B A T A A F S C II E LIEDEREN, OOR. P A L E K L J N ff S CUE JONGELINGEN en MEISJES.       BATAAFSCHE LIEDEREN.  Ten bewijze van echtheid teekend de Uitgeve? deze met zijn naam.  / LÏEDE1EN/ VADERLANBSCHE JONGELINGEN EN MEISJES TE LEIJDEK, "bg M.C yfveer Jz. HET IEKSTÏ JAAR BEK BATAAFSCHE VBlpEID .   aan de BATAAFSCHE JONGELINGEN en MEISJES. w il nu, ö fiere Helden ftoett Bataaffchc Jongelingen; Wil nu, beminnlijk maagdenkoor, Den lof der Vrijheid zingen. Ontvang de telgjes onzer kunst; Voor U zijn zij gebooren, En laat op onze Cyter klank, Uw Vrije ftemmen hooren. Voor U greep men het fpeeituig aan , Ten fpijt dier wangedrochten, Die, voor zij werden afgeftreen, Niets dan ons onheil zogten. Paar Vrijheids liefde aan kuifchc min. En doe uwe offerhanden, Op 't Vaderlandfche hartaltaar, Nu onbelemmerd brardeq. Zinjjs  Zing, daar de fnoode heerschzucht beeft; Zie haar den moed ontzinken, Wen zij uw ftem, op Vrijheidstoon s Langs Bato's Erf hoort klinken. Civilis Telgen, Heldenkroost, Zing, zing den lof der Gallen, Zing, daar uw hand de Vrijheid kroont. De Dwingeland is gevallen ! Meldt, met den Sabel in de vuist, Den lof der Vrijheidszoonen, En doe het juichend leeuwendaal, Weergalmen van uw toonen. Kan aan U onze Cyter klank, Bataaffche Jeugd! bekooren ; Zo wordt weldra, een tweede vrugt, Een lettertelg gebooren. Spoor zingende onze kunstdrift aan, Dan zal ons niets beletten, Om, anderwerf, op onze lier Een Vrijen toon te zetten. Leef I leef intusfehen Vergenoegt, Blijf Deugd, blijf Vrijheid eeren; Zo ziet ons dierbaar Vaderland, Zijn waar geluk vermeeren.  AAN DE BATAAFSCHE MEISJES. Wijs: Marfeilliaanfchc Marscb, Voor U, o jeugdige Engelinnen! fiataaffche Meiijes, fpannën wij, Daar we U puikfchoonen vüurlg minnen, De fikfe fnaaren, vrij en blij. — bis. De tintelvonkjes van uwe oogen, Zoo onbepaald in haar beftuur, Zijn 't voedzel voor ons zangrig vuur, En voeden fteeds ons dichtvermoogen. Welaan dan, lieven (toet, zing daar 't de Vrijheid geld. De dwang, de dwang , dat monsterdier, Ligt voor altoos gevelt. A Paar  < 2 > Paar nu aan onze lier uw' toonen, Zij klinkt de Vrijheid thans ter eer; De gouden Vrijheid, lieve fchoonen, Vreest voor haar beulen nu niet meer; — Ht, Zij werd aan U , aan ons gefebonken, Gefchonken door der Gallen vuist. De trotfche hcerschzucht, nu vergruist, Is reeds ten afgrond ingezonken. Welaan dan, lieven ftoet, zing daar 't de Vrijheii&eld De dwang, de dwang, dat monsterdier, Ligt voor altoos gevelt. De klanken van uwe orgelkcelen, Ontvonken 't hart van den Bataaf. O! daar-uw' zang ons hart kan itreelen, Verzinkt door uwen toon den Haaf; — H', Hij kan die toonen niet verdragen; Voor hem zijn die een bron van fmart, Befchuldig'nigen die zijn hart, En toegefchroeid geweten knagen. Welaan dan, lieven ftoet, zing daar 't de Vrijheid geld. De dwang, de dwang, dat monsterdier, Ligt voor altoos geveld. O!  < 3 > O! aan uw malfche zij gezeten, Daar gij ons lieve lontjes fchenkt, Doet ge ons 't gcleeden leed vergeten. Wie is 'er, die zijn ramp herdenkt 1 — bis. In de armen uwer min gcftrengeld, Wen gij uw' lieven toon verheft, Ons hart door uwe zangen treft, Word ons het leven dus verengeld. Welaan dan, lieven ftoet, zing daar 't de Vrijheid geld» De dwang, de dwang, dat monsterdier, Ligt voor altoos geveld. Zoo 't ooit de heerschzucht nog durft wagen, Uw Vrijheid, ftout, het hoofd te biên, Dan zal uw' toon den krijgsmoed fchragen, En gij ons overwinnaars zienl — bis. Dan ruilen wij, voor lier en fnparen, Het dwangvergruizend heldenftaal, Tot dat we in vollen zegenpraal, De lauwerkrans met mijrthe paaren. Welaan dan, lieven ftoet, zing daar 't de Vrijheid geld. De dwang, de dwang, dat monsterdier, Ligt voor altoos geveld. A 2 DE  < 4 > d e OUDERDOM der. V R IJ H E 1 D. Wijs: O Francais marcbant au Combat. Wie zag 'er onder 't zonnelicht, Bcneên der maanenkring, Zoo vroeg reeds, zijnen froon gedicht, Dan gij, o Hemelingt O dierbre Vrijheid! ja: Gij waard het, die , zoo draa Den aardbol op zijn grondvest zonk, In vollen luister blonk. Bij de allerjongftcn morgenglans, Verfcheen gij reeds beneên, En daalde uit de Opperhemeltrans, Den hof der zaligheén, Op 't altoos wentlend rond; Doch, heerschzucht, die terftond Uit de afgrond rees, verzeld van list, Heeft draa uw heil betwist. Cc-  < 5 > Gelijkheid, Vree de en Breederfchap , Werd daadlijk afgekeurd, En gij van uwen glorie trap, Moorddadig afgescheurd. De Mcnsch, door waan verblind , Reikhalsde naar 't bewind, En fchond, tot voedzcl van zijn wensch, De Regten van den Menscb. Nu word dat heerlijk Regt hcrlteld, Naar zoo veel duizend jaar; Weerttreef dan, ftout, het fnood geweld, Bataaffche B urgerfchaarl Van hem, wie valsch en wreed, Dat heilig Regt vertreed; Vergruist, verderf hem van deze aard, Als 't zonnelicht onwaard. A 3 AAN  < 6 > AAN DE LEYDSCHE BATAVIEREN. Thans ziet gij u dan cindlijk vrij, O achteren ftoet van Lcydenaaren! En naar een kring van zeven jaaren, Uit de ijzren boei der flavernij. Civilis kroost! — Held Batoos Telgen! Gij zaagt het ilavenrot verdelgen, Stout vergruist, Door de vuist, Van den Gall' en Belgen. Zingt Wijs: Je le ctmpare avtc Louis.  < 7 > Zingt nu triumf, wij zijn geredt, Uw arm kon dwinglandij verjagen. Nu van 't Oranje juk ontflagcn, Ziet gij zijn heerfchappij verplet. O dappre Leidfche Batavieren! Zie nu uw vrijlieidsftandcr zwieren. * Leeft verheugd, Uwe deugd, Past nu Eerlauwrieren. Laat lage vleijers van het hof, Nu aan haar' afgod offers branden , Zij zoeke hem aan Britfche ftranden, En zingen aldaar zijn helden lof. Haar' Admiraal heeft zee gekozen, En moet hij niet van fchaamtc blozen , Die ons Land, 't Dierbaar pand, Dorst verroekcloozen? A 4 Dreef  < 8 > Dreef u een trotfche Jefabel, O Belgen! uit uw erf en wooning, Dat zelfde lot is haar belooning, 't Geprangt gemoed haar ziel een hel. Zij moet het kwaad zich zelf vergelden, Nu leeft gij vrij, bekranste Helden, En uw roem, Leydens bloem, Mag mijn Citer melden. Leidfche Bataven, die vol moed, Mogt met de dappre Gallen ftrijden, Om ons de Vrijheid toetcwijden, Daar gij, ten koste van uw bloed, Aan ons die fchoone weür mogt geven. Ja: eeuwig zal uw glorie leven; Gij zijn ge.'icht, Bij 't Gellagt, Van de laatfle Neven. BI  < 9 > d r. V E R D E R F L Ij K E T IJ R A N N IJ. O Tijrannij! verderflijk wezen , Wier lieilloozc afkomst is te lezon In 't oog, dat fteeds van wraaklust braad; Eeulinne van mijn Vaderland! Gij waart, van de allervroegfle tijden, Een hel van fmart, een bron van lijden, En bragt, door uwen ijzren roé, Het menschdom diepe wonden toe. A 5 De Wijs: Gelijk de fchoone bloempjes kwijnen,  ♦<£ 10 2>* De deugd en trouw moest voor U bukken, Gij brak den eendragtsband aan ftukkcu, En plantte , daar uw moorddolk woed, Uw troon in lillend menfchenblocd. Waar me' ooit den naam der Vrijheid noemde, Waart gij het, die den fterfling doemde; Ja, daar hij flegts aan vrij zijn dagt, Hem, wreed, op uwe flagtbank bragt. Gij fraeede de allercerfte bocijen, En deed de houtmijt vlammen, gloeijen, Waar op het bijgeloof, zoo wreed! De fchuldlooze onfchuld martlen deed. Gij dreef, op fnoodc moordfehavotten, Het beulenzwaard door vrije ftrotten. Heeft niet nw klaauw een jïarneveld Boen knielen voor uw hclsch geweldt Twee  Xt li > Twee witten, Ncêrlands fteunpijlaren, Gaaft gij in handen van barbaaren; Van Haagfche monsters, die, verwoed, Zich baden in haar dierbaar bloed. Wie zweepte u voort naar Wezels vesten, O Belgen! 