V R IJ H Ê I D, G E L IJ K H E I Dj BROEDERSCHAP* PUBLICATIE, behetzenk prövifioneele voorziening betreffende dè aanfidling der regeeringen , ètiz. bijzonderlijk ten platten Lande. Gearrejleerd den 6, Maart 1795' Het eerjle Jaar der Bataaffche Vrijheid* T) j-^e provisioniele representanten van het volk van holland, allen den geeneri die deeze zullen zien of hooren leezen ^ Heil eil Broederfchap , doen te weeten : Dat wij in rijpe overweeging genomen hebbende verfcheiden Requesteh aan ons geprefenteerd, betrekkelijk de veranderingen van Regeeringen in fommige Dorpen, hebben gemeend, het van onzen pligt té zijn, eenige poincten dienaangaande vast te ftelleri, welke tot eene algemeenë prövifioneele voorziening zouden kunnen ftrekken tot op den tijd, dat eené Vergadering van Reprafentanten van het geheelë Bataaffche Volk de noodige fchikkingen deswegens zal hebben vastgefield* Dat wij, bij het maaken deèzer provifiortccie v'ödfiiening, hebben geoordeeld > mets slndé'rs te' feüönefj iöeü, [Ti 70  < a > doen, dan de heilige en onvervreemdbaar Rechten van den Mensch en (van den Burger, plcgtiglijk bij^ de Publicatie van den 31. Januari] laatstleeden erkend, te moeten toepasfen op de Rechten en Prarogativen, welken door de geheele Provintie van Holland, of door bijzondere Steden of Perfoonen bezeten worden, als Eigenaars van vrije en Ambachtsheerlijkheden: en dat wij dienvolgende geen zwaarigheid behoefden te maaken om uit naam van het Volk van Holland plegtiglijk te verklaaren, dat alle Ingezetenen van Holland, gelijklijk, zonder onderfcheid van Ste. den of Dorpen, gerechtigd zijnde tot het ongeftoord genot der Rechten van den Mensch en van den Burger, derhalven niemand, en dus ook geen wettig Eigenaar van Heerlijkheden, van deeze zijne Eigendommen beroofd kan worden, dan onder behoorlijke fchavergoeding, welkers nadere bepaaling wij echter als het werk eener Nationaale Co'nventie befchouwen. Dat wij nochtans op deeze gronden gemeend hebben zoodanige provifioneele fchikkingen te moeten maaken, weiken de Nationaale Conventie in geener. lei wijze zullen kunnen belemmeren, om de voordeelen, uit dezelve Heerlijkheden provenieerende, voor zoo verre die met de Rechten van den Mensch en van den Burger niet ten eenemaal zijn ftrijdende, aan de Eigenaars derzelven toe te kennen, of om daar voor een billijke fchavergoeding te bepaalen. Dat wij dat zelfde grondbeginfel, dat niemaud van zijn eigendom beroofd kan worden, dan onder behoorlijke fchavergoeding, ook hebben toegepast op zulke Ambtenaaren, die hunne Bedieningen door Kooppenningen hebben verkreegen; en dat wij bevonden hebben, dat aan zulke Ambtenaaren, die hunne Bedie- nia-  < 3 > mngen alleenlijk hadden tot kennelijk wederzeggea toe, niet kan gereekend worden iets ontnomen te zijn, wanneer zij van hunne Posten worden ontzet, overmits zij bij het aanvaarden derzelven kennis droegen, dat hun die Ambten ten allen tijde ontnomen konden worden, en dat dus de afgezetten Ambtenaaren geen fchavergoeding kunnen vorderen, dan van de Penningen, welke zij tot verkrijging hunner Ambten hebben hefteed. ' Dat wij bij het verder to,epasfen der Rechten van den Mensch en van den Burger, terftond hebben moeten opmaaken , dat ieder bijzondere Stad of Dorp zich alleenlijk kan aanmaatigen het aanftellen van zulke Perfoonen, welke in hunnen dienst ftaan, en dat wij, zonder thans te willen bepaalen, in hoe verre zulke Ambtenaaren, die uit naam van het geheele Volk recht eisfchen, moeten worden befchouwd in dienst van het geheele Volk te zijn, echter gemeend hebben dienaangaande in de tegenwoordige