I E T, S voor utrechts bitrgehetn^ bevattende de Vijfde, Sesde, Sevende en Achtste Stukken, uitmakende liet Ut IDC CLXXXIY.   HET VYFDE IETS voor UTRECHTS BURGEREN, bevattende Hun op den 29. December 1783, nader geprüsentëèrö adres in de zaaktegens de heer wieling, als medé het ten zelven dage d03r/25 burgeren en inwoonderen overgeleverd request , tot HET voortaan by den raad zelve TE begeven, binnen tyds openvallende raadsplaatzen. En die met alle de daar toe behoorende, advisen, PvESOLUTIEN en stukken, tot de dadelyke veriüezinge toe, item Het request van 2243, burgers en inwoon. ders, van de Stad utrecht, Steden AMERifoort,wyk by duursteden, montfoort en de in- en opgezetenen van maarssëveen , den 7. January 1784, aan de ËDa MOG. heeren staten 's lands van utrecht gepresenteert , en de daarop by Hun Ed. Mog. ten zelveK dage genomen resolutie. M D C C L XX X 1 V.   Aan myne mede Burgeren! Daar de vier eerde Scukken en Bylagen dezer Iets behelsden een aantal merkwaardige befluiten en handelingen onzer Overheden, welke voor ons en onze kinderen der vergetelheid moeden onttrokken worden ; zal dit Stuk niet min als de vorige opleveren een reeks van verzoeken en beiluiten over hoogst aangelegene zaken voor deze Provintie, Stad en Burgerye , welke voor al de j kennis van het publiek niet moede onthouden worden ; als dezelve voornamentlyk dienen ter wettiging van ons tot hier toe verrigte; hoe zeer Zy die van een tegengedeld begrip zyn, uit hoofde van hunne bizondere oogmerken, en de belangens waar aan zy dienstbaar zyn , dat alles met zwartè couleuren afmalen, en de gedragingen onzer brave en welmenende Burgeren en Schutters, door gehuurde pennen doen uit kryten, als of een ieder onzer met verzuim van alles na genoeg, fchoon by omkeringe , zoort gelyke onzinnige rol fpeelden , als de zo genaamde Prinsgezinden in i den jare 1747 en 1748. daar een ieder onbevooroordeelden zo uit de vorige, als uit deze dukken ten klaarden moet overtuigd zyn, dat 'er tot hier * 2 toe  ( iv ) toe door ons niets ondernomen of verzogt is, dat Biet tevens de goedkeuring zo van de Ed. Mog, Heeren Staten dezer Provintie als van de Magiftraat onzer Stad heeft weg gedragen, entenbewyzen daar van met hoogst derzelver gunftige appointementen zyn bekragtigd geworden. Zy die zig dus zo veel moeiten maken, om ons tot hier toe wettig , recht en regelmatig verrigte in een verkeerd dagligt te (lellen , bekomen door deze Stukken alwederom nieuwe ftofFen tot verftomnvng tegen hunne laster zugt, om daar op hunne tanden van fpyt (lomp te byten ; terwyl wy Burgers van Utrecht daarmede voor de redelyke wereld eene allervoordeügfle verdediging maken. Pan, daar wy tot hier toe onze belangens op de gelmatigfte wyze hebben voorgedragen , en om derzelver gegrondheid, als gezegd met voldoende befluiten onzer Overheden hebben beantwoord ge* 'fcien , en bizonder in het voor weinige dagen nog plaatst gehad hebbend geval van 725 onzer brave mede Burgeren, betreffende het verzoek om door den Rand dezer Stad voortaan de binnen tyds openvallende Raads plaatzen zelve te begeven ; waar Van alle de daar toe behorende ftukken, by dezen in orde worden mede gedeelt, zo behoren wy ons in allen opzigten gelyk te zyn en blyven, en daarom by 't vervolg ons van dien regel niet te laten aftrekken. En voor al moet een ieder onzer, zo gig door ons bevorens is aangemerkt, op alle moge- \y-  lyke wyze de Eendragt blyven bevorderen; en alle gelegentheden welke tot het verwekken van tweedragt, of het voeden van wantrouwen tegen hen die onze goede zaken voorftaan, zorgvuldig vermeiden , of daar aan op losfe gronden geen geloof flaan; als de bevinding in deze dagen te blykbaar geleerd heeft, dat men het 'er bizonder op toelegd , om door het ftroyen van een zeker zaad van tweedragt , voordeel op te doen , en waar toe men vertrouwd dat thans de gelegentheid best geboren is , uit de voorgedragen middeI len van het geadvifeerde van een gezeleerd Prinsgezinde by occafie van de vervulling dezer laatfte vacature; als men 'er al aanftonds op uit is geweest, om ons een tafereel op te hangen, waarin men uit het voorledene het toekomende zodanig wil aanduiden, dat wy ons, wilden wy ons uit een onoverkomelyk gevaar redden, al aanftonds, daar tegen in het harnas moeften gespen. Maar eene fchone gelegenheid voorwaar! om de eensgezindheid en het vertrouwen dat 'er tusfchen Regenten en Burgers behoord te zyn, en dat tot I hier toe binnen deze Stad zo gelukkig heeft plaatüze gehad, op eenmaal weg te nemen, en ons te idoen vervallen in dien poel van twist en tweeh dragt, waar op men het tot ons verderf helaas! :: zo lange, maar (Gode zy dank) tot hier toe vrugii teloos heeft toegelegd. Zyn 'er nog abuizen weljlkers verandering en verbetering, zo in het Re* 3 ge-  ( VI ) gerings beftier, als in het Burgerlyke en ten aanzien van het Krygswezen te wenfchen en uittewerken nodig zouden zyn, (wat het Krygswezen betreft, hopen wy eerlang het genoegen te zullen hebben , U te berigten het inftemmend advies van den Heer Capitain Generaal dezer Provintie, by de Staten dezer Lande gevraagd op het uitgebragte raport der Heeren Gecommitteerdens tot den ftaat van Oorlog , dienende tot wegneming van dezelve abuizen, en by onverhoopt langer agterblyven van dat advies, dat dan Hun Ed. Mog. na derzelver hooge wysheid het voorfz. raport m een Staats befluit zullen veranderd hebben) laten wy ons intusfens niet doen afleiden, door hen die vertrouwen in ftaat te zyn op alles ogenbhklyk hulpmiddelen daar te (tellen ; het past ons voor af bedaard te overwegen , of het gebruik van dezelve, meenigwerf in de gevolgen niet veel erger zoude zyn, dan de kwaal waar tegen men dezelve zoude willen aanvoeren. Zo min als Vorftendommen, Staten, of Gemeenebesten op eenen dag geboren of gevestigd zyn , even min kan men op eenen dag verouderde kwaaien van honderde jaren herwaards weg nemen , daar toe behoord bedaardheid , beleid en voorbereidende voorzigtigheid. Ik fpreek niet van hen, die met Alexanders zwaerd, den knoop door midden hakken , en doorrevolutien, of omwentelingen, zelve tegen* duur bezworen Eede, 's volksrechten  ( vn ) verkragten en overmeefteren, met zig tot een eenhoofdig hoofd op te werpen, de bevindig heeft geleerd, dac dit by een flapend Volk , op eene voormiddag uittewerken is. Dan daar wy thans in allen opzigten de fprekendfte blyken hebben van goedwilligheid en de fterkfte verzekeringen ter behartiging van alle het geene tot onzen welvaard dienen kan, zo wel van de Ed. Mog. Heeren Staten dezer Provintie, als bizonderlyk van de Magiftraat dezer Stad, en dat daar in onze mede Burgeren, fchoon onderling in geloofs begrippen verfchillende nog onlangs de gelegentheid is veroorzaakt, om meer dan voorheen daarin te konnen deelen, waar van de befluiten, ook eerlang ftaan medegedeeld te worden, vordert onzen pligt, dat wy ons door vercierde en mogelyke * edeneringen, hoedanig ook na de wyze der wiskundige opgemaakt, niet laten overhalen tot ondernemingen, welke ons als nu voor zeker zouden leiden, om de tot hier toe gelukkige ftandhoudende eendragt der Burgeren en Regenten dezer Stad den bodem in te flaan. Ons blyft zeer aanbevolen de fpreuk , al wat gy doet, doet voorzigtig, maar let op het einde. Waarom wy ons ook moeten voor ogen houden het zo zeer op de bevinding fteunend fpreekwoord onzer voor ouderen in troubel water is goed visfchen. Want wy zyn in onze politike en Burgerlyke betrekking nog op iverre na niet genezen, van dien duivel, die als een  ( viii ) een briezende Leeuw rondsom ons gaat, zoekende of hy ons mogte verflinden. Ik eindig hief mede, en hope dat dit ftuk by U myne mede Burgers met dat genoegen zal ontfangen worden, als het my aangenaam is geweest, om het zelve voor U ter drukpers te vervaardigen, waar door ik zal aangemoedigd blyven, om eerlang het vervolg aan U te doen toedienen, en hier mede blyve ik Uwen Dienstwilligen Dienaar en Medeburger H. ERRATA. Pag. 68 regel u, van boven ftaat Griffier Fagel lees Raadpensionaris Fagel. Aam  Aan de Ed. Groot Achtb. Heeren Burgemeesteren en Vroedfchap der Stad Utrecht. G even met fchuldigen eerbied te kennen, de ondergetekende Burgers en Inwooners dezer Stad; dat de Supplianten zig op den u. Augustus dezes jaars by Requesta hebben vervoegd aan UEd. Groot Achtb. en daar by hebben te kennen gegeven, het recht dat de Supplianten hebben, om van zyne Hoogheid te vorderen, dat de Magiftraat dezer Stad by derzelver rechten en privilegiën werde bewaard , waar toe de Supplianten avanceerden; dat voor al diende , dat de hertelling in het jaarlyks beleid van de Regering dezer Stad , wierde gedaan ten minsten overeenkomftig aan het fubfifterende Reglement van Regering , dat het over bekend was, dat de Magiftraat dezer Stad van over zeer lange niet had gejouisfeert van het maken van eene vrije nominatie van Burgemeesteren en Schepenen , als mede dat zy niet heeft gehad, de vrye begeving van de verdere Stads Commisfien , maar dat de Magiftraat dezer Stad zig gedrongen heeft gezien, eerst te moeten vernemen wien het de lieer Stadhouder goeddagt, dat op de nominatie van Burgemeesteren zoude gefteld worden , en voorts het gebeele beleid van de Rcgecring te hebben moeten fchïkken naar, en overeenkomstig aan de recomraandatien , welke liet zyne Hoogheid konde goedvinden, daarby, overallede Regeringscommisflen te doen verzeld gaan. Tot welkers bewys de Supplianten niet meerder nodig hadden , dan zig enkelyk te beroepen op de kennis yan UEd. Gr. Achtb. eu te refereren, tot de onA '.  (2) derfcheïdene Misfives en daar by gevoegde Lysten , van de gerecommandeerde Leden, tot de onderfcheidene commisiien , welke jaarlyks by de verzetting van de wet door Z. H. ondergetekend, ter vergadering van UEd. Gr. Achtb. zyn overgebragt geworden, en ter Secretarye van de Po• ifrie dezer Stad berustende zyn. Waarom de Supplianten by hun voorgemelt Requcst in aanmerking nemende , hoe zeer het aan de eene zyde billyk was, dat de Stadhouder jouisfeert van die rechten, aan hem zonder krenkinge der -privilegiën opgedragen , het daar tegen niet te min billyk en behoorlyk was, dat de Magiftraat, als de plaatsbekleders van de Burgery en Inwooners , mitsgaders de Bewaarers van derzelver rechten, gaudeerden , van het recht aan dezelve In die quaiiteit toekomende, en waar toe de Supplianten vertrouwden dat dan voor al behoorden , het maken van de voorfz. vrye nominatie van Burgemeesteren en Schepenen; zo wel, als de vrye begevinge van alle de Stads verdere commisfien , zonder daarinne van eenige recommandatien afhankelyk te zyn. En waarom de Supplianten met alle eerbied en decentie op UEd. Groot Achtb. requireerden en fchuldpligtig verzogten dat UEd. Groot Achtb. dit zo notoir recht, deze Stad en Burgerye toekomende, geliefde te handhouden, en mitsdien in de beftelifng der commisfien van de Regering voor dezen jare, en zo vervolgens alle jaren , te handelen overeenkomftig het recht deze Stad toekomende , zonder daarinne van eenige Recommandatien af hankelyk te zyn , niet alleen: maar dat dit ook generalyk gefchiede met opzigt tot alle Generaliteits, en andere drie- of zes-jarige en verdere Commisfien of begevingen, geene uitgezonderd; alles conform en breder de voorfz. Requeste en daar by genomen conclufie: Waar uit ontegenzeggelyk blykt, dat de inhoud van het gel-  Cs) zelve Request zig alleenlyk bepaalt tot een zodanig recht dat aan de Magiftraat ah de reprefcntanten van de Burgery en de bewaarders van derzelver rechten onwederfpreekelyk toekomt, zo als dan het verzoek by dezelve Requeste gedaan, ook niet anders inhoudt, dan deze eerbiedige en zo de Supplianten vertrouwen bevoegde .vordering, dat haar Ed. Groot Achtb. de Stad en Burgerye by dat zo notoire recht geliefden te handhouden, en daar in te handelen overeenkomftig het recht deze Stad toekomende. Welk verzoek dan ook is geweest van dit gevolg, dat UEd. Gr. Achtb. aan het zelve als gegrond hebben gedefereert „ en zig daarmede conformerende, gerefolveerd, in \t ver* volg gcene Rccommandatien van zyne Doorluchtige Hoogheid den Heerc I'rince Erfftadhouder te vragen tot het nomineren van Heer en Burgemeesteren en Schepenen, als ook niet tot het bekleden van Provinciale of Stads Commisfien , en verdere 4mbten op den tour van de Stad vallende , of eenige amlere Posten of bedieningen waar van de Stad de nominatie 'of de collatie competeert. Zo als UEd. Gr. Achtb, van dit befluit, by eene Misfive, door eene Commisfie uit het midden van UEd. Gr. Achtb. nevens den Heer Oudften Secretaris van de Politie dezer Stad overgebragt , aan zyne Hoogheid op eene folemnele wyze hebben kennis gegeven. En tevens daar by geappuieerd dat regt, dat de Supplianten van UEd. Gr. Achtb. als reprefenterende Stad en Burgerye , by voorfz. Requeste hadden gereeïameert, alzo door UEd. Gr. Achtb. bevonden was (gelyk het in de daad ook is) dat door het verzogte de regt en aan den Heer Erfftadhouder in deze Provintie competerende , niet in V .minfte worden getoucheerd. Zo als dit ook aan de zyde van zyne Hoogheid niet is gecontefteerd; integendeel uit het in gebragte A 2 rap-  (4) rapport van Heeren Gecommitteerden tot de Commisfie aart zyne Hoogheid, zo wel als uit de Misfive van Z. H. tot verfland van hoogst deszclfs antwoord aan welgemelte Heeren Gecommitteerden gegeven, en daar toe aan UEd. Gr. Achtb. den 5. September dezes jaars afgezonden, blykbaar is, dat zyne Hoogheid de recommandatien , tot Ambten en Commisfien ter dispofitie van UEd. Gr. Achtb. (taande, geenzins befchouwt als een recht hoogstdenzelven toekomende , en daarom ook geenc bedenking heeft gemaakt aan voorgem. Heeren Gecommitteerden te antwoorden: te verwagten , dat de Vroedfchap zodanige fchikkingen zonde maken, ah regt en billyk zyn, en geene andere perfonen op de nominatien brengen, dan die eligibel zyn\ waar by zyne Hoogheid tot voorkominge van alle misverftand, raadzaam geoordeeld heeft, 't zelve by voorfz. zyne Misfive fchriftelyk te herhalen met byvoeging, dat, zo zeer wy ons verpligt oordeelen om een icgclyk te maintineren by de rechten aan hem competerende, zonder op eenige derzelven te empiè'teren, wy even eens en niet minder ons gehouden agten , en ook vastelyk gerefolveert zyn, om de tegenwoordige conftitutie te maitinneren , en niet te dulden , dat aan de wettige regten, aan het Erfftadhouderfchap verknogt , eenige inbreuk gedaan worde. En dus daar uit ten klaarden manifesteert, dat door het befiuit, om voordaan geene Recommandatien te vragen, op geene wyze zyn getoucheerd de rechten aan den Heer Erfftadhouder competerende , min als zyne Hoogheid by voorgemelte Misfive zig op deze wyze geliefde uittedrukken: ,, dat wy op 't ernfiigfte verlangen, dat UE. zig ftiptelyk zullen houden aan het voorfchrift van het reglement ïvsn den jare 1674., het welk in den jare 1747, door alle fyqaf's!ed;K aangenomen en bezworen is, en op den voet 1 van  (5) van het welke wy het Erfftadhouderfchap hebben aanvaard," en dat zyne Hoogheid alverder by höogstdesfelfs Misfive, gefchreven aan UEd. Groot Achtb. den 24. September dezes jaars, dat regt, de Magiftraat toekomende , allerduidelykst genoeg erkent, en ook bovendien by de verzetting van de wet op den 12. Oftober laatstleden heeft betoond zig daar aan volkomen te gedragen , met geen verder recht te exerceren, dan het eligeren van Burgemeesteren en Schepenen , uit de toegezondene nominatie , zyne Hoogheid ingevolge van het voorfz. Reglement competerende; latende aan UEd. Gr. Achtb. de beftellinge van alle de verdere Stadscommisfien, aan zyne Hoogheid by dat reglement niet gedefereert, maar als een regt deze Stad en Burgerye competerende aan de Magiftraat gereferveert gebleven. De Supplianten vermeinen dat zy zig mogen dispenferen, tot het aanvoeren van meerdere preuves, ter wettiging hunner bevoegdheid tot het hier boven op den 11. Augustus 1783 gedane verzoek, tegen het niet meerder vragen van recommandatien, als het geen betoog nodig heeft (om alhier met UEd. Gr. Achtb eigen woorden te fpreken) hoe zeer s'Lands heil en der Burgeren welvaart daarin gelegen is, dat de Regeringsleden vry en onbekommerd konnen raadplegen, zonder van eenige recommandatien af hanglyk te zyn , daar in tegendeel het misbruik van de recommandatien (zo lange door een Stadhouder niet alles met eigen ogen kan befchouwd worden) te dikwerf te veel invloed op de raadplegingen der Regeringsleden heeft, en het daarmede (zoals UEd. Gr. Achtb. alverder zeggen) alzo naar waarheid gelegen is , dat een Burgery niet meer kan geinteresfeert zyn , dan daar by, dat de Regering vry en onbekommerd hare gevoelens uiten en het beftier, aan haar toevertrouwd, uitvoeren. En A 3 dit  C 6 ) dit is het dat de Supplianten begrepen, dat uit hoofde vatl de fchadelyke gevolgen der recommandatien niet langer gefchieden konde , en daarom met voor by gaan van bizonderheden (die uit de opentlyke gedrukte papieren al te wel bekend zyn,) geoordeeld hebben bevoegd en gerechtigd te zyn , tegen het vragen en ontvangen van recommandatien verzoek te doen, zonder daar door in het allerminste iets begaan of misdreven te hebben, dat op eenige wyze, hoe ook, zoude konnen begrepen worden, het regt aan hen als Burgers toebehorende te excedcren , of daar door te hebben geëmpjeteert op de regteii den Heer Erfftadhouder dezer Provincie competerende, veel min dat dit hun rechtmatig verzoek zoude konnen befchouwd worden als eene bevoegde reden voor den Heer Wieling om deze alzints regtmatige verrigtingen by zyne aantekening in een valsch iigt ten toon te (lellen , en op die valfche en onware gronden tevens aan de Supplianten de allerhatelykfte oogmerken toe te kennen , alleenlyk ingerigt om de Supplianten voor het oog en in het aanzien van het publiek te denigreren , en zeer kwaadaartiglyk aftemalen; dermate dat de Supplianten daar door allerfenfibelst zyn beledigd, als uit die hunne bevoegde en wettige bemoeingen, door de Heer Wieling de gelegentheid genomen word te vragen, wat hebben de Burgers en Ingezetenen met het huishoudelyke 'van Stads Regering te doen ? of dat het zelve verzoek zoude konnen uitgemaakt worden , te behelzen onbevoegde vorderingen, welke door de Magiftraat, zonder daar op te disponeren , diende uitgegeven te zyn, en zo als den Heere Wieling verder gelust te zeggen eene vieuwigheid, die hem zyne (gezegde) ziels fmarte doet uitboezemen in deze bizondere termen: Ach mochten myne misleide, myue verbysterde mede-Burgers, met veront- waai'  C7) waardiging verwerpen die finisterhke fophiflifche droggronden, van een woelfieken Engelsman; Dr. Preis , waar uit alle die naamloze oproexige laster- en leugen- Sehryvers, hun feuyn gezogen , en als met regt mag gezegd worden, daar door voor heen paifible en rustige Borgers en Ingezetenen van dit vrye gemeenebest vergiftigd hebben, en daarop de Burgerye alverder aanfprekende hen toevoegt : keer veder gy alle die het klatergoud van eenen Engelsman voor egte fpecie hebt aangenomen ! hegt uw geloof aan deze grondleer dat het herflel der vervallen zaken te vergeefs elders gezogt word, als in het HERSTEL DER AüTHORXTEIT EN van DE SUROiiDIiMATIE, Welkt naar het begrip der voorouders wezen moest in de Regering.- Terwyl by die aantekening de handelingen van UEd. Groot Achtb. als informeel en ftrydende tegen het but en waar belang van Stad en Burgerye worden afgemaald intelopen ; daar hy Heer Wieling betrekkelyk tot de afgefchafte recommandatien alverder vraagt: zal de ftille en rustige Burgerye, de voorftemmende Leden en de Steden . onzer Provintie, de Posten'telt met aandoening en als met bewondering deze demarche niet moeten op nemen en aanzien , en zich daar over beklagen. Alle avances by de aantekening- van den Heer Wieling waar door de Supplianten op eene verregaande wyze zyn beledigd, want fchryft de Heer Wieling de Supplianten niet aan, dat zy zig in dezen met het huishoudelyke van Stadsregering hebben bemoeid , waarmede zy niet te doen hadden , en dus daarmede de Supplianten befchuldigd , het regt hen als Burgers toebehorende te buiten gegaan te hebben , tot zo verre , dat hy als voorfz. zegt, dat de Supplianten by hun Request onbevoegde vorderingen hebben gedaan , die , als quafi blyken zoude uit de weigering en niet ondenekeA4 ning  CS) felng van het grote Lighaara der Burgerye en Ingezetenen' t zonder daar op te disponeren diende uitgegeven te zyti, Terwyl hy op die gelegde gronden , een Schilderye van de Supplianten maakt, als of zy zig in dezen hadden gedragen overeenkomftig die ftnisterlyke fophistifche drog* gronden, van een woelfteken Engelschman, en daar door liadde geadopteert een fyftema van een zo verderflyk leermeester waar uit alle die naamloze, oproerige lasteren leugen Sehryvers hun fenyn gezogen hebben', ten gevolge , (zo als hy het zelve op de Supplianten doet ter neder komen) dat daardoor voor heen paifible en rustige Burgers en Ingezetenen van dit gemeenebest zodanig vergiftigd zyn, dat hem dit tegen zyne (voorgezegde) misleide , en verbyfterde medeburgers, namentlyk de Supplianten , als ondertekenaars van de Requeste tegen de recommandatien , doet uitroepen ! keer weder gy alle die het klatergoud van eenen Engelsman voor egte fpecie hebt aangenomen hegt uw geloof aan deze grondleer, dat het herftcl der vervallen zaken te vergeefs elders gezogt word, als in het herftel van de authoriteit en van de fubordinatie , welke na het begrip der voorouders wezen moest in de Regering , en mitsdien dat de Supplianten na die gefielde grondleer, hebben aangegaan tegen de authoriteit , en fubordinatie welke er na het begrip van onze voorouders in de Regering wezen moet. Een fchilderye welke de Heer Wieling van de Supplianten vormt die hen ten duidelykften verklaart: te zyn, oproerige , onnuttige. , vergiftigde en woelzieke Burgeren en Ingezetenen , die alle authoriteit en fubordinatie welke er in de Regering wezen moet, als het ware met voeten zouden treden. De Heer Wieling heeft wel konnen goedvinden by zyne Misfive aan Heeren Burgemeesteren en Oud - Burgemeesteren ge-  (9) gefbhreven, het alzo te willen doen voorkomen, als of' de bezwaren tegen hem, uit deszelfs verband aangevoerd, en in vago ter nedergefleld zouden zyn. Dan de Supplianten vertrouwen dat zy hiermede het tegendeel kortelyk hebben aangetoond; en vermeinen dat de enkele vraag op die voor een Regent geenzints pasfende toon en van inhoude , wat hebben de Burgers en Ingezetenen met het huishoudelyke van Stads Regering te doen ? op zig zelfs volftrekt honende en la:fief voor een aantal Burgers is, die in dezen niet anders gedaan hebben, dan het geene waartoe zy volkomen bevoegd en geregtigd waren, en welke injurieufe pofitie duidelyk genoeg by der Supplianten adres is geavanceert, met byvoeging van die ongunstige fchilderye , welke de Heer Wieling van de Supplianten , als volgende het leerftelzel van een woelzieken Engelsman, komt te maken , dan dat het zelve zoude konnen gezegd ' worden uit zyn verband en in vago op gegeven te zyn; : ter contrarie zal by de lefture van de voorfz. aangeroerde I pasfagien blyken, dat daar uit geen andere bezwaren tegen den Heer Wieling zyn opgemaakt, dan welke daaruit volftrektelyk voortvloeijen. En of wel de Heer Wieling heeft willen ignoreren het attentaat door zyne aantekening almede op de rechten en privilegiën dezer Stad en Burgefy ondernomen , kan hy niet onbewust van zyn oogmerk zyn,. i waarmede hy zig by die aantekening in dezer voegen komt uittedrukken: Dat er geene Stad in onze Republiek is, die i zo eene nauwe betrekking en relatie heeft tot de Heeren i Erfftadhouders in der tyd, als de Stad Utrecht, conform l het Reglement op de Regering, heeft, daarop immediaat laat volgen : Neem maar in aanzien Ed. Achtb. Heeren! < de Erfftadhoudcrlyke ftoel in onze Raadkamer, geplaatst 'tot een bewys van het Prapdic en faculteit om aanhoudend A 5 te  te konnen compareren in de Proedfchap. Ja zelfs in zyné tiaam de Heer Hooftofficier (jgelyk nog jaarlyks by de verandering of continuatie van onze annuele aanftelling j in wiens handen wy den eed afleggen, compareert) als zyn gevolmagttgde kan zenden. Dat hoe zeer het de waarheid is: dat er geene Stad in onze Republiek is, waar op de Heer Stadhouder eene nauwer betrekking behoorde te hebben , om dezelve by hare rechten en privilegiën te bewaren dan onze Stad, geconfidereert alle de bizondere voordeden welke de Heer Stadhouder van dezelve als een gevolg van het ongelukkige Reglement der Regering aan onze Provintie in den jare 1674, door de authoriteit van Willem de derde opgedrongen , tot hier toe heeft genoten , doch waarby aan den Heer Stadhouder geenzins zyn toegekend zodanige rechten , als den Heer Wieling by zyne voorfz. aantekening gelust te doen, te weten; het prafidie in de Vroedfchap , en de faculteit om daarin aanhoudend te konnen compareren, ja zelfs om aldaar in zyn naam den Heer Hooftofficier als zyn gemagtigde te zenden , daar, wat het eerde betreft, de Raad dezer Stad van immemoriale tyden heeft beftaan uit veertig Leden, waar van twee zyn geweest Burgemeesteren, en twaalf Sche' penen , benevens de Cameraar en Thefaurler, terwyl de Commisfien Zo tot de Momboirkamer, Finantie, als anders door de verdere Heeren Raden zyn bekleed geworden; zonder dat het praftdie in den Raad, immer anders is bekleed , of toekomt , dan aan een der Heeren Burgemeesteren of by derzelver indispofitie of abfentie aan het oudjle Lid van den Raad, terwyl van aloude tyden af, geen Hooftofficier of Schout in den Raad heeft mogen zitten, én zulks onder de overheerfching van Keizer Karei de vyfde en naderhand onder zynen Zoon Philips, is gefchied door  C ii ) 'c'oof oppresfie en het ufurperen onzer rechten , vryheden :en privilegiën , die den laastgenocmden Vorst, dan ook imet recht heeft doen vervallen van de hoogheid en heerlykheid dezer Landen en Provintie. En of wél de over ileden Stadhouder Willem de ^de Van begrip is geweest, !dat de door hoogsrdenzelven aangeftelden Schout Jonkheer 'Dicderik van Lochorst Ileere van Ter Meer, de Hoofdfchouts plaatze zoude exerceren op de regten, prarogati•ven en Pra'ètnïnentien in conformiteit van de Ordonnantie van Keizer Karei van den jare 1550 , volgens aanfchryving van den 31. January 1749 , en dat dienvolgende welgemelde Heer Hoofdolïïcjer in de Vrocdfchap fesfie heeft genomen. Zo is daar tegen overbekend, dat welgem. Heere Stadhouder zig naderhand heeft laten overtuigen dat Ideu Hoofdofficier dat regt niet toekwam , en om deze Stad weder te herftelten by hare Oude rechten voor het igeven van de nieuwe Commisfie aan den Lieer van Ter 1 Meer heeft verftaan, dat hy het Schout-ampt dezer Stad Mot geene andere regten, prarogativen en prieëminenticn 1 zoude hebben te exerceren , dan die by de Vroedfchaps \Misjtve van den 15. September 1751, vervat ftaan ; en ;door de openlyken druk in een ieders handen gekomen, te bekend zyn, dan dat het alhier eenig betoog zoude beihoeven, dat de Heeren Hoofdofficieren noch in die quali\teit noch als reprcfentanten van den Stadhouder, presidenten of voorzitters in het Collcgic van den Raad of jde Vrocdfchap dezer Stad zouden konnen of mogen zyn, fanders dan hy oppresfie en verkragting van dezer Stads 8) Heeren Gecommitteerdens der Stad Utrecht voorgebragt zynde , de refolntie van de Heeren hunne principalen in dato den 5. January 1784, op 't verzoek desvvegens, (als voorfz.) door eenige gequalificeerde Burgers by Requeste gedaan ^ derzelver Gecommitteerdens authoriferende het hier boven genotuleerde Request te appuieren en te efFectueren dat het zelve by hun Ed. Mog. in commisfie gefield en dien onvermindert by de Stad overgenomen werde; is vervolgens na gehoudene deliberatie goed gevonden te appointeren. De Staten van den Lande van Utrecht, hebben met genoegen gezien, het contentement van de goede In- en Opgezetenen dezer Provintie, over de verfcheide Refolutien by Hun Ed. Mog. genomen, en daar Hun Ed. Mog. gezint zyn, om ingevolge van derzelver diere verpligtingen by continuatie met allen yver te behartigen al het geen tot welvaard, ruit, vrede en veiligheid der Republicq in V. gemeen , en dezer Provincie in V byzonder, zo wel van buiten als van binnen: als mede tot herstel van ingeslopene abuisen eenigzints zal kunnen verftrekken, ver* trouwen en verwagten zy ook , dat de Goede In- en Opgezetenen al het zelve aan Hunne Ed. Mog. zorge en directie zullen overlaten, en in derzelver Refolutien, dienaangaande genomen of nog te -nemen , berusten, gelyk het aan ftille'en vreedzame Burgers en Opgezetenen betaamt, en in eene wel gefielde Regeeringc behoorlyk is. Gedaan f Utrecht den 7. January 1784. Ter Ordonnantie als boven. (en was getekent) H. A. Laan. En  («9 ) En is wyders op 't geproponeerde dezen aangaande (by hun Ed. Mog.) goedgevonden, in handen van de Heeren van Cockengen en andere hunner Ed. Mog. Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog te (lellen, of het niet dienstig zoude zyn het aangaan van eene Alliantie met de Kroon van Vrankryk ter Generaliteit te proponeren ? als mede of ook in Vredenstyden in het changeren der Guarnifocnen ah anders niet een bepaalderen en vasten voet, behoorde te worden gevolgt ? Het overlyden van den Heer Mr. Johan Lambertus van Romondt in leven Secretaris van den Ed. Achtb. Gerechte dezer Stad, heeft gelegentheid gegeven dat 725, voorname Burgets zig op den 29. December 1783 , hebben geaddresfeert aan de Vroedfchap dezer Stad by het navolgend Request. Aan de Ed. Gr. Achtb. Heeren Burgemeesteren en Vroedschap der Stad Utrecht. Geven met fchuldigen eerbied te kennen de ondergetekende Burgers en Inwoonders dezer Stad; dat UEd. Groot Achtb. tot Secretaris van den Ed. Achtb. Gerechte dezer Stad, in de plaatze van den overleden Heer Mr. Johan van Roimndt, hebben gedespicieerd den Heer Mr. Jan Hinlopen mede Raad van UEd. Groot Achtb. collegie, en welken Heer zo de Supplianten geinformeerd zyn , op morgen, zynde Dingsdag, daar toe door UEd. Groot Achtb. ftaat aangefteld te worden, en mitsdien dat er heden door de demisfie van dien Heer, een Raads plaatze in het collegie van UEd. Groot Achtb. ftaat te vaceren. En gecon- fi-  C 30 fidereert alle binnen tyds openvallende vacaturen van Raadj plaatzen (laan ter begeving van UEd. Groot Achtb. als reprefenterende de Gemeene Gilden en Burgerye dezer Stad; en geenzints behoren tot dispofine van Zyne Hoogheid als Erfftadhouder , aan wien zodanig een recht nog by het Regerings Reglement, nog op eenige wyze is opgedragen of afgedaan, dan integendeel , dat het zelve is gebleven in zyn geheel; zo als dit een en ander bondig is gededuceert in een aanhangzel tot de Post van den Neder-Rkyn (*), waar van de Supplianten de vryheid nemen tot korte adftruótie van dat recht, aan deze Stad en Burgerye toekomende, een gedrukt exemplaar hier aan te annexeeren , eu voor zo verre de voordrage van dat recht betreft zig daar aan te refereren. En mits dien fchuldpligtig en eerdiedig te verzoeken, dat UEd. Groot Achtb. dit recht, dat deze Stad competeert, en door UEd. Groot Achtb. in naam en van wegens de Gemeene Gilden en Burgerye te exerceren toekomt, zullen handhouden, en voordaan conform Stads aloude rechten, privilegiën en Reglementen, de aanftellingen van Raaden in die binnens tyds, vacerende plaatzen te doen. En zo het onverhooptelyk mogte gebeuren, dat uit hoofde van de tot hier toe plaatze gehad hebbende deference voor Z. II. door Hoogstderjzelve geoordeeld wierd, over die vacature te difppneren, dat UEd. Groot Achtb. denzelven alzo gedefpicieerden Heere in UEd. Groot Achtb. collegie, nog tot den Eed , nog tot de fesfie als Raad, zullen gelieven te admitteren of ontfangen, 't welk doende &c. Hec (*) Als mede by Twee Misfivens voorkomende in gem. Post No. 102 en 205. en de "Bricv van den kundigen Ultrajf.ctinm in de Pulitike Kruycr No. 198. pag. 1408—1412.  ( 3i ) Het voorfz. Request wierd op den 29. December 1783, door dertien Gecommitteerdens, uit de tekenaars alsfe de Heeren Gerardus Bettink, Johannes van Schalkwyk, Gerrit feesthuizen, Jacobus de Fisfer Jz. Jear. Christiaan Des Tombe , Cornelis van Hengelaar , Willem Overwyn, 1 Amoldas Glasmaker , Piet er Gtsrdener, Jan Frcderik Gardener, Jacobus van Manen Az. Alexander Wcggelhorst en Gerrit Cornelis Harmfen, overgebragt aan het Stadhuis, en gefteld in handen van den Heer Burgermeester van Musfchenbroek om het zelve in de Vroedfchap binnen te leveren , met een aanfpraak na genoeg van deze woordelyken i inhoud: Edele Groot Aghtbare Heer! Wy hebben de eer UEd. Groot Achtb. ter hand te ftellen |i een Request door zeven honderd vyf en twintig Burgers en I Inwooners ondertekend, inhoudende een verzoek van het grootfte aanbelang voor deze Stad en Burgerye. Wy zyn i te wei overtuigd van de goedwilligheid van Haar Ed. Groot Achtb. om te twyfFelen aan de goeden uitflag van ! het verzoek, dog de redenen waarom dit op een meer fo- lemnele wyze aan UEd. Groot Achtb. word overgegeven, is, of het ook eenigen invloed mogte hebben, op die Ed. !Achtb. Leden van de Vroedfchap, die wel eens gedifficul:teert hebben, om de rechtmatige en billyke verzoeken der Burgeren in allen opzigten te accorderen;' daar dezelve :overtuigd moeten zyn, dat wy aan niemand verpligt kon::nen zyn, een eenige van onze wettige rechten af te ftaan, |imaar integendeel- verzoeken wy , om dezelve op allerlye ;:wyze te handhaven, terwyl de Burgerye bereid is, om de !;Regering met goed en bloed te onderfteunen. Waar-  C 32 ) Waarop voorn. Burgermeester van Mmfchenhroek, het zelve Request hebbende aangenomen , zeide, dat in de vergadering van de Vroedfchap te zullen inleveren, en Haar Ed. Groot Achtb. kennisfe te zullen geven, van de. daar by aan hem gedane aanfpraak, met betuiging van zyne genegentheid, om dat geene aan te wenden dat tot genoegen van de Burgerye zoude konnen verftrekken. Hetzelve Request is dan ook vervolgens door de Heer Burgermeester van Muifehenbroek, zonder eenige vermelding van de wyze van overlevering , of aanlpraak in de Vroedfchap ingebragt: blykens het Extract uit de Vroedfchaps Notule van den 29. December 1783, luidende : . Gehoord de leéture der Requeste heden geprefenteert by 725 Burgeren en Inwoneren dezer Stad, concernerende de begeving der Raadsplaatzen na den 12. Odtober tot er in ieder jaar openvallende, luidende voorn. Requeste als volgt Fiat inferno, Zyn Heeren Burgermeesteren en Oud Burgermeesteren verzocht en Gecommitteert om het zelve te examineren, en de Vroedfchap te dienen van derzelver confideratien. Voorts is by de Vroedfchap ter zeiver tyd dezen aangaande gerefolveert als volgd Op het geproponeerde dezen aangaande, en in aanmer- kin-  ( 33 ) kingc genomen zynde , dat het hier vooren genotuleerd* Requeft van 725 Burgeren en Ingezetenen, gefield was ih handen van Heeren Burgemeefleren en Oud Burgemeefleren ,ter examinatie en rapport, en uit die oorzake niet wel voeg» lyk aan Z. D. H. kennisfè kan worden gegeven van de demisfie van den Heer Jan Hinlopen, is goedgevonden, aan Z. D. H. by eene misfive kennisfè te geven van het ingekomen Request, met toezendinge van het zelve; eh zyn de Secretarisfen verzocht in dien zin eene misfive te concipiëren en die dezen nademiddag ten drie uuren, wan* neer de Vroedfchap extraordinair zal vergaderen , ter re* fuintie voortedragen. Eodem die. De Vroedfchap des nanoens ten drie uuren extraordinair op den Eed vergaderd zynde, is gerefumeerd eri geapprobeerd de misfive door de Secretarisfen , ingevolge het gerefol veerde van huiden morgen, ingefleld, en goedgevonden, dat dezelve noch dezen avond, met een dezer Stads Bodert of Letterdienaars aan Z. D. H. zal worden overgebracht ; luidende dezelve misfive als volgd; doorlugtigste, HoOG geboren VoRST en HeËR ! Heeden morgen ter onzer vergaderfnge binnen gekomeri zynde een Request, getekend door een notabel aantal ofw zer aanzienlykfte Burgers en Inwooners , houdende Verzoek, dat de Vroedfchap dezer Stad, aari wien als reprefent erende de geheele Burgerye alle binnen tyds openvallende vacatures van Raadspjaatfert, over welkers bêgêevinge by het Regerings Reglement van den Jare 1674 niet zoüdö C zy»  (34) zyn befchikt, ter dïfpofitie zoude ftaan, dit recht gelieve te hand te houden , en voordaan conform Stads aloude Rechten , Privilegiën en Reglementen de aanflellinge van de Raaden en die binnen tyds vacerende plaatfen zelve te doen; gelyk Uwe Doorl. Hoogh. zulks met meerdere geadftrueerd verneemen zal uit nevensgaande Copye, welke wy de vryheid gebruiken hier by te voegen. Wy hebben gedacht dit Request te moeten Hellen in handen van Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren, omme het zelve te examineren, en daar van ten fpoedigfte in onze vergaderinge rapport te doen. Het is deze omftandigheid die ons verhindert aan Uwe Doorl. Hoogh. eenige kennisfè te geeven van het geene in onze vergaderinge met betrekking tot de Raadsplaats van den Heere en Mr. Jan Hinlopen voorgevallen is , als vindende wy het door dit ingekomen Request noodzaaklyk geworden, dat hangende de deliberatien over het zelve alles in ftatu en opgefchort blyve. Zo dra het Rapport op voornoemde Request zal zyn binnengekomen, en wy op het zelve eenige Refolutie zullen genomen hebben, zullen wy niet nalaten Uwe Doorl. Hoogh. van het een en ander ten fpoedigfte kennisfè te geeven ; doch wy hebben gedacht Uwe Doorl. Hoogh. van 't adre. onzer goede Burgerye en Ingezetenen dezer Stad intusfehen niet te moeten onkundig laten. En hier mede Uw Doorl. Hoogh. in Gods heilige befcherminge aanbeveelende blyven wy Door-  C 35 ) DoORLÜGTIGSTE HoOG geboren VORST en ITÈSr! Uw Doorl. Hoogh. verpligte Dienaren ' Utrecht den 29. De- Borgermeesteren en Raden cember 1783. in de Vroedschap der Staö Utrecht. Deze Brief door den Letterdienaar J. van Öht, dezelive avond na 's Hage overgebracht zynde , heeft zyn Hoogheid den 31. December 1783, daar öp doen depecheren :een Antwoord dat alhier den 2. january 1784. eerst is béI field geworden en zynde van den volgende inhoud: Erentfeste , Voorzienige , Discrete onze Lieve Byzondere ! Met geen minder verwondering als bevreemding, heb; ben wy uit UE. misfive van den 29 dezer vernomen, dat i in UE. vergadering binnen gekomen is een Request, geteekend door een aantal Burgers en Ingezetenen , houdende' ■ verzoek, dat UE., aan wien alle binnens tyds openvallende I Raadsplaatfen , over welkers begevingen , zoo als zy by ■ voorgeim Requeste voorgeven, by 't Regerings Reglement ■ van 1674. niet was befchikt, ter dispofuie zouden (laan, dit 1 pratenfe regt geliefden te handhaven, en voortaan de aanftel1 linge van de Raaden in die binnentyds vaceerende plaatfen4 zelve te doen; dat UEd. dit Request gefteld hadden in handen van Heeren Burgermeefteren en Dud Burgermeefteren, om het zelve te examinee'ren en' daarvan ten fpoedigften irï UE. vergadering rapport te doen, en dat UE. geoordeelt hadden ons inmiddels gttne kennisfè te moeten geven, vari C a hit  C30 het geen in UE. vergadering met betrekking tot de Raadsplaatfe van, den Heer en Mr. Jan Hinlopen voorgevallen is, tot dat het rapport op voornoemde Requeste ingekomen,en door UE. daarop gerefolveert zal zyn. Wy vertrouwen, dat aan UE. niet zal zyn vergeeten, op welken voet en wyze wylen onzen Heer Vader de aan hem aangeboode Stadhouderlyke waardigheid van de Provincie van Utrecht heeft aangenomen , en dat deeze waardigheid vervolgens erflyk zynde gemaakt, op Ons is gedevolveert met dezelve voorrechten en praé'minentien, en verwagten derhal ven, datUE. ons binnen korte dagen volgens de onafgebroke ufantie zedert het Reglement van 1674, kennisfè zullen geven van deeze openftaande vaceerende Raadsplaatfe, om door ons daarover te worden gedisponeert, zoo als wy conform de Conftitutie en ordre der Regeering zullen oordeelen te behooren. Waarmede 'sGravenhage den 31. Erentfeste enz. December 1783. Extract uit de Refolutien van de Vroedfchap. Maandag den 12. January 1784. Noch gehoord navolgende raport van de Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren op de Requefte den 20. December laastleden geprefenteerd by 725 Burgers en Inwooneren dezer Stad: Fiat infertio. Heeft de Vroedfchap uit confidentie, dat de gedagten der  (37) der Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren zig in twee van eikanderen difcreperende fentimenten hadden verdeeld, aan ieder der vier van eikanderen disfentieerende Heeren verzocht, hun lieder advyzen , met de redenen van dien aan de Vroedfchap infcriptis te willen over geven , ten einde de verdere Leden van den Raad daar door in dit gewichtige point mogen worden voorgelicht. Welk voorftel door voorn. Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren zynde aangenomen, is gerefolveerd op aanftaande Woensdag den 14. dezer des voornoens op het gewoone uur te vergaderen , om voorgemelte advizen te ontfangen. En is wyders goedgevonden tegen aanftaandeMaandag den 19. dezer, alle de Leden van den Raad te befchryven met convocatie ook van die Leden, welke anderzints wegens hunne buiten commisfien als anderzints niet gewoon zyn te compareren, en zulks op navolgende point, omme te delibereren en refolveren , over het Request den 29. December 1783, geprefenteerd. door 725 Burgeren en Ingezetenen dezer Stad, concernerende de vervulling van de vacant wordende Raadsplaatfen na den 12. Oétober in ieder jaar , mitsgaders over de advizen des aangaande op aanftaande Woensdag den 14. dezer zullende worden uitgebracht by Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren. Woensdag den 14. January 1784. Ingevolge het gerefolveerde van laastledene Maandag de Vroedfchap op den eed vergadert zynde, is door de Heeren regerende Burgermeefteren van Beek van Dykvelt en van Musfchenbroek benevens de Heeren Oud Burgermeefteren Loten en van der Dus/en, Heer van Derthuizen, geè'xhibeerd en gedaan leezen derzelver fchriftelyk advies nopens het verzoek c 3 fcy  ( 38 ) by Requefte door 725 Burgers en Inwoonders den 29. December 1783. gedaan, en wyders door de Heeren Oud Burgermeefteren Berger, van Asch van Wyk, Verbeek en van den Boogaard overgegeven en gelezen zynde Haar Eds, fchrifcelyk advies nopens het zelve verzoek van 725 Burgeren. Heeft de Vroedfchap Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren, bedankt voor de communicatie van Hun Ed. fentimenten, en is goed gevonden, dat die beide advifen ter Secretarye van Policie zullen voorleggen, om op aanftaande Maandag daar over op de volle befchryviiig des Raads gedelibereerd en gerefolveerd te worden. Volgen de advifen, Edele Achtbare Heeren ! Heeren Burgermeefteren van Beek van Dykveldt, en van, Mmfchenbroek en Oud Burgermeefteren Loten en van der Dusfen Heere van Derthuyzen, hebben met vereischte aandagt naargegaan en overwogen, het verzoek door 725 Burgers en Ingezetenen dezer Stad, op den 29. December des afgelopen jaars by Requefte aan de Vroedfchap gedaan, yoornamentlyk daar op uitkomende, ten einde door Haar Ed. Groot Achtb., alle de binnen tjds vacerende Raadplaatzen van nu voordaan zouden worden begeven , en zulks om redenen dat de dispofitie daar over aan Z. D. H. als Erfftadhouder uit hoofden van het reglement niet zoude behooren, maar alleen tot hier toe uit enkele deference aan Hoogstdenzelven zoude zyn overgelaten geweest. Dan Ed. Groot Achtb. Heeren , hoe zeer zy Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren ook altoos gene. gen  C 39 ) ■gen en bereid zyn geweest, om nevens hunne geëerde Heeren mede Leden , van aan billyke verzoeken van hunne mede Burgers te helpen voldoen, en hunne Voorrechten en Vryheden te handhaven, en waarinne zo lange en wanneer aan Haar Ed. daar toe de gelegentheid zal worden gegeven , met allen iever volgens hun eed en plicht zullen zoeken te continueren; zo is 'c hun Ed. ten dezen niet voorgekomen , dat in het prefente geval dit verzoek kan worden toegeltaan , zonder aan den Erfftadhouder iets te ontnemen , het welke aan Z. D. H. naar hunne oordeel, volftrekt, en geenzints uit eigen deference competeerd, en het geene dus aan Hoogst denzelven te ontnemen , niet wel met billykhetd, en den eed by het aanvaarden van kunne Raadplaatzen afgelegd, over een te brengen zoude zyn. (V) Ge- O) Zoude men met reden niet mogen' verwagt hebben, dat dit i by geen blood zeggen was gebleven, maar dat dit uit den eed zei- t ve behoorde aangetoont te zyn, daar die Heeren ingevolge van I hun eed, tot de punctuele, obfervantie en nakoming van de poinclen l rakende het beitel en beleid van dezer Stads regering by 't regle- | ment gearrefteört, geho.udén'--zyn, en verder niet, en dat die Hce- 1 ren als Raaden mede gezworen hebben, om in 't nomineren en ver- 1 kiesen reppeStive van Burgermeefteren, Raden Schepenen en Came- I raars dezer Stad, geen faveur ofte affeStie te gebruiken, maar alleen- I lyk inzien en letten , dat zy tot de Regeringe en Ambten , liaar toe I zy gekozen zuilen worden, en genomineert rejptaive , nut en bekwaam I zyn,zoude Hun Ed. Achtb. ook kwalyk nemen als men hen vroeg, i of zy als Leden van Staat niet fpecialyk hadden gezworen alle de , Privilegiën , Handveften en Gerechtigheden van den Lande van Utrecht, i tn NB. de drie Leden van dien (waaronder deze Stad behoord) I els ook de oude 'wettige en wel herbragte coftuymen , te zullen voor- ' ftaan, helpen defenderen en bandthaven. Zo deze Heeren als Raden 1 cn Leden van Staat de voorn, eed niet gedaan hebben; maar beoo- C 4 een  Gelyk zy ook in al den tyd, dat zy de eer gehad hebben als mede Leden van deze Vergadering te compareren, nimmer gehoord hebben , dat by iémand der Leden van de Vroedfchap eenige bedenkingen of de minde fpeculatie gemaakt is, nopens het recht van den Heer Erfiladhouder om over de Raadsplaatzen tusfehen tyds vacant zynde geworden, te disponeren. (£) De méenigvuldige misfivens by dergelyke vacatures , by de Vroedfchap aan Z. D. H. gefchreven, zyn altoos eenparig gecoucheerd geworden, in Zo verre zelfs, dat de Regerende Burgermeefteren by overlyden van een Raad op een tyd , wanneer de Vroedfchap niet vergaderd was , eens voor al tot het depecheren van zodanige misfive uit naam van e Vrocdfchap zyn geauthorifeerd geworden, en welke misfiven verre de meeste, zo niet alle altoos hebben ingehouden deze of dergelyke notable periode; Dewyl volgens het gen de particuliere beloften die zy aan den Stadhouder of wet zynen Lieutenant alhier gedaan hebben, in dat geval kan men een Zin aan dien eed geven, en anders niet. (£) Voor dat de recommandatien afgefchaft zyn, mag een enkeld Heer, als de Heer van Stoettvegen en de Heer Oud Burgermeefter Verbeek, zig daar tegen gefteld hebben, terwyl op den 8 Mey 1753 «Je overige Raden eenparig oordeelden dat eerstgenoemden Heer, in zyn advies op dat fusjecT: ongefundeert was, en hoe zeer men zedert die tyd met het vragen en ontfangen van recommandatien , lot de maand Auguftus van den voorleden jare heeft blyven voortvaren, was en bleef het zelve onwettig, ten gevolge dat die re-* commandntien ook als zodanig zyn afgefchaft, het komt er ten dezen niet op aan, of dieswegens, bedenkingen of fpeculatien gevallen zyn, maar wat in dezen bad behoren, plaatze gehad te hcbhwi.  (4i ) het reglement van de Rcgeeringe de. verkiezinge van de Raadsplaatze aan Uwe D. H. ftaat, enz. (e) Het geen buiten eenige twyffel mede brengt, des Vroedfchaps volledige erkentenisfe van het recht in deze aanZ. H. competerende. Het welk dan ook niet alleen by Hoogst denzei ven en Z. Hs. Heer Vader en Moeder Glor. ged. als Gouvernante, maar ook by Koning IVillem de derde onafgebroken , en zonder eenige tcgenzegginge altoos is geëxerceerd geworden; welk laatfte op zig zeiven reeds een volledig argument uitmaakt, dat deze tusfehen tyds gedane aanftellingen uit het reglement van het jaar 1Ö74, van zelfs geoordeeld zyn voortevloeijen : aangezien het eene vaste regel in het expliceren van wetten is, dat wanneer f.ene gewoonte aanflonds, en met het begin van een reglement tot den einde toe omtrent het een of ander point heeft plaats gehad , zulks eene zo kragtige explicatie van zodanige eene ■wet opleverd, ah of het zelve met expresfe woorden in die wet was geinfereerd geweest. («q Dat O) Is het niet een zwak argument om uit de brieven een bezworen reglement te interpreteren? daar die brieven, uit her reglement , en niet het reglement , uit de Brieven moet uitgelegd worden; het komt 'er derhalven niet op aan, wat 'er by die brieven aan den Stadhouder is toegekend, maar daar op komt het aan, of die toekenning warelyk en waaragtig is gefchicd conform het reglement van regering; en om dit laatfte te bewyzen, komt de zaak neder op een Vfantie, aanlopende tegen het recht den Burgeren competerende , dan wat den inhoude dezer Brieven betreft zie daarvan breder by het volgende advies. (rf) Heeren Burgermeefteren en Oód Burgermeefteren , zullen C 5 b:ir{:  ( 42 ) Dat nu de aanftellinge van Raden, ook hinnenstyds, van den beginnen af door den Heer Stadhouder is gcfchied (V) con- hare Burgeren niet kwalyk gelieven te nemen, dat zy van oordeel zyn , dat de Hooge Overheid , en Magiftraten welke by duuren eede bezworen hebben 's volks rechten , voorrechten, oude en wel herbrachte coltumen te zullen voorftaan en helpen defenderen, niets het mintlc mogen doen dat tot vermindering of vervreemding van het zelve verftrekken kan, nadien zodanige daden nul zyn, en dat van den aan beginnen af nul en onwettig is geweest, kan door volgende even onwettige verrigtingen nimmer gewettigt worden; wy Burgers hebben geen gefchil over de mcining van een wet; wy hebben ook geen gefchil over het verftand van het reglement; want ons verzoek gaat over zaken, waar van by het reglement geen enkel woord gerept word, en die behoren tot onze oude rechten , en wel herbragte Coftumen, welke te handhaven alle Regenten bezworen hebben; het komt 'er derhalven niet op aan, op hoeda-nig ecu wyze men voorwend dat wetten uitgelegd worden, maar daar het ten dezen op aankomt, is dit, of de handelingen van de Regenten zyn geweest overeenkomftig aan hare bezwore verpligting; en daar dezelve daar tegen regel recht inlopen, of alle die nulle handelingen in ftaat zyn geweest eenige van onze Burgerlyke voorrechten overtegeven, of derzelver eigendom aan iemand wie ook in handen te ftellen, daar dan diergelyke verrigtingen volftrekt ftryden en onbeftaanbaar zyn, met den aart dezer regten als welke in diervoegen onvervreemdbaar zyn , dat zelve onze Voorouders niet in ftaat waren om dezelve ten onzen nadele te hebben konnen weg geven, of wy zouden dezelve altoos weder na ons mogen nemen , zal dit van te meer klem zyn, daar men niet bewyzen kan, dat onze Voorouders het zelve expresfelyk hebben afgeftaan of overgegeven, zie hier over verder de middelen van het volgende tweede advies. (•) Wy Burgers vertrouwen dat hier niet in aanmerking moet komen wat 'er van den aanbeginnen van de invoering van het regie-  ( 43 ) confteert evidentelyk uit des Vroedfchaps potuien van den 27. December 1674, als wanneer den Heere Prins Willem de derde , den Advocaat Breyerm aangeileld heeft , tot Vroedfchap dezer Stad in plaats van Dr. C, van de f(uort; een klaar bevvys, dat van de eerfte beginnen de aanfteUinge der Raaden aan den Heer Stadhouder zonder eenige contradictie heeft gecompeteerd ; zo als ook in gelyke voegen C. van Ryneveldt, in de plaatze van Steven van Soesdyk ^ door glement onder het Stadhouderfchap van Willem de derde is voorgevallen , maar wat 'er ingevolge van zyne en der Regenten eed, hai behoren gefchied te zyn. Kan men van de gruwel zyner ongerechtigheden niet ten vollen overtuigd worden, als men enkel inziet de autbentike Lyst van de verandering der Regering dezer Provintie gedrukt anno 1Ó77. en blykt van zyne dispotieke handelingen mede niet ten vollen uit het continueel verlaten van Regenten uit hunne plaatzen, om dat zy als eerlyke Lieden, hem en zyne Raden niet te wille waren? als daar van onder anderen dat eclatante voorbeeld, van den jare 1634, tot een bizondcr fchreeuwend bewys verftrekt, en onze Provintie in allen opzigten heeft ondervonden dat Willem de derde zyn magt niet als Stadhouder, maar als een Willekeurig Koning heeft uitgevoerd; in zo verre dat hy Kening zynde, alle commisfien en actens niet als Stadhouder maai' als Koning met de ondertekening van William Rex heeft geëxpedieert, en hoedanig hy met het aanftellen van vacerende Raadsplaatzen heeft gehandeld , daar van confteerd by het volgende advies, zo dat wy Burgers omtrend zo veel vcrpligting hebben aan die Regenten welke zyne verrigtingen als wettig voorfpreken, even als aan hen die de handelingen van Philips den tvoeden en den Hartog van Alba ten onzen opzigten gehouden, tragten te wettigen. De geheele commisfie van Haar Hoog Mogende , aan Willem de derde gegeven , was onwettig, ftrydig tegens de Unie, en hy die als Stadhouder de Unit bezworen had, had zig daar toe niet moeten laten gebruiken; Wy .hopen dat dit laaffte eens opzettelyk door een kundige pen zal foegeligt worden.  ( 44 ) door Hoogst denzelven tot Raad is aangedeld, op den 15. November 1675, gelyk zulks fuccesfivelyk heeft plaats gehad tot den" jare 1783, zynde omtrent de eerde aanftelling van den Heer Advocaat Breyerus dit opmerkelyk, dat dezelve gefchied is, niettegendaande by het reglement bepaald was, dat de Raden op den 16. en 17. April 1674. aangefteld, zouden continueren tot Remigius van den jare 1675, ten dtiidelykcn betogen, dat men die tyd omtrend de aanftellingen der Raden door den Heere Stadhouder, geene bedenkinge heeft gemaakt. Dat de Vroedfchap ook dat point alzo begrepen heeft, wanneer zy op den 15. Auguftus des voorledene jaars, eene fchikkinge onder andere van de begevinge van Ambten ter dispofitie van de Stad daande, en by het reglement van den jare 1674, aan de Vroedfchap overgelaten , beraamd hebbende , geene de minde gewag maakt van de dispofitie der Raadsplaatzen; en indien tyd zelfs van oordeel is geweest, dat de vervullinge der open vallende Raadsplaatzen daat aan Z. D. H. zo als zulks blykt uit de misfive van de Vroedfchap aan Z. D. H. op den 4 September 1783, gefchreven , ten tyden van het overlyden van den Heer van Dam Heere van Isfelt. En dat het met deze zaak dus gelegen is geweest, is buiten alle contradictie: Dewyl in den jare 1702, niet alleen bepaald is de begevinge van de tusfcheu tyds open vallende Raadsplaatze van den Heer van Heurn, maar zelfs de manier van ftemmen omtrent dezelve vastgedeld, op zodanig eene wyze, namentlyk, als zulks omtrend de Burgermeederen en Schepenen en andere commisfien tot die tyd toe gebruykelyk was geweest, tonende dit ontegenfprekelyk aan, dat zelfs de manier van demmen omtrent zodanige Raadsplaatze tot die tyd niet eens was vastgedeld ; En waarlyk indien het jaarlyks veranderen of continueren van de geheele Magiftraat  .< 45 ) ftraat of een gedeelte van dezelve aan den Heer Erfftadhouder competeerd, zo veel te meer dan de dispofitie over de Raadsplaatze tusfchen tyds openvallende, (ƒ) Maar mogelyk zal men zeggen; By het reglement word bepaaldelyk gezegd. Dat op het overlyden van iemand[, die tot Burgermeefter of Schepenen geëligeerd zoude mogen zyn, de Stadhouder zal verkiezen die hy oordelen zal, best bekwaamst te weezen, zonder contradictie van iemand. (_g~) Derhalven indien dit in 't geval van eene tusfchen tydfe vacature van eene Raadsplaatze mede plaats hadde, het zelve tevens zoude moeten uitgedrukt zyn geworden; maar dit was ten eenenmale onnodig, ja dk is een kragtig en volledig bewys van het tegengeftelde, want daar aan den Heere Erfftadhouder niet anders is opgedragen dan de elcclie van Burgermeefteren en Schepenen , uit een dubbeld genomineerd getal, door Hoogst denzelven jaarlyks te doen, zoude zonder de laatst gemaakte bepalinge by vacature van het Burgermeefter of Schepen Ambt tusfchen tyds voorvallende, weder eene nominatie van een dubbeld getal aan Z. D. H. ter electie moeten geprefenteerd worden; maar, neen! De Heeren Staten hebben eenpariglijk begrepen , dat deze tusfchen tydfe aanftellinge direct en zonder nominatie door den Heer (ƒ) Dat het aanfiellen van Raden, of de magt daartoe, hetvoornaamfle, en het continueren meer een gevolg is, za! men niet wel konnen tegenfpreken, en mits dien kan dit laa:fte argument even weinig als de vorige ftringeren. (S) Men leze hier over de Post van den Neder Rbyn No. 202» pag. 413 en 419.  ( 46 ) Heer Erfftadhouder gefchieden zoude; door welke directe aanftellinge dus ook meerder authoriteit aan Hoogst denzelven word toegekend, dan dat zulks na Voorgaande nominatie door electie gefchieden zoude. Dewyl nu hier uit klaar confteerd , dat hy binnen tyd, de vacatures van Burgermeefteren en Schepenen Ambten , meerder magt aan den' Stadhouder is gegeven , dan by dc gewone jaarlykfe verandering der Wet; zo zoude het dan ook ongerymd zyn, aan dien zeiven Heer Erfftadhouder, aan wien de jaarlykfe verandering of continuatie van de geheele Magiftraat, zonder eenige nominatie competeert , te willen betwisten het recht om over een of meer tusfchen tyds openvallende Raadsplaatzen te disponeren. Qh) En zoude men met eenige fchyn van reden konnen ftaande houden? dat de intentie der Heeren Staten zoude geweest zyn , aan den Heer Stadhouder aan de eene kant in 't voorfchreve geval van vacature van Burgermeesteren en Schepen ambten , meerder auctoriteit dan by de jaarlykfe verandering der Wet te geven, en aan den anderen kant over eene tusfchen tyds vacerende Raadsplaatze geene dispofitie altoos toe te kennen ? Dan om met volle zekerheid te konnen vastftellen dat zulks de intentie der Heeren Staten niet kan geweest zyn, behoefd men maar in te zien het reglement op het ftuk van de Tutele in het onverhoopte geval van het overlyden van 11. K. Hoogheid , gedurende de minderjarigheid van den te- (i) Is het niet nbfurd zig te funderen op een intentie, en wel op 'ten intentie waar van men fchyn nog fchaduw in het reglement vind, en welke in gevolge het betoogde op pag. 4.11 van evengeni. Pest van den Neder Rbyn aan den Stadhouder niet heeft nv gen overgegeven of by hem aangenomen worden. Zie verder No. 205. van gem. Pest pag. 455 en 456.  (47) tegenwoordige Heer Erfftadhouder den 17. April 1754 by Haar Ed. Mog. eenparig vastgedeld en gearrefteerd: waar by uitdrukkelyk geftatueerd word. Dat in cas van vacature van eene Raadsplaatze, de door de respetlive Magt' ft rat en ter vervullinge van dezelve aan Haar Ed. Mog. geprefenteerde Perftonen, door Hoogstdezelven NB. als exercerende de Voogdye over den toen minderjarigen fleer Erfftadhouder , tot de vacerende Raadsplaatze zal worden aan gesteld (/). Zonder dat de Heeren Staten zig alhier met zo klare en duidelyke woorden hebben uitgedrukt, indien toen ter tyd, ja indien ooit bevorens eenige twyffel ge» weest was, of het recht in deze wel aan den Heer Erfftadhouder competeerde? Zoude de Magiftraat der Stad Utrecht, die in alle tyden zo zeer voor hare voorrechten en Privilegiën en die van hare Burgerye zo pryswaardig geieverd heeft, zo eenparig, zo gaaf, in zodanige aanftellinge van Haar Ed. Mog. bewilligd hebben ? en heeft men dit recht toegekend gehad aan Haar Ed. Mog. die ten dezen geene andere qualiteit hadden, dan van Voogden over den Heer Erfftadhouder, hoeveel te gereeder zal men moeten (; ) Zie over het Reglement van Tutele het genoteerde by voorgem. Post No. 202. pag. 419. Dan hadden Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren, beter gedaan dat zy hier ter plaatze zig bediend hadden van de eige woorden van dat reglement, als waar uit dan zoude bewezen zyn , dat Haar Ed. Mog. gehouden waren, om zonder eenige verandering de voorgedragen en geprefenteerde perfoon te hebben moeten aanflellen binnen drie weken na de prefentatie, zo als op gelyke wyze nopens de vervulling der intusfenstyd vacerende Burgermeefter en Schepen plaatze was vastgefteld, zonder dat Hun Ed. Mog. het recht van improberen of voor by gaan hadden, en mits "dien dat het zelve maar een enkele formaliteit was, zo als dit breder by het navolgende advies is gedetalieert.  C 48 ) ten toeftemrnen, dat zulks aan den Heer Erfftadhouder zelfs meerderjarig geworden zynde, onbetwistbaar toekomt. Uit alle welke redenen evidentelyk confteerd, dat de dispofitie over de Raadsplaatzen binnen tyds vacant geworden , aan de fuccesfive Heeren Stadhouders zedert den jare 1674, tot den jare 1702, en vervolgens zedert den jare 1747 tot op heden altoos en ongeinterrumpeerd door de Vroedfchap is toegekend geworden, en waar van de ondergetekende en hier bovengenoemde Heeren Burgermeesteren en Oud Burgermeesteren van gedachten zyn, dat Z. D. H. by continuatie behoord te jouisferen. Utrecht den 13. January 1784. (en was getekent) j. F. van Beek; J. W. v. Musschenbroek , A. Loten, A. J. van der Düssen. Volgd het Tweede advies. Zeiden de ondergetekende Oud Burgermeesteren, dewelke hadden geadfifteerd by de befoigne van Heeren Burgermeesteren en Oud Burgermeesteren ingevolge Vroedfchaps refolutie commisforiaal van den 29. December laatstleden; gehouden over den inhoud der Requeste ten zeiven dage aan Hun Ed. Groot Achtb. geprefenteerd , en in de Vroedfchaps Notulen geinfereerd , ondertekend door een groot aantal aanzienlyke Borgers dezer Stad; waar by in fubftantie word gefustineerd en gereclameerd het recht van aanfteilinge van Raden in de Vroedfchap, ter vervullinge van va-  ( 49 ) vacerende Raadsplaatfen, opengevallen buiten deri ofdinalren tyd van verzetting der Regering, als in den Boezem der Burgerye berustende , en door de Vroedfchap uit te i oefFenen. Dat zy in dezelve befoigne van advies waren I geweest en noch waren: Dat by nauwkeurigfte examinatie i van het Reglement op de Regering dezer Provintie van den jare 1674, blykt, dat ten opzichte der vervulling vati i zodanige tusfchen tyds komende te vaceren Raadsplaatfen in de Vroedfchap dezet Stad, geene bepalinge is gemaakt ; door wien dezelve zullen worden begeven en vervuld ; iveel minder nog dat zulks aan den Heer Stadhouder in :der tyd zoude zyn gedefereerd; 't welk des te aanmevkelyker voorkomt, wanneer zy in confideratie nemen, dat i in voornoemde geval, de begeving en vervuliinge van dusdanige binnen tyds openvallende plaatzen in het Lid der I Heeren Geé'ligeerde Raden; als ook in 't Lid der Heeren ■Edelen en Ridderfchappe, uicdrukkelyk en met ronde Woor:den ten allerklaarlien aan den Heer Stadhouder in der tyd is toegekend; ja dat ook ten opzichten van de Vroedfchap dezer Stad zeer foigneus is bepaald, dat de Heer Stadhotu der in der tyd, op het overlyden van iemand, die tot Burgermeester of Schepen geëligeerd zoude zyn (een ander') zal verkiezen, zo als welgemelte Stadhouder zal oordelen best en bekwaamst te wezen, zonder eenige nominatie op contradictie van iemand. Maar dat ook daar en boven in den Eed, by de Raden in de Vroedfchap af te leggen, ten ty:de der invoeringe van voorfz. Reglement, overgelegd en door de Raden in dien tyd geprelkerd, uitdrukkelyk is gefield , dat (een Raad) mede in het nomineren en VerkiefZEN respeStive van Burgermeesteren, Raden, Schepenen 'en Cameraars dezer Stad, geen faveur zal deen. Uit ■welke woorden in 't verkiezen van Raden klaar blykt, D dat  C 50 ) dat de Vroedfchap als toen behouden heeft de aanftelling van nieuwe Raden, in plaatze der geenen welkers ambten buiten den tyd van de jaarlykfe verzettinge der Regeringe op de een of andere wyze vacant mogten raken; alzo de begeving derzelve, ten tyde der invoering van gemelte Reglement aan de Vroedfchap competeerde, en de uitdrukking van verkiezing , behalven op de Cameraars nergens anders opflaan kan, dan op de aanftelling van nieuwe Raden, in plaatze der genen die tusfchen tyds op de een of andere wyze hunne ambten verlaten, alzo de daar by genoemde Burgermeesteren en Schepenen, volgens dit Reglement door de Vroedfchap niet worden verkoren, maar flechts genomineerd , en de nieuw aan te ftellene Raden by de jaarlykfe verzettinge der Regering, volgens het zelve Reglement door de Heeren Stadhouders in der tyd worden aangefteld. Gelyk het dan ook zeker is , dat al wat by dit Reglement niet is veranderd in dien ftaat is gebleven, waarin het zelve ten tyde der invoering van het zelve Reglement was, alzo by dit Reglement de toenmalige conftitutie der Regering niet is verandert, maar alleen de forme derzelve in eenige , doch niet in allen deelen; en dus de onveranderde deelen in haar geheel gebleven zyn. Zo als ook blykbaar is uit alle ambten en officien by dit Reglement niet aan den Stadhouder in der tyd ter begeving geconfereerd ; alzo dezelve gelyk bekend is , ter dispofitie van dè drie Leden van Staat zyn verbleven, en door dezelve begeven, en dicnvolgende ook zodanige vacerende Froedfchaps ambten, welkers begeving by dit Reglement niet aan den Heer Stadhouder zyn geconfereerd, per fe aan de Vroedfchap zyn verbleven. Dat derhalven het disponeren door de Heeren Stadhouders,  (5i ) ders, zedert de introductie van gemelte Reglement, over zodanige vacante Raadsplaatzen op niets kan gefundeerd zyn, dan op eene toegeventheid gefproten uit eene al té verregaande deference der Regenten ten tyde der invoerin» ge van gemelte Regiement voor den Heer Stadhouder Prins Willem de yle die, alzo in gebruik geraakt zynde, by ver» volg van tyd, gelyk zulks dikwerf gaat, buiten contradictie der fuccesfeurs in train is gebleven. . Hoedanig eene deference, echter geenzints kan prajüdl' ciëeren aan het recht der Stad en Burgerye tot de begeevinge dezer vacant komende Raadplaatzen competerende g nochte aan de Heeren Stadhouders in der tyd eenig wettig recht tot voornoemde begeving geven, als of de aanftelling van zodanige Raden thans wel zoude gefundeerd zyn op eene zo lang geduurde en ongeinterumpeerde posfesfie; alzo aan de wettigheid van deze posfesfie, van het begin af aan en altyd een juftus Titulus heeft ontbroken \ naar, dien de Regenten dezer Stad dit recht nimmer formeel aan de Heeren Stadhouders hebben opgedragen; maar ook daar en> boven, als zynde Reprefentanten der Burgery en bewaarders van derzelver rechten , altyd onbevoegd * zyn geweest dit Recht van Stad en Burgery tot de begeving der tusfchen beiden openvallende Raadsplaatzen aan de Heeren Stadhouders over te geven. En even min kart ■zodanige eene prejudicie aan Stads Recht te wege gebragt j zyn, door de fchikking, op de openvallende Raadsplaat» zen gedurende de minderjarigheid van den_ Heer Stadhouder Willem de 5de beraamd, by de fecrete refolutien van hun Ed. Mog. van den 27. Maart 1754, luidende na veele andere; D a Atf  ( 5* ) Dat van gelyke in cas van vacature van eene Raadt' plaatze, de respeclive Magiflraten, tot vervulling van dezelve, mede binnen drie weeken een ander perfoon aan kun Ed. Mog. in qualite voorfz. (dat is als Voogden en waarnemende het Stadhoudcrfchap) zullen voordragen en prefenteren; welke insgehks door H. E. Mog. .als waarnemende de Voogdye voorfz. binnen drie weken na de gedane prefentatie, zonder eenige verandering tot de vacerende Raads-plaats zal worden aangefteld; naardien het er zo verre van daan is, dat hier uit eenig aveu van Hun Ed. Mog. tot continuatie der begevingen van tusfchen tyds openvallende Raadsplaatzen door den Heer Stadhouder zoude te elicieren zyn, dat eerder volftrekt het tegendeel daar uit zoude moeten worden befloten: naardien Hun Ed. Mog. in de daad by deze fchikking de begeving der Raadsplaatzen weder hebben gebragt op dien voet, waar op dezelve, ten tyde der invoeringe van het Reglement van 1674 was geweest, en by 't zelve Reglement gelaten was, namentlyk ter dispofitie van de Vroedfchap; flechts daar by bepalende eene enkele formaliteit, namentlyk het voordragen en prefenteren van dusdanig een Raad aan Hun Ed. Mog. als Voogden en waarnemende het Stadhouderfchap, met dat gevolg, dat Hun Ed. Mog. volftrekt denzelven perfoon , en geen anderen zouden aanftellen; zo dat de begeving der Raadsplaatzen wat de tiitterlyke vertoning belangd aan Hun Ed. Mog. maar met de daad wat het wezendlyke aangaat aan de Vroedfchap werd gebragt. En welke formaliteit handtastelyk is nodig geoordeeld, ten einde Hun Ed. Mog. als Voogden van den Heer Stadhouder niet zouden fchynen, gedurende de minderjarigheid van Hoogu.ii.nzelven Hun Ed. Mog. Pupil, geheel te hebban  (53) ben verzuimd de gewoonte van begeving der Raadsplaatzen door de Heeren Stadhouders, op wat wyze ook die gewoonte mogte zyn geintroduceerd. Want immers het flryd zodanig geheel en al tegen het denkbeeld van eenig aveu van de Heeren Staten dezer Provintie, aan de door de Heeren Stadhouders gedane begevingen , der tus'chen tyds openvallende Raadsplaatzen, dat Hun Ed. Mog. en dat (daar hier wel op diend gelet) in hoogstderzelver qualiteit van Voogden die gehouden zyn het recht hunner Pupillen flricT: te conferveren, integendeel van het voornaamfte en wezendlykfie daar van zouden renuncieeren, dat men met meerder reden daar uit zoude mogen befluiten , dat aan de eene kant Hun Ed. Mog. niet hebben willen exerceeren een recht de Stad competerende, maar ook aan den anderen kant hebben willen eviteren, den fchyn als of Hun Ed. Mog. de minderjarigheid van den Heer Stadhouder, ter decifie van deze zaak hadden gecapteerd, en daarom liever de voorn, middelweg in deze hebben ingeflagen. Behalven dat deze A6te van Tutele alleenlyk is geweest eene temporaire fchikking over het geheele beleid der Regeringe van deze Provintie, welke fchikking in.'t geheel niet is ingericht tot interpretatie van't Reglement van 1674, als van 't zelve in veelen opzichten deviëerende, en alzo nimmer anders kan begrepen worden te zyn gearresteerd, dan om de zaken van Regering gedurende voorn, minderjarigheid te laten onveranderd in haar geheel. Dat het insgelyks ook niet kan prejudiciëren aan de fustenue de Burgerye van het by Hun en derzelver vertegenwoordigers nog verbleven recht, om binnen tyds'vacerende Raadsplaatzen te vervullen, dat de Vroedfchap zederd D 3 het  (54 ) -het Stadhoude'rfcha'p van Prins Willem de $de telkens by een tusfen tyds openvallende Raadsplaats, daar van by Misfive heeft kennisfè gegeven aan den Heer Stadhouder, raecsten tyds met deze byvoeging, dat dezelve volgens het Regerlngs ■Reglement nu ter begeving aan Z. D. H. competeerde. Want vermits (gelyk reeds is aangetoond) die begevingen, door de Ilecrcn Stadhouders gedaan, direct aanlopen tegen het Recht der 'Burgery, ten tyde der invoeringe van gemelde Regiement, aan dezelve gecompeteerd hebbende, en by't Reglement aan dezelve gelaten zynde , en tot heden aan dezelve verbleven; dus door de Heeren Stadhouderen willekeurig gedaan, en door de Regenten der Stad uit de verregaande defcrence voor dezelve flechts niet zyn tegengefproken, maar gepasfeerd en alzo in train gekomen en gebleven; zo kan de voorengemelte periode in die Misfive aan Zyn Hoogheid onmogelyk anders worden aangemerkt^, dan erroneuslyk in zig bevattende deze expres'fie : volgens het Regeerings Reglement; waaromme dan deze woorden, volgens het Regeerings Regiement gehouden'moeten worden , voor niets betekenende woorden; zo, dat dezelve uit hoofde van het fautive beroep op een Reglement welks inhoud juist geheel tegen overgefteld recht aanduid, zelfs minder beduidenis hebben , dan wanneer telkens by die Misfive gefchreven ware geworden : Dat de begeving van zodanige Raadsplaats volgens de onafgebrohene Ufantie aan zyn Doorl. Hoogh. competeerde; en'daar en boven op zich zeiven befchouwd zodanig erroneus zyn , dat met geene mogelykheid daar uit eenig waar aveu kan worden afgeleid, maar veel eer zoude moeten worden gefustineerd, dat het fundament waar op dusdanig aveu gebouwd is, erroneus bevonden wordende, het aveu van ze! ven moest gerekend worden te>zyn vervallen. En  ( 55 ) En hoedanig een erreur ligtelyk kau begrepen worden plaatze gekregen te hebben , wanneer men in aanmerking neemt, dat by de eerfte vacature na de introductie van het Reglement van 1674, eene Misfive van den Heer Stadhouder Prins Willem de $de is ingekomen, by welke Z. D. II. ter vervullinge van die vacature eenen anderen Raad aanllelde, zonder dat eene voorafgaande kennis geving van eene vacature is gefchicd, 't welk door de Regenten niet is tegengesproken maar gepasfeerd, en by vervolg in diervoegen is gecontinueerd gedurende het leven van Hoogstdenzelven Heer Stadhouder (/{•): Dat ten tyde der aanftellinge van Prins Willem de 4de tot Stadhouder dezer Pro.vintie, bekend zynde en uit alle de Vroedfchaps Notulen confterende dat alle de tusfcn tyds vacerende Raadsplaatzen door Prins Willem de 3de zynde 'begeven, dit de Re.genten in 't 'dwalend denkbeeld zal hebben doen vallen , I dat zulks conform het Reglement gefchied was, zo dat zy li .by dusdanige openvallende Raadsplaatzen , per Misfive invoegen voorfchreve aan Z. D. H. daar van kennisfè gegeven hebben. Immers de Ondergefchrevene vertrouwen dat alle de jegcuwoordige Regenten tot heden toe , wanneer zy (i) Wie moet dit lezende, niet ten vollen bevestigd worden , van het geene van Willem de derde op pag- 43. hier voren gezegd is , en daar Willem de derde, alzo dat gezag eigendunkig aan zig heeft getrokken, en willekeurig uitgevoerd, zonder agt te (laan op 's volks Rechten en Privilegiën-, kan men uit dit hier getlelde afnemen, van wat gewigt, alle die aanftellingcn van een ufurpateur onzer rechten te houden zyn, dan dat Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren by hun voorgaande advies daar zo breed mede voor den dag komen, om uit die geweldige overmeefteringen zeer ten onrechten een recht aan den jegenswoordigen Stadhouder we ts kennen. D 4  C 56 ) zy door publiek gemaakte bedenkingen , aangaande dit point aanleiding'gekregen hebben, om meergemelt Reglement, met betrekking tot dit (tuk opzettelyk te examineren, ter goeder trouwe hebben gemeend, dat de voorfz. Raadsplaatzen efieftivelyk volgens het Reglement, aan den Heer Stadhouder ter begevinge ftonden : Hoedanig een erreur en daar uit geboorene erroneufe expresfie in de bovengem. Misfives nog aan de ware gefchapenheid der zake, nog aan het wettig recht der Burgerye kan 'fchaden. Gelyk hier ook in geene aanmerking kan komen, dat een cómtant gebruik, terflond na't emaneren van eene wet, in train gebragt, tot eene interpretatie dier wet kan verfirekken, naar dien zodanig eene bedenking verondcrfreld, dat de wet ten opzigte van het geen alzo zoude geïnterpreteerd worden , inhoud zekere pasfage , die eenige twyfelagtigheid, of dubbelzinnigheid uitleverd, 't geen hier 't geval niet is, naar dien in 't Reglement geenige pasfage gevonden word, die een jota of tuttel, van het begeven van tusfchen tyds openvallende plaatzen van Raden vermeld , en derhal'ven niets ten dezen opzichte te interpreteren valt; zo dat indien hier iets had moeten worden gefuppleerd , zulks door eene volledige Ampliatie hadde kunnen en moeten zyn gefchied. Behalven dat ook daar en boven gelyk hier over reeds gezegd is, de Eed ten tyde der invoeringe van 't Regiement overgelegd , en door de Raden gedaan, klaarlyk aanduid, dat de begeving der Raadsplaatzen aan de Vroedfchap gelaten was. Van geen meerder waarde zoude zyn, de'bedenking, afs •f  C 57 ) ef hier eene onafgebrokene Ufantie, het recht van een wet hebbende plaats zoude hebben; want immers eene Ufantie, zal zy de kragt van eene wet verkrygen, moet r'é&ie rationis confeu taaie zyn ; het geene deze niet zoude wezen, naardien zy zoude zyn ingevoerd door die geene zelfs, welkers gedane Eed hen verpligte te waken tegen dat geen, 't welk door deze Ufantie zoude worden uitgewerkt. Dat ook op geene goede gronden kan worden gefuftineerd, dat het begeven der tusfehentyds openvallende Raadsplaatzen , als opentlyk door de Heeren Stadhouders gedaan, en aan ieder bekend geweest zynde, zonder dat zulks ooit door de Burgery is gecontradiceerd, daarom zoude moeten worden gehouden tacito confenfu door de Burgery te zyn toegeftemd, en alzo eene vettige Ufantie te zyn geworden ; naardien het geval waar over hier word gehandeld, gaat buiten den gemeenen regel, welke zo zy in zake van dezen aart zouden konnen doorgaan, alleen plaats zoude kon"nen grypen, in zaken die door de Stadhouders en de Regenten zouden hebben mogen worden ingevoerd voor zo yerre zy hun niet waren verboden. Daar hier gehandeld word over een Privilegie of Recht der Burgery, welks confervatie door den Stadhouder en de Regenten met dieren eede is bezworen, en derhalven over een point dat hun uitdrukkelyk, zelfs met het afnemen van een eed verboden was, en dus opleverende een cafus waar op de gemeene regel niet kan werken, zo dat hier zoude vereischt worden een cónfenfus expresfns, om daardoor te konnen worden verdaan ingetrokken te hebben een expres, en onder afneming van eede gedaan verbod. D 5 Be-  (58) Behalven dat het geen ten opzichte des tusfchen tydfche begevinge der Raadsplaatzen is voorgevallen, voor niets anders kan worden gehouden, dan voor een enkele toelating van eenig bellier over iets het huishoudelyke betreffende, Waarmede niet langer behoefd te worden gecontinueerd , dan die geene die zulks heeft toegelaten dat geraden vind, en waarin de Vroedfchap niet langer kan continueren, zo dra de Burgery, by welke 't Recht tot dit huishoudelyke bellier etgentlyk refideerd, 't zelve reclameerd. Maar hoe zouden ook deze of dergelyke zaken in eenige aemnerking konnen komen , daar 't immers ontegenzeggelyk is , dat alle Rechten en Privilegiën van de Burgeryen in deze Republiek zyn inali'ènabel. Zo dat tegen dezelve al wierden zy wezendlyk gevonden, niet geldeu zouden eenige procfcriptie , contrarieUfantie, ja zelfs geene willekeurige Refolutie van de Heeren Staten als reprefenterende de Souverainiteit dezer Lande; immers niet buiten de toeftemming van het Volk, veel min eenige ufurpatie, deference of aveu, in de laatlle jaren meestal uit erreur geboren , ja dat ook Stadhouder en Regenten en de drie Leden van Staat alle gezamentlyk bezworen hebben de handhaving der Rechten en Privilegiën van de Burgeren en Ingezetenen, en overzulks al, dat geene 't welk tegen deze Rechten en Privilegiën word ondernomen , gearrefleerd , geflatueerd of gerefolveerd van nul en gecner waarde is, vooral wanneer die Burgers en Ingezetenen, zodanig niet gehandhaafd wordend recht komen te reclameren. Dat dan ook dit Recht, als nog renderende in den boezem der Stad en Burgery, met volkomen recht door dezelve word gereclameert, en de Vroedfchap als derzelver Repre- fen-  ( 59) féntanten, 't zelve moetende uitoeffenen , met volkomes recht worden verzocht , by vervolg de tusfchen beiden open vallende Raadsplaatzen zelve te vervullen en te begeven. ' Zynde het met deze zaak in veelen opzigten gelegen , als met de onlangs opgehoudcne recommandatien, dewelke door ; de Regenten van den jare 1750 en 1751, insgelyks uit al te jgroote deference voor den Heer Stadhouder//•?//«« de vierde iZyn ingevoerd, en door derzelver fuccesféurs gecontinueerd; doch op de reclame der Burgery van derzelver Stads recht, : door de Vroedfchap ingetrokken, als welke de uitoeffening ivan het Recht, om zonder recommandatie over Stads amb:ten en commisfien te disponeren, wederom heeft aanvaard. IDat nu volgens het hier voren geavanceerde, de begeving : der openvallende Raadsplaatzen ten tyde der invoering van 't Regeerings Reglement van den jare 1674, aan de Vroedifchap heeft gecompeteerd,blykt uit de Vroedfchaps-refolutien ivan den 20. 22. 23. 24. en 25. May 1651. betreffende het verkiezen van Raden, by welke de aanftelling van .Raden aan de Vroedfchap dezer Stad is toegekend; en welke Refolutien ftand gehouden hebben tot de invoering van gemelte Regerings Reglement van den jare 1674, zynde dezelv'e ■Refolutie ook overeenkomftig de oude Regeringsform vastrgefteld en opgericht in den jare 1584, den if. November, by Ordonnantie van den Raad der Stad Utrecht, met advies i-van Joost de Soete Heer van Villers, Gouverneur van deze ] Provintie, by welkers 6. Art. dit recht van aanftelling der 1 Raden, aan. den Raad collegialiter en met de meeste ftemj'-men is'gelaten. Dat nu Z. D. H. Prins IVlllem de ^de, in den jare 1747, op  C 60 ) op dit zelfde Reglement het Stadhouderfchap aanvaard hebbende, derhalven ook is gehouden geweest aan dat gedeelte der by de invoering van het Reglement plaats gehad hebbende Forme van Regering, 't welk by dit Regiement niet is veranderd geworden , en daarom ten tyde van Prins Willem de 3de plaatze had behoren te houden; gelyk ook de jegeuswoordige Heer Stadhouder Willem de 5de Z.D. H. Heer Vader in 't Stadhouderfchap zynde op gevolgd, op dit zelfde Reglement, daarom aan dat alles, 't welk ten tyde van Z. D. H. Heer Vader mede plaats had behoren te hebben, ook gehouden is, alzo omtrent dit point, rakende de begeving der tusfchen beide openvallende Raadsplaatzen, zedert de introductie van 't zelve Reglement toe heden toe geene verandering is gemaakt. Uit welk alles hier voren gededuceerde, dan redenmatig en notoir moet volgen, dat het Recht der begeving van Raadsplaatzen komende te vaceren , tusfchen de tyden der ordinaire verzetting van de Regering, tot heden toe in den fchoot der Burgerye is verbleven , en dus de uitoeffening van 't zelve Recht aan de Vroedfchap dezer Stad ftaat. Dat de ondergetekende wel hebben geremarqueerd, dat in het originele Regerings Reglement, daarliet zelve begint te fpreken van de Regering van Stad en Steden, gelezen word: Dat de Burgermee/leren, Schepenen en Raad, by Z. D. H. als nu aangefleld ofte nog aan te feilen, binnen de Stad Utrecht, in hare bedieningen zullen continueren tot Remigium of den 1. Oclober 1675, toekomende; gelyk zy ook zyn ontwaar geworden, dat de een en ander vermeend , de hier voorkomende woorden applieabel te kunnen maken op de tusfchen de ordinaire tyden van' verzetting der Regering openvallende Raadsplaatzen als of de- zel-  (6i ) zelve daar by toegekend wierden aan de Heeren Stadhouders in der tyd. Dat zulks echter met geen reden daar uit kan worden gededuceerd, alzo 't zelve ftryd tegen het oogmerk van Ideze Periode, tegens alle regelen eener gezonde uitlegkun!de, tegen zekere omftandigheid voorgevallen by 't arrefieren van het Regiement, het contrarie aanduidende en tegen den inhoud van den Eed by de Raden gedaan ten tyde der invoering van het Reglement. Naardien by een aandagtig inzien der gemelde Periode, blykt, dat deze Periode enkel is ingerigt, om eene voorafgaande befchikking te maken, alvorens toe te treden tot :de eigenlyke befchikking óver het beleid der regeeringe van :Stad en Steden, en wel met dat oogmerk om te effectueren dat het geen by die eigcntlyke fchikkinge Mond te worden i beraamd, ten opzigte der jaarlykfe verzecting der Regering .idezer Stad, op Remigio'of den i. Oétober 1675, en daar idoor voor te komen dat de Nieuw aangeftelde Regering :'op den 17. April 1674, op den 1. Odober deszelven jaars weder zoude verzet worden. Waaruit dan volgd, dat de: ze Periode afzonderlyk en op zig zeiven moet worden geconfidereerd zonder eenige relatie op de daar op volgende he'igentlyke befchikking te hebben, ofte tot dat geen 'twelk iten dien opzigte zou voorvallen na den 1. October 1675. Dat het ook daar en boven tegen alle regelen eener gezon;de uitleg kunde zoude aanlopen, uit de woorden de Burger1 meesteren Schepenen en de Raad als nu aangefteld of nog aan ,te /lellen, te willen opmaken, dat het woord nog aan te fielten, :zo wel zoude zien op het woord Raad als op de woorden Murgemefteren en Schepenen, naardien het woord Raad hier  C 6» ) hier niet anders kan genomen worden, dan als betekenende '/ Collegie van den Raad of de Vroedfchap,, en geenzints de Leden van den Raad of den Raad uitmakende , naardien anderzints zoude zyn gezegd geworden Burgermeesteren , Schepenen en de Raden ('t geen des noods nader en ampel zoude konnen worden betoogd) zo dat de woorden ofte nog aan te ftellen, alleenlyk kunnen zien op Burgermeesteren en Schepenen, welkers plaatzen voor Remigium of den I. October 1675, door overlyden vacaut konden raken; daar de Raad of Vroedfchap niet dan op Remigio of den 1. October 1675, koude veranderd worden; alzo in deze zelfde Periode word gezegd, dat ie Burgermeestere;), Schepenen en de Raad, dat is de.Vroedfchap in hare bediening zullen continuceren , zelfs met voorbygaan van den anderzints gewoonen dag van. verzetting der Regering invallende op den 1. October 1674, tot Remigiura of den 1. October 1675. En dat het woord Raad niet abufief in plaats van Raden gefteld is, kan op gemaakt worden uit den famenloop van het geftatueerde. Want na dat in de eerfte Periode met betrekking tot de Stads regering gezegd is: Dat de Burgermeefteren , Schepenen ende Raad by zyne Hoogheid als mi aangefteld, ofte nog aan te ftellen, zullen continueren enz. zo volgd in de 2. 3. en 4. Periode, de wyze op welke de nominatie en electie van Burgermeefteren en Schepenen zal gefchieden, als mede het geene betrekking heeft tot hunne qualificatie, en den tyd hunner bediening, zonder dat in deze Periode iets gemeld word relatif tot Raad, op welk woord de vyfde Periode direct zyn betrekking heeft, luidende: Ende vat belangd den Raad enz. alwaar 't zamen bindend voegwoord ende, aan elk onpartydig lezer  ( «3 ) zer allerklaarst aanduid, dat alhier gefprokcn word van het derde zelfsftandige woord Raad, in de eerlte Periode gebezigd , waar van tot dus verre geene melding gemaakt was. Dat ook de intentie niet geweest is, om in de gemelte eerfte Periode aan den Heer Stadhouder toe te kennen de vervulling der tusfchen beide openvallende Raadsplaatzen; hier in worden de ondergetekende al verder bevestigd, wanneer zy in aanmerking nemen, dat by 't inzien van de originele Notulen van de Staten van denzelven jare 1674 blykt, dat in het, zo zy denken, met de eigen hand van den Heer Griffier Fagel in het net gefchreven Regerings Reglement enkel heeft geftaan : Ende wat belangd den Raad ofte Vroedfchap der voorfchreve Stad ende Steden , dat dezelve Raad ende Vroedfchap van dezelve Stad ende i 'Steden, alle jaren gecontinueerd ofte veranderd zal mogen v/orden, gelyk zulks van alle oude en onbedcnkclyke tyden tot den jare 1618 toe , onveranderlyk is geobferveerd geweest, dienvolgende dat de Stadhouder in der tyd eleStie. gedaan hebbende van Burgermeefteren en Schepenen refpeclive, den Raad ofte Vroedfchap van de voorfchreve Stad en Steden, V zy in het geheel, ,t zy ten dcele, zal mogen continueren, ofte uit het geheele Lichaam der Burgeren, en I; Ingezetenen van dezelve Stad en Steden refpettive , andere nieuwe Raden ofte Vroedfchappen verkiezen, zo als welge- i melte Heer Stadhouder in der tyd zal oordelen best ende bekwaamelyk te wezen, zonder eenige nominatien ofte con- \ tradiSie van iemand, behoudelyk enz. zonder dat daar in j' iets geftatueerd ten opzigte der begeving van tusfchen tyds openvallende Burgermeefteren of Schepen plaatzen veel minder van die van Raden; maar dat deze Omisfie is gefuppleerd door op den kant van dit Reglement te zetten mitsgaders op  ( 6*4 ) tp V overlyden van iemand die tot Burgermeefier of Sche* pen geiiligeerd zoude mogen zyn , 't welk is gefphied mee de hand van den toenmaligen Secretaris van de Staten, en getekend met een flerretje , zonder echter iets te reppen ofte roeren van begeving der tusfchen beide openvallende Raadsplaatzen door den Stadhouder .in der tyd te doen; waar uit blykt, dat men moet begrepen hebben, dat de hier voren aangehaalde woorden uit de eerfte Periode, dat Burgermeefteren, Schepenen ende Raad, by Zyne Hoogheid nu aangefteld ofte nog aanteftellen, alleenlyk betrekkelyk waren tot die voorafgaande befchikking tot Remigium of den 1. October 1675, en verder niet, en daarom by de vyfde Periode daar het ook eerst de regte plaats was, de begeving der tusfchen beide openvallende Burgermeefteren en Schepen plaatzcn door den Stadhouder te doen, gevoegd heeft, maar ook daar het hier voornamelyk op aankomt, dat men moet begrepen hebben dat by die eerfte Periode niets was geftatueerd ten opzigte van tusfchen tyds openvallende Raadsplaatzen , naar dien 't anders onbegrypclyk is, dat men daar van in die kant tekening niets.heeft gemeld , ja dat 'er by invoering van het Reglement geen voornemen moet geweest zyn, om aan de Heer Stadhouder te defereren de begeving der tusfchen tyds'komende te vaceren Raadsplaatzen , en hier dus ten dezen opzichte geen omisfie moet plaats gehad hebben, alzo 't onmogelyk voorkomt, dat men zulk een notabel poinct by deze gelegenheid niet zoude hebben geremarqueerd, en niet mede by die kanttekening geremedieerd; daar 't immers uit deze omftandigheid der gedane kant tekening blykbaar is, dat men het gemelte Regiement wel nagelezen heeft, en zonder verhaasting te werk gegaan is; gelyk men dan ook omtrent het hier voren gemelde volkoraen word bevestigd , wanneer men hier by me-  ( 65) mede in confidentie neemt, dat gelyk hier voren reeds is gezegd den Eed ten tyde der invoering van 't Reglement overgelegd, en door de Raden geprefteerd, inhoud: dat (een Raad) mede in het nomineren en verkiezen van Raden geen faveur zal doen. 't Welk klaar bewyst dat de Raden, Raadsplaatzen te vergeven hadden, 't welk gelyk ihier voren reeds is aangetoond op geen anderen dan op tusfchen tyds openvallende Raadsplaatzen heeft konnen zien. . Behalven dat de overdraging van een Recht of Privilegie van de Stad en Burgerye , niet kan, nog mag bewezen worden uitgefupponeerde abufive(tellingen,Omislien, inadvertentien , of. andere gistingen, zelfs niet uit waarfchynelykheden, indien zy 'er gevonden mogten worden, maar klaar :en duidelyk moeten bewezen wörden, als zynde flrictijftma , interpnetationis. Het geen nu de ondergetekende hier voren hebben geavanceerd , hoe naamentlyk alles waeromtrent by 't Reglement geene bepaling is gemaakt, moet gehouden worden te zyn geoleven op dien voet, waar op het zelve was, telt tyde van 't arrefteren van het zelve Reglement, fteund hierop , dat zy van begrip zyn , dat het renvoy by 't zelve Reglement gedaan, met deze woorden: Dat vat belangd den Raad ofte Vroedfctap van voorfz. Stad ende Steden, dat dezelve alle jaar gecontinueerd ofte veranderd zal moigrn worden, gelyk zulks van alle oude ende onbedenkelyke Ityden, tot het'jaar 1618 toe, ow'crauderlyk is geobfer) Indien tegen myne verwagting de meerderheid van UEd. en Achtb. van myn gevoelen mogt disfentieeren is myn advis en propofitie in deze tot voorkoming van alle verweydering en disharmonie foo fchadelyk ja ruineus voor alle Burgerliaaten, over dit poinct te adieeren, de Staaten van den Lande van Utrecht, met verzoek volgens derzelver bekende wysheid en aquitcit te willen uitfpraak doen. Ik vertrouwe van de gemodereerde en regelmatige denk en (4) Deze periode duid ten klaarden aan dat deze Heeren Burgermeesteren en Oud Burgemeesteren meer belang ftellen in de correspondentie met de Heer Wieling , dan den Heer Wieling zig zedert den jare 1770, gefteld heeft in de correspondentie met de Vroedfchap dezer Stad, wiens Gecommitteerde hy is geweest ter vergadering van H. II. M. en nu ter Generaliteit's'Rekenkamer, gedurende welke tyd, dien Heer zo zeer is geoccupeerd geweest, dat hy aan de Vrocdfchap als zyne Heere Principalen geen. fes brieven heeft gefchreven, en van zyn verrigte geen enkel raport heeft uitgebragt. Wat dunkt u Burgers van zo een correspondentie? en dat in een tyd daarvan Oorlog en Vreden gehandelt is; dat nemen die Heeren Gecommitteerdens op zig buiten voorkennis hunnen principalen , immers buiten voorafgaande correspondentie.  ( 77 ) en handelwyze van UEd. en Achtb. deze propofitle te zullen amplecteren; edog by onllentenisfe van dien , ben ik gedrongen hoe ongaarn ook dit myn Advis in Vroedfchaps Notulen tot myner decharge te doen infereren. Waarmede onder toebidding van s'Heeren dierbaarfte Zegen met veel respect ben. Edele en Achtbaare Heeren! UEd. en Achtb. Gehoorfaame Dienaar en s'Hage den 18. Jan. Mede-Raad. 1784. (was getekent) C. B. Wieling. Advies van den Heer Mr. Thomas Adriaan Boddens. Edele Groot Achtbare Heeren! Ik zoude van gevoelen zyn, dat men omtrent het begeeven der Raadsplaatfen vaceerende door het overlyden of anderzints van één der Heeren Raaden, voor de ordinaris tyd der veranderinge van de Regeering op den ia. October en ieder jaar, behoorde te blyven by het geene daaromtrent ten allen tyden, federt het Reglement van den jaare 1674 onder de Heeren Stadhouders plaats heeft gehad: om redenen , dat, offchoon het al vaar zoude mogen zyn, dat by het Reglement van den jare 1674 geene exprhfe befcliikkingen gevonden werden omtrent het vervullen van de Raads*  (780 Raadsplaatfen, die in de zogenaamde tusfchen tyd mogten-. komen ie vaceeren, daar uit egter, myns oordeels nog niet zoude moeten volgen , dat die vacatures alsdan door de overige Raaden in de Vroedfchappen zouden moeten worden vervult, en dat zodanig regt zoude kunnen worden gededuceerd uyt de Reglementen op het ftuk van de Magiftraats hertellingen , anterieur het Reglement van den jare. 1674. in Stadhouderloze tyden geè'maneert, als welken ik altoos begreepen hebbe , dat door het vastltellen van het Reglement van 1674. daar toe van geen kragt kunnen zyn, en in allen opzigten met het laatstgem. zo weinig ftrooken , dat die niet befchouwd kunnen worden, als gefehikt, orri het geftatueerde by het Reglement van 1674 of in dubio te kunnen interpreteeren of in cafibus omisfis te fuppleeren, inzonderheid niet ten aanzien van het regt omtrent het aanfiellen van nieuwe Regenten, zo dat aan de Heeren Stadhouderen in der tyd in den jare 1674. met betrekking tos alle de Leeden de drie Staaten 's Lands van Utrecht reprefenterende, buyten alle concurrentie Van de perfoonen dezelve compqfeerende , gcconfereert geworden is; en belangende de Heeren Raaden in de Vroedfchappen van Stad en Steden, daar in beftaat, dat aan hooggem. Heeren Stadhouderen, daar by de magt gegeven is, omme ten tydert van de jaarlykfe veranderingen der Regeerïnge uyt het gantfchè lighaam der Burgery nieuwe Raaden ofte Vroedfchappen te kunnen verkiezen; het geene ook daarom, zo het my voorkomt, als het gevolg, het geen mogelyk te deduceeren zoude zyn uyt het niet duydelyk bepalen van de wyze waar op de Raadsplaatzen in de tusfchen tyd komende te vaceren, zouden moeten werden vervult, daar op al* leen zoude kunnen doen uytloopen, dat mitsdien geftiftineerd zoude kunnen worden, dat de alzo vacant gewordene Raads-  (79 ) 1 Raadsplaatzen, niet anders dan ten tyde van de jaarlykfe i verandering van de Regeering, by de Heeren Stadhou(ders, door het aanftellen van nieuwe Raaden, als expres[felykindiftinfte op dien tyd aan zyne Hoogheid gedefereert, ï zoude kunnen worden gefuppleert, dan waar tegen zo wel )als tegen het gepretendeert regt van aanftelling by de Vroedfchappen te doen , in cas van vacatures in de tusfchen tyd voorvallende, ten kragtigften zoude moeten obfteeren, het geen door niemand, zo ik vertrouwen, kan worden ontkend, namentlyk dat zedert het vastftellen van het thans iby ons bezworen Regerings Reglement, de Heeren Stadihouderen zonder eenige fchyn van oppofitie, in de gecontinueerde posfesfie van het regt, om by alle voorvallende vacatures door het aanftellen van nieuwe Raaden ten allen tyden te kunnen voorzien, geweest zyn, en dus zo wel ten aanzien van vacatures, die in den tusfchen tyd mogten .geè'xteerd hebben, als alle anderen, zo dat daar van bereids ïin het jaar 1674. een voorbeeld te vinden is in de aanftelling van den perfoon van Mr. Maxiliaan Breyerus, en waar uyt zo het my voorkomt, dan ook de beste interpretatie te halen is nopens het verfland van het Reglement in cas fubjeét , geprefupponeert, dat, na verloop van zoo veele jaaren , geduurende welke tyd onder drie Heeren Stadhouderen daar over nooit getwyffeld is, zig thans eenig dubium dienaangaande zoude kunnen opdoen, en dat vooral met betrekking tot de Regten van den teegenwoordigen Erfftadhouder, als aan wien even als aan deszelfs Heer Vader in den jare, 1747. het Stadhouderfchap by de Heeren Staaten dezer Provincie is opgedragen, uytdrukkelyk in gelyker voegen, als het zelve door wylen Prins Willem de derde was geëxerceerd geweest, waar onder dan ook zeierlyk mede behoort heeft de magt tot het aanftellen van nieu-  C 80) nieuwe Raaden ter vervulling van de intnsfohen tyd open- I vallende plaatzen, zulks het zelve ten minden daarna ook niet anders befchouwd kan worden, zo by den tcgenwoor- digen Heere Stadhouder als Hoogstdeszélfs Heer Vader uyt- I geoetïend te zyn geweest, dan ingevolge een wettig ver- i kreegen en door 's Lands Staaten opgedraagen Regt, waar I van ik derhalven voor my geen de minde vryheid vinde I zyne Hoogheid in de tegenwoordigen toedand van zaakea | te helpen ontzetten. Al waaromme ik ook verzoeke dat ^ • dit myn advies in Vroedfchaps Notulen werden gcufereert, | ten'einde daar van ten allen tyden te kunnen blyken. (JVas getekend) Thomas Adriaan Boddens. Advies van den Heer Mr. Jan Fre- 1 drik van senden. Edele Groot Achtbare Heeren! De ondergetekende tot zyn grievend en innig leedwezen, 1 zedert veertien dagen genoegzaam bedlegerig , en volko- I men onbekwaam tot gaan nog daan, is dus omnagtig de j deliberatien van UEd. Groot Achtbare der volle befchry- j ving op heden den 19. January 1784. bepaald, by te wo- | nen, en zyne gedagten mondeling uittebrengen, wegens het 1 verzoek by Requeste '> dezer Stads Burgerye, op den 29. I December 1783, aan de Vroedfchap gedaan, welke in eene | Commisfie door eene Deputatie van de Borgers eigenhan-1 dig aan den tweede Borgermecster den Heer van Musfchen-1 broek overgegeven is, dat Request door725 notabeleBor- .5 gers I  C Sr 'j g;rs getekend \ tenderende dat de Raadsplaatze dcor ai aanftelling van den Heer J. Hinlopen tot Secretaris vari :den Edele Achtbare Gerechte vacant geworden zyndei ials mede alle binnen tyds openvallende vacatures van Raadsplaatzen na den 12. October tot den volgende 12. dier Maand, ter dispofitie van U Ed. Groot Achtb. volgens de ware teneur van het Reglement des jaars 1674. zouderi ftaan, heeft de eer zyne gedagten kortelyk op die pointert te zeggen. Dat hy zo veel in zyn gering vermogen was, alles wat relatief tot dit voorgemelte Request en verzoek kan gemaakt worden , nagegaan heeft, en volkomen overtuigd is, zonder eenigzints te willen empieteren op de regten van zyne Doorl. Hoogh. of door eenige vrees of belang gedreven , te verklaren , dat het verzoek der Burgery wettig en gegrond is, en de ondergefchreven wegens eed en pligi zelfs zig conformeert met haar fuftcnue, weshalven zyri advies wezen zoude, dat deze en alle andere binnen tyds jopenvallende Raadsplaatzen door U Ed; Groot Achtb) dienden begeven te worden , verzoekende dit Zyn advis $ zo gebruikelyk is , in deze Stads Notulen, mag worden' geïnfereert. (Was getekencTj V. SeNdeN; g Min  C 82 ) Misfive van den Heer W. N, Pesters. Edele Achtbare Heeren en Meede Raaden! Myne omftandigheden niet permitterende om ingevolge Ü Ed. en Achtb. misfive van den 12. dezer op de extraordinaris Vroedfchaps vergadering van aanftaande Maandag, zynde den 19. dezer te kunnen compareren, is deze dienende voor myn fentiment en advis; Dat het regt om een Raad in de Vroedfchap te eligeren, volgens het Provintiaal Regerings Reglement volkome aan Z. D. Hoogheid competeerd, daar van de beginnen af aan dat, dat Provintiaal Regerings Reglement gearrefteert is , tot op heeden toe , altyd door de Stadhouders in der tyd de vacerende Vroedfchaps plaatzen begeven zyn, en daar het blykt uit de misfives die U Ed. en Achtbaren, by vacature van een Vroedfchaps plaats, aan de Stadhouders in der tyd gefchreven' hebben, dat U Ed. en Achtbaren het zelve geconfidereert hebben , als een regt aan de Stadhouders competerende , en men derhalve daar in geen verandering kan maken. Zo onverhoopt evenwel de meerderheid van U Ed. ea Achtbaren in een tegengeiteld begrip mogt vallen, zoude ik van opinie zyn, dat dit point in de fchoot, van Haar Edele Mogende diende gebragt te worden , als in deze competent , om dusdanige elucidatie en interpretatie nopens het Provinciaal Regerings Reglement te geven, als Haar Ed. Mog. na hunne wysheid zullen meeneu te behoren. 1 -Edog  Êdog Indien de meerderheid onverhoopt tegen myn advies ais mede tegens de in deze myne gedane Propoütie de conclufie mogte nemen, vinde ik my verpligt dezelve te contradiceren. Waarmede de eer heb met alle hoogagting te zyn. Edele Achtbare Heeren en Meede Raaden,! U Ed. en Aehiharens Dienstbaare 's Hage den 17. Ja- Dienaar en Meede Raad. nuary 1784. (Was getekend) W. N. Pesters. Advies van den Heer Mr. Thëodo* rus Arnoud Zaal.. Edele Groot Achtbare Heeren! t)at point daar wy thans over delibereren, heeft de Vroedfchap den 8. September des voorleden jaars aan zyne Doorluchtigfte Hoogh. toegekend, en dus die zaak zelfs gedecideert, ik heb toen ter tyd alhier in de Vroedfchap een Misfive door den Heer Secretaris de Ruever horen leefen aan zyne Doörluchtigfte Hoogheid gefchreven , waar by aan Hoogstdezelve kennis gegeven wierd van 't overlyden van den Heer van Dam Heer van Isfelt en Pylfweert, waar in deze Pasfagie voorkomt, dewyl volgens 't Reglement van de Regeeringe de verkiefinge van de Raadsplaatze door den Overleden bekleed aan U Doorluchtigfie F 2 , Hoog-  C 84 ) Hoogheid competeerd, zonder dat imand van den Raad, over de bewoordingen in die Misfive voorkomende in eenige oppofkie gekomen is, of eenige zwarigheid daaromtrent heeft gemaakt, maar' ter contrarie dezelve is eenparig door de Vroedfchap geapprobeert, ik perfifleer als nog by die gedagten, dat de vervulling der tusfen beyden openvallende Raadsplaatzen aan zyn Hoogheid competeert, en ik had wel gewenscht dat de Borgerye van die Misfive pas vier Maanden geleden aan zyne Doorlucluiglte Hoogheid toegezonden , en door de Vroedfchap geapprobeert, was gemforracert geweest. (*) (was getekent) 19 T. A. Zaal. En is hier mede deze Extraordinaris Vergaderinge geilheiden. Nadien de Heeren Ewyk en Nahuys niet goedgevonden hebben , derzelver fchriftelyke voorgelezen advifen over te geven om te infereren , kan men ook het genoegen' niet hebben , om dezelve aan het publik mede te deelen, en voor al niet den inhoude van het advies van laastgenoemden Heer , dat hem des Zondags den 18. January 1784. door een brief van den Heer Wieling uit 's Hage is toegezonden geweest. Volgd (*) Op het lezen van dit advies 'uit de Leydfehe Courant van den 23. January 1784, merkte een fchrandere geest aan, dat het zeer gelyk was aan het advies van Vulkaan in den Raad der Goden , die, om den Hemel voor een bedreigden aanval te bewaren , dezelve meende te konnen beveiligen met er een van yzer traliën hekkentje om te maken. ——<  C 85 ) Volgd hier op de Misfive ten zeiven dage gearrefreerd en aan Z. D. H. door den Bode J. van Doorn overgebragt. DOORLUGTIGSTE IIoOG GEBORE VORST EN HEER! Wy hebben de eer gehad den 29. December laastleden Uw D. H, te communiceeren het verzoek, aan ons door een groot aantal aanzienlyke Burgers, ten zeiven dage by Requeste gedaan, ten einde wy de Raadsplaatze, thans vacerende door den vrywilligen afïiand van den Heer Mr. Jan Hinlèpen, en by vervolg alle Raadsplaatzen komende open te vallen tusfchen de tyden der jaarlykfe verzetting der Regering, zelve zouden begeven; alzo aangaande het vervullen van zodanige vacerende Raadsplaatzen by het Regerings Reglement van den jare 1674 niets was bepaald , en derhalven 't zelve aan de dispofitie van de Vroedfchap was gelaten: naardien alles, waar over by voorn. Reglement niet is befchikt, notoir moet worden verflaan, te zyn gebleven op dien voet, waar op het zelve was, ten tyde der invoering van 't zelve Reglement. Waaromme zy dit Recht der begeving van Raadsplaatzen, als nog in haren boezem verbleven zynde, reclameerden, om door ons, hare Reprefentanten, voordaan te worden uitgeoeffend. Gelyk wy dan ook tevens eene copye dezer Requeste, met de redenen en motiven, op welke de Burgery dezer Stad dit verzoek fundeert, aan Uw D. H. hebben doen toekomen; gelyk tydig daar by aan Uw D. H. kennis gevende, dat de Vroedfchap het voorn. Request met de bylage hadde gefteld in commisfie van Heeren Burgermeesteren en Oud Burgermeesteren , om dit alles te examineren en de F 3 Vroed-  ( 86 ) Vroedfchap zo fpoedig mogelyk dieswegens te dienen van derfelver confideratien en advies: welkers raport ingekomen en daar over by ons gedelibereerd en gerefolveerd zynde, wy geen ogenblik zouden mankeren, Uw D. H. daar van kennisfè te geven , genoodzaakt zynde intusfchen 't geen betreffende de Raadsplaatze van den Heer Mr. Jan Hinlopen was voorgevallen, buiten kennisgeving en dus alles in flatu en opgefchoit te houden. Uw D. H. heeft vervolgens aan ons doen toekomen, Uw P. H. zeer geëerde Misfive van den 31. December laatstleden , daar by te kennen gevende , dat Uw D. H, vertrouwde , dat wy niet zouden zyn vergeten , op welken voet en de wyze wylen Uw D. H. Heer Vader de, aan Hem aangeboden , Stadhouderlyke waardigheid van de Provintie van Utrecht heeft aangenomen , en dat deze waardigheid , vervolgens erflyk zynde verklaard , op Uw D. H. was gedevolveerd met dezelve voorrechten en preëminentien , en Uw D. H. derhalven verwagte , dat wy aan Uw D. H. binnen korte dagen , volgens de onafgebroken Ufantie zedert het Reglement van 1674, kennisfè zouden geven van deze openftaande Raadsplaatze, om door Uw D. H. daar over te worden gedisponeerd, zo als Uw D. H. conform de conftitutie en erdre der Regering zoude oordelen te behoren. Welke Misfive wy dan insgelyks hebben gefield in dezelfde commisfie van Burgermeesteren en Oud Burgemeesteren ten fine voorfc. Door Heeren Burgermeesteren en Oud Burgermeesteren au allen mogelyken fpoed gemaakt, en dus,'reeds op den 12, January laatstleden, een raport,'uitgebragt zynde, by \ welk  C 87 ) welk te kennen geven, dat, alzo in de befoigne de fternmen hadden geftaakt, geen finaal advies van wegens de commisfie konden inbrengen, maar dat de verfchillende Leden van de commisfie hunne adviefen zouden • inbrengen ten einde de Vroedfchap, over de merite der zake, zoude konnen oordelen , hebben wy daar op gerefolveerd, dat eene extraordinaire befchryving op maandag den 19. January zoude worden uitgefchrevcn, om op dezelve over de respeótive advifen en 'c verzoek, by hiervorengenoemde Requeste gedaan te delibereeren en refolveren ; en dat inmiddels gemelde advifen, na dat in de vergadering van de Vroedfchap waren voorgelezen , ter Secretarye van de Politie zouden blyven berusten, om door de Raden nader te kunnen worden geëxamineerd. Op welke extraordinaire befchryving, heden morgen ge-houden, op de respcdive advifen van Heeren Burgermeesteren en Oud Burgermeestcren , mitsgaders op 't verzoek onzer Burgerye, als mede over Uw D. H. Misfive rypelyk is gedelibereerd en na gedane omvrage gerefolveerd; dat de Vroedfchap zoude defereren aan het verzoek, door een groot aantal aanzicnlyke Burgers dezer Stad gedaan, en dienvolgens conform het zelve verzoek over de thans tusfchen beide tyden der ordinaire verzetting van de Regering vacant gewo? den Raadsplaatze door den vrywilligen afftand van den Heer Mr. Jan Hinhpen, als ook by vervolg om alle de Raadsplaatzen, welke insgelyks tusfchentyds zullen komen te vaeeren, zelve zal disponeren en die begeven. Wy hebben Doorl. Hoog Gcb. Forst en Heer t alvorens ens omtrend-deze zaak te bepalen, alles, wat maar eenigF 4 zinss  C S* ) Si.us in aanmerking diende te worden genomen, ioigneu* en nauwkeurig nagegaan , overwogen en beoordeeld met dien gezetten aandagt en die onzydigheid, welke onze ger danen Eed, waar by wy ons zo duur verbonden hebben, en de Rechten van Uw D. H. en de Rechten onzer Burr gerye te maintineren en conferveren , van ons vorderde; en by de uitkomst van zodanig een onderzoek bevonden, dat ,het gereclameerde Recht en het daar op gebouwde ver^ zoek van de goede Burgerye, volkomen gefundeerd en Rechtr matig is; en dat derhal ven wy, als derzelver Reprefentan?en en Bewaarders van derzelver Rechten, Vryheden en Privilegiën , ambts en eedshalve verpligt waren, dit derzelver, aan ons zo klaar gebleken Recht, te maintineeren. Naardien wy overtuigende bevonden hebben, dat in het R.g ■ ten  ( ni ) le.n met Prins Mauritz gearrefteerd den 6. February 1590. (*) waar by is vastgedeld: „ Dat zyne Ex„ cellentie de zaken van den oorloge in den Lan„ de van Utrecht zal beleyden met advys refpec„ tive van de Generale Staten, Rade van Staten „ en Staten van Utrecht ofte hare Gecommitteerden, j, volgende de Unie : en zo bevonden word eenig ; „ Guarnifoen in de voorfz. Stad, of Steden te leg„ gen, zal 't zelve niet mogen gedaan worden,dan „ met patente van zyn Excell. en confent van de „ Staten ofte have Gedeputeerden, zo wanneer zyne „ Excell. in de Provintie zal wezen: zyn Excell. „ buiten de Provintie wezende , zal als dan de „ voorfz. Patenten aan de Staten van Utrecht , of „ hare Gedeputeerde Raden , overzenden, om de„ zelfde beftelt en ter executie gelegt te worden, ten „ ware zy eenige merkelyke zwarigheden daarin von- , den, van dewelke zyne Excell. by de Staten in di- . „ ligentie zal worden geadvei teert: enz." zo als ook by het XIII. Art. van dezelve poindlen word gelezen : En zal generalyk met advife en belie„ ven van dezelve Staten , of haarluyden Gede„ puteerden, de Stad, Steden, ende alle Merkten „ van den Lande van Utrecht, die gemaakt zyn, J5 of van nieuws gemaakt zullen worden , bewa„ ren , en door gequalificeerde perfohen , vol- : „ gende de Privilegiën van den Lande, zyne Ex» » cel- (*) Place. B. I. D. pag. 163 en 164.. * 2  ( IV ) cellentie by de Staten te nomineren, doen bew*„ ren : enz." en Art. XIV. Item zal de voor- zieninge doen, dat de voornoemde Landen met s, onbehoorlyke inlegeringe, nog doortochten van s, ruyteren, of foldaten overtogen of belast worst den." En leze men het oude formulier van Inftructie van den Capitain Generaal (*) vind men daarby Art. V. zal binnen het territoir van de „ (temmende Provinciën , of van eenige van de„ zelve , geen authoriteit of gezag aanmatigen. „ buiten expresfe en vrywillige overgifte of dela- tie van de Heeren Staten, daar mede privative j, laten geworden de Hoog gemelde Heeren Stas, ten enz." alle welke voorzorgen dan voorna- mentlyk gediend hebben, om de zekerheid van deze en de refpeftive Piovintien tegens de misbruiken welke 'er van de Patenten konden gemaakt worden voortekomen , zo als men dit verder kan afnemen uit de verhandeling van de Patenten, en of en hoe ver de Provintien die mogen ophouden, voorkomende by de Memorie van de Hr. Mr. S. 'van Slingeland , onlangs uitgegeven in 't Magazyn van Jlukken tot de Militaire jurisdi£l{e betrekkelyk door den Heer F. A. van der Kemp , 3 Deel pag. 154. enz. en over dit (tuk behoord ook gelezen te worden de verklaring der Unie van Utrecht door de Heer P. Paulüs in 't II. en III. Deel, ter plaat- Dibisetz Groot Milit. Woordenb. pag. 128.  Cv) zen door hem in 't Regifter op 't woord Patenten aangewezen; daar zy die het Hiftories verhaat van Aïtzema bezitten, zig op dit (luk ook konnen voldoen, uit het gebeioigneerde van de Groote Vergadering gehouden Anno 1651. voorkomende by het 31. Boek , het 7. deel in quarto, alle welke Hukken in dezen tyd by een ieder behoren gelezen en met de vëreischte naukeurigheid nagegaan te worden, en dit heb ik geoordeek by deze, wat meer opzeftelyk aan U verftand te brengen , om dat ofïchoon 't waarheid is, dat met het naukeurig letten op de attaché, wel voor een klein gedeelte de werking van het patent word bepaald, dan zal men daar uit geenzints konnen bewyzen, dat het zelve in ftaat is geweest, iets het allerminfte te konnen toe brengen , ter verhindering van die willekeurige gegeven Patenten, waar op men het Krygsvolk in de allerongelegentfte tyden Buiten noodzake heeft zien marcheren. Het point van de Patenten is altoos befchouwd als eene van de allergewigtigfte, niec voor een enkele Provintie, maar voornamentlyk voor het geheele Lichaam van de Unie. Het is dus niet genoeg dat wy dit ons van den hals zouden willen fchuiven, met een voorwenden als of ons zo genaamd Provinciaal Patent of gezegd attaché voor ons de noodzake zo zeer niet mede bragt, om ons tegens dit algemeen misbruik te ftellen. Maar voldoen wy waarlyk aan de pligt van getrouwe Buuren en Bondgenoten, als * 3 wy  C vi ) wy ons daarvan op die wyze ter hcrftelling en wegneming van die voor het geheele Lichaam van de Republiek zo nodige misbruiken , zoude willen onttrekken ; En ik vraag als nog wac hebben onze attaché tegen het willekeurig gebruik maken van de patenten dezer dagen uitgericht? immers zyn die attachés wel iets anders geweest, dan zo veele provintiale confïrmatoire ter uitvoeringe van die dispotike ordres. En wat konnen wy ons, op het voordeel van onze attachés beroepen , als wy moeten zien dat het Krygsvolk van den Staat, op die Patenten heeft moeten trekken van het eene uitterfte van de Provinciën niet enkel, naar het andere, maar by zonder na de Generaliceits Landen, alwaar men vermeind , dat men dezelve aan de bevelen van de refpective Staten heeft konnen onttrekken, om onder bewind van eenen voor ons gehaat Veldövcrftén te ftellen. Of is het voor de gezamentlyke Provintien van geen belang, voor te komen, dat het point van de patenten niet langer als een remedie tot gunst bewyzingen of ftrafoefFening word gebruikt , naar maten men een chef of het volk goed vind gunst te bewyzen of denzelven een Guarnifoen , tot hun ftraf toe te voegen, want waar toe alle die follicitatien met opzigt tot het ftuk van de Patenten , en zoude het wel geheel onmoi'e'yk zyn , daar van de allerfchreeuwendfte voorbeelden en gevallen tot betoog van de grootfte ongeregtigheid optegeven. Men moet het derhal- ■ ven  ( VII ) ven aan onze Burgerye geenzints ten kwaden duiden , dat zy van oordeel zyn, dat het willekeurig gebruik maken van de Patenten, als een zaak, waar by deze Republiek een algemeen belang heeft, behoord bepaald te worden; en dat om het zelve uittewerken, het geven van patenten by Provifie aan den Heer Stadhouder in zyn qualiteit als Capitain Generaal diende te worden opgezegd, en dat dus de Militie van den Staat aan zoortgelyke beveelen by aanhoudenheid niet onderhevig bly ven. Want wat baat het ons Militie ter onzer eigene repartitie te hebben , waar over 's Lands Staten niets te bevelen of te zeggen hebben, die zelfs na bekomen attaché, zonder voorkennis van de Staten gecontramandeerd worden, en alzo onze, meest Stadsen Provintiale Kindéren buiten noodzake van ons willekeurig verwydert, en na de onvoordeligste Guarnifoenen verzonden te zien. Immers deze en meer andere redenen deeden ons vertrouwen , dat het verzoek tot het weder na zig nemen van de Patenten , als een zaak voor onze Provintie ten eenenmalen niet onverfchillig , in ernftige overweging zal komen-, ook byzonderlyk gelet op het algemeen belang dat daarmede zo zeer gepaard gaat; zo als wy ook met redenen by ons Request kwamen op te geven , het bezwaar tegens het buiten noodzake aanhoudend verwisfelen van Guarnifoenen om de twee of driejaren, totruine en'bederf van de Militie van den Staat. Tegens alle het welke wy ho-  C vin ) hopen eerlang in ftaat te zyn , aan Uwb'eden de daartoe concurrerende loflyke befluiten van de Hoge Overheid dezer Provintie en die van de braven Raad onzer Stad te zullen mede deelen, daar ik in dat uitzigt biyve Uwen Dienstwiixigen Dienaar en mede Borger. H. Ex-  C 97 ) Éxtract uit de Refolutien vati de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van Utrecht. Mercurü 5. Ndvembris 1783. Ontvangen en gelezen eerte circulaire misfive van de Staten van Holland en West-Vriesland > gefchreven in den Hage den 17. Oftober jongstleden, daarby, met kennisgeving van Hunner Ed. Groot Mog. Refolütie in dato dert 3. derzelver maand, om, betrekkelyk de Militie ter Hun; ner Repartitie, tegen te gaan de verkopingen der Militaire i charges, te preveniëeren de Militaire Aflens by de Arme'e, als 1 mede de Titulaire qualiteiten aan dienstdoende Officieren, zo als die refolütie met het rapport, waar uit dezelve is geproflueerd , hier by is gevoegd, verzoekende dat Hurt : Ed. Gr. Mog., op het laatstgemelde point, even gelyké | refolütie gelieven te neemen, als breder by voorfz. misfive ; met de bylagen volgende hier na geinfereerd: Ed. Mog. Heeren, byzondere goede Vriendèn, Nageburen en Bondgenoten! Gelyk onder de Leeden van één wel ingericht en geluk- Ikig fubfifterend Bondgenoodfchap niets heilzamer noch nuttiger gevonden kan worden , dan dat by dezelve niet alleen een volkomen onderling vertrouwen en oprechte harmonie 5 maar ook in 't byzonder een Vriend-nabuurlyke communicatie plaats grype omtrent zodanige pointert , welken eene meerdere of mindere invloed kunnen hebben op die zaken, welke het Bondgenootfchap zelve concerneren. Zo hebben wy uit dit grondbeginzel en in dit vaste ver= G troü  (98) trouwen, dat UEd. Mog. omtrent het zelve, met ons volkomen zult inftemmen, nodig geoordeeld UEd. Mog. benevens de Heeren Staten der overige Provinciën, by eene circulaire misfive kennis te geven van eene refolütie, welke wy op den 3. dezer lopende maand October, betrekkelyk tot de Militie van dezen Staat, voor zo verre dezelve ter Repartitie van deze Provintie is gebragt, in onze vergadering hebben genomen, en welke refolütie, als mede het rapport waar uit dezelve is gefproten , wy copielyk hier nevens voegen, en tot welks lecture , wy ons by deze kortheidshalve zullen refereren ; terwyl wy tefFens vertrouwen , dat wanneer UEd. Mog. zullen gelieven nategaan de verkeertheden en nadelige practyken, die van tyd tot tyd in de Armee van den Staat zyn ingeflopen, en ongetwyfeld tot eenen zeer hogen top zyn gedegen, Hoogstdezelven als dan ligtelyk zullen penetreren de aanleidende oorzaken en redenen , waarom wy ons tot het nemen dezer refolütie eindelyk gedrongen hebben gevonden. Wy kunnen ons dus veilig dispenferen, om den ongelukkigen en ellendigen toeftand, waar in 's Land Militie is gebragt , thans in het brede aan UEd. Mog. open te leggen, waar omtrent wy ons vergenoegen fiegts met een woord aantemerken, dat zulks voor al en in 't byzonder kan en moet worden toegefchreven, aan die opéènjlapeling van titulaire Aétens, die aan de Officieren van's Lands Militie zyn toegedaan, en waar van de natuurlyke en allefins droevige gevolgen zouden moeten zyn, indien dit kwaad niet dadelyk wierd tegengegaan, dat de koftbare Armee van den Staat , de nood daar zynde , met geene mogelykheid te velde zoude kunnen worden gebragt, ten zy de Heeren Staten der refpective Provinciën, in dat geval kwamen te re-  C 99 ) refolveren, om de Officieren met titulaire rangen gebeheficeerd, door eene verhoging der tradtementen, geëvenredigd naar derzelver qualiteiten, in ftaat te ftellen, om in 'c veld naar behoren te konnen beftaan, doch 't welk de Bondge» nooten, byzonder in zulk een tydflip, eene al te drukkende en byna ondragelyke laft zou opleggen ; dan om by tyds hier in te voorzien, hebben wy ons verplicht gevonden , onder ander by de voorfz. Refolütie te befluiten: „ dat voortaan de concesjie van titulaire Aitens voor dé „ Officieren ter repartitie van deze Provincie jlaande al,, leen tot de Regimenten van de effective Generaals,, Perfonen, zal moeten blyven geborneerd" Doch vermits het voor die Officieren eene groote hardigheid zoude zyrt 4 dat dezelve, uit kragte dier refolütie, buiten het vermogen gefteld zyn, om eene hogere rang, als waar in zy op dert ftaat van Oorlog dadelyk gekend zyn, te obtineren, daar en tegen anderen ter repartitie de overige Provinciën gebragt, met dezelve zouden mogen worden gebeneficeerd , waar door de laatstgemelde de eerstgenoemden altoos in Rang zouden furpasferen , het welk de grootfte desordre hl de Armee Zou na zig fleepen; vinden wy ons tot voorkoming van dezelve inconvenienten verpligt, om UEd. Mog., ferieus en inftantelyk te verzoeken, ten einde met betrekking tot dit zo even-gemelde point, eene refolütie conform aan de onze te neemen, om langs dien weg te praweniëeren , de nadeden die daar uit anders, onvermydelyk te verwagten Zyn; Waar mede Ed. Mog. Heeren , byzondere goede Vrienden t Nageburen en Bondgenooten ! Bevelen wy UEd. Mog. de befcherminge GodeS4 G % Of-  Gefchreven in den Hage den 17. OcT:. 