't waren NcérlanJsch pesten, In dienst der hclfche Tijrannij, Troonbouwcrs van de dwisiglaudij, capelle ftierf! o ja! hij ftierf! Maar hoe?.... Ik zwijg! zijn lijk verwierf Een rustplaats, waardig aan zijn asch, Die Vrijheid toegcheiiigt was. Doch Tijrannij kon in haar' oogen, Het graf der onfchuld niet gedogen, Zij wenkte, en haren flavendrom, Verbrijzelde dat heiligdom. Zij  <■ 12 > Zij gunde 't overwaard gebeente Noch rust, noch marmer grafgeltectite. De dwinglandij, zoo fnood als laf, Vervolgt de deugd, tot zelf in 't graf! Dan, hare webbe is afgefponncn, Der Gallen dondrende kanonnen , Verbrijzelden haar' flangenkrüin, En maalden haren troon tot puin. O Belgen! dapprc, trouwe Belgen! Befchermt uw Regt, Civilis Telgen! Of fterft, eer ooit dat fnood gebroed , Uw dierbre Vrijheid fneeven doet! Eer keert uw land tot zijn moeraïfen, Waar 't heldendeugd uit op dcct wasfen; Eer anderwerf, de Tijrannij Zich vestige in uw Maatfchappij. SB  < 13 > D E JONGE BATAAF, AAN DE VADERLANDSCHE MEISJES. Wijs: Hoe zoet is 't daar de vriendfcbap wooni. O Meisjes) bij het blikfemvuur Van "t donderend metaal, Daar 't fulver braakte, en op den duur, Bij 't fcliittren van het ftaal, En held bij held, vast veet voor voet, Moest trapplen in het gonzend bloed, Sloeg nog ons hart voor U! Het Vaderland fpctorde onzen vlijt En heldcnijver aan; Maar U, U was ons hart gewijd! Hoe meer de legervaan Der Gallen, naderde aan ons Land, Hoe Merker voelden wij den band, Die ons aan U verbind, Triumfl  < H > Triiimf! nu mogen we onbelet, O Scliooncn! aan uw zij, Niet op den klank der krijgstrompet , Maar op de mchdij Van uwe lieve orgelkeel, Bij 't zielbetoovrcnd mingeftreel, U teedre hulde bién 1 Hoe heerlijk is thans onzen loon, Nu gij met eigen hand, Ons ficrt met eenen lauwerkroon; Daar onzen boezem brand Van Vaderlandsch en liefdevuur, En onze vrijgevogten muur, Biet U, ons heil bevat. "De kusjes van uw' malfchen mond Vergoeden al 't verdriet, Dat men, ais banneling, ondervond, Toen heerschzucht ons verliet. De Franlche meisjes zijn wel goed, Doch 't waar Bataaffche burgerbloed, Bleef aan U toegewijd. Nooit,  < 15 > Nooit, nooit verlasten we uwe zij; Neen, lieve meisjes, neen, Dan, als de fnoode dwinglandij, Bcftond, gelijk voorheen, Ons anderwerf het hoofd te biön, Dan zouden we uit uw armen vliên, En tarten vuur en Haal. Beef, lafaart! zoo 't u nogmaal lust, Te dingen naar 't gezag, Gij zijt reeds door 't gevoel bewust, Wat Vrijheidsftaal vermag. Waag dan, o (laaf! een tweeden kans, Wij leerden ftrijden op zijn Fransen, De Gul virfebetn en ixoit. Eer llerven wij barbaren, ja! Eer onzen vrijen voet, Een' ftap weêr van den erfgrond ga, Gekogt door heldenbloed; Dan lirijd met ons de Maagdenrij, Dus, dienaars van de dwinglandij, Genaakt ons erf niet meer. »■  < iö > D E BATAAFSCHE BRUID, AAN HAREN TERUGGEKOMEN MINNAAR. Wijs: Wanneer ie zon in 't morgtnrni. Zijt welkom, dappre Vrijheidszoon, Bekranst met Eerlauwrieren, Uw deugd en trouw verdient dien loon. Laat ik uw fchedel Geren, O Bruigom! dat mijn maagde hand, Deeze eerkrans op uw' hairen plant, Zie uw getrouwe blaken, O Hartvriend van de reinfte min, Kom, wil in de arm van uw vriendin, Nu duizend zoetheên fmaaken. Wij  < 17 > Wij zwoeren aan elkander trouw', Toen gij van hier moest vlugten, T.n 't wraakvuur van een trotfche vrouw, Een dwinglandes moest duchtenMen kon u fcheuren van mijn zij, Op last der wreedfte haeiTchappij, Doch nimmer uit dit harte! De hoop op Hem, die 't vrij gemoed Nooit vrugtloos tot hem fmeeken doet, Was al mijn troost in fmarte. Wat heil! ik zie u weérgekcerd, Daar uw verderven vlieden; De magt, die u heeft overheerd, Zal nu niet meer gebieden. Zij vlood voor uwe heldenvuist, Die heeft de dwinglandij vergruist; Met hulp der dappre Gallen, En deed, tot heil van leeuwendaal , Door uw gewette heldenftaal, Uw onderdrukkers vallen. B Tragt  < 18 > Tragt naar geen wraak, -de ware held Is groot, ook in 't vergeven; Daar hij zijn 'roem in 't weldoen fteld, Zoo flegts zijn haters beven, Is door zijn krijgseer ruim voldaan; Me'lijdend' kan hij de oogcn liaan Op hun, die voor hem bukken; M-Mischlievend, durft hij zelf de hand,' Van hem , die hij heeft overmand, Ten blijk' van vrlendfchap, drukken. Koom, Echtvriend! fmaaken wij nu 't zoet Der Vrijheid, die wij eeren. Smelt nu in kuifche liefdegloed; Voldoe uw minbegeeren. De reine trouw en malfche min, Lcidc ons nu Juno's tempel in, Ter ecre van de Vrijheid; Zoo leven wij, in 't Echtverbond, Op *t heil van 't Vaderland gegrond, In nooit geftoorde blijheid.  < 19 > fo.==g«£ ^ff£==& D E DWINGLAND IJ. Vloekwaardig wangedrocht, in pluto's rijk geteeld, Vcrdelgfter van het heil der aarde, Gij hebt op 't waerelrond uw helfche rol volfpecld, Waar gij, ofnoodepestl een reeks van jara'ren baarde. U kennen wij niet meer en zijn van u verlost, 't Is uit met ons de wet te Hellen; _ Gij viclt, o ja! en heeft uw neerlaag bloed gekost. Wat nood! hetftroome alleen, o wreede ! om u te vellen. Vriendin der Vorsten, die bij fcepter, kroon en troon Aan u, aardsmonster, hulde zweeren. Wat is, o Dwinglandij! der boeijenfmeedren loon ? Datzijhuntrotschheid,alseenftroohalm, zien verneéren. B s Nu  < so > Nu valien diadeem en kroon en tulband r.eêr; De troon word (lijk, de gulde keten, De ftar, het kruis, 't heeft nu zijn glans niet meer. Het purper le^t vertrapt, en word van een gerecten. Uw trbtfche hoven, van arduinfiecn opgebouwd, Waar aardfche Goón zich zagen vleijen, Zijnmoordfpelcnken.diemennauwlijksraeerbefchonwd, Ten zij de Vrijheid daar beur heillicht koomt verfpreijen. Maar 't hut je,'t hutje alleen, waar zalige onfchuld woond, Te lang vertrapt door uw verraoogen , Die flulp, waar in de deugd eenvoudig zich vertoond, Is rijker, fchooner, dan uw' ftoute marmre boogen. Daar woond de lieve vreê en zagte eenvoudigheid , Nu vrij van uwe wreede boeijen, Daar ziet men nu alom de vrije vreugd verfpreid, Waar gij, o heiharpij! weleer de fniart deed groeijen. Ds  < 21 > De r.ïjvre Landman mag nu ongeftoord en vrij De vrugten van zijn' arbeid fmaakcn; Zijn zweet (trekt nu niet meer, ontmenschtc dwingland :j! O.n aardfche monsters, om uw dienaars vet te maken. O nedrig hutje alwaar de liefde woond, geen vorst Maakt uw bewooners thans tot (laven, O neen , daar elk vanhun', zijn fehoven bind en torscht, Praald Vrijheid aan zijn zij, enkroond dc hemelgaven. Zoo valt uw vuige troon, op enkel zand gebouwd, Nu wij flegts üénen Koning eeren, Eén Vorst,wiens alziende oog het groot heelal befcliouwd. Enu, o Dwinglandijl tot flof doet wederkeeren. B 3 HE  4 22 > Iviviviv'fvivl HET IS GESCHIED. Wijs: Qtie ma* Coliti. D aar gaan nu al do fnaaken fchuiven , Zij wilden 't Hollandsen boutje kluiven — En 't is gefchied. Maar, dat die gasten, als voor dezen, Weêr^ooit gebieders zullen wezen — Geloof ik niet, Dat zij naar willekeur beftuurden, En flaven tot hun oogmerk huurden — Dat is gefchied; Doch, dat ooit wéér de magt der landen, Zal komen in haar' fnoode handen — Geloof ik niet. D«s>  < 2-3 > Dus, wat de Oranjevrienden praaten, Haar valfche hoop kan weinig baten — liet is gefchied. En dat de Prins van 't rijk der worsten. Zal koomen met zijn groene borsten — Gelooft dat niet. De Franfche Citoyens zijn knaapen , Die waken als de moffen flaapen — Dat is gefchied! Zij wisten hun de broek te