Bedrtf» TWEE-  Tweede B e d r v r. 143 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Mevrouw Summer; Fellamar, Mevrouw Summer, Wy hebben u onvergeldbaare verplichtingen, My- iord! Wy allen; maar ik verheug my feyzonderlyk over de oplettenheden, die gy voor myn Vader hebt; Gy beurt zyn geest op, en verligc zyne fmarten, door hem geduurige bezigheid, of liever eene opvolging van zachte vermaaken, ia den avond zyns levens te bezorgen; O konde ik zyne dagen ten koste van de myne rekken! Fellamar. Hy lydt veel, maar troost u, Mevrouw; Hy heeft daar zegeningen tegen, die weinige Stervelingen, althans in die maate, ten deel vallen ;Hy heeft U, en hy;heeft de beminlyke Sophie! En hy kent, hy waardeert, dat geluk; Ja ik heb meermaalen, terwyl hy door geweldige aanvallen zyner fmartelyke kwaal gemarteld wierdt, met vermaak gezien, hoe uwe tegenwoordigheid die pyndn zo niet verdryven , ten minsten lenigen en ais beteugelen konde; Ook heb ik uwe zorgen, uwe helievingea . . . • Me»  Tom Jones en Fellamar Mevrouw Summer. O Mylord, fpreek daar nier van; Ik verwyt my dikwils myne gebreklykheid daaromtrent. Het is evenwel waar, dat ik ernftig poog myn Vader, door het waarnemen zyner kleine verkiezingen, door gelukkige Nietmetallen, zo gy wilt, het leven aangenaamer te maaken; maar onderwyl lyde ik zelve een wezenlyk verdriet, en gy zyt de eenigfte aan wien ik dit kan openbaaren. Fellamar. Aan my? Mevrouw Summer. Ta Mvlord! Aan uwe edelmoedigheid heb ik het hezit te danken, van een Echtgenoot,die thans met een luisterryke zegepraal te rugge keert ; 1Hy is u zvne laurieren, Ik ben u zyn roem, verfchuld.gd, en de erkentenis, welke ik in myn hart voor deze cunsten voel, bemoedigt my om van den zelfden edelmoedigen weldoener nog ééne gunst te verZ0eken daar myne dochter m betrok¬ ken is! Fellamar QftM-j „ Hemel wat hoor ik!" Al wat in myn vermogen is. ■ ' Mevrouw Sommes. Ik ben daar van overtuigd, Mylord; — Gy hebt ongetwyfeld al meermaalen opgemerkt dat Sophie l eene naare droefgeestigheid welke zy zoekt te verbergen, gedompeld is; ik heb er de oo zaak van poogen oP te fpooren; ik heb haar  T w E e D i B e D r Y f. 14 j Ondervraagd, gedrongen, maar zuchten en ftilzwygen is al het gevolg myner poogingen; Dat zuchten en zwygen doorboordt my ondertusfchen het hart, en 'verzwaart grootelyks het lyden, dat de fmartelyke toevallen van myn vader my zo dikwils doen gevoelen ,• — Ik lyde als moeder, en als dochter, — en als vrouw; want hoe zal het de vreugde van myn Echtgenoot verbitteren, zo hy, by zyne te rug komst, van alle de zynen met vreugde verwachtende ontvangen te worden, zyne dochter in zulk een toefland aantreft. Help my derhalven Mylord, en geef myn onrustig hart zyne vorige kalmte weder. Fellamar. Door wat middel? i Mevrouw Summer* Uwe vriendelykheid, uwe innemende wyze van Overtuigen, met één woord uwe uitmuntende verdienften brengen by Sophie de behoórlykè uitwerking voort. Fellamar. Hoe Mevrouw! Mevrouw Summer. Ja Mylord! Ik heb dikwils opgemerkt; dat haar* oogen, terwyl gy fpreektj zig allengs verlevendigen , en van neêrflachtig en doodsch, zo als zy te voren waren, levendig en helder worden; En is .het te verwonderen? Zy befchoüwt u eenigzins als i «en tweeden Vader. XVIII. Deel. K  J4<5 Tom Jones en Fellamar. Fellamar (/?*/•) „ Een Vader helaas!" Gy doet my veel eer Mevrouw. Mevrouw Summer. Gy hebt my uwe liefde opgeofferd; Zy weet, dat . Ik zonder uwe grootmoedigheid my nooit met den Echtgenoot, Wien ik aanbid, zou hebben kunnen j vereenigen. Fellamar. Ik heb niet meer dan myn plicht betracht, en zoude het zelfde in gelyke omftandigheden weêr doen; maar wat verlangt gy thans van my?. MevRouw Summer. Dat gy den grond der kwelling in 't hart myner dochter poogt te ontdekken. Fellamar. Zal zy dien voor een Vreemden gemaklyker bloot leggen, dan voor haare moeder? Mevrouw Summer (op een droevigen toon?) Ja Mylord! De natuurlyke eerbied voor de Ouderen fielt de kinderen op een te grooten affland, dan dat dit niet een ongunfligen invloed op derzelver vertrouwen zoude hebben. Welke dochter fpreekt altyd openhartig met haare moeder! Maar, daar het hier eene zaak betreft, waarin gy haat dienst zoudt kunnen doen, zal Sophie u haar geheim eer betrouwen; want eindelyk ik vermoede dat het uwen waarden Neef betreft. ' Fel-  Tweede B e d r y f. 147 Fellamar. Hóe! Sir Harris? (ftU) „ Zy doorboordt myn V; hart." Mevrouw Summer. Hy was vóór zyne reis zeer dikwils by haar; In zyne jaaren vat men ligtelyk liefde ; en boe¬ zemt men die even ligt in; Het is niet onmogelyk dat dit het geval is geweest van Sir Harris en vari myne dochter. Fellamar (ftil.