928 C 51   D I D E R I K DE V Y F D E, GRAAF van HOLLAND, ZEELAND en HEER van VRIESLAND, met DEN DOOD van GODEVAART, HERTOG van LOTHERJNGEN, e n OVERWELDIGER DEEZER LANDEN, TREURSPEL. IK 'SGRAVENHAGE, Br H. H. van DRECHT, Boekverkoper in de Papefttaat. mdcclxxxh.   DEN Weledelen Grootachtbaaren en Geftrengen Heet M*. JOHAN HIERONIvlUS van der MARCK, Schepen en Raad, thans Houf.'officier eer Siad LEIDEN H eeft dikwerve uwe gunft, 6 poik der Kniftmecf*- er,! Heeft dikwerve awc keur, Hechts uit goedhartigheid , De werking van myn brein een'eerprys tc egeleid; Uw Kunjlmin heeft dees viucht ter rypheid ook befcheenen. ó Steun van Hollaniscb Staat.' mogt elk zig naanw vereenen Met uw Hooga.btlrtHfmaik, die voor 'i Lanis Kiniren pleit» Die alle Kunft waardeert en nimmer hu'pontzeie , De flawsw zou min deu vreemden trek beweenen. Nasmt gy myn'DiDiuic aan mttnw hoogwaarde hand , Waarmee gyTbemii fcbaal doet blyven in haar'lland» ïiy zy eerbiedig u , zyn' ScLuubcer , Opgedraagen. Daar Lüyden op de zorg zyfis Opperrechten roemt En ieder van der MaRCK. een' waarden Va.er noemt, Treed Didrik uit zyn graf ah op zyn' Zegewagen. * 2 Simon Riviaa.  VERTOONERS. Gooevaart , Hertog van Lotberingen, geweldig Graaf van Hol, and en Ziet and. Dideiuk , Zoon en Erfgenaam van Flons den Eefjten, gewtezen G aaf van Bolland en Zeeland, Heer van friesland. Gefrte Moeder van Diderik, Gemaalinm van Robrecht, Robrecht , bygenaamt de Vries, Voogd van Dldenk., Withilde , verloofd aan Diderik en Dochter van Frederik Hertog van Saxen. Jan van Arkel, Heer van Arkel, Legerhoofd onder Robrecht. 0 J GïSBREcht, Stadhouder van Dordrecht. Wichaart , Legerhoofd onder Godevaart. zwygenden. Edelen. BurgersWachten.Soldaaten. Het Spel /peelt in 't Hof te Dordrecht.  DIDERIK de VYFDE a GRAAF van HOLLAND, ZEELAND en HEER van VRIESLAND 3 TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. eerste tooneel. WITHILDE, GYSBRECHT. WW I T H I T, D Ë. at droevig ongeval! Is onze Legermagt, Door Hertog Goce vaart, byna tot niet gebragt? G V S B R E C H X. Bedroef n niet teveel om 's waerelds wiefelingen. Waardoor hy Hollands Staat vereend met Lotheringen. WlTHILDÊ. Ik beeve op dit bericht! Oom Robrechts dapperheid, Zyn onvertfaagden moed noch wonder krygsbeleid, De ziel en leevenskrachtderftrydende foldaaten , ZVnniet ten nutgeweeftsan Didriks onderzaatenï 'Weet gy op welk een wys die ftryd is toegegaan? G V S B R K C H T. Van deeze omftandigheén hebbe ik het eind verftaan , Dat ik u zooterftond te kennen heb gegeeven. WlTHII/DE. Zal ik dan eindeloos in onderwerping lceven! A Wy  a DIDERIK DE VTFDE, Wy hoopte dan vergeefsch, door Saxifche onderband , Onsvoik verlcft te zien van zynen Dwingeland; Maar zien, integendeel, zyn' dwang nog vailer zetten Engroeijen boven 't recht van alle vryè' wetten! Gysbrecht. De Hemel, die veelmeer dan 't woelt geweld vermag , " Kan alle dwinglandy verpletten met een' flag. Maar door wat ramp zyt gy in deeze elend gekomen ? • 6 Ik heb misfchien tot noch de waarheid nooit vernomen. WlTHILDB. Is Dordrechts Stadvoogd zelf om noodlot onbewuft? Hoe kan dat mooglyk zyn? GïSBRECHT. t-, .„ . Toen 'tLand, in volle ruft, Door twjft niet werdt gefchokt en hier uw Oom regeerden , Deede ik een bedevaard, waarvan ik wederkeerden Na Godevaart alreeds was in't gebied geveft, En gy met uwe Moei gevangen. Voorde reft Hebbe ik geen reen gehad zyne ongnnft te be- klaagen; Want de ampten door uw'Oom, Graaf Floris, m' opgedraagen Behield ik als voorheen met deeze Stadvoogdy, En 't opzicht over n vertrouwde hy aan my, Met dat van de Graavin. Ik kan bezwaarlyk weeten Hoe Geerte nevens u geraaktten in zyn keten; Men zegt, hy heeft zich niet in 't krygsgebruik misgaan; Doch mooglyk deedt men my uit vreeze zulks verftaan ,- En  GRAAF VAN BOLLAND, enz. t En ik hebiie n tot noch geen re^en durven vraagen , Om , dooi een*ouden aruk , geen nieuwe geesfelfla- gen fe Te geeven aan uw hart. W ' r H I J D B. Weet i y noch de onrr.aak niet Verneem dan uit myn' mond ons jammerlyk verdriet , Schoen my 't herdenken fchrik en droeve fmert moet baaren Ik, aan Heer Diderik verloofd, nog jong van jaaren , 6 Ging met myn' Vader,die zyn Zufter meer hezogt, Dorh tnen rjic Sarenland veelKrygs^olk -ne-'ebrogt, (Wvl Keulen, Brandenburgen Gelderland hun krachten Vereeniyden , en meê tot hnn verMndnis bragten DeHenegouwfchemagt, met die van't Stichtfche Luik, Gebrón door Leuvens Graaf, beneven» dien van Koik ;) Tot Floris onderftand, maar vond dien Held verflagen , Schoon hy den Krygslaowrier had tweemaal weggedraagen, Doch moede en afgemat, door 's vyands vlucht misleid, Met zyn verwinnend heir, 7,ich had ter ruft gefpreid. Dat Aarnout, Graaf van Knik, te fpoedig kwam ter ooren En winnen deedt den ftryd, die liy eerft had verlooren, Waarin Oom Floris zelf voor eeuwig de oogen floot, En, met driedaizent man, werd in dien flaap gedood i A 2 Toen  4 DIDERIK DE VTFDE , Toen DordrechtsBurgery,gefield in de achterhoede, Hervattende den llryd , dit ongeval vcgnede , Verflaan.le , dol van wraak , het vyanoh V geweld , Dat cryvenrie met kracht van 't bloedig o> rlogsve'd» Waarop den Graaf van Kuik ter neder werd geflagen. Moei Geerte , 't hoog beftier der Landen opgedraagen Fn de vongHv hf.ars Zoons eenftemmiij opgeleid , Regeerde twee jaarlangin a'leveiligheil, Tot Robrecht, 's Graaven Zoon van Vlaanderen, dees Landen Met zyne Vlamingen nadruklyk aan kwam randen ; Hoewei myn Moei dien Held tweemaal te rogge dreef En Overwinnaares van haaren Vyand bleef, Heeft hy zich evenwel zoo deugdelyk gekweeten , Data'le vyandfehap kor tftondig werdt vergeetenj Wen Hollands vryën Staat, hem, zynedeugd ten loon , By Geertes echt, verkoor tot Voogd van haaren Zoon , WaaT'd 'sLards onderdaan ran Robrecht trouw kwam zweeren, Tot Didrik , nog te jong, zelf konde als Gra»f regeeren. Hv kweet in dit gezig zich heer! vV . heeft zvn'pligt Voldaan en zyn Voogiy hoogloffelyk verricht. Gysbrecht Men zear nogtans , dat hy , om vinnig zich te wreeken Op zvne Broeders Weêuw , den oorlog heeft ontfteeken In Vlaamren en ons volk in zyn verfchillen ft k , En , door dit doen , het Techt der Patavieren brak , Die nimmer zyn verpligt om buitenslands te ftrydeu. Wit-  GRAAF VAN HOLLAND, enz. 5 WlTHlLDE. Richildis onbefcheid was niet voor hem telyden , Wyl zy hem 't Graaffchap Aellt en 't ander deel ontnam Dat, als een Vaderlyke gift, aan Robrecht kwam , Waarom hy 't Vlaams gebied haar biliyk heeft ontnomen, Wanneer hy Graaf werdt, na zyn'Neef was omgekomen , Daarzy het Henegouwfche als Erfgraavin behiel, Dat,van haars Vaders kant,op haar,alsDochter,viel. Den Keizer had zoo rasch die tyding niet gekreegen» Of ftond, om onze winft verbitterd en verleegen , Dit deel van Nederland aan Bisfchop Willem af, Die noch door Utrechts volk,noch Kerkelyken Staf, Noch 's Keizers Zegelen,den Bataivier kon dwingen; Doch bly vende gezind de Vryën te befpringen Bragt hy welhaaft de magt der zy nen op de been , Beloofde Godevaart, zyn' Neef, dit Land te leen Te fchenken , zoo die Vorftde Steden kon verwinnen. Dus zag men Wederom den Oorlog hier beginnen, Die reeds geëindigd fcheen, waarin Held Robrechts moed Zyn zege menigmaal befchreef met 'svyands bloed. De Bisfchop, meer en meêr iverbitterd en verleegen , Heeft eindlyk zoo veel hulp en onderftand verkreegen, Dat hy van tyd tot tyd in Lotheringen zondt; Nu koopende het een dan't andere verbond, Waardoor zyn'Neef, geflerkt, ons weder kwam beftryden, En ditGerneenebeftderflaaverny deedt!y :en, Daar Willems flaande ban en looze vleijery A 3 Veele  S DIDERIK DE VTFDE, Veele onderdaanen trok van Didriks Heerfchappy, Graaf Robrecht, van zyn heir dus fchandelyk verlaaten, Week, voor deeze overmagt, met weinige Soldaaten, Doch werd door Godevaart te fpoedig nagezet En eindlyk achteihaald , daar hy te zwak was, met Zyn al te kleen gevolg, den vyand fpits te bieden En zelf werdt meêgeüeept in dit ontfchaarde vlieden ; Waardoor des Hertogs volk veel oorlogsroof bekwam , Moei Geerte, nevens my, welhaaft gevangen nam En in des Bisfchops iloet, met zich naar Dordrecht voerden. Gtsbrecht. 