914 "F ► ^ 16   D E WES.ELD°jBE5CHOUWES N°. i. D'kbhcdigkeid cf zwart'e gal. Noem" di aards 'een aaklig jammerdal; Ifèharénden en /rijzen Hun er,k:l Paradijzt*. aan onze landgenoot;:?;! TT liet is béter laat dan „ooit, volgends een oud Hollandsen fpreekwoord, waar van de waarheid door geen redenlijk mensen kan in twijffel getrokken worden; dit dan vastgefteld zijnde is het beter, dat wij in het jaar I794, vozend, de Kmtehjke Jaartelling, fc wereld beginnen te befchouwen dan dat wij dit geheel niet dceden, en zonder iets optcmerken, of zonder opgemerkt te worden, ens laten verzamelen tot onze vaderen. Hier van overtuigd, treden wij onder de letterbeminnende maatfehappij; vrijmoedig te vöorfchijn , en offeren onze befchouwingen van wereld en wereldfche zaken »n den weerlost van het algemeen. Meer voorbereidingen heeft ons werk, dat wij bij Nommers zullen uitgeven, om het onzen landgenoten des te ongevoeliger te doen geworden, ruet noodig. Wij hoopen, dat het zelve niet geheel A on-  < z > ongevallig zal wezen. Wij befchouwen de wereld in een helder licht; nu, dit is ra'uurlijV , wje ziet in de verlichte agttiendc eeuw de wereld nog in duisternis? Wij be, fchouwen al de lotgevallen met een vrolijk oog, en met een hart, dat vrede heeft nst #ch zelf en met den »lmagttgenBeftuurcr der wereld, dien wij eerbiedig beminnen, en voor alt les, wat aanwezig is, met een aandoenlijke tederheid danken. Worden wij getroffen door Mgivallen, die de mensenhcid doen zidderen, die niets dan verwoestingen en afgrijzen ademen, ook dan blijft onze rust door de réden gevestigd; offchoon onze ziel met lijdende Natuurgcnootcn weent, en van de rampzaligheden terug beeft, nog zijn wij verzekerd, dat alles medewerkt om de hoogstmogelijke volkomenheid te bereiken, om dc waaide van het menschdom te louteren, te veriidelcn, en om het genot der aanwezenheïdop de verhevenftc wijs te fmaaken. Deze onwankelbare bewustheid doe: ons (terwijl de onbcllendighcid der wereldfche zaken op onze verwachting op ons uitwendig tijdelijk geluk zegeviert; dus zingen ; Zouden wij laaghartig treuren-, AU ons lot riet gunstig fchijnt? Als ons uitziet, cerliids vleiend; In een zwarten nagt vei dwi 'nt ? Netn, dan wachten wij grootmoedig, ll'eér een" lieven morgenjlond; Dan ver faam/en wij in 't djnker ■ Ng de bloemtfens van den grond. —i Zouden wij wanhoopend klagen, Als de boosheid ons vertrapt ï Neen, dan hoopen wij op grootheid. Die voor 'z recht ter vierfchaer-jiapt. Zouden wh door wraakzucht kwijnen , Als de vleiir ketens kuscht ? Neen, wij Hijyen eigen perheid, Eigen waarde en deugd lewufj. 1 Niets,  < 3 > Niets, nhts kan ons heil doen wanklen j Koe de wislling immer vioeC, flofl de famentgtp der dmgen Heeft de* aardlings ter ten iott\ Na de orkinnen yolgt Hiér kafrkic-, Zuivre lucht na 't bllkfemyuur; Zonlicht jehildert regenboogen Ju de tramtin a.-r natuurt Zo bsfcho'iw! ons ong de wereld, ■Èliidfchap volgt op tegenfnoed: Alles we-kt toch aan vohmaking 4 Zt.lk een denkbeeld fchcnkt ons moed: Woedt gevloekte krijg op '/ menschdom \ Stro'.mt het gtldtend bloed at<»;i; V ll'car gevoel word lindlijk wakker , H Volksrecht Hmvt zijn heiligdom; Zulk een fc'.uiding, zulk een koolürg Scheidt gchtk van valjilien Jchi/u; 't Sc;u':u brüistlil op, en wa.'t,e groollilii Z,:l yóltnaakt gehuurd zin. Vuurig^we-i-cht o'ns hart naar vrede, Roemrijk voor ons l'aderlrnd; Voik Verbeeldt u eebter niet, waarde Lar.dgenootcn! dat wij «*t U de werken der natuur zuilen hefchouwen — of u bi planten, mc aaien, zullen bepaa-cn — dat wij met u de ft„. re.i zul'cn bekijken, vmi komeet tot komeet reizen, in <** h« fe*. der zon zullen twUtm ncen wij Ja(cn ditgan ^ ! 6 fCllran0CrC k^Cn' a's-MAR.T1IVËT en zijn lievelingen ~~ 008 OT*«k« ^ar toe de noodigc hulpmiddelen, de mrologi/eke werktuigen, een luchtbol, ,rfw4ap cnz, Wij wilien voornaamlijk met de redenlijke fehepfels , die meirfchen heeten, ons ophouden; hunne daaden, verborgen unjiveè-ren en oogmerken zullen wij gaJefiaan M dan zullen wij ons alleen bcpaalén bij de inwooners van de Euro. lufche wereld Aan dit ftlnjen van t heelal zullen wij ge.ioeg hebben voor onzen befchouwenden geest. W5»t dunkt u, Landgenooten! als wij zo eens door de Ne. planden naar Parijs en van daar door geheel DniuM rei.en (met volgends de kaart, die onlangs bij ALLART is uitgeko. »«tn, want dan zouden wij haast één honderd urnen van den Weg z.jn, — .wat dunkt u, zullen wij niet veel bijzonderheden ontdekken? zou het ons aan ftof ontbreken? — Zelfs moeten wij ock in UaXn en Span,e» wezen; om de gevallen der tegenwoordige wereld aan één te fchakelen. — Welke pir.nnen, welke voornemens zullen wij hooren maaken en verijdelen I — Met vermaak zullen wij de l-ngclfche LcrJs hooien redenen, cn de verwonderlijkfte plannen uit die politieke koppen zien te voorfchijn komen — wii zullen hen hooren heerfchen van zee tot zee — wij zullen ™ra,lSjacob;:l?ai bewonderen, en duizend-duizend zaken e„ gebeuratenisfen ontwaaren , waarvan onze overgro-.tv.dcrs "Iets geweten hebben — en als wij in tofaof«„,,ïs komen — daar, .daar zal ons hart bloeden — daar zullen ™J de menschheid zien fidderen — duizend-duizend van ' onze vermoorde natuurgenooten — wat zeg ifc?__ van on2e landgenooten zullen wij hiel vinden — wij zullen over de vel.  < 5 > velden wandelen, waar zij rusten, en waar hun bloed tot God om wraak fchreeuwt. — Oostenrijk, Pruisfen zal ons ook genoeg ftuf ter befchouwing geven — zcifs zullen wij in Rome, den heiligen Vader bewonderen — en in zijnen nade, renden val de gebeden van zoo veele Leeraaren der Protejlanten vervuld zien. Wat dunkt u, Landgcnooten! hebben wij niet een ruim veld — dat vrij met u al reizende willen befchouwen ? — Wij zullen ons echter wel wachten , dat wij niet in het gedrang van de ftrijdende. krijgers geraaken; wij zijn geen liefhebbers van menfehen-moorders, ook begeven wij ons ongsarn in gevaar; vcelen van onze Landgenooten hebben ondervonden , dat écu kogeftjen ecne kragtige uitwerking heeft wij willen voor 't vaderland (als het cm 't even is} liever leeven dan fterven. Ke.cn ; medeburgers wij zullen alles van verre befchouwen , en da: wel met een leergierig oog. Gij zult m.ugiijk gaarn iet van ons willen weten— welke pe.fonenwij zijn? hoe wij denken over politieke en kerkelijke zaken? — Wij kumieu u met weinig woorden hier iets van zeegen.— In den godsdienst zijn wij leden van die gemeente, welke e:ns op de aarde zal plaats hebben, waar in alle menfehen het zelfde omtrendGod en zijnen dienst zullen denken cn belijden. — ln het politieke denken wij zoo, dat wij de r chten der menschheid voprftaan, cn allesfins trachten te bevoorderen. Voor 't overige weten wij van geen feilen, noch in:t godsdienstige, noch in 't burgerlijke — de waarde van den mensen, burger cn kristen in alle gevallen te vertoonen, voor geen dwingeland die zelfs te vcrkleenen — zie dit is ens veimaak — die is en blijft ons doel — cn daar heen zullen onze befchouwingen gerigt zijn. Wij weten dus noch van Foetiaaneu, noch van Cocceaanen, noch van Sounisten., noch van Lammisten, noch van liemon. Pramen , noch van Sociniaai.en, noch van andere aanen, noch van Kiezen, noch van Oranjeklanten; neen! wij zijn krhtcnen, A 3 men-  < <5 > m«fcm\ burgt» eener maarchappij — zie da» onze benjdèriis. Als zodanigen nu nleenen wij bet recht te hebben, van vrij té mogen denken, fpreken en frhrijven — en indien wij deze onze waar Je altrd in t oog boude-, dan gctooveil Wij" dat memand het vermogen heeft, ten uac hij onze Üatuurfilfe rechten met geweld aantastte, ons in onze befciouwi.-gcn te verhinderen. Wij lecven in een vrij Nederland — daar ieder als mensch, burger en kristen zijne natuurlijke rechten kan uitoefenen — cn ha dhaaven— daar elk 'zo als onze Vaders zeggen) recht kan krijgen; daar niemand onverhoord veroordeeld wordt' daar men niet zegt: fk volo, fcjulc, Jhi pro ra:h,:e volun\ tas — daar ieder reden kan cn mag vraSgeh — alzo 'er geen dwingeland elders te vinden is. Mogten de burgers maar beter met elkander het ééns zijn ! — Dit zou waarlijk van veel belang zijn , als de Franjchen ééns mogten overwinnen cn binnen onze mimren komen. - Maar wie zou dit wenfehen ? -~ Wie kan dit als mogelijk vastfiellcn? — Evenwel vrede van binnen was best; de za. ken kunnen van buiten zo wonder lopen, 'dat "er gec'n berekening op is. Wij hebben dan niet te verwachten, dat ons iemand in onze befchouwingen zal hinderen. — Wij hoopen ook niemand té beledigen of te verveelen — betuigen kunnen wij niet, om dat wij altijd de waarheid zullen zeggen, cn dit ftaat ons' vrij in een vrij land. — Pêfye'èÜn zullen1 wij nog tónde*, uant ieder dag hebben wij bijna nieuwe voorvallen cn dus nieuwe ftof. Offchoon de wiizc Koning SALOMON voor certige duizend jaaren met al de wiisgeerigc deftigheid van zijn' trjd uitriep : Daar is niets nieuws onder de zon, wij houden ons verzekerd, dat deze Oostcrichc Vorst in de agttiende eeuw binnen A;nftelda;n, Parijs, Londen , of i-nnfel, dit woord niet met waarheid zoude kunnen hcrbaalcn.— Wist S AL O.Al O V iu die dagen iets, of kon hij iets weten, Qjfa üegts iets te noe- me 1)  < 7 > Jicn) van den luchtbol —van de rijdende anUIerij, van den aart en het gebruik der gtrllot'me. Dit zij genoeg van ons oogmerk — De dag, waar op wij voor het aigemeen verfeiiijncn , zijnde de eerfte dag van hec jaar I7 # * #? Wie wijs is, duldt geen ketens ooit, Maar voelt zijn jland en waarde; Weidr wijsheid paradijs - looj' jlrooit, Daar bloeit ook 't recht der aarde. Leef, Landgenoot! hef vrij en wijs, Zijt nuttig, word met glorij grijs, Treur nooit om 't lot der dingen ■; Bedrijf geen daad, die wroeging baart.; Zo blijft ge inv recht, als burger, waard — Befetnd voor zaal ger kringen. * Deze Ni. worden telkens uitgegeeven a i§ ftuiv. te Amfterdam m meest alle Boekwinkels; Rotterdam V,s, Meijer Ho'. Jlijn; enz. Dord: Blusji; Leiden titrdingh; Haarlem' Tett. mans en v™Brusfel; Delft Roelofswaard; Gouda Barna; Ucr Visch; Wed. Ter Veen; Paddenburg enz.; Leeuwarden Cahats, y. SligJ,, en v. d. Haak; Groningen Hovin-h- Deventer ^«„-r; Zwol F. Clement, Nijmegen y. GW,"zutpken y«„ Middelb; IVetters en Wed Abrahams Breda y. 's Bosch M«r , Bcrgen-op Zoom y Riems- W, — y«tf«\f rfoor geheel Nederland, bij meest alle Boek. riatiaelaars.  fJf> D" E WES.ELD-SESCHOUWEH, PE GODSDIENST BES. FR A NS C HEN EN DER NE DERLANDEREN. M IJ N HEER) Ik ben nog al eens gewoon, op zijn oudburgers, cenpijpjen voor de deur van mijn huis te rooken — en dan is daar ook meestal mijn buurman, die niet anders te doen beeft, en met zijn tijd verlegen is -— evenwel, 't is een geeftig, vrolijk manneken , en verlevendigt dikwerf mijne denkbeelden. — Wij redenen wel eens over ontwerpen , die in uw werk zouden nuttig zijn, en daarom heb ik voorgenomen, u nu en dan iets van onze Discourfen mede te deelen. —— Zie hier eene redeneering, die wij onlangs hadden.— Ik zal de perfonen A en li noemen. B A. Wel  < 10 > A. Wel buurman, wat leest gij uit de Courant ? is 'er iet nieuws in? B, Niet veel bijzonders, M'jn Heer! als alleen vertelt men mij, dat 'er onder liet leger van Jourdan maar 5C000 Iranfchen de fchurf hebben. A. Dat ziet 'er (legt uit. k B. Dat doet het waarachtig. Want één feburft fchaap bederft ccne geheele kudde, is het oude fpreekwoprd. A. Zo zoude haasf het gantfche leger alleen uit fchurföe foldatcn befhan. B. Zegt liever: zo zou haast heel Europa kunnen fehurf worden — gij cn ik zijn 'cr dan ook niet voor bewaard. A. Gij zijc toch een fpottcr. B. Neen, neen, dat luidt zo fpotSchtig niet ■—■ als alle de. Franfc^en^ welke krijgsgevangenen gemaakt zijn, cn die, volgends d.e Couranten, al ccnige duizenden bedragen , als dia allen fchurft hebben , dan kan het gemaklijk gebeuren , dat ze in alle oorden de menfehen daar mede befmetten — wat dunkt u , Buurman! - ... . 13 mijn voorfpelling zo ver gezocht? A. Nu, daar voor bewaar ons de hemel! — Is 'er niet anders in de Courant ? B. Ja vriend! nog iets — de Franfchen zijn niet alleen fchurft naar het lichaam, maar ook naar de ziel. A. Wat wilt gij daar mede zeggen ? B. Ik lees, dat ze in Parijs den godsdienst hebben afgezworen; Roomfch'e Priesters niet alleen, maar ook Protefletnfche Leeraars. — Dus ziet het met de Frunschjes 'cr liegt uit beide naar ziel cn lichaam. A. Maar neemt ge dat zo letterlijk op, dat ze God. en zijr een dienst waarlijk verlochenenï " B. Hoe anders? bijna alle Couramen zeggen mij, —— dat ze den godsdienst ïfzvttren.' A. Dit wil alleen zeggen : dat ze alle onderfchcidingen var. i.'h, van bijzondere Lterfteffeb vcrlocheuen, dat ze al'en zich  ÏI > worden, die vinden wij in alle gewesten, meest onder de zo* geraamde Grooten en Aanzienlijken — maar die durven met hunne Hellingen toch niet voor den dag komen A. Wel,KLOÜTS heeft immers in de Clubs der Robijnen het dtheismus voorgeftaan. B. Dat heb ik ik niet geleezen, maar wel, dat Kotert bem oyer z,0n Atheistljlhe ftelH ^ *™ open ,k verklaart, dat de Leden der aL* weI v'cr e sas: a£een Maatfcha^ A Evenwel zij hebben alle de cicraaden, zelfs de beelden van Hei ,gen urt de kerk geworpen - hoor, Vriend- dat is geen teken van godsdienstigheid. B Waarom niet? Zij verwerpen alle haare bijgeloo- vigheden; zy zullen vcordaan hetmcnSchdom niet aan he! Z hjse verbmden, maar door kristeiijke Zedelesfen het vcriïand verlichten en het hart verbeteren. vcmand A. Ja, ja — dat is de beste uitleggingi een,' "!! f** * d£r *™***, da: die eens mogt gebeuren? A. Hoe zo ? B. Hebben niet onze Lceraarcn fteeds gebeden — cn b'd den ze niet nog, M dêWere ran *aM m0gu va„eath „„ ^ lenjleen m het harte der zee ? A. Ja, maar wie kan verwachten, dat dit door zulken, die deze hocre aanhangen enverëcrcn, zoude gefchieden? - . Wie zal zich zelf doen vallen ? B Zo veel te meer moeten wij in dit werk den vinger Gods zien — men zal ook hier van moeten zeggen; Bit is yl der. Heere gefehied, en bet is een wonder in onze oogen A Evenwel fchijnt te publieke Godsdienst in Parijs eenigen tijd niet verrigt te zijn — de tempels waren gefloten B. Dat is zo — maar ik lees in de Goudafehe Courant van den 20 Dcomler, van ^ pas g^ind.?d jaar; ^ ^ den  < 13 > Godsdienst, dien eenigt Heethoofden voor een korten tijd gejloord hebben, is weêr volkomen herfteld. A. Dat verfcheelt dan veel vaa Atheïsterij. . Doch onze Doir.inc fprcekt anders, en dat is ook een geloofbaar man. B. Ik heb u de onwaarfchijnlijkheid, zelfs de onmooglijkheid van die Helling, de Franfchen zijn eensklaps Atheïsten geworden , getoond, cn daarom ben ik van de valschheid van dit getuigenis volkomen verzekerd. A. Nu, ik hoop 'er het beste van — maar wat dunkt u van onze Nederlanders? — Kunnen wij op de godsdienstigheid van die mcnfchen niet in 't algemeen roemen? B. Wij hebben in dezen niet veel ftof tot roemen? A. Wij zijn toch in 't algemeen deugdzamer dan ds Franfchen ? B. Hebt gij gelezen dat andwoord van de Nationaale Conventie op de Manifesten der tcgsns de Franfche Republiek zich verbonden hebbende Koningen? A. Neen. B. Dat kun; ge vinden in de Goudafche Courant van dea 23 Dcc. des voorigen jrars — en hier uit zult ge zien, dat de Franfchen hunne deugden hebben. A. Ieder Natie prijst zich zelve — dat is natuurlijk maar ik fpreck bij ondervinding. B. Bij ondervinding? A. Ja! — Wij moeten immers al zeer deugdzaam zijn, als ons gemeene volk zelfs onze foldaten zich voor den Godsdienst in de bresfe ftcllen. B. Wel ja — waar de Godsdienst zo in 't algemeen Voorftanders vindt, daar moet een goed volk woonen — is het zo in ons Land ? A. Dat denk ik — ga ons gantfche Leger dcor, daar zult gij hooren roepen : de Franjchen hebben geen Godsdienst — komt bij de 'sjouwers, Kaailoopers, Werklieden enz. zij fchreeuwen: de , Franfchen hebben geen Godsdiens: — zelfs de Fischwijven (laan dien zelfden toon— en dat u zal verwonderen, ik ging laasÊ B 3 te  < 14 > te Atnlil-'a"- wandelen, en al wandelende hoorde ik eeni"ï hoeren «eggen : die d Ftcnfcheii hibbdn geen Godsdienst ) B. — Wel Vriend! is dat een bewijs van hunne Güdsdiendienftijihcid ? A Wel ja , dit is immers een tijken, dat ze allen gevoel hebben van Godsdienst, artdcrsïihs zouden zij 'er zich liet voor in de bresfe treilen. B. Zijn dit bij bun klanken —s- of zijnze waarlijk in de daad Godsdienftig? A Wij moeten het beste altijd denken. B. Goed — dat wil ik, maar wij mogen ook uit de daaden ooideelen. A. Dit is zo. B. Van hun, die nimmer den openlijken Godsdienst bijwoor.en, kunnen wij immers niet denken , dat ze zeer Godsdienftig zijn? A. Ten minften , het is veel eer een bcwij-; van het tegendeel. B. Nu, ik heb in een Stad gewoond , dnar een groote drieduizend man in Garnïfoen lag , en van die drieduizend kwamen nauwbjks zes van de Suldalen des Zondags in de Kerk i 't is dus niet te geluovcn , dat Ook deze lieden zulke bij/on. dvre Voorfranoers vau den Godsdienst zullen zijn. A. Evenwel de Zultzerfche Solda:cn, die wij in dienst hebben, vvoonen ieder Zondag den Godsdienst bij. B. Die zijn daar toe vcrpligt — maar ik fpreck van onze Nationaal;, van onze Hollendlche Krijgers. A. Zo, zo — ik vat Li — ik geloof niét, dat 'cr veelen van hun onder de fijnen behooren. B. En wat ons gepeupel betreft — u mijn vriend! daar mede is het ellendig gefteld. — - Noch ouders, noch kindcrS kennen den Godsdienst — zij weten van geen Godsdienst — dit woord is bij hen een loutere klank — men kan dus dit volkjcn vóór of tegen den Godsdienst doen ftrijden, naar wclge\ allen. A» Dfi  A. De Hoste» evenwel fpreken van Godsdienst? B. Dat fpreken moet hartlijk zijn. A. Hoe zo? - B. Hoe zo? om dat het van Hoeren gefcliiedt en dat over den Godsdienst. Een fterk bewijs voor haare Gods- dienfiighcid! .. A. Zij zeiden toch hartlijk: de d Franfchen hebben geen Godsdienst. B, Ja de uitdrukking is hartlijk —r- en zegt ons teven», boe Godsdienftig zij zelve zijn. ,A. Gij fohijnt de partij der Franfchen te trekken? B. Dat kan ik juist niet zeggen — maar ik wilde u maar beduiden , dat niet alle de Franfchen Atheïsten en wij Nederlanders allen zulke Godsdlcuffige en vroome Menfchen zijn A. Met het woord Godsdienst kan men toch veel uitvoeren. B. Met het woord Geld nog meer. A Dat zal al gelijke kragt hebben — beduidt een Soldaat dat hij voor den Godsdienst vegt, en gij zet hem iu vuur ea vlam. B. Strooit onder het gemeen eenjge Dueaten en gij maakt honderden tot duivels van de tegenpartij , waar aan zij u moeten dienstbaar zijn. A. Duizenden hebben zich voor den Godsdienst gcoTerd. B. Duizenden zijn door Geld tot beulen van anderen geworden. A. Van waar de kragt dezer woorden ? B. Het ééne verwekt eene dweepzucht — door den loute. ren klank, en doet hun gelooven , dat aan het ftrijden voor het zelve hun tijdlijk en eeuwig geluk verbonden is — het andere, het geld, is dienstbaar aan hun wellustig, dierlijk Liven — en daarom hebben ze beiden bij veele menfchen een verbaazende uitwerking. A. Ik zou gaarn zien , dat 'er een mildeltjen gevonden werdt , om a'lc Volken te vereenigen, en dat men zich 'er onderling op toelag, om elkandsrens geluk te bevoordcren. B. Wai-  < ï6 > B. Minneer zal dat zijn? A. Wanneer denkt gjj t B. A!s alle menfehen waarlijk hunne waarde zien — waar. lijk deugdzaam worden. A. Ik groet u Buurman. B. Zijt insgelijks gegroet. Zie daar, mijn Heer! eene redeneering met mijn Buurmanindien gij dezelve plaatst, zult gij meer dergelijke ontvangen' tm- van uwen Medeburger SICHARft Te GOUDA bij H. L. VAN BUMA cc COMP., en verder alöni, werdt dit Blaadjen i i$ Stuiver uitgegeven.  D E WES.ELD-BESCHOUWEI,, F A B E L E N. DE EZEL EN DE STIER. Een Stier en Ezel hoorden beiden, Daar zij te famen gingen weiden 't Gcruisch als van een magtig heft : En op de dorpen, heinde en veer, Alom de alürm- en ftorm - klok luiden. „Wat wil» (fprak UngSor) „dit beduiden?» « Ach vriend!" (antwoordr. de ontltelde Slier')  '< x8 > „ Laat ons toch, eer zij nadren, viugten, K Ons ftaat van hun het ergst te duchten; „ Want vielen wij in hunne raagt, ,, Het kostte ons meer nog dan de vacht." „ Goed" (zegt onze Bzef) „ wilt gij vlieden, u Zo vlied —• voor zulke laffe lieden » Als gij, is moogljjk 'c vlugten goed : » Gij vreest te recht, dat men uw bloed „ Uit uwe halswond zou doen rooken , » U Aagten , villen , braaden , kooken — „ Doch van dat alles ben ik vrij, „ Daar fteeds mijn lot het zelfde zij, „ 'k Moet daagbjks toch dezelfde plaagen, n Gelijk mijn zak ter molen, dragen-" * è Met onverfcheligheiii z!en veeltijds de ondtrdaanen Den vijand zich een' weg naar hunne grenzen baanen; De eryaariyg leer! —- hun lot is toch de jlaavernij Hun metster zij ook wie hij zij.  < *9 > DE LEEUW EN DE WOLF; Een Leeuw, eens Sultans park ontkomen, Hadt moedig, niet een ftoute fchrit Vul vrijheidszucht — gelijk een Brit, Zijn' weg naar 't naaste woud genomen. Een Wulf ontmoet hem in zijn vaart, En noodt, op 't geen hij hadt gefiaard, Den vreemdiing — door nieuwsgierigheid gedreveri, Vraagt hij: „ hde mag men toch in 't vorstlijkpark wel „Men kent 'er"(zegt de gast) „geen hongersnood,(ieeven ?" öMen ilaapt 'cr zacht op mosch,| krijgt daagdjk verfche „Het bosch is duizend felned.n groot, (fchonken; „Majr van een hek omringd, met ijzer vastgeklonken." „ Benijdenswaardig was uw lot,'' (Hervat de HV.f) „ ik wil wel zweeren; ., ILb ik flegts dagelijks één fchaap maar te verteeren, „ Ik geef mij aanitonds agtér 't (lót; „ En wil, in uwe plaats, naar 't vorstlijk dierperk keeren." „Hij, die Dcsp'ooteh kan ontgaan," (Herneemt de Leeuw, nu verontwaardigd) .,En nog op zijne boei zidh vei hovaardige, U Zie ik voor laager dan den domften Ezel a?n." 8 E  < 20 > CE TIRANNIE !C g S N O E IC. Een Snoek regeerde een' Jangen tijd In een riviertjen, breed en wijd. n Ik ben de fchrifc van al de dieren, » Die in dit gantfclie water tieren » Wat let mij" (hief hij fnorkend aan) » Dat ik den wijden oceaan „ Niet even als deez' ftroom beheere, » En eet en neem wat ik begeerc!" Zo poffend zwemt hij te gelijk Vol trotsch naar 't groote waterrijk. Maar nauwlijks hadt een Haai vernomen, Waarom die vreemdiing was gekomen, Óf deze fpant zijn kaaken uit, En fnap •— was onze Snoek zijn buit. ^ # # Zo wordt een ivreede Fort, die duizenden ontzielt, ■Door grooter dwingeland, gelijk deez' fnoek , vernield; Mogt de één) dwingeland den anderen yerflhiden, tut menscaiom zou alom op aardeen Lden vinden 1 II E T  ^< 21 > HET PAARD. Een opgetooide Run ftond langer dan twee Honden Voor eene hutsdeur vastgebonden; De Vliegen flaaken hem. — Bij zulk een ongemak. Bepeinsde hij de hardheid van zijn lot en fprak: „ Van al de dieren lijdt het paard de meeste plaagen; „ Nu moet het zijnen heer, valies en mantel disgen, „Dan kar of wagens trekken, zwaar belaên, „ En, wil hij oog de zweep ontgaan, „Meer poogen, dan zijn kragten veeltijds kunnen: Zijn drijver wil hem nauw den tijd » Dat hij zijn dorst eens lescht, vergunnen; „ Het d .et geen ééhen ftap , b;j al zijn ftaage vlijt, „Die van zijns.meesters wilnie; af ton hangen: „ Zo vliegt de beste kragt van zijne jeugd daar heên. «, Wat is zijn Joon daar voor ? Kauw rust naarzijn verlangen ■ „Een weinig haver, hooi en ftroo, dit is 't alleen. „ Keen! zo geniet men nooit de waare vreugd van 't leven." Door zulk een zelfgefprek maakt zich het Ros verhit: Het rukt den toom aan Huk, ontflaat zich van 't gebit. En rent te viervoet voord : d or vrijheidszucht gedreven, Doorzwemt het een rivier en komt in 't naaste woud. Na was het eind,ijk vrij, en op zijn vrijheid ftout: Doch 's morgens vond men 'c reeds, verfchcurd door wolven koud. ' # # # Ée dienstbaarheid is hard, doch, onder zacht beleid, Veel beter nog dan vrijheid zonder zekerheid. C 3 . DE  ♦C 22 J> BE T A X DER DIEREN, De Leeuw hielde eens met zijne Grooten raad: „'Er is, om voor mijn Hof en voor den Staat „ Het neodig onderhoud te vinden, ., Niets op (dus fprak hij) mij 'e vrinden ! „Dan een belasting: dit (laat pal. „ Maar 't geen, waarom ik u liet komen, h Is, dat ik gaarne had vernomen; » Wat u dunkt, dat in dit geval M 't Verkicslijkst zij: en welke waarehj „ Of wie ik daar mcé kan bezwaaren , „ Zo dat zich niemand des beklaag, „ En deze tax, zo veel als noudig is, bedraag?-' — j, Mijn Heer!" (liet de Olifant zich hooren) „Mij valt een middel in, cm deze nieuwe last „ Voor ieder draaglijk — toereikend voor 's lands kast, „Én , "tgeen men zelden virdt, cn veeien moet bckooren, „Den burger nuttig te doen zijn: — „Men (la niet anders' dan ondeugden «n gebreken, „Elk naar hun grootheid aan: dat dan eik dier vesfcbijV  < 23 > ^Op da- men voor den Raai alro de fo:n bereken, „Die hij beraalen moet. — *t Getuigenis „Van drie gebuuren zal voldingen, „Wat ieder dier verfehuldigd is. ., Zo zal de hoop op w einig lasten ieder dringen „Tot betering van zijn gedrag; xEn 't Fonds zal, meer nog dan voor dezen, „ Voor 't vors tl jk hof genoegzaam wezen, „En (taaving van het Staatsgezag...." , Maar — (valt de Vos hem in te vraagen) , Zou elk zich dan niet ligt befclaagen, ,Dat hij eenzijdig was gericht, ,En hem gebreken aangedicht? ,'k Geloof, het zou veel beter vlijen, ,En u, mijn Vorst! tot dubbel voordeel zelfs gedijen — ,WijI ge elk om't zeerst zich hoog zoudt aanzien (laan. , Indien uw Hoogheid zich door mij liet raên, , Om op verdienste alleen den nieuwen tol te itellen, ,En ieder dan voor zich het vonnis zelf liet vellen !'—■ DE  < 24 > D£ £N 2IJKJJ O.VDERDAANE.Y. » » wil, Bij JUPITER! ik z.,1 hier Koning wezen I «Gij Muiters! vo!gt of gij zult WJ[lJ:en zien » MijH recht rtaat p#, hier zal nrj ,fent gefchien!" — to fchrecmvd,. de Arend, om de leden te belezen Van zijnen vooglenraad, die hem, Dour 't weigeren van hunne Item, Doa eisch van hooger fchot, ftout hadden afgewezen. ' «Al zachter!" (roept de feUkakn En ziet den fchreeuwer toornig aan) „Heer Koning! W;j zijn vrijgeboren..," ,Ei foei!' (valt Kanslaar OU**, hem in) , wat nood!' En ligt met clefcigheid zijn rechterpoot — ,Mijn Heeren / ziit nietdwuc ir.t,:„u • 1 jl '"^mvus, netlaatzich immers hooren, , De lasten blijven als voorheen : , Het nieuwe is maar een vrije leen . ,Die ieder nogthands geven moet, , 't Zij hij 't graag of noode doet . Op eenmaal zwijgt de tegeninraak, En ieder iTemt nu ia de zaait. De nieuwe last wordt afgcilagen „ Maar ieder zal die nu als vrije leening draden. • Deze I\s worden telkens uitgegeeven a ij ftuiv. te TZ^I. dam ,n meen alle Boekwinkels; Rotterdam ^Mefatot Jhjn, enz. üotdt Blus/d; Leiden tfdtdingh. Haar cm' T u Utr Vtsch ■ Wed. Ter F,en ; Paddenburg enz • Lecuward-n Caha:s,y. Stigk, en d. Haak; GronfngcftC De venter Brouwer; Zwo! F. Clements Nijmegen Z« jteda „. 'aBosch^r;Bergen op. Zoom v. W Lni-far S S 61 NtJerleHjy *Ü *W» ««*  D "E WEHELD-BESCHOUWER. DE RAMPEN VAN DEN O O 11 I, O G EN OPWEK VING TOT VREDE, Onlang» vierden de Kristenen de geboorte van den Heiland der Wereld, den Verlosfer van zondaaren. — Ik deelde in deze gebcurdtenis, die voor Engelen en menfchen een eeuwige ftof bevat van lof- en dankzegging. — De Lceraar, die ons deze hcuchüjke blijmaar verkondigde, trachte ons vooral hier in te laten zien en te doen gevoelen die gioote waarheid: God is liefde. — Om menfchen gelukkig te maaken was JESUS in de wereld verfchenen; alle zijne verrigtingen, leeringen, geheel zijn lijden bedoelden ons geluk, en waren als zo veele D item.  fiemmen , die ons toeriepen : God is Liefde ! •— Co 1 moesten wij voor die liefde verheerlijken — hem. hartelijk wcderlieven, die liefde in alle onze daaden vertoonen, het geluk van onze mcdefchepzclcn hevoorderen, aai het groorc doel van God met de menfchen be2i?dwoorden, en dus door onze daaden bevestigen en alom verkondigen: God is Liefde!- Pit waren de keringen, die de euangclifche 1'redi'er ons bij die gelegenheid in het harte wilde drukken — en daarom waarfchouwde hij ons ernftig, om toch nooit harde gedachten van God te vormen, hem ons nooit als een tiran vuor te ftellc«> — dit was ;ep hpogfien onbctaamlijk — en maakte ons te cencmaal onbekwaam, om God teder te lieven, te gehoorzamen, cn de pligten omtrend hem cn onzen natuurgenoot uitteóefenen. Waren wij (dacht ik dikwerf) van deze waarheid overtuigd-— cn llrekten onze poogingen cn alle onze daaden daar. heen, om onzen naasten te lieven, en zo liefde van den aigenoegzaamen Weldoener te vertoonen —, wat zou 'er op aarde, eene aangenaame maatfehappij', waar in allerlei genoegens genoten werden, tc vinden zijn? — Elk zou zijne waard: als mensch, burger cn kriste') vertoonen, en deze tijdlijke, aard. fche gezellige vermaaken en genoegens zouden verbondJn zijn aan de eeuwige — aan de hemelfche. Met die gedachten vcr.vuid, wandelde ik naar nrjne wooning daar zijnde, zag ik de Courant op tafel liggen ik nam en doorlas dezelve. — En wat las ik? — brjra alle de volken van Europa waren bezig elkander op aan grenzen Vuitschland, Brabant cn Vlaanderen op dewreeiiitc, op de ellcndigrtc wijze te vermoorden. — Wat verbaazende fchok in mijne gedachten — God is Liefde! wij moeten hem naarvolgen, zo elkander liefhebben daar van overtuigde mij het tuangclic, daar toe hebben wij het plegtig feest van JE SUS geboorte gevierd — cn dezen, die ook menfchen en kristenen, beeten, dooden. en vermoorden elkander! — Is dit volgends het bevél — het oogmerk van hem die Liefde is? zij.t daw toe de menfchen gcfcliapcn ? op deze wereld geplaatst? is hun met dat_ oogmerk het cuangeli gepie- dikt? .  < *? > dikt? —Leert dit de Godsdienst van J E SUS KRISTUS? — Is dit overeenkomfrig met zijne zedelesi'en, die hij en de Apostelen predikten? — Waat is hier de voortreflijkheid van den kristen? — Waai- is hier zijne' uitnemendheid boven deh woester: Heidcil'? — boven her verflindcndst roofgedierte—Deze en diergelijke vraagen verftomdcn mij — God is liefde én duizend .duizend menfchen, vuor welken bij liefde is, dié hij boven vecle volken daar van door de treiïendfte weldaad, door de mededeeling van het blijdftc euangeli, overtuigde — dezen zijn elkanderens rnoordenaaren! — welk een verbaazcnd Cpntrast l Gevoelt hier , mijne mcdcmenfchen ! die groote waarheid, God is Liefde 1 en befehouwt tevens die wreedheden der menfchen — fchemereu* niet uwe oogen op de befchouwing van dit verbaazend tafreel? — de godlijke liefde en de menschlijke wreedheid P.aan hier tegen elkander over — wat een Verrtommefid vertoon! Zelfs onze Landgenooten! hebben gemoord of zijn vermoord geworden — duizenden werden in ftukken gehouwen als {lastbeesten, en tallooze jammeren waren hier van de akelige gevolgen. Zie, om u hier van te ovenuigen, een' brief, dien wij onlangs van een' Ilullandfehen krijsman ontvangeri hebben. Mij n Heer en Vriend! > Thands ben ik in het vaderland wedergekeerd. Dit voor- jecht dit geluk mogt duizenden van ons niet gebeuren.