909 F 57   DU YVELB ANDERS, of de BEDROO GEN OFFICIER, EN DE DOORSLEEPEN MOF TE MUYDEN. K L U G T S P E U EERSTE B E D R ÏF. EERSTE TOONEEL. KASTELEIN, JAN HENDRIK. kastelein. ]Vïyn lieer, je dienaar! j henerik, Goeden dag kastelein ! Kan ik hier he-berg ktygen ? kastelein. Nergens beter als hier myn heer. Nettn plaats myn heer; wat zal myn heer ge. bruyken ? j. iiendrik. Wel geef rny een kan bier; dat heb je immers goedV kastelein. IV] en zal her nergens zo fmakelyk als hier kunnen bekomen. Ziedaar myn heer, drink hartig. j. Hendrik. Wel Kastelein, hoe gaan hier toch de Affaires, is 'er noch al wat te verdienen en te gewinnen? kastelein. Dat fteekt om de waarheid te zeggen met uit, ten minften by my is het al vry ibbertjes, ja ik heb hard werk, dat ik aad hec eeten blyf, en wil ik dat, dan moet ik van 's mor;  ( 2 ) $ morgens vroeg tot 's avonds Iaat in de we weezen. j. Hi.NDRiK. Ik wil je gaarne geloven. Ma myn hev n man, ais je eens wist, wat ik wee je ?.oud je brood zoo zuur niet behoeven te ve dienen, ja je zoud op je gemak des daags e< lekkere fles by een ftuk gebraad kunnen kna pen. kastelein. Wac zeg je daar myn Heer — zc dat wa*r wazen ? Och do-; my dan het plezier- j, hendrix. Je kunt bezitten worden van et zeer grooten fchat kastelein. Van een zeer grooter fchat i Oei bewys my dan het genoegen, en maak dat dien gelakkigen bezitting worde; je kunt I dankbaarheid een jaar lang voor niet by my l geeren, en eeten en drinken wat jy lust. Ko aan myn goede Heer, wy zullen by voorra een lekkere fles wyn drinken; O my dat ik d fchat maur meester was! . j. hendjuk. Dat wil ik gaarne doen; maa wilt gy tot dat geluk geraken, dan zyn 'e boven alle anderen zaaken noeig 40 goude di caatei;, en wel in goud, want de fchat die 1 bekomen is, is goud, en — kasteiein. O my armen man! dan zal ik nin ïner zoo gelukkig kunnen worden, want ik heb zini het jaar 95. geen e;:kelde dubaat gezien, vei minder dat ik 'er een zou machtig wezen ; raas is daar dan geen ander middel op —en' was is tocg die fcöat? J. hendrik, Niet verder, dan 3 quart uur vi hier; maar zonder die ducaaten is 'er nimme middel op, om ooyt dien fchat te krygen. Maa weet gy dan niet iemand, die zo vee! gou bezit ? b ! ii L I lil! ; si! po 1 LUI, bfi vint *' un, lal u dar. a ij.; ]>i Pi vee!) KA! tn a ■ K wel n te, eeti« Ui vteii» KaJ|  Vil j ;.'!| j ■\' 'A ï 3 .. il Ü!l :i bziri . fl u .'ii ini M il C 3 ) kastelein. O ja, ik weet welryke lien, maar myn Heer, je weet, dan — j. hendrik. Och Kastelyn,de fchat is groot genoeg, als gy nu voor uw hoofd eens eenmge } uvzenden bekwaamt? k stelein, O ja. met 10 of 12 duyzciid guldens zou ik hec kunnen (tellen. j. Hendrik. Dat wilde ik ook maar zeggen. Wel nu 3 waar vvotint da1"* zulk een man ? kastelein. Hier in de S;ad logeert een Heer van AmEterdam, zyn naam' is van der meuken, hy is zeer ryk in have en in goed, zelfs heeft hy Zoutkeeten,' in 't kort, hy is een Heer van een zeer groot vermogen. j. hendrik. En dus ook zeer devoot-, wel aan, dien heer wil ik gaan fpreeken, en melden hem de zaak. kastelein. Dat is zeer goed, a!s het toch dan anders niet kan zyn; maar ik hid u, houd my arme man toch in geheugen. j. hendrik. Geen zwarigheid, ik zal wel zorgen, dat gy niet minder krygt, dan hy. Hos veel heb ik verteerd? kastelein. Niets myn Heer, volftrekt niets, en als ik door' uw hulp de duyzenden bekoom, ^dan,,.. nu ik zal my dankbaar toonen. Vaarwel myn Heer! Maar wanneer koomt gy weer? j. hendrik. Zo ftraks, en als alles wel gelukt, dan hebt gy, zelfs eer het ochtend is, een zéé van goud in huis. kastelein. Een zee van Goud ! O my ! wat vreugd ! ik zie bereids myn groot geluk reeds da.agen< TWEE-  ( 4 ) TWEEDE TOONEEL. van der meulen, zyn k-n egt. v. d. meulen D at is dan toch gedaan. (Hy fchdd uyt met /cbtyven,) 't Is toch een Saraas werk, dat thans de rekeningen zo lang onbetaald blyven, nimmer heb ik hier zo zeer over te klaagen gehad als tegenswoordig! de kneot. Myn Heer, 'er is iemand, die u daadelyk verzoekt te fpreeken. van der meulen. Wie is 't ? de knegt. Dat weet ik niet, maar 't lykt een Mof, hy zegt, dat hy u over een zaak van groot be!a;ig moet fpreeken. v, d. M'toLEN. Gy weet, dat ik nog van avond naar Amfterdam wil ryden. 'c Zal zeker weer een baggetel te zeggen hebben •, doch laat hem binnen komen , men kan het zoms niet weten wat zyne boodfehap zy. DERDE TOONEEL. jan hendrik, v. d, heulen, de knegt J hendrik. JVlyn heer. je alleronderdamglte en allergehoorzaamlte Dienaar! v. d. meülen. E^n beetje minder^ is ook al goed. Welnu, wat is je boodfehap? Wat kort want ik heb haast. ' j- hendrik. Myn heer! ik heb je met het hoogst refprect te fpreeken over een zaak van overgroot gewigt. v.d.meulen. wel fpreekt dan maar eens op, cn dat beknopt. want ik heb byna geen tyd j. hendrik. Met uw verlof zal ik dat doen; maar na- tnof' v,: ia j; IIJÏ p, 1, neti J. H ïisi laii leró VJ. jfaiai EU! li p n\ mku pt at me k,i \ié tra v.i, wik uw g zyn oj'ri: ih  y s j e u n tl tl :r ;t J- !l t, iet in ?