f HISTORIE VAN HET stadhouderschap:   H l S T O R I E "VAX* HE T S TADHOUDERSCIIAP IX BE IsEDERLA^DElsf, XAA34 HET TRAXSCH VAST DEK ABT RAYKAL AMSTERDAM \&%'££ici&f/-\ MDCCLXSXIL   VOORBERICHT. J^t tegenwoordige tydsomftandigheden bobben my bewogen om dit werkje van den beroemden Abt Raynal in bet Nederduitscb te vertaaien, fshoon 3 er reeds, voor meer, dan dertig jaar en, eene val' fcbe Franfche Uitgaaf, en eene ambartige Nederduitfibe Vertaaling van hetzelve hier te land is uitgegeven. Wat de gemelde Franfche uitgaaf betreft ^dezelve is op eene allerlafhartig/Ie zvyze verminkt, en met ofenbaare leugens opgevuld door een' Huurling van den laatstoverledenen Stadhouder, te weeten, zekeren RoussET, zogenaamden Hiftoriefchryver van dien Prins, een ampt, -waaraan hy zeker niet veel hoof dhr eeken of fchryven beeft behoeven te befleeden, (de oproerigheden der Hof party alleen uitgezonderd') ; en deeze verminkte uitgaaf is, kort daarna, door zekeren H. v. E. zó armhartig vertaald, dat de rechtvaardige gramfchap , die men tegen de kwaadaartigheid van denFranfchenVervalfcher heeft opgevat, geheel verkeerd word in een welgepast tnedelyden met het bekrompen ver/land van zynen Vertaaler. Ik hé in deeze: myne vertaaling de laatfte oor-  VOORBERICHT.' fpronglyke uitgaaf van den Heer Raynal zeiven gevolgd, zonder my echter letter ly\ daaraan te verbinden; naardien ik de vryheid gebruikt heb van op Jommige plaatfen zyne berichten een weinig te verbeteren; hetgeen naar ik hoop, deeze beroemde Man, wanneer hem myne vertaaling immer in handen komt, niet kwaalyk zalneemen, te meer, naardien myne veranderingen, hoe gering die ook moogenzyn, niet ftrekken om, (gelyk die van RousSEt) het obrfpronglyk te verlammen of te verdraai jen; maar vetleer om hetzelve meerder krachs by te zetten. H I  HISTORIE VAN HET STADHOUDERSCHAP IN D È NEDERLANDEN. X Jet gewest, dat thans de Republiek dei' Vereenigde Nederlanden uitmaakt, of voor het minst een gedeelte deszelfs was van overoude tyden af bekend onder ;den naam van Bataviëni De Catten, door binnenlandfche oneenigheden verdeeld, verlieten in groote menigte het Land van Hes/en, hun Vaderland,en bragten by hunne verhuizing naar Batavier!, dat toen onbewoond was, hunne zeden en gewoonten, hunnen godsdienst, hunne taal, en hunne regeeringsform derwaarts over. Wanneer men de (lukken, die hier eh daar iri de Schriften der Guden met betrekking tot dit volk gevonden worden, byëen verzaamelt,moet men zich een gunstig denkbeeld van hetzelve vormen. De Catten waren fterk van lichaam, wel gezet van leden, en verfchrikkelyk van gélaat. Zy bezaten meer doordringendheid in A Staats-  2 HISTORIE VAN HET Staatszaaken, meer gegrondheid in hunne ver» bonden, meer vooruitzicht in hunne ondernee mmgen en meer ftandvastigbeid in de gevaaren ^ölZ^agermmmn' Z? verko0^ hunne Oppei hoofden met voorzichtigheid, en onderwierpen zich aan hen met eene welvoeglyke gehoorzaamheid. Zy wisten de gelegenheden om veroveringen te doen met geduld af te wachten ,, met verftand te overleggen, en op het gelukkigst ten uitvoer te farlngeo. zf be ichouwden den voorfpoed als eene wisfelvallige zaak, en betrouwden zich enkel op hunnen moed; en maakten, dat zeldzaam is, maar een ^lKrd/oIk aanduid'mee-- ^ op S Bevelhebber dan op de fterkte van hunne leger. 2a 'a SVe Germaane« Hepen ongeregeld mar den ftryd, maar de Catten alleen voerden een geregelden oorlog. Vluchtige ftrooperyen of invallen konden hen niet behaagen," dewyl deze ven doorgaans niet beflisfende zyn zy hiel den het altoos met die groote voorvallen, VaSby men den overwinnaar kan kennen. In het zwemmen overtroffen zy allen de overige volken, en de oude gefchiedenisfen melden ons, dat geheele troepen van deeze natie de fnclvlietendfte rivieren ovtyzwommen zonder uit hunne gele hen" ïr'fCU- HCVWf eene gewoonte onder ijen, dat de jonge heden hun haair en baard heten groenen tot dat zy door het verflaan van een vy^a des vaderlands het recht verkregen hadden om zien te ontdoen van deeze edele kenmerken, die aan den waaren heldenmoed Telï°eSCWy?' Met bloed bevlekt met zegetekenen overladen kreegen hunne jon-  STADHOUDERSCHAP. 3 jonge helden verlof om hunne lange en dikke vlechten af te fnyden. Dan,en niet éér,meenden zy aan hunne afkomst voldaan te hebben 9 en hun Vaderland en Voorouderen waerdig te zyn. Deeze fchets van hunnen aart kan niemand opgefierd voorkomen, naardien dezelve getrokken is uit Romeinfche Historiefchryvers, die fteeds de gewoonte hadden van alle volken buiten de Romeinen Barbaar en te noemen; en te meer daar wy dezelve voornaamelyk genomen hebben uit Tacitus, die, om zich zo weinig mooglyk te bedriegen, de menfchen altoos van de flechtlte zyde gefchetst heeft. • De Catten rechtten in hun nieuw vaderland éene regeeringsform op, die een mengfel was van Monarchie, Ariftocratie, en Democratie. Zy hadden een' Koning, die eigentlyk niets meer was dan Eerste Édele, en voornaamfte Dienaar van het Vaderland. Zyne voorftellingen waren veeleer raadgeevingen dan bevelen* De andere Grooten verdeelden, onder den naam van Graaven, het land van Batavie'n onder elkanderen, Zy hadden in vreede en in oorlog fteeds hetzelfde gezag. Zy befiechtten de gefchillen en voerden de legers aan. Zy wierden, even als de Koningen, in de te Algeraeene Vergaderin» gen gekozen; en doorgaans viel de keus op iemand, die niet alleen van eene aanzienlyke geboorte was, maar ook daarenboven bekwaamheden bezat, welke hem boven anderen deeden uitmunten. Het volk had insgelyks deel aan de Regeering. Honderd mannen uit de bekwaamften der menigte wierden eiken Graaf als raadslieden toegevoegd, en deezen-waren tevens opperhoofden A 2 over  4 HISTORIE VAN HET over de onderhoorige gehuchten. De geheele* natie was, in zeker opzicht, een leger, dat altoos op de been was. Elk huisgezin maakte een' hoop krygsvolk uit, welke te veld trok onder een'Hopman, dien zy zeiven verkoozen, terwyl de vrouwen en jonge dochters zelve in allen den arbeid en het gevaar van hunne mannen of minnaars deel namen , hunne dapperheid navolgden en dezelve door haare tegenwoordigheid aanrroedigden. Zodanig was de toeftand van Bataviën toén Julius Ca/ar het Alpijcbe Gebergte overtrok. Terwyl de Gaulen aan zyne fteeds overwinnende wapenen een' tegenftand booden, die een' anderen Veldheer dan Cafar misfehien den moed zoUde hebben doen verliezen, en andere legerbenden dan de Overwinnaars der Waereld zoude hebben afgefchrikt, booden de Batavieren hem hunne vriendfehap aan, en maakten zich door hunne dappere daaden welhaast de achting der Romeinen waerdig. Jvlisfchien zouden 'zy den loop der overwinningen der laas.tgemelden hebben kunnen .ftuiten, maar zy verkoozen liever de werktuigen ter bevordering van dezelve te zyn. Hunne dapperheid voltooide het onderbrengen der Gaulen, en' deed hen het vertrouwen van derzelver Overwinnaar verkrygen. Van dien tyd af waren de Batavieren altoos zyne uitgezochtfte keurbenden. Zy reddeden hem op de grenzen der lingonen; zy deeden de onzekere en twyfelachtige krygskans in de velden van Pharfaliën naar zyde overflaan, en zy waren het, die zyne wapenen by Alexandriën deeden zegepraalen. Ter vergelding van zoveel ge-  STADHOUDERSCHAP. s gewigtige diensten betoonde de Dwingeland van Romen ontzag voor de vryheid der. Batavieren» Zyne opvolgers bleeven fteeds de vriendfchap van deeze grootmoedige boridgenooten aankweeken, en bevestigden derzelver onafhanglykheid fteeds meer en meer. De geheele bekende waereld lag onder het juk der Romeinen gebukt, en de Batavürs alleen wierden geregeerd volgens hunne eigene wetten, en door hunne eigen Opperhoofden, betaalden geene fchatting, en droegen geen het minste kenmerk van flaaverny of overheerfching, maar wierden in tegendeel door de Romeinen met den naam van Vrienden en Broeders van het Roomfche Ryk vereerd. Deeze ftreelende blyk van hoogachting ftrekte hen tot belooning en tevens tot aanmoediging. Zy waren het die de overwinningen begonnen of voltooiden, die de waerdigheid van het Roomfche Ryk ftaanden hielden, en voor de veiligheid der Keizers /zorgden, die de Romeinen in bedwang en de Barbaaren in onderwerping hielden. De Krygsknechten en de Historiefchryvers gaven hen elk om het zeerst deezen lof. De vryheid der Bataven leed, wel is waar, eenige inbreuk onder die haatelyke regeeringen, welke Romen zelve deeden beeven. Veldheeren, die tevens flaaven en werktuigen derDwin* gelanden van hunne meesters waren, fchonden het verbond, dat zy met de Batavieren hadden, en maakten zich fchuldig aan de verregaandfte onrechtvaardigheden. Doch de Romeinen ondervonden welhaast welk een volk zy beleedigd hadden, en haastten zich om door een' eerlyken A 3 vree-  6 HISTORIE VAN HET vreede, en door het herftellen der oude voorrechten deszeifs vriendfchap weder te winnen Zedert dien tyd bleef het lot der Batavieren fteeds verknocht met dat der Romeinen. Na langen tyd deel gehad te hebben in derzelver voorfpoed, deelden zy ook in den tegenfpoed De Franken vermeesterden de Batavieren, éér zy nog de Romeinen uit Galliën verdreeven; en Bataviën wierd een gedeelte van dat groot en geducht Ryk, dat de Franken onder Karei den Grooten oprechtten. Het verval van het doorluchtig huis van dien Keizer had ook invloed op het lot van de Ne ierlanden, en was oorzaak, dat deeze gewesten leenroerig wierden aan Duitschland. De Graaven, die het bevel voerden over de verfchillen" de landfchappen, bedienden zich van deeze ge* legenheid om hunne voorrechten uit te breiden Zy vergrootten hunne geringe bezittingen dooide wapenen, door huwelyken, door vergun ningen van de Keizers, ën kwamen cindelyl zó verre, dat zy erflyke Opperhoofden wierden Hunne magt wierd echter bepaald door de Edelen die ftaande hielden, dat zy niet leenroerig aan deeze Graaven waren. Deezen oorlogden onder eikanderen , zonder voorkennis of toeftemmine van den Graaf, en verklaarden hem zei ven menigmaalen den oorlog. Hy kon van deeze vrymagtige Leenmannen zelden meer dan nietsbeduidende eerbewyzingen verwerven, en was nog bovendien genoodzaakt hen door grievende infchiklykheden hulp af te troggelen'; terwyl men hem nog met eens het volkomen gezap-over dezelve opdroeg. Verfcheiden van deeze Edelen wa-  STADHOUDERSCHAP. 7 waren ten gelyken tyd de onderdrukkers van het volk, en de vyanden van den Vorst. De Graaven bevlytigden zich met vrucht om deeze kleine dwingelanden uit te roeijen, doch zy werkten, buiten hun weeten, en tegen hunnen wil, voor het Huis van Bourgondiën, dat welhaast Holland en de overige Provinciën bemagtigde. Het huwlyk van Maria, de laatfte Prinfes, en eenige erfgenaam van dat geflacht, met Keizer Maximiliaan den Eersten, hechtte het Hertogdom van Bourgondiën en de overige Erflanden aan het Huis van Oostenryk. Philips de Eerste, Koning van Spanjen, hun zoon, beheerschte, na hen, de Nederlanden in vreede; maar hun kleinzoon, Karei dc Vyfde, vergrootte den luister derzelven. Deeze Vorst, die meer bewonderd dan bekend is, zou waarfchynlyk tot de algcmeene heerfcbappy zyn opgeklommen, indien zyne bekwaamheden overcenkomftig geweest waren met zyne hecrschzucht. Geheel Europa bevond zich in de uiterfte verwarring, waardoor hetzelve niet dan flaauwe poogingen tot behoud der vryheid kon doen. Frankryk wierd geregeerd door Francois den Eersten, een' dapperen en edelaartigen Vorst, doch wiens dapperheid in het veld niet zelden tot roekeloosheid , en wiens edelaartiglieid in den raad niet zelden tot dwaaze infchiklykheid overfloeg. Engeland zich vleijende met de vernedering van Frankryk, begunftigde veeleer de ontwerpen van den algemeenen vyand, dan dat het dezeiven te keer ging. Dc Noordfche Mogendbe-? den waren nog niet bekend dan door haare A 4 ar*  3 HISTORIE VAN HET armoede, haare verdeeldheden, haare onbefchaafdheid. halten kon geene andere tegen, weer aanbrengen dan kunstgreepen, listen, en verraaderyën; bekwaamheden, die van weinig' dienst konden zyn in eene eeuw, waar in de degen veel meer befliste dan de onderhandelingen. Portugal, minder magtig dan het tegenwoordig is, en daarenboven midden in de landen van Span jen gelegen, durfde niets dan' wenfchen voor de algemeene vryheid in het werk itellen. De Turken zagen den fchrik voor hunnen naam en voor hun vermoogen dag aan dag afneemen; zy waren nooit als doorliepen ftaatkundigen bekend geweest, en hunne faam van ontzaglyke krygslieden te zyn begon fterk te verminderen. Dus kon elke Moogendheid op naar zelve genomen weinig uitvoeren, en daar wierd ten dien tyde niet één overtreffend verftand gevonden, dat een ontwerp om dezelve te vereenigen vormde of aan deselye voorftelde. De zwakheid van Europa wierd nog vergroot door het groot vermoogen van Karei den Vyfden. Deeze Vorst kende de oude onderdaanen van het Huis van Oostenryk voor volken, die tot den oorlog gevormd, tegen het gebrek gehard , en aan eene flaaffche gehoorzaamheid gewoon waren; de Spanjaarden voor lieden, die begeerig waren naar roem, en die door middel der fchatten van de nieuwontdekte landen gelegenheid hadden om dien te verkrygcn; de Nederlanders, voor lieden, waarmede by het Keizerryk en Frankryk kon dreigen, en, des noods, overvallen ; ■ de Duitfihers voor dweepers,, die , door  STADHOUDERSCHAP. 9 door godsdienstige gefchillen verdeeld, het juk, dat hen dreigde, onbedachtelyk te gemoet gingen. Wanneer men met aandacht de gefchiedenis van Karei den Vyfden doorleest, kan men min pf meer ontdekken om welke redenen zyne grootfche ontwerpen in weerwil van alle deeze gunftige omftandigheden te niet gingen. Deeze Vorst had maar eene middelmaatige kennis van de kunst van den oorlog, en hy voerde dién nimmer dan om de onderhandelingen, waarop hy zich meesterlyk verftond, wel te doen gelukken. Zyne neiging ftrekte zich voornaamlyk om veele gewigtige zaaken te gelyk te beftuuren, niet zo zeer uit noodzaaklykheid als wel uit trotsheid, en dewyl zyn verftand meer uitgebreid dan juist was, waren zyne ontwerpen niet zelden eikanderen in den weg. Zyn onrustige aart, die hem zyn leven grootendeels met reizen deed doorbrengen, belette hem zyn groot ontwerp met genoegzaame ftandvastigheid, en, om eens zo te fprecken, met de noodige vinnigheid door te zetten; menigmaal met eene halve overwinning te vreeden liet hy de verwonnenen tyd en gelegenheid om zich te herftellen. Hy begreep niet klaar genoeg, dat de vernedering van Frankryk, welke hem toen zeer gemaklyk zou gevallen zyn, de onderwerping der andere Moogendheden ten gevolge zou gehad hebben, en hy verfpilde zyn' kostelyken tyd met de vernedering van het Duitfche Ryk, - dat vanzelf zou hebben moeten vallen, Offchoon nu deezen Prins eenige hoedanigheden ontbraken om hem een' overwinnaar van A si den  IO HISTORIE VAN HET den eersten rang te doen worden, bezat hy echter iets, dat veel waerdiger is, te weeten alle de begaafdheden, die vereischt wierden om hem een groot Koning te doen zyn De Ge fchiedfchryvers hebben hem, myns bedunkens, niet geraoeg geprezen wegens de verfchillende karakters, die hy kon aanneemen naar den aartvan zyne onderdaanen. Hy fcheen in Spanjm dezelfde man niet als in de Nederlanden, in ha. hen met als in Duitscblatid; hy hield in deeze verfchillende landen eene verfchillende manier van handelen, en eene verfchillende wys van regeeren. Dit maakte dat hy van allen zyne onderdaanen aangebeden wierd. Hy wierd bo. venal bemind van de Nederlanders, welke hy ook, als zyne landslieden, boven zyne andere volken beminde. Brusfel was in allen zyneStaaten de eenige plaats, daar zyne Hofhouding meest prachtig, meest ongedwongen, en meest talryk was; deeze Stad was het middelpunt, daar zich zyne gantfche magt vereenigde, daar de Duitfcbers, de Italiaanen, en de Spanjaards met gelyke achting en zonder eenige voorkeur behandeld wierden. Karei had reeds vroegtydig bemerkt, dat zyne Landgenooten niet geichikt waren om zich naar den aart van hunnen Vorst te gewennen, en dus best geoordeeld zich naaien Iinnnpn f-« Zyn zoon Philips verwaerdigde zich niet deeze infchiklykheid te gebruiken. Hy liet in de Nederlanden hoedanigheden, manieren, en een karakter blyken, die aan dat land niet eigen waren. Met het best gedeelte der bezittingen van Karei den Vyfden, befchonken, eerder dan  STADHOUDERSCHAP. ïi hy zulks verwacht, doch laater dan hy zulks gewenscht had, wilde deeze Vorst in Europa regeei en alsof hy in dfiën geregeerd had. Hy j vermengde de trotsheid van de Opperheerfchappy met derzelver waare grootheid, derzelver rechten met de overheerl'ching. Hy dreef in zyne zeden , zo wel als in zyne ontwerpen den aart der Spanjaarden, zyne Landgenooten, die fteeds tot het grootfche overhelt, veel te verre, en deed of ontwierp genoegzaam nooit iets, dat niet buitenfpoorig was. Hy vertoonde by een' onrustigen geest een bedaard gelaat. Nimmer liet hy op het hooren van goede of kwaade tydingen eenige uitwendige blydfchap of droefheid blyken; hy ftelde in den roem zyne beloo- «at-. ^' i'n Ar* Kr>virrl-i/orlf>n Mnnit iJ11J&, v«, ö- was iemand grooter vriend van ontwerpen te fmnp^cn nf ermnter wand v.m rlpyplvpn fr>n uitvoer te helpen brengen. Zeer zelden vertoonde hy zich aan het hoofd van zyne legerbenden , "en byna nooit was hy afwezig in de raadsvergaderingen. Zyne Staatsdienaars deeden, ten ruimfte genomen, niets meer dan de ftaatszaaken in order fchikken, maar beftuurden die niet; het geheim en de ontwikkeling der gewigtigfte ontwerpen behield hy voor zichzelven alleen. Hy bediende zich van zyne fchatten om de gunstelingen van andere Vorsten om te koopen, eu in alle Staaten tweedragt en oproer aan te kweeken; doch met dat alles toonde hy, dat hy meer bekwaamheid had om verdeeldheden en twisten te doen ontftaan dan om zich van dézelven te bedienen. De geregelde order, die hy in zyne raadsvergaderingen had weeten in te voe-  ia HISTORIE VAN HET voeren, was verwonderenswaerdig,en hy dwong daardoor zyne Staatsdienaars tot hunnen plicht • maar hy onderwierp hen dus ook genoegzaam' onvermydelyk aan eene traagheid in het uitvoeren , welke menigmaal gevaarlyker is dan eene overhaasting. De Gefchiedenisfen leveren ons geen voorbeeld op van eenigen Vorst, die heerschzuchtiger geweest is dan by. In onverichilhge zaaken toonde hy eene naauwgezette eerlykheid, terwyl hy ter uitbreiding van zyne magt geenerhande fchelmftukken ontzag. Niets kon ooit zyn mistrouwen voorkomen of wegneemen ; hy wierd onophoudelyk gekweld door de achterdocht, welke hem geheelenal overheerschte, en veelen van zyne onfchuldige en getrouwe onderdaanen zyn daarvan de flachtoffers geweest Hy was ten uiterfte verkleefd aan de uitwendige' plegtigheden van den RoomlchenGodsdiensten zo men al wil toeftemmen, dat hy denzelven als een gewoon mensch eerbied bewees, onteerde hy denzelven echter als Koning. Zyn voorkomen was ftuursch, zyne deftigheid ftyf en koud, zyn ftilzwygen zeer diep, zyne trotsheid verachtend, zyn antwoord altoos dubbelzinnig, en zyn haat onverzoenlyk. De Nederlanders leerden dit karakter welhaast in den grond kennen, en het herdenken aan hetgeen zy, onder de voorige regeering, gezien hadden, maakte hen de tegenwoordige no<* onverdraaglyker. In Karei hadden zy den Held die zich door zyne veldflagen en legertogten by de gehcele waereld beroemd gemaakt had, bewonderd, in Philips zagen zy niets meer dan een Vorst, die geene bekwaamheid tot den oor-  STADHOUDERSCHAP. 13 oorlog, noch achting voor heldendaaden bezat. De Keizer had door eene achtbaare en tevens minzaame gemeenzaamheid hunne harten gewonnen; de Koning verwyderde dezelve door eene Afiatifche trotsheid, die hem voor zyne onderdaaden onzichtbaar deed zyn. De Keizer fprak de taal van het land, waarin hy zyn Hof hield, en droeg deszelfs wetten en gewoonten achting toe; de Koning fprak Spaansch in Brusfel, en leefde te Antwerpen alsof hy te Madrid was. De eene had zich voornaamlyk toegelegd om de harten te winnen, en de andere fcheen zyn best te doen om die van zich te verwyderen. Philips begon deeze verwydering te bemerken , en toonde zich daarover geraakt. Hy begaf zich naar Spanjen om daar te leeven met onderdaanen, die meer Hovelingen, of, anders gezegd, meer flaaven waren; doch hy vond het vóór zyn vertrek uit de Nederlanden, noodig zorg te. draagen voor het heftuur van deeze Provinciën, en de oppcrmagt te ftellen in handen van lieden, die getrouw, voorzichtig, en bekwaam waren om zyn gezag te handhaaven, en Zelfs meer cn meer uit te breiden. De algemeene volksftem benoemde den Graaf van Egmond tot 's Konings Algemeenen Stadhouder. HyNwas een dapper, edelmoedig, en gemeenzaam Edelman. Hy was by den Adel, by het Volk, en by de Soldaaten evenzeer bemind, door het betoonen van die edele en verftandige openhartigheid, welke, offchoon niet onkundig van flinkfche wegen, dezelven echter veracht. Hy beminde den roem en de pracht, raaar zyn Vaderland meer dan die beiden. Nimmer  14 HISTORIE VAN HET £n wDw ^h0°P °P gunst' of de vleijeryên van het Hof hem overhaalen om zyne waare gevoelens te ontveinzen, of zyne toeftemming te geeven aan ontwerpen, die hy oordeelde on rechtvaardig of nadeelig voor de Nederlanden te zyn. Zyne hand was fteeds geopend voor de behoeftigen, zyn hart gevoelig^ de rampen der elendigen, en zyn paleisje verzaamelplaats van alle weldenkende medeburgers, i SpaL yen had aan zyne dapperheid en beleid dé twee beroemde overwinningen by S', Qüintyn en bv Grevehngen te danken, en nó^ had deeze Moogendheid die gewigtige diensten!nimmer door eemg teken van eer of vertrouwen beloond Na den Graaf van Egmoud fcheen niemand het oppergezag over de Nederlanden beter te verdienen dan de Prins van Oranje. AfkomftiV uit een doorluchtig Huis, dat voordeezen if JJuitscbland met het Huis van Oostenryk gelvk geftaan had, en zedert langen tyd dooris den Vyfden geacht en bemind, ging hem niemand te boven. De Natuur had hem gevormd tot die onderneemingen, welke het lot voor hem bereid had. Hy was gedwee en geveinsd hstig en indringend, welfpreekenden doortrapt! heerschzuchtig in den hoogften graad en zed g voor het uiterlyke niet minder bekwaam om Jegeis op de been te brengen als om partvfchan pen te vormen, ftoutmocdig in zyne befluiten en vaardig in derzelver uitvoering, geacht in zyn vaderland, en in goed vertrouwen bv de vreemdehngen; vindingryk in hulpmiddelen in moeijelyke omftandigheden, en in uitkomsten m wanhoopige toevallen, vuurig in voorfpoed, en  STADHOUDERSCHAP. 15 0en ftandvastig in tegenfpoed, alles hoopende, en niets vreezende; hy befchouwde den Godsdienst als eene onverfchillige zaak, en de kunst van den oorlog als eene begaafdheid, waarvan hy misgedeeld was, en die hy door eene verfynde ftaatkunde moest trachten te vergoeden. De Graaf van Home, afkomftig uit het oud en beroemd geflacht van Montmorency , was de derde mededinger naar de Landvoogdy onder de Nederlandfche Edelen. Hy was de ftoutmoedigfte, de dapperfte, en de onderneemendfte man van zyn' tyd. Hy was valsch, muitziek, en oproerig van aart. Hy was een vyand van de rust, van zyne eigene door ontevredenheid, !en van die van anderen door heerschzuchtigheid. Hy was gemelyk en grillig van denkbeelden, en meer byzonder dan verheven in zyne ontwerpen. Hy trachtte na niets meer dan naar partyfchappcn en oproerigheden om daardoor zyne verheffing te bevorderen. Hy was afgunftig jegens zyne meerderen , trotsch j'egens zyne minderen, en over het geheel zichzelven ongelyk. De Graaf van Egmond was beroemd wegens zyne overwinningen , de Prins van Oranje wegens zyne voorzichtigheid, en de Graaf van Home wierd ontzien om zyn vermogen. De eerste was meer beroemd, de tweede had meer aanzien, en de derde meer fchatten. Geheel Nederland verwachtte met ongeduld welke keus Koning Philips zoude doen, toen het op het onverwachtst vernam, dat Mar ga. reta van Oostenryk, Hertogin van Parrna, en natuurlyke dochter van Karei den Vyfden, uit ha- •  16 HISTORIE VAN HET halten op reis gegaan was, om de Landvoogdyfchap der Nederlanden te komen aanvaarden" Deeze Prinfes was eigentlyk maar alleen beftemd om die te vertoonen; want de Koning had het geheim van zyne wezentlyke oogmerken en van zyne wraakzucht aan den Cardinaal Granvelle alleen vertrouwd. Deeze Cardinaal, dien een uitgcftrekt verftand, de fchool van zyn'Vader, en het kabinet van Karei den Vyfden tot de gewigtigfte bezig, heden bekwaam gemaakt hadden, vertoonde zich welhaast gelyk hy inderdaad was, te wee. ten, heerschzuchtig, geweldig, en trotsch van aart. Hy fchiep vermaak in eene verwaande vertooning van zyn groot vermogen, in het verachten van de afgunst, welke men zyn goed geluk toedroeg, en in het vernederen van Grooten, die geen voorrecht hadden dan dat zy Grooten waren. Nimmer ontveinsde hy eene hem aangedaane beleediging. Hy fcheen de Staatsdienaar te zyn van alle Vorsten, uit hoofde van de kennis, welke hy van alle hunne kunstgreepen en kuiperyën had; een medelid van alle de Staatsregeeringen, uit hoofde van de kundigheid, waarmede hy derzelver byzondere belangens^wist te wikken en te weegen; een inboorling vamalle landen, uit hoofde van de gemaklykheid, waarmede hy allerhande taaien fprak; een man van allerhande ftanden, uit hoofde van zyne algemeene kundigheden. Karei de Vyfde had een zó groot denkbeeld van zyne bekwaamheden, dat hy hem aan zyn' zoon aanprees als den gewigtigften man van alle zyne Heerfchappyën, en Granvelle was een zó doorliepen Hoveling, dat by  STADHOUDERSCHAP, i? hy wist te bewerken, dat deeze aanpryzing hem by den achterdochtigenP/Wz>J geen nadeel deed 5 hy bleef de vertrouwde van den Zoon even getyk hy het van den Vader geweest was. Men kan ligtelyk begrypen, dat een Staatsdienaar van dien aart de Nederlanders alle de fmaadheden aandeed, welke zyn Meester over hen befloten had. Philips, die zich in het ftuk van den godsdienst niet op de kracht der ©vertuiging durfde verlaaten, beval dat men de nieuwe leer door andere middelen zou te keer gaan; Granvelle ftelde daar toe het geweld in het . werk. Philips had bevel gegeven, dat men de Nederlanders genoegzaam eveneens als de Indiaanen zou behandelen, en dat men zyne magt op hunnen ondergang zou vestigen; Granvelle werkte met een' goeden uitflag aan. hunne verzwakking. Philips begeerde, dat men den Adel zou zoeken af te trekken van de gewoonte van zich met 's Lands regeering te bemoeijen ; Granvelle maakte hen langzaamerhand de raadsvergaderingen tegen. Philips zocht de Nederlanden te berooven van hunne voorrechten, die zyne voorzaaten altoos geëerbiedigd hadden; Granvelle fchond die met de grootfte vermetelheid. Philips had het ontwerp gefmeed om eene willekeurige heerfchappy in te voeren door zyne onderdaanen tot misdaadige bedryven te noodzaaken, Granvelle dwong hen tot opftand. Philips had befloten dit volk te doen bukken onder het baatelyk juk der Inquiütie, onder de geftrengc voorfchriften van het Concilie vanTrente, onder nieuwe Bisfchoppen door het Hof benoemd, om de plaatfen der Abten, die door B hun-  ïS HISTORIE vas hèt hunne minderen gekozen wierden, te vervullen j Granvelle vmg allen deeze ontwerpen aan met eene hevigheid en eene trotsheid, die zelfs de koekinnigften en onderdaaniglten tegen de bom De Monniken vreesden voor hunne geesteIvke goederen, de Proteftanten voor degoefening van hunnen godsdienst, het volk in het algemeen voor zyne vryheid, en de Edelen voor hunne voorrechten. Welhaast floegen zy de de handen meen, en bragten de redenen van hun misnoegen voor den throon van Philips. Zy deeden nog meer;zy verzochten Don Carlos. tnuT m PmpS> dat h? zich ™ hun hoofd zou ftellen ,om hen dus te beveiligen voor alle geweldige en onverwachte aanvallen van hunne tegenpartyën. hM^l j°np ?'ins Was gehoren met *e grootheid van ziel, die zucht tot roem, die verhe- lukkigen die den waaren Held uitmaaken; maar hy had tevens die onwederftaanbaare neiging voor bmtengewoone en vreemde gevallen, welke de menfchen tot gelukzoekers maakt. Het vnTZ) <- men h^m voorftelde, kwam hem vooi ede te zyn omdat het buitenfpoorig was, Zyne toeftemming m een zo mislyk ontwerp kostte hem het leven; en de Bertög van Albl wierd naar de Nederlanden gezonden, onf de misnoegden onder te brengen of uit te rooien PeSrS 6 V?dheei' W3S eene h°Og«. 7vn ™1 ^ daarenb°ven groote fcbatten. Zyn opflag van oogen was levendig maar barsch; zyn  STADHOUDERSCHAP. 