tijdsomftandigheden eene proviftoneele voorziening te moeten doen, tot op den tijd, dat de Nationaale Conventie zulks nader zal hebben bepaald. Dat wij ons ook verzekerd houden, dat door niemand in twijfel zal worden getrokken, dat de Colkgien van Heemraadfchappen en Watergraaffchappen, provifioneel en intusfchen moeten blijven op den ouden voet: — gelijk ook, dat de crffelijke pnerogativen welker gemis aan den gewezen Bezitter geen wezenlijk nadeel toebrengen, en als ftrijdig met de Rechten van den Mensch en van den Burger moeten worden befchouwd, zonder eenige onrechtvaardigheid, aan de Bezitters kunnen worden ontnomen. Terwijl wij ook gemeend hebben te moeten zorgen voor het  gegrond bezwaar van zulke Perfoonen, die, als ftaan, de in den bijzonderen Eed van de Eigenaars der Heerlijkheden, met het hoogfte recht zwaarigheid zouden kunnen maaken nieuwe Bedieningen te aanvaarden, voor en al eer zij van hunnen voorigen Eed wettig' lijk waren ontllagen. ZOO IS 'T, dat wij, om in dk alles, zoo veel mogelijk, naar behooren te voorzien, gedecreteerd hebben, gelijk wij decreteeren bij deezen: Art. i. Dat aan de Ingezetenen van alle Steden of Dorpen wordt toegekend het recht, om hunne Stedelijke ofDorps - Regeeringen te verkiezen, wordende de verkooren Perfoonen, die in eencn bijzonderen Eed ftaan van de Eigenaars der Heerlijkheden bij deezen van denzelven Eed ontflagen, wanneer de Ingezete-. nen van hunne Stad of Dorp hunne Stads, of Dorps, Regcering veranderen. 2. Dat echter de Perfoonen, welke, het zij in Steden of in Dorpen en Plaatfen ten platten Landereeds verkooren zijn, of verder mogten worden, om aan het hoofd der Crimineel» Juftïtie .geplaatst te worden, als mede de Dijkrichters, aan onze Vergade-, ring zullen werden opgegeeven, ten einde door dezelve geapprobeerd of geimprobeerd te worden, en hunne Commisfien van dezelve te ontvangen. ' 3- • Dat alle Baillruwen, mitsgaders Dtjkgraaven, van peroge te zamen vereenigde üifiricten zullen blijven worden acngefteld bij onze Vergadering, en van deSelvo hunne respecttve Commisfien zullen moeten ont«ftpB> alle? provifioneel en onvervangelijk, tot zoo lange  < 5 > ïange deswegens bij eene Nationaale Conventie zal wezen voorzien. 4- Dat alle Ambtenaaren, welke aangefteld waren onder voorwaardé van eene jaarlijkfche recognitie uit te keeren, tot deeze uitkeering, wanneer zij in hunne Ambten, het zij onder dezelve, het zij onder eene andere benaaming, worden gecontinueerd; en dat indien andere perfoonen in hunne plaats worden benoemd, dézelven insgelijks gehouden zullen zijn tot zoodanige uitkeering, als welke, in cas van verfchil daar over, door den Hove van Holland in billijkheid geoordeeld zal worden te behooren. ->• Dat alle de pecunieele voordeden aan de hooge en Ambachtsheerlijkheden, volgens derzelver oorfpronkelijke uitgaven, uitdrukkelijk verknocht, op den ouden voet zullen worden betaald; doch dat 'er van we-ens den Eigenaar der Heerlijkheid en van wegens de Regeering een gelijk getal Perfoonen, gegoede Ingelanden zijnde, zullen worden benoemd, aan welkendeeze gelden zullen worden overgegeeven; dat deezen dezelve gelden zullen bewaaren tot den tijd toe, dat de voorz. nadere bepaalingen zullen zijn gemaakt, met vrijheid echter, om dezelve penningen onder behoorlijke fecuriteit aan den Eigenaar der Heerlijkheid of deszelfs Reprafentant, en aan geen anderen Perfoon of Lighaam over te geeven, alles onder approbatie van de Plaatfelijke Regeering; zullende echter de penningen, welke op den 26. Januarij Iaatstleeden aan de Eigenaars der Heerlijkheden moesten worden betaald hun onverhinderd moeten volgen. 