VOORSTELLEN; BEDENKINGEN, E N ONTWERPEN* TOT HET daa rs TELLEN EENER. CONSTITUTIE» VOOR HET BATAAF SCHE VOLK* UITGEBRACT, IN DE NATIONAALE COM» MISSIE, GELAST TOT HET ONTWERPEN DES. CONSTITUTIE* door JACOB van MANEN* Adr& Medelid van gemelde Commisjit* IN BEN HaCE, BIJ j. C. LEEUWESTïMi MDCCXCVlIi   VOORBERIGt Mijn óógmerk met de Uitgave dezer Advyzen is geenzins, om der Geleerde of Politicque Waefeld eetle Bijdrage te leveren, van nieuwe theoriën en ontdekkingen; — veel min, om met de. zelve, als meesterftukken in hun foórt, te pronken: noch derzelver aanleg, noch haare inner'lijke waarde, zijn daar voor berekend. Bijna alle de Stukken, in dezen Bundel vervat, zijn, elk op zich zeiven, de vrugt van flegrséénendag, of ten hoogfte twee of drie dagen, flair dat de tijd, tusfehen de eene eh andere Vergadering, van de Commlsfie, tot het ontwerpen der Coüititutie, daar toe gelegenheid liet, Indien de Con/iituiie, op deri 10 November üitgebragt, naar mijn inzien, had beantwoordaan die Grondbeginzelen, welke ik mij ileeds als de eenigé waare, op welke het heil der Natie, der Republicainfche Regeeringsforme, moest gebouwd zijn, héb voofgefteld; of indien ik vér* 2 aieeüd  VOORBERIGT. meend had, dat ik, om dat ik, als Lid der Commisfie, tot het ontwerpen eener Conftitutie voor het Volk van Nederland, van niemand eene fpeciaale Inftruóh'e, Last of Voorfchrift, om mij naar te gedragen, ontvangen had; aan niemand rekenfchap en verantwoording verfchuldigd was, dan aan God' — zo als in foortgelijke gevallen veeltijds begrepen is, of nog begrepen wordt;— dan zouden deze Stukkennimmer het daglicht hebben gezien, nimmer de Producten der Drukpers hebben vermenigvuldigd. Nu, daar de Conftitutie op geheel,andere beginzelen is gebouwd; nu ze, naar mijn gevoelen, niet kan beantwoorden aan de verwachting der Natie: — nu ik oordeel dat er van de gelegenheid , die ons open ftond, om der Natie de beste Conftitutie en Regeeringsforme, voor welke zij vatbaar was, en die aan haare gefteldheid en behoefte beantwoordde 7 aqjitebieden , geen gebruik gemaakt is: — nu reken ik het voor mij zei ven, voor de Natie, niet onverfchillig, waereldkundig te maaken de wijze, op welke ik in deze Commisfie ben werkzaam geweest. De gelegenheid en omftandigheid geeven dus, misfchien, aan de Stukken in dezen Bundel, eenige meerdere waarde, dan ze welligt anders zouden gehad hebben. — De Natie kan er ten minften uit zien, dat ik  VOÖRBËÜIGf. piet bloot nu, nu de tijd verloopen was,"*—• nu het ontwerp der Conftitutie voltooid en ter Nationale Vergadering uitgebragt is, —- bij mijn' Advys, op den 17 November 1796, openlijk, mij daar tegen heb verklaard; maar dat ik reeds van den aanvang der werkzaamheden van de Commisfie af, dezelfde Gronden , op Welke mijne afkeuring berustte, heb gekoefterd en voorgedraagen — en dienvolgende geen ledig aanfehoüwer ben geweest, of onverfchillig die gevoelens heb laaten prrcvaleeren, welke zo véele Leden der Nationaale Vergadering met mij, als ten hoogften nadeelig voor 't belang der Nederlancffche Natie, iri het uitgebragtte ontwerp hebben veroordeeld, en ontoereikende bevonden. 3\u en dan zijn er Leden der Commisfie geweest, die of tot de meerderheid behoorden, of ambulant waren, welke mij heus taxeerden, dat ik daarom van hun verfchilde, om dac mijn Plan of idéé niet gevolgd wierd: doch hoedanige verklaaring zij ook aan hunne woorden willen geeven — of hoe zeer hunne, van mij verfchillende, opinie, ook de waare, en die der Natie moge zijn: zo wil ik hun vriendelijk compliment, zelfs in den volftrektften zin, advouëren: en thans niet alleen openlijk verklaaren , dat ik even daaro» niet in hunne Plans of idees gekomen ben, om dat 2e van de mijne verfchilden: maar wil zelfs mijne * 3 ge'  ti VO.0 RB E R I G T; gedagten en Advyzen aan het ftrenge oordeel der Natie waagen — hoe zeer ik ook zelve haare zwakheden en gebreken inzie, De Natie, of dat gedeelte derzelve, welke mij verkoozen heeft, om haar mond te zijn en, haare belangen voortedraagen , moge zelfs befüsfen, of ik gedwaald, of ik verkeerd gehandeld heb, met mijn gevoelen, zonder omwegen, intrigues, of chicanes, onbewimpeld voortedraagen — en alleen mijn eigen oordeel, ondervinding, en overtuiging, na alle onderzoek en overweeging, te volgen; zonder, om lief of leed, omtrent de verfchillende idees, opiniè'n of principes, te coalifeeren , compofeeren of capitu* leeren. Ik fchaam het mij zelfs niet, indien dat oordeel ten mijnen nadeele mogt uitvallen; en de Natie begreep , dat ik , of in de hoofdzaak, of in minbetekencnde bijzonderheden , in mijn zelfvertrouwen, gedwaald had; — wijl zulks alleen eene dwaaling des verflands, en geenzins van mijn hart zoude zijn — en een groot deel van 't gevolg dier dwaaling zou komen voor rekening van die geenen, welke mij verkoozen en benoemd hebben; daar zij in geenen deele een' onbekenden in mij gekoozen hebben — zelfs niet ïn die plaatzen, voor welke ik niet heb kunnen pptrecden—— en van niemand meer kan gevergd  VOORBERIGT. vergd worden, dan zijne vermogens hem toela*ten. ' Nimmer heb ik met eigenbelang, met bijzondere inzigten, met uitzigten of convenientie —■ maar fteeds met mijn pligt, met het algemeene belang der Natie , met de grondbeginzelen der verlichting, en de daar op gebouwde Rechten van den Mensch — der Maatfchappij, en des Bur- ; gers _ geraadpleegd: en waar deze in collufie kwamen met vriendfchap, met toegeevendheid aan ingewortelde vooroordeelen, ppinicn, of bedoelingen en belangen van anderen; — was er niet veel tijdnoodig, om tusfchen beiden te beflisfen. Zeldzaam zijn de opiniën van de meerderheid der Commisfie zo nabij aan de mijne gekomen, dat het verfchil flegts beftand in kleinigheden of minbetekenende zaaken: — en waar dit plaats had, vermeen ik mij fteeds volgzaam getoond te hebben. Ik heb het Werk dat aan onze Commisfie was opgedraagen, fteeds befchouwd, alseene zaak van die hoogfte aangelegenheid, dat men, vertrouwelijk , elk het zijne moest toebrengen, om aan de hooge bedoeling te kunnen beantwoorden te meer oordeelde ik dit hoogst noodig, daar reeds, bij den aanvang der werkzaamheden, verfcheiden Leden betuigden, dat dit Werk hun zo geheel vreemd en nieuw was, dat zij zich geen. * 4 denk-  t? V' O O Pi B É R I G Ti denkbeeld van eene nieuwe 'Conftitittie voor onze'. Republicq konden vormen daar men toch geen nieuwe Republicq kon fcheppeh, maar te «Jüeniiad met eene Nariep die reeds zo lange aan een bepaalde RegeeringsForme geween was 'Dit was dan ook de oorzaak, dat men zich bij een groot éiéi Leden der Commisïiè geen idee kon vormen, van de éénheid en -onverdeeldheid der Republicq; en hoe die mogelijk ware te introduceeren, bij negen Volken , zo onderfcheiden van aart, Levenswijze, Wetten en Gewoonten; en hoe zeer dit oorzaak was, dat men, — in plaats van daadlijk eenig grondbeginzel, om daarop de werkzaamheden te beginnen, aanteneemen,— zes weeken tijds befteedde, om nu dit, dan dat Poinél te beproeven, om hetzelve tot een grondflag der onderhandelingen te leggen ; zo had nogthans deze wijze van werkzaamheid op mij eene tegen- geftelde uitwerking; en, in plaats dat ze mij het voorwendzel vah ignorantie zoude geïnfpireerd hebben, fpoorde ze mij integendeel tot de on- aan- '(*) Dergelijke Argumenten, met welke men eene heiligheid aan de oudheid en vooroordeekn wist te hegten, waren tot hier toe fteeds de middelen, door welke hierarchy en Despotismus hun eigenbelang wisten te voeden, en de verlichting te verfchuiven,  VÓORBÈRIGf. xi aangenaame noodzaaklijkheid, om vaak met fterker couleuren, dan anders noodig zoude geweest zijn, de ruwe Schets van het Tafereel, dat ons te ontwerpen ftond, te diepen. Hier van, dat, in plaats dat men, ingevolge het ontworpen Reglement van orde en werkzaamheid voor de Cominisfie , naar êêne algemeens Schets gezamelijk zoude gearbeid en alle zwaarigheid met éénpaarigen fchouder uit den weg getild hebben; integendeel de discusfiën en werkzaamheden veel meer de form van een Pleidoi verkreegen, waar men dient van replicq en duplicq, zonder dat er een derde tot Rechter was, die na examinatie van ftukken vonnis ftrcek, of naar rechten uitfpraak kon doen. Zonder dit aangemerkt te hebben, zou men zich misfehien bevreemden over de forme en inhoud van fommïge Stukken, in dezen Bundel voorkomende. — Ik zou aan veele derzelve veel tebefchaven cn te verbeteren hebben, indien ik ze in eeti ander licht wilde plaatzen, dan ze zijn voorgekomen. Ik heb echter liever verkoozen de Stukken letterlijk te geeven, zo als ik ze in de Commisfie heb uitgebragt except fommi- mige uitlaatingen op enkele plaatzen , waar ik het in ondergevoegde Nooten he*b aangemerkt.— Tot meerder verftand van den inhoud der Stukken of Ad vyzen op zich zeiven,- moet ik hier by * 5* noS  |s VOORBERIGT, nog aanmt.. si, dat, zonder het voorfchrift bij het Reglement, om vooraf eene generaalc Schets te ontwerpen, en daar naar de werkzaamheden onder le Leden der Commisfie te verdeelen; de Prajfidentin der tijd flegts, of naar goedvinden, of na voorafgaand voorftel, eerst elk afzonder* lijk Pójnfl aan de orde van den dagftelde, waarop als, de Advyzen der Leden gehoord wierden, en dit afgeloopen zijnde, dezelfde of een volgende Voorzitter, eenige Leden benoemde, om cit Poinct nader in deliberatie te neemen, en bij hun rapport, de Poincten, welke in de Acle van Confiitutie behoorden te komen, te redigeer ren; waarna alsdan op gelijke wijze het ujtgeT bragtre Rapport, of de geredigeerde Poinéten en Artijkelen, werden beoordeeld, ter toets gcbragt en veranderd. De Stukken in dezen Bundel voorkomende zijn meest alle voorloopigc Advyzen : en betreklijk het Jastfix : de beöordeeling der uiegebragtte Rapporten, vindt men er alleen maar r.vee, namelijk, over de IFetgeevende en Uitvoerende Magt. Dc reden hier van zal men van zelve genoeg kunnen begrijpen. Eensdeels waren, of de te maa-r ken generaalc rcflectien op de Rapporten reeds te vinden in de voorloopige Advyzcu; en ander-? deels liepen, op veele derzelvc, de aanmerkingen te zeer in hei; fpeciaa^e der Artjculen, uit* . druk-  VOORBERIGT. drukkingen en woorden der redactie; •— en waren daar bij fteeds mondelinge corrcftien of re» fleftien, dat daar van geen Verbaal te houden was, noch voor den Leczer eenig aanmerkelijk nut ujt de uitgaave kan getrokken worden. De nadere rcflectien over het geheel dor uitgebragtte Rapporten, of deelen der Conftitutie, zouden ook veelal in herhaalingen, met eenige meerdere applicatie, beftaan hebben: — zo als, ze ook veelal beftonden, -— en derzelver plaat-: zing zou dus, onnoodiger wijze dit Boekdeel te zeer uitgebreid hebben. En boven dit alles kwam er ook nog deze notabele reden bij, dat het tot in het laatst van September en begin van Oclober liep, eer de Subcommisfie tot de IVetgeevende en- Uitvoerende Magt, waar naar de meeste overige Rapporten, of redactiën moesten Wagten, haare concepten uicbragt. De tijd van ^éne maand, die cr als toen nog maar overig was, om de geheele Conftitutie in elkander te zetten, elk gedeelte op zich zelve te beöordeelen, te ziften, te likken en befchaven, en wederom de bijzondere deelen naar elkander te accordeeren of vergelijken; deze tijd, waar in men den ganfchen dag, en alle dagen die nog overig waren, Van den morgen tot den laaten avond moest vergaderen, maakten het opftellen van nadere fchrif- te«  ffi VOOREER ï Ó fi lelijke , generaale en gemotiveerde Aanmerkm* gen onmogelijk. Het was ook eerst na dat de Rapporten der Tijtels , van de Wetgeevènde en Üitvoercndë Magt , waren' uitgebragt, dat de Subcommissie cot het Financieele benoemd, kwam verklaaren, dat Zij met haar Werk niet konde voordvaaren, of rapport uitbrengen, voor en aleer zij ivist, en de Vergadering der generaale Commisfie decideerde, of zij haar ontwerp vaia Financie moest bazeeren, op eene" amalgamatie of nonamalgamatie, der Provinciaale Oude Schulden; en het laatfte bij meerderheid geconcludeerd wordende, kwam daar op wel dra het Ontwerp of Rapport der Finantie te voorfchijn; zo 'als het bij den vijfden Tytul bij het Plan van Conftitutie, Art. 401. en volgende, vervat is: — en als een gevolg daarvan werden toen, niet alleen de te vooren geprojecteerde nieuwe Dèpartementaale verdeeling der Republicq, buiten verdere deliberatie gehouden, en de oude vcrdeeling ;der Provineiën bevestigd: — maar ook, het Departementaal en Plaatfelijk of Geiheentens Beflwir naar dezelfde leest gefchoeid; en voords de overige nog onderhanden zijnde deelen door befnoèïjing of aanpleistering daarnaar vervormd, dat ze de gedaante verkreegen, in welke de Natie' het genoegen heeft dezelve in de uitgebragte Conftitatie te aanfehouwen. Daar  V O O R B E R i G T; xu» Daar dus dit Plan van Financie, ( waar bij de Provinciaale Quota, welke te vooren, bij d© discusfien over de éénheid, of voorloopige Advyzen, in de maand May, reeds algemeen waren gedecJineerd en verworpen, weer te voorfchijn kwamen,) eerst in de maand QBober werd uitgebragt, en, door deszelfs gevolgen, de te vooren geüsfumeerde éénheid', als 't ware fchimpend van het tooneel der werkzaamheden fchopte; en dus, zo als fommige Leden der Commisfie het doopte, ds aap nu uit de mouw kwam,befchouwde ik dit Phtenomen , bij mijn Advys, den 17 November ter Nationaale Vergadering uitgebragt, als eene tot aan het laatfie oogenblik gemasqueer-. de Batterij, om de zwakke gemoederen bij furprife te verfchalken. — En hoe zeer de Burgers Luiken en Krieger konden goedvinden — bjj hunne Advyzen deze mijne uitdrukking, als naar hunnen uitleg —- niet volkomen met het gebeurde ftrookende, te doen voorkomen en te poogen dezelve te weerleggen —— zo laat ik hun zelve, zo wel als de Natie, n& het evengezegde — dat door die Burgers niet kan weêrfproken worden oordeelen, hoe verre die uitdrukking op de waarheid der zaake ontoepasfelijk zij! Ik zal, en om het evengezegde nader te bevestigen; ea om den Leezcr reden te geeven, waarom,  tov VOORBERIGT. om, onder alle deze Advyzen, over zo veele onderwerpen , er ook geen voorloopig over het poinct van Financie voorkomt, ook hier over neg iets moeten zeggen. ' Ik heb het Werk, van 't ontwerpen der Conftitutie voor onze Natie , altijd befchouwd als eene zaak , geheel en al afgefcheiden van alk daadlijke politicque dispofitiën , fchikkingen en directie: en waar bij men even min móest compofeeren of capituleeren met principes, eh opiniën, als particuliere convenientie of belangen. En daar toe was ook mijn eerfte Voorftel, op den 29, April ftrekkende; om, ware'tmogelijk, met in het oog houden van de algemeene fituatie en relatiën der Natie , alleen zulk eene Conftitutie ontwerpen, welke en op zich zeiven, en met betrekking tot onze Republicq, als de beste kon geoordeeld worden. En hoe zeer ik Van den aanbeginne onzer werkzaamheden af j wel gevoelde, hoe wenfchelijk het ware, dat er ten aanzien der Oude Provinciaale Schulden, inzonderheid van Holland en Zeeland, eene volkomen égalifatie konde daargefteld worden: zo kwam het mij nogthans fteeds voor, dat zodanig eene fchikking, als daar omtrent plaats zoude kunnen hebben, niet direct van ons Departement was; daar wij ons alleen om het toekomende, en geenzins om het voorledene, of terugftaande, had-  yoORBÈRIGT. xf hadden te bekommeren ; en eene liquidatie of amalgamatie van Oude Schulden, niet alleen buiten ons vak en onze Qualificatie was, maar ook ons zo verre van het hoofddoel onzer werkzaamheden, welke alleen wel een tijdvak van zei maanden noodig had, zoude verwijderen, dat daar bij het esfenrieelfte veelligt uk het Oog konde verlooren — of dit tot een middel of ftruikelblok zou kunnen gebezigd worden, om daar op de hoope der Natie , op eene gewenschtö goede Conftitutie, te doen ftranden. Toen er in de maand May, onder het bediscusfieren van het principium van éénheid, onder anderen ook over het Stuk der Oude Schulden, als eene objectie tegen de gewenschte onverdeeldheid der Republicq gefproken werd, en na das er geoordeeld was, dat dit geen dircBe relatie had tot de te ontwerpen Conftitie; heb ik ter goeder trouw vermeend, en ben altijd, tot in de maand Ocïober toe, in "t begrip gebleeven, da» de Oude Schulden met den taak onzer Commisfief niets gemeen had; en dat, ten aanzien van het Financieele, wij alleen te zorgen hadden, dat voor daan de Provinciaale Quota ophielden, ende generaale Lasten over de geheele Republicq op een eenpaarigen voet en gelijke wijze wierden gefield en geheven". En toen op den 30 May geresolveerd werd, om de Geconftitueerde Magten der  xvi VOORBERIGT. \ .'i •»-•'! ' ' der Gewesten aantefchrijven, om op te geeven^ den ftaat haarer Schulden, Middelen en Belastin* gen; heb ik, met meer andere Leden, begrepen , dat deze opgave hoofdzaaklijk daar toe noodig was, op dat men daar uit zoude in ftaat gefield worden, om generaals Middelen en een eenpaarigen voet en wijze van heffing en adminiftratie, voor de geheele Republicq, daarteftellen. I Iet was om die reden, dat ik te dier tijd proponeerde om bij aanfchrijving fpeciaal te requireercn: ,, eene opgaave van de wijze zo wel, „ als der Articvden van Belasting , mitsgaders ,, de Formulieren van Reekeningen, Verantwoor5, ding en Adminiftratie." -— En daar als toen nog door geene der Leden, zo min die wegens Holland in de Commisfie zaten, als andere , nimmer eenig direB voorflel tot Amalgamatie der Oude Schulden gedaan was:— maar integendeel de meerderheid, wanneer zulks van ter zijde te pas kwam, dit Poincl als buiten ons vak had befchouwd; zo heb ik ook, vervolgends , mede benoemd zijnde in de Subcommisfie tot de Departementaals verdeeling der Republicq , mijn Advys of Conceptverdeeling, in dezen Bundel voorkomende bi. 130. en volgende, zo ingericht, dat dezelve zo wel met, als zonder, Amalgamatie der Oude Schulden, konde gefchieden en blijven beftaan. Niet»  VOORBERIGT. xvn Niettemin werd bij de Subcommisfie, met de meerderheid van ééne ftem (bij abfentie van één of meer Leden) befloten, om een ander Concept, waar bij alle de Gewesten door elkander verdeeld waren, als het Rapport in de generaale Commisfie uit.tebrengen. Dan, gelijk -het mij reeds in de Subcommisfie was voorgekomen, dat deze verdeeling geen ftand konde grijpen, zo lang de volftrekte Amalgamatie der Oude Schulden niet werklijk daargefteld was; en ik mij daar bij ten hoogfte moest verwonderen, dat ééne ftem, die de overweegende meerderheid had gemaakt, was van een Lid, het welk zich even zo zeer tegen de éénheid naar binnen, als eene Amalgamatie der Oude Schulden had verklaard; en vervolgends , bij het uitbrengen van dat Concept of Rapport, in de generaale Commisfie, hetzelve, 'zonder conclufie, aan de Rapporteurs werd terug gegeeven, ten einde atvoorens de vraag te beantwoorden en optegeeven, de mogelijkheid: „ hoe zulk eene ver■ deeling zou te introduceeren zijn, zonder „ eene voorafgegaane Amalgamatie der Oude „ Provinciaale Schulden? " — Op welke vraag nooit het antwoord is ingekomen, en dus de verdeeling agter wege gebleven — kwam mij het een en ander voor, als een Masqué, waar * * ag-  xviii V O O R B E R I G T. ageer bedoelingen , voor welke metf nog filet openlijk wilde uitkomen, verborgen'waren. Ik had dus, als Lid der Subcommisfie tot het Departementaal en Locaal Beftuur, even als bij de verdeeling der Departementen, ook mijn Advys en Concept zo ingericht, dat daar mede zo wel eene amalguame als nonamalguame der. Oude Schulden — zo lang het eef> ile niet. gerefolveerd of bewcrkfteliigd was ~~ gepaard konde gaan : en daarvan mijn Advys (hier voorkomende hl. 157. en volgende) even als bij de Departemcntsverdeeling,. wederom zo ingericht, dat daar bij opgegeevcn werd, de wijze hoe de Lasten op eenen generaalen voet., in de. Departementen , onder de fuperïntendentie van ,ie Wetgeevende P«ïagr en de .Nationaale Financie-Kamer, konden geheven en geadrainiitreerd worden; met afzondering der Oude Schuilen : can ook deze iawcfaciog fcheén «J dL' overige Leden der Subcommisfie niet te rfi naken; zonder dat men nogthans voor de tèdeoen waarom, direct uitkwam, i— Intusfchen-kwnm, in 'f begin van Oclober, het befitsfend -oogenblik, 'waarin de. meerderheid decideerde, .dat de Oude Provinciaale verdeeling zoude blijven — en in mijne abfentie, van eenige weinige dagen , werd dus, door .fommige Lc-  .VOO RB 'Eli G % jux Leden der Subcommisfie , een ander Concept voor het Departementaal Befluur ontworpen, en uitgebragt: — het welk echter, ter nieuwe -bearbeiding, aan eene andere Commisfie werd overgegeevcn, en daar voor uitgebragt het Ontwei p, het welk in de Conftitutie onder den VI. Tuut van Art. 553. tot 6,34. voorkomt. Daar dus, bij de meerderheid, het ontwerp over de Financie, zo a!s het bij de Conftitutie voorkomt, werd aangenomen, en daar bij niet alleen de amalgamatie der Oude Schulden, buiten de mogelijkheid gefteld — zo als nimmer mijne bedoeling was geweest — heb ik, na dat de mondeling gegeeven redenen van afkeuring, zo van dit Plan van Financie, als het daar aan geacerocheerde Departementaal en Gemeentensbefluar, geen ingang vonden, mij, met meer andere Leden, onthouden, van de mededeliberatiën, over de fpecialia dezer onderwerpen; fleges als Toehoorer de Vergaderingen bijwoonende, onder referve van mij over het geheel, ter Nationaale Vergadering, te zullen verklaaren, als ik met mijne verpligting en inzien overeenkomftig zoude oordeelen. Eer ik dit Voorberigt eindig, moet ik den Leezer nog eenige opheldering geeven, waarom fommige ftukken hier voorkomen, als geauthentifeerde Copyën , en andere niet. De reden * * 2 hier  xx VOORBERIGT. hier van is eenvoudig deze: dat ik van de eerst gezegde, bij de overgifte, geen nauwkeurige opftellen of affchriften voor mijn zeiven behouden had, en dus verpügt was die ter Secretarij der Commisfie te laaten Copyeren — •de andere, waar van ik Copyën of de eerfte opftellen behouden had, of welke ik alleen voorgelezen en niet overgegeeven had, heb ik niet noodig geoordeeld te laaten authentiferen: vooral om dat ik ze zelf, en onder mijn naam uitgeef, en ze dus alle blijken van echtheid hebben die ze behoeven. J. v. MANEN, Adrz. den Hage den 24 Dec, 1796. I N,  INHOUD, I. Befchouwing,van dentoeftand,welke men zich, tusfchen het aflchaffen eener voorige Regeeringsforme, en eene nieuwe Conftitutie, moet voorftellen rj II. Nuttigheid van het ontwerpen van een daadlijk ContraSt Social, aan het hoofi der Conftitutie ra»! en Concept overeenkomst £of ContraSt Social) der Nederlanderen tot ééne Volksmaatfchappij III. Ruwe Schets der Eén-en Onverdeeldheid van het Wetgeevend en Uitvoerend Gezach, over de gezamelijke Nederlanden, bij eene Nieuwe Conftitutie . . . za IV. " BedÉnkinosn tegeu het «fzonder- * * « lijk  INHOUD. Bladz. lijk behandelen van het polndt, nakende de Uitwendige Defenfie. . . 36. V. Weerlegging van verfcheiden tegenbedenkingen, tegen de Éénheid der Republicq 42. «nu o 11 ik 5 VI. ' Nadere ontwikkeling van den Natattrftaat, in de eerfte befchouwing voor* gefield 60. V. _ Nadere aandrang, om de wijze van *' ' werkzaamheid der Commisfie te veranderen , of .des nooJs dezelve in twe'èit te fplitfen . . . . .... 6j% VIII. " Mijne Cotlctujtè op het Voorftel: „zal er tl Oppeïbeftuur zijn, aan welke *x " alle* aftdere "Magten in de " Republicq ondergefchikt zullen wezen ? " . . 76. IX. Of er eene verklaaring der Rechten en ' " Pügteri van ' den Mensch en Burger , voor de Conftitutie zal geplaatst worden .... 79. ' En welke rangorde in de onderwerpen der Conftitutie behoort gehouden te worden . 82, X. ~ Nadere gronden, waarom geeneverklaa¬ ring der Rechten , maar een Maatfchap* peli'jk verdrag, a'an het hoofd der Conftitutie behoorde gefteld te worden. • 8j, * " XI.  M NJ H; Of ü Q. Bladz. XI. • Organisatie, verdeeling en Con- . ftitiitiouele^m/zf??, Act.Cippetfie Magt. 93. XII. Nadere redenen , rot adltructie en jufti» ■• fÖiilée. van m\'y\ Advys, tegen de fplit- ■ 40g der* Véïtëïreprëfcntafe,''óf VéW«' w?» A ■ - .3 3 :;-«ajr;o jl> l»yO ,1X7. XIII. ' Organisatie der Rechterlijke Magt in ' * ' de Nederwiidfche'RepUbiicq: . . . 114. XIV. Over de Orga.df.uie en Werkzaamheden der Juflitie , inzonderheid vari een Opper-Nationaal Gerichtshof-, en deszelfs betrekking tot de overige Magten • der Republicq . 120. XV. ' Over de Dcp.irtements- verdeeling der Nederlandfche Republu-q .... 130. XVI. . Organifatie en WerLsaamheden der CdL- legïën va;i het Departementaal bewind• , ' en" derzelver betrekking tot de hoogde Ma§tei1 • i5f XVII. Over de Uitvoerende Magt . . . 1^4. XVIU. . Over.het Publicq.Onderwijs . . . J76, XIX. Voorftel, tot het geeven van eenige direfte opening van den ftaat der Werkzaamheden , der Commisfie tot het ont-  INHOUD. y Bladz. ontwerpen der Conftitutie, aan de Nationaale Vergadering 179. XX. Nadere redenen, waarom ik tot het geeven van eenige opening, buiten de Nationaaje Vergadering, niet heb toegeftemd 190. XXI. Over de openlijke Godsdienstoefening . 195. XXII. Over het Departementaal bewind en Locaal beftuur 204. XXIII. Over het doen eener verklaaring bij' de aanneeming der Conftitutie . . . 220. XXIV. Bedenkingen aangaande de Gilden . . 222. XXV. Over de Revifie der Conftitutie . . 343. XXVI. Aanmerking op het Rapport, of de Organifatie van het JVetgeevend Lig' haam 246. XXVII. Over de Amalgamatie der Provinciaale Oude Schulden ... . . . . . 262. XXVIII. Aanmerking op de inrichting van den ^ Staatsratd 2S6. XXIX. Concept eener Nederlandfche Staatsconftitutie ......... ao*. CO»  .COPIE. 'i iu n-j: i Geëxlnbcèrt in de eerfté ordinaire Sesiié der Nationale Commisfie tot het ontwerpen eener Conftitutie , voor het Volk van Ns* derland; Op Vrijdag den 29. April 179& "ÈÜRGKRS RePRAESENTANTEN! f ic ,,nabiJ shubvii J «ia v/ypriihlt«%3%HBy%rffj Daar wij eindelijk het genoegen hebuëri om onze Coromisdfil vpUalUg te zien , en thans over zullen gaan tot het aanvangen van onzen taak, om voor de Nederlandfche Naiie eene Staats-Coiiftimtie, gegrond op de Gelijkheid en Vrijheid, te ontwerpen zo komt het mij voor, nodig te zijn, dat wij, in de eerHe plaats, bepaalen, bet punt van waai- wij uit moeten gaan en ónzen, taak aanvangen; opdat Wij niets A " ag*  C 2 ) agter ons overlaaten, of verzuimen in aanmerking te nemen, wat ons, in den voortgang of aan het einde van onzen weg, zou kunnen noodzaken, om een hertred te doen, wanneer wij ondervonden, dat wij, —. uit te groote zucht om den weg te bekorten, flegts, zonder omzien, onzen loopbaan hadden aangevangen, van de plaats af, waar wij, toevallig, door zijdwegen, op den loopbaan waren gekomen. üm minder verbloemd te fpreeken; wij moeten, om eene goede Staats-Conftitutie voor de Nederlandfche Natie te ontwerpen, niet maar vragen, wat zijn wij thans? en, wat zullen of kunnen wij worden? maar wij moeten om deze vragen wel te kunnen beantwoorden , onderzoeken, hoe wij* tot onzen tegenwoordigen tóeftaqd zijn gekomen; en waar in de veronderftelde gebreken van onzen toeftand gelegen zijn , om met vrugt de middelen te kunnen daarftellen, uit welke, meer dan waarfcliijnlijk, onze Staatsverbetering moet voordvloeijen. Wij bevinden ons, zullen wij denken, in een Staat van Mt'fltfchapptj, waar in veele gebreken plaats hebben, doch welke gebreken wij inziende , op de beste wijze moeten tragten te verbeteren. Doch, Burgers Repraefentantcn! hoe zeer ik u, hoe zeer ik mij befchouwe als individuele Leden, als Burgers van eene reeds gevestigde Maatfchappij om 't even hoe dezelve haar aanwezen bekomen heeft — zo geloof ik, dat, zullen wij onzen taak meefter worden , wij, als ontwerpers eener Staats-Conftitutie, ons eenige treden terug moeten begeven, en ons in onze verbeelding moeten ve -plaatfen in den oorfpronglijken Staat der Natuur, als individuele Menfchen, zonder door eenig ander dan zedelijk verband ih betrekking te ftaan. Wij  { I ) Wij moeten als dan ons zelve verder befchouwefi als zodanige Menfchen in den Staat der Natuur, diö reeds door de ondervinding overtuigd zijn, dat een groot aantal Natuur-Menfchen met gelijke rechten, gelijke behoeften, vermogen en krachten — maar ook tevens met ongelijke hartstochten, neigingen, en daar uit voordvloeijende begeerten en bedoelingen, ïonder onderling verband en contract., zich even min in masfa, als individueel kunnen ftaande houden, zo dra de neigingen en bedoelingen zich onderling colluderen — daar zulk eene collufie niet anders kan Uitlopen, dan, op eene vernieling, of onderwerping van de eene, en ovetheerfching der andere partij — en die dus, uit dit inzicht, bereid zijn, om een weêreijds contraft tusfchen de zwakken en Herken — of listigen en geweldigen — aan te gaan, om alle vernieling en overheerfching voor te komen. In dezen toeftand der Natuur, Burgers Repraefehtanten! zullen wij ons moeten veronderftcllen, willen wij geen gevaar lopen, van onze te ontwerpené Conftitutie op eene blote veronderftelling, in plaats van op vaste gronden en regelen te bouwen. Wanneer wij, in de verbeelding, hier aanvangende, onze werkelijke tegenwoordige toeftand in aanmerking neemen, dan zullen wij waarfchijnlijk vragen: hoedanig, en wanneer zijn wij uit dien oorfpronglijkert toeftand der Natuur tot die van Maatfchappij overgegaan? • Bij het onderzoek naar een bepaald antwoord op deze vraag, zullen wij bevindén da: de Gefchiedenis verftomt, en de ondervinding der tijden het geheugen verloren heeft, van de onderfcheiden overgangen der Volken en Natiën tik den toeftand der Natuur, tot dien der Maatfehapptj — van het Barbarismus tot dien A 2 *aii  ( 4 ) van Culture — en dat de gezonde Reden ons te hulp moet komen, in de faiftoriele gistingen, om ons te •hoeden voor dwalingen en vooroordelen, uit welke volkvcrleiders en overheerfchers het vocdzel hebben gehaald, om zich, ten koste van millioenen hunner .Natuurgenooten, te verheffen, en Maande te houden! , t Het refultat van dit een en ander zal als dan zijn: .-dat, hoe zeer men alle gronden heeft om te vermoeden , ja vast te (lellen , dat onderfcheiden Volken, op onderfcheiden wijzen, of door verfchillende wegen , uit den ftaat van woeste — of meer befcheiden — bandeloosheid, tot dien der Maatfchappij en .befchaaving zijn overgegaan, — het zij ftilzwijgende en trapswijze — door geweld van eenen fterkeren of listigen, die zich tot hoofd en voorganger opwierp, m zo veele volkshoopen onder zijn beciwang bragt, als hij zich armen wist te verfchaffen, die aan zijne .onderneemingen dienstbaar wilden zijn : — of na vreedzaam overleg, uit bezef van het nut en voordeel dat voor allen uit eene onderlinge overéénkomst en vereeniging der willen en krachten ter bewaring der Rechten en Vrijheid van allen, konde voordvloeijen; het befluit, zeg ik, zal als dan zijn : dat alle ftaats-, en volksmaatfchappijën , bij welke men zulk een volksverdrag flegts heeft kunnen veronderftelhn, ten minften bij de losrukking van het onderling ftilzwijgende verband — door ondervinding van de hardheid en onbeftaanbaarheid, of zwakheid en duifterheid, of andere gebreken hunner voorige wetten — een uitgedrukt Contract-Social, als de eenige wettige grond van iedere Staats-Conftitutie — nodig hebben. Wie, Burgers Repraefentanten ! zal twijfelen , of wij ons thans in dezen toeftand bevinden ? . . . Maar wie onzer zal ook niet inzien : dat wij, in zulk een  ( 5 ) een toeftand ons onmogelijk lange kunnen ftaande houden, zonder van zeiven of onder overheerfchend geweld , of onder de nog rampzaliger toeftand van heersch- en wettenlooze verwarring en vernieling te vervallen. Mogt iemand onzer welligtnog twijffelen, of wij — of het Volk van Nederland, theoretisch, zich thans in zulk een toeftand bevindt, welke —> wat het wet' tige Maatfchappij lijk verband betreft — het naaste grenst aan den bandeloozen natuurftaat : dan zal ik nog kort voor hem de analogie mijner vastftelling ontleden ; ten einde daar door gelegenheid te bekomen, om , indien ik mogt dwaalen, beter overtuigd te worden , en een ontwijfFelbaare grond , op welke wij behooren te bouwen, vast te (tellen. Wij alle kennen en weeten de bijna oneindige Staatsverwisfelingen, welke het Volk , of de Volken, die de Nederlanden bewoonen , fints een aantal eeuwen — zo alle te famen als elk in 't bijzonder — ondergaan hebben; niet alleen vóór, maar ook na dat zij den naam verkregen, dat ze vrij waren geworden. Wij weeten dat van alle de inrichtingen die zij Un« mer, of in 't gemeen, of elk in 't bijzonder, gehad hebben , een aantal fragmenten en fchaduwen -— wetten, costumen , gewoonten , gebruiken, onderfcheidende, — zogenaamde rechten en privilegiën; -— hun zijn blijven aankleven, en volgen. Dat nimmer, bij eenige totale; verandering of omwenteling van Staatsinrichting , Morele of politicque ftelzels , de vastftellingen of gevolgen der voorige , zijn vernietigd, of naar de veranderde, of verbeterde toeftand en inrichting gemodificeerd en dus geconfirmeerd: maar dat daar en tegen elke nieuwe omwenteling," elke nieuwe verovering , overweldiging of verfchalking , h 3 de  c 6 y de rommelzoo van wetten en voorfchriften — vaak diametraal ftrijdig aan eikanderen, heeft vermenig. vuldigd en opgehoopt ; zo dat niets anders dan eene nieuwe fchepping uit dezen chaos , immer eene goede Staatsinrichting kan te voorfchijn brengen. Sints de afzweering van het despotismus in PHi' Ups den II. hebben de Nederlanderen te vergeefs gehoopt op een vasten voet van Regeering, door welke de algemeene Vrijheid en onafhanglijkheid kon verzekerd zijn. Vrugteloos in deze hoop hebben zij nu eens de Stadhouderlijke, — dan de Stadhouderlooze Canvenientie beproefd; en bij de uitkomst bevonden, dat zo min de eene als de andere, zo als ze waren , gefchikt konden zijn , om het heil des Volks duurzaam te vestigen, De woelingen der Staatkunde, -— de rampfpoeden der Volken — hebben eindelijk de verftandigften onder het Menschdom, het gewigtig bcfluit doen opmaaken, dat geen enkele veranderingen of verbeteringen van ondervonden gebreken — maar eene geheel nieuwe daarftelling van het Staatsgebouw , op een beter fundament, met verwerping van algemeene vooroordelen en dwalingen, elk naar de onderfcheiden toeftand en betrekkingen der Landen en Volken, in ftaat konden zijn, om de rampfpoeden des Menschdoms, in de Maatfchappijën te verminderen. De gezonde Wijsbegeerte heeft den werkdadigen Vrienden des Menschdoms overtuigd — immers een geloof verfchaft, dat aan de overtuiging grenst —• dat geene Staatsinrichting het duurzaam geluk des Volks ten noodwendigen gevolge kan hebben, zo wanneer ze niet op de rechten der Natuur gebouwd is , eq uit de vrijwillige overeenkomst van Menfchen van ge-  ( 7 ) gelijke rechten, voordgevloeid, — of op derzelver uitdrukkelijke toeftemming bevestigd is. — In vergelijking met deze vereischten heeft ook het Volk van Nederland , vooral opgewekt en geleerd door het voorbeeld onzer nabuuren de Franfchen, ingezien: dat wij zulk een nodige wettige grond, aan onze Staatsinrichting, misfen; dat wij dezelve nimmer uit den baijert van verftrooide wetten, inrichtingen en voorfchriften, uit alle foortén van Regeeringen die wij doorwandeld hebben , kunnen verkrijgen — en het befluit is genomen : dat wij eene nieuwe Conftitutie moeten fcheppen, die de Vrijheid en Gelijkheid der rechten des Volks verzekert — zonder, dat ons eenige andere conditie is voorgefchreven. De grond onzer Staatsinrichting alzo erkend zijnde als onwettig, of niet beftaande: —• en dus zo lang er geen uitdruhlijk contracl tusfchen beiden treedt, alleen de convenientie — zonder eenige wettige dwingende magt — de willen en krachten vereenigende of beteugelende, zo bevindt zich onze Natie, ten dezen opzichte , nader aan den toeftand der Natuur, in welke alleen het Natuurrecht kracht heeft; dan aan dien der wettige Maatfchappij, of geïnftitueerde Re* geeringsforme, waar in de pofttive wetten haare verbindende kracht uit het Contracl-Social moeten ontkenen. En wij inzonderheid — als ontwerpers eener StaatsConftitutie — moeten ons, in die betrekking, alleen befchouwen als volkomen in den ftaat der Natuur, alleen onderworpen aan onzen pligt, de reden en ons geweten. Er beftaan voor ons, in deeze betrekking, geene wetten of rechten dan de zedelijke, en die der Watuur. Geene Staats- of Burgerwet kan ons verbinA 4 dea  c 0 V den om eenig vö^rfchrift te volgen, dat wijniet zelve goed en nodig keuren. Onze taak begint derhalven — in dezen toeftand — met te bcpaalen, en vast te ftelletn wat wij, en overeenkomftig de zedelijke, cn Natuurrechten — dat is volgends de rechten van dert'Mensch — en met betrekking tot den hoek gronds dien wij bevolken — tot onze natuurlijke middelen en gelegenheden van beftaan — en de Natiën die ons omringen, oordelen dat het burgerlijk verdrag QcotitraB focia!) zou moeten zijn, dat wij, als Nederlandfche Natuurmenfchen , onderling behooren aan te gaan, om ons als Volksmaatfehappij te kunnen ftaande houden , en tevens in alle onze Staatsbehoeften te voorzien. Op zulk een contracl Social, of" onderlinge overeenkomst moet als dan , naar mijn inzien, de gehecle inrichting van de bijzondere deelen de Conftitutie, de Grondwetten van den Staat, — als noodwendige gevolgen uit het wezen en den aart van het onderling verdrag voordvloeijende , — gebouwd zijn. En dit is de algemeené grondfebets van dien taak dien ik mij voorftel dat ons door het Volk van Nederland is opgelegd. Een taak indedaad zo gewigtig, dat ik op dit ogenblik alle deszelfs zwaarte gevoel, en vooruit zie dat wij, zonder infpannmg en vereeniging van alle onze krachten — zonder óns zelve, elk in *t bijzonderen alle te famen, volkomen te onderwerpen aan de ftrengfte regelen van beicheidenheid, rechtvaardigheid en waarheidsliefde, die de reden ons voorfchrijft, en de wederkeerige verpligting ons moet doen verwagten — nimmer dezen gewigtigften van alle taaken, tot een góed einde kunnen brengen. — Dan hoe zeer ik mij voorftel het even gezegde onzen taak te zijn ^- en het punt van waar wij denzel- veq  ( 9 ) ven moeten aanvangen — zo verlang ik even zeer mijne denkbeelden met die mijner medeleden te vergelijken — mijne Hellingen daar aan te toetzen, te veranderen of te verbeteren , naar dat wij onderling zullen oordeelen en befluiten tot heil des Nederlandfchen Volks het gefchjktfte en nodigtte te zijn. Cwas getekend) j. van MANEN, adrz. En is deze na Collatie met de originele deaes bevonden te accorderen. In kennisfe van mj Je. van HAEFTEN, A jf CO-  ( i* ) COPIE. Exhibitum 2. May 1706. Burgers Repraesentanten! In de naast voorige of eerfte Sesfic onzer Vergadering heb ik u mijne gedagten opengelegd, aangaande het oogpunt en de (randplaats, uit welke ik vermeende dat wij den taak, die ons te behandelen ftaat, behoorden te befchouwen. Mijn befluit bij dat voorftel was, dat wij, als ontwerpers eener geheel nieuwe Conftitutie, en om dezelve te bouwen op de oorfpronglijke rechten van den Mensch, alle de fubfifteerende wetten en inrichtingen in de Maatfchappij, in welke wij ons bevinden, moeften befchouwen als niet beftaande, of'voor ons, in onze betrekking en arbeid, ontbloot van alle verbindende kracht of zamenhang; en dat wij dierhalven moeften aanvangen, met alleen de Natuur - rechten en Zedewetten te raadplegen; om op dezelve, tevens in agt neemende de natuurlijke gefteldheid van onze ligging, de aart en werkzaamheden onzer Natie, en onze betrekking tot andere Volken, — de inrichting onzer Maatfchappij en pofitive grondwetten onzer Staatsgefteldheid te bouwen. Thans nader komende tot de ontwikkeling der hoofdzaken, reeds in mijn eerfte voorftel aangeroerd , komt het mij voor, dat wij, in de eerfte plaats, moeten overgaan tot het leggen der grondflagen, waar op hei  ( II ) het gebouw, dat wij moeten daarftellen, zal kunnen rusten. Zullen wij al het voordeel trekken uit alle onze voorgangeren, dan moeten wij niet alleen het goede, dat zij hebben, behoorlijk weeten te volgen, maar ook het kwade en gebrekige te vermijden en te veebeteren , zo wel als het zwakke te verlterken: en nimmer blinde navolgers worden van iets, dat wij niet behoorlijk hebben doordagt en doorzien — en bevonden dat het even zo zeer bij ons als bij anderen applicabel was. De Franfchen hebben hunne Conftitutie vooraf doen gaan eene Verklaaring der Rechten van den Mensch , iets dat op zich zeiven — inzonderheid voor die Natie, welke uit den ftaat van despotismus en ongelijkheid, in eens, tot dien van Vrijheid en Gelijkheid overlrapte, —. zeer goed en nuttig en enigzints noodzakelijk was. Doch over 't geheel behoort dit voorbeeld niet tot eene algemeene navolging te 'trekken. Alle Conltitutien en Staatsinrichtingen moeten wel, zullen ze grondwettig kunnen heeten, op de Rechten van den Mensch gebouwd zijn — doch her is eene geheel andere vraag, of de verklaaring van die rechten aan het hoofd eener Staats-Conltitutie op haar rechte plaats ltaat — of daar volltrekt vereischt wordt. Met even veel grond zou men kunnen b.evveeren : dat eene verklaaring der zeden- en hurgerpligten — of van den oorfprong en aart der Oppermagt in den Staat, elke Conftitutie behoorde vooraf te gaan. Ik voor mij vind ten minften geen reden, om in de-; zen een bloote navolger der Franfchen te worden. Eene korte verklaaring van het ondtrfcheid tusfehert de Rechten, Gelijkheid en Vrijheid in de Natuur , en in de Maatfchappij, zou welligt voor onze Neder- l%n*  C 12 ) landfche Conftitutie van meer nut en vrugt zijn , dan eene verklaaring der Rechten van den Mensch, welke reeds zo zeer misbruikt, verkeerd begrepen en geap;pliceerd wordt, ss Van veel meer gewigt, van oneindig meer nut, ja van de hoogfte noodzakelijkheid daar en tegen komt bet mij voor, dat elke nieuwe Conftitutie, van alle Volken, een uitgedrukt contract Social, of M*atfchappijlijk verdrag vooraf gaa. En ware 't niet dat de Rechten van den Mensch te vooren zo vaak bij de Franfche Monarchen waren miskend geworden, zo zou het mij ten hoogften verwonderen, waarom de Conftitueerende Vergadering der Franfchen niet, in de plaats der Rechten van den Mensch , zulk een contract Social hare Conftitutie hadden doen voorafgaan. Alle die tot hier toe, op wijsgeerige gronden , over de Souverainiteit of oppetjle magt in den Staat hebben gefcbreven of gefproken, hebben dezelve willen gronden of afleiden op en van een onderling verdrag, dat ftilzwijgende in alle Volksmaatfchappijën zou moeten gerekend worden te betlaan; niettegenftaande de Gefchiedenis, voor welke de oorfprong van meest alle Volksmaatfchappijën eene verborgenheid is, nergens zulk een contract weet aan te wijzen. Niettemin bevestigt dit, dat men het algemeen genoeg — immers onder die geenen die niet dwaas genoeg meer zijn om te geloven, dat de Oppermagt in den Staat onmiddelijk door God is ingefteld, en alzo de eene mensch een natuurlijk recht heeft om over den anderen te heerfchen — daar voor houdt, dat geen wetten der Maatfchappij wettig verbindende kracht hebben, ten zij de Wetgeever zijue qualificatie ontleene uit een burgerlijk verdrag — al ware het zelve dan flegts bij veronderftelling aanwezig. Das  ( 13 ) Dat men dus niet reeds lange deze veronderftelling heeft gerealifeerd — is alleen daar aan toe te fchrijven dat er, behalve bij de Franfchen, in geheel Europa , fints het idéé van zulk een contracl Social in omloop is gekomen, nog geene, in den grond nieuwe, Conltitutien zijn; daar geiteld. Het fchijnt dus aan ons overgelaaten te zijn, om het reeds lang zweevend denkbeeld te fixeeren, en het veronderftelde te realiferen. Zo lang men het contrast Social eener Natie alleen tacité aanneemt, zonder dat er een woord van uitgedrukt is, dan kan de fterkfte of listigfte, zo dra hij zich aan het hoofd van 't bewind heeft weeten te plaatzen, in het vermeende Jlilzwijgend aangegaan verdrag, alles veronderftellen wat hem, in zijne belangen en bedoelingen, te pas komt; en wanneer het hem gelust eene blinde gehoorzaamheid te vorderen, kan hij — indien hem flegts de magt niet ontbreekt -— de Natie opdringen dat zij bij het1'Jlilzwijgend aangegaan contract Social onbepaald alle de individuele magten in hem geconcentreerd heeft. . Zullen wij dan eene Staatsconftitutie kunnen daarftellen , die voor alle de leden onzer Maatfchappij zedelijk en burgerlijk verbindende is — zullen wij dezelve niet maar op het gewaande recht des fterkften nr* dat geen recht is —• maar op de zedelijke en natuurlijke rechten, op de rechten van den Mensch, grondvesten , dan moeten wij dezelve op een uitdrukkelijk contracl Social doen rusten; en degeheele Staatsinrichting, het recht der opperlle magt in de Maatfchappij , en alle verdere vastftellingen en wetten moeten, als noodzakelijke betrekkingen uit het wezen en den aart van het voorafgegaan contracl:, of de vrijwillige overeenkomst der gelijke rechten en vrijheid  C 14 ) flëid bezittende individuele Natuurmenlcheh, voordvloeijen. Dit contracl: moet het dan ook zijn, \ welk bepaalt, tot welk een foort van Regeering men zich verbindt J en hoe verre men zich verpligt om dezelve te handhaven. En daar zulk een contracl natuurlijk moet ingericht zijn naar de bijzondere ligging van 'den grond en deszelfs natuurlijke producten , zo wel, als tot den invloed van bet climaat; op den aart en de werkzaamheden-der Natie; mitsgaders de natuurlijke Merkte of zwakheid zo van het locale, als der ingezetenen ; en de betrekking tot haare nabuuren, haare volkplantingen en andere verbintenisfen: zo moet uit even dit contract ook het wezenlijk onderfcheid voordvloe'jen en blijken, tusfehen de conlti* tutien der Frardchen, der Engelfchen , der Rusfchen , Americaa nen , Pruislchen — en Nederlanderen. i In dit.contract moet dan ook tevens overeenkomftig die Natuurlijke, zedelijke en politieke betrekkingen uitgedrukt zijn , de bijzondere bedoeling, waar toe de Natie zich verbindt ; en tot deze bedoeling irtóeten dus alle haare inrichtingen en wetten betrekking hebben. Is de bedoeling eener Natie, uit hoofde van haare natuurlijke ligging en betrekking tot de volken! die haar omringen, of andere oorzaken , om , of in roof of veroveringen hun beftaan te zoeken; of zich tegen krijgzugtige nabuuren te verllerken ; dan moet haar contraB Social, dan moeten alle haare Staatswetten ingericht zijn, om de lichaamsllerkte en perfonele moed en dapperheid aan te vuuren en /taande te houden: — dan moeten de weelde en rijkdom als de pest geweerd — dan moeten ren- en worftelperken, de oeifeningen in het lijden van gebrek en on- mm ge*  ( 15 ) ^fMakkfen, de plaats vervangen van de ftille kunften des vrédes; en de vindingrijkheid van 't vernuft in -plaats van gedeepen te worden op de vermeerdering van huislijke gemakken en kunstbehoeften, alleen gericht zijn op de verfchalking en vernieling zijner vijanden en Medemenfchen. Is daar en tegen de bedoeling eener Natie om, uit hoofde van haare natuurlijke ligging, en de aart en neiging haarer ingezetenen , -±i door koophandel, landbouw en fabrieken of Manufactuuren haar be•ftaan te vinden , zo in zich zeiven , en door eigen producten , als door het vervoeren der 'Waaren en Voordbrengzelen van andere landen*, dan moet haare geheele Staatsinrichting , wetten en opvoeding eette gansch andere gedaante hebben , als die van eene alleen krijgszugt bedoelende Natie. Dit hebben de Wetgeevers der aéloude Volken reeds gevoeld en in aanmerking genomen — en van daar het Verbazend oiaderfcheid tusfchen de Staatsinrichtingen en wetgeevingeli van Mozes, Numa, Lycurgus, Solon , enz. voor de Joon en, Romeinen, Spartaanen, Atheeners en andere Volken. Daar wij nu zo veele voorbeelden , zo van oude als laatere Wetgeevingen voor ons hebben , welke alle, hoe onderfcheiden ook , min of meerder hun doel getroffen en bereikt hebben, zonder dat derzelver Wetgeevers de een den andereu flegts blindeling gevolgd is: zo bevinden wij ons, na zo veele eeuwen m eene veel betere fituatie, om onze Staatsinrichting tot een trap van hoogere volkomenheid en duurzaamheid te brengen , dan zij zich immer in bevonden. Daar de meeste dier genoemde Wetgeevers, even zo wel als wij, uit de gebreken en onheilen hunner voo-  ( 16 ) ■voorige gefteldheid genooddrongen. wierden tot eene geheele verandering of nieuwe inftelling hunner Staatswetten , zo ontbrak hun de voornaamfte bazis die de Conftitutie van eencn Slaat duurzaam en onwankelbaar moetmaaken: hun ontbrak (ene geregelde kennis van het Natuurrecht, het famenftel der uorfproiVgJtijke rechten van oen Mensch wisten zij nog niet met het ontwerp hunner Staatswetten en inrichtingen ift behoorlijk verband te ftellen; noch de pofitive wetten als noodwendige gevolgen der Natuur en zedelijke, overeenkomftig dc Staatsbedoeling af te leiden ea te vestigen. Zij moesten daarom niet zelden, tot in ftandhouding en verzekering van hunne vaak met de Natuur .en reden ftrijden.de, wetten en verrichtingen, voor. oordeclen en dwalingen aankweken ; en de grond hunner ongelijke rechten en pligteii , ftanden en rangen , afleiden van zogenaamde Godsfpraaken, en willekeurige beveelen van onzichtbr.are wezei s. Van .daar dan ook dat het msarfchaplijk en Staatsverband meer en meer moest verfiappen. en.verzwakken , naar mate de bedrogen Volken meer uit > hun eigen oogen begonnen te zien, en bij elke ftraal van verlichting hunne oorfpronglijke waardij trapswijze gevoelen. < Voorzien van zo veele voorbeelden, hulpmiddelen en grondregelen, die andere Wetgeevers en ontwerpers hebben moeten misfen, zijn wij in de gelukkige gefteldheid dat wij , meer dan zij reeds van voeren kunnen voorzien, het geen zij van agteren eerst konden befluiten. Met het ontwikkelde famenftel der natuurlijke rechten en zedewetten, zijn wij in ftaat om eene Staats-Conftitutie daar te ftellen, welke, wanneerwij behoorlijk de natuurlijke ligging, de werkzaamheid en induftrie onzer Natie in alle derzelver in- en  C 17 ) en uitlandfche betrekkingen in aanmerking neemen , in plaats van op den duur te verzwakken, fteeds meer en meer kracht zal verkrijgen, naar mate het volk meef en meer verlicht, meer wijzer en beter wordt. Ons eerfte werk moet dus, mijns erachtens, zijn', het ontwerpen van een Contracl - Social voor de Maatfchappij der gezamelijke Nederlanderen, waarin bijzonder en diftinét moet uitgedrukt worden dat, en waartoe men zich vereenigt en verbindt. liet eerfte poincT: van dit contracl: waarom men zich vereenigt, behoort dus uit te drukken alle die redenen , welke in 't algemeen alle Volken hebben, om hunne individuele willen en krachten, onder behoorlijke bepaalingen, onder één perfoon , of perfona moralis, te deponeren en te concentreren : en het tweede gedeelte het doel en oogmerk naartoe men zich vereenigt, behoort het contract en de daarop gebouwde conifi* tutipnele wetten te kenfehetfen, als de Nederlandfche, in onderfcheiding der Conftitutien van andere Natiën, die andere ligging en betrekkingen hebben. Het eerfte gedeelte moet derhalvenin zich bevatten, zo wel de erkentenis der oorfpronglijke rechten van den Mensch — als het verkregen recht der oppermagt in den Staat, door even dit contract en gezamelijke opdragt: Eu het tweede, charakteriferen, zo wel de bijzondere foort van Regeeringsvorm , aan welke men de algemeene . belangen wil toebetrouwen, zo verre ze niet door de bijzondere deelen kunnen uitgeoefend worden: als, wat zij zal te verrichten hebben, om aan het oogmerk der lastgeevers te beantwoorden, en de medehulp van derzelver vermogens en krachten te kunnen verwagten. Uit deze hoofdverdeelingen zullen önder 't bearbeiB defl  C 18 > den van zeiven de onderdeden voordvloeien. Over 't geheel zal dit contracl moeten bevatten den generaalen omvang der hoofdingrediënten der Conftitutie , of grondwet van den Staat, en dus ten bafis en grondflag daaraan kunnen ftrekken ; terwijl nogthans de eerfte daarftelling van het zelve niet zo volkomen zal kunnen zijn, of het zal, onder de bewerking van de bijzonderheden en Artijkelen van de Conftitutie of Re» geeringsvorm zelve, deze of geene aanvullingen of inkortingen — veranderingen en verbeteringen ondergaan. Ik wil het waagen , ter nadere opheldering van mijn voorftel,om hier, ten Hotte ,een Concept - Contract ~ Social of Maatfchappijlijk Verdrag te laaten volgen. CONCEPT overeenkomst der Nederlanderen tot ééne Volksmaatfchappij. D e m- en opgezetenen der Nederlanden , door ondervinding en oefening overtuigd: dat een groot aantal Menfchen, alle even vrij geboren, met dezelfde rechten , dezelfde vermogens en krachten; maar ook onderfcheiden neigingen , begeerten 'en hartstochten , niet lange vreedzaam met elkander kunnen zamen woonen, zonder geduurig in de ongelegenheid te komen, om zich onder elkander te verdeden, tegen den andéren op te ftaan, en zich onderling te vernielen —veel min dat één gemeenzaam belang van allen, zou kunnen ftaande blijven, zonder van tijd tot tijd door de bijzondere belangen aangevallen en beftreeden te worden. Ee-  ( 19 ) . Befeffende tevens dat er geene Natuurlijke'Opper* magt beftaat, aan wien, boven anderen, het recht of de magt zou toekomen, om de voorkomende gefchillen, te beflisfen en te vereffenen:'en dat de fterkte alleen geen recht geeft, of bevoegd is, om uitfpraak ovet het recht, de Vrijheid of eigendommen van anderen te doen; overweegende verder, dat er geen ander middel uittedenken is, om in de famenleving de Vrijheid en r-echten van elks perfoon cn bezittingen te bewaaren, beveiligen, en verzekeren, dan de onderlinge overeenkomst van allen, om hunne gezamelijke krach* ten te vereenigen en zich te verbinden, om elkander over en weder te verzekeren, tegen alle aanvallen van kwaadwilligen op hunne perfoonen en bezittingen. Verder in aanmerking neemende , dat zij reeds verfcheiden eeuwen zonder een uitdruklijk beding, onder de form eener burgerlijke Maatfchappij , onder een meer en meer verward aantal wetten, en het aangematigd gezag, nu van dezen, dan van geenen, zonder hunne bewilliging of uitdruklijke medewerking of goed* keuring, hebben geleefd j . Eensdeels uit vooiige onkunde, anderdeels uit gebrek aan magt en eensgezindheid, buiten demogelijkheid geweest zijnde om over hunne bijzondere of algemeene rechten, vrijheid en belangen zelve te befchikken; doch als nu wederom zich in hunnen oorfpronglijken toeftand, rechten en vrijheid herfteld vindende; Hebben goedgevonden, uit vrije beweeging, zo wel als uit aanmerking van al'het voorfchrevene, om zich als nu nog uitdrukkelijk en plegtïg te vereenigen en te verbinden, tot één lichaam of Volksmaatfchappij; en om dien volgende., zo veel mogelijk en nodig is, ,zich , zo ver de gezamelijke of gemeenzame belangen der Maatfchappij betreffen, te willen onderfchikkeü B a aan  C 20 ) aan 't baltuur en de uitfpraaken van eene Magt, die zij zelve, op de wijze als hier na breeder zal uitgedrukt worden, in hun midden, door en uit zich, door het concentreeren der individuele Magten, willen daarftellen. ■En verklaaren zij, even vrijwillig en oprecht, dat zij? Bit inzien der noodzakelijkheid, deze verleende, en uit hun zamengeilelde magt , f'choon geconcentreerd in enkele individuele leden, tot een zedelijk ligchaam geformeerd , niet willen gehouden hebben voor de magt of het gezag van zo veele individus als dat ligchaam uitmaaken — maar voor de mogt en V gezag van het geheele lighaam der Maatfchappij, geheel onderfcheiden dierhalven van aart, van alle de individuele magten buiten dezelve, zo lang dezelve of niet overfchrijdt de paaien hierna voorgeschreven — of de gezamelijke individus de verleende magt niet op gelijke plegtige uitdrukkelijke wijze weder intrekken , als zij dezelve als nu verleenen en daarftellen. En verklaaren zij verder, zich tot deze Maatfchappij te vereenigen, en uit zich de gezegde geconcentreerde of opperde Magt te formeeren; niet alleen tot beveiliging van elks perfoon, en bezittiiigen; maar ook tot beheering, beduur en bevordering van het bijzondere doel, dat zij, overeenkomftig de natuurlijke ligging en gefteldheid van den grond dien zij bevolken , en de volkplantingen aan haar onderhooTïg, voor haare gezamelijke Maatfchappij, tot beftaan en voordeel van derzelver leden, trachten te bereiken. pat zij dienvolgende alle te zamen en ieder in *t bijzonder, elk voor hun'aandeel, zich verbinden om, naar mate van het voordeel door hun uit deze Maatfchaplijke vereeniging genoten en te genieten, tot de be-  C si ) behoeften van den Staat, tot onderhoud eener gewapende land- en zeemagt, het onderhoud van dijken en wegen, publicque gebouwen, magazijnen, arfenalen, en alles wat daartoe fpecteerende is; mitsgaders de fchadeloosftelling van allen die tot de openlijke bedieningen in de Maatfchappij wettig zijn, of zullen verkoozen en aangefteld worden, zo veel te contribueren en optebrengen, als naar vereisen van tijden en omftandigheden, overeenkomftig het hierna volgend Reglement, zal nodig bevonden worden: geevende nan de hier bij ingeftelde Magt alle authoriteit, om de onbereidwilligen of kwaadwilligen tot hun pligt terug te brengen of te doen ltraffen, door zodanige dwangmiddelen als hierna zijn voorgefchreven, zich zeiven in die gevallen, elk in 't bijzonder nu voor alsdan gewillig daar aan onderwerpende. En verklaaren zij eindelijk gezamelijk , buiten deze Maatfchappij en de befcherming der Wet te fluiten , alle die geene, welke op eenigerhande wijze mogten toonen dit contract, niet mede te hebben aangegaan." Ik fubmitteer een en ander aan het welwikkend beter oordeel mijner Medeleden l (JVas get.y J. v. MANEN, Adrz. En is deze na collatie met de origineele dezes bevonden te accorderen. In kennisfe van mij, Jb. van HAEFTENj B 3 RU-  ( 22 ) RUWE SCHETS der één en onverdeeldheid van het wetgeevend en uitvoerend gezag over de gezamelijke Nederlanden, bij eene nieuwe Conftitutie. Exhibitum 6 May 17^,6. Burgers Repraesentanten! H oe zeer ik mij overtuigd boude, dat er geen dadelijke of wezenlijke verbeteringen der gebreken in onze Staatsgefteldheid kunnen daargefteld worden, zonder de verdeelde oppermagten tot één