~) „ ó Welk eene pyniging!" Mevrouw! Mevrouw Summer. Wat hapert 'er Mylórd ? Fellamar. Niets; Zo Sophie zig om Harris kwelt* £al hy veeier minyver gaande maaken. Mevröuw Summer. Hy zal echter , zo hy haar bemint, haare hand ontvangen ; ten zy gy u daar tegen verklaarde, Mylord! Maar dat denk ik niet; Het moeë integendeel voor uw edelmoedig hart eene allerliefelykfte genieting zyn tWee jonge lieden, die in tang, jaaren, neigingen, in alles, overeenkomen j te verbinden* Fellamar. Het is óndertusfchen zonderling, dat myn gelukkige Neef, voor zulk een huwelyk , zo lang Eaar zig dóet wachten; Hy blyft nog al reizen. k 2  148 Tom Jones ee Fellamar. Mevrouw Summer. Hy is thans te Parys; De overtocht is kort; en ik ftel vast, dat men hem welhaast hier zou zien» zo hy zig met deze verbiudtenis dorst vleien. Fellamar. Denkt gy dat Mevrouw? Cflil~) ,, ó Hemel!" Mevrouw Summer. Ongetwyfeld; Inzonderheid zö gy, (Tandvastige weldoener van myn huis, den aangenaamen last op u wilde nemen om hem deswegen te fchryven. Fellamar. Mevrouw, ik heb my fteeds een wet gemaakt om aan uwe verlangens, die ik altyd redelyk heb bevonden, naar myn vermogen te voldoen; Ik zal ook hier doen wat ik kan; Ik zal Sophie fpreken; het enkel noemen van myn Neef zal my welhaast haar geheim ontdekken. {JiiQ „ Myn God, welk „ een onderzoek!" Mevrouw Summer. Ik zal haar ftraks herwaards zenden. TWEEDE TOONEEL. Fellamar alleen. Eindelyk ben ik dan verlost! verlor van eene Vrouw, die aan elk, die haar kent, en ook aan my 0p alle andere tyden zulk een aangenaam gezelfchap verfchaft. • Eindelyk kan ik weder adem haaien, -want ieder woord be-  15a Tom Jones en Fellamar toebrengen; 1 Met zulke geheimen moet m$g leeven en fterven. Fellamar. Schildert gy my, terwyl gy dus (preekt, de vwe? 1 Gy doet my vreezen. Sophie. Waarom zou men anderen vruchtloos doen lyden f Waarom zyne vrienden in verdrietelykheden betrekken , die hun zeiven niet aangaan ? (ftil) „ Ik. ,, verwar my zelve!" Ik zeg misfchien reeds. te veel, Mylord! maar... Ik hoop dat gy de rust, myn er moeder vieren zult. Fellamar. Wat zal ik haar zeggen? Zy vreest dat de Li-fde deel heeft in uwe kwellingen. Sophie, (ftil) „ De liefde! Ja! Zy heeft myn hart gedeek , telyk ontdekt:" Wie zou my in dit Uil, verblyf Liefde inboezemen? Fellamab. Mevrouw Summer vermoedt, dat Sir Harris. dat. gelukkig voorwerp is, Sophie. Harris? Uw Neef? Zo hy naar 11 geïeek .... (ftil) >, Hemel wat ontvalt my „ daar! myn hart beeft; myne beenen knikken." Het is genoeg Mylord; Heb de goedheid van aan myne moeder tc zeggen, dat myne tegenwoordige fom».  Tweede B e d r y v. 15J fombcrheid een gevolg is van myne «atuurlyke gefteldheid; Dat ik niemand bemin dien ik niet mag beminnen, en dat zy zig derhalven in 't geheel niet beeft te ontrusten. (Zy ziet Fellamar een oogenblik aan , groet hem eerbiedig , en vertrekt met Jufrouw Miller.) VIERDE TOONEEL. Fellamar alleen. „ Zo hy naar u geleek!" Hemel ! wat heeft zy daar mede willen zeggen? Myn hart geeft my de oplosfmg van dat raadzel in!... Verban die ydele begoocheling, Fellamar, zo gy uwe Reden wilt wedervinden, Het best ver- ftand verliest zig in de ffrêelende droomen eener ongegronde Hoop. Die hoop is eene dwaas • héid ïn uwe jaaren! Daar komt Lady Bel- lafton aan ; Zy zoekt my misfchien; Laat ik haar ontwyken zo ik nog kan. (Hy poogt weg te gaan.) VYFDE TOONEEL. Fellamar, Lady Bellaston. Lady Bellaston. Hoe, Mylord! Doe ik u vertrekken? Fellamar. Hoe kunt gy dit vermoeden? Lady Bellaston. Gy behoort het althans niet te doen in een oogen» K 5 Wik,  Tweede 3 é d r y f. 153 Lady Bellaston. Ja! uwe Dochter onderfteunde die; Reden genoeg. Western. Wat wilt gy daar mede zeggen ? Lady Bellaston. Waarom komt Mylord u zo dikwils zien? Western. Omdat ik hem zo gaarne zie; omdat my altyd iets Ontbreekt als hy niet tegenwoordig is. Lady Bellaston. Maar zo men u nu eens vertelde, dat die wyze, vroome Lord , alleen om Mevrouw Summer kwam ; dat hy haar fteeds heimelyk bemint.... Alworthy. Dan zou Ik zeggen, dat het kwaadaartige laster ware , uitgevonden om twee refpectabele familiën te» gen malkanderen in 't harnas te jagen. Lady Bellaston. Bedaard, vredelievende Heer Alworthy! Alworthy. (Zeer yverig) Dat byvoegzel is hier zeer overtollig; De enkele billykheid moet elk eerlyk hart aanfpooren om zulke fnoode verdichtfelen tegen te fpreken; Zy werken in de famenleving als wezenlyke vergiften, waarvan ieder, die 'er geloof aan Haat; het flachtoffer wordt. Lady Bellaston. Eu zo worde ik die fnoode uitvüidfter; die vergiftigfter? A l-  ifiö Tom Jones en Fellamar Alwo rthy. Gy kunt de toepasfing maaken zo als gy 't goedvindt. Lady Bellaston (Tot Western) Eene zonderlinge befchaafdh'eid Van.uwen vriend Alworthy ! Alworthy.- Het is hier niet het oogenblik om befchaafd, maar om billyk te zyn, en recht uit te fpreken. Herinner u het voorledene, Mevrouw, en oordeel dan zelve, hoe weinig het u betaamt zulke kwaadaartige befchuldigingen in te boezemen tegen een Heer, wiens ftandvasiïg gedrag dezelve op de fterkfte wyze lögenftraft Maar de wraak wegens zekere verwaarlozingen kari kage gemoederen zomtyds zo verblinden , dat zy zig zeiven tegenwerken. Ik zal dat niet verder uitpluizen, maar ik zal nooit dulden dat der deugd van Lord Fellamar óf Lady Summer in myne tegenwoordigheid de minfte fmet worde aangewreven. L \ oy Bellaston. Verplichtende Alworthy! Ik heb u laten uitfpre- ken ; Thans is 't myne beurt. Zoudt gy de moeite wel willen nemen om dezen brief, die my in handen is gevallen, en waarvan het fchrift u zeer •wel bekendis, te lezen? Alworthy. (Dit papier doorloopende) Wat zie ik , grooKe God! Kan 't mogelyk zyn? Wes-  1(32 Tom Johbs en Fellamar Alworthy. Ach! al te duidelyk. Ik ftaa verbaasd! -— Op gevaar van rnyn leven zoude ik hem verdedigd hebben. Zo wordt een goed hart door fchyn van Deugd bedrogen. Zult gy my wel willen verfchoonen Mevrouw? Lady Bellaston. Het beginzel, waar uit alle uwe gezegdens zyn voortgevloeid, is zo eerwaardig in zig zeiven, dat het overige van zelf zyne verontfchuldiging medebrengt. Dit is alles wat ik voor mynen dienst begeer, dat men my even zuivere en pryslyke oogmerken in myne ontdekking toefchryve. Welke andere dryfveer , dan belangelooze vriendfchap en