binden En dat Freek zin heeft in die Vrinden — Geloof ik niet. Intusfchen, lieve Vrijheidszoonen! Wil u altoos ftrijdvaardig toonen— Als dat gefchied, Kan heintje pik, met al zijn fnaaken— Van u nooit weder Haven maken, Neen zeker niet. B 4 BA»  *i 24 > BATAVIEREN LIED, AAN DE GALLEN. Wijs: Barneet bad langen tijd getragt. O onvcrwinbre, dapprc Gal! Die ons de Vrijheid aan mogt voeren, Gij Mond in doodsgevaren pal, Gehard in wreede krijgsrumoeren, In fpijt van 't donderend metaal, Verloste gij ons leeuwcndaal. Ons Iecuwendaal, dat lang verdrukt, Door dwinglandij zich zag beknellen, Hebt gij haar-uit den klaauw gerukt, En mogt ons heilig Regt herftellen. Naamv heeft zij uw triumf befchouwd, pf vlugt voor u op 't golvend zout. Kootn  < =3 > Koo'm Hélden, Redders van den Staat, Laai ons elkander viiendfchap zwecren. Dat wij, ten fpijt der Britten haat, De Rrgtcn 'jan den Menscb vcrvvcercn. Gcüerkt, o Gal! door UW beleid, Is 's dwinglands poging ijdelhcid.; Toen 't Opperwezen voor u lireed, Den kabbelenden ftroom bevloerde, Den vloed tot bruggen Hollen deed, Waar over gij de Vrijheid voerde. Zag dwangzucht in dat oogenblik, Gods wondre raagt, met angst en fchrik. Gij zelf, hoe ook de huichlarij, U, door haar helfche tong belasterd, Gij zelf zegt, God maakt Keêrland Vrij! Geen Gal is ooit van deugd verbasterd; Neen, hij erkent hoe de Oppermagt Hem over 't golvend ftroomnat bragt. 13 5 Beeft,  < ^6 > Beev' Vriihcidsmoorders! die u nog Met 's dwingelands herltel durft vleijen! De fchijndcugd tragt, door vuig bedrog, U nog in haaren band te leijen: Maar blinde naven! leer uw pligt, Eer God op u zijn donder richt. Hij, die met Vrankrijks helden vogt, En hun alom deedt triumfccren, Kon, waar uw list ook uitkomst zogt, Uw' opgeblaze trotsch verneêren. De maat van 't Goddelijk geduld Wierd door uw helfche daan vervuld. Keer nog in tijds; de Batavier En Gallen zullen zich ontfermen, En, onder hunne krijgsbanier, Toond gij berouw, u nog befchermen, - Keer wéér — beken uw' laage flap, De Belg bied u nog Brocdcrfchap. HET  < 27 > HET BATAAFSCHE MEISJE, BIJ DE TERUGKOMST VAN HAAR MINNAAR. Wijs: Gij die met mij thans zijt ter Jagt, Ik fnel mijn Minnaar te gemoed, Triumfl Hoe vroolijk vloeid mijn jeugdig bloed, Triirmf! Het lieve Vaderland is Vrij! Koom, dierbre Minnaar, aan mijn zij*. Triumf, Triumf, Triumf. Heeft heerschzuclit u aan mij ontrukt, Triumfl Onfchuldig uwe deugd verdrukt, Triumf! De dwang boog eindlij't voor uw zwaard; Zij vlugt met ingetrokke flaart. Triumf, Triumf, Triumf. Keer  < =3 > Keer in mijn armen, jonge Held? Triumfl Zo word de liefdeband herfteld, Triumf! Smaak daar het loon voor uwe deugd , Poor kuifchc. m llehe hmvli.ksvreugd» Xriuail', Triumf, Triumf. Ik zelf goede u liet krijgszwaard aan, Triumf! Toen gij voor 't Regt ten ftriid dorst gaan. Triumf! Mijn laatlte kusje fchonlc u moed, 'i Ontvonkte u,v burger heldenbloed. Trmmt, Triumf, Triumf, Wie dagt ooit dat een wreed tijran, Triumf! Met zijn vloekwaardig eedgefpan, Triumfl De Regten van den Batavier, Zou fchenden door 's Lan.is krijgsbanier. Triumf, Triumf, Triumf. Wreek nu het leed u toegebragt; Triumfl — O neen: der Belten nageflagt, Triumfl Acht lage Haven, dus ontaart, Den blikfe.n van zijn wraak onwaard. Tri.imf, Triumf, Triumf. Ge-  < 39 J* Genoeg, mijn Held, gij triumfccrt! Triumf.' De trotsch tiier fnooden is verneerd. Triumfl Genoeg, mijn Minnaar, zingen wij, Het lieve Vaderland is Vrij! Is vrij, is vrij, is vrij. AA»  < 30 > AAN DE EERSTE BEWERKERS DEK. OMWENTELING. Air: Al&tii''Enfant de la Patri*. R oemwaarde braave Batoos-zoonen, Die, in het hachlijkst ogenblik, U dorst der Vrijheid waardig toonen; Wier heldenmoed de vrees en fchrik (i/fj In 't hart der dwingelanden baarde; Welk een triumph hebt gij behaald! Daar Neêrlands afgod is gedaald, Zijn glans verduisterd op deze aarde; Een dankbaar zegelied heft onze erkent'nis aan; Triumph ! triumph! de Vrijheidszon is voorons opgegaan. MMA , . Uw  < 31 > Uw voorzorg, waarde Landgenooten, Heeft d' onaf hanglijkheid herfteld ; Niets meer kon ons geluk vergrooten, Dan de ver'orijz'iing van 't geweld: (.bit) Gij waagde uw goed, uw bloed, uw leven, Tot fnuiking van de heerfchappij; Door uwe zorg zijn wij thans vrij; Gij deedt gevloekte dwangzugt fneeven: Een dankbaar zegelied heft onze crkcnt'nis aan; Triumph! triumph 1 de Vrijheidszon is voor ons opgegaan. Uw plan, zo weldoordacht als ódel, Wierd onuitfpreek'lijk fchoon velbragt! De heerschzugt fchrikt en buigt haar fchedel, Zij fiddcrt en erkent uw magt; (bis) De deugd moet eind'lijk zegevieren , Schoon voor een tijd verdrukt, vcrtreén} De dwingelanden vlooden heen, En gij, gij prijkt met de eerlauwrieren; Een dankbaar zegelied heft onze erkent'nis aan; Triumph! triumph! de Vrijheidszon is voor ons opgegaan» Aan  < 3^ > Aan u cn aan de hulp der Franfcheri Is onze erkentenis gericht; TJ voegen onze lauwerkransfen; De Vrijheid zijn wc aan u verpligt, (Wj) Maar keer thans in den boezem weder Van 't volk, dat zijne Vrijheid mint; Op dat Geil kheid ons verbind'! Die Broederband zij vast en teder! Een dankbaar zegelied heft onze crkent'nis aan; Triumph! trlutaph! de Vrijheidszon is voor ons opgegaan". En Gij, oneindig Opperwezen, Licht ons op 't pad der Vrijheid voor! Laat ons voor geen gevaaren vreezen! Help ons de donk're nevels door! (i/i) Dat volksgeluk, op Menfchcnrcchten Gegrondvest, ons ten fteunfel zij! Zo juichen wij fteeds vrij en blij, Daar wij des dwing'lands zetel flegteu: Een dankbaar zegelied heft onze crkent'nis aan; Triumph! triumph! de Vrijheidszon is voor ons opgegaan; lz, van WESTERKAPPEL, Jr.  < 33 > FRANSCHE MEDEBURGERS. ^/"elkom, braave Heldenltdet, Gij die fpaarden goed noch bloed, Om uw Broeders vrij te maaken; Gij kwaamt onze kluisters flaaken, Steeds wordt gij met roem vermeld! 't Geweld, 't geweld Wierd door uwen arm geveld; Het geen de despoten duchten Blijkt uit hun vlugten. (WO C Ne. AAN ONZE Air: Qut le Sultan Sataiin.  *i 34 > Nederlanders! weest nu blij, Daar gij zijt verlost en vrij; Gij zijt thans geheel ontdagen Van een juk, te lang gedragen; Pruisfens magt benauwd ons niet; Het liet, het liet Nu zijn maagfchap in 't verdriet; En het geen die fnoden duchten , Bleek uit hun vlugten. (i/s) Engeland weet ook geen raad; Zijne armée is buiten ftaat; De despoten zijn geweken; Franfchen! gij hebt, onbezweken, Ons belang fteeds voorgedaan; Dw daan, uw daan Bragten ons de Vrijheid aan; Gij verloste deze Landen Uit hunne banden. (*<0 Vrij-  < 35 > Vrijheid en gelijkheid zij Steeds de band der maatfchappij 1 Heil en broederfchap verbinden Ons aan u, o menfclienvrindcn! Want door u wierdt, onverwagt, De magt, de magt Van de dwing'landij verkragt; Zo zag men de kluisters broeken, Monsters verbleeken. (Wt) Dappre Helden, Brocdren rij, Dat uw deugd ons richtfnoer zij! Dwinglandij en Heerschzugt wijken, Daar gij doet uw vaandels prijken; Neem ons dan als broedren aan; Voortaan, voortaan Blijft ons hart voor Vrijheid (laan; Eeuwig zullen wij u danken, Met blijde klanken. (i/V) Iz. van WESTERKAPPEL, Jr.  < 36 > PLANTEN VAN EEN VRIJHEIDS-BOOM. Wijs: O» rf»// Soixante mille francs. Of: t/in fcbuld tien duizend ponden zwaar. D aar rijst de Vrijheids-boom omhoog t Hoe ftrecld zijn fchoon ons harte en oog. Juich vrije Batavieren! (bis) En zing den Franfchen legerdrom, Die «ns verlost heeft, wellekom, Kroon dien met eerlaurieren, (bis) Vlugt vuige Haaf, die, met verdriet, Dit Vrijheids teelten pralen ziet. Gij kunt ons feest niet vieren, (bis) Vlugt naar het Albionfche ftrand, En kruip daar voor uw Dwingeland, Dat past geen Batavieren! bit) O HET  < 37 > O Belgen! welk een zegepraal, Nu mag het gantfche Leeuwendaal, Den Boom der Vrijheid lieren! (WO Dat hij, dat hij hier ecuwig bloei.,', la Hollandsch tuingrond weelig groeij'J Zijn kruin draagt eerlaurieren! (WO Jjich nu Civilis Nagedacht,' Ten fpijt van Pruisfens legermagt» En Englands krijgsbanieren. Koom , Iaat ons met den dappren Gal, Wien Neirland eeuwig danken zal, Het Feest der Vrijheid vieren. ( WO K30m nu, Bataaffehe Maagden - ftoet 1 Koom, fchoone! uit het edel bloed Geteeld, der Batavieren. (WO Danst, danst nu met het Jonglingfchap, En laat bij 't vrolijk handgeklap, De Vrijheids-vlaggen zwieren. (WO C 3 DEN  < 33 > DEN 17: M É Y 1795. HET EERSTE JAAR DER BATAAFSCHE VRIJHEID, O F NEERLANDSCH GROOTSTE DAG. Wijs: O Franctis nsarchant au Comiat. w aar rccz ooit fchooner Morgcnftond, Ooit aangcnaaraer dag, Dan toen men 't zegenrijkst verbond, Voor ons geflooten zag. Naauw Ihk de goude zon , Het hoofd uit Thetis bron, Of 't algemeen gejuich hief aan: De Vrijheid zal befiaan! (.Bis) Steek  < 39 > Steek; Batavieren fteek den kruin Nu moedig naar om hoog, Uw heil blinkt over zee en duin, Uw' haters fel in 't oog. Nu knarfetand de nijd, Daar heerschzucht berst van fpijt, Elk zingt nu, trotsch de Dwinglandij, Ons Vaderland is vrij 1 (i/s) Hoe broederlijk omhelst de Gal, De Nedcrlandfche Maagd! In deze kuscb berust het all', Wat onze Vrijheid fchraagdt. Zeg nu nog, vuige haat, Dat ons de Gal verlaat, Dat hij , genoopt door zelfbelang, Ons lokte in zijnen dwang. (i 't Is enkel liefde en vrijheidsmin, Die hem door vuur en ftaal, Dus voerden 't zuchtend Neêrland in: Zijn grootfche zegepraal, Was op het heil verbond, Van Broederfchap gegrond. Dus deeld de dappre Frank ons vreê En waare vriendfchap meê. O Dagl o wondervolle Dag ƒ Die 't Iaatfte Nageflacht, Met dubble vreugde vieren mag, Daar ge ons de Vrijheid bragt, In ü legt ons geluk, O Dag, bevrij van druk! Gij zult, 't zij Neêrland bloeije of kwijn', Steeds een gedenkdag zijn. f>;7} O  < 41 > O lang gefolterd Vaderland! Deez Dag verbrak uw boei], De Gal fchonk U de Broederhand, Dat nu de vriendfchap gloeij' I Uw faam vereend Metaal, En fchittrend Helden-Haal, Befchermd de ftoute Zecvaardij, En maakt den Handel vrij! (Wx) C 5 TH A-  * T-HALIA en MELPHOMENE, aan de VRIJE BATAAFSCHE BURGERS, naar het sluiten der a l l i a ntie tussciien defransche en bataafsche republieken. 1 riamfI driewerf Triumf! Bataaffche Burgerij, Gij ziet ons cindlijk wéér, o vrijgevogte Belgen, Ontvang een groet der Kunst, Civiiis echte telgen! Nu fpreekt Apol de taal van 't hart, volkomen vrij t DeetHeerschzuchtenGeweldhetSchool derzeden fluiten, De vrijheid voert ons wcêr Apollo's tempel in, Nu zal geen Dwinglandij, der Kunsfen vijandin, Den bloei van Febus koor op last der Heerschzucht fluiten. Hef  < 43 > Hef nu de kruin omhoog, Kunstminnende Eataavcn l Het vrije Vrankrijk, door der Goden arm geilerkt, Verbrak uw' ijzren boeij, 'theeft uw' geluk bewerkt, Ontvlugt Civilis Erf, o lage Vorsten flaavcn! Zing Burgers! zing, triumf! gij zaagt de heerschzucht fncven, Nu vlcgt Apol de Held, den welverdienden krans, En leidt ons op den toon van zijne lier ten clans , Dus ziet men Fcbus Kunst, met Vrijheids komst herleven. Zaagt gij den Dwingeland gedonderd van zijn troon, 't Vooroordeel, zijn ilavin, Hort met hem van den zetel, De fuoode huichlarij, in 't koorgewaad vermetel, Ontving ook, nevens hem, haar ruim verdiende loon. Volbouw nu Pindus zaal, en wil onze ijver fcliragen, Toon Belgen , toon dat gij naast Vrijheid, kunst bemind , En doe, daar U den band van Broederfchap verbindt, Met de onver winbre Gal, ons van uw deugd gewagen. Zoo  *€ 44 > Zoo maaien wij uw heil in 't allerhelderst licht, ' Zao fchetst men U den val der drukkende tijrannen; Zoo fiert men de achtbren kruinvaa waarlijk groote manneni Aan wicn 't ISataafsch Gewest zijn vrijheid ïsverpligt! Intusfchen moet alom dc dierbre Handel leven, 1 Dedappren Gal, vereend met Batoos Hclden-kroost, Dat Volk ,voor wien 't Geweld en fnoode Heerschzucht bloost, Moet eens aan't Waereldsrond dc Vrijheidswetten geven. Dat lieve Broedermin (leeds in uw midden woon', Ceen wraaklust gloeijc in 't hart van ware Batavieren, O Neen! genoeg voldaan door heerlijk zegevieren, Is de eer van vrij te zijn, den Belg het beste loon. Bataaf! befcherm de Kunst, wil voor haar welzijn waken , Bewaar met Heldenmoed uw Vrijheid, ze is eenfehat, Die al uw heil befluit, die uw geluk bevat Ea waar van 't Nagedacht de rijpfle vrucht zal fmaken, II KT  < 45 > het ZEGENKTK VERBOND DER. FRANSCHE en BATAAFSCHE REPUBLIEKEN, OF BEN AANGENAAM STEN MORGEN. Naauw was dc goude zon ten vierSpan opgeftegen, En dreef't vuurbrakend ros uit de oosterpoort om hoog, Naauw Schitterde zijn glans den Sterveling in 't oog, En kwam van'tgloeijende ooste ons met zijn luister tegen , Of Nederland was vreugd, de blijmaar liet alom Voor der Bataven oor de hemelgalmen hooren: 0 Belg! uw groot/te dag , uw beiliag is geboorenl Klim thans it Vrijheid vieliekom. Het  < 46 > Het dierbaar Vreêverbond werdt met den Gal gellooter, Geflooten op het puin van heerschzucht en geweld. O vri;c Batavier! uw glorie is herlteld, Tot eeuwige eer eti roem der beide Bondgenooten. De Gal, de groote Gal, die vuur noch ftaal ontziet, Om eenmaal vrij te zijn, om eenmaal vrij te blijven, Kwam dus uw waar gelul: voor eeuwig onderfchrijvcn > Daar hij u zijn befcherming biedt, Deez dag blijft ecuwig in uw hart en 't harte uws zoonen Gegriffeld , Batavier! Decz dag was waarlijk groot. De kluisteraar der dwang werdt u ten Bondgenoot. Beef nu, ofcepterl Beef? o afgeflreede kroonen, O Albion! gij moet dan, om één flerveling, Die zich uw Koning noemd, uw heil met voeten treeden , Gij moet dan, als een (laaf, uw goed en bloed beltecden, Aan al zijn ijdle fchjttcring! Zie  *€ 47 > Zie, Britten! tot uw fpijt, den Gal en Belg vereeaen, Verplet de heerschzugt;koom,vergroot dien Broederband, Tree toe, dc Vrijheid biedt voor 't laatst u nog de hand. Koom, blikfem ook den dwang ten duistren afgrond hecnen, Beef nu, o zetels van de fnoodc liuichlarij. Beef op uw bergenfpits, o mijther dragend Komcl Dat uwe ban weleer de onnozelheid dcedt fchroniea, Thans lacht men om uw zotternij. Eeef, Mecka's halvemaan I beef, fchrik der Oosterlingen, O Zoon van Mahomet! haast daalt al uwe glans; üw gloriezon deinst reeds ten westcr hemeltrans. De Vrijheid zal, vveldraa, uw vuist den itrop ontwringe», Eens opend zij de deur van 't aaklig Serail, Die kerker, waar, om u, de fchoonhcid legt gekluisterd, Waar de edele Natuur vermoord wordt en ontluisterd, Gepijnigt door uw laf gellreel. Wie  < 48 > Wiïsruuwdnietvanuwtrotsch, vermeetle dwingelanden 1 Trek flegts uw purper uit en gordt u in het kleed Des fchaamlcn veeknegts, die daar fchoeloos henentreed, Waar blijk: nu't onderfcheid,dan flegts in 't eeld der handen? O! de uwe zijn door weelde en dartelheid verbleekt, Di zijne fterk, verhard door nutte werkzaamheden ; Wat onderfcheid ontmoet men in de verdre leden? Hij heeft dat fchoon 't geen gij ontbreekt 1 Befchouwd men 't hart van hem, die gij vooru doet knielen, O! 