1783. UEd. Mog. goede Vrienden , Naburen en Bondgenoten; De Staten van Holland ën West-Vriesland , (Onderftond) Ter Ordonnantie van Dezelve, (en was getekent) C. Clotterbooke. Waar op gedelibereerd zynde, hebben de Heeren vaa de voorftemmende Leeden, de voorfz, misfive en bylagen gehouden in advis ; en de Heeren Gecommitteerden van Stad en Steden, dezelve overgenomen. Zynde dien onverminderd goedgevonden, dezelve te ftellen in handen van de Heeren van Wefterveld en andere Hunner Ed. Mog. Gecommitteerden tot den ftaat van Oorlog, om te examineren en daar van te rapporteren.  C ioi ) Extract uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland ende West-Vriesland, in hun Ed. Groot Mog. Vergadering genomen. Op Vrydag den 3. Oltober 1783. By refumtie gedelibeert zynde op het rapport den 1. Auguftus deezes jaars ter vergadering uitgebragt, tot voldoening aan hun Ed. Groot Mog. Refolütie commisforiaal van den 1. Mey te vooren op het geproponeerde van de Heeren Gedeputeerden der Stad Dordrecht, door welke meest I convenabie middelen zoude kunnen worden tegengegaan, dat, niettegenftaande hun Ed. Groot Mog. Refolütie van > den 26. Maart 1675 , van tyd tot tyd aan Officieren dienen] de in de Regimenten, ter repartitie van deeze Provincie ' ftaande , word gepermitteerd om hunne Militaire charges 1 aan andefen , en voor een onder hun gecontracteerde Som, . te verkoopen , alsmede op wat wyze gevoeglykst zouden ; kunnen worden geprsevenieert de meer en meer toeneemende nadeelen, die aan de Armée van den Staat worden toegebragt door de meenigvuldige Aflens by de Armée, die onophoudelyk aan de Officieren met behoud van hun Traci tement, of een gedeelte van het zelve gegeeven worden, 1 midsgaders door de meenigvuldige titulaire qualiteiten, die ! aan de dienstdoende Officieren, tot een merkelyk nadeel 1 van 's Lands dienst, geaccordeert worden ; alsmede op het j geproponeerde van de Heeren Gedeputeerden der Stad Schoonhoven, om voortaan tot alle Militaire Officieren,boven den rang van Sergeant of Wagtmeettcr, niet anders te emploieeren dan geboore Nationaalen in de Provinciën, de Generaliteit of de Colonien van den Staat, met dien verG 3 ftan-  ( 102 ) ftande ,dat de Vreemdelingen; die thans in dijnst zyn, en hunne kinderen zullen worden gehouden voor Nationaalen, en dat deeze bepaaling zig alleen zal uitftrekken tot de Nationaale Regimenten ; en eindelyk op het prceadvis van de Heeren Gecommitteerde Raaden in het befogne op den } by hun Ed. Gr. Mog. voorfz. Provinciaal Reglement, nog niet gedifponeerd hadden kunnen worden: en dat de Titulaire Aftens by de andere Provinciën ten aanzien van de Generaals Regimenten verleend, door den Raad van Staate gerefpecteerd werdende, daar door van tyd tot tyd klagten kwamen te ontdaan , alzoo op die wyze verfcheide Officieren op de repartitie van deeze Provincie in rang wier den terug gezet: hangende welke deliberatien , inmiddels, by Refolütie van den 10. der volgende Maand, by hunEd. Gr. Mog. verdaan zynde, dat ter Generaliteit als nog, zoo doenlyk, zoude werden geëffectueerd, dat, om de geheele Militie van den Staat in goede ordre te houden, het Provinciaal Reglement van den jaare 171(3, hier vooren gemeld , by de verdere Bondgenooten geadopteerd mogte worden, op den 25. Novemb. daar aan door den Raadpenfionaris wierd gerapporteerd, dat de Provinciën zig hierop met hadden verklaard, en daarop veel r et etui betoonden, en dat het ook buiten alle apparentie was, dat de Provinciën in deezen, en byzonder in het niet verkenen van Titulaire ABens, zig met deeze Provincie zouden conformeeren; op welk gerapporteerde een Commisforiaal befogne, zoo ten aanzien van de zaak in zig zelve, als met reflectie op het geen by andere Provinciën was ondervonden, gedecemeerd zynde, het gevolg daarvan geweest was, dat op den 11. February 1724. wel wierd uitgebragt een advis, tendeerende tot het verleenen van gelyke Actens Titulair in de Generaals Regimenten op deeze repartitie daande, als by de andere Provinciën verleend en by den Raad van Staate gerefpecteerd wierden, dan, dat dit Rapport, vermits de overneeming van eenige Leeden, plaats gemaakt hebbende voor een nader commisforiaal, vervolgens op den 26". January van het volgende jaar 1725, door een nader rappor was  C"5) was geconfirmeerd, confteerende te gelyk uit dit nader rap'" port, dat de fentimenten van de Leeden, eenftemmig op' de principaalt voorfiag, alleen discrepeerehde waren geweest met betrekking tot de voet eh ordre, welke in her verleenen van de voorfchreve Titulaire Aflens zoude behooren te worden gehouden, venneenende eenige Leden j dat deeze zaak van een andere natuur zynde, a/s de effective charges, en by het Reglement van 18. January 1716. uitgeslooten, ook daar aan niet gebonden behoorde te werden; terwyl andere Leden de meerderheid iiitmaakèhI de, van gedagten waren, dat ook ten aanzien van Titulaire Actens, zoo wel als van andere Militaire charges bekoorde te werden gebleeven binnen de Regimenten. Dat het voorfz. nader Rapport door de overneeming van verfchcide Leden buiten conclufie zynde gehouden, voorts i bp den 15. Maart daar aan volgende by refumtie op het zelve gerefolveert was, dat dien conform op zeekeren bepaalden dag over de gedaane verzoeken, ter bekoming vari Titulaire Aflens in de Generaals Regimenten , gedisponeerd zou worden, zoo als dan ook ten geprtefigeerden dage ! bevonden wierd , dadelyk te zyn gefchied; Dat wyders, ter geleegenheid van eene Promotie iri 17274 •i op den 9. Augulius van dat jaar een Refolütie Commisfö1 riaal was genoomen, om te overleggen wat pracautien të gebruiken , ten einde het aanftellen van Titulaire Hoofdofficieren by de Regimenten van Generaals ; onder Officieren door Jonger niet benadeeld mögten worden, wesaangaande op den 11. September van het zelve jaar een ampel rapport , behelzende verfcheide voorfiagen ter bereiking van het zelve oogmerk uitgebragt, en by de Leden dverH a ge-  ( n6) genomen zynde, de finale dispofitie van hun Ed. Gr. Mog. by Refolütie van den 10. Oftober van het zelve jaar, zig eenvoudiglyk bepaald had tot deeze verklaaring, dat in het verkenen van Titulaire AEtem gevolgt zou worden de ordre en regul omtrent de Promotie der Militaire Officieren , begreepen in het reglement van den 18. January 1716. terwyl voor het overige de generale fanftie van hun Ed. Gr. Mog. omtrent de aanftelling van Titulaire Officieren exclufiyelyk en alleen in de Regimenten van Generaals perfoonen, by eenpaarige Refolütie van den 15. July 1759. met inhaifie van voorige Refolutien , nader was gecorroboreert en bevestigt; zynde verder in de Regifters van hun Ed. Gr. Mog. geen blyken voor handen , dat hoogstdezelve van hun gedeclareert begrip op deeze materie zouden zyn afgegaan: en dat het dan ook was tot opvolging van deeze alzoo gemanifefteerde intentie van den Souverain , dat Heeren. Gecommitteerdens voorfz: van gedagten waren, dat by de bovengemelde Refolutien, en byzonder by die van den 15. July 1729. zou behooren te worden geperfifteert, en Gecommitteerde Raaden inffantelyk' verzogt. om te vigileeren, dat dezelve exaftelyk werden geobferveert; en dat mitsdien voortaan de Concesfie van Titulaire Aflens voor de Officieren ter repartitie deezer Provintie ftaande, alleen tot de Regimenten van de efective Generaals Perfoonen werde geborneert. Dat, wat aangaat het vierde oflaatfte object van de bovengemelde Refolütie, het niet buiten bedenking fcheen, of de geproponeerde uitfluiting van Vreemden , wel altoos , vooral in Oorlogstyd , met het waare belang van 's Lands dienst gezegd kon worden te ftrooken; dan dat het niettemin onwederfpteekelyk was, dat omtrent de be gee-  C "7 ) geeving van Militaire charges, als een alleszins nuttige en heilzaame zaak niet genoeg kon worden aangepreezen de Regel, voorkomende in hun Ed. Gr. Mog. Refolütie van 15. April 1658, volgens welke altoos in ge/ykheid van bekwaamheden de Ingeborenen van het Land voor Vreemden geprefereerd moeiten weezen. En dat zy Heeren Gecommitteerden met relatie tot dit vierde Point van advife zouden zyn dat alvoorens ietwes Idienaangaande by hun Ed. Gr. Mog. werde bepaald, daarop dienden te worden ingenoomen de confiderapen en het ihoogwys advies van zyn Hoogheid. Waarop gedelibereert, en Copie van het voorfz. gerapporteerde verzogt zynde door de Heeren van de Ridderschap en Edelen om het zelve in de ordre nader te examineeren , en door de Gedeputeerden der Steden Delft , Amfterdam , Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, iBrielle en alle de volgende Leden; om daar op te verdaan de Intentie van de Heeren hunne Principaalen, is de finaale llefolutie uitgeftelt tot nadere deliberatie. Accordeert met voorfz: Refolutien. Extract uit de Refolutien, van de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van Utrecht. Mercurii 19. Novembris, 1783. Door dezelve Heeren Gecommitteerden tot den Staat van 'Oorlog, is mede ter vergaderinge uitgebragt, en in fcriptis «overgelegd, het rapport op de circulaire misfive van HolH 3 land»  land, en daar nevens gevoegde refolütie, rakende het Mi-: litaire weezen, houdende atnple confideratien op dat fujet, met advis, om alvorens daar op te refolveren, dien aangaande intenemen, het advis van zyn Doorl. Hoogheid als breder by 't zelve rapport, volgende hier na geinfereerds Fiat Infertio. Waar op gedelibereerd zynde, hebben de Heeren van de twee Voorftemmende Leeden, het voorn, rapport betrekkelyk de voorgedrage confideratien omtrent het redres in het Militaire weezen, gehouden in advis, en de Gecommitteerden der Steden, dezelve overgenomen, doch zig met het rapport, om 't zelve aan Z. D. Hoogheid ten fine van Hoogstdeszelfs confideratien en advis toetezenden, geconformeerd. Hebbende de Heeren Gecommitteerdens der Stad Utrecht > het voorn, rapport geheel overgenomen, Infertio, Ingevolge UEd, Mog. refolütie commisforiaal van deu §. deezer , hebben de Heeren Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog gebefoigneerd over de circulaire misfive , door de Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland den 17. der afgelopen maand Oflober aan UEd. Mog. beneffens de verdere Bondgenoten gefchrevcn, houdende eene kennisgevinge van het geene hun Ed. Gr, Mog., ter redresferinge van eenige ingefiopen abuifen by de Armée van den Staat, in zo verre dezelve ter repartitie van de Provincie yan Holland was ftaande, op den 3. der gem. maand had- den  ( ito. ) den gerefolveerd, met verzoek, dat de Heeren Staten der refp. Provinciën met H. E. Gr. Mog. geliefden te concurreren , betreklyk de vastftellinge, dat voortaan de conccsfie van Titulaire ASlem voor de Officieren van de Militie, alleen tot de Regimenten van de effieclive Generaalsperfoonen f zal moeten bijv en geborneerd. En is het aan UEd. Mog. Gecommitteerdens, na leflure van voorgem. misfive en Refolütie , benelfens rapport tot dezelve relatief, voorgekomen , dat de redenen daar by vervat, genoegzaam demonftreren, dat de exiftentie van veele zaken, irt 't Militaire wezen plaats hebbende , effeflive als zo veele ingeflopen abuifen tot nadeel van 't zelve moet worden aangemerkt, en het hierom ontegenzeggelyk is, dat daar in eenige herftellinge wenfchelyk was; Dat met relatie tot het point der Titulaire Aflens, waar door zeer veele Officieren een hoger rang hebben bekomen , als in welke dezelve op den Staat van Oorlog bekend zyn of betaald worden , het buiten allen tegenfpraak is, dat hier door, de goede order in den Dienst fchynt weggenomen , en daar en boven een allernadeeligst effect voor de Armée geboren te zullen worden , ingeval de nood daar was, om van de in Dienst zynde tröupes, eenig gebruik ter afwending van den vyand te maken , geconfidereerd alle zodanige Officieren, welke weinige of geene middelen buiten hunne appoinftementen bezitten, volftrekt niet in ftaat zouden zyn, conform den rang by hun geöbtineerd, in't veld te konnen fubfifteren, terwyl ook door het verleenen van veele Titulaire Aflens een merkelyk aantal Officieren, welke lange gediend hebben , worden gepoftponeert, en dikwerf alle gelegenheid om op bevordering te hopen , voor altyd afgefneden, al het welk niet kan nalaten den yver, en nodige applicatie by de Militie uit te blusfchen, zo niet geheel te verhincII i. Kü%  C ) feu , tot merkelyke benaie-eling van 's Lands dienst, behak ven dat eenmaal het verleenen van Titulaire Aflens zynde gerecipieerd ; niet kan nalaten de multiplicatie derzelver noodzakelyk te maken, wil men niet by de refp. Regimenten en Compagnien, de nodige dienstdoende Officieren ontbreken ; Dat hoe zeer ook, dit alles dikwils aanleiding heeft gegeven om op redres ten dezen bedagt te zyn , in zo verre dat ook by deeze Provincie, eenige fchikkinge ter wegneeming van de desordres daar door veroorzaakt, zyn beraamd geworden, als te zien is uit de refolütie van den ï3. April 1707. is nochtans dit ftuk tot hier toe buiten eenige finale dispofitie der Bondgenoten gebleven, invoegen 't allezints nodig fchynt, daaromtrent ietwes eenpariglyk by de refp. Provinciën te doen arrefteren, en vinden de Heeren Gecommitteerdens hier om alle reden, om 't vastgeftelde by hun Ed. Gr. Mog. ten dezen ook aan UEd. Mog. aan te pryzen , als bevattende die refolütie teffens omtrent dit point, zodanige modificatie, als de natuur der zake voorkomt te vorderen, namelyk, dat in Regimenten, welke aan Generaalsperfonen zyn geconfereerd alleen het verleenen van Titulaire Aflens blyve gepermitteerd, overmids het voornamelyk in zodanige gevallen is , dat den dienst van den Lande het aanftellen van Titulaire Stafofficieren vordert, by aldien men zodanige Generaalsperfoonen, piet regens alle gebruik, wil noodzaken, om hunne Regimenten te moeten volgen en zelfs commanderen , alleen zouden UEd. Mog. Gecommitteerdens van oordeel zyn, dat men de woorden efcitive Generaalsperfonen , van welke de meergem. Refolütie der Provincie van Holland zich bediend, in zodanigen zin, behoord op, te vatten [ dat daar onder (voor tegenswoordig immers) zo wel Generaals., LjQjce.nant-Generaals en Major-Generaals worden verdaan, wel».  C m ) | welke geen Traclement genieten, als welke bereids daar jnede zyn gebeneficeerd geworden, overmïds anders deeze refolütie alle de Titulaire Generaals zoude noodzaken om effeftive by derzelver Regimenten te blyven fungeren, of wel ter contrarie die Regimenten van Hoofd-Officieren doen gedeiïitueerd blyven, het welk beide tegens 's Lands dienst fchynt te zullen aanloopen. De Heeren Gecommitteerdens hebben, offchoon met relatie tot dit point, alleen de concurrentie van de refp. Provinciën by de Heeren Staten van Holland is verzogt, by deze gelegenheid echter vermeind , ook met betrekking tot de overige articulen, hunne gedachten aan UEd. Mog. temoeten mededeelen , en wel in de Eerfte plaatze, wegens 't verkopen van Militaire charges, ofte het belasten derzclven met jaarlykfche uitkeeringen , het geen mede voorkomt zulks te zyn , dat de concesfie daar van, niet dan zeer fpaarzaam en om pregnante redenen behoort toegelaten te worden; daar ook den eed van zuivering door Z. Hoogh. Prins IVillem de Derde voorgeflagen, om door alle Officieren by hunne aanftellinge af te leggen, genoegzaam te kennen geeft, dat men zulke verkopingen en uitkeringen geheel geoppofeerd aan 's Lands-dienst reeds van over lange heeft geconfidereerd, doende eene verzogte difpenfatie zonder pregnante redenen indiftinfte, (zoo als tegenswoordig meeftendeels plaats heeft) toegeftaan wordende, 't allerzekerst is,dat de geheele Eed van corruptele hier doorgansch nutteloos worde, en al deszelfs kracht komt te verliezen; zynde het daar en boven niet dan al te klaar, dat door het permitteren van dusdanige verkopingen en uitkeeringen het avancement in 's Lands dienst dikmaals een gevolg is van, pp welke eene wyze ook verkregene meerdere rykdom, II 5 waar-  C 122 ) waardoor dan niet alleen oudere en bekwame Officieren de hope op bevordering benomen wordt, maar ook aanzienelyker familien , welke met minder middelen gezegend zyn, belet hunne kinderen tot 's Lands dienst bekwaam te maten , en in dezelve geëmploïeerd te zien; al waaromme de Heeren Gecommitteerdens dan ook van advys zouden zyn, dat zulke verkopingen en uitkeringen, niet dan om gewigtige reden, behoorden toegelaten, en buiten dezelve geene difpenfatien van den Eed van zuiveringe geaccordeerd te worden, blyvende inmiddels hier van geëxcipiëerd zodanige charges, welke bereids met uitkeeringen zyn bezwaard , gedurende het leven van de tegenswoordige posfesfeurs van al zulke uitkeeringen, moetende zy Heeren Gecommitteerdens, om dezelve redenen van fequiteit, hier noch byvoegen, dat de verplaatzinge uit andere Regimenten en bizonder uit de Regimenten Guardes, op de repartitie der Provincie van Holland ftaande, niet zo ongelimiteerd fchynt te konnen blyven gecontinueerd, als wel nu en dan gefchied , overmids zonder byzondere redenen, welke de postpofitie van oudere Officieren in een enkeld geval, minder hard doen zyn, niet kan worden ontkend, dat veele oude en bekwame Officieren daar door, tegens alle billykheid benadeeld, en de lust tot 's Lands dienst aan hun even zo veel word benomen, als met het onbepaald verkenen van Titulaire Aflens komt te gefchieden. En wat aanbelangt het point concernerende het verieenen van Aflens by de Armee, als ook het geven van eenige preferentie by'vacature, van al zulke gepenfioneerde Officieren , welke noch in ftaat zyn den Lande te dienen j zyn de Heeren Gecommitteerdens van oordeel, dat mede in 't oog behoord te worden gehouden, overmids de Titu- teir©  C I23. ) iaire qualireiten cesferende, het van zelfs zich aanpryst,ora jn het verleenen van zodanige Aflens by de Armée niet dan fpaarzaam te zyn, en 's Lands finantie gevoegd by 't oog-, merk der reformeringe , het geven van eenige preferentie aan zulke gepenfioneerde Officieren allezins komt aan te be elen , dan is 't teffens zeker, dat met betrekking hier van niet wel een vasten voet fchynt te kunnen worden beraamd, alzo dit (luk, even als het prefereren van perfonen welke binnen de Republicq of derzelver Etablisfementen geboren zyn, boven vreemdelingen (gelyk H. E. Gr. Mog. te rechc h< bben begrepen) met alle discretie en decernement in de byzondere zich opdoende gevallen, voorkomt behandelt te moeten worden, om aan den eenen kant 's Lands dienst niet te benadeelen, en aan de andere zyde tefFens geen gefungeerde redenen van klachten over onbillykheid op te leveren. En het zyn deeze confideratien, welke UEd. Mog. Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog vermeind hebben aan UEd. Mog. met relatie tot deze materie, te moeten voordragen; dan, ten einde UEd. Mog. daar op zodanige re olutie zouden kunnen nemen , als het meest met de bilJykheid overeenkomende en teffens zonder benadeelinge van de Militie van den Staat, geoordeeld zal worden te behoren , zyn de Heeren Gecommitteerdens van gedachten, dat UE d. Mog. op al 't gund voorfz: is, alvorens zouden behoren in te nemen en verzoeken het Hoogwys advis en de confid*eratien van Z. Doorl. Hoogheid, als Capitein Generaal der Unie, en overzulx dit aan UEd. Mog. gedaan rapport by misfive aan Hoogstdezelve doen toezenden.  (.124 ) Extract uyt de Refolutien van de Ed. Mog. Heeren Staaten 's Lands van Utrecht. Mercurii den 3. December 1783. De Heeren Gecommitteerden der Stad Utrecht, hebbende ter Vergadering voorgebragt en laten leezen de Refolütie van de Heeren Hunne Principalen, in dato den 2. deezer Maand, houdende op het rapport ter jongstleden vergadering alhier uytgebragt , betrekkelyk het redres van eenige ingeflopen .abuizen by de Militie van den Staat, confideratien om de poinclen daar by getoucheerd niet ter vergadering van H. H. Mog. te brengen, maar by H. Edele Mog. finaal aftedoen , en alleenlyk kennis daar van gegeven aan Z. D. Hoogh. en de Heeren Staaten vau Holland. Dan dat met relatie tot de poinften der verplaatzing uyt de Guardes en het prafereeren van Inboorlingen , alvorens advies van Z. D. Hoogh. zoude behoren te worden ingenomen, als breder by voorfz. Refolütie volgende hier na geinfereerd; Extract uit de Refolutien, van de Ed. Groot Achtbare Heeren Burgermeesteren en Vroedfchap der Stad Utrecht. Dingsdag den 2. December 1783. Ingevolgen de Refolütie van gisteren de Vroedfchap op den Eed vergadert zynde, is gelezen het Rapport van de Hee-  ( 125 ) Heeren Gecommitteerden tot den ftaat van Oorlog, luidende als volgt: Rapporteerden Heeren Gecommitteerden tot den Haat van Oorlog, welke met alle nauwkeurige oplettenheid hadden geëxamineerd en overwogen het Rapport door de Heeren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerden tot den ftaat van Oorlog op de Circulaire Misfive en Refolütie van de Ed. Gr. Mog. Heeren Staaten van Holland en West-Friesland omtrent het redresfeeren en pravenieeren van verfcheidene ingekropen abuizen ten groten nadeele en ruine van de Militie dezer Landen. Dat zy Heeren Uwer Ed. Gr. Achtb. Gecommitteerden uit gedachte Rapport van de Heeren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerden tot den ftaat van Oorlog met veel genoegen gezien hebben, dat Hun Ed. Mog. met de Heeren Staaten van Holland en West-Friesland in het zelve begrip ftaan, dat de voorgemelde poinflen ten merkelyken nadeele van den Militairen dienst dezer Landen verftrekken , en daarom ten hoogften nodig is, dat dezelve geremedieerd en voor 't vervolg voor gekomen worden. Dan is het Uwer Ed. Groot Achtb. Gecommitteerden zoo klaar niet voorgekomen uit den teneur en bewoordingen van voorfchreven Rapport, dat Hun Ed. Mog. in de \vyze van uitvoeringe in het dadelyk efficacieus daar ftellen van het gedefidereerd en hoogst nodig redres en amputatie der ingeflopene abuizen met Hun Ed. Gr. Mogende convenieeren, fchyncnde de Heeren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerden (immers zyn de Heeren Uwer Ed. Achtb. Gecommitteerden in die gedachten gevallen) daar henen te hellen , dat ten einde de redresfen unaniem by alle  ( n6 ) tlte de Bondgenoten worden vastgedeld, deze zaak ter Vergaderinge der Heeren Staten Generaal gebracht werde> omme aldaar by alle de Bondgenooten geconcludeerd te warden, daar in tegendeel Hun Ed. Groot Mog. voorflaan en verzoeken, dat een ieder der Bondgenoten in den Hunne, met relatie tot de Militie op derzei r Repartitie (taande even gelyke Refolütie gelieven te nemen, als Hun Ed. Gr. Mog. op den 3. October laatstleden omtrent dat gedeelte der Militie op derzelver Repartitie (taande, bereids genomen hebben , het welk de Heeren Uwer Ed. Achtb. Gecommitteerdens ook vermeinen, met den aart der zake best te quadreeren en het meest gefchikt te zyn, om eene fpoedige en efficacieufe remedie tot redres der ingekropehe abuizen te erlangen. Betreffende hu de poinften by de Misfive en Refolütie van Hun Ed. Gr. Mogende vervat, en by het Rapport van de Heeren Hunner Ed. Mogende Gecommitteerdens tot den ftaat van Oorlog getoucheerd, zouden de Heeren Uwer Ed. Achtbare Gecommitteerden tot den ftaat van Oorlog van gedachten zyn, dat UEd. Groot Achtbare zouden konnen nemen navolgende Refolütie: Ter deliberatie gebragt zynde, het Rapport door de Hee* ren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerden tot den ftaat van Oorlog ter laatfte Vergadering van de Heeren Staaten dezer Provincie uitgebracht, op de Circulaire Misfive van de Heeren Staaten van Holland en West-Friesland den 17 der afgelopen maand Oftober aan Hun Ed. Mog. benevens de verdere Bondgenoten gefchreven , houdende eene kennisgevinge van het geen Hun Ed. Gr. Mog. tot redres van eenige ingeflopene abuizen by de Armée van den Staat ii* zoo  ( m ) zoo verre dezelve ter repartitie van de Provincie van Holland was ftaande , op den 3 der gemelde maand hadden gerefolveerd, met verzoek, dat de Heeren Staaten der respective Provinciën met Hun Ed. Gr. Mog. gelievden ta concurreeren. En gehoord het Rapport van de Heeren Gecommitteerden tot den ftaat van Oorlog, heeft de Vroedfchap Heeren Burgermeesteren en verdere Gecommitteerden ter befchryvinge verzocht en geauthorifeerd , ter Vergaderinge der Heeren Staaten voor Stads fentiment te declareren. Dat de poinclen in gedachte Rapport van de Heeren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerden tot den ftaat van Oorlog getoucheerd, over het geheel genomen niet behoren gebracht te worden ter Vergaderinge van Hun Hoog Mogende , maar dat dezelve by de Heeren Staaten dezer Provincie , zoo veel Hun betreft, finaal dienen gerefolveerd en afgedaan te worden. En betreffende de byzondere poinclen, en wel eerftelyk de vastftellinge , dat voordaan de concesfie van titulaire Aflens voor de Officieren van de Militie alleen tot de Regimenten van de effeflive Generaals perfonen zal blyven geborneerd; dat de Vroedfchap omtrent dit poinfl zig conformeerd met het Rapport van voornoemde Heeren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerden; zoo nochtans, dat onder de woorden effeclive Generaals perfonen ook verftaan worden de Lieutenant Generaals en de Major Generaals, welke tegenwoordig die titul hebben, maar niet de gene, welke die in 't vervolg van tyd zullen komen te verkrygen. En  ( 128 ) Én met relatie tot het tweede poinft namelyk het verkopen van Militaire Charges, of het belasten derzelve met jaarlykfe uitkeeringen, dat al het zelve om redenen by het voorfchreve Rapport geavanceerd, behoorde te worden verboden, en aan geene anderen geaccordeerd, dan aan wel gémeriteerde Officieren, wegens gedane notabele dienften aan den Lande tot een recompens, 't welk aan hun uit 's Lands kasfe niet zoude konnen geweigerd worden, onder de exceptie nochtans by voorgemelde Rapport vervat omtrent de Charges , welke bereids met uitkeeringen zyn bezwaard , en zullen zodanige verkopingen niet mogen gefchieden, dan alleen met voprkennisfe en approbatie der Heeren Staaten dezer Provincie; En belangende het vierde poinft, concernerende het vcrleenen van Aflens by de Armee , als ook het geven van eenige preferentie by vacature van alzulke gepenfioneerde Officieren, welke nog in ftaat zyn den Lande te dienen. Dat het verleenen van Aflens by de Armée van nu voordaan geene plaatze behoord te hebben, dan alleen in opzichte van zulke Officieren , welke wegens Ouderdom of ongeneeslyke ziektens of dergelyke ongemakken , buiten ftaat zyn den Lande te dienen, en zulks insgelyks niet anders dan met voorkennisfe en goedkeuring van Hun Ed; Mog. de Heeren Staaten dezer Provincie. En ten aanzien van de gepenfioneerde Officieren, welke in ftaat zyn den Lande noch te dienen , dat dezelve zulks begeerende en verzoekende de preferentie boven anderen behoorden te genieten. Dat  C 129 ) Dat dc Vfoedfchap wyders van begrip is, dat deeze poirtC» ten by Hun Ed. Mogende finaal dienden afgedaan en daaf op gerefolveerd te worden , zonder alvorens deswegens het hoogwys advis van zyne Doorl. Hoogheid te vragen, dewyl het aan Dezelve, fchoon anderzinds zeer veel en gaarne defereerende aan de hoogwyze confideratien van zyne Doorl. Hoogheid , bedenkelyk is voorgekomen of het in dezen wel prudent en graticus zal zyn zyne Doorl. Hoogheid de moeite te vergen, zich omtrent deze poinften te expliceeren, daar Hoogstdezelve die confecutivelyk heeft getolereerd , en buiten Hoogstdeszelfs aveu geene plaatze hebben gehad, en deeze poinften echter by bovengemelde Rapport zyn voorgefield als ten hoogften nadeeiig voor den dienst deezer Landen, en dus die aangemerkt en befchouwt als gedecideerde poinften, welke buiten alle conteftatie redres nodig hebben. Dat de Vroedfchap daaromme van gedachten is, dat van de Refolütie door Hun Ed. Mogende op voorzeide poinften te nemen, alleenlyk behoord kennisfè gegeven te worden aan zyne Doorl. Hoogheid, als mede aan Hun Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland. Belangende nu eindelyk het poinft van de verplaatzinge van Officieren uit andere Regimenten en byzonder uit de Regimenten Guardes op de Repartitie van de Provincie van Holland ftaande. Dat de Vroedfchap met relatie tot dit poinft, als mede ook tot het prefereren van perfonen welke binnen de Republiek of derzelver Etablisfemeuten geboren zyn boven Vreemdelingen, met Httn Ed. Mog. Gecommitteerden convenieerd, dat dezelve met alle difcretie en difcernement in de byzonde; e zig opdoende gevallen, behoren te worden I be-  C 130 ) behandelt, om aan den eenen kant 's Lands dienst niet te benadeelen, en aan de andere zyde tevens te prEevenieeren , dat geene gefundeerde redenen van klachten over onbillykheid werden gegeven. Dat de Vroedfchap daarom van fentiment is, alvorens op deeze twee poinften werde gedisponeerd, by Hun Ed. Mog. werde verzocht en ingenomen het hoogwys advis en confideratien van zyne Doorl. Hoogheid als Capitain Generaal van de Militie dezer Provincie. Waarop gedelibereerd zynde , heeft de Vroedfchap de Concept Refolütie geapprobeerd, en Heeren Burgermeefteren en verdere Gecommi|teerden ter befchryvinge verzocht en geauthorifeerd dezelve op morgen voor Stads fentiment in te brengen. Waarop gedelibereerd zynde is dezelve by de Heeren van de twee voorftemmende Leeden gehouden in advies, en by de Heeren Gecommitteerdens der Steeden Amersfoort, Rhenen, Wyck en Montfoort overgenomen. Dan voor zoo verre het laatfte poinft van het ter jongstleden vergadering uytgebragt rapport concerneerd , dien conform geconcludeert, om op het zelve alvorens te refolveeren te verzoeken de confideratien en het hoogwys advies van Z. D. Hoogh. ais Capitain Generaal dezer Provintie, en overzulks het voorfz. Rapport pro ut jacet by Misfive aan Hoogstdenzelven toe te zenden. Ex-  ( 13* ) Éxtract uk de Refolutien der Ed. Mögi Heeren Staten 's Lands van Utrecht van den 3. December 1783. De Heeren van Cockengen en andere hunner Ed. Mog. Gecomm. tot den Staat van Oorlog hebben ter vergaderinge gerapporteerd, dat dezelven in gevolge en ter voldoeninge van hunner Ed. Mog. Refolütie Commisforiaal van den 5. November jongstleden hadden geëxamineerd het nader rapport ter Generaliteit den 22. October uitgebragt, concernerende de refolutien der refpeétive Provinciën op het rapport den 1. July, met relatie tot het niet executeren der gegeven ordres tot het vertrek van Tien Schepen van Oorlog naar Br est ter vergadering van H. H. Mog* gedaan; en houdende advys, enz. Waarop gedelibereerd, en gelet op het geen Verder door welgem. Heeren Gecomm. ten dezen is voorgedragen , is dien conform goedgevonden en verftaan, dat de Heeren Gecomm. dezer Provincie ter Generaliteit zullen worden geauthorifeerd, gelyk Hun Ed. Mog. dezelven authoriferen mits deezen , om tot het nader onderzoek conform het rapport den 22. October deezes jaars, ter Generaliteit uitgebragt met de andere Bondgenooten te concurreren , ten einde, by een extra judicieel onderzoek van het hier voorgemelde point, alvorens, behoo;lyk kome te confleren» omdaarna tegen de fchuldigen voor den ordinairen en competenten Rechter te doen procederen, zo als in billykheid zal worden bevonden te behoren; alles ook met dien verftande, dat het aan de refpective Provinciën blyve gere* ferveerd, om tot dit Extra Judiciëel onderzoek, alvorens te doen, te committeren haare Ordinaris, ofte wel Extra1 2 omeingeld van veele magtige Nabuuren , en door het belang der Commercie van tyd tot tyd aan dezelve verbonden, niet geoordeeld kan worden door haare eigene Magt genoegzaam in ftaat te zyn, haare prosperiteit en veiligheid ongeftoord te kunnen bevorderen en handhaven , en dat gevolglyk de voorzigtigheid vereischt, om zig in tyds te voorzien van de adfistentie van anderen; in welk geval het hun het convenabelst was voorgekomen, toevlugt te neemen tot zulke Mogenheden , die eenlg belang ftellen in de Commercie dezer Landen, en welke daarenboven in ftaat zyn, om deze Republiek, zo wel te Land als ter Zee, te onderfteunen; Hem Heer Gedeputeerde geauthorifeerd hadden, om ter Vergadering voortedragen van in Confideratie te willen neemen , of het niet convenieeren zoude , van aan de Heeren Ambasfadeurs te Parys te gelasten, om te toetzen, of 'er eenige geneigdheid plaats mogte hebben by zyne Majefleit den Koning van Frankryk, om eene nadere Verbintenis met deeze Republiek aantegaan, welke gegrond op den voet van het Traktaat van gewapende Neutraliteit, engeK bouwd  ( 14* ) bouwd op de wederzydf.'he belangen van den Koophandel, zoude kunnen (trekken, om de Vriendfchap vast en auurzaam te maken. Ten einde dat, indien 'er van de zyde Hunner Hoog Mog., in hei vervolg, dergelyke nadere verbintenisfe mogten worden voorgeflagen , alle de Bondgenoten , tot zekerheid van den Staat, en ter bevordering der onderlinge belangen; zulks noodzakelyk zouden oordeelen, op den voet van Traktaat, van gewapende Neutraliteit. Waarop gedelibereerd zynde, de Heeren Gedeputeerden der zes andere Provinciën Copy hebben genomen der gezegde Propofitie, om in den Haren te worden gecommuniceerd , en is desniettegenstaande goedgevonden en geordonneerd, dat daar van Copy zal worden gegeeven aan den Heer Tori, Heere van Rofendaal, en andere Gedeputeerden Hunner Hoog Mog. in Buitenlandfche zaaken, om hetzelve te onderzoeken, examineeren en daar van ter Vergedering rapport te doen. Misfive van de Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren aan de Heer Wieling gefchreven den 12. January 1784. Wel Edele Gestrenge Heer ! Den 29. December des voorleden jaars ter ordinaris vergaderinge van de Vroedfchap, wederom zynde ingekomen een Request door 1192 Borgeren en Inwooners dezer Stad getekend, houdende derzelver bezwaren tegens UEd. Geftr. aamekeninge van den 15. September 1783. Heeft de Vroedfchap het zelve ten fine van examinatie en rapport gefteld in  C 147) in onze handen, en ons wyders geauthorifeerd om eene Copye van het Request aan UEd. Geftr. toe te zenden, ten einde UEd. Geftr. het zelve in overweginge zoude kon. nen nemen, en zich beraden om op de best convenabele wyze aan de Requeftranten genoegen te geven, en de be* zwaren tegen UEd. Geftr. uit den weg ruimen; Wy hebben de eere ons by deze van bovengemelde Commisfie en authOri fereerp niet anders overig als tegen hen, die my in cas van injurie oF lsfie zouden willen roepen, my voor den onpartydigen , en competenten Regter in Regten te defendeeren. Waar mede (*) UEdele en Achtb. de byzondere goedheid des Almagtigen bevelende, ben. Edele en Acktbaare Heeren! UEd. en Achtb. s'Hage den 24. Ja» Diensiveerdige Dienaar nuary 1784. en Mede Raad (was getekent) C. B. Wieling. En daarover gedelibereerd zynde heeft de Vroedfchap gedeclineerd , dat het advys en aanteekening van den Heere me- ('*) Men zoude op den inhoud van dezen Brief veele aanmerkingen konnen maken, die men uit hoofden van den ftaat waarin zig deze zaak bevind, voor als nog zal nalaten, alzo dezelve op zyn tyd wel zullen opgelost worden, zynde het voor het tegenwoordige alleen gertoes aan te merken dat alle het geene de Heer Wieling daar by zo breed gelieft uittemeten , op de keper befchouvvd zynde, over het algemeen , niets meer opleverd, dan het geene hy als Regent verpiigt was te doen, en waarinne hy met zyne mede Regenten, die met hem in die commisfien geweest zyn heeft gelyk geftaan, zonder dat wy tot hier toe, van de overtreffing van de Heer Wieling boven die van zyne mede Regenten, anders, dan nu door hem zyn onderrigt geworden. De Heer Wieling maakt gewag van zyn Capiuinfchap van de Burgerye, en zyn blyven  ( 155 ) Wieling van den 15. September des voorleedcne jaars uit de Vroedfchaps Notulen zoude worden geligt en Heeren Borgei meerleren en Oud Borgermeefteren verzocht met Geven by de Officieren van die Compagnie, even of dit zo een ongewoone zaak is, daar niets meerder als dit onder de Compagnien, alhier heeft plaats gehad en nog heeft, had zyn Ed. aangetoond, dat hy het oude en ten zynen tyde plaats hebbende gebruik had verbeterd , nameutlyk , dat de penningen van dc Uukopers van zyn Compagnie ten behoeve van de wakende Rurgers waren verftrekt, in plaatze dat dezelve tot de recreaticn en tractementen van dc Officieren zyn gebruikt geweest, zoude dit van vry boter applicatie zyn geweest; zyn Ed. is ook niet vergeten, dat Iluihert van Ee in den jare 1769, op een wettige wyze tot Regent in het Eloyen Gasthuis beroepen zynde , hy door zyn invloed heeft weten uittewerken, dat genoemde van Ee, (met wien hy zeer gclieert was) daar van is gedifttvfiert geworden, tegens een uittlrukkelyke wet, gebiedende dat iemand tot dit Gild behorende en als Regent wettig verkoren zynde, zig daar van niet anders vermag te cxeuferen als met de betaling van een hondert Guldens, ten behoeve van dat Godshuis; zo als daar van verfcheide voorbeelden en onder de levende nog zyn den ouden Heer van IVtaurU, de Heeren P. v. Kouwenboven en jf. H. Wiedelcing, welke zig aan die wet hebben moeten onderwerpen; dan heeft de invloed van de Heer Wieling weten uittewerken, dat zyn Vriend van Ee wierd gedijl.crfecrt, by welke gelegentheid gemerkt van Ee een Lid van het Marskramers Gild was, 'er een communicatie van ftukken, aan dat Gild heeft plaats gehad, welke ten eenenmale buiten de ordrewas, alzo" het Marskramers Gild, in het gefchil van het Eloyen Gasthuis met van Et direót of indirect niet gemoeid was, welke communicatie alleenlyk ingericht was, met een oogmerk om twee voorna» men Gilden tegen den anderen op te zetten; het is waarfchynlyk dat dit een en ander de Heer Wieling en de Heer Musfcbenbroek thans niet meer ia 't geheugen zullen leggen, en wie denkt om al die oude dingen?  C 15O Gecommitteerde uit de Borgerye te fpreeken, en aan hun communicatie te doen van de misfive van den Heere Wieling , als mede, dat de Vroedfchap gedeclineerd hadde de intrekking en ligting van hier bovengemelde advys en aanteekening , met authorifatie om van de Gecommitteerden uit de Borgerye te verneemen en te onderftaan: waarmede by asfopiatie de Heer Wieling genoegen en voldoening zoude konnen geeven. Hoe zeer 'er by de Heeren Gedeputeerden Staten bereidattaché was verleend, op het patent van het Regiment van nu vvylen den Collonel Pain, is het zelve des onaangezien , en zonder voorgaande kennis gevinge gecontramandeert, en na Breda verzonden, daar het zelve van geen dienst altoos geweest is, en zulks gedaan zynde is daar van aan onze Provintie kennis gegeven door de volgende Misfive geaddresfeeit aan de Heeren Gedeputeerden Edele Mogende Heeren Byzondere goede Vrienden! Wy hebben niet willen afzyn aan Uwe Ed. Mog. kennisfè te geven, dat wy nodig hebben geoordeelt, het Regiment Infanterie van den Collonel Pain, het welk wy gedeftineert hadden naar Utrecht en Amersfoort , te doen marcheren naar Breda, tot remplacement van een Regiment Infanterie het welk wy hebben doen marcheren naar Sluis in Vlaanderen, om aldaar het Garnifoen te verilerken; en dat wy dus voor als nog geene Infanterie kunnen doen marcheren naar Utrecht en Amersfoort om aldaar Garnifoen te houden. Waar mede enz. 's Hage 10 Nov. 1783. v Daar  C 157 ) Daar men by het uitgeven van het eerfte ftuk dezer Iets , aan de Burgerye mededeelde de loflyke voorftellingen en befluiten van de respeétive Magiftraats Leden, en Magiftraat dezer Stad, totweeringe van allemogelyke abuizen, welke tot die tyd in de begevingen der Burger ambten hebben plaats gehad, zo bleef daar by nog onbeflist eene hardigheid ten aanzien van veele onzer mede Burgeren, dewelke in begrippen van de publieke Godsdienst verfchilden als welke daar van tot hier toe waren uitgefloten, immers totdievoorregten voorby gegaan , en waarin zo als te meermalen is aangemerkt, verandering behoorde plaats te hebben ; om zulks dan zo veel mogelyk uittewerken heeft de Vroedfchap 1 Smissaert , daar toe een allerloflykst voorftel in de Vroedfchap gedaan, het welk ook door den Raad, met een niet min pryzens waardig befluit is beandwoord; waar van wy alhier voor ons en onze kinderen, een aangenaam gedenkteken , ftaan opterigten, door aan u myne mede Burgeren 4e leezinge van het een en ander mede te deelen. Zie daar dan een Extract uit Vroedfchaps Notulen van Maandag den 17. November 1783. Door den Heere Smissaert zynde ingediend navolgende memorie en Lyfte. Edele Groot Achtbare Heerên! In de maand Maart van dit lopend jaar hebben wy, n» ryp overleg, eene refolütie genomen, volgens welke eenige be-  ( 158 ) bepaalde Stads ambten en bedieningen aan geene andere perfonen zullen mogen worden opgedragen dan die of geboren Burgers zyn of enige jaren ht t Burger regt gehad alhier gewoont en fchot en lot betaald hebben; deeze onze refolütie heeft, gelyk over bekend is, by onze Burgeren een vry algemeen genoegen veroorzaakt en de agting en dankbare lievde voor Uw Ed. Groot Achtb. aanmerkelyk opgewekt; hier van zullen verfcheiden Leeden van de^ze vergadering van tyd tot tyd de levendigfie bewyzen hebben befpeurt: intusfchen is het my al federt eenen geruimen tyd voorgekomen, dat in gedagte bepaling omtrend die ambten eene notable omisfie plaats heeft: het is buiten allen tegenfpraak noodzakelyk en billyk , dat onze Burgers en Inwoners , welken met ons den Christelyken Gereformeerden Godsdienst beleiden of denzelven toegedaan zyn, alleen aanfpraak hebben en behouden op zodanige Stads bedieningen, welken of op het Staatswezen, de Stads bef lering of op het Kerklyke enen middelyken invloed hebben; dit voorregt is byna, in alle Landen en plaatzen aan de heerfchende Religie vastgemaakt, en van hier zyn ook dus ver de Leden van andere gezindheden in deeze Stad doorgaands van alle ambten uitgefloten geweest: het kan inmiddels aan niemand onzer onbekend zyn , dat eene gematigde en verdraagfame denkwyze by de meefle befchaafde natten van Europa allengskens meer en meer veld wind, waar van het Duitfck Keizerryk de Koningryken Vrankryk, Pruisfen en andere dagelyks fprekende blyken opleveren; en zal dan het verligt Nederland , onder andere door eene algemeene vryheid van Godsdienst groot geworden , niet tragten andere volkeren al verder met een goed voorbeeld in dit opzigt voortegaan? daar het onbetwistbaar zeker is, dat het zelve zyne Burgerlyke en Godsdienflige vryheid mede aan de, tot andere ge-  (159) gezindheden behorende, Burgeren en Inwoners van dien tyd, verfchuldigr is: het kan niet ontkend worden , dat deeze onze Stad in het byzonder veele ingezetenen bevat, weiken, van ons in Godsdienltige begrippen verfchillende, en eene andere Religie toegedaan zynde , nogtans zeer aanmerkelyk contribueren tot het dragen van den algemeenen last, en in alle deelen tonen, niet ons het zelve welmenend belang te ftellen in den bloei en welvaart van ons lieve Vaderland en particulier van deeze Stad, zo wel als in de behoudenis van onze duurgekogte vryheid en voorregten; om geene andere proeven bytebrengen kan hunne uitftekende en voorbeeldige iever in de beoefening van den Wapenhandel hier van overvloedig getuigen: daar wy nu hier van zullen moeten overreed zyn , zouden dan ook deeze onze mede Burgeren voordaan niet billyk met ons in eenige voorregten mogen deelen? zoude het in deezen tyd niet dienftig kunnen zyn tot bevordering en bewaring van de zoo hoog nodige en tot hier toe zoo gelukkig gefubfifteert hebbende eensgezindheid onder allerlei ingezetenen van deeze Stad, gelyk ook, ten einde dezelven al meer en meer aan de waare belangen, van de Republiek te verbinden , indien Uw Ed. Groot Aciitb. gelievden terefolveren, dat alle zulke bedieningen , tot welken de alhier vastgeftelde Godsdienst geen noodwendig vereifchte is, en weikef op de Staats of Stads Regering gene directe betrekking hebben , van nu af aan ook voor Leden van andere gezinten, welken geboren Burgers of ten minsten eenige jaaren als zodanige alhier gezeten geweest zyn, zullen verkryglyk zyn? ik ben zoo zeer overtuigd van de billykheid van zodanig befluit, en zoo wel verzekert dat zulks ook door de weldenkende beleiders van onzen heerfchenden Godsdienst begeert word, dat ik my gedrongen heb gevonden deeze propofitie aan Uw  ( Ifjo ) JJw Ed. Groot Achtb. voortedragen, en tevens hierby te voegen , eene Lyst van zodanige ambten en bedieningen, welken, mynes oordeels, of allen of meerendeels, nu en dan veiliglyk ook aan Leden van andere gemeenten zouden kunnen worden toebetrouwt, welke Lyst vervolgends, indien Uw Ed. Groot Achtb. dit voorftel met derzelver goedkeuring gelievden te vereeren, zoude kunnen vermindert of vermeerdert worden , zoo als bevonden zal wordea te behoren. Utrecht 17. November 1783. (was getekend) J. C. Smissaert. Lyfte by de voorfz. Memorie overgegeven. Stads Doftoren , Chirurgyns, Operateurs, Vroedmeefters, Breukmeefters. Knegten op de Amfterdamfche Volkfchulten. F.uegten op de Schietfchuiten. Knegten op de Leydfehe en Haagfche Schuiten. Eikers van de Biertonnen. ■ van de fieene Kannen. ■ van de Koornmaten. van de Doodkiften. Schippers van het groot Schuiten Veer* Omroeper en aanplakker der Erfhuizen. Wynroeijers. Havenmeefters. Gezwoorens. Beueedfters. Com-  fcommisfaris van het Wagenveer buiten de Tolfteeg Poortj Commisfaris van het Vaartfche Veer. Schryver, Afflager, S van de Visch. Keurmeefler, J Mantelverhuurders. Voerlieden van het Groot en Klein Veen . Vullers en Aanltckers der Lantaarnen. Oppasfers van de Zwaanen. Sluiters der Smokkelboomen. Kleppers binnen en buiten de Stad» Kraankindereni Wynflepers. Bierdragers; Zoutdragers. Oliedragers en Meters. Torenwagters. Beftellers op de Veeren. Zakdragers en Koornmeters. Kalkdragers. Appelrapers. Vischgrommers. Turfvulfters enz. Zynde op den u December 1783. ingeleverd het volgende adres.  ( 162 ) Aan de Edele Groot Agtbare Heeren Burgermeesteren en Vroedschap der Stad Utrecht, dewelke de. eerbiedige verzoeken hunner Burgeren en Ingezetenen tot de affchaffing der Recommandatien gunftig hebben geappoinfteerd, en de . nuttigde Refolutien voor deeze Stad en Burgerye hebben genomen , betuigen de ondergetekende Burgers hunne hartelykde en opregtde nederige dankzegginge. Wel Edele Groot Achtbare Heeren! Een van Uwe Ed. Achtb. Burgers, welke zich onder de dillen in den Lande mag noemen, wiens heerfchende poging is, God te vreezen en alle de magten over hem gefteld te eerbiedigen en te gehoorzamen, acht het, met zyne mede ondertekende mede Burgers, zynen onvermydelyken pligt, om Uw Ed. Achtb. dank te zeggen, voor alle die Vaderlandlievende pogingen en cordate yver, tot weering der ingeflopen misbruiken en herdelling der Burgerlyke vryheden. Het is ons geenzints onbekend, Ed. .Achtb. Heeren ! de wederkerige verpligtinge van UEd. Achtb. op uwen plegtigen Eed gegrond, tot handhavinge van al wat Stad en Land dienftig en oirbaar is; maar even zeer befpeurden wy, dat het 'er als op toegelegd wierd, om UEd. Achtb. terug te houden, van het oog te veftigen op ons waar en ecnig belang: menigmaal zuchteden wy tot den hogen God, in vree-  vrêeze dat niets gefpaard zoude worden diiï dezelve ièn eenemaale afhangclyk te maken, of uwe ftoelen van Eerë te doen waggelen. Gedankt Zy de God onzer Vaderen! die UEd. Ach'th bezielt met den vurigften yver tot handhaving onzer voorrechten ! Gedankt zyn UEd. Achtb. voor de allezins loffelyke pogingen ten onzen beste in ket aanzien van dcti nyd met een gewenscht gevolg bekroond en tot ftand gebragt. De Algenoegzame ftorte op UEd. Achtb. de keure zynef zegeningen ! Hy beziele dezelve met wysheid, met belangloze edelmoedigheid en met een onverfchrokken moed, orri op het fpoor, het welk zy zoo loflyk drukken kloekmoedig voort te gaan en onze wankele vryheid, die heur fchreijende oogen ook op de byfhmd, en hulpe van UEd. AchtB: heeft geflagen, en welker ketenen UEd. Achtb. meede helpen verbreeken, op eenen vasten en onwrikbaren voet të brengen. Wy zenden ons ftil gebed op töt den hogen God; Hy zelve, als de God van Nederland, zy daar toe aan deregtehand van UEd. Acbtb.! Hy zy uwe hulpe, uwe befchermer! Dat alle list, alle geweld het welk tegen uwe perfonen of wyze en goede raadflagen worden in het werk gefteld , door Gods Airaagt Vernietigd worden, en deszelfs pylen op het hoofd van uwe en onze hateren gekeerd worden !'Hy zelve zy als een vurige muur rondom U ! Hy verlehge het leven van UEd. Achtb. ten nutte van Vaderlang, Vryheid en Godsdienst! Dat dezelve zitten op de ftoelen der eere, tot dat gy, der dagen zat, het loon van L 2 dë  ( 1*4 ) de Eeuwige gerechtigheid moogt ontfangen in de Eeuwige gewesten der Zaligheid! Wy namen by deezen de gelegenheid waar UEd. Achtb. te verzekeren van onze ftandvaste trouwe en cordaatheid in het befchermen van uwe hooge perfonen en gedachten tegen alle vervolging die Staats en vryheids hateren tegen UEd. Achtb. zouden mogen of kunnen in het werk dellen; en terwyl wy, zoo voor UEd. Achtb. als derzelver kinderen en nakroost, zo ver zy in de deugdzame voetdappen hunner Vaderen treeden, de teederde liefde en hoogagting koederen en nimmer zullen 'vergeten de getrouwheid en cordaatheid in hec handhaven onzer Vryheid en Voorregten door UEd. Achtb., zullen wy ook aan onze kinderen dezelfde liefde voor hunne wettige Overheden inprenten; en zoo onverhoopt een van UEd. Achtb. dit deriTeiyke met de onderftelykheid binnen het perk van ons leeven mogt verwisfelen, hen op den grafzerk van dien Edelen Vaderlander wyzen en zeggen, hier rast het koud gebeente van een waardig Regent, van onzen en uwen Fader, en hun daar door hunne dankbare traanen zien wyden aan UEd. Achtb. en derzelver waardig nakroost, en derzelver zorgen met wederkerige liefde en getrouwheid vergelden. Gelyk wy ook verder, ons en onze kinderen voor het toekomende in de vaderlyke genegenheid en befcherming bevelende-, de vryheid gebruiken, de belangen der ganfche Burgery aan uwe wyze zorg optedragen, en eerbiedig te fmeeken, dat ook de zulken die met ons eenen Drieëemgen God belyden en den Zaligmaker Jefus Chridus eerbiedigen, al Wyken zy af van de belydenis der Hervormde Kerk, zy egter met ons mogen deelen in zodanige Ambten , welke nog tot de Regering van de heerfchende Kerk, nog tot de politie be-  ( i6s ) betrekking hebben ; daar het zeker is , dat zy als brave Burgers de grondvesten deezer Republiek hebben helpen leggen, en zich nimmer hebben onttrokken in het dragen van de algemeene nooden en lasten: Dit zeker zoude een treffend bewys opleveren dat wy den Godsdienst door eene betamelyke en pryswaardige verdraagzaamheid trachten te eerbiedigen, en 's Lands vryheid door Eendragt zogten te handhaven en onderlteunen. Waar mede wy Uw Ed. Achtb. in te meer vrymoedigheid naderen, alzoo wy verftaan, dat een der Leeden van de Vroedfchap, naa onze ftille poging, dit ons verzoek by > weegen van propofitie ter tafel van UEd. Achtb. gebracht heeft: UEd. Gr. Achtb. in de genadige befcherming van den Algenoegzamen God beveelende, blyven wy met alle verfchuldigde Eerbied, Uwe Ed. Gr. Achtbare getrouwe Burgers. (en was getekend) Door een honderd en drie Burgers, allen Ledematen van de Hervormde Kerk. Extract uit de Vroedfchaps Notulen van Maandag den 15. December 1783. Door Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren zynde ingediend derzelver Rapport op de propofitie door L 3 den  den Heere Smissaert den 17 November laatstleden fchrifi telyk ingebracht en in de Notulen van de Vroedfchap ten zeiven dage geinfereerd, luidende gedachte Rapport als volgd Rapporteerden de Heeren Burgemeesteren en Oud Burgemeesteren , dewelke ingevolge Vroedfchaps refolütie Commisforiaal van 17. November laatstleden hadden gebefoigneerd over den inhoud der propofitie van den Heer Raad Smissaert, ten zeiven dage in Stads Notulen geinfereerd, b.etreklyk 't doen participeren van Leeden der andere Christen gezinten buiten de heerfchende Gereformeerde Kerke, aan zulke bedieningen , tot welke de alhier vastgeftelde Godsdienst geen noodwendig vereischte is, en welke op Staats en Stads Regering geene dircéte betrekking hebben; Dat Hun Ed. zig volkomen conformeeren met de alleszins bondige' redenen ter adftructie van 't voorgefteldc , by deeze zoo wel gedetailleerde als waare Menfch en Burger lievde ademende propofitie van den Heer Raad Smisfaert vervat; te meer nog, daar thands door een verzoek aan de Vroedfchap ten zeiven einde gedaan , ondertekend door een groot getal notabele Leeden van de Gereformeerde gemeente binnen deeze Stad, vqlkomen bevestigd word, dat het geproponeerde is overeenkomftig de raifonnabele denkwyze en het verlangen der weidenkenden van onze gemeente zelve: waarom Hun Ed. zig dien aangaande niet verder zullen elargeren, ten einde Hun Ed. Groot Achtb. niet op te houden met onnodige herhalingen van het daar by ampel gedetailleerde. Dan, zülleu Hun Ed. alleenlyk remarqueren, dat (ten niinfte volgends den leir.er der zelve propofitie) dezelve zjg, ten opzigte der yergunnüig van zodanige ambten en be-r  C 1*7 ) bedieningen by de lyst door Zyn Ed. overgelegd vervat alleenlyk bepaald tot die geenen van andere gezinten, welke geboren Burgers, of ten minde eenige jaaren als zodanige alhier gezeten geweest zyn; daar nogtans in dezelve lyst veele gevonden werden , welke altyd zoo wel aan enkel inboorlingen of inwoners, als aan Burgers dezer Stad zyn vergund geweest, en zo 't Hun Ed. voorkomt, insgelyks zoo wel aan zodanige inboorlingen en Inwoners, als aan Burgers van andere gezinten binnen deeze Stad zouden kunnen opgedragen worden. Ook vermeenen Hun Ed., dat by de ambten en bedieningen, en de voornoemde lyst, als ook in margine van dezelve, gespecificeerd, nog zouden kunnen worden gevoegd zodanige, welke Hun Ed. ten dien einde by eene lyst hier annex voordellen. Zynde Heeren Burgemeederen en Oud Burgemeederen dan van advies , dat Hum Ed. Groot Achtb. zouden kunnen refolveren, dat alle de ambten en bedieningen, vervat by de lyste door den Heer Raad Smisfaert overgelegd, als mede die door Hun Ed. daar by gevoegd, voordaan zullen kunnen begeven worden, niet alleen aan perfonen van de Gereformeerde Religie , maar ooi aan die van andere Chriften gezinten, op gelyke wyze als dezelve aan die van de Gereformeerde Religie worden geconfereerd. Dat wyders, betreffende het dankadres wegens de afgefchafte recommandatien, en het daar by gedaan verzoek, om voordaan enige Stads ambten en bedieningen verkrygbaar te dellen ook voor alle Chriden gezintheden, die van de fceerfchende niet zyn, den i. December laatstleden dooreen h 4 groot  C 168 ) groot getal notable leden van de Gereformeerde gemeente binnen deeze Stad aan de Vroedfchap geprefenteerd, Burgemeederen en Oud Burgemeederen van advies waren, dat Hun Ed. Groot Achtb. het zelve dankadres zouden kunnen accepteren en in Stads Notulen doen infereren, en vervolgends by een extracl: authentiek uit Vroedfchaps refolutien, in plaats van appointement, aan de fupplianten declareren. „ Dat de Vroedfchap gaarne accepteerd de dankbetuiging s, wegens het doen cesferen der voorheen gebruikelyke a, recommandatien tot de ambten en commisfien, ter bege„ ving van Haar Ed. Groot Achtb. ftaande, en betuigd , „ dat 't Hun Ed. Groot Achtb. tot geen geringe fatisfaótie „ verdrekt, uit het zelve adres te verneemen , hoedanig by „ deeze gelegenheid de gevoelens van dankbaarheid de Re„ quedranten hebben aangefpoord tot de hartelykde betui- gingen van hunne vergenoegdheid en welmenendde ver„ zekeringen hunner Standvade trouwe engevoeiigde lievde „ jegens Hun Ed. Groot Achtb. dat de Reguedranten kuns, nen verzekerd zyn van Hun Ed. Groot Achtb. vast „ voornemen, om altyd by aanhoudenheid zodanige refolu„ tien te neemen, die, uit hoofde van 't wezenlyk nut „ voor de Burgers en Ingezetenen, en \ maintien van Stads „ dierbare regten en privilegiën, aan dezelve tot genoegen „ zullen kunnen verdrekken, gelyk Hun Ed. Groot Achtb. 