deelneming in de eer en het geluk van de familie, heeft my toch kunnen aanfpooren ? De Heer Al¬ worthy fprak van wraak; Zo myne grootfche ziet al vatbaar ware voor die laage drift, dan nog moet eene toegevenheid van vyftien jaaren, welke ik aan Mylord betoond heb, alle vermoeden uitwisfchen dat ik de minfte gevoeligheid, van het geen gy vroegere verwaaiioozingen noemt, zou behouden hebben; Maar zodra ik Mylord grondig heb leeren kennen, heb ik geloofd hem te moeten doen kennen voor her geen hy is. De brave Tom kan ligtelyk- het llachtoffer eener gewaande begunltiging worden ; De fchitterende ,maar bloedige ,wég van den-'krygsroem leidt ruim zo dikwils tot den dood als tot de Overwinning. Gy verftaat my Heeren? Western. Zeer wel! En ik zie nu, fchoon te laat, dat van  Tweede Bedrip f. 163 alle die gunden en vriendelykheden een verboden liefde de dryfveer was. Maar wat nu te doen ? Lady Bellaston. Hem door yskoude plichtplegingen doen voelen, dat hy aan uw verlicht oog verdacht is geworden; en hem dus door kracht van eerbewyzen doea wegblyven. Alworthy. Ik geloof dat Mevrouw gelyk hqeft; Dat zal de beste party zyn. Lady Bellaston. Houdt byzonderlyk dit papier wel in waarde; en, dewyl ik geene bedoeling heb dan uw belang, zo. laat ik nergens, in betrokken worden. Western. Wees gerust; Men zal u niet noemen. L.ad r Bellaston. Ik zie hem daar met uwe kinderen aankomen. Voorzichtig, bid ik. Western. Hoe my te wederhouden ? Lady Bellastqn. Gy moet. Western. Ik zal myn best doen. Wanneer zal het qntbyt toch eens komen t La ZS<  164 Tom Jones en Fellamar ZEVENDE TOONEEL; Liov Bellastgn; Western; Alwoethy ; Mevrouw Summer; Sophie; Fellamar; Juffrouw miller; (eenige knechts die het ontbyt binnen brengen; Een oogenblik daar na Patridge.) Juffrouw Miller. Men brengt het ontbyt Mynheer. Western. Veel verplichting, dat gy het niet tot den avond hebt opgehouden. Juffrouw Miller. Verfchooning Mynheer! Ik meende.... Western (gemelyk.) 'T is wel! Dat 'er toch maar eens een begin gemaakt worde! Mevrouw Summer (ftil tot den Heer Alworthy ) Wat hapert 'er by Vader? Alworthy (ook ftil.) tly heeft het niet wel, fints eenige oogenblikkeh ; dog ik hoop, dat het welhaast betereu zal. M e v r o u w Summer (teder tot Western.) Blyft dat lastig ongemak u nog al plaagen, myn lieve Vader? Western. Dat lastig ongemak is nog zo erg niet als een •- valsch  Sfti Tom Jojtes fin FellamAr Sophie. Hier heb ik liét. Western. Goed; Stilte! (Men maakt een Wring.) Sophie (leest.) „ Hét Eskider van Commodore Jones Summèr, „ aan wien de Admiraliteit ordèrs hadt gezonden „ om te rug te keeren , is in de mond van dé „ Teems door een geweldigen ftorm VÖftrooid; „ Eenige Schepen hebben het gèlu:: gehad van in „ onze havens in te lopen, maar dat van den Cóm- modore vreest men, dat met Man en Muis ver„ gaan is." imet ètn 'Haare gil.) Myn Vader! Alworthy. Myn waarde Neef! Western, Myn Schoonzoon ! Myn Tom! Mevrouw Summer. Myn dierbaare Echtgenoot! Western (tot Fellamar.) Nu hebt gy uwen wensch , Veinsaart! Fellamar. Geldt dat My ? Western. Ja ! Dat geldt u, laaghartige bedrieger, die, met alle uwe vermomde vriendelykheden,niets meer dan een gewoon Lord zyt! Zo de Courant waarheid meldt,  T W t É D i B ! D ü ? f, 167 liiêldt, zo myn Tom inderdaad vergaan is, wyt ik het niemand dan U! Ken , myne dochter! Ken den vallchen vriend van uwe ongelukkige familie! Houd op hem een onverdienden eerbied toe te dragen, en weet, dat achter ydere gunst, welke hy ons fcheen te bewyzen , een mooid dolk verborgen was. Uw Man, uwe Edele Man , myn lieve Tom, was byzonderlyk het voorwerp, daar hy het op gemunt hadt! Die moest van kant, op hoop dat gy hem fchiélyk voor zyn Moordenaar zoudt kunnen vergeten! Maar ik vorder van uw gevoelig hart, dat gy uwen bedroefden Vader met den fterkften eed belooft, dat gy , zo uwe braave Echtgenoot u waarlyk door het noodlot is ontrukt, het overig gedeelte van uw leven a"an zyne dierbaare gedachtenis geheel zult toewyen ! Ja beloof, zweer, my, dat, zo de tyd allengs de bitterheid van uw leet een weinig mocht verftompen , gy ten minden tot uwen laatften fnik dien onwaardigen Lord inet alle de haat en verachting, welken hy verdient , zult behandelen. Gy belooft my dat by al wat heilig is. Mevrouw Summer ([nikkende.') Vader! In dit rampzalig oogenblik.... Western. Ik verflaa u. Laat ons naar binnen gaan om onze ti'aanen te vermengen. Zo Jones in¬ derdaad is omgekomen, zo befpaar bid ik, een gedeelte om my, zyn Schoonvader en Vriend, te beweenen ; want ik zal hem fchiélyk volgen. (Elk L 4 geeft  jö8 Tom Jones ebt Fellama-* geeft tekens van droefheid, behalven Lady Bellaflon, De jonge Sophie ontmoet de dogen van Fellamar, heft de haare met ftnart ten hemel, en volgt,, de cerigen.) ACHTSTE TQONEEL. Fellamar alleen* Droom of waak ik ? Die afgryslyke betichting, heeft my dermaate getroffen, dat'ik niet heb kunnen antwoorden. Ook wil ik my voor als nog tot eene dergelyke verantwoording niet verlaagen. Myn zuiver geweten fielt my gerust;" Myn eenpaarig gedrag zal den laster doen verdommen , en wy zullen allen eindelyk over de fnoode Lady f!el- lafton zegepraalen. Ta ! 