No. 19» V R IJ HEID, GELIJKHEID, BROEDERSCHAP. PUBLICATIE, bij welke alle graaflijkheids tollen enz., opgeheven en vernietigd worden. Gearrefteerd den 5. Maart 1795. Het eer ft e Jaar der Bataaffche Vrijheid. provisioneele representanten van het volk van holland, allen den geenen, die deezen zullen zien of hooren leezen, Heil en Broederfchap! doen te weeten: Dat wij het voor cene van onze gewigt'tgfte pligten aanzien, (leeds bedacht te zijn, om de Commercie en Navigatie van deeze Republiek, bijzonder ook van deeze Provintie, door alle ons mogelijke middelen te bevorderen, en ten. dien einde aan Neering, Koophandel, Traficquen en Fabrieken, zoo over Zee, als langs de Rivieren, Binnenwateren, en Wegen, een gansch vrijen en onbelemmcrden loop te conlerveeren, of daadelijk te bezorgen; houdende dit, zoo niet voor het cenigfte, ten minfte voor een der voornaamfte middelen, om den algemeenen bloei en welvaart van deeze wel eer zoo vermogende Provintie, weder op te beuren, en aan alle handen het noodige werkte verfchaffen, waarin cn waar door een_ iegelijk burger, voor zich en de zijnen, het noodig beftaan kan vinden. Dat wij daarom niet hebben kunnen of mogen nalaaten onzen aandacht te vestigen op de groote hindernis , welke aan de vrije Scheepvaart en vervoering van Koopwaaren wordt toegebragt, zoo door zekere zoo-  < 3 > zoogenaamde Tolrechten, als bijzondere verflapelings-, en andere plaatfelijke Privilegiën , welke afkomftig uit de barbaarfche en tijrannique tijden der Graafelijke Regeering, tot nog toe hebben voortgeduurd, niettegenflaande onze roerr.ruchrige Voorvaderen de Graaflijke overhecrfching hebben afgefchud, doch welke thands, na de gehecle vernietiging der ovcrblijffels van dat Graaflijk gezach, voor onüraagelijk moeten worden gehouden. . Dat de onvcrdraagelijkheid daar van, en de ruïneulè gevolgen deczer Tollen en plaatfelijke Privilegiën, waar door de vn'jc paslage van Schepen, Schuiten en Goederen, telkens geftreiöd vvierd, zich dernmte hebben doen gevoelen, dut men vóMtrékt genoodzaakt is geworden, een foort van Tolvrijheid en van ContraPrivilegien in te voeren; en te gedoogen , dat de meesthelangnebbenden, door het een of ander mid.icl van afkoop, contract, admodtntie, enz., zich eene vrijheid hebben moeren verkrijgen, die voor anderen, of door onvvectendheid of om andere redenen , niet verkrijgbaar was, feboón die Vrijheid, volgens de heilige Rechten van den Mensch en van den Burger, en haar den aart en natuur van alle openhaare Wateren cn Wegen, aan een iegelijk competeerde. Terwijl te gelijk, door alle zoodanige hulpmiddelen, her profijt, dar de Provintie daar van genoot, zoo gering was, dat hetzelve flechts eene niet noemenswaardige fom|na bedroeg. Dat ondertusfehen alle dc^zc exemptien, en contraprivilegien zoo lijnrcchr ftrijdig zijn met de bcginfels van Viijheid, Gelijkheid en Hroederfdian, door het gavfche Volk van Holland openlijk erkend cn aangenomen, dar zij niet hebben kunnen nalaaien, mede gecompiehendeerd en vervat te zijn in en onder onze Publicatie van den 5. Februari] iaatstleeden, waarbij uil IrUkkeKtk is gesitueerd: dat voortaan nhmandg té* ■"ttig'envriiaoin'-zalgenieten van Impofitièrt, Tollen,' enz. til dat die en alle Lasten, door een iegelijk, op een ge. lijken voet, zullen warden bi'taald. Dat wij nochtans, hoe zeer deeze onze Publicatie rust op het natuurlijk Recht van den Mensch, en het verkreegen Recht van den Burger, overtuigd zijn, dat  < 3 > dat geene, tot de Commercie zoo noodzaakelijke vrije en ongehinderde communicatie en prompte expeditie van Schepen en Goederen, mogelijk is, indien de Tollen en Privilegiën, boven bedoeld, volgens de klaare Letter van onze voornoemde Publicatie van 5 Februarij Iaatstleeden ftiptelijk moeten voldaan en