3, zig ook altyd in volle geruflheid zullen verlaten op de ,. onwankelbare dandvastigheid der trouwe en liefde, welke ,, de Requedranten zoo hartelyk en folemneel jegens Hun „ Ed. Groot Achtb, hebben gedeclareerd," Dat aanlangende der Requedranten gedaan verzoek, dat va.n andere Chridelyke gezinten buiten dc Gereformeerde  C i*9 ) de gemeente, voordaan mede mogen participeren aan eenige Stads ambten en bedieningen, Hun Ed. Groot Achtb. veel genoegen nemen in de verdraagfame Menfch en Burgerlievende fentimenten der weldenkende Leeden van de Gereformeerde Kerke, daarin doorftralende , zo als Hun Ed. Groot Achtb. dan ook, door eene genomen refolütie, conform het ten dien einde reeds op den 17. November, door den Heer Raad Smisfaert ter vergaderinge van Hun Ed. Groot Achtb. gedaan voorftel, tevens aan het verlangen der Requeftranten hebben voldaan. Heeft de Vroedfchap na deliberatie goed gevonden, dat voorfchreve rapport acht dagen ter Secretarye van Policie zal voorleggen om door de Leeden van den Raad te kennen worden geëxamineerd, Lyfte by 't voorftaande Rapport geannexeerd geweest. Stads Doftoren. 1 Chirurgyns. 1 Operateurs. ■ Vroedmeefters. Breukmeefters. 1 Chirurgyn van de Anatomie, Stads Vroedvrouwen. Schippers van het groot Schuiten Veer. Havenmeefter. Commisfaris van het Vaartfche Veer. Schout van de Jagers. Omroeper en Aanplakker der Erfhuizen. Eikers van de Biertonnen. h 5 Eikers  C 170) Eibers van de Koornmaten. . fteene Kannen. ■ Doodkisten. Wynroeyers. Gezwoorens. Mantelverhuurders. Opzigter van het Bluschgereedfchap. Brandfpuitnieelters en Adfiltenten. Schout der Lantaarnen. Knegten op de Amfterdamfche Volkfchuiten, —: op de Schietfchuiten. op de Leydfche Schuiten. > op de Haagfche Schuiten. Hortulanus in den Academietuin. Eerde Knegt in de Tuin als voren. Keurmeefter der Vleeschhuizen, der Rytuigen. Schryver -j Afflager > van de Visch. Keurmeefter 3 Opzigter van de Burgerwagt. Vullers en aanftekers der Lantaarnen. Voerlieden van het groot en klein Veer. Het Poftrit op Alphen. Kleppers en noodwakers binnen en buiten de Stad. Bode van Stads Doctoren. Luiders van de Waakklok, Torenwagters. Cuftos van den Aftronomifchen Toren. Het Overvaarfchuitje buiten het Maria Waterpoortje. Utfupra buiten het Bagyne Waterpoortje. Bode van de Vleeschhuizen, Op-  (i?0 Oppasfer van de Stads Zwaanen, Sluiters der Smokkelboomen, Kraankinderen. Wynfleepers. Bierdragers. Zoutdragers, Oliedragers en Meeters, Belteedfters. Beftellers op de Veeren, Zakdragers. Koornmeters, Kalkdragers. Appelrapers. Vischgrommers, Turfvulfters, Extract uit de Vroedfchaps Nota» len van Maandag den 22, December 1783. Ter deliberatie gelegd zynde het Rapport door Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren laatstleden maandag ingediend, en in de Vroedfchaps Notulen geinfereerd , op de propofitie door den Heere Smissaert den 17. November dezes jaars in fcriptis gedaan, en ten zeiven dage in de Notulen van den Raad gebragt, heeft de Vroedfchap zich met voorfchreve Rapport van Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren en propofitie van den Heere Smissaert met de daar by geannexeerde lyften der Ambten geconformeerd, onder uitlatinge echter van het Commisfariaat yan h?t Wagenveer buiten dezer Stads Tolfteeg Poort en hts  het Boden Ambt van de refpeéïive Burger Compagnien, roidsgaders onder byvoeginge van den Hortulanus van den Academie Tuin. En is dien volgens goedgevonden en verftaan ; dat de Ambten en Beneficiën, inde hiernavolgende Lyfte gefpecificeerd, by vacature zullen konnen worden geconfereerd en bezeten ook by zulke Burgeren en Inwooneren, welke «iet zyn van den Hervormden Godsdienst maar tot andere chriflen gezindheden en gemeenten behoren. Lyfte enz. Fiat infertio als voren. Door den Heere Smisfaert by deeze gelegenheid eerst mondeling en vervolgens fchriftelyk zynde voorgedragen deszelfs votum, met verzoek dat het zelve in de Notulen mogt worden geinfereerd, is zulks aan zyn Ed. geaccordeerd; luidende gedachte votum als volgd: Edele Groot Achtbare Heeren! Ik erken met dankzegging en het ftrekt my tot een byzonder genoegen, te mogen zien dat Uw Ed. Groot Achtb. niet alleen enige refleétie hebben gelieven te nemen op de propofitie welke ik my verpligt vond den 17. November jongstleden aan deeze vergadering voortedragen, maar dat ook Heeren Burgemeefleren en Oud Burgemeefleren, na eene emftige overweging, dezelve gelieven te vereeren met een rapport, veelal gunlliger dan ik my had durven vleyen, terwyl de lyst der bedieningen, voordaan ook voor Leeden van  C 173 ) van andere gezinten verkryglyk, daar by niet alleen aanmerkelyk is vergroot , maar ook de belyders van eenen anderen Godsdienst in dat opzigt met onze geloofsgenoten volkomen gelyk worden gefteld: het zy my gepermitteerd by deeze gelegenheid te declareren, dat myne denkwyze in deezen met die van Heeren Burgemeefleren en Oud Burgemeefleren ten vollen inftemd, dat ik my zeer gaarne met derzelver zoo wel ingerigt rapport wil conformeren, en dat de hoop om myn voorftel des te gereder ingang te doen vinden de eenige reden is geweest dat ik het Burgerregt als een requifiet tot het verkrygen van eenige ambten voor Leeden van andere gemeenten heb opgegeven, gelyk ik ook alleen daarom meergenoemde lyst van bedieningen niet verder heb durven extenderen: voor het overige kan ik Uu> Ed. Groot Achtb. verzekeren, dat eene overreding van de volftrekte noodzakelykheid ener algemeene eensgezindheid, vooral in dezen tyd, zoo wel eene ongeveinsde zugt om dezelve meer en meer te bevorderen, myne eenige motiven en inzigten geweest zyn ; tot welke einden ik hartelyk wenfch dat de refolütie, thans door Uw Ed. Groot Achtb., op dit ftuk te neemen, alleszins mag bevorderlyk zyn! verzoekende wyders, dat ook dit myn votum in Vroedfchaps Notulen mag worden geïnfereert! Utrecht 22. December 1783. (was getekend) J. C. Smissaert.   MËTZËVËNDE 11f| VOOR UTRECHTS BURGÊKË^J BEVATTENDE ALLE HET GEENE ZEDERT ËET OVERLEVEREN DER BEZWAREïl EN WEL BETREFFENDE DEZELVE j IS VOORGEVALLEN IN DE VROEDSGHAÊ DER STAD UTRECHT, kX DUS VAN DEN 24. MAY I784, TÓT DEN 12. JULY DESZELVEN JAARS;   Aan mwe Mede Borgeren! Daar verfcheidene plaats hebbende omftandigheden, de oorzaaken zyn, dat de ftukken, welke gefchikt waren, om by een zevende Stuk dezer Iet/en aan U mede te delen, tot nog toe niet konnen uitgegeven worden, dog waaraan binnen vier weken , (buiten verhindering) ftaat voldaan te worden, heeft men om dit gemis te vergoeden, niet ondienstig geoordeelt, aan TJ lieden , by wegen van uitflap, mede te deelen, alle het geene tot hier toe, zedert het overleveren der bezwaarpoinEten, by de Vroedfchap dezer Stad is voorgevallen; alle zaken waaromtrent de geheele Burgerye het hoogfte belang heeft; en offchoon over dit werk nog zo veele donkere wolken fchynen te dry ven , vertrouwen wy dat een volharden ter verkryging van die Rechten en Voorrechten, welke aan ons toekomen, tegens alle onwettige invoeringen, in ftaat zal zyn , dat Ligt eens weder uit de Duisternis te doen opdagen; en het geene door geweld en fortze ten eenemale onwettig is ingevoerd, niet langer zal dienen tot een yzer juk, om ons daar onder te doen gebukt blyven ;eendragt, bedaardheid, enftantvastigheid, verzelt met de nodige kloekmoedigheid, moet by ons blyven huisvesten, dit maken uit vier voorname vereischtens, waar door wy in ftaatzullen zyn alle moeielykheden, en beraadslagingen van de tot hier toe geprredomineert hebbende verderflyke * a Ca.  Cabaie en die van hare arglistige Verleiders té boven te komen. Gebruikt dit tot het oogmerk vaii bericht, waar toe U het zelve word medegedeelt door Üwen Dienstwillige Dienaar én mede Burger.  ( 175 ) J-Jct was op den 25. February dezes jaars 1784. dat ter vergadering van de Ed. Mog. Heeren Staten dezer Provintie, ontfangen en gelezen is, eene Misfive van Z. H. den Heer Erfftadhouder, gefchreven in 's Gravenhage den 24. van dezelve Maand, houdende doleantie over het gerefolveerde van de Vroedfchap der Stad Utrecht, rakende de begevinge van alle tusfchen tyds openvallende Raadsplaatzen, en verzoekende deswegens Hun Ed. Mog. voorzieninge. Op welke Misfive gedelïbereert zynde, hebben de Heeren der twee voorftemmende Leden dezelve gehouden in advies, en «Ie Heeren Gecommitteerdens van Stad en Steden overgenomen; by welke gelegenheid hun Ed. Mog. hebben gedecerneerd een Commisfie van negen Heeren, alsfe, uit het eerfte Lid, de Heeren van Sterkenburg, Perponcher en Pesters, uit het tweede Lid , de Heeren van Lookhorst, Nateuisch en Lunenèurg, en uit het derde Lid, de Heeren van Dykveld, van den Boogaard, en den eerften Burgermeester van Amersfoort, de Heer Hardenvyk, om na behoorlyk onderzoek, te adviferen welke middelen zouden behoren by de hand genomen te worden, om met wegneininge van alle wettige bezwaren der Ingezetenen, de harmonie en goede ordre binnen deze Provintie , en onder derzelver Ingezetenen te herftellen en conferveren. De Stad Utrecht tot de voorgemelte Commisfie geconcurreert hebbende , is als een gevolg van hetzelve , daar uit voortgekomen de Publicatie van den 13. April dezes jaars 1784, waar by hun Ed. Gr. Achtb. omme geinformeert te mogen worden, van alle zodanige wettige bezwaren, als derzelven Burgeren en Inwooners', zo binnen deze Stad als in de M Vry-  ( 176 ) Vryheid van die , vermeinden te hebben, en, op dat aan dezelve gelegenheid zoude gegeven worden , om die hunne bezwaren zonder overhaastinge te konnen opgeven, zo hebben Burgermeesteren en Vroedfchap goed gedagt, om aan een iegelyk Burger en Inwoner, van wat ftaat of conditie hy zy, alleen uitgezonderd Vreemdelingen, Dienstboden , Bedeelden, en die alhier geen vast verblyf hadden, bepaald den tyd van de eerstkomende vyf weken, na afkondiging dier Publicatie, en zulks, om als voorfz. hunne wettige bezwaaren in gefchrifte te ftellen, en voor het verloop van die vyf weken, ter Secretarye van Stads Policie ondertekend en verzegeld over te brengen; om welke bezwaren te ontfangen in de laatste week hebben gevaceert twee Raaden uit de Vroedfchap dezer Stad, nevens een der Secretarisfen van de Politie, alle dagen des nanoens van drie tot vyfF uuren, alles (zo als de Publicatie verder inhoud) ten einde Burgermeesteren en Vroedfchap na expiratie van den geftelden tyd, uit examinatie van V overgebragte in ftaat werden gefteld, eene juiste opgave der bezwaren , overeenkomstig Stads-rechten en met bewaring van dezelve ter voldoening aan het gerequireerde van Haar Ed. Mog. uittebrengen, op dat genoegzame middelen mogen werden uitgedagt, en aan de hand gegeven, waar door alle die bezwaaren, en daar uit opgerezen misnoegdheden werden weggenomen , de eensgezindheid en 't onderling vertrouwen tusfchen de refpective Staats en Regerings-leden met de Burgers en Inwoners herlevendigd, bevestigd, en beftendig gemaakt worden. Alles conform aan de voorgemelte Publicatie. Ten gevolge dat alle .'Burgeren en Ingezeten welke vermeinden bezwaren te hebben , dezelve dan ook aan de Heeren Raaden en Secretaris, daar toe als voorz. gevaceert hebbende, ter Secretarye van Stads Policie  ( 177 ) cie hebben overgelevert , en door dezelve in de Vroedfchap ingebracht, luidende het genotuleerde daar van in aftis van Maandag den 24. May 1784. Door de Heeren Gecommitteerdens in dezen zynde ingebracht en gedaan lezen 't navolgende fohriftelyk rapport. Rapporteerden de Heeren by Vroedfchaps Refolütie van den 13. April deezes jaars gecommitteerd , tot het ontvangen en overnemen der Bezwaaren, welke ingevolge U Wel Edele Achtbaare Publicatie ftonden te worden ingebragt door de Borgeren en Inwoneren dezer Stad en Vryheid, nopens de beftellinge der Staats en Stads Regeeringen , dat zy in de voorleden weeke daar toe gevaceerd hebbende , in de eerde drie daagen , namelyk des Maandag's , Dingsdag's, en PVoensdag's geene bezwaaren ontvangen hebben, maar aan hun Heeren des Vry'dag's den 21. deezer zyn overhandigd. Eerflelyk, Een verzegeld Papier, waarvan deSuperfcriptie is: „aan „ de Edele Achtbaare Heeren Gecommitteerdens uit de „ Edele Groot Achtbaare Vroedfchap der Stad Utrecht, „ door de Bode van het Marschkramers Gild ingediend en gequoteerd No. 1. . Ten tweeden, Een verzegeld Papier overhandigd en getekend door Gys3ert de Kock en Johannes Stellingwerff , als Officieren van de Compagnie de Zwarte Knegten; gequoteerd No. 2. M 2 Ten  ( 178 ) Ten derden, Is door eenige Officieren en Onder-Officieren van de refpeftive Borger Compagnien, benevens eenige Borgeren en Ingezetenen dezer Stad overgegeeven een door hun getekend Adres, benevens een verzegeld Paket, contineerende Bezwaaren der voorgemelde Heeren Officieren en Borgeren; gequoteerd No. 3. Ten vierden. Is door den Notaris Dirk Wernard van Vloten overgegeeven een door hem verzegeld Papier, waar van de Superfcriptie is; „ Aan de Edele Groot Achtbaare Heeren „ Borgermeesteren en Vroedfchap der Stad Utrecht" gequoteerd No. 4. Dat vervolgens des Zaturdag's den 22. May aan Hun Ed. zyn ter hand gefteld. Een verzegeld Papier met twee roode cachetten, door den Advocaat Willem van der Pauw en gefuperfcribeerd; „ Aan de Edele Groot Achtbaare Heeren Borgermeesteren „ en Vroedfchap der Stad Utrecht," alhier gequoteerd met No. 5. Als mede een verzegeld Papier Hun Ed. overgegeven door Jacobus van Beest, uit naam van den Heere Willem Drieling, zonder eenige Superfcriptie, genummereerdNo. 6. Zynde wyders door den Heere Arent Rutgers ingediend een verzegeld Papier, waarvan de Superfcriptie is: „ Aan  C 179 ) „ Aan de Edele Achtbaare Heeren Borgermeesteren en „ Vroedfchap der Stad Utrecht, alhier," genummerd No. 7. Dat vervolgens zyn gecompareerd de Heer J. OndaaTJE , J. des Tombe en Willem van Anraad, exhiberende eene Memorie door denzelven Heere J. Ondaatje en Sergeanten van de Borger Compagnie de Zwarte Knegten ondertekend, verzoekende, „ dat dezelve mogte gevoegd worden by het „ Addres en verzegeld Paket , door eenige Officieren en „ Onder-Officieren der refpeftive Borger Compagnien, be„ nevens eenige Borgers'en Ingezetenen op gisteren ingele2 verd, en getekend No. 3-" aan welk verzoek zy Heeren Gecommitteerdens gedefereerd hebbende, de vryheid genomen hebben het zelve intevoegen by No. 3. Dat al wyders door {Abraham Lankhout uit naam en van wegens Pieter Geerling, Borger deezer Stad overgegeven is een Papier met verfcheiden cachetten verzegeld, zonder eene Superfcripte , en is aan denzelven op zyn verzoek een bewys van den ontvangst by Heeren Gecommitteerden uitgeleverd., en het ingediend Papier genummerd No. 8. Dat Nicolaas Wilhelmus Budding , Kamerbewaarder van Hun Edele Mogende binnen gedaan zynde , aan hun Heeren Gecommitteerdens heeft ter hand gefteld een gecachetteerd Papier, gefuperfcribeerd, „ Aan de Edele Groot , Achtbaare Heeren Burgermeesteren en Vroedfchap der Stad Utrecht," alhier genummerd No. o. Dat de Heer en Mr. Orro Willem Falck , gecompaM 3 rard  C 180 ) reerd zynde, insgelyksgeëxtradeerd heefteen gecachetteerd Papier, met navolgende Superfcriptie , „ Aan de Edele „ Groot Achtbaare Heeren Borgermeesteren en Vrocdfchap „ der Stad Utrecht," gequoteerd No. 10. Dat de Heer Advocaat Willem Horn mede overhandigd heeft, een verzegeld Papier, geaddresfeerd, „ Aan de E„ de Groot Achtbaare Heeren Burgermeesteren en Vroed„ fchap der Stad Utrecht? genummerd met No. n. Dat eindelyk door Roelof Achterbergii , Havcnmeesrer binnen deeze Stad, is ingediend en overgeleverd een Papier met een oor gevouwen en gecachetteerd zonder eene Superfcriptie , en by Heeren Gecommitteerden getekend met No. 12. Heeren Gecommitteerdens verhoopen met deeze hunne verrichtingen, en rapport aan hunne Commisfie ten genoegen vau ü Wel Edele Achtbaare te hebben gedefungeerd, en hebben de eer alle de voorfehreeve Papieren en Documenten , zo als die by Hun Ed. ontvangen en overgenomen zyn, ter tafel van U Wel Edele Achtbaare over te brengen, en ter deliberatie en dispofitie van den Raad voor te draagcn. En wyders alle de ftukken in voorfz. rapport gementioneerd geproduceerd en overgegeven zynde, heeft de Vroedfchap dezelve overgenomen, en de-Heeren Gecommitteerdens voor hunne moeiten bedankt, En is wyders goedgevonden en gerefolveerd , alle de voorgemelte en opgegeven ftukken in den Raad te leezen, en  ( i8i ) en zo veel niet gedrukt zyn, telatetxcopieren enauthentiferen, om dezelve copyen benevens de originele ftukken te ftellefi in handen van de Heeren Burgermeesteren van Beek Heer van Dykvelt, en Oud Burgermeester van den Boogaard, als mede Leeden van de groote Staats Commisfie, ten einde de Originele ftukken in voorzeide Commisfie vertoont ende Copyen overgegeven worden. En zyn voorts gelezen de ftukken gequoteerd No. i. en No. 2 , als mede het adres behorende tot het Paket No. 3, en gerefolveerd op morgen ochtend, op het ordinaire uur weder te vergaderen, om de volgende ftukken te lezen; zynde intusfchen door Heeren Burgermeesteren de Secretesfe gerecommandeerd , en by alle de Leeden en Secretarisfen aangenomen. Door den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard zynde voorgedragen de navolgende fchriftelyke Propofitie. Edele Groot Achtbaare Heeren! Een Lid zynde van de Staats Commisfie van negen Heeren door Hun Ed. Mog. den 25. February 1784 ter gelegendheid van een different in de Stad Wyk te Duurftede ontftaan over een point, rakende het Regeerings beftel, gedecerneerd, om 't zelve te examineeren en Hun Ed.Mog. te dienen van confideratien, mitsgaders te onderzoeken, en Haar Ed. Mog. te advifeeren, welke middelen zouden behooren by de hand genomen te worden, om met wegneminge van alle wettige bezwaaren der Ingezetenen, de harmonie en goede order binnen deeze Provintie en onder derzelver Ingezeetenen te herftellen en te conferveeren, en ten dien M 4 eta-  C 182) einde door U Ed. Groot Achtb. by Publicatie van den 17 April 1784. van de Burgeren en Ingezeetenen binnen deeze Stad en derzelver Jurisdictie gerequireerd zynde de opgave van derzelver wettige bezwaaren, wegens de beffcllinge van Staats en Stads Regeering, welke thans ingekomen zyn en door ü Ed. Gr. Achtb. (taan gefield te worden in handen van Gecommitteerdens uit deeze Stad in voorn. Staats Commisfie om dezelve in die Commisfie in te leveren, verzoeke ik , als uit deeze Stad in die Commisfie paroisfkrende, te mogen worden geïnformeerd van U Ed. Groot Ifchtb. in. tentie ten opzigte der navolgende pöi'nten, ten einde met gerustheid in dezelve Commisfie te kunnen advifeeren conform de idees van U Ed. Gr. Achtb. en der Stads en Burgeren Vryheedcn, Rechten en Privilegiën. Art. r. Of alle dc.pointen door de Burgers en Ingezetenen aan de Vroedfchap opgegeeven kunnen uitmaaken zo veele pomten van deliberatie in de Staats Commisfie der negen Heeren, dewelke alleenlykzxch fchynt te borneeren tot onderzoek der bezwaaren wegens de befiellinge der Staats en Stads regeering, zo als dezelve volgens 't Reglement van 1674. Plaats heeft, gelyk dit voorkomt by de Vroedfchaps Refolütie van 17 April 1784? Indten eenige pointen mochten geoordeeld worden niet te beheoren tot het geene by Publicatie van den 17 April gevraagd is, of dan dezelve, Zo veei V alleen pLnfa **l beftuut aangaat door de Stad overgenoomen en door de- zei-  ( i33 ) zelve befchryvinge der Staaten zullen worden voorgedragen: Dan of de Staats Commisfie van negen fleeren ter Staaten Vergadering zullen te kennen geevcn , „ dat onder „ de bezwaaren wegens de Regeerings beftelling ook deeze „ en die bezwaaren , rakende het generaal bellier enz. ge„ vonden worden , welke door de Commisfie niet mogten „ worden behandeld, maar afzonderlyke pointen van deli„ beratie van de drie leeden van Staat behoorden vittt„ maaken ?" Welke poinften der geenen, welke alzo verftaan mogten worden onder de verzochte opgave" van bezwaaren te behooren, geoordeeld worden in gemelde Commisfie te kunnen worden behandeld, en welke geoordeeld wordeH Domeftiek te zyn, en dus alleenlyk ter deliberatie van de Stad te behooren ? , a. Of alle de poinften, ook die het beitel der Regeering van de Stad alleen raaken en by het Reglement van 1674 als mede in het jaar 1748 Staats gewyze geftatueerd en geïntroduceerd zyn, tot deeze Staa;s Commisfie behooren? b. Of alle zodanige opgegeeven poinften , welke aan de Stad alleen raaken en niet vervat zyn in het Reglement van 1674 buiten die Staats Commisfie moeten blyven en als Domeftiek by de Stad alleen behandeld worden ? M5 4-  C 184 ) 4- Of het opgegeven poinft, betreffende het CoIIegie van Gecommitteerdens uit de Borgery geoordeeld word de Stad alleen te raaken, dan de andere leeden van Staat gezamentyk en derhalven in de Vroedfchap afzonderlyk, dan in de Staats Commisfie moet worden behandeld ? (was getekend') P. P. van den Boogaard. En daar over gedelibereerd zynde heeft de Vroedfchap dezelve gefield in handen van de Heeren Eyk, Bronkhorst, Boddeus, West renen, van der Does, van Romond, van Senden , Godin tot Cockengen , Daunis en Craayvanger, ten einde dezelve te examineren en de Vroedfchap te dienen van confideratien en advies. Dingsdag den 25. May 1,784. zyn gelezen No. 3 en 4, en gerefolveert op Donderdag op 't ordinaire uur over de overige te vergaderen. Donderdag den 27. May 1784. De Vroedfchap extraordinair op den eed vergaderd zynde , zyn gelezen de reflerende bezwaren door de Burgeren en Ingezetenen overgegeven van No. 5. tot No. 12. incluis, na welkers lectuur is goed gevonden en verdaan alle de ingekomen bezwaaren en ftukken , alvorens die over te geven aan de Heeren Burgermeesteren van Dykveld en van den Boogaard, te ftellen in handen van de Heeren Eyk, van Bronkhorst. Boddens, van Westrenen , van der Does, van % 1  C 125 ) > Hee- (*) Het blykt hier uit, dat de Heeren Gecommitteerdens, da ware mceninge hunner Burgeren niet wel begrepen hebben; de Burgers begrypen dat de Heeren Regeerders dezer Stad, als hunne reprefentanten uitmaken het derde, immers het voornaamfte gedeelte van het derde Lid van Staat dezer Provintie , en dat mits dien in die qualiteit, zy Heeren Regenten van den ftaat van het Finantie wezen dezer Provintie niet behoren of konnen onkundig zyn, dat om daar toe van alles gcinformeerd te zyn , zy van dezer Stads wegen een Gecommitteerde in de Finantie of Rekenkamer dezer Provintie hebben zitten, wiens post en pligt het is, om de Stad even zeer van het Finantiewezen dezer Provintie t; informeren, als Heeren Burgermeesteren, uit Gedeputeerden van de maandelykfe Staten van de Provintiale Comptoiren behoren te doen; het is dus alhier, en in 't geadvifeerde geval, geene opening , welke aan het Collegie van Gecommitteerdens uit de Burgery , Staatsgewyze zoude moeten gedaan worden; maar in het voorgeftelde gevat hebben de Burgers beoogd, een zodanige opening, welke de Heeren Regeerders dezer Stad, als conftitucrende het voornaamfte gedeelte van het derde Lit van Staat, volftrekt konnen en mogen doen, en waar van zy in die hunne qualiteit ook niet konnen verdaan worden onkundig te zyn. De Burgers hebben zeer wel begrepen, dat zy die opening van de Staaten niet behoevden of moesten vragen, en vooral niet als de Gecommitteerde van de Stad in de Staten Finantie , aan den inhoud van de i. en 3. articulen (zie Concept Reglement in Octavo pag. 43.) komt te voldoen ; en dat boven dien het 4. Art. daarop volgende , insgelyks word uitgevoerd, en om die reden is 't, dat de Burgers ingevolge van de kennis Welke de Regenten dezer Stad, ook zonderling van het Provintiale Finantie beftier en den ftaat van '% zelve behoren en konnen hebben , zy by hunne bezwaarpoincten die voor-  . ( J95 ) Heeren Gecommitteerden, vertrouwen hier mede aanhuil ne Commisfie ten genoegen van U Ed. Achtb. te zullen hebben voldaan, en zouden hier mede eyndigende, hunne gedagten aan de deliberatien en goedvinden derzelve konnen overgeven. Dan in confidentie genoomen hebbende, dat zomtyds in de behandeling en onderzoek van zaaken, in de veelmaalen gemelde Staats Commisfie iets kan ontdekt wor- giening als by de evengemelte Articulen hebben opgegeven , welke Artikelen naauwkeurig vergeleken met het xvi Artikel van het vierde Hoofdftuk duideïyk komen aan te tónen , dat Heeren Gecommitteerdens aan die informatie van den Staat der Generale of Provintiale Finantie in het geval van nieuwe verhogingen, of belastingen op te leggen een gansch ander denkbeeld hegten , als de Burgers in dezen hebben gedaan ; want zoude 't niet gegrond zyn , als aan Heeren Gecommitteerdens wierd gevraagd , mogen Stads Regenten daar van onkundig zyn? en zoude eene zodanige onkunde by de Regeerders dezer Stad, niet een notoir pligtverzuim in zig bevatten ? vooral aangemerkt de zo confiderabele fommen als door de Burgers dezer Stad in de Provintiale belastingen word opgebracht ? Men late Heeren Gecommitteerdens, na overweging van dit een en ander, beoordeelen, of de reden by dit rapport opgegeven, om het Collegie van de Gecommitteerdens uit de Burgerye aan de beoordeling van de Staats Commisfie te fubjeacreu zo voldoende konnen zyn, dat het de gedagten of het vermoeden benemen kan, dat men het zelve meer als eene voorgevende , dan wel als de ware reden te befchouwen hebbe, vooral als men Heeren Gecommitteerden daarby nog in overweging geeft, als het xvi. Art. van het vierde Hoofdftuk eens van die werking, als zy Heeren ftellen , moeste zyn, of om die reden de gcheele inftelling by dat vierde Hoofdftuk vervat, en uit xxiü Artikelen beftaande aan het oordeel van de Staats Commisfie moet overgegeven worden, en dat in allen gevallen, het zelve by fchiftinge, niet enkel tot dat xvi. Art. konde bepaald zyn geworden. N 3  C 196 ) worden, waar omtrent by het hier voren gediscusfieerde op de propofitie van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard geene bepalingen zyn gemaakt, als mede dat het zoude konnen gebeuren, dat 'erin de Staats Commisfie nog andere bezwaaren wierden ingeleverd , welke niet ter kennisfè van de Vroedfchap zyn gekoomen, en waar by egter het regt der Stad, min of meer, zoude konnen zyn getoucheerd , als by voorbeeld bezwaaren der Stad Amersfoort en der anderen Steeden deefer Provintie; kunnen die Gecommitteerdens niet afzyn, zulks aan de attentie van ü Ed. Groot Achtb. te brengen, en teffens te proponeren, of U Ed, Gr. Achtb. niet zouden gelieven goed te vinden, de Pleeren Gecommitteerdens van deze Stad te au&oriferen, om in die gevallen, volgens haare belangens, naar bevind van zaaken te handelen, 't zy door dezelve overeenkomstig het meeste nut voor deze Stad, te helpen dirigeren, en afdoen , 't zy, door dezelve over te neemen, om ze alvoorens ter deliberatie van de Vroedfchap te brengen, en ten dien eynde Copie van dezelve te verzoeken. En daar over gedelibereerd zynde, heeft de Vroedfchap goed gevonden, alvorens daar op te refolveren, dat gedagte rapport en confideratien veertien dagen , onder de Secretarisfen dezer Stads Politie zullen verblyven, om door de Leeden van den Raad te kunnen worden geëxamineerd. En hebben Heeren Burgermeesteren hier omtrent eene flipte Secretesfe gecommandeerd, welke door de Leden van den Raad en Secretarisfen is'aangenomen. Inmiddels hebben verfcheide1 voorname Burgers, zig inquietterende over het voorfz. rapport, en dat het zei-  ( 197 ) zelve met het verzoek van de gezamentlyke Burgers niet mogte inftemmeu, voornamenlyk wat de fchiftinge der poinften betreft, en confidererende dat drie Heeren welke in de Staats Commisfie benoemt zyn , voor zo veel hunne bizondere en perfonele belangens betroffen, een zo geoppofeerdbelang hadden, gelyk ook den Heer Gecommitteerde der Stad Amersfoort, uit hoofden van het bifonder fuftenue van die Stad, vermeinde gefundeert te zyn, zig door het onderftaanae adres te vervoegen aan de Magiftraat dezer Stad, verzoekende het zelve, maar door vier bekende gegoede en voorname Burgers , in hunne namen te ondertekenen, zo als gefchied is, edog geenzints met de gehoopte uitfiag, blykens het daar van genotuleerde als volgd. Maandag den 21. Juny 1784. Gehoord de lefture der hier navolgende Requeste. Aan de Ed. Groot Achtb. Heeren Burgermeesteren en Vroedfchap der Stad Utrecht. Edele Groot Achtbaare Heeren! 't Was op den 21. May dezes jaars, dat een Commisfie zo van Burger Officieren , Sergeanten , als Burgeren, op verzoek en van wegens een zeer voornaam aantal ondertekenaren van de poin&en tot Redres der befwaaren van de Burgerye dezer Stad; dezelve poinften verzegeld hebben overgebracht in handen van U Ed. Gr. Achtb. Gecommitteerdens , daar toe in de groote Secretary vacerende nevens N 4 een  ( 198 ) een der Heeren Secretarisfen van de Politie dezer Stad, gepaard, met een gedaan mondeling en daarby fchriftelyk overgeleverd adres houdende aan U Ed. Gr. Achtb. met verzoek onder anderen , geconfidereert ingevolge van het conflitutioneel en uitfluitend recht dezer Stad, om in zaken het huishoudelyke van derzelver Regering betreffende in haar geheel te blyven, dat daar toe in de opgegeven be« zvvaarpoinéten eene zodanige feparatie gefchtede, dat die gedeeltens, welke tot hel departement dezer Stad behoren, in hun geheel by U Ed. Gr. Achtb. verblyven , zonder dat dezelve aan de Commisfie der Staten gedefereerd worden ; waar toe dan ook aan U Ed. Gr. Achtb. ernstig is verzogt, oin eene Commisfie tot feparatie en recueil der opgegeven poincten te decerneren, waar van, eer het hier omtrent gerefolveerde ter communicatie van de Staats Commisfie gebracht wordt, de Burgery pralabel zoude kunnen worden geadverteerd. De noodzakelykheid hier van, moet aan den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard ook in diervoegen en alzo zyn voorgekomen, blykens zyne propofitie in U Ed. Gr. Achtb. vergadering gedaan, Maandag den 24. May jongstleden, en inzonderheid de vraage door zyn Ed. onder Art. 3, en volgende, daarby voorgefteld. Welke propofitie door U Ed. Gr. Achtb. zynde gefield in handen van de Heeren Eyk, van Bronkhorst, Boddens, Westr eenen, van der Does, van Romond, van Senden, Godin tot Cockengen, Daunis en Craayvanger, ten einde dezelve te examineren, en de Vroedfchap te dienen van Confideratien en advies, hadden U Ed. Gr. Achtb. vervolgens Donderdag den 27. May, na het aflezen, der refterende bezwaren, verfraan, alle de ingekomen bezwaaren en ftukken , alvorens die over te geven aan de Heeren Burgermeesteren van Beek van Dykveld en van den Boogaard  C 199 ) gaard, te (lellen in handen van de voort), tien Heeren, ten einde Hun Ed. beter in ftaat zouden geftelt worden de voorfz. propofitie door den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard in fcriptis overgegeven te kunnen examineren , en daar van te raporteren. Het zy gepermitteerd aan U Ed. Gr. Achtb. voor te dragen, dat men over hec algemeen in die onderftelling heeft geverfeerd , dat het hoofdoogmerk van de voorfz. Commisfie was, om uit de overgeleverde bezwaarpoinclen , die te fepareren welke alleenlyk het Stads beftier betreffen, en die als een gevolg van 'f zelve konden geoordeelt worden , dat by de Stad in den haren behoren te worden afgedaan; dan dat wel verre van daar uit U Ed. Gr. Achtb. Refolütie blykt, dat de voorfz. Commisfie alleenlyk heeft getendeert, tot het examineren van de propofitie van voorn. Heer Oud Burgermeester van den Boogaard, om de Vroedfchap daar op te dienen van confideratien en advies, en dat mitsdien tot hier toe by U Ed. Gr. Achtb. geene fpeciale dispofitie is genomen, inzonderheid over het bovengemelde tweede poincl, ten fine van feparatie der overgeleverde bezwaarpoincten , vervat by het op den 21. May dezes jaars, mede overgegeven adres» Dat vervolgens op Maandag den 14. Juny jongstleden door de voorn, tien Heeren, na examinatie van de propofitie van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard, is uitgebracht een raport; en welk raport zo de Burgers onderregt zyn, onder een geimponeerde fecretesfe veertien dagen voorlegd. Zullen U Ed. Groot Achtb. niet kwalyk gelieven te nemen, dat dieswegens aan U Ed. Gr. Achtb. met allen eerbied word voorgedragen, dat het in 't algemeen voorkomt, dat den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard op geene grondige wyze kan in ftaat gefteld of N 5 ge-  C 2C0 ) geinftrueert worden, tot liet ageren in de Staats Commisfie , vooral niet na inhoude van de onderfcheide artikelen van die zyne propofitie , ten zy 'er conform het tweede poinft van der Burgeren voorgemelt adres, de verzogte feparatie van de bezwaarpoinften alvorens gefchieden, en dus dat U Ed. Gr. Achtb. op het van wegens der Burgeren even gemelt adres , hebben befloteu, welke van de opgegeven poinften ter communicatie van de Staats Commisfie al, of niet, zullen worden gebracht. En nadien nog de Refolütie van U Edele Groot Achtbaare van den 24. May jongstleden, nog die van den 27. daar aan volgende, tot dat einde tenderen, en dat mitsdien by een wettig gevolg het raport van de voorgemelde tien Heeren op die propofitie ook daar toe niet (trekken kan, zo is 't dat de ondergefz. de vryheid nemen met allen eerbied aan U Ed. Gr. Achtb. by dezen te inhaleren en renoveren het verzoek van zo veele notabele Burgeren ten fine van feparatie der overgeleverde bezwaarpoinften by het meer voorgemelde adres gedaan , en wel, dat het zelve moge vooraf gaan, en gefchieden, voor dat op het uitgebrachte raport over de propofitie van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard by U Ed. Groot Achtb. worde gerefolveert; en dus ook voor dat over de ingeleverde bezwaarpoinften met de Heeren in de Staats Commisfie eenige befoignes vallen. Daar de Burgers tot hier toe allen vertrouwen in U Ed. Groot Achtb. hebben gefteld, en zulks als nog blyven doen, Zullen U Ed. Gr. Achtb. aan haar ten besten gelieven te houden , dat daar de propofitie van den Heere Oud Burgermeester van den Boogaard, voor de Burgerye niet is gefecreteert geworden , het dienvolgende als nu bedenkingen veroorzaakt, dat een raport op die zelve propofitie uitgebracht 5  ( 201 ) bracht, en het welk men onder eerbiedig beter oordeel, onderftelde dat, zal het fpecialyk de poinélen by dezelve propofitie toucheren, in het verzoek der Burgeren by het bovengemelde adres gedaan, zoude behoren in te lopen, onder eene allerjlriktfte fecretesfc is gelegd.. Dog waar op de Burgers hun eerbiedig zwygen zullen doen , in het vertrouwen dat zo zy hen nopens den inhoude van het voorfz. raport mogten geabufeert hebben , U Ed. Gr. Achtb. het zelve raport buiten Refolütie zullen gelieven te houden, tot dat op hun meer gemelt verzoek , de poinéten zullen zyn gefepareert, en waarom zy dan ook vermeind hebben U Ed. Gr. Achtb. te nemen refolütie op dat fusjeót, op geene wyze als nog te hebben mogen anticiperen, met eenig voordel concernerende den aart der feparatie van die Articulen , mede in dat vaste vertrouwen, dat voor en al eer dezelve poincten ter communicatie van de Staats Commisfie zullen gebracht worden , de Burgerye daar van ingevolge van hun verzoek, prealabel zal worden geinformeerd, en dus daar door gelegenheid zullen bekomen, hun belang ook nopens die gefepareerde poincten aan U Ed. Gr. Achtb. te konnen voordragen, het welk by dezen, almede by vernieuwinge van het vorig adres niet min ernstig als eerbie-' dig van U Ed. Groot Achtb. word verzogt. Terwyl dit adres den Burgeren, tevens de gelegenheid verfchaft om al verder ter attentie van U Ed. Gr. Achtb. voor te dragen, dat den aart der onderfcheiden bezwaarpoincten aan hen dermaten is voorgekomen, of wel alle de Heeren in de Staats Commisfie benoemt, konnen begrepen worden zodanig in hun geheel en voor hunne perfonen zo belangloos te zyn, om alle de poincten aan derzelver advies en onderzoek te konnen overgeven, uit hoofden van welke be-  ( 202 ) bedenking, is het, dat de Burgers de vryheid nemen hunne dieswegens gegronde zwarigheid aan U Ed. Groot Achtb. voor te dragen, als het hun voorkomt, dat den Gccligeerden Heere Mr. Nico/aas Pesten, en Joncheeren Gysiert Jan van Har denbroek Heere van Lookhorst en Joost Taats van Amerongen Heere van Natewisch (*) wegens de Hee • ren Edelen in die Commisfie benoemd, als mede de Heer Harderwyk Burgermeester van en wegens Amersfoort, in dezelve Commisfie ten fine van onderzoek en advies, zo als de Staats Refolütie vordert, onder beter oordeel niet konnen vaceren , als alle die Heeren zo voor hunne particuliere Perfonen als Stad , by dezelve poinften een abfoluit gcoppofeerd interesfe hebben; als ten aanzien van den eerden Heer is, V point wegens de bepaling van de affiniteiten in zyn Lid, en van de twee andere Heeren, het bekledenvan ambten waarmede zy zo comptabel als anders, onbevoegd zynde ter vergadering van Hun Ed. Mog. en ia hun Lid te konnen compareren , en van den laatstgenoemde Heer V lezwaarpoinü van zyn Stad, zo men alhier vertrouwd wel geinformeert te zyn, tenderende, om nevens Utrecht gelyke ftem in Staat te hebben, uit hoofden van welk zonderling geoppofeerd belang, de Burgeren dezer Stad vermeinen dat hunne overgeleverde bezwaarpoinften ter deliberatie, onderzoek en advies van alle de Heeren in die Commisfie niet konnen overgegeven worden. En mitsdien dat (*) Dit is te meerder gegrond , op het eigen aveu van den Heer van Nateiviseb als die gedurende de deliberatien over de ingeleverde bezwaarpoincten van de Burgers der Stad Amersfoort, tot twee onderfeheide ryze, ten verzoeke en op de inftantie van de disfentierende Leeden van den Raad van die ftad, uit de vergadering is opgeftaan.  ( 2°3 ) dat U Ed. Gr. Achtb. alvorens zullen gelleven te effectueren , dat voornoemde Heeren zig van die Commisfie komen te excuferen, en anderen voor hunne Perfonen en Steden geen a'fo particulier geoppofeerdintrefi'e hebbende deze Commisfie vervangen ; of wel by onverhoopte ontftentenis van 't zelve, dat in plaatze van [voornoemde Heeren anderen ■werden aangefield, 't welk doende &c. (en was ondertekent) Gerardus Bettink , J. van Schalkwvk , G. Westhl vsen en A. Weppelman , uit naam van een notabel aantal Burgers. En daar over gedelibereerd zynde, heeft de Vroedfchap goed gevonden het zelve te houden buiten dispofitie. Zeiden de Heeren van Senden, de Ridder en Burman zich met deze Refolütie niet te konnen conformeren, en tegen dezelve hunne aantekenihge te referveren. Door de Heer van Senden zynde Ingebracht navolgende fchriftelyke aantekeninge met verzoek dat dezelve in de Vroedfchaps notulen worde geinfereerd, luidende dezelve ais volgd. Edele Groot Agtbaare Heeren! Ik agte my verpligt volgens verzoek van zommige myner meede Raaden, thans myn advies ter tafel van U Ed. Groot Achtb. te brengen , vermids ik van my niet heb kun? nen, verkrygen , dat 'ik my zoude couformeeren met 't uitgebragte rapport op de Propofitie van den Heer van den Boo-  ( 204 ) Boogaard wegens een ftuk van een zoo groot gewigt, ah waar van het welzyn dezer Provintie in het algemeen, en V welvaaren der Stad en behoudt van de Regten en Pri. vilegien der Burgery in het byzonder, competeerende, nu en in vervolg van tyd zal afhangen. Het komt my voor, dat de Heer van den Boogaard ten uiterlfe voorzigtig omtrent deeze zaak U Ed. Groot Achtb. intentie verzoekt te moogen weeten , en in fubftantie vraagd, of die poincten, allen door de Burgery opgegeeven, kunnen uitmaaken zo veele poincten van deliberatie voor de Commisfie der negen Heeren ? Uit deeze vraag meene ik te moeten befluyten, dat zyn Ed. by overtuyging zelfs ftiizwygende , erkend , dat alle die poincten niet kunnen uitmaaken even zo veele poincten van deliberatie voor de negen Heeren, en dat wel te meer, om dat zyn Ed. zelfs daar van reeden fchynt te geeven, met een zeggen, dat die Commisfie zig alleen fchynt te borneeren tot bezwaaren wegens Staats en Stads Regeeringsbeftcl, zo als die volgens het Reglement van 1674 plaats hebben. Dat zyn Ed. van die vooronderftelde gedagten is , blykt voorts, uit de volgende tweeledige vraage, waar by zyn Ed. in confideratie geeft. 1. Of dan die bezwaaren, die V algemeen beftier der Provintie raaken, door de Stad zullen overgenoomen, en door dezelve ter befchryvinge der Staaten zullen voorgedragen worden ? =. Of  C 205 ) s. Of dan die Heeren, zullen te kennen geeven dat er deeze of die poincten zyn, die door de Commisfie niet tncogen behandeld, maar afzonderlyk ter deliberatie der drie Leeden behoor en gebragt te worden ? En uit de 3de vraag blykt het Luce meridlana clarius dat zyn Ed. overtuygd is, dat 'er poinften zyn opgegeeven, die zuyver Domefticq zyn, en als zodanig door de Stad alleen moeten, en niet anders kunnen of moogen behandeld worden? Als zyn Ed. weederom deeze tweeleedige 1 vraag voorfteld. 1. Welke poincten dan verftaan worden in gemelde Commisfie te konnen behandeld worden (dat volgens myn begrip) op welke poincten door die Commisfie aan Hun Ed. Mogende kan geadvifeerd worden. 2. Welke Domefiicq geoordeeld worden , en dus alleen ter deliberatie van de Stad behooren. Uit den zaamenloop deezer vraagen , hebbe ik niet anfcers kunnen opmaaken, dan dat de Heer van den Boogaard :zeer eenftemmig met de Burgery denkt, en hier wel duyIdelyk fchynt te vraagen eene fchifting en fcheyding der opgegeevene bezwaaren; want, dat zyn Ed. buyten die fchifting niet kan verzeekerd zyn , welke de poincten zyn, die 1de Vroedfchap zal oordeelen van dien aart te weezen , ,dat 1de Commisfie over dezelve aan Hun Ed. Mog. zoude moo;gen advifeeren, en welke aldaar buyten alle deliberatie moeten gehouden worden. Dit komt myns bedunkens zeer overeen, met de Re- mou-  ( 206 ) monftrantie door eenige Heeren Gecommitteerden overgegeeven, aan Uw Ed. Achtb. by de overgeleeverde bezwaaren, als waarby de Burgery eerbiedig tog tevens ernjlig verzoekt, niet alleen vifie der andere ingekomene bezwaaren en fchriften, maar ook wel duydclyk follciteerd om zoo eene feparatie, ten einde Haar Edel Mog. niet moogen delibereeren , over Stads particuliere zaaken, of ftukken aan de Stad volgens Conventie of Privilegiën en aloude Regten competeerende. Het komt my dierhalven voor, dat't uitgebragte rapport niet volkoomen voldoet, nog aan de intentie van den Heer van den Boogaard, nog aan V verzoek der Burgery. Waarom ik van gedagten geweest ben, en nog in dezelve volharden moet, dat de Commisfie der tien Heeren hadden dienen rapport te doen, ten minsten op deeze drieleedige wyze, te weeten, dat dezelve had opgegeeven. 1. Welke de poinften zyn over welke men Staatsgewyze zal moeten delibereeren , en welke men zal dienen te arrefteeren, alsook waarover die Commisfie aan Haar Ed. Mog. zal kunnen advifeeren. 2. Welke de poinften zyn , die wel Staatsgewyze op nieuws dienen gearrefteerd en geconfirmeerd te worden, om dat men die mogt meenen te vinden in 't Reglement van 1674. edog waar over geen deliberatie by Hun Edel Mogende nog by de Commisfie der negen Heeren kan vallen, als welke rechten de Stad competeerende behelzen. 3. Wef-  C 207 ) 3. Welke de poinften zyn, die zuyver Domefiicq zyn, en waarop die Commisfie niet mag advifeeren aan Hun Ed. Mog. als welke aan de Stad als huyshoudelyke Regeeringszaaken privative competeeren; waar over men om die reeden geen advies aan de Commisfie , veel min deliberatie» aan Hun Ed. Mog. mag toeftaan. Hier by had ten vierden kunnen koomen, dat die Staats Commisfie alleen zal moogen dienen van advies ter Staaten Vergadering , maar het door de Stad moet worden evergenoomen , om in den haare gecommuniceerd te worden, wanneer de deliberatien, daar omtrent by de Stad (volgens myn oordeel) dienen gehouden te worden in een extra ordinaire befchryving van Hun Ed. Mog. welke beide vergaderingen om alle dilay te beneemen, niet behooren te fckeyden, maar by continuatie van dag tot dag vervolgd worden, tot dat alle de zaaken geheel geapplaneerd en afgedaan zullen zyn. Op deezen voet zouden Uw Ed. Gr. Achtb. volgens myne gedagten, vollediger aan de vraag van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard, zo wel ah aan het verzoek van de Burgery kunnen voldoen. Zie daar Ed'. Achtb. Heeren myn votum of praadrts op'hec rapport door de Commisfie der tien Heeren uitgcbragt; ik verzoeke dat hetzelve als myn votum behelzende in de Notulen mag worden geinfereerd, teffens declareerende, dat ik my volkoome confirmere met zeeker plan , ter fckifting van zaaken, welke in de Commisfie van Staat al of niet kunnen behandeld worden, het welk de Heer O Raad  ( 208 ) Raad de Ridder deezen dag ter tafel van Uw Ed. Gr. Achtb. zal overleggen. Aftum den 21 Juny 1784. V. Senden. En daar over gedeliberecrt zynde , heeft de Vroedfchap dezelve gefteld ter bevvaringe der Heeren Secretarisfen, ten einde door de Leden van den Raad te konnen worden geëxamineerd, en om vervolgens daar omtrent nader te worden gedisponeert, en is intusfchen door de Heeren Burgermeesteren de fecretesfe des aangaandegerecommandeert, en by de Leeden van den Raad en Secretarisfen aangenomen. Voorts door de Heeren van Senden, de Ridder, van Haeften en Bui-man, zynde gedaan navolgende fchriftelyke propofitie. Edele Groot Achtbaare Heeren! De ondergeteekende agten zig verpligt, om aan de attentie van Uw Ed. Gr. Achtb. voor te draagen, of niet de Heeren Gecommitteerdens ter befchryvinge zouden dienen verzogt te worden , om de befwaaren die er mogten inkoomen wegens de kleyne Steeden, alvoorens die over te geeven in handen van de Staats Commisfie, ter tafel van Uw Ed. Groot Achtb. te brengen, ten einde te zien of dezelve ook tegens Stads bekende en oude regten mogten aanloopen; wanneer in dat geval ook de Heeren weegens deze ftad in de Commisfie zynde, uit een desweegens by de Stad te neemene Refolütie, bepaaldelyk zouden kunnen weeten , hoe zig daar in te gedraagen,. op dat de Stad by haare Reg-  ( 209 ) Regten en Privilegiën werde gemaintineerd , en in de vrsedige posfesfie van dezelve mooge blyven. Aldus overgeleeverd den 21. Juny 1784. (tras getekent) V. Senden, Jan Pieter de Ridder, J. van Haeften, P. C. Burman de la Bassecour. Heeft de Vroedfchap Heeren Burgermeesteren en Gecommitteerdens ter befchryvinge, ten fine als by dezelve propofitie vermeld ftaat, verzochten geauthorifeerd. Hoe zeer de hier bovengenoemde Burgers, het ongeluk hebben gehad, dat hun op den 21. Juny ge« prefenteerd adres buiten dispofitie is gehouden , hebben zy, vermeind zig andermaal aan Hun Ed. Gr. Achtb. over die zaak te vervoegen, edog met geene beteren uitflag als het vorige, welke adres dezelve Burgers van niet min belang als het eerfte confidererende, nevens het daar van genotuleerde alhier mede doen volgen. Maandag den 28. Juny 1784. Gelezen zynde de Requeste by A. Weppelman, Gerar~ dus Bettink, G. TVesthuyzen en 'J. van Schalkwyk , zo voor zig zeiven,als uit naam van een notabel aantal Borgers geprefenteerd, luidende het zelve als volgd. O £ Aan  ( 210 ) . ' ■ Aan de Ed. Gr. Achtb. Heeren Bur¬ germeesteren en Vroedfchap der Stad Utrecht. Edele Groot Achtbaare Heeren! De ondergeteekende Burgers dezerStad, hebben zo voor zig zeiven, en uit de naam van een notabel aantal Burgprs, heden acht dagen, by eer. revcrent adres aan U Ed. Groot Achtb. vernieuwt, het verzoek tot fcheydinge der overgeleeverde befwaarpoinften, voor dat dezelve aan de Staats Commisfie wierden gebracht; immers ten fine den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard op zyne propofitie werde geinftrueerd , en dat dezelve fcheydinge prealabel mogte werden gecommuniceert; tevens met voordragt, van der Burgeren bedenking, tegens vier Heeren in gemelde Staats Commisfie, ten einde door U Ed. Gr. Achtb. (als aan wien de Burgers vertrouwen dat zulks als Regeerders dezer Stad in 't bizonder toekomt) werde geëffectueerd, dat dezelve Heeren zig van die Commisfie excuferen, en by onverhoopte ontftentenis, dat andere, in plaatze van Hun Wel Edelens werden aangefteld, dan dat het zelve adres het ongeluk beeft gehad, van door U Ed. Gr. Achtb. afgewefen , en ah nog (*) buiten eenige dispofitie gehouden te zyn; dat de Sup. (*) Dit als neg wierd geïnformeerd dat de eigenlyke dispofitie was, zo als het zelve in het natemelde advies van de Heer Ivox ook alzo voorkomt; dan blykt by de gcrcfumeerde Notul dat de Heer Burgermeester van Musfchenbroek de Burgers beter geinfortneerd heeft, als hy hen zeide dat het advis door de meerderheid der Leden van de Vroedfchap finaal was van de hand gewe-  (211) Supplianten uit deze zo hen voorkomt provHioneele Refolütie gelooft hebben , te mogen opmaken , dat hun gcmelt Adres niet zo geheel is afgeflaagen, dat het zelve niet weder tot een poinót van nadere deliberatie konde worden. Waarom de ondergefchreven zeer reverentelyk verzoeken, dat het by hen geprefenreerd Adres zo het zelve nog ongeligd ter Secretarye van de Politie deefer Stad berust, by ü Ed. Achtb. in deliberatie moge werden genomen , en daar op gedisponeert. 't Welk doende &c. en was getekend als het eerfte hier bovenftaaude Adres. En daar op gedelibereerd zynde, heeft de Vroedfchap goed gevonden het zelve te houden buiten dispofitie. Wederom zynde voortgebragt en gelezen het rapport van de Heeren Eyk en verdere Gecommitteerdens by Refolütie van den 24. May laatsteden verzogt tot het examineren van de Propofitie door den Heere Oud Burgermeester van den Boogaard ten zeiven dage in fcriptis voorgedragen, en welk rapport ter examinatie van de Leden van den Raad veertien dagen onder de bewaaring der Heeren Secretarisfen was gefteld. Heeft de Vroedfchap voornoemde Heeren Gecommitteerdens voor derzelver rapport bedankt, en zig met gedagte rapport conformerende de Heeren Burgermeester van Beek Heere van Dykveld, en Oud Burgermeester van den Boogaard verzocht en geauthorifeerd , overeenkomftig de teneur van voorfchreve rapport, de befoignes van de negen Heeren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerdens in deze zaak te adfifteren , ten fine van rapport ter Vergadering der Heeren Staten, zonder dat echter de Vroedfchap door deze au0 3 tha.  ( 212 ) thorifatie wil verftaan worden, eenige alteratie te maken of prajuditie aan te brengen, aan de conventie tusfchen de drie Leeden van Staat den 13. February 1587. gemaakt, houdende dezelve in zyne volle kragt en waarde, zonder daar van te willen afgaan. Dan verklaarden de Heeren van Senden , de Ridder, Smisfaert, van Haeften en Burman zich met voorfz. rapport en dispofitie van de Vroedfchap omtrent het zelve niet te konnen conformeren, maar van het zelve of geheel of in zommige poinften te disfentiercn , blykens derzelver fchriftelyke advifen op hun Ed. verzoek alhier geinfereerd. Edele Groot Achtbaare Heeren ! De ondergetekendens zeer verwondert over den grooteH ©phef, met welke men in het begin van het rapport fpreekt, van het vertrouwen, waarin de Heeren Rapporteurs verfeeren, omtrent de Commisfie van Haar Ed. Mog. hebben daar uit opgemaakt, als of men zomwylen mogte vermeinen, dat die Heeren, welke omtrent dat rapport desfentieerden, met eenig wantrouwen op die Commisfie, in 't generaal , of op de kunde van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard in het bifouder, behebt waren. Zy vinden zich daarom genoodzaakt, ten einde dit begrip voor te koomen, voor . f te declareeren „ dat zy ondergetekendens „ op de Leeden van die Commisfie in het generaal, en op „ de braafheid, kunde en cordaatheid van den Heer Oud „ Burgermeester in V particulier, alle fiducie en vertrou„ wen fielten, die hun mogclyk is;" doch voorts moeten •le ondergetekendens blyven declareeren , dat, hoe zeer ook dat rapport moge zyn opgefteld , in een fmaak, als of het  ( 213 ) het de bezwaaren fchiftecle , het nochthans haar Edelens voorkomt, zulks in de daad niet na vereisen te doen ; maar ook daar en boven, nog aan de vraagen van den Heer Oud Burgemeester voorgcfteld, nog aan de intentie der Borgerye te voldoen: het welk de reden is, dat wy ondergetekerfdens ons niet met het zelve kunnen conformeeren. De ondergetekendens zyn en blyven van begrip, dat, hoe 'groot ook de fiducie mag weezen op deeze Commisfie, en den Heer Oud Burgermeeeter in het particulier, zyn Ed. nochthans met en benevens den Heer Prafident Burgermeester van Dykveld, diende te worden gemunieerd met eene bepaalde Inftructie, gearrefteerd op den voet van het Plan, door den eerst ondergetekenden voorleden Maandag ingebragt, het welk volkomen conform is, met het advis van den Heer van Senden-voorleden week voorgelegd, en met welke (lukken de ondergetekende zich ten vollen conformeeren , die te gelyk voor hun fentiment adopteerende, alzo het hun voorkomt, dat Advis en Plan te zyn, conform de gevoelens der Burgery en Stads rechten klaar en duidelyk aan te tekenen; daar integendeel by rapport tegen de intentie der Burgery (lilzwygende gepasfeert worden, veelen der voornaamfte zaaken, en wel eigenlyk die, welke het esfentieele uitmaaken, waarom het in deezen tyd te doen is, als Primo. De Aanftelling der Raaden door de Vroedfchap zelve ; Secundo, De Nominatie der Geëligeerde door de Stad-*' hy de Ridderfchap en Steden te kiezen; de Stad toegekend by diverfe uitfpraken. O 4 Ter* I  ( ) Tertio. De Approbatie der Edelen, gcprafentecrd door de Rtdderfckap tot augmcntatle van haar Lid, door het eerfte en derde Lid; een recht de Stad competeerende; Qtiarto. Het recht der Stad tot het Hoofd Officiersambt en het geeven der Commisfie, aan de Stad eertyds gecedeerd, en tot 1747. geposfideerd, hetwelk volgens Stads Privilegiën door gebooren Burgers moet bekleed worden, zonder nochthans Sesfie te mogen hebben, in een der drie Leden van Staat. V. Het Recht der Burgers tot de Maarfc/ialks ambten. VI. Het Recht der gebooren Burgers tot de Jacht. VIL De evocatie der Burgers voor het Jacht-Gericht. VIII. De cumulatie van het Hoofd-Officiers en Houtves¬ ters ambt, zo incompatibel met elkander. IX. Het ftuk van het Placet. X. Het ruilen der Commisfien onder de Staats Leeden. 3ü. Het groote ftuk voor de Stad; — Het appel van de Sententien door het Gerecht ge/lagen in cas van fraudes van 's Lands middelen; waar over zo eene heerlyke Deductie is gefchreven Anno 1764, doch welke tot hier toe fecreet is, en op bet Stadhuis, gelyk men zegd in Burgermeesters kasfe legd opge- flo- , • 1 • '"  C 215 ) floten, niet tegenftaande dit ftuk in handen van veele particulieren is. XII. Het poinêl der fubmisfie door Partyen van differenten, ontflaande onder de drie Leeden van Staat; een zo natabel ftuk, waar aan de Stad zo veel gelegen ligt, om zich te bewaaren tegen alle gedwongen fubmisfie derzelve. Noch veele poinften zoude men hier kunnen byvoegen, doch deeze zullen tot het oogmerk genoeg zyn. Zulke notabele ftukken , als de negen eerften, en het elfde point zyn, maar met ftilzwygen voorby te gaan, is tegens de intentie der Borgery: die wel (voornamelyk 011zes bedunkens) om de acht eerften by haare Remonftrantie, die feparatie, alvorens duidelyk verzocht heeft. Het voorby gaan derzelver , ftryd ook tegen de meening der vragen , door den Heer van den Boogaard voorgefteld. Die Heer verzoekt vooral (om'dat de Burgery naieverig is van haare Rechten,) op de befwaren de intentie van den Raad te mogen weten, wat al, wat niet in de Commisfie mag behandelen ; En zo zyn Ed. niet decifief antwoord daarop ontvangt, maar zelvs dit moet decideeren, als wel fchynt te volgen uit de perioden „ zoortgelyke meer" wat diergelyke -poinften meer zyn. Item meer zoortgelyke poinften. Als dan blyvt zyn Ed. in dezelve verlegenheid , of die vragen niet waren gedaan, vooral omtrent de agt eerfte ftukken, en de Heeren zyn in die Commisfie, nergens O 5 meer-  ( 216 ) meerder voor gedekt, na dit rapport, als, toen er gee» rapport in de waereld was. Wy begrypen dus als noch, dat die Heeren behoren gemunieerd te zyn met eene duidelyk bepaalde Inftruüie, niet om haar Ed. daar door te herinneren, wat in deeze tyd des Burgermeesters en Oud Burgermeesters eed [en plicht omtrent Stads Rechten van haar Edelens vorderen ; neen: Ed. Gr. Achtb. Heeren, dit zy verre van ons, maar om haar Edelens te dekken. 1. Tegens alle onaangenaamheden in die Commisfies die er door eene oblocutie van het een of ander point zoude konnen opkoomen. 2. Om gedekt te zyn voor diverfe begrippen, die er in den Raad zouden konnen vallen, over de behandeling van die bezwaren. 