Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 2919 5038  01 112* 0100 UB AMSTERDAM  VERKLAARINGEN KORTE STELLINGEN HERMAN BOÊRHAAVE, In zyn Ed. Leeven Hoogleeraar in de Medicyne, in de Academie te Leyden , &c. OVER DE KENNIS EN GENEEZING DER ZIEKTENS. GEKARD BARO°N° van S WIE TEN, Raad en Eer/Ie Lyf-Artsvan Haare Keizerlyke Maje/teiten, &c* &e. Uit het Latyn Vertaald, DOOR B; J Ü R R N S, Med. Do8. DERDE DEEL, TWEEDE.STUK. Te AMSTERDAM' F. J. van TETROODE, Boekverkoopes. MDCCXC.   §. io5i. VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. <5$ï de voedingswyze in gezonde menfchen handelende, zegt (z): %vrun offchoon zy niet zeer gehrekkig zyn in 'i overige, nochtans kan het niet minder , dan dat het lichaam door de langdurigheid van tyd9 door de overmaat ovcrzvon.nen v:orde> en in deeze ziekte vervalle. een weinig daar n.aar voegd. hy 'er het volgende by: nochte de ziektens overvallen den mensch onverhoeds ^ maar allengs* kens by een verzameld, vertoonen zy zich gezamentlyk. het geene Voornamentlyk fchyrit verftaan te moeten worden van de langdurige ziektens , hun begin verfcHuldigd zynde aan de langzamerhand onderkruipende oncaarting der fappen. nu moeten'wy de voornaamfle oorzaken nagaan, door welke die gebreken in onze vochten allengskens omftaan. i. In de befchryving van de natuuriyke gelïeldheid van 'tmenfchelyk lichaam, word bewezen, dat het ingenomene achtervolgens door de famenfpaunende werkingen der ingewanden, vaten en gezonde Tappen, zodanig in het lichaam veranderd word, dat zy zelve de vaste en vloeibaare deelen van ons lichaam uitmaken; en aldus daaglyks dat geene herfteld word, het welke het lichaam door de werkingen der gezondheid zelve, verliest, maar gelykte voren §. 25. gezegd is geweest, zo word totdeezè zaak vereischt, dat het ingenomene van zulke hoedanigheid zy, dat het door de Veranderende krachten van ons lichaam kan ten onder gebragt worden, en onze natuur gelyk worden, edoch vaste proefondervindingen leeren ons , dat alles wat men gebruikt niet even gemakkelyk door de veranderende krachten van ons lichaam ten onder gebragt worden; ja dat fommige dingen lang met onze vochten bewogen worden door de vaten, eer zy hunne eigene hoedanigheid verlaten , en ten eenemale aan onze vloeibare en vaste deelen gelyk worden, die daag'Iyks ajuin in hunnefpyzen gebruiken , geven over het geheele lichaam deeze onaangename reuk van zich; de haazen eenige dagen met koolbladeren gevoederd, heb- GO de Vi&us Ratione Sanorum. Lib. L Cap. II, Charter. Tom. VI. pag. 449. Derde Deel. O000  jtf VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. $. to5* hebben een zeer onaangename fmaak en reuk. de meekrappen ondefdefcen der dieren, vermengd, bevlekt met alleen met hj* re eouS , de inwendige oppervlakte van de maagh en de darmen maar zy heeft zelfs de hardfte beenderen met eene zichtbare ooSd geverwt-, noch haare eigenfchap behoudende, tervvyl zv reeds valt met de dierlyke deelen vereemgd was. maar men heef: ook waargenomen, dat deeze dieren kwynden, wanneer zy de n eSappe gebruikten , welke zo zeer aan de gelykmakende k -acS wederftoud 00- dus blykt genoegzaam de vruchtbaars oorfprone der langdurige ziektens door de eigen chap van zodanis? n"eSnomene dingen , dewyl zy zeer ougelyk zyn aan onze fano-n en te veel wederftand bieden aan de veranderende krachren van ons lichaam : maar ook tevens blykt de reeden waarom S ÏÏ&cÏÏ door veele fpyzen en dranken benadeeldweg dèn en kwvnen, «elke door fterke en een werkend leven leidende m"nfch n vrygXkkelyk ten onder gebragt worden; en w*^ om zwakke menfrhcn zodanig voed.fel toekomt, het geene, eer rve »t Efêrfct gSnde menleken de langdurige. 7 ekt ns meestal afleenïyk ontflaan , uit de. overgeblevene gebre1 en der kwalvk genezene fcherpe ziektens: maar m zwakke en &é§iSSi4^ê, ontdaan de langdurige kwalen, uit de lan zeggende : edoch het lichaam word vervuld door zueinig oefening, veel rusten, fmeeringen, en, het bad naar het middagmaal, geflopte afgang, weinig koude des winters, een volle jlaap, en niet veel al te lang, een zagt bedde , een gerust gemoed, het ingenomene door fpys en drank, vooral zoet en vet, dikwerf eet en, en zo veel men immers kan verteeren. een weinig daar naar pryst hy ons de te- (g) Lib. I. Cap» III. pag. 28» Pppp 2  668 VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. §. 1051. tegen deeze overgeftelde aan, om het lichaam te vermageren, de beste wyze is, allengskens het lichaam van het overvloedige te beroven, en tevens kracht te geven aan de deelen , door de te grote opvulling uitgerekt; en naar de ontlediging ten eenemale flap geworden, delichaams oeffeningen voldoen zeer fchoon aan beide deeze doeleindens; want zy verblazen dat vette uit het lichaam, en zy vermeerderen tevens de kracht der vaste deelen a 28. aX waarom wy zien dat vette paarden, oflchoon zy o-nea én overvloedig voedzel hebben, door de eenige arbeid mao-er worden: alzo ook worden de menfchen, die doordaag lyks hard te werken, de kost moeten zoeken, nooit vet. intusfchen nochtans is hier voofzigtigheid nodig : want het is zeker , dat vette menfchen zonder gevaar niet voort zware hchaams oettemncen ondergaan kunnen: want het vet door de warmte van het lichaam, door de beweging vermeerderd, gefmoltenzynde, zoude eene gevaarlyke volheid veroorzaken kunnen , en door de olieachtige ondoorgankelykheid de allerkleinfte vaten in de hersftnen en delong verftoppen; waar door zo dikwils een haastige dood gevolgd is; het geene ook in vette paarden, fchielyk naar een lange rust op Aal door een zeer hevige loop geoeffend, door de roskammers waargenomen is geweest. ,n:AApUn - Daarom is het best, eerst door zagte zuiverende middelen , maar dikwerf herhaald, de hoeveelheid, waardoor deeze vette Samen bezwaard worden, te verminderen; en daar naar de beweging der fpieren trapsgewyze vermeerderen; want aldus zalde £ frote vettigheid, langzamerhand en zonder gevaar verminderd worden, want wanneer de werklieden het lichaam fterk bewegen, bozen zy roode pis, hunne hembden worden door een vet zweet geverwd. de fcheikundige hebben bewezen, dat de rodigheid der nis vooral van de met dezelve vermengde olie afhangt; en dus Sykt het, dat dit vette door de beweging tut het lichaam ge-  $.io5i. VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. 669 gejaagd word. waarom Galenus (h), een gedurige afgang , een radde oeffening, een weinig wryving, fpyzen, die wel verzadigen, maar nochtans weinig voeden, als de beste middelen om de te grote vettigheid te verminderen , aangeprezen heeft, hier uit verftaan wy ook, waarom Hippocrates (i) aan dikke menfchen , die dun begeerden te worden, bevolen heeft, .zwaar vet te gebruiken, op dat zy door weinig verzaad zouden worden, want hy beveelt op een andere plaats de weinigte van voedzel aan (£): in alle ziektens, voor zvelke de droogte goed is, is het goed eens op een dag fpys te nuttigen ; en minder fpys en drank dan tot de vervulling behoort; en die door den arbeid en het wandelen ten onder brengen, en zeer weinig flapen. men word gewaar dat de angftige zorgen, en het waken vermageren (/) : maar deeze brengen andere kwalen voort; waarom men eerder de eerfte moet gebruiken. Buiten dat nemen wy waar, dat fommige menfchen, altyd mager blyven, offchoon zy overvloedige goede fpyzen gebruiken: derzelver pis word fcherp, kwalykriekende, en groen uit den gheele waargenomen; de couleur van het geheele lichaam vertoont zich gheelachtig: edoch dit zyn tekenen van het zogenoemde galachtige geitel, in welk de gal overvloedig en fcherp aanwezende is. waarom het voor vette menfchen voordelig is geweest , wanneer zy te gelyk met het reeds aangeprezene , die bittere dingen, alfem, klein duizend gulden kruid, maldergeer, en diergelyke, welke van zo groot gebruik zyn in die ziektens, in welke de gal ofte te krachteloos is, ofte in te kleine hoeveelheid, (70 De Sanitatetuenda, Lib.VI. Cap. VIII. Charter. Tom. VI. pag. 175» (O De Salubri Vi&us Ratione, Ibid. pag. 227. (*) De Affeftionibus Cap. XII. Charter. Tom. VII. pag. 632» (O Celfus Lib. ï. Cap. III. pag. 28. Pppp 3  £7o VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. §.1051. heid, gebruikten, dit heeft Galenus (m), over de genezing der vetheid handelende, ook vermaand: een warm en droog geftel vermagerd: dierhalve moet men trachten het geftel van een dik lichaam zodanig te maken, wil het tot de gematigdheid wederke- / ren. hy pryst "tot dit einde diergelyke geneesmiddelen aan : de toppen en het zaad van wilde wynruit, ronde holzuortel, klein duizend gulden kruid, maldergeer, enz. hy heeft zodanige krachtdadigheid in deeze geneesmiddelen waargenomen , dat hy ons vermaand, datfommige gefturven, dje nu reeds rank en van een middelmatig geftel zynde , deeze geneesmiddelen onvoorzigtig gebruikten om de lidmaat ziektens te genezen ; tot welkers genezing diergelyke gewoonlyk aangeprezen worden , gelyk naderhand in het Hoofddeel van het voeteuvel zal gezegd worden, maar alhoewel ontlastende middelen altyd voordelig fchynen te zyn voor die volle lichamen; zien wy nochtans niet dat de oude Geneesheeren de aderlating aangeprezen hebben, om de vettigheid te verminderen. % 1010. i.is gezegd, dat de bloedvaten in vette menfchen vry nauw gevonden worden; waar door by deeze altyd geen overvloed van bloed is : de aderlating word wel vereischt, fomtyds om die kwalen voor te komen, welke de al te grote vetheid verzeilen of gewoon zyn te volgen; gelyk ook, wanneer dit vette door de hitte van het lichaam , fchielyke beweging, of koorts, ontbonden, dé aders opnieuw intreed, en een ten hoogften gevaarlyke volheid der vaten veroorzaakt. Voor 't overige brengen de herhaalde aderlatingen eerder eene Tefteldheid tot vet worden in het lichaam te weeg , gelyk te voren §. 106. 7. gezegd is geweest. f Pekelachtige zoutigheid. Een weinig te voren, in dit zelfde Hoofddeel, is gezégd , dat het zee zout, het zy in de fpvzcn gebruikt, ofte by het vleesch ofte de visch of groente oïdaan om dezelve te bewaren, met onze fappen kan vermengd wórden, en hartnekkig aan dezelve vastzitten i maar wanneer ön- O) Method. Medend. Lib. XIV. Cap. XV. Charter. Tom. X. pag- 335-  §.io5i. VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. 671 onze fappen door het pekèlachtig zout met dezelve.,vermengd zynde, fcherp geworden ^ door de kleinfte vaten bewogen worden , worden deeze gemakkelyk uitgeëeten , en 'er ontftaan uitftortingen der vogten: maar aangezien de pekel alle verrotting tegenftand bied ; daarom verrotten de uirgeftortte vogten niet ligt'lyk, maar het vel geheel blyvendc, brengen zy blauwe vlekken voort; gelyk naderhand in 'c Hoofddeel van de Scheurbuik zal gezegd worden, maar aangezien tot de herftelling van het geene, dat daag'lyks door de gezondheid zelve van het lichaam verloren word, een zagte zelfgefteldheid van onze fappen vereischt word (n) ; ontftaat daar door een voedingsgebrek , wanneer onze fappen veel pekelachtige fcherpheid hebben, men zie ook na , het geene §. 605. 7. over de verbetering van deeze fcherpheid gevonden word. £. Zuiver zout. Van deeze fcherpheid is by de hier aangehaalde getallen, in een byzonder Hoofddeel gehandeld. % Lymachtig. En van dit gebrek van onze vogten , is van gelyken gefproken. 2. Het ingenome voedzel word door de krachten van ons lichaam zodanig veranderd, dat het zyne eigene inborst afgelegd hebbende, eene eigenaartigheid verkrygt, gelyk aan onze vloeibare en vaste deelen. edoch de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam , leerd ons , dat die verandering gefchied, wanneer onder onze grote hoeveelheid vogten, een klein gedeelte voedzel vermengd word, en daar naar lang te gelyk met deeze door onze vaten en ingewanden bewogen word. maar de werking van onze vaten op de bevatte vogten, hangt van de zamentrekking der vaten af, door welke zy de fappen drukken en verdikken, want de gyl en de melk, uit de ingenomene fpys en drank bereid , hebben minder digtheid als het bloed en deszelfs wey. indien dier- hal- («) H. Boerhaave Inftit» Medïc. §. 45 *•  6?2 VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. §.1051. halve de al te fterke vaten de bevatte fappen te zeer verdikken als dan word ook het vloeibaarfte uitgedrukt, en het overfchot word min doorgankelyk ; en word aldus zeer bekwaam om vast te blyven zitten omtrent de uiterfte nauwigheden der vaten, en hardnekkige verftoppingen te veroorzaken , dewvl de ftyve vaten tevens wederftand bieden van hunne uitzetting welke kwalen daar uit kunnen ontftaan ;. ra §. 52. en de volgende uitgelegd, het is genoeg, hier aangetekend te heb-" ben dat de veelvoetige famengroejingen in het bloed met regt hunne oorfprong aan deeze oorzaak verfchuldigd te zyn,kunnen gezegd worden, maar het is genoeg bekend hoe langdurig en moeilvk zodanige kwaal is. . Maar indien, dezelfde kracht der vaten blyvende, de krachten der vaten dikwerviger en fterker de bevatte vogten toegevoegd worden, op dezelfde tyd , door de vermeerdering der raddigheid van de omlopende beweging; zullen deeze ook van die eigenfehappen , welke tot de gezondheid vereischt worden, ontaarten; waar door verfcheide kwalen, zo we fcherpe, als langdurige, ontftaan kunnen; waarover men na kan zien, het geene G. 100. gevonden word. Maar wanneer de krachten der vaten en de vermeerderde rad. digheid der omloop te zamen lopen, als dan ontftaan er ichielvke en fterke ontaartingen der fappen, gelyk ra de fcherpe ziektens • welke wederom zo dikwils de oorzaak zyn van langdurige ziektens; gelvk in 't volgende Hoofddeel zal blyken. a De van zelfs veranderingen van onze fappen worden die genoemd, welke van algemene oorzaken, op alle lichamen werkende, geboren worden, zonder eenig aanzien tot de vaten, m welke zy bevat worden; nochte van de al te hevige of vadzige levensbeweging, door welke zy gedurig bewogen worden ; gelvk te voren S &. gezegd is geweest, waarom vooral zodanige S^rtSS ontftaan door de ftilftand van onze fappen op ondSSe Plaatfen des lichaams. over de van zelfs ontaarting d ÏÏppen, m fcherp, zuur, zuiver zout, als ook in een taane  §. io5i. VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. 673 lymachtigheid , is by de getallen in de voortelling aangehaald, gefproken. maar 'er ontftaan ook andere van zelfs veranderingen in onze fappen, welke oorzaak zyn van de allermoeilykftc langdurige ziektens ; het geene niet buitengewoon zal zyn, indien wy dit met eenige voorbeelden ophelderen, het gezond bloed uit de ader gelaten , fcheid zich van zelve in twee deelen, offchoon het ook in de natuurlyke warmte van een gezond lichaam bewaart word, te weeten de vloeibare wey, en de rode te famengegroei-de koek. indien nu een mensch in een waare hert-vang gevallen, eenige minuten zonder eenige beweging van het hert blyft, zal het bloed ftilftaan in de holligheden, de boezem hollen, de 00ren van 't hert , en 'er zal een diergelyke affcheiding der wey, van het rode gedeelte, beginnen te ontftaan; waar naar naderhand veelvoeten zullen blyven, gedurende het geheele leven onontbindbaar, en de werking der levensingewanden allerergst verftorende. indien de uitgang der gal uit de galblaas in de twaalf vingerige darm , om welke oorzaak ook belet word, zal de ftilftaande gal, het dunfte gedeelte opgezogen zynde, verdikt zynde , taay worden, en fteenachtige famengroeijingen voortbrengen , welke zo dikwerf een allerhardnekkigfte en langdurige gheelzucht voortbrengen, gezonde pis, in een zuiver vatontfangen , legt van zelf een fteenachtige korst af; maar ook doet zy het zelfde in 't lichaam wederhouden zynde, en brengt allerellendigfte ziektens voort, gelyk te veel bekend is. dat zalfachtige zuiverende, dat in de holligheden van het vel vergaderd, door de opene monden uitgaat, inde oppervlakte van het vel, en hetzelve befmeert, word allengskens verdikt, indien het in zodanig blaasje wederhouden word, en brengt door zodanige, van zelfs ontaarting overgrote fpekgezwellen voort, maar ook inwendig in 't lichaam zyn diergelyke diktens gevonden, gelyk te voren gezegd is geweest, edoch hier uit blykt, dat men in denavorfching der oorzaken, welke de langdurige ziektens voortbrengen, ook op de eigene gebreken van onze fappen moet letten. Derde Deel. §. 1052»  -^4 VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. §. 1052. (i 10?2. T" "fit de kwalyk genezene fcherpe ziektens, LJ ontftaan gebreken in de fappen op alle plaats van het lichaam: «. etterige (i$S. W,i ?.& % Ajo-y j welke veele kwalen voortbrengen (936. N . 4. 041 )• worden genezen (942.). 0. Bloedwatenge (i?8. N° 4- 206.), welkeré uitwerking is knagen, verteeren. worden genezen door zagte, verzagtende, verdikkende middelen. 7. Verrotte, welke opgenoemd zyn (10? 1. N°. 1.I7. & N°. 3.;. De fcherpe ziektens, gelyk reeds meer dan eens gezegd is, eindigen in de dood, de gezondheid, ofte ook wel in eene andere ziekte ; en alsdan worden zy gezegd kwalyk genezen te zvn , offchoon het ook voor de ervarenfte Geneesheer dikwils onmoog'lyk is te vermyden, dat de fcherpe ziekte met tot een andere ziekte overgaat, want het is niet altyd in de macht van de Geneesheer , dat hy de ontbonde ziekteftof, en beweegbaar gemaakt, uit het lichaam jaage; maar zy, door verplaatfmg na andere deelen van het lichaam afgezet, veroorzaakt aldaar vry dikwerf nieuwe ziektens. ja dat meer is, de kunst moet deeze pogingen der natuur helpen, wanneer de tekenen te kennen gceven , dat die verplaatfing na minder gevaarlyke plaatfen zal gefehieden ; gelyk breder gezegd isin- de befchryving van de fcherpe ziektens. maar de voornaamfte gebreken der fappen , welke waargenomen worden, wanneer de fcherpe ziektens in andere ziektens eindigen, zyn de volgende. a. Etterige. Niemand zal zich verwonderen, dat de fcherpe ontftokene ziektens op de plaatfen welke zy bezetten, verzweerden voortbrengen, aangezien de ettering het einde is van een hevige ontftekmg", maar welke nochtans niet allerergst is; welke in W heet vuur eindigt, maar ook word in de fcherpe ziektens lomtyds waargenomen , gelyk ik op een andere plaats $. 593. vermaand heb, dat 'er een zekere hoeveelheid oprechte etter fchie-  §. 1.052. VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS-. 67$ fchielyk op eenige plaats van het lichaam ter neder word gezet, oflchoon 'er geen 't minfte teken van een plaatfelyke ontfteking of verettering is waargenomen, waar door het geloof baar fchynt, dat de ftof der ziekte alsdan wel ten onderen gebragt is, en beweegbaar gemaakt, maar ook tevens zodanig ontaart is, dat zy eigenfchappen, ten eenemale overeenkomende met de etter, verkregen heeft, offchoon zy met de overige fappen door de vaten vloeit; waardoor naderhand, de nu gevormde etter op verfcheide plaatfen ter neder gezet word , maar niet gemaakt word op die plaatfen daar zy naderhand gevonden word. maar door de waarnemingen der oeffenende Geneeskunde, en de getuigenisfen van Hippocrates en Gaknus , is dit alsdan bevestigd geweest, edoch van de aanwezende toevallen, ten tyde der etterwording, is in de befchryving der wonden $. 158. N°. 5. 6. 7. als ook §. 387. gefproken. hoe grote kwalen 'erontllaan, indien de etter op eenige plaats van het lichaam vergaderd, door de aders opgezogen zynde, met het bloed vermengd word, is §. 406. gezegd; gelyk ook §. 936. 4. en §. 941. alwaar over de verzweering in de lever gehandeld wierd. alstoen heeft ook §. 942. te gelyk geble-f ken , dat 'er grote moeilykheid gelegen is, om zodanige etterachtige kwaadfappigheid te verbeteren ; en aldaar is van de geneesmiddelen gefproken, welke noch met eenige hoop in 'twerk zouden kunnen gefteld worden. /8. Bloedwaterige. De goede etter is zagt, gelyk, zonder reuk , en heeft geene de minfte fcherpte: maar op dat dit zy, word 'er een zagte hoedanigheid der fappen vereischt (ziet §. 387.). wanneer 'er dierhalve in de fcherpe ziektens een groter fcherpte in de fappen ontftaan is, word 'er geen zagte etter ge? boren , maar een dun en vry fcherper bloedwater dan de etter, en meer nadelig, wy hebben hier van een duidelyk voorbeeld in de kinderziekte: want deeze van een goede aard zynde en ineen, welgefteld lichaam ontftaan, zwellen door een goede witte dikke Qqqq 3 et.  Z?6 VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. §. 1052. etter ; maar in de famenvloeiende kinderpokken , vind men in plaats van etter een vry fchcrper bloedwater, en dikwerf allerergst de huid wegeetende, en zeer lelyke lidtekenen voortbrengeilde, daarenboven word de goede etter te lang in een beflote zweer gehouden , door de warmte en verloop van tyd dunner, maar ook tevens fcherper; gelyk §. 406. gezegd is; en kan, door de aders wederopgezogen, het gantlche bloed met eene verrotte kwaadfappigheid befmetten; ofte na eene plaatfen afgeleid, kwalen voortbrengen, welke zeermoeilyk zyn om te genezen.edoch dat afgefpoeld , roodachtig dun vocht (ziet §. 158. 4.), dat in een verfche wond, wanneer de toegetrokkene vaten geen bloed rheer uit laten, waargenomen word, word ook fomtyds bloedwater o-enoemd , maar misfchien oneigen: want dat vocht veranderden korten tyd in etter, nochte heeft eene ziekelykefcherpte; daar het eigentlyke bloedwater nimmer in etter veranderd, maar door den tyd altyd fcherper word. ; Diergelyke genezing word ook vereischt als in de etterachtige kwalenl zodanige namentlyk , welke door de krachten te verkwikken, tevens aan alle verrotting tegenirand bied: maar aangezien hier groter fcherpte aanwezende is, en een ontbinding der fappen, komen hier verzagtende en een weinig verdikkende middelen te pas. zodanige voorfchriften worden in de lyst der geneesmiddelen §. 198. a. 3. gevonden; vooral indien de wortelen of de bladen van zuuring by deeze af kookzels gedaan worden, welke tegen de verrotting ftryden, en tevens door een zagte famentrekkende kracht, de al te grotedunnigheid der fappen verbeteren. 7. Verrotte. Wy hebben te voren meer dan eens gezegd, dat 'onze fappen in de fcherpe ziektens, door de verrotting kunnen bedurven worden; en dat dit vooral in de ontfteking der lever te vrezen is, is §. 933. 939. 94S- 95°- uitgelegd geweest, triaar welke geneeswyze alsdan kan in 't werk gefteld worden, is in de p-etallen in de voorftelling aangehaald, gezegd geweest. - §• 1053-  §, 1053. io54: VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. 677 y- IO>3- Ccherpe ziektens kwalyk genezen, in vaste w3 of te famengeftelde deelen, laaten naar zich verzweeringen (387. 402.;, pypgez wellen (413.J), etterborften (894..) , knoestgezwellen (392. 484.. 48?. 486.;, kanker (492. 494.J, beene'etèr (526.). Aangezien de fcherpe ziektens ofte wel verzeld gaan van een ontfteking in dit of dat gedeelte van het lichaam, ofte wel in derzelver beloop zeer hellen om dezelve voorttebrengen , ten zy zy door de ontbinding kunnen genezen worden, zullen zy alle de gevolgen van een niet ontbonde ontfteking naar zich laten; wel' ke in dit Hoofddeel opgenoemd worden, en van welke ieder afzonderlyk , in de getallen hier aangehaald gehandeld is. daarenboven is in iedere befchryving der fcherpe ziektens, over de011derfcheide wyzen gefproken, op welke zy gewoon'lyk in andere ziektens eindigen, en die hier alle toegepast kunnen worden. Aldus blykt het, op wat wyze uit de kwalyk genezene fcherpe ziektens, langdurige ziektens kunnen ontftaan, zo wel aangaande de vloeibare als vaste deelen, van ons lichaam. §• 10^4* T ~p deeze in de eenvoudige of op alle wyzen te zamengeftelde ziektens (10$ 1. 105Ï2. IO^.), kunnen zekerlyk oneindige andere alsuitwerkfelen volgen ; en dus uit dier gegeven begrip tot noch toe best voorzien, en genezen worden. Indien men nu begrypt, dat die gebreken van onze fappen, allengskens ontftaan , of naar kwalyk genezene fcherpe ziektens Qqqq 3 naar?  678 VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. §. 1051. „wreekten op onderfcheide plaatfen van ons lichaam zitten, zullen zv de werkingen van het deel dat zy bezetten altyd verftoen ; en ook dikwerf die der nabygelegene, dewyl zy ofte door hunne grote drukken, ofte door de fcherpte pukkelen knagen eï? en dus zal 'er een allervruchtbaarst zaad van ziektens , art zodanige oorzaken kunnen voortkomen, indien b. v.hetzydewee de zyde bezettende , overgegaan is tot de verzweering zal de aldaar ontftane zweer na binnen puilende, de long drukken, en een moe yke ademhaling veroorzaken: fomtyds ook groeit zodanige etterzak aan het nabygelegene middennft zoekt door he ztlve uitteëeten een weg, en valt neder m de buik;wemet een terftond volgende verlichting van de drukking op de borst, wdke te voren gevoeld wierd, maar met een droevige uitkomst: want 'er volgd een etterachtige buikwaterzucht, vertering der Zwanden , welke die etter daaglyks fcherper geworden aanfS • door de verrotting het trommelwater, en eindelyk naar l allereltndigfte kwalen een onvermydelyke dood maar hoe Veelwerkingen worden voor de dood niet gekwest! hoe wonderSe Toevallen lopen 'er dikwils niet tusfchen beide! veele zodaSfce gevlïen worden in de oeffenende Geneeskunde $. 958. gevonden we ke leeren , hoe talryke en langdurige kwalen fom^ dTontftokene ziektens der ingewanden volgen; gelyk Sf hier en daar in de te voren gegeven befchryvmg-derTcherpe ziektens. indien iemand dit nu toepast op ieder deel des hchaams, lal hY zich niet verwonderen, dat de langdurige Zlektens, offchoon zeer talryk , tot de foorten van die oorzaken kunnen gebragt worden, welke opgenoemd zyn. §• 1055N  §. 1055- VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. 67c, v. io??. |V'/|riari aangezien daar van afhangen, geItJL lyk blyken zal , alle langduurende ziektens , dierhalve is de algemeene leering en verdeeling van deeze hier uit te putten. Dit heeft een groot gebruik in de oeffenende Geneeskunde, op dat de Geneeskundige aanwyzing en de geneeswyze bepaald worde, indien de oorzaken der ziektens tot fbmmige foorten bepaald, de geheugenisfe van de Geneesheer geholpen worde, op dat zy aldus agtervolgens kunnen nagefpoord worden, want indien iemand aandachtiglyk deeze foorten doorloopt, zal hy ook in de allerverwardfte langdurige ziektens vinden, wat hy moet doen om de ziekte te verdryven , of ten minfte te verzagten; want veele langdurige ziektens zyn ten eenemale ongeneeslyk, gelyk naderhand zal blyken ; en alsdan kan de kunst niets uitwerken, ten zy zodanige ziektens verdraaglyker te maken, want alhoewel veele langdurige ziektens ontftaan uit kwalyk genezene fcherpe ziektens ? nochtans hangen 'er verre meerder van 't misbruik der zes niet natuurlyke zaken af. waarom $y denham (0) niet getwyffeld heeft te zeggen : de fcherpe ziektens hebben meestendeels God tot oorzaak, gelyk de langdurige ons zelve, want iu de fcherpe ziektens, worden de menfchen anderzints gezond, door een dikwils verhole oorzaak, ten minften niet dan door deszelfs uitwerkingen in het naenfchelyk lichaam bekend, in het allergrootst levensgevaar geftort. dit word kiaarlyk waargenomen in de kinderziekte , pest, en zeer veele andere algemeen heerfchende ziektens, welkers oorzaak fehyht in de ons omringende lucht te zyn , gelyk naderhand in 't Hoofddeel van de algemeen heerfchende ziektens breder zal gezegd worden, het is wel waar, dat men niet zonder reede geloofd , dat ook een min gezonde lucht, of door fchielyke. veranderingen van warmte en koude zon- (0 in Differt.. Egift, ad Guliclnu Cole. pag. 458».  68o VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. §. 1055. zondiaeti , op zommige plaatfen langdurige landziektens voortbrengen ; intusTehen nochtans zyn zy niet onmiddelyk hunne oor(proZs; aan de lucht verfchuldigt, maar wel 't meestendeel aan de Lemeene oorzaak van deeze alle, te weeten de ongejchiktheid der ratten (p\ maar vooral is het de fchuld van de grote bmtenfpoikheden omtrent de zes niet natuurlyke zaaken; yoornamentlyk n de fpys en drank, ftryden de ryke lieden, welkers gewoonte het is, meer dan genoeg is, te eeten en te drinken, vooral wanneer de iaren beginnen te klimmen, niet dikwerviger met langdurige ziektens, dan die, welke door haar nauwgezetheid m t huishouden, zelfs tegen dank matig moeten zyn ? hierom ook vermaand Sydenham dat die geene bedrogen worden die 111 de langdurige ziektens de geheele genezing, alleenlyk door de Geneesmiddelen denken te weeg te brengen; want ten zy men in de fovs en drank de matigheid kan verkrygen, worden de geneesmiddelen meestal te vergeefsch gebruikt, die grote man wilde niet dat zodanige zieken , door gebrek aan yoedfel zouden vermagerd worden, want zy zouden aldus de krachten verhezen; maar hy ftond alleenlyk maar toe,, zo veel de maagh konde yerïeren. ja zelfs heeft hy gewild, dat men de fmaak der zieken 7oude te gemoed komen , offchoon zy ook fpyzen begeerden, welke molilyk om te verteeren zyn; als zy maar met een foort van fpys te vreeden waren, op dat zy met zouden fatten in 't gebruik van fpyzen, welke op alle wyzen in de keuken klaar gemaakt worden, zo dat zy meer dan hun genoegen zouden eeten de Geneesheeren begaan hier dikwils door al te grote vooroor* een misflag , door een al te ftrenge voedingswyze aan de kieken, die met langdurige ziektens ftryden, te beveelen. zekerlyk Hippocrates (r) had voorzichtiglyk gewaarfchouwd, dat de Cp') Idem in Traftatu de Podagra pag. 572» (a~) Ibidem pag. 57%- m (O Aphórism. V. Sec' lammigheid is een ilappe onbeweegfc }' "U lykheid van de fpjer, dóór geene aanwending der wil , "of van % leven te boven te komen; het gevoel gaat fomtyds te gelyk ten cenemale weg; Jbrntyds blyft een ligt gevoel met dofheid, en als een ligt- riekend gevoel overigv; De Lammigheid, word gezegd van te ontbinden , f f h^ eene ontbinding is van dat geene dat te voren vast en fteik was. als 0f v eebee'zemkens in de rondte gebonden , een yastftaand ëha m vormden, en dit ontbonden zynde, van elkander vielen, fomtyds word het ook aflating genoemd van ^P?-*™* af als zynde eenligter uap van lammigheid : dan is er nocb ceniae beweging overig, maar niet geftadig: 'er is gevoel overig mïr al&k dof. zSdanig iets fchynt in de fcherpe ziektens ?om vd te gebeden ; en Hippocrates (*) heeft van gelyken hSlende over de algemeen heerfchende ziektens, aangetekend: S ny verhaald, dat een zekere ziekte, omtrent de veertien-. SSÏ , mar dat hy flaapzugtig. was geweest, een ftyvigheid vonder beving kreeg", ontbinding-- aflating, te zomenvalling:: ent een ander heeft hy.aangetekend , dat hy eene ontbinding Sn handen en voeten kreeg , alwaar hy het woord Sr ik heeft maar AretJs (a), naar dat hy gezegd had; de felZm gehele verlamdheid van het lichaam, deaflatmg, lambet o rte ge, ; ^ ^ u . of un ge, K%2Sff%«i, of van beide aanwezende ; _ voegt ^T^iSrlÏÏy : maar de onderdrukking der pis in de tlaasofte de°onmagt omJezelve te wederhouden , a eigen "%nïih. IV. Textu 4* -Charter. Tom. IX. pag. 3a7. & Textu 4 \§D$S$% Signis Morb, Dinturn, Uk t CaP. VIL P, 33.  5.1057. DE LAMMIGHEID. Ö>i Edoch de lammigheid word een flappe onbewetglykheid van de [pier genoemd, op dat zy van de kramptrekking onderfcheiden worde, in welke ziekte alles flyf is zonder.kracht tot de beweging, maar in de diepe flaap zwyg.t de werking der aan de wil ondergefchikte fpieren, nochtans zegt men als dan niet eene lammigheid aanwezende te zyn, om dat, indien de ilapende mensch door eenige oorzaak opgewekt word, de beweging der fpieren ook aan de eerlte aanwending.der wil gehoorzaamd. 'Er zyn ook andere bewegingen van .fpieren, welke aan de wil niet onderworpen zyn, maar van dat gedeelte der hersfenen af•hangt, dat aan de van zelfs levende en natuurlyke bewegingen ■voorziet; waarom ook de fpieren , tot deeze bewegingen gefchikt, verlamd kunnen worden (ziet de verklaringen §. 162.); en alS' dan kan ook die onbeweeglykheid door geene .levenspoging te boven gekomen worden. Het is uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam bekend , dat fommige zenuwen voor 't gevoel, andere voor de beweging dienen-, -welke, offchoon zy in de hersfenen in hunne oorfprong zeer onderfcheiden zyn , nochtans te gelyk , tot grote Hammen der zenuwen vergaderd, r.a de deelen van het lichaam afgeleid worden, dierhalve kan de bewerking der bewegende fpieren belet worden, dewyl de zenuwen van het gevoel noch ongefchonden zyn, of .minder gekwetst, en tegen over gefteld. nu word in de lammigheid waargenomen, dat het gevoel, alhoewel meestal ftomp, in de aangedaane deelen dikwerf overig is, met eenig lastig gevoel, en een ligte.ftekende pyn,,'of mierkruipend gevoel: fomtyds, offchoon 'zeldzaam is8. T~^\e naaste oorzaak van deeze is altyd de -I—' belette vloeijing van het zenuwvogt uit de hersfenen na de verlamde fpier , of van het flagaderlyk yogt in dezelve. In de befchryving van de natuurlyke gefleldheid van 't menfchelyk lichaam (f) word bewezen, dat de oorzaak van de beweging der fpieren moet aan en afwezende kunnen zyn in de fpier , en dus van een andere kant na dezelve toekomt, edoch de zenuwen en de flagaders zyn die vaten, langs welke die oorzaak welke de beweging der fpieren verwekt na de fpier komen, maar aangezien de fpierlyke beweging na de begeerte dei* - C*) Senoc de la Strudlure du Cceur Tom. II. pag. 22.91. O) De Caufis & Signis Morborum Dinturnorum, Lib. 1* CapVII. pap. 33- (ƒ) H. Boerhaave Initit. Medic. §. 401. 40a. S s s s ,3  (m „DE LAMMIGHEID. u «»f ™ veel fclïielvkheid gefchied, dat tusfchen :dit willen tT^tËbeweging $ Schaam geen het mmstmerkSar tvdilip is ; en aangezien onze wil geen rege Iregt bevel heeft o» debewfghig van het bloed door de flagaderiyke vaten ; hierom fehvnTdè oorzaak van de beweging- der fpieren voornaraentTk na de fpier «rigt te worden uit de hersfenen door de zenuw wL om de? nimigheid voor derzelver naaste oorzaak de belette Xeiiina van het zenuwvogt uit de hersfenen; na,de verlamde fpS.'in de «Bgehaalde,pWen worden fraaije proefondervi dC opgenoemd, welke deeze zaak bevestigen, maar het blykt v nSgelyken, dat de flagader gebonden ^ff^^lt"^ leen een zekere fpier voorziet, de lammigheid volgd , en dat ook laa w water naar de dood in de flagader gefpoten, de te zamentrekkinTS fpier wederom opgewekt kan worden; waar uit beflown word, dat de ingang van het flagaderlyk vocht m^ie fpi r ïo dzaaklyk is tot de fpierlyke beweging, ^fef^^ ï"r nemen , dat 'er een hehoorlyk maakzel der fpier vereiscnr S op dat de oorzaak der beweging door de zenuwende** ve toegevoegd die uitwerking doe: de infpuitingen van Ruysch Shhen «leerd dat het getal der. fiagaders m de fpier zo groot da fezelveVehynt byna geheel uit fiagaders te beftaan , en idSpW zynde, blyfthet grootfte gedeelte van $3lSiaam der fpier, de vaten te zamen gevallen dewil ook de aders'niets meer van de fiagaders ontfangen en yuhen dus van gelyken te zamen vallen, maar wanneer de flagSe« in ee^ doSd lichaam door een fpuitje met laauw water fterk LSpoten, fchielyk vervuld opzwellen, ^J^%$%> dat de wydte der opgezwolle varen vermeeroerd de lengte vermhiderd- vord, en dus de fpier te zamen getrokken-word , en he deetl deeze fpier vastgehegt, word bewoger, e« m de gezondheid; vloeid het bloed met een gelykebewegmg doojde  DE LAMMIGHEID. fiagaders der fpier, ook in flapende, alwaar de werking der fpieren aan de wil onderhevig zvvygt, nochte de fpieren worden nochtans niet te zamen getrokken, zonder het gebied der wil, alhoewel ook de beweging.van het bloed,, door een radde loop, koorts, of andere diergelyke oorzaken vermeerderd word. waar door het fchynt, dat de ilagaders wel het hunne toebrengen, tot* de beweging der fpieren , voor zo verre zy zo groot gedeelte van het maakzel der fpier uitmaken; maar dat de oorzaak deeze beweging van de fpieren, volgens de wil opwekkende , uk de hersfenen door de zenuwen in de fpier komt. Want dat ook de lammigheid door 't gebrek van de ontaarting van het maakzel van de fpier kan ontftaan , heeft de ontleding van een verlamd been geleerd, in welk het grootfte gedeelte der fpieren ontaart was in een mismaakte zelfftandigheid, gelyk aan die, welke gewoonlyk in de fpekgezwellen gevonden, word. §• 10)9- kan dierhalven voortkomen r. van alle £-J oorzaak de beroerte voortbrengende (ro'io.). 2'. van alle die de zenuw onbekwaam maakt om de geest door te zenden. 3. welke de ingang van 't flagader lyk bloed in de fpier belet, hier uit word de natuur van de geheele.lammigheid, van de halve lammigheid , van de lammigheid van een byzonder deel verftaan. i.- Aangezien- de beroerte eene vernietiging is van alle vrywillige beweging, is zy als een algemeene lammigheid , en dus kan alle oorzaak, de beroerte voortbrengende, oorzaak zyn van de lammigheid, edoch diergelyke oorzaken , welke de geheele algemeene gevoelplaats aandoende , de beroerte veroorzaken, kunnen ook byzondere verlammingen - van deeze of die deelen voort- (g) Gothofred. Salzmann. D. M. Argentor. Diflert. Medic* &c. E?34' Journal des Scavans 1735* Decemb, pag» 485.  696 DE LAMMIGHEID. §.1059- voortbrengen, wanneer alleen maar een gedeelte van de algemeene eevoelplaats aangedaan word , van welke de zenuwen hun begin hebben , die na het lamme deel gaan. dus word dikwils waargenomen, dat de lammigheid van de fpieren van het aangezet fn de eene of andere zyde de beroerte vooraf gaat, wanneer de&oorzaak der ziekte de geheele algemeene gevoelplaats nog met kwetst, maar alleenlyk eenig deel van dezelve: en m tegendeel ëindigd een weinig zwaarder beroerte fziet §. 1018.) gewoonlyk in de verlamming van eenig fpierachtig deel, wanneer de oorzaak der beroerte nog niet geheel weggenomen is, en maar alleenlyk voor een gedeelte, maar ook bevestigen de waarnemingen der oeffenende geneeskunde , dat zodanige byzondere verlammingen ontftaan door een oorzaak in 't hoofd zittende, dus leest men dat een kind, naar een val, de handen en armen , en fommtge fpieren van het hoofd verlamd heeft gehad, zo dat het hoofd nu voorwaards nu agterwaarts viel; zo dra hy het lichaam hier of daar na toe boog. 'er word een ander aanmerkelyk geval gevonden van een vrouw, in welke de pyn agtervolgens onderfcheide plaatfen van het hoofd bezette, en de verandering van de pynJvke plaats wierd gevolgd door de lammigheid van onderfcheide deelen van het lichaam {*}. nochtans bleef het gevoel overig in de verlamde deelen, . 2, Maar aangezien de oorzaak van de beweging der fpieren uit de hersfenen door de zenuw na de fpier geleid word, kunnen hier door verlammingen door alle die oorzaken ontftaan , welke de zenuw in haar geheele lengte tot de fpier toe beletten , alhoewel de hersfenen in 't geheel goed zyn, en de fpier in haar geheel dus heb ik, de klieren onder de oxelen gezwollen en knoestacht'ig de verlamming der arm zien veroorzaken, de beweging allenss'kens verminderd zynde , en eindelyk geheel vernietigd : ö maar C/0 Academ. des Sciences T/4t. Hift. pag. '104. CO Ibid. 174^- Hift' PaS' 53- •  5.1059- DE LAMMIGHEID. fy? maar ook de gezwellen , in de bekleedzelen der zenuwen ontftaan, kunnen diergelyke kwalen voortbrengen; het geene wy in 't volgende hoofddeel zullen zien. 3. Over deeze zaak is in het vorige hoofddeel gefproken : dus wanneer in de genezing van de flagader-breuk, de ftam van de flagader der arm, door een band toegetrokken zynde, de ingang van het flagaderlyk bloed, in de ondergeiege fpieren belet, of ten minde zeer verminderd word, hebben de Heelmeefters waargenomen, dat'er een dofheid in de hand ontftond, enfomtydseen verlamming in fommige vingeren der hand; welke kwalen nochtans naderhand verdwenen zyn, wanneer de flagaderlyketakken, boven de binding der flagader gelegen, allengskens meer en meer uitgezet, een bekwame hoeveelheid bloeds na de hand afleiden.- Van'de natuur der geheele verlamming, halve verlamming en van de lammigheid van een byzonder deel, en onder welke betekenis deeze namen gewoonlyk genomen worden, is §. 1018. gezegd. Maar wy hebben in 't vorige hoofddeel vermaand, dat de lammigheid ook zoude kunnen ontdaan, door 't gebrek van 't maakzel der fpier, offchoon de zenuwen en flagaders het vocht aanvoerende, hunne werkingen volkomen volbragten. in al te vette menfchen kwynen dikwerf de te zamen gedrukte fpieren , door het overvloedige vet, niet alleen op de fpieren, maar ook overal tusfehen de vezelen der fpieren gelegen, ja het fchynt zeer bewysbaar, dat in de fpierachtige vezelen zo grote flapheid kan ontftaan, dat zy hunne werking niet kunnen uitoeffenen: want de werkende fpier is gezwollen en opgeblazen, wanneer uit de hers» fenen de oorzaak der fpierlyke beweging door de zenuwen invloeid: hierom word een behoorlyke wederftand van de zyden in deeze allerkleinfte vatjens, op dat zy aan het ingejaagde vocht wederftand kunnen bieden, anderzints zouden zy eerder in de lengte dan in de wydte uitgezet worden; maar zodanige te grote Happigheid der fpieren, hebben de Geneesheeren machteloos' beid genoemd, dus nemen wyook waar, dat zeer fterke menfchen 'Derde Deel. Tttt zeer  698 DE LAMMIGHEID. §. io#i 1060. zeer vast gefpierd vleesch hebben, maar de zwakke flap. daarom ook , indien fommige fpieren van het lichaam, door een watenge te zamènvloeijing, of door de baden , al te lang doorweekt lyn verliezen zy hunne krachten, en worden fomtyds ten eenemaal lam. dus volgt een dodelyke fpysloop fomtyds op het buik, water, dewyl de darmen , als door een langdurige doonvekmg verdrooot, hunne kracht verloren hebben, hierom word ook in het volgende hoofddeel het al te fterk gebruik van warm water onder de oorzaken der verlamming opgenoemd.. C 1060. T?n aldus kunnen de beroerte , ligter basli/ terd beroerte (1009. 1010. 101O, de vallende ziekte, de ftuiptrekking, zwaare en langdurige pyn,alle gewoonlyke ontlastingen wederhouden, meteen daar op volgende duizeligheid, als van de ambaijen, maandftonden,zweeren, pypen, afgang, pis, fpog; yerancieringen van alle ziekte ftof in fcherpe of langdurige ziektens; alles wat door te verftoppen, te ontbinden, te zamen te drukken, te binden, te verdraijen, uit te rekken, .te zamen te trekken, de zenuwen kwetst; en dus dikke fappen, wonden, uitëetingen,verzweenngen,heetevuuren, ontftokene diktensinde bekleedzelen van het zenuwachtig merg, in de zenuwknopen, in de zenuwen zelts, als ook weiachtige, etterachtige, bloedwatenge, en diergelyke; fterke nauwe bindingen, verbrekingen, ontwrichtingen' fterk te zamen trekkende voedzelen, geneesmiddelen, vergiften; hier door een allergroodte koude zeer grote hitte, koude vochtigheid, te groot gebruik van warm water, en dat gedurig, damp van rattekruid, fpiesglas, verfche kalk, kwikzilver, en andere vergiften, de lammigheid voortbrengen.  §. i oöo. DE LAMMIGHEID. £.99 Aangezien de algemeene oorzaken van de lammigheid in het vorige hoofddeel zyn opgeteld , volgd 'er nu , dat de voorhaamfte byzondere oorzaken opgenoemd worden. De beroerte enz. Van deeze is een weinig te voren gefproken. maar aangezien in de vallende ziekte, gelyk naderhand zal gezegd worden, zo de hersfenen zo groot geweld word aan< gedaan, en ook in deeze ziekte, als ook in de ftuiptrekkingen , zo vreeslyke verdraijingen der leden gefchieden , is het niet te verwonderen, dat de lammigheid op deeze ziektens volgd, om de gekwetlte algemeene gevoelplaats en zenuwen , of ook fomtyds om de door de zo dikwervige en fterke uitrekking , gekwetst maakzel der fpieren. het gebeurd zeker dikwerf in de oeffening der geneeskunde, dat de kinderen, naar een hevige fïuiptrekking, lam worden,en fomtyds al hun leven blyven, offchoon ook alle de beste geneesmiddelen in 't werk gefteld worden. Zware en langdurige pyn. Uit het geene , dat in het Hoofdftuk over de pyn , §. 220. en volgende , gezegd is geweest, heeft gebleken, dat men als dan pyn gewaar word, wanneer de zenuwachtige vezel zodanig gefteld is, dat zy drygtzich los te maken; en dat de pyn zo veel te heviger is, hoe nader by de zenuwachtige vezel by deszelfs verbreking is. en dus toont een hevige en langdurige pyn ons aan , dat de vernietiging der zenuwen boven het hoofd hangd. het is wel waar, dat de werking der gevoel-zenuwen kunnen gekwetst worden, ja ten eenemaal vernietigd, terwyl nochtans de werking, welke van de we^ gende zenuwen afhangt, in zyn geheel blyft, gelyk§. 1057. gezegd is geweest: en dus blykt het, dat die zenuwen in hunne oorfprotig en geheele beloop onderfcheiden blyven ; intusfehen nochtans blyven de gevoelende en bewegende zenuw in de grote ftammen der zenuwen vergaderd, en dus, indien 'er omtrent de Tttt 2 gro-  70ö DE LAMMIGHEID. §■ 1060. Trote zenuwtakken, of de zenuwknopen , een grote en langdurige pvn is, is 'er vrees, dat de oorzaak, de pyn verwekkende, ook op de bewegende zenuwen, zo na by gelegen by de gevoelende zenuwen, werkt, dus heb ik gezien, dat uit een hardnekkige pvn, omtrent de laatfte wervel der lendenen eene^oneeneeslvke lammigheid der dyen en beenen gevolgd is. hier komt nóg by, dat zodanige fcherpe en langdurige pynen alle beweo-inf van het pvndoende deel, en dikwils der naby gelegene "beletten; waar door de fpieren, welke langen tyd rusten ten gefteldheid tot de lammigheid verkrygen. wy zien dit duidelvk in de vrouwen, die door een allerflegtst gebruik het lichaam, tfelyk als met een harnas, uit walvisbeenderen tezamen sefteldfby dag en dikwils des nagts prangen: 111 deeze word de geheele ftam van het lichaam door dit harnas onderfteund, welke, de buik te zamen getrokken zynde, aan beide zyden oo het heupebeen rust, en tevens de oxelen onderfteund : hier door geraken de allerfterkfte rugfpieren, die de ftam van het lichaam recht op vast zetten, buiten werking; en aangezien die zelfde fpieren, wanneer den mensch in t bedde legt, nauw'lyks werken, hier door, offchoon dit ryglyf des nagts uitgelaten word, blyven die fpieren eventwel genoegzaam buiten werking, waar door de ellendige vrouwperfoonen, die van haare kindsheid of door deeze harnasfen geprangt zyn geweest, die naderhand niet kunnen uitlaten, of de geheele ftam van het lichaam valt voor over tot een , dewyl de rughfpieren , die in een fterk en geoeffend lichaam de rughftreng recht op en vast kunnen houden, offchoon 'er een zwaar gewigt op de fchouderen legt, gelyk wy m de Pakdragers zien, krachteS gworden zyn8 ik heb niet . zonder medelyden zodanige  §.ic6o. DE LAMMIGHEID. foi ellendige vrouwen gezien, die zelfs ten tyde der flaap de ryglyven durfden uitlaten, reeds meer dan eens ondervonden hebbende, dat zy zich ter nauwer nood in 't bedde konden omkeeren, noch veel minder het lichaam oprichten, of recht houden, om deeze reede fchynt het dat naar een verkoude lendepyn fomtyds een ligte verlamming der onderfte lidmaten volgd, welke nochtans door wryvingen allengskens kan overwonnen worden , wanneer zy gedurende veele weeken dikwerf zich van onderen niet durven verroeren, de wydberoemde Boerhaave heeft deeze allerpynlykfte ziekte ondergaan, en had gedurende veele weeken, naar dar de pyn opgehouden had, geen gebruik gehad van de onderfte lidmaten: maar deeze kwaal is volmaaktelyk door fterke wryvingen genezen , en wel in zeer korten tyd, het welk in de'lammigheid, door de belette invloed der geesten door de zenuwen voortgebragt, zelden of ooit zo fchielyk gefchied. waar uit men ziet, dat dit kwaad door de fiappe krachteloosheid der zo lang rustende fpieren voortgebragt is geweest.. Alle gewoonlyke ontlastingen wederhouden enz. Die gewoone ontlastingen zyn van een goede en natuurlyke fap , en alleenlyk maar door hoeveelheid zondigende, indien zy in 't lichaam wederhouden word; of wel van een onnodig of zrekelyk vocht, welk wederhouden zyn, nochtans de hoeveelheid niet vermeerderd , edoch ook ontaart van de gezonde fappen alles verontrust, tot het eerfte foort behoren de ontlastingen der ambarjen, maandftonden, en goede fpog; tot de laatfte de uitwerping van ziekelyke fpog, en die ontlasting , welke door de afgang, blaas, verzweringen, en pypgezwellen gefchied. Aldus zien wy mannen, die op hun gemak leven , nochte de fpyzen door lichaams ocffeningen verteeren, bloedryk worden , indien zy vaste ingewanden hebben : dit overvloedige gaat by deeze dikwerf uit het lichaam door de fpeenvaten ; ja zelfs ge» Tttt 3 fchied  ?02 DE LAMMIGHEID. podog fchied dit by veele op gefielde tyden 4 en alsdan varen zy best. maar indien zodanige gewone ontlasting niet wel vloeit, volgen 'er kortelyk hoofdziektens op, onder welke de duizeligheid, gelyk te voren gezegd is, gewoonlyk aan 't hoofd is, leerende dat de hersfenvaten als dan te veel vervuld , en de werkingen der aloemeene gevoelplaats beginnen verftoordte worden, waarom Hippocratcs ,'gelyk § wif. gezegd is, gewaarfchouwd heeft, dat 'er een algemeene verlamming te vrezen is, indien op de nauwlyks te voorfchyn komende ambaijen , de duizeligheid volgd. want als dan tracht de natuur zich wel van het overvloedige te ontlasten, maar kan dit niet volbrengen, en het bloed door deeze onderfte vaten niet kunnende uitgaan, dringt en zet de bovenfte vaten uit. het zelve is waar indien de maandftonden in de vrouwen onderdrukt worden; en men neemt waar , dat byna.ahtyd het hoofd aangetast word, wanneer de ftonden nu op' 't uitbreken ftaan ; gelyk ook wanneer zy minder dan na gewoonte vloeien, en 'er nochtans overvloed, van bloed aanwezende is; gelyk te voren §. 