> at C 5 ) ladien de zaak gewichtig }S) wilde ik met uw 'erlof royn Heer aileenig fpreeken. v. d. meulen. Nu nog al mooijer. O jan, ;aa jy eens buiten, ik moet toch hooren wat de nan te zeggen heeft. VIERDE T O O N E E L. van der meulen, jan hendrik v. d. meulen. Wel nu, fpreek op, wat heb s te berichten ? j. hendrik. Een alieraangefiaamfte tyding; er is een groote fchat, van een onnocmelyke vaarde in klinklaar" goud voor u niet ver van Lier in de aarde weg^elegt! v. d. meulen. Wat Ü!.... zegje, een grooe fahat! — Maar zyn 'er ook juweelen by ? j hendrik. Dat 's zeer waarfchyne'ivk, en ;eiis Imaragden en robynen, zo a!s m oórlogs;yd veelmaals begraaven word. v.d. meulen. Wat duyyej blyf je (laan, gaat ïitten vent; maar pas, men op,met my geen drolen te vertellen, want merk ik dat, ik zal je door nyn knegts het vel af laaten (troopen, j.hendrik. Geen nood royn heer, maarfbreek vat meerbezadi^d. want, 'er is vry meer aan /ast, als gy zoms denkt, en door dat vloeken :n zulk raazen, zoud.fgy het gantfche werk belerven en verbrodden. v. d, meulen. Wel wat moet ik dan al doen ,' want ik zou die fchat niet gaarne ook rnisfehen, | hendrik. In deeerlh plaats vooral godsdienst :ig zyn, en by het bezweeren van de geest :rouwhanig bidden! v, d. miïulen. Nu noch al mooijer , didden zeg je, en een geest bezweeren ? j. hen*  ■ ( 6 ) j hendrik. Dit behoord voor alle dingen vvaargenoomen; maar om de geest, die dezeii fchat bewaard, toch min of meer te paayen, zyn 'er n de Seinpaal, ..daar, daar myn heer is juist de plaats, waar deze i'chat begraaven legt, en waar hy dezen nagt juist tusfchen ia en half 1 te vinden is. v. d. meulen. Zeer wel, 't is thans 3 uuren in den middag, koom tegen zevenen van avond maarwcer h:er,wy zullen elkander dan wel nader fpreeken. j. hendrik. Zeer wel myn Ueer, *k zal op de tyd wel pasfen, maar zorg, wat ik je bid den-mag, voor alle dingen toch dat gy als dan een veertigtal ducaaten hebt, in klikiaar goud, want zonder dat was alles mis. v. d. meulen. Laat my daar maar voor zorgen, het goud, wyl 't toch mo?t weezen, zal in gereedheid zyn. j. hen- , : i iel ï I! (I K ■ lm «1 i 1 |j 1 Hl! a, (lil h: il,i ;;- KII «7 d 1 ] V, ii\ fa; i  Jij ■1 .'1 é ui, 1(5, (O rf a dl nl «! ;jï •n w ;i tó :eü ';' P ]i ii 4 ..1 « 7 > I J. hendrik, (jir zyde , terwyl by bel tomuel afgaat.) Alzoo heb ik dan eindeiyk een oude rot toch in de val gekreegen ! VYFDE TOONEEL. • van der'heulen, alleen, ie had toch immer kunnen dr.oomen, dat ik van dezen nacht noch zulk een fchat, zoo ■veel gefteentens, zoo veel goud zou machtig jjworden! waarlyk dit is een ftuk, waafr van men |nimmer noch een voorbeeld heeft gehoord.— fMaar zal ik zo alleen my op een Mof vertroufwen, en zo in't holle van den nacht met hem gaan idwaalen, zonder dat ik weet, waar hy my voeden wil? Zagt daar fchiet my iets te binnen, ik zal ?naar lambrechts gaan , en hem de zaak verhaaflen , 'tis mogelyk toch, dat hy my op die vreemde Stocht zal willen vergezellen, en daar hy zekerpyk in goud zo min als ik 200 guldens hebben bal, wil ik eene myner Vrienden vragen, of hy Kt geld my kan en wil verzorgen, en raak ik ftiier mee klaar, dan is de fchat. toch royn, my i'zyn dan die gefteentens, ten fpyt van hun, die "iny dien buit misgunnen. TWEEDE BEDRYF. van der meulen, lambred1its. I v. d. meulen,"\^/el nu, wat zeg je van't ! .ge val ? lambrechts. 't is vreemd 't is zonderling, zo ,als ik even zeide, maar dat g:;ld is lichtelyk geJwaagd, want valt het al niet uit, zo als men had 1 verwagt — v. d. meulen. Hoe kunje toch zo praaten de  C 8 ) de kaerel, in waarheid vrien 1, is in alles toch de vroomheid zelve , de oprechtheid blonk in al zyn zeggen uit, jn'tkort, ik maak op.zyn gezegde in alles ftaat, ook heb ik al de een en ander reeds verzocht van dees party te zyn, als daar heb je ary nagtf.gaal zeg er WESiELs en myn knegt; maarARYen zeger hebben goedgevonden om zich te voor zien vaneen houten kruis, lantaarnen, kaarzen , flesfen met wywater en een priesterlyk hemd, want zeggeze, hier zal een geeft, de bewaarder van dien schat moeten beswooren woroen, en dus dit diend in allen eerbied en devootheid verricht te worden, bovendien heb ik bevolen , behalven het wywater en die kwasten, mede te taeemen, en graaven, fchoppen, touwen, planken, en verder alles wat men zoude kunnen ïiqdig hebben ter opgraving en verkryging vaa dien ko;te!yken buyt. Lambrechts. Maar denkt jy dan wezentlylc dien fchat te krygert? v. d. jvuulen. Wel zekerlyk, zelfs voel ik zulks reeds aan myn hart, eu dat ook wel zo vast, datikmy zómsverlegenvinde, waar al die» fchat te bergen, en wel dat zulks nier ruchtbaar word. Maar gaa jy mee, dit moet ik weeten ? Lamerechts. Zeer zeker gaa ik mee, en zal « opdien tocht in alles ndfifteeren. v. d. meulen. dat'sbraaf, en my hoogst aangenaam, en ook zoo lang ik leev, zal ik dien dienst erkennen. Nu vriend tot n uuren dan. LAME-RECHis. Zo als het is gezegd; vaarwel l n m D $ : i V w ia: « Bilt! KtK v. t g ! [tij K teren, l!id II' «Eïl t:. i te w l D, nu al e kra \ {titt Vervolg bier van np morgen.) By j. BR UYN, op de Noodermarkt. het 3de Huis van de Noorder KerMrast.  