—■ H-t grootfte gedeelte van ons is niet meer — wij weinigen, die overgebleven zijn, hebben onze broeders aan onze zijd* zien vallen — door hun bloed en verftrooide gebeenten zijn wij heengeftapt — mijn lieve vriend T. viel aan mijne jijde al fterver.de hield hij nog het zwaard in zijn be¬ klemde vuist,'en badt mij, 'dat ik hem, door een kogel, van zijne ellenden verlosten wilde weinig ÖegenbliÉléeii daar Da iti  < 23 > na zag ik mijn' oudften zoon door een kanonskogel vc-mor- zelen hoe gaarn wilde ik derwaards, om de weinig over- blijfifels te verzamelen! doch ik moest op mijnen pose blijven en eindelijk, met agterlating van geliefde doo. den. met de overgeblevene terug trekken! Wit mijn vader- en vrienden - hart dit oogenblik gevoelde kan ik u met geen woorden melden . jk verwensehte dikwerf den dag waarop ik mijn zoon, die waarlijk tot edeler verm. ungen dan menfchen- moorden gefchikt lchcen , aan den krijgsdienst had overgegeven. _ En hoe beefde mijn hart op de verbeelding van de terugkomst in mijn Vaderland' — Mijn geliefde Echt.vriendin, die tedeie moeder, welke' hem zo hartlijk liefde, vcrfclicea reeds woedende voor mijn gfi, zicht nauwlijks waren wij eenige uuren binnen de grenzen van ons Vaderland gemarcheerd, of verfcheiden vrouwen en kinderen kwamen ons te gemoet ijlen. Dezen zochten hun man , die hun vader, cn weder andereu hun broeder _ dat handengcwring— dat gekerm — dat geroep- 4 mijn rader t 6 mijn man ! 6 mijn broeder h niet meer ' zal door mijne ziel klinken zo lang ik ademe (i* eenig* uuren zag ik mijne lieve vrouw van verre na mij toe foei*. Ié» —Wijn hart beefde — mijne knieën knikten— welkom l (nep ze van verre) Jitvt Man 'l waar is mijn JAK O li? . leeft hij? Zij vloog mijn om den hals — en riep al fnikkende: Haar is TAKÖBS - tts; ;. , , ,■ , j ü kj u s _ jj,, ls éooagefchooten, zeide een onbezonnen kaercl — zij val- in bezwijming — herkwam weende bitter wrong haare handen . kreeg na weinig uuren een ijlende koorts was nog weder eenige oogenblikken bedaard , ft zoc!lt haar te troosten zij nam var. mij eeuwig affchcid dit wa- ren haare laatfte woorden : Ik gaa naar die plaats, waar min JAKOB »/,, en daar zal ik met hem u, lieve Man 1 verwachten ! Zij drukte mijne hand en ter wij! mijn mond aan den haaren kleefde, blies zij den geest uit. - . Ik voerde mijn doode vrouw naar de plaats onzer wooning, en bragt haar bij vier lieve kin leren, die met het hartgrievendst gejammer op hun doode moeder nedervielen! . De en.  *£ 20 > kek verbeelding van dien roeftand, mijn vriend! is genoeg, om uw hart te doen bloeden. Daar zit ik nu in het midden van vier kindcien, die den dood van hum,e moeder cn broeder betreuren, cn dien«ga!lcn mijn bijzondere opvoeding noodig hebben. , „ Ach i haa „ik nimmer dien verwoestenden krijg gekend! ach' ha fcïk „die buiten denzclvcn met mijn vrouw en kinders krank „leeven , mij aan edele bezigheden toegewijd — „0g zoude grootlle vreugd onzes levens beroofd lot^a ÏÏfï ni": * C" **£ «Heen die lot treft „een, ö neen! -£r is cc„ te nigte van weduwen en weezen - bonderde, wringen hun". Ut handen - honderden roepen en grllcn: ^ZL/L. W„, en hoe veUen zijn 'er niet van fehrik L l et hooren drer doodsmaare geftorven! Dit ia het „J a ___ verfchejdea van onze laudgenooten liegen „og met den dood te worstelen ; duüd.ijkgcwonddcn bidden om c,n Ipoeuig einde de „aanen cn het gekerm van hunnevrou wen en kinderen Vergrooten hunne fmerren . Jc cnkcJe aanfenouwiog doet ieder mensen, die maar een grein «voel heeft, becven cn bezwijken-. " *>-w-' Gij zult door onze -Kedcrlandfehe fl-eden de kreupelen en verm.nk.cn z,eu kruipen of voordftumpelcn ; met gcichonden ^CZ!fe;Cn' gCknottc aimen cn beenen zullen ze u, i„ e-n afljtebjke gedaante, Ce woede van het monster, oorlof 2 toonen ; en hunne verarmde kindcrlccns , die hen in'ver fche-urde kleedere, weenende volgen, z.ll'cn uw mee--a " tart oP de gevoel,gfte wijze doorwondt,,. * ' De tooneelen van jammer en ellende, van armoede, moord en verwoesting, welke wij agter ons hebben gelaten zijn ontzettend verfcheiden inwooners zijn aan hunne hflard- ttcden vermoord; zwangere vrouwen, ouders met lieve kinderen zijn onder de tóen verpletterd of onder het puft bedolven anderen, die den mo,rd ontkwamen, zklen op D 3 hLt  < 30 > Jiet piiin hunner woortingen Wet vrouwen en k;ndcrkeris van have en bezittingen beroofd zij bcwcenen hunne vrienden, hunne maagen, hunne medeburgers en zulicn of door den honger of door het zwaaed hun leven mueten eindigen. Waarfchijnlijk zal ik ook haast mijn lieve kir.derkens hrt eeuwig vaarwel moeten zeggen; Een enkel bevel zal nrj haast weder naar het flagveld voeren, om te moorden of vermoord te worden ■ wie — wie zal dan het opzigt over mijne lievelingen hebben? ■ waar zullen ze hun moeder en vader wedervinden ? —— Beste vriend! aan uw opzigt —- aan uwe zorg beveel ik daü deze Panden - in de gewesten der eeuwigheid zal ik u daar voor den hart. lijkften dank betuigen. Uwe vfiendfehap zal noch kati mij dit weigeren. Hier aan beveel ik mij en alle de mij¬ nen — zo gij m;j in dit land niet leevend wederziet ■ ' * omhels dan eens in zalige gewesten U.ven Viichd ERN ESÏ Ü Sj In dezen brief, waarde Landgenooren! weiken gij niet zonder gevoel /uit lezen, ziet ge eenige ftaalen Van de rampzalige gevolgen des'ooriogs gij ziet 'er tevens in, hoe ver de menfchen van het waare oogmerk hunner beftemmfng afdwaalen en hoe weinig zij hunne waarde kennen cn gevoelen. Wie — wie die eenige dieren van dat zelfde zoort befchouwt, zal immer vermoeden, dat ze al.cn zich zclven zullen verwoesten, cn te onder brengen ? en dit doen menfchen redenlijke fehepfel* fchepfels . die ui: éénen bloede zijn vöordgefprooten, die, uit hoofde van hunne natuurlijke en zedelijke gelijkheid elkanderens geluk, zo veel mooglijk, moesten bedoelen. Waar is hier de natuurlijke de kristclijke liefde? Of is eene ge. waande eer om als held als zulk cencn, die duizenden van;  < Si > van zijne natuurgenooren vermoordde, grooter verhevener deugd dan de zachtmoedigheid dan de wcldaadige men- fchenlicfde? ■ Dat dan de beelden van een' NERO, K ALIGULA, KAR EL DEN IX en dergelijke alver- woestende monsters nog met lauren veifierd woiden • dat wij dan alle natuurlijke betrekkingen verlochenen ■ • onze zedelijke verpligtingen befp uten — en dat wij een euangeli, 't welk ons leert onzen naasten lief te hebben, onze vijanden wél te doen, met verachting verwerpen. Woedt dan voord, menfchen! Woedt dan voord, kristenen! Wordt onmenfehen— wordt woeste Heidenen in een kristenland. — — De naam van held moet u nu meer waard zijn , dan van mensch —— dan van kristen, ja! zo ge uwe menschheid — uwe kris-renheid verzaakt, zo noch het één, noch het ander bij u eenige waarde heeft — zult ge de grootfïc wreedheden kunnen uitvoeren, cn misfehien r.og onder den rang der grootfte helden geplaatst worden. Mogtpn onze Nederlanders in alle hunne daaden als menfchen — als burgers, als kristenen waarlijk groot zijn ! , Mogten ze door wijze en weldaadige liefde zich zeiven veredelen ! Mogten ze allesfins tooncn de waarde van den mensch en zijne rechten te kennen cn waarlijk hoog te ichatten! . dan zouden niet alleen alle verdeeldheden in hun¬ ner midden ophouden , maar zij zouden tevens alle middelen aanwenden, om aan Europa een eerlijken vrede te bezorgen een vrede, waar door hunne waarde als mensch en als kristen ongefchonden bewaard — deszclfs rechten en voorrechten op. geluisterd en beveiligd — en het geluk en den bloei der maatfehappijen gevestigd en bcvoorderd werden. Dan eerst zullen de menfchen als broeders op aarde leeven ; dan eerst zal deze aarde wéér een Eden worden; waar in elk zijne waarde zal doen fchitteren, en in het genot van zijne natuurlijke rechten, eene zaligheid Anaaken, die nu nog van weinigen gekend en zo zeldzaam genoten wordt. Hoe meer, waarde Natuurgcnootcn ! wij ons voordellen God " L'"'fJs 1 M wi' 1'et geluk ziiner Pchefzelen * zo veel « meer zullen onze harten voor elkander vertederd worden _ zo  % 32 > zo veel te meer z\i!len Wü elkander lieven, onze vijanden wél doen , cn dus het beeld van onzen algenoegzamen Weldoener vertoonen. Dat hier toe alle Leeraars van het euangeli medewerken — dat niemand hunner God meer als een tiran vertoone — cn daar door tevens de liefde voor onzen naasten uit het hart predike dat ze de partijen in ons Nederland door fchampere uitdrukkingen niet meer regen elkander verbitteren — maar overeenkomftig hunne bedieningen trachten te vcrccDigen — dat de Regenten, als vaders, daar toe ook alle poogingen aanwenden — op dat de Nederlanders, eens weder tot één lichaam vereenigd, met alle hunne iandgenootcn zicli in het genot van hunne voorrechten verblijden —> en de rechten der menschheid genieten mogen. Deze Ns. worden telkens uitgegeeven a i§ fluiv. te Arniïerdam in meest alle Boekwinkels; Rotteidan Pït\ Meijer, Hul. jlljn, enz. Dord: Musje1 \ Leiden H,rding!i; Haatten Tettma.is cn van ISrusft; Delft Roelofswaard; Gouda Bnma; Utr Fisch: Wed. 3\rF.en; Paddenburg enz.; Leenwaiden Cahais, v. Sl'igk, en y. d. Haak; Groningen Hoyïngh. Deventer SnuViri Zwol F. Clement; Nijmegen v. Goor; Zutphen van Etdik; Middelb. Keel; IFetters en Wed. Abralnms; Breda y. Bergen ; 's Bosch Pillier ; Bergen op Zoom v. RiemsWk-, — en verders door geheelNederlend, bij meest alle Beek. Imndeltars.  D E WÉRÉJLB-BESCHÖUWER, N°. 5. OVER DE GELIJKHEID DER MENSCHEN; MIJN HEER DE WERELD - BESCHOUWER! Jk heb twee a drie Nommers van uw werk gelezen zij bevallen mij zeer wel, daar gij 'er u op toelegt, om de Natie te verlichten. Hier toe ftrekken ook alle mijne poogingen, en ten dien einde deel ik u een famenfpraak mede, welke tusfchen ERICH en J A N C R E LI S Z onlangs ge. houden is — met derzei ver plaatzing zult gij verpligten uw Lezer E E L H A R T. J. Wel mijn Koer! wat dunkt u Van de Franfchen ? E. Die vraag is zo onbepaald, mijn Heerl J. Ik meen, wat u dunkt van hun ftelfel over de Gelijk- heid? E. Ik ben zeer voor de gelijkheid, maar zij moet wél be. grepen worden; E J. Ha.  < 34 > J. Ha! zijt gij ook van dat (lag van volkjen,.dat door hun gewaande PhHofophic de gantfche wereld in disorde, in iep tn roer wil brengen ?... E. Daar voor bewaar mij de hemel! volgends mijn fielfd, zouden alle menfchen — alle maatfehappijen tot één gebragt worden — alle menfchen zouden, als tot één lichaam vereenigd, vriend-broederlijk fafnenleeven, elkanderens geluk bevoordereu ■, cn zo. de waare genoegens op aarde onderling genieten. J. Dat ziet 'er wel na uit in Frankrijk ! die vrienden van de Gelijkheid hebben al wat onheilen veroorzaakt overal doen zij het bloed itroomen. E. Al waren ze ook, volgends de Declaratie van den Koning van Groot-Briitanje, alle moordenaars — dan houde ik nog (taande, dat het waare ftelfel van de gelijkheid der menfchen, uit de natuur — en godlijke wetten vwordvloeit. J. Gij raaskalt — alle menfchen zouden gelijk zijn —— dan *zou 'er geen onderfcheid in geboorte — in (laat, in rang p.'aats hebben — dan zou mijn knegt mij niet langer willen (Menen, niemand zou meer aan een ander behulpzaam zijn:— de burger zou geen Regent erkennen — een fraaie maatfehap. pij! ' Wat orde, rust cn veiligheid zou daar gevonden worden? — God bevvaare óns voor zulk eene gelijkheid? E. Ja, God bewaar ons voor zulk eene gelijkheid, als gij u voordek — maar gij dwaalt geheel van het fpoor — gij kent de waüre gelijkheid der menfchen niet — doch ik zou ze u wel willen leeren kennen, als gij daar op gezet waart. j. Gaarn, mijn Heer! doch ik meen die al zeer wel té kennen, E. Dit Zullen Wij beproeven. — Stemt gij mij die waarheid toe, dat alle menfchen , van wat ftaat of rang, hoe groot of klein uit ééheri bloede zijn voordgefproten ? J. Ja, dat kan ik niet ontkennen. £. Nü zijn alle de nakomelingen van Vader ADAM daar in elkander gelijk, dat ze menfchen zijn. J. Wat zou dit? E. In dien opzigte dan hebben wij allen, als menfchen, de. zelf-  < 35 > zelfde rechten — gij moogt mij noch ik u daar vaaberooven. J. Ja, maar daar rsnet evenwel onderfchcid zijn. E. Bedaard, vriend! — Stel nu eens, dat verfchciden van die menfchen zich vert enigden om in een zeker gewest maatfchappelijk te leeven — dan bleeven ze nog als menfchen elkander gelijk, niet waar? J. Wel j,a, maar daar moet evenwel orde zijn. E. Dat is zo, maar gij loopt te ver voor uit — als menfchen zijn ze verpügt elkander lief te hebben, cn dus het geluk van de maatfehappij te zoeken en te bevoorderen. J. Dat fpreek van zelfs. E. Maar de éénc mensch is deugdzamer dan de andere, des moeten 'er wetten zijn, waar naar die maatfehappij moet leeven, ten einde een ieder veilig zij. J. Dat is zo. E. Ook heeft men noodig algemeen onderhoud, zo voor de ileden, (luizen, dijken enz. J. Dat moet, 'er wezen. E. Wie moeten nu deze wetten en belastingen maaken enbepaalen ? J. De Regentin* E. Maar die, moesten eerst gekopzen worden. — En daor wie? J. Dat moest gefchieden door het volk. E. Waarom ? J. Om dat ze allen een gelijk recht hadden in die meat-. fchappij. E. En waarom hadt de éefi niet meer recht dan de andere? J. Om dat ze allen menfchen waren van gelijke waarde. E. Goed mijn Heer! wél geredeneerd, gij zult nog een een groote voorftander van de gelijkheid worden ? J. Dat kan ik niet merken. E. Maar wie moesten nu de wetten maaken ? J. De Regenten. E. Gaven dan die menfchen aan zulken, welken zij tot Regenten koozen, tevens de magt in handen, om zodanige wetten te maaken, ais ze wilden? E a J. Dat  < 3<* > J. Dat kan !k ook niet denken. E. Dit zou de grootfte dwaasheid zijn — wat veiftandij volk zal over zïqh zelfs willekeurige gebieders Hellen? _ Wie zal tirannen over zich zeiven maaken ? J. Niemand, die nog eenigsöns bij zijn verftand is. E. Niemand, die nog eenigsfins zijne waarde, als mensch, kent — 't Is derhalven natuurlijk , dat menfchen', die zich tot eene maatfehappij rnet elkander vereenigen, ook zeiven de wetten maaken, volgends welke zij zich verbinden, allen te zullen leeven. J. Dat is zo. E. Naar die wetten moeten ze allen leeven, en waarom? J. Om dat de ééne niet meer is dan de andere. E. Recht zo, dus blijft hier de natuurlijks gelijkheid. J. Evenwel moeten 'er Regenten zijn? E. Dat woord, behaagt mij niet zeer — daar moeten nu uit hunner midden verkoozen worden een zeker getal van perfoncn, die deze wetten bewaaren, handhaavcn, of liever ten allen tijde in alle gevallen doen fpreken. — Maar wie moeten die mannen verkiezen? J. Dat fpreekt van zelfs, dat moet het volk doen. E. Wel gezegd — zij, die derhalven verkoozen worden door het volk, vertegenwoordigen het gantfehc volk, fpreken in naam van "t volk — of liever doen de wetten van het volk fpreken. J. Zij worden nu evenwel meer dan het volk ? — dat zijn toch nu maar burgers en zij Regenten. E. Blijven zc door deze verkiezing geen leden van die maatfehappij ? J- ja- E. Blijven ze dan geen burgers in die zelfde betrekking? J. Dm zou ik haast moeten toertemmen. E. Zijn ze niet aan dezelfde wetten verbonden? —'moeten zc die niet zo wel als alle de andere leden der maatICiappij gehoorzamen. J. Dat fpreekt van zelfs; evenwel kunnen zij 'er bij of af doen. E. Daar toe zou het volk neen zeggen —— het zoude zuj keu  < 3? > ken a's willekeurige dwingelanden aanmerken — wat zeg ik , als onteerdere van de majefteit des volks befchouwen; en hun den gegevenen cerepost onwaardig keuren. J. Als 'er dan nieuwe wetten noodig zijn, wie moet die maaken ? E. ligt zelfde volk, — dat de eerfte grondwetten maakte — zij hebben zich als menfchen vereenigd tot eene maatfehappij , hadden dezelfde natuurlijke gelijkheid en rechten —■ verliezen die niet door hunne vereeniging, maaken wetten, die daar mede overcenkomtig zijn, Hellen de verftandigften en deiigdzaamften uit hunner midden voor een tijd aan, om die in hun naam te bewaaren en te handhaavcn — en achten zich allen , als leden van ééne maatfehappij, verbonden, om daar naar te leeven — zie daar de zedelijke gelijkheid. J. Van waar dan toch zulk eene ongelijkheid onder het menschdom? E. Zo dra de menfchen hunne waarde als menfchen voor fchatten, gewaande eer enz. veil hadden, en door list, bedrog of geweld zich daar van meester maakten, hebben ze zich zeiven tot tirannen , tot dwingelanden hunner natuurgehooten verheven, of zijn daar doortot flaaven van anderen geworden. J. Ik gevoel reeds — hoe de mensch, met zijn lot niet te vrede, en te vee! aan het zinlijke verkleefd, zich door heerschzucht, list of geweld boven zijne natuurgenooren verheven, die tot flaaven gemaakt, en zo de natuurlijke en zedelijke gelijkheid geheel heeft weggenomen. E. Deze echter moet herileld worden, zal het menschdom waarlijk op aarde gelukkig zijn. J. Hoe zo? E. Zonder deze gelijkheid zullen wij nimmer elkander hartelijk liefhebben — zonder deze gelijkheid zullen wij nimmer de zedelijke pligten uitoefenen, die wij elkandcrén fchuldig zijn, én waaruit het geluk eeuer maatfehappfj moet geboren worden. J. Dit va: ik niet recht. E. Gij zult het wel haast bevatten. Let maar op dit volgende. Als ik mijne medemeui'chen niet aaimeike als mijne E 3 na  < 3S > öttuurgenooten, als zulten, die met mij uiteenen Woede zij» voordeekomen, dan kan ik ze als mijne broeders niet befchouwen, en dus als zodair'gen niet liefhebben — als ik mij meerder scrose in eene vereerügde maatfehappij. als mensch, als burger, als lid van het zelfde lichaam, dan zal ik die maatfchriplijke deugden niet uitoefenen — ik achtte mij veel eer boven de wet verheven; worde trptsch, eigenbaatig, vcrwaarbopze her a ^-meene belang, en zal dit des noods. aan, mijn eigen belang opofferen. J. Uit onze onderlinge gelijkheid vloeien bij gevolg alle de pligten of deugden, die wij onderling te beoefenen hebben. E. Voorzeker — en om deze gelijkheid te herftellen., gaf God ons he; dierbaar euangeli, waar in die onderlinge gelijkbeid zo treffend geleerd, en de verhevenfte pligten, welke daar uit voprdvloeien, voprgefteld worden. J. Ik wenschte die wel te hooren. E. De braave PIETER PAULUS heeft die in zijne verhand ling over dit onderwerp bij elkander gevoegd daar kunt gij ze bedaard nalezen, en gij zult overtuigd zijn, dat de Bijhei de gelijkheid de:, menfchen en de pligten, die daar uit voordvoeien, overal voprftelt, en ter betrachting aanprijst, J. Ik zal uwen raad volgen. E. Bij voorbeeld : J E ,S U S, die ens als mensch gelijk was „ zegt tot ons: Zegent ze, die u vervloeken, doet wel de genen% die u geweld aandoen tn u vervolgen. Hij wil dus,, da: wij zeiven onze vijanden door weldoen, tot onze vrienden zullen, maaken, teneinde zij met ons als broeders in eene maatfehappij zouden leeven, en zo in allen opzigten onder alle men. fciien de onderlinge gelijkheid zoude herfteld worden. J. Mijn God.! wat zullen de tirannen, de verftoorers dezer gelijkheid dan niet te vcrandwoorden hebben !... E. Als ze eenmaalmet ons voor God zullen yerfchijnen —— dan, .mijn Vriend.! zullen, ze gevoelen, wat de.waarde van den mcn hunne rechten , die daar uit voordvloeien —— ja ik gevoe. der menfchen waarde. E. Deze overtuiging verheugt mijne zie! ——• hoe aangenaam is het menfchen te verlichten! J. Nog iets, mijn Vriend! daar zijn zoo veele rijken en armen, aanzienlijken én geringen in de wereld, dat maakt im mers eene ongelijkheid? E. De Goederen, Schatten; Eerambten nemen noch de natuurlijke noch de zedelijke gelijkheid weg, allen blijven wij menfchen allen leden van eene maatfehappij allen verbonden ter gehoorzaamheid van dezelfde wetten. J. 't Is evenwel eene ongelijkheid. E. Ja eene toevallige die eehter de gemelde geli;k- heid niet wegneemt ■ bij voorbeeld, het ééne lid van de maatfehappij is arbeidzamer of gelukkiger dan het andere, eli is hier door rijker ook munten wedet fommigen uit ia verftand, deugd-, of geleerdheid, en zijn daar dooi aanzienlijker, wijl men dezulken het beftuur of andere eereposten best kan toebetrouwen— des niettegenflaande blijven zij menfchen, burgers, leden van dezelfde maatfehappij, verbonden aan dezelfde wetten, gelijk alle de andere leden en dus blijf: hier onder rijk en arm, groot of klein, dezelfde natuur¬ lijke en zedelijke gelijkheid. J. Ailes is mij thands zo klaar als de zon op den middag — nu weet ik wat de gelijkheid der menfchen is , en welke rechten hier uit voordvloeien. ■ Hoe dom en verward heb ik hier over gedacht! E. Gij begrijpt, dat het de zaak der dwingelanden is, om hunne onderdaanen of llaaven in dit ftuk dom eu blind te houden, en allen, die hier over verftandig en juist denken, voor oproeimaakers— en voor zottePhilofopheit te verklaaren. J. Onze Domine is dan ook hier in zoo dom, als een verken; wat heeft hij niet gebeden, dat toch het flelfel van ge» lijkheid mogte veidelgd worden ! E. Een verllandig gebed! ■ hij badt dus, dat gcea mensch ziine waarde mogt zien, en dat die natuuilijke en zedelijke gelijkheid, van den den Schepper onder de menfchen  < 4-o > met de weldaadigfte oogmerken verordend, mogte weggéno men en verijdeld worden. J. Ik heb altoos van hem gedacht, dat hij een dierbaar man was. E. Onder die dierbaare mannen zi jn veele dweepers —=• hoe dommer hoe dweepachtiger — en hoe dweepachtiger hoe gelnkkigcr naar de wereld — hoe meer aauha ig. J. Dat moet zo zijn , want verichciden order ons denken als onze Domme. E. Dat zullen de verftandigften van uw Dorp niet zijn. J. Neen, mijn Heer! gij kent ze wel, dat is zuster TRIJNTJEN, GEESJEN — broeder AREND, broeder ZUCHTHART en dergelijke. E. De geluKle Godsdienst van die menfchen is geheel redenloos, en dien redenloozen Godsdienst maaken ze dienstbaar aan een even redenloos politiek ftclzel. . Die fchepfels zijn noch te overtuigd, noch te verbeteren, en doen veel nadeel in alle maatfehappiien. J. Mogten eens a le verdeeldheden uit onzer midden worden weggenomen, en alle menfchen als broeders famenleevenl E. Als alle menfchen hunne waarde, hunne gelijkheid zien, erkennen en voorftaan, dan zullen ze de edelfte pligten, die uit hunne natuurlijke cn zedenli jke gelijkheid voordvloeien ,' beoefenen en daar toe moeten ons de leSfen van JE SUS en zijne Gezanten opleiden. Deze Ns. worden telkens uitgegeeven a i\ ftuiv. te Amlter- dam in meest alle Boekwinkels; Rotterdam^», Meijer, Holjlijn, enz. Dordt Biusje; Leiden Ihrdingh; Haarlem Tettaans en yan Brtisjel'; Delft Roeïofswaard; Gouda ButnaUtr; nschi, Wed. T r F en ; Paddenburg enz.; Leeuwaiden Calmis, y. Sligh, cn y d. Haakt, Groningen Hoving/i, Deventer Brouwer; Zwol /•'. Clement; Nijmegen y. Goor; Zutphen yan Etdik; Middelb. Keel; Wet ter s en Wed Abrah :ms; Breda y. Bergen ; 's Bosch Pallier ; Uergen op ZoómV. Riemt, dijk, — en yerders door geheU Nederland, bij meest alle Boet. handelaars.  D E WERELD-BESCHOUWEN N°. 6. 'l Onzijdig wezen nioóg' de menschlijke bedrijven , Bcfpiiglen, doch het tracht die vruchtloos te befchrijve/i, BESCHOUWING» "Sfflelk een verlustigende bezigheid voor een onpartijdig, een redenlijk wezen, is de befchouwing der menschlijke be. drijven, zoo als die over den geheelen aardbol zich dagelijks ontwikkelen! Bewooners van naastbij ons omwentelende pla. neten of werelden zouden, indien zij wilden of konden getuigen , mijn gevoelen hieromtrend bekragtigen. Wanneer mijne verbeelding mij voor eenige oogenblikken in zulk een F yreena <  < 42 > vreemdeling herfchept , dan vermaak ik mij op cen wijs die niet te befchrijven is; ik zweef dan, zoo vlug, als het licht, door onzen dampkring; ik zie de volken onder mij woelen; zij vormen ontwerpen , groot genoeg om geheel den ftand der d ngen omtekeeren , terwijl zij die in het zelfde tijdffip weer vernietigen; of ik zie, hoe de ftoutheid , aan hun natuur eigen, door de geringde beuzelingen befchaamd word. Jammer i, het maar, dat mijn herfchepping altijd van korten duur is ; mijne betrekking ep de febepfelen, die ikbefpiege] dnngt mij ongevoelig , om deel te neemen aan hun wezëntlijke, of aan hun ingebeelde belangen, en zoo ras ik hier aan deel neem, kies ik de een of andere partij, en ftraks neemt mijne onzijdige befchouwing een eind. Ik bevind mij onder de menfchen , ik werk, ik beuzel met hun, en ik vcrilrek (even gelijk al mijn broeders cn zusters) aan bewooneren van andere werelden tot bewondering of tot bèfpotting; wanneer die bewooners met de zelfde drift, met de zelfde zucht voor tijdverdrijvend vermaak, als waar mede onze kindera in een met prenten opgciierd kijkenkastjen de vertooningen aangaapen onze waereld inkijken. Doch waarom bepaal ik mij bij bewooners' van andere planeten 1 kan een algemeen burger der aarde een broeder van geheel het menschdom , zich niet, fchoon met 'minder bevreemding, verlustigen in den loop der ffienfchelijke zaken waarin hij zelf meer of min betrokken is? wat mij op ditoo' genbuk betreft, fchoon ik geen ingebeelde herfchepping onderga , cn flegts met het oog van een mensch het gewemel van al mijn broederlijke wezens betracht; ik vind bvervloe. d!ge ftof, om mij te verwonderen of te vervrolijken. Want waarom zoude ik mij bedroeven over zaken, die ik niet ver anderen kan , en die toch in den grond medewerken tot e-n heilzame ontknooping van door elkander warrende bedrijven ? Ik zie, bij voorbeeld de gefchiedenisfen van dezen tijd met een verwachtende bedaardheid; ik zie de (raatsomwentelingen met oplettendheid, cn het gezond verftand verzekert mij, dat  < 43 > dat orda cn vrijheid eenmaal de gelouterde aarde zegevierend zullen bewoonen. Waarom zoude ik mj dan nu bekommeren? Waarom zoude ik over de wreedheid van oorlogvoerende volken zuchten en klaagen ; daar zij toch , volgends hun eigen begrip, ijverig bezig zijn om hun geluk, het moog dan waar of ingebeeld zijn, te vestigen ? Sterven duizenden intusfehen op het flagtveld, worden Heden cn dorpen verwoest, fc ,a'.uwrijke wouden uitgeroeid, en vruchtbare velden met menfchenbloed bedekt; dit kan in een zekeren zin, hoe rampzalig ook, de rust van den wereldburger niet doen wankelen; want de menschlijke verkiezing vordert dit alles, zij doet al die verfchriklijkacden geboren worden, en zij bedoelt doorZijne opvoeding niets dan voordeel of glorij. Geheel Europa fchijnt genoegzaam in oproer , elke Maatfehappij bijna voert een uitwendigen krijg , of moer met inwendige verdeeldheden , met inlandfche dwingelanden , of met onrechtvaardig ingevoerde wetten worfteïen. Maar elke maatfehappij vleidt zich ook niet de bekocrlijkfte uitzigten. frankrijk zoekt een gevestigde ConJlUutU te verdedigen; het Duitfehe rijk zoekt vernietigde Handen te bandhaavcn: Pruisfchen a Spanjcn, L'alien, Engeland en Holland vereenigen zich tegen Frankrijk ; elk bedoelt het heil van den Haat , waartoe hij behoort , en alleen bij de uitkomst zal blijken wie zijn (.«ogmerk bereikt heeft. — Koe trof mij. onlangs de menschlievcnheid van Engelands Koning! zijn aanbiedingen , zoo edelmoedig als rechtvaardig, moesten al de Koningsgezinden in Frankrijk tot dankbaarheid dwingen: ik bedoel de laatfte declaratie van zijn Britjcke Majefleit aan het toen nog Koningsgezind Toulon; dat zich in de magt der Engelfcken bevond. De Koning belooft in die declaratie de Had grootmoedig terug te geven, zo ras Frankrijk in rust zoude wezen; hij belooft de Burgerij in zijne befcherming te neemen, haar van levensmiddelen te voorzien, en de ambtenaars in hunne bediening te laten volharden; terwijl hij voor alle F a deze  •C 44 > deze gunden niets vordert dan de herftelling van het Koning fchap in den perfoon van LODEW1JK, den Zeventienden. Welk een belanglooze ijver vooreen Onmondig "weeskind, dat -eboren fcheén om Ftanhrijks kroon te dragen! hef is waar'de Sritfeke Koning is van de gelegenheid om zijne grootmocdigl hcid in vollen luister te toonen, beroofd geworden, door het hernecmen van Totflon, door de Rèphéeks^zlnahn) maar de geneigdheid is hier in den grond zo goed als de uitvoering de wil voor de dhad, zegt men; die declaratie verliest niets van' haan wezenlijke waarde door de verandering van het toneel; ook hebben de Engelfchen, bij hun vlucht uit Tottlon, immers blijken genoeg gegeven, dat zij niet minder dan hun Koning bezield waren door menfchenliefde. De Koningsgezinde burge? rij tergden zij in hunne febepen'; de overige RcpublieksgczindBurgers, m het Oorlogfchip de TEMISTHOKLES opgeilooten, " offeren zij aan de vlammen, alleen om dat anderen geen leed van hun te vreezen zouden hebben-, of om dat deze ha! tongen zelve door het overwinnend leger niet miskend en" welhgt als vijanden behandeld zouden worden. — Alleen deze trekken uit de tegenwoordige Gefehicdenis moeten immers elk befchouwer der menschlijke zaken op een aandocnelijke wijs bezig houden. De toekomenheid voorfpelt nog veele gcwigti>e Gcbeurdtcnisfen. Wie leest het Manifest der Franjihe Conventie aan al de Mogenheden (dat tot beantwoording dient van hun eëftpaarjg bcfluit om de Franfchen te dwingen om tot hun voorige goftcldhcid terug te keeren; wie leest dit, en voclb niet, welke geheiligde banden hem aan de wezenlijke grootheid van het menschdom hechten? Waarlijk de Er'anfaie Natie durft een taal voeren, die de volken verbaast. Wie zal haar moed, haar ilandvastigheid, of haar «ttIrp haar' kring nog de oproerige bewegingen, die door gchcci Europa verfpreid zijn, niet omfluiten. — Intüsfchen blinken Vadeilandfche trouw , wijze voorzigtigheid en deelnemende Menfchenliéfde, als heldcrtintcïendc avondflarrcn, van tusfchen de donkere wolken. Hoe fchoon is de heldendeugd, die wij in veldflag bij véldflag onder de bondgenooten zien gloren! De dapperheid verrigt wonderen in onze dagen ! wonderen die Grieken en Romeinen zouden doen bioozen. Hoe menigwerf vallen de Franfchen bij duizenden voor een handvol Oostenrijk/olie of- Prüisfifi Helden ! hoe menigwerf decden. Britten en Hollanders het vijandelijk bloed bij gehcelc ftroomen vloeien ; terwijl bij hen flegts nauwlijks een enkele wonde bloedde ! De nieuwspapieren verdienden , zoo lang de drukkunst in wezen was, zo veel opmerking niet als in dezen tijd. Mijn aandacht is altijd levendig, wanneer ik de veld. Hagen, of het innemen der ftoutverdedigde fterkten door onze legerfcharen lees; veeltijds geniet ik dan al de ftigtinj van een bedeftond , waaraan onze wapens voorzeker veel van haar. overwinningen verfehuldigd zijn. — Ik ken een ouden Vadeslandfchen vriend , die al de nieuwspapieren , die in ons land, izelfs die in Rraband uitgegeven worden, met zorgvuldigheid bewaart , met geene andere bedoeling , dan om de glorijdaaden van onzen tijd, wanneer die in vergetcnheid zouden wegzinken, levendig te houden. Die verzameling van nieuwspapieren zal, volgends het zeggen van mijn'Vriend, voor liet laate nakomelingfchap een onwaardcerbaren fchat weezen ; zij zullen! een helder licht over den tcgenwoord-igen ftaat van Europa, voor het oog van die nog veraf zijnde genachten, verfpreiden: niet flegts de glorij der Helden zal hier uit blijken , maar ook voor alle wetenfehappen moet zulk eene verzameling nuttig wezen. De Aardrijkskundigen zullen uit de verflagen franfchen, die nu reeds ecu aantal Millioenen bedragen , de bevolking en hier door dus de groote van Frankrijk leeren berekenen. Werktuigkundigen zullen hun fiuiie vol drift voortzetten om de kragt van F 3 het  < 4^ > het gefehut zo wel als van het handgewcer der vereenigd ftrijdende volken te ontdekken: want zelf, voor het meerder, deel, leevendig cn ongefchonden te blijven, terwijl de ftcrvc.ide en de vernietigde vijand 'zich zoekt te wreeken, is waarlijk iets grootsch iets buitengewoons! Mijn Vriend (de verzamelaar der nicuwsdapieren naamlijk) heeft befloten, om in zijn uiterfrcn wil, zijn dierbaren papicrenfehat aan dc Regeering van een kleine Vesting, aan onze grenzen liggen, de, te fchenken, onder voorwaarde, om dezen zoo ligtvuurvattenden rijkdom in een gewelfden kelder , fwaar zelfs de ftoutfte Held , bij alle ongelegenheden van belegering of bombardeering, voor koge's en bommen veilig zijn krijgftaf kan zwaaien) te bewaaren - zuik een voorzigtigheid, door mijn Vriend in het werk gefield, verdient den lof van ftervende en geboren wordende Gedachten. . Veeltijds bejammer ik de Romeinen , die toch al veel in de wereld uitgevoerd hebben , om dat zij geen uitgevers van dagbladen bezaten. Weik een moed en troost verfpreiden toch zulke bladen onder het algemeen! en hoe gefchikt zijnzc, om waarlijk vloekwaardige bedrijven, die nu cn dan ook al eens moeten voorvallen, van hun haarlijkfte kleuren te beroovcn! of hoe kragtig dienen zij, aan den anderen kant , om fchoone om verhevene daaden, die de menschheid tot eer ver- ftrekken, wanneer de nood dit vordert, in het affchuwüjkst licht te vertoonen. Ik noemde, daar op het oogenblik , juist de Romeinen, die om het gemis van weekbladen ons medelijden verdienen; doch het zijn dezen niet alleen : veel ouder veel geringer volken vergen, zoo wel als de Romeinen, mijn menfchelijk mededogen. Onbekende volken, waarvan ons hier en daar een ftuk uit hun gefchicdenis met Mticn en beuzclingcn bcmorscht, voorkomt, wil ik niet aanhaalen -—- maar ik neem het , bij joden en kristenen bekend Israël hier tut een voorbeeld. Ja! indien dit Volk dagbladen vol nieuwstijdingen bezeten hadde, wij zouden andere dingen gehoord en gezien hebben — nu weten wij niets als de een- vou-  < 47 > Voudige waarheid , die door elk zoo maar vrij Uit kan éii mag beoordeeld worden. — De daad van EHUD onder anren (men begrijpt, dat ik hier zijn verraderlijken moord, aan den dikken weldoorvoedden Koning EGLON gepleegd, bedoel) die daad van EHL'D, die waarlijk niets minder dan roemrijk was, kon door nieuwspapieren, indien deze onder JAKOBS nakroost uitgegeven waren , tot de edelfte , dé rechtvaardigde de grootmoedigfte daad , die immer be¬ wonderd of geëerbiedigd is, verheven zijn; Mij valt in, dat die daad van EHUD wel eenige overeenkomst heeft met die van de Franjche CHARLOTTE CORDET, evenwel met deze uitzondering, dat zij een vrouw— dat EHUD een man, — dat MA RAT een vriend des volks'— en zijn Majeftelt EGLON fglorieufer gedachtenis) een goeden of kwaaden tiran was. Waren in Jerujalem dagelijks nieuwspapieren gedrukt geworden, met welke treffenden — met welke fchrikverwekkende kleuren zou de moord, aan de Koningin ATTALIA gepleegd , voor alle voiken afgefthildcrd zijn! haar fchoonheid , haar verftand , haar zachtcn aard en haar fijn vernuft, zonder de bekende wereld tot wraak en medelijden opgewekt hebben! A TAL IA was toch een fchrandere Vorftin, uit Koninglijk bloed gefproren, en in de omwenteling, aan haar Koninglijk HofvanJUDA voorgevallen, hadt zij zich waarlijk berucht gemaakt; maar nu, bij gebrek van dagbladfcbrijvers, weten wij alleen, dat ATALIAeen bloeddorflcnd, een heerschzuchtig, een tot alle gruweldaaden bekwaam gedrocht was ; wij juichen , daar de rechtvaardige wraak van een veel te goedaardig —— van een langverdrukt en getergd volk, haar aan het recht der menschheid, aan de veiligheid der maatfehappij opoffert. Duizend foortgalij.. ke voorbeelden zoude ik aan kunnen haaien, die het gemis van nieuwspapieren voor de oudheid beklaaalijk maaken. Het gefchiedboek van elk volk bevestigt mijn gevoelen hieromtrent; en niet alleen de oudheid, maar zelfs de tegenwoordige tijd heeft, bij dit gemis, meer te lijden, dan men in den eer-  < 48 > eérftén opflag kan berekenen. De verdrijving der Tarquijufche familie*, door de Romemen, hadt nimmer aan de vrijheidzoekers zoo veel ftoutheid gefchonkea, indien de Roomfihe nieuwspapieren een zwarte fchaduw over de bedrijven ven een BRUT U S, of van een PUBLIKOLA verfpreid hadden, ö Gelukkig Europa l dat gezegend is met dagbladen! j . . DezeNs. worden telkens uitgegee ven & i§ ftuiv. te Rotterdam bij v Zunten, D. Vis en Holjlcin; Dordt Blus/Zen Zoon en Krap ; Haarlem Tettmans en Walree en Comp.; Leiden Onnék'mk én Cijfveer; Gouda Verblaauv/, 's Hage Plaat; Schiedam Poel. man; Zaandam Kool; Alkmaar Handt; Hoorn C. Brecbaarf Woerden Evers; Utrecht de Waal cn Otterloo; Groningen Oomkens; Leeuwarden y. Sligh; Franeker Romar; St. Anna yisfer; Harlingen Stuurman; Bergen op-Zoom v. Riemsdijk en Bronkhorst; 's Bosch Noman en Zoon ; Breda Oukoop; Middelburg Wed. > Abrahams. — Te AMSTERDAM bij' meest alle Boekhandelaars, en verders door geheel Nederland.  