't is ongetwyffeld Haar werk'Zy is het, d:e deze geheele gelukkige familie aan haare kwaadaartigheid wil opofferen, om zl'g van Tom en My te wreek en. Hy' weêrfto'ndt haare aanlokzelen, en ik heb hem aart haare minyveifge vervoeringen onttrokken; Ik heb hem den gelukkigen Echtgenoot gemaakt van Haar, welker bezitting al myn verlangen bepaalde. Zo veel Deugd moet geftraft worden ; en de rust van een gelukkig huisgezin ,' de zuiverfte vriend,fchap moeten de rampzalige flacht - offers oier„ helfche Furie zyn. Men zoude, züike món- fiers aantreffende, geneigd kunnen worden om het leven te verwenfehen; dog ik zal het myne blyven bededen om zo veel goed te doen als ik kan; Ik zal leeven voor een vriendwiens edele over- wia~  Ö i 8 D I B E D ï y i. Jfi Western. Myn God, zo die tyding valsch mocht zyn, es ik myn Tom mocht weder zien TWEEDE TOONEEL. Juffrouw Miller ; Sofhie'; Mcvroow Summer; Westers; Alwiui ; ur; Lady Bellaston; Patrioge «Tom Jones (te gelyk aankomende.') Patridge (van verré roepende?) Daar komt hy! Daar is hy! Western (hem om den hah vallende?) Myn zoon! Alworthy. Myn lieve Neef! Mevrouw Summer. Myn dierbaare Echtgenoot! Sophie. Myn Vader! myn Vader! Tom Jones (tot Western, op V eigem oogenblik als Sophie kent Vader noemt.) Myn Vader! (Tot de overigen) Van zoveelè dierbaare voorwerpen omringd, die ik wel allen te gelyk wenschte aan myn hart te drukken... Myne Echtgenoote... Western. Zyt gy het we! lieve Tom ? Ik moet u eerst nog tens omhelzen; Eer geef ik u niet over. Lady  i8o Tom Jones en Fellamar Tom Jones. liet bewys is diiidelyk , dat Gy te fchoon zyt, en dat het hart van Mylord misdaadiü; is; — By aldien het vers aan u gericht is, daar het alle blyken van heeft; Het is ongetwyffeld Zyne hand; die kennen wy allen. Mevrouw Summer (met deftigheid?) Hoe het zy. ik weet, dat Ik my niets te verwyten heb; ik ben mynen Echtgenoot waardig. Tom Jones. (ziet haar aan, en leest overluid?) Bekoorlik voorwerp ! — bekoorlyk 1 —- dat ik min. Mevrouw Summer. Lees bedaard myn Vriend! van waar die iterke aandoening? Tom Jones, (met eene entroerde ftem.) Ik ben bedaard. Schoon V al dien Liefde - gloed moog doemen, Het richt zig ongetwyfeld aan u. O wyze en fchoone Ziels vriendin, Dat zyt gy buiten tegenfpraak! Wier naam myn tedre klagt zelfs de Eeho niet durft noemen. Western. Parbleu! Zy is het wel zeker, waarvan men de» naam zelfs aan de Echo niet durft toevertrouwen. Tom Jones (vervolgt ) Be drift, die in myn hart hattr doodlyk gift verfpreidt h  DerdeBedryf. ifcl Is zonder htep of hulp ; een bron van duizend fmarten ; Maar fchoon het noodlot my van uw bezitting fcheidt.... Alworthy. Hier komt Mylord onbewimpeld uit: Hier ontbreekt alleenlyk de naam. Maar, fchoon het noodlot my van uw bezitting fcheidt, Myn Liefde zal die wreedheid tarten. M ev-ro.üw S umm e r. Ik erken , dat het my ontroert; Ondertusfchen zietgy daaii'n den grond, van die gerustheid, welke ik u ftraks betuigde, en die door niets in de wereld kan verminderd worden. Ja dat duister ge- fchrift zelf bewyst , dat , zo hy my Iteeds blyft beminnen, hy my ten minften die fchuldige hartstocht nimmer heeft durven openbaaren. Western. Hy is,met al die befcheidenheid,een valsch vriend en een veinsaart; en ik herhaal het, Sophie , ik verwacht geene verdediging uit uwen mond! Mevrouw S e m m e r. Verdediging daar gelaten, Vader! wy moeten de •waarheid poogen op te fpooren , en dit duister geschrift onderzoeken. Mag ik vragen, hoe gy het ia handen hebt gekregen? Western. Zoude men roy voor zo onnozel houden, va» M 3 my.  l8s Tom Jone's en Fellamar. myne geheime correspondentie voor al de wereld bloot te leggen? Tom Jones. Vader! Myne Echtgenoote en Ik zyn beide hier in rechtflreeks betrokken ; wy hebben recht om naar den verfpreider van het gefchrift te vragen, 20 wel 'als om opheldering van het zelve te zoeken. Ik voeg derhalven myne bede by die van myne Sophie. Western. Wel nu. zo gy het dan volftrekt begeert te we. ten, ik heb het fraaie (tukje van uwe Nicht, van Lady Bellaston, ontvangen. Mevrouw Summer. Moet dan die wreede hand onophoudelyk werkzaam zyn , om ons een dolk in 't hart te wringen j Moet die geveinsde bloedverwante al haare haate'yke listigheid (teeds aanwenden om ons te befchadigen , en , ware het mogelyk , zo ongelukkig te maaken als zy zelve is ! Van Nyd verteerd, en door eene redelooze wraak aangevuurd, zoekt zy geftadig haat en tweefpalt te verwekken , en lydt door het gezicht van Gelukkigen, die malkanderen lief hebben. Wat kan zy, met u zulk een papier in handen te (tellen, anders bedoelen, dan ons in onrust te dompelen ? en zelfs de familie de kroon van 't hoofd te rukken ? W ester n. Al die uitroepingen , myne dochter , benemen ondertusfchen het papier niets van zyne echtheid Uw  Derde Bedrtf. 183 Uw Lord is fchuldig: Het zyn hier geene losfe praatjes; het fchrift van zyn eigen hand getuigt tegen hem. Mevrouw Summer. Ik fpreek dat niet tegen , maar ik herhaal , niet om 'myne eer te verdedigen , die is tegen alle aanvallen van eene Lady Bellaston genoeg beftand, en zal op 't einde over alle haare kwaadaartigheid zegepraalen ; maar ik herhaal, ja ik zweer , om U gerust te itellen , dat ik , van het oogenblik af, dat Mylord onze gezegende Echtverbindtenis by U heeft aangedrongen en uitgewerkt, nooit iets in zyne woorden of gedrag heb vernomen, het welk de allerftriktlte befcheidenheid niet veroorloofde. — Ik zweer, dat ik het woord zelf van Liefde nooit uit zyn mond gehoord, zo min als ik daar het allergeringfte gevoel van in zyn hart bemerkt , zelfs niet vermoed, heb. Waar mede heb ik dan verdiend , dat men myn hart door zulke verfchriklyke vermoedens zo wreed verfcheurt ? Western. Wat duivel, neen ! Zo moest het niet begrepen worden! Wy kennen u allen; zo Fellamar die liefde die hy u voormaals toedroeg, nog blyft koesteren , dat kunt Gy niet helpen; Ook rekent niemand het U tot fchuld , maar het is eene billyke reden om Hem myn huis te verbieden. Wat zegt gy 'er van Commodore? Tom Jones. Het komt my aan den eenen kant verfchriklyk M4 V001'  i84> Tom Jones en Fellamar1 voor zulk een Vriend, na zo veele weldaaden, en na zulk een befcheiden gedrag , zo onvriendelyk » eo ondankbaar, te behandelen; En aan den ande.