punt te concentreeren; hoe zeer ik misfchien de eerfte geweest ben, die , in ons Gemeenebest, in publieke gefcbriften, het zij onder, het zij zonder mijn naam, mij daar Voor verklaard en uitgelaaten heb ; en dus voor lange onder de geene die mij particulier kennen voor een Anti - foederalist bekend ftaa: — zo moet ik ïiogtans bij hérhaaling betuigen: dat ik wel de nuttigheid kan begrijpen , dat de Leden onzer Commisfie in *t generaal, prceallabel, ter gerustftelling voor elkander , zich in 't gemeen verklaaren, dat zij die eenheid en onverdeeldheid als de bafis der nieuw te formeren Conftitutie aanmerken en nodig keuren — doch ik kan Biet inzien, hoe de orde der zaaken, in het werk dat ^ '■ ons  ( *3 ) ons te verrichten ftaat, kan medebrengen, om afzonlijke punten, zonder verband met elkander of het geheel der daar te ftellen Conftitutie, te behandelen en te termineren, zonder dat wij eene schets gemaakt hebben van alle de hoofd- en onderverdeelingen der objecten., die de inheud onzer nieuwe Conftitutie moeten uitmaaken.' Niet alleen het denkbeeld van orde in de behandelingvan onzen nieuwen taak, dien ik mij voorgefteld heb, maar ook de voorbeelden der groote Staatsvergaderingen van 1651, 1716. en 1717- die zo ongelukkig en vrugteloos, door de behandeling van afzonderlijke punten, afgeloopen zijn, hebben mij alle rechtmatige afkeer ingeboezemd , tegen het verbandeloos behandelen van afzonderlijke punten, dat ik niet anders, dan bij overftemming en met weêrzin, voor dat (Je algemeene grondflagen gelegd zijn, (*) mij inde behandeling van eenigpunt, in het afgetrokkene, begeef; en met geen ander vooruitzigt, dan dat de tijd, die er aan hefteed zal worden, verkwist zal zijn wijl geen fpeciaale vastftellingen daaromtrent kunnen ftand houden, zonder andermaal, bij de behandeling van ieder deel, weèr te voorfchijn, ter toets en verandering of befchaving te komen. Zo dra wij beginnen met de behandeling van het Opperbeftuur, moeten wij ook bepaalen, de wijze op wel¬ en Men moet hier bij in aanmerking neemen, dat bij het Reglement voor de orde en werkzaamheid der Commisfie bepaald was, dat het eerfte. werk zoude wezen, het ontwerpen eener Schets: de vóórftemmers der meerderheid hebben dit echter fteeds weeten te ontduiken. B 4  welke het zelve zal daargedeld worden — of deszelfs gezag bepaald of onbepaald zal zijn in welke relatie de legislative met de èxecutiye Magt moet liaan • hoedanig hetzelve moet werken op de deelen van het ondergefchikt beduur; en daar ik dit befchouw als de geheele omvang van alle onze werkzaamheden, zo zal ik welligt het ongefchiktfle zijn, om van het poir.ct der één en onverdeeldheid van de opperde of dwingende Magt in den Staat, iets goeds of draaglijks infat afgetrokken te zeggen : -+ ik wil het egter waagen een feelet daar van in elkander te dellen , en vraag vooraf verfchooning voor zi;n rank> hliiverend aaa. zien, zo lang het rammelend rif niet, met fpieren, aderen en huid aangevuld en ovcrtogen, voor geest en leven ontvangbaar geworden & De ééne —- onverdeelde Oppermagt in de Republiek van Nederland, r> '% r Nec*er,3ndfc'ie Republiek, wel eer verdeeld of famengedeld uit zeven gewesten , lanrifchappen, landen en wingewesten, zal voortaan één- en onverdeeld zijn ; gedeld onder ééne Oppermagt en generaal beltuur, met vernietiging en opheffing van alle kenmerken van voorige afzonderlijke fouverainiteiten , Hertoglyke, Graaflijke, Marquifaatfchappen, Episcopale RerBijken Landsheerlijke en Seigneuriale rechten, regalia, feudalia, privilegiën, loflijke en welherbragte coitumen, ufantien, enz. als zijnde alle deze ver-flonde* of in een gevloeid in het algemeen groot privilegie de Gelijkheid en Vrijheid. ,  ( =5 ) De Souverainiteit des gezamelijken volks zal geconcentreerd worden , niet in een eminent hoofd maar.) in een corpus Moraie, daar- en faamgedeld, bij reprsfentatie, door en uit het ligchaam der geheele Natie ——k op de wijze als nader moet bepaald worden. De opperde Magt zal verdeeld worden in eene wetgeevende en uitvoerende — in zodanige relatien en afdaalingen tot elkander als nog moet onderzogt worden. De Wetgeevende Magt zal moeten handelen over-, eenkomdig de vastgedelde grondwet — die deze moet worden — onder zodanig opzigt of correctie van eene, haar balancerende of contrarolleerende Magt,. omtrent haare dagelijkfche aften, als bij dezelve zal worden geltatueerd. — Alle de befluuringen der onderfcheiden departementen , diltricten, gemeenten — deden of dorpen, zullen aan het éöne onverdeelde Opperbeduur, in cas van pligtverzuim,verantwoordelijk,en in alle gevallen ondergefchikt zijn. — En zullen de leden van dit ondergefchikt beduur, even zo min als die van het wetgeevend ligchaam, niet permanent zijn maar om de drie jaaren, alle voor de helft, ter zeiver tijd veranderd of nieuw aangedeld worden. Het wetgeevend en ondergefchikt beduur, zo wel als alle Gemeenelands ambtenaaren en bedienden, zullen alle uit 's Lands kas betaald worden. De uitvoerende Magt zal verdeeld worden in onderfcheiden collegien, als van generale Financie — Marine — Landmagt — Colonien —Juditie — en Munt. Het collegie van Finantie en Rekening zal de generaale directie hebben over alle de geldmiddelen van den Staat; de heffing der Lasten; de petitie der jaarB 5 lïjks  ( 26 ) lijks benodigde lommen ; het examineren en (luiten der rekeningen van alle particuliere ontvangers en inzamelaars der landspenningen — en voorts in zijn vak executeeren de ordes der wetgeevende Vergadering, Het collegie der Marine zal de directie hebben over de gewapende zeemagt, de aanbouw van fehept n, — *t onderhoud van 's Lands werven, 't equipeeren der Vloot, mitsgaders de ontvangst der convooij- en licent-gelden; en jaarlijks daarvan generaale verantwoording doen aan de wetgeevende Magt, na examinatie van 't collegie der Financie. ■ Het collegie tot de Militaire- en burger - landmagt zal het opzigt en bevel hebben over het in dienst ftellen der troupes en expediëren der patenten ; over de vestingen , fortificatiën, magazijnen, arzcuaalen , gefchutgïeterijën , militaire kwcckfchoolen , en de berekening der kosten daar toe jaarlijks opgeeven aan de kamer van Financie, en voords executeeren de ordes derwetgeeve^de Magt. De Commisfien tot de oost- en westindifche bezittingen en handel, zullen het opzigt en bevel voeren overal wat de belangen der buitenlandfche bezittingen en handel, elk in hun departement, betreft — de aanbouw en uitrusting der fchepen, magazijnen en pakhuizen, verkoop der producten, befciierming des handels, met 'concurrentie van 't Collegie der Marine, en van hunne adminiftratie jaarlijks de balans en rekening produceren aan het wetgeevend ligchaam, na examinatie derzelve door 't financiewezen. Er zullen drie hooge gerichtshoven en een oppernationaal bof van appel en revifie zijn ; mitsgaders onder elke 30,000, zielen eene ondergefchikt crimineel en civil bangericht, welke laatfte, in cas crimineel, niet zullen mogen executeeren, dan na bekomen approbatie van  C 2? ) Van het naaste Gerichtshof. Voords zullen in ieder* gemeente drie of vijf Vrederechters of goede Mannen zijn, voor welke alle legale• aften zullen worden gèpasleurd. ■■••'•> • ■ • De Munten of geldfpecien in de geheele Republiek zullen in alle gedeeltens van een en dezelfde gehalte en waardij zijn moeten; iedere fpecie onder een en denzelfdén ftempel: -zullende nogthans op de keerzijde een dïftinftief teken moeten hebben , om te kennen op welke der Munten dezelve zijn geftempeld. En zal de Commisfie tot het generaal opzigt over de Munten en Muntbusfen hierop nauwkeurig toezigt moeten houden en de nodige ordes expediëren —- en jaarlijks van hun bevinden en directie rekenfehap en verantwoording moeten doen aan het wetgeevend ligchaam. Jaarlijks op den i May zullen door kiezers, door de fremgerechtigde burgers te benoemen, uit elk diftriftvan 15000 zielen éénRepra;fentant gekoozen worden ; welke alle bij elkander gekomen zijnde zich in twee deelen zullen onderfcheiden, de eene uitmaakenke het wetgeevend ligchaam, en het andere de uitvoerende magten, zo veel mogelijk naar elks bijzondere oeffening en bekwaamheid. De generaale verdeeling gemaakt zijnde, zal het wet» geevend ligchaam zich andermaal fplitzen in twee gelijke deelen , zullende het eene gedeelte beltendig blijven, en vergaderen, voor alle dagelijks voorkomen* de zaaken, terwijl de andere helft naar huis zal gaan, om in de bijzondere departementen het wetgeevend ligchaam te vertegenwoordigen , het opzigt te hebben over de uitvoering der decreten, en in alles der wetgeevende Vergadering te dienen van rapport en advys — en zal daar toe, zo veel mogelijk, gezorgd worden, dat in elk diftrift van 6o,oos zielen een Repraa- fen-  C 28 ) fentant praïfent is, ■>- edoch zullen deze ten minden tweemaalen des jaars met de overige leden derwetgeeving gezamelijk moeten vergaderen, en zo menigmaal bovendien als zij extraordinair zullen befchreveu worden : en zullen zij, zo lang zij in de vergadering praïfent zijn, het volle daggeld genieten — doch t'huis zijnde alleen de helft. Het ander gedeelte, dat de uitvoerende Magt zal uitmaaken, zal geheel van de wetgeevende Magt gefchieden blijven; en zich onderling verdeelen in alle die collegien hier omfchreven, zoo veel mogelijk naar elks bijzondere capaciteit, en na welke benoeming of verdeeling zij , door de Wetgeevende Vergadering, ieder in hun post, de aandelling en commisfien zullen ontvangen, en daar bij verantwoordelijk geheld worden — elke bijzondere Commisfie zal het recht van prrcfentatie hebben van hunne Secretarisfen en verdere Ministers en Bedienden. Het tweede en de overige volgende jaaren zullen op den 1 May, op de wijze als vooren, uit iedere 30,000 zielen één Reprcefentant veikoozen worden, welke de ,eene helft der wetgeevende en uitvoerende Magt zal aflosfen en remplaceeren — doch zullen zij hunne posten niet vermogen te aanvaarden, voor en aleer de afgaanden en aanblijvenden des voorigen jaars rapport, verantwoordiging en rekening van hun beduur en adminidratie zullen gedaan hebben — waar toe deze zich bereids moeten gereed gemaakt hebben, zo dat de nieuw aankomende uiterlijk op den 1 Juny hunne posten kunnen aanvaarden , —• zullende met het ingaan der daggelden der aankomenden, die der afgaan» den cesferen. Een maand voor de afwisfeling van de eene helft, zal er eene gedrukte lijst worden publiek gemaakt en aan  C 29 ) aan de grondvergaderingen der Diftricten verzonden ,' van de naamen der leden van 't beftuur, welke zullen afgaan en aanblijven — en zullen de afgaanden op nieuw kunnen verkoozen worden; edoch niet langer dan drie jaaren agter elkander, en met dien verftande, dat die geenen, welke een jaar lang in hun Diftrict het wetgeevend ligchaam hebben vertegenwoordigd, indien zij op nieuw verkoozen worden , als dan dat jaar niet zullen mogen t'huis blijven maar de Vergadering onafgebroken moeten bijwoonen. Geen der leden van de wetgeevende of uitvoerende Magt, zullen, geduurende hunne functien, eenige andere post, ambt of bediening 'mogen bezitten of bekleeden : veel min eenig openvallend ambt aan zich zelve geeven of toeëigenen, noch open houden tot hunne functie afgeloopen is. Alle openlijke Gemeenelands ambtenaaren of bedienden — waar onder niet begrepen worden leden van het ondergefchikt of domeftiecq beftuur — zullen , wanneer zij tot leden der wetgeevende en uitvoerende Magt verkoozen worden, daar voor kunnen bedanken. De leden van het ondergefchikt of domelticq beftuur, der departementen en diftriéten, fteden of dorpen, zullen om de drie jaaren voor de helft afwlsfelen, en niet dan bij gebrek aan ftof langer gecontinueerd worden. En zal de Rsprajfentant, in het Diftrict p fej _-nt, opzigt moeten houden op het gedragen beéiiflj dér leden van de ondergefchikte directie, zo wel als dat der publieke ambtenaaren en bedienden — en zullen alle generaale rekeningen en verantwoordingen in het departement jaarlijks onder zijn opzigt en bijwezen moeten gefchieden en door hem getekend worden —. waar van hij jaarlijks verflag zal moeten doen aan het wetgeevend ligchaam. • ln  ( 3o ) Irf elk-departement zal een comptoir, der generaale middelen en lasten zijn, in welke de particuliere inzamelaais hunne ontvangen gelden zullen inbrengen — «!• zullen uit dit comptoir alle Gemeenelands kosten, in het departement vallende, zo wel als de bedienden en ambtenaaren, op ordonnantiën van het wetgeevend ligchaam , geverifieerd door de financie, betaald worden : zullende de ontvangers maandelijks den ftaat van hun comptoir, en den ontvang en uitgaaf geduurendede naastvoorige maand, aan het generaale financiewezen moeten overzenden — gelijk mede het generaale financiewezen maandelijks, uiterlijk agt dagen na den eerften van iedere maand, een generaale ftaat van alle de comptoircu , cn wat bij dezelve in cas is , aan het wetgeevend ligchaam zal moeten openleggen. Alle de generaale of Gemeenelands middelen zullen over de geheele Republiek, zo veel mogelijk , geëgalifeerd worden en beftaan in Reëele, over vaste goederen, landerijen, huizen, enz. en perfonele, over confumtie, huisbedienden, vee; mitsgaders imposten, accijnzen, admodiatien der middelen en waaren - uitgaande en inkomende rechten, convoijen en licenten, last- en veilgekl, Zegel , 20 en 4ofte penningvan publique verkoopingen Collateraal, enz. In gevalle van buitengewoone koste voor den Lande, 't zij in oorlog of andere ongevallen, zullen deze middelen , alle of ten deele, met één, twee, of meer ftuivers op de gulden, of \ \ of meer, tot het dub« beid toe, als extraordinair verhoogd mogen worden: doch zal dit extraordinair niet langer dan voor één jaar telkens daar op mogen gefield worden, en zulks langer nodig, zijnde op nieuw, door het wetgeevend lighaam op eene volie befchrijving,en na gegeevenadvys van het financiewezen, moeten geaccordeerd worden — doch  C -3Ï ) doch de kosten hooger loopende dan het dupbeld van het ordinaire, zal het meerdere, ten behoeve van'slands kasfe, vrijwillig worden genegocieerd, tegen zodanige interesfen als convenabel zal geoordeeld worden. Uit deze generaale ordinaire en extraordinaire belasting zullen alle gemeene Lands kosten en fchulden, van zee- en landmagt en alles wat tot defenfie dient, mitsgaders der publique gebouwen, tuighuizen, arfenalen, gefchiitgieterijën, leden der wetgeevende en uitvoerende Magt, buiienlandfche correfpondentie , Ambasfadeurs , Confuls, Ministers, bedienden en alle ambtenaren en opzigters; dijken, dammen, kaden, Sluizen, bruggen, kanaalen, gemeene wegen, enz. alsook alle interesfen van voor *t gemeene Land genegocieerde penningen betaald en onderhouden worden. Alle voorige fchulden van Particuliere Landfchappcn , diftriéten, fteden, dorpen, gemeenfchappen, fpruitende uit genegocieerde penningen of anderen ' hoofde, zullen voor' elk derzelve refpeétive blijven k>open ten koste der Negotianren en derzelver fuccesfeurs. Edoch zal hun vrijfkan om tot de complete aflosiing toe, over de dift.iflea of eigendommen jaarlijks zo veel meerder om te flaan als tot aflosfing der fchufd of-'betaling der interesfen zal nodig zijn —— met dien verftande nogthans, dat die meerdere fomme niet zal mogen geheven worden bij wijze van opgeld of verhooging van eenige gemeene Lands ordinaire middelen of lasten; maar onder een anderen tijtel en door andere perfonen moeten uitgefchreven en ingevorderd worden. Op gelijke wijze zullen alle particuliere fteden, dorpen , gemeenten, ingelanden, en landgenooten , focieteiten ter culture of droogmaakinge van landen en polders, extraordinaire ftad- en dorplasten, ftraat- en lan-  C 3* ) lantaarn , brug- en weggeld, polder- en molengelden, zo veel jaarlijks zal nodig zijn tot onderhoud dezer particuliere eigendommen en betalingen der interesfen der gelden daar op genegocieerd, geheven [worden.— Zo nogthans dat het domefticque beftuur derzelve, deze omflagen, zo wel als jaarlijkfche rekeningen , zal -moeten doen, ten overftaan van gecommitteerden uit de vaornaamfte geërfden , en de zettingen daar van op advys der generaale financie zullen moeten geëxamineerd en geapprobeerd worden door het wetgeevend l/gchaam. Insgelijks zullen zich , onder approbatie van het wetgeevend ligchaam, enkele individuele burgers kunnen vereenigen tot het cultiveren van onbebouwde landen , en het droogmaaken van moerasfen , meeren of uifgeveende polders, en de kosten daar toe onder zich omflaan; mits de reglementen of contracten deswegen onder zich aangegaan , behoorlijk ter approbatie der wetgeevende Magt zijn geproduceerd, voor en aleer zij daar uit, door middelen van conltrainte, ingevallen van verfchil tegen elkander, zullen kunnen ageren. De Wetgeevende Magt zal het recht hebben om alle 'dergelijke ledig liggende gronden, uitgeveende polders , wielen of meeren, onbevaaren plaaten of banken , voor het gemeene Land te eigenen om te cul- ■ tiveren ; mits aïvoorens dezelve te aanvaarden, twee jaaren te vooren de vermoedelijke eigenaaren daar van kennis g:evende, ten einde deze deswegen hunne belangen zouden kunnen uitbrengen, of de culture zelve enthameren — het zelve zal ook plaats hebben omtrent andere verlaaten of geabandonneerde landen , of ■ geftaakte culturen of droogmakerijen — zullende de enkele eigenaren van gedeelten in dergelijke diftriéten, polders of droogmakerijen, welke niet verkiezen te con-  C 33 ) concurreren in de onderneeming of kosten, mogen fgeconfl:ringeerd worden, tot het afltaan van hun gedeelte voor de reëele waarde , op welke dezelve legaal zullen geëxftimeerd worden. Insgelijks zal het allen paiticulieren burgeren vrijftaan , focieteiten of cxwnptoiren van algemeene asfurantie of verzekering van Huizen, Fabrieken 't Magazijnen , Schepen, en waaren, tegen brand, water of zee en krijgsgevaaren opterichten , onder zodanige conditiën als zij zul» 'len conveniëren, mits terbekoming van het volle effecï van dien de approbatie der wetgeevende Magt op hunne projecten en engagementen alvoorens obtinerende. '5 Ziet daar, Burgers Reprafentanten! alles Wat ik in den korten tusfchentijd, fints de naastvoorige Vergadering , heb kunnen bijeen brengen , aangaande mijne gedagten over de éenen onverdeeldheid der W&tgee* vende en uitvoerende Magten. Ik zie zo wel als elk uwer in, de onvolkomenheid dezer ruwe Schets , en ftaa zelfs niet in, dat een der opgegeeven artijkelen mij, zo als dezelve liggen, bij de uitwerking der overige deelen en poin&en, met welke zij in betrekking zullen moeten ftaan , zal bevallen — veel min dat dezelve in die rangorde zullen kunnen blijven. Ik heb , ondanks mij zeiven , alleen Willen voldöert aan het ter voorige Vergadering opgegeeven thema , en om een flauw idéé te geeven van de mogelijkheid eener één en onverdeeldheid van alle de belangen in theorie — de goede bewerking, zo Wel als de behoorlijke overvveeging van alle confideratien, zo tegen als voor, zal alleen de praktijk daar van mogelijk kunnen maaken. G fin  ( 34 ) En hier mede hoop ik dat alle bijzondere behandeling van enkele poinclen ,buiten verband der overige, en zonder alvoorens eene generaale Schets te hebben daarge field, zullen cesferen. C Wm get.) J. VAN MANEN, ADKZt Efi ïs deze na Collatie met de originele dezes bevonden te accorderen. In kennisfe van mij, J. van HAEFTEN. NB. Men moet, met betrekking tot deze ruwe Schets, in aanmerking neemen : dat de meerderheid der Commisfie difficulteerde in het aanneemen van het principium van éénheid der Republicq, als een bafis voor de te ontwerpen Conftitutie; en veele leden verklaard hadden , niet te weeten wat men daar door verftond; en hoe zeer fommigcn, dienvolgende, waren, voor het vooraf ontwerpen van eene generaale Schets voor de te ontwerpen Conftitutie — hoe onvolledig en gebrekig dezelve dan ook mogte wezen— nogthans, bij meerderheid, tot een point van overweeging aan de orde van den dag was gefteld de vraag: Hoe verre de Opper-  ( 35 ) permagi der Republicq één en onverdeeld zou mo* ten vezen; en in hoe verre nietl Daar Veele leden reeds hadden verklaard demogelijkheid niet te kunnen inzien van de voorgelegen éénheid, uit hoofde van zo veele confideratien, als zij voor onoverkomelijke zwarigheden hielden;. zo is deze bovenftaande Schets — als fiegts het werk van éénen dag — niet aantezien, als mijn ernftig en wel overwogen gevoelen, aangaande de Conftitutie, welke wij behoorden te hebben : maar veel meer als eene poging , om iets, dat naar eene Schets geleek, tusfehen beide te werpen, ten einde de aandagt op het generaale, en niet op enkele afgezonderde poinften te vestigen, C a CO-  C 36 ) COPIE. BEDENKINGEN tegen het afzonderlijk behandelen van het poinót, raakende de uitwendige defnfie. Exhibitum den 9 May 1706. Borgers Repraesentanten! Daar ik , ingevolge mijn fchriftelijk zo wel als mondelijk geadvifeerde van voorleden Vrijdag , —— mij, bij 't ontwerpen eener geheele of nieuwe Conftitutie, geen denkbeeld kan maaken van het effect der behandeling van afzonderlijke poincJen, buiten verband van eenige andere, of zonder vooraf eene srondschets, hoe onvolledig en onvolkomen dezelve dan ook moge zijn, te hebhen daargefteld: en nog veel minder mij kan voordellen, hoe het adopteeren van het advys der Burgers Rsprafentanten van Marle, Queisen en anderen, om een aanvang te maaken met hetjonderzoek.,of de behandeling van het poinct der uitwendige defenfte aanleiding en niet in tegendeel afleiding — moet geeven, om eenig poinér. voor eene nieuwe of verbeterde Conftitutie te ontwerpen of daar te ftellen; en ik bij repetitie moet verklaaren : dat ik er niets van begrijp: zo heb ik , afwachtende de betere inlichting mijner Medeleden, in deze wonderfpreuk mij intusfchen onledig gehouden.  ( 37 ) den, met de ontwikkeling der gronden en redenen, waarom ik mi] met dat voorftel niet heb kunnen vereenigen. De reden waarom ik mij van den beginne af aan, in 't generaal tegen het afzonderlijk}, behandelen van enkele poincïen, zonder dat wij vooraf eene ruwe Schets der Conftitutie, zo als wij behoorden te hebben, daarftelden, is, omdat ik vooruit «ie, dat wij, door het discusfieeren van geïfoleerde póincten, nimmer eene Conftitutie zullen bekomen, en deze wijze van werkzaamheid mij fchijnt te involveeren, een voorneemen om veeleer onze oude Conftitutie, of grondwetlooze toeftand, hier en daar wat te kalfateren , de lekken te ftoppen , en zo de ranke kiel op Gods genade in zee te ftuuren — dan een Nieuwnagel op ftapel te zetten, die de gebreken der oude kon verbeteren, en alle aanvallen en gevaaren trotfeeren. Dit gevoelen krijgt bij mij nog meer fchijn, door het poinct van uitwendige defenpe, tot een afzonderlijken het eerfte object van onderzoek en deliberatie te maaken. Is men voorneemens om de zaaken te behandelen, even als in de groore Vergadering van 1651. en 171Ó, om llegts de Bondgenootfchaplijke gebreken en zwakheden te heelen: dan behoort men zeker met het poinct der uitwendige defenfte te beginnen, en dan zal van zelve het poinct van financie, de middelen van 'decifie en fubmisfte in verfchillen — en van conflrainte in cas van non confent in de peti» tien, of wanbetaaling der quoten, daar bij in aanmerking en op het tapijt moeten komen: doch daar de behandeling van geen een dezer zaaken in het minfte kan te pas komen, zonder vooraf de Souverainiteit van zeven of negen onderfcheiden ProvinC 3 cien,  C 38 ) cien, of volkomen te veronderftellen of vast te honden — zo zou ik oordeelen, mij voor de Natie niet te kunnen verantwoorden , indien ik mij mede inliet in het tijdverfpillend onderzoek, over zaaken, waarover de grond dfs daar bij moest veronderfteld worden, reeds in 't gemeen gevoelen der Natie, en het principium onzer tegenwoordige revolutie, voor vervallen gehouden wordt; wijl alle die voorheen gevoerde gefchillen van zeiven ophouden en verdwijnen, zo dra men vastftelt: ,, de Republicq, en der* zeiver Ofperbeftuur zal één en onverdeeld zijn.'''' Bier komt nog bij, dat, indien men al vooreen cogenbük mogt veronderftellen -. dat de particuliere Souverainiteiten, en daar uit voordvloeijende opgenoemde differentcn en zwaarigheden, die in dat cas', vooral in het poinct van bvifcv.land.fche dcfenfte te famenioopen , nog in 't vervolg zouden kimmen blijven fubïïftecren; men als dan nog een baiis of form Van Conftitutie, naar welke men de verfchillcn, die in de bep'aaling van dit pöjhct van defenfie kunnen famemoopen , zal decideren, of op Her papier, of irt zijne verbeelding moet 'tegenwoordig hebben, om daar naar de poincten differentiaal te kunnen termineren. Devcorige grootc s;taatvergaderingen van 1051. X7Ï6. en 1717. hadden daar toe tot bafis de artijko len der Ünie van Utrecht; zo dra men nu van de zijde van die Leden, welke de uitwendige defenfie tot het eerfte object der deliberatien voor eene betere Conftitutie willen maaken, zich niet verklaart, dat men of de Unie van Utrecht weder tot de bafis der onderhandelingen wil leggen, — of dat zij het ideaal hunner betere Conftitutie, in eenige grondtrekken voor de overige Leden niet uitdrukken, dan dunkt mij zal men in alle discusfien ilegts in de lugt fcher- men  C 35» ) men, wijt niemand kan weeten, hoe verre de vastftellingen of determinatien dér vraagpoinélen in relatie itaan met het geheel van het ideaal, dat in de denkbeelden van anderen alleen refideert. Indien dus de redenen, waarom men in onze voorige Sesfien, de vraagpoinéten , die aam de orde van den dag waren gefield, en waarop zich de meerder-, heid der Leden had verklaard: „ of men name„ lijk was voor de één en onverdeelbaarheid der Re„ publicq?" en „in welke poinéten die één en on„ verdeeldheid al of niet konde plaatshebben," — niet tot eene provifiotiele conclüfie heeft gebragt — indien zeg ik deze redenen famenhangen met den even gefustineerden grond, waarom het poïnét, de uitwendige defenjie, als nu tot een object der deliberatien is gefield, dan komt het mij voor, dat'er met zozeer een different over de form of arde van behandeling maar wel degelijk een verfchil in de principes materie en objecten, onder de Leden onzer Commisfie refideert, welke behoort weggenomen of bepaald, en zonder agterhouden uitgedrukt te worden, eer wij met vrugt zullen kunnen vooruitzien, dat wij over zes maanden één flap verder zullen gekomen zijn, dan heden (*). Mijns bedunkens behoort dus de groote vraag over de één en onverdeeldheid, die ik meende dat over 't geheel reeds aangenomen was, op de volgende twee ledige wijze uitgedrukt, tot een van beiden uitgemaakt te worden. _ i. Zullen wij eene geheel- of nieuwe Conftitutie en (*) De uitkomst bevestigt, dat ik hier in niet mis gezien heb. C4  ( 40 ) enRegeeringsform voor eene onverdeelde Republicq ontwerpen, en der Natie aanbieden ? a. Of zullen wij alleen eenige verbeteringen in'de zogenaamde oude Conftitutie of Foederat'ie trachten optegeeven : —— en de particuliere Conflituticn of Re geeringsformen der Provinciale Souvcrainiteiten voor domefticq verklaaren ? Tot een van beide behooren wij ons ten minftén al is het dan ook onder referve van alle mogelijke modificatien —- te bepaalen. Want welk een derde men ook zoude willen ftellen, zo zou het toch altijd met alle modificatien, tot een van beiden blijven behooren, zonder in de andere te loopen, en er altijd een wezenlijk onderfcheid blijven. Wil men dus het eerfte, waar voor ik mij verklaafe, dan kan er geen queftie zijn , of wij vooraf, eer wij tot het detailleren van geabftraheerde poinften overgaan , eene generaale Schets nodig hebben. Bedoelt men het laatfte, dan behoort men daar even finaal voor uittekomen: om dat mij voorkomt dat de Leden, die in fentimenten en bedoelingen zo. verre van elkander vert'chillen als deze twee poincten, Onmogelijk vereend kunnen werkzaam zijn tot een einde; maar veel eer een gelijk figuer zouden maaken als twee bierdrageis, die men wel op uithangborden vindt, welke bij het opneemen van hun last aan den draagboom, zich met den rug naar elkander gekeerd hebben, en dus beide belet worden voord te gaan — men excufeere mij deze gelijkenis. Ik ftel om die reden aan de Vergadering dezer Commisfie voor: i. Of zij nodig vindt dat men in onderzoek treede, of de zogenaamde oude Conftitutie en Foederatie, op zich zeiven, voor verbetering vatbaar is, zon-  ( 41 ) zonder daarftelling eener geheel nieuwe Conftitutie? — en zo men oordeelt ja! en dat zulks raadzaam en onzen taak zij, dat men dan in de eerfte plaats overga tot het poinct der. buitenlandfche de* fenfie. 2. Zo neen! en dat de Leden daar in van differente opiniën zijn, dat men zich dan in onderfcheiden Commisfien fplitze ; en de ééne eene nieuwe Conftitutie ontwerpe, zo als zij oordeelt voor de Natie en derzelver Staatsbetrekkingen convenabelst te zijn; en de andere een Plan van verbetering der oude gefteldheid uitwerke, om ze alsdan met elkander te vergelijken, en of tot een van beiden te befluiten , of de Natie zelve eene keuze te laten doen. Ziet daar, Burgers Repratfentanten ! de redenen, waarom ik niet heb kunnen concurreren tot het behandelen van geïfoleerde poincten, zo lang ik niet weet waar ze mede in relatie moeten traan. Men zou het immers een goed Bouwmeester, wieneen Kerk aanbefteed was, niet vergeeven , dat hij eerst den toren ging bouwen en voltooien , eer hem de tekening, proportie of conftruétie der Kerk bekend was ! {Was get.) J. van MANEN, Adrz. En is deze na collatie met de origineele dezes bevonden te accordeeren. In kennisfe van mij, J. van HAEFTEN. C 5 CO-  ( 4* ) COPIE. Letter A. Exhibitum 18 May 1796. ■ Burgers Rejraesentamten! Schoon ik de vraag, die als nog aan de orde van den'dag is: „ Of er een algemeen Opperbelhiur over ' de gebeele Republicq behoort daargefteld te wor„ den, aan welke alle magten of'deelen onderge„ fchikt moeten wezen r'ïn mijne voorige advyzen en confideratier., reeds voor mijn aandeet genoegzaam beantwoord reken , en dus eerst voorneemcns was mij alleen daar! aan te refereren ; zo heb ik , na het hooien van zulke onderfcheiden advyzen , en meer gewaagde, dan lil alles bondige tegenwerpingen, mij verpligt gerekend, om ter refcertre van een en ander geavanceerde tegenbedénkingen, nog iets daar over-te zeggen: Ik had wel gewenscht het geprasfumeerde van den Burger SmERius', ,, als of de disfentieerende Leden dezer Commisfie elkander niet recht verftonden, en over en weer des anderen gepofeerde overdrceven en meer of verdere gevolgen daar uit trokken, dan hunne bedoeling was," in den voHten zin te kunnen aanneémen: en ftohd bijna gereed om mijne ftellige bepaaling van den ftaat des gefchils in de opiniën der Leden dezer Commisfie, in mijn naastvoorig ad-  C 43 9 advys ter decifie voorgefteld, weder intetrek- ken: * Doch het onmiddelijk daar op gevolgd rondborftig opengelegd gevoelen van den Burger Reprfefentant ***■»**, bevestigde mi] volkomen ïn de juistheid van het gefielde bi] mijn voong advys: dat de gevoelens en bedoelingen der weder/.ijdfche Leden nog in het Unismus of Fcederalismus rcchtftreeks tegen over eikanderen liaan. Indien wij om elkander te verdaan , de juiste woorden willen bezigen, die de zaaken betekenen , dan weet ik er nog geen beter om den ftaat des gelchils uittedrukken. Wil men in derzelver plaats liever éénheid of verdeeldheid der Oppermagt, ik ben er mede te vreden ; en mogelijk ftrookt dan het woord vei*deeldheid meer met de wending die men aan het woord Fcederatie, door die onderfcheiden verklaaringen der opiniën heeft gegeeven, of trachten te geeven. Want fpreekt men van' Negen bijzondere huishoudingen , welke elk op Zich zelve eeue volkomen onafhanglijke Magt blijven bezitten; op hetzelfde ogenblik, en in denzelfden adem, waar in men het 'Fcederalismits, en de Unie van Utrecht, waar op het gegrond was, afkeurt, zonder te gelijker tijd een nieuwe Foedevatié of Verbond van vereeniging aan te gaan; dan kunnen die onderfcheiden Magten, het zij men ze huishoudelijke , ofeigen Magten noem, geen anderen naam draagen , dan verdeelde, dat is, van elkander afgezonderde, onafhanglijke; en dan is er een verfchil ovar éénheid of verdeeldheid der Magten: of wil men dat de wettigheid en confervatie van deze pluraliteit van Magten , of onderfcheiden huishoudelijke beft'inn ingen , of hoe men het ook noemen wil , door een onderling contrafr zullen erkend en gemaintineerd worden 3  C 44 ) den, dan is dit immers niet anders dan eene confoz* deratie? het doet er niets toe of zulk eene confederatie beter of flcgter is dan de voorige; maar de vraag is hier alleen , of dan, in dit geval, het verfchil tusfchen hun die zulk een centracT: nuttig keuren, en die geene welke-alle Magten eindelijk,' in geval vanverfchil o^overfchrijding, of verllapping, van ééne Oppermagt willen doen releveren , of daar aan ondergefchikt maaken, niet een verfchil is over Vniteit of Fwderalismus ? en dat dus, gelijk ik bij mijn voprig Advys voorgefteld heb, behoort gevraagd te worden: zullen wij eene nieuwe Conftitutie ontwerpen? of zullen wij de oudé verbeteren? Hoe zeer ik oordeel dat zulk eene verandering der confederatie, waar bij de Magt over de uitvvendige defenfie te water en te lande; over de middelen van finantie en belasting, na de opheffing der Provinciaale quoten ; en de verdere directie over de algemeene zaaken, aan één lichaam; als de opperfte Magt wordt overgelaaten , even zo zeer een nieuwe confederatie of conftitutie zou moeten heeten en naar een nieuw plan of grondfchets moeten uitgevoerd worden, als eene Conftitutie die de eenheid van Magt ten grondflage had: zo bevind ik nogthans,dat, zo men het beweerde van dien Burger Repraefentant voor het eenerzijdfche gevoelen adopteert, dat wij alle fchrecden die men reeds voorwaards fcheen gedaan te hebben, met te erkennen het gebrekige der voorige zogenaamde conftitutie en de noodzakelijkheid der éénheid in het gemeene beftuur, weder terug zijn gekeerd — en dat er dienvolgende geene nieuwe Conftitutie , en maar zeer weinig verbeteringen der oude zouden nodig zijn. Da  ( 45 O De Burger ****** heeft, zo ik hem wel hegree» pen, of onthouden heb , zich meer toegelegd om de oude grondgebreken onzer voorige inrichtingen te verdedigen , tegen het gene de voorftemmende Leden , als gronden van noodzakelijkheid , voor de verbetering derzelve, door de een en onverdeelbaarheid der Republicq en derzelver Oppermagt gezegd hadden; dan zich bezig gehouden met de gevoelens der Leden te vereenigen in het reeds geadvoueerde poinét, dat er eene opperlte Magt moet wezen omtrent de algemeene zaaken; en aan te wijzen de juifte grenzen van het algemeene en huishoudelijke. Et heb dezen Burger (*) onder anderen eenige redenen hooren aanvoeren , welken mij toefchijnen ontleend te zijn uit Hu me, in deszelfs Wïjsgeerige en Staatkundige proeven, waar dezelve zegt: „ Eene vastgelïelde Regeering hééft een oneindig voordeelboven eene nieuwe, om die reden zelfs dat dezelve vastgefteld en verouderd is. Het gros van 'tMenschdom wordt niet door rede, maar door gezach geleidt; en heeft geen eerbied voor iets, ten zij het door oudheid eerwaardig zij geworden. Hier der- hal- (*) De bedoelde burger heeft bij het uitbrengen van die advys gezegd, dat hij Hume niet ingezien en dus niets uit hem overgenomen had — daar ik echter dergelijke redenen, zo door den bedoelden Burger, als andere leden had hooren aanvoeren, heb ik alleen het pofitivc in dit advys, met relatie tot dien Burger, eenigzins veranderd en algemeener gemaakt — het welk ik nodig oordeel hier te herinneren, om het verwijt te ontgaan, als of ik dit Huk niet gaf zo als ik h«t h^d uitgebragt.  ( 46 ) halven proeven te neemen of nieuwe ontwerpen te bezoeken, enkel op liet gezach van eene gewaande Wijsbegeerte, en van ingebeelde bewijzen, zal nimmer in de gedachte komen van een verltandig Regent $ weke altoos eerbied zal betoonen, voor bet geen de kenmerken eener hooge oudheid heeft; en fchoon hij wel. eenige verbeteringen ten algemeenen nutte zal beproeven, zo zal hij deze egter altoos, zo veel mogelijk,naar den vastgeftelden Regeeringsform, deoude wetten en gewoonten van het Volk poogen te fchikken, en de voorname gronden der Conftitutie poogen te bewaaren." Doch het.zij de redeneringen van dien Burger ontleend zijn of niet, daar zij nogtbans met het aangehaalde in fubftantie en betekenis met die van den gezegden Schrijver overéén'ftermnen , zo dunkt het mij niet ten onpas , hier bij uit te fchrijven het geen genoemde Autheur, ééne bladzijde verder, op de aangehaalde woorden laat volgen , waar hij zegt:.,, Dit alles ondertusfehen is „ geen. bondige tegenwerping, waarom men niet „ eens een nieuw en beter plan van Regecring zou ,-, mogen voordellen, dan men tot nog toe gevonden heeft. De Wiskunftenaars van Europa zijn onderling „ zeer verdeeld geweest wat gedaante een fchip „moest hebben, om best te kunnen zeilen; en ,, men mag met reden zeggen, dat Huigens, welke j, dit verfchil befliste , de geleerde, zo wel als han„ deïdrijvende Waereld hier door heeft yerpligt; „ fchoon Columbus naar America gezeild is , en de ;, Ridder Franciscus Drake zijne reis rondom de „ Waereld gedaan heeft, zonder deze ontdekking ••0 of bepaaling geweeten te hebben. Gelijk men nu even eens erkennen moet dat de eene form van " ' Re-  C 47 ) v, Regceving volmaakter is dan: de andere, onafhang„ lijk van de zeden en geaartheid der Menfchen, ,, waarom zou men dus ook niet onderzoeken rao,, gen welke de beste van alten is, fchoon eene ge„ brekige Regeeringswijze ,genoegzaam fchijnen „ mogt', om eene tamelijk gelukkige Maatfchappij te maaken; en fchoon men erkent, dathetgeens,, zints zo gemakkelijk is eene nieuwe wijze van beltiering in te voeren als een nieuw Schip te it bouwen. Het onderwerp is egter het waardig„ ftc, daar zich het menfchelijk vernuft mede kan „ bezig houden ; en wie weet als deze.,zaak eens „■ door eene eenparige goedkeuring der verftaudig„ fte lieden op de waereld wierd. uitgemaakt, of er „ zich niet te eender tijd middelen zouden opdoen, „ om de befchouwing in praeïijk te brengen , 'frzij „ döor de oudi Regeeringswijze teflaake», of een. „partij menfchen in een ander Waerelddeel.de „ nieuwgevonden aanftondste doen aanneemen, en 9, hunne Maatfchappij , van derzelver eerfte begin „ af, daar na te doen richten? " enz. — En wat aanbelangt de meeste der overige zwaarigheden, tegen de Uniteh, zo door gemelden Burger als andere Leden bijgebragt, zelfs uit de voorbeelden der Grieken en Romeinen — zo komt het mij voor, dat geen van die allen applicabel is op den tijd en de omftandigheden in welke wij verferen. Hoe toch kan de tyraany van ufurpateurs, die zich in weerwil des Volks, en der Staatsinrichtingen opwierpen , een affchrikkend voorbeeld en tegenwerping zijn, tegen de éénheid en onverdeeldheid der ppperfte Magt in eene Vergadering van Burgers, door de geheele Natie zelve uit haar midden, door alle de deelen der Republicq gekoozen, overeenkom- flig  C 4« ) ftig eene vastgeftelde Conftitutie en bepaalde gróndwettten? De overheerfching vloeide niet, als een noodwendig of toevallig gevolg voord uit de Conftitutie óf eenheid der Magt; maar zij fproot alleen uit de verdeeldheid der Magten — eene verdeeldheid door de Conftitutie zelve daargefteld. En fpreekt de Gefchiedenis van ons eigen Vaderland niet zelve de ftelling tegen, dat de eenheid der Oppermagt aanleiding zou geeven tot overheerfching en tyranny! Hebben wij ,behalven Frederik Hendrik en zijn Zoon, wel ooit een Stadhouder verkregen , dan door de verdeeldheid der Magten in ons Gemeenebest, door het Focderalismus? Was de Magt in onzen Staat een en onverdeeld geweest, waarfchijnlijk zouden wij na Willem den II nooit weder een Monarchaalen of Dictatoraalcn Stadhouder verkregen hebben. Nooit zouden zij gelegenheid gehad hebben, om de geheele Natie door gefchenken, gunften en beloften te kunnen omkoopen, om zich ten Stadhouderlijken troon te doen verheffen; zo als zij nu, door de afzonderlijke Souverainiteiten, gelegenheid hadden, om zich eerst in eene enkele Provincie , en van deze in eene andere te doen uitroepen, of verkiezen — en zelfs te doen verkiezen door waare patriotten: omdat er in eene Fcederative Republicq bijna geen ander middel overfchiet, om de verdeeldheden en bijzondere belangen , wanneer ze een hoogen tap beklommen hebben, te vereenigen, of door gezach te beflisfen. Het is dus ook voornamelijk daarom, dat voor ons Gemeenebest de eenheid der Oppermagt niet alleen nuttig, maar ook noodzakelijk geworden is; en de fchriktafreelen die men heeft opgehangen van het despotismus, en de tyranny, om de eenheid als ge.  C 49 ) gevaarlijk aftefchilderen, kunnen niet anders, dan eene omgekeerde werking hebben, en ons ten fterkflen aanfpooren , om door goede Wetten te waaken tegen allei collufien der onderlinge verdeelde Magten, als de natuurlijke ladder voor de ty'ranny om ten troon te klimmen. Wat de overige argumenten tegen de éénheid aanbelangt, genomen uit de.phyfique 'en politicque gefteldheid der Ingezetenen van de onderfcheiden gewesten, enderzelver jaloersheid omtrent haare rechten en bijzondere privilegiën — zo moet ik daar op antwoorden, dat geene derzelve thans meer, voor het gezond verftand, op den toeftand der tijden en omitandigheden die wij bekeven, toepasfelijk kunneri zijn. lm de eerfte plaats moet ik Volflrekt ontkennen , dat er onder de gezamelijke inwoóneren der onderfcheiden Nederlandrche Gewesten , zülke phyfique of mo • fele verfcheidénheden plaats hebben + Welke onderfcheiden Staatsinrichtingen én Burgerwetten zou'dert vorderen , als oüdet dezelve hebben plaats gehad. Ik ontken even volftrekt, dat de onderfcheiden wétten en inrichtingen die in de eene Provincie hebbeh beftaan, ianders dan in de andere, gevolgen waren, of natuurlijk zijn voofdgevloeid, uit hunne onderfcheiden phyfique of morele gefteldheid of ligging; maar dezelve zijn Voordgevloeid Uit de morele of politiqué characlers en betrekkingen van hunne.voorvoormalige Afzonderlijke Opperheereh. Daar dé eene Provincie het particulier eigendom of leengoed goed was van een Hertog, eene andere van een Graaf, eene derde van een kerkelijk Opperhoofd: enkele fteden, burgten en gehuchten Wederom hunne bijzondere Heeren, Vorften of O Burgt'  ( 5o ) Burgtgraven hadden; de eene krijgszugtig, de andere meer geneigd tot den Vrede; de eene meer, de andere minder , afhanglijk van andere buitenlandfche Magten en Vorften, door huwlijken of andere verbindtenisfen: en daar door, de eene rijk, de andere behoeftig: zo ontftonden daar uit van tijd tot tijd zo veele onderfcheiden privilegiën, welke als bijzondere wetten en rechten, of van particulieren , of van collegien, broederfchappen , gilden of fteden , naar mate deze of geene den Landheer in zijne beden mild hadden bijgedaan , of tegen zijne nabuuren of vijanden hadden gediend. Het waren ook deze fpeciaale en particuliere privilegiën en vrijheden, exemptien, rechten, ftatuten, loffelijke en welherbragte cofturoen, ufantien, en alle andere gerechtigheden, zo van elke Provincie als der particuliere Steden, Leden en Ingezetenen , welke bij de Unie van Utrecht gereferveerd en geguarandeerd werden. Maar wat was de reden of oorzaak van het referveeren en guarandeeren van alle deze privilegiën enz.? was het, om dat iedere Provincie eene bijzondere phyfique of morele gefteldheid — en dus een natuurlijk onderfcheiden belang had? — Geeufints. Het was een bewijs, dat men, of de waare burgerlijke Vrijheid, de Rechten van den Mensch, en der Gelijkheid nog niet kende — of dat men de tijdsomftandigheden, wegens den oorlog, nog niet gefchikt oordeelde , om eene betere overeenkomst of Conftitutie te maaken. Zij waren nog niet vreemd van elk afzonderlijk weder onder particuliere Heeren te komen , en zij verbonden zich daarom alleen in dat geval, om , het zij ze door testament, codicille, donatie, cesfie, wisfeling, ja verhoping ! ! uit de hand van den eenen Heer in de andere mogten komen, zij ziek  c sk ) zich evenwel, als geallieerden zouden maintineeren , en hunne voorige Privilegiën handhaven. En zeker irjet reden. Zo lange de ongelijkheid der Manden en rangen bleef beftaan — zo lang men door Oppermagt der Vorden en Heeren niet anders verftond, dan onbepaalde willekeurige Magt, zo verre zij niet door gsfchenken of bedongen rechten en privilegiën geëximeerd en begrensd was. Zo lang men geen geregeld Contract Social, of Conftitutie , op de natuur en menfchelijke rechten gebouwd, kende; en de verpligting van den Vorst tot zijne onderdaanen alleen bepaald was, tot het onderhouden en naarkomen der Privilegiën, die zijne voorzaten, om deze of geene reden, aan particuliere fteden, Leden of Ingezetenen hadden beloofd-of toegedaan: zo lang was het ook nodig dat elk behield het geen hij bij gelukkige omftandigheden, van de onbeperkte Magt der Vorften en Heeren, had ujtbedongen. Dit en niets anders was de bron, waaruit de onderfcheiden wetten en zogenaamde rechten der afzonderlijke Provinciën, Steden, Leden en particuliere corpora, rangen of ftanden zijn voordgevloeid , en waaruit de bijzondere belangen ontftaan zijn — en geensftnts uit eenige andere phyfique of morele gefteldheid der ingezetenen. Had men indedaad de waare burgerlijke Vrijheid, uit de natuurlijke rechten der Gelijkheid voordyloeijendc , gekend : en geoordeeld, dat elk Privilegie een wederfpraak, een hoon is voorde burgerlijke Vrijheid van allen: dat elk bijzonder voorrecht van den eenen, eene ongerechtigheid is jegens een ander, en-dus firijdig met de wederkeerige verpligting der Gelijkheid: had men een voorneemen gehad, of kans gezien om zich, zonder buitenlandfche Magt ea D 8 hulp  C 52 > hulp (taande te houden men zou welligt tot alle die kleinmoedige bekrompen uitbedingen geen toevlugt hebben genomen, maar zich volkomen vrij verklaard hebben van alle opperheerlijke banden, en het denkbeeld hebben doen vaaren, dat de Vorften een onmiddelijken last des Hemels hadden , om hunne, zo zij 't noemden, Natuurlijke Onderdaanen , de wet voor te fchrijven, of gunden te fchenken. Alle de argumenten, welke ik tot nog toe, tegen de één en onverdeelbaarheid onzer Republicq , en de Oppermagt in dezelve, heb hooren aanvoeren, ontleend uitTde bijzondere inrichtingen , wetten , rechten en zogenaamde particuliere belangen; en de voorbeelden uit de gefchiedenis , aangaande de jaloursheid van onderfcheiden Provinciën , Steden , Leden of Ingezetenen , omtrent hunne privative rechten, enz. behooren dus niet in onzen tijd, maaralleen tot de tijden en omftandigheden, uit welke zij ontleend'zijn, en waartoe zij ook maar alleen betrekking kunnen hebben.. In den grond is het eene onwaarheid, dat de onderfcheiden Nederlandfche Gewesten drijdige belangen hebben : buiten de belangen hunner bijzondere Heeren, en de daar uit gevloeide Privilegiën, en van tijd tot tijd toenemeende vermogens der deden, waar door zij het vermogen des adels 'opwoegen , hadden zij alle eene oorfpronglijk gelijke politicque inrichting', als een gevolg van het-algemeene leendelzel. Zo lang de Stadhouders zich hebben weeten daande te houden; zo lang de Adel, als een geboorterecht om te regeeren, nog een afzonderlijke dand was; zo lang enkele burgerlijke familien, onder den naam van Patriciërs , zich daar aan leunden, om de voordeelen der Maatfchappij onder zich tot eene erfgoed te maaken; zo lang  C 53 ) lang in het eene Gewest het placet des Stadhouders, in het andere alleen de roeerderjaarigheid des Edelmans h nog andere het bezit van ibmmige Sloten en Havefaaten , of Grietenyen , hun tot integrerende Leden der Ridderfchap en van het Staatsbeftuur maakten: zo lang bovendien in Utrecht nog een zogenaamd Geestelijk Lid, een derde gedeelte der Souverainiteit — in het eene Gewest de Adel flegtsééne, in de andere de helft der Memmen in het Staatsbeftuur bezat, en het Stadhouderlijk vermogen hier meer, daar minder werkte — was het ook niet te verwonderen dat de fteden, tegen zo veele onderfcheiden particuliere belangen, haare zogenaamde rechten en privilegiën zogten vast te houden en te maintineeren. Maar daar nu alle die bijzondere authoriteiten, handen , rangen, zogenaamde rechten en privilegiën ophouden — daar alle deze uitfluitende voorrechten ingefloten zijn in de algemeene Vrijheid en Gelijkheid; zo kunnen geen argumenten, uit die tijden ontleend — zo kunnen geen wetten of inrichtingen, die alle tot dien toeftand van ongelijkheid betrekking hadden , eenige kracht meet behouden op de tijden en omflandigheden die wij beleeven. En ik kan de aanvoering derzelve, om de verdeeldheid der belangen der onderfcheiden Provinciën en Steden te willen bewijzen, en de morele of phyfique onmogelijkheid , om dezelve onder een algemeen beftuur te brengen, niet anders befchouwen, dan als eene belediging van het gezond verftand des geenen die ze aanvoert of van die geenen welke hij ze als goede munt wil toereke' nen. ,, Wetten" zegt de Wijsgeerige Staatkundige Montesquieu, „ zijn noodzakelijke betrekkingen uit den D 3 „ aart  C 54 ) „ nart der zaaken voordvloeijende." Maar hoe toch kunnen wetten die betrekking hebben tot den toeftand van ongelijkheid, onderfcheiden rangen, en bijzondere bevoorrechtingen, toepasfelijk zijn, of verbindende kracht van wet hebben, in den toeftand van algemeene Vrijheid en Gelijkheid, waarin de eene rang of ftand zich niet tegen de andere behoeft te verwèeren of te handhaven — maar waar ieder gelijk recht heeft en niets htm onderfcheidt, dan deugden en bekwaamheden? — Wat baat b. v. Holland het groot Privilegie van Vrouw Maria! nu dat Gewest volkomen vrij is van alle Opperheeren ? Wat meerder recht of groo- ter magt geeft het haar, dan andere Gewesten, die zulk een Privilegie niet hebben gehad ? Waar toe dient elk individueel Burger het zo veel gerucbts gemaakt hebbende jus de non evocando , wanneer alle Rechters en Rechtbanken aan een en denzelfden Souverain verantwoordelijk zijn? Honderden dergelijke rechten en privilegiën zou men kunnen opnoemen , die alle van even dezelfde applicatie en nut in den tegenswoordigen tijd zijn, als het recht van de waag om toverhexen te weegen , voor de Stede Oudewater! Zo dra dus de oorfpronglijke Gelijkheid en Vrijheid weder daargefteld is, houdt de verbindende krachtvdn alle de wetten, die tot een anderen toeftand betrekking hebben, en waarvan deWetgeever, die ze heeft opgelegd of opgedrongen, zelve voor vervallen verklaard is, van zelve op; en zelfs die geene welke toevallig betrekking mogten hebben tot den toeftand welke weder is ingetreeden, moeten eerst door de Natie , Welke sich in een anderen toeftand en betrekking bevindt, wor-  ( 55 ) worden geconfirmeerd of bekrachtigd, eer men eenen dwangpligt uit dezelve kan afleiden. Dit is de toeftand , welke, in zeker opzicht, gelijk ftaat met den ftaat der Natuur, welke ik in mijn eerfte voorftel heb befchouwd als het poinct, waaruit wij onze werkzaamheden moeten beginnen; en welke, met andere wo'orden, den toeftand van revolutie genoemd wordt. Dat des niet te min de toeftand der Maatfchappij blijft beftaan, de veiligheid der perfoonen en eigendommen ongefchonden blijven, is meereen gevolg van den goeden wil, der convenientie , en het belang van elk die perfoonen of eigendommen te beveiligen heeft — en ook anderdeels van de provifioneele aanftelling van een provifoir of tusfchen - bewind; dan van de eigenlijke kracht der oude ontbonden wetten. In plaats van alle de vervallen betrekkingen zo wel van het feod.il fyflhema als der Vorftelijke, Stadhouderlijke , Geestelijke, Adelijke , en andere rangen, Itanden en rechten, zou men wederom nieuwe onderfch'eidingen , ongelijkheden en afftanden , tusfchen burger en burger, en dus ftrijdige belangen, moeten craeëren, om de oude wetten en inrichtingen daartoe betreklijk te maaken, wanneer men het oude zeer der nieuwe Vrijheid wilde inënten. — Doch van waar wij zulk eene roeping zouden kunnen afleiden, verklaar ik niet te wee ten. Het zijn dus zo wel de privative rechten en privilegiën der onderfcheiden ftanden en rangen, collegien , corporatien, fteden en leden der bijzondere Provinciën, als het Bondgenootfchaplijk Contract:, de Unie van Utrecht, welke door en in het groot Privilegie, de algemeene Vrijheid en Gelijkheid vernietigd , opD 4 Se-  i 56 ï geheven en ontbonden zijn, en er zou,,dus vo:t elk Provinciaal beftuur, indien men het van het algemeene onafhanglijk wilde maaken, even zo wel eene nieuwe Conftitutie en nieuwe Grondwetten moeten ontworpen worpen, als voor het geheel. Zullen er negen onafhanglijke huishoudingen blijven, dan zullen zij door ééne Conftitutie zich niet laaten bepaalen! Maar zullen wij dan, behalven de ééne algemeene, ook die negen bijzondere Cpnftitutien ontwerpen, of elks bijzondere wetten revideeren en tot den tegenwoordigen toeftand betrekkelijk maaken ; of zal men dit domefticq verklaaren? Zal men dan, in het laatfte geval, kunnen verwachten, dat die negen Conftitutien zodanig overeenftemmen zullen , dat zij niet tegen elkander of tegen de algemeene Conftitutie of Grondwet ftooten ? Zalmen piet veel meer moeten veronderftellen dat hier eene Arifto.crat-ifche, daar eene Democratifche, elders eene gemengde, en mogelijk zelfs eene Monarchale of Dio tatorale zal te vooiTchijn komen ? 11; begrijp niet wat men door huishoudelijk beftuur verftaat, waarover het algemeen beftuur niets zou te beveelen hebben; indien men er geen wetgeevende Magt — een imperium in imperio '. door verftaat — want daar het in geen gezonde harsfenen kan opkomen te gelooven, dat een lighaam, waarin de opperde Magt der geheele Republicq refideert, alle de bijzondere zaaken in alle de deelen, departementen , deden en dorpen zelve zou Willen dirigcereu, of ter baarer kennis gebragt hebben : maar dat de opperde Magt over .de algemeene belangen waak en de, alleen in geval vnnklagten en bezwaaren tegen het ondergefchikt huishoudelijk beduur, zij, of de uitvoerende Magt alle de overige Magten \°\ hffl P.hgt terug kan brengen % en de Vrijheid des . . ' Volks,  C 57 ) Volks tegen alle knevelarijen en onderdrukking be« fchermen, zo kan men door de uitdrukking van onaf* hanglijk huishoudelijk beltuur niet anders verdaan dan eene bijzondere wetgeevende Magt (*), die zich', in fom uiige gevallen, tegen de algemeene zou kunnen oppofeeren — of men gebruikt woorden die geen zin hebben. . ■„•j.^r'j ub'^i?*sildsitób wl> «tëiin** Indien de vraag, was of men de Oppermagt aan een vreemd Vorst of buitenlandfche Mogendheid— of aan één enkel eminent hoofd of famillie, eeuwig en erlhjk zou opdraagen, dan had men zeker alle die gevaaren te vreezen , welke men tracht te fchilderen — dan had men zeker nodig alle die praecautien te neemen , die men bij voorige Vorften en zogenaamde Landsheeren genomen en zich gereferveerd heefc. Maar daar.nie* mand anders bedoelt of kan bedoelen, dan eene opperde Magt uit de geheele Natie en door haar zelve gecompofeerd , onder zodanige bepaalingen als • da vrijheid van elk individu verzekeren kunnen: zo behoort • men eerst andere gronden aantevoeren, dan die welke uit de tijden der ongelijkheid en over.heerfchiug ontleend zijn, om het nut en de noodza•.,jV ansbhikfo r.i.-; .-.