1040. gezegd is geweest. Maar hoe grote en onderfeheide kwalen ontftaan kunnen door de etter of het bloedwater in de zweeren of de pypgezwellen verouderd, en in het bloed opgezogen, is te voren §. 406. gezegd: maar indien de duizeligheid als dan zal geleerd hebben , dat dit opcezoge etterachtige of bloedwaterige na het hoofd gaat, blykt he£ gemakkelyk, dat de lammigheid niet alleen daar uit kan volo-en, maar ook een fchielyk dodelyke beroerte. ö Maar aangezien zodanige dingen door de afgang ontlast worden, welke onnut zynde, langer wederhouden zynde, het lichaam zouden befchadigen , als zynde half verrot; en dat, derzelver dunfte gedeelte door de opzuigende aders der dikke darmen ontfangen , met het bloed kan vermengd worden; blykt uit de reede, waarom een langtegengehoude afgang , de werkingen der hersfenen kan verftoren , en dus de lammigheid voortbrengen. hier-  §. roób. DE LAMMIGHEID. 703 hierom veroordeelde Hippoeratès de tegengehoude afgang in de geene die door de koorts aangetast zyn , of ook witte afgang , era dat dat galachtige in 't lichaam bleef, dat gewoonlyk de afgang verwr. en hy voorzag dat 'er zeer kwade hoofdziektens ep zouden volgen; (gelyk J>\ 772.) alwaar over de razende koorts gehandeld wierd, breder gefproken is. Noch gevaarlyker is de wederhouding van 't water, vooral indien't een volkome opftopping is, welke gewoonlyk fchielyker dodelykis, als de onderdrukking der afgang, en welke, indien de menfchen aan dezelve llerven, altyd voorafgegaan word door toevallen, welke leeren dat de werkingen der hersfenen gekwetst zyn, maar aangezien de zouten en olic'n van het bloed fcherp geworden door de pis, tevens met het overvloedige waterachtige gedeelte uit het bloed uitgefpoeld worden, benadeeld de wederhouding der pis op twederlei wyze , te weten door het fcherpe wederhoudene, en om de niet genoegzaam ontlastte waterachtige zamenvloeijing, welke als dan gewoonlyk in het lichaam vergaderd worden, gelyk naderhand in 't hoofddeel van de waterzugt, alwaar weinig pis, als kwaad word veroordeeld , zo wel als teken, als oorzaak zynde, zal blyken. maar ook de gewone ontlasting der fpog wederhouden zynde, verdiend een plaats onder de oorzaken der lammigheid, want uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam (£), blykt het, dat de fpog door de kropaders van het aangevoerde flagaderlyk bloed afgezet word» en te gelyk met de gekauwde fpyzen vermengd, doorgeflokt word, en tot de volmaking der gylwording diend. en zeker 'er word geen kleine hoeveelheid fpogs afgezet, gelyk door de geneeskundige waarnemingen heeft gebleken, want een Soldaat was de buis van de eene fpogklier alleen maar afgehouwen , en naderhand was de wond voor een gedeelte zodanig te (A) H. Boerhaave Inftit» Medic. 5. 66. & 235.  m . DE LAMMIGHEID. §■ ™6o. 2trf!3*£ (/)• in^en men nu in aanmerking neg;,, 44 Se fpcï ui? deeze afzettende buizen t« tyde der I—g » ; b ,3 ' '* pPrpn maar aangezien de werktuigen cte ipog ancuv helet zvnde, de voortduringen der inwendige -ïopader n ea u ^iel te ftof te felyk met een overvloedige vloerpng dei fpog ?n torn ge zlikten! uit het liehaam gaat als dan voorziet men iooTraèr kwalen, indien deeze fpog-vloeijing ophoud m de ï?n8deSte is, gelyk naderhand zal gezegd worden de m ^gTouMkfgWg,^ deeze reede een kwaad "teken; <7) Acad. des Sciences l'An. ^19- Mem. pag. 452.  §. 106b. DE LAMMIGHEID. 705 zodanige zieken beginnen ten eerften dof en plomp te leggen , fomtyds ook te ylen, en.fterven meestal fchielyk. Veranderingen van !tlie ziekteftof in fcherpe of langdurige Ziektens. In de befchryving der koortfen §. 503. heeft gebleken, dat de ziekteftof door de koorts ten ondergebragt en beweegbaar gemaakt, niet altyd uit het lichaam gejaagd word , maar fomtyds na verfcheide deelen des lichaams afgezet word, en dus een nieuwe ziekte veroorzaakt, naderhand is in de befchryving van de fcherpe ziektens, door veele geneeskundige waarnemingen, de waarheid van deeze zaak bevestigd, indien dierhalve zodanige verplaatzing ofte verandering der ziekteftof ontftaat , ofte na de hersfenen, ofte na het rughmerg, ofte na de zenuwen uit het zelve gaande, blykt het genoegzaam , dat daar door de lammigheid kan veroorzaakt worden, wy nemen buiten dat waar, dat de ziekteftof in de fcherpe ziektens fomtyds, na eenige plaatfen van het lichaam afgezet, onverwagte en grote gezwellen maakt, welke door de naby gelegene zenuwen te drukken , de lammigheid kunnen voortbrengen, ik heb eenige malen gezien, dat zodanige diktens ontftonden onder de oxelen in de fcherpe ziektens, en het dikwervigst in menfchen die anderzints gezond waren; welke gezwellen aan 'tzweeren gaande, de zenuwen onder de oxelen door hunne grootte drukten, en wel zodanig, dat 'er een dofheid in de arm, en een grote zwakte in de beweging der fpieren ontftond, tot dat de zweer doorgebroken zynde, die te zamen drukking ophield, daar en boven zyn 'er fomtyds naar de ontftokene ziektens ongenees'lyke hoofdkwalen overig, om dat het mergachtige gedeelte van de hersfenen , door de ontftokene dikte gedrukt, onbekwaam word, om de geesten na de zenuwen door te laten, ik heb naar de fcherpe ziektens een waare heldere drop, doofheid, gezien, welke naderhand na geene geneesmiddelen luifterden. indien diergelyk kwaad ontftond omtrent de oorfprong der zenuwen, die tot de beweging der fpieren dienen , zoude 'er een ongeneeslyke lammigheid volgen, daar en bo- Derde Deel. Vvv'v ven  ?0S DE LAMMIGHEID. §. :o6o. ven is S 1018. bewezen, dat een weinig zwaarder beroerte dikwils in de lammigheid eindigd $ ja dat de zieken namvlyks ooit van deeze fcherpe en zo gevaarlyke ziekte opflaan, of eriseenio-e kwetzing in de hersfenen overig. ... , & Maar het zelve is ook waar in de langdurige ziektens. naderend wanneer over de droefgeestigheid zal gehandeld worden,, zal het « 1104. blyken, dat het zwartgallige vogt, ontbonden en bewogen, onder andere zeer erge kwalen ook fomtyds de lam, miaheid veroorzaakt, diergelyke uitwerking word §.1151- 4- m de allerkwaadfle fchcurbuik waargenomen; als ook door de itor van 't voeteuvel, wanneer dezelve niet meer na dè gewone plaatfen in de uiterfte deelen van het lichaam afgezet word (ziet ^ 1070 \ maar de lammigheid volgd op geen langdurige ziekte dikwerviger, als op het zogenoemde colyk van PotSou; in welke ziekte, de lammigheid naar allerfcherpfte buikpynen, by herhaalde rvzen doorgedaan te hebben, volgd, nu van de boyenfte lidmaten, dan van de onderfte;. en wanneer de lammigheid aanwende is, houden de buikfpicren dikwils op, of vermmdere ten minfte zeer. ik heb veele gelegenheden gehad , deeze wonderlvke ziekte te zien, en offchoon ik niet ontken, dat deze ve door andere oorzaken kan ontftaan, heb ik nochtans deeze ziekte dikwils opgemerkt in de geene, die hun bezig houden met lood gieten, loodwit te bereiden, te ftampen , enz. ik heb een geheel huishouden, door deeze ziekte aangetast, gezien, om datzy fuift eeten kookten in water dat in een loode bak by een vergadeid was, en daar lang in was blyven ftaan. ik heb deeze ztekté het meest waargenomen in ryke menfchen , die de alleru.tgezogtfie wvnen vry duur tot hun gebruik gekogt hadden, misfchien met lood zoet gemaakt, gelyk wy weten dat eertyds door fchelmachtiïe Wyntappers in Duitschland gefchied is. ik heb niet lang geleden een jong edelman gezien, welke men, om de zaadloop te o-enezen, daaglyks een drachma loodzuiker in een melkdrankje toegediend haï» en dat wel gedurende tien agtereenvolgen.de  §. io6o. DE LAMMIGHEID, 7o7 dagen, die in deeze ziekte verviel, waar van hy, nochtans, offchoon ter nauwer nood, genezen is. hier uit geloof ik dat het genoeg blykt, dat het colyk van Poiclou oorfprong neemd van dampen van lood, deszelfs onderfcheidc kalk, lang gehandeld , •of in 't lichaam ingenomen ; offchoon het zelve moog'lyk ook van andere oorzaken ontftaat. want ik heb andere zieken gezien door deeze ziekte allerellendigst aangetast,. in welk ik ook naar een zeer nauwkeurig onderzoek niet heb kunnen ontdekken , dat het de fchuld van 't lood was. daar en boven is dit colyk in zuid America zo dikwervig, dat het byna voor een landziekte kan gehouden worden; gelyk ik van de zeer geleerde man Guiliclmus Buil dikwils*gehoord heb, die in dat land geboren , nu aldaar gelukkiglyk de geneeskunde oeffend, en die ook een fraaije verhandeling over deeze ziekte gefchreven heeft, welke hy op de Leydfche hooge fchool in 't jaar 1734. verdedigd heeft, maar gewoonlyk is het tot der Academifche Verhandelingen , dat zy naar weinig jaaren nergens meer te vinden zyn. waarom de zeer beroemde Holler, die zoveel verdienften in 't gemcenebest der geleerde heeft verkregen, loflyk te rade is geworden veele van de beste by een te vergaderen, en zorg te dragen dat dezelve op nieuw gedrukt wierden. men heeft een klein maar nuttig boekje over deeze moeilyk te genezene ziekte gevonden (m) , alwaar ook tevens de voornaam/Ie Schryvers aangehaald worden, die over deeze ziekte gefchreven hebben. Aegineta Qi) , de oudfte Geneesheer welke ik weet dat over deeze ziekte gefchreven heeft, bevestigd door zyn gezag, dat de lammigheid in dit colyk dikwerf door de verandering der ziekteftof ontftaat, want hyfchryft aldus: by onze tyd is ''er een zekere lastige ziekte geweest, uit wel' (ni) A. de Haen Medic. Haga-Batavi de Colica Pi&onum, Hagre Comit 1745£0 Lib* III. Cap. XVIII. pag. 31. y wv 2  708 DE LAMMIGHEID. 'welke , vooral de geene die 'er van genezen zouden ivorden, eene allezints onbcvoeegbaarheid der lidmaten overhielden : edoch het zintuig van 't gevoel bleef in 't geheel, zo a/s het fcheen , als door een zekere affcheidende diepe verplaatzing veroorzaakt enz. en op eene andere plaats (o), over de zelfde ziekte handelende., welke hy verhaald, dat als algemeenheerfchende Italiën en andere plaatfen befmet heeft, zegt hy : waar uit veele in de vallende ziekte, andere in de lammigheid der lidmaten, fommige in beide deeze ziektens zyn vervallen, maar veele zyn geflurven van di-e geene, die in de vallende ziekte vervallen zyn; maar van die , die lam wierden, zyn 'er veele behouden , als. door de verplaatfing dér oorzaak in de affcheiding. ik beken intusfchen nochtans dat 'er noa twyffel overig fchynt te zyn, of die lammigheid ontftaat door de verftelling der ziekteftof uit de buik na de lidmaten : of wel door die wonderlyke eigenfchap ,door welke fommige deelen van ons lichaam kwalyk, aangedaan zynde, op andere, ook verafgelegene werken: waarvan ik % 701. gefproken heb. het gedenkt my zeer wel, dat ik veele genezen heb, zonder eenig geneesmiddel op de lamgeworde deelen zelfs te leggen , om de ziekteftof te verdry ven, maar alleenlyk door inwendige geneesmiddelen, te gelyk met wryvingen, fpeceryaehtige zalven, diergelyke plyfters, alleenlyk op de buik gelegd. Alles wat door te verftoppen, te ontbinden, te zamen te drukken enz. By het tweede getal van 't vorige Hoofddeel is gezegd, dat dat alles, dat de zenuw onbekwaam maakt om de an , zódmg. verdikken, da h t eene verftoppüig veroorzaakt, edoch ieder zenuwvezeltie b met ee„ bekleedzel omwonden, op dat het, uit zyn natuu Veer teder zynde, zonder vrees kan gebragt worden van rhersta na verafgelegehe plaatfen van het lichaam ; en ^teï^^W wJeo in een bundeltjen door een inwind-nd vlies te zamen gebonden , hier door word het ger der bekleedzden vermeerderd, de ontleedkundige hebben nh« reeds geleerd, en vooral door infpuitingen, dat deeze beÏÏLI KS en worden van ontallyke fla,aderlyk vatjens d e verftopt kunnen worden en ontdoken, bmtcn dat word met een grote zenuw door te fnyden , een celachtig _ weefzd Avonden , tusfehen ieder vezeltje de grote zenuw uitmak ende welke de dikwervigfte zitplaats is van de ontfteking, geIvk S >8gu is gezegd geweest, maar wy weten ook , ast n S m erachtige te^amcnvloeijmg het celachtig weefzel otvds door het uitgeftortte zenuwwater over het geheele hel aam zwelt en dus zal dit in.de tusfchenplaatfen der tegen elkander aanleggende zenuwen kunnen geleideden, het blykt die hnlve dat zeer veele ziektens hunne zitplaats in de zenuwbekkedzelen kunnen hebben, door welke de werking der zenuwen o-ekwetst, of wel geheel vernietigd kan worden , offchoon 'e geen \ minfte kwaad in de eigentlyk gezegde zelfftandkheid der zenuw zit, en maar alleen 111de bekleedzelen: 2 »elyk naderhand zal blyken , zyn die lammigheden misfchien maar alleen geneeslyk, welkers oorzaken met in de zenuw zelf is, maar'in de vliezen de zenuw omvangende, welke s uitgezette vaten de zenuw wel drukken, maar nochtans «K nie? geheel vernietigen, de voornaamfte kwalen in de voorfteW opseteld, zyn, die op deeze wyze de zenuwen zullen Si Khtjligea', als ook die, welke door de aaneenhegting der zenuw te ontbinden, derzelver werking vernietigen. ^  §.T.o6a. PE LAMMIGHEID. 711 Sterk te zamen trekkende voedzelen, geneesmiddelen, vergiften. Aangezien .§. 1057. de lammigheid genoemd word een Jlappe onbezueegiykbeid der/pier 9 fchynt het op 't eerfte gezigt wonder, waarom te zamen trekkende middelen , §. 28. 4. aangeprezen om de zwakke en Uappe vezel te genezen, hier onder de oorzaken van de lammigheid geteld worden, het is zeker, dat de te zamentrekkende geneesmiddelen deeze kracht hebben, op dat zy de vaste vezelen van ons lichaam meer aan een zouden doen houden, en in de dode deelen der beesten doen zy die zelfde uitwerking, gelyk §. 28. 4. gezegd is geweest, en door de allerfchoonlte proefondervindingen van de zeer beroemde Hales (p)9 bevestigd word. maar daar uit zoude alleenlyk befloten kunnen worden, dat de krachtdadigheid der zamentrekkende middelen uitwerkt, dat de zamentrekkende kracht der fpieren vermeerderd word, welke geheel onderfcheiden is van de oorzaak der fpierlyke beweging (q). maar deeze zelfde zamentrekkende middelen (ziet 5. ri 7"0 doen de deeltjens, onze vochten uitmakende, te zamen vereenigen, en dus kunnen zy oorzaak zyn van de aljerhardnekkigfte verftoppingen, en kunnen ontftekingen voortbrengen (§• V7-) indien zy'onmiddelyk de zenuwen toegevoegd worden, ten minften begrypen wy gemakkelyk, dat zodanig nadeel kan ontftaan in de vaatachtige bekleedzelen, de zenuwen dekkende, en dus door de ziektens , in de bekleedzelen der zenuwen ontftaan, zoude de lammigheid kunnen voortgebragt worden, gelyk een weinig te voren is gezegd geweest, het is wel waar, dat iets zamentrekkendst ingenomen , moeilyk in 't bloed kan komen ,. aangezien zy door hunne eigene kracht voor zich zelf de toegang moeten fluiten, de monden der opzuigende aders te zamen getrok- (/>) Hsemaftafticks Experim. XVI. pag. 131. (?) Vide Inftit. Med. H. Boerhaave §. 401.  fty DE LAMMIGHEID. §. ioó'o. trokken zynde; en dus fchynt het nauviyks geloofbaar, dat zy immer met hun volle kracht in de kleinfte holligheden der zenuwen langs deeze weg kunnen komen; maar het is zeker, dat de zamentrekkende middelen, zo naby mooglyk, de zenuwen toegevoegd , derzelver werking kunnen verftoren. het fap van flee> pruimen, op de tongh gelegd, trekt dezelve zodanig met rimpels, dat de fmaak gedurende eenigen tyd vergaat: een onvoorzichtige toevoeging van diergelyke aan de oogen , heeft fomtyds een ongeneesbare blindheid voortgebragt. wy zien daar en boven, dat de kinderen der landlieden, fcherpe en onrype vruchten overmatig eetende, de darmen opgepropt hebben en de buik gezwollen : maar het is klaar uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfcheiyk lichaam, dat de doorgang van het ingenomene door de draijen der darmen gefchied door de fpierachti5C vezelen der darmen , die de zo genoemde nederwaardsdrukkende beweging uitwerken : maar aangezien, deeze fcherpe ino-enomene middelen , ingenomen zynde in de darmpyp blyven hangen, nochte na den aars voortgezet worden , blykt het, dat door derzelver uitwerking, de werking .der fpierachtige vezelen van de darmen belet word, ja ook fomtyds geheel vernietigd; en als dan vind men in de dode lichamen al de darmen opgepropt en uitgezet: maar de kracht van het ingenomene te zamentrekkende^ werkt in haar geheel op de maagh en de darmen; hierom word 'er voorzigtigheid vereischt, dat men om deeze deelen , indien zy te flap zyn, te verfterken, deeze in kleine en herhaalde giften toediend, gelyk te voren §. 28. 4. gezegd is. een weinig te voren is gewaarfchouwd, dat door de zeer te zamen trekkende kalken van lood en loodfuiker allerergfte lammigheden ontftaan. waar uit het blykt, dat de zamentrekkende middelen, allioewel zy de zamenhouding der vaste deelen vermeerderen, de fpierlyke beweging kunnen benadelen. ■Een allergrootfte koude. Dat de deeltjens van onze fappen door de koude op een gedrongen worden, en te zamen groeien:,  $.1060. DE LAMMIGHEID. t 713 heeft re voren §. 117. gebleken : en §. 454. is gezegd, dat ook door een zeer grote koude, een fchielyk heet vuur, alles wegeetende, ja zelfs de verfterving kan ontftaan; en dus blykt het dat de zenuwen en fpieren door de koude alleen kunnen vernietigd worden. Hippocrates (r) had reeds gezegd : de hersfenen, en al het geene uit de zelve oorfprong neemt, worden door de koude beledigd, maar door de warmte vermaak aangedaan, wy zien zekerlyk, dat al de dieren in een grote koude vadzig zyn; ja fommigè, van alle vrywillige beweging ontbloot , flapen de geheele winter, en verkrygen door de lauwheid der lente hunne vorige vlugheid op nieuw: dit zelfde is ons bekend, dat in de vlugfte bloedeloze diertjens gefchied. wy nemen waar, dat in het menfchelyk lichaam, by het hersfenmerg, het lang merg, rugmerg, de zenuwen, overal een hope vaten gevoegd zyn, welke het warme roode bloed dragen, en de koude zodanig afweren van deeze deelen, welke, aangezien zy uit de allerfynfte vatjens beftaan ■, door de wryving der vochten tegen de vaten, niet zouden kunnen warm worden, dus legt het dunne hersfenvlies met ontallyke bloedllagaderen vervuld, niet alleen op de hersfenen en de kleine hersfenen, maar voegt zich met verdubbelde voortduringen diep in de draaijingen der hersfenen, en de vooren der kleine hersfenen : in de holligheden der hersfenen word het netwyze weefzel, geheel met vaten gevonden: door het merg van de hersfenen en kleine hersfenen lopen zigtbare bloedvaten, de gezigt-zenuwen zyn in hun geheel beloop omwonden door bloed-flagaders , en door derzelver affcheiding loopt een flagader, welker takken in de grond van het oog en in het net zelve verfpreid worden, het derde, vierde en zesde paar zenuwen, tot de allervlugfte fpieren van het lichaam befteld, gaan in hun beloop van het lange merg na de oogen , door de fpelonkachtige boezems van het dikke hersfenvlies, omtrent de kromming van de krop-flagader ; ja zelfs het zesde paar zit meestal zeer vast aan de krop-flagader; O) De Liquitlorum ufu Cap. II. Charter. Tom. VI. pag. 444. Derde Deel. Xxxx  7H BE LAMMIGHEID. §.1060. ader; dus worden zy op deeze geheele reis door warm bloed ' gekoefterd. indien men nu in tegendeel in aanmerking neemt, dat in de flappe en koude lichamen, in welke het roode Woed ontbreekt, alle de fpierlyke bewegingen kwynen , zal het genoegzaam blyken , hoe veel nut een gezonde warmte tot de vlugheid van het lichaam toebrengt; en dat in tegendeel de koude dezelve verminderd, ja zelfs, dat zy, indien zy hevig is of lang een deel van 't lichaam bezet heeft, hetzelve lam kan maken, dus heeft Galenus (O waargenomen, dat de fluitfpieren van de aars en blaas ontbonden zyn geweest, wanneer de menfchen lang op een koude fteen hadden gezeten, of terwyl zy vischten het koud water deeze deelen lang befpoeld had : dezelfde kwaal vermaand hy ook dat fommige overkomen is onder 't zwemmen in koud water. Zeer grote hitte. Wy hebben aanftonds gezien, dat die zagte en natuurlyke warmte zeer fchoon voordeel doet aan de werkingen der zenuwen ; maar als zy boven maten vermeerderd word, doet zv zeer groot nadeel : want het vloeibaarite word uit het lichaam gejaagd , en het overige van de fappen word digter, en genegen tot ziekelyke zamengroeijingen. ja zelfs het is bewezen, dat onze zappen geftremd worden door grote warmte; waarom §.117. de hitte onder de oorzaken der verftopping opgenoemd word, voor zo verre zy de deeltjens van onze fappen opeen dringt, en die onbekwaam maakt, om door de nauwe eindens der vaten door te kunnen gaan. maar deeze ondoorganklykheid van onze fappen door de al te grote hitte gefchied niet alleen door de verftroijing van het vloeibaarfte gedeelte , maar ook door de fchielyke ftremming door de grote hitte veroorzaakt, dus ftremd de wei van 't bloed terftond, wanneer in kokend water indrupt, en wel m een trap van warmte veel minder als die van kokend water, maar aan- ' O) De Locis Affeftis Lib. I. Cap. VI. Charter. Tom. VII. pag. 400. & Lib. IV. Cap. VII. Ibidem, pag. 405.  §. io6o. DE LAMMIGHEID. gezien de nadeelen van onze verdikte fappen eerder omtrent de t kleinfte vaten, als zyn die, welke het maakzel van de hersfenen uitmaken, worden waargenomen; hierom voorzien de Geneesheeren de gekwetfte werkingen der hersfenen, wanneer zy in de ziektens een overgrote hitte waarnemen, daarom word ook in 't verhaal der ongezondheid {t), alwaar de nadeelen van een al te grote hitte opgenoemd worden, aangetekend, dat vooral de zenuwen en de zenuw-watervaten , en derzelver werkingen daar door ten hoogde befchadigd worden, om deeze oorzaak is ook §. 772. aangetekend, dat een overgrote hitte de waare razende koorts voorafgaat, maar wanneer het hoofd > of zodanige plaats, alwaar grote zenuwen lopen, door grote hitte word aangedaan, gelyk fomtyds aan de landlieden, in de heete zon flapende, gebeurd ; als dan is 'er groter gevaar aanwezende. waarom Hippocratcs (u) gewaarfchouwd heeft, dat de menfchen geheel lam worden , indien het hoofd fchielyk aan de hitte der zon blootgefi'eld', of door de koude aangetast is geweest. Koude vochtigheid. Senatorius (zv) heeft geleerd, dat dc koude met vochtigheid, veel meer de ongevoelige uitwaz'eming belet, als de droge koude : en elders heeft hy 'er by gevoegd O), dat door zodanige lugt, de ongevoelige uitwazeming in bloed» water veranderd, het geene wederhouden zynde, en daar naar niet ontbonden, gewoonlyk de ongedaanheid voortbrengt, hier uit zien wy dat door zodanige lugt verkoudheden der neus en borst, en diergelyke kwalen voortgebragt worden, in welke een grote hoeveelheid der fappen door de neus uitvloeit, of ook door de fpog weg geworpen word. maar indien dit wederhouden zynde, zich vergaderd omtrent de grote zenuwen, of derzelver oorfprong in de hersfenen of het rughmerg, zal het derzelver werking ft) H. Boerhaave Inftït. Medic. 5. 746. (u) De Aè>e Locis & Aquis textu 14. Charter Tom. VI. p. lor* (sv) Aphor. 67. O) Ibid. "146. Xxxx 2  '0 DE LAMMIGHEID. §.1060. *king kunnen kwetzen, of ook geheel vernietigen, want door deeze oorzaak word een weiachtige zamenvloeijing in 't lichaam geboren 0)s welke Pifo zo dikwerf bevonden heeft, oorzaak te zyn van de beroerte en de lammigheid, dat hy deeze oorzaak byna alleen in deeze ziektens erkend heeft, gelyk te voren in de befchryving van de beroerte is gezegd geweest, waarom ook Hip' pocrates (z), onder de gewone ziektens, in een vochtig jaargetyde de beroertens opnoemd. een weinig te voren is uit Galenus aangehaald, dat de fluitfpieren van de aars en de blaas ontbonden zyn geweest, wanneer fommige deelen van het lichaam langdoor koud water befpoeld wierden. Avenzoar (>) verhaald van zich zelve dat, wanneer hy zich in koud regenachtig weder op reis begeven had, om een lamme te gaan genezen, en de wind hevig zynde, hy de linker voet niet genoegzaam gedekt, aan de wind en regen lang blootgefteld had, dit deel door de lammigheid aangetast is geweest, ook met een vernietiging van gevoel, hy is nochtans gelukkiglyk en in korten tyd genezen geweest door de grote warmte van 't vuur, en infmeering van een heet fpeceryachtig fmeerzel, aangezien dit kwaad maar plaatzelyk en noch versch was. Te groot gebruik van warm water, en dat gedurig. Te voren §. 1050. is gezegd , dat in de fpiervezelen zo grote flapheid kan ontftaan, dat zy hunne dienst niet kunnen waarnémen, en dat door zodanige flapheid der fpieren, de lammigheid kan ontftaan. maar te voren is %. 30. bewezen , dat waterachtige dingen de vaste vezelen van het lichaam ten hoogfte verzwakken: en tevens is als toen uit Hippocrates vermaand, dat door een overvloedig gebruik van warm water een verwyftheid van V lichaam, en een onmagt van de zenuwen te vrezen is. omtrent het einde der (y) H. Boerhaave Inftitut. Medic. g. 748. CO Aphor. XVI. Sèft. III. Charter. Tom. IX. pag. 109» (O Apud Zacut, Lufitan. Hift. 47- pag. 48. Tom. I.  §,1060. DE LAMMIGHEID. 717 der voorgaande eeuw, zyn 'er eenige Geneesheeren geweest, dievan gevoelen waren, dat de gezondheid in de beste ftaat zoude zyn, wanneer het bloed en alle de fappen zeer dun waren ; en dus ftampten zy een iegelyk in, dat het bloed niet te veel afgefpoeld konde worden: daarom raadde zy de gezonde menfchen aan, dat zy daaglyks warme waterige dranken in grote hoeveelheid zouden drinken, als thee, koffy en diergelyke. ik heb 'er zeer veele gezien, welke door een langdurig misbruik van deeze dranken het lichaam zodanig ontzenuwd hadden , dat zy nauwlyks de kwynende lidmaten naar zich konden fleepen , en veele zyn ook door de beroerte en lammigheid aangetast geweeet. want aldus worden eindelyk in deeze alle de ingewanden en vaten zodanig flap, dat de behoorlyke hoeveelheid der geesten tot de bewegingen der fpieren vereischt, niet kan volmaakt worden , en tevens word in de fpieren, om de zelfde oorzaak, die flapheid te weeg gebragt. maar diergelyke flappigheid word ook door een lauwe vochtige lucht veroorzaakt, indien zodanig weder lang duurt: en Hippocrates heeft aangetekend , dat de verlammingen van 't geheele lichaam als een algemeen heerfchende ziekte regeerden naar een zuidigh vocht weder Q). Damp van rattekruid, fpiesglas, enz. Het heeft te voren , in de opletting der oorzaken van de beroerte, N°. 5. S. 1010.' gebleken, dat zodanige vergiftige dampen, de werking van alle de zenuwen kan te niet doen, welke tot de dierlyke werkingen behoren, door de beroerte te veroorzaken: maar ook tevens heeft het door de aldaar aangehaalde waarnemingen gebleken , dat de lammigheid daar door voorgebragt is geweest, uit het geene, dat van de lammigheid, het colyk van Poiclou volgende, in dit zelfde (O Epidem. I. Charter. Tom. IX. pag. 63» Xxxx 3  DE LAMMIGHEID. §. J060. de hoofddeel gezegd is, heefc gebleken, dat de damp van lood dikwerf de lammigheid veroorzaakt, wy vinden de menfchen zo dikwerf lam geworden door het kwikzilver door het vuur indampen ontbonden, wanneer zy zich onvoorzigtiglyk aan dezelve blootgeven; gelyk Vergulders, Scheikundige, die in metaalen werken, enz. moog'lyk zyn 'er noch veel andere vergiften, welke de zelfde kwaal kunnen voortbrengen, zelfs door de uitwendige oplegging, het zal genoeg zyn, hier eene waarneming aan te halen , welke dit bevestigd, een adelyke vrouw, heeft op een zweer, onder 't oog, welke voor kankerachtig gehouden wierd, een ftukje van wilde nagtfehoon gelegd , en in een nagt had de oogappel alle beweging verloren, zeer veel uitgezet blyvende, zelfs wanneer het ligt helder in 't oog fcheen: het blad nagtfehoon afgenomen zynde, keerde de beweegbaarheid van de oogappel allengskens wederom. Rajus (e) getuigd , dat dit in zyne tegenwoordigheid gebeurd is; en dat dit niet by geval is gefchied, oni dat de oplegging van het blad, tot drie onderfcheide ryzen beproefd zynde, 'er altyd de zelfde uitwerking op volgde. Ja, dat meer is, wanneer deeze kankerachtige zweer ontworteld en genezen was, heeft de Heelmeefter een deeltje van het zelfde blad, op de zelfde plaats daar de zweer geweest was, gelegd, ophoop , dat hy de vochten zoude terug dryven, op dat zy hier niet op nieuw na toe te zamen zoude vloeien ; maar dezelfde uitzetting van de oogappel is 'er op gevolgd. Galenus (d} •retuigd, dat hy dikwerf byna diergelyk nadeel heeft waargenornen door de onvoorzigtige oplegging van opium , mandragerskruid, bilfernkruid , om de zeer zwaare oogpynen te ftillen. De (O Hiftor. Plantar. Lib. XIII. Cap. XXIII. pag. 680. (d) Method. Medend. Lib- III. Cap. II. Charter. Tom.X. p.58»  §.to6o.io6i; DE LAMMIGHEID. 719 De oorzaken van de lammigheid aldus verhandeld zynde , volgd de overweging der uitwerkzelen, die door de lammigheid voortgebragt worden. I0f5i. T^\e naaste oorzaak (lofS ), en de afgeieX-J gene (lo^p. 1060J, en dus brengt de lammigheid zelve door deeze geboren , zeer verfcheide uitwerkingen voort, na de vericheidendheid der zitplaats, waar deeze oorzaak is; na mate de vericheidendheid der grootte, door welke zy aldaar Zit ; na de vericheidendheid van het aangedane deel, na mate het meer of min noodzaaklyk is, meer middelyk of onmiddelyk tot het Ieven; want daar door kan 't dodelyk , minder dodelyk 3 geneeslyk, of ongeneeslyk zyn. Uit het geene, dat tot nog toe gezegd is van de naaste en afgelegene oorzaken van de lammigheid, heeft het gebleken , dat deeze op onderfcheide plaatfen van het lichaam kunnen zitten , wanneer zy de lammigheid voortbrengen; hierom onderzoekt men te recht de zitplaats, waar die oorzaak zich ophoud, op dat daar uit naderhand een rechte voorkennis, en goede geneêswyze kunnen gevonden worden, want de oorzaak , de lammigheid b. v. van 't been veroorzakende, kan in de hersfenen zelfs, en in het rughmerg, en in een grote zenuw ftam, die door de uit het uiterfle van het rughmerg uitgaande vergaderde zenuwvezelen ontftaat. maar 'er zyn verre andere uitwerkingen te vreezen van de zelfde oorzaak, indien zy in de hersfenen zit, dan wel in de been zenuw: want deeze oorzaak tot de naby de hersfenen gelegene plaatfen, welke de andere lichaams deelen voorzien, voortgezet, zal nieuwe kwalen voortbrengen, daar zy in de been zenuw  no DE LAMMIGHEID. $.iodr. nuw alleen maar de werkingen van de fpieren kan kwetzen, aan welke deeze zenuw voorziet, daar en boven zal de oorzaak, de werking der zenuw belettende , in de inwindzels der zenuwen alleen maar kunnen zyn» of in de eigentlyk gezegde zelffiandigheid der zenuw; waar uit wederom een onderfcheide voorzegging word afgeleid, dewyl de oorzaak van de lammigheid, dikwerf in de bekleedzelen der zenuwen zittende,door de kunstkan weggenomen worden; maar wanneer zy de zelfftandigheid der zenuw bezet, word zy zelden of ooit genezen, maar op wat wyze de zitplaats dezer oorzaak ontdekt word, zal naderhand $. 1070. gezegd worden. . , Maar ook is 'er wederom een andere voorkennis, na mate de verfcheidendheid der grootte van de oorzaak , welke de lammigheid voortbrengt, indien een der wervelbeenderen der ledenen maar alleenlyk een weinig uit deszelfs plaats bewogen is , is er hoop overig voor de genezing, om dat dezelve maar hgtelyk het rughmerg zal drukken: maar indien het zelve veel van zyn plaats is verfchoven, na het binnenfte van't lichaam, is het rughmerg dikwils geheel vernietigd, en 'er is geen middel overig, de grootheid der oorzaak, word ook afgeleid van de gemakkelyke of ongemakkelyke wegneming der zelve, de lammigheid, door de bloedrykheid ontftaan , word veel fchielyker weggenomen , als die, welke door een weiachtige zamenvloeijing in de hersienen vergaderd, veroorzaakt word. wanneer de lammigheid van de oogappel door de oplegging van wilde nagtfehoon op een zweer, volgde, konden zy gemakkelyk weggenomen worden door deeze oorzaak weg te nemen. . , Maar ook maakt het aangedane deel zelfs een nieuw onderkneid in de uitwerkingen van de lammigheid, na mate het tot deeze of geene gebruiken diend. men kan veel langer de lammigheid van . de arm verdragen, als van de darmen; aangezien door deeze de verteering van het gebruikte voedzel belet word, en de ingang van de gy.1 in 't bloed; welke vereischt word tot behoud  §. ic6ï.ïo6z. DE LAMMIGHEID.' znt van 't lichaam, maar uit deeze alle, wel overwogen, kunnen die dingen voorzien worden, welke men te hopen of te vrezen heeft in de lammigheid, van welke in 't volgende Hoofdftuk gehandeld word. §. 1062. ~T\e lammigheid van 't hart, van de Ion-I—/ gen, van de fpieren, tot de ademhaling en doorilikking dienende, is fchielyk dodelyk: van de maagh, darmen, en blaas, door inwendige oorzaken, is zeer gevaarlyk; van de fpieren van 't aangezigt is kwaad, en veranderd gemakkelyk in de lammigheid , de geheele lammigheid is zeer gevaarlyk, voorbode van de beroerte, door deeze ontftaan zynde, is dodelyk : de halve lammigheid is kwaadj gelyk aan de heele lammigheid, hier uit een dodelyke beroerte ; welke met koude, ongevoeligheid , vermagering van het deel verzeld gaat, is kwaad, en zelden geneeslyk: welke met een wreede ftuiptrekking, en grote hitte van het tegenovergeftelde deel, is kwaad: maar uit deeze tegenovergeftelde weet men , welke gelyk , en minder te vrezen is: welke in tegendeel zo dikwerf oorzaak is van een haastige, en onvoorziene dood, zonder eenig toeval byna verzeld. Van het hart. In de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam (e) word bewezen , dat het hart waarlyk een fpier is, en door fpierlyke kracht werkt; en zal aldus de lammigheid kunnen leiden, gelyk alle de overige fpieren, indien de oeifening der fpierlyke beweging na het hart, door eenige oorzaak belet word. het is wel waar, dat het hart eenige ei- genCO H. Boerhaave Iuftit. Med. §. 187. Derde Deel. Yyyy  723- DE LAMMIGHEID. $.1062. irenfchappen heeft , welke aldus in andere fpieren niet worden Sevonder1, want zelfs uit het lichaam gefneden , gaat de beweging van het zelve, gedurende eenige tyd voort, en de werking van het reeds naar de dood rustende, kan door het zelve te prikkelen wederom vernieuwd worden (ziet $. 1.). intusfchen nochtans leerd het ontleedkundig onderzoek van 'thart, dat het maakzel in dit ingewand 't zelfde is als van andere fpieren van t lichaam; dat 'er talryke zenuwen na het hart gaan ; dat twee ilagaders welke groot zyn ten gezichte van 't hart, overvloedig bloed'zeer fasen door deszelfs geheele zelfftandigheid omvoeren; en dat dus hier zeer hevige oorzaken zyn van de fpierlyke beweging, de ontledingen van levendige dieren, hebben geleerd dat bet hart bleek word, wanneer het werkt, gelyk de overige fpieren van het lichaam, hierom, offchoon het hart fomraige byzondere eigenfehappen heeft, welke het alleen eigen is , heeft het nochtans ook die al te gader , welke men m de andere fpieren waarneemt, en dus zal ook diergelyke ziektens lyden kunnen door diergelyke oorzaken, zeer grote en fchielyke gemoeds aandoeningen , ontbinden fomtyds zodanig alle de fpieren , dat zy het lichaam niet meer kunnen onderfteunen , maar dat de menfchen vallen; en'er volgd te gelyk byna altyd een hartvang, ofte rust van het hart. waarom de wyze Homerus (J) , wanneer Venelope het vertrek van haar zoon, en de listen van zyn medevryers geboodfehapt wierd , deeze twee byeen gevoegd heeft, zeggende : Maar het hart bevind zich in de hartvang volmaaktelyk, gelyk « io«7. in de uitlegging van de lammigheid gezegd is geweest; ie weeten, dat het een flappe onbeweeglykheid van de fpier is, door geene poging van de wil of van het leven t overwin^; (ƒ) Odyfs Lib» IV» pag* <5i»  §.io6a. DE LAMMIGHEID. /a3 maar aangezien het hart door 't aderlyk bloed in deszelfs holligheden invioeijende, zodanig geprikkeld word, dat het op nieuw te zamen getrokken word , word die lammigheid van 't hart dikwils weggenomen , en veele in de hartvang vervallen, komen wederom tot't leven, wanneer de leden gewreven worden , de borst en 't aangezigt met koud water befprengd, en prikkelende middelen onder de neus gehouden worden enz. door welke alle de beweging aan het aderlyk bloed na 't hart word gegeven, fomtyds nochtans volgd 'er door een fterke en fchielyke gemoeds beweging, een dodelyke verlamming van 't hart. wanneer ieder een zich verwonderde over een zeer kloekmoedig vechtende Soldaat, en zich niet minder bedroefden, dat hy eindelyk ter neder wierd geftagen, nemen zy de dode de wapenen af, om te kennen wie hy was. een groot Edelman , (welkers nakomelingfchap nog in grote eerbied is, en die my de waarheid van de daad bevestigd heeft,) loopt met andere toe, en ziende dat het zyn zoon was, het lyk met opene oogen befchouwende, is hy verftyft, en viel een weinig daar naar dood neder (g). maar de waarnemingen hebben ook geleerd , dat de hartvang volgd; wanneer de buitenfte oppervlakte van 't hart door ongewone dingen aangeraakt word , wanneer het naakte hart te voorfchyn kwam, door dien een wond of zweer het hartvlies doordrong, want wanneer een zeer vermaard Heelmeefter, de vinger ingeftoken door de opening van de zweer, het hart raakte , volgde de hartvang (h\ waarom het hartvlies, vastgehegt aan het middenrift, de krop, het borstbeen, het geheele hart, met de ooren, boezems, en de grote ftammen van de vaten , het hart ingaande, en uit het zelve gaande, dit influit en tegen de harde omleggende deelen befchermd, op dat het, wanneer het zich beweegt, niet op dezelve ftoot en gekwetst worde, of ten minfte in zyne beweging tg) Eflais de Montagne Lib. I. Cap. II. Tom. I. pag. 7. (/;) Senac de Corde Lib. IV. Cap, V. Tom. II. pag. 344» Yyyy e  ■724 DE LAMMIGHEID. $. I0Ö3. ging geftoord worde; welkers gedurigheid en evenredigheid zo nodig is tot 't leven. Van de longen, van de fpieren tot de ademhaling dienende. Het blykt uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van't nienfchelyk lichaam O), dat de long, wanneer de lugt door een opene borst overal tegen dezelve valt, tot een kleinder plaats gedrongen word, als wel die, welke zy bezette, wanneer zy in de geheele borst zat, en dat dit voornamentlyk gefchied door de werking der fpier-vezelen, de fchubachtige affnydzels der longpypen hegtende ; welke dierhalve wederftand bieden aan de uitzetting der long in 't inademen, en de uitjaging der lugt uit de long ten tyde der uitademing voortzetten, indien dierhalve de lammigheid in deeze fpieren of vezelen ontftaat, zal de uitademing lastiger zyn, de long door de bevatte lugt uitgezet blyven, nochte zal nieuwe ingeademde lugt toelaten, maar aangezien tot de vrye doorgang van 't bloed , uit het rechter hart door de long na het linker hart, een overhandfche uitzetting en zamentrekking der longen vereischt word, blykt het dat door zodanige lammigheid een groot gevaar boven 't hoofd hangt, alle de Geneesheeren bekennen , dat de kramptrekkende benauwde borst, by ryzen herhaald, door de ftuiptrekking van deeze fpierachtige vezelen ontftaan. of misfchien de moeilyke ademhaling , gedurig kwellende , door de verlamming van deeze vezelen kan gefchieden ? ik heb veele met benauwde borften gezien, die zeer moeilyk uitademden , en veel gemakkelyker de inademing volbragten. Ruysch (k) heeft in drie lyken, van menfchen die te voren zeer moeilyk en alleen recht op zittende, hunnen adem haalden , een hoop doorfchynende blaasjens, door de lugt uitgefpannen gevonden , en zodanig verftopt, dat hy door een ligte drukking de lugt daar niet uit heeft kunnen doen gaan: nochte de blazing door de long- pyp G) H. Boerhaave Inftit. Medic. J. 602. & feq. 09 Obferv. Anatom. Chirurg. Centurf. Obferv. 15. 20. 2t> pag. 18—au  J.io5a. DE LAMMIGHEID. 725 pyp had de gemeenfchap met deeze uitgefpanne blaasjens: maar met een naaide doorftoken zynde, vielen zy tot een , wanneer de lugt 'er dus uitging, het fchynt bewysbaar, dat deeze vezelen krachteloos geworden , de ingeademde lugt niet uitgejaagd hebben, en dat de kleinfte takken van de longpyp verftopt en opgepropt zyn geweest, door de flymachtige , lymachtige fappen , door welke de long in diergelyke ziektens gewoonlyk bezwaard word, welke tot deeze blaasjens kwamen , eindelyk geheel te zamen gegroeid, indien zodanige lammigheid van deeze vezelen in de geheele long, of in een groot gedeelte van dezelve or.tftond , blykt het genoegzaam, dat de ademhaling daar door moeilyk moet gemaakt worden ; ja en fomtyds geheel onderdrukt worden. Indien nu diergelyke lammigheid in de fpieren ontftond, welke in levens ademhaling door de uitzetting van de holligheid der borst uitwerken, dat de long door de lugt uitgezet kan worden, is het klaar genoeg, dat het leven fchielyk een einde zal nemen. En de doorflikking. Men zie het geene, dat van de ontbinding der doorflikking en het gevaar van deeze ziekte, gezegd is geweest §. 785. en §. 818., alwaar over de kwade keel , uit deeze oorzaak ontftaan , gehandeld wierd. Van de maagh, darmen, en blaas, enz. Het blykt uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam (/), dat de maagh niet alleen als een hol vat de ingenome fpys en drank ontvangt,maar die ookwederhoudt, drukt door de fpierkracht, door de wurmachtige of zogenoemde nederwaartsdrukkende beweging wryft, voortzet tot de mond van de maagh, en daar naar in de twaalfvingerige darm voortjaagt, indien, (O H. Boerhaave Inftitut. f. 83. Yyyy 3  726 DE LAMMIGHEID. §. 1062. dien dierhalve deeze vezelen van de maagh lam worden, houd al die werking op, en als dan doet de maagh alleen maar de werking van een vat, het ingenomene ontfangende, maar veranderd dit niet door derzelver eigene kracht, de werking van het middenrift en der fpieren.van de buik, zal het bevatte in de verlamde maagh wel uit dezelve kunnen drukken, maar het zal als dan ongekookt en onveranderd in de darmpyp komen, maar aangezien zy van de beide ftamrnen van het achtfte paar, aan de zyden van de flokdarm lopende , haare zenuwen ontfangt, blykt het, waarom de lammigheid van de maagh gevaarlyk is, indien zy van inwendige oorzaken ontftaat, aangezien alsdan met recht te vreezen is, dat in de hersfenen zelve , omtrent de oorfprong van deeze zenuwen, de oorzaak van deeze lammigheic zit. edoch heefd de lammigheid van de maagh ook dikwils haar begin van de eenige te grote flapheid van de fpierachtige vezelen van de maagh, alhoewel alle de zenuwen , en de oorfprong der zenuwen zich zeerwel bevinden in de gulzigaarts, diedaaglyks door onmatig fpys en drank in te zwelgen, de maagh boven mate uitfpannen , verliezen eindelyk de "zo dikwerf uitgerekte vezelen van de maagh alle hunne kracht, en naderhand kwynt, gedurende het geheele leven, de werking der maagh. maar wanneer deeze vezelen van de fpieren van de maagh werken, vernauwen zy beide de monden der zelve, op dat de nog niet verteerde fpyzen niet fchielyk kunnen uitgaan (/;z) : hierom vallen de ongekookte en onveranderde fpyzen uit door de onderfte mond van de maagh niet genoeg toegefloten zynde, tergen de darmen , waar door de buikpynen, en een fchielyke ontlasting van het nauwlyks veranderd voedzel door de aars. indien te gelyk de overige ingewanden goed zyn, als dan is 'er fomtyds een hondts-honger aanwezende, wanneer het lichaam wel voedzel nodig heeft, maar nochtans (jrï) Ibidem»  §. IOÖ2. DE LAMMIGHEID. 727 tans weinig of geen voordeel uit het ingenomene trekt, waarom die gedurige trek tot fpys blyft. zodanige oorzaak van hondtshonger en fpysloop heeft Ruysch in 't lyk van een vrouw ontdekt 00, welke lang met deeze kwalen geftreden had: want hy heeft de ingewanden vry wel gefteld gevonden, maar de rechter mond van de maagh zodanig wyd geworden, dat zy alle de vingers van de hand byeen gevoegd , in haar wydte toeliet. Daar en boven is §. 1060. gezegd geweest, dat het overmatig gebruik van warm water, en dat gedurig de lammigheid kan veroorzaken : edoch moet de maagh het eerst van al dit gebrek gevoelen, aangezien al het ingenomewarm water eerst in de maagh komt: waar uit ook de Geneesheeren zo dikwerf onoverkomelyke kwyningen van de maagh waarnemen in die, die een misbruik maken van die lauwe waterachtige dranken, voor 't overige die verlamde kwalen van de maagh, door diergelyke oorzaken ontftaan , veroorzaken wel een allergrootfte moeilykheid voor de zieken en de Geneesheeren, maar zyn nochtans zo gevaarlyk niet, dan of zy van inwendige oorzaken, de zenuwen zelfs, of de oorfprong der zenuwen aandoende, voortgebragt wierden. Dat diergelyke ziekte, van de zelfde oorzaken, ook in de darmen plaats kunnen hebben , blykt genoeg : maar als dan word het geene dat ingenomen is , fchielyk in korten tyd zonder gevoel door de aars uit, van gelyken nauwlyks veranderd, edoch in de gezondheid hebben de darmen zo grote kracht om zich te zamen te trekken, dat ook van veel drank niets vogtigs door de aars uitgaat: die ziekte noemd men gewoonlyk fpysloop, waar over men zie het geene §. 710. en volgende gevonden word. Maar de blaas heeft talryke fpierachtige vezelen , welke vry fterk zyn, op onderfcheide wyze door elkander kruizende, door welkers behulp .zy al de pis uit haar holligheid kan drukken, maar in- 00 Obfervat. Medico Chirurgie. Centur» Obfervat» 74» f>6t*  728 DE LAMMIGHEID. $.1062: indien die vezelen lam worden, en de fluitfpier van de blaas nog haare fterkte behoud, als dan word de pis wederhouden, gelyk zo dikwerf gebeurd in die , die het water te lang opgehouden hebben, maar indien de fluitfpier tevens ontbonden is, valt de pis ongevoelig uit. Jretaus (V) heeft ook deeze tweederlei verlamming van de blaas fraai aangetekend, maar aangezien de blaas ook van de tusfchenribbige zenuwen, en van de onderfte darmfcheil-vlegting, takken ontfangt, gelyk ook van de beenzenuw, blykt ook de reede, waarom deszelfs verlamming, door een inwendige oorzaak voortgebragt, zo gevaarlyk word gehouden, hier door word de onwillige pisloop voor een teken gehouden , dat de hersfenen aangedaan zyn, en dus een kwaad teken; gelyk by een andere gelegendheid, §. 734- vermaand is geweest, maar wanneer de pisloop ontftaat van een oorzaak in de blaas zelve, of deszelfs fluitfpier zittende, ontftaat, is zy wel zeer lastig , maar zo zeer geen gevaarlyke kwaal. Van de fpieren van 't aangezigt is kwaad enz. Om dat de fpieren van 't aangezigt hunne zenuwen hebben van de takken van het vyfdc paar zenuwen, en'er dus vrees is, dat de oorzaak van deeze lammigheid in de hersfenen zelf zit, welke vermeerderd zynde, gemakkelyk de beroerte voortbrengt, want indien de arm of het been lam is, zal de oorzaak in het rughmerg kunnen zitten, of in de grote zenuwen uit het zelve gekomen ; en dus kunnen plaatzelyke geneesmiddelen, omtrent de plaats waar de oorfprong van 't kwaad zit, hier van gebruik zyn; het geene niet kan gefchieden, indien de oorzaak van 't kwaad in de hersfenen zal zitten, de Geneesheeren nemen dit zo dikwils waar, dat de geene, die in een dodelyke beroerte nu byna zullen vervallen, een lammigheid in de fpieren van het aangezigt, of ook van de tong beginnen te hebben, zy beginnen midden onder de gastmalen te ftameren, en fomtyds vallen de fpyzen, welke zy CO De Caufis & Signis Morb. Dintnrn. Lib. h Cap. VII. p. 34-  §. 