D E wes.i;ld-beschoïjwes htdien gij lief heit, die u liefhebben, wat loon hebt gij? Boen niet tfe tollenaars doen niet de groot/Ie zondaars het zilfde ? JESUS KRISÏUS. DE KRISTEL IJ KE LIEFDE, J^ij gelegenheid, dat ik onlangs eenige dagen in 'één det voornaamfte grensfteden van ons Vaderland doorbragt, woonde ik. toevallig een biduur of bcdeftond bij — F.en Leeraar, die voorzeker veel gezond menfchen. verftand bezit, maar die in alle omftandigheden dat verftand niet met wijsheid aanlegt (want geen fterveling zal ons immers betwisten., dat verftand en wijsheid woorden van één en dezelfde betekenis G zijn ?  < 50 > zijn? door ver/land verrta ik den rijkdom, en door wijsheid de huishoudfter, die den rijkdom tot de beste einden bedeed) de Lezer vergéve mij deze tusfehenrede; ik wilde recht begrepen worden, en daarom kwamen hier deze twee haakjens te pas. Nu dan: — een Leeraar, die veel verftand heeft, (gelijk ik begon te zeggen) beklom de openbare bid. r'aats. Ik zal mijne gedachten over zijne korte verklaaring of uitbreiding van de woorden, uit het laatfte van het vierde vers van den zesden P/alm, en gij Heerel koe lange? maar voor mij zclven houden. De verftandige Leeraar heeft dit » gewis naar den aard der grondtaale (waar zijn Gemeente toch geen jota of tittel van verftaat) verrigt. — Ook wil ik mij niet uitlaten over de uitdrukkingen des eerwaardigen Mans omtrend de vijanden, die wij te beftrijden hebben; hij bedoelde licliaamlijke vijanden, en dezen bedoel ik ook; volgends zijn zeggen vrcezen die vijanden God noch menfchen ; welke monsters moeten dit wezen ! „ zij rigten daaglijks dp „ bloedigfte tooneelcn in hun eigen land aan het bloed „der onfchuldig- vermoorden fclnecuwt om wraak tot den „hemel, en indien wij in hun magt waren, dan waren onze „rust, onze goederen reeds verwoest; onze eer noch ons „ leven was veilig : Maar gelukkig heeft de hand des Aljnag„ tigen deze gcwclddrijvende godloozcn van onze grenzen „ weggejaagd." Zo fprak de eerwaardige Leeraar: Ook fmcekte hij: „ Dat indien de vijanden niet tot andere gedachten' „kwamen, cn indien zij het ongelijk, meest alle volken „aangedaan, niet wilden vergoeden, God hun dan zijnen „ toorn zoude doen ondervinden; ja! dat dan de rechtehand „ des A.lerhoogften zijne haaters wilde treilen cn verdelgen.'' Ik héb gezegd, mij over deze uitdrukkingen niet te zullen nit'atcn, ik bewaar dus een diep ftilzwijgen. Alleen geef ik mijne denkwijze over een bedeftond onder Kristenen in een woord of twee op. —; Om den viede te bidden is de pligt van ons allen; maar den vrede te bewaaren, of tiener de gefchikftc midt'elen uit te kiezen, om den vrede op  < 51 > Op goede gronden van het menschlijk recht, oF, dat W zelfde is, van kristeüjkc liefde te vestigen, dit is gewis de hoofdpligt van elke maatfehappij in 't gemeen , zo wel als van elk mensch in * bijzonder. — Met deze algcmecne cn bijzondere verpügting ftrijdt nu voorzeker de fchrikvcrwekkende aftekening van de ondeugden des vijands; wijl v't met anders dan haat en afkeer kan verwekken; welke hartstochten ons ongefchikt maaken, om de voortrcflijke zedenles van den volmaakten Volksvriend, die immer het licht aanfchouwde, op te volgen. Ik bedoel die zedenles, hebt mve vï-anMts. lief; zegent her,, die u vervloeken ; bidt voor zulken , die U ge- veld aandoen. Deze. woorden, die een godlijke glorij over de Zedenkunde der Kristenen verfprciden , moesten aan het hoofd van elk bevel, tot het houden van bedcftondén in oorlogstijden, geplaatst worden. Wat behoeven wij toch de menfchen te haaten?.... Hebben zij den oorlog tegen ons verklaard: wel daar voor doen onze krijgshelden immers alles, wat zij kunnen, om hun alle vijandiijkheden te beletten, om land cn lieden te ontweldigen, of om hun allen dood te fchietcn; zijn ze overwonnen of ontwapend, dan houdt de vijandfchap op, en Franschman, Tuvk of Heiden, of wie het wezen moge, die ons beoorloogde, komt ons wéér voor als een broeder, als een lid van het groot menschfijjc "huisgezin, waarvan onze oude Landheer, ADAM, Vader was. — Zo dat ik maar zeggen wil, het prediken van menfchenhaat kan zo heel nodig niet zijn. — Dat een Veldheer aan het hoofd van zijn gewapend leger, dat zo op het punt ftaat om een bloedigen, (lag te beginnen, zijn helden aanmoedigt, om hun leven voor het vaderland op te offeren, dit is nuttig — dat hij kragtige drangredenen van het gefchonden recht en van het gefchrei der weerlooze onfchuld ontleent, kan prijswaardig wezen — maar wat nut doet een ontvlamde drift in den boezem van een biddend Leeraar, die den wensch naar algemeen geluk, welke uit de onderfcheideü harten van zijn vergaderde Gemeente opklimt, moet biftuuren ? ... G i ™  < 52 > Alle mijne aanmerkingen over dezen bedeftond zijn haar geboürte verfchnidigd aan het liefderijke fonds, dat door onze milddaadige Landgenooten, tot nut van de Weduwen cn Weezen der gefneuvelde krijgslieden, wordt opgerigt. Het plan van , - f Werdt in die« elfden bedeflond door den menschaevenden Leeraar ten ilerkften aangeprezen; hij noemde den naam des Menfchenvriends, aan wiens huis het gemeld plan op de intekening van elk barmhartig burger lag te wachten De inrigting, zo rechtvaardig als mcnschlievend voldeedt mij; en ik wil wél belijden, dat mijne ziel meer bevredigende ftichting, door deze aankondiging des Leeraars, genoot, dan door zijn gehecle uitbreiding van DA VIDS a'fgeperfte zucht, en door zijn eigene onkristelijke, vergrootende befchrijving van de ongodvreezenhcid der vijandelijke Franfchen. — Voor zulk eene aankondiging fchijnt de pred knoei niet ongefchikt te wezen. De hocge Overheid heeft dit plan nagezien cn goedgekeurd, berigttc ons de Leeraar ! d-s kan elk vrij cn gerust tekenen. Zulk een berigt fchijnt waarlijk nodig te wezen, wijl mijn Landgenooten zulk een fciirik voor iets te tekenen opgevat hebben, dat zij zelfs fchroomvailig zijn, om de eenvoudigfte, de minstbeduidende dingen, wat die ook mogen betreffen, te ondertekenen. Na het bijwonen van dit meergemeld biduur zat ik ia ftilte het gehoorde na te denken — vooral dacht ik aan hm> fonds voor Weduwen en Weezen , toen ik een' brief ontving van een' vriend, met wien ik de jaaren mijner kindsheid niet ongevallig doorbragt; om zijne betrekking tot het onderwerp, dat ik in eenzaamheid bcfpiegelde, zal ik ucnzelven hier ge! fioegzaam woordenlijk plaatzerj. MIJN ACHTENSWAARDIGE, VRIENl>HOf- dende Landgenoot! Onder alle de merkwaardige, vadcrlandfche berigten trof tnij voor weinig dagen het oprigten van een fonds, om arme Wee-  <€ 53 > Weezen en Weduwen van in den krijg gevallen hélden eertig levensonderhoud te bezorgen — gewis weêr een bewijs van het milidaadig chiraHer der Nederlanderen. De goed¬ keuring der Overheid prijst het plan van dit fonds niet weinig aan — voorzeker de onfchuldige Weduwen en Weezen vergen een algeniéen medelijden. De Overheden zijn in oorlog tegen Frankrijk,— de krijgslieden, die zij betaalt en huurt, om haar te befchermen, moeten vechten, en , als her niet anders wezen kan, fttryen. —- De menschlijkheid vordert dus, dat de nagelaten ongelukkigen verzorgd worden — alleen bedroeve ik mij, om dat de menfchen zich zeiven niet altijd gelijk zijn. Ik ken een aantal onfchuldigen , die door Staatsomwenteling zich aan de g'rievendfte rarfipfpoeden blöotgefteld zien, zonder dat men zich over hun lot bekom, tnerf. — Het is nu ruim zes jaaren geleedéri, dat ik zelf bij ondervinding weet, wat armoede en gebrek is — dan dit zegt niets. — Ik weet de rede hier van, maar ik zie de treurige getuigen van menschlijke onbarmhartigheid nog daaglijks met ellende en jammer ftrijden.— Laat ik het huisgezin van L. G. alleen ten voorbedde aanhaalen. — Gij weet, deze werkzame burger, bij elk als eerlijk, als oprecht cn goedhartig bekend, werde van zijn ambten ontzet — vervolgends door het graauw, op de ijslijkfte wijze uitgepionderd en van alles beroofd— hij vondt z ch gedwongen, om nu met zijn doodarme , zijne door fclirik ltervende vrouw en vijf genoegzaam naakte kinderen te vlugten: — in een geheel voor hem vreemd gewest zocht en vondt hij fchuilplaats —— maar bleef met grievendfte ellenden worstelen. Zijn gade bezweek onder den last des jammers , en zijn onnooflc kinders , die volkomen onbewust zijn van de oorzaak, waarom zij uit den goeden burgerftand, waar in zij geboren waren, tot bedelende behoefte vernederd zijn, waren rampzalig. — Ook de ongelukkige L. G. zwicht voor het gevoel van zijn lijden; een uitteerende ziekte knaagt aan zijn laatite levenskrag: —. daaglijks zie ik hem aaar den jongden fnil? hijgen — hij G 3 laat  < 54 > Jat niets aan zijn kinderen over, als de bewustheid van hun onfchuld.— Moesten uwe landgenooten, wanneer zij weer'. Jooze onnozelen willen bcfchermen, ook niet aan dezen en duizend foortgelijken denken? rfc twijfcl niet5 of uw menschlievende Overheid zoude ook een plan, om dit kristclijk oogmerk te bereiken, met goedkeuring en aanprijzing vereeren , Vaarwel! ik blijve in haast uw getrouwe Vriend T. . . . . Nog twee gezangen zal ik hier bijvoegen. De vertederende Poffzij is toch ook dienstbaar aan de onderfcheiden denkwijze. De Lezer beoordeel, welk gezang van deze beide den Kristen voegt. Uw wraak, 6 God! moet nederdaalen, Tref — tref den vijand, die vol moer» Op onze legerfcharen woedt — Verdelg hem door uw blikfemftraalen: Hij zie den dood alom verfpreid Door donders van uw mogenheid.' Zij vreezen, dreigend, God noch menfchen, Zij Aagten Vorsten op 't fchavot, 't Zijn Atheïsten wreek, ö God! Wreek u — befpot hun lieffte wenfehen, Vertreed uw haaters diep in 't ftof; Dan zingen wij vereend uw lof.  < 55 > Uns leger trek' in '3 vijands oorden. Welzalig is de heldenvuist, Die huis en dorp en ftad vergruist, Die 't zuigend kind zelfs durft vermoorden, Die trotsch op vrouw cn maagden woedt, Zich juichend baadt in eerloos bloed. U, helden! u zij kragt gcfchonken, Trekt op — verdelgt de groote ftad —1 Dc Hoer, die lang te toovren zat Op 't roode beest, door onrecht dronken; Haar val zij groot tot fchrik der aard: Zo wordt het diepst geheim verklaard. Het volgende is van een geheel anderen aard. ó God! die al, wat leeft, befchernjt, bemint en voedt, Die al uw fchepilen vormde, om heil cn vreugd te fmaaken; Laat teedre liefde uw kroost — uw denkend kroost volmaaken , Bedwing den moorddolk, die op 'c hart van broedren woedt. Elk mensch draagt toch uw beeld, 0 Vader! Door liefde treedt elk fterfling nader Tot een verheven ftand, door JESUS ons bereid; Als moed — als trouw het recht verdedigt, 'L Is waar, dan wordt'geen deugd beledigd, Maar waare grootheid treurt, en ftillc godvrucht fchreit. Gij  < 5<* > Gij leent de tcedre kragt, ó Vader! van uw kroost, Gij ziet hun ftruikling vol ontfermend mededoogen; Vergifnis, liefde en hulp fpreekt in uw vriendüjkc oogen , Terwijl uw weerloos kind om eigen zwakheid bloost. Wij willen U in weldoen volgen; Al dreigt de vijand dan verbolgen, Geen bloeddorst wapent ons — wij gorden 't zwaard op zij; Om wraakzucht, om geweld te dwingen; Elk ïtrijde — zijn gade en wiegelingen, Zich zelfcn 't Vaderland, vol heldengrootheid —, vrij. De vijand, worde, als wij, door u vol trouw bemind. 0 Vader van t heelal 1 gij kunt geen fchepfel haaten; Zelfs de afgedwaalde, die u trouwloos duift verlaten,' Bewerkt zijn eigen val, maar blijft ook dan uw ki':d. Leer ons op JESUS paden wandien, Vergifnis biên — cn minzaam handlen. Elk overwonling vinde in ons zijn broeders weer — Zijn eer — zijn leven zij ons heilig, Zijn land blijv' voor verwoesting veilig, Geen weerlooze onfchuld beey' — daal, Broedermin! daal neei t 7»,j SnlK'f f*""»^*, Delft kVtlofs- „ , "«rjingen v.d. Plaats: liaideivvvk v Kasteelt-'* iwi. den Hoor ,a,«l Kfj«°,"ï *>«*»t»M-j-, cn »„.  r> ë ,t verscheelt veel uit wat oogpunt men eene zaak beschouwt. 't Scheelt veel uit wat oogpunt men eene zaak befchouwt* plagt mijn Grootvader zaliger te zeggen, van alles wat hij hoorde; en ik denk thands nog dikwerf om zijn gezegde. — Men weet zich de zaken en gebeurdtenisfen in die gedaante voor te ftellen , als met de heerfchende denkwijze, aangenomen flelfel, trotscbheid of eigenbelang best overeen komt.—• Bij het lezen der tegenwoordige Nieuwspapieren kan men hiex van ieder dag overtuigd worden. De berigten, die wij uit Frankrijk zelve hebben, verzeke. ren ons, dat men 'er ijvert voor Godsdienst en goede Zeden—■ toch uit Engeland en andere Gewesten kotrit het geroep luidkeels tot ons: Dl Ftanfchtn zijn Atheïsten, ja moordenaars.' — Wie zullen wij gelooven? — Volgends onze KristelijkLeer, H moe.  < 58 > Koeten wij het best van onzen Naasten denken. Maar in frankrijk zelve wordt over dit pünt niet even eens gedacht.— Volgends de Ontvangers is 'er in Frankrijk- geen Godsdienst meer, om dit de Zout Tollen, deSecoursgelden en de Tabakswet zijn afgefchafl, Volgends de oude Magiftraten is 'er geen Godsdienst meer, om dat men geen Parlementen meer heeft. — Volgends de Priesters is 'er geen Godsdienst meer, cm dat de gewijde dienst tot zijn eeritc inftelling is terug gebragt, cn om dat de Dienaars van den Godsdienst niet anders zullen zijn, dan Dienaars yan den Godsdienst. — Eindelijk is 'er volgends de zogenaamde Edelen geen Godsdienst meer, cm dat de eene mensch , uit hoofde cener toevallige geboorte, niet meer boven den anderen verheven zal wezen, cm dat de heilige evengelijkbeid herfleld is. 7.o rèdent men in Frankruk! — De Engelfchen en anderen houden in tegendeel Traande, dat de Franfchen alle Godsdienst ^erlochensn, dat zij de Beelden hebben weggeworpen de Heilige Vaten en andere kostbaarheden uit den Tempel genomen, hunne Priesters afgezet, de Kerken gefloten hebban, en m Onpodisten _ in Moordenaars veranderd ziin. — Wed-r anderen ontkennen dit, danken God, dat de bijgelovigheden m dit land verijdeld worden, cn dat hen gebed, Wegéns den \ al van de Hoere yan Balei verboord is. Zoo zegt men , naderen dje tijden, waar in Gods naam één zal zijn over de' fantfche aarde; cn waar in het geheele menschdom zal eelij. ken aan éénc kudde onder éénen Herder — Maar ook zul. ken, die zich op hunne vroomheid beroemen, bidden hier wel dapper tegen. Zij zuchten tot God, dat hij die Atheïsten, die monsters onder het menschdom, of gelijk zkh onlangs een Predikant uitdrukte, die flangen wilde verdelgen; die verftoorers van orde. en veiligheid uitroeien, en dat ftelfel van gelijkheid, gefmeed in de hersfenen van gewaande Phih. fophen, wilde verijdelen. — Zo verfchillend denken de men. fchen, dat zelfs de een voor iets dankt, waar tegen de ander bidt. — Verfcheelt het dan niet veel uit wat oogpunt men de zaken befcJiouwt? De  < 59 > De Geallieerd* Vorsten wenden alle hunre poogi gen aan,, om te beletten, dat het ftelfel der Franfchen van vrijheid en, gelijkheid in hunne Staaten doordringen, op dat hunne onderdaanen daar door niet rampzalig zouden worden. — De Franfchen integendeel zoeken daar in hun geluk — hunne zaligheid — „ Mogt het den hemel behaagen" (zegt ROBESPIERRE (*)) „dat deze heilzame waarheden, wel verre „ v&n in deze eige grenzen beperkt te zijn , te gelijk van alle „ volken gehoord wierden! Op dat zelfde tijdftip zou de Oor„ logsfakkel uitgedoofd, de beguichelingen' van het bedrog „verij.ield, de ketenen van 't heelal verbroken, de bronnen „van algemeene eliende geflopt worden; alle de volken zon„ den maar een éénig volk van broederen uitmaaken , en gij „ zoudt zo veele vrienden hebben, als 'er menfchen op aardo „ leeven." — Welk een verfeheel in deze denkbeelden! De Koning van Engeland telt zijne overwinningen in 't Parlement op, en geeft zijne verwachting te kennen, om met behulp zijner Geallieerde», Frankrijk te overwinnen. RO- EESPIERRE betuigt in tegendeel aan bet Ftanfche Volk; ,, zo Europa in 't algemeen zich tegen u verklaarde , gij zijj „ flerker dan Europa. De Franfche Republiek is onoverwinnelijk als de reden, onfterflijk als de waarheid. Als de Vrij» „ beid eenen zo grooten prijs behaald heeft als Frankrijk, kan „ geen menschlijke magt haar daar uitdrijven. Dwingelanden ! „ verfpilt uwe fchatten, verzamelt uwe lijfwachten, en gjj „ zult uw ondergang verhaasten. Ik beroep mij op uwe te„genfpoeden; ik beroep mij inzonderheid op uwe vootdee„ leen. — Eén haven en twee of drie vestingen door uvi » gdd gekogt — zie hier dan de waardige prijs der poogin„ gen van zo veele Koningen, geduurende vijf jaaren door d? „bevelhebbers onzer legers, en door onze Regeering zelve „geholpen.' Leert, dat een volk, 't geen gij door zodanigej. „ middelen niet hebt kunnen overwinnen, een onyermnlij^ „ voik is. — Edelmoedige Heerfchers, teerhartige Dwinge- lan- ' C) Zie de verzameling van Authemique Stukkcn,II.Dcel. BI. 535* H a  >, ming van hetzelve, door raiddel van den moed, dapperheid „ en heldhaftigheid der Troupen van alle de vereenigde Naüen, „ zo was 'er een zwaare flag aan de Franfche Zeemagt gegee„ ven. De Franfchen hadden hunne Visfehcrijen te Newfouudlani „ verloorcn, en de Britsen hadden verfcheidene voordeden „over hen behaald, zo in de Oost- als West. Indien, —. ^ Deeze zelfde omftandigheden, waaraan de vijand zijnen „ voorfpoed voor ecu tijdlang verfehuldigd is, namelijk, een „ Sijsthema van roof en plundering, zich aanmatigende het „ recht over het leven en de eigendommen van de geheele „Franfche Natie, door het fchielijk uitputten der natuurlijke „en waare kragt van het Koningrijk, beloofden aan dit Land „ en de Geallieerden de naastbijzijnde overwinningen." — Ia het Ad'es van het Commiltd van Algemeen IVelzijn aan alle Volken , voorgedragen door ROBESPiERRE, in de Zitting van den 5 December 1795 , en dus vóór de herneeming van Toulon en de linien van IFcisfemburg, leezen wij die taal: „Het „ Koorden en het Zuiden, de A'pen en de Fijrenccn, de Schel„de en de Rhi'n, de Loire, de Moezel cn de Sambre hebben „ onze Republicainfche Batailtons aangemoedigd gezien op dc ftem der Volksvertegenwoordigers , onder dc banieren der „Vrijheid, der overwinning; cenuen fneuvelden, en anderen „ triumfeerden. — De geheele Conventie veracht den dood, en „ braveert de woede van alle de Dwingelanden. Doorluchtige „ verdeedigers van de zaak der Koningen, Piinfcn, Ministers, „ Generaals cn Hovelingen, toont ons uwe burgerlijke deug„den; verhaalt ons uwe gewigtige dienften, die gij aan hc; „menschlijk geflagt bevveezen hebt; iprcekt ons van de fterlc „ ten, door magt van uwe gainjes overwonnen; roemt ons de „bekwaamheid van uwe zendelingen, en de gereedheid van „ uwe foldaaten in het vlugren voor de verdeedigers der Re„publiek; roemt ons uwe edele verachting voor de rechten der „ volken en voor het menschdom; onze gevangenen in koelen „bloede vermoord; onze vrouwen door uwe Janitzaren ver„ minkt; de kinderen geflagt op den boezem hunner moeder^ „ de moordziek'; tanden der Oostenrijkfchc Tijgers hunne H 3 blue-  < 62 > u bloedige leden veifcheurende; roemt ons uwe hcldendaaden van » America, van Gtv;«« en van Toulon: roemt ons boven el uwe „ groote bekwaamheid in de kunst van vergiftigingen en der moor„den. Dwingelanden, ziet daar uwe deugden! — doorluchtig ■„Parlement van Groot - Brittemjs ! toon uwe Helden ! Gij hebt „ eeneoppofitie-partij /Het Patriotüsmus kant zich 'er tegen, doch „Izegepraalt het Despotismtis. De minderheid kant er zich tegen., » de meerderheid is omgekogt. Onbefchaamd en verachtelijk „volk! uwe gewaande vertegenwoordiging wordt te koop ge„ veild onder uwe oogen cn volgends uwe bekendtenis, gij „ neemt zelf hunnen geliefden grondregel aan: gij die Gede. „puteerden bezit, wier bekwaamheden een voorwerp van koop. „ handel zij' , gelijk de wol uwer fchaapen , en het flaal van „ uwe fabriquen, zoudt gij van Zeden cn Vrijheid durven fpre„ ken ? — Welk is dan dat vreemd voorrecht van zonder „ fci.aainte te mogen redenecren , dat het domme geduld def „volken aan de tirannen fchij t toe teftaan? — Watldeeze „ laage zielen wier cer.ige verdienfte is, de prijscourant der „ Britfche Confcientkn to kennen, die de ondeugden en omkoo„ping van hun land in Pruhkrtjk poogeu overtcbrengen, zul„ len die vveeiftand' bicden aan de deugden van het Franfche „ volk ? — Edelmoedig volk .' wij zweeren dat gij gewroken „ zult zijn! het huis van Oostenrijk zal eerder dan Frankrijk „ vergaan; London zal vrij zijn, vóór dat Paxijs flaafsch werdt» „Dat de verraders beeven! dat de laatfte der laffe zende„ lingen onzer vijanden verdwijne; dat het pairiotismus zege. „viere, en dat de onfehuld zich verzekerd vinde! ftrijd ; „ uwe Vertegenwoordigers weten te ftervcn; zij kunnen meer „doen: zij weeten te zeegenyieren l" Wat dunkt V lezer! van dit verbaazend contrast? De Geallieerden roemen hunne foldaaten, zij zijn helden, zij doen wonderen van dapperheid. De Noiionaale Conventie juicht de laai van ROEESPIERRE toe: „Het Franfche „ Leger ftrekt niet alleen ten fchrik der Dwingelanden , maar „ ook tot eer van de ISatie en het meiischdom. Voordgaande „ naar dc overwinning, roepen an;e dappere ftrijders: CFive „ la  < „ la Republiqtit Cji dat de Republiek leéve! — door het zwaard „der vijanden vallende, is hun geroep: (_Vive h Repuhtique .') „dat de Republiek leevc! Hunne laatfte woorden zijn fo/aizs„ jje» o£ tfe vrijheid, hunne laatfte zuchten , vinfchen yoor't nut » van H Vaderland ! Ais alle de Opperhoofden aan deze foidaa„ ten waren gelijk geweest , zou Europa fed;rd lang reed.? „ overwonnen zijn."— Zo zijn beide partijen dapper, beide overwinnaars. Laat ik 'er dit bijzondere bij doen. In Engeland twist men over den oorlog of vrede met de Franjchen. De fConiig is Voor den vrede, dit vordert de eer van zijne Kroon /het geluk voor zijne Natie. — De Minister PITT wil wel vrede, maar wil ook behoorlijke fchacvergocding, en alles overal in menzdfden ftaat als vóór den oorlog. FOX is voor den vrede, doch weet niet, hoe men met eer en veiligheid best uit den oorlog zal geraaken. jïc Graaf STANHOPË wil dat men zijne Majcfteit een nederigst Adres zal aanbieden , cn hem daar in bidden, dat het hem naar zijne billijkheid en rechtvaardigheid behaagen m .ge , om terflond de FrtmjU* Republiek te erkennen, en dus den grond te leggen tot eene fchiehjke hereeuiging en ecnen duurzamen vrede. —- BARR.ERE integendeel verklaart voor de Nationaale Conventie vas Frankrijk: „Thans moet noch vrede, noch verdrag, noch. „ wapenfhlftand gemaakt worden : de gevestigde en triumfee„ rende Republiek zal den vrede aan de Natten geven, en dam „ zal dezelve beftendig zijn. Het nieuw Carthago en haat „ bedorven Gouvernement moeten vernield worden Wij heb,. ben de Hollanders de Engel/enen , de Schotten , de Brunswij. „ kers enz. 12 voiken, die de coalitie uitmaaken, overwonnen, „en evenwel durven fommige lieden, ja zelfs fommifre Jour„niltsten de voordeden van den vrede prediken. Wie züu „die genen, die op dit oogenblik van vrede fpreken? faetzi'in » ic ^'«"craaten, dc Mode,és, dc Rijken, de vrienden van de „ Zamenzweerers, de fiegte Burgers , de valfche Patriotten; „alle drc gene, welke de Contra-revolutie nog hoopen uit té „ftellen voor ecmgc maanden, of vooreen jsar, om intusfehen „ aan de vreemdelingen tijd te laten van zich te verrterken „ van nieuwe imtosten intertellen , nieuwe geldleen.Wn te „ openen , nieuwen voorraad zich te verfchaffen , nieuwe! " M ftó™e'"a- Wie durft van Vrede fpreken ? het is " fITT,het isCOBURG, het is BRUNSWIJOK. De list is war " nPj •} 1 moete" nu meer dan °oit onze magt en onze „ ftouthcid tegen onze vijanden verdubbelen ; wij moeten de „ geftrenghe.d verdubbelen tegen de Zamenzweerdeis onze „ oplettendheid en werkzaamheid tegen de valfche Patriotten JnkZlnr (^l'd!!bbelcn hct maaken van kruid, geweeren Hoö C ) Zie de Goudafche Courant van den 3 Pebr. 1794.  < > Hoe ftrfjden weder de denkbeelden der Engelfehen en ifoz*. j>irVn yntrerid den viede of oorlog! Waarlijk, als wij de berigtcn gelooven mogen, dan gelijke het in Europa nog niet naar vrede. — „ Van Weenen meldt „men," ('volgends de Goudafche Courant van den 24. Januarij i"94) » dat men aldaar zeer bezig is tot de voortzetting vart ,, den oorlog. De Keizerlijke Armee zou met 60,000 Man r vermeerderd worden , en uit Vlaanderen zóu in Maart 200,000 „ Man in twee colommen op Pari s marcheeren , terwijl de if Nederlandfche Grenzen door ico,oco gewapende landlieden „ en 30,000 foldatcn gedekt zouden worden ; aan den Rhijn zou 70,000 Man blijven, cn ioo,cco Man den wegnaar n Lotharingen nemen." En verder lezen wij daar! „Frankrijk, zegt men, heeft thands 1200.000 Man onder de „wapenen : 'f getal is misfehien wel vergroot, echter dit is „ zeker, dat 'er thands verfcheiden zwaare transporten, wa,, penen, kanon en amunitïe van Parijs naar de Noordelijke; „Armee en den omtrek van Saar- Louis afkoomeu. De „Armee in den Paltz zal met 23.000 Man vcrllerkt, „ en dus tot 150,000 Man gebragt worden. Bij Saar-Louis „ verfamelt zich een aanzienlijk Corps. Zcdert een maand zijn „ de Grenzen van Vlaanderen met troupen bedekr. Rijs/tl; „ Doumj en Maubeuge hebben fterke bezetting, cn de iiianfchap „ der eerlle oproeping uit Picardie zal de Armee van JOUR„ DAN met 40,000 Man vermeerderen. Op een en denzelfderï „ dag en uur zal de generaale aanval gefchieden van Straats„burg af tot Duinkerken toe. 50,000 Man zal de Oostcnr jk„fihe Armee aan geene zijde des Rlnjns bedwingen. Cc,ecö „ Man zal de Pruisfifche Armee ophouden, terwijl de overige" 40,000 niet dc nieuwe Armee van de Saar van twee zijlied „ op Trier losgaan." Zie daar Landgenooten eenige tcgenftrijdige Centrasten, die greoc zijn. — Wat zullen wij gelooven van dit alles? — Wie zal in dezen de waarheid ontdekken? — Bij de ui 1 komst alleen zullen Wij zien. wat waarheid zij. — Maar o k dan nog zullen wij ondervinden, dat het veel ver/deelt uit wat oog. punt men eene zaak befchouwt! DczeNs. worden telkens uitgegeeven a i§ ftuiv. te Amftcr-dam in meest alle Boekwinkels; Rotterdam Vis, Meijer, Hof. jieijn, enz. Dordt B/usjé; Leiden Herdingh; Haarlem Telt. mans en van Brusfel; Delft Roelofswaard; Gouda Éuma* Utr. Vlsch; Wed. Ter Veen; Pdddenbu/g enz.; Leeuwarder! Cahais, v. Sligh, en y. d. Haai; Groningen Hovingh; Deventer Brouwer; Zwo! F. Clement; Nijmegen y. Goor; Zut. phen van Eldik; Middclb. Keel; Weners en Wed Abrahams; Breda y. Bergen; 's Bosch Pallier ; Bcrgen-op-Zoom v. Riemsdijk, — en verders door geheel Nederland, bij meest alle Boek. liamielaars.  D E WERELD-BESCHOUWER* N°. 9, eischt daad —. de praat heeft weinig te beduiden : —+ Qelpof en Liefde en HoQp zijn zaaken geen geluiden. TWEE 2AMEN5PRAAKEN., J)e Wereldhefehouwer is doorgaands op reize , en , dat dunkt mij , komt met zijn naam bijzonder wel overéén-. Onlangs was hij op de Grenzen van ons Vaderland, en gaf daar een bezoek aan eene oude vriendin van hem, die AAFJEN heette — daar komende was de vrouw bijzonder op haar fshik. — AAFJEN gaf mij te kennen , dat zij dien avond naar de oefening ging, en vraagde mij, of ik mede wildo gaan — ik nam dien voorflag aan, in hoope van ook daar meer weicldkennis te zuilen opdoen. — Zie hier, lezer 1 wat ik zag cn hoorde. De kamer was vol en 'er heerschtc eene diepe ftilte ——— eindelijk verfeheenen fdeze naamen, dit begrijpt ge, zijn mij daarna door- AAFJEN gezegd) broeder DIRK met JANTJE, ÏOUTJE cn baas LANGZAAM; DIRK zou dezen avond het woordje doen, en de drie laatften zouden andwoorden. —— DIRK ftond op — zuchtte een zucht van vijf minuuten —r opende zijn'monden fprak: ' ,1 JPIR.K.  *C 66 > DIRK. Eer dat we overgeeft, om onze'oefening te veroefene, zoo Sille we rijsjes veur-of een vcêrsje mit mckandcre zinge, uit de hondeid cn vierde Pisfalm cn deer het driedc veersje maar, ik zeg uit de honderd en vierde Pisfalm DAVIS, et driede veersje maar, deer aldus ftaat te leze enz. enz. CNa dat dit vers gezongen en het gebed verhuild was, begon DIRK aidus te vervolgen:) In de veurecerde rijs deer hebbe we geziene, gelijk as je lui weet, henja ! hadde we 't maar regï geziene, mit onze. geestelijke «ogen, wat zou dat niet iei veurrecht wezen; ocb, menfe, menfe! dter hoort zoo veul toe, om regt te ziene, en 'er zoo in te kijke , en der dan zoo werkzaam mee te wezen. In de voergeende rijs dan , gelijk' as ik zeg, hebben we dan gefproken over de verdorvenheid der goddelooze weteldfche kinderen, en hebbe geziene, datten ze alle zoo verdorven zijn, och ja! afdoolend* van ons vroome menfe, en nou. zou wen wc die ftof nog iens nader overwegen. JANTJE, wat heb je 'cr nou al in je kristelijke eenzame, uurjes a' zoo ovcrecogt ? wil je deer nou nog zoo iets van zegge, JAN? wil je dat nou rijsjes mit iea wooidje , zoo maar mit ien woordje, rijsjes zegge, JAN ? J A $1 Zoo is het ook, hen joa! — 't is we! woor, dat ji door van hiel veul dierboore zooken fpréékt, konden wie ze moor regt verfteon , moor de geest is wel gewillig, moor ons vleis is te zwak, dat' is et, — en die fterk gewoopende Man , ik miendcr den duuvel mee, die komt ze zoo geduurig tot et kwoodc te trekken , — dat komtie, gelijk as we kommc te zicne, op die duuvclfche dragt, en die duuvelfche kiendcren van den SOOTAN, die niet die franfchen miedoene, en die God verzooken, dat mie en andere vroome menfen zoo veule troonen kommen te kosten — en door kom jcluu dan nog met an , met dat liverei van den duuvel, door hi jcluu ook neg wel mit in de hel zei flépen — dat zeliic — gcliek as et dan dudelijk en kloorlijk befchreven is, dot de weereld uut nich gemookt is, door de pylefepen wel von kommen te zeggen, dat binnent;en doorumme zei ik 'er dut moor von zeggen we wéten , dat we mooi ons zeiven nich gemookt hebben, en doorumme is dat andere moor von den duuvel,- want wie kennen kloorlijk zien, dat 'er wel wat uut nimmendal kommen ken: — en dat was et, et gecnege, dat ik 'er zoo von te zeggen had. DIRK. 't Is hiel goed. — POUTfE die vollegt, — POOTJE, willie ri:sües zegge, wet veure Itafak* darter neg al meer in legge, asfe we die öptfe nog verder negecn. BOUTJE  < 07 > P O u T J e, 7.cd ft het ook , hen ja/ asfe we dan et geencge, dat tet S'-zeid is, maar recht korüme te betrachte, en der dan zo mit de hiele borst opvalle, dan zelie we komme te ziene, dat elk 200 bij bevindinge zei kcnue zegge: — wij hebben et hier in ons komkommerhofken zoo allemaal ontvange — hier is .t an ons hartje zoo allemaal gegcve, 't is zoo allemaal et onze, zie deer, we willen der ons ook zoo hiellemaal an overgevc ƒ och, dat we deer zoo werkzaam mit mogte weze, da: we 't zoo bij bevindinge mogte komme te kenne, wet zou dat een dierbaar veurrecht weze, maar 't is an allen zoo niet ge. 'geve, ze kenne et alle zoo nog niet zien, ze binnen der alle zoo nog niet bij bepaald, ze kennen der 't hart zoo niet an overgeeve -»-hen ja! maar de tijd zal nog wel iens kommen, dat zei i; en dut was et geenege , dat ik 'er zoo van te zeggen had. dirk; 't Is hiel goed; Baas die vollcgt. Baas, wat hebt jij der 'ons nouw nog van te zeggen ? baas LANGZAAM. Zoo is et ook, — alles wat gezeid is, is heel goed, —— en ik ha.I et ook zo op et oog — en daarom — ken ik 'er 'dat — nog van zegge 1 — dat elk zen eigen hart — wel 'tuig onierzoeke — hoe offet hieronitrend beftaat — offie der 'zo mit zen hiele borst opvalt — en dat veur al in diezert tijd — daat die duuvelfche franfclien — die kienderen der duutternis ons zoo va.i alle kanten omringen —— och ja! het is mij bange, als ik 'er mij zoo bij neêrlegge — ze zij.ï dat Beest, deer JOHANNES ons van meid, ik zal het u 'eens voorlezcs — iict is in het XVI Capittel; deer leze wij veers twee : en mar w'erit een kwaad en boos gezweer aan de menfchen, die het merkteken des fleestes hadden, die zijn beeld aan. baden. — Zie zoo zti et gaanne — och ja! —- Gód zal ze verpletteren als een Pottebakkers vatjen, Hebje de Cott- fatten niet gelezen ? —- oeh ja! die in de Parlemente zitte, die vr.-.orricn , die heel wel we:e —- dat de franfchen ongodisten ja, veul araer zijn — en die PITT — O het is een_ man van zulke bevindinge—hij cc zoo veul inlichtingen — hij kan cr zo i izieh — en zoo mit de borst opvallen — hij zal 4»c ganfene nest de-r boosdoenders verwoesten — och ja ( en dan zal men z-ggen — ik zal het u voorlezen — |aec is Openbaringen XIH. veen 8. Zij is gevallen, BaH'lon die groot* Stad, OM dat zij uit den wijn des Toorns haarer Hoererij alle Volken heeft gedrenkt. •— Eu meer weet ik 'er niet van te zegge, 1 * DIRK  < £8 > DIRK. *t Is hiel goed — hen ji — alles wat 'er gezeid is, Is ïoo als het geblaas van een zacht zomerwindeken, voor eene Vermoeide ziele; als welriekende mirrhe vooreen flaauwhartigen — meh kan der 't gemoed bij neerleggen; — dan, eere we verder geen , en van uit ons komkommerhof ken uitgeen, zoo laat ons wederom fluiten , met een veersje Hit de Pisfalm DA VIS, dat op die Franfche zoo net toepaslijk is: (*j ik mrene dc vier regels van den 109 PISSALM van het 8fte veersje: Laat ie boosheid die zij bedrijven, t' Eëuwiger tijt, Heer, voor u blijven; Laat haer gedachtenlsfe faen Fan der Aerdtn ganschlijk vergtent DIRK, de oefenaar, was ziek geweest en zeer vermagerd; daarom liet hij nog tocpasfelijk op hem zingen , het 14 vers Uit dien zelfden Pfalm, dat dus luidt; Dikwijls ien ick verjaeght met tranen, Zoo men in 't Feit jaecht de Sprinckhanen • Mijn knien zijn fwack en fonder krachten , Fan Fatten dagen langh en Nachten; Mijn yleesch is mager, want gaer net j Is verteert al mijns Lichuams vet. Ik ging met mijne vriendin vervolgends naar ha are woönirg, bragt haar bet rcdenlooze van zulke Godsdienst vcrrigtingen onder het oog — en ik verbeelde mij, het zo ver' gebragt te hebben, dat zij nimmer weder naar het Komkommerhofken zal gaan. t lk zette den volgenden dag mijne reis Voord kwam savonds weder in mijne wooning, cn vondt daar den volgenden Brief. M IJ N HEER! Ik heb de uitgekomen Nommen van UW Weekblad, de Wereld. Befchouwer, met fmaak gelezen; de aanleg is naar mijn inzien Zeer gefchikt, om onze Natie, voor te bereiden, tot het geen zij, zal haar oude luister herleeven, worden moet. Maar dat ij) zcgt, tot geen Seffe, zoo min in het Godsdienstige als Burgerlijke, te belmoren, dit zal veelen niet alleen zeer vreemd voorkomen, maar de zwakfte tegen uw gefchrijf doen innemen. Immers men beweert, dat ieder Mensch noodzaaklijk tot een' of {*) Men gebruikte hier nog de berijming van DATHEÉNL  < <$9 > of andere Sc8e moet behooren uitkomen, en, al was het ook te*i bloede toe, moet itrijden.—Daar ik zie, dat gij brieven aanneemt, zal ik U een Discours mededeelen, 't welk ik onlangs bijwoonde. Met de plaatzing van het zelve zult gij verpligtèn Uw Vriend JüSTUS. Na dat ik met een paar vrienden, de een Predikant en de 3nder een Schoolmeester, over algemeene zaken had gefproken , Verzocht ik vrijheid om hun te mogen voorlezen het eerfte Nommer van uw' Wereld-Befchouwer; zo ras ik het zelve had afgelezen, viel de Schoolmeester dus in: Ha! al weer een nieuw Weekblad! De Wereld-Befchouwer l Welk een uitgebreide tijtel! die Schrijvers hebben ruime ftof. Hemel! als ik denk wat op deze kleine plaats te befchouwen is, cn dat vergelijk met Europa, dan kunnen die lieden hun gantfche leven geen gebrek aan ftof hebben, wat dunkt U Domine f PREDIKANT. Zeker, 'er is een ruime ftof voor handen; Eurooa levert dagelijks verbaazende Gebeurdtenisfen, zo wel in den Kerk als Burgerftaat, op — daar te boven, komt mij den aanleg en fchrijfwijze ook zeer wil voor; jammer is het maar, dat de Schrijvers zeggen, niet tebehooren rot ecnig Kert-Genootfchap, maar tot die Gemeente, welke eens op de Aarde zal plaats hebben; immers hoe kan men van lieden' zonder Godsdienst, of die met den Godsdienst fpottén, goeds verwachten? SCHOOL MEESTE R. Zoo min als ik kan zien, dat de Schrijvers' zonder Godsdienst zijn, zoo min zie ik, dat ze met den Godsdienst fpottén : immers Domine zul niet willen bevveeren, dat 'cr geèti onderfcheid tusfehen het woord SeSe en Godsdienst zij? Het doet bij mij niet uit, hoe de Schrijvers zich noemen; maar dit ftaat bij mij vast, dat hij, die geen partij aankleeft, best gefchikt is om onpartijdig en voor elk ten nutte te ichrijven. Men zoekt immers de waarheid best uit den mond van een Onpartijdigen! PREDIKANT. Het is zeker dat de Setten wat anders als den Godsdienst zijn : maar menfchen, die tot geen Godsdienst-Genootfchap willen behooren, zijn doorgaands vcrlochenaars van, of fpotters met den Godsdienst. Zoo ras de Franfchen begonnen hun eigen I 3 God*-  < 70 > 'Godsdienst door het wegwerpen van Heelden en andere Kerk. Cieradien aan te tasten, zoo ras hebben hunne Geestelijken mjctcn klaagen over Ongousdieustigheid cn allerhande onbetaamlijke Wanorders. SCHOOLMEESTER. Dat dezelve Geestelijken, wier ondergang zoo wel ais die der Ariltocraatfen , met de toenemende verlichting verbonden gaat, wer üngodsdienfligheid hij liet Franjche Volk klaagen, verwondert mij niet, immers zij die uit belangzucht of uit overtuiging het daar voor houden, dat den Godsdienst be. flaat in uiterlijke plegtlgheden —- in vasten cn vieren van vas? te-dagen; die kunnen niet anders dan verbaasd en veiflomd zijn, over het geen zij in Frankrijk hooren en zien. . Hoe dikwijls hebben wij in dit Land, zelfs bij de minde twisten in ons Gereformeerd Kerkgenoodfchap , van onze domme en dweepzieke Predikanten, hooren roepen cn fchrecuwen : ie Kerk is in gevaar! het is om de vernietiging van den Godsdienst te doen! te wapen! te wapen! cn wat was het gevolg van dat gefchreeuw? dit, dat dc Leeken van tijd tot tijd meer uit bun eigen oopen zijn gaan zien; en zich hebben ontdaan vari alle die omwindzelen en tViftieke denkbeelden bij den Godsdienst, zoo dat men GOD thans meer dan ooit op eene verHandige wijze dient; met één woord, ik geloof, dat zij; die met angstvalligheid trachten den ihoom der verlichting te keeren, het meeste toebrengen om hem fneller te doen voortgaan. Een mijner verfiandigfte vrienden , beweerde Laatst in een gezelfchap , dat de Dwingelandij der Tijrannen in het Burgerlijke, en de Dweepzucht der Geestelijken in het Keiketiike, oorzaken waren van alle de twisten, en het (laad naar verbetering. P R E D I K A N T. Or.dertusfchen, ik houde het daar voor, dat zij die onverfchillig zijn tot welke Secle- zij behooren . of die geheel tot gcene behooren willen , de wereld door hunne befchouwingen niet kunnen ve; lichten of liever verbeteven. Frar.h jk. herhaaï ik nog eens, levert genoeg blijken op, hoe liegt het metdea Godsdienst gaat, wanneer men trachten wil, dezelve te veranderen : eerst verjoeg men zommige Leeraars , daarna ïloot men dc Kerken, en wat blijft dan over? Hier op vattede ik het woord en verzogt vrijheid om uw tweede I\'o. van de W. B. te mogen voorlezen, 't weik mij geaceordeeid zijnde , las ik het zelve voor. SCHOOL^  «C ?i > SCHOOLMEESTER. Wat dunkt U daar van Domine ? Heeft de waare Godsver• eering wel iets geleedcn of behoeven te lijden ? of gij moest willen aannemen, 't geen van geen Proteftantsch Leeraar te vermoeden is, dat ceremoniën en uiterlijke cieraaden, veteiscbten waren om bet Hoogite We7.cn behaaglijk te dienen. Of nu dc Franfchen behooren tot die Gemeente, wetke eens op de Aarde zal plaats hebben, weet ik niet: maar zoo veel dunkt mij is zeker, dat zij op eene liefderijke wijze, voor het opkomend gedacht zorgen, zoo als onder anderen genoeg blijkt Uit de verordening van de Schooien, door de geheele Ripubli», Wie moet inzonderheid over dit ftuk niet verbaasd daan, die in aanmerking neemt, aan welke vermoeiende woelingen, dit Volk nog geduurig bloot ftaat ? — PREDIKANT. Ondettusfchen blijf ik bij die gedachten volharden , dat niemand een goed Christen zijn kan , die zich onverfchillig omtrend zijn Godsdienst gedraagt, of liever, die geheel tal geen Gemeente behooren wil; en tetwijl gij mij met tegenfprekcii kunt, dat hij, die geen goed Christen is, ook geen goed Burger zijn kan; zoo trek ik alzo het wettig bcllurt: Men kan of heeft niets goeds van die Sehrijvereu te verwagtenl SCHOOLMEESTER. Na mij voorftaat Domine, zijt gij zeer voor de Leer van het jooo-jaarig Rijk, en gij houdt het daar voor, dat alsdm do waarheid op het helderst ichitteren zal, zóó, dat alle menfchen dan God eenftemmig op de zuiverfte wijze zullen dienen en verheerlijken: als gij hier bij nu aanneemt, dat zulks niet op éénmaal, eu als met een fprong zal gefchiedeu; maar gelijk doorgaands groote Gebeurdtenisfen , langzaam en als bij ontwikkeling; wat zwarigheid is 'er dan, om te gelooven dat wij in de beginzelen dier tijden zijn, of iiever, dat de menfchen in de beginzelen zijn om rijp te worden vour die tijden? PREDIKANT. 'Er gebeuren thans wondere zaken; zaken waar van men zoude zeggen, dat ze voori'pellingen van gewigtige gebeurtenisfen zijn; maar hoe men het ook bezie, de achting voor dc Lceraaren neemt van dag tot dag af, en de vertraaging m het bijivoonen van den openbaaren Godsdienst, is zoo aanmerkelijk, dat ieder recht geiiart Christen, daar over treuren moet, en waar komt dit van daan, waar van anders, d»;i van die Vrijheid in het denken over den Godsdienst; iets, 't welk door  < 72 > door dezulken als de Schrijvers van de Wereld Esfciouwer wordt aangeprezen en voortgeplant. SCHOOLMEESTER. Domme neemt het mij niet kwalijk, dat ik hier over wederom zeer vcrfchillend denke. Ik geloof, dat de reden der vermindering van achting voorde Predikanten, voornamenlijk in hun eigen gedrag te zoeken zij ,• Domine lees eens , wat daar over in de Bijdragen tot het menfchelijk geluk gefchreevcn is, en gij zult mij bijval moeten geven. — Enwatdc vermindering in het opkomen tot den openhaaren Godsdienst betreft, in de daad hier yan zijn de Leeraars ook al vee] oofzaak; immers zij, die zich met publique zaaken op den Predikitoel bezig houden, verbannen een of andere partij:— zij, die hunne MedeChristenen liefdeloos veroordee'en , en verdoemen, weeren gevoelige zieles uit hun gehoor,- en zij, die boven hunne kragten gewoon zijn duistere lloffen te behandelen, verveeien niet weinig den denkenden hoorder. — Evenwel is de oorzaak op veele plaatzen , min bij de Leeraars en meer bij de Leeken te zoeken, PREDIKANT,. Ik zie het in mijne en in veele omliggende Gemeenten: cn zoo het in het kleine gaat, gaat het doorgaans in het groote, en waar moet het dan met de Keikflaat en met de Leeraars been,? SCHOOLMEESTER. Domine wanneer'die (telling, doorging, dan zag het bitter met ons Land uit; denk flegts om het Beduur aan deeze Plaats, en verbeeld U dan eens, dat het zoo in het groote ging. Ondertusfchen maak gij U niet verleegen : braave Christelijke Leeraars zullen altijd noodzaaklijk en in eere blijven. De eenvoudige Euangelie-Leer kan de toets der verlichting doorftaan. Maar dweeperij, bij- en ongeloof, aristocratie en hiërarchie en wat dergelijke monfters meer zijn, ioeten daar voor wijken en wegvallen. DezeNs. worden telkens uitgegeeven a ij iïuiv. te Rotterdam bij v. Zanten, D. Fis en Hqljlein: Dordt Blusfé en Zoon an Krap; Haarlem Tettmans en Walree en Comp.; Leiden Onnekink en Cijfveer; Gouda Ferblaauw, 's Hagc Plaat; Schiedam Poolman; Zaandam Kool; Alkmaar Handt; Hoorn C. Breebaart, Woerden Evers; Utrecht de Waal en Otterloo; Groningen Qomkens; Leeuwarden v. Sligh; Franekcr Romar; St. Anna Visfer; Harlingen Stuurman; Bergen-op-Zoom v. Riemsdijk en Bronkhorst; 's Bosch Naman en Zoon ; Breda Oukoop; Middelburg Wed. 'j. Abrahams. — En verders door geheel Nederland.  D E WEllELD^BESCHOUWEH, N°. IQ, Jl".e is te treden met zijn lot ? De Kroon bezwaart den Vorst, de Slaaf klaagt om zijn boeien, De Staatsman zucht, de Held yloeit fehoon zijn lauers bloeien! Terwijl ik vrij '/ gewoel befpot. ^è^^&Z&v^j&^i&ZÊï—g^*3 DE ONTEVREDENHEID. Onder al de fouten en gebreken, die door welmeenende Menfchenvriendcn of zwartgallie Mifantropen, die door rechtzinnige Zcdenpredikers , ot door kwaadsappige Dwecpers , de menfchelijke natuur, als een erfgoed of als een wettig ver. kregen eigendom, toegerekend worden ——• onder al die fouten en gebreken, zeg ik, vind ik dat de ontevredenheid ia den eerften rang behoord geplaatst te worden. De waare K. te-.  < 74 > tevredenheid maakt eigentlijk ons geluk uit; dit zal geen " Verveling, als was het dan zelf een Godverzaker , immer durven Ontkennen : ontevredenheid, daarentegen, maakt den mensch in alle omftandigheden ten uiterften cler.dig; fchattp, eerampten, of glorij, verdiend of onverdiend, dit is het zelfde, niets van dat alles maakt den mensch gelukkig, NÉREIN bezit fchatten, een voortreflijk aangelegd Landgoed, een fchoone verftandige vrouw en bevallige welopgevoedde kinderen; wat ontbreekt nu aan zijn geluk? zult gijvraagen, en met recht, ik kan uw eenvoudig andwoorden: NEREIN is niet te vreden ,• zijn fchatten zijn hem niet groot genoeg, zijn Landgoed is aan den iUijn gelegen, en hij wilde dat het' aan de Teems zoude liggen; zijne Vrouw behaagt hem niet, om dit haar Grootvader een Koopman in Friefche Paar.' den was; en zijn kinderen kosten hem te vee! geld: genoeg immers, om niet gelukkig te wezen.' RICHARD werdt van Moeders borst af tot een Stads-Regent opgevoegd, en dat wel voor een Stad, die een ftem in den Slaat heeft, zoo dat hij nog in de wieg leggende, door zijn beilvonrfpcllendo Moeder reeds als een hoogmoedig Heertjeu werdt aangezien ; de wenfehen van Ouders en Zoon zijn bekroond. RICHARD was nog op de Hocge Scliool, toen een plaats in het Regentengeftoelte van zijn Vaderftad open viel. RICHARD kogt of verkreeg die plaats, en elk eerbiedigde hem. Doch ie hij te vreden ? gewis met, RICHARD vondt zich in al zijn handelingen gedrongen ; hij is aan een bejaarde Adelijke Frcuh verbonden , cn zoekt nu zijne vertroosting alleen in den wijn. LUCIUS was van zijne jeugd af een Held, in zijn tafelftoel zittende, fpecldc hij reeds voor Colonel vaneen Regiment\oodcn Soldaatjens; ook was dit vrij natuurlijk: w«t iijn Aïle a's wezentiijke Colontl over >s Lands Krijgslieden, lag in zijn ipaarpof: Zulke dingen gebeurden in dien tijd wel meer. _ Maar, om voort te gaan, LUCIUS trol; eindelijk naar het fiagveld, vocht als «en tigcr, behaalde dus laurieren in overvloed , WK ffltest ^da::ks zijne dsppctue.d al bloedend uit den «rijd  < 75 > 'ftrijd vlugten; nu heeft hij immers 'geen reden om ontevreden te wezen, daar hij niets dan de natuurlijke gevolgen van het Ooilog beproefd heeft? en toch klaagt LUCIUS. F1LANT is een Dichter, het ontbreekt hem dus aan geen eerzucht; wel nu, hij geeft eenige verzen in het licht, zijn 'vrienden juichen hem toe, hij fmaakt een onbefchrijfbarec Wellust, zijn vijanden benijden hem, dit getroost hij zich, daar zijn glorij alles overfchadawd; is FILANT nu te vreden? och neen! die oogcnblikken zijn voorbij; een geftrenge maar te gelijk door en door verftandige kunstrechter, beoor. deelt in het openbaar zijn w.eek, cn toont duizend gebreken aan. PIL \NT voelt dat de man waarheid zegt, en bejam. mert zijn noodlot. , . . > , Blijkt nu niet duidelijk, geachte Lezers! dat de Ontevredenheid, gelijk ik hier boven zeide, een der droevigitc Mcnfchelijkc gebreken is ? en wie, die zijn hand in den boezem ftcekt; zal die niet meer of min niet die melaastheid befmet, daar uittrekken? zelfs geen Koningen of Keizers kunnen in dit opzigc zeggen: „ ik héb mijn hart gezuiverd, J, en ik ben rein van alle Ontevredenheid." Daar is nu ALEXANDER de Groote, (glorieuTer gedachtenis,) waar hij immers te vreden gswecst met zijn vaderlijken Troon, hoe gelukkig zouden zijne jaaren naar hun eind gefpoed hebben 1 hoe veel rust en welvaart zouden zijn Onderdaancn ge-maakt hebben, en hoe veel menfcheubloed was niet gefpaard! maar neen, ALLXAXDER was niet te vreden met den bioei van zijn vaderland uittebreiden; hij bemoeide zich niet alle zijne nabuuren. Naauwlijks hadden de Grukfckb Gemeer.cbe^ten cenig verfchil over het vestigen van een grondwettige Conlliiu:ie, of Vorst ALEXANDEil, die het altijd met de Aiijlocraaten eens was, kwam in hun vrij in hunwel» vaarend land, om de gcfchillen tè beflisièn, om de parti;es te bevredigen, maar eigenlijk gezegd, oni te rooven en te plunderen, en de Volkspartij den halsband om doen, en haar ais een getrouwe hond vast te leggen. De Perftaancn, die eeuwen laug van hun eigen Dwingelanden zuo. veel geleK a  < 7* > den hadden, begonnen eindelijk beter verlicht te worden; 2ij wierden hunne ketens moede, en zochten onder DANL'3 CODOMANNUS (dat een goed rust beminnende fukkclnar was) dc rechten der menschheid te doen zcgepraalcn ; dan of het Volk zijn eigen waarde nog niet genoeg kende, of dat de menschlijke vrijheid nog niet rijp genoeg was, om het Voortreflijkst ontwerp te voltooien, altans de Koningsgczinden in Verfijn (volgends het dagboek van den Hof te Pcrfepo'.is, dat ik met veel moeite heb moeten affchrijven, om dat de letters zoo befmult waren) dc Koningsgezinden dan (zeg ik) fehrecven aan zijne Macedonifcue Majtftttt verfcheide aandoenlijke brieven, cn fineektcn hem om hulp, terwijl zij beloofden de voornaamftc Grcnsflcden, als ook dc beste Havenplaats in dc Perfiaanfchc golf, aan hem te leveren. Maar wat gebeurd 'cr, ALEXANDER, bekoort door zulk een aanbod, vergeet het belang van zijn Vaderland, prest al de Laneilieden, ontvolkt Steden cn Dorpen, en voert zijn ongelukkige Macedoniers over Heiden cn Bergen, door itroomenen zeeboezems, naar een vreemd gewest, om zich dood te vechten. Het is waar, de uitflag voldeedt niet aan de PtrJUuuem} want Koningsgezinden moesten, zoo wel als dc Vrijhe.'dfchrijvers, zich onder een vreemd juk krommen , fchoon de overweldigende ALEXAKDER niet lang dc vruchten van zijn dollen heerschiust genoot, cn zoo weinig in Verüen te vreden was als in Macvdorilén. i Arme Perfijcnen! waarom liet gij uwe Grenzen onbefchermd» waarom betwistet gij den vreemden D.vingcland niet voet voor voet uw Vaderlandfchen grond? voorzeker, indien gij dc agttiende eeuw beleeft hadt, dan zoudt gij de waarc Vrij. beid, die door een onverbreekbare orde veradelt wordt gekend, en volgends het beste plan verdeedigd hebben; en dan zoude ook Vorst ALEXANDER zijn herhaalde pooging heb. ben zien mislukken; hij zou dc weg naar Perfepolis zoo gemakiijk niet gevonden hebben, en gij hadt zijn dreigementen kunnen befpotten. — ö Gelukkige agttiende eemvi zoude ik haast uitroepen, indien al dc Koningen cn Volken te vreden  *C 77 > tien waren, doch daar ontbreekt ook nog veel aan. Wie leest deAanfpraak van zijn Ilritfche Majefleil aan zijn Parlement, en voelt niet de billijkheid van zijne ontevredenheid, of vanzijn edele, zijn Koninglijke fmart, over de noodzakelijkheid om Oorlog te voeren, tegen dc heerfchappij fchokkende F'anfchen ? De Godsdienst is in gevaar, dc zeden zijn verpest, heel Eu. ropa ziddert voor de befmetting. IJslijk fchildcnj! ach waar ik raadsman van al dc Mogendheden, ik zoude het uitfehrij. ven van een rttgemeenin Kruisvaar! aanprijzen! wie zou niet met vreugd vergaderen bij de Veldbanicien der Monarchen Hioe meer ik die nadenk, zoo meer ik mij verwonder, dat zulk eenKruisvaavd nog niet in het werk geile'd is. Wij Christe. lijke Euïopiaancn, hebben immers de woeste Sarafencn wel bedwongen — verfcheidcu jaaren hebben wij immers dc Herligc Stad bezeten, de Koning van Jcrufalem, altans de naam is immers nog in wezen, cn zouden wij dan geen Franfchen kunnen bedwingen ? zouden wij Parijs niet kunnen verooveren, en daar een Christen Koning aanftellen? want om eigenlijk de geheele Stad te verwoesten, en niet cenen fteeji op den anderen te laten, dit denkbeeld is mij te vcrfchriklijk: wie weet, hoe lang men aan Panjs wel gebouwd heeft; cn dan het werk van zo veel handen, door zoo veel jaaren heen zo maar in een oogenbük te vergruizen, dat mag in geen rechtzinnig menfehenhart opkomen.' Maar dc Kruisvaart en krooncn van een Koning voor Parijs bezielt mijn geheele denkingkracht. ö! Dat dit mijn werk in Vorstelijke Kabinetten gelezen weid. — ö! Dat llaapciooze Koningen zich dit door hunnen Secretaris-, of door * * * nu dat kan niet fcheelen, lieten voorleezcn ! welk ccn glorij — welk een belooning, voor mijn arbeidzamen geest, die niets vuuriger wenscht dan de Machten der aarde in hun rechte plaats tc aanfehouwen, en al de Vrijheidfchreeuwers de vruchten van hunne onverzctlijkheid te zien inzamelen. — Wat heeft die kruisvaar» mij weer van mijn onderwerp verwijdert! niet waar, Lezers? maar ik bid U, houdt mijn ijver ten goeden. Ontevre. denhcid heerscht ouder alle raugcr.cn ftaatcn, van den zwijK s nea.  < ?8 > r.enhoeder ton den Burgemeester, van den Landbouwer tot den gouden Sleuteldrager, van den Soldaat rot den Generaal, nergens , nergens tref ik volkoomene tevredenheid aan. Voor weinig dagen was ik aan de uitcrfte Grenzen van ons Vaderland op een klein Dorpjen, waar ecnig Krijgsvolk, dat uit het Leger kwam om in een der Frontierftcden wat uit té rusten, door moest trekken. Het viel juist zo, dat zij op het Dorp, waar ik mij bevond, een nagt moesten vertoeven; en dus bij de boeren en burgers ingekwartierd werden — het was niet meer dan honderd vijftig man ; dus geen zware last voor de ingezetene; maar denkt gij dat dit krijgsvolk wel te vreden was, waarde Leezers? och neen! daar fcheeldcdroevig veel aan: „ Wij ongelukkigen" (dus klaagde een oud foldaat) „ wij waren negenhonderd man derk, en nu zijn wij flegts „honderd vijftig! al mijn kameraaden zijn gefueuveld ï flegts vier Officieren zijn van de onzen nieer overgebleven ! „ en wat hebben wij gewonnen ? niets — volilrekt niets — „zelfs niet één is bevorderd; men laat ons alleen in de plaats van anderen invallen. Om dat de natie over het algemeen „het verlies niet zou bemerken, wanneer geduurige bevor„ deringen plaats hadden.". Goede hemel 1 dacht ik, hier woont ook al Ontevredenheid, in plaats dat men zich zoude verheugan, door uit het midden van zo veel verflagen Helden fpring levendig te rug te mogen keeren , hoor ik niet* dan klagen en zuchten „dood arm z;jn wij!" (riep een andere Mi daat) „ fchoon het land ons al moog verzorgen , fchoon de „natie tot vrijwillige giften verpligt wordt, dit alles helpt ons „ niet; wij lijden gebrek, en vreemde benden, die beter be„ taaien kunnen, of die meer gelegenheid hadden om terooverf „dan wij, verkwikken zich met den voorraad, die ons met „ het hoogde recht toekwam." Goede Vriend ! (antwoordde ik) die deze kiaagftem beluisterd had, gij diendt u dri te houden, want in uw kiagt legt eene befchuldighig tegen het beduur der Krijgszaken opgefloten ; en dat beduur . door hoogwijze mannen ingerigt , zoude ik zo wel als de overigs beftuuring, die in het Land plaats heeft , mei mijn laatften bloed-  < 79 > bloeddruppel verdedigen; ja dat zou ik, veelgeagte LeezersS rnaar bet gemeene Volk moet altijd klaagen.' Wie heeft toch fchuld aan den dood van die zevenhonderd en vijftig Spitsbroeders des ouden foldaats ? wel daar het hout gehakt word vallen immers fpaanen .' mogelijk hebben die zevenhonderd, eer zij vielen, wel zevenduizend Franfchen geveld; en fterven zij dan niet op het bed van eer? (ja een fchoon bed van eer! zegt menige woeste Losbol, indien hij deze vraag leest; ik Hiep liever levendig cn met een ongefchonden huid onder de galg,) maar dat zijn woorden zonder zin; daar is het land niet me« gewonnen nog befchermd. ïk bedroef mij intusfehén rec'it hartelijk over de Ontevredenheid dermenfehen-kinderen ; was die plaag aan een enkel Landfchap , aan een Koningrijk: of Prinsdom verbonden, dan zoud ik mij kunnen troosten; maar nu, och op welk op een hoek des aarbodems zal ik nu de morrende Ontevredenheid ontvlugten! Alleen de hoop op de door mij aangeraden Kruisvaard tegen de Atheïsten verleevendigt mijn moed. — ö Gewenschte dagen! wanneer zult gij voor de wereld aanlichten? wanneer zullen de opgeftoken Vaandels met Adelaars, met Roozen en Leliën met Leeuwen cn Kruisfen befchildcrd, over de verzamelde Legerfcharcn zwieren? Wanneer zal het algemeen gejuich, zij is gevallen , zij is gevallen! de groote Jlad! zij is gevallen als een molenfleen in den boezem dtr zee ! aangeheven worden ? wanneer zal de Troon in Frankrijk weer gevestigd, en dc gezegende rust herfteld worden? Maar zal deze gebeurenis dc algemecne tevredenheid van het menschdom wel warelijk bsvoorderlijk zij»? dwaaze vraag! een oplettenheid lost haar volkomen op. Word elk Volk dat een Koning heeft, niet in dien Koning gerekend? wanneer daar- de Opperhoofden te weden zijn, mag men dan die tevredenheid niet algemeen noemen ? Het zoude dan alleen op de overwonnen Republikeinsgezinde Franfchen aankomen. Maar ik bid u, hoe groot kan dat getal wezen ? Frankrijk is altijd op ruim vijf en-twintig millioenen lnwoouders gerekend; vordert nu van dit getal af, vooreerst da  de hoogwijze Emigranten, ten tweeden de vredelievende Koningsgezinden, ten «rïj-A» al de mannen Cn vrouwen, dicdcor de GUILLOTINE van hun hoofden gefcheiden zijn , cn tejp vierden, de milliocucn van Atheïsten, die zinds het begin des Oorlogs door al de vercenigde Mogcnhcdcn verflagen zijn. Dit laatfte getal is voor zeker grootcr dan het getal van menfchen, dat ingoter tegelijk in Fi ankrijk gewoond heeft. Ife; roep al!c Nieuwspapieren tot getuige; zo dat wij vrij het bcfluit mogen opmaken, dat geen ontevredenen in Frankrijk na de Krooning van een Koning zouden overblijven. Ditis zeker, dat indien alles weer op den ouden voet, gelijk het vóór de Revolutie was, moest herftcld worden , weieens een enkele klaagftcm nog zou gehoord worden; al de zulk en , bij voorbeeld wier vonnisfen d.oor de Conventie vernietigd zijn, gelijk om maar één bekende of twee te noemen, een LATUDE, cn een Familie van JAN CALLAS; deze zouden gewis niet te vreden zijn; maar hij, die een ongekrenkte volmaaktheid in dit tranendal wil zoeken, verklaaren wij voor even zo wijs, als de fcheikundigen die het tmejaur der O nfïerfiijkheid zoeken, uittevinden. Deze Ns. worden uiigegecven .i iïftuiv. te Rotterdam bij /'is, Meijer, Holjleijn, enz. Dordt Blusjë: Leiden ILrd'wgh; Haarlem tetttnans cn van Brusfil; Delft Roelofswaard; Gouda Barna; Utr. Fisch; Wed. Ter Ft en; Paddenburg enz.; Leeuwarden y. Sligh en v. d. Haak; Groningen Ilovingh en Oomkeks; Deventer Brouwer; Zwol F. Clement; Nijmegen v. G;or; Zutphen van Etdik; Middelb. Keel , IFctlers en Wed Abrahams; Breda v. Bergen ; 's Bosch Paliier ; Bcrgenop-Zoom y. Rieiusdiik, — en verders door gche.l Nederland, bij meest alle Boekhandelaars.  D E WERELD-BESCHOUWER* N°. li. Het pr'msUjk hart, al vrOeg door zucht naar roem beflormd^ Peragt een lafe rust, door kunde en deugd gehaard; %én ALEX ANDER, vmeg tot oorlogsmoed gevormd, Was met een ALBA en CARTOUCHE ie eer der aard. IETS OVER HET OORLOG. Ik fla daar zo even een vrij oud bock op, ten titel voerende • Het Leven van FERDINAND ALVARES de TOLEDO, Hertog van ALBA, in het haliaansch iefchreven door den MARE VIS VAN ALTÓRGË, in het Jaar ïjoi, en iets, dat mijn aan-* dacht hier vooral trof, was het zeggen van den fchrijver: * dat de jonge Hertog, zaliger gedachtenis, den Oorlog uit „ alle ambagten verkoos, en zich van moeders lijf af hierin „oerenae: ia! dat hli zelf Uofï in een iuvkien InnnpnrV nW „kleine foldaatjcns fpeelde, kleine forten belegde en vero„ verde , en zijn valhocdjcn als een ftormhocd geblikte., „waarom hij dan ook in dit ambagt zo vroeg vollecd was i,en uitmuntte, dat zich de weield hierover vctta^d.