<;';$ vb t.itiihac, „noioito . (*) Nretiegenft.'ande men de éénheid der Republicq vijf maanden lang ols de bnfis der werkzaamheden had aangenomen, heeft echter de meerderheid kunnen goedvinden in de zesde daaj weder v:m nnewijken, en bij overftemming veel van het te vooren met haare concurrentie vastgeftelde, te ontzenuwen en krachteloos te maaken, fpeciaal door de referves ten aanzien der financie, quota en departementaal beftuur. r 5ftj,. D s  ( 53 ) lelijkheid van zulk eene onverdeelde Magt weg te redeneeren ! Ikhoude het mét den Burger van de Kasteel Ej daar voor, dat, ingeval men onafhanglijke bijzondere Magten wil behouden — en egter in algemeene zaaken baar de Souverainiteit ontneemt, en die, zo ten aanzien der defenfie, als der Financie, aan een afzonderlijk ligbaam overlaat — de Conftitutie veel flegter en monftreufer zoude zijn , dan immer te vooren: De bijzondere Magt zou weldra, onder den naam van huishoudelijke directie , zodanige maatregelen neemen, dat die der opperfte Magt illufóir wierden gemaakt. En weldra zou men, daar alle magt naar vermeerdering.ftaat, zo lang zij eene hoogere boven zich ziet, het fpreek woord bevestigen, dat de klc infls Meefiers de groot/Ie tyrannen zijn ! Daar de verfchillende belangen, door de gelijkheid der rangen en burgerrechten opgeheven zijn; daar veelen de natuurlijke betrekking, in welke de onderfcheiden Provinciën tot elkander ftaan, zo wel als de wederzijdfche familien der Ingezetenen, hebben aangemerkt als eene voornaame oorzaak Waarom de Pró« vincien, ondanks de gebreken haarer politicque verbindtenis, zo lange vereenigd zijn gebleven: daar zo veele wijsgeerige Staatkundigen hebben verlangd den dag te zien dien wij zien, om eens de grondgebreken onzer Staatsgefteldheid te kunnen verbeteren; zo zouden wij ondankbaar zijn aan de Voorzienigheid, en der Vrijheid onwaardig handelen, indien wij van de gunftige gelegenheid geen gebruik maakten, maar door oudheidlievende vooroordeelén ons lieten terug houden van het ontwerpen eener geheel nieuwe Conftitutie , op de één en onverdeeldheid gevestigd ? ; i Zk  ( 59 ) Ik befluit dus met te inhasreren mijn voorige advyzen , tot het ontwerpen eener Grond- Schets , om daar naar de Conftitutie uittewerken. Cwas getekend) J. van M A N E N, adrz. En . is deze na Collatie met de originele dezes bevonden te accorderen. In kennisfe van mij Jb. van IIAEFTEN. Ce-  •( 6o ) Ge'êxhibeerd 'den 10 May 1796. Burgers Repraesentanten ! H oe zeer ik van oordeel ben, dat de voet van werkzaamheid , die wij tot hier toe houden, wel gefchikt is om ons afteleiden, maar geenlints opteleiden tot den taak die ons is voorgefchreven, hoe zeer ik het daar voor houde, dat het niet aan 't getal ofgewigt der argumenten ontbreekt, om die Leden, welke in het hoofüpoinct der 'grondflag tot eene nieuwe Conftitutie met mij verfchillen, te overtuigen; maar ik in tegendeel vertrouw, dat zij, uit het reeds geavanceerde, door de Leden, met welke ik mij in de hoofdzaak conformere, genoeg kunnen opmaaken, welke de wezenlijke ftaat des veifchils is; zonder dat het vooraf nodig zij, eer men tot de details der bijzondere poincten overgaat, eenige zaaken buiten verband van eenig geheel, aftehandelen, of volkomen optehelderen en te justificeeren : zo wil ik echter nog voor deze reize overbodig zijn, en, op het fpeciaal verzoek van de Burgers de Rhoer en Vitringa opgeeven eenige nadere gronden, op welken ik gefield heb , dat wij met den ftaat der Natuur moeten aanvangen, in het leggen der grondflagen voor onze Maatfchappij en uieuwe Staatsinrichting. Jk heb niet gezegd, zo als beide de genoemde Burgers  C 61 $ gers het fchijneh opgevat te hebben, of voorwenden te vermeenen, dat de Nederlandfche Natie, in een' vö'ffrekten zin, zich bevond in den toeftand der Natuur : ook heb ik door dien Natuurdand niet verftaan een Itaat van wild- of woestheid , buiten allen verband van befchaaving en morele betrekkingen: maar ik heb | uitdruklijk gefproken van ons zeiven in onze qualiteit als ontwerpers eener nieuwe Staatsinrichting of verbetering. —' Wijl men het echter begeert, zal ik mijne Helling trachten te bewijzen ,■ met opzigt tot de gehee» ] le Nederlandfche Natie. Door den Natuurftaat, welken ik bedoeld heb, verftaa ik dezelve in "zijne hoogde volkomenheid. Een aantal menfchen vol gevoel van hun eigen waarde; bewust van hunne Natuurlijke rechten, niet alleen, maar ook zedelijke we lerkeerige pligten: doch buiten eenig pofuif Verband of Contracl; en alzo buiten eenige wettige geconcentreerde Magt of uitwendigen dwangpligt. ■ Deze Natuurdand noemt Burlamacqui,' „de Natuurlijke Maatfchappij," eene Maatfchappij van Gelijkheid. ,,De Menfchen," zegt hij , ,, genieten ét alle dezelfde voorrechten in, mitsgaders'eene volflagene onaf hanglijkheid van alle anderen , uitgenomen God. Want natuurlijkerwijze is elk meester van zich zelf, en met alle andere gelijk, zo lang hij zitb i niemand, door eene overeenkomst onderwoni " Het onderfcbeid nu tusfchen deze Natuurlijke :rt eene gewettigde Burger Maatfchappij, bedaat d- in: dat de eerfte alleen door den goeden wil eti befc:ui A'da ze-; den, en de laatde door eene wettig ingeftclde dwlttj gende Mast in dand gehouden wordt. „ De Burger Maatfchappij,"-zegt dezelfde B ükiamacqui," is de Natuurlijke Maatfchappij^Ive^ in  C 6a ) in diervoegen gewijzigd, dat er een Oppergebieder ie, die in haar het bevel voert, en van wiens wil alles eindelijk- en beflisfende afhangt, wat tot heil der Maatfchappij dienen kan." — Op gelijke wijze oordeelt men ook de onderfcheiden Volken of Mogendheden, zo lang zij geen verdragen , alliancien of verbonden hebben aangegaan, tQt'elkander te Haan in eenen Natuurlijken toeftand. En men onderfcheidt daarom even zoo zeer het Volks- als Menfchelijk recht, in een Natuurlijk enpojitif Volksrecht. I Daar de Burgqr Maatfchappij haare kracht en verband ontleent van het Contract, waar bij de Oppermagt in één poi.ncl: wordt vereenigd, waar door eene dwingende Magt wordt daargefteld en gevestigd, welke-in'de Natuur niet beltaat. Zo houdt ook, bij Natuurlijk gevolg, de verpligting of het Wettig Verband der deelen op, zo dra het Contract, dat tusfchen de Grondmagt en Oppermagt beftaat , gefchonden , of weerzijds opgeheven en verbroken wordt: dan keert elk terug tot zijnen voorigen toeftand, elk herneemt -,ijne oorfpronglijke rechten en Natuurlijke Vrijheid. Indien wij ons vergelijken met dezen toeitand, dan zullen wij niet kunnen ontkennen, dat het Contracl;, volgends het welke, naar onze laatfte inrichting, de Wetgeevende of dwingende Magt in onzen Staat was opgedraagen of geconcentreerd, federt de jongfte revolutie opgeheven en vervallen is. Niet alleen is het Staats Stadhouderlijk bewind, de Adelijke en Erfregeering als fchadelijk gekeurd, opgeheven en vervallen , maar ook het zevenvoudig verbond of de Unie ontoereikend bevonden — alles heeft eene andere gedaante verkregen, de regeeringsbeftelling is op eene geheel andere wijze ingericht en daargefteld, dan bij eenig  i 63 > «enig voorig. Reglement of voorfchrift bepaald was t men beeft eene andere of verbeterde inrichting nodig gekeurd, zonder zelfs zich volkomen aan de oude te houden tot men de betere daar gefield had , en dit involveert derhalven eene terug keering tot een Staat Waar in men voor het aangaan van het contract zich bevond. En welke kan die anders zijn dan die van oorfpronglijke Gelijkheid en natuurlijke Vrijheid? Want eene terugkeering tot den toeftand voor het aangaan der Unie, onder het bewind van afzonderlijlijke Hertogen, Graven en Heeren, kan men niet veronderftellen, wijl even deze insgelijks afgezworen is, uit hoofde van derzelver fchadelijkheid. En even mia kan men ftellen dat de vroegere toeftand van het LeenDespotismus, of de heerfchappij der Frankifche Koningeu, noch ook der oude Batavieren, of van het barbarismus weder kan intreden; maar natuurlijk niets anders overblijft dan de toeftand der Natuurlijke Maatfchappij als de eenige oorfpronglijke, welke flandl houdt, als alle andere vervallen. Het is wel waar, dat men zich nog zo veel mogelijk fchikt naar de oude wetten en gebruiken — doch welke indisputable wet houdt dezelve nog in ftand, anders dan de Convenientie? Naar de Wettig verbindende kracht der pofitive Wetten of onbetwistbaare Opperfte Magt te oordeelen, beflaat er eigenlijk naac den regel bij ons eene waare anarchie , eene Natuurlijke Maatfchappij , zonder daadlijk Contracl. Ik vertrouw het gezegde genoeg te zijn om.tebefluiten, dat ten minften wij, die gefield zijn om, bij gebreke van eene behoorlijke Conftitutie , eene Nieuwe Staatsinrichting daar te ftelien, ons kunnen befchouwen in dien toeftand, in welken wij buiten allen dwang en verpligting zijn om eenige poütive Wet te vol-  volgen, zo lange wij dezelve niet zedelijk gned ett noodzaaklijk hebben gekeurd: daar zelfs die Magt, welke intusfchen en bij provilie wordt erkend, voor eins in dezen van geen verbindend gezach is, maar ons volkomen vrijlaat, zonder Wetgeever of voorfchrift. Het eenige dat wij ons behooren voor te ftellen is, de vermogens en krachten der Natie,» en het doel en oogmerk welke dezelve kan hebben om zich afzonder» lijk te vereenigen. De Wetgeeving van Lycurcus voor de Spartaan nen, beantwoordde even daarom beter aan het oogmerk, om zulk een klein volk groot ert geducht te maaken, in het midden van magtige Nabuuren, die het hadden kunnen verdringen, 'dan die van Solon voor de Atheners'. omdat de eerfte meer zag op derf ftand , de betrekking zijner Natie en het doel en oogmerk met dezelve, dan op derzelver voorige gebrekigejwetteu en inrichting: daar de tweede integendeel, zich meer toeleggende om aan elk genoegen te gee* ven, het oude en nieuwe te famen voegde, om het eene kwaad door het andere te weeren of te beteugelen , en dus in den grond eene wetgeeving daar ftelde die dé volks gebreken meer wettigdé, dan dezelve in de bron verbeterde. Als men dat geene het volkscharacter noemt, Wat meer noodwendige gevolgen eener gebrekige Staatsinrichting zijn, en men zich daarnaar wil fchikken in de verbetering der Wetgeeving, dan loopt men fteeds gevaar, om het kwaad te vergulden en te vereeuwigen. En dit kan veeltijds het geval zijn, wanneet men, in weerwil des volks, gebreken moet verbeteren, of oude gewoonten vernietigen: doch wanneer eene Natie zelve eene vooringenomenheid tegen het oude heeft betoond, en zelve haakt naar eene nieuwe inrichting,  ( 65 ) -tmg,-dan is het alleen de fchuld van den.Wetgeevéf wanneer hij daar van niet al het voordeel trekt dat hem mogelijk is, om de Staatsinrichting tot in den grond te verbeteren. Het is eene zeer verkeerde gevolgtrekking, wanneer men wilde beweeren, dat door het maaken van een nieuw ontwerp eener betere Staatsinrichting , alles gevaar zou loopen van te verwarren of te vervallen. Zö dra men het algemeen ontwerp gereed heeft kan men van de bijzondere deelen zo veel behouden, als met mogelijkheid daar toe betrekkelijk kan gemaakt worden. Men kan-beter, de deelen naar 'tgeheel, dan,het geheel naar de deelen inrichten,zonder gevaar van een inonlter te leveren. Het is hierom onmogelijk dat wij immer met vrugtzullen arbeiden, zo lang wij bij enkele penneren, bii enkele gebreken ftaan blijven, en dezelve niet befchouwen in betrekking tot het geheel en de overige deelen van het ganfche ontwerp der Conftitutie die wij nodig hebben. . Dat er in éénen Staat, in één GemeenebeSt maar éêrti Oppermagt kan zijn, kan bijna door niemand in twijfel getrokken worden: maar daar uit te willen befluiten, dat er, behalven die Oppermagt, geen andere Magten in den Staat zouden kunnen beftaan of dat dië eene Magt onbepaald en grenzenloos zou moeten wezen , is iets dat ik nog niet weet dat door iemand beweerd is. Doch vooraf te bepaalen welke die grenzert zullen moeten wezen , voor dat men eene ruwe tekening: der geheele Staatsmachine, en de daarin vereischte raderen en ingrediënten ontworpen heeft, is,- zo al geene onmogelijkheid, ten minften of eene overtollige fpeculatie* of eene altijd gebfekige theorie,- zo dra dezelve op heÉ geheele famenftel za! géappliceerd worde»* Ë, m  C 66 y Ik voeg mij, om alle gezegde redenen, zonder eenige poincten in questie nader toe te lichten, met het reeds in dezen geavanceerde, door de Burgers Strik van Linschoten en van de Kaste el e , met in haefie van het reeds meermaalen aangemerkte bij mijne voorige advyfen, en ben bereid om, tot adftrucïie van het meermaalen geavanceerde, hier bij eene ruwe fchets te produceeren van zodanig eene Conftitutie als, mijns bedunkens, meest over een zou komen met onze tegenwoordige en toekomende Staatsbehoeften — ten einde hier door of een bazis, of ten minden meer vrugtbaarepoinren van deliberatie, in behoorlijk verband enfamenhang, te kunnen hebben.  C 67 ) Geadvyfetrd den 23 Mff x79$Burgers Repraesentanten ! D oor alle de advyfen, die ik nu fints vier weeken gehoord heb , tegen de één en onverdeeldheid der opperde Magt in onzen Staat, ben ik nog geen voetftap nader gekomen tot de zucht voor de oude forme. Geen een argument heb ik nog ter vergulding van het oude gebrek gehoord, 'twelk ik niet reeds gepondereerd had, eer ik mij voor de één en onverdeeldheid verklaarde J en nog een aantal zou men er kunnen bij aanvoeren , welke geen betere uitwerking op mij zou kunnen maaken. Mogelijk heeft het zelfde plaats bij die Leden, welke zich tegen de waare éénheid verklaard hebben: en het is dus overtollig werk, langer een of anderzijds argumenten aan te voeren, welke zich in de lucht verliezen, en ons geen duimbreed nader brengen aan het doel onzer beftemming. Indien men dus niet kort af gelieft te decideren da vraag', welke ik reeds verfcheiden maaien heb aangedrongen, en waarop■ alles neerkomt: „ zullen wij „ eene nieuwe Conftitutie ontwerpen, cp de één en „ onverdeeldheid gegrond : of zullen wij alleen, dei „ oude provinciaale inrichting behoudende , zul„ ke verbeteringen daar aan toebrengen , als waaf „ Voor dezelve zal fchijnen vatbaar te zijn ? " — dan «al men, door het rekken der delibsrarfsn en het uitEa in**-  C 69 ) putten der argumenten, een en anderzijds flegts den tijd verkwisten , en die geenen welke niets meer ter harte gaat, dan te zergen dat alles bij het oude niet alleen blijve, maar dat zelfs dat geene wat nimmer eenigen grond van wettigheid voor zich had, als nu gewettigd en bekrachtigd wierd; zullen door het langer dilay juist hun oogmerk bereikt vinden , en in plaats van te beantwoorden aan de billijke verwachting der Natie, zullen wij ons derzelver hoogde verontwaardiging rechtvaerdig op den hals haaien. Ik vind mij dus in confcientie verpligi te declareeren: dat ik niet langer, op den voet dien wij tot hiertoe gehouden hebben, kan blijven voordwerken: daar het mij als eene volfïrekte onmogelijkheid voorkomt, dat Leden , die zo vérre — niet in middelen maar — grondbeginzelen, verfchiilen, een geregeld famenftel zouden kunnen voordbrengen , dat behoorlijk zou kunnen werken. Want ik verklaar mijnerzijds, dat, ingevalle men bij meerderheid mogt concludeeren, om de zogenaamde verbeteringen der Conftitutie te gronden op de voorige inrichting, het zij door eene verbeterde Unie, of welke haamen of kleuren men er ook aan wilde geeven, ik volltrekt daar aan niet kan medewerken, ten zij de Natie vooraf verklaare dat zij met zulk eene zogenaamde verbetering gediend is. En ingevalle de overige Léden, die zich tegen de Uniteit, of de waare Eenheid der Republicq, verklaard hebben, in het zelfde gemoedelijk bezwaar verferen — zo ftel ik als nog vóór, dat de Leden, welke in het een of ander gevoelen Haan, zich afzonderlijk bij elkander voegen, en elk zijn afzonderlijk plan uitwerke en vervolgends te famen vergelijke , wijl dit alleen het middel kan zijn om eenig geheel te famen te brengen; daar integendeel de voord-  ( 69 ) voordzetting der werkzaamheid, op den voet die tot nog gehouden is, nergens anders toe zal dienen, dan om elkander tegen te ftreeven, en het geheel te bedetven , dat men naar een van beide de grondbeginzelen zou willen daar ftellen. Want of men al voorwendt, dat men voor de éénheid is , in alle zaaken der Republicq als Mogendheid befchouwd — en wat men al moge voorwenden tegen eeue Volstrekte éénheid, zo als men het gelieft te noemen, als of het woord voljlrekt hier van eenige bijzondere betekenis ware, welke de hoogfte zwaarigheid infloot — en als of het éénheid zou kunnen heeten, waar men negen onafhanglijke en zo ongelijke Magten wil daar ftellen zo moge de wijze van redeneren, ignoreren, of 'tontkennen van waereldkundige waarheden en hiftoriele zekerheden , ftrekken om andere te verfchalken, wiens zaak het niet is om eene Conftitutie te helpen ontwerpen — doch ik zou oordeelen dat men zeer ongefchikt voor dezen arbeid zou zijn , indien men vooraf niet alle de gronden voor of tegen het grondheginzel, waar op wij behooren te bouwen, hadde onderzogt en overwoogen: of bij de aanvoering derzelve hun gewigt kon taxeren : en hoé verder men dus een of anderzijds voordgaat, elk met het ontwikkelen zijner gevoelens, of de defenfie en verfterking derzelve door bijeengezogte argumenten , hoe meer het blijken zal dat de uiterften niet te vereenigen zijn. Zo 't mij voorkomt fchijnt men van de zijde van fommige Leden, die tegen de waare dénheid zijn, zelfs niet te vreden met directe argumenten — of met die argumenten welke fommige verdedigers van onze grondwetlooze Staatsinrichting, fints de revolutie Van 1787, gevoerd hebben; maar men voegt er zelfs zulke E 3 nieu-  C 7® *) nieuwe bij, waar door de gebreken, welke men onder bet tijdvak van overheerfching nier heeft durven ontkennen , tot volkomenheden gemaakt worden — indien de argumenten zélfileek konden houden , en zij de jOndervinding of gefchiedkundige waarheid voor zich hadden. Zo als ik uit meer dan een advys bemerkt heb, ar'gumentceit men eigenlijk niet tegen daadlijke ftellin'gen van de voorftanders der één en onverdeeldheid — maar men vormt zich eerst zelf een idea'a! van éénheid, zonder eenig. verband of famenftel van grondwetten en voorbehocdzelen, en gaat dan, met gevelde lans , fpoorllags, los op den ingebeelden reus, zonder eenige andere uitwerking , dan dat men zijne krachten tegen zich zeiven verfpild heeft. Wie toch is er, die noggtfteld heeft, dat men zulk eene éénheid moet (tellen in alle zaaken, dat alle particuliere belangen der' individus of corpora in de geheele Republicq, door één onbepaald wetgeevend lighaam zonden moeten beftuurd worden? — wie heeft gezegd , dat zulk ëen lighaam onbepaald of willekeurig zou kunnen handelen ? Het tegendeel van dat alles is beweezen en kan ieder oogenblik blijken uit de overgegeeven advyfen, Eerst dan had men gelijk in het voorwendzel, dat 'volftrehe éénheid tot het Monarchalemus leidde, indien mén die éénheid niet door de Conftiiutie zodanig wilde inrichten, dat zij nooit kwaad, maar altijd goed moést doen. Doch even dit hemelsbreed onderfcheid refttert er nog tusfehen alle Monarchien, en de onverdeelde geconftitueerde Magt, door en uit het volk zelve geeönftitucerd , die men tracht daar te ftellen, — Kan men ter goede trouw deze beide zaaken voor een en dezelfde houdeu? Dan kan men het  ( 71 ) het groot en wijs Opperbeftuur der waereld ook paralel ftellen met het Oostersch Despotismus! •tls waar, de Stadhouders hebben fteeds getracht, om de Magt der Provinciën meer te concentreren, en in 't Collegie van hun Hoog Mog. zonder last of ruggefpraak te verzamelen ! maar kan dit al wederom een argument uitmaaken tegen de waare éénheid die bedoeld wordt? De Stadhouders wilden dit, omdat de Leden van Hun Hoog Mog. meest zij'ne craeaturen waren, en zij beter op zulk één enkel lighaam zouden kunnen Werken dan op zeven, om zijne huislijke belangen en familie bedoelingen des te gemaklijker te kunnen bejaageh. Maar zouden zij dit wel gezogt— zouden zij van dit zoeken wel het effecT: gehad hebben , indien er of een bepaalde grondwet of Conftitutie had beftaan — of indien de Leden van dat Lighaam niet door de Stadhouders zelve of hunne craeaturen in het Provinciaal Beftuur, maar door de Natie zelve, uit haar eigen Lighaam, waren benoemd enaangefteld? Maakt dit geen wezenlijk en hemelsbreed onderfcheid— of is dit onderfeheid zo gering, dat mannen , aan wien de Natie het ontwerpen eener betere Conftitutie heeft toebetrouwd, dit onderfeheid niet kunnen bemerken , maar ter goede trouw en uit eigen overtuiging de argumenten tegen de eene ook tegen de andere kunnen appliceeren — of gelooven dat hunne Medeleden die voor goede munt kunnen aanneemen? Maar daar en boven, is het de Magt als Magt, die men fchadelijk rekent in de Monarchie,of is het de onbepaaldheid, dewillekeurigheid der Magt in een enkel Mensch, welke men ftrijuig met de volksvrijheid oordeelt? Indien Monarchen Engelen waren, indien zij nooit E 4 eeni-  Ci ff ) eenige andere belangen en bedoelingen konden hebi ben dan die des volks: indien zij , gelijk morele lighaamen, nimmer uierven, noch door eifopvolging konden verbasteren of ontaarten: indien de Monar-r phien Gonftitutioneel konden zijn, wat eene Republi* cainfcbe Souverainiteit kan wezen — dan zeker was de Mbnarchaale Magt de beste voor alle Staaten, Doch het geen in den besten Monarch, omdat hij fterflijk is, geen plaats kan hebben, kan in dp volkomenheid daargefteld worden door een zedelijk lighaam , dat uit de geheele Natie wordt daar gelteld, en in welk geen particuliere belangen kunnen plaats heb-? ben. De Magt als Magt moet in eene Republiek even zo Souverain — ja nog geftrenger— zijn, dan in eene Monarchie, de Conftitutie en Regeeringsvorm moet Hechts zorgen dat zij niet onwettig geltreng, niet ongerechtigd kan wezen — en de gefchiktlle middelen hier toe te beraamen, moet de waarborg der vrijheid uitmaaken. Wat aanbelangt het argument tegen de dénheid der Republicq — „dat die ddnheid nog niet beltaat,of zij moest door een mirakel buiten ons weeten daargefteld zijn enz.'' zo vertrouw ik dat niemand deze. wijze van argumenteren hooger zal willen aanneemen, dan als pen uitvlugt, een fofisma , die meer verlegenheid aan gezonde rechtftreekfche redenen , dan kracht van bondigheid in zich bevat, tegen het daar ftellen e*ner .Conftitutie op de é^n en onverdeeldheid gegrond. Heeft men zo ook geredeneerd tegen het daar ftellen van het Reglement der Nationaale Vergadering ? Heeft men toen ook gedagt dat men b,ij dat Reglement het Collegie van hun Hoog Mog. niet kon veronderftellen als vernietigd, zo dra de Nationaale Vergadering beftond, ten zij de Natie . [ ' voo?  c 73 ) voor af het Collegie van Hun Hoog Mog, vernietigde? Wij kunnen even zo zeer de provinciaale Souverainiteiten bij de Nieuwe Conftitutie als vernietigd veYondeiftellen ; en zo'dra de Natie Het Reglement of de Conftitutie aanneemt is de wettige.vernietigingdaar.- Dat er Leden van bet Provinciaal Beftuur kunnen gevonden worden, die met de vernietiging van de bijzondere Souverainiteiten nier gediend zijn , kan men uit veele. omftandigheden wel veronderftellen — doch dat de Natie zelve, zo anders de Conftitutie goed is, daar iets tegen zal hebben — in zo verre zij met de tegenwoordige revolutie inftemt, kan men uit geen eene daad op maak en. Het tegendeel blijkt reeds , dunkt mij, uit alle Nationaale handelingen— de Provinciaale vergaderingen zijn reeds alle veranderd van Conftitutie, geen een reprsefenteert meer Standen , Staatcn of integreerende Leden of Steden: de meeste zijn gegrond op de populatie , of zijn bezig met zich als zodanig interichten — en deze inrichting geeft zich zelve reeds den naam van intermediair, zo veel mogelijk ingericht naar de Conftitutie die men verwacht, in de veronderftelling, dat de Conftitutie de oude form geheel zal opheffen , en er dus geen fprong maar Hechts nog een kleinen overftap zal behoeven gedaan te worden. Dat men zich verder zou willen behelpen met voortewenden, als of de voorftanders der éénheid flechts op fpeculatien en wijsgeerige idéés zouden bouwen, js van meer grond ontbloot, dan de redeneerwijze der voorftanders van het tegendeel ; daar toch , even als reeds is aangemerkt, hunne tegenwerpingen tegen hunne eigen idéalen en niet tegen het geftelde van egqig ander l\d kunnen ingericht gerekend worden, e | Om  ( 74 ) Om niet te zeggen, dat hunne argumenten, zo zij eenigfints golden, tegen alles wat Regeering heet, zouden moeten gelden, en dus even zo zeer, ja meer, applicabel zijn op dat beftuur, het welk men huishoudelijk heet. Bij alle overtollige argumenten beb ik egter de gevraagde explicatie nog niet gehoord, wegens de grenzen, van het Opper- en Provinciaal Beftuur, daar het toch op aan zou komen — men reqliireert daarentegen, eer men nog eene verdeeiing der Magten wil gemaakt hebben, eene volledige daarftelling van het financiële, en hoe zich de fchulden der onderfcheiden Gewesten , buiten kosten der anderen, zullen redden — maar men ontduikt het antwoord, wie de Ccnftitirutie van elke bijzondere Pmvince zal ontwerpen — en wie hun zal kunnen beletten, wanneer dé eene verkiest eene Ariftocratifche, een ander eene Democratifche een derde eeneMonarchaale KegerinsTórm intevoeren. Of wanneer de eene aége, eene andere geene heerfchende Godsdienst zou willen'invoeren. Voords heb ik geen een argument bijna hooren aanvoeren tegen de Magt der éénheid', welke niet te'gelijk en zelfs in verdubbelde kracht, tegen het Provinciaal Beftuur, naar dezelfde regels moet gelden. En alles wat ik over onderfcheiden belangen der differente Gewesten heb hooren zeggen, is applicabel cp alle Landen en Regeeringen over de geheele befchaafde waereld — en juist alleen de grond en oorzaak, waarom alle Regeeringen ingefteld zijn: waar geen onderfcheiden belangen zijn, of werken, daar beftaat geene Regeering, daar is zij onnoodig — daar is de Natuurlijke Maatfchappij genoegzaam , omdat geluk aantebrengen, wat ooit de Regeering kan daaritellen. Zo dra dus de argumenten voer het huishou* de-  C 75 ) delijk beftuur doorgaan, dan gaat ook 't zelfde door, voor elke huisvaderlijke Magt; en zo min als een algemeen beftuur, alle de particuliere belangen en zaaken kan weeten of vervullen, even zo min kan een Provinciaal beftuur die weeten, zo dra zij niet direct oneer haar oog en in de plaats haarer refidentie fubfifteren — ieder huisvader heeft dus hetzelfde bezwaar tegen een Provinciaal Beftuur, als een Provinciaal Beftuur tegen eene generaale Magt* indien de meeste geVoerde argumenten vailabel kunnen geoordeeld worden — en bij wettige gevolgtrekking zou dus alleen eene volftre.kte democratie de gefchiktfte regeering zijn voor onze Natie. CON-  C 76 ) CONCLUSIE cp het Voorftel: „ Zal er éénOpperbeftuur zijn, aan welke, alle andere Magten in de Republicq ondergefchikt zullen wezen?" Ce'èxhibeert den 2? May 179Ö. Burgers Repraesentanten! O mdat de oorfpronglijke Rechten en Vrijheid van den Mensch in de Maatfchappij niet beftendig beftaan, gehandhaafd en befehermd kunnen worden , zonder onderling Contracl; — zonder daarftelling eener wettige geconcentreerde Magt: Omdat der Nederlandfche Maatfchappijën , gelijk die van geheel Furopa, tot hier toe zulk eene wettige inftelling onbroken heeft: Omdat de fubfifteerende Wetten, Coftnmen en meest alle inrichtingen der Nederlandfche Gewesten , alleen op overheerfching, verblinding, vooroordeelen of bijzonder belang gegrond zijn, welke veelal met elkander contrasteeren , — wijl ze onderfcheidene rangen en ftanden bedoelen — en dus het recht des Burgers en der wettige Eigendommen verwarren: Omdat eene verlichte Natie alleen aan Wetten 'en overeenkomften, die zij vrijwillig aangaat, en niet aan die,  C 77 ) die, welke haar in duistere tijden opgedrorigeü zijn» zonder betrekking te hebben tot haar verbeterden toeftand, zich kan onderfchikken: Omdat het Volksverbond, ot Contract van Unie, 't welk den Nederlanden tot hier toe vereenigd heeft, in alle opzigten ongenoegzaam is bevonden, zo wel voor het algemeen als bijzonder bettuur: Omdat alle verbeteringen van die inrichting, waar bij de Staats Magt, en het openlijk beltuurniet tot eén poinct geconcentreerd wordt, ongenoegzaam is, om de ondervonden gebreken te verbeteren. Omdat alle argumenten, die.men kan aanvoeren regen de vereeniging der Staatsmagt, te veel bewijzen, en tegen alle Oppermagt in het openlijk beftuur, zo wel der deelen als van het geheel, zouden moeten gelden; en eene volftrekte Democratie, welke geen verband heeft, aanprijzen. Omdat de opgeklaarde reden en gezonde wijsbegeerte , in verband met de ondervinding van alle tijden en volken, in de voorbeelden en befchouwingen der gebreken en onvolkomenheden van voorige Staatsinrichtingen , te gelijk de regelen ter verbetering der nieuwere aan de hand geeven en voorfchrijven: en dat de regelen der Wijsbegeerte en gezonde reden altijd en onbetwistbaar applicabel zijn, op alle handelingen der Menfchen en volken, zonder ooit in tweeftrijd te kunnen (laan met waarheid , gerechtigheid, orde en welvoeglijkheid, maar deze altijd moeten voordbrengen : Omdat deze regels en gronden, in vergelijking met alle andere beweegredenen leerenc dat de hoogfte volkomenheid der Burger Maatfchappijën — dat het Volksgeluk — alleen kan voordvloeijen uit de nauwfte vereem'girig van alle de deelen en de famenvloeijing der hoog-  (78 ) Jioogfte Magt in één poincf: en zulk eene Staatsinrichting tevens de meeste eenvoudigheid in zich be« vat, en beter dan alle andere inrichtingen kan over* zien en ftaande gehouden worden: Om alle redenen , geallegueerd bij mijne vöorige fchrifcelijke Advyzen van den 29 April, 2, 6, 9, i3 en 23 Mey. Zo concludeer ik tot de daarftelling eener nieuwe Conftitutie, gegrond op de vereeniging van alle de te vooren geünieerde Nederlandfche Gewesten tot ééne Republicq, onder ééne onverdeelde Souveraitie of ©pperfte Magt — gefplitst of verdeeld in zo veele Werkzaamheden als tot de Wetgeeving en de onderfcheiden departementen van uitvoering — en beteugeling van alle overfchrijding der bepaalende Wetten, zo wel door de eene als andere nodig zal bevonden worden: en aan welke opperfte Magt alle overige onderdeden van het publicq beftuur zullen onderworpen zijn.  C 79 ) Geadvifeerd in de Commisfie tot het ontwerpen der Conftitu,- , isst "i sb. ,t £>iigöo i tie.. t la , Op Woensdag den i Juny 1796". Burgers Repraesentanten! -Bi] het ontwerp der Conftitutie behoort, mijns erachtens, geene verklaaring der Rechten of Pligten van den Mensch of Burger vooraf te gaan. Bi] het aangaan van een Maatfchappelijk verdrag, door vrije en gelijke volwasfen Menfchen, die in ftaat gerekend worden, om eene Maatfchappij in te gaan , en over de meest gefchikte Regeeringsforme, voor hunnen toeftand, te oordeelen, moet billijk veronderfteld worden, de kennis der rechten zo wel, als het iefiaan dier rechten en pligten. En het ontwerp der Conftitutie of Regeeringsforme zelve is niet anders dan het Voorfchrift der rechten en pligten van den Burger of der Maatfchappij. Uit»de beste verklaaring der rechten zo wel als pligten van, den Mensch, volgt daarenboven niet noodwendig , dat de Mensch met die rechten en pligten, verbonden is, om, zonder zijne uitdruklijke bewilliging zich met andere in Maatfchappij te begeeven, of zich aan deze of die Regeeringsforme of Wetten te onderwerpen. De  r «O > De Mensch verandert van ftaat door de Maatfchappij. En daar de Conftitutie of Regeeringsform de rechten en pligten van zijn nieuwen Haat uitdrukt, zo js het voor het minst onnodig en overtollig, daar bij optetellen of te verklaaren, de rechten en pligten die hij in een voorigsn ftaat bezat, en op welke hij zich, als Burger, nimmer kan beroepen, dan daar, waar de voorfchrjften der Maatfchappij ophouden en zwijgen. Daar de'Menfc'ben hunne rechten zonder de geconcentreerde Magt in de Maatfchappij, niet kunnen behouden of ongeftoord gebruiken , omdat zij hunne wederkeerige pligten niet uitoefenen; zo kunnen zij dezelve ook niet doen gelden tegen de uitgerukte voorichriften der Maatfchappij; en daar zij voikomen vrij lijft, om te doen of te laaten alles Wat de Wet niet verbiedt of gebiedt; zo geeft} behalvcn de over* tolligheid , de verklaaring der Rechten van den Mensch voor ondoorzigtige'n eer aanleiding tot verwarring en verkeerde uitleg der wetten, dan tot te betere opvolging derzelve, en het is dus nutter de» zelve weg te laaten, dan uit te drukken 1"'Daarenboven , eindelijk, indien men de Rechten van den Mensch wilde uitdrukken en optellen, dan hioest men alle dezelve uitdrukken en verklaaren zonder een er van ovcrteflaan: en er zedelijke pligten tegenoverltellen: en. alsdan waren alle andere Voorfchriften of Burgerwetten onnoodig, indien er flechts fchijn was, dat zij zouden naargekomen worden, zonder andere dwangmagt — rfiaar even dit niet zijn* de, zo worden de Burgerrechten en pligten daar voor in de plaats gefteld, en in de Conftitutie of Staatswetten uitgedrukt. — Maar geheel wat ander» is het, de uitdrukking der fee*  C 81 ) bewilliging in de voorfchriften der Maatfchappij, der Conftitutie of Regeeringsforme gelegen. De Natuuren Zedenrechten en Pligten beftaan eeuwig, zonder uitgedrukt te zijn} en behoeven dus ook geen uitdrukiijke toeftemming: maar de rechten en pligten der Maatfchappij, fchoon niet met dezelve ftrijdertde, kunnen op onderfcheiden wijzen beftaan, en dus geen politicq verbindende kracht verkrijgen of bezitten, dan door de vrijwillige toeftemming Van hun, dien ze in de plaats der Menfchelijke rechten en pligten verftrekken. Alhoewel geen voorfchriften der Maatfchappij, die met de rechten Van den Mensch ftrijden, eenige zedelijk verbindende kracht kunnen hebben : zo kunnen nogthaas geen Staatswetten , fchoon allezins daar mede (trookende , den MeusCli of Burger wettig verpligten , zonder zijne algemeene bewilliging. 'Bij volken zelfs, die nimmer uitdruklijk een maatfchaplijk verdrag hebben aangegaan , wordt zulk een verdrag ert de vrijwillige toeftemming der Natie veronderhield, om verbindend gezach te geeVen aan de wetten en inrichtingen van den Staat : en des te meer is het dus nodig, bij de werklijke Veranderingof daarftelÜngeener nieuwe Staatsinrichting, door de Natie zelve , dat de Souverainiteit of opperfle Magt in den Staat door de Grondmagt worde opgedraagen en de voorwaarden en bepaalingen daarvan uitgedrukt; om zo alle fchijn van ufurpatie van dezelve afteweeren, en de bronnen van opftand en geweld te doppen. Zonder zulk een uitgedrukt Contracl, en bij eene bloot veronderftelde bewilliging, kan de Regeeringsforme op allerlei wijzen , en zo menigmaal veranderd worden, als eene overheerfchende Magt het goedvindt, of listig en intriguant genoeg is om te F be-  r C, ,82, ) ,**weeren: dat haare overfchrijding of verandering der inrichting vervat is, in de ftilzwijgende toeftemming der Natie. Zonder ukdruklijk Contracl kan ook het eene gedeelte des volks, of zelfs de meerderheid, het andere gedeelte zijne zedelijke verpligting niet aanwijzen, om deze of die Regeeringsforme als wettig aanteneemen of te heipén handhaven — en er blijft dus over het geheel altijd onzekerheid, of de Regeeringsforme en voor hoe lange voor volkomen wettig moet gehouden worden. Buiten zulk een Contracl is er gevolglijk ook geen bewijs of kenmerk van wettig- of'onwettigheid eener Regeeringsform — geen onderfeheid fusfc.he'n dwang en verpligting: en niemand kan eigenlijk wettig ouder of buiten de wet gefloten gerekend worden, wijl niemand zedelijk verbonden is aan wetten van anderen , zo lang hij hem die Magt niet bij Contracl heeft toegekend en afgeftaan. Ik concludeer derhalven dat het overtollig, ongenoegzaam en fchadelijk is , de rechten. van den Mensch, vóór het ontwerp eener Staatsinrichting te plaatfen: en dat het daarentegen volftrekt nodig is, om een Nationaal Verdrag hetzelve te doen voorafgaan. Belangende de orde van zaaken, in het ontwerp der Conftitutie zelve: zo komt het mij voor, dat na het Contracl of Nationaal Verdrag zelve, onmiddelijk beboert te volgen, of de eerfte Afdeeling van het ontwerp der Conftitutie uittemaaken, de bepaaling, wie de Contractanten, cu welke de qualiteiten zijn van  C «3 ) van hun, die men door de Natie, of active Burgers, verftaat. Daar1 uit deze, als de Grondmagt, bij gezamelijke overdragt, de Oppermagt voordvloeit, of door geconftitueerd wordt: en deze Grondmagt, of het lighaam des ganfchen volks zijne Item niet in éénemasfa kan uitbrengen, zo moet.de bepaaling en verdeeling der Grondvergaderingen; de wijze van Itemvoering in dezelve; en de onderfeheiding der wettige Grondvergaderingen en waare Volksftem, in tegenovailtelling van particuliere handelingen en 't gevoelen vare individuele Burgers, of de minderheid der Grond» vergaderingen, behoorlijk aangeweezen worden. Op deze Organifatie der Grondvergaderingen , behoort alsdan, eerst in 't gemeen, de coiütituering der Oppermagt, en dan bij onderdceling in 't bijzonder de onderfeheiding der wetgeevende en uitvoerende deelen of departementen, te volgen. Het zal, zo ik hoop, onder de Leden onzer Commisfie aan geen tegenfpraak enderworpen kunnen wezen —■ dat de wetgeevende en uitvoerende Magten , geheel en al van elkander afgefeheiden moeter* wezen: noch ook, dat dezelve, buiten de bepaalin* gen bij de Conftitutie zelve uitgedrukt, — om niet fuperieur of ondergefchikt aan elkander te wezen , eene gelijke benoeming of aanftelling door de Grondmagt behooren te hebben. De verdeeling der Grondmagt of der Grondvergaderingen behooren dus in eene onmiddelijke betrekking te ftaan, met het getal der Leden, welke de onderfcheiden deelen der Oppermagt moeten uitaiaaken. De verdeeling der Grondvergaderingen van 15000 zielen, gecomj ofierd door éénen Kiezer uit elke 500, F 2 , Kis  c 84 ) ais bü het Reglement tot Organifatie der Nauonaale Vergadering, komt mij vóór zeer gefcbikt te zijn, om met eenige kleine verandering te behouden. En wanneer dus door de Kiezers voor elke 150C0 zielen één Repnsfemant, of Lid voor het Souverain, of Oppermagtig Lighaam wordt verkoozen , zal dit getal van circa 124 Leden, uit de geheele volksmenigte der Republicq, genoegzaam kunnen zijn, om de deelen d&r wetgeevende en uitvoerende Magten — die der Juftitie daar niet onder gerekend — te kun» nen bezetten. De Opper/Ie Magt Van één Volk, of eene Mogenheid, Staatsgefteldheid of Republirq kan niet meer dan één zijn. Doch het zou ftrijden met den aart en de waardigheid der Souverainiteit of opperfte Magt, om alle de deelen van hét inwendig en bijzonder beftuur door .dezelve te doen uitoefenen. Uitwendia.-dient de opperfte Magt alleen, om den vStaat tegen alle 'aanvallen te beveiligen en als Mogenheid ftaande en in aanzien te houden. En inwendig, om te zorgen, datde middelen', om de uitwen? dige -onafhauglijkheid te handhaven, worden daargefteld: en dat de perfonele en eigendomlijke rechten der inriividtiele Burger* in de Maatfchappij op eene gelijke wijze bewaard en beveiligd blijven, tegen alle onderdrukking, berooving of overheerfching, onder welken fchljn of voorwendzel ook; en dat over 't geheel de wetten worden uitgeoefend, en ongefchonden bewaard blijven. De Souverain, het zij hij in één perfoon, of een zedelijk litkaam beftaa, is dus, naar zijn aart of oogmerk, niet geichikt of in ftaat, om alle deelen of Posten van het bijzonder Beltuur zelve te bekleeden , waarteneemen, of uitteöefenen. Al wilde men zelfs het aantal Leden van het  C «5 ) Tiet Souveraine Lighaam zo groot maaken en vermenigvuldigen, dat daar uit bij verdeeling de posten van 't bijzonder beduur konden bezet worden , zo Zouden daar uit niet'anders dan de fchroomelijKde gevolgen voor de rust van den Staat, of voor de individuele vrijheid der Burgers kunnen geboren worden, t iV : Aan de eene zijde zou het bekl'eedcn van domefticque Posten, door de Leden van het Souveraine Lighaam , de Souveraine Magt zelve verlaagen en declineren , en derzelver verrichtingen veeltijds daalen beneden die der individus , het geen natuurlijk , over 't geheel, eene minachting voor het Oppergezach , en al te groote gelijkheid met het individueel vermogen, en dus eene voldrekte Democratie en Anarchie ten gevolge zou moeten hebben: of de Souveraine Magt zich immisferende en onmiddelijk uitdrekkende in alle deelen Van het domedicque beduur, en alle zaaken met Oppergezach gedirigeerd en bedist wordende, zou zulk eene authoriteit niet anders dan verfchrikhjk voor de burgerlijke of individuele Vrijheid kunnen wezen., daar de uhfpraak van iederen ambtenaar of beduurer, eene Souveraine Magtfpraak zoude zijn, en elke weêrdreeving derzelve eene hoofdmisdaad zou kunnen gerekend worden, 't Is hier van dat de Staatsinrichting van Venetien, als de haatlijkfle Aridocratie, voor de individuele Vrijheid verfchr kiijk is. Het bijzonder beduur der deelen, moet daarom nier door de Oppermagt zelve, maar door ondergefchikte Magten worden waargenomen — en even daarom moeten ook de beftuurers der bijzondere deelen van den Staat geen onherroepelijke, onweêr» fpreekbaare, of onaf hanglijke Magt bezitten. F 3 Ia"  ( M } Li dien alle Volksbeftuurers volkomen wijs en goed waren, dan zonden zeker die geenen, welke een kleinen kring Menfchen te beheeren hadden, welke zij ieder opgenblik met eigen oogen konden overzien, door eéne onbepaalde Magt, gepaard met wijsheid en goedheid , het hoogde geluk in dien kleinen kring kunnen verbreiden: doch , daar het tegengeftelde meest het geval is, en de zaaken die ieder individu meer onmiddelijk aangaan, meer bij wijze van raadgeeving, vermaaning of verzoek — dan onherroe* pelijk bevel — behooren behandeld te worden —zo is het nodig, dat de bijzondere beftuurer aan een booger gezach onderworpen zij, in gevalle hij door Menfchelijke zwakheid of boosheid zijn pligt of de wet mogt verzuimen of overfchrijden. Het Leenftelzel, fchoon op de zogenaamde rechten der ongelijkheid gebouwd, was hierom op zich zelve een meesterftuk van Staatkunde; omdat het den onderdrukten altijd een weg open liet, om zich op eene hoogere Magt te beroepen. Ware het niet op deu omgekeerden regel van gezonde Staatkunde gedicht geweest — als of het Volk was om de Regeering, en niet de Regeering om het Volk — welligt was het 't beste delzei geweest, om zelfs de zwakkene Volken en Natiën tegen de onderdrukkingen van magtigeren — beter dan de zogenaamde balans van Europa — te befchermen. Waren onze Provinciaale Magten afhanglijk geweest van eene hoogete of opperde Magt, op eene goede Conditutie, in plaats van op de gebfekige Unie van Utrecht gevestigd — of had men de gelegenheid die men had, waargenomen, om meer voor het algemeene dan bijzonder geluk en voordeel te zorgen, wij zouden waarfchjjnlijk thans zo veele redenen niet  ( 87 ) hebben om eene geheele verandering. onzer Staatsinrichting nodig te keuren, maar ons met enkele verbeteringen kunnen vergenoegen.- Ik oordeel dierhalven , dat. men de Nederlandfche, of Dataaffche Republicq' behoort te verdeelen in onderfcheiJen Departementen , elk onder zijn bijzonder beduur, alle afhanglijk of verantwoordelijk aan de opperfte Magt; en dat deze verdeeling behoorde te. gefchieden, naar de bevolking en niet naar het verwegen of den rijkdom. Daar de Regeeringsforme meer bctreklijk is tot de Burgers en Ingezetenen, dan tot de Roeden Gronds of Morgen Lands, zo behoort eene Departementsverdeelings , naar het getal der zielen te gefchieden , welke verdeeling, hoe zeer ongelijk in omtrek, het naaste tevens overeen zal komen met het vermogen; want gemeenlijk is, in alle gecultiveerde Landen, de bevolking geëvenredigd aan de vrugtbaarheid , en wanneer 1000 Morgen goed Land, bij voorbeeld, 2000 zielen bevatten, zullen mogelijk 300e Morgen Zand- of Heigrond, eene dergelijke bevolking hebben en met de eerfte in vermogen gelijk (taan. Op gelijke wijze zal het ook gelegen zijn, met zodanige kleinere Diitricten, welke' even zo veele zielen op io Morgen Gronds bevatten; doch door haare ligging of betrekking , andere takken van beftaan vinden. En daarboven dien het vermogen niet zo goed kan opgemaakt worden, als het getal der Ingezetenen, zo is de laatfte berekening of verdeeling te prefereren boven de eerfte. Naar mijn gevoelen zou dus de Nederlandfche Republicg behooren verdeeld te worden in 16 Departementen, elk van 1, tot 200,000 zielen —- zonder dat alsdan eene andere onderverF 4 dee-  C 88 ) deeling , dan die van Steden of Dorpen, zou behooren plaats te hebben. Over iedere vier Departementen zou een hoog Gerichtshof kunnen worden aangefteld, en een Opperof Nationaal Hof van Appél of Revifie boven die, waartoe alsdan de Gerichtshoven , die reeds in Gelderland, Holland, Utrecht en Friesland zijn, zouden kunnen georganifeerd worden. ■ De boven behandelde poinctén in fübftantie geconcludeerd wordende;. zou ik proponeren, om elk ; van die, ter nadere uitwerking, te ftellen in banden van eene afzonderlijke Commisfie, om binnen zekere termijn het uitgewerkte ter nadere deliberatie dezer Vergadering te brengen. G->  ( «9 ) KhtoD) Geadvyfeerd op Donderdag den aJuny, in de Commisfie tot het ontwerpen der Conftitutie voor de Nederlandfche Natie. Burgers Repraesentanten! O p het voorftel van voorleedenMaandag: „of men ,, eene verklaaring der Rechten en pligten van den „ Mensch der Conftitutie zal doen voorafgaan?" is de conclufie van mijn advys op gisteren geweest: dat het overtollig , ongenoegzaam en fchadelijk „ is, de Rechten van den Mensch, vóór het ontwerp ,, eener Staatsinrichting te plaatzen: en dat het daar ,, en tegen volftrekt nodig is, om een Nationaal Verdrag het zelve te doen voorafgaan." Ik heb bij dat advys, zo wel als bij een voorig van den 2 May, de redenen en motiven opgegeeven, waarom ik mij tegen het plaatzen dier Rechten en Pligten, vóór de Conftitutie, heb verklaard: maar wel verre dat dit Declinat -ir zou involveren den.:minIten fchijn zelfs, als of ik daarom de Conftitutie op eenige andere gronden dan die van Menfchelijke Rechten zou willen gebouwd hebben : zo verklaar ik integendeel, t. dat ik even daarom tegen het phatzen dier RecLun ben, om dat ik ze liever in de daad in da F 5 Coa»  c 9° y Conftitutie uitgewerkt zie, dan in woorden enfchoone klanken uitgedrukt. Indien men die Rechten en Pligten bij den beoordeeler der Conftitutie veromlerftelt; of de hoofdtrekken daar van in de voorafrede invlegt, of waar het te pas kan komen , als motiven van nodige vastitellingen hier en daar doet doorfteeken, doet men en den beöordcclaar meer eer'aan, en de verftandige Man is meer voldaan, wanneer hij in het kunstwerktuig de grootfche trekken des meesters zelve ontdekt, dan dat hij ze alleen op een uithangbord, gelijk bij.een Kermistent, afgebeeld vindt. Voor den onkundigen, die kwalijk oordeelt, kan of behoort de Conftitutie niet ingericht te worden. Deze kan nooit — zo als trouwens de ondervinding bewijft — eene goede toepasfing van de Rechten-van dén Mensch, op de pligten en voorfchriften voor den Burger maaken.: Hij'meent veel eer,- dat, wannéér alle menfchen met gelijke Rechten geboren worden, hij dan ook hét recht heeft, om de bevelen der wetgeevende Magt te wcêrftaan, en te kunnen itógeren iets van het zijne, tot onderhoud van' den Staat, af te geeven , wanneer het met zijnen wil niet fijbokti fISO ftiJ z'.-i i* w os , - pi' betrekking tot eenige pofitive wet of vastftelling, ■aisi bloot theoretisch ,• vóór de Coeftitutie plaatst, dan volgt men , onder een anderen naam,- alleen het •öoD è 1 ou-  t *fc ^ oude voetfpoor, en fehijnt, al is zulks de tQele§ niet, de zwakheid der Staatsgrondeu, vooraf door. regelen der zedekunde, gelijk weleer door Godsdienstftellingen , te ftutten. Het uithangbord, of de wijdfche tijteleu doen op zich zelveu niets af, maar alleen de daaden moeten fp reek en. Wat kon het oude foli Deo Gloria! wat kan bet nieuwe Egalité, , Liberté, Fraterniti'. baaten, als de decreten, bevelen of uitfpraaken, boven welke zij gefield zijn, geen Menfchenheil, geen Volksgeluk ademen? Ik ben om deze en meerandere geallegueerde redenen tegen eene opzettelijke verhandeling of verklaaring der Rechten van den Mensch , en de Rechten en Pligten van den Staatsburger moeten den geheelen inhoud der Conftitutie uitmaakeu, en behoeven dus dezelve niet vooraf te gaan. Ik kan mij, om die zelfde reden , welke fommige Leden hebben geallegueerd, voor de verklaaring der Rechten van den Mensch, niet begrijpen, waarom men het effecï dier Rechten minder wil ampleéteren , dan de theorie? Waarom men eer kan goedvinden den Mensch zijne Rechten in eene fchoone fchilderij te laaten zien, dan hem zelve te laaten handelen? Waarom men niet verkiest, voor dat men de Artijkelen der Conftitutie zelve intreedt, het Volk van Nederland, op grond van zijne Menfchelijke Rechten , fpreekende in te voeren; en het zelve laat opgeeven, het oogmerk en doel , waarom en waartoe, het zich, als ééne Natie, tot ééne Republicq en onder ééne Oppermagt verbindt, daar toch dit niets anders dan goed, nooit tot iets kwaads kan ftrekken — geen de minfte zwaarigheid in zich kan bevatten  C 9* ) ten volkomen ftrookt met de theorie van alle waare Staatkunde welke tot nog tóe- niet in practijk is kunnen gebragt worden — en'het beste bewijs en onderfeheid kan opleveren, van waare Vrijheid en wettigheid, integenftelling der oude Staarsinrich'ingen , welke alleen'aan het Volk werden voorgefchreven ? Van zulk eene introductie der Conftitutie heb ik bij mijn advijs van den 2 Mey een model of ruwe fchets gegeeven , en op deze beroep ik mij. Lit-  C n ) Littera C. ORGANISATIE j verdeelftig' «ra ConftitutioneleGrenaen der opperfte Magt. : Geadvifeerd den 8 ^««y 179G. Bursers Repraesentanten! D e opperfte Magt in den Staat moet zo wel als dt Republicq zelve één en onverdeeld zijn. Doch zo min als de éénheid der Republicq het beftaan van onderfcheiden deelen uitfluit; even zo min veronderftelt deze éénheid der Oppermagt ook eene famenfmelting van alle de deelen van het algemeen of bijzonder bemind in één lighaam. De éénheid en onverdeeldheid der Magt is alleen te verftaan van de éénheid in werking der Staatsmachine, door eene veerkracht in het centrum béwoogen; doch zodanig door bijzondere deelen , raderen en werktuigen over 't geheel uitgebreid, verdeeld en geëvenredigd, dat dezelve zonder fchokken of ftremming in haar loop beftendig kan voordwer* ken, en het voorgeftelde'doel bereiken. De Staatsmagt behoort derhalven gefcheiden te worden in twee Hoofdverdeelingen: namelijk in het reprjefentative. wetgeevende lighaam, en de uitvoerende Het  ( 94 ) Het rechte verftend van den waaren aart of het charafter der Staatsmagt, is het eenige middel, om derzelver onderfcheiden werking over 't geheel en de bijzondere deelen der Republicq bij' de Conftitutie te bepaaleh. ~. In alle Staaten beftaan in den grond maar twee Magien: de Grondmagt en de Oppermag:. De Grondmagt is het lighaam of de magt des geheelen volks, en de Oppermagt, de Monarch of het Lighaam, waarin de uitvoering van des volks wil opgedragen is. De eerfte is de wetgeevende, de andere de uitvoerende Magt. In eene volflrekte Democratie, welke alleen in zeer kleine Republicquen beftaan kan, oefent Tiet volk zelf in eigen perfoon de wetgeevende Magt uit, en draagt alleen de uitvoering aan een of weinige perfoonen op. in eene Monarchie refideert ook eigenlijk in den grond Öe wetgeevende Magt in den boezem des volks ; doch maar zelden komt zij tot werking, en meestal wordt zij door de uitvoerende Magt in den Monarch verflonden, of op zijn hoogst, flauwelijk, alleen of door den Adel, of eenig ander lighaam , of ftanden, zonder werking van het lighaam des geheelen volks, in fchijn vertegenwoordigd. ' In groofere Republicquen"kan het lighaam des geheelen volks zelve, de wetgeevende Magt niet oefenen , en dus zonder geduurige inwendige beweegingen de uitvoerende Magt niet daadiijk beteugelen tetegen overfchrijding; het lighaam des geheelen volks in eene uitgcftrekte Republicq kan zich niet dan bezwaarlijk en langzaam beweegen, men loopt gevaar van eer de ftem van individus, der deelen en particuliere belangen, dan den wil van het geheel te verneemen: de wetgeevende Magt in den boezem des geheelen  rC #5 ) len volks berustende,beftaat dus of alleen in n?am ,qï is ten uiterfre gevaarlijk en onzeker voor de rust en geregelde werking der Staatsmachine. £al zij 't waare effect hebben , dan moet zij tot een kleiner beweegbaareu kring vereenigd worden , alsdan eerst kan het wetgeevend Gezach des volks worden uitgeoefend, wanneer de Natie eenige individus uit haar midden verkiest, en aan deze de magt van het geheel onder behoorlijke bepaalingen demandeert; om, zeker te zijn tegen alle overfchrijdkigen van de Oppermagt , aan welke de- uitvoering der algemeene belangen is toebetrouwd. Dit nu maakt het voortreflijke, het beftendige en zekere, voor de individuele vrijheid, eener Republicainfche Regeeringsforme uit, boven de Monarehaale. De Monarehaale Regeeringsform zou zeker de beste zijn voor alle Staaten, indien de Monarchen meer dan Menfchen waren: indien zij alle de belangen der geheele Natie konden overzien en kennen, en geen gevaar kouden loopen van door hun eigen driften, havtstogten en begeerten, of door vleijers en zeifbelangzieken misleid, verleid of bedrogen te wordeu: .indien zij in de daad dat geene waren , waar voormen ze in de duiitere eeuwen der onkunde en des bijgeloof» gehouden heeft — vopr Zoonen der Goden en Vaderen des Volks. Doch wijl de Vorsten bij de beste bedoelingen jZelfs kortzigtige menfchen blijven, en de Natuurlijke ltrekking der Monarehaale Regeeringforme is, dat zo ne! de Wetgeevende als Uitvoerende Magt zich in het Sonveraine Opperhoofd verliezen: zo is beha'ven bet gevaar voor de individuele belangen en Burgervrijheid , deze Regeeringsvorme de onvol kamende voor elke ver-  C 96 ) Verlichtte Natie die zelve haare belangen kent, en de beste middelen weet om zich te bandhaven. Het onderfeheid, of voortreflijke der Republicainfche Regeerii gsforme beftaat dus niet daar in, dat de Magt als Magt minder geftreng en beflisfend is , dan die van den Monarch, of dat er meer vrije wil aan de individus gelaaten wordt: maar ze is daar in gelegen, dat ze Wetgeevende en Uitvoerende — de Grondmagt en Oppermagt van elkander afgefcheiden houde , en belette dat de Magt die noodzaaklijk is voor de geregelde werking van 't geheel, eene ftremming worde der deelen of individuele vrijheid. In meer bepaalde Monarchien , is wel in den grond of de oorfpronglijke inrichting, de Wetgeevende en Uitvoerende Magt van elkander gefchieden in afzonderlijke Lighamen , het zij de Grondmagt tacité vertegenwoordigd wordt door onderfcheiden Standen of Staaten, of door den Adel of eenig Parlement, Senaat of Gerechtshof — of fomtijds ftrekt eene Kerklijke of Geeftelijke Magt ten teugel aan de Monarchale overfchrijdingen en tyranny. Doch bij alle deze tegemeten der Oppermagt, drukt dit tegenwigt meestrijd^ even zo' fret* op de Volksvrijheid als de onbepaalde Oppermagt zelve, en het wezenlijk beftaan der Grondmagt of Wetgeevend vermogen des Volks, wordt even zo flegt vertegenwoordigd als uitgeoefend. In de meeste Republkqen die tot hier toe beftaan hebben, heeft de Coalitie der onderfcheiden Magten ore 'r geheel- dezelfde uitwerking en gevolgen gehad. De duurzaamheid van derzelver beftaan, en de teruühnu'ing van eene onbepaalde overheerfching en tyranny aan de eene of dê; algemeenf opftand en verwarring aan de andere zijde, heeft men meest, al te dan-  ( 97 ) danken gehad aan de onderfcheiden tegenwigten, der verfchillende rangen of (tanden, van Adel en Geestelijkheid — of Ridderfchappen en Steden, welke in fchijn het Volk of de Wetgeevende Magt Reprsfenteerden. De ondervinding heeft ons, zo wel als andere Volken , geleerd , dat het dus even zo zeer nodig is, het Repraefentatif Wetgeevend Lighaam, als de Uitvoerende Magt tegen overfchrijding te beteugelen. Deze teugel te vinden in de verdeeling van het Repraefentative Wetgeevende Lighaam zelve, in twee Lighaamen of Kamers ,is , naar mijn inzien, volkomen ftrijdig met het grondbeginzel van éénheid, op de gelijkheid gegrond. Zo lang er in eene Republicq meer dan één (land of rang van Burgers is, kan ook het Wetgeevend Gezach door meer dan ééne verdeeling of Kamer, het zij van Adel en Gemeente, Hooger en Lagerhuis en dergelijke, gereprsefenteerd worden: doch een Gemeenebest, waar in de gelijkheid der (banden de grondregel is, kan, dunkt mij, ook geen onderfcheiden deelen of Kamers nodig hebben of dulden, om zijnes Wetgeevende Magt te vertegenwoordigen. Indien de twee Kamers geen twee onderfcheiden rangen moeten verbeelden, die elkander beurtelings moeten trachten te fnuiken en te beteugelen — of door pantomimes te amuferen — dan kan ik mij haare werking en verrichting niet voordellen. Zullen zij, moet ik vraagen, door de Natie in eene masfa verkoozen zijn, en zich zelven verdeelen of fepareren, terwijl hun but en werkzaamheden toch eenerlei zullen zijn ? dan zullen zij zeer ligt zich coaliferen, en uit delicatesfe elkander ontzien of den bal toe kaatzen, G en  C 9» ) en deze bal zal dan, even als in Engeland, het Volk zijn. Of zal de Natie de Leden voor iedere Kamer afzonderlijk verkiezen? dan leidt deze verkiezing en onderfeheiding, natuurlijkerwijze, tot eene nieuwe onderfeheiding van rangen of (tanden en vernietiging der gelijkheid. Geheel wat anders is het, wanneer men door twee Kamers verftaat , de Wetgeevende en Uitvoerende Magt zelve. Deze zijn als geheel onderfcheiden van aart en werkzaamheden, zeergefchikt om elkander wederzijds, binnen de voorgefchreven bornes te houden: wijl zij elk onderfcheiden Magten zijn of vertegenwoordigen, zo als reeds boven gezegd is. Als men zich de Staatsinrichting voordek als eene wijde zee, die fteeds door drukking van krachten en tegenkrachten in eene eeuwigduurende beweeging van ebbe en vloed moet gehouden en voor verderflijke rust bewaard worden, dan zou men , om aan dit oogmerk te voldoen — daar de ongelijke ftanden opgeheven zijn — door de twee onderfcheiden Kamers, of de Steden , ih onderfeheiding van het platte Land , of onderfcheiden partijen die onder de Natie heerfchen, moeten doen reprafenteeren, om elkander in evehwigt te houden. Doch ik geloof dat men, door zich den toedand der Staaten, zo als ze tot hier toe geweest is, te zeer voor te dellen, al te veel op het idéé van de noodzaaklijkheid der tegenwigten in de werking der Staatsmachine zich laat beweegen. Die tegenwigten, in onderfcheiden Lighaamen of Magten , waren zeker zeer nodig, toen men nog geene berekende, op regelen gebouwde Conditutien of Staatsinrichtingen  ( 99 ) gen had; maar de meest toevallig of allengs ontftaane machines, door van tijd tot tijd aangevoerde of tegengeftelde krachten en gewigten, in werking en Eequiliber moesten gehouden worden. Doch bij de daarftelling eener nieuwe Conftitutie zijn er andere, te vooren berekenbaare, middelen, welke meer tot eene geregelde en beftendige werking kunnen toebrengen, dan de oude noodzaaklijke wigten tegen wigten , en Magten tegen Magten. Het eerfte middel tegen de overfchrijding der Magt moet te vinden zijn in de uitdruklijke letter der Grondwet zelve. Het tweede in de feparatie , onderfcheiden werking en betrekking der Wetgeevende en Uitvoerende Magten. Het derde in de geduurige afwisfeling: en Het vierde in de verkiezing door het Volk zelve. Boven alle deze behoedmiddelen kan men er nóg een Hellen in een Nationaal Opper gerichtshof, waar aan niet alleen de particuliere Leden, zo der Wetgeevende als Uitvoerende Magt, in cas van overfchrijding der Grondwetten, verandwoordelijk zouden kunnen worden gemaakt; maar bij welk ook alle nieuwe Wetten, explicatien der fubfifterende eu andere dispofitien der Wetgeevende Magt, zouden moeten geëxamineerd en gerevideerd worden, om, in cas van afwijking van de Grondwetten, en inrichtingen der Conftitutie, of verkorting der burgerlijke vrijheid , tegen dergelijke acfen of dispofitien in oppofitie te mogen komen, en derzelver effect te verhinderen: zonder dat nogthans de Wetgeevende Magt eenige fanclie of approbatie op haare Wetten of Decreeten anderszins zoude nodig hebben. En hoe zeer anders de gewoone Leden of Raaden G a van  C ioo 3 yan dit Gerichtshof door de Wetgeevende Vergadering uit de bekwaamfte wijsgcerige Staatsmannen eu 'Rechtsgeleerden zouden moeten aangefteld worden , en daar door min of meer afhanglijk fchijnen van hunne Eleéteurs, zouden boven dezelve nog vier extraordinaire Raaden of Leden , uit de door het Volk zelve-verkoozen Reprrefcntanten, van het Wetgeevend Lighaam gefepareerd , daar bij kunnen gevoegd, en jaarlijks voor de helft afgewisfeld worden. Om verder verzekerd te zijn van het maintien der Conftitutie en de confervatie der Volksvrijheid, zal het er voornamelijk op aankomen te bepaalen, wat men doftr de Uitvoerende Magt verftaat? Hoe dezelve zal geconftitueerd zijn, en door wie aangefteld worden ? Bij de eerfte Noordamerikaanfche Conftitutie, die eene navolging is van onze voorige gebrekige confederatie , is de Uitvoerende Magt alleen gefield in handen van den Prtcfident van het Congres: doch ik denk niet dat een der Leden onzer Commisfie zin zal lubben om deze navolging van ons voorig Stadhouderfchap naar te volgen. Als men aanneemt het geen ik vóór gezegd heb van de onderfeheiding der Staatsmagten, en dat het Uitvoerend Gezach alleen dat geene is, wat men in alle Staaten de Oppermagt beet, aan welke, in welgevestigde Staaten, door de Grondmagt of het Volk, dat door het Wetgeevend Lighaam gcreprajfenteerd wordt, bij wettig contract de uitvoering van den algemeenen wil, conditioneel is opgedraageu ; dau zal men, geloof ik, gcrcedelijk moeten toeltemmen, dat het er voornamelijk op aankomt, om deze Oppermagt nauwkeurig te bepaalen, en te zorgen dat aan dezelve noch te veel, noch ook te weinig Magt opge-  C *Bj ) gedraagen wordt —en vooral ook, dat het'Lighaim, of de vergadering aan Welke deze Magt wordt opgèdraagen, in Haat zij, om alle de deelen die tot de uitoefening dezer Oppermagt behooren of daar toe ohmiddelijke betrekking hebben, zelve met eigen Oogen te zien, te bevatten én te bewerkftélligen. Indien men deze Opper- of hoogst gcconftitueerdè Magt al te zeer concentreert, het zij in één Lighaam of in maar weinig Perfoonen, dan formeert men in effeéle eene Monarchie'of Olichargïe. En daar een Monarch, of ander te'klein zedelijk Lighaam, zich noodwendig moet bedienen van. Ministers of andere ondergefchikte Perfoonen , door welke zij zelve kunnen misleid, te leur gefteld of bedrogen worden: zo is, mijns bedunkens , de volkomenheid en zekerheid eener Republicq boven eene' Monarchie , daarin gelegen , dat de Uitvoerende Magt aan zö Veele Perfoonen wórde' toebetrouwd, dat dezelve met eigen oögen alle dé deelen zelve kan Overzien — en uitoefenen. De Opperfte of Uitvoerende Magt van ónzen Staat behoort derhalven , irar mijn inzien, aan zulk een aantal Leden van de nodige bekwaamheid, opgedraagen té worden, dat zij, zonder het op anderen te laaten aankomen, zelve alle de deelen daarvan, zo buiten als binnen 'sLands, kunnen beöordeelen. Deze Uitvoerende Magt zou dus eene Kamer kunnen uitmaaken, verdeeld in zo veele bijzondere Commisfien of werkzaamheden, als tot het houden van Bnitenlandfche correspondentie en 't onderhouden der Traclaten, tot den generaalen haat der Financie, de Zee en Landmagt, de Colonien en2. nodig' bevonden wordt. G 3 Êri  En daar de Wetgeevende Magt, die het Lighaam des geheelen Volks repraïfenteert, alleen toeziende is om , of acht te geeven dat de Oppermagt niet buiten haare paaien fchrijde, of daar, waar de Conftitutie zwijgt of niet fpeciaal genoeg is, de verklaarer van des Volks wil te zijn — zo zou deze als een tweede Kamer aangemerkt, met de overige voor behoedzelen, genoegzaam kunnen gerekend worden, tot handhaving der vrijheid — en eene verdere fplitzing der Wetgeevende Magt, mij als fchadelijk voorkomen. (Was get.) j. van MANEN, Adrz. En is deze na collatie met de origineeie dezes bevonden te accordeeren. In kennisfe van mij, j. van HAEFTEN. Lit^  C 103 ) Littera D. Nadere redenen tot adlrruftie en juftificatic van mijn advys, tegen de fplitzing der Volksreprsefentatie; of verdeeling van het wetgeevend lighaam in twe« Kamers. Geëxkiheerd den 15 jfuny 1796. Burgers Repraesentanten! Bij mijn uitgebragt advys, op den 8 dezer, relatif tot de Organifatie van het wetgeevend Lighaam , voor Onze Republicq , heb ik dat poinft van deliberatie alleen befchouwd, met relatie tot onzen voorleden en tegenwoordigen toeftand , zonder eenigzins te reflecteren op het voorbeeld of model, dat de Franfchen in hunne jongfte Conftitutie, daartegen overgefteld , gegeeven hebben. Doch bevindende de invloed, welke dat voorbeeld of model op onze deliberatien en befluit op dat onderwerp gehad heeft, heb ik het nodig geoordeeld, eenige nadere redenen te moeten opgeeven, waarom ik, desriiettegenftaande, bij mijn geadvifeerde ,deswegen ben blijven perfifteren, ten einde allen fchijn van mij afteweeren, als of ik, alleen om fingulier te zijn , van het geadvifeerde der meerderheid disfentieerde. Indien ik eenigzins konde inzien, dat de voeren 4 fchrif-  C Ï04 ) fchriften of inrichting der Franfchen , bij hunne jongfte Conftitutie, van dezelfde, of eenige applicatieen niet integendeel allerschadelijkst — konde zijn op onzen toeftand, dan zou ik mij zeker van het gemak bedienen, omdat, zonder veel raifonnement, maar geheel of ten deele, of verfchikt en gemodificeerd , overteneemen , al ware 't dat zulks bij de Natie den fchijn konde hebben, van blinde navolging , of Franfche wetgeeving. Doch daar ik het tegendeel inzie , zou ik mij verbeelden in mijn pligt te manqueren , indien ik naliet mijne zwaarigheden ter toets te brengen , en mij alleen met de overftemming der meerderheid wilde verfchoonen of behelpen. Daar ik bij mijn advys, mijn aandagt alleen gevestigd had op onze fituatie en Conftitutie, zo had ik mij niet bekommerd om de redenen, welke de Franfchen, bij hunne laatfte Conüitutie, gehad hebben , om, voor zich, twee Kamers voor hunne wetgeevende Magt nodig te keuren ; of waarom zij dezelve bij twee voorige verworpen hadden: en in de advyfen mijner Medeleden heb ik wel aanhaalingen gehoord uit het gevoelen van Boissy b'Anglas, maar heb niet kunnen bemerken, dat die Leden, met dat gevoelen Jiadden vergeleken de redenen, welke bij de twee voorige Conftitutien, van 1789. en 1793. zijn opgegeeven , waarom men als toen .niet tot die twee Kamers, welke van den beginne af aan in qiiffiftie zijn geweest, is overgegaan. Als nu de Schrijvers van dien tifd naflaande, bevind ik , dat de redenen, die zij opgeeven en die men gehad heeft, tot het verwerpen van twee Kamers, niet zo verre afzijn, van mijne befchouwingen, die ïk bij mijn advys heb opgegeeven. Hat  ( iö5 > Het eerfte voorftel Van twee Kamers, in navolging Öer Engelfche Regeeringsforme, is bij de deliberatien over de eerfteFranfche Conftitutie, in September 1789. opgekomen,'bij gelegenheid derdiscusfien over hèt Koninglijke Veto, en was het gewrogt van de bewonderaars der Engelfche Conftitutie. De voortreflijke Rabaut. de St. EtiennS' zegt er van, in zijne korte gefchi edenis der Franfche Revolutie: ,,Doch de voorftanders van maar ééne „ Kamer, zagen in het evenwigt der Engelfche Re„ geeringsforme niet anders , dan een vergelijk , „ tusfchen drie fubfifterende Magten , welke ieder „ met hun aandeel waren te vreden gefield; en zon„ der te ontkennen'dat Engeland daar bij gelukkig „ konde zijn, waren zij van oordeel, dat wij ons „ niet in 't geval van zulk eene overeenkomst be„ vonden. Voor het overige mengden zich perfo„ neel belang en perfonele beledigingen in deze on,, derhandelingen , en de debatten werden kijfpar„ tijen. De hooge Geestelijkheid wenschte twee ,, Kamers, in hoope van haare plaats in het Hooger„ huis te zullen vinden. Een groot deel des Adels „ voedde dezelfde hoop; maar nauwlijks viel hun „ de vraag, aangaande dePatrsiti, of zij wierden „ het onder elkander oneens. De Provinciaal Adel .