1e iyl .in :.Ji ■ i« . j;' i.a lesj nvt t. )t' VJ, a ;:;■> :'k ', n J:q .?,: 1 Zij VERVOLG va n het KLUGTSPEL D E DUYVELB ANDERS. DERDE B E D R Y F. (.(let xooneel verheeld ten vertrek in het hup van zan der meulen te Muyden.) EERSTE T O O N E E L. van per meulen, mevrouw van der. meulen. mevr. v. d. meulen. aar kind, blyf je rJan wezenlyk hy je voorneemen, om van deze aaaftaande nagt dién zonderlingen toch te onderneemen? v. d. meulen. Allerzekerst; en wat toch zou myn geweeten , wat toch zoud gy eens van my zeggen zo ik met moedwil deze voordeelige gelegenheid verwaarloosde , en men hoorde dan van achteren , dat iemand anders doormyne onachtzaamneid met deze ryke buit eens was gaan ftryken ? mevr. v. d. meülen. Uit kan ik niet ontkennen, zelfs wil ik gaarne belyden, dat my zuik een verlies ten hoogden fmerten zou. v. d. Mtui.en. Uat is natuurlyk. Maar heb je nu al eens by je zeiven overlegd, hoe wy dezen fchat ten masten voordeele *ullen aanleggen ? jYIeyr,  C 10 ) mevr. v. d. meulen. Noch niet; ook is my onbekend, hoe hoog de zom wel loopen zal. v. n. meulen. De goede Buytenlander fprak niet hooger clan van ƒ 20000, misfchien is 'c eens zo veel, en meer, maar al is het ook niet meer. 'c is toch een fraaye zom, en die zo onverwagt te krygen! ja ik mag wel zeggen, 't is een mirakel, 't is by uitftek zonderling. Maar die gelïeentens, wat daar toch mee gedaan ? Het geld, dat zal ik, naar myn dunken, niet beter kunnen beleggen, als in Bataaffche Refcriptkn, want die zyn thans merkelyk in prys, ja 3 a 9 per Cent gedaald, en zullen zeer natuurlyk eerstdaagsch ryzen, dus is daar het meeste voordeel mee te doen, dan ik heb algedagt, of het niet wel best zou zyn, om de juweelen by publieke veiling in de Munt te doen verkoopeu, zeer ze. ker zullen zy aldaar, uit hoofde hunner zeldzaamheid, en over§roote waarde, het meeste geld opbrengen. mevr. v. a. meulen. Dat had ik al gedagt, dat 't zo zou moeten gaan; wel neen, de vrouw, die moet 'er niets van hebben; neen,neen kind, het zal 'er zo niet gaan ; ten minden zullen wy in vriendfchap blyven, dan verzoek ik een Coelan van 't allerfraayfte water, een neu d'Amour, ook 2 paar üorlietten, 4 Haairfpelden, 2 paar Brazeletten en 4 ringen, ziet dit vorder ik voor my, en doet gy dit, ik zal u noeh veel liever hebben, als ik ooit voor dezen plagt. v. d. meulen. Wel nu, ik ftemdit toe, want 'er zal toch zo ik meen , al vry veel zyn, en dus kunt gy, voor dat ik met een Makelaar fpreek , de eertte keuze hebben; alleen dit vorder ik, dar. gy zo aanftonds, als andere malle pronkliers, niejc liet W ieis É m jen, 9 Of !.' h n itei ene» rul b ry d iil!;» KW ,ite ic ia, r d fa fa 1, \ »2V T lm W u  «y A 't iel m 't jf Et sr «i \i iel ,i ?. 1, »y «• t) iat Wt 'Et ml iui k, in rft. C ii ) niet met die kostbaarheden voor al de wa'ereld | pronkt, wanc dit toont, als of men nimmermeer iets had. MEvn.- v. n. meulen. Heb daar geen vreeze 1 voor myn lieve hart, ik zal my vvyzelyk draaI gen, en pronken hier niet mee, daa ik de kerk, len op 't >.alet, als anderzins. v. d. meulen. Nu dat is dan goed. Maar is i alles nu gereed, zo als ik heb belast? mevr. v. d. meulen. 'Er zal niets aan manqiaeeren myn lieve kind ! de vvyn , de brandevvyn, genever, en boterhammen, vleesch't is alles promt, en op myn last in dit buvet gereed. IMaar voelt gy u nu niet een weinigje bevreesd? imy dunkt het is toch wat te zeggen, zo in 'c hollen van de nacht een geest, een fpook te gaan I bezweeren, en dat, daai alles ftil, daar alles akelig is, ik weet het niet, myn lieve man, dan ik ontken het niet, myn hart is zeer beklemd, wie weet toch, welk een yzlyk monlter het zal zyn. v d. meulen. Kom viefe vaafen, geen nood , 'k ben immers niet alleen, en boven dien wy zullen wel gewapend zy.i, met zabels en pistoolen. Maarzagt, daar word gebeld, misi'chien, dat zy daar zullen zyn. TWEEDE TOONÉED, LamWechts , Ary Nachtegaal, Zeger Weflels , jan Hendrik, de Knegt, de vorigen. e daar myn vrind, zeg nu ils t tu belieft, um dat men op zyn tyd moest pasfen, en ook noet zorgen, dat de geest ons niet bedriegt. ter zyde.) War zullen my toch die ducaaten velkom zyn! Lambrechts. Onze vriend zegt daar zoo iets; eiieve vriend van dex. Meulen, zie toch eens hoe aat he.' zy. v. d. Meulen. Het is reeds half twaalf! verbaast, lat wist ik niet, dan zal het zekerlyk de tyd taast zyn; wat zeg jy 'er van myn vriend? J. Hendrik. Dan zal het be.st zyn, dat wy zon» Ier uitltel heenen gaan, om geen gevaar te uopeu van een vergeetfetie rys te doen, en boven-  ( M ) veniien zal 't altoos beter zyn', een weinigjn te vroeg, ais iets