1002. DE LAMMIGHEID.- 729 in de mond honden , door de ontbinding der fpieren van de wangen en de lippen, uit de mond, het geen een leelyk aanzien geeft, en een weinig daar naar vallen zy beroerd neder, maar de lammigheid der fpieren van 't aangezigt, word vooral daar door onderfcheiden, dat in de niet verlamde zyde het aangezigt gefpannen word, de heek van de lippen na boven word getrokken, dewyl de lamme zyde langer ichynt, en als hangende, in 't algemeen kan men byna zeggen, dat, hoe de lammigheid op een hogere plaats van 't lichaam zit , dezelve zo veel te gevaarlyker is, om dat de oorzaak van 't kwaad als dan digter aan de hersfenen is. maar aangezien de fpieren van de bogen byna de hoogfte zyn van 't geheele lichaam , hier uit blykt het, waarom Hippocrates gezegd heeft, dat het een allerkwaadst voorteken is in fcherpe ziektens, indien de oogen verdraaid wierden, of het eene kleinder wierd als het ander (ziet §. 734.)- want aangezien het oog door de werking van de katrol-fpier, buiten de ronde kas uitpuild, voor welke het vierde paar zenuwen befleed word , zal de oogbol als dieper in de ronde kas wegzinken, indien deeze fpier lam zal zyn geworden, en zal zich kleinder vertonen als 't ander; maar dit betekend, dat de hersfenen reeds door de ziekte aangetast zyn, en dat men dus het allerergfte te vrezen heeft, fomtyds is de kwaal maar plaatslyk, zonder dat de hersfenen aangedaan zyn, en word gelukkiglyk genezen; welke gevallen ik eenige maaien gezien heb. dikwerviger nochtans ontftaan 'er te gelyk doffigheden in de arm of in de hand , en een weinig daar naar , volgd 'er, of de beroerte, of een halve verlamming, dit heeft Hippocrates zeer wrel gewaarfchouwd (/>), zeggende: maar de. verdraijingen in 't aangezigt, voorden fchielyk geflild, indien zy liet aan geen ander gedeelte van 't lichaam mededeelen, het zy van zelfs of door dwang; edoch de overige worden beroerd. De (/O Prorrheticor. Lib. II. Cap. XVII. Charter. Tom. VIII. pag. 8a6. . j a Derde Deel. Zzzz  no DE LAMMIGHEID. §.1062. De geheele lammigheid is zeer gevaarlyk enz. Te voren §. 1018. is gezegd, dat men hedendaagsch geheele- lammigheid genoemd word, wanneer de vrywillige werkingen ophouden in alle de deelen onder den hals gelegen, dierhalve hinderd de oorzaak de oorfprong zelve van het rughmerg, alwaar het in het lange merg voortduurt, en dus het naaste aan de hersfenen is; welke, indien zy vermeerderd word, de beroerte zal veroorzaken, en dat wel dodelyk, om dat al het geene dat van het rughmerg afhangt, daar nu van weggenomen was. het gebeurd gewoonlyk, dat, wanneer het uitgeftortte bloed of wei, de kast der wervelbeenderen, of de inwendige zelfftandigheid zelve van het rughmerg vervuld en drukt, dat het allengskens in hoeveelheid toegenomen, in de holligheid van het bekkeneel wederom welt, en aldaar van gelyken alles drukt, zy kan ook ontftaan door een óntwrigte wervel van den hals, maar van gelyken byna altyd met een dodelyke uitkomst, gelyk by een andere gelegendheid §; 818. is gezegd geweest. De halve verlamming is kwaad. Men noemt halve verlamming, gelyk §. 1018. gezegd is, wanneer het halve deel des lichaams van 't hoofd tot^de voet toe, van vrywillige beweging beroofd word. de heele lammigheid is dikwils te voorfchyn gekomen, zonder dat 'er eenig gebrek in 't bekkeneel was: maar de halve lammigheid is misfchien nooit gezien, ten zy de hersfenen van gelvken aangetast zyn geweest; want zy ftamelen byna altyd, hebben het geheugen gekwetst enz. hierom is 't van «ïelvken te vrezen , dat, de oorzaak van de halve lammigheid aangroeiende , 'er een dodelyke beroerte op volge. maar wanneer de heele of halve lammigheid op de beroerde volgd, is 'er groter hoop , om dat wy als dan weeten , dat de oorzaak der ziekte verminderd, en fommige deelen der hersfenen verlost Welke met koude, ongevoeligheid enz. De oorzaak van de lammigheid is voornamentlyk tweederlei §. 1059. opgenoemd : te weten dat geene, dat de zenuw onbekwaam maakt om de geest 0 door  §, ICÖ'2. DE LAMMIGHEID. 701 door te laten; en daar naar alles wat de ingang van het flagader* fyk bloed in de fpier belet, indien dierhalve een koude aanwezende is in het lamme deel, weten wy dat de omvoering van het bloed door de fiagaders van dit deel, waar door de warmte in 't lichaam ontftaat, niet meer gefchied; en dat dus niet alleen de zenuwen na dit deel gaande, belet zyn, maar ook de fiagaders; en dat het kwaad zo veel moeilyker is te genezen, dewyl de omloop in dit deel ontbreekt, of ten minfte zo zwak is , dat zy geen warmte kan toebrengen aan het aangedane deel. in die fchone verhandeling van de zeer beroemde Alflon Qf), welke hy over de opium te zamen gefteld heeft, en derzelver uirwerking in onderfcheide dieren, word gelezen, dat onder de kikvorfchen tot deeze proefnemingen gefchikt, 'er eene is geweest, welkers agterfte been van gevoel en beweging ontbloot was: maar wanneer hy dit lamme deel door 't vergrootglas bezag , heeft hy bevonden, dat de rode bloedbolletjens geheel ontbonden, en de vaten uitgezet waren door een evenredig rood vogt: waar uit het fchynt, dat het bloed onbewogen heeft gezeten in dit dier, de vezelen der fiagaders van gelyken lam geworden zynde , en dus de uitgezette fiagaders niet kunnende ontledigen, maar aangezien §. 1057. gezegd is geweest, dat te gelyk met de beweging ook het gevoel ten eenemale in het lamme deel te niet gaat, word dit met recht voor een kwaad teken gehouden , om dat de oorzaak van de lammigheid niet alleen de bewegende , maar ook de gevoelende zenuwen belet, en aldus vry hevig is. Maar het kwaadfte teken van alle is, indien het lamme deel tevens uitteert: want als dan betekend het, dat 'er niet 't minfte levend voedend fap meer na het deel gevoerd word , en daarom door een langzame uitteerende ziekte verteert, in die lammigheid» CO Medical. eflays Tom. V. part. 155. Zzzz a  «32 DE LAMMIGHEID. §.1062. Keid welke gewoon is het zogenoemde colyk van Pöi&hu op te volden word die uitteeringh van de lamme deelen het dikwerf vio-stvan al waargenomen, ik heb menigvuldige gelegendheden gehad deeze ziekte te zien en te behandelen , en ik heb met het uiterfte medelyden gezien, dat in beide de armen de drie hoofdige fpier als verdwenen was, zo dat ik de wngting van de fchou* der alleen met het vel bedekt, heb kunnen voelen, dat dikke vleesch van de fpier, het geene by 't eerlle lid van de duim na de hand toe is, en de duim, wanneer zy werkt, met grote kracht na de vlakke hand trekt, heb ik van gelyken zodanig vermagerd rrezien dat 'er byna geen voetftap van 't zelve overig icheen , en die ellendige geene de minfte kracht met de handen konden uitoeffenen. maar het blykt genoeg, hoe weinig hoop als dan overio- is tot de genezing, wanneer het geheele lichaam der fpier door zodanige uitteeringh verteerd is. want de oorzaak van de Dewemncr der fpieren kan tweederlei in aanmerking genomen worden , of na de fpier gevoert, of voorvereischt, en te voren geweest hebbende in de fpier. de eerfte oorzaak word door het gebied der wil door de zenuw na de fpier gebragt, maar te vergeefsch, ten zv het werktuigig maakzel van de fpier goed is ; het geene door zodanige uitteering vergaan zynde, kan men niets hopen, ten zy de viesheid van de fpier nog herfteld kan worden, edoch zodanige ziekte nu verouderd zvnde, zyn de te zamen getrokken -ot tezamen gevallen vaten fomtyds reeds te zamen gegroeit, nimmer naderhand wederom doorgankelyk voor de fappen. wy zien wel dat in de geene die door de teeringh aangetast zyn omtrent het einde des levens, het lichaam van alle de fpieren zeer verminderd is , maar nochtans zyn alle de vrywillige bewegingen overig om dat die vermindering van de vleezigheid alleen maar afhangt van de verteering van het vet, dat gedeelte , aan het welke de oorzaak der fpierlyke beweging toegevoegd, ,oe  DE LAMMIGHEID. 733 de fpier doet zwellen, overig zynde en ongefchonden. waarom 'Hippocrates (r) met recht het volgende vermaand heeft : die tevens met dit, dat zy het lichaam niet kunnen bezuegen, het ziekegedeelte van het lichaam vermagerd zvord, die, ze kunnen tot de gezondheid niet her field zuorden: maar die geene verteeringen krygen, zullen gezond worden, diergelyk zekerlyk word ook by Celjus (O gelezen: maar in zvelk deel van V lichaam eenig lid verlamd is, indien de bezveging aldaar ontbreekt en het zelve uitteert, keert het niet zueder tot de vorige gefteldheid; en zo veel te minder , hoe de kzuaal meer veranderd is, en in hoe ouder lichaam dezelve zit. want de ouderdom zelf helt door de uitdroging tot de uitteeringh; en dus is 'er geen hoop, dat de reeds door de uitteerende ziekte verteerende deelen van 't lichaam in de hooge ouderdom op nieuw kunnen herftcld worden. Welke met een wreede ftuiptrekking enz. Naderhand §. 1064., alwaar de wyzen aangehaald worden, op welke de natuur de lammigheid genezen heeft, zal gezegd worden , dat door een hevige op volgende koorts , en ftuiptrekkende beving van het aangedane deel, de lammigheid fomtyds genezen word. maar §. 1068. zal blyken, dat de voornaamfte geneesmiddelen, welké tot de genezing van de lammigheid aangeprezen worden , zodanige zyn, welke de beweging opwekken, en de warmte vermeerderen, aangezien dierhalve door die fterke werking, welke, belet zynde zich evenredig te verdeelen, zich met zo grote kracht in de tegenovergeftelde zyde vertoont, die beletzelen niet te boven kunnen gekomen worden, welke de lammigheid voortgebragt hebben^blykt het genoegzaam, waarom als dan een grote moeilykheid in de geneznig voorzien word. . Maar uit deeze tegenovergeftelde enz. Dit blykt vaii zelve, want de lammigheid aldus na beneden dalende, en de boyenfte deelen vry latende, is geneeslyker , dan dat de lammigheid, CO Prorrheticor. Lib. II. Cap. XVII. Charter.Tom. VIII. p. 8a& CO Lib. II. Cap. VIII, pag. 75. Zzzz 3  DE LAMMIGHEID. §. 1062.1063. heid, de onderfte lidmaten bezettende, na boven klimt, want als dan eindigd zy gewoonlyk in korten tyd in een dodelyke beroerte. Maar welke in tegendeel zo dikwerf oorzaak van een haastige enz. Sommige menfchen fterven fchielyk , maar 'er zyn tekenen van in 't lichaam, verhole kwalen, pynen, als in 't innirfte der borst, hartkloppingen enz.: en men heeft ook in de ontleedde lyken klaarblykelyke oorzaken waargenomen, maar ook is de fchielyke dood waargenomen zonder eenige voorafgegane tekenen, nochte men heeft naderhand in de lyken zodanige veranderingen waargenomen , aan welke men met recht zodanige haastige dood konde toefchryven. als dan gelooft men niet zonder reede, dat het verlamde hart opgehouden heeft zich te bewegen, dit fchynt vooral plaats gehad te hebben , wanneer den iïiensch door onverwagte en zeer hevige gemoedsbewegingen verflagen is geweest; waar van wy een voorbeeld een weinig te voren in dit zelfde hoofddeel hebben aangehaald, en waar van diergelyke gevallen meer in de geneeskundige befchryving gevonden worden. v. 1063. \Y7elke alle (1057. tot 1063.) indien iemand W op ieder fpier in fÉ byzonder, en op welke oorzaken van werkingen, toepast, zal hy zckerlyk van oneindige en zeer wonderlyke ziektens de oorzaken, het kenteken en de voorkennis verftaan. De meefïe werkingen van ons lichaam gefchieden door de beweo-ingen der fpieren ; waar uit ook van zelf blykt, dat die verftoord°, ja zelfs ten eenemaal vernietigd kunnen worden door de lammigheid, wanneer in de halve lammigheid de geheele halve zyde van het lichaam van de vrywillige fpierlyke beweging ontbloot is, weten de Geneesheeren, dat zo hevige oorzaak in de hersfenen zit, dat zy het halve gedeelte der bewegingen, door de zenuwen, aan de wil ondergefchikt, uit te oeffenen, wegneemt. maar  §.1063. DE LAMMIGHEID. 735 inaar indien diergelyke ligtere oorzaak fomtyds een gedeelte van de hersfenen verhinderd l zullen alleen maar eenige werkingen in 't lichaam verftoord worden, de overige in hun geheel blyvende. liet zelfde gebeurd, indien voor de zenuwen , uit het lange of rughmerg nu uitgegaan, beletzel ontftaat in 't geheele beloop tot de fpieren toe, aan "welke deeze zenuwen voorzien, maar wanneer de zenuwen in hunne oorfprong, en de zenuwen zelfs goed zynde, het maakzel zelve van de fpier te niet gedaan, of zeer veranderd is, zal men van gelyken eene kwetzing der werkingen waarnemen, hier uit blykt, hoe veele en hoe wonderlyke ziektens uit het tot nu toe van de lammigheid gezegde, verftaan kunnen worden : het een of ander voorbeeld der oeffenende geneeskunde, zal deeze zaak meer ligt by zetten, indien, iemand het wonderlyk maakzel van de ftrot in aanmerking neemt, als ook de talryke fpieren, die de onderfcheide fpanning en beweging van de krakbeenderen, welke de ftrot uitmaken, bellieren , de opening van de ftrot matigen; indien hy daar naar op let, dat, om de ftem te vormen, het keelgat, het hangende vlies van 't verhemelte, de lell , de tongh, de lippen enz. te zamen lopen , welke deelen al te maal door de fpieren bewogen worden; indien hy daar en boven weet, dat tot de uitfpraak van een eenig lettertje , zo tallyke fpieren vereischt worden, zal hy zich niet verwonderen , waarom alle de werkingen zo dikwerf naar een genezene beroerte, in hun geheel herfteld worden, de fpraak dikwils alleen maar verhinderd blyvende; dewyl zy ofte gedurende het geheele leven onder 't fpreeken Hameien, ofte fomtyds maar eenige letteren alleen niet duidelyk kunnen uitfpreken. want indien 'er nog eenig beletzel in de hersfenen gebleven is omtrent de oorfprng van een zenuwtje, dat tot deeze of geene fpier tot de fpraak vereischt wordende, diend, zal zodanig gebrek blyven. maar ook zal het zelfde kunnen volgen, indien de hers- fe-  inK{ DE LAMMIGHEID. §.1063. fenen *ehee11yk goed zyn, en in fommige zenuwen een beletW de vrye gemëehfchap tusfehen de hersfe. InSen de fnieren wegneemt, het is bekend , dat de on leedu di"e w«meer zy levendige dieren ontleden, dikwils de t de om lopende zenuwen affnyden of ook binden, om de lasSe Singen en het fchreeuwen te beletten , want deeze zenuwerXfneden zynde, is het dier ftom. maar ook heeft Ga* Z r/)v^argenomen, dat een kind de fpraak benomen was vv neer een Onvoorzichtig Heelmeefter, de kropzweeren diep Selë : n zvnde, zullende uitfnyden , en een bloedftortmg vr fende! fneed hy het vlies niet door , maar fcheurde het met i^ hagelè en rekte ongelukkiglyk de wederom lopende zenuwen u ook word een°vry wonderlyk geval by fFcjfcrus Cu) ïevond n; van een vrouw door een weiachtige zamenvloeumg fn 't hoofd aangetast, weikers fpraak allengskens verminderde en fomtyds gedurende üen en meer uuren geheel vernietigd was- maar wanneer zy door een opkomende hoest overvloed g unie en ongekookte fpog uitwierp, kreeg zy een oogenbhk lafnaar de'fpraak wedemm. ja, het geene nog wondeHyker fchvnt indien zy op die tyd, wanneer zy met fpreken konde bet bek eneel omtrent de winkel-naat met de hand drukte kwam dè%raak wederom; de handweggetrokken zynde, was »7v «n nieuw aanftonds ftom. , , \laar ook hebben de geneeskundige waarnemingen. geleerd , dat de hersfenen en de zenuwen in hun geheel en goed zynde , maar het maakzel der fpieren gekwetst en vernietigd 'er moeg P^^tóe^y die ziekte der fcy- ■ sa D? Locis Affeftis Lib.I. Cap. VI. Charter. Tom. VII. p.p6. • fB^b^^CO^a^'.dèlAftftïbiM Capitis Obtev.  $.1063. DE LAMMIGHEID. .^37 then, welke Herodotus (%v) vrouivlyke genoemd heeft, en geloofd wierd, door een vergramde God, om 't plunderen van een tempel, op dit volk gezonden te zyn, word van Hippocrates (x") aan het gedurig paardryden toegefchreven; om dat de rykfte fcyten, die voornamentlyk hun gantfche leven byna met paardryden overbragten, door deeze ziekte gekweld wierden. want door die gedurige ftotingen onder 't paardryden, en de byna onafgebroke drukking, door't gewigt van't lichaam, op 't paard zittende, worden de fpieren der wellust zodanig verzwakt, dat hetmanlyk lid zich naderhand niet meer kan oprechten. Ruyscb (y) heeft waargenomen, dat'er naar de baring fomtyds gedurende'eenige dagen, ja zelfs weeken, een onwederhouding der pis ontftond , door dien de fcheede der lyfmoeder, door de doorgang van een grote vrugt, te zeer uitgerekt word, waardoor de fluitfpier der blaas, welk fterk vast houd aan de fcheede, zodanig uitgerekt word, dat zy naderhand haare werking niet kan volbrengen : hy vermaand ook, dat, door dien het hoofd van de vrugt fomtyds lang in de fcheede zit, of door de rouwe aanraking der Vroedvrouw, het heet vuur de fluitfpier der blaas vernietigende volgd. Het blykt dierhalve, dat uit deeze oorfprong de oorzaken en kentekenen van zeer veele ziektens kunnen gehaald worden, gelyk ook de voorkennis, want alwaar door de al te fterke uitrekking der fcheede, eene magteloosheid der fluitfpier van de blaas' ontftond, hoopte Ruysch met recht de genezing : maar wanneer het hier ontftane heet vuur, het maakzel vernietigd had, was'er niets te hopen, waarom ook de fcyten door menigvuldige waarnemingen geleerd, alle hoop, om de manlyke kracht wederom te verkrygen, afleiden , en naderhand met een vrouwe kleed gekleed, derzelver werken verrigteden. §. 1064; (w) 'Lib. I. Cap. CV. pag. 44. 00 De Aèïe Locis & Aquis Cap. XI. Charter Tom, VI. p« $10» • 00 Obferv. Anatom. Chirurg. XXII. pag. 22» Dlrde Deel. Aaaaa  738 DE LAMMIGHEID: fcêSQ v 1064.. ' TV- natuur heeft deeze ziekte genezen door V I J te verdunnen en de ziekte ftof te ver- fpreiden, welke door een kwade fcheiding na het binten-' ftc der hersfenen , derzelver holligheden , omtrent het lange merg, het rugh merg , de uitgang der zenuwen uit?t merg, de zenuwen, afgelegd: door het opgepropte los te maken door een grote opkomende koorts; door te bewegen door een ftuiptrekkende beving van het deel, door uit te leiden door een ruime en langdurige afgang. < Nu volgd de genezing van de lammigheid, te voren in de befehrvvinode• genezingen van de ziektens , is aangetekend, dat Geneeshetren, met alle oplettenheid die heik^ame l° nZï |er natuur hebben waargenomen, door welke ook de SSoeiS weggenomen, en door iezTrechte en wel verftane waarnemingen hebben zy getracht d erïelvldoor de kunst te weeg te brengen , het geene zy van SSffi«n° gezien hadden voordelig geweest te zyn maar het tul ïeZkkelvk, dat de genezing van de lammigheid als dan kan Sïoo^den, wanneer de hersfenen , het lange merg, het verhoopt woracu, maakzel der fpieren, ra hun SÈeUAIev^zy en d?"iekelyke oorzaak alleen maar belet felde vrve bepaling van de oorzaak der fpierlyke beweging van de hersfen£ doïr de zenuwen na de fpieren al het geene dierhakS deeze ziekte ftof zodanig kan verdunnen dat zy verKd worden, of uit het lichaam ontlast; of de reeds verdunde lbreiü woraen, veranderd, en de werking Zmeer belet,'zal de lamfnigSte^ in d? holligheden der ïe sfenen ve gaderd , kunnen allerergfte kwalen yoorbrenjei ; die zelfde hoeveelheid weija veel groter in 't vetyhes van - t ëifmm word zonder groot kwaad gemakkelyk verara-  5.1064. DE LAMMIGHEID. 739 gen. ik heb fomtyds gezien, dat flaperige, plompe, vergeetachtige menfchen, wonderlyk verligt zyn geweest, wanneer de voeten en de beenen fchielyk begonden te zwellen : de zelfde verligting word zo dikwils in de geneeskundige beoeffening waargenomen, door een gezwel der onderfte lidmaten, in die, die een moeilyke ademhaling hebben, waar uit het bewysbaar fchynt, dat door de enkele verplaatzing der ziekteftof, de werking der ze-jmweu belettende, de lammigheid kan genezen worden. Maar de koorts, gelyk te voren §. 587. bewezen is geweest, fchud het ftilftaande, beweegt, brengt het wederftand biedende ten onder , en jaagt dikwerf de beweegbaar gemaakte ziekteftof uit het lichaam; en zet dezelve fomtyds na andere plaatfen af. waarom de koorts dikwerf de kracht van een geneesmiddel uitoeffent, ten opzigte van andere ziektens (ziet §. 589.). daar en boven heeft het uit het geene §. 10/7. gevonden word, gebleken , dat een ontbinding van alle de aan de wil ondergefchikte fpieren, de beroerte te weeten, genezen word dooreen grote opkomende koorts; en dus zal de lammigheid op dezelve wyze gemakkelyker genezen kunnen worden, de zeer vermaarde hoerhaave heeft een Kleermaker gezien , die driemaal door de lammigheid isaangetast, en zo dikwerf dooreen grote opkomende koorts genezen, men vind hier over meer §. 1017. Edoch de ftuiptrekkende beving van het lamme deel is goed, . zo wel als oorzaak, als teken: want hy tekent aan, dat de oorzaak der fpierlyke beweging, wederom op nieuw de lamme fpieren toegevoegd word , maar nog niet met zodanige ftandvastigheid, dat de uitwerking langdurig zy , maar terftond wederom op nieuw wankeld. waar door hy de beginnende genezing aanwyst, en grote hoop heeft van een volkome herftelling; vooral in: dien een ligte ftuip deeze beving verzeld : want alle de fpieren , die lang in ons gewist hebben , krygen ftuiptrekkingen, indien : zy fchielyk bewogen worden; gelyk wy die zien, die uitdefiaap opgewekt worden door 't hooren van een groot geraas, of diergelyke oorzaak, fchielyk en fterk op de algemeene gevoelplaats Aaaaa a en  74o DE LAMMIGHEID. $.1064. en de zenuwen werkende, maar ook is die ftuiptrekkendè beving voordelig, als oorzaak, om dat door deeze fchuddingen dat geene dikwerf voortftoot, dat nog ondoorgankelyk in defpieren zelve, de eindens der fiagaders, misichien ook in de. zenuwen zelve, of ten minfte in derzelver omwindzels vastgezeten heeft, 'er word fomtyds te gelyk een gevoel van itel. Mé in het aangedane deel waargenomen, van gelyken tot een blv voorteken, dus zien wy dikwerf, wanneer iemand flapende fchuin op het heupebeen zit, en byna met het geheele zewigt van't lichaam de grote ftam van de zenuwen, door t Lerfte van de dye lopende gedrukt heeft , dat als dan het seheele beert onbeweeglyk dof is; maar de houding van t lichaam veranderd zynde, en dus de zamendrukking weggenomen zvnde, word daar naar een lastig gevoel waargenomen r. als of dat deel met ontallyke naaltjens geftoken word ; een: weinig daar naar komt de beweging en het gevoel wederom, alle die toevallen dierhalve , in 1 lamme deel waargenomen , betekenen, dat de vrye beweging door de fiagaders en de zenuwen in de fpieren reeds begonnen is, en dat 'er dus groter hoop tot genezing toe fchynt. . Maar een ruime en.langdurige buikloop, brengt, de ziekteftof, voor al indien zy flymachtig krachteloos is uit het lichaam, en men heeft waargenomen, dat zy van gelyken voordelig is geweest, ook in de beroerte zelve, gelyk te voren §. 1017 ^ezeedis geweest, nochte hier tegen doet niet, fotHtppoCr^gÖezegd heeft (*), ttnzzvart afgang uit eene langdurige zielte ontftaan, iskzvaad;. want aldaar word die buikloop aangemerkt , als een zeer kwade uitwerking van een langdurige ziekte aan de nu reeds verteerd zynde ingewanden , of geheel ontbonden, zyn de darmen haare oorfprong verfchuldigd, gelyk bj eene andere gelegendheid §. 7ao. gezegd is geweest: daar- O) Aphorism. 7. SefoVIII. Charter. Tom,-IX. pag. 343»  §.io64>io6& DE LAMMIGHEID. 7Ai om heeft Hippocrates gezegd uit een langdurige ziekte, want hy heeft een fterke buikloop geprezen in de geene die door een witte llymachtige ziekte zyn aangetast, wanneer te weten deeze droesfem uit het lichaam gejaagd word, gelyk van gelyken 5.720. gewaarfchouwd is geweest. Het zal naderhand blyken, dat de Geneesheeren, de natuur de ziektens genezende, naargevolgd hebbende , zodanige geneesmiddelen toegediend hebben, welke de warmte en de beweging in het lichaam vermeerderden , de zenuwen prikkelden, of de afgang verwekten; en dikwils met een zeer gelukkig gevolg wanneer de lammigheid geneeslyk is-.. v. iotf?.. T^|e genezing vereischt de wegneming der A-/ oorzaak (1059. 1060.), de werking der Zenuwen en llagaderen belettende,, daar naar de hertelling van de vrye. vloeijing. §. 1059. zyn de algemeene foorten van de vrye vloeijing , oorzaken der lammigheid , opgenoemd geweest, en §. 1060. zyn de byzondere voorname oorzaken uitgelegd, de genezing nu van alle ziekte, vereischt voor eerst de wegneming der oorzaak, en dus zal dit ook in de genezing van de lammigheid waar zyn. intusfchen is dit alleen nog niet genoeg, maar 'er word daar eu boven vereischt, dat de vrye vloeijing der fappen door de fiagaders en-de zenuwen na de fpieren, die te voren belet was ge. weest,. herfteld worden, edoch dit laatfte gedeelte van de geneêswyze, is dikwils het allermoeilykfte , gelyk k 1018. reeds vermaand is geweest, alwaar over de gebreken, welke naar een gcneze hgte beroerte gewoon zyn overig te blyven, gehandeld wierd. want als toen is gezegd, dat de zeJfftandigheid zelve van de zenuw, zo zagt en teder is, dat zy door de oorzaken, welke fterk drukken, dikwils geheel vernietigd word; of ook wel dat deeze zeer kleine vaten, van alle doorvloeijing der fappen, gedurende een langen tyd beroofd, hier door te zamen gevallen , Aaaaa 3 de  H2 DE LAMMIGHEID. $.10651066. de zyden te zamen gegroeit, naderhand op generlei wyze wederom doorgankelyk kunnen gemaakt worden, ik weet zeker door menigvuldige proefondervindingen, eertyds in de levendige dieren te werk gefteld, dat, wanneer het herwaards en derwaards lopende paar zenuwen, en het tusfchenribbige, in den hals ltyr gebonden wierden, deeze dieren gekwynt hebben, wanneer naar weinig minuten deeze band ontbonden wierd , en naar weinig dacren gefturvcn zyn, om dat door de fterk toegetrokkene band, het maakzel der zenuwen gekwetst was geweest, nochte meerder bekwaam was , om de geesten vry door te laten na de ingewanden, dit is dereede, waarom voorzichtige Geneesheerep niet veel hoop hebben om de lammigheid te genezen, welke veele iaaren geduurd heeft; om dat.zy met recht vreezendat het 'maakzel der zenuwen of vernietigd is, of reeds zodanig te zamen o'egroeid, dat het niets meer door kan zenden, hier door •wordtin zodanig geval de beweging der lamme lidmaten wel eenio-zints verbeterd, maar word zelden of ooit geheel herlteld-, gelyk de daaglykfe waarnemingen der oeffenende geneeskunde ïeeren. 1066. "TV hinderende oorzaak word op verfchei\Jr de wyzen weggenomen , gemakkelyk toe te pasfen op de eerst doorziène oorzaak. Men kan niets algemeens aanpryzen, om de lammigheid weg te nemen, want 'er word onderfcheide geneêswyze vereischt,na mate de onderfcheidendheid der oorzaak, gelyk van zelve blykt: uit de befchryving dierhalve van dat geene , dat de zieke voor de ontftane lammigheid is overgekomen, en uit de kentekenen , welke de tegenwoordige ftaat van 't lichaam' te kennen geven , moet de geneeskundige aanwyzing gehaald worden, want indien b- v: het ontwrichte ïchouder-been, onder de oxel zittende, de aldaar geplaatfte zenuwen , na de armen lopende, gedrukt zal hebben, zouden alle de meest geroemde middelen tegen de lam- inig-  $.ic66.ïo6?. DE LAMMIGHEID. ^ migheid tc vergeefsch in 't werk gefteld worden , ten zy dit been eerst wederom op deszelfs eerfte zitplaats herfteld zoude zyn, maar dit gedaan zynde, zo als dan de vrye vloeijing door de te' Voren te zamengedrukte zenuwen nog niet herfteld is , als dan zullen prikkelende, wryvende middelen, enz. plaats grypen. 1057. Tndien die oorzaak inwendig zittende, dik, 1 ftilftaande is, moet men die middelen gebruiken, welke teweeg kunnen brengen dat.geene, door liet welk de natuur (io6±.) deeze ziekte dikwils genezen heeft. In de befchryving nu van de geneêswyze, word niet van de lammigheid gehandeld , welke door de wederhoude maandftonden, ambaijen, diktens door bloedrykheid of ontftekingen veroorzaakt, ontftaat; want zodanige zoude dezelfde geneêswyze vereifchen, als die, welke §.1030. in de door diergelyke oorzaken ontftane beroerte, befchreven is, of door de voortlokking der nu onderdrukte gewoone ontlastingen, volbragt word. maar hier word van een langdurige ziekte gehandeld, welkers oorzaak taayen ftilftaande is; en in zodanig geval tracht de kunst die pogingen der natuur na te bootfen, door welke men zeker weet, dat de lammigheid genezen is. edoch deeze waren de vermeerderde beweging door een hevige koorts, de fchudding van het door ftuiptrekking aangedane deel, of een fchielyke ontbinding der fappen , en afgang der ontbondene. indien wy nu alle de ge* neesmiddelen doorlopen , welke door de voornaamfte Geneesheeren tot de genezing van deeze ziekte zyn aangeprezen , zal het blyken, dat zy alle tot deeze drie foorten kunnen gebrugt worden, waar uit wy wederom leeren, dat de geneeskunde nimmer meer voordeel aan 't menfchelyk geflacht toebrengt, dan als wanneer zy de voetftappen der natuur, de ziekte genezende, kan vol-  m DE LAMMIGHEID. $. 1067. iöéê> voiLTen. maar over de geneesmiddelen , door welke men dit kan verhopen, zal in het volgende hoofddeel gehandeld worden. $ 1068 TV genezing word dierhalve 'beproeft. XJ 1. door verdunnende en verftroijendc middelen. «. fpeceryaehtige, hoofd, zenuw,:voor de ly£ moeder gezegde, gewasfen, onder de gedaante van uitgedrukt Tap, ingietzel, afkookzel, uittrekzel, geest, zamenftelzel. B. vaste zouten doorbranding., vlugge door nederdrupping, of verrotting, hier af uitgetrokken. 7. oliën door uitdrukking, koking, ingieting, nederdrupping, hier uit gehaald. \ zeepachtige uit deezer vereemging door de kunst voortgebragt. K ftinkende deelen der dieren , fappen van bloedeloze diertjens, geesten, oliën, zouten, afverfzels. delfzouten, metaale cryftallen , en die , welke onder deeze meest zamengefteld zyn. , deeze allernet voorzigtigheid vermengd,op dat zy elkander helpen: en door 1t gebruik van deeze, word de verdunning,, deverftroiüng , de koorts hitte bekomen. 2. door hevige prikkelende, en al het opgepropte, door de bevende enStuiptrekkende verwekte beweging der zenuwen met kraciit uitiagende: hier toe behoren vooral nies en fterke braakmiddelen: voornamentlyk, indien zy eenige ryzen herhaald worden. 3. door warme buikzuiverende ontbindende, fpeceryaehtige, gegroeide of ook fcherpe gegravene, en metaale, kwikzilverachtige, fpiesglasachtige, en dus fterk waterdryvende middelen, met een ruime gut, verfcheide dagen achter een herhaald, toegediend; door welkers behulp een overvloedige en eenigen tyd duurende at- gang  106-8. DE LAMMIGHEID. ns gang verwekt zal worden. 4. door vooreerst dc vaten van 't lichaam op te vullen door een ruime hoeveelheid drank der voorafgegane verdunnende middelen , en daar naar aoor de opwekking van een fterker beweging, en zwelt door behuip van de waaslèm van aangeftoke geesten. I. Worden, om dit te bereiken, alle die middelen geprezen welke bet dikke verdunnen, het ftilftaande bewegen en ver' ftroijen kunnen. 5 m. Alle de planten, en de verfcheide deelen der planten welke een fterke reuk, heete en doordringende fmaak hebben, worden tot dit einde aangeprezen : hierom zyn zy van alle tyden hoofd-, zenuw, lyfmoeder - middelen genoemd geweest tevoren S». "5- alwaar over de genezing van het van zelf ontftane lymachtige gehandeld wierd, is van het gebruik van deeze gefproken i en in de lyst der geneesmiddelen, by 't vyfde getal, S. 7* vind' men agtervolgens bladen, bloemen , wortelen en zaden befchre-' ven, m welke een fterke reuk, en een fcherpe verwarmende fpecery aanwezende is; en tevens vind men aldaar voorfchriften uit deeze te zamen gefteld, op dat zodanige geneesmiddelen op verfcheide wyzen kunnen gereed gemaakt en toegediend worden, in de uitgedrukte fappen zit en dat prikkelende fpecervachti^e van deeze planten en tevens dat zeepachtige ontbindende , dat in alle de fappen der versch uitgedrukte planten min of meer aanwezende is. de ingietzels, bevatten al dat geene, dat in byna warm water kan ontbonden worden , wanneer het in toeWote ■vaten lang met deeze fpeceryen door de warmte door een gewerkt word; en dus hebben zy van gelyken een fchoon gebruik, maar de arkookzels worden meestal van het welriekendfte en vlusfte gedeelte van de fpeceryaehtige planten beroofd , ten zy zy met geflote vaten gefchieden, en alleenlyk maar korten tyd koken:. Derde Deel. Bbbbb om  746 DE LAMMIGHEID. §. :o68. om de zelfde oorzaak hebben veele uittrekzels (welke alleen maar verdikte afkookzels zyn), uit de fterkriekende deelen der planten bereid, minder kracht, en bevatten de eenige vastere deelen van deeze geneesmiddelen, iemand zoude zekeiiyk te vergeefse» de kracht van lepelblad, kersfe, rammelatz, en diergelyke planten van derzelver uittrekzels , of verdikte Hippen venvagten y aangezien dit fcherp prikkelende in deeze zo vlug is : ja in t algemeen zyn alle de uittrekzels, uit de deelen der planten, welke door nederdrupping welriekende en fpeceryaehtige wateren geven, bereid, minder krachtig, het is wel waar, dat zodanige uirtrekzels daar naar in derzelver eigene drupwateren kunnen verdund worden, en hun dus wederom gegeven dat vlugge fterkriekende dat vergaan was ; maar aldus verkrygt met groter moeite , Iut geene hetingietzel met genoten vaten gereed gemaakt, of de fappen uit verfche planten uitgedrukt, konden geven, uit deeze fpeceryen nu worden de nedergediupte geesten bereid, in welke alleen het vluo-gegedeelte aan deeze geneesmiddelen zit; maarniet het vastere zeepachtige , nochtans van een ontbindende kracht voorziene gedeelte; en dus werlen zy maar door te prikkelen en te verwarmen, zodanige voorfchrif en worden in de lyst der geneesmiddelen, op de aangehaalde paats gevonden , en zeer veele diergelyke worden in allewinUls onder de naam van waters regende beroerte , tegen de lammgh.id enz., verkogt. het is ook eenfraaije manier, wanneer deeze fpeceryen m zelfftandigheid (gelyk zy het noemen) toegediend worden ; wanneer te weeten zy droog tot poeder geflampt, met allerlei fpeceryaehtige fvroopen, in de winkels, onder de gedaante van te zamengeftelde conferven, toegediend worden, en alledrie of vier uuren van. den da% het een of ander drachma ingenomen word, het zelfde gebeurd, indien de verfche en fappige kruiden, bloemen, wortelen, enz. tot een pap gemaakt worden, daar by doende een gelvke hoeveelheid zeer droge fuiker, om ze te bewaren, waarö- J om  $.io vermaand ?f me?pnst' Sud^noo?lyk wonderbare fchok , welke door "f^"*^ deelen medegedeeld , verwekt dp f^nAlx^zelve einVe met kunnen dienen? zy dringt zekerIvk als Z^n ^Ma en raddigheid door alles heen: en ]yk ais mei cc woncierlyke verfcaynzels ™geZ1Z?tem™i™n™™dn hebben, door" welke de kracht 331 & ek^ ™est kan vermeerderd worden, S^4r«%TSSikèn in de lichamen der dieren ont dat deeze eledtike proeven dikwerf niet zonder gevur u l^ tvn ik heb zelf vogeltjens door zodanige allemerkfte ■grS C'zien fterven, en ik heb waargenomen dat zy duiA^^n^^ ol^de hersfenpa'n, in het dikke, en 1 ï hlïSies dit zoude nochtans met voorzigtigheid kun* dunne hers;5"v^S;,Ê^. \n zv verdiend zekerlyk zulks, aange11611 is, door welke ,o fchielyke Zieïevtebfwe'in^^ van ^lichaamkaft re wee?'ebÏÏt worden, intusfchen nochtans moet men ook hier 5?9«n datzo fterke beweging de zenuwen met vernietige, zorg dragen, J° in ^|r# gefteld word; of aan de met rng^nVdXTadee&enge. if heb een fterk man gezien, 00 Lib.I. Cap, III. ^g..3o. ^  §-.'io68. de lammigheid: 757 die, wanneer hy de voorfte vinger der rechter hand aan een yzre roede {lak, welke door een konftig werktuig verdubbelde èlectriekc kracht had verkregen, terftond zo hevige fchok in de linker knie gevoelde, dat door de hevigheid der pyn zoude nedergevallen zyn, ten zy de geene die by hem ftonden hem onderfteund hadden; en hy heeft gedurende veelë dagen lastige overblyfzelen der pyn op die plaats gevoeld; nochte hy konde door geld noch gebeden bewogen worden, dat hy wederom een proef zoude nemen van de eleclrieke kracht, welke hy onwetende te voren vermaand had. 3er zyn zeer talryke proeven in 't werk gefteld geweest door de vermaardfte mannen , welke derzelver krachtdadigheid , maar ook tevens het gevaar geleerd hebben ,. wanneer zy onvoorzichtiglyk deeze proeven in 't werk ftelden , welke aan te halen hier niet te pas komt. edoch in de genezing der lammigheid kau men daar door veel goeds verwagten, gelyk uit onmiddelyke en alleroprechtfte proefondervindingen blykt. want men kan na goedvinden uit ieder fpier, en de onderfcheide deelen van de zelfde fpier een elec^rrieke vonk haaien : en wanneer dit gefchied, word die fpier als door een ftuiptrekking gefchud, het geene hier vereischt word. deeze fchokken kunnen na goeddunken herhaald worden, ja, en met meerder of minder kracht te werk gefteld worden, maar aangezien de Geneesheerendoor de bewyzen van voren getrokken gewoonlyk niet wel te' overtuigen zyn, zullen de gelukkige uitwerkingen der eleclrieke proeven van meer gewigt zyn in de genezing deezer ziekte, het zal genoeg zyn hier een enkele aan te.haaien ; door de zeer beroemde Jallabert (e) ,. Hoogleeraar in de proefondervindelyke wysbegeerte , en derzelver uitmuntende aankweeker, befchreven, die met een gelukkig gevolg de eleclrieke kracht in't werk gefteld heeft in een man , reeds gedurende veertien jaren een lamme arm hebbende, maar men moet aanmerken, dat het zoda^ ni- CO Experiences fur l'Eleftricité &c, pag. 143. & feq.' \ Ccccc 3  DE LAMMIGHEID. ,n hVt re voren uitgeteerde lid vermeerderde , de couleur was fa rm 4, endomlret voortdurend gebruik, kwam de kraeh va de te voren verlamde fpieren allengskens wederom, de gene- ]SKS»^54Sra5 Ui d= Genees. aan zo f°te gevaren, weli^ de zeer beroemde man wensen- £ zelve, heeft hy geleerd, dat men m diergelyke eerder lang 2Xete S:yrfov?,andat alle de lamme op deeze wyze niet 7Yn aeïlzm geweest; "want de Geneesheeren heeft het altyd ge- (ƒ) Ibid. pag- iaS»  ■§.io6Ö> DE LAMMIGHEID. 759 wonderlyke werking der blixem , zoude dus moog'lyk door dé blixem zelve, dooreen diergelyke, maar veel fterk er krachtdadigheid de lammigheid niet kunnen genezen worden ? Diemcrbroeck verhaald zodanig wonderlyk geval , dat hy zelve gezien had (g). want een vrouw, die zes jarenoud zynde, door een onverwagte fchrik over 't geheele lichaam, buiten het hoofd , lam was, en naderhand, gedurende acht-en-dertig jaren, de onderfte lidmaten verlamd hadde gehad, is fchielyk van deeze ziekte verlost geweest, wanneer een fterke blixem, in een vreeslyk zwaar weder haar rondsom omringd had. en Diemerbroeck getuigd, dat deeze vrouw, genezen zynde, voor een iegelyk te zien was, en dat hy haar zelf, gedurende haare lammigheid, duizendmaal bezogt heeft, en dat hy haar naderhand , gedurende vyftien jaren en meer, gezond heeft gezien, het is wel waar, dat die fchielyk e genezing ook aan de allerhevigfte fchrik kan toegefchreven worden; maar de ziekte had voor zo veele jaaren haare oorfprong genomen uit een fchrik. intusfchen nochtans levert de geneeskundige befchryving veele zodanige waarnemingen op, door welke het blykt dat de lammigheid genezen'is geweest door een fchielyke gramfchap, grote fchrik. dus wierd een Heer fchielyk verlost van een jarige zamentrekking der kniefchyf, welke hem alle gang belette, wanneer hy fchielyk door gramfchap ontftoken , zyn Knecht met een ftok trachtte te Haan. een ander, die gedurende veele jaren een halve lammigheid had gehad, welke men te vergeefsch door alle hulpmiddelen beproefd had te genezen, kreeg fchielyk de beweging wederom, wanneer het huis in den brand ftond, in 't welke hy Hiep, en van 't hoogfte van 't huis na beneden fprong, en heeft naderhand vry van deeze ziekte geleefd (&). de zoon van Crcefus ftom zynde, riep fchielyk uit, wanneer hy een per- 1 (g) Obfervat. & Curat. Medic. Obfervat. X. p.o. Q) Schenk Obferv. Medicin. Lib. I. de Paralyfi, pag. 94, 3  ?Co DE LAMMIGHEID. .$.1068. perfiaanscb Soldaat op zyn vader aan. zag vallen: 6 man, dood Crifus piet; en heeft naderhand, gedurende zyn geheele Ieven het gebruik van de fpraak gehad (0. dit alles leerd genoe- dat zeer hevige en fchielyke gemoedsverftormgen de beweging fomtyds wedergegeven heeft aan de verlamde deelen, en da?'men dit dus in 't werk kan ftellen; maar met een twyffelach i*e uitkomst, aangezien zeer veele andere waarnemingen ookïefeerd hebben, dat door dezelfde de lammigheid, en andere &zeer veele kwalen, ja. zelfs ook een haastige dood, veroorzaakt is geweest. 2 Door buikzuiverende enz. Dit is wederom een konffitt iiVbootzing. van die manier, op welke de natuur lomtyds deglammigheid genezen.heeft, te weten door een ruime en langdurende afgang nu hebben wy in de geneeskunde zodanige tneesmiddelen, welke dit kunnen uitwerken; en men verkiest dieS! welke tevens.met een zuiverende kracht verwarmen, b we'en opwekken, en de fappen van ons lichaam doen fin elwTSS ^amntonk, gum gom, nagtfehoon,^ diergelyke, ZVh' van deeze kracht voorzien : want deeze dikwerr gebruikt 5 Sen tevens met de hevige ontlastingen, het geheele bloed zpdan?g Sen?dat daar Koox een bleekheid door't. geheele hc2 b ™ta**t alhnewel 'er seen druppel bloeds door de afSng u geg an is ^TL helft die gekheid haar oorfprong ?ande eegn|e ontbinding van het rode bloed./er zyn verfcheide uk deez&e zamengeftelie middelen in de winkels te vinden: het zogenoemde algemeen uittrekzel; algemeen buikzuiverend ^iddel§, ën meer andere diergelyke; welke, indien men by dezdve, middelen van kwikzilver, maar die nochtans zond«gevaar zvn, mengd, gelyk zoete kwik, witte nedergeflote kwik , iZle kwlk volmaaktelyk aan deeze geneesiianwyzing voldoen. &le deezetom dat zy de ontbonde fappen onder de gedaante van ^HerQdot.Lib. I. Cap. LXXXV, pag. .35.  $«io hierom worden de wolle lappen, tot de wryving dienende, gewoonlyk doortrokken met een fpeceryaehtige vertier* kende kracht, van welke berokingen een voorfchrift in de Lyst der Geneesmiddelen by dit getal gevonden word. om de zelfde reede worden de lamme deelen doorwreven met geestachtige vogten , welke tevens prikkelen en verfterken : zodanig voorfchrift word van gelyken op dezelfde plaats gevonden , en alle de fpeceryaehtige geesten , zo wel zamengeftelde als enkelvoudige , welke in de winkels gevonden worden , zouden tot het zelfde einde kunnen dienen, ook is men gewoon de lamme deelen naar een fterke en langdurige wryving met fpeceryaehtige zeiven te beftneeren, welke gemeenlyk in de winkels zenuw middelen genoemd worden; waar van ook een voorfchrift gevonden word op de zelfde plaats, intusfehen nochtans zullen deeze misfchien, aangezien zy uit vetten en oliën beftaan, de reeds al te flappe doelen, nog flipper maken; hierom fchynen die geestachtige en die fpeceryaehtige dampen de voorkeur te moeten hebben: nochtans zyn zy vaneen fchoon gebruik, indien zy behoorlyk te werk Ddddd 2, ge,'  >64 DE LAMMIGHEID. $. 1069. gefteld worden, want de buigfpiefen , altyd fterk er dan de uitrekkende in de verlamde deelen, worden gewoonlyk korter door haare eigene zamentrekkende kracht, en houden de lidmaten m éene gedurige buiging, dewyl de banden der lidmaten door de langdurige rust tevens ftyver worden: daarom zullen zodanige zalven, naar de wryving, de buigfpieren en ledematen ingefmeerd tfrofvtiV zyn; dewyl tevens de flapheid der uitrekkende, door betovenvi 't van de zamentrekking der buigfpieren gedurende finnen tyd Uitgerekt, doorgeestachtige en fpeceryaehtige waasfemen, verbeterd word. want te voren §. 25. 3- is bewezen geweest, dat eene te grote en langdurige uitrekking de vaste vezelen verzwakt, maar het is best, dat deeze wryvingen tweemaal on een dag herhaald worden, en op de tusfehentyd het deel met een fpeceryaehtige verwarmende plyfter bedekt worden op dat het alzo gedurig geftooft worde , warm zy , geprikkeld worde., 'ér worden van gelyken in de Lyst der Geneesmiddelen by dit getal voorfchriften van een zodanige plyfter gevonden, maar waarom zodanige plyfters aantrekkende genoemd worden , bjykt uit lie%eene tiU*> alwaar over deeze gehandeld wierd, gezegd is. Badftoven van dampen , indompelingen. Aangezien niet de vaste vezelen van 't lichaam zo zeer verflapt, als het warme water en vooral de waasfem uit het zelve opklimmende , fchyrien deeze ontfpannende middelen min voordelig te zyn aan de flappe en verlamde deelen; hierom zullen die droge warmtens , en warm zand, en droge baden , en ovens, en het natuurlyke -zveeten van fommige , wanneer een warme damp van de aarde Ib/ïvzende, in de kamer bejloten word, voordelig zyn , en Lel■ fis QO VHst deeze' en hy VOegd naderhand by' dat f°m-, 00 Celfus Lib, II. Cap. XVüVpag.,9,3-  §. io69\ J)E LAMMIGHEID. ^5 mige gebreken der zenuwen aldns ook zeer wel genezen wiertien zuonneer, te zveeten het vocht, inzvendig fchade doet, en dat het zelve moet uitgewaasfemt worden, zier veele zodanige plaatfen, alwaar droge baden gevonden worden, haalt BaccL aan (0) om de zelfde reede zyn de indompelbaden niet altyd voordehg in de genezing van de lammigheid , en alleen maar 111 dat geval wanneer het beletzel de invloed der geesten en van het flagaderlyk bloed, belettende, door de baden kan verzagt en ontbonden worden; of wanneer de trekkingen door de langdunge rust der lamme deelen ontftaan, baden vereisfchen, op da de ftyfgeworde banden hunne behooriyke buigzaamheid ïS^HFt"^aai m-ff geval' alwaar ^ genezing van de kmi nghetd feherpe prikkelingen, groter beweging, in het aangedane deel of in 't geheele lichaam, en verfterking der flap. pe deelen vereischt .fchynen de vochtige baden, zo wel van dampen als indompelingen, minder voordelig te zyn. maar wanneer de geneesbaden , met geweld fpringende , of van boven op het lamme deel vallende, het zelve bewegen en vry fterk fchokken als dan hebben zy dikwerf groot voordeel aangebragt : zodanige gevallen heeft de zeer beroemde Cocchi\p) aangehaald m^i Ccehus Jurelianus (a) zegt in de genezing van de himmigheid, de aangedane deelen moet men onder de watervallen peilen , welke de Grieken k»&kKv^ noemen ; want derzelver Jc iokrten veroorzaken een zeer grote verandering in de lichamen. alwaar hy fraay de voornaamfte uitwerking van het opvallende water aan de fchokking toefchryfr. Edoch het koude bad is van fommige aangeprezen om de lammigheid te genezen: zekerlyk, indien de uitwerkingen van koud - .CO DeThermis Lib. IWpag. tiff; Q) Morbor. Chronic. Lib. II. Cap. I, p.%6i. Ddddd 3  y& £>E; LAMMiGIIEI:D. & 106^ koud water, fchielvk 't lichaam toegevoegd, opgemerkt worden, fchvnt het, dat ook deeze manier , met hoop van goed gevolg kan' beproefd worden, want 'er volgd een fchrik en fchudding van 't "eheele lichaam door de toevoeging van.zeer koud water; naderhand ontftaat de,warmte, -roodheid , -fierker en radder pols; en indien den mensch naar zodanige fchielyke indompeling zi l/te bedde begeeft, volgd-'er gewoonlyk meest al een fterk zweetcn. dus word.de koorts door de kunst in 't lichaam ontltoken, met fchudding. en koude, beginnende, waarop de warmte en het zweeten volgen, maar.de koorts en de-ftuiptrekkende beweging van het deel, zyn l io54. opgeteld geweest, onder die hulpmiddelen, welke de natuur.gewoon is te gebruiken om deeze ziekte te genezen, daar en boven is §.1064. gewaarfchouwd geweest, dat het een goed teken is, indien m bet aangedane deel en; gevoel is als van een lastig fteeken en kraiprng van mieren ; maar indien iemand met zeer koud water of fneeuw de handen wast, zal hy zodanig gevoel hebben, nochte 'er ontbreken talrvke waarnemingen, welke leeren, dat, naar dat zeer veele middelen te vergeefsch gebruikt waren, zelfs ook warme baden, de lammigheden door koude baden zyn genezen geweest j en vooral indien het aangedane, deel onder de val van hoog afvallend water «reftcld word f». Catius Aurclicmus (s) , raad ons het, zwemmen'in zee, ons vermanende, Jat men blazen aan de ly dende deelen hegte, om de moeïlykheid van 't zwemmen te verligten maar zodanige zwemming is een koud bad. de zekerfte wyze op welke het koude bad te gebruiken, fchynt te zyn, indien de Zieken op eenmaal geheel onder gedompeld worden, en terftond wederom uitgetrokken, op dat ongewone koude met na bmnea doordringe ; zodanige indompeling moet eenige malen herhaald worden, en dan in 't warme bedde gaan leggen, het lichaam aldus O) Floyer ^vyjo^, 00 Lib, III. Cap, XXVII. pag. 179,,.  