„ beweerde, dat de geheele Adel/land hunne Repra> „ fentanten zelve moest benoemen ; de Hofadel daar„ entegen hoopte, heimelijk, den rang van Pairs „ zich ten eigendom te zullen maaken ; eindelijk „ vreesden ook zeer veele Edellieden , dat het Hooger?» na1s* door eene bijzondere fchikking , hóöfcT., zaaklijk door de 47 van huri^SnHnderheid', die zich „ vrijwillig met de Nationaale Vergadering verëemgd „ hadden, mogt vervuld worden. De Priester^ die G 5 „ hun-  hunnen Bisfchoppen niet blindeling waren toege„ daan , fcheenen de éénheid der Nationaale Vergade» ring te wenfchen. Het grootere aantal Gedeputeerden „ van den derden (tand, hield het Hoogerhuis voor ,,' niet anders, dan eene Conditutioneele toevlugt of fchuilplaats voor de Ariftocratie en confervatie „ der Leenrechten. De nog aanhoudende verbindter.is der hoogere (tanden niet het Hof, en de ftree„ ken die men in het werk (telde, om den Koning „ te verhinderen het beduit van den 4 Augustus" (de vernietiging der Privilegiën) „ te fanétioneren, ,, hield hen in wantrouwen." — En Condorcet, die, even als de eerstgenoemde, het flagtoffer werd van Robespierre, was in 1793. nog van hetzelfde gevoelen. „Men weet," zegt hij, ■„ dat, zo bij voorbeeld de eenftemmigheid van „ twee afzonderlijke Vergaderingen vereischt wordt, „ het gevoelen van eene geringe minderheid genoeg „ is, om , door de forme alleen, te doen verwerpen, het geen eene groote meerderheid zou aangenomen „ bebben: men weet, dat deze inftelling hetzelfde "s5 gevolg zou hebben gehad als die, waardoormen, „ om een voordel te doen aanneemen, eene betrek„ lijke groote of kleinere meerderheid zou kunnen vorderen . maar zij zou hetzelfde oogmerk niet dan „ zeer onzeker, en op een losfen voet, bereiken. Ook is dit delzel geenzins het refultat eener Staat„ kundige Theorie, in eene verlichte eeuw gebo,, ren; want zonder te fpreeken van eene Conllitutie uit vooroordeelen ontdaan, dat zich menfchen „ in dezelfde Vergadering kunnen vereenigen, om er afzonderlijke rech'en uitteöefenen — dat bij„ zondere klasfen zich kunnen voordellen een wil, „ afgezonderd van den algemeenen wil, te kunnen s9 be-  (. i°7 ) „ behouden — zo is zulk eene Conftitutie haar oor„ fprong verfchuldigd aan Volken, welke geene auf „ dere Wetten, dan hunne gewoonten hadden" enz. Doch gefield, dat alle deze bedenkingen en bezwaaren tegen twee Kamers der Wetgeevende Magt, kunnen uit den weg geruimd, of derzelver vallabiliteit in twijfel getrokken worden , met relatie tot de Conftitutie of Regeeringsforme der Franfchen : zo krijgen alle dezelve nogthans een verdubbeld aantal en gewigt, met betrekking tot onze Conftitutie. Er heeft, in dit opzigt, in het politicque, dezelfde betrekking van het groote tot het kleine plaats , als veeltijds in de Phyfifche en Mechanifchc experimenten : de proeven in het klein hebben niet altijd dezelfde geproportioneerde werking en gevolgen, als in het groote. — Eene Vergadering van 750 Leden kan veel meer reden van nut- ofnoodzaaklijkheid hebben, om zich in twee Kamers te verdeden, dan eene Vergadering van 30 a 40 Leden. In eene groote Vergadering van 7 a 800 Perfoonen , waar men bij acclamatie concludeert , is het eer te vermoeden, dat het aantal jonge driftige lieden, de zwakkere ftem van meer bedaarde oude Leden en die der reden en ondervinding, overfchreeuwe, dan in eene Vergadering die ü gedeelten minder fterk in getal is, en waar men hoofd voor hoofd kan flemmen. Plet kan bij zulk eene groote Vergadering, in die omftandigheid, zijne nuttigheid hebben, dat de voorflellen, vaak onttuimig gedaan en beüoten, andermaal, bedaard, in een kleineren kring, worden overwogen en ter toetze gebragt; en dat 53 flemmen kunnen verwerpen , wat 500 anderen hadden goedgevonden: doch dan liggen de redenen voor zulk eene verdeeliug in  C ïo8 ) in twee Kamers niet in den aart der zaake zelve, met toepasfing op alle Regeeringsvormen en Volken — maar in het Nationaal character, en het aantal Leden der Vergadering. Doch deze redenen, die voor het Nationaal Character der Franfchen, en het groote aantal hunner Repraifentanten gelden; zijn niet applicabel op onzen landaart en eene Vergadering van Repraefcntanten die ï| kleiner kan zijn. Ik ftel bij voorbeeld, dat ons Wetgeevend Lig"haam zou kunnen beftaan uit 36 Leden. Indien men die naar evenredigheid, als bij de Franfche Conftitutie, wilde verdeelén in twee Kamers, zo zou de eene Kamer 24, en de andere 12 Leden hebben. Daar «u deze zeer gemaklijk in ééne Vergadering kunnen delibereren en zonder acclamatie concluderen; zo zou men, om de noodzaaklijkheid van derzelver verdeeling in twee Kamers te beweeren, vooraf moeten veronderftellen: eensdeels, dat onder die 36 Repra> fentanten des Volks ten minften 19 jonge loshoofdige, voorbaarige , zedcnlooze lieden konden wezen, die het waare belang des Vaderlands niet zoudeu kunnen inzien, of door drift verwaarlozen: en anderzijds, dat de twaalf Leden van den Raad der ouden alle die deugden en bekwaamheden , welke den jongen ontbraken, in eene dubbele mate bezaten, zo dat 7 van hun fteeds met meer wijsheid zouden kunnen Concluderen, dan 19, of de overige 29. Het gevolg hier van zal zijn, dat of de eene of de andere Kamer, bij het Volk in minachting en verachting zal geraaken: dat of de eene, of de andere niets te doen of te zeggen zal hebben — dat de eerfte Kamer eindelijk, uit vrees van gecorrigeerd en gecontradiceerd te worden, niets zal doen y of dat  C 109 ) dat de beide Kamers in vo! (lagen partijfchap en vijand» fcbap tegen elkander zullen opttaan, en met zich de i Natie, in twee Partijen verdeelen. Het eenige middel om het character en het denkbeeld van grootheid en wijsheid der Wetgeevende Magt bij het Volk te bewaaren , is: dat haare wetten, en bevelen door niemand weêrfproken kunnen worden , en niemands goedkeuring of fanftte nodig hebben: het voorMaarne middel, om het vertrouwen te verzekeren is, dat de volftrekte meerderheid, en niet de minderheid, een beüun kan opmaaken of tegengaan. Het tegendeei beeft plaats bij twee Kamers. Bij een getal, als hier boven voorgefleld-, daar ten minllen 19 (temmen zouden nodig zijn, om een befhüt te hinderen, wanneer ze in eene Kamer vergaderd waren — daar kunnen 7 Leden al het goede beletten , dat «9 andere . nuttig en nodig vinden — indien ze in twee Kamers vergaderen. De redenen welke de noodzaaklijkheid van twee Kamers zouden moeten bewijzen , kunnen alleen voor het tegengeftelde dienen. Men vreest, zegt men. dat eene groote meerderheid kwaad zal zijn ! en men waagt daarom de goede zaak , ja dikwijls de Vrijheid en Onaf hanglijkheid des Vaderlands, aan een kleiner getal, dat maar één zesde van 't geheel uitmaakt. De eenige grond die ik dcrhalven bij eene kleinere Republiek tot zulk eene fplitzing van het wetgeevend Lighaam' en Gezach kan vinden , is alleen: dat de buitenlandfche Magten veel gemaklijker opeen klein, dan op een grooter getal Leden kan werken — dat men beter één zesde gedeelte Léden, dan de helft vai eene Vergadering kan overhaalen en omkoopen. Dit kan het belang en verlangen van buitenlandfche Mag-  C »o ) Magten en binrienlandfche Partijen zifn «— maar nimmer van de zekerheid der Natie. Zulk eene Republicaifche inrichting heeft, mijnes inziens, eene overhellende neiging naar het Monarehaale , en eene éénhoofdige Regeering. ■— Is het zonder uitzondedering waar, het geen Montesquieu, van Justi, en andere Staatkundige Schrijvers beweeren, dat al te groote en uitgebreide Maatfchappijën beter gefchikt zijn voor de Monarehaale Regeeringsform, dan voor eene zuiver Republicainfche — dan kan dit al wederom meer een reden wezen, waarom de Franfche Wetgeevers 'de eigenlijke klem van hun uitgebreid reprsefentatif wetgeevend Lighaam , nog eens verkleind en geconcentreerd hebben —maar dit is geen reden voor ons tot navolging , daar 2,000,000 Menfchen in een omtrek van zo weinig mijlen bij elkander woonende , 'het allerbest gefchikt zijn voor eene Republicainfche Regeeringsform bij reprafentatie, zonder dat de Vergadering van Repraefentanten eene fplitzing nodig heeft, om bedaard te kunnen overweegen en belluiten. Ik beken zeer de noodzaaklijkheid der begrenzing van alle Magten in eene reprafentative Regeeringsform: doch directe tegenwigten zijn meer nodig in al te groote, dan kleine Republicquen , omdat de helling tot Democratie meer gevaarlijk en ijsfelijk zijn, in eene groote, dan kleinere Maatfchappij. Indelaatfte kan de Organifatie der Magten, op zich zelve, en de duidelijke bepaaling van elks grenzen, bij de Grondwetten, alleen genoegzaam zijn: en wanneer men daar dan nog bij voegt, eeneoverzieningderdagelijkfche Aften , door een afzonderlijk permanent Collegie van toezigt, dat alleen hetkwaade kan verhinderen , zonder dat zij het goede behoeft te fanctio- ne- 1  ( in 3 neren, zo zal dit minder het wetgeevend Gazach declineren , of van die gevolgen en gevaaren vergezeld zijn, welke bij een Kamer der ouden, die alles eerst moet goedkeuren, het geval zal zijn. Het zekere der Volksvrijheid in eene Republicq boven eene Monarchie, al worden .ze elk naar hufl aart goed geregeerd, moet daar in beftaan, dat de Wetten alle Magten bepaalen, en geen willekeurige dispofitien of tegenwigten, als een kwaad om een kwaad te temperen, kunnen plaats hebben. De Conftitutie moet daarom zo wel de wetgeevende Magt maintineren tegen de partijzucht, welke in het lighaam des Volks dat zij reprafenteert, plaats kan hebben: als tegen de opper- of uitvoerende Magt j en deze tegen haar. Er behoort een bijgeloovig vooroordeel toe, om aanteneemen , dat weinige een zaak beter zullen doorzien dan veelen. En bij eeae meer verlichte Natie wordt dus het vertrouwen op de meerderheid haarer Vertegenwoordigers verzwakt, zo dra er nog eenige weinige andere boven hun , meer verftand , beleid en deugd wordt toegekend. Onze Natie, bij welke het wantrouwen in één .of weinige perfoonen, bijna tot de waarde van Republicainfche deugd, geftegen is, zal dus geen'duurSzaam vertrouwen ftellen in een Gouvernement, waar in alles maar op zo weinige perfoonen aankomt; gelijk het maar zou aankomen , als er eene fplitzing'in het repraefentative wetgeevende Lighaam plaats had. Dit wantrouwen zou niet anders ten gevolge hebben, dan de opwerping van particuliere Collegien van waakzaamheid en toezigt, Clubs en Gezelfchappea door partijzucht gevoed , die .aanhoudend de zaadcn voor nieuwe revolutien zouden uitftrooijen. De verdeeling van zo vele onderfcheiden Magten, zou  C *m ) «ou zelfs iif de verkiezingen des Volks, indien zijelk afzonderlijk, en bepaaldelijk tot onderfcheiden einden moesten gefchieden, alle die verwarringen telkens doen geboren worden , welke men ten allen tijden tegen de verkieslijke Monarchien, in tegenftelling der erilijke heeft aangevoerd. Eene Regeering van veele is wel voor jaarlijkfche of geduurige afwisfeling gefchikt , maar geenzins eene Regeering van weinige. In één of weinige kan men in een kort tijdbeftek die kunde en evaarenheid welke tot alle 'de deelen van 't bewind vereisqht worden, niet veronderftellen , welke bij eene Verga-j dering van veele, die te famen alle kundigheden kunnen bevatten, kan vermoed worden. Eene Regeering ,waar het eigenlijk befluit van maar zeer weinige, in weerwil eener meerderheid, met dezelfde zaaken belast, afhangt, zou dus of permanent, of voor langer tijd moeten aanblijven, om de nodige kennis van zaaken te verkrijgen - en van de pcrmanence zou men zeer ligt tot de eiflijke of familieregeering kunnen befluiten of overftappen. .Het wetgeevend en uitvoerend Lighaam , waar onze Natie genoegzaam vertrouwen in kan of zal (tellen , meet zo groot zijn, dat elk gedeelte der Republicq er zijne cra;atuuren, zijne Repraafentanten in heeft, welke hij kent en volkomen vertrouwt, zonder dat dit vertrouwen behoeft te berusten op bloote figuranten, die per flot van eenige weinige afhangen. Het is om alle deze redenen, dat ik mij verpligt vind te perfifteren bij mijn Advys van den 8.dezer, tegen de bepaaling van twee kamers voor het wetgeevend Lighaam , zo lang ik door geen duidelijker ontwikkeling der gronden, die zulk eene inrichting vooï  c «3 y voor onze kleine Republicq, even zo nuttig ennoodzaaklijk maaken als voor de Franfche , beter overtuigd worde, en mijne zwaarigheden daartegen door betere argumenten , dan tot nog gefchied is, worden uit den weg geruimd. Ik concludeer derhalven tot een één en onverdeeld Opperbeftuur, zo wel van het wetgeevend als uitvoerend Lighaam: doch niet geconcentreerd in zo weinige Leden of Perfoonen, dat dezelve de befluiten eener volftrekte meerderheid zouden kunnen tegenwerken of illufoir maaken. s {Was get.) j. v. MANEN, Adrz. En is deze na collatie met de origineele dezes bevonden te accorderen. In kennisfe van mij, J. van HAEFTEN H OU-  C »4 ) ORGANISATIE der Rechterlijke Magt in de Nederlandfche Republicq. Geadvyfeerd den 23 Juny 1706. Burgers Repraesentanten! Ik heb reeds in de ruwe Schets voor eene nieuwe Conltitutie, welke ik bij mijn uitgebragt advys op den iS May heb voorgelezen, mijne gedagten gezegd , zo over de daarflelling en werkzaamheden van een Opper-Nationaal-Gerichtshof, als de Organifatie van verdere Gerichtshoven en Rechtbanken , welke in de geheele Republicq behoorden te beftaan — en met genoegen heb ik uit de advyfen der Leden die voor mij zitten gehoord, dat zij niet alleen meerendeels , in de hoofdzaaken , daarin overeenkomen , maar ook in de ontwikkeling der bijzonderheden — de eene meer en de andere minder — zich. zodanig hebben verklaard, dat voor de noodzaaklijkheid dier inrichting bij mij geen twijfel meer overig blijft; en zeer wel een goed geheel daar uit zoude kunnen geformeerd worden , zo maar de bijzondere opiniën over de éénheid der Republicq daar van verwijderd konden blijven. Alle de Leden fchijnen er tot hier toe voor te zijn s dat  C tal ) é&t ér een Nationaal Gerichtshof behoort te wezen': doch uit de zaaken die zij er aan willen demanderen, namelijk de judicature over de Convoyen en Licenten en andere zaaken , die tevooren aan de Generaliters Committé's zijn verbleven geweest, fchijnt het mij toe, dat men de overige Gerichtshoven nog Provinciaal zou willen houden, en al het generaale daar van affcheiden; Sommige Leden heb ik ook hooren advyfeeren, dat aan het Nationaale Gerichtshof inzonderheid het maintien der Conltitutie zou behooren gedemandeerd te worden, en het zelve de dagelijkfche aften, dispofitien en explicatien der Conltitutie of Grondwetten., door de Wetgeevende en Uitvoerende Magten, zou kunnen beöordeelen, en daar medé ftrijdig bevindende kunnen declineeren. Doch hoe zeer dit met mijne gedagte overeenftemt, en mij alsnog als de beste waarborg der vrijheid tegen overheerfching of coalitie der Hoogfte Magten voorkomt — oneindig beter en gefchikter dan een tweede kamer der Wetgeeving, zo twijfel ik, of wel alle Leden daar voor zullen zijn, en of wel, indien men deOrganifatie van een tweede kamer wil vasthouden, als dan zulk eene beöordeeling der dagelijkfche wetten en aften, door het Ho o ge Gerichtshof niet overtollig, ja zelfs fchadelijk zou kunnen worden? Daarliet mij voorkomt, dat bij de éénheid der Republicq en de concentratie der Oppermagt, alle de redenen cesferen, waarom te vooren aan de Generaliteits Conimittés ook de judicature verbleven wierd; en dien volgende alle Gerichtshoven en Rechtbanken uit een' en denzelfden naam behooren Recht te doen , zo oordeel ik dat niet alleen dé zaaken der gemeene' middelen, convoyen licenren enz. niet — maar ook H i ge»*  C HO* ) geene andere particuliere zaaken buiten hoog verraad, of misdaaden van Leden in het Wetgeevend of Uitvoerend Gezach, — ter eerfte inftantie voor het Oppergerichtshof behoorde geventileerd te worden: maar dat alle dezelve ter eerfte inftantie gehragt wierden voor alle Gerechten en Gerichtshoven ter plaatzen waar de fraudes, delicten enz. gepleegd wierden $ en van alle Rechtbanken aan het naaste Hooge Gerichtshof konde geappelleerd worden. Schoon ik eerst van gedagte was , dat het Nationaale Gerichtshof alleen door het Wetgeevend Lighaam behoorde te worden geëligeerd, zo is het mij, bij nader inzien , voorgekomen, dat zo wel het Uitvoerend als het Wetgeevend Gezach gelijk deel in deze aanftelling behoort te hebben. Maar allerongelukkigst fchijnt het mij toe het Lighaam des Volks zelve, buiten haare Wettige Reprjefentanten, eenig deel te laaten in de keuze van beltendige of afwisfelende Rechters. Schoon ik oordeel dat alle Rechters , in een en dezelfde Republicq, uit een en denzelfden naam Recht behooren te fpreeken : zo komt het mij nog zo overtuigend niet voor, dat deze rechtfpraak moet gefchieden, onmiddelijk in naam van het Folk: maar dat het veel natuurlijker en eigenaartiger was, uit vaam der Hoogfte Overigheid, Reprafenteerendehet Folk van Nederland: of van het Volk van Nederland gerepafenteerd in de onverdeelde Oppermagt der Republicq. Niet alleen drukt dan het formulier, de eigenlijke gewettigde Regèeringsform, overeenkomftig het Cow traSl Social, uit, maar ik weet ook anders het formulier niet overeen te brengen met het denkbeeld dat ik heb van het ontflaan eener Oppermagt des Volks —alhoewel met die uitdrukking in advyfea en publicque ge- fchrif-  C »7 ) fchriften menigmaal zo los, onbedagten contradictoir gefpeeld wordt. Het Volk kan geen twee Oppermagten bezitten, eene die gerepraafenteerd, en eene andere die niet gereprtefenteerd wordt — in eene volllrekte Democratie gefchiedt alles onmiddelijk door tn in naam des Volks, en dan maakt het geheele Volk de Grondmagt en Oppermagt te gelijk in één Lighaam uit— doch zonder dat dit door contract ; ofdaadelijke werking en uitvoering gefchiedt, is er et genlijk geene Volks - Oppermagt, maar wel een aantal individuele Magten,die geen van alle eenige wettige Magt tver elkander hebben — want meerdere fterkte kan geen recht, niet wettig geheeten worden. Door Compofitie der individuele Magten , bij opdragt en contract, ontftaat eerst de Oppermagt — even gelijk door de vermenging van onderfcheiden kleuren eene kleur ontftaat, die geheel iets anders is, dan dat geene was, waar uit ze is voordgevloeid. Hoe zeer ik oordeel dat de Raaden in de Gerichtshoven toereikend behooren gefalaricerd te worden — zo geloof ik egter niet dat het eene noodzaaklijkheid is, of zo bijzonder veel nuttigheid zoude hebben, dat de kosten op de Procedures en Appéllen vallende , geheel zouden moeten worden afgefchaft. Door de Proceskosten te zeer te verminderen , zal men alleen de twistzucht aanmoedigen; de heerfchende neiging tot Procedures, die inzonderheid den Landlieden op veele plaatzen bezielt, en welke alleen, uit vrees voor de kosten, nog beteugeld wordt, zal als dan zijn onbelemmerden loop verkrijgen; het werk der Rechters zal boven maate en onnodiger wijze vermenigvuldigd worden ; men zal op koste van den Lande de twistzucht voeden , en door de beurs van tweedragt zoekers te H 3 fpaa-  C n8 ) -fpaaren , zal men de Moraliteit der Natie meer beder-s ven dan bevorderen.. Om die zelfde reden, dunkt mij, moeten ook de kosten van het appél niet te zeer verminderd: — maar ook . het appél zelve niet verboden of afgefchaft Worden; immers niet van een Ban- of Landgericht, pf andere Rechtbanken, wijl dit zou fchijnen te ftrijden met het recht en de vrijheid van eiken Burger, Welke vermeende in zijn Recht verkort te zijn. Want het gevolg hier van zou welligt niet anders zijn, dan dat de politie of het Wetgeevend Gezach telkens overho.opt zou worden metklagten, over verkorting van Reehteu — de kosten op de Procedures loopende moet de voornaamlte tengel zijn, het geneesmiddel voor eene kwaal, die anders langs hoe meer zal inkankeren, duidelijke en verftaanbaare billijke wetten en voorfchriften, die eiken Burger overal kunnen leeren, Wat eigenlijk Recht en juftitie is, moeten al het kwaad Voorkomen, dat de duiltere verwarde Wetten hebben Veroorzaakt. Dan, daar thans de vraag hier alleen is aangaande de Organifatie der Gerichtshoven en Rechtbanken, jneer dan de ferm of manier van procederen, en de civile en criminele Wetten zelve, zo komt het mij als nog voor dat er behoorden te zijn: 1. Een Opper-, of Nationaal Gerichtshof, bijzonder gelast met het maintien der Conftitutie, én de beöordeeling der dagelijkfche wetten, acten en dispofitien der Wetgeevende en Uitvoerende Magt —m om voor te komen of te beletten zo. wel alle Coalitiën, als Collufiën der beide deelen der Opperfte Magt — en voor welk alleen de Leden van het Hoogite Bewind, in cas van befchuldiging, behooren te ^echr, te ftaan. a. Vier;  C «9 1 2. Vier Hooge Gerichtshoven, verdeeld over de ge* heele uitgeftrektheid der R epublicq, aan welke van de ftedelijke en land - of bangerichten kan geappélleerd worden. Welke mede als Nationaale Gerichtshoven de judicature zullen hebben over alle zaaken welke te veoren aan de Generaliteits Committés waren gedemandeerd. 3. Op elke diftantie van 6 of 8 uuren of in bet centrum van 15000 zielen een Ban - of Landgericht, in de plaats der hooge Rechtbanken van particuliere hooge en Ambagtshcerlijkheden. De aanttelling der Leden voor hét eerfte , behoorde te gefchieden door de Wetgeevende en Uitvoerende magt. De tweede, door het Hoege Gerichtshof, uit eene driedubbele nominatie, door de Leden van het Departementaal Bewind, tot derzelver jurisdictie behoorende, geformeerd. De laatfte, uit eene gelijke nominatie door de Municipaliteit of Gemeenten onder den ban behoorende, door het naaste Gerichtshof, De Organifatie dezer Gerichtshoven en Rechtbanken bepaald zijnde, zou ik verder in bedenking geeven , om , het zij, door deze Commisfie zelve, het zij door de Nationaale Vergadering, eene uitnodiging te doen, aan alle wijsgeerige Rechtsgeleerden, om eene ontwerp, fchets, of eenige ingrediënten voor een Nederlands Civil en Crimineel Wetboek te vervaerdigen , en in te zenden aan eene te benoemen Commisfie, otn de ingezonden producten te examineren en van het góede een geheel te formeren — ten einde hier mede des te fpoediger gereed te zifn, en geen voorwendzelen overtelaaten, waar door de Conftitutie en één- en onverdeeldheid der Republicq zou kunnen tegengewerkt worden. H 4 Over  ( 120 ) Over de Organifatie en Werkzaamheden der Juftitie, inzonderheid van een Opper-Nationaal Gerichtshof en deszelfs betrekking tot de overige Magten der Republicq. Geadvyfeerd op Dingsdag den 29 Juny 1796. Burgers Repraesentanten! D e nuttigheid van het beftaan van een Opper Natiouaal Gerichtshof, door meest alle de Leden onzer Commisfie geadvoueerd zijnde — zo kan deszelfs Organifatie , werkzaamheid en betrekking alleen nog het poinct van different blijven. Sommige Leden, geloof ik, oordeelen daarom een Nationaal Gerichtshof alleen nuttig en noodzaaklijk, omdat zij fustineren, dat de overige Gerichtshoven nog, gelijk voorheen, meer bijzonder de judicature zouden kunnen of behooren te houden, over afzonderlijke deelen der Republicq, welke geen directe rela-  latie hebben tot de algemeene belangen; en dat dus de generaale refpecten, van Gemeenelands middelen, Convoyen, Licenten, Land - eh Zeemilitaire en andere zaaken, ter eerfte inftantie, alleen voor het Nationaale Gerichtshof zouden moeten geventileerd worden. Mij komt het daar en tegen voor, dat het met de waare éénheid der Republicq zoude ftrijden, en aan eene menigte noodelooze inconvenienten en overtollige kosten onderhevig zijn , indien men onderfcheiden zaaken , aan onderfcheiden Rechtbanken wilde deman- ' deren.' Meer met het waare oogmerk der inftelling van Gerichtshoven en Rechtbanken komt het overeen, dat ieder Burger in alle zaaken thuis Recht kan bekomen, en de Juftitiè overal bij de hand is, om de overfchrijders der Staatswetten te bedwingen. 't Is om die reden , dat ik oordeel, dat alle Hoven van Juftitiè in de geheele Republicq , als Nationaale Gerichtshoven moeten worden ingericht, en dus zo wel zaaken, de Gemeenelands middelen als dienst betreffende, welke voorheen tot den Raad van Staaten , of de judicature der Admiraliteiten behoorden, voor alle dezelve en de ondergefchikte Rechtbanken, kunnen worden geventileerd. Tot onderfeheiding zou men de titulature der eene kunnen ftellen: Hooge Nationaale Gerichtshoven; en der andere Opperfte Nationaal Gerichtshofof OpperKamer van Juftitiè. Gelijk er dus van de Ban- of Lnndgerichten aan een Hoog Gerichtshof zou kunnen of behooren geappélleerd ' te worden; zo zou er ook van het Hooge Gerichtshof mogen geappélleerd worden aan de opperfte Kamer H 5 van |  C 122 ) van Juftitiè, mits alleen van zodanige zaaken, welke ter eerfte inftantie voor het Hooge Gerichtshof ventileerden , terwijl als dan niet meer dan één Appél zou toegelaaten worden. Indien de actiën tegen de Leden der Wetgeevende en Uitvoerende Magt, over misdragingen in deze hunne functie begaan, bij exclufie van alle andere Rechtbanken en Gerichtshoven, bij het opperfte Gerichtshof alleen kon worden geïnftitueerd : en men gevallen zou kunnen vooronderltellen , waar in eene recufatie der Rechters zou kunnen plaats hebben — of waar in zij als Accufateurs en Rechters tevens zouden kunnen worden geconfidereerd: dan geef ik in bedenking, of dit daar doorniet zou kunnen worden geredresleerd, dat den befchuldigden werd toegelaten, om uit de overige Hooge Gerichtshoven een zeker getal Leden te verkiezen , waar bij het opperfte Gerichtshof een gelijk getal uit den haare voegde: — of dat zij beiden uit die Gerichtshoven eenige Leden verkoozen, welke als Jury,s de eindelijke uitlpraak moesten doen. Doch ik laat aan kundiger Rechtsgeleerden over, om te beflisfen , in hoe verre dit met den aart der zaake overeenkomftig of ftrijdig zijn moge. Daar ik een Nationaal Gerechtshof niet zo zeer noodzaaklijk keur, om alleen de judicature der Admiraliteiten en Raad van Staate, Hooge Krijgsraad en Hooge Raad , mitsgaders Gecommitteerde Raaden en Gedeputeerden bij de onderfcheiden Gewesten, te vervangen en in zich te concentreeren : maar ook om een waarborg te zijn voor de algemeene Burgerlijke of Nationaale Vrijheid en Zekerheid, het palladium der Republicq, ter getrouwe obfervantie van het Contracl Social en de nadere gefpecificeerde acte vaa  ( 123 ") van Conftitutie: en wel inzonderheid om nauwkeurig acht te geeven op de handelingen en gedragingen van die geenen , aan wien de Wetgeevende en Uitvoerende Magt is aanbevolen: zo heeft deze bedoeling ook eenvoornaamèn invloed op de Organil'atie en wijze van .erectie en electie van deze opperfte Kamer van Juftitiè. 'tls om die reden dat ik oordeel, dat de aanftelHng der Leden dezer Kamer behoort te gefchieden, zo wel door de Leden der Wetgeevende, als Uitvoerende Magt, en niet door een van beiden, of door het Lighaam des geheelen Volks. En wel om de volgende rédenen: 1. Het Lighaam des geheelen Voiks is niet in de gelegenheid om over de perfonele hoedanigheden en vereischten te oordeelen van de gefchiktfte Perfoonen , om de Juftitiè uitteöefenen; even zo min als het gefchikt is, om zelf het ambt van Rechter te bekleden. 2. Dé Pvechterlijke Magt moet wel geheel afgefcheiden zijn van de Wetgeevende en Uitvoerende, en ten aanzien van haare beöordeeling en uitfpraaken van niemand buiten zich afhangen: doch daar zij alleen kan fiordéelen en niet willen; zo moet zij in haar oorfprong ontftaan, én dus ondergefchikt zijn, van en aan die geene welke de opperfte Wil en Magt wettig bezitten. 3. Daar het Rechterlijk oordeel ook moet gaan over de handelingen en gedragingen van het geheele Lighaam der Wetgeevende en Uitvoerende Magten — en de minfte zweem van eenzijdigheid ten nadeele dier Magten, dezelve ieder oogenblik in 'tgevaar zouden ftellen van verdenking of befchuldiging, van overfchrijding van wet of pligt, en'niets meer nódig is, tot bewaaring der rust en zekerheid der Maatfchappij, dan  C 124 ) dan het goed vertrouwen des Volks in die geene, welke het zelve de Magt heeft aanbevolen: zo is het boven alles noodzaaklijk, dat het oordeel des Rechters eer ten goede voor ingenomen zij, voor hun, die zo ligt ten doel liaan aan verdenking, naarijver, befchuldiging en lastering; dan dat het door volkomen onafKanglijkheid en ongehoudenheid zich zeiven te zeer befchouwe als gewettigde Zedemeester, om iedere fchijnbaare uitflap als eene reële overfchrijding of misdaad te doen voorkomen. 4. Het Lighaam des geheelen Volks, dat nimmer jn de misdaad van hoog verraad, of crimen laïfe Majellatis, noch eenige andere verdenking of betichting van pligtoverfchrijding kan vallen; en dus niet nodig heeft om het Nationaal Oppergerichtshof ten zijnen voor - of nadeele te hebben; en de aanftelling van het Oppergerichtshof onmiddelijk aan zich hebbende, daar door te zeer het vermoeden van partijdigheid tegert de opperfte Magten zou kunnen geboren worden — zo is het noodzaaklijk, dat de opperfte Magten en het Lighaam des geheelen Volks, de aanftelling dezer Kamer van Juftitiè hebbe. Dat zo wel de Uitvoerende als Wetgeevende Magt deel hebbe in die aanftelling, is ook daarom nodig, dat daar door het vermoeden van vooringenomenheid of partijdigheid, vóór of tegen een van deze Magten, aan weérszijden volkomen gelijk ftaa; én in gevalle van collufie of verfchil tusfcheu beiden , de eene gelijk de andere reden hebbe om zich aan derzelver uitfpraak te onderwerpen. Deze bedoelde beflisfing zelve is het, die eene reden uitmaakt, waarom ik en de fubfiftentie van zulk een Oppergerichtshof, en deze wijze van aanftelling, no-  C W ) nodig oordeel. De Uitvoerende Magt geheel van de Wetgeevende afgezonderd, moet niettemin aan haar verantwoordelijk blijven. Het is dus zeer mogelijk dat er tusfchen deze beide Magten verfchil ontftaa — deze moeten door het opperfte Gerichtshof befltst worden, en om ook hier den fchijn van eenzijdigheid te vermijden, moet de aanftelling door beide de genoem» de Magten gefchieden, op dat zij zo min de eene als de andere hebbe te ontzien. De leden van dit opperfte Gerichtshof moeten voords ad vitam zijn ; en een vast inkomen , niet beneden dat der Leden van het Wetgeevend Lighaam, genieten. Bij eene vacature moeten de Leden der andere Gerichtshoven daartoe ook verkoozen kunnen worden. Op deze wijze kan deze opperfte Kamer van Juftitiè de zekerfte waarborg zijn voor de handhaving der Conftitutie, en naarkoming der Staatsgrondwetten — zij moet dus niet alleen oordeelen over de handelingen en gedragingen der bijzondere Leden van het Lighaam der Wetgeevende en Uitvoerende Magt, maar ook over elk geheel Lighaam zelve, in het toetzen van de decreten der eene, en de bevelen der andere, aan den geest en de letter der Conftitutie en Grondwetten. De voor gezegde wijze van aanftelling zal niet misfen haar invloed te hebben op de voorzigtigheid en befcheidenheid der beöordeeling en veroordeeling, en alle voorbaarigheid en ligtvaerdigheid voorkomen, welke in eene zaak, van de delicatesfe als deze , ten hoogfte fchadelijk zou kunnen worden, Zo ik mij niet bedrieg, en er eenigzins in het poli-' ticque te rekenen is op de theorie en ondervinding van het menfchelijk Character, moet zulk een moreel tegenwjgt aan overdreven voorbaarigheid en heersen- zucht,  ( w6 ■) zucht, van meer en beter effect zijn , dan alle andere praecautien, die veel ligter eene tegengeftelde uitwerking dan de bedoeling is, kan hebben. Meent men echter dat zulk een Gerichtshof in de geftelde gevallen nog feilen kan in haar oordeel, en de beide genoemde Magten zich gezamelijk tegen haaf oordeel zou kunnen verzetten, als dan zou men, of uit de overige Gerichtshoven, of uit het Lighaam des Volks door de Grondvergaderingen , eene Commisfie kunnen voorilaan tot arbitrage — is ook dit niet genoeg voor de eensgezindheid, dan zullen ook alle andere middelen vrugtcloos zijn. Lenige nadere Motiven voor de opgegeeven Organifatie van eed Opper Nationaal Gerichtshof. D e Leden van het Opper Gerichtshof moeten verkoozen worden uit dekundigfte en ervaarendfte Rechtsgeleerden, Staatkundigen en Wijsgeeren, die reeds in andere Gerechtshoven of Staatsposten zich hebben gedifiingueerd — dit vereischte zal echter, zo verre het laatlte betreft, eerst ingaan zes jaaren na de introductie der Conüitutie. Zij zullen niet minder dan / 4000 : o : o jaarlijks vast tractement genieten. Zij zullen tot geen andere posten of bedieningen verkiesbaar zijn. Zij zullen ad xitam zijn, en niet anders dan om beweezen misdaaden mogen afgezet worden. Daar dit Opperfte Gerichtshof de uiterfte waarborg del  C "7 ) der Nationaale Vrijheid en der Conftitutie moet zijn,' om in alle duiflere gevallen hetzelve als den Raad der hoogfte wijsheid, gerechtigheid en kennis te raadpleegen: en om de handelingen der hoogfte Magten te beöordeelen , zonder nodig te hebben om iemand te fchroomen: moeten niet alleen de Leden de meeste kundigheid en eerlijkheid bezitten: maar ook even min door hoop op een beteren post, iemand naar de oogen zien, als uit vrees van afgezet te worden. De Leden of ordinaire Raaden, moeten daarom niet afwisfelen, op dat zij niet behoeven te trachten, dezp of geene te behaagen of niet mishaagen, om daar na, wanneer zij waren afgegaan, een gelijken of hoogeren post te bekomen. Hun tractement moet genoegzaam zijn tot een onbekrompen beftaan, op dat zij niet in verzoeking zullen komen om, of door gefchenken, of door andere onrechte wegen — of door anders geoorloofde middelen, zich een meerder beftaan te verfchaffen, met verzuim der zaaken waartoe zij geroepen zijn — alle omkoopingen behoorden dus in hun met den dood, of casfatie, naar exigentie van zaaken, geftraft te worden. Zij moeten ad vifam. en tot geen andere of hoogere posten beroeplijk , zijn. Op dat zij zich geheel en alleen, mtt een befteiulig vooruitzigt, op hun uitgêftrekt vak, zouden kunnen toeleggen. Zo dra zij een tijd konden vooruitzien, dat zij van hun post moeten afftaan, zouden zij zich niet met dien ijver daar op toeleggen, maar of zich bij voorraad vrienden onder deze of geene magt zoeken te maaken, die hun naderhand van dienst konden wezen — in voorkomende gevallen zouden zij daar door van hun ftrengen pligt kun-.  ( "8 ) kunnen afgetrokken worden: of zij zouden zich reeds 'in vooruitzigt, in geval van bekrompener omftandigheden, wanneer hun tractement ophield, op een of ander nieuw middel van beftaan toeleggen, of oefenen, en daar aan hunnen tijd en werkzaamheden kunnen hefteden , welke alleen aan het Vaderland en de gerechtigheid toebehoorden. ' Hetzelfde gevolg zou plaats kunnen hebben, indien zij tot hoogere posten elegibel waren. 3 'Het Burgerlijk-, Staats- of Criminele Recht zijn vakken , die elk een geheel Mensch, in den eerften post jn den ftaat geplaatst, wel voor zijn geheele leeven kan bezig houden, eer zij hem zo volkomen eigen zijn, dat hij in alle gevallen fpoedig daar in kan bellisfen. Den fchijn van't gevaar, welke men tegen depermarience der Leden van zulk een Collegie zoude mogen inbrèn'gen , wordt geheel en al weg genomen , als men in • ■anmerking neemt, i.) dat deze kamer nimmer kan willen , maar alleen oordeelen. 2.) Dat de Leden, over mis ïragmgen, even zo wel in ftaat van befchuldiging kunnen gefield worden , als de Leden der overige Masten. Kn 3.) wordt dit getemperd door de bijvoeging der vier extraordinaire Raaden, waarvan er twee jaarlijks moeten afgewisfeld worden: één derde gedeelte der Leden, van deze kamer wisfelt dus altijd af, en daar deze afwisfelende Leden altijd moeten genomen worden uit die geene welke door de Natie zelve jaarlijks tot de- hoogfte Magt verkoozen zijn, zo ftrekt d t ten waarborg voor de Burgerlijke Vrijheid, tegen alle willekeurigheid, welke men van de Raaden ad vitom nog zou meenen te vreezen te hebben. Want het getal der gewoone Leden of Raaden dezer kamer, zou niet meer dan zeven moeten wezen, maakende dus met de vier extraordinaire elf uit. Een  C 109 ) Een der ordinaire Raaden zou beftendig, zonder afwisieling, Praïfident behooren. te zijn, om daardoof des te meerdere bekwaamheid tot dien post te bekomen, en op dat de overige Raaden zich ook des tfi beter , ieder in hun vak , zouden perfectioneren. Deze Kamer zou zelve de prsefentatie van een Fifcaal, eerfte en tweede Griffier aan het wetgeevend Lighaam , ten fine van aamtelling, moeten hebben, en voords haare verdere Suppoostenen Bedienden, zelveonmiddelijk aanftellen, welke alle permanent 2oüdèn moeten zijn» Over  Over de Departements-verdee» ling der Nederlandfche Republicq. Geadvyfeefid op Woensdag den 6 July 1796. Burgers Representanten. TT -Tiet nut of de noodzaaklijkheid van alle Regeerïng, van den eenen Mensch over den anderen — en van eene dwingende of opperfte Magt in de Maatrchappij, is daar in gelegen: dat zonder dezelve de goede orde van 't geheel, de perfoneele veiligheid en zekerheid der eigendommen niet kan bewaard en befchermd worden. De voortreflijkheid eener Republicainfche Regeeringsforme boven eene Monarehaale, beftaat onder anderen ook daarin, dat zij; nader komt, of blijft, aan den oorfpronglijken toeftand der Natuur, hetminfte de nat-uurlijke Vrijheid van den Mensch beperkt of willekeurig kan onderdrukken. Zal de Republicainfche Regeeringsform dan hierin van de Monarehaale onderfcheiden zijn: dan moet er wel eene geconcentreerde opperfte Magt, tot fpoedige uitvoering van den algemeenen wil,worden daargefteld — doch in een Republicainfchen ftaat moet daar aan niet alleen niet meer verbleven worden, dan volftrekt nodig is om de algeemene befluiten en uitvoering, waar her  het nodig is, fpoed bij te zetten — maar het bettuur «elve moet niet in alle gevallen de orakelfpreuken van Delphos nodig hebben — niet van het centrum der ■opperfte Magt in alles afhangen, om te Weeten wat haar te doen of te laaten ftaa: maar het beftuur der geheele Maatfchappij moet van het toppunt der opperfte Magt, of het centrum waar in alles uitloopt, bij zagte overgangen afdaalen of terug 'keeren, dat nergens eene drukking of fchokking word gevoeld, ie geheele inrichting der Maatfchappij, zo wel a's het •voorfchrift haarer wetten, niet anders fchijnen, dan noodwendige gevolgen uit de confervatie van eiks na« tuurlijke en zedelijke Vrijheid en Gelijkheid voordvloeijende. Ieder Staatsburger moet diethalven niet alleen volkomen vrij blijven in zijne handelingen, en zijne eigen zaaken naar zijn welgevallen , ten nutte van zich zeiven en de zijne kunnen dirigeeren, zo verre zulks niet gefchiedt ten koste der gelijke Vrijheid' en rechten vail anderen, of in prEejuditie van de magt die hij ter uitvoering van meer algemeene zaaken aan anderen heeft afgeftaan; — maar hij moet ook- gerust en zeker zijn, dat zo dra andere op zijne rechten of vrijheid inbreuk zouden willen doen, hij onmiddelijk een hooger Ge*. Zach bij de hand heeft, dat, zonder verwijl, daarin kan voorkomen, en door eigen onmiddelijke kennis en weetenfchap daar over, Zonder misleiding, kan oordeelen. Dit oogmerk nu kan nimmer, of nooit zo goed f bereikt worden, wanneer de hooge Magt aart weinige perfoonen wordt toebetrouwd, en deze, wijl zij niet alles zelve kunnen beheeren, inzien en beöordeelen % de uitoefening en adminiftratie daarvan aan perfoonen of corpora demanderen $ Welke door hun werden aan* Is g£>  ( 132 ) gefteld, gelast en van hun afhangen; als wanneer die geene welkers zaaken moeten geadminiftreerd worden, ■ zelve deel in die aanftelling hebben. Want in het eerfte geval is niet alleen de Oppermagt en de adminiftratie een endezelfde , en in de meefte gevallen jmtijdig — maar zij wordt ook niet zelden zelve door haare Adminiftrateurs misleid en bedrogen, en zo het eene kwaad door het andere bedekt. De beftendigheid en zekerheid eener Conftitutie en Regeeringsforme , moet berusten op de goede adminiftratie en het goed vertrouwen der Burgers in dezelve. Dit goed vertrouwen vestigt zich nergens zo zeker door , dan door de gerustheid , welke elk Burger heeft, dat zijn vriend, zijn naastbeftaande, zijn weldoender ,zijn gebuur, zijn medeburger, dien hij kent, en mede benoemd heeft, inzage heeft in de directie van zaaken, welke hij aan andere heeft afgedaan of toevertrouwd. Een deel dez:r gerustheid verkrijgt wel ieder ingezetene , door het aandeel dat hij heeft in de verkiezing van zijn Plaatfelijk beftuur doch dit is niet genoeg — het beftuur eener nabuurige Gemeente kan hem praejudiciereu — er moet des een beroep zijn op een hooger onzijdiger beftuur, dat in gelijke betrekking ftaat tot hem, als tot de andere. Dit kan plaats hebben omtrent honderden gewoone en buitengewoone zaaken van Politie en Finantie: welke geen objecten zijn van decifie der juftitiè. Daar mede zich te vervoegen bij de wetgeevende of uitvoerende Magt; zou niet alleen te moeilijk en kostbaar worden — maar het zou ook voor deze eene volftrekte onmogelijkheid worden, in dezen aan het oogmerk te voldoen, en in alle behoeften te voorzien. Indien er tusfchen het wetgeevend Gezach en Plaatte  C 133 ) felijk Beltuur een Departementaal bewind gefteld wierd over een groot Diftrict, of groot aantal Ingezetenen, dan zal het zelfde inconvenient plaats grijpen, als even gezegd. Het aantal Leden van dit bewind zal dus groot moeten zijn, om alle onderfcheiden zaaken te kunnen naar gaan, of zij zullen zich wederom van ondergefchikte Adminiftrateurs moeten bedienen, en daardoor het bewind des te kostbaarer en partijdig maaken —- het goed vertrouwen zal dus even zeer verzwakt worden, wijl het beftuur nog te ver van het oog van elk Burger verwijderd is — en hij zal menigmaal liever zijn leed verkroppen , en onrecht en fchade lijden, dan dat hij verre zal willen reizen, of veel harfenbreekens, moeite en kosten nodig hebben, om die geene, welke de zaaken niet zo van nabij kennen, zijne belangen en bezwaaren te beduiden. De veelvuldige bezigheden van het beftuur over een groot Departement, zal veroorzaaken , dat de zaaken lange hangende moeten blijven eer men de nodige informatien zal kunnen bekomen; of eer men ze onderhanden zal kunnen neemen of afdoen — en het zou aan het miraculeuze grenzen, indien daar uit een beter en meerder vertrouwen in het tegenwoordige beftuur , dan het voorledene, geboren wierd. De te groote afftand tusfchen het Departementaal bewind van een groot Departement, en het locaal beftuur inzonderheid der Dorpen, zal dus, uit hoofde van 't allengs gevoedde wantrouwen, niet anders ten gevolge hebben, dan dat men op nieuw, gelijk tot hiertoe federt de revolutie heeft plaats gehad, Committé'6 van waakzaamheid opricht, Sociëteiten van voorziening, voorlichtingen dergelijke daarftelle, om de gaapingen in het beftuur quafie aantevullen, en intriguanten of zelfzuchtigen, zullen in plaats van de I 3 Ge-  C 134 ) Gemeenten gerust te ftellen, haar veel eer opruijen, tot zij zelve zich hier en daar hebben ingedrongen, en van de gelegenheid kunnen profiteeren, om, ten kostehunner Medeburgeren, te leeven. Alle deze bezwaaren houden op, zo dra de Departementen kleiner zijn. Niet alleen zijn de beftuurers derzelve dan nader bekend met de onderfcheiden Gemeentens, maar zij zelve kennen ze dan nader; zijn meer kundig van haare zaaken en belangen — kunnen zich, uithoofde van mindere overkropping, meer op dezelve toeleggen, dezelve exacter behandelen, fpoe« diger afdoen, en de fubfifteerende kwaaien beter ia den grond geneezen. De meerdere Departementaale lighaamen van bewind maaken alsdan zo veele Conftitutioneele Committées van waakzaamheid uit — zij maaken de bijzondere Adminiftrateurs minder noodzaaklijk , of kunnen hen zeiven beter nagaan en tegen alle knevelarijen, willekeurigheden en overfchrijdingen waaken, daar, waar het onmogelijk is dat de wetgeevende of uitvoerende Magt zelve alles kan nagaan of onderzoeken. Indien het waar was, het geen men zich veeltijds, zonder de zaaken doortedenken , maar al te ligt voorftelt, dat het Departementaal bewind , zodra dezaaken, onder ééne geconcentreerde Oppermagt, tot confidentie zullen gekomen zijn, weinig zal te doen hebben: dan zou men kunnen aanneemen, dat derzelver fubfiftentie niet zo volftrekt nodig zal zijn, en derhalven de Departementen maar zo groot konden gemaakt worden als zij vallen konden: doch behalven dat, indien men grond had dit te mogen veronderftellen, al het adminiftrative van Politie en Finantie, alsdan zoude moeten geëxecuteerd worden door lieden, in welkers aanftelling het lighaam der Burgerij geen deel had getold i  C 135 ) had, die zij niet kenden, niet vertrouwden, en veelal niet dulden konden: zo is het meer dan problematicq, dat een Departementaal bewind, niet Merker dan van zeven Leden , handen vol werks zal hebben, om een Diftrict van flegts 100,000 zielen, naar eisch ta bellieren en in alle derzelver belangen, in die betrekking, te voorzien. Zal het Departementaal beftuur van eenig nut zijn voor 't geheel — of liever, zal de geconcentreerde Oppermagt in één lighaam, de zaaken zo goed overzien en beheeren als voorheen gefchied.de in zo veele iighaamen, zo zal elk Departementaal beftuur en het medium der magt tusfchen het lighaam des volks en deszelfs Kepraefentanti?n, als een legaal Committé van waakzaamheid, moeten zijn — en tevens een Collegie van adminiftratie, aangaande het Politicque, Financiële en Oeconomicque, moeten uitmaaken; even zeer aan de eene zijde door de onmiddelljke keuze geattacheerd aan het lighaam des volks, als anderzijdi aan deszelfs Reprasfentanten verantwoordelijk. De zeven Leden zullen dus in twee Hoofdcommisfien moeten verdeeld worden , vier tot de Financiële en drie tot de Politicque en Oeconoroique zaaken. Om nu te beöordeelen waar de Beltuurers van een Departement van beneden de 100,000 zielen, zich mede onledig kunnen houden , zal ik alleen een voorbeeld ontleenen uit het Provinciaal beftuur van Utrecht, van die werkzaamheden, welke altijd zullen moeten blijven , of met gelijke andere verwi9feld , en in fommige opzigten verdubbeld zullen worden. Dit Gewest, dat alsdan een Departement zal kunnen worden, heeft over de honderd Gerechten, welke elk hunne bijzondere Oeconomie hebben. Deze I 4 heb-  C ^6 ) hebben elk hun-bijzonder Manuaal van Oudfchild-, Morgen-, Huis - dubbeldlniis-en Haardftedegelden, van welke een dubbeld der Cohieren en Blafferden ter Finantiekamer , en ten Comptoire van den Ontvanger berust, waar naar de reëele lasten gefixeerd zijn en betaald worden. Het minde defect hier in plaats hebbende, moet de Financie zulks weeten optefpooren, daar omtrent berichten en advyferen, en de Politie daar in jugeren. Deze Cohieren en Bladerden, moeten om de 15 jaaren vernieuwd worden, door eiken Schout of Gerecht in den haare — deze moeten door de Financie tegen de ouden geconfronteerd en geapprobeerd worden. Bij ongelukken van brand als anderzins , en het opbouwen van vervallen huizen, of het dichten van nieuwe, wordt remisfie van Huis- en Haardftedegeld voor zekere jaaren verzogt, en op advys der Financie Verleend of afgedagen. Bovendien moeten de Schouten en Gerechten ieder jaar de uitzettinge doen, van de fumme der Confumtive Middelen, op wélke iedere Gemeente , na rato van haar vermogen, gerepartitiegrd is : Deze uitzettingen moeten alle ter kamer van Financie komen, om geëxamineerd te worden tegen de doten van het voorige. jaar, om te zien of daar bij ook wegens de Schouten of Gerechten te hooge of nieuwe posten, ten prajjuditie der Gemeenten in rekening gebragt worden, welke niet mogen geleden worden, of dat ook de eene Ingezeten te hoog, en andere te laag gedeld zijn, Voor en aleer, deze zettingen door de Financie geëxamineerd , daarop geadvyfeerd, en door de Politie dienvolgende Approbatie eu Appoinctement verleend is, kunnen de Schouten hunne zettingen niet terug beko-i tnen, eenige billetten uitgeeven, of ontvangst doen, Het  CC ï37 ) " Hetzelfde dat omtrent de Confumtie ■ zettingen pliats heeft, moet ook omtrent de Dorps- en Buurlasten gefchieden , bij afzonderlijke zettingen. Behalven deze tweeërlei zettingen, welke voor alle Dorpen plaats hebben, en die elk van een hijzonderen inhoud zijn, zo dat er onder alle nooit'twee gelijken gevonden kunnen worden, zo hebben onderfcheiden Gerechten nog-onderfcheiden zettingen en rekeningen van Zeedijks- Lekkendijks- en Gemeenelandspolder of Molengelden, die alle hetzelfde examen moeten ondergaan , en van welke de dubbelden ter Kamer moeten geleverd worden. Behalven deze zettingen die, ten aanzien der fommen«voor 'tLand, altijd dezelfde zijn, moeten de Schouten of Gerechten jaarlijks nog afzonderlijke Lijsten ingeeven als : Van het Dienstbodengeld. Van het Paerdengeld. Van het Hoorn geil. Van het Boomgaardgeld , Tabaks-, Hennip- en Vlaslanden. Deze zijn alle jaaren onderfcheiden, er behoort dus veel attentie en vigelantie toe om te zorgen dat's Lands inkomen niet verminderd worde, daar er zelfs des niettemin zo veel conniventie plaats heeft, en elk tracht te ontduiken of te verfchoonen wat hij kan. Alle deze Lijsten moeten mede jaarlijks, elk op onderfcheiden tijden, ter Financie komen, geëxamineerd worden de manquerende worden beboet, vervolgends van elk een afzonderlijk Manuaal geformeerd, en aan de refpective Ontvangers ter hand gefield worden, voor en aleer deze de penningen daarvan, uit handen der Gader meesters, kunnen ontvangen. . De Financie ontvangt voctrds maandelijks vaa alle is 35  C 138 ) de Comptoiren den ftaat van uitgave en ontvang, welke geiegillreerd wordt, en voor elke Ordonnantie, die door de Politie geilagen wordt, moet de Finantie advyferen , op welke der Unvangers dezelve kan geflagen worden. Alle deze Ordonnantiën moeten mede geregiftreerd'worden in een apart boek, en een en ander vervolgcnds vergeleken worden, bij 'het examineren der rekeningen van de refpective. Ontvangers. De Financie moet mede examineren alie rekeningen -der CVmptoiren van de Gemeenelands Middelen, Hoofdfchouun,. Hof van Juftitiè, Dijk-Collegien, Kameraars, Rentmeesters, en van alle refpeóten waartoe dezelve behooren, kennis draagen, om te kunnen oordeeIen of zij in orde zijn. En alhoewel ten aanzien van deze laatfte Artykelen fommige , bij de concentratie der Oppermagt, door een Generaal Financie - enjuftitiewezen eenige verandering zal kunnen ondergaan; zo is de vraag: niet alleen, of zonder het Departementaal beftuur, de generaale adminiftratie der Politie en financie wel in ftaat zal zijn, om alles zo exact naar te gaan te examineeren, corrigeeren en de fraudes en klagten te weeren: maar vooral, of alle de overige artijkelen en refpecten, die aan' eene generaale directie niet en detail verantwoord kunnen worden, niet handen vol werks zal geeven aan een Departementaal Bewind van maar zeven Leden, en dat het eene moreele onmogelijkheid zoude zijn, dat alles naar vereisch konde naargegaan worden, indien de Departementen nog grooter gemaakt wierden i, al ware het al, dat men in dien gevalle het getal haarer Leden ver* dubbelde? Dit zelfde Departementaal Beftuur over minder da» 100,000 zielen, heeft, boven de Schouten, Gadertaeesters, Commifen, Ontvangers, welke alle qualifica- t»  C !39 ) tie hebben tot parate executie, nog zo veele Rentmees* ters, Kameraars en andere Directeuren nodig, om alles behoorlijk naar te gaan, en wanneer men dus alle de gemeldde refpecten wilde demanderen aan bijzondere Adminifirateurs, die alleen van het Opperbeltuur afhanglijk waren, met voorbijgaan van het Departementaal Bewind, dan zou men wel dra eene Regeering van generaale Pagters, Commiefen en hunne Suppoosten zien, die en het Land ftraffeloos konden befteelan, en Burgers en Boeren plaagen, even als men voor 50 en meer jaaren heeft zien plaats grijpen, eer de ftaat der financiële directie tot die goede orde gekomen was. In alle Landen zijn generaale Pagters en den aankleve van die, niet alleen van elk gehaat en veracht, maar ook voor het Land oneindig kostbaarer en fc'iadelijker, dan de Inzamelaars der lasten , die in elke Gemeente woonen en onder het opzigt der plaatfelijke directie in het Departementaal Bewind (taan. De gezegde financiële zaaken, waar in de politie even zeer haar deel heeft, zijn niet de eenige waar mede het Departementaal Bewind geoccupeerd is; maar daar komen nog eene menigte andere zaaken bij, welke van de uiterfte noodzaaklijkheid zijn dat onder een opzicht (taan, welke met het locale bekend is, en zonder bericht van partijdiger) over de rechten van colliderende partijen kan oordeelen. Het zelfde Departement waar van ik fpreek, heeft het opzig'f 'en onderhoud van onderfcheiden Zee - en Rivier-buiten- en binnen - dijken , kribben en waterwegen — er beftaan onderfcheiden Üijkcollegien-i Heemraadfehappen, én Dijkftoelen, van den Zuiderzeedijk, Lekkendijk'boven en benedendams, de Rivier de Eem, de Slaperdijk, de Nederrhijn en Ysfel en verfcheiden meer bijzondere waterfchappen, welke of  ( 14« ) óf geheel uit Leden van 't bewind of gecombineerd" «et de voornaamfte geërfden en ingelanden gecompofeerd zijn; doch waar van de meeste dicifien aan het Departementaal Bewind moeten komen , of de rekeningen verantwoord worden; en van welk dus ook de beöordeeling van het nodige onderhoud, repaïatien, en gemaakte kosten , zo wel als het doen der jaarlijkfche fchouwen afhangt. Ik wil niet eens fpreeken van de leenen, tienden , tinfen , erfpachten , renten, penfioenen, pieufe gedichten, gasthuizen, tugt- en gevangenhuizen, pnblicque gebouwen, rijdwegen, zand- en jaag-paden, bruggen, fiuizen, kanalen: want fchoon ik erken.dat fommige dier zaaken en collegien kunnen gecombineerd worden ,• en andere bij eene geconcentreerde Oppermagt mogen vervallen, zo blijven er behalven alle de voorgenoemde zaaken , nog zo veele particuliere over, die nog overvloedig werk zullen verfchail'en uan het locaal Departementaal Bewind, dat er niet meer bij moet komen , of het Diltrct grooter gemaakt worden , om de nodige exactitude onmogelijk te maaken. En hoe zeer er enkele refpecten kunnen wezen, bij welke bezuinigingen zouden kunnen plaats grijpen , zo moet men llegts met het generaale en het intrinfique der details bekend zijn, om te kunnen oordeelen, dat zodanige generaale bezuinigingen niet anders dan door middel van een goed Departementaal Bewind kan daar gefield worden — en dat de directie nooit beter koop dan bij gezegde inrichting kan gefchieden, als kostende, behalven het hoorn-dienstboden- en paardengeld, de inzameling aan het Land zelve geen eene duit, wijl de Inzamelaars de éën ftuiv. per gulden die zij genieten, van de Debiteuren ontvangen, en de volle fomme zuiver tot cén penning  C *4* ) nifig toe, aan de Comptoiren vragtvrij geleverd worden. Dat men nu zoude vermeenen dat alle deze omflag en occupatie bij eene nieuwe inrichting zoude verminderen, en dus de verdeeling der Departementen, zonder bezwaar wel grooter zoude kunnen vallen: zo is veel meer het tegengeftelde evident; als men in aanmerking neemt. 