erkend worden. Dat wij Jerhalven ons hebben doen exhibeeren eene fpecifique en gedetailleerde Lijst, van het zuiver provenu, dat onze Tollen, allen te famen genomen, de tien laatfte jaaren door een gereekend zijnde, jaarlijks hebben opgebragt; waar uit ons is gebleeken, dat hetzelve niet' meer bedraagt dan de geringe Somma van ƒ 27435-7 o; en wijders hebbende geconfidereerd, dat de Inwoonders van de eene Plaats deczer Republiek geen recht kunnen of mogen hebben , om ten hunnen bijzonderen prorijte, van de Inwoonders van andere Plaatfen iets te vorderen, of hen tot iets te verpligten , enkeld en alleen om dat de Schepen of Goederen van deezen den Grond of de Wateren van geenen, pasfeeren, voorbij of doorvaaren; dat gevolglijk het voordeel der Provintie, of van eenige bijzondere Plaats in dezelve, niet kan opwecgen tegen de belemmenn. en en den las-, welke daar door veroorzaakt en gelegd worden aan, en op de vrije vervoering van Goedej;cn, of, met opzicht tot het voordeel van bijzondere Plaatfen, niet in aanmerking verdient te komen. ZOO IS HET, dat wij, na rijpe deliberatie, hebben goedgevonden, de opheffing en vernietiging van alle Graaflijkheids Tollen, en plaatfelijke Privilegiën, op de pasfage van Perloonen, Schepen en Goederen, gefield, of van dezelven eenig plaatfelijk Recht vorderende, te decreteeren, gelijk wij deeïeteeren bij deeze: Dat opgeheven en vernietigd zijn, de Graaflijkheids Tol van Geervliet te Dordrecht; de Graaflijkheids Tol te Haarlem, op de Wachten te Sparendam; de Graaflijkheids Tol te Leyden; de Graaflijkheids en Wasfenaarfche Tollen te Gouda; de Graaflijkheids Tol te Rotterdam, zoo die voor de zoute, als die voor de zoete Wateren; de Graaflijkheids Tol te Gorinchem, te Woudrichcm , te Arkel, te'Schoonhoven, te Weesp, te Heusden; de Wasfenaarfche Tol aan de Zijibrug, en op den Does; de Tol aan 'sMolenaars en tot Alphen ;  < 4 > pben; de Tol aan de Goudafche Sluis bij Alphen; en alle verdere Graaflijkheids Tollen, die onder de benaaming van zwijgende, vliegende, Brandtollen, of onder weike andei'e benaamingen het ook zoude mogen wezen, beleend zijn, en geheven worden; voorts alle zoodanige Tollen, welke, eertijds aan de Graaflijkheid behoord hebbende, van dezelve op eene ille-^ gale en onwettige wijze mo.Qten verkreegen zijn, en door eenige Perfoonen of Corpora mogten bezeten, cn geheven worden: Tot alle boven befchreeven plaatfelijke Privilegiën, of zoogenaamde Rechten, als met naame het Stapelrecht, zoo te Dordrecht, als daar het wijders plaats mogt hebben, zijnde en blijvende wij voorts bereid, indien nog eenige andere zoogenaamde Privilegiën en Octroijen , aan Perfoonen of Plaatfen in deeze Provintie, ten laste van anderen, van ouds quafi. verleend en geheven, tot onze.kennis mogten worden gebragt, welke in deeze Publicatie riet mogten zijn genoemd, of begreepen, ook dezelven in nadere deliberatie te neemen , en daaromtrent te befluitcn zoo als bevonden zal worden te behooren. Doch vcrklaaren wij eindelijk, tot voorkoming van alle misveiftand, dat in deeze onze Publicatie geenzins zijn bedoeld, of gecomprehendeerd, zu'ke zoogenaamde Tollen, of Gabellen, welke bepaaldelijk tot onderhoud van Wegen. Straaten, en> Vaarten geheven worden; noch ook des Gemeenelands Pasfagiegelden, of andere Gemeelands Lasten en Impofitien. En op dat niemand van deeze onze Publicatie onkundig zij of blijven, zal hier van overal aanfehrijving gefchieden waar het behoort; en deeze Publicatie alomme worden gepubliceerd en geaffigeerd, waar zulks te doen gebruikelijk is. Gedaan in den Hage, onder het klein Zegel van den Lande, den 5. Maart 1795. Het cerfte Jaar der Bataaffche Vrijheid. P. PAULUS, vt. Ter ordonnantie van de Provifioneele Reprasfentanten van het Volk van Holland. J. SPOORS,