't Vervolg is my bekend, dat ieder hier ontroerden. Men zegt: de FranfcheVorft, dieDidriksZufter roind, En Berta huuwen wil, zyn Lelievaan ontwindt, Om Fl»ris Erfgenaam in dit gebied te ftellen : Wil Vrankryks byftand nu der Saxen hulp verzeilen , Dan raakt uw' Dwingel nd in korten tyd te niet. WlTHILDE. De Hemel, die het recht der waereldlingen ziet, Zal de Geweldenaars beteoglen in hun woeden. GysbkechtIk wagt hem deezen dag: hy komt zich eerwaards fpoeden, Om zsaken van gewigt; 't is alles hier gereed Ter zegevieringe. Verberg uw harteleed Voor zyn geducht gezicht en raad uw Moei te veinzen; Want zoo gy beiden niet uwe innigfte gepeinaen, Door  GRAAF VAN HOLLAND, enz. 7 Door 't kleed der lilt, bedekt, vrees zyn' geltrengen aart £n groote oploopenheid, waarin hy niemant fpaart. TWEEDE TOONEEL. WITHILDE, GYSBRECHT, WICHAART. DW I C H A A R t._ e Hertog nadert reeds; hy zal hier daadlyk komen. Gy hebt ontwyffelbaar zyn krygsgelnk vernomen ? Verfterkt metDuitfche magtkan niets hem wederftaan, Ook heeft hy Floris Zoon en Erfgenaam gevaên. Withilde. ö Hemel! Gysbrecht. Welk een flag! W IC haart? hem aanzitnde. Gy fchrikt! Gysbrecht, Zicb eenigzinds herfleUendt. Ik ben in vreezen Dat Godevaart misfchien te fpoedig hier zalweezen, Voor Dords Bezetteling, in't volle krygsgeweer, Haar' Vorft ontvangen kan naar zyn verkreegene eer. Vergun dat ik daartoe elks yver op ga wekken. DERDE TOONEEL. WITHILDE, WICHAART. \f[7 WlCHAART. W at mag de reden zyn van dit verhaalt vertrekken ? A 4 Het  % DIDERIK DE FTFDE, Het fchynd de zegepraal desHertogs hem mishaagt En dat hy 't ongeluk des Jongeling» beklaagt. Ik konde in zyn gelaat de droefheid klaar befchouv/en; De Stadvoogd handelt valsch: men kan geen'mensch betrouwen Die zich verleegen toond om de gevangenis Van een wiens klaiftering ons nut en noodig is. Wat heeft men, vier jaar tyds , ai bloed en traanenvlieten Der Burgren, in dien twiil, ellendig uit zien fchieten! De Steden zyn ontbloot, de Landen leggen woelt, Terwyl de Spa en Ploeg des Akkermans verroert; Of zoo hy 't veld bezaaid bederven de Soldaaten Bet weelderig gewas, wen zy den Landman haaten; Het koorn, is Paarden fpys; de weiden, zyn ontbloot Van vee, door 't fikkei flaanvan de alvernielbre dood; Dus wordt hier ailes fchaars:en nu hy is verwonnen, Orn wien het allerroeeft dees oorlog werd begonnen, Wateerlyk Onderdaan toont zich nunietverblyd, Nu hem de vredezon belooft een blyder tyd ? Withildb. Neen , Gysbrecht is getrouw aan '» Dwingelands belangen , En hier oneerlvk in, door hem dus san te hangen : HeerDidrik is zyn Graaf, zyn wettig Opperheer, Dienhy befchermen moeit: een man van deugd en eer' fi Zal nooit zyn'waaren Vorfl om lief of leet verhaten, Noch ruften, voor hy dien herlteld ziet in zyn Staa- ten. WlCHAART. Waar'tin zyn magtgeweelthy had ons ligtverraên. Wat kon hy na toch doen? Wi-  GRAAF FAN HOLLAND, enz. 9 WlTHILDB. Wat? Zyo Graavinne ontflaan; En , geevende dees Stad den Ei fgenaaro in handen, Betoondde hy zyn trouw, ten welftand deezer Landen, , VIERDE TOONEEL. GEERTE, WITHILDE, WICHAART. ] W7 G E E R T E. W at maakt de Stadvoogd my, in't uitgaan , daaj bekend? Heeft onze Legermngt op nieuw den rug gewend Voor 't Lotheringfche Heir en is myn Zoon gevangen ? Was't niet genoeg dat ik my zag in boeijens prangen , Met myn geliefde Nicht, het voorwerp zyner min, En zeifin deeze Plaats, dees Zetelftad, waarin Ik met myn' Echtgenoot beveelens plagt te geeven, Maar moet ik dit verdriet ook van myn' Zoon belee' ven! WlCHAART. Schoon hy, op'sKeizers wil, den Bisfchop moeë omzien En voor den Hertog bnigt.zyn kluifterzalmisrchien, Hem, indenBurgerftand, meêr voordeel doen verwerven. G E E R T E. Is't niet genoeg dat hy deesH;:c happy moet derven? Is't nietgenoegdathem zyneigen Onderzaat, Om een' Geweldenaar, te fchandely k verlaat ? A 5 Maa*  io DIDERIK DE WEDE, Maar moet gy zelfmy ook in't aangezicht bravee- En flaan defchendaad voor en'tfchaamtloos over- heeren Eens Over weldigers, die zich zoo ver verftout Dat hy een' Wees zyn goed, zyn erfdeel, fnood onthoud, Zich eigent, en geboeid, ten afiland zoekt te dwingen ? Laat hy'tArdensGebied, het Land van Lotherin- gen, Regeeren ; en zoo hier de Bisfchop iets vermag, Het is in 't Kerkelvk-, geen Waereldlyk- gezag. WlCHAART. Geen Willem, Godevaart, noch Didrik geeft hier wetten , Ten zy de Keizer hem in't hoog bewind komt zetten , Door billyke overdracht, als opperlte Opperheer Van Daïtsch- en Nederland en andre Landen meer; Die kan dit Staatsgebied, wegfchenken, overdraaA gen, Of leenen, naar zyn'lult en Vorftlyk welbehaagen, Gelyk hy heeft gedaan , en 't Hollandfche Opperrecht Het UtrechtsMyterhoofd milddaadig toegelegd; En Bisfchop Willems gunft heeft dat ter leen gegee- ven 6 Aan Hertog Godevaart, naar wiens bevel wy lee- ven : Is dit, naar uwen zin, niet wel gedaan, Mevrouw, Klaag dan de Keizer aan. G E E R T E- Blyf, blyf ons ongetrouw, Befpot my en vermeer de rampen die my drukken , Sta my nen vyand voor, juich om onze ongelukken, Ver-  GRAAF VAN BOLLAND, enz. 11 Verheug u, fchep vermaak in 'r aanzien van myn !eet; Maar zie, misfchien in 't kort, een hooger msgt gereed Die alle neranny en buitenfpooriglieden Beteugeld en o ftraft, om 't breeken uwer eeden. Gy weet wel dat dit Land door wettige erffenis Des Vaders op zyn Kind altoos geregeld is, Ja, dat myn'Echtgenoot, Graaf Floris, nahetlterven Zyns Broeders, buiten twifl, dit Graaffchap mogt beërven. . Heeft K-eizerKarei zelfs, toen'tblinde Heidendom Nog heerfchtte in dit Geweft , den eerften Didrik , om , « Daartegen aan te gaan, niet doen tot Graaf verkiezen . Van Holland en tot Heer der afgedwaaldde Vriezen? Gaf Koning Lodewyk de Zeeowfche Staatvoogdy , Of 't Graaffelyk bewind, dien Krygsheld niet daar by ? Die Vorften hebben hem dees Landen opgedraagen Ter eeuwige erffenis , indien hy kon verjaagen Het heillooze ongeloof, dat hier wierdt voortgeplant , En , boven 't heilgeloof, regeertlden in dit LandDus heeft deeze eerfte Graaf het Chriitendom verheeven , Den Noorman en den Deen uit Nederland verdreeven, Alwaar zy menigmaal, met blinden yver , door Hun gruuwzaame overroagt rr oedigd, Kerk en Koor Ontwyddende ,hnn fchand-en drekgoon deeden eeEn zwakgeloovigen ter dwaaling wederkeeren^^  W DIDERIK DE VTFDE, Maar de ftandvaftigen in 't Chriftelyk Geloof Vervolgdden ze overal, door moord en brand en roof En vuige fchendingen der Maagden en der Vrouwen. Die (tukte hy en deedt de Kerken weêr herbouwen Heeft WiUebordus leer gelterkt in 't vry geweil En Odibaldaj ftosl in Utrechts wal geveil. WlCHAART. Kon de eerfte Diderik die vyanden verjaagen, De Hertog kan veeimeêrdezynen nogbelaagen; Want hy is msgtiger en niet min groot in moed Waardoor men hem alom, met blydfchap hulde doet. VYFDE TOONEEL. GEERTE, WITHILDE. TT WlTHILDE. ó JLJ-emel! is hier dan geen onderdaan te vinden Die zich aan onze zaak kloekmoedig durft verbinden ? De Dwingland ziettefcherpen flaat opallesacht, Wen niets zyn oog ontflipt, en die ons 't meeft belagcht Wordt allermeeft, door hem, in hoogen ftaat ver- heeven; Zoo dat men ons byna geen trooftlyk woord durft geeven, Die flechts uit Gysbrechts mond geringen troofl: ontvaên : Geen ftervling trekt zich zelv'der goede zaak zoo aan, Om, na dit groot verlies, niet verder af te deinzen. Ik dacht in Wichaarts ziel veel edeler gepeinzen Te ontdekken; fchoon 't belang hem bindt aan Godevaart, 'kGe-  GRAAF FAN HOLLAND, enz. iS 'k Geloofde nimmermeer dat hy, van fchaamte ontaart, ,. Zich zetven dos verblyd om ons verhes zou toonen, En uw voorgaande gunft met fmaad en ondank loonen. G E E R T B. Hyheefc,inF!oris dieoit,door zynedapperheid. Der, aanwas onzer gunft en groei zy ns rangs geleid; Want daardoor is hy eerft tot Edelman verheeven , En hem een wapent'child der Edelen gegeeven : Vervolgens zondmenhem, als Hollands Afgezant, Den Lotheringer toe, wiens Vorft ons erf en Land , Op Bisfchop Willems eilch, bedreigde te beftryden. Doch Wichaart, om geen fchae, by onsverlies, te lyden, Verliet ons hoog belang, werd trouw en eeteloos, Wen hy, voor onzen dienft, des Hertogs dienft verkoos, , , , En voorts, in aller haaft, des vyands oorlogibenden, Als Onderlegeihoofd, deedt heiwaards heenen wenden, Dair hy veel Steden won, door lift en overmagt En 'tLotherings gezag alom in aanzien bragt. Ik dacht dateindelyk hetmisdryf hemmishaagen En d'afval touwen zou; maar ver van eenig knaagen Te voelen in 't gemoed, volhard hy in zyn kwaad En fchept zyn grootfte vreugd in fciiandlyk landverraad. Doch fchoon men my veracht, en, tot myn grooter fmarte, Myn' Zoon gevangen houdt, toch gaat my meêr tef harte Dat gy , benevens ons, de boei der dwinglandy Moet draagen , in een Stad , alwaar ge aan Di« drikszy', Als zyne Gernaalinne, uw wetten moeit zien eersn ' En  14 DIDERIK DE VTFDE, En over 't Hollands- Zeeuws- en Vries-geweft regesren; ö Hier moetik , tot myn leeten onzer vyands vreugd, U beiden in tien druk zien flyten uwe jeagt! Myn Dochter! mag ik u dien waarden naam 'no" geeven, ö& Uwrarap tr. ft me allermeeft, uw onheil doet my beeven.' Uw teedre min heeft o in dit verdriet gebragt. WlTHILDE. Weêrhouw dien traan sa vloed; zoo gy me alsDoch- ter acht En toe wild liaan dat ik u mag myn Moeder noemen, Toen u dan moediger; laat uw'Tieran nooit roemen , Dat gy geenszins bet leed.dat gy tans draagen moet, Kont draagen naar den eifch van uw doorluchtig bloed. s Verwyt den Hertog niet zyne onrechtvaardigheden , Wild gy nw recht, doorhem, niet meerder zien vertreeden. G E E K T E. Welaan, ik zal myn' toorn bedwingen met geweld Mids hy ook perk en paal aan zyne trotsheid iteld. Einde des Eerjlen Bedryfs,. TWEEDE BE DRY F. EERSTE TOONEEL. DIDERIK, GODEVAART, WICHAART, Waibten en Soldaaten. TT Godevaart. JLl eer Diderik,gy weet dat gy, als Krygsgevangen, Ge-  GR.AAF VAN HOLLAND, enz. iS Genoodzaakt zyt myn' laft en hooge wet te ontvangen ; Gehoorzaam dan dien gy niet overwinnen kant; Das worde a mogelyk een beter lot vergund , Door myn' gedachten wil en Meelleriyk begeeren , Of vrees een' vloed van ramp , die u zal overheeren: De Keizer heeft aan my ditLand gefchonkeo , en Dewyl ik, door zyn gunit,hier Opperheerfcher ben, Verbiede ik u voortaan , door dwaalenae gedachten, Ooit naar de hooge hoed der Graaflykheid te trachten. Diderik. Das kunt ge nwroovery bs wimpelen met fchyn Van recht; maar ik zal nooit zoo laag van harte zyn Den Rcover van myn erf te hulde na zyn rooven. Gy vergt my vrachteloos den afftand te belooven. Ik ben hier wettig Graaf. Zie my voor vyandaan, Doch geef my geen be vel, gelykaw'onderdaan , Dien gy gebieden moogt; maar als een' overwonnen En moedig Prins, met wien gy d'ooriog hebt begonnen. Godevaart. Onachtzaam Jongeling , door wat verwaanden Hap Treed gy , uit myne gunft , in myne vyandfchap ? Of acht ge u zelv' tekleen om u te kunnen doemen In zulk een teedre jeugt fik kan nogtans uw roemen Verydlen, en myn toorn ...; maar gy zyc die niet waard. . . . Ga heen. Myn wil worde u door Gysbrecht haail: verklaard. Diderik. Uw wil is my geen wet. Ik wenfch alleen myn pligten By myne Minnaaresfe en Moeder te verrichten. Stel my dan tyd en plaats; hierin za! ik uw' wil Gehoorzaam zyn, maar niet in eenigSuatsverfchil Neer-  ïS DIDERIK DE VFFDE, Neerbuigen voor uw' lalt.noch uw gezag erkennen* Geen vleefter kan zich zelv' aan Kindertucht gewennen. Godevaart. Welaan , ik fta u toe dat gy haar beiden fpreekt, En zal, zoo gy een deel van uw verwaandheid breekt, Aan u, inkorten tyd, de volle vryheid fchenken. Diderik. Maar tot wat duuren prys is ligtelyk te denken. Vergun my flechts. dat ik die twee bezoeken mag En rny nen trooft verleen na zuik een* zwaai en üag , Die beider ftamhuis treft en dreigcom ver te wroeten. Gedoog datik terftond. ... Godevaart. Ik wil haar eerft begroeten In mynen Krygstriömf eer ik dit toe zal ftaan. Diderik. Vaarwel; op't Vorftlyk woord zal ik naar binnen gaan. TWEEDE TOONEEL. GODEVAART, WICHAART, Soldaaten. T^T Godevaart, tegens de Sotdaarin. W u hebb'e ik eindelyk , door uwe bra^ve daaden , Een' vyandin myn magt die my veelmeer kon fchaa• den Door zyn geboorterecht dan heldendapperheid, Waarom in veeier hart een zucht verborgen leid Die my tot nadeel ftrekt; der mceften zieisbegeeren Verlangen myn bederf en Dideriks regeeren; Doch laat hun wenfchen vry, nu 'k i^em gevangen hou En  GRAAF VAN BOLLAND, enz. 17 EnHoofdbeftierder blyf vanHollands Staatsgebouw, Waarvoor ik u altoos myn dankbaarheid zaltoonen En uw getroawe vlyt roildaciig wil beloonen. Laat my alleen ; volhard in trouw en Heldenmoed ; Dus blyft myn' zetel valt geveft in 's vyand bloed. De Soldaaten binnen. Blyf, Wichaart. Nu kan my de Vries geenszins bederven, Of zoekt hy zulks, ik kan den Jongeling doen nerven , En zyn gevangenis ftrekt my aldus ten nut; Hy blyve een fchild waarop ik Robrechts flagen , fchut: Al kon men wederom een Legerfchaer vergaêren , Men waage niets, of ik zal Floris Zoon niet fpaaren. Maak dat zulks ruchtbaar wordt; want als dit ieder weet, Stompe ik het fnydend zwaard mynihaaters, dat, gereed Om doodlyk toe te liaan, myn leeven zou verkorten, Maar dus zyn' lieveling in wis bederf zal ftorten, Dien ik aldus te meêr kan dwingen , door den raad Van Gysbrecht, dat hy my zyn rechten overlaat En plechtig afltand doe. WlCHAART. Waar kunt gy u meê vleijen, 6 Vorft.'Jaar Gysbrecht zelf u om den tnin willeijea En uwe vyanden begunftigt in zyn hart. Ik vond, op myne komft, hem in gefprek verward Met uw gevangene, Withilde ; en ik befpeurdde Dat hy , in't heimelyk, om onze zege treurdde, Hoe zeer hy zulksmetkunft voor my te ontveinzen dacht Zoo veel hsra mooglyk was; doch komendeonverwagt 3 Kon-  iS DIDERIK DE VTFDE, Konde ik air. zyne taal en droeve wezenstrekken Zyn zielsontroeringen en inzicht klaar ontdekken. Godevaart, na tenig ftilzwygen. ó Wichaartükgeloofdatgyhem haat toe draagt, Veelmin myn weizyn zoekt, dan zynen rang belaagt: * Men kan in 't beft gedrag der braafften wel iets vinden Tothan befcbaldJging. Ik laat my noit verblinden Door vergezogten Ichyn.of onderling verfchil, Ofloozekaipery, d:e ik niet lyden wil. W i c ü- r a r t. Zoudeik hem haaten, Vorft.of zynen rang benyden , Daar ik sneer roem verkryg, in 't overwinnend ftryden, Danikaan't vadzig Hofof in een Stsatsvoogdy Ooit wenfch of wsgten kan door laffe kuipery ? Ik doel fiechts op uw nnt en 't weizyn van ons allen, En 't is met toert dat ik myn' halsvriend af moet vallen. .Godevaart. Uw vriendfchap , jegens hem , is van een' wondren aart. Ik wil niet dat ge uw' vriend met vyandfchap bezwaart , Maar dat gy met e'ksêrtt vredig zult gedraagen. WlCHAART. Ik raade alleen ... Godevaart. Uw raad kan my geenszins behaigen. W ic haart. Uw weizyn , Vorft.... Godevaart. Hou op. Beticht uw vriend niet meêr, Wyl ik geen binnen twift, by buiten kryg, begeer. Wi-  GRAAF FAN HOLLAND, enz. ^ WlCHAART. Verfchoon my dan, myn Vorft, hebbe ik hierin rnisdreeven. Godevaar.t. «Laat my een wylalleen. DERDE TOONEEL. GODEVAART, alUen. . 00 'k hem geloof mogt geeven.... Neen, ik geloof hem niec; de Stadvoogd is myn vriend, Die my behoorelyk en dapp?r heeft gediend. Neen , Wichaart tracht dien Man , uit Staatzucht, te bederven, .Om zyn aanzienlyk ampt te winnen, door zyn Iterven, Df myn gekogte gunlt Maar zoude een Oorlogsheld , Als Wichaart, die zyn' roem in de overwinning ftelc En alles buigen doet voor zyn' gevreesden degen , Waardoor ik menigwerf de zege heb verkreegen , Een Hopman, die den rang van Onderlegervoogd Met allen lof bekleed, en telkem wordt verhoogd, De zenuuw myner kracht, myn rechterarm , geheeten, Zich zelv' dus fchandelyk en eereloos vergeeten, Dat hy eens anders (laat belaagen zou , daar hy rfn aanzien daaglyks groeit en fchitterd nevens my ? Neen, neen,dat kan niet zyn ; ik zat hem nooit mistrouwen , Maar myne grootheids bloeije op hem en Gysbrecht bouwen, Waardoor die wasdom kreeg en vaft pewortelt blyft. Welaan, dat myn bevel hun beider t wilt verdryft; B 2 Of  ft DIDERIK DE VTFDE, Of zoo my een van hen vermetel dnrft wederltree* ven' i Die zal ik'* oor myn ftraf en ongenae doen beeven. VIERDE TOONEEL. GÖDEVAART, GEERTE , GYSBRECHT, Wachten. S"\ Gysbrecht, tegen Godevaart, \Jp uw' gedachten lalt.... Godevaart. Mevrouw, tree nader; ik Vergunne u die genae my, zonder vreeze, of Ichrik, Of doodfche fiddering , vrymoedig te genaaken , Ja gy khnt zelf de vrucht van myne goedheid fmaaken. G e e r t e. Hoe, daar ge ons dag op dag vervolgt met nieuwen hoon? Het myne my onthoud, de Landen van myn'Zoon U eigent en ons ftreng in uwe boei doet zuchten , Zyn dit geen proeven , Vorft:, van uwe goedheids vruchten? Godevaart. Ik zie myn wenfch vervuld, als ik in ruft regeer', En Didrik my erkend; Mevrouw, ik eifch niets meêr Dan deeze dankbaarheid, waarvoorik al de zynen Grootmoedig zal ontflaan en doen myn' toorn verdwynen, Wanneer'kregeerenkan in alle vyligheid. G e e r t e. Neen, neen, Mynheer, die wenfch word u door my ontzeid; Die zietgynooit vervuld.Kunt gy die lafheidwagten Van eender mynen? neen; uw dwaalendegedachten En  GRAAF VAN HOLLAND, enz. 2X En laagheên draagen fchuld dat gy myn bloed niet kend. GoDEVAART. Ik ken het al te wel; doch ben geer.zins gewend My zelv', doorvrouwenklagt,in flaap telaatsn wiegen. Uw Zoon is in myn magt; men zal my niet bedriegen Dat ik my zonder wraak weêr wapen totdenftryd; Want zoo uw Echtgenoot,geöreeven door den nyd, My wederom befpringt, ik zal Heer Didrik dooden In 't oog van 'their, waardoor hem byftand wordt gebooden. G e b R t e. Gy toont uw laffe vrees door zulk een dreigen. God evaaet. Hoe, Ik vreezen, daar ik zelf een ieder beeven doe! G e e r t e. Vreefl gy geen Hemelftraf, vrees die der onder- zaaten En andren , die hierna u vlieden , vloeken ,haaten Enfchaden zullen , ja uw wettig erfgebied Kaftyden , om zyn' Vorft. Ontaarte, vreeft gy niet > Ik vrees veelmin dan gy ! Gy kunt myn Zoondoor" fteeken, Terwyl veel duizenden dien doodflag zullen wree- ken; " Veel handen zyn gereed, wen gy die flagting doet, Op een' en zelfden tyd te baaden in uw bloed : Dan zalmen naderhand van Godevaart vernaaien , Dat zyn Veiwonneling, na ftervend zegepraalen , Nog Broeders naliet, ik nog Zoons; maar gy, Tiraa, Geen Broeder, Dochter, Zoon.... Godevaart. Wel; men veihaale dan B 3 Daar-  si DIDERIK DE VTFDE, enz. Daarby > dat Geertes Zoons, na 't fterven hunner Broeder, Befchouwdden 't bloedig lyk van hun geflagtte Moeder; Want na ik Diderik vooreerft ter dood doe gaan, Zal u hetzelfde zwaard terftond ter neder flaan. Jk laat myne achtbaarheid nooit ongevoelig hoonena Maar ben zoo reê ter ftraffe als mild in gunft betoonen. G e e r t e. Ik vrees uw gunftbewys veeltneêr dan uwe Wraak. Sterf ik op deeze wyze ik fterf mee veel vermaak, Wanrjeer des Waerelds oog uw fchandelykedaadén Aanfch. uw: , uw' krygslauwrier met bloed ziet overlaaden , En Keizer Henderik, uw' Vorft en Bondgenoot, Uw' heldenmoed erkend , door onzer aller dood. Godevaart. Het ftaat alleen -zn n voortaan geruft te leeven, En 'tis met fmert dat ik de flag des doods zal geeven, Waarvan uw laftertong 't voornaamfte werktuig ftrekt, Ik heb de Hemel hulpe in al myn doen ontdekt, En met de wapenen dees Landen overwonnen ; 'Jr. Heb lauweren geplukt, die nooit verwelken konnen , Maar door hun duurzaam groen, aan de eeuwigheid gewyd, Vertoonen 's plukkers lof, in 't aanzien van den nyd. Wat Landverbetering hebbe ik niet ondernomen? Wat braave Veilingen niet in myn magt doen komen? Zeg, weet gy niet hoe elk myne overwinning roemt En my verbeteraar der wingewesten noemt ? Wat  GRAAF VAN HOLLAND, aj Wataantal zwakke Steén deed ik, door diepe gnch- En munten, toorens hoog, voor onverwinbaar achten ! :É Het overfchoone Delft is op myn' laft gebouwd ! Hoe menig Hecht Kafteel, en Hut van enkel hout, Doe ik, ter tegenweer, tot grooteSterktensmaa- ken! , Terwy 1 men my alom ziet als een' Argus waaken Draag ik, als Herkules, de zege in myne vuift, En keere altoos met roem en 'svyands bloed begruift. G b e r t e. Had gy de Saraceenfche ofTurkfche magtverflaa- gen, „ Gy mende met meêr lof en prys den Zegewagen , En bragt des Hemels hnlpe onwrikbaar op uw zy; Maar nu verkort ge een Wees en rooft zyn Land- voogdy . En doet de Chriilenen