7Ö8 DE LAMMIGHEID. £^0% door bet aangedane deel te prikkelen, en het zelve rood te.maken , de warmte te vermeerderen , dat de al te ftyve of te zamen aevalle vaten uitgezet en vervuld worden ; en dus komen zy het voedingsgebrek.voor, of verbaeren het reeds ontfiane. waarom Galenus («0 bepikking in 't werk Helde, om het voedingsgebrek der deelen te herfteilen : wdnt zy bevogügd en verwarmt , een menizte bloeds na zich trekkende, tot het zelve einde dienen de toen of, gelyk Galenos op de zelfde plaats, kloppingen , zegt, welke waren ligte flagen op eenig deel van het lichaam, welkers vleefigheid moest vermeerderd worden, maar hier toe wierden kleine ligte roedjens gebruikt, middelmatig getakt met welke zy het deel in 't welke het voedmgsgebrek was floegen tot dat het begon rood te worden en te zwellen; van welke zaak "ik ook by eene andere gelegendheid §. 35- *• gewag heb gemaakt, maar het aangedane deel met brandnetelen te liaan, is van een groot gebruik , en door dit middel alleen leest men , dat een fchielyke en volmaakte genezing van de lammigheid te weeg gebragt is Celfus, had reeds dit middel geprezen, geIvk een weinif te voren gezegd is, en Aretaus (y) heeft geboden de beenen der geene die in de flaapkoorts leggen , met brandnetelen te flaan: want het mosch dat op de bladen en de fteel van deeze plant zit, beftaat uit fcherpe puntjens, welke door hun fteken prikkelen, en moog'lyk ook ftorten zy 111 deeze wondiens en zeer klein druppeltje vogts .; waar door een lastig oevoel van hitte, roodheid in 't vel, en jeukende puistjens ontftaan de in de winkels genoemde pluimaluin, die aan eenig gedeelte van't lichaam gewreven, een zeer lastige jeuking veroorzaakt, diendtot 't zelfde gebruik, 'er zyn meer andere fcherpe 00 Metbod. Medend. Lib. XIV. Cap. XVI. Charter. Tom. X. paft)3Academ. des Sciences 1741. Hift. pag. 103. .. \y) de Curat. Morb. Acutor. Lib. I. Cap. II. pag. 80.  §. i o6o. DE LAMMIGHEID. ?c9 planten, welke tot een poeder gèftampt, en op de lamme deelen gelegd, pyn en ontfteking verwekken, byna alle de foorten van boterbloemen, de gefchraapte wortel van rammelatzen, de bollen van de ajuin, look, geftampt mostaart-zaat enz., doen zodanige uitwerking, de Scheikundige hebben de fcherpe zuivere >vlugge zouten, fcherpe verbrande oliën, door de kracht van 't vuur uit de deelen van de dieren en planten uitgedrukt, als olie van hartshoorn, van pokhout enz. aangeprezen, en indien zy op het aangedaane deel gelegd worden, verwekken zy een moeilyke pyn, en fomtyds zo zware ontfteking , dat het heet vuur in 't kort 'er op zoude kunnen volgen, waarom Aretaus voorzigtiglyk gewaarfchouwd heeft (z), dat zodanige fcherpe dingen op 't vel gelegd , dikwils moeten afgenomen worden, en de plaats bezien, of aldaar puistjens ontftaan, een teken van aanftaande heet vuur op de ontftokene plaats (ziet 427.) ; en dat als dan deeze moeten weggenomen worden. Alpnus(d) bevestigd, dat de Egyptenaars door de inbranding zelve de genezing van de beroerte, en de vallende ziekte met een goed gevolg beproeft te hebben: zy gebruikten een wiekje van catoen gemaakt, als een kegel, welkers voetftuk zy op het aangedane deel zetteden, op dat de vlam aan de punt geftoken, allengskens na beneden zoude glyden ; op de zelfde wyze byna , als de andere , ftellen de Aziatifche Volken de moxa te werk , uit afgewreve bladen van Sint Jans kruid bereid, die moeilyke en verdrietige ziekte verdiend , dat 'er niets onbeproeft gelaten worde, alhoewel het moeilyk is, waardoor men de genezing kan verhopen. $. 1070. OO Ibidem. 00 Prosp. Alpin. Medic. /Egyptior. Lib. III. Cap, XII. p.711. Derde Deel. Eeeee  77o DE LAMMIGHEID. $.1070. G 1070 A/ïaar vooral moet men zorg dragen, dat 1V1 alle de geneesmiddelen (1068. 1069J, kdien 't mooglyk is op de zitplaats van de ontdekte oorzaak refegd worden : het aangedane deel , veelen te feieren, zenuwen, derzelver vereeniging , oorfprong, verfpreiding, en kennis der werkingen van elk van deeze Shïigende, onder elkander vergeleken, leeren duidely* & verhoole zitplaats van 't kwaad. Maar aangezien die oorzaak , welke de zenuw onbekwaam itiaVkt Óm de geesten door te laten , en dus de lammigheid ver-. ÓTrzaakt (zit? 1059.), op onderfcheide plaatfen kan zitten, blvkT^ de beste uitwerking kan verwagten v n d geneesmiddelen , indien zy op die plaats gelegdl worden welke deeze oorzaak bezet, op dat zy zo veel mooglyk met'volle krachten op dezelve kunnen werken door te verdunnen te bewegen, te prikkelen, het is dus van >t grootfte gebruik, dat S in de genezing van de lammigheid de plaats alwaar die oorzaak van &de lammigheid zit wel onderfcheide het is wel waar dat deeze oorzaak in de hersfenen zelve kan zitten , en ddaar de vrye invloed der geesten in de oorfprong der zenuwen X, dieYna het verlamdedeel gaan, beletten; gelyk alsurn een onrechte beroerte, in welke een lammigheid van alle de vrywilliorfpieren aanwezende is, gefchied : en naar de beroerte zyn fom vds zodanige byzondere lammigheden overig, welke geduïendfhet gelïeïe leven blyven, dewyl in de oorfprong zelve der zenuwen m de hersfenen /het gebrek zit; en als dan kunnen de nlaaSe middelen, op de zitplaats van het kwaad werkende , 5 S^Sk?wortèni maar alleen die, waar van,m de genezing van de be oerte gefproken is geweest, daar en boven, gaat de KrtSSujBl de terflond zullende^l^^r* tvds vooraf, de oorzaak van gelyken m de hersfenen zittenae Selke L kt\cn tyd vermeerdfrd, de geheele gevoelplaats dnikt.  $. ro'70. DE LAMMIGHEID. maar in beide deeze gevallen zyn tevens veele andere kwetsingen der diergelyke werkingen aanwezende, of volgen kort daar naar; welke duideiyk leeren , dat de oorzaak van alle deeze kwalen in het bekkeneel zelve zit. maar wanneer alle de zinnen in volle kracht zyn , zo wel inwendig als uitwendig, en de lammigheid eenig deel van het lichaam bezet; als dan moeten de plaatfelyke geneesmiddelen, wryvingen, blaartrekkende plyfters, zalven, plyfters enz., op die plaatfen gelegd worden, alwaar de zenuwen, tot het aangedane deel behorende, uit het rughmerg uitgaan, dus b: v: indien de onderfte lidmaten lam waren, zoude men omtrent de laatfte wervelbeenderen der lendenen alle deeze pogingen der kunst in 't werk moeten ftellen: indien de bovenfte lidmaten van gelyken aangedaan zyn, worden dezelfde middelen op dé laatfte wervelbeenderen der hals gelegd, dit zelfde nu is waar van alle de byzondere lammigheden, de beste ontleedkunde zet ons hier licht by, en de allernauwkeurigfte tafelen van Euftachius betonen de oorfprong der zenuwen , en derzelver beloop ten fchoonfte , -zo dat uit de bezigtiging van deeze tafelen, de plaats , op welke deeze plaatfelyke middelen, in onderfcheide foorten van lammigheden gelegd moeten worden, gemakkelyk te bepalen is. Galenus zo ervaren in de ontleedkunde , leerd ons dit zeer fchoon (b) , zeggende: indien iemand door de ontleedkunde weet, tot zvelk deel ieder zenuw afdaald, van deszelfs uitgang uit het rugmerg af, zal hy zeer gemakkelyk de aangedane plaatfen vinden enz. want veele Geneesheeren wryven onbezonnen en zonder vrugt door verwarmende middelen dag en nacht, de plaats verzuimende, ahvaar ofte het rugmerg,' ofte eenige zenuw uit het zelve gaande, ge- kzvetst O) De Locis Affect-is Lib. IV*. Cap. VII. Charter. Tom. VII. pag. 465. Eeeee 2  77ft DE LAMMIGHEID. $.1070. kwetst word. hy bevestigd daar naar door verfcheide voorbeelden der oeffenende geneeskunde , de waarheid van deeze zaak. van celvken geeft ook Trallianus (ö zeer fchoone kentekenen, door welke de zitplaatfen der kwaal kunnen gekend worden , welke ik geloofd heb, dat der moeite waardig is hier te befchryven* indien dierhalve eenige der boven/ie deelen zyn aangedaan, te weten het oog, de neus, of de tongh, of iets in 't aangezigt, is het klaar , dat de hersfenen ziek zyn, en dat men dezelve het eerst hulp toe moet brengen: indien dierhalve geen der voorzegde deelen gehvetst is in 't gevoel of beweging, of in beide, mof noodzaaklyk het rugmerg aangedaan zyn, of men kan vast feilen, dat eenise zenuw, uit het zelve voortkomende, aangedaan is. let dus aandachtig op, welke het aangedane deel is, en waar uit het zyn oorfprene trekt, of van wat wervelbeen of zenuw het zyn begin heeft, en fteld aan het zelve de genezing te zverk: maar doe niet selvk bet gemeen, die alleen maar de toevallen tegen/laan. en dus moet men de lamme deelen aldus onderkennen, door de kennis der ontleedkunde uitvoerig in 't werk te feilen. _ Mv is zeer wel indagtig dat déeze leeringen der oude Lreneesheeren, my in de oeffenmg der geneeskunde allerfchoonst voordelig zyn geweest, en ik herdenk met genoegen, dat ik de lammigheid , op het colyk van PoiBou volgende , fomtyds celnkkiclvk genezen heb , wanneer ik wryvingen en plylters fn* alleen op de buik te werk fteld e ; offchoon ik beken., dat" ik uit de ontleedkundige befchryving der zenuwen niet 'beervp hoe de zenuwen, door de buikingewanden verfpreid, door een allerlastigfte en langdurige pyn gekweld, de lammigheid der armen, met een voedingsgebrek der fpieren te weeg ' kunnen brengen, het was my genoeg, dat ik wist, dat de oor• 0 fprong 4" '(S iJb/t 'CV' XVt. 'p-ag.' è8. • "*' . . ;  $.1070. DE LAMMIGHEID. 77% fprong der ziekte in de buikzenuwen was; en in andere ziektens had ik reeds geleerd, dat veele zenuwen een wonderlyk gebied hebben op de andere deelen van 't lichaam, het geene niet regt uit het tot heden bekend maakzel van het lichaam uitgelegd kan worden: van welke zaak, aller Geneesheeren aandagt waardig , de vallende ziekte, waar over wy nu zullen fpreken , nog meer getuigenisfen geven zak DE Eeeee 3  m DE VALLENDE ZIEKTE. §.1071. DE VALLENDE ZIEKTE. 107l- T~^e vallende'ziekte is een ziekte zeer tejLJ genftrydig aan de vorige, welke gezegd word aanwezende te zyn, zo dikwerf den mensch fchielyk word nedergeilagen, verliezende de uitwendige en inwendige zinnen, met een geweldige, onvrywillige wederkeerige fchok van alle of eenige fpieren , met een overhandfe rust, en nieuwe aanval. 'Ett/a^s- , intAvï'*, ra, im^ltuct, betekend by de geneeskundige Schryvers die ziekte , waar over hier gehandeld word, welke alle afgeleid worden van i&ï « tmAu/xSccveiv, omvangen, afgeleid word: om dat, gelyk de Dievevangers onverwagt de fchuldige op 't lyf vallen, en omvangen, aldus die grouwzame ziekte, onverwagt aanvalt, en de menfchen, die een oogenblik te voren gezond waren , midden onder hunne bezigheden ter neder Haat. zy hebben ze ook heilige ziekte genoemd , onder welke naam zy by Hippocrates word gevonden (d) : om dat men geloofde dat zy van de Goden overgezonden was, of om dat alles , wat groot is , fomtyds heilig genoemd word (e). want in deeze zin hebben de Ontleedkundige het heilig been (»'êP>}v v«Vov) genoemd: en wy zien ook dat de latynfche Schryvers al het geene, dat uitnemende en groot was, heilig genoemd hebben , heilig anker, heilige gouddorst enz. daarom heeft Celfus Cf) haar ook grote ziekte genoemd, men heeft haar ook Herat* 60 De Morbo Sacro Cap. I. Charter. Tom. X. pag. 475- 00 Aret. de Cauf. & Signis Morbor. Lib. I. Cap. IV. pag. 28» CO Lib. III. Cap. XXIII. pag. 172.  $.io7i. DE VALLENDE ZIEKTE. 773 euks ziekte genoemd, om dat men geloofde dat Hercules door de zelve was aangetast geweest • of liever, gelyk Galenus verzekerd.(£) , op dat zy de zwaarte der ziekte daar door zouden te kennen geven ; misfchien ook om de moeilykheid der genezing, en dat men byna Hercules kracht nodig heeft, om de zieken ten tyde der aanval tegen te houden, om te beletten, darde ellendige zich zelve niet en befchadigen, door de leden te ftoten^ te verdraijen enz. ik heb gezien , dat vier zeer fterke mannen nauwlyks een tedere maagd konden tegenhouden in een aanval der vallende ziekte, de gewyde Schryvers hebben de door de vallende ziekte aangetastte maanzuchtige genoemd (i) ; en het geene op andere plaatfen (Jk) van deeze zelfde ziekte gevonden word, bevestigd dit gezegde: want het ellendig kind , dat de aanbiddelyke Verlosfer verlost heeft, was van de kindsheid af aan door deeze ziekte aangetast geweest: hy viel in 't vuur, en, 't water, hy had de fpraak en het gehoor verloren, vallende op de grond, ftond de fchuim hem op de mond , hy knarile op da tanden , fchreeuwde voorts wanneer hy nederviel enz. welke toevallen wy naderhand zullen zien, dat alle de vallende ziekte verzeilen, maar aangezien die ziekte in haar eerfte begin dikwils des nagts overvalt, en omtrent de grote veranderingen van de maan dikwerf met herhaalde aanvallen woed, hierom fchynt men deeze ziekte aan de maan toegefchreven te hebben , het geen ook by Aretceus (/) gevonden word. Mei} . Cg~) Ariftoteï. Problem. SecL XXX. Qua: ft. I. Tom. IV. p. 227, QO Commentar. jn Lib. VJ. Epidem. Charter. Tom. IX. p.550» 0') Mathïei Cap. IV. vers 24. C«p. XVII. vers 15. (k) Marei Cap. IX. vers 18. & feq. Lues Cap. IX. vers 39. & feq. CO in Loco modo citato.  774 DE VALLENDE ZIEKTE. $.107-1: Men leest dat de vallende ziekte gezellige ziekte is genoemd geweest: het zy dat men waarneemd, dat de met de vallende ziekte gekwelde dikwerf in gezelfchappen door hunne kwaal aangetast worden , of wel om dat de gezelfchappen van een gefcheiden worden, wanneer iemand in dezelve door de vallende ziekte word aangetast: want aldus lezen wy by Screnus (m) dat het een foort van onverwagte ziekte is, welke de raadplegingen verfloord, want dat dikwerf door 't nedervallen der kwynende lidmaten in deeze fchroomlyke ziekte, de raad des volks gefcheidenword. maar om de vreedheid der ziekte hebben fommige dezelve de fchadelyke ziekte genoemd, om dat door deeze naam een hevige ziekte, een fterk befchadigende kracht hebbende, verftaan wierd (n). ook is zy nedervallende ziekte genoemd, om dat de zieken, wanneer zy door deeze ziekte overvallen worden , nedervallen ; en zy word in verfcheide taaien door die naam betekend, ook word zy kinderlyke ziekte genoemd, om dat zy aan deeze jaaren gemeenzamer is (0). Maar aangezien die ziekte door een oneindig getal van onderfcheide toevallen verzeld gaat, gelyk naderhand zal blyken, moeten tusfchen die, die geene , welke altyd in deeze ziekte aanwezende zyn, uitgezogtworden, op dat men een goede befchryving van dezelve kan geven, en de kentekenen hebben , welke aantonen dat deeze ziekte aanwezende is. maar de aanwezendheid der vallende ziekte word gekend; indien alle de inwendige en uitwendige zinnen vernietigd zyn, en de fpieren tevens door ftuiptrekkende bewegingen, in 't geheel van de wil niet afhangende, gefchud worden, aldus word zy van de lammigheid onö der- (m) Q. Seren. Satnmon. pag. 162. O) Aul. Geil. Noft. Attic. Lib. XX. Cap I. (0) Hippocrat. de aëre locis & aquis text. II. Charter Tom. VI, pag. 190. Aeginet. Lib. III. Cap. XIII. pag. 29. verfa.  $.1070. DE VALLENDE ZiEKTE. 77$ derfcheiden, in welke een flappe onbeweeglykheid der fpieren is, van de zinvang van gelyken, in welke ziekte de zinnen wel vernietigd worden , maar het lichaam in die houding blyft, welke het in 't eerfte begin der aanvallende ziekte had, van de beroerte, om dat in de-beroerte een beeltenis van een diepe en gedurige llaap aanwezende is, zonder ftuiptrekkende bewegingen, met een vernietiging der zinnen en vrywillige bewegingen, het is wel waar, dat de door de beroerte aangetastte fomtyds kort voor de dood door de ftuipen overvallen worden, maar als dan volgd de vallende ziekte op de eerst ontftane beroerte, en dus kunnen de kentekenen der vallende ziekte tot deeze twee gebragt worden; de vernietiging der zinnen en verftoring der fpierlyke bewegingen, maar die hevige en onwillige fchokken gefchieden by wederkerende ryzen : want wanneer de door de ftuiptrekking aangedane fpieren ftyf, en niet weder ontfpannen worden, als dan word hetfpanning genoemd, indien het geheele lichaam aldus ftyf word; maar kramp, indien het zelfde in eenig byzonder deel van 't lichaam ontftaat; waar over naderhand §. 1088. zal gefproken worden: maar hier word van de uitgezogte en aldus eigentlyk gezegde beroerte gehandeld. Maar het is nodig, dat de Geneesheer voorzigtig zy in het kennen van deeze ziekte , om dat het dikwils gebeurd , dat fchelmachtige menfchen zich veinzen , door de vallende ziekte aangetast te zyn, in 't midden van de ftraat, op dat zy van de voorbygaande, ruime aalmoesfen vergaderen, en naderhand in hun vuist laggen, dat zy ook zelfs de geneesheeren door een geveinsde ziekte bedrogen hebben, maar 't bedrog word gemakkelyk ontdekt , indien, door de pols te voelen , men het vel tusfchen de nagels onverwagt en fterk genepen word; want, indien de ziekte geveinsd is, zien wy als dan ten eerfte de tekenen van de gevoelde pyn , daar voor 't overige in de vallende DerdeDeel. Fffff ziek-  ,77.6* DE VALLENDE ZIEKTE. g. ioTjt. ziekte alle gevoel zo volmaakt te niet gedaan is , dat zodanige ellendige zieken, ten tyde der aanval in 't vuur gevallen, de deelen van het lichaam tot de beenderen toe verbrand hebben, zonder eenig gevoel van pyn. zodanig geval fchryft de zvydberoemde 'Boerbaave, van een Edel Jongeling, maar van een zeer kwade inborst, die, wanneer hem door zyne ouders , het geene hy wilde hebben, geweigerd wierd, terftond deeze ziekte.naboot'fte: maar wanneer Bberhaave geroepen zynde, aan de Heelmeefter gebood, dat hy de grote toon met een gloeiend yzer zoude raken, is hy terftond opgefprongen, en naar dat hy wist, dat de eerfte keer de beste dat hem die aanval weder zoude overkomen , men het brandyzer in 't werk zoude ftellen , had hy het hart niet meer, deeze ziekte na te bootzen. Maar deeze aanval ophoudende, komt gewoonlyk naareemgen tyd op diergelyke wyze wederom, en daarom word zy onder da langdurige ziektens geteld, intusfehen is het nochtans zeker, dat de menfchen fomtyds by de eerfte aanval van deeze ziekte fterven; en als dan moet zy tot de allerfcherpfte ziektens gerekend worden, om deeze reede heeft Aretaus (p) de vallende ziekte onder de fcherpe, en onder de langdurige ziektens geteld, en heeft gezegd: indien de eerfte val der vallende ziekte fcherp aanvalt, iszy dodelyk, want zy dood fomtyds den menschop eenent dug: gevaarlyk zyn ook de wederkeeringen die zich verheffen : waar door het gefchied is,, dat de gezellige ziekte onder het getal der fcherpe gezet wierd. maar indien den mensch aan de kwaal gewoon word, en de ziekte hartnekkig blyft', word zy niet alleen langdurig, maar ook by fommige altyddurende. hoe veel ge- val- f p) De caufis & fignis morb. acutor. Lib. I. Cap. V. pag. i. & De caufis & fignis morbor. dinturnor. Lib. I. Cap. IV. pag. 2o.~ öc De curat.- morbor. acut. Lib» L Cap. V. pag. 84.  $. ï071.1072: de vallende ziekte. 77? vallen hebben niet geleerd, dat de kinderen in een aanval geftor■ ven zyn? in de fcherpe ziektens heeft men dikwils waargenomen , dat volwasfene menfchen gedood zyn door een enkele aanval der vallende ziekte, ik heb een barende vrouw gezien, welke reeds bejaard was, alhoewel het haar eerfte kinderbedde was, welke in de laatfte pogingen der baring een fchrikkelyke en dodelyke aanval van de vallende ziekte kreeg , alhoewel zy nooit te voren deeze ziekte ondergaan had. in tegendeel ken ik een man, die op zyn vyf-en-twintigfte jaar door een onverwagte en zeer grote fchrik, door de vallende ziekte aangetast, nederviel-, cn die tot zyn tachtigfte jaar met deeze ziekte heeft geftreden , de aanvallen op onderfcheide tydperken wederkeerende , het blykt dus dat die overhandfche rust, met een op nieuw wederkerende aanval, dikwerf in deeze ziekte gebeurt; maar dat dit niet volftrekt noodzaaklyk is tot de uitlegging van deeze ziekte, aangezien een eenige aanval fomtyds den mensch uit dit leven rukt; het geene Hippocrates (tf) ook aangetekend heeft ; gelyk ook Celfus Cr), die aldus fchryft: den mensch valt onverwagt neder, 'er komt fchuim op de mond, daar naar komt hy naar e enigen tusfchentyd weder tot zich zelve, enftaat van zelfs op. dit foort doet dikwerviger de mannen als de vrouwen aan, en is ook wel gezuoon langdurig te zyn, zonder levens gevaar, tot de dood toe. intus*nochtans, dood zy den mensch in haar begin. v. 1072. TT^eeze ziekte door een wonderlyke geJL>^ daante veranderd , vertoond ze zich wonderlyk, dat zy dikwerf toegefchreven is geweest aan de Ca) De Morbo Sacro Cap. IV. Charter. Tom. X. pag. 480. < J/j Lib. III, Cap. XXIII. pag. 172. Fff ff 2  778 DE VALLENDE ZIEKTE. $.1071. de goden, de kwade geesten, de goddelyke gramfchap, betoveringen, en diergelyke oorzaken, de natuurlyke te boven gaande. Het is in geenen deele te verwonderen , dat deeze ziekte , van zo grouwzameen zo onderfcheide toevallen verzeld, gelooft is van oorzaken aftehangen, welke de natuurlyke te boven gingen, de allergezondfte mensch, in welke ook zelfs de allerervarenfte Geneesheeren eenig gebrek van gezondheid ontdekken , word dikwerf op ftaande voet door deeze ziekte ter nedergefla.cren; en naar dat zodanige aanval uitgewoed heeft, en hy door zo grote beroeringen van het lichaam vermoeid , door de rust verkwikt is, zyn 'er fomtyds geene de minfte uitwerkingen van zo zware ziekte overig, en de gezondheid keert in haar geheel wederom; offchoon de geneigdheid, welke een nieuwe aanval zal doen naar een vry aanmerkelyke tusfchentyd, in dit lichaam verholen blyft. op deeze tusfchentyd nu, word men dikwils niets gewaar in 't lichaam, dat men kan befchuldigen. 'er word geen teken gevonden zelfs door de oplettendfte en ervarendfte Geneesheeren, waar uit zy kunnen onderkennen, dat zodanig mensch aan deeze ziekte onderhevig is ; en daarom heeft men reeds in oude tyden de oorfprong der vallende ziekte aan bovennatuurlyke oorzaken toegefchreven , en derzelver genezing door verfcheide overlezingen en boetdoeningen beproeft, de waarheid van dit gezegde zien wy reeds by Hippocrates (s) , die gewild heeft, dat men deeze ziekte niet meer heilig zoude noemen, als de derde en vierdedaagfche koortfen , welke op zekere tusfehentyden wederom komen, offchoon dereede nietduidelyk verftaan word, waarom een nieuwe aanval zich op een vastgeftelde tyd verheft, en 0) De Morbo Sacro Cap*, E Charter. Tom* X. FaS- 475' &c*  §.1072.' DE VALLENDE ZIEKTE, 779 en daarom heeft hy die ydeie en bygelovige geneesmiddelen verfoeid, door welke looze fchelmen , hunne onwetendheid door heilige gewoontens, en een groot getal voorfchriften van de voedingswyze, bedekkende, deeze ziekte wilden genezen, wantzy waarfchouwden dat 'er zo veele beletzelen tot de genezing waren, dat het onmooglyk was, of de zieke moest het een of 't ander vergeeten; en dus konde de fchuld hem altyd op den hals gefchoven worden, indien de ziekte niet genezen wierd. b: v: onder meer andere geboden zy, dat deeze zieke nooit de eene voet nochte hand op den anderen mogte zetten of leggen, maar wie zal dit vermyden, offchoon hy ook alleraandagtigst zy , dewyl zodanige genezing dikwils gedurende veele maanden uitgerekt moest worden ? hier door hadden zy altyd een uitvlugt, waar door zy het kwaad gevolg der genezing konden befchuldigen ; en alhoewel de zieke alle de voorfchriften der genezing in agt genomen had (het geen nauwlyks mooglyk fchynt), konden zy nog deeze reden geven, indien de zieke niet genezen wierd, dat de goden nog niet verzoend waren, welke vergramd zynde, deeze ziekte hadden toegezonden, maar na de verfcheide toevallen, welke de vallende ziekte verzelden, wezen zy onderfcheide Goden aan, welke verzoend moeiten worden , gelyk in de aangehaalde plaatfen zal kunnen gelezen worden. Het is zeker, dat deeze ziekte door zodanige oorzaken voortgebragt word, welke door de zinnen waargenomen zyn, en dat de ziekte weggenomen wierd , wanneer die oorzaken weggenomen wierden, gelyk naderhand blyken zal. maar de allerkundigfte Geneesheeren hebben zelfs bekend , dat, alhoewel zy zeer ervaren waren in de ontleedkunde, zy nochtans in de doode lichamen dikwils niets gevonden hebben, dat zy konden befchuldigen. In de allerkwaadfte vallende ziekte, eigenlydige genoemd, zit «Je oorzaak in de hersfenen zelve, en kan fomtyds zeer moeilyk F fff f 3 on-  ?K» DE VALLENDE ZIEKTE. onderkend worden, aangezien wy het zo zeer door elkander ge» werkte hersfengeftel, nog zo weinig kennen, de grootte , het maakzel, de bekleedzelen, de draaien, van de hersfenen en kleine hersfenen, hebben de ontleedkundige befchreven, zy hebben de bulten van het lange merg wonderlyke. namen gegeven enz. maar niemand heeft tot nog toe de zitplaats van 't geheugen bepaald,,de bepaalde oorfprong van die lichamelyke kracht, welke de fpieren na het goedvinden van de wil beweegd, nochte meer andere; waar over ik ook te voren §. 276. melding gemaakt heb, wanneer in, de befchryving van de. wonden van 't hoofd gehandeld wierd over de bepaling van de aangedane plaats in de hersfenen. 'er zal dierhalve,in het . wonderlyk maakzel der hersfenen een flolTelyk gebrek kunnen zitten , het geene die overgrote verilorirgen veroorzaakt, offchoon het door de zinnen, vooral naar de dcod, niet kan ontdekt worden; waar-uk men met recht kan befluiten, dat deeze ziekte niet altyd aan bovennatuurlyke oorzaken moet toegefchreven worden , offchoon 'er geen oorzaak dooide zinnen ontdekt word. maar of men volftrekt kan ontkennen dat die ziekte immer van bovennatuurlyke oorzaken voortkomt f het fchynt zeker niet alzo, want dat kind, door de vallende ziek* te aangetast, waar van wy in 't vorige Hoofddeel gefproken hebben, is door de aanbiddelyke Zaligmaker verlost, naar dat de Jiuivel uitgejaagd was. my is zeer wel bekend, dat zeer geleerde Geneesheeren vastgeftcld hebben , dat deeze ziekte door na'tuurlyke oorzaken is voortgebragt geweest; en dat de genezing van zo grote ziekte, van de kindsheid af kwellende, zowel verftommenswaardig is, als het uitjagen van den Duivel; maar de voorftelling zelve fchynt my zeer weinig gunftig te zyn voor dit gevoelen {t) ; 'er word aldus gelezen : hy heeft die onzuivere geest berispt, zeggende : ftomme en dove geest , ik .gebied u± • gaat : £0 Marei Cap. LX. vers 25. Lucjc Cap, IX. vers 40; ■ l  UW** DE "VALLENDE ZIEKTE. ;3i gaat van hen uit, entte en treed niet wederom in hem, (en dé geest). Jchreeuwende-, en hem inwendig verfcheurende , is uitgegaan, naderhand heeft -hy aan zyne Leerlingen, hem afzonderlyk vragende, waarom zy zelve deeze geest niet hadden kunnen uitjagen , geantwoord, dit foort kan door niets dan 't gebed en 't vasten uitgejaagt worden, maar Christus was gewoon, (gelyk uit veele plaatfen der H. Schriftuur blykt,) naderhand aan zyne Leerlingen uitteleggen het geene hy tegen de toehorende menigte van menfchen gezegd had, en het geene zy niet genoegzaam begrepen hadden : nu dan zegt hy zodanige dingen tegen hun, welke het gevoelen bevestigden dat zy hadden, dat de ziekte van dit ellendig kind door een kwade geest was veroorzaakt, de geene die met de Duivel bezeten waren,van welke men leest, hadden zekerlyk zodanige toevallen (V), welke men in de dol-ligheid waarneemt; maar-'er wordt befcheidentlyk in de voortelling verzekerd, dat de Duivels uit die ellendige zyn uitgegaan, en naar bekome toeftemraing in de varkeus zyn geva-* ren, die terftond woedende in het diepe van de zee zyn ge-' fprongen. kan die voorftelling wel eeniger wyze van de yligheidin de droefgeestigheid verftaan worden, of van de razerny door natuurlyke-oorzaken ontftaan? hieruit blykt, dat die zelfde ziektens, welke.wy weten dat door natuurlyke'oorzakenontftaan, ook door bovennatuurlyke voortgebragt zyn geweest., ik heb een onnozel-vierjarig kind gezien, dat, zo dra het het' gebed des Heeren -had begonnen oprczeggen , terftond ftuip-J trekkingen kreeg; en te gelyk zo zwaar en fchrikkelyk begon* te fchreeuwen, dat het zyne krachten ver te boven fcheen te gaanj: naar eenige minuten tusfchenpozens, verzogt ik de groot-, moeder, die het kind by my gebragt haddat zy het kind 1 zoude gebieden, het zeilde gebed te herhalen', en dit tot de vierde maal toe , altyd met 't zelfde gevolg ; en offchoon ik nu, de uitkomst voorzien had , en my fterk maakte, heb ik1 niet VIII. vers:£8^ & feq. Mare. Cap. V. vers 2** Lucce Cap. VIII. vers 27. '  782 DE VALLENDE ZIEKTE. $.1072.1173. niet kunnen beletten , dat ik niet geheel verfchrikte door het hooren van dit fchreeuwen , alhoewel ik niet zo kleinhartig ben , dat ik gemakkelyk door kleine dingen ontroerd word. maar alhoewel "ik alles ten nauwfte onderzogt heb, heb ik niet de minde achterdogt van bedrog kunnen hebben, hierom fchynt een voorzichtig Geneesheer, niet altyd ten eerften , wanneer 'er ongewone toevallen, in de ziektens ontftaan, tot het geene bovetmatuurlyk is , zyne toevlugt te moeten nemen ; nochte ook dat geene voor onmooglyk houden, het geene wy zeker weten gefchied te zyn. want gelyk de zeer vermaarde Hofman (w) zeer Avel uit Plinius zegt: gclykerwyze, veele dingen geoordeeld tv orden niet te kunnen gefchieden , voor en aleer dat zy gefchied zyn 7 aldus oordeelen wy oek van veel dingen, die in de oudheid gefchied zyn : om dat wy die niet 'gezien hebben, nochte met de reede kunnen agterhalen, dat zy van die geene zyn, welke niet hebben kunnen gefchieden. het geene zekerlyk de grootfe dwaasheid is. de verhandeling over deeze zaakverdiend gelezen te worden. v. 1073. VVTant geene guygJiclaryen, buigengen, W en posturen zyn 'er bekend , welke Zy niet fomtyds voor den dag heeft gebragt; fomtyds ook bootst zy alle beweging, lopen, wandelen, om. draijen, nedervallen, nederleggen, na, met een uitgerekt en ftyf lichaam. Nu moeten wy handelen van de onderfcheide en wonderlyke toevallen, welke in de vallende ziekte waargenomen worden ten tyde der aanval, deeze zyn zekerlyk zeer talryk, en ik zal dezelve trachten agtervolgens aan te wyzen, na mate ik die zelfs heb waargenomen, of uit oprechte Schryvers byeenverzameld. Voor 00 De Diabol. potent, ia corp. human. opufc. phyfico-medie. Tom. I. pag. 364.  $.1073* DE VALLENDE ZIEKTE. 783 Voor eerst moeten wy de uitgezogte beroerte befchryven , in welke den mensch fchielyk nedergeflagen word , met vernietiging van alle de in- en uitwendige zinnen, en een ftuiptrekkende beweging van alle de fpieren. in het kwaadfte foort van alle, vallen zy ten eerften zonder eenig voorteken; en de proefonderviudiagen der oeffeöende geneeskunde, hebben geleerd , dat deeze byna altyd ongenecslyk is. het meestendeel gevoelen zy eerst een duizeligheid , zien als vonken voor de oogen vliegen, en een purpere, zwarte, of ook de verfcheide couleuren van den regenboog (#); fommige hebben een wonderlyk geluid in de ooren; andere een lastige reuk in de neus, of ook wel een onaangename fmaak in de mond. ik heb fommige gezien , welke heldere vonken voor de oogen verfcheenen, welke fchielyk vermeerderden, tot dat zy tot een onmeetbare uitgeftrekte glinftering aangroeiden , en dan vielen zy. andere begonnen alle voorwerpen te befchouwen, als of zy door een digte nevel verduifterd waren; en deeze duifterheid fchielyk aangroeiende, vielen zy neder: dit heeft Ar et au s ook aangetekend (y) , het , noemende, fommige voelen als een koude lugt van de toon of de vinger, of ook van een andere plaats des lichaams opklimmen, welke tot de borst gekomen zynde , vallen zy neder, de zieken zyn dit alles nog indachtig, wanneer zy van de aanval wederom opftaan ; maar van al 't geene ten tyde der aanval gebeurd is , weeten zy niets, waarom zy naderhand, wanneer zy verfcheide aanvallen hebben gehad, uit die voorafgaande tekenen , de toekomende ellende voorzien, en zo veel mooglyk voorzorg gebruiken, of de hulp der byftaandè fmeeken. de meefte geven een harde fchreeuw op 't oogenblik dat zy vallen, waar van zy tog geen weet hebben : als dan volgen 'er meestal wonderlyke en ver- fchei- O) Aretasus de caufis & fignis morb. acut. Lib.I. Cap.V. p. 1» (j) Ibidem pag. 2. Derde Deel. 'Ggggg  ?S4 DE VALLENDE ZIEKTE. fcheide fluiptrekkingen in ieder door de vallende ziek tc aangetast, van de fpierachtige deelen. Want het voorhoofd, en het gehairde vel van 't hoofd, worden fomtyds op een wonderlyke wyze beroerd; de hairen rigten zich op ; de wynbraauwen worden bewogen , zy worden nedergedrukt en komen tevens na elkander toe, gelyk in die menfchen gefchied, die iemand met verontwaardiging aanzien: de oogen vertonen zich als dan ftyf, gefpannen , vooruitftckende, gelyk in de grammoedige, de wynbraauwen worden bewogen, en fluiten zich meestal, maar als tastende en bevende, zelden fluiten zy zich ten eenemale ,, maar tuslchen de afgefcheide randen van de wynbraauwen ziet men het wit van de oogen (s), dikwerf, ook worden de bollen van de oogen onder de halfgeflote oogfcheelen fchielyk rondgedraaid , zo nochtans dat het doorfchynend hoorn byna altyd onder de bovenfte. oogfcheel verborgen word. fomtyds word door deeze ftuiptrekkende bewegingen zo groote kracht op de fpieren der oogen uitgeoeffend, dat 'er naderhand altyd eenig gebrek blyft ; en wy zien zeer veele eenöogige en fcheele , die in de eerfte kindsheid door de vallende ziekte, aangetast, dit gebrek gekte, gen hebben. Maar dat beweegbare gedeelte van 't aangezigt, dat van onder de oogen af tot de kin zich uitftrekt, uit talryke fpieren beftaande, die byna in ieder byzonder lyk door de ontleedkundige onderfcheide worden gevonden , en door de verandering van welk deel alleen, alle de gemoedsbewegingen door de Schilders en Beeldhouwers uitgedrukt worden, word gewoonlyk op een wonderbare wyze ontroert, fomtyds worden door een allerfchielyke ver-; andering alle de gemoedsaandoeningen in deeze ellendige uitgedrukt, de te zamen en breeduitgezette lippen worden als tot een fcherpe bek uitgeftoken, terftond wederom agterwaards getrokken , trekken zy de mond tot omtrent de. ooren het geene de • '• J (/) Ibidem.  j.ï073; de vallende ziekte. wydberoemde Boerhaave met zo fchielyke overhandfche verandering heefc zien gefchieden in een Joodin door de vallende ziekte aangetast, dat de geene die het zag 'er duizelig van wierd. dc onderfte kinnebak word fomtyds met zo grote kracht van de bovenfte afgetrokken, dat na voren toe ontwrigt word; en wanneer in een arm kind, naar den aanval , deeze ontwrigting niet wederom herfteld was, is dezelve gedurende het geheele leven aldus gebleven, enhyheeftnog veele jaaren daar naar nog geleeft, maar dwaas, en in 't gasthuis aangenomen, verwekte hy zekerlyk het medelyden van een ieder, de tongh als dan gezwollen en verlangd, fteekt uit de gapende mond, en ten zy de aanwezende door een kurk, of eenig ander diergelyk zagt lichaam, tusfchen de kakebeenen te ftellen, zorg dragen, word de tongh door de een oogenblik daar op volgende ftuiptrekkende beweging, de kinnebakken, tot elkander drukkende, zwaarlyk gekwetst, of een gedeelte van dezelve geheel afgefneden; het geene ook Aretceus O) gewaarfchouwd heeft, dit gebeurd zeer dikwils, dat ten tyde der aanval de tongh door 't byten gekwetst word , en dan is het leelyk om te zien, dat'het bloed te gelyk met de fchuhn uit de mond komt: dit gefchied, wanneer de bewegingen van 't kauwen verrigt worden door die allerfterkfte fpieren, die tot deeze werking dienen : als dan word men een alleronaangenaamst kneusfen der tanden gewaar, en ik herdenk niet zonder yzen , gezien te hebben, dat de kiezen van een redelyk tenger meisje met geweld in ftukken uit den mond fprongen. Het hoofd word op een wonderlyke wyze omgedraaid, gebogen; fomtyds word de hals ftyf geheel onbuigzaam, fomtyds word zy na voren omgekrompt, dat de kinnebak aan de borst vasthoud; in anderen zit het hoofd agterovergebogen na de fchouderbladeren, gelyk als in die geene, die met kracht by de hairen getrokkenworden ; het geene Aretceus (b) ook alles heeft waargenomen, in de armen, handen, vingeren, ontftaan alle de bewegingen van uitfteken, buigen, draaijen, voorwaartskeeren, a^tcrwaartskeeien , en aangezien de duim meerder en flerker buigg (Jï) Ibidenu $0 Ibidem, Pgggg 2  ;86 DE VALLENDE ZIEKTE. buigfpieren, en dezelve na de hand toebrengende, heeft, als de overige vingeren, hierom word zy gewoonlyk zeer fterk na het binnenfte van de hand gebragt, het geene veele voor een teken van een hevige aanval houden; en om dat zy zien, dat de aanval verminderende, de hand, welke tot een vuist te zamen gebragt was, zich op nieuw ontvouwt,, daarom trachten zy dikwerf met grote kracht in de hevigheid der aanval de duimen los te maken, en zy trekken aldus dikwerf deeze deelen allerellendigst van elkander, dewyl zy de overgrote kracht der door de ftuiptrekking aangedaane fpieren met groter geweld trachten te overwinnen; waar door naderhand zeer lastige pynen in deeze zo zeer getergde deelen overblyven. indien de zamengetrokke handen met weinig kracht ontvouwt kunnen worden, zal deeze beproeving niet Ichaden ? maar hoe ohvoorzigtig gaan fomtyds rouwe en zeer fterke menfchen te werk , wanneer zy dit met alle moeite trachten uittewerken ? in de dyën, beenen , voeten, enz. kunnen deeze bewegingen zo zeer niet waargenomen worden, om dat zy door de klederen bedekt zyn; maar dat in deeze ook diergelyke aanwezende zyn, blykt hier uit, dat zy zeer fterk met de voeten fchoppen. Aretaus (O heeft gezegd: dit foort van ellende is niet ongelyk aan gekeelde fileren, want het is bekend ? dat deeze dieren , wanneer door het affnyden der orote vaten uit dezelve vloeid, door de ontlediging der vaten een weinig voor de dood zeer zware ftuiptrekkingen krygen, en met de pooten fchoppen. Maar dat ook de inwendige lichaams deelen van gelyken ontroerd worden, leeren ons de opruspingen , buikrommelingen , het braken, en de afgang en pislozing , welke buiten weten gefchied: de uitpersfing van het zaatdoor de fpieren tot de wellust dienende, maar ook worden de levenswerkingen ten hoogfte geftoord (d): want in 't begin is de pols rad, klein, maar op 't einde der aanval groter maar meer kvvynende en langzamer; en Telyk Aretaus zeer wel gewaarfchouwd heeft, over 't algemeen onregelmatig: welke ik ook altyd in de vallende ziekte heb geven* CO Ibidem*. 00 Ibidem».  DE VALLENDE ZIEKTE. 787 vonden , wanneer ik ten aanval aanwezende ben geweest, van gelyken word ook de ademhaling op wonderlykewyzen verftoord: de fpieren tot de ftem dienende, worden gewoonlyk in 't begin der aanval aangetast, want zy vallen byna alle fchreeuwende neder; daar naar ontftaat 'er een hevige poging der ademhaling, gelyk in die, welke de verflikfcing over 't hoofd hangt, en zy geven zodanig geluid, welk wy zeer fterke menfchen horen geven , wanneer zy trachten een zwaar gewigt op te ligten , of eenig tegenftand biedend lichaam uit de weg te ruimen, dit toeval fchynt oorzaak te zyn, dat de ouden geloofden, dat deeze geheele ziekte een poging der hersfenen was, om iets kvvaadaartigs of bezwarend lymachtig uittewerpen. edoch de ademhaling belet zynde, kan het bloed niet vry door de longen doorgelaten worden , en dus zich ook het rechter hart niet ontlasten : waar door het aderlyk bloed omtrend het rechter hart opgehoopt word, en alle de zigtbare aders zich zeer gezwollen vertonen , vooral de aders van 't voorhoofd , de kikvorsch aders over de tongh, de kropaders in de hals; als dan begint het aangezigt paars te worden , ja byna zwart, het eerst onder de oogen omtrent de onderfte oogfcheel, alwaar het vel zeer flap is; als ook omtrent de lippen, byna op dezelfde wyze, als in die, welke aan een ftrop hangen, het geene Aretcetir zeer wel aangetekend heeft Ce) , zeggende : de wangen zyn wel rood, maar in de toeneming der kwaal word het aangezicht blauzvachtig , de vaten van de nek worden uitgezet, de ftem is als van een die verworgt word: offchoon men hun met luider ftemme roept, worden zy het niet gezvaar: hunne ftem is niet als zugten, en ademhaling e?i verflik-, hing, gelyk aan die, zuelke door een ftrop verzvorgd zuord.- Maar wanneer de fiagaders der neus, van de mond inwendig,, van de keel, zich in de zeer uitgezette aders niet kunnen ontlasten , worden de affcheidende zydelingfe takken zo veel temeer gedrukt, en 'er word een dikker flym dan gewoonlyk uitgedrukt . c (het CO Ibidem.- Ggggg 3  rSS DE VALLENDE ZIEKTE. §-1073: (het geene1 bevestigd word door het geene §. 819. gezegd is geweest, gelyk ook de door proefneming van Loweius, de kropaders van een hond gebonden had , gelyk $ 793. is gezegd), het zelfde ^efchied ook in de long, en als dan hoort men die onaangename'fnorking, en het geeft een leelyk aanzien, hoe een zeer Ivmachtige fchuim door de neus en de mond uitgaat, ook zelfs jjs zy fomtyds bloederig, wanneer de tongh ten tyde der aanval is gekwetst geweest, maar die fchuim is zo taay, dat men ze tot een draad kan uitrekken, dit heeft Xretaus alles zeer fraai aangetekend (ƒ), en hy heeft te gelyk met Aurelianus (g) waargenomen • dat voor lt einde der aanval de fchuim uit de -mond en de neus'vloeit: maar dat Aurelianus dit begrepen had omtrent het einde der aanval te gefchiedên , blykt uit een andere plaats heid en de vrees voor de ziekte bedroeft, in veele blyft een dofheid der zintuigen, en zwakheid van geheugen: nochtans de lichaams krachten naar twee of drie dagen door goed voedzel en rust, herfteld zynde, komt dikwerf de gezondheid zo volmaakt wederom, dat 'er geen voetflap van zo zware ziekte overig is; en dikwils naar een vry lange tusfchentyd komt dezelfde kwaal, met diergelyke toevallen verzeld, wederom, maar als dan noemde Aretceus het een langdurige vallende ziekte: maar indien zy iri een enkele aanval den mensch doodde of bevryde , koude zy tot de allerfcherpfle ziektens gerekend worden. Maar de langdurige vallende ziekte heeft onderfcheide tusfehen* pozingen tusfehen twee aanvallen, ik heb 'er gezien , die maar eens in een jaar aangetast wierden; andere in de lente en herfst, vee; 00 de Cauf. & Signis Morb. Acutor. Lib. I. Cap. V. pag. 3.  79o DE VALLENDE ZIEKTE. §.1073.1074; veele hebben alle maanden een aanval; andere omtrent de grote veranderingen der maan, omtrent de nieuwe en volle maan, en dus tweemaal in de maand : ik heb 'er verfcheide gezien die verfcheide aanvallen kresen in de tyd van vier-en-twintig; uuren. Maar aangezien het eene onvrywillige beweging der fpieren is ten tvdë".der aanval, de bewegingen fomtyds van maar eenige fpieren; en dikwerf van onderfcheide., op elkander volgen , blykt het gemakkelyk, dat 'er in onderfcheide , door de; vallende ziekte aangetast, eene ongeloöflyke verfcheidendheid van toevallen ten tyde der aanval voorkomen, hierom , aangezien de wringingen en alle de veranderingen van de houding van 't lichaam door de fpieren gefchieden, begrypt men, hoe wonderbare hier voor kunnen komen, en die met gemakkelyk na te bootzen zyn door de vrywillige beweging der fpieren 111 de gezondheid; om dat de fpieren in de vallende ziekte veel lierIer werken; waar door naderhand leelyke mismaaktheden en verwrigtingen overig zyn, gelyk in 't vervolg zal gezegd wor,den. by Söhexók (/) worden veele voorbeelden van wonderlyke vallende ziektens gevonden. ft 10^4. A Ue deeze verfcheidendhedcn nochtans verJ\ keeren alleenlyk maar in de veranderde bewegingen van fommige beweeglyke deelen, en dus van de fpierachtige deelen ;. en dus ftellen zy alleen onderfcheide zamentrekkingen der fpieren; hier door ontltaan onderfcheide invloeijingen van het zenuwvogt; hierdoor onderfcheide uitpersfingen van de algemeene gevoelplaats in de zenuwen 1 en aldus eindelyk verfcheide oorzaken dee- Q) Lib. % pag. 103. & feqq.  $io74- BE VALLENDE ZIEKTE; ?o* deeze ukpersfingen in het hersfenmerg voortbrengende: welke het best gekend worden door een hiftorisch verhaal deezer. Nu volgd 'er dat wy handelen over de waargenomene oorzaken van de vallende ziekte, aan welke wy deeze wonderbare toevallen kunnen toefchryven ; en tevens over de plaats van 't lichaam, welke door deeze oorzaken aangetast word , wanneer die ziekte aanwezende is. Maar op dat dit duidelyk en befcheiden verftaan worde, moet men uit het verhaal der ongezondheid (m) opmerken, dat de oorzaken der ziektens op tweederlei wyzen door de Geneesheeren genoemd worden ; want zy is of de naaste of verre oorzaak^ de naaste oorzaak word die gezegd, welkers aanwezendheid de ziekte veroorzaakt, welkers afzyn de ziekte wegneemt, de verre oorzaak der ziekte is die, welke het lichaam zo bereid, wanneer zy aanwezende is, om de ziekte te ontfangen, indien 'er buiten de eerfte oorzaak nog een andere bykomt: geen van beide deeze oorzaken dierhalve, zal alleen de ziekte voortbrengen, maar zy veroorzaken de ziekte zo dra zy te zamen vereenigd zyn. de verre oorzaak nu, welke in 't lichaam zit, word voorbereidende genoemd; maar de andere die hier by komt* word voorttrekkend» genoemd, of enkelyk gelegendheid : welke alleen maar befchadigd aan die, in welke 4e eerfte voorbereidende oorzaak aanwe- zende was. ■*•'-«•» Dit voorafgegaan zynde, nemen wy waar, dat alle in en uitwendige zinnen in de vallende ziekte afwezende zyn; en dat op de zelfde tyd tevens allerhevigfte beroeringen der fpieren ontftaan. maar uit het geene van de beroerte en lammigheid gezegd is 00 H. Boerhaave Intüt. Medic. pag. 740. "& feq. Derde Deel. H-hhhh  T?9<2, DE VALLENDE ZIEKTE. 5.1074; is geweest,- heeft gebleken, dat de oorzaak de fpieren- bewegende van de hersfenen door de zenuwen in de fpieren komt; en dat de werking der zinnen gefchied, wanneer de verandering van de zenuw, door gevoelige dingen verwerkt in de zintuigen , vryelyk voortgezet kan worden na de oorfprong der zenuwen in de hersfenen. en dus ten tyde van de aanval der vallende ziekte, worden de hersfenen, de oorfprong van de gevoel- en beweegfpiereh, aangedaan, en wel zodanig, dat'er geene gewaarwording der zinnen aanwezende is ; maar zeer hevige bewegingen der fpieren verwekt .worden., edoch die bewegingen der fpieren kunnen niet voortgebragt worden, ten zy dat de oorzaak der fpierlyke beweging van de hersfenen door de zenuwen in dé fpieren komt; en dat dus de oorzaak, de aanval der vallende ziekte voortbrengende , uitwerken moet, dat het merg van de hersfenen na de beginzelen der hersfenen zeer hevige oorzaken van. zo grote bewegingen moet afleiden, dierhalve zullen 'er verfcheide verfchynzelen voorkomen in verfcheide door de vallende ziekte aangetasttc, ten tyde der aanval, na mate de oorzaak der fpierlyke beweging met groter of minder kracht, te gelyk of agtervolgens in deeze of geene zenuw gekomen zal zyn. waarom Alginetazezz wel gezegd heeft (»), dan in de hersfenen of derzelver holligheden de oorzaak der vallende ziekte zit: om dat het een lluiptrekking van het geheele lichaam is, met een nadeligheid der voornaamfte krachten; alhoewel hy erkend heeft, dat van de hersfenen en van de baarmoeder en van'de maagh, en van andere deelen van het lichaam , de vallende ziekte door overeenftemming voortkomt, want dit ziekelyke in alle andere deelen des lichaams zittende, brengt de vallende ziekte niet voort, ten zyhet de hersfenen zal aangedaan hebben; en de zieken gevoelen dikwils van eenig deel des lichaams, van de voet br v:, iets opklimmen na boven, en een weinig daar naar door de vallende ziekte aangetast, vallen zy, ten zy.men door een band of hevige drukking £*) Lib» HL Cap. XIII. pag. 29. verfa/,  DE VALLENDE ZIEKTE. 