DE NIEUWE P O S T, VAN DEN NEDER-RHIJN. DOOR. V. 'T H O E N. I DEEL.  VER.KLAAB.ING VAN H JB T VIGNET- De Batavier, te lang in ketenen geflagen, Verkrijgt door 't Franfchen volk de aloude Vrijheid weór Zoo moest in 't eind de zon van s'Lands verlosfrog dagen. En Heerschzucht ftort met fchrik van baaren zetel neêr. * Mflgt de gulden fpreuk, die we op den voorgrond leezen Bij 't Nederlandiche volk voor eeuwig heilig weezen!  F O S ï van d en K E B E ü - li H Y N d o o r 3? . T' H O E .X . ï . .15 .E E I, . Te ü 'i' i ï. c ïï t, l>y__ •t . M XT L J) E JL '■ & MBCCXCVI.   VOORBERIGT. w rtjk een genoegen was het voor mij, waarde Landgenooten! dat- ik naa cckc aeevenjaarige ballingfchap om de zaak der volks vrijheid mij in ftaatvonde gefield, om ulieden op nieuw mijnen vaderlandlievcnden arbeid aan te bieden. Maar waarde yaderfandfche broeders! welk een overtreffend genoegen is het voor mij, dat ik mijn werk met het zelflle genoegen door U zie ontvangen, met welk gijlieden het voor de rampzalige omwenteling van 1787. hebt geleezen, Niettegenftaande ik thans in eenen openbaaren, zwaarwigtigen, post in dienst van het Landfchap Utrecht ben geplaatst, niettegenftaande de gerromVe waarneeming mijner bediening, voor al in deezen tijd en de plaatshebbende omftandigheden, mij zeer weinig oogenblikken overlaat, heb ik echter die weinige oogenblikkcn wederom aan mijne mede-landgenooten willen wijden, ten einde het vuur van Vrijheidsliefde in hunnen hnezem hrandende te houden. Ik bedank bij deezen mijne medeburgeren, welke mij met hunne correspondentie hebben'vereerd, en verzoeke dezelven daar mede te willen voortgaan; heb ik eenige ftukken niet geplaatst, het is, om dat ik overkropt was met anderen, of dat dezelve * 3 mij  VOORBERIGT. mij niet voegzaam voor het algemeen belang, of te zeerover bijzondere zaaken handelende, voorkwamen; ik laat het oordeel over mijnen arbeid aan ieder één vrn5 doch begeere ook, dat men "dit recht aan mij niet ontzegge. Het aloude Ipr eek woord, effen is kwaadpasfèn, heb ik ook ondervonden ; zommigen hebben gepoi-Öeeld, dat ik eenige Hukken, welke zoo min met mijne denkbeelden ftrookten als met de hunnen, niet had moeten plaatfen , niettegenftaande Ik mijne tegengedachtcn daar op aan mijne leezers heb medegedeeld; dan het is eene onbetwistbaare waarheid, dat door hooren en wederhooren de zaak het best word voldongen, wanneer hetzelve gefchied zonder bitterheid. i Vaart voort Leezers! mij met uwe achting te vereeren, gelijk ik hoop voorttevaaren, om met al mijnvermoogen de zaak der Vrijheid voorteftaan, en met al mijne krasten mij te verzetten tegen derzelvcr openbaare en heimelijke vijanden, fchoon de laatften zich onder het masker van heete Vaderlandsliefde poogden te verbergen. Heil en Broederfchap! Uw Dienstvaardige Medeburger P. 'T H O E N. Utrecht 17 Febr. 1796., Het Tweede Jaar der Bataaffche Vrijheid.  KORTEN INHOUD VAN HET . EERSTE DEEL. N°. i. Over de herflelling van de Vrijheid in Nederland door de Franfche wapenen. Bladz. i No. 2. Vertoog van de onmooglijkheid, dat deeze thans plaats hebbende omwenteling door eene tegenomwenteling kan worden vervangen. g No. 3. Misfive over de fpreuk Vrijheid, Gelijkhtid, Broederfchap. • 21 No. 4. Vertoog ten bewijze, dat de Franfche Natie zoo veel belang heeft bij onze Vrijheid en onaf Bangelijkheid als wij zeiven. 29 N°. 5. Misfive van M. Vrijrurger , aantoonende, dat van het Nederland/che volk zelve thans alleen deszelfs duurzaam geluk , of deszelfs zekere ramfpoed afhangt, door het afleggen, of aankweeken van de hatelijke partijfchap. 37 No 6. Misfive van Teunis Regtuit ; over de keuze tusfchen de zoogenaamde Orangepartij en die der Patriotten. ... 45 No. 7. Misfive van Lubbert den Droomer , zijnde een droom over de rechtsplegingen aan de Orangekraaijers. . • 53 No 8. Losfe gedachten over de vestiging eenernieuwe Conftftutie en het maaken van Conftitutioneele wetten in de Republiek der Bataaven. 61 N". 9. Vervolg van het voorgaande Nommer. 69 No. 10. Misfive van Goed Recht, over de vereisenten in eenen goeden vertegenwoordiger des volks, als mede Misfive van W. V.H.over de Aristocratie. ... 77 No. 11. Misfive van M. Vrij Burger, over de al of niet bevoegdheid van het Nederlandfche volk, tot het vormen vaa eene eene en on- * 3 deel-  KORTEN INHOUD: deelbaars Republiek met het antwoord op dezelye- • • ï JBIadz. 85 N". 12. Vervolg van het voorgaande Nommer, beneevens misfive van Goossen Eenvoudig over de Patriotten. . «93 N°. 13- Over den kommerlijken ftaat van het Finantie- weezen deezer Republiek, . . I0I No. 14. Vervolg van het voorgaande Nommer. 105 No. 15. Over de geflooten Alliantie tusfchen de Republiek der Franfchen en die der Bataaven, benevens een dxhtftuk aan de Nederlanders door W. . . No. 16". Misfive van W. V. H. over het afleggen van de 1'chadeiijke partijfchap, en de onvermijdelijke onheilen, welke uit de verdeeldheid noodzaaklijk moeten volgen. . ^5 No. 17. Misfive van 'an Zwaarmoedig, over de gebreken, welke in het tegenswoordig beftier plaats hebben, en de gevolgen, welke daar uit te dugten zijn. . . I33 No. IS. Misfive van W. V. H. over de Generaliteitslanden , en bijzonder over de Stad en Meijerij van s'Bosch. . . I4I No. 19. Over de aanftaande Nationaale Conventie; en dichtftuk aan Arnhems Burgers door P. N. 145 No. 20. Misfive van D. C. De Leeuw. Ysbrand de Kock. Jansz. J.van Haeften; en dichtftuk onder den Titel, zoo gaat het, hoe moest het gaan? . . < t No. 21. Over de tweedracht en de gevolgen, welke daar uit moeten voortvloeijen. . jg- No. 22. Vertoog, dat de Patriotten geene onrechtvaardigheid begeeren te pieegen aan hun , die van eene andere politieke denkwijze zijn. 173 N0. 23. Over de asfignaatem . . , jgj No. 24. Over de verdigtfelen., welke door de voorftanders van het voprmaalig ftadhouderiijk be- /  KORTEN INHOUD. bewind tot verftooring der rust worden verfpreid. . . . Bladz. 189 No. 25. Confideratien op het concept plan ter algemeene oproeping door het committé tot de algem. zaaken van het Bondgenootfchap, bij H. H. Mog. ingediend. . . 197 !No. 26. Eene Misfive van K. V. ?. over het eigenbelang het welk thans plaats heeft; en vervolg over de Nationaale conventie. . 205 No. 27. Eene Misfive van Hollandus over de noodzaaklijkheid van de Geldoperatien , zoo door de bewooners van het platte land als die der fteden. . . . 213 !N°. 27». Misfive van Joris Weitgraag over de wapening der burgers en inwooners der Stad Utrecht. . , . \ No. 28. Misfive van A. M. Z over de verdraagzaam-' heid onder de Patriotten. . . 221 INo. 49. Misfive van j. Overbeek en antwoord. — Misfive van Menfchenvriend en antwoord. 229 i No. 30. Misfive van een triend van ordre over de aanftaande Nationaale Conventie. . 237 I No. 31. Vervolg van het vooorgaande Nommer 245 I No. 32. Misfive van den Vaderlander over het ontworpen plan van eene Nationaale Conventie, als ook eene Misfive van N. . 253 ; No. 33. Misfive over het request van den fchrijver en uitgever van den N. Post van den Nederrhijn aan de Prov. Reprefentanten van het volk van Holland. . . . 261 N°. 34. Over de heerfchende bedaardheid welke thans plaats heeft. . . . 269 No. 35. Vervolg en ilot van het voorgaande Nommer. 277 N». 36. Misfive over N. 27. van dit weekblad, over de Franfche asfignaaten. . . 285 N. 37-  KORTEN INHOUD. N°. 37' Aanmerkingen over eene Nationaale Cenvcntie. 253 No- 38. Vervolg van Nommer 37. . Bladz. 301 No. 39. Vervolg van Nommer 38. 5 309 No. 40. Vervelg van Nommer 39. . , 3^ No. 41. Vervolgen flor. van bet voorgaande Nommer. 325 No. 42. Aanmerkingen over de voorgaande Nommers over de Nationaale Conventie, . 333 No. 43. Vervolg van het voorgaande Nommer 341 No. 44. Vervolg van het voorgaande Nommer. 349 N°. 45. Vervolg van het voorgaande Nommer; engedachten over de verfpreide geruchten van eenen aanftaanden aanval op deeze Republiek door den Koning van Pruisjen. . 357 No. 46. Vervo'g van het voorgaande Nommer. 365 N°. 47. Vervolg van Nommer 45. . . 373 No. 4§. Vervolg van het voorgaande Nommer. 3S9 No. 49. Misfive van Coosfen Eenvoudig over de verkiezing van de leden der Nationaale Conventie. 397 No. 50. Over de onderhandeling der Republiek der Bataaven met de Franfche Repreftntanter* Ramei en Thibaud over de at betaling der resteerende gelden, aan deFranfche Republiek, volgens het Al Mande-traétaat, verfchuldigd. 405 No. 51. Vervolg van de Misfive van Goosfen Eenvoudig. Misfive van Jan kort van ft of over de organifa.de der Burger-fchutterijen. . No. 52. Vervolg van de Misfive van fan kort van ft°f Misfive van Lubbert Droomer, be¬ helzende een droom van. eene famenfpraak tusfchen Democritus en Üeraclitus, . 421  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-R.HIJN. door P. 'T H O E N. A«' i. Den 10 Maart. ifg$. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vryheid. ^ I \ans wedergekeerd in mijn verlost Vaderland, n& ruim zeeven jaaren buiten het zelve te hebben door-» g'ebragr, vat ik weder met een nieuwen moed de pen op, om u mijne waarde Medeburgeren! mijne thans verloste broederen! voor zoo veel mijne geringe vermoogens en bekrompen tijd het toelantcn, als voorheen voortelichten. Het is waar, dat mijn tijd in dien Post, in weileen ik provifioneel gefield ben , van den vroegen morgen tot den laaten avond door onafgebrooken bezigheden, ten dienden van dit Landfchap, word vcrllonden, maar zou ik voor u verloste Nederlan* ders! geene fnipper-uuren uitbreeken, daar ik mijn geheel beftaan aan mijn Vaderland, aan u mijne broeders! heb toegewijd, dan zeelcer zou ik rekenen niet alleen aan mijnen pligt, maar ook aan mijne heerfchende begeerte, aan de infpraak van mijn hart; zeef veel te kort te doen. Ik herdenk nog met aandoening en het levendigst gevoel van dankbaarheid aan uwlieder genegenheid en zugt voor mijnen voormaaligen Vaderlandfchen arbeids eenen arbeid» welken ik zelfs in. mijne bal-  C * ) Bng- ên vlugtelingfchap heb voortgezet, en in Duini herken geëindigd; . aldaar heb ik door eate ftuk- ken aangetoond, dat wij in het moordjaar 1787. op eene allereerlooste wijze door het toenmaalig Fransch Gouvernement zijn verraaden geworden; ik heb door de bewijzen geflaafd, dat de Ichandeliikfte plunderingen en geweldenarijen, in zult eene menigte foafloos gepleegd, zelfs door 's Lands Advocaaren openlijk zijn verdedigd, en de rëehtvaardige fraeekftem der mishandelde en om recht biddende burgeren als misdadig door de toenmaalige regeering is van de hand geweezen; indien de gelukkigen oorlog tusfchen de Franjche Natie en onze Dwingelanden niet was uitgeboriten, zou dat laatfte gedeelte of het Hot 'van het 12 de deel van den Post van den Neder~ rhijn reeds voor twee jaaren in handen mijner Landgenootcn geweest zijn. MijN Vaderland is Vrij! Lnndgenooten! van 't üaaffche juk verloste broeders ! ons' Vaderland is Viij! ik moet hiervoor een oogenblik de pen wederleggen; mijne gcheele ziel is gevoel, en wie mijne broeders! wie uwer, die *t haft wel geplaatst heeft, gevoelt niet met mij zijn gantfche zeruwgaftel aandoen op het uiten deezer woorden ? — welk eene verbaazende ommekeer van zaaken ! - in een oogenblik uit de drukkendfte ketenen geduurende eeuwen cm onze halzen gefmeed, zoo wonderbaar verlost! Verlost langs eenen weg en op eene wijze, dat het ongeloof zelve gedwongen is uitteroepen, God leeft! God regeert! zeker, die God, die wil dat zijne redelijke menfehen zo vrij Zijn als zijne Engelen, die wil gediend en atngebe. den z,jn van wezens , welke door hunne waarde te kennen en te bei'chermen, betooren redelijke fcliepfelen te zijn, die God, zegge ik, heeft zich aan de heit-  C 3 3 beirfpitfe der TCuropifche Helden, onze 'vrienden i pnze bondgenooten, en verlosfers geifeld ; die God der Vrijheid heeft de aanhoudende nktandeUngen en geweldenarijen onzer Overbecrfchere gezien; — het bloed onzer braafïte ontzclde niede- burgeren, ■ het gckemi der untracrïseht niisJiandcl- dcn, het gefmeek der te vcrgccfsch ora recht fchreeuwendc hebben den maat der gruwelen onzer tijrannen ten eenemaal vervuld, dW God der Vrijheid heelt hunne maatregelen , welke zij roet zoo veel lorg als vrees voor hun wankelend gezag, hebben In het werkgeiteld, eensklaps verijdeld, en bun met de fpreekendfte bewijzen toegeroepen, Ferzaakers der mtnschheid, tot hier toe en niet verdpr ! Gij denkt enderdrukkers van mijn pronkftuk der fchepping , mijnen vrijen mensch , dat ik ben als gij, maar ik zal u ftrafJen, en u uwe gepleegde wandaden ordenlijk voor oogen ftellen. Ons Vaderland is Vrij! Voor. altijd Vrij! Geluk, drieweif geluk, mijn waarde Landgenooten ! uwe ketenen zijn verbroken; den ijsren fchepter uwer onderdrukkers is voor altijd hunne bevende bebloede handen ontrukt; gij kunt thans meteen lagch- eud oog, met een vrolijk onfchuldig gelaat, de toekomende eeuwen inzien en zeggen , mijn jong/le ««. kroost zal zich dit tijd/lip nog met traanen van ge. voel van blijdschap en dankbaarheid herinneren, en op mijn grafplaats wijzende, uitroeden : Hi&s. rust eem E ata vier ! Landgenooten! hoe gevoelt gij uw hart zwellen, op het noemen van den naam Patriotten ! het aandenken aan de drijfveeren onzer daaden, zederd den aanval dooreeuen buitenlandfehen dwingeland en eenen in onzen boezem fchuilende verraader, in het jaar i?8? vereedelt ons, en doet ons onze zedert ruim A 2 zee*  C 4 ) zecven jaaren geleeden rampen als lauwerkransfen aanzien , die ons op den fchedel zijn gedrukt, en welke tot in de eeuwigheid zelve groenen zullen. Dank dien God, die wonderen doet, die doorgeene ftervelingen kunnen doorgrond worden! zijne almagtige hand heeft uwe boeijen geflaakt, welke, indien gij uwe Vrijheid op prijs weet te ftellen, u nimmer wederom den hals zullen worden geklonken, fchoon de magt der Hel zelve tegen u gewapend ware, Thans is voor het eerst de zon der Vrijheid in decze Republiek opgegaan, op welke uwe dwingelan» den zich zullen blind ftaaren! —- ik zeg, voor het eerst, want onze vaderen, welken lof zij ook door hunnen moed hebben verdiend, hebben nimmer eene waare Vrijheid gekent of gezogt; jammerlijk gedrukt door bloedplacaaten en verkragtingen van hunne privilegiën, was het hun alleen te doen om ontflagen te zijn van het juk van Spanje, om zich te werpen in 'de armen van die geene, die hun zagtere boeijen om de handen wilden klinken; dan eens fmeekten zij de Schepteiroerfter van Engeland, dan eens den Troonmonarch van Frankrijk, zich hunner aanteneemen, en, was hun Willem den eerften niet door eene moordaadige hand ontrukt, zouden zij zich weldraa in de kluisters van eene nieuw flavernij hebben gekeetend gezien. Wij zullen al ons vermoogen infpannen , om u , mijne broeders'! zoo veel mogelijk zij, toneelen Van eene waare Republikainfche Vrijheid op te hangen, eh wij houden ons verzeekerd, dat haare bekoorlijkheden u hoe langer hoe meer op haar zullen doen- verlieven; wij zullen u van tijd tot tijd aantoo- nen, dat zij alleen de voedfter is van waar geluk en voorfpoed; ■— wij zullen u de klippen aanwijzen, weke gij hebt t. vermijden, om uwe zoo glansrijk  C 5 ) rijk gevestigde Vrijheid niet te zien jammerlijk fehipbi-euk lijden, Dit zeker zou onzen naam tot een vloek maken, zelfs bij de laatfte bewooners van vrije gewesten. Gij ongelukkigen! welke door vuig belang, eene kwalijk gepaste eerzucht, of andere fchandelijkc oogmerken gedreeven, tot nog den ijsren fcheptér der Dwinglandij hebt gekust , en uwen nek vrijwillig hebt gekromd onder den voet der tijrannen , weest niet langer ilaaven uwer onredelijke inzichten! —— weest Batavieren! geniet voortaan dezelve voor- iechten, denzelven roem met uwe vrijheidminnende medebroeders! of zoo uwe zielen voor alle edel gevoel, voor de verrukkendfte denkbeelden onvatbaar zijn, verbergt u dan in uwe fchuilhoeken , onttrekt u aan het oog aller braaven, de trek van tegenswoordige grootheid en toekomend geluk , welke op hun gelaat zich vertoont, zou u meer kwetfen, dan de beet van een adder, met welk ondier gij u moedwillig gelijk ftelt; begrimt knerfctandend ons geluk , onze gevestigde Vrijheid, doch wagt u dezelve te willen benadeelen ; zij , wier zagte hand ons ftreelt, voert in die zelve hand den blikfem, welke u verpletteren zou. Maar gij misleide Landgenooten!' gij die alleen door onkunde van de waare gefteldheid der zaaken, en te weinig doorzicht in het belang deslie- * ven Vaderlands zoo wel als in de ftrafwaardige oogmeiken uwer verleiders, u mede tegen uwe patriotfche Landgenooten hebt verzet , hen als misdaadig befchouwd, blijft niet langer rampzalige wormen, welke in het verachtlijkst ftof kruipen, maar verheft u tot uwe eige waarde ! Gijlieden zijt menfchen, gij-» lieden zijt vrij ! Kan er nog de geringfte bedenking bij ulieden op-. A 3 ko»  C 6- ) Icomen, aan Welke zijde het recht zij? broeders! jaa wij, all« de waare beminnaars van het Vaderland, en deszelfs onfehatbaare ikans gevestigde Vrijheid, •noemen u broeders! laat u den g^vloekten blinddoek van de oogen fchcuren, dien blinddoek, door welken gij tot nog toe agterlijk zijt geweest, in het volbrengen van uwen pligt! neemt de hand van broederfchap aan, welke wij u ongeveinsd toereiken, en vereenigt, n met ons tot den opbouw van dien tempel van eer ïn voorfpoed, welker onwrikbaare grondïlagen, in fpijt van verbitterde tijrannen, docr de Godheid zelve gelegd zijn. Ik zal u, om u te overtuigen , thans niet inleiden in de oude gcl'chiedenisfen van ons Vaderland, welke geduurende de 1'tadhouderlijke regeeringen aanhoudende toneelen opleveren van overheerfching, van verraad, van famenfpanningen met eene onzen voorfpoéd vloekende en vertrappende Mogendheid, tot vernietiging van de bronnen van ons beftaan , van verkrachting van 's burgers onvervreemdbaare rechten, van moedwillige verwaarloozing van 'sLands zeehandel, van geduurige aangehitfie oproeren, plunderingen, en der ongehoordfte gewelddadigheden; even min wil ik ulieder oog vestigen op die tijden, in welken het ftadhouderlijk gezag vernietigd, maar de kluifters des volks, fchoon door 'e Lands voorfpoed en bloeijenden handel verguld, even knellende even wreed waren, en het woord burger-gezag een vloek was in het trotfche oog der alles overheerfchende Ariftocraaten. «— ïk wil zelfs u niet herinneren aan die gruwelen, welke zoo voor als naa den jongftcn Etigelfchen Oorlog zoo menigvuldig zoo fpreekende zijn geweest, dat het de onbegrijplijheid zelve is, dat gij niet met de fchaal van recht en waarheid geheel en al aan de zijde der patriotten overlloegt; maar wij ver-  ( 7 ) verzoeken u alleen uwe oplettendheid Vc bepaalen tot het eebeurde naa de Staatsomwenteling var. het Jaar 1787 én het geen thans naa deeze gelukkige Staatsmwnteling gefehied zij, en indien gij redelijk denkt, indien het u in waarheid te doen is , om wijzer en beter te worden, om nuttige leden van de Maatfehap» pij te zijn, dan zijn wij zeeker, dat gij de hand van broederfchap zult aanneerren. Naauwlijks waren de Pruisjifcht roovers in deeze Repub'iek gerukt, of niet alleen wierden de oorcn van elk inwooner vervuld door heclaf gefchreeuw van het opgeruid gemeen, van Orange boven! niet alleen Hoofde zich elk van uwe toen bovendrijvende partij af, om de patriotten de bitterftc laster — en fcheldnaamen te geven, maar ook was bijkans de geheele bende van Stadhouders — en Ariftocraatfchge* zinden eene bende ftruikroovers, plunderaars en baldadige moordenaars, welker woede en ziedende gram» fchap ontembaar was. De alom vervolgde patriot, die geene befcherming vond bij de wetten, welke men niet wilde handhaven, en geen toevlugthad dan tot God en zijn onichuldig geweeten, ftond als een weerloos lara in het midden van woedende, aangehitfte tijgers, wier ooi en voor de kermende ftem der onfchuld , en wier harten voor de infpraak der menschheid zelve geüooten waren, en erisnaaulijksch een voetftap gronds op onzen geheelen vaderlandfchen bodem , welke niet of met het b'oed der mishandelden of met de rampzalige ruinen van geplunderden is bevlekt en bedekt geweest; — hoe veel en onzer braaven zijn er niet, die daar door in de jammerlijkfe ellenden zijn gedompeld geworden, en tot op dit oogenblik daar van het fmertelijkst geheugen hebben. Indien wederwraak de patriotten bij deeze gelukkige omwenteling had bezield,- wat hadden dan hunne te-  (8) «egenpartijders, hunne verbitterde vervolgers, niette vreezen gehal! dan de patriotten zijn te ver- heeven, hunne denkwijze te edelmoedig, dan dat zij bij het leggen der grondftcenen van den Tempel der Vrijheid, derzelver glans door dergelijke wandaaden voor eeuwig zouden hebben bezwalkt! —— laat uw oog, uw, misleid oog, weiden over onzen gantfchen vaderlandfchen grond, en bezie of ergens iemand uwer een enkele traan heeft geftort, om mishandelingen aan zijn perfoon of bezittingen , door patriotten ge. pleegd! ■— hoor, of ergens een enkele jammerkreet desweegens opgaat! neen, de beminnaar zijns Vaderlands eerbiedigt de wetten, zoo wel als waarheid en menfchenliefde, vergelijk dan dit verwonderend doch pligtmatig gedrag der patriotten met de gepleegde gruwelen hunner tegenpartijders, de voorftanders van Oranje, en wij zijn ten vollen verzeekerd, dat gijlieden zoo wel als het geheel verlicht Waerelddeel, het welk met verbaazing en eerbied op de gebeurtenisfen deezer dagen ftaart, zult uitroepen , debeginfelen der patriotten zijn waarheid en deugd, de zaak der. vrijheid is de zaak der Godheid zelve , wie tegen haar aanfpant, zal vallen. Van dit Weekblal is in de- volgende Steeden een Bureau opgerich', als, te Amftcrdam bij M. Schalenkamp, te Rotterdam bij /• P. ven Heel, te Haarlem bij F. Bohn. te Leiden bij B. Onnekink 's Hage / C. Leev.vieflijn , te Amersfoort bij 11'. Pannckoek, en te W'erJen bij R. l'a'r.ig. kunnendede Boekhandelaars in de overige ftecden tot tlitgaave van hetzelve weekblad zich adresfecren, aan dcgenerale Bureau te f'trecht: Bij de i itgave van No 3. worden de leezers verzocht voor den tijd van 5 Maanden Inteteekenen, 't geen bij alle Boekhandelaars zal kunnen gefchieden. Geen Exemplaren worden voor echt verklaard dan die door den uitgeever zijn geteekend, zijnde te Utrjchtf/ Z9 #  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN; Ö o 0 R P. 'T HOE N. N°< 2. Den 17 Maart. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vryheiö. J^^iemand fraaakt het zoete van een gefchenkj ten zij hij zich kan verzeekerd houden, het zelve ten allen tijden te zullen blijven bezitten: hoe verrukkend dan ook het tegenswoordig genot onzer zoo gelukkig gevestigde Vrijheid voor elke edele gevoelige ziel zij, indien het gepaard zij met eene vrèeze, of ons lieve Vaderland dit onwaardeerbaar gefchenk zal blijven bezitten, is de vreugd van den beminnaar der Vrijheid merkelijk verbitterd; het is dus geen wonder, dat die van de ontzenuwde Oranjepartij, wier hart door de ondeugd zelve tot eene eeuwige woonplaats van haat en wraakzucht fchijnt gevormd te zijn, niets fpaaren, om in hunne laatfte ftuiptrekkingen alle hunne woede aan den dag te leggen, om onoordeelkundige Vaderlanders vrees in te boezemen, en de laurieren onzer ketens breekende helden met gal te befprengen. ■— Zoo zeer wij geneigd zijn, jaa reikhalzend verlangen , dat voormalige misleide burgeren zich gereed betoonen, om in alle oprechtheid ook de zaak der Vrijheid hunne zaak te noemen, om het oog afteB wen-  wenden van de plaats gehad hebbende fchéuringcn, en ijverig medetewerken, tot de volmaakte vestiging eener waare Republiek, in welk geval alle Vaderlanders geneigd zijn, om hen als kinderen eener zelve gelukkige moeder te omhelzen, zoo zeer hebben wij het onverzetbaar voorneemen, om. den tegen werkers, om den hatere'n onzes Vaderlands , welke zich nog tot hun onherftelbaar verderf in den boezem deezer'" vrije Republiek verfchuiler,, het hoofd te bieden: hebben wij geere zwarigheid gemaakt, die rampzaligen en hunnen gebieder, den Stadhouder, in hun godloos opzet te keer te gaan , toen de laffe zegete* kenen van zijn willekeurig gezag elk in de oogen fchitterden , toen zijn wil nog het roer van Staat was, en de wetten zeiven op zijnen duim draaiden, wij zullen thans, nu zijn ijsren fchepter voor eeuwig is veibrooken, nu niemand meer zijne ontfchakeide ketenen kust, dan een verachtlijk hoopje voormalige werktuigen zijner heerschzucht, nietvreezen voor hunne , op *s Lands gevestigde Vrijheid in het duister afgefchooten pijlen, maar dezelve op het fchild eener beweezen waarheid, op hunnen eigen vergalden boezem doen te rug fluiten. Die Aterlingen, voor welken de teekens der Vrij. heid allerweegen opgerigt, niets zijn als booden des doods voor hun vernietigd gezag , zij, in welker ooren het vrolijk gejuich van de zoonen der Vrijheid verfchriklijker is dan de ratelendfle dondcrllagen, onderwinden zich nog hunne afhangelingen te vleijen, en d2 voorfranders der Vrijheid, welke zoo ligtgeloovig als onkundig zijn, vrees inteboezemen, met re zeggen, dat weldraa de geplante boom der Vrijheid allerwegen zal uitgeroeid zijn , en de Nat'oraaie vlaggen en cocardes zullen afgewitfild worden voor de hatelijke Oranjevlaggen en ftrikken. Zij ver-  c « y verzekeren, dat de Pruisfïfche troepen ir> zulk eer.e ortza: gelijke menig e aanrukken, dat weldraa alle de ■ Franfche troepen uit deeze thans vrije Republiek zullen verdreewn zijn, en de zetel van Oranje, wel" draa wederom uit deszelfs veibnjsfelden 1'taat zal opgebeurd en herfreld zijn. .., Rampzalige beuzelaars! verdigters en daarftellers „ van onmooglijkheden! gaarn gelooven wij, dat dit ,, de wemch van uw wrokkend hart zijl gaarn geloo„ ven wij, dat de wanhoop u zoo ver heeft ver* ,, voerd, dat gij , om den ondergang van uw Va' derland en deszelfs Vrijheid te bewerken, als een „ bastaardkroost van den gevloekten Nero, gaarn zel,, ve de vlammen in deeze Republiek zoudt aanftee„ ken, die haar weldraa in een puinhoop zouden „ veranderen, veel eer, dan dat gij haare pas verkree„ gen Vrijheid zoudt eerbiedigen en toejuichen ; maar „ dwingt geene onnozelen aan uwe logentaal het oor „ te leenen, denkt dat de wraak der beledigde waar„ heid u op de hielen treedt!" Wij willen de waarheid geenfmts te kort doen, en {temmen toe, dat de Koning van Prui.fen zoo veel raagt als hij verzamelen kan, bij één trekt; dan het is klaarblijkelijk, dat hij die magt op zijne grenzen bij één trekt, om, zoo het mogelijk zij, z;j e eigen Staaten tegen eenen inval en voortrukking der overwinnende Franfche troepen te dekken; maar eens geffeld, die Vorst had het oogmerk om alles op te zetten, om zijnï zuster en gantsch het hatelijk huis van Orarje weder in dit ons Vaderland in hun geknakt gezag te herflellen, dan nog vragen wij, zou het mogelijk zijn , dat hem deeze dolle flap gelukte ? —— dit te willen beweeren , is de belagchlijkheid zelve. Om dit te bewijzen, zullen wij drie zaaken aan onze lezeren voordragen, die hen, zoo wij gcenfints B 2 twijf-  C 12 > twij ffelen, zullen'overtuigen, dat de vrees , welke men hun tragt inteboezemen, ongegrond is. Voor eerst, zullen wij aantoonen, dat de tegen de Franfche Natie faaraverbonden Mogendheden met elkander niet in ftaat zijn, om den throon der Vrijheid , aldaar gevestigd, eenigfmts te doen wanker len; dat zij alle te faamen thans te kleine, te nietsbeduidende weezens zijn, om een enkel blaadje van den boom der Vrijheid, aldaar geplant, te doen afvallen. Ten Tweede, dat, wil de Franscbe Natie haare verkrecgene Vrijheid op den duur en ongefchonden behouden, het voor al voor haar hoogstnoodig is, dat onze Republiek van den flaaffchen keeten der tegen de Vrijheid verbonden Dwingelanden ontfchaakeld, van alle overheerfching zoo van het Stadhouderlijk alg Aristocratisch gezag ontflaagen, en door de naauwfte banden van Vriendfchap en bondgenootfehap aan haar voor eeuwig verbonden zij. Ten D;rde, dat de Franfche Natie zelve hier van ten vollen overtuigd is, zo wel als de Nationaale Conventie , en daar van de doorilaandCte bewijzen geeft. Wij moeten, om de waarheid van ons gezegde aantetoont n, het gebeurde van het begin van deezen Oorlog aanftippen, en daar uit, door vergelijking van den toenmaaligen en tegenswoordigen ftaat van zakken; opmaakèn, of de Franfche Natie, en wij met haar, al of niet voor de tegen haar verbonden Mogendheden hebben te vreezen. Toen de Franfche Natie aan alle kanten haare pogingen tot vestiging haarer Vrijheid zag aangrimmen, en van rondom een verfehriklijk onweder zag famentrekken, om op het onverwagtst boven haar hoofd tiitttberften en haar te verpletteren, zag zij zich gedwpnen, om, of laf haitig haare moedige onderneemingen»  C 13 ) gen, tot nu toe in Vet werk gefield, te laaten vaaren, en voor haare buitenlandfche vijanden en binnenlandfche verraaders den nek te buigen, of om zelve haare vijanden aantevallen, en veel eer kloekmoedig met den degen in de vuist te fterven, dan te wijken. Die moedige Natie, gefterkt door de rechtvaardigheid haarer zaak verkoos het laatfie, en verklaarde aan liet trotfche Huis Van Oostenrijk den oorlog, waar door zij zich te gelijk den gantfchen drom van tegen haar verbonden Mogendheden op den hals haalde, en aan alle kanten in het verfchriklijkst vuur wierd gezet. De Keizer, de Koning van Pruis/en, de Keizerin van Rusland, het geheel Duitfche Rijk, Spanje, Napels, Savoije, en weldraa ook Engeland, de Vereenigde Nederlanden, en , met één woord, bijkans geheel Europa zwoeren haaren ondergang of de verwoesting haarer nog in de geboorte zijnde Vri)heid * en indedaad de kundigfte Staatsman, zoo wel als de minst doorzigtige befchouwer der plaats hebbende gebeurenisfen van dien tijd, moest gclooven, dat de Franfche Natie, als een lam in het midden van grijpende wolven, weldraa het rampzalig ilagtoffer van den haat haarer magtige vijanden zou zijn, daar, naar eene Staatkundige berekening, één hunner genoegzaamfcheen, om haar geheel famenftel van Vrijheid-ademende doel-r eindens ter neder te werpen. De Keizer, welke nog maar weinige oogenblikkcn geleeden het uirgebreid Turksch Rijk had doen adderen, was gediend van een heir oude, geoeffende en aan het vuur gewoone krijgslieden, aangevoerd door oude, kundige bevelhebbers, welke in dien pa» afgeloopen oorlog de fehrik hunner vijanden , de bewondering van Europa waren geweest, Pruis- fen, gedugt door'een ntngtig heir, van al het benoo» B 3 'r dis*  C 14 ) digde tot derf oorlog voorzien, en ruim in zijne geldmiddelen, was meer dan eens de blikfem des oorlogs voor de groorfie Mogendheden van Europa geweest, en er was geene de minfte rede, om verzekerd te zijn, dat het die voormaalige veêrkragt zou verloo- ren hebben. Het gantfehe Duitjchs Rijk putte zich uit, om een leger ver boven zijne kragten te veld te brengen, en , om niets te zeggen van de Mogendheden van het Zuiden en van Italië, waren Engeland en Nederland naar oogenfchijn overwegende genoeg, om de Franfche Natie eenen gedugten knak toetebrengen. Men befcboüwe hier tegen het moedig, doch in veele opzichten ontzenuwd Frankrijk; deszelfs fchatkisten waren door een alles verwoestend Gouvernement zoodaanig uitgeput, dat eene fchandelijke bankbreuk meer dan ée.miaal als het eenigst middel .wierd befchouwd, om deszelfs geheelen ondergang te voorkomen, -r— Deszelfs geheele krijgsraagt beftonduit ruim tweemaal honderdduizend mannen, de nieuw aangeworven Eataillons daar ondergereekend, Welke naauwlijksch genoegzaam waren, om de grens-lieden tegen de van alle kanten aanrukkende vijanden te dekken. De oude kundige Generaals wa~en, zoo wel als die jongelingen, die de ftoogfte krijgsbedieningen niet om hunne bekwaamheid , maar om hunne geboorte , bekleedden, meest alle overgeloopen, en veelen nog der geenen, die bij het leger b'eeven, wierden na het afleggen van den plegtigiten eed , en het zuiveren der Armee, verraaders van hun Vaderland. De nieuw aangeworvene troepen waren niet alleen ■ aan het vuur ten eenemaal ongewoon, maar zelfs meestal onkundig van de geregelde manoeuvres der oorlogsbenden, zoo onontbeerlijk bij de minfte krijgsverrichtingen; aan alle kanten hoorde men de jammerlijkfte klagten opgaan van gebrek aan het benoodig- de  C i5 ) de tor den oorlog. -— Van binnen was het land vol van verraad en misnoegden , opgezet door den Adel en de Geestelijkheid, welke niets fpaarden, om zich in hun voorig gezag en grootheid ten koste der Volks-Vrij- heid en Volks-vooifpoed te herftellen. In den boezem der Volks Reprefentanten zelve heerschte niet alleen eene allés fcheurende verdeeldheid, maar ook een vernist verraad, het welk den naderenden vijand in de hand werkte. .Het Hof zelfs. de Koning en zijn aanhang, niettegenftaande de menigvuldige , zelfs van hem ongevergde , eeden op de nieu» we Conftitutie, fpaarde niets, om dé pas ontluikende Vrijheid den hartader aftef+ooten; zie daar den itaat van het toenmaalig Frankrijk. De Veldtogt wierd geopend, en de beginfelen der* zeiven fcheenen het algemeen gevoelen te bevestigen, dat de Vrijheid ademende poogingen der Franfche Natie weldraa in rook zouden vervloogen zijn. —— Dan deeze tegenfpoeden des oorlogs, in plaats van den moed der Franfchen nederteflaan, deed denzelvan met een dubbel vuur ontbranden, en toonde, dat de zugtvoor de Vrijheid alleen in ftaat is, omeen gantsch Volk in helden te hervormen ; men befpeurde het minfte teeken van vrees niet op het gelaat der Vrijheids-minnaars, en in plaats van eeoig gekerm te hooren , was de algemeene kreet: Overwinnen of flerven 1 Men was maar rlleen bedagt, om het gebrek aan geld, aan volk, aan wapenen, en aan krijgsbehoeften met allen mogelijken fpoed te vervullen, en weldraa viel men den reeds triumfzingenden vijand aan alle kanten en met zoo veel geweld aan , dat in Italië de boom der Vrijheid in het hart en in de voornaamfre plaatfen van 's Vjands land wierd geplant; dat Pruis, fen, naa verfcheiden zwaare verliezen , uit Champagne met fchande wierd te rug gejaagd, en zonder het ver • raad  ( Ifi ) raad van éénen verachtelijken Dumouriei allézijne niagt in (ie handen der Franfche helden zou hebben moeten overgeeven , of tot één toe fneuvelen,—. terwijl in denzclveh veldtogt de Oostenrijkers allerwegen wierden geüagen, en gantsch Oostenrijksch Vlaanderen en Braband wierden veroverd j en fchoon door het lafhartig verraad van Dumouriez de Franfchen dezelven wederom moesten ontruimen, waren hunne krijgsbedrijven over het algemeen zoo roemrugtig als fchandelijk en ruineus voor hunne menigvuldige vijanden. Laat ons nu weder eens den toéfland der beiden partijen na deeze gebeurenisfen opmaalcen. De Keijzer had een groot gedeelte van zijne uit« gezogtfte troepen verlooren, en moest dezelve nu weder aanvullen met nieuw aangeworven manfchappen, welke nimmer vuur hadden gezien ; zijne fchatkisten Waren grootcndeels uitgeput , daar hij den Oorlog moest voeren ver buiten zijn Land, zoo dat elk {tuk gefchut alleen van tranfport duizend guldens koste; bij zijne nog overgebleeven manfehap zoo aan den Rhijn als in Vlaanderen was de fchrik voor den vijanden als in het bloed geflagen, de magt van Bruis)fen was deerlijk geknakt, niet alleen zijn volk , niet alleen de Hertog van Brunswijk, die zag dat hij zijnen krijgsroem overleefde, maar zelfs de Koning decden duidelijk blijken, dat zij gaarn zich van de famen zweering der tegen Frankrijk verbonden Vorften wilden onttrekken, en het was alleen door geld, dat men hem tot verdere krijgsoperatien kon aanvuuren. —— De Duitfche Staaten fidderden op het denkbeeld var; het voortduwen des oorlogs, en wierden tegen zin en wil daar in verder voortgeficept. —- Gantsch Italië beefde voor de helden der Vrijheid, en ter Zee wierd de rijkdom van Engeland en Nederland dag aan dag in de  ( I? ) de Franfche havens gefleept, Alle de vijanden hadden dus eene andere gedaante gekreegen; hunne eerfte triuraphliederen waren veel al in klaaggezangen veran. derd,en zij, die het voor eene onmooglijkheid hadden gehouden, dat de Franfche Natie aan zoo veele magtige vijanden het hoofd kon bieden, hielden zich thans van het tegendeel verzeekerd. Geen wonder; want zoo zeer het aanzien en de magt der vereenigdc vijanden was verminderd en verzwakt, zoozeer waren die van;de Franfche Natie vermeerderd. — Die Generaals en krijgsbevelhebbers, welke het verraad nog in de hand werkten , waren ontdekt en geftraft; haare Armee, welke beftond meest al uit ongeoefende en aan het vuur geheel ongewoone krijgslieden, was nu een heir geoefende en in bloed'en zweet geharde foldaaten, die zoo min door menfehenkrachtcn te boven gaande ongemakken als door de bloedigfte gevegten van den oorlog waren afgefehrikt, en wier grootst vermaak het was, voor de Vrijheid van hun Vaderland te ftrijden; in plaats, dat bij den aanvang des oorlogs haare geheele krijgsmagt eeven tweemaal-honderd-duizend man fterk was, beftond nu dezelve, door de eerfte oproeping der jonge manfehap, uit twaalfmaal-honderd duizend mannen, jonge knaapen, wier bloed in de aadren kookten ; 1 haare geldmiddelen waren door de Nationaale goederen, die reeds duizenden en duizenden Milioenen hebben opgebragt, en nog meer dan tienmaal zoo veel zullen opbrengen, onuitputbaar geworden, zoo dat zij dit talrijk leger zonder eenig bezwaar des volks nog jaaren kan op de been houden. -— Haare zeemagt. welke in den diepst vervallen ftaat was, heeft eene aanzienlijke gedaante gekreegen, en is thans mcêr dan in ftaat, om aan die haarer vijande11 het hoofd te bieden. Het  ( i8 ) Het befchouwen van de gebeurenisfen en toeftand Van deezen nog voortduurenden veldtogt verzeekerr. eiken Staatkundigen, dat alle de tegen" de Franfche Natie verbonden Mogendheden tegen haar gereekend nu nietsbeduidende vveezens zijn, aan wien de afgeftreeden kling uit de afgematte handen valt, en wier nog overige krijgsbeweegingen niet anders zijn dan ftuiptrekkingen van eenen ftérvenden. De Keizer is afgemat, zijne legers hebben zoodaanige verfterkingen noodig, welke hij buiten fraat is aantevoeren; Pruisfen verzamelt zijne magt op zijne grensfen , alleen, (en wij kunnen dit met zekerheid melden) om op de verdediging zijner eige Staaien, of zulks nog mogelijk ware , bedagt te zijn, intusfchen dat dat Kijk de overwinnende Franfchen om den vreéde Smeekt, en daar toe reeds zijne afgezondenpn in Parijs heeft, fehoon dezelve tot nog toe niet veel daar in ilagen. Het Duitfclu Rijk begeert den vrcede met de Franfche Natie tot welken prijs het ook zij; Spanje ziet sijnen zete'. bijkans geheel omgerukt, en alom in plaats van de bloedvaanen der Inquilitie de Franfche Vrijheidsvlatgen pronken. —■ Italië wagt ridderend zijn lot uit de handen des overwinnaars. Engeland ziet zijnen zeehandel ten eenemaa! geftremd, zijne burgers verdeeld, en zijn throon zoodaanig Wankelende, dat er aan de om Vrijheid en vrcede roepende flegts een aanvoerder noodig is, om denzelven eensklaps te verbrijsfelen; dan liet ceen den ge- hee'len drom van teaen de Franfche Natie faamverbonden dwingelanden den hartader afl'toot, is'het verlies van onze Repbuliek aan den fchakel hunner verbindtenis. ■— Onze Republiek was voor hun niet alleen eenkrijgsmagazijn en eene ftapel ilaats maar ook eene oopen geldbeurs, tot onderfteuning van dit vloekverwantschap ; en de uitgeputte fchatkisten onzes Vaderlands, niettegenftaande de verdubbelde en buiteugewoone lasten der inwooners, bewijzen tot ons leedweezen maar al te wel, dat de onderdrukkers der Vrijheid de bloedzuigers van ons Nederland geweest zijn. Tegen dit atgemat, aanhoudend geflaagcn, en alom verjaagd hoopje vijanden , dit hoopje, het welk zich niet herfrelien kan, het welk niet alleen den bloem zijner krijgslieden , een groot gedeelte grondgebied , maar ook het grootfte gedeelte züner wapenen heeft verloaren , ftaat nu de' magt der Franfche helden, die volgens het rapport aan de Nationaale Conventie ee- claan  C 19 ) daan door de cnmmisfien, daartoe benoemd, zederd den tijd der belegering van Duinkerken tot nu toe van hunne vijanden tagtigduizer.d mannen hebben gedood, en een en-negentig duizend mannen hebben krijgsgevangen gemaakt, op hun driednizend en agthonderd ftukken kanon, negentig vaandels., zeventig duizend 1'naphaanen , negentien maal honderd duizend ponden buskruid , tweehondeid- en dertig Forten, en honderd-en festien Vestingen hebben veroverd , en zevenentwintig overwinningen , waar onder agt zwaare veldflagen , gewonnen hebben , zonder nog de wapenhuizen, magazijnen en ander n buit te rekenen. Die onverwinlijke zegepraalende Franfche Natie is zoo magt'.g en in krachten toegenoomen, als haare vijanden ontzenuwd; zijn , hebbende, niettegenftaande de nooit ophoudende gevegten, nog meer dan elfmaalhonderd duizend mannen te veld , welke in het vuur zijn gehard, geleid door bevelhebbers, welke zoo zeer bezield zijn met het edel vuur der Vrijheid als met eenen ontembaaren moed, en hebbende het krijgsgeluk als aan haaren onwinbaaren deegen gekluisterd, en nog binnen haare grenspaalen ruim driemaalhonderd duizend jonge helden , brandende van verlangen, om in den krijgsroem hunner broederen te deelen» en gereed, om op den eerften wenk ten ftrijd te vliegen, zonder te rekenen een heir gewapende burgeren, welke de bezettingen haarer Steden uitmaaken. Is het nu niet de belachlijkheid Z'-'ve, dat de onkundige, ligtgelovige Nederlanders zich vrees zouden laten inboezemen, als ol Pruisfen weldraa de Franfche helden uit dezeonze Republiek zoude verdrijven ? Die Prui fiche benden , welke fidderen op het gezicht van een Fransch krijgsheir, het welk gewoon is met den fabel in de vuist of met de bajonet onder zijne vijanden de fchrik en den dood te verfpreiden , —— het welk gewoon is, de geregeldfte lla^órdeningen in een oogenblik, onder het '^vreugdegejuich, Vive la Republiqiie! overhoop te werpen, en als verfchrikte lammeren, wijd en zijd verfpreid, voor zich heen te drijven? zeker hebben de faamverbonden Mogendheden ondervonden, wat een volk doen kan, wanneer het Vrij wil zijn: hebben zij, toen hunne magt meer dan genoeg 1'cheen, om de geheele waereld te dwingen, hunne overwinnaars in de Franfche helden gevonden, toen de Jfianfche Natie, door al het geen wij boven hebben'geYteld^ in vergelijking van de magt haarer vijanden , een enkel nwtfjtfeheen, wat zou~; den  C 20 ) den zij nu kunnen doen, nu de kans geheel verkeerd is, en de Franfche krijgsmagt tot dien hoogen trap is geklommen, van welken zij haare verbitterde tegenftreevers in den diepften afgrond heelt nedergeftooten. Nu gaan wij over tot het befchouwen van ons tweede lid, ramenliik de betoogtng, dat wil de FranJche Siine haaren verkreegen roem, voorfpoed en Vrijheid op den duur verzeekerd zien, het voor haar hoogstnoodig is, dat onze Republiek van den fchakel der dwingelanden ontkeetend blijve, en vooreeu* wig van alle overheerfehing, van welken aart ook, ondlagen zij. Dan de plaats ontbreekende, zullen wij dit in het volgend Nommer afhandelen. P. S. Naa het affchrijven van ditNommer, ontvangen wij eenen brief van eenen Utrechtfchen burger, welken wij zullen laten voorgaan, behelzende deszelfs gedachten over de ophanden zijnde ftemming der burgerijen. —- Wij zullen de nadere gedachten , welke ons over dit onderwerp zullen worden toegezonden, plaatfen, edoch, daar ors plan altijd gewccstis, om voortelichten, -en zoo mooglijk, te verbeetereu , maar nooit te verbitteren verzoeken wij, dat men ons zijne gevoelens niet met hatelijkheden, welke altijd verwijderen , en niets ter zaake afdoen, maar met de edele gevoelens van waare broederfchap en vaderlandsliefde toezende. Van dit Weekblad is in Me volgende plaatfen een P.ureaü opgerich', als, te Amfterdam bij M. Schalenkamp, te Rotterdam bi; D. fis, te Haarlem bij F Bo/w- te Leiden bij B. OnnMnjt 's Hage /. C. Leeuwcflijn, te Arrersfoort bij W. Panntkoik, te Delft M. Roeiofswe*rt , te Heusden G. Hageiinorn, te Goudi //. L van Hierna", te Sebiedam H Sweben , te Alkmaar / Hand, te Hoorn L. Vermande. te Woerden bij R. Paling, -Middelburg IV. /f Ketl, te Arnhem /. // Moe!emany te wageningen G. Wcsfeh, te Groeningen P- Doeltema, te Zwol F Clanent Deventer /. Katfenhèrg, en te Bodegraven Meijer^ kunnende deBoekhandelaarsin de overige fteeden tot f.irgaave van hetzelve weekblad zich adresfeeren, aan de generale Burean te ntrecht: Bij de uitgave van No- 3. worden de leezers verzocht voor den tijd van 3 Maanden Intcteekenen, 't geen bij alle Boekhandelaars zai kunnen gefchieden. Dit No. word \oqj? dj* ordinaire prijs uitgegeeven te Utrecht bii JLjT'/  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJR door P. 'T HOEN. A> 3- Den 24 Maart. 1795. Het Eerste Jaaii der Bataafsche Vryheid. Be volgende misfive, ons toegezonden zijnde, plaatfen wij, en laaten de /peiling, fchoon van de onze verfchillende, zoo als onze Correspondent die heef: gebruikt. WAARDE VRIEND! T _fi_n de Utrechtfche Courant van den 4. deezer/ onder het Articul Utrecht, gezien hebbende het Addres, door de.Patriottifche Collegien aldaar aan de Municipaliteit en aan het Commité van Waakzaamheid beide ingeleverd, en van welke de fpreuk Vrijheid, Gelijkheid, Broederfihan of de Dood, het fundament uitmaakt, onderih ik u mijne gedachten daaromtrend meede te deelen. De Leden dier Sociëteiten vatten, naar mijn inzien , niet de ware betekenis van die fpreuk; men ftelle nimmer Vrijheid voor Gelijkheid, om dat de mensch niet gelijk word door de Vrijheid, maar vrij is door de Gelijkheid ; de Gelijkheid is een onfeheidbaar eigendom van alle menfehen, die, in weikeu ftaat zij zich ook bevinden , door hen zeiven niet kan worden veranderd ; doch over zijne daar uit voortvloei ende Vrijheid kan de mencsh voor zig zeiven zelfs befchikken, en die ten opzigte* C va»  C ) tan zig zeiven aan zodanige bepaalingen overgeeven, als hij goedvind. Alle menfchen zijn dus gelijk, dan ook, wanneer zij zig tot eene Maatfchappij vereenigen ofvereenigd hebben, om dat zij als dan door de vast geftelde wetten elkander gelijk gebleeven zijn, en hier uit volgt dan ook , dat geenen, dan de wezentlijke in gelijkheid ftaande Ledematen van zulk eene Maatfchappij, tot het veranderen of bepaalen der wetten, kunnen toegelaten of bevoegd geacnc worden, om dat, zo als het vast gaat, de hoogfte magt in zulk eene Maatfchappij berustende in den boezem van het gelijke en vrije Volk , dat Volk uit geene andere Leeden kan beftaan, dan uit zodanigen, die eenen vrijen wil hebben, en niets daar in bettist kan worden* dan doorzodanigen, welke ten tijde der beflisfing van de volkcomene uitvoering van dien vrijen wil kunnen gebruik • maaken. Een onmondige dus, die niet alleen volgens de Maatfchappelijke wetten, maar zelfs volgens die der Natuur, de beftiering van anderen benodigd heeft, en dus tot eenen «eekeren ouderdom zijn eigen meester niet is. kan ook niet geacht worden eenen vrijen wil te kunnen uitbrengen omtrend het algemeene welzijn der Maatfchappij, welke hem zelfs onbevoegd reekent, zulks omtrend zijne eigen bijzonderezaken te kunnen doen. Hier door echter verliest zodanig een niet het regt van Gelijkheid of Vrijheid: beide zijn en blijven hem eige ; de uitoefFening daarvan alleen blijft opgefchoit, tot hij in den ftaat geftèld is van daarvan gebruik te kunnen maken. 't Geen hier ten opzigte van onmondigen waar is, is ook waar ten opzigte van hen, welke met betrekking tot de overige Leden der Maatfchappij niet kunnen gezegd worden, zig in eenen ftaat van onafhankelijkheid te bevinden : bij voorbeeld de zodanigen, die zig vrijwillig aan anderen om beloning verhuureru en dus niet kunnen gezegd worden eenen vrijen wil te hebben, of ten opzigte der Maatfchappij eeven onaf hankeliik te zijn als zij, in wier dienst zij zig vrijwillig hebben begeeven. Dit zelfs volgt uit de Vrijheid, welke uit de Gelijkheid fpiüit, dewijl alle menfchen gelijk gebooren ook tot dezelve Vrijheid gerechtigd zijn, msar welke Vrijheid een ieder hunner de meester is voor zig zeiven geheel te behouden, of. naar mate zijne bijzondere omftandigheeden zulks hem doen gerade worden, de uitoeffenirig daar van, voor een wijt tijds, te ftaaken. Deeze vrijwillige affïandis dus eene daad van Vrijheid, en hij blijft daarom niet minder tot de Vrijheid gerechtigd , en op dien voet kan de Vrijheid wel degelijk plaatshebben onder hen  ( *3 > hen, die geweigerd worden voor een tijd, nsar de omftan* digheeden , waar zij zig in bevinden, fïemrecht te hebben. De Gelijkheid beteekent zeeker, dat er geen onderfcheid onder de menfchen moet gemaakt worden, zonder onderfcheid var: watcondiiie ofvermogen zij zijn ;ziüks ftaat vast ten opzigt van de rechten daar uit voortvloejende, maar seenfints metopzigt tot de uitvoering dier rechten. Bij yoorbeHd,de zoon van een rentenier en de zoon van een bedelaar worden gelijk gebooren, dat is, dat beide gelijke betrekking hebben op de uitoefening van alles, wat de Maatfchappij aan haare Ledematen toekent. De eerde is niet meer dan de laatfte tot ftemgevingin de Maatfchappij gerechtigd: hier in ftaan zij volmaakt gelijk; maar de laatfte zig in de omftandigheid bevindende van vrijwillig in een anders dienst zig te begeeven, en de eerfte in die van op zig zeiven te kunnen ftaan, zonder van anderen af hankelijk te zijn, zo houd hunne gelijke ftemgerechtigheid niet op, om dat er eenige ongelijkheid van ftaat in hun beftaan is, maar om dat de een het recht van vrijwillig die ftemgerechtigheid uit te oefenen heeft verkoozen op tefchorten tot tijd en wijle zijne omftandigheeden hem van zijnsgelijken weder hebben onafhankelijk gemaakt, als wanneer hij weder met de, eerfte en alle zijne andere vrije Medeburgeren tot de uitoefening zijner ftemgeeving gelijk ftaat. Het is dus geen onregt, dat de Studenten, offchoon Cives Academici ('t welk doch reeds een vergun-ftaat der Maatfchappij zelve is,) geen ftemgerechtigden zijn, integendeel , zij kunnen nimmer zelfs uit dien hoofde daartoe gerechtigd geacht worden: de Academie is eene inftelling, die door de Maatfchappij word daar gefteld, en aan de Maatfchappij ondergefchikt is ; zij, die daarop onderwijs genieten, ftaan onder de'befcherming en beftiering der Maatfchappij; het zijn, om zo te fpreeken, de aankweekelingen der Maatfchappij, jongelingen, voor wier opvoeding de Maatfchappij zorgt, en over welke, als't ware , de Maatfchappij openbaare voogden (Curatores') heeft aangef'eld; met wat recht dus zouden deezen ten aanzien der Maatfchappij kunnen geacht worden ftemgerechtigden te zijn, daar de Maatfchappij hen zelfs als onmondig befchcuwt en voor hun onderwijs zorgr. Men bekommere zig niet, waar die braaven {temmen zullen, wanneer zij tot het uitoefenen van dat recht het behoorlijk vereischt wordende zullen hebben; niemand zal hun dan hun ftemrecht betwisten ; maar er legt de Maatfchappij ten hoog ften aan geleegen, dat zij daar ter plaatfe fteramen, alwaar zij gehouden worden, daartoe geC a redt-  ( *4 ) rcehtigt te zün : en zij kan geenzins dulden, dat ieder ftemme, daar 'them lust; —. zulk eene wijze, wel verre yan te ftrekken tot handhaaving van Gelijkheid en Vrijheid , zou den. weg banen tot ongelijkheid en overheer-. fehing, wijl o.p zodanig eene wijze weldra een eenig burger, op ondcrfeticide plaatfen, zijne ftem ook op eene en dezelfde voorge(lelde zaak zoude kunnen geeven, en men zig zoude bloot ftellen, om weldra door soortgelijke orgciegeldhee Jen de gelijkheid van (lemming aan de gevaarlijk;;e gevolgen te zien blootgefteld. Maar hot dog kan het de Collegien noch meer ter harte caan, dat die van den armen bedeeld worden,. niet zouden mogen fteramen. ' God heeft zeeker den mensch gelijk gefchapen; het is zeker de i'chuld van zommige armen niet, dat zij zo jecl niet hebben als de rijken Het is ontegenfpre- 1 enjk. ongelukkig genoeg voor fommige hunner, dat zij 10 dit tijdelijke van alles gebrek hebben, daar anderen in overvloed leeven; de Gelijkheid en Broederfchap, onbeftaanbaar zonder Menschlievendheid, lecren ons die ongelukkigen te onderhouden, op dat zij niet van honger en kommer vergaan. — Te regt daarom moet men hen niet alleen beklagen, niet alleen medelijden met hen nebben, maar men moet hen te gelijk onderfteunen: ,, en wel vene van hen daarom van de rechten van het meuschdom te verftooten, moet men zorgen dat zij daar* ÏJiJ ten hoogfte bewaard blijven; clan dit laatfte beftaat geenzins, om hen, in die ongelukkige omftandigheid ben belang bij het algemeene welzijn, dus kan zich niemand ontrekken, om het zijne tot bevordering daar van toe te brengen. Het komt er dan nu maar op aan, langs welk eenen weg men daar toe zal geraaken. Een ieder zal met ons geredelijk moeten inftemmen, dat verdeeldheid ons Land bedorven heeft, en dat door die zelfde verdeeldheid het Volk nimmer is kunnen ge« raken in het bezit van zijne rechten, zoo onaffcheidbaar van zijne onafhankelijkheid : dat bij verwisfeling de eene partij boven de andere zeegenvierende, fteeds onderdrukking bij de eene, misnoegdheid bij de andere geheerscht heeft, en dat het Volk, altijd in de onzeekerheid geflingerden medegefleept, zich nooit heeft kunnen vereenigen ,' om door het uitoefenen van zijne oppermagt en door het daarftellen van zijnen wil, alle partijfchap uit het midden der Maatfchappij te verbannen, en een beftie r te vestigen, welke op gelijkheid gegrond, voor altijd de heerscheugt, voortfpruitende uit het onderfcheid van invloed en flaaten, zoude magteloos gemaakt hebben, om het hoofd weder op te beuren: dit toegeftemd wordende, zal men niet minder moeten erkennen, dat de fteeds voortgeduurd hebbende partijfchap in ons Land voornaamelijk ook daar uit is gaande gehouden, dat in geene omftandigheid ooit men oprechtelijk beijverd heeft, zich onderling tot s' Volks gelukftaat te verftaan, maar dat de bovendrijvende partij, om haar bewind ftaande te houden, zich altijd heeft toegelegd, haare tegenpartij onder te houden, door alle middelen, die dwang en geweld aan de hand geven, waar door de misnoegdheid bewerkt, levendig en werkzaam gehouden is: het Volk en deszelfs waar geluk kwamen zelden of nooit in aanmerking, offchoon de ijdele klanken van deszelfs geluksbevordering, handhaving zijner rechten en Vrijheid, fteeds gehoord wierden, en tot een momaanzicht ftrekten van hen, die zich daar agter ver- fchoo-  C 39 ) fchoolen: intnsfchen vroetede de onderleggende partij,' om de fundamenten les te rukken, waarop den zetel der bovendrijvende partij fteunde, en deeze ter neder ploffende* bleef weeder geen werkelooze lijder in haaren onderdrukten toeftand» —— Het is dus in één woord, de eene partij altijd geweest, die haaren eigen val bewerkte door aan de andere de middelen daartoe, door eigen gedrag, te verfchaffen; door en onder deeze folteringen zijn de zoo onbegrijpelijke bronnen, die's Volks voorfpoed en heil zoo zichtbaar moesten bevorderen, zoo niet geheel uitgeteerd, ten minfte zoodaanig verlamd, dat al deszelfs vêerkragt zal benodigd wezen, om die weeder te openen , en in haaren vrijen loop te herftellen. Alle deeze voorbeelden, op de onwrikbaarfte waarheid fteunende, moeten het tegenswoordige geflagt voorzichtig maken, enzodaanige middelen doen in het werkftellen, waar door niet alleen de Gelijkheid en Vrijheid ingevoerd, maar op duurzasme gronden gevestigd, het erfdeel kan blijven van het laatfte nageflagt. De wijze, op welke de omwenteling is bewerkftelligd, en tot dus verre voortgezet, moet in ieder gevoelig hart, de zuiverfte dankbaarheid ontvonken voor hen, die dezelve uitgevoerd en beftierd hebben. De menschliehevendheid, de edelmoedigheid, die dezelve alom hebben verzeld, is een verfchijnzel, 't welk nimmer bij eene omwenteling, niet alleen hier te Lande, maar in geheel Europa, is gezien geworden , en moet- dus een iegelijk overtuigen , dat het oogmerk, waar toe die moet dienen, niet minder edelmoedig en menschlievend is. ——. Nergens heeft dezelve één druppel bloed doen vergieten ; -— geene wraak, geene partijzucht heeft ergens den mensch onteerende fchouwfpeelen van vervolging aangerecht; in tegendeel, zij zelve, die het ceste- zich van voorgaande beledigingen te beklagen hadden, kebben de hand van Broederfchap aan hunne beledigers E a toe-  C 4© ) toegereikt, en zouden zeeker niet minder groothartig, zoo zich hier of daar een onbezuisden derzelver perfoneele veiligheid of de zeekerheid hunner goederen had willen aanranden, hunne befchermers geworden zijn; —— vyie kan, wie zal uit zulk eene edelmoedige denk- en handelwijze iets anders befluiten , dan dat het groot oog. merk der vrienden van Gelijkheid en Vrijheid is, alle partij fchap te vergeeten, en den grond , om dezelve geheel uit te roeijen, op de beste wijze, te leggen ? en wie, ó mijne Landgenoten! is er onder ons, die zulke blijken van edelmoedigheid ziet, en niet zou worden opgewekt, om erkentelijk het; oogmerk daar toe te helpen bevorderen? wie, hij moge gedagt hebbe hoe, hij wil, zoo hij maar fteeds met de zucht tot bevordering van *t heil der Maatfehappij is bezield geweest, voelt zich daar door niet opgewekt, om deeze loffelijke en den mensch zoo vereerende poogingen met alle zijne vermogens te helpen onderfteunen ? Beledigers of beledigden! hier ziet gij een toneel geopend, waarop gij beide de grootmoedigfte rol kunt fpcelen, en aan het tegenwoordige en toekomende gellagt toonen, wat Gelijkheid vermag, wanneer het menschdom het waar gevoel van zijnen heerlijken ftaat ontwaart, en die rechten uitoefent, hem door God alleen gefchonken, en door welke hij beantwoord aan het groot oogmerk zijnes Scheppers! Dat dan de eerften door de zoo zeer doordraaiende edelmoedige handelwijze der tweeden overtuigd werden, dat de edelfte grondbeginzelen hen bezielen laaten zij uit die handelwijze leeren, dat alle bijzondere wraaklust uit hunne harten verbannen is, en zij geen ander oogmerk hebben, dan door het daarftellen van eene volftrekte vergetelheid van alle het voorgegaane , geene hoope aan die vervaarlijke tweefpalt, die de Natie te gelijk onteerd en ongelukkig gemaakt heeft, willen overlaten, om door m;;noegdh.id a.ingevuurd, im-  C 41 ) immer of ooit het hoofd weder op te beuren. "Laa- ten zij te gelijk befelTen, dat menfchen langs zulk een edelmoedig en voor de Natie in't algemeen bewonderenswaardig gedrag, geen ander doelwit kunnen hebben , dan eenen aan dezelve edelmoedige denkwijze geevenreedig- den gelukftaat in de Maatfchappij te vestigen. Laten zij voor al zich wagten, om gehoor te geeven laan de inblazingen van eige belangzoekers, als of dit edelmoedig gedrag aan zwakheid of vooruitzicht van onbegaanbaarheid alleen zoude toegefchreeven moeten worden Laten zij inzien, dat wanneer de Volksvrienden hadden voorgehad, zich de omflandigheden ten nutte temaken, om zich te wreeken, of met eens anders eigendom zich te verrijken, zij bij de eerfie verwarring hunne wraak gekoeld en ruim fchoots het tweede zouden hebben kunnen voldoen. Laaren zij vooral;de zulkcn niet blindelings geloven, welke, om de vervloekte tweefpalt, door misnoegdheid en wantrouwen te zaa'jen , fmeulende te houden, hun Hechte indrukken zullen zoeken te geven van het geene is en nog ftaat te gefehieden met de gevolgen van dien: zij bereekenen nimmer raar het geer re geweest is, het geen worden moet, maar dat zij zeiven onderzoeken , of 't geen te gebeuren ftaat niet gefchikt is, om't waar geluk van 'c gezamenlijke Volk en van ieder bijzonder lidmaat van hetzelve te bevorderen , en te vestigen; dat zij dit doen met onvooringer.omenheid; dat zij dit doen met verzaaking van al'e uitzichten tot eigenbaat, en dat zij als dan hun gevoelen bcpaalen, om als een eerlijk en trouw burger, daar toe opgeroepen wordende, hur.ne vrije denkwijze te kunnen uiten, doch dat zij tefïens onder het oog houden, dat zij maar • eene ftem in de Maatfchappij hebbende niet gerechtigd zijn, de menigte tot het aai.nemen van hun gevoelen te dwingen, maar verplat zijn, die van de meerderheid te eerbiedigen en zich daar naar te gedragen,, zonder dat P 3 het  C 42 ) het iemand geoorloofd zij, 'zich daar tegen te verzetten, of zijn bijzonder gevoelen tegen dat van het algemeen te tragten te doen gelden; dan houden wij ons verzeekerd, dat een ieder weldra de redelijkheid der Vrij. heid, en 't waare heil der Gelijkheid door de ondervinding geleerd hebbende, zoowel de zuivere gevoelens der bewerkers als de volzaligheid van het bewerkte zal erRennen, onderfteunen en eerbiedigen. Maar is zulks het ph'gtmatig gedtag der eerften, dan moeten ook de tweeden, (de beledigden namelijk) in 'talgemeen en in *t bijzonder, van die reeds zoo glorierijk betoonde edelmoedigheid geen duimbreed afgaan; de geringfte afwijking daar van kan de doodfteek aan 's Volks gelukftaat toebrengen: dat zij uit de reeds zoo veel goeds bewerkt hebbende edelmoedige handelwijze leeren, dat hunne Landgenooten door gevoeligheid bezield worden; —«•laaten zij overtuigd blijven, dat door alom te vreedenheid en vergenoegdheid te planten, het misnoegen het zeekerfte word uitgedelgd ; dat vergeeven en vergeeten de pligt van ieder fterveling en het zeekerfte kenmerk is van een vrij en menschlievend Volk, en dat, volgens hunne aangenomene grondbeginzels, niemand in de Maatfchappij het recht heeft, zich zeiven recht te verfehaffen; ■—. niemand hunnerverlieze ooituithetoog, dat de algemeene en bijzondere vervolging, welke zij hebben moeten ondergaan, juist het middel geweest zij, welke hunne eenheid en genoegzame fterkte gevormd heeft, om weder, niet tegenftaande alle tegenweer, in hun Vaderland te keeren, en aan allen zonder onderfcheid Gelijkheid en Vrijheid te fchenken. — Doch boven algedenke eenieder, dat zoo alle Ingezetenen aan hunne edelmoedigheid het behouden zijner veiligheid heeft toegekend , bet geheele Vaderland, dat is het gezamenlijke Volk, de voortduring daar van voor het vervolg van hen vordert; men denke niet, dat ik edelmoedigheid met  C 43 ) tnet zwakheid verwarre, dit zij verre; — de omwente» lirg is daar; de geheele Natie ziet tot welk een einae dezelve moet ftrekken, en binnen kort ftaat het geheele Volk die regeeringsform daar te ftellen, welke het overtuigd is , dat deszelfs onvervreemdbare rechten van Gelijkheid en Vrijheid vordere n, en ter eeuwige duurzaamheid zal bevestigen; zoo men dus teegen zoodaanlge leden der Maatfchappij, welke zich tegen de als dan met algemeene toeftemming bepaalde inrigting verzetten, of die heimelijk belaagden, die zelfde zagtmoedigheid, welke de edelmoedigheid thans gebied, omtrend de tot hier toe anders gedacht of gehandeld hebbende uit te oefenen, zoude willen beezigen, zoo zoude zulks wel verre van edelmoedigheid, wel verre van langmoedigheid, eene onvergeevelijke zwakheid en plichtverzuim zijn, en het geheele Volk zoude te regt de zodaanige als meedeplichtigen aan het verzuim van het algemeen belang befchuldigen. —- Jaa waare Vaderlanders! Vrienden van Gelijkheid en Vrijheid! gij alleen hebt den grondflag gelegd, waarop het algemeen geluk fiaat gevestigd te worden: dezen bodem hebt gij niet geheid in het bloed uwer Landgenoten ; zij kenfehetst haaren aanvang door geene gruwelen; menschlievenheid had het plan geteekend, broederliefde heeft het uitgevoerd ; voor u verdween, en moet verdwijnen alle verdeeldheid, alle partijfchap ; door u vyord het ganfche Nederlandfche Volk maar één ligchaam, één huisgezin, en die vijand is van deezen moet den vijand van allen zijn: Waakt! Waakt! dus gij allen, die u beroemen moogt, iets tot dat groote werkte hebben aangebragt! dat niemand uit eenig verkeerd begrip uwen edelmoedigen arbeid bevlekke ! —- thans hebt gij reeds de erkentenis uwer Landgenooten u verzeekerd, laat de nakomelingfchap nimmer ander gevoel van u en uwe daaden hebben, maar laat die tot in het laatfte nageflagt u kunnen zeegenen, en zich beroemen, een geluk te bezit-  ( 44 ) zitten, rlat gij hebt weeten te vormen, en te doen voortduuren: Hier toe is het niet alleen uwen pligtte waaken tegen het geene ik zegge, maar gij moet ook waaken tegeii uwe ëigfe zwakhéeden; zij die ooit zullen tragten uwe gelukftaat te veranderen, zullen tragten uwe éénheid uwe te vreedenheid te ondermijnen , en tegen twee- dragt en omevrcedeuheid is niets beftand. Zij dus, die u naijver tegen uwe Meedeburgeren of misnoegdheid zullen zoeken in te boezemen , zijn het, op welken uwe waakzaamheid zich het fterkst moet bepalen; tegens openlijk geweld zult gij genoeazaamverzêekerd zijn door de magt, welke gij aan de door u zelve verkooren vertegenwoordigers zult opdragen, en door die, welke een eendragtig Volk onraisbadr'bezit; het is dus niet langs dien weg, datuwebelaagersu zullen overva'ieii, maar door u heimelijke lagen teleggen, zullen zij tragten u tot uwe eigen vernietiging werkzaam te doen zijn. Waakt! Waakt dus tegenal wat tot het voeden van die verreerende mohftè'rs van alle Maatfchappijen kan aanleiding geven; zulks doende, zal uw gelukftaat onwankelbaar zijn. Ziet daar de plichten, welke het mij voorkomt, ons allen opgelegd te zijn ter betragting, pligten,' die des te neiHgcrzijh; daarzij het geluk van een gantsch Volk moeten bevorderen-, pligten, zoo gemakkelijk op te volgen , daar zij demenschlievendheid tot grondflag hebben ; maar zullen wij die gëzamenttijk betragten, dan moeten wij eensgezind zijn, en zullen wij eensgezind zijn, dan moet alle oorzaak van misnoegdheid worden voorgeko» men. Laat ons hem niet benijden, die door's Volks keuze m bedieningen gefield word, en eene aan zijné werkzaamheid geeyenreedigde belooning geniet, doch Iaten wij ons vooral herinneren, dat al ht't gemis van Wacreldfehe grootheid doch eenmaal zoude gek'oomen zijn voor' het aahfehijh van datalgoede Weezen, hetwelk geen onderfcheid in 't fchepze! zijner handen maakt. Dan zal eendragt ons Land vervullen, de Gelijkheid zal de Vrijheid, uit haar voortfpruitende, ftaande houden, en de Vrijheid zal een ieder onzer in zijnen kring gelukkig, voorfpoédig en gezeegend doen zijn. Dit is het gevoelen en den wensch van uwen heilwenfehenden broeder en meede^ burger. M. Vrij Burger. Utrecht den 15 Maart 1705. Dit weekblad word s' waeklijks a 11 Stuiver uit-egeéven te Utrecht bij ff „ 3  D E NI Eü WÉ POST VAN DEN N E D E R - R H ij N. DOOR P. ' T HOE N, 2V». 6. Den 14 April. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. MEDEBURGER POST! Kr J_y( eem het mij niet kwalijk Postje! dat ik u ook eens een lettertje fchrijf, en wel aan u, die zeker thans wel zoo veel correspondentie zult hebben, dat een arm eenvoudig boertje als ik ben wel met zijne klompen van het ijs kon blijven; maar wat fchaad de zorg, zei mijn oud overgrootvader, toen hij een dood paard vastbond; fraaakt mijn briefje u niet, gij kunt het ter zijde leggen, en leeven er mede, krek als ons voorige regenten met de verzoeken der burgeren; verftaa me wel, ik meen geen oranje- of foopjes-requesten, want kijk, diefmaakten als zuiker, maar die requesten, bij welke de burgers om rechten en privilegiën, en dergelijke wisjewasjes verzogten; die arme onnozele halsjes, zij, die zoo veel wilden weeten, wisten dan nog niet, dat de burgerrechten bij die groote heeren net wierden gelijk gefteld én befchouwd als het wild, waar op niemand dan zij eenig recht hadden. Maar halt, ik zou zoo wel glad van mijn ftuk afraaken; maar toch, eer ik ter '4ask kom, moet ik u nog wat zeggen, dat is maar één F woord»  ( 46 3 Woordje over net woord Medeburger aan het hoofd vaa mijn brief, in plaats van het gewoone Mijn Beer; ik heb dat gedaan, om dat onzen dominé zegt, dat dat thans zoo de mode is, en zoo ook moet zijn, om dat «en vrij mensch geen heer kent dan God ; nu de man kan gelijk hebben, ik verftaa mij daar zoo niet op ; en misfchien zitten er thans wel meer dan één op het kusfen, die het woord Burger of Medeburger zoo mia verftaan als ik, en het mogelijk niet zullen verftaan, al regeeren zij zoo lang als de patriarchen; en geen wonder, men heeft mij wel verteld, dat dat woord in vroeger tijd een fchriklijke vloek was, en de kinderen van de groote heden omwent van de wieg afleerden, dat het woord Burger net de zelve betekenis had als het woord canaille; ten minften zoo heb ik wel gehoord; —« maar laat ik nu maar eens vlak op de zaak vallen. Schrik niet, burger Post! ■—«- ik ben van ouder tot ouder een prinsman, —— een oranjeklant; misfchien plakt ge, op 't leezen van deeze rondborftige belijdenis, mijn brief zonder veel complimenten in het vuur; patiëntie , dan zijt gij van verder te leezen en te beoordeelen bevrijd; ik herhaal het nogmaals, ik ben een oranjeklant geweest van kindsgebeente af, en ik ben het nog, —— en denk het met uw verlof te blijven. Om uw bloed echter weêr wat te doen bedaaren, moet ik xi zeggen, dat ik nog al niet van het ergfte foortben; ik verfoeij de plunderaars, een lugrig oranje boven! —• kijk, dat kan er nog zoo eens door, wel te verftaan, onder de oude conftitutie, maar daar mede bafta! ook lees ik uw post, en wel zoo vlijtig en met oplettendheid als de beste patriot; — ook moet ik u maar rond uit bekennen, dat gij mij ten vollen overtuigd hebt, dat de zaak van onze oranjelieden, op den keeper befchouwd , geen pijp tabak waardig is, en dat de denkbeelden der patriotten niet anders zijn dan waarheid en liefde voor het  ( 4?) het Vaderland; en met dat al mijn goede man! ben ea blijf ik een oranjeklant. Ik zie u van verwondering een gat in de lucht flaan, daar onze vloot dwars dooi- zou kunnen zeilen, wel vertornde als zij zeilreê lag, en hooru bij voorraad al vra« gen , „ kaerel zijt ge ftapelzot ? gij zijt overtuigd, dat de ,, zaak der patriotten zoo zuiver is als het licht, en nog „ blijft ge de oranjepartij aankleevenl —— wat rede „ hebt ge daar voor ? " ó die zal ik u kort en goed zeggen; mijn vader heeft mij de cijfterkunst laten leeren, die kunst verftaa ik zoo in den grond , of ik al mijn leeven een rentmeester van de domainen van onzen Wil' lem den Vijfden, of ten minften 30 jaaren thefaurier van de Generaliteitskas geweest was; en kijk, omdat ik cijfferen kan, blijf ik prinsman, kort en goed. Laat ik u maar uit den droom helpen, want gij zoudt in mijn brief zoodaanig verwarren, en er zoo min uit kunnen komen, als of gij de boeken van de overleeden Admiraliteits-Collegienmoest naarzien. — Hoor dan \ toen voor de omwenteling van het Jaar 178?. de patriotten baas waren, gaven onze oranjeluidjes geen krimp, het leek er niet naa; ons volkje zong niet alleen lustig oranjeliedjes , dat het klonk, vermaakte zich niet alleen met vivat oranje! en zoo voorts te roepen, maar klopten de arme patriotten, niettegenftaande die gevvaapend waren, hier en daar dugtig af; meenig patriot wierd tusfehen vinger en duim naar de oudvaders gezonden; ■—• en kijk dat was nog maar poppefpel, want op fommige plaatfen plunderde men de arme patriotten zoo naakt uit, dat zoo Job nog geleefd had, hij zou op zijn misthoop zittende nog alle zijne zakken rond hebben gefchraafeld, of hij niet hier of daar tusfehen de plooien nog een dubbeltje voor die arme halzen had gevonden. — Dit gefchiedde zelfs in fteden en plaatfen, daar patriotfche regeeringen waren; en wat was het gevolg van die grapF 2 jes,  C 48 > jes ? dat men hier en daar placcaaten of publicaties maakte tot behoud der rust, die van zoo veel' kragt en gezag waren, en zoo flipt wierden gehandhaafd, dat men met voile ruimte kon zeggen, dat het geld van papier en drukloon in het water was gefmeeten. — Wat gebeurde er op het bekende Nicolaaspretje in den Haag ? —_ niets. 1 Wat was het gevolg voor de oproermaakers van Rotterdam, welke de burgerwagt aantasteden, en dagten te masfacreeren? -,— niats. —• Wat flraf oefende men over die oproermaakers, welke voor [hadden de Peprefentanten des Volks in 's Hage, bij het doorrijden dooi- cje zoogenaamde Stadhouderspoort omtebrenget», en op de daad wierden gegrcepen? ■—— niets za-maakers en plunderaars waren of niet, wier¥ 3 den  ( 50 ) den terftond met hunne posten en ambten begiftigd. -*— Kijk burger Post! zoo ging het. Dan naa zeeven jaar tijds komen ons daar maar zoo eensklaps de Franfchen op de huid, en die fnaaken , fpijt al het woelen en wurmen van onze Prinsjes, ■— fpijt alle de bedagte listen en omkoopingen van de burgeres, zijne huisvrouw , —- fpijt alle de jammerlijke beroovingen en uitputtingen van 's Lands kasfen, fpijt alle de inundaties, alle die mooije kostbaare batterijen, die zoo onnoemelijk veel geld hebben gekost, dat er de Provintien, zoo ik hoor, nog de oogen van overloopen, die fnaaken, zeg ik, neemen daar maar in eens de geheele Republiek weg, puur of er een verkoopdag van was gehouden! ó Sinte Zebedeus! hoe fchuins klonk ons die tijding ïn de ooren! kijk, zoo er nog eens bij manier vanfpreeken een zundvloed moest komen, zoo als die was ten tijde van den oud burger Noag, dan kon de fchrik niet grooter onder onze luidjes geweest zijn; de premier* vóbks van de plunderaars "konden reeds niet meer Hikken, zoo voelden zij den ftrop al om hunnen hals knellen; de eerfte oranjevrinden geloofden al, dat hunne meubelenen kostbaarheden, op zijn Fruisf.scb of Oronjiscb dwars door venfters en glasraamen aan de meestgrijpenden pro Deo zouden worden afgeleeverd; de ijveriafte voori'tanders van de oude, en door ouderdom fuffende Conftitutie , hoorden reeds in verbeelding nagt en dag, de gebintens hunner huizen kraaken, en zagen reeds met een prophetiseh vooruitzicht, dezelve door de ontmenscht mishandelde onderdrukte patriotten tot den grond iloopen; onze oranje dominéés, die zoo men zegt, in eene rechte linie van den Aartspriester Biledm afftammen, en op het voetfpoor van deezen hunnen ouden beftevaér zich laten betaalen, om de patriotten te vloe» ken, ijverden te vergeefsch met bedeftonden of biduuren, om de Godheid te bewegen, de zaak der patriotten, ten plaifiere van het huigchlend gezicht deezer Raalspriesters, te laten vaaren, èn dagten reeds, dat een ander vuur van den patriotfehen Hemel zou daalen, om hen en hun offer te verteeren. Met één woord, men geloofde, dat men binnen 8 dagen geen prinsman zou kunnen te zien krijgen, al wou men een daalder aan hem verkijken. En ziet niets van dit alles gebeurt. De patriotten, de lang onderdrukte, -— de lang gevloekte en verguisde, de lang mishandelde patriotten zegepraalen; • hunne verbitterde tegenftreevers worden als met den blikzem Gods ter nedergeploft, —r~ en —— de overwiunaars betoonen, dat overwinnen en vergeeven bij hen op eenen gelijken prijs ftaat. Kijk  C 5i ) Kijk, vriend Post! de grootfte psalitig , dié ooit in «ene fuik is geknipt, kromt zich in tienderleije bogten* als zij gevangen zit, maar onze prinfeluidjes niet, het lijkt er niet naa. — Zij hebben naa 1787. den boedel met ijsren fchuimfpaanen opgefchept; zij hebben niets kunnen voorzien dan weérwraak; zij hebben moeten gelooven, dat zij, op hunne beurt, de groote kattefprong zouden hebben moeten doen, om te worden mishandeld, geklopt, en, met den kop voor uit, uit alle beneficies en ampt&n te worden geftooten, en waren overtuigd, dat men hun dan nog eene onverdiende gunst bewees, dat men hen niet op hun voetfpoor behandelde. —* En met dat al, wat doen zij ? -w* bidden zij om ge- naade ? •—> het lijkt er niet naa. Zijn zij gevoelig, zijn zij dankbaar voor de gunst, die men hun bewijst, voor de edelmoedigheid, met welke zij worden behandeld? —— het mogt een oude kous: hoor maar eens door het gantfche land, kijk maar eens rond !—» overal zijn onze luidjes weêr lustig op de been; overal klinkt het oranjehoven.' weêr, als of er geen franschman in het geheele land was, en de Pruis/en de patriotten weer agter na zaten; gantfche dorpen pronken alweer met de orange-cocarde; —- men fmijt hier en daar de pas geplantte Vrijheidsbomen om ver; in de grootfte ftedeh danst men bij den Vrijheidsboom voor eran/e, en onder het gebrom van oranjeliedjes, als of wij eensklaps weer in o&ober van 1787. waren; ja* men heeft reeds op fommige dorpen onder onze luidjes gedelibereerd, om de aldaar liggende Franfcbe detachementen onverwachts te overvallen, te ontwapenen, tevermoorden, en de Nationaale vlag van den toorn te haaien. En wat ia er op dit alles geworden? niets als hier of daar een enkele belhamel gevat en gegeesfeld, uit welftaanshalven. -— 0 Postje ! Postje! hadden die van uwe partij eens zulke grappen begonnen, naa dat de Pruisfen in bet land waren, wat zoudt gijlieden aa» galgen en ftaaken gepronkt hebben, jaa men hadt u als eene verdervende pest uitgeroeid. —- Kijk, naa dit alles overwoogen te hebben, vind ik het raadzaamst oranje te blijven, want wint men, en is men er booven op, men mag doen wat men wil, en de arme patriotten worden gruwelijk mishandeld; en verliest men, raakt men eronder, men blijft niet alleen onvervolgd, ongeftraft maar men kan nog den ouden deun blijven voortzingen, de rust des lands verftooren, eene contrarevolutie tragten te bewerken, en de ziedenfte woede aaa de zagtmoedige patriotjes doen blijken, en dat alles zonder bijkans een zuur gezicht te krijgen. —— Neen, neen  C S2 > «een; ik zeg het nog eens, die kans is te ongelijk; dat ftaat meer dan tien tegen één, en daarom blijf it aranje. Want boe bet fpèl bier keet of wend, Wie of er zinkt, -wie boven drijven. Oranje febijnt aan 't langfte end In fpijt van wet en recht te blijven. Teuw* EfiCTuif, Den brief van onzen correspondent Teunis Regtuit ver« dient vooral in deezen tijd elks aanmerking. —. wii zullen, om dat de nood het vordert, in deeze week een extra nommer uitgeven, in het weik wij eenen brief van onzen ouden correspondent Lubbert den DroomerzuPlenplaatfen, en op denzelven onzegeda^tenlaaten volgen omtrent de thans het hoofd opfteekende gevloekte "oproermaakers, en de lafhartigheid dier wetgevers, die liever alles zouden zien het dndeist boven keeren, dan één haan-breedte van hun gevaarlijk Confiitutioneel fiisthema afwijken. J ■ Op denzelven zullen wij terftond laten volgen de missives van onze Haagche Correspondenten; het verwondert ons intusfehen, dat de misfive van onzen voor'maigen correspondent en hartevriend W. V, H. ons zoo Iaat is ter hand gekomen, dewijl die anders reeds zou geplaatst zijn. — wij verzoeken dien waardigen burger ons, hoe eer zoo beter, zijn adres, waar wij hem kunnen belchnjven, optegeven. Van d,t weekblad is ook een Bureau opgericht, als te Vhsfingen b,j Masman , te Gouda bij Buma , te *t Boseb Dij cle Wed. Vieweg en Zoon, te Leerdam bij Hoefnagel en te Zutphen bij Eldik, en word s' weeklijfcs a i£ Muiver uitgegeeven te Utredi^ii/?  DE NIEUWE P O S T VAN DEN NEDER-RHITN. door P. 'T HOEN; - 2V°> 7. Den 17 April. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Viujhbid. MISSIVE VAN LUBBERT DEN DROOMEFL. , MEDEBURGERS DE POST! Ik wensch u eenen goeden morgen! hoe vaart gij ? ik heb in lang niet van u gehoord, ten minfien niet in ruim zeeven jaaren; men heeft mij gezegd, dat gijlieden gelijk alle onze medeburgers in September van het berugte fchrikkeljaar 1737. in fiaap waart gevallen, ten minften in eene heele diepe fluimering, dan anderen hebben mij verzeekerd, dat gijlieden wel degelijk wakker zijt gebleeven, en uwe ftem in de Republiek hebt laten,hooren, fchoon gekleed in een ander gewaad als het Postwambuisje. Men heeft van mij verteld, dat ik op dien zeiven tijd van fchrik was-geftorven, doch men heeft zich bedroogen ik heb maar geilaapen; fchoon vrij onrustig; de fchrik van een ijsfelijken droom was mij in het bloed geflagen , want op dien zeiven nagt, toen Utrecht wierd ontruimd, fliep ik als een roos, en droomde, ó een ijsfelijken droom, namenlijk dat een monfter, zoo als de dichters het hoofd van Meduf» fchüderen, raazende van woede op mij toevloog, G huu-  C S4 ) houdende in" de eene vuist eenen bebloeden dolk ën in da andere eene brandende fakkel; op het oogenbïik , dat zij mij den dolk in het hart fcheen te willen drukken, riep zij mij met eene donderende ftem toe, ,, flaaf! „ kniel neder, aanbid mij of fterf!" ik zag in mijnerê droom met beevende blikken op, en zag tot mijne gerustftelüng, dat het Mevrouwe onze genadige Prinfesfe was; hoe zeer haare zagtmoedigheid, burger- en men* fchenliefde bij mij, gelijk bij gantsch Neerland, bekend waren, had die droom mij echter de fchrik door het bloed gejaagd, en zederd heb ik, hoe flaaperig anders, niet eenen nagt gerust geilaapen ; menigmaal fprong ik fidderend op; en ik zou een gantsch boekdeel vol kunnen befchrijven van de benaauwde droomen , die ik zederd dien tijd heb gehad; dan eens droomde ik, dat de vergaderzaal van de doorluchtige en wijze vaderen des Vaderlands een dolhuis was, waar in niet alleen Willem den Vijfden maar ook de Staaten des Lands met rinkels en bellen liepen, terwijl de laatften zich voor den eerften boogen, op den grond kroopen, en het ftofvan zijne voeten likten. Dan eens zag ik in mijnen droom, de zaaien, in welke de gerechtigheid moest voorzitten in moordhollen, en de rechters in beulen veranderd , welken den fpot dreeven met de hartbreekende klagten van ongelukkige, mishandelde en om recht fmeekende burgeren ,• dan eens kwam het mij in den flaap voor, dat die wijze, die voorzichtige mannen, welke met zoo veel zorg voor 's Lands penningen waakten, in eene bende ftruikroovers waren veranderd, die de burgers uitplunderden, om de beurzen van vreemde roovers en plunderaars zoo wel als hunne eige zakken te vullen. Maar al genoeg hier, van gelukkig, dat het maar droomen zijn geweest, want als het zoo eens waar was geweest, wat zou het er dan jammerlijk met ons Land hebben uitgezien, niet waar medeburgers? —• Toen  C 55 > Toen onze vrienden de Franfchen in het land kwamen, had ik nog een droom, die ik uit de grap ulieden moet vertellen, hij was recht klugtig; hoor, ik fliep dien nagt veel vaster dan naar gewoonte, want ik had op de goede tijdingen af er 'savonds een vlesje opgezet; ik was naauwlijksch in flaap, of ik droomde, dat ik in eene heele mooije groote zaal was; in het midden van die zaal ftond een groote hooge throon, welke in, [plaats van met tapijten, nu behangen was met de rijke ftaatfieklederen, met welke men esrtijds de maagd van Holland had bekleed gezien, welke maagd in 't vuil gewaad van eene fchoonraaakfter op een groote ijsren kist zat, en fchoon zij ijslijk fcheen mishandeld te zijn, lag er echter thans eene trek van vrolijkheid op haar gelaat, die fcheen te voorfpellen, dat zij weldraa haare voorige gezondheid en blijgeestigheid zou wederkrijgen. Op dien kostelijken throon zat zijne Hoogheid Prins Willem den Vijfden, en naast ,hem zijne koningrijke gemalin, de kroonprinfes van Pruisfen ; op de trappen van dien throon lagen geknield, en als (biddendeedelen, ridders en andere ftand- en ftaatsperfoonen, welke, in plaats van kusfens, wetboeken en privilegiën onder hunne knieën hadden; Willem had op zijn fchoot eene meenigte papieren, op welken hij een grooten prijs fcheen te ftellen , en met welken hij zich zeer vermaakte; ik was nieuwsgierig, om te zien, welke papieren het waren, doch kon er niets anders op leezen, dan acte van erf Jladbouder aüe van capitain generaal. —r a®e van mkaal generaal, domaimn. &c, &c. dan terwijl ik op die papieren ftond te tuuren, kwam er een donderflag, zulk een ijslijken donderflag, dat de throon met al wat er op zat of op lag eensklaps inftortte, en Willem, Wilbelmina, hunne kinderen , en hunne aanbidders over den grond ftooven; de fchrik, de vrees, de verwarring waren, niet uittedrukken; terwijl zij, die op de trappen G * had-  ( 5* ) hadden geknield, meï de ijsfelijkfte fmiptrekkingen ' „ genade! „ genade!" fchreeuwden, huilde Willem om zijne papieren, en riep op den beklaaglijkften toon zijne vrouw toe, dat' zij hem zijne kostbaare a8es zou helpen bpraapen ; doch deeze fcheen voor het eerst van haar keven in een knorrig humeur te. zijn, en fnaauwdehem toe; „ loop zot! laat die vodden nu vrij liggen, zij zijn „ u"voortaan geen oortje waardig." Hier op fchoot zij als eene leeuwin op de arme maagd van Holland toe, rukte die van de ijsren kist, en haalde daar al den rijk» dom uit, welke daar in was, zeggende tegen Willem, „ dit zal ons beter te 'pas komen op reis," dan al uw „ uitgediend hebbend fcheurpapier! " de arme Hollandfebe maagd rukte van fpijt in woede zich het haair uit Het hoofd s en riep, ,, monfter! hebt gij mij niet genoeg „ beroofd,' 'zederd gij in Gods vloeken gramfchap uwe eeriooze' voeten op mijnen vrijen bodem hebt gezet? „ vrees mijne wraak! " dit klonk door de gantfche saai, met zulk een geweld," dat ik wakker wierd,. ' Thans ben ik' weer in mijnen ouden trant; - ik fiaap en droom nog wel, want dit is mijn zwak, maar het is veel ' geruster als geduurende die zeeven egijpti- fche magere jaaren. Tk heb toch gisteren, wanneer ik mijn gewoon middagflaapje deed , weêr een wonderlijken ! dróóm'gehad ; ik hoorde in mijn fiaap een ijsfelijk geweld vanzingeri, fpringen'en danfen; ik hoorde zeer duidelijk öranjeliedjes van het eerfte foort zingen, ook weergalmde 'de'lucht van het gcfchreeuw, vivat oranje! oranje boven! nooit'^ nooit zal ik vergeeten,'hoe ijslijk mij dat' in de doren klonk, 'want gijlieden weet zco wel als ik'j dat dat gèfchrèeuw riet' zoo veel wil zeggen, als 't Javaanscb Amok! "of ilaa dood! flaa dood*! ik dage zoo waar ais ik' leef,'' dat de Pruisfen weer in herland waren, en dat men aan het gemeen wêer verlof had gegetvcn tot plunderen en doodllaan; -— dan weldraa ont-  c Sf ) ontwaarde ik, dat ik mij bedroog, want ik zag'niet alleen onze vrienden, de Franfchen, rondom mij, het welk mij zeer gerust ftelde , maar ook zag ik, dat veelen der belhamels van dit oproer wierden gegreepen, en voor een rechtbank gebragt; ik maakte reeds bij mij zeiven op, dat zij als oproermaakers, welke niets anders bedoelden, dan door hun gefchreeuw en famenrottingen 'sLands ontluikende Vrijheid te vernielen, den eenen burger den anderen te doen aanvallen, en alom toneelen van moord en roof te ftigten, met den dood zouden worden geftraft, voor al, om dat men zulke verraderlijke onderneemingen door allergeftrengfte maatregelen en fchrikverwekkende flraffen in derzelver opkomst behoort te ftuijten; ik was overtuigd, dat indien de Franfchen niet revolutionair met zoodanige lieden hadden ' gehandeld, zij voor lang hunne Vrijheid in 'x voetzand hadden gezien; dan ik was in mijne meening bedroogen; zoo draa ik in het rechthuis kwam, zag ik de rechters allen bezig, met om ilrijd in een oud Gottisch, groot boek te bladeren, en eikanderen omtrent doof te fchreeuwen, met te roepen, „ burgers! het is niet confiitutioneel! eindelijk kreegen zij , welke de oproermaakers hadden gegreepen, een weinig gehoor, en naa dat men de rede van het gevangen neemen deezer lieden wist, ging het gefchreeuw weer op nieuws aan, de een riep, „ laat ons zien , wat het Roomfche recht ons aan de „ hand geeft. ■— Een ander, kunnen de bewijzen de v opgegeeven proeven van onze rechtsgeleerden door- „ ftaan?". een derde, laat ons zien, wat Huig „ de Groot, de fenix der r chtsg leerdheid er van „ zegt." -— „ Puffendorf, riep een vierde, zal ors den " rechren weg wijzen , van welken wij geen haairbreed„ te, noch ter rechter, noch ter flink rhand moeten wi> ,, ken." „ Broeders! fchr;eu;vde een vijfde, ik I »,, bid u, laat ons toch in d;ezs critieke zaak conflitutio» G 3 „ wel  C 58 ) ii rwf handelen, wij zijn er verandvvoordelijk voor," —•] }, voor al, riep een zesde, moeten wijzorgen, dat op' „ de meening van de delinquanten worde gelet, of zij „oproer hebben willen ftigten, met een boos, ftralV waardig opzet óf niet." Ik hoorde dit alles aan,' en vyist «iet of ik van droefheid huilen, of over de belagclijkheid van deeze rcchtspleeging in zulk een ernftig geval uitfchateren zou; ■— jaa ik begon reeds van Zulk eene Conjlitutioneele reehtspleegïng te geeuwen, doch wierd fchielijk oplettend door de vraag van eenen Franfchen commandant, welke naast mij ftond, „ burger, 2ei de man, (viel verftaan in goed Franscti) ik geloof, !, dat die rechters raadpleegen, of zij deeze oproe'rmaaj, kers en landverraaders zullen doen opknoopen, of 3, voor den kop fchieten*" „ geen van beide , antwoorde 3, ik, die'oproermaakers hebben, naar mijne gedagten, „ niets te vreezen, want hunne misdaad, ten minfte „ het boos opzet van hunne misdaad, zal mogelijk niet conjlitutioneel genoeg beweezen worden.'' — In de daad op het zelve oogenblik beflooten de rechters dit eerloos volk op vrije Voeten te ftellen, naa hen ernftig te hebben vermaand, zich voortaan voorzichtiger en vreedzaam te gedraagen, of dat men weeten zou, wat men heu te doen liad. — De gevangenen keeken elkander grimlagchende aan, en lachten in hunne vuist, dat zij met de patriotten nog konden omfprirjgen, zoo, als zij wilden. -— Dan 'de Franfche commandant van mij gehoord hebbende, dat zij ontflagen waren, liet dezelve terftond weder vatten, zeggende tot de rechters, „ hoe n zeer het onze zaak niet is, om ons met uwe rechtsplegin„' gen te bemoeijen, zie ik echter , dat men uliedeneen „ weinig moet helpen, gijlieden fchijntnog onervaarente „ zijn, hoe men met oproermaakers en landverraaders moet leeven, wil men de geheele omkeering van „ 's Lands verkreegen Vrijheid voorkomen , wij hebben te „ veel bloed geftort , om u uwe Vrijheid te bezorgen, „ dan dat wij zouden gedoogen, dat door een handvol „ Godvergeeten fchclmen en landverraaders den arbeid j>. van legers helden wierd vernietigd." Hier op liet hij in een oogenblik die oranjekraaijers tegen eenen blinden muur plaatfen, en bijkans in het zelve tijdftip waren zij op zijn bevel doodgefchooten; de llag der losbrandende geweeren was zoo verfchriklijk, dat ik opfprong en wakker wierd. Ziet daar burgers! mijne droomen, ik kan aan de rekkerigheid , welke ik door mijne leden voel, klaar bemerken 3  f 5? ) icen,, dat ik haast wederom in fiaap zal vallen; enwifi weet, wat ik dan droom. Ik ben &c. LÜBBERT DE DROOMER, Welk Vaderlander is er, die het bloed niet voelt irt' dè aderen koken op het zien van de ftoutheid en den onverzetlijkcn haat van dat eerloos oranje-gebroed, in deeze dagen; maar wie is er ook , die niec even zeer verontwaardigd is over de verfoeijelijke lafhartigheid van fommige rechters, welke in den brief van onzen Correspondent^Lubbert den Dromer eigenaartig worden befchreeven, „ Gij vergalde monfters! welken u zeiven hebt vervloekt „ öm uw Vaderland den hartader afteftooten I gij, die „ ten eenenmaal onvatbaar zijt voor eenige indrukken der „ menschheid, vergeet gij, wat in deeze dagen gebeurd „ is? . gij, die ons patriotten naa de omwenteling van „ 1787. op de tot God fchreeuwendfte wijze hebt mis„ handeld, vervolgd, en ons bloed met greetige teugen en van wraak vlammende oogen hebt gedronken! gij „ die bij onze zegepraal op de dwinglandij en de ondeugd ,, niet anders kost verwagten, dan uwe welverdiende ftraf* „ van ons te zulten ontvangen, en in woede aan onze „ wraakzucht te zullen worden opgeofferd, ten zijgijover- tuigd waart, dat de ziel van eenen patriot te verheeven is, „ om in uwe denkwijze te deelen; -— gij vergeet onze „ edelmoedigheid, met welke wij u tot irier toe hebben „ behandeld, daar wij in u niet meer onze bloeddorftige „ vervolgers, maar onze verdwaalde medeburgers, onze „ natuur- onze landgenooten befchouwd hebben;—-tragt ,, ons niet te doen bloozen over onze aan u betoonde wel- dadighèid; herinnert 11, dat gij thans in onze handen i, niet meer zijt dan eèn bloedeloos wormpje, het welk wij „ met de eerfte aanraaking kunnen verpletteren, wanneer ,, uwe ondragelijke tergingen ons onszelven zouden doen „ vergeeten." „ Maar gij, ongelukkige misleidden', die door eerloos „ ■ geld ongekogt, de fpeelballen, de ongelukkige werktui„ gen zijt van die monfters, die hun Vaderland naar 't hart «', flooten; laat tocheindelijku den blinddoek van de oogen „ rukken : hebt gij niet wêer gelijk voorheen de droevige ,, ondervinding, dat men u door eerlooze loogemaal en „ de lafhartigite verzinningen tot oproerige beweegingen „ aanzet, en die met geld onderfteunt? en welke zijn de „ jammerlijke gevolgen van deeze uwe onbezonnen- heid ? dat aij op fchavottén gefleept, voor eeuwig u ,, en uwe kihderen de kroon Van het hóófd rukt, en hun eene onuitwischbre vlek oplegt, om 't welk uw laatfte „ na-  ( 6b ) j> nageflagt, wanneer het gevoel van èer heeft, unogver.. „ vloeken zal. Wanneer menu door een aangebooden „ eerloos gefchenk of door zich zelve wêerfpreekende loo„ genstot eenige oproerige beweegingen tragt aantezetten, " weest dïin o.PUwe hoede! zijtyerzeekert, dat dan „ een verraderlijke adder u doodlijk zoekt te kwetfen i dat „ een lafhartig monfter u ter galge tragt te fleepen, want „ zeeker zou dit uw loon zijn bij eenen rechter, die gevoelt 5, welke fchrikbaarende gevolgen eene te vergezogte en „ kwalijk gepaste menschlievendheid noodwendig hebben „ moet. Wreekt u op die fnoodèn, die u tragten te „ verleiden, en, door hen aan de juftitie bekend te maa„ ken, itoot hen indien fchrikbaarenden afgrond, in weJi, ken zij u tragten ter neder te Horten." „ En gij rechters! die door eene ongehoorde menfchen. " ilr zopdaanige oproermaakers of niet, of lafbartiu „ Itrait, gij betoont in de daad geene menfchenliefde te bezitten, dewijl gij door het fpaaren van een hand vol „ eerloos bloed, die misdaadige fnoodaarts een riem on„ der het hart fteekt, ora hun gevloekt opzet niet te Iaa„ ten vaaren, maar naar eene nieuwe en gunftige eeleeen„ heid tot oproer, roof en moord omtezien. ë »' WlJ zetten u niet aan, tot wraak of bloedftortini? „ Jnaar tot eene rechtvaai-digeftrafoefening derfchuldicen „ en zij zeiven, die door uwe werkeloosheid en pligtverl „ zuim tot zulke ondaaden worden aangezet, zullen uver- " uwe fnnfh^annt;er hf Fra^cbe militair zich door " )Z,A l • Zal Se,dwongen zie", ftroomen fchuldiir „ bloed te ftorten, het welk gij door eene geftrense „ rechtsoefening tegenwoordig zoude kunnen voorko. „ men; gevoelt g,j uwe zwakheid, om hen , die zich zoo „ Godvergeeten aan de gantfche Maatfchappij vergriben „ naar verdienften te ftraffen, leg dan uwe bediS „ neder het behoud van de rust des Vaderland , diedf „ burgerlijke veiligheid, zijn te kostbaar, om door lat? „ hartigen verwaarloosd te worden." P.S. Niettegenftaande wij voorneemens waren, de tóeven eear"t°reZnlSerrel'de .