19 zyn uitzicht moedig maar ook fomtyds verfchrikkelyk; zyn gang deftig en zyne houding trotsch, zyn lichaam fterk en van eene edele geftalte; zyne fpraak was geregeld en zelfs zyn ftilzwygen Ipreekende. Hy was zeer maatig, fliep weinig, was altoos bezig, en fchreef alle zyne zaaken zelf. Alle omftandigheden van zyn leven leveren aanmerkenswaerdige tooneelen op. Zyne eerste jeugd was reeds verftandig, en de toeneemende jaaren deeden hen nimmer zotternyën of zwakheden begaan. De ongeregeldheid van het krygsleven kon hem niet tot verkwisting doen overflaan; midden onder het gewoel van den oorlog legde hy zich toe op de ftaatkunde. Wanneer hy in eenige raadsvergaderingen zyn gevoelen uitte, gaf hy geene acht op de begeerte van den Vorst, of op de belangens der Staatsdienaars; hy koos altoos de party, die hem de billykfte fcheen te zyn; dikwyls gelukte het hem degeenen, die hem aanhoorden, tot de billykheid te doen wederkeeren, of, wanneer hem dit niet gelukte, ftemde hy echter nimmer in hunne onrechtvaardige befluiten. Zyne onverfchrokkenheid bepaalde zich niet enkel tot den oorlog, hy toonde dezelve overal, en zyne vrienden hebben menigmaal voor zyn leven gebeefd, wanneer zy hem met eene edele ftoutmoedigheid de nagedachtenis van Karei den Vyfden hoorden verdeedigen tegen de fmaadredenen van Philips. In zyne hofhouding heerschte eene foort van grootheid, welke hy van niemand ontleend had, en die ongclukkiglyk niemand naderhand vaii • hem ontleend heeft; hy was fteeds omringd van ionge Edellieden, welke hy vermaak fchepte tot B 2 den  « HISTORIE VAN HET den oorlog of tot de ftaatkunde op te leiden j zyne voedfterlingen hebben langen tyd de ge! vigtigfte ampten in Spanjen bekleed, en door hunne bekwaamheden zynen roem vergroof Men vind in de gefchiedenisfen van zyn Vaderland geen voorbeeld van een' Veldheer, die meer bekwaamheid had om een' grooten oorlog te voeren met eene geringe magt, om de magtiglte legers te verdelgen zonder die te beftrydeu,om den vyand van post te doen veranderen Zonder zulks zeikte doen, om het vertrouwen van het krygsvolk te winnen, en deszelfs oproerigheid te fhllen. Men zegt van hem, dat hy geduurende zestig jaaren oorlog, in verfcheiden; gewesten en tegen verfcheiden vyanden gevoerd, nooit geflagen, nooit voorgekomen, en nooit verrascht is geworden. Welk een man indien hy zoveel begaafd. heden en goede hoedanigheden niet bevlekt had door eene buitenfpoorige geftrengheid, die hem tot wreedheid en ontmenschtheid deed overflaan De Hertog van Alba, op bevel van den Koning, zyn natuurlyk karakter, dat niet geneigd was tot veinzery, ter zyde Hellende, veinsde, by zyne aankomst in de Nederlanden, vreedehevende oogmerken te hebben. Hy verzocht tot eene bedaarde en vreedzaame byeenkomst allen die Edelen, welken door hunne geboorte, hunne rykdommen, hun aanzien, of hunne verdiensten meest gehaat, en meest gevreesd waren by den Vorst, wiens perfoon hy verbeeldde. De Prins van Oranje was 'er niet by tegenwoordig; misfchien door zyne verfpieders verwittigd van het bloeddorstig voorneemen van hetSpaaniche Hof, of misfchien uit de kennis, die hy had  STADHOUDERSCHAP. %x had van het karakter van Philips, voorziende welk een onweder de Nederlanden boven het hoofd hing, had hy getracht voor zyne eigene veiligheid te zorgen door een' algemeenen opHand te verwekken De Graaf van Egmond, die te veel liefde voor zyn Vaderland had dan dat hy het met vuur en zwaard zou zien verwoesten, had getracht te beletten, dat men aan zulk een geweldig ontwerp gehoor gaf. Te vergeefs had de Prins hem voorgehouden, dat zyne gerustheid hem het leven zou kosten, en dat hy eene brug zou maaken voor de Spanjaarden om in de Nederlanden te komen, de Graaf was niet te verzetten; hy befchouwde deeze gezegden enkel als inbeeldingen van een vreesachtig of ongerust gemoed. Integendeel deed hy zyn best om een' doorluchtigen vriend gerust te {tellen, die, gelyk hy zich verbeeldde, ten onrechte zulk een wanhoopig befluit had genomen. Doch ziende , dat hy hierin niet kon flaagen, en dat de Prins van Oranje voorzeker van zyne heer* lykheden zou beroofd worden, omdat hy het land verlaten had, zeide hy, toen hy affcheid van hem nam: ,, Vaarwel, Prins zonder land." Waarop de Prins hem ten antwoord gaf: ,, Vaar- wel, Graaf zonder hoofd." De uitkomst bewaarheidde des Prinfen voorzegging. De Graaven van Egmond en PJorne fteunende op eene onfchuld, waarvan het tegendeel ten minste niet wel bewezen kon worden, bedrogen door valfche eeden, misleid door vleijende loftuitingen en overgehaald door plegtige beloften, begaven zich zonder eenig mistrouwen naar den Spaanfchen Bevelhebber. Deeze offerde B 3 hen  2S HISTORIE VAM HET hen welhaast op aan de achterdocht, of aan de gramfchap van zyn' Meester, of misfchien wel aan zyne eigene geliefde grondftelling, naamelyk. „ Dat eenige weinige zalmkoppen meer „ waerdig waren dan veele duizenden kikvorsch„ koppen." De Hertog van Alba plakte van deeze zyne ontmenschte ftaatkunde de vruchten niet, welke hy daarvan verwacht had. Eene zo verhaaste en onrechtvaardige rechtspleeging vewekte meer haat dan fchrik, verwyderde de harten der Nederlanders voor altoos van hunnen Heer, en ftelde den Prins van Oranje zonder eenigen mededinger aan het hoofd van hunne zaaken. Voor allen de Nederlandfche Groeten had de Cardinaal Granvelle nooit iemand gevreesd dan Willem van Oranje, dewyl hy hem alleen in Haat oordeelde om een' aanhang te vormen en te onderhouden. Zo haast dee^e Cardinaal,die naar Romen vertrokken was; de tyding van deeze onlusten in de Nederlanden kreeg, vroeg hy met drift; of de Zwyger (dus was hy gewoon den Prins van Oranje te noemen) ook gevat was; en toen men hem zeide; dat die ontvlucht was, gaf hy ten antwoord; dat de Hertog van Alba niets had uitgerecht. De Cardinaal had volkomen recht om dit te zeggen, want de Prins van Oranje was een man die ftoutmoedigheid genoeg bezat om dergelyke ontwerpen te fmeeden, eerzucht genoeg om zich in dezelven in te wikkelen, en beleid genoeg om dezelven ten uitvoer te brengen. Hy ftelde den roem boven zyne vermaaken, boven zyn geflacht, en zelfs boven zyn leven. Niets kwam hem  STADHOUDERSCHAP. *s hem zo roemryk voor als het juk te verbreeken, waar onder zyn vaderland gebukt lag, en deszelfs vryheid te vestigen in het bloed der Span» jaarden. Deeze zyne neigingen konden echter zyne omzichtigheid niet overmeesteren; hy zag wel, dat zyne party nog niet fcerk genoeg was om opentlyk uit te barsten; hy week naar het hart van Duitscbland, daar hy op zyn gemak het ontwerp van de Staatsomwenteling, welke hy in het oog had, in order bragt. Willem van Oranje bezat onderanderen by üitneemendheid de gaaf van een' ieder, die hem hoorde fpreeken, tot zyn gevoelen over te haaien. Hy wist de achting en het vertrouwen der Proteftantfche Vorsten in Duitscbland zodanig te winnen, dat zy hem niet alleen met hunne goede wenfchen , met hunnen raad, en met hunne troepen, maar, dat byna ongeloof baar is, met hunne fchatten byftonden. Door deeze hulp, benevens die van de Proteftanten in Frankryk, van dc Koningin van Engeland, en van de Vluchtelingen, die uit hoofde der dwinglandy eene fchuilplaats by hem zochten, gefterkt, deed de Prins, tot tweemaal toe, een' 'togt naar de Nederlanden. In zyne vaandels ftonden deeze veelbetekenende woorden gefchreven: Pro lege, pro grege, et rege9 dat is: „ Voor de wetten, voor het volk, en voor den vorst." Een leger, dat in haast byëen geraapt, flecht uitgerust, flecht geoefend,flecht betaald, en daarenboven aangevoerd wierd door een' Bevelhebber, die beter bedreven was in ftaatszaaken dan in de kunst van den oorlog, kon onmooglyk beftand zyn tegen oude Spaanfche  24. HISTORIE VAN HET krygsknèchtèn, die meer dan eens geheel Eu ropa hadden doen beeven, en die daarenboven het voorrecht hadden van geleid te wordendoor esn Veldheer, die de overwinning fteeds op zyne zyde had gehad. De Prins van Oranje begreep, naar alle waarfchynlykheid, zeer wel dat hy geflagen zou worden5 maar, in de om' ftand.gheid, waarin hy zich toen bevond, was de werkeloosheid gevaarlyker dan eene nederlaag De gevoeligheid der Nederlanders was gaande gemaakt door verbanningen, verbeurdverklaringen, gevangenneemingen, ftrafoefeningen, en hevige bloedftortingen, waarmede de Hertog van Alba zyne regeering begonnen had: de groote zaak was, dit vuur aan te kweeken, dat eens uitgebluscht zynde niet dan met groote moeite weder zou kunnen ontftoken worden ■ en deeze zaak was van zó groot belang, dat het wel de moeite waerdig was om alle andere bedenkingen daaraan op te offeren. Ook vielen deeze optogten niet geheelenal ongelukkig uitde Prins van Oranje trok 'er dit voordeel van! dat de Nederlanders hem met hunne goede wen' fchen verzelden; dat zy hem dank weeten voor zyne poogingen om hunne boeijens te verbreeken; en dat zy zich bereid toonden, om zich by hem te voegen, zonaast zy zulks zouden kunnen doen zonder al te veel te waagen Intusfchen was de Prins van Oranje, na zyne neder.aag, naar Frankryk geweken. Franclis, Hertog van Guife, en de Groot-Admiraal dl Gohgny twee der grootfte mannen, van hunnen tyd, melden toen de gemoederen in dat Ryk verdeeld.. Beiden waren zy groote yveraars voor hun-  S T A D H OU DERSCHAP. 45 hunnen godsdienst; de Hertog voor den Roomfchen, en de Admiraal voor den den Hervorm-, den; beiden milddaadig, de een uit grootmoedigheid, en de ander uit inzicht; beiden onderneVmend; de een uit den aart, en de ander uit noodzaaklykheid; beiden naauwgezet op de krygstucht, de een door een' geftrengen en de ander door een' menschlievenden aart; beiden begeerig naar het verkrygen. van roem, de een door blinkende, en de ander door deugdzaame daaden; beiden de lievelingen van hun krygsvolk, de Lotbaringer door partyzucht, de Franschman door achting; beiden zeer beroemd, de eerste door het gerucht van zyne overwinningen, de ander door zyne uitkomsten na eene nederlaag; beiden wierden zy groote mannen, de Hertog door zyne neiging te dwingen, en de Admiraal door de zyne in te volgen. De Prins van Oranje twyfelde geen oogenblik welke hy zoude kiezen; "hy voegde zich terftond by dengeenen, van wien hy, uit hoofde van overeenkomst in godsdienst, in oogmerken, en in neigingen den meesten byftand verwachtte. De vriendfehap tusfehen hem en den Admiraal wierd welhaast zeer. vertrouwelyk; misfchien verbind de tegenfpoed de harten veel fterker aan eikanderen dan'het bloot belang. Coligny wierd niet alleen de toevlucht maar ook welhaast de raadgeever van dien doorluchtigen vluchteling. Hoezeer die groote man ook deel nam in de rampen van zyn Vaderland liet hy echter ook zyne aandacht gaan over den toeftand der nabuurige landen. Hy deed zyn' vriend opmerken , dat de Spanjaards geene zeemagt op de B 5 kus-  ao- HISTORIE VAN HET kusten der Nederlanden hadden, dat het dus mooglyk was hen van dien kant aan te vallen • en dat het in het vervolg gemakkelyk zou zyn de veroverde plaatfen te behouden, en zelfs nieuwe veroveringen te doen. De Prins van Oranje was geen van die Staat, icundigen, die allen de ontwerpen , welken zv zeiven niet bedacht hebben, gevaarlyk of onuitvoerlyk keuren; de opmerking van den Admiraal maakte een' diepen indruk op hem. Ter. ltond verkoos hy tot zyn zinnebeeld een' duider, die zich altoos op de oppervlakte der goh ven vertoont, met dit byfchrift: Mediis tranquillus %n undis; dat is: „ Gerust in het midden der golven," en lumey, zyn geheimfte vertrouweling, en de bevelhebber van zyne ichepen, kreeg last om de Hollandfche zeekusten aan te tasten. Deeze Bevelhebber, die den Hervormden Godsdienst door zyne vervolgzucht ' de vryheid door zyne wreedheden, en het ge! zag, dat hy zich aangemaatigd had, door zyne Ichraapzuchtigheid fchande aandeed, had het geJuk van de haven van den Briel te verrasfchen op den eersten April, i572, en zich vervolgens meester te maaken van de Stad. Zohaast dit nieuws door de Nederlanden verlpreid wierd, verwekte hetzelve een alge meene opfchudding. Dat volk, hetwelk zich genoegzaam zonder tegenmorren, van zyne' voorrechten had laaten berooven; dat goedlchiks het bloed van hunne Landvoogden en Magiftraaten had zien ftroomen, dat met eigene handen kafteelen had helpen bouwen, die enkel opgericht waren om het onder het juk te brengen;  STADHOUDERSCHAP. 27 een; dat zelfde volk riep thans als uit éénen mond om vryheid. Zy fcheenen zich te ichaamen, omdat zy zolang gewacht hadden met het Spaansch juk af te werpen, en eenitemnng gezind om hetzelve niet langer te draagen. Lo fterk als zy den Hrtog van Alba gevreesd hadden , zoveel vermaak fchepten zy thans in hem te befchimpen; en dewj/1 de naam van Brul, of Bril, aanleiding gaf tot verfcheidene zinlpeelingen, verbeeldde men hem met een bril op den neus, en bezig met de inkomsten te tellen van den tienden penning, eene fchattmg,welke hy het volk had opgelegd, en die veele Schryvers houden voor de groote fpil, waarop de geheele ftaatsomwenteling draaide. De Prins %an Oranje, wiens achting door zyne tegenfpoeden niet gedaald was , droeg zorg van deeze gisting der gemoederen aan te kweeken, door alles, dat de fynfte ftaatkunde kan uitdenken. Door onophoudelyk de vleijende woorden van godsdienst, vaderland, en vryheid in des volks ooren te doen klinken verwekte hy een' genoegzaam algemeenen opftand; in Holland bleef niet ééne Scad dan Am/ïerdam, en in Zeeland Middelburg alleen onder ' de gehoorzaamheid des Konings. In de andere Provinciën was het lot de eedgenooten niet zo gunstig, doch zy behaalden daar ook eenige voordeden. Graaf Lodewyk van Nasfau, Broeder van den Prins van Oranje, veroverde Bergen in Henegouwen, door eene zeldzaame list. Hy voerde in die plaats, daar hy eene geheime verftandhouding had, verfcheiden Franfche foldaaten, vermomd als kooplieden,  25 HISTORIE VAN HET rn^HnM !,eT,wagens ge^idden ] waarop vaten met dubbele bodems geladen waren; het buiten vu'dg dot? ,Van dCeZe Vate" Was vyn~." vma, doch binnen m lagen baijonetten wers, en piftoolen. De^ „achter^ 1 elden hen terftond aan en onderzochten de va en doe? doordien zy alleen het buitenfte vat doorboor den merkten zy het bedrog niet,en de pewaZe koopheden wierden binnengelaten; deefen zich volkendnraCht geWapend bebbeude dooddenTe volk, dat aan eene der poorten de wacht had benevens allen degeenen, die op de hoofdwacht* . wjen. en heten toen Graaf Lodewyk oinnen met een genoegzaam aantal volks om de Stad verder te vermeesteren. d fJ^t^t^^T^ ^ditlgen lwame« genoegzaam ten zelfden tyd in het leger der Spanjaarden. De ^ im Alb volk genoeg had om hetzelve te verdedenf en de boiidgenooten aan de beide uiterfte grenzeS i 7?-tegelyk aan te tasten, nam wyslyk het beflmt om met zyn geheel leger S Bergen te trekken; verraschte en üoegSn Pnns van Oranje,die met eenige hulptroepen in aantogt was; herwon die Stad, welk de^Fran- f£llL» VryCn d00j't0gt naar de NederlanZi verfenafte; veroverde vervolgens alle de afge vallene Heden en keerde toen met verdubbefdemarfchen naar Holland terug, daar hy insgelyks alles bedwong, totdat zyne ongemakken hem zyn Zoon Bon Frednk nam in zyne plaats het bevel op, en floeg het beleg voor Haar- Dee«  STADHOUDERSCHAP. 29 Deeze Stad wierd aangevallen met allen den moed, die het Spaansch krygsvolk van dien tyd bezielde, en verdeedigd met die hardnekkigheid, welke de onderdrukking den mensch inboezemt. Van beide kanten waren de krachten geheelenal uitgeput, en de uitflag van deeze onderneeming hing nu enkel van het geluk af, toen het jaargetyde voor de Spanjaarden ongunflig begon te worden. Don Fredrik en zyn volk door dien tegenfpoed den moed verliezende verzocht aan zyn' Vader verlof om het beleg* op te breeken, en de verovering van die Stad tot bekwaamer gelegenheid uit te ftellen; waarop de Hertog van Alba hem het volgend antwoord gaf: „ Ik ftaa verwonderd over uw gebrek aan „ moed; de moeijelykheid van eene ondernee„ ming vergroot den roem der overwinning; „ verover de Stad, zo gy u niet wilt onwaerdig f, toonen uit het Spaansch bloed en uit het myne , gefproten te zyn ; denk alleen aan de ge„ wigtigheid der overwinning, en niet aan den j, tyd, dien gy noodig zult hebben om die te „ verkrygen. Het onderbrengen der Nederlan„ den hangt af van de verovering van Haarlem.. „ Indien ik u in ftaat oordeelde om eene laag„ heid te begaan, zou ik my, hoe ziek ik ook „ ben, naar de legerplaats doen voeren, en zo „ myne ziekte, die dag aan dag toeneemt, my „ belette de belegering te volvoeren, dan zou „ ik de Hertogin van Alba uit Spanjen ontbie„ den om de plaats van den Vader en van den „ Zoon te vervullen." Deeze brief aan den krygsraad voorgelezen verfterkte allen de Legerhoofden in hun voornee-  3° HISTORIE VAN HET neemen. De veelvuldige tegenfpoeden, die de belegerden van tydtot tyd overkwamen, deed hunne hardnekkigheid, na eene belegering van agt maanden zwichten; Zy deeden ei*de] | £ den Spaanfche Veldheer een' voorflag van overgaaf doch deeze gaf daarop enkel dit verfchrikkelyk antwoord: „ Op befcheidenheid " Ripper da, de Stadvoogd van die plaats, bediende ach van den fchrik, dien dit antwoord verwekt had om een wanhoopig voorftel e doen, Hy zeide, dat men alle ftrydbaare man! nen moest wapenen, en die in een geregeld vierkant ftellen; dat men in het midden van hetzelve de oude heden, de vrouwen, en de kinderen moest plaatfen; vervolgens in den nacht eene der poorten openen, en zich met den degen m de vuist een' weg baanen door het leger der vyanden. Dit voorftel wierd met algemeene Hemmen goedgekeurd. Kenau Hasfelaar, eene vrouw van vyftig jaaren oud, en die zich, geduurende de belegering, had beroemd gemaakt daalden, die men zelfs in de dapperfte mannen zou bewonderd hebben, eischte wapenen voor haar en alle degeene van haare fexe, die dezelven konden voeren; alle de jonge vrouwen en vrysters volgden haar voorbeeld, en beloofden dat zy haaren plicht zouden doen Zohaast Don Frederik bericht kreeg van dit voorneemen, ftond hy, uit vrees, de beleerden redelyke voorwaarden toe, hetgeen hy*uit menschuevendheid had behooren te doen; doch hy fchond dezelve naderhand met eene trouwlooze wreedheid, die de Nederlanders voor al-  STADHOUDERSCHAP. 3r altoos bevestigde in hunnen affchrik tegen de Spanjaarden. Hun geluk was, dat de Hertog van Alba ten dien tyd gebrek had aan geld om zyne veroveringen voort te zetten. Het Hof van Madrid had, wel is waar, kort te vooren, vierhonderdduizend Kroonen van de Republiek van Genua geleend, en dit geld naar de Nederlanden afgezonden om de troepen te betaalen; doch de Spaanfche fchepen, die dit geld moesten overbrengen, door eenige kaapers vervolgd zynde, waren genoodzaakt in Engeland binnen te loopen. Koningin Elizabetb genegen om het leed, dat Philips haar had aangedaan, voor een gedeelte hem betaald te zetten, berokkende eene menigte van zwaarigheden, om de vloot en het geld, dat zy wist den Hertog van Alba allernoodzaaklykst te zyn, het vertrek uit haare havens te beletten. Eindelyk wierp zy, na duizenden van uitvluchten, het momaangezicht af. Veinzende, dat dit geld niet toebehoorde aan den Koning van Span jen, maar aan eenige Bankiers van Genua, die hetzelve wilden uitzetten, verklaarde zy, dat zy zelve het ter leen zou neemen, en deed het in haare fchatkist brengen. Dit toeval, dat, in den eersten opflag, van weinig belang fchynt, befliste echter het lot der Bondgenooten. Na een wel overwogen en onpartydig onderzoek fchynt men te moeten gelooven, dat dit geval de oorzaak van de vryheid der Vereenigde Nederlanden is geweest. Van dien tyd af deeden de Bondgenooten geduurige vorderingen, en bleeven in het bezit der veroverde piaatfen, omdat de Spaanfche Veldheer  32 HISTORIE vAn hét heer te zeer gehaat, en zyn Meester te veel mistrouwd wierd, om fchepen op goed geloof, of geld om die te bouwen te kunnen te krygen! De Hertog van- Alba. vroeg aan Spanjen om het een en het ander, met die vrymoedigheid, waartoe hem zyne groote daaden en bekwaamheden gerechtigd hadden; maar kreeg van Philips niets anders dan gemelyke en fmaadelvke antwoorden. Door eene zo onwaerdige handelwysgetergd vroeg hy aan zyn' zoon, wat hem, zyns bedunkens, in deeze omftandigheden te doen ftond; waarop die hem ten "antwoord gaf„ Vader, gy moet verlof verzoeken om naar „ huis te keeren, opdat de misflagen, de on„ kunde, en de laf hartigheid van uwen Opvol„ ger uwen roem een' nieuwen luister moogen „ byzetten, en denzelven in het fchoonst licht „ doen uitblinken; opdat de geheele waereld en „ de Koning zelf moogen zien, welk een onder„ fcheid 'er is tusfchen den man, dien hy ver„ floten heeft en degeenen, die hy hem boven „ het hoofd heeft geplaatst. De kwaade raads„ heden, en uwe benyders zullen met fpyt „ moeten zien, dat de roem der Spanjaarden, „ die uw werkis, door uwe afzondering vervalt, „ Het is tyd, Vader, dat gy u eens tot de rust begeeft. Wanneer raen zeventig jaaren be„ reikt heeft is het geen tyd meer om nieuwe „ lauren te plukken , dan moet men zich te „ vreeden houden met te rusten onder de fcha„ duw van zodanigen als u omringen, en in „ itilte het vermaak te genieten van zulk een* „ roem, als gy door zoveel dappere daaden ver. „ kregen hebt. Het verlies van deeze landen, dat  STAD HOUDERSCHAP. 33 dat voorzeker het gevolg van uw vertrek zal „ zyn, zal u een eerteken oprichten, dat niet dan met de waereld /.al vergaan " Die antwoord , hoe opgeblazen het ook mooge zyn , wierd min of meer bewaarheid door de gebeu'rtenisleu, die na het vertrek van den Hertog van rilb * voorvielen. Don Louis de Requefeyts, Groot-Commandeur van Castüiën, zyn Opvolger, was een beleefd, menschlievend, verplichtend, milddaadig, en prachtig man; maar zyne krysdeugden konden in geenen deele deeze zyne burgerlyke deugden opweegen. Hy ving echter zyne regeering aan met eene daad van wysheid en kloekmoedigheid, waarvan men gelukkige gevolgen zou hebben kunnen verwachten. Zyn Voorzaat had zichzelven, op het voorplein van het kasteel van Antwerpen, een ftandbeeld opgerecht, dat minder een gedenkteken van zyne overwinningen dan van zyne trotsheid was. Dit beeld was van gegoten metaal, en verbeeldde hem van het hoofd tot de voeten gewapend, in de eene hand den ffaf van bevel houdende, en de andere naar de Stad uitftrekkende alsof hy dezelve wilde dreigen; onder zyne voeten lagen de af beeldfels der kettery en muitzucht, met verfcheiden zinnebeelden omringd. Op het voetftuk van dit gedenkteken Honden de volgende hoofdletteren van een Latynsch Opfchrift: F. A. A. T. A. D. PH. II. H. A. B. P: Q. E. S. R. P. R. P. J. C. P. P. Fo R. O. M. F. P., C Het  34 HISTORIE van het Hetwelk betekende: ♦ Ferdinando Alvarez a Toledo, Alba Duci" Fbilippi II. Hispaniarum apud Belgas Pvcefetlo* quod extinftd feditione, Rebellibus pullis "Reu gione procuratd, justitid cultd, provinciarum pacem firmavit, Regis optimi Miniftro fidelilUmo pojitum. M Op de overige zyden van het voetftuk vond men nog eenige andere zinfpreuken; onderaan itond de naam van den werkmeester, en daarbv deeze hoonende woorden: Ex are captivo. Requefens deed dit gedenkteken der Spaanfche trotsheid uit den weg ruimen. Deeze daad, fchoon dezelve een kenteken fcheen te zyn! dat hy het gedrag van den Hertog van Alba tf. keurde, had echter de gewenschte uitwerking niet, en hy zag zich genoodzaakt den -oorlol voort te zetten. De Spanjaarden verlooren toen welhaast dat ontzag, hetwelk hen zo geducht gemaakt had. De-bekwaamheid en de dapperheid van den Groot-Commandeur Honden in een zo flecht gerucht,dat veeleBevelhebbers om hun ontflag verzochten, en dat het gemeen krvgsvolk den dienst niet dan met tegenzin Waarnemende, zich meer berucht maakte door buiten, fpoongheden dan door hunne krygsdaaden. Die zelfde legerbenden, die te vooren de goede tucht, den oorlog, en de moeijelykheden gewoon waren geweest, toonden nu geene drift dan tot plunderen. Hunne dapperheid ontaarte tot woestheid en zy wierden welhaast voor niemand verlchnklyk dan voor weerJooze men- fchen,  STADHOUDERSCHAP. 3j fchen, en voor de inwoonders der fteden, wier verdeediging men aan hen had toevertrouwd. Daar zy te vooren gewoon waren de oproerigen te verfiaan, begonnen zy nu voor hen te bukken. Eene volkomene overwinning door hen, onder het bevel van d'Avila, op de Mookerbefc de, op den Graaf Lodewyk van Nas/au behaald zou hen weder in het volkomen bezit van hunne overmagt hebben kunnen Hellen, maarzyonteerden hunnen roem door hunne oproerigheid. Daar waren nu reeds omtrent vier jaar verlopen , dar deeze verwinnende legerbenden «eene betaaling gekregen hadden. Dee e buitengewoóne minachting en hardheid -had langzaamerhand de banden van genegenheid . waardoor zy aan hunne Bevelhebbers en aan hun Vaderland verknocht waren, verbroken. Het misnoegen en verbittering had in hunne harten de plaats van den nayver en de zucht tot tjoede order ingenomen. De verftandigfte opperhoofden hadden reeds voorlang voorzien, dat dit algemeen misnoegen nadeelige gevolgen zou hebben; maar de Staatsdienaars, die toen het bewind in handen hadden, wilden zulks niet zien, of zagen geene kans om daartegen te voorzien. Het onweer bnrst eindelyk op het flagveld zelf uit; daar de ftem van het oppergezag niet alleen niet gehoord , maar zelfs veracht wierd. Een dergelyke opftand zou onder eene andere Natie meer geleken hebben naar een verward oproer Han naar eene geregelde zaamenfpanning; maar de Spaanfche krygsknechten koelzinnig en bedaard tót zelfs in hunne buitenfpoorigheden, bewaarden by hunnen opftand de goede order, C 1 Zy  $6 HISTORIE VAN HET Zy zetteden hunne oude Bevelhebbers wel af, maar fielden tevens nieuwen aan. Het Opperhoofd , dat zy over hen ftelden, deed zodanige voorflagen als hy oordeelde nuttig te zyn; en deezen wierden door de ftemmen van het volk goedgekeurd of verworpen. De krygstucht wierd in deeze vreemde- volksregeering veel beter in acht genomen, dan toen zy onder het bevel van hunne voornaamfte Veldheeren ftonicn. Zoras de Muitelingen een bepaald ontwerp gevormd hadden, waarvan zy ook niet afweeken, trokken zy naar Antwerpen; de bezetting van die Stad, welke hen het hoofd zou hebben kunnen bieden, opende de poorten en voegde zich by hen. Zy trokken met hen vereenigd onder hunne eigen vaandels naar de markt, en dreigden, dat zy de Stad zouden plunderen, indien men hen niet al het geld gaf, dat zy te goed hadden. Zelfs rechtten zy daar een altaar op, en deeden in de tegenwoordigheid van hunnen Veldpriester een' plegtigen eed van nimmer van hun genomen befluit af te wyken, zolang men hen geen recht liet wedervaaren. Requejens zag geen middel om de oproerigheid te fluiten dan door de troepen te betaalen. Hy kocht de inwendige rust met het verkoopen van zyn zilverwerk en andere kostbaarheden en met het geld, dat hy van eenige Antwerpfche kooplieden opnam. Het denkbeeld, dat hy van zyne landslieden had, deed hem oordeelen, dat'het beter was de oproerigen gelegenheid te geeven om hunnen misflag te vegoeden dan hen te flraffen j en derhalven zond hy hen af om Ley- den  STADHOUDERSCHAP, 37 den te belegeren; doch in weerwil van hunne dapperheid waren zy genoodzaakt het beleg op te breeken. Men zegt, dat deeze tegenfpoed veel toebragt tot het verhaasten van zyne dood, De dood van den Groot-Commandeur, die in het jaar 1576. overleed, was noodlottig voor de Nederlanden, die thans zonder Opperhoofd zyn de haast door drie partyfchappen verdeeld wierden. De eerste was die van den Prins van Oranje, dien de Staaten van Holland en Zeeland aan hun hoofd gefield, en een genoegzaam onbepaald gezag gegeven hadden. De tweede, die der Vlaamingen en Brabanders, die verbitterd waren, omdat men, onder voorwendfel van een gedeelte der Natie, dat afgevallen was, te flraffen, het ander gedeelte van zyne voorrechten beroofd had; deeze party had de overhand in den Raad van Staaten. De derde, die der Spanjaarden, die allen krygsknechten zynde, en niet betaald wordende, zich zeiven een' Veldheer verkoozen, het platte land verwoestten , en de Steden uitplunderden. De eerste was de party der afvalligen, de tweede die der Staaten, en de derde die van het krygs* volk. De Prins van Oranje nam het tydftip waar, toen de Spanjaards meest gehaat wierden, om de geheele natie tegen hen op te hitfen. De Provintiën flooten, in het jaar 1576, een verbond van onderlinge vereeniging, dat de Pacificatie van Gend genoemd wierd, waarin de afvalligen insgelyks toegelaten wierden, en waarin de Provincie [Luxemburg alleen weigerde deel te neemen. By dit verbond wierden de SpanjaarJ C 3 den  38 HISTORIE van het den verklaard voor Vyanden van den Staat, en het beflu.it wierd genomen van zich ten fpoedigfte te wapenen, om hen uit de fterkten en kasteelen, die zy in bezit hadden , te verjaagen. De Nederlanden begonnen nu reeds het tooneel te worden van den allerbloedigften inlandfchcn oorlog, dien men ooit gezien had, toen Don jfoan van Oost.nryk, natuurlyke zoon van Karei den Vyfden, die in de plaats van Reguefens tot Landvoogd aangefteld was, in Luxemburg aankwam. Deeze jonge Prins was door geheel Europa, beroemd uit hoofde van de overwinningen, die hy te land en ter zee behaald had, in Span jen en in Africa op de Moor en, en by Lepanto op de Turken. Hy had levendige oogen en een vriendelyk gelaat; een geflepen en doordringend verftand; eene achtbaare bevalligheid in zyn' omgang, eene openhartige edelmoedigheid in alle zyne handelingen , en eene getrouwe ftandvastigheid in zyne vriendfchap en liefde. Zyn moed was groofer dan de grootfte gevaaren; zyne bekwaamhe:d verwon de grootfte hinderpaalen, zyne ftandvastigheid was gehard tegen de grootfte tegenfpoeden, zyne eerzucht ftrekte zich verder uit dan tot de grootfte eerampten, en zyne werkzaamheid overtrof alles. Hv was hoogmr edig jegens de Grooten, mmzaam jegens het krygsvolk, milddaadig jegens zyne hovelingen , en een man van eer jegens iedereen Alle deeze deugden en begaafdbeden, die Don Joan by geheel her. Christenryk geacht en bemind maakten , maakten hem verfchrikkelyk by de Nederlanders; zy'vreesden, dat zyne'uit- mmi-  STADHOUDERSCHAP. 39 muntende verdiensten dooi' den invloed op het volk misfchien nadeelig zouden worden voor hunne vryheid. Toen men deeze ongerustheid dien jongen Prins van ter zyde te kennen gaf, wendde hy alles aan om dezelye te verdryven. Zohaast hy te Luxemburg was aangekomen fchreef hy een' brief aan de Staaten om hen kennis te geeven van zyne aankomst in de Nederlanden,en tevens van zyne magt en voorneemens; terwyl hy ten zelfden tyd de toomelooze Spanjaarden beteugelde, en hen verbood eenige verdere vyandlykheden te pleegen. De Staaten vonden niet goed zyn' brief te beantwoorden, zonder alvorens den Prins van Oranje, die naar Holland terug gekeerd was, te raadpleegen. Deeze gaf hen ten antwoord: „ Dat zy maar twee partyën konden kiezen; „ de eerste, de magt van Don Joan niet te ,, erkennen, en niet andermaal aan de grillighe„ den van een' nieuwen meester eene vryheid „ op te offeren, die hen reeds zoveel bloed had „ gekost; de tweede, hem niet te [erkennen, „ dan nadat hy al het vreemd krygsvolk uit het ,, land zou hebben doen vertrekken, en gezworen „ had allen de artikelen der Pacificatie van Gend „ te zullen handhaven." Hy voegde daarby: „ Dat het eerste verre het best was, dewyl het „ aan zoveel ongelegenheden niet onderworpen „ was als het tweede, omdat de Spanjaarden in het ftuk van beloften juist niet zeer „ naauwgezet waren , en niet minder gereed om ,, hun woord te breeken dan om hetzelve te „ geeven." Deeze twee voorflagen hielden de leden van C 4 den  40 HISTORIE van het den Staat een' tydlang in onzekerheid. Ten laatfte beilooten zy Don Joan voor hunnen Landvoogd te erkennen, onder voorwaarde, dat hy de Pacificatie van Gend zou onderhouden , en de Nederlanden bevryden van vreemd krygsvolk. De last van dit beiïuit over te brengen wierd opgedragen aan lfchius. die vreesde, dat hy aan denzelven niet voiKomen zou kunnen voldoen zonder Don Joan te beleedigen, of de traare gevoelens der Staaten genoegzaam ontveinzen zonder zich aan ontrouw fchuldig te maaken. Een zyner vrienden, die zyne verlegenheid bemerkte, zeide tegen hem: „ Wil ik 3, u eens een allerzekerst middel aan de hand ó, geeven om u uit uwe verlegenheid te redden, voorzie u van een' dolk, en zohaast gy u 3, met Don Joan alleen zult bevinden offer dan zyn leven aan ons op; de Staaten zullen de „ ftoutmoedige hand beloonen , die hen bevryd 3, heeft van een' dwingeland, die hier gekomen 5, is om ons te misleiden." lfchius verwierp met verontwaerdiging een' raad, die alleen voldoende is om te toonen hoezeer de Spanjaarden by de Nederlanders gehaat wierden; by begaf zich naar Don 'joan, en deed hem verflag van het genomen befluit, Deeze Prins fcheen zich over de voorwaarden der Staaten niet te belgen De Overwinnaar van Lepanto gaf zyne toeftemming aan fchikkingen. die fchandelyk voor hem zouden geweest zyn. indien de ftaatkunde en de bevélen van zyn' Broeder Philips hem niet onfchuldigd hadden. Hy liet aan den Raad van Staaten dat gezag over, hetwelk hem eer zou aangedaan ; ' • heb-  STADHOUDERSCHAP. 41 hebben, wanneer hy een goed gebruik daarvan gemaakt had, en gaf zyne toeftemming tot het vertrek van die troepen, waarin zyne veiligheid en magt beftonden. De Spanjaarden verlieten de Nederlanden met grooten tegenzin. De Nederlanders integendeel betoonden groote blydfchap over hun vertrek, en wachtten hen in menigte op de wegen op om hen te befchimpen. De Spanjaards moesten tot hunnen fpyt de fmaadredcnen aanhooren van een volk, dat zy altoos veracht hadden. Toen bleek de volkshaat der beide natiën meer dan ooit te voor en; en echter wierden de Spanjaarden gedwongen om allen de kasteden over te geeven aan de Nederlandfche Bevelhebbers, die door de Staaten benoemd waren, hetgeen zy niet dan met grooten tegenzin deeden. Don Jr.an had zich verbeeld, dat de Nederlanders , door deeze blyk van vertrouwen overgehaald van hunne eifchen zouden afzien, maar bv bedroog zich; en de trotsheid van deeze wederfpannigen, die hy aangenomen had in hunne boiei te zullen fmooren, gelyk de Hertog van Alba gewoon was te zegden, deed hem welhaast zvn geduld verliezen. Befchaamd van eene rol te fpeelen, die niet overeenkomsti» was met zvne geboorte, met zyn karakter, of met zyn ampt, nam Don 'Joan het kasteel van Namen by verrasfing in, en gaf onder de hand bevel aan de Spaanfche troepen, die naar Italiën getrokken waren, om zich daar weder by hem te vervoegen , terwyl de Staaten van hunnen kant den Prins van Orarje die, even gelyk de Provinciën Holland en Zeeland, nooit naar een vergeC 5 lyk  42 HISTORIE VAN H WT lyk had willen hooren, te hulp riepen. Toen borst de oorlog tusfchen de twee partyën op nieuw uit. Des Konings wapenen hadden overal de overhand; en dreigden de Nederlanden met eene geheele overmeestering, toen het vergif den Overwinnaar aan de achterdocht en haat van den Koning van Spanjtn opofferde. Deeze jonge Prins had te vooren naar de Kroon van Tunis geftaan; de Paus had hem tot Koning van Engeland benoemd; en thans had hy met de Franfche Ligue maatregelen genomen om zich in het bezit van de Opperheerfchappy der Nederlanden te ftellen; dit alles was meer dan ge. noeg om Philips aan te fpooren tot de allerlaagfte, wreedaartigfte, en onverzoenlykfte wraak. Het droevig uiteinde van Don Joan van Oostenryk verhief tot de hoofdrol in de Nederlanden eene zeer bekwaame perfonadie, die tot hier toe flechts de tweede rol gefpeeld had, te weeten, Aiewnder Famefe, Hertog van Parma De jeugd van dien doorluchtigen Veldheer fcheen niets groots te voorfpellen; hy deed eerst laat zyne intreede in het perk van eer, maar deed daarin zeer fpoedige voortgangen. Hy klom uit de duisterheid van eene laage en 'fchandelyke werkloosheid met eene ongelooflyke Iheh heid op tot dien roem, die de oogen van het ' Gemeen verblind, en die door edele harten bewonderd wordt. Hy verborg onder een open- ' hartig gelaat, onder een ongedwongen gedrag, en onder een' fchyn van oprechtheid, die zelfs* de doorzichtigfte en mistrouwendfte misleidde, een geveinsd en ondoorgrondelyk karakter. Hy wist  STADHOUDERSCHAP. 