793 kina van liet deel, deeze fchielyke opklimming beletten kan ., gelyk naderhand zak gezegd worden. Uit al het welke het klaar is, dat de naaste oorzaak van •deeze ziekte ofte de geheele en volkome oorzaak, ten tyde der aanval in de hersfenen zit; maar de opwekkende of voorttrekkende oorzaak in verfcheide andere deelen des lichaams kan zyn. edoch de waarnemingen fchynen ons te leeren , dat op die plaats byna tot welke de verandering in de gevoelende zenuwen gebragt door gevoellyke voorwerpen, gekomen is, ook het begin ontftaat der fpierlyke beweging : want indien een diep peinzend mensch een vlieg zeer digt by de oogen vliegt, zal hy terftond door een werktuiglyke beweging de hand zeer fchielyk na de oogen brengen; het geene hy ook door een vrywillige beweging zoude gedaan hebben , indien hy dit voorzien had. maar die plaats, tot welke de verandering der gevoelende zintuigen gekomen is, en van welke de oorfprong der fpierlyke beweging afhangt, hebben de Geneesheeren algemene gevoelplaats genoemd, gelyk te voren in 't Hoofddeel der beroerte gezegd is geweest, hierom is de vallende ziekte een ziekte van de algemeene gevoelplaats, door welke de gevoelende kracht te niet gedaan word , maar de kracht der fpierlyke beweging opwekkende , doet de allergrootite uitwerkingen, zonder weten en gebod der wil. Edoch 'er word waargenomen, dat naar de nu gelulde aanval der vallende ziekte, en alle de werkingen der hersfenen m hun creheel herfteld zynde , 'er nochtans zodanige geüeldheid blvftt dat de aanval door zodanige oorzaken vernieuwd word, welke in andere menfchen, deeze gefteldheid niet hebbende niets diergelyks voortbrengen, de gramfchap, de hoererye,ook een ligte fchrik, dronkenfehap , en zeer veele andere , breno-en , 'gelyk bekend is, de aan de vallende ziekte onderhevige een nieuwe aanval toe. 'er is dierhalve in deeze menfchen een voorbereidende oorzaak overig, welke doet, dat zodanige men- Hhhhh 2 fchen  794 £>E VALLENDE ZIEKTE; 5.1074-* fchen buiten de aanval onderhevig blyven, om wederom op nieuw door de vallende ziekte aangetast te worden , indien by deeze verhole oorzaak, en dikwerf zich door geen teken te kennen gevende, zich een andere gelegendheid gevende oorzaak gevoegd heeft, want wy weten door zekere waarnemingen ,. dat deeze voorbereidende gefteldheid van de waare vallende ziekte, offchoon zy ook allerergst is, in den mensch kan zyn, en nochtans geene bekende werking benadeelen. ja het fchynt T als of deeze ge-\ fteldheid tot de vallende ziekte gedurende het geheele leven kan fchuilen, zonder zich immermeer te openbaren ; aangezien deeze ziekte, gelyk in 't volgende Hoofddeel zal gezegd worden., fomtyds van de grootvader tot de kleinzoon overgaat., zonder dat de zoon, die nochtans dezelfde gefteldheid fchynt gehad te hebben ,. aangezien hy die aan zyn .nakomelingfchap overgezet heeft, die immer gehad heeft. » Maar die gefteldheid fchynt in de algemeene geyoelplaats te zitten., en dezelve zodanig te bereiden, dat zy naderhand door zodanige bykomende oorzaken gekweld en verftoord word , die dezelve te voren niet. zouden aangedaan hebben, veele redenen fchynen dit zekerlykte bewyzen. ik heb een allergezondst meisje van tien jaren gezien , van gezonde ouders , nooit door de vallende ziekte aangetast, geboren , veele jaren onderhevig te zyn geweest aan de vallende ziekte, en dat door de eerfte.aanval aangegrepen wierd,;door dien eenige meisjes, .al fpeelende, terwyl zy op de grond lag , haar lang onder de voeten getitteld hadden, de andere haar met geweld onbeweeglyk .houdende, op dat zy,. door de verandering van de legging van 't lichaam deeze onverdraaglyke lastigheid niet zouden ontwyken. hier kondeniets ziekelyks in de fappen befchuldigd worden , het hoofd was niet gekwetst; en de eens verftoorde algemeene gevoelplaats heeft door de zenuwen, in de uiterfte deelen des lichaams gefteld, als zodanige gefteldheid .uitgedrukt behouden, welke naderhand doos  $ïop$ DE VALLENDE ZIEKTÊ/ f$ door veele andere bykomende oorzaken de aanval der vallende ziekte vernieuwde, want indien deeze ellendige alleen maar zag dat een ander met kittelen gedreigd wierd, viel zy terftond, door de vallende ziekte aangetast, neder, door een ligte gramfchap , fchrik, een al te lang voortgetrokken aandagt des geests, kwam een nieuwe aanval wederom, de ervarendfteGeneesheeren hebben zich zo menigmaal bedroefd, dat door een enkele fchrik, ook in de gezondfte lichamen, een gedurende het gantfche leven ongeneeslyke vallende ziekte ontftaan is ; en voornamentlyk in zodanige,- die een allervlugst lichaam-en zeervaardige geest hadden. Maar het is zeker; dat die algemeene gevoelplaats niet even fterk is in alle menfchen, en dat zy in fommige gemakkelyker gekweld word, en alle deszelfs werkingen verftoord. een landman aan een harde arbeid van kindsbeen af gewoon, heeft een vast fterk lichaam, en zodanige zoude byna door 't vergaan der waereld niet verfchikken; daar een zagt opgebragt meisje, door alle onverwagt geraas de ftuipen krygt. nochte dit is aan de onoverwenneallerftandvastigfte kracht van geest toe te fchryven in, zodanige landman', maar aan de dof heid en als fterk er veteeltheid dan de algemeene gevoelplaats. maar die' zelfde, hoe dom is hy in al het geene eenige fcherpte van geest vereischt; hy is fterk gefpierd , maar heeft geen grote radheid der ledematen: hy oeffend die beweging , welke hy tot de daaglykfche arbeid nodig' heeft, alleen maar vrolyk uit; voor 't overige byna ftyf door alle leden, waar uit wy verftaan, waarom na mate de onderfcheide gefteldheid van de algemeene gevoelplaats, de menfchen door de zelfde oorzaken op onderfcheide wyzen aangedaan worden ; en dat het geene alles in fommige verftoord, geene de minfte veran-, dering in andere veroorzeaKt. Maar hoe nader den mensch aan zyne geboorte is, hoe groter deel de hersfenen en deszelfs voortdüringeu ,' het rughmerg en de zenuwen van 't geheele lichaam uitmaken, het geene ook de SchilHhhhh 3 ders  *oC DE VALLENDE ZIEKTE. Ijo?^ ders en Beeldhouwers in agt nemen , wanneer zy aan de kinderen het hoofd na mate van de ftam des lichaams groter maken, maar ook tevens word in de kinderen een zagtet maakzel der hersfenen waargenomen; daarom verkiezen de ontleedkundige altyd de lyken van volwasfene menfchenwanneer zy in de les. fen der hnoge fchoole het maakzel der hersfenen willen .aantonen, .daarom heeft Hippocrates., en naar hem alle de .Geneesheeren, waargenomen, dat de kinderen meerder aan deeze ziekte onderhevig waren, als volwasfene: want in deeze fchynt de te boven gaande grootte der hersfenen , en het tederder maakzel de voorbereidende oorzaak te zyn , welke door een ligte geJt-gendheid gevende bykomende oorzaak de vallende ziekte voortbrengt, de buikpynen , de fpanningen van het tandvleesch en derzelver kwelling ten tyde van 't tanden krygen, veroorzaken dikwils in de kinderen aanvallen der vallende ziekte, daar de volwasfene de allerwreedfte tand- en buikpynen zonder volgende vallende ziekte, verdragen, wanneer de minne zeer door gramfchap ontftoke, onvoorzigtig een kind de borst geeft, krygt het zelve terftond de ftuipen (gelyk de waarnemingen geleerd hebben) ; daar de minne door deeze korte razerny geen kwaad overkomt, deeze .verandering dierhalve, door zodanige hevige gemoedsaandoening |n de fappen der minne ontftaan, heeft in de door de jaren vastere algemeene gevoelplaats der minne geene verftoring kunnen te „weeg brengen, daar een weinig melk , uit de borften der vergramde voedfter gezogen, het teder en beweeglyk lichaamtje van Jiet kind zo deerlyk aandoet. Maar aangezien met de aangroeiende ouderdom deeze al te grote zagtheid of tederheid der'hersfenen en van het geheele zeBuwgeftel, allengskens verbeterd word, blykt de rede, waarom men grote hoop van genezing in de kinderen heeft : maar wanneer deeze ziekte een nu reads volwasfe en vast lichaam aantast, word zy veel moeilyker, ja zelden genezen : want 'er heeft een lievige oorzaak moeten zyn, deeze ziekte in een volwasfene voort- bren-  §• 1074. DE VALLENDE ZIEKTE, f 797 brengende, daarin de kinderen ook de allerlrgtfte genoegzaam is. hierop hoopte Hippocrates (o), wanneer de vallende ziekte voor de rvpe ouderdom kwam, dat zy zoude weggaan ; maar wanneer zy naar de vyf- en- twintig jaren kwam , heeft hy ons «rewaarfchouwd dat zy als dan tot de dood toe ongeneeslyk was. men zie ook na, het geene §. 712. gevonden word, alwaar over de koorts-ftuip gehandeld wierd. Van Helmont (p) , heeft die verborge gefteldheid_ der algemene gevoelplaats, welke de voorbereidende'oorzaak is der val-, lende ziekte, zeer wel befchreven,.zeggende: ivant aldus flaapt de vallende ziekte fomtyds gedurende geheele maanden en jaren , ja en word nooit opgewekt, ten zy door de hoererye, gramfchap , droefheid, baaring, enz. nochte'er geetie f of ivelke voedzel aan de vallende 'ziekte geeft, op eenige plaats wederhouden ; om dat zy of verrotten, verdrogen, verteeren, of de vorige hoedanigheid van venyn verliezen zoude, en aangezien dit niet gefchied, maarnet het leven voor t duur d, moei zy een ander begin of 'onmiddelyke '. fchuilplaats hebben, als het overvloedige uitgekozen heeft, -want■ zy zvord gekenmerkt dodr 't denkbeeld van een werkend wezen, en "dat gedurende het geheele leven vast plaat, elders (q) heeft hy het volgende, dat ook hier toe behoord: voorders alle het ingenome, toegelate , of door een kwade levenswys benome, het zy dat de voorttrekkende oorzaak, of eindelyk het geflacht, toegebragt, op- , volgd, alles is maar een loutere toevalligheid: door welkers las-, iigheid de kracht zelve bewogen, een waarlyk fchouwfpel der ziekte geeft, waar door het vooral klaar is, dat zy zuezendlyke ziektens zyn, zo wel wanneer zy ftil zyn en fffpen; dan wel als zy zvakker geworden zynde, den mensch aanvallen. Maar" (0) Aphor. VII. Seft. V. Charter. Tom. IX. p. T97. . QO In'Capitulo De Morbis Archealibus %. 17. pag, 449> • Q).la Cuphulo.Butler in initio pag. 466»  ^98 DE 'VALLENDE ZIEKTE. §.1074; rW Maar naderhand zal blyken j wanneer over de genezing van deeze ziekte za! gehandeld-worden , dat de in agt neming der voorbereide oorzaak van een groot gebruik is , als ook deszelfs onderfcheiding van de opwekkendeoorzaken.- want het is dikwerf niet in de maag van de Geneesheer, de voorbereidende oorzaak weg te nemen, en als dan belhat de hoop der genezing daar in, dat de opwekkende oorzaken, eu die die verhole gefteldheid tot de vallende ziekte in beweging brengen , welke alleen de aanval der vallende-ziekte niet kan vernieuwen, weggenomen worde. Nu volgd het verhaal der oorzaken van deeze ziekte , zo wel der voorbereidende, als der andere , wélke, voortrekkende, of gelegenheid gevende genoemd worden. v- "p\och"die zyn i. èffiyke, uit degeflagts- Y-J fmet van de vader , de moeder of bloedvrienden, of voorouders , de ziekte fomtyds zwygende in de vader, daar zy van .de grootvader overgaat tot de kleinzoon, i. te zamen gebragt uit de inbeelding der zwangere moeder, verwekt op 't gezigt van iemand door de vallende ziekte aangetast. 3. de hersfenen in derzelver bekleedzelen, oppervlakte, zelfftandigheid, holligheden, kwalyk aangedaan,- door wonden , kneuzingen, zw;eeren, etter, bloedige etter, bloedwater, bloed, fcherp, Hinkend zenuwwatër, beenige uitwasfen inwendig in 't bekkeneel, indrukkingen van het zelve, krakebeenige natuur der ader boezems, Hukken of fplinters van beenderen, of van werktuigen, de hersfenvliezen of de hersfenen befchadigende,. kwikzilver door de een . tof andere weg na de hersfenen gevoerd .de zeJfde hersfenen kwa-  .§.107$. DE VALLENDE ZIEKTE. 799 kwalyk aangedaan door de ontfteking , de bederving , de uitknaging der hersfenvliezen , door een beenëeter , zwarte gal, uitëeting van 't 'been door de venusziekte, maar deeze oorzaken worden geholpen door alles wat de toevloed der vochten in de hersfenpan vermeerderd, als zyn, bloedrykheid, beweging, warmte, dronkenfchap, eeten, hoererye, doorziend, verheven verftand, diepe overdenking , zware gemoedsaandoeningen, een fterke inbeeldingskracht, fchrik, en vooral vrees. 4. alle geweldige aandoeningen van het zenuwgeftel, als zyn .zware en opgezette tyden wederkeerende pynen , opilyging , knagingen en tergingen door wormen, het tanden groeien, fcherp vogt, kaasachtige, fcherpe zuure melk in de kinderen, vuiligheid, befmetting der kinderziekte,hartpyn, verzwore ftoffe ergens verblyvende, fpysgebrek , dronkenfchap, kherpe^dranken, fpyzen, geneesmiddelen vergiften. $. door de opftopping van fommige dingen, welke eertyds uitgeworpen wierden door bloedwater, etter, maandltonden, kraamzuiveringen, ambaijen,pis. 6. door eenige rooken de aanval volkomen makende, eenbroeijing ergens hangende, waar door zy als met 't gevoel van een zagte opgeheven wind opklimmende , na de hersfenen gaat. 1. Dat de ziektens van de ouders aan de kinderen overgezet worden, blykt door talryke waarnemingen, nochte dit is "in de vallende ziekte alleen waargenomen geweest, maar ook weten wy , dat de teeringh en het voeteuvel tot het laatfte nageflagt voortgeplant word, gelyk naderhand zal gezegd worden, dit is voor eerst wonderlyk, dat dit in 't lichaam verhole zaatderziek- Der.de Deel. liiii  Soo DE' VALLENDE ZIEKTE. ^ te gedurende geheele jaaren krachteloos'flaapt, eer dat het werkzaam word. maar de overgeërfde vallende ziektens openbaren' zich dikwerf eerst door hun aanval omtrent: de rype ouderdom , en, döor de befme.ttelvkheid van het zaat, flaan- zy op ten tyde dat bet lichaam-bekwaam word tot de voortteeling , naderhand r'durende het geheele leven blyvende. gelyk de kinderen .dikwils gdyk worden aan de ouders door het uiterlyke maakzel en grootte van het lichaam, door het verftand, en gemoedsbewegingen ; aldus fchynt de inwendige gefteldheid van het lichaam dikwerf de zelfde gelykheid te vertoonen. fomtyds ook gebeurd het, dat zodanig o-ébrek van 't zaat krachteloos blyft in de zoon, en in de kleinzoon wederk'eerd : indien de zoon misfchien door een vast lichaamsgeftel, een werkzaam en matig leven-, deeze verhole gefteldheid getemd heeft, op dat zy niet uit den band fpringe- welke fmet hy nochtans door 't zaat aan zyne nakomelingen overzet, mooglyk.kan het ingedrukt merk der ziekte zich in de eerfte voortteeling nog niet uitbreiden,,, en openbaart zich maar in het tweede nageflagt. diergelyke.voorbeelden worden in de befchryvingen gevonden : dus word het volgende by Vlinius gelezen Cr): in 't gefiacht van Lcpidus lezen wy , dat 'er drie k'y* kèweest, met een vlies over de'oogen; gelyk aan hunne grootvader enz. een ontwyffelbaar voorbeeld is dat van de Edele Nicaus 'de Kampvegter, ie Conjlantinopolen geboren, die.door v over/pel nm een zwart van zyne moeder,, van. de andere.niet door couleur, verfcbiilende , voortgebragt, en beeft ook -wederom een zwart voortgebragt. maar ook nemen wy meer diergelyke waar in de zake" der natuur, welke gedurende veele jaaren zonder eenige o-ev^elige uitwerking hlyven, en zich naderhand, fchielyk openbaren , wanneer de vereischtens te zamen lopen , om zodanig verhole en ftilzwygend. beginzel in werking te brengen, het levens- %0 Lib» VII. Cap. XII. .pag. 147.  DE- VALLENDE ZIEKTE. «oj vensbeginzel in 't zakje van het ei vogt zittende in een vrugtbaar ei, rust daar, en openbaart zich door geen teken: indien naar verfcheide maanden de warmte van een broeiende hen 'erby komt, is dit allerkleinst beginzel, eerst alle zintuigen vlugtende , in de tyd van omtrent 'twintig dagen tot een kuiken opgegroeid, men weet dat de zaden der planten nog veele jaaren bekwaam blyven, om een plantje van hun foort voort te brengen, indien zy in vrugtbaare aarde gezaaid worden, in een onvolwasfe vrugt, nog in'smoeders lichaam zittende, zyn reeds de beginzelen der'tanden, welke in de grond der tandkasfen tot het zevende jaar, en nog langer zullen blyven, en als dan zullen zy door een fchielyke aangroeijing groter worden en uitkomen : ja by veele reeds tot hooge jaaren gekomen, weet ik dat nieuwe tanden voor den dag zyn gekomen, de volwasfenheid komt in beide de gellagten op een vastgeftelde tyd, en brengt een wonderbare verandering in 't lichaam te weeg : van deeze verandering nochtans was reeds het begin in de eerstgevormde mensch aanwezende, offchoon het later werkzaam word. dierhalve zal den mensch in zyne oorfprong zodanig merk ingedrukt kunnen zyn, dat zich op zyn tyd openbaart, van Helmont dit overwe* gende (j-), heeft gezegd : dierhalve groeien de overgeërfde ziektens in de vrugt door een ziékelyk werktuig. :het denkbeeld te wee* ten, en de geest van v zaat gedrukt {wanneer de ziekte zelve nog in 't begin van 't leven verborgen en verzegeld is) flaapt nog, en wagt zyne rypheid af, tot dat het opgezvekt zynde door de beroering der kracht, enuitbarftende, 'bekzvaam word zyne voortbrengt zeis te voorfchyn te doen komen. 2. Deeze oorzaak is van de vorige onderfcheiden, dat zy van de fmet van 't zaat niet afhangt; maar dat de vallende ziekte ont- 0) €aphulo de. Morbis Archealibus §. 15. pag. 440» Iriii 2  $02 * DE VALLENDE ZIEKTE. ontftaat in de vrugt nog in 'smoeders lichaam befloten ; niet uit een oorzaak door een overgeërfde befmetting voortgeplant, maar door een oorzaak de reeds ontvange vrugt aankomende door de inbeelding der verfchrikte moeder, wanneer zy iemand door de vallende ziekte, ziet aangetast, maar aangezien zodanig ellendig kind terftond naar de geboorte aan de aanvallen der vallende, ziekte onderhevig is, daarom word die ziekte als dan mede geboren o-enoemd. by Hildanus (t) word zodanig geval gelezen , alwaar een jongeling, van een fterk en zeer wel gefteld lichaam, ,, door een zwangere vrouw op een wonderlyke wyze verfchnkt is geweest, dat hy door de vallende ziekte aangetast byna aan hare voeten nederviel: naar eenige maanden heeft zy voor 't eersteen iongetje gelukkig ter waereld gebragt,. dat niet lang daar naar door de vallende ziekte is aangetast geweest,..en veele geneesmiddelen te vergeefsch beproefd zynde, is het door deeze ziekte o-eftorven, eer dat het een jaar oud was. beide de ouders waren ^zond, en naderhand heeft deeze vrouw eenige kinderen; gebaard , die nooit aan deeze ziekte zyn onderhevig geweest.' veele diergelyke gevallen vind men hier en daar by de Schryvers. Het is welwaar, dat men in eerstgebore kinderen dikwerf genoeg ftuipen gewaar word, door de vuiligheid, of door de zuure fcherpte, de ingewanden nypende enz. maar deeze vuiligheden uitgejaagd zynde, en deeze fcherpte verbeterd, houden die ftuipen in korten tyd op: maar in dit ellendig jongetje zyn de aanvallen der vallende ziekte tot de dood wederom gekomen. ■ Maar aanaezien zeer veele andere waarnemingen leeren, dat de inbeeldingen van de zwangere moeder wonderiyke veranderingen in de vrugt kunnen te weeg brengen , wanneer die nog in de lyfmoeder befloten is, fchynt het met regt, dat ook de vallende (0 Obfervat. Chirurg. Cent, 3. Obfervat, VIII, pag. 191»  DE VALLENDE ZIEKTE. Cö3 ziekte in een eerstgeborekind waargenomen, aan zodanige fchrik van de moeder kan toegefchreven worden, ik weet wel dat dit alles van fommige ontkend word , om dat zy niet begrypen, op wat wyze de veranderde gedagte van de moeder dusdanig de vrugt zoude kunnen aandoen ; en dat wyze mannen uitgelaggen worden, als te ligt gelovig zynde, door dien dat zy geloof geflagcn hebben aan het geene zy met eige oogen gezien hadden, of by de beste Schryvers gelezen hadden, ik beken, dat ik op geenerlei wyze de zamenhegting der oorzaak op de moeder werkende, met de uitwerking in de vrugt waargenomen, begryp; en waarom die fchrik niet eerder de moeder aan de vallende ziekte onderhevig heeft gemaakt, als wel de vrugt; maar moet men daarom ontkennen, het geene zeker is gefchied te zyn. Galenus (u) klaagde reeds ten zynen tyde hier over, zeggende: veele Geneesheeren, geen reede kunnende geeven van de dingen, welke zy duidelyk- zien , ontkennen die ten eenemale. ik heb eertyds een allerfraaist meisje gezien,- dat my over de opftygingen, aan welke zy onderhevig was, was komen raadplegen, ik zag een rupfe, onder de halsdoek op het blote vel zittende in den hals : vreezende haar te verfchrikken , wilde ik met de vingeren dit ongedierte wegnemen, maar zy zeide al glimlaggende: laat, bidde ik u, die rupfe , welke ik myn geheele leven gedragen heb, maar daar; en zy liet my gemakkelyk toe, dat ik het nauwkeuriger zoude bezien, en ik heb verfcheide fraaije couleuren, dp opgeregte hairen der rupfe zeer befcheidentlyk gezien; het eene ei konde het andere zo gelyk niet zyn, als de afbeelding van deeze rupfe, boven het vel uitftekende, aan dit ongedierte was. Maar haar moeder bevestigde, dat, wanneer zy van dit meisje 00 De Locis Affeftis Lib. V. Cap, III, Charter, Tom, VII» pag. 486. .liiii 3  8o4 DE VALLENDE ZIEKTE. piofa je zwanger was, haar, terwyl zy in de tuin wandélde , een rupfe In de hals was gevallen', en dat zy die met moeite daar wit had kunnen krygen. een andere vrouw, drie maanden zwanger zynde, word verfchrikt door een aap , -welke zy dagt dat haar op den arm zoude fpringeh; zy vlugte weg, en nam het deel waar voor zy vreesde met de andere hand, en wreef het zelve, zy brengt op de behoorlyke tyd een gezond meisje ter vvaereld, het geene ik gezien heb reeds volwasfen zynde, in welkers regterhand in het uitwendige gedeelte der elleboog het o-eheele Vel bruin was, en met hairen anderhalve duim lang bezet, de plaats eerst met - zeep gewreven zynde , hebben zy dezelve gefchoren , wanneer zy negen jaren oud was ; maar terftond wierd de afgefehore-plaats-met een digte hoop puistjens bezet, de geheele- arm wierd-zeer hevig ontftoken , niet zonder vrees van een aanftaand heet vuur; dit kwaad door bekwame middelen geftild, groeide de hairen op nieuw en deeze mismaakte vöetftap der moederlyke inbeelding is gebleven , welke zy naderhand liever gehad heeft geduldig te dragen , dan een nieuwe genezing te beproeven, ik wilde die mannen , die hier in myne ligtgelovigheid zullen uitlaggen, of zy meenen dat zy zeer veele andere wonderlyke zaken, welke wy zeker weeten dat in 't werk der voortteeling gefchieden, begrypen. laaten zy zeggen welke de oorzaken zyn , die de eierleiders hangende en vryelyk vloeiende, oprigten , de uiteindens ontvouwen, tegen de eieren voegen, dat zy uitleggen , waar om de baarmoeder , de ontvanging door 't mannelyk zaat teweeg gebragt, langs alle uitgeftrektheid begint te groeien ? waarom de maandftonden niet voor den dag komen ? waarom de baarmoeder naar 't kinderbaaren kleinder word, de borften groter worden? op wat wyze de vrugt aan de navelftreng gehegt word, hoe de moederkoek gevormd word en zich aan de b&armoeker hege? enz. ik geloof dat het moeilyk zoude zyn ook voor de vernuftigfte natuurkundige, dat zy de zamenhang der  $}ap& DE- VALDENDE ZIEKTE? fctf der oorzaak met deeze uitwerkingen zouden bewyzen , welke nochtans niemand zal ontkennen-waarlyk te beftaan. en dus kan men met geen meerder regt de uitwerking der moederlyke inbeelding op de vrugt om deeze reede ontkennen , om dat men de manier niet begrypt, op welke deeze verandering van de vrugt kan gefchieden. 3. In 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest, dat ten tyde ,. wanneer dc aanval der vallende ziekte aanwezende- is, de hersfenen aangedaan worden, en dus zal het in 't geheel niet wonder fchynen, indien het geene, dat de hersfenen kwetst, ook zeer dikwils de vallende 'ziekte voortbrengt, in de befchryving: der wonden van het hoofd is op verfcheide plaatfen bewezen , dat door de kwetzing der hersfenen door wondende werktuigen, van gelyken door hevige kneuzingen van het hoofd, allerergfte ftuipen zyn voortgebragt geweest; als ook door de enkele uitftorting van het bloed in dc holligheid van 't bekkeneel; en veel meer, indien het bloed, of andere uitgeftortte fappen, door de langdurigheid van tyd en ftilftand tot een fcherp en knagend bloedwater ontaart zyn. edoch in alle die gevallen was een hevige wondende, of kneuzende oorzaak het hoofd toegevoegd, maarook langzamerhand, zonder zodanige voorafgegane oorzaken , oebeurd'het, dat de fappen zich in de holligheid van 3t bekkeneel vergaderen, die ofte door hun gewigt de hersfenen drukken 3 ofte door de bekome fcherpte kwetfen , en dus deeze ziekte voortbrengen kunnen, in 't lyk van een door de vallende ziekte geftorvene heeft Pifo Qao) zodanige waterige zamenvloeijing in de holligheid van 't bekkeneel gevonden , en vooral omtrent 't agterfte gedeelte van 't hoofd.] Drelincurtius heeft de hoofden van veele kinderen, aan de vallende ziekte onderhevig geweest zynde, ontleed, en'heeft de voorfte holligheden opgezwollen gevonden door een gheele fcherpe wei. in een dronke man ,door de vallende ziekte gedood, heeft hy tusfehen het dikke en dunne hers- O) Obferv. & Confil. de morbis a ferofa colluvie Se<&, 2» part* 2. .Cap. VIL-pag. 159, -  8o5 DE VALLENDE ZIEKTE. §. 1075; hersfenvlies een overvloedige gelei gezien. Poupart (x) heeft -in het lyk van een jongeling, die aan de vallende ziekte was onderhevig geweest, tusfchen de hersfenpan en het dikke hersfenvlies een dikke witte flym- waargenomen: maar het dikke hersfenvlies gezwollen, als door diergelyke flym bevogtigd } konde nauwlyks van dezelve onderfcheiden worden, nochte het fcheen aan de hersfenpan vast te zitten, dan door middel van deeze flym. ja Hippocrates (y) fchynt zodanige flym .voor de eenige oorzaak der vallende ziekte gehouden te hebben , en heeft, deeze ziekte lang durende, daarom voor ongenceslyk gehouden, om dat de hersfenen uitgeëeten worden, en door dit vet te zamen gefmolten, door de langdurigheid van tyd.te weten fcherper geworden zynde. Beenige uitwasfen, inwendig in 't bekkeneel. : Te voren alwaar over de-ziektens der beenderen gehandeld wierd, is §. 549. gezegd, dat zodanige diktens der beenderen fomtyds door verborge oorzaken uitwasfen. indien dit inwendig in 't hoofd gefchied, zullen de hersfenen door zodanig beenachtig uitwas gedrukt worden ; en indien zodanig uitwas van een fcherp maakzel is, blykt het gemakkelyk, hoe vreeslyke kwalen daar door moe* ten ontftaan. ik heb zodanig geraamte gezien, waar in byna geen een been. was, of het was met-zulke fcherpe beenige uitfteekzels bezet, maar ook zyn diergelyke in de holligheid van 't bekkeneel waargenomen, de la Motte O) heeftin het lyk van een jongman, die agttien jaaren lang de vallende ziekte had gehad, het dikke . hersfenvlies op die plaats, alwaar zy de fikkei vormd, geheel rouw o-ezien met zodanige beenige punten , en die punten ftaken . zodanig uit, dat zy het dikke hersfenvlies hebben kunnen kwetzen enfleeken. hy heeft deeze zeldzame waarneming aan de koninalvke Academie der wetenfchappen medegedeeld, in welkers b J ver- (V) Academ, Royale des Sciences 1'An W Hift- Pa^6a- v O) De Morbo Sacro Cap. III. IV. & VI. Charter. Tom., X* par. 478. & feqq. Traité complet de.Chirurgie Tom. II. pag. 30S.  5.1075- DE VALLENDE ZIEKTE. 807 verhaal zy ook gevonden word Ca), hy heeft nochtans in 't zelfde lyk de holligheden der hersfenen , met een uitgeftortte wei vervuld gevonden, de zeer beroemde Hunaald heeft in een volwasfe man, van gelyken aan de vallende ziekte onderhevig o-eweest, zodanige beenige punten onder de bovenfte langwerpige hersfen boefem gevonden , welke de hersfenen gefioken hadden {b) ; en in het lyk van diergelyke jongeling is in de kleine hersfenen een been van een onregelmatig maakzel gevonden, dat de lengte van een heele, en de breedte van een halve duim had (c). Indrukkingen van het zelve. De holligheid van 't bekkeneel is natuurlyker wyze altyd vol , waarom, het zelve naar de dood afgefneden, niet gemakkelyk op de onderfte holligheid wederom kan gepast worden, om dat de hersfenen van het tegenhoudende been bevryd, opryzen: wanneer dierhalve de holligheid van 't bekkeneel door derzelver indrukking verminderd word , worden de hersfenen gedrukt ; waar door de vallende ziekte, en veele andere kwalen zullen kunnen ontftaan; gelyk §. 267. is gezegd geweest. . . Krakebenige natuur der ader boezems. Tot de volmaakte volbrenging van de werkingen der hersfenen, word een onverhinderde beweging der fappen door de fiagaders , en de wederkering van dezelve door de aders vereischt. maar de ader boezems zyn als fommige afwendingen , in welke het bloed kan vergaderd worden, en wederhouden, ten minfte gedurende eenige oogenblikken , wanneer de vrye beweging van het bloed uit het rechter hart door de long, door de hoest, het laggen, en grote krachtuitoeffening belet word, en dus kunnen de krop'aders zich niet vry ontlasten; en dus moeten deeze boezems eenigzints kunnen wyken: indien zy dierhalve tot een Ca) 1'An 1711. Hift. pag. 36. Cf) Ibidem 1'an 1734. Hift. pag. 59. 60. (O Ibidem 1'an 1737. Hift. pag. fï.-; , Derde Deel. Kkkkk  8c8 DE VALLENDE ZIEKTE, & 1075. een krakebeen verhard zyn, kunnen zy, onbuigzaam zynde, niet voor het uitzettende bloed wjken , en als dan word de zelfstandigheid der boezems gewoonlyk tevens dikker, in krakebeen veranderd zynde, en dus word de holligheid der boezems verminderd : op beide de wyzen word de gemakkelyke wederkeering van het aderlyk bloed uit de hersfenen g'eftoort. maar zodanige beletzelen van de wederkeering van het aderlyk bloed uit het hoofd, zyn in de lyken der aan de vallende ziekte onderhevig geweest zynde, gevonden (d). Stukken offplinters enz. Want indien een fcherp beenig punctje uit de voortduuringen van het dikke hersfenvlies ontftaan , door de hersfenen te prikkelen en te fteeken , de vallende ziekte heeft kunnen voortbrengen, gelyk terftond gezegd is geweest; zal het zelfde gefchieden, indien naar de wonden van het hoofd, of kneuzingen, de agtergelate ftukken der beenderen, of gedeeltens der kwetzende werktuigen , diergelyke kwelling zullen veroorzaakt hebben, maar hier over is in de befchryving van de wonden van 't hoofd gefproken. Kwikzilver enz. Het is bekend, dat het kwikzilver vry gemakkelyk de opflurpende monden der aders , zo wel in de uitwendige als inwendige oppervlakte van het lichaam, uitreed, vooral indien het zeer fyn verdeeld is. dit ondervinden die geene, die hun werk maken van de metalen te vergulden, en door het vuur het kwikzilver, met het welk dit werk volbragt is oeweest, in de lugt verblazen, want het kwikzilver aldus door de kracht van vuur verdeeld, op dat het in de lugt weg kan vliegen, ademen zy te gelyk met de lugt in, en worden dikwils door beving der leden, lammigheid, vallende ziekte aangetast, dezelfde kwalen komen ook die over, die in de kwikzilver myiien werken, en vooral die, die door de kracht van 't vuur het kwikzilver uit deszelfs metaal koken, naar dat de genezing der venusziekte door de infmeeringen van de kwik beproefd is " - ' .ge- 00 Bonet. Sepulch. Lib. I. Sefo 12. Tem. I. pag. 283. 292.  s.Io7$. 1 DE VALLENDE ZiEKTE. 8o seweest, en dikwerf door een onvoorzigtige raadgeving van de kwakzalvers , in grote hoeveelheid door fmeeringen gebruikt wierd hebben zeer talryke waarnemingen geleerd, dat diergelyke kwalen aan zodanige ellendige overkomen zyn , als te voren opgenoemd zyn geweest, ja men heeft gezien , dat het kwikzilver, met de omlopende fappen vermengd, een wonderlyke verandering in 't lichaam brengt (waar van naderhand m t Hoofddeel van de Venusziekte zal gefproken worden); en ook dikwils uit de vaten uitvalt, vergaderd word en ftilftaat m holletjens van het celachtig weefzel der beenderen, en aldaar door zyn gewigt de gevoelige vliezen drukkende en uitrekkende, zeer lastige pynen& gedurende het geheele leven hartnekkig by blyvende, voortbrengt, dus heeft Mathiolus (e) waargenomen, dat uit een bedurve been van een man, die döör verfcheide proef kundige tot tienmaal toe gefineerd was, het kwikzilver verfcheide malen uitgevloeid heeft, ik heb ook fomtyds zodanige hoofdfchedels gelien, in welkers affcheiding kleine bolletjens van 't kwikzilver duidelvk te zien waren: nochte het ftrydniet, dat het kwikzilver aldus in de holligheden der hersfenen kan uitgeworpen worden en zeer grote kwalen voortbrengen, maar aangezien de vallende ziekte vry dikwils waargenomen is te volgen op het onvoorzigtig gebruik van kwik, en dat wel in menfchen , die te voren nook aan deeze ziekte onderhevig waren, in welke geene andere reede van de vallende ziekte naar een nauwkeurig onderzoek, heeft kunnen ontdekt worden, blykt het, dat ook deeze oorzaak der ziekte by de overige kan geteld worden. De zelfde hersfenen kwalyk aangedaan enz. Die oorzaken welke in dit getal tot nu toe zyn opgenoemd , zyn alle zodanig, dat zy deeze ziekte veroorzaakt hebben door te prikkelen, te knagen, enz., de hersfenen te kwetzen. edoch^ O) Aphrodifiac. pag. a  5.1075. DE VALLENDE ZIEKTE. f15 uitwerkingen ontftaan zyn door de onmatige hoererye. ja en het heeft gebleken, dat door 't onvoorzigtig der 'huwelyks liefde de vallende ziekte gevolgd is (p). maar dit is meestee vreezen in die, die te vooren aan deeze ziekte onderhevig zyn geweest; en ik weet dat het gebeurd is , dat zodanige de wellusten van de eerfte huwlyks nagt door een aanval der vallende ziekte bedurven heeft, dus hebben de oude niet zonder rede gezegd: t\w cwwUv tivtu iaU&v ÏTriKr^lctv. Aulus Gellius \cj) heeft wel gewild dat Hippocrates dit gezegd heeft -by wien het volgende gelezen word: HIPPOCRATES, een man van goddelyke zvysheid, had een gevoelen van de liefdensverzamelinge , als of het een gedeelte was van de allerlelykfte ziekte, zvelke de onze gezellige genoemd heiben, intusfehen ftaat het my niet voor dat dit by Hippocrates gevonden word , ten minfte niet in derzelver werken , welke tot ons gekomen zyn ; en Galenus (f) zegd dat dit gevoelen aan Democritus toegeëigend word. Doorziend, verheven verftand. Dat alle die oorzaken; Welke duidelyk nadeel toebrengen aan de hersfenen en deszelfs vliezen, ook by de geene, die onder een dikke lugt zyn geboren, de vallende ziekte kunnen voortbrengen , is zeker, maar die geene, die een doorziend fcherp verftand hebben, fchynen de algemeene gevoelplaats zodanige gefteld hebben , dat zy door diergelyke oorzaken, ook zelfs ligtere gemakkelyker aangedaan worden, de Geneesheeren merken op , dat de vernuftigfte meisjes door deeze ziekte, en de opftygingen, het dikwerfst gekweld worden ; en men heeft deeze ziekte dikwils waargenomen in mannen, welkers werk het is de zwaarfte zaken der zamenleving waar te nemen, en die verheven zyn in wetenfehap: het zal genoeg Cp~) Heers Obfervat. Med. 18. pag. 176'. (?) Noft. Attic. Lib. XIX. Cap. II. pag. 465. 00 Commentar. 1. in Lib. III. Epidem. Charter. Tom. IX. p.20?<- SDerde Deel. L1I11  8i£ DE VALLENDE ZIEKTE. §-1075. noes zvn eenige weinige, maar grote namen hier aan te halenjulius 'Cafar was volmaakt gezond ; als dat hy op t einde zyns levens, onverwagt flamw wierd, en door de f aap gewoonlyk ver(chrikt zuierd. hy is ook tzveemaal onder zyne bezigheden door de vallende ziekte aangetast (s). men gelooid dat Petrarca ook aan deeze ziekte is onderhevig geweest {t ). Fabius Colnmna {u) getuigd van zich zelve dat hy de vallende ziekte heeft gehad , en dat hY daarom de fchriften der oude Geneesheeren doorbladerd heeft, om te zien , of door de getuigemsfen der ouden dat geene zoude goedgekeurd worden , het geene de Geneesheeren aanprezen tot de genezing deezer ziekte, en hy verhaald, dat hy door 't gebruik van wilde valeriaan, zich daar van heeft geholpen f». het is bekend, dat de door zyne veel. vuldioe geleerdheid zeer vermaarde Franciscus Redi op t laatlte van zvn leven door de vallende ziekte aangetast geweest (*) a wanneer hy nu reeds over de zeventig jaaren oud was, wierd hy 'smorgens dood in zyn bedde gevonden. Diepe overdenking.. Alle die geene,. die fterk ftudeeren, weeten door eigene ondervinding, hoe zeer het hoofd aangedaan word, wanneeïzy met zwaare aandagt lang opeen en dezelve Tdagte blyven ftaan; vooral in de afgetrokke ftudie der fterrekunde als ook, wanneer zy ak in't binnenfte van hun geheugen iets zoeken , dat zy te voren weeten dat zy geweeten hebben , en van het welke zy nu geen geheugen hebben, ik heb een uitwekend man gezien , die zyn gezondheid door te vee nag waken verloren had, en onverwagt door een-lastige duizeligheid overvallen wierd wanneer hy met aandagt toelmfterde na een kort hi ortóie, van andere verteld wordende, edoch hy klaagde dat Sera1 niets lastigers overkwam, dan als wanneer hy iets in zyn O) Sueton. Lib. I. Cap. XLV. pag. 59. (f) In vita, praefixa ejus openbus. 'CiT In Praefatione Phytobafam. (v) Ibidem pag. 120. 00 I" vita, praefixa ejus openbus, pag. ia  $.1073- DE VALDENDE ZIEKTE. tig geheugen wilde herroepen: want als dan wierd hy ten hoogden benauwd, ja viel fomtyds van zich zelve, met het gevoel van een allerzwaarfte vermoeijing : nochte hy koude van dit onderzoek nier ophouden, offchoon hy 'er zich op alle wyzen tegen kante^ de; maar hy wierd gedwongen in het zelve tegen zynen dank voort te gaan, tot hy flaauw wierd. AasheeïiGaknus (y) in een jongeling op de grammatica ftudccrende, waargenomen, dat hy zo dikwils door de vallende ziekte wierd aangetast, als hy fterk bezig was met andere te leeren, aaudagtiglyk te denken, of toornig wierd. dus heb ik eenige malen met droefheid gezien , dat kinderen die zeer grote hoop van zich gaven door een allerergfte en ongeneeslyke vallende ziekte overvallen wierden, wanneer de kwelgeesten van meeslters hun dwongen, dat zy byna zonder tusfchenpozing zouden ftudeeren: en wanneer zy de hgtgelovige ouders met een ydele hoop van een overgrote geleerdheid hunner kinderen voededen, vielen zodanige beloften allerbitterst uit, dewyl zy hunne leerlingen aan de vallende ziekte onderhevig maakten, en fomtyds hun geheele leven bot en dwaas. Zware gemoeds aandoeningen. Te voren §. 99. en 104. is gezegd geweest, hoe onverwagte en zware veranderingen de gemoedsaandoeningen in 't lichaam kunnen voortbrengen: en ter zeiver tyd heeft gebleken, dat alle de lichaams werkingen door dezelve kunnen verftoord worden; maar vooral die , welke van de hersfenen afhangen, dus is 't in 't geheel geen wonder, dat verhole gefteldheid tot de vallende ziekte door deze ve opgewekt en in beweging gebragt word. wanneer een mensch hevig vergramd is, word 'het aangezigt rood en zweld, de oogen worden met bloed overftort, de pols word fterker en rasfeher; welke tekenen allemaal leeren, dat de beweging der fappen vermeerderd is, en 'er een fterker toevloed na de hersfenen is; daar door wierd Öie jonge grammatist., van wie terftond gefproken is £™e™U (Y) Lib, Y. de locis affeftis Cap. VI, Charter..Tom. VII. p.49* LI 111 a  mm ■ 818 ' DE VALLENDE ZIEKTE. $. 1073. door de vallende ziekte aangetast, wanneer hy vergramd wierd. ik heb dikwerf gezien dat hetzelfde door een onverwagte vreugd en droefheid gefchied is. Een fterke inbeeldings kracht. Te voren §. 700., alwaar over de koortfige ylhoofdkheid gehandeld wierd, is gezegd geweest , dat de inbeelding de gewaarwording van het denkbeeld genoemd word, ontftaan uit de natuurlyke verandering van het inwendige gevoeltuig, of der algemeene gevoelplaats, dooreen inwendige oorzaak, want wanneer een denkbeeld ontftaat door een uitwendige oorzaak op de zinnen werkende , als dan word het gewaarwording genoemd, den mensch bezit deeze hoedanig-, heid dat hy een afwezende zaak zich.door de inbeelding als tegenwoordig kan voorftcllen; ja en zelfs nieuwe denkbeelden van :: laken verwekken, welke nimmer in deezen geweest zyn: b: v: wanneer zich iemand een hersfenfchim verbeeld, gelyk nu ook de overige werkingen van den geest niet met de zelfde gemakkelykheid in alle menfchen uitgeoeffend worden, maar in fommige een groter fcherpte van verftand, vaster geheugen, en een nauwkeuriger oordeel word waargenomen., dus is in fommige menfchendéeze inbeeldingskracht fterker. dit word in de Schilders en Beeldhouwers geprezen, die door hun ailerfraaifte kunst uitwerken , dat in andere menfchen diergelyk denkbeeld opgewekt word door het gewaar worden der zinnen welkzy door de inbeelding bevat hadden, de geestvervoeringen der dichters zyn van gelvken hunne oorfprong aan de inbeelding verfchuldrgd. wanneer dierhalve de inbeeldingkracht zeer groot is , en een mensch, voornamentlyk die een eenzaam leven leid, door de uitwendige voorwerpen zelden en niet zo fterk aangedaan word, alsdan veranderd het denkbeeld door de inbeelding ontftaan , dikwerf de algemeene gevoelplaats fterker, als andere denkbeelden door de gewaarwording der zinnen voortgebragt; en wanneer de algemene gevoelplaats tevens zodanig veranderd word, door een andere oorzaak, als immer door de uitwendige voorwerpen te weeg is ge<5  J.I075'" DE VALLENDE ZIEKTE. 8.19 gebragt, ontftaan 'er nieuwe en ongewone denkbeelden, welkers oorzaken zy geloven buiten zich te zyn, en geloven oprecbrelyk, dat zy veropenbaringen en veele andere wonderen gezien hebben, maar wanneer by die denkbeelden, aldus door de inbeelding ontftaan , zich dat aangename of onaangename voegd (ziet §. 700.) , als dan volgd 'er dikwils een onoverkomelyke verftoring van alle de dierlyke werkingen, waar uit het blykt, waarom die geene , die een gefteltenis tot de vallende ziekte hebben , door zodanige levendige verbeelding zo zeer benadeeld worden : ja wy nemen waar dat fomtyds zodanige nieuwe en ongewone denkbeelden in 't begin der, • of een weinig voor de aanval der vallende ziekte verwekt worden , wanneer zy de allerfchoonftë en nooit te voren geziene, couleuren, alleraangenaamfte geluiden, reuken, welke nu aangenaam, dan onaangenaam zyn, gewaar worden; zy worden fomtyds toornig, wanneer zy geloven dat hun hoofd niet een hout of fteen verraderlyk geflagen word (2). wy zien daar en boven by fommige de tekenen van vrees in 't aangezigt opkomen, wanneer zy nedervallen; wy zien in tegendeel andere glimlaggen: het welk al fchynt te bevestigen, dat als dan nieuwe denkbeelden door een inwendige oorzaak , op de algemeene gevoelplaats werkende, ontftaan. wanneer een jongman zich verbeelde, dat hem, een fpook op de fchouders fprong, en dat hy het zelve tot aan z«yn hnis toe gedragen had, bevond hy zich daar door zeer kwalyk , en kreeg de vallende ziekte, op de vernieuwing van het denkbeeld, zodanig fpook gezien te hebben (a). Schrik en vooral vrees. Mooglyk heeft geen oorzaak dikwerviger deeze ziekte voortgebragt, en dat wel dikwils ongèneeslyk, ja en fomtyds vry fchielyk dodelyk. ik ken 'er veele die door de vallende ziekte zyn aangetast geweest, en gedurende hun ge- (z) Aretaus de caufis & fignis morbor. acutor. Lib. I. Cap. V, pag. 2. (a) Fred. Hofmann. med. ration. fyfteni» Tom. IV. part. 3. Cap. 1L Obfervat. 4. pag. 82. L-im 3  820 BÉ VALLENDE ZIEKTE. $. 1075. geheel leven gebleven, wanneer een ander aan de vallende ziekte onderhevig , in hunne tegenwoordigheid door dezelve wierd aangetast; en 'er worden ontallyke zodanige' gevallen in de geneeskundige verhalen gevonden. 'Schenck heeft zich ten uiterfte bedroefd (V) , dat zyne beminde huisvrouw in de laatfte maand van haare zwangerheid, met de vrugt geftorven is , door dien zy , brand in de buurt ontftaan zynde , de vlam uit een vengfter van 't bovenfte van 't huis gezien had , en de vonken door de Ingt vliegende, zich overal verfpreiden; want zy wierd hier door met zo een' wreede vallende ziekte overvallen, dat zy in de tyd van twaalf uuren , door dikwerf herhaalde aanvallen ftierf. maar in deeze vrouw was .niets ziekelyks vooraf gegaan ; de oorzaak was alleen de grote en onverhoedfe fchrik. Edoch de vallende ziekte door fchrik ontftaan, vernieuwd gewoonlyk als dan vooral deszelfs aanvallen , wanneer diergelyk denkbeeld herboren word, als dat geweest is, dat de ziekte veroorzaakt had. een kind wierd door een grote hond die op hem fprong zodanig verfchrikt, dat hy een weinig.daar naar ., door de vallende ziekte aangetast, nederviel ; en wanneer hy naderhand een grote hond zag , of hoorde basfen , kwam de aanval wederom.° waar uit wy leeren , hoe weinig 'er fomtyds vereischt word, om die verhole gefteldheid tot de vallende ziekte, wederom in-beweging te brengen, ik heb een man gezien, die, eenige malen een vry.walglyke buikzuiverende drartk gebruikt hebbende, op 't zien van de vies, waar uit hy het geneesmiddel gedronken had, niet alleen een rilling en walging kreeg, maar ook een dikwervige afgang: dus heeft het denkbeeld alleen van het walglyk middel vernieuwd zynde, de krachten van het geneesmiddel vergoed, en't geheele lichaam ontroerd, hebben de letters iets gemeen met de betekende zaak ? nogtans vernieuwen zy in ons in die zelfde denkbeelden, die wy veele jaaren te voren gehad -hebben , en waar van wy geen geheugen meer hadden, ja en door deeze eenige oorzaak worden dikwils dé hevige gemoedsaard i) Obferv. Medio Lib.'I. pag. 128.  DE VALLENDE ZIEKTE. 82r- aandoeningen, van gramfchap, haat, droef heid , enz. vernieuwd, die reeds lang begraven waren, op diergelyke wyze fcbyhen de aanvallen der vallende ziekte zich te vernieuwen by die, die door een zware fchrik in deeze ziekte gevallen waren, waarom Galenus \c), wanneer hy aantekende, het geene men in een kind, aan dc vallende ziekte onderhevig, moet vermyden, op dat de aar.« val niet zoude vernieuwd worden, zeer wel fchynt gezegd te hebben :. door het geene het lichaam zeer fterk bewogen, en gewoon is verftoord te worden, en de ziekte wederom aan 't geheugen te vemiewen en tot de vernieuwing der aanval te leiden. Want aldaar vergelykt hy fraay de zich op nieuw verheffende aanval, als by de vernieuwde herdenking van die te voren zwygende gefteldheid tot de vallende ziekte. 4. Die oorzaken, welke by her vorige getal zyn opgenoemd } hadden in de hersfenen haaren oorfprong, en daar door wierd het geheele zenuwgeftel op zo wonderlyke wyzen verftoord. edoch, dat door de veranderde zenuwen in onderfcheide deelen des lichaams, de hersfenen zodanig kunnen verftoord worden , dat daar door de vallende ziekte ontftaat, blykt door zekere waarnemingen, wanneer de ballen der voeten van een meisje al kittelende zagtjens aangeraakt wierden, waar van in 't vorige hoofddeel gefproken' is , ontftond 'er eene verandering in de zenuwen hét verst zelfs van de hersfenen af gelegen, en zy kreeg de vallende ziekte. Schenck (J), verhaald, dar een kind, door rt onverwagt trompet-gefchal, de vallende ziekt', kreeg, en in de tyd van tien uuren is geftorven. te voren §. 364., alwaar over de ontwrigtingen gehandeld wierd, is gezegd, dat 'er fomtyds allerkwaadfte ftuipen volgen, indien men zoude trachten de ontwrigting te herftellen , wanneer teeJs een hevige ontfteking aanwezende was: ja het heeft uit de waarnemingen van Hippocrates gebleken , gelyk aldaar is ge- (c) Confil. pro puero epilept. Cap. II. Charter. Tom.X. p.288,( haams geftel voorzien , door allerzwaarfte en gedurige ftuipen ge- (£) Coac, Pramot. No. 599. Charter- Tom, VIII* pag. $8?» Mmmmm2  Rotf DE. VALLENDE ZJEKTE.' gefturven , heeft men de twaalfvingerige darm doorboord gevonden, door een ronde langwerpige worm , die daar nog levendig is uitgetrokken (7?), wanneer Merchant (i), door de raad van Fabius Columna, de wortel van wilde valeriaan aan de met da vallende ziekte gekwelde toediende,, heeft hy aan veele voordeel toegebragt; maar de wormen wierden door de afgang, door dit geneesmiddel uitgejaagd. . Het tanden.groeien, fcherp vogt enz. In de kindsheid zyn de hersfenen en deszelfs. voortplantingen •, de zenuwen te weten, zyn na mate de andere deelen groter, als-in volwaslene; en worden door liptere oorzaken ook zeer geprikkeld, hierom brengt alles, dat de zinnen zeer fterk en fchielyk aandoet, gelyk «en fterk gekletter, allerhevigst licht, fcherpe pyn, de ftuiptrek-» langen der vallende ziekte in"jonge kinderen voort;, en van honderd menfchen is 'er nauwlyks een , die- niet iet diergelyks in zyne kindsheid geleden heeft, offchoon hy naderhand gedurende zyn geheele leven daar van bevryd blyft. maar dit word voornamentlyk gevreesd ten tyde van het tanden groeien, wanneer het tandvleesch gezwollen, dikwerf omftoken, allengskens door de tand uit deszelfs kasjen opkomende , verfcheurd word, .en dus grote pyn veroorzaakt, maar dit gebeurd vooral, wanneer de hondstanden voortkomen, die dikker, zynde, en een ftompe punt hebbende, het tandvleesch niet zo gemakkelyk kunnen klieven, dit heeft Hippocrates alwaar hy de voornaamfte ziektens ra onderfcheide ouderdom aanhaald , aangetekend, maar aangezien zodanige oorzaak der vallende ziekte ophoud , zo dra de tand 'doorgebroken is, en het tandvleesch zonder gevaar met het lan* eet in zodanig geval van een gefcheiden kan worden , hierom heeft Hippocrates op een .andere plaats (7) gezegd: niet- alle- die (li) Bon'et. Sepulch. Anatom. Lib. I. Sec!. 13. Tom. I. pag. 331. (-0 Ac adem. tfoyale des Sciences 1'année 1706. Mem. pag. 430. (10, Aphor. 