^^.Correspondenten het tP flü p,aatfen' vmden wiJ ons door eene misfive Xrr^„aa"geZ0§C °m onzegedagten vluctig ter nernS. ?n ?veieene toekomftige Republicaïnfche Conftitutie in dit ons Vaderland, dan dat wij zulk een pewigtig onderwerp zouden uitftellenwaarom B,. *IJ.f'c'n ons eerst Nommer zullen behandelen, bij W° 6 wé^i^ uitgegeeven te Utrecht  DE NIEyWE P O S T VAN DEN NEDER-RH1JN. DÓÓR P- »T HOEN; ZV°. 8. Den 2.1 April. 1795. . Het EeRste Jaar der Bataafsche Vrijhbid. T JL hans ss de vreede tusfehen de Franfcbe Natie en den koning van Pruisfen geflooten, en fchoon wij tot nog toe niet in ftaat zijn, alle de artikelen van dat geflooten vreedestractaat te melden, kunnen wij echter,' tot gerustftelling van alle nog gevreesd hebbende patriotten , en tot ontmoediging van alle nog gehoopt hebbende vrienden van Oranje, verzekeren, dat de Prins van Oranje en zijn geheele huisbuiten dit tractaat is , en voor hem en de zijnen dit ons Vaderland voor altijd geflooten is. De Franfchen troepen zullen, zoo men zegt, een gedeelte van het Cleeffcbe blijven bezetten, tot dat alles volmaakt geregeld zij. De volgende misfive ons toegezonden zijnde, hebben wij geen oogenblik in twijffel geftaan, om dezelve ten eerfte te plaatfen , en volgens derzelver inhoud onze gedachten omtrent dit gewigtig point, naar ons vermoogen, aan onze Landgenooten mede te deelen. Het is ver van ons, dat wij door het gemeen maaken derzelven eenigfints zouden willen vooruitloopen, of hoe gering het ook zij, inbreuk zouden tragten te maaken H op  C & 5 0p de vrije, onaf hanglijke, denkwijze onzer tuedebur* geren i dan wij gelooven, dat het aan eiken burger en inwooner des Vaderlands vrijftaat, zijne gedachten in zulk een gewichtig ftuk, als is het vestigen eener Conftitutie, aan alle zijne Landgenooten oopen te leggen; jaa, dat het de pligt is van elk, welke zich eenigünts in ftaat gevoelt, anderen, hoe gering het ook zij, voortelichten. Losfe gedachten over de vestiging eener nieuve Conltïtu* tie, en let maaken van Conftitutioneele wetten in de Republiek der Bataven. HOOFDREGEL» Om eene nieuwe Conftitutie te vestigen, of eene ou> de, misvormde en nog meer naderhand verkragte Conftitutie te verbeteren, moet men niet blindelings dezelve voetftappen, zonder eenige uitzondering, drukken van eene of meer Natiën, welke onze verwondering en hoogachting verdienen, in het vestigen eener nieuwe of het verbeteren haarer oude Conftitutie. Hoe zeer het nuttig, noodig en lofwaardig is, haar voorbeeld en moed naar te volgen in het ftout aantasten en vernielen van alles, wat tegen eene waare Republikeinfche Vrijheid ftrijdig is, moet men echter eene juiste berekening maken van de gefteldheid en gelegenheid van het Land, welks Conftitutie men tragt te hervormen, van den aart, geestgeneigdheid en maniere van beftaan van deszelfs inwooners, en van de gepaste middelen , om derzelver geluk en welvaart te vergrooten; want zonder dit laatfte is de Vrijheid niet anders dan eene herfenfehim, en die wetten, hoe zeer zij eenen uiterlijken fchijn van ijver voor de Vrijheid mogen vertoonen, die aanloopen tegen de bronnen van 's Lands welvaart, zijn in de daad de werktuigen, om de flaver- nij  C <*3 ) tiij en heerschzucht op den throon te zetten, want een Volk, 't welk verarmt,'t welk zijne middelen van beftaan verliest, 't welk fidderend het gebrek en de armoede te gemoet ziet, verliest alle veêrkragt van heldenmoed, en ondergaat gewillig alle vernedering en overheerfching van hem, die hun en hunne kinderen brood geeft. — Het gebrek en de vadzige wellust kweeken niets dan moedelooze flaaven. Er is geen redelijk denkend en onzijdig fterveling, die de Franfcbe Conftitutie van de nieuw gebooren, nooit volroemde Franfcbe Republiek, niet als een meesterftuk befchouwt. — Maar er is geen kundig, redelijk denkend weezen, zoo draa hij het oog vestigt op de gefteldheid van die Franfcbe Republiek en die der Bataven, die niet volmondig zal getuigen, dat er een hemelsbreed. onderfcheid is tusfehen de gefteldheid en de wijze van beftaan van de eerften met die der laatften, en dat dus ook noodwendig, zullen zij beide gelukkig zijn, zij niet eene en dezelve in alle opzichten overeenkomende Conftitutie, maar elk eene bijzondere, fchoon op dezelve gronden van algemeene Vrijheid, Gelijkheiden welvaart gebouwde, Conftitutie behooren te hebben, die in alle opzichten naar den aart en wijze van beftaan zoo van het Land als deszelfs inwooners gefchikt is. Zoo min de moedige Franfcbe Natie in het vestigen haarer nieuwe Republikeinfche Conftitutie de voetftappen der niet minder moedige Noard-Amerkaanen in alle opzichten heeft gedrukt, om dat Frankrijk geen Noord Americs was, •— even min zou het ons Bataven voegen , blindelings in het vestigen eener nieuwe Conftitutie die beide Volkeren of een derzelvenin alles naa te aapen, om dat ons Nederland geen Frankrijk of geen Noord-America is; wij 'mogen en moeten het geen uit dezelven met onze Vrijheid, welvaart en geaardheid ftrookt, overneemen, en niets meer. — Het zou een roekeloos en onkunH 2 dig  C *4 ) dig geneesmeester wezen, die voor dezelve kwaaien ia verfchülende perfoonen eene gelijke hoeveelheid van eene en dezelve geneesmiddelen gebruikte ; hij moet daar omtrent met de lichaamsgefteldheid en de fterkte van de lijders raadpleegen. "Laat ons nu eens ter loops eene vergelijking maaken tusfehen de Franfcbe Republiek en die der Bataven, en het onderfcheid tusfehen beiden zal rasch in het oog loopen. De Franfcbe Republiek is een groot, zeer uitgebreid land, geleegen onder de gelukkigfte luchtgefteldheid, onder eene gematigde warmte. De Bataaffcbe Republiek is een klein ftuk lands, geleegen onder eene min gematigde en koudere luchtftreek. De Franfcbe Republiek beftaat meestal en bijkans geheel uit een vet vruchtbaar land, deszelfs hoogfte bergen zijn vet en wel bebouwd, hebbende veelal in deszelfs grond eene vette witte aarde of mergel, met welke het land weder gemest en vruchtbaar gemaakt word. De Bataaffcbe Republiek is een koud, vogtig en meest moerasfig land, doorfneeden met canaalen, rivieren en zeearmen, een land ,het welk door de natuur tot eene eeuwige fiijk- en waterpoel (bhijnt gedoemd te zijn , en alleen door de nijverheid en onvermoeide pogingen zijner bewooneren, echter met het verfpillen van fchatten, tegen de briesfende golven is geharnast en nog ongelooflijke kosten moet aanwenden , om het hoofd boven te houden. De Franfcbe Republiek heeft zoo veele eige produften, dat zij des noods haare inwooneren, hoe talrijk die ook zijn, kan voeden, zonder iets uit andere landen benoodigd te hebben. De Bataaffcbe Republiek integendeel Ieevertgeen brood genoeg op voor haarklein getal inwooners, en moet in zeer veele opzichten door vreemden gekweekt worden. Men  Men kan met één woord zeggen, dat er in Europ$ geen fuikje lands word gevonden, het welk in zich zelfs zoo ellendig, zoo arm, zoo ongefchikt ter bewooning is als onze Republiek, doch het welk alleen door d« zucht 2ijner inwooneren voor- en de beoefening van den koophandel rot een fchitterend juweel van Europa gevormd is. Laat ons eens ter loops zien, waar in onze nieuwe Conftitutie kan en behoort volmaakt overeentekomen met die der Franfcbe Republiek en die van andere vrij gemaakte Volken. IN HET POLITIEKE. Voor eerst, in het ten eeuwigen dage afzweeren en vernietigen van alle overbeerfcbend gezag. Ten tweeden, in het vastftellen, dat de wil des Volks voortaan de hoogfte wet zij en blijve. Ten vierden, in de Nationaale of volksvertegenwoordiging door mannen, welke door het gezamentlijke Volk verkooren , en met de'magt, om ontegenzeggelijk den wil des Volks uittevoeren, bekleed zijn. Ten vierden, in die Volksvertegenwoordigers verantwoordelijk te ftellen aan het Volk voor hun boftier. Ten vijfden, in de bepaaling van de langduurigheid der reprefentative zittingen. Ten fesden, in de volkoomen affchaffing van de verdee» ling der Republiek in zeeven gewesten, welke ieder op zich zelve fbuverain zijn, en die veeltijds tegen elkanders belang in werken, in plaats van voor het algemeen belang der zeeven gewesten te ijveren. Waarom de algemeene vergadering der Volksvertegenwoordigers be* hooren, terftond bij de aanvaarding van hunnen post, bedagt te zijn, dat die zeeven bijzondere Republieken, welke, uitgezonderd in zaaken van oorlog, niets met elH 3 kan-  C «6 ) teder gemeen hebben, in één werden gefmolten, en voortaan maar ééne en onverdeelbaare Republiek uitmaaJcen, die echter zeer wel in zeeven Departementen of provintien, het welk om het eeven is, kunnen worden ©nderfcheiden. Ten -zevenden, in de bepaaling van de rechten van den mensch, zoo als die door het Opperweezen aan hem zijn gefi-ionken. Tenaglien, in de vernietiging van den adel. Ten negenden, inde vernietiging van alle eige Heerlijkheden , Drostenijen, Bailluagien &c. &c. en de daar aan verknogte flaaffche dienften. Ten tienden, in het vernietigen van alle uitfluitende voorrechten van jagt[en visfcberijen, terwijl het echter aan de inwooneren van eene gemeente, met onderling goedvinden, behoort vrij te ftaan,dejagtof visfcherij, aan haare gemeente behoorende, ten algemeenen voordeel met algemeene goedkeuring aan een bijzonder perfoon te verpagten. Ten elfde, in het vernietigen van alle bijzondere provin» ciaale of ftedelijke voorrechten, waar door andere provinciën , fteden of dorpen onderdrukt en benadeeld worden. ' Ten twaalfden, in het bepaalen, dat het oppergezag over de Land- en Zeemagt alleen behoort aan de in den tijd aanzijnde Volksvertegenwoordigers. Ten dertiende, in het aanflaanten profijte van de Natie van alle geestelijke goederen, als de landen en goederen der capittekn, echter behoorden zij, die dezelve thans bezitten, behoorlijk fchadeloos te worden gefteld ; de Ridders- domainen, de orden-huizen, als die van het Duitfchenhuis &c &c. welke voor de Natie in gedeeltens kunnen worden verkogt, of ten voordeden dezelven worden geadminiftreerd doorbekwaame, getrouwe vaderlandfche rentmeesters, welke deswegens aan een Com«  commité, of raad van finantie der Natie moeten ver&nt* woordelijk ciJn* Ten veertiende, in riet vernietigen van alle monopolist! en pagten van imposten. Ten vijftiende, in het bepaalen van alle vrijheid en ge«j lijkheid in de Godsdienstoefeningen, Ten zestiende, in het vastftellen van eene billijke gelijkheid in het dragen derimpofitien, op denzelven voet in afle provinciën, fteden, het platte land, en eene gelijke draging derzelven, gereekend naar den rijkdom en het inkomen van ieder in het bijzonder, waar toe de impoihie van het fonctionaire en mdbiliaire bij de Franfcbe Natie allerge-; fchikt is. Ten zeventienden, in het vernietigen van alle gildens» mids, dat zij» die zich tot het beoefenen van eenige kunst, wetenfchap of koophandel ter nederzetten, bij welker onkunde de gezondheid en het leven der inwooners gevaar zouden kunnen loopen, door des kundige perfoonen, daar toe benoemd, zullen onderzógt en bekwaam of onbekwaam geoordeeld worden. Ten agtienden, in het benoemen van commités tot het waarneemen van bijzondere zaaken, waar door de menigvuldige bezigheden der Volksvertegenwoordigers geruster en geregelder kunnen, voortgaan; echter moeten deeze commités aan dezelven van alles verantwoordelijkzijn. Ten negentienden in het aanftellen van de vierfchaaren. Ten twintigften, in het voor eenen tijd aanftellen van eene rovolutknaire vierfchaar in elk departement of provincie, voor welke zullen worden gebragt alle misdaaden welke tegen de gevestigde of gevestigd wordende Confritutie Worden bedreeven. Ten een- en twintigjle eindelijk, in één woord, onze nieuwe Conftitutie moet met die van de Franfcbe Natie en andere vrije Volken volmaakt overeenkomen en, al wat de everbeerfcbing vernietigt, de burgerlijke Vrijheid, veüigbeii en  « gelijkheid verzeekert, en des Volks invloed op het algemeen hefwr bevestigt, • Laat het ons geoorloofd zijn, onze gedachten medetedeelen omtrent welke zaaken wij oordeelen, dat onze nieuwe Conftitutie niet behoeft op denzelven leest gefchoeid te zijn met die der Franfcbe Natie. Ten eerflen, in de bepaalingen omtrent den Godsdienst. Daar ons Land zonder den koophandel het armfte en ellendigfte Land onder de zon is-, moet ook de oefening van allen Godsdienst -ten eenemaal vrij, en van alle hindernis en beletfel ontflagen zijn; ■— dus komt het mij voor, dat de ftreratHing van den openbaaren Godsdienst, voor al in een Land «Is het onze, een groot nadeel aan de bevolking, en dus ook aan den koophandel kan en moet toebrengen; echter is het aller- noodzaaklijkst, dat men op de predikers, van welk eene gezindheid zij ook zouden mogen zijn, een waakend oog houde. Ten tweeden, in het bepaalen van de algemeene oefen* fchoolen. Het is noodig, dat men in de fchoolen, in welke de kinderen leeren leezen en fchrijven , bekwaame leermeesters kieze, welke de regelen haarer moedertaal grondig verftaan; het is noodig, dat dezelve betaald worden door de Natie, en de zoogenaamde arraenfchoolen worden vernietigd, om dus de hatelijke ongelijkheid uit den weg te ruimen. Maar het is ook tevens noodig, dat er zoo Franfcbe, Hoogduitfcbe, als Engelfcbe fchoolen worden gevonden, welke niet tot laste der Natie zijn, en in welken zij, die hunne kinderen tot den koophandel opkweeken, hen kunnen in die taaien doen onderwijzen, "vooral ook de Latijnfcbe fchoolen, in welken de eerfte zaaden der geleerdheid en wetenfehappen worden geplant. Het vervolg in No. 9. Dit weekblad word 's weeklijbs a i| ftuiver uitgegeven te Utrecht bij ^ yj  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN. DOOR P. 'T HOEN* 'n»> 9. Den 28 Aprjl. 1793. ! Hét Eerste Jaar der Bataafsche VRijHsirj. Vervelg van het voorgaai}de Nommtr. J^iettegenftaande wij fUikken Van vee! aanbelang hebben ontvangen, welker plaatfing fpoed yereischt, moeten wij onafgebrooken onze gedagten oyer het vormen onzer Conftitutie laten volgen. . Ten derde, wij vinden ter waereld geene rede, waarom wij de naamen en fchikking van de maanden en dagen zouden veranderen, ten zij uit eene flaaffche lustlot ^aarvolgen; laat ons toch nimmer ons eenige verbeeldingen maake.ndat zaaken , welke in zich zelve geheel ohverfchlllig zijn, en niets tot herftel of vestiging der waare? Vrijheid uitdoen, daar toe behooren, om dat eene Natie , welke de bewondering der waereld verdient, daar m is voorgegaan, zoo men zegt, dat zulks gerchied, om de naamen van alleenheerfchers of het geen door hun gedaan is, te vernietigen, , dan behoort men »ok alle menfchen , die derzelver naamen draagen, te herdoopen, én aüé werken door hen en hunne navolgers geftigt, ter neder te werpen, en dit zou de ongerijmdheid zelve zijn.  ( 7o ) Voorhofige gedaclten , betreffende bet maaien eener Ga» ftitutie voor de Bataaffcbe Republiek. Zoo draa mogelijk behoort het geheele Volk te worden opgeroepen, tot het verkiezen van zijne vertegenwoordigers, tot het maaken eener nieuwe Conftitutie, waar in dezelve regel kan worden gehouden als de Franfcbe Natie heeft gedaan door eerfte vergaderingen, of grond-vergaderingen, welke kiezers behooren te benoemen , en welke kiezers de leden der Nationaale Conventie moeten verkiezen , en deeze gekoozen zijnde, moet de Had tot die algemeene vergadering der Reprefentanten worden benoemd. Deeze ftad behoort alle mogelijke voordeelen daartoe te hebben, als lo ruim en groot genoeg, tot huisvesting van dié reprefentanten , hen, die tot hunne werking behooren, en die zich tot het voordragen of verzoeken aldaar moer ten laten vinden. ao. Gezond van luchtftreek. 30. Zoo naa mogelijk geleegen in het midden der Repu* bliek, tot gemak van allen, die van alle kanten der Republiek derwaarts moeten trekken; en wij fchroomen niet, daartoe naar onze gedachten, deftad Utrecht de gefchikfte te noemen. Vervolgens behoort te worden bepaald, hoe veel geld zij jaarïijksch voor deezen hunnen dienst aan 't Land van de Natie zullen trekken. Zoo draa deeze reprefentanten vergaderd zijn, en den eed van getrouwheid hebben afgelegd, zullen zij den tijd en wijze van vergaderen en ftemmen bepaalen. Zij behooren eerst algemeen tot eenen zekeren regel, ia het vormen eener nieuwe Conftitutie, onzesbedunkens, in het oog te houden, dat die hervorming behoort te gaanover het Politieke, het Godsdisnfiige, .1 Het  < p > ' het judicieele, e» het Militaire weezen.' Daar bij behooren zij vast te {feilen, dat geene nieti. we zaaken mogen voorgeteld of over dezelve geraadpleegd worden, voor dat die, welke ter tafel zijn gebragt, zijn afgedaan, en daaromtrent een beiluit genoo. men zij. HET POLITIEKE WEEZEN. Ten eerften, in de eerfte plaats behoort het fladbouderlijk gezag, of welk opperhoofdig gezag, onder welke benaaming het ook zoude mogen zijn, ten eeuwigen dage te worden afgefchaft, en zij, die daar naar wilden dingen, of openlijk of heimlijk daar toe eenige maatregelen wilden in het werk ftellen, het zij voor zich zeiven of voor anderen, het zij voor eenen of meerderen , te worden verklaard vsrraaders van bet Vaderland, en als zoodaanigen met den dood geftraft. Ten tweeden, alle oppergezag moet worden gefteld in handen van de Volks-reprefentanten in der tijd, in naam des gantfchen Volks. Ten derden , alle fubfifteerende tractaaten met Engeland en Pruisfenmoeten worden vernietigd , het zij die of- of defenfif zijn, of den ftaat desoorlogs of die van den koophandel raaken. Ten vierden, daar de Republiek zijn eenigen grondfleun heeft in den koophandel, moeten alle beletzelen, die dezelve drukken, of hinderen, worden weggenoomen, alle lasten of bepaalingen , die denzelven hinderlijk zijn, worden vernietigd, en in tegendeel, wat dezelven kan doen uitbreiden, worden in het werk gefteld. Ten vijfden, de Republiek moet worden één en onverdeelbaar verklaard; de bijzondere gewesten of departementen moeren niet anders zijn dan leden van één en hetzelve ligchaam, onder dezelve algemeene regeerir.gsI a wij-  fcijze, onder dezelve wijze van betaaling van lasten, en onder de genieting van dezelve voorrechten. 1 Ten ftsdm', om dié rede zullen geene bijzondere ge-« Westen óf fteden den invoer van goederen uit andere gewesten of fteden of dorpen der algemeene Republiek kunnen verbieden, of met lasten bezwaaren, hetzij die koophandel, of manufaétuuren of fabrieken betreffen. ' Ten zevenden, de aanflelling van de vastgeftèlde Magten zal in alle gedeeltens, gewesten, fteden of dorpen der Republiek op'eene en dezelve wijze door het Volk zelve gefchieden. Ten agfte, tot de openftaande regeerinsposten, het zij in de algemeene Volksvergadering, de beftiering der bijzondere gewesten of departementen, demagiftr'atuur, tif óok tot andere politieke, judicieele, en militaire bedieningen zullen alle iriwooners, Van welken Godsdienst zij zijn, verkiesbaar wezen, mits hun zedelijk gedrag eri patriotisrhus büiten allen tegenfpraak zij, en'zij daar toe de nodige kundigheden bezitten. Ten negende, alle onnoodige ambten of commisfien behooren te worden ingetrokken, op dat'sLands zaaken beter en geregelder worden waargenoómen, en het land met geene' onnoodige amptgelden worde bezwaard, ook behooren de amptgelden,overeenkomltigdegewigtiglieid en mo'cijelfjkheid der bediening, te worden geregeld. Ten tiende, de Vrijheid van de drukpers zal wordeft vastgefteld," edoch onder die bepaaling, dat auteur , drukker en uitgëver voor den inhoud der werken verantwoordelijk blijven , zoo voor bijzondere beledigde perfoor.en, als voor de aanranding der Conftitutie eiJ Conftitutioneele wetten.' ■'- '• 1 ■ HET GODSDIENSTIGE WEEZEN. Ten eerften, alle Godsdienstoefeningen behooren veroorloofd ' te zijn , gelijke voorrechten |re genieten en geen Godsdienst mÖèt:denhaam van kecjitenie draagei». Ten  t n > Ten taeedtn, daarzonder openbaaren Godsdienst het verwuim van denzelven word gebooren, en door dat verzuim het zedenbederf moet volgen, zaliiedere bijzondere Godsdienstoefening in het openbaar mogen gefchieden, edoch derzelvér predikers zullen gehouden zijn, zich te wagten van op den predikftoel hunne toehoorderen door gezogte zwarigheden of gevolgtrekkingen of dubbelzin» nige woorden tegen de nieuwe Conftitutie opteruijen, of zich met de gevoelens van andere gezintens, veel min met lasteren of veroordeelen derzelven, in telaton. Ten derden , de Hoogefchoolen en Univerfiteiten zullen worden in ftand gehouden, en met bijzondere voorrechten begiftigd, om daar door de inlandfche jeugd tot de beoefening der wetenfchappen uittelokken, en vreemdelingen derwaarts te trekken, mits die voorrechten niet ftrijden tegen het algemeen belang of tegen het belang der inwooneren dier fteden. Ten vierden, het zal den Roomechgezinden en andere gezintens insgelijksch vrij ftaan, eene 'of meer Univerfiteiten in de Republiek opterigten, welke dezelve voordeelen zullen genieten als de anderen, en onder dezelve bepaalingen zullen zijn, waar door veel gelds, hei welk nu te Leuven en elders door die jeugd word verteerd, binnen 'sLands zal blijven, en gegrond.is op het recht van gelijkheid. Ten vijfden, de Ministers der bijzondere Godsdienften zullen niet door het Land, maar door hunne onderhoorige gemeenten worden betaald; dan daar in onze Republiek verfcheide dorpen zijn, welke of zeer weinig Gereformeerden, of in tegendeel zeer weinig Roomsch» gezinden in haaren kring bevatten, zullen, zoo zulks mogelijk zij, de naast bijgeleegen parochiën, gerechten oi dorpen te famen maar eenen predicant, of te famen «laar eenen Raomschcatholijken priester hebben, en die 13 w  C ?4 ) te famen onderhouden; of anders, zoo dit niet mogsüjk zij, zullen de gefamemlijke inwooners contribueeren tot het onderhoud van die beiden, HET JUDICIEELE WEEZEN. /. , Ten eerften, in alle fteden en in de aanzienelijkfte dorpen behooren rechtbanken te zijn, tot afdoening van alle rechtszaaken, zoo criminetle als civiele, welke niet tot de omwenteling of de Conftitutie haare betrek* king hebben. Ten tweeden, het is geen volftrekt vëreischte, dat de daartoe verkiesbaare rechters rechtsgeleerden zijn, maar We! dat zij mannen zijn van beproefde Vaderlandsliefde, goed carafter, menschlievcnd edoch ernftig, ftandvastig en van een gezond oordeel. Ten tierden, alle pleitgedingen, van welken aart ook, zullen binnen eenen daar toe bepaalden tijd moeten worden afgedaan, en zal het aan alle pleitbezorgers of andere rechtsgeleerden volftrekt verbooden zijn, inhun« ne proceduures ééne omflagtigheid te gebruiken, ofzaa* ken bijtehaalen, welke niets tot dezelve toe of afdoen, het welk alleen gefchikt is, om te verwarren, en den rechter een rad voor de oogen te draaijen. Ten vierden, de wetten van dit Land zullen worden naargezien en verbeterd, en geene andere worden daargefteld, dan die op de rechten van den mensch gegrond zijn. Ten vijfden, voor al moet ten eerften dat verfchriklijk monfter, door barbaaren tot ramp der waereld uitgevonden , en door gevoellooze zielen ftaande gehouden, de pijnbank naamlijk, ten eeuwigen dage worden afgefchaft. Ten fesden, de ftraffen mogen eerroovend zijn voor dgn misdaadigen zelve, maar niet voor zijne nabeftaan- den,  Heft, welke met zijne misdaad niets gemeens hebben. -=-s Welk eene bersfenlooze onredelijkheid, dat een braave •deugdzaarae burger zijne eer, hem dierbaarder dan het leeven, zou verliezen, om dat zijn misdadige broeder volgens de wetten op bet fchavot zijne gerechte ftraf ontvangt; dit vooroordeel behoort nooit door ons dan hier fchaanre herdagr te worden. Ten zevenden, om dit fchandelijk vooroordeel hoe eer zoo beter te helpen wegneemen, behooren alle galgen «n raden te worden weggeruimd. Ten agften, er behoort geduurende de vastftelling der Conftitutie een revolutionaire rechtbank te zijn, voor welken zullen werden gebragt alle misdaaden, het zij met woorden of met daaden, welke tegen deeze omwenteling en de vorming eener nieuwe Conftitutie inloopen, of tene tegenomwenteling bedoelen. HET MILITAIRE WEEZEN. • Ten eerfte, de gantfche krijgsmagt, zoo te land als ter zee behoort te worden gelicentieerd en gezuiverd. Ten tweede», de reprefenteerende fouvcrain zal de betaaisheer en de opperfte chef van de Militie zijn, zoo ter zee als te land, in den naam der geheele Natie. Ten derde, in de aanftelling van nieuwe officieren bij een opterigten corps van land- en zeemagt behooren het eerst geplaatft te wordenzoodaanige officieren, die bij de revolutie in het jaar i?8?. gebannen, gccasfeerd of gelicentieerd zijn, en zij in hunne voorige posten of met avancement te worden geplaatst, mits zij deugdzaam en bekwaam zijn. Ten vierden, omtrent de discipline der militie zullen zoodaanige maatregelen worden gebruikt, die met het belang en het in ftand houden der land* en zeemagt, en te-  tevens met de rechten van den mensch overeenkomftir zijn. Ten vijfden, er zal vooral worden gedagt op het opristen eener goede landmilitie, en het oefenen der zelve» Ten fesden, de geduurige verandering der garnifoenen zal worden afgefchaft, en dezelven niet worden veranderd dan op uitdruklijk bevel van de reprefentanten de* Volks in der tijd, zoo om het volk de gelegenheid der bijzondere gewesten te doen kennen , als om hen, die in ongezondere luchtftreeken garnifoen honden, van lucht te doen veranderen- Ten zevenden, de officieren der landmilitie, tot dest graad van colonel toe, zullen door het volk zelve worde» gekoozen, mits dat daar in den ouderdom van dienst en de bekwaamheid zullen worden in het oog gehouden. , Ten agjien, geene capitainen van oorlogsschepen zullen voor de provifie hunner equipagie zorgen, maar zal dezelve uit 's Lands magazijnen worden geleverd. Ten negenden , de zeeofficieren zullen, wanneer zij aan Jand zijn, zoo wel het hun toegelegd tractement genieten, als in zee zijnde. Wij hebben dus onze gedachten over de hoofdartikelen, welke wij bij eene te vormen Conftitutie onontbeerlijk oordeelen, zoo kort als ons mogelijk is, ter neder gefte'd, latende aan elk onzer lezeren daar over naar goedvinden tc oordeelen. Het is indedaad wenfchelijk, dat hoe eer zoo beter eene Nationaale Vergadering worde bij een geroepen, en tot dien allergewigtigften taak worden benoemd mannen van beproefde Vaderlandsliefde,, fchrander oordeelkunde, moed en ftandvastigheid, die niet zich zeiven i maar het gantfche Volk bedoelen, en begrijpen j dat zijaan dit Volk, jaa aan het laatfte nageflagt zullen verandwoordelijk zijn. Dit weekblad word 's \55eeklijks a li ftuiver uitgegeven te Utrecht bij (f -  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN. door P. 'T H O E W; iV°' 10. Den 5 Maij. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijhjhb. GEACHTE MEDEBURGER! T» _L/aar het algemeen welzijn, voor al in deeze tijdsomftandigheden, het hoofddoel van ieder weldenkend mensch moet zijn, zo ftaa mij toe, dat ik u eenige mijner bedenkingen mededeele, waar toe ik te meer aanfpraak vermeene te hebben, daar de Vrijheid van zijne gedachten te mogen uiten, en in het openbaar mede te Ideelen, een gedeelte van de rechten van den mensch uitmaakt. Het is bij mij altijd een ftelregel voor eene gezonde lftaatkunde geweest en het is het nog, dat de Regeering is om bet Volk en niet bet Volk om de Regeering, gelijk de mensch niet is om de fpijze, maar de fpijze om den mensch. Deeze ftelregel wierd onder het vorig beftuur, geheel omgekeerd; men behandelde de zaaken zoq^ sïls of het Volk was om de Regeering en niet de Regiering om bet Volk. Men vermenigvuldigde de ampten, coinmisfien &c. en maakte die lucratif ten koste van de ingezetenen, niet ijioo zeer tot bevordering van het welzijn van den ftaat, 8 als  C 78 3 als wel om zich eri de zijnen vet té maaken, en daat door niet alleen een beftaan te hebben, maar ook trotsch te kunnen leven; men begaf daar toe aan een perfdon mees dan eene commisfie ; men begaf daar toe zelfs comroisJiefl, en hield die in ftand, fchoon die uit zich zelve vernietigd wéren, en uitgediend hadden; tot een klein voorbeeld van dit gezegde dient dat men nog in hec voorleeden jaar commisfien begaf in de Admiraliteit van Vriesland, fchoon dezelve geen wesenlijk beftaan meer had. Men zag de zoonen der zoogenaamde fatzoenlijke lieden zich nergens toe bekwamen, maar in tegendeel den gantfchen dag leedig loopen, en hunnen meesten tijd in de focieteiten en aan de fpeeltafels doorbrengen, inafwagtinge van eenig ampt of commisfie , welke mén uit hoofde van de betrekking op de familieregeering, of zich intedringen bij degrooten, konde verwachten. Door het verzuim van zich te bekwaamen , is het zoo verre gekomen, dat als er een post vacant kwam, waar toe kunde en bekwaamheid volftrekt nodig waren, men zich genoodzaakt gevonden heeft, om lieden van elders te laten komen, om die posten te bekleeden ; men kan daar van voorbeelden in ons Hof Provinciaal vinden. Men hield het als eene fchande onder die zogenaamde fatfoenlijke lieden, zich op eenig beroep met de borst toe te leggen; een weinig tijds op de Academie te flijten en deii titel van Meester te bekomen , was genoeg, om de eerfte bedieningen te kunnen afwagten ; zich op de Practijk of het Notarieele toe te leggen, koophandel të doen of eenige fabriek te oefenen, was te laag en te gering. Men herdagt niet, jaa men fchaamde zich te herdenken, dat de meeste voorouders van die fatfoenlijke lieden of kooplieden of fabrikanten of winkeldoende Heden geweest zijn; mén moet grooter in de waereld eh  C 79 ) en boven zulke laage clasfen van menfchen verheeves. zijn; rampzalige denkbeelden, welke de grondflagenvan voorfpoed, door onze voorouders gelegd, verwoesten" Bij het daarftellen nu van onze te hervorme Republiek dient die voorgemelde huishouding geheel veranderd en den bodem ingeflagen te worden. Er dient wel in acht genomen te worden, dat bij het benoemen van Vo!ksre« prefentanten de te verkiezen perfoonen geheel andere hoedanigheden bezitten, dan zij, die hier te voren opgenoemd zijn. Men behoorde te letten op kundige, deugdzaame, eerlijke en teffens gegoede perfoonen; want kundigheid moet een regent of Volksreprefentant bezitten, zal hij van eenig nut in het beftieren der zaaken kunnen zijn. Deugdzaam en eerlijk moet hij zijn, zal bij het vertrouwen van het Volk blijven bezitten , en men hem de beftiering der zaaken kunnen toevertrouwen. Hij moet in deugdzaamheid en trouw een goed voorganger voor zijne meedeburgers wezen; goede voorgangers geven goede navolgers; het is reeds eene oude en teffens waare fpreuk: Regis ad exemplum Mus componitur orbis ; 'tgeen ] Jeius Sirach (Cap. 10. vs. 2) dus uitdrukt: gelijk als de Richter des Volks is, alzo zijn ook zijne dienaars, en gelijk de voorganger der Stad is, alzoo zijn allen, die dezelve be•woonen. Gegoed of bemiddeld dient hij te wezen , immers een ge» noegzaam beftaan te hebben, om buiten eenige commisfie , aan het Reprefentantfchap verknogt , te kunnen leeven; Gegoede ingezetenen ligt het mees,t aan de welvaart van het Land geleegen, zij zijn minder verdagt van, eigenbaat, dat zoo gedrogtelijk monfrer, 't welk de beste hoedanigheden in een mensch bevlekt. Het carafter van eenen goeden regent of Volksreprefentant en waaren Patriot moet beftaan in eene oprechte genegenheid K 2 om  c 80 y. om net algemeen welzijn te behartigen zonder inricht van eigen belang of voordeel; hij moet zijn post eerder aanmerken als een last, dien hij gewillig draagt, dan als een middel, 't welk hem voordeel aanbrengt, zijne grootfte belooning is de liefde en genegenheid van zijne medeburgers jegens hem; een maatig inkomen mag hij tot vergelding genieten. Zodra de eigenbaat zijn oogmerk is of word, houd hij op een bekwaam en nuttig Volks reprefentant te zijn. Qa) Geene zuivere Republiek of Volksregeering kan op den duur blijven beftaan, waar de deugd niet de overhand heeft. Men heeft in alle tijden gezien, dat Volksregeeringen, hoe fchrander ook ingericht, vervallen zijn, zodra de deugd daar uit verbannen, en weelde, wellust enhet be ■ derf der zeden, derzelver plaats vervuld hebben. De ondeugden verwekken twisten en begeerte naar meerder aanzien en gezag ; men word het oneens, men verdeelt zich (a) Niettegenplaande deeze ftelregel van onzen Corresponi dent zeer Vaderlandlievend en roelmeenend is, moeten ivij echter bier ep aanmerken, dat, indien dezelve moest doorgaan veeltijds de braave, de kundige, burger verftooken zou zijn, om ■ zijne bekwaamheden en Vaderlandfcbe deugden tot heil van zijne medeburgers en Vaderland aantewenden. De arbeider is zijn loon waardig, zegt bet fpreekwoord, en zeeker 4è > en alleen tot een voorwendfel {"trekkende voldoening te bezorgen, waren de toenmaalige Staaten van de Provintie Gelderland terftond gereed, om tot dit rampzalig einde medetewerken , en hunne verfterkte fteden voor die vijandelijke troepen opentezetten, den doortogt over hun grondgebied aan die troepen onbelemmerd toeteftaan, en hun alles bijtezetten, wat aan hun tot bereiking van hun doeleinde mogt ontbreeken, in plaats, dat zij, hoe de denkwijze dier toenmalige Staaten ook ware, zich als bondgenooten hadden behooren te ftellen tot middelaars tusfehen den bovengemelden monarch, op wien zij, gemerkt hunne denkwijze, eenen ©nbegrensden invloed zouden hebben gehad; en indien die Vorst voor alle tusfehenkomst ware onvatbaar geweest , waren zij, volgens de Unie zelve, verpligt, niets te fpaaren, om die troepen van hun grondgebied te Weeren, waarom zij ook, zoo wel als zij, die daar toe hebben medegewerkt, voor de jammerlijke gevolgen, die daar uitzijn voortgevloeid, verantwoordelijk zijn,.—. dit zij genoeg, naar ons inzien, om te betoogen, dat eene vorming van eene ééne en onverdeelbaare Republiek tot onderling behoud en voorfpoed van alle de bijzondere gewesten allernoodzaaklijkst zij« Misfive van Goossen Eenvoudig, BURGER POST! Daar ben ik wéér, man! men beeft mij al Iaug Voor dood gehouden, doch men heeft zich bedroogen; ik heb mij in Frankrijk opgehouden, wam fchoon ik maar een eenvoudigen bloed ben, braadde echter mijn haaring hier niet naa het jaar 178?. ik heb daar in mijne eenigheid dan eens om het geen ik zag, en hoorde gebeuren , zoo hier als elders traanen geftort, en er dan weder eens hartelijk om gejagchen ; tot dat eindelijkj de tij'  ( 9? ) tijding van de nieuwe omwenteling mij bewoog, we^r naar mijn Vaderland te rug te keeren. Ik had kennis gemaakt met een' Franschman, die in de plaats, waar ik woonde, voor een wijsgeer doorging ; ik geloot ook, dat hij het was; maar ó burger Post! nooit, nooit van mijn leeven heb ik zulk eenen vitzieken, knorrigen kaerel gezien; overal heeft hij wat op te zeggen, zoo als ik u zal laten beoordeelen uit het vervolg van mijnen brief. Ik had hem zoo veel van den ijver onzer Nederlandfcbe patriotten gefprooken, en verwagtte indedaad thans zoo veel van hen, dat ik in mijne eenvoudigheid er mijn hoofd onder zou hebben verzet, dat er geen zuiverder noch fchooner Patriotismus dan het onze op de gantfche waereld zou gevonden worden; mijn Franfcbe vriend wierd zoo begeerig, om die belangelooze patriotten te zien, en te fpreeken, dat hij belloot, mij naar mijn Vaderland te verzeilen. Wat heb ik er een fpijt van, burger Post! dat ik dien man heb mede op reis genoomen ; ik wist immers , dat de man overal op vittede ; doch het ligt er nu toe, en ik zal u een heel kort verllag doen, van het geen ons op reis bejegende. Wij zijn de meijerij van 's Bosch doorgereisd, daar ik nog een eenvoudigen Feellander tot mijn neef heb ; zoo als wij daar kwamen, vonden wij er twee driftige patriotten , zijnde, zoo als wij hoorden, beide amptenaaren ; zij Iheeden hoog en breed op van de gelukkige omwenteling, welke er thans, door den bijftandonzer broeders de Franfchen, plaats had; fpraken geweldig fterk van de oranjepartij met wortel en tak uitteroeijen, eene regeeringsform in te rigten , gegrond op de zuivere rechten van den mensch; &c. "&c. ik beet mijnen reismakker in het oor. „ Wat zegt gij hier van?" hij antwoorde mij zagtjes, „ niets! ik ken die lieden nog niet." Vervolgens over het een en ander fpree- kende, bleek het, dat mijne zwaare patriotten beide amptenaaren waren, over welker handelingen veele onderhoorigen met recht klaagden; —— mijn Franschman vuurde hier geweldig op; maar toen hij hoorde, dat zij die amptenvocr groot geld hadden gekogt, en dat die erfiijk waren, zoo dat die van den vader op den zoon kwamen, en zij van dat erfrecht om hoog of laag niet begeerden afteftaan , <— ftond hij op, en beet mij toe, „ kom aan, vriend Goosfen! laat ons gaan; gij hebt „ mij beloofd Bataaffcbe Patriotten te toonen, ik verlang „ die te zien." Naauwlijksch waren wij buiten s'huis, of mijn vriend iloeg aijne handen van verbaasdheid in een, M 3 ea  C 93 ) en riep; ,, is't mooglijk! is 't mooglijk! fpreekt men hier nog van Vrijheid, van gelijkheid, van broe„ derfchap, in een Land, waar in men de ampten ver„ koopt, en dus voor geld het verlof verleent, om de „ in- of opgezetenen het bloed uittezuigen, want zij, „ die ampten voor geld kopen, zoeken door uitzuigin- „ gen dituitgefchooten geld wederom in te fchraapen. - . „ En of dit niet genoeg was, maakt men nog die amp„ ten erflijki waar door men toont, dat de perfoon niet „ om de ampten, maar de ampten, om den perfoon „ zijn en dat het den inwooners , om het eeven „ moet zijn, of hunne dierbaarfte belangens verwaarloosd „ of behartigd worden , daar niet zelden een gek of een „ fchurk de opvolger en erfgenaam van eenen verftan- „ digen of eenen deugdzaamen man is. Hoor vriend „ Goosfen! zoo gij mij geene andere weezens voor pa„ triotten kunt laten zien, is het best, dat ik maar we„ der naar mijn land keer, 'want een tegenswoordige „ Franfcbe patriot kan zelfs de lucht van zulke misge„ boorten niet verdraagen." Ik had waarlijk weinig intebrengen, maar hoopte op beter, en beloofde hem kaerels te zullen doen zien» op welken hij met verwondering zou flaaren. In alle fteden en dorpen, welke wij doortrokken, vonden wij patriotten, ten minften zij waren het naar mijne gedachten; de een fpuwde vuur en vlam tegen den geweezen ftadhouder, de ander vervloekte de voorige regeering tot in den diepften afgrond, een derde fprak niet dan van de gezegende omwenteling, van de voorrechten der Vrijheid, doch tevens was er ook geen een, of mijn vitzieke vriend raakte er mede in de hevigfte twist, en zei bij het fcheiden maar kort en goed, dat er ten minfte 50 zulke patriotten in één pond gingen, want dat zij voor het herftel der Vrijheid en den toekomenden voorfpoed niet één aasje ongemak of nadeel over hadden. „ Wat (en kijk burger Post! de man deed hier een vloek , die ik voor geen geld zou willen naardoen, zoo driftig was hij) „ wat, vriend „ Goosfen! zijn dat patriotten? zijn dat lieden, die voor „ de verlosfing van hun Vaderland goed en bloed moes„ ten over hebben? — „ de een kan naauwlijksch „ adem haaien, en ziet zoo bang, als of Lucifer een cri„ mineel proces tegen hem heeft ingefteld, om dat hij „ inquartiering heeft, zonder te bedenken, dat onze „ foldaaten, voor een zeer groot gedeelte vrijwillig de „ haardftede hunner ouderen, jaa zeer veelen het ge„ maklijkst leeven en den overvloed hebben verhaten , p niet alleen, om hun bloed aan de redding van hun 1 ei-  C 9? ) V, eigen Vaderland opteofferen, maar ook, om de lafha» 9. tigfce llavernij "van dit land, over welke uwe Patriot» „ ten zoo kermden,! te vernietigen; dat zij niet al- „ leen dagen en weeken maar maanden agter een on„ der den blooten hemel aan alle ongemakken, aan de „ brandendfte hitte bij dag, aan de nijpendfte koude „ bij nagt, zonder tenten, fchuilplaats of berging zijn „ bloot gefteld geweest, zoodaanig dat duizenden en „ duizenden weeken agter een het zelfde doornatte kleed, 3, zonder eenige verfehooning of ververfching aan het ,, lichaam hebben gehad, en hun niet alleen de klederen „ en fchoenen van het lichaam, maar zelfs de naagels ,, der voeten zijn afgerot; hier bij meest dag aan „ dag in het vuur aan dood en verminking bloot ge„ fteld, —— en dit zonder eene enkele klaagftem te ,, doen hooren, en zulke helden, die de Verlos- „ fers van uw verdrukt Vaderland zijn, zou men naa „ deeze verlosüng nog geen plaats onder zijn dak gun- n nen ? een ander kermt over het ontvangen van „ eenige asfignaaten, als of hij daar door ten eenemaal „ geruïneerd was, en zou, ging het naar zijnen zin, „ liever zien , dat onze foldaaten van gebrek vergingen, „ dan dat men eenen enkelen asfignaat van hen ont« „ ving, zonder te willen bedenken, dat die foldaaten „ geene andere munt ontvangen , en dat, met een weiu nigje geduld, allen, die die hebben ontvangen, zullen „worden fchadeloos gefteld. Gij hebt mij gistren „ in eene zoogenaamde patriotfche focieteit gebragt; „ *t is waar, men fneed daar geweldig op van de Vrij„ heid en den daar aan verknogten voorfpoed; men roem„ de onze helden tot aan den Hemel; men dronk de eene „ patriotfche inftelling voor en de andere naa; men „zong de fterkfte patriotfche liedjes; maat vriend „ Goosfen! het is, in het voorftaan van eene pas verkreefi gen Vrijheid, en de daar aan tegenswoordige verknogte ongemakken en gevaaren, niette doen met drin,, ken of zingen, niet met woorden, bedreigingen, en ,, dergelijke zwetzerij, maar met daaden! — waar was „ de man, de patriot, die op eene bedaarde en redew neerende wijze zijne medepatriotten aanfpoorde, daar „ men hier daaglijksch van de reprefentanten des Volks „ hoort en ziet, dat 's Lands casfen in den jammerlijksj ften ftaat zijn, om in dit critiek tijdftip goed en bloed „ voor de zaak der Vrijheid en het behoud des Lands , op te zetten. niets daar voor te kostbaar, te moeilijk ,, of te gevaarlijk te achten, en die aanbood, daar in voor te gaan? waar is de man, die aanraad, met „ ons e«ne gemeene zaak te maaken, en moeite en ge- „ vaar  ( foo > » vaar met ons te deelen? —; wat moeten onze Repre„ fentanten denken van alle die mooije, grootfche denk.. beelden, welke men hun van de Bataaffcbe Patriotten „ zoo ruimfchoots heeft ingeboezemd! — hoor vriend, „ Goosfen! indien gij mij geene andere patriotten kunt too> üen , is het best, dat ik weêr naar mijn Land keer ; ik ,, kan niet wel dulden, dat er met den heiligen naam van „ patriot zoo openlijk gefpot word." In waarheid, burger Post! fchoon ik moest bekennen, dat mijn reismakker vrij vittende en bedilziek was kon ik niet alles loochenen; ik zweeg. —■ Eindelijk bragt ik hem, in eene zeer vermaarde plaats, waar de lucht van patriotfche gefprekken weergalmdewij kwamen daar weder in eene groote vergadering, waar in mijn hart wierd verkwikt door de mannelijke taal, welke wij aldaar hoorden; zelfs mijn bedilzieke vriend zei tegen mij, „ ik geloof, dat wij hier zulke zuivere „ patriotten zullen vinden, als welken gij mij hebt af> gefchetst; zoo moet men 's Lands ftaat voorftellen, ,, zpo moet men zich zeiven en anderen aanfpooren, orn ,, alles voor het Vaderland en deszelfs Vrijheid veil te » hebben." Dan in het midden van deeze Vaderland- fche verrukking, wierd hij geftoord, door een manwelke^ naast hem ftond, en zijn gefprek had aangehoord; „ 't was goed, zei die man ,- (welke geen minder bedil„ al fcheen dan mijn reismakker) als woorden daadenwa,, ren; onder die ijverige predikers zijn er, die de vetfte „ bedieningen , en zelfs verfcheidene voor zich zeiven heb- „ ben weten naar zich te trekken, en mijn vriend liet hem niet uitfpreeken, fprong van fchrik en verbaasdheid te rug, deed een uitroep „ ó Land ! Land! Land!" . en verdween,- aan de deur van het vertrek hoorde ik hem nog met eene benaauwde ftem fchreeuwen, „ laat „ door! ■ laat door! waar is hier de naaste weg „ naar Frankrijk^ zederd heb ik niets van mijnen vriend meer gehoord, zoo draa ik ieta verder van hem verneem, zal ik het u melden. Uw goedwillige Medeburger Go ossen Eenvoudig, Dk we$bja# word s' weeklijks uitgegeven te Utrecht  ' DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN. door P. 'T H O E N#; A7°> 13. Den 19 Maij. i?9g. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vhijhbid. 1 ■Onder de donkere wolken , die de verkwiküjkjj ftraalen van den aanbreekenden dageraad onzer Vrijheid; benevelen, en aan kleinmoedigen weldraa een veel verwoesè tend onweder doen vreezen, is zeeker den rampzaligen ülaat van het finantieweezea onzer Republiek geen der; minften. Het zou eehé ftrafbaare dwaasheid zijn, dit voor het «oog van het min doorzichtigst gedeelte onzer Landgenooten te willen verbergen ; het is eene waarheid medeburgers! dat 's Lands kasfen in eenen allerbeklaaglijkiten ftaat zijn , en met de uitertte moeite en bekomme* ringen , jaa pijnigende zorgen , welke hen , die in eenig beftiervan 'sLands finantien zijn, noch dag, nochnagc fust vergunnen, moet men, om de hoogstnoodzaaklijk© adaaglijkfehe uitgaven te kunnen volhouden, alle kunst fen vliegwerk infpannen ; en wanneer men het oog vestigt op die enorme fommen , welke tot het in flandbren-i ging van zee- enlandmagtvolftrekren oogenbliklijk nood«aaklijk zijn, en daar bij te gemoet ziet, welke opoffer dingen er zullen moeten worden gedaan, om onze Vrijheid , cnjfbanglijkbeid , grootheid en toekomende» $ voor*  ( *«* ) troorfpoed op eenen vasten, onwrikbaaren voët gevestigd te zien , dan ontkennen wij niet, dat het hart van den braaven Vaderlander krimpt, en bij bijkans wan* : fcoopig de handen, welke thans meer dan ooit tot redi ding van de Republiek moeten werkzaam zijn, zou Iaten flap hangen, en met de traanen op de wangen uitroepen , „ er is geene redding voor mijn Vaderland t6 „ hoopen." Dan hoe kommerlijk, hoe fcbrikbaarend, dit vooruitzicht ook moge zijn, hoe hard deeze onloogchenbaare waarheid ons en onzen medeburgeren ook in de ooren moge klinken, wanneer wij het oog te rug flaan op de lang afgeloopen tijden, —*~ wanneer wij in dezelve ons Vaderland zien worftelen met rampfpoeden, bij welke de tegenswoordige niet te vergelijken zijn, wanneer wij onze vaderen met ftof en bloed bedekt moedig e» met een lagchend gelaat, in het midden van woedends vijanden als in een dierenperk beflooten, het hoofd zien bieden aan duizend dooden, om een arm, tot op het gebeente uHgezoogen, fluk Lands uit de klaauwenvarv toomelooze dwingelanden te redden, en de hun betwist wordende Vrijheid te vestigen, —- wanneer wij hen de onoverkomelijkfte fteiltens tot eenen effen weg zien, vormen, en hen tot fpijt van hunne woedende aanvaller» en tot befchaaming van hunne trouw]ooze bondgenoot ten, zonder anderen bijfrand, dan dien van den eeuwig levenden befchermer der onderdrukten, de tempels det? Vrijheid , der grootheid en voorfpoed uit verwoest puin zien ophaalen tot eene hoogte, op welke het gezicht van het jaloers Europa fchemerde, dan zeeker ont* zinkt ons alle vreeze, en elk Vaderlander roept met ons,» bet Vaderland is gered, bet nakroost dsr Helden leeft nogj Jaa Landgenooten'. gij gevoelt den nood van het lieve Vaderland, ■—■ gij hoort de ftem eener kermende moe* der, welke u tpt haaren bijfiand, tot haare redding, noopt*"  t 103 3 •üoopt, «tl gij ZOüdt minder groot zijn dan de gfitadïeggers van dit Gemeenebest, —- gij zoudt ophoude^ Bataven te zijn % nooit, het is uw aloud cara&ey wat aterlingen ook van het zelve mogen voorgeeven», het is uw caracter, gelijk den palmboom, tegen den drukkendften last het hoofd te fteiler te verheffen; —het overklimmen van ongenaakbaare fteiltens, het overftreeven van peillooze afgronden, is het tafereel, het Welk den Nederlander kenfchetst. Het fmeekend Vaderland eischt thans geen druppel foloeds van u, fehoon gij zelfs den laatften aan het Vaderland gewillig geeven zoudt, het eischt alleen eetf gedeelte van uw vermoogen, van uwe bezittingen, niet om het zelve tot verwoesting van uwe Vrijheid-lievende yoogingen met volle handen ruimfchoots te verfpillen, —«iet om eene vreemde magt te huuren, tot het fineeden van de drukkendfte ketenen voor uwe vrije halzen, —— riet om uwe bezittingen aan de verwoestingen van vuur en water ten prooij te geven, maar om u uwe Vrijheid en onafhangelijkheid te verzekeren, uwen Godsdienst, hoedaanig uwe wijze van aanbidding zij, in plaats van veracht of gedrukt te worden, te doen eerbiedigen, uwen koophandel van alle ondermijningen te verlosfen, uwe fabrieken van alle haar in de laagte houdende of v erwoestende banden te ontflaan, en door uwen vrijen, algemeenen, welvaart tot de wolken te verheffen, u binnen korten tijd den fchrik uwer vijanden en de bewondering, den eerbied en hoogachting aller uwer vrienden te doen zijn. Welk een grootsch tafereel Landgenooten! —- wij •zouden uw gezond oordeel te kort doen, indien wij een oogenblik flegts konden vooronderftellen, dat gij zoudt kunnen gelooven, dat het met al tefchoone kleuren, of in een te fterk daglicht geplaatst ware; en het zou eene fcafwaai'dige vernedering voor u zijn, indien iemand $ kOB  Jjon vermoeden, dat gij voor het zelve niet alles zoudt. yeil hebben. Het verblijd ons, dat vuur tot behoud van het Vader* land, niet alleen in de harten van 'sVolks Representanten, maar ook in die van bijzondere perfoonen te zien branden; van alle kanten is men bedagt, om 's Lands finan* tien op te beuren, en fchoon dit een allermoeijelijkft© taak zij, gemerkt de gefteldheid van ons Land, en desZelfs wijze van beftaan, echter ziet men verfcheide ontwerpen voor den dag komen, welke, fchoon dezelve miet van tegenbedenkingen bevrijd zijn, het een meer hes* $nder minder, aandagt verdienen. Wij zullen ook over dit onderwerp onze gedachten aan onze lezeren ter hunner overweeging voordraagen. De gedachten van de verfchillende ontwerpers tot her<» Jlel van het Finantie-weezen van deeze Republiek zijn ook verfchillende in het leggen der grondllagen, op Welken zij hun gebouw verder optrekken : de een denkt» dat dit Finantie-weezen in eens moet herfteld worden 9 terwijl dit door een ander word onmooglijk gekeurd, die oordeelt, dat eerst en vooral in dit oogenblik be* hoort te worden voorzien in de fommen, benoodigd tot Voldoening derloopende fchulden, en de in werking brenging van 's Lands zee- en landmagt; — de een is van begrip, dat elke Provintie behoorde voor zich te zorgen, tot herftel zijner benoodigde geldmiddelen , terwij! de ander van gevoelen is, dat dit de taak van het bondjgenootfchap in het algemeen zijn moet. Wij voor ons zijn overtuigd, dat indien het geheele finanue-weezen der Republiek in eens kon worden herfteld, zulks verte verkiezen zoude zijn boven eene flegts. dadelijke voorziening in het thans benodigde; dan dit fchijnt ons bijkans eeven moeilijk uittevoeren, als de ontwerpen , welke men voorheen bij vreemde Mogerd heden fmeedde, om de zelve in eens uit haare Nationaal© fchuh  € i*5 ) fchulden te redden; het beste plan, het weldons tof dit einde is voorgekomen, is, onzes bedunkens!, niet vrij van zeer gevvigtige tegenbedenkingen. Wat het tweede aangaat, dit namelijk, of het beter Eou zijn, dat elke Provintie op zich zelve de middelen tot redres van haar finantieweezen bedagt en in het werk ftelde, dan of dit veel meer de taak van het geheele hondgenootfchap behoorde te zijn? wij ftaan geen ©ogenblik in bedenking, om het laatfte, als het raad-> saamfte, als het beste, te omhelzen. Daar de nood van het Vaderland algemeen is, kunnen wij niet ontveinzen, te gelooven, dat die nood door algemeene middelen ook behoort te worden afgewend, en den last tot redding van het lieve Vaderland met algemeene krachten behoort te worden gedraagen. Het vinden van contante penningen tot het in ftaat prengen van de noodige zee- en landmagt fchijnt ons toe, veel eer het werk te zijn van Hun Hoog Mog, dan dat elke Provintie op zich zelve zich afpijnigt, tot het opbrengen van de extraordinaire petiten; niet, dae Wij begeeren, dat dit door die hooge vergadering zou gefchieden als chef over de zeeven gewesten, in de hoedaanigheid van Staaten Generaal, onder welken tijtel die vergadering te meermaalen op de despotiekfte wijze heeft ■ gehandeld, maar als afgevaardigden der zeeven gewes* ten, en uit naam en last van derzelver vertegenwoordigers. Hun Hoog Mog: hebben, zeeker door den nood geperst, zonder concurrentie der zeeven bondgenooten, de executive middelen , tot bet voeren van den oorlog reeds daargefteld, door het vernietigen der Admiraliteitscollegien en den raad van Staate, en het in derzelver plaats aanftellen en in werking brengen van de twee bijzondere commiteés; zij behooren dus ook, naar ons indien , bedagt te zijn , op het vinden van de middelen, N 3 m  ( io6 > tot bekooming van contante penningen, voefp rekening der zeeven gewesten, en die aan derzelver Reprefentan* ten ter approbatie voortellaan. In geval men tot eene negotiatie van penningen zal moeten komen, gelooven wij, (fchoon wij er de grootfte verwagting niet van hebben) dat dezelve meercrediet, en dus een beter gevolg, zal hebben, wanneer die gefchied door en voor rekening der gantfche Republiek, dan wanneer die gelchied bij één Landfchap in het bijzonder , en kon de betaaling dier intresfen , voor zoo ver zulks konftrekken,gefchieden uit den inkomst der Generaliteitslanden, welker kasfe tot hier toe meestal heeft geftrekt tot bijzondere uitgaven, van welke men gewoon wa» zeer fchaars en zeer liegt rekening te doen; of zoo mert daar in niet begeerde te komen, dan konden de intres-» fen van die genegoüeerde penningen worden gedraagea door elk Landfchap in het bijzonder, bereekend naai' deszelfs quota in de ordinaire petitiën. Indien de gedeputeerden der zeeven gewesten wierden gelast de middelen te vinden , tot hetfurneeren van contante penningen , is hetontwijffelbaar, dat zij eene meenigtebronnen van furnisfementen kunnen aanduiden,welke in deezen hoo* gen nood des Vaderlands van een zeer gewigtig nut zouden zijn; edoch het is te gelijk zeeker, dat er geene kunnen worden uitgedagt, welke niet de eene meer, de andere minder, aan tegenbedenkingenenzwaarigheden onderhevig zouden zijn. De middelen, om contanten penningen te vinden, zijn tweederleij, of %ri}toülige of gedwongen, en zijn de eerften, indien dezelve kunnen gelukken, hemelsbreedte ver te verkiezen boven de laatften, welken altijd iets hatelijksch in zich befluiten , en (fchoon het indedaad onwaar is) fchijnen te ftrijden tegen de rechten van de» siensch. / L VkswiiviiUige middelen zijn geldie eningen, -«vrijwillige gif-  giften zonder bepaaling van eenen eed, ——het ir.tf»eevei» van papieren geld, onder welke benaaming het danools Zij, het verhoogen van den prijs der nationaale munt. De gedvonge middelen zijn, het ligten van een hon* derdfte, viji'tigfte, vijfentwinglle of tienden penning, gelijk meermaalen heeft plaats gehad, fchoon de ligting van den tienden penning een middel is, bet welk zelfs aan den door wreedheid berugten duc d'Alba mislukte , daar zich alles tegen verzettede, en te meer, daar die «dwangmiddel door hem was uitgedacht, om de knellende boeijen der Nederlanderen onverbreekbaar te maaken; —» het ligten van penningen bij wijze van quotifatie van alle f.nkomften van bijzondere perfoonen, onder welke benaaming het ook zij;!—■ het vorderen van eene zoogenaamde liberaale gift, met bepaaling van het geen een ieder van zijn vermogen moet opbrengen, en het welk hij met eenen plegtigen eed moet ftaaven, en eindelijk het vorderen van hét gewerkt goud en zilver van s' Lands inwooners. Een deezer middelen kan alleen in het werk worden gefteld bij het algemeene bondgenoootfehap, terwijl de anderen niet alleen bij het bondgenootfehap maar ook door ieder der zeeven gewesten op zich zelve kan worden in herwerk gefteld, en dit middel is hetverhoogen van den prijs van s' Lands geklfpecien. Wij zullen over dit, gelijk ook over de andere bij ons aangehaalde middelen tot het vinden van contante pen. ningen in dit dringend oogenblik , handelen, en over alle dezelve onze gedachten zoo voor als tegen mededeelen, zoo in dit als in het volgend Nommer van ons weekblad. Wanneer men het geheele finantie-weezen van de Republiek niet in eens wil herftellen, waar toe zeeker geen ander middel is, dan het invoeren van recepisfen, over welke als ook over de wijze, om dezelve intevoeren, wij lager zullen fpreeken , maar alleen wil voorzien in het geen men thans benoodigd is, dan komt ons onder anderen geen gefchikter middel voor dan het verhoogeil van den prijs onzer muntfpeciën. Het is eene beweezen zaak, dat de innerlijke waarde onzer muntfpeciën eene verhooging kan lijden, daar» (Tchoon thans het zilver laag in prijs is) wanneer dat metaal, gelijk nog weinige maanden geleeden, hoog in prijs is, ons beste geld aan woekeraars door het te fmelten een groot voordeel kon opleveren, het welk een bederf voor een land is. Het is ook niet gantsch vreemd in deeze landen; de groote keizer Carel de vijfde ging hier toe over in het jaar  Jaar i«$o, en bleef deeze verhooging een groot aanui jaaren voortduwen. Deeze verhooging zou onzes bedunkens een grooi voordeel opleveren voor de Republiek, zonder dat een eenig invvooner daarbij eenige fchade leed, en zou vaameer aanbelang zijn, dan men zich verbeeld. Sommigen klaagen over eene groote fchaarsheid var» geld; gaarn gelooven wij, dat er thans veel minder geld in de wandeling is, dan ten tijden van vreede, van crediet, en van eenen bloeijenden handel; maar wij verbeelden ons, dat het echter in het Land in de fchuilhoeken bij Renteniers, of bij wantrouwige lieden is, welka oordeelen het veiligst te zijn , wanneer het bij hen, fchoon renteloos, in de ijsren fpelonken blijft weg-geflooten; het is zeeker, dat ons geld niet in omloop is in andere vreemde landen, behalven het geld vim koophandel, als da gouden ducaat, en de rijksdaaler, met welke den handel op de Oostzee veel al word gedreeven; en wanneer door reizigers, welke (hoe zeldzaam dit ook zij) het bij de wisfelaars niet hebben verwisfeld, al eens van onze Handpenningen in vreemde landen wordt uitgegeven, komt dat geld, gemerkt het nergens in omloop is, rasch ih den boezem van onze Republiek te rug; men neeme hier bij, dat s'Lands munten, inzonderheid die van Utrecht, aanhoudend werken , dan kan men geene voldoende reeden vinden , welke ons moeten overtuigen, dat onze Handpenning of zoogenaamde ftaaten-munt zoo fchaare is, als men daar van voorgeeft; er is er, die ftellen, dat het geheel montant van gemunt geld in deeze Republiek thans niet meer dan ?5 millioenen guldens zijn zou, ter wijl integendeel anderen beweeren, dat men het zelve gerust op 150 millioenen berekenen kan. Schoon het laatfte ons vrij hoog voor komt, hebbeii wij tot nog toe geene rede, om de eerfte berekening voor juister te houden; men neeme nu het montant tusfehen beide , of men begrootte het flegts op honderd millioenen, dan zou dit middel, indien men den prijs der muntfpeciën met 20 percent verhoogde, van de festhalf af tot den gouden rijder ingeflooten, twintig millioeneié guldens in s'lands kasfen brengen, zonder dat een penning daar bij door een enkel inwooner wierd verlooren.' Wij zullen de tegenbedenkingen welke hier tegen kunnen worden gemaakt,alsook dewijze.hoe de verhooging kan en behoort te gefchieden , en het geen tot deeze finantieele fToffe betrekking heeft in de naastvolgende Nommers behandelen. Dit weekblad jvord s' weeklijks uitgegeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER.-RH IJ N, O 0 0 r P. 'T H O E N, ZV0- 34. Den c6 Ma-ij. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. Vervolg van bet voorgaande Nommer'; "^W^" ij hebben in ons voorgaande Nommer gehandeld over het verhoogen van den prijs van het geld met 20 percent, van den fesiha'f al" tot den gouden rijder ingeilooten; thans zullen wij die ftof hervatten. Indien men tot dit middel overging, behoorde men voor af te bepaaien den tijd, wanneer 's Volks Reprefentanten de waarde der muntfpeciën weder op den ouden voet zouden brengen; men kan hier tegen zeggen, dat het Land dan daar bij niets heeft gewonnen, dewijl men het voordeel, het welk dit middel thans zou opleveren, weder verliest bij het brengen van het geld op zijne voorige waarde, edoch men bedriegt zich, want men ftelle dien tijd llegts op twaalf jaaren , dan heeft het Land niet alleen het voordcel, dat het zijnen iinamieelen ftaat voor het tegenswoordige veel heeft verbeterd, maar ook dit capitaal geduurende die twaalf jaaren zonder eenige intresfen heeft gebruikt. De .verhooging van den prijs der muntfpeciën kon gefchieden door dezelve te ftempelen, en om het naaftemjjelen te meer yoortekomen, kon zulks gefchieden mee O cea  een dubbelen ftempel, bij wijze van eene muntiïhroefsof knijptang. ' Sommigen oordeelen, dat dit middel nadeelig voos den koophandel zou zijn, en de waaren, welke van buiten inköomen, naar rato van de verhooging van het geld, in prijs zouden ftijgen ; dan onze muntfpeciën worden niet buitenslands in de commercie gebruikt, uitgezonderd de gouden dücaat en de rijksdaaler, waarom, wij dezelve als penningen van koophandel uit de ftem» peling wilden uitfluiten; en de betaaling van den buiten* landfchen koophandel of bij troquade of bij wisfel ge» fchiedende, kunnen wij niet zien, dat dit middel aan denzelven eenigen fchok zou toebrengen, het geen wij ons vleijen, te zouden kunnen aantoonen, indien wij niet te ver over dit onderwerp zouden uitweiden. Anderen beweeren, dat zij, die deeze tegenswoordige omwenteling met een fcheel oog aanzien, en zich «ouden verblijden, indien alles het onderst boven keerde, hunne geldkisten en kasfen zouden geflooten houden, en dus de fomme der muntfpeciën, welke door de Reprefentanten des Volks ter ftempeling zou worden gevorderd, aanmerkelijk zou verminderd zijn; dan, in de eertle plaats, gelooven wij niet, dat wij ons zulke liaatlijke oogmerken mogen of moeten vormen van hen, die hoedaanig hunne denkwijze ook geweest zij, onze landgenooten zijn, en overtuigd zijn, dat in eenen algemeenen nood of ondergang onzes Vaderlands zij in denzelven moeten deelen, dat zij verpligt zijn, zoo wel als wij, alle hunne krachten intefpannen, om het zelve te redden: maar men veronderftelle eens, dat zij tot zulk eenen voor hun verderflijken haat tegen het algemeene welzijn in flaat waren , dan is het middel zeer gereed, om hun dien fcherpen angel te ontrukken, wanneer de Reprefentanten des Volks verklaarden bij publicatie tot de fiempelwg d^muwjpegien., dat naa ffX-  verloop van den tijd, tot de ftempeling bepaald, alle on« geftempelde muntfpeciën, (te weten die, welke daar toe wierden gevorderd) billoen zouden zijn. >— Wie, hij denke nu zoodaanig hij wil, zou zoo dwaas zijn, uic eene verkeerde wraakzucht zich zeiven zoo niet geheel ten minften gedeeltelijk te bederven? zeeker niemand. Sommigen vreezen, dat de woekerzucht booswigten Kou vervoeren, om dusdaanigen ftempel naa te maaken , en dushetLandvanhetbedoeldevoordeelberooven; —* edoch die zelve zwaarigheid zou men kunnen opperen tegen het munten van het geld zelve, dewijl zoo wel een grooten als een kleinen ftempel kan nagemaakt worden, en zeeker zou de ftraf, ophetvalfche munten door de wetten bepaald, den rampzaligen woekeraar van zulls eene gevaarlijke onderneeming te rug houden; daarenboven , zulk eene onderneeming zou zekerlijk het werk -niet zijn van eenen vermoogenden, gegoeden man, maar van eenen armen avanturier, om op deeze wijze eene beurs te maaken ; 'dan hoe komt hij aan ongeftem. peld geld, naa dat hij de werktuigen tot zijn voorneemen in gereedheid heeft, daar al het ongeftempelde billoen verklaard zijnde, elk zijne kasfen en kisten heeft, geledigd, om het te doen fteropelen? — In alle gevallen houden wij het voor voldongen, dat dit in prijs verhoogde geld minder tegenkanting in de uitgave zou vinden dan papieren — oftinnengeld, onderwelke benaaminghetdan ook zoude mogen zijn, of welke zekerheid of onderpand men voor hetzelve zou willen ef kunnen ftellen. Eriser,welke denken.dat eene negotiatie van penningen eèn gewenscht gevolg zoude hebben, wanneer zulks gefchiedde door en voor rekening van het geheele Bondgenootfchap* Indien elk lid van deeze maatfchappij, welke daar toe vermoogende is, zijnen vaderlandfchen pligt kent, indien eik gevoelt, wat hij aan zijn kroost, zijne landO 2 ge-  C 112 J genooren en zich ze!ven verfchuldigd i3; —. indien wij nagaan., welke blijken de Niderlanders meer dan eenmaal in eenen dringenden en dreigenden nood hebben gegeeven van grootheid en heldenmoed, dan bekennen wij, hoopte fcheppen, dat eene negotiatie van penningen zal lukken , edoch het fchijnt ons toe, dat men in dat geval eerst en vooral behoort te zorgen, dat men, gelijk het fpreekwoord zegt, met oopen deuren wandelt, dat is, dat men aan het Volk den waaren ftaat van het Vaderland, zoo in het politieke als inhet finantieele oopen legt, dat men het voorligt, ot wij indedaad een vrij en on- afhanglijk Volk zullen zijn, of onze Vrijheid en on. af hanglijkheid op goede gronden ons zullen verzeekerd zijn en blijven, zoo dat wij nimmer voor eenige ondermijning van binnen 0f buitenlandfche vijanden te vreezen zullen hebben; (*) dat men voorlegt, welke «eldnegotiatien ten laste deezer Republiek in 'c gemeen , «n die der Provintien in het bijzonder, loopende zijn; hoe groot de Nationaale fchuld en de jaarlijkfche betaaling van derzelver imresfen is; welke de nog openffaande fchulden der bijzondere Provintien zijn in de gewoone en buiten gewoone petitiën; hoe groot het beloop is.der gewoonlijke jaarlijkfche uitgaave der zeeven gewesten en derzelver gewoonlijk jaarlijksch inkomen; —- eindelijk welke bronnen haar nog overfchieten, om, zonder merkelijk bezwaar van 's Lands inwooneren niet alleen de jaarlijkfche ir.tresfen van het thans te negotieeren capitaal, maar ook deszelfs aflosfing, bij termijnen en in een bepaald getal jaaren, daar uit te kunnen vinden. Ook dient men bij eene nieuwe negotiatie van pen»ifigeji, zal men niets fpaaren, om dezelve te doen gelukken, den tegenswoordigen prijs van 'sLands obliga-  tkn onder het oog te honden, en de intresfen daar naa te regelen, want men verbeelde zich nooit, dat men, hoe zeeker ook het plan van zulk eene negotiatie ook voor de deelneemers zijn moge , zijn eige belang en voordeel daar bij algemeen over het hoofd zal zien, want zal iemand honderd guldens geven voor iets, het welk hij voorfestig guldens en minder thans koopen kan? —zal iemand voor eene nieuwe obligatie ten laste deezer Republiek duizend guldens geven, daar hij de oude, welke dezelve waarde, dezelve zekerheid hebben, voor feshonderd guldens kan koopen? zeeker neen; er moer. dus een zoo grooter intrest worden uitgeloofd, welke met de berekening van den tegenswoordigen laagen prijs der effecten ten muitten gelijk ftaat, Het zou, om deeze negotiatie te bevorderen, naar ons inzien, zeer gefehikt zijn, dat men ook eene premie uitloofde aan de deelneemers, als van één ten honderd voor hem, welke voor 50-eoo gl. infehreef, twee ten honderd voor hen;, welke voor 100-000 gl. tekende, en dus tot vijf ten honderd toe; dit zou de makelaars en comptoiren in effecten zeer aanmoedigen. Er is er, die denken, dat om deeze negotiatie wel te doen gelukken, men geene hoogere intresfen behoorde uittelooven, dan tegen de gewoone van twee en een half percent; edoch dat men daar bij behoorde te bep.aalen, dat een vijfde gedeelte van de inlage door de deelneemers zoude worden betaald in Franfcbe asfignaaten ; en houden de ontwerpers van dit plan, en wij met hen', zich verzeekerd,dat die asügnaaten door den tijd hun* re volle waarde zullen bekomen, indien dit kon doorgaan, zou dit plan indedaad zeer aannemelijk zijn; dan wij 1-ebben er de volgende,- tegenbedenkingen op Voor eerst, dat die negotiatie dan niet zeergroot zou kunnen zijn, ten minden niet groot genoeg, om den Staat eene aanmerkelijke onderfteuning en redding bij 0 3 ï0  C »4 5 te zetten, dewijl wij gelooven , niettegenftaande er al eene vrij groote fomme asfignaaten in onze Republiek is, dat dezelve niet zoo groot zij, als men zich welverbeeld. Ten anderen, daar die asfignaaten, zoo niet geheel ten minften voor ver het grootfie gedeelte, berusten onder winkeldoende lieden, welke door hunne commercie geene penningen kunnen uitzetten, en deeze die asfignaaten, welke zij tegen negen ftuivers de livre hebben Ontvangen, niet gaarn voor een bagatel zouden wülen pverdoen aan capitalisten, die in deeze negotiatie op die voorwaarden zouden begeercn deel te neemen, geloven wij, dat dit plan geene gewenschte uitwerking hebben zou. Eene vrijwillige gifte, zonder bepaaüng van eenen eed (want als dit hatelijk vereischte daaar bij werd gevoegd is het niet meer eene vrijwillige gift maar eene gedwongen afpevfmg) kan verftrekken tot te gemoetkoming van eene Provintie in de daaglijkfche hoogstbenodigde uitgaven , waar toe de gewooi.e fondfen en inkomften niet toereikende zijn; op zoodaanige wijze heeft thans de Provintie Utrecht eene vrijwillige gift van haare-in- en opgezetenen uitgefchreeven , en, wij hoopen , daar die Provintie het meest van allen, zoo van den doortogt en de inkwartiering der Franfcbe troepen, als ook van de tallooze requïfitien voor het Franfcbe noordelijk leger tot op dit oogenblik lijd, dat deeze vrijwillige gifte volkoomen aan de verwagting van de Reprefentanten 's Lands van Utrecht zal beantwoorden, en de doorflaandfte blijken obleveren, dat de patriotfche ijver, door welken die Provintie beroemd is boven andere, niet in ijdele woorden, maar in lofwaardige daaden beftaat. Onder de concepten tot de finantieele operatien hebben wij ook geleezen eene concept-publicatie tot de beffing mn penningen, hij ferms van tamie of $uttifjr hen nog niet wordt gedaan, zal ik niet onderzoeken;  C 135 ) ken;'ik zal alleen zeggen, dat het wenschlijk ware, dat niets van de zijde der patriotten wierd daargelteld. het geen hun de rair.lTe vreeze kon inboezemen, om dee« zen flap te bnderneemëri; maar integendeel, dat men hen uitnodige tot het doen der plegtige bcloire van vrijheid, gelijkheid en broedericriap, gegrond op de rechten van den mensch; en zno zij daar toe weigerig bleven, dan zeeker zouden zij zich zelve openlijk brandmerken, zij zouden tornen, dat hunne weigering, om zich met de patriotten te vereenigen, niet voortkwam uit een vreesachtig, maar uit een kwaadaartig en wrókvbedend beginfel, uit eenen onverzoenbren haat en afkeer, van met hunne broederen, zoo als ik reeds gezegd heb, een geheel nieuw leeven te leiden : iknoerae het geheel nieuw, want om te bekennen, dat de zaak van 1787. met de tegenswoordige gelijk fraai, of te betuigen, dat de regenten van 't beftuur van 1786 en 1787- thans alle gefchikt zijn, om de rechten van den mensch zoo zeer te handhaven als de toenmalige Conftitutie', zal niemand mij overhalen; cn eer zal mij de vrijheid van duiken en fpreeken op nieuw moeten ontrokken worden , eer ik dit ten .behoeve van honderde evangelisten, die thans al meede uit eigen belang in focieteiten enz. omzwerven, om dit den eenvoudigen burger voor oogen te houden, zou inftemmen. (*). Mijne meerder weegende zwarigheden zijn van een geheelen anderen aart en komen hierop 'neer: Ten Q'j Gaarn ftemmen wij onzen geé'erden Correspondent tos, dat detegënswoordTgeomwenteling zcervecd verfehSt, van die vorm van regeering, welke men in 1786 en 1787 cragtre ir.tevoeren ; edoch zij ftrijden geenftnts tegen elkander; het tegenswoordig patriottismus is gegrond op dat van dien tijd, ,en gaat alleen maar tot de uiterrte grenspaalen, om welke men in dien tijd niet durfde» en niet kon denken. R e  ( 136 ) Teneerfien, het is het handhaven der bijzondere belangen in de bijzondere collegien; ziet men niet thans bevende in ons Vaderland het algemeen belang uit het oog verliezen, om bjzondere voorteftaan ? daarvandaan dat het eene dorp meer invloed of aanzien wit hebben in de reprefentatie Jan het ander dorp, de eene ftad zich wil verheffen in 'i uitbrengen van haare ftem boven het platte land, en de eene provintie een overweegend vermoogen begeert boven eene andere, even of de zaak van het Vaderland eene deelbare zaak ware; laten wij het oog vestigen op onze verlosfers; was dit verdwaasd denkbeeld in ban opgekomen, wie hunner zou ooit zich gereed gevonden hebban om ééaen , ik Iaat ftaan bijna ql.'e de monarchen van Europa, het hoofd te bieden? de onderlinge twist zou belet hebben, zich van buiten ontzaggelijk te maken, en hun Vaderland was door eenen prins van Oranje zoo gemaklijk te verderven geweest, als 't nu onmooglijk was voor Keizer en Koningen het te overwinnen; ieder mensch, bij hen evenveel rechttoege'tenl, vond in zijn huisgezin of departement, als hij het verliet, dezelve rechten, dezelve eindens, die hem te wapen riepen , dezelve zeegen, die de rechtvaardigheid Zijnjr zaak hem beloofde ih zijne terugkomst; hij zag rejds in 't verfchiet zijnen landgenoot, fchoon bij hem onbekend, fchoan van hem 50 ja loouure met er woon verwijdend, bij zijne aankomst op het veld van iMars, hem verwelkoomsn en omhelzen , hem toeroepende : Mensch, Burger, Broeder! kind met mij uit een en bet zelve huisgezin, dat met mij een en bet ztive lot deelt, dat een en dezdoe bilwiing met mij zil genieten van geflacht tot getl-ir :t de eenbtid zal door onzen moei gevestigd, en di onverdeeihavrheii door onze trouw verzeegeli blijven ! Ondertusfch;a in dit Land zoo veel kleiner, zooveel naauwqr beperkt, en dus derzelver inwoonderen aan elkander zoo veel nader betrokken, worden eerst de tijd, de kostbaar-  ( 137 5 baarfte oogenblikken, die ons overig zijn, om ons gedugtte maken van buitenen gelukkig vanbinnen, door gebragtniet opgezochte twistirgen, die 't gantfche werk bederven, en die derzelver voorftanders, in plaats van het belang van hun volk te hebbe.i voorgedaan, de oorzaken , van 't verval des volks doei, zijn; thar.s daar er geld moet zijn ■, of het Land is onherftclbaarverlooren, zijn er nunietvermoogende, niet fchatrijke lieden, die, weliswaar, overtuigdzijn,vanden dringenden nood des Vaderlands, die wel hard roepen, bet Land is in gevaar! die met veel vermaak zouden zien , dat de om brood zugtende werkman den rok van het lijf wierd gehaald, om dc ledige fehatkisten te vullen, maar die dien Vaderlandfchen last met geenen vinger begeeren aanteraa» ken; die, wanneer het op hunne beurs, wat zeg ik, op de ftremming van hunne, zelfs harsfenfehimmige, vermaaken aankomt, liever alles zouden in de waagfchaal gefteld zien, dan die van haar door Vaderland, natuur, pligt en wet gevorderde opoffering gehoorzaamen, voorgeevende, de heffing moest dus niet gefchied zijn, en indien zij anders ingericht ware, op nieuw er iets tegen zouden uitgevonden bebben? is er ooit van zulke zoogenaamde patriotten , welke voor een vast fijstema van broederfchap het fpreekwoord fchijnen te hebben aangenoomen, wel vrienden, wel broeders, maar elkander uit de beurs te blijven, ik vraag, is er ooit van zulke lieden te verwagten, dat zij gefenikte voorwerpen zijn, om bij de organifatie deezer natie de waare eenheid, de waare gelijkheid en broederfchap te helpen volmaaken, waardoor deeze Rejmbliek groot en magtig worden kan ? Ten tweeden, is mijne zwarigheid geleegen in de minvatbaarheid onzer natie ha 't ftuk der gelijkheid; hon* derden van die voorwerpen, die zich den naam vah patriot gegeeven of waardig gemaakt hebben, ziet men thans al raeede de partij der misnoegden in ors Vaderland helpen vergrooten, om dat zij hunne dweepzuch» R 3 *'  ( 131 > tige gevoelens niet Willen afltaan. De roomsch-catholijke burger,, thans uit dien verfoeije'ijken kerker van dwangzucht tot den vrijen mensch opgetogen, vindt zich even zoo gerechtigd, om zijne ftem op zijnen geloofsgenoot als op eenen anderen uittebrengen, en tegelijk» om tot den eenen of anderen post verkoozen te worden; noch het een noch het ander kan bij die dweepzieken geduld of ongewrooken gelaten worden ; veeleer (en zulks is in deeze dagen in eene groote en aanzieneJijke ftad van deeze republiek beweezen) kunnen zij dulden, dat een verlochenaar van zijn voorig patriottisme, of heimelijke aankleevers van het voorig bewind, tot posten van eer voorgetrokken worden, dan wel, dat hunne natuurgenoten hunne met hen inftemmende en lang verdrukte broeders, indien die den roomfchen Godsdienst belijden, (fchoon derzelver aantal zoo groot is als die van de andere inwooners te zamen) voor een 10 of iade gedeelte in eenige posten van eer gefteld worden: de ftemmers worden door hen als cabalisten, de geftemde als een onbekwaam of liegt mensch afgefchilderd, fchoon hij als een bekwaam, deugdzaam, patriot bij iederen braaven geboekt ftaat; waar op toch kan dit anders uitlopen, dan om de partijzucht, die tot in den afgrond aan banden moest gelegd zijn, te doen herbooren worden , en facties te doen herleeven, die van de jaramerlijkfte vooruitzichten zijn, en zeeker dien tempel van voorfpoed en grootheid, van welken thans de grondfiagen in de geheiligde rechten van den vrijen mensch worden gelegd, eensklaps zouden deen inftorten. Zoo lang er zulke verdwaasden zich vertoonen, is er geen hoop tot eene waare eenheid, die onze fterkte, ons geluk, moet uitmaaken te hoopen, en het is derhalven de zaak van alle braaven, van alle patriotten, om zich met gelijke magt te verzetten tegen dergelijke dweepzuchtigen, die meer gefchikt zijn, om de belagers onzer  ( 139 ) ! zer vrijheid aantemoedigen , dan om de vrijheid zelve i op een onwrikbaar voetftuk te helpen vestigen. Ten derden, de uitdeeling der ampten en de zucht bij honderden ja duizenden, om dezelve te erlangen ; aan 1 de eene zijde zie ik al meede het getal der misnoegden vergrooten, doordien thans veele begunftigd worden, ; die in het oog van den eerlijken en braaven burger zulks het minst verdienen; het fchijnt, dat de oude weg nu : en dan weder word ingeüagen, wanneer het genoeg was om een amjit te verkrijgen, dat men verroaagfehapt was i aan hun, die dezelve moeten uitdeden; de man van verdierven, den eerlijken, don behoeftigen, doch in zijn , vak bekwaamen Vaderlander, ziet hier en daar den losbandigen, den met alle winden waaijenden jongeling met een voordeel verrijkt, dat hem of zijns gelijken niet kon ; geweigerd zijn, indien deugd voor gunst gefteld ware ; doch dit is het niet alleen, ik zie ook die misnoegden tot een ordx-reekenbaar getal aangroeijen, wijl er veelenzijn, die ieder voor zich, gelijk het fpreekwoord zegt, een brok uit den fcho tel begeeren , daar men fchijnt uit het oog te verliezen, dat de waare Vaderlandsliefde medebrengt , dat niet het ampt om den man, maar de man om het ampt moet zijn, dat een groot aantal, hoe braaf zij zijn, zullen moeten voorbijgegaan worden in het bekleedcn van bedieningen; de patriot vergeet in dit geval zich zeiven; hij weet, dat het te groot getal amptenaaren zijn Vaderland al meede in het bederf geftort heeft, hij begeert verandering in de Conftitutie, bij wil de misbruiken, de oorzaken der rampen van zijn Land verbeererd jaa vernietigd hebben , en ondertusfehen, hij wordt een van dat getal, die , wierden zij alle met ampten begiftigd, het getal der amptenaaren ongelijk grooter dan bij de vorige Conftitutie zou maaken ; gelukt hen dit eigenbelangzoekende niet, zij walgen van de zucht voor de  de nieuwe order der zaaken; woelende onder hunne medeburgers veranderen zij in twistftookers, die niets anders dan tot bedilzucht gefchikt, in de ingewanden van hun eigen Va Ierland wroeten, en den boezem van de pas ontlookene Vrijheid al meede helpen verfcheuren ; en wierd dit wangedrag Hechts bij de minvatbaren befpeurd, maar neen, mannen van een meerder vermogen, mannen op welken het Vaderland wel eer mogt roemen, zijn hier van befmet; eenigen, inden eenen of den anderen post voorbijgegaan, zweeren reeds, dat dit werk hunne wraak niet zal ontduiken; anderen achten het te gering eenen post, die niet permanent is, of te weinig inkomften op-, leevert, te bekleeden , onttrekkende dus, voorzoo ver in hun is, dat geene aan de ratie, dat de natie voor zich cirbaar en nuttig oordeelde, dat door hen zou befderd of gehandhaafd worden. ïk had nog een aantal zwarigheeden, maar wat moet er van deeze weinige gebooren worden? duizendmalen zucht ik, dit indenkende, om de gevolgen ; mooglijk zult gij die zuchten Jlaaken; tot nog toe ben ik JAN ZWAARMOEDIG Uit eene groote Stad i iMaij 1795, Dit weekblad is te b;komen : te Amfterdam bij Schaleniami Rotterdam D. Fis, Haarlem Rahn, Leiden Onnekink, s''Hage f.eeuws/?