43 wist de vergeevende zachtheid en de ftraffende oefti engheid zó verftandig met elkandere te paaren, dat hy door zyne legerbenden tevens bemind en gevreesd wierd. Hy bezat eene gelyke bekwaamheid om de zyuen eendragtig en zyne vyanden verdeeld te maaken, zyne bedekte listen en ftaatkundige kunstenaaryën dienden hem tot een fakkel om het vuur van liefde of van haat naar goedvinden te ontfteeken. Naardien de zachtheid by hem met het opperbevel en de gemaatigdheid met de overwinning gepaard ging, gelukte het hem de gemeenebestgezinde Néderlanders, die het zoet'der vryheid reeds geimaakt hadden, weder onder het juk te brengen. Men vind in de Hiftorie nergens aangetekend , dat hy ooit de gelegenheden aan zyne vermaaken , zyn krygsvolk aan zyn' roem, of zyn' plicht aan zyne eerzucht heeft opgeófferd; dewyl hy een beminnaar der geregelde order was, was hy in alle gevallen hetgeen hy behoorde te zyn; bovenal bezat hy de begaafdheid om van de omftandigheden gebruik te maaken, dat voorzeker eene der zeldzaamfte en tevens grootfte begaafdheden is. Eer hy iets vast befloot, vroeg hy altoos raad, en verzocht zelfs daarom; maar hy was ook onverzettelyk wanneer hy eenmaal een befluit genomen had; en die alsdan van een ander gevoelen durfde weezen dan hy kon verzekerd zyn van zyn' haat. Hy was beter beftand tegen den voorfpoed dan tegen den tegenfpoed; de eerste kon hem nooit verblinden, maar de laatfte kon hem ligt neèrflagtig maaken. Hy hield eene zeldzaamo omzichtigheid in zyn gedrag iegens den Koning; deszelfs yverzuchtige en wan-  44 HISTORIE VAN HET wantrouwige aart was hen volkomen bekend; om dien te ontzien matigde hy altoos den luister zyner overwinningen, en ontveinsde voor hem hoeveel invloed hy op de gemoederen had Zyne manier van oorioogen. was meer kundig dan ftout, meer beredeneerd dan vinnig, meer verdeedigend dan aanvallend; hy handelde in allen zyne krygsbedry ven naar overleg, naar een vast ontwerp, en naai- bewezen regelen, eene langzaame maar zekere handelwys, die doorgaans wel geen Veroveraars maakt, maar die het ken. merk is van een' goeden Burger, en een' grooten Veldheer. Deeze Prins had weinig perfoonlyke gebreken; maar hy had volksgebreken van Maliën, ;daar hy geboren was; van Spanjen* daar hy opgevoed was, van de Nederlanden, daar hy het bevel voerde, en kortom van de eeuw, waarin hy leefde. Toen de Prins van.Parma het roer der re°-eering in handen nam, bezat Spanjen in de Nederlanden eigentlyk niets meer dan het Land van Namen, van Luxemburg, en van Limburg; alle de andere Provinciën waren afgevallen, en in alles eensgezind, behalven in het ftuk van Godsdienst. De nieuwe Landvoogd wist zich listiglyk van dit laatste te bedienen om het Land van Artois, van Henegouwen, en een gedeelte van Vlaanderen weder tot gehoorzaamheid te brengen, en beffcreed daarenboven met veel voorfpoed de Provinciën, die meer tot den afval verhard waren. Geduurende zyne regeering had hy te ftryden met den Prins van Oranje, die onaangezien zyne veelvuldige nederlaagen nog zyn' moed en zyne ach-  STADHOUDERSCHAP. 45 achting by het volk niet verloren had; met den Aartshertog Matthias, Broeder van den Keizer Rudolpb, dien de afvalligen uit ftaatkunde tot hunnen Landvoogd gekozen hadden, en dien zy uit minachting terug zonden; hy had noch geld, noch krygsvolk, noch gezag, met den Prins Cazimir, zoon van den Keurvorst van den Paltz, dien de zucht tot fortuin zoeken naar de Nederlanden gevoerd had, die, door zyne vewaandheid, daar onnuttig was, en die uit fpyt dezelven weder verliet; en met den Hertog van Alenpn, die, na in Frankryk oproer verwekt te hebben, en in Engeland voor den zot gehouden te zyn, in de Nederlanden de rol van dwingeland wilde fpeclen. Terwyl de Hertog van Parma fpcedige voortgangen maakte, en de afvalligen,die tot nog toe zo ïtoutmoedig geweest waren, in verlegenheid bragt, zag hy zyne overwinningen geftuit door het Hof van Spanjen, dat zich liet wysmaaken, dat 'er geen ander middel was, om het oproer te dempen, dan alle dc vreemde troepen uit, de Nederlanden te doen vertrekken. Dit onvoorzichtig bevel, dat niet tegengefproken of vertraagd mogt worden, was de grootfte misdag, dien Philips, met betrekking tot deezen bloedigen opftand, ooit begaan heeft. Hy was daarvan, in zeker opzicht, zelf de oorzaak , door aan eene weerlooze Vrouw en een' Geestlyken het beftuur op te draaien van een Land, daar de verflaauwde en gehaate oppermagt een' vasten fteun noodig had. Deeze eerfte misftap wierd gevolgd door een' tweeden; de oproerige gemoederen eenmaal tot bedaaren geka-  4 kend was door de fnoode listen van Philips den Tweeden, die voortgezet wierd door de behendigheid van den Hertog van Guife, die aangeftookt wierd door de heerschzucbt van den Paus, en die eindelyk ftand greep door de woeste dweepery der Roomschgezinden, deed den Koning het voorftel der Pereenigde Nederlanden van de hand wyzèn. De Nederlanders van dien kant alle hoop verloren ziende, wendden zich tot Engeland. Elizabeth, wier wys beftuur altoos bewon* derd is geworden, zelfs van diegeenen, welker belang het was hetzelve verachtelyk te doen voorkomen, was toen Koningin van dat Ryk. Deeze Vorstin, die, men om haaren mannenmoed, Koning Elizabeth noemde, gelyk haar Opvolger, óm zyne lafhartigheid, Koningin ' Jacobus genoemd wierd, ontfing in den beginne , de Afgezanten der Staaten met veel koelzinnigheid , en verklaarde, niet dan lang na de eerfte . gehoorverleening, haar voorneemen; hetzy dan dat deeze achterhoudendheid ontftond uit geftoordheid omdat Frankryk eerst was aangezocht geworden; ofdat zy zich eerst wilde bedenken over de party, welke zy zou kiezen, of dat zy misfchien door listig-aangevoerde zwaarighedea haare hulp op grooter prys wilde ftellenf Het kwam haar gevaarlyk voor een Gppergeza^ te aanvaarden, dat zy zou moeten verdeedigen, niet alleen tegen de gantfche magt van Spanjen, maar' ook tegen de vryheidszueht van hen, die het haar opdroegen. Zy verkoos, liever geld en krygsvolk te geevan, en de Per&enigde Neder*  STADHOUDERSCHAP. 6ï landen tot erkentlykbeid te noodzaaken, door drie zeehavens van Holland en Zeeland ten onderpand te vorderen; die naderhand voor drie millioenen guldens gelost, wierden. De Graaf van Leicester, die toen de gunsteling van de Koningin was, kreeg bevel om deezen onderftand over te brengen. Deeze Edelman had het hart van de Koningin weeten te winnen, door eene fchoone geftalte, een deftig en zedig gelaat, eene ongedwongene en achtbaare houding, een levendig en vernuftig uitzicht, eene byzondere behendigheid in allerhande lichaamsoefeningen , beleefde en vleijende manieren, en misfchien ook door de diensten, die hy haar bewezen had, geduurende den tyd der verdrukking, die zy onder de wreede regeering van haare Zuster Maria had moeten lyden. Het hofleven, of liever het genoegzaam onbepaald gezag, bedorf welhaast dien gelukkigen man, of ftelde deszelfs karakter in zyn waar daglicht. De gunst 'van de Koningin maakte hem trotsch, en de kruipende laagheid der Hovelingen maakte hem vermeten. Hy verbeeldde zich , dat hy even bekwaam was tot den oorlog ais tot ftaatszaaken; maar in den raad wierd zyn gevoelen zelden aangenomen, omdat men zyne eerlykheid verdacht hield, en in den oorlof Haagde hy nog veel minder, doordien het hem aan bedaardheid en ondervinding ontbrak. Zyne hoofdbezigheid was de karakters der menfehen , te beftudeeren, en wanneer hy degeenen, die met hem bekend waren, eenmaal recht had leeren kennen, mistrouwde hy de braaven onder hen  62 HISTORIE VAN HET hen uit verkiezing, en de boozen uit overweëging. Hy bezat eene buitengemeene bekwaamheid om partyfchappen te berokkenen, en dezelve aan te kweeken of te vernietigen, naarmaate dat hy dezelve voordeelig of fchadelyk voor zyne oogmerken vond te zyn. Altoos heeft hy degeenen, die laag genoeg waren om zich aan zyn' wil te onderwerpen, onderdrukt, en degeenen , die hunne rechten tegen hem durfden ftaande houden, ongelukkig gemaakt. Zyne vriendfchap was niet minder gevaarlyk dan zyne vyandfchap; hy ontfloeg zich doorgaans door het middel van ballingfchap van zyne vrienden, die hem, uit hoofde van zyne wispeltuurigheid, welhaast tot een' last wierden, en eene geweldige dood was doorgaans het lot van zyne vyanden. Veelen, zegt een Schryver van zyn' tyd, raakten in ongunst, zonder te weeten wie daarvan de oorzaak was , en veelen wierden om het leven gebragt zonder dat zy de hand kenden, die hen den laatften flag gaf. Zyn vermoogen op het gemoed van Koningin Elizabeth ftelde gantsch Engeland in de noodzaaklykheidom zyne vriendfchap te zoeken, of zyn' haat te vreezen. Naardien nu het Hof door zyne kuiperyën,* en het .Land door zyne vrienden en bloedverwanten naar zyn' zin beftuurd wierden, moesten de amptenaaren door zyne gunst ryzen of daalen. De Engelfche Gefchiedenis befchuldigt hem, dat hy door zyn overdaad en wellustigheid zyne Landgenooten lafhartig heeft gemaakt, dat hyfhen door zyne afperfingen geleerd heeft fchelmeryën te bedenken; en hen daarenboven flaaffche denkbeelden heeft inge- boe-  STADHOUDERSCHAP. 6$ boezemd door de onbetaamlyke ecrbewyzingen, die hy hen afvorderde. Langen tyd vleide hy zich met de hoop, dat hy met de Koningin in het huwelyk zou treeden; doch toen hy deeze verwachting verydeld zag, befloot hy zich van het Hof te verwyderen. Het beftuuren van den onderftand, dien de Koningin befloten had aan Holland te verleenen, fcheen hein een gepast middel om het verval van zyn aanzien te bedekken, en misfchien te herftellen. De gevolgen hebben getoond, dat hy eene zeer kwaade keus gedaan had. Met den titel van Opper-Landvoogd, en met een onbepaalder gezag dan dat der Stadhouders vereerd maakte Lcicester zich welhaast berucht en gehaat door eene ondraaglyke trotsheid, eene onbepaalde heerschzucht, en onophoudelyke verraaderyën. Hy had niet lang genot van deeze waerheid, eensdeels, omdat hy tot dezelve niet bekwaam was, en ten andere, omdat hy de Staaten yerraadde, en hunne beste fteden aan de Spanjaarden verkocht. In deeze netelige omftandigheden befloot men Prins Mauri ts, een zoon van Willem den Eersten aan het hoofd der zaaken te Hellen. Reeds by het affterven van zyn' vader had men hem de Landvoogdy over eenige Provinciën opgedragen; maar by het vertrek van den trotfchen en verraaderlyken Engelscbman ftelde men hem aan tot Stadhouder, Kapitein-Generaal, en Admiraal van alle de Provinciën. In den beginne vergat men uit genegenheid, en welhaast deed hy door zyne gewigtige diensten vergeeten, dat hy nog maar twintig jaaren oud was. De ge- hee-  6i HISTORIE van hêï heele legermagt van Spanjen verflagen en bym geheel vernietigd in den flag by Nieuwpcort ;heü grootst gedeelte van Braband en Vlaanderen veroverd; de Republiek vry en onafhanglyk verklaard door haare oude Meesters; Holland gelukkig van binnen door zyn' rykdom, en gevreesd van buiten door zyne magt en verbindtenisfen; drie overwinningen in geregelde veldflagen behaald; agt-en-dertig .(leden na eene geregelde belegering veroverd; vyf-en-veertig vestingen ftormenderhand ingenomen; twaalf gewigtige plaatfen van eene bloedige belegering verlost; ziedaar eenige flaauwe fchetfen van zyne roemruchtige regeering. Alle de overwinningen van dien grooten Veldheer waren luisterryk omdat zy zo moeijelyk waren. Hy behaalde die op een' Hertog van Parma, die niet minder kundig was in flag te leveren als in voorzichtig te wyken; dien men. altoos den roem gegeven had van te flaan of niet te flaan naar dat hy zulks verkoos; by wien het gebrek aan levendigheid, welke de jaaren hem ontnomen hadden , door voorzichtigheid en ondervinding vergoed wierd; op een' Aartshertog Aibertus, die behalven zyne ongeveinsde godvruchtigheid, inneemende zachtmoedigheid, en naauwkcurige rechtvaerdigheid, waardoor hy alle harten wist te winnen, een meer dan gewoon vcrftand, eene heldhaftige dapperheid, en eene onvergelyklyke voorzichtigheid bezat; op een' Marquis Spinola, de eenige Veldheer na '.Lucullus, die den oorlog verftond zonder dien zelf te voeren; die veldflagen won zonder by dezelven tegenwoordig te  STADHOUDERSCHAP. oy te zyn; die belegeringen volbragt zonder ooit eene gezien te hebben; die uitmuntte in het geleiden van legers, zonder ooit mede opgetrokken te zyn. Men vroeg eens aan Prins Sfaüritsi wie,zyns bedunkens de grootfte Veldheer van Europa was, waarop hy verftandiglyk antwoordde* dat Spinól* de tweede was; een fynbedacht en ingewikkeld antwoord, dat twee beflisiingèn influ.it, die, myns bedunkens, beide waar zyn. Het geheel leven van deezen Stadhouder was eene genoegzaam onafgebrokenc aaneenfchakeling van veldflagen, belegeringen, en overwinningen. Hendrik de Groote was altoos gewoon te zeggen, „ dat 'er geen grooter Veldheer in „ de waereld was dan Prins Maurits van Oran„ je." Schoon hy van andere zaaken flechts eene gewoone kennis had, verftond hy echter den oorlog in den hoogften graad, en voerde denzelven altoos gelyk het een' Held betaamt. Zyn leger was de Krygsfchool van geheel Europa ; zyne leerlingen hebben door hunne daaden den luister van zyn' naam ftaande gehouden en misfchien vergroot. Hy bezat de bekwaamheid van Montetuculi in het beraamen van optogten en legeringen; van Vauoan in het verfterkcn en onwinbaar maaken van vestingen; van Prins Eugenius om talryke legers in onvruchtbaare of verwoeste landen te onderhouden; Van Vendómex om, ingeval van noodzaaklykheid, meer van het volk te verkrygen dan men zou kunnen verwachten; van Condé dat fchérpzichtig en overaltegenwoordig oog, dat de overwinning doorgaans met zich voert; van Koning Karei den Twaalf. E den  66 HISTORIE van ij et den om zyn volk byna ongevoelig te maaken voor honger, dorst, koude, en ongemakken; van 'lurenne om het leven van zyn volk te fpaaren, een geheim, dat in onze da^en fcbvnt verloren te zyn. Volgens het oordeel van den beroemden krygskundigen Ridder Folard is Maurits de grootfte Veldheer na de tyden' der Romeinen geweest. De heerschzucht ivas niet minder erfiyk in het huis van Oranje dan de heldenmoed * Maurits zocht, even als Willem, meer voor zich zeiven dan voor zyn Vaderland te veroveren Zyne onrechtmaatige oogmerken kwamen ein' delyk, na eene lange ontveinzing aan den dag, by gelegenheid van den ftilftand van wapenen die m den jaare 1607 tusfchen de Spanjaarden en de Nederlanders gefloten wierd. Alle omftandigheden fcheenen deeze gebeurtenis voor de Republiek noodzaaklyk te maaken Eenige koopheden waren geduurende den oorlog ryk geworden; maar het Gemeeneland was in fchulderi geraakt, de roem der overwininngen ,die de Nederlanders behaald hadden, was door kostbaar bloed verkregen. Spanjen bewilligde in het erkennen van de vryheid en onafhanglykheid der Fereenigde Nederlanden, en ging zelfs zo verre, dat het, om de Staaten te bevryden van de fchande van den eersten flap te doen, zich vernederde om zelf dien voorflaz aan te bieden. ° 1-n^rAffy7'/rOV;inC,"5al der Franciskaanen m de Nederlanden, kreeg last om deeze gewigtige onderhandeling te beginnen;de Koning van Spanjen zou niet wel eene betere keus hebben kun-  > STADHOUDERSCHAP. 6> kunnen doen. Deeze Ceestlyke, die te Antwerpen geboren, doch uit Zeeland afkomstig was, paarde een uitmuntend natuurlyk verftand met eene onvergelyklyke ondervinding; eene inneemende zachtheid met eene eerwaerdige achtbaarheid; eene edele vrymoedigheid met eene toegeevende gemeenzaamheid; eene overtuigende welfpreekendheid met duidelyke en da«c gelykfche bewoordingen; de gedweeheid van een3 hoveling met de ftreeken van een' monnik; do begaafdheid van zich te fchikken naar het karakter van anderen zonder zelf een bepaald karakter te hebben. Men zou hier nog kunnen byvoegen, dat hy van jongs aan in de ftaatslisten was opgekweekt, dat hy eene volmaakte kennis der bclangens van Spanjen bezat, dat hy tot eene geestlyke orde behoorde, die hem minder gevoelig maakte voor de afwyzingen en onaangenaamheden, die onaffcherdbaar verknocht waren met den last, die hem opgedragen was; en om mét een woord alles te zeggen, hy was tot deeze onderhandeling best gefchikt, omdat hy in Heiland zeer gezien was, en Prins Willem hem altoos met zyne achting en vriendfchap vereerd had. Deeze doorzichtige Geestelyke zag welhaast, dat het ontwerp om een' ftandvastigen vreede tusfehen deeze twee Moogendhcden te bewerken, niets meer dan eene bloote harfenfehim was. De eifchen van beiden de partyën waren zó tegenftrydig, en rnen was van beide kanten zó ongenegen om iets daarvan af te ftaan, dat hy best oordeelde enkel op een' ftilftand van wapenen aan te dringen. Prins Maurits was E 2 . be-  68 HISTORIE van het beducht voor eene gebeurtenis, die voorzeker zyn gezag moest verminderen, en naar allen fchyn nadeelig zyn voor zynen roem. Om dit, indien het mooglyk was, te beletten fchreef hy een' algemeenen brief, waarin hy met veeloverleg de redenen aantoonde, die de Staaten hadden om den oorlog voort te zetten. Van den ónderen kant deed hy door zyne afhangelingen vinnige fchimpfchriften verfpreiden, waarin de ftaatkunde der Spanjaarden voor trouwloosheid, hunne veroveringen voor rooveryën, hun godsdienstyver voor dweepery, en hunne voorflagen voor listen wierden uitgemaakt. Men legde hen daarin te last, dat zy de overeenkomsten tusfchen de Vorsten en onderdaanen voor niets rekenden; dat zy tot de onderhandeling niemand anders hadden afgezonden dan een' Italiaan, die geene zwaarigheid ftelt in het pleegen van een verraad, en een' Monnik, die leert, dat men aan Ketters geen woord behoeft te houden; en dat zy den Griffier van de Staaten door een gefchenk van vyftigduizend kroonen hadden zoeken om te; koopen. Deeze haatelyke befchuldigingen zouden zonder twyfel grooten invloed gehad hebben op gemoederen, die nog verbitterd waren, indien de Advocaat van Holland en zyne vrienden dit kwaad in zyn', oorfprong niet geftuit hadden. Joban van Oldenbarneveld, de grootfte Staatsdienaar, die ooit de Republiek der Feretnis.de Nederlanden beftuurd heeft, had een edel en moedig voorkomen; hy bezat eene welfpreekendheid, welke meer eene godfpraak dan eene bloote redenkunst fcheen te zyn; alle de geoefend-  STADHOUDERSCHAP. 09 fendheid, welke de behandeling der gewigtigfte zaaken, en de diepfte overweeging den mensch kunnen geeven; een verftand, dat tot het uitbreiden van den koophandel, tot het uitvinden van geldmiddelen, tot het ontwerpen en uitvoeren van onderhandelingen, en , met één woord, tot alles bekwaam was; hy bezat de kunst om de zaaken door te zetten zonder overyling, of dezelve te vertraagen zonder langwyligheid; eene buitengemeene bekwaamheid om de geheimen van anderen uit te vorfchen zonder zyne eigenen te openbaaren; de uitmuntende verdienfte van zyne uiterfte poogingen te hebben aangewend om den roem van zyn Vaderland te bevestigen , en het geluk van daarin geflaagd te zyn; dien opflag van oogen, die den uitmuntenden mensch op eene zo kenbaare wyze van den gewoonen mensch onderfcheid. Hy was een gezworen vyand van alle onrechtvaardigheid, kuipery, partyfchap, en nieuwigheid, fchoon die ook voordeelig mogten fchynen;met één woord, hy was een Romein; men herkende in hem de deugd van Cato en van Fabricius, en hy heeft altoos getoond hunne ftandvastigheid te bezitten. Maurits, die zeer wel wist welk een oprecht Vaderlander de Advocaat was, had nooit de gedachten durven vormen om hem in zyne belangen over te haaien; en meer dan eens te vergeefs getracht om hem den voet te ligten; en zag zich eindelyk genoodzaakt om hem, zo het mooglyk was, bevreesd te maaken. Men deed hem onder de hand een' brief toekomen, waarin men hem met eene geweldige dood dreigde. E 3 Bar^  fa HISTORIE VAN HET BameveU, die een niet minder doorliepen dan moedige Staatkundige was, wist den haat van zyne vyanden tot zyn voordeel te doen gedyën. Na zyne vrienden van zyn voorneemen verwittigd te hebben, begaf hy zich (naar de vergadering der Staaten, las daar opentlyk het oproerig gefchrift, dat men hem toegezonden had, aan de overige leden voor; verklaarde, dat hy befloten had het beftuur der zaaken neder te leggen, dewyl men zich van zyn aanzien bediende als een voorwendfel om den Staat te beroeren • en verzocht de vryheid van zyn ampt te moogen nederleggen; waarop hy, zonder antwoord af te wachten, uit de zaal ging, om de overige leden tyd van beraad te geeven. Dit vertrek veroorzaakte een algemeen gemompel in de vergadering; zyne vrienden, die hy van dit voorneemen verwittigd had, bedienden [zich met veel vrucht van deeze gelegenheid , en zyne vyanden zeiven voegden zich, uit verbaasdheid over dien onverwachten flap, by hen, en verfoeiden de vervolgers van dien doorluchtigen Staatsdienaar. De aandoening over deeze gewigtige gebeurtenis ging zelf zó verre, dat men de aanzienlykfte leden uit de vergadering afzond, om hem te bidden, dat hy zich toch in eene zo hachlyke omftandigheid niet zou onttrekken aan eene Republiek, welke hy zo menigmaal door zynen wyzen raad gered had. Barnevdd, die deezen ftap enkel gedaan had opdat men hem dit verzoek zoude doen, keerde terug naar de vergadering, en gaf daar meteen3 gebiedenden toon, die hy op andere tyden nimmer zou aangenomen hebben, eene zó treffende fchets  STADHOUDERSCHAP. 71 fchcts van de yslykheden en rampen van den oorlog en van de bckoorlykhcid des "vreedes; en Helde de gevaaren van den eenen , en de nood-' zaaklykheid van den anderen zó levendig voor, dat zes Provinciën terftond zyne zyde koozen. Zeeland alleen , verblind door het voordeel der Kaapredery, en door de partyzucht voor den Prins, bleef zich- hardnekkiglyk tegen het BeHand verzetten, zonder zelfs te willen luisteren naar de voorwaarden, op welke hetzelve wierd voorgeslagen. Deeze tegenkanting bragt de andere Staaten in groote verwarring, dewyl men by de Unie van Utrecht vastgefteld had de wapenen niet te zullen nedepleggen dan met algemeene toeftemming van alle Je Provinciën , of dat indien eene of meer derzei ve van een ander gevoelen waren, de zaak zou beflist worden door den Stadhouder , en dus zou men toen dezelve juist hebben moeten overlaaten aan Prins Maurits, die niets anders zocht dan den oorlog voort te zetten. De gemoederen der Afgezondenen raakten hierdoor aan het gisten. De zes Provinciën misnoegd om dat eene enkele Provincie, onder voorwenfel van dit artikel der Unie, haar de wet wilde voorfchry ven , begonnen opentlyk haar misnoegen te toonen, en dreigden reeds, dat zy het uiterfte zouden afwachten, toen Jeannin en Spencer, de Afgezanten van Frankryk en Engeland, in de vergadering kwamen. Deeze twee bekwaame onderhandelaars ftelden eerst de voordeden der- eensgezindheid en de nadeelige gevolgen der verdeeldheid voor, kwamen vervolgens op het bewust artikel van E 4 d$  HISTORIE VAN HET de Unie, en trachtten de Staaten van Zeeland te doen begrypen, dat men ten tyde van het fluiten van dat verbond niet gezien had op een' vreede of een beftand, waardoor men de vryheid kon vastftellen, maar op eene onderwerping aan de vyanden, net dat deeze, wanneer dezelve naar hun gevoelen zou uitgelegd worden, het welzyn van den Staat, dat ten allen tyde de hoogfte wet is, in deeze omftandigheid het affchaffen, of ten minste het opfchorten van het gemelde artikel vorderde; dat, zelfs wanneer de noödzaaklykheid van een vergelyk met Spanjen al eens in twyfel mogt getrokken worden , het echter niet meer dan billyk was, dat het kleinst getal voor het grootst week, om de verdeeldheden, die altoos het verderf van een Gemeenebest zyn uit den weg te ruimen. Zy beflooten hunne aanfpraak met te zeggen, dat zy last hadden om van wegens de beide Koningen, hunne Meesters, aan de Staaten te verklaaren, dat zy een beftand met Spanjen moesten aangaan of voor altoos de hulp, en misfchien wel daarenboven de vriendfchap van hunne Meesters verliezen. Deeze laatfte verklaaring trof de Staaten van Zeeland; fchoon zy niet konJen overgehaald worden om tot het beftand mede te werken, maakte de bedreiging der beide Afgezanten hen echter zó bevreesd, dat zy zich niet Jangerdaartegen durfden aankanten; zy beflooten, dat hunne Afgezondenen tegenwoordig izouden zyn by de onderhandeling, zonder zich daartegen aan te kanten, doch ook zonder hunne toeftemming te geeven tot hetgeen 'er zou befloten wor-  STADHOUDERSCHAP. 73 worden. Van toenaf wierden de onderhandelingen met den grcotftcn fpocd doorgezet; het Beftand voor twaalf jaaren wierd in het jaar 1609 gefloten, en de onafhanglykheid der Vereenigde Nederlanden, welke men hen zolang betwist had , wierd door geheel Europa erkend. Een hardnekkige oorlog van twee - en - veertig jaaren, hoe hevig dezelve ook voortgezet was gewórden, had echter de neiging tot vreede in de harten der Nederlanders niet kunnen uitblusfchen. Een ieder betoonde om het zeerst allerhande blyken van vreugd, en waarfchynlyk is dezelve by niemand enkel uitwendig en geveinsd geweest dan by den Stadhouder en zyne afhangelingen. Deeze Prins befchouwde het Beftand als de grootfte hinderpaal, die men aan zyn oogmerk om de Nederlanden aan zich te onderwerpen kon in den weg ftellen. De weigering, die zyn Vader in voorigen tyd van de Staaten van Holland en Zeeland had moeten lyden, had gean' indruk op hem gemaakt; by dacht, dat net zyn Vader aan moed of aan bekwaamenheid ontbroken had. Het groot vermoogen, dat Barneveld door zyne veelvuldige en gewigtige diensten op de gemoederen van alle braave Landgegenooten verkregen had, fchrikte hem veel meer af. Deeze twee doorluchtige perfonadiën hadden tot dusverre altoos in eene zeer naauwe vriendfchap met eikanderen geleefd; de Groot-Advocaat had daartoe den grond gelegd door de weldaaden, die hy aan het Huis van Oranje bewegen had, en de Prins had dezelve door zyne E 5 er-  74 HISTORIE VAN HET erkentlykheid bevestigd; de zaamenvoeging van beider uitmuntende bekwaamheden,; de onwederftaanbaare overtuigingskracht van den eenen in de raadsvergaderingen, en de voorzichtige dapperheid van den anderen in het veld hadden aan fle Republiek een' luister bygezet, die misfchien langer in ftand zal blyven dan de Republiek zelve. Deeze zo gelukkige ovcreenftemming bleef plaats grypen totdat de heerschzucht van den Prins derzelver heilzaame banden verbrak? Zy ontveinsden echter nog een'geruimen tyd hun wederzydsch misnoegen; Bameveld uit hoop, dat hy Prins Maurits tot den weg der deugd zou doen terug keeren, en Maurits uit hoop, dat het hem gelukken zou de onverzetlyke eerlykheid van Barneve/J te doen wankelen. Het fluiten van het Beftand ftelde het karakter van beiden in een waar daglicht; de Groot-Advocaat toonde door hetzelve te bevorderen , dat de belangens van zyn Vaderland hem nader aan het hart lagen dan die van het Huis van Oranje, en de Stadhouder door hetzelve te dwarsboomen, dat hy andere oogmerken had dan die van het algemeen welzyn. De laatstge» melde begon toen, klaarder dan ooit te vooren, te bemerken, dat, eer hy aan het volvoeren van zyne haatelyke oogmerken begon te denken, hy alvorens den eenigen man, die dezelven kon beletten of helpen bevorderen,moest overhaalen, of uit den weg ruimen. Eer hy tot geweld overging dacht hy vleijeryën in het werk te ftellen, en dit deed hy op de volgende wyze: Louife de Coligny; dochter van den Groot' Ad-  STADHOUDERSCHAP. 75 Admiraal van Frankryk was met Willem den Eersten gehuwd na de dood van zyn derde gemaalin. Maurits, die altoos met haar in vriendfchap geleefd had, gaf haar kennis van zyn oogmerk , en verzocht haar, dat zy den Advocaat op dat ftuk eens zou tcetfen. Om haar het ontwerp van deeze verheffing aanneemfyk te maaken, en hetzelve by Barncveld fterk te doen aandringen, ftelde hy haar voor, dat zy zelve groot belang had by deeze zaak; naardien hy, volftrekt befloten hebbende nimmer te trouwen, Frederik Hendrik, den eenigen zoon, dien zy by Willem den Eersten had, daardoor in het bezit zou ftellen van alle de magt, die hy van zyn voorzaat geërfd had, en die aan zyne nakomelingen weder ongeftoord overlaaten. De Prinfes verblind door de fchoonfchyncnde hoop van haaren Zoon eenmaal eene kroon te zullen zien draagen, maakte geene zwaarigheid om den last aan te neemen, die 'Prins Maurits haar had opgedragen; zy verftoutte zich om aan den deugdzaamften Vryheidsburger zyne ftem te verzoeken tot het vernietigen van de rechten der vryheid. Barneveld, die in alle gevallen, daar het te pas kwam, niet alleen,voorzichtig maar ook oprecht was, maakte geene zwaarigheid om zyne gevoelens aan de Prinfes te openbaaren. Hy betuigde haar: „ Dat hy niets met „ meer drift en hartelykheid wensebte dan de „ vergrooting van het Huis van Oranje; dat hy „ gaarne zyn bloed zou willen ftorten om hets, zelve tot eene hoogheid te verheffen, die op ,, deugd en nuttigheid gegrond was;" doch hy yoegde daarby, „ dat Prins Maurits door naar 33 het /  76 HISTORIE van het „ het Oppergezag van de Nederlanden te flaan „ klaarblyklyk zyn' eigen' ondergang zocht." Om dit bewyzen bragt hy by: „ Dat de inge- zetenen der Vereenigde Nederlanden veel te „ vryheidsgezind waren, om hunnen wil aan „ den wil van een Opperhoofd te onderwer„ pen; dat zy, na het juk van een' magtigen „ Vorst afgeworpen te hebben, nimmer zouden „ befluiten om onder dat van een' minderen s, Vorst te bukken; dat de vrees voor de 3, magt van Spanjen hen wel een en andermaal „ een' nieuwen Heer had doen verkiezen; maar, „ dat het gedrag van den Hertog van Alencon „ hen voor altoos van dit gevoelen had afge„ fchrikt; dat het herdenken aan de dood der Graaven van Egmond en Home, aan den aan„ flag op Antwerpen , en aan de overige wreed„ heden van den Hertog van Alba en anderen, ,, hen zelfs den naam van willekeurige regee„ ring haatelyk hadden gemaakt, dat het niet „ wel mooglyk zou zyn, nadat, door het flui„ ten van het Beftand, de vreede en vryheid „ bevestigd was, den eenen of de andere te „ fchenden, zonder zich opentlyk aan den haat „ en de woede van het volk bloot te ftellen; ,, dat de drie ampten, waarmede Prins Maurits „ bekleed was, hem zoveel gezag gaven als de „ eerste Graaven van Holland, de Hertog van „ Bourgondiën, ja Keizer Karei de Vyfde zelf ,, gehad had; dat het hem tot vermaak behoor„ de te ftrekken, fteeds van een ieder te hoo„ ren zeggen, dat raen het jaargeld en de eer„ titels van den Stadhouder behoorde te verft grooten, dewyl hy onophoudelyk zyn levesi ,, voo?  STADHOUDERSCHAP. 5, voor het algemeen welzyn in de waagfchaal 3, ftelde, maar dat, zohaast hy eenmaal den gc„ haaten naam van Heer aannam, men hem zelfs „ de livrei van zyne bedienden zou misgun5, nen." Toen Barneveld zag welk een' invloed zyn vertoog op de Prinfesfe - Weduwe had, floeg hy de jaarboeken der Nederlanden open, om haar aan te toonen, dat zyne gezegden op dezelven gegrond waren. Zy ftond verbaasd toen zy zag, dat 'er onder allen de Graaven byna niet een te vinden was, tegen wien de onderdaanen niet waren opgeftaan; dat veelen van hen zelfs in hunne Hoven of fterkten waren aangetast geworden; anderen afgezet, en eenigen ter dood gebragt. De Prinfes was zodanig getroffen door het-' geen zy gehoord had, dat zy alles in het werk ftelde om den Stadhouder van zyne heerschzucht te geneezen, en hem over te haaien om af te zien van een ontwerp, dat noodlottig voor hem moest ^worden, offchoon het hem mogt gelukken. Zoveel bedaardheid was niet van den fmaak van Prins Maurits; toen hy bemerkte, dat hy niet ten troon kon ftygen door de gunst en hulp ran den Groot-Advocaat, zocht hy zich een' weg te baanen tot denzelven door het bloed van dien vroomen man. Deeze flap was gevaarlyk, maar dezelve was noodzaaklyk geworden. Hy nam zyne toevlucht tot de benyders van de verdiensten en het aanzien van dien doorluchtigen ftaatsdienaar; en welhaast deed zich eene bekwaame gelegenheid op om zyne  78 HISTORIE van het zyne fnoode zaamenzweering aan den gang te helpen. Twee Hoogleeraars van de Leydfche Hoogefchool begonnen omtrent dien tyd de gemoederen door hunne godgeleerde gelchillen te, verdeden, Franciscus Gomrnarus ontkende de vryheid van den mensch; Jacobus Arminius hield in tegendeel dezelve ftaande tegen de onwederftaanbaare genade. De eerste leerde, dat God oorzaak van de zonde was; en de andere, dat de goede werken by God verdienstelyk waren: , De een verdeedigde Hellingen, die hy het gevoelen van Calvinus dacht te zyn, en de ander verdeedigde die, welke hy overeenkomftigdacht te zyn met Gods woord en de gezonde rede. Zy waren beiden fchrander en levendig van aart; 'zy zochten beiden zich een' aanhang te maaken, dat hen ook gelukte. Hunne gevoelens, die eerst binnen den omtrek der hoogefchool bepaald waren, verdeelden welhaast de kerken en kerkvergaderingen. Deeze verdeeldheid wierd binnen kort algemeen; en het volk, dat weinig, of, misfchjen, in het geheel geen kennis van deeze zaaken had, trok blindelings de party van de leeraars, die zy kenden, of die zy meest genegen warén. De Staaten, die den aart der Gecstelyken kenden, vreesden voor de gevolgen vgjn deeze fcheuring. Zy oordeelden, dat eene openbaare byè'enkomst het beste middel zou zyn om de gemoederen te vereenigen; dech dezelven wierden daardoor nog meer vcrwyderd. De haate^ lyke naamen van Arminiaancn en Gomaristen namen daar hunnen oorfprong, en wierden welhaast  STADHOUDERSCHAP. 