25- 'Seft. 3- /'harter. Tom. IX. pag. 120 ai De dentiüone No. u. Charter, TönvVII, pag- 871»  > ' r>É VALLENDE ZIEKTE. 827 ' in 't tanden kry) én door de fulpen worden aangetast, f erven , • maar veele komen er onbtjehadigd af. Het zelfde du is in de kinderen te vreezen, indien de maagh * of de darmen door iets lcherp gekweld worden , het geene'in eerstgeborene doo? de niet gezuiverde drek, en naderhand door de in de maagn en de darmen zuur wordende melk, zo dikwerf waargenomen is te gefchieden ; waar over naderhand in 't Hoofd- ■ dee! van de ziektens der Kinderen zal gehandeld worden. Befmetting der Kinderziekte. Veele waarnemingen fchynen te leeren, dat; wanneer het lichaam bezwaard word, of door ' een ongewone fcherpe prikkel gekweld word , 'er als dan dikwerf zeer hevige ftuipen volgen, door welke dat geene uitgejaagd word, het geene b\ zwaart of-pnkkeld; of na zodanige plaatfen, alwaar het minder benadeeld nedergezet word. indien de maagh 1 door een lastige droesfem van het ingenomene belast wierd, of^ 'er in demaagn een krachteloos vetdryft, wanneer zy byna ledig ' is ontftaat 'er een wa'lg'rrrg en braking, door welke dir bezwa-; rende of prikkelende uitgejaagd word. maar te voren §. 64a.'en" § 652. is bewezen , dat de brakingen de walging \ oor naaste oorzaak de ftuiptrekking der ipiervezelen , der keel, der flok-' 'darm, der maa^hl der darmen, van hetmiddenrift, van de buik- • fpieren, erkennen, indien 'er iet' fcherps' in de oogen fpringt , worden de ronde fpieren der wynbraauwen door ftuiptrekkingen aangedaan, nochte de wynbrauwen kunnen van een gebragt ïvorden , ten zy eerst 'er overvloedige traanen toevloeiende , dit fcherpe ontzenuwen, of uit de oogen fpoelen. het zelfde vertoond zich in de hoest-en 't niezen, wanneer de neusgaten inwendige ofide inwendige oppervlakte der longpypen, deszelfs takken , geprikkeld worden, waarom Gaknus m, gezegd heeft: dat d» val- (m) Commentar. 1. in Lib- Hipp de humo.r.~ad text. 1. Chartes* Tom. VIII. pag. 515. Mmmmrn 3  8a8 DE VALLENDE ZIEKTE. $..1073: vallende ziekte ontftaat, door dien het zenuw-begin zich zelf fchud, op dat bet , het geene nadelig is uitjage. daarom waarfchouwd Hippocrates ook (gelyk by een andere gelegendheid §. 711. is gezegd geweest) dat , indien de ftuip in de koorts ontftaan, dezelfde dageindigd, dezelve goed is : want alsdan word het geene de koorts ve"oorzaakt had, door de ftuip uit het lichaam gejaagd, edoch dit word dikwerf in dé kinderpokjens waargenomen, en vooral in kleine kinderen, dat, eer de ziekteftof na de omloop van, het. lichaam ter nedergezet word , de aanval der vallende ziekte ontftaat; en wanneer 'er uitflag op het vel komt, word dit kwaad gefteld, nochte keerd het gantfche leven wederom; want ik ken 'er verfcheide, die omtrent de tyd dat de pokjens uit zouden komen, door de vallende ziekte zyn aangeland geweest , en naderhand gedurende het geheele leven van deeze ziekte bevrvd zyn geweest, ia Sydenham («Yhad altyd agr terdenken, dat de pokjens op 't uitkomen waren , en meestal zagt en aoedaartig, indien hy een aanval der vallende ziekte zag . in de kinderen, die reeds hunne tanden handen, hetzelfde gebeurd dikwerf voor de uitkomst der mazelen; en word ook dikwils in andere ziektens, welke van uitflag verzeld gaan , waargenomen, als ook in de meel en bluts-koorts, eer dat deeze uitflag op het vel word waargenomen : welke van nieuwe aanvallen der vallende ziekte gevolgd worden, tot dat al de ziekteftof na het vel afgezet is, indien zy onverwagt na binnen flaan. Hartpyn. De oude Geneesheeren hebben de bovenfte mond der maagh, alwaar de flokdarm zich met de maagh vereenigd , nmeSUv genoemd; daarom hebben zy de moeilyke en als knagende pyn omtrent dit deel wordende waargenomen, K»ghaypov9 en xKghaAyScm genoemd; gelyk te voren §. 63., alwaar tevens aan- '00 Seft. 3. Cap, TI. pag. 162.  DE VALLENDE ZIEKTE. 829 getekend wierd, dat die mond van de maagh veel ^evoelÏTer is als de inwendige oppervlakte dei rnaaghzelve. vanlietmont heeft zo veel gezag van dit deel over het overige lichaam erkend, dat hy hier de zitplaats van het gevoel en de kracht van de ziel gefteld heeft , aan welke hy byna alles roefchreef in de ziektens en de genezingen der ziektens: waarom het geen wonder is, dat de ftuiptrekkingen der vallende ziekte volgen, indien die plaats door de wormen, of door een Icherp vogt in de maagh zittende, gekweld, geknaagd of onrlfoken word. men zie ook na, het geene §. 953. gevonden word. ; Verzwore ftoirë ergens verblyvende. Wanneer een etterachtige zweer te lang geil »ten blyft, zal de etter door den tyd dunner en fcherper geworden, door de aders weder opgezoaen worden; en kan allerergfle kwalen-voortbrengen fziet 406.); door zodanige oorzaak, heb ik de vallende ziekte by den eerften aanval dodelyk gezien , de etter door een kwade verplaatfing na de hersfenen afgezet, maar men heeft ook een langdurige vallende ziekte waargenomen , welke lastig was door de dikwerf herhaalde aanvallen, welke door een beenè'eting der grote teen wierd veroorzaakt \o) : en men leest by Schenck, (p), dat de vallende ziekte genezen is geweest, wanneer een opening gemaakt zynde in het heupebeen, en het been dat te gelyk verrot was , weggenomen , dir verzwore deel zorgvuldig van de verrotte bloedige etter gezuiverd wierd. Spy^gebrek, dronkenfehap, enz. Te voren (ziet §. 229.' 70c. 710.) is reeds op verfcheide plaatfen bewezen, dat alle de werkingen der hersfenen wonderlyk kunnen geftoord worden dnnr zodanige oorzaken, welke in de maagh zitten, dit heeft Galenus fraay aangetekend (q) , en heeft tevens gewaarfchouwd, dat (0) Bonet. Sepulcret. Anatom. Lib.I. Sed. 13. Tom. I. p. 294. Cp) Obiervat Media Lib. I. pag. uó. (?) ^e Symptomatum caufis Lib. I. Cap, Vil, Charter, Tod* VU. pag. 60,  DE VALLENDE ZIEKTE. Jtfö#; dat in fommige menfchen een ./groter zwakte, en gevoeligheid van de maagh is,.en dat zy daarom;.voornamentlyk door pyn in-'t hoofd gekweld worden, dus fchryft 4y : want aldus ontdaan by fommije door de zwakte der maagh., • .de. flaap zugt , fiaapziektï, en zinvaug, en ylhoofdiiheid, en droefgeestigheden , het beglnzeldat in de hersfenen en de zenuwen is, hier mede over een komende, en daarom heefc-.hy elders (r) een drievoudig foort van vallende ziekte gefteld, namate de verfcheidendhcid der plaats,,waar de oorzaak der ziekèe zat: te weten in de hersfenen, of' omtrent de.maagh, of ten 'derden op.een andere plaats van het lichaam, waar uit zy,; de.zieke zulks gewaar wordende, tot-in de hersfenen klom,-waar over by het zesde getal van dit hoofdftuk zal gefproken worden ; diergelyk word by Aegineta (s) , Trallianus ij) , en. veele andere gevonden.- wanneer dierhalve in een langdurig fpysgebrek de fcherpe vogten, voprnamentlyk de gal, uit.de twaalfvingerige darm in de flappe en ledige maagh gemakkelyk komende , de inaagh befpoelen , of dezelve door de overdaat van fpys en drank overlast word, en door den tyd en van zelfs ontaartmg fcherper geworden zynde ; of dat men fcherpe fpeceryen, zoutachtige din/ren enz. ingenomen heeft, in iodanige hoeveelueid, dat zy dit gevoelig deel kunnen prikkelen en knagen, zal devallende ziekte kunnen volgen, in de jonge grammatist heeft 'Galenus Cu) waargenomen 'dat, zo dra hy te lang vaste , een aanval der vallende ziekte kreeg: en wanneer hy naderhand, door Galenus genezen , zeer gezond was , wierd hy in zeer korte tyd nochtans door de ftuiptrekking gekweld, wanneer CO De Locis affe£Hs Lib. III. Cap. II. ibid. pag. 443» O) Lib. III. Cap. XIII. pag. 29 verfa« .O) Lib. I. Cap. XV. pap. 63. m TTTT '00 De Locis affeftis Lib. V. Cap. VI. Charter. Tom. VII. pag. 02. 498»  DE VALLENDE ZIEKTE. 831 hy fomtyds door zyne bezigheden gedwongen wierd zich lang van fpys te onthouden, hy voegt 'er daar naarby, dat hy ook andere gezien heeft,- die door de vallende ziekte nedervielen, indien de genuttigde fpyzen niet wel gekookt waren geweest, in de maagh , of een grote hoeveelheid zwaare wyn gedronken hadden, of zich ontydig tot de liefdensoeffening begeven hadden. De fcherpe geneesmiddelen en vergiften, door de maagh te knagen wreede ftuiptrekkingen veroorzaakt hebben , blykt uit zeer talryke waarnemingen, -welke byna overal te vinden zyn; daarom zal ik op deeze niet blyven ftaan. wy zien uit veele plaatfen van Hippocrates, dat deeze ellende by hem is waargenomen geweest veroorzaakt te zyn door nieskruid : hierom is hy wycllopig in de voorzorgen aan te haaien, welke vereischt worden om dit fterk middel zonder gevaar toe te dienen; en hy waarfchouwd tevens, wat men moet doen, "indien 'er Ituiptrekkingen op het gebruik van nieskruid volgen. Maar 'er zyn ook andere vergiften , in welke men geen grote fcherpte gewaar word, welke nochtans in de maagh zittende, een allerwreedfte vallende ziekte veroorzaken, de wortel van wilde waterkervel had aan onnozele kinderen en meisjens behaagd, maar 'er is een fchrikkelyke vallende ziekte op gevolgd; en 'er zyn geene van afgekomen, dan die van zelfs of door de kunst dit fchadelyk vergift uitgebraakt hadden , gelyk ik by eene andere gelegendheid §. 229. uit IVepferusQiu) heb aangetekend, hier uit blykt ook de rede, waarom diergelyke ziektens fomtyds , wanneer door braakmiddelen de zeer fcherpe fappen uitgejaagd waren, zyn genezen; waar van een aanmerkelyk voorbeeld by Wilttfuis (x) word gelezen. 5. Veel- ■ Cicut. aquat. hïftor.'& nox. pag. 5. &c. (x) Patholog. Cerebr, Cap. IX. pag. 135. Derde Deel. Nnnnn  83a DE VALLENDE ZIEKTE. §.1075. 5. Veelvuldige waarnemingen leeren ons , dat dikwerf zodanige dingen uitliet menfchelyk, lichaam gejaagd worden , welke ofte door hunne hoeveelheid nadelig zouden zyn , ofte duor hunne kwade hoedanigheid befchadigen, indien zy in 't lichaam bleven wanneer nu zodanige heilzame ontlastingen , door welke oorzaak ook , belet wierden , is dikwerf de vallende ziekte gevolgd, by jongelingen, welke zeer gezond zyn, ontftaat dikwils een heilzame neusbloeding in die ouderdom, wanneer de vaten 20-semakkelyk niet meer wyken voor het ingejaagde vogt, vooral in de lente en de herfst, 'by volwasfene, zich wel voedende , en te gelyk een zittend leven leidende, ontftaat dikwerf zodanige wederkerende ontlasting door de. ambaijen. maar indien deeze ontlastingen onvoorzigtiglyk tegen gehouden worden , zyn 'er veele kwalen te vrezen : en Hipperates heeft van deeze over t algemeen het volgende gewaarfchouwd (y): die opgezette tyden bloed fiorten,. dor/lig, ongemakkelyk zyn, flaauw zvvrden, indien zy geen bloed fiorten, Jlerven aan de vallende ziekte : en op een andere plaats (z) heefd hy gezegd , dat het zelfde te vrezen is door de onderdrukking der maandftonden. edoch door deeze wederkerende ontlastingen verminderd alleenlyk de hoeveelheid van heeft waargenomen, dat in twee kinde- ren (V) Obferv. Medic. No. 60. pag. 75' 00 Lib.T. Obferv. Medic. Cap. VIII. pag, 17. ■■ ■.  DE VALLENDE ZIEKTE. 8?£- ren de vallende ziekte genezen is geweest door vogt-fiorten de zweereu op 't hoofd ontftaan. ik heb fomtyds in volwasfene men- ' fchen van beide de geflachten , welke voor 't overige gezond * waren, gezien, dat zy in de lente op verfcheide plaatfen van 't aangezigt een roodheid kregen , met een gevoel van warmte en jeuking: een weinig daar naar kwamen 'er fommige kleine gatjens ' in 't rood zynde vel te voorfchyn, welke een lymachtig vogt uit-' ftorteden, het geen in korten tyd tot dikke gheelachtige korften ■ te zamengroeiende, allerhardnekkigst aan het vel vasthield, naar eenige weeken vielen deeze korften van zelf, het vel kreeg de ; natuurlyke couleur wederom , en fcheen even net als te voren.1 by veele heb ik de zelfde kwaal alle jaaren nochtans zien wederkeeren, welk lelyk zynde om te zien, maar zonder eenig verlies < der gezondheid : maar wanneer zy, verdrietig geworden over deeze kwaal-, verfcheide geneesmiddelen te werk fielden, kroop' het kwaad verder.voort en was langduriger, of indien het na de middelen luifterde, volgden'er lastige hoofdkwalen, pynen, duizelingen enz. : tot- dat deeze- uitflag wederom op nieuw te' voorfchyn kwam; om welke wederom, uit te lokken, ik gezien heb, dat de oplegging van verfche beetbladeren op het vel veel voordeel deed. men zie ook na, het geene §-725.- van zodanigeuitbrekingen op het vel gezegd is; Ik heb ook menigwerf in de oeffening der geneeskunde waar- ' genomen , dat de ftolre van het voeteuvel, nog niet na de lidmaten der onderfte leden afgezet zynde, een hevige vallende ziek-' te heeft voortgebragt; welke genezen wierd door de eerfte aanval van net voeteuvel, noente naaernano geuurenue net geneeie i«ven wederkeerende. 6. Galenus (d) had reeds ten zynen tyde deeze oorzaak dervallende ziekte opgemerkt, wanneer te weten de aandoening van 1 eemti deel des lichaams begint, die daar naar, daar de zieke het gevoeld, tot in de hersfenen opklimt. Galenus had dit 't eerst in een OO ne Locis AffecUs Lib. III. Cap. XL Charter- Tom. VIII* pag. 443. &c. Nnnnn 3  836* DE VALLENDE ZIEKTE. §.107-5. een kind, in 't dertiende jaar, zyns onderdoms zynde, gezien, hy zelfs toen een vohvasfe jongeling zynde; dit kind bevestigde enkel , dat hy het eerfte begin der aandoening in de kuit' gevoelde; hier uit regt opklimmende door de dye, het week van de buik, de zyden, tot de nek en. het hoofd toe ; wanneer het tot hier toe gekomen-:was, als dan .was hy niet meer by zyn verftand. daar naar had hy een andere door de vallende ziekte aangetast gezien, maar ouder dan de eerfte, en diergelyk geleden,-;hebbende, die zeide, dat het geene dat opklimt als een koude lugt was. hierom vergeleek G.alenus deeze won. derlyke oor-zaak der vallende ziekte, by de beeten van venynige beesten, want gelyk zodanige beeten, ook in de top van de vinger, alles verftoren , aldus gefchied ook door zodanig voedzel der vallende ziekte ; van gelyken , gelyk zeer fterke bindingen agter de gebeete plaats gelegd , of ook een .fchielyke affnyding van het gebeete deel , de. geheele kwaal wegnemen, dewyl zy beletten, dat het niet tot andere plaatfen voort kan 'gaan, zo is het zelfde zo dikwerf iir de vallende ziekte waargenomen, gelyk naderhand §. 1084. zal gezegd worden, ik heb verfeheide zodanige gevallen gezien , en by de waarnemers worden veele diergelyke gelezen. ,zy gevoelden fomtyds een koude lugt opklimmen; fomtyds konden zy niets zekers bepalen; by fommige ontftond zodanig gevoel, als of'er mieren onder het vel na boven kropen : edoch dit gefchied byna by alle , dat die lugt na boven trekt, want het geene Bonetus (e) getuigd, waargenomen te hebben, in een vyftigjarig man, welkers linker lies by tusfchenpozen opzwol, en daar naar een gevoel van kruipende mieren door het geheele been - langzaam"na de bal van de voet voortging; aldaar gekomen zynde , keerde dit zeer fchielyk wederom na boven , O) Sepulcret. Anatom. Lib. I. Secb 12. pag. 591.  ■§;io?5.-i°;6\ DE VALLENDE ZIEKTE. 8g> ■en taste de hersfenen aan , gebeurd zelden , maar de zieke wilde niet toeftaan , dat de Geneesheeren door yzer of vuur ■dit voedzel der vallende ziekte zouden te niet doen, maar hy bond de kuit fterk met een band , zo haast by het eerfte begin' der kwaal gewaar wierd ; en dus belette hy de aanvallen, maar Wanneer hy op zekere tyd het been niet fchielyk genoeg koude binden, wierd hy door zo hevige aanval aangetast, dat'hy ftierf door de hevigheid van het zo dikwerf gelukkig onderdrukte kwaad. . §. 1075. \¥7el-!,:e al*e (io7^-) de befchryving der W opmer^ers, en de infnyding der lyken , geleerd heeft. - Al het geene in 't vorige hoofddeel gezegd is , over de oorzaken der vallende ziekte, is door de waarnemingen en getuige* nisfen der beproefde Schryvers bevestigd, of is gezien in de lyken van die, die, wanneer zy leefden, deeze ziekte geleden hadden, wam de Geneesheeren hebben altyd en met het grootfte regt onderzogt, wat van de natuurlyke verandering was in de hersfenen der door de vallende ziekte aangetaste, het geene voor de oorzaak van deeze wondetlyke kwaal konde gehouden worden, deeze oorzaak is twederlei, gelyk te voren gezegd is geweest; de eene welke de tegenwoordige aanval voortbrengt; de andere, welke ten tyde der tuslchenpozing die gefteldheid veroorzaakt, welke de aanval vernieuwd, fomtyds is 'er geheel niets gevonden , hef geene door de zinnen bevat, konde onderfcheiden , dat her 'tiichaam was van iemand door de vallende ziekte geftorven : fomtyds vertoonde zich iets in fommige deelen tegen het gewone beloop der natuur ftrydende ; en wanneer dit dikwils aldus op dezelfde wyze was gevonden', als dan 'ftelden de Geneesheeren te regt, dat dit buitennatuurlyke in verfcheide lyken  8-, 8 DE VALLENDE ZIEKTE. ken der aan de vallende ziekte geftorvene-gevonden , voor de oorzaak konde gehouden worden van deeze. ziekte. ïFilliftus(f) die mooo-lyk de meefte hersfenpannen doorfneden heeft, bekend opreJ b'ragt worden; 1. tot de kwalen van dé door zo veel hevige en herhaalde ftuipen bedurve hersfë. nen, waar door de wankeling van geheugen., botheid, zotheid, lammigheid, beroerte, de dood. 2. tot de kwa* len der zenuwen-en fpieren, waardoor * de zamentrekkmi gen, verdraaijingen, wanfchapenhedën van deeze en van de lidmaten. 3. van een geweldige kramp, de ontfteking i het heet vuur, zwartheid Van de bloeddéelen, vooral diè boven de. fpieren gelegen zyn. .4. . tot . fommige afzonde, ringen in het geweld, van de aanval gefchied; de na bo. yen werping van fpys, drank, zenu w water, gal, fchuim * fnot, fpog; de uitwerping lang onder van groene drek* zaad, pis; het bloed lang beide,de wegen afgezonderd > behoren hier toe.... 1. Offchoon de voortrekkende oorzaken van deeze ziekte op onderfcheide plaatfen van het lichaam waargenomen zyn geweest,, zo worden nochtans ten tyde der aanval de hersfenen aangedaan,' gelyk §. 1074. bewezen is geweest, het is dus geen wonder, dat de tedere merg door zo veele hevige fchuddingen gekwetst word, en fomtyds vernietigd.'buiten dat isi.1073. alwaar de onder-fcheide toevallen waar van de aanval verzeld word; opgeteld worden, gezegd geweest, dat de kropaders-zwellen door de belette vrye wederkering van het bloed uit de hersfenen,- het aangezigt blaauw word ,'de' gezwolie oogen vooruitftekemi met bloedoverftort; al het welke leerd, dat 'er groot gewekf gedaan wordaan de vaten van het hoofd, door het uitzettende bloed; en dus kunnen 'er door de drukking van het zagte merg der hersfenen , door de uitftorting der vogten, de-vaten gebroken zynde, door 06  §.iq77. DE VALLENDE ZIEKTE. 841 de uitdrukking van een overvloedig,en te dik vogt uit deuiterfte uitwazemende vatjens in de holligheden der hersfenen, door de verandering des middellyns der te zeer uitgezette vaten, verfcheide kwetzingen der werkingen der hersfenen naar de aanval overig blyven; welk Aretaus opgenoemd heeft (/) ; te weteii.: traagheid van verftand en van de zinnen, hardhoorendheid, mizing en gebom in de ooren , hakkeling der tong , verftoring der reede, einclelyk de dwaasheid, waar uit wy ook.zien, dat alle die door de vallende ziekte zyn aangetast, uit hunne aanvallen bot, traag, vergeetachtig, zwak wederom opllaan; wanneer deeze kwalen door de enkele beroering der hersfenen, en groter uitzetting der bloedvaten oorfprong genomen hebben, verminderen zy gewoonlyk allengskens, en dikwerf keerd de geheelheid van alle de werkingen der hersfenen naar eenige uuren wederom : fomtyds zyn 'er voetftappen van deeze kwalen, gedurende eenige dagen overig,, en als dan, de vaten wederom allengskens te zamen getrokken , keerd de gelykmatig omlopender vogten door de hersfenen wederom, maar wanneer de vogten uitgeflort zyn, volgd 'er een dodelyke beroerte, of, ecniggedeelte van het merg der hersfenen .ondoorgankelyk geworden, blyft 'er gedurende het geheele leven een onoverwinlyke kwaal, ik heb talryke zodanige droevige gevallen gezien , alwaar de kinderen door hevige aanvallen der vallende ziekte aangetast., naderhand hun geheele leven half verlamt zyn gebleven : andere kregen een ongeneeslyke doofheid: veele zyn hun geheele leven dwaas gebleven ; en ik heb verfcheide zodanige-ellendige gezien in de gasthuizen , die van hunne kindsheid af zot waren geweest; en alle die geene , welkers verhaal ik uit de ouders heb kunnen halen , of uit de bloedverwanten, .waren te-voren door de vallende ziekte aangetast geweest. a. Het blykt uit het geene in de vorige hoofddeelen gezegd is geweest, dat 'er ten tyde van de aanval der vallende ziekte zeer fter- 0$ de Cauf. & Signis Motb. Dinturn. Lib, I. Cap.-IV. pag. 2$. Ooooo 2,  84s* DE VALLENDE ZIEKTE. & 1077. fterke bewegingen der fpieren ontftaan , en wel vry heviger, als in dezelfde menfchen, wanneer zy gezond waren , door de wil zouden kunnen verwekt geweest hebben, dus heeft een teuer meisje zo veel kracht, wanneer zy door de vallende ziekte word aangetast, dat zy door verfcheide fterke mannen nauwlyks kan bedwongen worden, op dat zy het lichaam niet allerellendigst, ftoote. de oogbollen worden waargenomen met eene ongelooflyke raddioheid onder de gefiote wynbrauwen rond te draaijcn, waardoor een grote uitrekking gefchied in de fpieren de oogen beWeoende, en 'er blyven dikwerf het geheele leven ongeneeslyke verdraijingen der oogen. maar de meefte fpieren zyn aan de beenderen gehegt, en bewegen de gewrigte beenderen ; hier door ontftaan by de kinderen , welkers aangewasfe. beenderen gemakkelyk van de beenderen afgefcheiden worden, wanfchapenheden? welke dikwerf nimmer te verbeteren zyn. fomtyds worden de leden zodanig omgedraaid , dat zy uitgerekt worden, ja zelfs dat de banden breken;, waar door ontwrigtmgen, allerpynlyldle ontftekingen, omtrent de'lidmaten , en trekkingen volgen, ja dat meer is, men leest (£), dat de beenderen van de fchouders, de feheen en de kuit van een kind, tien jaaren oud , in een aanval der vallende ziekte gebroken zyn; en alhoewel zy weder te regt o-efteld waren geweest-, en door een ervare Heelmeefter met be-, kwame banden vastgefteld, zyn zy door een nieuwe aanval we-* derom van hunne plaats-gezet, en het fchouder been heeft voor de dood,het geenedroevig was te zien, het vel zelve doorboord, indien men nu tevens in aanmerking neemt, dat-de zenuwen in de lidmaten tusfehen de fpieren heen lopen, blykt het gemakkelyk dat door zo zware verdraijingen der lidmaten ook deeze kunnen gekwetst worden ; waar door fomtyds lammigheden , uitterin?en der deelen , ongeneeslyke zwaktens naderhand volS-en wanneer een zieke door de kramp agterover getrokken vvierd, ien tyde der aanval v£m de va,lem1e ziekte' 20 dat het fchr[ Ke~ (O Bonet, Sepulcret» Anatom. Lib.ï. Secl, 13. pag- 332» - •  5-1077. DE VALLENDE ZIEKTE. 843 kelyk was te zien, dat het agterhoofd byna de billen rankten , en de wervelbeenderen derrugh kraakten , het geene my gedeükt met het grootfte medelyden gezien te hebben ; hoe groot gevaar was 'er als dan aanwezende, dat het rughmerg, en de zenuwen uit de zamenvoegingen van de wervelbeenderen uitgaanden , zouden gekwetst worden? waar uit blykt, dat talryke en onderfcheide kwalen op de vallende ziekte kunnen volgen, alleen daaroms dat 'er zo zware omdraijingen der lidmaten ontftaan , als ook allerhevigfté werkingen der fpieren in de aanval. 3. In de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam •(ƒ'), word bewezen, dat op die tyd, wanneer de fpier werkt,' de fpiervezelen gezwollen zynde , de tusfchen hun gelegene wydtens met groter kracht nauwer maken en dat dus de bloedaders , door de zelfftandigheid der werkende fpier verfpreid , gedrukt en ontlast worden ; de fiagaders 'yah gelyken gedrukt het rode bloed niet toelaten ; waar door het vieeseh der werkende fpier bleek word < m). edoch ten tyde der aanval van de vallende ziekte gaat de hevige kramptrekking verre de gewoonlyke werking der fpieren te bóven in de gezondheid, gelyk terftond gezegd is geweest; en dus wordende bloedvaten veel fterker te zamen gedrukt, dierhalve zal het bloed , door de fiagaders door de kracht van 't hart na de fpieren gejaagi, vast blyven zitten, de vaten verftoppen, en zal aldus de ontfteking voortbrengen kunnen fzict §. 375.). maar die fhigad:Ts , welke door het vel en celachtig weef'zel verfpreid worden, zullen met groot geweld door het bloed gedrongen worden, dewyl de fpieren door de kramp uitgerekt niets toelaten; hierdoor zullen de kleinderen vaten uitgezet worden , en zullen de dikke deelen der vochten toelaten, welke door derzelver uirerfte eindens niet kunnen doorgaan; waar door wederom een oorzaak van de ontfteking geboren word (ziet §. 378.). ja wy zien naar he- (0'H. Boerhaave Inftitut. Medic. & 406"» (»0 Ibidem. §. 401. 7. Ooooo 3 ,  844 DE VALLENDE-ZIEKTE. 5.1077. hevige -aanvallen der vallende ziekte de kleine vaten van het vel fomtyds breken , en zeer rode^puncten over de geheele oppervlakte van het lichaam verfpreid. blyven , welke naderhand alJengskens verdwynen. edoch wanneer de gebroke vaten, of derzelver wyder geworden eindens , het rode bloed, uitgeworpen hebben in het celachtig,vveefzel , als dan.verfchynen 'er breder vlekken,, enblaauw. de Geneesheeren in de odfening der geneeskunde er-vare, hebben deeze tot-vallen dikwils opgemerkt. Maar indien de fpieren lang aldus ftyf blyven, door een hevige kramp uitgerekt, laten de fiagaders en aders, de zelfsftandigJieid der fpier uitmakende, niets toe van het .levende vogt, en dus ontftaat 'er epue. gefteldheid tot het heet vuur; want dit, gelyk §..419. gezegd is geweest, js die aandoening van een zagt deel, liet geene, de invloed van het levend vogt in de fiagaders, de uitvloeijing door de aders belet zynde, tot de verftervinghelt. De beweging van het aderlyk bloed word wel door de nabygelege .gezwolie fpieren verhaast,, wanneer-zy werken , endenaby xrelege aders drukken, maar §.1073. is gewaarfchouwd, dat de ademhaling zeer dikwils belet word ten tyde. der aanval van de .vallende ziekte, dat daar door het regter hart deszelfs bloed met yrylyk door de long kan doorzenden ; en dus zullen de aders 'niet kunnen ontlast worden,;maar zullen gezwollen blyven en dikwils fpattig worden, om deeze oorzaak fchynt Tralhamis (n) uit de verklaringen, van Appollonius aangetekend te hebben, dat de aders, onder de.tongh gelegen, groenachtig worden in menfchen aan de vallende ziekte onderhevig, wanneer.zy te weeten door hevige en herhaalde uitrekkingen fpattig geworden , deeze plaatfen dooreen ongewone couleur befmetten. van gelyken noemt ook Hippocrates (%^ Het zoude geen wonder zyn, dat door zo hevige fchuddmgen de vaten braken , en het bloed aldus van boven of van onder ontlast wierd: daar en boven word de tong tusfchen de tanden georepen dikwerf gekwetst, gelyk te voren gezegd is , en ftort fomtyds een vry grote hoeveelheid bloeds. edoch het fchynt ook de vrye wederkeering van het aderlyk bloed na het hart belet zynde , dat de uitgezette vaten zodanig kunnen zwellen, de laatfte uitwerpende takken zodanig gedrongen worden , dat zy het roo- q) Lib. III. Cap» XIIL pag. 29. verfa*.  $". io;/. DE VALLENDE ZIEKTE." 84 , naamfte hoop om deeze ziekte te genezen , beftaat hier in (ge.lyk naderhand breder zai gezegd worden;, dat die opwekkende oorzaak ontdekt worde, welke in den mensch de aanval der vallende ziekte vernieuwd, edoch die oorzaken in de hersfenen fcbuilende, zyn zo duiftcr, dat zy byna niet ontdekt worden dan door derzelver uitwerkingen; want zy ontvlugten onze zinnen, waarom- Hippocrates (t) over de voorkennis van deeze ziekte handelende , gezegd heeft dat de vallende ziekte zeer moeilyk is om te genezen, die een ziekte hebben, geen teken gevende ,. van w.e/k 'deel des lichaams zy haar begin neemt. dier*e» lyk vind men ook by Celfus (u), zeggende : indien in de zetfde ziekte het geheele lichaam tevens wordaangedaan, nochte tevoren eenig gevoel der aankomende kwaal in de deelen is , maar den mensch onvoorziens ter neder valt , word hy nauwlyks weder gezond, van wat ouderdom hy ook zy. het gevaar word nog groter ;; dat die geene, die de aankomende ziekte voorgevoelen , zorg dragen , dat hun ten tyde der aanval niets kwaads overkome, dewyl zy de tegenwoordig zynde waarfchouwen , dat zy hun hulp zouden toebrengen; maar die geene, die onverhoeds door de ziekte overvallen worden, allerellendigst dikwils het hoofd en de lidmaten tegen de grond of andere harde lichamen ftoten, in 't vnur vallen enz.; het geene Aurelianus (w) ook aangetekend heeft. Welke rnedelydig enz. Uit het geene §. 1075, gezegd issalwaar over de oorzaken der vallende ziekte gehandeld wierd , en vooral uit het vierde, vyfde , en zesde getal van dat hoofddeel, heeft gebleken, dat de prikkelingen der zenuwen ook opver afgelegene plaatfen van het lichaam deeze ziekte kunnen voortbrengen , offchoon 'er geen teken ons geleerd heeft, dat 'er iet fcha- 0) PraedicVLib. II. Cap. VII. Charter. Lib VIII,.pag. 8x6* C« Lib. II Cap VJII. pag. 72. V & , C»0 Morbor. Chronic.Lib. L Cap.IV. pag. 294..  8£j. DE VALLENDE ZIEKTE. §. 107I' fchadelyks in de hersfenen is, en tegen overgefteld, dat die prikkelende oorzaken weggenomen zynde , de ziekte te niet gaat. aldaar heeft ook gebleken , dat eenige dingen, welke te voren gewoonlyk uitgeworpen wierden, tegengehouden zynde, deeze ziekte voortbrengen, de vallende ziekte nu door diergelyk oorzaak ontftaan, word van de Geneesheeren medelydig , of ook tweedelydig genoemd, om dat in zodanige oorzaak de hersfenen niet het eerst aangedaan worden, maar door een ander deel van het lichaam, het geene eerst aangedaan is, als door zamenfpanning mede getrokken word. hier door fchynen alle menfchen aan deeze ziekte onderhevig te zyn ,indien 'er alleen op eenige plaatfen van het lichaam hevige prikkelingen te werk gefteld worden, de dolle waterkervel van Gesnerus , in de maagh van een fterk mensch zynde, kan een allerkwaadfte vallende ziekte voortbrengen, gelyk ook verfcheide andere vergiften, een otrvoorzigtig Heelmeefter greep een naakte pees met de tangh naar dat het heet vuur was afgefcheiden, en verwekte op een oogenblik een algemene kramptrekking (ziet §. 164.). zodanige zeer hevige oorzaken kunne in alle menfchen deeze ziekte voortbrengen; maar ook ligtere zyn genoegzaam in die, welkers geheel zenuwgeftel, en de algemeene gevoelplaats zelve aandoenlyker zyn. dus zien wy dat de kinderen zo dikwerf de vallende ziekte kry^en door het zuur in de eerfte wegen zittende ; daar een volwasfe en fterk mensch door de zelfde oorzaak alleenlyk ligte buikpynen krygf. wanneer de op 't uitkomen ftaande tand het tandvleesch fpand en kweld, worden de kinderen door de vallende ziekte zeer dikwils aangetast; daar in een volwasfe mensch zeer fcherpe tandpynen zouden gedurende geheele dagen doorgeftaan worden , zonder dat deeze kwaal volgd. te voren $.701. is gefproken over die wonderlyke macht, door welke de vuiligheden, omtrent de maagh zittende, de werkingen der hersfenen kunnen verftoren, wanneer ook tevens over de ylboofdigheid in de koorts gehandeld wierd ; ,en veelvuldige Geneeskundige waarnemingen fchynen te leeren, da|  $.io?8. DE VALLENDE ZIEKTE. 855 dat mooglyk verfcheide zenuwen in het lichaam diergelyk gebied over de algemeene gevoelplaats hebben , gelyk gemakkelyk kan opgemaakt worden uit het geene §. 1075. is gezegd geweest, dus zien wy dat veele aan de vallende ziekte onderhevig , wonderlyke ftuiptrekkingen der fpieren van het aangezigt, de mond enz. hebben , eer datzy nedervallen : andere worden in de tongh wonderlyke fmaken gewaar ; de hals van fommige word ingedraaid, de fchouders worden gefchokt , de handen verwrongen enz.; en de nu terftond aanftaande aanval der vallende ziekte , geeft zich dikwerf door de onverwagte en fterke wryving deezer deelen te kennen, in zodanig geval ïchynt die eerfte prikkeling , welke de aanval zal voortbrengen, in deeze deelen te zitten, intusfehen moet men nochtans opmerken , dat eenig deel van 't lichaam in de eigenlydige vallende ziekte eerst kan aangedaan worden, alhoewel de oorzaak niet in dat deel zit, maar in de hersfenen. dus gebeurd het dikwils, dat, de beroerte aanftaande de tongh hakkeld, de fpraak daar naar te niet gaat, de lippen op de eene zyde fchuin na boven getrokken worden; en als dan volgd 'er onmiddelyk een ziekte van de geheele algemeene gevoelplaats: hier door kan het gebeuren, dat de ziekte in het bekkeneel eigenlydig gevormd word, die zich alleen maar openbaart door de befmetting van eenig klein gedeelte der hersfenen, waar de oorfprong der zenuwen van afhangt, welke tot dat gedeelte van het lichaam voortgaan , in het welke die verandering te voorfchyn komt. wy geloven dierhalve dan niet, dat de beroerte voortgebragt word door die bevende beweging van de tongh, uitrekking der lippen enz.; maar dat de hersfenen reeds aangedaan worden, leeren ons deeze tekenen, en daar naar de zelfde oorzaak aangroeiende, vernietigd zy alle de dierlyke werkingen, dus ook alhoewel in de vallende ziekte eenige verandering in eenig deel van het lichaam voor de aanval ontftaat, daarom toch blykt daaruit noch niet volkome, dat op deeze plaats het voedzel der vallende ziekte zit: want om de reeds aangehaalde rede kan de vallende ziekte eigenlydig zyn, offchoon zy fchynt uit eenig deel Dee.de Deel. Qqqqq van  ■ Z$6 DE VALLENDE ZIEKTE. §.io;8. van het lichaam, dat eerst aangedaan geweest is , te ontftaan ; dewyl de aandoening van dit deel, te weten, alleen maar eenbewys is van de oorzaak in de hersfenen zelve zittende, welke nu begint werkzaam te worden , zo dat zy de aanval voortbrengt, deeze twyffeling kan niet te min opgelost worden , wanneer de o-eneeswyze aan het deel, dat, wanneer de aanval aanftaande is, eerst aangedaan word , te werk gefteld word : want indien de aanval belet word door dit deel te wryven , te drukken, of te binden, of ten minften vee! vertraagd word, als dan weten wy, dat de hersfenen niet eigenlydig aangedaan zyn , maar door bet voedzel der ziekte op deeze plaats zittende, en in tegendeel, indien zodanige plaatslyke geneêswyze zonder vrugt beproefd is geweest, als dan befluit men te regt, dat de vallende ziekte eto-enleidig is, welkers oorzaak geheel in de hersfenen zit, en welke de oorfprong der zenuwen, na dit lichaamsgedeelte lópende, eerst aandoet, wanneer zy begint te werken , daar naar fchielyk aangroeiende, verftoord zy alles, daarom ook worden niet altyd tekenen van een beginnende aanval in het zelve lichaams gedeelte, in zodanig geval waargenomen, maar in onderfcheide; daar in tegendeel m de medelydige vallende ziekte het eerfte begin der ziekte altyd van de zelfde plaats van het lichaam ontftaat. edoch het blykt gemakkelyk, dat men altyd zonder gevaar een plaatslyke geneêswyze kan bejroeven in dat deel, waar in de eerfte voetftappen van een beginnende aanval te voorfchyn komen: want ofte de ziekte word daar door verligt, ofte men verkrygt een klaarder kennis van deeze plaats der verholc oorzaak van de Zie'Pe gelyk blykt ook de rede, waarom de medelydige vallende ziekte te dikwerf geneeslyk is: want wy kunnen op veele plaatfen van het lichaam, op welke men waargenomen heeft dat het voedzel der ziekte zich verfchuilt, een weg maken, door blaartrekkende plyfters , het brandyzer, enz., op dat dat nadelige uitga; of de zenuw te niet doen, welkers prikkeling de geheele algemeene gevoelplaats verftoord ten tyde der aanval; het gee-;  §.1078.1079. DE VALLENDE ZIEKTE. 857 geene naderhand, wanneer over de genezing zal gehandeld worden , zal blyken, dikwerf met de beste uitflag in 't werk te zyn gefteld geweest. Om deeze oorzaak hebben de oude Geneesheeren een diergelyke voorkennis gemaakt; te weten, dat de vallende ziekte gemakkelyker genezen word , wanneer zy haare oorfprong heeft uit andere deelen van het lichaam, maar vooral, wanneer zy uit de handen of de voeten voortkomt f.v); dat de genezing moeilyker is, indien zy uit de zyde geboren word ; nog zwaarder kwaal is, indien zy uitliet hoofd begint, want men moet aanmerken, dat eenige, aan de vallende ziekte onderhevig, voor de aanval hoofdpyn, kruipingen als van mieren in 't gehairde hoofdvel, duizeligheden enz. gevoelen: by deeze begint de aanval wel niet zonder eenige de minfte tekenen; en dus van de eigenlydigevallende ziekte onderfcheiden word; maar de opwekkende oorzaak zit toch omtrent de hersfenen, nochte men kan altyd dat geene zonder gevaar te werk ftellen, het geene gelukkiglyk aan de handen en voeten in 't werk is gefteld , wanneer de ziekte fcheen haare oorfprong van deeze deelen te trekken. 6. 1079. TTn 00-<- blykt , dat 'er zeer onderfcheide X--' geneesmiddelen, zeer onderfcheide geneêswyze tot deeze ziekte vereischt worden, na mate de bekende verfcheidendheid der oorzaak , der zondigende ftof, plaats, op welke de te werkftelling van het geneesmiddel, door welke de uitleiding van het kwaad moet gefchieden. Naar over het geene tot de kennis, _ de oorzaken, de uitwerkingen , de voorkennis der vallende ziekte behoord, gehandeld te 00 Hippocrat. Praediét. Lib. II. Cap. VIL Charter. Tom. VIII. pag. 81(5, Celf. Lib. II, Cap. VIII. pag. 68. Qqqqq 3  858 DE VALLENDE ZIEKTE. §.1079. te hebben, volgd 'er nu , dat wy over de genezing van deeze ziekte handelen, maar aangezien uit het geene tot nu toe gezegd' is, blykt, dat deeze ziekte onder zo verfcheide gedaante, voorkomt , door zo onderfcheide en talryke oorzaken voortgebragt word, is het gemakkelyk te zien, dat 'er geene algemeene geneêswyze kan vastgefteld worden, maar dat de aanwyzing der genezing uit de kennis der oorzaak van de ziekte moet gehaald worden, welke alleen door een zorgvuldige waarneming van alles, dat bybyzondere zieken te voren komt, kan verkregen worden, waar uit te gelyk blykt, hoe ydel het zwetfen op een algemeen geneesmiddel is, of geneêswyze, om alle foort van vallende ziekte te genezen; waarover naderhand §. 1085. nog zal «j-efproken worden, edoch de voornaamfte oorfprongen, waar uit de onderfcheide geneêswyze in deeze ziekte gehaald word,worden in dit hoofddeel opgenoemd. Na mate de bekende verfcheidendheid der oorzaak. Deeze ziekte is, gelyk te voren gezegd is geweest, gemeenzamer aan de kleine kinderen, door onderfcheide oorzaken nochtans ontftaan. dus ontftaat 'er zo dikwerf een aanval der vallende ziekte in tedere kindertjens , door de zuure geftremde melk in de eerfte wegen zittende: in dit geval zyn de geneesmiddelen, welke dit fcherpe ontzenuwen, en deeze droesfem fchielyk het lichaam uitjagen, de beste tegen de vallende ziekte, maar wan-neer het gezwolle, pyndoende en ontftoke tandvleesch, door de op 't uitkomen ftaande tand gekweld word, zoude men deeze te vergeefsch toedienen, en als dan is het eenigfte middel tegen de vallende ziekte, dat een Heelmeefter met het lancet het tandvleesch doorfnyde. wederom worden 'er andere geneesmiddelen vereischt, wanneer de vallende ziekte ontftaat door de befmetting der kinderziekte, welke na het vel moet afgelegt worden ; gelyk naderhand, wanneer over deeze ziekte zal gehandeld worden , breder zal worden gezegd. Per zondigende ftof. Want deeze is dikwerf niet alleen van een zeer onderfeheide aart , maar zit ook in onderfcheide deelen van het lichaam, het bloed door een hevige kneuzing ukge?  §.1079- DE VALLENDE ZIEKTE. 859 geftort de hersfenen drukkende, heeft fomtyds de vallende ziekte voortgebragt, gelyk in de befchryving van de wonden van het hoofd heeft gebleken : wanneer door de panboor een weg gebaand word voor het uitgeftortte bloed, word de ziekte genezen, maar wanneer m de venus ziekte een kalkachtige knobbel de beenachtige zelfftandigheid van de hersfenpan knagende , een fcherp bloedwater uitftort, zal de ziekte nog niet genezen worden, alhoewel 'er een weg bereid is voor dit by een vergaderd bloedwater , om dat zodanig bloedwater voortgaat daaglyks te druppen , en de zelfde aandoening wederom zal kunnen vernieuwen; en dus word 'er een andere geneêswyze vereischt. wanneer ingenome vergiften , nog in de maagh zittende, deeze ziekte voortbrengen, blykt het duideiyk, dat'er een andere geneêswyze vereischt word, door welke dit vergift uitgejaagd of krachteloos gemaakt word, op dat het niet meer kan befchadigen. Plaats op w elke enz. Indien de aanvallende vallende ziekte altyd van een zekere plaats van het lichaam komt; gelyk als b: v: waargenomen word, dat een koude lugt uit de voet na boven klimt ; en den mensch naderhand door de vallende ziekte aangetast nedervalt, word volgens de regels der kunst op dit deel een pJaatslyk middel gelegd, om een uitgang te maken voor de hier vastzittende ftof, of dat de zenuw op deeze plaats vernield worde, welke geprikkeld zynde, de geheele algemeene gevoelplaats verftoort. dus ook , wanneer deeze ziekte ontftaat door de wederhouding van het geene te voren gewoon was uitgeworpen te worden (ziet §. 1075. 5.), is het beste geneesmiddel, dat het wederhoude wederom voor den dagkome uit die zelfde plaatfen, langs welke zy voor de ziekte gewoon waren uittegaan. wanneerde vogtftortende zweeren op de hoofden der kinderen door uitdrogende zalven genezen worden, worden zy byna altyd aan de vallende ziekte onderhevig; en zy worden 't best van al, en 't fchielykfte van deeze ziekte herfteld , indien op het gefchore hoofd een zagte fpeceryaehtige plyfter , met een weinig van een blaartrekkende plyfter vermengd, gelegd word; gelyk b:v: wanneer een achtfte part van een blaartrekkende plyfter, met een Qqqqq 3 on- -  Ua DE VALLENDE ZIEKTE. §.1079.1080. once pïyftër van gheele fteenbreek of diergelyke vermengd, en het hoofd met zodanige plyfters omwonden word: als dan begint het vel binnen weinige uuren rood te worden , en een fcherp bloedwater te fiorten, met een fchielyke verhgting. het zelfde is waar, wanneer door de wederhoude maandftonden , kraamzuiveringen, ambaijen, de vallende ziekte ontftaat, want als dan is het nodig deeze ontlastingen te herroepen door bekwame middelen, nochte de tjcwone ontlastingen worden zo CO Pa§> 405» Rrrrr 2  S66 DE VALLENDE ZIEKTE. 5.1080. eenige ftof-. ik heb een middel gezien , door een langdurige arbeid uit koper bereid, het geene ingenomen zynde , geene walging veroorzaakte , maar een zekere wonderbare mierkruiping als door het geheele lichaam tot de toppen der vingeren toe; en ik weet dat dit fommige van nut is geweest. Aretceus (7) heeft aan de vallende ziekte onderhevige , koper gegeven , maar op dat hy het nadelige door de braking of de afgang zoude uitjagen : maar dat middel, fcheen tot het binnenfte door te dringen, niet door de eerfte wegen van het lichaam te verftoren, en op het geheele zenuwgeftel te werken , wel door wonderlyke , maar zagte fchuddingen: waar uit het blykt, dat men van deeze en mooglyk andere diergelyke iets goeds kan verwagten ; vooral daar het gebruik van zodanig middel vry geruster is, als wel van die, welke door fterk te ontlasten werken ; en door menfchen van een zwak geftel niet gemakkelyk kunnen verdragen worden, intusfehen nochtans vermaant ons Aretceus (/«) met recht, dat men in deeze vreeslyke ziekte iets moet durven beftaan , zeggende: dat men in deeze ziekte grote en zeer fterke middelen nodig heeft, welke ziekte zo jammerlyk is, dat hy gelooft heeft, dat de geene die aan de vallende ziekte onderhevig zyn , het leven zelfs niet zouden kunnen verdragen, indien zy wisten hoe wreede en hoe lelyke dingen zy ten tyde der aanval leeden. deeze ellendige zyn zekerlyk nog gelukkig, wanneer zy van alle verftand beroofd hunne kwalen niet weten , en bot en vergeetachtig uit de ziekte opftaan, van niets gedagtig , het geene hun ten tyde der aanval overkomen is. hy vermaand nochtans te gelyk , dat de beste geneêswyze is, welke de gemakkelykheid der natuur volgd, welke door de verandering van het lichaam door de jaaren deeze ziekte geneest; en daarom raad hy dé verandering van voedzel aan. maar wanneer dit te vergeefsch beproeft is, als dan moet men tot fterker middelen overgaan , maar nochtans altyd met (O Lib. I. Curatione Morbor. Acutor. Cap. V. pag. 84^ \m) Morbor. JDinturnor. Curat. Lib. I. Cap. IV. pag. iac ■  $.io8o. DE VALLENDE ZIEKTE. 86/ met grote voorzigtigheid. het gebeurd ondertusfchen nochtans dikwils, dat de beste Geneesheeren zich bedroeven , dat zy ook, naar zeer veele middelen gebruikt te hebben, die voorgaande oorzaak der vallende ziekte niet hebben kunnen te niet doen. als dan is dat noch overig in de kunst, dat de gelegenheid gevende oorzaken voorgekomen of weggenomen worden; welke met de voorgaande oorzaak vereenigd, de aanvallen vernieuwen, het is wel waar, dat die gelegenheid gevende oorzaken byna oneindig in getal zyn, en dikwils onderfcheiden in ieder zieke, en dus vereisfchen zy dikwils een alleraandagtigfte en langdurige waarneming, muar dit verdriet moet de Geneesheer verzwelgen, indien "hy die ellendigen hulp toe wil brengen. Men onderzoeke dierhalve met de grootfte zorg, welke plaats in 't lichaam word waargenomen, op welke men de eerfte tekenen van een aanftaande aanval gewaarword: daar naar moet men nauwkeurig aantekenen alle de toevallen, welke van ft begin der aanval tot het einde toe te voorfchyn komen, en in welke orde zy op elkander volgen, te gelyk moet men aantekenen , of iets ten tyde der aanval, of in de tusfchen tyd* tusfchen de twee aanvallen, by geval of door de kunst te werk gefteld, voordelig of nadelig is geweest, men moet opmerken, op wat tyd van 't jaar de aanvallen dikwerviger of heviger zyn geweest; of zy omtrent de nieuwe, dan wel de vólle maan ontftaan: wat goed of kwaad de gewoonlyke ontlastingen door de maandftonden , de ambaijen , het zweet enz. gedaan hebben, wat de winden, de lugtgefteltenis, de lugtverfchynzels, in deeze ziekte uitgewerkt hebben, (want veele aan de vallende ziekte onderhevig , worden , wanneer het onweeren zal, door de aanval aangetast), daar en boven moet men onderzoeken, wat het gebruik der zes niet natuurlyke zaaken, de bezigheden, het ingenomene enz. in deeze ziekte gedaan Rrrrr 3 heeft;  86"8: DE VALLENDE ZIEKTE. 5.1080; heeft; dus heeft men dikmaal waargenomen, dat de gramfchap, de dronkenfchap , de hoererye , de droefheid , de infpanning van geest, de aanval voor de gewone tyd verwekt hebben. Het is wel waar, dat de Geneesheeren zelve zelden alle deeze waarnemingen byeen kunnen vergaderen , aangezien zy niet altyd by de zieken zyn; maar dan is 't best, dat men regels van deeze waarnemingen geeft aan de geene die met de zieken omgaan, op dat zy alles zorgvuldig aantekenen, dat op ieder dag gebeurd is, en 'er een dagverhaal van maken, ik heb gezien dat zeer geoefFende Geneesheeren fomtyds aan doorluchtige perfonen fommige geneesmiddelen gegeven nebben, welke wel niet nadelig zyn, maar waar van zy met veel krachtdadigheid verhoopten, en tevens vermaand , dat zy al het reeds gezegde nauwkeurig zoude aantekenen; dusfcheenen zy zeer zorgvuldig te zyn over de uitwerking der voorgefchreve middelen , daar zy eerder een befchryving der ziekte, welke zy trachteden te genezen, of ten minfte te verligten, byeen vergaderden. Die waarnemingen aldus vergaderd en in orde gebragt zynde, moet de Geneesheer alles zorgvuldig overwegen , en hy zal gemakkelyk ontdekken wat hy doen of laten moet, toch alleen maar in het enkele geval van deeze zieke, waat men kan geene algemeene regulen in de geneêswyze der vallende ziekte geven ; want het geene aan de eene voordelig is, is dikwils fchadelyk voor een andere, waar dit gedaan is, is al de moeilykheid verdwenen, want het overige is maar een gemakkelyke ter uitvoer brenging van de dingen die wel overwogen zyn. het is zeker , dat Geneesheeren , die een grote practyk hebben , dikwils in gebreken blyven in de genezing van deeze ziekte, aangezien de tyd hun ontbreekt om by ieder zieke zo grote vlyt aan te wenden: edoch hebben zy zich ook dikmaals bedroefd, dat de oppasfers der zieken waargenomen hadden , het geene zy zelve niet zonder verlies van hunne goede naam verzuimd hadden, ik. . - ge-  $.