/)'»,DeJft Roehfswaart, Schiedam Swebrn, Gouda Buma&.Comp. Gornichem van der Wal', Dordrecht Blusfé en Zoon, Woerden Paling, Bodegraven Meijer, Heusden Hagedoorn , YsfelftijnOostveen, Leerdam Hoefnagel Hoorn Vermande, Alkmaar Hand, Enkhuizen Fraux, Snetk Bransma, Middelburg Keel, VHsCmgen Maers3 an , Zirkzee van den ïhoarn , Nijmegen van Qampen, Arnhem Moele an, 's Bommel eie Meijer e, Wageningen IVesfeh , Meppeii foogd, .Zurphen Eidik, Eindhooven van Leerfum, Leeuwaarden Ca/iais, Groningen Doekema. Zwolle Clement, Deventer Karsfenterg Breda van Bergen, Bergopzoom van Riemsdijk, en Brinkhorst, Geertruidenberg du Bois, 's Bosch Wed. Viiweg en Zoon, Amersfoort JHantunberg, en 6e Utrecht bij^r /p  BRIEF van JAN ZWAARMOEDIG BE m met BEDENKINGEN over. ZWARIGHEDEN DIE GEVONDEN WORDEN IN DEN POST van ben NEDER-RHTK ALOM 'i 3 Staiv, te befeomea   BRIEF van JAN ZWAARMOEDIG tti aam Zijnen Vriend N. N. Burger! HCoen wij te Rotterdam uit de Dordfche fchuït Hapten, merkte Gij wel en te recht aan, dat onze reis te voorfpoedig was geweest; het geen anders eene tegenftrijdighcïd is, daar men in overtochten, die van wind en ftroom afhangen, altijd verlangt fpoedig over te wezen; zoo dat het een oud algemeen gebruik is, eikanderen een. yoorfpoidige reis toe te wenfehen. Maar wien. zou . een tegen-* fpoedige of langduurige reis verveelen, als men geduurende dezelve zulk een aangenaam onder-j houd aantreft, gelijk wij bijna drie uuren lang. te famen gehad hebben! Het fpéet mij zoo veel te meer, dat wij elkandcren verlaaten moesten, omdat Gij bij onze aankomst aan den wal juist die fnaar begon te roeren, waar in wij eigenlijk het meest van den anderen zouden verfchillen. Êrï vermids ik u beloofd bebbe, dat ik t'buis gekomen , U mijne gedachten door eenen Brief zoüde mededeelen, over het vooruüzicht en de gcvulgeri A a Oïf*  C 4 ) onzer Omwending, die Gij uit het gunftigfte oogpunt befchouwt, maar over welke ik geenzins zoo ligtvaardig heenen loope, of, laat ik liever zeggen, waaromtrent ik niet vrij ben van een weinig zwaarmoedig te denken; zoo is deeze Brief daar toe dienende, indien ik U met mijn géfchrijf niet verveelen zal. Ik weet wel, dat het geen tijd is, om met veele opgezochte zwaarigheden voor den dag te komen, en het Volk ongerust te maaken; maa* om zoo maai gerust voord te werken, en het Volk, als 't ware, maar gaande te houden met vrolijkheden , met het planten en inwijden van Vrijhcids-boomen, met het aanrichten van fêtes, illuminatien, vieringen enz. en hetzelve minder te onderrichten omtrent deszelfs wezenlijke belangen, dit heeft wel Wat gtlijki:eid met het gene wij m vroegere tijden, in de Brabandèren, Vlamingen, en bewooneren tier Roomlche Landen, als een gebrek veroordeelden; waar men net Volk door de kunstgrepen der Geestlijken, van tijd tot tijd zag bezig houden met aller eje vrolijkheden, om daar door alle verlichting \an oen gémecnen man, zoo veel mogelijk was, tegen te houden. En dit zoude, naar mijne verbeelding, den kwaadwilligen te veel in de handen gewerkt zijn: want laten wij ons toch niet voorttelen, Broeder! dat wij met het tegenwoordig heritel van onze Vrijheid, zoo zeker van cie voordduuring zijn, dat wij die niet weder zouden kunnen verliezen, en dan in eene Slaavernij vervallen, waar bij de vorige, onder welke wij gezucht hebben, dan nog'als eene löort van vrijneid y dtor ons, doch te vergeefs, zouden wofdtH te rug geweaseht» : Denk niet, dat die Brief van den Burger fan Zwitartrtóed'g, in den Pest van dón tiédót -A *--v, nom. if. over welken Gij, bij het uitflappen uit de fchuit, op eene fpottende wijze, mijac gedachten vruagde, mij zwuumotJig &*ude geumit» • " i " heb-  C s ) hebben; neen! ik ben het al geweest, eer die Brief' in de waereld kwam. ' Ook ben ik het met dien Burger "Jan in alles niet eens; en vooral niet, daar hij' zulk een onderfcheid maakt tusfehen het gene hij de Oranje Lui noemt, en eigen belang zoekende voorwerpen, en voords de cerstgenoemden befchouwt, als overwonnen, en zoo die Parui niet • v ry/onnen is, ons en ónze zaak verloren; fchoon ik het laatfte gevolg, dat hij trekt,'als eene ontegerifpreekliike waarheid volkomen toefteromg. Doch ik heb mij over dat onderfcheid verwonderd, en zou hém wel eens willen vraagen, of hij van gedachten zij, dat de Oranje Man geen eigenbelang-zoeker is? En of hij ter goeder trouwe geluove, dat mj van de laagcn der Oranje Vrienden niets te duehten hebben? Ik wil U'vvel bekennen, dat ik van een tegenovergefteld gevoelen ben; en geloove,_dat, indien wij de Oranjeklanten, zij zijn dan eigenbelang-zoekers, of niet, winnen konden, wij veel meer ftaat op de vestiging onzer Vrijheid zouden kunnen'maaken, dan tegenwoordig. Die Man redeneert ook zoo gunftig over de verplig-, ring en de noo.'.zaaklijkheid, waar in een Prinsmail zich zoude bevinden, om de hand van Broeder, chap, die hun uit een welmecnend Juin wordt aangeboden, aan te grijpen, dat men verwonderd moet ftaan, indien dit'waar zij, dat de Prins Lui ons nog niet om den hals zijn gevlogen. Maar hij moet in de kennis van het menfchelijk hart niet zeer bedreven zijn; als hij er over oordeelt en redeneert, even zoo als de andere Partij er over ïprak na de Onwcnding van 1787. Want; wat hoorde men van de Oranje Vrienden in d en tijd anders, dan: „ Wat fchiet er nu voor de „ zoogenaamde Patriotten over? Zij zien, hoe .zij „ met hun Soldaatje fpeelen zijn uitgekomen? „ Het ligt er nu toe, en zij zijn er zelve de „ oorzaak van. Zij móesten nu alle wraakzucht en haat ter zijde /lellen, daar hun eigen behoud A 3 thandi  C 6 ) thands zoo aan het onze verbonden is, dat zij den ónder gang van V ganfehe Land, zoo wel als van hun in V bi f "onder, moeten te gemoet zien, indien er nu nog eene Contra-Revolutie voor handen komen vioest. Zij zullen ondervinden, dat het aan hun tilleen ftaat, om met hunne Medeburgeren het zoet onzer gezegende Conftitutie, onder de fchaduwt van den Oranjeboom, te findaken $ en zij zouden door onze hand van B 'oederfchajb aan te nemen, 'ihet ons eenen grondflag leggen tot een nieuw en gelukkig leven" — met liet geen daar verder volgt. Als de Man zich wat meer in 't geval van een ander wist te ftellen, hij z-.ude, naar mijne gedachten, heter over die., zaak kunnen oordeelen. Want laten wij toch zoo dwaas niet zijn, om te gelooven, dat de O-a;:ie-Klanten overwonnen zijn; en dal men hunne laaien niet te duchten heeft. Wij willen in geenen deele de eerlijkheid der Franfche Natie in twijfel trekken: Het is niet alleen de eerlijkheid, waar op wij ons volkomen kunnen verlaten, maar 't is ook tevens het waar belang van die Natie, dat, op hoedanige wijze haar inwendig beftuur ook gevestigd m< >ge worden, zij nimmer van de met de ons gemaakte Alliantie zoude afzien _ Maar, zouden wij daarom de OranjeVrienden niet duchten? — Wij weten immers tc wel, hoe het ganfehe Land vervuld is met zoogenaamde liefhebbers van het Oranje-Huis; hoe de grootfte hoop der bewooneren van 't Platte Land, van de kleine en groote Steden, veelal de Oranje Partij is toegedaan; ja, dat zij de Vaderlanders, die zoo wel voor hun, als voor zich zeiven, het Vaderland van alle banden eener knellende flaayernij zoeken te ontheffen, en eenmaal onafhangelijk en gelukkig te maaken, niet anders befchouwen dan als Ejgenbe}ang-zoekers. Ik zal meer zeggen: hoe zuiver ook de oogmerken van het Patriotisme zijn; er is eene menigte, die zich daar van niet Jaat overtuigen, en niet weinige zijn zoo verbitterd en verhard in hunne denkbeelden, dat zij liever  C 7 ) , ver alles zouden zien 't onderst boven keeren, dan niet getrouw ie blijven aan hunnen Afgod: zij zijn vim hunne jeugd af aan daar toe opgewekt door die nmfi getrouwe Leeraars, en fijne Katecbizeermeeders; zij verkeeren in het vooroordeel, als of alle gevoel voor Godsdienst, Vrijheid en Vaderland,, drie geliefkoosde woorden, met het moeten afleggen van de Oranje Cocarde, als uit de harten warden uitgewischt — mboezemmeen die Gij niet moet gelooven dat nog ophouden' in tegendeel zij worden met zoo veel meer nadruk ingefcherpt, als dieCabaal zich thands aanmerkt, als onder het kruis te leeven, en er eene verdiende in delt, dat zij alles verachten wat tot de nieuwe inrichting van zaaken behoort; dat zij door heimlijke intrigues de beste verordeningen zoeken tegen te werken; dat zij alle tijdingen en geruchten, welke voor de zaak der Franfchen, en dus ook voor onze Vrijheid nadeeÜg konden zijn, gretig aannemen en voordplanten; en dat zij eikanderen tragten op te beuren met van verre gehaalde fchijngronden van hoop op uitkomst Zoo. dat er, naar mijn inzien, geene uitzichten zijn, om de Oranje Lui te doen. bijdraaien, of in onzen tegenwoprdigen tnedand van zaaken, met genoegen eenig deel te doen n°Ik zoude het meer met Jan Zwaarmoedig eens zijn, wanneer hij gezegd had, dat de Eigenbelang-zoekers, welke hij bedoek, afgefcheiden van de Oranje Lui, meer te duchten waren, dan de Oranjeklanten: want als ik die fnaar van Eigenbelang-zoekers in hunne ondcrfcheidene ioorten en takken wilde aanroeren, dan zou ik geen Jinet, maar een Boekje moeten fchrijven; en zeker, Vriend, ik geloof, dat ik u toch zou oyerhaalen, om wat demmiger te zien, immers om niet zoo te lagchen, als Gij over mijne zwaarmoedigheid deed» toen wij eikanderen de hand van affcheid gaven. A 4 1)0011  C 8 ) Doch het geen hij BI. 13& aanvoert, met bedekking tot het ovenveegend vermogen, welk het eene Dorp boven het ander, de eene Stad en Provincie boven de andere zoeken te verkrijgen • zoo als mede, wat hij zegt over de ongeneigclheid der Ingezetenen, om 'sLands Financiën te helpen onderlchragen; daar in heeft hij gelijk; en ik zie daarin geene gunftige verandering, dan door de wijze en heilzaame fchikkingen, die wij hoopen_ en verwachten, dat door eene wel ingerichte Nationaale Conventie gemaakt zullen worden i ÏN|iet minder heeft hij, naar mijn inzien gelijk, 111 zijne redeneering over de minvatbaarheid onzer Natie m t ft uk der Gelijkheid; en het zoude van eenige nuttigheid kunnen zijn, dat hij dit leerftuk der Gelijkheid , en -waar ze al, of waar ze n et te pasfe komt, eens voor alle man recht verftaanbaar wilde maaken: Doch dat hij deeze minvatbaarheid poogt te bewijzen, uit het gene men ten opzichte der Rwrmch Cathehjken ziet gebeuren ; en dat hij de bekommering die deswegens bij veelen plaats heelt, (en van welke ik mede niet vrij ben,) air leen aan dweepzuchtige gevoelens toefchrijft j; dit is iets, waar in ik het op neen voeten en va lemen lengte, met Jan Zwaann^dlg eens ben; en zijn gevoelen ten deezen opzichte komt mij zoodanig voor, dat ik wel haast zou denken, dat Broer Jan of zeli Roomsdi Katholtjk is , of dat het Roomsch Ratholijke belangen zijn, die zijne pen beftuurd hebnen Mislchien denkt Gij, op het leezen van deeze mijne gedachten, dat ik mede met dien dweepzuchtigen zuurdeesfem befmet ben; doch fl£ kap U verzekeren, dat ik daar van zooverre verwijderd ben als het Oosten van het Westen li en wanneer ik U mijne Geloofbelijdenis omtrent dit ftuk eens wat nader zal hebben verklaard, twijtel ik met, of Gij zult mij van dweepzucht vrijipreeken, en niet weigeren toe te Hemmen,] dat 4k met geheel en al ongelijk hebbe. Wan-  C 9 ) Wanneer na de overdragt der Nederlanden aan Philips II. het fpel in deeze Landen aan den gan°raakte, mengde er zich al ras de Godsdienst onder • Luther en Kahyn, die al lang gewerkt hadden tegen de menigvuldige Kerkplegtigheden van dien tijd, welke zij te recht aanmerkten als verre afwijkende van de eenvoudigheid der Apostolifche tijden, cn die van tijd tot tijd nog toenamen, hadden onder de verftandigen en meer doorzientigen reeds veele aankïeevers; de Hervorming, die men toen den naam van Nieuwigheid gaf (en zij was het ook in dien zin,) won fteeds veld - Deeze dingen zijn bekend; laat mij alleen aanmerken, dat de Patriotten van dien tijd ook veelal de Hervorming waren toegedaan; niet ongelijk aan 't geen wij thands zien gebeuren, daar de verkleefdheid aan het vorig beftuur van dwinglandij en o-eweld met de grootfte dweepzucht gepaard gaat, waar van cle Geestlijkeid, die uit vrees van uit haren zetel van overheerfching over de gemoederen te geraaken, nu, even zoo als toen° de oorzaak was, en daarom toen, even zoo als nu, alle verlichting tegenwerkte, de vroome geloovige zielen, op allerlei wijze, toen zoo als nu, zocht op te dringen en in te prenten, dat het om de vernietiging'van den voorvaderlijken Godsdienst te doen was — 't Is ook algemeen genoeg bekend, dat de Heivorming zegepraalde in die der Provinciën, welke bij de Unie van Utrecht met elkanderen vereenigd', het tegen den SpaanfchemDwingeland, en midsdien ook tegen zijne hem getrouw gebleven Geestelijken, hebben uitgehouden; en welke zijne Opvolgers eindelijk genoodzaakt zija geweest bij den Vrede van Munfter in 1648. voor vrij en onaf hangelijk te verklaaren — Ik zeide: tegen zijne hem getrouw geblevene Geenelijken, welke ""niet nao-elaaten hebben, den rechtvaardigen Opftand der Nederlanden te doen voorkomen, niet als een Opftand van de Vrijheid tegen de Dwinglandij, maar als eenen aanflag tegen den Godsdienst. En wat was* A S daar  C to 3 daarvan het natuurlijk gevolg? niets anders, dan dat die Godsdienftige haat wederzijds voedfel krijgende wierd aangekweekt, het welk veelal de oorzaak is, dat men eenen harderen weg met de Roomschgezinden infloeg. De vrees, die er natuurlijk was, dat de Roomschgezinden, af bangelijk van den Pauslijken Stoel; en die ook geene middelen ontziet om dien zetel gevestigd te houden; geene wegen onbeproefd zouden laaten, om het hok weer in te krijgen, maakte zekerlijk, dat veele geftrenge maatregelen niet te vergeefs genomen wierden Maar echter kan ik niet zoo gereedlijk toeftemmen, dat het noodig was hen uit alle hurme Kerken te verjaagen, alle hunne importante Geestelijke goederen aan te ftaan, en hen onder zulk eene tucht te houden, dat de gebouwen, tot hunne Godsdienftige bijeenkomften ge* fchikt en gebouwd, zelfs geene uitwendige gedaante'van eenig Kerkgebouw mogen vertoonen; daar de Synagogen der Joden in eenige Steden van ons Land met allen uiterlijken praal zijn opgetrokken , of overtollige Kerken daar toe zijn ingeruimd. Willen wij ons nu eens ftellen in het geval der Roomschgezinden: Deeze hebben nu twee eeuwen lang' allen dien uitwendigen glans van hunne Godsdienstplegtigheden, waar op zij zoo zeer gefteld zijn, moeten. misfen: het gebruik der Kerken is hun ontnomen, welke veelen nooit voorbijgaan zonder eene treurige herinnering, dat hunne Voorouders in deeze ftaateljke gebouwen hunnen Godsdienst met al deszelfs luister vierden: zij daarentegen onder zulke naauwe banden gelegd en gehouden, dat zij, (fchoon dit ïèdèrd eenige jaaren wat gebeterd is,) naauwlijks durfden laaten blijken, dat zij Roomschgezind waren; om niet met zekere verachting behandeld te. worden: zoo zeer heerschte onze Geestlijkheid weêr over de gemoederen der Gereformeerden: om nu ' niet eens te fpreeken van de groote zorge, die er ge-  C p 3 genomen was, om hen buiten alle beftuur, en zelfs buiten de gërfhgfte ambfjes en bedieningen te houden. — Deeze, deeze Roomschgezinden, moeten nu immers zear natuurlijk het grootfte belang in de Omwending ftellen, met welke de Rechten van den Mensch erkend en ingevoerd worden; daar zij in den Burgerftaat opgenomen, en uit dien verfoeielijkcn kerker van dwangzucht tot den vrijen mensch opgetogen, zich even zoo gerechtigd vinden , om hunne Stem op hunnen Geloofs- genoot, als op eenen anderen uittebrengen; en aldus de deur tot het verkrijgen van alle Ambten , zoo wel van Regeering, als van andere, voor hun is open gezet. ' Dus verre ben ik het met Broeder Jan eens, dat de Roomschgezinden ten hoogften zijn veróngelijkt, en het grootfte recht hebben op het geen hun nu is toegekend; en het is, voor 't behoud van het Vaderland, en van onze herkregen Vrijheid te wenfehen, dat van dit recht nooit misbruik zal worden gemaakt. Dan, eene zucht, en daarin opgeflotene bekommering, zou U die als iets vreemds, als iets zonderlings, kunnen voorkomen? Ik zal U den grond en reden ontdekken, op welke mijne bekommering fteunt. " Wij hebben reeds in verfcheiden plaatzen gezien, hoe gretig de Roomschgezinden van dit hun verkregen recht van ftemming hebben gebruik gemaakt ; en zij hebben gelijk: want wij zouden in hun geval het zelfde doen. Maar, wat kunnen daar van de gevolgen zijn? Hunne Geestlijken, af hangelijk van den Roomfchen Stoel, en meefter van de gemoederen der grootfte 'menigte, (*) zullen (*.) Dit bleek zinds 11; jaaren met liet inroepen van Brancadoro , welken het listig Oranje Hof, bet onwêer ziende opkomen , tegen de toen nog in ftand zijnde Placcaaten , die in alle andere gevallen wierden gehandhaafd, voor onze duiten heeft laten overkomen, om het Sacrament van het Vormfel te bedienen, en door dien weg duizendeH van R001nschge2ir.de Ingezetenen ,  C 13 ) len immers nietnalaten , die op te winden en te leiden —- Wat heeft men ook niet fchoone voorechten! men heeft aoo jaaren onder ' kmïs , ' 1bLZlt te k"nnen geraaken van alles, wat hun en hunnen voorvaderen ontnomen is. En wat behoort hier meer toe, dan de verkiezing van Re S£maHP^'ife hiUnilC" G^«lienst zfjn toegegafl? Het kan dus niet lang lijden, of onze Volksvertegenwoordigers zullen, zoo rlïet aE lis van -/ P ^ers volgens de eigen beken, S 5 1? 2^am°flë is derzelver aantal ^ ^ ^ van de andere inwoners u famm. zichl^wJf gCCne Sroüte zw^righeid in zien hebben, indien zij onaf bangelijk waren van den Roonilchen Stoel. Maar dit Opperhoofd, het wïtvan w nCn nie-™ ruggefteun vinden, SKnU -°nS e?U,wlS haatcnd Engeland niet zal söïie EtSdzi? s%ast §ebruik vrn fiff 111 bloe, zal ziJ°' niet ftaande blijven eelt maai- al te vecle refources en midde- ihffUptIC' die deszelfs grootlte magt uitftaakj, ja ik ben verzekerd, dat Engeland alles zou htobcn opgeuffci-ü, mdien men cie Franfchen h.id kunnen uvernaalcn om ons te abandonneeren: dit fgEfWa, waar tegen men niet genoeg op zijne her^iïf Z1J"' aI'C Ue kunstmiddelen, die J f lvf' ZU0,weI bin"en, als buiten s Lands tot ons verderf in 't werk lteit, te ontdekken en tegen- nen , die de denkwijze der Patriotten toeeedaan waren . in zijne belsrogen te krijgen; unoer voorgeven, da< het 1'atriotisme der Fra khen de vernietiging van den Godsdienst ten oogmerk had. In welke commisfie die listige GeestlijKe /,eer wel gelaagd is, en dus de lommen die hij getrokken heei't, ook wel verdiend heelt.  C 13 ) iéntégaan,' loert reeds op zijnen prooi, om zoo dra èr eene gedecideerde meerderheid van Röottischgezinde Reprefentanten in ons Algemeen beftuur mogte zijn, zich bij den Heiligen Vader voor te doen als Engelen des Lichts; en door 't lokaas van wedervergeldingen de vrijheden aan de Roomschgezinden in Ierland,als ook door andere middelen, in welken de Engelfcben nooit uitgeput zijn, hunne oogmerken in ons Land te bereiken. Niet dat ik zulks den Roomschgezinden zeiven, als nog zoude willen ten laste leggen ; neen! daar is het verre van daan; zij zijn mijne Broeders, cn ik geloof, dat veelen hunner zoo wel goede trouwe Vaderlanders kunnen zijn, als de Proteftantti.; en waarom zouden zij ook niet zoo vrijheidlievend denken? ik wil ook gaarn gelooven, dat zij als nog uit den besten ijver werken, hoewel in foinmige Steden die ijver om in Posten te geraaken, door eenigcn hunner Geestlijken, (en wat vermogen die niet op de Leeken?) al vrij wat aangevuurd is. Maar, gelijk ik reeds heb aangeroerd, de Paus heeft er nog te veel invloed op: men gedenke aan Brancadoro. — En wanneer Gij bij deeze mijne bedenkingen met eenige bedaardheid zult ftilftaan, twijfel ik zeer, of Gij mijne gedachten en bekommering wel zoo geheel ongegrond zult vinden, zonder die, met Jan Zwaarmoedig aan dweepzuchtige gevoelens toe te fchrijven. Hij zegt ook ergens in dien Brief, dat hij niet Onderzoeken zal, waarom de Oranjeklanten zich hog niet in de armen van hunne Broederen, de Patriotten werpen; maar dit wil ik nog wel eens kortlijk doen. Zij doen het niet, omdat zij menfchen zijn; omdat zij denken, even a's de Patriotten, na de Omwenteling van 17Ö7 dachten; omdat zij de Omwending afkeuren, en het eene omkeering van de goede orde noemen; omdat zij op eene f egenomwending noopen, en die liever weêr zoutten zien, al ware het ten koste van hun-  C 14 ) hunne bezitting, en van het bloed van duizenden hunner medeburgeren, liever dan niet weêr te triumfeeren; dewijl zij dan fatisfactie zouden hebben, d. i. met andere woorden, hunne wraakzucht zouden voldaan zien, en daar mede verlost zijn uit het willekeurig geweld, zoo als zij het tegenwoordig beftuur noemen. Zij doen het niet, omdat de verdervende hand hen, onder het masker van Vaderlandsliefde, dagelijks opwindt en gerustftelt door onderlinge vermaaning om op eene goede uitkomst te blijven hoopen. Daar ik U deeze gronden mijner zwaarmoedigheid hebbe opgegeven, denk ik aan mijn oogmerk en belofte te hebben voldaan. Ik hoope, dat de uitkomst van zaaken geheel anders zijn zal, en dat mijne zwaarmoedigheid op geenerlei wijze zal bevestigd worden. Het zal mij tot bijzonder genoegen verftrekken, zoo Gij de goedheid hebt mij met eenig andwoord te vereeren, en Uwe bedenkingen over deeze mijne bekommeringen mede te deelen. In deeze afwachting wil ik nu eindigen, en mijnen Brief niet verder uitrekken: Ik wilde mij nu alleen bij deeze weinige Artikelen uit den Brief van Jan Zwaarmoedig bepaalen; doch Gij moet daar uit geene gevolgtrekking afleiden, als of ik geene meerdere en andere zwaarigheden zoude hebben. In tegendeel, wanneer ik denke aan zoo veele moeielijkheden, die ons nog van alle kanten omringen, en voornamelijk ook die ons nog door het Engelsch Gouvernement berokkend kunnen worden, dan ben ik fomtijds al zeer zwaarmoedig. Misfchien daar over nog wel eens nader, wanneer ik Uwe letteren, in andwoord op deezen Brief zal ontvangen hebben. Heil en Broederfchap i Jan Zwaarmoedig II. P. S.  C 15 ) P. S. Ik zal U dan in 't bijzonder wat breedvoeriger onderhouden over de laagen van onze oude Bondgenooten, de Engelfchen. Ondertusfchen is het te hoopen, dat het gebeurde te Koppenhagen onze Lieden, vooral wien de zorge van onze Scheepstimmerwerven, Magazijnen en Schepen is toebetrouwd, hunne waakzaamheid verdubbelen zullen. Want konden zij door hunne huurlingen, die ons omringen, den brand in onze vloot of in onze Arfenaalen brengen, geloof mij: zij zouden meenen eene greote heldendaad te verrichten,   t> È NIEUWE POST VAN DÉN NEDER-RHIJN, DOOR P. 'T H O E 2VÖ> 18. Den 23 Junij. 179^ Het Eerste Jaar der Bataafschè VRiiBurr). WAARDE VRIEND EN MEDEBURGERS O V^/nder de belangrijke fttikken, die, zeeker alfpoe>* dig na de Ratificatie van het vredes Traktaat tusicben oiue Republiek en die der Frdnjcben, zullen te verhandelen zijn, is voorzeeker geen der minften, vat er van do Generaliteitslanden, en bijzonder van de fiad en meijerij van s Bosch werden zal ? Zal dezelve als een deel van de Republiek worden ingelijfd, of zal men die als een con-* quest blijven befchouwen, en behandelen? Uit deeze traag vloeit natuurlijk eene niet minder gewigtige voort. Welk van beiden vordert het wezenlijk en waar belang van ftad en meijerij van 's Bosch? Wij bepalen ons tot hét bovengenoemde, om dat een ruim festienjarige ondervinding en gezette beoefening ons de ge-aartheid en zeden van derzelver inwooners zeer van nabij en meer, dan die van andere Generaliteitslanden , heeft leerèn kennen. Het zal er weder, zoo als altijd en overal, op aankomen , of eerlijkheid en het alleen wezenlijk welzijn van het land onze redeneering beftuurt, dan of uitzichten, intrigues, eige belang en heerschzucht ons, naar gelang van dezelve, doen fpreeken. Ingevalle de keuze, die ik voor mij in deeze doen zoude, de goedkeuring van de volks-reprefentanten, gepaard met een voor-* zichtig en wijs overleg der kundige en eerlijke ingezetenen, mogt wegdragen, en het plan, het welk ik op het oog hebbe, gevolgd1 worde, durve ik met vrijmoediuheid zeggen, dat de laatst genoemde zwakheden bij mij mes geene mogelijkheid kunnen plaats hebben, wijl raiin ge* feel plan tegen mij gelven zoude inwerken, als zijnde  C 142 ) noch geboren, noch genaturalifeerde Brabander, en fS veel Bejaard, om naar een post, daar zulks r.iet toe vereischt wordt, te ftaan. Mijn oogmerk is ook geenfints, om mijne denkbeelden aan anderen op te dringen, om langs onwettige wegen, waar toe ik noch recht heb, floth geroepen word, eenen grooten ophef te maken; om de man van het volk te willen zijn, of, door fchoon Jcbijnende uitzichten, onkundigen te verblinden, en daar door de ftem van eene groote menigte uit te brengen. Hij, die de meijerij kent, weet, hoe weinig daar'toe behoort, en ik acht hst beneden mij. Ik ben dan van gedachten, dat de ftad en meijerij van 's Bosch bij haare blijde inkomften gehandhaafd, de misbruiken in haar beduur Uerltetd, en de onderdrukkingen die veelen zijn, geweerd wordende, oneindig gelukkiger zijn zouden, te blijven, zoo als dezelve zijn, dan dit zij eene geheele omwenteling ondergingen^ de redenerf"; die mij zulks doen Verkiezen en beliuiten, zijn ■voor eerst, dut het in het algemeen voor de belangen van dit lan l veiliger is, het oude fijsthema te verbettren, dan een geheel nieuw zonder fouten op te rieten. Ten tweede, dat bij mij het patrlott srae Zijne geheele waardij verliest, wanneer het den mensch net zou verheffen, maar verkleinen, en, om den ftroom te volgen, zijnen medemensen uit zijn wettig verkreegen eigendom zou ftooten, zonder mogelijkheid, om dezelve naar behoren kost en fchadeloos te ftellen Van dien aart is de begeeving van Drofct-plaatfen, fecretarijen en dergelijken / waar van ftraks naader. Tin derden, omdat ik ftelüg durf zeggen, dat althans de inwoon ers van de meijerij, over het geheel befchouwd, niet rijp zijn voor de Vrijheid: dat het invoeren van een geheel nieuwe Regeeringsform hun ongeluk, en geheelen ondergang berokkenen zoude , dat dezelve uit één, zeker in zeer veele opzichten, drukkend befttfuft j zouden overgaan in een onvermijdelijk Aristéeratiscb bewind, waar uit wanorder, anarchie, verzaaking van alle godsdienfiige begrippen, en mogelijk woede, meer dan waarfchijnelijk, zouden gebooren worden. Waarin, •doch bellaar het geheele meijerijsch patriottisme ? Bij hen, die' nog al verftandig zijn, feu derzulker getal is zeer g.u-inO in een gevoel van de drukkende lasten, en van de knellende knevelarijen, zoo van fommige Heeren rentmeesters en ontfangers, die opgebiaazen van verwaandheid , van de hoogte op eenen boer, of hij een hond ware, nederyen, en bij het min (te verzuim , of het te laat aanaeewn van het colla'eraat, of den verkoop van eenif perceel, de lieden den uiterften penning afneetae.i 3 en denzelven. mee trotschheid en minachting beje"  geren, als van fommige van hunne dro.ten of fecretaris-1 fen: en voor het óver ge in een volmaakt blind b.;geloof dat bij eene omwenteling alles roomscb , en voor al de CRot TE kerken ten dienften van de roomschgezinden, zijn zouden. Voor het overige vveeten zij , (ik. (ï>reek,van het algemeen, en durve derzulk'er getal van de honderd op reger.tig gerust bepaalen) van prinsgezind of patriot, hna niets , hebb.n geen het minfte denkbeeld van het verlbeijlijk Itelfel, het welk men alt'rjd met daad. n getoond, en veel al met woorden gezegd heeft, dat de meijerij de' melkkoe moest zijn dat men die niet te vet moest maken, dat dan ieder daar zin in kreeg; zij lubben nooit begreepen, dat zij voor het opbrengen van alle hunne lasten en fchattingen, in tijd van nood, geen de mi'nfte befchei> ming genoótên; aan hun lot overgelaten, en zelvs dan ; als met overleg', (op dat cr quaiï de vijand geen voor-, deel van zou trekken) wierden uitgemergeld, Het zoude echter or.rechtvaerd.g zijn. deri geweczen fiadhouder alleen vau de gruwelen, door welke de meijerij gefolterd 15 , en onder welke zij gezugt heeft de febuld te geven, Zijne zoogenaamde vooriii>nders (leunden op zijne befehermitg, verzonnen ontwerpen, die fraaij in befchouwing, edoch onuitvoerlijk waren, al ten kosten, en van 't eige geld van de ingezetenen, fchoon onzwa,;teld met voorgevens, of zij daar aan niets betaalden; fpraken ftout tegen elk, wie zig daar tegen durfde verzetten, en deeden in de meijerij, wat zij wilden. Dan, ik vraag aan eiken onpartijdiger!, welke zouden degeyo'gen zijn, als eene onbepaalde volkftem , ook omtrent de begee» ving der ampten, (want dat fchijnt toch de ! art aêr, en het groote doelwit te zijn) in de meijerij wierd W>evoerd? Zeker geen ander, dan dat de wac meer verlich. ten, de intriguar.ten , en eige belangzoekers, die in de meijerij zijn, of komen zouden , zich van de hemmen van die onnozele menfchen, waar van de meesten zeeker nooit een ander boek dan hun boeren almanak met carakters, in de band neemen, en ook noch leezen , noch fchrijven kunnen, of die al, (zoo zij zeggen) geleerd geweest zijn, het vergoeten zijn, zouden mees-ter maken, om zoo doende of voor zich, of voor hunne familie en vrienden de plaats te bekleden van die geenen, die er een wettig eigendom ophebben, en langs dien weg de ingezetenen een veel ftommer onderwerping aan alle kwellingen, (want zij had danqua(rzelve gekopzeu) op den hals te fchuiven. Het verdient ook aa dagt, dat de lieden, die zoo op het invoeren van de volks, Hem en verbeteringen bedagt zijn , fclïijnen te v< rgéeten, om te beginnen met middelen te beramen, oai die aiupS & tf  C 144 ) tenaars, wier ampten te beseven zij op het oog hebben, aan bepaalde inftruetien, waar door de knevelarijen hun benoomen zijn, onderbeevig te maken; evenwel dit is, mijns bedunkens, de Hoofdzaak, waar mede diende begonnen te worden. De doorkundige volks-reprefentant Kamel ichijnt het gevaarlijke van de invoering van eene onbepaalde volksftem in de meijerij ook doorgrond te hebben, als hij bij zijn arreté Artic. 2o de amptenaren daar van uitzonderde; de ondervinding ook bevestigde zijne denkbeelden , als mede het' hier bovengenoemde heerfehend bijgeloof in de verkiezing van niet alleen alle roumfche Regenten, met uitzondering van dén enkelen, waar voor bijzondere redenen waren, maar zelfs van de fehooimeesters, en bij welke laatfte verkiezing, voor Zoo verre men de oude geremoveerd had, om niet meer te zeggen, althans de bekwaaamheid niet is in acht genomen. Op dezelve wijze zoude het voorzeker met alle amptenaaren gaan , en laat de voorftanders van de roeijerijfehe volksltern , wier Patriottisme ik vertrouw dat niet beftaan kan, in het fchenden van de rechten van den mensch, en het uitoefenen van hemeltergende ongerechtigheden, eens bij de ingezetenen van de meijerij rond gaan, en hun vraagen, of zi|, het zij in eens, of b.j wijze van omllagen, geneegen zijn zo veel te cor.tri. bueeren, als nodig is, om die luiden, die het recht van de begeving van die ampten voor hun geld gekogt, en dus als een wenig eigendom verkreegen hebben, ichadeloos te ftellen, ais mede dre geenen, die hunne ampten voor hun leeven gekogt hebben , en op welkers gedrag in hunne posten (want daar komt het bij een eerlijkaenkend mensch op aan) geen zwarte vinger te zetten is: zij zullen, ik ben ervan verzeekerd, geen mensch te huis vinden. Men zie na eerlijke denk, maar vooral handelwijze, en men ontllaa de zulken, die oneerlijke daaden in hunne posten gepleegd hebben, en geene anoren. Op een Patriottisme, hetwelk door braave rechtyaerdigeen edelmoedige daaden gekenmerkt wordt, is alleen de voortdurende zegen van hem, die alle onze lotgevallen beltuurt, te wagren. en andersgeen. Billijk niettemin zoude het zijn, dat aan die roomfchen , die befehikking hebben over de ampten in de meijerij, de keuze gelaaten wierd, om zoo wel roomfchen als gereformeerde amptenaren aan te f^eU len, mits dat zoo wel roomfehe als gereftrmeerde perfoonen , tot een of ander ampt befterad, eenen geruimen tijd aan die gemeente, onder welke zij zouden dienftigzijn, wierden voorgefteld, ten einde de ingezetenen , die wezenlijke bezwaaren , roet bewijzen geftaafd , tegen zulk eenen hadden, zich ' bij eenen hoogeren Rechtbank, ,in de  ( Ï4g > de hoofdfrad te plaatfen, zouden kunnen vervoegen, en de uitfpraak van hun afwagten. Langs dien weg zou» de zich hoop opdoen, dat het fanatisme, in plaatsvan iveld te winnen verminderen zou, zoo als wij van de i meer verlichten , er. bijzond er tot roem d* r Geestelijken [zeggen moeten, dat in deeze dagen gcbleeken is; wori dende er onder alle fchaapen maar één wolf g .vonden, iwelke een bittere vervolger, en wraaszuchng is jegens lallen die met hem in godsdienftige begrippen verfchilllen: Niet genoeg kan er tot roem van den edelmoedii gen braven Pastoor van oasterwijk worden gezegd, die aan i den achtingswaardige gereformeerden predikant, uit hooli de, dat de groote kerk door de rampen van den oorIlog geheel onbruikbaar was geworden, zijne kerk, onT der aanbieding van zelts onnoodige voorzorgen, ter uitoeffening van den gereformeerden Godsdienst aanbood, doch waar voor, uit gelijke edelmoedigheid, doorden Predikant provifioreel is bedankt. Wenfchelijk ware het, dat de band van vriendfchap, met aflegging van alle hatelijkheid over Godsdienftige begrippen , wijl wij toch alallen éénen en denzeifden Gqd, fchoon op verfchillende wijze, dienen, tusfehen beide die gezindheden, hier te lande, naauwer wierd toegehaald , en dat de geestelijken Zichezoo daar op, als op het waarneemen van hunnen pligr. met ernst toeleidden , zoo als wij ook van de gereformeerde predikanten hoe onzeker ook de uitkomst van hun lot ware, ter hunner eer moeten zeggen , wordende er ook , zoo veel wij weten, maar één gevonden, wiens fchandelijk gedrag in deezen gevoegd bij zijne, voor de omwenteling, ergerlijke predikatiën en gebeden, niet verdiende, dat zijn naam, en daaden verzweegen wierden. Na deZen uitflap keer ik weder ter opnoeming van zaaken, die ik oordeel dat onder het herftellen van de misdagen van de meijerij behuoren , en wel voornamelijk, dat er voortaan geen Kwartierfchouten , als volgens de blijde inkom/le gequalificeerde perzoonen, zullen worden aangefteld» en dat dezelve verpligt worden, zelfs van nu voortaan, in hunne Kwartieren te woonen en zelve hunne posten waar te nemen. De affchaffing van tollen, en paspoorten behoeft voor eenen kundigen mensch maar genoemd te worden, om de onbillijkheid van derzelver heffing te bewijzen, zonder dat het Land in evenredigheid ervan vruchten trekt, voor al niet van 't laatfte, waar bij wij meenen wel te wee ten, dat het Land, om de amptenaren te voeden , jaarlijks er bij toelegt, en het geen door de brutaliteit der ontvangers, en de kwellingen die dezelve pleegen, voor de inwooners van de meijerij ondiaagiijk is," en eindelijk, cm ditmaal niet te. S 3 wijd-  wijdlop'g te worden, oordeele een ijder, of het billijk Zij, dat ingezerenen van een land, 'onder een christelijk beduur tweemaal lasten beta'en. Ieder, des kundig, we;t. dat bil den overgang van de meijerij, onder het geb ed van H. H. Mogende , is beloofd, dat de verpondingen , in plaats van de beede, zouden worden ingevoerd, en niet tegehftaande worden beide tot op den. huidigen dag geheeven. Zag ik maar bij voorraad de meijerij in het rustig genot van de hier voren opgenoemde verbeteringen, ik zou dezelve gelukkig noemen, en het zeer verkeerd vinden, dat men naar andre nieuwigheden haakte. En wat de ftad zelve betreft ; wij erkennen, dat derzelver ftedelijk beftuur drukken l, en onaangenaam gemaakt wierd, bijzonder door het gehate militaire gouvernement, 't geen, zo al n.et uit zigzel :en aan Heerschzugt overgegeven, door de inblalirgen van een infaraen Douglas, en de verfoeilijke trekken van een moniter, dat ze zelve gevoed had, (een 'auditeur militair,) die nu nauwüjks de ogen durft opflaan, ondraaglijk wierd: dan onze keuze, om de drie opgenoemde redenen, bepaalde zig aan deze eend tien , dat de bl'jde inkomflen gemaintineerd , de abuizen berfield , en de vexatien geweerd wierden. Ik nöerae het coniitien , 011 dat langs dien weg de keuze, van de verftandigfte eerlijk'ie, en ongeint.Tesfeerdite onder den volken hunne Regeringsform, als voor bun de beste, bepaalen zoude, en daar dour het argument (waar tegen, buiten dat, nog al vrij wat te zeggen zoude ziin i vervallen zoude, dat het doen publiceren van de Rechten van den mensch, in de ftad, en meijerij van 's Bosch, een erkentenis zoude zijn, dat H. II. Mogende van alle Recht, enpretenfie, om dezelve, als geconquesteerd re befchouwen , afzagen. Dan ik herzegge, dat ik, op boven genoemde conditiën, dezelfde keuze voor de (lal als meijerij doen zoude. Dat die keuz: bij mij alleen uit belangeloze, en het waare welzijn behartigende oogmerken den voorrang heeft, behoef ik niet te herhalen, en is in de premisfen van dezen brief bewezen. Voerzigtigbeii, met vermijding van alles, wat hatelijk kan genaamd worden ('t geen wel verbittert, maar niet verbetert) heeft, vertrouw ik, mijn pen bdhiurd, en zal het, hoop ik, verder doen. Ik wil dus vermijden bewijzen aan te voeren, hoe verre het er van daan is, dat ook de ingezetenen van de ftad , vrij van fanatisme , volkomen vatbaar voor de Vrijheid zijn. Ik fpreek al weder ever 't algem'en, en erken van gevoelen te zijn, dat het billijk is, da: in een Stad, als 's Bosch, de roomschgezinden voor de helft deelen in de ampten, en het regenngjbeftuur, m,iar ooxS dat in de meijerij de gereformeerd  Imeerden, voor zo verre ze bekwaam, en gegoed zijn; • niet geheel, zo als nu, worden buiten geüoten. Wij ' vertrouwen, dat ook dan de gegoede roomschgezinden , i die zo wel, als bi] gereformeerden, als ze dezelfde be'kwaamheid hebben, de voorrang toekomt, hunne kinde, i ren tot die vereischte bekwaamheden zouden doen opHeiden, wijl het van zelve fpreekt, dat leden vinden Raad van Urabini, welke collegie in de Stad, volger.s de blij ie inkomften , behoort te vergaderen, en waar toe ir.icmai d, dan een gebooren Brabander mag worden toe» -| gelaten, wel geftudeerde lieden behooren te zijn, doch i waar aan het thans, blijkens de keuze van den kundiger» Hamel, in het oppercollegie van 'uititie, in'sBosch niet mangeit. Daar ik dus met blijde inkom/ten, en Privilegiën in te roepen en te handhaven voor ftad en meijerij het gelukkigste lot zou noemen, waar door de minfte wanori der en hatelijkheid zou geboren worden , is het onnodig, i dat ik alle de posten als van Hoofdjebout, Raai en Rentmeester Generaal , Leenmannen etc. opnoeme: de wet Ifpreekt, en onderlinge fehikkingen bepaalen de wijze 'van uitvoering. En wat de geestelijkheid betreft, het : zou mijns bedunkens, een l'chreeuwende onrechevaerdig1 beid zijli, dat men de predikanten, die onder approbatie van den toenmaligen fouverain beroepen zijn, en dus als met dezelve in comract. ftaan , voor zoo verre zij hunnen pligt waaigenomen , en wel gehandeld hebben, aan den dijk jaagde, of één , zeeker hier te lande, onuitvoerlijk gebruik wilde invoeren, dat de gemeenten hunne ei, gen predikanten be'aalden. Voor mij, ik verwerp dat , geheele fijsthema, om dat ik het zelve befchouw als de grondflag van alle verzaaking van godsdienftige begrip- • pen; en ftaande houde , dar er geene deugd, geene eer. lijkheid, geene Vaderlandsliefde beftaa of in wezen zij, I als de grondllag niet is de vreese Gods; en als overheden ; met toonen, dat zij voor anders en voedfterheeren van Gods kerl;e zijn (op welke wijze hij ook daar wordt aangebeden) maar dat zij daar omtrent onverfcbillig zijr , ondermijnen zij de grord'lagen van al wat in de waereld heiraat, terwijl het nrsbruik, dat min verlichte, of vrijgeesten daar van maaken , met de gevolgen, voor hunne rekening ligt. Zonder echter, dat ik beweeren wil, dat het voor an.lre gezindheden geene hardigheid is. In teg ndeel ik wilde dezelve wegruimen , en daar geene fondfen voor handen zijn, die tot dat einde alleen inrigten, en daar, dank zij de alwijze goedheid, onze natie, over het geheel befchouwd, godsdienftig van aart is, zal daar toe ieder gretig het zijne toebrengen, als maar overheden zelve denichijn niet geven, dezelve te willen verzaa- ken.  C Ï48 > ken. Hier komt zulks niet re pas, alzo het fonds de* geestelijke goederen, waar van de overfehot, die a! vrij wat importeert, door het Land ingezwoigen, een onreehtvaerdige bezitting is, en waar van de roomfche priesters , zoo wei als de gereformeerde predikanten kunnen; betaald worden, met dien verftande , dat hec getal der laatst'enoemden, zoö wel in 'sBöscb, als ten platten lande, bij uitfretving, merkelijk verminderen kon. Als de groote kerk in 's Eoscb voor de gereformeerden gehouden, en d,e twee anderen aan dè roomfchen (mits met indemnatie van kosters èn bediendens) wierd algeftaan, èn het getal van predikanten van vijf op drie uitftierf, was dit volkomen voldoende , van de Franfcbe predikanten van twee op een. Rn als in di meijerij een menigte nutteloze Combinatiën door den tijd vernietigd, en daar voor nabij gelegen dorpen aan hunne zorg toebetrouwd wierden, konden de overblijvende, zoo als behoort, ruim betaald worden.) en zouden dezelve, geen luije dienstknegteh zijnde, van zeer veel nut kunnen zijn. Ziedaar, mijn vriend» naar mate van de ruime, en voor al belangrijke ftof, eene beknopte fchets van mijne denkbeelden. Men toetfe dezelve aan wat kant men wil; de eerbjkbeict, en belangeloosheid moet er altijd in doorftralen. Het dwalen, niettemin, is menfchelijk , voor overtuiging vatbaar te zijn is pügtifj, en ik zal mij altijd een" vermaak maaken, daar van Opentiijke belijdenis af re leggen , voor al, als ik overreed worde, dat zoo min eige , of familie belang, rrïaa? alleen 's Lands welzijn, in mijnen beftrijder, als in mj gevonden worde. Vaarwel! Heil'en broederfchap zij u toegewenscht en aangeboden, van dié' altijd blijft Uw Vriend en Medeburger Den 6" Jnnij ïTP5- V/. V. H. ., ï)!t weekblad is te bekomen : te Amfterdam bij Schalenkamp ' Rotterdam D. /-'is, Haarlem Rohn, Leiden Onnekink, s' Hage l.ee». wefli/n. Delft Roelofswaart, Schiedam Swebm , Gouda Bumatf Comp. Gornichem van der Wal, Dordrecht Blasfé en Zoon. Woerden Paling, Bodengraven Meijer, Heusden Hagedoorn , Ysfelrtijn ^osU veen, Leerdam Hoefnagel Hoorn hermande. Alkmaar Hand, Enk: huizen Eraux. Sneek Rransma, Middelburg Keel, Vlisfingen Maeri. n an, Zirkzee van den Thonrn , Nijmegen van Camptn Arnhem' Moelei an, 's Bommel ie Meijere, Wagcningen Weifels , MeppeltJ Ifoogd, 2utphen Eldik, Eindhooven van Leerfum, Leeuwaarden' Cakais, Grocningen Duekema, Zwolle Clement, Deventer Karsfen* terg. Breda van Bergen, Berfiopzoom van Riemsdijk en Bronkhorst, Geertruidenberg du Bois, 's Bosch Wed Vieyfag en Zeaïit Asfe&s  DE NIEUWE POST VAN DEN N E D E R - R HIJN, door P. 'T HOE Jf. ZV0- 19. ben 30 Junij. i?9g. ( Het Eerste Jaar der Baiaafsche Vrijheid. •Ai^P^ij hadden gehoopt in dit Nommer orze gedachten over den inhoud van het vooria; Nommer van on« zen geëerden correspondent \v. V. H. aan onze lezeren medetedeelen; ook was ons voorneemen onze denkbeelden over het finantieweezen van ons Vaderland te vervolgen; dan een dringend aanzoek, om over de aanftaande algemeene Volksvergadering bij reprefentatie of Nationaale Conventie , en wel meest over het daar omtrent ïeeds ter algemeene vergadering der Bondgenooten ini gekeverd concept-plan onze gedachten voortedragen t heeft ons tot het laatfte overgehaald. Landgenooten I wij hebben thans eene gewigrige gebeurenis voor handen • weldraa zult gij worden opgeroepen , om die mannen te kiezen, welken u in het vestigen eener Conftitutie zullen vertegenwoordigen ; eene Conftitutie, broeders! van welke de beftendigheid uwer Vrijheid , de zekerheid van uwen voorfpoed, de veiligheid uwer perfoonen en bezittingen, met één woord, van welke uw volmaakt geluk, en daf van uwe kinderen ten eenemaal afhangt, en om welke het laatfte nagefla'gt tóe kunde en doorzicht zal bewonderen, uwen moed T m  ( 150 ) en ftandvastigheid zal toejuichen en zegenen , — of in tegendeel uwe onkunde en achteloosheid met verfmaading zal herdenken, en uwe onvergeeflijke lafhartigheid zal vervloeken. Welk een onwaardeerbaar geluk voor u, dat gij het voorbeeld der Franfcbe Natie voor oogen kejjti dit hun voorbeeld moetu leeren, wat gij in het vormen uwer Conftitutie naatevolgen, wat gij daarin te vermijden hebt. Gij hebt thans den eerften voet gezet op den drempel van den gewijden tempel der Vrijheid, en door deezen alleen worden u die van Eer en aardfche gelukzaligheid geopend. Volgt daar in den moed en de ftandvastigheid der edelmoedige , der dappere Franfchen; zweert, gelijk zij, nu gij de hand aan den ploeg hebt geilagen, niet om te zien, maar voorttevaaren, uwe Vrijheid onr wrikbaar te vestigen of te fterven. De weg, welke bij het verbreeken der flaaffche ketenen, voor de Franfcbe Natie een ondoorzichtbaar, een ondoorkomelijk pad, allerwegen met doornen bezet was, is door hunnen moed reeds voor u gebaand; toen zij het monfter der Heerschzucht bij den alverflindenden gorgel greepen, zagen zij in den eigen boezem hunnes Vaderlands zich omringd van woedende tijgers, en van buiten zagen zij bijkans geheel Europa in een hunne verwoesting en flooping dreigende Etna veranderd ; en alle deeze verfchrikkingen hadden op het dapper hart der moedige Franjeben geene andere uitwerking, dan dat zij zich te naamver onderling verbonden, en met eene verdubbeling van kracht te fterker uitriepen, „ wij zullen overwinnen, wij zullen vrij zijn, of fterven! " Geene van deeze onheilen hebt gij te vreezen; de goddelijke voorzienigheid heeft door hunnen arm uwe buiten- en binnenlandfche openbaare vijanden gekeetend; maar dit moet uwe oplettendheid niet doen fiuimeren, uwe binnenlandfche vijanden, uwe beimlijke vijanden loeren  ( lil > ren nog, om u als een prooij hunner, wraakzucht te verhielen, en indedaad deeze zijn voor de Franfcbe ; Natie meer fchadelijk, meer te vreezen geweest, dan i tallooze benden gewaapende vijanden. Uwe heimelijke vijanden zullen nu, nu gij de grondHagen van het gebouw uwer cnafhanglijkheid en voorfpoed gaat leggen, met duizende wraakzuchtige oogen op u loeren; zij zullen tragten eene magt tegen u aantcvoeren, meer te vreezen, dan uwe buitenlandfche vijanden; wij zullen u die helfchemagt, welke zij reeds 31 tegen u aanwerven, fchoon in een uiterlijk patriottisch uniform gekleed, leeren kennen, derzelver Chef is het verkeerd Eigenbelang. Deeze rampzalige Chef zal het dodelijkst wantrouwen ,i: in het midden van u tragten te voorfchijn te doen koI men, waar door men alom de tweedracht met vlammende u toortfen en dolken gewaapend zal zien opdaagen, en I weldraa alles in vuur en vlam; het zwaard van den eenen !< Patriot tegen den anderen gekeerd, fcfaavotten bij fcha- i votten opgeflageiv de beul van den eenen morgen een I gelijk rampzalig ilagtoffer van eenen derden, de Confti- ii tutie heden gevestigd en gezeegend, morgen omvergeI rukt en vervloekt, en het Land weldraa een verlaaten I wildernis ten prooij van den eerften dwingeland, dio ii het wil aanneemen. Denkt niet Landgenooten! dat wij u met hersfenfchim[ men zoeken te verfchrikken! wij roepen u toe, weest [i op uwe hoede, nu, nu gij uwe toekomende Conftitutie zult i gaan vestigen, zoo waar, als God leeft, zoo gij niet met Argus oogen omziet, zult gij het flagtofter, het ii beklaaglijk ilagtoffer uwer achteloosheid zijn. ■—■ Wij" * herhaalen het nog eens, het zijn geene hersfenfchim* men; vestigt uwe oogen op de Franfcbe Natie, hoejaraI merlijk hebben aldaar geduurende de jaaren vanhunijves ren voor de Vrijheid, die dopr opgenoemde rampen ge„ T a, woed,  C r5» ) woed, en het is meêr dan te bewonderen, dat zij zeiven door dat verteerend vuur niet zijn omgekomen,- . maar vergelijkt tevens uw klein landje, uw handje volks, tegen dat groot, dat vruchtbaar, dat fchoon, dat volkrijk land, en gij zult met ons bekennen, dat gij niet in ftaat zoudt zijn , eenen enkelen dergelijken fchok doorïeftaan, en die wiskunftig zeeker alle uwe Vrijheid-lievende poogingen eensklaps in eenen u en uw nakroost verderflijken rook zouden doen verdwijnen. Het doorgrieft ons de ziel, dat wij hier en daar al eenige voetfpooren beginnen te ontdekken, die ons ten klaarften aanduiden , dat die vervloekte helfche legerm.igt, onder de aanvoering van het rampzaligst Eigebelang, tegen ons in aantogt is; taan alle kanten boezemt men den Vrijheidminnenden, doch niet doorzichtigen Patriot in, dat men hem in zijne rechten zal zoeken te verkorten, de eene provintie begint de andere met fcheele oogen aantezien , en te vreezen, dat dezelve haare grootheid ten nadeele eener andere zoekt te vestigen » — de fteden en het platte land begrommen el," kander, als door het dodelijkst wantrouwen vervoerd, ■ , jaa ie vastgeftelden, door het volk zelve verkoozen, magten, oordeeleu het een hunner eerfte pligten te zijn, dat zij elkander niets vertrouwen, elkander bij alle gelegenheden zoeken te dwarsboomen, terwijl men dit alles, dit rampzalig onderling wantrouwen, met den naam van waaken voor de Vrijheid en rechten beftempelt; .' en of dit nog niet genoeg ware, die gevloekte verdervende band ftookt dit helsch vernielend vuur niet alleen aan in het Staatsweezen, maar ook in den Godsdienst, men roept, dat het om den Godsdienst te doen is, en men Iaat niet onduidelijk een geest van vervolging tusfehen roomsch en onroomsch blijken ! Goede God! roep onze braave Landgenooten te rug van dien ijslij- • i-cn afgrond» in welken zij zich blindelings ftorten zul-  ( 153 ) Jen! Landgenooten! zoo uwe Vrijheid, zoo uwe WeV vaart, uwe eer, uw leeven u dierbaar zijn, weest dan pp uwe hoede! ——• •Zonder eendracht, zonder waare broederfchap, op weike het vertrouwen moet gegrond zijn, zullen wij in onze eigen ingewanden wroetende, ons zeiven verderven i —— men denke niet, dat wij een blind vertrouwen des volks vorderen , zonder toeverzicht op zijne bet langen ; neen! God bewaare 's Lands ingezetenen , dat zij nimmer weder tot zulk eene lafhartige zorgeloos* heid vervallen ; maar wij bedoelen hier die meer en meer tloorbreekende woelende geestdrift, om qualï de groote, de vuurige Patriot te zijn, om onder Zijne medeburgers uittefchitteren, alles wat de door het volk vastgeftelde magten verrigten, te bedillen, ofte belasteren, overal het door hen verrichte als verkeerd, als onkundig , jaa dikwerf als opzettelijk kwaadwillend aftefchilderen, om daar door gelegenheid te hebben, van op eenen meesterachtigen toon voor te trompetten onder eene weldenkende doch ligtgelovige meenigte, wat m en moest hebben gedaan; en dit is niet alleen het werk van fommige waanwijze, heerschzuchtige heethoofden, maar zelfs van leden dier vastgeftelde machten, zonder dat men bedenkt, dat men daar doorhetvertroiiwen des volksin zijne vertegenwoordigers, zonder welk vertrouwen zij niets goeds kunnen of durven verrichten, ten eenemaal ontzenuwt, den moed der vertegenwoordigers, om onbefchroomd het kwaad in zijne fchuilhoeken aantetasten, verilapt.en eindelijk de weg tot de rampzaligfte geerir.gloosheid gebaand word. De vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor zijne verrigtingen aan hun, welke hij vertegenwoordigt, en hier in te kort fchietende is hij ftrafbaar; doch hem te wantrouwen, hem te lasteren, hem fmaadlijk te bejegenen, éér men bewijzen of preuves van zijn pligtverzuim heeft, isjzich vergrijpen aan de Majefteit des voiks, T s en  t i$4 ) en het volk, het welkverpligtis, den fchuldigen, pligtyertredenden vertegenwoordiger ter ftraf te vorderen, is ook verbonden, den onfchuldig gelasterden en beledigden, al ware zulks ook door zijne medevertegenwoordigers gefchied, te verdedigen. Daar de gantfche natie word opgeroepen, 'om haare vertegenwoordigers tot het groote werk, het vormen eener gelukkige Conftitutie, te kiezen, is ons vuurigst verlangen , dat zij hier op het oog zal vestigen, en zorgen m de eerfte plaats, dat zij tot Kiezers aanftelle mannen, welke de volgende hoedaanigheden bezitten, want indien het collegie van kiezers niet wel is faamgefteld, Js het te vreezen, dat de lijst van de vertegenwoordigers, welke door hen zullen worden benoemd, met geen luister het daglicht zien zal. De kiezers behooren bij de ftemgerechtigden, welke op hen het oog laten vallen, bekend te ftaan voormannen van eer en deugd, want zonder dit zijn alle andere kundigheden en bekwaamheden dikwerf dodelijke werktuigen voor 's volks belang. 2. Van eene bekende en beproefde Vaderlandsliefde, welke hetzij voor de omwenteling van 178?. of naa dezelve, nooit heeft gewankeld. 3. Lieden, die niet alleen bedreeven zijn inde vereischtens van eenen waaren Patriot, van eenen oprechten Gemeenebestgezinden, maar ook een doordringend oordeel hebben, om die vereischtens in anderen tc kunnen onderfcheiden. 4. Niet afhangelijk van eenigen Heer of meester, veel min in dienst van de eene of andere buitenlandfche Mogendheid, 5- ZÜ behooren vooral te zijn cordaate lieden, welke zonder omzien naar perfoonen de infpraak van hun hart volgen. Wat de Volksvertegenwoordigers betreit, welke door' deeze kiezers zullen verkoozen worden; —-hetisonnoodig te zeggen, dat deeze vooral uitmuntende mannen behooren te weezen, in welken niet alleen de bovengeftelde vereischtens in de kiezers moeten worden gevonden, maar die lieden moeten daar en boven bezield zijn. 1. Met moed; een Jlapbartig man in het bewerken der grootfte zaaken, niettegenftaande hij "der zaaken kundig en eerlijk is, is een nutteloos weezen; de minfte fchok doet hem vreezen en als een blad rillen, op den minften tegenftand bezwijkt hij. 2. Hij moet niet bejluitekos wezen , want daar door, door eene al te groote voorzichtigheid, word veel gefprooken, veel beredenkaveld, en niets uitgevoerd. 3. Hij moet Jlandvastig zijn, zoo dat hij niet heden dit  C 155 ) dit, morgen wederom wat anders bepaalt; een vertegenwoordiger des volks moet elke zaak, welke, gelijk men zegt, ter tafel komt, eer hij tot dezelve inftemt, of die verwerpt, doordenken, het geheel van 'svolks geluk daar bij berekenen, of zij daar toe dienftig kan zijn of niet, maar eeftmaal zijne ftem daar over hebbende uitgebragt, moet hij daar bij volharden, en er geen haairbreedte afwijken, ten zij hem overtuigend word aangetoond, dat hij gedwaald heeft; er is niets rampzaliger voor een volk, dan dat het heden wetten ontvangt, welke morgen wederom worden verbrooken ; dit zal alles op losle fchroeven ftellen. 4. Vooral behoort men zich te wagten voor diemarktfchreeuwers, die, als of zij alleen het verltand der Vaderlandfche zaak en burgerbelangen hadden, als langs de deuren rond wandelen, om door hun gezwets de minkundigen te begochelen, die hen bewonderen er. als Godfpraaken befehouwen. Landgenooten! wij bidden u, wagt u voor deeze {taalkundige bedriegers, zij zijn niet anders dan eigen grootheid, eigen gezag zoekende dwingelanden, dieniet uw geluk, maar uwe afhangeliikheid van hunnen wil bedoelen. —- Elk hunner zou een Robefpierre voor u wezen, die u zou leiden, waar hij wilde, en eenmaal gevestigd u-voor hem zou doen knielen , of op den minften tegenftand u op het fchavot voeren. Bij eene nadere gelegenheid zullen wij deeze dof wederom opvatten. Am  ( .55 ) Aan Arnhemsch Burgers! Voor u, o Edele Vrijheids zoonenl Grijp ik thans wéér mijn i'peeltuig aan, Uw moed •— uwe eendracht, in gevaaren Doen mij verheugde toonen ilaan, De it.andaard, die den Dwing'Iand plantte, Door plundering en moord verzeld, Door Eedle menfchen weg te bannen, Is nu door Frankrijks hulp geveld, Uw vrienden moogt gij welkom heeten, Wat ziéls ontroerend vreugdtoneel 1 Die braaven in uw arm gekluisterd, Na zoo veel ramp, dit heil ten deel! Dus moet de deugd fteeds triurapheeren, Schoon ondeugd bloedige laagen leid, Dank zij Gods Almagt, die voor braaven, Den weg tot hun triumph bereid. Geen roof of moord bevlekt uw daaden, Geen wraakzucht overmant uw deugd, Dit laat ge aan laage zielen over, En fchept in 't weldoen uwe vreugd, o Welk eene eedle onderfeheiding'. Dus overtreft de dag den nagt, Koomt. fpiegelt u oranje-vrienden , Gij vlugtte, en hadt dit niet verwacht. Door Vrijheids-liefde ftadgenooten 1 Door deugd, door trouwe broedermin, Ziet gij reeds recht en orde bloeien, En zaamelc ras de vruchten in. Dat eendracht, die aan al uw daaden Die orde en kragt en voortgang geeft, Die bij de ftemming van de Burgers, Zoo wel als in 't Genootfchap leeft, Toch nimmer uwe zij verlaate! Ach dat alom in Nederland, Bij Patriotten, eendracht leefde! Zoo groeit de Vrijheid, nu geplant, Dat eigenbaat ons nooit beziele Ons doel zij 't nut van 't algemeen! Dan zal ons Neérland ras herleeven, Dan is't een land vol zaligheên. P. N. Arnhm. Dit Weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht bij f /> ,  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN. door P* *T HOE Ni 2V°' 20. Den 1 Jüiïj. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. volgende beide {hikken ons toegezonden zijnde; plaatfen wij het één zoo wel als het ander, niettegen(jftaande derzelver inhoud rechtsdraads tegen elkander I fchijnt inteloopen. Beide deeze ftukken behelzen de I tegenswoordige algemeen heerfchende denkwijze van twee Ibijzondere partijen, welke zich thans onder de patriotSten opdoen, en zoo veel gerugt maaken; —- beide ai deeze ftukken zijn van bekende braave patriot- if tenj is het niet aanmerkelijk, dat patriotten zoo 9| zeer kunnen fcbijnen uit elkander te loopen ? - Wij 4zeggen fcbijnen, want wij zouden ons zeer bedriegen, ï indien wij niet konden betoogen, dat beiden in één soogenblik zijn bij een te brengen, en het in de daad l ëéns zijn. Wij zullen dit in het eerstvolgend Nuns- s|mer behandelen, aantoonen, hoe eene thans heerIj ichende geestdrift den val der Vrijheid zou naar zich alfleepen, indien men de zich verwijderende patriotten iihiet dadelijk vereenigde; wij zullen de bronnen I aanwijzen, waar uit deeze verdeeldheid is voortgefproo4 ten, en vleijen ons, dat niets gemaklijker is, dan dit ï twistvuur uittedooven, en weder, gelijk in de dagen der ii verdrukking, aller harten en denkwijzen te vereenigen. , ■ V AAN  C 158 ) AAN DEN SCHRIJVER VAN DEN POST I VAN DEN NEDER-RHIJN. Waarde MeedeburgerI Uit liefde voor ons Vaderland en zucht voor hetal-j gemeen welzijn, vervoegen wij ons tot U, om eenigej bedenkingen op te geeven omtrend de vervolging der] voormaalige Regenten, zoo als dezelve thans word voor-S gefteld, dewelke, naar ons inzien, een onbereekenbaar» nadeel aan onze meedeburgers zal verooi zaaken. .1 Als men deeze zaak, achtervolgens de voordragten des«| wegens gedaan, ter uitvoer brengt, zullen de voorma*] lige Regenten geheel van hunne goederen ontbloot wor-| den; het is ons doelwit niet, om hier van de billijkheid] öf rechtvaardigheid naa te gaan, (d't laaten wij overaanj het rechterlijke onderzoek, waar in een ieder dier Re-I genten zijne verandwoörding zal toegeftaan worden) maar] alleen, of het algemeen welzijn , dat altoos de voernaamjlé wit moet uitmaken, niet vordert, dat men (zonder ie4 mand zijne bijzondere actiën tcegen te fpreeken) deswe-1 gens gevoelens van vergetelheid en vergevensgezindheid!] aanneme; Het komt er dus öp aan, welke gevolgen de ruïne der] voormalige Régenten hebben zal? naar onze gedagrenJ eëne groote vermagering der middelen van beftaan vari ónze Meedeburgcren, want daar door zullen niet alleen^ lijk de jaarlijkfche inkomften, bij voorb. van vijftig per-j foonen in de circulatie gemist worden, dewelke, gedeeH teüjk tot fehavergoeding aan anderen toegewezen wor'-l dende, ook eenigzints wederkeeren in den omloop del verteeringen ; maar, de groote fchade zal voortkomend van wegens de bloedverwanten en vrienden van dievijji tig perfoonen, dewelke voorzeker de ruïne van hunriel ou«  louders, kinderen, nabeftaanden en goede vrienden zuiden ter harten neemen, en, zoo niet door verhuizing, ,ten minften door mindere verteering, zoo veel mogelijk gullen toebrengen, om hunne gevoeligheid te doen blijiljcen en ondervinden; dienvolgens, zullen de kooplieden, winkeliers, flagters, bakkers, ambachtslieden met alle f hunne knechts, groot nadeel komen te lijden; s Lands (inkom Men door minder imposten voor wijnen, bieren, j gemaal , domestiken- en paarden-gel den &c verminderen; ; veele huizen ledig ftaan; minder geld tot onderhoud van 1 armen opgebragt worden &c. Terwijl men teffens uit het oog verliest, het middel, om, door aflegging van allen haat, partijfchap of wraakzucht, de zoo zeer gewensch:;te en tot het algemeen welwezen benodigde eendragt li en broederlijke vereeniging, zonder dewelke het Land in niet beftaan kan, te doen herteeven; de gegoede lieden te behouden, en andere door de aangenaamheid der in- wooning binnen dit Gemeenebest te lokken, 's Lands casfa door confiscatien van goederen, ofdoor i boetens of andere middelen, die dezelve bijkans eve- naaren, te vullen, is eene ellendige toevlagt, en daar J door worden de bronnen aangetast en geftopt, waar uit ' dezelve gevuld word; wij gaan verder, alkondemen eens bewijzen, dat de voorinaalige Regenten tot hunnen ; laatften duit toe aanfprakelijk waren, om de fehaden, door hunne wijze van regeeren veroorzaakt, te vergoe; den (het welk wij nochthans verre zijn van toe te ftaan) I dan ftellen wij nog, dat, in buitengewoone tijden, eene s zodanige fehavergoeding, als voor het algemeen welzijn , fchadelijk zijnde, niet behoort ter uitvoer gebragt te <) worden. Ook moet men aanmerken dat de fententien tot eene dusdanige fehavergoeding vastgefteld en uitgefproken zijnde, op oneindig veele wijzen kunnen ontdoken worden; voorts, dat de boedels der vrouwen niet aanfpraV 2 kc"  ( 160 ) kelijk zijn; zoo dat men zig in die zoo veel beloovende fehavergoeding grootlijks zal mhreekenen, geenzins eenig evenreedig voordeel genieten, het welk de zee. kere nadeelige gevolgen voor het algemeen welzijn kan vergoeden, en deze, dan eerst door de ondervinding" gewaarworden, wanneer helaas! een herftel van den beganen misdag niet meer mogelijk zal zijn. De kennis der gefchiedenisfen is voor een ftaatkundigen, het gene de ondervinding ig vooreen geneesheer, nu gelooven wij niet, dat men uit de historiën kan bewijzen, dat vervolging, ten tijde van verandering van conftitutie of burgerlijke oneenigheden, immer een voor het algemeen welzijn voordeelig gevolg gehad hebbe, maar wel het teegen overgehelde. Deze bedenkingen zijn ons van zoo veel gewigt voorgekomen, dat wij dezelve ter onderzoek aan het publiek voordragen, en zelfs met onze naamen onderteekenen, vermits wij thans de gelukkige tijden beleeven, dat men mag denken wat men wil, en zeggen wat men denkt, en een ieder voor een nadeelig lid der maatfchappij aanziet, die zulks zoude willen beletten; want wij zouden ons zeiven nimmer hebben kunnen vergeeven van onze zwarigheden te hebben verzwegen, bij aldien,'dat God verhoede! ons inzien door de uitkomst wierd bewaarheid, en wij dus misfchien, dóór het meededeelen van onze beoordeeling omtrend deze zaak, iets hadden kunnen toebrengen , om eene vermagering van deze ftad, ja van ons geheel Vaderland voor te komen. . Wij vertrouwen, dat wie ook de voorgeftelde zwarigheden zal willen oplosfen, het zelve ook met onder« teeken^ng van zijn eigen naam zal werkftellig maken; dit js ons geoorloofd te verwachten, als overeenkomftig met vrijheid, gelijkheid en broederfchap, dewelke wij plechrig betuigen, zoo veel als iemand onzer meedeburgeren te zijn toegedaan. En  En op dat niemand aan onze denkwijze behoeve te twijfelen, verklaaren wij, de proclamatie van de ReprefentanIten van het volk van Amfterdam den 13de Febr. laatstl, [gedaan , in zijn geheel voor onze gevoelens aan te neekmen, met uitzondering nochthans, van de, volgens ons inzien hatelijke vergelijking tusfehen deze en vorige omwentelingen in dezelve voorkomende; als mede volkoj men in te ftemmen met de gevoelens van den voortreffehjken en verdienftelijken Piettr Paulus in zijne aanfpraak als Prefident bij het openen der vergadering van de Reprefentanten van het volk van Holland den aöfte Jan. dezes jaars: beiden deze ftukken bevatten de gevoelens van vergevendgezindheid voor het voorleedene, pogingen tot eendracht voor het tegenswoordige, doch {teffens de grootfte ftren'heid tot in ftandhouding van Ihet thans plaats hebbende beftuur, het welk, zoo wij| hopen, eenmaal door middel van eene Nationale Con« yende zal gevestigd worden» D. C, DE LEEUW. ySBRAND DE KOCK JAW9* J. VAN HAEFTBN. V 3 ZOO  c y ZOO GAAT HET! HOE MOEST HET GAAN? 't Gaat al helaas der kreeften gang, Niets wordt er afgedaan ; De zaak van 't algemeen belang Blijft op de lange baan. Men heeft het druk, men befoigntert, Geeft propojities in; Men koomt bij één, men confuleertt 't Smoort al in zijn begin ; En aan commisfies faalt het niet; Dan ó, wat voert men uit ? Confidereeren zoo gij ziet, — Ja niets wordt een befluit; En 't geen men zoms nog decreteert, Wordt nog helaas ! weldraa Op 't fchandelijkstg eêludeert, Slegts nog een uur daar na. Wen zoo 't regtaarte Burgerfchaar! Nog langer voort moet gaan, Loopt uwe Vrijheid 't grootst gevaar: Uw wisfe val fpoedt aan! Wij hebben reeds zoo vaak geleerd, Dat zoo men eeuwig twist, Om kleinigheden disputeert , Men 't groote doeleind mist. Geen exclamatie maakt ons vrij: Geen uitroep ook, hoe teér, Van Burgers! Burgers! Burgerij! Geeft ons de Vrijheid weêr. Men  C 16J ) Men moet met kragt aan 't werken gaan, En aan 't gebouw van Staat, Dat in 't verval is , handen Haan, Of eeuwig is 't te laat! Uw hand, Bataaf! is thans ontboeid,' Nu manlijk toegetast, En 't kwaad met wortel uitgeroeid; Gelijk Bataven past! Geef alles, wat gij hebt, ten befct Voor 't dierbaar Vaderland; Elk Patriot uit dit Gewest Geef met een milde hand. Geef geld, wanneer het weezen moet; 's Lands kas is uitgeput; Maar eerst 't Aristocraatsch gebroed Terdeegen uitgefchud! Het is d'Aristocraat alleen Die u heeft kaal geplukt; Zoudt gij dus weer eerst geeven? Neen! Gij zijt genoeg gedrukt; 't Is redelijk, dat hij, die meest Van Burgers zweet en bloed Zich, als een wild verfcheurend beest, Tot hier toe heeft gevoed 't Is redelijk, zeg ik, dat dat zwijn, Dat zich heeft vet gemest, Ten nutte thans gcflagt zal zijn Voor dit Gemeenebest. Neem 't goud, dat u is afgetroond Door list, of door geweld , Zoo wordt de Patriot veifchoond En 't Vaderland heeft geld! Waarom 't op hem toch niet herhaald, Die u in 't lijden bragt? Tast -O  C 164 ) Tast toe, waarom zoo Jang gedraald, Hebt gij noch moed, noch kragt? Gij zijt van 't kwaad nog niet verlost, Zoo lang d'Ariftocraat Zoo vrij en vrank, in 't goud gedoscht, Nog langs uw ftraaten gaat: Waarom geen fchuldig hoofd geknot, Geftraft? dit eischt de wet! Dan 't is, helaas! gij wordt befpot, Familie die 'c belet! Deez' heeft een Oom, die weer een Eroér, Die ge op het kusfen ziet; *t Is al aan *t zelve Maagfchaps-fnoer! Vraag nu, „ hoe! ftraft men niet?" En ach! wen uit een laage zugt, De Deugd geen wreeker vond, Was 't recht weêr ras dit Land ontvlugt, De Vrijheid zwaar gewond! Neen, ftraf hem die een misdaad pleegt, Zoo wordt het kwaad geweerd, En van der Belgen grond geveegd, Door gruwlen fnood ontëerd. Geef eiken fchurk 't verdiende loon, riij zij ook wie hij zij! . ... Straf als Romein uw eigen zoon! —•» Zoo wordt gij aénmaal vrij! Dit Weekblad word s'weéklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN N E D E R - R H IJ N, DOOR P. 'T H O E [ïï, A'°- 21. Den 7 Julij. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid» et is de waarheid, de droevige waarheid, dat de tweedragt hoe langer hoe meer het hoofd opfteekt, er. het vuur der rampzalige twist tusfehen burgeren en derzeiver reprefentanten, gelijk in Rotterdam en elders, meêr en meêr ontbrand; en zoo het door beleid en voorzichtigheid niet worde belet, is het te vreezen, dat dat verflindend vuur eerlang de pas gelegde grondvesten van den tempel onzer Vrijheid floopen zak Goede God! zal dan het zwaard des eenen patriots tegen den anderen worden gekeerd! Wij weeten van zeer nabij, dat de haterea van de zaak der Vrijheid, welke onze verlosfing uit hunne flaaffche ketenen vervloeken, en om dezelve knersfetanden, dit vuur van tweedragt tusfehen de patriotten op het hevigst aanblaazen, en zich bij voorraad in onzen val verheugen. Ongelukkige weezens! Zij begrijpen dan niet, of fchijnen niet te willen begrijpen, dat zij bij het uitberften van eenen burger-oorlog het eerst door dien vuurftroom zouden worden weggeileept; het is vooral in dit gevaari lijk tijdftip hunne zaak, omalies watinhunvermoogenis, X toe*  cm) toetebrengen, wat tot behouding der onderlinge rust I verftrekken kan. Aan den eenen kant predikt men eene blinde toegevendheid, welke tegen de billijkhrH en rechtvaardigheid j ftrijd, daar men door eene zucht t >t vergeevc-n, fchoon uit edelmoedige beginfels voortf^ruitende, de grootfte I onrechtvaardigheid, welke men denkt te vermijden, zou pleeg n aan een mishandeld, onderdrukt Vaderland en 1 aan vertrapte burgeren, welke moedwillig aan 't geweld zijn overgeleeverd en ten prooij gelaaten. Aan den anderen kant ademt men de onredelijkfte ï wraakzucht, daar men allen, die in eenig bewind en der oranjepartij zijn toegedaan geweest, zonder eenige I form van proces, zonder eenig rigterüjk onderzoek of 'I zij fchuldig zijn of niet aan eenige verfpillirgen van's Lands I penningen, of voormaaüge bittere vervolgingen der pa- ] trio:ten, begeert ter ftraf te fleepen. —- Wanneer wij liet gebeurde zederd de omwentelirg nagaan, dan verwondert het ons geenTints, dat der burgeren bloed aan 't gisten raakt. — Zij ftaan het oog te rug op het gebeurde naa de omwenteling van 1787. en vinden niets dan ongeftrafte toneelen van vervolging, woede, plundering en roof. Thans zien zij, dat niet alleen geen aanvang word gemaakt met het onderzoeken, wie der voormalige regenten aan dit alles deel heeft? of 's Lands penningen aan de verwoesters der Vrijheid fuimfchoots zijn uitgedeeld en dus verkwist? Zij zien, dat zoodaanige amptenaaren in groote en kleine bedieningen nog ongeftoord blijven, welke met woorden en daaden als verachters van de wettige vertegenwoordigers des volks, als verachters der Vaderferidfche Vrijheid, als bloedige, van wraak vlammende viianden der patriotten naa de oaiwenïeüng van 1737, hebben uitgeblonken, — jaa  C itfsr ) O" nieuw zoodaanigen, welke tot op het oogenblik dee* zer heuglijke omwer.teling nog oranje kraaiden , met ampten begiftigd» of in posten gefteld, op welke de patriot alleen aanbraak heef; ziet daar de bronnen, uit welke de ramj zaligde tweedragt voonfpruit, en hier en daar de burgeren aanzet, om tot andere tegenovergefielde uiterften oveitefiasn, zor.der genoegzaam de i gevolgen doortedenken, welke uit zulk eene handehvij: ze moeten en zeeker zullen vooitvloeijen, wanneer men ; de onfchuldi^en met de fchuldigen wil ftraffen, en men ! alles, wat in bewind is geweest, aan zijne wraak wil opofferen. Het Franfcbe volk heeft de jammerlijke gevolgen van zulk eene handelwijze gezien; zeeker ele on\ dragclijkfte llavernij was nog eene zaligheid, gereekend bi] d>e zoogenaamde Vrijheid, onder het beftier van Rt>. bejpierre en de zijnen ; en zoo min het rageflagt de hel; dendaaden vanher tegenswoordige Franfcbe volk zal kun• tien gelooven , zoo min zal het geloof kunnen liaan aan die gruwelen, aan die godtergende wreedheden, welke I de gevolgen der wraakzucht geweest zijn ; eerst waren de I koningsgezinden de fiagtoffers , welke men voor de bijl bragt; —— de wraakzuchtige patriotten kreegen fmaak in bloed, zij begonnen elkander te wantrouwen, en de fterkfte partij fleepte duizenden van haare tegenpartij i fchoon bekende patriotten, naar 't moordfehavot; heersch- Izuchtige monfters maakten zich meester van de genegenheid des volks; allen, die hunne hatelijke oogmerken in den weg ftonden, wierden als contrarevolutionair be| fchuldigd en vermoord, fchoon voor uitfteekende paitriotten bekend; er waren geene fehavotten noch beulen || genoeg, om het Vaderlandsch bloed te doen ftroomen . i men liet bij duizenden in fchepen fmijten en verdrinken; I jaa de bloeddorst ging zoo ver, dat men in Nantes in ï eenen nagt 500 onnozele kinderen, waar van de oudfte 1 niet boven de 14 jaaren was, als een zaad van contraX 2. re-  ( 168 ) revolutionairen , het welk moest uitgeroeid worden , ter dood bragt. Indien men redeloos wraak ademt, zullen wij hier dezelve toneelen beleeven: men zal eerst die van de oranjepartij op het bloedigst vervolgen, naderhand zal men het zwaard tegen elkander keeren, en weldraa zal alles een chaos van verwoesting weezen. Wij ontkennen niet, dat het tegenovergeftelde, eene al te groote bedaardheid, infchiklijkheid , vergeeving en vergetelheid van het voorledene eeven zeer dodelijk voor de Vrijheid in zijne gevolgen kan en moet zijn; jaa wij geloven, dat die bedaardheid, die thans bij de Franfche Natie heerscht, zoo er geen mannen zijn, die met Argus oogen waaken , zeer nadeelige gevolgen zou kunnen hebben voor de Vrijheid; het is het menfchelijk zwak van het eene uiterfte tot hec ander overtellaan; -y— het Franfcbe volk is doortrokken van den fchrik voor eenen woedende Robefpierre, en eenige wreede bloeddorftige jfacobijnen; bij de laatfte omwenteling vervloekte en ver* volgde het die als pesten van het menschdom ; het volk had gelijk, indien het zijne billijke gramfchap daar bij had bepaald, maar ongelukkig gaat het te ver ; om dat Robefpierre en zijn aanhang Jacobijnen waren, vervolgt, en vervloekt het alle Jacobijnen zonder onderfcheid, zonder te bedenken, dat deeze de ijsbreekers, de grondleggers hunner Vrijheid zijn geweest, dat deeze in alle gevaaren het fpits hebben afgebeeten, dat zonder deeze zij nog in flaaffche ketenen zouden zugten; hier onder roeijen de koningsgezinden, welke van die overdrevene zagtheid en bedaardheid gebruik maaken, daar het hun om het eeven is, onder welk mom zij hun hatelijkoogmerk kunnen bereiken, door welke partij zij zich weder op hunnen troon kunnen zien verheffen; en dank zij den Hemel! dat de Franfcbe conftitutie weldraa zal gevestigd zijn, want zonder dat, ware het te vreezen, dat  C 169 ) »dat de koningsgezinde partij meer dan te veel veld zou >wir,ner. Wij htrhaalen hier nog eens, de burgerijen, de wel> denkende, de braave burgerijen, zij, die voor deeze ge1 lukkige omwenteling, in het midden der verdrukking ; maar één hart, ééne ziel uitmaakten, zouden nu zich van j één fcheuren, nu tegen elkander verdeeld zijn, ( nu alle gevoelens van redelijkheid en Vaderlandsliefde :iafleggen, —— nu uit verkeerde beginfelen, uit ftijf hoof* i digheid, uit aankleeven aan eigen gevoelens, niet alleen ) de onfchatbaare zaak der Vrijheid, naar welke zij zoo ,:; tegen alle hoop hebben gereikhalct, voor welke zij zoo ;:gaarn, zoo volvaardig, hunnen laatften droppel bloeds j ;zouden hebben geftort, rukeloos opofferen , maar ook 1 met eigen handen den tempel der flavernij, welks ge' zicht nog kort geleeden haar het hart deedkrimpen, we» < der opbouwen ! t»— ó Landgenooten! waarde, hartelijk I van ons beminde Medeburgers! nog eens roepen wij u toe, wagt u voor den gaapenden afgrond, naar welken gij met het beste, met het welmeenendfte hart, fpoorllags naar toe ijlt! IIndedaad, indien men de thans meer en meer uitberfiende verdeeldheid ziet, dan moet een ondoorzichtig, een niet doordenkend patriot vreezen, dat nimmer deen |ze beide partijen te vereenigen zijn ; daar zij, welke Igaarn alles wilden vergeeven en vergeeten, zulks doen met het beste oogmerk, en een goed patriotsch hart, alleen vreezende, dat de vervolgingen de akeligfte, de ibeklagelijkfte, gevolgen zullen hebben voor Stad en Vaiderland; —- terwijl in tegendeel zij, die allen, welken in eenig bewind zijn geweest, ftraifchuldig willen ver» klaard hebben, zulks mede begeeren uit eene oprechte zucht voor het behoud des Vaderlands, der Vrijheid en der burgeren-voorrechten. Zie daar twee partijen, als vuur en water tegenftrijdig X 3 z}ijn- ■  C i?o ) zijnde; edoch daar hun beider beginfel eerlijk is, en de-! zelfde bedoelingen heeft, is onzes bedunkens niet ge» j maklijker, dan beide deeze partijen te vereenigen, ziel bier op welk eene wijze. Wij vraagen aan alle patriotten, welke iiveren tegen alle vervolgingen en procedures tegen hen,, welken in het voorig bewind geweest zijn. 1. Of zij niet overtuigd zijn, dat er onder hen zoo-I daanige perfoonen zijn, welke de hand hebben gehad, in het inroepen der Pruisftfcbe troepen j die met die Mo> 1 gendheid hebben aangefpannen, om de patriotfche zaak ten eenemaal door geweld van vreemde magt cn wapenen omtekeeren, de patriotten op het bitierire te vervolgen , of hun territoir opentc zetten tot doorlaating dier tegen de provintie Holland aanrukkende legermagt, alles tegen den duidelijken letter van de unie van Utrecht?! 2, Of deeze niet verandwoorlijk zijn, boven dien, aan de beroovingen van 'sLands fehatkisten en burger- j lijke bezittingen, welke als een roof door die troepen | Zijn Weggehaald ? 3> Of er niet zoodaanigen zijn, die in dien ijddeï rampzalige tot God 1'ehreeuwende gruwelen en mishande- fe Jingen aan de aan alle kanten getrapt en verpletterd wor- s dende ingezetenen, welke zij doorgepaste maatregelen had- I den kunnen beletten, in plaats van zulks te doen , en de I plunderaars .en geweldenaars, gelijk hun eed en pligt I vorderden, te ftraffen, met ftiizwijgen en ongemerkt t lieten doorgaan ? 4. Jaa of er niet zoodaanige regenten zijn, die daar in I zelve de hand hebben gehad, en wanneer de mishandel- 1 de beklagenswaardige patriot bij hen kwam klagen, en ! recht verzogt, hij van hen met een fehamperen lagch wierd 1 afgeweezen , of zij hem toelnaauwden, wel nu de Prins» lieden moeten ook eens een beurt btbben ? 5. .Zouden er niet zoodaanigen zijn te vinden, welke 's Lands  ( I7i ) IL Lands fchatten hebben verfpi'd aan maatregelen tot fverwoestir.g der Vaderlandfche Vrijheid, oi tot keenng len verwoesting van de poogingen tot derzelver herllel f ïWij vraagen de zagtnioedmfte, dö bedaardlle, de toeIgevendiie patriotten, weke het welzijn des volks hef Ihebben , zouden zij van oordeel zijn , clat de zoodaaniigen niet ftr'afbaar waren, dat men zoodaanigen , totverIwaarloozing van het vergruisde recht des mishandelden Ivoiks, als broeders omarmde, cn Ihun een vertrouwen Ifehonk, het weik zij nooit anders dan tot ondergang des c«volks en deszelfs Vrijheid zouden misbruiken? Zijn de bittere voormalige vervolgers der burgeren j i «ij die zich tot verderf en ondergang der Vadtrlandfche IVrijheid verkogt hebben, nog één haarbreedte veranhderd door de toegevendheid, welke men tot heden toe 3 jegens hen heeft gebruikt? fpotten zij nog niet open- Ijhjk met de geirouwfte, de ijverigife, voorstanders van 1'hct patriottismus? fteeken zij op ftraaten en wegen met ilop de teicendfïe wijze agter hen de tong uit s Jhier van hebben wij niet alleen bewijzen, maar nog op :|den dag van lieden'de tergende ondervinding. Wac «zeggen wij ? de vertegenwoordigers des Lands van Utrecht Ihebben nog op deezen dag van die ftrafbaare befpotting llhunner trenomene beiluiten zoodaanige voorbeelden van ivoorftanders der oranjepartij, dat indien zij dezelve niet i}op eene eclatante wijze voorbeeldig tor ftraffe leveren, Hij zouden fchijnen, hun eigen gezag, en in het zelve | het gezag des iouvereinen volks moedwillig te verwaar|i)loozen. Het volk indedaad heeft rot op dit oogenbhk eéne zoo ibedaarde, zoo ver van wraakzucht verwijderde gemoerisIneiging getoond, dat het zoo veel lofs verdient, als de jf woedende wraakzuch'ige oranjepartij zich naa de omwemeI ling van den jaare 1787. alle verachting op den hals heeft I gehaald van alle braave lieden, even veel of zij patriottisch dagten of niet, (want te willen beweeren, dat onijder de zoogenaamde prinslieden geene eerlijke, deugdUzaame, zielen zouden te vinden geweest zijn , en nog izijn, die niet om een vuil belang maar uit onkunde in 1 de waare gefteldheid der zaaken gedwaald hebben, zou «jet alleen eene dwaasheid, maar eene liefdeloozenus' ! daad wezen) dan het word aanhoudend getergd ; het i'; ziet van alle kanten de zoodaa: igen , welken, om hunne I! gepleegde anti patriotfche waiidaaden te recht behoorden te worden gefteld, een miübruik maaken van de aan hun 1 1 beweezen wordende toegevendheid ; het ziet, dat de ! zoodaanigen ftout het hoofd opfteeken, —— door a.' lerhande fnood uitgedagte misleidingen der gemeente in-  c m 3 boezemen, dat er Weldraa eene tegenomwenteling zal zijn. —— Het ziet aan den anderen kant, dat men niet alleen ftrafbaare oranjefchreeuwers, (waar onder zoodaanigen, welke niet alleen om hunne denkwijze, maar om hunne gepleegde gruwelen, onder de eerlooste fielten kunnen worden gefteld) in hunne amptsbedieningen, zelfs in zoodaanige artiptsbedieningen, die betrekking hebben tot de reprefentanten des volks, gerust laat voortgaan, — maar ook op nieuw oranjevoorftanders in de regeering dringt, in plaats van nieuw aangeftelde patriotten, welke men quaü door de ftem des volks laat removeeren, terwijl het openbaar is, dat zulk eene plaats geheel is verpest en befmet door de oranjepartij i en dat zoodaanigen daar gebruik van maaken, welke nog korts geleeden ten fterkfte klaagden, dat raen in hun midden een patriot met een lantaarn moest zoeken ; en dit alleen uit zugt naar eigen grootheid : het volk ziet, ora kort te gaan , dat men eenen der fterkfte aankleevers der oranjepartij in de Stad Wijk tot officier der fchutterij heeft aangefteld, en zou men het vreemd vinden , dat het volk een eind aan alle deeze gruwelen begeerde? —■ dit is onmogelijk. _ Wij haaten, wij verfoeijen alle wraakzucht en vervol» ging alleen uit partijfchap; wij verfoeijen de zoodaanigen als pesten van 's Lands welzijn , welke fchuldigen en onfchuldigen (want zeeker er zijn er onder hen, welke met onze patriotfche denkbeelden niet inftemmen) zouden willen op denzelven kam fcheeren , om dat zij voor den ex-ftadhouder waren; maar even zeer ftellen wij vast dat de fchuldigen behooren te worden vervolgd; 1 en, hoe zeer wij altijd betoond hebben, afkeerig te zijn van bijzondere perfoonen te noemen, kunnen of zullen wij ons daar van niet langer onthouden, Wanneer men~ nog langer met zoodaanig eene handelwjze voortgaa. Dan even min onze weldenkende patriotten zullen ontkennen , dat de door ons bovengemelde ftaatsmisdadigers van alle ftraf vrij te fpreeken zijn, eeven min zullen die meer verhitte patriotten vorderen , of kunnen vorderen, dat alle regenten, welke met onze denkbeelden niet h ebben ingeftemd en zederd het Jaar 1787 tot nu toe geregeerd hebben, ftraf baar zijn. Dit zullen wij in ons volgende Nommer betoogen, het welk in het midden deezer week zal worden uitgegeeven. Dit weekblad word s'weeklijks Ijtgegeeven te Utrecht1  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN. door P. 'T H O E N, 22. Den 9 Julij. 1795. . Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijhek. ij hebben in ons voorig Nommer, zoo wij ver« trouwen aangetoond, dat de zagtmoedigfte, de bedaardfte Patriot niets anders kan begeeren, en zeekér niets anders begeert, dan dat zij, die fchuldig zijn aan de ftaatsmisdaaden, welke zoo veele duizenden hebben rampzalig gemaakt, worden geftraft; thans zullen wij aantoonen, dat die Patriotten, welke allen die in het voorig bewind zijn geweest, ter ftraf fchijnen te vorderen, mits zij indedaad patriotten &ijn, onmogelijk zulk eens onrechtvaardigheid kunnen of willen begaan. Wij zeggen, mits %ij indedaad patriotten zijn, Want wij durven verzekeren , dat onder hen, die het hards: fchreeuwen, die op alle plaatfen en bij alle gelegenheden wraak ademen, ook zoodaanigen zijn, welke niets bezitten van het geen den patriot uitmaakt, "die uitvaaren ïegen de heerschzucht, en zelve door heerschzucht tot berften zijn opgeblaazen, die de Gelijkheid prediken, en zich hoogst beledigd zouden achten, indien men anderen met hen gelijk ftelde, en welke met êèn woord de ondragelijkfte tirannen zouden zijn, indien Z\} in eenig gezag of bewind waren gefield, i ui  ( m ) Wij vraagen onze meer driftige waare, welmeenende patriotten, welke ons zeeker met geduld zullen aanhoo* ren, en ons in hun hart onze ftellingen toeftemmen. i. Of de Vrijheid van denken zonderde fchreeuwendfte onrechtvaardigheid, zonder de grootfte tirannij, aan iemand, hij zij wie hij zij, kan worden betwist of ontzegd? e. Of deeze Vrijheid van denken zich niet zoo wel tot het ftaatkundige ais tot het Godsdienftige uitftrekt? 3. Of het niet het karacher is van eenen eerlijken man, te fpreeken en te handelen, zoo als zijn hart hem voorfchrijft, dat met de billijkheid, de rechtvaardigheid en het algemeene welzijn best ftrookende is, offchoon zulk een indedaad het fpoor bijfter is? 4. Of het niet volkoomen zeeker is, dat er onder de regenten van het voorig beftier mannen zijn, welke in waarheid en in oprechtheid hebben geloofd, dat hun aankleeven aan den ftadhouder en het voorftaan van het ftadhouderlijk gezag best overeenkwamen met het geluk des volks, met de behoudenis des Vaderlands ? 5. Of er ïftet onder die regenten zijn, die, fchoon zij met hun geheel hart ftadhouders- of prinsgezind waren, die God dankten voor de omwenteling in 178?. voorgevallen, als eene aan 't Vaderland beweezen weldaad , echter het minfte deel niet hebben, het zij door medewerking, het zij door toeftemming, aan de inroeping van eene vreemde magt? 6. Of er niet onder hen zijn, die de daar op gevolgde vervolgingen verfoeid hebben, die gaarn al het voorig gebeurde in de diepfte vergetelheid zouden hebben willen begraaven, indien zij daar toe eenige de minfte magt hadden gehad, die tot dat einde aan het ftadhouderlijk Hof alle pnogingen, fchoon ten eenmaal vrugteloos, in het werk Helden, jaa zich daar door den haat van de wraakvlamraende prinfes op den hals haalden ? 7. Of er in hun midden geene worden gevonden, die de  c m ) de mishandelingen door militairen en plunderaars aan de perfoonen en goederen der patriotten gepleegd, gaarne ten fcrengfte zouden hebben geftraft gezien» edoch wier voordragten in den wind wierden gellagen, of befpot, | en welken men niet kan befchuldigen, dan alleen, dat zij te weinig moed, te weinig cordaatheid hebben gehad, om openlijk haare gefmoorde klaagftem door het gar.tfche land te doen klinken, al had zulks, gejijk het zeeker zou geweest zijn, hunnen val gekost. 8. Of er ni-.c onder hen zijn, die tegen de geweldadige handelingen van dien tijd, tegen de vervolgingen, welke men tegen de braave patriotten in het werk Helde, ten fterkfte zich hebben verzet, en zich van hun recht en gezag hebben bediend om die te keeren, fchoon zij voorde overmagt moeiten bukken? 9, Of er niet onder hen zijn, welke naa die omwenteling geene patriotten uit hunne posten en ambten heb« ben ontzet, gelijk er zeeker gantfche regeeringen zijn, welke daar in niet hebben willen komen; ——* terwijl zij door het blijven vergunnen van hunne calandifie, gelijk voorheen aan winkeliers en werklieden, die in het patriottismus hadden uitgemunt, toonden, dat geen haat of wraakzucht in hunnen boezem tegen de patriotten fchuilden, en dat zij, zoo het in hun vermoogen ware geweest, gaarn alles in vergetelheid zouden gefteld hebben. Niemand onzer broederen, zoo hij niet door eene onredelijke drift is verblind, zal dit kunnen of willen ontkennen. Wij vraagen nu aan onze medeweldenkenden , die met ons aan de billijkheid gehoor geven, of zij zoodaanige regenten van het voorig beltier ter ftraf kunnen vorderen? — gewis neen, en zij zullen met ons gereed inItemmen, dat zoodaanigen te ftraffen, alleen om dat zij prinsgezinde regenten geweest zijn, eeven zoo onrechtY 2 vaar»  C i»s ; f aardig zou zijn, als de gepleegde vervolgingen en mishandelingen aan welken zij geen deel hebben gehad, Wij gelooven dus klaar te hebben betoogd, dat die patriotten, welke thans zoo rechtdraads tegen elkander fcbijnen in te werken, indedaad in de hoofdzaak met elkander eens zijn , —— beide kunnen niet anders begeeren, dan het geen de rechtvaardigheid vordert, dat, namelijk, de fchuldigen worden geftraft, doch deonfclvuldigen van alle vervolging of mishandeling bevrijd blijven- Eer wij van dit ftuk afftappen, moeten wij onze gedachten noch uiten over het geen wij boven hebben gezegd , en op het welk men eenige aanmerking zou kunnen maaken. Wij hebben beweerd, gelijk het waarheid is, dat aan elk Vrijheid van denken in het ftaatkundige zoo wel als in het godsdienftige moet worden toegekend, en dat het het karafter is van eenen eerlijken man te fpreeken , zoo als hij denkt. Men zou hier uit fchijnen te kunnen opmaaken, dat bet aan eenen ftadhoudersgezinden zou vrij jlaan, openlijk zijne gevoelens te prediken , en dus bet volk tegen de nieuwe Republicainjcbe regeerinsmjze opte&etten, dan dit gevoelen is valsch en de gevolgtrekkingen zijn met het geftelde uit den band gerukt. ——■' Zie hier wat ons gevoelen ten deezen opzicht zij. l. Elk mag over het ftaatkundige denken, zoo als zijn hart hem voorfchrijft. a. Het moet hem vrij ftaan , des gevraagd, de waare gevoelens van zijn hart openteleggen; het is geene misdaad, wanneer een waar prinsgezinde zegt, ik ben een prinsgezinde. 3. Maar daar de wil des volks de hoogde wet is, moet hij zich aan die wet als een lid der Maatfchappij onderwerpen, en dezelve eerbiedigen. 4. Dus word hij misdaadig en ftraf baar, aelfi flraf" baar wegens hoog verraad, wanneer hij zijne ftaatkun- "' ' ' ' ' ' di-  ( I?? ) l.