te laat te wezen. v d. Meulen. Dat is ook zoo, Nu vriendcr zo gy noch by nw befluit voldard, wees dan zo goed van niy te volgen. Ltmbiechti en alle de anderen. Wy allen zyn gereed , om voors een daad te doen, die al d« waereld zul verbaazen. J. Hen4,tk, En die u heugen zal, zo lang gy adem naald! v. d. Meulen. Vaar wel dan lieve vrouw! wy gaan, maar wat ik b'dden mag, zorg toch, dat tegens half drie een fmakelyk Foupéé en dejunee clan in gereedheid zy. Mevr. v. d. MeuUn. Daar zal niets aan man> queeren. Maar zorg toch lieve man, dar de geest je niet verbrand, in waarheid; dan ik weet niet, wat ik zeggen zal; maar... maar, myn hart is zeer beklela, ik vrees voor tegenheen ! Allen te £elyk. Kom, kom Mevrouw! dat 's niets, zyt ilcchts gerust, ftraks zyn wy met de lchat reeds hier, Vaarwel! v. d. Meuten. Vaarwel myn lief ftraks zal ik u verrasfen. Mevr. v, d. Meuleni Zyt toch voorzichtig kind', en draag u wyzdyk ! v. d. Meuten, Heb daar geen zorgevoor; noch eens vaarwel! j. Hendrik. Zyt wel te vreeh mevrouw! want ik verzeker u, men zal noch wyd en zyd van dezen toch gaan fpreeken, (ter zyde.) En ik met uw dukaaten eeu& helder vrölykzyn! VIER- V fl M Oi r MIG Caii :r, i) Jl:ïi tauét ijee id; p :gté e: erthe üb Pi li t ri 31] i'is m ram ro« ïyi i IC M  C 15 ) É 318 7''n ü i - ie' ':(!1 'l!t! .: 'i :'X i«j i:J, ai' «rij r„a: LR- VIERDE B E D R Y F. EERSTE T O O N E E L. Mevrouw van der Meulen, baar meid Catp. Mevr. a. d, Meulen." (zy zit in een axmflml, en ontwaak met Jcftilk.) 0 my, de Geest! Iaat los, los bid ik, en verlengmy niet, ik heb u immers niets misdaan, br immermeer ontrust! Catolk b'd Mevrouw, bedaar; men heer zal, i> gy heeft gezcgt, toch gaauw weer in uw araen zyn. Mevr. v. d. Meulen. O neenCato, ik 2 ie hem nmmer weer, want ik zag (Iraks in myn liroo.n. en geest met gloeijende oogeu, en in eenblixeaend gewaad, myn man, ö mv, myn arme aan ! lteeds onderlfeund door zytïe vrienden , loog op hem los, en wel vol drift, om hem derï myt te ontrooven . wierd ftraks een prooy van at gedrocht; lia roover, zegt de geest, zo^t / me een fchat te ontwringen, die 'k honderd aren heb bewaarb, die onderneeming zult gy duur 2taalen! Fluks vaan hy od hem los, en knelt em in zyn klaauwen, die fcfutterden van vuur )ch erger als de hei! men hoort een donder-. tg en ruikt een zwaveldamp, en op het oogenlik is myne man ontzield, en lelt geblakerd en brand voor ieders oog in't zand! 't Is waar, is maar een broom, maar. \Cato. Wel nn Mevrouw, gy weer wat drooen zyn, het koomt misfehien dat u het eeten :eft bezwaard; maar zagt, daar zie ik jan de :egt. itmyde.) Maar hy is betrokken, vaa Igt, cn dit'Voortelt nuts goeds. TWEE-  C 16 ) TWF, EÜE TOONEEL, Jan (de kn°gt) de vorige». Jjn. Mevrouw ! het doet myn leet, dat ika iets onaangenaams moet melden, Mevr. v, d. Meulen. O ji, ontveins het niet, maar zeg recht uyi; myn van der meulen, leevt niet meer! Jan. Dedaar mevrouw, uw man is wel, en zelfs zo fris als ik, en zal zo riadelyk hier zyn , maar, maar,... Mevr. v. d. Meulen. Wel nu , wat dan ? }an. DeTchehnfe mof heeft ons bedroogen, en heeft zich met het goud, dat door nw man verzameld was, in 't heimelyk weggemaakt! Mevr. v. d. Meulen. En waar is dan de fchat ? Jan. Die was 'er niet, en ook geen geest, nodi geestgelyken, de fchurk, de mof heeft ons 'daar allen goddeloos verfchalkt eu heeft zich, eer het iemand kon verhoeden, met de 40 ftuks ducaaten behendig zoek gemaakt, ja heeft ons allen laaten liaan met kaaken rood van fchaamte! Mevr. v. d. Meulen. O Hernel wat is dat.! wy krygen dan geen fchat, ook geen juweelen! ü my! wat zal de waereld van ons zeggen, als zy eenmaal dees gebeurtenis hoort maar hoe gedroeg zich dan myn man ? Jan. Hier op kan ik geen volledig antwoord geeven1 maar ziedaar is Zeger Wesfels, die zal ■waarfchynelvk van uwen man gezonden zyn, om u bv voorraad een iuisr verhaal te geeven. Ml l |d m 1 tm j«Ji m\ h' ttt 0 •']h ieft! Ik 'i ?« end, liil ka I, i\ s 1 ¥s. ^enucjgt ivocnsdag bit 3 en laatjte btuK. by J BRUIN, op de Noordermarkt, het 3de hiijs, van de Noorder KerMmu  h liet, !ee« 'it| niij Int) :est, : its ,cet isai- Vï' ! Hf ! Ü È. si DERDE en LAATSTE VERVO LG van het KLUGTSPEL D E DU YVELB ANDERS. DERDE T G~t> N E E L, Zeger tye[[cls, de votigen. Zeger Wegels. M evrouw ! (by geeft bewyzen m wanhoop.') Mtvr. v. d. Meulen. Ik verfta alreeds genoeg} 'g vry, myn lot is hart! wy, wy zyn voorbeeidoos bedroogen.' Zeger Wajets, Dit kan ik niet ontkennen. Maar levrouw, de reden van myn komst is eenjg en ileeo om u bekend te maaken , maar, maar een 'ding, die myn ziel met mes en fchaar doorrieft! ,Mevr. v. d. Meulen. Ik bid toch, doe myn m geen meerdere fmart gevoelen ; o ja myn iend, ik weet reeds veel, maai beginflegtsuw srhaal zo als 't u is belast. ', Zeger Wes/els. Zo als wy dan van hier vertroken, zynde ik en Ary Nagtegaal voorzien van les wat den Godsdienst kan verfieren , als eers* |vk esn