-io8o. DE VALLENDE ZIEKTE. 86*9 geloof zeer vastelyk , dat, indien de Geneesheeren hier alle hunne aandagt vestigde, dat zy 'er meerder zouden genezen die aan de vallende ziekte onderhevig zyn , en byna aan alle verligting zouden toebrengen, dewyl Galenus (ziet §. 1075. 4.) in de jonge Grammatist waarnam, dat de aanval ontftond , wanneer hy te lang zonder voedzel bleef, koude hy met een mond vol brood zo grote kwaal voorkomen, ik heb een jongeling aan de vallende ziekte onderhevig gezien, welkers onderfte lip voor de aanval begon te beven (een toeval dikwils een aanftaande braking voorafgaande); hy viel terftond, door de vallende ziekte aangetast, neder, en indien hy ten tyde der aanval braakte, ging de aanval fchielyk over. maar aangezien hy alle maanden omtrent de volle maan door de aanval aangetast wierd , heeft men hem alle maanden drie dagen voor de volle maan een zagt braakmiddel toegediend, en op dezelfde dag des avonds een zagt ilaapmiddel: de overige dagen gebruikte 'hy verfterkende middelen, en gedurende zes maanden zodanige geneêswyze gebruikt hebbende, is hy van de ziekte bevryd. want wanneer de aanvallen gedurende eenige tyd voorgekomen kunnen worden,fchynt die voorgaande oorzaak allengskens te verminderen, daar zy gedurende een lange tusfchentyd niet opgewekt is. te voren §. 1057. N°. 3. is aangetekend, dat Galenus dc zich wederom verheffende aanval vergeleken heeft by een als vernieuwd geheugen van die zwygende gefteldheid tot de vallende ziekte; en Aretceus (n) gebruikt het woord uitn^wi©- in dezelfde zin, gelyk de zeer vermaarde Peilt (0) zeer wel opgemerkt heeft, gelykerwys nu die denkbeelden, welkers gedachtenis gedurende een geruime tyd in ons niet vernieuwd worden, langzamerhand uitgewischt worden, en als verdwynen, zo is 'er ook eenige hoop, dat die gefteldheid tot de vallende ziekte , in de algemeene gevoelplaats zittende , lang zwygende , nochte door gelegenheid gevende oor- («) Loco ultimo citato. (0) Ibidem pag. 2J7, 278.  8;ö DE VALLENDE ZIEKTE. §. 1080. 1081." oorzaken opgewekt, eindelyk kan uitgewischt worden ; of ten minften zodanig gefield worden, dat dezelve zo gemakkelyk niet door de gelegendheid gevende oorzaken in werking kan gebragt worden. (). 1081. TT\e'derde f10751. N°. 3.) word gekend uit JL>^ andere toevallen, te gelyk aanwyzenden dat de hersfenen gekwetst zyn, gelyk daar zyn pyn, zwaarte, volheid, voorgaande kwetzing van 't hoofd , duizeligheid, beving over -1 geheele lichaam, vonken voor de oogen, derzelver onbeweeglykheid, omkeering van 't geheele hoofd óf ook van het lichaam, de vaste oorzaak hier van kan nauwlyks weggenomen worden, om dat die nauwlyk byzonder gekend word: aftrekkende , verdryvende, de weg bereidende, zuiverende middelen helpen : hierom zyn de aderlating, de buikzuivering, de braking, de inbranding , de fontanel, de fistel , een aftrekkend middel, wrond van 't hoofd, de doorboring van het bekkeneel, middelen tegen de opftyging, opiaten, voordelig: de gevonde naaste oorzaak van het kwaad , (iopj.) zal leeren, wat men uit deeze moet kiezen. * De derde oorzaak der vallende ziekte, gelyk §. 1075, is gezegd geweest, veronderfteld de kwetzing der hersfenen, in de bekleedzelen of in de eige zelfftandigheid: de voornaamfte oorzaken van deeze kwetzingen zyn als toen opgenoemd geweest, maar de tekenen, waar uit men kan weten, dat zodanige oorzaak van de vallende ziekte aanwezende is , worden uit de voorafgegane nadeelen , welke het hoofd overkomen, door een wond , hevige kneuzing, ontftokene ziektens van hethoofd overgegaan enz. gehaald, of uit eenduidelyke kwetzing van die werkingen, welke van de geheelheid der hersfenen afhangen : deeze voornaam;  $.ioSi. DE VALLENDE' ZIEKTE. 871 naamfte tekenen worden in de voorftelling opgenoemd, en over deeze is in de hoofddeelen van de razende koorts, de beroerte, de zinvang en flaapzugt, ehandeld , welke hier dierhalve niet herhaald moeten worden, wanneer dus voor de vallende ziekte zodanige tekenen der gekwetfte dierlyke werkingen zyn voorafgegaan , mag men met regt zodanige oorzaken verdenken ; het geene voornamentlyk daarom gewaarfchouwt word , om dat ten tyde der aanval van de vallende ziekte , zo groot geweld aan de hersfenen word toegebragt , dat 'er dikwerf zwaare kwetzmgen overblyven van de dierlyke werkingen, gelyk §. 1077. by het eerfte getal breder is gezegd geweest; maar als dan zyn die kwetzingen uitwerkingen der vallende ziekte, niet deszelfs oorzaken, maar ten zy zodanige kwetzingen ontftaan .-'.yn door uitwendige en klaarblykelyke oorzaken blykt het niet gemakkelyk , op welke plaats der hersfenen de oorzaak der ziekte zit , en van wat eigenfehap zy is. want gelyk de fcherpe beenachtige punten uit het dikke hersfenvlies ontftaan, de hersfenen ftekende, de vallende ziekte veroorzaken, zal ook het fcherp bloedwater uit de inwendige opgeëeten tafel van de hersfenpan afdruppende , of diergelyke bloedige etter in de holligheden der hersfenen vergaderd, de zelfde uitwerking kunnen doen. hierom blyft 'er dikwils een grote duifterheid van de eigenfehap der oorzaak van de ziekte, en van de plaats waar dezelve zit; en dus ook een grote moeilykheid om de ziekte tot de grond uitteroeien. maar aangezien §. 1075. 3. vermaand is geweest, dat alle die oorzaken . de hersfenen kwalyk aandoende, vermeerderd worden door het geene de toevloed der fappen in het bekkeneel vermeerderd, blykt het genoeg, dat al het geene welk de indrang en hoeveelheid der fappen van het hoofd aftrekt, ook van een algemeen gebruik is, en de vogten in de holligheid van het bekkeneeel zittende, verdryven , de wegen langs welke men fomtyds gezien heeft dat de natuur deeze uitgejaagd heeft, ontfpannen opent, ja zelfs zyn 'er fomtyds nieuwe wegen gemaakt geweest door de kunst , langs welke de hersfenen van het fchadelyke zoude kunnen verlost worden, maar wy zullen elk, dat men waargenomen heeft, in Derde Deel. ' Sssss zo»  ^ DE VALLENDE ZIEKTE. $.1081. zodanige geval voordelig te zyn geweest, afzonderlyk opnoemen. , , j 7 • , ■: De aderlating. Men vind 'er veele aan de vallende zkkte onderhevig, m welke de tekenen van een tegenwoordig zynde bloedrykheid de aanval der vallende ziekte fomtyds voorafgaan, offchoon in het overige van het lichaam zo grote volheid der vaten niet is. blykt het nochtans duidelyk, dat de vaten van het hoofd zeer fterk "uitgezet worden: wantzy voeden een ipannciide pyn in het hoofd, een groter hitte, zy hebben re-ode oogen. in zodanig geval is het goed, gelyk gemakkelyk blykt de volheid der vaten door een aderlating te vermmoeren. maai- alhoewel men niet altyd door de aderlating een genezing tot de wortel toe kan bekomen, komt men nochtans de aanvallen der vallende ziekte voor. Bonetus(p) heeft eenige gevallen, weike leeren dat de vallende ziekte fomtyds door de aderlating genezen is ^eweest. maar wanneer de volheid voornamentlyk de vaten van het hooft bezet, kan men veel goeds verwagten van een ilngautr te openen: het zy de flagader van de flaap van t hoofd , het zy die takken , die agter de ooren lopen, doorfneden worden : verinus (?) getuigd , dat hy dit met veel vrugt in de vahende ziekte beproeft heeft, en hy verhaald aldaar verfcheide gevallen. maar wy zien ook, dat de oude Geneesheeren zeer ftoutmoedige geneesmiddelen hebben gebruikt, om deeze hartnekkige ziekte fe verdryven ; vooral indien zy geloofden dat deszelfs oorzaak in het hoofd zelve zat; want als dan heeft Aretaus (r) gezegd, het woont eW*, dat is: heeft een vaste zitplaats; hy gebied, wanneer zy 't hoofd bezet, de aders op de arm en m t voorhoofd te openen , koppen in 't werk te ftellen , en alle de dagaderen voor en en agter de ooren te openen; alleenlyk zorg drao-ende dat men het bloed niet aftapt tot flaauwwordens toe; want hy vreesde, dat daar door een aanval der ziekte ontftaan, en te regt, aangezien de ftuipen even eens volgen op de fchielyke ont- (p) SepukTet. Tom. I. Lib. I. Seft. 12. pag. 286. (fe De efficaei Medic. part. a. pag. 46 & 47. . CO De Curat. Morbor» Dinturnor. Lib. I. Cap. IV. pag. iai.  $.io8r; DE VALLENDE ZIEKTE, B?§ lediging der vaten, als op .derzelver te grote volheid; gelyk by eene andere gelegenheid 5.232. uit Hippocrates is gewaarfchouwd geweest. De buikzuivering, de braking. Hoe veel goeds men hier van kan verwagten in de genezing der zwaarfte ziektens van het hooft, is §. 1026., alwaar over de genezing van de beroerte gehandeld wierd, gezegd, en tevens vermaand, dat men grote voorzigtigheid moet gebruiken in het toedienen van een braakmiddel, om dat onder 't braken de vaten van het hoofd altyd meer opgefpannen zyn. vooral waren deeze geneesmiddelen voordelig, wanneer de ziekte ontftond door een lymachtige krachteloze en koude oorzaak: het zelfde is ook waar in de genezing van de vallende ziekte, want alwaar hitte, volheid der vare, of eene gefteldheid van het bloed tot de ontfteking genezen is; als dan verhoopt men groter voordeel van de aderlatingen, intusfehen nochtans leiden de buikzuiverende middelen de indrang en de hoeveelheid der fappen van het hoofd af, en dus zyn zy om deeze rede altyd voordelig: men gebruikt fcherpe en heete buikzuiverende middelen , wanneer een lymachtige en krachteloze oorzaak der ziekte aanwezende is; en als dan prees Aretaus (s) zyn heilig bitter aan, welk de flym uit het hoofd uitleide; vooral indien het in grote hoeveelheid gegeven wierd. maar wanneer 'er eene gefteltenis tot de ontfteking en hitte in het bloed aanwezende is, als dan komen voornamentlyk die middelen te pas, welke zonder vermeerderde beweging of hitte werken , en nochtans fterk genoeg de afgang verwekken; hoedanige §. 396"., al: waar over de genezing der ontfteking gehandeld wierd ; en by het tweede getal §. 1030. in de genezing van de beroerte door diergelyke oorzaak ontftaan, aangeprezen zyn geweest. Wy zien ook , dat zeer veele onder de oude Geneesheeren veel hoop gefteld hebben om deeze ziekte door buikzuiverende middelen te genezen: maar de rede zal gemakkelyk blyken ujt het 00 Ibidem. , Sssss z  %7\ DE VALLENDE ZIEKTE. £.io8r. het treene by Hippocrates (t) word gevonden: want hy zag , dat de vallende ziekte zeer gemeenzaam was aan eerstgebore •kinderen: hy merkte op, dat zy in de baarmoeder ineen lauw bad waren gedompeld geweest, en dat zy daar naar ter waereld komende zeer zagt vleesch hadden ; omtrent de ooren , de oxelen, de liesfen, alles vogtig was, de neusgaten, de keel, de longen, de maagh, de darmen, met een overvloedige llyra bevogtigd; hy nam waar dat door den tyd die flappe vogtigheid van het lichaam verminderde, de vaste deelen gevestigd wierden; maar dat als dan ook tevens de kmderlyke vallende ziekte ophield: hy tekende in die, welke om allerlei oorzaak door de ouderdom een minder vast lichaam hadden, aan, dat zy langer die gefteldheid tot de vallende ziekte behielden : hy nam in ontleede fchaapshoofden, van fchapen welke aan de vallende ziekte onderhevig waren geweest, een overvloedige flym waar, welke fomtyds reeds bedurven en Hinkende was : hy zag, dat volwasfene, aan de vallende ziekte onderhevig, in de winter dikwerviger door de vallende ziekte aangetast wierden, vooral naar de verwisfelingen van lauwigheid en koude, wanneer een fchielyke fmelting van die zinking ftoffen ontftaat ; als ook in een zuid en nevelachtig jaargetyde, en vooral , indien als dan fchielyk een noorde wind volgd: indien nu door eenige ontfang-buizen dit lymachtige {lymachtige onttrokken word uit het kinderlyk lichaam , zo dat zy zich door zagte gedurig vogtftortende uiteetingen van het hoofdvel, een overvloedige vloeing van de fnot door de neusgaten, flymbraking, ontfpanne afgang, beter bevinden: en in tegendeel zeer flegt, indien die ontlastingen zonder oordeel belet wierden. uit dit alles hebben de oude Geneesheeren befloten, dat de genezingvan de vallende ziekte vooral beftond in de ontlasting van dat overvloedig vochtige; en dan de verfterking der vaste deelen. door buikzuiverende middelen nu word dat lymachtige zeer fraai £0 bi libso morbo facro.  $.io8r. DE VALLENDE ZIEKTE. fraai gefraolten en uit het lichaam gejaagd : een drooge voedingswyze, lichaams oeffeningen, onthouding van al wat lymachtig is , gaven voorzorg, dat diergelyke hoeveelheid lymachtig vogt niet weder in 't liehaam vergaderd worde, maar Hippocrates fchynt dit byna voor de eenige oorzaak der vallende ziekte erkend te hebben; en daarom Hond hy'er op dat die koude krachteloze kwaadfappigheid in een tegenovergeitelde, een galachtige en heete te weten, veranderd wierd; want hy geloofde dat de galachtige nimmer door de vallende ziekte wierden aangerast. Maar alhoewel deeze oorzaak, van Hippocrates aangehaald, vry dikwerf voorkomt; nochtans heeft het'uithette voren gezegde genoegzaam gebleken, dat 'er boven dien nog verfcheide andere oorzaken der vallende ziekte zyn : maar het blykt ook tevens, dat het gebruik van buikzuiverende middelen vry groot is in de genezing der vallende ziekte, wanneer deszelfs oorzaak in 't hoofd zit. Inbranding, fontanel, fistel, een aftrekkend middel. Van hoe groot gebruik deeze zyn , om de indrang van het bloed tot andere deelen af te leiden, is §. 396. 4. in degenezing der ontfteking gezegd geweest; en daarom, gelyk 11025 gewaarfchouwd is, worden zy gewoonlyk in de beroerte met een fchoon gevolg gebruikt, want alle deeze worden gedeeltelyk te werk gefteld om de indrang en de hoeveelheid der fappen na andere deelen af te leiden , gedeeltlyk ook, op dat door deeze door de kunst gemaakte wegen dat geene uitga, het geene wederhouden of na het hoofd gevoerd , nadeel zoude toebrengen, wy zien dikwerf dat in de kinderen het geheele vel van het hoofd een bloederig water uitftort, fomtyds vry Hinkende; en als dan bevinden zy zich wel: indien die uitvloeijing door onvoorzigtigheid wederhouden word, raken zy aan de vallende ziekte onderhevig; nochte worden genezen, ten zy diebloedwaterige vloeijing op nieuw wederkeerd. een meisje is omtrent de volwasfenheid begonnen aangetast te worden door de vallende ziekte, het geene wy reeds te voren gezegd hebben een kwaad Sssss 3 te»  §76 DE VALLENDE ZIEKTE. teken te zyn; zy word aangetast door de aanval , wanneer zy alleen in huis was , en nedervallende op de gloeiende kooien , heeft zy het aangezigt en het voorhoofd allerellendigst verbrand, zo dat niet alleen de bekleedzelen, maar ook de hoofdfeheel zelve zodanig zyn verbrand geweest, dat naderhand de buitenfte tafel der hersfenpan zo groot als een hand af viel. maar zo lang deeze gebrande plaatfen etterende eene hoeveelheid bloedwater en etter Horteden, was zy van de ziekte bevryd , die wederom is gekomen , zo haast deeze zweeren met een lidteken bedekt waren (u)s waar uit het blykt, dat, wanneer door deeze zweeren zo grote hoeveelheid vogts uitging, 'er tevens dat Ichadelyke uitgegaan is , dat door de geflote zweeren wederhouden , de ziekte vernieuwde ; of dat ten minfte de indrang der fappen door de kropaders aangevoerd, zódanig na het buitenfte van het hoofd is afgeleid, dat de hersfenen minder gedrongen wierden, en de ziekte zweeg, daar uit word de reede begrepen , waarom de Geneesheeren in de genezing dezer ziekte zorg droegen het vel van het hoofd zuiver, en zo veel mogelyk uitwasemende te maken; daar naar prikkelden zy door koppen, pikplyfters , mostaert-pappen (w), van de zagtere af beginnende; en allengskens «ringen zy tot de overige voort, indien de eerfte geene de minfte verligting hadden toegebragt. dus heeft /Iretceus(x) geboden, dat men roodmakende dingen op het hoofd zoude leggen , en vooral fpaanfche vliegen; ja zelfs heeft hy geboden, vuur aan 't hoofd te gebruiken, te weten wanneer de overige geen voordeel deden want Celfus (y) heeft onder de laatfte middelen gefteld, het asterhoofd te branden en koppen op te leggen, ook met een gloeiend yzer het agterhoofd, en daar onder , alwaar de bovenfe wervel met het hoofd ■ ehegt word, op twee plaatfen te branden , op dat door dezelve de kwade vogten uit zouden gaan. deor wel- ke, O) Willif. patholog. Cereb Cap. III. pag. 39. (w) Vide Aurelian. de Morbis Chronicis Lib. I. Cap. IV. p. ^o5. ( ib. I de curat. Morbor. dinturnor. Cap. IV. pag. Iai. (y) Lib. III. Cap, XXIII. pag. 174.  $.ro8r. DE VALLENDE ZIEKTE. 877 ke, ifi4icn ' niet genezen word, is het even eens als of zy altyd zat ,.uuren. deeze wyze is wel wreed , maar voor hoe veel iuweiiy»..icid zouden de meefte zieken niet deeze wreede ziekte willen af koopeu ; vooral daar de waarnemingen der oeffenende geneeskunde geleerd hebben, dat ook in bejaarde deeze ziekte, and-rzints zelden geneeslyk , genezen is geweest, dus getuigd Pifo (s), dat hy een man, veertig jaaren oud, van de vallende ziekte heeft genezen, door het brandyzer omtrent de kioonnaad in 't werk te ftellen : en Kempfer (a) , fchryft dat dit zelfde dikwerf in Azia met een gelukkig gevolg beproefd word. men kan nog meerder waarnemingen, welke het zelfde bevestigen, by Schenck {&) leezen. Maar aangezien het brandyzer voornamentlyk daarom voordeel fchynt te doen, om dat de korst afgefcheiden zynde, de verzwore plaats langen tyd blyft vogt ftorten ; hierom is het best deeze zweeren lang met zagte etterende middelen open te houden; en daarom zullen de pypzweeren van zelf ontftaan , de fontanellen en fetons, diergelyke uitwerking kunnen doen. Wond van 't hoofd. Want 'er worden zeer veele vaten doorgefneden, vooral indien de wond groot is; en dus kunnen 'er diergelyke uitwerkingen af verwagt worden, als van de flagader-fnyding. daar en boven word een wond van eenige aanmerklykheid nauwlyks zonder verettering genezen, en dus zal daarom daar van de uitwerking der vorige kan kunnen verwagt worden, maar indien de wond in de holligheid van het bekkeneel is doorgedrongen, zal 'er een uitgang bereid worden voor de bevatte nadelige ftof, indien deeze de oorzaak is van de vallende ziekte, toevallige gevallen hebben dit geleerd, dus word 'er van een Fransch Edelman by Marcellus Donatus ge- O) de Morbis a ferofa colluvie Sed.2. part.a. Cap.VIII, p. 173. 00 Aanhangzel van de Hiftorie van Japan, pag. 467» Qy Lib. I. pag. 117,  878 DE VALLENDE ZIEKTE. §.io8r. Belezen " die aan de vallende ziekte onderhevig, na Italiën reisde op dat hy daar de voornaamfte Geneesheeren zoude raadplegen 5 maar door ftruikrovers berooid , en met veele wonden dooiftoken, is hy voor dood gelaten : hy had boven andere wonden , een zeer grote wond in 't voorhoofd gekregen, met een groot verlies van het been, waar van hy naar een vry lange tyd lenezen is geweest; en tevens is hy van de vallende ziekte, weike hem alle maanden gewoonlyk aantastede, verlost geweest, veele diergelyke worden hier en daar by de geneeskundige Schryvers gevonden. . De doorbooring van het bekkeneel. Want de kunst heeft nagebootst, het geene een onverwagt geval geleerd had voordelig te zyn geweest, te voren §. 1075. 3- * aangetekend geweest, dat de vallende ziekte naar een hevige kneuzing van het hoofd terftond verligt is geweest , wanneer het bekkeneel doorboord yvnde een uitgang gemaakt wierd voor de onder de hersfenpan vergaderde etter, wy leezen ook dat deeze verrigting van Arttteus (d , in een hardnekkige vallende ziekte word aanbevolen, edoch hier van zal men vooral eenig goed mogen verhopen , indien de tekenen geleerd hebben, dat 'er uitgeftontevogten onder de hersfenpan zitten , of dat de hoofdfchedel op eenige plaats hedun en is. want ten zy de oorzaak der vallende ziekte zodanige zal zvn geweest, verligt de doorbooring de ziekte wel voor ?eni«en tyd, maar ontworteld dezelve niet. want wanneer men een man, welke aan de vallende ziekte onderhevig was, om een kncuzir - ' '.oofd, de hersfenpan doorboorde, is hy, vo J' '„ ,,,,r over dit zoortvan vallende ziekte handelende, naar dat hy, dat, die vooral genezen kunnen worden , by wien de ziekte haaren oorfprong neemt uit de handen of de voeten , terftond het volgende 'er by voegt : voor 't overige moet de Geneesheer, die de geneêswyze ver/iaat, vooral de genezing aanzvenden, indiende menfchen jonk en arbeidzaam zyn. uit welke voorftelling genoegzaam biylct, dat Hippocrates grote hoop heeft gehad, van deeze ziekte te genezen, in een werkzaam leven, dus ook Aurelianus (f) de genezing dezer ziekte befchryvende, beveeld hevige lichaams oefeningen, welke door den arbeid het lichaam aandoen , daar op uit zynde, dat de fierkte meerder dan de lichaamskracht vermeerderd zuorde. edoch door de lichaamskracht heeft hy de. vetheid verftaan; want die Schryver voegt 'er terftond op een vreemde wyze van fchryven by: zvant de vleesch aangroeijing is bezwarende, en vooral indien dezelve by zzvakkeplaats heeft, en in (li) Prsedift. Lib. II. Cap. VIL Charter. Tom VIII. pag. 810V (O Morbor. Chronic. Lib. I, Cap. IV. pag. ^12.  $.1084: DE VALLENDE ZIEKTE. 889 in die aandoeningen, welke men weet in deze zenuzven te zyn. dus leest men ook by Plutarchus(k) 3 dat de ouden aan de zoonen van die, die aan de vallende ziekte, droefgeestigheid, voeteuvel onderhevig waren geweest, een ftrenge voedingswyze geboden hebben , voor hun toefpyzen en fruiten enz. gekogt hebben , en door gedurige lichaams oeffeningen belet hebben, dat een klein zaad van een grote ziekte niet zoude opgroeien. Julius Ccefar heeft zekerlyk een groot voorbeeld van deeze wyze gegeven (/), die van een rank geftel, blank en zagt van vleescb, ziekelyk van hoofd, en aan de vallende ziekte onderhevig, geen voorzo' Edoch fomtyds is die prikkeling der zenuw, ook op een ver van 't hoofd gelege plaats ontftaan, zo hevig, dat zy zelfs in de allerfterkfte mensch geheel de hersfenen verftoord, indien zy na boven kan klimmen met een gevoel van die koude lugt, of in andere als een zekere mierkruiping. in zodanig geval is 'er niets van de verfterkende middelen te hopen, maar als dan hebben de Geneesheeren beproeft, door fchielyk een fterke binding in rt werk te ftellen, de opklimming van die koude lugt of mierkruiping te beletten en dus kwamen zy dikwils de aanval voor, maar zy ontwortelden het kwaad niet. zodanig geval is § 1075 6 verhaald geweest, alwaar door de binding., op de fcheen gedaan , wanneer de zieke, de eerfte beginzelen van de aanvallende kwaal gewaar wierd, de aanval afgekeerd wierd. en by Galenus {rii) word de uitwerking van een diergelyke binding in een kind verhaald, by welke de vallende ziekte uit de fcheen ontftond. maar hy tekend te gelyk aan, dat de Geneesheeren deeze band te werk gefteld hebben, op dat zy intusfehen de aanval zouden voorkomen, tot dat het lichaam eerst gezuiverd zynde, bedagt waren, om tapfie of mostaart op het deel van het lichaam te leggen, dat het eerst door de aanval aangetast wierd. want zy ftelden eigentlyk de hoop van eene volkome genezing in de uitè'eting van dat deel door fcherpe geneesmiddelen , welke Aegineta (n) en Tral~ lianus (0) hebben aangeprezen ; die waargenomen heeft, dat 'er dus niet weinig vogt uit het aangedane deel gevloek heeft, eene volkomene genezing daar op volgende. In Azia word zodanig deel door de mosca uitgebrand; dus, de korst afvallende, ontftaat'er een zweer, dikwils lang agtereen een dun bloedwater Hortende; mooglyk hebben defpaanfchevliegen, indien die plaatslang open gehouden wierd, fomtyds diergelyke uitwerking gedaan, alle deeze zyn goed , voor zo verre zy f» De locis affeaisLib.III.Cap. XI. Charter. Tom. VII. p. 445*. Cn) Lib. III. Cap. XIII. pag. 30. (0) Lib. I. Cap. XV-pag. 73..  §..ro84. DE VALLENDE ZIEKTE. 891 zy een gemakkelyke uitgang geven voor de zich hier rer neder zettende fcherpe Hof, of die omtrent de tyd der aanval vergaderd is, welke de eene of andere zenuw of pees kweld, en zo grote kwalen veroorzaakt, gelyk tevoren by eene andere gelegendheid §. 164. door verfcheide geneeskundige voorbeelden bewezen is geweest, maar fomtyds is dit ook niet genoeg tot de genezing , en de geneeskundige waarnemingen hebben geleerd, dat de genezing van goed gevolg was , wanneer die plaats tot op de beenderen toe doorfneden wierd, of dat men met een gloeiend yzer een diepe inbranding deed. op beide wyzen wierd alles op die plaats, alwaar het voedzel van de kwaal verholen zat, vernielt; nochte als dan koude de genezing aan de uitleiding van het fchadelyke vogt toegefchreven worden , maar eerder aan de geheele vernietiging der zenuw, welkers prikkeling de aanval vernienwde. veele zodanige genezingen worden van de Schryvers verhaald: het zal genoeg zyn een eenig, maar zeer aanmerklyk geval aan te halen, een vrouw van acht-en-dertig jaaren, was twaalf jaaren lang aan de vallende ziekte onderhevig geweest; in de eerfte tyd der ziekte kreeg zy alle maanden een aanval; naderhand had de kwaal zo toegenomen, dat zy alle dagen vier of vyf maal aangevallen" wierd, welke aanvallen ieder langer dan een uur duurden ; waar. door zy bot en dom geworden , niet meer in ftaat was , haar huishouden waar te nemen, alle foorten van geneesmiddelen waren gebruikt zonder eenige verligting, de ziekte altyd zwaarder wordende, intusfehen nochtans begon de aanval uitliet been, omtrent het onderfte gedeelte der kuitfpieren; terftond vloog zy naar 't hoofd , en als dan viel de ellendige met ftuiptrekkingen, fchuimfpuwende neder., de by de aanval tegenwoordig, zynde Geneesheer vergeleek het aangedane been met het andere, en hy konde geen ondervinden ; door een ftoutmoedig Vvvvv 3 raadS*  Soa DE VALLENDE ZIEKTE. $. 1084; raadsbefluit, heeft hy met het pennemes tot omtrent iwee duim diepte gefneden, en op de grond van de wond vond hy een hard krakebenig lichaam, groter zynde dan een erwt; dit heeft hy van de fpieren afgefcheiden, en hy heeft bevonden, dat het op de zenuw zat; hy heeft de zenuw afgefueden, en heeft met de tang dit vreemd lichaam bevat en uitgehaald; dit was zo dra niet gedaan, of de zieke is van de aanval opgeftaan , en heeft geroepen dat zy zich zeer wel bevond, en heeft naderhand van deeze ziekte geheel bevryd geleefd, en heeft haare vorige fcherpzinnigheid, en lichaamskracht wederom gekregen (p). En wonderlyk moet het aan alle voorkomen, dat zodanig hard lichaamtje door deszelfs enkele grootte, de zenuw waar aan het zelve gegroeitwas, prikkelende, opeen plaats zo ver van het hoofd gelegen , zo dikwerf alle dagen de aanval heeft kunnen verwekken! hoe weinig had men te hopen op een volkome genezing , wanneer nu reeds die botheid aanwezende was , welke leerde, dat de hersfenen door zo veele hevige fchokken allerergst waren aangedaan (ziet §. 1077.). en nochtans de gelukkige ftoutmoedigheid van een uitmuntend Geneesheer heeft zo zware ziekte in weinige minuten ontworteld , en wel zonder .pyn van de zieke, aangezien het gevoel ten tyde der .aanval van de vallende ziekte weg is. al dat geene opgenoemd zynde, dat men door oprechte trouw weet voordelig te zyn geweest in deeze ziekte te genezen, blyft'er overig, dat wy zeggen wat 'er gedaan moet worden ten tyde der aanval, voor eerst moet men door ondergelegde kusfens, of iets anders, zorg dragen dat zy het hoofd of andere lichaamsdeelen niet tegen de naby zynde harde lichamen floten, men zette een plaatje kurk of zagt hout tusfchen de voór- fte Medic. Eiïays. Tom. IV. No. 27, pag. 416'.  5.1084. DE VALLENDE ZIEKTE. 893 fte kiezen, om zorg te dragen, dat de ellendige hunne -tong niet byten : maar dit moet aan een draat vast zyn, op dat zy wederom terug kunnen getrokken worden, wanneer men vreest dat zy in de keel zouden vallen, men moet de door de ftuiptrekkingen aangedane lidmaten zeer zagt uitrekken, zonder eenig geweld te gebruiken , want als dan zoude zulks nadeel doen : ik heb dikwils met droefheid gezien, dat allerfterkfte mannen met alle geweld ook in tedere meisjens de duimen wilden opregten , waardoor naderhand door de uitrekking der banden en fpieren zeer lastige pynen bleven, daarom heeft Aretceus voorzigtiglyk gewaarfchouwd (cf), dat men de handen befmeert hebbende met zagtjens aanteraken de deelen door de ftuiptrekking aangetast moet verzagten, en de leden zagtjens vasthoudende beletten dat zy niet verdraaid worden ten tyde der aanval, by veele is het ook in gebruik, in de aanval der vallende ziekte fcherpe dingen onder de neus te houden, welke het zenuwagtig vlies de neus inwendig bekledende prikkelen, en dikwils een lastige en gevaarlyke niezing veroorzaken, dewyl in de aanval het geheele^aangezigt gezwollen en blauwachtig is, de oogen gezwollen zyn met bloed overftort, een zeker teken, dat de aders en flagaders der hersfenen doorJket-byeen vergaderde bloed te zeer uitgezet worden; en dat dus die hevige fchokken, welke in de niezing ontftaan , gevaar kunnen aanbrengen, dat de vaten breken, waarom Aurelianus met regt de niezingen en berokingen van fcherpe dingen, uit zwaarriekende middelen beftaande, veroordeeld heeft, om dat zelfs de hoofden van gezonde menfchen daar door bezwaard en duizelig gemaakt worden, en de berokin* doet ook niet anders de gezivolle oozen aan, ais ook de gezwolle hersfenvliezen. Celfus veroordeeld die zelfde middelen (s), als zynde ten hoog- Morbor. Acutor. Lib. I. Cap. V. pag. 84. (>) Morbor. Chronic. Lib. I. Cap. IV. pag. 316", 0) Lib. III. Cap. XXIII. pag. 172.  894' DE VALLENDE ZIEKTE. % 1084.1085. fte overtollig, maar wanneer die aan de vallende ziekte onderhevig zyn van de aanval wederom opftaan , als dan zyn zy zeer zwak, bot en dom; en als dan moet men die middelen toedienen, welke de doffe geesten opwekken; welke zyn alle de gedrupte fterkriekende wateren in de winkels,'van rosmarym,wynruit, lavendel, en diergelyke, 'hier by doende het afverfzel van barrenfteen, geest van ammodiac zout, of andere hierop trekkende prikkelende middelen; met welkers gebruik men eenige dagen voortgaat, tot dat de vorige vlugheid en fterkte van zinnen wederom komen: want als dan, deeze agter latende , moet men overgaan tot andere geneesmiddelen, volgens de onderfcheidene geneeswyzen te voren aangehaald. Ook waarfchouwd Aureliamis (f) zeer wel, dat de geene die genezen zyn, zich langen tyd moeten wagten van alle uitfpatting in de zes niet natuurlyke zaken, ronddraijing van het lichaam, het nederwaarts zien in een diepte enz.: want op dat de verfche lidtekenen der zzveeren zvederom losraken, haald het lichaam door een klein gezueld wederom op zich, 'het geene het eer ft fcheen ver" laten te hebben, door deezv aandoening -alleen, of eenige andere hoe genaamde uitfpatting* 108 51. t|ier uit blykt de ydelheid van alle de byn zondere middelen voor deeze ziekte, en geneeswyzen , welke een ydel pogchen tegen deeze kwaal aanpryst. De oorzaken der vallende ziekte zyn opgenoemd geweest, en om niet te dwalen tot onderfcheide zoorten gebragt; daar naar is de geneêswyze eigen voor de oorzaken van ieder byzonder zoort befchreven. edoch het blykt van zelve uit het te voren gezegde, dat'er zeer-onderfcheide geneesmiddelen, zeer onderfcheide geneêswyze hier dikwils vereischt worden , na mate de vei- 0) Loco citato. pag. 313.  DE VALLENDE ZIEKTE. 895 verfcheidendheid van de oorzaken en plaatfen , op welke deeze oorzaken zitten, waar uit tevens blykt, dat men nauwlyks een algemeen eigenaartig géneesmiddel kan verhopen, het geene alle deeze oorzaken en elk in 't byzonder kan uitwi&lchen. Intusfehen nochtans worden hier zeer veele eigenaartige middelen geroemd; en derzelver getal is wel zo groot, dat het werk? zaam zoude zyn om alle uit de talryke Schryvers byeen te vergaderen, en een zeer verdrietelyk werk, en van weinig voordeel, aangezien de uitwerkingen in deeze ziekte te genezen geheel niet aan zo grote beloften beantwoorden, ondertusfehen nochtans gebruiken die, die de krachten der eigenaartige middelen in deeze ziekte te genezen zo zeer verheffen móoije praatjens. want het blykt uit de geheele befchryving van deeze ziekte, dat de aan de vallende ziekte onderhevige niet altyd door de aanval gekwetst worden, maar dikwils gedurende langen tyd bevryd zyn, totdat de ziekte , door verfcheide gelegendheid gevende oorzaken , te voren veihaald, zich wederom verheft, maar het is ook tevens zeker, dat die gelegendheid gevende oorzaken alleen maar in die de vallende ziekte opwekken, die eene voorafgaande oorzaak tot deeze ziekte in het lichaam voeden ; want by andere menfchen ontftaat de ziekte niet door dezelfde oorzaken, zy geven gemakkelyk toe, dat die onderfcheide gelegendheid gevende oorzaken niet door een en 't zelfde middel kunnen weggenomen worden, maar zy geloven, dat de voorbereidende oorzaak , mooglyk vry eenvoudiger, welke zy de zelfde willen hebben te zyn in alle die door de vallende ziekte zyn aangetast, door eenig eigenaartig middel kan uitgewischt worden; of ten-min (le zodanig in flaap gewiegd worden, dat zy niet in beweging geraakt door de gelegendheid gevende oorzaken, op dat zy de mooglykheid betonen, brengen zy de eigenaartige kracht van de koortsbast, en opium by, van welke de eerfte de tusfehenpozende koortfen geneest, het andere het gevoel van pyn wegneemt, daar nochtans de oorzaak der pyn blyft. hierom beroemenn zich de fcbeikundige op, hunnegeheime geneesmiddelen, door w ke zy dat indrukzel der Derde Deel. Xxxxx val-  l96 DE VALLENDE ZIEKTE» $1085. vallende ziekte zeggen ontworteld te worden, en de vei ftoringen van deszelfs woedend geweld voorgekomen , ofte indien zy ontftaan zyn, terftond bedwongen worden, wat men van deeze te hopen heeft, is byeene andere gelegendheid $.1080. gezegdgeweest. maar zoude iemand ter goeder trouw geloven, dat de benige punten de hersfenvliezen en de hersfenen zelve kwellen, de benige uitwasfen van het bekkeneel, de krakebenige hardigheid der ader-boezems, welke alle voorgaande oorzaken der vallende ziekte veroorzaakt te hebben §. 1075. bewezen is-, ook door de allerberoemdfte verborge geneesmiddelen kunnen weggenomen worden ? zullen de vloeibaie zagtheid der hersfenen en van het geheele zenuwgeftel, en deszelfs allergrootfte aandoenlykheid , welke eerstgebore kinderen tot de vallende ziekte voorbereiden , zodanig, dat zy terftond ook door.de ligtfte gelegendheid gevende oorzaken de ftuipen krygen, door geneesmiddelen kunnen weggenomen worden ? hier verhoopt men met regt de genezing door de vermeerderde kracht van 't lichaam door de ouderdom en eene heilzame lichaams beweging; en ondertusfchen voorkomen voorzichtige Geneesheeren alle de gelegendheid gevende oorzaken, welke door de darmen en de maagh te trekken, of door in het tanden krygen het tandvleesch te prikkelen , een aanval der vallende ziekte zouden kunnen voortbrengen, of nemen dezelve weg. indien iemand dit alles opmerkt, zal hy gemakkelyk zien, dat die geene, die een algemeen geneesmiddel tegen de vallende ziekte, beloven, bedrogen worden, of bedriegen. Maar aangezien de vallende ziekte dikwils van zo vreeslykeen zo onderfcheide toevallen verzeld gaat, (ziet §. 1072.), dat zy van veele aan oorzaken die bovennatuurlyk zyn toegefchreven word, daarom zyn 'er ook wonderlyke geneesmiddelen, en dikwils vry verfoeilyke, zeer veele bygelovige , om deeze ziekte te genezen, geroemd geweest, waar van een overgrote hoop by verfcheide Schryvers gevonden word. fommige hebben zich door iet drinken van het warm bloed van een gedode ziuaardvegter verhit , by welke een ellendig hulpmiddel een verdraaglyke kwaal él-  $.io8$. DE VALDENDE ZIEKTE. 897 ellendiger gemaakt heeft u). Aretaus getuigd ty) dat hy het zelf. de middel heeft zien gebruiken; maar hy voegt 'er tevens by , dat niemand hem heeft kunnen verzekeren, dat iemand daar door van de vallend.' ziekte is genezen geweest. Tulpius verhaald,dat op een en dezelfde dag, een jongeling in de bloei van zyne jaaren en een volwasfe maagd, het bloed van een vermoord jongeling hebben gedronken O), maar de ziekte eerder vermeerderd daa verminderd zynde., hebben zy geene verligting door zo vejfoeilyk een middel gekregen, moog'lyk zoude iemand geloven , dat de affchrik zelve van het wreede middel een zeer grote en fchielyke verandering zoude kunnen veroorzaken , en dus de tegenwoordige gefteldheid van het lichaam veranderen, en dat 'er dus eenige hoop van genezing kan zyn; maar die jongeling by Tulpius had het bloed, met een bevende hand, de oogen afgewend, meteen bleek aangezigt, en met het geheele lichaam fchu 1 lende , al walgende met geweld in de keel gegoten , en dus was hy niet weinig ontfteld geweest; en nochtans is de vreeslyke ziekte daar uit eerder zeer veel aangegroeit. fommige hebben geboden een menfchen lever te eeten, het mergh der beenderen, de hersfenen van kinderen, het fchraapzel van de hersfenpan van een mensch, door een geweldige dood gefturven, hebben andere aangeprezen (y). wy zien zekerlyk niet zonder verontwaardiging , dat onder de middelen , in de openbare winkels , deeze lelyke dingen vermengd worden met de middelen tegen de vallende ziekte, men mag wel met Plinius (*) zeggen : zvie heeft die te^ennatuurlyke dingen uitgevonden ? want u zal men ftreng handelen ,. omftootèr van het menfchelyk regt, en maker van zvanfchepzelen enz. wie heeft het uitgevonden, de byzondere menfchelyke lidmaten te eeten 9 door zvelke gisfing is het in de waereld gebragt ? welke vor- O) Celf. Lib. HL Cap. XXIII. paf?. 174. (V) Morbor. dinturnor. Lib. I. Cap TV pag. 143. Cx) Obferv. Medicin. Lib. IV. Cap. IV. Cr) Aretseus loco citato. (*) Plin. Hift, Natur. Lib. XXVIII. Cap. I. pag. 683. Xxxxx 2  t9B DE VALLENDE ZIEKTE. $i 1085. oorfprong kan dat geneesmiddel hebben gehad? wie heeft eenvoui'j' diger tover ey gemaakt als de geneesmiddelen enz. deeze moeten ver van onze fchriften blyven wy zullen de hulpmiddelen, geen boet* doeningen opnoemen. 'Er worden veele andere geroemd , gelyk bekend'is, welke' wel minder lelyk zyn , maar mooglyk even onnut, de elandsklauiv B: v: dat bet allerberoemd fte is dat in de poeders tegen de vallende ziekte komt, geloofd men daarom voordelig te zyn , oin dat dit dier dikwerf door de vallende ziekte word aangetast, maar indien het waar is, het geene de oude van de eland gezegd hebben , kwam dit dier de menfchen zelden voor, aangezien het een zeer fcherpe reuk hebbende , ook zeer ver af zynde menfchen riekt, en zich terftond ih de digtftë bosfchen verfchuild: nochte het is niet veilig digt by dit wilde dier te komen , aangezien het zo grote kracht heeft, dat het met agteruit te Haan ook zelfsde boomen verbreekt; en met de voorfte voeten de te gemoet komende Jagers doorboord (2). is het dus gelooflyk , dat dit dier dikwerf van de menfchen is gezien geweest, wanneer hef door d'e vallende ziekte was aangetast, mooglyk hebben zy dit dier met pylen gewond gezien, door de ftuipen aangetast; maar de Jagers weten, dat dit zeer dikwils aan de harten, wilde zwynen, en andere wilde beesten te beurt valt; en de gellagte osfen hebben, gewoonlyk allerhevigfte ftuiptrekkingen voor de dood , dewyl de vaten geledigd zyn dóór een ruime en fchielyke uitfforting van het bloed, hier uit blykt het in geenen deele, dat dit dier aan de vallende ziekte onderhevig is;- en offchoon dit waar was , indien acht geheele klaauwen (wanthet heeft aan ieder voet twee), de eland zelve van deeze ziekte niet kunnen bevryden , zal men dan zodanige uitwerking in een mensch. kunnen verwagten vaneenige greinen fchraapzel van de klaauw ? D aarCs) Ouvrages adoptèz par TAcadem, des Sciences Tom. I. pag. 171. &c .  $ ro8& DE VALLENDE ZIEKTE. 899 Daarenboven leest men by Olaus Magnus (a), dat dit dier door de vaiiende ziekte aangetast wordende, de buitenfte klaauw van de regter voet in 't oor fteekt, en dat het dan van de aanval wederom opftaat. edoch de Schryvers hebben aangetekend , en de Paryfche Ontleedkundige hebben het bevestigd, dat de eland de leden der beenen zeer ftyf heeft, en dat het hier door nauwlyks mooglyk is, dat de lidmaten zodanig gewrongen worden, dat de buitenfte klaauw der regter voet het oor kan"raken, indien hier by nu de allermoeilykfte voorwaarden , van fommige Schryvers aangehaald , gevoegd worden , en welke nochtans vereischt*worden, op dat de elandsklaauw zodanige wonderbare uitwerking zal doen in het menfchelyk lichaam ; zullen 'er nog meer.moeilykheden voorkomen, want zy hebben gewild, dat die klaauw alleen maar van kracht was, indien dezelve door een dag met een byl word afgehouwen, terwyl het dier nog leeft , nochtans op een eenige zekere dag van 't geheele jaar: daarenboven moet dit dier van 't mannelyk geflagt zyn, tot de liefdenspleging gejaagd , maar zich nochtans nimmer verzameld hebben, maar is het geloofwaardig , dat de elandsklaauwen, welke in de Apotheken verkogt worden , alle deeze vereischtens hebben ?ja het kan nauwlyks geloofd worden, dat' het overgroot getal van deeze klaauwen, dat door geheel Europa in de winkels uitgedeeld word , van dit dier, het geene zo dikwerf niet tevoren komt, gehaald zyn. Het zal, geloof ik, genoeg zyn, de oorfprong en het verhaal van eenige zodanige eigenaartige middelen voorgehouden te hebben, op dat de ydelheid van deeze en diergelyke blyke : want men zoude met weinig moeite het zelfde van de andere kunnen bewyzen. maar looze menfchen, deeze geheimen aanpryzende , hebben altyd zo veele vereischte voorwaarden 'er by gevoegt zo in de voedingswyze, als in 't overige, dat de zieken zich op gee- 0> Vide locum citatum. Xxxxx g  poo DE VALLENDE ZIEKTE. geenerlei wyze zouden kunnen wagten, offchoon zy ook alleraandagthJ agterwaards - fpanning , voorwaardsfpanning, algemeene regtftyvigheid, blykende oorfprong, natuur, uitwerking, genezing, van zelve; indien zy maar zoorten zyn van een byzondere aanval van de vallende ziekte. De uitlegging van de uitgezogte vallende ziekte is §. 1071. gegeven, te weten, dat zy is een wegneming van alle de zinnen, met eene on vry willige hevige fchok van alle de fpieren, of van fommige. hier door verzeilen fomtyds byzondere kramptrekkingen van fommige fpieren de aanval der vallende ziekte, gelyk de daaglykfche waarnemingen leeren, en nochtans word de ziekte, vallende ziekte, en niet kramp genoemd, wy zien tot een allerellendigst fchouwfpel, dat , die aan de vallende ziekte onderhevig zyn, in hunne aanval door de kramptrekking van 't geheele lichaam verftyven; dat een weinig daar naar de regtftyvigheid ophoud, en de fpieren , het hoofd , de hals , borst, lendenen, na voren buigende, door de kramp aangetast worden : en dus eene voorwaards-fpanning maken: fomtyds de fpieren, die het hoofd , de nek , de rugh , agteroverbuigen, op dezelfde wyze aangedaan, brengen de agterwaards-fpanning voort, het geene het fchrikkelykfte is dat men zien kan, wanneer de geheele ftam van het lichaam agterover gekromt word, Yyyyy a zo  9o6 DE VALLENDE ZIEKTE. 5.1088. zo dat het agterhoofd byna de billen raakt, het geheele aangezigt gezwollen en paarsch, de oogen uitpuilende en met bloed overftort Maar fomtyds zyn de kramp, de regtftyvigheid enz. aanwezende , alhoewel de uit- en inwendige zinnen ongefchonden blyven; en als dan komen deeze kwalen niet onder de benaming van een nitgezogte vallende ziekte, ziet Aretccus (ƒ) , die deeze vreeslyke kwalen zo wel befchreven heeft: hy zegd, dat het wreede pynen zyn, en klagende ftem ; waar uit met regt befloten word, dat de zieken niet altyd van hunne zinnen beroofd zyn, wanneer zy met zo grote kwalen ftryden. het meisje door de regtftyvigheid aangetast, welkers ziekte ik §. 712. heb befchreven , heeft altyd alle hare zinnen ongefchonden behouden, en dus is 'er in deeze ziekten wel eene al te grote werking der hersfenen op de bewcegzenuwen, maar nochtans blyft de werking van 't gevoel, welke in de volkome vallende ziekte zwygt, gelyk §. 1086. breder is gezegd geweest, dus word ook dikwils waargenomen, dat de vrouwen die met opftygingen gekweld zyn, door hevige ftuiptrekkingen aangedaan worden , alhoewel de werkingen van alle de zinnen in hun geheel blyven. Maar indien men in aanmerking neemt, het geene §. 1074.. over de oorfprong en de eigenaartigheid der vallende ziekte is gezegd geweest; gelyk ook het geene §. 1077. van de uitwerkingen van deeze ziekte gevonden word; zal het genoegzaam blyken, dat deeze alle ook op de byzondere kramptrekking, agterwaardstrekking, vooroverwaardstrekking, algemeene regtftyvigheid, kunnen toegepast worden ; en het zal tevens blyken, dat dezelve geneêswyze in deeze ziektens moet gebruikt worden ; aangezien zy alleenlyk van de vallende ziekte verfchillen in, dat de werkingen van het gevoel ongefchonden blyven, of ten minften niet geheel vernietigd worden. D E (ƒ) De Caufis &Signis Morbor. acut. Lib.I. Cap. VI. p. 3&4.  5.1089. DE DROEFGEESTIGHEID. 907 DE DROEFGEESTIGHEID. £ io8p. | "*\c droefgeestigheid word by de Genees1 ^ heeren die ziekte genoemd , in welke de zieke lang en hartnekkig Hift , zonder koorts, byna altyd op een en dezelve gedagte gevestigd. De oorzaak van de naam blykt van zelve : ion ^eA««W >%o*yis, van de zwarte gal word deeze ziekte aldus genoemd , om dat zy haar begin neemt van die ongematigdheid van het bloed en der fappen, welke de oude zwarte gal genoemd hebben , gelyk in het volgende Hoofddeel zal gezegd worden : of ook, om dat de geene, die door deeze ziekte zyn aangetast, fomtyds van boven of van onder zwarte gal ontlasten , gelyk Aurelianus (g) gewaarfchouwd heeft. Maar in dit Hoofddeel worden de tekenen befchreven, waar uit de aanwezendheid der droefgeestigheid kan gekend worden en van andere ziektens onderfcheiden. 'er is eene ylhoofdigheid aanwezende, dewyl de beginzels der denkbeelden niet aan de uitwendige oorzaken beantwoorden, maar van de veranderde inwendige gefteldheid der hersfenen afhangen, zonder vrye wil ontftaan; waar over men nazie het geene 5. 700,, alwaar over de koortfige ylhoofdigheid gehandeld wierd, gevonden wörd3. op- Cg) Lib. I. Cap. VI. pag. 339. Yyyyy g  oo3 DE DROEFGEESTIGHEID. 5.1089. op welke plaats breder hier over gefproken is geweest, maar de dwaasheid der droefgeestige is onderfcheiden van de razende koorts en koortfige ylhoofdigheid, dat zy zonder koorts is; daarenboven blyft zy hartnekkig en lang duuren , gedurende verfcheide maanden, ja zelfs jaaren; maar de ylhoofdigheid met koorts verzeld, eindigd fchielyker in de gezondheid of de dood. van de razernye word zy onderfcheiden, dat die wreede woede nog niet aanwezende is, welke in razende menfchen word waargenomen : intusfehen nochtans ontaart de aangroeiende droefgeestigheid in razerny; gelyk §.1118. gezegd zal worden, buiten dat is dit een teken van de droefgeestigheid , dat zodanige zieken op een en het zelve denkbeeld hartnekkig blyven zitten denken , en maar byna omtrent dit of dat vooroordeel alleenlyk maar ylen; in al het overige een gezonden geest vertonen , en dikwerf een allerfcherpsts verftand. maar in de ylhoofdigheden , welke van de koorts verzeld gaan, is een meer verfcheide en dikwerf veranderlyk foort van dwaasheid meestentyds, maar het is zelden dat zy hardnekkiglyk omtrent de zelfde zaak ylen ; en Wanneer dit gefchied, is het in deeze ziektens een zeer kwaad teken, aangezien het aanduid, dat de oorzaak de algemeene gevoelplaats verftorende, vast blyft op dezelfde plaats: zodanige zieken fchynt Hippocrates (Ij) /AiAxyxoAiKCdf ifysauiva;, genoemd te hebben , om dat, offchoon zy de razende koorts hadden, zy nochtans gedurig omtrent het zelfde voorwerp ylden; en daar uit heeft hy een kwade voorkennis getrokken : maar Plippocrates fchynt hier niet over de zwartgallige ylhoofdigheid gehandeld te hebben, aangezien hy en in de voorgaande en in de volgende voorftellingen van de geeue die de razende koorts hebben, en eene ylhoofdigheid yan koorts vergezeld, fpreekt. Waar- Qi) Coac. Pranol. No. 9$. 96. Charter. Tom. VIII. pag. 857-  5-io89* DE DROEFGEESTIGHEID. 909 Waarom Jrctaus te regt de volgende uitlegging van de droefgeestigheid heeft gegeven (V): edoch het is eene benauwdheid van gemoed op een en dezelfde gedagten gevestigd en blyvende vent ftaan zonder koorts, te gelyk voegt hy 'er een weinig daar naar by, dat de droefheid en rouwhertigheid de droefgeestigheid verzeilen, ja zelfs de oude Geneesheeren fchynen voor een algemeen toeval by alle droefgeestige, de vrees met droefheid verzeld , vastgefteld te hebben (k). het geene offchoon meestal word waargenomen, en de droefheid onder de tekenen van een beginnende droefgeestigheid §. 