eikanderen beltryden , Waarom de Mofelmans zichinnerlyk verblyden. Wie zal het ongeloof kloekmoedig weaerlhan , Na de Geioovigen eikanderen verüaan ? Godevaart. Geen Mahomets geweld of Standaart doet my vree- Zyn Tulbant zal myn* Hoed haalt onderdaanig weezen ; Na ik zyn halve Maan, voor 's Keizers Adelaar, Doe duiken ; ja, in fpyt van Saraceen .Barbaar En Turk, zalik wel r-dch, in Paleftinaas ftreeken , Geteekend met het Kruis, het ongeloof verbreeken, Daai ftichten zulkeenRyk,dat,van denNylftroomar Totaan den Rhyn en Maas,den Keizerlyken Staf Eerbiedig hulde doet, en Romens Kerkbeveelen Onteaenzegly k maakt in alle waerelddeelen. v" ö b' B 4 Geer-  ï4 DIDERIK DE V9TFDE, enz. XT G b E r t E. Neeni, gy zukeindelyk bevinden, maar te laat, Hoe t HemeilchegerechtdeDwingelandenhaat. En , verre van door hun de goede zaak te ftyven, Het kwaad zyn'Meefter zeifin 'twis bederf doet dryven. ■ r W GoDBVAART. » Men maake ltraks een eind aan dit gehaat ge» fprek. " b Myn Lyfwacht! breng Mevrouw terftond in haar vertrek. VYFDE TOONEEL. GODEVA ART, GYSBRECHT. HGodevaart. aareonverzettelykheidiiuithaer reen te booren. Wat water zal den gloed van 'thelfche twistvuur lmooren, Wiens vlam myn hartaêr zengt, wier feiontftoken' brand Alom zyn vonken fpreidt door't kwynend Nederland ! Wanneer zal ik het zoet des vredes kunnen fmaaken Hn t zuchtende gemeen gelukkig mogen maaken! GïSBRECHT, Ik weet geen raad, myn Vorft, wylVrankryk niee begeert / Dat gy dit Land in ruft, als Opperheer, regeerd • Koft gy het Lelieryk aan uw belangens binden Gy zoudt min tegenftand in de overheering vinden, Godevaart. De Keizer wierd misfchiea zyn felfte weêrpartv, Zoo ik derFranfche hulp kon brengen op myn zy'. Wen di«,meeft averechts van 't Keizerlyk belangen, Den  GRAAF VAN BOLLAND. *g Den Duitfcher argwaan baart en zelden aan zai hangen, Zoo zy daar geen genot voot 't Lelieryk in ziet. Gysbrecht. Stel Didrik dan te vreên : wie weet of hy zich niet Vernoegen laaten zal met weinige onderdaanen. Godevaart. Gelooft gy dat zyn Voogt den weg ten vreê zon baanen, Wanneer ik 't Vries Gebied den Jongling overgaf, En ftaan dan nevens hem van Zee- en Holland af? Gysbrecht. Hy zal zich nooit met Zee-of Vriesland vergenoegen ; Schoon hy veel beter deedt zich naar den tyd te voegen, Dan al tetrotfch te ftaan op Hollands Graaflykheid, Die hy ligt eifchen zal. Godevaart. Wst gmuwlyk onbefcheid! Zon hy, dus onbefchaamd , oien afftand durven vraagen! Al zonde ons Staatsverfchil myn ganfche levensdagen. ' Ja eeuwig duurzaam zyn , dit za) men nimmer zien ; ! Hy vleid-zich te vergeeffch da: zulks ooit zal gefchien : : Zor. lang ik deezen arm kan roeren, en den degen i Gebruiken, bly v' myn ziel dier laagheid ongenegen : I Èêrza.1 dit Staatsbewind het onderfle opwaards gaan, 1 Dan ikdien ftrengen eifch lafhartig toe zou ftaan. Durft Geertemy,door u,die>• <.bande:yken vrede ' Voorftellen ! Gysbrecht. Hoe, door my!. ..Neen, deallerminfte rede Zyn tusfchen haar nochmy eewisfeld van die zaak. E 5 \ ZES-  1% DIDERIK DE VTFDE, ZESDE TOONEEL. GODEVAART, GYSBRECHT, WICHAART. IGodevaart, tegen Wlcbaart. s Wichaatt ook bekend hoe Robrecht myne wraak Hernieuwde krachten geeft? WlCHAART. Zyn Afgezant ftaat buiten En vraagt gehoor. Godevaart. Dat hy u melde wat beflaiten Zyn' Meefter neemt. Wickaart. Hy wenfcht u zelf, myn Vorft.... Godevaart. , ., Hyvoeg' Zich naar myn' wil; dar. hy zich zei ven vergenoeo' Met utefpreeken; hy kan u zyn' lsftontdekken ? Of ongehoord van hier naar zynen Graaf vertrekken. ZEVENDE TOONEEL. GODEVAART, GYSBRECHT. Godevaart. vJy hebt, door dit geheim te melden, my verPligt» Waarna myn handeling voortaan worde ingericht. Gysbrecht. Zy heeft my niets ontdekt, noch immermeer bevolen Ditvoorftelutedoen. Zou zy zoo ver verdoolen , Dat ze aan een onderdaan , die u naar de oogen ziet, Haar  GRAAF VAN BOLLAND, enz. 27 Haar hart ontfluiten zou?neen 'kheb haar flechts befpied En daaruit opgemaakt dat zy in haar gedachten Deeze eifchen vormen durft. Godevaart. Ik zal my dan wel wagten Dit aanbod haar te doen. Gysbrecht. Mynheer,het is een Vrouw, Die, door eene overmaat van opgehoopten rouw _ Geperft, en magteloos uw llaande hand te ontwringen , Haarkrechtelooze fpyt onmooglyk kan bedwingen, ACHTSTE TOONEEL. GODEVAART, GYSBRECHT, WICHAART, GWlCHAART. raaf Robrecht zelf, verzoekt den Vorft om vrygelei. GODEV aart. Hy zelf! WlCHAART. ö Ja, Mynheer. Godevaart. Na 'k zyn' Gezant ontzeï Te fpreeken durft hy my nu zeiven komen vinden, En ligt den losprys bién voor zyn gevangen vrinden! Syn komft moet zekerlyk om iets gewigtigs zyn. Men geev'hem'tvrygeleide, opdathy hierverfchyn'. N E-  28 DIDERIK DE VTFDE, NEGENDE TOONEEL. GODEVA ART, GYSBRECHT. TtJt . Godevaart. ±1 dacht «et dathyoit zynftrenge trotsheid bree- Veel «Ja verzoeken zoude om hier met my te fpree- Waarom ik des te meêr 't verzoek heb toegeftaan En zonder my vooraf daar over te beraên Ook hebbeik Diderik beloofd , dat hy, nadeezen , Zyn Moeder, in 't gefprek, ten troofi: zal mogen weezen. & Ga heen, breng ftraks den Zoon en Moeder hy el- kaer, 1 Ja geef Withilde meêdie blvde vryheid ; maar Gy moet op Geertes taal en handel vly tig letten Of zy den haat haars Zoons , op my, ook aan durft zetten. Gysbrecht. Gy doet voorzichtig , Vorft, dat ge op nw hoede zy t En acht op alles flaat; wen veelen , door den nyd Vervoerd, misfchien welhaaft uw' ondergang bedoe- GoDEVAART. Verdenkt gy iemand? Spreek. Gysbrecht. VanWichaart. Ik ^»be een flecht gevoelen Godevaart. Hoe.'van hem, die u heeft aangeklaagd? U m verdenking brengt dat gy uw' Vorft belaagt * Gysbrecht. Hy my befchuidigen ! Waarom brengt die vermeeten My  GRAAF VAN HOLLAND, enz. s| Mv in verdenkinge ? mag uwen Dienaar weeten Van welk een mi!daad hy beticht kan worden i Godevaart. Ja. Hv zeide dat ey zelf, tot myn bederf en fchaê GeoetC' in 't^eimelyk , niets liever zoud begeeren Dm Didrik, in myn plaats, dit Land te zien regee- DatgyWithildeB leed verzacht hebt, haar getroofl En om baar ongeluk geduurlg zuchten looft. Gysbkbcht. Ik kin meedoogendzyn.nw'vy and trooft verkenen; .Maar zal, als Wichaart doet, my nooit met hem vereenen. Godevaart. Waarom verdenkt gy hem ? Gysbrecht. Om dat hy meerder haat Opuwenvyand toonddan hy hem inderdaad En werklyk haaten kan j zyn gtamfchap is te krach- Daaröm maakt zyne trouw, voor n, my twyffelacrw tig. Godevaart. Al trad gy tegen my met Wichaart in verbond, fk weet dat gy en hy u toch bedroegen vond ^my^&^^i; myn roem, tehoogge- Magvo^ge'en onderdaan, als zyni gelyken, vrse- lk vrees geen duizenden, en zonde ik dan voor een Of twee bekommerd zyn en fchroomen? neen , . Ik wil veeleêr dat gy één lyn met hem znlt trekkeri; Gy beiden moogt hierna aan my ten fteun verftrekken, Gf  30 DIDERIK DE VTFDE, Of my in 'c openbaar verlasten; maar verraê Myn^oed vertrouwen nooit, of vrees myneonge. Einde des Tweeden Bedryfs. DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. GEERTE, WITH1LDE, GYSBRECHT. 6 Ja^Mevrouw, ™ Zoon zal daadelyk verfchy. Maar zorg dat gy vooral zyn jaaren lat oiuzlet. ö Hemel! zahk hem in zulk een* fW 3,„m, En indien droeven ftnn,i m aanfchouwea 06 doTvlf myn' Z°0n he< '«vendieht te W I T H ï t D E , M« .d dien zy hem geeft verwekt myn mededogen; Dochrte uv.e hifi myn wraak en tergt myn hoog vèrmoogen Zy overw n> byna myn gramfcbap , maar gy fteekt Dit in een vlam , wier gloed de lamp zyns leevens breekt, Zoo gy haar flikkering dus roekloos aan durft blaazen. Herdenk dit, fmoor dien ftorm van onbezonne raazen, Eêt hy te ruggekeert, uw Didrik brengt ten val, En, door zyn'flag, alsdan , uw hoofd verpletten zal. Diderik. Haa' Moederlyke z«rg blykt duidlyk uit haar raaden, Wen ze in myn hart de zucht verwekt tot heldendaaden Myn Bruid, door vreeze ontroert, begrypt niet wat zy Trad En dringt, uit tederheid, my tot een kwaade daad, Die , na 't volbrengen , ons te bitter zou berouwen ; Doch "lei u niet 'dat ik , op raad der zwakke Vrouwen , Uw wenfchen zou voldoen;neen,ik zal nimmermeer Iets toeftaan tot myn fchade of nadeel myner eer. Ik kan haar beider zorg niet derven zonder fmarte: De Moederliefde en min beftryden my het harte, C 3 Ge'  SS DIDERIK DE VTFDE, Gelyk de vrees des doods; maar wyl ik liever nerf, Dan't leeven cot den prys van eerverlies verwerf, Scheure ik die banden los en zal ten gra ve vaaren , In hoope dat myn dood nw wraakzucht doe bedaaren. G e e r t e. Neen, flagt my nevens hem, begraaf ons in één graf, Of beef voor myne wraak en uw verdiende ftraf. Myn overige Zoons ftaan vaardig ons te wreeken ; MynEchtgenoot zalu'tmoordaadighartdoorfteéken; Terwvl nw eigen volk zyn'Hoofdtieran verlaat, TJ, om uw wreedheid,vloekt, gelyk een'Nero,haat, Zich mee uw vyanden en uwe bondgenooten Vereenigt, om uw hand van 't moordgeweer te ontblooten En de aard te zuiveren van een' geweldenaar, Een' Chriften Vorft, in fchyn, in waarheid, een' barbaar. Godevaart. Die vergezogte vreugd zal Geerte nooit beleeven , Wen gy.woelzieke Vrouw, vooraf den geeft zuit geeven. Gy , Wachten, breng haar weg, die haaren Zoon verleidt. D i n b r i k , met drift. Verfchoonhaar, Vorft ;gy zet,door uwe oploopenheid, Myn Moeders wanhoop aan: gy tergt haar, darft haar hoonen, En wild dan nog, datzy u achting zal betoonen. Godevaart. Zy Werkt uw aller ramp, door haare laftertaal. Diderik, met meerder drift. Ik zweer, by't Hemellicht, zoo ge uwe Zegepraal Ophaar misbruikt,gy zult nooit tot uw wit geraaken. Geer-  GRAAF