7g haast de krygsleus van een' algemceneh en onverzoenlyken haat. Men kan zich ligt een denkbeeld van deszelfs hevigheid maaken, wanneer men bedenkt, dat de godsdienst het onderwerp van denzelven was. In fommige tydsomftandigheden zyn zelfs de bedaardfte menfchen genoodzaakt eene party te kiezen, om zich niet aan den haat van beide partyën bloot te Hellen. Bameveld, die zich tot deeze droevige noodzaaklykheid gebragt zag, verklaarde zich, of uit overtuiging, of uit neiging, of om gegronde redenen, voor de party van Arminius, welke voor de verdraagzaamheid was. Maurits, aan wien alle godsdiensten even onverfchillig waren, als zy maar niet met het gevoelen van den Groot-Advocaat overeenkwamen, koos de party van Gommarus, welke oproerig en fcheurziek was, omdat zy zich verbeeldde leerftellig te zyn. Nimmer kon de waare godsvrucht iemand meer yver en werkzaamheid geeven, dan de heerschzucht den Stadhouder inboezemde. Hy was overbodig in het geeven van liefkozingen, ampten, beloften, jaargelden, en gefchenken, aan de Hoogleeraars, Predikanten, en Overheden, die zyne zyde koozen; dit waren de eenige bewyzen, waarvoor de redelyke party moest zwichten. Zohaast Maurits zyn' aanhang genoeg gevestigd oordeelde, deed hy door den Koning van Engeland, die zelf ditwenschte, by de Staaten het veroordeelen der gevoelens van Arminius verzoeken; dewyl hy wist, dat zy dien Vorst niet wel iets durfden weigeren. Deeze Koning, dien Hendrik de Groote gewoon  8o HISTORIE VAN HET woon was fpotswyze Messier Jacolus te noemen, was grooter liefhebber van de waereld te onderwyzen dan te veroveren, en wilde thans voor Godgeleerden fpeelen, daar enkel ftaatkunde te pas kwam. Hy genoot het mislyk vermaak van het Synode van Dordrecht berokkend te hebben, daar de Gomdristen, die de fterkften, en dus partyën en rechters waren, den kerklyken banblikfem uitfchooten op de weerlooze Arminiaanen. Deeze deed gelukkiglyk juist wel niet veel fchaade aan de gevoelens zeiven, maar ftrekte echter ten middel om derzelver belyders te verdrukken Onder voorwendfel van de befluiten der Synode ten uitvoer te doen brengen doorliep de Stadhouder, met den degen in devuisc, de Zeven Provinciën, en deed allen de Magiftraatsperfoonen, en Geestelyken, die Arminiaanschgezind waren, of die het volgens zyn belang moesten zyn, afzetten, vangen", of uitbannen. Bameveld was het laatfte Slachtoffer , dat voor zyne verfoeijelyke heerschzucht moest bukken; hy deed den Vader van zyn eigen Vaderland, door vier-en-twintig onwettige en omgekochte rechters ter dood verwyzen, als verwoester van een' Godsdienst, dien hy had trachten te bevreedigen, en te bevestigen. De twee Zoonen van dien onvergelyklyken man, Reinier en Willem, door eene édele wraakzucht aangefpoord, beflooten kort daarna dien fnooden moord te wreeken. Zy wierden hiertoe aangedreven niet alleen door de begeerte om hunnen doorluchtigen Vader wraak te verfchaffen, maar, wel voornaamelyk, om de vryheid van hun Vaderland in zekerheid te ftellen door het  STADHOUDERSCHAP. Sï van kant maaken van den heerszuchtigen Dwingeland; die dezelve zocht onder te brengen. Doch de Hoofden van dit eedgenootfchap hadden geen beleid, en de eedgenooten geen' ftandvastigen moed genoeg om het ontwerp wel te beraamen en moediglyke ten uitvoer te brengen. De aanflag wierd ontdekt; Willem van Oldenbameveld, en eenigen van zyne medeplichtigen vonden hun behoud in de vlucht; maar Ktiniet wierd gevat en ter dood verwezen. Mevrouw van Oldenbameveld,de Weduwe,liet zich over- ^ haaien óm vergiffenis te verzoeken voor haaren zoon, by Prins Maurits, die, als'Stadhouder , het recht had om het vonnis te vernietigen. ,, Ik ftaa verwonderd," gaf haar deeze laaghartiglyk ten antwoord, ,, dat gy voor uwen zoon doet, hetgeen gy „ voor uwen man niet hebt willen doen." De edele Vrouw,- die de laagheid van dit gezegde maar al te duidelyk gevoelde , hernam haar ftoutmoedig en groot karakter, en gaf hem met verontwaerdiging ten antwoord: Ik heb geene vergiffenis verzocht voor myn' „ man, omdat hy onfchuldig was, maar ik ,, vroeg die voor myn' zoon, omdat by fchul,, dig is." De wreedheid en wraakzucht van Maurits^ deeden hem geen voordeel; de nagedachtenis van den Groot-Advocaat kreeg welhaast wei derom de overhand. Een ieder der medeplichtigen aan zyne dood fchaamde zich de hand geleend te hebben aan het verkorten van een dier. baar leven, dat geheelenal aan het Vaderland gewyd was. De Ontwerper van eene zo verfoeijelyke zaamenzwecring wierd over het algemeert F ge-  tz HISTORIE VAN HET gehaat, en men zag, van toen af aan, in den Befchermer van de Republiek niets meer dan den laagen Moordenaar van den vroomen Oldcnbarneveld. By deezen algemeene haat kwamen nog drie andere redenen, die den Prins van zyne oogmerken tot de Opperheerfchappy verwyderden. De eerste was, dat de Gomaristen, waarop hy zich verlaten had, hem niet veel dank beweezen voor zyn' byftand; zy wisten, dat Maurits, door hunne zyde te kiezen, enkel zyn eigen belang had zoeken te bevorderen; by had hen helpen verheffen, zy hadden hem zyne en hunne wraakzucht helpen volvoeren; en oordeelden dit nu genoeg te zyn. De tweede, dat Frankryk , hetwelk de Republiek altoos eene byzondere genegenheid had toegedragen, dewyl het de grondlegging van dezelve, altoos als zyn eigen werk befchouwd had,degefchillen, waardoor dezelve verdeeld wierd, trachtte te doen ophouden. DeKoning had zich veel laaten gelegen leggen aan de zaak van Bameveld, van wiens eerlykheid, bekwaamheid, en welgezindheid hy ten volle overtuigd was. Maurits verwierp met eene ondraaglyke trotsheid de bemiddeling van dit Hof, en Lode Infantie, die aan Lodewyk den Veertiende de Spaanfche Nederlanden als een huwlyksgift zou medebrengen; en fchoon dit huwelyk van beide zyden als eene harfenfchim wierd aangemerkt, bediende het Hof van Madrid zich echter daarvan met veel voordeel als van eene overeenkomst, die reeds gefloten was, om de Staaten der Ftrttnigdt Nederlanden ongerust te maaken. Eenige Historiefchryvers voegen hierby, dat men, om de gemoederen nog meer aan het gisten te maaken, het gerucht deed verfpreiden, dat onder den afftand, dien Spanjen voorgenomen had te doen, ook de Zev-en Provinciën begrepen waren* Het fcheen zedert eenigen tyd; dat de Nederlanders ligtelyk konden bevreesd gemaakt worden; uit vrees van bedrogen te zullen worden gaven zy zich van zelf aan de misleiding over; O ' en  9$ HISTORIÉ VAN HET en door de geringHe fchynbaarheden ontrust waren zy altoos meer genegen om geloof te flaan aan de valfche uitftrooifelen, die van den kant hunner vyanden kwamen dan aan de oprechtfte verzekeringen van hunne vrienden en bondgenooten. Deeze geneigdheid deed hen geloof flaan aan de uitftrooifelen van Spanjen, en achterdocht opvatten tegen Frankryk. Alles had hen intusfchen van het tegendeel behooren te overtuigen. De wezentlyke verplichting, welke de Republiek aan Frankryk had; de heiligheid der zo menigmaal hernieuwde verbonden; het mistrouwen, dat zy natuurlykerwyze tegen hunne oude Meesters moesten hebben; en de hoop van beter voorwaarden te zullen bedingen, of ten minste de bedongene beter ten uitvoer te zullen zien gebragt, wanneer zy een onderling verbond met hunne oude bondgenooten aangingen. Maar een Gemeenebest gelyk dat der Vcretnigde Nederlanden kan niet geregeerd worden gelyk andere Staaten. Die groote menigte van afzonderlyke Opperhoofden, welker Hemmen invloed hebben op de algemeene befluiten, maakt eene vergadering uit, welke byna evenzeer onderworpen is aan volksgrilligheden als het volk zelf. Een valsch gerucht listiglyk uitgeflraoid had in den tyd, waarvan wy thans fpreeken, vermoogen genoeg om door de gantfche Republiek allen de gevoelens en denkwyzen tot een eenpaarig befluit te brengen, Men oordeelde niet langer, dat rneri de Spanjaarden, fchoon gezworen vyanden, behoorde te verdenken, maar integendeel wierden de FramJ'cben, de oude vrienden van de Republiek, het  STADHOUDERSCHAP. 99 het voorwerp van het algemeen mistrouwen; en men ging zelfs zó verre, dat men zich verbeeldde , dat de algemeene veiligheid vereischte, dat men de Spanjaarden als eene borstweering tegen de Frarifcben in het bezit der nabuurige landen moest hnndhaaven. Deeze ongerymde Helling vond, wel is waar, in den beginne geen' algemeenen ingang; doch dezelve nam zó fchielyk toe, dat het te vreezen ftond, dat de geheele Staat daardoor welhaast zou weggefleept worden. Om dit, indien het nog mooglyk was, te verhoeden, begaf de Heer de Servien zich naar 's Graavenhaage, en ftelde daar ter bevreediging en gerustftelling der gemoederen alles. in het werk, dat de doorzichtigfte en verftandigfte ftaatkunde aan een onderhandelaar kan ingeeven. Hy drong wel voornaamelyk aan, dat, gelyk de vereeniging der twee Moogendheden haar voorfpoedig hadden doen zyn in den oorlog, dezelven haar ook over den vreede zou doen beflisfeh; daar integendeel een afzonderlyk verbond, van welk een' aart het ook zyn mogt, hen niets meer dan een fchynbaar of een kortftondig voordeel zou kunnen aanbrengen. Dee::e redenecring kon gegrond zyn; en ik geloof zelfs, dat zy het inderdaad was; maar de waarheid van dezelve kon niet aan den dag komen uit hoofde van de algemeene vooringenomenheid. De geduurige en fchoonfchynénde uititrooifelen van de Spanjaarden; de gegronde of ongegronde vrees, die de vorderingen van Frankryk aan fchroomachtige of vrerreuitziendo gemoederen inboezemden; de kunstige voorftellen van de Heeren Paamv en de Knuyt, twep O 2 der  te© HISTORIE van het der voornaamfte Hollandfche Afgezanten tot de vreedehandeling te Munster; de voordeden van een'daadelyken vreede, die door geene tienjaarige overwinning nuttiger of roemryker kon gemaakt worden ,• de geneigdheid van Spanjen om alles in te willigen; zelfs tot die verzoeken toe, welke gedaan wierden zonder hoop van die te zullen verkrygen; dit alles woog zwaarder dan de gehechtheid aan de oude verbindtenisfen, en •de welfpreekendheid van den Franfchen Gevolmagtigden. Hierby kwam nog de veelvermoogende tusfdienkomst van de Prinfes van Oranje in deeze gewigtige onderhandeling. De middelen, die Spanjen in het werk ftelde om haar op zyne zyde te krygen, zyn niet al te wel bekend. Indien die, welke men in de Hiftoriën vind aangetekend , waar zouden zyn, dan zou deeze Prinfes zich eene onuitwischbaare fchande op de hals hebben gehaald door den roem der Vereenigde Nederlanden, en de grootheid van haar eigen Huis, die van het voortzetten van den oorlog afhing, opgeofferd te hebben aan een laag eigenbelang. Wat daarvan zynmooge.zy bediende zich van den toeftand, waarin de Stadhouder zich bevond, wiens verftand dag aan dag afnam, om hem tot haare gevoelens over te haaien. Het was niet meer die Frederik Hendrik, die niets dan overwinningen.ademde; het was thans niets meer dan een zwak vreesachtig mensch, die op het minst gevaar beefde, die een flaaf was van den wil van zyne huisvrouw, die achterdochtig was omtrent zyn' eigen'zoon, die in zyne vriendfchap voor Frankryk : . zo-  STADHOUDERSCHAP.' ïoi zodanig verflaauwd was, dat hy zelfs den naam van Franfcben niet dulden kon; die de Spanjaarden , zyne gezworen vyanden, genegenheid toedroeg, die traanen ftortte op het bloot gedenken aan de dood, die hy in het veld zo menigmaal had uitgetart. De laatfte daad van zyne regeering was, dat hy, in weerwil van de geheiligdfte verbonden, zyne toeftemming gaf om zich van Frankryk af te fcheiden, en te Munster een' afzonderlyken vreede met Spanjen te fluiten» G 2 WIL:  202 HISTORIE VAN HET WILLEM de TWEEDE Prins van ORANj E. Vierde Stadhouder, Kapitein-Generaal en Admiraal. 2j|ohaast Frederik Hendrik overleden was volgde zyn zoon, Willem de Tweede, hem op in alle zyne ampten en waerdigheden, waarvan hy het recht van overleeving reeds lang te vooren verkregen had. Deeze jonge Prins bezat alle de hoedanigheden, die vereischt wierden om den roem Van zyn genacht duurzaam te maaken. De trekken van zyn gelaat waren bevallig, regelmaatig, en majestueus; zyn lichaam was fterk, vaardig, en onvermoeid; zyne manieren waren ongedwongen, 'inneemende, en gemeenzaam; zyne kundigheden ftrekren zich uit tot de taalen, de dichtkunst, de geichiedenisfen, en de wiskunde; hy bezat eene ervarenheid, die meer uitgebreid was geworden door zyn vlug vernuft en zyne bedaarde overweegingen, dan men van zyne jaaren zou hebben kunnen verwachten. Doch van den anderen kant ontbrak het zyn verftand aan juistheid, zyn aart aan gematigdheid; zyne ftaatkunde aan éerlykheid; zyn'moed wn voorzichtigheid; zyne heerschzucht aan  STADHOUDERSCHAP. ÏOj ingetogenheid; en zyn gemoed aan Standvastigheid. Geboren met eene onwederftaanbaare neiging tot de waare of fchynbaare heldhaftigheid, zocht hy den roem van dezelve in het onderdrukken van zyn Vaderland, dien hy waarfchynlyk zou gezocht hebben in deszelfs verdeediging, indien de vreede hem dit middel niet ontnomen had. De levendigheid en driftigheid van zyn' aart, welke hem de werkloosheid ondraaglyk maakte; de aanzoeken van de Prinfes zyne Gemaalin , die dochter van, een' Koning zynde het zich tot oneer rekende geene Koningin te zyn; de gunst van het volk, die thans ten hoogften top gerezen was, de kwaadaartigheid van fommige gereformeerde Predikanten , die door hem den ondergang der Arminiaanen zochten te bewerken,die onder de verdraagzaame regeering van Frederik Hendrik weder een weinig adem hadden beginen te fcheppen; alle deeze groote beweegredenen, en dan nog eenige andere van minder belang, bragtcn hem in het denkbeeld, dat thans het tydftip gekomen was om het groot ontwerp der opperheerfchappy, dat zyne voorouders gefmeed hadden, ten uitvoer te brengen. En inderdaad alles fcheen zaamen te loopen om hem ten throon te verheffen; terwyl van den anderen kant niets zulks fcheen te beletten. Alle de Moogendheden van Europa waren, of onverfchillig over het lot van de Republiek, of zy begeerden derzelver ondergang. De Naordfcbe Koningryken wierden verfclieurd door een' bloedigen oorlog, die Zweeden ,Truisfen, Polen, en Denemarken', de eene na de G 4. an-  to4 HISTORIE van het andere had uitgeput; deeze Landen hadden veel te veel te doen met hunne eigen onheilen, om te kunnen denken aan die van eene Republiek, welke nog genoegzaam in haare geboorte was. De Keizer door het tractaat van Westphalen verlloken van de eigendunklyke magt, welke het Huis van Oostenryk zich in Duitsthland had aangemaatigd, fmeedde nieuwe boeijens voor het Keizerryk in den ledigen tyd van een' gedwongen' vreede. Spanjen, dat zich moest vernederen om de onaf hanglykheid der P'ereenigde Neder landen te erkennen, zou veeleer het vuur der burgerlyke onlusten hebben zoeken aan te kweeken dan uit te blusfehen. Engeland, dat thans ■bukte onder de flaaverny van een' Geweldenaar, nam deel in zynen haat tegen' de Republiek, welke zich het droevig lot van den ongelukkigen Kartl den Eersten had durven aantrekken. Frankryk had groote rede om misnoegd te zyn over het gedrag van de ondankbaare Nederlanders, die nog zo kort geleden, liever een verbond hadden willen aangaan met hunne oude Dwingelanden, dan zich houden aan de, oude ^verbonden met eene Moogendheid aan welke zy hun behoud verfchuldigd waren. Willem had te veel doorzicht om alle deeze voordeelige omftandigheden niet te zien, en te heerschzuchtig om zich niet van dezelve te bedienen. Daar ontbrak niets meer dan een fchoonichynend voorwendfel, en ook dit wierd welhaast gevonden. Zohaast de vreede met Spanjen gefloten was, wierd de vermindering van krygsvolk in de vergadering der Staaten voorgefteld K als eene zaak, die ten hoogfte noodzaakelyk was "" . tot  STADHOUDERSCHAP. 10J tot herftelling van de geldmiddelen, de rust, en den koophandel; en deeze voorflelling wierd met toejuiching aangenomen, door het grootst getal der Leden, welker ftaatkunde enkel beflond uit zuinigheid, geldzucht, en mistrouwen. Comelis Bikker, Burgermeester van Jmfterdam, die zeer veel aanzien had in deeze Vergadering, onderfteunde dit voorllel met zoveel levendigheid en kracht van redenen, dat de vermindering der troupen vastgerteid, en opentlyk afgekondigd wierd. De Stadhouder wierd woedende over een befluit, dat zyn magt verkleinde, en zyne hoop verydelden. Beleedigende uidrukkingen, trotfche bedreigingen, geweldige beiluiten, alks gaf duidelyke blyken van de driften, waardoor zyn gemoed geflingerd wierd. Alle deeze nuttelooze tekenen van misnoegen weeken echter welhaast voor overweegingen van grooter gewiede Prins zag, dat de troepen, en wel voornaamelyk de vreemdelingen, bekommerd waren over bun noodlot; door zich tegen de afdanking aan te kanten moest hy hen noodzaakeiyk overhaaien om zyne zyde te kiezen, en den ondergang der Magiftraaten te helpen bewerken. Om de afdanking te beletten ftelde hy, met die manlyke en vaardige welfpreckendheid, welke hem als aangeboren was, voor, hoe gevaarlyk het zou zyn de Republiek in een' ftaat van weerloosheid bloot te Hellen aan den bedekten haat van Span. jen, en aan het opentlyke misnoegen van Frank, ■ryk. Men gaf hem hierop ten antwoord; dat de Republiek niets te vreezen had van Spanjen, dat door buUenlandfche oorlogen was afgemat, of G 5 van  IOÓ HISTORIE VAN HET van Frankryk, dat door binnenlandfche verdeeldheden onder een' minderjaarigen Koning vaneen gefcheurd wierd. Prins IVillem wendde het toen over een' anderen boeg; hy bewoog de Prinfes, zyne Gemaalin, die tot nog toe uit trotsheid niemand met een bezoek had willen verwaerdigen , eenige der voornaamfte vrouwen uit den burger/tand, welke hy wist den meesten invloed op hunne mannen te hebben, te gaan bezoeken. Deeze list fcheen in den beginne eene goede uitwerking te zullen hebben; doch de onwrikbaare Bikker betoonde zoveel ftandvastigbeid, en fprak met zóveel ftoutmoedigheid, onder het bybrengen der voorbeelden van Lacediemon en Romen, deiplichten van Burgers en Vaderlanders; van het algemeen welzyn, en van het byzonder voordeel, dat de eenvoudige Nederlanders zich begonnen te fchaaiïien over hunne zwakheid, en de tederheid voor hunne vrouwen met derzelver hoogmoed, of liever verwaandheid,'opofferden aan de zucht om eene onflerflyken roem of groote fchatten te verkrygen. Intusfchen waren de Afgezondenen ten uiterfle ongerust; zy waren, niet zonder rede,, bevreesd, dat de Prins eindelyk, in de plaats van kuipery, openbaar geweld zou gebruiken, en hen dwingen om datgeen toe te ftaan, hetwelk zy in den beginne geweigerd hadden. De verftandigften vertrokken uit 's Graavenbasgen, en. de Prins borst byna door fpyt van zich doorgrond te zien door lieden, die hy gedacht had gemakkelyk om den tuin te zullen leiden. Zyne woede maakte dc overigen, die nog gebleven wa-  STADHOUDERSCHAP. 107 waren ten hoogfte bevreesd; zy zochten eene bemiddeling, die hem kon bevreedigen en hunne eer redden; zy meenden dit gevonden te hebben in hem het voorftel te doen van de oude troepen te behouden, en alleen de nieuw aangewórvene af te danken; zelfs ftemden zy toe, dat hy zich naar de voorn aamfte Steden zou begeeven, om de regeering van dezelve tot deeze bemiddeling over te haaien. Deeze togt voerde zyn misnoegen tot den hoogften top; hy wierd overal zeer koel ontfangen; verfcheidene Provinciën wilden hem geen gehoor verleenen; de Stad Amfterdam ging zelfs zó verre, dat zy weigerde hem in te laaten. Prins Willem beklaagde zich by de StaatenGeneraal over de beleediging, die men aan zyne wae'rdigheid had aangedaan. Het bleef hier niet by; hy deed de Afgezondenen der Steden, die hem het flechtst ontfangen hadden, in hechtenis neemen, naar het KasteelLuvcftein brengen, en hen daar opfluiten. Deeze ftoute onderneeming maakte de ingezetenen bevreesd, en het krygsvolk ftout. De laatstgemelden vervoerd door den yver, waarmede de Prins hunne belangens fcheen voor te ftaan, en aangedaan dooide vernederingen, die hy om het verdeedigen van hunne zaak had moeten ondergaan, gaven hem te kennen , dat zy tot zynen dienst bereid waren, en dat hy op hunne dapperheid kon itaat maaken, overal daar hy hunnen dienst zou noodig hebben. De Prins reikhalsde met verlangen naar deeze aanbieding, en maakte op het oogenbiife gebruik van dezelve. De troepen, die in verfcheidene plaatfen verdeeld waren, kwamen, op  3©8 HISTORIE VAK HET op zyn bevel, in den nacht, niet verre van Am* flerdam byëen; naardien zyne wraakzucht; en de ftaatkunde vorderde, dat deeze Stad eerst tot onderwerping gedwongen wierd, Deeze Stad zou zonder twyfel overrompeld , en misfchien aan de roofzucht der foldaaten overgegeven zyn geworden, indien niet de Post van /Jamburg, die het leger doorreed zonder ontdekt te worden, intyds kennis had gegeven van het gevaar, dat de Stad boven het hoofd hing. Teritond wierden de poorten gefloten, de burgery in de wapenen gebragt, het gefchut op de wallen gebragt, de matroozen op de fchepen ver-, deel cl, de fluizen geopend, en het omleggend, land onder water gezet. De Stadhouder, door deeze voorzorg in zyne onderneeming te leui.' gefteld, wist niet waartoe hy zou befluiten, dewyl hy geen middel wist uit te denken om zich met eenige welvoeglykheid te redden uit de netelige omftandigheden, waarin hy zichzelven had ingewikkeld. Tot zyn geluk viel het zodanig uit, dat de Regeering van Amfterdam, doordien onverwachten aanval verfchrikt, hem een vergelyk deed voorflaan, en zelfs aanbood hem eene redelyke voldoening te zullen geeven. De Prins nam deezen voorflag greetiglyk aan; hy vergenoegde zich met de belofte, dat de Gebroeders Bikker zich van de regeering zouden onthouden, en deed daarop de Heeren, die hy op Lovefieiu had doen brengen, in vryheid ftellen; onder beding echter, dat zy uit de regeering zouden gehouden worden. Intus.fchen verkortten de fchaamte en de fpy t van zyne aanflagen tegen de vryheid mislukt te zien het leven van den Prins., ter-  STADHOUDERSCHAP. 109 terwyl, om de yslykheid van zyn ongeluk ten toppunt te voeren, de algemeene haat hem tot in het graf navolgde. De Nederlandfche Geestelyken fielden de fchielyke dood van deezen heerschzuchtigen Prins voor als eene duidelyke blyk van de Goddelyke wraak. De Predikanten fchilderdeivhem op den predikftoel aan hunne toehoorders af als een' Lucifer, die om zyne trotsheid in den afgrond geblikfemd was. De Dichters vergeleeken zyn elendig lot met dat van harus. De Regeering zelve deed een' gedenkpenning vervaardigen , die tevens zyn' aanflag op Amflerdam, en zyne kort daarop gevolgde lykftaatfie verbeeldde; op de eene zyde zag men in het verfchiet eene opgaande zon, en op den voorgrond een dol en ongetoomd paard, dat naar Amfterdam holde, en in den rand deeze woorden van Virgilius: Crimine ah uno Disce omnes; en op de andere zyde; in de wolken Pbae'ton, die om zyne vermetenheid door Jupiter uit den zonnewagen geblikfemd' word, en omlaag de lykftaatfie van den Stadhouder, met dit byfchrift uit Ovidius: Magnis txcidit aufis. WIL.  JIO HISTORIE VAN HET WILLEM de DERDE Prins van ORANJE. Vyfde Stadhouder, Kapitein-Generaal en Admiraal. 1672. De openbaare blyken van den algemeenen haat bleeven nog aanhouden, toen Willem de Derde, kort na de dood van zyn' Vader geboren wierd. Het gemeene volk, van Nederland, dat noch dwinglandy kan dulden, noch de rechten van zyne vryheid weet te handhaaven; dat niet zonder Heer kan zyn, en echter geene Heer wil gehoorzaamen , veranderde hierop eensklaps van taal en gevoelens. Het betoonde zoveel genegenheid voor den Zoon als het afkeer tegen den Vader betoond had; en verlangde de prachtige eertitels, die het in den eenen verwenscht had, op den anderen overgebragt te zien. Ten allen gelukke wierd de Republiek toen beftuurd door Overheden , die, zonder de gunst van het volk te verachten, dezelve niet begeerden. Zy zochten derzelver welzyn te bevorderen uit zucht tot roem, of uit liefde voor eene'gcregelde order. Zy fielden de eer van hun Vaderland ten dienst te ftaan boven het voordeel van zich een' aanhang te maaken; en volgens het ontwerp van  STADHOUDERSCHAP, ifi van van deeze wyze en edelmoedige Overheden beflooten de Staaten het oppergezag over de Staat- en Krygszaaken aan zichzelven te houden. Wel is waar, dat de Afgezondenen van Zeeland , en eenigen uit de andere Provinciën, tegen hun beter weeten aan, de party trokken voor het Huis van Oranje, uit hoofde der belooningen, welke zy van hetzelve verwachtten; doch de Staaten van Holland betoogen het nut der vryheid met zóveel kracht van rede, dat zy welhaast allen de anderen overhaalden. Heb„ ben wy," zeiden zy, „ een' Krygsbevelheb„ bet noodig, daar wy vreede hebben, en van „ voorneemen zyn om denzelven te behouden ? „ Doch zo men die al hebben wil, dan moet „ men dien nog niet in de wieg gaan zoeken; „ laat men dan den tyd afwachten, tot de jon„ ge Prins zal getoond hebben, dat hy de eer„ ampten waerdig is, die zyne Voorouders be„ kleed hebben. Eene overhaaste en onvoor,, zichtige keus zou den roem van onze Repu- bliek bevlekken; de Prins zal haar dankbaar „ zyn, wanneer zy ten eenigen tyd zyne we,, zentlyke verdiensten beloont, daar zy inte„ gendeel geen recht zou hebben op zyne erken„ telykheid voor eene blinde en onbedachte „ liefde voor zyn geflacht. Men beroept zich ,, verkeerdelyk op de overeenkomsten der Unie, „ dewyl de Vereenigde Staaten nog nooit een „ kind tot Opperhoofd van hunne legers hebben „ aangefteld , maar wel mannen, die bekwaam „ waren om dezelven te geleiden en aan te voe„ ren." De  li? HISTORIE van ükt De Afhangelingen van het Huis van Oranje zagen met tegenzin, dat men in de Vergadering maatregelen nam, die ftrydig waren met hunne belangens. Hun misnoegen openbaarde zich eerst door een gemelyk gelaat, vervolgens door oproerige zamenrottingen, fchimpfchriften tegen de Overheden, beweegingen onder het gemeen , en zelfs door openbaare muitery. Men vreesde zelfs, dat deeze oproermaakers tot nog erger uiterften zouden overflaan, toen een nieuw toeval hunne hoop vernietigde, of voor het minst verwyderde, Cromwel, aan wien de nakomelingfchap voor eeuwig met bewondering en affchrik zal gedenken, vervolgde met de hevigfte woede de ongelukkige afftammelingen van den Koning, dien hy had doen ter dood brengen. De Vereenigde Nederlanden hadden hen edelmoediglyk eene fchuilplaats verleend; en van dat oogenblik af aan had Cromivel een' onverzoenlyken haat tegen tle Republiek opgevat. Om dit medelyden nutteloos te maaken, en tevens aan zyne heerschzucht te voldoen fmeedde deeze listige en gelukkige Geweldenaar een ontwerp om Engeland en de Vtreenigde Nederlanden tot ééne Republiek te maaken, die, fchoon verfchillende in regeeringsform, echter fteeds naar dezelfde oogmer* ken en belangens zou handelen. Eene vergadering van Afgezondenen der beide Natiën zou de , magt hebben om eene beflisfende uitfpraak te doen over de befluiten van eene zo vreemde Staatsregeering. De algemeene zaak zouden door de meerderheid van ftemmen geregeld worden; een ontwerp, waardoor de Vtreenigde Neder- lan-  STADHOUDERSCHAP; 113 linden kiaarblykelyke afhanglyk moesten worden van Engeland, dat, uit hoofde van zyne óvermagt, noodzaaklyk altoos de meeste ftemmen moest hebben. Het was niet wel mooglyk, dat een volk, hetwelk zyne vryheid met ftroomen bloeds had gaisocht, en dat thans een'grooten invloed had op de algemeene zaaken van Europa, zyne toeftemming kon geeven tot een ontwerp, dat zyn aanzien en zyne onaf hanglykheid zou krenken. De Staaten-Generaal verwierpen met verontwaerdiging een' voorflag, dien men hen niet zou hebben durven doen, wanneer men eenige achting voor hen had gehad. De Protector was ten hoogfte gebelgd over; deeze weigering, te meer, omdat hy de dwaasheid had gehad van dezelve niet te voorzien,en zich onvoorzichtiglyk daaraan bloot te ftellen. De wraakzucht deed hem toen een middel uitdenken, dat veel voordeeliger was voor de Natie, waarover hy het gezag voerde, dan allen de middelen, die de diepfte doorzichtigheid en de doorflepenfte ftaatkunde ooit aan de grootfte Vorsten hadden kunnen inboezemen. Hy deed een befluit afkondig gen, waarby aan alle vreemde fchepen verboden wierd, eenige goederen in de havens van Groot* Brittannie'n in te voeren, die niet in hunne landen gegroeid of gemaakt waren; en dit befluit was de doodfteck voor den voorfpoed. der Nederlanders , die thans de meesters waren van den koophandel van geheel Europa. Cromivel had te veel doorzicht om niet te zien, dat het eerste uitwerkfel van dit verbod voorzeker eene verhooging van prys zou zyn H op  u4 HISTORIE van het op de goederen, die Engeland uit vreemde lan-1 den moest hebben, doordien de Hollanders, wei-1 nig of geen eigen gewas hebbende, hen in het vervolg niets meer van eenig belang zouden toevoeren, ën de andere Natiën geene fchepen hadden om hunne koopwaaren over te voeren; doch hy voorzag tevens hetgeen naderhand inderdaad gebeurde ; dat, naamelyk, deeze duurte de Engelfchen eene zucht tot een'zo voordeeligen koophandel zou inboezemen; en dat de menigte van fchepen, welken men uit dien hoofde in Engeland zou bouwen, toereikende zou zyn om het overtollige uit te voeren; en het noodige weder in het land te brengen, en dat het voordeel , hetwelk uit deeze fchikking zou voortfpruiten, het algemeen welhaast zou verrykcn. Dit befluit, dat met recht mag gehouden worden voor den oorfprong der grootheid van Engeland, en voor de overmagt van deszelfs koophandel, verbitterde de Staaten der Fereenigde Nederlanden ten hoogfte tegen den uitvinder van hetzelve. Allen de Hiftoricfchryvers komen hierin overeen, dat Cromwel deeze eerste verbittering enkel aanftookte, eensdeels om den oproerigen aart der Engelfchen bezig te houden, en anderdeels om de Prinfen uit het Huis van Stuart alle hoop te beneemen van ooit weder den throon te zullen beklimmen. Doch alles wel befchouwd zynde zal men bevinden, dat deeze doorluchtige Dwingeland veel te verheven dacht, om zyne driften niet te doen ftrekken tot bevordering van zyn' roem én tot nut van zyn Vaderland. Hy eischte van de Staaten-Generaal eene buitenfpoorige voldoening, voor eem-  STADHOUDERSCHAP. 