hemd, waarin een braaYc Cathoüek zo , ftiaks  ( 18 ) ftraks geftorven was-, ten anderen een houteniLs kruis, op 't ftrengfte door de Mof ons aanbevo-i su len; wywater, en verder al wac nodig is. om. p: Godsdienst hulde en éérbied by te zetten. Noch ssr meer, men had gezorgt, voor fchoppen , graa- ia; ven, planken, touwen, een zeer onmisbaarste tuig, om een bedolven fchar, hoe diep in de aard is gezonken, te fchenken aan uw man. Noch meer, iti uw van der Meulen, en Lambrechts uw getrou- n; wen vriend zag men te paarde zitten met oogenftaa-i nt rend en dammend op den fchat, en bovendien ?j, gel.aarst, gefpoort, en zelfs van top tot teen ge- t:r, wapend met zabels en piftoolen. In zulk een rus- ui ting dagt men naar de aangewezen plaats ie trek- fa ken, als onverziens de Mof, de fchurk, in t; wien men al te dwaas zo veel vertrouwen ftelde, :?.t tot ons dees woorden voerde, en wel met een ;u gelaat, gefchiktam 'c fchranderst oog te doeken: Vrienden! zegt hy :de Zaligmaaker aller men- H fchen, opd' aard gezonden, om het menfch dom nota aan den klauw des Duivels te ontwringen, gong lk,[C flegts te voet; zoud gy dan toeftaan, dat den ip:e rug eens kleppers u zou dragen, en zoud' gy hm grooter zyn, als hy, die 't gansch heelal dooi ij/a eencn wenk doet lidderen, en al wat leven heefl kitl tot niets doet wederkeeren! Styg af, dus vaart e[j:; hy voort, en laat uw paarden hier, alzo zal i!rj,i men toch best in dit geheilig werk 't groot oog- m merk gaan bereiken, üw man, Lambrechts, uw m vriend , wy alle Honden op die reden, als vooi »t hoofd geflaagen, en dachten in dien Mof,eei tu tweeden Paulus aan te treffen ! deHeeren (legei iï;e af, de paarden wierden weggezonden, en alzt K','t, ging men voet voor voet al biddend 't zandpac ^ langs  ( 19 ) ma tra >l incj .11! >b)i .ar, er ion Hu :ti QgC ra tri ,i i li iet iei mei dcq {Ou je P| uw -.ee' taai il 0O| . I£ vot (ei t all rdpi '<"a tangs, In 't einde nadert men de hooggeduchte en zo gevreesde plaats,de feinpaal, waar by de 'eest moest refiedeeren, waarby de fchat, zo hy ;ms had gezegd , zo diep verborgen was. Wy lokken dan, zo ik my niet bedrieg, va» vour 3e feinpaal heen in dillen eerbied, vol van angst, in vol van fidderiDg uit vreeze voor den geest., in 't einde hield men ftil rondom de feinpaal 3een; de Mof, zoals'tons allen dagt, volvan /errukkirfg in 't gelaat, met eenen boezem zwoegend , zo 't ons fcheen van waaren Godsdienstijver, viel op zyn knien neer, en maakte kruis op sruis, terwyl hy tusfehen beide met een veri'chrikkelyk geklater, niet ongelyk het bulken van een t£zel, wanneer hy d'oorcnflyl verheft, .1e grootlte wartaal braakte, die ooit een mensch. Imam. Uit vreeze voor gevaar, en boven dien ie ysfelykheid des nachts, gevoegd by 't naar ?eluid van eesen katuil, en nog meer,'t wanilrochtclykgefchuyveldes vaalen vledermuysch , Mevrouw, geloof my, ailes, dit alles deed ons pp de aarde nedcrzinKen, terwyl het kille koude zweet alle onzeleên verllyfde! noch meer, ja bidden deed, die waarlyk nimmer bad. Ket houte kruis ftond op de aarde, en wierd, daar ftaag een ieder fmeekt, ja zelfs uw man niet uitgezonderd, lteeds met een vloed van roomschgeheiligd water alle ogenblik befproeid , intuslchen zag aien auitig om, of zich noch niets vertoonde, en üdderae, zo dra een blaadje roerde. Zo als» men op niets argsen dagt, doet iemand onzer,'k weet niet wie, op 't onverwagtst zyn mond daar open en bulkteaUeen Os, hy dagt,de aarde beefde tu fcheurde zich van een met een zerlchrikke- lyk  C 20 ) lyk geklater, ja, dat de /eest meteen Meiu zaas kop, die ftaag van (langen krield, gereei was, hem ter wraak op eenmaal te verfijnden Wysllen door't geluid, als van een donderdag getroffen, v ielen voort op d' aard met 't aange Zigt ter neer, niet anders denkende, of onzt levensdraad zou dadelyk zvd verbrooken. Dan, daar men ftraksniets meer vernam, bedaarde ook onze fchrik,nochthans een fomber ftil hield iedei een bevangen. De Mofltaat eindelyk op, en nadert ons, beval ons onophoudelyk te bidden , want zegt hy, anders naakt ons Üraks een allergruwzaamst kwaad! vervolgens dekt hy 't 40 tal Ducaaten eerbiedig met een glas,knielt daar benevens in het zand, miakt kruis by kruis, en bid, daar zyneoojren gloeiden; vervolgens ftaat hy op, Verwydert zich \an ons, beveelt op nieuw r.: 1 I dd.en voort te vaaren om eenmaal te verhoer . dat ons geen rampfpoed treft! Daar lagen wj dia alle-, als't ware in zak en asch gedoken, maar oi'govt-insdgefproken, ook niet uitzucht, uit eerbied voor den grooten Albeftierder, maar ('tdeert my, dank dit moet zeggen,) uit vreeze, dat de geest ons niet zot deeren, doch wel v®or al in hoop, van eenen fchat te krygen. Dus baden wy lteedsonophoudelyk voort, ja zelfs byna een uur. In 't eind, daar men dan niets vernam, ftond u.v bemmde enLambrecbts op, en keken naar den M.»f, doch wie men ook mocht zien, de Mof en z-g.men niet; men riep, men fchreeuwde hard,ja noemde hem by naame, dan ziet Mevrouw ! de Mof, de fchurk was j,voor ons oog verdweenen ! Nu ftaart den een ftraks op den ander, daar wraakzucht nu de Godsdiensty ver ging ver- bi r. ii' },:, w bj; ut t\: f \ ÏH li I i'V'i; h m bil b I m )« Hd,l irtti itji Ma mi talen j I» liiigi m t;r <:r:j hel 16 K  \lè :r« ïjj 11$ 00! Dan oo «de ■,e; ml .4 dij ,{ m vei 4 Kt [,lll gi! sbi byi w mat \lc rad Mi 'i H n (. 