-.5 L Nu  < 82 > Nu het is ook niet alleen deze fchrijVer, die zulk een voortreflijk getuigenis van den Held TOLEDO geeft, maar teel de gefchiedkundc over het algemeen bevestigt met bloedige trekken , dat hij zijn ambagt recht in den haak vcrftond, en voorzeker deken of overdcken in het gild der Oorlogeren verdiende te wezen; maar wat fcheelt mij TOLEDO, of zijn levecsbefchrijving ? niet waar Lezers? Ik wilde alleen maar doen opmerken, dat het Oorlogen toch zulk eene afgrijslijke bezigheid niet kan zijn. Alie ambagten zijn immers nuttig cu noodig? alle loflijke ambagten bewijzen immers door de mer.igte van beoefenaars, van Baazen, Knegten en Leerjongens, dat zij de maatfehappij veel nut aanbrengen? Laten wij toch maar eens rond zien. Ambagten, die alleen de zucht voor weelde voldoen , worden immers in zulk een aantal niet aangetroffen, als zulke ambagten, die tot bevrediging van wezenlijke behoeften veicischt worden? — Vindt men niet veel minder goud dan ijzer fmeden, veel minder juweelzetters als timmerlieden, veel minder muziekmeesters da.i paruikemaakers of hairkappers ? maar is de muziek wel een amba.U? wat zij dan wezen moge, zij jg toch zo noodig niet als paruikemaaken en hafrkrullen: in 't kort, elk ambagt toont door dc vermenigvuldiging van beoefenaaren in het zelve, in hoe ver het onontbecriijk is. Keeren wij nu weer te rug tot het Oorlog. Hoe veelen hebben zich van alle tijden hierin geoefend , zo lang de wereld gellaan heeft, dat is te zeggen: zo lang als 'er menfchen op gewoond hebben, heeft men Oorlog gevoerd, en zijn glorie gefted om hier in uittemunten. Is dit nu niet een fprekend bewijs , dat dit ambagt hoogstnoodig is tot het bcffaan der volken? Denkt evenwel niet, lieve Lezers! dat ik ccn inwendige roeping gevoel, om het Oorlog te verdedigen; neen! op mijn eer niet; ik haat het ambagt als de pest veel meer nog dan het glasblazen , en dit is ook een ijslijk—' heet beroep, maar veel hoofden veel zinnen; daar is over den fmaak met te ooideelen, daar moeten zo wel AposfJen «Is Herders zjjn, dit z»gt de fchrift zelfs, ik fpreek alleen maar  < 83 > maar volgends den toedragt der zaken, zoo als die ïn de geheele wereld plaits heeft, en hier uit befluit ik: dat het Oorlog nuttig — roemrijk cn begeerlijk is. Zouden Krningen en vorsten, die immers niet dan het nut van het volk; waarover zij gebieden , bedoelen , (getuigen zijn al hun declaraticn, recla'maiïen, drrejldtkn, manifesten, of hoe al die documenten mogen genoemd worden) zouden Koningen en Vorsten zich van hun vrocgftc jeugd me: zoo veel vlijt in het oorlogen kunnen oefenen, indien het niet nuttig was? zouden Ridders, Graven, Baronnen met zoo veel edelen zwier op hun voorvaderen, die landen hielpen verwoesren, ft-den en (loten verdelgden, en menigwerf al moordend fneuvclden, zich immer kunnen verheffen, indien het geen roemrijk ambagt was? zouden die zelfde Edellieden,-zouden door rijkdom aanzienlijke burgers hunne zoonen, wanneer zij niets moe hun weten te beginnen, aan den krijgsdienst toewijden, terwijl die jonge edelen en rijken toch voor'geen burgerlijke bedieningen, voor geen verdunden'jke oefeningen, of iets, waartoe het gem ene volk flegts gefchikt is, opgewiegd zijns gewis voor zulken is het Oorlogen een begeerlijk handwerk , vooral zo lang het een vreedzaam uitzigt vertoont, en zijn uitwerkingen door geen moordbevelen geregeld worden; dat is te zeggen: zo lang men flegts cxerfeert, foldaatjen fpeelt, Campementen formeert, en zich door de flaaffche gewcerdragers, als officieren van geboorte, doet eerbiedigen. In onze tegenwoordige tijden is het Ooriog zeker een ambagt dat Biet zonder levensgevaar beoefend wordt ; daar valt doorgeheel Europa nog al wat te doen. Godverzakers zijn te bevechten , ontevredene Polakken te bedwingen, Koningsmoorden te onder te brengen; ziet maar eens in Zweden, waar weer nieuwe rJnker/lroomianen opgedaan zijn; overal zijn vrijheidfehreeuwers te beteugelen; onder alle tongen, volken en natiën fchijnt de lieflijke rust verbannen te zijn; i tijden j 0 zeden! mogen wij wel uitroepen. Wat moet nog van de wereld worden? bepaalde zieh die onrust, die oproerkreet van antikoningsgezinden alleen tot Europa, dan was men nog L % in  < u > ^i*^o2Ss rr „ mttedenken- ^ wi *og is doorgedrong zÏ L n ' ^ g8en worden" ^ffiÏÏT ^***** de moei r d,*tbcwasfr1 «'ouden zijn flegts uit te rooien de moffen utt te droogen, de rivieren door barre woes'e£ ' - «en en de wilde roofdieren ecn weinig ^« 's ales, wat veretecht wordt, om koningrijken te Ld' |«, vreedzaam zulien daar de vorsten hun fchepters ov de «eduld,ge onderdaanen zwaaien, waar eertijds de o„ " ? -n bruiden ; koningen zullen hun wettenLvcrLL " fc uven daar, waar zieh eertijds de tigers legerden,- grootmoedige edelheden, met ridderlijke kousfebanden, me Z n w d eVimCn bChanëM' ZUlk» <~ beinfliger "n we doeners de handen en voeten kusrc„ dair, waarzich ,ee d kronkelende flangen in den gloed der zon bakerden. We,k Pan voor ^ te weeg brengen: hoe veel zal dit tot de * volkmg der geheele aarde bijdragen! wiens v rlattn onf ttff mct? jb,,^ kunnen de vrijheideer"I' ^ tnumf kraaien, heiligdommen aan de reden toewj'a en eerefeesten voor het verftand, voor de deugd en de der menschheid vieren, zo veel zij verkiezen Jammer 's 2 --r dat het van ouds beroemd ambagt (het ülg Tedoe ik -r d,or m vergetelheid zou begraven worden , wïnt wan ^ 4 * oorzaken, waaruit de Oorlogen ontllaan, J weggenomen waren, dan moest gewis en aige'meene v et --eer het belang van elke maa.fcoappij we ^, " ,C" h8ndWt^ Vrij bladen, wannee; «■*■ K-.orrianuei. voor a e natiën haii-f. w •» *. C*sss^22s: iliC  < «J > inademen, en wanneer de wil van elke maatfehappij, of het pnvervatscbï zedelijk gevoel, dat recht en onrecht onderfcheidt, het geheiligd — het door de godheid bekragtigd wetboe» was,naar'twelk al de handelingen moesten geregeld worden, zeg mij toch, wanneer dit alles plaats hadt, wat kon dan da Oorlog veroorzaaken ? maar ik wil wel bekennen, dat zulk esn plan mij voorkomt als een hersfenfehim. Oude paaien te rug te zetten is ijdelheid der ijdelheden. Behalven dit, heeft zich de onrust, of de zucht naar verandering (gelijk ik hier boven zeide) ook niet tot Europa alleen bepaald; uit één van de n'cuwspapieren vernam ik in de voorige weck, dat een zeker Arabier (zijn naam ben ik vergeten) geen minder toeleg hadt, dan om den geheelen Mahomedaanfcliin godsdienst het onderstboven te keeren; hij ftelde openlijk : dat Mahomtd een bedrieger was geweest, en dat al zijn ingeftelde plegtigheden alleen ftrekten, om het volk te misleiden en het gezond verftand te kluisteren; hij hadt reeds een geheelen aanhang gemaakt, en dc goeda rechtgeloovige Mufelmaonen begonnen beducht te worden , dat bet gewijdde Mekka of Medina, zo rijk door de offeranden der mufelmanfche godvrucht, voorwerpen zouden worden, waarheen zich de begeerten der nieuwe belijders konncn uitftrekken. Goede hemel! riep ik alweer nieuwe godverzakers , en dat al heel in Arabien /... want al die hoogvliegende predikers van reden of van gezond verftand . die niets met zo veel ijver bedoelen, dan de gronden van een' langvastgeiïeldcn godsdienst te ondermijnen, zulke hoogvliegers rzeg ik) zijn toch maar (men mag zeggen wat men wil.) niet anders dan Atheïsten. Wat is reden ? wat is gezond verftand? immers is die winkel onder ADAMS kinderen lang uitverkogt. In den grooten zuider-Oceian, waarin Kaptein JAMES COOK verder dan eenig ander ftervs. ling, geloof ik, doorgedrongen is, liggen onnoemlijk veele eilanden, ja zelfs zulke uitgebreide gewesten, dat veeten nog onzefcei zijn, of men ze ouder dc eilanden, pf onder dc vaste li« fcn , die zich tot aan den zuidpool uitftrekken, moet rang.' ici.k. met den naam van Nieuw - Holland bekend; ook daar is diep in het land, waar zelfs geen Europeaancn zich nog vertoond hebben, onder de zogenaamde wiiden, of de eenvoudige kinderen der natuur, een ontzettende beweging, die de gew gtigfte ftaatsomwenteling voorfpeld. Zes of zeven Mogenheden (zo zal ik hun horden of ftammen maar noemen, om in onze moederfpraak best verdaan te kunnen worden) zes of zeven Mogenheden hebben zich verbonden om een enkele dam, doch die vrij groot is en het gebergte Tifora bewoont, te beftrijden en te dwingen, om een ftaatsiniigting, door hun voorgefchreven, aantecemea. De Ttforaars hebben zich met onvoc becl. dige dandvastigheid tegen a] hun vijanden verdedigd, rn hun rechten gehandhaafd; de overwinning volgt hunne uapenen; Zij hebben ook gewis het recht aan hunne zijde; te vreden met hunne bezittingen, wat-en zij geen fterveiing aangevallen, maar, wat meer verlicht zijnde dan de overige Wilden, vormden zij een ftaatsbeduur, volkomen gefchikt naar den aart der onbedorven menschlijke natuur; zij hadden hun opperhoofd en met hem alle dwinglandij afgefchaft, cn voor altijd vernietigd; een geheel koor van me.sbeduidende wezens onder hun, die alleen door her dragen van armbanden, uit vifbeenen gevormd, boven anderen uitmuntten, (zulke armbanden wierden door het opperhoofd aan behendige moordenaaren of volkonderdrukkers vereerd, tegelijk met deonwettigde voorrechten) dit geheel koor is van zijn waardigheid ontzet; de onwettige eigendommen zijn onder al de Tifvratts verdeeld,- de geest der heiligde pligten, die het geweten voorfchrijft, is de voor ecuwig vastgcdelde wet; hel werkzaam volk vertrouwt aan eenigen, die zi j daar toe noodig achten, het uitvoeren \an die W«;ei van dezen vordert het de nauwkeurigderekenfehap Verder hebben de Tiforaais alle toverkundige wichelaarij vernietigd; elk eerbiedigt de godheid, volgends het gevoel van zijn hart; elk vormt begrippen volgends het licht, waarin zich de onderwerpen, die hij befpiegelt, aan zijn verftand vertoonen, mids dat die begrippen of liever de uitwerking van dezelve, de algcraeene rust niet hinderen; elk is vrij; elk  < 87 > elk beveiligd zijn eigendom tegen allen aanval , en roept hiertoe de uitvoerende magt te hulp. Welk denkend mensch kan zulk eene verrigting veroordeelen, eu het beoorloogen van zulk een vreedzamen ftam goedkeuren? de vereenigde Mogenhedcu zullen ook gewis met fchande overladen worden; elk van hun is reeds uitgeput — kragt en volk ontbreken.— D» tijd zal moeten leeren, hoe de uitkomst deeze wilde verbondelingen ftraft: wij zullen onze Lezers in het vervolg, indien hun dit bevalt, nog wel het een of ander over dezen Oorlog mededeelen. Verfcheide van onze Landgenooten .hebben ons verzoette, eenige bekendmaakingen of adyertentien door ons werkjen, dat toch bij gedeelten uitkomt, onder het lezend algemeen te brengen; wij nemen dit op ons en doen dit voor eigen rekening. Wij zullen hier dan nog met een paar beginnen. ADVERTENTIE N. Bij de Boekverkooper NIMROD, op den Helder, is Heden van dc pers gekomen, en alom verzonden: Wederlegging van den Catechismus voor Franfche kinderen, opgefteld door ee» Franfchen Godverzaker ; in deze wederlegging bewijst de fchrijver, fchoon hij den Catechismus niet gelezen heeft, dat indien de optreller waarlijk een godverzaker is, het dan die zelfde beminlijke zot moet wezen , die zich met LATUDE in het d Ihuis bevond, die zich inbeelde zelf God te wezen en zich daarom altijd met den rug na de uitdeeling van het nagtmaal keerde, wijl hij zichzelf niet kon zien opeten. —.  < 88 > Elders lè verloren een Tempeltjen der Reden , i„ & fmaak, als de kleine tempeltjens, die te Êpmïn door DE METRIUS gemaakt werden; die het vind en te recht bren** bij de een of andere Stadsregering kan ftaat maaken op eene goede vereering. Deze Ns. worden telkens uitgegeeven k x| Stuiver te Rotterdam bij y. d. Dries, Danferweg: Dordt Morks, de VtigA f' Le!UW ea * Braam ■ Haarlem y. Érusfèl, Mn: Leyden Trap y. Thoir: Gouda G. y. Son , >s Hage „. M; Schiedam Batten Zaandam y. Aaten, Alkmaar Melkman enComp.: Hoorn Vermandei: Schoonhoven &if,**: MaasHuis y. Lopik: Utrecht Wed. 2ï/y«» en Zoon: Groningen •' Leeuw"den y. d. Baak : Balsward miHneaCampen Zwol * Clement, Deventer Brouwer: Zat'. phen y. Eldiek: Arnhem «wAbwi: Vlisftngen QtrbtlynMiddelburg Eq verders d0M ■ Nederland i  D E WEMLB-JBESCHOUWEIU N°. J2. ftij vol srcfi eed fehohden, wanjheer zij zelve dé Natie beledigden\ het zij in haar hooge rechten of in haare eeden; wanneer zij(, in ffedc var. vrijheid te verdedigen , dezelve den doodftcek tocbr'agten, hadt dan de Natie, volgends 'de natuur der zaken zelve, het onverganglijk recht niet-, om hen voor haare vier* fchaar te roepen ? A. Dat recht hebben de Natiën nimmer geoefend , en daarom twijifele ik zeer, oï ze het zelve wel hebben. B. Het ontbreekt u,Mijn Heer! aan genoegzamekund'ein de gefchïedenisfen der volken. Onder de Celten, een oud Volk, behieldt het volk fteeds zijne oorfpronglijke rechten tcgcr den vorst : 'maar waar tóe deze Voorfiehouding ? Het recht,dat alle Natiën hebben,om hunne koningen te oordeeleri en te vonnisfen, is dit geen voorwaarde, die noodzaaklijk gepaard gaat met de 'maatfchaplijke Acle, welke hen op den troon plaatst? Is dit niet een eeuwig en onaffcheidlijk gevolg Van de nationale fiivëreJhiteH ? A. Dit gevolg kan ik niet lochenen. B. Toen een fransch burger, op de boorden van de Seiries de doodkist van WILLEM den Veroveraar in beilag nam, hem .befchuldigendej dat hij hem zijn akker ontnomen hadt, en het lichaam van dezen vorst niet n«ir deszelfs begraafplaats vervoeren liet, alvoorens men htm zijn eigendom hadt weergegeven; — toen DON HENDRIK, veroordeeld door de Staaten van Cas Uien, eerst in zijn eigen becldtenis , cn vcrVolgends in perfobn, de fchandelijkfte vernedering onderging; — toen JOHANNA van Napels iijfftraflijk agtervolgd werdt als een moordeies van haaren Echtgenoot; — toen de franfche. koningen, gedagvaard voor de vierfcharen der Bisschoppen en der Heeren, die zich de Vertegenwoordigers der Natie noemden, aldaar van hunne waardigheid verfteken en veroordeeld wérden, om de hairen afgefneden te worden, en het overige van hun leven in een klooster te gaan doorbrengen; — toen DON ALPHONSUS en een zoon van GUSTAAF VASA van hunne troohen vervallen verklaard , en voor altijd van hunne vrijheid beroofd werden;dé eerflre door de Staaten van Portugal , de tweede door de Staaten van Zweden; — toen KAREL de Eer/Ie het hoofd op een fchavot verloor; — toen alle deeze vorsten, en nog zo veele daat en boven, hunne misdaaden, door een fchandelijk of treurig hiteinde, boeteden ; — toen hadt hien geene uitdruklijke. wetten, die de juiste ftraffen voor de fchuldige koningen bepaalden ; maar het is de natuur der Nationale Souvereiniteit zelve, om. wannesr het wezen moet, het flilzwijgen der befchreeven wetten aantevullen ; öfn de Uraffcn daar tcllellerl, gehecht aan de fchending van haare eerfte maatfchaplijke M a  < 92 > fe&£ C"!i* °P- *!c Jmisflagen der Koningen, de itraiTen, be* trekiijk op de misdaaden van andere burgeren, toe ie pasfen. A. Ik heb altijd gedacht, dat de koningen mogten doen, wat zij wilden, dat zij wetten mogten maaken en verbreken da de onderdaanen maar hadden te gehoorzamen _ maar5 volgends uw_ denkbeeld, moeten ze den wil van de Natie uitvoeren, zijn zelve aan die wetten onderworpen, mogen hun magt met misbruiken, of zijn daar voor ftraf baar. —_ JNecn, Vriend! gij zijt 'er niet agter — dat brengt de Co». Jhtutw m een land waar een komng heerscht, niet medé geroTame^^"6"-"^ weJ^T' - ^ volkTmoetn Jt Ik h,e.'?, u het tegendeel bewezen — en niemand dan een vcragtelijk inbreker op de rechten der natuur, de rechten A. Als het evenwel de gemaakte Conjlituiie medebrenet. tat de koningen kunnen doen wat zij willen? B. Zulk eene Coxflitutie kan nog mag immer onder de menfchen plaats hebben, — hoe, indien een dwingeland uw viouw o( dochter den dolk willekeurig in het 1 art wrong zcudt gij (leevende in zulk een land) u dan troosten mer de taal : de Cottftituth) heugt dit zo ntedt — of zonde git de item der natuur volgen - en op zijn kop de bcftraffitig der gcdlijke en menschlijke wetten inroepen? A. Gij overreedt mij — ik voel de kragt van uw bewijs zo vee! te meer ( wilt gij zeggen) heeft een geheel volk het recht zich op één perfoon, die huil verraader, onderdrukker *f moordenaar is , te wrcekeii. B. Recht zo , dit is een eeuwige waaihcid , die geen mensch kan lochenen. ' b A. Met dat al, blijf ik bij mijn gezegde, dat het al een B. Ja wel Vriend! dit hebben wij in verfcheiden gevallen gezien. 8 A. Nog onlangs zat LODEWIjK de Zestiende op den troon, en nu rcedg » hij op een fchavot onthoofd. B. Nog  < 93 > B. Nog onlangs vertoonde MARIA ANTOINETTA al den luister van dc koninglijke waardigheid; cn nu reeds is zij op eene gerechtskar naar het fchavot gevoerd en van het leven beroofd. A. Wat is toch wereldfche grootheid! hoe toevallig' hoe onzeker! Wie roemt op zijne (kikte, ontdekt zijne dwaasheid waare deugd behoudt alleen haar ftand cn waarde. B. Deugd,mijn Vriend! verhoogt der menfchen waarde — erkent der mefllchen rechten, en wil die altijd doen gelden. A. Maar, ik moet u nogmaals zeggen, dat ik daaglijks uitroepe: hei kan yerkeeren. Voor weinig dagen was TOULÖN nog in de magt der Engelfchen , en nu weder in die der Franfchen. B. Voor weinig dagen wilde Engeland ARTOIS naar TOULON voeren , hem als Regent van Frankrijk uitroepen , en nu reeds geelt Frank,nk hier haare bevelen — nu reeds roept men aldaar; yiye la Republique ! A. Ja het kan yerkeeren. Niet lang geleden, werden de timen van fPchfemburg veroverd, door de Geallieerden, cn nu reeds zijn ze in het bezit der Fianjthen Ta wat niet al bijzondcrneden meer zou ik kunnen opnoemen! B. Dat is zo. Het blijft derhalven waarheid: het kan yerkeeren. C. Maar hoe het ook yerkeeren mag, ik hoope, dat de Franfchen hier maar mogen van daan blijven. B. Dat denk ik — als ze zo rooven en plunderen, gelijk men zegt, wie zou dan naar de Franfchen weufchen ! C. Neen , ik waarachtig niet! -,B' Dat geloof ik zeer wei — ook zou mijn Heerhetmeest fc.iade: lijden — gij hebt het nu wel, en daarom doet aiizeer wel, dat gjj dit wenscht. C. Wenscht, mijn Heer! dit ook niet ? B. Voorzeker — ik zit ook warmtjes — ik zou het gaarn zoo houden. C. Men zou zeggen , dat 'er nog zulke zotten kunnen zijn , «ie wenfehen dat de Franjchen mogen komen. B. Dat is nog van dat volkjen van 87, en wel bijzonder die, welke toen geplunderd, en van hunne ambten en bezittingen bsroofd zijn, M 3 C. Ja,  < 92 > feifc^0^ °P- ¥ ™sfla«en oer Koningen, de ftrafTen, be> treklijk op de misdaaacn van andere burgeren, toe ie pasfen. A. Ik heb altijd gedacht, dat de koningen mogten doen, jat zij wilden, dat zij wetten mogten maaken en verbreken dat de onderdaancn maar hadden te gehoorzamen — maar" volgends uw denkbeeld, moeten ze den wil van de Actie uitvoeren, zijn zelve aan die wetten onderworpen, mogen hun magt met misbruiken , of zijn daar voor ftraf baar. —— Wen Vriend! gij zijt 'cr niet agter — dat brengt de Cm. Koningen SS WW ee" kdn,n« hewscht> ni« ™de\ fehoorf" 'fe ,e"-na?r "^wlléir, en de volken moeten S'Stó,ZIC daar dc 8rondwet -zie f de 7' B. Ik heb u het tegendeel bewezen — en niemand daa een veragtehjk inbreker op de rechten der natuur! dc rechte" redendtchen/" £CUwige Kehten der volkt" zal «S» reaenen lochenen cn verwerpen. A. Als het evenwel de gemaakte Conflitutie medebrengt, cat de koningen kunnen doen wat zij wilicn? B. Zulk eene CMfiUêtii kan nog mag immer onder de menfchen plaats hebben, — hoe, indien een dwingeland uw vrouw of dochter den dolk willekeurig in het 1 art wrong zcudt gij (leevende in zulk een land) u dan «oosten metde taal : de Conflitutie brengt dit zo mede — of zoi'dt aij de item der natuur volgen — en op zijn kop de bcftii.ffing der gcdlijkc en menschlijke wetten inroepen? A. Gij overreedt mij — ik voel de kragt van uw bewijs zo veel te meer (wilt gij zeggen) heeft een geheel volk het recht zich op een perfoon, die hun verraader, onderdrukker sf moordenaar is , te wreeken. B. Recht zo , dit is een eeuwige waaiheid , die geen mensch kan lochenen. b A. Met dat al, blijf ik bij mijn gezegde, dat het al een lm^^XX^è^.ik denk *k™f B. Ja wel Vriend! dit hebben wij in verfcheiden gevallen gezien. 6 A. Nog onlangs zat LODEWIJK de Zestiende op den troon, en nu rcedg i* hij op een fchavot onthoofd. B. Nog  < 93 > B. Nog onlangs vertoonde MARIA ANTOINETTA al d*n luister van de koninglijke waardigheid; en nu reeds is z"ij leven beroofd SKSr 'laar h9t fChaVOt ê'eVOerd CU Van he* onze'-»™1* iS t0^7.weie'd^e grootheid! hoe toevallig! hoe d v^h» i roemt op zijne fteikte, ontdekt zijne wlarde ~~ g behoudt allcen haar rtand cn B. Deugd,mijn Vriend! verhoogt der menfchen waarde , erkent der menfchen rechten, en wil die altijd doen gelden, ,,i^P^aa/', lk mqeï u n°ema:l,s zeggen, dat ik daaglijks uitroepc. het kan yerkeeren. Voor weinig dagen was TOULON nog in de magt der Engelfcken , cn nu wederin die derFranfcZn. t ™ v°0r wdllig dagen wi)dc Engeland ARTOIS naar TOULON voeren hem als Regent van Frankrijk uitroepen , en nu reeds geelt Frankrijk hier haare bevelen — nu reeds roèprmen aldaar; vive la R.epuHiquc ! wjfiuK» lint» lLHef,'kar rrkeeren- Niet !anS S^cn, werden dé Urnen van He!sfemburg veroverd, door de Geallietjaen, en nu reeds zi,n ze in het bezit der Ta wat niet al bijzondcrnedcn meer zou ik kunnen opnoemen! B. Dat is zo Het blijft derhalven waarheid: het kan yerkeeren. C Maar hoe het ook yerkeeren mag, ik hoope, dat de Franfchen hier maar mogen van daan blijven. B. Dat denk ik — als ze zo rooven en plunderen seliik men zegt, wie zou dan naar de Franfchen Wekte»? C. Neen , ik waarachtig niet! r,B- Pa5 SeIoof ik zeer wel — ook zou mijn Heerhetmeest Made lijden^- gij hebt het nu wel, en daarom doet gi?ze£ wel, dat gjj dit wenscht. eJ C. Wenscht, mijn Heer! dit ook niet? zoo' hludeT^1, — ik ZU °°k WarmtJ'es — ik 20U het ë™™ €. Men zou zeggen , dat 'er nog zulke zotten kunnen zijn die wenfehen dat de Franjeken mogen komen. 1 ' B. Dat is nog van dat volkjen van 87, en wel bijzonder fe:bik;0;fdczijrplunderd'en van « ™i M 3 C. Ja,  < 9.4 > c- Ja« i* — dat komt van dat patrio'tjeh fpeien — lateri tij om een goed heenkomen zien — wij hebben het wel. B. Was mijn Héér toen ook niet een Patriot ? C. Dat was ik toen — en dat ben ik nog. B. Maar die, zegt men, wènfcheri de komst van de Franfchen s , C. Neen Man! dan zijt gij 'cv niet agter — wij hebben het wel — en zo moeten wij het maar houden. B. Dat denk ik — maar gij fchijnt u altijd te verheugen als de Franfchen winnen , als ge nu niet wersthe, dat ze hier komen, dan moest ge eer blijde zijn ,als zij geilagen werden — want hoe meer zij verliezen, zo minder hebben wij hen hier te verwachten. C. Wij rijke kooplieden mreten immers die rol fpelcn — wii_ kunnen niet zoo eensklaps veranderen — bij onze medeftrijdelingen van 87 moeten wij nog Patriot zijn — bij andéren moeten wij tegen de komst der Franfchen ons in de bres' zetten — wij moeten, zo veel wij kunnen, bij alle menfchen onze achting trachten te behouden gij weet, onze Negotie gaat goed — cn dit is het voornaamftc — en dit mogt eens yerkeeren, a's dc Franiéhjes kwaaien — laten wij het i'naar zó houden. B. Zo; is. het ook. Dc kleine kooplieden lijden wel wat; maar wij rijken, wij kunnen het met geweld doorzetten — of wij al eens een fchip verliezen , dat bederft ons niet —*. twee van de drie behouden, is winst genoeg — hollandfche kooplieden durven waagen — cn in troebel water is goed visfen — niet waar mijn Heer? C. Gij zijt 'er agter, mijn Heer! B. Of ik 'er ook agter ben ! — maar veele van onzè rijke Kooplieden denken zo nier. C. Dat is hun zaak. ■ Wij zijn altijd gered in een zekeren opzigte — komen de Franfchen tegen onze bede en verwachting, dan zal men ons voor Patriotten erkennen —— komen zc niet — dan is 'er geen gevaar, wij ïïiocten onze rol maar op dezelfde wijze dootfpclem B. Doch wij hebben zo veele aanfehouwers. C. Dat zij zo; zij zullen ons in dit masker niet miskennen; B. Ik wensch echter het beste voor mijn vaderland. C. Ik ook — maar N°. 1 zit hier — die is mij hetnaastés B. Neen mijn Heer! mijn geluk vind ik in dat van het algemeen. C. Moeten dan de Franfchen komen , om ons in 't alge* meen gelukkiger te maaken? B. Dit  < 95 > B. Dat zeg ik niet . maar ik zeg, dat uwe redenfng y.a!sch en onmenschlicvehd is — de braave man ftclt het algemeen voor het bijzonder belang. C. Ja, ja! oude wijvetaal! wij moeten ons zclven maar deur de. wereld helpea. —— Elk voor ziclizelven en God voor ons allc.i. B. Gij toont uwe betrekking tot uw natuurgenooten noch te kennen, noch te. gevoelen. C. Dat is mijn zaak. B. Gij zijt in ftaat. volgends uwe ftelling, om uw vaderland, als het uw belang vordert, te verraaden — en duizenden daar aan opteofïeren. C. Zo ver is het met mij nog niet. B. Dit moet waar zijn, als gij het bijzonder belang voor het algemeen doet gelden. C. Wij moeten dat alles zo nauw niet uitpluizen. B. Wij moeten altijd toonen , dat wij deugd en waarheid boven alles waardeeren; die behoudt haar waarde, gelijk zo even gezegd is. .. - r C. Ik wenschte u. wijzer —, gij moec u in alles zo wat fehikken — als wij het maar wél hebben, dat is immers de groote zaak? - waar toe al dat philpjopheefeni al dat redeneeren ? B. Met mijn geweten en God moet ik vrede hebben, anders kan mij niets vermaaken. C. Nu ja, wij kooplieden hebben zeker eene Confcientte. B. Ik altans, en meer met mij. C. Nu ik ook maar ik vergelijke die wel eens bit mijn groot fchip, waarin ik zo van alles laat inftoppen. B. Ja, maar al wat gij 'er in laat ftoppen, komt weder vuor dun dag. C. Dat is zo, mijn geweten brengt ook wel "iets te voorfchiin, en dan is 'er wel wat onrust — maar ook daar voos is een middeltjcn. B. En welk middelt jen? C. Eenige. vlesfen met besten rooden wijn — die hebben veel vermogen. B. Rampzaligen, die daar meede hun geweten moeten itillen I C. Wij moeten zo wat links en rechts, door het wereldjen —— ik zorg maar voor N'\ i. B.Zorg  < 9ö > «J: ,f , g a 001 N • r ~ dït S;J met eer uit deze wereld In „ a l m°°gt vemckken — e" ^t de herdenking van u e daaden u in eene eeuwigheid verblijden. Maar. .. C. Wat maar?.... B. Maar. wil ik zeggen, dan moet gij hier deugdzaam leeven — leeven ten nutte van uwe medemenfchen dac leert u zelfs de kristlijke godsdienst. C. Gelukkig hij, die wél fterft/ B Wie zalig wil fterven, moet deugdzaam leven cn Wie deugdzaam leeft, leeft voor God en 't Vaderland. C. Wel nu ik ben dan nog al zo liegt niet. B Gij zoudt beter worden, indien gij betere gedachten mogt krijgen die wensch ik u hartelijk — en ^Ic de genen, die om eigenbelang het algemeen opofferen. Zie daar Lezers! eene zamenfpraak , waar uit gij mitfchien ^nVllVkU,7 trekkc" a,t'ians k *"lc 'erdeonde feheT. den denkbeelden omtrend de *,,»itkt zaken meer Wtonlwm *°rim- T i-aat ons fteeds het beste voor ons Vaderland beoogen , en, ,s bet ons morelijk bewerken. Wij zijn leden van eene maatfehappij — elk van ons deel- in\Tluk of ongeluk dat dezelve treft dat wij dan voor elkandere», zorgen het zelfde willen en beöogen. _L De eensgezindheid zal in deezc vee! tot ons geluk toebrengen — door haa al een ftaandc'lHjven.8"" ***** «ft** «üS« Deze Ns. worden uftgegeeven a i|ftuiv. te Rotterdam bij Ti mijcr, Holfleijn, enz. Dordr Blus/ë en de Plugt; Leiden F/erdinghHaarlem Tettmans cn van Brusjel; Delft Ro-lofswiard' Gouda £uma; U(r. Pisch; Wed. Ter Pien,- Paddenburg enz.; Leeuwarden v. Sligh en y. rf. Haak; Groningen Hovtngh en Oomkens. Deventer Brouwer ; Zwol V. ClementNijmegen y. Goor; Zutphen va» Eldik; Middelb. Keel Wet. urs en Wed Abrahams; Breda y. Bergen; 's Bosch • Bcrgen-op-Zoomy. Riemsdijk, — en verders door geheel Ne. denand, bij meest alle Boek'iandelcars.  D E W 32 HEL D-B E S C HO Ü W È E.. N°. 