Öige denkbeelden flrijdende tegen den wil * des volks, li aan anderen zoekt fmakelijk te maaken, of, het zij dieij: melijk, ofopenlijkin te prenten, of te verfpreiden; want r daar door tragt hij de vastgeftelde orde omtekeeren, | en tweedracht en alle de dodelijke rampen, welke daar uit kunnen en moeten ontftaan, aantekweeken. , 5. Zulk een is door zijne denkwijze verftooken van alle burgerlijke voorrechten, die eenigzints tot de regeering het zij middelijk of onmiddelijk betrekking hebben, om dat de gevoelens van zijn hart ftrijdig zijnde tegen den algemeenen wil des volks, hij in ilemmingen of verkiezingen zou verpligt zijn, of de waare gevoelens vaa zijn hart te verzaaken, (en dan hield hij op een eerb'jk man te zijn) of tegen den wil des volks te werken. Onder de voorrechten van een vrij volk is buiten kijf een der voornaamften , dat het openlijk zijne gedachten uitte overal wat hem als lid der Maatfchappij mede aangaat; dit niet alleen, hij is in die zelve betrekking verpligt, indien hij gelooft, dat in het algemeen beftier eene cf andere zaak beter kon worden begreepen, dezelve met alle vrijmoedigheid voortedragen, en zijne denkbeelden aan anderen zijner medelandgenooten medetedeelen; edoch deeze zijn pligt zou laakbaar, jaa ftrafbaar, worden, wanneer hij uit verwaandheid, of uit bedilzucht genomene beiluiten van 's volks vastgeftelde magten in een haatlijk daglicht Helde, eene verkeerde uitI legging aan dezelve gaf, beledigende gevolgen uit dezelve trok , of wel dezelve aan fnoode oogmerken toe- I fchreef, insgelijks wanneer hij dien eerbied uit het loog verloor, die ieder bijzonder lid der Maatfchappij * aan de vertegenwoordigers des gantfehen volks, en dus in hen aan het volk zelf verfchuldigd is. Het is om die rede, dat wij op de door ons voorgen melde wijze onze gedachten over een belluit van *s Lands 11! hooge magten zullen raededeelen, ," Yj Het  ( i?8 ) Het is ontegenzeglijk, dat er alle mogelijke fpoed word vereischt, om onze vloot gereed te maaken, en in zee te brengen; het is ontegenzeglijk, dat er gebrek aan manfchap is, en dat er dus geen haast genoeg kan gemaakt worden, om in dit gebrek op de eene of andere wijze te voorzien. Edoch wij vraagen, heeft men den besten weg daar toe ingeflagen ? naar ons inzien, neen. Men eischt van elke compagnie landvolk vijf man, welke terftond op de fchepen worden geplaatst, om ter zee te dienen. Zie daar een befluit, het welk onzes bedunkens, niet alleen ftrijd tegen de door de tegenswoordige regeering verklaarde voordeelen , welke aan onze landmilitie worden toegezegd, en bij welke men hun te recht de hatelijke dwangzucht en geweldenarij, jegens hen voorheen gepleegd, met egte kleuren fchetfte, maar ook een befluit rechtsdraads ftrijdig tegens de verklaarde en natuurlijke rechten van den mensch, een befluit eindelijk, het welk moet uitloopen op eene compleete verlooping en defertie onzer landmsgt en ftremming van alle middelen, om 'sLands armée ten fpoedigfte in eene geregelde werking te brengen. Men ondervind reeds de dodelijke uitwerking en de gevolgen van dit dwangmiddel, daar geheele bataillons hunne vaandels verhaten, en weigeren aan zulk een befluit te gehoorzaamen; van alle kanten brengt men deferteurs op; en zal er iemand zijn, welke begeert recht te doen, die zoodaanige opgevangen deferteurs volgens de pas gemaakte wetten zal kunnen veroordeelen ? wij voor ons zouden denken, de wetten der menschheid daar door te fchenden. Elk contract behoort heilig en onfchendbaar te zijn, wanneer het niet aanloopt tegen het algemeen belang des volks, en elk lid der Maatfchappij heeft het recht te vorderen, dat aan het met hem gemaakt contract flipt vol«  C i?9 > [voldaan worde; de reprefentanten des volks zijn «?errpligt, om hem dit onfchendbaar recht op alle mogelijke i wijzen te verzekeren; en welk eene uitfteeken de kracht word aan deezen ftelregel bijgezet, wanneer de reprefenteerende fouverain in naam des volks zelve dit con* tract heeft geflooten, Een foldaat is zoo wel een lid der Maatfchappij als de vermogendfte burger; hij heeft eene gelijke aanfpraak op dezelve rechten, en het volk heeft met hem een contract geflooten, aan welks ftipte naarkoming hij op zwaare ftraffen verhonden is ; edoch dit recht is ook aan zijne zijde, hij kan ook van dit volk de ftipte naarkoming van het gemaakt contract vorderen. r Zich verbonden hebbende, om het Land voor een behaald aantal jaaren te lande te dienen, wie kan hem dan noodzaaken, zijne vrouw, zijne kinderen, zijne blped1 verwanten, zijn Vaderland, zijn beroep vaar wel te zeg[gen, en een ander te aanvaarden, rechtdraads ftrijdig 1 met zijnen wil, en het welk hij niet anders kan aar zien, Jdan een gewelddadig berooven van zijne Vrijheid, wel[,ke hem niet kan ontroofd worden, zonder fchending I dier natuurwetten, op welke hij een ontegenzeglijk recht [heeft. I Zeker op dezelve gronden en met het zelve recht kan 1 ieder burger uit zijne wooning worden gehaald, en op 1 fchepen van oorlog als anderzints geplaatst worden. I Maar zal men zeggen, de nood is dringende. > Het 1 is zoo; maar wij vraagen, waren er dan geene andere [ middelen voor de hand, om in dit gebrek te voorzien? |heeft men dezelve beproefd? zijn die nutteloos be- i vonden? het tegendeel zullen wij tragten te bewijzen. Schoon het waar is , het geen het fpreekwoord zegt, edat de wijste ftuurlieden aan Land zijn, zullen wij nogI thans ons vermeeten, optegeeven; welke middelen ons i toefchijnen, dat met vrugt in dit geval hadden kunnen |-worden gebruikt, J.  ( ito ) I. Eene algemeene werving, waar bij geen paarducasïen, maar tien of meer ducaaten aan handgelden wierden gegeeven; wij gelooven dat dit een gewenscht gevolg zou hebben gehad ; dan, zoo dit niet reusfeerde ; 3» Het emploijeeren der mariniers; immers de inftelving derzelver is zoo wel de dienst ter zee als te land; men had daar door geen inbreuk gemaakt op het contract, met de foldaaten te land bij hunne aanvaarding van den dienst gemaakt; edoch zoo dit niet wierd omhelsd , en men geen ander middel voor de hand had gevonden , dan uit elke compagnie vijf man te ligten, dar! zou men zulks vrijwillig hebben kunrten dóen; men had tot een premie voor eiken foldaat uit de landtroe< pen, welke vrijwillig in den dienst ter zee begeerde óvertegaan, eene premie van tien ducaaten behooren uittelooven, en daar bij te bepaalen, dat wanneer er geen vijf vrijwilligen in eene compagnie wierden gevonden , men uit andere compagnien zoo veel te meer vrijwilligers zou kunnen engageeren, als zich aanboden, om dus evenveel, uit welke compagnien, bataillons of regimenten men het vereischte getal vrijwilligers kon vinden, die daar uit te trekken, terwijl men nogthans behoorde te bepaalen, dat die compagnien, bataillons, of regimenten, welke geene vrijwilligers, of onder het bepaalde getal van vijfman per compagnie tot den dienst 'ter zee hadden geleeverd, de boven het bepaalde getal gekeverde vrijwilligers van andere compagnien, bataillons of regimenten zouden voltallig maaken. Naa alle de berigten, welke wij desweegens van patriotfche landofficieren en foldaaten hebben ingewonnen houden wij ons verzeekerd, dat door één of meer deezer aangehaalde middelen in den nood van den zeedienst sou voorzien, het verloopen der landmilitie zou voor- i gekomen, en aan niemand eenige rede tot ongenoegen óf klaagen zou gegeeven zijn. Dit^We^WarJhword s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht :  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN, door P. 'T HO EN** 2V°« 23. Den 14 Julij. 1795. Het Eerste Jaar der Baiaafsche Vrijhéid. TT \ JL JLet geen wij ons reeds voor lang hadden voorge1 noomen, zullen wij thans tragten ter uitvoer te brenjgen, en eene ftofte verhandelen, welke zeeker den aligemeenen aandacht naar zich trekt; wij zullen thans on1 ze gedachten over de Franjcbe asfignaaten op het papier I ftellen. Zij, die zich hebben verbeeld, dat die asfignaaten al1 hier algemeen in zwang konden worden gebragt, moeiten zich geen het minfte denkbeeld vormen van den , Nederlandfcben koophandel, want daar wij denzelven niet ; drijven met onze produften, maar met de prouucben ivan andere landen, zoo moesten eerst die asfignaaten j in die landen ter voller waarde gangbaar zijn, eer dezelve hier tot dien prijs konden worden aangenoomen « of anders moest de koophandel oogenbliklijk ftilftaan, 1 bij gebrek van de noodige remifen. Aan den anderen kant kunnen wij onze Franfcbe broeiders, welke hun bloed voor ons hebben geftort, niet i genoeg beklagen, dat zij zich in ons midden niet kunnen voorzien van dat geen, het welk hun volftrekt onontbeerlijk, ie, en zij in een land vol overvloed, met een 2 rijk  rijkdom van hun land in hunnen zak, aan alles gebrek hebben. Intusfchen beklagen wij ook een groot gedeelte onzer medeburgers, welke voor hunne geleverde winkelwaaren en goederen met asfignaaten zijn betaald, en die zich daar door de handen gebonden zien, niettegenftaande, naa verloop van eenigen tijd, de asfignaaten tot hunne waarde zullen geraaken, gelijk wij laager zullen aantoonen. Indien er geene andere asfignaaten in onze Republiek waren, dan welke daar in zijn gebragt door de Franfche troepen , zou derzelver aantal in ons land op geene twee derden naa zoo groot zijn als thans, daar dezelve uit Brabani, Vlaanderen , jaa uit "de Franfche Republiek zelve, ons door de winzucht bij kisten vol zijn toegezonden. Wij hebben in de maand Februarij jongstleeden met eenige gecommitteerden , zoo uit de reprefentanten der Landfchap als die der Stad Utrecht, en met den Franfchen reprefentant Ramel en den Generaal Picbegru verfcheiden conferentien over dit gewigtig ftuk gehad, en eindelijk met; elkander een plan opgefteld, om bij de Bondgenooten in te leveren , en hen overtehaalen, om het zelve in werking te brengen. Wij vleijen ons, indien dit plan ware in train gebragt geweest, dat er eenige duizenden asfignaaten minder in ons land zouden zijn ; dan op het oogenblik, dat het zelve zijn beflag ftond te krijgen , wierden daar op nog eenige aanmerkingen gemaakt, die de zaak op het fleeptouw hebben gebragt, en (ten minften tot nog toe) niets wezenlijks omtrent dit ftuk hebben voor den dag doen komen. Dit plan kwam hoofdzaaklijk hier op neder: i. Dat alle omloop van asfignaaten in onze Republiek zou ophouden, en niemand verpligt zou zijn, dezelven te ontvangen. m  C .83 ) 2. Dat, daar de Franfebs troepen alleen met asfignaaten wierden betaald, de Paijeur General of algemeene betaalsman dier troepen, op eiken betaaldag die asfignaaten, welken hij aan de troepen moest betaalen, zouter hand ftellen aan eene commisfie, daar toe uit de Bondgenooten benoemd , en voor dezelve zou ontvangen de waarde in Hollandsen geld, tegen negen ftuiversde h'vreï 1 3- Dat, om alle abuizen of misflagen voortekomen, die algemeene betaalsman telkens bij het afgeeven der asfignaaten verpligt zou zijn, eene lijst overtegeven van alle de troepen , welke op dien tijd in de Republiek wa« ren, en welke lijst moest gevifeerd en geverifieerd zijn van den Generaal of Commandant en chef in der tijd. 4. Dat de doortrekkende troepen of manfehappen bij den Commandant der plaats, door welke zij trokken, zoo veele asfignaaten zouden kunnen verwisfelen, ais zij tot hun onderhoud, gereekend naar den tijd van hun verblijf, noodig hadden, en welke asfignaaten door den Commandant aan de Municipaliteit dier plaats, en door deeze wederom aan de door de Bondgenooten benoemde commisfie zouden worden ter hand gefield, en door dezelve weder worden ingewisfeld. &c. &c. Om van de andere artikelen, onze Landfchap in het bijzonder aangaande, in geval het concept plan door Hun Hoog Mog: niet wierd omhelst, te zwijgen, melden wij alleen dit, dat onzes bedunkens dit plan hoegenaamd niet drukkende voor deeze Republiek zou geweest zijn, want het is bij ons paalvast, dat de asfignaaten op het capitaal zullen komen, en dus zou de Republiek maar voor eenen tijd die gelden aan de Armée hebben voorgefchooten; edoch men onderftelle eens, dat die gelden geheel en al waren verlooren, dan ware het nog niet anders, dan dat wij voor dien tijd van het verblijf dier troepen in onze Republiek dezelve in onze foldij hadden overgenoomenj wanneer men nu nagaa, dat onze Z 2 Hol-  C 1*4 ) Hollandfche Armee ten minften voor de helft was gefmol* ten, en dat het getal der Franfche troepen in onze Republiek nog geen 30-000 mannen heeft bedragen, dan was die last nog al dragelijk geweest, al ware het (gelijk het nogthans niet is) dat die asfignaaten voor de Republiek een geheel verlooren capitaal waren. —1 ■Wij houden ons ten vollen verzeekerd, dat hier door niet alleen alle moeijelijkheden en hindernisfen zouden weggenoomen zijn geweest, maar de Republiek met duizenden en duizenden asfignaaten minder zoude bezwaard zijn geweest. Het komt er nu op aan, dat wij betoogen, dat de asfignaaten weldraa op haaren prijs moeten en zullen komen. Men behoeft zich niet te verwonderen, dat de asfignaaten tot zulk eenen laagen prijs zijn, wanneer men nagaat , welke listen er zoo openlijk als heimlijk zijn in het werk gefteld, zoo door het maaken van valfche asfignaaten, het uitgeeven van verfcheide en verfchillende uitgiften der goede, en de woekerzucht van meest alle kooplieden; dan hoe laag dezelve ook in prijs zijn, het is nog niet te vergelijken met de laagte van den prijs van het papier der Noord-Americaanen ten tijde van hunnen oorlog met Engeland; men gaf elf guldens llollandscb, of een pond fterling, in Americaanfcbe papieren Dollars voor eene Franfcbe ftuiver in geld ; en een der voornaamfte, kooplieden van Duinkerken , uit wiens mond wij zelve dit hebben, had in dien tijd dertig duizend Franfcbe livres in Americaansch papieren-geld verwisfeld tegen driehonderd dier livres in fpecie; wij Zeiven hebben ten huize van den Marquis de la Faijem een paar ftijve laarzen gezien, voor welke hij tien-duizend livres in papier in Noord-America had betaald; en de pr^ijs van alle levensmiddelen en andere benoodigheden was door de niets beduidende waarde van dat pa» jpieren-geld tot eene dergelijke enorme hoogte gereezen.( Dan'  C -«5 > Dan naauwlijks was het vergooten bloed in den vrijverklaarden grond getrokken, of dat veracht papier rees ii tot eene hoogte gelijk met de muntfpeciën, jaa daar» ] boven. Welk een verbaazend onderfcheid is er nu tusfehen het , Noori- Americaanscb papieren-geld en dat der Franfcbe Na» jtie? het Noori* Americaanscb papier had geen ander hy- ijpotheek of vastigheid dan de trouw dier Natie, en haar zedelijk vermoogen, en hoe krank was dat! de Franfcbe Natie • in tegendeel heeft voor de waarde van Ihaare asfignaaten de Nationaale goederen verbonden, i welker waarde bijkans het dubbel der uitgegeevene as» 'fignaaten uitmaakt, en welke goederen, bij derzelver ^ verkooping en betaaling met geene andere munt dan ! met asfignaaten mogen worden betaald. Men zal zeggen, dit is zoo; maar de Nationaale ConiVentie heeft door verfcheide, de eene de andere opvoljgende uitgave van asfignaaten het in het begin bepaald [getal verre overfchreden, en daar door de waarde van I het geheel verminderd, om dat daar door het hypotheek lifcoo veel kleiner is geworden. —— Het is waar , er i zijn ongelijk meer asfignaaten uitgegeeven, dan in het I begin bepaald was; maar het gevolg ontkennen wij, [daar de waarde van het hypotheek isgereezen naar mate Ij de asfignaaten zijn vermenigvuldigd, en in prijs gedaald. —? Toen de Franfche Natie den oorlog begon, voorzag 't zij niet, en kon niet voorzien, dat zij, om dien magti[gen ftroom vijanden ten onder te brengen, verpligt zou 'itzijn, behalven eene formidabele zeemagt, eene land» i magt van twaalfmaal honderd duizend mannen op de been tte brengen en te houden, eene magt zeeker, tot welIker onderhoud zij geene andere toevlugt had, dan de| zelve met papieren-munt te betaalen. — Dus zijn in | plaats van één milliard of duizend millioenen livres, agt i milliards in de waereld geraakt; maar men moet hier tegen  C Ï86 ) gen over/lellen, dat de nationaale goederen, op welke die asfignaaten zijn gehypothequeerd, ook naar rato dat de prijs van dit papier is gedaald, in prijs zijn gefteegen, jaa zelfs ongelijk hooger, daar goederen, welke op 20.ooo livres zijn gefchat, voor 2 50 000 livres en meer verKogt zijn, en dus hèeft de meerdere uitgave der asfignaaten boven het bepaald getal niets van de waarde van het hypotheek verminderd, in zoo verre zelfs, dat door de comités te Parijs, en andere deskundigen, de waarde van de voor de asiignaateti verbonden goederen meer dan het dubbel van de uitgegeeven asfignaaten word bereekend, en met grond. Veelen vormen zich het belagchlijk denkbeeld, dat dé Franfcbe Natie geene klinkende gelden of gemunte fpecien t( genswoordig bezit, oordeelende , dat zij anders niet met papieren-geld zou betaalen ; edoch hij, die maar een grein gezond oordeel bezit, kan naargaan, dat geene Mogendheid van Europa , jaa zelfs niet de twee magtigfle Mogendheden, in ftaat zijn, om zulk eene zwaare legermagt, en het geen daartoe behoort, met gemunt geld te betaalen. Het is integendeel waar, dat er nimmer te gelijk zoo veel contant geld in de Nationaale thre.. forie van Frankrijk is geweest als thans, en dit zal men moeten toeitemmen, als men nagaa , dat nog voor drie jaaren elke morgen, gelijk altijd, agttien vaatjes met Franjcbe kröonen gevuld, tot betaaling der m dienst zijnde troepen, uit Parijs wierden gezonden, ongereekend nog het gemuntte geld, het welk wierd afgeleeverd ter betiteling van de mesfagerien of het voerweezen, die ; voor rekening van de Nationaale fchatkist waren , en tot onderhoud van wegen en bruggen, een niet min kostbaar artikel. Zederd dien tijd is alles met asfignaaten betaald, en echter heeft de Nationaale munt, uitgezonderd eenige weinige weeken, als voorheen doorgewerkt. . Is dan het facit deezer reekening niet zeer ligt opte- maa-  ( X8? ) J maaken, dat er thans meer gemunt geld in Frankrijk isi i dan ooit voor heen? IWij hebben verfcheiden maaien met Reprefentanten der Franfcbe Natie gefprooken over de asfignaaten, en daar zij ons toeftemden, dat er thans meer contant geld in Frankrijk is dan ooit, hebben wij hun ook onze ge..i dachten medegedeeld, om het verlooren crediet der aait fignaaten weder te herftellen. Zonder grootfpraak durven wij ons vleijen, in ftaat I te zijn, om de waarde der asfignaaten binnen korten f tijd 50 en meer percenten te doen rijzen. Schoon de Franfcbe Natie, gelijk wij boven reeds heb1 ben gezegd, zulk eenen kostbaaren oorlog met geene | menschüjke mooglijkheid kan voeren en betaalen, anders Idan met papier, zou zij echter, gemerkt den opgelegden Ifchat van geldfpecien, in ftaat zijn, maandelijksch vijf |en twintig milioenen livres in fpecie uittefchieten, tot |zoo lang, dat de asfignaaten waren ingewisfeld, of tot |hun voorig crediet waren gefteegen. Indien zij nu ■teene loterij oprigtede, waar bij alle de nommers der Ibijzondere uitgaven der asfignaaten, even als in alle anjdere loterijen door één wierden gemengd, en er maanidelijksch 20 of 25 cf 30 millioenen livres, naar rato zij thet gevoeglijkst oordeelde, wierden uitgeloot, welke luitgelootte nommers terftond in contanten tot den volllen trijs wierden betaald, is het zeker, dat dezelveterIftond in prijs fterk zouden rijzen j want wie , die eeni;gc duizenden aan asfignaaten had liggen, zou dezelve ivoor een 3ofte gedeelte van derzelver eerfte cours wil:llen afftaan, wanneer hij gelegenheid en hoop kon heb[ben , dat dezelve of eenige derzelver binnen één, twee ji of drie maanden zouden worden uitgeloot, en hij derizeiver volle waarde in gemunt geld kon ontvangen?—• |l Indedaad, daar de Franfcbe Natie fpeel en vooral Iloterij-ziek is, houden wij ons verzeekerd, dat zij op hoop  ( 188 ) hoop van winst dezelve tot hooge prijzen zouden ifl- Koopen het papier zou van dag tot dag in prijs Hijgen, te meer, om dat'een goed rekenaar het vooruitzicht heeft, dat, gemerkt het hypotheek, hetzelve wel draa op volle waarde zal geiteegen zijn; en wanneer het eenmaal crediet had verkreegen, zou de uitgave van hetzelve niet meer aan de tegenswoordige moeijelijkheden zijn blootgefteld. Men kan vragen, welk is de rede, dat de Franfcbe Natie dit, of een ander plan, niet hebbe in het werk gefteld, daar het zeeker is, dat het in Frankrijk geenfints ontbreekt aan goede financieis? Dan het antwoord is gereed ; het zou voor het tegens* woordige met het belang der Franfche Natie niet overeenkomen , dat de asfignaaten zelfs tot den prijs van het volle capitaal kwamen, want zeeker daar door zouden de bijzondere perfoonen, onder welke die asfignaaten berusten, zeer veel en mogelijk dubbelde en dubbelde capitaalen winnen; maar de Natie, die dezelve heeft uitgegeeven, zou daar bij enorme verliezen lijden, dewijl de prijs der Nationaale goederen, welke nog moeten worden verkogt, daar door meer dan zeven agtfte gedeeltenszou daalen; en het montant dier onverkogte goederen bedraagt, volgens de opgave van de Comités van het algemeene welzijn, der wergeeving en derfïnantie, in de Nationaale Conventie, in de zitting van den 25 Germinal laaistleeden gedaan, eene fomme van vijftien-duizend milloenen livres, ' Rij fommigenkomtnogde vrees op, dat, wanneer de zaak jn Frankrijk eens omkeerde, alle de asfignaaten zouden worden vernietigd en zonder waarde verklaard; — dan (fchoon het onder de onmogelijke verfchijnfelsis, datereene compleete tegenomwenteling bij die Natie kan plaatshebben) eens gefteld, het ware zoo, dan nog, (wie ook aan de regeering zoude kunnen of mogen komen),kunnen de asfignaaten niet worden vernietigd, dewijl in dat geval alle kooplieden, manufacturiers, werklieden, metéén woord, alle inwooners van Frankrijk, geheel en al zouden geruïneerd zijn, dewijl er geene zijn, of hunne tegenswoordige handel word alleen met asfignaaten gedreeven, en zou een even dodelijk gevolg hebben, als of de reprefentanten des volks in dit ons Land al het in gang zijnde goud en zilver gemunt geld eenskhvps bil* loen,en niet meer gangbaar verklaarden; jaa het zou in Frank* rijk nog meer ruineus voor alle de ingezetenen zijn, dewijlzij niets zouden hebben aan hun billoen verklaard papier, daar onze inwooners ten minften nog een waarde hebbend metaal zouden bezitten. Dit weekl*id^#ord s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE N I E UW E POS T VAN DEN N E D E R - R H IJ N. door P. 'T H O E N, N°< 24. Den 21 Julij. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. lUet geen wij méermaalen hebben gezegd, moeten 4 wij tot ons leedweezen nogmaals herhaalen , dat de antij patriotfche partij, om, Ware het mogelijk, eene omwenteling te veroorzaaken , geene listen onbeproefd laat j en het [fchijnt, dat onze Natie, het weldenkend gedeelte onzer Naattie, hervormd, is om niets te wikken of te weegen, zich al.::tijd het zwaarfte voor te ftellen, en alles te gelooven wat haar word in de handen geftopt, fchoon het bliikIbaare verdigtfels zijn, welke derzelver verzinnaars en iverfpreiders voor het hoofd fpringen. Beeze verdigtfelen zijn zoo menigvuldig en volgen el. Ikander zoo kort op, dat er geene tusfchenpoozing isde eene dag baart die gerugten, welke naauwlijksch* ajn afgefprongen, of andere komen weer te voorfchijn, l welke zoogreetig van de patriotten zeiven worden aangeinoomen, als 0f men derzelver zekerheid verlangde Hun Hoog Mog. hadden aan den Baron van Reedei Minister deezer Republiek aan 't Hof van Pruis/en lasï [gegeeven, om aan zijne Fruisfifcbe Majefteit officieel, 'van homwenteling, in deeze Republiek voorgevallen , Aa knf  ( -93 ) kennis te geeven ; dan deeze quafi uit voorzichtigheid, om de eer zijner meesters niet aan eenige vernedering bloot te ftellen , verkiest deezen last niet te volvoeren J maar eerst en voor al het Pruisjiscb Minifterie te polsfen, of die bekendmaaking al of niet door den Koning zou worden aangenoomen, en zoo als onze Minister had verwagt, was ook de uitkomst, de Pruisfifcbe Ministers geloofden eeven als hij, dat deeze bekendmaaking den koning niet aangenaam zijn zou; weshal- ven de Baron van Reede den last hem gegeeven niet had volvoerd, daar van kennis gevende aan Hun Hoog Mog, te gelijk met verzoek van zijne terugroeping, dewijl hij geloofde niet meer van nut aan dat hof te zullen kunnen zijn. Dit word naauwlijksch rugtbaar, of dit nieuws, hoe onverfchülig, hoe nietsbeduidend in zich zeiven, was een nieuwe fakkel in de wraakzuchtige vuist van onze tegenpartij, men verzekerde, dat alles voor de goede zaak des Vaderlands, was verlooren, dat het volkomen zeeker was , dat wij op nieuw door de Franfcbe Natie fchandelijk waren verraaden ; dat de Pruisfifcbe troepen binnen wein'g dagen in deeze Republiek zouden inrukken , en het voorig ftadhouderlijk gezag,. met vernietiging van het tegenswoordig beftier zouden herftellen; . en de patriotten, de vreesachtige patriotten namen alles terftond voor goede munt aan, en reekenden hunne rechtvaardige zaak andermaal geheel en al verlooren; — men hoorde voor eenige oogenblikken niets anders dan fchrkbaarende voorzeggingen, welke in de hersfens der ligtgelovigen reeds haare vervulling hadden. Het hielp niet, dat meer oordeelkundigen en doordenkenden tegenwierpen, dat de Nationaale Conventie, indien zij zoo lafhartig, zoo verraderlijk ons in handen der Pruisfen wilde overleveren, nooit met ons eene of«n defenfive alliantie zou hebben geilooten; neen, men dagt  ( 191 ) dagt dit optelosfen, door te zeggen, dat men dit alleen maar had gedaan, om ons 100 millioenen uit den zak te kloppen. — armhartige verftanden! weet men dan niet, dat de Franfcbe natie die 100 millioenen nog niet in den zak heeft, en nog in lang niet hebben zal?—maar om in eens die bloohartige tegenwerpingen te ontzenuwen , zullen wij ons alleen aan de volgende vraagen bepaalen, en wij vleijen ons, dat die alles zullen afdoen» 1. Heeft de Franfcbe Natie niet zoo veel, jaa nog meer belang bij onze Vrijheid en onafhanglijkheid als wij zeiven, daar onze Vrijheid en onaf hanglijkheid van de i'tadbouderlijke overheerfching, en daar door van de onderdrukking van onze zeevaart en koophandel door Engeland, aan de Franfcbe Natie den grootften voorfpoed en bloeij van haaren koophandel en handwerken verzeekert. 2. Zou de Nationaale Conventie, door ons, naa het fluiten van een of- en defenfif traftaat met ons, aan Truisfen te verraaden, zich niet voor het oog van het geheel Europa, jaa voor haare eige natie, welke zij verte, genwoordigt, hebben ten toon gefteld als eene vergadering van booswigten en verraaders, welke haar hoogfte ongenoegen, wantrouwen en verachting verdiende. 3. Zou zij niet minder misdadig voor het oog van de geheele waereld geweest zijn, indien zij onze Republiek als een geconquesteerd land, door de wapenen veroverd, had verklaard , dan dat zij nu, naa eene gemaakte Alliantie met ons , ons zoo eerloos verraadde? 4. Indien het haar om eenen buit te doen ware geweest, zou zij niet eenen grooteren buit hebben kunnen maaken, door ons, gelijk de Oostenrijkjcbe Nederlanden , door enorme brandfchattingen uittezuigen, alonzefchatten wegtevoeren, en ons dan aan ons eigen noodlot overtelaaten, dan dat zij nu, naa het trekken van 100 millioenen van ons, wanneer zij die reeds had, .eene openlijke verraderlijke trouwloosheid aan ons pleegde? Aa 2 Nie-  C 192 ) Niemand ,die een grein gezond verftand bezit, zal dit tegenfpreeken; en geen wonder, dat de Franfcbe Repre" ■fentant, (hoe afkeerig hij en zijne medeafgevaarctigden ook zijn, om alle daaglijks voorkomende zotte verdigtfelen, te ontzenuwen,) den navolgenden brief aan Hun Hoog Mog. fchreef. VRTHEID, GELTKHEID. ss Hage den 14. Mesfidor, het derde Jaar der eene en onverdeelbaare Franfche Republiek. De Reprefentant van bet volk bij de Armee van bet Noorden Richard aan de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. „ De vijanden van Frankrijk en vau.HolIand zijn op allerleije wijzen bezig om onrust te verwekken in het midden der beide Republieken. Ieder dag doet men geruchten door de Vereenigde Provinciën verfpreiden, de eene ongerijmder dan de andere, nu eens kondigt men een aanval van buitenlands aan als zeer aanfraande, dan weer fpreekt men van eene onderhandfche of geheime verdeeling van het grondgebied van de hollandfche Republiek. Alle deeze valfche tijdingen nebben gee* ne andere bedoeling dan om de gemoederen in beweging te houden en de rust, welke het bataaffche volk zoo noodig heeft, te verbannen. Ongetwijffeld Burgers! zult gij maatregelen nemen, om zulke menfchen in toom te v houden die niets begeeren opteofferen voor het welzijn hunner medeburgers, of liever die enkel begeeren gelukkig te zijn ten koste van de onheilen welke zij over hun j land verlangen. Doch ik geloof u te moeten onderrichten, dat de Franfche troepes die in deeze Republiek zijn op nieuw de ftriktlte orders ontvangen hebben om tot de bewaaring der opeqbaare rust medetewerken, en dat' zij zich volvaardig van dit gewigtig deel hunner ver-: pligtingen zullen kwijten. Ik maak u nog bekend, dat iehalven 'deese troepes nog andere gereed fhan om op V. ■ ■• c . " ' / ,'<] uwen  C m ) uwen eerften wenk binnen deeze Reptibliek te marchea» ren, ten einde de vijanden der Vrijheid en onaf hangIijkheid des Bataaffehen volks zoo buitenlandfche als binnenlandfche te verflaan! (was getekend) R1CHARD." Al het geen de 'Reprefentant Richard in deezen brief ftelt, is eene óntegenzeglijke waarheid; de antipatriotfche partij fpaatt niets om eene ommekeer van zaaken te bewerken , en dit heeft niet alleen plaats in deeze Republiek maar zelfs tot dat einde werken eenige Franfche r.ieiiwstijding-fchrijvers mede. Het is onbegrijpelijk dat onze Nederlanders door de droevige ondervinding in het rampzalig Jaar van 1787 niet meer geleerd zijn, dat zij zich zoo min behooren te vertrouwen op buitengewoonvleijende,alsfchrikbaarende vertelfels; aan den eenen kant zet men het volk aan zqo op het platte land als in de fteden tot flappen welke (hoe patriottisch , hoe ijverende voor de goede zaak zij ook rnoogen fcbijnen) tot niets anders kunnen ftrekken dan tot eene volkomene regeeringloosheid en het ondermijnen van het wettig gezag aan de Reprefentanten des volks en der burgeren toevertrouwd; hieronder roeijen dezulken die, als verraaders des Vaderlands, niets beoogen, dan de omkeering der goede zaak der Vrijbeid , en die onder het mom van patriottisme, deszelfs verbitterdfte vijanden zijn. Aan den anderen kant tragt die zelfde verraderlijke cabaal het volk vrees inteboezemen, om daar door alle harten en handen flap te maken; dan, Godz'j geloofd, haare te dikwerf in 't werk geftelde listen worden de eene naa de andere ontdekt. Hoe is het mogelijk, vraagt men, dat die antipatriotlelie partij tot nog toe zoo ftout, zoo trotsch geweest zij, om zulke ftrafverdienende verraderlijke onderneesuingen voltehouden? Aa 3 Het  Het antwoord is gereed; zij ziet uit den toedragt der zaaken, dat zij alle ondernemingen tegen de Vrijheid des vaderlands en de burgelijke rust kan in het werk ftellen, zonder dat zij daar overter naauwernoód zuur word aangezien; zij fchrijft dit niet toe aan toegeevendheid, aan een zucht tot vergeeven, maar aan bewustheid, dat de patriotfche zaak op losfe fchroeven ftaat, dat eerlang er weder eene omwending zal zijn , en dat zij weldraa gelijk in het Jaar 1737, haare wraakzucht aan de patriotten zal kunnen uitoefenen. Hier bij komt, dat zij uit de dagelijkfehe gebeurenisfen ziet, dat er onder de nieuwe regeeringen zijn, die zich weinig aan de noodlijdende patriotten bekreunen, niettegenftaande dezelve naa de omwenteling van het Jaar 1787 de ellendige flagtoffers van de wraakzugt der antipatriotten geweest zijn, in zoo verre zelfs, dat de familiebelangen worden gefteld booven het belang des vaderlands . en de verpligting aan ongelukkige vervolgde braaven ï het maakt den antipatriot zoo ftout als den patriot rieerllagtig, wanneer hij zulken ziet in amptsbedieningen gefteld, welke nog even voor deeze gelukkige omwenteling, Oranje boven! fchreeuwden. Waarde Landgenooten! laat uw oog weiden over de daaglijkfche fchrik-inboezemende vertellingen, en wordt] wijzer weest niet langer een nietsbeduidend riet,] het welk door den adem van Vrijheid-hatende windmaakers word heen en weder bewoogen ; ■—■ indien gij. Waarlijk uwe Vrijheid hoog fchat, toont dan dat gij die Vrijheid waardig zijt,- zij is geen gefchenk, het welk 1 met bevende handen moeten worden ontvangen; zij lonkt helden toe, maar geenfintslaf hartigen, die, door gebrek aan moed, eeven onbekwaam zijn, om haaren tempel optebouwen als om dien te verdedigen tegen opdagend geweld. Wat beeft gij voor verdigtfclen van eenen aanval of het  ( 195 ) het inrukken van Pruisjifcbe troepen! —— Het ware eens zoo, dat aan den koning van Pruisfen officieel kennis ware gegeeven (hoe ongemeiüreerd wij zulks ook vinden) van de tegenswoordig gezegende omwenteling, — dat die Monarch geweigerd had die officieele kennisgeeving aantereemen (gelijk nogthans niet gebeurd is) wat kan dit nog onze koude kleêren raaken? wat raakt ons de vriendfchap van Pruisfen? welk voordeel hebben wij daar ooit van te wagten? —- en zou ons deszelfs vijandfchap of haat een enkele rimpel op het voorhoofd doen trekken? dat zulke laffe zielen, die op de vriendfchap of den haat van Pruisfen eenigen den minften prijs ftellen, zich toch wagten, den naam van Bataafscb patriot zich toe te eigenen. Wantrouwt onze broeders de Franfchen niet, het zijn uwe vijanden, het zijn landverraaders, dre u, zonder den minften grond of rede, wantrouwen tegen hen inboezemen ; maar wagt u ook, dat het vertrouwen op hen u niet zorgeloos maake; laat onze raad u toch het volgende diep in het hart prenten, en wanneer gij dien volgt, durven wij ons verzekeren, dat gij u noch aan de vriendfchap, noch aan de vijandfchap, vanPraiifen en Engeland behoeft te bekreunen. i. Vereenigtu tot één enkel middenpunt, gelijk uwe vijanden en vervolgers altijd gedaan hebben; dat is, laat Eendracht, gelijk voorheen uwer aller fchutsvrouw zijn. a. Boeit de handen niet van uwe vertegenwoordigers, noch maakt hen niet tot flaaven van de hersfenfehimmen van ftaatkundige dweepers, of heethoofden, welken het leed is, dat zij zeiven niet tot volks-vertegenwoordigers zijn verkooren , en daarom niets"fpaaren, om, door onderfteuning van het, door hunnen fchijn-ijver misleid volk, over deszelfs Reprefentanten te heerfchen, dezelven van hunnen wil afhanglijk te maaken, en dezelven te  C ip6 > ce hervormen in machines of werktuigen, welke in de vergaderingen niets kunnen, niets durven onderneemert of toeuemmen, waar door zaaken van her uiterfte ge* wigt en welke den uiterften fpoed vereisfchen, zonden wórden veragterd, en het Vaderland in het uiterst gevaar zijn gefteld. Wij roepen \ï nog toe, Helt vertrouwen in uwe vertegenwoordigers en boeit hen de handen niet; of, zoo zij uw vertrouwen misbrui» ken, roept hen te rug uit dien post, welken gij hun hebt opgedraagen, en Helt weder anderen in denzelven ; —- edoch wagt u, zoo gij uwe Vrijheid, uwe zekerheid, lief hebt, om hier in onbedagt, willekeurig, of op aanhitzing van overheerfchende heethoofden te werk te caan. 3. Haast u, om niet alleen uwe militaire troepen, maar ook alle weldenkende burgeren op eene geregelde wijze te wapenen, en elk dier ligchaamen naar haaren kring, te organifeeren. 4. Brengt met den meesten fpoed uwe frontierfteden in den besten Haat van tegenweer. Indien gij dit hebt volbragt, bekreunt u dan eeven Weinig aan den haat of aan de vriendfchap van Pruisfen ; weest nooit lafhartig, om het eerfte te vreezen, noch laag, om het laatfte te zoeken; gedenkt aan uwen op nieuw aanger.oomen naam Bataaven, volgt het voetfpoor dier aloude helden , of misbruikt hunnen eed lennaam niet. Laat het gepleegd verraad van het Jaar 178?. u geen vrees inboezemen: toen ipande alles te famen om u te verdelgen; Gelderland zette deszelfs grondgebied, vestingen en Heden voor die troepen oopen, de Amersfoorifcbe Haaten deeden het zelve, Holland, door eenen verraderlij Ken trek van den falfaris Bleijsmijk, van Haats fysthema binnen één paar dagen veranderd,. volgde dit voorbeeld, en bijkans alle de militie was verpest maar hadden de Pruisfen reeds voor Arnhem, Nimivegen en andere vestingen ontmoet dien tegen* itanci, weucen zn voor cue Kleine posten oij hebben ontmoet, zij zouden meteen leger, viermaal zoo fterk als dat, het welk in onse Republiek trok, niets hebben uitgevoerd. Dit weekblad, word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN m E D E R - R H IJ N, Idoor P. 'T H O E W. iV°> 25. Den 28 Julij. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. Consideratien op bet Concept-plan ter algemeene oproeping door bet Committè tot de algemeene zaken von bet Bondge' nootfcbap , bij Haar Hoog Mog. ingediend, den 29 Maij 1795. aan de Com. misjie door dm Raad der gemeente der Stad Utrecht tot ontf angst derzelve be ■ noemd, overgeleeverd door eenige Burgers, ; Jfjet ontwerp tot het bij een roepen eener algemeene vergadering van het volk van Nederland, ten einde een Regeeringsform of grondwet voor deeze Republiek te bei paaien, door 't Comraitté tot de algemeene zaken van het IIBondgenootfchap te Lande aan Hun Hoog Mog ingediend «zijnde, heeft men op het zelve de naarvolgende bedenjkingen gemaakt; dewelke men zich veroorlooft als een |>aanleiding rot gewigtiger, mede te deelen. Het hoofd-oogmerk, dezer vergadering, zal volgens het il uitgebrachte plan, dus niets minder zijn dan het ontwer!|pen van eene Conftitutie voor het geheele volk van NeI aerland; een werk dat bij alle ftaatkundigen voor de aller* 1 moeielijkfte taak die gegeeven kan worden , bekend IIftaat: terwijl daar en boven die vergadering zal beI last zijn met de wetgeevende en uitvoerende magt zo I binnen als buiten 's lands, en alzo het onafhanglijkstfou* 1 verain lighaam uitmaaken, dat in een Maatfchappij bei ftaan kan, In den eerften opilag ziet men alraseh, dat de werk* B b zaam*  ( 198 ) zaamheden dezer vergadering juist dezelve zijn, waar mede de Staaten Generaal, en daar na de Nationale Conventie in Frankrijk belast zijn geworden ; deze overeenkomst in de aani'relling, zalwaarfehijnlijkook gelegenheid geeven tot de overeenkomst in de gevolgen ; wij hebben dan ook dezelfde om- en weder- omwentelingen, dezelfde bloedige Toneelen te vreezen: en te verwachten, dat binnen den omtrek van maar weinige Jaaren, verfcheiden ontwerpen vooreen Conftitutie zullen voorgedraagen worden, zonder dat wel ligt een eenige tot ftand komt. Om, het geen men wenscht, voor te ftaan, de waarheid te verbloemen, de gevolgen die met grond berekend kunnen worden achter te houden of te verkleinen, is allernadeligst met betrekking tot eene dusdanige algemeene vergadering ; waar heerscht, voor hun die in eenig bewind zijn, die kalmte, die rust, zoo noodzakelijk tot het in ftand brengen van zulk een allergewigtigfte taak ? word thans niet bijna alles door binnenlandfche partijfchappen verdeeld, door factie- zucht en eigen belang zoekers belemmerd en door buitenlandfche Mogendheden ondermijnd en bedreigd ? En op zijn best genoomen, heeft men beter uitkomst te verwachten van alle buitengewoone vergaderingen, en perfoneele commisfien, welke of ondergefchikt aan eenige magt, of wel zelve met eenig bewind belast zijn, dan onsVaderland in vroeger tijden is te beurt gevallen? Men herdenke de gefchiedenis van 1651, ïfiö, en if8c5; om zich van de beklaaglijke uitkomst te overtuigen. Van daar, dat na ar ons inzien de voorgeftelde Nationale Conventie behoorde bepaald te worden tot eene Conjlitueerende vergadering , zonder eenig uitvoerend of wetgeevend gezag, en derhalven zonder eenig collegie van Regeering te vervangen. Dan alvorens wij een ontwerp eener zodanige Confti' interende vergadering aan onze medeburgeren, zo die in als buiten eenig bewind zijn opdraagen, zullen wij eenige weinige, doch zo het ons toefchijnt allergewigtigfte bedenkingen tegen het Plan, zo als het door de Leden van 't Committé van het Bondgenoodfchap is uitgebracht, en vervolgens door de Reprefentanten aan het volk voorgedraagen , om derzelver confideratien daar op in te neemen, alhier laaten voorafgaan. Uit den zin van het ontwerp zoude men kunnen opmaken , dat de vergadering van Hun Hoog Mog. uit een zal gaan, zo dra de Nationale Conventie haare zitting zal begonnen hebben: doch vermits dit nergens uitdruk' lijk gefteld word, kunnen daar uit reeds bij den aanvang ■de allerbedenkelijkfte oneenigheden ontftaan. " Op  ( -99 ) Op Art. J7 moet men vraagen, hoe veel extraordinaire gedeputeerden zullen er gezonden worden ? binnen hoe veel tijd zuilen de nodige gelden bepaald worden? zal deeze bepaaling niet door de Provinciën worden goedgekeurd? zo jaa, kan dit alleen- een Jaar ophouden. Wanneer de bepaalde gelden niet genoegzaam bevonden worden, hoe zal men de te kort komende verkrijgen? welke middelen blijven er over , bij aldien de Provinciën de deliberatien ophouden, zich onvermogende verklaaren ? enz. Art. f2 en 80 fchijnen contradictoir aan eikanderen te zijn En wie zou niet huiverig worden op het denkbeeld, dat, indien de Conventie eens verkoos zich permanent te verklaaren zonder bepaaling van tijd, als in Frankrijk, wat magt praspondereert haar, wanneer men haar magt volgens Art, 70. 72. 73. 74. 76. van het concept plan nar gaat ? en daar toch alle menfchen geneigd zijn tot regeeren , vooral zo hun interest daar mede vermengd is, kan men immers niet genoeg waaken tegens heerschzucht en aristocratie, vooral daar zulk een lighaam tot weering van beiden en daarftelling van Vrijheid behoort ingericht te worden. Welke Regeeringsform zal volgens Art. 81 in zijn geheel blijven ? zullen de grootfte nieuw ingevoerde abuizen een geheel jaar of langer moeten voortduuren? zal in het geheel niets mogen ondernomen worden, bij voorbeeld tegen wederrechtelijke reprefentatien van 't platte land en kleine fteden? . Zoo het ons voorkoomt. is den Haag wegens zijne ligging als zijnde verre uit het midden-punt der Republiek, en dus voor die van Gelderland , Overijsfel en Groningen te afgeleegen, niet gefchikt tot het' houden eener Nationale Conventie. Daar Holland door derzelver . vqjks'meenigte ruim de helft der Leden en ftemmen in de Conventie zal moeten leeveren, en hier door reeds een overweegende meerderheid heeft, zo zou het den andere Provinciën aan> ger.aamer zijn, dat de Conventie niet in Holland vergaderde. Behalven dat niet alleen de vergadering der Reprefentanten van Holland maar ook die van Hun Hoog Mog. en andere Generaliteits Collegien in den Haag hunne fesfie hebbende, zou zulks wel ligt veel eer wederzij dfche Jaloufij en rangzucht, dan de nodige harmonie kunnen ver» wekken : en daar en boven is ook de invloed, welken deze Collegien, die ad interim blijven beftaan, op de Conventie zou dan hebben of kunnen hebben, min of meer in fchijn de Bb 2 vol»  ( *oo ) volkomen Vrijheid der Leden belemmerend , en deze fchijn zelve moet voor de Natie vermijd worden, zo lang het mogelijk is. Om alle gemelde en nogmeer andere redenen zou eene Stad meer in het centrum der Republiek gelegen veel verkiezelijker zijn , alwaar men ook uit hoofde der meer eenyouwige leevenswijze, niet zo veel benodigd heeft »ls in Holland, waarom men dan ook de daggelclen voor ieder Lid der Conventie, gevoeglijk op f 8 in plaats van op/ io Gl. zoude kunnen ftellen, hetwelk op 300 Leden, welke men zoude kunnen veronderftellen dat er konden komen, een bezuiniging van ƒ 2,19000. Jaarlijks zal opleeveren. Wie die onbevoordeeld deeze bedenkingen, welke echternogveel zouden kunnen vermeerderd worden, inziet, zal ons van vermetelheid befchuldigen kunnen , dat wij der Natie een ander Plan voorftellen en opdragen, en aan onze Reprefentanten overlaaten om 't zelve te brengen daar 't behoort. CONCEPT PLAN VOOR EEN CONSTITUEERENDE VERGADERING. Er zal door de peheele Natie ingefteld en verkoozes worden een Conftit ueerende Vergadering, zonder eenig Collegie van Kegeering te vervangen. Deze vergadering zal zig alleen bezig houden met het ontwerpen eener Conftitutie voor het geheele volk van Nederland, en wel om 't zelve te formeeren tot een ééne ondeelbaare Republiek, mitsgaders daar bij uitbrengen eene algemeene wet; zo voor het crimineele als civiele of Burgerlijk recht. De Cinfiitueerende Vergadering zal gelast Worden, om het gemaakte Plan van-Conthtutie aan 't volk der Bataaf fcbe Republiek ter approbatie voor te draagen , dat is elk Lid, aan de ft'emgere'gtigden, die hem doormidde van kiezers verkoozen hebben; vervolgens het zelve veranderen en verbeetcren, naar mate van't gewigt en nuttigheid der ingekomen conüderatien, waarvan nogthans de beoordeeling aan de Leden der Conftitueerende vergadering ftaan zal, als mede de gemaakte Conftitutie invoeren en werkzaam maaken. Het Plan te maaken in fes maanden, te reekenen van den dag der eerfte zitting af, en het zelve ter beoordeeling aan de Natie overlaaten geduurende den tijd van fes wecken. Vervolgers het eerfte plan revideeren , verbeeteren en in order brengen, binnen den tijd van andere drie Maanden , met een volledig Rapport van alle ingekomen advi- zen.  C tot 5 zen, berichten of memorien, betrekkelijk bet zelve, ten einde de Natie zal kunnen oordeelen , of de vergadering alle behoorlijke aandagt aan dezelve gegeeven heeft. Welk Plan aldus in order gebragt, binnen fes weeken zal worden geauprobeerd, en gearresteerd, en eindelijk door de Conftitueerende vergadering binnen den tijd van drie Maanden worden ingevoerd, van welk oogenblik af aan, de Conftitueerende vergadering zal hebben gedefungeerd, en alle wetgeevende en uitvoerende magten voor zoveel dezelve door de nieuwe Conftitutie niet zijn behouden , vernietigd worden. Zullende nogthans die Leden der Conftitueerende vergadering , in 't bijzonder gecommitteerd, tot het maaken en daarftellen van een algemeen wetboek, indien dezelve daar mede niet gereed zijn, alleen hunne zittingen contimieeren, tot dat dit werk geheel zal zijn voltooid, 't welk echter binnen't jaar na de invoering van de Conftitutie behoort afgewerkt, en 'tzelvedaar na door deNatie gearresteerd te worden, terwijl inmiddels de tot heden fubllfteerende wetten, voor'zo verre dezelve met de aangenoomen beginzelen van de Vrijheid, en rechten van den Mensch niet ftrijden in vigueur zullen blijven. Geene zaken van eenig aanbelang zullen mogen ter Conclufte worden gebracht, ter zeiver vergadering dat daar over de propofitïe is gedaan, maar zullen in een volgende vergadering, andermaal gerefumeerd, in omvrage gebracht en als dan in een befluit vastgefteld worden, en zullen de Leden in elke zitting bij uitgetrokken nommers, hunne plaatzen moeten neemen. Alfchoon deeze Conftitueerende vergadering, geene wetgeevende of uitvoerende magt word toegekend, zal deze nogthans van alle collegien, ambtenaaren, of perfoonen der Republiek kunnen vorderen, zodanige opening , uitlegging, onderrichting ofvifte, als zij zal nodig oordeelen te behooren, hetzij betrekkelijk de zaaken van de Unie , 't Landfchap Drenthe, Generaliteits Landen, Oost en West Indifche Compagnien of Colonien van den Staat, bijzondere Provinciën, kwartieren, fteden, corporatien enz. zonder dat men, onder eenig voprwendzel hoe ook genaamd, zaf kunnen weigeren aan het aanfehrijven ten dien einde, of aan een Commisfie uit de Conftitueerende vergadering , op de allervolledigfte wijze ten fpoedigften te voldoen. De Conftitueerende vergadering zal de magt hebben , zodanige perfoonen in het eert of ander vak van aangelegenheid, waar toe uitmuntende Talenten vereischt worden, in't werk te ftellen, wiens hulp uit hoofde van kennis en bekwaamheid, zij aullen oordeelen aan het groote oogmerk hunner Commisfie niet te kunnen gemist worden en onBb 3 ont-  C 202 > ontbeerlijk te zijn, met magt om dezelve uit 'sLands caefa te falarieeren, echter dit op refponfabiliteit der Leden van de Conftitueerende vergadering; voor het overige zal de vergadering uit hunne Leden, Prefidenten, Secretarisfen, en Coramislienverkiezen, dewelke behalven reisgelden geen grooter dan het hun toegelegd falaris zullen genieten. Niemand .zal mogen weigeren den hem opgelegden last te aanvaarden dan om reden van ziekten. Alle de Leden der vergadering zullen verantwoordelijk zijn, wegens de aangewende middelen en al het door hun verhandelde, wegens nalaatigheid, invloed van vreemde Mogendheden, verknogtheid tot hunne geboorte plaatzen en Provinciën, cabaleering of welke andere gebreken en verkeerde handelwijze,- die ftrijdig zijn met eerlijkheid, belangloosneid,.cordaatheid of verdere deugden, welker betrachting in braave vertegenwoordigers van het gantfche Volk kunnen veronderfteid worden, om het algemeene welzijn, met ter zijde ftelling en opoffering van alle bijzondere belangens te behartigen; ten welken einde zodra de nieuw in te voeren Conftitutie haar volkomen beflag zal gekregen hebben, de als dan plaats hebbende fouvefaine vergadering, ten eerfte een Commisfie van dertien Reehters-zal benoemen, ten einde het gedrag van de Leden der als dan gedefungeerd hebbende Conftitueerende vergadering te onderzoeken, met magt om de fchuldigen naar exigentie van zaaken te ftraffen, welke dertien Leden uit hun midden zullen verkiezen eenen Aanklager en Griffier, dewelke als Ministers van dat Collegie geen ftem in 't zelve zullen hebben. , Het volk verbind zig de Conftitutie zodanig te zullen arresteeren als twee derden der ftemgeregtigden verklaar ren dezelve als een grondwet voor den ftaat en als het Contract focial aanteneemen. . Daar het een volftrekt vereischte is dat de Leden der Conftitueerende vergadering, door het geheele lighaam des Bataaffchen volks door middel van kiezers verkoozen worden, zullen zeer gevoeglijk de eerfte \ Hoofdftukken betrekkelijk de telling, verdeeling, qualiftcatien van ftemgeregtigden, kiezers, wijze van verkiezing als anderszins , uit het gemaakte ontwerp voor een algemeene vergadering, op de alhier geproponeerde Conftitueerende verga, dering kunnen worden overgenomeh,met zodanige veranderingen en verbeeteringen,als uit de hier vooren opgegeeven fchets zullen voordvloeijen, of bij nadere overweeging zullen noodzakelijk voorkomen, gelijk bij voorbeeld het geftatueerde omtrent de ftemmingder Militairen in Art. 9. voorkomende, het welk veel hardigheid'voor die clasfe der Maatfchappij in zig bevat. 'Daar  C 203 ) Daar een getal van 100 perfoonen genoegzaam zal zijn tot deze Conftitueerende vergac'ering,;fpreekt het van zelfs, dat niet uit Tienduizend zielen één Lid tot die vergadering j moet benoemd worden, maar uit zo veel duizend als er bevonden en geoordeeld zal worden dat met het vereischte getal beft aanbaar zal zijn ; terwijl daarom het getal kiezers echter bepaald kan blijven, zo als het bij het uitgebragte concept plan gefteld is. j Het tellen van 't volk van onze Provincie kan op de j beste wijze gefchieden, door de cos fumiie zettingen weI gene het platte land , en voor de rieden door de buurt- of f wijkmeesters. Wiji op de zettingen het compieete getal niet ! gevonden word, maar de gealimenteerden en andere bej hoefcigen daar afgelaaten worden, zo zou aan aile dorpen I een circulaire aanfehrijving behooren te worden gedaan, I om binnen zekeren termijn op te geeven, de huisgezinnen en't getai der perfoonen in ieder, welke nietopdecon- ftiratie zetting gefteld zijn en hier na zoude men de Provincie in tien duizenden en vijfhonderden kunnen ver| deelen. Indien de Natie zich. overtuigen kon van de nuttigheid en het genoegzame van de opgegeeven fchets, welk als !>dan behoorlijk uitgewerkt en verbeeterd moet worden, : zoude het een aanmerklijk voordeel de Financien der biji! zondere Provinciën aanbrengen, het welk in deezen tijd ji waarlijk niet onverfchiliig kan zijn: Imraer6 men kan op > vrij veel grond veronderftellen, dat de Natie bij 't invoeren i van zulk een Conftitueerende vergadering veel eerder eene '.f Conftitutie en grondwet zal hebben, dan wanneer het < opgegeeven Plan van 't Committé van het Bondgenootfchap i tot een grondilag van 't zelve bij 't volk word aangenooI men en vastgefteld; het is toch een zedelijke onmogelijkI heid dat een vergadering, ingericht zo als het ontwerp het i zelve omfchrijft, al was dezelve zaamgeftelduitde eerlijkfte i en bekwaamfte Leden der geheele Maatfchappij, geobrueerd 'met een onnagaanbaare meenigte loopend werk dat onverSi mijdelijk verbaasd augmenteeren moet ineen revolutie, in i ftaat zoude zijn om in den tijd van twee Jaaren een Conj] ftitutie of grondwet te kunnen voltooijen en daarftellen. Eindelijk zij het ons alhier geoorloofd tot ftaaving der | nuttigheid van eene Conftitueerende vergadering, ter verI krijging van een algemeene Conftitutie nog bij te voegen , i dat deeze laatfte het eenige middel is, waar door men zig < vleien kan het waar geluk voor ons Vaderland met er tijd I tot ftand te brengen, want behalven dat men de allerge- breklijkfte Regeeringsform die thans plaats heeft zal heri ftellen, zo zal men de nadeelige Conftitutie uit zeven fouverainiteiten beftaande, geheel den bodem inflaan, door de  ( 904 ) de Welke men bij ondervinding geleerd heeft dat traagheid in de deliberatien word veroorzaakt; dat er geen middelen van contrainte beftaan tot het vullen van 'sLands tfchatkïst, met de geconfenteerde en dien volgens ver» fchuldigde gelden, dat de Provinciale en ftedelijke be» langen te veel invloed hebben tegen het betreklijk en algemeene welzijn; dat in deeze tijden te veel gelegenheid overblijft tot het weder invoeren van een aristocratifche Regeeringsform, het zij dan met of zonder ftadhouder, dewelke toch alleen kan ftrekken om het zogenaamd aanzienlijk gedeelte der Natie, ten kosten van het algemeen te verhoogen, terwijl de verneedering en afhanghjkheid van het grootfte getal vermeerdert, naar mate de langduurigheid van dusdanige overheerfching der geenen die het gezag en den Rijkdom in handen hebben, over hunne mede ingezeetenen. Veele zullen hier op mogelijk tegenwerpen, dat eene democratifche Regeeringswijze aan geene mindere gebreken onderhevig is, doch de meesten der gebreken van eene voiksregeering kunnen door de Conftitutie worden vooreekoomen, en, het is door de ondervinding eene bekende waarheid , dat de grootfte gebreken in deze regeeringsform wel tot eene regeeringloosheid gelegenheid geeven, het welk voorzeker het allerongelukkigfte is dat een volk kan overkomen, voor een tijd; dan deeze ftaat kan onmogelijk van langen duur zijn daarentegen worden de gebreken der aristocratie, met er tijd grooter en onoverkomelijker, de vernedering van 't volk vermeerdert langzamerhand , de onweetendheid neemt toe, en eene flaafachtige ongevoeligheid is even zeer het gevolg van eene volftrekte aristocratie (dat js van die Regeeringsform daar het volk geen den minften invloed heeft) als van de ergfte eenhoofdige Regeering. En deze bedenkingen met die welke wij bij het begin hebben aangeftipt, zijn het welke wij met al den ernst die het belang dezer gewigtige zaak vordert, aan de beoordeeling onzer medeburgeren, en als confideratien op 't concept plan aan onze Reprefentanten voordragen en aanbieden, met dien wensch dat aller braaven poogingen met den best mogelijken uitflag, en het duurzaamst geluk , onder het genot van die Godsdienftige en Burgerlijke Vrijheid, welke op deugd, orde, en gerechtigheid gegrond zijn, moge bekroond worden. D^wee^adi'word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN, DOOR P. 'T H O E N« J\°> 26. Den 4 Augustus. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijhei». WAARDE MEDEBURGER' D J^aar veelen thans de lust bekruipt om, ware 't mogelijk, hunnen medelandgenoten voor te lichten, en te verbeteren, waag ik voor 't eerst u mijne gedachten daar omtrent toe te zenden; vermeent gij dat dezelve van eenig nut kunnen zijn, wees dan zoo goed, dezelve in uw weekblad de Post van den Nedertbijn te plaatfen. Niets doet mij en alle weldenkende Patriotten meer aan, dan dat wij dagelijks zien, dat het i.gebelang thans meer dan ooit plaats heeft, en dat wel bij die geenen, welke zich patriotten noemen; men moet thans meer dan ooit, laagheden doen; folliciteeren, kruipen, of van de familie van zommigen zijn, die zich wel hebben willen belasten met het roer in handen te nemen, tof men kan niet geholpen worden. Met reden klaagde men fteen en been ten tijde van tde Stadhouderlijke regeering, dat men zoo willekeurig thandelde met het vergeeven der ampten, jaa dat één mensch drie of vier ampten had; en helaas! hoe is het |nu gefteld? is het iets beter? dagelijks ziet men zich Tchuldig maaken aan eeven groote misflagen, die men Cc met  C 206" > met reede in een ander gelaakt heeft, en die ook wezenlijk ten hoogde nadeelig zijn. Hoe is het mogelijk, dat ik ter ftaatsvergadering, inéén of ander Committé, of bij , Hun Hoog Mogende te gelijk kan zijn, zoo die menfchen van geen ander maakfel zijn dan ik ben, dan moet het een of ander agterweg blijven. Of 't gaat mijn verftand te boven. —— Daar bij komt het mij voor, dat het hoogstnoodzake» lijk is, dat de wetgeevende magt onderfcheiden blijve van de uitvoerende, en men ziet nog dagelijksch den wetgeever, en uitvoerder in één en den zelfden perfoon vereenigd, een Lid van Hun Hoog Mogende geeft zich zeiven een ampt, waar van hij verantwoording aan zich zehren als Lid der gemelde vergadering, verfchuldigd is , dat kan immers zoo niet heenen gaan: met reede heeft men voor't Jaar 1787. zich daar tegen zoeken te verzetten, hoezeer des tijds te vergeefsch, bij het vergeeven van hoofd- en quartierfchouts ampten in de generaliteit, die allen in 'tzelfde geval waren. Nog eene niet minder groote te» genilrijdigheid heerscht er in Lid te zijn van het een of.' ander Committé, en te gelijk zitting te hebben ter ver» gadering van Hun Hoog Mogende, het welk nooit tevo-r ren heeft plaatsgehad, want het Committé van het bond»! genootfchap te Lande heeft de plaats vervangen van den/, vorigen Raad van ftaaten, zoo ook dat van de Marine,! de vorige Admiraliteits Collegien, waarvan de Leden ? nooit zitting ter vergadering van Hun Hoog MogendeJ hadden, en naa gedaane Rapporten altijd opftonden .| en heen gingen, de deliberatien daar over altijd aan Hun Hoog Mog. vrijlaatende. Wij weeten allen, dat hoe zeer eene geheele omwenteling heeft plaats gehad, dat wij daarom alle menfchen gebleven zijn , die de een meer, de ander min, aan menfchelijke zwakheden gehegt. blijven. Bij voorbeeld, Hun Hoog Mogende maaken comro.is- fo-  ( se? ) foriaal • rner het Bondgenootschap te Lande of met dkt van de Marine het een of ander point; rm in zulk een Committé moet ieder volgens zijn meeste licht, en beste weeten, (zo als altijd moet plaats hebben) advifeeren, maar komen daar als conjiliarii Principis voor. Nu het kan zijn, dat zoo iemand met het beste oognerk dwaalen kan, doch zijn advis is bij de meerderheid toegeftemd, of is eens niet toegeftemd, in welk geval het i ook zijn moge, en hij heeft zitting bij Hun Hoog Moigende, gaat in die vergadering, voor en al eer het RapI port daar word uitgebragt, weet aldaar Leden voor zijn i advis overtehaalen, daar en boven heeft hij de mogeliikIheid om daar over nog eens, als wetgeever , te advifeeiren, nu vraag ik, kan er zulks door? mijnes bedunkens moet al wat billijk denkt, zulks ten hoogfte af keuren , jaa het is een monfter, en veelen zullen met mij, vermeen ik, daar van het fchadelijke bemerken, en wenfchen, dat zulke inbreuken, en meer andere, fpoedig Iherfteld worden. Ook elk mensch, dunkt mij, moest maar één ampt hebben , en wil ieder in zijnen post, naar behooren, werkzaam zijn, dan heeft hij aan één en post genoeg, het een i werk behoeft dan ook voor het ander geen plaats te raaaI ken , of agter wege te blijven; niemand kan dan flaauwe i onfchuidigingen maken van het te druk te hebben, als i anderszints ; alle amptenaaren moesten ordenlijk, en evenredig naar het werk, dat aan hunne posten verIknogt is, betaald worden, doch er moest geen middeniweg op zijn, tusfehen het eerlijk en wel waarneemen van : zijnen post, of anderen ten voorbeeld gejlraft te worden; (daar bij komt bij mij altijd op, wat is beter, dat een mensch agt of meer duizend guldens te verteeren heeft, ■i terwijl een ander, die mogelijk beter tot eenen of anderen post zou gefchikt zijn, doch die van de familie niet | is, of niet laag cenoeg is, om te kruipen, of te folliciCc a tee-  C 208 ) teeren, broodggebrek heeft ? of, dat twee drie huisgezinnen gefpijst, eri de ampten daar door ook beter waargenomen worden ? het komt mij voor, dat de Natie daar over nadruklijke vertoogen doen moest, en eens vooral i begeeren, en bepaalen, dar. geen van haare Reprefentanten meer dan éénen post te gelijk mogt hebben, dien hij voor zijnen geheelen leeftijd bezat; evenwel met deeze uitzondering , dat bijaldien zoodaanig een perfoon, j door zijne bekwaamheden in eene of andere Commisfie J den Lande kon nuttig wezen, die Commisfie, die hem toch maar voor eenen tijd word opgedraagen, hem in I her behouden van zijnen posu niet zou kunnen nadeelig zijn; ware het anders dan was het eene ichreeuwende onrechtvaardigheid, het ziekert voor het enzeekere te i laaten vaaren. Gave de Hemel, dat wij dergelijke | verbeteringen zagen in het werk gefteld! doch wat zal ik zeggen, men vind wonderlijke menfchen, de ftadhouderiijke Regeering is nuttig, als men die in zijne jeugd i noodig meent te hebben , doch, het is geheel wat an- j ders te zeggen, als men zich zeiven door laffe vleijers als een ftadhouder aangebeeden ziet; fterke beenen , die de weelde draagen kunnen. Mag ik nu eens cordaat mijne Landgenooten vragen, zouden deeze veranderingen niet van meer nut zijn, dan | eene overhaaste refolutie omtrent het niet begraaven in ! de kerken, daar men in Amfterdam, en in Noord-bolland \ volftrekt niet anders kan, of men moet de lijken in het j Water zetten; of omtrend het ophangen van waapens, daar kerken en armen fondfen veel doorlijden, en am- 1 bagtslieden een groot deel van hun beftaan door misfen; of 't met draagen van liverij-rokken, daar een dome- 1 fticq, of hij die teekens al of niet draagt, evenwel domefticq moet blijven, en het zijnen dienst niets verzagt, bij aldien zijn meester niet edelmoedig genoeg omtrent hem denkt, daar in dit land ieder liverij-rokken geven, en  en wapens hebben kan, een fchowftapper kan een leest, een Sftnit een hoefijzer, en een drogut een ftamper tot zijn wapen neemen, dus kan er immers ergens meerder gelijkheid, danindit Land, plaatshebben. LeVie men zich zoo veel toe op de Broederfchap.', als op de gelijkheid, ik reekende mijn Vaderland gelukkig, doch hier naar mogen wij wenfchen. Vermeent gij nu deeze mijne letteren den druk waardig, dan maakt er het verzogte gebruik van , zijt verzeekerd, dat die komen van eenen waaren Vaderlander, die een vijand van alle eigebelang is; dien niets geweigerd is, alzoo hij niets gevraagd heeft. K. V. ï. Thans zullen wij onze ftoffe over de aanftaande Ni* tionale Conventie weder opvatten; wij zullen onze gedachten aan onze Landgenooten vrijmoedig mededeelen, in het vast vertrouwen, dat niemand ons de openlegging van onze denkbeelden zal betwisten, gelijk wij insge-, lijkach die volkoomen aan anderen vrij laaten. Wij hebben in het negentiende nommer van dit ons tijdfchrift aangeftipt, welke vereischtens wij onderftelden, dat in de kiezers en in de te verkiezene volksvertegenwoordigers onontbeerlijk waren; thans zullen wii kortelijk onze gedachten uiten over het algemeene hgchaam van zulk eene Nationale Conventie. Zoo zeer wij in de helden van hetmenschdom de flappen moeten bewonderen, welke zij hebben gedaan tot flaaking hunner ondraaglijke ketenen, zoozeer wij gehouden zijn , hun voorbeeld naar te ftreeven in alles, wat tot vestiging van 's volks Vrijheid, en'sLands behoud en welvaard kan verftrekken; zoo zeer moeten wij altijd de fpreuk in gedachten houden, die zich aan eenen andere»fpiegelt, fpiegelt zich zacht, zoo zeer moeten wij die ftruikelbïokken mijden, aan welke die belden meer dan eens op het jammerlijkst zich hebben geCc 3 ft0°'  C aio ) ftooten, met gevaar nan voor eeuwig in eenen afgrond van onherftelbaar «erderf te zijn geftorr. Welke fchokfcen heeft de Franfcbe Natie niet reeds geleeden o*der het betlier der tegenswoordige Nationale Conventie? hoe veele omwentelingen zhn niet reeds uit derzelver boezem voortgevloeid, omwentelingen, die bij ons gewis een totaal verderf van het Vaderland zouden hebben voortgebragt? en wie is er in Europa, die niet met ijzing herdenkt aan het moorddadig beftier van eenen overheerfchenden dwingeland Robefpierre en zijnen godvergeeten aanhang ■— monfters, welke de middelen in handen hadden weeten te krijgen, om vijf en twintig millioenen menfchen te doen fidderen, en al, wat hun in den weg ftond, voor het zwaard van den beul te doen knielen. Wij oordeelen dus, dat de voorzichtigheid en de waare Vaderlandsliefde vereischt, ons hier aan te fpiegelen, en alle behoedmiddelen te gebruiken, om dit gevreesd lot voortekomen, waar toe wij het noodzaaklijk oordeelen, te bepaalen. Wij vraagen. Voor eer*, moet eene aanftaande Nationaale Conventie Cene vergadering zijn van ontegenzeglijke Wetgeevtrsl Ten tweede, zal zulk eene Nationaale Conventie eene vergadering zijn, die voor het vestigen eener Conftitutie en der wetten voor deeze Republiek, welke door het volk zelve behooren te worden omhelsd, intusfchen eene temporaire of tijdelijke Conftitutie kunnen daar-ftellen, en dus temporaire of tijdelijke wetten kunnen invoeren ? Ten derde, zal zulk eene Nationaale Conventie de magt hebben, om, voor het vestigen eener, door het volk zelf aangenoomen en omhelsde Conflitutie, de door haar be!looten..are«en, zonder wederzegging, te doen uitvoeren ? Indien men op deeze vraagen jen moest antwoorden, dan  { 2ÏI | dan verklaaren wij, rnet die vrijmoedigheid, die aas el* ken waaren Bataaf voegt, dat wij het ongeluk van onft Vaderlar.d met heete traanen zouden befchreijen, en de rampzaligfte gevolgen zouden voorzien. Wij zouden reed6 in het verfchiet monfters zien op* daagen, welke onder het valfche mom van een ijverend patriottisme fchavotten zouden opflaan, om zoodaanige, patriotten of niet, die zij in ftaat oordeelden, om hunne bijzondere oogmerken, hunne doeleindens op voordeden en grootheid te wederftreeven , voor den bijl te doen bukken, alom aanhang te maaken , en tevens alom vrees in te boezemen ; en welk eerlijk Vaderlander riddert niet op zoodaanige toneelen van gruwelen, welke in het midden onzer Franjcbe broeders meer dan te lang hebben plaats gehad. Om te antwoorden op de door ons boven geftelde vraagen, zeggen wij, dat het ons toefchijnt; Voor eerst , dat de aanftaande Nationaale Conventie niet behoort ie beftaan uit eene vergadering van ixetgeeversf maar van wet-voorjlellers, uit eene vergadering van kundige lieden, die als wijsgeeren de belangen van ons Vaderland, deszelfs betrekkingen zoo onderling als mee andere Mogendheden , zoo in als buiten Europa kennen, en volgens die belangen, die betrekkingen, eene nieuwe of wel verbeterde Conftitutie ontwerpen, met onderwerping aan den algeraeenen volkswil. Ten tweeden , die Nationaale Conventie behoort geene magt te hebben, om voor het vestigen van deeze Confli' tutie en wetten, eene temporaire of tijdelijke conftitutie of wetten te kunnen invoeren; dewijl daar door verwarring op verwarring moet ontftaan. —- En dus is het noodzaaklijk,tot 6's volks behoud, tot voorkooming van burgerlijke verdeeldheden en oorlogen, dat de tot op dit oogenblik door de tegenswoordige volksvertegenwoordigers waargenoomen wordende regeeringsform blijve ftand  C 212 5 ftand houden, tot dat de door haar op nieuw gevorra* de of verbeterde Conftitutie en -wetten door het volk zijn ïangenoomen. Ten derde, die Nationaale Conventie moet geheel geen inzage hebben op de uitvoerende magt, want even daar door zou zij zich een overwinnend gezag kunnen aanmatigen, tot het doen uitvoeren van befluiten, welke niets gemeens hadden met de vestiging eener nieuwe Conftitutie, en het fcheppen van nieuwe wetten. Z\j mqet dus onzes bedunkens beftaan uit eene vergadering van kundige, welmeenende, braave mannen, die alles goeds, doch niets kwaads kunnen uitvoeren. — die in ftaat zijn, om aan het volk eene verbeterde Confiitutie, gegrond op de welvaard deezer Republiek, voorteftellen. Dit weekblad is te bekomen: te Amfterdam bij Schalenkampi Rotterdam D. Vis, Haarlem Bohn, Leiden Onnekink, s'Hage Leeuvejtyn,Delft Roelofswaart, Schiedam Swsi'n, Gouda Buma&. Comt Oormcbem van der Wal, Dordrecht Blusfe' en Zoon, Wo-rdea laling Bodengraverr Meijer, Heusden Hagedoom , Yslelfliin Oost. l'fZ'. Lterdam "°'f»aS'l' Hoorn Vermande, Alkmaar Hand, Enk. huizen traux, Sneek Branstna,Middelburg Keel, Vlisfingen Maersnan * Zirkzee van den Thoorn , Nijmegen van Campen, Arnhem ïlfjay XBw,jB2 /'"'ijere, Wageniagen We,fils Meppeld Voogd, 2utphen Eldik, Eindhooven van Leerfum, Leeuwaarden Zta'%G?enm£Za Doekem^ Zwolle CUm!nt- Deventer Karsfin, berg. Breda van Bergen, Bergopzoom van Riemsdijk en Bronkhorst. Sr«/de?be/g du Bois' 's Boscl1 Wei' rieweg en Zoon, Ame£ foort Blankenberg, en te Utrecht bij nww-* Diyveekbh^ j^-rd s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN N E D E R - R HIJN, door P. *T H O E W. A'°' 27. Den 11 Augustus. 1795. Het Eerste Jaar der Bataatsche Vrijheid, MEDEBURGER! O I nlangs een Reisje doende door de Provincie Gelii Aerland bevond ik mij in gezelfchap van eenisje Repre| fentanten en! andere ingezetenen van het volk van die pron vincie, zommige van het platte land, en andere uit de II iteden, die menfchen fcheenen mij alle toe zeer neer; ïlagtig, en beklaagden onderling het ongelukkig lot i hunner Provincie, en dat op de laatstgehouden Land- fchaps vergadering zulke dringende brieven waren in^e< komen van Hun Hoog Mog. om zonder tijdverzuim hun 1 aandeel m de Generaliteits lasten, in de algemeene cas ' van het Bondgenootfchap te Horten , of dat de gemeene :zaak grootehjksch gevaar liep verloren te gaan. Goede Hemel, zeiden zij, wat moet dan van deeze ongelukkige Provincie worden? Millioenen moeten wij voorgaar aanideel opbrengen, en de casfen zijn reeds door het voorig 'beltuur tot op den bodem geledigd; van waar zal dat Iteeld zoo fpoedig bij een gebragt worden ? Tot dus ver had ik het gefprek ftilzwijgende aangehoord , maar hier meende ik een woordje mede te moeiten fpreeken. tl Burgers! zei ik, waarom zijt gij dus bekommerd van waar dit geld zij bij een te brengen, volgt flegts het ivoorbeeld van ons Hollanden ; onze casfen waren ook door het oud bewind geledigd, maar daarom geeven on■K Reprefentanten de zaak niet moedeloos op; in tegenDd .deel  C 214 5 deel eene uitgefchreeve geforceerde geldleening van fes I van her. honderd zal dezelve binnen weinige weeken aanvullen, en welk inwooner brengt hier toe niet gewillig het zijne aan? _ i Dan niet weinig wierd mij door het antwoord dat ik j bekwam de mond geftopt. Ik bemerk mijn vriend, zeide een hunner , zijnde een landman, tegen mij, gij zijt een Hollander, waren wij in deeze Provincie zoo gelukkig als gijlieden Hollanden, wij zouden ook fpreeken , geloof mij, de Gelderfcben durven naar hun vermoogen zoo wel eene opoffering doen als de Hollanders , maar ik bemerk, dat gij onzen toeftand niet kent, ik zal u dus eens eenige opheldering geeven van onze gefteldheid , en oordeel dan over onzen toeftand. Reeds in het begin van November kwamen de Fran> fcben te Nijmegen, en in 't Land van tusfehen Maas en Waal, en namen al wat hun voor de armée benodigd was van den boer in requifttie, niet alleen voor de troupes, die zich daar bevonden, maar ook om naar 's Boscb en de Meijerij te voeren daar zij aan alles gebrek hadden; eindelijk in 't laatst van December kwamen zij de Maas over, in de Bommelerwaar d, en requireerden daar ook alles ; vervolgens de Waal overtrekkende plunderden en verbrandden de Engel/cben in hunne vlugc' al wat in hunnen wegwas; alleen aan de haastige vervolging onzer Franjcbe broederen, die hun geen tijd lieten om hunne euveldaden te voltooijen, hebben wij het te danken, dat de inwooners van de landen aan de Noordzijde der Waal iet behouden hebben, maar met dat al moesten zij toch ook al weder hun koorn, hooij en beesten aan de Franjeben in requifttie leeveren, en met hunne perzoonen, paarden en wagens^de Franfcbe armée ten dienfte ftaan; de Franjeben vervolgens ook den Rbijn overtrekkende, onderging de V&luwe en vervolgens hec quartier van Zutpben, het zelfde lot, en dus hebben wij arme boeren al de vrugten van onzen arbeid moeten opbrengen, en zijn dus verftoken geworden van die middelen , welke anders de bronnen waren, waar uit wij seduurende den winter ons beftaan vonden, onze lasten èn fchattingen van den afgeloopen zomer, en de landpagten aan onze Landheeren betaalden, zoo dat wij ditmaal alles hebben moeten fchuldig blijven, en om ons het nodige tot levens onderhoud te verfchaffen, nogl meerdere fchulden maaken; wij hebben zeker op den : aanftaanden oogst een uitzicht dat alle menfchelhke verwagtinge te "boven gaat, en als wij die wel binnen I krijgen, is er hoop dat wij onze verfchulde lasten, en-s land-1  ( 215 ) HIandpagten, van het voorig jaar, en een gedeelte op> s het nieuwe betaalen, maar om het geheel te boven te \ koomen, zijn (indien wij geen betaling van de requiï litien krijgen) verfchciden goede jaaren noodig; en ini middels de rijken die van de inkomften hunner capitaalen i:en landgoederen leeven, en dus geene boerderij hebben, hof zij cue in de fteden woonen, hebben in dat opzicht i niets geleden, en zouden wij arme boeren dan nu nog 3 eens geforceerd een gelijk gedeelte van dat geene, het Iwelk ons is overgebieeven, met de rijken opbrengen,! dat was dubbeld, ja bij zommige wel tiendubbeld, mijn l, vriend! wij boeren zullen het daarom nimmer toe ftaan, i maar worden ons de requifitien betaald, zoo als in dé Provincie Holland, daar alles voor geld gekogt en aan ) den boer betaald is, dan zullen wij voor de Hollanders Éi niet onderdoen, cn hebben dan zoo wel zes van de Ü honderd voor de zaak van het Vaderland veil als zij, ja t: dat meer is, dan willen wij het wel ais eene vrijwillige igiitfchenken, zonder obligatien of intrest; laat de Holtlïanders ons dat dan ook eens nadoen. Een ftedelirg van het gezelfcbap nam daar op het m'woord op, en zeil Landman! gij klaagt, en te recht; n maar gij fchijnt in het denkbeeld te zijn , dat wij ftede- lingen niets geleeden hebben; voor zoo ver betreft rijI ken , van de inkomften hunner goederen leevende , hebt i i gij gelijk ; doch dit ftaat gelijk met het platte land; die ! I clasfe van menfchen is overal door de maazen geloopen, il en dat te beklaagen is, juist onder dit foort vind men [fin deeze Provincie de meeste aristocraaten; maar vestig f| uw oog eens op den koopman, en winkelier, overal, 1 daar de Franfchen inkwamen , hebben de reprefentanten 1 de fchrikbaarendfte befluiten laten afkondigen, dat niea mand mogt weigeren voor asfignaaten te verkoopen, noch I dezelve in discredit brengen , en op ftraf des doods verijl boden zij, dezelve laager dan tegen 44 fous de holland- fche Gulden te rekenen , te ontvangen, uit te geeven, 1 of te koopen en te verkoopen, (*j wie- durfde toen A daar tegen handelen? en dus waren in weinig dagen de /] winkels geledigd; en in plaatzen, daar men vermoeden 3 had, dat de kooplieden hunne goederen verborgen hielJ den , wierden dezelve in requifitie genomen. en de koopi| lieden met huiszoeking en zwaare ftraffen gedreigd , d wanneer zij iet agterhielden, op deeze wijze heeft men J al de goederen voor aslignaaten moeten overgeeven , I waar (*) Wil' voor ons hebben van geen zoo feberp dwangmidajel als onze correspondent bier aanvoert, geboord. JJ 2  C 216 ) waar door veele kooplieden geheel geruïneerd zijn; de Hcllandjcbe kooplieden begrijpen dit ook, en hebben daarom geen of weinig credit meer voor de Gelderfcben , dus moet elk zijn laatfte ftuivertje bij een fchraapen, of Op het overfchot van zijn bezittingje geld op intrest nee»en , om zagtjens weder aan den gang te koomen, en het brood re winnen ; en intusfchen hebt gij zeeker ook wel gehoord, dat die zelve asfignaaten, welke men als voors, en dus tot ruim 9 ft. de livre heeft moeten ontvangen, openlijk te Amflerdam op de beurs, reeds voor 2 en 2| duit of vijf' penningen de Livre zijn verkogt. Wat dunkt u nu, Landman? zeide hij, gij kunt op zijn hoogst genomen, als u geen duit voor uwe geleverde requifitien betaald wordt, maar één. jaar Revenuen van uwe Landgoederen verliezen, maar wij kooplieden hebben dikwijls ons geheele capitaal, jaa veel al een gedeelte op credit, en dus meer dan wij bezitten, in onze winkels, en wij hebben dit alles moeten overgeeven, cn houden niets over dan papier, daar wij niets voor kunnen koopen, ten minften voor het tegenwoordige ; wat zijn daar en boven de fteden nog niet'bezwaard geweest met zwaare inquartieringen, en onderhoud van bruggen en hospitaalen, al* anderzints, die dezelve met duizenden aan fchulden hebben overladen. Wat dunkt u nu Landman ? ging hij voort, wie hebben nu grooter reden van klaagen , en wie hebben meer geleeden ? de ftedelingen , of de Landman i En gij Hollander, zei hij tegens mij, gij hebt nu den toeltand van landman en koopman beide gehoord vergelijk nu eens den toeftand der Hollanders met den onzen daar is alles Provinciaal gedraagen, en ieder heeft dus' daarin gedeeld, derhalven is eene gelijke geldheffin* daar geene de minfte hardigheid, maar in deeze Provincie blijft elk voor zijne perfoneele fchaade tot nog toe zitten } hoe kan dus in deeze Provincie in dien toeftand van zaaken eene geforceerde geldheffing gefchieden, zonder jegens zommige burgeren de grootfte hardigheid en onrechtvaardigheid te pleegen? Geloof mij mijn vriend! de (jelderjche burgers en Vaderlanders zijn zoo goed gezind als de Hollanders, maar deeze ongelukkige Provincie heeft grootelijksch den last van den oorlog getorst, talrijke Franfcbe legers heeft deeze Provincie gediiurende zeven a agt maanden in haaren boezem moeten voeden • enorme kosten aan bruggen, hospitaalen en andere benodigdheden, ten dienfte der Franfcbe armée, heeft deeze ] rovmeiemoeten draagen, en dus met één woord, deeze Provincie is uitgemergeld, door de gevolgen van den oorlog, en die inwooners hebben gewis ten minften dub- beld  C 21? ) beid geleeden en opgebragt, het geen het aandeel of de quota deezer Provincie in de geheele oorlogs-kosten, in de beloofde honderd millioenen aan Frankrijk zou bedragen ; alleen de rijken van de inkomften hunner goederen leevende, loopen enkel met den last van ïnquartiering nevens hunne medeburgeren vrij, niet in 't geval geweest zijnde iet in requifttie te moeten leveren, of voor asfignaaten te verkoopen; geloof mij, als er middel gevonden wierd, om al de fchaade van requifitien en in den beginne door dwang ontvangen asfignaaten, (want die naderhand vrijwillig op fpeculatie gebeurd, of gekogt zijn, behooren voor rekening dier fpeculanten gelaten te worden) provinciaal te dragen, zouden de ftedelingen er even eens over denken als mijn medeburger de landman van de landlieden heeft betuigd, en hoe zeer onze Provincie boven zommigeandere geleden heeft, zouden wij nog toonen, dat geene opofferingen voor het behoud van het Vaderland ons verdrieten ; maar de last moet gelijk gedragen worden, en de eene mensch moet niet het lastdier voor den anderen zijn, of wij betaalen geen penning. Ik was verleegen wat tegen dit alles in te brengen, maar gelukkig wierd ik daar uit gered. . De Volksreprefentanten waren tot dus ver ftille aan-, hoorders van het gefprek geweest, maar eindelijk brak gelukkig, op het oogenblik dat ik had moeten antwoorden , een hunner die ftilzwijgendheid af. Burgers! zei hij, ik heb uwe redenen nu over en weder gehoord; ik wil gaarne bekennen, dat zij gogrond zijn, maar de omftandigheden deezer Provincie lieten niet toe, de requifitien te betaalen , de kasfen waren ledig, en ook om dezelfde reden kon geene inwisfeling van asfignaaten plaats hebben; er bleef dus niet^ anders over, dan de Franjeben het benodigde aan tefchaffen, zonder op dien tijd aan betaaling te denken; er was geene keuze, het moest gefchieden; men kon de Franfcbe armée geen gebrek doen lijden; de tijdelijke regeering van dit land had hen getergd, door zich bij hunne vijanden te voegen, en hun den oorlog aan te doen , zij hadden derzelver zwakke rietftaaven verbrooken, en waren als overwinnaars in dit Land getrokken; hadden zij dus van hunne overwinning willen gebruik maaken, dan was alles het hunne, en zij konden dus zich zeiven het nodige aanfehaffen, en zou zulks den ingezetenen aangenaamer zijn geweest? En wat betreft, vervolgde hij, uwe aanmerking, om dien last op eenen gelijken voet te' dragen, uwe reprefentanten gevoelen zoo wel de billijkheid daar van als D d 3 hun"  f 218 ) hunne committenten; en indien die requifitien niet door" Frankrijk worden betaald, noch de asfignaaten ingewisield, zal daar omtrent gewis met den tijd, eenige pro vinciaale of Nationaale fchikking behooren te worden gemaakt, en het kan gewis den vertegenwoordigers van het volk van Gelderland niet onaangenaam zijn, indien de ingezeetenen hun hier toe gefchikte middelen tragten aan de hand te geeven, en hun omtrent de middelen daar toe in het werk te ftellen, toe te lichten; maar inmiddels is het van het uiterfte aanbelang Burgers! dat dien onverminderd ten eerften handen aan de ploeg Jjellaagen worden , en gezorgd , dat in naam van, en door deeze Provincie, zonder een oogenblik tijdverzuim , zoo veel mogelijk onze quota in de kas van het Bondge«ootfchap worde gefourneerd, en dus Burgers! is het de zaak van eiken Burger, die zijn Vaderland bemint, voor dit oogenblik eens over alle zwaarigheden heen te flappen, en die bedenkingen, en onderhandelingen over de. middelen tot redres tot gelegener tijd te verfchuiven, en nu inmiddels te tragten, gewillig het zijne bij te dragen tot redding van het Vaderland, want hoe zeer uwe bedenkingen allezints billijk en rechtmatig zijn, als elk daar op blijft hangen, en al disputeerende het geheele gebouw inftort, veiliest gij dan niet nog oneindig meer? Laat derhalven ter liefde van u zeiven, van uw volgend geluk, en van uw Vaderland, alle die bedenkingen voor eenen tijd vaaren ; brengt gewillig elk het zijne toe, en het Vaderland zal gered zijn, en wanneer alzoo ons* ftaats-gebouw za! gevestigd zijn , en de boom der Vrijheid groenen., kunnen de Vrijheids zoonen, onderdeszelfs lieflijke fchaduwe, de middelen beraamen , en daar ftellen, om alles te vereffenen, en alle billijke klagten over ongelijkheid uit den weg te ruimen. Ik was zeer voldaan over 'smans redenen, en de ftedeling zoo wel als de boer waren er zodaanigdoor geraakt , dat zij betuigden met ter zijde ftelling van alle bedenkingen, -gewillig de weinige vermogens,' die hun nog overbleeven, te zullen bijdragen, tot voldoening aan zoodaanige finantieele fchikkingen, als de reprefentanten des volks van Gelderland op de aanftaande Landfchaps vergadering zouden noodig oordeelen te beraamen , en ook hunne medeburgers daar toe aan te fpooren. Daar nu die vergadering op handenis, heb ik ge- . meend, dat het mogelijk niet ondienftig zou zijn, 'indien gij dit gefprek ten eerften een plaats in uw weekblad vergunde; ik déele het u dus tot dat einde mede, in hoope, en billijke verwagting, dat het dezelfde uit- wer-  C a-r9 ) werking op de harten van alle Gelderfcbe in- en opge^ zevenen mag en zal hebben,- en zij alle, (hoe zeeranderzints billijke bedenkingen, tot gelegener tijd verfchuivende, geen oogenblik zullen aarfelen, om het hunne toe te brengen, tot dadelijke reduing van het Vaderland, dat dooV den roekeloozen oorlog, waar in het voorige bewind het zelve gewikkeld had, tot een Wingewest der getergde Franjeben was geworden, die het zelve tegen» betaaling der oorlogskosten, nog edelmoedig aan zig zelve hebben wedergegeeven, waar door wij weder onder onzen eigen wijniiok en vijgenboom mogen nederzitten , dan welke kosten (bij onderlinge fchikking op honderd millioenen gereenend) nu ook rigtig behooren te worden opgebragt , en alzoo aan de gemaakte verbindtenisl'en met Frankrijk voldaan. Ik blijve voorts naa toewenfehing en aanbieding van Heil en Broederfchap Uw Medeburger Gefchreeven Hoilandus op mijne reize MEDEBURGER POST! Zoudt gij het ook kwalijk neemen, dat ik aan u ook eens een lettertje zond? ik ben maar een eenvoudig Utrechts Burgertje, doch een patriot, al zeg ik het zelve. die klinkt als een klok, niet van die dollemannen , die zoo maar alles te vuur en te zwaard zouden willen vervolgen, noch ook van die zagte, malfche linjeurtjes, die maar alles voor koek zouden willen op- eeten; nu dat is tot daar toe, maar zie, er zijn zoo veele zaaken, die ik niet begrijp, al breek ilc er mijn hoofd nog zoo zeer over, en over welke ik U, (het een voor, het ander naa) eens zal onderhouden. Ik heb altijd begreepen, dat de wapening der burgeren hoofdzakelijk firekte tot de bewaarirg en handhaaving der ftedelijke rust en burgerlijke veiligheid; en zoo fchijnt men het altijd te hebben begreepen , want welke partij, het zij patriotfche, het zij antipatriotfche, bovendreef, zij droeg eerst en voor al zorg, dat tot baars veiligheid haare partij ontwapend wierd, om haar de middelen tot eenen opftand te beneemen. Naa de omwenteling van Sepr. 1787, begreepen het de voorli anders van de oranjepartij ook zoo, en ontwapenden terftond de patriotten, terwijl zij die van haaren aanhang wapenden. Dan burger Post! ik merk nu klaar, dat ik, en alle die ook zoo dagten, deerlijk misgetast hebben,  C 220 ) ben, want, zoo ik hoor, wordt hier in de ftad alles gewapend, en in de burgerwagt opgefcbreeven, wac maar wapens voeren kan, evenveel of zij als patriotten, of als antipatriotten bekend ftaan, zelfs zoodaanige perfoonen, welke om hunne antipatriotfehe denkwijze van hunne bedieningen zijn ontzet; indien dit nu alleen heden van vermoogen aanging, zou men in de Redachten kunnen vallen , dat zulks gefchiedde, om van lien de bepaalde contributie van de niet wagt doenden te trekken ; maar dit kan geen plaats hebben bij gerenoveerde geringe ambtenaaren, als zakkedragers en andere dergelijke perfoonen, dien men in plaats van den zak nu den fnaphaan op 't lijf geeft, en welke geremoveerde lieden ais ketters nog vloeken en lasteren op de patriotten; nu, ik bid u, zeg mij toch eens, waar ftrekt de burgerwapening toe? want zeeker tot de algemeene veiligheid en verzekering van de thans zoo gelukkig herftelde patriotfche partij kunnen zulke weezens niet dienen, en deeze zouden in geval van nood tot het tegendeel meer dan te zeker kunnen dienstbaar zijn ™™r.,Birn°f ietS dat m[l onbegrÜplijk voorkomt,' dat men zelfs de zoogenaamde houtfchilden in de burgerwagt opfchrijft, welke altijd daar van zijn uitgezonderd, dewijl die in geval van brand, volgens hunne aftens verpligt zijn, om daar bij in allerijl te adfifteeren - nu is het zeer zeeker dat één houtfchiïd maar één ligchaam heeft, dat hij niet te gelijk bij den brand kan adflfteeren als waterdrager, en als burger onder de wapeMnrLï~ TU- haast ""^en vraagen, heeft men eene Iffiaetk verzekering, dat er voortaan geen brand meer in de ftad zal ontftaan, of heeft men in geval van brand geene^waterdragers meer noodig? — ei lieve onderrigt mij bij gelegenheid eens op het een en ander ik weet wel, dat er thans verwonderlijke dingen gebeurenmaar zoo ver ,k weet, is men nog niet aan de oude verlooren kunst van toveren en wonderen uittevoeren. Ik ben uw vlijtige Leezer. JORIS WEETGRAAG. Dit .weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHJJN, door P. 'T H O E N* iV*. 28. Den i3 Augustus. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid» WAARDE MEDEBURGER! VJTeen droevige waarheid heeft zedert de omwenteling mijn hart met zooveel aandoening vervuld, als die, welke gij in No. 21 en 22 van uw geacht weekblad, zoo overtuigend beredeneerd, en zoo wel gefchetst hebt, de meer en meer toeneemende twedragt namelijk. Ik gevoel daar van al het gewigt, en de rampzalige gevolgen, zie ik als voor oogen. Het gaat zelfs zoo verre, dat niemand, al is zijn Patriottisme, door alle tijden heen, nog zoo onbevlekt, in gedachten over de publieke zaaken verfchillen mag, en dezelve met woorden en gefchriften uitten, of hij word in zijne gevoelens verdagt gehouden, gehaat, jaa foms vervolgd. B'j het lezen van bovengemelde No. 22, daar gij van Patriotten fprekende bij herhaling zegt, mits zij in de daad Patriotten zijn, herrinnerde ik mij eene aanmerking, die ik, naa de omwenteling van i?