6.  < 6 > i - 6. . 3 . Dat indien het mogt gebeuren dat .eenige Ambtenaaren wierden afgezet, welke hunne Ambten door het geeven van gelden hadden bekomen, de Opvolgers, het zij onder dezelve, het zij onder andere benaamingen aangefteld,; verpligt zullen zijn aan de afgetreedenen, geduurende derzelver leven, of tot den tijd toe , dat de Nationaale Conventie omtrent het ftuk der fchavergoeding, nadere fchikkitigen zal hebben gemaakt, te geeven behoorlijke Interest der gefurneerde Penningen tegen 5 per Ct. jaarlijks. 7- Dat elke nieuw aangeftelden Ambtenaar van zijnen Pradecesfeur zal moeten afvorderen overgifte van Chartres, Papieren, of Gelden, voor zoo verre dezelven bepaaldelijk het eigendom der gezamenlijke Ingezetenen zijn, en ter Secretarie worden bewaard; en zal deszelfs Prsedecesfeur verpligt zijn, dezelven tegen een behoorlijk Recepis met eenen juisten Inventaris derzelve Chartres en Papieren te moeten overgeeven. 8. • Dat alle Stedelijke en Dorps-Keuren in hunne volle kracht blijven, tot den tijd, dat een generaal Wetboek zal zijn gemaakt, wordende het echter aan alle Steden of Dorpen vrijgelaaten, om, wanneer zij eenige verandering volflrekt noodzaakelijk befchouwen, dezelve te maaken, doch niet anders dan provifioneel en rot dat bij eene Nationaale Conventie deswegens zal zijn voorzien. 9- Dat alle ondergelchikte Ambtenaaren, welke geen deel hebben aan de plaatfclijke Regeering, voortaan door de Stedelijke of Dorps - Regeering zullen worden aan»  < 7 > aangebeld, behoudens dat ook omtrent dezelven worde in acht genomen het geen bij Art. 4, 5, 6 en 7 i; vastgefleld, en dat zij, zoo zij eenige adminiftratie van Penningen hebben, behoorlijke cautie zullen moeten ftellen. 10. Dat het recht bij Art. 1 en 9 toegekend, zich geenzins kan uitftrekken tot zulke Ambtenaaren, die in dienst van den Lande zijn, en dus alleenlijk door de Reprsefentanten van het geheele Volk kunnen worden aangefteld, met uitzondering echter van zulke Ontfangers van 's Lands gelden, vcor welke de Stedelijke of Dorps-Regeeringen Perfoonlijk verantwoordelijk zijn. 11. Dat alle Collegien, die het opzicht hebben over Dijken en Waterwerken, provifioneel zullen blijven op den voorigen voet, tot den tijd toe, dat^hier omtrent eene nadere voorziening zal zijn gedaan. 12. Dat alle Dorps-Kerken-Armen of diergelijke Reekeningen , welke te vooren aan de Eigenaars der Heerlijkheden wierden gedaan, voortaan, na voorafgaande tijdelijke Advertentie ten minften agt dagen voor het doen derzelve, in het openbaar zullen worden gedaan, ten overftaan van de Gecommitteerdens door de Ingezetenen buiten de Municipaliteit of plaatfelijke Regeering te verkiezen; en dat deezen, zulks verkiezende, zich een bekwaam Perfoon tot hunne adfiftentie zullen mogen toevoegen. 13. Eindelijk worden onze Medeburgeren, Ingezetenen van Steden of Dorpen, bij deezen vermaand, ten aanzien  4 8 > zien der veranderingen, die reeds gemaakt zijn, voor zoo verre zij daar in nog eenige zwaarigheid zoudert ontmoeten, of die zij mogteri rtoodig oordeelen tfe maaken, alles, zoo veel mogelijk, op eenen gelijken voet te brengen, en in het oog te houden, dat alle deeze fchikkingen niet zijn dan provifioneel. En op dat niemand hier van eenigzins onkundig zoude zijn, beveelen wij dat deeze alomme zal worden gepubliceerd en geafflgeerd ^ daar zulks te doen gebruikelijk is. Aldus gedaan in den Hage onder het klein Zégel van den Lande, den 6. Maart 1795. Het eerfte Jaat der Bataaffche Vrijheid. P. PAULUS, vt. Ter ordonnantie van de provifioneele Rcprasfentanten van het Volk van Holland. J. SPOOR S.