't is zoo fchoon, zoo rein, zoo regt gefchikt voor deugd, En 't uwe niet — dan voor geweld en geile vreugd. Hem volgd gerustheid, u de wroeging op de hielen. Verlaat dan troon, gebied en vorstelijken ftoet, Ruil die voor liefde en trouw, wil als een Burger waken En door gelijkheid u der menschheidwaardig maker, Vertrap uw kroon, eer "t Vrijheid doet. Een  < 49 > Ééns moet deezGroote Dag voor al de waereld fchijneri' Eens wordt dit wentlend rond, één Koning toegewijd! Eens dient al de aarde één God. EenS zal de vale nijt En dwinglandij met al haar vuigen ftoet verdwijnen. Dan ziet men dondertuig, noch fcherpgefleepen ilaal Meer in des Menfchen hand, dan zal bet Vrtde wezen! En men op elks gelaat, de reinfte liefde lezen, Dan zij 't heelal één hemelzaal. Triumf»  < 5° > 0###0 TRIUMPH-ZANG DER. B E L G E N. Triumph Bataaffche Burgerij! Triumph, ons Vaderland is vrij! Der Gallen dappren arm heeft dwinglandij verflagen, Voor eeuwig U den boeij ontrukt, Nu ziet ge, o Belg! weleer verdrukt, De Zon der Vrijheid daagen. De Gal zweert ons'zijn Broedcrfcbap! Nu zal allenks, van trap tot trap, Bataaf! uw waar geluk in Nederland herleven; Laat ons dan van opregte trouw, Ten fteun van Neerlandsch Staatsgebouw, De kJaarfte blijken geven. - 't Was  < 5i > *t Was God, die met de Gallen ftreedt, De heerschzucht voor haar vluchten deed, 't Was God, die ons met Hun, het Vreeverbond deed fluiten, Gefterkt door zijn almachte hand, Kon 't lang verdrukte Nederland, In 't eind, haar vijand fluiten. Triumph! o Belg! betragt uw pligt, Wat rang Gij in dit tijdsgewricht, Op Bato's heilig Erf, in Neerland moogd bekleeden, Blijf trouw aan vrijheid en aan deugd , En laat ons dus, met dankbre vreugd, Ten glorie toppunt treeden. Dat vrij het kruipend flaven rot, De dwaasheid nog erkent als God.' Het olfre vrij den Bael, ons zal het niet meer drukken, 't Verbond getroffen met den Gall, Bragt trotfche dwinglandij ten val, En brak haar troon aan Hukken. D 2 Thans  < ^- > Thans zijn we, o Belgenkroost 1 gelijk , 't Gebouw der heerschzucht Hort in 't (lijk. De Kroon verliest zijn glans, gij ftervling vrij getojien, Kent nu geen trotsch gebieder meer, Noch buigt U voor den Mammom neer, De volkrtem laat zich hooren. Dat eeuwig nu 't gemaakt verband, Op Regten van den Mensch gegrond , Bij ons en 't Franfche Volk , door de Almagt wordt beveiligt. Zoo wordt Hem, die ons Vaderland Verlost heeft uit den flaaffchen band, Ons aller hart gehciligt. Paar nu Bataven, paar de vreugd Aan Burgertrouw, aan moed en deugd, Geen grooter dag dan deez zaagt ge aanhet luchtruim fchittren. Dank dus de God van Nederland, Zijn liefde (loot den Broederband, Nooit moet dat zoet verbittren. n z  < 53 > D E ZES GLAASJES. Wijs: Wij dragen met gelijke zinnen. K oom Broeders die hier zijt vergaderd , En 't vrolijk Feest der Vrijheid viert, Haar outaar met den wijrook nadert, Haar kruin met eiken lovrcm ficrt, Pleng nu het fap der Muskadellen, Laat nu den wijn het Feest verzeilen. Deez dag zij enkel vreugd , Zijt dus volmaakt verheugd; Volmaakt verheugd. D 3 Vuld  < 54 > Vul nu de fijn geflepen Glazen Tot aan den rand roet Franfchen wijn. Zo moet uw vreugd de ziel verbazen, Van al wie Vrijheidhaters zijn. Koom, drink op 't welzijn van die Braven, Die 't heil der lieve Vrijheid ftavcn! Haar deugd verdient dat loon, Dat elk hun fchedel kroon, Hun fchedel kroon. Het eerste glas, o Bato's Telgen, Drinkt men op 't heil der Vrijheid uit; Op 't heil der Vrijheid, brave Belgen! Dat niets haar bloeij, haar wasdom duit. De Dwingland onder Haar geboogen, Gevoeld nu Haar geducht vermoogen. Zij maald de Oranje ftaf, F,n trotfche troon tot kaf;Ja, enkel kaf. Het  < 55 > Het tweede glaasje, vol gefchonketi, Ter eere van den dappren gal, Wordt blij ten boodem leeg gedronken. Wij juichen met een fcestgefchal. Lang moeten Frankrijks Helden leven, Zij deden onze dwingren beven, En hebben 't fnood geweld Der heerschzugt neergeveld. Ter neergeveld. Het derde glas moet vrolijk vloeijen, Op der Bataven heil en vreugd, Vcrbrijzelaars der llaaffche boeijen, Dccz dronk bekroont uw heldendeugd, Gij dect met hulp der dappre Gallen, Den Dagon bij' zijn outaar vallen. „ Te lang verdrukt, vertreen, Hebt Gij ü vrij geflreen; TJ vrij genreen. D 4 Het  < 5<5 > Het vierde glas, o Vrijheids Vrinden! Moet de eer der brave Burgers zijn, Die zich in Neerlandsch Raad bevinden, Dat eeuwig haar gelukzon fchijn! Daar voormaals Dwingelanden zaten, Word nu den Stoel der Vrije Staaten, Door Burgertrouw bekleedt, Die regt noch wet vertreedt; Noch wet vertreedt. Het vijfde glaasje dat wij drinken, Is 't heil der Dappre Burgerij, Die moedig 't Heldei.ftaal doet blinken; Wier Zinfpreuk is: Of dood of vrij! Dat God hun arm wil onderfchragen, Zo zal hun fchedel lauren dragen, Zo fidderd Albion, Voor ons geducht Kanon; Geducht Kanon, Het  < 57 > Het zesde glaasje dat wij legen, Is de ondergang van al, wat nog De lieve Vrijheid, thans verkregen, Belaagt door list, of helsch bedrog. Welaan o dappre Batavieren. Laat dan de Heldenfabel zwieren. Wanneer 't de Vrijheid geldt, Zij elk Bataaf een Held; Een ware Heldl D S aan  < 53 > AAN d e NA GTEGAAL. Wijs: Nat/dit Amour, Raifon Sevtre. Le Peintre Amtureux. Zing nu, EataaiTche Nagtegaalen, In Vrijheids lucht, een Vrijheids lied. Zingt vrolijk in de groene daalen, groene daalen, Hoe vrij de Vrijheid thans gebiedt. (bis) Zoo vrij als gij, o Philomeelen! Mag nu de Belg, bij 'c fnaaren ftreelen, O zangertjes, in 't mollig groen, Zijn vrije toonen klinkc:i doen! (Iris) Zing, uit d e o r r. r a :  < 59 > Zing, zing mij voor, o fchelle zanger! Hier aan de zij van 1'hilicia, Vcrftrek ik u ten toon vervanger, ten toon vervanger, En volg uw ftoute zangen na. (bis) Hoor,.blonde Philist hoor hem zingen! O puik der woudbewoone'ingen! O Philomcel! wie vo'gd uw toon, Zoo Godlijk vrij, zoo Godlijk fchoon! (bis) 'k Mag nu, ontdaan van flaaffchen kommer, O ja! mijn Vaderland is vrij! Uw toon bcluistren in den lommer, in den lommer. Een hart, gewijd aan flavernij, (Lis) Kan nooit dat zagt genoegen fmaaken; Of van dat godlijk zangvuur blaaken, O Pailida! dat ons ontgloeid; Hi.'r, waar de Boom der Vrijheid bloeid. (bis) En  < 6o > En eischt de Vrijheid dat wij fcheiden, Wanneer zij mij roept in 't geweer, Dan zal mijn Philis mij geleiden, mij geleiden, Tot aan het bloedig bed van eer; (bis) Dan zult ge, o Nagtegaal! uw toonen , Tot roem van Vrijheids echte Zoonen, Doen klinken door het groenend woud, Tot gij ons in triumf befchouwd. Doch, moet ik voor de Vrijheid fnecven, Treft mij of gonzend looi, of Haal, Wil dan om mijne lijkbus zwceven, lijkbus zweeven, En zing een treurlied, Nagtegaal. (bis) Kweel dan: Nier ligt een Belg begraven, Hij ftierf voor Vrijheid, e Bataven! Genoeg, met hem viel dwinglandij. Hij ftierf voldaan , want, hij ftierf vrij! BIJ  < 61 > bij de KOMST der. FR ANSCHEN i n HOLLAND. Wijs: Avcc lts jeux ians le ViUagi. M ocst eens het vrije Neêrland bukken, Voor een vermeten dwingeland, Dorst men haar haren hoed ontrukken, Voor een Bataaf het duurde pand; Wierdt eens, ten fpijt van elke braaven, Naar recht, noch billijkheid gehoord, Wierdt, door eea woeste drom van flaaven, Eens d' edle Vrijheids -ftem gefmoord. Thanf  < 62 > Thans zien w' een beter daglicht rijzen , Thans trekken donkrc wolken heen, Thans fchenkt onsGod zijn gunstbewijzen, Thans volgt de blijdfchap op 't geween. Ja, onze vreugde kent geen palen, Wij zien die blijde