1. Dat door maar zeven Leden te ftellen voor het bewind van een' Departement van 100,000 zielen, daar derzelver getal te vooren circa dertig beüep, reeds eene groote bezuiniging, maar ook tevens groo» tere occupatie geeft. 2. Dat tot vinding van een middel om de gemeene Lasten voortaan op een algemeenen voet te heffen met vernietiging der Quota, en vermijding van vermen-» ging der oude fchulden (*), eene drieërlei belasting zal moeten geïntroduceerd worden, welke dus, om op de behoorlijke wijze te kunnen gefchieden, een nauw toezigt nodig beeft; en hetwelk met beter vrugt kan gefchieden bij kleinere Departementenvan 100,000, dan bij grootere van 300,000 Ingezetenen. 3. Daar, volgends het algemeen gevoelen, ook heï Departementaal beduur om de twee of drie jaaren in Leden moet afwisfelen, en dus die bedrevenheid ea ervaarenheid in alle zaaken, bij een klein getal Leden , niet zo kan veronderfteld worden als bij een grooter aantal die ad vitam hunne posten bekledden — zo zon (*) Men moet hier bij in aanmerking neemen, dat er, toen ik dit fchreef, bij de Commisfie nog geen qusstïe was van eene volftrekte amalgnamatie der oude fchulden,  C 14a ) ion dit inconvenient nog grooter, en voor het G««eeneland en de particuliere Burgers allerfchadelijkst worden , Indien daarenboven de Departementen nog nanmerklijk uitgeftrekter wierden. < De ondervinding beeft al mede in hetzelfde Departement, waarvan ik fpreek, geleerd, dat het verkeerd begrip van de financiële inrichting, bij de individus of de onkunde in dezelve, en de daar uit vloeijende luchtige beöordeeling, de grootfte verwarringen, en gedeeltelijk het gebrek aan penningen heeft veroorzaakten hoe veel grooter zou dit dus niet moeten worden, bij een uitgeftrekter Departement, en eene geheel nieuwe inrichting en verdubbelde occupatie, die dubbele oplettendheid vordert. Alle deze zwaarigheden waren zelfs niet voortekomen bii een grooter aantal Leden, of zij zouden in meer Commisfien verdeeld moeten worden, aan welken elk een Diftrict wierd aanbevolen, en dan zouden zij niet veel verfchillen van eene nadere fplitzing van het Departement, en het doel zou minder volkomen bereikt worden. Daarenboven, gefteld dat de financiële of andere zaaken van een Departement in de war geraakten — dan zou de Republicq daar door minder nadeel lijden Wanneer één zestiende, als wanneer één zesde gedeelte in wanorde geftuurd wierd — de zaak zou bij een klein gedeelte beter gecorrigeerd en geredresfeerd kunnen worden, dan bij een grooter. Om alle deze en meer andere reden concludeer ik t dat de verdeeling der Republicq, in zestien Departementen , mij, met het welzijn van den Lande en de vrijheid en zekerheid der individuele Burgers, meer overeenkomftïg voorkomt, dan eene verdeeling in vijf of zes Departementen. En zoude dienvolgende de vef-  ( 143 ) vefdeeling kunnen gefchieden van i tot 200,000 zialeti, eenige 1000 onder of over onbegrepen, zodat alsdan zouden kunnen uitmaaken Friesland . . 161513 Zielen, 1 Departement. Overysfel en Drente 175332 2 — Groningen . . 114565 ■— I ■ Gelderland . . 217828 2 ■ Braband . . . 210625 2 \ ' Zeeland . . . 82212 • 1 ■ Utrecht . . . 96916 1 • Bolland . . . 82853a — 6 ■ dus 16 Departementen» Bij alle de opgenoemde voordeden dezer kleinere Departementen boven de grootere, zou nog dijt komen, dat daar dit bewind, in al het opgenoemde, ondergefchikt en verantwoordelijk in zijne adminiftratie moet zijn aan het wetgeevende Lighaam, die verantwoording veel beter kan gefchieden van een klein, dan van een groot Departement — het idéé van Souverainiteit zal ook zoo ligt bij eene fplitzing in kleinere deelen, niet weder opkomen, als bij eene combinatie der Gewesten. Als men al verder in aanmerking neemt, dat tot gemeldde verantwoording ook behoort, dat de Schouten of Gadermeesters , Uitmaaners, Collecteurs * Ontvangers en andere Adminittrateurs van 's Lands penningen reëele cautie moeten ftellen voor de fommen die zij adminiftreren, dat bier toe Landerijen, HuiZen of Obligatien geaffecteerd worden, en dit moetende gefchieden of. voor de generaale Financie-, of Rekenkamer , of eenig ander corps van Adminiftratie — of een  C i.'4 ) een grooter Departements- Bewind mu daar bij die acuratesl'e, welke eene locale kennis der fpeciale omftandigheid van perfoonen en zaaken vereischt, niet zo goed kan gevonden of veronderfteld worden, als bij. een kleiner Departement, en alzo de Leden vari het Bewind zich ligter in perfoon en goederen kunnen verhinden en verantwoordelijk ftellen , dat zijde Adminiftratie van 's Lands penningen niet roekeloos of ongefecureerd gewaagd hebben, in de handen van zulken dien dezelve niet vertrouwd zijn. Het oogmerk om de financiële-en. andere zaaken niet verder dan vohtrekt nodig is, te vermengen, wordt door de even opgegeeven verdeeling ook veel beter bereikt, dan door eene verdeeling in 5 of 6 De* partementen, waar bij onderfcheiden Gewesten bij elkander moeten worden gevoegd; het Welk aanleiding zou kunnen geeven , veeleer tot verwijdering dan tot harmonie. Bij de opgegeeven verdeeling in 16 Departementen daar en tegen, zou alleen Drenthe en Overysfel eene dóorverdeeling moeten ondergaan — of verkoos men liever 15 Departementen, zo zon Drenthe of onder Groningen of Overysfel geheel kunnen getrokken worden — Bataafs Braband en Gel* ■derland fp'.itzen zich ook zeiven in meer deelen, welke ieder altijd eene afzonderlijke ceconomie hebben gehad; en zo is het insgelijks gelegen met Holland, waar men mede onderfcheiden afdeelingen vindt, die onder bijzondere directicn ftaan, dat men ze gevoeglijk in Departementen zou kunnen verdeelen. Schikt zich de verdeeling van Holland beter in 5 dan in 6 Departementen , zo zou men de gefchiktlte kunnen amplecteren, na dat het en met de Volksmenigte en met het arrondisfement en met de bijzondere ceconojnievan de onderfcheiden indeelingen van Amft eiland, Rhyn*  C H5 ) ,Rhijnland, 'tLand van Heusden, en\Mhona, Lan* geftraat enz. best uitkwam. Hoe zeer bij de voor opgegeeven verdeeling, de Departementen Friesland en Groningen grooter zouden zijn dan de andere, zo zou dit nogthans, in het wezen der zaak, in het gezach van de «eneof andere, niets afdoen, ieder Departement zou evenwel maar één geconcentreerd bewind moeten hebben, elk beftaande uit een gelijk getal Leden die uit de Gemeenelands Kaste betaald wierden: doch de verdeehng det 15000, zou over de geheele Republicq moeten doorloopen, zo zelfs, dat de overfchieteiide getallen van het eene Departement, bij de Grondvergaderingen doorliepen in een naastgelegen Departement, en de mindere bij de meerdere getallen wierden gevoegd, naar dat de hoofdplaatzen bij eene generaale bepaaling wierden gefteld: daar toch niet de Departementen, maar het getal der zielen, bij het Oppergezach moeten gerepraifenteerd worden. Indien men verder de wijze van verkiezing door het Volk, zo wel voor het Departementaal Bewind; als de Wetgeevende en Uitvoerende Magt, opdien voet wilde aanneemen, als ik bij mijne Schets heb voorgefteld , dan kan het ook nooit in aanmerking komen, dat er eene andere verdeeling voor het generaale Gezach en het Departementaale Bewind kan nodig zijn. Als men al verder in aanmerking neemt, dat de eenpaarigheid in het Beftuur en de behandeling der politicque en financiële zaaken, de natuurlijklte eenvoudigheid en behendigheid der Conftitutie , zo wel als de zekerheid voor de individuele vrijheid moet te wege brengen: en daar bij zich voorltelt dat de inrichting der één- en oi.v;rdeelde Oppermagt voor de K mees  ( hg y meesten eene geheel nieuwe behandeling'van zaaken zal te wege brengen; zo komt het mij hoe langer hoe noodzaaklijker voor, dat er in ieder Departement, het zij beiïendig, of van tijd tot tijd, een Lid van het Wetgeevend Lighaam tegenwoordig ware — immers in die Departementen die het verfte van de Refidentie van dat Lighaam afgelegen waren — om als Gecommitteerde toetezien en te zorgen, dat alles overal op een en dezelfde wijze ingericht en bevorderd wierd — zonder dat kunnen of Intriguanten en vijanden der nieuwe inrichting, of'het'oude Provinciaale egoïsmus, de Conftitutionele Wetten tegen werken en illufoir maaken. Tot dus verre liep het advys dat ik bij de Commisfie tot de verdeeling heb uitgebragt — en daar ik de zwaarigheden , die ik tegen grootere Departementen heb aangevoerd, niet heb hooren oplosfen bij het advys , dat de ingrediënten voor het rapport heeft geleverd , zo heb ik mij verpligt gevonden als nog bij de hoofdgronden van mijn advys , tot kleinere en meerer Departementen, te moeten perfifteren. Daar fommige Leden zwaarigheden hebben gemaakt tegen alle nieuwe verdeelingen en zeggen ignorant te zijn, van de redenen, waarom men de oude Provinciaale verdeeling niet zou kunnen behouden; zo zal ik zo wel voor de noodzaaklijkheid eener nieuwe verdeeling , als tegen eenige gronden die, ten voordeele der Verdeeling bij het rapport, zijn aangevoerd, hier nog eenige redenen bijvoegen. Men merkt tegen eene nieuwe verdeeling aan, dat er verfcheiden onoverkomelijke zwaarigheden zullen ontftaan, zo ten aanzien van het huishoudelijke of ceconomique , als juftitiele en financiële. Doch het komt mij voor, dat deze zwaarigheden alleen,-—niet in de zaak zei-"  C 147 ) zelve gevonden,maar —gemaakt worden. En wel Uit eene veronderdejling die allezins ongegrond is. Om alle die moeijelijkheden en verwarringen , welke men wil veronderdeld hebben te zullen ontdaan bij eene nieuwe verdeeling, grond te geeven, neemt men eerst aan, dat alle voorige wetten, cofhvmen ,ufantien,politique, judiciele ,en financiële inrichtingen, zullen moeten blijven op den ouden roet—en wanneer ditin de daad zo was — of wanneer er geene goede verdeeling te maaken was, waar bij de onderfcheiden huishoudingen en ceconomien onvermengd bleven — dan had men, in zekere opzigten, gelijk, en dan zou de conclulie moeten wezen, dat: zo wanneer de éénheid van Gouvernement voor onze Republicq niet beftaanbaaf was, buiten eene nieuwe verdeeling, waar bij alle de particuliere eigendommen, en financiële belangen, door elkander gemengd wierden, het als dan beter, janood zaaklijk zoude zijn , om het Gouvernement, even zo wel als het bijzonder Beduur, verdeeld te laaten. Doch daar het tegendeel mij voorkomt de waarheid en bewijsbaar te zijn, zo zal ik kort de redenen opgeeven, die mij voorkomen gewigtig genoeg te zijn voor eene nieuwe verdeeling, en wel zulk eene als ifc zo even heb opgegeeven. Over de éénheid van het Gouveruement voor onze Conditiuie is reeds zo veel gezegd, dat ik het overtollig zoude houden, nog verder daar iets te willéa bijvoegen, of de noodzaaklijkheid daar van een oogenblik in twijfel te willen trekken. Door de éénheid der Republicq en éénheid van Gouvernement, verdaa ik zulk eene inrichting, waar bij onze Slaat, welke te vooren eene combinatie of verzameling van verfcheiden lighnamen, éénheden of geheelen was, tot één Lighaam, één geheel en één* K 2 beid  C 148 ) beid wordt, en waarin dus maar ééne Orpermagt kan beftaan, waaraan alles moet onderworpen zijn. Doch wanneer men nu wilde beweeren, dat deze dène Oppermagt alle bijzondere zaaken, behoeften en belangen zelve onmiddelijk moest beheeren, beftuuren en daarin voorzien , dan had men zeker gelijk met te veronderftellen, dat dit beter door zeven Oppermagten, dan door ééne, die niet te gelijker tijd overal kan tegenwoordig zijn , konde gefchieden. ■ Doch deze éénheid van Gouvernement fluit geenzins uit, het ondergefchikt beftuur over afzonderlijke deelen. Maar zal de onverdeelde Oppermagt in ftaat zijn, om behoorlijk te oordeelen over de soede adminiftratie van het ondergefchikt bewind, dan moet de huishouding in alle de deelen of Departementen op een en denzelfden voet gefteld en ingericht zijn; en om dit te kunnen zijn, moeten de Departementen ,' zo na mogelijk, over een gelijk getal Inwooners verdeeld zijn, of het Opperbewind is buiten ftaat om genoegzaam te oordeelen over de belangen der onderfcheiden deelen, en zal van het ondergefchikt beftuur in zijn oordeel en gezach moeten afhangen, en het Oppergezach zal, in naam,bij het generaal Gouvernement, maar in de daad , bij de ondergefchikte Departementaale directie, refideren. • Van de goede directie der deelen moet de goede uitHag van alle de Wetten en Decreten van een wijs Gouvernement afhangen. Dé verftandigfte , weldaadigfle en nutügfte inrichtingen dér hoogfte Magten kunnen of niets baaten, ofgeftremd en tegengewerkt worden, indien de directie der Departementen niet' zodanig ingericht is, dat zij met energie en fpoed kan werken, of oogenbliklijk werkzaam gemaakt worden. Da-  C 149 ) Deze energie en fnclle werkzaamheid kan geen plaats hebben, zo wanneer de Departementen te groot en te zeer gecompliceerd zijn. liet getal der Leden tot de directie zal niet alleen alsdan.moeten vermenigvuldigd worden , maar ook het Departement nogmaals gefplitst, of er zal onder het Departementaal bewind, nog een kleiner Dillricts-beftuur worden ingefteld, om alles met de nodige exaftitude te kunnen bedrijven — en even deze opeenftapeling van onderfcheiden Magten, moet de energie en fnelheid verzwakken en ftremmen , en de redresfen van verzuimen en fouten moeilijker maaken. Dit alles kan voorgekomen worden door kleinere Departementen, waarin geene onderdeelingen nodig zijn. De verdeeling die ik heb opgegeeven, van 15 of 16 Departementen , zou misfchien nog gefcbikter zijn, wanneer zij in getal verdubbeld wierd , dan dat men dezelve grooter maakte; dan, daar Amflerdam reeds meer dan 200,000 zielen bevat, en daarin geen Departementsverdeeling kan vallen , zo behoort men de verdeeling daaraan eenigzins evenredig te houden, om de gelijkheid niet al te zeer te misfen. Zeer onvoldoende aan het oogmerk, om meer eenvoudigheid, fnelheid en energie aan het generaale Gouvernement te geeven , zou het dienvolgende zijn, wanneer men , in plaats van fplitzingen , integendeel conbinatien wilde daarftellen, van Lighaamen of Diftricten, die te vooren afgefcheiden van elkander waren geweest. Het Departementaal bewind zou door zulke groote verdeelingen , in 'plaats van eenvoudiger, integendeel door de famenvoeging veel moeilijker worden, dan het te vooren , onder de provinciaale Souverainiteit, was geweest. Het zou eene Souveraine Magt nodig hebben, om anderen onder zich 3 we-  ( i5o ) weder met de uitvoering te kunnen belasten ; en behalven de kostbaarheid en vertraaging, zou ook de verantwoordelijkheid voor alle fouten en ongeregeldheden, fteeds duister gemaakt kunnen worden.' Wilde de opperfte Magt alles door onmiddelijke Adminiftrateurs of Ambtenaaren laatèn beheeren en uitvoeren, en alles door deze aan haar doen verantwoorden — zo zou men even de ongefchiktfte raid* delen'tot hetzelfde einde kiezen, en een Gouvernementintroduceren, dat geheel en al ftrijdig is met den aart der Republicainfche Vrijheid en het character en publicq gevoelen onzer Natie. • En zo men er immer energie aan zou kunnen toefchrijve'n, zou het eene energie van Despotismus moeten zijn, onderfteund door Militaire wapenen. De meeste energie, de meeste fpoed in de uitvoering, de meeste bereidvaerdigheid , het meeste vertrouwen , de grootlte zekerheid voor de individuele Vrijheid , kan alleen plaats hebben, bij de inlichting, waarin de meeste éenvoudigheid heerscht. Deze eenvoudigheid heeft zeker plaats in kleinere Departementen boven grootere. Men heeft mindere verwarring der Magten, minder wantrouwen te vreezen , wanneer het Departementaal beftuur ftegts een kleiner taak voor zich heeft, dien zij zelve kan overzien en beheeren; wanneer het Departementaal bevd d tusfchen zich en het locaal beftuur der Steden en Dorpen geen adminiftratien nodig heeft, maar zij zelve onmiddelijk aan de Oppermagt haare adminiftatie of opzigt kan verantwoorden. Een der redenen, welke tot aanprijzing der relative gelijkheid der verdeeling, bij bet rapport wTordt opgegeeven , en welke tegen eene verdeeling in kleinere Departementen fchijnt te moeten werken , is, dst de-  C 151 ) dezelve meer zonde ftrooken met de indeeling van 15, 3P en 60,000^". — Doch behalven dat niet bewe'ezen is, dat eene kleinere verdeeling, van één tot 200,000, dezelve indeeling en relative gelijkheid niet zoude toelaatcn; zo komt het mij voor, dat het principium, waar op dit Argument rust, in de gevolgen veel meer Ihïjdend is met het denkbeeld van dénheid van Gouvernement, dan dat het daar mede zoude overeentebrengen zijn. Indien men daarom de onderdeeling der Departementen eene relative gelijkheid , bij opklimming of afdaaling van 30,000 of 60,000, wil geeven, op dat ieder Departement een zeker bepaald getal voltallige Grondvergaderingen zal bevatten , zonder dat nogthans dit getal in allen gelijk zij; zo is niet alleen deze reden op zich zelveu ongenoegzaam, om daarom Landen en Luiden te fepareren of te combineren —- maar het komt mij voor, in het fysthema van éénheid van beftuur of Gouvernement, en, weering van Faderalistilche gevolgen, ten hoogfts tegenftrijdig te zijn. Wanneer ieder Departement op zich zei ven een. vast getal Reprsfentanten of Leden voor het wetgeevend Lighaam, of dc uitvoerende Magt moet leveren , dan is het zeer natuurlijk dat daar uit eerlang, of allengs eene reprEcfentatie van Departementen, in plaats van eene vertegenwoordiging des geheelen volks, zal geboren worden. En nog des te meer zal dit van nadeeiigen invloed kunnen worden , wanneer bij deze repraefentatie alsdan eene volltrekte ongelijkheid plaats heeft, en het eene Departement bijvoorbeeld door 3 a 4, en een ander door 6 ft 8 Leden kan gerepracfenteerd worden. Om nu niet te zeggen, dat volgends dit fysthema niet alleen eene geduurige telling, maar ook fteeds K 4 v!r"  C ) veranderende verdeeling-, ten minften om de 5 a 5 jaaren, zou moeten plaatshebben — zo zou ik oordeelen, alléén öm de gezegde te vreezen gevolgen, dezelve ORGANISATIE en Werkzaamheden der Collegien van het Departementaal Bewind , en derzelver betrekking tot de Hoogfte Magten. Geadvyfeerd den 13 Jany 1796. Burgers Repraesentanten ) TP ot onderfeheiding der bijzondere authoriteiten is het nodig dezelve onderfcheiden naamen toe te Voegen ; terwijl de Wetgeevende, Uitvoerende en Rechterlijke (althans de eerfte) die van Magten voeren , zou men de Departementaale directie Bewind kunnen heeten, en die der Steden en Dorpen den naam van Befluur kunnen geeven. Het Collegie van Bewind voor elk der Departementen, zal, na rato dat men de Departementen grooter of kleiner wil neemen, uit meer of mindere Leden moeten beftaan. Naar mijne verdeeling van 14, 15 of 16 Departementen, zouden mogelijk 7 Leden genoeg zijn. De verkiezing dezer Leden zoude moeten gefchieden door de Grondvergaderingen der Natie, in gelijke verdeeling en op gelijke wijze, als de verkiezing  C *5* ) zing der Leden voor het Lighaam der Wetgeevende en Uitvoerende Magt. Om de Grondvergaderingen niet te zeer te occuperen, zou ik ze (except in buitengewoone gevallen van hooge noodzaaklijkheid) niet meer dan eenmaal 'sjaars doerj opkomen , om als dan te gelijk zo wel de afgaande Leden voor het Departementaal Bevind, als de Wetgeevende en Uitvoerende Magt te verkiezen. Ik zou, om die reden, de verdeeling der Grondvergaderingen voor de geheele Republicq laaten van 15000 zielen, en elke Grondvergadering 2 Perfoneu doen benoemen voor de eerfte en dén voor de volgende reizen , om uit de eerstbenoemden de Hoogfte Magten en uit de tweede het Departementaal Bewind, te vervullen. De Republicq 126 zulke Grondvergaderingen bevattende, en dus elk een Lid voor de hoogfte Magten en één voor het Departementaal Bewind benoemende, zo zal oppervlakkig dit getal mcerfchijnen dan nodig is , ter vervulling van die posten; doch als men in aanmerking neemt, 1.) dat er altijd verfebeiden onder zullen zijn die meermaalen op onderfcheiden plaatzen zullen benoemd worden, welke men, zonder nieuwe verkiezingen te doen, kon laaten uitvallen 2.)dat er altijd verfcheiden onder zullen zijn die zich, om genoegzaame redenen zullen kunnen excufer-en, en 3.) dat men de als dan overfchietende zou kunnen houden , om de tusfehentijds invallende vacatures te vervullen — dan vertrouw ik dat het overfchietend getal niet aroot zal wezen, zo er niet veel eer nog te kort komen. Bij dc volgende verkiezingen van de helft van dat  ( 159 ) dat getal, zou men die bepaaling kunnen maaken, dat de eene Grondvergadering een Reprajfentant, en de andere een Bewindvoerer zou kunnen verkiezen, en zulks jaarlijks zou kunnen verwisfelen. Door deze wijze zou men voorkomen de onnodige kosten en occupatien die anders plaats zullen grijpen, en die met den tijd aanleiding zouden kunnen — en zeer natuurlijk zullen, geeven, tot corruptien». die eindelijk weêr op eene Aridocratifche Regeering zullen uitloopen. Want daar nu op veele plaatzen de Kiezers van 15000 zielen 6, 7 en 8 uuren ver moeten reizen om bij elkander te komen — en deze zulks niet op hunne, maar veel al armoedige Dorpskosten moeten doen , zo zou men dit wel dra moede worden, en ligt alleen tot Kiezers benoemen die geenen, welke vooraf aanboden zulks voor hun eigen rekening te doen. Het zij men het getal der Departementen neeme naar mijn voordel, of dat men het vermindere tot 7, zo zal altijd, na rato van de grootte van het Departement , het getal der Bewindslieden meer of minder moeten wezen, en dus op een gelijk getal uitloopen. En het zij men befluite tot een of twee Kamers voor het Wetgeevend Lighaam , zo komt het mij voor, dat er altijd maar een generaal getal voor de Lighaamen der Hoogde Magten in eene masfa, door de Natie zal moeten verkoozen worden. Want behalven dat de Natie in het generaal niet gefchikt is , om de bijzondere capaciteiten haarer Medeburgers zo fijn te didingueren, om te weeten wie het best voor de eerde Kamer, wie voor de andere, of wie voor de Uitvoerende Magt berekend is: zo kan ik mij ook nog niet imagineren, hoe men het zal maaken met de bijzondere getallen der ouderfcheiden Kamers en  «n Lighaamen , indien jmen die elk afzonderlijk door de Grondvergaderingen wilde doen benoemen. Be■halven de boven gezegde grootere kosten, indien men door Kiezers , uit 30, 60, of 120,000, de benoeming wilde laaten doen, zo zou men als dan •5 Grondvergaderingen of Oproepingen nodig heb'hen, eer men met alle de onderfcheiden Magten en •Collegien gereed zoude kunnen zijn: — welk eene occupatie! welk eene verwarring zou niet het natuurlijk gevolg daar van moeten wezen! Als men de veerkracht van het waare Republicainismus wilde verlammen , het Volk wilde afmatten en uitputten — "of zijne Vrijheid doen verkoopen of verfchenken, 'dan zou dit er de rechte weg toe wezen. De eenvoudigheid der werking, zo wel als de gemaklijkheid van derzelver rechte verftand en inzage, moet onze nieuwe Conftitutie behaaglijk doen zijn en blijven voor de Natie — de overvloedige compli* catie, en occupatie bij de uitvoering, waardoor dezelve een duister boek wordt voor het gros des volks, moet de nieuwe Staatkunde, even als de oude, verdagt maaken, het vertrouwen in dezelve doen verdwijnen, en of onwilligheid en opftand, of blinde, lijdelijke of lijdende gehoorzaamheid, zonder Republicainfche deugd, doen geboren worden. Daar het Departementaal bewind niet anders moet zijn dan adminiltratif, zonder eenige eigen of onafhanglijke Magt, en dus eene generaale fanetie der geheele Natie, en niet maar de benoeming van die Grondvergaderingen , welke het Departement bevat, nodig heeft: zo zou er uit het wetgeevende Lighaam eene Commisfie moeten benoemd worden , welke als eene opperfte Kiezers-Vergadering, uit de geheele masfa der benoemden tot het Departementaal bewind, in-  % 161 ) indien er overfchietende waren, het nodige getal zouden moeten verkiezen , en elk zijn Departement aanwijzen - zo nogthans, dat bij elk Departement geplaatst wier'en de zulke-, die door de Grondvergaderingen van hetzelve of verkoozen waren, ofdaarm woonachtig zijn. Deze zou alsdan van hunne verkiezing aan het wetgeevend Lighaam rapport moeten doen, door welke alsdan aan de verkozenen Aften van aanftelling zouden ter hand moeten gefteld wor- [Op gelijke wijze zou ook het Departementaal bewind moeten geauthorifeerd zijn , om de aanftellmgen der Municipaliteiten der Steden of Dorpen in elk Departement, te fauftioncren. ] n . Het werk van het Departementaal bewind moet zijn: i.) het doen publiceren en uitvoeren der Wetten, Decreten en Ordonnantiën van de Wetgeevende Magt, in alle Plaatzen van hun Departement, waar men gewoon is , Publicatien en Affiftien te doen: 2.) Het adminiftreren der generaale Financie, de heffing, der Lasten, Imposten, Accynzen, Admodiatien, Convoijen, Licenten, en Tollen, in zo verre het opzigt over dezelve aangaat; dat zij overeenkomftig de generaale wetten en inrichting gelijklijk geheven en behoorlijk geadminiftreerd worden , in de onderfcheiden Genieenten onder hun Departement — dat de fraudes daarin behoorlijk voor den gewoonen Rechter worden gecorrigeerd — dat de adminiftratie niet worde toebetrouwd aan onbekwaarae of onbevoegde Perfoonen , dat deze behoorlijke reëele en perfoneele cautie ftellen en aan hun produceren: dat er geen heffing der gewoone Lasten , in de refpeftive Gemeenten onder hun Departement, gefchieden, dan na voorafgegaane examinatie en approbatie der om-  C 162 ) flagen of uitzettingen — en geen Quitantien worden verleend of uitgegeeven, dan na e.xaminatie en approbatie der Gemeentens- óf Stadsrekeningen, zo verre zij de Ingezetenen in *t generaal, of de reëele Lasten betreffen. 3,) Zij zullen mede de adminiftratie moeten hebben over alle Dijken, Wegen en Wa- j teringen, zo verre zij 't Gemeeneland of Departement, en niet enkele Steden of Gemeenten aangaan, en zo veel betreft de Dijken , Wegen of Wateringen, welke of onderfcheiden Departementen, of particuliere Gemeenten of Geërfden en Ingelanden mede aangaan zal er eene gecombineerde Commisfie uit onderfcheiden Departementen of eigenaaren , tot de adminiftratie worden benoemd: en zal het Departementaal bewind, elk in zijn reguard, verantwoordelijk zijn aan het wetgeevend Lighaam, voor alle verzuimen , welke daarin plaats mogten hebben. 4.} Het Departementaal bewind zal de aanff elling hebben van alle Ministers, Bedienden of Ambtenaaren, die vart haar direct, afhanglijk zijn; mitsgaders de voordragt aan het wetgeevend Lighaam , van alle Directeuren, Adminiftrateuren en Ambtenaaren der Gemeenelands Zaaken en Lasten , zo verre ze bij de Conftitutie aan geen andere Magt of Collegie gedemandeerd zijn. 5.) De Ingezetenen van elk Departement zouden 'zich , in alle zaaken, het zij politie of finantie betreffende, zo verre zij niet het locale der Steden of Dorpen betroffen, ter eerfte inftantie aan het Departementaal bewind meeten adresfeeren, welke of direct., of na ingenomen advys van het Gerichtshof, de zaaken zouden kunnen en moeten afdoen, of de Remonftranten en Supplianten renvoijeeren aan de hoogere Magten , of waar zulks behoorde — terwijl bij alle onwettige aanmaatigingen, het hooge Ge- riehts-  ( *63') richtshof van het Diftrict. of Quartaal, de dispofitien van het Departementaal bewind zou mogen declineeren, en daarvan aan de wetgeevende Magt kennis moeten geeven, zo zij met de Conftitutie ftreden. 6.) Alle particuliere Reglementen, Keuren of Ordonnautien, van bijzondere Steden, Dorpen Gemeenten ofCollegien, zo verre zij andere buiten dezelve bij noodwendige confequentie konden betreffen, zouden mede door het Departementaal bewind moeten geapprobeerd en geratificeerd worden. Alles nogthans op verandwoordelijkheid aan de Wetgeevende Magt, in gevalle van overfchrijding der Conftitutie , of van het Nationaale Wetboek. 7O Alle gefchillen over Jurisdictie, van Particulieren of Gemeenten, moeten mede door het Departementaal bewind beilist wor* den»  Over de Uitvoerende Magt. Geadvyfeerd den 13 Juny 1790". . Burgers Repraesentanten! m^o min als ik zijn kan voor een wetgeevend Lighaam , uit maarzeerweinigLedenbeftaande ,zo als het zou moeten worden , wanneer hetzelve in twee Kamers verdeeld wierd, en aan de kleinfte derzelve het veto of de fanciie der Wetten van de eerde overgelaaten wierd: even zo zeer ben ik tegen eene uitvoerende of opperfte Magt , in maar weinige handen toevertrouwd. Het is zeer ten rechte door een onzer geachte Medeleden aangemerkt, bij gelegenheid dat er van Ministers gefproken is, bij het uitvoerend Gezach, dat wanneer de expeditie in de uitvoering het voornaamfte Requifit is bij de opperfte of uitvoerende Magt, men dan ook zeer ligt tot het aanwezen van een Monarch , aan het hoofd onzer Conftitutie, kan befluiten— en ik geloof als wij tot zulk eene nauwe concentratie konden overgaan, wij als dan reeds een groot end wegs zouden gevorderd zijn, in dé reconciliatie met de aanhangers van het voorige Stadhouderchap. Het is, gelijk ik bij mijn nader Advys over de wee Kamers der wetgeevende Magt gezegd heb, aoch raadzaam noch verkieslijk, voor het volk van Ne-  C 165 ) Nederland, om aan één of weinigen het uitvoerend Gezach in handen te geeven. — Ik zou rekenen mij het vertrouwen der Natie onwaardig te maaken, indien ik immer mijne ftem konde geeven, om zulks als de beste Conftitutie aanteraaden. Tot de executive Magt wordt veel meer ervaring en routine vereischt,- dan tot de wetgeevende, tot welke de theoretifche kennis meer hulp kan toebrengen. Het toebetröuwen der uitvoerende Magt aan één, of zeer weinige Perfoonen, zou dus ad vitam moeten wezen, zo men niet door de geduurige afwisfeling de zaaken des Vaderlands in het uitertte gevaar wilde brengen.! Bij eene Oppermagt, uit maar weinig Perfoonen beflaande, kan men zulk eene onvoorbeeldige werkzaamheid en kunde niet veronderftellen , dat zij alles met eigen oogen zou kunnen zien en zelve uitvoeren. Zij zou dus, al wierd zij niet telkens in andere perfoonen afgewisfeld, fteeds door de oogen moeten zien of van Ministers, of van adminiftrative Collegien , welke dus in effecte met de Oppermagt zouden bekleed zijn. Het aanftellen van Ministers neven zich, dat alles zou hebben van eene Monarchie, zou juist dat geene zijn, wat onze Natie het meeste tegen de borst zoude (tooten ; en even dat geene daarftellen , wat zij zozeer gefchuwd en gevreesd heeft. Het is wel waar, dat voorbeen de Fifcaalen, zo bij de Admiraliteit, als den Raad van Staate, bijna de Functie van Staatsministers hebben uitgeoefend: doch was dit eene inrichting die gegouteerd wierd door de Natie? of was het niet veel meer eene befchikking der Stadhouders, om onder den naam van Fifcaal eigenlijk, gelijk de Monarchen, Ministers L 3 van  C i&» ) van Oorlog en Zeezaaken te hebben, en was het de wijze directie van deze Ministers misfchien niet, die de expeditien kon doen mislukken, Convoijen weiger ren, Schepen verzeilen, enfchuldigen deftrafontduiken , wanneer het belang hunner Meesters dit eischte ? 'Geen Koningen, of Konings gelijken — geen Ministers ! — • wij zullen nooit de fouten der voorige inrichting ontduiken, maar eer verdubbelen en vermeerderen, wanneer wij de Conftitutie en hoogfte Magten niet zo inrichten , dat de Natie er een wel gevestigd vertrouwen in kan ftellen, dat is, dat er zo min omkooping en verraad door plaats kan hebben, als de uitvoering vertraagd worden. Het is mogelijk dat ik al te zeer Rêpublicain ben , dat ik de zaaken te zwaar til, en al te weinig fidutie ftel, in de eerlijkheid , kunde , belangeloosheid, werkzaamheid en doorzigt van een klein aantal Perfoonen : doch ik moet openhartig bekennen, dat ik eene mengeling van gewaarwordingen, die aan de verontwaardiging grenst, gevoel, zo dra ik in een en hetzelfde verband hoor fpreeken van een veto of fanclie der befluiten van de legislative Magt, door eene kleine Kamer der ouden — van eene executive Magt aan één Pmfident, of maar weinige Perfoonen toevertrouwd, geëntoureerd van Ministers, van welkeTS bevelen alle adminiftratien en adminiftrative lighaamen zouden afhangen! . Hoe groot een vijand ik ook ben van het Fcederalismus, als eene verdeeling der opperfte Magt befchouwd, zo moet ik nogthans betuigen, dat ik veel eer zou kunnen toeftemmen in zulk een wetgeevend Gezach , waarin elk Departementaal beftuur zijn vrije ftem voerde, en een Staatsraad zonder welke het ^ppfd der uitvoerende Magt niets konde ondernee~ men —  C 167 ) men — dan in eene wetgeevende Magt, waarbij de geheele klem van 't bewind in de handen van maar weinige gelaaten wierd: en waarbij eene zo zeer geconcentreerde ' ppermagt gevoegd wierd, dat zeer hgt een enkel Perfoon zich meester zou kunnen maavan de geheele legislatie en executie. Tot de daarftelling van zulk eene Conftitutie , verklaar ik even zo min, als tot eene verbetering- van de oude Confcederatie , de hand te kunnen of te zullen leeneu. Ik herhaal het: de Natie moet in de daad, en niet in fchijn gereprafenteerd worden — de Natie moet door haare Gemagtigden daadlijk het Wetgeevend gezach in handen houden : dat gezach moet in één, niet te klein, lighaam geconcentreerd worden — de meerderheid der Leden , die zij met haar vertrouwen vereert, moet daar het befluit opmaaken,en voor den wilde eenige wil— der Natie doen gelden. Er kanen moet maar ééne Volksftem in de geheele Republicq gehoord worden. Geene minderheid, geen kleiner getal Leden , onder den naam van ouden, of wijzen — zo min als van Notabelen en Patriciërs — moet, boven die ééne Volksftem, geene andere wil of ftem kunnen doen gelden. Er moet geene gelegenheid zijn dat die weinige zich met de weinige van het uitvoerend gezach kunnen coaliferen, en ons in nog erger ftaat brengen, dan wij, door de coalitie der Ariftocratiemethet Stadhouderlijke Monarchalismus, geweest zijn. Het eenige middel dat onze Republicainfche form, zo wel als Republicainfche Vrijheid kan behouden is, dat het Wetgeevend en Uit voerend gezach , elk afzonderlijk, worde toebetrouwd, aan twee Collegien, van Gemagtigden des Volks. L 4 Elk  Elk dezer twee Ligbaamen , Collegien of Kamers , moeten zo veele Leden hebben, dat de Natie volkomen kan vertrouwen, dat zij elk op zich zeiven, alle te famen die kundigheden , ervaaring, moed en ftandvastigheid bezitten, die zij nodig hebben, om alle de deelen van hun gezach en beftuur tekennen en beheeren. Het is een verkeerd voorwendzel, dat door grootere lighaamen , voor liet Oppergezach , de kosten Voor den Staat zouden vermenigvuldigd , en de zaaken met minder fpoed behandeld worden. Zo dra deze Collegien minder zijn in aantal Leden, moeten zij zich bedienen van overtollige ondergefchikte Ministers , Chefs, of Administrateurs, die den Lande meer kosten dan de Leden van het beltuur zelve, — blijkens bet geen thans plaats heeft, ten aanzien der Leden van de Nationaale Vergadedering , en die der onderfcheiden Committées — en de zaaken kunnen fpoeriiger tot belluit gebragt worden, wanneer eene grootere Vergadering de bijzondere deelen van het bewind aan onderfcheiden Leden de\rnandeert, die zich daar van au fait maaken, en zelve der Vergadering kunnen advyferen en rapporteren, dan dat alle zaken alvoorens in handen van afzonderlijke Ministers of Collegien van adminiftratie gefteld worden , welke meesttijds laater berichten en advyferen — en wier advyfen meer abltract zijn, en niet zo in relatie kunnen (taan met andere belangen of zaaken van 't Gemeenebest, die niet tot hun vak behooren, en waarvan de Leden der Vergade-, xina: gezamelijk beter kennis draagen, en op reguarderen kunnen. Deze aanmerking beeft evenveel betrekking op het Wetgeevend gezach, als de Uitvoerende.Magt.  ( i°9 ) Na dit aangemerkt te hebben, ga ik dus voord, met optegeeven de Organifatic der Magten, welke, naar mijn inzien, meest overeen komt met de voortreflijkhei'd en zekerheid eener Republicq boven eene Monarchie — met eene Democratie bij reprsfentatie — boven eene Olichargie en Ariftocratifche inrichtina; — met de fituatie van ons Land, deszelfs indurtrie en middelen van beftaan, met het character onzer Natie, en met het publicq gevoelen aangaande de Vrijheid en Gelijkheid , overeenkomftig de gezonde reden , het Volksbelang en de verlichting. Naar mijn meermaalen verklaard idéé, kunnen er in een Staat niet meer zijn dan twee Magten : de Grondmagt en Oppermagt. Door de Grondmagt of het wetgeevend gezach verftaa ik niet anders dan het Volk zelve, 'twelk in eene Republicq, waar de Gelijkheid beftaat, niet anders dan één en onverdeeld moet zijn. Daar het Lighaam der geheele Natie te groot is, dan dat zij zelve hoofd voor hoofd dit wetgeevend gezach kan uitoefenen, en zulks bij reprsefe"tatie moet gefchieden, daar moet dit reprafentative Lighaam niet te klein en al te zeer te famen getrokken worden, of het blijft eene Republicq in naam, en eene Monarchie of Vorftendom in daad. Indien het Lighaam des Volks niet zelve te groot en uitgebreid was, om hoofd voor hoofd haar eigen zaaken uittevoeren —- zou het denkbeeld zelve niet Itrijdig zijn, dat de verklaaring van den algemeehen Owil, en de uitvoering van denzelven , door een en hetzelfde Lighaam gefchiedde: doch zo dra het Lighaam zo groot is, dat dit wetgeevend en uitvoerend gezach aan eenige, uit het geheele Lighaam gekoozenen, bij vertegenwoordiging, moet gedernanL 5 deerd  C 170 ) deerd worden, zo is het noodzaaklijk, dat deze onderfcheiden deelen van 's Volks magt van elkander gefcheiden, en in afzonderlijke handen gefteld worde; omdat wel iemand, aangaande zijn eigen zaaken, maar geenzins van zaaken, hem door anderen toehetrouwd, zich aan zich zeiven kan verantwoorden. De Wetgeevende Magt wordt daarom bij Reprafentatie aan een kleiner Lighaam opgedraagen, op dat de uitvoerende daar aan verantwoordelijk zoude zijn, wegens de getrouwe uitvoering der Magt die haar is toevertrouwd. Het Volk of de Wetgeevende Magt, geeft daarom aan de uitvoerende niet meer over, dan dezelve volftrpkt nodig heeft, om den Volkswil, overeenkomftig^ deszelfs bedoeling, utttevoeren — en onthoudt aan" dezelve alles, wat zij zelve kan beheeren, en wat in de hand derzelve zou kunnen dienen om te eer haar pligt te overfchrijden, of het Wetgeevend gezach flechts in naam te doen beftaan. Het Repraefentative Lighaam des Volks, of het Wetgeevende Gezach, moet dien volgende beftaan uit niet te weinig Leden: en moet zelve aan zich of onder haar Opperbeftuur houden , alles wat niet van eene oogenbliklijke opvolging van bevelen, geheimhouding, of de handhaving van het beftaan, de eer en waardigheid der Republicq onder de Mogendheden, afhangt, of daartoe daadlijke betrekking heeft. Het Wetgeevende Lighaam zou dus geheel aan zich behooren te houden alles wat het Financiële, de algemeene Belasting, inkomende Rechten , Convoyen ertv Licenten, de Munten en alle andere geldmiddelen betreft : mitsgaders het Opperbeftuur over de Phyficque en Morele culture der Ingezetenen, Induftrie, Handel , Landbouw eu alles wat tot verbetering en bloei der  ( 171 ) der inwendige welvaart des Volks en des Lands zo» kunnen (trekken. De Leden van het Wetgeevende Lighaam zouden dus in zo veele vaste bepaalde Commisfien, ieder zo veel mogelijk, naar derzelver bijzondere bekwaauihe-* den, beoefening, ondervinding of liefhebberij -ftudien, moeten verdeeld worden, dat elk zich hoofdzaaklijk met zijn afzonderlijk vak konde bezig houden, en het opzigt hebben over de inrichtingen daar toe behoorende, of de Collegien en Kamers van adminiftratie; zo nogthans, dat geene volftrekte belluiten of decreten konden genomen worden, dan in het volle Collegie of de Vergadering zelve. Een der voornaamfte Commisfien zou dus behooren te zijn, die tot de Financien, welke jaarlijks de benodigheden voor de Uitvoerende Magt en defencie , zowel alsderbinnenlandfche dire&ie en onderhoud,— welke ter Wetgeevende Vergadering zouden moeten ingebragt worden —examineerden, daar naar de gewoone belastingen en inkomften calculeerde en bepaalde , en daar van ter voller Vergadering verflag deed. Onder haare directie zóu dus ftaan, zo wel de Nationaale Financie-of Reken-Kamer, als de algemeene en bijzondere Ontvangers, welke, zö wel als de Adminiftrateurs, met de deelen der Uitvoerende magt belast, aan haar, in het Wetgeevend Lighaam, verantwoordelijk zouden moeten zijn. Het Wetgeevend Lighaam zou mede alleen het opzigt hebben over de goede directie van het Departementaal beltuur, zo verre de uitvoering haarer decreten , aangaande de refpecten aan haar voorbehouden , betreft. Het publiek onderwijs in hooge en laage Schooien, de bevordering van kuniten, weetenfchappen en goede ze-  C m r steden, zou mede aan de bijzondere zorg en oplettend, beid eener andere Commisfie van Leden moeten aanbevolen worden. Eene andere Commisfie zou moeten belast.zijn, met de welvaart van den Koophandel, de Fabrieken, manufacturen en algemeene indultrie. Eene andere met den landbouw, de culture, droogmaakerijën en ontgrondingen , plantagien en houtgewas, verbetering van veehoederij en ftoeterij — jagten en visferijën binnen 's Lands. Nog eene Commisfie zou zich kunnen toeleggen, op het vinden en voorfchrijven van de beste middelen, ter verbetering der pbyficque gefteldheid der In- , gezetenen, de verbetering der landkwaalen, zwakheden , epidemien cn andere ongelteldheden. Het finaal befluit tot vrede of oorlog, zou ook aan het geheele Wetgeevende Lighaam behooren gedemandeerd te worden. Als mede het bepaalen der fterkte van 's Lands Vloot en Armee, na dat de Uitvoerende Magt daar toe opgave gedaan en geprseadvyfeerd had. Het verleenen van gratie en pardon, op guiiftig advys van het Nationaale Gerichtshof, zou mede aan het Wetgeevend Lighaam moeten gelaaten worden — €gter niet van vonnisfen waar over het Nationaale Gerichtshof finaale uitfpraak gedaan had. Het Uitvoerend Gezach, zou op gelijke wijze niet aan één enkel Perfoon, of maar weinige Leden , voorzien van Ministers; maar aan een Collegie, uit meerdere Leden beltaande, moeten gedemandeerd worden, geheel onafhangüjk van het Wetgeevend Lighaam: nogthans zo, dat zij des noods op bepaalde tijden van haare verrichtingen aan de Natie, in het Wetgeevend Lighaam, tot verantwoording kon geroe pen worden. Haare.  ( 173 ) Haare Vergadering zou, even als het Wetgeevem! Lighaam, in onderfcheiden Commisfien moeten verdeeld worden en werken; maar de conclufie, in belangrijke zaaken, bij de geheele Vergadering moeten genomen worden. Haare voornaamfce werkzaamheden zouden moeten betreffen , alles wat de Buitenlandfche onderhandelingen en correspondentie, de defenfie te Water en te Land, de arfenaalen, magazijnen en gefchutgieterijën enz. betreft. 1 I Eene Commisfie uit haar, zou bepaald het diplomaticque, de buitenlandfche correspondentie, moeten • voeren; onder de nodige geheimhouding, vredes onderhandelingen kunnen onderneemen , als mede , na geobtineerde approbatie der Wetgeevende Magt, oorlog mogen verklaaren en enthameren. Eenige weinige andere Leden moesten gecommitteerd worden tot het opzigt over's Lands vestingwerken, inundatien, waterfchappeu, kanalen en Buizen tot defenfie dienende. Eenige andere als Commisfarisfen of Directeuren tot het Zeewezen, om het hoofdbeftuur te voeren over de adminiftratie van 's Lands werven en fchecpsbouw, de equipagie], kweekfchoolen der zeevaart en alles wae tot armering van 's Lands Vloot vereischt wordt. Eenige andere als Gecommitteerden tot de Landmagt, welke het opzigt zouden moeten hebben, over alles wat de Armee te Lande, Genie enArtillerijfchoolen en de daar toe nodige adminiflratien betreft. Eene Commisfie tot het financiële, om te beöordeelen de kosten eri berekeningen , van alles wat tot 'sLands defenfie te water en te lande behoort; als mede tot de adminiftratien der onderfcheiden objecten. Doch  Doch alle deze Commisfien, except die tot het di« plomaticque, zouden niet anders dan Collegialiter mogen befluiten, tot eenige buitengewoone zaaken of or-des, waartoe zij afzonderlijk niet fpeciaal gecommitteerd waren. Het gezamelijke Lighaam der Uitvoerende Magt, 2ou ook alleen de aanftelling moeten hebben, van alle Officieren en Bevelhebbers van 's Lands Armee en Vlooten, aan dezelve alle ordes en patenten verleenen en expediëren; als mede de aanftelling hebben van alle Adminiftrateurs en bedienden voor de onderfcheiden vakken van uitvoering. In tijden van oorlog, zou nogthans het verleenen van ordes tot expeditien en de patenten alleen aan de Commisfie tot de buitenlandfche zaaken ,met communicatie der Chefs van de Vloot én Armee, voor een tijd kunnen gedemandeerd worden. Iedere Commisfie zou één haarer Leden moeten benoemen , welke, voor een bepaalden tijd, alle ordes aan de Commisfien van adminiftratie of directie in elk refpect, zoude moeten ondertekenen, en , des nodig zijnde, bij die directie konde prrefideren, ten einde op zijne verantwoordelijkheid dat alles te verrichten, wat het werk van een Chef of Minister, in elk bijzonder vak, kan gerekend worden. De Uitvoerende Magt zou ook de hoofddirectie moeten hebben, over alle Posterijën in de geheele Republicq, en daartoe mede eene afzonderlijke Commisfie en Chef moeten benoemen, aan welke alle postdirectien verantwoordelijk zouden moeten zijn. Alles wat de defenfie der buitenlandfche Bezittingen en Colonien betreft, zou mede aan de Uitvoerende Magt moeten gedemandeerd blijven: terwijl hetpoli- ti-  ( 175 ) tique en commerciële aan het Wetgeevend Lighaam verantwoordelijk zou moeten wezen. Zo min de Wetgeevende als Uitvoerende" Magt, of eenige Commisfien van adminiftratie, zouden voortaan eenige Rechterlijke Magt mogen uitoefenen; over eenige mefufes , delicten, fraudes, enz. het zij in 't Militaire of Civile, of 's Lands middelen, accijnzen of admodiatien , maar alle dezelve moeten geventileerd worden voor eene der ordinaire hooge Gerichtshoven, die de naaste bij was aan de plaats, waar de fraudes of delicten gepleegd waren, en zou de Officier der plaats, waar dezelve gepleegd zijn, na bekomen aanklagte, of eigen informatie, in alle gevallen, ter eerfte inftantie, den post van Fiscaal moeten waarneemen, en de acte inftitueren. Het opperfte of Nationaale Gerichtshof zal alleen ter eerfte inftantie recht fpreeken tegen Leden van het Wetgeevende of Uitvoerend Lighaam; mitsgaders tegen Opperofficieren der Legers of Vlooten — Ontvangers en Opperdirecteuren van generaale adminiftratien , in cas van formelen ftaat van befchuldiging, of, in gevallen van openlijke afwijking, verzuim of overfchrijding der Conftitutie en Grondwetten van «den Staat, wanneer tusfchen het Wetgeevende en Uitvoerende Lighaam, weerzijds, of een van beide en de Natie in 't gemeen , eenig aangelegen verfchil of aanklagte mogce zijn. — Over  ( 17* ) Over het Publicq Onderwijs, Geadvyfeerd op Woensdag den 22 July 1796.'. Burgers Re praesentanteni Over de Vraag aan de orde van dezen dag gefield: „ Zullen er eenige algemeene befchikkingen, omtrent de opvoeding der Jeugd, en het Schoolwezen bij de Conftitutie worden bepaald? zo ja! welke diergelijke algemeene befchikkingen moeten hier in aanmerking komen?" ,, Zullen er eenige Nationaale Schooien worden opgericht , ten einde, zonder onderfeheid van Godsdienst, aan minvermogende het nodige onderwijs gemaklijk te maaken ? " „ Zullen er veranderingen, zo in getal als inrichting onzer hooge Schooien plaats hebben, en welke ? „ Zullen er bijzondere Nationaale Inffituten , ter bevordering van eenige afzonderlijke Kunften of AVeetenfehappen worden ingevoerd ; bij voorbeeld, van Zeevaart, Artillerij , Genie, onderwijs van ftom-men enz. ?" Zou ik van advyfe zijn : 1.) Dat in de Acte van Conftitutie zelve, niets directs van de algemeene befchikkingen, aangaande de opvoeding der Jeugd, behoord of kan gezegd worden. *0  C 17? O -i 2.) Dat ook van de Organifatie of het getal dier Schooien of Academiën geen mentlè in de Conftitutie behoort gemaakt te worden. Maar dat dit, een en ander objecten moeten worde'rt van bijzondere wetgeeving, voor de daar te fteiïen legislative Magt. • Dat niettemin bij de Acte van Conftitutie behoort bepaald te worden, dat tot de werkzaamheden det Wetgeevende Magt, onder anderen ook behoort, (zo als ik reeds over de Organifatie der wetgeevende ,V;agt geadvifeerd heb :) dat eene Commisfie uit het Wetgeevend Lighaam zich afzonderlijk zou moeten 'be* zig houden, met alles wat de bevordering van het publicq onderwijs der Jeugd in hooge efi mindere Schooien, de Maatfchappijën van Kunften , Weetenfehappen en nuttige Oefeningen, de goede Zeden, en Nationaale Deugden betrof , ten -einde hét 'Lighaam der wetgeeving daar op te kunnen advyferen en informeren. - Ook ben ik van oordeel, gelijk ik mede reeds-ge» advyfeerd heb, dat de uitvoerende Magt, o'hdet de objecten haarer beheering, ter'aankweeking vah gefchikte voorwerpen voor 'sLands Zee- en Landdieu's't^ de hoogfte beftelling zou moeten hebben ó'vër"ai* Kweekfchoólen voor de Zeevaart, Amllerij en Genie en alles wat daar aan depeftdeert. Wat de KWeékfchoolen der Ai'tillerij en Genie betreffen, deze zijn reeds ingericht bij het Plan van Organifatie van 's Lands Armee, en [fubftfteren dus volgends hetzelve. Dat der Zeevaart ontbreekt nog; want bet Amfterdamfche Kweékfchool is alleen , of voornamelijk , ingericht om bekwaame Koopvaardijvaarers, en StüürM Üs*  C 178 ) lieden, maar geenzins Oorlogsvaarers of Zee - Officieren aantekweeken. Belangende de overige Maatfchappijën, Genootfchappen of Sociëteiten van Kunften , Weetenfchappen en Oefeningen, zo geloof ik wel, dat de Staat die alle befcherming, vrijheid en veiligheid moet verleenen, maar nimmer aan dezelve iets behoort te bevelen, of dezelve voor haare rekening te neemen. De verdere zorg over Menschlievende Gedichten, tot opvoeding van blinden, dooven en (lommen, zo wel als van oude behoeftigen en Weezen, behoort ook veel meer als objecten van bijzondere zorg,menfchenliefde en weldaadigheid aan het eigenaartig character der Natie, en elks Plaatzelijk beftuur, overgelaaten te worden, dan ingrediënten der Conftitutit of Staats Grondwetten te worden. En dat zo wel het Departementaal bewind als de locale directie, de wetgeevende en uitvoerende Magt in de adminiftratie , om alle deze nodige eindens moet dienstbaar zijn, behoorde in zo verre mede in de Conftitutioneele Acte uitgedrukt te worden. . Daar ik in alle de Leden onzer Commisfie veronderftel de genoegzaame overtuiging van het nuttige der Kunften , Weetenfchappen en publicq onderwijs, en de Conftitutioneele Acte, ook geen betoog daarvan nodig heeft; zo zou ik den tijd verkwist rekenen die ik wilde befteeden, om in deze ftofeo derzelver bijzonderheden uittewijden. Ge.  Geproponeerd (*) en geëxhïbeerd aan de Commisfie tot het ontwerpen der Conftitutie» Op Fr y dag den 29 jFuly 1796. Burgers Repraesentanten! Daar wij van tijd tot tijd 20 uit de Dagbladen en Decreten der Nationaale Vergadering , als de ge» fprekken van particuliere Leden derzelve, en veele on* (*) Toen ik dit voorftel deed, had de Nationaale Ver* gadering den 25ften daar te vooren, der Commisfie van buitenlandfche zaaken verzogt, om, ingevolge den inhoud der Misfive van den Minister Noè'l , aan „ de „ Commisfie tot de Conftitutie, ofte derzelver Prasfident, „ te verzoeken , of en in hoe verre dezelve zoude kunnen „ goedvinden, eenige opening te geeven, nopens den ftaat „van hunne werkzaamheden, en den tijd, waarop dezelve „zich voorftelt, dezelve te zullen hebben getermineerd, om, na het bekomen dier ouvertures, vervolgens een na* „ der antwoord op de voorfchreven Memorie van gemelden „ Minister N 0 ë l , te ontwerpen, en daarvan aan de Verga» ,, dering rapport te doen.'' Het kwam mij voor, dat het met de aart onzer Commisfie M a öié?  C 1S0 } onzer Medeburgers der Republicq, een heerfchend verlangen befpeuren, naar het ontwerp der Conftitutie, welkers daarftelling ons in naam der Bataaffche Natie aanbevolen is — en het, uit hoofde van alle de gewigtige objecten en confideratien, welke daarbij in aanmerking moeten komen en onzé bedaarde en ernftige overweeging verdienen, niet te voorzien is, dat wij nog zo fpoedig met dit werkvolkomen gereed zullen kunnen 'wezen: terwijl intusfchen door de bijzondere maatregelen door de Geconftitueerde intermediaire Magten genomen, ofte néemen, weiligt op onderfcheiden wijzen zoude kunnen geëntraveerd worden, de noodwendige gevolgen die uit de daar- niet zeer ftrookte, eenige, zo min indireiie, als directe onderhandelingen te hebben met Ministers van buitenlandfche Mogenheden, om der Natie in geen denkbeeld te brengen, als of vreemde invloed in de Conftitutie gewerkt had. Daar het nogthans van het uiterlte belang voor onze Republicq, in de buitènlandfche onderhandelingen, konde wezen, dat onze Bondgenoten prajallabel wisten, welk foort van Gouvernement wij bij de nieuwe Staatsinrichting zouden aanneemen: dagt mij als best gefchikt, der Nationaale Vergadering zelve opening te geeven, van den ftaat onzer werkzaamheden, welke alsdan, officieel, daar van zo veef, in antwoord, aan den Minister NoëL konde mededeelen. tls zij zelve zoude nodig en raadzaam oordeelen. Doch dit voorftel werd geheel en al in advys gehouden, en niettemin de Burgers van de Kastele, Queysen en Lüyken benoemd, om aan de Commisfie tot de buitenlandfche zaaken, te kennen te geeven: dat men van den ftaat onzer werkzaamheden nog niets bepaalds konde zeggen, dan, dat uien onophoudelijk werkzaam wat.  ( i8i ) tkrarftelling van het één- en onverdeeld-Gouvernement over de geheele Republicq, naar den wensch en 't verlangen der Natie, en de beginzelen van algemeene Vrijheid en Gelijkheid moeten voordvtoeijen of daargefteld worden; zo geef ik in bedenking: of onze Commisfie, hoe zeer, ingevolge t Reglement op de Nationaale Vergadering, ongehouden, en als nog geen legale kennis draagende van 't gezegde verlangen der Nationaale Vergadering, of der Natie in 't gemeen —niet overbodig zoude kunnen zijn, om, praallabel, aan de Nationaale Vergadering optegeeven eenige Hoofdpoinften der onderhanden zijnde Conftitutie, over welke de meerderheid der Leden on* Gemelde Burgers rapporteerden echter, dat de Commisfie tot de buitenlandfche zaaken hadde geïnfteerd, op eenige isadere ouvertures, ten einde meer fpeciaal hun antwoord aan den Minister Noé'l, daar naar te kunnen inrichten. Hierop werd de Commisfie, bij meerderheid, geauthorifeerd, om in die nadere te geeven opening pro re nata te handelen. Daar nu de Burgers Queysen en Luyken zich, tcti aanzien der nodige éénheid der Republicq, derwijze hadden geëxpliceerd, dat het mij voorkwam niet raadzaam te zijn, hunne opinie aan den Minister N o ë l , als het gevoelen der geheele Commisfie, te doen voorkomen — maar het mij daarentegen als hoogstnoodzaaklijk tocfcheen, om ten min' ften, wilde men iets zeggen , te doen zien , dat,men de één. keid der Republicq, tot de ba'fis onzer werkzaamheden had gea'sfmiieerd — zo verklaarde ik mij-, bij het verleenen der authorjfatie pro re ndta in fu'bftantie, als in het volgend? Advys. M S  C iSa ) onzer Cemmisfie het reeds in fubftantie eens is, dat het geheel der Conftitutie of Regeeringsvorme zal moeten berusten, alhoewel de bijzonderheden van elk derzelver conftruétie, organifatie, fpeciale werkzaamheden, en relatien tot elkander, nog niet volkomen vastgefteld en uitgewerkt zijn. En zou ik dienvolgende in bedenking geeven, om onvervanglijk , aan de Nationaale Vergadering te kennen te geeven, dat de Commisfie, om reden voorfchreven, overbodig willende zijn, reeds bij voorraad konde verklaaren, Dat zij, uithoofde van alle confideratien, nader bij hun uittebrengen rapport, bij het afwerken der Conltitutie, te melden, had nodig geoordeeld, tot een bafis der Conltitutie en Regeeringsform, te moeten aanneemen. I. De éénheid der Republicq, zo ten aanzien der Natie en het Grondgebied, als van het generaal Gouvernement, of de opperfte Magt. II. Dat, overeenkomftig de gronden van Vrijheid en Gelijkheid, met relatie tot de populatie en het territoir de Regeeringsvorm van dit Land behoort te zijn repnxfentatif Democratisch. III. Datnogthans ondergefchikt en overeenkomflig deze éénheid van Natie en Gouvernement, er eene enderdeellng in Departementen en Magten behoort plaats te hebben; ten einde alle de Nationaale en individuele belangen, bij opklimming of afdaaling tot, of van het eene middenpunt der magt, tot alle de deelen en individus uitgeftrekt , op eene over 't geheel gelijke wijze van adminiftratie, zouden kunnen worden behartigd , en verantwoord. IV. Dat dienvolgende de opperfte Magt moest verdeeld of onderfcheiden worden in Wetgeevende en Uitvoerende t wel ten aanzien der bijzondere objecten vaq  C »«3 ) van elkander afgefcheiden en op zich zeiven ftaande; doch in betrekking als Opperfte Magt, in zulk een verband, dat zij, zonder elkander, den wil en het vermogen der Grondmagt of des Volks, in alles niet zoude kunnen vertegenwoordigen en uitoefenen. V. Dat als een deel der Uitvoerende of Adminiftrative Magt, de handhaving der Juftitiè. mede op zich zeiven, onderfcheiden van alle wetgeeving of andere uitvoering, behoort te (taan, echter in zo verre onderfchikt aan de Wetgeeving, dat derzelver Conftitutionele wetten, het richtfnoer van haare adminiftratie behoort te zijn. VI. Dat het beltuur der Departementen, ondergefchikt aan dg Wetgeevende en Uitvoerende Magt, de adminiftrative lighaamen over de geheele Republicq , ten aanzien der algemeene Politie en Financie, en alle zodanige daar aan onder gedeelde refpecten, als. over welke de zorg der Wetgeevende Magt mbet gaan, behooren uittemaaken. VII. Dat het locale beftuur der Gemeenten, over 't algemeen , in zaaken de algemeene of Departementale adminiftratie betreffende, of waar collufien der onderfcheiden Gemeenten mogten plaats hebben, in eene zekere betrekking zouden behooren te ftaan, tot het Departementale bewind, even als dit tot de wetgeevende of uitvoerende Magt — op dat de een en ander verantwoordelijk zijnde aan het reprrefentatief Lighaam der Natie, de belangen der individuele Leden der Maatfchappij, niet zouden kunnen benadeeld of verwaarloost worden. VIII. Dat tot eene fpeciale waarborg der Nationaale Vrijheid , de inftandhouding van het Maatfchappelijk Verdrag, en der Regeeringsforme bij de Conftitutie daargefteld, zo wel tegen overfchrijding der Leden M 4 van  ( i»4 3 van het Wetgeevend Lighaam en der Uitvoerende Magt , als der Collegien van adminiftratie, ertothandhaving derzelve behoort aangefteld te worden een Ópper-Nationaal Gerichtshof, bij welk de eindelijke uitfpraak' zal moeten gefchieden over alle hooge Gemeenelands zaaken, verzuimen of misdaaden der Leden in het Opperbewind in Officio begaan; en verder over de geheele Republicq eenige evenredig verdeelde Gerichtshoven, mitsgaders de nodige ondergefchikte ban- of locale Gerichten en Rechtbanken, welke alle, volgends ééne te bepaalen forme, overeenkomftig een te ontwerpen Nationaal Crimineel en Civil Wetboek zullen moeten recht doen, in naam des Bataaffchen Volks, gereprafenteerd in .het één en onverdeelde Wetgeevende Lighaam. IX. Dat, behalven de fpeciale adminiftratie van het Financiële in de onderfcheiden Departementen, ondergefckikt aan de Wetgeevende Magt, of eene Commisfie uit dezelve, met het algemeene opzigt ovtr het Financiële belast; nog bovendien eene opperfte Kamer van Financie\ en Rekening behoort te worden georganifeerd, waar toe de thans fubfifterendé, door eene nadere organifatie en inftructie, zoude kunnen worden ingericht , waarin alle zaaken de generaale Financie betreflénde,- uit de Departementen zouden moeten concentreren, en verantwoord worden. . . X. Dat verder onder de fuperïntendentie der Wetgeevende Magt, of eene Commisfie uit dezelve daar mede belast, eene algemeene inrichting behoort daargefteld te worden, omtrent de opvoeding en het onderwijs der Jeugd, zo in de hoogere Weetenfchappen en Kunften, als in de eerfte beginzelen derzelve ter phyfique zo wel, als morele ontwikkeling en befchaa- ving  ( i85 ) ving van de vermogens van aankomende Burgers — en dat daar toe ééne hooge School of Univerfiteit voor de geheele Republicq behoort ingericht te worden, hij welke voor alle takken van Geleerdheid, Weetenfchappen en kunften een dubbeldtal Leeraars behoort te worden aangefteld; en verder in ieder Departement ten minsten eene Nationaale School, tot onderwijs in de levende taaien , tn beginzelen der Zedekunde, Gefchiedenis , Natuurlijke Hiftorie — en verder in de bijzondere Gemeenten zodanige inrichtingen, tot onderwijs in het leezen, fchrijven, cijfferen , handwerken en lighaamsöefeningen, als naar de locale gefteldheid, overeenkomftig het generaale plan, door het Departementaal en local beftuur uitvoerbaar zal gevonden worden. Terwijl het Wetgeevend Lighaam eveneens bij de Conftitutie zoude behooren te worden aanbevolen, de aanmoediging en befcherming van alle particuliere Maatfchappijën , Sociëteiten , Genootfchappen of Inftituten van kunften, weetenfehappen of tot menscheen vaderlandlievende bedoelingen ingericht. XI. Dat onder fpeciaale directie der Uitvoerende Magt behoorde gefteld te worden, alles wat tot ad;miniftratie der objecten, tot 'sLands uitwendige defenfie , en binnenlandfche rust en goede orde behoort en fpeciaal: a. De'Organifatie der Landmaat, en gewapende Burgerij, het verplaatfen en employeren derzelve waar zulks nodig is ; mitsgaders de inftandhouding der nodige magazijnen en fabrieken daartoe dienende -vestingwerken en alles wat tot afweering van den vijand, in tijd van oorlog, kan ftrekken. b. De adminiftratie der zaaken, de gewapende Zeevaart betreffende, de inrichting en eqiupering van 's Lands Vloot , zo ter befcherming der Koopvaart als M < • 'i Lands  ( 186 ) 's Lands Colonien, waar onder dus ook de directie over 's Lands Scheepstimmerwerven . Zeehavens , Smeederijen enz. c. De adminiftratie der bezittingen en handel, zo in Oost- als West-Indien en verdere Colonien, te iamen in één Lighaam of directie van weinige Leden. XII. Dat dienvolgende de Commisfie van oordeel is dat evengenoemde drieërlei adminiftratien, Hechts uit eenige weinige Leden, onder de fuperïntendentie der Uitvoerende Magt, behoorde te beftaan, dewijl bij de daarftelling, zo van eene generaale directie der Financie en Juftitiè over de geheele Republicq, als nu de bijzondere judicature en financiële directie over Convoyen , Licenten of andere Rechten en middelen, welke voorheen aan de Collegien van den Raad van Staate, Admiraliteiten, of Oost en West-Indifche Compagnie, gelaaten waren, voortaan daar van behoort te worden afgefcheiden en aan de ordinaris Juftitiè, het zij der plaats van het etablisfement der adminiftratie of het naaste Gerichtshof— en ten aanzien van het financiële , aan de generaale adminifiratie van Financie en Rekening moet worden verbleven, en de kosten der adminifiratie en benodigdheden aan dezelve worden verrekend en verantwoord. Dat de Commisfie tot het ontwerpen der Conftitutie nogthans met het geeven dezer praallabele opening van eenige hoofdpoincten, welker verdere uitwerking en articulatie, nog in deliberatie zijn bij de onderfcheiden fubcommislien uit haar gedecerneerd, geenzins wil verftaan hebben, zich eenigzins te verbinden, aan eenige hier bij opgegeeven fpeciale uitdrukkingen of pofitien, of zich te belemmeren in haare vrijheid , om, bij nadere overweeging en famenvoeging derzelve, daar in zodanige veranderingen en modificatien te maa-  C *«7 ) maaken, als zij vermeenen zal met den aart der zaake het meeste uvereenkomftig te zijn , en blijvende dienvolgende de bepaaling der verdere bijzonderheden Organifatie, onderJeelingen en fpecialia onvervanglijk, en de Commisfie in haar geheel, tot dat zij in ftaat zal zijn eene zo ver nodig geheel uitgewerkte Conftitutie en Rapport ter Nationaale Vergadering uittebrengen. En dat fpeciaal het oogmerk der generaale Commisfie, met het geeven dezer praeallabele opening, niet alleen is, om aan het verlangen van veele Leden der Nationaale Vergadering provifioneel te willen voldoen , en tevens de intermediaire geconftitueerde Magten en adminiftratien , zo wel als de Natie in 'tgemeen, reeds bij voorraad te prepareren, om zich allengs meer en meer zo interichten, dat döor haare directien en adminiftratien de invoering der onderhanden zijnde Conftitutie worde voorbereid en gefaciliteerd , zonder door eenige nieuwe dispofitien dezelve te entraveren — maar ook voornamelijk, om de Nationaale Vergadering tevens te proponeren en te verzoeken, om uit haar midden te willen discerneren eene Commisfie van eenige kundige Rechtsgeleerden en Wijsgeerige Staatkundigen , tot het opzamelen ea opftellen van een Nationaale codex of Civil en Crimineel generaal Wetboek, en manier van procedeeren voor de geheele Republicq, zo voor de hooge Gerichtshoven , als ondergefchikte Rechtbanken ; het zij dan dat aan dezelven alleen worde gedemandeerd, het opftellen van zodanig een generaal Wetboek , of dat de Nationaale Vergadering mede alle geleerde en kundige Mannen, zo buiten als in de Republicq, uitnodige om mede materiaalen tot zulk een Wetboek aan de benoemde Commisfie op te geeven of in te zenden. Ea  '( 188 ) En dat al verder aan de Nationaale Vergadering worde geproponeerd te decreteren: dat alle fubfifterende Wetten, Reglementen, Octroyen, uitgiften van fundatiën, inftituten, zo verre ze niet fpeciaal of perfoneel zijn, welke zouden kunnen geoordeeld wórden te moeten fiandhouden., en ingrediënten uitmaaken van den Nationaalen codex, niettemin zullen moeten overzien, gerenoveerd , gealtereerd , geamplieerd of geconfirmeerd worden, en zonder zulk eene fanctie derzelver Wetgeevende kracht zullen verliezen. Daf dien volgende door de Nationaale Vergadering nog eene tweede Commisfie worde benoemd, tot het examineren van zodanige fubfilïerende documenten, en het opftellen van een generaal formulier of form , onder welke de gerenoveerde en te fanctioneren wetten of andere documenten zouden behooren gebragt te worden, ten einde voortaan alle de generaale Landswetten hunne kracht niet uit voorige Hertogen , Graven, Landsheeren, Stadhouders enz. maar der eenige Wetgeevende Magt, Reprasfenterende het Volk van Nederland, ontkenen — eu dat dienvolgende ook alle geconftitueerde Magten, adminiftratien, en fpeciaale Collegien van directie worden uitgenodigd en opgeroepen, om binnen zekeren te bepaalen termijn op te geeven , en aan gemelde daar toe benoemde Commisfie in te zenden , alle zodanige wetten , octroyen enz., welke zij zouden fuftineeren dat voordduurende kracht van wet behoorden te houden —; ten einde de gemelde Commisfien, binnen zekeren te bepaalen tijd , daar van rapport zoude kunnen doen aan de Nationaale Vergadering, om als dan te bepaalen óf deze fanctionering zal gefchieden dóór de tegenivoordige Nationaale Vergadering, of door de in gevolge de Con- 111-  ( 189 X ftftivtfe aan te ftellen toekomende Wetgeevende Magt. , • - , En dat om hier in dén pvincipmm te volgen, de beide genoemde commisfien met elkander, maar ook met de Commisfie tot de Conltitutie, zouden moeten correspondeeren en de concert.téwerk gaan. Ik heb, Burgers Reprsfentanten! mij verpligt gevonden , om dit voorftel temóetendoen, eninfteer met al den ernst die het gewigt der zaakévereischt, dat het zelve in ferieufe overweeging genomen en terconclufie gebragt worde ; wijl hefmij voórkomt, dat, gelijk ik meermaalen heb aangemerkt., geen nieuwe Conltitutie eenig effect zal kunnen forteeren , zo langer niet tevens een Civil Nationaal Wetboek, waar na" de Nationaale Gerichtshoven en Rechtbanken de Juftitiè zullen admiuiftreren, zal-zijn daargefteld en ingevoerd — en dat in geyalle daar toe eerst, handen aan 't werk zou moetengeftagen worden, na het introduceren derCon-, ftitutie, daar toe te veel tijds zoude moeten verkropen eer men daarmede gereed zoude kunnen zijn. Schoon dierhalven dit voorftel in de bijzonderheden onderwerpende aan de correctie dezer Commisfie, zo vertrouw ik , dat het hoofdoel derzelve niet zoude kunnen gedeclineerd worden, dan alleen uit een wensch of verlangen, dat de oude onvolkomen en onzekerheden nog langer zouden blijven voordduuren. GC  < 199 )] Geadvyfeerd den l, enjgeè'xhibeerd in fcriptis den 3 Augustus 1796. Op intlantie der Leden wedef terug genomen op 5 Augustus 1796 (*>. Burgers Repraesentanten» T J-n de naastvoorige Zitting, op het voorftel om de Burgers van de Kastele, Queysen en Luykrn, gecommitteerd om aan de Commisfie der Nationaale Ver- ( *) Bij de refutatie der Notulen vonden de Leden der Commisfie, fommige uitdrukkingen te hard en te rauw — en zelfs de Burger van de Kastele, wiens opiniën in dezen in 't geheel niet konden bedoeld zijn, oordeelde, indien dit Stuk in de Notulen bleef, insgelijks een ContraAdvys te moeten doen infereren — op inftantie van verfcheide Leden, en om den Nationaalen tijd niet in particulariteiten te verfpillen, nam ik dienvolgende dit Stuk weêr rerug uit de Notulen, onder uitdrukklijke referve van er in tijd en wijle elders zodanig gebruik van te maaken, als ik zoude goedvinden. Ik heb hier echter enkele uitdrukkingen, welke der Commisfie het meeste (lieten, en te hard of te ver getrokken voyikwamen, weggelaaten of verzagt.  C W ) Vergadering tot de buitenlandfche Zaaken, opening te geeven, aangaande de vorderingen dezer Commisfia met het werk der Conftitutie, nader en op nieuw te qualificeren , om meer fpeciaal aan gemelde Commisfie, op derzelver verzoek , ouvertures te doen , en daarin pro re nata te handelen; gedifficulteerd hebbende, ten zij dePoincten der te geeven opening alvoorens fchriftelijk alhier ter Tafel gebragt en geapprobeerd waren: en gereferveerd hebbende ingevalle van contrarie Conclufie, mijn geadvyfeerde gemotiveerd in de Notulen te doen infereren; zo verklaar ik dienvolgende: Dat, hoe zeer'ik het voor nuttig en noodzaaklijk houde, om de Nationaale Vergadering eenige voorloopige opening te geeven, van de Hoofdpoincten, tot welkers nadere uitwerking wij bereids onderfcheiden fub - commisfien hebben benoemd , welke daartoe werkzaam zijn, ik nogthans oordeel het allerongefchiktst te zijn het geeven van opening, onbepaald, aan de gezegde Commisfie overtelaaten, en wel 1. ) Omdat onder die Commisfie, uit maar drie perfoonen beftaande, zich twee Leden bevonden , welke, op grond dat het fchadelijk en gevaarlijk zoude zijn , de Nationaale Vergadering in het denkbeeld te brengen , als of de Uniteit reeds werklijk was gelegd tot een bafis der Conftitutie, het geeven der geproponeerde opening hadden verworpen — en dus , zich zeiven zullende gelijk blijven, het contrarie van dien aan de Commisfie zouden moeten berichten. 2. ) Omdat ik het voor fchadelijk en verderflijk houdende, dat de Conftitutie op eene andere bafis worde gebouwd — het ook even fchadelijk en verderflijk oordeele aan de Commisfie, gelast met de buitenlandfche zaaken, te communiceren, dat men, na meer dan drie Maanden arbeids, nog niet genoeg geillucideerd is om- trent  went de mogelijkheid' der Uniïeït, tot de bapf vuer onze ni°u\ve Conftitutie. 3 ) Omdat ik het geeven van opening, aan eene pöfflmisiie tot de buitenlandfche zaaken , ter zeiver tijd als men het geeven dier opening aan de Reprajfentanten der Natie weigert of onthoudt , befchouw, als buiten onzen last en bevoegdheid: daar, hoezeer men deze j kennisgeeving wil doen voorkomen als flegts amicaal en onvervanglijk, wij integendeel overtuigd, zijn , dat de te geeven opening, ingevolge de intentie, daadlijk zal geconverteerd worden-in een officieel bericht, en,alzo moeten dienen, tot een richtfnoer, om daar naar onze buitenlandfche betrekkingen te reguleren. 4.) Omdat ik zulk eene kennisgeeving Van den actuelen toeftand onzer werkzaamheden, volgends de btfchouwing dex meerderheid dier Commisfie, zonder «Jat wij fpeciaal weeten, wat zij daar van al of niet zullen openleggen, befchouw, als van de voor ons Land en deszelfs Politicque Independentie , van de verfte uitzigten 5 daar zij onze Franfche Bondgenoot , aan welken wij ons beftaan onder de Mogendheden van Europa zullen te danken hebben, in een verkeerd denkbeeld , omtrent den geest onzer toekomltige Regeeringsforme, kan brengen; en alzo het openleggen der particuliere opiniën dier Leden, als ware zulks het gevoelen dezer ganfche Commisfie, en der Natie j zou involveren eene politicque onwaarheid — en zo verre zulks gefchiedt, buiten fpeciale weetenfchap van ons, en zonder vioraf gepondeererd te hebben den geest der Nationaale Vergadering als die der Natie, tegen den wil en de bedoeling dierGecommitteerden zelf', inde gevolgen , zou kunnen befchouwd Worden, als een Waagen der Nationaale belangen; en ons, naar de letter! van  ( 193 3 van het Reglement, zelve verantwoordelijk (lellen, zo verre wij deel zouden genomen hebben aan zulk eene particuliere ouverture, zonder alvoorens de Nationaale Vergadering eenige opening te willen geeven. Het is om alle deze redenen , dat ik verklaare, geen deel te willen neemeii aan het geeven van eenige legale of officiële opening van onze gevoelens of ftaat van werkzaamheden, zo lang zulks.niet aan e ^on« Vergadering zelve gefchied is: en fpeciaal dat ik ajUefgevaarlijkst en fchadelijkst reken, het geeven van onbepaalden last om pro re nata te mogen handelen, aan eene Commisfie welker meerderheid, verklaard heeft , het gevaarlijk en on waarachtig,te ;zijti, dat de éénheid der Republicq en het Gouvernement reeds daadehjk tot een bafis der onderhanden,zijnde Conftitutie is ge, legd of behoort gelegd te worden. En daar reeds de helft van den tijd, die ons gefteld is tot het ontwerpen der Conftitutie, is gepasfe^fe daar reeds alle de Hoofdpoincten der Conftitutie Zqh ter tafel geweest en lang en breed zijn gediscuteerd en ter verdere bewerking in afzonderlijke Subcomraisneu gefteld, zonder dat die Leden, welke niets dan zwaarigheden in dedaarttellingvan éénheid en onverdeeldheid der Souverainiteit hebben gevonden, nog een (tap nader tot dezelve éénheid fchijnen gekomen te zijn: en het niet te voorzien is, dat de volgende drie Maanden vrunbaarer zullen zijn in wonderwerken, om dit politicque geloof aan ongeloovigen te iufpireren-en alzo deze tegenwerkende kracht dient om de wederzndfche krachten veeleer te confumeren en uitteputten, zonder iets wezenlijks te produceren:' zo herhaal ftt als nog mijn voorftel van den 9 May jongstleden, om deze Commisfie in twee deelen te fplitzen,ten einde de disfentierende Leden zich aan eene der beide zijden Nvoe*  C 194 ) Voegende, elk eene Concept - Conftitutie ontwerpe , in welke de mogelijkheden of onmogelijkheden verëenigd of vermijd zijn, welke als nu de dagelijkfche tweeflrijd uitmaaken; op dat men niet of een monfter van tegenftrijdïgheden baare — of te laat ondervinde, dat de tijd verloopen is, met betoogen en twisten, en niet anders voor ons overblijve , dan de billijke verontwaardiging der Natie, met alle derzelver noodwendige gevolgen. En ik perfifleer te meer bij dit voorflel, daar wij reeds een fpreekend voorbeeld voor ons hebben gebad, in de Commisfie en handelingen [tot de daarftellihg der Nationaale Vergadering, waarin het even die zelfde geest van contradictie geweest is, die maanden lang het geduld der Natie heeft gerekt, en eindelijk niets dan een rammelend gedrogt, en fteeds meer en meer bedorven misgeboorte , heeft ter waereld gebragt. {Wat get.) J. v. MANEN, Adrz, Over  c -95 3 Ovet dé openlijke Godsdienstoefening. Geadvyfeerd den 5 Augustus 179Ï. ËüRGERS RêPRAESENTANTEN». Ajles wat men van den nuttigen invloed van den Godsdienst öp het Staatsbeftuur kan zeggen , is niets anders dan : dat de Staatsburger, die de zuiverffe beginzelen van Godsdienst voedt en betracht, dat is, die de meeste moraliteit bezit, de beste burger, de beste betrachter zijner pligten , en de getrouwfte naarkomer van de billijke Wetten der Maatfchappij is. Dan dit beflist nog niets ten aanzien der opgegeeven vraag: in hoe verre de Godsdienst een onderwerp det Conftitutie of een Object, der wètgeeving kan en moet zijn. De waare Godsdienst is een werking van het hart en het verftand, W-elke alleen uit inwendige overtuiging voordvloeit, en hij is dus boven het bereik der Wetgeeving* Dé wetgeevende Magt kan evenmin Godsdienst, als geloof, deugd, grootmoedigheid , medelijdeh of dankbaarheid gebieden of verbieden', die te gebieden, zou zijn'deszelfs wezen te vernietigen — die te verbieden zou eene misdaad, eene godloosheid t\\ni ■ - ->•. ■• ': :' ■ ! - De Godsdienst is het middel ter bereiking der Roög* Ite volkomenheid, voor welke de Mensch vatbaar en  C 196 ) beftemd is. De Staatsinrichting moet het middel zijn tot weering van alle hindernisfen, die den Mensch in het ftreeven naar die volkomenheid zijner beftemming zouden kunnen belemmeren. Daar de vatbaarheid, de verftandelijke vermogens der Menfchen; vejfcheiden zijn, en de wegen onbepaald om tot inwendige overtuiging te geraaken, naar maate van elks bijzondere omftandigheden en betrekkingen: zo kan de .Wetgeeving geene voorfchriften daarftellen, die voor allen de kracht van overtuiging zouden kunnen hebben, en dus waare Godsdienst zoude kunnen genaamd worden. — Het eenigfte dat de Wetgeever, tot bevordering van den Godsdienst, kan toebrengen, is de handhaving der Vrijheid! De Godsdienst, die den Mensch fteeds volkomener maakt, kan dus wel zijn weldaadigen invloed verfpreiden over den Staat, door den Wetgeever fteeds meer naar het geluk van allen te doen trachten — doch hij moet nimmer aan den Staat gebonden zijn, met de Staatkunde in één gareel gaan — of ze verliezen beide van hunne waarde. De Godsdienst moet afgefcheiden zijn van den Staat. Zo dra de Grondwetten van den Staat buiten ds Burgerlijke magt of handhaver derzelve, nog bovennatuurlijke hulpmiddelen nodig hebben, om haar verbindende kracht te geeven, zo bewijst dit derzelver zwakheid en onvolkomenheid, of de onbekwaamheid van derzelver handhaver. — Of, dat geene wat men Godsdienst heet, die zich met den Staat, of de Staatkunde vereenigt, wordt zelve verbasterd, moet zich in alle bogten. wringen, om zich naar de wetten of den Wetgeever tefchikken; en in plaats van eene overtuiging des harten, wordt hij eene kwelling voor den geest, een xaadzel voor het yerftand, .en een. ballast a Vx VOO!  C 197 ) voor 't geheugen ■>— hij wordt eene Staatkundige cotf venientie! ! Alle Godsdienstfecten die ergens met de Staatkunde verëenigd zijn of geweest zijn, hebben haare zuiverheid , ziel en leven verboren, en hebben daarvoor een loos blanketzel, een valfchen tooi van Staatkunde aangenomen — door dezelve dien tooi teontneemen, en haar tot haare oorfpronglijke eeuvoudigheid en eigen kring terug te voeren , zal de Godsdienst eerst weder herkend kunnen worden voor het geen hij is, en weldaadig kunnen werken op het Menschdom. De Godsdienst afgefcheiden zijnde van den Staat — zo zal ook de Staatkunde allengs zich affcheiden van den Godsdienst -— de Akker van 's Menfchen beftemming, waarin de Staatkunde zo v4el onkruid, dat het goede zaad verftikt, zulk een opeenftapeling van kerftellingen geworpen heeft, zal eerst goede vrugten kunnen voordbrengen , wanneer eerst al dat onkruid zal uitgewied zijn -r alsdan zal van alle die regels, voorfchriften, verborgenheden en wonderfpreuken alleen deze grondregel overblijven: ,, het geen gij wilt dat M de Menfchen doen , doet gij hen ook desgelijks! En onder deze leus zullen zich alsdan alle Menfchen en Volken verëenigen ? Alle de hulp die de zo zeermisvormde en ingekleedde Godsdienst immer van den Staat en de Staatkunde ontvangen heeft, is de handhaving der fteeds zogenaamde orthodoxie, het verfchaffen van voedzel aan het on- ' kruid, dat het goede zaad verflikte. Door zedelijke pligten , die uit overtuiging moeten voordvloeijen , door Burgerwetten te gebieden of te verbieden , heeft men zijn wezen vernietigd, en de fchaduw voor het wezen doen omhelzen. Zo dra de Staat aflaat voedzel te verfchaffen aan het N 3 0H"  C 198 ) enkruid — zo dra de Staatkundige inrichting elders geen fteunzels behoeft te ontkenen, om ongelijke reen? ten en pligten ftaande te-houden, om de rechten der Natuur te wederfpreeken — zo dra de Conftitutie eq Regeeringsforme op het Natuurrecht, op een vrijwillig en uitdruklijk verdrag van alle de Leden der Maatfchappij gebouwd is — zo dra de grondregel van allen Godsdienst ,, doe anderen zo als gij wilt dat u gefchiede," ook de eerfte grondregel .der Staadkunde wordt; alsdan zal het geluk van den Staat ook het heij van den Godsdienst zijn, de Vrijheid des Bur? gers zal de Menfchelijke volkomenheid bevorderen. Doch deze verëeniging van grondbeginzelen, deze éénheid in bedoeling en middelen , zal zonder affcheiding van den Staat nimmer verkregen worden — naar maate de ftraalen. der verlichting zich verder uitbreiden, en den Volken de oogen openen, om het heilig bedrog, verëenigdmet de Staatsintrigue, te ontdekken, zullen Egoïsten, Belangzieken , Kortzigtigen, Ber vooröordeelden, zich nog agter dit fchild trachten te verfchuilen, en nieuwe ontwerpen fmeeden, om de oude duisterheid door nieuwe wolken van verwarring terug te roepen. Dit moet de Staatkunde, die op Godsdienflige grondbeginzelen , op de Rechten van den Mensch, gebouwd is, voorkomen en trachten te beletten. DoordenGodsdienst volkomen in vrijheid te ftellen, moet zij dien de befcherming niet onttrekken , zonder welke hij gevaar zoude loopen in nog geftrenger kluisters te vervallen— zo lang dezelveal de Staatkundige tooi niet geheel ontvallen is, welke de tijd eerst zal moeten Bijten, zo lang hij voor alle oogen nog niet in zijne natuurlijke, eenvoudige fchoonheid zigtbaar is ; zo lang men denzelvendus, of om den vermomden opfchik miskent  ( W. ) kent en veracht of alleen zijn kleed eerbiedigt, zonder den zeiven te kennen ; zo lang hij nog de twistappel kan zijn om'het Burgerlijk belang te verdeelen, en in dezen twist de rust van den Staat, het geluk der Maatfchappij, kan betrokken worden — moet de Staat denzelven niet aan de willekeur van listigen of kortzigtigen ten prooije laaten — dezelven de gelegenheid en mogelijkheid affnijden, om onder het dekzel van verfchillende Godsdienftige begrippen, den Staat te verdeelen in onderfcheiden Secten — om de ftem der Natie te doen fmooren, en het Fanatismus en de intolerantie der Burgerlijke Vrijheid te doen overheerfchen; en te doen zuchten onder het Despotismus van zulken die Vaderlands- en Vrijheid - liefde huichelen, om hunne Mensch- en Volksvijandige oogem.erken te bereiken. Dit kan niet anders voorgekomen worden, dan door de Leeraars van den Godsdienst - en niet de Godsdienst of de Godsdienftige gevoelens — aan de W etten van den Staat te verbinden, en, zonder onderfeheid van gevoelens, van orthodoxie of heterodoxie, alle voor een gedeelte en op een en dezelfde wijze te betaalen. Zo dra de Staat het Beftuur der Gemeenten , de wijzè van openlijk onderwijs in Godsdienst- en Zedekunde, zonder een vasten regel daarteltellen , willekeurig aan iedere Sefte zelve overlaat, zonder eenige toelage aan eenige derzelven, zo zullen daar door de kleinere Gemeenten - die veelal het meeste onderwijs nodig hebben , of geheel verftoken blijven van dat zedelijk onderwijs, of de Sectezucht en neiging om profehten te maaken, zal de een of andere aanfpooren, omin dat gebrek en verlangen te voorzien. - en deze voorziening zal alsdan te gelijk het middel zijn om de N 4 Ze'  C .200 ) .Zedelijke -en Burgerlijke Vrijheid van zulke onvermogende Gemeenten te boeijen aan de orthodpxie en politie van Geestelijke heerschzuchtigén, die zich gaerne tot Superintendenten van zelf heerfchende Kerkgenootfchappcn zouden verheven zien. Zulk eene vermeende vrijheid en onafhanglijkhéid van den Godsdienst, zou haar onder zwaarer juk brengen, dan dat der Staatmagt ooit geweest is nieuwe Ilierarchen zouden eerlang den Wetgeever den voet op den nek zetten, en ten toppunt hunner hoogmoed Hijgen. Tegen dit despotismus moet de Godsdienst, door den Staat befchermd, en in zijne vrijheid gehandhaafd worden. Geen Opperhoofd, geen Kerkvoogd , geen verzameling van Afgevaardigden der Gemeenten , moet het Recht of de Magt toegedaan worden, om over de gevoelens van derden, hunnes on-. danks , te beilisfen — hen te boeijen aan de principes, regels of grenzen van orthodoxie of geloof van anderen. De Staat moet dus alleen Burgerlijke Onderwijzers in den Godsdienst en deZedekunde-^-en geen Onderwijzers in deze of gene fectenleer befoldigen. De Staat behoeft niet te onderzoeken , welk Godsdienftig leerftelzel de Onderwijzer is toe gedaan, welke deze en geene Gemeente voor hun Onderwijzer verkiezen maar de Geconftitueerde Magten ftaat te onderzoe-ken, of de geroepenen de waardigheid van aclif Burger beziten of verdienen — dan of zij zich tegen de grondbeginzelen der Conftitutie verklaaren of vergrepen hebben alleen deze laatften behoort het openlijk onderwijs der Staatsburgers verhinderd te worden. Om dit een en ander te voorkomen of te bevorderen, komt het-mij voor, dat de volgende bepaalingen , fchikking en inrichting sou behooren plaats te hebben. Alle  ( *Ol ) Alle Godsdienftige Gezindheden moeten evenveel vrijheid even veele voorrechten genieten. Doch zij moeten geen van allen vrijheid hebben qm zodanige Leeraars te beroepen., als zij zullen goedvinden — de Leeraars vap alle gezindheden zullen door het Gouvernemeut, of op authorifatie van het' zelve, door het Departementaal en plaatzelijk beltuur , moeten gpapprobeerd worden, na vertooning of bekoming van acte van civisme. De Leeraars van alle Gezindheden zullen door den Staat betaald worden, overal en allen egaal, doch Biet hooger dan /6go 'sjaars, het overige zal door de Gemeente zelf er moeten bijgelegd worden. Inde generaale perfonele belastingen zal dus ook hier voor eene generaale hefllng, op den voet als andere lasten , na rato van elks vermogen , plaats hebben. De onderfcheiden gezindheden zullen te famen gebruik kunnen maaken van alle de Kerken, die niet het particulier eigendom zijn van eenige Perfonen of Corporatie. Er kunnen deswegen ook particuliere fchikkingen tot afitand, onder de onderfcheiden Gemeenten plaats hebben, mits onder approbatie van het local en Departementaal beftuur. Er zullen niet meer maar wel minder Leeraars mogen zijn, of door den Staat betaald worden, dan voor elke 1000 Zielen één — zonogthans, dat Gemeenten van boven de 5°o tot acoo er maar één zullen mogen hebben, en zal na rato er aan kleinere afzonéérlijke Gemeenten één Leeraar worden toegedaan,; de grootere Gemeenten er zo veele minder hebben; Waaromtrent de bepaaling en verdeeling aan het Departementaal beduur met het plaatzelijke, overgelaaten v/orden. De geestelijke en kerklijke goederen zullen alle Nar N 5 tio-  C Bres ) tionaal verklaard wórden, en zal derzelver inkomen door eene gecombineerde Commisfie uit alle de Departementen, opgenomen en opgemaakt worden, en daar uit de Academiën én Schooien worden onderhouden, en het daar van overfchietende zal tot het tractement der Kerkleeraars worden belteed, In het opmaaken der geestelijke goederen, zal moeten gefpeciiïceerd worden, hoeveel ieder Departement van dit inkomen in zich bevat, en zal het zelve onder den Departementaalen Ontvanger, als een afzonderlijke post, in zijne ontvangst blijven en in rekening verantwoord worden , om daar uit direct de uitbetaaling in het Departement te kunneu doen. De Gemeenten zullen zelve de Kerken die hun zijn toegeweezen moeten onderhouden — in gevalle van extra kosten zal hun gepermitteerd worden extra colleten, maar geen omllagen, te mogen doen. Hier van zal een fpeciaal decreet worden genomen , het welk niet alleen als eene Grondwet in den Nationaalen Codex zal worden geinfereerd, maar waar aan ook bij de Conftitutie zal moeten gerenvoyeerd worden, en de Wetgeevende en andere Geconftitueerde Magten verpligt worden om dezelve te handhaven, als een fpeciaal poinct van het Contracl Social. Geene Burgers zullen in eenige publieke posten of bedieningen van den Staat, als Repra;fenteerende eenige Gezindheden in den Godsdienst, als zodanig mogen benoemd of verkoozen worden — en zo er bewijzen daar van waren, zonder dat de dus verkoozene konden gezegd worden de gefchikfte en bekwaamden te zijn, zal de Wetgeevende Magt dit doen corrigeren en redresferen. Er zullen geen combinatiën van Gemeenten in onderfcheiden plaatzen, door Vergaderingen vanGede- pu-  ( io3 ) BUteefden uit hun, onder den naam van Kerkvergaderingen, Conciliën, Synoden, Clasfis of welken naam ook, plaats mogen hebben, noch eenige collectlve voordragten uit derzelver 'naam , even als andere corporatiën, aan de politie mogen gefchieden — veel min zullen dezelve als Gemeente of Godsdienltig Genoodfchap, zich eeniggn politieken invloed door verbindtenisfen haarer Leden mogen zoeken of trachten te maaken. Alle openlijke godsdienstoefeningen zullen binnen de muuren van het gebouw dat der Gemeente is toegewezen , echter met open deuren, moeten gefchieden. Buiten het Kerkgebouw zullen geen ceremoniën of dillinclive tekens i van onderfcheiden Gezindheden plaats hebben. De aankondiging van den Godsdienst zal door het Uiiden der klokken mogen gefchieden. Over  ( =04 ) Over liet Departementaal be-, wind en locaal beltuur. Geadvyfeerd den 13 July '1796. Burgers Repraesentanten! -Het Departementaal bewind moet.:ondergefchikt zijn aan het Wetgeevend Lighaam en niet aan het Uitvoerend Gezach. Het onderfeheid tusfchen eene. Republicainfche cn Monarehaale Staatsinrichting beftaat niet enkel daarin, dat de eene eene Regeering is van veele, en de andere van ééne. Maar ook vooral daar in, dat in eene Republicq niet alle authoriteit in de Uitvoerende Magt, — naar binnen — al beftaat zij niet in een enkel hoofd, wordt opgedragen, welke in een Monarchalen Staat daar aan wordt overgelaaterï. la eene welgevestigde Republicq, in zo verre ze niet te groot is, om eene waare Republicainfche inrichting te hebben, draagt de Natie aan de Uitvoerende Magt niet meer op, dan dezelve volftrekt nodig heeft, om aan het eenige oogmerk, de fpoedige uitvoering der wetten, zo ver ze betrekking hebben op uitwendige befcherming en inwendige rust en veilig, heid, te kunnen voldoen: het overige behoudt de Natie aan zich, in haare wettige Vertegenwoordigers. Doch om onbelemmerd te kunnen werken, moeten 19  eo wel de Reprcefentative Magt der Natie, als de Uitvoeren der wetten en des algemeenen wils, bij de Conftitutie, binnen haare bornes bepaald zijn, om door geene willekeurige difpofitiën elkander in hunne pligtbetrachting te kunnen ftremmen. De Natie houdt dus, in haare Vertegenwoordigers, aan zich de Wetgeevende Magt, en het vermogen over haar eigendom, niet alleen in de hoogfte Wetgeevende Vergadering, maar ook over de bijzondere deelen der adminiftratie of 't Bewind der Departementen , in welke de Republicq , wegens haare uitge« ftrektheid moet verdeeld of onderdeeld worden. Gelijk alle de deelen der adminiftratie der middelen van defenfie, zo ter Zee als te Lande en voor de Colonien, om aan het oogmerk te kunnen voldoen, moeten ftaan onder het opzigt der Uitvoerende Magt* Even zo moeten de adminiftratiën van het politieke bewind en der financie, blijven onder het opzigt en aan de verantwoordelijkheid van het Wetgeevend Lighaam. Het Departementaal beftuur, moet derhalven niet anders zijn dan adminiftratif, zonder eenige eigen of onafhanglijke 'Magt, maar ondergefchikt aan de Wetgeevende Oppermagt — Q*) — Van (*) Ik laat bief het overige van dit advys weg, en voeg er voor in de plaats, het concept, dat ik in de Subcommisfie tot het Départementaal en Gemeentens beftuur geproduceerd-heb; doch het geen de meerderheid der Leden dier Commisfie tot geen leidraad of. bafis begeerde — eenerzijds, om dat men dit beftuur meer dan adminiftratif en verantwoordelijk wilde hebben; en anderdeels wijl men van geen financiële fchikking, tusfehen amalgamatie en nonnmalgamatie der oude fchulden wilde hooren.  Fan het Departementaal bewind. Art. t. Het [bewind, of de adminiftratie van ieder Departement zal beftaan uit zeven Léden, waar van er jaarlijks twee én om het derde jaar drie zullen afgaan-, en daar Voor andere in derzelver plaats worden Verkoozen -- de los zijnde zuilen echter op nieuwé mogen verkoozen worden. 2. Een Lid van het Departementaal bewind zalj bij zijne verkiezing, den vollen ouderdom van 25 jaa* ren bereikt, en ten minden twee jaaren in het Deparment moeten gewoond hebben. 3. De verkiezing der Leden tot het Departementaal bewind , zal jaarlijks gefchieden op den eerften Maandag na den 15 Oetober, op dezelfde wijze als bij de verkiezing der Leden tot de Wetgeevende en Uitvoerende Magt in HoofdtL Art. bepaald is. 4. Zij zullen op den 1 November fesfie moeten neemen in het bewind, na alvoorens te hebben afgelegd, in handen van den Praefident (*) van het Departement, de volgende verklaaring: „ Ik beloove en verklaare, als een Man van eer, „ mij te zullen gedragen overeenkomftig de vastgeftelde „ Conltitutie en Regeeringsform, en de Wetten en „ Reglementen dien conform geëmaneerd: dat ik mij voords bereidvaardig zal fchikken , naar de wettige . , s» de- . ( * ]) Voor de eerfte reize zal deze verklaaring moeten ge« fchieden in handen van een Ccmmisfaris van het Wetgeevende Lighaam.  „ decreten en ordes der Wetgeevende en Uitvoerenj, de Magt, zonder mij eenig gezach boven, neven, of, tegen dezelve te zullen aanmaatigen, en dat ik „ mijn post nimmer zal trachten te verlaaten of te „ behouden in weêrwil van mijne Aanfiellers. " 5. Vader en Zoon, twee Broeders of Zwaagers, Oom en Neef, of twee- volle Neeven, zullen niet te gelijk zitting in 't bewind vaii een en het zelfde Departement mogen hebben. 6. 'Een der Leden van het bewind, zal geduurende een jaar het praElidium moeten bekleden, en alle aften , refolutiën, notificatiën, publicatiën , of brieven, welke uitgegeeven worden , moeten tekenen. 7. Ieder Departementaal bewind, zal een vaste of permanente Secretaris en tweede Secretaris en Commis, en een of twee Klerken hebben, zullende de tweede Secretaris of Commis het Secretariaat bij de Commisfie of 'tComptoir, der Departementaale financie waarneemen. 8. Het Departementaal bewind zal eenmaal ter week compleet vergaderen, tot het reguleren haarer werkzaamheden en het neemen van belluiten, waarbij niet minder dan vijf Leden prad'ent mogen zijn; en op de overige dagen zullen dezelve in twee onderfcheiden Commisfiën , als vier tot de Politie, waaronder de Praefident, en drie tot het Financiële, moeten werkzaam zijn. q. Alle Wetten en Decreten van de Wetgeevende, of Ordes van de Uitvoerende Magt, welke aan de Natie, moeten gepubliceerd of bekend gemaakt worden , zullen, aan het Departementaal bewind gezonden, onverwijld naar alle de Gemeenten en Plaatzen, waar men gewoon is Publicatie te doen, verder worden geëxpedieerd, en zal de Prsfident verantwoordelijk  ( 2ö8 5 lijk zijn voot de verzuimen hier in gepleegd sai eii itj cas van verzuim of weigering der Publicatie en Affictie, in eenige Gemeente, de onwillige tot verantwoording ïöepen en corrigeren , naar bevind van de zaake* 10. Het Departementaal bewind zal moeten zorgen, dat de uitvoering der Wetten en Decreten, zo van de Wetgeevende als uitvoerende Magt , in alle Plaatzen "en Gemeenten onder het bewind, behoorlijk geobferyeerd worden : en inzonderheid de generaale en Departementaale lasten en middelen teil behoorlijken tijde, en op een egaalen voet, volgends de wetten en voorfchriften, geheven, en ten Comptoire gebragt worden: en zal dien volgende, zo de generaale als fpeciaale Ontvangers, Collecteurs, Gaarders of Inzamelaars tot hun pligt houden; en voor de verzuimen hier in gepleegd, verantwoordelijk zijn aan de Wetgecende Magt. 11. Bij vacature van een generaalen Ontvanger irl het Departement, zal het bewind eene Nominatie van een drie dubbeld getal aan de Wetgeevende Magt moeten voordraagen, om daar uit de èleftie te doen ^ mits alleen van zodanige Perfoneh, welke behoorlijk cautie kunnen ftellen , zo wel reëel als pei foneel, voor de fomme die zij jaarlijks adminiftreren. 12. De aanftelling der mindere Collecteurs , contrarolleurS, Gaarders en Inzamelaars der gemeene lasten en middelen, zal door het Departementaal bewind, met concurrentie en approbatie van de Nationaale financie direBie, direét kunnen gefchieden; mits dezelve, even als de Ontvangers, cautie doende ftellen voor de fommen die zij jaarlijks ontvangen of adminiftreren.' 13. De fraftementen of inkomften der Ontvangers% Collecteurs, Commifen, Commisfarisfen, Gaarders en  C 209 ) en verdere Adftftenten en Bedienden tot de gewoons reële en perfonele lasten of middelen, zullen, in elk Departement, te famen niet hooger, maar wel minder , gefteld mogen worden,dan 10 procento, van de geheele te ontvangen fomme; en wel zo, dat 5 pet eento worden gekort van de fomme van ontvang, ten behoeve der Commisfarisfen , Ontvangers, Commifen, Contrarolleurs en Adfiftenten - en de andere 5Per cento , of 1 ft. per gulden, als collefteloon, boven de uitgezette of bepaalde fomme, door de Debiteuren moeten betaald worden, ten behoeve der fpeciaale Collecteurs of Gaarders; en zal dienvolgende het Departementaal bewind, met concurrentie, of onder approbatie der Commisfie uit het Wetgeevend Lighaam, tot de generaale financie, kunnen bepaalen het getal der genoemde geëmployeerdens overeenkomftig en na rato der te ontvangen fomme, zonder dat er van het geheele financiële beftuur over de -eheele Republicq eenige posten van tractementen&le*es, transporten, reiskosten, drukloonen of fchrijfbehoeften, boven voorfehreven 5 en 5 P™ cento, zullen mogen gekort of genoten worden. 14. Het zelfde zal ook plaats hebben omtrent de afzonderlijke Departementaal lasten. 15 De uitzettingen der confumtive middelen, gemeentens- of dorps lasten, zullen door het Departementaal bewind jaarlijks moeten geëxamineerd en peapprobeerdworden , alvoorens een dubbeld daarvan ter generaale Financie-en Reken-Kamer worden -ingezonden. 16. Het Departementaal bewind zal boven de ge» neraale Gemeenelands middelen en lasten, reële en perfonele omflagen mogen en moeten doen, ter goedmaaking der noodige Departementale kosten; mits* O S*5.  C aio ) gaders (bi] aldien en zo lange daaromtrent geen generaale fchikking, lequidatie of amalguamatie plaats heeft) voor de interesfen van te vooren genegotieerde capitaalen, zo verre ze zijn opgenomen door de Provincie, waar van het Departement een deel of het geheel uitmaakt. En zullen de Departementen die te famen eene Provincie zijn geweest hier in , zo verre de interesfen betreft, concurrent te werk gaan ; en onder den anderen het daar over niet eens kunnende worden , zal de Wetgeevende Magt hier in beflisfen. 17. Het Departementaal bewind zal echter hier toe geen inkomende of uitgaande waaren of producten, van het eene gewest naar het andere, mogen belasten of bezwaaren, noch ook eenige dier lasten mogen vermengen met de Gemeenelands middelen óf lasten; maar moetende geheven worden van dezelfde voorwerpen, effecten of artijkelen, deze op de billetten moeten onderfcheiden onder den naam van Departementslasten. 18. Het Departementaal bewind zal echter, tot goedmaaking van gezegde kosten,, andere artijkelen over haare particuliere Ingezetenen mogen belasten, mits niet llrekkende tot praejuditie der Ingezetenen Van andere Departementen. Ook zal het zelve tot het vinden der kosten van 't onderhoud van particuliere dijken, wegen, bruggen, Huizen, canalen, met goedvinden en approbatie van het Wetgeevend Lighaam, het zij voor een zekeren tijd , of beftendig, mogen invorderen zodanige pasfagie- tol- wegbrug-fluis- zandpadengeld, enz. als daar toe convenabel zal geoordeeld worden. 19. Het Departementaal bewind zal voords, onder ie generaale Magt van het Wetgeevend Lighaam, het  ( 111 ) het hoogfte Gezach in het Departement voeren over alle politie van Dijkcollegiën, Heemraad - en Waterfchappen, polders en andere Adminiftratiën 5 en alle klagten, misbruiken, ongeregeldheden, verzuimen of verwaarlozingen, zo verre ze geen daadlijkc betrekking hebben tot de adminiftratie der ordinaris Juftitiè, moeten aanhooren, decideren of corrigeren naar bevind van zaake: en zal bet zelve, of de Collegiën met die direétien belast, of door Gecommitteerden uit zijn midden, behoorlijk doen rapporteren wegens den ftaat van alle publieke wegen, gebouwen , dijken en waterkeeringen en alles wat tot gerief en gemak der Commercie, en het transport van waaren en Pasfagiers, zo te water als te lande betrekking heeft» 20, Het Departementaal bewind zal, in cas van daad. ljjke oppofitie van eenige Ingezetenen of Vreemden, tegen de wetten of bevelen der Wetgeevende of Uitvoerende Magt, van fraudes der middelen , of ftooring der publieke rust en veiligheid, de gewapende Magt, hetzij burgerlijke of militaire, die het naaste bij de band gereed is, kunnen requireren en daadlijke ordes geeven tot vootkoming of ftuiting van daadlijkheden — doch zal terftond na het geeven dezer eerfte ordes, indien zulks vooraf niet heeft kunnen gefchieden, kennis moeten geeven aan de Uitvoerende Magt, en nadere ordes deswegen moeten vraagen. 21. De gezegde ordes zullen altijd fchriftehjk moeten gegeeven worden, aan den Commandant der gewapende Magt van de plaats, waar dergelijke adfiftentie noodig mogt zijn, of der naast bij gelegenfte; en ondertekend moeten zijn door den Praefident van het departementaal bewind t en wel met die bepaa- O a ltoï>  C 21a ) ling, dat altijd wanneer eene gewapende Burger* magt bij der hand is, deze, in de eerfte plaats, zal moeten gereqnireerd worden — en eerst wanneer deze in gebreke bleef te obedieren, de Militaire zal gebruikt worden. •22. Het zelve zal ook in het generaal moeten voorzien in alle fouten of verzuimen, welke in zaaken van politie of adminiftratie in eenige deelen van het Departement zouden mogen plaats hebben — en alle verbeteringen die in dezelve zouden kunnen gemaakt worden, doen introduceren, of aan het Wetgeevend Lighaam opgeeven. 23. De plaatzen waar de Grondvergaderingen zullen moeten gehouden worden, zo verre dezelve uit onderfcheiden plaatzen gecombineerd moeten zijn, zullen door het Departementaal bewind bepaald , en alles wat daar toe betrekking heeft gear.rangeerd worden. 24. Alles wat in de overige artijkelen der Conftitutie aan het Departementaal bewind is gedemandeerd, fchoon in dit hoofdfluk niet uitgedrukt, zal door het zelve moeten geobferveerd worden. Van ket Locale of Stads- en Dorpsbefluur. Art. 1. Het getal der Leden van het Stedelijk-cf Dorpsbefluur, zal geëvenredigd zijn aan het getal der Ingezetenen , en de meer of mindere objecten van Politie en Adminiftratie in dezelve; waaromtrent de fpeciaale bepaalingen zullen mogen gemaakt worden door gezamelijke Stemgerechtigden, bij befluit van derzelver meerderheid, en approbatie of fandlie van bet Departementaal bewind. 2. De helft der Leden van het Stads- of Dorpsbefluur  C 213 ) ftrtor zal jaarlijks los zijn, en nieuw moeten aangefteld, of kunnen gecontinueerd worden. 3. Deze aanftelling zal altijd gefchieden binnen eene maand na de verandering van het Departementaal bewind. 4. De aanftelling dezer Leden zal moeten gefchieden door Kiezers, uit de Grondvergaderingen, benoemd, op de wijze als in hetHoofdftuk van de Grondvergaderingen is bepaald: alleen met die verandering, dat naar het getal der .Leden , welke verkoozen moeten worden, het getal der Grondvergaderingen zal moeten afgedeeld worden, zo, dat iedere Grondvergadering één Kiezer benoeme , en voor ieder te verkiezen Lid niet minder dan vijf Kiezers zijn. 5. Het Stedelijk- of Dorpsbefluur, zal den tijtel van Raad der Gemeente voeren; en beftaan uit een Prsefident en zo veele Asfesforen, als bij Art. 1. gezegd is , benevens een beftendige Secretaris. 6. De gezamelijke Stemgerechtigden der Plaats zullen eens vöoral, of voor zeker getal jaaren , bepaalen het tractement, of de daggelden, welke de Prasfident, Raaden en Secretaris enz. zullen genieten, of de wijze op welke zij anderszins zouden worden gedcfraijeerd. 7. Steden of Dorpen, meer dan 10,000 zielen of Ingezetenen bevattende , zullen, behalven den Raad der Gemeente, nog eene afzonderlijke Rechtbank mogen hebben', op gelijke wijze als omtrent de Land' of Bangerichten bepaald is. 8. Steden of Dorpen minder dan 10,000 Ingezete.nen. bevattende, zullen onder een Bangericht, ten aanzien der Juftitiè , gerangfchikt worden ; doch zoo verre het Bangericht in dezelve geen zitting heeft, O 3 zal  ral de adminiftratie der Civile Juftitiè, en het verleenen, dirigeren en pasferenvan alle Aftes, gefchieden , door een permanente Schout en Secretaris, geadfifteerd door den Raad der Gemeente, of twee Commisfarisfen uit denzelven. 9. Er zal geene feparatie van Gemeenten , Dorpen, Buurten of Gehugten , onder differente Collegien van beftuur , mogen plaats hebben, wanneer er minder diftantie dan één uur gaands , tusfchen dezelve plaats heeft, en ze elk op zich zeiven minder dan 500 zielen bevatten: maar zullen dezelve onder één beftuur moeten verëenigd worden, al ware het dat ze te vooren onder afzonderlijke Heeren of Provinciën hadden behoord, iq. Deze combinatie zal door het Departementaal bewind moeten gereguleerd worden, 11. Het Departemaal beftuur zal moeten zorgen dat in alle Dorpen en Gemeenten zodanigen tot Schouten en Secretarisfen worden aangefteld , welke in ftaat zijn , om alle noodige civile Aften intertellen en te pasferen, ten einde de Opgezetenên niet noodig hebben, zich daartoe verre van huis te vervoegen. 12. Bij gebrek aan genoegzaame ftof zal de Gemeente, of het Departementaal Bewind , een en denzelfden Schout en Secretaris over meer nabijgelegen Gemeenten mogen aanftellen, mits niet verder dan drie uuren van elkander, of van hunne woonplaats afgelegen, 13. Om des te zekerer te zijn van de adfiftentie van bekwaame perfonen, en ten einde zij van eer» behoorlijk beftaan, zonder anderen arbeid of handtering, verzekerd kunnen zijn, zal het Departementaal Bewind ook de heffing der 's Lands en Departementaale Lasten, in plaatzen beneden de 5000 zielen»  C *l5 ) Jen, aan deze zelfde Ambtenaaren kunnen demanderen , onder het Hellen van de noodige cautie. 14. In plaatzen van meer dan 5000 zielen zullen afzonderlijke Ontvangers,. Collecteurs of Inzamelaars gefteld worden. 15. Alle de Ontvangers of Inzamelaars der's Lands of Departements-Penningen, zullen ftaan ter verantwoording en correctie van het Departementaal Bewind; onverminderd alle zodanige verdere verantwoordelijkheid aan het generaale Financiewezen of de Wetgeevende Magt, als bij derzelver inftructie, of andere wetten en voorfchriften bepaald mogt worden. 16. Het plaatzelijk Beftuur, zo der Steden als Dorpen, zal zelve haare huishoudelijke lasten , tot goedmaaking van Stads- of Dorpskosten, jaarlijks reguleren en omflaan , mits ten overftaan van Geërfden, zoverre deomflagen over het reële, of van Gedeputeerden uit de Stemgerechtigden , zo verre ze perfoneel gefchieden: aan wien tevens rekeningen verantwoording van het afgeloopen jaar, zal moeten gefchieden , welke , na approbatie, door deze gedeputeerden zal ondertekend moeten worden. 17. Het Plaatzelijk Beftuur zal mede moeten'executeren alle de ordes van het Departementaal Bewind, in het doen publiceeren en affigeeren van alle Wetten en Decreten van de Wetgeevende en Uitvoerende Magt — of Notificatiën van het Departementaal Bewind zelve. 18. Alle Reglementen, Keuren of Ordonnantiën, door het Plaatzelijk Beftuur gemaakt, zo verre ze ook dezulke betreffen of zouden kunnen aangaan, die geen daadlijke Ingezetenen dier Plaats zijn, zul- O 4 kH  C *i6 ) ïen door het Departementaal Beftuur moeten gefanétioneerd worden, eer dezelve in rechten kracht van wet of verbindtenis zullen hebben — 19. Alle bijzondere direéticn of adminiftratiën van Stedelijke- of Dorpseigendommen , Plaatzelijke Inftituten, Wees- Gast- en Armen - Huizen, of andere particuliere Geftichten, zo verre zij geen Nationaale Eigendommen zijn, zullen ftaan onder de directie en 't maintien van het Plaatzelijk Beftuur of ter dispofitie en benoeming van hetzelve. ao. Ook zal het Plaatzelijk Beftuur orde moeten ftellen op de directie en het onderhoud van Wegen, Wateringen , Beeken, Bruggen, Sluizen , Heulen, enz. zo verre ze ten hunnen privativen koste ftaan, en van de Gemeenelands- of Departements - Dijken , Wegen en Wateringen , Heemraad- of Waterfchappen onderfcheiden zijn. 21. De directie van particuliere Polders zal aan de gezamelijke Geërfden en Ingelanden , onder het Hoofdopzigt van het Departementaal Beftuur, gelaaten worden — doch zo verre hetzelve daadlijke betrekIcing heeft tot de Plaatzelijke politie , zal de directie gecombineerd met het Plaatzelijk Beftuur of het Departementaal Bewind gefchieden , onder zodanige nadere bepaaling, als de Wetgeevende Magt daaromtrent zal noodig oordeelen te maaken. In zo verre de Polder-, Molen- of andere Lasten, alleen reël geheven worden , zullen de eigendom van iedere agt Mergen Lands, of deszelfs waarde aan andere vaste Goederen , de qualiteitvan ééne ftem hebben in de directie, of de benoeming der Leden tot dezelve, mitsgaders het confenteren in te maaken kosten; hooren, overftaan en fluiten der rekeningen ~*  ( 217 ) gen — met dien verftande nogthans, dat agt eigcnaaren, ieder van één Mergen , ook te famen éént ftem zullen mogen hebben. Van het generaale en fpeciaale Beftuur der Financie over de geheele Republicq. Onder de fuperintendentie der Commisfie van^ het Wetgeevende Lighaam* zal er eene generaale Kamer van Financie en Rekening zijn. Deze Kamer zal geen beftuur of directie over eenige i 's Lands penningen hebben , maar zullen alle Petitiën , zo voor de Marine en Landmagt, als tot goedmaaking der kosten .der Regeering, Buitenlandfche Ministers, het onderhoud der Gemeenelands Werken, Arzenalen, Magazijnen, Zee- en Rivier-Dijken, Kanalen, Sluizen, Wegen en daartoe behoorende Ambtenaaren, Ministers, Directeurs, Opzigters en Bedienden, benevens de adminiftratie der Juftitiè, en der Colonien, het publicq onderwijs- in hoogere en mindere Schooien en Gemeenten, na dat dezelve door de Wetgeevende Magt zijn goedgekeurd en geaccordeerd, bij dezelve worden geregifteeïd; en zo alle te famen , als elk in 'tbijzonder, van tijd tot tijd worden vergeleekcn met de ontvangften en uitgaven, welke in ieder afzonderlijk refpect worden gedaan; ten einde te zorgen, dat ieders uitgave de geaccordeerde Petitie niet te boven gaa, of het geaccordeerde niet worde verzuimd, tijdig ingevorderd of ingezonden te worden. De Rekenkamer zal ten fpoedigfte zorgen, niet alleen het praecife getal der zielen of inwooncrs in ieder Departement, maar ook van de Mergentalen Lands, Huizen of andere objecten , waar eenige lasten of O 5 im-  ( «8 > imposten van geheven worden , van de onderfcheiden. Departementen, met fpecificatie der onderfcheiden Steden, Dorpen of Gehugten , te bekomen; met opgave van de lasten, welke daar van geheven' of betaald worden, mitsgaders van de waarde van elk reël effect., zo als het daar ter plaatze geëftimeerd of verkogt is — en zal zij daar naar vergelijken eensdeels of de lasten , naar waarde der effecten , op een egalen voet geheven worden ; en anderdeels of de opgegeeven lasten en middelen toereikende zijn, om daar uit de gepetioneerde foramen te vinden; en ten derden: in hoe verre dezelve, elk afzonderlijk, zouden behooren verhoogd, of kunnen verminderd worden, het zij tot bekoming of toereikendheid der benoodigde fomme, of tot egaliteit der belastingen. In ieder [Departement zal één of meer generaale Ontvangers worden aangefteld, welke iedere maand den ftaat van ontvang en uitgave van hunne Kasfe aan de Commisfie tot de generaale Financie zal moeten overzenden, met fpecificatie der Ordonnantiën van hunne uitgaven. Ook zullen zij een dergelijke Maandftaat aan het Departementaal Bewind moeten opgeeven , en daar in fpecificeeren hun ontvangst van ieder Artijkel der generaale Lasten en Middelen en van wie ontvangen. Alle de fpeciaale Collecteurs, Gaarders of Keffers der Gemeenemiddelen en Lasten, zullen van tijd tot tijd, in zo veele termijnen als de Wetgeevende Magt, of de Commisfie van Financie zal ordonneeren; ten Comptoire van den Ontvanger hunne gezamelde gelden moeten leveren, tegen behoorlijke quitantiën, het zij van de geheele fom-van elk Artijkel, of in mindering derzelve; en in cas van verzuim  C 219 ) zuim zal de Onvanger daar van kennis moetan geeven aan het Departementaal beftuur, welke alsdan den gebrekigen zal doen aanmaanen of executeren „aar bevind van zaaken; zullende de kosten van executie alleen komen ten laste van de gebrekigen, en buiten forme van proces paratelijk moeten gefchieden. De Convoijen en Licenten, inkomende en uitgaande Rechten, Last- en Veilgeld, Tollen en Gabel, len, 100, 50, 40 of aofte Penning, Accijnzen of Imposten , Collateraal, Zegel en alle Gemcenelandsmiddelen of Inkomften, zullen mede op dezelfde generaale Comptoiren, door de refpeftive Inzamelaars moeten geleverd en berekend worden; zonder dat voor elk derzelve afzonderlijke Ontvangers zullen worden aangefteld, ten ware de grootheid der fommen, of de menigvuldigheid der zaaken zulks volftrekt vereischten. Voor ieder Artijkel zal nogthans een afzonderlijk Register of Manuaal gehouden worden, of de bijzondere refpecf en onder afzonderlijke rubriken worden gebragt; en ten aanzien der lasten die maar voor één jaar zijn gefteld, voor ieder jaar een afzonderlijk Boek moeten gehouden worden ^volgends een generaal modél, dat daartoe door de Commisfie tot de Financie zal opgegeeven worden voor alle de Onvangers. Van alle refpeéten, welke geen jaarhjkfche vaste of bepaalde fommen bevatten, zullen afzonderlijke rekeningen worden gedaan , mede naar een generaale form en voorfchrift. Over  C 220 ) Over het doen eener verklaring, bij de aanneeming der Conftitutie. Naar deze Schets breeder mondeling geadvyfeerd den 24 Augustus 1796. Burgers Repraesektantïh! e meeste voorige Staatsinrichtingen hebben de Natiën als lijdelijk; en de Burgers als pasilve onderdaanen befchouwd; zij hebben ten hoogfte genomen tacité een Contract Social veronderfteld. 