3-. Om ook gedekt te zyn, voor alle aanfpraak der Burgeren , ingevallen dezelven eens mochten in een begrip vallen , dat het een en ander ftuk , niettegenftaande (het door de twee Heeren na hun beste weeten, ter goede trouw, met eene reine confeientie en met de beste intentie was behandeld) eenigzins anders hadde behooren getraceerd te zyn. Deeze dekking beoogd zyn Ed., door de gedaane Propofitie na onze gedagten; die daar inne niet vindende door de prateritie van de voornaamfte poinften, befluiten wy, dat het rapport ook niet voldoet, aan de Propofitie van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard. Wy  C 217 ) Wy vallen zeiven Edele Groot Achtb. Heeren in 't mogelyk bizonder begrip , dat het aanloopt tegens de intentie der Burgery, alzo het ons voorkomt, dat de Burgers van begrip zyn , dat volgens Stads recht, niet alles, wat Stads regeerings beftel raakt, kan uitmaken een object der deliberatie van de Commisfie van Haar Ed. Mog., maar dat dezelve , voor zo veel wy hebben konnen ontdekken , denken , dat daar in alleen kan komen , het poinct der permanentie van het eerfte en derde Lid van Staat. Die Permanentie heeft dezelve unaniem opgegeven, en diverfe Burgers hebben zig by ons 'gedeclareerd, dat daar van niet konde worden afgegaan; zynde , al wat verder Stads Regeringsbefiel raaken mag , by hun gerekend Domeftiek te zyn , en buiten de twee voorftemmende Leeden. Het welk de reden is, dat ze het 15. Art. van het eerfte en het 13. Art. van het tweede Hoofdftuk der bezwaaren, door de agt Burger Compagnien getekend, opgegeven hebben , als een ftuk, het welk de Burgery gaarne wederom thans geconfirmeerd zagen. Dit toond klaar onzes bedunkens , dat er derhalven niet in kan komen, alles wat de Stads Regeeringsbeftelling raakt, zo als het rapport zegt by het advies op het eerfte en tweede poinct der Propofitie. Wy maaken dan hier uit op, dat de Burgery begrypt, dat het recht der Stad omtrent de ftukken opgenoemd, onder No. 1. tot No. 7. incluis , zo indisputabel is, dat daar over geene deliberatie kan of mag vallen, wat het recht aangaat; maar dat de Burgery wel zal mogen leiden, dat dit  ( 218 ) dit Recht by Haar Ed. Mog. erkend worde, by het nteuw te arrefteeren Reglement, en dat op dien voet tot erkentenis van dat recht, favorabel geadvifeerd worde, om eens alle disputen daarover aan een kant te hebben: Schoon anders de Heeren uit de voorftemmende Leeden , en de Stad Amersfoört, door Haar Ed, Mog. tot die Commisfie benoemd , om het Contract van 13. February 1587. zich daarmede niet mogen bemoeien; en dus ook niet over mogen advifeeren, het geene ook eene reden is, dat als alles zal afgelopen zyn door de twee voorftemmende Leden aan de Stad, een acte zal dienen te worden gegeven (na onze gedagten) waar by verklaaren, dat dezelve op deeze tegenwoordige daad, der Staats Commisfie en daar op gevolgde reforme, gemaakt met concurrentie der drie Leeden, geen recht op 's Stads Magiftraats beftel of Souveraine beheering der Stad, zullen fundeeren, ot fuftineeren, die daar door te hebben verkregen, welke acte van diergelyken inhoud, ook Stad en Steden onderling als dan dienen te wisfelen. Op het ftuk der Gecommitteerdens uit deSorgery, fchynt ons het rapport regelregt aan te lópen, tegen de intentie der Borgers: Want deeze denken (gelyk ook wy) dat dit ftuk is zuiver Domefliek en niets involveerd, 7 geen de twee voorftemmende Leeden kan fpedteeren, waarom ook die Commisfie van Haar Ed. Mog. daar over niets kan advifeeren , 't geen het rapport contrarie fteld. Wat nu aangaat de vooronderftellinge, dat het Reglement in den jaare 1674. geïntroduceerd, via facli, in het jaar 1747. confenfu populi zoude zyn bevestigd, door ons als Staadsleden tot den huidigen dag toe bezwooren, dus voor onze perfonen, als wettig diende te worden aangemerkt  C 219 ) merkt (dit Ed. Gr. Achtb. Heeren begrypen wy uit den zin dier periode te moeten befluiten) waarop wy dan moeten remarqueren. Dat wy zeer twyffelen , of men wel immermeer zal konKen aantoonen, dat in den jaare 1747 of 1748. aan het Volk by eene promulgatie of andere wettige wyze haare toeft emming gevraagd is, tot het invoeren der Regeeringsforme van 1674 (*). De Heeren Rapporteurs erkennen zelve, dat 'er by de Regenten verandering in is gedefidereerd, doch niet hebben konnen obtineeren: Hier uit moeten wy befluiten, dat het dus wederom zonder volledige toeftemming, en als tegens dank , 'is ingevoerd, anders konde 'er geene verandering, die men defidereerde geweigerd zyn. Wy ontkennen niet, dat wy by onfe aanftelling als Raaden, het zelve Reglement hebben geïntroduceerd gevonden, dat het by ons ter goeder trouwe is bezwooren, en door ons, zo wy niet beeter weeten, na eed en pligt gehandhaafd is. Doch daar nu het Volk haare Rechten te rug eischt, die eertyds door haare Reprafentanten sine expresso Populi consensu zyn afgeftaan, moeten wy befluiten, dat dit zelve Volk, ook eo ipfo aclu ons van dien Eed in zo verre wil (*) De Heeren de Ridder en Burman zouden alhier wel ftellig hebben kunnen affirmeren, dat een zodanige als hier gemelte promulgatie tot het invoeren der Regeringsforme van 1674. ia de jaren 1747 en 174R. geheel niet is gefchied, en men zal ook niet in ftaat zyn daar van eenige blyken , hoe ook ta konnen voor den dag brengen.  C 220 ) wil ontflagen hebben, door integendeel van ons. te vordederen, dat wy dat oude Regt zullen handhaven, zo als uit het prsfenteeren van het Request der Burgery, wegens de begeving der tusfchen tyds openvallende Raadsplaatfen, welke eene zaak was , lang buiten het gezicht, klaarlyk mag getrokken worden: Wy vermeynen daarom, dat in dat geval, die Regenten Qfalvo mellori judicto') verpligt zyn, om als nomine et juffu populi, die regten te reclameren, vooral, daar de Regenten alleen zyn, de Defenforcs en niet de Proprietaril van des Volks rechcen , 't welk ook de reden is, dat onze Prasdecesfeurs, die rechten in 1747 buiten uitdrukkelyke toeftemminge van het Volk, niet konden afftaan , met dien effecle , dat het Volk waarlyk daar van ontzet raakte, en den eigendom van die Regten verloor. Wy dan vermeinen, dat wy dit reclamen des Volks appul*erende, doen niets dat tegen onze eed ftrydig is, om dat het Volk, aan wien wy eigenlyk gezwooren hebben, haare Regten en Privilegiën te handhaven, ons in zo verre tacite van dien Eed ontflaat, door ons te verzoeken expressis verbis die Regten te doen herleven. Wy hunne Re- prafentanten zyn in dat geval van appui de mond van het Volk, het welk dan door ons fpreekt, en als hun verzoek op recht en reden fteunt mogen wy het onsies gedagtens niet van de hand wyzen, fchoon Wy tevens gehouden zyn, wanneer het op geen recht of reden ireund, het Volk te waarfchouwen tegens het onrecht, dat het begaan zoude. Hier mede zullen wy overgaan tot het flot van het rapport, en daar op vinden wy ons verpligt te zeggen: Dat wy gantsch alieen zyn, om de behandeling der be- zwaa-  C 221 ) z waaren van de Steeden over te laten aan de prudentie der Heeren in de Staats Commisfie. — Wy verzoeken zeer inftantelyk, dat dezelve in die Commisfie binnen komende, ter tafel van U Ed. Groot Achtb. mogen komen, alzo het volgens berichten , ja zelfs copyen, apparent is, dat dezelve e diamet r» zullen geoppofeerd zyn, aan Stads Rechten, op dat de Stad daar tegen kan waaken, en zorgen, dat die Heeren, die hier door party worden, in deezer., geen advies, hoe genaamd , mogen uitbrengen. Zie daar Ed. Gr. Achtb. Heeren! de gedagten van ons ondergetekendens op het rapport, en de redenen waarom wy ons met het zelve niet conformeeren. Wy verzoeken , dat dezelve tot onze decharge, voor de Nakomelingschap in de Notulen mogen geinfereerd worde» op dezen 28 Juny 1784. (getekend) Jan Pieter de Ridder. PlETER CAREL BüRMAN de la BaSSECOUR. Edele Groot Achtbaare Heeren! Ik heb mede getragt, zo veel inmy was, met alle nauwkeurigheid en onzydigheid te overweegen, zo wel het rapport van de meerderheid der Heeren Gecommitteerden tothet examineeren "van de Propofitie van den Heer Oud Burgermeester van dm Boogaard van 24 May laatsleden, als ook het afzonderlyk advies van den Heer Raad van Senden, . dieswegens voorleeden Maandag in deeze Vergadering ingediend,  ( 222 ) diend, en het is my voorgekomen, dat in die beide ftukken, word erkenden vastgefteld, dat onder de opgegeevene bezwaaren eenige poincten worden gevonden, welke ah direcl behoorende tot dezer Stads huyshoudelyk beftier, geene voorwerpen kunnen zyn.van de deliberatien , der Staats Commisfie, maar alleen tusfchen Uw Ed. Gr. Achtb. en derzelver goede Burgery zullen moeten worden afgehandeld; als mede , dat door genoemde Heeren Gecommitteerdens wel degelyk feparaat en fpecifiek word opgegeeven , op welke poinften volgends Hun Ed. gevoelen al- of niet door Hun Ed. Mog, Gecomm. kan worden geadvifeerd, en welke by dezelve, buyten alle deliberatie moeten blyven, om eeniglyk door Uw Edele Groot Achtbaare te worden behandeld ; en dat dienvolgens gemelde Heeren Gecommitteerdens in deeze en de Heer van Senden, in het weezen der zaak het meerendeels eens zynde, te zaamen kunnen gezegd worden te voldoen, zo wel aan de intentie van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard , als aan 't verzoek der Burgeren, volgends derzelver adres van 21. May jongstleden en nadere inflantien ten zelve einde op Maandag den 21. deezer by Requeste gedaan: Ik zoude dus eenvoudig hier in kunnen berusten; dog, daar onze deliberatien thans rouleeren over zaaken van veel gewigt, zy- 't my gepermitteerd, en gelieven Uw Ed. Gr. Achtb. gelyk ook in het byzonder de tien Heeren Gecommitteerdens 't my ten goedë te houden, dat ik, rondborstig en onbewimpeld myn gevoelen uitende, vermeen te moeten declareeren , dat ik my ten vollen conformeer met het geene door gedagte meerderheid der tien Heeren Gecommitteerden is geadvifeerd, op de twee eerfte vraagen vervat by de Propofitie van den Heer van den Boogaard, onder deeze bepaalinge nogtaus, dat de decifie van het recht van verkiezing  ( 223 ) zing der Raaden in de Vroedfchap dezer Stad, waar omtrend gelyk bekend is, niets is bepaald by het Reglement van 1674. als ook de form van -het benoemen van Burgermeesteren en Scheepenen, nominatim worden uitgezonderd, van alle die poinften, alleen betrekking hebbende tot de beftelling van Staats en Stads Regeering, welke volgens het zelve rapport, by de Commisfie van Hun Ed. Mogende dienen te worden overwoogen, vermits dit een en ander my toefchynd mede tot het Stads byzonder beftier te behooren, en in zo ver kan ik derhal ven niet geheel toegeeven aan de gedagten van meergenoemde tien Heeren Gecommitteerden , wanneer dezelve nopens V derde vraagftuk van den Heer van den Boogaard van gevoelen zyn, dat alle de poincten, vervat by 't Reglement van 1674. ook zoo verre die V beftek van de Stad Utrecht in'/ particulier raaken, tot meergemelde Staats Commisfie behooren , hebben wy toch nog zo onlangs ten klaarden getoond , dat de vervulling der binnen tyds vaceerende Raadsplaatfen een aloud regt is der Burgery, het welk, als nooit, ook ■niet by V Reglement van 1674. aan den tydelyken Heer Stadhouder zynde afgeftaan , door de Vroedfchap zelve, als reprefenteerende het lichaam der Burgeren, kan en mag worden uitgeoefend; niets is , mynes oordeels, natuurlyker en noodzaakelyker, dan dat door U Ed. Groot Achtb. nitdrukkelyk worde geflipuleerd, dat dit poinft word geoordeeld geene de minste betrekking te hebben tot hetzelve Reglement, 'zo min als V jaarlyks en tusfchentyds nomineeren van Burgermeesteren en Scheepenen , aangezien de wyze van redres in dit opzigt, zo als die by de meeste bezwaaren doorgaans voorkomt eeniglyk door Uw Ed. Gr. Achtb. fchynt te kunnen worden beoordeeld, ik zoude hierom van advies zyn, dat ook deeze twee ftukken dienen te P wor-  ( 224 ) worden gevoegd, by zodanige poinften , welken Heeren Gecommitteerden hebben geoordeeld de Stad Utrecht alleen te concerneeren, en niet tot de Provintie of Generaliteit te behooren, of geene relatie te hebben tot het Reglementvan 1674. en welke gevolgiyk buyten de Staats Commisfie behooren te blyven, en aan de beftelling van den Raad dezer Stad als volftrekt Domeftiek te worden overgelaaten; gelyk ik ook van opienie ben , dat de verdichte qualiteiten omtot Raad in de Vroedfchap eliglbel te zyn , van zelve moeten geoordeeld worden eeniglyk door Uw Ed. Gr. Achtb. te kim:-en worden bepaald; en hier onder zoude, volgens myne gedagten , ook nog dienen te worden gerangfchikt het poinct betreffende het AL- ofNIETadmitteeren van een Collegie van Gecommitteerden uit de Burgery; het is wel zo, en hierin convenieer ik, met meer gezegde Heeren Gecommitteerden, dat onder de zaaken met welke genoemd Collegie Zig zoude beezig houden, zo als die in het ingeleverd Concept Reglement, te vinden zyn, ook word opgegeeven het advifeercn in cas van ,t openleggen van eenige nieuwe of verhoogde belasting, en het ontfangen van opening van den ftaat der Generale of Provintiaale Finantien; dan behalven dat dit laatfte eeniglyk word gevorderd by geleegcndheid en in geval van onverhoopte noodzaakelykheid van V eerfte, het invoeren namehtlyk van eenige nieuwe of verhoogde belasting, waarin toch altyd door dezer Stads Burgeren en Ingezeetenen ver het grootst gedeelte word ge • draagen, zo is het nog niet gedecideert of de Burgery juyst zo bepaald op dit een en ander zal blyven ftaan, dat dieswegens gezet zal behoeven te worden gedelibereerd, terwyl in allen gevallen by de Vroedfchap eeniglyk de al- of niet inrigting van een dier gelyk Collegie kan worden behandeld, en vervolgends, indien men raadfaam oordeelde de Bur-  ( 225 ) Burgery in deeze te wille te zyn, de twee even genoemde poinften aan de decifie der drie Leden van Staat overgelaaten. Wat nu aangaat zodanige zaaken en bezwaaren waar omtrent in de by Uw Ed. Gr. Achtb. te neemen Refolütie geene bepaalingen zullen zyn gemaakt, of welke buyten kennis van de Vroedfchap in de Staats Commisfie mogten zyn of worden ingeleeverd, en waarby nogtans Stads regt min of meer zoude kunnen zyn getoucheerd, dien aangaande wil ik my zeer gaarne met het advies van welgemelde tien Heeren Gecommitteerden conformeeren , en de behandeling van zodanige voorkoomende zaaken aan de bekende prudentie en iever der Heeren, namens deeze Stad in Staats Commisfie gecommitteerd, overlaaten. Edog daar 't over bekend is, dat het Hoofd-Officiers ampt dezer Stad voorheen by formeele afftand, als eene Commisfie, behoorende tot de Vroedfchap, is geconfidereerd, neem ik nog de vryheid, aan Uw Ed. Gr, Achtb. voor te draagen , of het gedefidereerd redres in deeze -wel gevoeglyk aan het onderzoek en de beoordeeling van de Heeren Hun Ek. Mog. Gecommitteerden kan worden gefubjefteerd. Voor 't overige verfeer ik in dat vast vertrouwen , dat de meermaalen genoemde Staats Commisfie, na examinatie der ingediende ftukken, niets meer zal doen , dan deswegens te advife:'en ter Vergadering van Hun Ed. Mog. ten einde dat advies door de refpeflive Leeden van Staat zoude kunnen overgenoomen, en door ieder in den haaren gecommuniceerd en behandeld worden; wanneer moogelyk het geproponeerde door den Heer van Senden, by het laatftegedeelte van deszelfs advies, van nut zoude kunnen zyn , ten P 2 ein-  ( 226 ) einde de zaaken in questie des te fpoediger te brengen toe een gewenscht einde, en wat ten laatften betreft 't geavanceerde by meergedagt rapport der tien Heeren Gecommitteerden nopens het Reglement van den jaare 1674. voor zoo ver het zelve als door alle de Leeden der Regeering bezwooren, niet anders dan Staatsgewyze met concurrentie van alle de Leeden, zoude kunnen worden gealtereerd of verbrooken; hier omtrent kan ik niet afzyn nog met een woord te refledteeren, dat ik dit gepofeerde confidereer, als door dezelve Heeren maar als in 't voorby gaan aangeroerd, zonder eenig oogmerk om de wettigheid of wel om het wederregtelyke van 't zelve Reglement, opzetlyk te beoordeelen, dan indien hier uit te eeniger tyd door deezen of1 geene zoude kunnen of moeten worden afgeleid, dat alle de tegenswoordige Regenten dezer Provintie te zaamen, zodanig aan het gezegd Reglement zouden gehouden en gebonden zyn, dat zy onbevoegd moeten worden geacht, om het zelve "te altereeren, reformeeren, of des noods geheel te vernietigen, en een ander en beter gefchikt voor eene Souveraine Provintie van deze vrye Republiek, in te voeren , zonder de bewilliging van anderen, welke mogten fustineeren daar by direct geinteresfeerd te zyn, vind ik my verpligt opentlyk te declareeren, dat de volkomen onwettigheid van meergedagt Reglement, my volledig betoogd voorkomt, en dat ik dagelyks meer en meer hier in word bevestigd, dat het zelve geenszins als een Contract tusfchen den Souverain ter eenre en den Stadhouder ter andere zyde, maar eeniglyk als een formulier moet worden aangemerkt, volgens het welk de Regeering in deeze Provintie zoude worden beleid zoo lang het zelve niet ftrydig word bevonden tegen het belang en welzyn van V algemeen; daar nu de Leeden der Regeering, by het aanvaarden hunner be-  C 227 ) bedieningen, niet alleen by Eede belooven dat zelve Reglement te zullen obferveeren en nakoomen, maar ook in het byzonder, en wel in de eerfte plaats, dat zy alle de Privilegiën, Handvesten en Gerechtigheden van den Landen van Utrecht en van de drie Leeden van die, als ook de oude ■wettige en welherbragte Coftumen zullen voor/laan en helpen defendeeren en handhaven, zo geeve ik in bedenking, welk gedeelte van dien Eed eerst en boven al moet worden geobferveerd, wanneer in tyden van meer algemeen inzien in 's Lands weezentlyke belangen, zoo als wy thans beleeven , dat Reglement grootflendeels tegens de aloude, wettige en onvervreemdbaare Regten — zo wel ah tegen alle begrippen van eene vrye Republicainfche Regeering, wordgeoppofeerdgevonden, en vaneenen allerfchaadelykfte invloed is op 's Lands publiek beftier ? En dat de waarheid van dit gepofeerde overvloedig is aangetoond, zal thans by niemand onzer worden in twyffel getrokken; trouwens ik kan zulks, mynes bedunkens niet klaarder voordellen , dan door deeze eenvoudige gelykenis ontleend uit de gefchiedkundige verhandeling betref ende V Regeerings Reglement door zyn Hoogheid Willem den zde in den jaare 1674. aan de Provintie van Utrecht voorgefchreeven, onlangs door den druk gemeen gemaakt, alwaar met zo veele woorden word gezegd, „ Verbeeld u, dat iemand in een huys komende aldaar A. B. C en D. vond, van welke de drie eerfte hem verzekerden dat zy Heeren van het huys waaren, en dat zy er ook jaarlyks de lasten en réparatien van moesten betaalen, en dat D , fchoon hy wel wat ■meerder ftaat voerde als zy, ja offchoon zy ook de toegeevendheid hadden om meest altyd zyn zin te doen, tot in het doen der reparatien incluys, egter ftegts de uitvoerder hunner beveelen was, zo zal hem dit mogelyk wel eenig- P 3 eim  c 228 ) zins verwonderen, ja wel ligt doen twyffelen, of het regt der drie eerstgenoemde boven D. wel zo zeeker en ontegenzeglyk mogt zyn; maar indien hy D. de volgende dag een der drie gewaande Huysheeren, en drie daagen daar aan een tweede, buiten de deur ziet zetten, en weder andere va zyn gelieve daar in plaatzen, zal hy dan nog gelooven dat D. flegts de Dienaar — en A. B. en C. de Huysheeren van dit huys waren ? Of zal hy in weerwil van het gezegde van A. B. en C. alleen D. voor de eenige ware en wezendlyke Huysheer van dit huys houden ? Ik behoef in de toepasfing van deeze aanhaaling niet dieper in te treeden, en zal my voor het tegenswoordige onthouden van verdere aanmerkingen , welke op dit fujet zouden kunnen worden geappliceerd. Utrecht 28 Juny 1784. (getekent) j. c. s.1iissaert. Edele Groot Agtbaare Heeren! My niet kunnende conformeeren met het rappo« der Heeren Eyk en verdere Gecommitteerdens, by Vroedfchaps Refolütie van den 24 May 1784. verzogt te examineeren de door den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard eodem die, zonodige gedane Propofitie"; achte ik nodig ten bewyfe van myn verfchillend fentiment in dezen, en op dat een ieder zo nu als in 't vervolg van tyd van de redenen van dien, zoude kunnen worden overtuygd, te verzoeken da  ( 229 ) dat het volgende ter rayner decharge, in Stads Notulen mag worden geinfereerd. Dat volgens myn begrip, de Commisfie van negen Heeren Gecommitteerdens, zoo verre dezelve geen Regenten der Stad Utrecht zyn, zig niet kan inlaaten, nog adviferen, over zaaken de Stad particulier betreffende , fchoon dezelve niet als mem Domeftisq zoude kunnen geconfedereerd worden; vermits het zeekcr is, dat de voorftemmende Leeden geen het minste bewind gehadt hebben , nog competeerd, in zaaken de Politie of Magiftrature der Stad betreffende. Datgeenzints de intentie van den Heer van den Boogaard fchynt geweest te zyn , om zelfs te decideeren welke zaaken de Stad raakendc , door die Commisfie aio? niet, moesten behandeld worden , neen maar, dat zyn Ed, daar omtrent wyfelyk en voorzigtig verzoekt te worden geé'lucideerd, om zo 't fchynt, niet voor de gevolgen aanfprakelyk, nog refponfabel te zyn; hoe zeer ik den Heer van den Boogaard als een der kundigfte Regenten achte, en zyn Ed. voor de jny dikwerf gedane voorlichtinge omtrent veele verrigtingen, tot welzyn van Stad en Burgery, myne dankbaarheid betuyge. Wel is waar, dat by de Publicatie van den 17de April dezes'jaars, verzogt is, op te geeven , alle de poinften Staan en Stads Regering betreffende; waar door tac' e van wegens de Vroedfchap fchynt beflist te zyn , dat er tegenwoordig zulk een zamenloop van omftandigheeden is, die verandering in de thans plaats hebbende Regeeringsform vordert. Dan ik voor my , kan niet zien , dat de VroedP 4 fchap  C 230 ) fchap daar door van haar regt heeft gerenuntieerd, en de Heeren van de Commisfie, welke tot de voorftemmende • Leeden behooren, gedemandeerd, over zaaken de Stad en Burgery competerende, aan Hun Ed. Mog. te advifeeren, quod notandum , daar de Burgery wel expresfelyk heeft verzogt, dat de Stad omtrent zodanige zaaken het beftel aan zig zoude behouden; en ik dus ook geen recht voor my kan uitdenken, om des contrarie te doen. Van harte wenfche ik, dat de verftandhouding met de voorftemmende Leeden, meer en meer zo dezelve ftrekt tot de beveyliging van Rechten en Privilegiën, mag aangroejen, vermits het een ontegenzeggelyke waarheid is, dat eendragt het fteunzel is van alle welmeenende daden, waaromme ik ook met U Ed. Gr. Achtb. van gedagten ben, dat geene geheimhouding der bezwaren by meergemelde Publicatie gevraagd, kan plaats hebben; edog dat dezelve zo verre niet kan getrokken worden, dat de Heeren der meergemelde Staats Commisfie, die tot de voorftemmende Leeden behooren, zoude dienen te advifeeren over zaken de Stads Politie of Magiftratuur betreffende. Dat het Reglement in den jare 1674 onwettig geintroduceert, by de Staats Leden wel is bezwooren. Dat de aanItelling van /Willem de IV. tot Stadhouder, is gefchied confenfu populi , en men daar van openbaare bekendmaakin* heeft gedaan, doch dat men nimmer kan aantoonen aan het Volk tot heeden toe, eenige verklaringe of promulgatie gedaan, veel min hun toeftemming en medewerking is gevraagd tot het invoeren der Form van Regeeringe van den jare 1674. zo als men zulks ook niet heeft gedaan, by de verklaring van het Erfftadhouder fchap, of by de aan-  ( 231 ) aanvaarding van de hooge waardigheid by de gedeclareerde weerderjaarigheid van den tegenwoordigen Stadhouder, Dat het ontegenzeglyk zeeker is, in publtcts non datur prafcriptio, als ider Lid der Regeering verpligt is en blyvt, wanneer het Volk zyn Rechten terug eischt, volgens zynen Eed de Privilegiën, Handvesten en Gerechtigheeden van den Lande van Utrecht en de drie Leeden van dien, als ook de oude wettige en welherbragte Coftumen, voor te flaan en te helpen defendeercn. Waar toe falvo meliori, volgens myn begrip, mede behoren Rechten Stads en Burgery competeerende, als waar mede de voorftemmende Leeden zig niet direct kunnen bemocjcn, maar alleen verpligt zyn , dezelve voor te staan , wanneer de Stad of Burgery in dezelven verkort of benadeeld wierd. Het Collegie van Gecommitteerdens uit de Burgery , komt my voor , van dien aart te zyn , dat daar omtrent de voorftemmende Leeden, niet kunnen advifeeren. Zie hier Ed. Gr. Achtb. Heeren de reedenen van myn verfchilleud begrip in deezen, omtrent de zaaken welke by de Staats Commisfie al of niet kunnen werden behandeld. Voor het overige en in zo verre andere redenen by dit myn votum niet zyn gemeld, refereere en conformeeren ik my ten vollen, met het advies van den Heer Raad van Senden , als ook met het Plan van fchifting, door den Heer de Ridder, voorlcedeu Maandag ter tafel van Uw Ed. Gr. Achtb. gebragt; ik eindige met den wensch, dat alle pogingen tot welzyn der Provincie in 't gemeen, en van de Stad Utrecht in het byzonder, mogen gezegend, de Vryheid op haaren troon herfteld, alle verfchillen tot waar welzyn , en beftendig geluk van de Inwoonders en goede BorP 5 £8-  ( 232 ) gery, en tot in ftandhouding van de Stadhouderlylse waardigheid , aan Vryheid, Privilegiën en Rechten verbonden, mogen weggenoomen worden, op dat men zeggen mag, tandem bona eau fa triumpkat! Utrecht den 28. Juny 1704. van Haeften. Verzoekende de Heer de Ridder daar en boven, dat het Plan van fchiftinge der bezwaren voorleden Maandag in fcriptis geproduceerd en welke ter Secretarye van Politie hadde voorgelegen 1 mede in de Notulen van heden mochte worden geinfereerd, het welk aan zyn Ed. is toegedaan, luidende het zelve als volgd : Plan van fchiftinge der bezwaaren door de Borgery overgeleeverdgaande over No. 1. Opgegeeven door het Marschluyden Gild. 3- de agt Compagnien. 9. door eenige Burgers. Colom A. B. C. Poinften die ter Poinften die Stads Poinften die zuyVergadering van Regten zynde , op ver Domedieq zyn, Haar Ed. Mog. ge- nieuw dienen te waar over nog de bragt kunnen wor- worden gearres- Staats Commisfie kan  ( 233 )- A. B. O den, om daarover teerd, dog zonder kanadvifeeren,nog te delibereeren,en deliberatie, daar by HunEd. Mog. dezelve te arreftee- over toe te laaten. worden gedelibe- ren. reerd- Art. 2. zo ver het No. i HetMarsch- Art. i. geheel. Hun Edele Mog. luyden Gilde. 2. zo veel de aangaat. Stad aangaat. Art. 3. ut fupra. 3 7 r 4 ut fupra. 4 ^ pra. 5 geheel. -—-~ 6 . 6 ut fupra. 9 "J 7 ut fupra. 10 J — 8Seheel' — " igehee! j No. 3. Opgegeven door de agt Burger Compagnien: de Prasmisfen te behandelen na dat de bezwaaren der Steeden zyn ingericht. Art.  C 234 ) A. B. c. I. Hoofdstuk. GE ELI G EERDE N. Art. 1 begin en Art. 1 een geeinde, deelte even na —r 2.3.4.5.6. het begin. -— 7 verzogt 11 laatfle dl. niet af te gaan 12 ut fupra. by de Stad. 15 te confor- 8.9,10.11. meren om het eerfte Lid. contraór. 13 Febr. — 12 eerfte lid. 1587. verzogt 1 13, 14. op dat fujetniet af te gaan. II. Hoofdstuk. RIDDER. SCHAP. Art- *• 2. Het laatfte lid 12. Het laatfte deel 2 nopens de nopens de appro- ook by de Stad te augmentatie en batieverzogtniet bezorgen. voorftellinge. af te gaan. 3.4.5.6.7. 10. Ut fupra. Art.  ( 235 ) A. B. C 8 13. te conformee- 9 1 niet af ren als boven , 11 } te Art. 15. gezegd 12 ^S™"- is om het Con- traft 13. Febr. 1587. op datfu- jet niet af te gaan. III. Hoofdstuk. STAD DERDE LID. Art. 1 op te bly- Zie de Pramis' Art. 2. 3. 4- 5ven ftaan. *n hier voor Art. 6, ?, 11. het eerfte deel. iototNo.33. incluys: vooral No. 25. . 11 het laatfte deel. — 12 geheel. 4de  ( 236 ) A. B. C. IV. Hoofdstuk. GECOMMITTEERDENS UIT DE BURGERY. V. Hoofdstuk. HOOFDSCHOUTEN. Te confinneeren Geheel Domeden affland aan de jt;eqt Stad: item in het geven der Commisfie door Stad , Stads A"' 3 60 5" oud regt welk gehad heeft geheel te bewaaren. Art. i. 2.6 en 7. HET COLLEGIE VAN GEDEPUTEERDEN. Art. 1. 2. 3. 4. Stadsregtom- —— 4. niet af te trent het acces tot gaan en te be- alle Papieren op waareu't regt der Staaten Kamer te Stad tot de ver- bewaaren en daar dere Charters en van niet af te gaan. Papieren. 5. Onder judi- 5 niet af te catuur ook te begaan, grypen: geenlegi- . 6. flative magt buyten fpe-  ( 237 ) A. B. C. fpeciaale authorifatie der drie Leeden. VAN DE COMMISSIE TER GENERALITEIT IN HET GEMEEN. Art. i niet af te Art. i omRef.van Art. 4. by de Stad gaan, 524 Oft. 1633. de couimunica- ; 2. tie te bezorgen 3 niet af te privatief in dea gaan. haaren. 4 zo ver dit 5 *) Haar Ed. Mog. 6 \vt^r raakt. 7 5 ut fupra niet af te gaan. 6 niet af te gaan. GECOMMITTEERDENS TER STAATEN GENERA AL. jfte Lid zo ver Het laatfte Lid Haar Edele Mog. by de Stad Dome- fpecteerd. üicclin den haaren te bezorgen by de In-  C 238 ) A. B. c. Inftruftie van Stads weegen te maaken. DE GECOMMITTEERDENS IN DE GENERALITEITS REEKENKAMER. Art. 1 en 2. DE GECOMMITTEERDENS IN DEN RAAD VAN STAATEN. Art. 1 en 2. DE GECOMMITTEERDE BEWINDHEBBERS IN DE OOST EN WESTINDISCHE COMPAGNIEN. Geheel. DE PROVINTIALE COMMISSIE ALS STAATE FINANTIE. Art. i. 3. 5. 6. Art. 2. 4. Art. 2. by de Stad 6. laatfte Lid in den haaren te oude Stads pos- bezorgen. Item fesfie. Art. 4 en 5. HET  C 230 ) A. B. C. HET HOF PROVINTIAAL. 1. Eerde Lid. Art. 1 laatfte Lid. 2. 3 't regt der gebooren Bur gers en Capitte. len te bewaren. GENERAALE REDRESSEN Art. 1. 2. Art. »2 Op te Hy- II zo veel de 3 zo ver 't ven ftflan. Stad en Vryheid de Provintie aan- 3 Stads regt. met het Ceregt gaat. _ 10 omdat de raakt , Dome- 4. 5. 6. Stad niet mag flieq. _ 7 niet af te nog kan reeds 12 kan het gaan. afgedaane zaa- laatfte niet wor- 8. ken, of indispu- den toegeftaan. 9 met het tabele regten ter Zie Stads De_ byvoegfel. decific van ie- diu'tie 1764. Q Dog BESCHRYVINGE DER STAATEN. Art. t. Art. 2. niet af te Art. 2 by de Stad gaan. in den haaren te redresfeeren in 't generaal.  C 240 ) A. B. C. Pag. 25. in 8vo. mand ftellen; waar Dog isopgegee' Arr. 10 eerfte deel. door zy die fom- ven een herzienin■ 11 zo veel wylen by kvvalyk ge te hebben zonnet de Provintie uitvallende decifie der andere ftukken aangaat. zouden kunnen te produceeren , 12 eerfte lid. verliezen, daarom als die by de ande- ■ 13 eerfte lid. moet aan de Stad re inftantie overge- ' r5' de fubmisfie vry leeverd zyn. Eed ter Staaten blyven, al of ook By de vier oudvergadering te niet te doen, en fte Scheepens agt doen. in cas van gedaanè Raaden daar toefubmisfie, moet de voegende, zoude gegraveerde by de men moogelyk te Bondgenootenher- vreeden zyn. ziening konnen Art. 13 het laatfte krygen, als de laat- deel geheel Dofte decifcurs, vol- meftieq. gens de Unie, by 16 geheel. dewelke dezelve De drie Eeden alle aan ieder Provintie zuyver Domein het particulier ftieq. bezwooren hebben , hun in haare Regten en Privilegiën te zullen maintineeren. Adres  C 241 ) , A. B. C. Adres No. 9. Art. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 10. 11. 16. zyn reeds gerangeerd" by No. 3. Art. 9 zoo ver Art. 15 kan de Het (lot zuyver Haar Ed. Mog. Stad vordeten. Domeftieq. concerneerd. . 12. 13- 14' 1. Remarque. 2. Remarque. Edele Groot Achtbaare Heeren! De ondergeteekende (overtuygd , dat de welmeenende Burgery in haare Remonftrantie, by 't overgceven der bezwaaren overgelevcrt,«72ifepa. atie 'eti fchiftinge derpoincten verzoekende; een zaak. van order, noodig tot confervatie haarer Privilegiën, en "t maintien van Stads regten verzogt heeft, ook zig met het rapport door de meerderheid van de Commisfie der tien Heeren uitgebragt, niet kunnende conformeeren,) heeft niet gehanteerd , om te offereeren van een Plan uit te brengen , 't welk na deszelfs gedagten meer gefchikt zoude zyn dan 't rapport, om aan de intentie der Burgery, en aan de vraagen door den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard voorgefteld, te voldoen. Ja de ondergeteekende heeft zelfs geene zwaarigheid gemaakt om (conform 't verzoek van eenige Raaden voorleeden Maandag gedaan) aan te neemen, van het op dezen Q 2 dag,  C 24« ) dag, ter, tafel van Uw Ed. Groot Achtb. te brengen,op dat daar door alle oorzaak tot dilay wierd afgefneeden , en de Raaden over het Plan en het Rapport beyden haare gedagten deeze 8 daagen konden laaten gaan. Aan dit verzoek dan zullende voldoen , hebbe ik de eer 't zelve hier nevens over te leeveren. Het kan na myn gedagten Ed. Groot Achtb. Heeren dienen, om er de overige na te fchiften en te fcheyden: Edog verre af zynde van te denken, dat ik in deezen niet zoude kunnen mistasten, en niet vooringenoomen met myne eigene idees, leg ik 't over ten fine van examinatie, en op dat het zelve, zo ik iets onder een andere Colom mogte gebragt hebben, als waar onder 't zelve wel eigentlyk diende gefchikt te worden, zulks moge worden verbeeterd en geperfectioneerd , verzoekende te gelyk dat dit plan moge in de Notulen geinfereerd worde, op dat ik daar door altyd een legaal bewys hebbe, hoe ik op dit ftuk gedagt hebbe, aan my referveerende, myne gedagten en reedenen waarom ik van 't ander rapport der tien Heeren verfchillend blyven moet, by het neemen der Refolütie op het zelve, nader te openbaaren en te doen aanteekenen. Jan Pieter de Ridder. Zynde wyders op verzoek van de Heeren Abbema en Tvoy goed gevonden Hun Edelens advifen in fcriptis ingediend in de Notulen te infereren luidende als volgd : Edele Groot Achtbaare Heeren ! Daar thans de, aan deze Vergadering op den 24. May jongstleden, door den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard gedaane voorltelling, concerneerende de ingediende  ( 243 ) de bezwaarpunten van dezer Stad Burgeren en ingezetenen, het onderwerp der jegenwoordige deliberatie komt uyt te maken, kan ik niet voorby, myne verwondering te kennen te geeven, dat na zo een algemeen, zelf by alle de Leeden van den Staat geavoueerd, hoognodig redres van abuyfen, teegen de Conftitutie deezer Provintie in de Regeeringsbeftellingen ingekoomen, tot wegneeming van welke een byzondere Staats Commisfie is benoemd en versogt, de middelen daar toe aan de hand te geeven, en op dat oogenblik dat de ten dien eynde ingeroepen bezwaaren der Burgeren en Inwoonderen deezer Stad aan die gedecerneerde Staats Commisfie ftaanovergegeeven te worden, tusfchen de Leeden deezer Vergadering, die anderzints omtrent degroote zaak, de noodzaakelykheid eener reforme in de beftelhn. ge der Staats en Stads Regeering volkoomen eensgezind zyn, eenige argwaan wegens de wyze van overgifte fchynt sebooren te worden, welke indien dezelve in de beginzelen niet word opgeruymt, van de allernadeeligfte gevolgen kan zyn, en door nietigheden, den voortgang der zaaken zodanig moeyelyk zal maaken, dat de bekwaame tyd, de eenige moogelyk die ooit exteeren zal, om iets tot weezendlyk welzyn dezer Provintie, en welvaeren dezer Stad te kunnen effeftueren, zal voorby en verlooren doen gaan, alvoorens my dan te uyten omtrend het voordel van den Heer Oud Burgermeester 'van den Boogaard, agte ik my verpligt te beproeven, of niet de verfchillende fentimenten der Leeden dezer Vergadering tot een gebragt, en alle ergvreefende fcrupules, die nogtans alleenlyk aan een lofwaardig grondbeginrel,»*«»«ï««/A«V omtrend Stads Regten en Privilegiën moeten toegefchreeven worden, uit den weggeruymt zouden konnen worden. Q 3 Hier-  C 244 ) Hiertoe gaarne het myne wenfchende te contribueeren heb ik nauwkeurig onderzoek gedaan , na de voornaame verfchilpunten, en bevonden dezelve eeniglyk te beftaan: Voor eerst dat, hoe zeer men het wel eens is, dat alle de poinften , die in \ Regeerings Reglement van den jaare 1674. gevonden worden, en redres nodig hebben, Staatsgewyze gealtereerd'engearefteerd moetenwordcn , mennogthans omtrent de behandeling inde Staats Commisfie nopens fommigepoinften, Stads Regeerings beftellingconcerneerende, van begrippen verfcbilt, zo dat volgens het eene fentiment, die poinften geen onderwerp der deliberatien van Hun Ed. Mog. nog by de Staats Commisfie, maar wel van confirmatie kunnen uytmaken, terwyl volgens het ander fentiment, alle die poinften, als behoorende tot eene exteerende Staatswet, ter overweeging in de Staats Commisfie behooren gebragt te worden, Ten anderen, dat het voordel tot eretlie van een Collelegie van fiestien Gecommitteerden uyt de Borgery, aan de eene kant befchouwd word, zodanig Domeftiek te zyn, dat deeze geheele zaak in alle deszells deelen buyten' de Staats Commisfie gehouden moet worden, terwyl aan den anderen kant geoordeelt word, dat uyt hoofde der bemoeijingen van dit Collegie, hét zelve ten minsten met betrekking tot die bemoejingen ter Staats Commisfie moet worden overgebragt. Indien deeze tweederly begrippen, door eenig tonciliatoir tot een konden gebragt worden, zoude myns bedunkens, alle verfchil en daaruit ontftaande moeylykheqden, fpoedig weggenoomen , en de principaale zaak het gedcfidereerd re-  ( 245 ) redres der ingeflope abuyzen, daar't eygentlyk op aankomt, door eensgezindheid aanmerkeiyk bevordert worden. Ten einde nu fodanig een conciliatoir te treffen , is 't my voorgekoomen, dat aangezien de twee verfc.hüpunten, alleenlyk afhangen van een meer of min fcrupuleus begrip omtrent het 2. Art. van zeekere Conventie, tusfchen de 3 Leeden van Staat op den is.February 15S7. aangegaan, daar toe gefchikt zoude zyn deeze confideratie; dat in deeze door het aan de Staats Commisfie ter examinatie en overweeging overgeeven van bezwaarpoinften, ook die de Stad concerneeren, ten einde door die Commisfie middelen van redres worden aan de hand gegeeven, niet worde afgegaan van de conventie van den jaere 1587.; naardien in dit prefentegeval, geene der voorftemmende Leeden zigbemoeyen met de Stads Regeeringsbeftellinge, dan alleen in zo ver de Stad zelve, in dit eenig en fingulier geval tot herkryging van verlooren Stads regten , voor ditmaal daar in wel wil confenteeren, zonder dat daar uyt kan worden afgeleid, eeni°e confequentie voor het toekoomende, waarby ook daarenboven komt, dat het toelaten van eene bemiddeling tot recupereering van Stads ontvreemde regten , verre af is, van een onderwerping van Stads Regccringsbeftelling aan het oordeel der voornoemde Leeden-,; zo dat dezelve daaromtrent zouden refolveeren, zonder toeftemmirig en concurrentie van de Stad. Hier by accedeert, dat hetniet te ontkennen is, dat met betrekking tot het tweede poincl van verfchil, voor het minste, het geeven van opening van den ftaat der Provinciaale casfe aan Gecommitteerden uyt de Burgery, als mede derzelver Raadpleegingen, en toeftemming in de ProvinQ 4 th  ( 246 ) ciaale belastingen, zaaken zyn van dien aart, dat zonder Concurrentie van de voorftemmende Leeden met geene mqGELYkheid (*) aan zodanig een Collegie kunnen worden toe- (*) Men vertrouwd de mogelykheid daar van, hier boven op goede gronden te hebben aangetoond, en het is volftrekt van Stads departement, in dit geval, aan de Gecommitteerdens uit de Burgery die openinge te geven, kan men 'er wel een voeglyken fin aan geven, dat Reprefcntanten van een gebeele Burgery, zouden trachten te beweeren aan dat Lichaam, 't welk zy verbeelden, in, iet geval van nieuwe te leggen belastingen, geene openingen van den ftaat van het Provinciaal Finantie wezen to geven 1 en dus als men het met eerbied zeggen mag , te voldoen aan een faélum, waartoe zy Heeren, als een gevolg van hunne Commisfie, ontegcnzeglyk gehouden zyn; hier te willen voorwerpen, de ongeradcnbe:d daar toe, om redenen van Staat; dit gaat niet door, om dat de opening aan het Collegie van Gecommitteerdens te doen, op een zodanige genocgdoende wyze kan gefchieden, dat het gevaar van de voorgewende politike ongeradenheid in zo een geval, zeer wel kan worden voorgekomen , en daarom is het onbegrypelyk dat Homerus bier . medi gejlapen beeft. Men mag niet onderftellen, dat men met deze redenen , anderen zoude hebben willen voorkomen, dat is, dat men by het leggen of invoeren van nieuwe belastingen ; aan het oordeel van de Gecommitteerdens uit de Burgerye vermeind, niet onderhevig te moeten maken, welke belastingen men zoude begrypen dat meer algemeen of Provintiaal , zoude behoren ingevoerd te worden, om zo veel mogelyk den thans zo zeer onder de lasten gebukt gaanden Burger te fparen, en daar van te bevryden; en dat men integendeel, door het zelve ^an het oordeel of het advies van Gecommitteerdens niet onderhevig te maken , een voornemen zoude hebben, om by aanhoudenheid , niet-, tegenftaande er menigwerf andere middelen zouden konnen voorgefteld worden, de Burgers van deze Stad te blyven belasten. De hatelykheid van deze reden, zoude van dien aart zyn , dat men als Burgers dezelve van de Regeerings Leden niet vermag te onderlid.  C 247 ) toegevoegd: Indien dan uyt hoofde deezer confideratien, het geadvifeerde door die Heeren Gecommitteerden tot de Propofitie van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard wierde geampletteerd , ongeprafudicieerd Stads regt, om ten allen tyden in den haeren, zonder tusfchenkomst van voorfz. Leeden te kunnen en te moogen befchikken , zoude ik oordeelen, dat genoegzaam waere te gemoed gekoomen aan die naauwgezetheid, welke zommige fchynt te rug te houden van dat vertrouwen , het welk behoort gefteld te worden, in de gedecerneerde Staats Commisfie, zal dezelve anderfints in de jegenswoordige toeftand van zaken met eenig nut tot bekooming van 't zo fterk begeerd wordende redres kunnen werkzaam zyn. Dit conciliatoir voorftel aan deze Vergadering gedaan hebbende , maake ik voor my zelve geen zwaarigheid om ongcprajudicieerd het geconvenieerde tusfchen de drie Leeden van Staat op den 23. Febr. 1587. het geadvifeerde van de Gecommitteerden tot de Propofitie van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard voor myn fentiment aan te neemen, en my daar mede te conformeeren. Utrecht den 28. Juny 1784. (was geteient) A. S. Abbema. ftellen, Hoe zeer er kwaadgezinden genoeg zyn, welke het zelve als de verborgen reden opgeven , waarom men het voorgcftelde Collegie van Gecommitteerdens , en dus ter afweringe van het zelve, door de voorftemmende Leden, aan de Staats Commisfie heeft gefujeSteeri. Q 5  ( 248 ) 1 Edele Groot Achtbaare Heeren! Den 14. deezer maand heeft de Vroedfchap goed gevonden alvoorens te refolvecren, op het ten zeiven dagen ingebragte rapport en confideratien, door den Heer Eyk en verdere Gecommitteerdens in deezen, over de Propofitie door den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard den 24. May in fcriptis overgegeeven, dat gemelde rapport en confideratien veertien dagen onder de Heeren Secretarisfen deezer Stads Politie zouden verblyven; om door de Leeden van den Raad te kunnen worden geëxamineerd; en oordeelden Heeren Burgermeesteren dienstig, hier omtrent de fecretesfe te recommandeeren; welke fecretesfe ook op de gewoone wyze door de prefent zynde Leeden wierd aangenoomen, alleen de Heeren van Senden, de Ridder eenige reflexien er teegens maakende, en den jongflen Raad den Heer Burman voor eene wyle, difficuiteerende, dezelve aan te neemen. Dan daar nadeelige gerugten zig verfpreid hebben onder onze goede Borgery , zo over gedagte rapport, als over het recommandeeren en aanneemen der fecretesfen, als of men voor had Stads Regten niet na behooren te maintineeren , en het dierhalven de kennisfè van de Borgery wierd onttrokken: kan ik niet verbergen aan U Ed. Gr. Achtb. hoe grievent my deeze gerugten zyn geweest, welke niet minder als een verdervende hand, wantrouwen tusfchen de goede Burgery, en de Regeering moeten veroorfaaken, en ook reeds gelegentheid gegeeven hebben , tot een adres heeden agt dagen in de Vroedfchap ingeleeverd, uyt naam van een notabel getal Borgeren, door de Heeren G. Bettink , J. van Schalkwyk, G. JVesthuyzen en A. JVcppcl- mam  C 249 ) man. Welk adres na deliberatie , de Vroedfchap goedvond voor als nog buyten dispofitie te houden, dog met welke Refolütie de Heeren van Senden , de Ridder en Burman zeyden, zig niet te kunnen conformeeren en hunne aantekeningen referveerden. Daar ik heden veertien dagen niet gehanteerd hebbe, de gerecommandeerde fecrete^ «au te neemen, haktere ook deezen dag niet, om te declareeren, dat ik my conformeer met het verstandig, voorzigtig, en zo op de Propofitie van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard als aan de Vroedfchaps Refolutien van 24 en 27. May laatsleeden genoomen, VOLDOENDE rapport. Hoe zeer het waar is dat in gemelde rapport, geen fchif-. ting der by de Stad ingekor.ue pointten van befwaar gevonden word, dan die was ook nog door de Vroedfchaps Refolutien, nog door den Heer Oud Burgermeester in zyne Propofitie gevraagd. Dog er word eene zeer gemaklyke handleydinge tot eene fcMftiög der poincten aangeweezen,. waar van men reeds heeft kunnen, en nog kan gebruik gemaakt worden, indien de Heer Oud Burgermeester dezelve van den Raad kwame te begeeren. En wie Ed. Groot Achtb. Heeren, zonder vooroordeel ■ de pramisfen van gemelde rapport en confideratien leest, zal niet overtuygd zyn, dat Stads Regten, geenfints uyt het oog verlooren zyn, maar wel deegelyk gerecommandeerd worden aan de bekende trouwe, kundige en voorfigtige behandeling van den Heer Oud Burgermeester van den Boogaard. 'Daar ik verzeekert ben dat nog de Vroedfchap, nog de Heeren van de Commisfie, de minste indngt op Stads  C 250 ) Stads conftitutioneel en uytfluytend regt, in zaken het huyshoudelyke vau derzelver Regeering, nog op de Regten en Privilegiën van de Burgery zullen , nog kunnen gedoogen, en ter zyner tyd zullen voldoen , aan de billyke verzoeken der Burgeren (*) heb ik na de reeds ingekoome adviefen van de Heeren van Senden en de Ridder, met verzoek van infertie in Stads Notulen , en door gemelte Heeren verdere gereferveerde aanteekeningen, op de dispofitie van de Vroedfchap, ten reguarde van bovengenoemde adres; hoe zeer gemelde Heeren langer tyd voor my in deeze Achtbaare Vergadering fitting gehad hebbende, en dus ook de Burgery in 't handhaven haarer Regten en Privilegiën meerdere kennisfè te hebben , kunnen bewyzen, en hunne kunde en doorzigt ver boveii de mynen fchattende; zoude ik nogthans niet ongemerkt en ftilzwygende met een blaam willen geteekend zyn, als of ik in myn pligt en als Regent nalatiger, of minder yveriger in 't maintineren van Stads Regten en Privilegiën, dan die Heeren geweest was, en daarom ook dienftig geoordeeld, aan U Ed. Gr. Achtb. te verzoeken dat deeze aanteekeniug tot myne decharge in Vroedfchaps Notulen mag geinfereerd worden. Utrecht 28. juny 1784. (was getekend) P. H. J. Ivov. En (*) Zyn Wel Gebooren word hier op gevraagd, wannier za) dat ter zyner tyd zyn ?  ( 25I ) En is vervolgens gerefolveert en verftaan, dat alle de ingekomen bezwaren , ingevolge Vroedfchaps Refolütie van den 24. May dezes jaars, zonder refumtie dezer Refolütie zullen worden overgegeven, en in handen gefteld van de Heeren Burgermeester van Beek van Dykveld, en Oud Burgermeester van den Boogaard, als mede Leeden van de groote Staats Commisfie, ten einde de orginele ftukken in voorzeide Commisfie te vertonen, en de geauthentifeerde Copyen over te geven. En is de gerecommandeerde en aangenomen fecretesfe tmtrent deze zaak opgeheven. Door de Heeren van Senden, de Ridderen Burman, zynde ingeleverd de navolgende aantekening, met verzoek dat dezelve in Vroedfchaps Notulen mag worden geinfereerd, heeft de Vroedfchap de verzochte iufertie geaccordeerd, luidende als volgd: Edele Groot Achtbaare Heeren! De ondergeteekende aan zig behouden hebbende, haare gedagten nader in te brengen, wegens het adres door eenige Burgers uit naame der Bt.rr.ry :/cc,,....id, hccdcn a;;t daagen ingeleeverd, en welk adres door de meerderheid buyten dispofitie gehouden is, zouden vat* gevoelen zyn , Af men gemelde adres alvorens in Commisfie had dienen te ftellen , wanneer men uit het rapport WD dia H - doen, be' ter zoude hebben kunnen jutgettttt, of « z'.iïkeoogcgronde of tafive expresfien in te vinden wareo, dat het tncritcerde buyten dispofitie gehouden te worde»; wurom wyons niet kunnen conformeren met de genovnene Refolütie van aee-  ( 252 5 heeden agt dagen op dit fujet; verzoekende dat deeze onze gedagten, ter onzer decharge in deezer Stads Notulen mag worden geinfereerd. Aftum Utrecht den 28. Jnny 1784. Qwas getekent) V. Senden. J. P. de Ridder. P. C. BüRMAN DE LA BaSSECOTJR. De 12. July 1784. heeft de Heer Oud Burgermeester van den Boogaard op nieuw gedaan een Propofitie van den volgenden inhoud: •Edele Groot Achtbaare Heeren! Op myn gedaane Propofitie van den 24. May iaatffleeden, by het daar op uitgebragte rapport van de Heeren Eyk en verdere Gecommitteerden van den 14 Juny daar aan volgende, waar meede U Ed. Gr. Achtb. zig hebben geconformeerd , gedefinieerd zynde , welke poinéten der bezwaaren door de Borgers en Inwoonders ingeleevert, als Domefilck zynde, by de Stad moeten behandeld worden, is het my toegefcheenen, dat daar deze Domefticke bezwaarpoinclen van zeer verfchillenden aart zyn, alle dezelve ten fine van examinatie en ad»ies behooren gefield te worden in zo veele onder ficheide Commisfien , op dat daar door de afdoening van dezelve gefacilireerd, en aan het gebreekige een fpoedig redres toegebragt worde; dan dewyl onder deze Domifiieke poinéten ook zodanige gevonden worden, wel-  ( 253 ) welke by voorgemek rapport niet notnindtim zyn opgetelt; neerne ik de vryheid U Ed. Gr. Achtb. te proponeeren, om de Heeren Eyk en verdere in deeze zaak Gecommitteerden, te verzoeken, om hoe eer hoe heter alle deeze Domeftieke poineïen bepaaldelyk op te geeven, by wyze van ExtraSt uyt de refpeüive ingediende bezwaarpoinclen , om alzo vervolgens in commisfie te worden gefteld; ten welken eynde U Ed. Gr. Achtb. wederom in handen van gemelde Heeren zouden kunnen ftellen , de origineele bezwaaren; welke ingevolge U Ed. Groot Achtb. Refolütie van 24. May en 28. Juny na vertoon aan de Staats Commisfie en overgifte van de authentike copyen in dezelve Commisfie op den 1 July door den Heer van Dykveld en U Ed. Gr. Achtb. dienaar, wederom ter feerctary van Stads Politie zyn overgebragt en aldaar berusten. En daar op gedelibereert zynde heeft de Vroedfchap de Heeren Eyk , van Bronkhorst, Boddens, van Westreenen, van der Does, van Romond, van Senden, Godin Heer van Vuylcoop, Dauuis en Craayvanger gecommitteerd als by voorfz. Propofitie vermeld ftaat.   HET ACHTSTE IETS HET ACHTSTE IETS VOOR UTRECHTS BURGEREN, bevattende De Missive van Z. H. aan de Heeren Staaten dezer Provintie den 24. Februarv 1784, afgevaardigd, tegens de begevinge van alle tusschentyds openvallende Raadsplaatzen by de Vroedschap der Stad Utrecht. alsmede Eene Missive van Z. H. ten zelven dage 'aan welgeMelte Hun Ed. Mog. geêxpedieert , inhoudende Z. H. advies op het rapport der Heeren Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog den 19. November 1783 uitgebracht, tot-redres der Militaire abuisen , en het niet meer verlenen van Titulaire Actens , met alle het geene dies betrekkelyk by de drie Leden van Staat dezer Provintie is voorgevallen , tot de eindelyke Staats resolutie in die zaak genomen Den 11. Auguftus 1784. M. D. C. C. LXXXIV.   Aan myne Mede Burgers ! jZ-ie daar de ftukken welke tot een voorig Iets waren gefchikt , gylieden zult daarin vinden de Misfive van Z. H. den 25. February 1784, aan de vergadering van de Heeren Staten dezer Provintie afgevaardigd, zo wel als de Misfive ten zei ven dage ingekomen , behelzende Hoogftdeszelfs advies en confideratien op het ingebrachte rapport van de Heeren Gecommitteerden van den Staat van Oorlog van den 19. November 1783, en het geene verder tot hier toe in de zaak rakende, het redres der Militaire abuifen en het voordaan niet meer verlenen van titulaire AStens by deze Provintie en Stad is voorgevallen; en daar uit konnen zien, dat dezelve ftukken niet wel voeglyk eerder hebben konnen uitgegeven worden. De eerftgemelde Misfive toond ons ten klaarften aan, dat het verzoek van 725 Burgeren op den 29. December 1783. gedaan, en de daar op gevolgde handelingen ter vervullinge der tuffchen tyds openvallende Raadsplaatzen , volkomen wettig zyn, en met het aan ons verbleven en toebehorende recht inftemt , als by die Misfive geene enkele reden heeft konnen voorgebragt worden, om aan te tonen, dat het fuftenue van Z. H. in dezen op wettige aan Hoogftdezelve opgedragen magt, toekomt , of wel , op dat Regerings Reglement, waar uit men het zelve tracht afteleiden, ruft of gegrond is. Dermaten dat die brief wel verre van * 2 ons  (IV ) ons recht te ontzenuwen , integendeel het zelve zeer verfterkt, als blykt uit de aanmerkingen daar onder te vinden, welke ons met grond beveiligen om by dat recht te blyven,en daar van niet af te gaan. Zo als de confideratien en het advies van Z. H. tot redres der Militaire abuizen, en de daar op gevolgde befluiten van de drie Leden van Staat dezer Provintie tot hier toe genomen, aantonen de gegrondheid der redenen vervat by Requefte den 7. January 1784, aan Hun Ed. Mog. door na by de vyftien hondert onzer, en omtrent acht hondert Burgeren zo der Steden als Opgezetenen dezer Provintie voorgedragen. Had de bevinding bet zelve aan ons niet beveftigd, kwamen de Staats befluiten ons daar van de confirmatoiren niet opteleveren, zoude het tegenwoordig, zoude het toekomende geflagt, wel hebben konnen geloven, dat 'er onder het beftier van eenen Stadhouder, Capitain Generaal en zynen Confiliarius, zodanige •abuifen in het Militaire konden ingevoerd zyn, als waar door de goede ordre in 's Lands dienft weggenomen, en een allernadeUgfl effeft voor de Armée van den Staat zoude moeten geboren worden, zo dikwils liet nood was, om van de in dienft zynde Troupes en van derzelver Officieren , onder welke zich veelen zonder middelen en zonder gages zouden bevinden, 'eenig gebruik ter afwending van den Vyand te maken? en het welk op geene wyze zal konnen herfteld en gebetert worden , dan allermoeilykft en dat nog wel tot zeer merkelyke koften en bezwaar  ( V ) zwaar van dezen Landen. Men kan uit deze be> vinding van 's Lands hoge Overheden opmaken, wat 'er van ons onder zo een aanhoudent beftier zoude geworden zyn, ingevalle wy eens ongelukkig in een Land Oorlog waren ingewikkeld geworden. Wie gaat geen koude door alle de Leden als hy de gevolgen daar van overweegd ? En ach ! waren hier mede alle abuifen weg genomen! Ziet men niet daagelyks alle vonden en tegenkantingen om zo mogelyk de Militairen niet te doen onderworpen zyn, aan den Eed van de Hoge Overheden dier Provintien en Steden alwaar zy in Guarnifoen gelegd worden, en welke tegenkanting het vermoeden beveiligd dat daar achter iets zoude moeten verholen leggen. Waarom al die fporlingen tegen den eed van de refpeclive Souverainen? wenfchelyk is het, dat wy nopens het geene daarop gezegd en verzekerd word gebeurt te zyn ook eens zullen mogen verligt worden. Het een en ander moet ons aanfporen met eendragt te blyven volharden , en hen die ons kwaad willen, met allen nadruk de blyken te geven , waartoe het herftel onzer Schuttery des noods , zoude konnen en moeten dienen; Mochten wy op den li. Auguilus dezes jaars 1784. alhier eene wapenfehouwinge van achtien hondert brave welmenende en befte Burgers hebben, waar van ftaande de Unie geen voorbeeld was. Wie kon deze plegtigheid anders dan met het gevoeligfte hart van eerbied aanfehouwen , dat de genoeg-  C vi ) noeglykfte tranen van vreugde den oogen deed uitbarften. En geen wonder! eene zo achtenswaardige Burgerye te zien welke op hun gelaat, als met eenen eenparigen fchouder vertoonde te dragen en onderfchragen, het beeld van onze tot hier toe zo zeer gedrukt geweefl: zynde vryheid; terwyl die zelve blinkende wapenen ons in een fpiegel de opdaging onzer oude conftitutionele Voorrechten en Privilegiën te kennen gaven ; tot een verfchrikking van hen die zedert zo veele tyden zig bezig hielden ilaaffche boeijens voor ons te bereiden. Wy gaan dan bedaard op dat voetfpoor ftantvaftig voort, tot dat het Monfter dac onze Vryheid belaagd heeft, in die zelve boeijens zal gekluifterd zyn, welke het voor ons gefmeed had! Ik blyve Uwen D. W. Dienaar en Mede Burger H. Ex.  Extract uit liet genotuleerde van de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van Utrecht. Mercuiïi 25 February 1784. Om tangen en gelezen eene Miffive van Z. H. den Heer Erfftadhouder gèfchreven 's Gravenhage den 24. dezer lopende maand (*) , houdende doleantie over het gerefolveerde by de Vroedfchap der Stad Utrecht, rakende de begeving van alle tuflchentyds openvallende Raadsplaatzen, verzoekende deswegens hunner Ed. Mog. voorzieninge als breder by voorn. Miffive met de bylage, volgende hier na geinfereerd» (*) Dezê Miffive heeft men afgevaardigt in den ochtendwond van den =5. Fcbruary, en wierd aan H. E. Mog. zittens vergadering befteld; waarelyk daar men van den 10. January tyd heeft gehad, om die brief te vervaardigen ; heeft men te regt reflexien gemaakt, waarom dezen brief niet vroegtydiger was afgezonden, en dat men (zo het fchynt wel voorbedagt) dezelve zittens vergadering heeft doen beftellen , met een waarfchynelyk oogmerk , om by furprife daar op een voorgenomen difpofttie of commiffie te bekomen. Zoude de behandeling van den Heer Stadhouder aan zyne Heeren en Meefters, by het vervolg niet rechtmatig verdienen , dat de brieven welke op dergelyke wyze geëxpediëert worden , in die vergaderingen niet ter deliberatie wierden gelegt, maar dat dezelve voor notificatie , aangenomen zynde , de deliberatie op dezelve tot de volgende vergadering wierd verfchoven, na dat de Leden daarvan cerft Copia om ieder in den hare daar op (e delibereren bekomen hadden , om daar door alle toeleg tot furprife, eens vooral af te fnyden? R Ed*-  ( 256 ) Edele Mogende Heeren, Bvzondere goede Vrienden! Het is rèets meer dan eene eeuw geiecden, dat, met Votkamene eenparigheid van de gezament/yke Staatsleden 's Lands van Utrecht, op de voorftelling van den doenmaligen Heer Stadhouder , Prins Willem den Derden, is gearrefteerd eene volleedige en pcrpetueele ordre op het ftuk van Regeering, zoo voor de beide Leden, uit de Geé'ligeerde Raden, en uit de Edelen en Ridderfchap, als voor dat van de Stad van Utrecht en van de overige Steden van Uwer Edele Mog. Provintie ; bekend onder den naam van het Regeerings Reglement van 16. April 1674. oude ftyl O). De Regten, daar by voor den Stadhouder vaft- ge- O) De Infteller van dezen brief betoond niet zeer ervaren te zyn, in het gefchiedkundige van deze Provintie , als hy aan de volkomen eenparigheid van de gezsmentlyke Staatsleden 's Lands van Utrecht, op de voorftellinge van den doenmaligen Stadhouder Willem de Derden , toekend, het arrefteren van eene volleedige en perpetuecle ordre op het ftuk van de Regeering, bekend onder den naam van het Regeerings Reglement van 16 April 1674. oude ftyl, daar het integendeel eene beweezen waarheid is, 'dat het zelve reglement van Regcering nimmer Staatsgewyze is vajfgejïeld; om dat het derde Lid van Staat onzer Provintie, te dier tyd nog niet herfteld was , nadien de Leeden welke tot de regering van de Stad Utrecht gedefpicieert waren en twee dagen te voren uit den eed ontflagen waren, niet dan daags na het vaftftellcn van dat Reglement, eerft by de Stad zyn geïnftalleert en in den eed genomen ; daar het al mede een bewezen waarheid is, dat de andere Steden, uitmakende met de Stad Utrecht, de derde Staat van de Provintie van Utrecht , over het maken van dat Reglement niet zyn geroepen, of te dier tyd ter vergadering van de Staten dezer Provintie zyn befchreven geweeft (*). Zo dat het wel verre van daar (*) Zie Hijïorifcb Verhaal, pag. 86.  ( is? ) gefteld, zyn zeederd dien tyd, tot hoogfldeszeffs dood, en naderhand zeederd de herftelling en erflykverklaring van het daar is , dat de gezamtntlyke Staatsleden 's Lands van Utrecht, dat Regerings Reglement op den 16. April 1674, zouden gearrefteerd en vaftgefteld hebben. Men heeft tot beveiliging van dit een en ander, niet meer nodig dan het genotuleerde van dien dag in de Staats Rcgiftcrs dezer Provintie maar in te zien, waar uit men geen het minfte bewys zal konnen opmaken, dat'er te dier tyd eene wettige Staatsvergadering, veel min van de gezamentlyke Staatsleden dezer Provintie heeft gcfubfifteert. Dan wel eene onwettige te zamenroeping van zodanige perfonen, als Willem de Derde te dier tyd nog geen Stadhouder dezer Provintie zynde, Zig voorgenomen had tot de regering dezer Provintie in ieder Lid te bevorderen , en zulks als gezegd met uitfluiting van de Steden. Van welk gebeurde , zo voorbereidendlyk en uitvoerende , geftaaft met ontegenfprcekbare bewyzen men niet meer nodig heeft, dan in te rien, de twee in dezen jare uitgekomen verhandelingen , 't eene voerende ten titel Hiftoricfcb verhaal van de onwettige behandeling van de Provintie en Stad van Utrecht, aangedaan in de jaren 1672, 73 en 74. en het andere , Gefchiedkundige verhandeling betreffende het Regeerings Reglement door zyne Hoogheid Willem de Derde in den jare 1674 > ** tle Provintie van Utrècht voorgefchreven , enz. Werken , welke om derzelver aangelegenheid by alle Regenten , en ieder Burger, naarftclyk behoren gelezen en overwogen te worden, ten einde van den gruwel der ongerechtigheid , overheerfching, geweld en dwinglandye van dien tyd, volledig overtuigd te worden. / De Schryver van dezen brief noemt het onwettig ingevoerde Reglement, eene volledige ordre; men heeft geoordeeld, dat het niet ondienftig voor het publiek konde zyn, om tot opheldering van dat volledige (het geen by een ander geomitteerd is) alhier naukenrig of wel figuratief op te geven, de met de hand van den Secretaris Luchtcnbvrg, naderhand gemaakte veranderingen, zo als R 9 de"  ( 258 ) het StadI oud ;rfc h ip, in den jare 1747 en 1-48, tot nu toe, beftendig erkend geworden, zoo als wy ook, in het by- dezelve thans nog in de notulen van Staat te zien en te leezcn zyn. De paflages zyn deeze : [ Edelen cn Riddcrfchanpe, mits- Dat de booge Regeringe van gaders Stadt ende Steden. hooghgem. Provintie fal blyven beftaait als van ouds in drie lee* en Steden, ftaan in het ori- den , te wetten Geëligeerde Raegiueel doorgeflagen. den [ en Steden. * In 't Artikel van de Geëligeerden : En dat de vielgem. Stadhouder ie voorfz. Geëligeerde Raden ofte J V zy alle ofte eenige van dien [ of die gedurende de voorfz. tyd Raedt \'Wj dan fal vermogen te con- van drie jaaren aftyvig zouden . " "°c^ , , , . . tiniteren voor » gelyke drie jaren, mogen worden. tfte ook viel enz. In 't Artikel van de Stad: Ende vaat belangt den Raad, . ofte Vroedfchap enz. andere nieuwe Raden ofte Vroedfchappen verf mitsgaders op V overlyden van kiefen [ fo als de wel gemelte \Staiymand, die tot Burgermeejler of- houder in der tyd fal oordeste Sshepenen Geeiigccrt zouden len enz. mogen zyn. Men zie hier over het genoteerde in de bylagen van de hiervoren aangehaalde Gefcbiedkundige verhandeling pag. 37 en 38. Daar nu het geheele Regerings Reglement op eene onbeftaanbare  C 259 ) byzonder, by onze meerderjaarigtaeid, na dat alles , wat, zoo tot diezeive Regten en Pi\eëminentien f» , als tot de Ge- wyzc is in de wereld gekomen , kan er uit die Regten welke Willem de Derde daar by beeft konnen goedvinden voor den Stadhouder te doen valt ftellen, geen gevolg worden opgemaakt, en dit te min, zo als by de voorfz. Gefcbiedk. verband, pag. 133- te regt word aangemerkt : dat dit Reglement in het jaar 1747, z° min als in 1674, *m <]e ftem *» vMs " beSeert o£iekra8tfSp zon' der wiens toeftemming diergelykc nctable en totale veranderingen in hunne voorrechten'en Conftitutie niet kunnen worden gemaakt (*). En ook zonder dat men hier tegens den laps des tyds, of het langduurig gebruik kan bybrengen, aangezien, zo ergens, althans in de vervreemding van Souvcrainc rechten, en Privilegiën , een geheel Volk toekomende , de regel moet gelden , auod ab initio non val uit , traêtu temporis convalefiere neauit, f» Regten en Prt'imtnentien , niet ten onrechtcn merkt de Schryve/van de Courier van Europa aan, in zyn No. 72. op pag. a«6. Be uitdrukking van eeren , rechten en prerogativen die aart bet Stadhouderfchap verbonden zyn , ftrookt weinig met het denkbeeld van een vry gemcenebeft , voor hoedanig zyne Majcfteit (de Koning van PruiOen by zyne bekende Miffive) onze Republiek nochtans erkent, door het zelve ecneh vryen Staat te noemen. In zodanig eenen ftaat dog , kent men geene eeren, rechten , en frmrtgatinn, die aan eenigen Staatsdienaar zouden toebehoren , of aan hem en zyn huis verbonden zyn. Onze voorouders keuden alleen Laflbrieven, Bevelfcbriften , Inftruclicn, Cnz. 70 dikwerf er van dienaars van Staat gehandeld wierd; en nimmer vind men, dat zy in hunne onderhandelingen , gewag gemankt hebben, van eeren, van rechten van prerogativen; maar wel van onderdanigheid, van gehoorzaamheid, van onderwerping aan de beveeleu van hunne Heeren en Meefters, en wat dies meer is. . De gezegde uitdruk.- C*) Zie dezthe verhand, pag. 166 R 3  ( i6o) Geregtigheeden der refpetfive Leden en Departementen van den Staat, eenigszins behoorde, in een tyd van algemeene ruft, onverhaaft, en metrype deliberatie, was overwogen en doordagt, met eene algemeene iuftemming, uit kragt der voorfz. erfielyke delatie, tot het genot van alle deeze Regten dadclyk zyn toegelaten en geinftalleert; en het is vervolgens ook derzelver wettige exercitie , welke aan onze Pradecefleuren en aan ons, conform het voorfz. Reglement, niet alleen met relatie tot de jaarlykfche aan- ftel- tfrukkinj van eeren, rechten , en prerogativen welke aan het Stadheuderfihap verbonden zyn , voert onmiddclyk het denkbeeld met zig, dat de Staten der zeven Souveraine Provinciën, op eene zekere wyze afhanglyk zyn van hunnen eerften dienaar; en dat de Stadhouder niet gehouden is, om aangaande alle zyne daaden en verrichtingen rekenfehap aan zyne Heeren en Meefters te geven; maar dat hy een en ander kan verrichten uit hoofden der rechten, en prerogativen van zyn ambt, maar van hy geene verantwoording aan iemand verfchuldigd is, En wie moet in dat denkbeeld niet gefterkt worden , als men inziet de onlangs geproduceerde ARe van covfiilentfcbap , tuffchen Z. H. en den Hertog gepalTeert, waarby gelezen word: Wy, Willem by der Gratie Gods, Prlnce van Oranje en Najfau, Erf-Sfadbouder , Erf-Gouvemeur, Erf-Kapite'n Generaal en Admiraal der Vereenigde Nederlanden &c. &c. &c. Tfademaal wy op onze meerderjarigheid en by den aanvang NB. onzer Regeiung enz. heeft Lodewyk de XIV, of kan een ander Souverain Monarch , anders fpreken, als zig Willem de Vyfde'by zyne meerderjarigheid doet horen, het is, bv den aanvang onzer Regering , en van daar hebben wy dan de fleutel, dat onzen eerften Staatsdienaar zig als Stadhouder opgedrongen heeft de hoedanigheid van een Souverain Monarch, als Wy hem ten aanzien van het Stadhouderfchap niet anders horen fpreken dan va» eereu, rechten , prerogativen , preëmtuentlen et! boogt digniteiten , ia fhme van Laftbrievsn, Meveifibriftea en Iniratlien,  C 161 ) {telling en vernieuwing of verandering der Regeering van de Stad van Utrecht; maar ook met opzigt tot de vervulling der tujfchenbeiden open vallende Vacaturen vanVroedfchapsplaatfen aldaar, zoo ongeiuterrumpeert is overgelaten (O ' dac wy "immer hadden kunnen of ra°Sen verwagten, dat de meerderheid der Leden van de Vroedfchap van dezelve Stad zulks, in opzigt tot het laatfte geval, aan ons zoude hebben gecontefteert, en in teegendeel zoude hebben kunnen goedvinden, via facti en eigener authoriteit, dat regt op zig zelfs over te brengen en toe te eigenen (d~); zoo als Uwe Edele Mog. nogtans dit een en anv y der (O Maar ook met opzigt tot de vervulling der tnjfchen beiden openvallende vacaturen van Vroedfchapsplaatzen aldaar, zo ongeiuterrumpeert is overgeUeu , alhier doet de Inftellcr Z. H. bezeiden dewaarheid fpreken , en daarom had den Infteller beter gedaan, dat hy dit geheel agterwegen had gelaten ; want zo als hy het aanhangfel tot de Poft van den Neder-Rbyn , met het Byvoegzel, van No. aoo. als mede by No. S02 en »o4 van 't zelve weekblad, pag. 417—4:24. en 453. en 456, is aangetoond, is het voorfz. regt by het reglement aan den Stadhouder niet afgeftaau, maar in zyn geheel gebleven ; zo dat het zelve behoord aan den Raad , als reprefenterende de gemeene Gilden en Burgerye dezer Stad; gelyk men dit ook bovendien voldoende bewezen vind, by het advies der tbinn Oud Burgermeefteren in het vyfde Iets, pag. 49—70. welk een en ander de Infteller vïan deze Miffive als hem niet dienende fchynt voorbedagtelyk ongetoucheerd gelaten te hebben , om zo mogelyk den onkundigen , door zyn aaneengefchakeld raifonnement, op valfchc gronden gebouwd , te gemakkelyker weg te flepen. (V) En integendeel zoude hebben kunnen goedvinden, via FACTi e» eigener authoriteit , dat regt op zig zelf over te brengen en toe te eigenen. Alhier doet de Infteller Z. H. al wederom tegen de waarR 4 h0i<5  ( 26*2 ) der zullen vinden in de Refolütie van de Vroedfchap der voorfz. Stad, van den 19. January laatftleeden, by eene Miffive van dien zeiven datum aan ons toegezonden; en in de beide daar op gevolgde Refolutien van den volgenden dag, de eene des voor- en de andere des namiddags genomen, en waar by men, met eenen aanmerkelyken fpoed, tot de dadelyke aanftelling van Mr. Paul Engelbert Voet van Winden tot meede Vroedfchap heeft beflooten en dade!yk geprocedeert; en zulks, nietteegenftaande wy, op de eerfte kennisgeevlng , door de voorfz. Vrocdfchap , by Miffive van den 29 December bevorens aan ons gedaan, van de Requefte van een notabel aantal Burgers en Ingezeetenen hunner Stad , tendeerende daar toe, dat de Regeering het regt om de begeeving te exerceren van zoodanige Raadsplaatfen , welke binnens tyd mogen komen te vaceeren, als pret'etife'lyi (V), in naam en van weegens de geheid fpreken, cn om daar van overtuigende te doen blyken ver-, ftrekt, 't ten dezen voorgevallene, zo als'alle het zelve na waarheid is opgegeven by het vyfdk Iets van pag. 29 tot 94. alhier is niets via facti ondernomen.! CO Als pretenfelyk enz. Dat de Raad der Stad Utrecht van ouds altoos de Burgerye en gemeene Cildens heeft gereprcfenteert , dit kan niet ontkend worden, dan alleen door hen, die vreemdelingen van ons aloud Stads beftier zyn; men heeft om daar van overtuigd te zyn, maar in te zien de voorreden van de ordonnantie by den Raad der Stad Utrecht, met advies van Jooft de Soete Heer, van mtleert, gearrefteerd den 13. November 1584. en wie weet niet 5 dat in de voornaamfte handelingen, waarin deze Stad voorkomt als het derde Litb van Staat, gelezen worden Burgermeefteren Raaden ende gemeene Gilden va» Utrecht, ofte de Raad oud en piiuzve, en gemeen Gilden omes Gijilcht en Stad van Utrecht. Men zou-  C 263 ) gemeene Gildens, aan hun competèefënde, zoude gelieven te handhaaven; by onze 'refcriptie van den 31 van die zelve maand, welgemelde Vroedfchap daar van, als van eene onbegaanbare nieuwigheid , in ferieufe termen , hadden gedehorteert, zoo als zulks alles uit de Copien van die refpectivé Stukken, hier nevens gevoegd, fub Utt, A. B.C.D.E. en F. (*), nader aan Uwe Ed. Mog. zal kunnen blyken. Het zyn deeze Refolutien (ƒ) en de daar op gebouwde demarches van de Vrocdfchap van Utrecht, waar teegeu wy zoude immers met recht mogen vragen, zo Burgermeefteren en Raaden , de Burgerye en gemeene Gildens dezer Stad , niet reprefentcerden, wit verbeelden zy dan? kunnen Eurgermeertcren en Raaden van een Stad, als een gevolg van hunne commiffic, wel iemand anders verbeelden , dan de Burgerye en gemeene Gildens van hunne Stad ? immers neen i en ftaat dan by verder wettig gevolg, al mede niet vast, dat daar de Magiftraat hunne Burgerye en gemeene Gilden reprefenteert, die reprefentatie ook gaat, over het recht, dat aan haar toebehoord. Het is derhalvcn impertinent dat de infteller van dc Miffive van Z. H. alhier gebruikt het woord pretenfelyk, daar het recht, waar wan hy fpreekt, wel ve.-re van ■hretens te zyn , zo als hier na blyken zal, dtugdelyk is; en dus dat de Magiftraat geene fretenfe maar dé ware Verbeelden en Retrefentanten van de Burgers en Gemeene Gilden uilmaken. (*) Alle deze ftukken zyn te vinden by het vyfue Iets pag. co, S°, 31, 32, 33, 34, 35, 36. 70, 71 , 85 , 86 , 87, 88, 89, 90 en 91. (ƒ) De in dezen genomen Refolutien van dc Vroedfchap, en de daar op gebouwde demarches zo als de Infteller die gelieft te noemen ; worden alhier afgefchiklerd als informeel, onwettig, en mit de ordre van Regering onbeftaanbaar. Drie herhalingen van één R 5 en  C 164 ) wy niet alleen, als informeel, onwettig en met de orde van Regeering onbeft aanhaar, moeten protefteeren; maar waar omtrend wy ook, eed-en pligtshalven , genoodzaakt zyn, de efficacieufe voorziening en herltelling van Uwe Ed. Mog., met allen nadruk, te verzoeken. IVy zouden niet getrouw zyn aan de Hoogheeden, Reg* ten en Heerlykheeden van de Provincie Q~) , welker be- waa- en dezelve betekenis ; informeel, ftaat tegen over formeel, men fpreekt van een firme van Regering, van een flrme van procederen , en dergelyke , en verftaat daar door de vaftgeftclde en voorgefchreve wyze en ordre , waar na die zaken moeten beftierd en uitgevoerd worden; en alie bet geene daar tegen aanloopt zegt men te zyn informeel, onwettig, of met de ordre onb'eftaanbaar, dat, zo als gezegd, alle drie op een en het zelve nedcrkomt. Z. II. befchuldigd dan onze regering, dat zy by die verkiezing iets hebben verrigt, dat ten aanzien van de forme tegens de vaftgeftclde regelen en wetten, aanloopt, en dus dat een en het zelve uitmaakt, «iet de ordre der Regering onhefiaanbaar is, mits dien zyne Hoogheid zig in deze grond, op eene vaftgefielde ordre der Regering, dit moet men dcrhalven niet uit het oog verliezen, en aan deze gelegde grond, moeten de middelen van dezen brief en het geinhwreert proteft van Z. H. getoeft worden , op dat daar uit blyke, of het voorgeven van Z. H. regt of verkeerd is, als hy zegt, dat by daarom Eeds en pllchtshalvcn genoodzaakt is, de efficacieufe voorzieninge en herftelling van Uwe Ed. Mog. met allen nadruk te verzoeken. Hoe zeer de Infteller van deze brief Z. H. hiermede aan de verkeerde deur heeft doen kloppen, zal hier na worden «angetoont. (jg^tVy zouden niet getrouw zyn, zegt Z. H. (ofwel zynen Infteller) aan de Hoogheden , Rechten, en Heerlykheden van de Provintie, en hier mede fcheid men 'er af, het blykt hier uit, dat de infteller van dezen brief Z. H. genoeg laat doen , als hy hem doet zeg-  C 165 ) waaring zoo duur aan ons is aanbevoolen, noch aan de kooge Digniteiten, die ons en onze wettige Nakomelingen , by eifelyke delatie, zyn opgedragen, en die wy ongekrenkt, voor den Lande , voor ons , en voor hun moeten cuflodieeren Qt); indien wy de herltelling der voorfz. grieven niet zeggen , getrouw te zyn aan ie Hoogheien , Reehten en Ileerlykheden van ie Provincie zonder dat men Z. H. doet bcgrypen, dat de drie Staats Leden dezer Provintie, ten aanzien van den anderen in deze byzonderen eed ftaan , iat zy alle Privilegiën, Haalvesten en Gerechtigheden van ien Lanien van Utrecht, en NB. de drie Leden van dien, als ook de oude wettige en wel herbragte coftumen , zullen voorft.au ende helpen defenderen, en zonder dat men Z. H. zyn eigen eed herinnert, waar by hy heeft gezworen, de Ingezetenen dezer Provintie by hare Wetten , Privilegiën en Gerechtigheden te zullen conferveren en handhaven. De Infteller van deze brief moet ook een vreemdeling zyn van het contraét van Unie in den jare I5-9, alhier opgerecht; het welk immers ten aanzien van iedere Provintie, en die Particuliere Steden, Leden ende Ingezetenen van dien niet anders is aangegaan, als voorbehouden! baarlvyder fpeciale ende particuliere privilegiën, vrybeden , exemtlen, rechten , flatuten , loflyke en wel herbragte coftuymen, ufanticu en alle anderen haarluyder gerechtigheden , welke alzo te bewaren , zonder dat daarin prejuditie, hinder of letzel word aangebragt , van den eed en pligt det Stadhouders is , het zyn dus niet alleen de Hoogheden, rechten en beerlykbeden van de Provintie, welkers bewaring zo duur aan Z. H. zyn aanbevoolen , maar ook fpeclaal die van de drie Leden van Staat, als ook de oude wettige en wel herbragte coftumen , en om met de Unie te fpreken, onzer Stads fpeciale en particuliere privilegiën, vrybeden, exemptien , rechten, flatuten , loflyke en welherbragte costurnen , ufantien , en alle andere onze gerechtigheden , welke wy dan ook alhier byzonder reclameren , ten einde ook daar aan te toetzen de verdere middelen by dezen brief voorgefteld. O) Wyders doet de Infteller zyn H. by deze brief alhier zeggen, dat  C 266 ) niet ernflig ter harte namen; daar het gedrag van meerge^ melde Vroedfchap , naar onze gedagten, involveert, zoo wel eene dadelyke indragf op de Hoogheid en Geregtigheid van uwe Ed. Mog., als eene verregaande verkorting van de Regten en Praëmihèntien, aan ons, als Erfftadhouder van hoogftderzelver Provincie , competeerende. Om dit duidelyh te doen zien , moeten^ wy de vryheid neemen, de aandagt van Uwe Ed. Mog. te bepalen, by het zoo Z. H. ook niet zoude getrouw zyn aan de Hoge Digniteiten die ons en onze wettige nakomelingen by erfelyee delatie zyn opgedragen , en die ivy ongekrenkt, voor den Lande , voor ons, en voor bun moeten custodieren. Het is een vreemde tour , om uit hoofden van dc erfelyke delatie , van de rechten aan het Stadhouderfchap verknocht , eene perpetuele pdeicommijfaire injlitutie , te maken ; om alzo eeuwig ongekrenkt over de hand te develveren op Z. H. refpe&ive nakomelingen , in 't oneindige , met deze fondcrlinge bepaling, dat de tydelyke Stadhouder daar van enkel de Custos, of bewaarder is. Waar uit zal men dog anders bewyzen, als uit die chimère , dat men, zo als hier op onmiddelyk volgd, aan het Erfftadhouderfchap komt toe te kennen Rechten, en Prxcmlnentien , welke tot hier toe, by geene Commiflie, aan ceiiig Stadhouder gegeven , tot hier toe zyn bepaald , of toegekend geworden , uitdrukkingen , welke volgens het hier voren aangehaalde fchryven van de Courier van Europa, met het denkbeeld van een vry gcmeenebeft niet ftroken. In een vryen Staat, kent men geene eeren, rechten of prerogativen, die aan eenigen Staatsdienaar zouden toebehoren , of aan hem en zyn huis verbonden zyn. Men leeze dus over dit, en de gevolgen van 't zelve, alle het geene by 't voorgemelte No. 71. van de Courier van Europa pag. 286, en 287, overeenkomftig den aart van het ambt van Stadhouder van de Staten van ieder der zeven provintien, met zeer veel oordeel is ter nedergefteld.  ( 267 ) zoo eevengemelde Reglement van den 16 April 1674 , ah een der gewigtigfte en plegtigfle Staatsie fluit en , die immer in Uwer Edele Mog. Provincie zyn geëmaneert (/'). Het is als zoodanig door Onze hooge Praïdécefleuren, en door Ons, en particulierlyk ook door de Stad van Utrecht, daar (7) Om nu deze pretenfe- verkorting aan te wyzen, wil den Infteller van deze brief, dat hun Ed. Mog. derzelver aandagt bepalen , by bet evengemelte Reglement van den 16. April 1674, en daar van zegd hy , dat het een der gewigtigfte en plegtigfte Staatsbefluiten is, die immer in Uwer Ed. Meg. Provincie zyn geêmaneert; by den aanvang van dezen brief noemde men het eene volledige en perpetuele ordre op het ftuk van de Regering; verder zegt men er van, dat het is een Staatswet, men moeft het maar genoemd hebben een eeuwig edict, (want daar heenen wil men het dog hebben;) daar het eigentlyk niet anders of meerder in zig bevat, dan eene forme van Regering, welke Willem de Derde voorfchrcef, in te voeren. Dat Willem de Derde , Willem ce Vierde en den jegenwoordigen Stadhouder, dit voor hen zeer gewigtig befchouwen, is niet buiten verwondering, als men maar alleen lette, dat men daar by aan den Stadhouder tegens alle rechten, voorrechten en privilegiën, zo veel magt heeft toegekent, dat men van de boosheden, rechten en Heerlykbeden van de Provintie (om welke te bewaren men als voorfz. zo veel ophefs heeft gemaakt) aan de Staten nauwlyks zo veel heeft willen overlaten, als men aan een ordinaire Ambagtsheerlykhcid gewoon is toe te kennen; gewigtig Staats befluit! onrechtvaardige offerhanden-van onze zo duurgekogte Vryheid! plegtig Staats befluit ! ingevoerd met geweld , door een Prins aan het Hoofd van vier Regimenten zo Infanterie als Cavallerie; gemunieerd met de onwettigfte en willekeurigfte laft, die oit aan een Prins gegeven is, en het maakte dus uit", het aller onwettigfte Staats befluit als immer in deze Provintie is geëmaneerd; men kan dc bewyzen daar van geftaaft vinden , by dc twee bier boven gemelde ■eerbundelingen.  C 168 ) daar voor, ten allen tyde, erkent. Liet is eene Staats* wet (Jt), die tot welzyn en zeekerkeid van den Lande, en tot (i) De Infteller noonit deze forme van Regering ook eek Staatswet ; en by gevolge een zodanige -wet, waarin Staatswyze (vooral ook aangemerkt de onwettige wyze van invoering,) verandering kan gemaakt worden. Nadien alle Scaatswetten, hoe legaal genomen , zo ras het welzyn en zekerheid van het Land, en de bevordering eener hejlendige ruft, als mede de onderhouding eener gelukkige communicatie tuffhen dc refpeöïive Staatsleden en den Stadhouder eene verandering vordert , dezelve dan ook Staatsgewyze moet gemaakt worden ; zonder dat hier tegen doen kan, als men bezyden de waarheid het alhier tragt te doen voorkomen, of men het voorgemelte Reglement had ingevoerd na een voorafgaand onderzoek , wat er in voorige Stadhouderlyke tyden, omtrent het ftuk der Regeringsform was geobferveert ; want of wel een zodanig onderzoek te dier tyd aan de zyde van den Prins mogte plaats gehad hebben , zo is niettemin zeker, dat men die voorgaande Regeringsform niet heeft geobferveert ; maar daar van genoegzaam over het geheel is afgegaan, alle het welke men by de meer aangeroerde verhandelingen , ontcgenzeggelyk betoogd vind , zonder dat ten voordelen van den Stadhouder doen kan het argument van de wederzydfche plechtige beëdiging van het zelve, om dat die plechtige beëdiging in allen gevallen geenzints kan werken , in prejudicie »f tegen zodanige rechten , privilegiën en gerechtigheden , waar by de drie Leden van Staat zo in bet gemeen , als ieder in bet byzonder moeten bewaard blyven , als mede ook niet ten nadelen van de fpeciale en particuliere privilegiën, rechten , flatuten en wel herbragte coftumen van deze Stad, alle welke te handhouden en te conferveren, de regel voor het Stadhouderlyk beftier en de grond/lag van de werking van zyn gezag en van zyne refpeêllve relatie» tot de gezamenlyke Leden van Staat dezer Provintie uitmaakt. En deze zyn het, welke met opzigt tot hare intrinfïque wettigheid, als met relatie tot hare folcmnele fanélie, even vaft en onwrikbaar, boven dat onwettige Reglement moeten blyven predomineren.  C 169 ) tot bevordering eener beftendige ruft, en ter onderhouding eener gelukkige communicatie tuffchen de refpeclive Staatsleden en den Stadhouder, op voorftelling van den laaift'en, tia een voorafgegaan onderzoek, wat ,et in voorige Stadhouderlyke tyden, omtrent het ftuk der Regeeringsform was geobferveert, door de Heeren Staaten van de Provincie, als de hoogfte Overheid, is geintroduceert en vaftgeftelt; voorts weederzyds plegtig be'éedigt, en in alle de Stadhouderlyke tydperken , zonder eenige interruptie , beftendig geconfidereert, als een reegel voor het Stadhouderlyk beftier, en als een grondflag van de werking van zyn gezag, en van zyne refpeétive relatien tot de gezamentlyke Leden van de Regeering van Uwer Ed. Mog. Provincie; en zy is dus , zoo wel met opzigt tot hare intrifique wettigheid, als met relatie tot haare folemneele fanctie, eeven vaft en onwrikbaar. Het is nu by deeze wet en conftitutie, dat Uwe Ed. Mog., ten behoeve van den Stadhouder, als, in zoo verre, hoogftderzelver plaats vervangende, eene volledige delatie tot het oefenen van diverfe jura Majestatica hebben gereguleert, en dat die delatie formeel door Hem is geaccepteert (7), waar door dezelve dan ook, naar de gronden van (7) Maar zonderling is het, dat men uit dit Reglement en pure forme van regering, een wcderzydfch Contract wil afgeleid hebben , om dat daar by zoude voorkomen eene volledige delatie tot het oeffenen van diverfe jura Majestatica ; die formeel door den Stadhouder zouden zyn geaccepteert. Maar onderftelt, dat dit zo is , zo worden de uitoeffening van die diverfa jura door den Stadhouder , niet anders dan met voorkennis en mede toeftemming van den Souverain dezer Provintie uitgevoerd; by voorbeeld, de Stadhouder heeft in onze Provintie de magt tot het verlenen van gratie en  C 27° 3 het regt, geworden is van dien aard en natuur, dat ssj de kragt en het effeêl van een weederzydfch Contrdü heeft gcac- in pardon; maar hoe zeer aan den Stadhouder die magt gegeven is, hebben dc Staten dezer Provintie, voor zo veel hunne magt betreft, daar aan niet alleen niet gereflieert en afgeftaan, maar het is er zelfs zo verre van daar, dat dc mandamentcn van gratie en pardon, alhier met voorkennis van dc Staten werden opgemaakt, alleen op naam van de Staten, enkel ter relatie van den Stadhouder, en welke in byzondcre gevallen ook nog ten interinementen moeten geprefenteert worden , mitsdien de uitoeffening van die jura, tot het argument waar toe men dc zelve alhier gebruikt, niets bewyft, als het zelve maar aantoont de magt tot eene zekere byzondcre verrigting aan den Stadhouder als den eerften Dienaar van Staat overgelaten, zonder dat daar uit ten aanzien van den Souverain met den Stadhouder even min een Contract te eljcieren is, als ten refpecte van andere Staatsdienaren en hooge Officieren, aan welke door de Souverain dc uitvoering van byzondere wetten zyn toebetrouwd en aanbevolen. Het is dus een ten cencmalen valfch argument, als men by dezen brief leeft, dat bet Reglement tiaar de gronden van het recht zoude geworden zyn van dien aart en natuur , dat het de kragt en het effect van een wederzydsch Contract zoude hebben geacauireerd, 't welk NB. zonder eene mutuele evereenkomjl , of andere gqulpollente en in recht geftaafde gronden niet kan worden geinfringeerd. Het Reglement is nimmer anders geweeft, dan een voorfchrift van het Regeringsbeftier dezer Provintie , dat, gelyk wy even zagen, na vercifchte en het belang van onze Provintie , op den grond van alle Staatswetten verandering onderhevig is ; men zie hier uit welke de monftreufe gevolgen zyn, van die verkeerde begrippen , die men van dc jeugd af aan, den Stadhouder heeft ingeboezemd, dat men dc aanvaarding van de Stadhouderlyke bediening doet voorkomen als eene Souvcraine Regering, waarby men den Stadhouder met de Staten van den Landen , niet alleen gelyk fteld , maar vry hoger, als men hem als voornt. van den aanvang zyner bediening hoord fpreken va» den aanvang NB. van onze regering.  C 271 ) gtacqvirtert, V welk zonder eene mutueele ovefeenkomfi» of andere aquipollente en in het regt geftaafde gronden » niet kan worden geinfriiigeert; terwyl laatftelyk de refpectlve eedsprteftatien (conform de daar van vaftgeftelde formulieren) van allen, die, uit kragte van dit Reglement, tot eenig aandeel in de Regeering, tot hier toe, zyn gecommitteerd geweeft, en in het byzonder ook van de Vroedfchappen der Stad Utrecht, hare verbindende kragt, zoo wel met opzigt tot yder van hun in het byzonder, als in de weederzydfche relaties van Uwe Ed. Mog. tot den Stadhouder, en van den Stadhouder tot Uwe Ed. Mog., nog nader beveiligen. By het aldus gcarrefteerde Reglement, is aan Ons, in hooggemelde qualiteit , onder anderen gedefereert „ her. ■ regt om alle jaaren den Raad cfte de Vroedfchap der „ voorfz Stad van Utrecht te contiuueeren ofte te veranderen , 't zy geheel, 't zy ten deelen, ofte om uit het „ geheele Lighaam der Burgeren en Ingezeetenen andere „ nieuwe Raden ofte Vroedfchappen te verkiezen, milt? „ gadcrs, op het overlyden van ymand, die tot Burgermeefter of Scheepen zoude mogen zyn geëligecrt, zoo ., als Wy in der tyd zullen mogen oordeelen beft en be„ kwaamft te weezen " Qm) alles zoodanig en fa dier voe- ge», O) Maar men zal van de applicatie van dit allerongegrondft argument te meer moeten verwondert liaan, als men het zelve doet neder komen , op de aanftelling van ten tnfeben tyds openvallende Raadsplaats, welken aangaande by dat reglement nog titel nog jota bepaald is, en hoe zeer dit onwederfprekelyk betoogd is, by het raport van de Heeren Ond Burgermeefteren, voorkomende in het vyfde Iets , doorgaans , en byzonder pag. 63 67 , is liet ten 5 eenen-  ( *7* ) gen, dat by het voorfz. geheel Reglement geen een eettig geval is uitgezonderd gebleven, waar in de aanftelling of electie van een Raad in de voorfz. Stads Regeering, buiten Ons, door ymand anders, zoude kunnen of vermogen te gefchieden. Eene delatie (ji) vervolgens , waar aan nie- eenenmale onbegrypelyk , dat men Z. H. by die brief doet zeggen , dat by bet genoemde gebecle Reglement geen eenig geval is uitgezondert gebleven, waarin dc aanftelling of electie van een Raad in de voornoemde Stads-Regeriuge buiten ons door iemand anders zoude kunnen of vermogen te gefchieden. De Infteller had zig behoren gefchaamd te hebben Z. II. aldus fprckende intevoeren. («) Maar de confequentie is nog frayer, men zegd eene delatie , (dog welke nergens te vinden is) waar aan niemand wie hy ook zyn mag huiten UEd. Mog. en zonder hoogft derzelver Staatsgewyze gemanifefteert befluit eenige de minfte atteinte vermag toe te brengen. Eerft, is dit Reglement, en de daar by gegeven magt, van dien aart en natuur, dat bet zonder eene mutuele overeeniomft niet kan worden verbroken; maar gelukkig komt men alhier tot zig zelven , alsmen aan der Staten befluit , een magt komt toe te kennen om daar aan atteinte te konnen , en te mogen toebrengen. Dog met opzigt tot deze pretcnfe delatie ongelukkig, om dat, (daar dit zonderling valt buiten de termen van 't Reglement,) de twee voorftemmende Leden van Staat, fpeeiaal gehouden zyn, aan de Conditiën vervat by de articulen gefloten tufTchen de Geëligeerden , Edele, Stad en Steden, den 8. en 13. February 1587, waar by wel uitdrukkclyk ftaat bedongen , dat de Geëligeerden en Riddcrfchappen , ben niet zullen bcmoeijeu met het ftellen van de Magiftraten in de Stad en Steden dezes Geftichts. Zyne Hoogheid, of wel «le Infteller van dezen brief, begaat hier eene aller onveranfwoordelykfte flater , alsmen hoogft dezelve , aan de twee voorftemmende Leden, in dezen, een magt wil toekennen en opdragen, waar mede dezelve Leden in gevolge van de Conftitutie en het beleid op de regeerings forme van de provintie relatief tot de Stad en  C 2?3 ) tiiemant, wie hy ook zyn mag, luiten Uwe Ed. Mog., en zonder hoogftderzclrer Staat sgevys gemanifefleert befluit, eenige de minfte atteinte vermag toe te brengen. En daar het inmiddels, uit de voorfz. Refolütie, en de opgevolgde dadelyke aanftelling van Mr. Paul Engelbert Voet van PVinffen, tot Meederaad in de Vroedfchap der Stad Utrecht , manifeft. is , dat dezelve geheel en al h gefchied, zonder Onze concurrentie, en teegens het duidelyk voorfchrift van V voorfz. Reglement (») ,• en daar het wy- en Steden, hen niet vermogen te bemoeijen: Het ftellen van Radea en Magiftratcn, zo het zerVe alhier, buiten het Reglement valt, is een recht , alleen toebehorende aan de Stad Utrecht, en wel verre dat Z. H. het zelve op eenigerlye wyze zoude moger. onderftaan te infringeren , is hoogftdezelve in zyn qualiteit als Stadhouder, verpligt, de Stad, en ook de Steden , by dat huil recht te moeten handhouden en helpen mairitineren. O) Daar het fundament niet deugd, moetal wat er op gebouwd word, vervallen ; men voerd Z. H. al verder fprekende in, En daar het inmiddels uit de voorfz. refolütie en de opgevolgde dadelykt «anftelling van Mr. Paul Engelbert Voet van Wivffen tot Mede Raad. in de Vroedfchap der Stad Utrecht manifeft is, dat dezelve geheel en, tl is gefchied, zonder onze concurrentie en NB. tesen het duioelyk voorschrift van het voorsch. Reglement ; welk laatfte eert volflagen onwaarheid is. Het is wel verre van daar dat de Vroedfchap met die verkiezing iets zoude gedaan hebben, waar toe zy geene magt of bcvoegtheid had, veel min dat zy iets zoude gevfnrpeerc hebben , aanlopende tegens het pretenfe geacquireerde recht van den Stadhouder. Integendeel alle de argumenten van dezen brief betonen ter contrarie , als dezelve op geheel nietige en onbewezen onderftellingcn beruften, dewelke by vergelyking, volkomen wederlegt worden by het raport van Heeren Oud Burger. S a meefte*  C 274 ) wyders eene volkomen zeekerheid heeft, dat de voornoemde Vroedfchap nooit daar toe eenige magt bevoedheid van Uwe Ed. Mog. bekomen heeft, en (onder reverentie) teegens Ons wettig geacquireert regt, ook niet bekomen kon; fpreekt het van zelfs, dat de meergemelde Vroedfchap de Hoogheid en Geregtigheid van den Lande, eigener authoriteit, heeft geufurpeert. Dit is te duidelyker, wanneer Uwe Ed. Mog. zig zullen gelieven te herinneren, dat van de allereerfte tyden van de oprigting van de Republicq af aan , (en deeze tyden alleen moeten, naar Onze gedagten, in aanmerking komen) deeze twee zaaken omtrend de Regeeringsbeftelling binnen Utrecht hebben te faamen geloopen, voor eerft, dat de voornaamfte beftellingen dien aan- meefteren, hier voren gemelt, waar toe wy den Lezer ter vermeiding van herhalingen renvoyeren. Men kan niet voorby alhier aan te merken hoe de Infteller van deze Miffive van Z. H. het zelve raport kwafi ongetoucheerd heeft willen laten, hoe zeer hy zig van middelen ter contrarie heeft bediend, zo wel als om te refcontreren het voorgedragene van de Burgers, waarom den lezer tot beter vcrltaud van de middelen dezer Miffive beft doen zal, vooraf te lezen het op den 29. December 1783, geprefentcert adres door 725 Burgers ondertekent, en het gededuceerde by het mnbangzel tot de Poft van den Neder Rbyn , als mede de twee MiJJivens voorkomende in gen). Poft Nis. 202 en 205 , en de brief van Ultrajeütinus in de Politieke Kruyer No. 198. pag. 1408 en 1412. by het vyfde Iets pag. 30. aangehaald, en dan het voorgemelte Raport of advies van Heeren Oud Burgermeefteren, by het zelve Iets, geplaatft pag. 48 tot 70. inclufive; als waar uit een ieder by een oplettende lezing te beter in ftaat zal zyn, om over de notoire ongefundeertheid der middelen van dezen brief te konnen oordelen; en daarin te grondiger (lagen zal, als hy de moeiten ook nemen kan, om de aangehaalde wetten , en ordres van regering na te Haan, en met de middelen te vergelyken.  C 275 ) aangaande, in de Stad van Utrecht, niet zyn geweeft van de byzondcre competentie der Magiftraten of andere Corporatien , maar dat alle dezelven by de H. H. Staten der Provincie zyn gereguleert, zoo als onder anderen uit het 7 Art. O) van de Satisfactie of het Accoord tuffchen de Pro- rp ) De Infteller van deze brief doet Z. H. zig zeer ten onrechte beroepen , op de hertellingen van de Regering dezer Stad, zo als dezelve by de H. H. Staten dezer Provintie, zouden zyn gereguleert geweeft; als onder anderen by bes 7. Art. van de fatisfatïie of /jet ticeoord tuffchen de Provintie van Holland, Zeeland en Utrecht, den 9. OSober 1477 gefloten , om dat wanneer het gem. 7. Art. met een aandagtig oog word ingezien, daar uit niets, met opzigt tot het geene alhier het gefchil uitmaakt, ten voordelen van Z. H. kan opgemaakt worden; in tegendeel zegt het 12. Art. van dat zelve accoord dat zyn Excell. die Stad, Steden, en Landen van Utrecht , mitsgaders de Ingezetenen van dien , refpctiivclyk zal maintineren, en handhouden in alle hare rechten, privilegiën exemptien , vrybeden ende gewoonten, die zy NB. van allen ouden tyden gehad hebben, volgende den cedt henlulden by zyn Majefleit gedaan, en uit kragtc van het xxvi. Art. van dat zelve accoord , was zyn Excell. gehouden, alle dingen te reftltuercn in den ouden en behoorlyken ftaat, behoudende die Landen ende Steden hare Gerechtigheden ende privilegiën, en betreffende de Inftrucllen van den Graven van Villers en Nyenaar , waar op men zig ten dezen beroept, uit dezelve kan met opzigt tot het point alhier in queftie almede niets het allerminfte bewezen worden, in tegendeel, als men het derde Art. van die beide Inftruct-ien in ziet, za wel als de 4. en 5. Articulen van de Inftruétie van Prins Mauritz van den 9. February 1583 , zullen dezelve regel recht tegens den Prins bewyzen. Daar boven dien, hoe zeer dit eens ter contrarie wierd begrepen als geenzins kan plaats hebben, zo zoude ten opzichte van de Commilïïe van Willem den Eersten vervat by het bovengem. accoord , dan nog te overwegen ftaan, dat het zelve maar is aange-» gaan ter tyd toe by de Generale Staten, volgende de Pacificatie tot S 3 Gent  C 276 ) Provincie van Holland, Zeeland, en Utrecht, den 9 October 1477 geflooten, uit de Inftructie voor den Grave van Vil- Gent gemaakt, ende vergadert zynde , anders geordineert zal zyn, blyvcnde altyd die zelve pacificatie in baar gebeel. En wat was het oogmerk dezer pacificatie'? Immers volgens de uitdrukkclyken inhoud van dezelve 01» de Ingezetenen van alle deze Nederlanden wederom te j}ellen in bet gebruik van beuren ouden rechten, privilegiën , coftumen ende vrybeden, de bereiking van welk hoofd oogmerk, de ziel vart alle de voorfz. lnftruftien uitmaakt; behalven dat alle die lnftructien ook maar gemaakt zyn by provisie , met magt om de poinften en Articulen dezelve Staten concernerende , ten allen tyden en met gemeen advys en conjent te mogen veranderen na haarluyder goeddunken , gelyk dit na de jaren 1577, IS84 en 1585 , dat de voorgemelte Inftruftien zyn gearrefteert geweeft, ten aanzien van het regeringsbeftier heeft plaats gehad , door het bovengem. accoord aangegaan tuffchen Geëligeerden , Edelen , Stad en Steden, den 2. February 1587,.waar by als gemelt bevoorwaard is, dat de Geëligeerden en Ridderfchappe , hen niet zullen bemoeijen , met het ftellen van de Magiftraten in de Stad en Steden dezes Geftichts. En welk accoord dan pofterieur zynde, aan alle de vooraangehaalde Inftructienj zo volgd daar uit, dat tegens het zelve, uit alle die Inftrucnen geen valide argument kan worden opgemaakt; even min als uit het beleid en beftier van dc Regering zedert den jare 1618, tot 1651. Om dat ten refpecte van den jegenswoordigen Heer Stadhouder, op gronden van 't Regerings Reglement van 1674, geene andere forme van Regering in aanmerking zoude konnen komen, dan alleenlyk die, welke voor den jare ióig, en niet na den jare 1Ó18 heeft plaats gehad; en by gevolg quadreert het geheel niet, om uit het Reglement van 1674, kwafi, optemaken, dat men aan IVillem de Derde wel meerder, maar geen minder gezag heeft willen opdragen, als aan Mauritz en zyne'Succeffeuren anno jöiS, is gedefcreert geweeft. Om dat of fchoon dit eens de waarheid mogte zyn, het zelve als dan nog met opzigt tot het point ïlbier in qua:ft!e, niets zoude befliflen. Om dat, voor zo verr« men  ( 2?7) Viller* > van n Sept. 1584. en uit die voor den Grave van Nyenaar van 10 Nov. 1585, aIs meede llk de Refulutie van de Heeren Staten van Utrecht van 31 Aug. 1598 en veele andere pofterieuren te zien is, zonder dat het ergens blykt, dat, zeedert de voorfz. erectie, gedurende de differente Epoques , de Burgerye en Ingezeetenen eenig deel aan de Magiftraatsbeftelling zouden gehad hebben : ten tweeden , dat de Vroedfchapsbelielling aldaar altoos meer of men het mindere zoude willen afleiden daar uit, dat Prins Mauritz ie aanftelling bad van de deer aflyvigbeid openvallende raadsplaatzen , hy, dit gezag, of magt, niet uitoefende uit hoofden van zyne Commiffie of fnftruftie als Stadhouder , of ftilzwygende, maar uit fcragtc van die volledige overeenkom» , Waar uit tevens de permanente raad in den jare 161S. geboren wierd. Daar het zeker £s, dat Willem de Derde , die regeringsforme ten tyde van Mauri'tz anno 1618 ingevoerd, voor zig niet gouteerde of verkoos, maar wel die forme, welke voor den jare 1610 alhier heeft plaats gehad. Waar uit dan natuurlyk volgd, dat zal men het recht tot de aanftelling der in tufTchen tyd openvallende raadsplaatzen, als een recht, aan den jegenwoordige Stadhouder toekomende , hoogft dcnzelve willen toekennen, zo moet als dan bewezen worden, dat dit aan de Stadhouders voor den jare 1610, by fpeciale overgifte is gedefereert geweeft. Als men uit contracten ageert, moeten de woorden de intentie bewyzen, en geenzints moet de intentie uit het ftilzwygen, veel min uit vergezogte onderftellingen opgemaakt worden. En waarlyk om een gevolg uit het gedrag van Willem de Derde ten aauzien der magt van den jegenwoordigen Stadhourier tot onze Provintie op te maken, zoude immers niet anders zyn, dan het zegel te hangen aan eene der grootfte ufurpatien, uitgevoerd op eene der alleronwettigfte Commiflien, gedecerneerd tegens een plegtig bezworen eeuwig verbond, aan welke te gedenken het tegenwoordig geflagt dier Provintien bloost, en wel verra af is, em daar uit thans eenig argument hoe ook te admitteren, S 4  ( »?8 ) of min , naar, dc byzondcre omftandigheeden , vün den Stadhouder niet alleen heeft afgehangen , maar dat van den jare 1618 af en vervolgens, zoo lang de Provincie een Stadhouder gehad heeft tot 1651 toe, de Raadsplaatzen, die tuffchen beiden zyn vacant geworden, ook door den Stadhouder uit eene Nominatie van een dubbeld getal zyn gefuppieert , volgens de Articulen welke op den 24 July 1618 Staatsgewys zyn gearrefteerd geworden: En daar dan reeds het voorfz. regt omtrend de tuffchen beiden openvallende Vroedfchapsplaatfen, op den eevengemelden voet, aan wylen Prince Mainits H. G., als Stadhouder, en aan Zyne Succeffeuren heeft gecompeteerd, en daar het ongetwyffeld zeeker is, dat in 1674 wel meerder maar geen mindere geregtigheeden en gezag aan wylen Prince WiU lem den Derden, by het voorfz. Reglement, zyn opgedragen; kunnen wy, met geene mogelykheid, Ons voorftellen, op welk eenen grond naglans de Vroedfchap van Utrecht zoude kunnen fuftineeren, dat zy, als Reprefenteerende de gemeene Gildens en Burgerye, zouden hebben behouden een regt, dat van de eerfte bcginfelen van dit Gemeenebert af, nooit by deeze Gereprefenteerdens gefultinecrt of geoeffent, maar in den boezem der Staaten priginair gerefideert heeft; en dat, in het voorige Stadhouderlyk bewind, reeds duidelyk, op de bovengemelde wyze, aan den Stadhouder was toegekent ; terwyl de Refolutien van 20, 22, 24 en 25 Mey 1651, als tot eene ganfeh andere Regeeringsform behoorende O), van geenerlei ap- pli- (?) Dat hoe zeer de refolutien alhier aangehaald, behoren tot eene tyd, van regering, buiten de Stadhouderlyke bediening, zo biykt daar uit we! degelyk, dat de Magiftraat als toen geëxerceert fifiefc, dat zelve recht, dat aan hen by de regerings forme voor 't jaar  C 279 ) plicatie weczen kunnen, offchoon het uk het reeds geallegueerde, en uit de ganfche Inffruftie voor den bovenge, melden Grave van Villers, van den jaare 1584, genoeg is af te neemen, dat 'er tuffchen de Regeerings beftelling in deezen laatftgemelden tyd , en tuffchen die , welke van 1651 tot 1673 heeft plaats gehad, een aanmerkelyk onderfcheid exteert. Wy vertrouwen', dat deeze gronden te duidelyk en te onweederfpreekelyk zyn, dan dat Wy dezelven, door eenig nader betoog, zouden behoeven te juftificeeren; alleenlyk hebben Wy gemeend, hier by te moeten aanmerken, dat de tuffchenkomft van een Addres van een , op zig zelfs aanmerklyk, aantal Burgers en Ingezeetenen, waar door de Vroedfchap der voorfz. Stad tot de Refolutien en dadelyke aanltelling aanleiding mogte ontfangen hebben, noch het voorwenden van een daar door bekoomen beeter begrip van het voorfz. Reglement, geene verandering in deezen heeft kunnen raaken. De duidelyke en algemeene dispofitie van het voorfz. Re- 't jaar 1610 toe kwam; dat was, na de lettcrlyken inhoud van het 6. Art. van de Ordonn. van den 13. November 1534, het aanftellen van overleden Raden Collegialiter. En deze ordonnantie is ten eenenmale onderfen jiden van dc Interactie voor den Grave van Villers, die ruim twee Maanden vroeger, namentlyk den 11. September' 1584, gemaakt was, en welke zo evengcmeltc latere Ordonnantie, met deze Inftructie niet moet verwart worden ; als blykendc daar uit wel degclyk, wat recht de Magiftraat dezer Stad els reprefenterende de Burgery en gemeene Gildens te dier tyd voor zig (gegrond op hare oude Stads rechten) {pedaal behouden hcefc. S 5  C 280 ) Reglement, beveftigd , niet door eene tot hier toe geot> ferveerde deference voor den Heere Stadhouder in der tyd, maar door de begrippen van Uwe Ed. Mog. en van de Regeering van Utrecht zelfs , by verfchcide zeer plegtige omftandigheeden, laat niet alleen geen plaats over voor hét allegeeren van eene nieuwe en beetere bevatting; maar boven dien is het geene wet van dc Vroedfchap of van eenig gedeelte der Inwoonders van Utrecht; maar zy behelft eene beraamde orde op de Regeering, met volle eenparigheid, door de gezamentlyke Leden van den Staat, gearreffeert, en wel gebouwt op voorige Reglementen en Obfervantien, in Stadhouderlyke tyden, doch om veele reedenen, eerder tot een grooter , dan tot een bepaalder invloed en gezag van den Heere Stadhouder ingerigt; en gevolgclyk, zoo men dien aangaande , als nu , na honderd en tien jaaren, eevenwel eenige duifterheid daar in zoude willen voorwenden , competeert] het zeekerlyk niet aan een gedeelte van een Lid van dien Staat, en minder nog aan de meerderheid van dat gedeelte, buiten eenige communicatie van alle de overige Leden, door wien het Reglement is geformeert, 't zelve , naar eigen goeddunken , te interpreteeren : de Vroedfchap van Utrecht kan daar en boven geen Regter en Party in deezen te gelyk weezen , maar het zyn eeniglyk Uwe Ed. Mog. zeiven , die in allen gevalle bevoegd en geregtigd zouden weezen , om zoodanige duisterheid (V) of te (r) Daar ■ als hier voren , meermaal is aangemerkt, dat het eerji* en tweede Lid van Staat, zig met de Magiftraatsbeftelling van Stad en Steden niet vermag te bemoeien , is het alhier gemaakte argument, te fingulierder, dat men aan haar Ed. Mog. toekend de bevoegdheid en het recht om zodanige imifterbeid of te elucideren o£ weg te nemen, en dat orer een zaak, waar van geen enkeliwooid ia  ( 281 ) TE ELÜCIDEEREN OF WEG TE NEEMEN; edoch Wy VertrOU- wen teffens , dat hoogftdezelven nimmer , zonder Onze communicatie, en zonder het hooren Onzer belangen , zulks zouden willen doen , met alteratie of verkorting van die Prwe- »« bet gcheele reglèment te lezen is. Men fchynt alhier niet zeer confonant aan zig zelve te zyn , had dit reglement zo als men het hier boven deed voorkomen, de aart en natuur van een wederzyds Contract verkregen, bet welk zonder een mutuele overeenkom/} niet konde verbroken worden, heeft men daar op wel gedagt toen men te dezer plaatze fchreef, de Vrocdfchap van Utrecht kan daar en boven geen Rechter en party indezen te gelyk wezen, maar het zyn eeniglyk UEd. Mog. zeiven, die in allen gevalle bevoegd en gerechtigd zouden wezen, om zodanige duifterheid ofte elucideren , of weg te nemen, gelukkig aveu! waar by men dat Reglement befchouwd te zyn gefubiecteerd aan de interpretatie van de Souverain , het is dus alhier geen mutueel contract meer , maar eene forme van Regering , onderworpen -aan het oordeel van den Souverain, en mitsdien ook niet meer een eeuwig edict of onveranderlyke inftelling. Dan met opzicht tot het voorwenden , als of de Vroedfchap in dezen geen Rechter te gelyk zoude mogen zyn, daar zy , zo men zegd parthy is , daar op kan tot wederlegging dienen het genoteerde in het uitgegeven onderzoek of de Stad Utrecht van ouds alleen heeft uitgemaakt het derde Lid van Staat van de Provintie van Utrecht ? alwaar op pag. 77. in de aantekening word gelezen : ,, Hier te willen zeggen , dat er evenwel iemant moet Rechter „ zyn, is ongegrond; om dat het raakt een indifputabel recht van „ de Stad, welke, wanneer men als iemant 't zelve Hechts in „ gefchil wilde brengen, zoude moeten ftclleu ter judicature of „ fubmiflïe van een ander ; zo zoude men een ieder van zvne „ vrybeden , rechten enz. konnen beroven, die geene moeten ne„ men die in het redrefleren van die regten en vrybeden baar inte„ refi zouden ftellen, en zo doende zouden regten , vrybeden enz. „ langer geene regten en vrybeden zyn, als het maar iemand ge„ lufte het zelve in twyvel te trekken."  ( 282 ) Pra&ninentien , die zoo plegtig daarby aan Onze Digniteit van Erfftadhouder hunner Provincie zyn vaftgemaakt. Wy zullen Ons inmiddels niet uitlaaten over de fuftenue, als of het Regt der Regeerings beftelling, in het voorhanden zynde geval van Vacatuure, by de Vroedfchap, als repnefenteerende de gemeene Gildens en Burgerye van de Stad, zoude hebben blyven refideeren, volgens de oude Regten en Coftumen, en dat dezelve Regten (vooral zonder een expreffus Confenfus van dezelve Burgery) onvervreemdbaar zouden zyn (f): want behalve», dat Wy deeze generaale ftel- (0 Het argument by deze verdeling opgemaakt, moet wel ingezien zynde , vervallen ; als bekend is, dat men aan de zyde van IFillem de derde de grond van hes onwettig ingevoerde reglement va» Regering i heeft getragt afteleiden, van de begeerte van het volk en daar door, ten duidelykftën heeft te kennen gegeven, dat men zyner zyds van begrip was, dat de invoeringe van die toen nieuwe forme van regering op geene valide wyze kondc gefchieden, zonder een exprefus confenfus van de Burgerye, dog in welk voorwenden men te dier tyd tegen alle waarheid heeft te werk gegaan, en om eens te vertonen wat prys men aan de zyde van den Infteller van den jegenwoordigen brief op dat voorwenden , ende ondertekening van acht en vyftig Burgers van dien tyd , te regt komt te ftellen , daar toe is alhier zonderling dat by dezen brief gelezen word , dat, van het begin van de Republiek of geene blyken voorhanden zyn , van een eenig consensus expressus van de voornoemde Gildens en Burgerye, waar door Haar Ed. Mog. tot enigerlei beftelling van bet regt van Magiftratuur zeilden zyn gequalifieeert. Daar dus dit argument, wel verre dat het voor den Stadhouder zoudo konnen dienen, waartoe men het aanvoerd, integendeel contrarie aan de magt van Haar Ed. Mog. en die van den Stadhouder moet werken; als men het met de Infteller van den brief volkomen eens v is.  ( 283 ) Gelling, tnet alle de daar ui: van zelfs voortvloeiende gevolgen , noch tnet de gefchiedenifen van dit Land, zee- dert is, dat de gefchieden:feu van dit Land zederd de oprecbting van dt Republiek in 't gemeen , nocb met die van deze Provincie, in 't byzonder , noch ook by de gronden waar op de unie u aangegaan, en ■waar op bet Staatsrecht dezer Landen, en de eenmaal vafigeflelde con'flitutie en ordre van zaken bernfl, geenzints opleveren zodanig een exprejfus confenfus, als niettemin plaat? zoude moeten gehad hebben , ter contrarie alle de voor geroerde gefchicdeniuen, de Unie en het daar op gebouwde Staatsrecht wil, dat de particuliere Steden , Leden, en Ingezeten van dien, zullen werden gebandbaaft en .bewaard by haar lleder fpeciale en particuliere privilegiën , vrybeden , txemtien, rechten , flatuten, loflyke en wel herbragte Coftumen, ufan* tien en alle andere haar luider gerechtigheden. Uit welken hoofden dan notoir is, dat het recht, het welk deze Stad van ouds toebehoord heeft, aan de gemeene Gildens en Burgerye dezer Stad is verbleven , en waartoe onder anderen als een voornaam recht, is ge- 1 •weeft, de aanftellingen van Raden; het welk als een byzonder recht , deze Stad en derzelver Burgeren van alle oude tyden toebehoord hebbende, nimmer in den boezem van den Souverain, namentlyk de Staten, is overgebragt of heeft kunnen overgebragt ■worden. Daar dit dan niet is gefchied , zo volgd uit die zelve gronden van dc conftitutie dezer Republiek dat, wel verre dat de Staten dezer Provintie op dat recht van de Stad, iets het allerminfte zoude vermogen te empieteren; integendeel, hun Ed. Mog. op gronden van die zelve Unie met de Stad Utrecht mede aangegaan, 5n allen gevallen gehouden en verpligt zyn, deze Stad, derzelver Burgery en Ingezetenen , by de voorfz. rechten te helpen bandbouden , ftyven en flerken , befchutten en befchermen jegens alle en een iegelyk wis en hoedanig die zouden mogen vlezen, die hem daar inne eenige dadelyke inbreuk zoude willen doen. Waarom het dan ook zeker is, dat na de oprechting van de Republiek (even zo als het voor de troubles met Spagne was) de begeving van de Vroedfchaps plaatzen in cas van vacature, nimmer als een jus Majeftaticum, of recht  ( 284 ) dert de opregting van de Republicq, in het gemeen, noch met die, zoo als IFy reeds opgemerkt hebben, van Uwer Ed. recht van de Hoge Overheid , by hun Ed. Mog. zoude gerefideert hebben; integendeel dat het zelve als uitmakende een onvervreemdbaar recht, in den boezem van de Gildens, Burgerye en Ingezeten is verbleven; ten notoiren gevolgen, (zo als dit by de Infteller van de brief van Z. H. te recht word opgemaakt) dat alle delatiea van de voornoemde Rechten , omtrend het een en ander, als nooit anders dan met eenige bepaling en vermindering van zodanig een origivair recht, kunnende gefchieden , geheel of ten delen, door de Staten van [den Lande , met of zonder concurrentie van de Regering, als Reprcfntanten van dezelve Gilden , Burgeren en Ingezetenen hos plechtig ook gedecerneerd, voor onbeftaaubaar en van onwaarden moet gehouden worden; Te meer, daar er zo als wy reeds, gezegd hebben, van het begin van de Republiek af, geene blyken voor handen zyn van een eenig consensus ïxpressus van de voornoemde Gildens en Burgerye , waar door baar Ed. Mog. tot eenigcrlei beftelling van Magiftrature zoude zyn gequalificeerd. Zo fpreekt het in allen gevallen onzes erachtens van zelfs, dat het geenzints van de competentie van haar Ed. Mog. is geweeft, eene zodanige delatie of delatlen ten behoeve van den Stadhouder1 te hebben konnen doen, als waar van Hoogft dezelve by de voorfz. brief vermeldinge komt te doen , cn voor zo verre dezelve alzo incompetent gedaan is; Dat dan de Burgers dezer Stad, als die het zelve recht nimmer verloren hebben, bevoegd zyn geweeft, om by wyze van reclamen , tegens het onrechtmatig gebruik voor het vervolg het vereifchte verzoek en voorzieninge (dat thans het gefchil uitmaakt) te hebben mogen: doen; met dit verder gevolg, dat dc Staten dezer Provintie, de Burgeren en Ingezetenen dezer Stad, daarinne geen hinder prxjnditie of letzel vermogen aan te doen. En ingevalle dit ter contrarie door iemand vvierd ondernomen, zyn hun Ed. Mog. op fundament van het derde Artikel van de Unie , verpligt, deze Stad te defenderen, ook fpeciaal jegens Inheemfcbe Heeren, of Princen, die hen in V generaal of particulier eenige Fortfen of geweiden zoude willen eau-  ( 285 ) Ed. Mog. Provincie, in het byzonder, en even z$o Weinig met de gronden van de Unie, en het Staatsregt deezer Landen , als met de eenmaal vaftgeftelde Conflitutie en Orde van zaaken, beneevens de Hoogheid en Onafhangelykheid van Uwe Ed. Mog. kunnen overeenbrengen, en dat dezelve eeniglyk zoude kunnen ruften op die bedenkelyke affunrptie, dat alle Regeeringsbeftelling en Aucthoriteit, waar van de voorfz. bevoegdheid tot het vervullen der vacante Vroedfchapsplaatfe , toch altoos maar een gedeelte uitmaakt, even zoo zeer als dit gedeelte zelfs, zonder onderfcheid, in den boezem van de voorfz. Gildens en In- tandoen. En dus wel verre dat de militie van dezen Staat, ter oppofitie van , of tegen onze rechten zoude mogen gebruikt worden , in tegendeel zyn haar Ed. Mog. in die verpligting om ons des noods met de Herken en gewapenden arm tegens het geweld van Inbeemfche Heeren of Princen te moeten befchermen. En in dat zelve contract: en verband ftaan alle de Provintien met den anderen. Daar Z. H. by deze miffive zig als voorfz. grondt op een recht, dat aan hoogft dezelve of de vorige Stadhouders niet is opgedragen geweeft, is het ook op de voorgemelde gronden notoir, dat het verzoek van de Burgers, als alleenlyk op hun originair en gercfervcert recht fteunende, nimmer tot een point van een voor af gaand Staatsgewyze onderzoek konde of behoefde gebragt te worden, te min als hier voren is bewezen , daar dit het recht der Magiftraats beftellinge betrof, waarmede de twee voorftemmende Leden zig niet vermogten te bemoeijen, en daar dit alleen verftrekte, ter beveiliging van Stadsrechten, is het zeer irrelevant dat de Infteller van dc brief daar uit afleid dat het zelve tot een gevolg kan hebben eene gebeele fitbverfie van de gronden der fubftfterende Regerings beftelling, waar van hy ten onrechte zegd dat dezelve via fafli, zoude ondernomen zyn ; nadien niets zekerder is, dan dat Burgery daar toe volkomen gerechtigd en bevoegd is geweeft.  ( 286 ) Ingeieetenen originair refideerende, even onvervreeihdbaSf zoude moeten weezen; waar van het notoir gevolg weederom zyn moet, dat alle dclatien van de voorfz. Regten omtrent het een en ander, als nooit anders dan met eenige bepaaling en vermindering van een zoodanig Originair Regt kunnende gefchieden, geheel of ten deele, door de Staaten van den Lande, met of zonder concurrentie van de Regeering, als Reprefentanten van dezelve Gildens en Ingezeeteneu, hoe plegtig ook gedecerneert, voor onbeiïaaubaar en van onwaarde zouden moeten gehouden worden; te meer, daar 'er, zoo als Wy reeds gezegt hebben, van het begin van de Republicq af, geene blyken voorhanden zyn van een eenig Confenfus exprcfïus van de voorfz. Gildens en Burgery, waar door Uwe Ed. Mog. tot eenigerlei beftelling van het Regt van Magiftratuur zouden zyn gequalifceert; zoo fpreekt het, in allen gevalle , Onzes eragtens , van zelfs, dat het geenszins van een gedeelte van de Ingezeetenen van eene Stad, noch van de meerderheid van eene Stads Regeering, welke alle haare bevoegdheid alleen uit den boezem van Uwe Ed. Mog., en van de door Hoogftdezelven op Ons gedefereerde Magt en Authoriteit , en niet van haare Ingezeetenen , ontleenen , weezen kan, om, op zoodanige onderftelling, eene geheele fubvcrfie van de gronden der fubfifteerende Regeeringsbeftelling, via fadi, in te voeren, buiten kennis en goedvinden van Uwe Ed. Mog., en zonder eenig voorafgegaan Staatsgewys onderzoek van eene zoo aaugelegeue zaak. D.anWy gaan met een opzet telyk ftilzwygen voorby alle verdere reflexien Q~), die Wy over de tuffchenkomft van het (;) De Infteller van de brief, doet Z. H. met een opzettelyk ftil-  C aB? ) not voorfz. addres en de daar op alzoo gebouwde grónden Zouden kunnen maken , en Wy voegen hier alleen by, dat Onze ftilzwygen voor by gaan, alle verdere refleêtlen, die hoogft dezelve over de tuffchenkomfl van het voornoemde Adres en de daarop gebouwde gronden zoude kunnen maken;deze verdere reflcctien moeten of gegrond. of'ongegrond zyn; zo dezelve gegrond zyn, heeft de Inltellcr van dezen brief kwalyk gedaan dezelve voor by te gaan, en daar door veroorzaakt , dat er betrekkelyk tot liet geene 't gefchil uitmaakt gecnö enkele gegronde reflectie in dezen brief voorkomt; heeft men die voorbygegaan tot vermeiding van een op eenftapeling van ongegronde refleftien, zo was er geen noodzakelykhcid tot deze byzonderen overgang om daar aan te hechten de verklaring van Z. Hs. onveranderlyke zugt en pogingen, zo tot hcrftelllng van de ruft van bet dierbaar vaderland (_waar in Z. H. zegd meer dan iemand anders geinïereftèerd te zyn~) als tot bet geluk van zo veele mede ingezetenen, waar onder wy geboren zyn. Waar by men alhier eens wat moet ftilftaan. Wie zoude met ons niet wenfehen dat men in deze Stad en Provintie, ja in ons geheele Lartd, by de dadelykc bevinding was ontwaar geworden, en dus het zegel konde hangen aan Z. Hs. betoonde onveranderlyke zugt en pogingen tot berftellirg van de rufl van bet dierbaar Vaderland, waarin Z. H. zegd meer dan iemand anders gcinterefeerd te zyn; was het derhalven niet wenfchelyk geweeft, dat Z. H. opcnlyk betoond had, advers te zyn van die ondernemingen van veele bekende oproermakers, en oproennaakfters, in plaatze van zyn byzonder genoegen aan dezelve te betonen, als zy tót begunltiging van hunne oproerige oogmerken zodanige leuzen gebruikten , en daarmede de perfoon van Z. H. naderden , welke men in het jaar 1766, begreep geen tyd meer te zyn om te dragen ; en daarom te dier tyd alle en een ieder vriendelyk; verzogt en waarfchouwde om dezelve niet te dragen. Daar nu dergelyke naderingen en begroetingen phats hebben, zo kan eert braaf Nederlander, al wilde hy anders denken, aan dergelyke verzekeringen geen geloof (laan. En alzo is het ook gelegen met het verdere van dit declaratoir , wie dog onder ons, zal zig konnen T over-  ( 288 ) Onze onveranderlyke zugt en poogingen, zoo tot herflel* ling van de ruft van het dierbaar Vaderland, waar in Wy meer dan ymand anders geinterelfeert zyn, als tot het geluk van zoo veele meede Ingezeetenen, waar onder Wy gebooren zyn, Ons altoos zeer gr.irn eene byzondere oplettendheid zal doen veftigen op hunne belangen, op de befcherinirig hunner Vryheid en Veiligheid, en ook op alle hunne billyke en gegronde voorftellen; maar wanneer deeze laatften mogten weezen voortgefpiooten uit overyling, of uit gebrek overtuigd houden dat Z. lis. gedragingen hebben geftrekt ter bevordering van het geluk van zo veele mede Ingezetenen, waar ouder hoogft dezelve geboren is? en wie kan uit de pen van de Infteller van dezen brief voor goede mundt aannemen, dat men met reden verwagten zoude , dat Z. II. altoos zeer gaarne een byzondere oplettenbeid zal doen veftigen op onze belangcns, op de befcherming van onze vryheid en veiligheid, en op alle onze billyke en gegronde voorftellingen? konnen wy dat verwagten, zo lange Z. H. in die zelve begrippen blyft volharden, waarin hoogft dezelve als het hoofd van de uitvoerende magt , zedert deze gcheele laatften oorlog geweeft is ? hoe zullen wy de befcherming van onze belangens, vryheid en veiligheid , aan het beftier , van een zodanige uitvoerende magt konnen overlaten, ons daar op verzekeren en dezelve toebetrouwen? als wy by bevinding hebben, dat de befcherming van onze vryheid en veiligheid in de aller inaélieffte handen (om ons tot een roof en plundering van de vrienden Engelfche over te laten) is tocbetrouwd geweeft. En waarlyk de Infteller van dezen brief, had op dit fusjeft behoren begrepen te hebben, dat men over het algemeen, en ook alhier te zeer verligt is, dan dat men zig langer met woorden zoude laten by de neus rond leiden, daar men door daden het tegendeel bevind. Heeft zyne Hoogheid, (zo hy zegd,) uit eigen oogen leeren zien, de Natie heeft dit thans, hoe wel zeer tot hare droevige fmerte, en overgrote fchade geleerd, onder het beleid van een Prins die onder ons geboren is.  C 289 ) brek van genoegzame kennis van zaaken ; wanneer zy mogten ftrekken tot eenige verkorting of indragt op de inconteftabele Regten van de Staaten van den Lande, v;.n Onze wettige en erlfelyke Praëminentien, of van het Regt van een eenig Lid of Ingezeeten van de Provincie, wie het ook weezen mogt, oordeelen Wy Ons niet bevoegd noch geregtigd, om aan dezelve te defereeren. Wy verkiezen ook, Ons te onthouden van een breed be* toog der gevolgen (//), welke de zoo ftraks genoemde oude r- fV) Dc Infteller van dezen brief doet Z. H. ook voorzigtig onthouden van een breed betoog der gevolgen, welke de bovengenoemde onderftelling, relatief tot het exprefe eenfent van de gemeene Gildens en Burgerye , O men wil) na zig zoude kunnen nepen , en waar van hy alhier verder zegd , en die UEd. Mog. gemakkelyk zullen kunnen begrypen, dat zig ongelukkig zonden kunnen uitfirekken tot een bedenkelyke indragt op bet tot bier toe gerefpeBcerde oppergebied van UEd. Mog. en tot de losmaking van al bet geen NB. zederd de oprichting van de Republiek voor wettig, geheiligd, en verbindende gehouden is. Zo het de waarheid was , dat de Infteller van dezen brief zig tot zo een betoog in ftaat bevond, heeft hy Z. H. een zeer fiegten dienft gedaan het zelve alhier agterwegen te laten, om dat zo als ten dezen te meermalen aangemerkt is, het niet genoeg is , om op onderftellingen aan Haar Ed. Mog. of aart dc Hooge Overheid een magt of gezag toe te kennen, welke daar by nimmer gerendeerd heeft. En daar uit, dan deze, zeer abulive en niet min hatelyke conclufie op te maken, dat de wettige oefening van het nimmer afgeftane en onvervreemdbare recht, deze Stad. en Burgery toebehorende , zig ongelukkig zoude kunnen ultflrckken tot eene bedenkelyke indragt op het tot bier toe gerespecteerde oppergebied van UEd. Mog. dit laat zig alhier niet voegzaam lezen, als men voor eerft let, dat de zaak alhier in gefchil, geenzints dependeerd van het bewind van de Hoge Overheid onzer Provintie, en T 3 wen.  C 290 3 derftelling zoude kunnen naar zig fteepen, en die Uwe Ed. Mog. gemakkelyk zullen kunnen begrfpen, dat zig onge- luk- Wenfchelyk ware het , dat de Infteller van de brief van Z. H. hoogft denzelven , vry konde pleiten, zo min indragt op het gerefpedeerd oppergebied van de Bondgenoten in 't gemeen, en van ieder der Provinticn in 't byzonder gemaakt te hebben, als de Magiftraat , door het aan zig nemen van derBurgeren rechten , in dezen gedaan heeft; men zoude zo veele gegronde klagtcn van de wetgevende magt tegen het hoofd van de uitvoerende magt, niet zyn ontwaar geworden. De Infteller van de brief appliccerd alhier zeer ten onrechten, dat het gedrag van de Burgery en van onze regering, zoude kunnen (trekken tot losmaking van al bet geene zederd de oprichting van de Republiek voor wettig , geheiligd en verbindende gehouden is, daar in tegendeel, als door hun Ed, Mog. aan deze Stad en Burgery zal geprefteerd worden al bet geene zeilerd de oprichting van de Republiek voor wettig , geheiligd en verbindende gehouden Is, moet deze Stad op de hier boven aangetoonde gronden , door Hun Ed. Mog. met alle kragt en magt, by dat aloude recht, in welkers bezit zy meer dan vyf honderd jaren geweeft is, bewaard en befchermd Worden. Maar uit de adfumptie blykt klaar, dat men alhier niet zo zeer het recht van Hun Ed Mog. defendeert, als wel, zo men ten onrechten voorgeeft, de merkeJyke benadeling van de rechten van het Stadhouderfchap , waar van men by dezen brief tot hier toe, en over het geheel, niets hec allerminfte heeft bewezen. En waarom het daar op volgende argument , mede geheel vervallen moet, als men wil, dat dit gereclameerde recht onzer Burgerye zoude konnen verftrekken tot benadeling van NB. alle Staats relatien en Departementen, en even daar door van de Regeringsforme zelve, welke (voegd men er by) UEd. Mog. zo plegtig en by herhaling betuigd hebben , boven alles te willen en te zullen conferveren. Hoe hun Ed. Mog. zig kunnen verbinden tot een regeringsforme , welke zoude aanlopen tegen de rechten van een Volk , begrypen wy niet ; dan dit hebben Hun Ed. Mog. met opzigt tot het geval in gefchil ook niet gedaan, om dat  C 291 ) lukkig zonden kunnen uitftrekken tot eene bedenkelyke Indragt op het, tot hier toe , gerefpcclccrde Oppergebied van ■Uwe Ed. Mog., tot de losmaaking van al het geen , zeeder t de oprigting van de Rcpublicq , voor wettig, geheiligt en verbindend gehouden is, en tot eene merkelyke benadeeiing van de Regten van het Stadhouderfchap, en voorts van alle Staats-Relatien en Departementen, en even daar door van die Regeeringsform zelve, welke Uwe Ed. Mog. zoo plegtig, en by herhaling, betuigt hebben, boven alles te willen en te zullen conferveeren, en , als de vaftighcid voor Onze ware Vryheid, Godsdienft en Independentie, befchermen, en laatdelyk tot de jammerlykfte onzeekerheeden en dat daar van by die Regeringsforme, waar van alhier gefproken, word niets is bepaald , en dus is het onwaarheid dat hun Ed. Mog. zig ter eonfervatie van het zelve zouden verpligt hebben, ook op deze gronden , dat befcherming en vaftighcid voor onze waare vryheid, Godsdienft, en Independentie ook daar van zoude afhangen, welk laatfte men wel kan toeftemmen , namentlyk: dat ware vryheid, Godsdienft en Independentie niet worden geconfervcerd, zo ras men \ er op toelegd om het volk van derzelver vaftighcid te ontzetten, te weten hen te benemen hunne voorrechten en privilegiën , het welk dan laatftelyk, zo als de Infteller van Z. H. brief te recht zegd , tot die janmierlykfte onzekerheden en eombuftien , aanleiding geven , die niet anders dan V Lands zekeren ondergang kunnen na zig flcpen. Dog waar aan onze Burgerye en Magiftraat op geene wyze hoe ook fchuldig ftaat , in tegendeel laten wy dit laatften voor rekening van hen, die geene waare vryheid, Godsdienft cn independentie kennende, ons wel gaarne aan eene vryheid zouden willen dienftbaar maken , waar van men de afbeelding kan zien op de laatfte pagina van den Heere Allards onvergelyklyk vertoog en fchildery van de ware vryheid, dog waar voor God ons , en ons dierbaar vaderland bewaare ! T 3  C 29& ) en combuflien, die niet anders dan 's Lands zeekeren ondergang kunnen naar zig fieepen. • Inmiddels involveert de voorfz. Refolütie en handelwyze van de Vroedfchap van Utrecht f» geene mindere verkorting (y~) De Infteller van dezen brief gaat voort, en doet Z. H. zeg. gen : Inmiddels involveert de voornoemde Refolütie en handelwyze van de Vroedfchap van Utrecht, geene mindere verkorting van onze Hoogs Rechten cn Prieëminentien als Erfftadhouder, dan van de Hoogheid en bet gezag van UEd. Mog. wat het laatfte betreft, daar van is by voorgaande het tegendeel aangetoond, en betrekkelyk tot de hoogt rechten en Prieëminentien van dc Heer Erfftadhouder, is mede ten duidclykften aangewezen, dat het point alhier in gefchil daar toe nimmer behoord heeft. Z. H. zegd : Het is toch bevorens noit door iemand in twyfil getrokken , dat de inftelllngen der Vroedfchappen niet generalyk en in alle exterende gevallen aan ons zoude voezen opgedragen en toegekend. Wat het laatfte betreft, namentlyk dat men het zelve uit eene te verregaande condefccndence aan Z. H. ter benoeminge van een Raad heeft overgelaten , is eene te bekende zaak, dan dat het zelve als een recht aan het Erfftadhouderfchap gehegt, en alzo aan Z. H. is opgedragen, zulks is ten cenenmalc abufief. En het alhier gcftelde preliminaire argument bewyft niets, om dat alhier niet in aanmerking komt, of het zelve bevorens/ ticil door iemand in twyjfel is getrokken, dit was eens alzo, zal men dan foutineren, dat eene dwalende meening en erroneufe begripyen , inftaat konnen zyn, om dc rechten van eene ganfche Burgerye te transmitteren, en te doen verloren gaan. Er is op zeer goede gronden aangetoond , dat tot de rechten van het Stadhouderfchap ingevolge van het Reglement almede niet behoord, het aanftellen van den Schout of Hoofdofficier dezer Stad. En hoe zeer men tot hier toe by vacature wel heeft gedefereerd, aan de electie en voorftelling van Z. H. zal nogtans de Infteller van de Miffive van Z. H. een huis vol werk hebben, om de Burgers dezer Stad te bewyzen, dat  ( 293 > Hng van Onze Hooge Regten en Prieëminentien, als Erfftadhouclcr van de Provincie, dan van de Hoogheid en het Gezag van Uwe Ed. Mog. Het is toch bevoorens nooit door ymand in twyffel getrokken , dat de aanftelling der Vroedfchappen niet gene* raallyk, en in alle exteerende gevallen, aan Ons zoude weezen opgedraagen en toegekent. Het meergedagce Reglement fpreckt duidelyk „ van Burgermeefteren , Schee„ penen en Raad, by den Stadhouder, als nu aangefteld „ en nog aan te stellen (V), binnen de voorfz. Stad ; en dat de begeving van dat ambt, immer aan Z. H. als Erfftadhouder is opgedragen , en dat de begeving op voordragt van den Raad dezer Stad, niet zoude behoren te gefchieden , even en zo als zulks voor het jaar 1748, is gedaan. En op dezelve wyze is het gelegen met de Electie van de Raaden in den Hove, welke by het Reglement almede aan Z. H. niet is opgedragen, wel van een Prefident, dan dit ambt is vernietigd. Wie heeft voorheen getwyffeld aan het point van de recommandatien , en waar uit heeft men aan dc zyde van Z. li. konnen beweren, dat dit tot dc Erfftadhouderlyke hooge rechten en prKcmincntien behoorden? hoe zeer dit een en ander, bevorens niet in twyffel mogte getrokken zyn , is en blyft de vraag , of Z. H. buiten eene duidelyke , en uitdrukkelyke wettige opdragt, tot de begeving van dat een en ander kan gerechtigd zyn? O) Want zig te willen gronden, dat het meergemelde Reglement duidelyk fpreekt, van Burgermeefteren , Schepenen en Raad, iy den Stadhouder ALS NU AANGESTELD en NOCH AAN TE .STELLEN, kan in dezen niets het allerminfte bewyzen: de Infteller van dezen brief had beter gedaan, daar op te adviferen het Raj*>rt van Heeren Oud Burgermeefteren dezer Stad, voorkomende by het ^ Iets en wel van Pag. 60, tot 65, alwaar hy de optoffinge van de T 4 «*9  ( 294 ) en deeze aanftelling word daar by abfoluté, en zonder eenige de rainfte reftrictie, vaftgefteld, zoo als Wy hier vooren reeds met een woord hebben opgemerkt; en noch in dit geheele Stuk, noch in eene eenige andere Refolütie, Wet of Reglement, word eenig tittel of jota van een enkel geval gevonden, waar in die aanftelling door ymand anders, veel min door de meede Vroedfchappen van Utrecht, zoude kunnen en behooren te gefchieden, terwyl het hier voor reeds is gebleeken, dat, wel verre daar van daan, dat in voorige Stadhouderlyke tydperken dit Regt aan de Vroedfchap zou hebben behoord , in tegendeel het zelve, by electie , uit een dubbeld getal , onder anderen reeds aan Prince Maurits is tocgekeut, en door Iloogftdcnzelven geoeffent. Deeze faculteit om telken jaare de Vroedfchap, het zy geheel , het zy ten deele, te continueeren, of andere nieuwe Leden te verkiezen, word vervolgens in de duidelykfte bewoordingen aan den Stadhouder geconcedeert, en de ganfche analogie of fchakel van Uwer Ed. Mog. deliberatien en befluiten , als meede van alle de handelingen en gedragingen van de Regeering van Utrecht zelfs, beveiligen deeze ware meeming afgeleid , uit het Reglement zelve , zoude gevonden hebben, en waar toe wy den Lezer verzenden ; als mede tot PaS- 5i , 52 en 53. van het zelve vyfde Iets ter oplofling en refcontres van de Middelen by'dezen brief uit dc ASe van Tnteïe van 7. April 1754, ter nedergefteld ; mitsgaders het geavanceerde getrokken IT{ de kennisgeving der rejpetlive vacatures, pag 53 tot 56'. mede van 't zelve Iets, daarmede alle de voorn, middelen van dezen brief tu genoegdoen zullen gcrefcontreerd en wederlege! bevonden wordoj.  ( 295 } ze algemeene aanftelling, op eene wyze, die, naar Onze s-edagten , geene twyifeling behoord over te laaten. Niet. alleen hebben Uwe Ed. Mog. in wier boezem de begeeving der Vroedfchaps plaatzen, in cas van Vacature, als een jus Majeftaticum, na de oprigting van de Republicq, heeft gerefideert, en waar in dezelve, indien zy niet meede aan Ons was opgedragen , nog zoude hebben moeten overblyven, dat Regt nimmer gereclameert: maar Wy hebben het zelve, onder hun oog, en met hunne goedkeuring , ja met goedkeuring van alle Overheeden en Ingezeetenen, uit kragte van dit Reglement, beftendig geoeffent: en wanneer Wy dan hier by in aanmerking neemen, hoe Uwe Ed. Mog. zig expliceeren, by eene nadere Staats Refolütie, na veele ferieufe deliberatien en discuflien, meede in een tyd van diepe ruft, met eenparigheid, genomen, over eene materie, welke de allernauwfte betrekking tot het ware verftand van het voorfz. Reglement hebben moeft, en waar van dit zelve Reglement den grondflag uitmaakt, zoo blyft het niet meer by een wel gegrond raifonnement en befluit, nopens het begrip en de inftemming, zoo van Uwe Ed. Mog. in het gemeen, als in het byzonder van de Vroedfchap van Utrecht, met wier concurrentie dezelve is genomen, omtrent de generaale werking van het meergedagte Regiement van 16 April 1674, zoo wel in de evengemelde gevallen van vacatures , als anderszins; maar dan vinden Wy eene allerduidelykfte en onwcederfpreekelykfte decifie voor Ons. Wy bedoelen Uwer Ed. Mog. Refolütie van den 17 April 1754, en hebben de eer, dien aangaande met weinigen te obferveeren; dat, na het overlyden van wylen Onzen Heer Vader, by Uwe Ed. Mog. goedgevonden zynde de noodige voorzieninge te doen, nopens Onze opvoeding, T 5 e*  C 296) en fpecianl nopens de werking en waarneeming van de hooge Digniteiten van het Erfltadhouderfchap, in het cas, datWy, geduurende Onze minderjaarigbeid, Onze Vrouwe Moeder, ter dier tyd Gouvernante , mogten komen te verliezen, zulks alles in het breede daar by is gearrefteert ; en dat, onder anderen , in de befchikkingen, by die Refolütie of Reglement vaftgefteld , worden opgenoemt de Poinften, waar in de exercitie van het Erfftadhouder-, Capftein- en Admiraalfchap Generaal hoofdzakelyk beftaat; met deeze fpeciale byvoeging ,, alles conform de Inftructie en Com„ mifïïe van voorige Stadhouders, en die van Zyne Hoog,, heid, Gl. Ged., daar toe relatief, mitsgaders het Re,, glement van 1674, en de Refolutien dien aangaande van „ tyd tot tyd genoomen": Dat , vervolgens, onder meer andere Poinften, daarby, in de vyfde plaats, word gefpecificeert „ het beftellen van de Regeering deezer Pro„ viriele, met het geen daar toe behoord, beneevens het „ disponeeren over de Geeftelyke beneficiën en inkomften"; alles, het geen Uwe Ed. Mog. gelieven op te merken, con» form aan het Reglement van 16 April 1674, dien aangaande geëmaneert: en dat wyders wordende geftatueert, hoe het bepaaldelyk, met opzigt tot de waarneeming deezer algemeene Regeeringsbeftelling, conform aan het evengemelde Reglement, in het daar toe exteerend geval, gaan zoude, weeder met zoo veele woorden gezegt word,„be„ langende het voorfz. vyfde PoincT:, raakende het beftel„ len van de Regeering deezer Provincie, met het geen „ daar toe behoord, hebben haar Edele Mog. goedgevon„ den en verftaan, dat van gelyke (met opzigt tot de Stad „ Utrecht ende overige Steden) in cas van Vacature van „ een Raads-plaatsde refpeftive Magiftraten, tot vervulling „ van defelve, meede binnen den tyd van drie weeken een „ an-  C 297 ) „ ander Perfoon aan haar Ed. Mogende in ouALiTé voorsz. „ zullen voordragen en prefenteeren , welke insgelyks door „ haar Ed. Mog., als exerceercnde de meergemelde Foog„ dye, binnen drie weeken na de gedaane prcfentatie, zon„ der eenige verandering, tot de vaeeerende Raadsplaats „ zal worden aangefteld. Daar nu Uwe Ed. Mog. by eene zoo plegtige geleegenheid, na vooraf gegaane bedaarden en van alle zyden wel beradene overweegingen, eerft opgeeven , welke dc Regten van het Erfttadhouderfchap, omtrent het ftuk van de Regeeringsbeftelling, ook in de Stad van Utrecht, zyn, volgens het bovengemelde Reclement, mitsgaders Refolutien dien aangaande genoomen ; en dat Hoogft dezelve, op dien grond , vetvolgens de noodige beftelling maakende , voor de tyden eener exteerende minderjarigheid, uitdrukkelykonder de Regten van het Stadhouderfchap opnoemen de vervulling der tuffchen beiden openvallende ,, Vroedfchaps- „ plaatfen;" en wyders, op dat zelfde indisputabel fundament, die vervulling toekennen aan zig zeiven , als exerceerende de Foogdye over den minde jarigen Erjjladhouder, en gevolgelyk, als zyne hooge digniteiten en geregtigheeden waarneemende , hoe kan het dan nog een oogenblik dubieus weezen, dat die zelve Heeren Staaten , welke dat Reglement hebben doen emaneeren , en aan wien ook eeniglyk de interpretatie, indien dezelve noodig mogte weezen , zoude competeeren , niet reets dadelyk hebben gedic deert en nader verklaart, dat, ook in deezen gevalle van Vacatures , de aanftelling , volgens het meergemelde Reglement, aan niemand anders dan aan ons altoos heeft behoort en nog toekomt? Hier omtrend te allegeeren, dat dit prefenteeren van een Perfoon aan Ua'e Ed. Mog. , in hoogft-  C 298 ) hoogftderzelver voorfz. qualiteit, flegts zoude behelft hebben een formulier, om dat teffens wierd gereguleert, dat de eleftie conform die voorftelling zoude gefchieden ; en dat dus dit geftatueerde in effeéte niets meer zoude involveeren, dan 't geen reeds voor 1674 plaats had, fchynt Ons in deezen geen convinquant argument uit te leeveren; om dat, in dien gevalle , de geheele tuffchenkomft van Uwe Ed. Mog., als waarnemende de regten van het Erfftadkouderfchap, zeer te onpas, en met weinig gracie zoude zyn ingevoert; en om datWy, in dien zin, geene reedenen voor den pligt en noodzake van dc te doene voorftelling (die, als een regt , aan den Stadhouder verfchuidigd, in haar geheel blyven moeft, zonder dat de keuze of weigering van den Perfoon iets daar in veranderde) kunnen vinden, eeven weinig als van de gronden, in deeze Refolütie daar by gevoegd , dat namentlyk deeze fchikkingen zyn gebouwt op de Commiflïe van den Heer Erfftadhouder, op de Refolutien daar toe betrekkelyk en volgens het Reglement van 1674., welke allen zeektrlyk geene plaats hadden voor dat zelve jaar 1674, Hier komt by, dat, op fundament van de duidelykheid van 't voorfz. Reglement, indiftinctelyk en ten allen tyde, by de kennisgeeving der refbeetive Vacatures , door de Vroedfchap van Utrecht, fpeciaal is erkent, dat derzelver begeeving , volgens het voorfz. Reglement, aan ons toekwam , zoo als dezelve Vroedfchap geene zwarigheid maken kan of zal, om zulks, zonder eenige hajfkatie, toe te (temmen , en, des noods, door de exhibitie van derzelver Brieven, by alle zoodanige geleegenheeden, tot nog onlangs op den 4 van de maand September des voorleeden jaars toe, zoude kunnen beveftigt worden ; hebbende welgemelde Vroed-  ( 299 ) Vroedfchap , by derzelver addres, ter vervulling van eene opengevallen Raadsplaats, gewoonlyk zig van deeze of gelykfoortige woorden, bediend; „ dat dezelve het van hun „ fchuldigen pligt agten, Ons het voorgevallen fterfgeval „ bekend te maken, alzoo aan Ons het doen der verkie- ,, Zing , volgens het reglement , toekwam. En dat deeze toekenning, beneevens de by voeging der woorden, volgens 't Reglement, niet erroneus is, maar gebouwt op de beftendige en uniforme begrippen van Uwe Ed. Mog., als inftellers van't Reglement, op die van Onze hooge Pra;decefieurs, en op die van de Regeering van Utrecht zelve, als daar by een contrarie belang hebbende, en dus door eene ongeinterrumpeerde obfervantie , die , naar de gronden van het regt, de zeekerfte explicatie eener Wet is, voor een der dugtigfte preuves van de algemeene dispofitie van 't Reglement te houden zy, zou waarlyk overtollig weezen , nader aan te duiden. En wanneer Wy nu hier by nog voegen, dat het uit Uwer Ed. Mog. fecreete Notulen van den 18 Mey 1747 (V) confteert, dat wylen Onze Heer Vader gedeclineert heeft het Stadhouderfchap van hoogftderzelver Provincie , op eenigen anderen voet, aan te neemen, dan zoo als Prins Willem de Derde daar meede, volgens het Reglement, van 16 April 1674., is bekleed geweeft, en zulks' door hem is GEëxERceert geworden ; en dat het zelve ook alzoo aan Hem is opgedragen , en voorts erffelyk voor Ons verklaart; als meede , dat die exercitie, volgens dat Reglement, zig ook be- (.ï) Dit laatfte argument vind men almede wederlegd by het meer boven aangehaalde Raport in het vyfde Iets, pag. 68 en 69. waartoe wy den lezer vcrwyzen.  C 3°o ) beftendig beeft geëxtendeert tot de begeeving van alle vacante Vroedfchapsplaatfcn ; en dat eindelyk dc getrouwe ■naarkoming van het aldus onbepaald en geobferveert meergemelde Reglement (y) , by folemneelcn Eede, zoo als Wy te vooren reeds hebben opgemerkt, door yder Lid van de voorfchreeven Vroedfchap is bezwooren , eh dat ten tyde deezer beëediging, tot voor nog weinige maanden, alle de Leden van de Vroedfchap, niet één uitgezonden, volgens hunne eigen erkentenis, dat Reglement dien conform hebben aangemerkt en verdaan , en dus inconteftabel in dienzelven algemeenen zin en meening , daar op den eed ge- fjO. Het argument , opgemaakt , uit de verpligting ter getrouwe naarkoming van het Reglement, en waar tor* alle Regenten, niet een uitgezondert, hy folcnneelen 'eeden verhonden zyn , is alhier mede zeer ten onrechte geappliceert; nadien met betrekking tot het geene alhier in gefchil is, niets in den eed op het Reglement zo min als in 't Reglement zelve gevonden word; hebben de Raaden den eed gedaan na den algemeenen zin en ineeuing van Ir Reglement, zo als Z. H. alhier wil, dan (preekt het ook van zelve , dat den eed gaat ever zaken waar van de algemeene zin en meening in het Reglement moet voorkomen , en kan dus niet geëxtendeert worden , tot het geene by dat Reglement niet bepaald of vaftgefteld is. De Vroedfchap dezer Stad dus niets het allertninfte verrigt hebbende, dat tegens haren eed aanloopt, is het zeer irrelevant dat de Infteller dies betrekkelyk Z. H. doet zeggen : wy moeten rondhorftig voor UEd. Mog. openleggen onze verwondering , dat de voornoemde Vroedfchap tot eene NB. zo INFORMELE DEMARCHE heeft konnen befluiten, en het geene men al verder by impertinentie goed vind, daarop te laten volgen; ten einde daar door zo mogelyk in het floth te applieren, eene conclufie, welke in dezen geheel ongefundeerd genomrn is , en op fundament, dat het point in gefchil , niet in de termen van het Reglement valt, ook nimmer aan den Stadhouder volgen kan.  C 301 ) gedaan; moeten wy rondborftig voor Uwe Ed. Mog. openleggen Onze verwondering, dat de voorfz. Vroedfchap tot eene zoo informeele demarche heeft kunnen befluiten, en eeven daar door, op het onverwagtft, met eene aanmerkelyke prfecipitance, en zonder eenige voorkennis en goedvinding van Uwe Ed. Mog., Ons in Onze allerwettigfle en getituleerde poffeflie te turbeeren , en dus niet alleen , met opzigt tot de merites van Ons deugdelyk regt, maar ook met relatie tot Ons dadelyk bezit, geheel en al te renverfeeren die gronden van het regt, welke, tot hier toe, in dit Gemeenebeft, als de hoofdzuilen van Vryheid en Zeekerheid, voor een yder, zelfs voorden geringflen Burger, zyn geëerbiedigt en gehandhaaft geworden. Uit dit alles zullen Uwe Ed. Mog., gelyk Wy vertrouwen , duidelyk zien , dat Wy Ons, zoo als Wy in 't begin aanmerkten, in de onvermydelyke, fchoon teffens onaangename noodzakelykheid gevonden hebben, om, met allen nadruk, te infteeren, dat Uwe Ed. Mog. deeze confideratien , met de uitcrfte oplettendheid , gelieven te pondereeren, en naar hoogflderzelver wysheid en asquiteit, zoodanige prompte en efficacieufe voorzieninge te doen, als het important gewigt der zaak vorderd. Dan hier van kunnen wy teffens Uwe Ed. Mog. verzeekeren, dat, zoo zeer als Wy ten allen tyde, volgens Onzen pligt (a), zullen tragten te waaken, voor de Hoogheid (2) De floth reden van dezen brief moet een ieder by een oplettende lezing van eene byzonderen inhoud voorkomen, en met recht doen vragen , Houd dezelve in, eene betuiging van het geene den Stadhouder ingevolge van zyn pligt gehouden is , aan de  C 302 ) heid ende eere van Uwe Ed. Mog., en voor de bewaaring1 der Digniteiten, die Ons, voor Ons en voor Onze Nakomelingen, zyn toebetrouwt; Wy altoos even gereed zullen weezen, om, met al Ons vermogen, meede te werken tot berde Staten te prsefteren ? men zoude zeggen ja, want in die bctragting van pligt doet men 't ook voorkomen, maar recht op dc keper bezien, is het allecnlyk ingericht, ter bewaring van dc pmtenfe digniteiten van Z. H. en zyne nakomelingen. Het is hier even, als mot de voortellingen tot augmentatie van de Marine, dat altoos was geaccrocheerd aan het eigen ik; de bevordering van de Stadhouderlyke luiftcr , te weten, de vermeerdering van de Landmagt. En dit alles in dit trooftelyk uitzigt en onder de volgende toezegging , dat Z. H. altoos enen gereed zal zyn , om met al zyn •vermogen mede te werken tot de bcrftelllng van de ruft in onze Provintie hoe zeer wy geen onruft in onze Provintie hebben , dan door een weinig liegt opgemaakt gepeupel, met Orange linten vercierd, dog waar tegen de Souverain betoond heeft, als een zaak van hoogftderzelver beftellingen, de nodige voorzieningen te konnen doen, en van de eensgezindheid en het vertrouwen tusfchen de refpettive Leden der Regering. Zoude dit de wenk zyn geweeft, waarom op den ontfangft dezer Miffive , zonder voorkennis Van de refpeétive Staats Leden, de Staats Commiüie van Negen Heeren geboren is ? zo ja, dan zullen wy zien , (alzo de gelegenheid om door Z. H. gearripieerd te konnen worden nu daar is,) wat er van dc volgende toezegging, worden zal, namentlyk dat Z. H. onr wil doen ondervinden zyne onveranderlyke zugt en liefde voor onze welfland en zyne oprechte en ernfligfle pogingen ter voor/land van NB. Onze Rechten en Privilegiën , en de bevordering van onze algemeene voorspoed. Onze zaken ftaan geenzints zo hopeloos, om hier op te zeggen, wie zal leven, wanneer deze dingen zullen zyn ! echter doen myne verlangden 'er den wenfeh van de blindeman toe!  C 3°s ) iierftelling van de ruft in Hunne Provincie, en van de eens» gezindheid en het vertrouwen tusfchen de refbective Leden der Regeering ; als meede om Onze onveranderlyke zugt en liefde voor den welftand Hunner Ingezeetenen te doen blyken, en door de opregtfte en ernffigfte poogingen derzelver Regten en Privilegiën voor te liaan, en hunnen algemeenen voorfpoed te helpen bevorderen ; gelyk Wy dan ook , met een byzonder genoegen , alle zoodanige geleegenheeden zullen arripieeren , welke Ons tot het een en ander zullen mogen gegeeven worden. Waar meede, Edele Mogende Heeren ! Byzondere goede Vrienden Wy UEd. Mog. bevelen in Gods Heilige protectie Uwer Ed. Mog. D. W. Dienaar (ge tekent) W. Pr. v. Orangb. (Onderftond) Ter Ordonnantie van Zyne Hoogheid By inclifpofitie van den geheim Secretaris (Was getekend) G. C. Blanken. 's Qravenhage den 24. February 1784. V Waar  ( 304 ) Waar op gedelibereerd zynde is goedgevonden zo deze Miffive, als de Requefte van den Ik-ere de Joncheere (*) te ftellen in handen van de Heeren van Sterrenburg , van wolphaarsdyk , pesters , van l.ochorst , van NaTEwisch, van lunenburgii van üykvelt, van den boogaard , en eersten burgermeester van amersfoort, om dezelve te examineren en hun Ed. Mog. hier op te dienen van confideratien, mitsgaders te onderzoeken en Hun Ed. Mog. vervolgens te adviferen , welke middelen zouden behoren by de hand genomen te worden, öm met wegneminge van alle wettige bezwaren der Ingezetenen de harmonie en goede order binnen deze Provintie en onder derzelver Ingezetenen te herftellen en conferveren. Ter zeiver vergadering van Staten van den 25. February 1784. is nog ontfangen en gelezen eene Miffive van Z. H. gefchreve in 's Gravenhage den 24. dezer lopende Maand, houdende in antwoord van die van Haar Ed. Mog. in dato 3. December 1783. (f) nopens de te introduceren fchikkingen ter weeringen van ingeflopen abuifen in de militie de- (*) Men gelieve te weten, dat de Heeren Arnoud dejoncheert, Raad en Oud Burgermccfter der Stad Wyk by Duurfteden en Mr. P. J. Curtius als een gevolg van hunne wooning buiten voorn. Stad, zonder daarin Domicilium te houden, ter inftantie van de, Burgers door de Magiftraat van gem. Stad, op den 1 February 1784,. zyn verlaten van hunne Raadsplaatzen en dezelve vacant verklaard, waar tegens de Heer de Joncheere ter zyncr beklag, op den 11. February dezes jaars de hier by vermelde Requefte heeft geprefenteerd. Ct) Zie zssde Iets pag. 173——180,  C 3^5 ) dezer Provintie, Hoogft deszelfs confideratien en advies, als breder by dezelve Miffive volgende hier n.i geinfereerd! Edele Mogende Heeren, byzondere goede Vrienden, Wy hebben op zyn tyd wel ontfangen uwer Edele Mogende Miffive van den 3. December jongfiLden , by welke het Uwe Edele Mogende behaagd heeft, onze Confideratien te requireeren op het Rapport door Uwer Edele Mogende Gecommitteerden uitgebragt op de circulaire Miffive van de Heeren Staten van Holland en Weft-Vriefland van den 5. November daar te vooren. Wy kunnen niet afzyn Uwer Edele Mogende te danken voor de attentie die Uwe Edele Mogende aan ons wel hebben gelieven te betoonen, met aan ons te Communiceeren het bovengemelde Rapport; Wy hebben ter voldoening aan Uwer Edele Mogende verlangen niet nagelaten het zelve met alle attentie te examineeren, doch kunnen niet afzyn te moeten verklaaren, dat Wy geenzins convenieeren, dat het verleenen van titulaire Actens, als een ingeflopen abuis kan en moet worden geconfidereerd; in tegendeel gelooven Wy , dat de dienft van het Land vordert dat dezelve van tyd tot tyd tot encouragement van welverdienende Officieren behooren te worden verleend, zonder dat daar omtrent de handen van die geenen aan wien de begeeving der Militaire Charges is gedefereerd door eene te noemene bepaalinge behooren te worden gebonden. Doch Wy hebben by ons zeiven voorgenoomen , om in 't vervolg buiten zeer presfante redenen, niet meer als vier Hoofd Officieren by een Regiment Infanterie aan te ftellen , de Generaals, die by de Regimenten volgens den al ouden voet van 's Lands Dienft V 3 nitn-  niirimer gediend hebben, als meede den Colonel Comraan, dant of Collonel effectief daar niet onder begreepen 5 Wy zyn van oordcel, dat het voor den Dienft nuttig is, dat de Battaillons, zo veel doenelyk altyd door een Hoofd Officier gecommandeerd moeten worden, en vermits de Colonels Commandanten of Collonels effectief, nimmer gehouden zyn geweeft in vreedes tyd meer als vier maanden Jaarlyks by hun Regiment te pai'feercn, hebben Wy, om daar aan te fuppleren een Hoofd-Officier meer by ieder Regiment aangefteld en dus by ieder Regiment twee Hoofd-Officieren, wyl het niet doenlyk is altyd de twee Battaillons van een Regiment in een en het zelve Guarnizoen te plaatzen, en dat in dien geene titulaire Hoofd-Officieren wierden aangefteld, by het eerfte Battaillon maar een Hoofd-Officier zoude zyn, buiten den Collonel Commandant of Collonel effectief, en het van dien Hoofd-Officier niet gevergd konde worden , altyd by het zelve te blyven, waar door veeltyds de eerfte Battaillons zig zonder Hoofd-Officier zouden bevinden. Het is om deeze redenen, dat Wy ons vleyen, dat Uwe Edele Mogende zullen gelieven te approbeeren, datWy by Continuatie, by de Regimenten Infanterie op derzelver Repartitie ftaande, aanftellen buiten den Collonel Commandant of Collonel effectief, vier Hoofd-Officieren en by het Regiment Cavallerie , buiten den Collonel Commandant of Collonel effectief, twee a drie Hoofd-OfHcieren, als meede tot by de Regimenten Infanterie als het Regiment Cavallerie zo veel Rinneefters en Capiteins titulair als wy nodig zullen oordeelen om den dienft waar te neemen, en daar door te Suppleren, aan het gebrek van effectieve Capiteins of Capiteins Commandanten , en dat wy ook om den dienft van de Subalterne Officieren niet te bezwaren eenige Cornets  C 307 ) Kets en Vaandrigs titulair aan te ftellen om hun in het waarneemen van den dienft te gemoet te hoornen. Wy oordeelen met Uwer Edele Mogende Gecommitteerdens dat de Aflens by de Armée, zoo als ook de permiffien tot Verkoopingen van Compagnien of Hooge Militaire Charges, niet dan zeer fpaarzaam behooren te worden verleend , en wy wenfchen zelfs, dat het doenlyk was, dezelve in het vervolg volkoomen te prajvenieeren, waar toe wy geen beter middel weeten uit te denken en voorteflaan, dan het plaatfen van een poft op den Staat van Oorlog tot Penfioenen voor Ouden, impotente of gebleffeerde Officieren, zoo als de poft voorAppoimées, oude, impotente of verminkte Soldaaten, en het is uit gebrek van een zodanig Fonds , dat wy ons genoodzaakt hebben gevonden, om Aftens by de Armée te verleenen; en wy hebben niet willen afzyn aan U Edele Mogende te communiceeren, dat onze vafte intentie is, van dezelve nimmer te verleenen , dan wanneer het welzyn van 's Lands Dienft, volgens ons begrip zulks abfolutelyk komt te vorderen; omtrent de Tranfporten van Compagnien of hooge Militaire Charges mogen wy wel lyden dat eenige bepaalingen gemaakt worden, en zoude aan Uwe Edele Mogende in bedenken geeven, om te refolveeren dat het aan ons, of aan den Erf-Stadhouder in der tyd overgelaten wierde, om aan die geenen welke voor de door U Ed. Mogende te nemene Refolütie by Tranfport Compagnien op de Repartitie van Utrecht bekoomen hebben , te permitteeren dezelve wederom voor den zeiven prys, wel voor minder, maar niet voor meerder geld te Tranfporteeren; doch dat voor het overige alle Tranfporten van Compagnien worden geinterdreerd: aan ons, of aan den Erf-Stadhouder in der tyd overlaatende te permitteererj, V 3 Wü>  C 308 ) wanneer zulks raadzaam zoude oordeelen het TranLborteeren van Standaarten of Vaandels, en in zoo verre van den Eed van Zuivering te Dispenfeeren, zoo als wy ook om dien Eed te Remitteeren, ingevallen dat wy, of den Erf-Stadhoüder in der tyd, nodig Oordeelden Officieren te permitteeren , om zich met behoud van een gedeelte van hun Tractetnent byweegen van penfioen te relisceeren, om daar door te effectueeren, dat zy niet tot laften van den Landen kwamen te geraken , en dat de dienft, by het Regiment daar by niet kooinen te leyden, en goedvonden, om met een uitkeering ten haare faveuren te belaften; het zy die geenen, die hunne plaatfèn zoude bekoomen, of de jongfta Capiteins of Subalterne Officieren in der tyd. Omtrend de vervulling van vacante plaatfèn, houden wy ons verzekerd, dat geene intentie by Uwe Edele Mogende kan refideeren , om eenige bepaalingen te maken, en dat Hoogftdezelve ons zullen laaten gaudeeren van de begee~ ving van alk Militaire charges, GEENE UITGEZONDERT het zy dat die in het Veld of daar buiten koomen vacant te vallen, ZONDER EENIGE NOMINATIE OF CONTRADICTIE VAN YMAND, volgens de uitdrukkelyke letter van 't Reglement op de Regeering van 16 April 1674. Waar meede &c. Waar op gedelibereerd zynde, hebben de Heeren van de twee voorftemmende Leden voorn. Miffive gehouden in advis , en Heeren Gecommitteerdens van Stad en Steden dezelve, overgenomen. Den ontfangft van de voorfz. beide Miffivens is aan Z. H. geaccufeerd, tevens met communicatie der gedecerneerde com-  C 3°9 ) commiffie van negen Heeren, door eene Miffiven gee-xpedieert by 'de Heeren Haar Ed. Mog. Gedeputeerden den 27. February 1784. luidende! DoORLUCUTIGSTE HOOG GEBOREN FüRST EN HEERE! Wy vinden ons door de Heeren Staten geauthorifeerd, omme te aceufeeren de receptie van U. D. H. Miffive in dato 04. dezer , houdende U. D. H. bezwaren tegens de Magiftraat der Stad Utrecht, als ook U. D. H. confideratien oP 't rapport ter redreffeeringe van eenige ingeflopen abui■ fen in 't Militaire wezen, ter Staatsvergaderinge uitgebragt en door H. Ed. Mog. vervolgens aan U. H. ten fine voorfz. overgezonden, en kunnen U. D. II. berichten, dat beide de vaorgém. U. D. H. Miffives ter vergaderinge der Heeren Staten by de refp. Leden ten fine van examinatie zyn gehouden in advis en overgenomen geworden ; wy hebben de eer U. D. H. by deze geleegentheid teffens te informeeren^, dat by H. Ed. Mog. In aanmerking zynde genomen, hoe'zedert eenigen tyd de gemoederen der Ingezetenen niet weinig in beweginge zyn gebragt uit hoofde van vermeinde bezwaren , zulks dat allezints wenfchelyk voorkomt, dat na gedaan onderzoek en beraminge van convenable middelen" ter wegneeming van zodanige bezwaren, in zo verre dezelve gefundeerd mogten worden bevonden, het vertrouwen tuf-hen de Regering en Ingezetenen (*) herfteld, en hierdoor de ruft en eensgezindheid binnen deze Stad en Provincie worden wedergebragt, de Heeren Staten hebben goed- (*) Wenfchelyk ware het geweeft dat H. E. Mog. ter dezer piaatze voornamelyk hadde gefteld gehad, en byzonder vanV. O. H. V 4  C 3ro } goedgevonden uil kun midden een commijfie van negen Heeren te benoemen , ten einde na behoorlyk onderzoek hier omtrent H. Ed. Mog. te dienen van confideratien. Wy vertrouwen, dat ingevolge de bekende gevoelens van U. D. H. zo meenigmaal en ook nog by herhalinge in Hoogftdeszelfs voorgen. Miffives gemamfefteerd, omme tot welftand van onze Provincie by alle gelegendheden zeer gaarne te willen medewerken; deze H. Ed. Mog. pogingen niet anders als met genoegen by Hoogttdezelve zullen worden befchouwt. Hiermede &c. Volgd nu Extract uit de Notulen van de Ed, Mog. Heeren Staten dezer Provintie van Ben ij. Maart 1784. luidende De Heeren Edelen en Ridderfchap hebben ter vergadering ingebragt, en laten lezen derzelver refolütie van den eerften dezer, concernerende het raport omtrent de abuizen ïn het Militaire wezen ingeflopen, uitgebragt, als mede op de confideratien deswegens by miffive van Z. H. ter jonglrJeden vergadering voorgedragen en houdende derzelver advies, zo omtrent titulaire Actens als anderzints, invoege *ls breder by dezelve refolütie volgende hier na geinfereerd. lun*  ( 3n ) Lima den I. Maart. 1784. (V) De Heeren Edelen en Ridderfchappe, in derzelver Ord. vergadering van heden, rypelyk geëxamineert hebbende het rappcrt door Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog op den 19. November 1783. ter Staatsvergadering uitgebracht, op eene circulaire Misfive van de II. II. Staaten van Holland en West-Vriesland, in dato den 17. October 1783, den 5. November daaraan volgende, ter vergadering van Haar Ed. Mog. ingekomen , houdende verzoek, dat de H. H. Staten deezer Provincie, met hun Ed. Gr. Mog. geliefden te concurreeren, ten einde voortaan de Concejfle van Titulaire Actens voor de Of eieren van de Militie, alleen tot de Regimenten van de efective Generaals Perzonen zal moeten blyven geborneert. Als meede de Refolütie van de H. H. Regeerders der Stad Utrecht , van den 2. Deccmb. 1783. op het zelve fubjeft genomen , en den volgenden dag ter befchryvinge geopent. En eindelyk de Miffive vanZ. H. den Heere Erfftadhouder, gefchreeven in 's Hage den 24. February laatftleden , en ter laatfte vergadering van de H. H. Staten ingekomen, houdende Hoogftdeszelfs Confideratien en advies op alle poincten , by bovengem. rapport vervat; alle welke ftukken by de H. H. Edelen en Ridderfchappe gehouden zynde in advis: Hebben dezelve, na deliberatie , eenparig goedgevonden , ter eerftkomende vergadering van de Staten , opening te doen, en te verklaren, dat zy H. H. Edelen met de vereifchte attentie nagegaan en geëxa- mi- 00 Tot byligtinge van deze Refolütie zal den zeer kundigen en verdienftelyken Ultrajectinus ons niet kwalyk neemen, dat wy van zyne aanmerkingen alhier gebruik maken , en dezelve overnemen uit zynen brief gcplaatlt in de Politieke Kruier No. 147. V 5  ( 312 ) mineert hebbende, alles waf tot • dc materie, in dezen geróert, eenige betrekking heeft, met de H. II. Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog volkomen moeten convenieeren , dat het ruimfchoots verkenen van titulaire Aclens, gelyk het zelve thans in gebruik is, aan veele in convenienten onderhevig is (i), als waar door de goeele ordre insLands dienft weggenomen , en een allernadeeligft effect voor de Armée van den Staat zoude moeten geboren worden, zo' dikwils het nood was, om van de in dienft zynde Troupes, en . van O) Onzen-kundigcn Schryvcr merkt op de volgende paffiige aan, zeggende: Wat aangaat bet verleenen van titulaire Attent , convenieeren H. H. Edelen, dat liet ruim fchoots verleenen van dien, zo als het zelve thans in gebruik is, aan veele inconvenienten onderhevig is. Geevcnde tot reden, dat i. de goede order in. 's Lands dienft weg genomen en 1. een allernadeeligft effect voor de Armée van den Staat zonde moeten gebooren worden, zo dikwils bet nood was, om van de in dienft zynde Troupes en van derzelver Offi. eieren , onder welke zicb veelen zonder middelen en zonder gages zouden bevinden , eenig gebruik ter afwending van den Vyand te maken Zie daar dan, een fouverain Lid van Staat, die volmondig niet alleen bekend , maar de nadeelige gevolgen , van het verleenen van titulaire ABens optelt!, en niet minder doet dan aan dezelve, het wcaneemen der goede order in, en de ondienftbaarheid van, de Armée in tyd van nood toefchryft: wat is nu een Armée zonder discipline ? wat is het troupes te betaalcn, waar van men dikwils het nood zynde , om tot afwending der vyand geëmploieerd te moeten worden , geen gebruik zoude konnen maa- j.en 5 is het niet even zo veel gezegd, als het oogmerk, waar toe wy de Militie onderhouden , is vcrlooren, het vordert een nauwkeurig onderzoek naar de oorzaak, waar in is die gelee- gen, op dat wy het zelve verbeeteren ? maar de H. H. Edelen zegen, dat de oorzaak ligt in de titulaire Actens. Zy zullen dus vernietigt worden. — Geenzins. ——  C 313 ) . : van derzelver Officieren, onder welke zig veele zónder middelen en zonder gages zouden bevinden, eenig gebruik, ter afwending van den vyand, te maken, en dat het daarom niet anders dan als eene wenl'chelyke zake befchouwt kan worden , indien , zonder benadeeling van 's Lands dienft, alle titulaire Aftens konden ophouden, ofte door het maken van eenige andere arrangementen , by de Armée van den Staat, geheel onnodig konden gerekent worden. Dat de H. H. Edelen des niet te min in aanmerkinge nemende de tegenswoordige Conftitutie (c) van 's Lands MiliCV ) Dc H. H. Edelen neemen in aanmerking de tegenswoordige conflitutie van 's Lands Militie , vooral, zo dezelve zedert de geprecipiteerde reductie en incorporatie van den jaarc 1752- geweeft is. Wy ftaan verbaast uit de Refolütie van een ftemmend Lid van Staat , te ■ vernoemen , dat de tegenwoordige conftitutie van 's Lands Militie, zaaken vordert, die vooral zedert de reductie van 1752 nadeelig voor dc discipline en voor 's Lands verdecdiging zvn , wy verwonderen ons, het begonnen werk van den ovcrleedenen Heer Stadhouder, onder de Vrouwe Gouvernante volvoerd en waar voor dezelve, uit naam der Hooge Bondgenooten, bedankt is , te hooren bctytelen als eene geprecipiteerde reduaie en incorporatie, als of uit dezelve, de than* voor het Land zo nadeclige Aclens titulair een abfoluut gevolg waren: daar wy ons egtar herinneren, dat, by de Reductie, wel degelyk het getal der Hoofdofficieren by de Regimenten is bepaald geworden, op dat dezelve nimmer in het geval zoude zyn, van Hoofden te misfen, wonderlyk komt het ons voor, dat daar men doch van ter zyde zich niet ontziet , den Geever der titulaire Allens ecnigzins te bedoelen , men het gebrek der Hooft-Officieren, niet aan de waare oorzafe toefchryft; — Ik zeg, dat men den geever of vcrleencr der titulaire Aflens, van ter zyde bedoeld, wanneer men bekend dat bet ruimfeboots verleenen van titulaire Aftens, aan veele inconvenien- ten  C 314 ) litie, voor al, zo dezelve zedert de geprecipiteerde reduc tie en incorporatie van den jare 1752 geweeft is; niet ten eenemaal kunnen disconvenieeren van de gegrondheid der redenen, by de Miffive van Z. H. geallegueert, ten aanzien van de nootzakelykheid die 'er zyn zoude , om by continuatie eenige titulaire Aftens te blyven verleenen voor Hooft-Officieren , by de refp. Regimenten, ten einde de Bataillons, in onderfcheide Guarnifoenen gefepareert zynde , niet zonder Hoofd-Officier zouden behoeven te zyn. En om ten onderhevig is, men daar meede niemand anders de fchnld van geeft dan den Stadhouder die dezelve als dan, als de eetiigfte zynde , wien het regt competeerd, om Aflens te geeven, rnimfchoots gegeeven heeft , en dus de bewerker zoude zyn van alle die rampen , waar uit voor de Armée van den Staat een allernadeeligft effect zoude moeten gebooren worden , dcwyl men dit te verftaan geeft, waarom dan ook niet gezegt, dat de noodzakelykheid van het verleenen dier Aclens, niet voortvloeid uit de geprecipiteerde reductie van 1752. maar uit de onnodige drie Promotien van Generaals Perfoonen, die de Armée terftond van eenige effective HooftOfficieren, ontblootte en dus de oorzaak geweeft is, dat men tot vervulling van dien, titulaire Collonels, Lieutenant Collonels, Majors,en zo tot Vaandrigs incluis heeft moeten maaken; zulks was dus geen gevolg van de incorporatie of reductie van 1752. maar tan die Promotien alleen heeft men de tegenwoordige conftitutie van 's Lands Militie te danken. ■ Het verwondert ons, groo- telyks, dat aan deeze oorzaaken niet gedagt is; en dat preferabel aan die, men het gezogt heeft, in eene reductie, door wylen zyn Hoogheid, als een waaragtig middel, tot heffing van de Laften van den Staat voorgeflagen is, welke vermindering van laften de Provintie van Utrecht , uitwyzens haare doleantie omtrent haare te hoogen aanflag in de gemeene laften, en zeer te ftaade moet gekoomen zyn, en tegen dewelke wy niet weeten , dat zy immer iets heeft ingebragt, nog over de frecipitatie van dien geklaagd.—*—-  C 315 ) om die rede, zouden zy H. H. Edelen van gedagte zyn, dat alvorens-finalyk te refolveeren, op een poinft, hetwelk de H. H. Staten van Holland en IVeft-Friesland in derzelver Miffive te regt, aanmerken, de grootfte desordres in de Armée te zullen veroorzaaken, by aldien het zelve niet by alle de Bondgenoten op eene egaale wyze begreepen en gerefolveert wierde , de Gecommitteerdens deezer Provincie ter Generaliteit behoorden te worden aangefchreeven en geauthorifeert, omme ter vergadering van Haar Hoog Mog. te proponeeren , dat hoe eer zoo beeter een befoigne worde aangelegt, ten einde daarinne met advis en communicatie van Z. H. te overleggen, of niet generalyk by de Armée van den Staat eenige andere arrangementen zouden kunnen worden gemaakt, waar door de nootzakelykheid van het verleenen van eenige titulaire Aftens van Hooft-Officieren weggenome worden, ofte wel (jf) in gevalle de aanftelling van 00 Het voordel dat H. H. Edelen wyders doen, om ingevallen ie aanftelling van een Hooft-Officier, boven bet getal (dus met titulaire Acte) op den Staat van Oorlog bekend , dat in die gevallen, de Staat van Oorlog , met een Hooft-Officier: traktement by ieder Regiment werde verhoogd. Deeze voorilag is zekerlyk genereus en vermeerdert in waarde , wanneer men in aanmerking neemt, dat zulks door een Provintie zoude voorgeflagen worden , omtrent in het -zelfde tydftip, dat zy met regt doleerd reeds al te hoog en boven vermogen in het dragen der gemeene laften te zyn bezwaard. ■ Zonder egter, dat ons bedunkens, daar uit eenig voordeel voor de Armée zoude kunnen produceren. Want gefteld eens dar ieder Regiment Infanterie , moet hebben , een Collonel, twee Lieutenant Collonels en twee Majoors, dan heeft buiten de Chef, ieder Battaillon, twee Hooft-Officieren; wierd 'er dus aan geen der Lieutenants Collonels eene Afte van Collonel gegeeven voor en aleer een Collonelfchap by het Regiment kwam «e vaceren, dan, Z8U-  C 316 ) van een Hooft-Officier, boven het getal, op den ftaat van Oorlog bekent, by de gezamentlyke Bondgenoten nodig:en ■ • dien• zoude zulk een Regiment nimmer Hooft-Officieren mankeeren! maar word den Collonel, Generaal Major, en den op hem volgende Lieutenant Collonel , Collonel-titulair, dan zoude volgens de voorflag der H. H. Edelen, dc oudfte Capitain-titulair, Majoor, worden.cn jouisfêren van dat 'extraordinaire tractement op den Staat van Oorlog , en wanneer dan die Colloncl-titulair, wederom aan de beurt kwam, om Generaal Major te worden, dan was men weer in het zelfde geval, en den als dan tweede titulair Major wordende., zoude wederom de zaaken in die ftaat brengen, waar in zy zich thans bevinden. (*) (*) Men zonde by deze reflectie van Ültr'ajeHinus nog kannen voegen de volgende aanmerking: de Heeren Edelen zeggen by deze hunne refolütie, dat zy nodig oordelen nog een Hooft-Officier per Regiment te plaatzen , voornamclyk , om daar door de dienft der Hoofe-Officiereri te facilltereu enz. dan of dit wel doorzien is, geven wen te beoordelen , gelet, als men geene titulaire Aclens meer geven zal, het dan zeker is , dat alle fupernumeralre of titulaire Generaals zullen moeten Uitfterven, tot op het bepaald getnl van effcctlve Generaals, Lieutenant Generaals en Generaal Majors , zynde te zomen vier en twintig; dus by vervolg alle Regimenten , (bebalvcn de e.4, daar zig die Generaals perfonen bevinden,) wel ras haar bepaald getal van Hooft-Officicren zullen hebben, te zoeten als bier boven, een Collonel, twe Lieutenant Collonels en twee Majors, bet welk per Batfaillon maakt twee HooftOfficieren , om welke reden nu zal men de Hooft-Officicren met een PerZoon vermeerderen, daar het immers zeker is, dat de Battaillons in onderflheide Guarnifoenen gerepartieerd zynde , daarom niet zonder Hooft-Officicren zullen zyn , hebbende er ieder twee , dus in tyd vanverlof er altyd een prefent is. Men vraagd derbalven te regt, wat zal dan die augmentatie van een Hooft-Officier aan het Regiment voorvoordeel konnen doen, daar immers volgens het Reglement van Z. H. ied-r Hoof-Officier by het Battailion ('aar hy geplaats is, moet blyven dienen. Dus dien eenen Hooft-Officier alltenlyk , aan een Bat- tail-  ( 317 ) dicnftig geoordeelt wierde, ter bewaaring van ie goede ordre by de Armée, dat, in dien gevalle, de ftaat van Oorlog , taillon niet dan een gering voordeel, zal aanbrengen , zonder iets tot het algemeene welzyn te contribueren. Vermag men zig niet eenigzints verwonderen , dat daar men dit Artikel van Hooft-Ojficiercit onder banden nam , de aandagt niet gevallen is , dat Z. II. in zyn Reglement den aS.' February 1772. gearrefteerd, pag. 8 en 9, beeft (fchoon eigener authoriteit') goedgevonden, dè ft af van elk Regiment, titulair te augmenteren, tot een Collonel , twee Lieutenant Collonels , en twee Majors; de gebeele ordre'van Z. II. is bier op gefeboeid , dat hoogft dezelve begrepen heeft , daf dit getal voldoende, is, en dit z» zynde , gelyk het Is , waarom dan nu {daar alles met er tyd op des eftectiven voet moet wederkeren) een extra Hooft-Officier voorgeflagen, bad Z. II. zulks voor 's Lands dienft in 1772 nodig geoordeeld, had zulks hem niets meer als het geven van eene titulaire aBe of twee , maar behoeven gekoft te hebben. En wie zal dit overwegende , niet menigwerf van gedagten konnen worden , dat men alleeulyk , door het voorgeven der noodzakelykhéid die er zyn zouden, om hy continuatie eenige titulaire aclens te blyven verlenen , zoude bedoelen, om zo zulks doorging, de magt te hebben van dezen en geenen , boven anderen te bevorderen; 'want het afgeven, dat zulks alleeulyk Zmde dienen om de Battaillons verdeeld zynde van Hooft-Officiercn te voorzien ; befebouwd men als een ongelukkig voorwendzel, waar van de reden ligtelyk te doorgronden is. Waarom dog kan men niet goedvinden, dat Titulaire Generaals, hunne Regimenten als Collonels blyven commanderen , en alleeulyk de effeétive Generaals daar van geëxcufeerd worden ? was het dienvolgens niet beter geweeft, dat de Riddcrfchap had voorgejlagen , om het ter Generaliteit daar heenen te dirigeren, dat er hy alle elTectivé Generaals Regimenten, een'furplus traBement van een Lieutenant Collonel was geaffeBeert geworden , om daar uit by dat bepaald getal Regimenten een convenabel TraBement voor een Collonel Commandant te vinden; hier door zoude de laft niet groot geweeft zyn voor het Land, en den dienft zouden er hy profiteren , dewyl als dan altyd ieder Regiment zyn volle en bepaalde getal hooft-Officieren zoude hebben.  