dagen weer; De Vrijheids - zon fpreidt nu haar ftraalen, Vol pragt, op onze Landen neer. Wie zijn 't, die dus ons recht herfleldcn ? Dit zijn wij, Gallen! u verpligt: Gij zijt het ook, o dappre Helden! Naar wien zich onze- dankftem rigt. Kondt ge overal ltceds zegenvieren, In 't onlangs afgeloopen jaar, Koom nader, pluk hier d' eerlaurieren, Door u verdiend, o edle fchaar! Ceen  < 63 > Geen vijand kon uw moed trotfceren, Uw kloekheid kende paal noch. perk; Geen Brit, geen Duitfcher kon u decren, Of hindren in uw edel werk. Neen, ons Bataven vrij te maaken, Was 't beste dat uw oog kon zien; Steeds was de drijfveer uwer zaaken, Ons, uwen Broedren, hulp te biên. Ons in uw voorfpoed te doen deelen, Ons te bevrijden van ons juk, — Dit, Braaven! kon uw cerzugt ftreelen, Die d' oorzaak waardt van ons geluk. Om onzen dwingland te vernielen, Hadt g' alles veil, — uw goed en bloed; — Al fneefden duizende van zielen, Behieldt gij tog uw Heldenmoed. Met  < 64 > Met recht dan, dat we u Helden noemen» Wien niets weerhoud, wien niets weerftreeft; Met recht, dat wij de kloekheid roemen, Die door uw aller adren zweeft. JNu is de hei!-zon opgcrcezen, Wij zijn de grootfle fchatten rijk; Want door de trouw aan ons beweezen, ZIJN WIJ THANS VRIJ, ZIJN WIJ GELIJK. F. F.  < 65 > op 't HERSTEL der V R IJ HEID i R NEDERLAND. De dierbre Vrijheid is herfteld, De dwinghndij legt neergeveld Na zeven bange jaaren! O Vrijheids-zon! gij fchittcrd weer Bij Bato's kroost, gelijk weleer,' Naar 't doorftaan der gevaaren. Bataven! juicht — gij zijt thans vrij. De ketenen der flavernij Hebt gij op eens verbrooken. — Bij 't plengen van der Gallen bloed, Wierd ook met één den heldenmoed In uwe borst ontftooken. E 03  *£ 66 > De Gal kwam — zag en — overwon, ln fpijt van 't trotfche Albion Slaakt hij op eens uw banden. — Die-banden, door een Vorst gefmecd , Die nimmer voor uw Rechten ftreedt, Rukt hij van uwe handen. BatavenI daar uw Vrijheid gloort, Die ecnen (laaf de ziel doorboort, Gewend flechts neer te knielen, Wanneer hij 't oog des meesters ziet, Die hem op trotfehen toon gebied; De plicht van Iaagc zielen. Dat dit dan ook uw zinfpreuk zij, Wij leeven — of wij ftervcn — vrij. Dit kunnen Bato's zoonen! — En dat altoos de dapperheid, Gepaard met deugd en wijs beleid, In uwer midden woone. De  < 67 > De Gal reikt u de broederhand, Hij ftreedt voor u, voor 't Vaderland, En noemde u zijn broeder. — Door hem legt dvving'landij ter neer, Door hem is Neerland, Neerland weer, Dank zij den Albehoeder. ACH! GIJ ZIJT UW WIMPJE KWIJT. Wijs: Toen ik laatstmaal lag en /lief. Of: Alles wat op aard gefchied. Zing nu vrij, Bataaffehe Jeugd, Roep, tot in de ziel verheugd, Vrij, vrij, altoos vrij! De tijrannen zijn verbannen, Vrij, vrij, altoos vrij, Is der Belgen Maatfchappij. E a Vrien- J. H. C.  < 68 > Vrienden van de lieve Prins, Blijfc gij nog zoo dom, zoo kinds, i Dat, dat, fnaakjes dat, Gij uw maaling, zotte dwaal in g, Dat, dat, fnaakjes dat., Gij uw dwaasheid niet bevat. Ach '. gij zijt tiiv Wimpje kwijt'. Lieve Broertjes, welk een fpijtl Ach, ach! roept vrij ach! Nu de franje van Oranje, Ach! ach! roep vrij ach! TJ niet meer vertieren mag. Maakt nu nog zijn paarden los, En trekt zelf voor zi.n karos; Kniel, kniel, waarlijk kniel Nu nog weder, voor hem neder, Kniel, kniel, waarlijk kniel, Slaafjes, voor die goede ziel. Maar  < 6~9 > Maar neen, zwemd naar de overkant, Wimpje woond in Engeland, Daar, daar, zeuntjes daar, Bij zijn vrinden, zult ge hem vinden, Daar, daar, zeuntjes daar, Woond de groote Pinkenaar. Hoord gij Maatjes dan nog niet, Hoe men u de Vrijheid biedt ï Neen, neen, zotjes neen, Dat Oranje en zijn franje, Neen, neen, zotjes neen, Zit u tot in 't merg en been. Wordt doch wijzer, het is tijd, Wijl gij dus gewaarfchouwd zijt. Let, let, maatjes let, Blijft gij warrig, en halMarrig, Let, let, maatjes let, Dan flegts op de laatMe pretj E 3 Maar  ♦C 7° > Maar wat raakt ons 't blind gedagt, Belgen, dat uw raad veracht. Hoor, hoor, Belgen hoor, Laat die hoopen kwasten loopen, Hoor, hoor, Belgen hoor, Want gij fchuurt, helaas! den moor. Leeft nu vrolijk, leeft verblijd, En belacht de vale nijd, Want, want, Broeders want, Al dat martlen, al dat fpartlen, Want, want, Broeders want, Helpt dc Phoefjes aan een kant. Frcekbuur koos het hazepad, Meester Joris, altoos '/at, Heeft, heeft, Belgen heeft, Voor dc moppen cn dc proppen, Heeft, heeft. Belgen heeft, Voor het Franfche vuur gebeeft. ARIA.  < 71 > ARIA. Wijs: Uit mati'n irusguemenr. Of: Vaarwel mijn Filïda i K om zingen wij nu blij, Bataven buiten vreezen. Ons Vaderland is vrij! Ku kent gij, o Belg! geen dwingelandij, Hoe fchoon is het vr;j te wezen! Dank zij de onverwinbren Gal! Hij floot met ons 't Vreeverbond, Eeuwig zij zijn deugd geprezen. Hij floot met ons 't Vreeverbond, -Dat op Vrijheid werd gegrond. Dat op Vrijheid werd gegrond. E 4 Gij  < 7* > Gij meugd , o Albion 1 Dc Vrijheid ons benijden. Vrecz ons geducht Canon! Jbe Gal, die kwam, zag en overwon, Zal met Bato's telgen ftrijden. Zoo word eens de vrije Zee, Uit der Britten boei geflaakt; Zoo ziet Zeevaart zich bevrijden , Uit der Britten boei geflaakt; Aarde en water vrij gemaakt, Aarde en water vrij gemaakt. Koom, dappre heldenftoet, 'k Zie reeds uw oogen branden , Van edlcn heldenglocd. O wat heil belooft ons uwen moed! Ruiter joeg langs Chatiams ftranden, 't Britfche roversrot naar huis. Volgen wij dat helden fpoor! Vrijheid leve in alle Landen! Volgen wij dat helden fpoor, Naar het glinstrend gloriekoor, JNaar het glinstrend gloriekoor, TRIUMPH'  •C 73 > T R I U M P H - Z A N G. Wijs: Uw fcbtild tien duizend ponden zwaar. Of: Ou doit fii.xanle mille franct. Triumph! Bataaffehe Broederkring, Voor wien ik vrije toonen zing, Uw heildag is vcrfchceneii. (bis) Triumph! 't onfchatbaar vree verbond, Op 's Menfchcn heilig regt gegrond , Mogt Gal en Belg vcreenen! (bis) Civilis Kroost, te lang verdrukt, Gij zijt der Dwinglandij ontrukt. Zie haar in 't (tof geboogen. (bis) De heerschzucht knarfetand van fpijt, Haar fnood gevolg, de wraak en nijd, Deez derven haar vermoogen. (bis) E 5 Dank  < 74 > Dank zij de Gal, wien heldenflaal Het wreed gekluisterd Lecuwendaal, Bij 't bliksmen der Musketten, (bis) De lang gcwensclite Vrijheid bragt, Den Dwingland en zijn hclfche magt, Den voet op 't harte zette! (bis) 't Waar niet genoeg, o vrijen Frank! Dat gij den Dwinger 03 den klank Van 't Krijgsklarocn deet vlieden, (bis) O Neen: Gij maak:e Neerland vrij, Verbrak haar bocij, en dorst daar bij Ons uwe vriendfchap bieden! (bis) O Belgen! welk een edel hart Bezit een Volk, dat donders tart, En weet haar kragt te ontrukken! (bis) Het durft zijn overwonneling, Geboogen voor z;jn heldenkling, Aan 't edel harte drukken, (bis) Triumpi  < 75 > Triumph Bataaffchc Burgerij, Nu fpreekt uw achtbre volkllem, vrij! En uwe dwingren zwijgen. (bis) Volhard in trouw, volhard in deugd, En laat uw ongeveinsde vreugd, Naar 't hcldre luchtruim ftijgen. (bis) Nooit zag ons Vrij Ger.ieenebest Te wreed gekluisterd, door een pest Van drukkende Tijrannen. (bis) Zijn Dwingeland zoo kleen vergruist; Noch hccrschzucht, fchoon zij woeld en druist, Zoo zegerijk verbannen! (bis) Dat nu de Koopmanfchap herleev'! De Zeevaardij door 't pekel ftreev', Met rijk geladen Kielen! (bis) Dat Gal en Belg, op Nereus vloed, 'Iet Zceregtfchendend Roofgebroed, Dsor 't Heldenftaal vernielen, (bis) Zoo  ♦d 76 > Zoo word de mime Zee ook vrij, Zoo zal der Britten dwinglandij, Die zich Vorstin durft noemen, (bis) Verzuipen in dien waterplas, En zij, die ons ten geesfel was, Zich zien ten afgrond doemen. (Wi ) Triumph! Gij Smaakt de Vrijheid weer. Civilis Kroost, het geldt uw eer, Blijf, blijf dien fchat bewaarcn. (bis) De Gal ging U op 't Heldenfpoor, Bij 't rommlen van den Krijgsttora voor, Pluk naast Hem Lauwérblaaren. (bis) Toon dat Gij nimmer zijt ontaard, Maar, dat Gij 't Hollend Oorlogspaard, Ook in zijn vaard durft vellen, (I/is) Verbeft zich ooit de dwinglandij, Volgt dan de 1'preuk: Of dood, of vrij! En Wikfenj haar ter helle, ( bis ) Leef  < 77 > Leef vrolijk, a!s den vrijen Gal» Die bij het vreeslijk krijgsgefchal, A-ca-tra doet hoorcn. (bis) O! de altoos blijde heldenmoed, Is 't die de hcerschzugt vlngten doet, Met ncderhangende ooien. (bis) Dat eeuwig 't nu geftaafd Verbond, Op Vrijheid, liefde en trouw gegrond, Dat de Hovaardij doet bukken, (.bis) De Grondvest zij van ons geluk, En wij bevrijd van zorg en druk, De Vrugt der Vrijheid plukken, (bis)  < 78 > IETS UIT DE OUDE DOOS. Broer Breeroo fprak, bit kan virkeereu. Dit bleek ook aan twee barfche Heeren, Die ftreefden naar het Britfche ftrand, Twee Wilhmpjet, twee aardfche Goden , Die h er vrijmag.Bg, trotsch geboden, Verhuisden eens naar Engeland. O! dc ecrfte die van hier ging vaaren, Was rijk voorzien van Waterichaaren, Een gantfche vloot voer met hem meê, Een heiërleger tochtgenooten, Vergulde Slaven, trotfche Grooten , Verzelden hem op 't ruim der zee. 't Was  < 79 > *t Was alles rijk in glans en orden, Geen wonder, Hij moet Koning worden, En praaien op den Eritfciien troon. En wat de witte ziele» praaten. Haar oogzalf kon geen blinden baaten, De wreedften dood was hunnen loon. Een Tweede voer ook hcrwaard hecnen, Maar zag zi,n lieve vrienden weenen, Hij Hapte in eene Visfchers Schuit, En moest dus door de ruime baaren, Gelijk een arme drommel vaaren, De Vrijheid lachte 't Ventjcn uit. Dus ziet men hoe het kan verkceren, Zijt dus gcraade trotfche Heeren, Legt uw verwaandheid aan een kant; Of gij vaardt ook als een dier Goden, Die willekeurig hier geboden, Als flegte Visch naar Engeland. 08  < 8o > d e TROON enden HOED der. V R IJ H ET D. Wijs: Ja, Mimi, in korte tijden* de troon. ■ 'k S tond van de allervroeglte dagen, Op mijn trotfchen hoekfteen pal. Veelen dorsten zich vcrKouten , Stout te tragten naar mijn val; Maar, wat zij ook onderwonden, Alles bukte voor mijn kragt. 't Waereldrond moest ziddren, beven, Voor het wraakvuur van mijn magt. (bit) dis  < 81 > HE HOED DER. VRIJHEID* Ik mogt reeds in 't bloeijend Eden, Praaien op mijn vrijen fpecr; Maar, gij koets der dwingelanden, Storte mij van boven neór. 'k Werdt wel weêr om hoog geheven. En herfteld in beter ftand, Rome zag mij zegepraalen, Nu pronk ik in Nedcrlandi DE TROON. Rome dagt mij te verbrijzlcn , Rome ondervondt mijn wraak , Wie zal dan mijn pijlaars vellen, Daar ik 't al tot Haven maak. Die mijn zetel mag bekleeden, Schenk ik 't menschdom moordend ftaal. Willekeur en overheerfing, Volgen hem in zegepraal, F •«  < 82 > DE HOED DER VRIJHEID. Vraagt gij wie uw magt zal fnuiken , 't Is den onverwinbrcn Gal, Die zal u tot ftof vergruizen, In zijn vuist woont uwen val. Haast ziet ge u, o Troon verplettren, Eens (lort gij in d' afgrond neêr, Eens praal ik, door alle de Eeuwen, Zegevierende op mijn fpeerl HEL»  < s3 > HELDEN-ZANG. Wijs: Azor, Azor, envain ma voix 'f af felle. TJit de Opera Z E M I R E EN A Z O R. "Welaan, welaan Civilis Echtetclgen, ( ■ Civilis Echtetclgen, I Grijp nu het Staal, grijp nu het blank musket, Zoo wordt door u, o dappre Belgen 1 De dwinglandij en al haar magt verplet, (bis bis) Welaan, welaan, volg nu het fpoor der cdle Gallen, Zij gingen u met heldenijver voor, Met heldenijver voor, Welaan, welaan laat uwe donders brommen, Schiet Mikfems op den lagen afgod ncêr. Volg nu den klank der oorlogstrommen, Zoo bukt den (laaf voor uw geveld geweer. Hij moet verftommen. ibis bis bis) Ja, hij zal voor u beven, Daar u Geregtigheid Het krijgszwaart heeft gegeven, (bis) Dat kloek beleid, U volmaakt doe zegepraalen, En lauren haaien. F z ANT-  < H > ANTWOORD. Vivat, vivntl de Republiek zal bloeijen! dc Republiek zal blóeijeff! En kost het bloed, de Vrijheid is het waard, Dat bloed doet helden ijver groeijen. Natuur heeft ons tot haar behoud gebaard, (bis bis) Vivat, vivat! hoe zouden we onzen pligt vergeten? Dit waar te laag, neen laffe dwinglandij, neen laffe dwinglandij. Vivat, vivat! wij zullen overwinnen, Of (derven met de fabel in de hand, De Viijheid die wij fteeds beminnen, Is al onze eer, ons onwaardeerbaarst pandI Koom zielsvriendinnen, (bis. bis. bis.) Spreekt ons dan moed in 't harte, Ons afzijn baart aan u, Geen wrange boezem fmarte. (bis) Verfcerkt ons nu , Dan, zoo worden ras verbannen, Alle aardsch tijrannen. ZANG,  < «5 > ZANG, VANEEN JONGE BATAAFSCHE BURGERES, B IJ DE HERSTELLING DER. NEDERLANDSCHE VRIJHEID. Wijs: Avtc les j'eux dans le Village. J uich Landgenooten, bij 't herleven , Der Vrijheid, zeven jaar verdrukt, Door zuivre dankbaarheid gedreven, Zing ik u voor verblijd, verrukt. Geen flaaffche dwang zal ons verftooren, Neen , juich ! de Vrijheid is gevest, Dit heil, die vreugd werdt ons belchooren Door 't vrije Fransch Genenebest. Lis. F 3 O  86 > O Vrijheid! roem van Bato's Zoonen, O Sclioone, die ops hart bezielt, De Heerschzugt dorst u lastren, lioonen, Daar z1 u van ons verwijderd hieldt! Thans keert ge op 't gloricrijkfte weder, De dwinglandij vcrwagte u niet, Gij koomt . . . daar valt haar trots ter neder, Ze erkent u daar zij fiddrend vliedt, ''bis') Dat dankbaarheid ons hart doe gloeijen, Voor 't Volk, dat ons de Vrijheid fchonk, Dat ons verloste van dc bocijen, Waar aan dc tijrannij ons klonk. Laat, Iaat ons boven alles tonen, Dat wij de Vrijheid waardig zijn, Zo blijft zij in ons midden wonen, Daar alle zugt tot wraak verdwijn! (bis) O! leeren we aan hun, die ons haten, Die door een domme drift bezield, Ons goed en have deen verlaten, Daar niets hun fnood gedrag weerhield, Dat, hoe ze ons immer ook misdeden, Ons hart van .wraakzugt is bevrijd, En niet meer denkend aan 't voorleden, Ook hunnen voorfpoed ons verblijd, (bis) V«r-  < 37 > Vergeven wij hun edelmoedig, En bicden wij hun gul de hand, Zoo worden ze overtuigd, cn fpocdig Herleve de Eendragt in ons Land, Met haar zal onze welvaart groeijen, Gelijkheid, Broederfchap en vreugd, Ons dierbaar Vaderland doen bloeijen; 't Voor altoos wijden aan de deugd. (bis) En gij, o Eurgren, die gedreven, Door zugt voor 't lieve Vaderland, Het Volksbeftuur. aan u gegeven, Aanvaard hebt, God bekroone uw (land! Uw trouw, uw voorzorg, zal beletten Dat Vrijheid, eiken Burger waard, Door ftrenge tugt cn wijze wetten, Nooit in losbandigheid ontaart, (bis') M. B. r 4 STEM  < 83 > STEM der V R IJ II E I D. Wijs: Van de Carmagnoli. O lieve Vrijheid, dierbaar pand! (bis) O roem en eer van Nederland! (bis) Te lang , te wreed verdrukt, Zijt den ftalcn dwang ontrukt. Danfons la Carmagnole ; Vive le fon, ( bis) Danfons la Carmagnole, Vive lc faa du Canon, Naar zeven jaaren ballingfchap, (bis) Klimt, gij ten hoogen glorie trap, (bis) En ziet het (laafsch gebroed, Onder uwen vrijen voet. Danfons la Carmagnole, Vive le fon, (bis) Danfons la Carmagnole, Y?ve lc fon du Canon, Was,  < 89 > 't Was Vrankrljk