115 eenige beuzelachtige beleedigingen aan zyne Gezanten door het Haagsch gemeen aangedaan, in weerwil van de voorzorg en de geftrengheid der Overheden, Hy begeerde, dat de Hollanders afïtand zouden doen van de haringvisfehery, die zy pleegden op de kusten van Engeland, of dat zy deeze vryheid jaarlyks van hem met geld zouden koopen. Daarenboven „eischte hy, dat de Hollandfche fchepen de vlag zouden ftryken voor de Engelfche, niet als eene beleefdheid, die men gewoonlyk grooterMoogendheden aandoet,maar als een eerbewys, dat zy verplicht waren te betoonen aan de Meesters van den Oceaan. De Staaten-Generaal verwierpen deeze beleedigende eifchen met een billyke verontwaerdiging, en men begon zich van beide kanten tc wapenen. Misfchien is 'er nooit een oorlog met meer kunst, met meer zaamenhang,en met meer verftandhouding uit het binnenst van het geheimkabinet beftuurd geworden dan deeze door de twee opperde Beftuurders der beide Republieken. Zy fcheenen in alles eikanderen gelyk te zyn; in hunne burgerlyke geboorte, in hunne onbepaalde kundigheden, in hunne onwankelbaare gezondheid van lichaamsgeftel, in hunne onvermoeibaare werkzaamheid, in hunne hoogachting by het algemeen, en eindelyk in hun onbepaald vermoogen. En echter hadden zy weinig overeenkomst in den aart. Olivier Cromvcel was tot het toppunt van éér en aanzien opgeklommen door moord, door verraad , en door meineedigheid; Joan de Wit door zyne bekwaamheden, zyne gewigtige diensten, en zyne ervarenheid. De Protector was ftout, H 2 op'  nS HISTORIE van het oproerig, en naar het fcheen geboren om de gëheele waereld het onderst boven te keeren. De ' Raad-Penfionaris was een Vyand van onderdrukking , van tweedragt, en van geweld. De een bediende zich van zyn maagfchap, van zyn inboorlingfchap, en van zyne geloofsbelydenis om zyne verheffing te bevorderen; de ander eerde en beminde zyne vrienden, zyn Vaderland, en zynen God, zonder daarom zyne eigen belangen te verwaarloozen. De een bezat eene trotsheid en eene vermetenheid, waarvoor alles •zwichten moest, en die tegen alles beftand waren; de ander eene aangeborene waerdigheid en achtbaarheid, die alles vermogten, en waartegen niets beftand was. De Engelander was afge* recht op het doorgronden der oogmerken van anderen, terwyl hy zyne eigen gevoelens verborg; en des temeer ondoorgrondelyk, omdat hy voor het uiterlyk den fchyn van oprechtheid en vrymoedigheid vertoonde. De Hollander, niet minder doorliepen dan hy, zonder een huiche* laar te zyn, paarde een ongedwongen en natuur* lyk voorkomen met de fchrahderfte doorzichtigheid. Aan hét lot van den Protector ontbrak niets dan een zoon , die bekwaam genoeg was •om hem op te volgen , en aan dat van den RaadPenfionaris niets anders, dan eene dood zulk een' grooten Man waerdig. De gelukkigfte van deeze twee doorluchtigs mededingers moest voorzeker de overhand behouden ; en dit lot viel Cromivel te beurt. Hy bediende zich van zyne overmagt om de overwonnen en voorflagen te doen van een' fchandclyken vreede. Eene voorwaarde daarvan behelsde:  STADHOUDERSCHAP. n7 de: „ Dat de Staaten der Fcreenigde Nederlan* s, den, nimmer den Prins van Oranje, of een' „ van zyne Nakomelingen, zouden verkiezen 3, tot Stadhouder of Landvoogd van de Repu„ bhek; noch tot Opperhoofd of Prefident in „ den Raad van Staaten; noch tot Kapitein,, Generaal over hunne Landmigt; nog tot Be3, velhebber over eenige byzondere Provincie, „ Stad, of Sterkte hoegenaamd; noch tot Ad„ miraal, Vice-Admiraal, Schout - by-Nacht, v of Kapitein ter Zee; en, dat zy zich altoos ;, Krachtdaadig zouden aankanten tegen de aan5, ilagen van dien Prins, of van zyne Afhange3, hngen, om hem in eenig ampt te ftellen, in „ eenige Landen of Steden onderhoorig aan hun „ gebied." Cromwtl beweerde, dat hy nimmer gerust kon zyn, of eenig' vertrouwen ftellen op de vriendschap van dc Staaten-Generaal, zolang de jon^e Prins eenige hoop hleef behouden op de ampten, die zyne Voorzaaten bekleed hadden; en dat deeze hoop zyne vrienden zou aanfpooren om nieuwe onlusten te verwekken, en zaamen te fpannen met Karei, den Kroonprins van Engeland; doch h;t blykt klaar, dat dit eene ongegronde vrees was. Een kind, dat nog naauwl\ks uit de wieg gekomen was, kon zi gemeesteren en Raaden der Steden, die hen af-' gezonden hadden, en onder belofte van de grootfte geheimhouding. De terugkomst der Afgezondenen deed den twist over dit ontwerp veeleer toeneemen danverminderen. De eene party fcheen meer dari Ooit te vooren gehard om de uitfluiting door te zetten, en de andere om dezelve tegen te gaan. Eenige vreedelievende gemoederen fielden eene bemiddeling voor, die, volgens hun gevoelen, de twee partyën tot één gevoelen zou kunnen brengen, doch die ongelukkiglyk aan beide partyën mishaagde. Zy waren van gevoelen, dat de Provincie van holland zich enkel moest ver» binden van nooit een' Stadhouder te zullen aanftellen; doch deeze uitvlucht zou niet naar den fmaak geweest zyn van Cromwel, die de perfoonlyke uitfluiting van den Prins van Oranje dschte. Daarenboven fcheen het billyker te gyn, dat men den weg tot eerampten aan één' perfoon in het byzonder ontzegde, dan dat men de geheele Provincie beroofde van het recht om een', Bevelhebber aan te ftellen, wanneer zy zou oordeelen, dat zulks overeenkomstig was met haare belangens. - Na lang en hevig twisten wierd de uitfluiting y' * by  STADHOUDERSCHAP. 121 py meerderheid van Hemmen vastgefteld. De Acte, die deswegens opgefleld wierd, behelsde onderanderen, dat: „ De Staaten van Holland, ,, op de herhaalde aanzoeken van zyne Hoogheid, „ den Heer Protector van de Republiek van „ Engeland, en uit hoofde van zyn vermoeden, „ dat, zo ooit een Prins uit de maagfehap van ,, het Huis van Smart de hoogftc waerdighcden in de Republiek der Vtreenigde Nederlanden „ inogt komen te bekleeden, zulks een groot „ mistrouwen en eene foort van verbittering' „ tusfehen de twee Natiën mogt geeven, waar8, uit welligt een gevaarlyke oorlog zou kunnen ,, ontdaan, verklaarden, dat zy nimmer den Prins „ van Oranje, of eenigen van zyne nakomelingen ,„ tot Stadhouder of Admiraal van deeze Provin„ cie zouden aanflellen , of dulden , dat een van „ hunne leden zyne Hem gaf tot zyne verkiezing „ als Kapitein-Generaal van de Republiek." Zodra de overige Provinciën van het voorgevallene in Holland bericht kreegen, verzetteden zy zich met veel hevigheid*tegen deeze Acte van Secfufie; men beweerde, dat deeze Hap ftrydig was tegen de Unie, fcbandeljk voor den Staat, nadeeling voor de vryheid van de Republiek, en ondankbaar met betrekking tot de verplichting, welke men aan het Huis vanOranje had. Naardien nu noch tyd, noch infchiklykheid in Haat waren om de gemoederen tot bedaaren te brengen , beflooten -de Staaten van Holland eene verdeediging van hun gedrag in het licht te geeven; dezelve begon met een oraflandig verhaal van de poogingen, die zy in het werk gefield hadden om Cromwel van zyne eiH 5 fchen  122 HISTORIE VAN HET fchen te doen afzien, en van de onverzetlykheid, waarmede hy fteeds had aangedrongen op de Acte van Seclufie, van welke, gelyk hy voorgaf, zyne veiligheid geheelenal afhing. Te vergeefs, zeiden zy, had men gehoopt, dat de Protector, na datgeen eenmaal verkregen te hebben, waarop hy met zoveel trotsheid had aangedrongen , eenige toegeevendheid zou gebruiken, wanneer hy zou zien welk eene gisting in de gemoederen deeze gebeurtenis veroorzaakte; niets had hem van befluit kunnen doen veranderen ; onverfchillig nopens de inwendige rust van de Republiek, had hy blyven volharden by den eisch, dat men hem de Acte, welke derzelver onrust moest veroorzaaken, zou ter hand ftellen. Van de noodzaaklykheid, waarin men zich gevonden had om in de Acte van Seclufie te bewilligen, gingen de Staaten van Bolland over tot het verdeedigen van het recht, dat zy daartoe hadden. Elke Provincie, zeiden zy, heeft een onafhanglyk rechtsgebied; en mag naar eigen goedvinden een' Stadhouder aanftellen of afkeuren. Zohaast men eenmaal heeft toegeftemd, dat de Staaten van Holland voor de oude Graaven in de plaats gekomen zyn, die hunne oppermagt of zeiven bekleedden, of door een' Stadhouder deeden bekleeden; blykt het van zelf, dat zy ook dezelfde voorrechten behooren te genieten. Het gedrag der Provincie van Holland fchynt, wel is waar, in den eerstenopflag, eenige inbreuk te doen op de eensgezindheid, welke behoort plaats te hebben onder de byzondere leden van één lichaam; maar de Acte van Seclufie behoort onder die huislyke zaaken, over wel-  STADHOUDERSCHAP. T23 welke men mag befchikken zonder de overige provinciën te raadpleegen, en die nimmer eenigen invloed kunnen hebben op de algemeene zaak. Het verwyt van ondankbaarheid jegens het Huis van Oranje wierd met veel verontwaerdiging opgenomen en wederlegd. De Prinfen uit dat Huis, zeide men, waren voor hunne diensten betaald geworden door de fchatten , die men hen gefchonken, door den voorrang, die men hen gegeven, en door de eerampten, waarmede men hen bekleed had. De geboorte geeft geenerhande voorrechten in eene Republikeinfche Regeering, en de langduurige opvolging van Opperhoofden uit een en hetzelfde Huis heeft doorgaans gebleken nadeeling te zyn aan de algemeene vryheid. Eene oppermagt, die al te lang door één Stamhuis bezeten word flaat niet zelden tot misbruik over; en de daaden en de hoogachting der voorvaderen ftrekken doorgaans vroeg of laat tot een middel om de nakomelingen ten throon te verheffen, de Republiek heeft nog onlangs op het punt gedaan van eene nieuwe blyk van deeze waarheid te ondergaan, welker zekerheid door de ondervinding van alle eeuwen bevestigd word. Het diep ftilzwygen, dat men in Holland, met betrekking tot eene zaak van zo groot gewigt, in acht genomen had, fcheen moeijelyker om te vcrfchoonen, en wa; zulks ook inderdaad; het geheimhouden, zeide de Schryver der verdeeoigi , was volftrekt noodzaakelyk, om de langwyligheid voor te komen, die uit de verdeeld-  ia4 HISTORIE van' het deeldheid der ftemmen noodwendig zou hebben ontftaan. De Grondwetten van de Unie vorderen wel, dat men verbonden en onderhandelingen , die alle de Provinciën betreffen, aan elkanderen mededeele; maar, dewyl het uitfluiten van den Prins van Oranje, in dit geval, de Provincie van Holland maar alleen betrof, en Cromvoel dezelve ook maar alleen van deeze Provincie had afgevorderd, zou het onvoorzichtig geweest zyn hiervan eenige opening te doen aan de Staaten der andere Provinciën, welker zucht tot de verheffing van den Prins hen niet onbekend was. Hunne infehiklykheid in het begunlligen der heerschzuchtige oogmerken van vvylen Prins Willem den Tweeden, en in het opofferen van de braaffte voorftanders der algemeene vryheid billykte de geheimhouding van hetgeen men tegen den Prins van Oranje befloten had, Terwyl de Provincie van Holland dus alle mooglyke middelen in het werk ftelde om het vertrouwen der andere Provinciën weder te winnen, wierd zy inwendig ontrust, door de heerschzucht en dweepery van eenige Predikanten , die op den predikftoel opentlyk uitvoeren tégen de Acte van Seclufie. Te vergeefs ver^ bood hen de Regeering deeze zaaken aan te haaien, of eenige Staatkundige onderwerpen in hunne leerredenen te laaten invioeijen; hunne heersch-en baatzucht bleef hen fteeds aanfpoorea om de belangens van het Huis van Oranje voor te ftaan, en het verloop van tyd gevoegd by de vrees Ivoor ftraf was alleen in ftaat om hen de bevélen van hunne wettige Overheden te doen gehoorzaamen. De  STADHOUDERSCHAP. 125 De Herftelling van Karei den Tweeden deed weinig jaaren daarna hunne hoop herleeven; zy hielden zich verzekerd, dat deeze verandering van tooneel welhaast aan de heerfchende party Van den Staat eene vrees zou inboezemen, Welke geduurende de regeering van Cromwel geene plaats had gehad. De uitfluiting- van den Prins van Oranje, des Kortings vollen Neef, die den band van vereeniging tusfchen den Protector en de Staaten was geweest, moest natuurlykerwyze aanleiding geeven tot eene fcheuring tusfchen den Koning en de Republiek. Karei had, wel is waar, by zyn vertrek, de Staaten der Vereenigde Nederlanden, die hem zo edelmoediglyk eene veilige fchuilplaats verleend hadden, eene eeuwige vriendfchap gezworen; maar de eeden van Vorsten zyn doorgaans minder te vertrouwen dan het enkel woord van eer van byzondere menfchen, en de nieuwe Koning -van Engeland, was uit den aart byzonder gefchikt om veel ligter dan eenig ander mensch genotene weldaaden te vergeeten, en de geheiligdfle verbindtenisfen te verbreeken. In weerwil van zyne eigene verkiezing en oogmerken bewilligde* hy in'den eisch van het volk, dat naar oorlog haakte. De uitgeftrekte en bloeijende koophandel van hunne doorzichtige en gelukkige nabuuren had de Engelfcben verbitterd; zy hadden deszelfs voortgang noch door mededingen, noch door beleedigen kunnen fluiten, en derhalven beflooten zy eindelyk openbaar geweld te gebruiken. Ik wil niet ontkennen, dat men Frankryk de fchuld gegeven heeft van deeze twee Moogendheden tegen eikanderen opgehitst te hebben, om zich, langs dien  126 HISTORIE VAN HET dien weg, de verovering der Spaanfche Neder* landen gemakkelyk te maaken. Deeze oorlog, waarin de Vtreenigde Nederlanden den grootften roem behaalden, zou hen echter byna in hun verderf geftort hebben; want in hun eigen land wierd een verraad gefmeed om » de wapenen der Engtlfchen te begunftigen. De vloekverwanten begreepen zeer wel, dat tegenfpoeden, die heimelyk en onmerkbaar berokkend wierden , de vastgefïelde Staatsregeering gehaat zou maaken, en dus eene omwenteling te weeg brengen, die voordeelig zou zyn voor hunnen Afgod, den Prins van Oranje. De Raad-Penfionaris hield het oog op alles; hy kreeg eenig vermoeden van deeze zaamenzweering, ontdekte dezelve welhaast, openbaarde die-deed defchuldigen ftraffen , [en wist voorzichtiglyk de voornaamfte leden van de Republiek in zyne bekom* mernisfen te doen deel neemen. De Staaten van Holland, verfchrikt door het gevaar, waarin zy zich bevonden hadden, deeden het berucht Eeuwig en onberroeplyk Edict afkondigen , waarby vastgefleld wierd, dat het ampt van Stadhouder of Gouverneur van de Provincie nooit aan iemand, wie hy ookzynmogt, zou opgedragen worden. Dit Edict wierd getekend door allen de ingezetenen, die in eenige bediening waren; de prins, van Oranje zelf moest onder eede belooven zich daaraan te zullen onderwerpen. Dusdanig was de toeftand van de Nederlanden , toen Lodcwyk de Veertiende zich als een' Veroveraar op het groot waereldtooneel begon te vertoonen. Deeze Vorst, wiens naam alleen geü  STADHOUDERSCHAP. 127 genoeg is om denkbeelden te doen ontftaan, die nimmer in eenige kenfchets van hem gevonden worden, deed de Spaanfche Nederlanden den oorlog aan om de rechten van Koningin Maria Therefia van Oostenryk te handhaaven. Men had reeds voor langen tyd in Frankryk het ontwerp gefmced om Vlaanderen te veroveren. De Cardinaal de Richelieu had dit het eerst ter baan gebragt. Karei de Eerste, die toen Koning van Engeland was, fcheen, toen deeze Staasdienaar hem op dit ontwerp deed toetfen, meer genegen om hetzelve te dwarsboomen, dan te helpen bevorderen. De Ridder Temple zegt, dat Frankryk, om de kwaalykgezindheid van dien Koning nutteloos te maaken, in Schotland allereerst het vuur aanftookte van die oneenigheden, welke naderhand dien ongelukkigen Vorst op het fchavot bragten. De Fereenigde Nederlanden befchouwde dit ontwerp met een gantsch ander oog; zy ïtcmden in de vergrooting van de magt van Frankryk, mits dat Frankryk van zyn' kant ook tot de vergrooting van hunne magt zou medewerken ; en deeze twee Moogendheden ver. eenigden zich om Vlaanderen te Veroveren, na hetzelve alvoorens onder eikanderen verdeeld te hebben. Men was met deeze verovering reeds ver gevorderd, toen de Republiek zich begon te verbeelden, dat zy haare eigene veiligheid opofferde aan de ydele harfenfchim van gewaande grootheid. Deeze verbeelding trok de Nederlanders af van hunnen Bondgenoot, en deed hen op nieuw met hunnen natuurlyken Vyand zaamenfpannen; deeze omwenteling belette echter niet, dat de CardinaalMazarin dit ontwerp bleef voort-  128 HISTORIE VAN HET voortzetten op denzelfden voet gelyk zyn vöot* zaat het hem had achtergelaten; zelfs had hy met Cromvoel zyne maatregelen zó juist weeten te neemën, dat Spanjen de geheele Nederlanden voor altoos zou hebben moeten misfen, indien niet eene haastige dood den levensdraad van den Engelfchen Geweldenaar had afgefneden. Oogengenbliklyk daarna floot Mazarin, het zy dan uit fpyt over dit ongelukkig toeval, of uit inzichten van eigenbelang, gelyk.fommigen hem te last leggen, een' verhaasten vreede, toen de Maarfchalk de Turenne niets meer eischte dan vyftigduizend mannen en twee veldtogten om het groot ontwerp der verovering geheel te voltooijen. Zohaast Lodewyk de Veertiende het roer der regeering zelf in handen naam, verlevendigde hy° ook weder dit ontwerp, dat al te blinkend was om een' jongen Vorst niet uit te lokken , wiens karakter voornaamlyk in grootheid van hart en van denkbeelden beftond. Nades lands inkomsten geregeld, eene talryke vloot in zee gebragt, en Duinkerken, de beste haven van het Canaal, veroverd te hebben, drie vereischten , die noodig waren om zyn ontwerp te doen gelukken, viel deeze Vorst in de Spaanfche Nederlanden. Spanjen, dat eertyds zo geducht was geweest door geheel Europa, uit hoofde van deszelfs magt en ftaatkunde, bezat op het tydftip, waarvan wy thans fpreeken, zelfs niet meer den uiterlyken fchyn van hetgeen het weleer geweest was. Na langen tyd de afgunst van andere Moogendheden gaande gemaakt te hebben, was het eindelyk zó laag gezonken, dat het  STADHOUDERSCHAP. 12$ het derzelver medelyden verwekte. Door eene zwakke Koningin, en een' dweepzieken Biechtvader, {Pater Nitard, Jefuit,) die op de beste Hoogelchool van de waereld nog niet had kunnen leeren een bekwaam ftaatsdienaar te worden, beftuurd verviel dit Ryk langzaamerhand in een' ftaat van kwyning, die deszelfs geheelen ondergang fcheen te voorfpellen. Deszelfs Staatsdienaars , die te vooren, om eens zo te fprceken, de ziel van alle groote zaaken geweest waren,, bemoeiden zich thans enkel niet beuzelachtige Hofftreeken, en met de zorg om de meeste voordeden van hunne ampten te trekken. Deszelfs Gezanten , die voorheen altoos de raadsvergaderingen van die Vorsten, naar welken zy gezonden wierden, beftuurd hadden, zagen zich thans genoodzaakt om zelfs by geringe amptenaars byftanJ te zoeken, en de veroveraars en bezitters van allen de fchatten van America hadden geen geld genoeg om een leger aan te werven, veel minder om hetzeive op de been te houden. De Franfchen, die thans gewoon waren de grootfte hinderpaalen te boven te komen, zegen-1 praalden met weinig moeite over den vyand, dien ik zo even afgefchétst heb. Hunne overwinningen waren zeer talryk en fpoedig in een land, dat flecht verfterkt was, en dat nog Hechter verdeedigd wierd. Douay, Rysfel, Doornik, Aath, Charleroi, en veele andere* fteden moesten in korten tyd bukken voor de wapenen van den Overwinnaar. Het overig gedeelte der Spaanfche Nederlanden zou voorzeker hetzelfde lot ondergaan hebben, indien de misnoegdheden ,die van alle kanten tegen Frankryk opreezen, 1 dee-  130 HISTORIE van het deeze Moogendheid niet hadden doen befluiteu om den loop van haare overwinningen te beteugelen, en in het jaar 1668 te Aken den vreede £© fluiten. Lodewyk de Veertiende liet blyken, of ten minste vermoedde men zulks, dat hy met tegenzin de wapenen nedeiiegde; en de wel of kwaalykgegronde vrees, dat hy dezelven wederom zou opvatten, gaf aanleiding tot de Tripte Alliantie. By deeze gelegenheid week Zweetten af van zyne oude grondftellingen en waare belangens , en nam deel in dit verbond uit ligtzinnigheid of uit infchiklykheicf; Engeland om zich te wreeken over den oorlog, die door den vreede van Breda geëindigd was geworden, waarin Frankryk de tegenparty gekozen had; en de Vzreenigde Nederlanden om een' vergramden en geduchten Nabuur van hunne grenzen af te weeren. De Hollanders gingen zelfs nog verderzy beleedigden hunne oude befchermers door gedenkpenningen, die op bevél van hunne Overheden vervaardigd wierden, door fchimpfchriften, die hunne fchryvers uitftrooiden, en door hoonende gefprekken van hunne Afgezanten aan vreemde Hoven. Lodewyk de Veertiende zag met verontwaerdi ging de verwaandheid der Nederlanders; doch bedwong zyne gramfchap om aan den Heer de Lcuvtis, zyn' eenigen vertrouweling, den tvd te geeven om zyne wraak des te vefchriklvker te maaken. J Deeze Staatsdienaar, die zo langen tyd het groot werktuig der overwinningen van Frankryk geweest is, was deeze voorkeur dubbel waerdfg. Schoon  STADHOUDERSCHAP. i3? Schoon hy nog jong, en zeer tot het vermaak genegen was, had hy echter eene gewoonte gemaakt van zich op den arbeid toe te leggen met eene ingefpannenheid, die alles te boven ging; hy kende reeds yolmaaktelyk de bekwaamheden der Bevelhebbers, de dapperheid der Legerbenden , de fterkte der Steden, en de toevlucht der grensvestingen- De vyanden hadden byna nooit eenig geheim, dat hy niet wist te ontdekken, nooit eene vesting, waarin hy geene verfpieders had, geene oogmerken, die hy niet doorzag, geen voordeel, dat hy hen niet wist te ontdraaijen, of voor het minst nutteloos te maaken. Door zyn toevoorzicht wierd de krygstucht her» field, de gehoorzaamheid onder de legerbenden weder ingevoerd, de foldaat bevryd van de kwellingen eer Officiers, en van de bedriegeryen der Leveranciers, en het geheel Koningryk beveiligd tegen de rooveryen , en losbandigheden van het krygsvolk. . Hy is de eerfte geweest, die den overvloed in onze legerplaatfen heeft doen heerfchen; die met zeer veel oplettendheid zorg droeg voor de gezondheid der krygsknechten, welker leven hy in andere gevallen misfchien wat al te ligt in de waagfchaal ftelde; hy wist het geheim om talryke legers aan te werven zonder geweld of onrechtvaardigheid te pleegen. De hoop en de vrees, die de twee voornaamftedryfveeren van de daaden der menfehen zyn, hebben misfchien nimmer onder het beftuur van eenig" mensch zoveel vermoogen gehad als onder het zyne; nimmer heeft hy eene braave daad onbeloond, of eene Hechte daad ongeftraft gelaten; maar nimmer ook gaf hy de fchuld der wisfelvalI i lig-  rs2 HISTORIE van het ligheid en grilligheid van het lot aan dappere Bevelhebbers. De Hiftoriefchryvers, befchuldigen hem , dat hy barsch was tegen zyne afhangelingen, en wreed tegen zyne, vyanden; dat hy meer bezorgd wasvoor den roem en de grootheid van den Vorst, dan voor het geluk van het volk; dat hy de rust van Europa sim zyne eerzucht heeft opgeofferd; terwyl het in zyne magt was de onlusten voor te komen, of de algemeene rust te her ftellen. Hy was minder vernuftig in het uitdenken van ontwerpen, dan bekwaam om die ten uitvoer te brengen; hy was grooter van verftand dan van gemoed; hy bezat eene vermetenheid die in tegenfpoed niet zelden tot neêrllagtigheid, ja zelfs fomtyds tot wanhoop overfloeg. Vóór zyn' tyd hadden de Legerhoofden het beftuur over de krygsverrichtingen, doch hy ontzenuwde hunnen moed, en boezemde hen eene bekrompene denkwyze in door hen al te zeer afhanglyk te maaken van het Hof en van deszelfs Staatsdienaars. Ik wil gaarne toeftemmen, dat hy in de kennis van krygszaaken misfchien geene weergade had;'.maar hy had geene bekwaamheid genoeg om een groot Ryk te beftuuren. Zohaast de Heer de Louvois kennis gekregen had van de oogmerken van zyn' Meester, zocht hy naar middelen om dezelven te doen gelukken; alle hinderpaalen moesten welhaast wyken voor een' man van zyn karakter, doch daar bleef nog eene over, die niet gemaklyk fcheen om uit den weg te ruimen. De laatfte veldtogten en de noodzaaklykheid om de veroverde plaatfen in een'  STADHOUDERSCHAP. 133 een' behoorlyken ftaat van tegenweer te ftellen, hadden allen den krygsvoorraad van het Ryk uitgeput; de magazyhen waren ledig, en men zag geene kans om dezelven op nieuw aan te vullen, toen de Heer de Louvcis een ontwerp fmeedde, dat door'deszelfs gelukkigen uitflag naauwlyks kan gerechtvaardigd worden; hy ftelde voor, dat men by de Nederlanders zeiven de noodige middelen moest zoeken om ben den oorlog aan te doen; en begaf zich""met twee vertrouwde bedienden zelf op reis om een zo vreemd ontwerp ten uitvoer te brengen. Naauwlyks hadden de twee bedienden, die de rol van voornaame buitenlandfche kooplieden fpeelden, terwyf de Heer de Lcuvois die van hunnen makelaar verbeeldde, zich in Holldnd aangediend, of allen de magazynen, zelfs die van de grensvestingen. Honden voor hen open. De Hollanders, die zich verbeeldden,dat de vreede thans gevestigd was, legden zich geheel toe op het voordeel van hunnen koophandel, en maakten geene zwaarigheid om hunnen krygsvoorraad te verkoopen, omdat zy oordeelden denzelven naderhand tot een' minderen prys te zullen kunnen aanvullen. Door deezen weg wierden buskruid, falpeter, lont, en allerhande krygstuig naar verzekerde plaatfen buiten dc Zeven Provinciën vervoerd. De drie Franfche Reizigers hadden hunnen Jaatfcen inkoop te Leydsn gedaan, toen zy, de Stad doorwandelende om derzelvermerkwaerdigheden te bezichtigen, een' werkman hoorden uitroepen: „ Daar is Mynheer de Louvois\" Waarop zy, zonder zich te ontzetten, cogenhliklyk de Stad verlieten, een extrapost I 3 aan-  134 HISTORIE van het aannamen, en gelukkiglyk in Frankryk terug keerden. Het verflag van den Staatsdienaar overtuigde den Koning, dat 'er eene verfchriklyke verwarring heerschte in de landen, die hy tot het tcKj» neel van den oorlog verkozen had; twee driftige en magtige partyën hielden op dien tyd de Republiek van binnen verdeeld; de eene ftelde alle mooglyke oplettendheid in het werk om de verheffing van den Prins van Oranje te beletten, en de andere om dezelve te bevorderen. Beide partyën hadden hunne aanvoerders, hunne dweepers, en hunne martelaars. De onzekerheid van den uitflag veroorzaakte eene foort van regeeringloosheid, welke een noodzaaklyk gevolg was van een gebrek in het ftaatsbeftuur, en de oorzaak van deszelfs ondergang moest worden. De Staat was zonder beft uur, de Wet zonder kracht, de Overheid zonder ontzag, het Krygsvolk zonder tucht, De Stadvoogden verbeeldden zich meesters van de hen toevertrouwde fteden te Zyn, en gebruikten het geld, dat tot derzelver verdeediging gefchikt was, tot hun eigen voordeel. Men' vond niet minder zwaarigheid om nieuwe belastingen uit te vinden dan om dezelve wel te hefteden. Zohaast eenig bedaard of meer doorzichtig burger eenig middel uitdacht om het algemeen verval te herftellen, wierd hy terftond aangevallen door anderen, die liever den Staat wilden zien ten gronde gaan, dan deszelfs behoud aan hunne vyanden verfchuldigd zyn. Beide partyën hadden één bepaald oogmerk, waarvan zy vast befloten hadden zich nooit te verwyderen; te weeten, dat van nooit voor  STADHOUDERSCHAP. 135 voor eikanderen te wyken, en zich veeleer, indien de nood zulks vereischte, onder de puinhoopen van de Republiek te laaten begraa* ven. Niettegenftaande alle deeze verdeeldheden bleeven de Raad-Penfionaris en zyne vrienden over het algemeen nog in groote achting, en' hadden doorgaans de meerderheid van ftemmen op hunne zyde, doch men kon ligtelyk bemerken, dat alles zich langzaamerhand begon te fchikken naar eene verandering van tooneel, die dit gezag Hond te verzwakken of geheel te vernietigen. De allesdoorziende voorzichtigheid en wysheid van den Heer de Wit, en de byna onnafpeurbaare beftuuringen van zyne ftaatsregeering ontfnapten de oogen van het algemeen, terwyl van den anderen kant de jonge Prins van. Oranje aller oogen [tot zich trok. Zyne door. luchtige geboorte , de menigvuldige diensten van zyne Voorouderen, de luister en de pracht van zyne hofhouding, zyne aankomende begaafdheden, zyne jeugd en ongelukkig lot, en met één woord alles ftrekte om hem den Afgod van het Gemeen te maaken. De wensch en de algemeene Item van het volk wilde hem aan het hoofd van de legermagt geplaatst zien, terwyl de waare Republieksgezinden van oordeel waren , dat het onvoorzichtig zou zyn de behoudenis van het Land te betrouwen aan een' jongen Vorst zonder ondervinding, en die daarenboven de zoon was van een' heerschzuchtigen Vader, die niar de Opperheerfchappy geftaan had. „ Het „ heeft niet veel gefcheeld," zeiden zy, „ of 9, de oogmerken van den Vader zouden gelukt I 4 » zvn»  136 HISTORIE VAN HET „ zyn,in een' tyd toen deRepubliek eene volmaak„ te rust genoot, en het is byna een wonderwerk „ geweest,dat de Republiek eene vryheid heeft j, behouden, die onze voorzaaten door zoveel „ bloed en arbeid verkregen hebben. * Daar nu „ de vreede onze onaf hanglykheid naauwlyks „ heeft kunnen beveiligen, wat hebben wy San niet te vreezen gcduurende den oorlog, die „ ons te wachten Haat ? Al was de Prins van „ Oranje ook nog zo bedaard van gemoed, dan s, zouden zyne vleijers hem evenwel zoeken 3, over te haaien om ons onder het juk te bren3, gen, om hem daardoor in Haat gefield te zien 3, om hunne diensten te beloonen, en buiten „ vrees voor eenige omwenteling te zyn. Men „ heeft rede om te vreezen, dat hy zich veeleer „ bedienen zal van het gezag, dat men hem „ zal opdraagen, om zich te wreeken over de „ beleedigingen, die hy zich verbeeld geleden ,, te hebben, dan om den Staat, die hem ver„ heven heeft, ten dienst te ftaan. Een jong 3, Vorst, die naar zyn',zin kan befchikken over 3, een magtig leger, is-ligt te verleiden, en zeer gevaarlyk." Deeze welberedeneerde bekommerdheden konden de voorgenomene bevordering wel eenige dagen doen uitftellen, maar hadden echter geene kracht genoeg om dezelve geheelenal te beletten; zes Provinciën hadden zich reeds verklaard voor de verheffing van den Prins van Oranje, en in de zevende, te weeten die van Holland, had hy zeer veele vrienden. . De vereeniging van alle deeze ftemmen bewoog eindelyk den RaadPenfionaris, om Willem den Derden tot Kapitein-  STADHOUDE R.S C Fï A P. 137 Generaal en Admiraal aan te ftellen. Echter beging hy, by het doen van deezen flap, twee groote en gewi.tige misilagen. De eerfte was, dat de Heer de Wit te laat daartoe overging; iiKiien hy vroeger zyne toeftemming gegeven had, zou hy de genegenheid gewonnen hebben van het algemeen, dat fterk . fcheen te ftaan op deeze blyk van toegeeverfdheid; hy zou daardoor in gunst geraakt zyn by veele oude Legerhoofden, welker moed door het gerucht van een' aanftaanden oorlog op nieuw wasopgewakkerd doch die langzaamerhand wederom tot hunne oude werkloosheid vervallen waren; en daarenboven gezegenpraald hebben over de tegenkanting der Prinsgezinden, die weigerden hunne toeftemming te geeven tot het aanwerven van zes-en-twintigduizend mannen krygsvolk, omdat zy bevreesd waren van het bevel over dezelven in vreemde handen gefteld te zullen zien. De tweede misdag van den Raad-Penfionaris beftond daarin, dat hy de magt van den nieuwen Veldheer al te naauw bepaalde; hierdoor maakte hy hem tot zyn'- onverzoenlyken vyand, en bleef zelf verantwoordelyk voor de noodlottigheden van den oorlog, waaraan zyn Vaderland ftond blootgefteld te worden. Terwyl de Republiek derVereenigdeNederlandm zulk verkeerde middelen tot haare verdeedigingin het werk ftelde, wendde Frankryk alle mooglyke poogingen aan om dezelve met het meeste voordeel te overvallen. Naauwkeurige en bedreven aardrykskundigen waren onophoudelyk bezig met kaarten te maaken van de landen der Republiek, waarop alle beekjes, heiden, krcupelbosfchen, en I 5 zelfs  138 HISTORIE VAN HET zelfs de allergeringfte dingen naauwkèurig aangetekend waren. Misfchien zouden de Nederlanders verbonden hebben kunnen fluiten, die hun ongeluk verhoed onvertraagd zouden hebben;doch de Heer de Louvois fneed hem. dit middel af door vroegtydige verbindtenisfen met hunne nabuuren aan te gaan. Hy deed nog meer; hy bewoog den Koning van Engeland, den Bisfchop van MunJler, en den Keurvorst van Keulen om hen den oorlog aan te doen; de eerste wierd overgehaald door het geld, dat men hem gaf om zynevermaaken door te zetten; de tweede door de hoop van land te zullen winnen, en'hetzelve naderhand te zullen behouden; en de derde door den raad van den Graaf van Furftemberg, Bisfchop van Straatsburg , die hem naar zyn' zin regeerde. By alle deeze voorzorgen voegde Frankryk nog een talryk leger, eenen Turenne, een' Condê, en de allerdiepfte geheimhouding. Alle deeze toebereidfelen bragten eindelyk die gebeurtenisfen teweeg, waarover naderhand geheel Europa verbaasd heeft geftaan. Men zal altoos in gedachten houden, dat de Franfcben in het jaar 1672 zich vertoond hebben op de oevers van den Rbyn; dat zy die rivier zyn omgezwommen in het gezicht van een' vyand, die zich op zyn gemak verfchanst had; dat zy alles veroverden of vernielden, dat hen hinderlyk kon zyn in hunnen zegepraalenden optogt;[dat Steden, die men voor zeer fterk hield, haare poorten openden enkel op het hooren van des overwinnaars naam; dat drie Provinciën veroverd wierden in een beftek van tyd, dat maar even toereikende was om dezelve te doorreizen; en  STADHOUDERSCHAP. 