13, Wie ziet tier dingen loop zoo wis'leud zoo yerfcheiden, En juicht niet om den roem vei» 't moedig Vaderland? Bewondring moog zich yrij door eiken geest yerfpreiden, De naam yan Bato's Kroost houdt door al de eeuwen jland. DE WONDERLIJKHEID DES TIJDS. * r ^ he'ceven wonderbare tijden, zegt mijn buurvrouw dagelijks, en zij heeft geen ongelijk. Heel Europa is in beweging; immers het grootfte deel van Europa waper.t zich , en trekt ten ftrijde tegen een ondeugend volk, dat meest al uit waanwijze philofophek beftaat, dat de vredes - artikelen door brandend buskruid en vliegende kogels zoekt voortefchrijven — tegen een volk —-.dat waarlijk de tijden, die wij beleeven, zoo wonderlijk doet worden, als de tijden, die in de Open. bating van Joünnes voorfpeld zijn, immer nog aan een men. fcheüjk verftand toegefchenen hebben, ik meen die tijden, waarin die groote vrouw, die met de zon bekleed was, door den grooten draak vervolgd werdt. Als ik een vergelijking wilde maaken tusfehen deze vervolgde vrouw en het recht der menschiic d, anders genoemd de vaare vrijheid, 6! dan kon ik nog een fchoon ftuk voor den dag brengen; dan, N me»  < 98 > men zoude ons welligt van letterdieverij bcfchuldigen, en zeggen (want wat durven afgunftige menfchen niet al zeggen !) dat «rij bij de nagelaten papieren van SEBALDUS NOTHANKER waren ter markt geweest,en die fchandvlek kunnen wij op onzen naam niet dulden. Dit belet intusfchen niet, dat mijn buurvrouw gelijk heeft, wanneer zij zegt dat wij wonderbare tijden beleeyen. Donkere wolken, die zoo lang reeds zich te zamen0pakten, zijn eindelijk over ons uitgeborsten. Wie bezeft, wie gevoelt deze uitbarsting niet? Hoe veel gebeurdtenisfen zijn door die zaamgepakte wolken reeds gebaart! en waar — zegt mij Lezers I waar is nog het eind ! De zoogenoemde volksverlichting is moogelijk een van de blixemflraalen, die uit de losgeborsten wolken zich voordfiingert; cn ach! «at hebben wij dan nog te wagten 1 Hoe gerust, hoe vreedzaam leefden de oude volken onder het beftuur van hun gekroonde Koningen! Vestigen wij het oog op de eeuwen die verloopcn zijn, welk een zagte kalmte bevredigt ftraks onze verbeelding! hoe ecnflemmig dienden, bij voorbeeld, de onderdaanen van NEBUKADNEZAR het gouden beeld, dat hij opgerigt hadt! knielden zij niet, als een éénig man, voor dit fchoon, dit heerlijk godenbeeld? en klommen hunne gebeden niet eenpaarig uit zoo veel duizend onderfcheiden harten? waar is heden die cenftemmigheid van gevoel! die vercemging van Godsdcnstoefcningen ! elk durft in deze tegenwoordige dagen onderfcheiden van anderen denken, en dat nog het meeste te betreuren is, dc ftoudmoedigilen durven vrij uit fpreken; het is waar de onderdaanen van NEBUKADNEZAR zullen ook niet allen op de zelfde wijs gedacht en gevoeld hebben; maar wat kon dit fchaaden? zij knielden toch eenpaarig: en wat was de heilzame oorzaak van zulk een bekoorlijke harmonie? och waarde Lezers! dit was flegts een nietsbeduidende kleinigheid, die niet eens het noemen waardig is; het was alleen een brandende oven, die zevenmaal heeter geftookt was dan gewoonlijk pleeg te gefchieden; waar in al de verloochcnaars van NEBUKADNEZAR's godheid knaphandig moesten gebraa. den worden. Wel nu, wat was dat? de kosten waren niet groot; wat is toch^een weinig hout of turf om een oven S kittend  < 99 > gloeiend heet te maaken, en dat voor een Koning gelijk NEBUKADiMEZAR was ? maar indien ome hcdendaaglche Atheïsten of Gcdlochenaars ook eens allen moesten gebraaden worden, hoe veel ovens waren dan niet nodig ? zijn Babitonifche Majefieie vond flegts drie ftijfkoppen, die maar ftout en fterk bij hun befluit (om den God van hemel en aarde op hun eigen wijs te dienen) bleven volharden. Maar wie weet hoe veel duizenden zich tegenwoordig aan devoorgefchrevenleerftelzels* durven onttrekken ? Dit is zeker, indien zulk een verfchrik. lijk brandende oven aangefteld werd, om de ongeloovigen te bekeercu, hl} *oii ook veel meer uitwerken dan de zuchten van een eenvoudig of droefgeestig menschlijk wezen, ja zelfs oneindig veel meer dan de ijver en de vervloekingen over alle waanwijze pliilozcphen, welke door driftige geestelijken op wier lippen een haat tegen alle ongeloovigen fchuimti uitgedonderd worden; ja veel grooter zoude gewis de uitwerking van zulke brandende ovens wezen dan de uitwerking der gewapende Apostelen van LODEWIJK &m Veertiende, glorijeu. fer gedachtenis, immer geweest is. Doch de harmonie der Godsdienstoefeningen van de Babiloniers brengt mij weer geheel van het fpoor af; de rust, die onder de oude volken heerschte zocht ik immers boven de onze te doen uitfehitteren. Wel nu, ziet op de Egijptenaaren, en erkent hun geluk, waarde Lezers! de Staatkunde was daar alleen tot het hof bepaald, en de verborgenheden van den Godsdienst weiden nimmer buiten den Priesterlijken kring ontdekt; al het overige volk oefende zich maar alleen in gehoorzamen; zij behoefden ook niets anders te weten; wat kon het hun toch fcheelen waar de vruchten van hunnen arbeid (dien zij den Koning en de Priestcren voor een groot deel moesten leveren) toe diende! zij genoten immers de vrijheid, om te mogen arbeiden, en is dat niet al veel voor een getrouw onderdaan ? wat kon hun fchelen, of de wetten, die zij ontvingen, volgends de regelen der zedelijke natuur ingerigt waren ,• hiervoor diende de Koning te zorgen; zij hadden flegts te gehoorzamen. Wat den Godsdienst betrof; de Priesters zeiden hun op een hair af, wat zij gelooven moesten; het onderzoeken kwam niet Na te  < ioo > te pas. Welk een gerustheid.' erf onze Herren Volkverlichters roepen ons onophoudelijk met luider fterame toe : onderzoekt alle dingen en behoud het goede ! Wat is nu gelukzaliger, de geestelijkheid voor ons te laten onderzoeken, of dit zelve te moeten doen? voorzeker immers het eerfte? Het is wel waar, wij hebben allen de zelfde redenlijke vermogens, die de Geestelijken of Priesters bezitten, maar dit doet niets af; wij. zijn verpligt om ons verftand gevangen te leiden;en de reden, dit is een heidensch woord, dat bij ons niet te pas komt; zelfs de Egijptenaaren,fchoon ook heidenen, hadden, wat het gemecne volk betreft, weinig of niets met de reden'op; maar de' Griekfche Vrijheidfehreeuwers, ja dat kan men zeggen, waren rechte voorftanders der reden.' PLATO,SOCR.ATES, en duizend andere waanwijze pHlofophen, beproefden alles wat zij gelooven wilden , en ook alles , wat zij aan hun Leerlingen te gelooven gaven, eerst zorgvuldig, of het met de reden begaanbaar was: maar wat was ook het gevolg hier van? elk, dacht en gevoelde op zijn eigen wijs , èn ziet eens, hoe veel verdeeldheid hierdoor moest geboren worden! Dit was het 'nog niet al; maar het volk, zo algemeen aan onderzoeken cn beproeven gewoon, durfde zelfs elke wet, die het gehoorzaamde, ook al aan de «An beproeven , en alles wat met de reden ftrijdig was, werd knap weg maar verworpen. Zeker de Grieken beleefden ook al menigwerf wonderbaare tijden. Met het hoogfte recht werden zij door de Koningen beoorloogd. Vordert toch de waare menfcheniiefde niet , dat men waanwijze philofophen zoekt uittciocicn ? dat men menfchen, die, na dat zij hun medemensch in de vcrfchriklijkftc rampen , welke uit hun verfoeilijke leeritelzelzels natuurlijk voordvloeien , geftort tc hebben, nog de goeden en dfugdaamen , die noodzakelijk in die rampen moesten declcn, van den troost, die uit dc verwachting van een gelukzalig lot hiernamaals voorspruit, zoeken te beroovcn — vordert de waare menfcbenliefde niet , dat zulke menfchen ftóutmoedig tegengegaan — wat zeg ik 1 dat zij van den aardbodem verdelgd worden ? — Dit begrepen ook de gr ede Perjsaanen. De fficmchlicvcnde Koning XEUXES ver-  < 101 > verzamelde zijn krijgsiiciren, om de zedenbedervende, om de leer der vrijheid uitbreidende Grieken te verdelgan', niet, dat hunne fchoone landerijen, opdat hunne rijkdommen aan den goeden vorst behoorden, och neen! alleen dc liefde voor goede orde, en voor dc oude Koninglijke Conflitutie, voerde XERXES met zijn talrijk leger voor het ilagtveld; alleen die liefde dwong hem , om gijn onderdaanen uit het hart van Per* fien optcroepen — hun aan den vreedzamen Landbouw, of aan de nuttigftc handwerken , zoo wel als aan de lief koozends omhelzing van gade en kinderen te ontrukken , op dat zij in de beruchte vlakte van MARATHON, als de ilagtofl'ers der liefde voor goede orde en voor dc Koninglijke Conflitutie,' zouden vallen. Maar wat raakeu ons Grieken, Egijptenaaren of Perjiaanen? wij weten uit de gefchiedenis overvloedig genoeg, welk een oproer de reden en de vrijheidsmin in die oude tijden reeds aangericht hebben , en hoe gerust de o> wetende, de geheel in domheid weggezonken onderdaanen van mcnschlie. vende koningen leefden. Dc hedendaa'gfche wonderbare tijden, die zo veel ftof tot befchouwmg opleveren, laaten waarlijk geen oogenblik om de oude gefchiedbocken optcflaan over. Nog dit valt mij in het oog, zoo als ik daar een oude Griek' fche Schrijver wat ter zijde wilde leggen , „ het gebeurde eens „ (zugt de Schrijver) dat de Atheuiénjers tegen de Thehaners, ,, die het met den P'crffthen en andere Koningen e:cns waren, „ te velde trokken; verfcheiden dorpen der Thehaners waren „ reeds in handen der Athentênfeti, cn de Stad Theben bevond „ zich vol angst onder de donkerde wolken, die boven haar „ hoofd hingen. Wapens konden niet meer baaten; maar „ gelukkig namen de Thehaners de toevlugt tot hun goud; a hiermede kogten zij den Veldheer der Atheniënfers om; hun „ blinkende fc'nat deedt zijne oogen fchemeren, hij verraadde „ zijn Vaderland, en voerde zijn benden van het Thebaansch „grondgebied; zoo dat de Thehaners konden zeggen met de „ Hebreër: dit zij des morgens klaar, ontwaakten zonder vaar." Dit, lieve Lezers! dit geval moest ik voor u. affchrijvcn , op da: wij hier door ons voorrecht, ons onwaardeerbaar geluk des te duidelijker zouden gevoelen. Wij overwinnen, dank zij N 3 deu  den hemel! door geen verraadend goud. De tijden mogen dan zoo wonderbaar wezen als mijn buurvrouw durft denken, maar wij Nederlanders, wij overwinnen door onze Helden, wapens. Ja! glorierijk nakioost der Batavieren! gij hebt in het voorigc jaar getoond dat het bloed van een CARIOVALD.A,van een C1V1LIS en van al dc bewonderde Helden onder onze voorvaderen, door uwe aderen fpcelde. Was niet de vijand doorgedrongen tot verre over onze grenzen ? een aantal dorpen en eenige vestingen waren in zijse magt. Den fnooden DUMOURIEZ , van wien geheel de wereld gruwt , fcheen tot in het hart van ons Vaderland zijn' Vrijheidsboom te willen planten; maar hij is gevlugt en ons land is gezuiverd van de afgodendienaaren der Reden. Mijn goede buurvrouw (mijn Lezers zien toch duidelijk dat ik met mijn buurvrouw in een goede verflandhouding leef en dat is ook waarlijk zoo,ik mag de floof bij uitnemenheid wei lijden, om dat zij een goed hart heeft; maar nu, wat hebt gij ook met mijn buurvrouw te doen"' ik wilde maar zeggen, dat zij mij daar juist een Dichtftuk brengt, door de Kindermeid van Mevrouw T., op de verjaardag van dc Baker gemaakt, cn dat juist betrekking beeft tot het onderwerp, dat wij thands befthouwen; ik wil het cerire Couplet, om dat het-de glorie van mijn Landgenooten betreft, hier affchrijvcn. (De Lezer geliefd te weten, dat Bakers Jaardag op den 19 Februarij voorviel.) Dus luidt het t Wat geruster, eedle fchaar ƒ■ Zijn wij heden bij elkaar, Dan nu juist een Jaar geleden, Ta en was vreugd, door angst bekneld, DUMOURIEZ hadt ons ontfield, Was reeds in ens land getreden; , Dan ons Krijgsvolk onvertzaagd, Heeft hem op de vlucht gejaagd.  < i03 > Ja wel mag men ons krijgsvolk ónvertzaagd noemen! liepen de Franfchen niet, even als kippen, die zoo maar in de vlugt de koppen afgehakt zijn? het was waarlijk of zij doot de fchrik hersfens en zinnen verloren hadden, en men kon met het hoogde recht van alle onze onvertzaagde Helden, ja van elk der Helden afzonderlijk kon men al juichend in trommelende reien zingen, hij trekt jloütmoedig voord, waar kif geen vijand ziet. Ik ben intusfchen grootsch Op mijn Landgenooten; ik weet «ker dat de Baron VAN DER TRENCK in deze dagen zulk een zot leugenachtig getuigenis van de nederlandfehe dapperheid niet zoude geven, gelijk hij voorheen gedaan heeft. Nu moeten wij nog een bezwaard geweten zoeken te ver'khten, en dan denken wij wat rust te neemen. ËRIEV AAN DEN WERELD.BESCHOUWER. LIEVE WERELD-BESCHOUWER! Ik ben een oud vroom man, geboren te Nieuwerkerk, en woonachtig te Kralingen. Ik heb nu drie en-veertig jaar met Geertje Janfen het huwelijksbed onbevlekt bewaard; ook heb ik vijf Zoonsm en zes Dogteren gewonnen , waar van reeds vier in den Heere ontilapcn zijn ; de overige zijn reeds lang wettige mannen of vrouwen geworden. Zie daar , mijn levensgefchiedenis. Dat ik u heden fchrijf, is daarom, om dat Ik gehoord heb, dat gij veel verftand hebt, en dat gij u met alle dingen wilt bemoeien; wel nu, lost mij deze gemoedszwarigheid dan eens op: de Franzen zijn Aitcïsten, dat fpreekt van zelfs ; maar nu , kan ik niet begrijpen, hoe dat dit goddeloozc volk zoo lang kan ftaande blijven, en zoo wonderbaarlijk voortgeholpen wordt. De Mogenheden der aarde konnen het niet dulden, en zoeken het daarom uitteroeicn en evenwel de God van hemel en aarde laat niet alleen zijn lieflijke zon over Frankrijk nog opgaan, maar fchijnt ook menigvverf voorjhun te ftrijden. Want wie aan een Voorzienigheid gelooft, moet toch toeftemmen, dat zoo veel duidend dui"  < 104 > duizenden, die van de vcreenigde Mogcnhcden reeds in den ftrijd gevallen zijn, niet zonder de toelating van een hooger wezen vallen : nu lees ik daar nog een voorvalletje in de Courant, dat te Worm gebeurd is; daar hadden de geestelijken cn domheeren een onberekenbaren iehat ia een ondcraardsch gewelf geborgen; maar kijk, de Atteïstifchc Franzcn komen, tn willen dc klok uic den toren haaien , zeker om daar een ftuk kanon van te maaken; en wat gebeurd? de klok valt, cn dar, veel verder als hij natuurlijk moest vallen, op het gewelf, daar dc fchat onder was, het gewei f breekt, en de Fronzen voeren alles weg; werkt hier de Voorzienigheid onder, of wat kan het anders wezen ? mooglijk een booze geest? maar die kan ook zoo veel magt niet hebben, om attetsten, ten koste van gcloovige menfchen, te verrijken. Antwoord nüj hier eens op, ik blijf uw dienaar KRIJN REGTZINNIG. Met weinig woorden antwoorden wij onzen goeden Krijn, dat het Opperwezen volmaakt «ijs is; dat al zijn handelingen uit de volmaakfte liefde voordvloeien ; dat geen vogeltjen op' de aarde valt zonder zijn wil,- dat hij dus den dood van elk mensch tot heilzame eindens doet dienen,-maar dat de mensch rekenfehap zal afgevorderd worden van zijn daaden,en vooral van zijn redenlijke vermogens, of hij die hefteed heeft omtc onderzoeken, of dc oorzaak waarom hij ftrijd op recht cn billijkheid gegrond is, dan niet; en wee cie ongelukkigcn die het recht der zedelijke natuur zoeken te verkragten! . Deze Ns. worden telkens uitgegeeven a i| ftuiv. te Rotterdam bij v. Zanten, 1). Fis en Holflein: Dordt Blusfe en Zoon en Krap ; Haarlem Teitmaru en Walree en Comp.; Leiden Onnehnk en Cijj'veer; Gouda Ferblaauw, 's Hage Plaat; Schiedam Poolman; Zaandam Kool; Alkmaar Handt; Hoorn C. Jlrcebaart, Woerden Evers; Utrecht de Waal cn Utterloo; Groningen Oomkens; Leeuwarden v. Sligh; Francker Romqr; St. Anna Visfer; Harlingen Stuurman; Bergen op-Zoom v. Riemsdiik en lironkhoist; 's Bosch Noman en Zoon ; Breda Oukoop; Middelburg Wed. 'j. Abrahams. — En verders door geheel Nederland.  D E WERELD-BESCHOUWER. N°. 14. Bij al de laxtftn, op 't graf van (Irijdren pronkt», Zijn weinigen flegts '1 glorijloon; De meesten ziin uit gunst aan (laafsch gebroed gefchonken, 't Geweten ylcgt de.r irnaven kroon. VAN DE OVERWINNINGEN. J)at men veel bekwaamheid nodig, heeft om te overwinoen , zal geen dagelijks Mensch , geen Filofoof, geen Dichter , geen Engel zelfs, tegenfpreken; om deze rede kan ik dus vrijmoedig zeggen, dat ik mijn gcagte lezers, bij den aanvang van deze verhandeling, op een foort van grondfttlling onthaale. Ja gewis, tot overwinnen wordt veel bekwaamheid Ov ver-.  *C IOG" > vereischt. Vraa;t m-n, welke overwinningen ik bedoel? ik antwoord.- , alle overwinningen, die maar uittedenken zijn overwinningen, over ons zelvcn, over vooroordeelen, over bijgeloof, over geestelijke of licbaamlijke vijanden, en in het kort, over alles, wat van de fchepping der wereld af tot aan de voleinding der dingen toe, te overwinnen was , is, of zal wezen. Het is waar, daar zijn voorbeelden , dat onbekwaame lieden, groote overwinningen behaald hebben, doch in zulk een geval werkte de eene of andere omftandigheid van buitan af mede, en vernederde de geheele overwinning tot eene toevallige gebeurdtenis: zoo kan, bij voorbeeld, een andersfins moedige J.eenw zonder bekwaamheid overwonnen worden, wanneer het dier door honger verdaauwd is , of te vooren door andere Leeuwcnftrijdcrs reeds gevangen en gekluisterd is; zoo kan ook een mensch zich zclven overwinnen, wanneer zijn natuurlijk geitel, wanneer den aardt van zijn geheel aanwezen, geen woedende driften immer doet geboren worden, of. geen ftormende hartstochten doet ontdaan; maar wat zijn toch zulke overwinningen in het oog des cerzuchü'gen.' niets, geheel niets : de roemzieke held zal de wa. pens tegen geen kin.d opvatten; hij (lapt grootmoedig over zijn flapenden vijand heen, cn daagt kampvechters uit, die hem infterktecn fierheid gelijken,'of zelfs overtreffen. Om lichaamlijke vijanden te overwinnen, wordt zoowel kracht en derkte van fpieren en zenuwen, als een fchrander beleid gevorderd; en hij, die een ftrijd begint, zonder dat hij zijne bekwaamheden kent en vertrouwt, is een ligtzinnige of een dwaas. Indien SIMSON dc I.ccuw, dien hij op d en weg ontmoette , was aangevallen met geen grooter kragten dan die van een wél geparfumeurd Salet - jonkertjen , dan waar hij niet alleen gek geweest, maar het bevallig meisjen uit Thtmnath hadt gewis de doocivan haarCti Hebreenwfchen minnaar betreurd; cn was cenen Giiekfeh.e MILTIADES het ontzaglijk leger der Perjiaaxtu aangevallen met geen meer krijgskunde, dan waarmede de jlomeihfcne C A L 1 GUL A tegen dc bearen der zee de wapens.aa^g jrde , nimmer hadden tic Grieken hun glorijrij^ejoverwinbingen door het nageffacfit doen bewonderen; cu waar  < IQ; > waar is de Wijsgeer, die zieh zeiven weet tc overwinnen?... die n.e: overtuigd is, da: hier;oe de grootste bekwaamheid vereischt wordt ? Hst is dó flcjifté, de grootjle held, die zich zeiyen overwint, zoo luidde de Godfpraak van liet Grieksclx Orakel, en na lang zoekeu, vond men in SOKRATES dezen Held, fchoon hij geen legers tc gebieden hadt, en geen zwaard op zijde droeg. Zich zclven te overwinnen — ja waarlijk, d.t is voort'reflijker heldendaad dan de fterkfte ftad in tc neenjen; zoo meen ik, fpreekt ook de Koning SALOMO N, van wien getuigd wordt, dat wijsheid zijn lief.ftc gezellin was. Maar dwaalen wij niet menigwerf, waarde lezers! in ons oordeel over de zclfsverwinuing ? ik geloof ja; warit wij befchouwen, zulke overwinningen doorgaands uit een verkeerd oogpunt;, wij houder, voor vijanden, die in den aard geen vijanden zijn, en roemen èe"ri natuurlijken afkeer als een daadiijke overwinning op geheel onvijandige of Zetfs onaanwezige geneigdheden behaald; bij vooibecid , dat ik laagebt dierlijken wellust en overdaad, als pesten van reden, Van verftand en gezondheid, haat en fchiiw, kan ik geen overwinning noemen, wijl ik in de daad geen ftrijd gevoerd heb; maar door een inwendig gevoel van redelijke fehoonheid cn orde, zo wel als dooreen onweêrftaanbare liefde tot het vorderen in kennis cn wijsheid, word ik gedwongen om wellust cn overdaad te f-huwen, zo fterk zelfs, dat ik een overwinning op mij zclven zou behaaleu , wanneer ik die gedrochtiijke monsters liefkoosde. Dat een wij;geerige Menfchenvriemf, die de waarde der dingen onderzoekt en kent, den rijkdom veracht, cn een befpotteuden blik op kroon en fcepters werpt, dit is geen overwinning'; want wat heeft hij toch tc beftrij.den? maar wanneer de rijke iMU.KAS de pligten van een Kristen éénmaal gevoelt, en, door dit gevoel getroffen, zijn zwaar; .geldkist'opent, en een ongelukkig, een noodlijdend huisgezin van armaê cn fchandc bevrijdt, ö dit is ceu overwinning die mijn ziel toejuicht! Op de zelfde wijze gaat het met de overwinningen op vooroordeel en bijgeloof. Dai de ondadelijke FALMONT met geringe handwerkslieden verkeert, zich met umtroozen en foldaatm in een gemeené bier. O 2 kroeg  < io8 > kroeg vrolijk maakt; dat hij R O ZETTE, een ligtvaardi., dienstmeisjcn , openlijk door het huwlijk aan hem doet ver. binden, dit zijn geen overwinningen; F ALM ONT hadt géheel zijn redelijk gevoel verwaarloosd, hij hadt even weinig kennis aan wezenlijke eere en waare grootheid van ziel, alï aan dc flaaffche vooroordcelen des ingebeeldcn adels;maar dit de grootmoedige DORVAL alle onverdiende voorrechten veragt, dat hij de Wapenfchilden van ridderlijke Voorouderen, (als de ellendige getuigen van woeste trotsheid eri valfche glorij/.ucht) befpot, dat DORVAL de waare gelijkheid der menfchen eerbiedige, dat hij de aangeboren rechten van den armoedigen bewooner der hutten, of van den knegt, die vrijwillig zijn kragteo en tijd aan hun verhuurde, dat hij de aan. geb iren rechten van dezen even heilighaudt als de zijne, even ongefchor den zoekt te bewaaren.* als die van de bewooneren der Paleizen , dit zijn fchoone overwinningen op het vooroordeel; ja! dat de waarlijk edele DORVAL geen glorij zoekt in de onwettige verheffing boven zijne broederen, maar in den naam van Bwger, en in die van Menfchenvriend de grootfte eer, de hoogfte waardigheid ftelt; dat DORVAL de deugden van geringe werklieden meer eerbiedigt dart de blinkende trotsheid Van rijke Booswichten; dat hij de' edelaard;ge, de verftandige', burgerlijke JULIA door de heiligfte, de overeenttemmendfte liefde aai htm verbindt, ondanks de befc'himping van laaghartige Bloedverwanten, die hem de verftandelooze of kwaadaardige Fnule LEONORA wilden opdringen; dit zijn duurzaame zegetekens, voor den Verwinnaar van het kluisterend vooroordeel opgerigt. Dat een gedachtenloos jongeling met dea Godsdienst, waarin hij opgevoed is, den fpot drijft; dit is geen oveiwinning, maar het fprekend bewijs van een vcrwaar. loosd, of va» een ten uiterften bedorven hart: maar dat cca Ged,Tuchtig Vrijdenker alle gevoelens omtrend den Godsdienst verdraagt, dat hij all' de onderfcheiden Belijders als broeders bemint, dat hij de dwaalenden zelfs befchermt, eh als Gods geliefde kinderen befchouwt; dit zijn glorijiijke overwinningen, die een gezond werkend verftand weet te bchaalen. Dat verfeheiden Volken zig verbinden om een eenig Volk te dwingen ia  < xo9 > en te verraden , dat zij hierin naar hunnen wensch flagen, dat zij door overmagt de vestingen doen bezwijken , cn het weerloos Land verwoesten, of dat zij door hun goud de Veldheeren van het moedig volk, dat zij willen verdelgen, omkoopen j en zelf de verradende moorders in den boezem des Lands aankweeken, dit zijn geen overwinningen maar de heldendaaden der dwinglandij. Moedige Legerfchaaren, die het wetboek der zedelijke natuur verdedigen, die volgens de Leer van JEZUS hunne Vijanden, wanneer die ontwapend zijn, weldoen, en als menfchen , als Broeders behandelen, deeze ftichten de waare glorijteekens op Aarden, over deeze Legers klapt de Overwinning haar Chcrubijne vleuglen, en ademt over elke Heldendaad de lieflijke geuren der onfteiflijkheid. F A B É L, Een Schepzel, dat men Koning neemt; Wiens Vader, Volk bij Volk, hadt voor zijn Troon doen knielen. Ontcijferde eens het recht van vrijgeboren zielen, Waarop elk Menschlijk Wezen roemt Hoe ? deed een Koning dit ?.. door welk een geest gedreven 7 Zwijgt Lezer»! zwijgt — wat wordt in /VjJ'fcnnictgefchreven? Denkt aan een GELLERT, die den Ezel Raadsheer maakt.... Genoeg, mijn Koning dacht grootmoedig, Hij was meêdogend, wijs en goedig, ->— Hij wierp de ketens weg, en heeft zijn Kroon verzaakt. O 3 „ Niet  C no > f „ Niet Wgcr (fprak hij) wordt mijn hand „Ontheiligd, door mijn Volk gekluisterd om te leiden, » Geen Troon, gCCn Scepter, moet m jn r,;ajefleit vcrhiciden, „ Mijn roem is de eer van 't Vaderland „ Laat vrij een bcus'lcnd Kind op blinkend fpcclgocJ roemen, „ Bij moet incn Menfclienyrlend of Wereldburger noemen. „Komt Erocdrcn! opgevoed in w reede Slaavernij, „ Herneemt uw recht, gevoelt uw waarde ; ,, God fchiep geen Koning op deze Aarde „Wij allen zijn zijn kroost — vervloekt zij dwiuglandij) „ Dat waare Volksverlichting blink' — „ Op dat zich elk vol moed vöor eigen rechten wapen; „ Nooit moet ge in 't add'renncst der flaaffchc Dweepzucht flaapen. „Mijn Volk komt, dat uw Loflied klink'. „ Dat woest vooroordeel fmoor', dat helfche Tweedracht fluimer', „Nu fmaak ik 't waar geluk; mijn GOD! ik adem ruimer » Geen Kroon ontfierd mijn hoofd, geen Star onteert mijn borst. „ Ik fchonk de ontwrongen Vrijheid weder • „Gods eeuwig beeld, zoo groot a!s teder, „ Ycrfideltmijnbeflaan." — komt, Lózers! roemt mijn' Vorst f OUDE  < III > OUDE KRIJGSZANG DER BATAVIEREN. In ie lijden van CLAUDIUS CIVILIS gezongen. Helden! waar, waar zijn dc Zwaarden! Grijpt de Schilden van den Wand; Hoort den Krijg, hjj brult verwoesting, Zweert aan Vrijheid eeuwig trouw. Helden, zweert — de Godheid luistert Hoort, een ftormwind ruischt door "t woud; Hoort, die ftormwind draagt uw Vad'ren Die voor lang geftorven zijn ; — Ja geftorven, maar als Heiden, Strijdend voor hun Vaderland , Strijdend voor hun Recht cn Vrijheid; Helden — door geen boei ontcerd ; Op de vleuglen van den ftormwind Zweeven zij om ft moedig kroost: Zweert — uw Vaders zijn getuigen , Zweert aan 't Vaderland uw trouw; Zweert den Oorlog tegen Monsters, Monsters door Natuur vervloekt Monsf.rs, die gehuurde Slaven Waap'uen tegen 't meuschlijk recht; Batavieren! zweert befehenning Aan vertrapte onnozelheid; Zweert uw hulp , uw Broederker.'e Aan elk Volk dat ketens breekt; Nimmer bloede een cedle boezem Djor uw moordend ftaal gegriefd; Zoudt ge ook als gehuurde beulen Strijden met een llaafsch gebroed?.. Batavieren! Held CIVILIS Wenkt u, volgt zijn glorijvaan .— Volgt,  < 112 > Volgt, vcrfcheurt den Roomfchen Aad'laat —? 't Bloed der Onfchuld fchreeuwt om wraak, Batavieren ! welk een glorij! Ja gij fchudt uw Heldenfpeer; 't Woud verjongd, de flormen zwijgen, 't Schimmenhcir der Vadren juicht. Eerbrc Vrouwen , kuifche Maagden , Tecdre Kindren juichen meê. Helden! fpiegelt hier uw grootheid In de vreugd der weerloosheid. Strijdt —— keert zegepraalend weder —•. Vloekt 't verradend Zelfbelang; Recht cn Vrijheid, ftout verdedigd, Vlechten dan uw Burgerkroon. Deze Ns. worden telkens uitgegeeven k i| Stuiver te Rotterdam bij y d. Dries, Danferweg: Dordt Morks, de Wugt, de Leeuw en y. Braam ; Haarlem y. Brusfel, Bohti: Leyden Trap, v. Thoir: Gouda v. Son: 's Hage y. Dreehi : Schiedam Bakker: Zaandam y. /laken: Alkmaar Molkman en Comp. : Hoorn Vermandei: Schoonhoven Schicke : Maasfluis v. Lopik : Utrecht Wed. Terveen en Zoon; Groningen Hovingh : Leeuwarden y. d. Haak : Bolsward Welling»; Campen Brok: Zwol F. Clement: Deventer Brouwer: Zutphen y. Eldick : Arnhem Stoelman: Vlisfingen Corbelyn: Middelburg Keel, ff etters. — En verders door geheel Nederland.  D E WEÜE3L3P-BESCHOUWER* N°. 15. Somma ne cures , nam fallttnt fomnia phtres. TWEE BRIEVEN. MIJN HEER DE WERELD • BESCHOUWER ! T J-ndien ik wist dat je ookVraagen aannam voor jou Blaadje, zou ik je eens een Vraagje zenden, en wel: Moet men tig •stel te veel verblijden ? want hoor, ik zal het van al mijn dagen niet vergeten, dat ik mijn daar zo voor nietmctal verheugd heb. Je moet dan weten, ik ben, met reverentie gefproken, Schoolmeester op ons Dorp, en dus behoor ik, zo als je ligt P vat-  < 114 > vatten kunt, nog zo wat onder dc aanzienlijkften; ik ben ook bij dc voornaamfte Lui zeer gezien, als bij den Schout-, den Secretaris, den Domné, dc Welgebooren Mannen, en wat di"s meer zij: nu hebben wij al menigmaal onder ons gediseoureerd over den Oorlog en dc Atheïsterij der Franfchen en diergelijke; Domine heefe ook al zo menigmaal 'er om gezucht; maar al dat zuchten cn praaten heeft'er, tot nog toe, al zo min aan geholpen, als de dapperheid van onze onverwinnelijke Helden, vereenigd met dc Keurbenden van de Et,* topefche Vorsten, en de Bankblikfcms van den Koomfchen $toel. — Maar och lieve Heer! daar zit ik mijne aandagt te fcherpen in het begin der voorledene. week, in het Boek der Openbaaringe van JOANNES, daar komt me onze Secretaris inftuiven, met een briefjen in de hand, dat hij zo aanironds van den Schout gekregen hadt; nu, dat is bij ons al een heel wigtig en geloofbaar Man; die melde hem daar, datParijs ge, heel en-al omgekeerd was, dat Robespierre met 40,000 Man het kleine Koninkje uit dien lelijkcn Tempel had gehaald, en op den Troon zijner Voorouderen herOeld had. Weijeemeni)ik fprong wel drie voet van den grond, toen ik dat hoorde; ik liet me direSi me Zondagfe Paruik geven, om bij de goeije Vrienden die tijding eens te gaan vc;tellen, de zwarte Rok moest 'er ook op an; zoo als ik daar mee bezig was, komt daar de Meester ook al danzend? cn fprimgende in ; hij fchreeuw, de zo verdort, dat het me door mijn hoofd klonk, en hij maakte met zijn lange becnen zulke fraaije Caprioolen, dathij in zijn drift de Tafel en de Openbaaringe JOANNES het onderfte boven dcedt buitelen; in het kort, het heele Dorp raakte op de been, bchalvcn zekere Lui, hem! hem! je verftaat me wel! die moesten mooi moeltje toe houden, of ze konden 'er op krijgen, dat is 'er nog niet vergeeten, neen zeker —■ Men danste en hoezcede den heelen nagr door, en men at cn dronk op de welvaart van de jonge LODEWIJK, dat het een lust om te zien was. Ja mijn Ondermeester, dat een geeatigc bol is, en die al een mond vol Fransch ken, maakte üo maar daadelijk een Liedjen voor de Jongens die Fransch.  r*Tansch lecren; het is zoo moorddaadig lang, dat ik het niet in zijn geheel kan uitfchrijven, maar het üot yan ieder vaers was altijd: ■Ah ca ira ! Paris eil prïs, Notre grand Bailli fa ai tl Eindelijk begon men te bedenken , dat 'er wel wat 'meer van te hooren zou zijn, en dat 'er dus vast een Extraordinaire Courant van uit zou kofficn. SIJMEN de Grutter liet dircll zijn beste paard Van het ftal haaien, en liet de knegt daadelijk naar de Stad rijden, met uitdrukkelijk bevél, om niet zonder Extraordinaire Courant terug te komen, onderttisfchen zou Dominé op een klein D^nkzeggingjen Jludetrin. Wij wachten dus geduldig den dag ten einde, maar wie kwam of niet kwam, daar kwam geen knegt; wij maakten ons niet Weinig ongerust; de eene dar verliep vóór en de ander na, en wij dachten vast ds- onze Expresfe naar Parijs om echte berichten gereeden wa;;maar ziet daar, komt de kaerel eindelijk daags na Eedendag als een duivel gereeden; SIJMEPJ knorde nog al zo wat, maar zijn knegt; die zeker een Kleinzoon van TH IJL UILENSPIEGEL zijn moet, bngt Voor zijfl verfchooning in, dat de Baas belast hadt hij niet zonder Extr. Courant terug moest komen, cn dat dit de eerde was, die in al dien tijd in het licht gekomen was. Hoe nauwkeurig hij zulks ook onderzocht hadt, hij bragt werkelijk een Goudfcke Extra Courant van Donderdag 27 Maart mede; maar de Hemel bewaar ons , da: was cèn heel andere Historie, in plaats dat die vermalidijde Rotte/piering, of hoe hiet de vent, de Kpning zou geholpen hebben, heeft hij en de zijnen al die knaapen, die zich hadden laaten omkoopen, bij de kop laten vatten, die zij Zeker zoo lang niet zullen behoeven te dragen als ze reeds gedaan hebben; wel hoor, ik weet niet, dat ik van al mijn dagen zoo gefehrikt heb, als toen ik dat las. Pa tti  < n6 > De *^ z.t net of hij van 't weêr geflagen was; ken 3e thands de ^ wei uit zijt] gezicht preeken. de fc «r«»w bromt in het heimelijke op den cn SIIMEN ^vloekt op den ScHout, op den op den Koning (de Heere vergeeve het hem!) op ROBESPIERRE en op al wat h,j z,ct; de knegt wil hij de deur uitfehoppen , want die heeft daar ruim anderhalve weck op zijn kosten in de Stad, met zijn paard, in den Oranje-Boom lustig gegceten en gedronken; in het kort, het is een boel, daar je gek van zou worden. — Het flimfte is, dat dc jongens dat vervloerife deuntje niet of kunnen wennen, die lollen den heelen dag, M ea ira ! Paris ejlpris, &c. en ik zal waarlijk den ftok moeten gebruiken om het 'er uit te krijgen, want de Schout, die eerst niet weinig deborst vooruit ftak,wordtnu zo nijdig als een fpin, als hij het hoort zingen. — En die zekere Lui daar ik je ftrakjes van fprak, zeggen wel niemendal, maar zé kijken je zoo maar eens op zij an, net of ze zeggen willen c'at is nis, Maat! — De reden waarom ik dit nü zo eens aan je gefchreeven heb, is, dat ik wel wenschte, dat, daar je zoo wel eens ee" Befcbouwingje maakt , over de Wereldfche Zaken, je die gevalletje aan jc Lezers ook wel eens als een Haaltje zou kunnen onder het oog brengen, en hen waarfchuwen, dat zij zig nimmer te veel verblijden moeten. Dit doende, zal je me zeer verpligten, en zoo 'er op om Dorpje iets aanmerkelijks voorvalt, zal ik het teiftond fchrijven, ik ben intusfeuen uw genegen Lezer CORNELIS VVILLEMSE. Voor mijn Lesfenaar, den 29 Maart 1794* MIJN  < "7 > # MIJN HEER. DE WERELDBESCHOUWER.! Gij doet nog al eens een reisjen, waar van gij ons uwe ontmoetingen verhaalt — wel nu, ik heb ook een reisjen gedaan, en dat naar gewesten, waar van men zeldzaam te rug komt — evenwel het is mij gelukt —- zie hier een kort r.arré. Na van mijn Vrouw en Kinderen affcheid genomen te hebben , ging ik van hier naar Zeeland, met oogmerk om eenige gelden in te vorderen (je moet weten, ik ben een Houtkooper , en beb zelfs twee Zaagmolens. De leverantie gaat flegt , wij kunnen het naauwlijks maaiende houden; evenwel wij moeten ieder weck onze kncgton , die geen half werk doen , want wij maaien al dikwerf om te maaien, betaalen) Nu dat raakt dc wereld niet ; dit is mijn zaak — maar dat ik zeggen wil ik ging dan op reis ■— Te Am.' flrldam komende , trof ik gezelfchap aan, en wel twee goede, bekenden; deze Helden mij voor, eerst een reisjen naar de Generaliteitslanden , en 7.0 naar de grsnzen te doen. — Ik was hier toe zeer wel over te haaien—te meer, daar wij ook naar Brusftl zouden gaan , alzo men mij zeide, dat die Brusfelfchc mcisjens 'erbevallig uitzagen.