21 ) vervangen. In 't einde zag men Muyfons Commandant niet anders als een Leeuvv, diemenzyn aas onttrekt, zyn wezen fronfelen, en als een dolleman zyn hoofd met vuisten liaan / dan Lambrechts , als t en man van jo jaaren, en dus meer bezadigd, fprak dus: ik bid u, hoort myn vriend , en zyt bedaard; ik zie met u' ten volen, dat gy, dat ik, ja dat wy allen verfoeijelyk ïyn gefopt, en by den neus gegreepen; maar 3at zuiks is gefchied door zo een Muf, door zulk. ten laagen fchurk, 'k ftem toe, dat '« onveroraagelyk! dan vriend'er is toch niets verloor, n . aet goud, zo ?ls gy weet, legt daar noch onder t glas, en alzo heeft de man zich enkel zoek gemaakt, door dien hy ziet, dat toch 't volbrengen van zyn woord voor hem onmogelyk is. voorts ligt men 't glas van 't goud, ten minften io men meende, dan ach! 't papier was nietontrold , of voords ontdekt men een bed'og, dat ieier een verbaasde; bedenk Mevrouw, bedenk, de ïchurk had heimelyk het goud in koper gaan verwisfelen! Uw man, ja ieder onzer na't hooren van dees daad, zo fnood, als ongehoord ! zwol voorts van gramfchap op, en geenen onzer, die hem niet aanttonds, zo hy flegts in handen viel, wouw gaan villen en verbranden; ftraks vliegt men dan uit een, te voet, zo als te paard, om. Waar het mogelyk de fchurk zyn loon te doen Srlangen! dan, wat men ook beilond, 't was alles vruchteloos, de vogel was ontfnapt, en met het goud behendig weggevloogen, daar ons niets overig bleef, als eene zelfsbetichting, ja dat men al te los, en al.te onzinnig zelfs op 't zeggen, van een Mof zich reukloos had gewaagd! Zie daar  ( « ) daar Mevrouw! wat ik u had te melden, het fmart my in myn hart, dat zulks myn plicht gebied. Mevr. v. d. Meulen. Het is dan zeker.dat wy geen fchat noch ook juweelen krygen! Zeoer Wessels, Mevrouw! daar is uw Man. VIERDE TOONEEL. v. d. Meulen en alk de anderen, (uitgenomtn") Jan Hendrik Van der Meulen," (Met een gelaat zo rood 'nh bloed, en alle bewyzen van wanhoop gecvendè) Voor dit en voor dat wyf, nu kan ik eerst zeggen, dat ik recht door een fchelmfche M'-f betrokken ben! Maar alle helfche gees en,zozy'eranders zyn, en zo myn wcnsch verhoor bekomt, zullen hem verbranden en verbranden ! o Doemenswaarde fchurk! wat helsch gedrogt heeft u ge. teeld , welk monfter u gevoed om my zofchelms te gaan verraaden? dat u de donder flaa, de büxem u verzenge! ja dat al'taardryk weet,hoe ichelms de moffen zyn! Mevr v. d. Meulen. Maar is het dan toch waar myn lam, dat wy geen fchat en geen juweelen krygen ? v. i). Mbulen. Vervloekt zyal den bras! vervloekt is 't uur, dat ik immer aan een geest geloofde, en my met iets verblydedat nimmermeer beltond! — o My onzinnige! wat zal de waereldvan my zeggen,dat ik op 't woord eens mofs naar fchatten zocht, alleen in herfenen hegraaven, die, o my! wat fmerte lyd myn zjel, dat ik E «:; Klit tl ft il' ,ilt WK! isr jtren'! | m w E  het tp ■M Hlll J •jé] trut r» Mij ut* 11 li icld 1, ui ,boj Kl , ee> n ■ra Ht' ra ! Jl! i! ( 23 ) een man van agt- en dertig jaaren in fpooken urst gelooven,.en die, wat fpyt, door bidden acht te bannen, en zoeen Duivelbanner wierd.' Lambrechts zwyg Uil myn vriend, zwyg ttil, .at ik fpreeken, ik bin al 5® jaar, en ziet» ik heb in 't fpook geloofd, en 'c zelve gaan ;zweereD! 'Art Nachtegaai.. Laat dit bedrog, Myn eeren! ons dan tot leering lïrekken, en dat y nooit meer zyn de gek van alle gekken! REI VAN MÜIDENSE MAAGDEN BEURTZANG. TRIO Wys : Ja zwait wil ik wsl wezen . enz,] 1. flem. Kom juicht nu maagdereijen! wat dunkt u van dit üuk? 2, flem wie zouw zich niet verbleien, , In zuik een groot geluk ! —> , 3- fltm< Waarin, waarin, 't beftaat in drink! — I. Jlem. In druk ? Hoe kan dit weezen, lief  C 34 > Het geld is hem geweezen, En dat ia klink'laar goud! 2. fltm En dat in klinkklaar goud. Men heeft te dom vertiouwd! — In plaats van veel ducaaten, Verkreeg men koopre plaaten. Ter waarde van een duit. Ter waarde van een duit, Een duit, een duit, een duit; Ier waarde van een duit. bis Tegen de ^lanfchotnoers Onkunde, en bygeloof, uit ichraapzucht voortn Toont ons de domheid aan vln^onze^Coraij Wat wonder is het dan, geliefde^adgenoo k . (ten! Dat wy de roem en eer van zulk een mar rw c- j (vergrooten, Dat sieraad van ons Vaderland ! Eyu ]' U Y N> °P dü Noordermarkt het 3de Huis van de Nooder Kerkftraat. I Pi u c k ine je» :ki; K [W rtt tfe i 1101 ie k ie  loorj ü> at! W ;a ito VIERDE VERVOLG VAN HET K L U G T SPEL D E DU YVELB ANDERS. GESCHIEDKUNDIG VERHAAL. 