139 en eindelyk , dat de geheele Republiek in minder dan twee maanden voor de overwinnaars zou hebben moeten bukken, indien deezen zoveel beleid als moed bezeten hadden. Tn de plaats van met hunne gantfche magt naar Muiden te trekken, welke togt alles zou bcflist hebben, zonden zy den Marquis de Rocbtfurt derwaarts met vyf honderd ruiters, wiens aanflag miste. Daarenboven hielden zy zich op met het veroveren van plaatfen aan den TVfel, terwyl zy gelegenheid hadden om tot in het hart van Holland door te dringen, éér men die Provincie nog onder water had gezet. In de plaats van hunne overwinningen door te zetten hielden zy zich op met naar voorflagen van vreede te luisteren. Dertigduizend krygsgevangenen, die men op de overwonnenen veroverd had maakten het land geheel hulpeloos, en alle deeze manfchap wierd voor een gering rantfoen terug gegeven. De gezonde rede vereischte, dat men de vestingwerken der veroverde Steden flechtte; doch, in de plaats van dit te doen, liet men overal eene fterke bezetting, waardoor de legers zódanig verzwakt wierden, dat zy in het open veld niets meer konden uitvoeren. Eindelyk ontbrak 'er niets meer aan de volkomene overwinning dan nog een weinig ftandvastigheid; en de Koning van Frankryk keerde in de maand Augustus met zyne beste legerbenden naar huis. De Raad-Penfionaris de Wit had dit onweder zien opkomen; en indien men hem geloof had willen geeven, zou men hetzelve hebben kunnen afwenden door redelyke voldoening te geeven,  140 HISTORIE van het ven, of krachteloos maaken door zodanige voorzorgen als de tyd toen vereischte. Hy ftelde voor, dat men een' jongen en beleedigden Vorst zou trachten te vreeden te ftellen, of de maga^ zynen verbranden, die de Franjeben te Nuys hadden opgerecht; dat hen in de onmooglykheid zou gefield hebben om den oorlog te beginnen. Doch de Prinsgezinden wilden noch het een, noch het ander, omdat zy door middel van den rampfpoeden het verderf van hun Vaderland den val van denRaad-Penfionaris en de verheffing van den Prins van Oranje meenden te zullen bewerken. Deeze dwarsdryving veroorzaakte in den doorluchtigen de Wit eene foort van werkloosheid, die hem naderhand als een verraad wierd te last gelegd, en echter inderdaad niets anders was dan een gevolg van zyn' vreedzaamenaart, en van hoop, die hy had, van de gunst van Frankryk weder zullen te winnen. Deeze grbote Staatsdienaar had het gebrek van zich te veel over te geeven aan ftaatkundige befpiegelingen; de berekening van de kosten , die 'er noodig zouden zyn om de zeven Provinciën te bemagtigen, had hem aangetoond, dat dezelven in verre na het voordeel van deeze overwinning niet zou kunnen opweegen; en dit had hém als een' zuinigen Republikein het gevolg doen trekken, dat Lodewyk de Veertiende hierdoor van zyn voorneemen zou'afgetrokken worden. De twee heerfchende driften, die het gemoed van den toenmaaligen Koning van Frankryk , naamelyk de eer- en wraakzucht, waren doof voor de fte.m der zuinigheid, en' deeden den Raad Penfionaris begrypen, (fchoon te laat,) dat de overdenkingen van  STADHOUDERSCHAP. 141 Van het Geheimvertrek niet altoos zekere waarborgen zyn in zaaken, die den algemeenen Staat betreffen. De Raad-Penfionaris, die, vóór den oorlog, het vertrouwen zelfs tot roekloosheid had doorgedreven, verviel thans na den eerften tegcn'fpoed, tot eene wanhoopige fiaauwhartigheid. Een man,die zich zo beroemd had gemaakt, |had het gevaar behooren te verachten en uit te tarten ; middelen ter herftelling uit te denken,daar menfchen van een dagelyksch verftand geen doorzicht vonden, en, met één woord, zich als verdeeöiger van zyn Vaderland onder deszelfs puinhoopen te begraaven. De Republiek was te vooren in veel hachlyker omftandigheden geweest; zowel als zy in ftaat geweest was om de ftaatkunde van Philips den Tweeden te leur te ftellen, was zy ook in ftaat om het [openbaar geweld van Lodewyk den Veertienden te keer te gaan; temeer, naardien Spanjen, in weerwil van deszelfs zwakheid, en Duitschland, in weerwil, van deszelfs traagheid, alle poogingen aanwendden om den loop van den Overwinnaar te ftuiten. De Raad-Penfionaris heeft, zonder twyfel ook alle deeze aanmerkingen gemaakt; doch het doorzicht van het vernuft is veeltyds te zwak tegen de neiging van het hart. Geheel ingenomen, met het ongemak had hy geen' moed genoeg om naar het middel, dat hetzelve kon wegneemen rond te zien. Geheel verfmoord onder den voorfpoed der Franjeben, den haat van het gepeupel, en de lafheid zyner vrienden, zag de Raad-Penfionaris geen' anderen weg open, dan » de  142 HISTORIE VAN HET de befcheidenheid van den Overwinnaar1 te hulp te' roepen. Op zyne aanraading beflooten de Staaten-Generaal Frankryk om vreede te ven zoeken; welke, indien de eerlyke Pomponne gehoord was geworden , voorzeker gefloten zou zyn geworden op voorwaarden, die roemryfc voor den Overwinnaar, en tevens eerlyk vooi*' de overwonnenen zouden geweest zyn. Maar ongelukkiglyk gaf de Heer de Lottvpis, die toen de begunstigde Staatsdienaars was, zich geheel over aan zyn trotsch karakter, en wist te bewerken, dat men voorflagen deed aan de Staaten, die geheel ftrydig waren met liunne eer, met hunne vryheid, en met hunnen godsdienst. De onredelykheid van deeze voorwaarden verbaasde den Raad-Penfionaris en zvne vrienden, die meer edelmoedigheid verwacht hadden;doch desniettegenftaande toonden zy zich ftandvastig voor de party, die zy gekozen hadden. ,, De „ Republiek, " zeiden zy, „ die thans tot de „ grondvesten toe verwrikt is door de hevige ,, fchokken, die men haar van buiten en van ,, binnen heeft toegebragt, kan onmooglyk be,, houden worden dan door de onderwerping. ,, Het is ons even onmooglyk den vyand de „ landen weder teontneemen, die hyopons ver,; overd heeft, dan die, welken ons nog zyn „ overgebleven, door geweld van wapenen te „ bewaajen. De posten , die bezet moeten „ worden, zyn ontelbaar, en wy hebben maar j, weinig volk om die te bewaaren; daar wy ,, van buiten ontrust wórden door den oorlog „ met eene ontzaglyke Moogendheid, en van „ bh>  STADHOUDERSCHAP. 143 3, binnen door burgerlyke twisten, wat blyft ,, ons dan anders over dan onzen geheelen on„ dergang door een tydig vergelyk voor te ko„ men? Hoe hard ook de wetten moogen zyn, 3, die Frankryk aan de Republiek wil opleggen, „ zal men die echter zo geheel onredelyk niet „ vinden, wanneer men bedenkt, dat dit Ryk „ reeds meester is van drie Provinciën, en en zulks worden kan van Friesland, zo haast ,, het Hechts zal willen. Te wachten tot dat „ alle de plaatfen, de eene na de andere zul„ len veroverd zyn, is niets anders dan het Va,, derland blootftellen aan het gevaar van als een 3, overwonnen land behandeld te worden." Schoon deeze vreedzaame gevoelens door de voornaamfte leden der regeering gehandhaafd wierden, befloot men echter tot het voortzetten van den oorlog door een gelukkig doch onverwacht toeval. Terwyl men te Amjleldam bezig was' met te raadpleegen welk gevoelen men zou aanneemen, wierd het Stadhuis omringd door het volk, dat bekommerd was over den uitflag van een befluit, waarvan deszelfs vryheid afhing. De meeste Hemmen waren voor den vreede, toen Gillis Falcktnitv en Gerard Hasfela&r, twee driftige en onverfchrokken Burgemeesteren, de overige leden van den Raad dreigden, dat zy de vensters zouden openen, en aan het volk bekend maaken, dat het verraden wierd. Het onvcrmydelyk gevaar van door het woedend graauw verfcheurd te zullen worden woog zwaarder dan dat, waarin men zich door de overwinningen der vyanden vond nedergeftort. Men befloot tot het voortzetten van den  J44 HISTORIE van het den oorlog; en dit befluit van de eene ftad tot de andere overgaande bragt binnen kort eene gelukkige omwenteling te weeg. De gelteltenis der Republiek was nog niet veranderd zedert de levendige geneigdheid, die men getoond had voor de bevreediging; en echter wierd het doorzetten van den oorlog thans door de meeste ftemmen overal aangedrongen; zelfs waren de geenen, die zich daar tegen aankantten, verplicht te zwecren, dat zy hun goed en bloed voor het Vaderland zouden opofferen. Deeze verbaazende omwenteling in de algemeene denkwyze moest noodwendig de zegepraal van den Prins en den ondergang van den RaadPenfionaris ten gevolge hebben.- Reeds zedert ecu' geruimen tyd hadden veele doorzichtige lieden benevens het gros van het gemeen, dooide aanhangers van het Huis van Oranje opgehitst, gewild, dat de opperfte magt aan eene van de twee partyën geneelenal mogt ter'hand gefield worden, op dat deeze , daardoor vryheid van naar eigen goedvinden te handelen verkregen hebbende, haare oogmerken, zonder tegenkanting, mogt kunnen ten uitvoer brengen, en voor den uitflag verantwoordlyk zyn. Zolang de voorfpoed van de Republiek geduurd had, waren de meeste Hemmen fteeds voor den Heer de Wit geweest, dien men als den bewerker van dit geluk befchouwde; doch het verval can de algemeene zaak bragt eens verandering ■in'de denkbeelden te weeg; de eèrfte onlusten openbaarden zich te Dordrecht. Het Gemeen , dat zich verbeeldde, dat de Republiek verraden of kwaalyk geregeerd wierd, eischte, dat de Prins van  STADHOUDERSCHAP. 14J van Oranje in allen de ampten en waerdigheden van zyne voorzaaten , zou herfteld worden. „ Vivat Oranje!" riepen die oproermaakers; „ de De Witten en hunne aanhangers zyn de „ oorzaak van onze rampen, wy willen den Prins „ tot onzen Stadhouder hebben." De Regeerihg van Dordrecht door dit oproerig gefchreeuw, en door de bedreigingen, welke daarmede gepaard gingen, bevreesd geworden, zond een' brief aan den Prins om hem té verzoeken, da-" hy de oproerige gemoederen van het gemeen, zo het mooglyk was, door zyne tegenwoordigheid tot bedaaren zou zoeken te brengen. De Prins bleef zich langen tyd tegen dit verzoek verzetten; het zy dan uit bezorgdheid om het leger te veriaaten, of om aan het ,vuur van twpedragt tyd te geeven om nog heviger te worden. Doch eindelyk liet hy zich overhaalen door de aanzoeken der afgezondenen, die misfchien de vrees van door het gemeen verfcbeurd te zullen worden, wanneer zy zonder den Prins terug kwamen, welfpreekender maakte dan de wènsch om den Afgod van het Graauw, en hunnen Opvolger in het hoog gezag binnen hunne muuren te zien. Zohaast de Prins zitting genomen had in den Raad, hoorde hy met groote verwondering, dat men hem afvroeg welke voorflagen hy kwam doen; waarop hy ten antwoord gaf, dat hy gekomen was, op het verzoek der A fgezondenen, om te verneemen, wat men van hem vorderde. Hierop kreeg hy geen ander antwoord dan bloote complimenten, en een verzoek,dat hy de magazyncn en vestingwerken zou gaan K ' he-  M HISTORIE VAN HET bezichtigen. Dit deed hy, verzelddoor de overheid , die zich vleide, dat deeze geringe voldoening hét gemeen misfchien zou te vreeden ftellen , en maakte zich vervolgens gereed om naar het leger terug te keeren. Doch de oproerigen begeerden, vóór zyn vertrek, te weeten, of men hem tot de hoogfte waerdigheid in de Republiek verheven had; maar naauwiyks bad hy hen met eene waare of valfche zedigheid ten antwoord gegeven , dat hy geen Stadhouder was, of immer worden kon, uit hoofde van den eed, dien hy gedaan had, of zy zwoeren eenpaariglyk, dat zy niet rusten zouden, vóór dat zy het doorluchtig Opperhoofd, dat zy van hunne Regeerders afvorderden, aan het hoofd, der algemeene zaaken geplaatst zagen. De Regeering , door deeze bedreiging bevreesd geworden, deed door eene plegtige Acte afftand van het Eeuwig Edict, verkoos den Kapite n-Generaal tot Stadhouder, en ontfloeg hem van den eed, dien hy gedaan had van nimmer deeze waerdigheid te zullen aanneemen. De Prins van Oranje, die niet zelden gewoon was den uiterlyken fchyn van billykheid, godsvrucht, en deugd aan te neemen, veinsde thans ook zwaarigbeid te maaken in het aanneemen van dit ontflag, fchoon het inderdaad veel wettiger was dan dat der Predikanten, waarin hy naderhand genoegen nam. Naardien de Geestelyken geen recht ter waereld hebben om iemand te ontdaan van den eed aan de Hooge Overig* heid gedaan, was deeze ook alleen gewettigd om den eed, dien zy zelve had opgelegd, te vernietigen; doch dc Prins begreep waarfchyn- iyk,  STADHOUDERSCHAP. 147 lyk, dat deeze flap hem meer geliefd by de Predikanten , en meer gezien by het Gemeen zou maaken. Wat ook hiervan zy, deeze zwaarigheid was naauwlyks uit den weg geruimd, of de Acte van des Prinfen verkiezing wierd door den gantfchen Raad getekend, en vervolgens gezonden aan Comtlis de Wit, Oud-Burgemeester, en Broeder van den Raad - Penlïonaris , om dezelve insgelyks te ondertekenen. Deeze doorluchtige man was toen bedlegerig door ongemakken, die hy zich in den dienst van de Republiek zo te land als ter zee op den bals had gehaald, en weigerde manmoediglyk een' eed te verbreeken, dien hy aan de Hooge en Wettige Overheid gedaan had, en van welkende Regeering van eene enkele Stad, zyns oordeels, geen reeht had hem te ontflaan'. Te vergeefs Helden degeenen, die men aan hem had afgezonden, hem voor, dat hy zwichten moest voor eene gewapende en raazende menigte, die zyn huis bezet hield; deeze onwrikbaare Vaderlander gaf hen ten antwoord , dat zyn leven hem niet waard genoeg was om hetzelve te redden ten koste van zyne eer door het tekenen van een befluit, dat nadeelig was voor de vryheid van het Vaderland. Men begon,reeds den moed van hem te zullen winnen verloren te geeven, toen Mevrouw de Wit in traancn fmekende binnen trad , hem zyne twee jonge zoonen vertoonde, en hem fmeekte, dat hy toch om hunnent wille zorg voor zyn leven zou draagen. Doch ziende, dat hy onverzetjyk by zyn befluit bleef volharden, dreigde zy hem, dat zy alle deuren R 2 zou  jtf HISTORIE van het zou openzetten, zicbzelve' met haare twee kinderen midden onder het oproerig gemeen, werpen , op deeze wys zyne nakomelingen trachten te redden, en hem overlaaten aan zyne onverzetlyke hardnekkigheid en aan eene onvermydelyke dood, dewyl hy het toch zo begeerde^ Deeze woorden op een' befloteneii en byna wanhoopigen toon uitgefproken troffen hem tot in het hart; hy liet zich beweegen, en ondertekende het gefchrift. Hy dacht zyne eer echter te redden, en eene verfchooning voor zyne zwakheid te zullen vinden, wanneer het oproer eenmaal zou geftild zyn, door achter zyne handtekening te voegen: V. C. dat is Vi Coactus; (Door geweld gedwongen) doch een fchelmfche Predikant onderrechtte het Gemeen van de betekenis deezer letters; waarop de Heer de Wit gedwongen wierd om dezelven uit te wisfehen, en even gelyk de anderen enkel zyn' naam te tekenen. Het oproer van Dordrecht wierd welhaast eene befmettelyke ziekte, die zich door het gantfche land verfpreidde. Alle de lieden begeerden den Prins van Oranje tot hunnen Stadhouder; en hy wierd van alle kanten aangezocht om bezit te komen neemen van deeze nieuwe waerdigheid. De Staaten-Generaal wettigden het oproerige en onregelmaatige van deeze hcndelwyze door de verheffing van den Prins te bekrachtigen. Intusfehén bleeven de oproerigheden onder het Gemeen nog fteeds aanhouden; het volle betoonde overal de grootfte minachting voor zyne Overheden; en deszelfs woede ging zelfs zó verre, dat men een' aanflag maakte op het leven van  STADHOUDERSCHAP. i49 van den Raad-Penfionaris, die zich tegen deeze omwenteling had aangekant. De Heer de Wit, fchoon fterk aangezocht om vergiffenis te verzoeken voor Van der Graaf, den eenigften der moordenaars, die gevat was, had zich echter nooit daartoe willen laaten beweegen. Te vergeefs had men hem menigmaalen gezegd, dat het eene roemruchtige daad zou zyn het leven te redden van iemand, die het hem had willen beneemen, en dat zich thans eene bekwaame gelegenheid voor deed,om door deeze blyk van zachtmoedigheid de harten van het volk, dat die grootmoedige daad fcheen te verwachten, weder tot zich te trekken; hy gaf altoos daarop ten antwoord, dat men het recht zyn' vryën loop moest laaten, omdat de hoop op ftrafloosheid noodzaaklyk ftrekken moest om de boosdoenders in getal en ftoutheid te doen toeneemen. . „ Het volk", zeide hy, „ haat myzon„ der rede, cn ik zoek deszelfs genegenheid niet „ wedei- te winnen door een' ftap te doen, die „ alle Amptenaaren in gevaar van hun leven „ zou kunnen brengen, en die door myne vy„ anden veeleer zou befchouwd worden als ,, eene blyk van myne zwakheid, dan van myne „ grootmoedigheid." De gevolgen hebben getoond, dat de zacbtfte party de verftandigfte zou geweest zyn. Het Gemeen verbitterd door het bloed, dat het had zien vergieten. bragt eene gantfche menigte van befchuldigingen in tegen de twee doorluchtige Gebroeders, waar tegen noch de een, noch de andere zich konden rechtvaardigen. Dit vooroordeel deed den RaadK 3 Pen-  150 HISTORIE van het Penfionaris befluiten om zyn ampt neder te leggen , en deeze daad van grootmoedigheid, of van wanhoop, was de laatfte van zyn leven; deeze groote Staatsdienaar wierd, weinig dagen naderhand, vermoord, en met hem zyn Broeder Cernelis de Wit, de grootfte man na hem zeiven , die ten dien tyd in de Republiek gevonden wierd. Ik wil, in navolging van andere, en zelfs van zeer onpartydige Schryvers, niet ftaande houden dat de Stadhouder deezen moord bevolen of aangeftookt had; hy heeft altoos ftaande gehouden, dat hy geen deel gehad heeftin dit gruwelftuk, fchoon hy niet geweigerd heeft de vruchten daarvan te plukken. Zyn karakter is by my niet genoeg voldoende om de duisterheid der Hiftorie in dit geval te beflisfen ; en ik houd dit voor een van die twyfelachtigheden , welke het hart van de Leezer best kan oplosfen. De verheffing van den Prins van Oranje, maakte een nieuw tydgewricht in de Hiftorie van de Fereenigde Nederlanden, en genoegzaam in die van geheel Europa. De Moogendheden, die medegewerkt hadden tot den ondergang van Holland-, diegeene, welke denzelven heimelyk gewenscht hadden; die, welke zulks metonverichillige oogen hadden aangezien; die, welke niets anders gedaan hadden, dan bloote wen • fchen voor deszelfs behoudenis te vormen, en eindelyk die, welke zich, fchoon langzaam, ten voordeele van de Republiek ve-rklaard hadden; deeze alle vereenigden zich thans tot derzelver verdeediging. Deeze zo welgepaste omwenteling,  STADHOUDERSCHAP. ïs% ïing, die enkel het gevolg der tydsomftandigheden was, wierd geheelenal aan het beieid van den Stadhouder toegefchreven. Men had tot dus verre de vernedering der Hollanders , die door hunne fchatten trotsch geworden waren , met genoegen aangezien; maar thans begon men de overmagt van frankryk met ongeruste oogen te befchouwen. De geringfte vrees moet doorgaans wyken voor de grootfte, en dewyl het thans dc algemeene zaak was de Republiek der Vtreenigde Nederlanden by te ftaan, wierd liy, die dezelve beftuurde, zonder,iets daaraan toegebragt te hebben, 'het hoofd van de verbindrenis, welke tot derzelver behoudenis gevormd wierd. Door deeze vooringenomenheid gefterkt wierd de Prins van Oranje welhaast de ziel, en de lotbeflisfer van geheel Europa. Hy deed aan alle Hoven , door zyne zendelingen uitftrooijen , dat dc Koning van frankryk, veel magtiger dan Keizer Karei de Vyfde ooit geweest was, naar de Algemeene Heerfchappy ftond, en veel beter middelen in het werk ftelde om daartoe te geraaken.Deezeloosbedachte harlènfchim mishaagde aan den hoogmoed der andere .vloogendheden, ontftak haare afgunst, gaf voet aan haare achterdocht, verlevendigde haare ftaatkunde, en deed haar overgaan tot het fluiten van eene verbindtenis, die haare rust kon beveiligen. De listige Stadhouder was het middelpunt, waarin zich alle deeze byzondere afgunstigheden tegen de overmagt van frankryk vereenigden. Door den naam van Balans van Europa, dien hy wist m te denken, gelukte het hem zelfs de meest K 4 ver-  1S% HISTORIE VAN HET verdeelde Moogendheden tot één gevoelen te brengen; het vertrouwen te winnen van de achterdochtiglte Raadsvergaderingen; de ftrydigfte belangens te vereenigen; den onverzoenlykften haat uit den weg te ruimen; de onbuigzaamfte gemoederen aan zyne gevoelens te onderwerpen; de flaauwhartigfte natiën moed in te boezemen; en zich een onbepaald gezag over de magtigfte Vorsten te verkrygen. De Republiek genoot welhaast het voordeel van deeze listige kunstgreepen; zy hield op het tooneel te zyn van den oorlog, die in de nabuurige Staaten overgebragt wierd. De Prinsgezinden bedienden zich van deeze Voordeelige gelegenheid om hun aaanzien te vcstigen door dat van den Stadhouder te vergrooten. Caspar Fagel, die zeer veel gezag had te Haarlem, wist den Raad van die Stad te beweepen om het Stadhouderfchap erflyk te maaken < m dat Geflacht, waarin het thans gevestigd was. „ Allen de gebeurtenisfen, die'er voorgevallen 3, zyn zedert de dood van Prins Willem den 3, Tweeden, zyn enkel eene a'aneenichakeling „ van rampen voor de Republiek." Dus fpraken de Afgezondenen van Haarlem." De bui-, 5, 'terilandfche oorlogen, die den Staat uitgeput „ hebben, en de binnenlandlche onlusten, die. denzelven hebben verdeeld, hebben de grond,, vesten van de Republiek doen wankelen. De bewerkers van allen deeze rampen hebben het 3, lot ondergaan , dat zy verdi?nden ; fommigen van hen zyn voorzichtiglyk afgezet; en an- deren zyn aan de billyke wraak van het volk li opgeofferd. Het gezag, dat zy hadden laaten „ ver-  STADHOUDERSCHAP. 153 }, verwaarloozen, is thans overgegaan in han„ den van een' man, die bekwaam is om het„ zelve te handhaaven, om het door de ingeze„ tenen te doen eerbiedigen, en het daarenbo„ ven tegen den algemeenen vyand te beicher„ men. Laaten wy het geluk van allen deeze „ voorrechten, welken wy thans genieten, aan onze nakomelingen overlaaten; laaten de voor;,, paamfte ampten voor altoos gehecht worden aan dat Huis, hetwelk door het bekleeden „ van dezelven zoveel nut aan het algemeen „ heeft toegebragt. Hebben niet Vtnetïén en „ Genua hunne Doges ? Heeft niet Engeland, „ toen het zich tot eene Republiek zocht te „ vormen, zich een' Protector verkozen? Het „ Stadhouderfchap is noodzaak!yk voor onze j, Republiek;en de eenige rede van ons ongeluk „ is, dat wy ons zolang tegen de verheffing „ van den Stadhouder hebben aangekant." Deeze redeneering, die niets anders was dan • eene aaneenfchakeling van fpitsvondigheden , had zeer ligt kunnen wederlegd worden, doch zulks wierd 'niet gedaan. De Republikeinfche party was te zeer verzwakt om dit te durven onderneemen, en de vrienden van den Stadhouder begreepen, dat hun behoud enkel beftond in de voortduuring en in de vergrooting van zyne magt. Zy Hemden niet alleen in den voorflag der Afpèzondenen van Haarlem, maar bedankten hen nog daarenboven voor hunnen welmeenenden yver. Men fcheen thans over het algemeen bevreesd te zyn van zich de oude rechten der vryheid weder aan te maatigen, en ten eenigen tyd pebrek tg zullen hebben aan een' Opperheer. K 5 Men  J54 HISTORIE VAN HET Mén was niet te vreeden met een' Meester te hebben voor het tegenwoordige; men wilde ook verzekerd zyn van in het toekomende 'er altoos een' te zuilen kunnen vinden, en om die rede befloot men zichzelven en de geheele nakomelingfchap voor altoos te onderwerpen aan de gehoorzaamheid van de geheele raanlyke linie van het Huis van Oranje. Dus wierd door de .laagheid der wettige Opperheeren een geheiligd recht afgeftaan, dat zy, volgens hunnen eed en plicht, ongefchonden aan hunne nakomelingen hadden behooren over te geeven, gelyk zy het van hunne voorzaaten ontfangen hadden. Het voorbeeld der Provincie van Heiland wierd terftond gevolgd door die van Zeeland. De drie Provinciën, die door den Koning van Frankryk en door den Bisfchop van Munster veroverd waren geweest, te weeten, Gelderland,. Utrecht en Overysfel, gingen een weinig laater tot dien ftap over;doch zohaast zy geheel erlost waren van hunne dwingelanden verzochten zy weder in het oude bondgenootfehap toegelaten te moogen worden, waarvan zy door overheerfching waren afgefcheurd, en ftonden tevens aan den Prins van Oranje de bovengemelde eerampten toe. De dienften, die de Stadhouder aan de Natie gedaan had, waren vooral niet grooter dan de gunst, die men hem bewezen had, De Staaten hadden een groot gedeelte van hun oppergezag aan een' van hunne onderdaanen afgeftaan;; maar een onderdaan , die te groot geworden is, fchaamt zich doorgaans langer een onderdaan te zyn, een middelftand tusfchen het oppergezag en de onderwerping is een gedwongen ftand, die geen' duur km  STADHOUDERSCHAP. 155 kan hebben. In denzelven is eene dagelykfqhe eerzucht genoeg om de paaien van het gezag te doen overtreeden door dengeenen , die daarmede bekleed is ; en de Prins von Oranje. zou voorzeker een onbekend verfchynfel in de Hiftorie geweest zyn, zo hy had kunnen befluiten, de wetten te eerbiedigen, waaraan by onderworpen was. Hy zocht nog magtiger te worden ; maar zocht zulks, volgens zyn' diepzinnigen en veinzenden aart, op eene zó behendige wyze, dat bet byna twyfelachtig was, of hy wel eenig ander deel had gehad in het ontwerp dan dat hy zyne vrienden hunnen gang had laaten gaan. Zohaast de Franfchtn Gelderland ontruimd had* den, gaven de Staaten-Generaal, die voor het grootst gedeelte den Stadhouder toegedaan waren , hem de magt om diegeenen van hunne ampten teontflaan, welken hyzou oordeelen niet in ftaat te zyn om dezelven naar behooren waar te neemen, en zodanige lieden in de plaats te ftellen, die , zyns bedunkens , daartoe beter bekwaam waren. De Prins van Oranje bediende zich van clecze onvoorzichtige volmagt om lieden , die hy wist aan zyne belangens verknocht te zyn , in de hoogfte bedieningen te plaatfen. Coenraad Leclerc , dien een doorzichtig verftand, een beleefde omgang, en een inneemend karakter byzonder gefchikt maakten tot het beftuuren van gewigtige en gevaarlyke kunstgreepen, wierd aangefteld tot Secretaris van het kwartier van Nywiegen. Hy bediende zich van het voorrecht, dat het gezag van zyn' Begunftiger, zyne eigen verdienften, zyn ampt, en zyn karakter hem gaven,  156 HISTORIE van het ven, om het volk over te haaien tot den afftand van deszelfs onafhanglykheid. Hy durfde opentlyk verklaaren, dat de Provincie, in haaren tegenwoordigen ftaat van verval, zich onmooglyk door haare eigene magt kon verdeedigen; dat hy geene andere uitkomst zag dan de befcherming van den Prins van Oranje, en dat men zich geen oogenbhk moest bedenken om hem het oppergezag aan te bieden. In het geheim zeide hy tegen degeenen , die hy wist het grootst in aanzien te zyn, dat deeze \ ei-heffing zou goedgekeurd worden, zohaast men de noodzaaklykhe-id daarvan zou zien, en dat, indien de Provincie van Gelderland zich niet haastte,zy daarin voorgekomen zou worden door Holland. De zendelingen van den Prins in de kwartieren van Zutphen en Arnhem bedienden zich van dezelfde kunstgreepen. Zohaast de aanhangers van den Prins bemerkten , dat zy de meeste gemoederen tot hunne gevoelens hadden overgehaald, deeden zy de Staaten van die Provincie vergaderen. Na eenige tegenkantingen wierd het oppergezag en de rans* van Hertog van Gelderland opgedragen van den Prins van Oranje. Dit fraai gefchenk ging -repaard met de grootfte loftuitingen , de onderdaaniglte onderwerping, en, met één woord, met alle de blyken van bewondering en erkentlykheid , die men ooit zou kunnen uitdenken om een'jongen Prins van vier-en-twintig jaaren te vleijen. De Stadhouder wist de vreugd, die-hem deeze aanbieding veroorzaakte, voorzichtiglyk te verbergen. Hy gaf aan de Afgezondenen van Cel. der^  stadhouderschap, ijj ütrhnd ten antwoord; dat by eenigen tyd noodig had om zich over eene zaak van zoveel gewig t te bedenken, en dat hy zich verplicht achtte deswegens met de overige Provinciën te raadpleegen. Hy vervoegde zich echter alleenlyk by de Provinciën, Holland, Zeeland, en Utrecht,\vazrfchynlyk om haar daardoor onder de hand te doen begrypen, dat zy hem dezelfde eerbewyzing verfchuldigd waren, omdat hy hen dezelfde dicnften bewezen had. Hy oordeelde het niet noodig te zyn den raad van de Provinciën, Groningen, en Friesland, in te neemen, dewyl deeze een' byzonderen Stadhouder hadden. In Over-Tsfel was de regeering nog niet veranderd, en dus had hy groote rede om veele leden der regeering van die Provincie ten zynen opzichte te mistrouwen. De Staaten van Utrecht, in welker vergadering de Prins veele afhangelingen had, waren van gevoelen, dat hy dit oppergezag moest aanneemen ; in Holland bleeven de gevoelens , na lang ert hevig twisten, verdeeld; doch de Staaten van Zeeland fchreeven hem een' omftandi-* gen brief, waarin zy veele gewigtige redenen bybragten om hem deeze aanbieding af te raaden. Zy ftelden hem voor , dat dezelve onbeftaanbaar was met de Unie van Utrecht; dat een nietsbeduidende eertitel hem het vertrouwen en de genegenheid van het volk zou doen verliezen. Dat de naam van Opperheer weinig of niets zou toebrengen tot de vermeerdering van het gezag het welk hy thans genoot; en eindelyk, dat hy aaeer roem zou verwerven, door het weigeren van  J53 HISTORIE van het van de voorftellingen, die men hem deed dan door dezelve aan te neemen. Elk onpartydig leezer kan over de gevoelens van den Prins in dit geval genoegzaam oordeelen uit de verfchillende antwoorden, die hy aan de drie voorgemelde Provinciën deed. Zyn brief aan de Staaten van Utrecht is opgevuld met dankbetuigingen ; die aan de Staaten van Holland is zeer flaauw en koel, en zyn antwoord aan de Staaten van Zeeland behelst genoegzaam niets dan fcherpe en bittere uitdrukkingen. Men kan uit deeze handelwyze klaar genoeg befpeuren hoezeer de Prins var. Oranje ingenomen was met de hoop van ten eenigen tyd te zullen regeeren; hy zag echter daarvan af, omdat hy bemerkte, dat de gemoederen dagelyks meer verbitterd wierden dat hy zich enkel met de opperheerfchappy van (jiidcrland zou moeten vergenoegen, en daarenboven daardoor de achterdocht van de andere Provinciën gaande maaken. De overwinning, die de Stadhouder, by deeze gelegenheid , op zichzelyen behaalde , was voorzeker pryzenswaerdig. Ik ben wel niet van het gevoelen van degeenen, die de party, welke hy in deeze omftandigheden koos, aan zyne zedigheid toefchryven; doch ik wil echter gaarne bekennen, dat hy verdient geprezen te worden, omdat hy moed en voorzichtigheid genoeg gehad heeft om zyne heerschzucht te keer te gaan. Intusfehen deed deeze weigering van den Prins, die naar alle waarfchynlykheid, bet algemeen mistrouwen had behooren weg te neemen, hetzelve nog meer toeneemen , door eene foort van grilligheid, waarvan noch de Wysgeeren, noch de Staat-  STADHOUDERSCHAP. 