—— 'tIs v-aar, ik. ben wel getrouwd, maar mijn Vrouw neemt dat zo nauw niet;ook ziet ze mij aan voor een braaf en getrouw man , die om heel de wereld bij geen andere flapen zoude ■— ik laat haar in dien dut —cn behandele de goede (loof met achting. — Wij gingen dan op reis; in de trekfehuit op Haarlem moesten wij in het ruim — in de roef mogten wij niet, eene Domine-met een groote paruik hadt dien gehuurd; wij dachten nog al, hij zou ons. een plaatsjen geprcfenteerd hebben; maar neen — dit was voor anderen, omtrend half weg traden twee Geestelijke Zu«. ters in de Schuit, die Domine met een hartel.ijken zoen ver. welkomde. — Wij hadden eenige Vischwijven in ons.gezellchap, die elkander over Vaderlandfche zaken, nog • oor: wij aan wal waren, deftig afrosten. — Van Haar.Um .gingen P 3 wij  < n8 > wij naar Leydeir; hier hoorden wij het afïterven van PiERRB COSSE zaliger; nog hadt hij in zijn laatile oogenbiikken wraak geroepen tegen de Franfche moordenaars, kortom, hij was in zijn politiek geloof geftorven. — Tc Uydcn hadt men het vrij druk over den Slmtent, die daar onlangs was nefrge* fabeld — de Studenten (zeide men) zouden zich wreeken > elk was vol moed; maat niemknd wilde de eerfté wezen met dat al geloof ik , dat die Ilooge School door dat gevalletje wel eens een gev0e:ige neep kon bekomen want wie zal zijn Kind Wagen aan dc grillen van eenert losfen Commandant _ dan laat ik voortgaan. - Toen wij te Rotterdam kwamen , wandelden wij naar het pentegat — zo meen ik heet dat water — maar 'er kwam intusfehen een dikke mist op _ ik verloor mijne reisgezellen , en bereikte eindelijk eene rivier , waar ik een man met een fehuit vond — ik vraagde hem, of hij mij wilde overzetten — „ ja wel, zeide hij, als ik het land maar kart „ weer vinden" _ ik fprong in de boot, hij aan het roeien; en na een uur geroeid te hebben, fchreeuwde hij met een vloek: „waar wij belanden zullen weet ik niet!" - -j hij roeide al voord , en bleef roeien , eh vondt al roeiende geen land, hoe hij ook vloekte en raasde. » Eindelijk hoorden wij een vreeslijk geraas, „ wij zullen daaf „ maar op aanhouden" (zeide mijn KAR ON; „ want daar woonert „ menfchen." — Zo was het ook; wij vonden ftrand, maarwisten niet waar heen, zo pekdonker was het — wij fchreeuwden: hola 1 is 'er volk! weldra kwam daar iemand met een lamaarntjen; hij hadt een rood» muts.op en een japon aan: zo vrienden! zeide hij, flapt maar uit, eH volgt mij! Hij geleidde ons langs een hoogen berg, en verzocht ons, toen wij aan een trap kwamen, die naar beneden ging, hem te volgen — aan ieder hair hing mij een zweetdruppel —» doch mijn Schipper riep geduurig , waar b.. end., moet dai heen? Toen wij beneden kwamen, ging de deur open —en hemel / watverfchrikte ik / ik zach hier duizenden van mem fchen ~ zo noem ik ze, want hunne gedaanten, hoewel zo VasS  < H9 > vast van fubjlantie niet als de onze, waren het volkomen —« ook fpraken zij ; men hadt hier allerlei foort van Volken, Franfchen, Engelfchen, Pruhfchen, enz. „Dit, mijne Hee- „ ren.' zeide onze Leidsman, is het verblijf van die genen, „ die van de aarde vertrekken / — elk houdt zich hier bezig „ met zijne voorige lotgevallen en daaden re verbaalen en nog „ zijne plannen uit te voeren." — Ik bekwam nu eenigzins van mijne ontsteltenis, en vroeg hem „ of'er altijd zulk een M verbaasd leven in deze plaats was?" — Neen, (andwoordde „ hij) dat komt van den oorlog, die op aarde gevoerd wordt; „ als de gefneuvelden van onderfcheiden partijen elkander hier „ ontmoeten , dan vegten ze geduurig — hier van al die „ vegtpartijen, die ge daar ginds befchouwt." — Ook zag ik 'er «enigen zonder armen en beenen, ja zelfs zonder hoofden — ik gaf hier over mijne verwondering te kennen; dan hij verzekerde mij, dat men daar geene hoofden of eenige andere deelen van 's menfchen lichaam fabriceere» kon — zo als men daar kwam, moest men blijven ; die op aarde zijn hoofd ,arm, of been verloren hadde, die moest zich da: hier getroosten echter wist m.'n voor veele dingen nog al een middeltjen. , Zo leerden die genen, welke geen hoofd hadden, het fpreken met de huik — cn dergelijke buikfprekers waren 'er hier veclen. Onder ons discours verhief het gedruisch zo geweldig, dat mijn gids naar de rede daar van vraagde; hem wordt bericht, dat 'er een twintig voornaame perfonen binnen traden, die in Frankrijk geguillotineerd waren — zo, zeide hij, dan kan ik het hegrijpen. Ik vraagde hem waarom ? „ wel „ (zeide hij) hier zijn veele Franfche Patriotten ,• zo dra 'er „ nu verraders hunner broederen hier komen, dan worden zij „ djor die Patriotten vreeslijk gehavend." — „ Kom (ver„ volgde hij) laat ons wat nader treden" — ja, daar zag ik het leven; nooit heb ik lichaamen zo zien teisteren "den naam van HbBERT hoorde ik dikwerf uitgillen, ik zag nu cn dan een brok van zijn lichaam afrukken — nooit zag ik een vreeslijïer vertoon intusfehen verlangde ik weer van hier te vertrekken dan vooraf vraagde ik, of zij ook  «s* °P "rde d«den „ ja wel, (zeide die vriendelijke „man) wij hebben hier alles noodig; zelfs hebben wij febe.. „ pen op zee — waar in handelt mijn Heer ï" IK In Hout. HIJ. „ Zo, dat hebben wij noodig." IK. Waar vao geliefd gij gediend? Hier op gaf hij mij eene commisjte van groote waarde ——doen vervolgde ik : Waar zal ik mijn Heer die zenden ? en waar ontvang ik het geld? HIJ. „ In 't Kanaal,daar zal uw Schip met houten algeno» „ men worden ; uw Schipper zal voor alles geld ontvangen , en „ weder bij u komen." Ik annoteerde alles zorgvuldig en terwijl ik hier mede bezig was, hoorde ik eensklaps een ijslijk gefchreeuw Fiva la Repitllique! Van dit gefchreeuw ontwaakte ik , en ik bevond mij in de armen van mijn lieve Trijntjen. Heb medelijden met eenen te loorgeftelde DROOMER. Te BODEGRAVEN, Bij T. ME IJ ER , Boekverkooper. Deze Ns. worden mede uitgegeeven k il ftuiv. teRott. bij ris, Meijer, Holjleijn, enz.Dordt Blusjé en de Plugt; Leid.cn/Ierdingh; Haarlem Tettmans en van Brusfel; Delft Roelofswaard; Gouda Buma; Utr. Fisch; Wed. Ter Feen ; Paddenburg enz.; Leeuwarden v. Sligh en v. d. Haak; Groningen Hovingh en Oomkens; Deventer Brouwer; Zwol F. ClementNijmegen v. Goor ; Zutphen van Eldii; Middelb. Keel, Wetters en Wed Abrahams; Breda v. Bergen; 's Bosch Pallier; Bcrgen-op Zoom v. Riemsdijk, en verders door geheel l\'e^ der'.ar.d, bij meest alle Boekhandelaars.  DE «•* WERELD-BESCHOUWER* N°. 16. teert yan mij, dat ik zachtmoedig btu. JESUS KRISTUS. OVER DE DOODSTRAFFEN. WAARDE WERELD-BESCHOUWER! TT we bcfchouwingen , die gij mij 'swceklijks 'mededeelt, behaagen mij op den duur zeer wel. — Ik houde van een vrolijken Schrijftrant — maar tevens ben ik op zaken gezet ; met loutere woordenklanken kan ik mij niet vermaaken. — Gij voldoet mij zo in ftijl als in zaken zeer wel; ik zeg dat niet, om u in 't. aangezicht te prijzen; neen, maar om uaan Q te  < 122 > te moedigen, dat gij op die wijze zoudt voordvaren , met uw© Landgenooten te verlichten en te verbeteren. Ik begrijp, dat het moeilijk zal vallen, om ieder week ons iets nieuws te geven — cn dat vooral in deze tegenwoordigen tijd , waar in alles zo recht uit niet wil ncch mag gezegd worden. — Ook waarfchouw ik u , voorzigtig te zijn , want ser is een zeker foort van Geestelijken , dat reeds tegen u begint te woeden; en gij weet, dat dezen niet rusten, voor zij dc prooi beet — en verfcheurd hebben. Doch hier van genoeg. Deze is eigenlijk ingerigt , om u iets voor uw weekblad mededeelen,- m'sfchicn is het eene plaatzing waardig; zo neen offer het VULCAAN. Onlangs een klein reisjen door Noordholland gedaan hebbende, voer ik weder met dc Euikfloter Veerfchuit naar Amfteldam. — Dan door tegenwind was dit een fukkelpartij; wij moesten geduurig laveren, zonder dat wij veel,vorderden : Ook dreven wij kort voorbij het galgeveldeer wij daar waren, kwam reeds al het Volk boven om de rottende lijken te befchouwen, die daar op het rad zaten ; en, dat de nieuwsgierigheid grooter maakte, was, dat de ééne vleeschklówp, zijnde het ligchaam van een Vrouwspcrfoon, nog maar voor weinig dagen daar geplaatst werdt; ook maakte de andere, dat van een Mansperfoon was, nog al een groote vertooning. — Ik ftond verbaasd over die nieuwsgierigheid, elk wilde de voorftc zijn, om deze afzigtelijkc voorwerpen te befchou. wen. — Een oud wijf werdt nog vreeslijk boos op een' Predikant, die vóór haar ftond, en door zijn paruik en hoed haar het zien belemmerde. — Zo a's wij kort bij het Galgeveld waren, maakte elk zijne aanmerkingen. — Be chat (zeide een Jood) zai begint al te rieken / — Een lief paart/en! (riep daar op een Matroos) hoe vriendelijk kijken ze elkander aan ! — De andere toekijkers begonnen, bijna allen, hartelijk te lachen. — Een bedaard Heer vraagde een ander, die naast hem ftond : waar toe deze afzigtelijke vertooningen , eti dat in een bejehaajd land? deze niet vatbaar voor de kragt dervraage, andwoordde al fpottc-Td." : de krsaien er> raven moeten sok leeven < we! na t (zeide  < 123 > fjfcêlde hier de vraagende Heer) als gij daar ybor zo bekommerd zijt, zorg dan bij uw Testament ook voor du gevogelte. —— Twee Dames, die dit hoorden, drongen dit aan, en verzekerden hem, dat hij een goed boutjen (want hij was zeer dik en vet. voor deze beesljens zoude zijn. Te huis komende, dacht ik dit gebeurde eens na, en vroeg tnij zeiven af : waar toe deze afzigtelijke vertoon.ngen ? Om affchrik en vrees bij de booswichten te verwekken? Maar altaes deze drijven hier mede den fpot. — Zodra men aan iets gewoon is geworden, fchijnt het voorwerp zijn kragt verloren te hebben. Men ga, b:j voorbeeld , onder de menigte, wanneer 'er halsftrafle gefchiedt: — Men hoore naar de rede. ncn, welke hier over gevoerd worden , en men maake dan het belluit op — ik ben verzekerd, gij zult bemerken , dat het Volk zulk eene vertooning bijna als een Nationaal feest bes fchouwd. — Men zegt elkander iets van de laatfte woorden, en hoe de beenen kraakten, het bloed fpatte , of de kop 'er afvloog; ook meldt men al dikwijls iets over de bekwaamheden van den Scherprechter —- en, dat nog het beste is van alles wat men hoort, dat de patiënt bekeerd is gejloryen. —— Nu dat gebeurt nog al dikwijls — ten minden, men'denkt in 't algemeen gunftiger over dezen , dan over hen, die op hun bed fterven. — Althans wij hebben verfcheiden bekeeringsboekjens over perfoncn, die op het fchavot geftorven zijn. —• Eén der laatften is os er TEÜNIS, die te Amjlelyeen is opge. hangen, om dat hij een dief in het itelen van Koeien is behulpzaam geweest. — Nu, de Predikanten moeten ook eeié Van bun werk hebben. Zo de bekeering toch een werk is van weinig oogenblikken, cn het niet altijd op een heilig leven aankomt , dan kan men begrijpen, dat 'er ook fnoode booswichten zo van het fchavot den hemel inftapppen : * nu, dit zij zo; ik wil gaarn het beste van mijn even mensch denken , maar den tijd , die hun ter bekeering gegeven Wordt, komt mij wat kort voor. Ik laat dit voor rekening van hun , die daar over gefte.ld zijn, en kome weder tot de ïaak , waar van ik begonnen hebbe. — Ik zeide dan , dat men aan alles gewend wordt, en dus ook aan de grootfts Q a wrs«A"  144 > Wreedheden; dit blijkt, op dat ik het herhaal, uit de onveil Ichilligheid , ja uit het genoegen , waar mede 20 veelen de balsirrafTen aanzien. — Een zeker Makclaaf ,op de Eeurs te Amjteldam gevraagd wordende, hoe hij zo zweette , antwoord* de, dat hij in twee uuren van Amfleldam naar Amfleheen heen en weer was gelopen, en daar een karei hadt zien ophangen — dit vertelde h j als een meesterftuk van zijne vlugheiden accuraatheid, om niets van die natuur zijn oog te laten ontglippen. — ik geloof zelfs, dat 'er op zulk een tijd maten gegeven worden , om op het fchavot kort bij den patiënt te kunnen komen. Veele menfchen zien het radbraaken of hangen gaarn van nab;j, zeker om het een nieuwigheid is, en niet dagelijks voorvalt; anders zou men zeggen, dat eene wande, ling onder lommerijke boomen veel verkieslijker was. — Is het dan zo, dat men door het zien van doodftraffen en \an gefchavottcerde lijken aan de grootfte wreedheden gewen. He , dan kan immers de doodftraffe niet meer ten affchrik voor anderen zijn! — Dit zal geen verftandig mensch kunnen tegenfpreken. •— Maat als dit zo is, vaar toe dan die ureede frafen? dat radbraaken — dat worgen — dat ophangen ? — Om wraak te nemen ? dat zal geen weldenkend mensch — altans geen kristen durven Hellen: — om dat het de wet is? —- wel zo ; vaft#"#a'ar komen deze wetten ? — zijn die haar oirfprong fchuldig aan de oude Romcinfehe Tirannen?of aan de Graaven, die wij weggejaagd hebben? — Keen, het zijn Godlijke Wetten; die zeggen ons, dat hij die iemand doodt, ook fterven moet — wel nu, zo die JoodfcheWetten nog onder ons kristenen haar kragt hebben, dat hij fterve 5 maar waarom die wreedheden aan dien booswicht uitgeoefent? dat zeggen onze wetten ook: dan is men alken wreed, uit hoofde van de wetten? — ja, zal men zeggen, maar ook anderen ten exempel. — Wij zijn het reeds eens , dat men aan alle wreedheden gewoon wordt — derhalven is 'er niets anders over als die rede, men wolgt, men radbraakt, alleen om dat de wet het zegt — maar die wet heeft gcera oogmerk, geen bedoeling; evenwel, zij fpreekt van radbraken, hangen , worgen en aiidsre wreedheden; bijgevolg het moet ge. fchieden. Men  < 125 > Men heeft zich te onrecht verbeeldt, dat de kragt dcrwèü ten berust op de vrees , daar is niets gemeendcr dan dat de Wetgevers de ftraffen verzwaren , naar reaatc een kwaad meerder doorbreekt. — De verzwaarde ftraffen hebben altijd voor eenigen tijd haare werking, als men geen middelen aanwendt, om 't kwaad in zijn geboorte te fmooren. Hoe dikwerf heeft men niet op de dieverij, ftraatfchenderij en der. gelijke grove fouten, als zij in een land de overhand gcno» men hadden, de zwaarfte ftraffen gefteld. — De nieuwigheid der zaak en de eerfte fchrik zijn maar voor eeuigen tijd geweest ; men heeft zieh gewend die ftraffen te zien; en in "t vervolg even zo ftout geftolen en geroofd, als voorheen toen de ftraffen minder waren. — Zo zal hét'altijd gaan, als men de ftraffen vermeerdert, om de werkzaamheid der wetted. te bewijzen. Zo fpoedig men 't denkbeeld van deze nieuwe uitgevondene fmertelijke gewaarwording gewoon is, zo zal de indruk, dien ze in 't eerst gemaakt heeft, ophouden. Men kan met recht zeggen, dat de Tirannen zeer zinrijk in het uitvinden van ftraffen geweest zijn, om de fouten of onderne. mingen tegen hunne Perfonen, of derzelver Regeeringen, ongehoord te ftraffen ; en echter zijn 'cr altijd menfchen gevonden , die zich in 't midden van die wreedheden in nieuwe Eedgenootfchappcn hebben ingelaten. AUGSUTUS, dieinden beginne zeer geftreng was, zag geftaag 't ééne Eedgefpan na het andere ten voorfchijn komen , en wijl hij die van het (Sene op de wreedfte wijze ftrafte, vereenigde zich het andere. -— Doch, zo fpoedig. gaf hij niet een grootmoedig voorbeeld In de genade aan C1NNA, of alle verbonden tegen hem eindigden. Die gedachte, AUGUSTUS is grootmoedig cn menschJicvend, in 't Volk verwekt zijnde, hadt op eenmaal meer vermigen dan hij voorheen door alle ftraffen hadt kunnen te weeg brengen. 'Er zijn ook menfchen, die de allergrootfte ffflerten verachten , en die zich bij gevolg door de vrees voor fmertelijke gewaarwordingen ter betrachting van de wetten geenszins laten aanfpooren. Welke verachting echter zo we) uit eene edele grootmoedigheid en verhevenheid van ziel, als uit een boos. Q 3 aar.  < I2Ö > sartige hardnekkigheid ohtftaat. MUTIUS SCÊVOLA roosterde zijne hand zelfs boven 't vuur, om den Koning ÏORSE1N1NA te toonen, mei welke ftandvastigheid dc Romein.'» de jniciten wisten ie verachten, als het op de verdediging van 't Vaderland aankwam; en in lateren tijd heeft de S oïfche Philofuphie eene groote menigte van voorbeelden, ten aanzien vm 't verachten der ftraTen vooidejebragt. ■'■ Welk eene menigte van booswichten hebben niet de. zwaarfte tormenten befpot, zonder tot bekendtenis te kernen! En welk een menigte van menfchen hebben niet de zwaarfte ftraffen met ftand* vastigheid doorgedaan , eer ze van de ongevijmdfte en ve« achteiijkfte denkbeelden afftaptcn. Uit dit geftclde blijkt genoegzaam, dat de kragt der wetten niet op de vreeze berust, cu dat het uit dien hoofde ongerijmd is, door wreedheden de gehoorzaamheid der wetten te w.iiien afdwingen — indien dit waarheid zij, waar toe dan de ijsl'jkc — wreede doodftrafr\n , die men de booswichten aandoet? — En, daar de ondervinding ons leeraart, dat het menschdom aan het zien van dc grootftc wreedheden gewoon wordt, is het ten hoogften te verwonderen , dat men onder eene befebaafde Natte , die zelfs door den Godsdienst van JESUS verlicht is, dat men, zeg ik, onder zulk eene Natie, allerlei wreedheden in de doodftraffen ziet verrichten ; dat men de lijken van gefchavottcerden, als rotte krengen, openlijk >iet ten toonc hangen — en zelfs meer tot voorwerpen van fpot dan van waarfchouwing voorboosdeeneren laat verftrekkem In Frankrijk heeft men daarom alle barbaarschheid uit de doodftraffen weggenomen, en eene machine in werking gebragt, waar door de misdaader zonder folteringen, eensklaps van het levert beroofd wordt: — Waarom wordt dit, indien men de doodftraffen noodzakelijk vindt , door alle befchaafde Natiën niet nagevolgd ? —•■ daar toch de wreedheden in de ftrafoefeningen meer nadeel dan voordeel doen, zoude men dit noodzakelijk verwachten. — De Rechters ze!ven zouden dit ook gaarn zien — geen Hoofdofficier behoefde zich dan meer te verpijnigen, welke foort van doodftralfe hij , volgens de wetten, hadt te. eifthen — of zijn rechterhand ook moest afgeflagen, of  < 127 > «f hij dood dan levendig persJbiaakt of hij verbrand of met gloeiende Tangen geknepen, of met vier Paarden van elkander gefcheurd moest worden; daar over hadt hij zich dan niet meer te bekommeren ook behoefden de Advocaten daar over onderling niet meer te twisten; dat toch zom. tijds al vrij koelbloedig gefchiedt; — en geen wonder, die Heercn zijn door het geduurig nafpooren van alle die bar. baarfche rtrafbepaalingen, ook aan die wreedheden zo gewoon dat ze over het knijpen met gloeiende Tangen, het verwor. gen en verbranden van een misdaader, redenen als een Doctor over het afzetten van het been zijns Patients. Welk een aantal menfchen , als 'er over het leven of den dood van een' misdaader gepleit wordt! 4* hoe koelbloedig ■dntuteen men over de wijze, op welke hij irerven moet! — Ook meen ik, dat door de Hoofd - Officier, ponder dat da pa ient hier van te vooren "er iets van bewust is zo eensklaps wordt aangezegd, dat hij fterven moet— deeze onverwachte aanzegging doet zeker dikwerf den patiënt van fchrik als een doode ter aarde vallen ; _ waarom of men zo veele dooden den misdaader aandoe, eer hij de doodftraffe ondergaat, kunnen wij niet bezeifen. _ 't Is het gewoone gebruik zo, en dit moet gevolgd worden. — Onder alle die folteringen moet zich de patiënt nog bekeeren, en dat in een beftck, zo ik meen, van agt dagen. — Hier bij komt nog, dat hij, zo hij b. v.. een Jood is, van Godsdienst moet veranderen , zal zijne bekeering voor oprecht worden gehouden ■ want in dit Land gebruik: men daar toe alléén de Leeraars van den Hervormden Godsdienst — intusfeheq heeft de Leeraar zijn werk uitmuntend verrigt , indien hij den patiënt zelfs tot de laatfte ogenblikken, op het Schavot vergezelle', en terwijl men hem begint te martelen, nog tot bidden aanfpoore. — De gevoelige Menfchenvriend ftaat verbaasd over de menigte der aanfehouweren, en bijzonder over die gee. nen, die het zich een voorrecht rekenen, om op het Scha. vot kort bij den Lijder te ftaan, en zijne martelingen te befc.iouwen. — Ja! zijn hart bloedt onder dc vertellingen, d.c, fums op een' vrolijken toon, daar over gevoerd wor' de;:.,  < 128 > den. — Doch tót ik niet weder herhalen wat ik hier over al gezegd hebbe ; 't is genoeg door ondervinding geftaafd, dat alle martelingen, of folteringen, omtrend den doodfchuldigen niet alleen onnoodzaaklijk zijn, maar zelfs de menfchen aan het zien van wreedheden gewennen. Maar dat ik eindelijk vooral wil aangemerkt hebben is dit: zo dra do menfchen aan het zien van wreedheden gewoon zijn geworden , zijn ze ook tot wreedheden, als het wa. re,- meer gefchikt. Dat teder gevoel fchijnt nu meer weggenomen, daar het hart verhard, en doof gewoiden is voer het gekerm der Natuurgenooten. Welke onheilen zijn hier uit niet te verwachten? — men verwondcre zich dan niet over zo veele liefdelooze daaden, over die. uitwerkzelen van haat en nijd, welke wij onder een befchaafde Natie dagelijks dagelijks befpeuren! — Mogten de plannen van verftandige Menfchenvrienden, ter verbetering van eene Natie, eens op. gemerkt en uitgevoerd worden ! — Dat alle overblijfzelen van barbaarfche woestheid uit onzer midden verdwijnen — dat wij ook hier in de Menschheid verëeren, en toonen navolgers te zijn van hem, die in de wereld gekomen is obj, de zedelijke orde te heritellen en het geluk der menfchen x.% hevoorderen. Deze Ns. worden, uitgegeeven a ij ftuiv. te Rotterdam bij v. Zanten, D. Fis en Holjlein; Dordt Blusfd en Zoon cn Krap ; Haarlem Tettmans en Walree en Comp.; Leiden Onnekink en Cijfveer; Gouda Verblaauw, 's Hage Plaat; Schiedam Poohman; Zaandam Knol; Alkmaar Handt; Hoorn C. Breebaart, Woerden Evers; Utrecht de Waal en Otterloo; Groningen Oomkens; Leeuwarden v. Sligb; Franeker Romar; St. Anna Visfer; Harlingen Stuurman; Bergen.op-Zoom v. Riemsdijk en Ifronkhsiist; 's Bosch Noman en Zoon ; Breda Oukoop; Middelburg Wed. 'j. Abrahams. — En verders door geheel Nederland.  D E WERELD-BESCHOUWER. N°. 17* Dat HERACLIT vrij lache om^sWaerelds ijdelhein, Waar DEMOCR1T om weent; dat alles heejt zijn reên — Maar v/en éin zelfde Mensch, zich Burger, Christen, noemt, En 't eigen ogenblik zijn Broederen verdoemt; In Menfchen handel drijft, natuur haar recht betwist!! ferdient dan niet zulk een den fchandnaam ATHEÏST f... MIJN HEER DE WERELD ■ BESCHOUWER ! G ij zult, hoope ik, mij niet ten kwade duiden dat ik U ook eens met een onderwerpopfcheep, een onderwerp, welke juist gcfchikt is voor uw Blaadje — daar het dient ter bevordering van het geluk van onzen evemncnsch, cn hier toe, meen ik, zo ik uwe Np. wél begrepen heb, is uw geR fchrijf  fchrijf ingericht. — Tot heil en nut van zijn evenmenich iets toe te brengen is waarlijk eene edele taak! ik hoope dat gij hier in wél moogt flaagen — uwe N°, hebben tot heden tot dat einde zeer wel voldaan — ga in dezelve voort, en gij zult van het braaffte gedeelte van uwe Mede. broederen achting wegdragen. De reden tot het zenden vau deeze, is zijn oorfprong ver. fchuldigr aan het geen ik onlangs in dc Courant geleezen heb, te weetcn het Menschlievend Decreet der Nationaale Conventie, omtrent hunne Medebroederen, in de afgelegene gewesten, welke men zolange cp eene ontmenschte wijze heeft behandelt, met hen, als beesten ter markt te brengen — en handel te drijven .' — Dit Decreet trof mij, en ontroerde mijne geheele ziel, — ik dankte dep hemel dat nu eindlijk de hoop zich opdeed van dien onteerenden handel eens geheel van den Aardbodem verdelgd te zien Hoe gaarn wenschte ik — en elk Menfehenvriend dat onze Nedeüanders dce- zen handel mede eens mogte vaarwel zeggen! Onder mijne Papieren heb ik een affchtift, uit een Werkje 't welk ik de vrijheid neem TJE. loc tc zenden, -— met verzoek , om het in een uwer Nommers te doen plaatzen — vertrouwende dat het met vrugt zal gelezen worden —'■ zie hier het zelve: „ Ieder bijzonder perfoon, verdiende zonder genade opgehangen 3, te worden, die maar één duizendjle gedeelte van dat leed zijne „ buuren aangedaan hadde, 't welk. onze Europeefche Landgenooten „ hunne Afrikaanfche en Amerikaanjche nabuuren reeds aangedaan v hebien, en hen ten deezer uure nog aandoen" „ Gij hebt gelijk, eerlijke Mede - fchrijver van 't Llanoyersch „Magazijn! deeze woorden voldingen in de daad alles, wat „men over onze flaavenhandélar'ij, ilaavenroovcrij, flaaveu fchendetij en flaavenraoorderij zeggen kan. Wat daarbij zoo oh.  4 I3i > «ongcflraft omgaat, en dagelijks gepleegd wordt, mag men „wel te recht noemen, met de heilige naamen menschheid, „ natuur-recht, naasten liefde en godsdienst te fpotten , en deeze op de verfoeijelijkite wijze te vernederen. In Europa „ fchrecuwt en bazuint men allerwegen van bevolking; men «fchrijft daar eerbelooningen uit, voor de krachtdaadigita „middelen ter afweering van kindermoord; men ontwerpt i, 'er in alle kabinetten, antichambres en ftudeerkarners pro» jecten, om landen en lieden gelukkig te maken : hier werpt „ men daartegen de onfchuldige Negerkinderen in 't gloeiend *,zand, of fmijt ze in zee, tot fpijze voor de haaljen. Het * zogenaamde natuurrecht, en de zoo hoog gepreezen men*>fchenliefde, zijn, voor het naast, alleen te vinden in onze i, Europeefche boeken. _ En de Godsdienst 1 .... Zo deeze „flaaven-makelaars en ilaaven-tijrannen geene godverlooche„ naars zijn, dan zijn 'er waarlijk geene Atheïsten in de waereld. — Hoe menig Roomsch - catholijk Vorst, of ^Vorftin, is beducht dat de waereld zou vergaan, indien „ men niet alle morgen en alle avonden de kraaien van den . it roozenkrans rondbad, en zich vlijtig met wijwater befproei„ de; doch om hunne Oost- en Westindifehe Spcccrijkoopcrs j, en Pianters den tlaavenhandel, of ten minften de onchriste„ lijke behandeling van derzelver flaaven te verbieden, daar „aan wordt noch van hun, rech van hunne geestelijke „biechtvaders en geweetensraaden ooit gedagtl Hoe me. ,4 nig orthodox Protestantsch Sijnode, heeft, gelijk alle groo„ te en kleine orthodoxe Sijnode aan deeze en geene zijd* -van de linie, de veib.even.te waarheeden van het Chdsten- R a iutU  < 132 > i, dom asadlijfc vastgcrtcld ; dat zij zulks gedaan hebb;tl „ kan men gcenzins loochenen : maar voor 't tegenwoor„ dige fchijnen zij zoo veele diepzinniger zaaken te befijno„ dccren en te herkauwen, en zoo veele andere beezighecden v, omhanden te hebben, dat haar geen tijd genoeg overfchiet, „cm hunne landgenooten onder 't oog te brengen, hoe „ kwaalijk het aan alle Christenen, mrar vooral aan vrije „ menfchen en christelijke Republikeinen past , openbaare „ of heimelijke Koophandel in derzelvcr medemenfeheh te „ drijven, en onze zwarte broederen oneindig fnoodet dan „ redenlooze lastdieren te kwellen. ■— De hoogwijze Sor* „ 'tinne te Parijs heeft mede zekerlijk de tijd niet, cm „ 1 aare landgenooten diergelijk bagetellen op het hart te „drukker; zij moet die al tc maal bcitcedcn aan het orderboek \ an thcologifql-.e en politieke brabbeltaal, om gevaar„ lijke vocrftellen en ketterijen daar uit te ziften, en philo„ foqffthe boeken ten vuure te doemen. (*_) — Ik prijs zeer „ den ijvi f der Dcenfche Ilccrcn Misficnarisfen ; doch waare „let, mijns bedunkens, vrij noodzaaklijker, wanneer zij „ ? ch gcüeidcn te verlccdigen, cm eerst hunne eigen land„ genooien en mede-christelijke llaaventijrannen , door bon„ dige icdci-cn , eerlijke denkbeelden in tc boezemen, en „ ze tot de onderhouding van dat gebod te beke-eren, waar „\an dc geheele wet en de profeeten af hangt , voor dat zij „ derzelver verre reizen onderncemen , met oogmerk om » op .(*) Dit ziet op dien tijd toen de Monarchie nog in Frankrijk a „op ds aanhangers van den Lmgam{*j, jagd tc maken, „r.n wat onze philofoofiche Heeren Britten betreft, die zoo „ wel van vrijheid babbelen, die zoo zeer op hunne vrijheid „ pochen, en niet te min het talrijkst heir van flaaven, met „hunne ijzeren tuchtroede, geesfelen; zij hebben het tien„dubbeld verdiend, dat de Noord - Amerikaanen tegen haar „ dc .wapenen opvattcdcn. Dit is maar Hechts een kleine „wraak der menschheïd, voor zoo veele honderd duizenden „ van Negers, welke onder hunne moorddaadigc handen reed3 „ geflagt zijn. — „ Welke onbefchrijflijke tegenftrijdigheid in onze manier „van denken en van handelen! Op het oude halfrond, „ kamt zo haast geen blad papier voor den dag, waarop iets „ anders gefchreeven of gedrukt Haat, dan binnen den geeste„ lijken of politieken flagboom, in welke de Schrijver zich „ onthoudt, de mode is te denken of te fpreeken : of men „ hoort van alle kanten , een erbarmelijk gefchreeuw en ge„ jank daar tegen opheffen .' — Parlementen , Sijnoden , Confi„ floriën, Faculteiten, hooge en lagere Gerechtshoven,alles komt „ op de been , klaagt over den majefteitfehender, over den hetero„ doxen Schrijver, over den dwaalgeest, over den ongeloovigen, „over den volksverleider, en zo voort; men bewijst, dat „ hij onrust in den Staat verwekt, fchoon naauwlijks een „ half deuizijnexemplaaren van zijn boek, de winkel van den uit (*) De l.ingam is, bij eenige Oostindifche volken, ten naasten bij het zelfde, wat bij de Pheniciën, Grieken enz., het beeld was van Piiapus. De Lingem ond-erfcheidt z ch nogtfans van het laa stgenoemdc daarduur, da- het een laniengeUeid afbeeldzel van het heiligdom der beide Scxea is. R 3  < 134 > «uitgeef ver]aatcl,, en ook decze binnen weimge hm " W£der0ni VC^eeten of men berst in erbarmelijke ja;j- «mcrklagtén uit, en beweert met rtijve kaaken, dat dien „ basterd.philofoof de geheele burgeriijke orde om verre ..rukt, alle banden der Maatfehappij verrebeurt, en eene „ verdcrflijke losbandigheid tracht in te voeren, fchoon de „arme Schrijver van dat alles niet een zier gedroomd heeft. „Maar tegen deeze allerfchandeiijkfie praktijk , tegen de „eerlooste mishandelingen , onze flaaven aangedaan, welke, „zedert eeuwen, reeds onophoudelijk voortduwen , welke „in waarheid recht afgrijsfelijk alle banden der gezelligheid „cn der menschheid van elkander feheuren en met voe'en „trappen, daaromtrent heerscht, zo in de gerechtshoven ,rs „ op den predikftoel — een diepe — diepe ftilte. — Noch „Parlement, noch Sijnode, noch Confirtoric, noch FacuT. ..teit, noch Staatsraad,-brengt één enkel Woordje daartegen - „m/^auwliiks hebben, tot hiertoe, een paar bijzondere » Burgers het gewaagd, iets weinigs daarvan te zeggen, maar „de werkelijke gezagvoerders, zo zwarten als gekleurden " FnCS'CÏS " Lcetcn i zitten gemakkelijk in hunne armftoe' , I« , flurpen met vermaak hun fmaaklijk kopje koffij binnen , \C7°0ken Pijp> tabak *« bij,zoh'der ook maar „ «echts een enkel öogenblik ten besten van die arme zwarte «Broederen te denken, welke hen, met «*weet en bloed, de tong en neus kittelen moeten - * » 4? W de zegepraal der menschheid! is dfieze de philofoof«fche eeuw! .... Doch , ik herhaal het nogmaals : deeze Haven„ handelaars en dcrzclver medeplichtigen zijn — j, deeze » zijn de vvaarachtige — de eenigfte Atheïstenl... zig  "ic daal' Mijn Heer de WcrUdbefchouwer ean Stuk. je , wel waardig dunkt mij in UEd. Blaadje geplaatst te worden. — I3 't niet onbegrijplijk dat wij, die de naam van Vrij zoo gaarn willen voeren , en welk naam voor elk waar Bataav zoo ftreeler.d , ja dierbaar is — dat hij voor derzelver waar bezit alles — ja zijn leven zelv veil zou hebben — die Bataav (laat mede op den rol aangetekend van deze... hoe zal ik bun naamen het best uitdrukken — op den rol van deze Menfehenhandelaars — welke een oneer! — welk een grievend aandenken! —Ach dat de item der Wnsehhtta doch eens zo fterk mogt doordringen, dat ook die hier gehoord wierde — dit is de wensch van alle waare en edele Menfchen vrienden , dit is het. oogmerk ook van veele belanglooze Schrijvers — ,ja — dit is de rcede welke mij aanfpoorde , deeze Letteren aan UEd. te Zenden. Hoe ftreelend zou het niet voor mij zijn , hier aan iets toegebragt te hebbeu ; zoUE I. het goed vind, plaatst het dan met deeze weinige Regelen van een Vaderlandfchen Dichterop die heilzaam Decreet gemaakt: Bataavcrs!