-. ren kant voel ik de noodzaaklykheid van zyne ver* keering te vermyden -% Ik bevinde my voor n , voor myne vrouw , voor my zeiven, üi eeneverlegenheid daar ik m,y niet in weet te raden. — Hoe elendig is het , dat men nergens een waarvriend kan vinden , en dat de beste karakters , als. men die in den grond leert kennen, de verwachting zo dikwils te loor (tellen! Op wien zal meu zig dan verlaten, zo men Lord Fellamar moet wan-, trouwen ? W e s t e Jt n. Gy weet, dat gy u in allen gevalle , leven of" dood, op Ons kunt verlaten ; maar Lord Fellamarmoet gy zekerlyk wantrouwen. Tom Jones. Fellamar, wien ik myne Sophie , myn fortuin Alles, te danken heb ! — Fellamar my te dwingen om ondankbaar te zyn! Ik verlies hier my zeiven in: Hoe meer ik 'er op denk , hoe: meer het my voorkomt een fnood komplot te zyn. Western. Ja mogt het maar een komplot, mogt het eenvervloekte leugen zynt Maar gy ziet hoe uw Oom-, die zo. veel werks van dien Lord maakte, nu doodftU zwygt-, Al?  Derde Bedrt*. 185 Alworthy. Ik zwyg. omdat ik ongelyk had in het oordeel dat ik over hem velde. Het is droevig , dat men eo zelden iets verhevens van een mensch kan verwachten , zonder in zyne hoop te loor gefield te worden ; Heden grootmoedig , morgen baat¬ zuchtige oogmerken! — Wat moet men toch van het menschuom denken? WesternWat men 'er van moet denken ? Men moet het ontvlieden. • Ik noodig allen in deze dille wykplaats, daar wy inalkanders leed met vereende krachten zullen helpen torfchen, en den last des levens, te famen dragende, minder zullen voelen, Wy met ons vieren zullen ten minden malkanderen hartelyk lief hebben, vertrouw ik. (tot Mevrouw Summer) Laat ons al die Lords aan hun noodlot overlaten ; Blyf gy flechts uwen ouden Vader byftaan! (tot Alworthy) En gy myn goede trouwe Buur, zult immers den afgeleefden Sukkel niet verlaten? {totTom Jones) Myn lieve Tom.... VIERDE TOONEEL. Mev ro uw Summer; Tom Jones; Western; Alworthy; Patripge, Patridge (met een brief in de hand, dien hy aan den Heer Alworthy overgeeft.) Een brief aan u Mynheer!. MS Al-  Dïidï B e n r y f. i%9 is Hoe het zy; daar gebeure wat 'er wil, ik fainmel niet langer.... Alworthy. Blyf, waar over zou men u ïTraffen? Omdat gy overwonnen hebt Tom Jones. Gy kent de ftrengheid der Engelfche Krygswetten niet; zy zyn vooral In dit ituk onverbidde- lyk. Myne overwinning ? Die wordt zelve een misdaad , omdat zy myne vyanden op- ilookt. ó Hemel! Welk eene vertoo» ning! Vaar wel, waarde Oom! ZESDE TOONEEL. Alworthy; Tom Jones; Een Officier van de Admiraliteit. Officier De Raad, die heden vergaderd is, heeft berick Wegens u ontvangen, Mynheer, en verwacht u. Tom J u s e .'. Het is genoeg; Ik volg u op het oogenblik. Alworthy. Groote God ! wat zal dit worden ? T i m Jones Men dagvaart my om rekenfchap van myn gedrag te kom n geven ; Ik heb inderdaad de wet overtreden ; Ik gaa myn noodlot in myn vonnis vernemen. Al*  ïqï Tom Jonés eN Fellamar VIERDE BE DRY F. De zelfde zaal als in het vorig Bedryf. EERSTE TOONEEL. Juffrouw Miller alleen. \1 et welk eene fombere houding zyn zy beiden vertrokken! Hoe zeer ik eenige opheldering poogde te erlangen, 'twas op alle myne vraagen niets anders dan: „ wy moeten uit om eene zaak , van belang: wy komen ftraks weder." Wat moet & deuken? Wat moet ik doen? Ik weet met welk een akelig voorgevoel van tamp my op t harte drukt? En evenwel ik moet myn leet alleen opkroppen ; ik moet de wederkomst der twee Heeren afwachten , eer ik iemand van de dierbaare familie, het eeuwig voorwerp myner hartelyke erkentenis, door myne ongerustheden onty- Se ongerustheid aanjaag. Zy hebben my heiast die braave Heeren! hun afwezen op de beste wyze by den ouden Heer, en de Dames te kleuren:!!.. Hoor ik daar de Dames niet? o wat aal ik zeggen ? TWEE*  Vierde Bedrye. 197 hW zelve met afkeer befchouwt, omdat zy voor haar eigen hart niet kan verbergen,dat zy —: minyverig is van U. M s v r o u w S m m f. r. Ik ftaa verbaasd, myne Dochter! Ik ver-; ftaa u nauvvelyks. Sophie. , Ach ! Straf my niet met uwe ongenade, ik lyde genoeg; Die zelfde Lord brandde voormaals van Liefde voor uwe bekoorlykheden ; Hy heeft niet kunnen ophouden u beminlyk te vinden: Ik weet wel, dat hy geene de minde hoop heeft kunnen voeden; Doch zo hy echter, misfchien tegen wil en dank , die hoopelooze liefde koestert, —• wat is dan myn toelïand ongelukkig! Mevrouw Summer. Ongelukkig, Sophie! zo gy niet een edele pooging wilt doen om u zelve te helpen, en ov„r uwe berispelyke drift te zegepraalen. De Liefde an zonder de Deugd niet dan laakbaar, dan fchuidig, zyn; Zo die gewaande Wyze , na vyftien jaaren nutteloos gezucht te hebben, zyn. dwaasheid nog blvft koesteren, is hy uwer niet waardig. Verban hem uit uw hoofd en hart, en kom in den boezem uwer beste vriendin eene veilige wykplaats voor zyne verleidingen zoeken; Kom in dit hart, dat even belangeloos als fterk in uwe onrust deelt, uwe onfchuldige traanen uitftorten; Leer eindelyk in uw lcct