VAN HOLLAND, enz. 39 G 1 e r t e , als weggaande. Myn waarde Zoon ! myn dood zal u ftandvaftig maaken. Godevaart. Gy zytalsraazende, door haat en ongeduld. Wie doemt u dnsdatgy ttn eerlte fterven ault? G e e r t b. Ik ken nw wreed gemoed. Godevaa*t. Leer my dan beter kennen s Wyl wy , wel ver van wreed , ter zachtheid ons gewennen , Schoon gyze onwaardig bly ft; maar nu ik uw Gemaal Hier deezen dag verwagt,wil ik door goed onthaal.... Diderik Verwagt gy myne Voogd gelyk uw Krygsgevangen! Godevaart. ANeen.Mynheer.ik deed hem vrygeleide erlangen : Hy heeft gehoor verzogt en ik't hem toegedaan. En gy, vertrek , Mevrouw. G e e r t e. Ik moet, ik zal dan gaan. Gy weet uw pligt, myn Zoon.Myn Dochter, zy t geduldig. Diderik , tegen Godevaart, terwyt Geerte vertrekt.Zoo ge iemand ftraffen wild, ftraf my.want ik ben fchuldig, Ja fchuldiger dan zy. C 4 VIER-  40 D IDE HIK DE VTFDE, VIERDE TOONEEL, DIDERIK, GODEVAART, VVITHILDE, GYSBRECHT. GoDIVAART. Cxy zult haar weder zien. Diderik. Indien ge my bedriegt Godevaart Neen, dac zal niet gefchiên. Uw Kinderlyke zorg kan my op 't hoogft behaagen : Wees minder trotsch, om meêr myne achting weg te draagen. (Tegen WitbiUe.) Uwe edelmoedigheid ontdekkeik meer en meêr; De volging van uw' raad veritrekten hem tot eer'. Oprechte Minnaares! hy is nw liefde onwaardig: Gy mind zoo ongeveinlt, zoo teêr, zoo edelaarcig, Dat ik, u hoogely k beklaagende , met leet Befchouw hoe ge uwe min te kwaalyk hebt bedeed. WlTHlLDE. Hetzy gy ernftigfpreekt, of enkel my wildt vleijen, De heerszucht kon my nooit verblindden of misleijen. Ik zou veel liever zien zyn'afftand van 't gebied, Dat hy de vrede kogt en u regeeren liet, Dan, vol bekommernis, te liddren voor zyn leeven, Te fchrikken voor een' lalt, die gy welrasch kunt geeven. Waarom, waarom wildt gy dat hy ter dood zal gaan ? Óf vreeit gy dat het volk zoude aan het muiten flaan Om, tegen uwen wil, hem Graaf des Lands te maaken? Gy  GRAAF FAN HOLLAND, enz. 4t l Gy worde te zeer ontzien; men zal het ©proer ftaa-, ken Zoo gv hem leeven laat, maar woeden om zyn ftraf . En deiven,hy ayn lyk,zyn' moorder ook iu 'c graf. . 1 Om zyn behoudenis zal hetgemeen ueeren, ! Maar na zyn' droeven dood o vlouken en trotfeeren, Zy n'3roeder huldigen in'tür;ïaffelykgezsg . En keeren op uw hoofd dien doodeiyken flsg. Godevaast , tegen Diderik. ', Zie deeze braave ziel voor uwen weiland wasken. ' Waarom wildt ge u haar liefdeen zorgeonwaardig nwaken ? i Gy ziet haar teederheid en blyft nog even koel! 1 Hebt gy een hart van fteen?geen menlcheiyk gevoel ? ! Daar haaren traanenvloed en vriendeiyke lonken 1 Byna myne oude boiftin Üefdevlamme ontvonken. Diderik. ] Ik haar niet minnen , Vorft ! ó ja, myn jeugdig hart ] Is in haar ftrikken v«ft, omwonden en verward, ', Zoo dat ik daadelyk uw wenfehen zou vernoegen, 1 En my,te myner fchyé,naaruw begeeren voegen , i ] Indien myn liefdegloed met de achting kon beftaan '. Die myn geflacht verzeld, doch die ik nerr zou Haan i Wanneer ik u voldeê; door wyslyk re verkiezen ] Enhaarer waard te zyn moet ik haar nu verliezen , i! Schoon ik om haar bezit des waereHs heerlchappy ) Vry willig af zou ftaan, ftond myn verkiezing '"ry ; 1 i Maar volgde ik myne keur, het was te myner fchandén; , Al myn Voorvaderenen Graaien deezsr Landen '. Onteerdeik in hun recht en G maf elyk gebied , i Zoo dra ik u de hoed der mynen o. erliet. Godevaart. '. Gy oordeelt averechts; ditftrekt te hunnereeren; . Ik wettig.door myn'eisch van aflland,hun regeeren, C 5 En  4t DIDERIK DE VTFDE, En zoo de Keizer my uw Vaderlyk gezag Niet had gefchonken , gy regeerden deezen dag; Hy wilden 't dus en ik moed onderdaanig weezen ; Buig ook voor zyn bevel, gehoorzaam hem nadeezen Die uwen afftand ei fcht; want zoo gy hem voldoet Worde u, door zyn gunft, de fchssde ruim vergoed. Diderik. Zoo hy dit Staatsbewind aan andren toe magdeelen, Dan kan myn toeftaan u en hem niet veel verfcheelen : Indien de Keizer hier kan doen wat hem behaagt, Zeg, om wat re ien gv dan mvnen afftand vraagt ? Wat voordeel trekt ge 'er van , na 's Keizers hooge wetten Een ander' in 't gezag en u daaruit wil zetten ? Godevaart, tekens dr Wcubttn. Men breng' hem weg; doch laat' Witbslde medegaan En by hem, zoo 't h*a' luft ; dit zy haar toegedaan , Maar zyne Moeder niet, die vaak . door 'afterreden, Haar' Zoon verhard en noopt tot wederfpannioheden. ö Gy, Diderik, fpreek my weêr, na ge u hebt overdacht. Diderik, wélgaande. 't Is vruchtloos, Vorft, dat gy op ander antwoord wagt; Gyzult mydoorgeweld,door dreigen noch dóór vleijen, Nu noch in eeuwigheid, ten afftand ooit verleijen. V YF-  GRAAF FAN HOLLAND, enz. 45 VYFDE TOONEEL. GOD EVA ART, GYSBRECHT. GODBVAART. 1 khoop nogtans dac hy zich rafeh bersaden zal; Zoo hy den toeftelziet /ervRarcigttrczvii'val Verkeer: zyn trotfchheid ligt.; wis zon zyn recht nier. derven Om zyne Minnaaresfe en 't leeven te verwerven ? Te meerder nogdtsr iistn zyrj trouwe Zielsvriendin Het hart beftortnen zalen dwingen 'ioor haar min? GrsBHECHT. Zyn hart is al te fterk door heerszncht ingenomen , Dan dat devretsdes doods daar ooit zal pinnen komen. Gy ziet en hoort hoe hy n in 't gezicht trotzeerd, En zyn verbroken recht, ganfch onbefchroomt, verweert. ZESDE TOONEEL. GODEVAART, GYSBRECHT, WICHAART. \/f Wichaart. lVi yn Vorft, Graaf Robrecht zelf, Haat voor deez' maur te wagten. De Burgers deezer Stad, fchoon zy hunn' plicht betrachten , Beklimmen deezen wal om Didr'ks Voogd te zien En met gejuich naar 't Hof te lei kn : ja misfchien Brengt dit een oproer voort, zo . wy die drift niet fluiten, Door allen toegang hier met Krygsvolk digtte fluiten. Go-  U DIDERIK DE VTFDE; GOCKVAART. Ga heen, breng hem terftond by :r>y in dit vertrek. Op dat hy my de reen van zyne komft ontdekk'. ( Wichaart binnen. Heilig Land, Een' Kouinglyken Staf te geeven in uw hand , Met de Opperrnajeiteit der Tusk/'che wiugeweften, Waarvan rc deezen arm ten Chnften Ryk zal veften, Wyl alle Chiiftenen uw helpers zullen zyn, Opdat daar't vloek „eloof van Mahomer. verdwyn', Judeaas kult ontvlieae , en Paleftinaas zoomen Van't Saraceenfche bloed by golven moogen ftroomen. Godevaart. De Turken zyn veelmin dan ge u verbeeld vervaart, En'tgeene ik nu bezit is my veel meerder waard Dan al wat gy belooft, doch nooit zoud kunnen geeven. RoBRECH t. Zoo gy voor de uitkomft vreeft, waarvoor ik Ivf en leeven Durf wangen, fluit met my een ander vreeverdrag. Blyf hier dan Opperheer in Dideriks gezag, Behoudens 't recht des volks; hy zal u afftand z weeren , Zoo gy uw Legermagt hem wild ter hulp vereeren, En 't zyne w rden mag dat ik den Saraceen In 't Paleftienfche ontruk door wapenen: ik meen, Door een driejaarig vuur des oorlogs daar te ftichten, Een magtig Koningryk den Jongling op te richten. Godevaart. Gy zyt, door waan, verblint, ftelt de overwinning En  GRAAF FAN HOLLAND, enz. Sï En word van 't ongelukaan allen kant verrail. Daar ge in uw eigen Land geen veldflag meêr kunt winneB , Wilt ge in een ver gewell op nieuw den ftryd beginnen , Op ongeloovig volk, dat ons te magtig is En veel te magtig blyft, zoo geen verbindtenis Der ganfche Chriltenheii beteugeld hun vermoogen: Wat zoud gy dan, wiens hoop zich telkens heeft bedroegen ? R o b r e c ht. Dat ik dit Land verloor was niet door kwaad beleid , Maar door uw loos bedrog en 's Bisfchops listigheid. Alfchoon gy meêr dan eens myn Leger hebt verflagen , Gy hebt op dat geluk zeer weinig roem te draagen: Gy had lafhartige verraaders omgekocht, En nimmer voor de vuill de zegepraal gezogt: Kad gy niet door verraad dien aanval onderr..omen, Uwkrygsgelukzou hier niet alles overltroomen. Godevaart. Ik heb voorzichtigheid in al myn doen gebruikt, Daar uw gedrag te veel naar woefta trotsheid ruikt: 'tGeen my de'Keizer fchonk dorlt gy me Hout betwilten. Robrecht. De Keizer heeft wel meêr gefchonken dat hem mifteu Te leevren: 't Vlaamfch gebied, door hem, aan 't R.yk vereerd, Geeft daar bewyzen van: dat Land, door my verweerd , Bleef in denzelven Hand, en 'tKeizerlyk gebieden Verdween in rook, wen ik zyn oorlogsvclk deed vlieden, D 2 Met  5a DIDERIK DE VTFDE, Metachterlaatinge van allerhande buit; Das viel deeze eigening des Keizers ichaadlyk uit; Doch oen dit zwaar verlies met zekerheid te wreeken, En my ter ftraf, heeft hy me nw vyandfehap befteeken ; Maar ftraft, door deeze wraak, d'onfchuldigen het meeft, In Dideri k, die nooit zyn vyand is geweeft: Waarom my niet geftraft? zoo hierin was misdreeven Moeft hy daarvan de fchnld aan my en Vlaandren geeven : Van zulk een braaf beftaan hebbe ik geen naberouw ; Dat ftrekt eene eerezuil aan 't Vlaamfche Hoofdgebouw. Godbvaabt. Gy zult welhaaft ah 't Hoofd der wederfpannelin- Door meêr kaftydingen, nog fyoer leeren zingen; Daar Vrankryk zelf eerlang zal voelen, t'zyner fchaê, 't Nadrukkelyk gevolg van 's Keizers ongenaê, Robrecht. Die Koning hoefd in 'tminftden Keizer iett te wyken, Wien hy zyn moogendheid zoo zonneklaar doet / blyken, Dat ik genoeg voorzie hoe Vrankryks overmagt Des Keizers ondergang bewerken zal met kracht, Door 't ganfche Duitl'che Ryk aan zyne Kroon te hechten; Ten zy de Batavier en Brit de Duitfche rechten Met hun gelyk befchermt.HetGermanfch Keizerryk Is een veelhoofdig Dier, in moogendheid, gelyk, Meeft  GRAAF VAN HOLLAND, enz. 5$ Meeft onderling verdeeld, door ondericheiden zinnen : Breng n integendeel het FranfcheRyk te binnen; Dat word van één' Perzoon, één'Koning, geregeerd , Die