17 I Vs.i. JUL/nde het gefchiedde in de dagen van de verlichting ende van de verbranding der Keveren, dat 'er eene flymziekte heerschte onder ïe kinderen der Batten. vs. 2. Deze flymziek te nu woedde met eenegroo•e woede, ende drong door tot in de gebeenten der Sterken, ende beroerde, derzeiver hersfenen ende jeeften. vs. 3. Ende ten zeiven dage was 'er een groot nan, met naame jan hendrik, uit het gelagte der Hanzen , ende volleerd in de kunst 'an toveren, wichelen ende geestenkyken. vs. 4. Deze man nu kwam uit den lande Mo/*, nde hy trok van daar over de groote Wateren, nde landde eindejyk in eene Stad, die nog Vluiden genaamd word, alwaar hy met vlyt oebnde de kunften zyner Vaderen. vs. 5. De inwooneren dier Stad waren va;i ene geelachtige, even als die van Wcetp van,' ene llymachuee gedaante, ende waren alzo onder  C 26 ) derling in geduurige twistingen ende rcyme ringen. vs. 6. Ende JaN Hendrik predikte en ver kondigde alomme: dat de uure gekomen was, ii welke men niet meer zoude behoeven te werken vs. 7. Ende hy dron^ door in de huizen, en de vertrekken, en riep met luider ftemme: 'ej zyn fchatten in de aarde verborgen; die my volg ende gelooft, zal dezelve vinden. vs. 8. Doch hy was alomme eene befpottin ge — want noch Wisfelaars, noch Agioteurs noch Entrepreneurs, noch Tollenaars, en wil den naar zyne ftemme hooren. > vs. 9. Ende als 't avond geworden was, gins hy tot den Heere eenes huizes, die D. C. vak der Meulen genaamd werd. vs. 10. Deze nu was Hoofdman over duizend had groote have en bezittingen, Zoutketen end< ftallen , ende vee , ende knegten ende mapgden. vs. 11. Ende hy ondekte dezen Man de plaat ze, alwaar een 1'chat, voor honden jaaien it de ingewanden der aarde verborgen was. vs. 12. Ende dezen fchat zoude hy opdelven ende die zoude de zyne zyn, indien hy hen veertig (lukken gouds, ducaaten gezegd, wild; ter hand (tellen. b 0 ' vs. 13. Ende het aangezichte van van dec Meulen ontgloeide, zyne leden fidderden ei zyne oogen waren als vuurvlammen. vs. 14, En hy zocht met eene drift — gelyl aan die van een hongerigen mof in een ledigt broodkast, — naar de goude ducaten, tndi ziet, hy en vondze niet. vs. 15. Dit nu gefchiedde als het donker ge- WU»1 lei in de [Vf, K' hi m Ti. h m Pi l! VU Il, 1 fc [de, 'Ujj K, 1 ai '!B tii is,: :re fieii lil ;t, ;s,j tSi \tè 1)9?:, i' iffn  fit; ver is,ij .■■e» ,t| : 'ti ,'olg 'ïill :.:s PI vii ad plail i,I In ten M ;ü C end rorden was, op den i2den dag der agtfte maand; n het zesde jaar deronbroederlyke broederfchap,in der verlichting van de kinderen der Batten. vs, 16. Ende de Hoofdman over duizend had een rust, hy droomde met geweldige droomen, nde zag fchatten en de bergen van goud, ende llerlei kostbare dingen. vs. 17. Ende hy vervoegde zichbyeenen man , /elke uit het geflagte was van Elsfie van Homoeingen, die Huig de Groot met eene kist wegoer, ende die geld hadde, ende die niet vry ras van het geloove der mirakelen. vs. 18. Ende als nu deze Man hem die veertig lukken in goud gegeven hadde, was hy zeer Jyde, ende hy verheugde zich met eene groote reugde. vs. 19. Ende hy fpoedde zich naar eenen aneren Hoofdman over duizend, welkeLambrecbt:» genaamd word, ende van het fanatisme nog. iet was gezuiverd. ' vs. 20. Ende wanneer deze te famen waren vereengekomen, ontboden zy den man vara onderen, ende gaven hem goude ftukkeu, en; maakten dc toebereidzelen tot hunnen op- vs. ai. Ende als nu de duisternis de aarde be« èkt hadde, lieten zy tot zich komen den Lyfedienden van zan der Meulen, bygenaamd de 'dnoogige en den Capitejn van een Jagt, geaamd Ary Nachtegaal, en den Huisbaas van an Hendrik, wiens naame was Zeger Wtfjds. vs  ( 28 ) vs. 23. Ende zy kleedden zich met witte Priefterlyke kleedingen, ende wapenden zich met pistoolen,ende vreeslyke flagzwaarden, ende voorzagen zich van roozenkransfen ende houten kruisfen. vs. 24. Ende wanneer zy nu tot den optogt gereed waren, wilden de beide Hoofdmannen over duizend te paaide fty'gen, doch Jan Hendrik verhefte zyne ftem ende zeide: heeft niet Je/m zelf zyn kruis gedragen , en is hy niet zelf te voet gegaan? doet gylieden ook alzoo ! vs. 25. Ende zy verbleekten ende befloten te wandelen. vs. 26. Ende deze Nagtprocesfie gefchiedde m eene diepe ftilte en in eene verwonderlyke devotie. vs, 27. Ende ]an Hendrik ging gebogen voor. waards, houdende een vvywatersbak in de eene, en de de wykwast in de andere hand. vs. 28. Ende hem volgden de Hoofdmannen, beiden in een wit hemd, draagende een kruis ende een roozenkrans, in een bukkende geftalte. vs. 29. Ende agteraan kwamen de Eenoog-ge, Ary Nachtegaal en Zeger heffels, draagende planken ende fpaden, ende touwen, ende brandende lantaarnen. vs. 30. Ende aldus kwamen zy, zuchtende ende prevelende, al vreezende met eene groote vrees, tot aan den fcheidpaal, welke aldaar nog ten buidigen dage, een klein uur van de Stad, tegen het Noordwesten kan gezien worden. vs. Wc jj j' Kï'v" wn ijs