waar gij 'teerst verfclieen, (bis) Gij zaagt aldaar 't geweld vertreen , C bis 3 En door der Gallen vuist, Al wat u weerftond vergruist, Danfons. la Carmagnole, Vive le fon, (bis) Danfons la Carmagnole, Vive lc fon du Canon. Van daar toog gij naar ons Gewest, ( bis) Waar gij uw zetel hebt gevest, (bis*) Befcherra nu Eato's Kroost, Lieve Vrijheid, al zijn troostl Danfons la Carmagnole, Vive le fon, ( bis ) Danfons la Carmagnole, Vive 12 fon du Canon. Bataaf, verweer met kruid en loot, (bis). TJw lieve Vrijheid tot den dood; (bis) Zoo valt, wat u wefcrftaat, Voor uw welgegronde haat. Danfons la Carmagnole, Vive Ie fon , (bis) Danfons la Carmagnole, Vive ie fon du Canon. F 5 KonM  < 9° > Koom a! wie u tc fnood misleid, (bis) Zaagt boeijen door heerschzuchtigheid, (bis) Koom in onz' arm en voel, Wat ons kloppend hart bedoel.] Danfons la Carmagnole, Vive le fop, (bis) Danfons la Carmagnole, Vive le fon du Canon. Ee lieve Vrijheid haat u niet, (bis) Schoon gij haar weleer verniet, (bis) 't Vergeven ftaat ons fchoon, Dat past een Vrijheids Zoon. Danfons la Carmagnole , Vive le fon, (bis) Danfons la Carmagnole, Vive le fon du Canon. Al wie opregt zijn fchuld belijdt, (bis) Word der Vrijheid toegewijd, (bis) Ween: Vrijheid voedt geen wraak, Eroederfchap is haar vermaak. Danfons Ia Carmagnole, Vive le fon , (bis) T}e.:Cms Ia Carmagnole, Vive Ie (bn du Canon. SE  «c 91 > a e WELDENKENDE BATAAFSCHE JONGELIN Wijs: O FW«fm* marcbant *« Ctmtat. I k ben dc Zoon van een Bataaf: De Vrijheid is mijn eer, \k ga haar dienen, niet ais (laaf, Maar grijp het blank geweer. Uit liefde voor mijn laad, Dat is mijn duurfte pand! Voor 't land waar in ik 't licht genoot, Trotfecr ik ftaal en lood. (WO 't Zijn tafaards die, om geld of goed, Zich houden bil den Disch, Alleen gebrek aan deugd en moed, Baardt hun die hindernis. Wat is er op deeze aard, O Belgen Kroost! meer waard Dan uwe Vrijheid, waar bij 't goud, Hoe fchoon , geen proef behoudt. (i/O Dac  < 9* > Dat oude Crijsaards, afgeleeft, Zich kluistrcn aan den haart; Maar hij die jeugd en kragten heeft, En nog het huis bewaard, Wanneer 't de Vrijheid geldt, Verdient met regt gefteld Bij 't laage volk, dat Land en Staat, Voor 't zelfbelang verfmaadt. (bis) Welaan dan jonge Landgenoot! Koom volg mij op mijn fpoor, ^ Voeg ti naast mij', o Belgenloot! Bij Neerlandsch Heldenkoor. Men flerft doch vroeg of Iaat, Koom, fneef dan voor den Staat, Of keer met roem en Krijgsmans eer, Tot uwe Vrienden wcêr. (bis) Wat wederhoud u, is 't de kost, En 't ongemak van 't veld? Wie heeft u van den dwang verlost, Wie Vrijheid weêr herfteldl Was 't niet den Houten Gal? Koom, volg in dit geval, Zy'n Mannenfchreên; geen tegenfpoed Weerhield zijn Heldenvoet. (bis) Ter-  < 93 > Terwijl de guure Wintervorst, Het al in ys herfchiep, Was flegts zijn koets den glazen korst, Waarop dien Krijgsman (liep; Hij lag, bij 't buldrend wéér, Zich op den ftroohalm néér, Een Iinne tent — een dak van riet, Meer had uw Broeder niet! (WO O! had de Gal dat leed ontzien, Waar was uw Vrijheid thans? Voor eeuwig zaagt gij ze u ontvlien; Voor eeuwig dook haar glans. Maar neen: (landvaste moed In leed cn tegenfpoed, In honger, koude en vuur en ftaal Schonk hem den zegepraal. (WO Welaan, men volg zijn Heldenfchreênl Men wijk hem niet in deugd, Maar deel met hem de Krijgstrofeen! Koom Vaderlandfche jeugd, Wanneer 't de Vrijheid geldt, Zij elk Bataaf een Held, Maak, maak U land den eernaam waard, Dat het nog Helden baardt. (WO LIEF-i  < 94 > LIEFDE en V R IJ II E I D. Wijs: Lubin aims fa Bergert, Uit dc Opera : a n n e t t e en lubin. Eeuwig moet gij Vrijheid zingen, Sciioone Vaderiandfche Jeugd!' Eeuwig zal haar heilbron fpringen, Paart gij Vrijheidsmin aan Deugd, . Belgen mint elkander teder Leer de Lootjes van die min Ook de trouw aan Vrijheid weder, (bis) Stort haar die Deugd ook in. ( bis ) Scfehk den Staat Eataaffche Zoonen, Uit de reinfte min geteeld, Die uw deugd met deugd bekroonen; In wien 't bloed der Belgen fpeclt, 't Bloed der lang verdrukte Belgen, Door wier dappre Heldenvuist Men..,., de heerschzueht zag verdelgen (bis) Eu haaren troon vergruist, (bis) SLOT-  < 95 > SLOT-ZANG. Wijs: Peut - en affliger ce qu'mt aime ? Of: Kan wen zijn liefdes veorwerf kintlUni V aar wel, vaar wel Bataaffche Telgen! Wij zongen blij, Ons Land is vrij! O Nakroost der aloude Belgen, Kon Bato 't hoofd ten graf ui: fteeken, Hij zoude u moed in 't harte fpreeken , En zeggen: Gij zijt echte Zoonen, Die eindlijk eens mijn trouw, mijn moed wilt loonen; Ga voort, verplet de dwinglandij, En leef, of nerf als Bato, vrij! (ia Cape) Vaarj  4f£ 96 > Vaar wel, vaar wel Bataaffche Telgen, Verliest geen moed, Het dierbaar goed Der Vrijheid, voegt u, dappre Belgen, Blijf, blijf dat edel pand bewaarcn, Dan zal den duistrcn nevel klaaren Van tegenfpoed, dan/treed den zegen Uw Vaderland en dappre Burgers tegen, Ga voort, verplet de Dwinglandij, En leeft als ware Belgen, vrijl (da Caft~)  INHOUD. BI idz. aan de bataafsche meisjes. Voor U, o jeugdige Engeli.men! I de ouderdom der vrijheid. Wie zag 'er onder *c Zonnelicht 4. aan de leydsciie batavieren. Thans ziet gij u dan eindlijk vrij 6 de verderflijke tijranny. O Tijrannij! verderflijk wezen 9 de jonge bataaf aan de va de RLands c ii e meisjes. O Meisjes! bij het Elikfemvuur 13 de bataafsche bruid aan haren te. rug gekomen minnaar. Zijt welkom, dappre Vrijheidszoon. . . . i<5 de dwingland ij. Vloekwaardig wangedrocht, in Pluto's Rijk geteeld. . . • .... 19 het is geschied. Daar gaan nu al de fnaken fchuiven. . . . 12 batavieren lied aan de gallen. O onverwinbre dappre Gal! 24 G het  INHOUD. Bladz. HST BATAAFSCHE MEISJE BIJ DB TERUGKOMST VAN HAAR MINNAAR. Ik fncl mijn Minnaar te gemoed, triumph! . 17 AA-I DE EliRSTR BEWERKERS DER OMVV F. KT ELI N O. Rocmwaardc brave Eatoos - Zooncn. . . . 10 AAN ONZE FRANSCIIE MEDEBURGERS. Welkom, braave Hcldenlioet 33 BIJ HET PLANTEN VAN EEN VRIJIIEIFSBOOM. Daar rijst de Vrijheids-boom omhoog! . . 36 DEN 17. MEY 1795. OF NEERLAND S GROOTSTE DAG. Waar rcez' ooit fehooner Morgenftond. . . 33 TIIALIA EN MELPIIOMENE AAN DE VRIJE BATAAFSCHE BURGERS, enz. Triumph! driewerf triumph! Bataaffche Burgerij 41 HET ZEGENRIJK VERBOND enZ. OF DEN AANGENAAM STEN MORGEN. Naauw was de goude zon ten vierfpan op- geftegcn 45 TRI U MP II-Z ANG DER BELGEN. Triumph Bataaffche Burgerij! 50 DE  INHOUD. Bladz. de zes glaasjes. Koom Broeders die hier zijt vergaderd. . . 33 AAM DE NAGTEGAAL. Zing nu Bataaffche Nagtegalen 58 11j de komst der fransc1ien in holland. Moest eens het vrije Neerland bukken. . . 61 op 't herstel der vrijheid in nederland. De dierbre Vrijheid is herfteld 65 ACIl! gij zijt uw wimpje kwijt. Zing nu vrij Bataaffche Jeugd 67 aria. Kom zingen wij nu blij 71 t r i u m p ii - z a n g. Triumph Bataaffche Broederkring 73 iets uit de oude doos. Broer Brecroo fprak, hit kan virkierin. . 73 de troon en den hoed der vr ij heid. 'k Stond van de allervroegfte dagen. ... 80 heldenzang, Wel aan, wel aan Civilis echte Telgen. . . 83 G a. zano  INHOUD. Bladz. zang van e en jonge bataafsche eu r- cere s, enz. Juich Landgenoten, bij 'c herleven. ... 85 STEM der v r ij heid. O lieve Vrijheid, dierbaar Pand 88 be weldenkende bataafsche jongeling. Ik ben de Zoon van een Bataaf. .... 91 liefde en vrijheid. Eeuwig moet gij Vrijheid zingen 94 SLOTZANG. Vaarwel» vaarwel Bataaffche Telgen. . . . s»