men gehoorzaam is in al wat. hy begeert, En wien zyn hoog bevel haiftarrig durtt weêrftreeven Valt ballingfchap ten deel, of ftraf aan lyf en leeven. Doch 't Keizerlyk gebod is't anders meê gefteld , Wyl hy zyn Vorften niet kan dwingen met geweld, Maar zich meêr Broederiyk, dan trotsch of Meefterachtig, By hen gedraagen moet,of hy word ganfch onmachtig. , Stel nu eens vaft gy houd de Duitfchers op uw zy , En Bisfchop Willem eifcht deeze Opperlandvoogdy; Gehoorzaam'sKeizers wil.moogtgy nietwederftreeven: Ook eindigt uw gezag ten einde van zyn leeven: Een ander Mytervoogd kan dit Gemeenebeft Vereenen, zoo't hem lult, met Utrechts Kerkgeweft En'tuontneemende Godev aart,»» drift. Neen , neen, dat zou hem misfen. Een ander Kerklyk Hoofd zou fchandlyk zichvergisfen Zoo hy dit ondernam, en zich bedroogen zien. Robrecht. Indien de Keizer hier vrymagtig kan gebiên , Waarom zoudt gy dan zelf hem wederfpannig weezen. Godevaart. Zooeenig avrechtsloonmy fchaadlykwordnadee- zen, . Geeveikom'iBisfchopsBan noch'sKewers ongenae. D 3 Ro"  54 DIDERIK DE VTEDE, Robrecht. En gy doemt my wen ik den laatften tegenga! Hoe kant gy toch van my gehcorzaamheidhegeeren, Daar gy,door eedbreak zeïf.die wetten zoudt onteeren, Waardoor als Leenman n dit Land is toegelegd, Dat Did'ik. Floris Zoon, regeeren moet met recht ? Zond gy een leengift,flechts uit gunlt aan u gefchonken , Behoeden ? hoe zon dan uw vuur van toorn ontvonken Zoo me op uw wettig erf onwettigs eifchen deedt, Gsiyk hier is géfchied ? wat gruuwzaam harteleed Verboerde niet uw drift tot allerhande woede ? Achloverweeg dit eeos.'neem nw befluir. ten goede, Door een'beroofden Wees iets gunüigs toe te ftaan Terwyük hoop datgy san my niet ar'zultflaan Myn Gemsalin te zien-voor ik van hier zal fcheiden, Goobvaart. Myn Wacht, gy moet den Graaf by zynen Zoon geleiden , Verzeld met zyneNichten zyne Gemaalin. Robrecht. Herdenk myn voorftel.Vorft.ja denk.in uw gewin, Uwfchriklyk krygsgeluk en bloedig zegepraalen , Dat men de morgenzon des avonds weêr ziet daalen. DERDE TOONEEL. GODEVAART, GYSBRECHT, WICHAART. 'JT Godevaart. £ueg, Wichaart, wat u dunkt van 't voorftel dat hy doet? 7 Wichaart. Ik weet niet wel wat ik den Hertog raaden moet ; Maar  GRAAF VAN HOLLAND, *»z. 55 Maar ik geloof gewil dat niemant u 7.al deeren, Zoo gy met hem verdraagt; dan zult ge in ruft regee- En dooven 't vuur van twist, dat nog in 't heiralyk brand, Uit Vrankrykvoedfelkrygt en nieuwer, onderftand Van daar ontvangen zal, om eindlyk dus te blaaken Dat hier een'helfchen gloed hetalin vlam doetraa- ken, . . Die n een lyktoorts worde.uwHoofdgezag verlroelt, En Diarik in den rang van zyn Vooroudren ftelt. Godevaart, tegen Gysbrecht. Wat oordeelt gy ? moet ik het aanbod overweegen Of niet ? bedenk myn kracht, ftei daar zyn zwakheid tegen, . Doch zorg vooral dat gy aan my niets fchandiyKs raad, Ten nadeel van myn' Neef, noch fchaadlyk aan myn' Staat, Gysbrecht Wanneer gy 't ongeloof,door Robrecht,laat verdryven, . Zult gy bv 't Chriftendom in eere en achting Wyven, Zelf Godevaart uw Neef zal vrolyk derwaards gaan, Wyl hy niets liever wenscht dan de gekruiste vaên Te zw;uijen,en, door kracht der felle fabelflagen, Den Tut k en Saraceen uit J uda te verjaagen. GODBVAART, Gv voert éénzelfde taal en zyt aldus vereent, Daaruwverwyderingbedrieglykwssgeieend^ Dit komt my wonder voor! Men zoekt my te misleiden . ., _ En eenen zyden ftrik voor mynen voet te rpreiden. Gysbkecht en Wichaart , te gelyk. Hoe, Vorft, verdenkt gy ons ! D 4 Go"  5$ DIDERIK DE VTFDE, Godevaart. Zoo gy me niet belaagt Waarom hebt gy elkaêr dan tegen my beklaagd? Waarom zoude gy elkaér,die vrienden zyt, betichten/ Myn oog ziet beider hart; gy wild iets fnoods verrichten. Gysbrecht. Gy kent myn' handel, Vorft! Wichaart. Gy weet hoe trouw ik dien! Godevaart. Ik zeg, nog eens, dat ik tot in uw hart kan zien , En groote reden hebbe u beiden te verdenken. Schoon 'k onbekommert ben dat my verraad kan krenken , Ste' ;k o opden toets, wacraan men ligt beproeft Hoe /er ge uw'piigt betracht. Hy, die geen hulp behoeft. Gebied nogtans,alsVorft,hoogernftigaan nw beiden, Van Ark°l,dooruw vlyt, tot mynen dienft te leiden ; HetLa'idvan zynen naamfchenke ik hem daadlyk weêr, Zoo fpoedig hy zich zelv' voor myn gezag verneêr: Beloof hem dit. op dat hy treede in myn belangen , Waarvoor gy dan, ten loon , ook zult myn gunlt ontvangen. VIERDE TOONEEL. GYSBRECHT, WICHAART. Wichaart, na Gysbrecht eenigen tyd aangezien te hebben. II ebt gy my aangeklaagd.'dan werkt ge uw' eigen' 1 val, Die rjjyneu voorgaan of kortftondig volgen zal. Gy s»  GRAAF FAN BOLLAND, enz. sf( Gysbrecht. Gy had my eerft beticht,om my verdacht te marken, En 'sHerrogs achterdocht zal u niet ruin bewaaken. Dan my,indien met) haar niet blindt doo> wy s beicid, Wichaart. Gy hebt voor my en ik voer u een'llrik gefpreid, Waarachter wy onsheil, te roekeloos verfchoolen. Gysbrecht. Zyn aohterderkingen zyn r,u ni.»c meêr verho- lei pjn zullen meer en meêr ontvonken te ouzer ichaê. Wichaart. Zyn leeven fleept eerlang ons doodlyk vonnis na. Gysbrecht. Ik vat uw meenirjgweUzal u myn viiendfchap fchenken En fmooren rnynen haat. Wichaart. En ik myn achterdenken » Om,tegen hem vereend.een'andren weg te gaan. Gysbre cht. Hoe ziet het Oorlogsvolk des Hertogs wreve! aan i De Burgers fchynen meeft verandering te zoeken En zyne tierannv.in 't heimelyk.te vlosken. Wichaart, Ik heb het kry gsgemor reeds menigmaal gefluit. DeHertog,»l te ftreng,deelt nooit baveelen? nit Gelyk een' Veldheer paft, waardoor men hem met beeven Het Leger naadren ziet,daar elk hem wil begeeven , En't Inlands volk vooral,dat vnn verlarseen blaakt . Om Floris Erfgenaam 'ot Graaf te zien gemaakt. Gysbrecht. Welaan, Mynheer, laatons dei i ertog laft te faamen Volbrengen, zonder ons,in fchyn, daarom te fchaamen, D 5 Op  58 DIDERIK DE VTVDE, Op dat men zeker weete of ook van Arkel hoort Naar 't aangeboón genot,verzegeld door ons woord. Einde des Vierden Bedryfs. VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. VAN ARKEL, GYSBRECHT, WICHAART. T T Van Arkel. JLiebtgy tot nut des Staats iets van belang te zeggen ? Spreekt-Heeren,om aldus voorzichtig te overleggen Hoe Diderik geraakt in 't Vaderlyk bewind. W ie haart, tegen Gysbrecht. Zoo hy vervolgen wii gelyk hy voott begint, n Zil't noodig zyn aan hem ons nsder te verklaaren. Gysbrecht, cerfi tegen Wtcbaart, en daarna tegen van Arkel. » Men wordt befpied en dient met veinzen voort te vaaren". De Hertog ftaat te "aft in deeze Heerfchappy, Dan dst hetmooglyk ishemdoor verraadsry, Door liften of geweld.ditStaatsgebied te ontrukken. Maar gy, vervolgt door ramp en fmaadlyke ongelukken , Deed beter dat ge.als wy.des Hertogs zy verkoolt, Dan dat ge uw eige zaak geheel verroekeloolt. Buig voor Vorlt Godevaart, ais Meelter deezer Staaten; Dit  GRAAF VAN BOLLAND, enz, & Dit doende zalby u het Land van Arkel laaten In leening, zoo als gy 'c vooröeezen hebt beftierd. Wichaart. Hy heeft belaft dat u zulks asngebooden wTerd En dat wy v oor zyn woord verzeekring zouden gee« ven. Van Arkel, Gy beiden, ttl te veel door eigenbaat gedteeven , Door gulde klaifterdragt verblind,verlaat cwe eer» Uw Landen Landgenoot en wettig Opperheer» Die beider onderitand in luifter kar. hetfteUèo , Zoo uw begeertens Hechts ter vi yheid overhellen. Gy,Wichaart, hebt de huip desKrygsyclks op uv? zy' En Gysbrecht heel c de fiern Ier kloekfle Burgery ; Zoodot de Dwsngc:i"i)d voorzeker mot-, bezwyken» Wanneer ge eeueeedle drift i oor Dlclriks rechtdoet bïyken. Indien si-, ?yn herft;1 u Weiden danken kar>, VerwagVgy r-eerlvkloon jdsar gy vjn een Tieran, Die onze vryheidfchend, nie: aridet5,kt»nt verwagten, Dan dat hy eindclyk nw dienften zal ve-adhter ; JaopdenminiUn fchyn van eènige or,<-»ouw.doet Hy, op zyn'eerlten wenk, u fmoorei in uw bloed; Dit doodlyk gunftbev/ys vervolgen (j:- euveldaden Der zulken die hur.n' Vorft en Vaderland t ertaaden. Wichaart. Neen, neen, aan Didriks zaak is geen herftellen aan. Wie kan het krygsgeluk ces Hertogs wederltaan? Menzietzyo Legermagtgeduung zegevieren ; Waar zy haar fchreeden wendt en haare ftrydbannieren Ontrold zal zy altoos haar' vyand doodlyk zyn. TWEE-  nd Des te ewdesftr&f «jeniet'vM eene enzkntbrehand. DERDE TOONEEL. GODEVAART, GYSBRECHT, WICHAART. ¥ J k zag nw bei-Ier tronw voor myne Staatsbelangen; Volhard daarin, om des op nieuw myn gunft teont- vangen, Die gy voorheen genoot. Gysbrecht. Wy hebben onzen pligt En uw bevel voldaan, maar niets by hem verricht, Wyl hy hardnekkig blyft, sis gy hebt kunnen horen. W i c h a a r t. De hoop om hem voor u te winnen is verlooren. Gooevaart, tegen Gysbrecht. Bedreig hen? met ruyrï wraak en oiterlte ongenaé, Zoo hy me niet erkend noch eerd als Meefter: ga En zeg hem,dat zyn dood by my is voorgenoomen Indien hy weigreu blyft myn wetten na te komen. VIERDE TOONEEL. GODEVAART, WICHAART. ZWichaart, hem met ernft aangezien lebbende. oudtgyhem dooden, Vorft! Go-  GRAAF VAN HOLLAND, enz. 63 God e v aart. NeeD. Door dit dreigement Zal ik hem zekerlyk verwinnen in het end'. VYFDE TOONEEL. GODEVAART, GYSBRECHT, WiCHAART. ("^ Gysbrecht. jTraaf Robrecht wenscht den Vorft te fpreeken. Godevaart. Laat hem komen; Maar dat de Einnewachtmeternftzy waargenomen Aan deeze buitedeur Gysbrecht. Uw laft word ftraks volbragt. ZESDE TOONEEL. GODEVAART, WICHAART. IGodevaart. y zal my zekerlyk vermoesjen door zyn klagt; Doch zoo hy onbedacht myn hoogheid