C 318 > kg , "iet een Hooft-Ojjiciers Traktement by ieder Regiment werde verhoogd, ('t welk, hoe zeer eenige meerdere laft aanbrengende de H. H. Edelen nochtans preferabel oordeelen aan het by continuatie verleenen van titulaire Actens) met verderen lalt aan de Gecommitteerdens ter Generaliteit, om van het refuttaat van zodanige befogne aan II. Ed. Mog. kenniffe te geven, ten einde vervolgens by Haar Ed. Mog. daar op zodanig werde gerefolveert, als ten meeften diende van den Lande geoordeelt zal worden te behooren, alleenlyk kunnen de H. H. Edelen zo veel zwarigheid niet vinden, dat by continuatie, om den dienjl van de Subalterne Officieren te verligten (nige Conciliatien fchynen toe te laten, dus er om de zaak ten einde te brengen, niets anders overfchiet, dan volgens de vaftgeftelde ordre van llegeeringe by de meerderheid te Concludeeren, om welke redenen by Heeren Gedeputeerde na rype deliberatie is goedgevonden H. E. Mog. te advifeeren om in allen deelen conform voorgem. advies van Heeren Edelen en Ridderfchap de Concltifie in dezen te formeeren. Extract uit de Refolutien van de Ed. Achtb. Heeren Burgermeefteren en Vroedfchap der Stad Utrecht. Maandag den 19. july 1784. Rapporteerden Heeren Gecommitteerdens tot de Staat van Oorlog , welke geëxamincert hadden de refolütie van Heeren Hun Ed. Mog. ordinaris Gedeputeerden van den 6. dezer maand July, en daags daar aan ter vergaderinge der Heeren Staten ingebracht, omtrent het concilieeren der verfchillende Refolutien, van de Leden van Staat, nopens het dreffeeren van onderfcheidene abuizen in het Militaire wezen ingeflopen, op het rapport der Heeren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerdens , tot den Staat van Oorlog den 10. November 1783. ter Staatsvergaderinge ingediend. Dat zy Heeren van gedagten zyn dat de Vroedfchap zig met het geadvifeerde door welgemelte Heeren HunnerEd.Mog. ordinaris Gedeputeerden niet behoorden te conformeeren, maar blyven perfifteeren by Haare Refolutien op die poincten den 2. December des voorleden, en den 19. April dezes  C 339 ) zes jaars,'ter Staatsvergaderinge ingebracht, en als nu daar omtrent nemen de navolgende refolütie, welke zy de eer hebben Uw Ed. Achtb. hier nevens te prefenteeren. Gehoord en overwogen zynde het rapport van Heeren Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog , heeft de Vroedfchap zig daar mede conformerende, Heeren Burgermeefteren en verdere Gecommitteerdens ter befchryvinge verzocht en geauftorifeerd, om ter eerftkomende vergadev 'ringe der Heeren Staten van Stads wegen te declareeren. Dat het de Vroedfchap leed gedaan heeft, uit de Refolütie van Heeren Hunner Ed. Mog. ordinaris Gedeputeerdens genomen den 6. July jongftleden en daags daar aan ter Staatsvergaderinge overgebragt, te verneemen ; Dat Hun Ed. Mog. geene middelen hebben kunnen uitdenken om de difcreperende refolutien der drie Leden van Staat fucceffivelyk ingebracht, omtrent het redrelferen van onderfcheiden abuizen in het Militaire wezen ingefloopen, op het rapport van de Heeren Hunner Ed. Mog. Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog, den 10. November 1783. ter Staatsvergaderinge ingediend, te concilteeren. Dat de Vroedfchap na het gepofeerde van Heeren Gedeputeerdens; dat het Hun Ed. Mog. was voorgekomen omtrent de meede en voornaamde poinften by het rapport van Hun Ed. Mog. Gecommitteerdens tot de Staat van Oorlog gededuceerd, geen weezentlyk verfchil tuffchen de Leden van 'Staat plaats te hebben , niet weinig gefurpreneerd is geweed, te zien, dat dezelve Heeren Gedeputeerdens tevens van oordeel zyn , dat de verfchillende gevoelens, moeyelyk eenige conciliatie fchynen toe te laaien, en daar Y 3 om  ( 34° ) om geconfidereerd met opzicht tot die poincten waaromtrent de Leden het niet volkomen eens zyn , er een meerderheid van twee Memmen gevonden word; adviféeren, om volgens de vaftgeftelde orde van Regeeringe, by de meerderheid te concludeeren , conform het advies van Heeren Edelen en Ridderfchap. Dat de Vroedfchap wyders by examinatie van bovengemeld rapport van Hun Ed. Mog. Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog, geene beweegredenen gevonden hebbende; waarom zy van deszelfs vorige refolutie den 2. December 17S3. en 19. April dezes jaars, ter- Staatsvergaderinge ingediend, zoude refilieeren, verklaaren moet als nog te blyven by deeze haare refolutien, en alzo begrypt, dat by Hun Ed. Mog. die poinften waar omtrent de drie Leden van Staat het eens zyn, wel kunnen worden tot conclufie gebragt; dog wat aangaat het poinft der titulaire Aftens aan Cornets en Vaandrigs te verleenen, en het doen van een propofitie ter Generaliteit, om by ieder Regiment boven de aftueele Hoofd-Officieren nog een Hoofd-Officier effectief te plaatzen, en het Traftement voor den zeiven op den Staat van Oorlog jaarlyks te brengen , als mede op denzelven ook te ftellen eene vafte poft voor oude impotente en gebleffeerde Officieren , die voor den dienft van den Lande niet meer bekwaam zyn, hoe zeer de Vroedfchap onder het dezen aangaande geproponeerde by haare Refolutie van 19 April dezes jaars, zig omtrent alle deze poinften niet ongeneegen getoond heeft, en als nog, onder acceptatie van het zelve geproponeerde, tot dezelve gaarne bereid is te accedcren, dat de Vroedfchap vertrouwd dat de voorftemmende Leden in zaken als deze dewelke in zig vervatten notoire nieuwe bezwaaren voor het Finantie wezen dezer Provintie, het welk reeds in zoo eene bekrompen fituatie is, dat om die nieuwe bezwaren te vin-  ( 341 ) vinden veel licht eenige vermeerderinge van laften, voor het grootfte gedeelte door Stads Borgers en Ingezeetenen op te brengen, zouden moeten worden geadmitteerd. Als mede ten aanzien van titulaire Aften voor Cornets en Vaandrigs , involveeren , eene extenfie van de macht van den Heere Erfftadhouder, aan Hoogft den welken alleenlyk is gedefereerd de begeevinge van vaceerende Militaire Charges; omtrent al het welk geene overftemminge of conclufie by meerderheid vermag plaats te hebben, niet zullen refolveeren buiten toeftemminge en concurrentie van de Stad Utrecht, aangezien anderzints, dezelve zig in de onaangenaame noodzakelykheid zouden bevinden, om ondanks haare wenfch en begeerten, tegens zodanige Refolutie als informeel te moeten protefteeren en dezelve houden voor nul en van geene waarde. Welk voorfchreve rapport in een Refolutie veranderd is, en voorts door Heeren Burgermeefters en Gecommitteerdens ter befchryvinge uitgebracht op de vergadering van de Ed. Mog. Heeren Staten dezer Provintie den 21. July 1784, is daarop gerefolveerd als by 't Extract uit de Refolutien van de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van Utrecht. Mereurii den 21. July 1784. luidende: Waar op gedelibereerd zynde hebben de Heeren .Edelen en Ridderfchap verklaard, dat dezelve in die opinie verferende, dat de Vroedfchap der Stad Utrecht by hare RefoluY 4 »e  ( 342 ) tie van den 10. April laatftleden niet gediffentieerd hadde, ten aanzien van het by Ridderfchaps refolutie geproponeerd befoigae ter Generaliteit , maar alleen in de modus, op welke die propofitie te laten gefchieden , als dewelke de Heeren van de Vroedfchap fchenen te prefereren, dat niet direft van wegen deze Provintie ter vergadering van H. H. Mog. maar aan de Heeren (laten van Holland en door Hoog gemelte Staten ter Generaliteit gefchiede, en dat overzulks in het wezen der zake geen verfchil tusfchen de Leden plaats hadde; om welke reden de Heeren Edelen ter laaftleden vergadering van Staten van gedagten zyn geweeft, dat het point, rakende de titulaire aftens, even zo wel als alle de andere pointen op den voet der Ridderfchaps refolutie van 1 Maart dezes jaars, konde worden geconcludeerd: Dan dat nu bemerkende uit de Refolutie van dezelve Vroedfchap, zo aanlïonds voorgelezen, dat dezelve thans van andere gedagten is, en in deze als nu een point van bezwaar meent te vinden, waarinne geen overftcmming kan plaats hebben; verklaarden de Heeren Edelen, onder inhrfe nogmaals van derzelver hier voorgemelte Refolutie van 1 Maart, niet te kunnen confenteren in de dadelyke affchaffing van alle titulaire aftens, hoe nadelig zy dezelve ook voor's Lands dienft befchouwen, zo lange zulks niet by alle de andere Bondgenoten op eene gelyke wyze gefchied, om redenen by de circulaire Miffive van de Staten van. Holland en Weftvriesland vermeld, en dewelke ten aanzien van deze Provintie van eene meer bizondere applicatie zyn, om dat de Cavallerie dezer Provintie zederd de incorporatie van den Jare 1752, met die van Gelderland gecombineerd zynde, eene dadelyke affchaffing alhier en continuatie in Gelderland van titulaire aftens, van de aller nadeligfte confequentie zoude moeten zyn voor dezer zydfche Officieren en de deur  ( 343 ) deur van alle avancement voor dezelve geheellyk zoude moeten fluiten: Verzoekende zy Heeren Edelen de Vroedfchap der Stad Utrecht de zaak in nadere overweging te willen nemen en met Hun te willen mede werken, om een zo fchadelyk misbruik op de rechte wyze te trachten uit den weg te ruimen, als wanneer de conclufie op eenig point van het rapport dezen aangaande uitgebracht, tot de volgende vergadering zoude kunnen worden uitgefteld. Waarmede de Heeren Geëligeerde Raden zig hebbende geconformeerd, is het zelve by de Heeren Gecommitteerdens der Stad Utrecht en Amersfoort overgenomen en de conclufie dezer zake aldus uitgefteld tot eene volgende vergadering. Extract uit de Refolutien van de Ed. Gr. Achtb. Heeren Burgermeesteren en Vroedfchap der Stad Utrecht. Maandag den i. Auguftus 1784. Door de Heeren Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog zynde voorgebracht en gedaan lezen, derzelver fchriftelyk rapport -pp.de propofitie ter laafte Staats vergaderinge voorgedragen door de Heeren Edelen en Ridderfchap, luidende gedachte rapport als volgd: Rapporteerden Heeren Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog, welke in gevolge des Vroedfchaps Refolutie commifforiaal, van den 26. der Maand July, geëxamineerd hadden, de propofitie van de Heeren Edelen en Ridderfchap , met welke de Heeren Geëligeerde Raaden zig hebY 5 ben  C 344 ) ben geconfirmeerd, waar by de Heeren Edelen ter jongftleeden Staats vergaderinge, hebben voorgedragen, in die opinie te hebben geverfeerd, dat de Vroedfchap der Stad Utrecht by hare Refolutie van den 19. April laaftleeden, niet gediifentieerd hadden, ten aanzien van 't by Ridderfchaps refolutie, geproponeerd befoigne ter Generaliteit, tot wegneminge der inconvenienten refulteerende in 't ruymfchoots verleenen vantitulaire aclens aan de Militaire Officieren , dan alleen in de modus, op welke die propofitie zouden gefchieden, en daarom gedacht hebben, dat dit point even zo wel als alle de anderen op den voet van des Ridderfchaps refolutie van den 1. Maart, konden worden geconcludeerd. Dan dat de Heeren Edelen uit des Vroedfchaps jonde refolutie, bemerkende, dat dezelve thans van andere gedagte waaren, en als nu daar in, een point van bezwaar vermeinde te vinden, waar in geene overftemminge kan plaats hebben, nader verklaard hebben , onder inhajfie nogtans van derzelver vorige refolutie van den 1. Maart, niet te kunnen confenteeren in de dadelyke affchaffing van alle titulaire aclens, zo lange zulks niet by alle de Bondgenoten op eene gelyke wyze gefchtede, verzoekende dat deze zaak by de Vroedfchap in eene nadere overweeginge mogte worden genomen. Dat 't Hun Edele uit vergelykinge van des Ridderfchaps refolutie van den 1. Maart 1783).. en die van de Vroedfchap, van den 19. April daar aan volgende, is voorgekomen , genoegzaam te blyken, dat deeze beide refolutien omtrend 't voordel van eene aan te leggen befoigne ter Generaliteit, vry meer dan blotelyk in de modus quo komen te verfchillen , en 't dus furprenant moet voorkomen, aan de Vroedfchap eene verandering van gedagten toe te fchryven, waar uit als nu een gevonden point van bezwaar zoude voorgewend worden; tot voorkomiuge eener conclufie  ( 345 ) (ie by overftemminge. Immers wanneer men de refolutie der Heeren Edelen en Ridderfchap van den ï. Maart inziet, zal men bevinden , dat indien door de Gecommitteerden dezer Provintie ter vergaderinge van Hun Hoog Mog. eene propofitie dien conform gedaan wierde, en men te raden wierd, de Staat van Oorlog met een Hoofd officiers Tractement by ieder Regiment te verhogen, deze Provintie door deszelvs voorftel volftrekt buiten haar geheel zouden zyn, om over dien laft nader te delibereeren, en ingevolge haare eige propofitie gehouden zouden zyn, daar in gaaf te moeten confenteeren; waar tegen uit des Vroedfchaps refolutie van den 19. April wel duydelyk blykt, dat de Vroedfchap geoordeelt heeft, in die propofitie alzo, en op dien voet niet 'te moeten confenteeren, en dus daar inne met de Ridderfchap niet eens denkende is geweeft. Dan wel voor zo verre het fcltadelyke van de titulaire aêtens, als nog niet konde worden weggenomen, by wyze van bedenkinge heeft voorgedragen; dat point by fbrme van Confideratic te touchecren, en te doen influeeren in de reeds voor lang verfchuldigde refcriptie aan de Heeren Staten van Holland en Weftvriesland; echter zo en in dier voegen, dat deze Provintie, zulks ter Generaliteit gegouteerd wordende, in haar geheel bleef; omtrent hare rechtmatige klagten wegens al te groot bezwaar in de Quote van de Gemeene Lallen. Welk, als zeer breed verfchillende van het voorftel van de Heeren Edelen, en van 't oog point van waar Hun Ed. Mog. de enkele confideratic van de Vroedfchap befchouwd hebben , even als of dezelve alleenlyk verfchillen zoude in de modus quo. En welk alles by de Heeren Edelen in nadere overweginge genomen wordende, te recht vertrouwd word, dat de verdenkingen als of de Vroedfchap by deszelfs refolutie van den 19. July jongftleeden van andere gedagten, dan by de  ( 346 ) de vorige refolutie van den 19. April geweeft ware, en als nu een point van bezwaar vermeind te vinden, waar aan te vooren niet gedagt was, wel ras zal koornen te celfeeren. Dan aangezien de Heeren Geëligeerde Raaden, by derzelver declaratoir hebben te kennen gegeeven, onder inha;fie nogtans van des Ridderfchaps refolutie van den 1. Maart, niet te kunnen confenteeren, in de dadelyke affchaffing der ti. tulalre aclens, zo lange zulks niet by alle de Bondgenoten op eene gelyken voet gefchieden; En het aan Heeren Gecommitteerden in deze nogtans is gebleken, dat alle de Leden van Staat daar inne convenieeren, dat het by aanhoudenheld verleenen van titulaire aclens, eene zaak van de aller nadeligfle gevolgen is, en op niet minder uitloopt, dan tot ruine van de gcheele Armée van den Staat; terwyl's Lands troupen daar door tevens buyten ftaat geraakt zyn, om ter afwendinge van den Vyand gebruikt te worden; is het Heeren Gecommitteerden voorgekomen, dat van wegen de Vroedfchap geene middelen onbeprocvd moeten gelaten worden, om de voorftemmende Leden te permoveeren, ten einde mede te werken, en op de beft mogelyke wyfe, een zo algemeen geavoueerd fchadelyk misbruik te doen ceffeeren. Dan dewyl 't uit de fucceflivelyk in gebragte refolutien der voorftemmende Leden , genoegzaam confleerd; dat dezelve hoe zeer anderzints de Vroedfchap op gronden by hare refolutie van den 19. April jongftleeden gedetailleerd, het contrarie hadde mogen verwachten, niet genegen fchynen aan de confideratien van de Vroedfchap te defereeren, maar blyven infteren, dat eene directe propofitie ter Generaliteit van wegen deze Provintie gedaan worde, tot het aanleggen van- zodanige befoigne, als in V breeden is voorgedraagen by de refolutie van de Heeren Edelen van den 1. Maart dezes Jaars, en de Vroedfchap agtervolgens hare  ( 34? ) hare betoonde genegenheid zeer waarfchynlyk zoude accedeeren tot het amplefteren van zodanige propofitie, indien dezelve door de Heeren Staten van Holland ter Generaliteit gedaan ware geworden. Zoo hebben Heeren Gecommitteerden in dezen gedagt, dewyl 't aan de voorftemmende Leden niet min recht ernft fchynt, den verdere voortgang van voorfz. geadvoueerd aller nadeligft kwaad, ten fpoedigften te fluiten, dat de Vroedfchap uit confideratie van de hoge noodzakelykheid, dat een einde gemaakt worde aan het verleenen van titulaire aclens aan de Officieren van de Militie dezer Landen , het bezwaar 't welk by 't accepteeren van de propofitie der Heeren Edelen zoude proflueeren en refulteeren op het Financie wezen dezer Provincie, als7 geringde van twee kwaden, zoude kunnen prafereeren , boven het geheel te niet loopen der door Holland geproponeerde arrangementen wegens voorfz. titulaire aclens, wanneer de Heeren Gecommitteerden vertrouwen dat de voorftemmende Leden , geen zwarigheid zullen maken, om op het voorftel van de Stad, en uit aanmerkinge van de zeer geruimen tyd, welke noodwendig verloopen zal, alvorens by de gezamentlyke Bondgenoten eenparig befiuit op de te doene propofitie zal kunnen worden geëffectueerd, gedurende welken tyd de zaaken niet behooren te blyven, op den nadeligen ouden voet, tevens by het doen van meergemelde propofitie ter Generaliteit voor te dragen, dat Zyn Hoogheid den Heere Erfftadhouder mogen worde verzogt om hangende de deliberatie der refpeclive Bondgenoten over dezelve propofitie, geene titulaire aclens aan Officieren der Militie dezer Landen te verleenen. En zouden Heeren Gecommitteerden om reedenen voorfz. geen zwarigheid maaken, UWEd. Achtb. te advifeeren, om onder deeze expreffe mits, te accederen, tot het ten deezen gerefolveerde  C 348) de by de voorftemmende Leden, en dien volgens te coafenteeren dat Gecommitteerden ter Generaliteit aangefchreeven en geautBorifeerd worden, om ter vergaderinge van Hun Hoog Mog. te proponeren dat hoe eerder hoe beter eene befoigne worde aangelegd, ten einde daar inne worde overlegd, of niet by de Armée van den Staat in het Generaal, eenige arrangementen zouden kunnen worden gemaakt, waar door 7 verkenen van titulaire aclens aan Officieren van de Militie van den Staat geheellyk zoude konnen cesferen; ofte wel ingevalle de aanfteliinge van een HoofdOfficier boven het tegenwoordige getal op den Staat van Oorlog bekend, by de gezamentlyke Bondgenoten nodig en dienftig geoordeelt wierde, ter bewaringe van de goede order by de Armée , dat in dien gevalle de Staat van Oorlog met een Lieutenant Collonels tra&ement, by ieder Regiment Infanterye worde verhoogd, dat fchoon het Financie weezen dezer Provintie hier door op nieuw zal worden gedrukt, Hun Edele Mogende nogtans dit bezwaar gewillig op zig zullen nemen, uit confideratie van de hoge noodzakelykheid, dat aller fchadelykfte misbruiken geweerd worden , en in die billyke verwagtinge dat de Bondgenoten des te meer bereid zullen zyn, om de al te hogen aanflag van de Quote dezer Provintie, naar evenreedigheid verminderen, en eens eindelyk de befoignes daarover zullen entameeren; met verdere laft aan de Gecommitteerdens ter Generaliteit , om van het refultat van zodanige befoigne aan Hun Edele Mogende kenniffe te geeven, ten einde vervolgens by Hoogft dezelve daar op zodanig worde gerefolveerd, als ten mceften dienften van den Lande zullen oordeelcn te behooren, als mede met verdere aanfehryvinge en authorifatie, om gelykïydig met het gunt voorfz. te proponeren : dat Zyn Doorl ugtige Hoogheid den Heere Erfftad- hou-  C 349 ) houder verzogt worde, om geduurende de voorfchreeve befoigne -en hangende de deliberatien der nefpe&ive Bondgenoten , dezen aangaande geene titulaire acïens aan de Militaire Officieren ten dienfte dezer Lande te verlenen. Wyders vermeinen Heeren Gecommitteerden in dezen dat de Vroedfchap, gelyk in het gunt voorfz. ook alzo, met betrekking tot het verleenen van aftens by de Armee, tot verder betoog van hare welmeenende begeerte, tot confervatie van eensgezindheid en harmonie tuffen de Leden van Staat, en tevens uit confideratie van de gedeclareerde fentimenten van den Heer Erfftadhouder omtrent dit point, als mede om eenmaal het gewenfehte einde, welke anderzints ligtelyk zouden verloren gaan, te verkrygen; zouden kunnen declareeren , dat thans niet verder zal infteren op eene provifionele prohibitoire refolutie, nopens dit ftuk te neemen; maar verkiert fimpelyk te conlenteren, dat de Gecommitteerdens ter Generaliteit worden aangefchreeven en geauthorifeerd , om ter vergaderinge van Haar Hoog Mogende te proponeren , dat voordaan op den Staat van Oorlog gebragt worden een varte poft, voor oude impotente en gebleffeerde Officieren , die tot den dienft van den Lande niet meer bekwaam zyn; ten einde, daar door te cefferen, de noodzaakelykheid om zodanige Officieren met behoud hunner traclementen by de Armée te plaatzen, tot groot ongerief en nadeel der dienftdoende Officieren, die hier door gepriveerd worden van voorfz. gages. Eindelyk zouden Heeren Gecommitteerdens van Advies zyn, dat de Vroedfchap zoude kunnen perfifteren by haare voorige refolutie van den 19. April dezes Jaars, den 21. daar aan volgende ter Staats vergaderinge ingebracht , concernerende het verkoopen van Militaire Charges, en het verleenen van preferentie in 's Lands dienft, aan Inboorlingen dezer Republicq boven Vreemdede- '  ( 35o ) delingen; mitsgaders het verplaatzen der Officieren uit de Hollandfche Gardes en uit andere Regimenten in de Regimenten ter dezer repartitie ftaande; voegende de Heeren Gecommitteerden tot flot hier nog by, dat het Hun Edele is voorgekomen, dat indien dezen conform by Hun Edele Mogende gerefolveerd mochte worden, als dan, op het vriend nabuurlyk aanfchryven der Heeren Staten van Holland en Weftvriesland in dato den 17. October 1783, by refcriptie zal behooren communicatie te worden gegeven, van het dezer zyde gerefolveerde, met de redenen van dien, en met verzoek van apui ter Generaliteit van het gunt aldaar wegens deze Provincie zal worden voorgedragen. En daar over gedelibereerd zynde, heeft de Vroedfchap goedgevonden, dat gedachte rapport acht dagen ter Secretary van Politie zal voorleggen, om door de Leden van den Raad te kunnen worden geëxamineerd. Maandag den 9. Augufti 1784. Wederom zynde voorgebracht en ter deliberatie gelegd het rapport van de Heeren Gecommitteerden tot den Staat van Oorlog, den 2. dezer lopende maand ter vergadering ingediend , op de propofitie ter laatfter Staatsvergaderinge door de Heeren Edelen en Ridderfchap voorgedragen, en waar by de Heeren Geëligeerde Raden zig gevoegd hebben , luidende gedagte rapport als volgd: Fiat infertio als hierboven onder de Notulen van den 2. dezer Waar over gedelibereert zynde heeft de Vroedfchap zig met  ( 3Si ) met het voorfchreve rapport conformerende , het Zelve voor hare refolutie overgenomen, en de Heeren Burgermeefteren en verdere Gecommitteerdens ter befchryvinge verzocht en geauthorifeerd dezelve voor Stads fentiment ter naaftkomende Staten vergaderinge in te brengen. En geven de Heeren van Senden, de Ridder van Haeften en Burman derzelver confideratien op voorfz. rapport in fcriptis over met verzoek, dat die in de notulen mochten worden geinfereerd, het welk aan Hun Ed. is toegedaan ; luidende dezelve als volgd: Edele Achtbare Heeren ! De ondergetekende gezien en geëxamineerd hebbende, 't op heeden agt dagen uitgebragte rapport van de Heeren Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog, op de propofitie van de Heeren Edelen ter jongftleden Staatsvergaderinge gedaan, en waarmede de Heeren Geëligeerde Raden zig hebben geconfirmeerd , konnen, om eene afdoeninge van deze zaak te hebben, en om zoo als voorn. Heeren Gecommitteerdens by derzelver rapport zeer juyft remarqueren , in dezen het geringfte van twee kwaden te prefereren, zig met het zelve rapport conformeren; Zoo nogthans, dat het de ondergefchreven voorkomt, dat in gevalle by het te proponeren en te effeftueeren befoigne ter Generaliteit, conform den voorflag van de Heeren Edelen, by hare refolutie van den i. Maart dezes jaars gedaan, by. de Bondgenoten de daarby voorgeftelde, en by 't voorfz. rapport bedoelde arrangementen, tegens het verleenen van titulaire Mens, ten genoegen tot ftand niet konde gebragt worden, dat in een zodanig geval, onze Provintie en Stad Z der'  C 352 ) dei-maten in haar geheel behoorden te blyven, om daar inne in den hare, ah dan zodanig nader te refolveren, ah met het belang en voordeel van deze zo zeer bezwaard zynde Provintie , zal geoordeelt worden te behoren ; en mitsdien dat het toegeeven in de voorfz. propofitie van de Heeren Edelen in gevalle van non reufite ter Generaliteit, aan deze Provintie geene pra;juditie hoe ook aan brengen , en daar het al wyders in onze Provintie gene bedenking kan hebben, dat den Heer Erfftadhouder dezer Provintie volgens den uitdrukkelyke Letter van 't Reglement op de Regeering van 16. April 1674. >n die zyne qualiteit wel gerechtigd is, tot de begevinge van alle Militaire vacant te vallen charges; zoo als hoogft dezelven dat recht ook byzonder reclameerd, in het flot van de Misfive den 24. February 1784. aan de Heeren Staten deezer Provintie afgezonden, dan dat het zelve zig geenzints uitftrekt tot het geven van titulaire Ac7ens, zouden de ondergefchreven van gedagten zyn, dat men inhalerende Vroedfchaps refolutie van den 5. January dezes jaars, en het goedgevondene ter Staatsvergaderinge van den 7. derzelver maand, op den voorflag van onze Provintie ter Generaliteit tot het voorgem. befoigne te doen, tevens behoorden te worden gedeclareerd, dat deze Provintie hangende de deliberatien over dat poinct niet zoude konnen accederen aan 't intufchen verlenen van eenige titulaire actens , voor zoo verre dezelve tot deze Provintie zoude behooren. En het ook door onze Gecommitteerdens ter Generaliteit daar henen werden gedirigeerd , dat 't zelve declaratoir en voorftel by de Bondgenoten hangende de voorfz. deliberatien , van gelyke werden geamplefteerd, en daar van ter voorkominge van verdere uit te geven titulaire Aftens gedurende het zelve befoigne, aan den Heer Erfftadhouder in-  ( 353 ) ïntbrrna kenniffe worden gegeeven. En laatftelyk zyn de ondergefchreeven van gedagten , dat men in de te makene fchikkingen voor al niet verder behoorde te komen, om ingevalle de aanftellinge van een Hoofd-Officier boven het tegenwoordige getal, op den Staat van Oorlog bekend, by de gezamentlyke Bondgenoten nodig geoordeeld wierd, 'ter bewaaringe van de goede order by de Armée, als dan de Staat van Oorlog te verhogen met een Luitenant Collonels tractement, niet by ieder Regiment Infantery, maar enkelyk by de Regimenten van efe&ive Generaals, Luitenant Generaals en Generaal Majors, en dat mitsdien alle titulaire Generaals, Luitenant-Generaals , en Generaal Majors , gehouden zullen zyn, als Collonels by derzelver Regimenten te dienen , verzoekende de ondergeteekende voor zoo verre zy in de bovengemelde poincten met het voorfz. rapport niet inftemmen, dat dit als hun Advies in Stads Notulen werde aangetekend. AStum Utrecht den 9. Auguftus 1784. (Was getekend*) Van Sendejj. ]. P. de Ridder. Van Haeften. P. C. burman de la bassecour. Z 3 Ex-  C 354 ) Extract uit de refolutien van de Ed. Mog. Heeren Staaten 's Lands van Utrecht. . Mercurii, n. Auguftus 1784. By refumtie zynde gedelibereerd over het rapport van de Heeren van Cockctigen en andere hunner Ed. Mog. Gecommitteerdens tot den Staat van Oorlog, hebbende, ingevolge en ter voldoeninge aan hunner Ed. Mog. refolutie commisforiaal van den 5. November 1783. geëxamineerd de refolutie by de Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland genomen, ter redrejfeering van eenige inge/lopen abuifen hy de Militie van dezen Staat. enz. Noch ter hunner Ed. Mog. vergadering gelezen de ingekomen Miffive van Zyne Hoogheid, den Heere Erfftadhouder , gefchreven in 's Hage den 24. February dezes jaars 1784. houdende Hoogftdeszelfs confideratien en advis op alle de poinften by boven gemeld rapport vervat. En op alles rypelyk gedelibereerd zynde, hebben Hun Ed. Mog. goedgevonden en verltaan, dat de Heeren Gecommitteerdens dezer Provintie , ter Generaliteit zullen worden aangefchreven en geauthorifeerd , gelyk gefchied mids dezen : Omme ter vergadering van H. II. M. te proponeren, dat hoe eerder zo beter, eene befoigne werde aangelegd, ten einde daar inne met advis en communicatie van Zyne Hoogheid te overleggen ; of niet generalyk by de Armée van den Staat eenige andere arrangementen zouden kunnen worden gemaakt, waar door de noodzakeiykheid van het verkenen van eenige titulaire Actens van  ( 355 ) van Hoofd-Officieren, by Miffive van zyne Hoogheid voorgedragen, weggenomen werde; Ofte wel ingevalle de aanftelling van een Hoofd-Officier, boven het getal op den Staat van Oorlog bekend, by de gezamentlyke Bondgenoot en nodig en dienftig werde geoordeeld, dat in dien gevalle ter bewaringe van de goede orde by de Armée de Staat van Oorlog met een Hoofdofficiers traüement by ieder Regiment verhoogd wierde : Gelaftende Hun Ed. Mog. wyders welgemelte Heeren Gecommitteerdens ter Generaliteit, om van het reftütat van zodanige befogne aan Hun Ed. Mog. kennis te geven , ten einde vervolgens by dezelve daar op zodanig werde gerefolveerd , als ten mceften diende van den Lande geoordeeld word te behoren ; met verderen (aft om te effiectueeren, dat wegens II. 11. Mog. Zyne Doorl. Hoogheid werde verzogt, om hangende de deliberatien der refpc&ive Bond ge pooten geene titulaire Aclens te verkenen. Vindende Hun Ed. Mog. egter geen zwarigheid dat by continuatie eenige Cornets en Vaandrigs titulair worden aangedeld om de elfcctive Cornets en Vaandrigs , welke er zyn moeten in het waarneemen van den Dienft te gemoet te komen, en zeiven daar in geoeffend te worden , mids de zodanige ten nadeelc van 's Lands dienft geen foldy komen te genieten; blyvende overzulx de dispofitie over dusdanige aanftellingen aan den Kapitein Generaal dezer Provintie. Aut'ioriferende Hun Ed. Mog, voords de Heeren Gecommitteerdens ter Generaliteit; om ter vergadering van Hun Hoog Mog. te proponeren , het brengen van een poft op den Staat van Oorlog, voor oude impotente of geblejfeerde Officieren, die tot den dim ft niet meer bekwaam zyuZ 3 ds  (356) de tot hier toe by de Armée hebben moeten worden geplaat ft, met behoud van hunne gages, waar van dienvolgens de dienftdoende Officieren , hebben moeten blyven gepriveerd, overmids dezelfde redenen voor zodanig eenen poft militeeren als voor die welke ten behoeven der Appoinftés, op den Staat van Oorlog is uitgetrokken; en zal ten dien einde extraót dezer aan welgemelte Heeren Gecommitteerden worden toegezonden zo veel dezelve is concernerende. En is voords, met relatie tot het verkopen van Militaire charges, ofte het belaften derzelve met jaarlykfche uitkeeringen, conform de prohibitoire refolutien daar van zynde , goedgevonden en verftaan, dat voordaan alle dispenfatien van den Eed jegens de corruptelen zullen ophouden, en geene transporten van Compagnien of van eenige Militaire charges, noch ook eenige uitkeeringen meer gepermitteerd worden; blyvende hier van alleen uitgezonderd zodanige enkele gevallen wanneer zulk een transport zonder eenig tort aan andere Officieren van 't zelve corps aan te doen, zoude kunnen gefchieden, des dat van deze dispofitie verftaan worden geëxcipieerd te blyven zodanige Charges, welke bereids met uitkeeringen zyn bezwaard en welke op dien laft, geduurende 't leven van de tegenwoordige PofTeffeurs van al zulke uitkeeringen by continuatie zullen mogen worden geconfereerd. Dat eindelyk betreffende de preferentie in 's Lands dienft te geven aan Perfonen, binnen de Republiek, of derzelver Etablifementen geboren, boven Vreemdelingen, hoe redelyk en billyk de zaak ook op zig zelve ook zy, en zo veel de nationale Regimenten betreft nimmer uit 't oog be-  ( 357 ) behoord verlooren te worden ; nochtans in dezen met alle discretie en discernement in de byzondere zich opdoende gevallen moetende gehandeld worden, Hun Ed. Mog. ook geenszins twyfelen , of zulks zal door den Heer Erfftadhouder, als Kapitein Generaal dezer Provintie naar deszelfi» edelmoedige fentimenten wel worden in agt genomen. Dan met opzicht tot de verplaatzing van Officieren uit andere Regimenten en fpecialyk uit de Regimenten Guardes, alwaar hogere rangen plaats hebben in de Regimenten ter repartitie van deze Provintie ftaande , is goedgevonden uit aanmerking van de onbillykheid der zake en van de importante nadeelen welke daar door aan andere brave Officieren worden aangedaan , zyne Hoogheid als Kapitein Generaal dezer Provincie by miffive te verzoeken, om in 't vervolg zodanige verplaatzing, in de Regimenten op deze Provintie gerepartieerd niet meer te willen doen, immers niet dan in zeer-pregnante redenen , en wanneer zulks ftrekken mogt ter bevorderinge van Inboorlingen van aanzien en merites, en geenzins van Vreemdelingen.  Errata. Pag. 239 ftaat A. B. C. HET HOF PROVINTIAAL. 1. Eerfte Lid. Art. 1 laatfte Lid. n. -— 3 't regt der gebooren Burgers en Capi telen te bewaren. dus te verbeteren. A. B. C. HET HOF PROV1NTIAAL. Stads regt Extraordinarii niet af te Raden domesgaan. tiek. JUDICATURE OVER DE JAGT. Art. 1. eerfte Lidk Art. 1. laatfte Lid. 2. 3. 't regt der geboren Burgers en Cnpittelen te bewaren.  BEDENKINGEN O P D E RESOLUTIE VAN DE ED. MOG. HEEREN STATEN 'S LANDS VAN UTRECHT, BETREFFENDE HET REDRES VAN DE MILITAIRE ABUISEN, ENDE TITULAIRE ACTENS, enz. D eeze Refolutie van den II. Augufti 1784, zal geen klein ligt verfpreiden , omtrend de manier waarop men , zoo by het Eerfte Lid als voornamelyk by de Ridderfchap , wel gaarne de abuyfen redreffeerde: daar fchynt zulk eene fterke band van onbekende verbintenis tuffchen den Stadhouder en de Ridderfchap plaats te hebben, dat men niet wel kan bepaalen of de influentie van den Stadhouder in het tweede Lid kragtdadiger werkt, dan uit de condefcendence varj de RidderA . fchap  co fchap voor den Stadhouder , dat is of de Miffiveus van Zyne Hoogheid alvoorens die aa'n de Staaten te fchryven inftemmen met gehei me Refolutien van de Ridderfchap, of wel dat de Refolutien van de Ridderfchap altyd . confonant moeten zyn aan de Miffivens van Z. H. ■ men befchuldige ons niet van kwaad- aartigheid -— dewyl het veelen nog zeer vartch in het geheugen lege, dat fommige Heeren van de Ridderfchap eenige tyd naa het fchryven van de Miffive door de Staaten den 3. December 1783. aan zyne Hoogheid, met by voeging van het Rapport, door Haar Ed. Mog. Gecommitteerdens uitgebragt op de circulaire Miffive van de Staaten van Holland, van 5.' November te voren niet gehanteerd hebben, opentlyk te verzeekeren, dat het vragen van de confideratien van Z. H. op voorn, rapport, maar eene pure beleefdheid was, die egter niets ter zaaken doen zoude , en dat het om 't eeven was , of Z. H. daar meede inftemde, dan niet, dewyl men reed? daar omtrend eene finaale Refolutie genomen had. -—. Nu is het Eerfte Rapport (*) met relatie tot de titulaire Aftens, dat Heeren Gecommitteerdens de Staaten aanraden , zig in den haren te conformeeren met het gerefolveerde by Holland , en wat aanging* het verkoopen van Militaire charges , dat het zelve niet meer zoude gepermitteerd zyn, dan in enkelde gevallen , dat hetverplaatfenuit andere Regimenten en byzonder uit de Regimenten Gardes, zoo (*) Zesde Iets pag. 119.  ( 3 ) zoo ongelimiteert niet fchynt te kunnen blyven &c. met dit Rapport conformeerde zig de Ridderfchap , dog infteerde, dat alvoorens de Confideratie en het Hoog vvys advies van Z. D. H. als Capitain Generaal der Unie, diende verzogt te worden -—- welke inftantie reeds van den beginnen af, fommigen vreemd voorkwam, te meer, daar de Stad van Utrecht van advies was ( * ) dat met betrekking alleenlyk tot de pointten van verplaatzing uit de Gardes en het preferesren van Inboorlingen &c. het advies van Z. D. H. behoorde te worden ingenomen. Dog dewyl de voorftemmende Leeden perfifteerden , was men wel verzeekert dat' daar iets agter fchuilde , en de ondervinding heeft zulks ook beveftigt. Want de Heeren uit de Ridderfchap aan foramige verzeekering gedaan hebbende, dat het vragen van het advies van Z. H. maar eene pure ceremonie was, en al of niet inftemmende met voorn, rapport , reeds daar in finaal gerefolveerd was in' den haren, moeten thans of rondelyk bekennen, dat zoo er iets aan geweeft is , het ingekoome advies van Z. H. die Refolutie wel deegelyk heeft doen veranderen , en zoo er niets aangeweeft is, zy alleenlyk dit voorgewend hebben, om er de Prins in te haaien, en haar bepaalde plan uit te voeren. Het vragen dus van het advies van Z. H. moet men veronderfteüen dat geweeft is, een middel voor de Ridderfchap, om zoo zy reeds vol- (*) Zesde Iets pag. 124. A 2  C 4 ) volgens hun zeggen, zig tot iets in den haaren vaft befloocen hadden , het advies van Zyne Hoogheid daar meede te laaten overeen koomcn , otte om hunne condegandance , voor Zyne Hoogheid als haren President niet te verkragten , indien het uit te brengen advies van Z, H. met het rapport kwam te verfchillen , meefter te blyven een advies conform die confideratien , in den haaren op te ftellen, van welk laatfte men door den inhoud van het advies van de Ridderfchap, den i. Maart gearrefteerd en den 17. daar aan volgende ter vergadering van de Staaten ingebragt , verzeekerc word. Om zig hiervan dus te beeter te overtuygen , zal het niet ondienftig zyn, na te gaan; dat by het rapport van Gecommitteerdens uit hun Ed. Mog. omtrend het verleenen van titulaire Aclens, geraden word op den zelfden voet als Holland te refolveeren, en zulks alleen met relatie tot de Regimenten van effettive Generaals Perfoonen te borneeren. Dat in teegen overftelling van dit, Z. H. in hoogftdeszelfs Miffive van den 24. February van begrip is , dat her. geeven van titulaire Aftens geenzins een abuis is, maar als iets noodzaakelyks voor den dienfte van den Landen, moet geconfidereerd worden, en daarom zig vleid, dat de Staaten wel sullen gelieven te approbeeren , dat hy by continuatie een titulair Hook-Officier in de Regimenten ter haarer irovintie ftaande, blyve aanftellen, als meede zoo veele titulaire Ritmeefteren en Capitai- nen,  cs) nen, als hy oordeelen zal, nodig te zyn, en nog daar en boven , zoo veele Cornets en Vendrigs titulair aan te ftellen om den dienft der fubalterne Officieren niet te befwaaren. — Men behoeft niet veel doorzigt te hebben , om het rapport der Staaten en het advies van Zyne Hoogheid omtrend dit poinct vergelykende , te zien , dat Z. H. juift dat geene foutineerd te moeten blyven voortduuren, dat de Staaten als het prejudiciabelfte voor 's Lands dienft oordeelen. Wat zeggen nu de Heeren Ridders op dit poinft in haar advies ? zy zyn overtuygd met het Rapport van Gecommitteerdens dat daar door de goede order in 'c L ands dienft word weggenoomen en een allernadeligft gevolg voor de Armée van den Staat moet gebooren worden , en niet tegenftaande dit, ftemmen zy in, met het advies van Z. H. en ftaan toe, het verleenen van titulaire Aftens van Hooft Officieren, en het aanftellen van titulaire Cornets en Vaandrigs om den dienft der fubalterne Officieren te verligten. Dit laatfte Articul toond immers genoeg aan, daü men in den zin heeft, de titulaire Aftens te doen voortduuren , en in deezen het advies van Zyne H. booven het overtuygende gevoel van het nadeeüge dat 'er voor 's Lands dienft , uit de titulaire Aftens moet proflueeren , prefereerd. Ieder Regiment Infanterie moet volgens de vaftgeftelde voet der Militie, hebben Een Collonel, Een Lieutenant Collonel, Twee Majoors, Tien Effeftive Capitainen, Twee Capitain Commandanten, Seftien Lieutenants en Twaalf Vaendrigs. Gefteld nu A 3 al  (6) al eens, dat er een Hoofd-Officier meer per Regiment zal moogen zyn, vordert het getal van Capitainen dan nog , dat er een Lieutenant titulair, Capitain, en Vaendrig titulair, Capitain word, ons bedunkens geenzints, het getal der fubalterne Officieren is overvloedig toereikende tot den dienft , dus het geheele raifonnement in Zyne Hoogheids Miffive vervat , niet anders bedoeld, dan zig de magt te referveeren titulaire Aclens te geeven , en door eene Staats Refolutie gemagtigd te worden tot het uitoefenen van iets , dat by het Rapport van der Staaten Gecommitteerdens, een mgcfioopen abuys tot nadeel van den dienft genaamt word, en hier in moet men bekennen dat de Heeren Edelen, Z. H. kragtdadig onderfteund hebben, in haar advies, als meede door het neemen van de Refolutie van 11 Auguftus , —- waar by gerefolveert word, om ter Vergadering van H. H. Mogende, hoe eerder hoe beeter te proponeeren, dat er eene befoigne werde aangelegd, ten einde daarin met advies en communicatie van Z. H. te overleggen, of niet generaalyk by de Armée van den Staat, eenige andere arrangementen zouden kunnen worden gemaakt &c. Zoo pryzelyk het is , de goede harmonie en correspondentie tuiTchen de Staaten der byzondere Gevveften te cultiveeren , blyft het altyd voor de Souveraine magt der byzondere Geweften nadeelig, zaaken hun huishoudelyk aangaande ter Generaliteit te brengen. Niemand zal kunnen teegenfpreeken, dat de magt die de Heeren Staaten der refpective Provintien hebben over de troupes ter haarer Provintie  (7) tie gerepartitieert, behoord tot het huishoudelyk beftier der Provintie, gevolglyk dat zoo de Staaten vermeenen , dat geene titulaire Aclens dienden te werden gegeeven , zy lieden dezelve in den haaren moeiten profcribeeren, en niet door een verzoek van weegens haar H. Mogende aan Z. H. hangende de deliberatien der refpeéiive Bondgenooten , het verleenen daar van trachten op te fchorten. Wat voor nadeeHge gevolgen , zoude het voor de Officieren ter repartitie van Utrecht ftaande , na zig fleepen, zoo de Heeren Staaten, (zoo als overtuigend blykt uit de rapporten en 't advies zelve van de Ridderfchap) verzeekert van het nadeel der titulaire Aftens , finaal het verleenen daar van hadden verbooden? -— Sommige zeggen, dat zoo lang het zelve niet by alle de Provintien gedaan word, een Lieutenant Collonel, by voorbeeld, op eene andere Provintie ftaande, jonger in rang als eene Lieutenant Collonel op Utrecht, door het bekoomen van eene titulaire Afte van Lt. Collonel, den Stigtfche , Lt. Collonel tot het worden van Generaal Majoor voor uit loopt. -— Waar tccgens men reflefteere , dat zoo zulks waar is, het ook niet minder zeeker is, dat de Militie van den Staat, door de gezamentlyke Bondgenooten is bepaald , op eene vafte voet, waar door het getal der Officieren by de refpective Regimenten is vaftgeftelt, welk getal door niemand dan door de gezamentlyke Bondgenooten kan vermindert, nogte vermeerdert worden, dat uit de gevolgen van dien door het geeven van titulaire AcA 4 tens,  tens, de vaftgeftelde order word geinterrumpeert, en dus de Raad van Staaten, niemand kan nog vermag in den Eed te neemen, die niet vverkelyk en effeétive de poft bekleed, waar toe hy word aangeftelt: by gevolg behoefde 'er niets anders gefchied te zyn , dan de Gecommitteerdens ter Generaliteit vveegens deeze Provintie aan te fchryven, van geene Officieren te beëdigen dan die , welke volgens de bepaalde voet op 's Lands Militie door de Bondgenooten gemaakt, in dien rang aangefteld wierden , waar voor zy , zoo by de refpective Betaalsheeren als op den Staat van Oorlog werkelyk bekend ftonden. . Hier door zoude van zelfs het geeven van titulaire Aétens vervallen en de bepaalde voet van 's Lands Militie in zyn geheel gebleeven zyn. Dog dan had men het advies van Zyne Hoogheid gedeclineerd, en dat zoude , voornamelyk voor de Ridderfchap wat te fterk geweeft zyn, daar om vind men ook geene zwaarigheid in gevolge van hun advies , dat by continuatie eenige Cornets en Vaendrigs titulair werden aangeftelt, om de effeétive Cornets en Vaendrigs die 'er zyn moeten in het waarneemen van den dienft te gemoet te koomen. Zyne Hoogheid in zyne Miffive , befchouwt zeekerlyk dit uit een geheel ander oogpunt als haar Ed. Mog. en voornamelyk als de Ridderfchap , Hoogftdezelve veronderftelt dat hem de magt moet gelaaten worden , eenige titulaire Cornets en Vaendrigs aan te ftellen , om te fuppleeren aan het gering overblyvende getal, dier gee- nen  C 9 ) nen die hy door het aanftellen van titulaire Hoofd-Officieren , met titulaire Aftens van Capiteins heeft gebeneficeert, dus veronderftelt Z. H. niet, dat die titulaire Cornets en Vaendrigs dienen zullen, zoo als Haar Ed. Mog. zeggen , om de effeftive Cornets en Vaendrigs die 'er zyn moeten te gemoed te koomen : maar om de effeftive Cornets en Vaendrigs die 'er niet zyn te fuppleeren : Ik zegge die 'er niet zyn, om dat dezelve door de titulaire Aftens , van Lieutenants en Capitains geen Vaendrigs meer zyn , dan in de betaaling. By Zyn Hoogheid word de noodzaakelykheid van het aanftellen van titulaire Cornets en Vaendrigs, dus, een gevolg van de continuatie van het misbruik der titulaire Aftens, en by de Staaten eene eenvoudige voorzorg om de effeftive Cornets en Vaendrigs die 'er zyn moeten in den dienft te verligten, en hier in is zeekerlyk meer menfchlievendheid dan noodzaakelykheid geleegen : de Heeren Staaten hebben voorzeeker in het afneemen van zoo meenigvuldige Eeden gezien , dat veele Cornets en Vaendrigs , nog zoo jong van jaaren en nog geene'krugten hebbende, wierden aangeftelt, dat zy dus nog niet bekwaam waren tot het waarneemen van alle dienften, en begreepen, dat de Cornets en Vaendrigs die 'er zyn moeten wel eenige anderen nodig hebben, om, hun den laft dragelyk te maaken. De Autorifatie op de Heeren Gecommitteerdens ter Generaliteit , om ter Vergadering A 5 van  van Haar Hoog Mog. te proponeeren, het brengen van eene poft op den Staat van oorlog voor wde impotente of gebleffeerde Officieren &c. meriteert zeekerlyk den aandagt van regt geaarde Burger Vaderen , en het is te wenfchen dat dit het middel zy, dat Officieren die den Landen wel gediend hebben , maar uit deeze of geene reede , niet wel, zoo men zegt, ten Hoove ftaan , niet meer tot avancement van lievelingen genoodzaakt worden, onder een frivool pretext met behoud van hunne tracïementen zig by de Armée te moeten laaten plaatfèn. Wat aangaat het vaflftellen by de Refolutie van den n. Auguftus met relatie tot het verhopen van Militaire Charges &c. word den Leezer verzogt, na te zien, 't geen dien aan gaande in de noot (g) op pag. 322. van het Achtste Iets gezegd is, als meede omtrend de preferentie in 's Lands dienft te geeven aan Perfoonen, binnen de Republiek of derzelver etahliffementen gebooren , boven Vreemdelingen de noot (i) pag. 327. van 't zelve Iets met deeze byvoeging egter, dat men moet reflecteeren , dat haar £d. Mog. by haare refolutie , hoe eenftemmende anders met het advies van de Ridderfchap verkoozen hebben daar af te laaten, immers voor als nog geene nadere bepaaling behoeven te worden gemaakt. Ik geloove dat men by het arrefteeren van deeze Refolutie begreepen heeft , dan men 'er deeze woorden behoorde af te laaten , om te ontgaan, dat een of ander opmerker niet zeer  (II) zeer gepaft had kunnen zeggen , dat he.t als nu, na het gebeurde met den Rhyn Grave van Salm , die aan de Heer Westerloo geprefereerd is tot het vacante Regiment van den Generaal Major Bentinck , wel deegelyk nu eene nadere bepaling behoefde. Want de Heeren Staaten, hoe fterk ook overtuigd van de Edelmoedige Sentimenten van den Stadhouder in deezen , om als Capitain Generaal zoo wel van deeze als andere Provinciën, de preferentie in 's Lands dienft te geeven aan Perfoonen, binnen de Republiek of derzelver etabliflementen gebooren , booven de Vreemdelingen, zullen zeekerlyk een oogenblik hebben moeten bekennen , dat in de begeeving van voornoemde Regiment, juift alles faamen liep , om zoo niet van het contrarie overtuigd te worden, ten minften voor het teegenwoordige daar aan te twyfelen , want heeft Z. H. immer eene geleegenheid gehad, de preferentie in 's Lands dienft te toonen, voor Inboorlingen booven Vreemdelingen, dan was het zonder teegenfpreeken in bovegemelde geval , men had dus maar liet betoog van deszelfs Edelmoedige Sentimenten en tot een bekragtigend voorbeeld, hoe fterk dit in agt genoomen zal worden, het begeeven van dat Regiment als een duidelyk bewys, maar moeten aannaaien. Omtrend het laatfte Articul van voorn. Refolutie , word den Leezer insgelyks verzogt, het genoteerde onder (*) pag. 327. 28. en 29, van het Achtste Iets te willen na flaan. Het  C » ) Het zal nu niet ondienftig zyn , aan te merken , dat de Refolutie van den ri. Auguftus woordelyk conform is , het advies van de Ridderfchap , except, dat men met opzigt tot het verleenen van titulaire Aftens heefd goed gevonden, de Gecommitteerdens ter Generaliteit te gelaften,'om te effectueeren dat weegens H. H. Mog. zyne Doorlugtige Hoogheid werde verzogt om hangende de deliberatien der refpective Bondgenooten geene titulaire Aflens te verleenen. Iets dat weinig om het lyf heeft vermits zoo lang zulks niet geëffectueerd is en Zyne Hoogheid dit verzoek niet gedaan zynde, of uit hoofden van het nut, dat hy daar in, volgens zyne reeds gefchreevene Miffive aan de Staaten van Utrecht , voor 's Lands dienft mogte oordeelen , te vinden geleegen te zyn , dit verzoek van de hand wyft, hy magtig blyft, zoo veele en zoodanige Actens te 'blyven verleenen als hem goed dunkt. Voor 't overige is die Refolutie conform het advies van de Ridderfchap, en dit advies weederom conform aan de confideratien van Zyne Hoogheid, vervat in zyne Miffive van 24. February jongftleeden ten minften voor het grootfte en voornaamfte gedeelte, waar uit wy dan befluyten , aangezien de zoo billyke en wel gegronde reedenen opgegeeven by het advies van de Ridderfchap , dat zoo het waar is , dat men reeds eene 'finaale Refolutie beflooten had, toen de Confideratien van Zyne Hoogheid gevraagd zyn, die Confideratien opge-  (13) • gegeeven zyn conform het fentiment van de Ridderfchap of het advies van de Ridderfchap conform het fentiment van Zyne Hoogheid, fchoon wy wat ons belangd , ons voor het eerfte bepaalen, om dat het Eerfte Lid in deeze conform aan de Ridderfchap geweeft is, en het anders niet mogelyk is , dat er zoo weinig reflectie geflaagen is, op de zoo aequitable voorflaagen van dc Regeering der Stad; in zoo verre zelfs dat de genoomene Refolutie op den ir. Auguftus, niet eens conform, is de laft aan haare Gecommitteerdens ter Staats Vergadering gegeeven , ten minften dat de notulen niet zyn conform het uitgebragt advies, waar voor'de Heeren Burgemeefteren hadden behooren te zorgen, hier toe zyn zy , of moeten zy in. de Gedeputeerdens by het refumeeren der Staaten notulen prefent zyn, en zyn zy hier in nalaatig, zoo kan nog behoeft de Stad niet te beruften by zoodani • ge informeele notulen : maar behoord tot maintien van haar recht en zoo verre deeze Refolutie met hun uitgebragte ftem ftrydende is, te protefteeren en offchoon men zig wil beroepen, dat reeds de laft aan de Gecommitteerdens ter Generaliteit is afgegaan, de Misfive aan Holland beantwoord , als meede die aan Zyne Hoogheid afgezonden; zulks moet niet obfteeren, maar het gebrekkige moet geredrefieerd worden, en anderzints moeten geftand doen, 't geen zy in 't Hot van haare Refolutie den 21. July 1784, ter Staatsvergadedering ingebragt gezegt hebben. (?) Of de Stad (*) PaS- 341- van net Achtste Iets.  C 14) Stad van Utrecht zal zig binnen kort, tot die laagte vervallen zien, dat alle rapporten van de voorftemmende Leeden of fchoon niet inftemmende met het gevoelen der Stad in Staats Refolutien, tot prejudicie aan Stads onweederfpreekelyk regt, zullen geconverteerd worden. Waar voor ten allen tyden , maar fpecialyk thans op de efficatieufte wyze moet gezorgd worden , dewyl wy in het oogenblik zyn, dat er gewigtige rapporten omtrend de onvervreembaare Regten der Burgeren , als over de Jagt en andere, gewagt worden.  INHOUD VAN DE Vyf, Zes, Zevende en Achtfte Stukjes VYFDE STUK. Requeft door omtrent 1200 Burgers den 29. December 17835 tegen de Heer Wieling, aan de Vroedfchap geprefenteert. . • • , BI. 1 Requeft, inhoudende na n voorafgaande dankbetuiging, verzoek tot verzekering van de Officieren die in de expeditie van Breft zyn begrepen geweeft, alsmede tot eene Aüantie met Vrankryk , en het redres in 't militaire deny. January 1784, aan de Heeren Staten dezer Provintie geprefenteert. . • 15 " Jtequeft ten fine van apuy van het vorenftaande Requefl den 5. January 1784. aan de Vroedfchap der Stad Utrecht geprefenteert. , - • 25 Refolutie van de VïuedfchHjj tW Stad TTrrechtnr>,t zelve Requeft. . • • • -26 8erigt wegens het nette aantal van alle de ondertekenaren van het Requeft den 7. January 1784. aan de Heeren Staten dezer Provintie geprefenteert. 27 Aa Ap-  INHOUD. Appoincteuient van de Heeren Staten op het zelve Re1ue11- • • • • . BL at Requeft van 725 Burgers houdende verzoek om alle binnen tyds openvallende vacaturen van Raadsplaatzen by de Vroedfchap zelve te begeven. 29 Dit Requeft den 29. December 1783 , door een Commilfie uit de ondertekenaar aan den Heer Burgermeefter Muffchenbroek ter handgefteld. 3j Aanfpraak by gelegenheid aan zyn Ed. Groot Achtb. gedaan en zyn antwoord. , , 31,3a Refolutie van de Vroedfchap op het voorfz. Requeft. 32,33 Miffive van de Vroedfchap ter communicatie van 't een en ander aan Z. D. II. den 29. December 1783. afgezonden.. . . . . 32 Antwoord van Z. D. H. van den 31. December 1783. op de voorfz. Miffive. . - . • 3j Refolutie van de Vroedfchap van den 12. January 1784^ op het ingebragt rapport van Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren. • ' ' 3< Refolutie van de Vroedfchap van den 14. January 1784, op het ingebragte advies van de Heeren Burgermeefteren van Beek Heer van Dykvelt en van Musfckenbroek, en van de Oud Burgermeefter Loten en van der Dujfen, nopens het bovengem. verzoek. 37 Ad-  INHOUD. Advies van de vier laatftgen. Heeren. BI. 3* Advies of rapport van de Heeren Oud Burgermeefteren Berger, van Afch van iVyck, Verbeek en van den Boogaard, over het vorengemelte verzoek. 4* Refolutie van de Vroedfchap op een volle befchryving den 19. January 1784. In die zaak genomen. 70 Advies van de Heer Oud Burgermeefter Loten in die zaak doen aantekenen. Ut fupra by ivyze van Miffive door den Heer Mr. Ca- rel Balthazar fVieltng. Ut fupra van den Heer Mr. Thomas Adriaan Boddens. 77 Ut fupra van den Heer Mr. Jan Fredrik van Senden. 8* Miffive van den Heer W. N. Peflers over voorrz. . • 82 fujet. • • * Advies van den Heer Mr. Theodorus Amoud Zaal, mede over die zaak. . • • ' ^ Miffive hier over den 19. January 1784. m t. D. H. afgezonden. E D. refolutie van de Vroedfchap met bepaling van tyd tot het begeven van de vacante Raadsplaatze. 91 ao. January 1784- Verkiezing van den Heer Mr. Paul Aa a f*  INHOUD. Èngeïèert Voet van Winjfen tot Raad in plaatze van i den Heer Mr. Jan Hinlopen, (aangefteld tot Secretaris van 't Gerecht.) . . ( 151 01 E. D. des namiddags inftallatie van denzelven Heer tot Raad. 93 SESDE STUK.. Refolutie van de Heeren Staten 's Lands van Utrecht den 5. November 1783..op de circulaire Miffive van de Heeren Staten van Holland en Weftvriesland, van d«n 17. Oftober 1783 , tegens de Militaire abuifen en het verlenen van titulaire Aftens, metinfertievan dezelve Miffive. Extraft uit de Refolutie van de Heeren Staten van Holland en Weftvriesland van den 3. October 1783, betrekkelyk tot de voorfz. Miffive. . .101 Een dito Extraft van vvelgemelte -Heeren Staten van den eerften Auguftus 1783, mede relatief als voren. 104 Refolutie van de Heeren Staten 's Lands van Utrecht, van den ip> November 1783, op het ingekomen rapport van de Heeren Gecommitteerdens tot den Staat van Ooi log, ten fine van redres in de Militaire abuifen en het niet meer verlenen van titulaire Aftens, met infertie van 't zelve rapport, en het gerequireerd advies van Z. D. II. . . # j ^ Refolutie van vvelgemelte Heeren Staten van den 3. Decent.  INHOUD. cember 1783, op de genomen en ingebragte Refolutie van de Vroedfchap der Stad Utrecht, op het voorfz. fusjea genomen den 2. December v83> met infertie van dezelve refolutie. . ■ BI. i?4 E. D. Refolutie van gem. Heeren Staten op het rapport in de zaak van Breft den 32. Oftober 1783. uitgebragt. . • • • * 131 Extraft uit de refolutien van de II. II. M. in dato 22. Oftober 1783. daar toe relatief. . • 132 Propofitie van den Heer Mr. % J. van Weftrenen, gedaan in de Vroedfchap den 8. December 1783, tot het effeftueren van een CommiiTie in de zaak van Breft. » t • • • 133 Refolutie van de Vroedfchap der Stad Utrecht den 15. December 1783, op rapport van Heeren Gecommit- " teerdens tot den Staat van Oorlog in die zaak genomen met infertie van dat rapport. . . 135 Refolutie van de Heeren Staten van den 17. December' 1783. waar by den Heer Mr. Willem Emtnery de Perponcker de Scdlnitzky Heer van Wolphaarsdvk, Geëligeerde Raad tot de zaak van Breft gecommitteerd word. . « • « r Refolutie van de Vroedfchap der Stad Utrecht van den , 22. December 1783. tegen het overdoen en verkopen van Compagnien en het verlenen van titulaire Aftens. • • • • • ' n9 Aa 3 Re'  INHOUD. Refolutie van dezelve Vroedfchap van den 5. January 1784, om hangende de deliberatien geene titulaire aanftellingcn door Z. D. H. te doen , of eenige verkopingen yan Militaire Charges of Compagnien ia Regimenten ter repartitie dezer Provintie ftaande te permitteren. . jji. 141 Refolutie van de Heeren Staten 's Lands van Utrecht van den 7. January 1784, om wanneer iets diergelyks als voorfz. mogte voorkomen, daar op niet te difpone-ren maar ter vergadering van Haar Ed. Mog. over te brengen. . . , . j^-. Ut fupra van den 28. January 1784. betreffende de aan te gaane alliantie met Vrankryk. . . 143 Refolutie van H. H. M. van den 14. February 1784, op het voorftel van de Gedeputeerde uit de Provintie van Utrecht, ingevolge de voorftaande refolutie. 145 Miffive van de Heeren Burgermeefteren en Oud Burgermeefteren aan de Heer Wieling gefchreveu den 12. January 1784 I4<; Extraft uit de refoltuie van de Vroedfchap der Stad Utrecht van den 0. February 1784, behelzende fchriftclyke ouvertures en de Miffive van de Heer Wieling van den 24. January 1784, en de refolutie van de Vroedfchap daar op genomen. 148 Miffive van 7,. D. H. van den 10. November 1783. houdende communicatie aan de Heeren Gedeputeerden  INHOUD. den der Provintie van Utrecht wegens het contramanderen van he: gegeven patent aan den Collonel Pain * »*! Propofitie van den Heer Smijfaert den 17. November 1783, gedaan tot het begeven van bedieningen aan Roomfch en andere Chriftengezinden. 15? Adres van eenige Burgers tot dat zelve einde. 162 Rapport en refolutie van de Vroedfchap daar op den 15. December 1783, genomen. • • l6S Advies van de Heer Smiffaert den 22. December 1738, in die zaak bywyze van votum gegeven. 172 ZEVENDE STUK. Voorbericht. . . }7$ Rapport van de Heeren Gecommitteerdens tot het ontgingen der overgeleverde bezwaarpointen in de Vroedfchap der Stad Utrecht ingebracht den 24. May 1784. . • • ' l77 Propofitie van den Heer Oud Burgermeefter van den Boogaard ten zeiven dagen gedaan , inhoudende vier hoqfdpoinéten, relatief om in de Staats Comnnjjie over de ingebragte bezwaren te konnen befoigneren, mitsgaders het in commiffie ftellen van ° T 8 J die propofitie. . • • * Refolutie van de Vroedfchap by en na het aflezen van de overgeleverde bezwaren den 27. May 17S4. BI. 184 Aa4 &