—Landsvolk! ach! dienaam verheugt mij niet; Daar gij de Slavernij ook nog uw bijftand biedt; Daar gij nog handel drijft in Menfchen; daar gij banden Te wrcedlijk ftreng'len helpt, om vrijgeboren handen, Minst voegt dit U, daar gij voor ftroomen Heldenbloeds, Zijt vrij gekogt » hebt gij, hebt gij te weinig moeds Om  < I3<* > Om, ats dc Franken doen, belangzucht niet te hooren? Want Tirannij neen neen! die kan U niet bekooren -~ Wat dan ook de oorzaak zij; treedt eindelijk eens toe; Pa: ook Civiles Kroost der Menschheid hulde doe! Deze Ns. worden uitgegeeven k i§ ftuiv. te Rotterdam bij V- Zanten, D. Fis en Iloljlein; Dordt Blus/H en Zoon en KrapHaancm Tettmans en Walree en Comp.; Leiden Onnekink en Cijfveer; Gouda Verblaauv)- 's Hage Plaat; Schiedam Pool. man; Zaandam Kool; Alkmaar Handt; Hoorn C. Breebaart Woerden Evers; Utrecht de Waal cn Otterloo; Groningen Oomkens; Leeuwarden v. Sligh; Franeker Romar; St. Anna Visfer; Harhngen Stuurman; Bergen op-Zoom v. Riemsdijk en Hronkhorst; 's Bosch Noman en Zoon ; Breda OukoopMiddelburg Wed. 'j. Abrahams. — En verders door gehe#i JN'edcriand. °  D E WERELD-BESCHOUWER. N°. 18. Wel Bloed bemorste Lau'drUaden, Zijn 't /ètioonjle dat de Krijg U biedt; ' De deugd kroont zich met eed'le daaden. En vergt der Slaaven jieraad niet, • TWEE BRIEVEN VAN AREND WIJSHOOED. EN EEN ONBEKENDEN, W ij vinden ons verpligt om de volgende Brieven, die ■waarlijk hun Schrijvers niet tot oneer verftrekken, aan het algemeen medetcdcelen; terwijl wij onze Lezers veel genoegen en veel verlichting des Verftauds, en veel wezenlijke ftichting der Ziel tocwenfchen. S GEaCH-  GEACHTE WERELDBESCHOUWERl Ik ben een groot Vrieud cn Beminnaar, zo als men zegt van de Natuurkunde; van beroep hen ik een oude Krijgsman * die, bij het openen van den eerften Veldtocht tegen de Franfchen , het ongeluk hadt om mijn rechter been te verliezen, waarom, ik dan ook niet weer te Velde kan trekken. Nog bewaar ik den Atheïstifcken Kogel, die uit mijn Kuit gehaald is, ik had voorgenoomen, om die Kogel zclv terug te zenden , en den eencn of den anderen Koningsmoorder mee dien Kogel zijn Paspoort naar de andere Wereld te geven; maar arme man als ik ben ! mijn Been is voor altijd weg, Heelmees. ters, die nog twintigwerf godloozer zijn dan de Franfche Atheïs. ten, hebben mij, na lang martelen, het koud vuurin het B.een gebragt, zoo dat het af moest gezaagd worden ; als wij toch vechten moeten, waarom dan niet gezorgd dat zich kundige Kerels in het Leger en in de Hospitaalen bevinden, die in rtaat zijn om de Gekwetften zo ver te brengen, dat zij op nieuw, voor het Vaderland het geweer kunnen dragen ? De rampzaligheid, die ik gezien heb, in het Hospitaal, gaat alle beich rijving te boven ; duizendmaal heb ik gewenscht, dat de Kogel, die mij in het been trof, mijn hart of kop doorboord hadt; al mijn. Medegenooten, (zoo wel die van de Franfche Krijgsgevangen waren, als die tot onze Troepen behoorden,) wenschten en, vloekten op dezelfde wijs. Maar ik ben een Beminnaar der Na. tuurkundc begon ik te zeggen, en wat heeft een Hospitaal hier bij te maaken, doch daar het hart vol van is, fpreekt ook de mond van, luidt het Spreekwoord, en ik diende uw toch te zeggen wat mijn beroep was; nu dan, een oud Krijgsman, gelijk ik zeide, dat ben ik, en dat zal ik fterven, zoo wel nu ik maar één been heb,, als of ik 'er zeven hadt. De ftand, waarin wij zijn, kan ons niet verlaagen of verhoogen; maar het is de mensch zelf, die den ftaat, waarin hij is, eer of fchande aan. doet. Dar heb ik nog van mijn Grootvader geleerd, en die was een Boekdrukker; hij hadt meer verftand dan ik in een Boek, al was het twee voet dik, fehiijven kan. Mijn Grost- va-  < 139 > 'vader wilde mij opleiden tot het Schoolmeestersambt; ik wis reeds Ondermeester, en behandelde den Stok en den Plak zoo goed, als een Veldheer zijn Degen, of als een Korporaal de Rotting. Al ras zoude ik een School gekregen hebben, maar wat zal ik zeggen, gezelfchap doet dooien, ik kreeg kennis aan jonge Losbollen, ik werd Wild en dartel, ik liep weg, en toen alles", wat ik om en aan had, verfpeeld en verdronken Was, moest ik Soldaat worden. Soldaat en Schoolwees tet, dacht ik, fcheelt wel iets van elkander , maar als ik braaf oppas, kan ik nog Officier wordén, en dan is het onderfcheid zö groot niet meer. Ik paste ook waarlijk goed op ; evenwel heb ik het in de veertig Jaaren, die ik diende, niet verder kunnen brengen, dan tot Serjant. De Franfchen, zegt men, bevorderen elk, zelfs den geringftcn Soldaat, naar dat hij verdiensten heeft; ja! dat zij zelfs Generaals hebben, die Soldaten geweest zijn. Zoo heb ik ook mijn Grootvader wel hooren vertellen , dat het in den ouden tijd bij ons ook op die wijs toeging, en dat, bij voorbeeld, PIET HEIN, daar menzo veel meê op heeft,maar een gemeene Straatjongen geweest is; en dat MICHIEL DE RUITER in de Lijnbaanen te Vilsfingen gewerkt heeft, en als Matroos dienst nam, en nu zijn die beide mannen zoo in achting, en hebben zulke kostelijke Graftekens, dat uw hart verdaagt, wanneer gij die ziet : en dat was alleen , zeide mijn Grootvader, orri dat het die Mannen verdienden. Nu ging het in den Zeedienst zo fchoon , het zal tc Lande zeker Ook zoo geweest hebben. Nu Hooggeachte Wereld. Befchouwer , gij ziet dan, dat ik Èen Serjant ben, en een braaf eerlijk Man, en een beminnaar van de Natuurkunde. Maar, om U van het laatfte nog een fprekend bewijs ts geven, zal ik U iets, dat geheel nieuw iri zijn foort is, mededeelen, want, voor of na "mij, is zeker geen mensch op die gedachten gevallen, gij moet dan weten ; dat ik mij zelf altijd (terwijl ik in het Hospitaal, en vervolgends aan het huis van mijn oude Zuster met mijn ellendig \ Been gelegen heb) bezig hield met gedachten over de Veldllagen , en vooral over den dood der mannen. Ik kon niet begrijpen , hoe het mogelijk wa?, dat over het algemeen in de S i ge.  < 140 > geheele wereld, niet meer Vrouwen dan Mannen zijn; ik hek van mijn jeugd af, altijd Couramen en Letterbodes gelezen, waar uit mij dan elk Jaar bleek , hoe veel menfchen in de volkrijkfte Steden geboren en geftorven waren ; het getal van Jongens en Meisjens, die geboren worden, is altijd nabij het zelfde, ook van de Mannen en Vrouwen, die fterven; hoe kan dit nu weezen; daar toch op den Aardbodem altijd ergens Oorlog plaats heeft? hoe kan dit nu wezen , vraag ik, dat het getal van levendige Vrouwen en Mannen ook altijd het zelfde is? wij die zo veel Franfchen doodgellagen hebben, ja wij, die met den Keizer en Koning van Pruisfen, met den Hertog van lork, en met de Koningen van Spanjen en Sardinicn, wel vijf. en-twintig Millioenen Franfche Mannen doodgellagen hebben , (volgens de beste lijsten en opgaven gerekend) wij, zeg ik, moesten grooter verdelging ortder het Menfchelijk genacht aangerigt hebben , als dc tien plagen van Egïipten famengenomen, ja! veel grooter verdelging dan de verfehriklijkfte pestilentie, Hongersnood, Watervloeden of Aardbevirgen ooit hebben kun', fien doen. Het zou mij ook niet verwonderen, wanneer ik hoorde dat het Franfche Volk van den Aardbodem geheel vergaan was, of de Franfche Vrouwen moeten, even gelijk de kinderen van BENJAMIN, de manlijke kinderen meen ik, of gelijk mijn Grootvader van de Romeinen verteld heeft, die geen Vrouwen genoeg hadden, en daarom de Maagden der naastgelegen Volken voor zich roofden, even zoo moeten de Franfche P'rou. wen nu de Mannen rooven, of het land fterft uit, en dat was toch jammer, daar groeien zo veel fchoone dingen. Maar vergeef mij dezen uitrtap, hij behoort niet tot m jn plan; want het moog loopen zo als het loopen wil, de ondervinding heeft mij geleerd, dat, in weerwil van al de Oorlogen, het getal van Mannen en Vrouwen evenredig blijft. Mijn oude Kameraad, LODEWIJK, heeft agt maanden bij de Franfchen Krijgsgevangen geweest, en hij verzekert mij, dat men in dat land nog niet eens kan zien, dat wij zo veel Mannen dsodgcflagen hebben, en dat hij nooit meer Vrouwen dan Mannen zag, en op het getuigenis van LODEWIJK kan ik ftaat maaken; hij is een braaf  < I4i > braaf karei, en, fchoon hij in Keizerlijken dienst is, noemen wij elkander toch kameraads. Ho.t hu , geachte ll'ereldbefchouwer ! wat ik uitgevonden heb, omtrent die gelijkheid. Frankrijk zal voor den Oorlog zeker tweemaal zoo veel Mannen als Vrouwen bezeten hebben, (dit moet gij eerst zoo vast gelooven als ik, anders kan mijn redenering u geen nut aanbrengen) dit nu waarheid zijnde , dan kan men met recht zeggen, dat de Oorlog gelukkigvoor Frankrijk is, en dat zij het even wigt in de natuur herftelt. Maat mooglijk zult gij vragen , hoe kwam Frankrijk zo armoedig in Vrouwen te wezen ? maar zulke vragen dienen flegts om de vasrgeftelde waarheid te ondermijnen; als men eens een ftelzcl aanneemt of aangenomen heeft, dan twijfelt men niet mèer, maar bouwt daar gerust op voort, en zoekt in alle omftandigheden het een of ander, dat betrekking beeft tot ons gevestigd ftelzcl. Dit fchrijf ik af uit een brief van mijn Grootvaders Catechifeermccster, dat een zuiver rechtzinnig Man was. Verder kon ik nog wel zeggen, dat het mij geheel niet kan bevreemden, dat in het een of ander Land. fchap minder Vrouwen dan Mannen zijn. liet Vrouwelijk gedacht heeft in oude tijden veel geleden. Men zegt, dat de oude bewooners vaa Pruisfen recht hadden, om hun Vrouwen, wanneer zij ziek werden , levendig te verbranden. In een ProvintU van oud puttscaland fcheen de bevolking eens al te fterk te worden, om dit voortckomen, zorgen Je Mannen, dat al de Dochterjcns , die geboren werden, zonder uitftel omgebragt werden; ook heb ik wel gelezen, dat men in de Hoofd, ftad van China, de meeste pas geboren Meisjens des avonds op de ftraatcn werpt, om bij den nagt, wanneer mende zwijnen los laat loopen, door de zelve verflonden te worden; cn, fchoon dit nu wel geen betrekking tot Frankrijk heeft, het heeft toch betrekking tot het geheele menfchelijk gedacht , en wclligt heeft een geheime fimpathetifche kragt (waarover wij kortzig. tige aardwormen niet kunnen oordeelen) welligt, zegik, heeft zulk een kiagt plaats, en werkt tusfehen Frankrijk, tusfehen China en Oud Pruisfen ; ook fli jtcn de Turken heel veel Vrouwen. Elke Turk neemt zo veel Vrouwen als hij voeden kan of Wil, even gelijk wij Hollanders de Duiven ert de Kanarievogeltjes houS 3 den  < 1+2 > den. Wat zegt gij ? zijo deze gedachten niet volkomen niemv in haar zoort? ik geloor ja, en durf mij reeds vleien met uwe dankbaarheid. Mijn brief is grooter geworden dan ik in den beginne dart , maar ik heb toch anders niet te doen , want loopen kan ik niet. Ik wenschte wel, dat gij dezen brief liet dtukken; hij kan nog nut in de wereld aanbrengen. Vaar wel, geachte Wereldbelehouwer .' ik blijf uw Dienaar AREND WIJSHOOFD. Wij hebben aan den wensch van den ouden Krijgsman voldaan, enhoopen, dat de nieuwigheid der gedachten onze lezers voor het minst zo veel onfchadclijk vermaak zal geven, als zij aan ons gedaan heeft. Dc volgende brief heeft ons op een geheel tegenovergeftelde wijs getroffen. Wij plaatzen hem meda in zijn geheel. WELDENKENDE WERELDBESCHOUWER! Het toonecl, dat ik u heden ga befchrijven, is geen teké. ning der verbeelding; het is in al zijn trekken waarachtig. Om het vooroordeel fdat doorgaans meer naar den klank der woorden luistert, dan op de wezenlijkheid der zaken let) niet op te weKken, wil ik geen naam van Land of Perzoonen hier neêrfchrijven. De rampzaligheid der gebcurtenisfen bekend onder alle hemelftreeken haar ijslijkheden ; oordeel zelf. Eert irilandfche Krijg, tusfehen twee partijen , ver.vocste een der fchoonfte Landfchappen in Europa; al de Inwoonders behoorden tot een der beide partijen. De lieflijkfte welvaart was reeds vernield, rijk bevolkte Steden waren gedeeltelijk in Puin veranderd, en met den vloek van hun Vaderland overladen. De heerlijkfte Velden waren met Menfehenbloed, en met aseft van verbrande wooningen bedekt; de Wijngaarden waren vertrapt , of met de Olijfboomen door de vlam verteerd; afgrijzen en dood zweefden over heuvels en vlakten; bij een' nieuwen aanval van het oproerig overfchot der onderlcggende partij fcheen moord en verwoesting weer met vernieuwde krachten te  < 143 > te voeden. — Een jong Mansperzoon, dien ik DORVAL, zal noemen, vond zich in dezen Krijg ingewikkeld. Hij woonde weleer in deze bekoorlijke Landftreek, en feheen zo gelukkig te wezen als een fterveling immer op aarde kan wenfchen. Hij was gehuwd aan een fterflijke Engelin, wier edel hart en opgehelderd verftaid aan haar uitwendige bevalligheden een Hemelfchen zwier fchonken. Tedere liefde was de eenige grond van hun Huwelijk. DORVAL flect de zaligfte dagen. Zijn JULIA was reeds tweewerf Moeder geworden, en nu ontbrak niets asn hun geluk.—De grijze Vader van DORVAL woonde bij zijn Kinderen, en , daar dc jongo DORVAL zijn eenige Zoon was, zag deze edele Grijsaard het hooglle toppunt van aardfche zaligheid in den fchoot van dit beminlijk Huisgezin bereikt. Zo hloeide hun geluk, eer de burgertwist ontvlamde, maar op eenmaal werd al die wellust verfmoord. De afgeleefde DORVAL verheugde zich in de aanbrekende verlichting; zijn vrije Ziel dankte den eeuwigen GOD voor de herftelling van het recht der volwasfen menschheid; doch het veroordeel hadt over het verftand van den jongen DORVAL nog een digten fluicr geweeven. Hij noemde de Vrienden der Vrijheid ruuverflorders en muitelingen en vorderde, benevens den aanhang waarmede hij inftemde, een willekeurig Opperhoofd. Straks was de huisfelijke rust verdweenen, en dc bedaarde, vreedzame geneigdheid des Grijsaards. Noch de traancn cn gebeden der door diepe droefheid verfcheurde JULIA, konden DORVAL van befluit doen veranderen, om zich gewapend bij zijn aanhang te voegen ; zijn Ziel worftelde wel met een alles overwinnende liefde , maar dweeperij en bijgeloof hadden zich in het fpel gemengd, en nu was alle hoop verloren DORVAL waande, dat deeervan het Opperwezen , en dat zijn eigen eeuwig belang volftrekt vorderden, dat hij zijn bloed voor den verkozen Regecringsvorm opofferde. Hij voerde zijn gezin naar eene Vesting op wier fterkte hij vertrouwde. Hier fcheurde hij zich uit' de armen van zijn bezwijkende Gade ; terwijl de onnozele kleintjes bitterlijk jammerden , eh zijn Vader door Zielenrouw feheen te fterven. Kort na zijn vertrek was de Vesting belegerd. Onder de Vlugtelingen, die de muuren ont-  < 144 > ontweken, was ook het gezin van DORVAL, dat zich op één der Dorpen zocht te verbergen. Maar de bende , waarover DORVAL het beftuur hadt, wilde de Vesting ontzetten. De Bevelhebber overweldigde eerst het Dorp, waarin de Vlugte. lingen z^ch verfchuilden, en ftak in woedende ijver met eigen hand den brand in de wooningen. Dan, terwijl zijn oog van ver op de Vesting ftaarde, fmeekte hij God om her behoud van zijn lievelingen ; nog bleef zijn bende moorden en verwoesten ; op het onverwachtst treft hem de item van zijn ftervenden Vader, die voor een afbrandende hut in zijn bloed lag te wentelen : „ DORVAL! (riep de Grijsaard met een afgebroke „ ftem; hoort gij dat gejammer niet? het is uw JULIA met „ haar Kinderen! de vlam, die gij ontftekcn hebt verteert hen; „kom, trapt in mijn bloed, en vlieg hun ter redding.'" Terwijl hij nog fprak, zag DORVAL zijn JULIA met haar Zuige. lingen inden arm, en nog een Kind aan de hand,door de vlammen , die haar kleeding en hairen reeds verzengd hadt, heen worftelen; w?nhopend vliegt hij toe, waar eer hij den ingang der Hut bereikte ftort het dak neder , en , een ongenmakbare gloed verteert de rampzaligen, terwijl den woedende DORVAL zijn aanwezen vervloekt, zijn degen hem in den boezem drukt, en op het lijk van zijn' Vader den adem uitblaast, Deze Ns. worden telkens'uitgegceven a li Stuiver tc Rotterd.Jjy Pis, Meyer ,enz Dordt Eltisfe'en Bonte; Leyden Herding/Haarlem Tcltmans cn Loosjes, Delft Roelofswaard; Gouda Bunia ; Utrecht Vis ; Wed. ter \Peen , Paddenburg enz. Bergen op Zoom v. Riemsdyk, EN VERDERS DOOR GEHEEL NEDERLAND.  D É 'WEPxËLD-BESCHOüWES., N°. 19, Wte acht op ijdle droomtn geeft ; Is v/aard, dut hij bekommerd leeft: EEN DROOM MET ZIJN TOEBEHOOREN. D aar ik gewoon ben al de wereldfche zaken met een volmaakt onpartijdig oog te befchouwen, hebben zij zelden zoo veel invloed op mij, dat ik, wanneer al mijn zintuigen flapen, rog door hun afbeeldingen vermoeid word. Ih waarheid, lieve Lezers' ik droom zelden van de hedendaagfehe gebeurtenisfen. Waakend zijnde, befchouw ik alles, wat flegts onder mijn bereik gelieft te verfebijnen, dat wil zeggen, ik denk aari alles, wa» over zich mijn kennis kan uitbreiden; maar zo ras * dé  de zoetf flaap zijn fluweele vleuglen over mij tntfpreid, en een verkwikkende verdooving door mijn geheel aanwezen ademt (is dit niet recht dichterlijk uitgedrukt?) nu, zo ras dit plaats heeft, dan legt mijn aandacht de handen over elkander- de wereldfche kijkkast wordt toegefchoven, ik geeuw eens een paar maal, en, goeden nacht KLAAS! ik (laap in; niet dat ik geheel zonder droomcn altijd flaap; neen, vast niet ik droom bijna eiken nagt; maar ik heb zo geen handeling om wijs en geregeld te droomen; alles mengt zich door eikanderen, vliegt al danzend voorbij mijn vetbeelding, gelijk defchaduw der pr.nten van een toverlantaarn : en dit is ook de reden dat ik den Wijsgerigen MERCIER, tot verflomming toe, heb zitten bewonderen, even gelijk een Boerenjonge, die uit het Eilarrtl Wieringen op eenmaal te Amfteldam in een Fokshal gebragt wordt. Welk een fchoonen langen droom heeft die MERCIER daar liggen droomen! ik ken menig Hoogleeraar in de Wijsbegeerte, die, wanneer hij nugter en waakende is, zulke voortreflijfee dingen niet zou kunnen opleveren. Het fpijt mij, dat ik nog niet een paar jaar op het droomenuitleggen door mijn Vader Zaliger befteld ben geweest; wie weet hoeveel fchoone waarheden in dien droom van MERCIER, wel ileken! Maar, on voort te gaan, ik heb toch ook eens reedlijk fraai liggen droomen: Ik wil wel belijden, dat mijn droom de teekens draagt van een wilds verbeelding, die, terwij! ik flaap, door geen Reden beftuurd wordt. (JSiaar ftaapt ion de Reden en de verbeelding niet ? over deze vraag mogen de hoogverlichte Filofophen oordcelen , ik verzoek vriendelijk, dat men zo geduurig geen aanmerking maakt op mijn woorden,) ik za) mijn dfoom maar eens vertellen: Daar was ik, dacht me, zo eenmaal dood; hoe ik dood kwam, is mij vergeeten ; maar ïerwijl ik al de grondbeginzels en leerbegrippen , die aan de Ketterfche Franfchen toegefchrecven worden, verfoei, en met mijn gehee'e ziel afzweer, zo geloof ik dan ook aan de Onfterflijkheid; ;— MERCIER geloofde hier ook aan, hij moog dan een Frarfschmsn wezen of niet; nu, ik was dan in de Gevesten der geftorvenen, en wel in een afgeeonderde frreck, wasr-  < Hl > Waarin geeti andere, dan zulken , die door Zwaard, bijl, of gVitlotiiie , het hoofd verloren hadden, zich bevonden. Deze ftreek was in onderfcheiden oorden of vatkken verdeeld; in elk oord heerschte een onderfcheiden trap van gelukzaligheid; het Voornaamfte was boven alle bcfchrijving , boven alle verbeelding glansrijk en heerlijk, terwijl het laagfte even zo» afgrijzetijk en jammervol was. ik zag alom in al de onderfcheiden oor-; den eenigen van mijne bekenden; dat i3 te zéggen, bekenden bij naam, uit de Gefchicdboeken, ónder anderen zag ik JOANNES din Dnper; de onfchuldig geilagte JOHANNA GRAIJ cri JOHAN VAN OLDENBARNEVELD, alle drie bij elkander; ik verheugde mij in hun geluk, 'en m hun giorij; hun ftaat kan ik hiet aftekenen: want, gelijk ik gezegd heb, geen verbeelding is fterk genoeg om de indruKken van zo veel heerlijkheid te ontvangen, en om de oorden of plaatzen, die trapswijs in glans en luister afnamen , voor mijn lezers af te fchilderen, hier toe word al te veel tijd vereischt; ook zoude ik hier 'door welligt tot een verdrietige iangwijügheid vervallen. Het oogmerk van geheel mijn verhaal was alleen , om door het melden van een famenfpraak, die ik in mijn geheugen gehouden heb, aan te toonen, dat ik ook onder het droomen een foort Van aaneenfehakeiing van denkbeelden kan bewaaren. Mijn Lezers gelieven eerst nog te weten, dat ik het vermogen bezat, om elk, wie eenig gerucht in de wereld gemaakt had, en wiens naam ik voorheen in de Gefchicdboeken menigwerf gelezen had, duidelijk te herkennen; ik zag dan, bij voorbeeld, om maar eens eenige op te noemen , den onnozelen 1SËOZETH Koning van Israël, die daar zoo maar op zijn bed», mogelijk terwijl hij ook droomde', zijn hoofd had leggen verliezenvervolgends KAREL STUART Koning der Britten; ook zag ik die twee Romeinfche Jongelingen, die door hun eigen Vader Calleen om dat zij hun pas vrij geworden Vaderland wilden verraden) volgens de wet veroordeeld waren, ons, als offers der ge.echtigheid, ten roem der verraden vrijheid, hun hoofd te verliezen ; ook zag ik LODEWIJK DEN ZESTIENDEN, Kc* ning der Pranfehén, wiens dood'nog beweend wordt; ook zag ik CHAR.LOTTE CORöET, benevens de FuGfehe Koningiti  ♦€ f48 > MARIA ANTOINETTE; mij dacht, eJk hield zijn hoofd onder den arm.- CUSTINE, dien ik, toen wij beiden leefden, op aarde zo gaaen eens bad willen zien, wandelde daar nu ook onder ale deze hoofdeloze gedaanten. Ik ftond (1 gts aan den ingang, of aan de uiterfte grens., paal van geheel het gewest ; want wijl ik een natuurlijke, dood gefto:ven was, feheen ik hier geen Burgerrecht te kun. nen verkrijgen. Ik heb reeds gezegd, dat elk zijn hoofd onder den arm droeg; maar nu kwam zulk een men-gte aanftuiven , dat ik èerst niet kon begrijpen, wat dit beduiden • wilde; het waren alle gegtiilhJneerde ; zij haddeu zamen een verbond gemaakt, om , gtmakshalv^, de hoofden bij elkander te leggen in een heele groote linnenmand, die zij met zes of agt penoonen .beurtelings droegen; want door het verlies van bloed 'waren zij allen heel zwak geworden. Zij hielden eindelijk halt, toen zij bij al hun hoofdelooze Broederen en Zasteren veilig aangekomen waren; zij wierden door al bun bekenden gegroet, en. naar nieuwstijdingen gevraagd. „Wij, „ allen hadden 'er deel aarj," (riepen verfcheidene fiemmen uit de linnenmand) „het was ophetpunt om te gelukten;" maar de Jakobijnen ! die 'Jakobijnen ! waar — hadden zij deel aah ?: yraagde ik; „aan ds roemrijke herftelling der Roninglijke n dnjiitutie" antwoorde mij CUSTINE , die juist het naaste bij mij ftend. Elk der nieuw aangekoomene zocht nu aijn eigen hoofd uit de linnenmand, zette zich op een klein zwart gefchilderd, bankjen, want ik zag niet één fiuel; eik nam zijn hoofd op zijn knie, en begon aan de luisterende menigte eenige nieuwstijdingen te verhaalen; de meeste van deze nieuwstijdingen had ik nog met leevendigen lijve in de Kieuwspapieren gelezen, zoo dat dit, eigenlijk gezegd, voor. mij oud nieuws was. Maar LODEWIJK DE ZESTIENDE, CUSTINE en een Nieuweling, die ik E. G. zal noemen, begonden het volgend gefprek : LODEWIJK. „ Goede Vriend! wat denkt gij van mijn jammerlijk van een gefcheurd Rijk! is mijn Broeder reeds als, „Regent, cn mijn Zoon als Koning uitgeroepene" CCSTINE. „ Daar zag Let waarlijk niet naar uit, toen ik . „ af-  < 149 > „ afgezonden wierd; dat z«u te fpoedig wezen, Heer Koning." E. G Terwijl hij met zijn haircn fpeclde:,, Gij hebt wel „ gelijk Generaal! dat was zeker tc fpoedig, de goede zaak gaat „ weer den kreeftengang; alles wat men onderneemt, word „ ontdekt; ik geloof dat de duivel in de Conyentie voorzit. De „ goede Mogonhedeii, die zich voor uw belangen verbonden „ hebben, putten zichzelf uit, om de rust en het geluk onder „ een wettig bcftu«r weer gevestigd te krijgen; maar vruchteloos, tot nog toe althans; geen gewapende Legeis zijn ver„ mogend genoeg, om de Koningsmoorders te doen zwigten, » en het goud, dat met handenvol uitgeftrooid is, om de onge„ lukkig verleiden weer te bekceren, en tot hun pligt te „ brengen, doet zo veel nut als of men het in de Lohe gewor„ pen hadt." LODEWIJK. „ Is het moogelijk Vriend! wat moet men dan „ aanwenden om de glorij der Cctpciten te hentellen ? " E. G. „Ja, dat weetik niet; verfcheiden Leden dtxConyen. ntie, die geftemd hebben in uw Doodvonnis, Heer Koning? „waren ook eindelijk bekeerd en tot hun pligt gebragt; maar h de Duivel, gelijk ik zeide, die vast en zeker agter cp de „ ftoel van den Prefidem der Conyentie zit, heeft die geheimen „ook al weten optef .ufTelen; de Natie heeft hen verfoeid, cn , „wat zal ik zeggen? gij hebt die Leden zeker hier wel'zien „aankomen; al hun goud, al hun fchatten zijn intusfehen „(begrijp maar eens) alweer het eigendom van de Republikein. „ fche Schatkist geworden ; zo dat zeifs dat kostbaar goud d:e„ ncn moet om uw vrienden met meer kragt en geweld te „ bevechten." CUSTINE. „ Zij zullen zich toch in het eind moeten onder-, „werpen, het moog dan gaan, zo het wil; één Volk kan het „toch niet'uithouden tegen zes of zeven onderfcheiden Volken ; „eenmaal zullen de Ftanfehen gebrek aan geld, oorlogstuig cn „ levensmiddelen hebben ; ook zuilen al de Vrijheidkraaiërs „uitfterven, en LODEWIJK DE ZEVENTIENDE, die nog „jong is, zal dan over een gedacht, dat met hem opgroeide, „ den fchepLer zwaaien." E. G. (Die zijn hoofd intusfehen eens op zijn andere knie T i zet-  < ï3ro > zette:) » gij denkt blijmoediger dan ik, Generaal! na bet ver„ lies van Toulon is mijn hoop verloren ; zij zouden aan geld „ gebrek hebben! haaien zij niet al het goud en zilver uit de „Kerken weg?wandelen de Apostelen,de Heiligen en Martelaren „ niet, onder de gedaante van gemunt geld, bij geheele benden „door het Land? —— en aan Oorlogstuig ! hemen zij niet al „de Toren - Klokken weg, om Kanonnen van te gieten? — ',,fij liedenI (zeggen zij tegen de klokken) zijt het brommen „teek gewoon! grsaven zij niet al de Kelders het onderst boven, „ om Salpeter te krijgen ? fchijnt heel Parijs niet naar een fooit „ van een hel te gelijken , door al den rook en damp die uit de „ werkplaatzen, waarin men Krijgsgeweeren vervaardigt, öpitij„ gen ? het volk is raazend; al zingend en juichend draagt het „ de Salpeter, die het uit den grond ge wroed heeft, voor de neus „van zijn Vertegenwoordigers, en geeft al de tuinen en wandel„ plaatzen gewillig over om in rookende fmederijen veranderd „ te worden. —— Levensmiddelen hebben zij ook genoeg; nu „ zij de Middelandfche Zee weer vrij hebben, flepcn zij alles naar „ hun roofnest; en wat het u'itjferven betreft — 6! daar hebben „ die Kinderen des Duivels ook voor gezorgd; denk eens aan de „openbare Schooien, waarin elk kind, dat zes jaar oud is, „ moet opgevoed en onderwezen worden; de zoogenaamde „ rechten van den mensch, de roemrijke daaden der Vrijheidshelden, en een zedekunde, die met hun fraaie reden overeen. „ ftcmt, zijn de eerfte leerftukken , daar men de jeugdige „ hersfens mede bezig houdt. Wat moet hier van worden ? „ het aankomend gedacht, zo vatbaar voer indrukken, die zoo „ geheel met hun aart en natuur overeen komen, dit aanko„ mend gedacht, zeg ik, zal nog veel min handelbaar wezen, „ dan het tegenwoordige ; want het zal veel eenftemmiger „ gevoelen en denken Nu, nog even voor mijn afreis , had „ men eerprijzen uitgeloofd aan de Schrijvers der beste Verhan„ deling over de Opvoeding en uitbreiding der Kennis; men „ wilde zelfs klaare en duidelijke Voorfchriften hebben, hoe „zich de Moeders voor de geboorte der Vrucht, die ondef „haar hart opgroeit,dienen te gedragen,om het heil van haar „ kroost te bevord.ren ; vervolgeads over de zedelijke en lich-  < IJl > y üchaamiijke opvoeding in den vroegften leeftijd , eer des „Kinderen nog het openbaar onderwjs genieten; ook werdt „men uitgenoodigt, om de beste wijs der Opvoeding in de „ Schooien op te geven; als ook, om de beginzels der noo„ digfte Wetenfchappen en der heilzaamfte Kunften voor te „ (lellen; bedenk nu maar eens, goede Heeren! of zulk een „ genacht ooit van zijn aangenomen begrippen zal aftebrengen „ wezen! " LODEWIJK. „ In waarheid , de moed ontzinkt mij ; 6 „ Frankrik 1 ö Vaderland 1 ó erflijk Gebied van mij en mijn „ Nakroost! hee diep zijt gij gezonken ! waar zijn de gelukkige „tijden, toen een algemeen gejuich, lang leve de Koning l de „ lucht deed weergalmen ? teen vrede cn rust in mijn vestingen „ heersohten, en welvaren in mijn Paleizen ? 6 mijn Zoon 1 „ wie zal u op den Vaderlijken Troon geleiden ?" CUSTINE. „ Ik bid u, bedaar, mijn goede Koning! het „ zal zich alles wel fchikken ; de vereenigde Mogenheden „ mogen een tweejaarigen Wapenftilftand aanbieden, maar zij „zullen toch de zaak niet opgeven;dit vordert het belang van „ hun eigen Kroongezacb. — Zoo lang men algemeen gelooft, „ dat de Franfchen Atheïsten zijn , zoo lang acht ik niets ver„ loren; denk maar eens, zo lang de belijders van het Kattliek „ Geloof al de overige Gezindheden voor gedoemde Ketters „die nimmer zalig konnen worden, uitkreeten, zo lang bleef „ de haat over het algemeen levendig en werkzaam ; maar „zints het gezond verftand een weinig menfchenliafde toege„ ftaan heeft, zints beeft men elkander in Europa leeren ver„ dragen; doch dat heeft vrij lang geduurd, eer het zb ver „ was, denk maar alleen aan de Nederlanden, die tachtig jaar „ lang geworfteld hebben. Frankrijk kan tachtig eeuwen bezig „zijn." — „Tachtig eeuwen!" fchreeuwde LODEWIJK, en van fchrik liet hij zijn hoofd uit zijn arm vallen, waar door ik dan ook ontwaakte. Ik wreef de flaap uit mijn oogen; ik beefde door al mijn leden, toen ik aan al de akelijÉfèezigten, die nog in mijn verbeelding leefden , dacht ; ilFfchoof de Bed-Gordijnen open, en zag eens rond, of ik waarlijk nog leefde; ik voelde, of mijn hoofd nog op zijn regte plaats ftond;  ftond; aljes was in order, mijn Nacht-Lamp jen brandde, sn mijn IJsiandfche Hond lag voor mijn bed kostelijk te ronken • zo dat alles nog juist in de zelfde ftaat was, als toen ik einJ flapen, s 6 Wat 2egt gij,waarde Lezer! van dit fraai uitgevoerd Droomtjen?- Ik ben met dat alles blij, dat het maar een Droom is; het gebabbel van dien E. G. en de aandoeningen van LODE-. WIJK bezwaarden mij geweldig. Ik ben voor het grootfte deel van CUSTINE-s gevoelen; ik denk dentjongen LODEWIJK nog eens als Koning, met een fchoon — met een recht voor- treflrjk Dichtftuk, te begroeten. Vaarwel Lezer ! deze rcgeltjens ontfang ik daar aanrtorms van een gtwezen Slaaf uit Sint DomingOi Verdoemlijke ketens ! nu zijt gij verbroken ■ 6 Mensch ! geen vervloeking 'klimt meer uit ons hart ; Wij zien ons door Blanken als Broeders omhelzen ; Wij knielen — wij danken, 6 God van 't Heelal I CABEAU, die verrader, die gruwel der fchepping$ Herfchiep ons in Beulen, zijn naam zij vervloekt. Kom leer ons, 6 Kristen 1 wij roemen uw'' JEZUS, Zijn leer, zegt ge, is liefde; ó God 1 wij zijn vrij !... Deze Ns. worden telkens uitgegeeven k i£ Stuiver te Rotterdam bij v, d. Dries, Danferweg: Dordt Morks, de Plugt j de Leeuw en y. Braam : Haarlem y. Brusfel, Bohn: Leyden Trap, y. Thoir: Gouda y. Son: 's Hfïge y. Drecht .Schiedam Bakker: Zaandam y. Aaken : Alkmaar Molkman en Comp. : Hoorn Vermandei: Schoonhoven Schieke: Maasfluk»* Lopik : Utrecht Wed. Terveen en Zoon • Groningen Hov^Êk: Leeuwarden v. d. Haak : Bolsward Wellinga; CampTn Brok: Zwol F. Clement: Deventer Brouwer: Zatphen v, Eldich: Arnhem Moelman: Vlisficgen Corbelyn: Middelburg Keet, Wettere — En verders door geheel Nederland.