de waarde uwer tederhartige Moeder kennen: En ondervind al het genoegen, het welkN 3 die  198 Tom J"n"s ih Fellamar die kennis niet kan misten over uw volgende leve* te verfprciden. Zy omhelst haar). VIERDE. TOONEEL, Mevrouw Summer; S'>p h i e ; Westekhj Juffrouw M ller. Juffrouw Miller. Gy hebt nu minder pyn in 't afklimmen gehad» Mynheer! Western, Parbleu! dat fpreekt van zelf; daar ik myn fchoon- zoon onder myn dak heb. Sophie! waar is. hy ? Ik meende hem by u te moeten zo-ken,. Hoe komt het dat ik hem niet vin.ie? Mevrouw S mme i'. Vader, myn Echtgenoot zal, hoop ik, fpoedig te rug komen; De brief die aan Oom Alwor¬ thy gebragt is, heeft waarfchyniyk zaak-en ten on. derwerpe gehad , die geen uitftel konJen lyden, want zy zyn ftraks daarna te famen uitgegaan. Westen n. Wel nu , dewyl wy dan dit korte poosje alleen zyn, zal ik dien tyd waarnemen, om u myn ontwerp meê te deelen, daar ik gerust bendat gy even gereed in zult willen reden als ik; ——r. Hoor dan. Het is vooreerst waar, dat me» niet aan malkanderen heeft, zo men niet by malfcahderen is; Malkanderen zyne liefde te toonen» is dè eenige bron van genoegen; Maar nu, myn loop-  Vierde B e d r t ?. 199 loopbaan, ziet gy wel, fpoedt ten einde; Hierom wilde ik u gaarne allen by my hebben en houden. ■ Wat is'er met dat zwerven toch te haaien? _ Dus , myne dochter moet gy uwen Echtgenoot bewegen, om dien ydelen roem, die nu ook al wel voldaan is, niet verder te achtervolfesij Zee en Wapenen te laten varen, en ftil met ons te blyven leeven. Wat zegt gy ? Daar wilt gy immers wel toe mede werken ? Mevrouw Summer. Myn lieve Vader! hoe aanlokkelyk uw ontwerp zig aan U>v, en ook aan Myn gezicht, en aan dat van ons allen, moge vertoonen; ik moet het voor hem verbergen. Western. Wat? Wat? Mevrouw Summer. Laat my vervolgen. Zoudt gy het kunnen goedkeuren, Vader, dat myn Man, uw Schoonzoon , na de loopbaan der Eer met zo veel luister te zyn ingetreden ; na zig in den bloei van zyn leven met zulke fchoone lauweren verfierd te hebben, nu die edele loopbaan verliet, om zig aan eene duistere werkeloosheid over" te geven ? Zoudt gy het kunnen dulden, dat myn Man , uw Vriend Jones, onverfchillig wierdt voor zyne eigen glorie ? onverfchillig voor de belangen van zyn Vaderland, waaraan hy zulk een gewichtigen dienst bewezen heeft, en meer gewichtige dienften bewyzen kan? Neen Vader! Zo zyne edele en fiere ziel haar zelve ze verre vergeten konde, zoude ik de eerfte zyn, N 4 dis  TlXRBE B 1 D ! T f. 9It Wyze met Helden te leeven, moet by alle recht" fchaapen Menfchen, in alle landen, als een overblyfzel onzer oude barbaarsheid worden aange° merkt. Fellamar. De overtreding der Wet, waaraan de Heer Summer zig fchuldig heeft gemaakt, is niet twyffelachtig; Ook heeft hy zelf die niet eens zoeken te bewimpelen; Maar Hy meent, en gy allen denkt met hem, dat hy die overtreding door zyne zegepraal heeft goed gemaakt. Dus was dan de misdaad reedi begaan, en zeeker,toen het onzeeker middel van redding nog gebruikt moest worden. Waar zoude het, volgens zulke grondregels, met onze krygs- tucht en militaire fubordinatie heen ? De grootfte moed van het bekwaamfte Legerhoofd mag zig even weinig, als de dapperheid van een gemeen. Soldaat van de gehoorzaamheid ontflaan, en geen mensch in een leger mag zyne orders overtreden j Gy ziet dus, dat 'er op het vonnis niets te zeggen is. Tom Jones. Wel nu Mylord, wat vordert dan hier uwe tegenwoordigheid V Wat kan hy, op wiens vriendfchap ik als op een Rots vertrouwde , bedoelen met myne vernedering, die hy zelf bewerkt heeft, te komen zien ? Heeft hy vermaak aan de traanen der omftanderen, die myn vertrek betreuren; — eis waarmede ik my misfchien bezwaarlyk zal kunnen wederhouden de mynen te vermengen ? Zon dat het gedeelte van het Treurfpel zyn, Mylord, dat u rermaaken kanf Zulk eene kwaadaar- O z tig-  ar* Tom Jose» ïn Fzllahai VYFDE BEDRYF, Êe zelfde zaal als in het vorig Bedryf. EERSTE TOONEEL. Sophie (alleen.) J.k heb my althans minder te verwyteh dan ik vreesde; Zo myn hart door de Liefde wordt opgeofferd, het wordt ten minflen van den kant der eer gerechtvaardigd; Ik bemin geen Laaghartigen, geen vyand van myne familie. En zo myne Moeder fteeds haare bekoorlykheden in de oogen van Fellamar behoudt, Fellamar heeft ten minflen, om haar te bezitten, myns Vaders dood noit bedoeld! —— Integendeel Fellamar toont zig nog den edelen Vriend van ons huis; hy geeft myn Vader aan onzer aller wenfchen weder; eii 't is door zyne tusfchen- komst, dat wy heden alien juichen. Ik heb «lan noch o/er myn Minnaar, noch over my zelve, te bloozen; en ik mag onbewimpeld zeggen: Het is Lord Fellamar wien ik bemin, ja , Fellamar! 