2. Bij eene betere inrichting moet het Contracl Social daadlijk daargefteld en uitgedrukt worden. 3. De waare Republicainfche Regeering vertegenwoordigt geen rangen, ftanden of corporatiën maar individus, en ieder actif Burger is dus mede Contractant van 't Contract Social. 4. Ieder actif Burger moet dus de Conftitutie als het Contract Social uitdruklijk goedkeuren, mede aanneemen , en zich daar door als Contractant conftitueren en zulks alleen individueel, en niet voor zijne nakomelingen — deze moeten individueel het zelfde doen. 5. Dit kan niet gefchieden door de bloote infchrijving in een burgerregister, zonder uitdruklijke verklaaring of der Conftitutie zelve. 6. De  6. De misbruiken van verklaaringen kunnen het goed gebruik niet opheffen. Een eerlijk man zal liever geen verklaaring doen, dan dezelve niet houden _ maar zijne omftandigheden kunnen hem noodzaaken tot iets , dat hij anders niet zou gedaan hebben — en dan kan men verwachten, dat hij zijne belofte zal houden. Deze moet de Staat daar door winnen. — En door de verklaaring maakt de wet den overtreeder Ifraf baar. 7. Het doen van een Declaratoir is dus geene vernedering maar een eerbewijs , daarze den acliven Burger tot Medecontractant aanneemt en hem verpligt niet om zich te onderwerpen, maar te handhaven, dit alleen- onderfcheidt den Burger van den Onderdaan. 8. Onder deze voorwaarde alleen is het, dat de Staat zich niet mag inlaaten met iemands Godsdienftige gevoelens, want de Conftitutie is ook eene capitulatie of contract tusfchen Burgers van onder- ' fcheiden Godsdienftige Gezindheden. 9. De affcheiding der Kerke van den Staat, zou anders zo noodzaaklijk niet zijn; want wijl de Godsdienst niet kan misfen invloed op het Staatsbeftuur te hebben , moet ook ieder Burger in het Godsdienftige iets van zijne vrijheid afftaan in het geen anders geoorloofd zou zijn — tot dezen afftand moet hij zich dus uitdruklijk verbinden — en niemand prefereren om Godsdienftige gevoelens , maar alleen politieke bekwaamheden. 10. Het moreel character onzer Natie is niet zo verdorven, dat men over 't geheel of van de onderfcheiden Godsdienstgezindheden zou mogen aanneemen, dat zij geen woord of eed zoude houden — dit Staatsgewijs te veronderftellen, ware de ontrouw en zedenloosheid conftitueren en ftraffeloos verklaaren. Be-  C 2ft4 ) Bedenkingen aangaande d« Gilden in 't gemeen. Geadvyfeerd In de Subcommisfie t tot het fiuk der Gilden , op Vrijdag den 16 Augustus 1796. Burgers Repraesentawten j H et welzijn van Allen , moet de hoogfte Wet zijn, in alle Staaten— en inzonderheid in die, welke de Gelijkheid tot een voornaamften grondflag willen gelegd hebben. Alle bijzondere voorrechten die derhalven of aan eenig individu , of aan een rang of klasfe van menfchen of Burgers verleend mogen worden, moeten als dan niet zo zeer ftrekken tot bijzonder éénzijdig voordeel van die geene welke ze bezitten, maar ook tot het hoogfte nut van die geene, welke ze ontberen; of ze loopen uit in de onrechtvaerdigfte verdrukking. Met betrekking tot het beftaan der Gilden zou dus moeten beweezen worden, dat het welzijn van allen daar door bevorderd wordt — en dat zonder derzelver beftaan dat welzijn zo goed niet konde bereikt worden. De Gilden, na dat ze hebben opgehouden invloed te  ( **3 J te hebben op de Regeering of de verkiezing van derzelver Leden, hebben nog een foort van politie behouden over fommige Meesters en Knegts van eenige ambagten, of neeringen , en de beöordeeling van zogenaamde proeven van bekwaamheden in hun bijzonder vak , of de toelaating tot het bedrijven van deze of geene neering. Zal men nu bewijzen de noodzaaklijkheid van alle Gilden, dan moet kunnen aangeweezen worden , dat zonder zulk eene proef of toelaating het welzijn van allen niet, of niet zo goed kan bereikt worden. En dit zou dan moeten beweezen worden door voorbeelden van zodanige plaatzen, waar ambagten en geene Gilden beftaan, en dat aldaar zodanige arbeid niet zo goed en goedkoop kon geleverd worden. Het tegendeel hier van is niet alleen bewijsbaar, maar bewijst zich zeiven door de ondervinding. In de meeste kleine Steden en op de Dorpen, beftaan geen Gilden en echter behoeven veele handwerkers aldaar niet onder te doen in de deugd der waaren en arbeid die zij leveren voor dergelijke in de groote Steden, waar de Meesters alvoorens hun proef moeten doen. De voornaame reden welke zou moeten gelden, om de nuttigheid der Gilden, met betrekking tot het afneemen van proeven, van die geenen, welke in eenig handwerk het Meesterrecht wilden winnen, zou daar in moeten gelegen zijn, dat daar door bleek, dat hij die tot Meester toegelaaten wierd, zijn werk volkomen verftond; en dat die geene welke eenig werk bij denzelven kogt of liet vervaardigen, verzekerd konde zijn, dat hij deugdelijke waare of arbeid zoude bekomen. Doch dit is geenzins het geval met de meeste Gil-  C 2=4 ) Gilden en proeven — niet alleen worden veele, eri mogelijk de meeste, Gilden gewonnen, door het hetaalen vah eene fomme gelds , aan de Overlieden: maar zelfs de proeven die bij.andere gedaan worden bewijzen weinig of niets, ter gerustftelling van die geenen, welke eenige waare of arbeid van dezelve begeert. De proeven van verfcheiden Gilden beftaan in't vervaardigen van een fr.uk werks , dat voor twee en drie honderd jaaren in de mode was, doch thans in 't geheel niet meer bruikbaar, en zelfs door de leerlingen nimmer bij hunne Meesters geleerd of vervaardigd wordt. Van daar' is het ook, dat van veele zaakert die thans in de mode zijn wel de ambagten, maar. geenzins Gilden beftaan, om dat zij na den tijd van het verleenen van Privelegiën eerst opgekomen zijn _ zo als b". v. het paruikmaaken , waar van maar op weinig plaatzen een Gilde beftaat, zonder dat men bemerkt dat de paruikmaaker of kapper daarom minder zijn beftaan heeft dan de kleder- en féhoenmaaker. Het. geen dus , op de eene plaats een Gilde onderhevig is, is op een andere plaats •vrij. Het loodgieten, het "broodbakken en meer andere arbeid, is in de eene Stad aan Gilde-rechten en Wetten onderworpen en in de andere niet, fchoon in beiden over 't geheel de Gilden exteeren. Dit bewijst ten minften — dat de Meesters kunnen beftaan, en de Burgers even goed geholpen worden, of er Gilden exteeren of niet. Het Marslieden Gild b. v. dat in veele Steden exteert, is een Gild dat in zijn origine ingericht fchijnt , om de geëtablisfeerde winkelieren te favoriferen tegen vreemde Negocianten ; en om deze te beletten , hunne waaren aan de huizen rond te venten. Niemand kan dus ia die Steden, buiten eet-  eetwaaren, bijna eenige neering doen , of bij moet door betaaling ven eenige Guldens dat Gilde winnen ___ doch niettemin kunnen thans de Overlieden van dat Gilde, tegen die betaaling, zo veele Wirikelieren toelaaten als zich aanbieden; en niemand der overige Winkelieren bekomt eenig voordeel van die Permisfiegelden, maar deze zijn alken voor de Confumtie der Overlieden. — De vreemden kunnen insgelijks tegen betaling van eene geringe fomme fteeds permislie bekomen, om eenige bepaalde dagen hunne Waaren aan de Huizen te veilen, mede ten voordeele der Gilden-Dekens. Welk voordeel de Ingezeten in 't gemeen nu van dergelijke inrichtingen kunnen gerekend worden te ■ genieten, zal niet noodig zijn verre te onderzoeken.. - Zonder dat wij in een breed onderzoek naar den oorfprong en de bedoeling der inftelling der Gilden behoeven te treden, zal het elk, die maar een weinig in de gefchiedeuisfen der voorige Eeuwen bekend .is, genoeg in 't oog loopen, dat de Gilden hun oorfprong genomen hebben in de tijden der Burgerlijke ongelijkheid, in de eeuw toen alles gcclaslificeerd was, en elk voor zijne bijzondere corporatie bijzondere Voorrechten en Privilegiën zogt, kogt of verkreeg. -Men had als toen Adelijke, Geeste•lijke en Burgerlijke Corporatien — en geen Natie. Nadat de Koophandel uit Italien allengs naar de Nederlanden kwam afzakken, en de Ingezetenen zich meer en meer in de bemuurde Steden en Burgten nederzettede, ter zeiver tijd dat de Vorften door verzwakking of verbreking van het algemeene Leenftelzel, in hunne vafallen geen tleun genoeg meer vonden, om hen in den krijg, met hunne onderP koo-  C 226 ) hoorigen, bijteftaan, en in de Steden door de corporatiën der Schutterijën en Gilden een nieuwe Onderiland in de plaats der voorige vonden, betaalden zij niet zelden die genoten of gehoopte dienflen, met gunften, naar den fmaak van die tijden; de Steden kregen daar door en naderhand door hunne fubfidiën, en bewilliging in de Vorftelijke heden, deel, in de Raadsvergaderingen, wanneer er over geldzaaken moest gehandeld worden. Alles werd dus naar den fmaak dier tijden, gecorporalifeerd, alles , in naam, gereprafenteerd , zo in het Staatsbeftuur , den Krijgsdienst, den Godsdienst, de Kunften en Weetejifchappen, als bet gemeene leven in de Burgermaatfchappij. De Adel en Ridderfchappen, repraefenteerden kunne Burgten, Ridderhofdfteden,Hsvefaten enz. met derzelver In- en Opgezetenen. De Geestelijken kwamen op voor hunne Stiften , Capittelen, Proostdijen , Abtdijen, of Pastorijen. De Steden voor hunne Gilden, Schutterijën, Collegien en Broederfchappen— al ware het eindelijk dat geene der geenen die gereprasfenteerd wierden, eenigen last gaf, of verflag ontving. De Gilden ftonden dus, in eene zekere betrekking tot de Stedelijke Regeering, als de Adel en Geestelijkheid tot het Gemeenelands beftuur; en de eene Corporatie diende alleen om de andere op te kunnen wegen, of tot een tegenwigt in magt en authoriteit te ftrekken. De Gilden waren dus toenmaals niet dat, wat zij tegenwoordig zijn; zonder Lid van een of ander Gild te zijn, kon niemand het Burgerrecht bekomen ; er werd dus eene zekere bekwaamheid of gegoedheid vereischt, om aétif Burger te kunnen werden — en het doen der proeven, om tot het meesterfchap toegelaaten te worden, was ^dienvolgende meer een bewijs van ge-  ( 4*7 ) goedheid, dan van bekwaamheid in het een of ander metier, en het meesterfchap ftrekte dus in alle gilden niet ten waarborg voor de overige Ingezetenen, dat zij niet konden bedrogen worden — als veel meer ten behoeve of voordeele van het Gilde of de Broederfchap, om hunne depences, naar den fmaak van die tijden, te kunnen goedmaaken. De jaarlijkfche maaltijden en optogten op afzonderlijke Heilige- of Patroondagen, der Gilden, Schutterijen en Broederfchappen, (trekken daar van ten bewijze. Van daar. 'nog de Schutters - Doelen, Gilden en Rhethorijkkamers ; en de Befchrijvingen of Schilderijen die men van hunne Optogten, Blafoenen en Maaltijden op veele plaaten vindt , mitsgaders de Ordonnantiën en Keuren, die men menigmaalen genoodzaakt was tegen derzelver luxe en depences te maaken. De tegenwoordige Gilden zijn grootendeels niet meer dan een flaauW , verbandloos, overblijfzel, van het geen ze te vooren waren, of ten oogmerk hadden. De geest van convenientie rvan het voorig Beftuur, heeft alleen het overgeblevene in zo verre in wezen gelaaten, als het haar niet daadlijk in den weg was; uit eene huiverigheid tegen alle reformen, uit vrees dat uit de eene ook de andere mogt voordkomen. In hoe verre derhalven de zogenaamde rechten der tegenwoordige Gilden berusten, hoe verre dezelve, zo als ze beltaan, betrekking kunnen hebben en in ' verband (taan met het beginzel van individuele gélijkheid in rechten, en welk nut dezelve algemeen voor de Maatfchappij te wege brengen — zal elk, die (lechts een grein gezond en onbevooroordeeld menfchen verftand bezit, genoeg inlichten. Doch dit alles neemt daarom niet weg , dat er P % wet-  wetten en bepaalingen omtrent de Kunften, Handwerken , Neeringen en Handteringen kunnen, mogen en behooren te zijn —- dat er proeven , beöordeelingen, bekeuringen, van fommige Werken, door deskundigen behooren plaats te hebben: maar de vraag is alleen: of dit bij wijze van een imperium in imperio, behoort te gefchieden? Of erbuiten de door allen Geconftitueerde Magten, nog onderfcheiden corporatiën, op fundament van te vooren verkregen zogenaamde Rechten, Privilegiën of Oclroijen van voorige Souverainen, onder het heerfchend Princlpium van ongelijkheid kunnen blijven beftaan , na dat men het Staatsbeftuur op de gelijke rechten der individus heeft beginnen te vestigen. Indien men dergelijke zogenaamde Rechten en Privilegiën der Gilden nog zou willen Ibaande houden en doen voordduuren , en daar door conformeren en fanctioneren, dan behoorde men ook op gelijke wijze te handelen met den Adel, de Geestelijke en andere corporatiën, zelfs buiten relatie tot het Regeeringsbeftuur: en op het fundament, waar uit men dit zou willen foutineren, voord redenerende, zou dit evenzo veel zijn als alle, door alle erkende politique en morele gebreken, en dwaalingen te willen vereeuwigen. Plet is nuttig en noodzaaklijk dat de Wetgeever bij de Conftitutie verpligt worde, om, bij de bevordering van het algemeene welzijn der Natie, ook agt te geeven op de Kunften , Weetenfchappen, Koophandel, Neeringen en Handwerken, en door billijke wetten daar in voorzien worde, dat zo min de eene Burger den anderen kan benadeelen — als ontzetten van 't genot van geoorloofde voorcleelen. Door eene goede inrichting, door betreklijke wetten  ■ ten, die metlhet algemeene welzijn te famenhangen, kan in het ftuk der Handwerken en Neeringen , over 't geheel, veel verbetering aangebragt worden. Niet door het beletten van bekwaame Kunftenaaren om van hun Handwerk te leeven, op dat anderen htm monopolium zouden behouden: maar door op veele waaren en arbeid zelve, in plaats van op den Manker , eene Keur te ftellen. Het is niet alleen noodig voor bet Goud en Zilver , dat het onder eene behoorlijke Keure gefteld worde, op dat men wegens de valeur niet bedrogeu worde : maar er zijn zeer veele andere Waaren, welke door een Stempelmerk, die derzelver deugd aantoonde , in het credit der Koopers , veel zouden winnen. De beroemde van Justi, in zijne Verhandeling ever de Manufa&uuren en Fabricguen, geeft onderanderen tot een reden van de beterheid der Engelfche Lakenen boven de Duitfche, en waar do*or ze in den handel alle credit hebben, op, dat niet alleen daar de heete pers, op poene van de confiscatie der Lakenen, verboden is: maar dat het rekken van een ftuk Laken niet meer mag zijn, dan één el in de lengte, en i agtlte el in de breedte; en dat daarenboven het gewigt b'SBaald is, hetwelk een (tuk fijn Laken moet weegen. Om hier in bedrog te voorkomen moeten alle (tukken Laken op eene publike plaats gefchouwen of gekeurd worden , en een drieërlei keur ondergaan, eerst van het Gilde, dan van de Plaatslijke Regeering, en dan eindelijk van de Koninglijke Halle, welke elk hunne bijzondere Merken ■of Loden aan ieder Stuk moeten (laan. En het is deze zelfde Schrijver, welke, als eene der voornaamfte hindernisfen van den bloei der Manufacturen en Fabricquen, opgeeft, het beftaan van P 3 Mo:  C 230 ) Monopoliën en Gilden — en hij meent, zo flegts deze hindernisfen waren weggeruimd, dat men dan zelfs in *t geheel geen Wetten der Politie voor de Manufacturen en Fabricquen, om dezelve in bloei en opgang te brengen, noodig had. De beroemde Campomanes zegt in zijne Verhandeling over de Indutfrie, ten'aanzien van Spanje: „ In Catalonïèn," zegt hij, „ heerscht eene andere ,, zeer fchadelijke gewoonte, te weeten, dat men „ de Kunflenaars en Ambagtslieden in uitfluitende ,, Gilden (Gremios) verdeeld heeft, en deze Gil„ den alleen in de volkrijke en groote Steden van „ dat Vorftendom plaats vinden. Zij veroorzaaken ,, een wezenlijk Monopolie in de Induftrie, ten na,, deele van de overige kleine Plaatfen. ,, Zodanige Gilden ftrijden regelrecht met de al„ gemeene welvaard , en verwijderen de uitbrei„ ding der Induftrie van de kleine Steden of Vlekken." enz. en op eene andere plaats zegt hij: Niets is ftrijdiger met de gemeene Induftrie, dan „ dat men Gilden of Genootfchappen invoert, aan „ welke bijzondere rechten verleend zijn, en dat „ men het Volk , om zo te fpreeken , in kleine „ Maatfchappijën verdeelt, en hetzelve in veele ge,, vallen van de Rechtbanken uitzondert. Indien „ deze handelwijze te veel en te dikwerf plaats ,, vindt, dan moet men met reden, onaangenaame „ gevolgen vreezen voor de uitbreiding, zo wel als „ voor de deugd of de goede qualiteit der Manufac„ turen." Op gelijke wijze fpreekt ook Paine over de Gilden in Engeland, de Franfchen hebben er even zo over gedagt —en de Noord - Amerikanen hebben, zo ik meen, in 't geheel geen Gilden. Het getuigenis van  C a3l ) van'de meefte Volken , van de kundigfte Schrijvers, die den bloei der Induftrie der Handwerken, Manufacturen en Fabricquen hebben zoeken te bevorderen , lis dus tegen het beftaan der Gilden , zo verre ze geen betere inrichting hebben , als de tegenwoordige — en het is onmogelijk, dat er eene gezonde reden kan bijgebragt worden, die de nuttigheid van derzelver beftaan, zo als ze beftaan, aan den dag kan leggen — en daar ze dus zelfs nutteloos en fchadelijk zijn in zulke Staaten, waar nog de ongelijkheid heerscht, of onderfcheiden rangen en corporatiën beftaan en invloed hebben op het Staatsbewind; hoe veel te meer zijn dezelve dan niet contradictoir aan eene Republicainfche inrichting, waar Hechts individus, en geen corporatiën gereprafenteerd mogen worden, of zich eenig gezach aanmatigen, welke niet direct behoort tot de noodzaaklijke inrichting der reprefentative Republicainfche Regeeringsform. Ik oordeel dieihalven, dat bij de Conftitutie aaia de Wetgeevende Magt en de noodige ondergefchikte Adminiftratiën , als eene verpligting moet worden opgelegd, de bevordering van den bloei des Koophandels , der Indiftrie , Manufacturen , Fabricquen , Handwerken en Neeringen, zo wel als Kunften en Weetenfchappen, en alle hindernisfen van Monopoliën, Gilden en andere Collegiën, die derzelver vrijheid en bloei in den weg ftaan, te weereen l P4 Ge*  C 232 ) Geadvyfeerd na het uitbrengen van 't Rapport over de Gilden. (*} op den 13 September 1796. Burgers" Repraesentanten! et doet mij leed, den kostbaaren nationaalen tijd zo nutteloos te moeten zien verkwisten, met over de geringde zaaken zo veele frivole pratexten en hoe (*) De conclufie van het rapport over de Gilden was; om in de acle van Conftitutie alleen deze drie artijkelen te voegen: Art. 1. „Er zijn geen Gilden of uitfluitende voorreek' „ ten ". „ 2. Wanneer de omftandigkeden eenige uitzonderingen van dezen regel noodwendig eifchen, zal de Wetgeevende Magt dezelve voor niet langer dan één jaar vergunnen; y, en ah dan des noods telkens voor één jaar vernieuwen mogen." ,, 3. Aan de Rechtvaerdigheid va» het Wetgeevend Lig„ haam wordt overgelaaten, den tijd wanneer, en de wijze „ hoe, de tegenwoordige Gilden, of uitfluitende voorns}* „ ten, zullen worden opgeheven, ™  C 233 ) argumenten te hooren aanvoeren, om toch niets, hoe gering ook — hoe in het oog loopenden contradictoir — als het maar oud is, en tot de oude Conltitutie behoort, te veranderen. Als Medelid der Commislie die het rapport heeft uitgebragt , zou ik daar bij kunnen berusten en er mij mede conformeren — doch om de moeite niet onbeloond te laaten , welke fommige Leden zich gegeeven hebben om uit de .lengte en breedte argumenten op te zoeken, om de Gilden, die reeds in theorie vervallen zijn, door de practijk en practijkeu nog ftaande te houden , moet ik er npg iets bijvoegen. Vooraf moet ik zeggen, dat ik niet opgemerkt heb, dat in 'trapport gezegd is, dat de Gilden in het feodal fysthema haar grond zouden hebben — wijl ik van het tegendeel overtuigd ben — en ia de Commisfie geadvyfeerd heb. Het is er ook verre af, dat de Commisfie zou geadvyfeerd hebben om alle politieke wetten, betrekkelijk de handwerken, neeringen, uitvindingen, kunften en weetenfehappen, ambten, posten en bedieningen opteheffen. — Is onze taal zo arm, en het woord Gilde zo ruim of onbetekenend *dat zulke politieque dispofitien, Reglementen, Ordonnantiën , welke het Wetgeevend Lighaam of andere ge- conftitueerde Magten buiten het, imperium van eenige inconftitutionele corporatie — zouden kunnen maaken , die handwerken, kunften enz. de eigenfchap en naam# van Gilden zouden geeven — dan ben ik, om die armoede der taal, en de moeite van onderfeheiding, voor 't behoud van zulke Gilden. Maar daar ik vermeend heb dat wij hier niet geP 5 ka-  C 234 ) komen zijn om enkele Provinciën , veel min eene enkele Stad , maar het Volk van geheel Nederland — evenveel waar ze woonen, — te Repraefenteeren, en derzelver gezamelijke belangen te behartigen, zo vermeen ik mij niet te ftooren aan het gezogt voorwendzel, als of door de affchaffing der Gilden de bloei der Steden zou benadeeld, en die van het Platte Land bevorderd worden. Behalven dat ik dit een opzettelijke pligt-overfchrijding zou rekenen — zo vermeen ik gronds genoeg te hebben om dit onbewijsbaar voorvvendzel voor valsch, en voor een van die argumenten te verklaaren, met welke men fchermt, en de Natie door onderlinge partijfchappen verdeelt, wanneer men meent door geen andere middelen de oude Conftitutie vast te kunnen houden. Ik ontken, zeg ik, dat door de affchaffing der Gilden de bloei der Steden zou verminderen — het tegendeel heeft veel meer fchijn. Bijna alle Ambagtslieden ten Platten Lande zijn zulke, die de Steden hebben moeten ontwijken, om dat zij de kosten niet konden goedmaaken, om in de Steden het Gilde te winnen —■ het is veel eer te vreezen , ' dat deze zich allengs, bij de affchaffing der Gilden, weêr naar de Steden zullen begeeven; en de verfmaadde Landman nog verder zijne neodwendigheden in de Steden ten duurfte zal moeten gaan koopen, of laaten maaken. Behalven het geen alle Schrijvers bij alle Natiën, welke over de Induftrie hebben gefchreven, zeggen , dat de Gilden de onderdrukkers zijn van alle Induftrie , Manufacturen en Fabrieken — zo leert het de ondervinding zelve — niet de ondervinding die men in groote Volkrijke Steden — waar alles flegts loealifums is, opdoet — maar de ondervinding die men  C »3S ) men opdoet door het in oogenfchijn neemen van andere Landen, Fabriek en üandehleden. Bij deze befchouwing zal men bevinden , dat even daar de Fabrieken in verval — ja verdwenen zijn, waar de Gilden de meeste zogenaamde Rechten bezitten: en dat daarentegen Fabrieken, Manufacturen en alle Induftrie alleen daar bloeijen, waar in 't geheel geen Gilden fubfilteren. De anders Miferabele Steedjes en Vlekken , Keizerswaerd, Tzerloon, Erberveld Creveld, Mulheim aan den Rkijti, Isfum, en andere, bevatten, onder naauwlijks honderduizend Zielen , te famen meer Fabrieken, dan ons geheel Nederland ; en de meeste dezer Fabrieken zijn in haar oorfprong van Nederlandfchen afkomst, beftaande meest uit Proteftanten, zo Gereformeerden als Mennonieten; (en welker Predikanten tot hier toe, zoverre het Keulfche en Paltzifche aangaat, uit dien hoofde ook tot de Nederlandfche Clasfis behooren). In geen een van deze Plaatzen beftaan Gilden. In ilegts één derzelve, namelijk Creveld, is een Monopolium van ééne Fabriekwaare, welke de Fabrickeurs van derLeyen van den voorigen Koning van Pruisfen hebben weeten te bekomen , en dit is ook de reden dat fints, hettoeneemen van Fabrieken in die Stad heeft opgehouden; en daar en tegen Erberveld en Isfum toegenomen zijn. Men behoeft den bloei dier Steden en Plaatzen maar te zien, de dagelijks toenemende pragtige gebouwen, aangelegde Tuinen, Plantzoenen, de culture der Landen — en Menfchen —- om overtuigd te worden van de Hechte Staatkunde, welke ons voorig Gouvernement heeft betoond, in het behartigen van 's Lands en der Ingezetenen waare welzijn en bloei — en van de valsch-  C I3« ) valschheid der Argumenten, welke men nog zoude willen bezigen , .ora die verderflijke Directie of Staatkunde nog tot in de geringfte deelen te willen fou tineren. Daar de bewijzen zo zigtbaar en. overtuigend zijn, dat de bloei onzer Nabuuren alleen toe te fchrijven is aan de voorige valfche Saatkunde, door welke men de welvaart en bronnen van rijkdom uit onzen Staat verbannen heeft; daar kan het niet anders dan misdaadig gerekend worden , bij zulk eene klaare overtuiging, het verderflijk fyftema der oude Conftitutie in dezen nog met hand en tand te willen ftaande houden. Het zijn niet alleen de Fabrieken, welke men door de Gilden , intolerantie en gebrek aan onderfteuning, uit ons Land verdreven heeft: maar veele tabken van Koophandel'(zijn haar op den voet gevolgd; onder anderen zijn te Creveld alleen, (eene Stad die in alles groot en klein nog geen 600 huizen bevat,) fints de opheffing van het Monopolium van den tabak, drie Hollandfche Tabaksfabrieken, waar van ik weet dat in eene derzelve dagelijks 1000pond gekorven en in cardoezengeflagenworden, en welke nog niet genoeg kan afleveren. Eene andere Snuif-Traficq, is van nog grooter interesfance; de Winkels van Engelfche aarden - Haal- en andere Werken en Manufacturen, zijn daar van meer fortimenten voorzien dan in onze Steden van 20, en meer duizend zielen — de eene Fabriek lokt er de andere, en er is bijna niets noodig dan een klein Capitaal, om eene Fabriek te beginnen; en de entrepreneur is van een ruim beftaan verzekerd. De eene Fabriek van v. d. Leven geeft alleen duizend men-  menfchen werk, waar onder een derde vrouwen en kinderen.. . Drie huizen met talrijke familiën, worden gerekend een jaarlijks overfchot van een half rniH. hier van te deelen. De Fabrieken van .FM, van BekkerathHeidweikr en meer andere evenaaren deze — alle verfchalTen ze de onderneemers een bijna vorltelijk inkomen; hunne huizen ftallen rijd* tuigen en equipagien kunnen tegen de brillantlten in Holland monfteren — de verwerijëu buiten de Bad, hebben het aanzien onzer buitenplaatzen en adelijke floten. Men heeft er insgelijks Lecrloijerijën, een Lijmmakerij, Lakmoes, Stijfzeltrafiken, Spiegel en Huismeubelen Fabriek, waar men bij 'ons zeldzaam de weérgaê van vindt. Sints mijn verblijf aldaar heb ik er zien aanleggen een Laken - Manufactune welke de Hollandfche overtreft, en het Engelfche gelijk ftaat een Gouden Galonfa- briek, en een Porcelain of Aarden-Oven-of Kaggel- en Beelden-Fabriek. Men kan niet zeggen — het geen gewoonlijk de oude uitgezongen deun is, waar mede de valfchc Staatkunde en verkeerde handelgeest onze nijverheid in flaap heeft gewiegd — dat deze bloei alleen is toetefchrijven aan het beterkoop leven , en de laage prijs der levensbehoeften -r- want in even deze plaats, waar van ik fpreek, zijn alle levensmiddelen duurer, dan in eene Stad in Gelderland en een gedeelte van Utrecht — de grond is er duurer dan in geheel Nederland — ze is er fchraal en kaneralleen door jaarlijks mesten worden goedgemaakt; jaarlijks worden er nieuwe gecultiveerd, en des niettemin komen de In- en Opgezetenen van alle de omliggende plaatzen hunne vrugten en waaren daar veilen en ve*>  C 23* J verkoopen, om dat zij er te DusfeUorp, Kempen, Meurs, Urdingen, Hulst, enz. pas de helft in prijs van kunnen maaken. De Kooplieden van Amftérdem en andere HandelHeden — welke even als de Gilden, als nog meenen,datzijin hunne voordeelen zouden befnoeidworden, wanneer zich dergelijke Fabrieken in onze Landlieden en ten platten Lande hadden nedergezet, — die nog vermeenen dat de Steden zullen te gronde gaan, als de Gilden worden vernietigd, en het platte Land dezelfde voorrechten genieten —« veele dezer ceconomisten reizen nu naar Frankfort en koopen daar de Manufacturen en andere waaren , die zij anders in ons Land hadden kunnen'bekomen; terwijl onze Ingezetenen dezelve de helft of een derde duurer moeten betaalen, de Natie gebrek lijdt, en Hechts enkelen daar van welvaaren. Dat dus Lieden, die om eigen belang hun Vaderland, hunne Landgenooten zouden verkoopen — dat bekrompen denkende Gildedekens — dat Egoïsten , fteeds alleen zich zeiven in 'toog hebben, zonder op hunne medemenfchen te denken, op dit oudeverderllijke fyftema blijven voordredeneren; is hun met medelijden toe te geeven — doch het voegt ons, wien het algemeene belang onzes Vaderlands ten pligt gemaakt is, dat wijdde bekrompen vooroordeelen van enkele Corporatiën en Clasfen van Burger, affchudden — dat wij der waarheid hulde doen; en niet of uit vrees voor, of hoop op eene nieuwe omwenteling , of bloote zugt voor alles wat oud hiet, in weêrwil van het gezond verftand, de oude dwaalingen en ongerechtigheden, tegen hetmeer dan beweezen belang des Vaderlands aan, blijven aan- klee-  C »39 ) kleeveny en de bewerkers van den totalen onder» gang des Vaderlands worden. De Wetgeevende Magt moet derhalven bij de Conftitutie verpligt worden, om de gelijke rechten der Burgers te handhaven, en alle Gilden en Monopoliën, welke de rechten en vrijheid van andere belemmeren, daadlijk te vernietigen ; op dat door te veel tijds overtelaaten, dezelfde frivole praetexten geen invloed op dat lighaam zoeken , om het bijzonder belang, ten nadeele van het algemeene, te blijven koesteren. Ik wil hier nog eene aanmerking bijvoegen, van een Duitsch Wijsgeerig Rechtsgeleerde, Prof. E rhard te Leipzich. ,, Bijna iedere individu," zegt bij, „houdt zijn Stand, zijne Kostwinning, „ zijne Kunst , zijne Neering voor een fteun des ,, Staatsbelangs , en vergt den Wetgeever, om de ,, voorrechten zijner Clasfe of Gilde, naar maate „ van dit idéé interichten. In veele Staaten houdt „ men het nog daarenboven naar een zeer loflijken „ ijver der Wetgeevende Magt, wanneer dergelijke „ verzoeken en voorftellen op de meest mogelijke „ wijze worden toegegeeven. Na dat nu de een of „ andere Clasfe de middelen in handen heeft, om ,, haare noodzaaklijkheid een fchijn te geeven , naar „ die maate weet zij zich Exemptiën, Privilegiën ,, en Monopoliën te bewerken. Van tijd tot tijd gee,, ven de verwisfelingen van tijdsomftandigheden, ,, en het politique Stokpaerdjen deze voorrechten ,, aan nog andere Clasfen. Daar nu dit nooit an,, ders, dan telkens op kosten der Burgerlijke Rech,, ten en Vrijheden dér overige Clasfen en Standen kan ,, gefchieden; zo ontftaat in de Wetgeeving, waar men  C 240 3 „ men veele zulke onbillijke en onrechtvaerdige „ vergingen gehoor geeft , allengs het zonderlingfte contrast van dwang en bevrijding. Want einde„ lijk is er in den Staat niets meer in zijne natuur* s, lijke eenvoudige .Burgerlijke betrekking. Alles „ wordt pofitif, alles een gevolg van willekeur} „ iedere Clasfe, Gild, Genootfchap, Levensftand, „ is met Privilegiën , enExemptiën voorzien; elk der„ zelve is oorzaak van nutteloozcn dwang en on,, rechtvaerdige beperking der overigen; het belang ,, der Staats-burgers werd meer en meer verdeeld j, en zeer fubtil in Contrast gefield; en eindelijk ,, blijft de producerende Clasfe de eenige ongeprivi„ ligeerde , welke dus ten diende van alle de ove,, rigen, alleen overal bepaald, nergens begunftigd „ is, welke geen voorrecht, geen eere, geen pri„ vilegie geniet, dan dat, het welk haar niet ont„ nomen kan worden: — om alle de overige Clasfen 5, te voeden." .Ik zou hier nog verfcheide bladzijden uit denzelfden Autheur kunnen volfchrijven, met het geene hij van de opheffing der Privilegiën en Monopoliën zegt, doch dit zou te ver uitloopen; ten flotte voeg ik hier alleen nog bij, het geen hij oordeelt over de Privilegiën, in de Romeinfche Wetten voorkomende. ,, De Romeinfche Rechtsprincipien over de Pri„ vilegiën, zo als wij ze in de verzameling van „ Wetten van Justiniaan vinden, zijn vrug* „ ten van het Despotismus, welker ijzeren juk den „ verbasterde en tot Dieren vernederde Romeinen, ,, onder de Keizeren, ter neder drukte. Alleen on„ der Tiberiussen, Nero's en Domitian e n kon men de onbepaalde willekeur van éénen „ voor  ( «4i ) voor eene Wet aanneemen, en bloosde men niet " zonder uitzondering of bepaaling te zeggen: qmi" Mid PRiNCiPil placuit, legis habet rigorem. " Een grondregel, naar welke zeker een ondier, " als Nero, door middel van het" „fic placet, " over Eer, Leven, Have en Goed der Bewoon" ners van den halven bekenden Aardkloot onbe" paald disponeeren kon ! Anders was het gefteld in de oude Griekfche Gemeenebesten; anders " volgends de Wetten van het nog vrije en vaar Wekten geregeerde Rome! Beiden was alle, met de " Wetten ltrijdende, willekeurigheid gehaat, en zij " verklaarden in hunne Wetten daarom de Privileriën uitdrukkelijk voor ftrijdig met het recht. " Ook zal men mij uit de tijden van het vrije Rome " bezwaarlijk een enkel voorbeeld van waare Pn" vïleeiin , in den eigenlijken zin des woords, " kunnen aantoonen. Ooktoontde omftandigheid," dat "de Privilegia in de PandeBen vooikomen on" dér die foort van Wetten , welke van de wille" keur der Keizers haar oorfprong hebben, — over" tuigend , dat deze zo verderflijke en misbruikte " vrugten der luimen van Overheerfchers, niet in " den grond des eerwaardigen Roomfchen Vrijllaats " gewasfen, maar wanftaltige miswasfen dier agen' magt en tyranny zijn, welke die weker grootfche bedwingers en gebieders der Aarde in niets" waardige flaven en ellendige ilagtsoffers der razernij van Monflers veranderde; die de duivels, " door welke zij gemarteld werden, als Goden aanbaden, en dezelve dus ook van alle Menfchelijke !! pligten ontflagen rekenden. Grondregels, die m zulke tijden ontllonden en ontwikkeld werden, " moesten noodwendig een geest ademen, welke de " Q „ grofl** »' . 1 . . _ t.t Privile-  C 24* ) „ grondregels van een geregelden , fchoon zelfs vol„ ftrekt monarchalen Staat, recht tegen over ftonden." Ik reken het gezegde en aangehaalde genoeg, voor elk die geen opzettelijk vijand van alle verbeteringen — geen vriend van alle wanorde en ongerechtigheid — is. En concludeer derhalven voor de Artijkelen van het uitgebragte Rapport. Over  C 343 ) Over de Revisie der Confti. tutie. Geadvyfeerd Vrydag den 16 Sept. 1796. Burgers Repraesentanten! Ik ben liet met den Burger van Marle daar in eens , dat de bepaaling van den tijd en de wijze vart Rivifie der Conftitutie, niet behoorlijk kan gefchieden, voor dat men de Conftitutie zelve geheel kent. Ik geloof zelfs dat de wijze van aanneeming hier in veel zal afdoen ; wordt de Conftitutie gaaf en unanim, door alle Grondvergaderingen, aangenomen, dan kan men een grootere termijn neemen, eer dezelve mag gerevideerd worden wordt ze maar door eene kleine meerderheid goedgekeurd, — dan zal men den tijd korter behooren te ftellen; om eene imonftinitieneele Revifie voortekomen. Het is wel waar, dat, als het ganfche Volk eene Revifie wil, dat dan geen contrarie wet zulks kart tegenhouden - doch op zulk een grond redeneerende , zou men alle Wetten los en krachteloos kunnen, ftellen. Bij iedere Wet moet men veronderftellen dat het Volk over 't geheel, een■ richtfnoer nodig heeft; en verlangt: en er is weinig aparentie voor< dat, wanneer eene Wet op het recht en debilhjkQ2 ± heid  ( *44 ) heid (leunt, het ganfche Volk alsdan dezelve zo h'gt zal verbreken en contrarie handelen , als wanneer er geen wet was. De Meerderheid houdt zich altijd liever aan eene bepaalde vastllelling ; al is het dat een gedeelte daar van zou willen afwijken , indien er geen daadlijk gevaar op zich zeiven, of in verband met andere gronden, mede verzeld is. — De noodzaaklijkheid eener Revifie hangt dus veel af van de inrichting der Conflitutie zelve. — Indien men niet elk aankomend Burger, uitdrukkelijk aan den inhoud, en de handhaving der Conftitutie verbindt — maar hem enkel als a&if Burger aanneemt, op eene bloote veronderftellieg, en blinde infchrijving in een Burgerregister, — dan kan er fpoedig een tijdflip beftaan , dat alle active Burgers los zijn van de Conftitutie; wijl men bij de infchrijving geheel iets anders kan veronderftellen, dan bij de eerfte aanneeming derzelve — indien door elke Stemgerechtigde niet uitdrukkelijk verklaard wordt, wat hij bij de infchrijving veronderftelt. Over 't geheel is het beter dat er geen vaste tijdsbepaaling voor de Revifie, bij de Conftitutie, gefteld worde, maar dat men alleen bij de Acte van Conftitutie zegge, dat wanneer bij twee agtereenvolgende Grondvergaderingen, door de meerderheid derzelve, de herziening of verbetering van eenig Pointt gevorderd wordt, er ah dan eene Commisfie tot Revifie , van weinige Leden, moet benoemd worden. Ik zou er daarom zeer tegen zijn, dat de Wetgeevende of Uitvoerende Magt, de Poinclen van Revifie zou mogen voorftaan ; zo lang dit voordel niet uit de Grondvergaderingen, als gezegd. was voorgekomen. Om dat alle voorflagen, die niet uit de Natie zelve voorkomen, de prsfumtie tegen zich hebben, dat  C =45 ) dat ze eene vermeerdering van Magt, zonden bedoelen. De Souverainiteit wordt gerepraifenteerd dooide wettig verkoozenen door .het Volk, overeenkomftig de Conltitutie — doch het j veranderen of verbeteren der Conftitutie behoort aan de oorfpronglijke, ea uiet aaa de Reprtefentative SouverainI. Q 3 Aanl}  Aanmerkingen op het Rapport, of de Organifatië van het Wetcx,. nd Lichaam. Caadvyfeerd Donderdag den 22 SepU 1796, Burgers RepraesentantenI Ik heb het ontwerp, ,der Hoofdftukken en Artijkelen, bevattende de Organif atië der Wetgeevende Magt, gelezen en herleezen: doch om dezelve behoorlijk te kunnen beöordeelen, of men dezelve alzo kan aanneemen, als de best gefchikte inrichting voor de Nederlandfche Conftitutie, komt het mij vooral noodig voor, dezelve te befchouwen in verband met de overige Geconftitueerde Magten, die tot het geheel onzer Staats-Conftitutie behooren. Ik zou dienvolgende van oordeel zijn, dat men dit ontwerp, zo als het is, behoorde te laaten liggen, tot dat ook het Rapport, aangaande de Uitvoerende Magt, zoude zijn uitgebragt; om het een en ander alsdan in verband te kunnen befchouwen, vergelijken , overweegen en beö urdeelen. Mij althans is het onmogelijk, mijn eigen oordeel op dit afgezonderd ftuk volkomen te bepaalen — het is mogelijk dat ik thans een gedeelte daar van goedkeurde, het welk ik daarna zou moeten afkeuren, wanE y neer  ( a47 ) neer ik de Uitvoerende Magt er bij in vergelijking kon brengen ; en omgekeerd. — Ik geef dit geenzins op als een gebrek in de fub commisfie , die dit ontwerp heeft uitgebragt — of als een onvoorzien toeval — het is veel meer een gevolg der geheele inrichting onzer werkzaamheden , welke men van den aanvang aan heeft verkoozen te houden; en welke oorzaak is, dat men, door ieder poinct, zon* der generaale Schets , op zich zelve te behandelen , meer moeite en tijd moest befteeden, om iets — onvolkomens daar te ftellen. Oordeelt men het echter noodig, dat men op den begonnen voet blijve voordgaan, en ieder afzonderlijk deel der Conltitutie in abftracto beöordeele — dan zal ik ook op dit, voorloopig, en in het generaal, mijne gedagten openleggen; onder referve van mijne nadere Conüderatiën, zodra men door famenvoeging der deelen een geheel, zal formeeren. Zie hier dan mijne generaale Aanmerkingen. 1. In de eerfte plaats inhtcreer ik mijn geadvyfeerde tegen het beftaan vmtwee Kamers, waar tegen ik nog geen redenen heb hooren allegueren, of geen aanneemelijk model heb zien vertoonen, die mij hebben, kunnen overtuigen of overhaalen , om van de eenvoudigheid aftewijken. 2. Komt het mij, zo wegens deze verdeeling van twee Kamers, als alle de onderfcheiden Magten of Lighaamen die ik genoemd vind, — eerst door eene wederverdeeling van den Raad der Ouden tot eene Buitenlar.dfche Commisfie, behalven den Staatsraad — dan van eene Financie - Kavier,- behalven de Reken- Kam, t _ voor, dat zo wanneerhiernog eens bij moeten komen alle de onderfcheiden Adminütratiën onder de Invoerende Magt, alsdan de:.Conftitutie de gedaante q 4 moet  ( 248 ) moet krijgen van het oude Kabinetwerk, met honderden figuren in- en opgelegd, zonder masfif-, of hegtheid. 3. Mede door gezegde inrichting en gecompliceerde vermenigvuldiging der Magten en Lighaamen, verdwijnt de eigent lijke waare Souverain, het Re* pr.) Uit dien hoofde komt bet mij voor, dat zes Leden , met vier of zes goede Secretarisfen, al het werk van deze Kamer even zo goed — en beter zouden kunnen verrichten, dan tweeënzestig; waardoor men honderd ducaten 's daags voor het Land zou kunnen befpaaren, wijl dit overige getal toch niets kan beiluiten , zonder de Kamer der Ouden. c.) Is de vrijheid der deliberatiën en beffuiten in zo veele formaliteiten gewrongen en gefchroefd, dat zelfs de geringde zaak, en die dikwijls den grootften fpoed kan vereifchen, al is het dat ze geene de minfte difhculteiten bij iemand ontmoet, evenwel den langen weg van zesmaaligc herleezïng, met zesdaagfche termijnen, opmoet, en beide de Kamers moeten door wandelen. Men heeft, zo wel bij ons als* andere Staaten , zeer dikwijls geklaagd , over de langwijligheid in de behandeling der Jultitie — en even eens bij ons over de traagheid der Staatsbefluitenj alhoewel er, ten aanzien van het laatfte, toen genoegzaame redenen voor waren; — doch hier wordt de ïangwijligheid, of er reden voor is of niet, geconfti-  ( *59 ) tueerd — en dus het belang des Lands en des Burgers, aan de formaliteiten gewaagd. Hoe zeer een oud fpreekwoord zegti dat de voorzigtigheid de moeder der wijsheid is; zo komt het mij voor, dat ze hier te overdreeven en éénzijdig is, en alle gevaaren heeft gezien in de Magt die het Volk Vertegenwoordigt — en daar en tegen de weinigen, die men haar ten tegenwigt heeft gefteld, als heiligen en onfeilbaaren heeft befchouwd; zonder dat men eens fchijnt te vreezen, of het als mogelijk te ftellen, dat er in de Kamer der Ouden meer onkundigen en onbekwaamen, dan in de groote Kamer kunnen wezen. Welken grond van zekerheid heeft men hier voor? Hoofdft. IV. Dit geheele Hoofdftuk toont, dat de Kamer der Ouden niet maar als contrarollerend moet worden aangezien; maar dat in effecte de hoogfte Wetgeevende Magt uit de eerfte Kamer nog eens geconcentreerd of geëxtraheerd is: — want, niet alleen kan zij vergaderen buiten de groote Kamer, volgends Art. I. wanneer er dus niets te contrarolleren valt — maar volgends Art. 8. kunnen vijf Leden haar doen vergaderen. Volgends Art. 5, 6 en 7, doet deze Kamer de benoeming van alle hooge Collegien en Ambtenaaren ; doch er wordt niet bij gezegd, dat zij daar toe geen Vaders of Zoons, Broeders of Zwagers of andere Bloedverwanten mag benoemen — noch ook dat zij daar toe geene giften of gaven, beloften of gefchenken mag aanneemen. Dit ftilzwijgen fchijnt hier te veronderftellen, dat eeneFamilieregeering tusfehen de Kamer der Ouden, den Staatsraad, het Hooge Gerichtshef, de Financis Ra en  ( a6o ) en Rekenkamer, de Secretarisfen, Agenten en Amhasjadeurs vr.n Staat en de Hooge Officieren ter Zee en te Lande, niet ongeöorlofd wordt gerekend. — Immers wat niet direct of indirect bij de Conftitutie verboden wordt, is Conftitutioneel veroorlofd! en in Art. 7 van II. Hoofdft. wordt wel gezegd, dat wanneer iemand een van zijne qualiteiten mogt verliezen , d. i. ook, wanneer b. v. een Huis, waar van hij ƒ300 'sjaars trok, en welke zijn geheele reële bezitting uitmaakte, afbrandde, hij ophield Lid van het Wetgeevend lighaam te zijn: — maar nier, dat hij onbevoegd wierd, wanneer zijn Vader of Zoon, Broeder of Zwager met hem te gelijk wierd verkoozen ; — of wanneer hij zich had laaten overhaalen door beloften of geld, om iemand te prefereren — of zijne minder bekwaame naastbeflaande benoemede. Volgends Art. 14 en 15. heeft hier, gelijk ik reeds Braks aangemerkt heb, niet alleen eene omgekeerde orde plaats , tusfchen de werkzaamheden der twee Kamers; maar daar het hier op de belangrijkfte zaak der wetgeeving aankomt, heeft de Kamer der Ouden reeds last gegeeven, tot het verklaaren van oorlog of het fluiten van vrede, eer de groote Kamer daar eenige verhindering aan kan toebrengen; wanneer alles beklonken is, en men niet weêr terug kan, moet de Natie, in haare Vertegenwoordigers, er haar naam en fanftie aan lerr.cn — zonder dat hier, gelijk bij elke geringde kleinigheid , eene zesmaalige leezing , met termijnen van zes dagen tusfchen beiden, noodig fchijnt. — En na dat alles verricht en bekrachtigd is, mag dan nog de groote Kamer niets van het fijne der Mis weeten. Om een en andere redenen geloof ik dat het du? niet eens noodig is t dat een Lid der groote Kamer d«3  C »6T ) den eed, bij Art. 8 van Hoofdft. I. aflegge; om de overtollige eeden niet te vermenigvuldigen — wijl hij in eflecte niets daar bij belooft en hij toch niets zonder de Kamer der Ouden kan doen. Uit alle deze voorloopige Confideratiëu —- welke eerst zullea kunnen verzwakt of bevestigd worden, na dat de Örganffatie der Uitvoerende Magt zal zijn ingekomen — befluit ik: dat deze inrichting der Opperfte Magt, naar mijn inzien , geenzins ftrookt, met de reeds aangenomen beginzels van Burgeilijke Vrij. hcid en Gelijkheid, op welke alleen eene Volksregeering, hij vertegenwoordiging, kan gebouwd worden:— daar ik deze inrichting, indien ik ze een naam zou moeten geeven, niet anders zou kunnen noemen , dan : eene Oligarchie , geëxtraheerd uit eene Rcpraefentatie, pro forma. Eene Regeeringsforme , hoe zeer grootendeels gefchoeid op de Engelfche leest, op zich zeiven monftreufer en minder voldoende dan die; om dat er een Permanent Hoofd der uitvoerende Magt aan ontbreekt — en het niet te hoopen is, dat men die door een Protector, DiElator, of Praeftdent zal willen fuppleren — het geen men zal moeten zien bij het rapport en ontwerp der uitvoerende Magt, die ik met verlangen te gemoet zie. Ik keur dus dit ontwerp pro ut jacet af'; met inha?fie van alle mijne voorige advyfen, en die der overige Leden, ter dezer materie; als mijnes inziens geen van allen geïnvolveerd hebbende zulk eene Concentratie der opperfte Magt, of ontzenuwing der wettige Repnefentatie. R 3 Over  ( 202 ") Over de Amalgamatie der Provlsa* ciaale oude Schulden (*). Geadvyfeerd Maandag den z6 Sept. 1796^ Burgers Repraesentanten! Indien men recht en magt heeft, om over de Rechten en Vrijheid eener Natie, buiten haar wil en weeten , te disponeeren en befchikken, dan kan men zulks ook (*) De Leezer zal reeds een groot end wegs gevorderd moeten zijn in het doorloopen van dit Advys, eer hij zal kunnen bemerken, dat dit de praïnisfe is van een ftuk, dat over de ineenfmelting der oude Schulden handelt. Om de bevreemding hier omtrent voor te komen, moet ik er bij aanmerken: dat de grootfte helft ingericht was, tegen fommige refleftiën of tegen bedenkingen, welke een der Leden van de Sub-Commisfie, welke met het ontwerp van den tijtel der Wetgeevende en Uitvoerende Magt, was gechargeerd geweest, op mijn hier naast voorafgaande generaale aanmerkingen, op den tijtel der JVetgeevende Magt, ge* maakt had. Waar bij dezelve inzonderheid beweerde en betoogde: dat niet de Leden der Wetgeevende Magt alleen, de Reprajfentanten der Natie waren , Of bij uitfiuiting de Souverain, bij vertegenwoordiging des Volks, kon genaamd  ( 263 D eok doen omtrent haare Eigendommen, Bezittingen en Leven. Doch het Recht der Natuur ftaat zulks zelfs niet toe aan een Despoot, over Volken die hij door het recht des Oorlogs, of des fterkften, onder zich gebragt heeft. Men kan dus nog veel minder veronderftellen, dat er eene Natie zou kunnen gevonden worden , die vrijwillig en uit eigen beweeging, aan iemand het recht en de magt zou afftaan, om over haare Vrijheid, Rechten, Bezittingen en leven, eenzijdig} naar goedvinden , te befchikken. Zo dra eene Natie van voorige overheerfching of onderdrukking verlost en vrij verklaard is, en ontllagen wordt van alle politicque banden en verpligtingen, waarin zij zelve niet heeft toegeftemd: zo treedt zij weder in haare natuurlijke rechten — en geene van haare individuele Leden heeft over een ander recht, om hem eenig voorfchrift optedringen, aan welke niet allen even zeer verbonden zouden wezen» De naamd worden: maar dat ook de Leden der Uitvoerende Magt, en alle Geeonltitueerde Magten, de Natie repra> fenteerden, ieder in het vak waar in hij bij de Conltitutie geplaatst was. De onoverkomelijke zwaarigheden, welke bij confequentie uit zulk ,eene Helling zouden moeten voordvloeijen, waar bij niét alleen de één en onverdeelde Oppermagt, maar alle authoritciten, in eene volltrekte verwarring en onzekerheid moeften geraaken, deed mij de eerfte gelegenheid aangrijpen, om deze' te zeer gewaagde ftelling, uit elkander ce zetten. R4  ( 26> ) Pc Natie heeft wel het recht en de magt, oth onderfcheiden haarer Leden, met onderfcheiden zaaken te belasten maar de onderfctieiden ge¬ lasten hebhen geen recht of bevoegdheid, om de magt, waai toe de eene gequalificeerd is, illufoir te maaken, en op andere overtedraagen, of over 't geheel hunne toevertrouwde last of magt zodanig eene wending te geeven, of der wijze te misbruiken, dat daar door geheel iets anders geboren , te Wege gebragt, of veroorzaakt wordt, dan naar recht en reden , of de natuur der zaake en het gezond verftand, daar mede overeenkomftig of bedoeld kan gerekend worden : — noch ook even min, dat zij daar door het recht zouden verkregen hebben, om enkele, of een gedeelte individuele Leden van den Staat, als -bloot* middelen t ter bereiking van bijzondere oogmerken van anderen, of andere gedeelten, te gebruiken. Dit ook toepasfende op onze Commisfie, en hoe zeer ons in het ontwerpen eener nieuwe Conftitutie geen fpeciaale voorfchriften gegeeven zijn, zo kunnen wij echter, uit den aart der zaake, de omftandigheid onzes Vaderlands en de gevoelens der Natie, genoeg beiluiten , dat wij in geenen deele aan de verwachting derzelve, of onze op ons genomen verpligting, zouden kunnen voldoen , wanneer wij, of dor Natie eene Conftitutie wilden voorleggen, volkomen overeenkomftig met die, welke wij, ftilzwijgende, fints twee eeuwen gehad hebben : — of welke in zich bevattede eene volftrekt Monarchale Regeeringsforme,o£ eene zodanige willekeurige, éénzijdige magt, welke geheel en al aanliep tegen de Oppermagt des Volks, en de gronden van deszelfs gelijk en onvervreemdbaar recht, op welke de Nationaale Vergadering is bijeengeroepen. Integendeel geloof ik dat onze Commisfie zich  C 265 ) zich daar door ftraffchuldig voor de Natie zoude (lellen; en wel degelijk, door de acceptatie dezer Commisfie, zich, dilzwijgend , in de verpligting heeft gebragt, om, overeenkomftig de verklaaring, in dé Nationaale Vergadering gedaan, ook in 't Ontwerp der Conftitutie de Oppermagt des geheelen Volks te erkennen en effect: te doen forteeren; en om ook daar in de gronden, waarop de Nationaale Vergade* ring bijeengeroepen is , getrouwelijk aantekleeven. Daar de Natie, onder het voorige Beftuur, van haare vrijheid en gelijke rechten is verdoken geweest; ■— zo volgt uit onze aangenomen verpligting : dat wij geen Conftitutie mogen ontwerpen, waar in de Natie zich flegts als Machine, en tot bijzondere bedoelingen van een gedeelte , of enkele haarer leden zou moeten laaten gebruiken — waarin men flegts de Natie met enkele klanken van Oppermagt des Volks, op fouveraine rechten der Natie, en dergelijke paaide, hetzelfde oogenblik , dat men haar alle middelen en wegen fioot en barricadeerde, om van dit recht, in Perfoon, of vertegenwoordiging, zelve gebruikte maaken. Ik moet dit vooraf laaten gaan, en, tot ontwikkeling dezer denkbeelden, die ik fteeds meer ondervinde, dat aan zo veele onderfcheiden verklaaringen en applicatiën onderhevig zijn, deze gedagte nog wat verder uit een zetten, eer ik het poinct, dat aan de orde van den dag gefteld is, meer fpeciaal zal kunnen behandelen. Ik heb,bij alle voorkomende gelegenheden en in mijne Advyfen, in deze Commisfie, een wezenlijk onderfeheid gemaakt tusfchen de uitdrukkingen: Grond' magt en Souverainiteit, des Volks — tusfchen het Volk — en de Wettige Souverain. Oneindige maalert heb ik mij verwonderd, wanneer ik de woorden RechR 5 ten  ( i66 } ten van den Mensch en Souverainiteit des Volks —• ja van liet fouveraine Volk ! van deze of die Stad of Gemeente heb hooren verwisfelen , en als van een en dezelfde betekenis aanmerken. Maar nog des te meer moest ik mij* verwonderen , dat het mij', (in eene defenfie over het uitgebragte Rapport , aangaande de Wetgeevende Magt) — als eene mistlelling, of gebrek aan onderfeheiding, wierd aangefchreven, dat ik de hoogfte Gecontinueerde Magt der Republicq , de gereprasfenteerde Oppermagt des Volks, de Souverain had genoemd; en deze van de Souverainiteits Rechten wilde doen j'ouïsferen. — Ik moet dus, om dat even hier in de grond gelegen is, op welke veele vijanden der Volks Vrijheid, fommige Voorftanderen der Rechten van den Mensch cn Burger befchuldigd hebben, van eene nieuwe Leer te .prediken j verklaaren, dat ik Grondmagt en Souver ainiteit of Oppermagt, ineen welgevestigden Staat, voor geen Synonyma houde. Ik ken geen daadlijke Oppermagt, geene Souverainiteit in bet Volk, dan in eene volftrekte gewettigde Democratie. Zo dra het Volk een uitdruklijk Contract- Social heeft aangegaan, zich eene Conftitutie gegeeven, en de uitdrukking van zijn wil, de Wetgeevende Magt bij vertegenwoordiging' van zich zeiven aan eenigen uit zijn midden, vrijwillig, het zij bepaald of onbepaald , heeft overgedraagen , dan is deze Perfoon erf perfona moralis, aan wien deze behoorlijke overdragt gedaan is, de èinige Wettige Souverain , de éénige Wettige Opperfte Magt. Het Volk behoudt wel zijne Grondmagt; doch deze rust, zo ver deszelfs werking bij de Conftitutie niet uitdruklijk bepaald of veronderfleld is, zo lang de Souverain* Magt overeenkomftig het Contracl werkt. Eerst:  C 267 ) Eerst dan, wanneer of de Souveraine Magt zich niet aan het Contracl houdt; of' dat het Volk bemerkt, of ondervindt, dat het Contract of de inrichting niet aan 't bedoelde oogmerk beantwoordt — eerst dan kan de Grondmagt wettig de Souverainiteit terug neemen; en op een ander, of eene andere wijze, delegeeren. — Het Volk alsdan zijne Natuurlijke Pvechten terug neemende, zo beitaat er in de Maatfchappij geen gewettigde Souverainiteit, zo lang er geen nieuwe wilsverklaring des Volks plaats heeft, maar een ftaat van anarchie; anders genaamd, van revolutie. Het recht, om de Souverainiteit optedraagen aan wien men wil, refideert geheel en al in het Volk, als de Grondmagt. Maar het Volk zelve — de geheele Natie, — kan zelfs de Wettige Souverain niet worden, dan bij uitdruklijke overeenkomst of onderling Contracl: — en dan eerst heeft men eene gewettigde Democratie in de plaats der Anarchie. Want zonder Contract of Delegatie bellaat geen Souverainiteit in de Maatfchappij — geene Wettige Souverainiteit! Het Volk — of ieder individueel Mensch, heeft, in den ftaat der Natuur, wel rechten en wederkeerige pligten — maar geen Souverainiteit. Ieder Huisvader heeft wel, over zijne onvolwasfen Kinderen, als deflerklte, het Natuurlijk Recht van dwang; en, als de wijste en gegoedtte , de zedelijke verpligting der neiging en dankbaarheid voor zich, om gehoorzaamheid van zijn gezin te verwachten: maar dit is niet dat geene , wat men Souverainiteit heet — ( alhoewel men de Monarchale Magt veeltijds bij de Huisvaderlijke heeft vergeleken, en als daar uit voordvloeijende gehouden. Doch wat er ook zij van de gelijkenis der Huisvaderlijke Notuurlijke Magt — welke zich alleen  C 2C8 ) leen uitftrekt over zulke, die hem niet gelijk zijn met betrekking tot een Monarch, na dat hem deze Vaderlijke Magt, door gelijk Recht en Magt hebbenden, li 'yi , zo wordt die magt eerst na , of door, eulk eén« wettige Opdragt fouverain.) — Een aantal rs , kunnen geen de min• ander uitoefenen. — En I neer zich , door kracht of list, ectie overmagt over de andere aanmaaiigde, zo bekomt hij daar door geen wettige Souverainiteit, maar alleen geüfurpeerd geweld; en hoe groot en uitgebreid dit geweH — het welk in eene Maatfchappij despotistnus geheeten wordt, ook zijn moge, zo heb ik het nooit door een wijzen voor recht hooren verklaaren; en bij gevolg kan het ook nimmer waare Souverainiteit geheeten worden; wijl de Souverainiteit op rechten moet gegrond zijn, zo wel als wettig opgedrongen worden; wiji geen individu, of een aantal individus, een wettig recht over zijns gelijken kan verkrijgen, dan door vrijwillige opdragt, zo verre men dit recht opdraagen mag. Doch mogelijk denkt of zegt men: indien ieder individueel Mensch of Huisvader in zich zeiven geen fouverainiteit bezit —— noch ook een aantal individus te famen, hoe kunnen zij die dan aan een ander geeven of daarftellen? — hoe kan iemand geeven of leenen, het geen hij zelf niet bezit ? Ik geloof, Medeburgers! indien ik ook onder u zulk eene vraag of tegenbedenking te verwachten had, dat even deze bedenking het ftruikelblok, of de onoplosbaare knoop voor veele onzer Medeburgers is en geweest is, en waaruit andere de aanleiding en grond voor hunnen fpot en fchimp, met de woorden van Majefteit en Souverain, B. 5 °P  C 269 ) op individus of gedeelten des Volks toetepasfen, genomen hebben. Men heeft al te onbedagt gezegd: de Majefteit, de Souverainiteit is bij het Volk (*), en daar uit voordredeneerende, heeft men dit geheel willen ontleeden, en elk individu er zijn deel aan toegekend ; waarfchijnlijk, omdat men zich geen denkbeeld vormde van voordbrenging, zonder famenftelling; en alleen telde en rekende, zonder de toe of afnemende graaden van krachten en fnelheden , in betrekking tot haare afftanden , proportiën en relatiën te overweegen. De Natuur geeft duizenden van voorbeelden op , waarbij het refultat geheel iets anders en wezenlijk onderfcheiden is, van dat geene, wat derzelver beftaan of werking heeft voordgebragt. Het ( * ) De Souverainiteit beftaat niet daarin, alleen, dat men geene Magt boven of over zich heeft, wier bevelen men behoeft aftewachtcn — maar ook vooral daarin, dat men te bevelen heeft. De Souverainiteit is dus aliif, en niet pasfif. Schoon dus de Mensch buiten den ftaat der Maatfchappij niemand boven zich erkent, die hem te bevelen heeft, zo heeft hij ook wederom over niemand wettig, te bevelen — fjten ware door zijne fterkte en overmagt — dat geen recht geef.) hij is dus wel vrij, maar niet fouve* rain — of heeft geen Souverainiteit of Oppermagt. Even min als het één Mensch heeft, hebben het ook duizend — üen, of honderd duizend. De Oppermagt ontftaat eerst, wanneer zij te famen een verdrag tot eene Maatfchappij aangaan; met weêrzijdfche toeftemming kunnen zij eerst eene Oppermagt onder zich daarftellen.  