159 Staatkundigen tot nu toe de rede hebben kunnen uitdenken. De Staatsgezinden zeiden : De „ Provincie van Gelderland kan onmooglyk uit „ erkentlykheid den Prins iets toegeftaan heb„ ben, dat men nooit aan iemand toeftaat dan door dwang. Men tracht eene aanbieding voor „ algemeen te doen doorgaan, die enkel door ., oproerige wargeeften en omgekochte huurlin„ gen doorgedrongen is. De flaauwhartigen zyn overgehaald door de vrees , de heerschzuchti„ gen door groote vooruitzichten , en de welge„ zinden door de list, waarmede men hen heeft „ weeten wys te maaken, dat zy niet in ftaat zou„ den zyn om de ftemmen der menigte te keer „ te gaan. De menichen te willen-wys maaken, „ dat dit alles gebeurd zou zyn zonder het voor,, weeten van den Prins van Oranje,is eeneloutere harfenfchim; zyne afhangelingen hebben ,, zyne bevélen uitgevoerd, en enkel op zynbevèl deeze omwenteling te weeg gebragt. Zy„ ne weigering is geen gevolg van zyne zedig„ beid, zy is eene noodzaaklykheSd ; hy' heeft „ dit opperge/.ag niet afgewezen, dan nadat hy ,, gezien beeft uit de gefteldheid der gemoederen, die hy had doen toctfen, dat hy dat niet „ zou kunnen verkrygen over de andere Pro„ vinciën , en dat hy het, zelfs over deeze „ ééne Provincie, niet vreedig zou kunnen bezitten." s Deeze redeneeringen, die dikwyls en met veel hartelykheid herhaald wierden , maakten zulke levendige indrukfelen op de gemoederen van het volk, dat de blinde toegenegenheid, welke het voor den Stadhouder had gehad , eensklaps in een'  v 160 HISTORIE VAN HÉT een' onverzoenlyken haat veranderde; de Staa» ten van Holland zeiven konden het gemor der misnoegde gemeente niet ontgaan, omdat zy getwyfeld hadden in een geval, waar mede de gantlche ondergang van de Staatsregeering gemengd was. De misnoegdheid liep eindelyk zó hoog, dat de Regeering van deeze Provincie zich genoodzaakt vond tot het afkondigen van een befluit , waarin de doodftraf gedreigd wierd aan allen degeenen, die de ftoutheid zouden durven hebben van te zeggen, dat de Prins van Oranje naar de Opperheerfchappy deezer landen geftaan had , en dat de Staaten in beraad geHaan hadden om hem dezelve op te draagen. Zohaast de Stadhouder bemerkte, dat hy iri het ontwerp van zyne verheffing niet kon flaagen, wist hy geen ander middel uit te denken om zyn aanzien ftaande te houden dan het voortzetten van den oorlog , eh uit dien hoofde wendde hy alle zyne poogingen daartoe aan. Hy oordeelde , dat dit hem des te beter zou gelukken, omdat de zaamenverbondene Moogendheden , meer verbitterd dan moedeloos geworden door de overwinningen van Lodew'yk den Veertienden , veeleer genegen fcheenen om zich onder de puinhoopen van haare landen te laaten begraavert dan zich de wet te laaten voorfchryven door een' trotfchen overheerfcher. Keizer Leopold , zich weinig bekommerende over den ongelukkigen toeftand der Ryksftenden, die door zyn toedoen in een' gevaarlyken Oorlog gewikkeld waren , was enkel bedacht om geheel Europa tegen Frankryk in de wapenen te houden, onder het fchoonfchynend voorwendfel van de algemeene vry-  STADHOUDERSCHAP. i6*j vryheid te handhaaven. Spanjen, dat zich genoeg* zaam geheelenal beroofd zag van zyne bezittingen in de Nederlanden, verwachtte van het geluk van den oorlog de herflelling van die bezittingen, welke het thans verloren had. Denemarken en Brandenburg zagen geene andere kans open om in het bezit van hunne behaalde veroveringen op Zweeden te blyven, dan door het verwyderen van de magt van Frankryk, die, gelyk zy wisten, fteeds gereed was om hunnen vyand by te ftaan. Het Parlement van Engeland, meer afgunstig over den voorfpoed van Frankryk dan over den bloeijenden koophandel der Hollanders, ftelde alle zyne poogingen in het werk om den Koning tot dezelfde gevoelens over te haaien. De Staaten der Vereenigde Nederlanden waren de eenigen, die naar vreede verlangden. Het begon hen te verveelen, dat zy alleen de kosten moesten draagen van een' verderflyken oorlog» die thans enkel hunne Bondgenooten fcheen te betreffen. De ydele eer van den Keizer, den Koning van Spanjen, den Koning van Denemarken, den Keurvorst van Brandenburg, de meeste andere Keurvorsten, en nog eene geheele menigte van Duitfche Prinftn als hunne loontrekkende Dienaars te kunnen aanmerken, kon niet beletten, dat zy hunne verzwakking begonnen te gevoelen. Zy deeden opening van hunnen toeftand aan de Afgezanten, die te Nymsgen byëen gekomen waren, niet zo zeer om den vreede in Europa daadelyk te herftellen als wel om den uiterlyken fchyn van zulks te hebben willen doen. De bedreiging der Staaten van een' L af.  ifa HISTORIE VAN HET afzonderlyken vreede te zullen fluiten, indien men niet met ernst, en ter goeder trouw aan het bewerken van den algemeenen vreede wilde arbeiden, maakte de zaamen verbondene Moogendheden bevreesd; en deeze vrees maakte den Prins van Oranje ongerust, dat dezelve welligt ftrekken zou om eene algemeene bevreediging te doen aanneemen. Hy wierd uit deeze zyne ongerustheid gered door den Ridder Temple, die, als Afgezant van den bemiddelenden Vorst, hem beloofde, dat hy den vreede onmooglyk zou maaken,of ten minste het fluiten van denzelven zou vertraagen. Deeeze Onderhandelaar, die, myns oordeels, de bekwaamfle geweest is, die zyn land ooit heeft voortgebragt, fcheen in alle opzichten in ftaat te zyn om aan deeze belofte te kunnen voldoen. Schoon men die gedweeheid en bedektheid , welke tot ftaatslisten vereischt worden, onder de Engelfcben zelden vind, en zy zei ven gewoon zyn de onderhandelingen het wapentuig van hunne vyanden te noemen, was echter de Ridder Temple een der grootfte Staatkundigen van Europa. Verre verwyderd van de algemeene denkwyze van zyne Landgenooten, die hunne kundigheden enkel tot de kennis van hunne regeeringsform en van hunnen koophandel bepaalen, had hy zich toegelegd op het onderzoeken der buitenlandfche zaaken, en eene volmaakte kundigheid daarvan gekregen. JNimmer ontmoete hy iemand, die hem eenig licht, of eenigen nuttigen raad kon geeven, of hy zocht deszelfs gezelfchap, welk landsman hy ook mogt zyn; en de Historiefchryvers zeggen eenpaariglyk,dat  STADHOUDERSCHAP. i6$ hy nooit eenig' mensch om zyne vriendfchap of vertrouwen heeft aangezocht zonder dezelve te verkrygcn, Zyn levendig en fpeelend vernuft, en zyn bevallige en luchtige omgang deedenhem dikwyls voor een' oppervlakkig' mensch doorgaan; en dit denkbeeld, dat hy met de grootfte omzichtigheid zocht aan te kweeken, deed zyn» ontwerpen veel beter gelukken, dan het diepzinnig en twyfelachtig gedrag der andere Afgezanten. Schoon. uit den aart geneigd tot hevige en overhaaste aandoeningen, had hy door zyne rede de-xive weeten'te vermeesteren, endoor zyne ftaatkunde anderen te doen gelooven, dat hy de flaaf van dezelve was; door deeze twee middelen had hy een volftrekt vermoogen over zyn eigen hart, en een groot vermoogen over dat van anderen gekregen. Zyn voornaamfte grondregel van ftaatkunde was", dat men altoos de waarheid moest zeggen. De ondervinding had hem geleerd, dat dit de onfeilbaarfte kunstgreep was, en zyne kiesheid leerde hem, dat deeze alleen aan een' eerlyk' man betaamde. Geheel vervuld met dien afkeer, welke zyneNatie tegen de flaaverny heeft, onderfcheidde hy in allen zyne gezantfchappen den dienst van den Koning van den dienst'van zyn Vaderland, en zo zeer als hy voor den laatstgemelden yverde, zo flaauw en onverfchillig was hy voor den eerften. Men befchuldigt hem, en misfchien met recht, dat hy zyne Republikeinfche gevoelens al te verre getrokken heeft. Zyne zucht voor de geleerdheid was oorzaak, dat hy de minachting, die hy had voor zodanige Staatsdienaars, die dezelve verwaarloosden, niet kon verbcrL i gen;  Ï64 HISTORIE VAN HET geri; hy beweerde, dat het beftudeeren van de karakters der menfchen zonder de ftudie der boeken niet genoegzaam is om een' bekwaamen Itaatkundigen uit te maaken. Hy ftelde zyn grootst genoegen in die fyne en aangenaame wellustigheid, welke doorgaans meer door onze Natie dan door de zyne gezocht word; zich enkel met het tegenwoordige bezig houdende, befchouwde hy de hoop en de vrees voor het toekomende als dingen, die enkel uitgedacht waren voor het gemeen. Zy, die het karakter van den Ridder Temple naauwkemïg beftudeerd hebben, melden ons, dat hy zyne vrienden zó zeer beminde, dat hy zelfs zyn eigen geluk voor hen zou opgeófferd hebben, en dat hy zyne vyanden zó fterk haatte, dat hy hen zelfs niet zonder tegenzin kon hooren noemen; dat zyne doorzichtigheid in de ftaatszaaken meer juist was dan diep; dat hy opgeblazen was in voorfpoed, en gemelyk in tegenfpoed; dat, gelyk hy van den eenen kant de menfchen innam door de bevalligheid van zyn' omgang, hy van den anderen kant hen verveelde door eene belachelyke eigenliefde , waardoor hy alles zichzelven wilde toeëigenen. Hy was van een' zachten maar ongeftadigen aart; byzonder in zyne manieren en gevoelens; en fterk genegen tot eer en tot vermaak. De Ridder Temple ftelde al zyn verftand en list in het werk om den Prins van Oranje woord te houden; hy paarde zyne kunstgreepen met het geroep van het volk, en met de bedreigingen van het Parlement van Engeland om den Koning te beweegen, dat hy zich tegen Frtnk-  STADHOUDERSCHAP. t6S Frankryk zou verklaaren; en dit alleen was genoeg om zelfs de hoop weg te neemen van de rust van Europa ooit herfteld te zullen zien. Karei de Tweede, die alles kon zyn, dat hy weezen wilde, en aan wien niets ontbrak dan genoegzaame eerzucht om hem de grootfte man van zyne eeuw te doen zyn, veinsde hierin toe te ftemmen; en om zelfs de wantrouwigfte onder zyne onderdaanen in flaap te wiegen, floot hy nieuwe verbonden, wierf krygsvolk aan, deed het over de zee voeren, en deed zelfs openbaare gebeden inftellen, om den toorn van God af te wenden van de Natie, die door haare zonden denzelven met recht ontftoken had. Schoon nu ae Ridder Temple volkomen onderrecht was van de ftaatkunde, de belangens, en het karakter van zyn' Koning, liet hy zich echter door deeze kunstgroepen misleiden. De fchaamte, die hy naderhand had van zich te hebben laaten bedriegen , deed hem vervolgens de eenzaamheid zoeken, daar by, in verbeelding, dat hy zich enkel bezig hield met zyne verrichtingen aan de nakomelingen over te leveren, hen de befchryving van zynen haat en verbittering mededeelde. De Franfche Gevolmagtigden, de Heeren d[Eftrades, Croisfy en d'Avaux, bedienden zich als doorliepen Staatkundigen van de zor? loosheid van den Prins van Oranje, en van dié van zyn' vriend, den Ridder Temple, om het groot werk van den vreede met de Republiek «oor te zetten. Dezelve wierd eindelyk in weerwil der kuiperyën van den Stadhouder' en der klagten van de Bondgenooten, op den tien den Augustus, 1678, te Nymegtn gefloten, " L 3 D®  t66 HISTORIE van met De Prins van Oranje woedende van fpyt over eene gebeurtenis, die hem van den rang van Meester en Beflisfer van het lot van Europa genoegzaam tot den ftaat van een,' gemeenen burger vernederde, nam een befluit - dat eene doorgaande blyk van onbepaalde heerschzucht, en tevens van een verheven verftand was. Hy nam voor den Hertog van Luxemburg, Maarfchalk van Frankryk, te overvallen éér nog het gerucht van den vreede algemeen bekend wierd. Hy beloofde zich de grootfte voordeelen van dit ontwerp , wanneer het flechts gelukkig uitviel; hy vleide zich, daardoor te zullen genoegen geeven aan de verbitterdheid der zaamenverbonden Vorsten, welken de Hollandfche Afgezanten tot hunne vreedzaame gevoelens niet hadden kunnen overhaalen; den Koning van Engeland te noodzaaken om zich tegen den algemeenen vyand te verklaaren; en eindelyk, aan het hoofd van een zegen. praaiend leger, de Staaten beweegen om den oorlog voort te zetten. Dit ontwerp, dat geringe verftanden misfchien voor eene dwaaze harfenfchim zullen houden, was inderdaad zeer verheven; maar de bekwaamheid van den Franfchen Veldheer, waarin hy zynen mededinger verre overtrof, deed hetzelve mislukken. Deeze kundige Krygsman had zohaast geene kennis gekregen van den vreede, die te Nymegen gefloten was, of hy handelde even alsof 'er geene vyanden meer omtrent hem waren; deeze gerustheid maakte den Prins van Oranje nog ftouter om een' veldflag met hem te waagen. De Maarfchalk van Luxemburg zat aan tafel toen men hem tyding kwam brengen ' - . ' van  STADHOUDERSCHAP. ió van het aanrukken der vyanden; zyne nimmer feilende doorzichtigheid deed hem op hetzelfde oogenblik zyn gevaar, en tevens het middel om zich uit hetzelve te redden befpeuren. Nietzelden te ligtzinnig om onverhoedfche toevallen te*voorzien bezat hy echter de onfchatbaare bekwaamheid van dezelven tot zyn voordeel te doen uitloopen. Die onvoorziene gebeurtenisfen, welke gewoone menfchen in vergelegenheid brengen, fcherpten zyn verftand; voorvallen, die noodlottig zouden geweest zyn voor den roem van anderen, deeden den zynen doorgaans toeneemen; en zonder vergrooting gefproken mag men met recht zeggen, dat eene onverwachte verrasfing altoos voordeelig voor hem was. Dit ondervond de Prins van Oranje in den veldflag van St. Denis naby Bergen in Henegouwen. Het begin van den ftryd was, wel is waar, gelukkig voor hem, naardien hy met een' ontwapenden vyand te doen had, maar het einde van het gevecht beantwoordde gantsch niet aan het begin. De Hollaridfche Veldheer zag zich , na eenige nietsbeduidende voordeelen behaald te hebben, genoodzaakt terug te wyken, zonder dat hem iets anders overbleef dan de fpyt van eene fchandelyke en nuttelooze trouwloosheid gepleegd te hebben. Deeze aanflag van den Prins van Oranje wierd door het algemeen met zeer verfchillende oogen aangezien. Zyne voorftanders ftrooiden uit, dat dezelve moest aangemerkt worden als eene heldhaftige daad, en zeiden, dat hy den oorlog niet roemruchtiger zou hebben kunnen eindigen. Zyne tegenpartyën, die, niet zonder waarfchynlykfceid, onderftelden, dat hy reeds kennis had vsn L 4 den  itfS HISTORIE van hit den vreede éér hy deezen veldflag ondernam, verfoeiden opentlyk eene zo haatlyke trouwloosheid. De onpartydigen befchouwden deeze daad als een wanhoopig ftuk, waardoor hy de zaaken in de war had zoeken te brengen, en eene bevreediging te fluiten, die hem van een groot gedeelte van zyn gezag ftond te berooven, en hem in de noodzaaklykheid zou brengen van zich over te geeven aan eene nuttelooze ledigheid, of aan defchandelyke laagheid om verdeeldheden aan te kweeken. Dit zou ook waarfchynlyk het lot van den Stadhouder geweest zyn, indien hy zyne oogmerken niet verder had uitgeftrekt, en in Engeland eene fchadeloosftelling gezocht had voor het gezag , dat hy in Holland ftond te verliezen. Hy was, een jaar vóór dat de vreede gefloten wierd, naar Engeland overgegaan, om te beproeven, of hy Karei den Tweeden, zyn' Oom, niet zou kunnen overhaalen om hem de Prinfes Maria, de oudfte dochter van zyn' Broeder, den Hertog Tork, en de waarfchynlyke Erfgenaame van de drie Koningryken, ten huwelyk te geeven. Deeze gewigtige verbindtenis wierd door zóveele hinderpaalen gedwarsboomd , dat het onmooglyk fcheen dezelve te boven te komen. De Hertog van York ,die zó y verig Roomschgezind was, dat hy drie koningryken aan zyne gevoelens opofferde, moest natuurlykerwyze ongenegen zyn om zyne dochter aan een' Proteftantfchcn Prins uit te huwlyken. De Koning al te zeer tot gemak geneigd om iets met geweld door te zetten, zou, volgens zyn karakter, zich niet ligtelyk laaten overhaalen om een' Broeder,dien hy beminde, te dwin*  STADHOUDERSCHAP. 169 dwingen. De Prins van Oranje, die alle Moogendhcden een' haat tegen Frankryk zocht in te boezemen, moest voorzeker niet aangenaam zyn aan het Hof van Londen, daar alles tot den Koning zeiven door Lodewyk den Veertienden was omgekocht. De Prinfes Maria , die nog maar * vyftien jaaren oud was, kon zich ligtelyk laaten overhaalen door het gezag van een' vader, die zeer driftig van aart was, en door het voorbeeld van eene moeder, die in het Roomsch Geloof geftorven was. Mylord Arlington, die, fchoon met meer zo zeer in de gunst van den Koning als te vooren, echter nog een groot vermoogen op zyn gemoed behouden had, voedde een'onverwinlyken haat tegen den Stadhouder, omdat deeze hem, by zyn verblyf in den Haag , geene de minfte beleefdheid bewezen had. Alle deeze hinderpaalen maakten een' zó Herken indruk op den Prins van Oranje, dat hy befloot Engeland te verhaten, zonder eens opening te durven doen van het oogmerk, dat hem derwaarts gevoerd had. De Graaf van Danby kantte zich, met een' goeden uitflag, aan tegen een voorneemen, dat hy voor onvoorzichtig hield • op zyn' raad ftelde de Prins zyn vertrek uit, en hy zelf ftelde dit huwelyk aan den Koning voor: „ Sire", zeide hy,zich met een groot pak brieven in de hand by den Koning vervoegende, „ ik „ heb brieven ontfangen van veele voornaams „ heden, die uwe belangens ten hoogfte zyn toes, gedaan; zich verzekerd houdende, dat de Prins s, van Oranje enkel in Engeland gekomen is om 5, de Prinfes Maria ten huwelyk te verzoeken, p zyn zy eenftemmig van gevoelen, dat men hem L 5 „ zya  170 li I T O R I E V Alf HET zyn verzoek moet toeftaan. Indien gy wacht totdat het Parlement deeze verbindtenis vanu afvordert, dan is uwe toeftemming niet meer vrywillig > en uwe weigering gevaarlyk. Noodzaak derhalven den Prins en de geheele Engel5, fche Natie tot eenedankbaareerkentenis,door 3, als uit uzelven eene verbindtenis te fluiten, „ waarnaar zy zo vuurig verlangen. De Her„ tög van lork zal niet gemaklyk daartoe te be,, weegen zyn; maar aan zyne tegenwerpingen gehoor te geeven is, in dit geval, niets anders ,, dan de waare belangens van de Natie te ver„ waarloozen. Geheel Groot- Hrittanniën is on3, gerust over zyn geloof, en moet daaromtrent gerust gefteld worden; zohaast men zyne doch„ ter zal uitgehuwd zien aan een' Prins, dien „ men, in zeker opzicht, als het hoofd van de „ Proteftantfche Party moet aanmerken, zal dc „ Godsdienst van den Hertog als enkel betrek„ lyk tot zyn' perfoon worden aangezien, en dus zal de vrees , dat dezelve op zyne na,, komelingen zal overgaan vanzelf verdwynen". De Koning door deeze voorftellingen overgehaald , of bevreesd gemaakt, ftemde in het verzoek van zynen Staatsdienaar , en dwong den Hertog van York om zyne toeftemming tot dit huwelyk te geeven. Zohaast de Prins van Oranje van deeze gunftige omftandigheden bericht gekregen had, begaf hy zich terftond naar het Hof: „Neef", zeide de Koning tegen hem, s,het is niet goed,dat de mensch alleen zy ; ik zal u eene hulp geeven , die als te„ gen u over is;" en gaf hem terftond daarop  STADHOUDERSCHAP. 171 op zyn voorneemen te kennen. De tegenzin , -dien Karei de Tweede tegen alle ftaatsbezigheden had, deed hem "dezelve doorgaans verhaasten. Zyn fcherp vernuft deed hem in de meeste gevallen redenen van willen of niet willen vinden , die hem tot overweegen bragten, en dit fmaakte hem niet. Om de moeijelykheid , die hy in dergelyke zaaken had om tot een befluit te komen,te vermyden,floot hy in den tyd van twee uuren een huwelyk, dat het lot van drie Koningryken moest beflisfen, en waarvan de rust van geheel Europa afhing. Mylord Arlington, geftoord omdat deeze zaak buiten zyne kennis gefloten was , maakte den Prins van Oranje daarover een zó zeldzaam compliment, dat het wel waerdig is aangehaald te worden. ,, Daar „ zyn," zeide hy, „fommige dingen, die goed „ zyn in zichzelven,welken flecht-worden door „ de wys van dezelve uit te voeren;integendeel „ zyn 'er weder anderen , die in den aart flecht ,, zyn, doch goed worden door de wys van die „ uit te voeren ;maar ik moet bekennen, dat het ,, huwelyk van uwe Hoogheid met Prinfes Ma„ ria eene zó goede zaak is, dat, dezelve tim„ mer kwaad kan worden, op welke wyze de„ zelve ook worde uitgevoerd." Toen deeze verbindtenis aan de verfchillende Hoven van Europa bekend wierd, verwekte dezelve blydichap, misnoegen, of verwondering, naarmaate van de gevolgen., die men daarvan verwachtte. Frankryk, dat zich in den beginne tegen deeze verbindtenis verklaard had, liet zich te vreeden ftellen door den voorflag, dat dit het eenig middel was om den Prins van Oranje © tot  172 HISTORIE VAN HET tot bedaarde en vreedzaame gevoelens te bren-^ gen. De zaamenverbondene Moogendheeden hielden zich verzekerd, dat de Koning zich zou laaten overhaalen door de redeneeringen van zyn' Neef, en door de aanzoeken van zyn volk. De Vtreenigde Nederlanden begonnen te vreezen voor hunne vryheid; zy kreegen achterdocht, dat de Prins van Oranje misfchien met den Koning geheime maatregelen beraamd had om hen onder het juk te brengen. In Engeland waren de gevoelens verdeeld. De Roomfchen vreesden voor hunnen godsdienst, en de Koningsgezinden voor het koninglyk gezag; de Proteftanten dachten zich daardoor veilig voor vervolging, en de Republikleinen voor eene willekeurige oppermagt; de waare Vaderlanders zagen met leedweezen daardoor een' weg geopend voor hen, die hetzelve zochten te ontrusten ; zy voorzagen hetgeen naderhand gebeurd is, te weeten, dat onrustige en wispeltuurige gemoederen, die in Grootbrütanni'ën meer dan ergens elders gevonden worden , hunne klagten zouden doen aan den Prins van Oranje, wiens karakter hem tot hunnen verdeediger maakte. Door deezen weg heeft hy den throon van Engeland beklommen. Maar haten wy oprechtelyk alles zeggen. Koning Jacobus had door zyn gedrag deeze omwenteling helpen bewerken. Deeze Vorst had al te ligtzinnig ondernomen den godsdienst van het Ryk te veranderen, en geheel nieuwe wetten in hetzelve in te voeren; doch zyne overyling, of de onbekwaamheid van zyne raadslieden , deeden dit ontwerp mislukken. Trotsch • en  STADHOUDERSCHAP. i7S en ftuursch uit den aart befchouwde hy de infchiklykheden , waardoor men doorgaans het volk kan inneemen, als veel te laag voor een' Koning. Hy hield de verwaandheid voorde waare grootheid , en de halftarrigheid voor de ftandvastigheid. Hy had geen geduld genoeg om de gelegenheid af te wachten, of moed genoeg om voor onwederftaanbaare tegenkantingen te wyken. Of fchoon Willem de Derde tot Koning van Engeland verheven was , bedankte hy echter niet voor het ampt van Stadhouder der Vereenig. de Nederlanden; hy behield het een na het ander overweldigd te hebben; en ging van tyd tot tyd naar den Haag om door dat middel zich voor een' tyd te bevryden van de onaangenaamheden , die hem te London aangedaan wierden. Om deeze veelvuldige overtogten te verfchoonen heeft men fteeds gezegd, dat hy Stadhouder in Engeland, en Koning in Holland was. De Engtlfcben hebben ook altoos flechts eene middelmaatige achting voor hem gehad ; en , myns oordeels, hebben zy alleen hem recht gekend, en zyn karakter en verftand naar waarheid beoordeeld. Ik durf onbefchroomd ftaande 'houden, dat allen de afbeeldfels,die men ons tot nog toe van dien beruchten Vorst gegeven heeft niet door de hand der waarheid maar door die der vleijery gefchetst zyn. Zyne tegenpartyders zeiven hebben zich door den algemeenen ftroom laaten wegfleepen, en , zonder eenig oordeel, overgefchreven hetgeen zyne loontrekkende dienaars te boek gefteld hadden. Hy kan tot een klaar be-  174 HISTORIE VAN HET bewys ftrekken, dat hét blind toeval zowel plaats heeft in den.roem als in den ryk dom, en dat een Koning van niet meer dan middelbaare begaafdheid eene doorluchtige plaats in de Hiftorie kan bekleeden. Wy zullen trachten deeze wonderfpreuk op te losfen door eenige trekken, die wy uit zyne levens- (of liever, lof-) befchryvers zeiven ontleend hebben. Hy had een inneemend voorkomen ; doch dat door zyne manieren tegengefproken wierd; deeze waren trotsch, ftuursch, en zelfs ftootende, doch gepaard met een' uiterlyken fchyn van doortraptheid, die altoos nadeelig is, offchoon de doortraptheid zelve niet zelden nuttig is. Hy fprak weinig en daarby nog zeer onbevallig; hetwelk een gevolg was van zyne opvoeding , zyne loomheid, en zyne trotsheid. De veinzery , waaraan men hem in zyne jeugd gewend had , was hem in fommige gevallen meer fchadelyk dan voordeelig, fchoon men die in Holland met den fraaijen naam van voorzichtigheid beftempelde , wierd dezelve echter in Engeland gevloekt als wantrouwigheid. Hy had meer doorzicht om de menfchen te leeren kennen dan bekwaamheid om hen in te neemen ; zyn hardnekkige aart belette hem zich naar hunnen fmaak,naar hunne oogmerken , of naar hunne verkiezing te fchikken. Hy bezat geene de minste ingefpannenheid, maar ter vergoeding daarvan eene groote doorzichtigheid; hy kon niet goed iets uitdenken maar zeer verftandiglyk iets beöordeelen. Zyn verftand was niet uitgebreid genoeg om verfcheiden voorwerpen te gelyk te bevatten ; en hy leerde de gefteldheid der buitenland- fche  STADHOUDERSCHAP. 175 fche Hoven kennen zonder den inwendigen ftaat te kennen van die landen, welken hy beftuuren of beheerfchen moest. De zo noodzaaklyke kunst voor een' Vorst, te weeten, de groote kunst om bekwaame mannen te vormen was hem geheelenal onbekend. Onder zyne regeering gaven geene uitmuntende begaafdheden eenig recht tot eerampten; dezelven waren enkel afhanglyk van zyne gunst of grilligheid ; hy was minder begeerig naar kundige Staatsdienaars dan naar vleijende Hovelingen. Zyne vooringenomenheid voor of tegen iemand ging alle paaien van gemaatigdheïd te boven, en derzelver eerftc indrukfelen konden by hem nimmer uitgewischt worden ; hy beminde of hy haatte; hy achtte of verachtte, zonder dat men eenige verandering kon verwachten. In de kunst van den oorlog heeft hy nimmer uitgemunt; hy heeft byna nooit eene belegering begonnen , die hy niet heeft moeten opbreeken en byna nooit een'veldflag gewaagd, dien by niet heeft verloren. Alles , dat men van hem als Veldheer zeggen kan, is, dat hy onvertzaagd was; en zelfs dit was hy niet zo zeer uit dapperheid als uit geloofsgevoelens; want hy was een y veraar voor de Predestinatie. Hy heeft zyne grootheid niet zo zeer, als men wel opgeeft , te danken aan zyne bekwaamheden. Een bloot toeval heeft hem Stadhouder gemaakt. De flaauwmoedigheid van Jacobus den Tweeden deed hem een' throon 'bekleeden , over wiens bezit hy zich menigmaal beklaagd heeft. Volgens het algemeen getuigenis der Engelfeben toonde hy, geduurende zyne re. geeritg onder hen, eene groote achteloosheid , veel  1-6 historie VAN HET veel eigenzinnigheid, en zeer weinig bekwaamheid. Zyn onverzoenlyke haat tegen Frankryk vergoedde hem alleen zyn gebrek aan bekwaamheden. Deeze maakte hem het hoofd van eene magtige verbindtenis , deed allen de vyanden van Lodewyk den Veertienden hunne toevlucht tot hem neemen, en alle Proteftantfche Schryvers zyne lofredenaars worden. Onder allen de Stadhouders is 'er niet een geweest, die meer heerschzucht bezat, en die echter ten zelfden tyd de vryheid van de Nederlanden meer ontzien heeft. Hy wilde regeeren; maar vond het gemaklyker zyn' Schoonvader van den throon te ftooten dan de Nederlanders onder flaaverny te brengen. De dwaasheid van Jacobus den Tweeden was het behoud van de Republiek. wil;  STADHOUDERSCHAP. 177 WILLEM de VIERDE Prins van ORANJE. Zesde Stadhouder, Kapitein'Generaal en Ad* miraal. 1*747; J^)c Hollanders, die hun *waar belang dooi de list van hunnen Stadhouder uit het oog verloren hadden, zagen, zelfs na zyne dood, nog niet dat zy misleid wierden. De luisterryke rol9 • die zy op het toonegl van Europa gefpeeld hadden voor den vreede van Ryswyk, had deeze verblinding het eerst veroorzaakt; en de gelukkige rol, die zy thans in den oorlog over Spanjen fpeelden', deed hen daarin volharden. Zy bemerkten niet, dat zy hunne fchatten verfpilden voor het Huis van Oostenryk, en voor Engeland; dat zy zelfs geen deel kreegcn in de byna ongelooflyke voordeden, die de Bondgenooten dag aan dag op Frankryk behaalden; dat de roem van alle deeze overwinningen enkel aan hunne bondgenooten wierd toegekend, en wel byzonderlyk aan die groote Bevelhebbers, door welker moed en beleid de overwinningen beraamd eii ten uitvoer gebragt wierden, te weeten, aan den Prins Eugenius van Savoijen, en den Hertog van Marlborougb. Deeze twee doorluchtige Veldheeren genooM tea  178 HISTORIE van het ten beiden die zeldzaame voorrechten, welke de overwinning doorgaans zeker maaken. Beiden hadden zy her ge)uk van de achting en de gemeenzaame yerkeering hunner Opperhoofden te bezitten. Beiden hadden zy een onafhanglyk gezag in alle krygszaaken, en wierden dus in niets wederhouden door hunne verwyderdheid van het Hof, of door de grilligheid en onkundigheid 'der Staatsdienaars. Beiden fchikten zy hunne legers naar hun eigen goedvinden, en fielden zeiven hunne Onderbevelhebbers aan. Beiden waren zy in de hoogfte achting by hun krygsvolh En, met één woord, beiden waren z; ten hoogfte begeerig naar roem; fchoon hunne denkwyze tot het verkrygen van denzelven zeer verfchillende was. Prins Eugefiius' bezat eene bebaarde en beredeneerde dapperheid; hy waagde zyn leven wanneer het de nood vereischte;" maar hy was nimmer vermetel buiten hoodzaaklykheid; de onverfchrokkenheid van Marlborough daarentegen was minder pryslyk; hy was veel te dikwyls gemeen foldaat daarjiy niet meer dan Bevelhebber had behooren te zyn. De eerste, was niet minder oplettende in kleine dan in groote zaaken; niets was te laag voor zyne zorg, of te hoog voor zyn vernuft; de laatfte liet het wat al teveel op zyne Onderbevelhebbers aankomen; hy fcheen zich enkel met groote ontwerpen bezig te houden, De eerste was fteeds beredeneerd in zyne befluiten; hy opende nimmer een' vcldtogt zonder deszelfs mooglyke toevallen, tot zelfs de germgften toe, met oplettendheid overwogen te hebben; de laatfte dacht als Veldheer op het  STADHOUDERSCHAP. i79 bet oogmerk, dat hy zich voorgefteld had, en het geval, en de omftandigheden gaven hem doorgaans middel aan de hand om hetzelve te bereiken. De Oostenrykfche Veldheer bezat eene byzondere bekwaamheid om groote krygslieden te vormen, en een' ieder' derzelven naar deszelfs .byzondere begaafdheden te gebruiken; terwyl hy tevens zo oplettend als voorzichtig was om ten gepasten tyd te ftraffen of te beloonen. De Engelfche Veldheer vreesde altoos, dat hy in de plaats van opvolgers, zich mededingers zou maaken; hy verfchoonde of ftrafte de misflagen naarmaate zyn belang zulks medebragt, en wist alle goede diensten op zichzelven toe te pasfen. Van den eenen kant bewonderde men een' Veldheer, die in het uitvinden van middelen tot onderhoud geene weêrgaa had, in wiens leger de overvloed heerschte, terwyl dat der vyanden door gebrek verging; die de onkosten yan den oorlog in den oorlog zei ven wist te vinden; terwyl men van den anderen kant verbaasd ftond over een' Veldheer, die nooit gebrek had aan geld, levensmiddelen, wapenen, of krygsvoïk. De eerste hield zich voornaamelyk bezig met het onderzoeken der geaartheid van de vyandlyke Bevelhebbers, en bezat de bekwaamheid om zyne ontwerpen naar dezelve te richten; de laatfte meer laatdunkend, oordeelde dit onderzoek van weinig belang; hy •kende niet meer dan ééne kunst van oorloogen, waarvan hy zich, iri alle gevallen, bediende. Geheel Europa weet, dat de eerfte de kundigfte Veldheer van zyn' tyd geweest is; dat niemand hem ooit heeft kunnen evenaaren in den overM 2 togt  i8o HISTORIE van het togt van rivieren, of in ftandvastigheid in tegenspoeden; de laatfte heeft zeer zelden gelegenheid gehad om van deeze bekwaamheden of deugden gebruik te maaken, en zelfs is het zeer twyfelachtig, of hy die wel ooit bezeten heeft. Prins Eugenius bleef ongehuwd, omdat by oordeelde, dat de gehuwde ftaat noodlottig was ï.-rtor den roem van een' krygsman; zyn gewoon f eggen was, dat de verliefden in de burgerlyke zaamenleeving juist hetzelfde zyn als de dweepers in den godsdienst, naamlyk, menfchen, die het gebruik van hun verftand verloren hebben. Marlborough integendeel had een groot gedeelte van zyn' voorfpoed te danken aan zyne Gemaalin, wier doorflepenheid hem by by de Koningin Anna in gunst deed blyven, en wier levendige aart den onderftand van het Parlement wist te verhaasten. De doorluchtige bedryven van deeze tweë groote Veldheeren waren oorzaak van de vreedesonderhandeling te Utrecht. Dezelve wierd door de Hollanders gedwarsboomd met eene ip die tydsomftandigheden zeer kwaalyk te pas komende trotsheiddie hen het berucht gezegde van den Cardinaal de Polignac op den hals haalden: ,, Mynheeren, wy zullen by u, ,, zonder u, en over u handelen." Deeze vreede , dien zy befchouwden als noodlottig voor de Republiek, was integendeel het behoud van dezelve. Deeze deed hen de wonden zien waaraan hunne Staat kwynde, en die denzelven welhaast in zyn verderf zou ftorten. Toen zagen zy hetgeen zy niet verwacht hadden; zy zagen, dat hunne geldmiddelen zodanig vervallen waren, dat  STAD HOUDERSCHAP. 181 dat een dertigjaan'ge vreede en zuinigheid dezelven niet hebben Runnen herftellen; dat hunne koophandel zodanig vervallen was, dat dezelve tot heden toe zynen ouden bloei niet heeft we» dergekregen; dat hun land zodanig ontvolkt was, dat men handen gebrek had tot de noodzaaklykfte bezigheden, en eindelyk, dat hunne zeemagt zodanig in verval geraakt was, dat het tot nog toe onmooglyk geweest is dezelve weder op den ouden voet te herftellen. Eene overweeging, welke zy nog niet gemaakt hadden, verlichtte eensklaps hunne oogen; zy begonnen te begrypen, dat datgeen, hetwelk den koophandel van Frankryk Hechts voor een' tyd opfchprtte, dien van de Nederlanden voor altoos bedorf. De eerstgemelde Moogendheid is haar vermoogen niet alleen aan de nyverheid van haare inwoonders maar ook wel voornaamelyk aan de vruchtbaarheid van haar land verfchuldigd; haare nabuuren kunnen haare grondgewasfen en haare manufaótuuren onmooglyk ontbeeren; en hieruit ontftaat, dat, offchoon eenige takken van haaren koophandel geduurende den oorlog ftilfiaan s dezelven echter met den vreede terftond weder opwakkeren. De Hollanders dooide onvruchtbaarheid van hunnen grond genoodzaakt zich op den buitenlandfchen handel toe te leggen, zien hun crediet langzaamerhand vervallen zohaast zy in oorlog zyn. Die natiën, welke daardoor genoodzaakt worden om zelve te gaan haaien hetgeen men haar niet kan toevoeren, gewennen zich aan de zeevaart enden handel, en bouwen haare eigene grootheid op de puinfaoopen van eene arbeidzaarae natie, die langen M 3 tyd  jgi HISTORIE VAN HET tyd door de vadzigheid van anderen verrykt was geworden. De Nederlanders zagen daarenboven nog iets, dat nóg onaangenaamer voor hen was; zy zagen , dat zy hunne fchatten , hun krygsvolk , hunne fchepen, en met één woord alles haddcrt opgeofferd voor eene natie, wier vermeerdering van magt zy het meest moeften vreezen , en voor die, wier vernedering zy het vuurigst verlangden; te weeten voor Engeland en frankryk. En inderdaad de koophandel van Engeland is zedert het Contract van Ajfiento , en de verovering van Gibraltar en Minorca verre boven die der Hollanders opgerezen. Van den anderen kant heeft Frankryk in zeker opzicht nieuwe magt verkregen door die magt, welke men aan Philippus den Vyfden niet benomen heeft. Want Spanjen, dat zich voorzeker by zyne oude belangens zou gehouden hebben, indien men het niet verzwakt had , is genoodzaakt geworden zich met Frankryk te verbinden; en het is zeer waarfchynlyk, dat deeze verbindtenis voor altoos zal zyn. • De Hollanders hebben, weliswaar, datgeen verkregen , hetwelk zy volftrekt noodzaaklyk voor hunne veiligheid oordeelden te zyn; doch de ftaatkundigen zyn het nog niet eens, of de Barrière - Steden wel een wezentlyk voordeel voor de Republiek zyn. Wanneer dezelve door de Ooftenrykers verdeedigd wierden zouden zy de fchatten van Holland niet uitputten, en misfchien eene veiliger befcherming voor dat land zyn. Doch , hoe het ook hiermede mag gelegen zyn , de Republiek befpeurde haare - verzwak-  STADHOUDERSCHAP. 