10 ik moet fterven, zonder hoop van wederliefde, zal ik ten minflen met de fiere bewustheid eener onberispelyke liefde kunnen fterven. Maar wie nadert daar? Ach! al weder My¬ lady, die my altyd verveelt. TWEE»  VyfdeBedeyi. iJ$ TWEEDE TOONEEL. Sophie; Lady Bellaston. Lady Bellaston. Ha! zyt gy daar, bekoorlyke Nicht! Dat ik u omhelze' Ik heb den vervaarlyken fchok, dien gy lieden geleden hebt, vernomen, en gy begrypt wel, dat men in zulke gelegenheden niet verzuimt al zyn invloed by 't Hof' te doen gelden; Ik kom 'er zo van te rug, en ik raad u goeden moed te houden; Alles gaat naar wensch. Sophie (op tenen wat fthimpenden toon.) Wat is het een troost en genoegen in ons leed, wanneer de waare Vriendfchap toont wel deel in onze belangen te willen nemen! Lady Bellaston, Ja de myne.... Sophie. Ik fprak van die van Mylord Fellamar, die het dreigend onweder afgewend, en ons lot in een oogenblik veranderd, heeft. LadyBellaston(W belemmerd. j ^ Zo, zo? Daar ben ik recht mede in myn fchik; daar verheug ik my in; Wat heeft Mylord dan voor u gedaan? Sophie. Wat Mylord gedaan heeft, Mevrouw! Gy komt. van het Hof; Gy zult dat zeker zeer nauwkeurig weten. Q ^ La.  2i6 Tqm Jones in Fellamar. Ladst Bellaston. Ik weet dat hy in eenig aanzien by den Koning- Js; maar evenwel zyn invloed Sophie. Zyn invloed is zodanig, dat myn Vader van alle gerechtelyke vervolging bevryd is, en dat hy di: aan Lord Fellamar te danken heeft. Lady Bellaston. Zo verre wist ik het niet; Ja dan heeft hy izeekerlyk nog meer gedaan dan ik. Onze be¬ doelingen waren ondertusfchen dezelfde, en ik verheug my niet minder in dezen gelukkigen uit- ilag,al is dezelve niet door my alleen bewerkt. Ik wenschte evenwel by dezen gunftigeu ommekeer van zaaken nog wel eene noodige veibetering te voegen ; Eene noodige verbetering. En die betreft u Sophie. Sophie. Hoe! My? Lady Bellaston. Ja myn kind ; Uw Vader is dan nu gelukkig maar Gy zyt het niet. Sophie. Uw oog moet wel wonder fcherp zien, om dat te kunnen ontdekken. Maar misfchien haalt gy die nauwkeurige kennis van myn hart uit de vergelyking daarvan met het uwe. Lady Bellaston. Myn oog ziet fcherp; het is tot het diepfte van uw /  Vyfde Bedryf. 217 xiw hart doorgedrongen; Het heeft gezien, dat gy . Jydt, en ik wensch dat lyden te verligten. Hoe ' voorzichtig de Liefde zig verbergen moge, zy ont1 dek: zig evenwel altyd voor een doorzichtig en I geoefend oog. — Gy bemint Fellamar, Sophie! S o f k 1 e. Ik bemin Lord Fellamar ? L a d v Bellaston. Ja ondankbaar meisje ! Na alles wat ik voor u .gedaan heb, meende ik recht te hebben om met 1 meer openhartigheid van 11 behandeld te worden. Sophie De erkentenis is zulk een aangenaame plicht, dat, by aldien ik wist U iets verfchuldigd te zyn, i «k zekerlyk myne dankbaarheid met vermaak betuigen en toonen zoude. L a 1, y Bellaston (op een trotfehen toon.) Nu myn kind, dan zal ik u alles nauwkeurig melden. Ik zag dezen morgen Fellamar met blykbaar verdriet door de tuinen zwerven. Ik volg hem, neem een bypad, en (tel my recht in zyn weg. Na de gebruikelyke plichtplegingen, vol van myn groot, en, ik geloof, wys, ontwerp, trad ik aanftonds ter zaake ; en zeide ; „ Gy ligt onder „ verdenking, Mylord, van eene al te ftandvastin ge, en niet geheel onberispelyke , oude Liefde te „ bewaaren; Men haat u deswegen heimelyk, met 3, een (lillen, maarniet minder algemeenen en ge„ weldigen haat in de geheele familie; Gy kunt dit ~» voorkomen, Mylord ; Laat de Moeder varen, Os „ en  aiS Tom Jones ik Filiamaï „ en verzoek om d« Dochter, die haar in alles ge« ■>, lykt, en nergens in behoeft te wyken; Ik ver„ zeeker u, dat dan de zaaken zig naar uw genoegen „ zullen fchikken. Hoe zoude ikmy verheugen, ja „ ik durf zeggen verhovaardigen , zo deze edele „ knoop op myn raad, en door myne tusfchenkomst, ware toegehaald! ■ Die tusfchenkomst is tot „ uwen dienst gereed; Beduit dechts Mylord, en „ ik geef u myn woord voor al de rest." Hy was belemmerd, zweeg een oogenblik, en ziehier eindelyk zyn antwoord ; „ Myn befluit is geno- .„ men, — en blyft onwrikbaar: van niet „ te trouwen." Hoe! vroeg ik , mag ik evenwel myn fchoon ontwerp niet eens aan de familie voordragen ? ,, Gy moet 'er, antwoordde hy met eenige gemelykheid, nooit van reppen." Men kan daaruit zien, dat uwe Moeder deeds het voorwerp zyner tedere mymering is; Zyne ziel is onverbree- kelyk gekluisterd. Ik bemin u met al myn hart, lieve Sophie; Ik wenschte u te kunnen dienen ; maar ik kan niets meer dan u beklaagen. Sophie {ten uiterften bedaard.) En zyn dat dan nu de rechten, Mevrouw! welken gy op myne erkentenis hebt ? En was ik uit dien hoofde een ondankbaar Meisje ? Ik belyde onbewimpeld, dat ik, na alles gehoord te hebben, geen levendigen gloed van erkentenis of achting in myn boezem voel. Uw doordringend oog ontdekt , dat Mylord myn jong en gevoelig hart door zyne deugden wist te treffen. Dit brengt u ep het ontwerp van een huwelyk, dat gy als mogelyk  Vtfde Bedrvf. ai9 gelyk befchouwt; Gy ftelt het hem voor, hy verwerpt het; Gy verkondigt my dit fchoon beloop, en begint met my een ondankbaar Meisje te noemen. De dankbaarheid wordt uit wezenlyka dienlien geboren ; maar dit gefprek , moet ik dat ook onder de weeenlyke dienften rangfchikken ? Het komt my , onder uw welnemen, zo niet voor, 't zy ik het aan den kant der bedoeling, of aan dien van den uitflag, befchouwe. Om u evenwel te toonen, dat ik overbodig dankbaar, en tevens zeer openhartig ben, zal ik de neiging, welke ik inzonderheid vermoed, dat u in dezen werkzaam heeft doen zyn , haare voldoening geven , in u gulhartig bekennen , dat gy wél gegist hebt, en dat ik Lord Fellamar waarlyk bemin. Maar kunt gy nu eveneens gisfen, Mevrouw, welke opoffering een hart, door de eer geleid, door de deugd beflierd, een hart , met één woord als het Myne, doe» kan van eene Liefde, waar in het zyn hooglte geluk zou gevonden hebben? Kunt gy die opoffering gisfen ? kunt gy 'er u een denkbeeld van maaken Mevrouw? Lady Bellaston (Jpottende.) Wel Neen. Sophie. Gy zult het zien , hoop ik; (Hier hoort fnen veel beweging achter de fchermen.) Maar wat is daar voor een gedruis? Zoude ook myn Vader aankomen ? —— Ik vlieg hem te gemoet. DER-  220 Tom Jok es in Fel l am ar. DERDE TOONEEL. Sophie; Lady, Bellaston ; Mevrouw Summer; Western; Fellamar; Tom Jones; Alworthy; Juffrouw Miller; Patridge. Western. Vreugde en Vrede myne kinderen! myne Vrienden ! Had ik my ooit kunnen verbeelden, dat ik met zo veel vermaak een bezoek op 't Hof konde geven? By den Koning zei ven! —.