C 8> -) liet licht, b. V. is wit, of eene ontbeering van verwen ; en naar maate bet zijne ftraalen op andere verwlooze ftoffen laat vallen , brengt het onderfcheiden couleuren voord. Een prisma, een wit driekant geflepen glas, maakt de ftraalen van het wlttè licht rood, blaauw en geel. De ftraalen derZonne,die alles koesteren en vrugtbaar maaken — fmelten in weinig tijds Metaalen, zo dra ze in het brandpunt van een Holfpiegel geconfentreerd worden. Door de vermenging van blaauwe en geile verwen verkrijgt men groen; — door geel en rood, orange; — door blaauw en rood, paers; — en de couleuren wor* den dus, door de vermenging, geheel iets anders, dan ze te vooren waren. Op eene dergelijke wijze kan er ook uit eene delegatie en concentratie van Menfchelijke Rechten, van individuele Willen en Magten, S o u v e r a i n e R e c hten en Magten in de Maatfchappij geboren worden ; al is het dat ieder deel, dat daar aan bijdraagt , op zich zeiven geen eigenlijke Souverainiteit bezit. —-— De gronden dus aangetoond hebbende, op welke ik onderfeheid maak, tusfchen Rechten van den Mensch Grondmagt des Volks, en wettige Souverain : — en fteeds erkennende dat het Volk rechten magt heeft, om ten allen tijde de Souveraine Rechten op en overtedraagen aan wie, of hoe ,het wil, mits niet ftrijdendemet de Natuurrechten en Zedenpligten , zo erken ik ook wel, dat het Volk aan onderfcheiden Perfoonen of Lighaamen , onderfcheiden temporaire werkzaamheden — onderfcheiden Adminiftratien, kan delegeren of opdraagen: — maar ik zou een Volk voor dwaas en onverlicht, of zij-  C 27J ) 2ijne3 ondanks overrast houden, indien het de eigen» lijRe Souverainiteitdie in eiken Staat nooit anders dan één en onverdeeld kan wezen, aan meer dan een onderfcheiden Perfoon, of onaf hanglijke zedelijke Lighaamen , op wilde draagen (*). En met reden zou het dus die geene moeten verachten, die haar tot zulk een dwaazen flap — tot het wettigen van zulk eene bron van rampen en onheilen , zou willen aanraaden. — Vindt men echter voorbeelden in de oude Romeinfche of Griekfche Gefchiedenis, of ook in die van '(*) Even zo zeer als het aanleiding tot verwarde denkbeelden geeft , wanneer men , in eene Maatfchappij van Menfchen, die eene geregelde Conltitutie, oï Contracl-Sodal bezitten, zegt: de Souverainiteit berust, of is bij het Volk, in plaats van: antjlaat door, of is uit het Volk: even zo nbfurd is het, een Staat of Republicq te formeeren, uit onderfcheiden Valken of Maatfchappij cn, die eikafzonderlijk onafhanglijke Corporatiën, of Souverainiteiten uitmaaken. Zo min als zulk eene eompofitie onder een geregeld denkbeeld , met het denkbeeld van Souverainiteit overeenkomftig, kan gebragt worden: even min kan ook het denkbeeld van Republicq, van algemeen welzijn en belang, beftaan, met de confecderatie van onderfcheiden Souveraine Volken of Staaten — eene confecderatie van onderfcheiden Volken of Magten, kan tot één büt, tot het bereïken van één oogmerk of bedoeling, nuttig zijn en elfeft hebben: — maar om alle die einden en bedoelingen, wet ke ééne Maatfchappij, ééne Republicq kan en moet hebben, is een Folksverdrag, eene Alliancie — gelijk eene confederatie van onafhanglijke Magten is — niet genoegzaam. Daar toe aoec er maar ééne Souveraimteit zijn.  ( 27* ) Tan ons Vaderland, waar zulks nogtfians — fchoon niet opgedraagen, maar opgenomen en geüfurpeerd -* plaats had, zo bewijst dit meer verasïing en overweldiging of gebrek aan verlichting, in het wezen derSou» verainiteit, dan het een voorbeeld ter naarvolging aan de hand geeft. Het is ook op alle deze gronden, dat ik onze zogenaamde Oude Conftitutie en confcederatie, voor onwettig en fchadelijk heb verklaard, en daarentegen de verzameling en concentratie, der overal verltrooide en verdeelde Magten, — van menigvuldige cor* poratien, die zich elk een Souverainiteitjen aanraaatigden, — tot ééne wettige onverdeelde Souverainiteit, voor het eenigfte middel voor ons Staatsgelük heb befchouwd, en mij verpligt heb gevonden , om tot deze daarftelling medetewerken, en alle voorige Collifiën van zo veele gelijke Magten voortaan te weeren. En hoe zeer ik oordeel dat in eene Maatfchappij van twee millioenen zielen, de Souverain — het zij een perfona moralis, of enkel Mensch alle de deelen der uitvoering of adminiftratie , niet zelve kan waarneemen maar wel aan haar verantwoordelijk fl.el)en: zo is nogthans de daarftelling van zo vee'e Hoofd- of Onder - Adminiftratiën of Geconftitueerde Magten, geen Organifatie van onderfcheiden Volksvertegenwoordigingen , \Reprsfentatien of Souverainiteiten, dat men zoude kunnen beweeren dat Kiezers , Rechters, Financiers, Rekenmeesters Curatoren der Schooien — of de Generaale uitvoerende Magt, even zo zeer de Natie Vertegenwoordigen, zo dra zij Geconftitueerd zijn, als de Leden van het Wetgeevend Lighaam! Indien dit waar was, dan wa-  C «73 ) Warén het even zeer de Leden van het departemen* taal bewind en Stedelijk of Dorpsbeftuur. Dit was niet zelden het geval en de ftelregel onder het voorige Feederalismus. De Souverainiteit der Stad: het Souveraine Gerichtshof — halffcheids Souverainen — waren uitdrukkingen, die men nog voor weinige jaaren , in de dagelijkfche gefchriftenen advyzen van beroemde Staatsmannen vond — dit is de reden waarom men nog hoort fpreeken van het vrije Folk van Amfterdam, het vrije Folk van Cuilemborg, de Reprtefentanten van die of die Steden en Dorpen! Neen, zal men niet in de voorige dwaalingen willen vervallen , dan moet men alle te veel bewijzende Argumenten laaten vaaren , op dat men niet weer dezelfde Colluftënj tusfchen zo veele onafhanglijke Souverainiteiten, Corporatiën en Reprafentanten zie geboren worden. DtWetgeevende Magt a lleen, Repraefenteert de Oppermagtige wil des Volks; en deze alleen verdient den naam van Souverain , het zij haar Lighaam uit onderfcheiden Clasfen van Staatsburgers of Corporatiën is te famengelleld , of gelijke individus Reprajfenteert en ze kan nimmer anders dan onverdeeld —— zijn. De Uitvoerende Magt, de Adminiftrateurs der Juftitiè en Handhavers der wetten, de Directeuren def Financie, de Opzigters der publieke Schooien, zijn geenzins Plaatsbekleders , maar Gelastten der Natie — ■onmiddelijke Dienaars van den Staat; terwijl de Wetgeever de Staat zelve en de Souverain, hij vertêgen* tvoordiging der Natie , uitmaakt. In dien zin was het Ook te recht dat men voorheen den Stadhouder, als het Hoofd der Uitvoerende Magt, de eerjle Dienaar . , wi  C 2?4 ) van Staat, en de Staaten der Gewesten, of hun Hoog Mog. zijne Heeren en Meesters noemde (*). En het is ook op die gronden, dat ik alleen en bij preferentie, de Wetgeevende Magt, als de Repralentanten der Natie, de Souverain heb genoemd, en oordeel als zodanig te moeten blijven befchouwen , zo lang ik door geen folider argumenten van het erroneufe dezer fuppofitie word overtuigd. Hier door erkennende de Oppermagt des Volks, en. de gronden op welke de Nationaale Vergadering is bijeengekomen — namelijk , dat het Volk ten allen tijde recht heeft, om zijne Regeeringsforme te veranderen en te verbeteren; en Gemagtigden aanteftellen om zijn wil te verklaaren: — zo reken ik het mij als de hoogfte verpligting, om alleen den wil des ceheei. e n Vdks mij ten wet te ftellen, in het ontwerpen van die grondwet, welke niet anders dan de verklaaring des wils der geheele Natie kan, of mag zijn, en waar bij ik dus niets mag veronderftellen of vastftellen, wat natuurlijk niet kan veronderfteld worden de wil des ganfchen Volks te zijn. Als ik mijn pjigt wil betrachten, dan mag ik in de Conftitutie het belang van het eene gedeelte des Volks niet aan het andere opofferen: — ik mag niet veronderftellen , dat de Natie bij eene nieuwe Staatsinftelling iets meer van haare Rechten zal willen of behoeven af te ftaan, dan volftrekt noodig is, om de Staatsmachine in werking te houden. Het hoofddoel der Maat- (*) Eerst na de Omwenteling van 1787, en de guarantie der zogenaamde oude Conftitutie, fustineerde men, dat de Stadhouder een deel des Souverains was geworden.  C 275 ) Maatfchappij en Staatsinftelling is, de vrijheid en beveiliging der Perfoonen en eigendommen — de Staat mag geen ander doel hebben — moeten er individuele opofferingen aan den Staat gefchieden, dan moeten ze betreklijk gelijk zijn voor allen; maar boven deze heeft de Staatsmagt geen Recht om, zonder aequivalent of fchadevergoeding, eenige individuele opoffering of pligten te vorderen. Buiten dien moet de Staat, moet de Conftitutie, elk individu vrij waaren , bij het onbekommerd genot zijner eigen, dommen $ en om daar mede naar welgevallen te handelen. Eene onbepaalde Amalgamatie der oude fchulden kan dien volgende, zo lang de mogelijkheid, billijkheid, noodzaaklijkheid en wijze hoe, niet zijn opgegeeven en aangeweezen, geen conditio fine qua non, geen noodwendig ingrediënt der Conftitutie, als een Staatsgrondwet, worden. Dit zou eene ongelijke dispofitie zijn over de wettige eigendommen en bezittingen van individus, diametraal aanloopende tegen het eerfte beginzel van alle Maatfchappijën — even zo ftrijdig' met dat geene, wat men goede polisie heet, als met de Rechtvaerdigheid. •— Daar iedere Provincie te vooren is befchouwd als een'afzonderlijke Staat, en zelfftandige huishouding, welke elk als Souverana, naar éigen goedvinden, met hun vermogen hebben geleefd, elk op eene onderfcheiden wijze hunne financiële zaaken hebben geadminiftreerd$ waar bij de eene de Provinciaale Kas, de andere zijne particuliere Ingezetenen, heeft gemenageerd of verrijkt: de eene de Lands-kosten of fchaden, van zee- of waterkeeringen, oorlogslasten en rampen , provincialiter heeft gedraagen — andere dezelve individueel, extraordinair, heeft doen S a om«  C 27S ) otnflaan, over Perfoonen of Eigendommen, Dlftriften , Gemeenten, of Corporatiën; — de eene bij geforceerde extraordinaire heffing, of verhooging der ordinaire lasten , of onder den naam van vrijwillige giften, zonder , of tegen geringe interesfen : — de andere bij vrijwillige Negotiatiën, tegen voordeelige renten : zo kan men uit eene bloote vergelijking der Schulden van de refpeftive Gewesten, welke als Provinciaale Schulden, waar van de interesfen uit de Provinciaale Kas betaald worden , voorkomen, nog geene behoorlijke evenredigheid opmaaken, tusfchen deze Gewestelijke fchulden, zonder vooraf onderzogt te hebben, hoe verre al of niet de Stedelijke-, Quartiers-, Dijk-, Polders-, of andere Schulden , in gelijke relatie ftaan als de overige Provinciaale Schulden van andere Gewesten. Het zelfde dat dus plaats had in de onderfcheiden Provinciën tot elkander,als afzonderlijkeOpperrnagtcn, heeft ook plaats onder de Mogenheden van Europa onderling: — en onder de individuele Bur» gers of Huisgezinnen in iederen Staat, Stad, Dorp of Gemeente. De eene zo Wel als de andere ftaan tot elkander in gelijke relatie. De leere der Gelijkheid en Broederfchap, die zo oud is als de zedenleer, maar nieuw met applicatie tot de Staatsinrichtingen en erkende Rechten der Burgers «— deze leer, die door veelen als een gevaarlijke nieuwigheid is gehouden, zou zeker geheel nieuw kunnen gerekend worden, indien zij tevens infloot, de noodzaaklijkbeid, om de Gelijkheid ook uit te (trekken tot de Bezittingen en gemaakte Schulden. Indien deze leer tot een zedelijken regel der gerechtigheid konde worden, dan zou ze niet alleen betrekking moeten kunnen hebben tot de Goederen • - • éi  ( =77 ) of Schulden der onderfcheiden Provinciën, maar ook even zeer, en, tót de Staaten onderling die met elkander of- en defenfive Alliantiën aangaan—immers met relatie van overwonnen Landen tot den Overwinnaar,— en, tot de bijzondere Ingezetenen van een en denzelfden Staat. Hoe zeer men gereed moge zijn om veeltijds al te blind voorbeelden van anderen, en der oude gefchiedenis te volgen ; zo twijfel ik nogtbans , of alle die geenen, welke gereed zullen zijn , om eene onbepaalde vernietiging of amalgamatie van Staats- of Provinciaale-Schulden toeteftemmen, wel zo gemaklijk tot eene gelijkmaaking, of kwijtfchelding der particuliere Schulden zouden beiluiten , hoe zeer dit anders even gemakkelijk, met weinig woorden, als het eerfte, zou kunnen Gedecreteerd worden. Van het laatfte vindt men nogthans voorbeelden in de gefchiedenis der Romeinen — voor het eerfte vindt men, mijnes weetens, nergens een voorbeeld. Naar denzelfden regel, in welken het eerfte onbepaald en zonder onderzoek of geregeld plan zou kunnen gevergd wórden , zou ook het laatfte billijk zijn. Ik twijfel echter of wij tot een van beiden ons gequalificeerd kunnen rekenen — en of het eene zo wel als het andere ons wel zou bekomen. De moeijeh'jkheid en tegenftand die men in de egalifatie of kwijtfchelding der particuliere Schulden, zo wel bij ons als in Rome , zoude aantrefFeri'; zou niet minder zijn bij de onbepaalde amalgamatie der Provinciaale Schulden. Het recht dat men zou kun* nen hebben, om het in het ééne geval te eifchcn, zou ook moeten gelden in het andere. Zeker zou zulks geen ander, dan het Engelfche,recht,van conrenientie, kunnen zijn — zoals het in Rome ook was. S 3 Als  A's men aan het recht iets begint aftetakelen ert de conveniëntie inroept en conttitueert — dan is de meeste en algemeenfte conveniëntie de gemaklijkfte en minst omüagtige, fen men kan even zo gemaklijk met een pennetrek alle Schulden vernietigen als amalgameren. — Zo ver als ik onze Natie ken is zij even zo min genegen om meer van haare bezittingen , als vrijheden, af te ftaan, dan volftrekt noodig is, om het hoogfte doel van den Staat te bevorderen — en moet er, tot algemeen welzijn, dergelijken afltand gedaan worden, zo kan zulks niet anders dan vrijwillig, en bij overreeding, maar geenzins door dwang gefchieden. Zo zeer als aan de eene zijde verlangt wordt naar de vastftelling eener goede Conftitutie, om de Nationaale vrijheid en zekerheid uitwendig, en de rust en twijfellooshe.id inwendig te verzekeren: even zo zeer wordt er welligt anderzijds gewenscht, dat er geen vasten voet van Regeering tot ftand kome ; en het zou dus meer dan te vreezen zijn, dat, indien eene volftrekte, en blinde amalgamatie der oude Schulden een ingrediënt der Conftitutie moest uitmaaken, dit alleen genoeg zoude zijn, in de hand der geenen welke geen Conftitutie, op de éénheid der Republicq gefundeerd, begeeren, om zelfs de anders goede Conltitutie in een kwaad daglicht te Hellen en zo wel de geheele Conltitutie, als de amalgamatie te doen verwerpen ! Van de zijde der Politie befchouwd, zou het even onvoorzigtig zijn, een dergelijk poinct. inde Conftitutie zelve in te weeven ; waar in het, al was er zelfs in tocgettemd, in 't geheel niet behoort. De vraag zelve: „ zullen de Schulden geamalgameerd worden j a dan neen?" j is ook op zich zeiver»  ( 279 ) vèn zo onbepaald, dat ze voor geen eenvoudig antwoord van ja of neen, vatbaar fchijnt. Want gefteld , dat de Provinciën dit kunnen vorderen; — zullen dan Quartieren, Diftricten, Steden, Dorpen, bijzondere corporatiën dit ook niet kunnen vorderen? —— Bepaalde men dus bij de Conftitutie: dat alle Schulden zullen gemeen zijn, dan zou dit niet alleen nu, dan zou dit telkens, zo dra er weêr nieuwe, ware 't niet van Provinciën of Departementen , ten minften van Steden, Corporatiën, Dijkcollegiënenz. gemaakt waren, op dezelfde wijze moeten gefchieden— en even dit zoude 't middel en lokaas zijn , ©m bij enkele Departementen, Diftriclen en Steden of Gemeenten, telkens nieuwe Kosten en Schulden te maaken, om hoogere penüoenen, traélementen, enz. aan hunne Ambtenaaren, Bedienden en andere, toetereiken; en zo welligt vermogende Ingezetenen , ten koste van anderen, te voeden. En hoe zeer ik reeds bij voorige advyfen mij vóór het amalgameren der oude Schulden verklaard heb , indien zulks bij redelijke fchikking kan daargefteld worden; zo komt het mij echter voor, dat met deze al of niet in eenfmelting der Schulden de éénheid der Republicq niet ftaat of valt; maar dat cr bij eene in eenfmelting der Provinciaale Souverainiteiten, even zo wel afzonderlijke adminillratiën en fchulden van gedeelten, waar toe de interesfen of kosten afzonderlijk worden omgeflagen, kunnen, en zullen «toeten plaats hebben : als te vooren in elke Provincie , bij de particuliere Steden, Polders, Dijkftoelen , of Gemeenten, afgefcheiden van de Provinciaale Financiën , beftonden. Te zeggen: dat fommige Provinciën Schulden S 4 , heb^  C 480 ) hebben moeten maaken, om haare quota in de algemeene Lasten te kunnen betaalen; kan even zo wel bewijzen , dat men de gereedde inkomften aan andere zaaken, of ten voordeele zijner particuliere Ingezetenen beeft befteed; als dat de gewoone inkomften buiten dien niet toereikende waren, tot de bondgenootfchaplijke Lasten. Zijn er Gewesten welke kunnen aantoonen, dat zij genoodzaakt zijn geweest om zich, ten behoeve haarer Bondgenoten, in Schulden te fteeken; dan zijn de Schuldigen verpligt, om deswegen eene behoorlijke lequidatie te maaken ; en de wettige pranenfiën te valideren — doch dit behoeft de Conftitutie niet tebepaalen; dit behoeft geeu vraag te zijn, of dit al of niet zal .gefchieden: maar de reden en billijkheid vorderen dit, van alle corporatiën, zo wel als van elk individu; mits de pnetenfiën flegts wettig en liquide zijn. Indien dus door een Amalgama der oude Schulden der Provinciën verdaan wordt, eene dooréén» menging van relatif gelijke Schulden ; en gezamelijke Hypothecatie en Vrijwaaring, of Asfurantie van alle dezelve, dan is zulks min of meer in den aart der zaake, de billijkheid en het principium van gelijkheid gelegen, mits men vooraf fpeciaal bepaale , overweege en vergelijke de fomme en aart der Schulden , welke men op deze wijze zal vermengen of gemeen maaken; en dat alsdan te gelijk de Ilypotheeken, >op welke ze gevestigd zijn , op gelijke wijze gemeen gemaakt, en onder algemeene beheering gebragt worden. Doch dit is geen zaak om zonder behoorlijk onderzoek met een enkele pennedreek aftedoen; dit is geen zaak waar van de Conftitutie de Modus behoeft  C 28! ) te bepaalen, of welke vóór den tijd, tot bet uitbrengen van 't ontwerp der Conftitutie , kan afgedaan zijn. Naar mijn inzien behoorde daar toe, na het uitbrengen van het Plan van Conftitutie, eene Commisfie te worden benoemd, welke de oude Schulden van alle Gewesten in vergelijking bragt, en naar maate van de pier.Centen, op welke elk derzelve, bij haare Quota in de Petitiën, is gefteld geweest, dezelve in relative gelijkheid tot ééne hoofdfom bragt, zo dat, b. v. voor drie millioenen Schulden van Overysfel , éénenzestig millioenen van Holland overgenomen wierden; en zo na rato, van iedere Provincie. 1— a. Waar voor dan ook te gelijk de Hypotheeken , waarop de Capitaalen of Negotiatien waren gevestigd, of de middelen waaruit de Interesfen betaald wierden, gemeen en Nationaal moesten worden gemaakt. 3. De Schulden , welke het eene Gewest boven het andere nog overhield,; moesten, a) of fpeciaale Hypotheeken voor worden aangeweezen en overgeeven; ten einde deze mede onder de geamalgameerde Schulden te begrijpen b.) of voor dat gedeelte der Republicq, voor welke ze geheven waren, door het generaal Beftuur, op fommige Middelen of Effeéten een fpeciaale Belasting worden gelegd; of'aan de Departementen, onder welke dat Diftriét zoude gebragt worden , zulks worden overgelaaten c.) of het gedêelte of de gedeeltens der Republicq, welke aldan nog Schulden boven anderen overbehielden, moesten bij accoord , aan de overige Gewesten, pro rato de pro Centen haarer voorige Quota, zo veel foms in eens of bij termijnen, per liquidatie uitbetaalen of toewijzen, als het faldo beliep d.) of het hier na te melden Capitaal Z9 veel pro rato worS 5 den  C 282 ) ien verhoogd, en aan die Gewesten ©f Departementen, welke mindere Schulden hadden, op dat te cneeren Nationaale Hypotheek, zo veele Obligatiën, met een afzonderlijk merk getekend en alzo geregifteerd , worden uitgegeeven; waar van zij jaarlijks het dén tiende gedeelte zoude mogen fourneeren in de betaaling der Gemeenelands Lasten, en welke alsdan, om ze der Nationaale Kas te doen Brrekken, even als Contanten , zouden moeten geëmploijeerd worden, om de Leden en Ambtenaaren der jneerfchuldige Gewesten of Departementen, telkens voor één derde gedeelte hunne daggelden, in de Collegiën der Wetgeevende en Uitvoerende Magten of Departementaal Bewind, te Voldoen. 4. Om alle abuizen voor te komen, en te zorgen , dat in de betaaling der Interesfen geen meer Schulden worden gebragt, dan tot de vermengden behooren of berekend waren — moesten alle de exteerende Lands- of Provinciaale Obligatiën, geconverteerd worden in nieuwe Nationaale, en wel tot die fomme, welke als Nationaal was aangenomen; en na 't verloopen van den termijn, daar toe te bepaalen , alle nog overig blijvende Obligatiën , welke men verzuimd had te converteeren, als vervallen worden gehouden. — Ten welken einde alsdan te vooren aan alle Buitenlandfche Ministers behoorlijk Advertentie zou moeten gedaan worden, op dat de ■Houders van 's Lands Obligatiën, buiten 's Lands , daar van tijdige kennis zouden kunnen draagen. Of zo het onweerfpreekbaar bleek, dat de Provinciën Holland, Zeeland en Utrecht, en dus het voornaamfte gedeelte der Republicq, niet te redden was, zonder dat de overige Gewesten, die minder Schulden "hebben, haar bijfprongen — en de Ingezetenen dier  C *83 9 Gewesten, door zulk een noodigen bijltand, boven vermogen zouden moeten belast en bezwaard worden; dan zou er misfchien, om van twee kwaaden. er één te kiezen, nog een ander middel uittedenken zijn, waar bij wel het Nationaal Credit niet zoude winnen, maar waar door toch zo wel het eene als andere Gewest, in zijn last en fchulden, zou verligt worden. Dit middel zou kunnen zijn eene generaale reductie van alle 's Lands Obligatiën op] de volgende wijze: a. ) Dat dezelve bij het converteeren, als boven, Art. 4. gezegd , alleen zouden worden aangewonnen voor vijftig pro Cento , en alsdan daar voor worden geconverteerd in Obligatiën van drie pro Cento, in plaats van twee en één half, vrij van alle Belasting en Tranfport of Collateraal, ten welken einde dezelve alsdan met Duplicaten of Coupons zouden worden uitgegeeven. b. ~) Dat nogthans die geene , welke iedere oude Obligatie met ƒ 25: 0:0 pro Cento aan Contanten, zoude willen fuppleeren , een nieuwe Obligatie a drie pro Cento voor het volle Capitaal der oude zoude ontvangen. Daar door dit middel de Schuld der Natie zoude verminderen, maar daarentegen het Hypotheek beter en zekerer worden, zo zou daardoor de fchijnbaare fchade voor de Houders der oude Obligatiën , niet zo aanmerklijk groot zijn; daar niet alleen het Hypotheek derzelve verbeterd wordt; maar zij ook van veele voorige kosten en ongerijflijkheden ontheven wierden, als hebbende niet noodig bij elke verkoop nieuwe Tranfport- kosten te maaken , en een aantal Papieren, te bewaaren; maar ook bij het ont- van-  C *84 ) vangen der Interesfen niet noodig, de Obligatiën naar de Comptoiren te verzenden, en daar voor vragten te betalen. Ook zoude het Credit des te meer kunnen gevestigd worden, wanneer pgedecreteerd wierd , dat de Coupons in alle betaalingen, zo wel van gewoone als buitengewoone belastingen , voor de volle fomme moesten aangenomen worden. Daar ik vertrouw, dat deze mefure, hoe zeer ze in den eertien opflag hard fchijne, of voor fommige individus in de daad moge zijn, het naast overeenkomt met de billijkheid en rechtvaerdigheid — geenzins meer ftrijdig met de goede Politie en gezonde Staatkunde — dan eene anderszins onbepaalde Amalgamatie , welke toch even zeer op de particuliere Ingezetenen, en dus ook der Houders dier Obligatiën , zou moeten neerkomen; zo geloof ik, dat men hier door minder Provinciaale tegenftand zoude vinden, dan bij eene andere Amalgamatie — en om de al te groote fchade, welke enkele individus, wier geheele bezitting in Lands Obligatiën beftond , te gemoet te komen , zou men, bij het arrefteeren dezer mefure, kunnen bepaalen dat men den bezitteren van meer dan vijftig duizend guldens, dezer Effecten , eenige meerdere pro Centen, bij het converteeren zoude toeleggen. Of oordeelt men, eindelijk, dat het niet noodig zij, dat zulk eene reduclie der Capitaalen of Obligatiën van alle Gewesten plaats hebbe: i— zo zou men zulks alleen ten aanzien der Hollandfche, Zeeuwfche en Utrechtfche kunnen bepaalen, en de overige of voor het volle Capitaal, of weinig pro Centen minder, bij het converteeren derzelve , in Nationaale, onder voorgenoemde Beneficiën, kunnen aange- no«,  C ) tiomen worden. Holland , Zeeland en Utrecht duS twee vijfde in fchuld verminderd, zouden alsdan, pro rato haare voorige'Quota, met de overige Gewesten relatif gelijk liaan, en alle derzelver Effecten dus op dien voet in Nationaale Obligatiën geconverteerd zijnde , zouden de Interesfen alle uit de Nationaale Kas, profluerende uit de generaale Belastingen en Middelen, kunnen betaald worden — en hier door misfchien op de gefchiktfle en evenredigtle wijze, de Oude Provinciaale Schulden geamalgameerd zijn l Ik concludeer nogthans , dat deze of dergelijke fchikkingen, hoe wenfchelijk of noodzaaklijk ook, geen ingrediënten der Conftitutie kunnen uitmaaken ; maar objecten behooren te zijn van eene afzonderlijke Commisfie. Aan-  C 286 ) Aanmerkingen op de inrichting van den Staatsraad. Geadvyfeerd op Dingsdag den 18 Odlober 1706. Burgers Repraesentanten! 33ij mijn Advys , over 't ontwerp van inrichting der Wetgeevende Magt, heb ik gezegd , dat ik daar over niet genoegzaam konde oordeelen, voor en al eer het Rapport over de Uitvoerende daarbij konde vergeleken , en derzelver relatiën in aanmerking genomen worden. Het is nu even zo gelesen met het als nu uitgebragte ontwerp van de Uitvoerende Magt, welke mede niet behoorlijk kan beoordeeld worden, dan met relatie tot de Wetgeevende. Om in geene verveelende herhaaling te komen , van het geene ik meermaalen gezegd heb, van de executive Magt eener Republicq, dat ik dezelve alleen befchouw als adminiftratif 'en alleen uitvoerende den wil van den Souverain, door de legislative Magt alleen gerepraefenteerd; en die dus in zich zeiven geen tigen Magt of Wil bezit: — zo voeg ik mij in dezen volkomen met het op gisteren geavanceerde door des  den Burger Vitringa'C*) en befchouw de Orga* nifatie van den Staatsraad, zo als dezelve bif het ontwerp der Sub - Commisfie is uitgebragt, in relatie tot het Wetgeevend Lighaam , zo als hetzelve bij den voorafgaanden tijtel is geconditueerd, als ten hoogden gevaarlijk voor de Nationaale en individuele Vrijheid eener Republicq en inzonderheid der onze. Het welzijn des Volks (en onder dit behoort,-in; eene Republicq, vooral de individuele vrijheid ) moet de hoogde Wet in den Staat zijn. En deze moet derhalven in eene Staats- Conftitutie, — inzonderheid in eene Republicainfche — de voornaamfte bafis zijTi. Zal men iets tot eêr der verlichting van onze eeuw, ook in het Staatkundige, mogen zeggen — zo is dezelve althans niet daar in gelegen, dat men een betere kunst heeft uitgevonden om energie en klem aan de Regeering der Volken te geeven! en daar door de weldaaden aan het Menschdom heeft vermenigvuldigd : maar voornaamelijk daarin, dat men de Regeeringen heeft befchouwd, als om het Volk zijnde, en de Staats-Conftitutiën heeft gefundeerd op het Natuurrecht, uit de individuele Rechten van den Mensch afgeleid. Alles moet dus in de famenftelling van de StaatsMachine, in de Conftitutie der Regeering, op het hoogjle welzijn der Menfchen, der Staatsburgers uitloopen. Om het hoogde welzijn des Volks te kunnen (*) Zie de Advyfen van Mr. Herman Henrik Vit ringa, bi. 54. en volgg. Amfterdam bij ?. van der Burgh en Zoen 1796.  ( 288 ) jien bereiken —- om de zekerfte waarborg voor dé Nationaale en individuele Vrijheid te hebben is het, dat men de onderfcheiden Magten, of Staatswerkzaamheden, niet in één en dezelfde handen fielt; maar van elkander afzondert— niet, om dat er eene morele of volftrekte onmogelijkheid beftaat, dat de onderfcheiden werkzaamheden of Magten, door een en dezelfde perfoonen zouden kunnen vervuld en bekleed worden; als wel, uit hoofde van de bekrompenheid of bepaaldheid der kennis en bekwaamheden, of deugd, der Menfchen: en om dienvolgende door de feparatie der Magten en werkzaamheden, de eene doot de andere in teugel en elkander in evenwigt te houden. Doch hetzelfde gevaar dat men loopt , met de verééniging van alle de onderfcheiden Magten en werkzaamheden; in één Perfoon , ofperfona moralis', loopt men eveneens, wanneer men het nieuwe-Systhema van feparatie der Magten, anderzijds te zeer overdrijft en elk derzelve geheel geïfoleerd op zich zeiven wil doen ftaan; zonder in zekere uiterften aan elkander te doen raaken of ondergefchikt zijn. Het ftrijdt geheel en al met den aart der zaake, dat zij, die alleen de Wetten van den Souverain hebben uittevoeren — of die dezelve op de voorkomende gevallen, en omftandigheden of verfchillen , hebben toetepasfen of te verklaaren , niet ondergefchikt en corrigibel zouden zijn, wanneer zij tegen het wezenlijke oogmerk en de bedoeling der willende Magt of eenigen Wetgeever, zouden handelen. Wel is waar, dat men tot een fpreekwoord of Staatsregel heeft aangenomen: dat alle Magt naar vermeerdering ftaat — doch gaat dit fpreekwoord , als een vaste regel of eeuwige waarheid, in aile geval-  ( 289 ) vallen door , zo is het maar alleen van zodanige Magten, die nog vermeerderen kunnen. — De hoogfte Magt kan na geen vermeerdering liaan; en eene Magt die geen hoogére boven zich heeft, kan door geene neiging bezield worden ^ om zich verder uittebreiden of te verheffen. Indien men dezen ftelregel al wilde tcgenfpreeken, ten aanzien van een enkel Mensch , aan wien de opperfte Magt mogt gedemandeerd zijn : — zo zou men zulks niet kunnen doen van een zedelijk Lighaam, aan wien de legislative MagÈ wettig opgedraagen is, of van de Natie zelve, uit wien de opperfte Magt ontfpringt. —-• Wilde men uit dezen ftelregel concludéren, dat men dien volgende zo wel aan de executive als judiciele Magt, even zeer als aan de legislative, een onbepaald vermogen moest geeven, om daar door' haar even zeer de zucht te ontneemert om naar vermeerdering of uitbreiding te ftaan — zo zou men een middel appliceren dat veel erger zou zijn dan de kwaal ; en door twee of drie zulke geïfoleerde of in etfefte onbepaalde, of onbepaalbaar, Magten , te conftituereu, zou men in de daad den ftelregel vernietigen ; en iedere magt een tegenmagt geeven j om zich aan te wrijven en te meeten , en door eeuwige tegenftreevingen en Collifiën het welzijn des Volks doen terug zetten, aan de poogingen van particulier belang en eer- of roem- zucht. Het eenige middel om deze verderflijkfte van alle poogingen voor te komen, is: maar ééne opperfte Magt in den Staat te conftitueeren', waar aan alle Overige Magten, als Magten, ondergefchikt moeten wezen: — eh deze opperfte Magt juist daar te plaatfenj waar ze natuurlijk en oorfpronglijk thuis hoort. T De  „< 200 ) De Wetgeevende Magt, die alleen het Volk vertegenwoordigt, moet deze ééne Opperfte of Souveraine Magt uitmaaken; en zulks niet maar in naam, maar in de daad en Conftitutioneel. — De uitvoering der wetten en Decreten, zo in het diplomaticque als militaire, ter Zee en te Lande, en alle Verdere Adminiftratiën, zo der Juftitiè, als Financie , moeten wel van de hooge wetgeeving afgezonderd, maar geenzins aan derzelver Oppermagt onttrokken en afgefcheiden kunnen worden: veel min moet men, om zich zo flipt te houden aan den klank der woorden, van wetgeeving en uitvoering, alles, wat maar eenigzins den naam van uitvoering of adminiftratie kan draagen, aan een zo klein Lighaam van zeven Leden, als hier is voorgefteld, oplaaden; en alzo deze uitvoerende Magt overkroppen, met een aantal van zo veele onderfcheiden zaaken, welke zij onmogelijk, even zo min zelve kan overzien , als beheeren of behandelen ; en waar doer men dus, door quafie maar weinige perfoonen verantwoordelijk te ftellen voor de goede uitvoering of adminiftratie, in de daad alle adminiftratiën zelve, buiten verantwoording brengt, indien men geen alvermogen in bet zevental Uitvoerers ftelt. Men heeft van den Burger Vitringa, met wiens advys ik mij, in dezen, conformere, gevergd , ,, om fpeciaal op te geeven de middelen, „ door welke men de zo gevaarlijke uitvoerende ,, Magt meer zou kunnen bepaalen en verantwoor,, delijk doen zijn;" doch naar mijn inzien zijn deze middelen niet te vinden, door het inlasfchen van één of meer Artijkelen in dezen tijtel; waar door deze Magt, buiten forme van Juftitiè, doorpolitique Decreten der Wetgeevende , of in verkeerde of kwaad*  ( *9i ) kwaadwillige werkingen of werkeloosheden , zou, kunnen worden gefluit of geconftringeerd; maar het gevaarlijke van deze Magt ligt voornamelijk, en in de Conftiuétie en werkzaamheid van het wetgeevends Lighaam zelve; en in de ophooping der werkzaamheden en adminiftratiën die men, hierbij, Atv uitvoerende opgelaaden heeft. Bij de Franfche Conftitutie is dit gevaar der Uitvoerende Magt niet zo ingeweeven , als in deze beide tijfels der Wetgeevende Magt en den Staatsraad. De Wetgeever is daar altijd bij de hand: — hier wordt ze van de hand geweezen. De twee Kamers maaken daar maar één Lighaam uit: — hier zijn ze in de daad twee afgefcheiden Lighaamen; immers, de Kamer der Ouden kan alles doen , wat de vrijheid in gevaar kan brengen; zonder dat, of de groote Kamer, of de Natie, Conftitutioneel iets zou kunnen doen, waar door zij verhinderd wierd. De Leden van den Staatsraad, die altijd de crceaturen en vrienden — en dus min of meer afhangelingen —- zullen zijn, van de Kamer der Ouden, kunnen altijd, van de middelen, die hun in handen worden gegeeven , gebruik maakende, zorgen, dat de groote Kamer niets kan uitvoeren, wat hun mishaagt; of zal moeten doen, wat hun aangenaam is. — Wil een gedeelte der Natie, in de plaats der refidentie, al was het in geval van hoog verraad, of even gevaarlijke werkeloosheid, zich voegen met de groote Kamer, en de wetten of decreten haarer Repra;fentanten, tot voorkoming van den ondergang der Vrijheid, onderfteunen; ■— de Raad der Ouden en Staatsraad kunnen, zonder eenige reden te geeven , de Vergadering verleggen, of weigeren te beleggen : —- ze kunnen alle voorftellea van de hand T a wij-  C 292. ) wijzen; ze kunnen met de Magt, aan hun ver* leend , alles tarten ; en geen Nationaale Rechtbank is zelve in ftaat, om eene acte van befchuldiging tegen eenige Leden te bekomen. Van de zijde der werkzaamheden befchouwd, is het even zeer onmogelijk, den Staatsraad te bepaalen of verantwoordelijk te ftellen: — hij zal alle Adminiftrateurs op zijne hand en onder zijn bedwang hebben, als zijne creaturen. — Is er een of andere gepremediteerde fchelmerij begaan, men kan een of andere Onderadminiltrateur of Bediende , van de hand zenden, eii hem alle fchuld oplaaden; om de eigenlijke oorzaak de verantwoordelijkheid te doen ontduiken. De onderfcheiden objeclen van werkzaamheid en adminiftratie, maakt het zelfs der uitvoerende Magt onmogelijk, om alles behoorlijk te kunnen overzien en beheeren; en geeft dus den Onderadminiftrateurs overvloedige gelegenheid; om onder dat alvermogende fchild, alle ongerechtigheden, knevelarijen en plunderingen , van Land en Volk, te pleegen. — Het eenige middel, om deze onheilen voor te komen , is; niet te zeer aan den klank van uitvoerende Magt te blijven hangen — den Staatsraad niet alles op te laaden ; maar aan denzelven alleen dat geene op te draagen , wat inzonderheid geheimhouding, klem en nadruk noodig heeft — en dus even zo zeer alle verdere adminiftratiën of uitvoeringen van haar af te fcheiden , als de eigenlijke wetgeeving. — Hier door zal van zelve haare verantwoordelijkheid mogelijker, baar gevaarlijke invloed minder, haare . energie grooter worden. . De Wetgeevende Magt heeft niet noodig het Kanaal der uitvoerende Magt, om haare decreten en wet-  C «93 ) wetten door de Departementaale of Plaatfelijke Beftuurers te doen publiceren. — Voor het Diplomatique en Militaire is het ook geenzins noodig, dat de financiële adminiftratie, het Departementaal en PlaatfelHk beftuur , onder de ordes der Uitvoerende Magt ftaa; zij kunnen direct van de Wetgeevende Magt afhangen. Ik refereer mij voords aan het reeds gereflecteerde bij mijn naast voorige advyfen, en dit in het generaal aangemerkt hebbende, zal ik mij bij de verdere deliberatiën over de fpecialia nader verklaaren, — T 3 CON-  C s94 D CONCEPT eener NEDERLANDSCHE STAATSCONSlITUTIE. (*) D oor de nederlandsche natie wordt verltaan, alle Burgers en Ingezetenen, woonende op _'. ■ , , . is -het (*) Na dat ik de ruwe Schets, om aan de voorgewendde ignorantie van fommige Leden, wat men door één - en onverdeeldheid der Reptiblicq te verf>aan had, — als ter vlugt had ontworpen, en op den 6 May overgegeeven: beproefde ik het, om eene meer uitgewerkte, voor de geheele Conltitutie, te ontwerpen; en welke ik, ingevolge het dot Van mijn advys van den 20 May heb geproduceerd, doch terug genomen. Sedert heb ik er hier en daar eenige veranderingen in gemaakt, en daarom verkoozen, dezelve hier ten flotte, agter de advyfen te doen volgen, om dat dit concept het refultat van de meeste derzelve bevat en als eene recapitulatie derzelve kan aangemerkt worden. -— Om één volkomen geheel, zo als ik het ontworpen had, op ?ich zeiven uit te maaken, zou de introduftie of het Contrast Social, er vooraf moeten gaan: doch wijl dat — hoe zeer ik ook dit, laster, veranderd had — reeds agter mijn advys van den 3 May gedrukt was, heb ik het, om in geen overtollige herhaalingen te komen, hier weggelaaten, _ Even hierom heb ik hier weggelaaten, het Departementaal - en Plaatfelijk beftuur, met de Adminiftratie der Financie; om dat deze reeds bij mijn advys vaa -hier voor, bi. 3 Vijf'Leden zullen de fuperintendentie hebben over de Armée van den Staat, en de gewapende Burgermagt, belangende derzelver Organifatie , Klee» ding, Wapening, aanftelling van Officieren, Difcipline, Patenten en Campementen , en in gevalle van Oorlog zullen zij als Gedeputeerden te Velde zich in de Armee of de nabijheid derzelve, moeten be«» vinden;en zullen zij in hunrefpecl alle deOrdres zo aan de Generaals, als de adminiftratiën van Vivres en andere Leveranciën, moeten expedieeren , alles nogthans met concurrentie der Commisfie tot de Buitenlandfche Zaaken, en authorifatie van 't geheele Lighaam der Uitvoerende Magt, zo verre dezelve niet behooren tot de Secreete zaaken, aan de Buitenlandfche Commisfie toegeftean. Vijf Leden zullen het opzigt en de jaarlijkfche inFpeétie hebben over alle 's Lands Fortificatiën en Vefiingwerken, Arzenaalen , Magazijnen, Gefchutgieterijcn en Geweermakerijën, dezelve van al het noodige doen verzorgen en alles in behoorlijken ftaat onderhouden; zij zullen mede het opzicht houden over alle Militaire Kweekfchoolen , zo der Artillerie als Genie , en aan deze, mitsgaders de Ingenieurs, en de. Bureaus van Adminiftratie met deze refpeeten belast, alle de ordres expedieeren; mits mede Concurrent met de Commisfie tot de Buitenlandfche Zaaken, en der Ar» mée , of het geheele Lighaam der Uitvoerende Magt. VijfLeden zullen gelast zijn met het equipeeren der Schepen , en alles wat de Equipage reguardeert, de aanwerving der Matroozen, aanftelling der Offi-, eieren, het geeven van ordres aan dezelve, zo in de Havens als op Zee, alles nogthans mede concwV ft rent  C 208 > rent met de Buitenlandfche Commisfie, en op authorifatie vanhet geheele Lighaam der Uitvoerende Magt. Vijf Leden zullen het Opperbewind voeren over 'sLands Gewapende Zeemagt, de Scheepswerven, Aanbouw en Reparatiën of Calfatering der Schepen, zo ter befcherming der Koop- en Zeevaart in 't gemeen, als der Oost- en Westindifche Colonien in 't bijzonder. VijfLeden zullen als Superintendenten het opzigt hebben over de Bezittingen en Handel der OostiNDiëN, en over alles wat dezelve betreft, met de Kamer van Adminiftratie der Coloniën ebrrefpe ideeren, de Commisfie tot de Marine advifeeren, aangaande de benoodigde Schepen en befcherming voor 'sLands Bezittingen en Coloniën, en voorts doen zorgen dat zo wel alle expeditie van zaaken , als verbetering en bezuiniging der directie bevorderd worde. Vijf Leden zullen op gelijke wijze het hooge Opzigt hebben over de directie der Coloniën en handel in de West en op de Kust van Guinea, en zorgen dat alles met het meeste voordeel en eer voor den Lande bevorderd worde. In elk der zes laatstgenoemde Commisfien zal één van derzelver Leden , geduurende een jaar lang, prafideeren en onder zijne handtekening alle orders in zijn refpect expedieeren, en in qualiteit als StaatsMinister toegang hebben, tot alle inzage van Boeken , Rekeningen en Werkzaamheden bij de bijzondere Adminiftratiën in zijn refpect, welke hij van tijd tot tijd zal verpligtzijn te infpecteeren en examineeren, en alleen daar voor verantwoordelijk zijn. Bo-  ( 2o9 ) Bovendien zullen er nog vijf Leden der Uitvoerende Magt benoemd worden , tot het beöordeelen en examineeren van het Financïeek, tot alle de onderfcheiden refpecleu benoodigd en gepetitioneerd of geaccordeerd; en zullen door dezelven alle Rekeningen der Bureaus van Adminiftratie geëxamineerd worden, om te zien of de noodige fpaarzaamheid betracht, en alles ter goeder trouw behandeld is; eu zal deze Commisfie van Financie hier over in elk refpect. het Advys der onderfcheiden Commisfiën inneemen, alvoorens de generaale Rekeningen daar uit geformeerd , en aan het generaale Financiewezen der Wetgeevende Magt worden overgeleverd. Insgelijks zullen vijf Leden het opzigt voeren , over de Grime of Secretarije der Uitvoerende Magt, en zorg móeten draagen dat alle Stukken, Registers en Rekeningen, Plans en Memorien, in behoorlijke orde bij elkander bewaard worden en fteeds te vinden zijn ; mitsgaders dat alles op zijn tijd en fpoedig geëxpedieerd worde, en inzonderheid geen Secrete Stukken geligt of gecopieerd en veralieneerd of gefpolieerd worden; en men fteeds, des noodig, ia ftaat zij, om van alles rekening en verantwoording aan het Wetgeevend Lighaam , of de Natie te geeven. Het geheele Lighaam der Uitvoerende Magt vergaderd zijnde, zal ten minften 25 Leden fterk moeten zijn, en zal als dan, in zaaken van hooge aangelegenheid , met niet minder dan 20 Stemmen mogen geconcludeerd worden. De Rechtöefenende Magt, zal mede V 3 Se'  ( 3ió } geheel afgefcheiden moeten zijn van de Wetgeevende en Uitvoerende; doch alleen het recht van beöordee* ling en daar aan verbonden uitvoering der Wetten , maar geenzins een recht van eigen wil of afzonderlijk bevel mogen uitoefenen. Het Recht zal over de geheele Republicq, naar 'ééne form en één Nationaal Civil- en Crimineel Wetboek, in naam van het Wetgeevend Lighaam, Reprafenteerende het Bataafsche volk, worden uitgefproken. Deze beöordeelende en uitvoerende Rechterlijke Magt, zal over de geheele Republicq verdeeld worden in onderfcheiden Gerichtshoven en Rechtbanken als: Een Opper Nationaal Gerichts-Hof, of hoogfte Kamer van Juftitiè. Deze zal beftaan uit één beftendige Praefident, zeven permanente ordinaire en vier tensporaire extraordinaire Raaden, welke elk jaarlijks een tractement 'van ƒ 4000 : o : o zullen genieten. De aanftelling der Leden , voor deze Kamer zal onmiddelijk gefchieden , door het Lighaam der Wetgeevende en Uitvoerende Magt. ' De Leden dezer Kamer zullen niet elegibel zijn toteenigen anderen Post of Bediening in den Staat; en niet kunnen afgezet worden, dan om beweezen mis» daaden of ongerechtigheden in Officia begaan. ■ • U  ( 9*t ) De Refidentie dezer Kamer zal zijn in het Centrum der Republicq, of zo na mogelijk op gelijken afftand van de overige hooge Gerichtshoven: m dezelfde Plaats of niet te ver afgelegen van de Refidentie van het Wetgeevend Lighaam. Een der eerfte Pligten van dit opperfte Gerichtshof zal zijn, de beöordeeling van alle dagelijkfche Wetten, Acten en Decreten der Wetgeevende Magt, of dezelve overeenkomftig zijn, aan den Geest en de Letter der Conftitutie; en bevindende dezelve daar mede te ftrijden; zal het zulks, gemotiveerd, aan de Wetgeevende Magt te kennen moeten geeven , ten einde daar in de noodige verandering of redresfen te maaken. De origineele of authenticque Conltitutie zal bij dit Oppergerichtshof ter Registre bewaard en gedeponeerd worden; en alle nieuwe Wetten, welke door dit Gerichtshof niet geoordeeld zijn met dezelve te ftrijden, zullen mede als een gevolg of vervolg, derzelve, ter Regiftrature worden gebragt — ten welken einde van alle nieuwe Wetten , voor dat dezelve gepubliceerd zijn, een authenticq Exemplaar door het Wetgeevend Lighaam aan den Praelident van dit opperfte Gerichtshof, zal ter hand moeten gefield worden. Het Origineel van het Nationaal Civil en Crimitieele Wetboek (zo dra het zal vervaardigd zijn) zal mede bij dit opperfte Gerichtshof gedeponeerd en bewaard moeten worden , en de nieuwe daar toe behoorende Wetten daar bij ter Regiftrature worden gebragt. ^ ^ Er  C 312 ) Er zullen voor dit opperde Gerichtshof geen particuliere Zaaken of Actiën tegen bijzondere Perfoonen, ter eerfte inftantie, mogen gebragt worden; dan alleen b .fchuldigingen tegen Leden van het Lighaam der Wetgeevende of Uitvoerende Magt, wegens misdragingen in Officie- begaan ; mitsgaders van Opper-Officieren der Gewapende Land- enZeemagt, in cas van dis - obediëntie, verzuim of verraad, of van hoogverraad door wie ook gepleegd. Er zal voords van alle Vonnisfen der overige hooge Gerichtshoven, in zaaken die ter eerfte inltantie voor dezelve zijn geventileerd, aan het opperde Gerichtshof kunnen worden geappelleerd ; mits nogthans niet verder dan tot Rivifie van zodanige Stukken , welke ter eerde inftantie hebben gediend en zijn geproduceerd. Ingevallen, waarin aan het Wetgeevend Lighaam Pardon, Remisfie of Abolutie mogt worden verzogt, zal dezelve niet mogen verleend worden, dan op favorabel Advys van het opperde Gerichtshof. Ingevalle er onverhoopt tusfchen het Wetgeevende Lighaam en de Uitvoerende Magt, verfchil mogte ontdaan over de Grenzen van hun Gezach of eenige Articulen der Conftitutie dien aangaande, zo zal het opperde Gerichtshof de uitfpraak moeten doen, waar aan beide Partijën zich zullen fubmitteeren. En wanneer het gebeurde, dat het Opper - Gerichtshof zelve met het Wetgeevend Lighaam, over de afkeuring van eenige Wet in verfchil kwam, zal de Uitvoerende Magt tusfchen beiden uitfpraak moeten doenj  C 313 ) doen; of, Partijen zich niet fubmitteerende, zal h« Wetgeevend Lighaam, door oproeping der Grondvergaderingen , eene Commisfie uit de Natie kunnen requireeren, aan welke als dan eerst den ftaat des Gefchils, met het vóór en tegen, zal worden opengelegd, om daar naar de eindelijke uitfpraak te doen. Behalven het opperfte Gerichtshof zullen er nog ■vier hooge Nationaale Gerichtshoven, over de geheele uitgeftrektheid der Republicq, worden ingeftel.i, zodanig geplaatst en verdeeld , dat in iedere vier Departementen of 500,000 Ingezetenen, zulk een hoog Gerichtshof aanwezig zij. Alle zaaken, die niet fpeciaal aan het opperfte Gerichshof zijn gedemandeerd, kunnen ter eerfte inftantie of bij appél van mindere Rechtbanken , zo ver elks Jurisdictie zich uitftrekt, voor deze Gerichthoven , geventileerd worden; zo wel van zaaken het Gemeeneland, als Convoijen , Licenten , Gemeenelands Middelen enz. betreffende, als die relatie heb-' ben tot de particuliere Ingezetenen der Departemen-' ten onder derzelver Jurisdictie. De aanftelling der Leden tot deze Gerichtshoven zal gefchieden door het Wetgeevend Lighaam, uit' eene onbepaalde Nominatie van Perfoonen door het Departementaal beftuur der vier Departementen, onder de Jurisdictie van het Gerichtshof, waarin de Vacature is. De meerderheid der Leden van het opperfte, zo ;,vel als der vier hooge Gerichtshoven , zal altijd V 5 moe-  C 314 ) moeten belTaan uit zodanige Rechtsgeleerden, die of eenige jaaren deJudicieelePractijk hebben beoefend; of die met roem, fn èenige ondergefchikte Rechtbank zich als Rechter of Minister hebben gekweeten. TVoor de eerde reizë zal de Organifatie en aanftelling van het opperfte, en de vier hooge Gerichtshoven gefchieden, door de tegenwoordig zittende Nationaale Vergadering, na dat de Conftitutie door de Natie zal zijn aangenomen. ] Van alle zaaken die ter eerfte inftantie voor ééne der hooge Gerichtshoven zijn geventileerd, zal aan de opperfte Kamer van Juftitiè mogen geappelleerd worden : doch van zaaken , welke van eene ondergefchikte rvechtbank aan eene dezer Gerichtshoven is geappelleerd , zir geen verder Appél aan de opperde Kamer kunnen vallen. Zo wel de vier hooge Gerichtshoven als de Opperfte Kamer van Juftitiè, zullen elk een Fifcaal en een eerfte en tweede Griffier en verdere Klerken, Suppoosten, Bodens en Dienaaren der Juditie hebben, waar van de Fifcaal en deszelfs Subftitut , benevens de Griffiers, op hunne prxfentatie , door het Wetgeevende Lighaam, in eed of verpligting zullen genomen worden : de overige Bedienden zullen zij zelve onmiddelijk aanftellen en in verpligting neemen. De Fifcaals of Procureurs - Generaal zullen moeten vigileeren op alle Overtreedingen, Fraudatiën en Deliéten, ieder in hun Resfort, welke ter Correctie van hunne refpective Hoven ftaan, zo wel in gemeene zaaken als het ftuk der Middelen, Accijnfen, Cou- voi-  ( 3t5 ) voijen en Licenten enz., en zal de Fifcaal der opperfte Kamer zo wel moeten ageeren tegen de Mefufes of verzuimen der Procureurs van de vier hooge Gerichtshoven, als deze tegen de Officieren der ondergefchikte Rechtbanken. Ieder dezer Gerichtshoven niet alleen in't gemeen, maar ook de Fifcaals en Griffiers, zullen door het Wetgeevend Lighaam van eene fpeciaale lnftructie voorzien worden, op welke zij zullen aangefteld èrt in Eed of verpligting genomen worden. In de plaats van de particuliere hooge Vierfcharen of Gerechten der Hooge- of Ambagtsheerlijkheden , zullen er in ieder Departement, waar het Gerichtshof meer dan zes uuren gaands afgelegen is, en die afgelegen omtrek 6000 en meer Zielen bevat, Bangerkh' ten, of Rechtbanken over onderfcheiden Gemeenten, worden aangefteld; beftaandeuit dén Officier, Bailluw, of Drosfaard, welke eisch doet en praifideert; doch geen bellisfende Stem heeft; en zeven Schepenen, genomen uit de Schouten Civil, of Secretarisfen en Vrede - Rechters in de Gemeenten, tot het Bangericht behoorende. Voor deze Bangerichten zullen mede alle Civile en Crimineele zaaken, even als voor de Gerichtshoven, ter eerfte inftantie kunnen getrokken worden, zo verre de Jurisdictie der Banne zal zijn aangeweezen; doch zal van alle Vonnisfen aan het Gerichtshof kunnen geappelleerd worden, en van alle Condemnatiën van Lijfftraffen, vóór de Executie, Approbatie of Sanctie van het Gerichtshof moeten hébben. .1 .,'[ ;.lj«ïh ns \ u?iuiiwnt 1s3.il>'.',n naLIcrS uïusa: Deze  C 316 ) Deze Bangerichten zullen tevens in zo verre nmbuïant moeten zijn, dat zij in plaatzen waar locale informatiën, of het hooren van Getuigen noodig zijn en dezelve meer dan twee uuren gaans van de gewoone refidentie van 't Gericht afgelegen zijn, in aangelegen of Criminele Procedures in loco het Vonnis zullen uitfpreken en executeeren. In Steden of Plaatzen, die 6000 en meer Zielen bevatten , zal een afzonderlijk Gericht zijn; doch zo er in de nabijheid derzelve andere Gemeenten liggen, die geen afzonderlijk Gerecht hebben, of onder een ander Bangericht betrokken zijn, zullen dezelve mede gerekend worden onder de Banne van dit Gericht te behooien: doch zullen alsdan, na rato van 't getal der zielen in die Gemeenten , ook Leden tot dit Gerichte moeten benopmd worden. Het Bangericht zal haare vaste zitting houden in de Gemeente der Banne die de meeste Ingezetenen bevat, of die het meest in het Centrum of het naast gelegen is voor de Gemeenten die onder de Banne behooren. In Gemeenten beneden de 6000 Zielen, zullen geen afzonderlijke Gerichten beftaan; maar zullen aldaar uit de Leden der Municipaliteit twee permanente Commisfarisfen, als Vrederechters , met den Schout Civil, benevens den Secretaris, alle Gefchillen en kleine Zaaken kunnen befiisfen, en voor dezelve alle Acten kunnen gepasfeerd worden —- terwijl zij van alle verdere Zaaken, Delicten, Fraudes, Mefufes of Verzuimen ter hunner kennisfe komende, de noodige informatiën zullen moeten inwinnen , en daadlijk ter kennisfe  < 317 y nisfe van den Officier van het Basgeric-ht moeteii overzenden. (Om dit Concept. in zijn verband te kezen , volgt men hier het Departementaal en Plaatfelijk beftuur, hier vóór bladz. 204. en volgg. voorkomende.) REVISIE der Conftitutie. Conftitutie zal de eerfte 25 jaaren (*) onveranderd moeten blijven. Zo er in dien tusfchentijd zwakheden of gebreken in wier Jen befpeurd, zal het Wetgeevend Lighaam met concurrentie der Geconftitueerde Magten, daaromtrent provifionele voorzieniagen doen. In- ( * ) Ik had hier de bepaaling van 25 jaaren gefteld, in de veronderftelling, dat de Conftitutie door eene groote meerderheid der Natie worde aangenomen; — zo men geea grond heeft om dit te kunnen veronderftellen, zou men de bepaaling van tijd hier weg kunnen laaten, zo als bij mijn Advys van den 16 September — hier vóór bl, 343. voorkoiomende, gezegd Is.  C 3i3 ) Indien er voor het 2.5^ jaar, door de helft der Grondvergaderingen , aanmerklijke gebreken zijn aangeweezen, en eene Revifie is begeerd , zal met, of na bet 25lte jaar, de Revifie moeten gefchieden. Uit ieder Departement zal als dan één Lid, door de Grondvergaderingen, tot de Rivifte verkoozen worden , uit die geenen welke reeds Leden van de Wetgeeven~ de of Uitvoerende Magt, of het Departementaal bewind geweest zijn. De Commisfie van Revifie kan zelve de plaats haarer Zitting verkiezen , mits dezelve ten minften 10 uuren afgelegen zij van de plaats waar de Wetgeevende of Uitvoerende Magt zit. De bezwaaren, fouten of gebreken, welke van tijd tot tijd in de Conftitutie mogten opgegeeven zijn , het zij door eenige Grondvergaderingen of Geconftitueerde Magten, zullen, het zij er voorziening in gedaan is of niet, door het Wetgeevend Lighaam, bij afzonderlijke aantekeningen, opgezameld en bewaard worden; en zullen met een bijgevoegd Register der intusfchen nieuw gefiatueerde wetten of voorzieningen, aan de Commisfie tot de Revifie worden ter hand gefteld. De Commisfie van Revifie zal binnen drie maanden met haar werk gereed moeten wezen; en haar ontwerp onmiddelijk aan de Grondvergaderingen ver» zenden. Zo lang het nieuwe ontwerp niet is geapprobeerd en  C 319 ) en aangenomen, blijft de fubfiftercnde Conltitutie ia volle werking. De Leden dezer Commisfie genieten, tot aan de approbatie van haar ontwerp, dezelfde daggelden, als die van het Wetgeevend Lighaam. Indien één meer dan de helft der Grondvergadfri ringeu in ieder Departement, vóór de expiratie der eerfte 25 jaaren, in twee Wettige op één volgende oproepingen, eene Revifie begeert, zal de Wetgee> veude Magt die vroeger moeten toeftaan. In dit geval zal ieder Departement een tripel ge« tal Perfoonen benoemen, uit welke de Wetgeeven» de Magt er één zal verkiezen tot de Commisfie va» Revifie.