183 zwakking ; de laatstoverledcn Stadhouder was de oorzaak van dezelve ; het Stadhouderfchap wierd vernietigd, en zelfs opentlyk verfoeid by de volgende gelegenheid. Van zeer. lange tyden herwaarts hadden zich twee takken van den Stam van Nasjau in de Vereenigde Nederlanden gevestigd. Toen de oudfte van deeze twee, naamelyk die van OranjeNasfau te niet ging met de dood van den Overweldiger der Kroon van Groot - Brittanniën , erfde de jongfte, te weeten die van Nas/au- Dietz een gedeelte van deszelfs goederen en aanzien. Het Stadhouderfchap van f riesland, dat dezelve altoos, en dat van Groningen hetwelk dezelve nu en dan bekleed had, kon aan dien tak niet meer dan eene middelmaatige grootheid geeven. Doch na de dood van Willem den Derden vereenigden de voorftanders fan deeze beide takken zich met eikanderen, en maakten dus te zaamen eene party uit, die zeer gevaarlyk voor de vryheid van de Republiek kon worden. Om echter geene achterdocht te verwekken veinsde men van dien kant geduurendc een' geruimen tyd al vry wel eene gemaatigdheid en nedrigheid, die niets minder dan oprecht was. Toen nu in het jaar_i722 het mistrouwen genoegzaam in flaap gewiegd, of geheel weggenomen fcheen te zyn, begon men onderdehand by de Provincie van Gelderland te werken om daar Willem Karei Hendrik Frifo Prins van Nas/au - Oranje tot Stadhouder te doen verkiezen. Deeze Provincie heeft ten allen tyde de meefte geneigdheid voor het Stadhouderfchap betoond. Zy heeft fteeds getracht om door de M 4 be«  1*4 HISTORIE van hit befcherming van het Huis van Oranje dat aanzien te verkrygen, waartoe zy anders uit hoofde van de onvruchtbaarheid van haaren grond en de geringheid van haaren koophandel niet kon ge.» raaken. Zy heeft fteeds gedacht, dat zy de waerdigheid van den eerften rang, welke zy in de vergadering van de Staaten-Generaal bezit, niet behoorlyk kon ftaande houden dan door dit middel. Haare Edelen, die talryker, en doorgaans minder gegoed zyn, dan die der andere . Provinciën , hebben zeer veel toegebragt om deeze neiging aan te kweeken; naardien die niet veel in burgerlyke eerampten geplaatst worden, bleef 'er voor hen niets over om fortuin te maa» ken dan het Hofleven of de Krygsftand, en deese beiden hangen van den Stadhouder af. Uit dien hoofde zyn de Gelderfche Edelen gewoon hunnen Bevelhebber Be houden voor de geheele Republiek, en hun Opperhoofd als hunnen Koning te befchouwen. • Een volk, dat zo weinig betrekking en zucht voor de vryheid heeft, behoeft geene fterke beweegredenen om zich een' Heer te verkiezen. Zohaast men den voorflag daarvan aan de Staaten van Gelderland, gedaan had , beflooten zy opentlyk tot het verkiezen van een' Stadhouder, Een zo weinig verwacht befluit baarde groote ongerustheid in de vier andere Provinciën. Die van Holland, welke door haaren koophandel , als het ware, de ziel van de gantfche Republiek geworden is, ftelde 'haare uiterfte poogingen in het werk om deeze verkiezing te verydelen. De ïsdenen, waarvan zy zich ten dien einde bediende,  STADHOUDERSCHAP. 385 itüllen voor altoos ten blyk ftrekken van haaren afkeer tegen het Stadhouderfchap. De Staaten van dèeze Provincie fchreeven aan die van Gtlderland;dat de verandering,diezy voorgenomen hadden in hunne regeeringsform te maaken voorzeker noodlottige gevolgen moest hebben; dat zy, in het midden van hen, twee hevige partyfchappen zouden zien ontftaan , waarvan de eene deeze nieuwigheid zou tegengaan, en de andere zich voor dezelve verklaaren; dat deeze partydigheid tot de nabuurige Provinciën zou overflaan, en misfchien eene geheele omwenteling in de Republiek veroorzaaken; dat dezaaden van tweedragt, die altoos gelukkiglyk in de geboorte waren gefmoord geworden ten tyde, dat allen leden der Unie door eenzelfden geest gedreven wierden , misfchien onuitroeibaar zouden worden, wanneer men eenmaal verfchillende grondbeginfelen zou hebben aangenomen; dat de Republiek nu reeds twintig jaaren zonder Stadhouder was geweest, en desniettegenilaande eenen roemryken oorlog gevoerd, en een' voordeeligen vreede gefloten had ; dat , fchoon het al eens waar mogt zyn, dat 'er wezentlyke fouten in het Staatsbeftjer plaats hadden, het evenwel daarom niet zeker was,dat dezelve door het verkiezen van een' Meefter zouden uit den weg geruimd worden. Deeze brief wierd befloten door een verzoek, dat men eene byëenkomst van Afgezondenen uit de twee Provinciën zou vastftellcn, waarby men zich verzekerd hield Zonder moeite alle de zwaarigheden, die voor de noodzaaklykheid der verandering mogten ¥ 5 wor.  ïZ6 HISTORIE van het worden ingebragt, uit den weg te zullen ruimen, .Deeze brief beantwoordde niet- aan de verwachting. De kwaalykgezinden, die dit voorftel noodzaaklyk gemaakt hadden, waren loos genoeg om hetzelve nutteloos te maaken. De Staaten van Gelderland oordeelden zich beleedigd door het mededeelen van edelmoedige raadgeevingen , die zy niet begeerd, en waarvoor zy zelfs gevreesd hadden. Deeze deeden hen de verkiezing verhaaften , ei> de ongeruftheid der andere Provinciën deed de verkiezing van den nieuwen Stadhouder in Gelderland eenige maanden vervroegen. Gelukkiglyk voor de Republiek vond deeze keus noch aanhangers noch navolgers. Bepaald binnen het Stadhouderfchap van Friesland , Groningen , en Gelderland had de Prins van Oranje weinig invloed op de algemeene zaaken van de geheele Republiek voordat de dood van Keizer Karei den Zesden aan den toeftand van Europa eene geheel nieuwe gedaante gaf. Deeze Vorst had reeds voorlang gevreesd „ dat zyne Erflanden ten eenigen tyd zouden verdeeld worden, dewyl hy geene manlyke erfgenaamen naliet. Om dit ongeluk , dat hy als de ondergang van zyn huis beïchouwde , voor te komen , dacht hy eene inftellirtg uit, die de onverdeelbaarheid van zyne nalatenfchap moest bevestigen. Het fcheen in den eerften opflag onmooglyk deeze fchikking aanneemlyk te maaken ; en evenwel wist het Hof van PFeenen den hoogmoed zó wel met de ftaatkunde te vereenigen, en het gewigt van zyn aanzien zó wel te paa-  STADHOUDERSCHAP. 187 paaren met de infehiklykheid van eenigen af. ftand te doen, dat de Pragmatieke Santtie dooide voornaamfte Moogendheden van Europa, en door Frankryk zelf ondertekend wierd. Deeze verzekeringen, die gegrond waren op eene fchreeuwende onrechtvaardigheid , waren klaarblyklyk van geene waerde; geene Moogendheid had het recht om eene nieuwe wet van opvolging te helpen handhaaven , die de Keizer zelf, tegen recht, had ingeftcld. Ook vond het Huis van Beijenn, dat door Keizer Ferdinand tot de opvolging benoemd was, ingevalle zyne manlyke Linie mogt komen uit te fterven, zyne voorftanders. Indien Duitschland toen zyne waare belangens in het oog gehouden had, zou hetzelve zich niet te vreeden gehouden hebben met den grond tot deszelfs vryheid te leggen door de Keizerlyke Kroon over te brengen op het Huis van Beijeren ; maar zyne vryheid gevestigd hebben door zich met Frankryk aan te kanten tegen de Pragmatieke Santiie, en door aan het Huis van Oo/lenryk een gedeelte van deszelfs bezittingen te ontrukken , om het daardoor buiten ftaat te ftellen, om zich andermaal meefter te maaken van de Keizerlyke Kroon, en die voor zich, als het ware, als een erfgoed te behouden. De zwakheid of de verblindheid van de Stenden van het Duitfche Keizerryk was het behoud van het nieuw Huis van Ooftenryk. Misfchien zou het de zaak van Frankryk geweest zyn het Keizerryk, in weerwil van zichzelf zyn' ouden luifter weder te geeven; maar de Cardinaal de Fleur'y vreesde zyn' Meefter door ftoute of geweldige daaden haatelyk te zullen maaken, na hem  x8S HISTORIE van het hem door infchiklykheid en gemaatigdheid het vertrouwen der meefte magten van Europa te heb° ben doen winnen. Indien deeze Staatsdienaar meer had durven onderneemen, zou de oorlog byna zohaast geëindigd als begonnen geweest zyn, doch door eene verkeerde toegeevendheid bezwalkte hy zyn' goeden naam, en bedorf het eenig ftaatsftelfel, dat met een goed gevolg in het werk gefield had kunnen worden. De Keurvorst van Beijertn , die meefter was van Opper - Ooftenryk, dreigde In Neder • Óojlenryk te zullen vallen, en kon hetzel/e gemaklyk veroveren tot aan Weenen toe; maar de Cardinaal liet zich om den tuin leiden door de voorflagen van de Koningin van Hongaryën, en door. een' uiterlyken fchyn van vertrouwen , en deed de wapenen van den overwinnaar naar een' anderen kant wenden. De Koning van Engeland, bevreesd voor zyne Hanovcrfche Erflan? den, deed een' voorflag van onzydig te zullen blyven; men geloofde hem op zyn woord, in; de plaats van eenige fteden van zyn Keurvorstendom tot onderpand te vorderen. De Koning van Pruis/in, die zo door de gefteldheid der zaaken als door zyne doorzichtigheid zich met Frankryk verbonden had, liet zich tot een vergelyk overhaalen uit hoofde van een kwaad vermoeden , dat men hem wist in te boezemen door het aanvangen van nietsbeduidpnde onderhandelingen , wier beloop men voor hem wist verborgen te houden. Men had eenftemmigbehooren te werk te gaan met het Hof van Madrid, en zich van een' doortogt aan den kant van het Alpifche gebergte te verzekeren; daar men integendeel om zich  STADHOUDERSCHAP. ig9 zich in geen' oorlog met Engeland' in te wikkelen ,de Spanjaarden 'mltaliën niet onderfteunde-, en geene genoegzaame poogingen of beloften deed om den Koning van Sardinïén over te haaien. Men zou dé Oostenrykjcbe Nederlanden zeer gemaklyk hebben kunnen vermeesteren éér de Zeemoogendheden in ftaat waren om zich daartegen te verzetten; doch men hield zich zö verzekerd van den ondergang der Koningin van Hongaryën, dat men in Frankryk niet eens dacht om. de troepen te verfterken, en zich niet eens bediende van de hulpmiddelen, welken dit magtig Koningryk kan opleveren. Het is aan geheel Europa bekend, dat deeze misflagen de geheele gedaante van den oorlog veranderden. De Franjeben wierden daardoor genoodzaakt om Duitschland te verlaaten, waarin zy reeds diep waren ingedrongen, en zich enkel toe te leggen op het verdeedigen van hunne grenzen. De Staaten-Generaal, die de Koningin van Hongaryën verlaten hadden, toen haare zaaken hooploos fcheenen, namen het befluit om haar by te ftaan, toen zy eene gunstige gelegenheid meenden te zien om Frankryk te vernederen; en na eerst blyken gegeven te hebben van de vrees, die zy voor dat Ryk hadden, gaven zy ook doorflaande bewyzen van den haat, dien zy aan hetzelve toedroegen. Indien de Republiek, gelyk zy voorgaf, geen ander oogmerk had gehad dan haare grenzen te beveiligen, en daardoor voor haare eigene zekerheid te zorgen, dan zou zy het genot vah den vreede hebben kunnen behouden. Lodewyk de Vyftiende had geen vyandig oogmerk tegen de  1QO HISTORIE VAN HET de Vereenigde Nedeatanden; eri örn alle mistrou* wen daaromtrent weg te neemen bood hy Duinkerken ten onderpand aan; doch de ingebeelde ontwerpen der Hoven van We enen en London wierden aan de Staaten - Generaal zó fraai voorgefield, dat zy beflooten eene magt vart vyf - en - twintigduizend mannen te voegen by de troepen, die beftemd waren om een5 inval in den Elzas en in Lotharingen te doen. De Provincie van Utrecht, Over deeze geweldige befluiten ongerust geworden , deed door haare Afgezondenen ter vergadering inbrengen , dat, dewyl men by het Hof van Weereen , zedert zo veele jaaren , te vergeefs had aangedrongen op het vervullen der verbonden, die het met de Republiek gefloten had, de Republiek ook niet verplicht was te voldoen aan het Guarantie - Traétaat; tenzy men wilde onderftcllen, dat de goede trouw moest in acht genomen worden van den eenew kant, terwyl het aan de andere party zou vryftaan dezelve te verzaaken in overeenkomften , daar de verplichtingen wederzydsch zyn ; dat men boven alles een' oorlog moest trachten te vermyden, die waarfchynlyk den ondergang van de Republiek zou veroorzaaken ; dat men met de uiterfte omzichtigheid alles behoorde uit den weg te ruimen, dat eenige rede van misnoegen aan de Bondgenooten van de Republiek kon geeven ; dat deeze omzichtigheid vooral behoorde in acht genomen te worden in een' tyd, waarin men van alle kanten zoveel werk deed om de Republiek te doen deelneemen in die maatregelen, welken enkel ingericht waren te-'  STADHOUDERSCHAP. 191 tegen eene Moogendheid, die de Republiek zedert veele jaaren geene rede tot klaagerj gegeven had ; dat men bovenal geen' onderftand behoorde te verleenen aan de Koningin van Hongaryën , dewyl men daardoor den Koning van Frankryk , wiens vriendfchap van het uiterst gewigt was , zou verbitteren. Dat , wanneer 'er eenige befluiten mogten genomen worden , die ftrydig waren met de algemeene rust , de Provincie zich verplicht zou vinden om tegen alle dergelyke befluiten te proteffceeren , ten einde zy niet verantwoordelyk mogt zyn voor de noodlottige gevolgen van een zo onvoorzichtig gedrag. Deeze tegenwerpingen der Provincie van Utrecht wierden byna .niet gehoord; zy wierden overfchrceuwd door de fchoonfchynende voorftellingen der Ooftenrykfche en Engelfche Afgezanten. De verleidende grootheid van deeze vreemdelingen overtrof de billyke ongerustheid der welmeenende ingezetenen. Deezen hadden, na tegen hunnen zin twintigduizend mannen naar Duitschland te hebben zien overgaan, nog het verdriet van te verneemen , dat de Republiek niet alleen alle de troepen, die zy op de been had, overleverde om Frankryk te vernederen maar nog daarenboven vreemde troepen in dienst nam. Hoe groot ook deeze ftap mogt zyn kon dezelve echter nog niet voldoen aan de Hoven van Weenen en London. Deeze twee Moogendheden bevonden zich in eene van die noodlottige omftandigheden , waaruit men zich niet dan door groote ftoutmoedigheid, geluk , of be-  HISTORIE van hit bekwaamheid kan redden. De Franfchtn tn de Spanjaarden, die nu reeds het best gedeelte van [taliën ,vermeefterd hadden, ftondeu op het punt van de.n Koning van Sardiniën të overvallen ; men wist deezen wankelenden bondgenoot te behouden , door hem een' genoegzaamen onderftand ter behoudenis van zyne ftaaten te bezorgen» De Koning van PruisJen maakte zich met een leger van honderdduizend^ mannen geducht in het hart van het Keizerryk. De Keurvorst van Saxen, die op eene fchandlyke wys bedrogen was , zag zich genoodzaakt om gehoor te geeven aan een vergelyk , dat niet minder nadeelig was voor zyne belangens dan voordeelig voor die van Ooftenryk en Hanover, De verovering van de Oojlenrykfcbe Nederlanden door de Franfchtn beroofde de Koningin van Hongaryën van een gedeelte van haare bezittingen , en de Engelfcbtn van de hoop om daar ooit eenige vastigheid te zullen krygen. Men hoopte al het verlorene weder te zullen krygen , wanneer men de Vereenigde Nederlanden in een' openbaaren oorlog kon inwikkelen ; om hierin te flaagen, deed men de troepen , die by Fonttnoy en elders geflagen waren , eene fchuilplaats zoeken op het grondgebied van de Republiek. Dit gaf den overwinnaar volkomen recht om een' inval in Holland te doen; en misfchien zou de ftaatkunde deeze onderneeming gewettigd hebben, te meer dewyl zyne overmaat hem van den goeden uitflag derzelve verzekerde. De Koning liet zich echter door deeze gegronde vooruitzichten, hiertoe niet vervoeren. Lodewyk dë  STADHOUDERSCHAP. 193 deVyftiende,die liever een Titus dan een Aiexander wilde zyn; die uit eigene verkiezing gaarne een goed koning zou hebben willen weezen; doch dien men gedwongen heeft om een overwinnaar te worden , liet zich , zelfs by deeze gelegenheid, van zyne vreedelievende inzichten niet aftrekken, Hy deed zyn best om de Ne. derlanders de onbillykheid van eene zo blykbaare partydigheid te doen bemerken , en vergat niets , dat dienen kon om die Republiek een recht gezicht van haare waare belangens te doen krygen. Hunne iryfhoofdigheid deed hem eindelyk het geduld verliezen, en het befluit neemen om zelf, aan het hoofd van zyne troepen een' inval in de Ne der Zanden te doen. De voorftanders van het Huis van Oranje hadden deeze gebeurtenis lang gewenscht, en misfchien wel berokkend. Het gemeen, altoos misnoegd over de heerfchende regeeringsform , welke die ook mooge zyn, ftemde in hunne oogmerken , en nam hunne gevoelens aan; en de toomlooze menigte, die gewoon is zich te doen vreezen , wanneer zy zelve niet vreest , deed den oproerigen eisch, dat de Prins van Oranje aan het hoofd der zaaken zou gefield worden. Het is aan de geheele waereld bekend , dat Holland zich op dien tyd verdeeld zag door twee partyfchappen, waarvan de eene voor , en de andere tegen het Stadhouderfchap was. Elke party onderfteunde zyne gevoelens of zyne drift door meer of min fchoonfchynende redenen. De verftandige leezers zullen over de gegrondheid of ongegrondheid van dezelve kunnen oordeclen N uit  194 HISTORIE van het uit het verflag, dat wy hen daarvan geeven zullen. Om alle vermoedens van partydigheid van ons af te weeren, kunnen wy hen verzekeren, dat een beroemd Hollandsch Schryver ons hierin tot leidsman ftrekt. De voorftanders van het Stadhouderfchap be^ roepen zich voornaamelyk op de aloude gewoonten van hunne Landen, die altoos door hunne Graaven of Heeren en door het Volk gemeenfchaplyk zyn geregeerd geworden.. Toen zy zich vereenigden om hunne vryheid te herftellen, en hunnen godsdienst te bevestigen , wilden zy , ten minfte voor een gedeelte, hunne oude regeeringsform behouden, en verkoozen een' Stadhouder. Veele uitmuntende voorfpoeden billykten deeze keuze. Willem de Eerfte legde den grondflag van de Republiek. Maurits bouw? de derzelver muuren op. Fredrik Hendrik voltooide dezelve. Willem de Tweede noodzaakte 'Spanjen zelf om derzelver onaf hanglykheid te erkennen by den vreede van Munfter. De vieren zeventig jaaren, welke het Stadhouderfchap geduurd had, waren eene aaneenichakeling van roem of voorfpoed geweest, en niet zelden van beiden te gelyk. Deeze waerdigheid is twee* en-twintig jaaren lang vernietigd geweest, en geduurcnde dien tyd is de Republiek inwendig door burgerlyke oneenigheden jammerlyk veEfcheurd geworden, en door buitenlandfche oorlogen op den oever van haar verderf gebragt. Drie Provinciën hadden reeds moeten bukken onder het juk van den overwinnaar, en de overige zouden waarfchynlyk hetzelfde lot ondergaan hebben, toen de verkiezing van een' Stadzhou»  STADHOUDERSCHAP. i95 houder den Staat voor zynen onvermydelyken ondergang behoedde. Wilkm de Derde wierd de belchermer van eene Republiek , die door zyne voorouders opgerecht was. By de ondervinding der voorleden tyden voegden zy nog hunne ftaatkundige aanmerkingen over het toekomende. Elke Provincie, zeiden is fouverem op zichzelve, en geheel onafhanglyk van de andere; zy kan haare byzondere belangens hebben, en heeft die ook inderdaad, is het dan niet nadeelig voor de Unie, dat zy meer haar eigen dan het algemeen belang voorftaat/ Derhal ven moet men een' Stadhouder hebben die de banden, waarmede-de verfcheiden leden van het Bondgenootschap onder eikanderen vereenigd zyn, byëen houd; die het middenpunt is, waarin alles te zaamenloopt; die m dringende gevaaren de befluiten kan verhaasten; oie alle de poogingen tot een zelfde einde beituurt; en die, met één woord gezegd één9 Haat van veele ftaaten maakt/ _ Daarenboven geeft een Stadhouder van aai> zienlyke geboorte en verdienflen een' zekeren lmfter san de Republiek. De oorloogende Moo gendheden ftellen meer vertrouwen in de verbonden , die zy fluiten met de Republiek, wanneer dezelven door een uitmuntend Hoofd be krachtigd worden. De buitenlandfche Gezanten vinden het gemaklyker met één' perfoon te hande en dan met veelen. De Overheden door een oplettend en doorzichtig oog. gewaarfchouwd geeven, m het waarneemen van hunne ampten meer acht op het beloop der zaaken. D<» Kryffsman eindelyk ziet met genoegen, dat diegeen , N-a ' die  IQ*? HISTORIE VAN HET die de magt heeft om hem te beloonen, getuige nis van zyne daaden; hy wil zich liever onderwerpen aan een' Veldheer, die den oorlog verftaat en zelf uitvoert, dan aan een' Staatsman, die enkel de wetten kent. 4 „ Zohaast het eenmaal bewezen is, dat het Stadhouderfchap nuttig is voor de Republiek, zeggen de voorftanders van het Huis van Oranje, „behoeft men over de keuze van den per. foon geen oogenblik in bedenking te ftaan. ' De roemruchtige daaden, de gewigtige dien* „ ften , de aanzienlyfce geboorte , de wensch ,, van het volk, de ftem der krygslieden , de „ ontrustheid der vyanden van de Republiek , met één woord, alles moet die op den Pruts " van Qranje doen vallen. De Helden van dat '! Huis fchyncn in hunnen erfgenaam te herlceven; en de gelegenheid heeft hem enkel ont" broken om zyne deugden en bekwaamheden " te doen uitblinken." Van deeze en dergelyke redenen bediende men zich om de verkiezing van een' Stadhouder door te dringen; en deeze volgende redenen, die wel gedacht en geloofd, maar niet opentlyk mogten gëuit worden, ftrekten om deeze verkiezing te beletten. In vroeger tyden hebben de Vereemgde „ 'Provinciën even gelyk de overige Nederlands geftaan onder de heerfchappy van Vora ften, die nog andere landen onder hunne heerfchappy hadden; ten dien tyde waren 'er Stad" houders noodig om die landen te beftuuren, " daar het Opperhoofd zelf niet kon tegenwoor" dig zyn. Doch, nu de Oppeifte Regeering in het midden van het Land gevestigd is, zou 3> net  STADHOUDERSCHAP. t9? 3, het onnuttig , ja zelfs belachelyk zyn, hef. „ itaatsbeftuur aan vreemde handen te b'etrou„ wen. Willem de Eerfte zou nimmer tot Stad. „ houder verheven zyn geworden, indien men „ hem niet door Koning Philips in dat ampt had ,, geplaatst gevonden. Toen deeze bediening „ opengevallen was door zyne dood, was men 5, met van voorneemen om dezelve op nieuw te „ vervullen, en Maurits zou waarfchynlyk deeze ,, post nimmer bekleed hebben, indien Leicester „ minder trotsch en minder verraaderlyk geweest 3, was. De toomlooze heerschzucht van Wil. „ Urn den Tweeden was oorzaak, dat het Stad„ nouderlchap vernietigd wierd door een Edict. „ dat eeuwig had behooren te zyn; doch WiU „ lem de Derde had zich een' weg tot hetzelye weeten te baanen door het Gemeen een° „ haat m te boezemen tegen de doorluchtige „ Gebroeders de Wit. Zyne manier van regee„ ren geleek veel naar eene koninglyfce resee,, ring; en , indien Engeland hem den throon „ niet had aangeboden, of indien hy een' zoon haagehad, wiens belangens zyne heerschzucht „ hadden kunnen levendig houden, dan zou de „ Republiek reeds voorlang haare vryheid ver „ loren hebben. „ De Republiek .is nu meer dan veertig jaa „ ren zonder Stadhouder geweest, en heeft dit „ eenig nadeel toegebragt aan haar geluk? Heeft „ zy niet met roem een' moeijelyken en druk„ kenden oorlog doen eindigen, waarin de partv „ dsgheid van WilUm den Derden haar onvoor , zicntiglyk had ingewikkeld ? Heeft zy niet , behalven de achting, welke zy reeds by haa' , re Bondgenooten verkregen had, door haare N 3 » ge-  £08 HISTORIE VAN HET „ gemaatigdheid en rechtvaardigheid het ver" trouwen van haare nabuuren gewonnen ? Eu* „ ropa is ongelukkiglyk zo menigmaal het too„ neel van bloedige oorlogen geweest, en heeft de Republiek wel ooit daarin deel genomen ' dan om dezelven té doen eindigen ? Haare " geldmiddelen, die door de heerschzuchtigheid " van den Stadhouder uitgeput zyn geweest, beginnen nu in een' beteren ftaat te komen. De Unie , die zo menigmaal verbroken is ge„ weest, heeft geduurende deezen tyd ftand gehouden. De ingezetenen , wel te vreeden ,, met de tegenwoordige Staatsregeering , heb„ ben niet een' enkelen ftap gedaan om dezelve „ om te keeren. Alles is in eene behoorlyke „ order gebleven. „ Misfchien kan een Stadhouder van eenig „ nut zyn; maar aan hoeveele ongelegenheden „ is zulk eene regeeringsform niet onderhevig ? Welke gevaarlyke gevolgen heeft men niet ), daarvan te wachten? Kan de heerschzucht niet zeer ligtelyk de overmagt krygen op het ., gemoed Van een' Stadhouder, die reeds eene ' genoegzaam onbepaalde magt bezit? Zal hy , alsdan de Republiek niet inwikkelen in eeu" wis?;duurende en verderflyke oorlogen , die '! hem meefter en beflisfer van haar lot zullen ' maaken ? Zullen zyne byzondere inzichten Z den ftaat nimmer eenige flappen doen begaan, die ftrydig zyn met haare belangens of met haaren roem? Zal hy, in het uitdeden van „ ampten, de Hovelingen niet de vqorkeur gee, ven boven de Burgers, en meer zyne driften !! involgen dan het algemeen welzyn bevorde- „ ren?  STADHOUDERSCHAP. m „ ren? Zalhy, of door vrees, of door liefkoo„ zingen, niet langzaamerhand de waare liefde „ voor het Vaderland uit de harten der insezes, tenen uitrooijen ? 5 ,, Hier zou nog kunnen bygevoegd worden, " gtc» zo,de--oeftand der zaaken al eens een' „ Stadhouder vereischte, men dien echter over„ al, behalven in het Huis van Oranje-Nas fau „ zou moeten zoeken. Wanneer de Republiek „ een dapperen arm zoekt om haar te befcher „ men, moet zy tevens een' arm verwyderen „ oie magtig genoeg is om haar onder het juk " *e mengen. De gevaaren, waarin haare vrv„ heid zich meer dan eens bevonden heeft be„ hooren haare omzichtigheid en achterdocht „ op te wekken De aanflagen, die men tegen „ dezelve gemaakt heeft, zyn, wel is waar „ allen mislukt; maar .zy zyn ook nimmer onder „ fteund geweest door al het vermoogen van s, een magtig koningryk. En fchoon de ver„ heffing yan den Prins van Oranje tot Stad „ houder deeze rampen al eens niet ten gevolg „ had, zal dezelve echter de Republiek aan de „ belangens van Engeland verbinden. De Ne „ derlanders zullen zich uitputten voor hunnen „ ergften vyand, voor dengeenen,die niets dan „ hunnen ondergang zoekt; en ter zee en re „ land hun bloed vergieten om Spanjen te nood„ zaaken tot een vergelyk met Engeland^nhet „ toeftemmen van voorrechten, die,niet alleen „ haatelyk m zichzelven, maar ook noodlotS „ voorM den algemeenen koophandel moeten >i zyn. Deeze welberedeneerde onder/tellingen verN 4 dien-  200 HISTORIE VAN HET dienden voorzeker wel eenige aandacht; doch méfi wist de neiging van het gemeen tot het verkiezen van een'Stadhouder te doen overhellen door het opnaaien van de onverwachte voorvallen van het jaar 1672, en'door die leden derStaatsregeering, welken men wist meest vreezachtig te zyn, eene ongegronde vrees in te boezemem Men ftelde hen de Republiek voor als een fchip, dat op het punt was van fchipbreuk te lyden uit gebrek aan een' ftuurman, die kundigheid, of gezag genoeg had om hetzelve te beftuuren; de tyd, dus was het zeggen, die tot de daadelyke uitvoering moest befteed worden, word verfpild met nuttelooze beraadflaagingcn. Deeze drogreden, die een' zo algemeenen ingang vond, was misfchien fchoonfchynende, maar echter geheel ongegrond; want de Stadhouderlyke regeering moest, of de ftemmen in haare kracht laaten, of dezelve vernietigen; in het eerst geval waren de StaatenGeneraal verplicht de Staaten van elke Provincie te raadpleegen, en de Provinciaale Staaten moesten weder alle de ftemmen van hunne Provincie opneemen, en dit moest de befluiten noodwendig doen vervallen tot die traagheid , Welke men zocht te vermyden; in het tweede geval, wierd de opperfte magt aan den Stadhouder afgeftaan; en het geheel ftaatsgeftel opgeofferd aan beuzelachtige en misfchien ingebeelde voordeden. Doch, dit alles ter zyde gefield zynde, kon men de ftaatsbefluiten, die tot den roem, of tot het behoud van de Republiek moesten genomen worden op geene minder gevaarlyke wyze meerder' fpoed byzetten? Kon men niet een klein cetal Gevolmagtigden benoemen om alles te be& flui-  STADHOUDERSCHAP. aoi fluiten en werkftellig te maaken, dat zv ten voordeele van de Republiek zouden noodig ach" ten ? Deeze handelwyze was reeds ten tyde van den Raad-Penfionaris de Wit in het werkgefteid geweest. De Wit floot in het jaar jrfSdS verbonden met Engeland, zonder dezelven aan de Provinciën rondgezonden te hebben; en de fearnnn'.n ^ T ^ daar°^r misnoegd vLTatkunSr"11 ^ *P 3lS 6611 VOOrbe^ Av-V h MerJ?!e ^enigte andere bedenkingen, die de Hollandfche Overheden inbragten voor bygaan. Het is bekend, dat zy gein "/in Ldden m het Stadhouderfchap, eVda? zyhuns heit:i7' Dh^ht11 V°°r de Sri^ïidSÏÏ net giaauw. Dit hebben zy niet gedaan uit eebrek aan doorzicht, maar uit gebrek aan moed. Zy hadden verftand genoeg om het algemeen belang te kennen; doch tevens te weinig kS moedigheid om hetzelve te helpen bevorderen De verkiezing van het graauw begint, van mi iTk TT$ d,C ^-«««ken te regelen, even gelyk by de Turken de onbefchoftheid der Tanitfaren de befluiten van den Divan dwingt Eene Republiek van kooplieden is genoegzaam over eenftemmigmet een'Staat, waarin dekrygsftand het oppergezag heeft. jg-^4»a Het oproer begon allereerst te Feere, eene Stad in Zeeland De vermetenheid van het graauw, en de flauwhartigheid der Overheden Uoeg vandaar op eene onbegryplyke wyze over tot andere lieden. Binnen weinig dag?n waren de geheele Zeven Provinciën opgeVu,d met ón roer en verwarring. Sommige verftandige lieden* N 5 zei.  èöa HISTORIE van hét zeiven lieten zich door den algemeenen Aroom wegfleepen; en het is gebleken, dat niet éérl ingezeten toen zyn . vaderland genoeg'bemind heeft om zyn leven Voor hetzelve te waagen. Deeze groote omwenteling wierd gevolgd door eene andere, die noodzaaklyk daarmede verknocht fcheen; de Staaten -Generaal, die alleen het recht hebben om over de ampten van Kapitein - Generaal en Admiraal te befchikken, droegen dezelven op aan den nieuwen Stadhouder. Nu dacht men, dat de omwenteling een einde genomen had, daar dezelve integendeel eerst recht begon. Het voorneemen was de eerampten, die nieuwlings" aan het Huis van Oranje opgedragen waren, in hetzelve erflyR te makken. Dit was eene zeer tedere en kiefche onderneeming, en om dezelve te doen gelukken wierd eene groote behendigheid of een blind geluk vereischt. Doch de nieuwe voordeelen, door Frankryk behaald, vervulden de plaats van beiden. Het gemeen verbitterd door hetgeen, het welk hetzelve zyn waar belang behoorde te doen zien, fcheen bereidwillig om alles te doen, dat deeze Moogendheid kon beleedigen of dwarsboomcn. Dit tydftip van algemeene verblindheid wierd waargenomen om het Stadhouderfchap erflyk te maaken in de manlyke en vrouwlyke linie van den Prins van Oranje. Deeze voorflag, eerst voorgefteld door den Adel, die op des Prinfen zyde was, toegeftemd door flaauwhartige of misleide Overheden, gefterkt door de magt van de Oostenrykfche en Engelfche troepen, begunstigd door oproerigheden, die men iistiglyk en ten gepasten tyd had weeten te be- rok-  STADHOUDERSCHAP. 203 rokkenen, onderfteund door de kuiperyën en omkoopingen van het Hqf van London t vond weinig tegenftand, en het Erfftadhouderfchap wierd welhaast als eene grondwet van de Republiek vastgefteld. . F % Deeze geheel nieuwe en vreemde regeeringsform trok de aandacht van,alle Wysgeeren en Staatkundigen tot zich. Eene Princes , die no* in haare eerfte en kinderlyke jaaren was, en echter het hoofd kon worden van eene geheele Repubhek, en dus het Stadhouderfchap in een ander Stamhuis overbrengen, fcheen over het algemeen een wonderlyk verfchynfel te zyn. Het gevolg dat toen uit dit mislyk ftaatsgeflel trok was , dat het niet lang zou ftand houden, en dat het Eenhoofdig gezag, of welligt de willekeurige Opperheerfchappy welhaast het gevolg zou zyn van alle deeze oproerigheden In den eerften opflag fchynt het, alsof de Republiek te vooren m hetzelfde gevaar is geweest en dat zy echter altoos de boeijens, waarmede' zy gedreigd wierd, ontkomen is;doch men S in acht te neemen, dat het oogmerk om de Republiek onder het juk £e brengen toen gedwarsboomd wierd door eene hinderpaal , die than, uit den weg geruimd is. De Tak van NaTl Dietz , waaruit de tegenwoordige Stadhouder gefproten ,s, bekleedde m-FriesLd en GrcnZ gen dezelfde eerampten , die het Huis van Oran 3e in de vyf andere Provinciën bekleedde. Men moest dus het Oppergezag over deeze twee Pro" v meien aan denzelven afftaan,' of.dien eeheef ' van het Stadhouderfchap uitfluiten. ecrftL zou den algemeenen ftaat te veel verzwakt heb. ben.  204 HISTORIE VAN HET ben, en het andere was reeds ondernomen ge* weest door Willem den Derden, doch het was hem mislukt. Daar nu het Stadhouderfchap van de zeven Provinciën in één' perfoon erfiyk vereenigd is zullen de Nakomelingen van deezen Stadhouder waarfchynlyk ten eenigen tyd de vruchten plukken, die zyne Voorzaaten daarvan verwacht hebben. EINDE»   i