vs, | Ml ijl Dl ï m\ Mi, h:. h Ml teden. met k VI et» j ter op Wti OU i dei, lang t «1H5 B, einiel'  ..iep> Ittll ■1 mei kik tiet niet r.ti ,ia ■•;.s .:• ■-") :ade ■ :e 4 ■ ( 29 ) vs. $ï Ende als zy nu by den fcheidpaal of banfckeiding waren — liet jan hknprik de aarde om ofte by denzelven van gras ontbiooten. vs. 32, Ende als dit gefchied was, lag hy het pakjen'goud op de aarde neder, ende nam den wykwast ende doopte die herhaalde reizen in den i\vy waters bak, ende befprengde toen, onder het uitfprèken van eenige woorden, de aarde- vs. 31. Ende, na deze verrigtingen , zetteden zy een houten kruis in de aarde, en vielen te ge* lyk neder, om te bidden. vs. 34. De Hoofdmannen en deoverfgen, welke met hun waren, lagen met hunne aangezigten ter aarde, ende zy baden, dat hun het zweet met groote druppelen ontliep — want hevige benauwd, heid ende vreeze hadden hun bevangen, i^-vs. 35, Ende terwyl zy aldus aanbaden, ende al i zuchtende de verfchyning van den fchat verwagteden, nam jan hendrik het pakjen met goud weg, ende legde daar voor in plaats een pakjen met kopere duiten. vs 39 Ende daarop gaf hy aan zynen Huisbaas 1 een glazenvat, ende beval hem van deszelfs vvaI ter op het liggend goud te werpen. vs. 37. Terwyl nu deze dingen gebeurde, verhefte zich jan hendrik ende trad zywaard, 1 om de geesten te bezweeren — ende hy ging verider, ende kroop in een Eendekooi, die lederd lang toebehoorde aan eenen man, die G. Noot genaamd werd. vs. 38. De Hoofdmannen en die met hun waren, eindelyk biddens moede zynde, verheften zich al be.  ( 30 ) beevende van de aarde, en zagenrondsommenaar hunnen goud ontdekker. vs. 39. Ende als |zy hem nergens zagen, riepen zy met een geluid, gelyk aan het gekir van een' tortel — dat weldra in het gebrul van eenen Leeuw veranderde. vs. io. Ende toen zy ontdekten, dat het goud in koper veranderd was, en dat zy bedrogen waren, maakten zy een vreeslyk misbaar, en keerden met een geraas, en gehuil en gekras, als dat van Roerdompen en Nagtuilen, weder naar de plaats, van waar zy gekomen waren; agterlatende al het geen dat tot deze procesfie gehoord hadde. vs. 4L Ende wedergekeerd zynde in de Stad Muyden, zonden zy alomme mannen te paarde, om Jan Hendrik te ontdekken, ende hem tot hen brengen , want hunne fpyt was ze^t groot. vs. 42- Ende zy zochten hem aan de tolhek, ken, aan de poorten, ende in de kroegen, ende zy en vonden hem nergens. vs. 43. Ende als dit gerugt overal verfpreid wierde, was 'er grobte vreugde, byzonder onder de kinderen der Batten, welke Anarchisten ge« naamd worden. vs. 44. Ende deze verhieven eenen lofzang, en vermeideden aldus de groote daaden der Hoofdmannen. vs 45. *Van der Meulen en hamhrechtfen, die Hoofdmannen over duizend, zyn een fnaarenfpel der Volken! vs. 46. Die wyzer was dan de wysten zyn onnozeler dan kinderen ! vs. bffl * (8, Ü VJ, ÜK !*( VS. XII VI, 5ÏI VI, ar, ia Hl mi Ce: 10 j m h In h J  lilt pen etrf Kffl rf raitt.>dit tl! Itfr 1de. tad ■•» üCf y W ale niet jt« ,a 00- , die Ipel m (i. ( 3i ) vs. 47. Die helden als flagtoffers in triumf omvoerde, rilt als een blad op den adem van Jan hendrik. vs. 48. Die man , die met groote mannen den draak ftak , word door een mof begocheld! vs. 49 Die anderens leed en vervolging trompette — word op de vleugelen der faam in rarekiek omgedragen ! vs. 50. Die de dweepzucht trotfeerde, word door Ja» hendrik tot een dweeper gevormd! vs. 51. Dat de aarde juiche! — dat de kindeïen der Batten van vreugde opfpringen. vs. 52. Dat de Verlichting op het einde der achttiende eeuw op die mannen grootsch zy! — dat ze }an hendrik's hoofd belauriere ! en dar men by den vermelden fcheidpaal deze gebeurenis voor de nakomelingfchap vereeuwige!" Deze gebeurenis heeft zelfs de jongens ftoffe van gezang verfehaft, zie hier een Ikdjen, dat op van der Meukn, betreklyk dit gebeurde, gezongen word. Wys: Gy die thans zyt met my ter jagt! Daar komt nu van dtx Meulen aan, ha! — haf Die naar den fcheidpaal is gegaan, ja!—ja^ Jn eee wit hembdjen in den nacht, hoe word die dweeper nu belacht 1 Belacht! belacht! enz. Was  C 3* ) Waar is het goud nu dat gy vondt ? — zeg? zeg? Gy zocht het in en op den grond ! —'cis weg! Kom, naar den fcheidpaal, blindeman! En bid maar weer van voorn of an! Dat's goed! dat's goed, enz. Kom Burger ! heb maar goeden moed; — o ja ! Uw bedevaart word wis verzoet; — weldra! Uw hendrik keert weer in 't hembd, Die nu als Eend op 't water zwemt — Wat vreugd! wat vreugd! enz. Wie uooit noemt een Anarchist, — heeft mis! Maar dat gy zyt een Fanatist, — is wis! En loopt ge in 't hembd weer met uw kruis, Dan brengt men u naar 't gekkenhuis, — O ja! o ja! enz. Maar haast komt toch uw leidsman weer; dat's waar! Dan heb gy goud, nietwaar myn heer? — dat's (klaar! Ik kryg dan wat voor dit gezang; Myn vfiti der Meulen leeve lang! — hoezee! hoezee! enz. By J. B R U Y N, op de Noodermarkt, thet 3de Huis van de Nooder Kerkftraat.|