&7> meermalen gemaakt heb, en die, omgekeerd, mogelijk in deeze dagen niet geheel ten onpas komt: zij was deeze , dat men onder de grootfte , zoogenaamde, ijveraars voor het huis van oranje, en dus de grootfte vervolgers, tellen kon dat foort van Be ven-  C 222 3 menfchen, die," zoo men zegt, het rokje gekeerd, en de huik naar den vrind gehangen hadden, om dat zij meenden daar door hunne fouten te boeten, hun berouw aan den dag te leggen, en hun crediet te vestigen; al veroorloofden zij zich de onedelmoedigite Happen, om zelfs dezulken, aan welken zij de zucht tot Vrijheid het eerst hadden ingeboezemd, het meest te vervolgen. Alle menfchen kunnen dwaalen, en het is edelmoedig daar van te rug te komen; dan , als ik menfchen zie, die zich nu als heete Patriotten uitgeven, moord en vervolging braaken, terwijl zij onder het voorig beftuur weldaaden genooten hebben, houde ik zulk een Patriottisme verdagt,.;om dat het charafler van ondankbaarheid bij mij even verfoeilijk in eenen Patriot, als in eenen prinsman is, en ik den overgang van het eene uiterfte tot het andere niet vrij kan pleiten van een wispeltuurig charafter aan den dag te zien leggen, waar op weinig ftaat te maaken is, en 't geen al doorgaans weder met uitzichten van eigen belang gepaard gaat, zonder welk ijder redelijk mensch de bedaardheid van dezulken meer, dan hunnen dollen ijver, bewonderen zou. Is het dan niet te betreuren , dat zulke en zoortgelijke handelwijze de beste en belangeloos Patriotten moedeloos maakt, hun de handen doet flap hangen , en voornemens doet vormen, om , het loope dan zoo het wil, zich door het uitten van hunne gedachten , niet meer aan onaangenaamheden bloot te ftellen, daar men door bedaardeen overtuigende wederleggingen malkander wijzer on beter zoude maaken, en het waare oogpunt, bet wezenlijkjeluk van Volk en Vaderland , door de machinatien van intriguanten te verijdelen, best bereiken zou. Heb ik niet onlangs den fchrijver van No. 18 in uw geacht weekblad, hoe overtuigend belangeloos, en alleen gebruik maakende van de Rechten van den mensch, om zijne gedachten, en ge•voelens aan mieren te openbaaren, bet «jf dm de drukpers.  ( ) »ƒ op eenige andere wijze door een en ander bits aangevallen , doch niet; bondig noch bedaard wederlegd ge. aien? Jk verbeelde mij, de Meijerij ook te kennen, en zonder dat ik de verdediging van die No. 18, die in de wezenlijke {tellingen geen beftrijder, als men aan den zin en woorden geen eigendunkelijken uitleg geeve, en de» zelve als bedenkingen , ter overweging opgegeven, befchouwt, gevonden heeft, op mij neemenwil, zal ik over dat onderwerp waagen nog eenige nadere ophelderingen aan het oordeel van het algemeen te onderwerpen. In* tusfehen is het te verwonderen, hoe verre de eigenliefde den mensch, als hij meent (hoe onbeftendig zulks foms zijn moge) de man van bet Volk te zijn, vervoeren kan, Hij verbeeld zich geen wederleggingen nodig te hebben, een coup de plume, een wenk van afkeuring, moeten als orakel woorden belchouwd worden, en he t verf tand van de geheele waereld is in zulk een verlicht brein als te zamen gepakt. Ik moet, om te beginnen , hier ééne mogelijk domme vraag doen, waar in beftaat hoofdzakelijk de Vrijheid van een vrij volk? Is het niet hier in, dat het zelve uit vrije en onbelemmerde keuze zich eene Regeerings-form verkiest, die het meent voor zich de mttigfte en de beste te zijn ? En als gevolglijk een volk begreep, dat eene oude Conftitutie, van gebreken gezuiverd, en van allen druk ontheeven, voor hun de verkieslijkfce was , zoo als de verklaaring van de Rechten van den mensch hun daar toe de magt toekent, als zij zegt, dat bet volk ten allen tijde bet recht beeft zijne regeerings-form te veranderen, te verbeteren , of eene ger heel andere te verkiezen; zou het daarom beweezen zijn, dat dat volk de Jlavernij beter dan de Vrijheid keurde, of dat een juk, het welk het bij die keuze had afger fchud, alles was, waar naar het verlangde ? Ik zou, naar mijn inzien, al zeer ongezond van denkbeelden «moeten Eez zijn-  C 22* ) «ijn, ofn zulk eene uitfpraak voor eene «rakel Jïem te houden. Staat het ook aan ieder burger, en ingezeeten niet vrij, om onbelemmerd zijne gedachten, zoo over politieke, als over godsdienftige inrigtingen te mogen aan den dag leggen? of waar zijn ooit beutfiapels of noordfcbavotten opgerigt, om het fystema, dat er godsDiSKsr, (een ieder den z'jnen volkoomen vrijlatende) behoort plaatste hebben, zal deugd en vaderlandsliefde naar waarde betragt en uitgeoeffend worden? wat onderfcheid doch is er in geleegen, of men beweert, dat de overheden voorllanders van Gods kerken, (»p welke -wijze bij ook daar vord aangebeden) zijn moeten, of dat men ondertekent, dat de vrije Godsdienst oefening onder de befcherming van de wet z.al zijn ? Ik, die mij zeiven wensch gelijk te blijven, en geen rol, dan die van een eerlijk man, in de waereld tragt te fpeelen, beken zoo ongezond van denkbeelden te zijn, dat ik het niet zien kan. Maar nu tot de Meijerij, De genoemde fchrijver van No. 18 heeft zeer naauwkeurig de Stad en Meijerij, in derzelver aart en kundigheden, naar zijne begrippen, onderfcheiden; dan, wijl ik niet dan algemeene bedenkingen voornemens ben op te geven, en het getal van inwooners ongeveer bonderi en tien duizend in de Meijerij is, tegen ruim elfduizend, die de Stad bevat, zal, vertrouw ik, men mij niet ten kwaade duiden, dat ik de Stad onder de Meijerij begrijp. En dan vraag ik al weder, wat moet het hoofd-oogmerk zijn, om dit Land vrij te maaken ? zeker, vertrouw ik, geen ander, dan om het gelukkiger te doen zijn. \Vaar in nu beftaat het ongeluk van de eigenlijk gezegde Meijerij ? om daar van wel te oordeelen, moet men aan eenen boer zijn bed en tafel geweest zijn, dan eerst zal men overtuigd worden, dat verre de raeesten ontbeeren het geen hun als men cb toekomt, en 't geen zelfs aan misdadigen, in gevangenhuizen zittende, niet onthouden word. Het beftaat  ftaat niet alleen in het ondergaan van kwellingen en kne« velarijen (wijl zulks niet algemeen is) maar bijzonder in het boven vermoogen opbrengen van lasten aan den Lande; waar bij komt, dat zij door het onderhouden van hunne kerken en pastoors , en het opbrengen van die fchandelijke recognitiën aan de Drosten, worden uitgeput. Zal nu het worden van eene achtfte Provintie, of het toetreden tot hetBondgenootfchap, den Landman van die ongelukken bevrijden, zullen de plagerijen en knevelarijen geweerd, zal de boer in zijne lasten verminderd worden, en zal hij zijne Godsdienst-oeffening, buiten zijne fchade, kunnen waarnemen ? 300 jaa, dan is het een aanbiddelijk plan, waar over geen eerlijk mensch, die het om het wezenlijk welvaaren van dit Land te doen is, aarzelen zal, of kan. Dan, ik vraag al weder, zou het verftandig, ert voorzichtig, of onbezonnen en los zijn, dat een jongman, pas meerderjarig geworden, of zijn veniam cetatis bekomen hebbende, zich. in een comptoir van koophandel verbond, zonder ooit de boeken gezien te hebben, of te weten, of dat comptoir in eenen goeden ftaac is of niet, en of het verbindtenisfen heeft aangegaan, waar in hij, zonder zijne totaale ruin- in de waagfchaal te ftellen, niet deelen kan ? het antwoord fpreekt, dunkt mij, van zelve; maar dan ook rijst deeze bedenking: is er ooit een beredeneerd plan of project, waar op de Generaliteit , waar van de Meijerij zulk een aanzienlijk ge' deelte is, een achtfte Provintie worden, of tot het Bondgenootfchap toe treden zou, den Volke voorgedragen? ïs het voor en tegen , wat zij er bij -minnen of verliezen kunnen, hun ooit onder het oog gebragt? zeer zeker, keen. Anders zou men zoo veele verfchillende denkbeelden over de bekomene Vrijheid onder den Landman niet hooren kunnen. De één zegt, wij zijn vrij, en behoeven nu niets te betaalen, noch lasten, noch tienden: omtrent het laatfte, fchoon het niet beweezen is» Be 3 d^  < 226" } dat het geen wettig verkreegen eigendom is, of dat er voorafgegaane fcbaevergoeding, volgens de rechten van den mensch, heeft plaats gehad , fchijnt dat denkbeeld «rij algemeen, wijl alle verpagting der tienden vrugteloos, dus'verre, is afgeloopen. Een ander beweert, dat de Meijerij, door de Franfchen zijnde vrij gemaakt, ook geen publicatien, van wie het zijn moge, behoeft te gehoorzaamen , dan die rechtdraads van de Nationale Conventie hun zullen worden toegezonden t een derde geeft voor, dat alle die beweegingen uit eenen Religieoorlog voortkomen, waar van ik niet weet, dat iemand eenefchaduw van aanleiding, of het zouden kwaad zaad ftrooijendeaanftokers moeten zijn, gegeven heeft. Een vierde verbeeld zich, dat de lasten nu zeker zeer aanmerkelijk kunnen verminderd worden, om dat hij zich heeft laten wijs maaken, en ook gelooft, dat de Generaliteit wekelijkscb zulk eene aanzienlijke fom aan het Land opbrengt, dat ik voor mij wel verzeekerd ben, dat;de voorgewende inkomften van twee weeken meer zijn, dan de wezenlijke van een geheel jaar. Zouden nu alle deeze verwarde, en op fchrikbaarende regeeringlöosheid uitloopende denkbeelden, hebben plaats gehad, als men verfiandig en welberaden was te werk gegaan? want hoe ongerijmd de ftelling ook zijn moge , dat een Land, zonder lasten op te brengen, beftaan kan, is het ech! ter eene onbetwistbaare waarheid, dat het veel gemakIijker is een itoel bij de Bondgenooten te zetten, dan Bondgenootfchappelijke, of Provinciaale lasten te betaalen; dit kan geen iandvast ingezeecen van de Meijerij opbrengen, al was hij niet, ik laat ftaan zoo deernis, waardig als nu, door de rampen van den oorlog gereis- • terd; behalven, dat derzulker ftaat oneindig zou verergerd worden, door het vertrek van zulk eene menigte ingezetenen, die hunne inkomften en pennoenen, om geene andere reden, in de Meijerij verceeren, dan om dat  C £2? } dat de lévensmiddelen beter koop, en de lasten draajj* lijker, dan in andere Provinciën zijn. Men vrsge de in* gezetenen van het nabuurig Tsfelflein, hoe zij te moed© zijn, en hoe het hun bevalt, Hollandjche lasten op te brengen. Daar is dus nooit een eenig plan van alles, water gefchied is, aan 't geheele volk, ter bedaarde overweging , voorgelegd, en daar blijkt zelfs niets, dat die burgers, die van leden uit municipaliteiten (en nog wel niet van allen) qualifkatie bekomen hebben, zelve een plan beraamd hebben, op 't welk zij tot het Bondge* nootfehap zouden zijn toegetreden. Het fpreekt dus van zelfs, dat eene ftilzwijgende toetreding in eene asfociatie , of Bondgenootfchap medebrengt eene erkentenis van verpligting, om zoo wel in de lasten als vaordeelen van die focieteit, fchoon naar evenredigheid van vermoogen (zoo meh dat al dan juist zo» belieft in aanmerking te neemen) deel te neemen. Of nu de qualificatie op die burgers zich zoo verre heeft uitgeftrekt, en zoo al eens Jaa, of die leden van de Munici; paliteiten daar toe bevoegd waren , en zulks aan het Volk : zouden hebben kunnen verantwoorden, wil ik liefst niet ! onderzoeken. Volgens de Rechten van den mensch, die ik voor mij heb liggen, zou ik, uit meer dan één arti1 kei, volftrekt zeggen, zeeker keen. En fchoon H. H. Mog. wel hebben gedeclareerd, dat zij tot heboud vande Generaliteit s landen reeds zoo veele op offeringen hebben gei daan, tn in 't vervolg nog zullen moeten doen, volgt daar uit geenzints, dat eene onbepaalde toetreeding tot het Bondgenootfchap de Generaliteit van de verpligting : zou ontflaagert hebben, om, immers in de nog te doene opofferingen, hun aandeel te dragen: Dan dit was het • niet alleen geweest, het organifeeren van Land-, en Zeemagt, de nog onbetaalde oorlogs-lasten , het weder in order brengen van de zoo deerlijk ontramponeerde frontierent het zenden van leden naar al de commitéós, die , . ■ \ wij  C éa8 3 wij gelooven fmoeten, dat 's Lands belMir'éénvouwiger; en oneindig minder kostbaar, dan voor deezen maaken , (fchoon ik vertrouw, dat deeze reprefentanten dit laatfte wel uit liefde voor het Land, zonder bezolding, zouden gedaan hebben) zijn allen voorwerpen, die mij voorkomen , dat wel der moeite waardig geweest waren, om , alvorens zulk eenen ftap te doen, een balans, of ftaat van ontfangst, en te doene uitgaav op te maaken, ten einde daar naar te berekenen tot welke verpligtingen men zich, zonder het wezenlijke welzijn van dat volk, dat men zeido te vertegenwoordigen , te kort te doen, verbinden kon. In de geheime kabinetten van die ftaatS' leden kan zulks hebben plaats gehad, maar aan het Folk is nooit zulk een ftaat vertoond, veel min hunne goedkeuringer op gevraagd. Het is niette min, mijns bedunkens, van de dringendite noodzakelijkheid, dat zulk een ftaat, als boven gemeld is, ten fpoedigfte gemaakt, en in de gewoone heffing der lasten voorzien worde, op dat geen wanorder ofregeeringloosbeid de droevige gevolgen van twist, en tweearagt vermeerderen, en men niet genoodzaakt worde, bij ondervinding, toe te ftemmen, *t geen ik mij herinner, onlangs ergens geleezen te hebben, dat de famen. wooning met bet gedierte der woestijnen verkieslijker 'te achten is, dan eene VriJheid zonder ordre , of ondergefcbiktbeid. Zie daar, waarde medeburger, eenige bedenkingen, met de beste en belangelooze oogmerken ter nedergefteld. Dezelve zijn meest gegrond op de Rechten van den menscb. die ik eerbiedig. Ik zou dezelve kunnen uitbreiden, een ruim veld is er open, en ik had in mijn hart, om zoo ik meen, met bondige redenen aan te toonen de noodzakelijkheid, die er in dit Land, zelfs boven anderen, js, om aan het beftuur van regeering inboorlingen, en wel gegoede inboorlingen te ftellen, dan de voorzichtigheid gebied mij daar op te zwijgen, zoo wel, als gisfingen te maaken naar de oorzaken, die mogelijk dit Land tot den fpeelbal van de intrigue^ maaken. Mogen deeze bedenkingen eenig nut aanbrengen, zal ik mijnen arbeid rijkelijk beloond rekenen. Vaar wel, Heil, en Broederfchap, wenschtu toe, en verlangt hij, die met achting blijft. Uw vriend, en Mede Burger 28 JuUj 179?. A. M, Z. Bet Eerfte Jaar der Bataaffcbe Vrijheid. Dit we^bj^ word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE P O S T VAN DEN N E D E R - R H IJ N, DOOR P. *T H O E IV, A'°- 29. Den 25 Augustus. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafscue Vrijtjïïi». BURGER POST! Ik ben een Huisman , maar niet van dat lompe foort, weetje, dat geen kennis meer van hun Vaderland draagt als de kraaijen van den ftaaten almanach, neen Postje* ;geen publicatie of ik tuur mijne boeren oogen blind, ;al loopt er dan al eens een ftraaltie melk buiten den emmer, ik moet tegenwoordig weeten wat er al zoo omgegaan is, nog omgaat, en hoe het verder al gaan zal: maar kijk Post! na al mijn leezen, het welk ik nu omtrent f maanden gedaan heb, ben ik nog zoo veel fiechta gevorderd, dat ik er nog niet meer doorzicht op heb, dan dat de woorden Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap , altijd booven aan ftaan, en ik denk, dat dit wel zoo blijven zal, want onze pastoor heeft mij onderrecht, dat dit juist zoo gaat als in zijn kerk daar men het gebed altijd fluit, met Jicut erat in principio nunc et femper tt in fecula feculorum, amen; nu dat latijn ken ik, om dat ik : den autaar bediend heb: — maar ter zaake, boe meer ik leeze hoe racer dat ik zie dat het aan geld hapert, nu dit is ook ficut erat, en hoe meer men betaalt, hoa «eer men op nieuws fchreeuwtj dit begrijp ik, is in verFf gen  C 230 ) gelijk wet de publicatien, van over g 3 6 maanden, ficut erat in principio, maar postje 1 moet ait volgens net denkbeeld van mijne andere inwoonders uitvallen , dan zal dit zoo blijven, nmc et Jemper et in fecula feculorum } dit maakt mij driftig en ik zou die kinkels, als ik er maar recht toe had, gaarne onder het nieuwmodisch fchuifraam 10 duimen korter maaken; maar ik burger l beredeneer eene zaak recht Vaderlandsch, en deel mij uw antwoord, als het u blieft mede ;zoo ik dwaal, een boer is iets toetegeeven, fchiet hij te kort in de ftaatkunde, hij fchreeuwt vierdhalven toon zondags hooger dan een burger in de kerk; mij dunkt, dat er than» rog maar provifioneel bijgefprongen en niet gegeeven is, maar dat er eens voor goed gegeeven moet worden, om het op eenen effen bodem te maaken, dan zullen wij gelaarsd en gefpoord zijn, en jaarlijksch met de intresfen, door minder optebrengen, naar huis loopen; tot dus ver redeneer ik en bleef ik redeneeren en mij dacht, ik had een doorzicht in alles, tot dat eergisteren, een ftadsman op ons dorp, de placaaten las die zoo dik bij. ons ftaan dat de muur zal moeten gefchoord worden als er nog bij komen moeten; ondermijn pijp hield ik hem onder het oog, en na dat-hij i\ uur geleezen had, voegde ik mij bij hem, denkende, ik zal vast wat hooren van dien man ; kijk post! ik ben thans nieuwsgieriger naar den toeftand van mijn Vaderland als, toën ik 5 maanden getrouwd was, naar de bevalling van mijne vrouw of het een jongen of een meisje was; terwijl ik naast hem ftond even of ik ook las, hoorde ik hem eene diepe zucht loozen met deeze woorden ach! dat Ctrnmeti» tbee, mijn Vaderlandfche ziel kwam boven, ik tastte hem aan, en zei, baasje! maaktge paskwillen ? dan zijt ge hier aan 't rechte comptoir niet! maar ziet post! wat hij mij ten antwoord gaf, neen burger, ik ben een Vaderlander, zelfs in mijne ftad een lid van demunicipa' ^ïsTfliaifcïüuii II  ( 23* > fïteït, maar ik bedroef mij, als ik denjftaat in zulk eenen i rampzaligen toeftand van Finantien befchouw, en dat dan zoo veele foorten van commitrés worden opgericht, > die eindelijk meer aan 't Land zullen kosten als den ftad1 houder en den vorigen Hertog te zamen: wat kan het i ons dan helpen of wij 't geld, bij voorbeeld door LucU ïfer of St. Mklael zien Wigileepen, kwijt is immers kwijt, i en dan blijft het land het land. Kijk postje! geen i ojevaar kan op den dag van zijn komst den g:k op mijnen fchoorlïeen zoo doen beeven ais ik naa dien tijd gei beeft heb; al mijn doorzicht houd op, mijn lees'.ust ia den bodem in; licht mij voor of ik word weereen zwaar: kop zoo als ik was ficut erat en ras ben ik eeri domoor ; in fecula feculorum. Amen. Molenzigt Augustus 1795. JAAP O VERKERK. ANTWOORD. Wel huisman! gij hebt het over het geheel zoo mal niet begreepen; de onwenteling heeft ons geen moeite noch tijd gekoft, want de Franjche hebben die voor ons daargefteld; het is waar, dat men over het algemeen niet zeer geftigt Jis , dat er zoo veele Committes voor den dag fpringen, als of men er door den tijd eene Armeé van zogt opterigten, gelijk ook over hunne jaarlijkfche kezoldingen. — Dan wij gelooven, dat men veel al dit uit een verkeerd oogpunt befchouwt, want het is hier r.iet, dat de fchoen wringt; elk behoort te begrijpen, dat de werkingen in het ftaatsweezen zoodaanig zijn vermeerderd , dat indien alles door de gewoone vergaderingen moest worden afgedaan, het een babel van verWarring zou zijn, in het welk niets zou worden uitgevoerd of afgedaan ; ook zijn het niet de aan de leden van die committés toegelegde jaarweddens, welke aan de algemeene zaak hinder doen, en het is zonder Ff 2 grond,  C 232 ) grond, dat men dit gelijk >il ftellen met de Jaarweddens, welke aan den ftadhouder zijn betaald , en daar naar het geluk of het ongeluk van het Land wil afmeeten; want al ware het eens zoo, dat aan die committis ; zoo lang zij in ftand zullen blijven, zoo veel, jaa meêr jaarweddens wierden betaald, dan er ooit aan den ftadhouder of aan zijnen aanhang betaald is, (het geen nogthans geen plaats heefO dan zou dit niets ter zaake doen, want onze patriotten hebben zich nooit tegen den ftadhouder en zijnen aanhang verzet, en den bitterften, fchoon rechtmatig Hen, haat tegen hem gezet, om dat hij te veel geld van de Republiek trok, maar om dat hij, fchoon zoo rijk, zoo mild betaald, de belangen van die Republiek verwaarloosde en aan zijne zoogenaamde familie-belangen opofferde, om dat hij een vriend en voorftander, in plaats van volgens zijnen eed en pligt onverzoenlijke vijand en vervolger der En- /, gelfchen was; om dat hij 'sLands edelfte en eerfte belangen, de bronnen van ons beftaan , moedwillig verWaarloosde, om dat hij doof was voor het gekerm van de op de Godtergendfte wijze mishandeld wordende kooplieden, om dat hij weigerde, gehoor te geven aan de ftem van om recht roepende burgers &c. Dan , met meer recht kan het Nederlandfcbe volk verWagten, dat men niet aan beuzelingen blijft hangen, dat de reprefentanten des volks zonder omzien van perzoonen, of uit eene quafi ftaatkundige toegevendheid niet doorfiaan, gelijk er moet doorgefiaagen worden, wil men eindelijk naa eene ziekte van meer dan 200 Jaaren , eens een geheel gezuiverd, en ten eenemaal gezond ftaatsligchaam hebben; dat men niet werke, om bijzondere vrienden vermaak te doen of te begunitigen , maar om het geheele volk ten nutte te weezen; . dat men in die committé3 niet kieze lieden, welke niet in ftaat zijn, om het minfte touwtje van het fchip van ftaat te  C 233 ) te beftieren ;—— maar mannen, die, gelijk men zegt, oogen [in den nek hebben, die het voorledene en het tegenwoordige in hunne waare gedaante befchouwen, en gezond van hersfens en van hart zijn, om maatreegelen te neemen, welke het toekomend geluk des gantfchen volks onwrikbaar verzekeren. MEDEBURGER pOST! Ik weet uwen zwaarwigtigen arbeid, zoo door uwen minifterieelen post in het ftaatsweezen uwer provincie, als door veelvuldige correspondenten en andere ftaatkundige bezigheden ; ik moet u echter eenen korten brief fchrijven, en één paar belangrijke vraagen doen, op welken ik uw antwoord verzoek. Ten eerften , is het niet overeenkomftig met de rechten van den mensch — dat de Jooden ih deeze Republiek worden gelijk gefteld met andere inwooners en burgers deezer Republiek, en verklaard, Citeijens a&ifs of zoodaanige perfoonen, welke op alle rechten van den burgér aanfpraak hebben, gelijk bij de Franfcbe Natie, en dat zij dus ook worden gewaapend, en in de gewaapende fchutterijen worden getrokken? Ten tweeden, zoo men hun dit niet wilde toeftaan, Welke is de reden, dat men hun dit zou weigeren? Uw Medeburger Menfchenvriend. ANTWO ORD. Daar wij over deeze ftoffe, en het geen daar toe beI trekking heeft reeds verfcheide brieven hebben ontvan3 gen, zullen wij thans onze gedachten daaromtrend me* dedeelen. Vooreerst, het is laag en lafhartig, de Jooden, in onze Republiek woonende, als onze medemenfchen^ onze natuurgenooten zijnde, te verachten, te mishandelen, niettegenftaande het bij hen een ingekankerd bij-: Ff 3 g«"  ( 234 ) geloof is, door de verachting der Christenen God eenen dienst te doen. Ten tweeden, zij moeten eeven als alle andere inwoo» ners van dit ons Nederland dezelfde voorrechten genieten , mits deeze vergunning niet iirijdig zij met de algemeene zekerheid en veiligheid van alle de overige ingezetenen. Dan, niettegenftaande elk inwooner moet genieten 'de rechten van den mensch, zou het eene onvergeeflijke vertreeding van die zdfde rechten van den mensch zijn» indien men aan een ieder, zonder onderfcheid zou willen toekennen de rechten van den burger. Schoon de laatften uit de eerften voortvloeijen, is er echter een hemels-breed onderfcheid tusfehen beiden. Niettegenftaande, zoo als wij reeds hebben gezegd, elk inwooner eener maatfchappij aanfpraak heeft op de rechten van den menscb, en dus alle veiligheid moet gemieten voor zijn perfoon en goederen , dezelfde aanfpraak moet hebben op dezelfde wetten , —. hebben echter al en geen aanfpraak op de rechten van den burger. Niemand is daar toe gerechtigd, dan hij die een waare burger is, zoodaanig éé n, welke met daaden heeft getoond, en nog toont, dat het belang der gantfche Maatfchappij hem ter harte gaat, en dat hij tot het behoud van het algemeene welzijn niet alleen met woorden maar ook met daaden alles aanbrengt wat in zijn vermoogen is; het fpreekt immers van zelfe, dat hij die de rechten zijner medeburgeren niet tragt te handhaaven, ook met kan vorderen, dat andere hem zoodaanige rechten toekennen. Wie zijn nu die genen, die de rechten hunner medeburgeren verzaaken? zij, die zich niet bekreunen, of de Vrijheid des gantfehen volks word verkragt, en de burgeren door geweld in flaaffche keetens worden geklonken, of di; daartoe, als verraaders de hand leenenj —, dezulken hebben niet alleen de minste aanfpraak  C *35 > fpraak niet op de rechten van den burger, maar 't zou zelfs n een ftout en ftraf baar verkrachten dier wetten zijn, wan■ neer men hun die toekende, als waar door men een ij gevaarlijke dolk in de handen van verraaders zou gen ven, om hunne fnoode oogmerken, tot ondergang der | Maatfchappij, te bereiken. De rechten van den burger vloeijen voort uit het ver9 band, het welk tusfehen alle de leden eener Maatfchap1 pij is, en dus is het volkoomen zeeker, dat die Maat» I: fchappij eer beftaat en moet beftaan, dan de vruchten, n die daar uit voortvloeijen. Alle de leden eener Maatfchappij zijn leden van één Ben het zelfde ligchaam, welke onderling wetten en overeenkomften maaken, die op de rechten van den menscb : moeten gegrond zijn, en hij, die aan die ondeiling gefmaakte wetten en overeenkomften voldoet, heeft aanfpraak op de rechten van den burger en anders niet. Kij dus, die gelijk wij booger hebben gezegd helpt medewet ken of heeft helpen medewerken, om de rechten eijner medeburgeren te verkrachten, is een mensch , en mag en moet dus de rechten van den menscb genieten, niaar hij is geen burger, dewijl hij de pligten van eenen burger heeft vertreden j de billijkheid vordert dus, dat hem wederkeerig de voordeden, aan de rechten van den burger verknogt, worden ontzegd. Hij mag geen ftem hebben in de vergaderingen der burgeren, welke tot algemeen heil der Maatfchappij vergaderen en raadplegen, om dat hij getoond heeft een vijand van het algemeen heil des volks te zijn. ■ Hij :'mag geene ampten of bedieningen bekleeden, welke alle I tot algemeen behoud der Maatfchappij moeten irgerigt zijn, om dat hij dat algemeen behoud met geen gunftig oog aanziet. Hoe zal iemand die een ijveraar geweest is voor de . 30. ; Den 1 September. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche VRrjHMB. MEDEBURGER! Ik heb van tijd tot tijd al eer.s eenige gedachten over eene door het Bataaffche volk zaam te roepene Nationaale Conventie in uw weekblad geleezen, meest al Hoofdzakelijk loopende over de groote vraag, zal die Nationaale Conventie voor eerst zijn Conftitueerende of al aanftonds te gelijk regeerende, in de plaats van de vergadering van Hun Hoog Mogenden? Veele zwarigheden en bedenkingen ten deezen opzicht waren mijns bedunkens afgefneeden geworden, indien bij het ontworpen plan eenige hoofdgronden waren gelegd en het Bataaffcbe volk ter goedkeuring aangeboden, op welke de Nationaale Conventie de vergadering van Hun Hoog. Mog. zoude vervangen, en hun provifioneel bewind of algemeene reprefentarie der Republiek aanvaarden, en wel bijzonder met betrekking tot hetfinan.tieeiei Het is toch eene uitgemaakte zaak, dat hier de groote zwarigheid in geleegen is. De Bataaffcbe Republiek immers is van ouds famen-1 gefteld uit zeeven fouveraine gewesten, welke zich tot Gg kragt-  C é38 3 kragtdaciiger handhaaving haarer Vrijheid en fouverainl-" teit onderling bij de unie van Utrecht hebben verbon* den, en tot goedmaking der kosten van verdediging daar bij tevens het heffen van eenige algemeene bt'lastif.gen ofimpofitien vastgeftel .l; edoch altijd heeft else Provintie zich gehandhaafd als een fouverain gewest, en wel bijzonder op het ftuk van finar tien, zoo dat deeze algemeene luflï.ig van impofitiën nimmer heeft kunnen worden tot ftand gebragt, maar de Provintiën bij nadere onderlinge fchikking zijn over een gekoomen, de benodigde gelden bij Provintiaale quota's, naar mata van elks vermoogeh aan de Generaliteitscas op te brengen i het welk alzoo tot op deezen tijd, offchoort niet zonder merkelijke moeijelijkheden voortduurt. Inmiddels blijkt hier uit onlochenbaar, dat de bijzondere Provintien altijd, inzonderheid op het ftuk van finantien, zeer jalours zijn geweest op hunne Souverainiteit, en geen wonder, daar de onderfcheiden ligging en andere om Handigheden de eene Provintie zoo aanmerkelijk met de andere in vermogen en behoefte doet verfchillen, zodanig zelve dat in eene enkele Provintie namelijk Gelderland het Locale der drie quirtieren zodanig verfchülend is dat met betrekking tot het huishou» delijke eene vermenging of vereeniging fchier onmogelijk, en met betrekking tot de Provintiale quota ten uiterfte bezwaarlijk zoude zijn. Hoe zal men dan thans verwagten, of met eenigen grond van de bijzondere Provintien kunnen vergen, om haare Souverainiteit in deezen zoo maar zonder eenig voorafgaand beding of contract in den algemeenen fchoot neder te leggen, en zonder in het oog-houding, of om bct^r te zeggen met ter zijde Helling van alle Locale omftandigheeden , en daar uit voortfpruitende -meer of min voordeelige toeftand, en bevangens, den boel om zop u*fpreeken maar bij malkander te werpen, e*  C 239 ) en zonder aanzien van meerder of minder vermogen dat de eene Provintie boven de andvre bezit, gelijkelijk in alle lusten en lasten te deelen. . In zeeker opzigt ben ik ook een groot voorflander van eene Nationaale Conventie voor het Bataaffche volk. Ik bezef in volkn nadruk de nadeelen of om beter te zeggen inconveniénten, welke zoo uit de langduutige wijze van dehbereerer, de discrepances die tuifehen de bijzondere Provintien tot algemeen bederf kunnen ortftaan (vsaar van het Bataaffche volk Helaas in 1786, en I787. de preuves heeft gehad) als uit de traage, en dikwijls onzekere furnisfemer.ten van penningen in de Nationale cas, voorde Bataaffche Republiek kunnen voortvloeijen, maar dit interesfeert alle de Leden der unie even zeer, en neemt geenzints weg de zwarigheden van zodaanige Provintien welke bij eene onbepaalde toetreeding z'g in het finantieele mogten bezwaard vinden, de belijdenis door het gantfche Bataaffche volk bij de verklaring van de regten van den mensch gedaan. Dat niemand kan verpligt warden iet van zjne bijzondere eigendommen aan bet algemeen te moeten oprjfacn dan na eene voor afgegaai.e jcbavergoedir.g Deeze belijdenis zeg ik is eene onweerfpreekbaere pleitgrond voor zodanige Provintien. Daar nu op reeds geallegeerde, en meer andere allerbelangrijkfte gronden, het algemeen belarg van het Bataafjcbe volk de vereeniging der onderfcheiden gewesten , en geweezen Generaliters Landen onder een hoofdvergadering vorderen , kan daartoe gewis geen evenrediger en met de regten van den mensch beter ftrokende reprefentatie worden uitgedagt den eene vergadering overeenkomftig het ontworpen plan bij duizenden of Grondvergaderingen gekoozen. En derhalven behooren ook ter liefde van het vaderland de bijzondere provintien zig op dat iluk t; verftaan, Gg 2 en  f* ( 240 ) en op gronden van bét hier voor geallegeerde artikel van de regten van den mensch elks bijzondere belangen door onderlinge fchikkingen tot een te maken, en dit Poincthet finantieele namelijkvereffend zijnde, geloof ik, is de grootfte hinderpaal overwonnen, en zal men het ten aanzien der overige poinften ora de Bataaffche Re» publiek een en ondeelbaar onder een hoofd-beftuur te brengen, gemakkelijk eens worden. .Maar hoe nu dee^e vereffening! Ik beken gaarne wanneer men tot het voorledene wil te rug keeren, of dat men verder wil gaan als eene vereeniging onder ein hoofd befrier, en even als reeds de Provintie Holiand beflooten heeft ook de Provintiale vergaderingen doen ophouden, en dus her huishoudelijk beftier der bijzondere Provintien vernietigen om dit ook onder een te vermengen, dan zie ik er geen gat in, en behoeft men niet verwaand te zijn om te voorfpellen dat de fchranderfte vernuften zig zullen ftomp werken, en altoos aan het einde van hunnen arbeid verwarringwinden. Men moet zig dus naar mijn inzien om tot een gewenscht einde te geraaken, tot het toekomende, en algemeene, bepaalen, en het voorledene, mitsgaders het huishoudelijke voor elke Provintie in den haare overlaten , de Generaliteits landen voor 't vervolg in dat opzigt med~; als eene Souvcraine Provintie confidereertnde. En op dien voet wil ik u mijne gedagten op dit ftuk Wel eens mede dcelen, elk Burger toch is verpligt in deeze daagen het zijne toe te brengen tot redding van ons maar al te lang gefolterd Vaderland, veel handen zegt het fpreekwoord maken ligt werk, en als elk in voorraad een fteentje aanbrengt tot opbouw van den Vrijheids Tempel, valt de arbeid aan de aanftaandc bouwlieden des te iigter, en indien onder al mijn aangevoerde of verder aan tc voeren, maar een enkel fteentje tot dat groote werk nutiig bevoHden word ben ik voldaan; en  an in allen gevalle geniet ik reeds onder h<* fchrVjve» deezes de zelfvoldoening van niet tot het gecal der Laödiceërs te behooren. Zie hier dan rosjne gedagten en bepiegelingen over eenige te leggen hoofdgronden voor een algemeen beftier of vereeniging van die onderfcheidene gewesten der Bataaffche Republiek onder eene Hoofd-vergadering. De bijzondere leden der Bataaffche Republiek behoo* ren zig te vereenigen onder een Hoofd, namelijk eene Nationaale Conventie bij grondvergaderingen te verkiezen aan welke zoo ten aanzien der buitenlandfche betrekkingen, als ten aanzien van de algemeene belangens bij voorbeeld Land- en Zeemagt, onderhoud en befchikking over Armeé, Magazijnen, Arfenalen, Fortificatiën en geldmiddelen daar toe benodigd, het algemeen beftiet behoort te worden opgedragen, in naam der geheele Bataaffcbe Republiek. Tot vinding der daar toe benodigde gelden behooren onderling te worden bepaald en vastgefteld eenige algemeene middelen en impofitien, welke de Nationale Conventie over de geheele Republiek zal mogen heffen, naar mate der behoeften, waar toe de zulke behooren te worden uitgekozen die fchoon egaal door de geheele Republiek geheven wordende, egter in haaren aart gefchikt zijn om elk gedeelte daar in na mate van deszelfs -vermogen en Rijkdom te doen deelen, welke in rang op eene lijst kunnen worden geplaatst, en met de heffing aan de minstdrukkende begonnen en zoo naar mate van de meerdere behoefte vervolgd en afgedaald, als bij «ooibeeld konde men ftellen, i. Een algemeene impost over de geheele Bataaffche Republiek op de gebrande wijnen en gedistilleerde wateren, deeze impost word thans en is reeds voorlange in zommige gedeeltensgeheeven, en brengt niettegenftaande de gerede fraude van rondfomme (waar toe nu Gg 3 ew,e  C 94e > eene gedeeltelijke heffing aanleiding geeft, en welke bron gef:opt is wanneer die impost overal moet betaald worden) important veel op, boe veel te meer dan bij eene algemeene heffing; ik vertrouw men zal zig niet vergisfen indien men het Provenu van dit middel op tien «nllioen begroot, en inmiddels is dit een middel oiïehooa door alle Handen opgöbragl wordende dat niemand bezwaart, het is geene noodzakelijke behoefte zooveel fterke dranken to gebruiken als in ons Vaderiand gefchied, dus gebruik en gevolglijk betaaling van dien impO£t vrijwillig. ' a. Invoerirg van Nationaal in de plaats van Provinciaal gezegeld papier dat voor aflens in Proeeduren matig, maar v< or testamenten, conditiën, en trarsjjorten, na evenredigheid van de fom bij opklimming in 't oneindige behoort gefteld te worden, maar 'tgebruik van gezegeld papier voor koopmans rekeningen zoude ik grotelijks afkeuren, naar mijn inzien behoort men alle belastingen zoo te ftellen dat elk Lid der Maatfchappij ïn evenredigheid daar in deelt, maar zoude het nimmer onder de gezonde ftaatkunde ftellen de negotie te belasten en te drukken, deeze behoord in tegendeel zoo veel mogelijk van alle bezwaareh bevrijd en vrijen loop eegeeven te worden. S- Algemeene heffing van verponding in eene zekere evenredigheid na de waarde der goederen te ftellen, inv gevolge te doene taxatiën. 4. Algemeene heffing van collateraal van vaste goederen en obligatien bij erffenisfen en 40 of meerdere of mindere penn. bij verkoop van onroerende goederen, en betaling van Rederaptie gelden ten voordeele van de Nationaale cas, op den voet a'6 thans Provintiaal geheven word, mits overal egaal gefteld wordende. 5- Een algemeen Hoofi-geld naar evenredigheid van cllss bezittingen ; oppervlakkig zalmen zeggen, dit zoude  de hard zijn f teint dan moet elk zijn ftaat bloot leggen* maar neen! men behoort dit te brengen onder clatfen bij merkelijke gapingen, en matige opklimmingen zoo dat het niet merkelijk bewaart, wanneer men zig een clasfe hooger laat opfchrijven als waartoe men behoort, en dan immer1; behoeft niemand zig in de o; gaave te be* zwaaren of zijn ju'"t.n ftaat bloo'. te leggen. Zeker' ten nnrften kan zodaang: openlegging niemand Pi eej milderen» Men ftelle bij vooibesld. die onder de f 500 : : bezi'ten, zijn vrij. die/500 en daarboven tof/ 1000-:b z. b t.to ft. 'sjaars van icüö Gl. tot... 5O00 Gl. I gl. 'slaars van 5CC0 gl. 10, coo gl. ——— 2 gl. 'sjaafs van lo ood gl. 20, coo gl. 3 gl. 'sjaars van 20. 000 g!, — 40; 000 g'. 4 gl. 'sjaars van /,ö, coo gl. 6.1, 000 gl. ■ 6 gl. 'slaars van 60, coo gl. 80,000 gl. —— 8. gl. 'sjaars van 80, 000 gl. — ioö, ocö gl. — ió g'. 'sjaars en die boven de ico, 000 g1. bezitten 12 gl- 'sjaars Mij dunkt, ik hoor hier op reeds opmerken, raar verdubbelrg der bez^f.ingen moett men ook den opbreng verdubbehn, maar neen! dit zoude weder al te ongelijk zijn; want, voor eerst zoude ftrict genomen daar alle menfchen gelijke regten hebben, en op dezelve voor* regten aa rfj raak hebben, ook alle verpligt zijn gelijkelijk in de lasten te dragen. En dus alleen de onvermij. delijke noodzakelijkheid tot in ftandhoudirg der fmantien, en het meerdere belang dat ingevalle van oorlog voor al de rijken hebben bij de bewaring en dekking . van het Lmd, of beveiliging van commercie, wettigt het bezwaar van de rijken boven de minvermogende. Maar ook daar en boven komt in aanmerking wat de tijken irsgelijks in andere impofitien boven de minvermogenden opbrengen, en dat wilde men de mcervermo- gen-  fende na mate van haren voorfpoed drukken, zoude men die fteunfete der lïnantienverdrijven, of op zijn best genomen den iever en fpaarzaamheid uitdooven, en eene algemeene moedeloosheid veroorzaken; de opklimming behoort dus matig te zijn > en alleen tot eene ' hoogte komende dat de betaling van den overvloed ge« fchied eenigftnts verzwaard worde. 6. Konde gefteld 'worden een algemeen plaiflergeld, op plaifier paarden, en rijtuigen en ftaatfiegeld op liverij bedienden. 7. Een algemeene impost op de wijnen. 8. Een Mout-geld in plaats van impost op de bieren, hier door zoude men tweederlei oogmerken bereiken, als voor eerst eene evenredigheid tusfehen den impost en valeur der bieren, en ten anderen beter de fraude kunnen weeren, want dan heeft men alleen met de brouwers te doen, o. Algemeene Impost op rook en fnuif tabak in de Bataaffche Republiek geconfirmeerd wordende. 10. Dito op Coffij en Thee als voor. 11. Dito op het Gemaal. Edoch behooren da vijf laatstgenoemde, an alle andere van dien aart welke mogten gefteld worden, zo<* vermogende Provintien die kunnen draagen. Ik vertrouw, de bovengenoemde zouden toereikende; en mogelijk in beftendige vredens tijd overtollig zijn (en van ae ïaatsigenoemae kunnen rusten:) ter voldoening aan de behoeften; en onvermoedelijk niet toereikend ». 1-— ... > i- 1 . . uevuuueii wuruenue, nonaen aezeive iet vermeerderd of met andere van gelijken aart deeze lijst door de coutraftcerende partijen vermeerderd worden. (Het vervolg in een extra Nommer.> Dit^ weekWad^ord s'weeküjks uitgegeeven te Uwecht  DE NIEUWE POST VAN DEN N EDER-RHIJN, door P. 'T H O E A'ö. 31. Den 3 September. 1795. I Het Eerste Jaar der Baiaafsche Vrijhei©. 'JLwn behooit voor 't overige aan elke Provintie als fouverain in het domefticque befticr, te verblijven de magt om voor de Provintiaie domefticque benodigdheden •zodanige impofitien te heffen, als elk in den haare het :-meeste convenabel, met het locale overeenkomende, en dus voor de ingezetenen het minst drukkende zal vinden. Het Provenu deezer algemeene heffingen of belastingen voor de cas van dè unie, en dus ook de cas der unie zelve, behoort te worden gefplitst in tweededen, de eene helfte voor de Armée, Magazijnen, Arfenalen, :en Fortificatiën &c. en de andere helft ten dienfte derMarine, terwijl verder de inkomften der marine, als | last en veilgeld, inkomende en uitgaande rechten, en anl'dere inkomften van dien aart, welke de zeehandel opjlevert, of verder daar op mogten gefteld worden, geibeel voor de marine behooren te blijven , en dus in vreidens tijd de marine zig uit haare eigene cas en fonds iponderhouden. : Het zoude tocH hard zijn voor de Land Provintien Hh oat  C 246 > " dat daar de Zee Provintien alle de voordeden van de Zee trekken, zij in de kosten tot beveiliging van den Zeehandel gelijkelijk met die bevoordeelde Provintien zouden moeten dragen. En op dien voet zijn ook de Zee Provintien minder i bepaald in de voor hun zoo nuttige Equipeering of uitrusting ter Zee, en kunnen die uitbreiden na mate het belang van haaren koophandel vordert. Anders egter is het geleegen in cas van openbaaren-j oorlog, want de Bataaffche Republiek in de onvermij» j delijke noodzakelijkheid gebragt wordende, eenen verdedigenden oorlog te voeren., zonder onderfcheid te wa-1 ter of te lande, heeft het gantfche Volk gelijk belang j bij de handhaving dér Nationaale eer, en behoort dus ( onderfcheid gemaakt te worden in het dragen van de ordi» j naire, of extraordinaire ftaat van oorlog (om eens bij de oude benaming te blijven.) Voor deeze extraordinaire ftaat van oorlog behoort j eene afzonderlijke belasting te worden vastgefteld, on-J der den naam van krijgs, of oorlogs belasting, welke alleenlijk beginnen mag geheven te worden, wanneer dej Republiek in- oorlog gewikkeld word, het zij ter Zee-] ofte Lande, en ook te gelijk met den oorlog te eindigen of op te houden. En deeze behoort niette beftaan in loopende impos-j ten, noch in jaarlijkfche furnisfementen, veel minder in|j opbrengingen van 25, 50, of 100 penn. de eerfte duu-| ren ongevoelig voort, als zijnde flegts hulpmiddelen ge-| fchikt tot vinding van interesfen, van Negotiatien, voorl de behoeften van den oorlog, en zijn dus zoo veelei wonden het Bataaffche volk bjj eiken oorlog bij ver-|| meerdering toegebragt, en welke na het eindigen vanl denzelven fteeds blijven bloeden; het tweede werkt te*| langzaam, en is dus onvoldoende j en het derde fleeptl in I  ( 24? ) in eenmaal te veel contanten weg, en is dus de doodHeek der commercie. Geen gefchikter middel is mij dus voorgekoomen, ! dan in geval van oorlog daar toe te ftellen het hoofdgeld \'. hier voor onder No. 5. voorgefceld, en het zelve als ! dan in plaats van jaarlijks, maandelijks te heffen; ge- I nomen dan , men veronderftelle eens dat dit middel < over de geheele Republiek bij vredenstijd jaarlijks vijf 1: millioen opbrengt, klimt dit door maandelijke betaling tot festig millioen, en dus vijf en vijftig millioen voor ij 1 de extraordinaire oorlogskosten in 't jaar, waar voor 1: nog al wat kan uitgevoerd worden. (*) Op deeze wijze dompelt men nimmer in oorlogstijden i het Land in fchulden, waar onder nog daar na de ingezetenen moeten gebukt gaan, maar zal zelfs te midden :van den zwaarften oorlog, op de Grenzen, of op Zee, j1 Welvaart van binnen blijven plaats houden, het geld ciri culeeren, en de fabrieken, en negotie flcreeren, want II maandelijks alzoo genoegzame penningen in s'Lands fchatclkist binnen looj^ende, dje ook telkens weder voor de li behoefte worden uitgegeeven, circuleeren deeze penninijigen geftadig uit s'Lands cas in de handen der ingeze31 tenen, en uit de handen der ingezetenen in s'Lands : cas, terwijl bij elke circuleering, de ingezetenen er I al weder hun voordeel van trekken, en dus neering en « welvaart zig over alle takken van negotie verfpreiden, ter1 wijl het inmiddels nimmer de Reprefentanten des Bataaf- : fchen volks aan geld mangelt, om den oorlog met klem te - (*) Na mate van 't gewigt van den oorlog dit fonds onvermoedelijk al eens voor een keer niet toereikende 5 zijn zoude met f, \, ja al was het de helft verhoogd kun* inen worden. Hh a  ( 24? ) tc voeren, én roemrijk te eindigen; wanneer ook de belasting weder ophoud, de fehulden betaald zijn, en zig' dus gelijk in vroegere tijdén geene fmertelijke naween doen gevoelen. Op deeze wijze zal de-Bataaffche Republiek gewis een refpeftabel figuur onder den rang der mogendheden maken , en altoos in den kalmfren vrede n de middelen voor bet oorlog gereed houdende, ophouden het aanfluiten haarer nabuuren te zijn; waar na elk waar Batavier hartelijk verlangt. Behalven deeze algemeene Reprefentative vergadering, of Nationaale Conventie, behooren tot beftier van het huishoudelijke in elke Provintie; de Provintiale vergaderingen na mijn inzien te blijven fubfifteeren, egter alleen door het volk van elke Provintie met de huishoudelijke dire&ie en beftier belast, zonder zig eenigzints in het algemeen beftier of dire£fJe te immifceeren. Deeze Provintiale Reprefentative vergaderingen behooren de befehikking te hebben over het finantieele haarer Provintie, voor zöö Ver elke Provintie afzonderlijk betreft, als. mede over de huishoudelijke belangens van elke Provintie, betaling van Provintiale interesfen en fehulden, onderhoud-van Provintiale wegen, dijk* iluk- en water- werken,-en wat dies meer is; dit alles toch behoort nimmer gemeen gemaakt, maar door elkè Provintie het zijne onderhouden, en door elk zijne Provintiale fehulden tot op den dag der aan te gaane Conventie , Ptovintiaal gehouden , èn gedragen te worden, met aanbetaling egter van elks verfchulde dog agterftallige quota in de Nationaale cas; zonder dit beding, ehj deeze voorzorge, zoude de eene Provintie onder den last der andere kunnen bezwijken. Daar en beven kunnen ook-mijns bedunkens nimmer «ïe huishoudelijke befiieringen ophouden, en in een ge-  C 249 ) gefmolten worden, uit hoofde van de plaatfelijke ligging, en daar uit voortvloeiende bijzondere en onderfeheidene belangen, vermogens, en behoeften. De Provintie Holland, en Zethnd bij voorbeeld, moeen Jaarlijks Millioenen kosten fpandeeren aan Huizen, en zeedijken, als anderzints, maar daar tegen genieten' zij ook de voordeden haarer ligging voor de commercie ; zoude het nu billijk zijn, dat door in een fmelting ook van het.huishoudelijke, de Land-provintien mede in dit onderhoud, gelijk ook in de fehulden dier Provintien, grootendeels daar uit voortgefprooten , zouden moeten deelen ? immers neen 1 Het ftaat derhalven naar mijn inzien zoo als ik hier voor ook reeds gezegd hebbe, paalvast, dat hoe zeer eene onderlinge vereeniging van belangens, voor zoo ver de algemeene zaak betreft, wenfchelijk zij, en ger wis de heilrijkfte gevolgen voor het Bataaffche volk zal hebben, eene vereeniging en vermenging van het huishoudelijke, op gronden van evenredige gelijkheid, of billijkheid, onmogelijk zij, en alle pogingen om daar toe te geraken, noodwendig in verwarring, twist, en verdeeldheid, zullen eindigen. Het' belang derhalven van het Bataaffche volk in 't gemeen, en van het volk van elke Provintie in het bijzonder, vordert naar mijn inzien fteeds tweederlei reprefentatien, de eene Nationaal in eene vergadering welkers Leden bij grondvergaderingen over de geheele Republiek worden gekooren, en de andere Provintiaal door de fteden en het platte land, elk voor de helfte op een geregelde wijze te kiezen. Op deeze wijze kan alles geregeld werken, en alle twist en verwarring vermijd worden. Door deeze tweederlei Reprefentatie , heeft het volk eene zekere waarborg voor zijne Vrijheid, en eene weerHh 3 hou-  C 250 ) houding in de eene, tegens onderdrukking van de andere. Aan de Provintiale vergaderingen kan de Nationaale Conventie jaarlijks den ftaat van ontvang en uitgave openleggen, om door deeze ter kernisfe van het volk van elke Provintie te worden gebragt. Met een woord, in menigte gevallen kan deeze tweederlei Reprefentatie van nut zijn, en vooral de Provintiale Reprefentatie voor de ingezetenen van elke Provintie hetzelfde zijn, in het groote, als de gemeenslieden voor de burgeren der fteden in het kleine. Bij voorbeeld, de Ingezetenen van eene of andere Provintie, hebben het een of ander aan de Nationaale Conventie voor te dragen, haare Provintie, of om beter te zeggen alleen dat gedeelte der Bataaffche Republiek betreffende, is gewis eene oproeping der grondvergaderingen ten dien einde vrij omllagtig, en geeft ligtelijk aanleiding tot verwarring, maar kan kort en geregeld gefchieden, door middel der Provintiale vergadering. Of genoomen, de Nationaale Conventie neemt een befluit, of ftelt eene algemeene wet in, die in de gevolgen fchadelijk of bederflijk voor het eene of andere gedeelte der Bataaffche Republiek kan worden, dan het welk bij het neemen van zodanig befluit niet onder het oog der Nationaale Conventie gevallen is, dan is weder aanftonds de Provintiale Vergadering de mond van het volk van zodanige Provintie, of gedeelte van de Bataaffche Republiek, bij de Nationaale reprefentatie. Meer bewijzen voor de nuttigheid zouden kunnen worden aangevoerd, maar het geftelde is hier genoeg om denkenden op het fpoor te helpen, die dan bij nauwkeurige overweeging meer en meer gronden, voor de nuttigheid deezer tweederlei reprefentatie zullen ontwaaren. Zie  Zie daar medeburger eenige hoofdtrekken, Welke naar mijn inzien tot de hoofdgronden van vereeniging der bijzondere Provintien, en Generaüteits Lanien, leden der Bataaffche Republiek, onder eene hoofdvergadering , of Nationaale Conventie, behooren gelegd te worden. Keurt gij dezelve eene fpoedige plaatfing in uw weekblad waardig, maak er gebruik van $ vloeijen er verder eenige politicque befpiegelingen uit mijne pen, deel ik ze u met vermaak mede, mijn oogmerk is enkel om waafe het mogelijk in een of ander opzigt nuttig te zijn aan mijn Vaderland ; dat dus mijne medeburgeren uit dit mijn gefchrijf het nuttige mogen behouden , en 't fchadelijke (indien er zig iet fchadelijks tegens mijnen wil in mogte opgefloten vinden) verwerpen, is ter liefde van mijn Vaderland mijn harten wensch, niets zal mij aangenamer zijn dan het oogenblik daar te zien, dat de vrijheids zoonen eikanderen gelukwer.fchende toeroepen: Onze dobberende ftaatshulk is in de langbegeerde Vrijheids-haven gelukkig binnen, en voor ftorraen beveiligd! Ik ben inmiddels uw Medeburger en lezer van uw weekblad, en onderfchrijve mij a Een vriend van ordre. Wij hebben verfcl-.eiden brieven ontvangen over de affchalfing der tienden binnen deeze Landfchap ; edoch wij houden ons ten vollen verzeekerd, dat dit een der dwaaste flappen zijn zou , welke men doen kon , en die juist eene tegengeftelde uitwerking zou hebben van het geen men daar van verwagr, en tot welk einde men deeze affchalfing zoo vuurg verlangr. Men denkt, dat de affchalfing der tienden alleen zal ver-  C 25l ) vérftrekken tot voordeel van den landbouwer; dan men bedriegt zich want niet de landbouwer maar de landeigenaar zou in dat geval dat voordeel tot eene aanmerkelijke fchade van het algemeen in zijnen zak fteeken; het is onbetwistbaar, dat de landheer, zoo draa de tünden van zijn land waren opgeheeven, dadelijk zou berekenen, hoe wel huur de landman thans meer opzijn goed zou kunnen verwoonen, dat hij hem dit zou afpersfen, of zijne landerijen aan eenen anderen tot den door hem verhoogden prijs verhuuren. Daar intusfehen de Landfchap eene zeer aanmerkelijke vermindering van haare inkomften zou ondergaan, zouden de reprefentanten der Landfchap niet anders kunnen, dan eenen nieuwen impost te heffen, tot vergoeding van deeze fchade; ■ zie daar dan aan eenige weinige rijkaarts 's Lands geld in de beurs gejaagd, en het algemeen, waar onder ook de landlieden, met eene iveuwe belasting bezwaard; dit en geen ander kan en zou het gevolg zijn van de affehaffing der tienden in deeze Landfchap. Dit weekblad is te bekomen: te Amfterdam bij Schalenkamp Rotterdam D. Vis, Haarlem Bohn, Leiden Qnntkink, s'Hage Leeawefltjn, Delft Roelofswaart, Schiedam Sweb'n, Gouda Buma&. Comf> Gormchem van der Wal, Dordrecht Blusfé en Zoon. Woerden Paling, Bodengraven Meijer. Heusden Hagedoom , Ysfelftiin Oostveen, Leerdam Hoefnagel, Hoorn Vermande, Alkmaar //and, Enk. buizen Fraun, SneekBransma, Middelburg Keel, Vlisfingen Maersan, Zirkzee van den Tkoorn , Nijmegen van Campen Arnhem Moeleu.an, 's Bommel ae Meijere, Wageningen Weifels , Meppekl Voogd, ^utphen Eldik, Eindhooven van Leerfum, Leeuwaarden Lalmis, Groeningen Doekema, Zwolle Clement, Deventer Karsfenberg, Breda van Bergen, Bergopzoom van Riemsdijk en Bronkhorst, Geertruidenberg du Bois, 's Bosch Wed. Vieweg en Zoon, Amersfoort Blankenberg, en te Utrecht bij Dit \veekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht bij ^ /•"> '  DE NIEUWE POST VAN DEN N E D E R - R H IJ N, P 0 0 r P. 'T H O E N4 iV°' 32, Den 8 September. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vritbeid. Aan den Jcbrijver van den nieuwen post van den neder rhijw WAARDE MEDEBURGER! iJVXeermaalen hebbe ik gedagt en herdagt op de zwarigheden omtrent eene Conventie volgens het ontworpen plan ; deeze zwaarigheden vernieuwden zich bij mij allerlevendigst, op het leezen van uw geacht weekblad No 25; wij doch behoeven maar een oog te liaan :op het gebeurde in Frankrijk om van veele zwaarigheden overtuigd te worden; dat groote rijk door partijfchap, ontfprooten uit de Conventie zelve, gefchokt, verdeeld, gefcheurd, en meermaalen op den oever van deszelfs ondergang gebragt, heeft nog zijne Conftitutie niet geheel ;en al gevestigd; en wie, als alle magten ophouden, wie zal dan eene Conventie beletten zich permanent te verklaarden? uw voorflag in No. 25 van eene conftitueerenIde vergadering is wel in den eerften opflag aan minder zwaarigheden onderworpen, maar evenwel worden dia alle nog niet uit den weg geruimd; doch om mij daar nu niet mede op te houden, is mij onder het leezen ivan uw No. 25 een weg en middelen in de gedachten igekoomen door welken wij naar mijn inzien, het oogli merfc  ' ( «54 ) mevk beter, eenvoudiger en veel min aan fehokken onder- I worpen konden bereiken, waarom ikhetwage, om u I deeze mijne gedachten ter beoordeeling meede te dee- | len f het oogmerk van eene Conventie is en moet I zijnom onze Republiek toe een ééneenonverdeelbaare Re- I publiek te vormen, en dan daar voor eene vaste en tot < heil van het geheele volk eenftemmige Conftitutie te ï maaken. Zodanige Conftitutie bevat, naar mijn inzien drie bijzondere hooid deelen, als z. eene vastgeftelde Regeeringsform , zoo wel voor de geheele Republiek als voor elk departement, distrikt en elke plaats in het bijzonder; ten aden de vastftelling, hoedaanig de nodige geldmiddelen te vinden, en een plan tot dat einde,, om op het eenvoudigfte min kostbaarfte, en voor de ingezeete-f nen het draaglijklijkfte de belastingen door de geheele Republiek uittefchrijven, ten 3den een algemeen, eenvoudig en verftaanbaar wetboek voor de geheele Republiek wasr uit die Gothifche rechtsgeleerdheid welke tot nu het recht breidelt, geweerd word. „ Zie daar de drie hoofdzaaken die te verhandelen 2ijn, en die teffens van het uherfte gewigt voor de na^ tie zijn, waar van haar geluk, haare Vrijheid, haar welvaaren voor altijd afhangt. De gewigtige belangens der natie moeten in eene groote vergadering tot ftand gebragt worden. nu is de B vraage, zullen daartoe de gefchiktfte de kundigfte in dei Republiek, jaa de eerlijkfte en braafft^ verkooren wor-l den? zullen geene partijfchappen het werk vertraagen? 8 Zal die vergadering, van eigen belangzoekers door bui-1 ten-moogendheden omgekogr, bevrijd zijn? en andere dier-1 gelijke zwaarigheden , die ik meer zou kunnen noemen ; | maar om dit alles voor te koomen, en inderdaad te be-a werken , dat alleen alle de kundigften en braafften aan 1 dat gewigüg werk bezig raakten, is mij voorgekoomen, 1 dat '  C 255 ) dat dje gemelde S honfdzaaken door het bondgenoot- i feliap als prijsvraa^en uitgefchreeven moesttn worden, 1 met uitloving van aanzienlijke eereprijzen , eereprijzen van > onderfcheiden grootte ; men ftel eens, voor het antwoord, 1 welk het beste in ieder vak gekeurd wierd, eene gouden medalje van / 600 en duizend guldens daarenboven ; aan het tweede, daar aan volgende eene dito medalje van ƒ 5°o> aan het 3de alleen eene medalje; aan het 4de eene zilveren medalje en zoo voort: de antwoorden moesten binnen 6 Maanden ingezonden worden ; ter beoordeelir.g der antwoorden moest een bijzonder collegie van de kundigfte en braaffte lieden uit de geheele Republiek door dezelver Reprefentanten benoemd worden, uit eike Provintie naar rato van derzelver inwoonders, men ftelle eens uit Holland 4, uit de anderen en Braband ieder 1 een of 3 na dat die groot zijn; dat collegie kon in eene 1 maand tijds de antwoorden beoordeelen, en de beft 1 gekeurden in druk uitgeeven, op dat ieder die lezen, len zijne bedenking daar op inleveren kon, waartoe a 1 maanden tijds gegeeven konden worden, en tegens dien [ tijd moest er eencConventie bij den anderen koomen, Hgekoozen door het volk uit 25 duizend zielen ; en de3 ze Conventie moest dan alleen met dat werk bezig zijn, tien alle vastgeftelde magten in bewind blijven, tot de in nieuwe conftitutie in order en afgekondigd was, en de ii nieuwe regeering naar die conftitutie alle het oude da' idelijk verving. Dit dunkt mij, zoude min kostbaar, vrij j geregelder, en meer doordagt worden, want dit gaat vast, s dat de kundigften daaraan zouden werken, en ondertusi:lfchen zou men om alle verwarring en regeerind )osheid jivoortekomen, kunnen bepaalen dat in elke Proy.ii tieeene ii zekere order van regeering tot zo lange ftand greep, Ifbij voorbeeld, in Holland, dat in de fteden de door het o;volk verkoozene Municipaliteiten de voorig.' vroedfehap iivervangde, en dat zij uit dien hoofde boven het verli 2 trou-  C 256 ) trouwen des volks ook met dezelfde magt uit naam van hetvolk hunner plaats bekleed waaren, en geen ander Collegie onder welken naam ook, hetzij dooreen gedeelte of door zommige burgers aangefteld, zich eenig gezag of magt nevens of zelfs zoo zommige waanen boven de Municipaliteit moogen aanmatigen, want dit loopt in zommige plaatzen verre, daar deeze of die heerszuchtige een gedeeltje burgers wat wijs weet te maaken en op te ftooken; en dat dan do orgaans burgers, die niets te verliezen hebben, waardoor groote verwarring en tweedragt veroorzaakt word; mogte hier van eens een einde gemaakt worden. Blijve uw Medeburger, de Vaderlander In Holland 10 Augustus 179$. BROEDER POST! Neem het niet kwalijk, dat ik u broeder noem, want dat is toch thans zoo de algemeene mode, niet alleen tusfehen patriotten en patriotten, maar ook tusfehen patriotten en antipatriotten, welke laatften al mede dien rol fpeelen, fchoon Zij, gelijk gij zonneklaar kunt begrijpen, geen ftip daar van meenen; nu dit is niet kwalijk te neemen, want onder ons gezegd, de Tatriotfcbe broeders harmonieeran ook zoo verbaazend fchoon, dat men in veele opzichten zou zeggen, dat het den eenen leed was, dat de ander een ftuk brood had; nu dit is tot daar toe en tusfehen twee haakjes. Om maar vlak met de deur in het huis te vallen, moet ik u mijn oogmerk ontvouwen, waarom ik aan ufchrijf. Gij hebt den naam van eenen ijverigen patriot te zijn, maar tevens dat gij te rechtvaardig zijt in uwe denkwijze, om iemand, wie het ook zij, uit partijdigheid te verachten, en zoo mogelijk dood en hel op den hals te wenfehen; 't is hier om, dat ik u rondborftig verklaar, een beproefde en in het vuur gelouterde oranjeman te zijn. Wij  ( *57 ) Wij hebben hier eene oranje focieteit, die, dank z'rj den Hemel, reeds in het Jaar 1782 heeft beftaanj, en in het Jaar 1786" reeds tot 1200 leden was aangegroeid; het is wel zoo, dat naa de omwenteling van 178?- die focieteit tot dato dezes veel van haare fterkte heeft verlooren, als nu maar beftaande uit 41 leden, en het te voorzien is, dat zij binnen 41 dagen op nul zal gereduceerd zijn, dan wij die er de pijlaaren van zijn, fpaaren niets, om het hoofd boven te houden, en'tot dat einde willen wij prijsvraagen uitfchrijven. Het is immers ontegenzeggelijk , dat de hoop den mensch onderhoud, evenveel of die gegrond of ongegrond zij, en gijlieden, patriotten die in het Jaar 1787. circum-circa denzelfden buitel hebt gedaan, welke wij in dit Jaar, helaas! op onze beurt hebben moeten doen , gij lieden hebt dit ondervonden, en er uzelven mede gebakerd , gelijk wij nu op onze beurt ook doen. Gijlieden hebt in dien tijd ook allerlei foort van kasteeltjes in de lucht gebouwd; naauwlijksch waren de Pruisfen in het Land of gijlieden deedt de Franfchen marfcheeren, om er hen weêr uit te flaan; de algemeene troostkreet was, zijn de Franfchen er al? nu wij oranjevrienden zijn ook aan het zelfde euvel deerlijk ziek, en, goeden Hemel! het zou ook zeer te beklagen zijn, dat men ons, naa het verliezen van throon en fchepter dit klein vermaak zou willen misgunnen. Naauwlijksch hadden de Franfchen, even als een vlugt fpringhaanen, onzen Nederlandfcben bodem bedekt, — naauwlijksch waren wij , in fpijt van Engelscb goud, brood-dronken foldaaten, en bedeftonden van het kusfen gebonsd, of wij namen ook tot die bovengemelde troostmiddelen de toevlugt; wij zwoeren, dat eerlang eene ontzagchlijke, gecombineerde, Keizerlijke Engelfcbe en Truisfifcbe Armeé ons weder op onze ftoelen van eer zou herftellen; —■ hier kwam niets af, en in plaats li 3 van  C 258 ) Van dit troostrijk nieuws,' fmeekte Pruis/en den vreede van de Franfchen, en deezen waren edelmoedig genoeg, den vreede aan Pruisfen te fehenken; daar lag onze belofte , onze hoop; dan wij waren kloek genoeg, om terftond in geheime artikelen, quafi tusfehen Pruisfen en de Franfcbe Natie geflooten, onze op handen zijnde her.elling te vinden; die van onze partij geloofden het , en dansten van blijdfchap, het oranje gemeen vermaakte en kittelde zelfs zich met de hoop, van eerlang weder te zullen kunnen plunderen, rooven en moorden als in het Jaar 1787. Edoch wel draa nul op het re- «quest, 1—. cte Nationaale Conventie weerfprak dit ons uitftrooifel volmondig, en zij die er zich mede hadden gekitteld, en er geloof aan hadden geilagen, zagen zoo vrolijk als een kind, het welk van de trappen is gevallen ; dank zij de vinding, de moeder der leugenen, wij gwen geen krimp, wij lieten op nieuw eene Armée vijanden der patriotten in de maan oprigten; Pruisfen, 6 dat lieve Pruisfen, zou wonderen voor ons doen ! ■ onze getrouwe voorftander en vriend, de afgezant aan het Hof van Berlijn, fchreefeen brief aan H. H. Mog. dat het niet raadzaam was, aan het Hof van Berlijn officieele kennis te geven van de tegenswoordige omwenteling, want dat hij reden had, om te gisfen, dat zulks aan het Hof van Berlijn niet aangenaam zou zijn; in deeze gisfing was, volgens onze uitftrooijing meer Godfpraak tot onze herfteliing te vinden, dan er ooit in den alcoran of in den talmud te vinden is geweest; het was nu hemelsvast, dat Pruisfen eerlang zou opdagen , en de thans heerfchende patriotjes als zwavelbosjes zou famenbinden; dan de betuigingen der Frarfcbe Nationaale Conventie , en die van den Koning van Pruisfen zelven, (fchoon wij den laatften, om ons gemoed niet te bezwaaren niet willen taxeeren) fmeeten weêr eensklapg onzen kraakende kruiwagen vierkant van den dijk ; ge-  C 259 ) gelukkig viel ons Osnabrug in, dat gezeegend Osnabrug, ó daar rusten wij nog legers uit, die bovennatuui lijke wonderen zullen doen, en, (dit gaat vast) voor of uiterlijk op den 15 Sept. aanftaande zal dat lej.er hier weder alks ten onderfte boven hebben gekeerd, — en, dank zij het vermolmd hersfergeftel van een partij Hollanders , er zijn zoo wel patriotten als oranjevrienden die hier geloof aan flaan; ik ftem toe, dat het vrij wat dom is, te kunnen gelooven, dat een hoopje opferaapt volk binnen weinig dagen in ftaat zal zijn, eene Rej ubliek te attaqueeren, in welke thans alle regeerings-col- legien uit patriotten zijn faamgefteld, in welke thans meest overal de patriotfche gewaapende burgerijen zijn herfteli, — in welke thans bu'ten de georganifeerde Bataaffcbe Armée nog 25000 man Franfcbe troepen zijn, op welker gezicht alleen de opgeraapte Osnabrug' febe helden , (ik zeg het met fchaamte en fpijt) rilden •als een door den wind geflingerd wordend elzen-blaadje , en dat in het gezicht van talrijke Franfcbe legers, die met hunne eerfte aannadering de heele Osnabrugfcbe winkel zouden inpakken, als een fmous eere partij oude lappen. —— [ntusfehen met al die praatjes en fprookjes van het rood-kousje hebben wij het oranje-vuur in onze vrienden en voorftanders nog glimmend gehouden; men heeft hier en daar nog al aanhoudend eens uit de borst oranje hoven gefchreeuwd, en waarlijk wij zouden er bijkans mede gereusfeerd zijn, om nog eens op zijn zeven-en-tsgtigst lekker te oproeren en te plundeien, en , dank zij de onbegrensde zagtmoedigheid van onze wetgevers, wij zouden dit zonder merkelijk bezwaar of gevaar hebben kunnen uitvoeren. Dan nu zijn wij ten einde bot, en ten einde raad; de omwenteling op een aanftaanden 15 Sept. foeij, ik mag er niet aan denken, dat wij dien lijd zoo kort genoomen hebben, want als dit weêr gelijk al het ander als een  een oud roestig ilot affpringt, dan voorzie ik, of dat ons volkje van natuure gefchikt zij, om tot den dag hunnes doods getrouwe burgers en ingezetenen van het lazarushuis te zijn en te blijven, of zoo zij zien, dat wij hun brandnetels voor veldfalade willen verkoopen, dat wij dan door hen zoo vriendelijk worden onthaald als een blijkershond in een vleeshal» Om dit alles voor te komen hebben wij een oranjegenootfchap opgerigt (want wij zelve weeten niets meer te verzinnen, dat eenigfints kan fchijnen, Heek te houden) tot het uitfchrijven van prijsvragen, en de eerfte welke wij ter beantwoording opgeeven is. Welke is of kan op nieuw zijn bet beste uit ft rooi fel, om onder bet gemeen te deen verfpreiden, tot moed-inboez.em.ing aan de ligtgelovge oranjevrinden en tot vertzaging van de laf' 'iartigfle patriotten ? De .antwoorden verzoeken wij dat in goed leesbaar fchrift worden gezonden aan onzen fecretaris H. V. S D. in 's Hage, vooral voor den 15 Sept. aanftaande ; gij begrijpt me, hoop ik, vooral voor den 15 Sept. want dan fpringt ons laatfte uitftrooifel af, en wij zijn ten eenemaal lam, zoo er niet wat nieuws is. De beste be« antwoorder zal een best goud prinfepenningje van het Jaar 178? tot eene premie hebben. Uw lieder leezer. 'sHage 21 Aug 1795. N. Dit weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POST [V A N DEN N EDER-RHIJN, door P. 'T H O E N. A'°' 33Den 15 September. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. MEDEBURGERS! Tk. heb vernoomen, dat gijlieden aan de proviiïoneele IReprefentanten van het volk van Holland een request Ihebt geprefenteerd behelzende een verzoek, om uw 1 weekblad de N. Post van den Nbder-rhjn bevrijd te hebben van den drukkenden impost op de gedrukte paIpieren, die van andere provinciën in Holland worden Iingevoerd, gefteld ; dat gijlieden daar bij hebt aangei merkt, dat zoodaanig een impost een gruwel is in een ! Land, waar het woord Vrijheid niet flegts een enkele I klank is, als ftrekkende alleen, om de vrijheid van de i drukpers, het heilig voetftuk voor de burgerlijke vrijIheid, zoo niet geheel den bodem in te flaan, ten min- ! ften eenen breidel in den mond te wringen. Dan j gijlieden hebt buiten den waard gereekend, uw lieder 1 request is op het hoog wijs advis van een committé in : alle genade van de hand geweezen. Ik geloof gaarn, dat gijlieden u bij voorraad verzeekerd J hield, dat de Reprefentanten op het eerfte voorlieden ' van uw verzoek, zich half en half zouden hebben ge« Ifchaamd, dat men op het vernietigen van zulk eenen Kk wei»  ( 262 ) Weinig beduidenden impost nog niet Ware bedagt geweest, — dat zij terftond zouden hebben begreepen , dat zulk een gedrogtelijke impost niet alleen ftreed tegen de rechten van de onderlinge bondgenooten , tegen de rechten van den mensch, met één woord tegen alle vrijheid a lemende grondbeginfelen, van welke men thans zoo veel in de befcbouwing voorrammelt, en welke gij-** lieden hoopt en verwagt, dat ze eindelijk ook eens in de uitoefening zullen worden daargefteld ; het geen ulieden zeeker nog meer in deeze verwagting heeft gellerkt, is, dat onder de voorgaande regeering, ik meen in het Jaar 1783. en vervolgens toen uw voorige Poer van den Neder-rucn wierd uitgegeeven, men u twee Jaaren lang in de uitgeeving heeft laten voortgaan, zonder dat men dien impost van uw werk heeft gevergd, en toen men eindelijk (uit hoofde gij over de aristocraaten ook de zweep begon te leggen) te raade wierd, dun impost ulieden aftevergen, wierden de collecteurs de handen vrij gelaaten, om met de uitgeevers van uw weekblad in de EollanJfcbe fteden een maatig verdragte maaken , het welk zij thans, zeeker uit een bijzonder bevel, niet durven doen. Het is indedaad geen wonder, dat gij op het hooren, dat uw request van de hand was geweezen, van verwondering een gat in de lucht hebt geflagen, en uw lieder gelaat zoo vrolijk is geweest als een martelaarsboek; ik geloof zelfs, dat gij wel eens rond hebt gezien, of gij waarlijk wel in een verlost land waart, -—. of gij u niet hadt bedroogen, en of men u bij misdag niet in Venetië had geplaatst, of dat er een Venetiaanscb regeerings-collegie herwaards was overgevoerd; meteen Woord, gij zult zeeker meer gedagt hebben, en nu nog denken, dan gij op nooten zult laaten ftellen. Ik kan u zeggen, en verzekeren, dat niet alleen gijlieden, maar al wat wel denkt door geheel Nederland en  . K 263 ) en inzonderheid in Holland, er op dezelve wijze over denkt en fpreekt. Men vraapt elkander, wat be« „ duidt dit? worden de ftruikelbiokken voor de bua„ melijke vrijheid van de drukpers nu reeds vernieuwd „ en verzwaard, wat heeft men dan in het vervolg te „ wagten? gefehiedt dit inde geboorte van 'sLands, „ zoo wij alle hoopen, toekomende Vrijheid, wat zal „ dan in het vervolg gebeuren ? mogelijk zal men „ dan ook een tol op de gedachten van den burger „ ftellen, zoo het mogelijk zij, daar toe eenen weg te „ vinden." Dan broeders! men moet niet te voovbaarig oordeelen, in vroeger tijd wierd altijd ingewonnen het boog wijs advis van eene Doorluchtigheid, en naderhand van eene Hoogheid; mogelijk zou men nu ook kunnen inneemen het boog wijs advis van kleine Hoogbeidjes, en deeze wederom het boog wijs advis van de eene of andere zich inbeeldende Hoogheid ; en men behoeft er geene doekjes om te winden, misfchien heeft dit maar al te veel plaats. Er is eene verhandeling van een zeeker autheurtje over de vrijheid van de drukpers} mogelijk heeft de een of ander dat geleezen, en in deszelfs ffeUingen fraaak gevonden ; zie hier hoofdzaaklijk den inhoud van zijn werkje. „ De Vrijheid van de drukpers, (dus fpreekt de man) „ is in eene welgeftelde regeering niet te dulden, dan „ voor werken, die alleen de receering vleijen, die alle „ derzelver beiluiten, hoedaanig die ook mogen zijn, „ als Godfpraaken toejuichen, het zij die tijrannisch „ zijn of niet. „ Edoch, daar men in enkele Gemeenebesten, ge„ lijk bij het eerfte Roomfche Gemeenebest, de vrijheid ,, van fchrijvenbegunftigde, is het geen wonder, dat men „ daar meer acht heeft geflagen op de rechten van de Kk 2 » bur-  ( 264 ) ,, burgeren, dan op die van ben, die gefteld waren, „ om de rechten der burgeren te handhaaven, en dus „ is, mijns bedunkens, de vrijheid van de drukpers „ zeer gevaarlijk. „ Moet uit de Vrijheid niet voortvloeijcn, dat men de „ oogen der burgeren verlicht, dat. men hen hunne „ waarde leert kennen, dat zij onderricht worden, „ dat het volk niet is om de regenten, maar dat de re. „ genten zijn om het volk, ■— dat het volk leert, dat „ de regeeringen verpligt zijn deszelfs algemeenen wil „ te eerbiedigen en optevolgen, en dat het gantfche volk „ niet verpligt is, den willekeurigen handel van zom„ mige regenten ftom en flil tot deszelfs ondergang te „ gehoorzaamen, enden ijzeren fchepter tekusfen, on„ der welken men het wil doen bukken ? „ Indien men nu eens naagaa, welke de gevolgen al zijn geweest van de Vrijheid van de drukpers, dan „ moet elk, die in eenige regeeringspost is gefield, ti voor dezelve beven. „ Het is waar, dat hoe meer beletfelen men ftelle aan » de Vrijheid van de drukpers, hoe meer de drukpers het hoofd tegen alle beletfelen opfteekt, en daarom ,, zou ik niet vreemd er van zijn, om niet alleen de „ vrijheid van de drukpers, niet alleen de drukpers zelve, maar ook de fchoolen te verbieden; want ik kan „ er volftrekt geen voordeel in vinden, dat men de kin- „ deren laat onderwijzen in het leezen of fchrijven; „ indien de regenten daar toe konden komen, dan kon„ den zij volkomen zich veilig en verzeèkerd houden „ tegen de vrijheid van de drukpers, want als niemand „ kon leezen of fchrijven, kon niemand autheur wor„ den, en zoo er al van buitenslands het een of ander „ boek onverhooptmogt worden ingevoerd, zouernie- „ mand worden gevonden, die het kon leezen. Om „ dit nader aantedrirgen, zal ik bei roeven aantetooren, n dat  C 26-5 ) , „ dst het leezen en fchrijven vooral in deezen tijd geen i „ nut kan aanbrengen. „ Wat nut brengt dit onderwijs aan voor de ftaatkun* , „ de ? — kan een regent zonder dat niet zoo wel jaa , „ of neen zeggen, zoo als zijn eigen of zijn familiebe„ lang het vordert, zonder dat hij een geoefend perfoon „ zij in de belangen van zijn Vaderland, of in die van i,, zijne medeburgeren, die hem met hun vertrouwen i „ hebben vereerd ? ; „ Indien een regent twee gezonde vingers heeft, om ,,, die te kunnen opfteeken, als hij moet zweeren, 'sLands ,„ belang, de rechten van den burger, boven zijn biji „ zonder belang te zullen handhaaven, is dat dan niet i,, genoeg ? dit is immers van oude tijden af ten klaar» ,„ ften door de ondervinding beweezen; en welke zijn ,„ de droevige gevolgen van het tegendeel? doordevrij,,, heid van de drukpers word het volk verlicht, — „ het leert zijne eigen waarde kennen, het word ,, onderrigt, dat de burgerijen niet behooren tot da ,, clasfen van lastdragende beesten, dat de maat- „ fchappijen niet beftaan om eenige weinige lieden, „ aan welken die maatfchappijen de eer hebben gedaan, ,, van haare belangan toe te vertrouwen, maar dat dia „ regenten beftaan, om de maatfchappijen, —— dat zij „ verpligt zijn, nagt en dag voor derzelver belangen „ hunne zedelijke vermoogens in te fpannen, en „ honderd dergelijke zaaken meer; ik laat u nu zeiven „ oordeelen, of het wanneer het zoo ver ware geko„ men, niet ten eenemaal gedaan is met alleuitfteekende „ grootheid van regenten, met alle familiebelang— , „ met alle verkrijging van eenen onbehoorl ijken rijk- „ dom, met alle aanmatiging van een uitfteekend „ gezag, en dergelijke zaaken meer. Goede He- „ mei! waar zou het dan met het land heen moeten! Kk 3 » Wat  p □ ( 2.66 ) Wat nut brengt dc.drukpers aan in den tegerswoor* „ digen tijd voor een groot aantal Geestelijken? „ eilieve, laat ons er toch geen doekjes omwinden; „ wat is, over het geheel genoemen het werk van de „ Geestelijken? zich te fchikken naar de omftan. „ digheden van tijden, . regenten te vleijen, — hun hof te maaken bij de Grooten deezer waereld, „ en te kruipen voor hen, van wie zij hunne aardfche „ bevordering of die van hunne kinderen en nabeftaan- „ den verwagten ? Zijn er niet nog daaglijks zul- „ ke geestelijke voorwerpen voor onze oogen , die ,, openbaar, voor het oor en oog van hunne gemeente „ vch hebben betoond, niet alleen huichelaars, maar ook „ (ik fchrik om de eerloosheid van zulk een adderge» ft broedfel) godslasteraars te zijn ? ■ kent gij ze in „ uwe Provincie en Stad niet, zoo Wtl als ik zoodaa„ nigen hier en elders ken , die voor de omwenteling „ van het Jaar 1787, op den predikftoel in leerredenen „ en bedeftonden openlijk de zaak der om recht fmee- „ kende burgeren voorftonden, die Gods recht- „ vaardigheid in het openbaar inriepen op de zaak der „ burgeren, als eene zaak op recht en billijkheid ge„ grond, en die terftond naa die omwenteling in het „ openbaar en ongevergd God dankten voor de geze„ gende omwenteling en de verlosfing van eene aller„ gevaarlijkfte regeeringloosheid en zedelooze losban- „ digheid ? hebben nu zulke geveinsden wel noo- „ dig gehad de taaien geleerd, de wijsbegeerte geoe* „ fend, en de Godgeleerdheid gepredikt te hebben, om „ voor het oog en oor van hunne gemeente zulk eenen „ laf hartigen, geveinsden en godslasterlijken rol te „ fpeelen. ,, Zijn er niet Geestelijken, die voorde burgerlijke Vrijheid ijverden voor die omwenteling, die de hand leen*  C ao7 5 L', leenden in alles wat tot herflelling dier Vrijheid oni„ demoomen wierd, edoch het geen zich raderhar.d L ontdekte, alleen maar in zoo verre het in hunne bij- L zondere kraam te pas kwam, in zoo verre zij die L van hur.nen Godsdienst, die door wreede en ondra» „ gelijke kluisters van woekerzuchtige dwirgelanden „ wierden gekneld, daar door hoopten te helpen beL vrijden} — edoch die, naa dat zij in hunnen wenseh door de onvermoeide poogingen van anderen waren „ geflaagd, thans den rol van eerlooze huichelaars „ en dweepers hebben gefpeeld, — zich niet hebben „ geftoord aan. de kluisters van hunne nog in flaafïche L ketenen zuchtende medeburgeren, maar in tegendeel L zoo in leerredenen als in eerlooze gefchriften niets L hebben gefpaard, om alles tegen de verbreekers onL zer lang geduurd hebbende kluisters optezetten, en „ aantehitfen ? is het noodig, dat zoodaanige lie- L den zich in de weetenfehappen hebben geoefend, k om dweepers en verraaders hunner medeburgeren te L worden? en zou het niet een zeegen zijn geweest, :„ indien zij nimmer eene enkele letter hadden kun,., nen leezen of fchrijven. „ Wat is er al niet uit voortgevloeid, dat de Geeste„, lijken hebben kunnen leezen en fchrijven, welk een „ ftroora van laffe predikatiën, welk eene zee van droo„ ge verklaarir.ger. over den Catechismus, welk een heir,, leger van uitgerekte Prophetifche uitleggingen hebben Ë ons Land voor al in deeze zoogenaamde verlichte i„ eeuw niet bijkans onder papierbergen verflikt; even ,als of de Geestelijken van vqorige dagen niet agter ,„ het geheim waren, en hunne godgeleerde fchriften , „ of misleidend of niet waardig waren geleezen te wor, „ den, dewijl deeze anders niet dwaas of verwaand JL genoeg zouden geweest zijn, om hunne voorgangers „ het  C 268 ) n het werk uit de hand te willen neemen en ftoffen te „ willen verklaaren , welke tienmaal beter voor hun ., verklaard waren, heeft dus de vrijheid van da n drukpers, jaa het leezen en fchrijven, ook niet deeze „ clasfe van lieden tot de uiterfte buitenfpoorigheid ge„ bragt, den burgeren het geld uit de beurs geklopt, „ en de denkbeelden des volks verward of verbasü terd. —— i, En wat is er te voorzien [van deeze lieden voor „ het vervolg, indien de vrijheid van de drukpers onge„ hinderd voortgaat ! —. hebben zij tot nu toe zich nog „ maar onledig gehouden met te fchrijven over theolo„ gifche zaaken , welke ieder naar zijne meening heeft „ verklaard, — wat is er te voorzien, vraag ik, in„ dien de drukkers eindelijk eens moede worden, dit „ opgewarmd mengelmoes aan den man te willen bren„ gen? — zullen zij dan niet uit fchrijvenslust met „ de grove bijl in het wereldlijk gezag liaan, en waar „ moet het dan met ons naar toe ? , Och ! geen fchoo» „ Ien meer, voor al niet tot eene fokkerij van heden- „ daagfche Geestelijken, indedaad geene fchoolen „ meerl „ Maar zal men zeggen, hoe zou het dan geleegen zijn f, met den koophandel ? —, geene zwaarigheid, geloof M mij > geene zwaarigheid. -—. Het vervolg van deeze Jtotfe in een volgend Nommer, Dit weetolad^ord s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  OE NIEUWE POST VAN DEN ^EDER-RHIJN, door P. 'T H O E N. iV«' 34. Den 22 September. i?9g. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. . MEDEBURGER POST1 Ïndien het fpreekwoord waar is, dat langzaam gaat, gaat vker, dan geloof ik, dat er niets zekerder gaat, dan de ïaaken van ons Land; er heerscht eene, hoe zal ik het noemen, werkeloos beid, dit wil ik juist niet zeggen, maar bedaardheid, ó wat is men in alles verfchriklijk bedaard 1 . er is alom van het volk geroepen, dat men het gedrag »an de voorige regenten zederd het jaar 1787. behoort te onderzoeken; niet, dat de burgers willen of begeeren, dat men even als naa de omwenteling van i?8j is gefchied, fchuldig en onfchuldig als in een perk van woeste dieren fmijt, en door het eerlooste gefpuis laat ontzielen of plunderen; niet dat het de zin der burgeren is, dat men uit bijzondere wraakzucht, of op den wenk san eene woedende Megera, even alg in dien tijd de Dioeaigite vonnisfen uitfpreeke, en nitoefene, maar het al* gemeen geroep is, dat het gedrag dier regenten onzijdig worde onderzogt. Zodaanige regenten, die zich niet hebben fchuldig ge. Itnaakt aan de gepleegde gruwelen, die gehandeld hébten, gelijk hun geweeten hun voorfchreef, en kunnen * zeg*  zeggen, ikt>en onfchuldig voor God en dit volk, kun* V nen° ook niet anders dan eisfchen , dat een zoodaanig i i politiek of judicieel onderzoek plaats hebbe; — het is hun belang, zoo wel als dat van het gantfche volk, 1 dat de fchuldige geftraft, en de onfchuldige van.allerr ( blaam, verdenking en verachting gezuiverd worde. 't Is waar, hier en elders boort men zoo wat fpree- 1 ken , dat zoodaanig een onderzoek zal plaats hebben'; — men heeft zelfs al eene commisfie iii Holland tot dat einde 1 benoemd, en in andere plaatzen is men zoo ver daar me- '• de gekomen, datmen eene commisfie zal benoemen; — 1 en God beter het, daar blijft het bij! niet alleen , dat men geen ftap daar mede over het algemeen voortgaat, maar zelfs laat men nog beruchte orange- 1 fchreeuwers, onderdrukkers, en mishandelaars van pa- ' triotten, naa de omwenteling van 1787. gerust in vette _ ampten en bedieningen, men laat pesten van ftaat ! en fteden zich nog blijven voonmesten, ten koste van 1 het zweet van de braaven, van de ketenen der onder- 1 drukkers verloste, burgeren, terwijl men den te lang ■ vertrapten patriot medogenloos ziet hongeren om een ' ftuk brood ; —li men duldt, dat hij openlijk befpot word 1 van dezulken , die voorheen hem om zijne Vaderlands- 1 liefde vertrapten, nu hem, om dat hij verneederd blijft, i openlijk befpötten, en door deeze onbegrijplijke lafhartigheid aangemoedigd, zich trotsch verftouten, om eene tegen-omwenteling te bewerken, en hem, zoo wel als die toegeevende, die bedaarde, die alles vergevende t nieuwerwetfche helden van het reenschdom op nieuw aan hunne wraak opteofferen. ïk bid u medeburger ! zeg mij, zoo gij het weet, wat 1 is het voor volk, wat zijn het voor fchepfels, die zulk eene eerlooze werkeloosheid , zulk eene wanfchaapene bedaardheid op allerhande wijze voortkweeken ? — zeg mij, zoo gij het weet, (ik ftel alle vertrouwen inu) zeg  zeg mij, wat is het voor een geestdrift, voor eenbarbaarschftelfel dat men mededoogend, toegeévend en gaarne ver. geevend jegens de openbaare, gezeleerde vijanden der Vaderlandfche Vrijheid zijn zal, terwijl men alleronbarmbartigst, ongevoelig en Jlrafviaardig den lang mishandelden patriot om een ftuk brood ziet kermen ? zeg toch, wie is die gevloekte, verdervende hand, die ons nu naar de keel grijpt? Dan, is het niet genoeg, dat men tot nog toe vrijlaat hem, die Vaderland, Vrijheid, natuur, eed enpligt aan zijne vuige belangens heeft opgeofferd, die ftraf- loosden vallenden patriot door een oproerig graauw heeft laten verpletteren, jaa daar toe de hand heeft geleend die land en ftad voor eene bende vreemde onderdrukkers heeft opengezet? — is het niet genoeg, dat men den voor orange en aris&ocraaten geknield hebbende Haaf, den verguizer zijner braaffte medeburgeren in een ongeftoord bezit laat van bedieningen op welken alleen de waare, de braave , vaderlander aanfpraak ! heeft, jaa van welke, in zeer veele opzichten, het belang des Vaderlands, de behoudenis der binnenlandfche rust, de verzekering van de Vrijheid der Republiek af. hangen ? moet men, om die maat vol te meeten, nog politieke en militaire bedieningen opdragen aan zulten, die zich vermoeid hebben, om der voorige regeering ten dienst te ftaan, ;— om mede alles te helpen infpannen, wat tot weering onzer verlosfers, onzer Franfcbe broeders, kon ftrekken? ö Land! Land! Land! „ vergeef het mij, mijn Vaderland! — 't is ver „ van mij, dat ik u van zulk eene vernederende ontaard- „ heid zou befchuldigen! neen, braave Landge- „ nooten! braave Medeburgeren! gij ziet met traanen „ op de wangen en een verfcheurd hart met mij dit „ plaats hebbend kwaad, en vloekt met mij d zet- „ ver bewerkers en begunftigers» — en waarom zouLl 2 »> de *  C 2?2 ) „ den wij dezulken niet vloeken, welken de vloek der ,, Godheid zelve of nu of laater in de ooren zal klinken." Wat is dereden van dit alles, wat is de reden van zulk een gedrag? z,jn het mogelijk familie-belangen, die bij zoodaanige mannen gelden? —i zou men vree¬ zen, bloedverwanten ondienst te zullen doen, indien men aan het belang des Vaderlands, aan de begeerte des vqlks, gehoor gave? zou men vreesen daar door vroeg of laat zich zeiven of zijne kinderen door verlies van erffenisfen te zullen benadeelen? q, indien dit zoo zij, laat ons dan hoe eer zoo beter dezulken aan den geweezen ftadhouder toezenden; hij toch had zulk een volk noodig, maar een vrije en fiere Batavier moet zijne dierbaarfte belangen niet in de handen van laf hartigen vertrouwen. Of vreest men dat mogelijk vroeg of laat nog eens? eene tegenomwenteling zou kunnen gebeuren ? men dus Wederkeerig genaade zou hoopen te vinden in de oogen van zijn verbitterde, onverzoenelijke, vijanden? wat zeg ik daar? „ Jaa, lafhartigen! jaa, ik fpreek tot „ u, die de onreinen, tegen alle recht en billijkheid „ aan, begunftigt en ftaande houdt, — ik fpreek tot » u, die den vragenden patriot fmadelijk afwijst, terwijl v g'j u zeiven, onder den naam van patriot, vetmest, „ en met icnoane woorden, die niet anders zijn dan „ een ijdel, klinkend metaal, in raadzaalen en nieuws„ papieren diqgt naar den heerlijken, bij u onverdien- „ den, naam van vriend des Vaderlands, man des volks/ „ uwe vijanden, die gij fchijnt te ontzien, uwe vijanden die gij fchijnt te willen begunftigen, zijn verbitterd, zijn onverzoenlijk; in geval van eene tegen-omwenteling zouden zij uwe toegevendheid, uwe lafheid, befpotten,en gelijk gij waardig waart, met een fchamperen grimlach u aan hunne onverzoenlijke woede opofferen; dan vrees Ijjete Wet omtrent; nog maar éen ogenblik, en de moe- d>  C *f3 ) dige Batavier zal zelf, zonder eenigen bijftand van zijne aan hem verbonden Franfcbe broederen alle geweld van buiten, zoo het mogt opdagen, weeten te keeren , en alle verraad van binnen, zoo het mogt plaats hebben, weeten te flraiTea. Mijne ziel krimpt, wanneer ik onder die zoogenaamde ledaarden, onder die lieden, die thans ftout genoeg zijn, om den waardigen patriot aan zijnen voormaaligen verfmaader opteofferen , zoodaanige lieden zie, wier character ten eenemaal is veranderd, of die voor de omwenteling van 1787 of nu de verachtelijkfte veinzaarts geweest zijn! 1—- en uit welk een oogpunt moet men hem befchouwen, die thans de zagtmoedige, de alles over- floppende, de gaarn vergevende man wil zijn, die hddertop het hooren noemen van die woorden, onderzoeken naar het gedrag der voorige regenten? —• die den neus optrekt, wanneer men maar rept, van eenen orangefchreeuwer van zijn ambt of bediening te ontzetten ? -— en die voor de omwenteling bij de verzamelde burgers hun van oor tot oor inblies, de toenmalige regenten zonder eenig menagement van hunne posten te ontzetten, en den dijk op te jaagen? was zulk een vertegenwoordiger der burgerij in dien tijd een laaghartige veinzaard of is hij het nu ? Ziet men niet van dag tot dag al meer de jammerlijke gevolgen van deeze fpoorelooze, land- en volk-verwoestende toegevendheid ? —- ziet men niet van dag tot dag het fnoodst oranjegefpuis al meêr en meêr de hoornen opfteeken, trotsch op een bij hen bekend verraad, of op eene bij hen onverwagte, laf hartige, toegevendheid? —ó medeburgers! vestigt, ik fmeek het u, uwe oogen op het geen nu wederom voor weinige dagen, te iTagenin'gen in Gelderland is gefchied! wat heeft daar het ftraf1 waardig oranje-gefpuis verftout, zich op de eerlooste wij ize te vergrijpen tegen de wetten, het gezag des volks* en  ( 2?4 > en do nieuwe regeeringsform ? — wat heeft die mon« fters 'aangezet, om de gewaapende weldenkende burgerij UUU1 U«UiUOfil lt UUK.OU1.UVU > D verbrijsfelen, de wettige Reprefentanten met fteenen en drek te fmijten, hen te dwingen, de oranje-cocarde, die hatelijke oproersleus optezetten, oranje boven! te fchreeuwen en de fchandelijkfte en hatelijkfte oranje¬ liedjes te zingen, wat heeft dit eerloos graauw zich zelfs zoo ver doen vergeeten, dat zij door glaazen inflaan, plunderen, en mishandelen der patriotten hebben getoond, nog diezelve woedende losbandige bende te zün , die naa de omwenteling van 178? met groot privilegie zulk een moorddadigen rol heeft gefpeeld ? —» niet anders, dan die laffe toegevendheid, welke zij alom zien heerfchen, niet anders, dan het zien, dat die van hunne cabaal in plaats van geftraft, begunftigd worden, — niet anders, dan dat zij vertrouwen, dat veelen der tegenswoordige regenten juist zoo lafhartig en kleinmoedig, als veelen der voorigen wraakzuchtig en ftout in het vervolgen zijn. Zijn er niet bij de nieuwe organifatie van onze armée zoodanigen in's lands dienst gelaaten, of daar in ge-1 field, die voor doldriftige orangefchreuwers bekend ftaan die niets driftiger verlangen, dan dat de goede zaak des vaderlands ten eenemaal worde omgekeerd? ik vraag nog eens, zijn er niet zoodaanigen onder te vinden, die, wanneer zij met hunne onderhoorigen verpligt zijn in handen van de Reprefentanten des volks den eed van getrouwheid afteleggen, zich niet ontzien, ten dui« delijkfte met gebaarden te toonen, dat zij deeze regeeringswijs zoo wel als de Reprefentanten verfoeijen, zoodaanig zelfs , dat dit den Reprefentanten in de oogen fchittert? zoo men het niet weet, zeg ik, zij zijn er onder , en mooglijk niet weinigen! wat is er van zulke ontaarde fchepfels te wagten, die alleen om een  c sr5 y ftuk brood de waare gevoelens van hun hart verzaakért en reikhalfen, om bij de eerfte gelegenheid de beste den Tok om te keereh? wie is die verdervende hand» die den dienst eener vrije Republiek zoodaanig verpest, dat eene nieuwe organifatie volftrekt noodig is? zie daar fchatten, en, dat nog meer is, een onherroepelijke onfchatbaare tijd verlooren! —- en ware er geen Hof voor handen geweest, om's Lands magt van bekwaarae vertrouwde officieren te voorzien, men zou, om het nog in den besten plooij te fchikken , kunnen denken, dat de nood en de kortheid van tijd tot dergelijke onvoorzichtige flappen, om niets meer te zeggen, hadden aanleiding gegeeven, maar, ó gruwel! het tegendeel is waar, verfcheiden verzoeken en adresfen van bckwaame braave mannen, mannen zelfs, die door den exftacjhouder om hunne braave vaderlandfche denkwijze van hunne posten waren ontzet, zijn voorbijgegaan, en dus voor 't hoofd geflooten, — verzoeken tot dat einde door de Reprefentanten van de eene of andere Provincie [zijn achteloos ter zijde gelegd; nog eens, het hart zou mij van eenen rechtmatigen wreevel over dergelijke verkeerdheden barften, indien ik niet openlijk Uitriep, wie is die verdervende hand, die dit alles bewerkt? 