durft onteeten, Staat myne wraak gereed de zyne te verneêren. ZEVENDE TOONEEL. GODEVAART, ROBRECHT, WICHAART, Wachten, buiten de deur. T Robrecht. Ik heb ditoogenblik een vteemd gerucht verftaan , Dat  «54 DIDERIK DE VTEDE, Dat gy van Arkel hier in hechtenis deedt gaan , Waarvan ik , ukuw'mond ,de reden wenfch te hooren: Hy is een Edelman uit een geflacht gebooren Der braavén achtingwaard, aooiiachiig, zonder vlek. Wat nooptten u met hem te treeden-in gefprek ? Ik heb gehoor verzogtjzoo gy iets had te zeggen Moeit gy het my, maar n:et aan hem te vcoren leggen, Wyl hy my n Leenman is: indien hy u misdreef, Wel, duimen hem ter itrfffe aan my danovergeev'. Gcdevaart, mei verat'minge ÜwLeenma'r) ! neen , Mynhser, hy heeft aanmy mifdreeven. Waai .'oor ik, t «ten u, rechtvaardig loon kan gee- ven, En cc ven zal , zoodra ik 'tr.ctenmodigscht: Hy Uo>yn Onderdaan en onder myne magt. Robrecht. Wilt gy'de-wet waaraan zich Koningen verhinden Verbreeken,om voor u een andere uit te vinden , Waaronder gy't beloofdde en valtgegeeven woord Weêr inhaalt ais 't u lult? u aan geene eeabreuk ftoord ? Wie zal zich dan op u nadeezen meer vertrouwen, Zoo oy geen vrygelei geheiligd hoeft te houen ? ° Godevaart. Ik ftraf die my trotfeerten al wie my belaagd En bind my aan geen wet die my niet wel behaagd : Myn wil is hier de wet, dieiedereen moet eeren , En al wie my weêrftreefi zal ik cien trotsch verleereo. R o-  GRAAF VAN HOLLAND, enz. 65 Robrecht. Dat is de rechte taal van een' Geweldenaar, Die bv z> n gruuweldaên geen wroeging word gewaar, Voor hy zyn Heerfcbappy geworpen ziet in dnigen. Deeze ontrouw zal welhaaft uw vrienden overtuigen Datgy onhandelbaar en onftandvsftig zyt: Verwagt in 't kort van hun een welgegrond verwyt, Verlaating uwer zaak, verlies van 's Keizers achting En die desBisfchops zelf. Godevaart. Ik haa nok de verwagting, Datgy dus onbedacht zoud durven fp.-eeken , tot Een' Vorft die heel en al is Meefter van uw lot. Wat voordeel welk een' trooft denkt ge uit myn' toorn te haaien ' Vreeft gy niet dat myn wraak u op den kop zaldaa- len? Of denkt gy ligtelykdoor zulk een ftout beftaan My te verbaazen ? zegwaar ziet ge my voor aan ? Ik zai u ftrafFen doen ten fpiegel voor een' ander'. ( Hy jiampt met den voet, waarop de Wacht de achterdeur opent.) Men haal zyne Echtgenoote en Zoon. Gymet elkander' Beraad u, daar ik 't hoore, op welk een wyze my Het beft verzekerd word' dat uw verraadery, Of uw, of zyn geweld, my nooit weêr zal belaagen. De Jongling moet aan my zyn rechten overdraagen, Myn haaters haatende, vervolgens myn belang Met u behartigen en mynen ondergang Verhoeden, waar 't ook zy. Hy zal my afftand zweeren, E En  6$ DIDERIK DE VTFDE, En gy zult, nevens hem, voortaan myn wetten eeren, Of uw geheel geflacht zal door myn' toorn vergaan. Zet dan , met raad en daad > zyn jonge zinnen aan Ter onderdaanigheid, om al het kwaad te fluiten, Dat uit zyn weigering ten eerfte voort zou lpruiten. ACHTSTE TOONEEL. DIDERIK, GODEVAART, GEERTE, ROBRECHT, WITHILDE, WICHAART, fpatbten, IRobrecht. s u bewuft, myn' Zoon, wat raad ik geeven moet? Wat hy op u begeert ? als ook op welk een' voet Hy aller boei verbreekt en 't oorlogsvuur wildood ven ? Diderik. Zoo ik myn rechten my voor eeuwig laat berooven En daarvan afftand doe, zal hy ons voort ontflaan, Myn Moeder, Bruid en my, in vryheid laaten gaan, En daadelyk 't verbond des vredes onderfchryven; Maar ik voor my liet eêr my 't ftaal door 't harte dryven , Dan dus myn'eigendom, myn wettig Graaflyk recht, Te zien aan zynen (lam voor altoos vaftgehecht. Robrecht, mtt vtrrutking. Gy toond, ö jongen Held! uitwien gy zytgebooren! Mogt Floris van zyn' Zoon deeze eedle reden hooren! Hy fneuveldde, met roem in 't oorlogsveld, maar leeft 'lnu , zyneeedleTelg,diedaaglyks blyken geeft Wie  GRAAF FAN HOLLAND, enz. 67 Wie zyne Vader was. Gy wilt veel liever fneeven Dan blyk van laffe vreeze of fiddering te geeven , Of nw' Verwinnaar zelf te dulden in 't gebied 1 óLoffelykbefluit! (Tegen Godevaart.) Mynheer, verltoor u niet, Maar gun my, op uw' eil'ch, u nader te onderhouên. Voor wie wilt gy , ó Vorft! dit Land ten erfrecht bouwen ? Voorliw' jsjeef Godevaarf, die te edelmoedig is Dan dat hy eignenüoude eens anders erffenis f Hy heeft zich zelv'verklaard, wanneer gy komt te fterven, Van nimmer Didriks erf, na u , te willen erven , Wyl hy een'affchrik heeft van onrechtvaardig goed. Hoe kan 't dan moogiyk zyn nar gv de moeite doet, Daar gy in alle ruft dees Landen naoogt regeeren , Zoo zy flechts na uw' dood tot d'eignaar wederkee» ren ? Zoo uw roemwaarde Neef dit vry Gemeenebeft 'Nooit eigent, hecht men dat aan 'tKeizerlyk geweft. ?Of Utrechts Sticht, daar wy onmooglyk kunnen weeten Wie op des Bisfchops Stoel alsdan «al zyn gezeten, ; Of in het Duitfche Ryk als Keizer heerfcht; miifchien Dat men uw vyand daar dan zal regeeren zien. Godevaart. ; Zoo hy de Graaflykheid na my niet wil aanvaarden , rDan zullen 't andren doen, die beter naar my aaiaen : En meêr Staatkundig zyn: 't verfchild my nietmetal, 1 Wie dit myn Wlngeweft na my bellieren zal. Diderik. i Verfcheeld dat niet aan u.'dan is de ruft gevonden , £2 Eb  68 DIDERIK DE VTFDE , En onzen vriendfchapsband ten eerften vaftgebonden. Withilde. & Hertog! word toch een* bewoogen rnet het leed Der Onderdaanen! zie b*in rampen en vergeet De haat die gy ons draagt, en, nebben wy misdreeven, Toon nw grootmoedigheid in weldoen en vergeeven! Denk in wat ongeval gen zei ven ftorten kunt, Zoo Vrankryk aan myn' Neef beloofde hulp vergunt, Daar ge alle* nu naar wenfch en voordeel kunt be. dingen. Godevaart. Wat voordeel? weiken wenfch? Daar 'k alles kan bedwingen Weete ik van geen beding, geen lalhg voorfchrift, noch Verbindtenis. De Vries, zyn Voogd, is vol bedrog, Die 'teindelyk aan lift noch middelen zal ontbreeken, Omheimlyk my, door gif of ftaal, naar t hart te fteeken, Wanneer hy toegang kreeg tot myn' Perzoon en Hof; Want zulke*, die men eerft verheft uit llyk en: ■ ftof, Zyn meeft gevaarelyk aan Vorftelyke Hoven. Hy hou' zich ftil, of ik zal Didrik 't leeven rooven, Zoo dra zyn Voogdom hem weer vyandfchap be-' gint. Robrecht. Zytgy gevoeleloos? door raazerny verblind ? Of door de heerszucht dol? Heeft by geene Erfge- naamen, M Geen:  GR AA? VAN BOLLAND, enz. 69 Geen Broeder*, die, nogvry.in 's Vaders rechten kwamen En erfden »o zyn olasts, wanr-eerhy t leeven het? Zyn affland zelf verminkt hnc wettigeeüchenmet. Godevaaut , zier febtrp tegen Robrecht. Uw drift verraad nw' wenfch , dat ik hem Hecht» doe fneeven, „ , «_ « Op hoop dat men den Hoed als Graaf op t hoofd za! eeeven; _ - , _ Dien zoekt en vind ge alleen in 'ijongehngs lyfige- vaar, Tot eigen vtitl genot. Robrecht» TV.oedHorftige Barbaar! Ik zoeken zyn bederf» die «oogetroow zynzaaken Behartig?neen .... Ik zalu 1oo?enachngmaaten. Hebt gy flechts hart met my een' tweeitryd aan te gaan. GonEVAA*t. 't Is my te lang getergd. Myn Wachten, gryptheta aan Enhondheminrtwmagt.' Didbbtk, tege* Godevaart. Na 't fchandlyk woord vertreeken Ontwapent gy hem nog.' Robrecht, op Gvdevoart wvzenit. Dnor zclke fnoode treeken Ontflaat zich dien Veiraêr van 't bloedig tweegevecht. E 3 NE-  7o DIDERIK DE VTFDE, NEGENDE TOONEEL. DIDER'K, GODEVAART, GEERTE, ROBRECHT, WITH1LDE, GYS8RECHT, WICHAART, Wachten. VGysbrecht. orft,het muitend volk erkendde Didriki recht, Had ik 't niet ralch. gcftuit, my van myn pligt gekweeten , Noch zolks uw Legermagt ten fpoedigfte doen weeten , Waarvan de Ruitery alreeds de Stad inrend. Godi vaart. Ga, dat zich't Paarde volk ftraks her waards heenen wendt. TIENDE TOONEEL. DIDER!K, GODEVAART, GEERTE, ROBRECHT, WITHILDS, WICHAART, Wachten. TGodbvaart, tegen Diderik. k zweer by 's Hemels Troon en alle Hemellingen, Dat ik, door uwen val, den opftand zal bedwingen • Al kwam ditoogenblik 't vervloekte Muitersrot In deeze Zaal ,ik blyf toch Meefter van uw lot, En zoude u door myn Zwaard terltond ter neer doen nor ten, Schoon ik met eige hand myn dsgen moeit verkorten , Om dat ik al te lang uw leeven heb gefpaard. DiderikVerbeeld gy n dat ik voor dreigen ben vervaart ? ó Neen;  GRAAT? VAN HOLLAND, enz. 71 è Neen ; hoe 't ook mag gaan ik wil eerlang gebie. ben, ©ffneuv?'ec met vermaak. . Godbvaart, tervoylmen van binnenleeniggeruebtloort Cww«He zal gefchieden, Door uwe weigering. Gy hoort dit woelt gerucht En ziet meteen hoe ik voor d'overval beducht.... Wat kiert ge ? Uw laatfte woord zal uwen Rechter wee zen. D 1 n e r 1 k. Ik leef, om voor geen' dood of doodsgevaar te vree- Va'art wel, vaar eeuwig wel, myn Moeder en myn En gy ,'myn Voogd, wien» zorge ik altoos blyf ver- Gy leïidê my om nooit te fchrikken voor het Her- Kom^Hertog Godewaart, wild ge uwe kling beverven ■ « Met mvn onfchuldig bloed, gy ziet myn boezem GodevIart , zyn gewe,r trekkende en op Diderik m treeienae* Wv! cv hardnekkig blyft.... Robrecht, zhb voor D'derik fielUni,, tegen Godevaart. Weêrhou nw' arm, doorftoot, Doorftoot veeleêr dit hart; ik nebbe alleen misdree- VCn" G"devaart. tegen Robrecht. Ik, die uw mlsjftryf weet, zal daarvoor ««^ Denk niet dat gy, na hem, myn wraske ontkomen Neen^iK zal u nietmin kaftyden om nw fchn]f- Of eifcht gy d'eerften flag^dk gunft zal u gebeurem  7s DIDERIK DE VFFDE, {Hy aan Robrtcbt de*Jla% willende geeven wordt zulke door Wichaart belet. Welaan Wie onderneemt myn' arm te mg te fcbenren? s Doet Wichaart dit? is hy ook een van't Mqiteefpan* WlCHAAXT. Myn Vorft .... Gooivaart. Acht gy me uw' Vorft, verraader, wreek my dan, ïin ftoot hem zeit door't hart. Wichaart. Zonde ik rpyn kling bevlekken. Door een ontwapenden ten flagter te verftrekken! Woudeik zyn beal ...? Godevaart. Enhemhetleev^ne^^ Wichaart. *t tt , l Wat vreemde drift beroert Uw Vorlelyk gemoed, om eenen weereloozen iedooden?... Geef my laft wiens uitvoer my niet hlooien J Noch bleeken doet van fchaamte en die »k met lvfs- gevaar ' En eer volbrengen kan ; maar niet al» moordenaar, Die ongewapende gevangens komt beftryden. tt , ..Godevaart. Vertrek van hier. Ik wil n w byZvn niet meêr lyden. lafhartige, ga heen, vlucht voort oit myn geelcht, Eer gy my te uwer ftraffe en naberouw verpligt. ELF-  GRAAF VAN HOLLAND, enz. ft ELFDE TOONEEL. DIDERIK, GODFVAART,GEERTE, ROBRECHT, WITH1LDE, GYSBRECHT, ffacbien, MGysbrecht. yn Vorft , uw Ruitery is aan dit Hof gekomen; De Muiters zyn verftrooid .... Wat hebt gy voorgenomen Met nw ontbloot geweer! ... Tot welken eind, Mynheer, Toond ge u aldas verwoed en vol van drift ? Godevaart. Ik zweer Dat ik my wreeken zal op Wichaart, dien Verraa» der, Diemynenvyand (terkr.en .... Gysbrecht. Vorft, bedenk n nader. Godevaart. Ik my bedenker > neen Hy oleeet verraadery, Weerhield rt-yn' ftaanden arm, fprong mynen vyand by En keerdde 't glimmend ftaal.gereed om my te wreeken. Gysbrecht Hoe,wüddeev dan zelt'rmVlaadigendoorfteeken, En heeft hy'r o belet? dos heeft hy deezefchand Geftnit in nwen tem. Geen Vorfteij ke hand Is immermeer bevoegd om fchuldig bloed te plengen , Wyl 't aan zyn Dienaars ftaat Verraaden om te brengen. E 5 Ro-  24, DIDERIK DE VFFDE> Robrecht. Gy zyt Verraaders, gy en uwe Vorft te faam'; Maar ik . die 't recht verweer van Floris Erfgenaam, Wel verre van verraad of fchenddaên te bedry ven , Leef om dien Hoofdverraêr myn Zwaard door 't hart te dry ven .... Gitiri, Myn Echtgenoot! WlTBIKBS. Myn Oom! D I D l I I I< Myn Vader, vaar niet voort. Rorrecht. Zwyg; dat den Dwingeland nit my zyn vonnis hoort. [Tegen Godevaart.) Uwe ordaên zullen n geweeteosbeulen ftrekken. Ik zal u van alom meêr vyanden verwekken Dan ge n verheelden kunt te zullen vinden ; ik Zal o, zoo lang ik leef, een reeks van angft en fchrik, Gevaar en Staatsbederf in u we Landen zenden, En overftrooraen n met rampen en ellenden, Tot ze u verpletteren en dooden. Zoekt gy ruft? Dat dan myn laauwe bloed uw'heeten nsoorddorft blofcht, Wyl ge n verbeelden durft door't moorden ruft te vinden; Maar vrees der menfchen wraak, verlaating nwer vrinden En felle Hemelftrof.... Godevaart, ttgent de Wachten, op Robrecht wyzende. Dat hy alleen bly v' ftaan; Doch Moeder, Zoon en Nicht, naar hun verblyf' plaati gaan. Ro-  GRAAF FAN HOLLAND, enz. 75 Robrecht , zynt Gemalinne, DUirit en Wtihitde omhelzen ie. Ik zie wat my genaakt. Vaart altoo» wel myn Kin- dren , En waardige Echt^.noote! DlDIKI. Ik zal uw dood verhindren . .«< Withilde , tegen Diderik. Voldoe den Henog .. . Robrecht. Neen .... God bvaart , tegens de Wachten. Men rukk' hen van elkaêr. Robrecht, tertvyt de Wachten hun/cbetden. Blyf by nw eerft beiluit, myn Zoon! Geekte, tegen Gtdevaort. Geweldenaar! Strafmy.nwVyandin ! Godevaart , tegen de Wacht. Den laft, door my gegeeven f Moet daadlyk zyn volbragt. Diderik, tegen Godevaart. Ik zal .... niet meêr weêtftreeven, Maar n . ••• _.. Godbvaart, tegen Diderik. Wat zult gy ? fpreek .... Robrecht , Diderik dreigende. Ik zweere u wtaak en haat» Zoo ge ooit aan den Tieran uw rechten overlaat. Withilde , ttgen Diderik. Verhoê den val uws Voogds, door Godevasrts regeeren. Diderik , tegen Godevaart. Welaan .... Robrecht , tegen Diderik. Indien gy wuft uw Landen af durft zweeren, Ont-  7$ DIDERIK DE VTFDT5, Ontwyk myne oogen dan voor eenwig. Diderik , op Robrecht wyzende, tegen Godemaart. Slagtgy hem, Wagt dan den afftand nooit. Godevaart , teven Gysbrecht .terveyl "Diderik , Geertt en Withilde binnen worden gefleurd. n Hy zal my zyne item 0 Wel geeven als ik my van Robrecht hebbe ontfla» gen. Gysbrecht. » Ik twyffel. Godevaart. » Hoe 't mag zyn, ik moet het echter waagen." TWAALFDE TOONEEL. GODEVAART, ROBRECHT, GYSBRECHT, Wachten. WRobrecht, tegen Godevaart. at wilt gy nu ? fpreek op ? wat hebt ge met my voor? Ontaart e! hier z'et gv myn' boezem open; boor My door het hart, zoo znlks uw wreedheid kan vernoegen Engy 't zult durven doen; ik dnrf my zeiven voegen Naar uw' gevloekten wil, zal voor uw moordgeweer Niet wyken .... Wykt gy zelf? ... Wat drift, wat ommekeer Doet u de woede en wraak verdooven en vergeeten! Wat denkbeeld vormt dien ftrlk, die kluifter, in 't geweeten ? Wat infpraak fmoort uw' haat en dolle raazerny ? Wat  GRAAF VAN BOLLAND, enz. 77 Wat wederhoud uw'arm.bloedgraagelwaaroro my Nu niet gemoord f of komt ontydig medeiyden, Voor my nog lpreekende,uw ontaart gemoed oeftry- HeefTu het muitend volk niet daadelyk getoond Wat nadee! gyu doet wanneer ge my verfchoont* Men zal my zekerlyk uit uwe handen rokken, Zoogy bet gladde ftaal niet in myn borftuurftdr ukAl is het'dat ge my in naauwer kerker fluit Dan Didrik.dit gemeen wordt nimmermeer gefluit Voor zyn Regeerders recht. Gy kunt me in t Leger Maar de SoWaat zal daar, als hier de Burgerbenden, Om uw behandeling, niet min aan t woede liaan; Hoe wil 't dan eindelvk met u, ö Hertog, gaan. Denk op uw veiligheid terwyl ge my kunt Aagten En ik nog vaardig ftade doodfteek af te wagten. Godevaart. Uw onbedachte taal, waarmede gy my fart, Vervult myn zielmetlpyt; de toorn beroert my t En ze! myn driften aan. Dorft Wichaart u niet tref- ik kanvéel duizenden hunne armen op doen heffen Tot uwen ondergang, wanneer ik 't Hechts gebie. Robrecht. Nu ik's volks opftand hoore en Wichaarts onwil zie Zal ik ai juichende dit ftei vend leeven laaten, Wen 't zeker is dat hy uw moedigfte Soldaaten Van u verwydren zal, door zyn getrouw bericht: Uw dolheid heelt op nieuw de banden hunner plsgt En wekt een lbmbre kalmte en ruft in myne zinnen, Daar met myn leevemeind uw fterven aal beginnen. G o*  78 DIDERIK DE VTFDE, Godbvaart , terwyl Gysbrecht een uogenblik bultende deur lui/tert. Wat wil dit muitgeweld!.... „ Dat myne vyand fBeev'.... » Men toev'niet tanger.neen".... v-*t»brbcht. TT Eer ftemme Didfik leev'! Hyheerfcheenzy verloftiklinkt nudooraldeza Veelmin vervloekingen van zulk een' Aardstieran. Verdraagen. (Zich tot dt Wachten kierende.) Om uw' moed en trouw,6 Batavieren! Verkoor u Godevaart tot flaaffche Lyfftaffieren; Maar ik maak u weêr vryjvoldoet nu ook uw' pl'gt» Ontflaat uw' waaren Graaf, zyn Moeder en zyn Nicht. DER-  3c DJDERIK DE VTFDE, DERTIENDE TOONEEL. ROBRECHT, GYSBRECHT. WICHAART, l.urgiri en Soldaaten mtt ombhot geueer. Wichaart , met veel drift te voorfchyn komende, tegen Gysbrecht ,zunder Godevoortslyktczien. jVlyn wraakzwaard zal n rasch de weg ten graave wyzen. Robrecht , zich, in aller boafl, voor Gysbrecht jiellende. Uw toorn beroert myn zie)! uw y ver doet my y zen.' Hy heeft my recht gedaan Beneem my't leeven ; maar Dat men het gierbre lyf van myn'behoeder fpaar'! Wichaart. Gy pleit voor hem, wiens hand het bloed uws Zoons deedt {hoornen. Robrecht. Zyn hand heeft den Tieran het leevenslicht ontnoomen, Stiet hem ter neder, die my neêr te vellen dacht. Wichaart, Godevaarts lyk ziende. Menzegt nogtans,hy heeft zyn'Opperheer geflagt,,. Wat vreugd! daar is hy zeil! VEERTIENDE TOONEEL. DIDERIK, GEERTE, ROBRECHT, WITHILDE, GYSBRECHT, WICHAART, Edelen Burgers, Wachten en Soldaaten. Diderik , Robrecht omhelzende. jAlcIi ! zyt gy nog in 't leeven ! VEER-  GRAAF VAN HOLLAND, enz. Zi ■ Robrecht, zyne Gemaalinen Withilde , na Diderik, omhelzende. Gy allen leeft, na ik den Hertog heb zien fneeven! ( Op Gyibrecbt wyzenie. ) Dankt zynen moed , die my het ly f behouden heeft, In 's Dwinglands dood, waardoor uw Echtgenoot nog leeft. Wichaart, Gyjbrecbt omhelzen-fe. Ve'geef my de arhterdocht,óGraaf!vergeef ons allen Dat we om een' Vreemdeling van u zyn afgevallen. ( Te^en het Gtvotg. ) Men bo'ge voor zyn' Vorft, wien ik myn hulde zweer. Diderik , ziende hun allen zich ter nederwerpen , doet hen opryzen. Geen Eatoos Kroost buige ooit als flaaf de knié'n neêr. Alle , te gelyk. Lang leeve onze eedle Graaf! Diderik. Hy leeve 't Land ten beften Om Gvsbrechts, Wichaarts en uw aller heil te vesten , En om van Arkel ftraks uit zyne boei te ontllaan. Wichaart. Ik heb hem vrygefteld;hy komt leedsherwtardsaea. Withilde. Wat onverwagt geh.k! Diderik , tegen Withilde. Sluit nu, voor 's Hwinglan-lj banden, De kluifter uwer min om uwe Bruigoms handen. G e e r t e. Ja ,dat het Huowelyk n beiden nn vereen'! Wichaart , tegen Diderik. Vertoon aan d'Ooilogsüên, den Adelen't Gemeen, F Hun  8, DIDERIK DE VTFDE, Hun langgewenfchte Graaf, wien ieder trouw wil zweeren Die vryë Burgers bindt aan wettige Opperheeren. V YFTIENDE TOONEEL. DiDERTK. GRFRTE, ROBRECHT . WTTRILDE, VAM ARKEL, GYSBRECHT. WICHAART, Edelen, Burgert, Wachten en Soldaaten, WVan Arkel , verruit. atzieik Didrik lee'\! Diderik. Hy leefr en isherfleld Door zyns Be'a *gers Aoo 1: ( Gysbrecht ty de hand grxpen 4e. ) Hv is door hem geveld: (Met de anlere hani Wirhaart vattende.) Door beider heHenmoed ziet gv ons zegevieren. Van A r k f. r, Dn? zie den R-t?vier zyn w'mrels en Santeren In't r,o(t en Wefl geëerHMoo' waaren heldenmoed Buig'Kroon en Septerftaf voor zvnen vryën Hoed En vryë Vaderen , vsn de?7e vrvë T ieden ; Maar die, in't flaafsch geweft,zelfs Koningen gebie* den. Einde dit Vyfden en Laatften Bedryft. /