— Ik heb hem in zyn Hof gezien ; gefproken; —■ Edele Monarch ! Zyt gy daar ook , Mevrouw Bellafton? Gy zoudt ook ten Hove gaan! Ik heb u evenwel by den Koning niet aangetroffen.. Hy heeft my zelf het eerst aangefpro- ken met alle vriendelykheid en gemeenzaamheid! Ik ben nog verrukt van genoegen als ik 'er om denk ; En zyt gy dat niet allen myne Vrienden ?. Fellamar. Ik verheug my, dat gy zo wél voldaan zyt. Tom Jones. Hoe zou men over zulk eene behandeling niet wel voldaan zyn? Ik ben opgetogen; Ik ben nog geheel gevoel en erkentenis. De Koning heeft my de gunst gedaan van te zeggen : Treed riader Commodore! De Wet veroordeelt u; Uw beleid en dapperheid, door eene heerlyke Overwinning bekroond, verkondigen uwen lof, en vor- de-  V T f D e 3 e D R y F. 22 r deren vergelding. Daar de fcbaal in evenwicht fchynt te hangen, zou de .ftrenge voldoening der Wet hier wreedheid zyn ; Dit kunt gy van uwen Vader niet verwachten ; Een goed Koning is de Vader van zyn Volk, en verlangt genade te bewyzeHt Ontvang de uwe van myne hand. W e s t e r n. | Zo fprak die braave Koning; zyne woorden zullen eeuwig in myne ziel gedrukt blyven ; Ik zal hem eeuwig in myn hart beminnen. Fellamar. Ik breng nog een last van den Koning naede, iwaarvan' ik my ins/ielyks met vermaak kan kwyièn; maar hier toe is het noodig, Mynheer, {tot Tom Jones) met u alleen te zyn. Tom Jones. Ik zal de eer hebben uwe Lordfchap te geleiden. .. Western. Neen! Neen ! Mylord zal niet om onzent wil. 'Vertrekken ; Wy (laan u de Zaal af. Voor iwien zouden wy dat liever doen dan voor Mylord?. F li l l a m a r. Ik ben gevoelig voor uwe vriendelykheid , en izal daar aan poogen te voldoen, door ons gefprek i te bekorten VIER-  £22 Tom Jonss en Fellamae. VIERDE TOONEEL. Fellamar; Tom Jok es, F e l l a m a it. Het ismy ten hoogden aangenaam, waarde Vriend; b dit gefchenk uit naam des Konings te mogen aanbieden. Tom Jones. Hoe dan? Wat is 't? Fellamar. Door dit Brevet maakt de Koning u Admiraal; Maar hy wil voldrel-telyk, dat het nog niet bekend worde; en dit was de reden, waarom ik verplicht was-om het, zelfs voor onze gemeene vrienden, t» bedekken, en u alieen te fpreken. De eerbied der Wet, fprak de Koning, moet gevierd worden, zelf» dan, wanneer eene byzondere noodzaaklykheid vordert om haare flrengheid voor eene reis te maatigert , gelyk 'er die noodzaaklykheid in het geval van Commodore Summer was; Zyn bedryf, fchoon tegen de Wet, is edel in de bedoeling zo wel als grootsch in de uitkomst , en zyne overwinning doet even veel eer aan zyn beleid als dapperheid: De enuele vryfprekiog van de bepaalde draf is geenegenoegzaame belooning voor zyne uitmuntende verdienden; Een hooger rang komt hem toe; ik geef hem dien met vermaak , maar nog eens, dat men de Wet eerbiedige, en derhalven myne tegenwoordige gunst nog eenigen tyd verborgen houde. Tom  Vtïdi B e » r y r. 229 vuur dat my verteert; zelfs terwyl ik het poog te fluiten of af te wenden ; Ongelukkig zynde, moet ik ten minden zorgen van niet haatelyk te worden. Tom Jones. Verdenk my niet, Mylord, dat ik onrechtvaardig genoeg zou kunnen zyn, van 't geluk myner Dochter aan myne verplichtingen op te offeren; of wreed genoeg,om haar te dwingen in eene keus, waar van het genoegen naars geheelen levens afhangt; maar ik ken haare dankbaare ziel;ik ken haar edel hart... Gelukkig, daar komt zy zelve aan! • Ik zal haar ondervragen; Gy kunt hier (hem op de deur van een Kabinet wyzende') ons onbewimpeld gefprek bedekt aanhooren; Gy zult bemerken, of ik volkomen Vriend kan zyn , zonder dat ik ophoude Vader te wezen. VYFDE TOONEEL. Fellamar verborgen; Tom Jones; Müvrouw Summer; Sophie; Juffrouw Miller. Mevrouw Summer. Zyt gy alleen , myn waarde ? Tom Tones. Ja! Mevrouw Summer. Ik kom hier om uwen bydand voor onze lieve Sophie te verzoeken. Zoudt gy ooit gedacht hebben, dat het arme Meisje den last des levens niet P 3 lan»  J33 Tom Jones en Fellamar langer kunnende dragen , zo aanftonds, onder een vloed van traanen, in myne armen verklaard heeft, dat zy de wereld met afgryzen befchouwt, en dezelve wil verlaten. Tom J > n e s In dit oogenblik van algemeene vreugde! Wat is daar de reden van ? S p h i e. Dat de Hemel myne dierbaare Ouders zegene! — Dat hy my vergeeve zo ik tegen hen misdoe! Ik bedoel dat niet. Aan hun wettig gezag onderworpen, zal ik blyven lyden, zo zy het my bevelen ; Maar zal hunne barmhartigheid het verdragen kunnen om my,fteeds door myne kwellende mymeringen gemarteld , noit een vrolyk oog naar hun te zien opheffen ? Hen nooit dan met traanen, of zo ik die met geweld belet te vloeien, nooit dan met een verfcheurden boezem, te naderen? Tom J nes. Waar is dan de grond van dit verdriet? Waar in beftaat uw ongeiuk Spreek myn kind ! Verheel niets voor uwen Vader' Gy Weet dat niets my te moeielyk, te dierbaar is , om het ter uwer hulpe aan te wenden. Gy weet dit, en gy kunt derhalven nu geen beHuit nemen, om u van my af te fcheuren in een oogenblik, waar in ik alles van uwe wederliefde verwacht. Ja Sophie, 't is tot uwe Liefde alleen, dat ik my wil vervoegen. Ik ftaa af van alle rechten en gezag, die uwe ge