't Word meer dan tijd, dat alle verkeerde handelingen ophouden; het word tijd, ik herzeg het, dat er recht worde gedaan tusfehen den man en zijnen naasten; —— het word tijd, dat men niet meer door eenen fchijn van onderzoek naar oud en nieuw kwaad het volk zand in de oogen werpe; het word tijd, dat men als een eenig man in waarheid en oprechtheid het roer van ftaat met mannen-vuisten aangrijpe, dat men niets te duur, niets te dierbaar achte, om het zelve voor altijd in eene veilige haven te ftieren. —- Landgenooten*. die uwe drukkende ketenen hebt gevoelt en de verzeekeringuwer pas verkreegen Vrijheidgrootfchat, zijt eindelijk Bataa- venl  voor eenen Waaarden Vaderlander, dat hH IZlrf ü den men.eh, h-e, ^'men ta£"Sk™ fS, » hVlSr «I"01"1'" ««""W kunne" veïdedt men I,™ t eeriooze mishandel™ zlj„, faaS, verderf des V-mVt-in,^» ' e . patriotten, of aan hec dat menbtn.teSUnfZrT r het ^oorloof!, Het is dus Xn?ód?-ïkH«S*g on^ra{t late. aandringen. —«ukk, en men moet er op ftaa'tsSaa'digt ^eïrrS?^ahU,d,« 2ijn' aI* «. dat dezulken »«X ™ gr'.d» en gevonnisd. judicieele eTSTtata ^ uij alle PoUtieke, kende antipatrStfch ^ denk en Ö*, ^°\h"n"e betoond, in ftaat rziin tn H« l eIwi]ze hebben Nederlands en der yïjffiVc^^gï^»* des ^ ^flïïS*A ""fteld7"^"^11 * « ^ ofprofchoon ffhZn/ff "naar Serechtelijk onderzoek fchuldig worden TJSP «rftond"8J61"^"'6"' «*■ klaard, en als medebuS van 1„ w.?rden vrij vererkend, cueourgers van een vnj land worden onfdëkkeT ik mg eencn Enkelenden ilang inhetgra* Het mteresfant vervolg van deezen brief aanRaande Donderdag in een extra Nommer. am{taande DibiiWe^%^/?ek!ijkS te Utrecht  DE NIEUWE P O S T VAN DEN NEDER-RHIJN, DOOR P. ' T HOEN* N°< 35Don 24 September. 1795. Het Eerste Jaar der Baiaafsche Viujbeid. . Vervolg en jlot van bet voorgaande Nommer. Equo ne creiite Teucri, fS VjTelooft niet aan het Trojaanfehe paard, is een fpreekwoord, dat maar al te veel door de beminnaars der Vrijheid is gehoord, en maar al te weinig in acht ge- noomen. Landgenooten! cm 's Hemels wil, om uw eigen behoud, om den toekomenden voorfpoed uwer kinderen, houdt dit fpreekwoord toch altijd in uwe gedachten, bet is niet al goud vat blinkt , —- het zijn niet allen patriotten, die zich als patriotten voordoen. —■» Ter zaake. Het is onbetwistbaar zeeker, dat de moedige overtogt onzer Franfcbe broeders, en de daar op door hen behaalde overwinning op de Oostenrijkfcbe Armée onze Republiek tegen alle vijandelijke poogingen, welke een wanhoopige buitenlandfche vijand zou hebben durven onderneemen, verzeekert; > het is paalvast, dat onze Franfcbe broeders getrouw zijn en zullen blijven aan het met ons gemaakt verbond, dat zij, doof voor alle esr'ooze poogingen en ondermijningen van het gevloekt 'Kngehcb Miniltcrie, in geval wij wierden aangevallen , Mm aL-  ( 27* ) alles zouden infpannen, en gewillig volvoeren, wat tor beteugeliïg en ftraffing zulker wanhoopige aanvallers kon verftrekken ; maar het is ook ontegenzeggelijk, dat, willen wij die zekerheid fiooreloos genieten, wij ook van onzen kant aan ons onderling gemaakt verbond moeten voldoen, en die verbindtenisfen moeten vervullen welke wij zoo plegtig met hen hebben aangegaan. Daar zij voor ons den oorlog tegen den Stadhouder en zijnen aanhang hebben gevoerd, —• daar zij deezen door kracht van wapenen en moed hebben het Land uitgedreeven, daar zij ter bemachtiging der door hen verfterkte vestingen en fteden hun bloed hebben veil gehad en geftort, en naa de bemagtiging deezer gantfche Republiek (het welk nimmer is gebeurd) ons dezelve niet alleen weder gaaf in handen hebben te rug gegeeven, maar met ons ook een naauw verbond van vriendfchap en wederzijdfche befcherming hebben geflooten, daar zij dezelve als een overwonnen land voor zich hadden kunnen behouden, of daar uit haaien het geen hun aanftond, volgens het recht des oorlogs, is het ook niet meer dan billijk, dat wij de gemaakte oorlogs-kosten aan hun te rug betaalen, —— daar toe hebben wij ons plegtig verbonden, er moet dus geld zijn, het kome van daar het wi!; geld, geld, Landgenooten! hier moet niet lang worden geraadpleegd , waar van daan men het zal haaien, het moét er zijn, en die er zich openlijk of heimelijk tegen verzet, is een ftraffchuldige landverraader,* — de nood, de tijd der betaaling voor den eerften termijn is al verftreeken; nog eens , geld moet er zijn, of wij fpotten met onze vrienden, met onze vrijheid , met onze onaf hanglijkheid, met onzen voorfpoed. Er ligt een Jlang , een gevaarlijke Jlang in bet gra s t»er, bergen, welken wij u zullen ontdekken; verplettert het ondier, eer het u in de hielen bijt. Het is goed, het is braaf, het is pligtmaatig, dat elk Va-  C 879 ) Vaderlander zich onledig houd, met, zoo veel in zijn vermoogen is, te waaken voor het algemeene heil, het is braaf, dat men daar voor in het openbaar, in grondvergaderingen, in wijkvergaderingen en volks focieteiten fpreekt, het is prijslijk, dat de meer verlichte den min kundigen als met den vinger aanwijzen, wat er tot vastiging der Vaderlandfche Vrijheid en voorfpoed moet gedaan worden; maar wantrouwt dezulken, welke voorHellen doen of gefprekken houden, die, fchoon met een fchijn van Volk- en Vaderlandsliefde vernist, alleen moeten en kunnen uitloopen, tot omkeering en vernietiging van de zaak der Vrijheid! wantrouwt die nog meer, wanneer zij voortkomen uit den mond van dezulken, dewelke voor deeze gewenschte gelukkige omwenteling bij u, bij de geheele waereld, als vleijers en aanbidders der Grooten, flaaven van hun vuig eigen belang en haaters der waare Vrijheid bekend ftonden, en nu, nu zij zien, dat de Vrijheid is gevestigd, zich als Vaderlanders willen voordoen; hoort toch mijne Landgenooten ! naar mijnen belangeloozen raad! wantrouwt alle voorftellen, welke de zoodaanigen doen; wat zeg ik ? ■— houdt u ten vollen verzcekerd , dat die fielten kronkelende, gevaarlijke flangen zijn, die u naar het hart fieeken, en ware het mogelijk u onder eenen Joabs kus den dolk in 't hart willen wringen. Geld, Geld moet er zijn , of wij zijn verlooreri, hier is geene tegenfpraak tegen j. dit weeten die werktuigen der heerschzucht, en daarom fpaaren zij niets, om den opbreng van het geld te keeren. —— Wat moet gij denken, broeders! van hen, die voor weinig tijds, tot herftel onzer zee- en landmacht weigerden een hand vol nutteloos zilver aan het fmeekend Vaderland te leenen, en thans in eene volksvergadering het volk tragten optezetten tegen het dadelijk opbrengen van het benoodigde geld, niet alleen om dat zij zeiven voor het VaMm 2 der.  C 280 ) derland geen penning veil hebben ; maar cm dat zij weeten, dat zonder geld wij aan onze verbindtenis met de Franfchen niet zullen kunnen voldoen , en dat dus bij gevolg de Franjeben ook aan hunnen kant van die verbindtenis zullen afzien, en deeze thans verloste Republiek weder in handen van deszelfs voorige overheer- I fchers overgeeven; dan die vijanden Weetende, dat eene openbaare onbewimpelde pooging tot dat ftrafwaardig oogmerk hen niet alleen den algemeeneh haat des volks, maar ook de ftraf der wetten, tegen landverraaders vastgesteld, zou op den hals haaien, bedekken en omman« telen hun hatelijk doelwit met fchoonfchijner.de redenen, welke den glimp van Vaderlandsliefde hebben. Landgenooten ! ik roep u nogmaals toe, wagt u voor zulke in 't gras verborgen adders, en verplettert hen. Gij ongelukkigen, die niettegenftaande de edelmoedigheid, en toegeevendheid van de patriotten, nog loert op hunnen eh op uwen val, wat beweegt u tot dusdaanige hatelijke, landverdervende ftappen ? indien zij u gelukten, zoudt gij u dan verbeelden daar door gelukkig te zijn ? gij zoudt u jammerlijk bedriegen, want geld, geld moet er zijn, en dat binnen weinig oogen. blikken, om onze Vrijheid en onafhanglijkheid te verzekeren; en indien deeze pligtmaatige verwagtirg door de inblaazingen van u en andere aterlingen mislukte, is het volkoomen zeeker, dat onze Republiek veel eer als een overwonnen land, als een conquest van de Fran* Jcbe Natie zou worden aangemerkt en behandeld, dan dat zij die wederom aan onze voorige overheerfchers zouden overleveren; —. neen, zij heeft te veel belang er bi], dat de fchaakels onzer voorige ketenen voor eeuwig verbrijsfeld blijven, zij weet, dat haar geluk , haare zeekerheid , daar van afhangen , ■— zij heeft daar toe te veele, te kostbaare poogirgen aangewend, te veel bloeds geftort, om dit haar uit de handen te laa-  C 281 ) I laaten rukken. —— Ën wat dan 1 wat zoudt gij antipa* i triotten ! onder eene Franfcbe regeering, welke gij haat, [kleine, onzichtbaare ongelukkige fchepzeltjes zijn! Het is zeeker, dat ieder, wie hij zij, verpligt is, eer» Ibied te hebben niet aileen voor de wetten als den wil i des gantfchen volks, maar ook voor de wetgevers, de i vertegenwoordigers des gantfchen volks; edoch het ftaat : aan elk lid der Maatfchappij vrij, zijne gedachten over i eene gemaakte wet openbaar te maaken, en aan het 'welwikkend oordeel zoo der wetgevers zelve als van I het gantfche volk met gepasten eerbied, en zonder beTlediging voortedragen. Het is om die reden, dat wij eenige aanmerkingen ; zullen maaken op het Placaat van Hun Hoog Mog. on] langs omtrent den uitvoer van het goud en zilver vastj gefield; niettegenftaande wij ten vollen overtuigd zijn, dat dit Placaat aan den besten wil en alleen met oogi'merk tot behoud onzer geldfpecien in onze' Republiek : zijne geboorte is verfchuldigd, houden wij ons verzee* "kerd, dat het zelve in veele opzichten eene verkeerde uitwerking moet hebben. Veer eerst, verbieden Hun Hoog Mog. den uitvoer van baaren goud en baaren zilver, gouden rijders en dui'caaten, als meede alle zilveren Handpenningen &c. en '. laastelijk den zilveren ducaat of rijksdaaler, welke laatfte, echter onder eene zeer ftrifte bepaaling word toe; geilaan te moogen verftrekken tot inkoop van graanen buitenslands. Ten tweeden , ftaan zij toe den uitvoer van alle gemuntte vreemde geldfpecien , zoo van goud als van i: zilver. Dit laatfte artikel is, enzes bedunkens, allernadeeligst ij zoo voor het oogmerk, waar toe dit Placaat fchijnt in« i; gerigt, als voor den koophandel en 'sLands Munten ii het welk wij zullen tragten aantetoonen. Mm 3 Hun  C 281 ) Hun Hoog Mog. hebben hier mede bedoeld, te be« letten. 1. Dat aan onze buitenlandfche vijanden geen geld zou worden toegevoerd. 2. Om daar door voortekomen, dat onze Republiek niet van klinkende gelden zou worden ontzet. Maar door het toeftaan van den uitvoer van vreemde gouden en zilveren muntfpeciën .heeft de vijand meer dan te veel gelegenheid om zich van gelden te voorzien, op eene gemaklijkere en meer voordeelige wijze dan door het uitvoeren van onzen eige geldfpecien, want men kan berekenen, dat het vreemde gemuntte goud het mees* te goud is, het welk in onze Republiek word gevonden , en het welk buiten ons Land overal zoo wel als onze ducaaten kan worden uitgegeeven; het klaar bewijs hier van is, dat die vreemde fpecien thans twee a drie percent duurder zijn dan onze ducaaten, gereekend naar den cours van baaren goud, van welken de uitvoer is verbooden, en die thans maar alleen tot ducaaten kunnen worden gemunt, edoch van welke thans weinig of niet in onze Republiek voor handen is. Met de vreemde zilveren gemuntte fpecien is het eeven zoo geleegen, want de meeste Handpenningen als drie guldens &c. van welke in dit Jaar verfcheiden millioenen gemunt zijn, zijn wel voor drie vierde gedeeitens gemunt van vreemd geld, uitgezonderd het gemaakte zilver, het welk gefmolten is. it dit aangevoerde blijkt, dat het verbod tegens den uitvoer weinig of niet aan het oogmerk voldoet; fchoon de ducaaten verbooden zijn uittevoeren, zal zulks echter den uitvoer niet beletten, daar de vuige baatzucht alles aan haare fnoode inzichten opoffert, want anders als die in 't land bleeven zouden zij of voor of weinig boven den prijs van ƒ 5 - 5 - te bekomen zijn, gelijk zij voor weinige maanden tot dien prijs waren verkogt^ De  De bezwaaren uit dit Placaat voor het Muntweezerr deezer Republiek zijn, zoo het ons voorkomt, van zeer 1 veel gewigt. Door de toelaating van den uitvoer van vreemde goui den gemuntte fpecien word het munten van eigen goui den fpecien, inzonderheid der ducaaten geftremd, uit gebrek van goud, want de meeste baaren goud worden geimolten van vreemde geldfpecien, om daar door een juist esfaij van derzelver waarde te hebben. — Hoe zullen er nu met eenige mogelijkheid ducaaten kunnen worden gemunt, daar de vreemde gouden geldfpecien drie percenio boven de intrinfique waarde in prijs ge* fteegen zijn. Het zelfde heèft plaats met de zilveren vreemde muntfpeciën, want indien alle uitvoer verboden was, zou men om ons numerair te vergroooten, nog aan het 1 imaaken van inlandsch zilver geld kunnen gebleeven zijn , alzoo er nog een groote voorraad in onze Republiek van voor handen was, voornaamelijk van Spaanfche ftukken van achten of nieuwe Mexicaaners, welke nu door den uitvoer tot zulk eenen hoogen prijs zijn gefteegen, dat er in ons land niet dan met fchade van kan gemunt worden, en wat aangaat den zilveren ducaat of rijksdaaler, die naar den cours van het zilver word bereekend, de kooplieden kunnen thans dien ook niet laten munteni wegens het bezwaar bij de uitvoering gefteld , van borg* Helling dat dezelven alleen maar mogen worden uitgevoerd ter betaaling van graanen. Daar alle kooplieden, welke op de Oost Zee handelen, geen graanhandelaars zijn, maar de Rijksdaaler ook voor verfcheiden takken van commercie in die gewesten wierd gebruikt, is die muntfiag daar door geheel en al teniet; en het is te vreezen , dat door die hinderpaalen andere «ïiddelen zullen worden in train gebragt, waar door die no*  notabele muntflag in het vervolg zal ophouden, om ïtl tle commercie gebruikt te worden. Onzes bedunkens dus, was tot voorkooming van de fchadelijke gevolgen, welke uit dit Placaat volgens ons .voorgelielde moeten voortvloeijen, het noodzaaklijk geweest, indien men den uitvoer van goud en zilver, zoo gemunt als ongemunt had willen verbieden, dat ook, daar onder de vreemde muntfpeciën waren begreepen geweest. Edoch, wij voor ons gelooven, dat om alle die onheilen , welke door het uitvoeren van ons gemunt geld moeten voortvloeijen, voortekomen, en tevens het land met eene fom van eenige millioenen te verrijken, het veel beter ware geweest, den uitvoer van gemunt geld vrij «e laaten, edoch door het te doen ftempelen en deszelfs cours te verhoogen, volgens het door ons voorheen opgegeeven plan, deszelfs uitvoer ondoenlijk te maaken ; ons geld over het algemeen heeft naar deszelfs esfaij eenen te laagen prijs, en meer dan eens, wanneer het zilver eenen hoogen prijs had, kon op een zak nieuwe guldens in den fraeltkroes eene zuivere winst van agttien guldens voor den fmelter overfchieten, in zoodaanig geval word den omloop van gemunt geld verwoest, en al het munten is niet anders dan water ïn een doorboord vat pompen. - P. S. Heden word aan onze algemeene Bureau te Utrecht en verder aan alle Bureaus in alle fteden en plaatfen, waar dit ons weekblad is te bekomen, uitgegeeven JNo. 1 der Bijlagen tot den N, Poit van den Neder-Rbijn behelzende den Staat der Financie 'sLands van Utrecht, zoo van de gewoone jaarlijkfche inkomften als uitgaaven dier Landfchap, de gewoone en buitergewoone petitiën van oorlog zederd het Jaar 1771, en hetgeen op dezelve ten comptoire van het algemeene Bondgenootfchap door de Provincie Utrecht is betaald, als ook den Staat der Provin eiaale casfe, zoodaanig dezelve was op den 1 Febr. deezes Jaars, bij het zitting neemen der tegenswoordige Reprefentanten deezer Landfchap en den ontvangst en de uitgaven zederd gedaan tot 1 Julij 1795. ingeflooten. De Provincie Utrecht is dus met eenenmannelijken volk-j lievenden ftap voorgegaan, en het is te hoopen, dat weldraa de andere Provinciën dit loflijk voorbeeld zullen volgen ; dit toch moet het vertrouwen des volks vo'.koomen i winnen, en de lasteraars der tegenswoordige regeering ten eenemaal den mond hoppen. Dit weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE P O S T VAN DEN NEDER.RHp, DOOR P. 'T HOEN, ——««W*Ki»i IX* 36. Den 29 September. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafscke Vrijheid. MEDEBURGER! IlVXet genoegen zag ik in uw weekblad No. 27 de famenfpraak tusfehen eenen Gelderfchen Landman, Stedeling, en Reprefentant. " Onder het leezen bepaalde zich mijne aandacht op dat gedeelte van het antwoord van den reprefentant, waar bij hij zegt, „ en wat betreft uwe aanmerking, i, om dien last (^bedoelende daar mede de requifitien „ en asfignaaten uit hoofde van de genoomen befluiten ,„ ontvangen,) op eenen gelijken voet te dragen, uwé „ reprefentanten gevoelen zoo wel de billijkheid daar „ van als hunne committenten, en indien die requifitien | niet door de Franfchen worden betaald, noch de asfi fignaaten ingewisfeld, zal daaromtrend gewis met den „ tijd eenige provinciaale of Nationaale fchikking behoo„ ren te worden gemaakt, en bet kan gewis de vertegen» „ tvoordigers van bet volk van Gelderland niet onaangenaam zijn, indien de Ingezetenen bun bier toe gefebikte midde,, len tragten aan de band te geeven, en bun omtrent de >, middelen daar toe in bet werk te ftellen toe te lichten. Met ongeduld verwagtte ik daar op de volgende weekNn bla-  C 986 ) bladen', op hoop , dat de een of ander mijner medebur* geren, welke daar bij geinteresfeerd ware, hierop de pen zou in handen genomen, en u eenige toelichting ter plaatfing in uw weekblad mede gedeeld hebben, maar tè vergeefsch. Ik zal het derhalven waagen, om mijne gedachten hier over aan u en mijne landgenooten medetedeelen; ftrui.kel ik , dan hoop ik zult gij mij helpen, want om de waarheid te zeggen, ik ben er ook mede overlaaden, en was er in dien tijd wonder mede in mijn fchik, want onze municipaliteit liet dagelijksch zulke fchoone arretes afkondigen van de Franfcbe reprefentanten, als onder an«' deren een van 30 vendemaire, het derde Jaar der Franfcbe Republiek, waar bij Art. 12. 13, 14. en 15 wierd bepaald. „ Dat de asfignaaten moesten ontvangen worden in „ alle Lands-casfen, en in alle koopmans-handelingen, ,, en dat zij, die dezelve zouden weigeren, zouden ge„ ftrafc worden volgens de wetten der Republiek, wor„ dende de prijs daar bij bepaald op 44 fols Franfcbe „ munt voor eene gulden Hoüandscb geld. „ Dat de effecten in de bank van leening te pand „ gefteld, konden gelost worden door den prijs der „ fchuldbekentenisfen of pandbriefjes , met asfignaaten „ te betaalen. „ Dat alle geldfpecien, zich bevindende in de pubüe„ ke casfen, in die der municipaliteiten, en de onder „ recht liggende, er uitgenoomen, en die geldfommen „ weder gegeeven zouden worden in asfignaaten. „ Dat ten einde de prijsverhooging voor te koomeni „ welke kwalijk gezinden zouden kunnen veroorzaken, ,, met betrekking tot den koop van eetwaaren van het „ land, in evenredigheid van den omloop der asfignaa* „ ten, het maximum voor de ftad Rijsfel bepaald ert ,, vastgefteld bij provifie zou moeten gevolgd worden,' „ Bo  C 287 > En dat dezulken, welke misdaaden pleegden, ten opzichte van het verkoopen boven het maximum, zou„ den verzonden worden naar de vierfchaaren, ingefteld n door de vertegenwoordigers van het volk." Meerdere befluiten zijn er met betrekking tot de asfignaaten afgekondigd, waar van ik geen Exemplaar bezittende zwijge, maar van deeze gelijk ook van het maximum een exemplaar onder mij berustende, kan ik zulks op vaste gronden bijbrengen. Ik dagt dus, dat de asfignaaten zoo goed als geld waren, ook wierd ik in het zekere onderrigt, dat men er te Amfierdam op de beurs op fpeculatie fes ftuivers in goed klinkend geld voor betaalde; zo dagt ik, als de Franfcbm eens meester zijn van de geheele Republiek, zal men die wel tegen den vollen cours kunnen ui-geBven,1 maar deerlijk vond ik en alle mijne Goldsrfcbe medeburgers ons bedrogen, toen zij in plaats van tot g Huivers te rijzen op i| duit daalden, en nu zitten wij er ongelukkig voor te kijken; de landman mag zich beklaagen over onbetaalde requifitien, het is waar, zij die alles geleverd hebben, zijn er ook ongelukkig aan, maar die flegts de helft heeft overgehouden, is door den hogeren prijs, welken hij van het overige gemaakt heeft fchadeloos gefteld; zoo dat het maar alles op den kop van den koopman neder komt, die zitten veel al met ledige Winkels, en ledige beurzen te zugten; het is dus te wenfchen, dat er eenige fchikking op gevonden worde, het zou toch hard zijn, dat enkele burgers den last van het oorlog zouden moeten draagen; allen plukken er de vruchten van, de oorlog heeft onzer aller vrijwording ten gevolge gehad, en dus is het ook billijk, dat de fchaade met eenpaarige fchouders gedraagen worde, en dan zal men ook bevinden, dat die nog al draaglijk is. Nns Ea  ( 288 ) 1} En mij dunkt, het volgende middel zou, daar toe, niet ongefchikt zijn, bij voorbeeld: Bij Lands refolutie kon voor af bepaald worden een redelijke prijs ter betaaling van de requifitien, waar bij niet de tegenswoordige enorme prijzen behooren in aanmerking te komen, maar dezelve zoo gefteld, dat in evenredigheid der landpagten , de landman er mede uit kan. En ten aanzien der in te wisfelen asfignaaten behooren insgelijksch vaste bepaalingen te worden gemaakt, en alleen ingewisfeld die in den beginne bij den inmarsch der Franfcben uit hoofde van afgekondigde beiluiten gebeurd zijn, en dan nog bepaald voor zoo ver die ge< beurd zijn door geftabileerde kooplieden, winkeliers en werklieden, aan en voor behoeften ten dienfte der Franfcbe troupen, door de zulken, des gerequireerd, met eede te verklaaren ; die gekogt zijn, of die laater naa dat er openbaar tot laage prijzen handel in gedreeven wierd» gebeuld zijn, zijn vrijwillig en op fpeculatie gebeurd, en behooren dus volftrekt van de inwisfeling uitgefiooten te worden. Voorts kon eene commisfie worden benoemd van drie leden , uit elk kwartier een, die alle de rekeningen van geleverde requifitien behoorlijk geverifieerd ontvingen, en te famen met het provinciaal collegie van politie, financie en algemeen welzijn onderzogten, en dat voor zoo ver die behoorlijk geverifieerd, en overeenkomftig den taks gefteld, bevonden worden, het provinciaal collegie gemagtigd wierd, daar voor ordonnantiën ter betaaling te verleenen. Wijders kon deeze commisfie gemagtigd worden, om de alzoo met ordonnantiën gemunieerde rekeningen gequiteerd in te trekken, en daar tegen af te geeven provinciaale recepisfen, of acceptatien, zonder intrest, \ doch  C 2*9 ) doch welke bij 'sLands Refolutie behooren verklaard i te worden binnen zekeren bepaalden tijd te zullen worï den ingewisfeld. En op dezelve wijze onder te maaken bepaalingen in te trekken de asiignaaten , welke aan haar hier mede overeenkomftig zullen worden aangeboden. De gezegde commisfie behoorde van het een en ander behoorlijk aantekening te houden. Hier door zal men naauwkeurig kunnen zien, wat door de ingezetenen deezer provincie in requifitie is geleverd , waar mede dan het aandeel deezer Provincie in de groote requifitien kan worden afbetaald, terwijl van de alzoo binnen loopende asfignaaten, ten eenigen tijd provinciaal, met overleg van de reprefentanten van het volk van Holland, zoodaanig gebruik kan worden gemaakt, als die reprefentanten van die , welke in hunne provinciaale cas zijn ingekomen, zullen maaken. En om alle vervalfching voor te koomen, behooren die acceptatien te worden uitgegeeven op naam, en in ! geval van verkoop, of in betaaling aan anderen overgaande, te worden geendosfeerd, bij voorbeeld op dee« : ze wijze. Deeze door of naamens de reprefentanten van bet volk van l Gelderland in betaling van op beden uitgegeeven zijnde aan... voor eene Somma van ƒ... zal bij eene , binnen den tijd van. ... ten dien einde uit te fcbrijvene geldbeffing, van den wettigen bouder tot gelijke fomma van in betaaling aangenoomen, en de niet binnen komende, uit de inkomende contanten met vijf per cent korting ingervisjeld worden. (*) En 0::0 Hier door zal men den omloop bevorderen, en tevens voor de provincie uit deniet omloopende ten minjien een gei deelte der onkosten vinden.  C 290 ) En om deeze acceptatien al aanftonds behoorlijk cours te doen hebben, en voor de houders op prijs te houden, behoort ook, zoo draa de invvisfeling gefchied is, I en men dus het montant weet, te worden gearresteerd : eene provinciale geforceerde geldheffing, (waar toe ik i vertrouw dat een honderdfte penning toereikende zal i zijn) geheel met acceptatien betaalbaar. Hier door zullen die acceptatien zich genoegzaam, het Zij door betaaling, hetzij door verkoop, onder de in» gezetenen verdeelen, en alzoo in die geldheffinge bin- Hen komen, terwijl de overblijvende uit het provenu j der in te koomen contanten kunnen worden ingewisfeld, j waar mede dan de geheele liquidatie en vereffening is ten | einde gebragt, en door de voorgemelde commisfie daar i van behoorlijke verantwoording kan worden gedaan. Dan indien de bijzondere quartieren zich onderling | niet kunnen verftaan , om deeze liquidatie provinciaal- te ï doen, kan en behoort zulks echter door elk quartier 1 in den zijne te gefchieden, door eene commisfie daar i toe quartierlijk te benoemen. Zie daar nu medeburger, mijne gedachten over dit i fluk, zeg mij nu eens wat gij daar van denkt, want ik ben gaarne onderrigt, en daarom hoop ik ook dat mij- j ne landgenooten eens eindelijk met ernst hunne aan- i dacht op dit ftuk zullen vestigen, en aan hunne repre- ! fentanten hunne gevoelens dien aangaande mededeelen, i wanneer het volk van Gelderland met alle recht kan ver- S wagten, dat alle deszelfs reprefentanten zich op dit ftuk met denzelven edelen geest zullen bezield betoonen, j als die , welke in uw weekblad No. ij. fpreekende word \ ingevoerd, en alzoo deeze zaak met den tijd tot genoe- \ gen van alle belanghebbenden zal worden afgedaan; ik i zal daarom ook den raad van dien reprefentant volgen, , en gewillig en blijmoedig inmiddels mijn vijftigften pen« >t ping opbrengen, op dat mijn Vaderland gered, ener 4; geen I  'C m 5 geen geld gebrek zij, om onze vloot in ftaat te ftellen den trotfchen Brit de gewaande heerfchappij der Zee voor altijd te helpen ontwringen, wie verheugt zich niet reeds over den aanvankelijk behaalden roem onzer Zeehelden over deeze trotfche eijlanders. Door deeze een plaatsje in uw geacht weekblad te vergunnen, verpligt gij gewis alle de belanghebbenden t waar onder Uw Medeburger N. N. Onze Correspont vergt van ons eene zeer zwaaren taak, en zeeker de onberekenbaare menigte der asfignaaten, welke in ons land is, is geen gering bezwaar voor Neérlands inwooners. Indien men het plan had gevolgd, het welk wij in verfcheidenconferentien met den Franfchen volksreprefentant Ramel en den Generaal Picbegru, tot wederzijdsch genoegen, hadden tot ftand gebragt, zouden 'sLands inwooners zeeker met ten minften twee derden minder asfignaaten zijn bezwaard geweest. Dan dit is voorbij, en het is tegenswoordig de zaak om , zoo mogelijk, zonder ruine van het land, de ruine van veele bijzondere perzoonen voortekomen. Wij ftemmen volkoomen toe, het geen onze correspondent zegt, dat, daar alle inwooners eene gelijke aanfpraak hebben op de voordeden en de gelukzaligheid der zoo wonderbaar verkreegen Vrijheid, zij ook allen eenen gelijken last behooren te draagen in de moeijelijkheden en fchaaden , welke altijd met de verkrijging en vestiging van dierbaare panden verzeld gaan ; het zou dus het grootfte onrecht zijn, dat fommige inwooners, en wel veel al van het braafde, het weldenkendfte gedeelte, zich door hunne bereidvaardigheid om onze verlosfers in hunne behoeftens te gemoet te komen, geruineerd zouden zien, terwijl anderen daar bij niets zouden heb-  t »9i ) hebben geleeden; het is hoogst-billijk, dat alle inwooners] daar in draagen, en het verlies op de asfignaaten uit 5s Lands casfe worde te gemoet gekomen. . Dan deeze gelijkheid behoort niet alleen plaats te hebben tusfehen de inwooners van elke Provincie, maar tusfehen de inwooners der gantfche Republiek, het zou indedaad dezelve onrechtvaardigheid, dezelve ongelijkheid zijn, indien men de inwooners van die Provinciën, welke weinig of bijkans niets door de doortrekking of inkwartiering der Franfche troepen hebben geleeden, in deezen last niets deed draagen, en denzelven alleen liet neerkomen op de fchouders van die inwooners, die bij den last van zwaare inkwartiering zich nog met asfignaa-, ten voor hunne koopgoederen bezwaard zien. Dan om hier in wel en gelukkig te flaagen, achten wij, dat zulks eerst zal kunnen plaats hebben, als de Nationaale Conventie daar zal zijn; ó Bataaven! wij zien hoe langer zoo meer, dat tot redding van het Vaderland eene Nationaale Conven tie onontbeerlijk is ; haast u, om dezelve daar te ftellen, haast u, om mannen te kiezen, die aan den eenen kant ver van eene laf hartige alles verzuimende, zoogenaamde toegevendheid, aan den anderen kant even ver van een alles verwoestend bloeddorftig fystema van eenen woedende, 'sLands Vrijheid ondermijnenden Robespjkrrb, zonder vuil eigen belang 's Lands voorfpoed op onwrikbaare grondilagen tragten te vestigen. Dit week^d^or/l s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  BE NIEUWE POST VAN DEN pEDER-RHIJN, DOOR P. *T HO E W. ■HVttW»»- iV°- 37Den 6 October 1^95. I Hst Eerste J^ar der Baiaafsche Vrijheid. iJLJLet oog der gantfche natie is thans gevestigd op ;eene gebeurenis, van welke haar toekomend geluk, de Iduurzaamheid haarer. Vrijheid, of haaren ondergang afi|hangt, wij meenen, eene daarftellirg van eene Natio. ènaale Conventie tot vorming eener gelukkige conftitiuie ivoor eene eene en onverdeelbaare Republiek. , Wij voor ons gelooven, en worden van dag tot dag ii uit den toedracht der zaaken al meer en meer overtuigd af dat zulk eene Nationaale Conventie tot ons behoud alleret onontbeerlijkst is, en wij houden ons verzeekerd, dat ijjhet grootfte gedeelte onzer Vaderlandfche landgenooten imet ons ten deezen opzichten inftemt. Edoch het is eene zaak, welke eenen waaren, welJimeenenden patriot diep ter harte gaat, en over welke ij zijne denkbeelden aanhoudend werkzaam zijn; geen wonader dat er weldenkende Vaderlanders worden g'evon» ;den, die daar omtrent huiverig zijn, wij kennen dezul« i! ken, die niets boven het behoud des Vaderlands en 51 der Vaderlandfche Vrijheid hoogfehatten, die daar voor |des noods hun goed en bloed veil hebben, en echter i uit vreeze voor de gevolgen, welke zij in Frankrijk hebOo bes  C 254 ) ben zien gebeuren, daar voor ten hoogfte bekommerdzijn. r-~^?-< < 5:.*t u'terfte gewigt is, zullen . 'edig, en tevens met , -, i ; toegezonden brief ' van%« t ' > atriot, wat zommige» VadfeB|l|rs^ êM^^^t- da.tr : ftellen eener Nationaale ■<§M0$w' '■' -;. ~y ■ -f;d raaakt» en daar naar zulk, ' 'I ~~ - eden tragten uit den wegf tct i -.- ' -t?||oonen, dat fchoon het faméh, ' ' ' S^Mêm^^m^mm gemerkt de men- fchelijke driften, de vrij algemeene heerschzucht en het eigenbelang, niet in alle zijne gevolgen te berekenen zijn, daar wij de menfchen niet moeten neemen, zoo als die behooren te zijn , maar zoo als zij waarlijkj zijn * daar wij zelfs in dit tijdftip zien, dat het vertrouwen tusfehen het volk en deszelfs vertegenwoordigers, ó jammerlijke geestdrift! niets meer is, dan een| fpinrag, welke op de minfte beweeging verbrooken vvord, daar wij bij ondervinding zien, dat de vertegenwoordigers des volks menfchen zijn, van allerleije| beweegingen gelijk anderen, en dat, wanneer wij den zelfden weg op moesten , als het in Frankrijk gegaan heeft, ] het nog duizendmaalen beter voor ons zoude zijn, onze oude ketenen tot aan het graf te hebben gedraagen , i dan door geduurige fchokken gefolterd, in elkanders bloed zwemmende, ons beftaan van den aardbodem bin- j nen weinig tijds zelve te verdelgen, en eenen verachtelijken naam tot onze eeuwige fchande agtertelaaten; wij her- j zeggen, dat fchoon het famenroepen eener Nationaale I Conventie, gemerkt al het voorgemelde, geene zaak is, i over welke men zonder eenige bedenkingen behoort te flappen, echter dezelve tot ons behoud, tot behoud i onzer Vrijheid, het zekerfte, het eenigite middel zij. ö  C 255 ) ö Landgenooten ! wij houden ons verzeekerd, wij herhaalen het, dat eene Nationaale Conventie niet te fpoe> dig kan worden daargefteld, en Nederland tot eene eene en onverieelbaare Republiek worde herfchaapen, maar wij houden ons tevens verzeekerd, dat gij hierin niet te voorzichtig, niet met te rijpe, te bedaarde zinnen, kunt te werk gaan; uw toekomend geluk, — wat zeggen wij, uw geheel toekoomend beftaan hangt hier van af; handelt niet, gelijk een dwaaze hoop, die, zonder naauwlijksch te weeten wat eene Nationaale Conventie zij, geloven, dat als die maar is, evenveel hoe en uit welke perfoonen die faamgefteld zij, het land behouden is. Wagt u voor al, braave Landgenooten ! in het kiezen van uwe Nationaale vertegenwoordigers voor alle eigen belang, eigen grootheid zoekende lieden, hoe fchoon hoe ijverig, hoe patriottisch zij zich ook mogen voordoen, uwe dierbaarfte belangen zouden in üegte handen vertrouwd zijn; maar wat wij u mogen fmeeken, wagt u voor al van intriguanten , van zulken, die thans, alleen om zich door u te doen bewonderen, om uw oog op hen te doen vallen , en zich door u te laten verkiezen, zich overal indringen, in alle volksvergaderingen de hardfchreeuwendfte zijn, niet ophouden, om al wie thans volksvertegenwoordiger is met de hatelijkfte coleu* ren af te maaien, en alom wantrouwen en tweedragt te zaaijen, wagt u Bataaven! voor dezulken, zij zouden, in bewind zijnde, niets ontzien, om aan hunne ontembaare heerschzucht te voldoen, om u in hunne ketenen te wringen, en zich door burger bloed en traanen eenen weg te baanen tot den zeetel van de ondraaglijkfte heerschzucht. God bewaare ons voor zulke monfters in onze aanftaande Nationaale Conventie! dan, zoo er onverhoopt deOo2 zul-  C 29<ï ) %] zulken in mogten worden benoemd, dan zullen wij on- fa zenpligt, zelfs des noods ten kosten van onsj hoofd, voor de zaak des Vaderlands blijven betragten, I en, daar wij aan den eenen kant ulieden alle vertrouwen en eerbied voor uwe wettige, braave, vertegen-1 woordigers zullen tragten inteboezemen, zonder welke doch niets goeds te verwagten is, zullen wij de zich voordoende intriguanten van Hap tot ftap nagaan, hunne flinkfche oogmerken, hoe ook vernist, tragten te ontwikkelen, en u onder het oog te brengen , op dat gij u voor den kuil, welken zij voor u zouden graaven, zoudt kunnen wagten s hebben wij in Frankrijk zijnde niet gefchroomd, eenen bloeddorftigen Marat, eenen alles verwoestende Robefpierre cn hunnen eerloozen aanhang openlijk met de pen aantetasten, wij zullen de Ma. rats en Robefpierres, welke zich onverhoopt onder ons mogten voordoen, geenlïnts fpaaren. Wij zullen thans den brief van onzen geëerden Cor* respondent laten volgen, en naa het afloopen van denzelven, de daar in aangevoerde zwaarigheden tragten uit den weg te ruimen, om daar door niet alleen de voorftanders van eene Nationaale Conventie eenen riem onder het hart tefteeken, maar ook, zoo het mogelijk zij, een aantal andere weldenkende Vaderlanders hier toe overtehaalen, en tot het medewerken tot dat einde te beweegen; zoo ooit, komt thans de Goddelijke fpreuk te pas, Eendragt maakt magt. Wij zullen echter op den brief van onzen correspondent hier en daar, waar wij zulks noodig oordeelen, eenige aanmerkingen bij wijze van nooten, daar onder voegen. M&n-  ( 297 ) Aanmerkingen over eene Nationaale Conventie, en entwerp boe de Conjlitutie best zoude kunnen gevormd worden. Velen roepen thans met luider ftemme om eene JVationaale Conventie, als of het welzijn van het Vaderland niet behartigd, noch het beftendig geluk des volks uitgewerkt kon worden, dan door het vastzeilen, en invoeren daar var. Dan, wanneer men de zaak wat dieper inziet, zal men niet mogen vraagen, of alle die ie veraars zich wel zoo belangloos daar voor in de bres ftellen , als in eene zaak van dat gewigt wenschlijk was, en of anderen de gevolgen van zulk eene vergadering wel behoorlijk inzien? Indien men toch het gedrag van velen onzijdig overweegt, moet men dan niet erkernen, dat het voik zich veelal bedrogen gevonden heeft in de keuze van zijne vertegenwoordigers, tot nog toe gedaan , dat velen, met afwijking van alle voorgaande grondbeginfels, welken zij zeiven met de geheele weldenkende natie eertijds aankleefden, thans een pad hebben ingeflagen, het welk, als op het tegengeftelde van die grondbeginfels rustende ook tot een geheel ander einde uitloopt? Immers vind men er menfchen onder, zich zeiven zoo weinig gelijk gebleven, dat zij, eerst voorftanders en aankleevers geweest zijnde van de gron. den, waar op het Nederlandscb patriotisme van 1781 tot 1787. gebouwd geweest is, naderhand de Franfcbe conftitutie van 1791 toegejuicht, vervolgens de revolutie, van den 10 Augustus 1792, als een meestetftuk van vrij^ heidsliefde, gezeegend, wederom het fchrikbewind van Robefpierre met zijnen aanhang bewonderd, en eindelijk het meer gematigd beftier, het welk thans in Frankrijk plaatsheeft, goedgekeurd hebben. Welke vooruitzichten kan men, naa zulke tegenftrijdigheden, hebben op het doel, op de denkbeelden, op de ftandvastigheid zulO o 3 ker  C 2*8 > i'n S^S f'" ra°eds genoeS bebben 0ffl ^ch tegen den ftroom der vooroordeelen te verzetten, maar om de gunst van zommigen niet te verliezen, wateren den" d eZelfCl\Ilanden ^ b» -n zic'h verheel, den, dat zn ,„ hunne volgende ontwerpen voor dit gen>eenebesr gelukkiger flagen Zu„en? kan men zich venl op hunne kundigheden en eerlijkheid verlaten? 0f zal «en betere verwagting mogen hebben van anderen dTe ontbloot van toereikende begaafdheden tot he0pe7baar beftier, zich blindelings door het eerfte foort v" menfchen laten leiden, na dat zij zich in den w^n dat e k met een natuurhjk verftand begaafd, in ftaat i 0. e„ÏT£in Elk doorzichtig mensch, elk liefhebber van order vrede, en geluk in de maatfchappij moest zich zederd Si et • Z0° 31 de **** ™ « °P ^ch zelve onfchuldig moest «houden worden, aan hetgeenmen erin*^ ukTeef "ien - and! ; "f1"?6""'0 ^«enen van alle andekei denTbedd n,°etend°en beCTen «*het «- land m i Befch0l,wt men toch dat ongelukkig 'and, (O leest men de onzijdigfte berigten in de gef veen  ( «99 ) ioofwaardigfte nieu'wspapieren , raadpleegt men zelfs de rapporten, de klagten, de aarifpraken die van tijd te»1 tijd in die conventie zelve gedaan worden, na dat er de Vrijheid van fpreeken weder herfteld is, wie moet niet fchroomer., dat wij maar een gedeelte van die lampen , waar mede hetzelve nu zes Jaren geworfteld heelt, tot ons zouden zien overbrengen? om ééne 60 millioenen te vinden die er aan de voormalige jaarlijkfche onkosten van het beftier, en dat nog door verkwisting, te kort kwamen, heeft men nu alle de Nationaals goederen, waar meede men die fchuiden der natiï dagt te betaalen, doorgebragt, en de natie daur en boven met eenefchuld van twaalf duizend millioenen overladen: om ééne Bastilje te weeren, waar in zes of zeven ministers met hunne be- fcher- voert, is in veele opzichten eene beweezen waarheid; maar wij merken aan, voor eerst dat nooit eene omwenteling tot verkrijging der Vrijheid voor eenig volk beeft plaats gehad, of bet zelve beeft zoodaanige fcbokken en rampen ondergaan, dat men beeft moeten zeggen , boe is bet mogelijk, dat deeze voorftanders hunner Vrijheid dezelve zijn te boven gekomen ? en wie kan dit ontkennen, die flegts de gefcbiedenis der volken nagaat , en voor al de gefcbiedenis onzes Vaderlands, welke jammeren, jaa bijkans onoverkomelijke ellenden bebben 'i mze voorvaderen , tot verbrijzeling hunner knellende ketenen l in eenentagtig Jaarigen oorlog overgebragt ? 20a dit daarom [ meten affchrikken, om in flaafjcbe kennen gebukt, niet op { hun voetfponr alles optezetten om oize Vrijheid te vestigen ? Wat o?Z". Correspondent verder lait volgen over de gefteld'1 beid van Frankrijk, zullen wij opzettelijk behandelen , en aan' toontn , 1 dat het door hem opgegevene , uit veele abufive bem mede gedeelie bericb' en 'is opgemaakt, en onnaar is. 2 dat de s ftaat van Frankrijk voor de revolutie rampzaliger was dan I die tegenswoordig is. m  < 3°° ) fchermers, of aanhangers nu en dan éénen onfchuldigen door een lettre de cadet willekeurig werpen konden, heeft men nu onder de benaming van maifons (Tarretbij-na zoo veele Bastiljes zien opregten, als er fteden, of dorpen in het land zijn, waar in de braaffte lieden van allerlei foon door éénen vijand, door ééne valfche beichuldiging, konden geworpen, en van daar doorgaans naar het nioordfchavot gefleept worden, waar op in 15 Maanden wel 600. 000 menfchen gefneuveld zijn: om de verkwisting van éénen controlleur generaal, of minister der geldmiddelen tegen te gaan, heeft men aan een legioen van gelukzoekers de middelen verfchaft, om de natie ftraffeloos te befteelen: om de weelde van ééne hofhouding te ftuiten , heeit men eene ontelbare menigte heden zonder fortuin, zonder grondbeginzels, zonder opvoeding voet gegeven, om temidden van 'svolks ellende zich in wellust te baden: om het gemeen van eenige drukkende fchattingen op het zout, op de veldvrugten enz. te ontheffen, heeft men voor hetzelve de minst ombeerlijke levensmiddelen honderdmaal duurder gemaakt: om den landman eenige heerendienften in de maand of in het jaar te befparen, heeft men hem nevens den ftedehng op doodftraffe aan alle de gevaaren des oorlogs blootgefteld, en denslandbouw, en handwerken van honderd duizende jonge lieden beroofd: om ééne willeKeurigheid van onbepaalde alleenheerfching te weeren heeft men in zes laren drie conftitutien zien te voorichijn komen, waar van de twee eerften nergens toe gediend hebben, dan om aan de ftoute denkbeelden eeniger, zich noémer.de wijsgeeren te voldoen, en twistappels op te werpen, die misfchien nog door de invoering der laatften zullen vermeerderd worden , en buiten n j6" aantal wetten zien maken, en hermaken, die al e de rechten der natie en van elk individu oogenblikhjk op losfe fchroeven ftellen. Ik zoude dit tafereel verder kunnen uitbreiden, maar vergenoeg mij, met aan eiken voorftander van het geen daar gebeurd is ter beantwoording over te laten, „ in „ wat opzicht de natie door al dat gebeurde gelukkiger „ geworden is, dan zij voor den aanvang der revolu„ tie was, en welk voordeel zij er uit getrokken heeft „ ter vergoeding van het eindeloos aantal der menschlii9» ke ellenden, waar toe zij gedreven is ?" -Hff vervolg in een volgend Nommer. Dit weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RH IJ N, DOOR P. "TH O E Né J\°' 38. Den 13 October 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. . _ Set vervolg van Nommer 37. JLlvehoorde het voor ons volk niet genoeg te zijn, zich zoo veele jaren Uvng aan dat treurig voorbeeld te hebben kunnen fpiegelen, en zig door zommige hoofden van het tegenwoordig Franscb beftier zelfs te hooren waarfchuwen, om er een les ter vermijding! van die zelfde onheilen uit te halen? En, nkttegenftaande dit alles houd het geroep om eene Nationaale Conventie bij veelen aan, en hebben wij de vergaderingen van verfcheiden gewesten I haare toeftemming onder eenige bepalingen reeds toe zien geven aan het ontwerp, door de commisfie van het algemeene bondgenootfchap te Lande daar toe gemaakt. Men wil het geheele volk famenroepen, om leden tot die algemeene vergadering te benoemen door middel van kiezers, en onderftelt dus, of houd zich, te o»derftellen, dat het geheel, of ten minften de groote meerderheid des volks zodanige vergadering begeert. Ik ben in tegendeel van oordeel j dat men eerst en voorhal het geheele volk moest te zamen roepen om te beflisj fen, of het wel begeert, dat er zodanige Nationaale Cmi mentie ingevoerd worde, en houde mij volkomen verze1 kerd, dat verre weg de zeer groote meerderheid dezel» Pp W  ( 302 ) ve verwerpen zoudei Het is immers niet genoeg, dat men bewustheid hebbe van de algemeene begeerte der weldenkende natie naar eene goede en vaste conftitutie, om daar uit in eenen adem te befluiten, dat zij die niet anders begeert, dan door het famenroepen van eene Nationaale Conventie. Te regt zeggen daarom de volks* reprefentanten van Gelderland, „ dat vergaderingen van ,, volksrcprefentanten, willen zij niet perfoneel verant- woordelijk zijn voor alle onaangenaame gevolgen, uit „ eigendunklijke veranderingen te proflueeren, noch „ kunnen, noch vermogen hunne tosfcemming te ge„ ven tot daadlijke invoering van eene tijdlijke tusfchen„ regeering, zonder voorkennis en fpeciale toeftemming „ des volks, na dat hetzelve plegtig ten dien einde zij „ opgeroepen , van welke oproeping nogthans in het „ overgezonden plan geen de minfte melding gemaakt „ word." Men zal mij tegenwerpen, dat het ontwerp tot eene Nationaale Conventie dan misfchien alleen zou afgekeurd worden, indien men alie de vrienden en voorftanders des ftadhouderlijken beftiers tot het ftemmen toeliet, om dat zij zich onbepaald tegen alle ontwerpen van verbetering verzetten zouden; doch beha!ven dat de openlijke verklaring van de rechten van den mensch en burger en van de gelijkheid volftrekt niet toelaat, dat men hen uitlluite van de ftemming, en behalven, dat zij in-geene der aanwezige ontwerpen van de ftemming der leden tot eene Conventie uitgefloten worden, durf ik nog twijfelen, of de bedaardften, eerlijkften en redelijkften onder hen, die altijd veel invloed op de overigen gehad hebben, in het afgetrokkene wel zoo afkeerig zouden zijn van zulke noodzaaklijke verbeeteringen, als waar tegen hunne geweezen hoofden zich altijd fterk verzet hebben. Om rond uit te fpreken, ik durf twijfelen, of zij niet daar toe voor een groot gedeelte daadlijk na de-  C 303 ) de Maatfre revolutie, zouden medegewerkt hebben, indien men het werk der ftaatshervorming op die zelfde gronden had voortgezet, waar op men het tot aan die van 178?. begonnen had (üj; met bijvoeging zelfs van de roodzaaklijke uitfluiting van het ftadhouderfchap, en van al dat geen, het welk men toen niet, en thans al, konde hervormen. Want velen met mij weten, dat ver. fcheiden zulker oranjevrienden, wien het afgelopen ftaatsbeftier tegenftond, zich al verfcheiden maanden voor de revolutie in dien zin vrij openlijk verklaard hebben. Wat hier van zij, het is zeker, dat elk, die oogen in het hoofd heeft, thans eenen wederzin gevoelt tegen het denkbeeld eener Nationaale Conventie, en dat dus, zo men aan de natie het recht deed wedervaren, om haare gedachten vooraf over het opregten van eene diergelijke vergadering in te nemen,, eer men een ontwerp gevormd had, om ze daadlijk in te voeren, eene vrij algemeene kreet zich daar tegen zoude hebben doen hooren. Dat hier van nog geene openlijke blijken zich opdoen, mag men vrij toefchrijven aan het ftilzitten en de moedeloosheid van de kundigften .onder de natie, die door de on- (*) Om?* geëerde correspondent neeme bet ons niet kwalijk, dat wij bier in met bem niet injlemmen ; bet zij verre van ons, dat wij niet zouden gekeven, dat onder de ftadhouder sgezinden eerlijke braave Heiden zijn , maar dat zij gereed zouden geweest zijn, om de banden met ons in één te Jlaan tot vestiging eener conftitutie, zoo als wij voor bet Jaar 1787 Op bet oog hadden , en wel met vernietiging van het ftadhou. derfchap, dit geheven wij niet; de wraakzucht n>»ede en vervolgingen tegen de patriotten betoond, alleen maar om dat die bet ftadbouderlijk gezag wilden befnoeijen, kende perk noch paaien, en wij bebben belaas! thans nog teveel p reuven ge. bad, dat zij voor eem waare verzoening onvatbaar zijn. Pp 2  C 504 ) ondervinding geleerd hebben, dat in alle revolutien de Item van bezadigde lieden altijd overfchreeuwd word door eene onkundige meenigte, en dat de volgzucht aan onzen landaard bijzonder eigen, het groote gros weg— fleept tot nieuwigheden, die haar onvatbaar maakt voor bondige redeneeringen. Ik houde mij ter goeder trouwe verzeekerd, dat de tegenwoordige hoofden der Franfcbe regeerinsr, hier over geraadpleegd, zo zeer eene Nationaale Conventie zouden afraden, als zij ons aan den anderen kant zouden aanfporen, om onze regeeringsform, waar in elk gewest, elke ftad, elk dorp bijna, meer dan ooit te voren, op zich zeiven werkt, hoe eer hoe liever te verbeeteren. Maar jk houde niet minder ftaande, dat men even zo wel te verre gaan, als te huiverig wezen kan in het hervormen van ons ftaatsbeftier. Dikwijls heb ik mij bedroefd over de ruwe denkbeelden , die men zich hier van maakt, en die men meent best uit te drukken, wanneer men een bedorven ftaatsbeftier vergelijkt met een oud huis, het geen men niet lappen maar geheel afbreken moet. Deze gelijkenis gaat geheel mank, om dat de reden en ondervinding beide verbieden levenloze zaaken altijd. en in alles bij redelijke levendige wezens ' te vergelijken. Er is over het algemeen zo veel onderfcheid tusfehen een huis, of gebouw van kalk, en fteen, en, tusfehen een ftaatsbeftier, als tusfehen lichten duisternis. (I; kan bij voorbeeld zeer wel op een oud huis een nieuw dak, op eene oude gevel eenen nieuwen kop zetten ; maar volgt daar uit, dat, wanneer het hoofd van een mensch aan eene ongeneeslijke kwaal kwijnt, men hetzelve een nieuw hoofd geven kan 1 Ik kan zeer wel een oud hui6 afbreken , de fteenen laten fchoonmaken, en er gedeeltelijk een nieuw huis van optrekken, binten, ramen, kozijnen, en glas van een oud aan een nieuw gebouw bezigen: maar dit laat zich zo geraaklijk met eene bwgermaatfehappij niet doen. Elk mensch heelt zijne bijzondere neigingen, hartstogten, verkiezing, denkwijze, gewoonten, inzichten, verlangens: dit heeft ook elk onderdeel, elke corporatie, elk foort van ingezetenen waar in de'maatfchappij verdeeld is. Hoe grooter de nervormingen derhalve in eene burgermaatfchappij zijndes te grooter gevaar loopt men om een grooter aantal lieden misnoegd te maken, vermits het niet anders zijn kan, ' of elke hervorming verwekt bij zommigen nieuw misnoegen * en het geen aan het foort A- behaagt, mishaagt aan het foort B. terwijl het foort B. morgen weder mii-noegen opvat over eene andere herY^ïming. Het behoeft niet altijd ongeoorloofd eigebe- lang.  C s°5 ) lang, of gebrek van doorzicht te gijn, dat tot dit misnoegen aanleiding geeft, want het kan zo wel gebeuren, dat een wetgeever met de beste oogmerken dwaalt, als dat een zeker foort van burgers dwaalt. Maar, het zij men ftelle, dat de burgers dwaalen, wanneer zij misnoegd zijn over eene hervorming, of over het ceheel famenitel van hervormingen, het zij men de dwalingen op den hals der wetgevers fchuive, het is genoeg, dat het volk over het geheel eenen wederzin heeft tegen eene, of meer hervormingen, om hetzelfde misnoegen te doen plaats grijpen, en om die hervormingen aan allerleie ongelegenheden bij de uitvoering bloot te ftellen. En nog is het misnoegen over deeze of gene nieuwe inrigting niet te vergelijken bij een algemeen volksmisnoegen, uit eene geheel nieuwe inrigting der burger maatfchappij geboren van welk misnoegen wij in dit provifioneel beftier maar al te veel fpooren aantreffen. Dan lik zal eens toegeven, dat men vergelijkingen maken kan tusfehen een oud huis en een bedorven ftaatsbeftier, 1 met even veel vertrouwen beweer ik dan nog, dat eene I geheele , plotfelinge verandering eener regeeringsform i gevaarlijk en onuitvoerlijk is, en dit meen ik zelfs uk 1 redenen, van die vergelijking ontleend, te kunnen af! leiden. Ik kan bij voorbeeld een oud huis hebben, het i geen ik beter deed met af te breken, dan te herflellen, : maar het kan mij aan de kosten ontbreken, om een ge] heel nieuw gebouw te zetten. Doe ik dan niet be'c-r : met het oude te herflellen, zo veel ik kan, en zo ver mijne middelen het toelaten, dan dat ik mijn gebouw afbreek, eer ik de kosten van een nieuw huis overrekend heb, en zonder huis omzwerven moet ? Het geen ik van het gebrek aan penningen tot het opmaken van een geheel nieuw huis gezegd heb, geldt ook, wanneer ik geene goede of genoegzame materialen, of geene goede en bekwaame werkbazen bekomen kan. Even zo is het gelegen met eene maatfchappij van menfchen, en bijzonder met de onze. Ons fwantiewezen, zoo deerlijk uitgeput door bet vorig beftier, en door alle de rampen , waar in ons het huis van Oranje zedert omtrent 20 Jaren zo diep gedompeld heeft, dat alle lands- en ftadskasfen .in het diepst verval zijn, zal niettegenftaande de zwaarfte, en buitengewoorute belastingen, niet veel verder toereiken > dan om onze Land- en Zeemde in taamlijken toeftand te brengen en on6 bij Frankrijk uit de fchuld te helpen; maar het zal niet toelaten, dat wij hetzelve verder in een geheele verwarring brengen door eene gantfche hervorming van ons ftaatsbeftier; en, hoe die gefchieden zou, zullen wij naderhand bewijzen. HetP p 3 zeil-  ( 3o6 ) zelfdf» nr»1f tncoronoct- o,-. ^.„k.;«i.„ 1.1 „„„ .„^^j.u^t uuiit iiidiii^icu en weiKoa" zen, waar van wij, op derzelver plaats ook breder fpreKen moeten. Mee één woord, zulke ontwerpen van eene geheele ftaatshervorming, gebouwd op grondbeginzels, die fraai zijn in de befchouwing, maar onuitvoerlijk in de te werkftelling zouden misfchien alleen mooglijk zijn. als men regels voor eene maatfchappij maken moest, waar van de leden altijd in den ftaat der natuur geleefd hadden, en dan nog behoorden het alle wijsgeeren, en eerlijke lieden te zijn, om de noodzaaklijkheid hunner opofferingen voor het algemeen belang te doorzien, e» zich te getroofcen ; maar nimmer zal men ze met eenig goed gevolg zien beproeven in eene reeds gevestigde maatfchappij, zonder het ongeluk dier geheele verzameling van menfchen uit te werken, en derzelver ontwerpen op het minst aan te leurftelling bloot te ftellen. Ook heeft ons het voorbeeld der Amerikanen, die met eene gematigde conftitutie gelukkig zijn , vergeleeken met dat van Frankrijk geleerd, dat het menschdom voor diergelijke gewrochten eener fterke verbeeldingskragt niet vatbaar is , en wel ligt niet worden zal. Misfchien zou men hier tegen kunnen aanvoeren, dat het geen noodzaakhjk gevolg is van eene Nationaale Conventie, dat men ons geheel ftaatsgebouw zou willen omverwerpen, en hetzelve door een gantsch nieuw op den Franfchen voet ingerigt, vervangen; waar ter goeder trouwe kan men na het reeds gebeurde wel iets anders wagten, daar men hier en daar niet alleen reeds bij voorraad, zo veel men konde, ons ftaatsbeftier, en ons leger op dien leest gefchoeid heeft, zonder te overwegen, of eene Nationaale Conventie dit zou goedvinden . maar daar zelfs het geheel ontwerp voor de Nationaale Conventie in den vorrii van die der Franfcbe gegoten is? En hoe zou toch eene aanltaande Nationaale Conventie, zo zij eens voor het grootfte gedeeke uit doorzichtige en waarlijk ftaatkundige heden beftond, nu een ander pad betreden kunnen, na dat de zaak zo verre reeds uit haar geheel ge• ' rSJ De nadere ontwikkeling van de voornaamfte eigenfehappen, werkzaamheden en gevolgen dezer Nationaale Conventie, voor zo ver men uit de tot nog toe ingekomen ■ beiluiten van zommige bondgenoten kan opmaken , zal onze tot dus verre gemaakte aanmerkingen overvloedig bevestigen. Het groot oogmerk der Nationaale Conventie hoewel zommige bondgenoten daar in zwarigheid maken, fchijnt te zijn, om aan dezelve het opperbewind over de geheele Republiek, en de reegeling der uitvoerende raagt PP te dragen, zo dra zij in werkzaamheid komen zal. Dit  < 3r ) Dit befchonw ik al aanftonds met de reprefentanten var» Gelderland als de grootfte fout, die men begaan kon, om dat zulk eene vergadering, die eene nieuwe conftitutie ontwerpen moet, daar aan alleen genoeg werk heeft, en niet behoort opgehouden te worden met eenige , veel min met alle, bijzonderheden van het gewoon opperbewind, dat door de reeds ingevoerde order van zaken nog ingewikkelder geworden is: Het algemeen welzijn vordert toch, dat eene nieuwe conftitutie zo fpoedig mooglijk, en zo veel als met eene rijpe raadpleging over derzelver onderdeden beftaanbaar is, worde afgewerkt, en daar na ingevoerd ; en dit kan onder verbetering op ver na zo ras niet gefchieden, als zij tevens de wetgevende magt uitoefenen, en de uitvoerende magt bellieren moet. Dit is gebleken bij het vastftellen der onderfcheidene Franfcbe conftitutien, de raadpleging waar over telkens door andere onderwerpen afgebroken is, zo dat men verpligt geweest is, om eenige uren in elke zitting tot de raadpleging daar over af te zonderen. Of, zo men al hopen konde, dat door het aanneemen der ingekomen bedenkingen van zommige bondgenoten dit nadeel gedeeltelijk zou voorgekomen worden, wanneer 'er eene commisfie uit die Nationaale conventie benoemd wierd om een plan van conftitutie te maken, zou echter dit nadeel zich wederom doen gevoelen , zo dra de conventie daar over ging raadplegen, en met de uitoefening der oppermagt, en met het toezigt over de uitvoerende magt belemmerd bleef in het gewigtigfte tijdftip harer zittingen, en zulks te meer, om dat het ontwerp tot nog toe daar heen loopt, om haare werkzaamheden tot één Jaar te bepalen. Maar iets anders van geen minder belang loopt tegen deze inftelling aan, wanneer men overweegt, dat niets nadeeliger aan eenen gevestigden burgerftaat kan zijn, dan dat de hervormingen, die men voor heeft, en die men onderftellen moet eene geheele verandering van wetten, van collegien, en van uitvoering te zullen te weeg brengen, al gaande weg worden ingevoerd, zonder dat het geheel ontwerp der conftitutie is afgewerkt, en zonder dat men weet, of het reeds afgedaane met het volgende gedeelte zal overeenftemmen, en of het geheel door de natie zal aangenomen worden. Want, gebeurt het, dat men bij het voortwerken ontdekt, dat het reeds bepaalde met het thans onder handen zijnde niet zou overeenftemmen, en dat er in het reeds afgewerkte veranderingen behoren te komen, moet dit volftrekt eenen nadeeligen invloed op den burgerftand hebben, wanneer men genoodzaakt word eene gemaakte, en reeds inge- voer-  < 3»8 ) voerde wet weder te hermaken, Ik weet wel, dat men het opperbewind daarom aan de Nationaale Conventie wil geven, om dat men van voren af ondertrelt, dat zij «ne ondeelbaare Republiek zal, en moec daarttellen. Maar, behalve dat dit al wederom de Vrijheid der raadplegingen vin die vergadering bepaalt, en dat het opdragen van het opperbewind geen nut kan doen, als zij eens in een begrip viel, dat wij geene ondeelbaare Republiek hebben moesten; laten wij onderftellen, dat zij voor eene ondeelbaare Republiek was, blijven dan nog niet alle de zwarigheden aanwezig tegen de daadüjke en oogenbliklijke overgang der oppermagt iri dezelfde handen, die eene conftitutie ontwerpen. Maar ik kome nader, en zeg, dat het mijns inziens noch noodzaaklijk, noch nuttig, noch in eenen zedelijken zin mooglijk is, dat wij eene ondeelbaare Republiek zullen uitmaken. Deze fchikking zou noodzaaklijk zijn, wanneer de burgerftaat anders niet gelukkig kon zijn t en ik meen in tegendeel, dat de ondervinding van zo veel raaatfchaplijk geluk, als wij met onze voorouders in zommige tijdperken zonder die ondeelbaare Republiek genoten hebben j hier tegen ftrijd. Men behoeft de gebreken Hechts weg te nemen, die uit onze tegenwoordige regeringsvorm voortvloeien, en die meestal in de langwijligheid der raadplegingen over 's Lands verdediging te Water én te land beftaan, om genoegzaam al het nadeel te doen ophouden * hetwelk uit de raadplegingen der onderfcheidene bondgenoten voortvloeit; en hoe dit gefchieden kan, zal ik op zijne regte plaats aanwijzen* Ik houde zelfs ftaande, dat, zo men al eene ondeelbaare Republiek invoerde, de belangen van verfchillende gewesten, om niet van fteden en het platte land tefpreken, op verre na niet beter, dan nu, zouden kunnen behartigd worden. Dit zal waarheid blijven , zo lang de invloed van leden, die tot één gewest behoren, niet geheel bij die der andere gewesten zal kunnen geweerd worden, het zij door het vormen van kabalen, het zij door het tegenftrijdig belang van zommige der andere gewesten. Het vervolg in een volgend Nommer. Dit weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  Be nieuwe POS T van den N E D E R - R H IJ N DOOK P. T H O E N. N°. 39- Den 20 October. 1795. Het Eerste Jaar. der Bataafsche Vrijheid. Vervelg van Nommer 38. Daar het ftuk het welk wij thans plaatfen in alle opziclu ten is uitgewerkt, en dus, gelijk niet anders kan zijn, zeer uitgebreid is, vinden wij ons in de noodzaaklijkheid, em wekelijksch twee Nommers van dit ons weekblad te geven, tot zoo lang dit ftuk, benevens ons antwoord en gedachten op hetzelve die, hoe kort wij ook zullen traelf ten te zijn, mede vrij zullen uitloopen, zullen af geTtandeld zijn. ,Ik houde mij bij voorbeeld verzekerd, dat fchoon de :ltadhouderlijke invloed nu geheel weg is, er nogthans 1 de grootfte omzigtigheid zou behoren in acht genomen 1 te worden, om te beletten, dat het oude verfchil tusfehen 1 de land- en handeldrijvende Provintien over de betreklijke ! hoegrootheid der land- en zeemagt geenen ftand meer ! kan houden, al was er eene ondeelbaare Republiek. . Als de leden der handeldrijvende gewesten eens eene ver1 meerdering der zeemagt in de ondeelbaare Republiek zouiden willen vastftellen, en die der land- Provintien, dio 1 door de laatfte ondervinding zo veel meer gedagtig zulI len blijven , hoe veel haar aan de verfterking der grens? ;plaatzen gelegen ligt, eens voor eenen landoorlog zoui den bevreesd zijn, (en dit kan door onzen tegenwoor1 digen toeftand omtrent vreemde Mogendheden niet misfea. (.plaats te hebben,) zal men dan doQi de gedeputeerden uit Qq 49  C s» ) de landprovlntien ter vergadering der ondeelbaare Republiek de vermeerdering der zeemagt niet even zeer, als te voren , met hand en tand zien tegenhouden tegen die der handeldrijvende gewesten? Men heeft immers in de regeringswijze na de laatfte omwenteling reeds maar al te duidelijK afgekeurd dat dezelfde geest, die hier omtrent altijd plaats had, nog niet is uitgeftorven. Dit kwaad moer. aerna.ve, zo veel doenlijk, geweerd worden door een onbepaald gezag aa» eene algemeene vergadering der bondgenoten" te geven over de behoorlijke inrigting en het gebruik van land- en zeemagt, maar hier toe is niet aiodig, dat wij eene ondeelbaare Republiek hebben. Laten wij een ander voorbeeld nemen, en onderftellen, dat er bij eene algemeene volksvergadering der ondeelbaare Republiek een ontwerp gemaakt werd, om deze of gene rivier of af te leiden , ot te verdiepen, waar door de vaart voor zommige gewesten bevordeid, voor andere zoude benadeeld worden, en zal men geloven, dat het belane der aoow^^u.v.iu,. ëcwC n.u uy uunne gedeputeerden niet zo veei za uitwerken, dat zij het ontwerp der andere zullen kunnen dwarsbomen? Al wat dus den koophandel én zeevaart, rivieren, en zeegaten betreft, moet ook aan 2u:k eene algemeene volksvergadering toevertrouwd worden. Maar men heeft fchoon praten, dat alle de gedeputeerden eener algemeene vergadering de bijzondere belangen van hun gewest zullen moeten verzaken, en dat daar door alleen alle verkeerde invloed van het belang der Provintie, waar uit men afgezonden word, geweerd zal worden, daar wj zede't twee eeuwen genoeg gezien hebben , hoe weinig eene diergelijke voorzorg bij de leden van den raad van .ftaat uitgewerkt heeft, die tot de verzaking der bijzondere belangen hunner gewesten verpligt werden. Menfchen blijven altijd en onder alle regerings. vormen dezeifde, hoe men hen ook bepaalt, en welke voorzorgen men neemt. Moet men dan, daar men dit kwaad nooit geheel kan te boven komen, de geheele Republiek bloot ftellen aan de verwarringen, die eene vo!ftrekte vermenging van alle deszelfs onderdeden noodzaaklijkverwekken moet? Ikooideel daarenboven, dat de inrigting van eene ondeelbare Republiek niet nuttig zou zijn, daar het onderfcheid van wetten en gewoonten, aan de ingezetenen van onze verfchillende gewesten eigen veel beter bereekend is naar derzelver neiging en geaardheid, dan hun eene algemeene conftitutie voor te fchrijven, waar tegen zij grotendeels, zoniet allen, onoverwinlijke vooroprdeelen zouden opvatten. Men kan nie: «ntkeunen, dat onze Republiek uit vier verfchillende natiën  ( S" ) tiën beftaat, dat Gelderland Utrecht Ovirijsfel zeer onderfcheiden zijn in neigingen geaardheid en zeeden van HoU land, dat Friesland, Groningen en Drenthe veel verfchillen van Gelderland, Utrecht, Overijsjel en Holland, dat Zeeland veel verfchille van de andere , en dat de zogenaamde geneialiteitslanden wederom veel verfchillen van alle de overige. Hoe veel moeite heeft het in vorige tijden niet in gehad om een en het zelfde verfterfregt door geheel Zuid en Noordholland in te voeren, en heefc men het niet moeten laten zi ten? Wat mag men dan denken, dat er gebeuren zoude, als men deze verfchillende natiën , die hunne bijzondere zeden , gewoonten en wetten hebben, aan eene algemeene conftitutie zou willen onderwerpen? Daar en boven kan ik niet doorzien, dat, als men de nadeelen van de langwijügheid der raadplegingen over land en zeemagt, koophandel en zeevaart, rivieren en zeegaten wegneeme, de ingezetenen van elk gewest minder gelukkig zouden zijn. wanneer z:j elk hunne bijzondere conftitutie krijgen , dan wanneer men hen tegen wil en dank onderwerpen wil aan eene regeeringsvorm, die misfchien over het geheel geenen meerderen invloed op hun geluk hebben, en hun daarom alleen ongelukkig maken zoude, om dat zij hun niet behaagde. Kan het eindelijk niet gebeuren , en is het niet in alle tijden gebeurd , dat eene algemeene volksvergadering onregtvaardige, of willekeurige bevelen gaf; en waar zal dan de ongelukkige ingezeten fchuilplaats vinden zonder zijn Vaderland te verlaten , als hij nergens troost vind ? Wanneer er in tegendeel onderfcheiden provintiale regeringen zijn, kan de meerderheid der ftaatsvergaderingen zich tegen eene overdrijvende partij verzetten, of, zo zij dit niet kan doen, is zij ten minften in ftaat, al heelt zij de minderheid, om aan de onderdrukten op haar giondge» bied befcherming te verkenen. Toen de Staten Generaal, ofwel te meerderheid der bondgenoten met den ftadhouder in 1786, en 1787. alle ftaatshervormingen mee geweld wilden tegengaan, vonden de ongelukkigs ingezetenen , die uit hunne fteden en gewesten verdreven waren, ten minften in Holland en Overijsjel veiligheid en fchuilplaats. Zelfs hebben zommige fteden en gewesten, na de geheele omkeering van zaken des Jaar» 1787, de elders onderdrukte ingezetenen vriendlijk ontvangen en geherbergd. Zouden zij dit hebben kunnen doen, indien er maar eene algemeene ftaatsvergadering, indien de Republiek een en ondeelbaar geweest waie? Als Frankrijk in 1793. onder geene ondeelbare Republiek geleefd had, zoude het fchrikbewind van Robcjpierre door Q <] s de  «Ie departementale magt ongetwijfeld geweerd zijn, dïe na? zijne zegepraal dit voorftaan van eenen departementalen Invloed op de Vrijheid der raadpleegingen voor de grootfte misdaad van ftaat verklaren deed, omdat deze invloed alleen hem in zijne ontwerpen kon hinderlijk zijn. Ik zie in ons Vaderland met leedwezen de aanvanglijke vcrfchillen, die er over een provifioneel beftier plaats hebben; gints zie ik aan Drenthe het billijk deel in een vrij ftaatsbeftier weigeren, daar een gedeelte van Jlaats Braland met het ander gedeelte in onmin, en dat geheel land op het punt geweest om bij eene diergelijke weigering tot deerlijke uiterftens te komen; elders dé vergadering van Hun Hoog Mog. met het committé van het algemeene bondgenootfchap over de finantie en de Armée verdeeld; elders wederom de provintiaale volksvergaderingen met fteden hunner Provintie, of de burgers en de reprefentanten van een en dezelfde Stad over hoop. En, indien dit nu nog maar over e»n provifioneel bellier gebeurt, wat moet ik verwsgten, dat erover eene altijd durende regeringsvorm zal voorvallen, als men eensklaps bij eene tusfehenregeering alle andere collegien vernietigd en de geheele Republiek aan een en het zelfde beftier wil onderhevig maken? Eindelijk zeide ik, dat de inrigting eener ondeelbare Kepubüek in eenen zedelijken zin onmooglijk is. Ik zal, om dit te bewijzen. nu niet meer fpreken van de verfchillende geaardheid , zeeden , en neigingen der natiën , waar uit onze Republiek in Europa beftaat, maar, als men van eene ondeelbare Republiek fpreekt, behoort men ook te denken om onze volkplantingen in Oost, en west, en zig af te vragen, hoe men het met die onverdeeibare Republiek maken zaU als deze menfchen daar in moeten deelen ? cn , zonder daar in tedeelen, zou er immers geene ware gelijkheid van regton plaats hebben. Zommigea zullen dit gemaklijk meenen te kunnen beantwoorden met te zeggen, dat zij maar afgezanten op die algemeene' vergadering zenden kunnen. Dan zulken begrijpen niet , dat dit geaiaklijker gezegd, dan uitgevoerd worden kan, vermits het afzenden van gecommitteerden uit de Oost, of West naar Europa telken reizs eene groote belemmering er tijdverzuim veroorzaken moet, vermits het nog veel moeielijker zou vallen de grondbeginzels van een nieuw beftier in die afgelegene waerelddeelen in te voeren, dan in Europa; naar dien ds aart der regeringsform in de overzeefche landen nog zeer aantnerklijk verfchilt van die, welke in Europa doorgaands gebruiklijk is, en vermits de zeden van de Europeanen aldaar, en hun langdurig on-  t. 313 ; onderdrukken der inlanders niet toelaten ds Uatften eensklaps niet a'leen tot de Vrijheid te rug te roepen, maar ook de gelijkheid daar in te voeren, zonder dat de gitr van vrijheid aldaar en voor de Europeanen en voor de landzaten doodiijk word, het geen door het voorbeeld der Franfche volkplantingen overvloedig geilaard is. ü,ene andere zwarigheid tegen de zedelijke mooglijkheid eener ondeelbare Republiek ontdekt zig van den kant der geldmiddelen. Indien men eene ondeelbaare Republiek begeert, moeten alle de fehulden der onderfcheiden gewesten en aüe de belastingen in eikanderen gefmolten, de onnoemlijke fehulden van Holland met de ongelijk veel mindere der landprovintien gemeen , en de interesfen voor die fehulden met de verdere lasten van het openbaar beftier gelijklijk betaald cn gedragen worden, tn 110e meent men , dat veele der landprovintien dit fnuiken zal ? Oordeelt men het zelfs mooglijk , dac zij tegen die meerdere belastingen beftand zullen zijn, daar zij de tegenwoordige reeds met moeite opbrengen ? Zal dit hun verbinden aan, of veel eer afkerig maken van het hedendaagsch beftier? En zal het geheel daar door wel gelukkiser ziin9 Wil men tot wegneming dezer zwarigheid aannemen, dat de arbeidslonen in die gewesten n«ar evenredigheid der meerdere belastingen rijzen zullen, dit zou de ellende maar des te groter maken, vermits de burger en de gemeene man even zo veel daar door veriiezén zouden in het geen andere voor hem moesten doen als hij door zijne eigen verhoogde daglonen winnen zoude, en de renteniers door de verhoging der daglonen, en der belastingen een dubbel verlies hjden zouden die, hier door in de engte gebragt, wederom minder geld' aan den burger en den gemeenen man zouden laten. TeOndertüsfchen zijn wij hier mede nog niet aan het einde der ongelegenheden, die door die vermenging zouden verwekt worden: want men ziet bij de minfte opmerking, dat de ineenfmelting der verfchillende provintiale kasten eene fchroomlijke daling der reeds zo laag gedaalde tetauldbrieven veroorzaken zoude, om dat de hogere prijs van zommige dier fchuldbrieven nog fteunt op den beteren ftaat der bijzondere geldmiddelen van eenige gewesten, waar op de kantrekening door die in een fmeiting geheel verdwijnen zoude. Hebben de nieuwe fchikkingen, dia na de laatfte omwenteling nodig geoordeeld zijn, en voo-al d" langdurige onzekerheid, waar in men de ingezetenen omtrent ds zogenaamde groote geldoperati* gehouden Jveft, n'et reeds getoond, dat alle verandering >n h«Jj Q 1 3 [UaC  ( 3H ) ftaatkundige het wantrouwen v-an het publiek omtrent de geldmiddelen opwekt, en de fondfen doet dalen ? Hoetree! meer zou dit plaats bebben , als het gehee e finantié Wezen door eikanderen geraakte ? Het declaratoir , door Holland gedaan, dat het de in een fmelting van de ver» fchillende finantien der provintien ftaande de Nationaale Conventie niet begeert, toont genoeg, dat men a daar zeer wel gevoelt den wederzin der ingezetenen van alle de gewesten tegen die vermenging, maar dit neemt de zwarigheid niet weg, die er uit zou fpruiten , als de Natie* naale Conventie daar toe voor het vervolg eens befloot. Behalve dat het voorftel van eenige gewesten, om dip conventie te magtigen tot het noodzaken der Provintien om haare quotaas op te brengen, niet minder deerlijke gevoigen hebben kan, dan toen zulks over een aantal jaren , te midden der politieke verfchillen , door den raad van Staate, en den Stadhouder voorgeflagen, bij alle de weldenkende ftaatsvergaderingen hooglijk afgekeurd, en boven alle andere zwarigheden onuitvoerlijk is, zo men niet tot eene militaire executie Komen wil. Hier komt bij, dat, als men het oog Haat op de gelukkige gevolgen, die het bondgenootfchap ijk beftier m Americavoox deszelfs ingezetenen gehad heeft, na dat men er alles uit geweerd heeft, het welk aan de algemeene verdediging nadeelig zou kunnen ziin, en daar tegen befchouwt de burgeroorlogen, die aan alle hoeken van Franktijk uit, en zedert die ondeelbaarheid derzelver oorfprong genomen hebben, (hoewel ik erkenne, dat daartoe ook andere oorzaken hebben medegewerkt,) men n;et lang in beraad behoeft te ftaan om het voorzigtig en heilzaam voorbeeld van America boven dat van Frankrijk te kiezen , indien men al niet als waarfchijniijk aanneemt, dat het bondgenootfchaplijk beftier, in wederwil van zo veele verklaringen, en decreten, aldaar eindelijk ook zal ingevoerd worden. _ Eene andere zwarigheid tegen dc invoering eener Na-, tionaale Conventie is gelegen in derzelver openbaare zittingen. Schoon het waar is, dat het volk niet onkundig gehouden moet worden van de raadplegingen van deszelfs vertegenwoordigers, dat niets meer afwijkt van den aart en het oogmerk van eene regeering bij vertegenwoordiging dan de geheimhouding van alles, wat in de raadzalen voorvalt, en dat het openbaar houden der vergaderingen zijne nuttigheid hebben kan, om ondeugende, of heerschzuchtige menfchen in toom te houden, zijn de zwarigheden, die uit het openlijk raadplegen voortvloeien, •venwel niet van minder gev/igt. De'ondeugd, enhcersch- Mfit  ( 315 ) 2ugt kan zig even gemaklik van dat middel bedienen, om den geest eener natie te bederven, en om overdiende toejuichingen der omftanders door grootfpraak , of iedel gezwets te bejagen, of door geld te kopen, terwijl een man van eer, en doorzigt, die voor order, en wetten pleit, onverdiend word uitgejouwd, u'tgeklapt, en "verhinderd zijne vrije ftem te laten horen, cf zelfs draaglijke zwakheden van de beste lieden in een allerhaarlijkst daglicht kunnen gcfts'd, en het respect voor alle wetten benomen worden. In vorige tijden was ik, alleen door de theorie geleid, een ieveiig voorftander van die wijze van raadplegen , toen het volk zijne vertegenwoordigers niet verkoos, tn op eene bezadigde wijze de herftelling zijner g.ieven verlangde. Maar na dat ik de keuze der vertegenwoordigers door het volk alhier billijk ingevoerd, en de menigvuldige misbruiken, die in Frankrijk van het openlijk raadplegen gemaakt zijn, gade geflagen, en bemerkt heb, dat er geene wetten uit te denken zijn , waar ■door de toehoorers verhinderd kunnen worden hunne 'goed- of af keu ing door openlijke tekenen aan den dag te jeggen . na dat k aldaar door den drang van eene zamengcftelde. en opgeruide menigte, door het geroep wij zijn de Jouverein, door het zig vermengen onder de leden der vergadering, en door het overweldigen der raadzaal befluiten heb zien veranderen, die misfchien eerst daags te voren in kalmte, of door den aandrang van eene anders gezinde meenigte genomen waren, ben ik er zo huiverig omtrent geworden, dat ik geene goede vooruitzichten vormen kan op de werkzaamheden eener vergadering die openlijk raadpleegt. Vooral oordeel ik het openlijk houden van vergaderingen , die over het ontwerpen eener conftitutie raadpleegen moeten, al'ergevaorlijkst, omdat de geesten van eene onkundige meenigte, opgewonden door eenige belangzoekende, en woelzieke menfchen, in de verwarring hun voordtel vindende, niet vatbaar zijn voor de bondige redeneerirgen van bedaarde lieden, die het waar volksgeluk a'leen op het oog hebben, en even zOj afkeerig zijn van iedele ontwerpen, en denkbeeldige hervormingen , ais van het aankleven aan wezenlijk fchadelijke misbruiken. In zulk eenen tijd zijn de hartstogten te fterk , de partijfchappen te groot, en de iedele eerzugS van 1 eden , die alleen door het overdreevene zoeken te behagen, of de k einmoedigheid van anderen, die een heilzaam denkbeeld tegen het gefluit der meenigte niet Curven volhouden, te geweldig, dan dat men er eenig goed gevolg van verwagten kan.' In zulk eenen tijd kan wen begrijpen, hoe het gebeurlijk is, d«t men in eene raad-  ( 3i<5 ) raadzaal van volksvertegenwoordigers, die over het toe- : komend geluk van dit, en een volgend geflacht oordeelen < moeten , tot het overdreeven denkbeeld vervalt, om op j het eerfte voordel beflu'tenfiy toejuiching zonder eenigevoor- i afgaande raadpleging te vormen om dat men de houding niet ;i wil aannemen van het gedaane voorfte!, hoe aanneemhjk ook in den eerften opflag, door te denken, en te overwegen, of hetzelve op den duur kan fteek houden. Hier door' word te weeg gebragt, dat men dikwijls op eenen ii volgenden dag dit befluit wederom moet intrekken, na t dat men bij een nader onderzoek de zwarigheden daar van ingezien heeft, die zig bij eene behoorlijke raadp'eging wel zouden ontwikkeld hebben, en dus het billijk ontzag i voor eene volksvergadering bij het volk verliest. In kalmere tijden alleen , kan derhalve hit voorbeeld van Ejffl geland, dat zijne zittingen eenigsrmate in het openbaar :i houd, doch tle ftemmen afzonderljk opneemt, aanprij-i zingswaard;g zijn. Op dat voorbeeld heeft zich de Na.-is tionaale Conventie van Frankrijk, zo veel doenlijk, lai dezen laatften tijd zoeken te rigten, vermits zij niet aM ïeen het openlijk ftemmen bij oproeping van elk lid (ap-b tel nominal) heeft doen vervangen door eene ftemming | bii briefjes, maar haare toekomende vergadering van ver-j tegemroordigers ook van den invloed der toehorers wil li ontllaan, terwijl zij de openbaare raadpleging alleen bij | den raad der vijfhonderd heeft ftaandc gehouden, misfchien:; om het ingevoerd gebruik niet op eenmaal geheel te ver-j "'in^bet voornemen, om door de Nationaale Conventie! een geheel nieuw wetboek te doen vervaardigen, ontdek| ïk eene nieuwe zwarigheid. Wanneer ik van een nieuw ir wetboek fpreek , veifta ik daar door, op dat men mij niet li kwalijk begrijpe, niet het maken van nieuwe wetten totc regeling eener conftitutie, maar van wetten, die op elkss daden in het gemeene leven, afgefcheiden van de regering&'f vorm, invloed hebben. Dit weekblad word s* weeklijks uitgegeeven te Utrecht bij tr /> * Het vervolg in Nommer 40.  DE NIEUWE I POST VAN DEN NEDER - R H IJ N. BOOR P. T H O E N. N. 4o. Den 24 Oftober 1795. Pet Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. Vervolg van Nommer 39. ik weet, dat men zich met reden beklaagt over de verscheidenheid , en gedeeltelijke onzekerheid van onze wetten, dat men met reden wraakt bij gebrek van landwetten de toeviugt te moeten nemen tot het Romeinjcht regt jn eene vreemde taal gefchreven, en voor een ander volk 1 W een geheel andere eeuw gefchikt, en erken derhalve, I «at het te wenfehen was, dat men een nieuw wetboek 1 voor de geheele Nederlandjche natie vormen konde. Maar ■ zie het als zedelijk onmooglijk aan, dat men eensklaps | een geheel nieuw wetboek voor eene natie vormen kan , «et geen niet aan veel grootere zwarigheden zou onderhevig zijn, dan zich met de oude wetten te behelpen. Die zwarigheden vinde ik 1. in den aard eener gemeenebestregeering, alwaar elk lid der regeering en elk lid der taaatfehappij te veel met zijne eigen vooroordeelen, neiginWn, hartstogten, en inzichten, immers met die van zijne medeleden, en medeburgers belemmerd is, om met de Uereischte onzijdigheid de onderfcheidene deelen, en het ■teel van zulk een wetboek te overwegen, en vast te tellen of om er zich aan te onderwerpen. Om die reien befchouw ik het maken van zulk een wetboek in een 1 jemeenebest, hoe begeerlijk ook, nogthans als onuitvoerijk , terwijl ik er de mooglijkheid alleen van onderftellcn lurt in eene monarchie , hoedanig die van Rusland, en ruisjen is, die er ons voorbeelden van hebben opgeteerd, en welker laatfte nogthans zeer veele oude werten P ds bijzondere geaardheid der oader&Mdw ^rcekca feaa-  ( 3£8 } feaarei tfljïoércWe fteunende, heeft m wezen gelaten. In | eene alieenheerfcbing benoemt de fouverain eenige weini- I ge kundige lieden , die het geheel kunnen overzien, de I behoeften, neigingen, en zwakheden van de natie ken. tt nen, het nodige bepalen, het onuitvoerlijke daarlaten, [ en dit faraenftel van wetten word door den fouverain oa- U herroepelijk ingevoerd, & door alle zijne onderhorige II collegien , en amptenaars tegen alle wederftreevmg ge- I handhaafd. 2. In de driften, en verfchillende inzichten , | die eene revolutie altijd verzeilen, om dat het niet an« I ders kan zijn ,of aan een'wetboek, in zulk eenen tijd ge- ï maakt, moet zeer veel aankleven van den ie vergeest tot het maken van hervormingen , welke geest van het aanwezen van een algemeen wetboek zo zeer behoort I afgefcheiden te zijn, als hij er niet in een onmidlijk ver. I band mede ftaat, en om dat het nogthans zeker is, dat» het maken van een nieuw wetboek geheel iets anders is , d«n het maken eener nieuwe conftitutie. Welke verande. ringen heeft niet de enkele verklaring dér rechten van den mensch, en burger bij de dtie onderfcheidene continutién van Frankrijk ondergaaan , naar mate van de verfchillende geestdrift, die er heersctnel En evenwel zijn de rechten van den mensch, en burger altijd volmaakt dezelfde geweest. Is dit omtrent die enkele verklaring gebeurd,- wat zou er dan vrel gebeurd zijn , als men aldaar | eens in dezen tijd ondernomen had een geheel nieuw I wetboek te vormer) ? En het geen Frankrijk met alle de groote talenten , en ftoute maatregels zijner beftierers niet heeft durven beginnen, zullen wij dat beproeven? Amerita begreep daarom zeer wel, dat de tijd eener revolutie, de tijd, waar op men over eene conftitutie raadpleegde, geheel ongefchikt was, om over een gantsch nieuw wetboek te raadplegen, en het heeft zich, zelfs na het eindigen der fchoonfte revolutie, die in later eeuwen bekend is, tot nog toe wijslijk van het maken van een nieuw wètboek onthouden, zich liever willende vergenoegen met «en min volmaakt zamenftel van burgerlijke wetten, üaii de geheele conftitutie, en 's volks waar geluk te wagen aan den hachlijken uitilag van het- ontwerpen van een gantsch nieuw wetboek. Men mag zelfs van de wijsheid der Amerhaanfche ftaatsmannen met recht verwagten, dat zij nog in lang zulk een ontwerp niet op het tapijt zullen brengen, om dat zij de zwarigheden kennen, die er in elke gemeenebest regeering mede gepaard gaan. 3. In het gebrek van de nodige vereischten in hun, die zig met zulk een moeilijk werk zouden bezighouden. Eik, die zich zeiven kent, die de zwakheden, de kortzigtitdieta van het mensebdom gade flaat, hij zij dan onder de fehran* det-  derfte mannen var? onzen landaard, en tïj.d te eoeices, zal zich niet gereedlijk tot zulk een allermoeilijkst wer> Jaren gebruiken, om dat bij de eindeloze zwarigheden doorziet, die men in dat perk doorworllelen moet- Worden er dan, bij gebrek van zulke mannen die zedig genoeg zijn om hunne fchouderen voor dien last te zwak ie rekenen, andere toe gekozen die het werk met ongewijde handen aanpakken, (gelijk doorgaands de oaknnde, en roekeloosheid de gezellinnen van ondernemende menfchen zijn ,) wat kan men van het gewjogt, au zalke handen voortgekomen, veiwagten? 4. In het gevaar om het bepaald gebrek van zommige wetten te veifl.mme» ren door eene vernietiging van alle landelijke wetten. Wij" hebben bij voorbeeld geheele folianten vol wetten over zaken die geheel nieuw, en aan de Romeinen ten minften gedeeltelijk onbekend waren , over koophandel, zeevaart, asfurantie, verfterfregt, gemeene middelen , en diergelijken, en, al zijn deze wetten voor verbeetering vatbaar, behoeven zij daarom evenwel niet eensklaps vernietigd, en de ingezeten in eene geftadige onzekerheid gebragt te worden. Onkundigen in het Romeinjche recht mogen de wetten over allerleie contracten, van koop, en. verkoop, over de testamenten enz. berispen , om dat zij haren inhoud niet kennen, doch zijn even daarom onbevoegd om ze te beoordeelen, of te bedillen. Maar kundigen zullen mij toegeven, dat er in die wetten zo veel goede algemeene regels voorgefchreven , en zo veele bijzondere voorvallen opgelost worden, die in alle tijden , en bij alle volkeren dezelfde zijn, en in het gemeene leven daaglijfcs vooikomen, dat het ondoenlijk zou zijn -daarin bij een nieuw wetboek beter te voorzien , dan bij de Romeinjche wetten gedaan is, en dat, zelfs als er een nieuw wetboek gemaakt was, noch rechters noch rechtsgeleerden zich zouden kunnen onthou-. den om tot opheldering van duisterheden telkens al weder tot het Romeinjche recht, en de fchrijvers, die hetzelve verklaard hebben, toevlugt te nemen. Het is daarenboven meer een iedele klank, dan iets wezenlijks, waureer men zegt, dat elk ingezetene zijne landswetten in ziine moedertaal moet kunnen lezen, en verftaan. VeriVaat bij voorbeeld een landman , of handwerks man, of zelfs elk een, die geen rechtsgeleerde is, de wetten, die in onze moedertaal gefchreven zijn, als gij hem de ordonnantiën op de gemeene middelen, om niet van groot placaasboeken te fpreken. voorlegt,4 kan hij daar uit zijne verplignngen bij-de bloote leezing leren kennen; of, zo bil m rechten asngefproken word, als overtreder eener Rr 2 wet,  Kei', zich zelfs daar utt zonder hulp eener voorfpraak verdedigen? En zou dit beter gaan, als nu alle onze wetten in onze moedertaal gefchreven waren?. Moet men derhalve verre weg het grootfte deel onzer natie ongelukkig maken , en de geheeie natie blootftellen aan alle de wisfelvalligheden en onzekerheden , die uit het ontwerpen van een nieuw wetboek noodwendig zouden voortvloeien , indien al de onderftelling eenigen grond had, dat dit nieuw wetboek wijzer, en meer gefchikt naar onzen landaard, en tijden zou ingerigt zijn? Is het dan niet veel heilzamer, om deze hachlijke zaak met zo veel andere niet ontijdig te roeren, en aan toekomende wetgevers de zorg over te laten om in kalmere tijden het nongebrekkige te verhelpen ? Het heeft niet minder zwarigheid in, eene Nationaale Conventie vast te ftellen in eenen tijd, waar in de nieuwe denkbeelden , waar op eene conftitutie zou gevestigd worden, en het meestal nieuwe foort van lieden , die er toe gebruikt zullen worden , nog niet genoeg herkend z;jn, pm daar aan het toekomend welzijn van een geheel volk te wagen. Ons rampzalig Vaderland heeft federt de ïaatfte Jaren te vee! doorgeftaan, om hetzelve nu wederom onvoorzichtig te wagen aan den onzekeren kans van wel, of kwalijk uitvallen. Befchouwt men den loop der Franfche omwenteling, (zonder nu te fpreken van die onheilen, welken er door ondeugende menfchen aan berokkend zijn,) alleen van den kant der geduurige afwisseling van denkbeelden, waar op men eene conftitutie heeft willen vestigen, wie zal dan kunnen tegenfpreken, dat het menschdom nog tijd nodig heeft en om zich tè bepalen tot het geen waarlijk aannemenswaardig is in tl» nieuwe denkbeelden , waar uit men aldaar geredeneerd heeft, en om zich aan de invoering dier denkbeelden te gewennen ? De eerfte conftitutie, door bekwaame lieden gevormd, onderftelde de noodzaaklijkheid van een hoofd der uitvoerende magt, dat geen ander deel aan de wet. geving had dan een genomen befluit te kunnen afkeuren, maar voor zijnen perfoon rnfehendbaar was gehouden , behoudens deverantwoordelijkheid zijne ministers; zo dra hadden heden , die zich meestal naderhand van eene zeer ongunftige zijde hebben doen kennen, en flagtoffers geworden zim.hunner eigen woelingen, hun, van Jangerhand voorbereid, en beraamd ontwerp niet uitgevoerd, om dat hoofd der uitvoerende magt uit den weg te ruimen , of men vernietigde ook de geheele conftitutie, fchoon men bad kannen volftaan met dezelve flechts in zo ver te vernedgren, als zij op de onderftelling van een hoofd deiuit-  ( 321 ) uitvoerende magt fteiinde, en men telde niet meer -Ie beloofde onfcheBdbaarheid van bet conftitutioneel opperhoofd. Maar zó dra was dit hoofd , in gevolge van het braken van het gegeven woord, niet uit den weg geruimd, or men verwierp ook wel ras de onfchendbaarhel JrTta '«rf der vergadering, die men bevorens als het grootfte plegtanker der Vr.jheid vastgefteld had, en wlIjk ook was.h« eenig bolwerk voor de Vrijheid van »n,?n "»mster«, welker verantwoordelijkheid te n«fr„ Sf,°ff gerekend we^ om hun var, kwaade pasien af tcfchrisken, voornaamjijk nadat het ftrafzwaard Tl^L^ZT™ hoofde". h»>g. vervingen toen de ?ir W a gewezen conftitutioneel hoofd in den ag. der ™it r" e" dör vJergaderin8' ofvan de hoofden «er volksfocieteiten, tot dat zij al mede werden aan kant geichoven. en men ministers voor eene vrije Republiek gevaarlijk oordeelde. Thans heefc men bij de laatst gemaakte conftitutie het minifterie onder den naam van di£Zl *eder.,R?evoerd, en de tijd zalleeren , aan welke MPn Lh k-•dfnngea die £h!kkinS zal onderhevig zijn. Men had bi, de eerfte conftitutie aan het opperhoofd der na ie alleen het voorftel tot eenen oorlog toëgeftaan, en ilt^T™' ot"*8*™ daar van overgelaten aan de r.rh f'?de vjrgudenng- HachliJ'k was het voor dat opperhoofdomde bewegingen, die de Keizer en Pruisfen met hunne troepen maakten , te laten voortduren, zonder la'8n ■ voornemen van eenen aanvallenden corlos in., fchrijven , en niet min hachlijk was de naastdenkknnfn^rv 8 n e,er&S oogbewegingen voor een koningrijk, door allerleie partijfchappen, en hartstogten toen reeds verdeeld. De natie begeerde den oorlog met den Keizer, zo wel als haare hoofden, de oorlog werd v,Ct ^gmieIner ut0,ejul'chirjS ^nder nadere overweging vastgefteld, de fchuld der eerfte mislukking moest natuurfijk op het opperhoofd, op de bevelhebbers, en minif. ters va.ien, en gaf het naaste voorwendzel tot eene vreeslijke omkeering. Maar, toen de Nationaale Conventte alleen meester was van vrede, en oorlog, toen het groote doel van de bepaling der koninglijke magt om geenen roekelozen oorlog te verklaren volkomen bereikt fcheen . werd rli* o_. ... . „ . — cu drtu oaruime, en aan Mmje en w Engeland, en aan HolUnd genoegzaam t,a« i ,. ». UB ïenuta aezer ai te onbe- «dene oorlogsverklaringen, die Frankrijk aan geld, en mantchappen meer dan aan alle de Mogendheden te zamen ï... „ ' b1-""-^-" «idu ue partij aer Uironde, d e er *et eerfte flagtoffer van werd. Van eene prijslijke ver^ r '3 draai»  1 ( j22 ) «fraawMmheW aller godsdienftige bijeenkomfteri, wa» mede de betaling der dienaars van den Roomfchen godsdienst al* den voomaamften, gepiard was-, ging merf i over om ftaatkundige bepalingen omtrent den aard van dezen godsdienst, en het geb.u.k der kerklijke goederen té maken , en wilde die bepalingen door alle de geestetijken beësdigd hebben. Dit maakte de meesten hunner sfkeeiis van de revolutie, en hunne weigering van dien eetk gaf aanleiding eerst tot eene wrede mishandeling .■ en verbanning der oude, en daarna tot de grootfte buiten rporigheden van andere geestelijken , die veel toebragten om den geheelen Roomfchen godsdienst in de srootfte verachting te brengen, me: de ophoud.ng der betaling ook dengeheclen eerdienst gewelddadig te be.etr.en» e» de natie, ontheven van alle teugels, vatbaar te maken voor de heilloze oogmerken, waar mede men zwangec ■ÜUSt tor dat men zich genoodzaakt vond, om langzamerhand "den eerdienst te herftellen. ea alle vervolging dies wegens te ftaken. Van eene betaamlijke evenredigheid tusfehen de onderfcheiden- rangen der ingezetenen* waar door elk bevoegd werd om aandeel te hebben i* dfe voordeden der Maatfchappij, en niemand om «JPffjH looste, middelen, of ftand zijnen medeburger onderdrukken mogt, ging men over tot eene gedrogtelijke verheffing te onkundige meenigte boven de overige leden der maat, fchap-pij. en gaf haar het onuitvoerig vooruitz.g vaa eemeenfehap- der aoederen; de adel, de geestelijke {faat» Se ïjkdommen., de koophandel werden in een misdadig licht gefteld, en alle de rangen van ingezetenen te gelyte imge'ukkigi Toen de ijsliikheden van dit beftier tot eene cmncet'.ijke hoogte gebragt waren,' ftortte dit gevaarte feorziine eigen wanftalligheïd in , en men had moeite om deni tc-anovergeftelden geestdrift, uit die verbazend© arondbecinzels geboren, voor andere uiterften te bewaken, tot dat men het eindelijk waagde om een nieuw ontwerp van' conftitutie langzamerhand fmaaklijk te rrKuen,, emir* te voeren, welkers proef best uit zat wijzen, ii> hoe verre het men'chdom voor de uitvoering van fraaie tfeoreüfche grondbeginzels vatbaar is. Waar zijn doch de rechten van den mensch, en burger hoger verhert, es p'cctiger'uitgeroepïn dan in een land, alwaar gelijktijdig «fc wederkeerigepligten , en het maatfchappelijk geluk meer met voeten getreeden zijn ? Met één woord, Frankrijk was, in den kring van Oechts zes Jaaren, aan zo veele veranderingen, en wisfelvalligheden, uit een voorgeven om net-dve- gelukkig te maken gefproten, onderhevig, dat men, fcjiteo ds zichtbaare oadervinding van het gebeurde, het hoe verre het men'chdom voor de uitvoering van fiaaiej  £ 323 ) ïnlj'na voar onmooglijk houden zoude, dat cén volk ïn evea zo veele eeuwen daar aan kon bloot gefield zijn. Hoe weinige zijn er onder deze tegenwoordige ie veraars voor eene Nationaale Conventie, die de oi.iiu Icheiden Fravfdts confiitut'en met aandagt geleezen, onderling vergeleken, het nuttige, of fchaadeiijke, of ouuitvucrlijke doorgezien, of in een bedaard onderzoek getreden zijn tusfehen het begeerlijke, of verwerpelijke van eene Franfihe^ df Amerikaanjche conftitutie? En zal men -dun op het voortdrijven van zulke lieden, die over deeze zaak volftrekt Onbevoegde regters zijn. zich laten overhalen om het .onberaden geroep om eene Nationaals Conventie- te vermeerderen? Nieuwe bouwmeesters, met tegenftrijdige inzichten zwanger, en met denkbeelden ingenomen, die door .eenige fchitterende geesten in bevallige lottia-ns ten toon ge» fpreid , nimmer, zo lang de waereld ajnwezcii had, de proef der ondervinding hadden doorgeltaan, vielen m Frankrijk met theoretifche kundigheden aan bet oprigten van co.-flituticn , waar mede zij de neigingen van hun eigen hart eerst zorgvuldig, en ongeveinsd hadden moeten vergelijken, en zonder dat waare befchaafdfaeid, deugd en verdienflen den eenigen voorrang aan de .aangefielde bewindvoerers gaven. Al'es wat groote talenten zonder zeden , grootfpraak zonder grondbeginzels , heersdazugt, en eigebaat, in een modiesch gewaad gedoucht, en vooruitzigten op een denkbeeldig volksgeluk bij ligtgelovige menfchen konden uitwerken ? werd te baat genomen om, in plaats van waar maatfchaplijk geluk .es vestigen, de denkbeelden over eenen voorfpoedigen btirgerftaat meer en meer te verwarren , en de rampzaligheden van allerhande natuur te doen voorkomen al* da eenige middelen, om eindelijk het heil des voIks ie 'bereiken. Op naam des volks werd deszelfs waardigheid, en het overfchot van welvaafd, hex welk het uit haraiem der alleenheerfching behouden had, hefteed om het voile wanhopend temaken, en zich van deszelfs getergde wj-ank te bedienen om partijfchappen üit'partijfchappen *e zaaien, en die hoofden te doen vallen, die deszelfs bovendrijvende leiders aan hunne bijzondere gevoeligheid wilden opofferen. Het oproer, waar mede men , als met «re» dómmekfagt der ligtzinnige meenigte, ai les afbrak wai m den weg ftond, en het we4k men eenen heiligen w]>jïand noemde^ mogt eindelijk niet gefluit woorden, ,:a£ÜS wanneer het -zich boven het bereik der oppertnagt 'Jcheea te, zullen verheffen, zonder dat de vaardige .uitvoeiters der orders van de wetgevende magt naderhand ftagtofiais w vcns de eerfte bewerkers van dat oproer waren, tot dat de onbedwongene euvelmoed zich op dezelfde wijze aan zijne tegenwoordige geleiders vergreep, waar toe men het te voren tegen anderen had aangehitst, tot dat het ronddragen van bebloede hoofden door de hoofdftad na het overweldigen der bastilje, en het met gefchut indringen , en plunderen van het koninglijk paleis verwisfeld werd met diezelfde toneelen naar de vergaderzaal der vertegenwoordigers over te brengen. Is het mooglijk, dat onze deugdzame en koeizinnige natie, die al dit gebeurde weet, en tijd gehad heeft om oorzaken en gevolgen bedaardelijk naar te gaan, onverfchilkg kan zijn omtrent fchikkmgen , die elders zulk eenen rampzaligen loop gehad hebben , tn er zelfs naar verlangen kan, om het gering oveilchot van haren welvaard aan de ten minften onzekere proef van iets diergelijks te wagen ? Is het mooglijk , dat zij door die treurige voorbeelden nog niet genoeg geleerd heeft, dat, hoe begeerlijk ook eene goede coiifhtutie zij, de omkeering van eene geheele regeeringsvorm het noch overige volksgeluk geheel kan wegliepen en dat het daarom beter is gematigde hervormingen naar den waaren aard, en de gewoone zwakheden van het nienschdom bereekend, en op den leest der Amerikaanfche conftuutie gefchoeid, door eerlijke, en kundige maar zedige leidslieden te laten invoeren , dan een in febijn meer volmaakt zamenftel van conftitutie te laten vormen, het geen door de onmooghjkheid in of voor de uitvoering van zelfs vervalt, en door het drijven van min deugdzaame, min belanglooze, of min ervarene bouwmeesters word opgetrokken, enkel om te regeeren om eenen naam te maken, om tijdelijke toejuichingen tè bejagen, en om zich zeiven voordeelige posten te verfcharren? Indien men in de keuze van leden zulk eener vergadering fchroomt menfchen te laten aanftellen wier eerlijke caracters bekend en die door ondervinding meer m ftaat zijn om de klippen te kennen , welke men in de itaatkunde vermijden moet, om dat men hunne heerschzucht wantrouwt, is men dan meer zeker van dien kant m de keuze van nieuwelingen, die zich eenen wellust van het regeeren maken, en daar en boven door onkunde de geheele zaak, waar toe zij geroepen zijn, kunnen m de war heipen, en de natie aan duizend gevaren bloot ftelkn. 't Vervolg en Jlot in Nommer 41. Dftj^e^b^ Kord s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIE Ü W E POST VAN DEN NEDER.-RHIJN- DOOK P. T H O E N. N. 41. Den 37 Oftober. 1795. Het Eerste Jaar. der. Bataafsche Vrijhei»; Vervolg en Jïot van Nommer 40. 31/aten wij de ondervinding van de weinige maanden, die zedert de laatfte omwenteling verlopen zyn, raadplegen , en wij zouden het aantal van hun, die er zonder baatzugtige oogmerken, zo vuurig naar reikhalsden, aanmerkelijk verminderd zien, wanneer men elk afvragen konde, of hij met de tegenwoordige regeering, voor zo ver een ftorm van onbedrevene, en onbevoegde Heden zich daar in gemengd heeft, te vrede is, en of hij uit de wisfelvalligheid van het hedendaagsch beftier, en de dobbering van de gevoelens der vertegenwoordigers omtrent 's volk gewigtigfte belangen eenige goede voorfpelling maken kan voor zijn toekomend geluk? Hoe veele maatregelen, en grondbeginzcls ziet men in weinige maan« den nemen, en aankleven, die geheel ftrijdig zijn met die, wasr aan men zich van 1781 tot 1787. hield, en weike tot dus verre niets dan verwarringen, dan misbruiken van eei;e ongehoorde natuur te weeg gebragt hebben? Wie zou geloven, dat, na alle de ongerijmdheden, die uic den eed op de zogenaamde oude conftituS s tic  C 32S ) He fla 17S7. voortgevloeid zijn, en die toen met redes de verontwaardiging der geheele natie verdiend hebb.-n. men thans ergens in bedenking zou genomen hebben om eenen diergelijken eed op een provifioneel beftier af te vergen? En heeft niet' de uitkomst geleerd, dat beden¬ kingen, daar tegen ingeleeverd, gevolgen gehad hebben, die men nimmer in een vrije regeering zou hebben voorfpeld, en de wetgeevende magt aan eene te leurftelling van haar bevel, onaangezien eene nadere verklaring. blootgefteld hebben ? Hoe oneindig veel verfchillen niet de gronden van bevoegdheid, die men te voren tot het ftemregt, of tot het aandeel in het openbaar beftier gelegd heeft, van die, waar op .men nu bouwt op aanleiding -Tan' het geen in de laatfte Jaren in Frankrijk, toen men de groote meenigte ter bereiking van zijn doel noodig had, ingevoerd is, doch waar van men aldaar bij de laatfte contütutie al grootendeels is te rug gekomen? De Romeinfche Fabius, die zijn Vaderland in den oorlog tegen Carthaga zulke aanmerklijke dienften deed, herinnerde reeds aan de burgers van Rome, toen zij twee onbedreevene burgermeefters tot veldoverften kiezen wilden, dat tik fchipper, of pasSagier op eene flille zee het roer beftieren kan, maar; dat, wanneer de orkanen loeien, en het Schip op eene onjïuimige zee gejlingerd word, men dan mannen, en ervarene Stierlieden noodig heeft. Wil men voorwenden dat alle nadeelen van de onkunde der tegenwoordige bcftierers zullen herfteld worden door eene Nationaale Conventie, dan moét men ten minften op redelijke gronden hunnen beweeren, dat de keuze van derzelver leden over het algemeen beter zal zijn, dan die der meeste tegenwoordige reprefentanten. Maar hoe kan men dit redelij.kerwijze te gemoet zien, zo lang de natie noch niet algemeen genoeg verlicht is, en omtrent haare waare belangen, en omtrent de perfonea, die bsst gevormd, en gec Hctgd ■  ( 3«7 )' neigd zijn om dezelven te bevorderen ? Een groot gedeelte der natie begeert orde, eendragt, en waare broederfchap, niet om dat alle hunne landgenoten even zeer verdiend hebben als broeders behandeld te worden, maar om dat er door den weg van vervolgingen nimmer rust, en veiligheid kan gevestigd worden, en om dat het ten hoogden moeilijk zou zijn politieke dwalingen , uit vooroordeelen geboren, van opzettelijke kwaadwilligheid, en moedwil te onderfcheiden. Een ander, misfchien niet geringer, gedeelte haakt naar een geftreng onderzoek der bewerkers van 'sLands onheilen, en naareene fchadevergoeding, of ftraf voor gepleegde wanbedrijven. Hoe is het mooglijk, dat in het midden van den tweeftrijd , die daar uit voortvloeit, een aantal leden verkozen worde om eene conftitueerende vergadering uit te maken, die niet zelve behebt zullen zijn met dit tegenftrijdig gevoelen, en die of onzijdig, en koelbloedig, met ter zijde Helling van alle verkeerde bijoogmerken, het algemeen belang des volks voor het vervolg zullen in het oog houden, of die door de overhelling, welke zij tot het eene of andere grondbeginzel in hunne werkzaamheden zouden aan den dag leggen, niet aanvanglijk, en voor dat hun plan van conftitutie voltooid zou zijn, onderling zullen verdeeld geraken, en het vertrouwen van een gedeelte des volks, te regt, ofte onregt, verliezen? Zo dit ultz\gt door het gewoon beloop der waereldfche zaken al niet bevestigd wierd, kunnen wij ons al wederom op Frankrijk; leerzaam voorbeeld beroepen, alwaar de tegenftrijdige grondbeginzels, en oogmerken der wetgevers de doodlijkfte tweedragt tot gevolg gehad, en de natie in zo veele verfchillende kabalen gefcheurd hebben, als er onderfcheide partijen in de conventie zaten. Bij dit alles komt nog de onzekere uitüag van de keu2» der leden tot eene Nationaale Conventie. Het is niet SS 3 °"-  ( 328 ) •nmooglijk, dat, 20 de aankleef» der oranje partii vooral in Holland, en Zeeland, zich op eene voor lJo inZIgten voordeelige wijze van hun ftemregt weten te be. ÏTil dkTa,daar grootendeeIS op hoofd- pa t.j za nederkomen; en, wat men dan te wagten heeft behoefd m tezeggen. Maar> ditdagr gJ och zeer waarfch.jnlijk, dat de voorftanders van moderatie, of die van geftrèngheid het in de keuze van de le den der conventie zullen overhalen, en als dan kan h=t metmisfen, of het zamenftei van conftitutie zal zichhoofdZt ^ T ^ bovendriJ>ende gevoelens van de meerderheid der leden. Hoe dit dan ook uitvalle U cr geen twijfe! aa„, of een groot ^ ^ partij kiezen, en denklijk invloed hebbea op de raadplee g^gen dier conventie, waar doer men tot hetzelfde on' ge uk van openlijke Nationaale verdeeldheid, als Frank r^k vervallen, en eindigen zal met conftitutiën oP het Papier en willekeurigheid, of regeeringloosheid in de" Practyk te z,en brengen. En dit is eene allergewigtfefte reden te meer, om aan eene Nationaale Conventie geenen «Woed , hoe ook genaamd, op het beftier van het ond d °f °P ^ reSeeHnS ^ b'l-d-prov n. tien. en fteden te geven. Want, men moge zo geweid-g verfchil en, als ik vooruitzie, over den aard, , bijzonderheden eener conftitutie, de leden der toekomende conventie mogen zich, zo veel men wil, onderen VaftheUren'. ^ m°ge erzo ^ Partij in kie«n als te voorzien is, nogthans kan er het gewoon beft>r met zo vee! door lijden, dan wanneer die verdeelde co„ ventte bet bewind, en de uitvoering in handen had. De verfchillen e befluiten der bondgenoten, over dit onder, werp ungebragt, en de verfchillende veranderingen n het plan yan het committé tot het algemeen bondgenoot! fchap te lande voorgeflagen , wettig op s,cn zelvéT, be-  { 329 ) behalve de redenen, die wij bijgebragt hebben, genoeg onze gemaakte zwarigheden. Niemand make dus uit mijjpne huiverigheid omtrent het invoeren eener Nationaale Conventie op, dat ik niet geheel, en in alle deszelfs ge■richt zoude inzien de nadeelen van het gemis eener vaste i:onftitutie, en vooral de gevaarlijkheid der voortduring •van het algemeen bondgenootfcbaplijk, provinciaal, fte;delijk, en landelijk beftier op den voet, waar op het ïthans plaats heeft. Ik befchouw even dit als eene allergewigri>*fte reden, waarom elk welgezind vaderlander lïeikhaizen moet naar het tijdftip, waar op dit beftier , Bet geen inzonderheid nadeelig is voor de algemeene belangen van het bondgenootfchap in eene vaste, en zo na mooglijk eenvormige regeling van die algemeene belangen herfchapen worde, en vereenige mij in zo verre harte ijk met den wensch van een groot gedeelte der wel. denkende natie, en van hare beste, en döorzigtigfte vertegenwoordigers. Gaarne ftemme ik ook in het gezegde der Overijsfelfche vertegenwoordigers, door die van Utrecht aangedrongen, dat er volftrekt geen ontwerp van regeeling te vormen zij, het welk aan elk behagen, of waar op geene aanmerkingen zouden te maken zijn. Maar ik ben ook van oordeel, dat het de pligt van elk ingezeten is om zo wel, eer dat zulk een ontwerp vastgefteld is, zijne bedenkingen aan het publiek mede te deelen, als om na dat een ontwerp, hoedanig dan ook, eenmaal bepaald is, daar in liever te berusten , dan aanleiding te helpen igeven tot vermeerdering der verwarringen. Ik wil derhalve beproeven, of ik niet een eenvoudiger ontwerp, óm eene vaste conftitutie te bekomen, aan mijne landgenoten kan voordragen, het welk misfchien niet mank zou [gaan aan de opgegeeven zwarigheden , fchoon ik niet ^verwaand genoeg ben om te denken , dat zelfs de onpartijdigfte . en kundigfte lieden daar in geene nieuwe zwarigheden ontdekken zouden. Het zal mij genoeg zijn , Ss 3 in»  ( 330 ) indien het op te geven plan, het geen het gewrocht hi eener rijpe, en misfchien onzijdige overweging, aan zo*j danige lieden niet onbehaaglijk voorkomen, en bij het! vereffenen van de verfchillende befluiten der bondgeno-| ten over het 'ontwerp van het committé tot het algemeen! bondgenootfchap van eenige nuttigheid zijn mogt. Men doe hoe eer hoe liever, het zij uit de tegenwoor-| dige leden der provinciaale vergaderingen , die van Staaf.r-1 Iraband, en Drenthe daar onder begrepen , door de ver-I tegenwoordigers zeiven eene commisfie van 36 leden ,1 het zij uit alle de ingezetenen der Republiek, die bovenj alle andere opgegevene vereischten den ouderdom vanl 'veertig Jaren bereikt moeten hebben , door de fiemgereg-j tigde ingezetenen benoemen eene vergadering van repre-l fentanten des volks, naar evenredigheid van éénen reprefen'ant voor 15000. ftemgeregtigde mansperfonen. ■ Men geeve aan deeze gecommitteerdens, of reprefentanten eene volmagt tot het vormen van eene conftitutie. voor het algemeen bondgenootfchap, dat is om te bepi^ len het opregten, het onderhoud, het bewind, en het •gebruik der algemeene landmagt, der zeemagt, der for* riiicatien, inundatien, magazijnen , zeegaten , rivieren, dijken, fluizen, en zeeweeringen, om dé daar toe nodige geldmiddelen uit te fchrijven, en te heffen over alle de ingezetenen der geheele Republiek zonder eenigen invloed, of tegenfpreken van iemand der bondgenoten, als meede om de nodige wetten, en inrigtingen te maken over den buiten- en binnenlandfchen koophandel, over de Oosten Westindijche bezittingen, over de inlandfche fabrieken, en trafieken, met die bepaling, dat die onderwerpen , waar op het algemeen bondgenootfchap belastingenzal leggen ter bereiking van die oogmerken, nog door. provintiaale, nog door ftedelijke regeeringen mogen, bezwaard worden. Men vergunne aan deeze gecommitteerdens, of repre-7 fentanten, om van alle collegien van wetgeving, of uit-voering door de geheele Republiek alle moogiijke ophelderingen te vragen omtrent alles, wat zij ter uitvoering . van hunnen last zouden oordeelen nodig te hebben. Men ontzegge aan deeze gecommitteerdens, of reprefentanten alle opperui3gt over eenig gedeelte der Republiek', alle gezag op de uitvoerende kollegien, alle bëfl fchikkingen over de toekomende bijzondere regeerings^j fórm van eenig gedeelte der Republiek. Men houde het J geheel bondgenootfchaplijk, provintiaal, en ftedeüjk b'e-1 fticr zo als her thans is, in wezen, en werking, tot dat'] het ontwerp, door deeze gecommitteerdens, of repre-J ïsstaaten afgewerkt, aaiu'e vcitegcnwoordigers derbond-'| ge-  C 33ï ) genoten, Staatsbraband, en Drenthe daar onder begrepen, i overhandigd, en door de ftemgeregtigde ingezetenen der geheele Republiek overwogen, en bekragtigd zal zijn. , Men bepaale nu voor als dan in elke vergadering der tegenwoordige reprefentanten van de onderfchcidene gewesten ,f Staatsbraband , en Drenthe daar onder gerekend, dat, vóór het bekragtigen deezer conftitutie door het volk, in geene der gewesten deliberatien zullen aangelegd worden over eene verbeetering der onderfcheidene regeenngsvormen, maar dat daadlijk na d:e bekragtiging eene commisfie van eenige leden uit de vertegenwoordigers van elk gewest door hun zelve, of uit alle de ftemgeregtigde en bevoegde ingezetenen boven de veertig jaren van elk gewest door de gezamenlijke ftemgeregtigde ingezetenen zelfs eene commisfie van eenige leden benoemd zal worden, om over eene bepaalde hervorming van het vorig, en tegenwoordig provifioneel próvintiaal, ftedelijfc en landelijk beftier, voor zover het beftier van het algemeen bondgenootfchap als dan bepaald, daar door niet benadeeld word , een plan in te leveren , om vervolgens door elke provintiaale vergadering over het plan , in den .haren gemaakt, geraadpleegd, en ter goedkeuring van ' de ftemgeregtigde ingezetenen van elk gewest opengelegd Ite worden. Ik zal de voordeden van dit algemeen ontwerp nietna( der aandringen , om dat kundige, en onbevooroordeelde i leezers dezelven, en de redenen, waarom ik het zo, en iniet anders gefteld heb, uit zich zeiven ras bemerken zulilen, en om dat ik te veel omflag nodig zou hebben, om ihet voor min doorzigfige, icboon even welmeenende lee;zers te ontwikkelen. Alleen merk ik maar aan, dat er i mijns inziens alle, immers de meeste bevorens gemaakte zwarigheden tegen eene Nationaale Conventie, tegen een algemeen iplan van geheele ftaatshervorming, en tegen eene ondeelIbaare Republiek door vermijd , en echter met den tijd eene geheele, fchoon meer gebijzonderde, hervorming ivan ons zeer gebiekkig ftaatswezen uit geboren zoude iworden. Indien dit ontwerp al het geluk had om eenigermate aan meer driftige, meer ongeduldige, maar echter redelijk denkende mede ingezetenen te behagen, «» indien het al eenigen invloed maken mogt op de raadplegingen van de vertegenwoordigers des volks in de verfchülende gewesten, vrees ik nogthans, dat de langwijiig. heid, die er uit volgen zoude, al het gunftig gevoelen I :ZV! wegnemen , het geen er anders voor mogt worden opI'gevat. Ik oneyeiuze ook zelf niet, dat dit er mij eeniIjgermate in tegen ftaat, daar ik mijn Vaderland liever over ii ién, dan over drie Jaren gelukkig zag, en zo vee! als  ( 331 ) iemand doordrongen ben van de nadeelen van een hnp duurig beftier op den tegenwoordigen voet. Maar ik versoek mijne leezers, dat zij, alvorens het te verwerpen , mijne voorafgemaakte zwarigheden nog eens bedaard, en onzijdig wiilen lezen, en herlezen, dat zij toch in hun gemoed, met ter zijde Helling van alle voorooideelen , en hartstogten, overwegen, hoe verantwoordelijk elk onzer ï«, indien hij door voorbarigheid een plan helpt doordrijven, hei welk in de gevolgen zo hachlijk is, dat het zonder mirakel nooit wel kan uitvallen, en dat zij toch begrijpen , dat het beter is onze natie in een langer'tijdsverloop met meerder goed vooruitzigt waarlijk gelukkig , dan door overhaa«ting voor altijd onherftelbaar rampzalig te zien, nademaal hoe nadeelig ook de langwijligheid zijn moge , nogthans daar uit alleen een zeergroot voordeel kan voortfpruiten, voor zo ver eene rijpere overweging van de gronden, en gevolgen van denkbeelden , die geheel nieuw, en in het land hunner geboorte zo verichillend behandeld zijn, niet anders dan zeer noodzaaklijk, en alle overijling dcodiijk worden kan. Ik ben inwendig overtuigd, dat Frankrijk ons bij vervolg nog meer, dan thans tot eene Jeerichool verftrekken kan, wat aan ons geluk in de maatfchappij volgens de aangenomene gronden voor- of nadeelig zij. Laat ik mijne waarde landgenoten bij deeze gelegenheid mogen herinneren de op reden, en ondervinding (leunende gezegdens van den altijd roemwaardigen van der Capelien tot den Pol, die hij hun , had hij het vermogen , thans uitzijn graf andermaal zou toeroepen. „ Men „ kan teveel reformeer en, men kan te driftig zijn; alles „ moet met gemeen overleg gefchieden naar een wel be„ redeneerd plan. Gefchied dit niet, dan voorzie ik, dat „ de verdervende hand , die hier onder rokkent, daar door niet weinig invloed zal herwinnen. Alles kan zo effen niet gaan; aan fchurken doe ik geen gratie; maar vind er mij altijd best bij om aan onfchaadelijke, of „ zelfs weinig fchaadeüjke zwakheden van eerlijke lieden „ toe te geven. In Gods naam belet toch, .zo ver uwe „ invloed zig uitftrekt, alle fcheuringen. Laten de wij„ ze, en beste toch de eerfte zijn om toe te geven. Raad ,, toch de driftigen om liever wat te weinig, dan te veel „ te doen. Het geen te veel gedaan is, kan dikwerf niét ,, herdaan worden, maar het geen te weinig gedaan is, ,, kan doorgaands nog worden aangevuld Redresfen moe„ ten in zaken, waar bij geen gevaar in het uitftel is, „ niet te fchielijk gefchieden." Semper idem. Dit weelfo'lad^wprd s'week'ijks uitgegeeven te Utrecht hartstogten, overwegen, hoe verantwoordelijk elk onzer ï«, indien hij door voorbarigheid een plan helpt doordrijven, hei welk in de gevolgen zo hachlijk is, dat het zon-  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER.-RHIJN. DOOR P. 'T H O E N, N». 42. Den 31 Odtober 1795. Het . Eerste Jaar der Bataafsche Vrïjheib, JL/ie daar dan eindelijk het ftuk van on2en geëerden correspondent over de Nationaale Conventie in zijn geheel aan onze landgenooten medegedeeld; een ftuk, zeeker, in het welk, niettegenftaande er veela denkbeelden en veronderftellingen in worden gevonden, welke niet ftrooken met die der meeste Vaderlanders even min als met de onze, gezond verftand, fchrander oordeel en een welmeenend Vaderlandsch hart doorftraalen; en wij aarsfelen geen oogenblik, om zoodaanige patriotten, welke de Vrijheid van denken omtrent de waare middelen toe behoud des Vaderlands' aan andere patriotten zouden willen betwisten, te verklaaren voor de ondraaglijkfte haaters der Vrijheid, de willekeurigfte dwingelanden, zul. ken, aan welken wij, het zij God geklaagd! veel al do verwarring en den val onzer Vrijheid ademende pogin^ gen, voor de voorgaande omwenteling te wijten hebben. Eer wij onze aanmerkingen op het thans afgeloopert ftuk van onzen Vaderlandfchen correspondent laten volg gen, moeten wij nog dit zeggen, dat een aantal kundige en beproefde Vaderlanders met hem in het zelfde T t denk-  ( 334 ) denkbeeld verkeeren, waar van wij verfcheide fchriftelijke bewijzen ontvangen hebben. Indedaad, indien men onzijdig wil handelen, cn zich niet door een ftroom van vooroordeelen laat wegfleepen, kan niemand ontkennen , dat het daarftellen van eene Nationaale Conventie veele bedenkingen onderheevig is, en hoe zeer wij overtuigd zijn, dat dezelve in de omftandigheden, in welke wij verkeeren, volftrekt noodzaaklijk is, tot behoud van ons Vaderland , even zeer zijn wij overtuigd, dat indien dezelve zoo niet geheel, ten minften voor een groot gedeelten, uit onkundigen, uit intriguanten, uit eigen belang- eigen grootheid- eigengezag zoekers wierd faamengefteld, deeze Republiek onherftelbaar is. 'r Is eene fchreeuwende zotheid, dat men de menfchen neemt en veronderftelt, zoo als zij behoorden te zijn, > neen, men moet hen neemen, zo als zij waarlijk zijn, en wie is er dan, die uit de daagüjksch voorkomende gebeurenisfen niet met de innigfte fmert de toeneeming van twist, tweedragt, haat. en fcheuring onder de patriotten zelve ziet, even als of men, om den band van broederfchap nog naauwer toeteknoopen, met de beu- zelagtigfte twisten moest beginnen, even als of om eene ééne en onverdeelbaare Republiek te maaken, men dit groot, dit heerlijk werk moet aanvangen met tweedracht en feheuringen; goede God! hebben ons dan de voorledene rampzalige tijden nog niet wijzer, niet beter gemaakt! • moeten wij dan nog tot op dit oogenblik blind zijn voor die woedende driften, op welker jammerlijke uitwerkfelen wij zelfs in het midden onzer broederen, onzer verlosferen, met fchrik, verbaaaing cn medelijden geilaard hebben, en nog ftaaren. Bij hoe veelen indedaad welmeenende patriotten bekleed de dnfc de plaats der rede ? —— hoe veelen zijij er  C 335 ) er niet, die hard om eene Nationaale Conventie roepen, en met duizende anderen beweeren, dat zonder dezelve onze Republiek verlooren is, zonder dat zij weetea, wat eene Nationaale Conventie is, wat derzelver werking moet zijn, wat van de verkiezing der leden, uit welke zij moet zijn faamgefteld, afhangt. Zijn er niet een talloos aantal leden, welke in de ongelukkige verbeelding zijn, dat zii met de kunst, om het Vaderland te beftieren, gebooren zijn, en dat het genoeg is, een lid van onze braave volksvergaderingen te wezen, om. al wat tot het beftier van het po'itiek en finantieel weezen van ons Vaderland betrekking heeft, te kunnen beftieren en in de beste orde te brengen; hoe veele intri- guanten zijn er, die van het alles goeds begeerend es geen kwaad wantrouwend hart der eenvoudige welmeenenden een kwaad gebruik tragten te maaken, en het ook dadelijk maaken, om het te kiden, waar heen zij begeeren, tot hunne bijzondere grootheid ! — hoe veelen zijn er, die eene Nationaale Conventie begeeren, alleen om' dat die bij de Franfche Natie plaats heeft gegreepen ! en zou men kunnen oordeelen, dat zoodaanige lieden het gewigtige van zulk eene daarftelling eener Nationaale Conventie doorgronden? Wij hebben voorheen over eene Nationaale Conventie in deeze Republiek onze gedachten medegedeeld, en, zoo wij meenen, overtuigend beweezen, dat eene Nationaale Conventie voor dit tijdftip behoorde te zijn een Wetjcheppend ligchaam, dat alken gewettigd was, om een plan te vormen, tot het daarftellen van eene conftitutie, en die aan het gantfche volk ter goedkeuring voortedragen; en wanneer die door haar opgeftelde conftitutie ea regeeringsform voldeed, en door de meerderheid des gantfchen volks was aangenoomen, en dit eerfte Wetfchepf*,rd Nationaal ligchaam dus had uitgediend, enjplasts geT,t 2 maakt  ( 33* ) aiaakt voor eene tweede Nationaale Conventie, die Con« ventie als dan, zou zijn het wetgeevend ligchaam, dc vertegenwoordigers des gantfchen volks, welken fchoon ondergefchikt aan de te vooren gemaakte, en door het gantfche volk goedgekeurde wetten, echter de eenige wetgeevende en wetbekragtigende magt der gantfche Maatfchappij zouden uitmaaken. Dan verfcheide zaaken, zoo provinciaale, ftedelijke als bijzondere hebben zich fints dien tijd ontwikkeld, en ons (ten minften naar ons begrip) overtuigd, dat een meerder gezag, een meer onbepaalde invloed aan dit collegie moet worden toevertrouwd en aanbevolen, wil men eindelijk (gelijk men zegt) fpijkers met hoofden gsfl3gen zien. Dit, zoo wij vertrouwen , zal nader blijken, in of naa het mededeelen onzer aanmerkingen op de verhandeling van onzen correspondent; zoo wij in het een of ander den bal mogten misdaan, houden wij ons verzeekerd, dat die Vaderlanders, welke met ons in denkbeelden omtrent het daarftellen eener nationaale conventie verfchillen, die voor dezelve fchroomacntig of van dezelve afkeerig zijn, onze aanmerkingen op het door hem aangevoerde, met even dezelve onzijdigheid en vriendelijkheid zullen ontvangen, en beoordeelen, gelijk wij en het beste en kandigfte gedeelte onzer lezeren omtrent hunne aangevoerde gedachten gedaan hebben. Men denke intusfchen niet, dat wij op het daarftellen eener Nationaale Conventie aandringen, om dat wij de eerften zijn geweest, die openlijk hebben beweerd, dr.t dezelve ter hervorming van ons gebrekkig ftaatsweezen noodzaaklijk zij; of dat wij dezelve zouden voorftaan, om dat het volk, over het algemeen genoomen , die begeert; ons eerst, ons geheiligst voorneemen was, is en ?al zijn, de gevoelens Van ons hart voortedragen, zolder  ( 337 ) der ons te bekreunen, hoe vleijers of lasteraars zich over' ons uiten. Thans gaan wij over tot het ftuk van onzen Vaderlandfchen correspondent. Het is waar , gelijk hij zegt op pag. 297. van dit ons weekblad, „ dat, indien men het gedrag van veelen on„ zijdig overweege, men moet erkennen, dat het volk „ zich veel al in de keuze zijner vertegenwoordigers be. „ droogen heeft gevonden." Wij erkennen het nogmaals, dit is eene jammerlijke waarheid, maar moet dit het vrije volk van Nederland, de verloste Bataaven affchrikken, om tot het daarftellen van eene nieuwe conftitutie, van welke deszelfs toekomend geluk of rampfpoed zal afhangen , op nieuw vertegenwoordigers te verkiezen ? is het een voldoenend bewijs, dat de nog te kiezen vertegenwoordigers nalatig, eigenbelang zoekend, of Arïsta. [ craatsch-gezind zullen zijn ; om dat er onder de tegenswoor1 digen zoodanige worden gevonden? In tegendeel, is het niet : eene rede, een aandrang, te meer, om zoo fpoedig mogelijk het beftier uit de handen van zoodaanige vertegenwoordigers los te maaken, die door hun aan den dag gelegd caracter, geestdrift, of laaghartige bedoelingen, betoonen, tot het beftier van *s Lands zaaken ongefchikt, :en het vertrouwen des volks onwaardig te zijn. Indien het moest doorgaan, dan zou men onzes bedunkens ook op die zelve gronden kunnen zeggen, „ om h dat men in en bij de voorgaande regeeringen zulke „ Hechte land- en volk- verdervendewetten en befluiten „ heeft zien invoeren, moet men het niet waagen, nieu- t we wetten of befluiten te vormen ; en welk ramp- 0, zaalig ftelfel zou dit zijn !*' Heeft het vrije volk zich in de keuze van zommigen zijner vertegenwoordigers bedroogen gevonden , het heeft pok daar door gelegenheid gehad, om dezelve te leeren Tt 3 ken-  C 338 ) Kennen, en dit fchool van menfchenkennis moet elke* Vaderlander hebben geleeraard, voor welke weezens hij i 2ich in de aanftaande ge ezels of laf hartige draaijers, die beter gefchikt zouden zijn, 'i om een legerkar, dan om het fchip van ftaat te beftieren. i Het geen verder op pag. 298 word aangevoerd, datl de fchokken, welke de Franfche Natie heeft ondergaan,! ons moesten doen beeven op het daarftellen eener Na-»l tionaaie Conventie, houd, onzes bedunkens even mini Heek, want dan zou men op die zelve gronden kunnen l beweeren, dat men maar flaapende bij het oude had moe. I ten blijven, en geene poogingen tot eene omwenteling haik behooren aantewenden, daar de ftaatsomwenteling in Frank-11 tijk. de baarmoeder van alle die fchokken geweest is; . \\ en welke volks-pooghgen tot verbreeking van flaaffche |rj ketenen zijn ooit in het werk gefteld, zonder dat dat Ij volk aan hevige fchokken is blootgefteld geweest? Ge- \\ lukkig voor ons, dat wij ons het fpreekwoord , die zich d aan een anderen fpiegelt, fpiegelt zich zagt, onophoudelijk | kunnen en mosten herinneren; wij kunnen en moeten j die klippen vermijden, over welke de Franfche Natie ter J meermaalen heeft geftruikcld. Het |  ( 339 J Het geen onze correspondent verder zegt op pag. 299 l emtrent de fehulden en verkwistingen van Frankrijk, is geheel buiren den haak; hij zegt, „ om ééne 60 mil„ lioenen te vinden, die er aan de voormalige Jaariljk. „ fche onkosten te kort kwamen onder het voorig be„ ftier, en dat nog door verkwisting, heeft men nu alls „ de Nationaale goederen, waar mede men die fchul„ den der Natie dagt te betaalen, doorgebr agt, en deNa„ tie daar en boven met eene fchuld van twaalfduizend „ millioenen overlaaden." indien wij onzen cor¬ respondent niet voor eenen eerlijken Vaderlander erkenden, zouden wij ons niet kunnen onthouden, om te zeggen, dat dit ter kwaader trouw was aangevoerd. Onze correspondent doet, om het Nederlandfche volk van eene Nationaale Conventie aftefchrikken, het hier voorkomen, als of dit het werk was der Franfche Nationaale Conventie; hij abufeert zich. 1. In het begin van het Jaar i79r, toen er noch om geene Nationaale Conventie gedagt wierd toonde de toenmaligen Minister der finantie Necker, bij zijne rekeung aan, dat hij in dat Jaar 290 millioenen livres op zijne rekening te kort kwam. 2. Het is onwaar, dat thans alle de Nationaale goederen zijn doorgebragt, en boven dien de Natie met eene fchuld van twaalf duizend millioenen bezwaard is> —want van dia Nationaale goederen , is vooreerst «en zeer groot gedeelte noch onverkogt, ten tweede op de verkogte Nationaale goederen is noch maar een fesde gedeelte betaald, ten derde zijn de twaalfduizend millioenen livres loopende fehulden der Franfcht Natie niet een fchuld, welke is overgebleeven naa de ^verkwisting der Nationaale goederen, maar het is een ifchuld, welke gevestigd is op die Nationaale goederen, ea  i 34© > tn welke nog eenige duizend millioenen minder is daa het hypotheek, op welke die fchuld is gevestigd. Dan men v eronderftelle eens, gelijk het niet is, dat de Franfcht Natie indedaad in zulk eene fchuld was gedompeld, dan nog was dit niet als eene verkwisting van de Nationaale Conventie aantemerken en (onze correspondent houde ons dit ten goede) het is voor een man van zijn gefleepen en welwikkend oordeel zeer los geredeneerd, dat men voorbij ziet, dat de Franfche Na tie bijkans door 'alle Mogendheden van Europa is aangevallen, en dat zij zich heeft verpligt gevonden, om eene landmagt van twaalfmaal honderd duizend mannen op de been te houdenj is dit eene verkwisting? Het vervolg in het volgend Nommer. Dit weekblad is te bekomen: te Amfterdam bi] Schalenkamp , Rotterdam D. Pis, Haarlem Rohn, Leiden Onnekink , s' Hage Leeuweflijn, Delft Roelofswaart, Schiedam Sweben , Gouda Buma £?. Comp Gornichem van der Wal, Dordrecht Blusfê en Zoon, Woerden Paling, Boden graven Meijer, Heusden Hagedoorn , Ysfelftijn Oostveen j Leerdam Hoefnagel, Hoorn Vermande, Alkmaar Hand, Enk. huizen Fraüx, SneekBransma,Middelburg Keel, Vlisfingen iföaw-*? an , Zirkzce van den Thoorn , Nijmegen van Campen, Arnhem Moele.i.an, 's Bommel de Meijere, Wageniagen Wesfels , Meppeld Voogd, Zatphen Eldik, Eindhooven van Leerfum, Leeuwaarden Caiïais, Groeningen Doekema, Zwolle Clement, Deventer Karsfcn* èerg Breda van Bergen, Bergopzoom van Riemsdijk en Bronkhorst, GeertruiJenberg du Bots, 's Bosch Il*d. Vieweg en Zoon, Amersfoort Blankenberg, en te Utrecht bij Dit^-wqekbfad wor^Us'weeklijks uitgegeeven te Utrecht fbii'-.- ■ ~*\  DE NI EU WE t P O S T VAN DEN JNEDER-RHIJN. DOOR P. T.HOEN. N°. 43Den 3 November. 1795. \ Het Eerste Jaar der Bataafscke Vrijhei». Vervolg van Nommer 42. |ti«r wij onze aanmerkingen op de gedachte?i van onzer, forrespondent vervolgen, moeten wij onzen lezer en berigten^ mat door dien wij in eene commisfie voor deeze Landfchap in ■de afgeloopen week geweest zijn, een gedeelte der door ons geftelde copij van dit ons weekblad door vetgisftng niet is geplaatst, waar door het voorgaande Nommer te weinigftofs tevat heeft. I Op pag. 299. beweert onze correspondent, dat om jpie Bastille te weeren, waar in zes of zeven ministers met kunne befchei mers of aanhangers nu en dan éénen onfthuldlgen door een lettre de cachet willekeurig konden werden, heeft men nu onder de benaaming van mailbus d'arrèt bijna zoo veele JBastiiles zien eprechten, als er fteden, of iorpen in het land zijn. Door wiens toedoen zijn die Schrikverwekkende toneelen onder de Franfche Natie op£erig:? door eenige weinige intriguanten, inzonderheid |oor eenen verraderlijken Robefpierre en deszelfs eerloofcen aanhang, waar over het beste, en verre het grootfte }edeelte der Nationaale Conventie of liever bijkans allen Vv de  1 C-34'2 } * de uitterile fmert gevoelden, ea (dit kan niet ontkend worden) het is alleen aan onderling wantrouwen te wijten , dat zij die godvergeeten monfters, die in bloed en «raanen zich hebben gebaad, niet terftond hebben verbrijsfeld, gelijk zij gedaan hebben, zoo draa een Tallien in de vergadering, het masqué aan den dwingeland Robefpierre en zijnen eerlooztn kleinen aanhang, manmoedig, en openlijk afrukte; dit zeeker moet ons niet affchrikken van eene Nationaale Convent e, maar het moet ons ïsei ren, de Robefpierre's, die er onder ons zijn, in het oog te houden, hunne grootfpraaken, hunne opgefmukte taal in Land en Volks- vergaderingen te wantrouwen, wanneer wij hun ch.'.rafler hebben leeren kennen , wanneer wij bemerken, dat zij overal zich zei ven willen vertoonen, en daar door tragten de afgoden vun het min doorzichtig volk te woiden, vooral wanneer zij het terrorismns tragten te prediken , en door moordfchavotten alom fchrik en vrees in te boezemen, dan moet er geen waar Vaderlander wor« den gevonden, die niet gereed is, zulke bloeddorftige Terraaders in dien afgrond te fto ten, welken zij voor hunne medevaderlanders tragten te openen. Uit dit aangevoerde van onzen correspondent volgt deeze gevolgtrekking, dat daar er om de Bastiile in Parijs omvertewerpen, verfcheiden maifons d'arrèt of ftaatsgevan* genisfen zijn opgerigt, het dus beter geweest ware, de Bastiile in weezen te laten: wij durven met volle kracht beweeren, dat indien er anders geen kwaad in Frankrijk geheerscht had, dan de gevloekte lettres de cachet, het meer dan eejie ge-noegzaame reden geweest ware, dat het volk, ziende zijne fmeekingen vruchteloos, niets had ontzien noch gefpaard, om deeze gevloekte ketenen te breeken! is een volk niet allerrampzaligst, wan¬ neer zijne Vrijheid, zy'ne bezittingen, zijne eer, zijn leeven afhangen van een willekeurig bevel van eenen en- ke»  r C 343 ) kelen, in hoogheid geftelden booswicht? •—— wanneer een in wellust verdronken minister de magt heeft, om aan : zijne gevloekte driften te voldoen, den beminlijkften, den i onfchuldigften man, den tederlievendften vader, in ver, fchriklijke onderaardfche holen te doen werpen, en aldaar door duizsnde dooden te doen omkomen, op dat hij I het ongeftoord genot zoude hebben van eene b.evalh'ge vrouw of dogter? en dit alles, zonder dat de dus lonfchuldig gegrepene tot aan den dag van zijnen dood, een enkel flip van befchuldiging word voorgehouden, of hij de reden weet, waarom hij dus rampzaaiig word mishandeld. Schoon ia deeze onze Republiek zulke gruwelijke osIgercchtigbeden 'zoo ver wij weeten} geen plaats hebben, zijn er echter hier en daar, die zoo zij niet met dezelve gelijk ftaan, echter weinig minder zijn; — hebben niet volgens de oude costumen, zommige ftedelijke regeeringen het Godvergeeten zoogenaamde recht, om eenen binnen haare muuren gezeeten burger de Stad*en derzelver grondgebied te ontzeggen, wanneer zj zulks, hoe onfchuldig hij zij, goedvinden; wij weeten onder meer anderen daar van een fchrikbaarend voorbeeld van eenen braaven , om recht verzoekende, doch geen lafhartig .genoeg regeering vleijend burger, welken bij eene rechtbank in eene onzer aanzienelijkfte fteden, in een pleit- ,geding, zijn rechtmatige eisch wierd ontzegd, en wien wanneer hij van dit onrechtvaardig vpnnis aan eene hoogere rechtbank appelleerde, door de regeering dier Stad wierd toegevoegd, dat hem, wanneer hij van dit appel niet afzag, dadelijk de Stad en derzelver grondgebied ontzegd wierd. Welk waar vriend der Vrijheid is er, die niet liever alle gevaaren zou willen ondergaan , daa zulk een godloos juk langer dragen?. Meer dan al te waar is het aangehaalde van onze« Vv 2 cor-  ( 344 ) eorréspondest, fchacm in zommige opzichten al te zeer Tergroot, of in een al te iTerk licht geplaatst. Zoo het aangevoerde omtrent de tegenswoordige verkivistingen fr» vergelijking van die van alles roovende ministers, alsr omtrent de impofitien enz. zijn niet de gevolgen van eene Nationaale Conventie, maar van eenen, door bijkans alle Mogfendhedën van Europa aan de Franjchen onrechtvaardig aangedaanen oorlog; maar wij vinden het gefielde dat om den landman van eenige heerendienften in de maand rf in hst jaar te ontjlaan, men hem zoowel als den fledeffng aan alle de gevaaren des Oorlogs heeft hlootgefteld, zeer ongegrond , en rechtdraads ftrijdende tegen de denkbeelden van liefde voor de Vrijheid; wie is er, die gevoel van zijne eigen waarde heeft, die niet zijnen Iaatften druppel bloeds veil heeft, om die te verdedigen te jen weszens, welke zich boven hem verheffen, op hem van eene ontzaglijke hoogte nederzien, hem tot in het ftöf vernederen , om dat zij met een nietsbeduidend ade- lijk waapen praaien ? Weezens die z'cb vermeeten, de orde der fchepping zoo wel als die eener wel geregelde! Maatfchappij te verguizen door zich te waanen lieeren en Meesters te zijn van hunne Medeburgeren die niet zelden duisendmaal meer verdienden op eigen deugden, eigen grootheid, eigen kunde hebben, dan hunne hen willekeurig överheerfchende dwingelanden ? ea hoe fchandelijk had dit misbruik, die wandaad bij de Franfcht Natie plaats! moest niet een ijverig landman met het grootfte geduld aanzien, jaa zijne dwingelanden noch aanlagchen, dat de vrucht van zijnen moesten arbeid door het wild gedeeltelijk wierd vernield, gedeeltelijk , om derzelver jagtvermaaken te voeden , door hunne jagers en honden wierd platgetrapt; en wanneer die ongelukkige landman zich verftoutte, om een ftuk wild, het welk hij tot endergang van zijn huisgezin met \  ( 345 ) met zijn eigen graan had gevoed,, te vangen, dan was voor hem niets anders te verwagten, dan als een verachte, eerlooze, misdadiger geduurende zijnen gantfchen overigen leeftijd in ketenen te worden geklonken! goede God! kan er iemand zijn, die niet liever de wapenen wil aangrijpen, om zulke ontmenschten en hen die tot derzelver handhaving den degen trekken, te vernielen, dan onder zulke drukkende, verpletterende ketenen den nek tc krommen ? —— En kan men dan zeggen , kan men voorgeeven, dat het een drukkende last is, wanneer ds vertegenwoordigers van een volk, om dit volk van zulke en dergelijke ondieren te ontflaan, het oproept, om met eene vereenigde magt die woedende tijgers te beteugelen? neen! volkspesten moeten door eene vrijheidlievende, vereenigde, magt des volks worden beteugeld of uitgeroeid. Zijn deeze en dergelijke redenen genoegzaam, om de Bataaven van het daarftellen eener Nationaale Conventie aftefchrikken, of moeten dezelve in tegendeel hen niet te meer aanfpooren, om zoodaanige en dergelijke fchreeuwende geweldenarijen, die onder ons plaats grijpen, en door de bijzondere denkwijzen der regeeringen noch niet ophouden , door eene Nationaale Conventie hoe eer zoo beter te vernietigen? Onze correspondent vraagt verder, of de Franfche Natie door al dat geleurde gelukkiger geworden is, dan zij voor den aanvang der revolutie was ? en vervolgens in het begin van No. 38 of het voor ons volk niet behoorde genoeg te zijn, zith zoo veele Jaaren aan dat treurig voor. beeld te hebben kunnen fpiegelen? Dan wij vraagen op cnze beurt, of er ooit eene revolutie tot herftel der Vrijheid bij eenig volk hebbe plaats gehad, zonderde bllerhevïglte fchokken , zonder het voortbrengen van bij- jkans onoverkomelijke rampen? hebben onze voor- Vv 3 otj-  < 346 ) ouders, naa het afwerpen van het drukkend Spaanfcht juk , niet dergelijke jaa nog grootere rampen uitgefiaan ? —■ hebben zij hunne fteden niet op de jammerlijkfte wijzen aan verbranding, verwoesting, plundering, hongersnood en pest, —— hunne braaffte burgeren aan het zwaard van den beul jaaren agter den anderen overgeleverd gezien, en zou er een enkel Vaderlander kunnen zijn, die zou durven beweeren, dat zij eene dwaasheid hadden gedaan, met het Spaanfche juk aftewerpen, en wel eene dwaasheid, aan welke zich de geheele waereld behoorde te fpiegelen? dat men zich fpiegele aan de misdaa- den en het misverftand, het welk zich met het masqué, van Vaderlandsliefde bedrieglijk en verleidend bij onze voorvaderen en bij de tegenswoordige helden van het rcenschdom bekleed heeft, maar dat men hun loflijk voetfpoor met verdubbelden ijver volge, om alle gewelddadig, overheerfchend, gezag te fnuiken, de dwingelandij door eene vestiging van een ééne en onverdeelbaare Republiek voor eeuwig vernietige, de nood het vorderende, daarvoor als een eenig man de wapenen aangrijpe, en vaor de Vaderlandfche Vrijheid op hun helden voorbeeld moedig ftrijde , overwinne of fterve ! Nooit hebben zommige hoofden van het tegenwoordig Fransch beftier f gelijk onze correspondent verder zegt) ons gewaarfchuwd tegen het oproepen en daarftellen eener Nationaale Conventie, maar wel tegen de gruwelijke poogingen van volksverleiders, en de gevolgen, welke uit de aanhitzingen dier fnoodaarts voortvloe jen. — Het is dus verkeerd geredeneerd, wanneer men hunne waarfchouwingen tegen de vergiftige en 's volks val zoekende poogingen van fommige fnoodaars en intriguanten , leden van de Nationaale Conventie der Franfche Natie, aanmerkt als waarfchouwingen tegen het daarftellen van eene Nationaale Conventie zelve; integendeel, deeze moeten al-  ( 347 ) alleen dienen, volgens hun doelwit en ons belang, om ons te wagten voor bet geloof geven aan en vertrouwen ftellen in zoodaanige booswichten, welke onder een uiterlijk heet gefchreeuw van Vaderlandsliefde, deszelfs doodelijkfte vijanden zijn. Onze correspondent zegt verder, dat de rsprefentanten, des volks, ■welke voor de Nationaale Conventie zijn. onderftellen, of zich houden te onder ft ellen, dat het geheel of ten minften de groote meerderheid des volks zoodaanige vergadering begeert, en houd zich vervolgens wel verzeekerd, dat verre weg de zeer gkoote meerderheid des volks dezelve zou verwerpen. Wij hadden wel gewild , dat onze correspondent hier van eenige bewijzen had opgeleverd. Wij voor ons houden ons ten vollen verzekerd, dat het beste , het welmeenende gedeelte dei volks eeDe Nationaale Conventie begeert als het eenigst middel, om alle de thans heerfchende driften , tweedragt, liefdeloosheid en haat tu fchen Provinciën, fteden, vastgeftelde magten ftc, &e7 te doen ophouden, en op dat men ons niet befchuldige, dat wij eeven als onze correspondent dit zeggen zonder bewijzen aan te voeren , zullen wij het geen ons daar toe aanleiding geeft te berdt brengen. Wij wiilen hier niet fpreeken van voiflasgen vijancen der Vaderlandfche Vrijheid, zeeker de zulken befchouwen eene Nationaale Conventie als de emdpsal van alle hunne ftraf baare woelingen: wij berekenen hier ook geenzints onder, de zoogenaamde ftiben in der. lande, die voor alle gevoel van liefde voor het Vaderland dooien ongevoelig zijn, en-wien het om het even is, of het land of hunne medeburgers onder fiaaffche ketenen zugten, als zij maar in onbekrompen omftandigheden naar het genoegen van hun hart kunnen voortleevcn ; maar wij fpreeken alleen hier van die braaven , die voor het behoud der Vaderlandfche zaak alles veil hebben en dan is het zeeker, dat die, over het algemeen genoomen , naar eene Nationaale Conventie in deeze Republiek reikhalzen; indien zulks niet de waarheid ware, zouden dan de Gedeputeerden dier Provinciën, welke daar op ter vergadering van H. Hoog. Mogende, zoo zeer hebben aangedrongen , over deeze hunne pooging door hunne committenten niet ten fterkfte zijn berispt? —• Zou het algemeene volk dier Provinciën, wanneer het van een tegengefteld gevoelen ware niet daar tegen in, volksfocietciten en in centraale vergaderingen zijn opgekomen? ZOu de centraale vergadering ;n 'sHage dair niet tegen haare verzoeken hebben ingebragt? cf zouden ten minften derzelver committenten, indien zij daar  C 34» ) daar niet mede inftemden, haar deswegens niet hebben aangefchreeven, gelijk zij in gevallen van minder belans gedaan hebben? - onc wijffel baar! dan men ver. voege zich in de fteden . in alle volksvergaderingen, iH alle Vaderlandfche geze'fehappen., en men zal bevinden, dat het algemeen geroep , en wel te recht, is om eene .Nationaale Conventie. Indien het geheele volk tot het daarftellen van eene Nationaale Conventie ware opgeroepen, dan zeeker was de deur geopend voor eene algemeene verwarring, voor eene doodelijke fcheuring, daar de vijanden des Vaderlands zeeker niets zouden hebben gefpaard, om de gemoederen te-verdeelen , en aantehitzen; dan zouden wij mogelijk, daar het welmeenend , doch eenvoudigst gedeelte des volks bloot ftond voor verleiding, die jammerlijke toneelen in ons midden hebben zien openen, voor welke ons de Franfche Reprefentanten zelve te meermaalen hebben gewaarichuwd. Zeeker eer de nieuw te ontwerpen Conftitutie worde gevestigd, moec dezelve aan de goedkeuring des volks ' worden voorgedragen, en in dat geval zelve zullen du braave Vaderlanders met aarendsoogen behooren rond te zien, dat *sLands gezwooren vijanden hier bij geen kwaad, 'sLanas Vrijheid verflikkend, zaad ftroohen. Onze correspondent zegt verder, dat hij durft twijfelen, of de bedaar Aften, eerlijkften en redelijkfien onder hen, die altijd veel invloed op de overigen hebben gehad, in het afgetrokkene wel zoo afkeerig zouden zijn van zulke noodzaaklijke verbeeteringen, als waar tegen hunne eeweezen hoofden zich altijd ffierk verzet hebben, en het geen hii daaromtrent verder laat volgen, dit een en ander oordeelen wij in onze Nota op pag. 303. van dit ons weekblad genoeg wederlegd te hebben. liet vervolg in een volgend Nommer. P. S. Onze geëerde correspondenten gelieren het pm ten goede te houden, dat wij hunne ftukken, "ons toegezonden, noch niet hebben geplaatst, zoo draa onze tegenbedenkingen zullen zijn afgeloopen, zullen wij dezelve of in het geheel plaatzen, of derzeiver uittrekfels, ter hoofdzaake dienende, aan onze lezers mededeelen. Dit weekblad wrd^'weeklijks uitgegeeven te Wrecht C < :' *' rh  X> E NIEUWE POST VAN DEN NEDER.-RHIJN. DOOK. P. T H O E N. N°. 44. Den 7 November 1795. Het Eerste Jaar der. Bataafsche VrïJHEHJ. Onze correspondent zegt op pag. 304- van ons weekblad, dat hij zich verzeekerd houd, dat de tegenswoordige Franfche regeering, hier over geraadpleegd, eene Nationaale Conventie ten Jierkjlen zoude afraden, wij voor ons gelooven, dat zij ons wel ten ilerkften zouden aanraaden, ons te fpiegelen aan hunne verkeerdheden, onbezonnenheden , en de droevige gevolgen, die daar uit zijn voortgevloeid, maar geenzints ons zouden afraaden, eene Nationaale Conventie bij een te roepen: indien het beweerde van onze correspondent gegrond ware, welke is dan de rede, dat die hoofden der Franfche regeering thans hebben beflooten, dat twee derden der leden van de tegenswoordige Nationaale Conventie in het volgend wetgeevend ligchaam zullen blijven zitten ? ——• wat is de rede, dat zij dan, ziende de onheilen aan eene Nationaale Conventie onaffcheidclijk verknogt, niet edelmoedig aan de gantfche Natie verklaaren , dat die wijzevan regeeren, blijkens d» ondervinding, niet ftrookt met het belang, met het geluk, des volks? het geen oaze correspondent laat volgen is juist het ge«n, waarom het  ( 35ö ) cas CDsföhïjiit, dat eene Nationaale Conventie onontbeez* I lijk is;'zij gouden ons'aanfpooren, (dus gaat hij voort) om \ onze regeeringsvofm paar In elk gewest, elke Stad, elk I dorp bijna meer dan ooit te vooren, op zich zelve \ werkt, hoe eer hoe liever te verbeteren. Dit is helaas! meer dan al te waar ! elke Provincie fchijnt zich uiterlijk noch eenigzints te willen harmonieeren met de anderen, doch vestigt, indedaad geen oog op het algemeen belang der bondgenooten, maar op haar eigen belang, al is ^aiks van de doodlijkfte gevolgen voor de anderen. In een nijpend gevaar, waar in men thans is, waar in , indien niet ieder met algemeene vereenigde krachtejs ii:aagt, men zal moeten omkomen, waar in men over. tuigd is, dat het lang verfcheenen termijn aan de Franfche contributie moet.worden betaald, of dat wij ons in hua rechtmatig ongenoegen dompelen, zegt de eene Provincie geen ge.d te hebben... om haare quota te voldoen , terwijl I die OBdertusfchen heimelijk onder de hand aan de Franfchen aeive haare quota heeft betaald, .ene andere geeft voor zoo.veel te hebben gebeden , dat zij.niets daar in Kan betaalen, wne derde beweert, dat zij reeds meer aan requifitien heeft opgebragt, dan hare quota in die fchacting bedraagt, waar.door men ten duidelijkfte ziet, dat ,de eene Provincie dien last, zelfs met het in gevaar ftellen der pas verkre.egen Vrijheid, gaarn op den hals van de andere .wil fchuiven. j — fluit niet de eene Provincie haare koornfchuuren voor de anderen, uit voor-- wendfel van, voor zich zelve te moeten zorgen? noe.gaat het.met de algemeene raadplegingen, met de algemeene befluiten ? 20u men zich kunnen verbeel- , dat deeze alje broeders en bondgenooten , leden van iÊtoM het zelfde ligchaam waren, of zou men veel eer moeten befluiten, dat het afgezondenen van verfchillende Mogendheden,jWaren? vestigt men het oog op de fteden en  | 551') I ' **a dorpen der bijzondere Provinciën, is men dan niet ten vollen overtuigd, dat er geene waa^e broederfchap, geen vertrouwen plaats heeft, daar het a*an de eene leed doet, dat aan de andere in de drukkende omftandighe- den worde te gemoet gekomen; jaa gaat men in , dezelve regeeringen van Provinciën, fteden en dorpen naa, hoe daar, in plaats van eendracht, famenftemming, broederfchap en onderlinge liefde verdeeldheid, laster, eigenbelang, zucht naar.eigen grootheid, plaatshebhen, dan moet een waar beminnaar van zijn Vaderland, een vijand van de overheerfching, met een vol hart en één overloopend oog vraagen , „ welk eene gevloekten gees- „ drift bezielt ons ? zoo lang wij onder het juk „ van overheerfching gebukt knielden, zoo lang waren „wij patriotten, als onder het zelve juk gekluisterd, \, niet anders dan eene ziel, een hart; wij beminden el- „ kander ais broeders, en thans , nu onze kluisters „ verbrooken zijn, nu wij uit de borst mogen fpreeken, !, nu wij elkander in alle Vrijheid kunnen omhelzen en „ ons onderling met onze zoo wonderbaar verkreegcn ' Vrijheid geluk wenfchen, nu tragten wij naar niets " anders, dan om onze medepatriotten te dwarsbomen, 'l te lasteren, hen in een haatliik daglicht te ftellen." — Goede God.' welk een helfche geest weet zich onder het masqué van pairiottisme in onze volks-vergade- ringen, gezelfchappen &c. te dringen! intusfchctj is het maar al te waar, dat dit gevloekt kwaad plaats heeft, dat daar van geene andere oorzaaken zijn, dah de Sevloekte eigenbaat van die valfche patriotten dicjaioers, die nijdig zijn, dat zij boven hunne medeburgers niet in rsgeeringsposten of ampten zijn geplaatst; alom waar men zijne oogen ftaat, ziet men verdeeldheid tus-, fchen de patriotten, in fteden cn dorpen; hier begeert ■ qer. gilden en privilegiën, als ftrijJig met degelijkheid XX 2 eXi  ( 352 ) '*y< a . I en »et de reehten van den mensch, te vernietigen, =Bi daar erkent men geene gelijkheid en geene rechten, dan die op de gilde wetten en privilegiën gegrond zijn! — hoe is het nu mogelijk eene regeeringsform uittedenker» of te vestigen , die alle deeze twisten wegneemt, alle verdere fcheuringen voorkoomt, wanneer elk zoogenaamd fouverain gezag op zich zelfs werkt, en in denkbeelden, omtrent eene nieuwe regeering'form hemelsbreedte van den ande« ren veifchilt? het komt ons voor, dat tot dat ge- wenscht einde, zonder welk onze Vrijheid, op den duur niet kan gevestigd blijven, geen anderen weg open is, dan eene wetgeevende vergadering, zaamgefteld uit het ligchaam van het gantfche volk, welken, fchoon zij in zommigen poinflen omtrent eene nieuwe regeeringsform kunnen verfchillen, echter door redenkavelingen het eens moeten en zullen worden; de bovengemelde, dagelijksch toeneemende verdeeldheid is, naar ons inzien, eene der grootfte drangredenen om het daarftellen eener Nationaa. Ie Conventie te verhaasten. Wij ftemmen onzen correspondent toe, dat men eeven ZOO y/e\ te ver kan gaan in het verbeteren van ons ftaatsleftier. als dat men daar in te huiverig zijn kan, maar zal men voor deeze gebreken meer te vreezen hebben, ■wanneer er eene Nationaale Conventie zij, dan wanneer elk op zich zeiven werkt? zoo dit waar zij, dan wenschten wij wel, dat onze correspondent daar van overtuigende redenen had aangevoerd. Wij zijn het met hem eens, dat elk mensch zijne bijzondere neigingen, hartstogten, verkiezing, denkwijze, gewoonten, inzichten, m verlangens heeft. dat dit alles ook plaats heeft hij bijzondere corpora's. &c. maar moet men, om eene gelukkige regeeringsform te vestigen aan elk volgens zijn ï:e inzichten, neigingen , hartstogten denkwijze &c, in het verkiezen dier regeeringsform vrij laten ? dan zee-  ( 353 5 zeeker zou dit Land, deeze Republiek, zulk een waai ftailig fchepfel, zulk een monfte-- onder de Maatfchap. pijen zijn, dat er geene weêrgaê van ware te vinden, en wel draa, in plaats van een gelukkig gemeenebest niet anders dan een perk van wilde dieren zijn. In het vestigen eener Maatfchappij, in het maaken van wetten moet de minderheid der leden zich aan de meerder, heid onderwerpen, en de bijzondere neigingen, inzichten , &c. moeten aan het algemeene belang worden opgeofferd; zonder dat is er geene waare Vrijheid, geen zeeker geluk te vinden; dat hij, die daar niet mede wil inftemmen, of deswegens misnoegd is, de Maatfchappij verlaate, zulk een verdient nier vrij of gelukkig te zijn. Het geen onze correspondent op pag. 305. laat volgen is volftrekt onmogelijk, namelijk, dat bij eene her» vorming,van het gantfche ftaatsbeftier het volk over het geheel eenen wederzin heeft tegen eene of meer hervormingen , en dat die hervorming echter door de wetgevers zouden worden uitgevoerd, want dan wierd het volk fchandelijk overheerscht, zo dra het volk over het geheel eenen wederzin heeft in eene hun voorgeftelde hervorming, mogen, moeten en zullen zij die terftond verwerpen. Wij moeten ter loops aanmerken op het geen onze correspondent op het einde van pag, 3cé en in het begin van pag. 307 omtrent de waarfchijnlijke werkzaamheden eener Nationaale Conventie zegt, dat daar omtrent nog niets zeekers te zeggen is, dat het ons als zeeker toefchijnt, dat zij tot elk vak zoodaanige lieden zal benoemen, wier kunde, Vaderlandsliefde en bedaard ver» ftand hen tot den hun opgelegden post bekwaam maaken. Wij gelooven met onzen correspondent, dat er niets nadeeliger zou kunnen zijn veor den ftaat der Republiek, als dat men de hervormingen, welken men noodig zal Xx 3 00*'  ('354 ) öordeelen tot vestiging eener waarlijk vrije ,' ééne en on^ Verdeeibaare Republiek, ftuksgewijze zou willen invoeren > neen zeeker,' wij oordeelen, dat de Nationaale Conventie haar concept plan van eene nieuwe Conftitutie geheel afgewerkt aan het volk van Nederland ter zijner goedkeuring zal voorleggen, eene conftitutie, welker grondflag de eenheid en onverdeelbaarheid der Repnbliek tot eenen grondflag behoort te hebben. Dan op pag. 308, komt onze correspondent nader, ea gelooft, dat het noch noodzaaklijk, noch nuttig noch in eenen zekeren zin mogelijk is, dat wij eene ondeelbaare Republiek uitmaaken, tot rede daar van gevende, dat wij wiet onze voot-tuders in zqmmise tijdperken, zonder die mdeelbaare Republiek veel maatfchaplijk geluk hebben geflooten. Er zijn zeker tijden geweest, in welke onze Republiek gelukkig fcheen te zijn, door uiterïfjke voorfpoed, edoch indedaad was zij het niet; het volk wierd gedrukt door eene trotfche Aristocratifche regeering, in welke de regeeringsposten, en alle verdere aanzienlijke of vette bedieningen als een erflijk goed wierd befchouwd voor hun , die regeerden , en hunne familien en bijzondere vrienden, terwijl de burger met alle verachting en alleen als een lastdraagend beest wierd befchouwd; indedaad er zijn tijden geweest, in welken de koophandel bloeide en tegen alle onderdrukking wierd befchermd, en, wanneer men eene Maatfchappij kon vinden, welker leden het om het even ware, of zij als een nietswaardig fchuim wierd befchouwd en behandeld, die zich niet bekreunden, of zij alle vernederingen moesten ondergaan, dan zou men kunnen zeggen, dat zulk eene geldwinnende Maatfchappij gelukkig was; dan het gevoel, van eige waarde is bij de Nederlanders wel diep onder den asch verborgen , doch nooit geheel uitgedoofd ge- Tvsest; {jet volk gevoelde wel draa de'hun aange- daa>  ( <355 ) daane vernedering, en wreekte zich tot zijne eige fcSüt de, door zich te werpen in de armen van eenen Stadhouder, die even als een gloeijende Moloch wei dra hunne kracht en grootheid verteerde. Wat al rampen zijn er niet uit de verdeeldheid der zeeven gewesten voortgefprooten! en wij hebben ons oog maar te Haan op de veideeldheid, befluiteloofheid en werkeloosheid, ■welke bij de Patriotfche regeaten voor de omwenteling van 1787 plaats hrfdden, om niet overtuigd te zijn, dat die verdeeldheid der gewesten, der. belangen , der. oogmerken altijd fchadelijk moet zrjn aan die vereende poogiDgen, welker handhaaving van onze grootheid en vermoGgens onontbeerlijk zijn. 't Is waar onze correspondent zegt, om de ondeelbaarheid der Republ ek tegen te fpreeken , dat men al. leen «e g-.breken van de tegenswoordige regeeringsjorm behoeft weg te neemen , om gelukkig te 'zijn; edoch wij Vragen op weik eene wijze? hoe'zullen wij de lungwijKgheid der bellu:ten, dat talmagtig overneemen, dat eeuwigduurend delibereeren , elk in den haaren, uit- roeijen? alle die . gebreken zijn zoo onaffcheiübaar van onze tegenswoordige regeeringsform, als de fchaduwe van den man. Onze correspondent zegt in het begin van No. 309, dat hij zich verzekerd houd, dat fchoon de ftadhoaderlijken invloed nu 'gelieel weg is, het oude verfchil tusfehen de land- en handeldrijvende Provintien over de betrtkiijke hoegrootheid der-Land- en zeemagt, gevaar zou lopen . ftand te houden , al ware de Republiek een en onverdeelbaar, wij voor one geloven het tegendeel. ï. Dat dat verfchil meest altijd, of liever altijd heeft plaats gehad, om dat de leden der.regeeringen der land- •provintien van dien tijd afhangiijke flaaven waren van den regeerende ftadhouder , tegen wiens wil en wenk zij zich niet durfden verzetten, om hun eigen belang, en wiens heerfchende begeerte, het aitijd was, de vermeerdering van de zeemagt tegen te gaan,, om aan de verraderlijke Britten, zijne vnehden , zijne bondgenooten en bloedverwanten de handen ruim te laten, om onzen koopvaart te dwarsboomen , tevens om de welvaart van Holland inzonderheid van Amflerdum zoo vee! mogelijk te fnuiken, als welker grootheid en onwilligheid, om voor hem tc knieën , (wij fpreeken niet van de gebeurenisfen naa dfe ómwentehng van 1787,) hem een cndraagüjken doorn in liet oog was, — dau tneoven Vlas de vei meerdering van de landmagt der R' publiek voorden ftadhouder eene vermeerdering van zijn eigen leger, het welk hij des noods ie^en zi.nen fouveisin Kon en durfde gebruiken, waar van  ( 356 ) v~a» meer dan één voorbeeld in 'sLands gefchiedenisfen is te vinden. 2. Wanneer de Republiek één en onverdeelbaar is, zijn alle de bijzondere drijfveêren, door welke de Provinciën ieder Op zich zelve heefc gewerkt, en nog werkt, verlamt, en het belang van allen is dan flegts een één e» onverdeelbaar belang. 3. Dan ook zullen de Iand-provincien beter in het begrip komen , dat de eenige bron van algemeenen welvaard de koophandel is , en dat die tot voeding der gantfche Maatfchappij, zijne zegeningen door alle de bijzondere gedeeltens van het geheele ligchaam verfpreid; te meer, daar dan Holland, geen lichaam op zich zelfs uitmaakende, niet bevoegd nog in ftaat zal zijn, om haare medeleden daar ;van uittefluiten , en de draaging der algemeene lasten naar het genot der voordeeltn za! moeten worden bereekend. 4. Dan ook zullen de handeldrijvende Provinciën ten vollen overtuigd zijn, dat aan de voorziening in de zeekerheid der land - provinciën haar eigen behoud afhangt, en te gereder zijn, om ailes opteoffeien, tot derzelver verdediging. Onze Correspondent zegt op pag. 310, dat menfchen altijd menfchen blijven, en dat men fchoonpraaten heeft, dat alle de gedeputeerden eener algemeene Volksvergadering gs bijzondere belangen van hun gewest zullen moeten verzeiken; maar de Gedeputeerden eener algemeene Volksvergadering bij eene Nationaale Conventie zijn niet meer Gedeputeerden hunner bijzondere Provinciën maar van het geheele volk van Nederland, en wanneer zij de bijzondere belangen hunner Provincie zouden willen voorftaan tegen het algemeen belang des gantfchen volks, zijn rij nsalaatig en ontrouw aan hunnen eed en pligt, en des volks vertrouwen onwaardig. Het vervolg in het volgend Nommêr. P. S. Wij verzoeken onze geëerde correspondenten een weinig geduld te hebben daar wij dit belangrijk ftuk eerst moeten afhandelen, eer wij hunne ons toegezonden ftukken kunnen plaatzen; wij zullen dezelven op deeze verhandeling terftond laten volgen, of derzelver inhoud bij wijze van uittrekzel aan onze lezeren mededeelen, waar door wij in ftaat zullen zijn, aan hun bedoeld oogmerk en tevens aan het bedoelde nut ten algemeenen welzijn te voldoen. 1 Dit weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN. D O O R' P. T H O E N. • *" 'v I. -wtwi-i rtm » No. 45. Den 10 November. 1795. Het Eerste Jaar der Bataaesche VrijIieId. Vervolg van Nommer 44. Onze correspondent zegt, niet te gelooven dat het nut* tig zou, zijn voor de Republiek dat zij tot een ondeelbaar i ligchaam wierde gemaakt, om het onderfcheid van wetten en j gewoonten, eigen aan de inwooners der onderfcheidene ge• westen, waar door zij tegen eene algemeene conftitutie on\overwinlijke votroordeelen zouden opvatten. Indien deeze ïHelling gegrond ware, dan zouden wij de waare, dé 1 moedige patriotten van ons lieve Vaderland beklagen, 1 dat zij ooit eene enkele pooging tot verbreeking van I haare ilaaffche ketenen hadden ondernoomen: zou het rhoöglijk zijn, iemand een' waaren Vaderlander te noemen, die niet alleen weigerde zijne eigen grootheid, zijri eigen gezag, zijn bijzonder belang aan het algemeene iwelzijn der Maatfchappij opteofferen, maar die ze:fs ftijfhóofdig genoeg ware, om ten nadeele van het algemeen aan de wetten en gewoonten zijner Provincie of Stad 6e blijven kleeven? neen, een oprecht.een zuiver Patriot heeft niets op het oog dan de vestiging van de VrijYy heid  ( 553 ) heid vah zijn Vaderland, aan welke de diwzaame voor» fpoed zijner medeburgeren zoo wel als zijn beftendig geluk is verbonden, en alle bijzondere wetten, privilegiën en gewoonten, welke tegen dit algemeen belang inloopen, befchouwt hij niet anders dan moorddolken, welke vroeger of laater de Vrijheid van. zijn Vaderland den hartader affteeken. Het is niet mogelijk, dat een waar pa triot aan bijzondere wetten en gewoonten kan blijven vasthouden , wanneer bij zich de gouden fpreuk van onzo Republiek, Eendracht maakt magt, herinnert Indien het ons ernst is, om de Vrijheid onzes Vadeq lands te vestigen, .dan moeten onze zeven Gewesten niet meer zeven bijzondere Gemeenebesten uitrnaaken, die in tijd van nood elkander fchijnen bijtefpringen, en indedaad niets verzuimen, om onder den fchoonen naam en titel v.an broeders, vrienden, bondgenooten, elkander den keel toetewringen, maar één enkel, één éénig Gemeenebest, welks belangen zijn in een gefmolten, fchoon dit ligchaam in zeven departementen, of Provinciën, (het welk om het eeven is) verdeeld bleve. Onze correspondent zegt vervolgens, dat hij niet kan doorzien, dat als men de nadeelen vandelangwijligheidder raadplegingen over Land- en Zeemagt, koophandel en zeevaart, rivieren en zeegaten wegneeme de ingezetenen van elk gewest minder zouden gelukkig zijn , wanneer zij elk hunne bijzondere conftitutie krijgen, dan wanneer men hen tegen wil en dank wil onderwerpen aan eene regeeringsform, die hun niet behaagen zou. Wij moeten hier op drie aanmerkingen maaken. Foor eerst, dat wij overtuigd zijn, dat de bovengemelde langwijligheid der raadplegingen over deeze allergewigtigfte onderwerpen indedaad tot ongeluk van ons Vaderland altijd hebben plaats gehad , en nog plaats üsebben» Ten  ( 359 J> Ten tweeden, dat wij overtuigd zijn, dat daar uit alle de nadeelen voor onze Republiek zijn voortgefprooten, of ten minften, dat daar door de noodige maatregelen tegen de onheilen niet zijn genoomen. Ten derden, dat het dus allernoodzaaklijkst is, tot wegneeming van die doodelijke langwijligheid der raadplegingen, voortfpruitende uit de bijzondere belangen der Provinciën , dat hoe eer zoo beter deeze verdeelde, afgezonderde , ledemaaten tot één ligchaam worden gevormd. Wij houden ons verzeekerd, dat verre het grootfte gedeelte der weidenkenden zich niet tegen wil en dank aan zoodaanig eene conftitutie zullen onderwerpen, daar het algemeen verlangen daar heenen ftrekt; en hij, die weigert, den algemeenen volkswil te eerbiedigen, verkragt de wetten eener geregelde Maatfchappij, en is geen goed burger. Eet vervolg in een volgend Nommer. Wij zijn verpligt, om voor een oogenblik van onze aanmerkingen op het ftuk, rakende de aanftaande Nationaale Conventie afteftappen, om onze oogen te vestigen op een nieuw verfchijnzel het welk, fchoon het, gelijk men zegt, opgewarmde kost is, — fchoon zoodaanige gerugten het een en het ander als om ftrijd afwisfelen, — wij bedoelen de verzekeringen, welke worden verfpreid,, dat de koning van Pruisfen , tot handhaving van het ftadhouderlijk gezag in deeze Republiek, volgens een tractaat op het Loo geflooten, een lcgermagt van 25900, en volgens anderen van 32000 man aan den zoon van den ftadhouder zou bijzetten. Of dit gerugt, eveH als de voorige, een uitftrooifel zij van hen, die het voorig regeerinsbeftuur zijn toegedaan, alleen om die van hunne partij, vcor zoo lang zulks duurt, een riem onder het hart ts Y y 2 ftpQ'  ( 36o ) fteeken , —- of dat dit. door de verraaders des Vaderlands worde uitgeftrooid, om, ware het mogelijk den kooplieden welke tot betaaling der penningen volgens de gemaakte Alliantie met de Franfche Natie aan haar verfchuldigd, de wisfels ter betaaling zouden aanneemen, daar van aftefchrikken, dan of het indedaad zoo zij? laten wij tusfehen beiden; wij zullen daar over onze gedachten aan" onze landgenooten tot derzelver moedgeeving mededeelen. Wij willen niet ontkennen, dat wij ons fchaamen, dat de Patriotten zich door zoodaanige tijdingen, waar of onwaar flegts, voor één oogenblik laten ontrusten; — waar over wij lager zullen handelen. Wij hebben, zederd het begin van deeze gelukkige omwenteling een aantal dergelijke tijdingen zien verfpretden, en die even fchielijk in rook zien verdwijnen, v.ervo'gens heeft het wetgeevend ligchaam der Franfche Natie verklaard, dat zij moede was van, die geduurige ontrustende tijdingen, welke men in deeze Republiek bij aanhoudendheid verfpreidde, zoo om de gemoederen in eene geftadige bcweeging te houden, als om aan de inwooners deczes lands een fchandelijk wantrouwen in te "boezemen; dat zij, om eens en voor a! dergelijke lasterlijke verdigtfelën vportekOmen, verklaarden, dat zij de tegenswoordige ftadhouderlooze conftitutie zouden handhaaven, tegen wie of welke magt zich daar tegen zou willen verzetten , en dat zij ten kosten van hun bloed niet zouden gedoogen , dat daar op eenige inbreuk gefchiedde, of eenige vreemde Mogendheid eenige inzage op zou hebben. &c &c. Wij vraagen, hoe is het nu met deeze zoo korteling geleeden plegtige verkiaaring van het Fvansch Gouvernement overeentebrengen, dat het zelve thans geduldig zou aanzien, dat de Pruisfen, welken aan de Franfchen 300  ( 3öi ) zoo om den vre:de gefmeekt hebben , nu ftout genoeg zouden zijn, om onze Republiek te willen aantasten, en daar door weder hun land aan het alles verteerend vuur des Oorlogs zouden willen blootftellen ? Zou men kunnen of durven veronderftellen, dat de Pruisfen niets van de geneigdheid van het Franscff Gouvernement ten onzen opzichte wisten dat zij niets hadden vemoómen van de tusfehen de Franfche Natie en o'ns gemaakte of- en'defenfive alliantie, — van die plegtige betuiging, boven aangehaald? dit te den¬ ken, was de fpoorelooste zo.heid. — Of zou men kunnen vooronderftellen , dat de Franfchen, naa dit alles, lafhartig ons zouden kunnen verraaden, en ons aan de genade of ongenade onzer vijanden overlaaten? dan moet men tevens veronderftellen, dat zij niet al'een van alle goede trouw, maar ook van alle gezond verftand zouden moeten ontbloot zijn, en hun eigen belang verzaaken ; doch flaat men maar een half oog op de aanhoudende betuigingen der Franfche reprefentanten , dan moet men zich verwonderen over de aanhoudende ftoutheid der uitvinders van dergelijke verdigtfelen, zoo wel als ■ over de algemeene ligtgelovigheid van de Bataven: Of zou men mooglijk denken , om dat de Franfche Sam-' hre- en Maas- Armee een kleinen tegenfpoed heeft gehad, dat nu de Koning van Pruisfen het rokje weder zou omkeeren , en den oorlog op nieuw aan Frankrijk verklaaren? — fchoon wij den minften prijs niet ftellen op de goede trouw van het Hof van Berlijn, houden wij ons verzeekerd, dat dat Hof zulk eenen ftap zich niet zal veroorloven, om de volgende redenen. 1. Dat Pruisfen in den eerften veldtogt zoodaanig fmertelijk in Champagne heeft ondervonden, wat het te . zeggen is den degen te trekken tegen een volk, dat vrij wil zijn, zoo, dat indien Dumoriez zijn Vaderland en volk niet fchandelijk hsd verraaden , en aan de Pruisfen e;nen vrijen aftogt gelaaten, geen één hunner zou hebben kunnen wederkeeren, om zijn Vaderland te zeggen, water van dit leger geworden was. 2. Pruisfen weet. dat in geval de fchoen aan de Franfche Natie eens mogt gaan knellen, die Natie op het oogenblik haare legers met 300,000 man kan verfterken, zonder zich daar door eens te bezwaaren; dat zij dus volkoomen in ftaat is, om haare kleine geledene verliezen op eene fchrikiijke wijze te wreeken; en door de verbittering, welke zulk een verraad bij de moedige Franfchen zou veroorzaaken, kan Pruisfen zeer wel begrij- I pen, dat zijn land, was het niet in deeze, het zou dan Yy 3 in  ( 36a } in een volgenden veldtogt zijn, een prooij van verwoest ting en ellende zou worden. 3 Pruisfen, is altijd de onverzoenlijke vijand van Oostenrijk geweest, en niets ftrookt meer met de belangen van bet Hof van Berlijn, dan dat het huis van Oostenrijk worde vernederd • beide deeze Mogendheden zoeken altijd naar gelegenheid, om elkander te verzwakken; dit ziet Pruisfen nu met vermaak aan, dat door de Franfchen buiten zijne kosten of fchade gefchied; om hier van ten vollen overtuigd te zijn, herinnere men zich, hoe Pruisfen, aanftonds naa den vrèede met Frankrijk geflooten te hebben, Hemel en aarde heeft bewoogen, om de Duitfche Vorften de zijde des Keizers tedoen verlaaten; die Mogendheid w;rkt nog tot op dit uur om' dit ten vollen te bewerken, en het zou ons niet verwonderen, indien de oorlog nog voortduurde, dat Pruisfen zijne wapenen hi eenen volgenden veldtogt bij die van Frar.krijk voegde. •. ar om verder te gaan: men vooronderftelle, dat dit verfpreid gerugt waarheid ware, dat Pruisfen bij het hoopje vblits, dat onder den zoon van den geweezen ftadhouder nog mogt verzameld zijn. een legertje van 25, 000 man voegde, om, zoo mooglijk, de thans vernietigde conftitutie te herflellen, — wat zwarigheid dan nog? —- wat reden van vree< ? „ ó Vaderlandlievende Land- ,, genooten, het finert ons, dat wij tot ulieden eene har- de taal moeten voeren ! wat moeten uwe vijan- den uwe Vrijheid verfrnaadende medeburgeren van u s, denken ? moeten zij u niet aanzien als een laf- ,, hartigen hoop, die op de eerfte oorlogskreet verbaasd „ de vlugt zullen neemen V" Toen de Franfche alles overwinnende legermagt met honderd duizend mannen tegen onze Republiek in aantogt was, hoorde men van de voorftanders en handhouders der voorige conftitutie geen benaauwd klagen, maar eene eenpaarige werkzaamheid, om hunne vijanden moedig te keeren; en zeeker, indien de voorzienigheid zelve vdó^r de Franfchen den weg niet had gebaand, zou dat groote, dat moedige, leger mooglijk nu op dit tijÜftip nog ' geen meester van deeze Republiek zijn geweest. En wij, wij die in alles het voorbeeld van de helden vaii Europa willen volgen, wij zouden ons eenh;zints ontïUMen , om een dertig of veerüg duizend vijanden, welke onze conftitutie zouden willen pmkeeren! indedaad, zoo «iit ons fchrik of vrees kon aanjaagen, dan waren wij de lafhartigfte bloodaarts van den aardbodem . en de minflc gunst der Vaderlandfche Vrijheid onwaardig. Neen, iadien het waarheid ware . mott ons dit zelfs een vrolijk har: -  C 363 ) hart en een vrolijk oog verwekken; het denkbeeld, dat i daar wij zelve tot nog toe niets voor de verkrijging onzer Vrijheid gedaan hebben, 'wij daar door in ftaat zouden worden gefteld., om ons zeiven te wreeken s onze vermeetele vijanden zelve te ftraffen , de geesfels onzer Vrijheid uitteroeijen, heeft voor eenen waaren Bataaf, eenen rechtgeaarden Vaderlander iets grootsch, ietb vleijends. Het zij verre van ons, dat wij hier door onze braave Landgenooten tot zorgeloosheid', tot werkeloosheid zouden willen aanzetten; neen, juist het tegendeel: wij moeten hier in het voorleeden voo.beeld van onze vijanden, de aanhangers der voorige conftitutie, volgen, en ons met den meesten fpoed in ftaat van tegenweer fteilen, en daar voor zoo min ons bloed als onze bezittingen te duur fchatten. Hoe ijverig heeft men in het Jaar 1793 en 1794 gewerkt, oai onze Franfche broeders te keeren; en zouden wij nu minder ziin! — God, die ons op eene wonderbaare wijze uit de ketenen der voorgaande flaaffche rc< geering verlost heeft, behoede ons, dat wij niet lathartig , niet eerloos zijn , maar dat wij zoo moedig , als werkzaam, alles in het wtrk ftellen, wat tot verdediging van ons Vaderland tegen Buitenlandfche vijanden kan verftrekken; dat wij, als een eenig man , de nood daar zijnde, den degen trekken, om binnenlandfche verraders en buitenlandfche aanvallers, het hart af te ftooten; laaten wij met eenpaarige krachten befluiten , hoe gaarn vergeevend, hoe menschlievend, wij ook mogen en ook moeten zijn, de nood aan den man komende, door bloed, vuur en verwoesting te ftreeven , zelfs over de lijken onzer kinderen met een lagchend gelaat te flappen, ©nzen verraderen den dolk in het hart-te ftooten, onze door hen aangegreepen Vrijheid uit hunne beklemde handen te rukken, en in fpijt van verraad en geweld . ten koste van hun eerloos bloed, op haaren throon tè vestigen! 6 Burgers . ó Vrijheidlievende Landgenooten! bij den Al-v magtigen God bezweeren wij u, zoo gii geene gevloekte flaaven begeert te zijn, wetst dan Bataven! Wie Zijn zij, die'ons zouden willen aanvallen? —■— een nietswaardige bende , welke voor ongeoefende, doch moedige, Franjche jongelingen beefde; en wij, wij Bata-. vcn, zouden voor eene legermagt vreezen , welke, zoo zij opdaagde, en wij geene lafhartige aterlingen zijn, op onze frontieren reeds door onzen moed en fttrkte hua graf zul en vinden. Zoo het mooglijk ware, dat zulk een gevloekte, laaghartige geest eenige patriotten bezielde, dan zullen wij openlijk bekennen, dat r'ie eer-;  C 3^4 ) eerloozen het fpatrïotisme fchande aandoen, en het ii noodzaaklijk,"' dat die bloodaarts niet alleen van alle gezag, maar ook van wapenen worden beroofd, dewijl zij trillende van vreeze, dezelve in geval van oproer of volksbeweeging zouden overgeeven aan de belagers der Vaderlandfche Vrijheid. i- Misfchien hebben eenige niet doordenkende lieden nog eenige vrees voor eene opdaagende Pruitfifche magt, door het gebeurde in September 1787. Wij zullen dan tot vertroosting en opbeuring van zoodaanige kortzichtige en vreesachtige patriotten nogmaals hier een onderfcheidend tafereel van de toenmaaüge en tëgenswoordige tijds omftandigheden ophangen, waar door zij, zoo zij niet geheel en al van het gebruik van hun denkvermoogen beroofd zijn, zullen overtuigd wezen , dat het gebeurde in dien tijd hoegenaamd niet toepasfelijk is, op onze tegenswoordige ftaatsgefteldheid. In Sept. 1787 zetteden de toenmaaüge Staaten van Gelderland, als ten eenemaal eenftemmig handelende met de binnenlandfche verraaders en den buitenlandfchen vijand , hunne Provincie open voor de inrukking der Pruisfifche troepen , waar door dat alle de grensfteden tusfehen Pruisfen en onze Republiek niet anders dan een vlakke grond voor hun waren, vopr welke zij geenen den minften tegenftand, maar in tegendeel allen bijftand te wagten hadden ; thans , daar |de tegenwoordige Reprefentanten van Gelderland vrienden des Vaderlands en der Vaderlandfche Vrijheid zijn, zouden de Pruisfifche troepen in plaats van een voorig open land, nu alom geflooten, verfterkte vestingen vinden , voor welke zij als fneeuvtf in de zon zouden verfmelten. Het vervolg in een volgend extra Nommer. Dit weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht bij fT A9  DE NIEUWE P O S T VAN DEN NEDER-RHIJN. door P. T H O E N, N°. 46. Den 17 November 1795. Het Eerste Jaar der Baxaafsche Vrïjheid. D e Utrechtfche fiaatsleden te Amersfoort vergaderende, deden insgelijks, en zagen die troepen met blijdfchap voortrukken waar door alle de fterktens zoo aan den kant van Gelderland als de linie aan de Grebbe geen den mia- ften tegenftand aan onze aanvallers booden; dan de Pruisfifche troepen, in Holland inrukkende, vonden daar eenen geweldigen en voor hun onoverkomelijken tegenftand, daar zij voor Naarden en Wefop wierden afgefiagen, en gewis voor Gorcum, een fchrikverwekkend graf zouden hebben gevonden , indien aan het Vaderlandsch gedeelte van de Hollandfche ftaatsleden geen verraderlijke trek was gefpeeld door eenen voornaamen Minister; (*) waar (*) Wtj hebben alle de origineele ftukken, hoedaanig de Vaderlandfche partij alhier is verraaden, zoo voor als naa ie omwenteling van 1787, geplaatst in onze ftotnommers van het izde deel van onzen vorigen Post van den Neder-rhitn , gedrukt te Duinkerken, en thans te bekomen Zz Hf  ( 266 ) waar door zij op eene infaame wijze bedroógen. era de omwenteling van denkwijze in de vergadering van Holland daar gefteld zijnde, alle defenfle van Hol. land wierd afgefneeden, de militie, welke aan Holland waa getrouw gebleeven, op ftraf van weerfpannigheid wierd gelast, geen degen tegen de Pruisjifche benden meer te trekken, en de poorten overal voor hun opentezetten, gelijk dan ook overal die vijandelijke troepen doortrokken, zonder eenen man te verliezen, tot voor die. kleine posten bij Amjlerdam, alwaar zij door eenhand. je vol militie in dienst dier Stad, en eenige compagnien burgers zoodaanig zijn geteisterd, dat indien zelfs dit handje vol volks van genoegzaame ammunitie ware voor. zien geweest, de Pruisjlfche troepen zich nooit binnen Amjlerdam zouden hebben kunnen dringen; waren alle fteden en vestingen der Republiek op die zelve wijze, en met dien zeiven moed verdedigd, dan durven wij verzekeren, dat 100,000 man dier vijandelijke troepen zich nooit meester van onze gewesten, van onze Vrijheid en onafhanglijkheid zouden gemaakt hebben. En wij, wij, die zoo hard roepen van onze liefde voor de Vrijheid, voor de onafhanglijkheid, voor de welvaart van de bronnen van ons beftaan, zederd eeuwen zoo jammer. lijk door de Britten geknaagd, wij zouden vreezea voor een zoogenaamd Osnabrugsch legertje! Goede God! zou dan het tegenwoordig geflagt zoo verbasterd zijn,, zoo eerloos lafhartig geworden zijn! onmooglijk! daar van hebben wij meer dan eens blijken gegeeven. Het is er ver van daan, dat wij hier door onze braave _____ Land. hij G. T. van Paddenburg en Zoon boekhandelaars alhier, in dezelve word ever deeze gantfche zaak van welke veel gefprooken 'en nog neer gedagt is, heihelacrst licht verSpreid.  ( 3*7 ) Landgenooten tot zorgloosheid, tot werkeloosheid, zouden willen hebben aangezet j g neen braave Batavia ren ! lagcht met een moedig oog om de aannadering uwer vijanden, al maakten zij eene magt uit van 100,000 mannén, even als of zij flegts 10,000 mannen fterk waren, maar waapent u, fielt u in ftaat van tegenweer tegen eene magt van io, 000 mannen, als of zij een leger van 100, 000 mannen uitmaakten. Wij herhaalen het nogmaals, zouden wij de minfte vrees hebben, voor een leger, hoe talrijk het ook mogte zijn, daar ons Vaderland door de natuur tot eene bijkans ongenaakbaare vesting gevormd is? dan zouden wij betoonen, het laf hartigfte, het fchandelijkfte volk te zijn," dat ooit het zonnelicht aanfchouwdheeft; wij zouden de heilige asch onzer dappere voorvaderen onteeren , en ons nageflagt als een eerloos rasch van door eigen fchuld vernederde flaaven brandmerken. Neen Batavieren! laat ons, eer de nood aan den man mogt komen , toonen, dat wij gezind en gereed zijn, hen moedig op de punten onzer bajonetten te ontvangen, en dat het geen ijdel gezwets is, dat wij gezind zijn als vrije lieden te leeven, of kloekmoedig te fterven, maar in dat geval ook onze vijanden onze aanvallers fneuvelende met ons te doen vallen, en hun dus de gelegenheid te beneemen, van zich in onzen val te verheugen : dan, niets zal onze vijanden kunnenbeweegen, ons aantevallen, dan onze befluiteloosheid , onze werkeloosheid; wanneer zij zien, dat wij indedaad bereid zijn, om hen moedig afcekeeren, wanneer zij zien, dat wij daar toe alle gepaste maatregelen in het werk ftellen, zullen zij zich wel wagten, zulk eenen onberaaden, zulk eenen wanhoopigenlftap tc doen waar door, zij zich in eenen zekeren afgrond zouden Horten. Schoon onze vertegenwoordigers thans ijverig dc hand Zz 2, aan  aan den ploeg fiaan, om -onze vestingwerken 'aan de grenzen in eenen goeden ftaat van tegenweer te brengen, dit is niet genoeg; vestingen, verfterkte fteden, Iinien &c. vegten zelve niet, neen ! er moeten gewaapendemannen zijn, die dezelve verdedigen, die de aanvallen op dezelve gedaan met een allesvernielend vuur en ftaal afkeeren , en onder het krijgsgejuich van lang leeve dè Republiek, lang leeve de Vrijheid, hunne aanvallers ter neder vellen; en wie heeft meer belang daar bij, dan wij zeiven ? — wie heeft meer aanfpraak op de onfterflijke eer, van ons Vaderland, van deszelfs Vrijheid en wel. vaard te hebben verdeedigd , dan wij zeiven t Zouden wij, die nog geen druppel zweets, wij laaten flaan, bloeds voor de zoo wonderbaare verkrijging onzer Vrijheid hebben geftort, kunnen aarsfelen , om dezelve tegen eenen opgeraapten hoop te verdedigen? neen , dit is onmooglijk, een rechtgeaart Nederlander, een waar Patriot, verkiest liever den dood, dan andermaal aan de fmadelijkfte vernederingen van verbitterde vijanden en hunne grievendfte mishandelingen te zijn bloot gefteld • _ wie is er, die niet veeleer zou verkiezen, met het zwaard in de vuist, in den boezem van zijnen aanvaller gedrukt zelve doorboord op deszelfs vallend ligchaam nederteftor' ten, en met en op hem te fterven, dan hem zegepraalende te zien inrukken, en zich door hem als een verachten hond te zien ketenen en boeijen ? wje on¬ zer zou lafhartig genoeg kunnen zijn, om zich weerloos aan een opgeruid gemeen ter plundering te kunnen zien overleveren ? wie onzer zou andermaal koelbloedig alom de moordkreet kunnen hooren opgaan, en de bitterfte verfmaadingen doorftaan van hen, die thans zelfs zich vernomen den neus voor ons opretrekken? zeeker niemand, dan een lafhartige aterling, wiens geheel patriottisme uit e.?n fnood eigen-bclang, of uit vree-  ( 359 ) ■vreeze, of uit een: belagchlijken ürafbaaren geestdrift; i om met de bovendrijvende partij mede te doen, voorr; -komt; zoodaanige wangedrochten verlchuilen zeeker meer dan te veel onder ons. Men denke niet, dat da voorige vervolgingen, de voorige mishandelingen, indien onverhoopt en onverwagt wederom eene Staatsomwenteling gebeurde, niet meer zouden plaats hebben; duizendmaalen meer dan in en naa het Jaar 1787. de Woede zou ontembaar weezen van hen, die door de Franfche wapenen uit de Republiek zijn gedreeven, de wraakzucht zou geene paaien kennen van hen, die door de revolutionaire committés van het kusfen zijn geflooten; hoe jammerlijk zouden de leden der zoogenaamde leesgezelfehappen het moeten misgelden, zij, bij welken onder kruis, onderdrukking en overheerfching het vuur der Vrijheid nog fmeulende is gehouden, Dan neen, wij hebben voor dit alles even min te vreezen , als voor de fchaduwe van een dood ligchaam, wij zullen geen gevaar zien of ondervinden, indien wij met daaden toonen geen gevaar te vreezen. Wij hebben tot ons eigen behoud, op twee zaaken bedagt te zijn, namelijk ten eerften op eene zorgvuldige agtgeeving op zoodaanigen onzer binnenlandfche Vijanden , welke zich tegen de tegenswoordige Conftftutie door onderhandfche, heimelijke, verraderijen of verraderlijke verftandhoudingen verzetten, of zouden willen verzetten; alle wraakzucht is lafhartig, en nog meer, wanneer men dezulken thans vuur en vlam hoort blaazen tegen elk en al, wat met ons in politieke denkwijze verfchilt, die even voor deeze omwenteling, gelijk men zegt, noch vleesch noch visch waren, en hen vleiden welken zij nu te vuur en te zwaard zouden willen vervolgen, zonder eenig onderzoek, of zij aan de voorgaande ramnen en vervolgingen het minfte deel al of 7.z 3 niet  ( 370 ) niet hebben; wij herhaalen het nogmaals, fchuldig en onfchuldig te willen ftraffen of vervolgen, om dat zij met ons in politieke denkwijze verfchillen, is niet elleen de vervolgingen goedkeuren, welke onder de voorgaande regeering hebben plaats gehad, en welken wij met het grootfte recht hebben afgekeurd, en nog ten vollen afkeuren , maar het is de onrechtvaardigheid tot de uiterfte grenspaalen uitgeftrekt: dan het is nog onrechtvaardiger met het gantfche volk gehandeld, indien men de zoodaanigen, welke thans tegen de thans plaatsgrypende Conftitutie te famen zouden durven fpannen, zou willen verfchoonen, of derzelver proceduures volgens den gewoonen Gottifchen loop der rechtspleeging ©pmaaken. Het is ten hoogfte belagchlijk of laat ons liever zeggen,; befchrijenswaardig, dat men nog dat zoogenaamde menschlievende wil in het oog houden omKent de heimelijke of openbaare ondermijners of verHoorders der openbaare rust of gevestigde Vrijheid; — eene zoodaanige menschlievendheid is eene vijandfchap tegen het ganfehe Volk, jaa een verraad van zoodaanige rechters zeiven, daar zy door zulk eene rechterlijke vrij. heid, de onafhanglijkheid en welvaard van duizenden op losfe fchroeven ftellen. Ten tweeden , daar wij allen het zelfde belang bij de onafhanglijkheid der Republiek hebben, hebben wij ook allen het zelfde belang bij haare verdediging; e|k foldaat deezer Maatfchappij moet een haarer Burgeren, maar ook ieder haarer Burgeren moet tevens een Soldaat zijn, dat is te zeggen, dat ieder bezoldigd Krijgsman alle burgerlijke voorrechten moet genieten, daar hij voor de burgeren des noods zijnen laatften druppel bloeds moet veil hebben, maar tevens dat ieder burger des noods de wapenen moet aangrijpen, om met en W de ziJ'ds der bezoldigde krijgslieden de belaagers en vij- \  vijanden zijner Vrijheid en onafhanglijkheid aftekeereri", en wie is nader om zijn eigendom te verdedigen tegen alle roofzuchtigen, die daar op doelen, dan de bezitter , dan de eigenaar zelve? Wat heeft het oude Rocme tot zulk eenen top van grootheid verheeven, dat het bijkans aan de geheele bekende waereld wetten gaf? niet anders, dan dat alle burgers dier waereldftad krijgslieden waren, die, hoe aanzienlijk, hoe vermoogende, op den eerften oproep , huis en haardftede vaarwel zeiden, den degen aangespten , en juichende tot in andere vvaerelddeelen trokken om hunne vijanden optezoeken, aantegrijpen, neder te vellen. Hadden die dappere krijgshelden geaarfeld , om hunne haardftede te verlaaten , en de krijgstrompet te volgen, zij zouden in plaats van de beroemde helden der waereld nooit anders dan de verachte flaaven, dan de minften hunner vijanden geweest zijn. Wat heeft de Iwitferfche Republiek tot op dit oogenblik in zulk een ontzag voor alle haar omringende Mogendheden gehouden , zoodaanig , dat niemand tegen haar den degen heeft durven meeten , — en zij, die zulks durfden onderneemen, met bebloede hoofden hunne ftoutheid moesten betaalen ? niet anders dan dat alle haar burgers krijgshelden zijn, en op den eerften oorlog-kreet te wapen vliegen , daar waar de vijand opdaagt. Het ongelukkigst, het jammerlijkst denkbeeld is, da» burgers in plaats van zich, in geval van nood, tot een ligchaam te vereenigen, en met een ontzagchlijke magt zich als een onwinbaaren muur tegen een hen aanvallenden vijand te verzetten, zich van dien eerften maatfehaplijken pligt tot zelfsbehoud onttrekken, met te zeggen,, dat burgers niet kunnen gereekend worden verpligt te zijn i buiten hunne fteden te trekken, om eenen vijand te keer te igaan; dit is de taal van lafhartigen, van bloodaarts, dis ' liever de ondraaglijkfte ketenen der flavernij zouden willen draagen, dan een enkele druppel bloeds het zij buiten het zij binnen hunne fteden in het ftrijden voor de Vrijheid en onafhanglijkheid hunnes Vaderlands verliezen : zich aan het geringfte krijgsgevaar bloot ftellen. Waren de Franjeken ook zoo lafhartig, zoo laag gezield geweest, nooit hadden zij de opdaagende magt van eene enkele vijandelijke Mogendheid kunnen wederftaan, daar zij nu een aantal verbonden magtige vijanden hebben doen beeven, en op de vlugt gedreeven: en zou het vrije Noord-America niet nog op dit oogenblik in tic  ( 372 ) de ketenen van Groet - Brittanje zugten, indien de moedige burgers van dat waereld - gedeelte lafhartig hadden geweigerd, de wapenen aantegrijpen, zich tot eene legermagt te vereenigen, en hunne vijanden , hoe fterk, hoe verbitterd , in het open veld het hoofd te bieden. En zouden wij minder zijn dan eene dier Natiën.' —• Wij, wier dappere voorouders nooit voor de overwin» nende wapenen der alles overwinnende Romeinen hebben willen bukken, wij die onder alle volken de eenig- fte waren, welken zij, om hunne dapperheid in de uitfteekendfte gevaaren, hunne Bondgenooten en vrienden verklaarden, wij, die om het juk van Spanje afte- werpen noch oorlogs-gevaaren, noch moord-fchavotten ontzagen? wij, zeggen wij, zouden ons nu aan deverdeediging onzer eigen vrijheid en onafhanglijkheid onttrekken, om agter het masker, van niet verpligt te zijn, buiten onze fteden te trekken, onze lafhartigheid, onze eerlooze bloohe d te verbergen, — goede God! dan zouden wij toonen, niet tot vrije lieden, maar tot verachte flaaven verordeeld te zijn! — dan zeeker, had nooit de minfte lust, om vrij, onafhanglijk en verzeekerd te zijn, dat voortaan onze welvaard nooit de fpeelbal van onderdrukkers zal wezen, ons moeten bekruipen, dan hadden wij nimmer ons den heerlijken naam van Patriotten moeten aanmatigen, daar wij lafhartig zouden betoonen de fchandvlekken van het patriottisme te zijn, dan — maar genoeg; wij zijn ten vollen overtuigd, dat onze braave Vaderlanders ten vollen doortrokken zijn van dien helden ijver, dat edel vuur, het welk ons aandrijft, om onze onafhanglijkheid tegen eiken aanvaller niet alleen met het opofferen van ons goed, maar ook de nood het verderende, met ons bloed te verdedigen. ' Het Jaar 1787. heeftin dit ons Utteckt getoond, dat de gewaapende burgeren ten allen uu>en gereed waren, om op de eerfte alarmkreet te wapen te vliegen, en uittetrekken, werwaards men hunne dapperheid en krachten meende noodig te hebben; en wie nog zou twijfelen aan den moed onzer braave Nederlandfche burgeren, aan hunne bereidwil.igheid , om heen te vliegen , daar waar bunnen moed en gewaapende vuist tot verdediging der Vaderlandfche Vrijheid zoude mogen gevorderd worden, die zich herinnert, hoe zij voor de kleine, niet noemenswaardige , posten voor Amfierdam als leeuwen hebben geftieeden en.de Pruisjijche benden tot verfcheiden maaien, zoo lang zij nog ammunitie hadden, hebben afgeflagen ? Dit weekblad, wojid s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE POS T VAN DEN NEDER-RHIJN. DOOR P. T H O E N. N°. 47. Den 24 November. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijhei». Dit dubbeld Nommer word overal voor den gewoone» prijs uitgegeeven. Vervolg van Nommer 45. O nze correspondent vraagt vervolgens op pag. 311 va» dit ons weekblad, kan het eindelijk niet gebeuren, en is het niet in alle tijden gebeurd, dat eene algemeene volksvergadering onrechtvaardige of willekeurige bevelen gafi en waar zal dan de ongelukkige ingezeeten fchuilplaats vinden , zonder zijn Vaderland te verhaten, als hij nergens troost vind ? &c. Deeze bedenking van onzen correspondent is door de ondervinding, zelfs nog maar weinig tijds geleden bij onze Franfche broeders bevestigd; maar is zulks ook niet te veel maaien gefchied hij de prov nciaale regeeringen? dit zal niémand ontkennen; het is waar, een ongelukkige, welke geen recht kon erlangen in zijne geboorteftad of Provincie, had dikwijls nog de toevlugt, tot eene andere; maar dit is een geringe troost, en, wanneer men zijne wieg en bakermat, zijne bloedverwanten en gemeenzaame vrienden moet verlaaten, verfchilt het wein g, dat men het gantsch _gemeenebest moet vaar wel zeggen. Aaa Maar,  ( 374 ) Maar, zijn er geene maatregelen te neemen, dat men zoodanige dÖjvingei! vaa onrecht en geweld voorko- me? is de ga_j_fche Nederlandfche Natie zoodaanig verblind, dat.zij. zich.eene n.cuwe tijrannifche overheerfching v«n eene Nuionacle Conventie zou laten welgevallen, en zich eenpaarig onderwerpen aan onrechtvaardige of willekeurige bevelen? Indien zij zoo lafhartig kon zijn, dan zeeker ware het voor haar verkiesbaarder geweest, zich aan de voorige overheerfching nooit te hebben onttrokken. -Onze correspondent, om zijne denkbeelden tegen het daarftellen eener Nationaale Conventie kragt bij te zetten , bïkiaagt zich vervolgens op pag, 312 over de reeds p'aats gehad htbbende verdeeldheden en onderlinge dwarsdrijver jen onder het provifioneel beftuur; dat men aan Drenthe het bhiijk deel in een vrij ftaatsbeftier weigert— dat het ééne gedeelte van Staats-braband met het ander geaeelte in onmin is, en op het punt van tot uiterftens te komen, dat de vergadering van H. H. Mog. verdee d is met het committé van het algemeene Bondgenooefchjp over de financie en de Armée; met één woord, onze correspondent haalt eene reeks van verdeeldheden aan, welke ongelukkig maar al te veel plaats hebben. Maar hoe dat onze correspondent dit kan aanvoeren tot een bewijs tegen eene Nationaale Conventie, verklaren wij, behoudens zijne bekende kunde en gezond oordeel, niet te begrijpen, want die verdeeldheden, die onmin zijn geene fchadelijke en fchandelijke vruchten van eene Nationaale Conventie, maar van een verdeeld, elkander benijdend, provinciaal beftier, en dus, gelijk wij reeds hooger hebben gezegd, eene rede te meer, om dat verdeeld Frovinciaal beftier te vernietigen. Onze correspondent vraagt verder, of het niet gebeuren ka", , dat eene Nationsale Ccnvtntie onrechtvaardige "f  ( 375 ) of willekeurige bevelen geeve ? —«• en "Waar dan de ongtlukkige ingezeeten zal Jchuilplaats vinden , zonder zijn Vaderland te verlaatenl daar in tegendeel, wanneerver' fcheiden Provinciën elk fouverain in den haare zijn, de ééne eene fchuilplaats verleent tegen de onderdrukten van eene andere Provincie, Indien men oppervlakkig de zaak be« fchouwt, dan kan men niet ontkennen, dat dit alles eenige bedenking geeft; maar wij vraagen, voor eerst: is het zeeker, dat het volk van Nederland aan zijne gecommitteerden tot de Nationaale Conventie zulk eene onbepaalde magt zal geeven, dat die zonder tegenfpraak willekeurige wetten zullen kunnen geeven, die de Vrijheid des volks, de welvaard des Vaderlands verwoesten? zullen Zij een ontegenzeggelijk gezag verkrijgen, "niet alleen om te behouden, maar ook om te verderven ? dit gelooven wij niet. maar ten tweede, indien hef volk van Nederland al eens aan zijne gecommitteerden zulk eene onbepaalde magt verleende, zal dan die gantfche vergadering of derzelver meerderheid zijn famengefteld uit fchurken , die het geheele oogmerk hunner zending moedwillig uit het oog zullen verliezen, en het volk onderdrukken ten gevaare, jaa ten koste van hun hoofd? — maar ten derde, men veronderftel al eens, dat zulke willekeurige bevelen wierden gegeeven door de Nationaals Conventie met het beste oogmerk, zonder dat zij het na» deelige daar van inzagen, of de gevolgen, die daar uit konden voortvloeijen, berekenen, is het dan niet mogelijk, jaa is het dan niet wiskunftig zeeker, dat er ten minften in die talrijke vergadering eenige weinigen zouden zijn, die oogen in den nek hadden, die de flang, welke in het gras was verborgen, zouden ontdekken?—* of zou men aan zulke braaven geen gehoor geeven ? — goede Hemel! zouden onze Landgenooten, zoo van alle gevoel, van alls gezond verftand. van alleVadeilapdsAaa a Usft  ( 376 ) liefde, van alle veêrkracht en werkzaamheid beroofd zijn, dat zij of met genoegen of met geduld zoudeft aanzien, dat de ftem der braaven, die voor het recht en de welvaard des volks fpraken , verfmoord wierd? dan ten vierde, men onderftelle eens al het onmogelijke, boven door ons aangevoerd, als eene waarheid, . zal er dan niemand onder het gantfche Nederland/die volk wórden gevonden, die zulk eene willekeurige onderdrukking bemerkt, en moeds genoeg heeft, om daar van het volk te waarfchouwen? of zou men mooglijk den¬ ken, dat men de onfchatbaare vrijheid der drukpers, die grondfteun der Vrijheid, zou willen vernietigen? — indedaad, indien tóen zoodaanige veronderftellingen zou durven maaken, dan moet men ook veronderftellen, dat het tegenswoordige geheele Nederlandjche ^oik alleen beftaat uit een ras van fchurken en van blinde, lafhartige, bloodaarts. Dat het gelukkig is voor een onderdrukt ingezeeten, dat hij, in gevallen van Onderdrukt te zijn in zijne eige Provincie, in eene andere provincie eene fchuilplaats vind, en aldaar met open armen ontvangen word, blijkens het gebeurde in 1787 en 1788, kan niet worden ontkend, echter kunnen wij niet zien, dat het zulk een aanmerkelijk onderfcheid maakt, of eén onderdrukte zijne Provincie of zijn geheel Vaderland verlaat. — Dan wij oordeelen', dat dit geluk in het geheel niet te berekenen is tegen de jammerlijke onheilen,' welke daar uit kunnen ontdaan; het is natuurlijk, dat iemand, welke gedwongen Word, zijne Provincie te verlaaten , en in eene an. dere zich neertezetten, geene gelegenheid zal laaten voorbijgaan, om zich te wreeken. Men llaa het oog eens op de Franfche Natie, indien zij alle haare Emigranten in haaren boezem had gehouden, — indien het eene Departement. de vlugtelingen uit het ander Departe-- ment  ( 377 ) tarnt met open armen had ontvangen, zou het reeds lang met de zaak der Vrijheid bij haar zijn gedaan geweest. Men voere hier niet tegen het fchrikbewind van Robefpierre ; dat oogenblik van krankzinnigheid, het welk toen als de gantfche Natie befmet had, zou bij de patriotfchedepartementaale regeeringen, op dezelfde wijze en mogelijk nog erger gewoed hebben , dewijl de patriotten over het a'gemeen die harde maatregelen onontbeerlijk oordeelden, om de Anfiocratie met wortel en tak uitteroeijen; en die departementen, welke daar niet mede inftem Jen , zouden eeven als de Vendée zich voor het Royalismus hebben verklaard, en op hunne wijze nog wreedaartiger het burger - bloed hebben doen ftroomen, dan de aanhangers van Robefpierre, de zoo eeven genoemde Vendée leevert daar het bewijs van op. Onze correspondent beweert verder , dat de inrigting eener ondeelbaare Republiek in eenen zedelijken zin onmogelijk is, uit hoofde van onze Volkplantingen in de Oost en West, en vraagt hoe men het daar mede zal maaken , dewijl zij in eene onverdeelbaare Republiek en derzelver voorrechten- behooren te deelen? Wij vraagen op onze beurt, hoe heeft het met onze volkplantingen en bezittingen in de Oost en West gegaan, zoo lang de Republiek uit zeven bijzondere gewesten beftaan heeft? — er is zeeker niemand, die op deeze onze vraag niet andwoord, „ allerjammerlijkst! onze Colonien zijn als een openbaare roof voor fortuin„ maakers geweest, die de bezittingen en fchatten van „ 's Lands inwooners met haviksklaauwen hebben ver„ woest; en al was er geene andere rede, dan het doen „ ophouden en verbeteren van die Godvergeeten han„ delwijze met en in onze Colonien, was die meer dan „ genoegzaam, om eene algemeene reforme daar te ftellen'. Maar wij voor ons zien niet, dat het noodzaaklijk is voor de ééaheid en onverdeelbaarheid van onze RepuAaa 3 bliek,  ( 3?8 ) bliek, dat 'de inwooners van die gewesten met ons in allen opzichten gelijk flaan; de ondeelbaare Republiek is verpligt met vereenigde krachten voor het welzijn en de veiligheid dier leden te zorgen, maar geenfints hu» rechten toe te kennen, welke zij niet kunnen waardeeren, van welken zij' de minfte kennis, of het minfte genot niet kunnen hebben, en die, met alle zekerheid, zoo fchadelijk in de gevolgen voor hun als voor ons souden zijn; in alles moet de verbetering en het behoud onzer Colonien worden gezogt, en niet derzelver verwoesting en ondergang; de rechten van eene ondeelbaare vrije Republiek vorderen, dat den minnaar der vaderlandfche Vrijheid de waapens in de hand worden gegeeven, om dezelve tegen alle aanvallen te verdedigen, nu is een kind zoo wel een lid van deeze Republiek als een vplwasfen man, maar zou men durven beweeren, dat de gelijkheid, dat de rechten van eene ondeelbaare Republiek vordenden , dat men dit kind ook befchadcnde waapens in de handen gave? geenfints, om dat het die niet anders dan tot zijn eige fchade kan in handen heb. ben ; — dit is juist het geval tusfehen ons en de landzaaten onzer Colonien; het denkbeeld van de Heidenen te bekeeren, is immers al lang uit de mode. Wat nü de Eurepeaanen aldaar woonende betreft, bij„ kans allen zijn in dienst der Oostindifche Compagnie, en dus, als comptabele per'zoonen, kunnen zij in geene legeeringsposten, of als vertegenwoordigers des Volks worden aangefteld; wij gelooven nogthans, dat het voor de algemeene zaak der Colonien vordelijk zou zijn, indien de afgevaardigden der vrije lieden en planters in de algemeene volks-vergadering verfcheenen, en aldaar een juist, denkbeeld gaven van den ftaat der Colonien , van de knevelarijen der amptenaaren en gezaghebbers, en de berovingen, welke de deelhebbers daaglijksch lijden. Dan enze correspondent oppert vervolgens'eene andere zwaa-  ( 379 ) zwaarigheid tegen eene ondeelbaare Republiek, welke van meer klem fchijnt dan de voorigen, namelijk, indien men eene ondeelbaare Republiek begeert, moeten alle de/duiden der onderfcheiden gewesten, en alle de belastingen in ejkanderen gejmolten, de onnoemelijke fehulden van Hniianl me: de ongelijk veel mindere der Land-Provincien gemeen, en de intresfen voor die fehulden met de verdere lasten van hit opznbaar beftier gelijklijk betaald en gedragen wor- den &Ci Wij voor ons bekennen gaarn, niet '.aïan, dat het een onvermijdelijk noodzaaküjk gevo!_ bij het vormen van onze Republiek tot een onverdeelbaar, ligchaam, de fehulden der bijzondere gewesten ov^r het geheel behooren te worden geflagen en de lasteu in cen« gelijke hoeveelheid behooren te worden gedraagen;. bij het vormen van eene onverdeelbaare Republiek, is tn bahoort men het allereerst eene berekening van dj-rzelver financiewéezen te maaken, en de fehulden der bijzondere gewesten naar elks aandeel in die fehulden te bepaalen; of anders die te berekenen naar de gelegenheid, den rijkdom, en de inkomften dier gewesten ,• op dezelve wijhu FU H. Mog. dat Concept Plan geratificeerd hebbende, weten den inhoud zoo goed als wij, en begrijpen ligt, dat een oproeping van het volk tot dat einde, he: benoemen van een comm'süe daar toe, en de bepalingen deswegens te maken, in geen zes weeken kan verrigt worden. Maar mij komt buiten dat voor, dat het bepalen van Quota in redelijkheid, vooral een werk van de Nationaals Conventie behoort te zijn, en dat E. H. Mog. (de hartelijke broederfchap van haaren nieuwen Bondgenoot mistrouwende,) gevoeglijker en voordeeiiger gedaan hadden, te eisfehen, dat de gewoone lasten op denzelfden voet geheeven, en opgebragt zouden worden , tot bij de Nationaale Conventie de Ouote in alle billijkheid zouden zijn gereguleerd. Het groote oogmerk, zoo van de geheele omwenteling als die door plundering, requifitien, inkwartieringen, leverantien &c. zwaar en aanhoudend zwaar hebben geleeden tot nu toe, en als die allen eerst hunne gcledene fchadens zouden willen vergoed hebben, eer zij in nieuwe lasten wilden draagen , waar zou dit dan heen ? was dan niet onze Zeemagt en Landmagt terflond gedesorganifeerd? — hoe zoaden de Franfche,troepen, in onzen dienst zijnde, wor- , den betaald ? hoe zou men kunnen voldoen aan onze , beloften ter betaling der bij de Alliantie bedongen 100 mil, Heetten guldens ?  ( 3SS ) nis van het zoo fpoedig publiceeren van de Rechten van den mensch, door H. H. Mog. zel's ten tijde, toen het onbeflist was, wat er van de Generaliteits Landen worden zoude, is immers geen ander, dan om ook dit Land gelukkiger te maken, en het volk van allen druk te ontheffen , maar geenzints om het zelve zulk eenen genadefl;g toe te brengen , dat zij haaren laatsten adem geheel uitblazen zouden. Daar toe heeft immers de bovengenoemde commisfie met zoo veele ftandvastighetd, overleg en het inneemen van wijzen raad, ook het hunne zoo meesterlijk toegebragt! Wij hoopen en vertrouwen, dat deeze onze bedenkingen met de beste oogmerken ter nedergefteld, in ernftige overweeging zuilen genomen worden, en dat bedaardheid, voorzichtigheid , wijs overleg, en eensgezindheid , vastigheid aan het beftuur, dat men thans zeggen mag nog waggelende te zijn, zal bijzetten. Wat toch zullen wij gewonnen hebben, zoo de tweedragt ons van binnen verfcheurt, zoo de goede order niet dadelijk berfteld, en wij niet door wijze wetten , daar een ieder, hij zij, wie hij wil, zich aan onderwerpen moet, beftuurd worden. Zoo onbillijk als het aan den eenen kant ^zijn zou een zoo deerlijk gefolterd Land met zwaarder belastingen te drukken , zoo onvergeeflijk zou het aan de andere zijde zijn, in deeze tijden , daar het volftrekt niemand, d an den boer, die'wat te verkoopen heeft, wel gaat, den landman het niet opbrengen van zijn verfchuldigde Sasten toe te laten. Daar door word bet koom ingehouden, en de arbeider, en ambagtsman tot den bedelfak gebragt. Om de aandagt der leezers, door van andere, hoe ook nodige, verbeteringen, te fpreken, van onze hoofdbedoeling niet af te trekken, .en niet te langdiaadig te worden, zullen wij, in vertrouwen van eene zoo fpoedige plaatzing, als mogelijk is, eindigen, met betuiging, dat heil, en, broederfchap de hartelijke wensch en welmeenend aanbod is van Uwen Vriend C. O, M. 22 Octob. I79S- Het Eerfte Jaar der Bataaffche Vrijheid. Dit weekblad word s'weeklijks uitgegeeven te Uirecht  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER. RH IJ N. DOOR P. T H O E N, N. 48. Den 1 December. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid» Vervolg van N». 47. n i-'e zwaarigheden, welke onze correspondent oordeelt dat uit eene ineenfmelting van 'sLanJs financi e weezen, bij eene Nationaale Conventie zouden volgen ,bekennen wij insgelijksch niet te kunnen bemerken : jaa, indien de eene en ondeelbaare Republiek het algemeen financieweezen in de war liet loopen, dan gelooven wij, dat onze correspondent hier in den fp jker op den kop zou hebben geflagen; maar, indien men tot bewijsrede aanv oert daÉ de eene Provincie meer fehulden en om die rede minder vertrouwen heeft, dan de andere, dan is daar uit geene andere gevolgtrekking te maaken, dan dat delast, welke nu den eenen zeogenaamden bondgenoot boven den ande« ren drukt, met eenpaarige fchouders zal worden gedraa. gen, dat de maatregelen tot eene prompte naarkoo- ming van de gemaakte fchuldverbindtenisfen met eenpaarige krachten zullen worden genoomen, en datdefchuldeisfeher, in plaats van aanfpraak op één enkel gedeelte vaa het ligchaam, opéén enkel gewest, thans zijne rechtBbb mii  ( 390 ) matige vorderingen heeft op het geheele ligchaam der Republiek. Dan het geen onze correspondent verder aanvoert, dat het voorjlel van eenige gewesten, om die Conventie te magtigen 'tot het noodzaaken der Provinciën om haare quotaas op te bre.igen, de dserlijkjle gevolgen kan hebben, kunnen wij niet ontveinzen , dat ons bevreemd: wat kan er nadeeliger, wat kan er doodelijker ziin vooreen welga, field ligchaam, dan dat elk lid de magt heeft, om zich aan de behoorlijke werking van het geheel te onttrekken? — wat zou elk redelijk ofonrede ijk dier zijn, indien deszelfs ééne voet kon weigeren den algemeenen wil van het gantfene ligchaam en de beweeging van den anderen voet te volgen? is die niet mede het te- genswoordig geval van onze onverè'enigde Nederlanden? —■ onttrekken zich de provinciën in het toeftaan van petitiën of in het voldoen aan dezelve, in welke zij hebben toe- geltaan , niet gedumig tot nadeel van het algemeen ? zijn niet de klagten van de committés van het Bond^e. nootfehap tot de algemeene zaaken te lande, zoo wel als tot de zeezaaken , aan Hun Hoog Mog. niet aanhoudende, dat zij, door wanbetaalmg der bijzondere Piovincien in de door dezelve geaccordeerde petitiën van oorlog, indien daar in geene voorzorge worde gébruikt, buiten ftaat zijn, om langer de Zee en Landmagt, in eenen behoorlijken ftaat, in dienst te houden ? is niet onze Republiek, door die ongelukkige Souveraine verdeeldheid, buiten ftaat gefteld, om op den bepaalden tijd volgens de gemaakte Alliantie met de Franfche Natie, te voldften aan den opbreng van den eerften termijn van betaa- iing in de honderd millioenen, en is daar door het geheele ligchaLm der Republiek niet blootgefteld geweest, om aan haar eigen lot overgelaaten te worden, of door de misleide Franfche Natie gecor.qresteerd te worden ? . het  ( 391 ) het is waar, indien de eene of andere Provincie weigerde te voldoen aan het naarkomen van die verbtndtenisfen, welke zij tot algemeen behoud, tot-algemeen we'zijn, van de Repub'iek heeft aangegaan, dat zij daar toe moet en zal gedwongen worden, maar kan men dit met eenige mogelijkheid als eene dwinglandije, als eene overheerfching , befchouwen ? neen; dan zeeker zou men de wetten van eene Maatfchappij, welke ftrekken tot behoud der goede orde, rust en veiligheid, met een gelijk recht als eene onrechtvaardigheid of dwinglandij kunnen befchouwen; indien het een onrecht, etne dwingelandij, zou zijn dat verre het grootfte gedeelte der inwooners bij eene wet kan bepaalen, dat zij het kleiner gedeelte kan en mag noodzaaken tot het naarkoomen van die verbindtenisfen en pligten, van welken het behoud van het geheel afhangt, dan zou ook, volgens deezen ftelregel, dat grootfte gedeelte geen recht hebben, om door eene bepaalde wet een enkel lid het pleegen van andere misdaaden te verbieden. Het geen onze correspondent verder; aanmerkt omtrent het openlijk vergadering houden van 's volks Reprefentanten voor het gantfche volk, hier in vinden wij de minfte zwarigheid; wij ftemmen toe, dat in Parijs door toelating of door aanhitzing en omkooping van fchurken, in die vergadering zitting hebbende, meermaalen de grootfte ongeregeldheden zijn voorgevallen, welke de fmertelijkfte gevolgen hebben gehad, maar wij hebben ook ge zien, dat de Nationaale Conventie maatregelen heeft kun • nen neemen, om die te keer gaan en te ftraffen; ook: hebben alleen in Parijs die ongeregeldheden, uit de tegenwoordigheid des volks bij het houden der Nationaale vergadering, nu en dan eens gefprootcn, plaats gehad, want, zoo verre wij weeten, is zulks nergens bij eenige departementaale vergadering gebeurt. het is inde- ■B b b 2 daad  C 39* ) daad niet geoorloofd, dat de Reprefentanten des volk»; om hunne uugebragte advijzen worden toegeiuichd of uitgeiouwd; elk vertegenwoordiger moet in zijne ftera« ming vrij zc Ma«  ( 398 ) Maar zal dat eene bevestigde waarheid zijn, —- ê burger! dan is het de taak vau een ieder, om van dit oogenblik af aan (indien men zulks nog niet gedaan heeft) met gezonde oogen rond te zien naar zoodaanige voorwerpen, die door hunne denkwijze, character, deugden en kundigheden bekwame voorwerpen zijn, om deezen zwaaren taak op zich te neemen, Veelen zingen reeds triumfliederen, en oordeelen, dat de zaak der Vaderlandfche Vrijheid ten eenemaal gered is nu er beflooten is, er zal eene Nationaale Conventie zijn: maar, naar mijn eenvoudig begrip, burger! is dit flegts de deur tot onzen toekomenden ftaat geopend, en het zal van de keuze des volks afhangen, of men den weg tot ons behoud of tot ons verderf zal inflaan, 't Is niet genoeg, dat er eene Nationaale Conventie moet zijn, maar het zal meer, het zal alles uitdoen, dat de- leden dier volksvergadering daar toe gefchikte voorwerpen zijn, die noch door kwalijk gepaste lafheid, noch door redenlooze wreedheid , noch door gebrek aan m«H,i iHndvastieheid, noch door onkunde in de ge- fchiedenisfen des Vaderlands of der waereld de voortrefüjke zaak der Vrijheid in gevaar zouden kunnen brengen; Ik moet u en alle mijne waarde Landgenooten in mijne eenvoudigheid eens drie bijzondere voorwerpen voor. Hellen, alle drie als ijverige patriotten in mijne woon», ftad bekend, alle drie in onze talrijke volksfocieteit ge» acht, en geen van die drie, die zich niet voorfteit, al» lid van de Nationaale Conventie te zullen worden gekoo•7f>n iaa ik ben zeeker, fchoon zij dit niet openlijk zegi gen, dat zij zich zouden beledigd achten, indien men hen in die keuze voorbij ging. De eerjle is een man, wiens verdienften hier in beftaan, dat hij niet alleen voor het Jaar' 1787, maar ook naa diè rampzalige omwenteling ee:i braaf en moedig patriot ii  ( 390 ) gebleeven; niettegenftaande zijn huisfelijke voorfpoed door de vervolgingen, welke hij.moest lijden, te gronde ging, wiide hij liever alle die onheilen doorworftelen, dan voor de bovendrijvende partij bukken, of, op het laffe voetfpoor van zoo veele verachtelijke draaijers, zich in de gunst wikkelen van hen, welke hij weinig tijds te vooren als haaters van de Vrijheid des Vaderlands met duizende anderen had uitgekreeten : zeeker hier door heeft hij elks achting als een waar getrouw patriot verdiend en ook verkreegen. Nog tot op dit oogepblik is hij dezelfde gebleeven, en hij zou, dit weet ik zeeker, liever het hoofd aan het zwaard des beuls overgeeven, dan zich om giften of gaaven, om vrienden of maagfehap, om lief of leed een enkel haairbreedte van zijne welmeenende Vaderlandfche denkbeelden te laten aftrekken; een fchoon Vaderlandsch character, het character van eenen braaven man, niet waar burger? Tot dusver heeft hij'een gelukkig vereischte voor eenen vertegenwoordiger des volks; edoch, naar mijn eenvoudig begrip i is dit niet genoeg; hoor verder! Hij is de eerfte in het fpreeken in onze Vaderlandfche focieteit over alle voorvallende kleinigheden, en fpreekt met vuur en ijver; elk hoort hem met oplettendheid, en meestal word hij bewonderd, om dat men met hem voor- jngenoomen is; dan buiten dit Vaderlandfche vuur, Jt welk bij hem in alles doorftraalt, en de kunde inzijr beroep, weet hij weinig van de gefchiedenis onzes Vaderlands, en niets van de gefchiedenis van Europa; hij heeft de minfte kennis niet, op welke gronden onze duurzaame toekomende voorfpoed moet fteunen, noch in welke betrekkingen wij ftaan of behooren te ftaan met andere Mogendheden, om in het vervolg de vruchten van onzen wijnftok cn vijgeboom te kunnen plukken en Ccc 2 on-  ( 4«a ) •ngeftoard te genieten; voor weinige dagen raakte ik met dien braaven Vaderlander (want dat is hij) in gefprek «ver eene nieuwe Conftitutie, dan, hoe eenvoudig ik ken, bemerkte ik rasch, dat hij geene denkbeelden had, wat eigenlijk de conftitutie van ons gemeenebest geweest is, nog is, en voor het toekomende, zullen wij gelukkig wezen, moet zijn. Ik vraag u, is nu zulk een man, met het beste Vaderlandfche hart, een gefchikt voorwerp, niettegenftaande het hem aan geen gezond verftand mangelt, omeenen grondflag voor eene toekomende gelukkige conftitutie te helpen leggen , de gebreken van de oude in het helderst daglicht te ftellen, de hinderpaalen , welke zich tegen zommige deelen der ontworpen wordende conftitutie zullen opdoen te voorzien, en uit den weg te ruimen? — is zulk een man, die zoo min de tuigagie van het fchip, als de kaart of het vaarwater kent, bevoegd, om het roer in handen te hebben ? is hij wiskundig in ftaat om het fchip in eene veilige haaven te ftuuren ? zou er iemand zijn , die met zulk eenen Muurman in zee zou durven fteeken? ik geloot het niet, en zeeker, mijne braave Landgenooten denken op dit ftuk gelijk ik. De tweede man, welken ik op het oog heb, is een zoo welgezind Vaderlander als de eerfte; altijd getrouw aan zijne Vaderlandfche denkbeelden, is hij in voorfpoed en tegenfpoed dezelfde gebleeven, en heeft zelfs daar aan eene aanzienelijke erfFenis opgeofferd; hij zou aich geene gelegenheid laten ontglippen om aan Vaderlanders dienst te doen, en heeft tot alles, wat het pairiotismus kan bevorderen, en patriotten kan dienst doen, z'jt.en tijd, zijnen arbeid en zijne beurs veil. —Gij ftemt met mij toe, dat zulk een patriot een zeer verdienftig man, een fieraad van het patriotisme U; niet waar ? . Dit  ( 401 ) Dit is niet alles; de man heeft niet alleen gezond verhand, maar ook bekwaamheid en kunde; hij heeft eene gemaklijkheid. om zijne denkbéelden voortedragen, die altijd behaagt, en fpreekt over de voorkomende zaaken met zulk eene levendigheid van geest, dat ik geloof, dat wanneer hij eene kwaade zaak wilde ftaande houden en doorzetten, hij nog de meeste harten winnen zou; hij is kundig in de zaaken des Vaderlands, — hij weet in welke betrekking het zelve ftaat met de andere Mogendheden van Europa, welke voordeelen, niet waar burger? is zulk een man niet een allergefchiktst voorwerp, om een vertegenwoordigen des volks te zijn? ö burger! duizendmaalen min- der, dan mijn eerfte, duizendmaalen minder, zeg ik u. ■ Gij vraagt zeeker met verwondering, waarom ? hoor, als het u gelieft. De man weet, dat hij altijd zich als een best Vaderlander heeft vertoond, hij weet, dat .elk Vaderlander hem om zijne denkwijze en kundigheden bewondert , en wil ook , dat hij om die rede van elk bewonderd worde; wanneer hij flegts denkt, dat zijne voorftellen, zijne aanfpraaken in de Vaderlandfche focieteit. of waar het ook moge zijn , niet algemeen met een handgeklap , met eene toejuiching worden vereerd, dan oordeelt hij, dat aan zijne verdienften is te kort gedaan, —dan oordeelt hij., dat zulks het fterkfte bewijs is van eenzijdigheid, jaa hij ontziet zich niet, om elk in het oor te bijten, dat er in het midden dier vergadering nog een aantal valfche patriotten, nog een aantal fchurken, zijn, die niets anders bedoelen, dan de zaak des Vaderlands, voor welke hij zijnen laatften druppel bloeds veil heeft, tegen te werken, en, ware het mogelijk, dezelve geheel en al om te keeren. Maar verftout zich iemand, em hem tegentefpreeCcc 3 ken»  C 40ï ) ken,, verftout zich iemand, hoe bedaard het ook zij, zijne voordellen, zijne voorgedraagen gedachten ter nadere overweeging voorteftellen, of aantetoonen, dat dezelve ongegrond zijn of nadeeüge gevolgen zouden kunnen hebben, Ó burger! dan is die weldenkende »an in een woedenden tijger veranderd, dan is de belediging, hem aangedaan, onvergeeflijk, en door een overloop van de bitterde gal moet zulk een burger , het gaa zoo het wil, een flegtdenkende, een antipatriot ,zijn, Met één woord, al zou alles het onderst bo- ven keeren, zijn haan moet koning kraaijen; is nu zulk een man, hoe fterk patriottisch hoe ijverend, hoe kundig een getchikt voorwerp, om een vertegenwoordiger des volks te zijn, en eene conftitutie te helpen vestigen, die den grondflag van ons toekomend geluk moet maaken? ik geloof het niet, en denk vee) eer, dat zulk een man, met al zijn ijver voor de Vaderlandfche Vrijheid , met al zijne kunde en bekwaamheden een gefchikt voorwerp zou zijn, om de beste raadHagen te verijdelen, aan zijne eigenzinnigheid alles opteofferen, en de zaak der Vrijheid onherftelbaar te verderven. De derde is een niet minder ijverig patriot dan een der voorgaande; hij is even als zij altijd volftandig gebleeven in de zuiverde belijdenis van liefde voor het Vaderland , en behoeft voor den tweeden niet te wijken in kunde en bekwaamheden; men moet zich over zijne beleezenheid in 's Lands gefchiedenisfen verwonderen, Wanneer men hem hoort redekavelen over deszelfs tijdvakken , bijzondere regeeringswijze en wijze van beftaan; — hij is zeer ver af, van prijs op zijne eigene denkbeelden te ftellen, en anderen te haaten of te verachten, cm dat hunne denkbeelden niet met de zijnen ftrooken. — Wat zegt gj burger! is dit niet een recht gefchikt man om  ( 403 ) om een vertegenwoordiger des volks te zijn? zekerlijk zegt gij' jaa. —— een weinigje geduld burger! ik geloof neen, en wel om de volgende rede. Deeze man is juist van een tegengefïeld character met den voorgaanden ; hij is of wil zijn de vriend van alle menfchen; het is hem onmogelijk, om iemand tegentefpreeken, dewijl hij gaarn elk een wil genoegen geven; wanneer hij iets hoort voorftellen, beaamt hij den voorfteller, en zou het zich tot eene misdaad rekenen, wanneer hij eenige aanmerkingen daar op maakte; ind:en hij zelve iets voordraagt, heeft men alleen maar eenige bedenkingen te opperen, om hem terftond van zijne voordragt te doen afzien — zuik een al te toegeevend man bezit geen moed, geen ftandvastigheid genoeg,, omvoor de zaak des volks, voor de zaak der Vrijheid, pal te ftaan, en is, naar mijn eenvoudig begrip, eeven ongefchikt, om tot vertegenwoordiger des volks verkoozen te wordeni als een der voorgaanden. Zie daar burger! drie voorwerpen, welke, op het uiterlijk aanzien , des volks aandagt verdienen , doch die, van nabij befchouwd, fchadelijke weezens in eene aanftaande Nationaale Conventie zouden kunnen cn zeer zeeker zouden zijn. Slaa ik nu het oog eens in het rond op de zoodaanigen, die als gezeleerde patriotten beroemd of befaamd zijn, dan vind ik allerwegen zoodaanigen, die wanneer men hen op den keeper befchouwt, wel eens om en om mogen gekeerd en bezien zijn, eer de keuze des volks op hen valt, zoo het volk niet even zeer wil bedroogen zijn in hen als in verfcheiden der thans aangeftclde vertegenwoordigers, welke met fpreekende daaden betoonen, dat hunne fchouders tot het draagen van regeeringsporten ongefchikt zijn. Daar valt mij daar zoo eene vlugtige gedachte in mij-  ( m > ne eenvoudigheid in, burger Post! en ftaa mij toe dat ik die maar eens ter neder ftel; ben ik den plank mis, geduld, er is aan het nederftellen van eenige losfe denkbeelden weinig geleegen, en niemand is daar mede bedorven. Zie burger Post! men fielt, of ten minften men heeft gefteld in alle posten, bedieningen, ambagten en wat van die natuur is , zeeker onderzoek , om vast te gaan, dateea perfoon, aanwien eenige bezorging wierd toevertrouwd, zijner zaaken kundig ware, en niemand bij deszelfs onkunde kon lijden. Er is geen prediker vanwelken Godsdienst hij ook zij, of hij word , voor hij zijnpredikampt mag aanvaarden, onderzogt, en wel ten naauwkeurigften onderzogt, of hij niet alleen de (Veilingen van zijnen Godsdienst grondig ve ftaat, maar tevens, of hij al hetgeen, hetwelk tegen dezelvca kin worden ingebiagt, grondig kan wederleggen; men wiiniet, dat de man in den godsdienst een losfe fehaats zal rijden; of dit nu voldoende is, laat ik daar. Geen rechtsgeleerde, of hij word onderzogt, en wel fcherpelijk onderzogt, (ten minften op hooge-fchoolen of univerfiteiten, waar de grootmagtige Doctors en Profesfori geen magt genoeg hebben, om de wetten der univerfiteit, ten behoeve van hunne beurs te verkragten) of zij in ftaat zijn, om den onfchuldig verdrukten te verdedigen. Geen geneeskundige, of men onderzoekt hem , of hij in de kennis der medicijnen, in de behandeling van zieken en ziektens ervaaren is, en ten minften zoo veel weet, dat hij de lijders volgens de regels der kunst ten graave kan doen daalen. Het vervolg in het volgend Nommer. Die wecj^ad^ord s'weeklijks uitgegeeven te Utrecht  DE NIEUWE f O S T VAN DEN N E D E R ■ R H IJ N. DOOR F. T H O E N. N°. 50. Den 11 December. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid. Vervolg van No, 49. ^Niettegenftaande wij voorneemens waren, het vervolg; van de misfive van onzen correspondent Goosfen Eenvoudig aan onze lezeren in het eerst volgend nommer medetedeelen , vereischt de noodzaaklijkheid, en het algemeen belang dat wij' te vooren dit extra nommer afgeven ; wij doen dit op uitdruklijken last van de Reprefentanten 'sLands van Utrecht, om de kwaadwillendheid van 's Lands en 's volks Vrijheid en voorfpoed haateren te ontzenuwen, en aan de ingezetenen deezer Landfchap den afgrond te toonen, in welken die boosaartigen hen tragten te Horten. Niemand, die niet geheel redenloos is, kan onbewust zijn van den akeligen toeftand van 's Lands financieweezen in het algemeen, en dat van iedere Provincie in het bijzonder; niet alleen door de enorme uitgaven, door de voormaalige regeeringen befteed, tot het in ftaat van te» genweer brengen van dit Land tegen de inrukking der Fravfche troepen, door de onkosten van den oor- Ddd log  ( 40<5 ) iog, in welken zij waren gewikkeld, door de leverancien en requifitien aan de Engelfchen, die zich binnen de grenzen deezer Republiek bevonden; maar ook-doo: de inlegering van de Franfche troepen, welks den zetel der overheefching ajhier hebben ter nederge- worpen, en, hef geen niet meer dan billijk is, onze verpligting, om de oorlogskosten te betaalen van die troepen, weke tot verbreeking onzer ketenen noch moefte, noch ongemakKen, noen gevaaren, zelfs hun bloed niet, gefpaard hebben. De Franfche overwinnaars hadden het in hunne magt onze Republiek als een overwonnen Land zich toeteergenen; dan, edelmoed g liever ons a!s hunne Bondgenooten, dan als hunne overwonnenen en vafahen begee ende, wierd tusfehen hen en de gevoimagtigden deezer Republiek een verbond van onderlinge vriendichap en befcherming geflooten, 1 b,j het welk wierd bepaald, dat deeze Republiek aan de Franfche Natie in dit loopend en in het volgend Jaar, tot goedmaaking der voor het hertlel .onzer Vrijheid aangewende oorlogskosten zou be. taaien honderd millioenen guldens, waar van de eerfte te; mijn ter betaaling van drie-en dertig millioenen guldens reeds in de maand September van dit loopend Jaar is verfcheenen; edoch door de menigvu'dige uitgaven zoo tot in ftaatbrenging en organifat.e van onze zee- en landmagt; als tot andere buitengewoone zaaken, is die termijn verloopen, zonder dat aan de betaaling dier drieen dertig nul ioenen meer dan ruim de helft heeft kunEen voldaan worden. Daar de Provincie Utrecht meer dan andere in de ram- pen deezes oorlogs heeft gedeeld, daar zij zelve de door de voorige regeering gemaakte oorlogskosten, zoo veel in haar vetmoogenis, betaalt, om het getal «Ier ongelukkigen niet te vermeerderen, noch de provinei-  ( 4»7 ) eiaale trouw te fchenden, • daar zij alle krach' ten heeft ingefpannen, en (om dus te fpreekenj zich zei. ve is te boven gegaan, om in haare quotes zoo aan de zee- en landmagt, als in die ter betaaUng der in onzen dienst blijvende Franfche troepen te voldoen op den bepaalden tijd. behoeft zich niemand te verwonderen, dat de Reprefentanten deezer Landfchap zich genoodzaakt hebben- gevonden eenen vijftigften penning van de bezittingen aller Ingezetenen te vorderen, tot betaaling van het nog verfchuldigde gedeelte haarer quota in de bovengemelde 33 millioeiien aan de Franfche Natie, zijnde deeze provifioneele geldligting zoo maatig en met zoo veel menagement voor de inwooners deezer Landfchap bereekend, dat indien de verdervende hand eenigzints het goede oogmerk van 's Lands Reprefentanten kon dwarshoomen, en daar door aan hun heilzaam oogmerk niet voldaan wierd, dit Landfchap bij wanbetaaling niet meer als een Bondgenoot, maar als een overwonnen wingewest van de Franfche Natie zou worden gereekend. Schoon nu de maatregelen ter betaaiing van het restant der 33 mtlloenen genoomen zijn, was er nog voor onze Republiek een alleraakiigst vooruitzicht, hoe de overige der 100 millioenen in het aanftaande Jaar aan onze verlosfers te zullen betaalen , van waar —7- en op welk eene wijze' die fornme te zullen vinden ? -— Naa alle mogelijke middelen te hebben voor het oog gehaald, bleef het altijd eene onmogelijkheid, zonder voor 'sLands inwooners ruïneufe maatregelen te neemen; waarom de daar toe gemagtigden van Hun Hoog Mog. met de Franfche Reprefentanten Ramel en Thibaud in onderhandeling traden , aan dezelve het onvermoogen der Republiek aantoonden, om in het volgend Jaar de overige millioenen guldens aftebetaalen, en ten fterkfteri aandrongen, dat.daar omtrent eene fchikking wierd Ddd 2 gö-  ( 408 ) gemaakt, welke dan eindelijk naa veele onderhandel!* gen getroffen wierd. Niet tegenftaande dit ftuk in 't geheim wierd behandeld, is het gerugt daar van onder het volk verfpreid, fchoon op zeer verfchillende wijzen; echter heeft de kwaadwillendheid van de haaters der Vaderlandfche Vrij. Jaeid ook hier van zoeken gebruik te maaken , om boosaartig aan de onkundige gemeente inteblaazen, dat geene geld-operatien nu noodig waren, hoopende daar door in hunne verraderlijke oogmerken veld te winnen, en zoo mogelijk, de Republiek op nieuw in ketenen te zien klinken, dewijl zij nog veel liever ons Vaderland als een wingewest van de Franfche Natie zouden zien, dan dat de Vrijheid daar op den throon bleef. Hier in deeze Stad hebben die aterlingen niets gefpaard, fchoon zij den inhoud van die overeenkomst niet wisten', cn alleen daar naar gisten, om de burgeren intefcherpen, dat nu het opbrengen van den vijftigften penning onnoodig was. — „ Medeburgers! leent het oor niet aan dié „ fnoodaarts, welke met hun verraaderlijk Sireenengezang „ u van de noodzaaklijkfte uwer pligten zoeken aftetrekken, „ om u weldraa wederom van uwe onfehatbaare Vrijheid be„ roofd te zien, en het lieve Vaderland wederom on„ berflelbaar in eenen afgrond van rampen gedompeld! „ de vijftigfte penning uwer bezittingen, welken uwe „ Reprefentanten van u vorderen, is niet gefchikt, om „ de quota deezer Provincie in de nog refteerendc mil., lioenen van den tweeden en derden termijn, te betaa„ len, maak om onze quota te betaalen in de 33 mil„ lioenen, welke reeds in de voorbij geloopen maand „ moesten betaald gewéést zijn, en die voor den 15 Ja„ nuarij aanftaande moeten afgedaan zijn, indien wij ons „ niet begeeren geconquesteerd te zien". God  ( 4ö9 ) i God geve,' dat die opbreng aan onze verwagting mo» ge voldoen! • Ziet hier het ftuk, het welk wij op last van de Reprefentanten deezer Landfchap plaatfen, s'Hage den 12 Nov. 1795. Overeenkomst ter betaaling van de vijftig millioenen gul' deus, welke moesten worden betaald in den tijd van twee Jaaren, volgens het gemaakt traüaat van vreede en allian* cie tusfehen de Franfche Republiek, en die der vereenigde Nederlanden in dato den 16 Maij 179;. geflooten tUsfchen de ondergetekende burgers D. V. Ramel en Thibaüd , commisfarisfen der Franfche Republiek; en de burgers C. vaw der Hoor, Gijsbertz. N. van Staphorst en C. H. van Gbasveld , Commisfarisfen van de Republiek der vereenigde Nederlanden. Art. 1. De twee en een half millioen guldens, welke de Franfche Natie aan de Republiek der vereenigde Nederlanden fchuldig is, zal aan dezelve ftrekken in mindering van de vijftig millioenen. Art. 2; De Republiek der vereenigde Nederlanden neemt aan te betaalen aan de Franfche Republiek drie millioenen guldens jaarliiksch geduurende den oorlog, en het dubbeld van dien of zes millioenen jaarlijksch, zoo draa de vreede zal geflooten zijn. Art. 3. •Daarenboven, de Republiek der vereenigde NederlanDdd 3 en  ( 4io ) den zal jaarliiksch eene intrest van drie percent betaalen i voor de fonme, welke zij zal fchuldig blijven, welke intrest haaren aanvang zal neemen, met den eerften ni« va/e aan (taande. Art. 4. De betaaling van den eerften termijn van het geheele capitaal zal gefchieden op den eerften Vendemimre van het zesde Jaar der Franfche Republiek, of den 22 September van het Jaar 1797. en de intresfen der negen verferreenen Maanden op den 2a September 1796. zullen ten zeiven tijd worden betaald, en de intresfen welke op het nog te fourntören cap;taal loopende zijn, zullen betaald worden op den zeiven, tijd ah wederom een gedeelte van het capitaal zal worden afgelost. Art. s. De bewijzen, welke de Republiek der vereenigde Nederlanden aan de Franfche Republiek zal geven, zullen be-> ftaan in referiptien vof obligatien te betaalen aan toonder,) in dewelke men van het tegenswoordig accoord zal melding maaken, en bij gevolg van de bepaalde tijden van betaaling of aflosfing. Art. rj. ' Deeze refcriptien zullen van zoodaanige fommen zijn; als de Franfche Republiek die zal begeeren, en van wel. ke zij eene lijst zal geven aan de vereenigde Nederlanden. Art. j.  ( 4" ) Art (. De referiptien zullen genommerd zijn, ten einde roes die zal kunnen uitloofen op ieder tijtiftip van betaaling, tot het volle beloop der fomme, welke losbaar zijn zal, volgens dit accoord, of zoo dikwijls als de Republiek der vereenigde Nederlanden, die zal willen aflosien op de wijze, hier naa volgende. Art. 8' Aan de refcripties zullen de coupons van de intresfen worden gevoegd voor het geheele beloop eer zeftitn Jaaren, welke coupons, ingeval van betaahng oi aflosfing, gullen worden te rug gegeeven. Art. 9. Fet zal aan de Republiek der vereenigde Nederlanden vrijftaan die referiptien intewisfelcn tegen asfignaaten lot eene cours, welke door de Gouvernementen der twee Republieken zal worden gereegeld volgens eene fchikking, aan deeze overeenkomst gevoegd. Art. 10. Deeze tegenswoordige overeenkomst zal geene kracht hebben, voor dat dezelve van wederzijds door de twee Gouvernementen zal aangenonmenzijn, weike ratificatie binnen een tijd van twee decades gefcheden zal, Ovcteengekomen en gete kend te jfpfterdam aen tienden Nov. 1795, het 4de Jaar der Fravjche Republiek. (Was geteekend) CORN. van der HOOP Gijsbertz. NIC. van S ' APHORSTL. H, van GRAWELD \ De  i C 412 ) De bovengemelde Commisfaiisfen zonden deeze Artikelen aan de Franfche Commisfarisfen met eene misfive, waar bij zij aan hun te kennen gaven, dat dit accoord volgens hunne onderlinge overeenkomst was, welke zij in verfcheiden zamenkomften hadden getroffen • verzoekende, dat de Franfche Reprefentanten het insgelijks geliefden te tekenen. — Waar op die Reprefentanten het volgend antwoord zonden. lierdam den 19 Brumaire het %de Jaar der Franfche Republiek. De Reprefentanten van het Franfche .volk, Commisfaiisfen van het Gouvernement, afgezondenen in r.olland. Aan de burgers C. van'der .Heep Gijsbertz. N. var. Staphorst en C. H. van Grasveld, Reprefentanten van het Bataaffche volk, en Commisfarisfen van Hun Hoog Mog. de Staaten Generaal der vereenigde Nederlander.. BURGERS REPRESENTANTEN! Wij ontvangen heden met uwen brief de twee copïjen van het plan van overeenkomst, over de betaaling dei vijf. tig millioenen guldens, welke volgens het traftaat van vreede en Alliantie tusfehen de twee Republieken in den tijd van twee Jaaren moeten worden betaald; derzelver inhoud is volkoomen overeenkomftig aan het geen wij in onze famen.. feomften hebben beflooten ; maar de nieuwe in werking-bren. giag van heiFransch Gouvernement, en de inhoud van onze inftructies, fchijnen ons een hinderpaal, om deeze overeenIromst met onze handtekening te bekragtigen; wij zenden u één exemplaar te rug, en het andere zenden wij aan ons' Gouvernement, tevens met aanvoering der redenen, welke u doen oordeelen, dat dit ontwerp alles behelst, wat de omfrandigheden en uw voorneemen, om den oorlog ddortefcetterc, u toelaaten te doen. Wij raaden hen aan om het zelve te befchouwen als overeenkomftig de belan-" gen der beide Republieken, en om de fpoedigfte maatregelen te neemen, ten einde het ter wederzijde kracht nebbe. Heil en Broederfchap Getek. D. V. RAMEL THIBAUD. Dit weekblad^ word s'wecküjkg uitgegeven te Utrecht  DE NIEUWE POST VAN DEN NEDER-RHIJN. DOOR P. 'T H O E N. ■—miiiilW ■ N". 5i. Den 15 December. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijhei». Vervolg van de Misfive van Goosfen Eenvoudig. Is er wel een timmerman, of metzelaar, of ander ambagtsman, die niet eer hij tot de openlijke uitoefening van zijn ambagt word toegelaaten, bewijzen en preuves moet geeven, dat hij het zelve grondig verftaat; en waarom dat ? op dat niemand zich in hem zal bedroogen vinden, en voor goed werk flegt werk ontvangen: zie daar een regel in de maatfchappij, die allerbillijkst is, om voor het welzijn haarer bijzondere leden te zorgen. Maar ik moet in mijne eenvoudigheid vraagen, is er niet ruim zoo veel geleegen aan het bouwen van eene nieuwe conftitutie voor de geheele Maatfchappij, voor dit en de volgende gedachten, dan aan het bouwen van een nieuw huis voor een bijzonder perfoon? ik denk, veel meer, burger! — en daarom , in aanmerking ge» noomen mijne voorengemelde fchetzen van patriotten , welke ik vrees, dat maar al te veel, zonder eene behoorlijke voorzorge, in de aanftaande Nationaals Conventié E e e zoh  ( 414 ) zullen te vinden zijn, dat er in de daad ongelukkige gevolgen van zouden te voorzien wezen; ik moet u daarom in mijne eenvoudigheid eens mijne gedachten zeggea; flaa ik den bal mis, wat zwaarigheid; men flaa die in .den wind, en daar mede is aiies wel. Zou het wel kwaad zijn, dac in elke Provincie voor het verkiezen van de leden tot de Nationaale Conventie eene commisfie van onderzoek wierd opgerigt, welke behoorde te beftaan uit de braaffte en Kundigfte mannen s door welke de door het volk verkoozen leden, eer zij als leden der Nationaale Conventie wierden toegelaaten, ter onciLrzoek moesten verfchijnen, we k onderzoek kon gefchieden volgens een tor dat einde opgefteld plan, — als bij voorbeeld. Art. r. ' 1 - De burgers, die tot deeze Nationaale Conventie zu'le» worden verkoozen, zullen aan deeze commisfie bewijzen overgeeven, dat zij goede, beproefde, patriotten zijn, welke noch om giften, noch gaven, noch om lief o f Jeed, ooit van denkbeelden in eenige opzichten zijn ver? anderd. Art. 2. Dat zij niet behooren tot die clasfis van eigenzinnige heethoofden, die alles naar hunnen wil, naar hunnen zin willen gereegeld hebben, en daar door betoonen, dat eene fchade'ijke eigenliefde hen bezielt, en dat zij meer worden gedreeven door eene zucht naar eigen roem en ingebeelde grootheid , dan door eene zucht voor het waar belang des Vaderlands en hunner medeburgeren. Art. 3. Dat zij niet behooren tot die leden , welke het tegenover-  ( 415 ) .vergeftelde ziin van 'hen, ftraks gemeld, dus bezield met eene zucht, om elk te behaagen, die geen ftandvastigheid van geest genoeg bezitten, om de leugen, hoe fchoon vernist, te keer te gaan , of de gevoelens van anderen met bedaardheid, doch tevens met moeden klem van redenen te beftrijden, fchoon hun hart hen overtuigt van de gegrondheid hunner denkwijze. . Art, 4. Elk der candidaaten zal hoofd voor hoofd worden onderzogt, of hij eenige kennis heeft van de onderfcheidene regeerinswijzen, die in ons bekend waerelddeel, en inzonderheid in Europa plaats hebben. Art. 5. Hij zal onderzogt worden, of hij kennis hebbe van de .ude conftitutie en regeeringsform deezer Republiek, zoo onder het ftadhoudertijk bewind, als bij het plaats gehad hebbende Aristocratisch beftier. Art. 6. Hij zal behooren aantetoonen, welke nadeelen daar in hebben plaats gehad voor ons Vaderland , zoo voor deszelfs voorfpoed als voor deszelfs Vrijheid. \ Art. 7. Hij zal aantoonen, welke de grondflagen van onzen toekomftigen en zekeren voorfpoed behooren te zijn, uit eene befchouwing van onze wezenlijke gefteldheid, de waare bronnen van ons beftaan, het algemeene volksEee 2 cha"  * ( 415 ) charaéter, cn onze betrekking'met andere Mogendheden. Zie daar, naar mijn eenvoudig begrip een kort opftelletje; als de aanftaande leden van de Nationaale Conventie bij een deugdzaam character hier in ërvaaren waren, de één meer, de ander minder, echter'zoo, dat zij'geene dommerikken hier in zijn, welk geluk was er dan voor ons niet te hoopen, niet waar burger? en zouden andere volken, welke voor ons het juk der overheerfching hebben afgeworpen, nietjaloersch worden, dat wij in eens zulke manneftappen deeden tot eene gelukkige beftendige volks Vrijheid? Daar valt mij daar nog iets in, indien het bovengemeld of een dergelijk politiek onderzoek niet kon of mogt plaats hebben, zou het dan niet mogelijk zijn, dat geduurende de Nationaale Conventie tweemaal ter week, het zij des avonds of wanneer het ook zoude mogen zijn , eene vergadering wierd gehouden, enkel gefchikt, om de beste ftaatkundige fchrijvers over de bovengemelde onderwerpen voor te leezen, om dus de minkundigen in hunnen zwaaren taak voortelichten. Ik ben uw Medeburger. GOOSSEN EENVOUDIG. Ik' word deor den bank Jan kort van ft of genaamd, burger! fomtijds noemt men mij ook bij verkorting den dolleman; ik bid u trek den neus niet van mij op, ik ben geen dol onverftand, die alles, wat niet mét de patriotten in denkbeelden inftemt, zöm willen hangen en branden, en al wat in de voorgaande regeering geweest is, zou willen vervolgen, of ultfchudden; dat om den duivel niet; ik weet dat ik een mensch ben, dat ook zij menfchen zijn, dat, het mijn pligt is, mijnen evenmensch te beminnen, gelijk ik begeer, dat hij mij bemint, en dat ik  C 417 ) ik geen het minfte recht heb, om hem zijne godsdienftige of ftaatkundige denkwijze te betwisten, gelijk.ik bij hoog en bij laag niet zou duiden, dat een ander die mij betwistte, want zonder deeze grondbeginfeis, zijn alle die mooije woorden van Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap niet anders dan fnorkêrij, dan narrepotferij, die beter aan het hoofd van kwEkzaivers billetten dan aan het hoofd van publicaties, memories en brieven pasfen. —* "Kijk ik zou een plunderaar van het Jaar 1787. den kop van den romp kunnen haaien. maar mijn gal loopt ook over, als ik daar op ons dorp zie, dat prinslieden, die altijd ftille en deugdzaame burgers geweest zijn, jaa die ik weet, dat de mishandelingen, aan de patriotten gepleegd}, vervloekt hebben, nu hals over kop uit hunne bedieningen worden geflooten, en met vrouw en kinderen tot den bedelzak worden gebragt, alleen om dat zij voor oranje waren, of liever om den eenen of anderen vriend of nabeflaanden het hen uit den mond gerukte brood te geeven. het is niet meer dan billijk, dan allerbillijkst, dat zulke patriotten, welite in of voor het Jaar 1787, uit hunne posten, ampten en beneficiën zijn gezet, om plaats te maaken voor prinsgezinden, er nu weder in moeten herfteld worden; kijk, dat zou moeten gebeuren , als ik de magt had, al was mijn geheele familie van Adams tijd af tot nu toe op zulk eene wijze in ampten gezet, zij zouden er uit moeten voorde patriot¬ ten in wier plaats zij gepiakt waren, dat zouden zij, al zou joos: de kaers houden ; ook zou ik om duivel noch dood niet dulden, dat lieden van eene andere denkwijze in ampten of posten bleeven, die eenigzints betrekking tot de regeeringspo?ten hebben; want het is dollemans-werk de kat op het fpek te binden; maar ook anders niet; bij on'sen in onzen omtrek is men al zoo ver, dat men de patriotten removeert, die niet met anderen willen moorEec 3 den  ( 418 ) den en branden; en wie zijn drar de drijvers van? geene anderen, dan die volftrekt inde plaats der geremoveerde zoeken gefteld te worden. Waar fatan moet het met alle die verkeerde dingen, die ik zie, naar toe l men laat in tegendeel bekende plunderaars en vervolgers ftil zitten, in plaats dat men met die honden eene dugtige afrekening zou houden; wat henker'. ik verftaa mij zoo waar als ik leef, de kaart niet meer! zoo zeer als j ik pleit voor het doen ophouden van onrechtvaardige ver» vo'gingen, zoozeer pleit ik voor het ftrafFen van fchuldigen, van zulken die plunderbaazen, oproerkraaiers ,■ vervolgers van patriotten in hunne perfoonen of goederen geweest zijn; dat zijn de katjes van de baan, die nu de klem op den neus moesten krijgen? waar haapert dit aan ? is al het gebeurde in die tijden eene onwaarheid? of zijn die belhamels met ziel en lig- •haam verdweenen ? — - lk lees daar, dat eene commisfie van onderzoek met eene courantelantaarn rondloopt, om die fchuldigen op te fnuffelen ; 't is braaf, dat zij daar in niet te los te werk gaat, want eerst te hangen, en dan een proces op te maaken, is een Malabaarsch recht; — maar wat drommel is het dan zulk een kunst, om zulke fchuldigen te vinden? — Kom, kom, laat ons elkander geene ooren zoeken- aan te naaijen, Jan houd niet van complimenten te maaken, en gelooft, dat het meer dan tijd is , dat men een koe, een koe , en een paard, , een paard noemt; is er eene plaats, daar de arme, patriotten meer getrapt, gefleept of, op de beestagtigft* ontmenschte wijze zijn mishandeld dan te Rotterdam? -4 zijn er niet zulke mishandelden bij den hoofdfehout dier! Stad komen klagen ? zijn er niet,-die hem man enj paard noemden van die oproermaakers, die hun de zooj genaamde Rotterdamfche fooij hadden gegeeven ? : e») was dan het antwoord van a'nn rschtdoenden held niet —i VJlt  1 ( 419 ) wel nu de Prinslieden moeten ook eens eene beurt hel- $e„p en wie was die Hoofdfchout anders dan de berugte van Saaalen ? heb ik het mis, dan ben ik niet meer b'j mijne vijf gezonde zinnen. ei, ei, (kon men zulk een' man nu ook niet eens vraagen, of bij niet was zekere v anStraalen ? of hij niet wist, dat men de patriotten gruwelijk had vervolgd, en ommenscht mishandeld? of er in Rotterd"tn geene wetten waren, welke zoodaanige gruwelen geftreng verboden, en met zwaare ftraffen bedreigden ? of hij behoorlijk volgens zijnen pligt onderzoek naar die hem aangcbragte gruwelen had laten doen, en de fchuld'gen doen vatten , en ter ftraf daagen ? en zoo dit alles uitkwam op een niet kijk, als ik dan baas was, dan zou ik ook eensjes tegen hem zeggen, „ hoor baas! „ de wetten moeten nu ook eens een beurt hebben!" en dan, geloof ik, zou hij ook volgens die wetten geregaleerd worden op een falaadje van brandneetels, dat hem de oogen overliepen. Maar behoeft men wel zoo, gelijk ik zeg , zich buiten zijnen adem te fchreeuwen, om dergelijke Ridders van de p underorder cp te fpeuren? als men maar in het voorheen vorftelijk s' Gravenhage eens ron izogt wat zeg ik als men zich laat blinden, dan kan men dezulken bij den tast vinden, die dergelijke gruwelen of zelve gepleegd of diebegunftigd hebben; zou men er niet eenen kunnen vinden, die bij her doen der patrouilles de huizen als aanwees, die geplunderd moesten worden? die zelfs, zoo men verzeekert, z ch de plundering, tegen welke hij moestwaaken, liet af koopen? — kom, kom, burger Post! men behoeft hem met geen lantaarns te zoeken, en als men in alle Provincies op dergelijk ongeuiert maar wilde jagt maaken,,-verzeeker ik  ( 4-o ) a u dat men niet veel lucht zou noodig hebben, om die fnaaken bij geheele compagnien op te doen. Maar pin eens tot wat anders overtegaan. Kijk als het er op aankomt, dat ik driftig word, dan flaa ik voor niets; en bi] zes en dertig legioenen fcxaade Engelen, om geen duivels te zeggen, wat zijn wij voor volk? wat blikfteeu zou een Duitjeher ons niet -voor matfosfen uitfchelden , als hij recht wist, hoe het met de erganifatie onzer nationaale burger-fchuttexijen en corpfen geieegen is? Ik lees tot mijne blijdschap, dat reeds in de Provincie Holland de burger-militie is georganifeerd, en hoe ftaat het er hier — hier in het Sticht mede ? immers als een gek. — Wie weer en wind heeft ooit iets zoo lafhartig , zoo flaphartig gehoord en gezien P is er nog wel iets gedaan, om een gereegeld plan van of en defe'nfive ageering der burger corpfen in de fteden te maaken? is er nog wel iemand, die een enkel haair op zijnen kop heeft, hoe daar mede op het platte land te handelen? wanneer het Vaderland eens in het geval kwam van door eene buitenlandfche Mogendheid te worden aangetast, zou het dan niet hoofdzaaklijk de burger militie zijn, die het moest befchermen, en er den kop aan v/aagen? gaat het niet allermeest, of liever alleen 's Lands ingezetenen aan, dat zij zelve hunne Vrijheid, hunne bezittingen, hun leeven , hunne vrouwen en kinderen enz moeten befchermen, of moeten zij dit aan laten komen op een hand vol militairen •> kom laat ik er niet verder van fpreeken, want dan zou ik hersfenloos en dol worden;— als er zulke laf hartigen onder ons konden of mogten zijn, die thans over al en bij alle gelegenheden den fnaater roeren tegen het voorig beftuur en als helden van deux aas over al vuur en vlam blaazen, die , bij eene nieuwe omwenteling de eerften mede zouden zijn, om de dan weer bovendrijvende partij te gratuleeren, en te complimenteeren, zie daar, dan zou ik nu zulke poltrons met het grootfte vermaak een kogel kunnen zien geven, die hunne laffe ziel met eene fprong naar de onder- ofbo. ven- maanfche oudvaders deed verhuizen. Het vervolg in een volgend Nommer. Dit weekblad word s'wceklijks uitgegeeven te Utrecht  T D E N I E.'U W E POST VAN DEN NEDER.RHIJN. dook P. T H O E N. N°. 52. Den 23 December. 1795. Het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijhei». Vervolg van de Misfive van Jan kort van fitf. I Iet is raar, • het is (och raar, dat men onze braave Franfche broeders in alles wil naarvolgen, en dat men hen in het prompt en fpoedig in fiaat zijn, om te zeggen, fiaa vast maar', met zulke looden fchoenen volgt. maar zagt, halta la! ik bedrieg me wij hebben toch ook er al zoo iets van weg, want, om klaar te zijn, om 'op de eerfte aannadering van buitenlandfche vijanden, (zoo die rotkoorts hen mogt aan» grijpen) en op den eerften wenk, gereed te zijn, om hen op zijn Fransch tegen te vliegen, hen op de punten van de bajonetten te .ontvangen,. en eeven als de . Franfchen bij het toveren af te Gemappe, te Fleurie es op honderd andere plaatzen daaglijksch gedaan hebben, er op inteftuiven, als een doorbraak van den zeedijk, daar toe hebben wij al zelfs meer dan de Franfchen in dien tijd hadden, en kijk, dat zal ik bewijzen, en ik flaa den besten Franschman die 'er is, zo hij mij vaa i liet tegendeel kan overtuigen. Fff - T«e*  ( 422 ) Toen de Franfche burgers, dat is te zeggen , de jon. gelingen van 18 tot 25 Jaaren, wierden opgeroepen, om maar op een ftel en fprong te veld te trekken, en den aanvallenden vijand op de huid te zitten, toen hadden — (kijk burger! ik heb het gezien,) de officieren op zijn best een kaasmesje op zij, de gemeenen van de tien geen één een fnaphaan of fabel, en over het algemeen een goede knuppel, of een piek, maar zeer zeeker een cvurageus hart en zoo trok dat volkje er op af, en naauwlijksch zagen zij den vijand, fchoon in de bests flagorder, of die Franfche klantjes riepen op het eerst «ommando van aanval, Vive la Republique, en leerden den vijanden in een fprong, hoe een mensch te moede is, als hij in zijne fchoenen fterft. Wat hebben nu onze corpfen een voorrecht boven deeze ongekieedde, ongeuniformde, onge — onge — nu dat is het zelfde, Franfche burgers! 6 dat lijkt nergens naa, onze officieren hebben mooije uniformen , fuptrbe epaulettes, "zelfs pluimen, wat ben je me en dan kom, kom, op het noemen van al dat mooijs, kijk, ik zeg het zonder grootfpraak , word ik al als vuur, en zou mee kunnen vegten, dat het vuur me uit de knoopen van mija rok vloog. en onze burgers, gewaapend, wie duivel zou durven beweeren, dat zij niet zoo veel moed, zoo veel lust hadden om 's Lands Vrijheid, hunne welvaart , ten kosten van goed en bloed te handhaaven, als de Franfchen? kom, kom, dan moet men de Bataaffche Natie niet kennen, en ik durf verzekeren, dat als men maar met de organifatie der burger corpfen fpoed jnaakt, dat zij, zoo eens een vijand, hetzij uit Osnabrug of Bafarabel, dat is het zelfde, op durft komen dagen , aanftonds gereed zullen zijn, om hem de knoopen van den rok met de bajonet aftetornen : — gaat er op aan, dat •ns volkje zoo goed als de besten mede zullen fpeelen, kip !  ( 4*3 ) kip! ik heb v! ■ wel jemenij, too het indcrs ware, kijk, dan verdienden alle die liefhebbers, die op de wapening der burgeren hebben aangedrongen, en nu zouden willen 'thuis blijven, eens dugtig gebritst te worden; hoe, die burgers, die bij kris en kras zwoeren, dat onze burgerij terftond in het wapenpak moest worden geftooken, (gelijk zij recht gelijk hadden) die over al de Franfchen in wilden navolgen, tot in monteeringen , epaulettes &c. die zouden, in geval van nood, met hunne manfehappen niet opmarfcheeren? gekheid, gekheid, zij weeten wel, dat als men de moedige Franfchen in het een wil navolgen, het allerbelagchlijkst zou zijn, dat men hen niet naavolgde in het geen eigenlijk de ziel van de zaak is, dat is, om die waapens den vijand eens onder den neus te vrijven, dat hem de oogen traanen; onze hoofden van de gewaapende burgermagten zullen zoo min als de Franfche officieren fchroomen, om op de gouden epaulettes een bloedvlakje te krijgen, want bij mijn keel, dat is toch de ziel van het werk; als men dat niet in eene Natie kan krijgen, dat zij zelve op de kooten past, en den eerften nabuur die haar het fpek uit de.fchoorfteen wil fteelen, zelve op paardezoencn tracleert, dan is haare vuist beter voor het fpinnewiel als voor het Krijgsgeweer gefchikt. Nu broêrtje! mijn kop loopt nu om, door veel dsaken; binnen kort zal ik u weêr eens een woordje toefaakken, vaar intusfehen wel. Ik ben uw Medeburger JAN KORT VAN STOf.' Misfive van lubbert droomer. BURGER POST! Ik wensch u als van ouds eenen goeden morgen t — ik heb zedert mijnen laatften, dien. ik u heb toegedroomd, Fff z ge-  C 42+ ) geflaapen als een os, pf dit nu is gekoome», deor de ftilte der deliberatien van de gewoone, ongewoone, bui. tengewoone &c. &c. regeerings-coUegien, commisfien, «ommittés, opper en onder focieteiten, waar aan het tot nog toe, dank zij alle vaderlijke voorzorge. in ons Land niet ontbreekt, —— dit weet ik niet; maar laat ik maar tot zaaken komen, nu ik een weimgje wakker ben, want anders zou ik ligt weêr in het midden van onze cordaate Vaderlandfche pijpjes-rookers in fiaap vallen, voor dat ik u mijnen droom had medegedeeld, , hoor dan! Ik had, bij eene korte tusfehenpoozing van llaapea eenen ongemeenen, trek om de couranten en nieuwspapieren van dien dag te leezen, (en waarom niet zoo wel als andere beste patriotten, die in de hand neemen, neerleggen, aan eenen anderen vraagen, of er wat nieuws is, en te gelijk den knegt van de herberg of focieteit gelasten, kaarten te geven) en las in ééne dier nieuwspapieren, „ dat de koning van Engeland, of liever zij, die in zijnen naam zijn Rijk, onregeeren, (dat is, „ zijn Ministerie) den oorlog tegen de Franfche Natie „ gelijk ook tegen onze Hollandjche Natie, nog begeer„ den voorttezetten". (Nu , dat is zo vreemd niet voor zoo ver het onze Natie betreft, want het Doorluchtig, Geloof en Bondgenootfchap lievend Engeland is van onze opkomst af tot nu toe gewoon, in tijd van oorlog, den oorlog tegen ons te voeren met een ijslijk zuur gezicht, maar in tijd van vreede en Bondgenootfchap voert het den oorlog tegen ons met een lagchend gelaat) „ tot „ zoo lang , dat zij eerst de zaaken in Frankrijk op eenen „ geregelden voet gebragt zien, zoodaanig, dat Europa „ niets te vreezen hebbe, en dit quafi uit menschlie„ vendheid. Ik kon, zoo waar als ik leeve, mijne oogen niet ge- loo-  C 425 ) Jooven, ik vreef die meer als een quartier üurs langr denkende dat ik nog fiiep; ik nep ai bij mij zeiven, ■—• „ Engeland wil den oorlog doorzetten tat zoo lang , dat ,. het de rust van Europa en de veiligheid en den voor„ fpoed van ai ie de Mogendheden van dit waerelddeel 5i verzeekerd ziet" Met een woord , ik dagt zoo fterk over dit getuigenis van dat Engslscli Miniltcrie,dat ik wel draa in fiaap viel, en aan het droomen g*1-. raakte. -t ïn het, eerst van mijnen fiaap, droomde ik, dat ik in eene oude loodfche iijnagoge was, daar de Pharizeëu, op iijn Eageisch, deeriijk de vergaderde menigte , onder ,alierlei betuigingen van deugdgezindheid, bedroogen; dan wel draa was dit toneel veranderd, en ik bevond mij in eene grot, welke eenige overkomst had met de vergaderzaal van het. Hoogerhuis te Londen; ik zag daar twee ouderwetfche:Dem-ocritus . was, doch dat de huüebalch Heraclitus wierd genaamd. De lagchersbaas had, zoo het mij toefcheen, eene courant in zijne hand en begon fchier barftende van lagchen met zijn cameraat het voigend gefprek. Democritus lagchende. Wie heeft ooit zotters gezien , dan die verklaaring van het Britsch Minifterie, dat het uit aanmerking van de rust van Europa geen vreede wil maaken met de Franfche Natie , voor dat het voor die rust kan verzeekerd zijn! — het rechte foort van volk zeeker, om voor de rust van Europa te waaken; zie daar, moet men zich niet buiten adem lagchen , als men leest, dat zulk een Pharizeeuwsch gebroed nog ftout genoeg is, om der waereld op zulk eene onbefchaainde wijze zand in de oogen te willen ftrooijen! v Heraclitus fchreijende. - Gij lagcht om alles; maar is dit om te lagchen? —— moet men zich niet veel eer tot water fch re ij en , wanneer men ziet, dat een Gouvernement van een anders braaf volk uit zoodaair:ge lieden is zaamgefteld, dat men tusFff 3 fchen  ( 4*« ') f«hen beidca ftaat welken titul, of bedriegers of Wilden van Europa hun best toekomt. Dimocritüs legchinde, Een Monsjeur Pin met zijne zaamgezwoornen zullen nu bedagt zijn, om de rust van Europa voor het toekomende te verzekeren! zeg eens, broêr! Kan er wel iets beters bedagt worden, dan dat aan eene bende beur-, zefnijders het toeverzicht voor de veiligheid van kramers op eene kermis word toevertrouwd! Heraclitus Jchreijênde. Ach! dat de Goden ons befchermen! wie zijn de oorzaaken geweest, dat de rust niet alleen van dit wacreld gedeelte maar ook van andere deerlijk gefchokt en verwoest is, wie anders dan de Groot-Brittannifche regeering? heeft deeze niet de reeds te lang getrapte Noorc-Americaanen als gedwongen , om de aan hun gezonden Thee op de knevelagtigfte voorwaarden in zee te doen werpen ? is d;t niet het eerfte fprankje geweest, waar uit die ijslijke oorlogsvlammen zijn ontftaan, die lot nog toe zoo jammerlijk woeden? —- en zulke monfters durven zich nog als rustherjielders van Europa voordoen! Hemel! Democritus lagchende. Men moet zich door lagchen de lever kwetzen, als men nagaat, dat deeze zoogenaamde voorftanders van de rust van Europa zelfs de rust van het klein doch vreedzaam Nederland aan deezelfs inwooners, hunne zoogenaamde Bondgenooten misgunden, hen zoodaanig plunderden, dat de ergfte Tartaarfche roovers in dat kunstje maar eerstgebooren kinderen bij hen waren; en toen die arme Nederlanders zich beklaagden, verklaarden dicSn'tJche bondgenooten hen den oorlog, om dat zij zich door hun, tot herftelling der rust van Europa, niet tot op het hernbd wilden laten uitfchudden. — Neem niet kwalijk, broerlief! dat ik mijn buik moet vasthouden van lagchen, over aulke minifteriaale kwakzalverij. Heraclitus Jchreijênde. Lach zoo veel gij wilt, gij zijt een fpotter t ik voor mij vervloek het uur mijner geboorte, dat'ik thans op  C 4^7 ) op het waereldtoneel monfters zulk eenen laf hartlgen , geveinsden rol ziefpeelen; dat een ministerie, het welk altijd in bloed en traanen heeft vermaak gefcheptj zich dat vermaak nog langer wil aanfchaffen, ten kosten van ffroomen onwaardeerbaar menfchenbioed , tot vermagering en verarming zijner ingezetenen , en zeeker tot zijn eigen val is het mogelijk, dat de Goden zoodaa¬ nige tergers hunner oppermagt niet ogenbliklijk verpletteren! Democritus lagchende. Dat Gouvernement en deszelfs aanhang moet al uit een aartig foort van volk beftaan ; zij moeten gelooven, dat de geheele waereld biind of gek is. — Maar broêrtie! ik hou mij verzeekerd, dat het tegenswoordig brittch Gouvernement zoo wel gevoelt en ziet als wij, dat het op zijne laatfte beenen gaat, en op eenen draf naar het graf ftrompelt; en daar het noch Goden noch menfchen heeft ontzien, om aan zijne dwinglandij en roofliist den' vollen teugel te vieren , toen het nog in zijne volle kracht was, zou het dan nü inkrimpen, en al zijn voorig mis- drag erkennen? het lijkt er niet naa; hoor broêr J men moet het eenen ftervenden niet kwalijk neemen, dat hij iluiptrekkingen heeft, al trekt hij het ijslijkst gezicht. Heraclitus Jchreijênde. Helaas! moet dan de ondeugd tot aan het graf des mis- dadigen frervelings zegepraalen I Het BritJ he volk ontwaakt eindelijk uit zijnen langduurigen fiaap en zal, dit gaat zeeker, zijn leed en dat van gantsch Europa op zijne dwingelanden wreeken. Wat gaat het hun aan of de Franfche Natie als eene Republiek o^ als een Koningrijk op de lijst der Mogendheden geplaatst zij? wat kan dit af of toedoen tot de rust van Europa ? „ ö Bloedzuigers! ó pesten van het memchdom ! (hier raakte de bedroefde Heraclitus in woede) „ haast ge„ naakt het oogenblik, dat uw ijsren ftaf zal worden ver- „ brijsfeld; haast genaakt het oogenblik, dat uwe „ naaktheid voor het oog der waereld zal worden ont- dekt, en gij tot een afgrijzen zult verftrekken zelf* voor uwe verblindde aanhangers!" D e.mocsitus lagchende. Bedaar vriend! bedaar! — gij zoudt uwe gezondheid be-  C 428 > ?> benadeelen, indien gij u dit 700 fterk wilde aantrekken Door den val van deeze Arabifihe Pharizeên zal gewis de rust van Europa voor altijd worden verzeekerd . • en dan is immers de prophetle hunner wooiden vervuld! —» zij zeggen, den oorlog te willen doorzetten, om de" rust van Europa te verzekeren het' voortzetten van dien oorlog zal hunnen val verhaasten, en hunne val zal de baarmoeder van de rust van Europa zijn. - Gelukkig gevonden, niet waar vriend ? als het Britst Gouvernement het op deeze wijze verftaat, dan kunnen wij het immers niet van valschheid befchuldigen ? Heraclitus Jchreijends. Eeuwige fpotter! zeg liever dat het Britsch Gou- vernement door de verzekering van de rust van Europa met anders verftaat dan de verzekering vm de Britfche teerfchappq ter zee; het ziet, dat rioor de ontflaakmg der Franfche Natie van de ketenen van overfifcrfchends Ministers, die voor Engelsch goud koopbaar wa>-en Z door de daargeftelde Vrijheid van de vereenigde Ned'rtanden, wier koopvaardij en welvaart de fpeelbaikn van die zeefchuimers waren, het niet meer gelijk voorheen rn volle rust en zonder wederfpraak. zal' kunnen zSSl P™ean> en den koophandel zijner nabuuren ruïneerendit itrsfloös voorrecht word door hen de rust van Europa genaamd, zoo men hen dit ats voorheen wil toeftaan tff de regeeringen wederom zoo veranderen , dat zij hooó kunnen fcheppen, dat zij op'den ouden voet zuilen kun nen omkoopen, verraad fmeeden, en het ftrafloo- uirvoe' -en, dan zullen zij bekennen, dat de rust van Europa herfteld is, t Democritus lagchende. Brayo! bravo! zoo is het broertje! maar ik hou mi? verzeekerd dat er geen egn rechtgeaart beminnaar van drmt van Europa is, die zulk een ministerie niet liever duizendmaal aan de woede des volks zag opgeofferd Nu tot weerziens, broer Heraclitus.' laten w'ij ons Rjch zoo zeer niet ilooren aan de Wilden van Europa. iïicr op fprong Democritus op en maakte zulk een geweld, met lagchen en fchateren, dat ik wakker wierd. Dit wedrblai? word s'wseklijks uitgegeven te Utrecht