1094. geteld word; fchynt het nochtans niet altyd en volftrekt waar te zyn : want die, waar van Horatius (1) verhaald, verblyde zich , wanneer hy verheugt op een ledige fchouwplaats zittende, geloofde dathy wonderiyke treurfpeelders hoorde; en hy ylde in 'dit alleen, want hy nam alle de. overige plichten van het leven zonder gebreken waar: dat hy droefgeestig geweest is, hebben het geneesmiddel der ziekte en de uitkomst geleerd, want wanneer deeze door de rykdom en zorgen zyner bloedverwanten genezen van de ziekte en de gal door zuiver nieskruid, tot zich zelve was gekomen, zeide hy : ó myne vrienden, gy lieden hebt my niet behouden , maar gedood ; aan wien gy dus de zvellust hebt ontzvrongen, 'en met gezveld de alleraangenaamfte dzvaling van den geest hebt ontnomen. Maar alhoewel, de droefgeestige, op een en dezelve gedagte altyd vast blyven ftaan , en omtrent deeze zaak alleen ylen : nochtans neemt men in de onderfcheide zieken een wonderiyke verfcheidentheid van ylhoofdigheid waar. Trallianus (W), heeft een vrouw gezien , die de middelfte vinger van de hand altyd opCO De caufis & fignis morbor. dinturn. Lib. I. Cap. V. pag. 29. (T) De Melanchol. ex Galeno, Rufo &c. Libell. Cap. L Charter.Tom. X. pag. 497. CO Epift. Lib. II. Epift. 2. 0*0 Lib. I. Cap. XVI. pag. 109,-  oio DE DROEFGEESTIGHEID. §. 1089.1090. opgericht hield , gelovende, dat zy met deeze vinger de geheele waereld onderfteunde, en vrezende, dat alles zoude te zamen vallen, indien de vinger gebogen wierd. hy verhaald aldaar ook verfcheide andere verfcheidendheden van droefgeestige ylhoofdigheden : men zoude 'er veel talryker uit de Geneeskundige befchryving byeen kunnen vergaderen , en wel vry wonderiyke ; het geene genoeg zal zyn, hier gewaarfchouwd te hebben. §. 1000. T^eeze ziekte ontftaat uitIdickwaadaartig\ J heid van het bloed en dér fappen, welke de oude zwarte gal genoemd hebben ; en wederom dezelfde ziekte begin nemende van den geest, brengt in 't kort in een regt gezond lichaam de zwarte gal zelve voort. Den mensch, gelyk in de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menlchelyk lichaam (n) geleerd word, beftaatuit ■ twee onder zich vereenigde onderfcheide zaken, de geest te weten en het lichaam; welke, offchoon door natuur onderfcheiden, nochtans door vaste waarnemingen blyken zodanige overeenkomften te zamen te hebben, dat de byzondere gedagten van den geest by bepaalde vereischtens van het 'lichaam altyd gevoegd worden ; en in tegendeel die zelfde gedagten in den geest ontftaan , zonder voorafgegane verandering van het lichaam, vooral indien zy lang blyven, brengen in 't lichaam diergelyke gefteldheid te weeg, als die was, welke voorafin het lichaam zynde , de zelfde gedagten in den geest had verwekt, en alhoewel uit het geene wy van de geest en het lichaam begrype-n, 'er geene duidelyke reede blykt, Qi) H. Boerhaave Inftitut. Medic. §. i%  §.1090. DE DROEFGEESTIGHEID. 911 blykt, waardoor deeze twee , zo zeer onderfcheiden , wederzydsch kunnen werken, of van elkander lyden, nochtans blykt door de waarneming der uitwerkingen, dat dit gefchied. Samtorius heeft in zyne weegkundige korte Hellingen geleerd , dat "er blydfchap in den geest ontftaat, wanneer de uitwaasfeming door de oppervlakte van 't lichaam in geenen deele belemmerd is; maar hy heeft ook tevens aangetekend, dat door de blydfchap in den geest ontftaan de uitwaasfeming vermeerderd word. dat in tegendeel in het lichaam een gevoel van zwaarte word waargenomen, wanneer de uitwaasfeming belet is, en 'er als dan droefheid in den geest geboren word : want wanneer den mensch fchielyk door een droeve tyding verfchrikt word, word de uitwaasfeming onderdrukt , het lichaam heeft een gevoel van zwaarte, wanneer een vrouw door de opftyging word aangetast, word dc maagh dikwils opgeblazen , en veroorzaakt eene ondraaglyke bcnaauwdheid, en zo grote droefheid van geest, dat'er fomtyds verdriet in't leven ontftaat: de kramp ontbonden zynde, worden 'er winden gelost, de benaauwdheid houd op , en de geruste ftilheid van geest keert wederom, edoch zodanige vrouw, indien zy door een grote verfmading aangedaan word , lyd zy dezelve kwaaien in 't lichaam, gelyk als wanneer de enkele geest door de gedagte veranderd, ontfteking der hersfenvliezen maken van een ftil mensch een woedende dolleman, op alles wat hem te gemoet komt met grote wreedheid aanvallende (ziet §. 775.). een zeef hevige gramfchap heeft zo dikwils een dodelyke razende koorts voortgebragt (ziet §. 772.). dit gezegde zoude met verfcheide voorbeelden kunnen bevestigd worden , maar het geene aangehaald is, denk ik dat genoeg zal zyn. het zelfde nu grypt plaats in de droefgeestigheid : want wanneer den geest op een en de zelfde gedagte gedurig blyft ftaan, ontftaat die kwaadfappigheid der vogten in het lichaam , welke de oude Geneesheeren zzvartt gal genoemd hebben, welkers inborst in 't vervolg zal uitgelegd Derde Deel. Zzzzz wor-  5,14 DE DROEFGEESTIGHEID. $. 1090.109?. worden : en in tegendeel wanneer zodanige ontaarting der flippen door andere oorzaken ontftaan is, blyft den mensch op een en de zelfde gedagte tegen wil en dank ftilftaan. maar dit alles zal verder door het volgende bevestigd worden. $ 1001. T^|ierhalve zal het hier nodig zyn int kort JL^ een denkbeeld te fchilderen van dit wonderlyk kwaad, en waar van zo duiftereleering gevonden word, dat de oudheid van een onregtvaardige misdaad befchuldigd word. 'Er word by de oude Geneesheeren dikwerf gewag gemaakt van de zwarte gal; maar veele der nieuwere zyn naderhand tegen deeze naam opgeftaan : ja zy zouden deeze ten eenemale hebben • willen te niet doen, dewyl zy geloofden dat nochte in de gezondheid, nochte in de ziekte, immer zwarte gal in 't lichaam was : hierom zal het der moeite waardig zyn , kortelyk te zien , wat de oude door de zwarte gal verftaan hebben, en in hoe verre zy waar gefproken hebben. Het volgende vind men by Hippocrates (0) : het menfchelyk lichaam Bevat in zich Hoeden flym en tweederlei gal; ghecle te weeten en zwarte: en deeze zelfde maken de lichaamsgefteldheid uit, en door deeze is het gezond en ziek. het is voornamentlyk gezond, wanneer deeze onderling zo wel aangaande de kracht als hoeveelheid een gematigde gefteldheid hebben, en vooral indien zy vermengd zyn: maar het is ziek, wanneer eene van deeze in klein' der of groter hoeveelheid is , of in het lichaam afgefcheiden , nochte met de overige gematigd is , enz. dit zelfde heeft Galenus (p) naderhand wyder uitgebreid, hier uit blykt dat de oude Ge^o) De natura hominis Charter. Tom. III. pag. 110. (f) De Atra bile Cap. V, ibid. pag. 170.  „l.roQi. DE DROEFGEESTIGHEID.' 913 Geneesheeren de zwarte gal niet altyd voor een ziekelyk vocht gehouden hebben, maar wel dan, als wanneer zy ofte door hoeveelheid de overige deelen van het bloed te boven ging, ofte van dezelve afgefcheiden op fommige plaatfen van het lichaam vergaderd wierd. wantzy hadden gezien, dat het bloed, hoewel het een ftoffelyk fcheen, wanneer het uit de aders gaat, zich in verfcheide deelen affcheide: want 'er komt een rood eiland op de oppervlakte naburig aan de lugt te voorfchyn; van onder zwart: de wei waar in het eiland zwemt is geelachtig, en heeft een ze- ! kere vasthoudendheid; ja fomtyds komt 'er iet wits aaneen gegroeid vry kleverig op de oppervlakte van het bloed, voor (q). door deeze redenen aangezet, hebben zy geloofd , dat de geelheid van de wei van het bloed van de geele gal; deszelfs klevende vasthoudendheid van de flym; de roodheid van het eigentlyk gezegde bloed afhing; maar dat zwarte hebben zy vastgefteld van de zwarte gal te ontftaan. in de uitlegging van het gebruik der deelen wilden zy, dat de lever dat ingewand was , dat het bloed gereedmaakte, aangezien zy byna alle de aders van het lichaam, ten minfte de grootfte waarnamen in dit ingewand te zamen te lopen, en geloofden dat het bloed door de aders byna alleen bevat wierd; maar dat de fiagaders de geest of lugt niet een weinig bloed hadden, maar wanneer uit de ghyl, door de darmfcheiladers in de lever weggevoerd, het bloed gemaakt wierd, • het geene uit een gepaste gematigdheid en vermenging van deeze vier fappen moest beftaan, wierd de overvloedige gheele gal in de galblaas getrokken; de overvloedige zwarte gal door de miltader in de milt, welke zy wilden dat de doorloop was van het zwartgalachtig fap, aangezien zy ook opgemerkt wierd in gezonde menfchen een blauwachtige oouleur te hebben, dat dit het ge- voe- (£) Galen, de element. Lib. II. Cap. II. Ibid. pag. 26» %zzzz %  m DE DROEFGEESTIGHEID. §. 105,1, voelen der oude over deeze geweest is., is aan alle in hunne Ichriften ervaren bekend. Daarenboven hadden zy in fommige ziektens waargenomen , dat de zwarte vasthoudende ftof van zelve, of naar het gebruik van ontlastende middelen, van boven of onderuitgaat, gelyk aan o-efmolte pik, dikwils met een grote verligting : en daar door wierden zy te meer in dit gevoelen bevestigd, dat 'er zwarte gal in 't lichaam is, welke na de ingewanden afgezet en opeen ge,hoopt de ziektens voortbragt. Maar naar dat de weg van de ghyl door de melkvaten m de ghylzak , de ghylleider en de onderfleutelbeens ader, aan alle bekend was, is de lever van de bloedmaking vry gefproken, en ke afzondering der gal aan dezelve toegewezen : te gelyk is de milt niet meer gehouden geweest voor een zamenloop der zwartgallige droesfen; maar volgens dc ftellingen der onderfcheide Ge. neesheeren , zyn aan deeze ingewanden onderfcheide werkingen toegefchreven. wat zyn 'er niet al moeilykhedens en beroeringen in de geneeskundige fchoolen ontftaan in de voorgaande eeuw ! en men kan zulks by Bartholinus zien, die by veele een kwade naam heeft gekregen, om dat hy het graffchrift der uit den dienst ontilage lever heeft durven fchryven. Daar uit hebben de Geneesheeren beginnen te twyfFelen , ot 'er wel immer, ja zelfs in de ziektens , zwarte gal aanwezende was men konde wel niet ontkennen , dat zodanige zwarte vuiligheid fomtyds in de ziektens uit het lichaam gaat; maar zy geloofden dat het byna altyd geronne bloed was, door den tyd m de maagh of de darmen bedurven en zwart geworden, dus denkt de wydberoemde Simfon Cr), dat men volkome toe moet geven , dat die zwarte verbrande gal der oude, welke zy gezegd hebben dat werviger door deeze ziekte , voor 't overige met andere menfchenln alles gelyk gefteld zynde, worden aangetast ^arom de lustige Dichter (*) de Spanjaard genoemd heeft, bium en met een zwarte roest geverwd bloed hebbende. m . Om de zelfde reede worden de droefgeestige ziektens naar de door-eftane zomer hittens in de herfst dikwils waargenomen en daarom heeft Hippocrates (/) aangetekend, dat de zwarte gal\ n de herfst, het oZvksdigst, enhevigstis. en hy geeft elders («) reede van dit gevoelen /zeggende: want het geene het vochtige TwaterachtUeis, in de gal word verteerd , maar het dikfle en fcherpe word agter gelaten , het geene op gelyke wyze tn t bl edaelchied; waarom deeze ziektens (drcoge eepoogtgheden , r^*J%g^eh^fri hy fommige ook droefgeestigheden JJnoemdO aan deeze fchielyk overkomen, het is aan alle , in de feSinde ervaren , bekend, dat naar zeer heete zomers in de hcSloortfen volgen, welke allermoeilykst zyn om te genezen, welke n d u beginne gedurige fchynen, maar naderhand onder ^MtetoJ^^hm : in deeze word een grote benaauwdheid omtrent de borst-ingewanden waargenomen , en ten zv'de verdikte gal uit het lichaam gejaagd worde , kwynen zodanige zieken dikwils gedurende de geheele winter; daarnaar Quillet. Callipsd. pag. 3. r.n De Natur. Hom. Charter. Tom. III. pag. 1:0. C«0 De Aëre, locis, & aquis-Cap. IV.Charter. Tom. VI. p.fo4-  §.1093. DE DROEFGEESTIGHEID. 03? word dat zwartgallige door ontbindende middelen gefmolten en gaat door de afgang uit, onder de gedaante van gefmolte pik. Onmatige liefdensplegingen. Van de nadeelen der onmatige befdensplegingen, is te voren §. 586". e. gefproken. wy zien duidelyk dat de lichamen der dieren, welke zich dikwils verzamelen , uitdrogen : hoe veel verfchild het eenig mannedier de ftier onder de kudde in zwaarte van lichaam van de os ? maar de droge en magere lichamen zyn meer genegen tot dé droefgeestigheid, om dat door de hevige kracht der vaten het dunfte uitgejaagd word, en het dikfte overblyft. Galenus Cn) heeft aangetekend, dat de geene, die al te veel de liefde plegen , niet alleen het gantfche lichaam ontbonden word, maar ook droog, mager, bleek, en met holle oogen gezien zvorden. Hippocrates fchynt diergelyke kwalen waargenomen te hebben door de onmatige liefdenspleging ontftaan. want ter plaatfe daar hy de toevallige gedurige koorts befchryft (V) , zegt hy : deeze • ziekte ontftaat, zvanneer de lichaams fappen verrot zyn en te veel verdroogt, daar naar voegt hy 'er by : dat zodanige zieke niet gezzvollen is, maar dun, droog en zzvak , vooral nochtans vermagerd hy omtrent de fteutelbeenderen, en is zeer mager van aangezicht, en zeer hol van oogen. hy maakt van gelyken o-ewag, dat de couleur van het lichaam zwart is ; en eindelyk tekend hy aan, dat zodanige zieken in den droom dikwils de liefdenswellusten doorftaan, ja dat zy dikwils al gaande hun zaad ftorten. indien men nu tevens in aanmerking neemt de bytende zielzorgen welke gewoonlyk de geene verzeilen,die een dertel leven leiden' en die eeuwigduurende vrees voor de venusziekte, door welke de 00 De Sanitate tuenda Lib. VI. Cap. XIV. Charter. Tom VI. pag. 184. O) De internis Affe&ionibus Cap. XLV. Charter. Tom. VII. pag. 670. Derde Deel. Bbbbbb  5o§ DE DROEFGEESTIGHEID. §-i°93- de ellendige geplaagt worden, zal de reede blyken , waarom de onmati >e liefdensöeffeningen zo dikwerf de droefgeestigheid veroorzaakt, ik heb 'er verfcheide gezien , die met geen redenen waren te overtuigen , dat zy van deeze ziekte niets te yreezen hadden: hierom wierden de ellendige op raad van Kwakzalvers door herhaalde kwvbmgen uitgeput, en ftierven. Scherpe, harde, aardachtige fpyzen enz.- Tot nu toets van die oorzaken van de zwarte gal gefproken, welke, de beweegbaarfte deelen van het bloed uitgejaagd zynde, de overige dikkere deelen vastzetten en onderling vereenigen, maar ook zal het ingenomene aan onze vogten zodanige deelen kunnen toedienen, welke gemakkelyk onderling vereenigd worden en de zwartgallige dikte voortbrengen, het is wel waar dat het dikke niet gemakkelyk in de monden der melk- of darmfche 1vaten kan intreden; maar te voren §. 70. , wanneer over de ziektens uit de van zelfs ontftane flym voortkomende, gehan•deld wierd, is vermaand geweest, dat zodanige lymachtige deelen , afgefcheiden , en door dunnere afgefpoeld , zich alsfteelsgewvze door deeze monden wegmaken, en aldus met het bloed vermengd worden, het zelfde is ook hier waar ; want wv weeten dat de ghyl, uit het voedzel ontftaanwanneer zy reeds met het bloed door de vaten vloeit, noch niet ten eenemale de eigenfehap van het ingenomene, waarvan zy gemaakt is afgleed heeft, maar dat zy allengskens door de werking der ingewanden en vaten in onze fappen veranderd word : daarom riekt of fmaakt de melk der voedfters zo dikwils na het inoenomene, en behoud de kracht van een mgenome zuiverend middel vry lang. indien dierhalve zodanig voedzel genomen word, in het welke een aardachtige, vaste, en klevende ftof overvloedig is, zal het overvloed van zwart galachtige ftof aan het bloed toedienen, maar dit zelfde onder het bloed vermengd met de ghyl, of door de darmfcheilvaten ontfangen en na de lever gebragt, zal niet gemakkelyk onderling vereenigd worden, indien het leven werkzaam is; en dus zal het deeze zamengroeijingen niet voortbrengen, maar wanneer de menfchen, tot een zittend leven overgegeven, met diergelyke  §. 1093^ DE DROEFGEESTIGHEID. 9*9 fpyzen zich vermaken , welke alleen maar de fterke ingewanden der Maijers zonder nadeel kunnen verdragen en ten onder brengen, worden zy daar door zeer kwalyk aangedaan, daarom word ook in de voorftelling vermaand , dat deeze vooral nadeel doen, wanneer zy lang agter een met rust en luijigheid van 't lichaam gebruikt worden. Galenus vermaand ons, dat de eerfte uitvinders der geneeskunde, zeer wel aangetekend hebben (p) : wantzy hebben gedacht, dat nochte het droge, nochte het vochtige, nochte het warme, nochte het koude, nochte iet van dit alles den mensch benadeeld, nochte dat hy iet van deeze alle nodig heeft, maar het geene in een ieder fterk is, en machtiger dan de natuur van den mensch, hebben zy gedagt dat nadeel deed. en dit hebben zy getragt weg te nemen, maar op een andere plaats (q) noemt hy de fpyzen op, welke bekwaam zyn om het droefgeestig fap voorttebrengen: hy veroordeeld alle hard vleesch, vooral door zout toegemaakt, en grote visfchen; daar naar lymachtige Hakken, vruchten en groentens meteen grote taayheid begaaft; dikke zwarte wynen, oude kaas, enz. diergelyke worden ook van Hippocrates veroordeeld (r). Te zamentrekkende geneesmiddelen enz. Want alle deeze maaken dat de dikkere deelen der fappen , het dunfte ge? deelte afgefcheiden zynde, te zamen gaan en onderling vereenigd worden, welk dunfte gedeelte als dan gemakkelyk uit het lichaam gaat, en dit verdikte agter laat. Men zie na het geene §. 1060. hier over is gezegd geweest. Heete koortien lang hangende enz. §. 587. alwaar over de uitwerkingen der koorts gefproken wierd, is aangetekend geweest, dat de uitparsfing van het vloeibaarfte en de verdikking van het overige volgd; en dat dit zo veel te meer gefchied, hoe groCp) De Prifca Medic. Cap. VII. Charter. Tom. II. pag. 159. Cq) De locis arfedis Lib. III. Cap. X. Charter. Tom. VII. p. 440» Có De victu acutor. Charter. Tom. XI. pag. 170.171. Bbbbbb a  ag. 49«.  $.10.94- DE DROEFGEESTIGHEID. S>33 (der buikingewanden te weten,) hy heeft kunnen ontdekken , dat nu de lever,dan de milt was aangedaan, en wel uit de enkele verandering van couleur, om deeze reede liaan do ervare Geneesheeren met zo grote zorg agt, zo wel op de uitwendige en inwendige couleur der deelen van het lichaam, maar door de inwendige deelen worden hier de ingewanden niet verftaan, welke nimmer voor 't oog van den Geneesheer bloot zyn, ten zy door wonden; maar de geheele mond inwendig en de keel worden hier betekend , om dat aldaar geen dik vel is , en dus de doorfchynende vaten byna de couleut der bevatte vochten aanwyzen. hier door word het eerfte beginzel der vryfterziekte gemakkelyk uit de bleekheid van het tandvleesch en de lippen gekend, maar vooral zyn de Geneesheeren gewoon zorgvuldig de inwendige oppervlakte van de oogleden , van de grote ooghoek , en het aangewasfe vlies van het oog, alwaar zich zeer talryke vaten , en wel zeer onderfcheide, bloed-, wey-, zenuwwater-vaten, voor 't oog bloot geven : want in gezonde menfchen is de inwendige oppervlakte der oogleden rood, als ook de grote ooghoek; maar het aangewasfe vlies, offchoon het uit ontallyke vaten beftaat, vertoond zich geheel wit en zeer blinkende, vooral in de kinderen : maar in volwasfene word fomtyds omtrent de grote ooghoek fomtyds een ligte gheelheid gezien, de vaten nu zo veel in wydte toegenomen zynde, dat zy niet alleen het dunne zenuwwater, maar ook de wey van het bloed bevatten : maar dat gedeelte van het aangewasfe vlies , welke het hoornachtig vlies bedekt, heeft zeer dunne en doorfchynende vaten , het zeer dunne zenuwwater bevattende, het blykt dierhalve, dat 'er onderfcheide foorten van vaten, en verfcheide vochten door dé vaten der oogen vloeiende , door de Geneesheer kunnen gezien worden, en aldus kan 'er een oordeel geveld worden over de hoedanigheid der vochten, welke door onze vaten bewogen worden. Maar de eerfte verandering van couleur, wanneer 'er een zwartgallige kwaadfappigheid in't bloed ontftaat, is in bleekheid, want de vaten van het vel op verfcheide plaatfen van het lichaam, en voor-  934 DE DROEFGEESTIGHEID. §.1094- vooral in 't aangezigt, worden zeer gemakkelyk uitgezet, zo It offchoon de mee'fte in hunne natuurlyke wydte a leen maar dunnere vochten als het bloed toelaten, nochtans de beweg ng van het bloed vermeerderd zynde, ofte een groter afleiding ontftaan zynde, na de bovenfte deelen van het lichaam , ook het roode^ioed in dezelve kan gaan. dus zien wy blanke meisiens, wanneer zy iet dertels hooren, geheel wod m t aangezigt worden, toï een klaar teken, dat nu veele vaten met het foSde bloed vervuld worden, welke te voren maar dunnere vochten alleen bevatteden: waarom het rood worden met recht voor een teken van een edele fchaamte word gehouden maar wanneer door 't geheele bloed het dunfte is verdreven (ziet §. Tom.), laten dekten in 't vel, welke alleen maar doorgankelvk waren voor een dunner bloed, het zelve nauwlyks meer toe: hier door beginnen zy meerder te zamen getrokken te worden, en dus meerder tegenftand te bieden aan het aangedreve bloed i om deeze rede ontftaat 'er een ongewone bleekheid, daarenboven aangezien het beweegbaarfte verdreven zynde, het dikke vereenigd word, zal het roode gedeelte van het bloed dikker en meer vasthoudende, moeilyker in de kleindere vaten gaan , offchoon zy ook een weinig vvyder worden gemaakt: waar uit wederom een andere oorzaak begrepen woid, welke met de vorige vereenigd, die bleekheid kan voortbrengen, daarom worden die gezegd bleek te worden_ die op zware letteröeffeningen blyvende ftaan, zich deeze zlekte op den hals haaien; en de meefter van de liefde heeft geboden , dat alle minnaars bleek moeten worden, dewyl zy dag en nast op een en 't zelfde voorwerp den geest gevestigd hebben. maar wanneer de ziekte vermeerderd zynde, de vloeibaar, fte deelen worden verfpreid , als dan vloeid met dat_ verdikte bloed door de vaten, byna alleen maar een gheelachtige wey, door een weinig zenuwwater afgefpoeld , het geene langs de oppervlakte van het lichaam verfpreid, maakt, dat de gheeiheid op de bleekheid volgd; welke ook misfchien daarom zal vermeerderd worden, om dat van zodanige vochten een moei.  5.1094' DE DROEFGEESTIGHEID. 93* lyke affcheiding van de gal in de lever gefchied , en dus dat galachtige met de overige deelen vermengt blyft. als dan komt een couleur groen uit den gheele in de oogen te voorfchyn , het geene Hippocrates in de befchryving van de zwarte ziekte (V) fraay aangetekend heeft, maar de ziekte voorgaande, word het bloed dikker en zwarter, waar door de wei en de overige fappen van gelyken de zelfde couleur krygen ; waar door het geheele vel deeze couleur krygt; en aangezien het bloed van deszelfs zagtffe gedeelte is berooft, verkrygt die zwartgallige fap een groter fcherpte, en dus geraken de uiterllens der vaten van het vel los, en door het zwartachtige uitgeftortte bloed •ontftaan 'er vlekken van de zelfde couleur : want dc droefgeestigheid heeft dit gemeen met de fcheurbuik , dat zy de vaten uitknaagt, en dus blaauwe vlekken maakt, ja en dikwils, gelyk naderhand zal blyken, zware bloedllortingen. Een trager pols en2. Want het vasthoudender bloed, van deszelfs beweegbaarfte gedeelte berooft, word met minder radheid door de vaten bewogen ; waar door ook gemeenlyk een groter koude voor 't geval verzeld gaat , offchoon de droefgeestige hier niet over klagen, daarom Aretceus (y) deeze ziekte befchry vende , gezegd heeft: de pols meestal klein, traag , flap, digt, voor de koude bekzvaam. en Galenus («)';• de zwarte gal is een vocht dat uit de natuur koud is. maar aangezien 'er eenige overeenftemming is tusfchen de pols en de ademhalingfö), zal de ademhaling ook trager worden. Een goede omloop door de bloedvaten enz. Het'blykt uit O) De Morbis Lib. IL Cap. XXIX. Charter. Tom. Vïï. 0.581» (j) Lib. I. de Caufis & Signis morbor. Cap. V. pag. 30. (2) De Syniptomat. Cauf. Lib. II. Cap. V. Charter. Tom, VIL pag.. 78. Xa) h' Boerhaave Inftitut. Medic. §. 635. DiiR.de Deel. ' Cccccc , '  %7 middelen, is zy van beide de ziektens genezen, went de afzonderingen verminderd zynde, vergaderde zich minder waterig vocht in de buik; dewyl te gelyk de kleindere vaten minder vol zynde, 'er een gemakkelyke opflurping van het uitgeftortte zenuwwater door de opzuigende aders gefchiede. Weiniger verteering, minder eetlust, magerheid. Want aangezien alle de uitwerpingen verminderen, verliest het lichaam niet veel; en nochtans worden de zieken allengskens mager, om dat alleen door de grote vaten nog een goede omloop gefchied, zullen de kleindere leeg tot een vallen, hier by komt, dat de knagende zielzorgen, welke de droefgeestige altyd gewaar worden, de vleezigheid van het lichaam veel verminderen, Aretaus (c) heeft deeze toevallen zeer fraay befchreven, welke gewoonlyk de droefgeestigheid verzeilen, en hy zegd onder andére : by deeze dierhalve -is een magerheid van lichaam, zy zyn misverzvig, en worden oud in hunne jonkheid enz. en om dat de maagh lyd door de fpyzen , zvorden zy fchielyk verzadigd door hunne gezvone fpyzen enz. intusfehen nochtans worden 'er fomtyds droefgeestige gevonden, welke een vry fferke eetlust hebben, vooral die, in welke tevens een zuure fcherpte word waargenomen (ziet §. 1105.), en by welke de ziekte nu tot erger ftaat overhelt, want wanneer (d) zy onzuetende van alles, en van zich zelve ongedachtig, als de beesten leven , gaat de gefteldheid van het lichaam ook tot een erger over : zy worden geverwd met een lèlyke couleur van zwart met groen vermengd, ten zy de gal na beneden uitga, maar zy word overal door het lichaam uitgeftort met het bloed, fchoon zy veel eeten , zyn zy des ?2iet te min zeer vermagerd, om dat nochte de flaap, nochte de fpys, nochte de drank in hun de lidmaten kracht geeft, maar het waken beweegt dezelve na buiten, en verfpreid ze. beide heb ik in de oef- fe- 00 De Caufis «ScSignis Morbor. Bint. Lib.II. Cap. Vï. pag. gr. OsQ Ibid de Cauf. & Sign. Morb. Dint. Lib. I. Cap. V. pag. 30, Cccccc 3  93?, BE DROEFGEESTIGHEID. $.1094. Storing der geneeskunde gezien, te weten, een grote eetlust, en een hartnekkige fpyswalging: in beide de gevallen waren de zieken mager. Droefheid, genegendheid tot de eenzaamheid. Dit kan byna voor een eige teken gehouden worden : want in deeze beginnende ziekte, beginnen zy zonder oorzaak droevig te worden , en gemelyk , en geloven dat zy voorzigtiger zyn als de overige menfchen j als dan beginnen zy de gezelfchappen te vlieden, zoeken zorgvuldiglyk de eenzaamheid , op dat den geest op e'ene en dezelve gedachte gevestigd , niet verfloort worde. Hippocrates heeft zeer wel deeze ftaat der droefgeestige aangetekend (e), zeggende : droefhedens met ftilzwygen en afkeerigheid ■ van de menfchen. alwaar tevens verdiend aangetekend te worden dat die voorftelling van Hippocrates die geneeskundige waarneming van de zeer vermaarde Mead, welke reeds aangehaald is , fchynt te bevestigen, dat de droefgeestigheid op de waterzucht volgende, fomtyds dezelve geneest, want Hippocrates zegt in die voorftelling, dat de flymzuchtige door de buikloop-genezen worden • daar naar voegd hy 'er by, dat de droefheden met ftilzwygen' en die afkeerigheden van de menfchen, zagtjens of langzamerhand deeze kwaal te boven komen, in de overzettingen van deeze voorftellingen word dit woord K*rtgyxsiw wel voor doden o-enomen , om dat n,ttTt^yot (O CoacPranot» No* 482» Charter. Tom. VIII. pag. 8Sö.  $.1004- DE DROEFGEESTIGHEID. 939 wierd, is aangetekend, dat fommige onverfchülige denkbeelden in den geest ontftaan, dat is, weïke niet zeer behagen, of ook mishagen ; maar dat zeer veele denkbeelden dit aangename of onaangename verzeilen, het geene den mensch door eene onverroydelyke noodzaaklykheid dwingt, dat hy tracht dat onaangename te verwyderen of te vernietigen, en in tegendeel dat aangename te bewaren, maar die gemoedsbewegingen , door dit aangename of onaangename, de denkbeelden verzeilende, ontftaan, worden gemoedsaandoeningen genoemd, maar aangezien de droefgeestige hartnekkiglyk aan een en het zelve denkbeeld vastblyven , zullen die gemoedsaandoeningen, dat denkbeeld verzeilende, zeer hartnekkig en hevig zyn. zy redeneeren dikwils wyslyk in al 't overige wat niet tot dit eene behoort, waar omtrent zy ylen. edoch aangezien zy blyven vastftaan op een en het zelve denkbeeld, de gezelfchappen vlugten; word eindelyk de geheele aandagt van den geest op dit eene vastgefteld , en van het overige worden zy ot geheel niet, of ten minfte zeer weinig aangedaan, het heugt my, een verftandig man in al het overige gezien te hebben, die, wanneer hy gehoord had dat verfcheide menfchen door een dolle hond gebeten, dol waren geworden, offchoon de aderlating en andere beste geneesmiddelen in 't werk waren geileld geweest, in het denkbeeld was vervallen , dat dit wreede gif, wanneer de Heelmeefters het zelfde lancet in de aderlating gebruikt hadden , by veele menfchen verfpreid konde verholen blyven, en wederom op nieuw aan andere overgezet worden, hierom liet hy zich door geen mensch aanraken , op dat hy deeze ellende zoude vermyden. nochte de liefde tot zyn vrouw en kinderen konden hem van dit ftrenge voornemen afbrengen, hoe wel hy in 't overige een voorzigtig man was. een Timmerman, van wie Aretceus ff) het verhaal heeft gegeven, die zyn handwerk (ƒ) De Cauf. & Signïs Morbor. Dfnturn, Lib.I. Cap, VI, p.32, Cccccc 3  94o DE DROEFGEESTIGHEID. §.1094, werk t' huis zeer voorzigtiglyk oeffende, nam de maaltyd met de Opzienders van het werk , en vroeg het rechtvaardig loon voor zynen arbeid: maar zo dra hy uit zyn huis ging, begon hy te zuchten , benaauwt te worden; en verder voorgaande, begon hy zeer ylhoofdig te worden : maar wanneer hy na zyn winkel te rug liep, herftelde hy zich wederom. Traagheid tot de beweging. Wanneer men iets met een grote aandagt willen opmerken , wiegen wy alle de zinnen in llaap, wy houden alle de vrywillige bewegingen tegen, hoe gerust zit de peinzende Wysgeer op zyn ftudeerkamer ! wanneer goede vrienden te zamen al wandelende fprekende, over eenige o-ewiotige zaken beginnen te handelen , ftaan zy aanftonds ftil. maar&aangezien'de droefgeestige gewoonlyk zeer aandachtig op een'en dezelve gedagte blyven ftaan, daarom beminnen zy de rust en de eenzaamheid, en worden ongewoon het lichaam te bewegen, maar de langdurige rust van het lichaam word altyd van een traagheid tot de beweging gevolgd, aangezien ook de ziekte voortgaande, de dunfte vogten al meer en meer beginnen te ontbreken, welke vereischt worden om de beweging der fpieren te volbrengen, te gelyk word van die zelfde vochten door de aller' aandachtigfte oeffening van den geest op een en 't zelfde voorwerp, veel verteerd , gelyk in 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest. noc|itang £en ailergrootfte enz. Geene doen fchielvker voortgang in de letteroeffeningen, als die, die mee een ftandvastige aandagt het zelfde voorwerp kunnen opmerken met andere vergelyken , "en dan het oordeel vellen uit verfcheide denkbeelden met elkander vergeleken, door de aandagt aan den geest voor oogen gefteld. edoch het is, gelyk te voren aezefid is geweest, eigen aan de droefgeestige , dat zy op dezelfde gedagte blyven ftaan;. en §. 1093., is de fterke oeffening  5.1094.1005- DE DROEFGEESTIGHEID. 941 van geest, dag en nagt omtrent 't zelfde voorwerp byna bezig, „ pnder èe oorzaken der droefgeestigheid opgenoemd geweest : 'daarom heeft Celfus (g) gezegd, de zzvaare letteroefeningen zyn het meest van al noodzaaklyk voor den'geest, maar nadelig voor het lichaam, daar door hebben die geene, die een gefteldheid toe deeze ziekte hebben, dikwils een gelukkige geneigdheid, dat zy grote voortgang maken in de letteroeffeningen, en ten zy , dat zy fomtyds het vermaak tusfchen hunne zorgen mengen 5 en het gemoed verheugen , vaaren zy zeer kwalyk. het tegendeel 'gefchiedïn kinderen , die van deeze ziekte bevryd zyn, en van wie de Leermeefters zelve niet kunnen verkrygen, dat zy hunne aandagt op 'de letters vestigen, byna altyd op 't fpeelen bedagt., indien zy het ongeftraft kunnen doen, terwyl zy veinzen dat zy alleraandagtigst zyn. maar de droefgeestige beminnen die geleerde arbeid en verdragen ze allerftandvastigst; het geene Aretccus (70 aangetekend heeft, wanneer hy over de aandoeningen van de maagh handelende , de droefgeestigheid zeer wel heeft befchreven, zeggende: die, op dat zy geëerd worden, werken, en verdragen uit dien hoofde veel, in welke een begeerte is, tot de goddelyke geleerdheid: die door weinig eeten en het zvaken ma'ger zvor den, die geleerde redenvoeringen en zwaar e zaken overweegen enz. §• io9}- TAierhalve heeft ze voorftof aarde en ver1S dikte olie van het bloed, te gelyk vereenigd en te zamen gehoopt: welke na mate zy meerder van het vloeibaarile , zagtfte, affpoelende gedeelte beroofd (g~) In praïfatione. pag. 0. C*) De Caufis & Signis Morbor. Dinternor» Lib. II» Cap. VL Pag- 57*  94* DE DROEFGEESTIGHEID. §. 1095; roofd is, en meerder te zamen gedrongen , vasthoudender vermengd, en langduriger geboren, zo veel te erger is in de uitwerkingen, en zo veel te moeilyker te gene«. zen is. De Scheikundige hebben betoond, dat het vaste gedeelte van ons bloed, aarde en verdikte olie van het bloed is; en hier over is §. 1092. gefproken geweest : en als toen heeft gebleken , dat het beweegbaarfte verdreven zynde , deeze dikkere vereenigd worden, welke aldus de ftoflyke oorzaak van deeze ziekte uitmaken. Maar het blykt tevens van zelve uit het gezegde , dat de trap van deeze ziekte onderfcheiden kan zyn, na mate het dunfte gedeelte van het bloed min of meer uit het bloed verdreven is , en dus het overige verdikte min of meer aan een kleeft, vooral moet men ook dit aanmerken , dat het dunfte en affpoelende gedeelte van ons bloed te gelyk zagter is als de overige want de fcneikunst leerd, dat door een zagte warmte het grootfte gedeelte van het dun water uit het bloed uitwaasfemt, welke in de vaten van de fcheikunde ontfangen en vergaderd, naauwlyks eemgefmaak, en alleen maar een ligte reuk van zich geeft: maar uit het ovenge verdikte , naar dit uitgejaagde waterig deel overblyvende , komen door een vermeerderd vuur zouten en vry fcherpe ohen vooit. en dus zal het verlies van het beweegbaarfte en vloeibaarfte o-edeelte van het bloed, niet alleen eene vasthoudendheid in »t bloed te weeg brengen , maar zal ook de fcherpheid van het overige vermeerderen ; het geene vooral daarom verdiend aangetekend te worden, om het geene dat §. 1105. zal gezegd worden, teverftaan. maar die fcherpte in het olieachtige en aardachtige gedeelte van het bloed ingewonden, kan lang aldaar blyven, dat het minder nadeel doet; maar wanneer naderhand die ' zwart-  5.ïo95.ïoo£ioo?. DE DROEFGEESTIGHEID. m zwartgallige droesfem begint ontbonden te worden , als dan geeft zich dat fcherpe door allerergfte uitwerkingen te kennen Maar aangezien de genezing van deeze ziekte vooral daar van afhangt, dat het vloeibaarfte van het bloed dat verloren is, herfteld worde, en het onbeweeglykfte onderling vereenigd, ontbonden worde ; blykt het van zelve , dat de ziekte zo veel te erger is, hoe zy langer geduurd heeft, aangezien het vloeibaarfte altyd meer en meer verloren gaat, en het vereenigde dikke vaster blyft houden. ° y. loprj. Oier uit blyken het kenteken en de voorla J kennis (welke klaarder uit het volgende,) ja ook weet men hier door de manier van genezing. Uit de voorafgegane oorzaken , §. 1093. verhaald , weeten wy, dat de droefgeestigheid te vreezen is: maar uit de tekenen van een veranderde gezondheid, welke§. 1094. opgenoemd worden, weten wy dat die ziekte nu aanwezende is, ten minfte in deszelfs eerfte trap, wanneer het zwartgallige vogt noch evenredig met de omlopende vogten vermengd is, en noch niet na eenige ingewanden afgezet, de voorkennis dierhalve is , dat het te vreezen is, dat het in de vaten der zyde bovenbuik gedreven worde, en in dezelve vast blyven zitten, ten zy men met een vaerdig hulpmiddel re gemoet kome, en als dan noch erger kwalen veroorzaakt en moeilyker genezing : maar het overige, dat tot de algemeene voorkennis van de droefgeestigheid behoord , m et uit de volgende afgeleid worden, nu volgd 'er, dat wv over de genezing van de droefgeestigheid handelen, wanneer zy nog in haar eerfte trap is. (j. 1097. y o dra de oorzaak of de uitwerking in de ^ eerfte beginzelen O 09 3. 1094.) , zich te .kennen geeft, moet men een gedurige yerfcheidend-; DerdeDeel, Dddddd heid  944 DE DROEFGEESTIGHEID. S-ik¬ heid van voorwerpen aan den geest opofferen , en wel buiten weeten van de zieke; maar men moet verhezen zodanige,welke tegenovergeftelde aandoeningen aan die, welke de zieke overheerfchen,gewoonlyk verwekken; de flaap verwekken door affpoelende, verzoetende, verzagtende, verdovende middelen, en door de rust : een vochte laauwe lugt gebruiken; lichte, als ook vochtige, gelyk aan de gezonde fappen, verfche, aangename, voor een zachte zeepachtige kracht ontlpannende, fpyzen,te geven, en met defzelfs gebruik lang voortgaan; aflpoeiende geneesmiddelen geven, die het fcherpe verzoeten, het aardolieachtige ontbinden, de vaten ontfpannen, door een lichte prikkeling uitjagen, gelyk als de fappen van door rype tLvruchten,lionigachtige, groenten*,foeppenvan deeze gemaakt, mineraal wateren; de beste drank is een lichte met honig gemengde meeldrank, een zorgvuldige onthouding van de oorzaak en van 't kwaad (i093-> Aangezien deeze ziekte door een langdurig verblyf, en voortdurende oorzaken, welke dezelve voortgebragt hadden , altyd erJer word, blykt het genoeg, dar men terftond van 'tbegir.der z Ik e af een krachtdadig hulpmiddel moet te werk ftellen. maar f1090. is aangetekend geweest , dat deeze ziekte haare oorLong trekt, en van die ontaarting der fappen, welke de oude kvarte zal genoemd hebben, en van den geest, wanneer zy alkrhartntkki|st opeen en dezelve gedachte blyft ftaan en als dan ontftaat van gelyken de zwarte gal in 't lichaam, offchoon zy niet te voren aanwezende is geweest, en dus word 'er tweederlei geneeswvze aangewezen : de eene welke den geest zodanige gefteldbeKi geeft, dat zy niet altyd de zelfde zaak, maar agtervolgens andere bedenke: de andere, welke de zwartgallige kwaadfappig-  5-1097- DE DROEFGEESTIGHEID. 945 heid van het bloed verbeterd, tot het doeleinde der eerfte genezing diend het volgende: Gedurige verfcheidendheid van voorwerpen aan den geest enz. De voornaamfte genezing beftaat hier in , dat die benaauwde en gedurige gedagten, waarop de zin blyft ftaan , veranderd worde: maar hier is grote voorzorg van doen, want alle droefgeestige zyn gewoon zich te verontwaardigen , indien men hun voor zodanige houd: zy zyn gemelyk , denkende dat zy meerder verftand hebben als de overige menfcheu, en zy nemen het gewoonlyk zeer kwalyk, wanneer men hun eenig vermaak wiraandoen, en dat verftoten zy dikwils zeer halftarrig ; en ontvluchten het gezelfchap der menfchen zo veel te meer, van welke zy zich geloven veracht te worden, het reizen is hun boven alles voordelig; want als dan komen overal nieuwe en ongewone voorwerpen voor ; welke vry krachtdadiglyk op den geest werken, en de gedagte veranderen, om die reede bevelen de Geneesheeren zo dikwils de mineraal wateren in de bronnen zelve te gaan drinken, en zy kiezen dikwils de allerverafgelegenfte , zo zy maar vermaart zyn door den toeloop van veele zieken, want gedurende de geheele reis zyn zy bevryd van de huislyke zorgen, vermaken zich door de verfcheidendheid der voorwerpen ; genieten aangename gezelfchappen wanneer zy by de gezondheids bronnen gekomen zyn ; brengen den tyd over met wandelen, fpeelen, concerten; en aldus word dat denkbeeld, dat gedurig voor den geest was, uitgewischt, of ten minfte word deszelfs krachtdadigheid aldus verminderd, dat de algemeene gevoelplaats niet fterker daar door aangedaan word, als door de nieuwe denkbeelden in zo grote verfcheidendheid van zaken ontftaan. ik twyffel geenzints van de kracht der geneeswateren, en ik geloof zeer wel, dat derzelver kracht groter is , wanneer zy uit de bron zelve gedronken worden, niet te min ben ik verzekerd, dat die gedurige verfcheidendheid van voorwerpen zeer groot voordeel doet aan de droefgeestige, ik heb 'er verfcheide Dddddd a ge«  .M6- .DE DROEFGEESTIGHEID. $.1097. gezien, die na verafgelegene bronnen vertrokken , zich veel beter bevonden , eer zy de wateren begonden te gebruiken, ik ken eenige geleerde mannen, die zeer geftoort wierden, wanneer zy geloofden dat men hen voor droefgeestig aanzag, en verbeiden daarom allerhardnekkigst het gebruik der geneeswateren : men heeft hun overgehaald , de bestvoorziene boekenkamer te gaan bezigtigen, met geleerde mannen in verre landen te vérkeeren, en wanneer zy dit gedaan hadden , zyn zy gezond wederom gekeerd. Het is tevens goed, op alle wyze een tegenovergeftelde ge' moedsaandoening te weeg te brengen aan die, welke nu de overhand heeft; waar over men na zie het geene §. 104. is gezegd geweest, dus trachten wy de vreesachtige vertrouwen in te boezemen; de gèmelyke en droevige, blydfchap; de verontwaardigende en grammoedige, eenige vrees; waar over naderhand §. iü'3. noch zal gefproken worden. Door afipoelend, verzoetende, enz. Niets doet de droefgeestige meerder nadeel dan het waken ; want dat hier door deeze ziekte kan ontftaan, is §. 1093. bewezen geweest, en zal dus de ziekte, welke reeds ontftaan , daar door vermeerderd worden: nochtans worden de droefgeestige , om de gedurige en ongeruste gedagte omtrent een en 't zelve voorwerp, dikwils van de flaap beroofd, dierhalve is het goed op alle wyzen te trachten hun de flaap te doen toekomen. §.7'ö8. alwaar over de koortfige ilaaploosheid gehandeld wierd, is gezegd geweest, dat wanneer het bloed door een ontftokene dikte begint vast te blyven zitten, het zelve de flaaploosheid veroorzaakt: het zelfde zal kunnen gefchieden door de zwartgallige taaiheid; en daarom zyn affpoelende en zoetelyk verzachtende middelen, hier van zo groot nut; gelyk daar zyn melkdranken van de zogenoemde koude zaden, klaar gemaakt, of van andere meelachtige en olieachtige zaden of vruchten: hier by worden flaapbollen fyropen bygevoegd , en ten zy deeze helpen, gaat men met voorzichtigheid over tot verdovende mid-  §,io97- DE DROEFGEESTIGHEID. 947 middelen : van welker aller gebruik men nazie het geene §. 709. gevonden word. Een vochte laauwe lugt gebruiken. Want de vloeibaarfte en beweegbaarfte deelen. van het bloed verftrooit zynde , word het overige taaijet'; de kleine uitgeputte vaten vallen te zamen ; het geheele lichaam word droger; de vaste deelen ftrammer, en wyken moeiiyker voor de ingejaagde vochten; en aldus verkrygt het geheele lichaam een te zamen getrokken en droge gefteldheid. de vochte en laauwe lugt dierhalve , zal de al te gro,te fterkte der vaste deelen verminderen (ziet §. 35.); en zal tevens aan de te dikke vochten , een waterachtig cn dun gedeelte toedienen , dewyl de opzuigende aders , over de geheele opper '.'ukte van het lichaam gefteld, van gelyken door de vochtige la; \i\vheid ontlpanneu, een gedeelte van dat waterachtige uit de tegenaangelege lugt opzuigen zullen, dit is de reede , waarom in de lente, wanneer de lugt-zodanige gefteldheid heeft, deeze ziekte gelukkiger word genezen, gelyk ook byna alle de langdurige ziektens. Ligte fpyzen te geven enz. Onder de oorzaken der ziekte §. 1093. zyn opgenoemd harde, door de lugt of zout verharde, taaije meelachtige fpyzen , en dus op dat men de oorzaken der ziekte vermyde, moet men een tegenovergeftelde voedingswyze te werk ftellen , welke hier word befchreven, edoch zodanige voedingswyze doet oök veel tot de genezing, voor zo verre het beweegbaarfte, dat uit het bloed vervlogen was, herfteld word,, en dat dikke te zamen. gegroeide ontbonden word. want de goede, genoeg vloeibare, met een zeepachtige ontbindende kracht begaafde ghyl, word van zodanig voedzel gemaakt , welke ghyl te gelyk met het bloed door de vaten vloeiende, affppeld en ontbind, en te gelyk gemakkelyk bewerkt word tot de uiterfte volmaaktheid van onze fappen. daarom zegt Trallianus (i), dat hy èbüolv'tovo t-i [ïj;d'jjiiv ssaéb* nvs ' 7 1 • de (O Lib. I. Cap. XVI. pag. 106. Dddddd 3  948 DE DROEFGEESTIGHEID. §.1097. de meefle droefgeestige eerder door 't voedzel als door de geneesmiddelen genezen heeft, en hy pryst zodanige fpyzen aan, als hier voorgefteld worden; klipvisfchen, hoendervleesch, zeekrabben , zeekreeften, lattouw, endivie, kaasjesbladen enz. men zie na het geene over de krachtdadige en tevens zachte ontbindingskracht van de lattouw en chicorei enz. §.614. gezegd is geweest: by welk getal ook in de lyst der geneesmiddelen de voornaamfte moeskruiden opgenoemd worden, welke tot dit einde dienen, maar aangezien deeze ziekte langdurig is, moet zo' danig voedzel langen tyd gebruikt worden , het geene men gemakkelyker van de gemelyke droefgeestige meestal kan verkrygen, dan dat men hun een langdurig gebruik van ontbindende geneesmiddelen aanrade: want zy zullen minder van de endivie en chicorei en toppen van paardebloemen enz. walgen , indien zy als fpyzen gebruikt worden, dan wel indien de uitgedrukte fappen , of de ingietzels, of derzelver af kookzels door de Geneesheeren voorgefchreven worden. Affpoclende geneesmiddelen geeven enz. Want deeze alle voldoen ftiptelyk aan de geneeskundige aanwyzing , te voren in deeze ziekte befchreven : want het bloed is te dik , en met deeze dikte vermengd zich fomtyds een hevige fcherpheid , selvk wy naderhand zullen zien: de vaten zyn te gelyk toegetrokken; en dus blykt het, dat al het geene hier aangeprezen is, van nut is. maar de ooft vruchten, edoch doorryp (anders benadeelen zy grotelyks door een wrang zuur,) dragen byna de prys boven alle andere weg. ik weet wel dat veele Geneesheeren de boomvruchten befchuldigen, als of zy eerder oorzaken als wel geneesmiddelen van zeer veele ziektens zouden zyn ; maar de reede en ondervinding, fchynen het tegendeel te leeren. want op die tyd van 't jaar, wanneer de menfchen door een lastige hitte des zomers in de zon zwoegen , en het bloed een zwartgallige gefteldheid krygt, zyn deeze vruchten in overvloed;  $.1097- BE DROEFGEESTIGHEID. 949 gelyk §. 1093. bewezen is gewoest 1 zy dimren tot in de herfst toe, op dat door derzelver gebruik en zachte kracht, de afgang verwekkende, de droefgeestige ballast ontbonden en uitgejaagd kan worden, welke in de zomer vergaderd is. in zeer heete landen groeien zodanige allerlieflykfte vruchten zeer overvloedig , en vermaken door hunne veelvuldige verfcheidendheid. geheele volkeren in de warme landen leeven door deeze byna alleen : zy behagen aan een ieder door een alleraangenaam fte fmaak, reuk, couleur, de gever van alles goeds, God, zoude zekerlyk lagen fchynen gelegen te hebben voor het menfchelyk geflacht, indien zeer behagende vruchten een zeer zekere oorzaak waren der ziektens. de Schepper heeft aan den eerften mensch , onfterflyk, indien hy niet gezondigd hadde, een tuin met aangename vruchten vervuld, te onderhouden gegeven; naar de val heeft hy geen ander voedzel gebruikt, dan het geen de aarde, door een zwaren arbeid bewerkt, heeft voortgebragt. nochte de zolang levende menfchen, voor de zondvloed, hebben andere fpyzen gebruikt, kan men dierhalve met eenige reede zeggen, dat het fruit nadelig is? ik weet wel, dat, wanneer in 't nagerecht, de maagh reeds opgevuld zynde met fpyzen, de fruiten gulziglyk geëeten worden , 't bort, de buikloop , en roode loop door dezelve is voortgebragt: maar deeze kwalen zyn eerder aan de overgegeve gulzigheid toe te fchryven , want niets is zo heilzaam , of het kan door een kwaad gebruik benadelen, want wanneer men alleen door vruchten, met brood en water, leefd, of dat die ten minfte 't eerst op de tafel komen, of voor een ontbyt of matig avondmaal genomen worden; heb ik daar door nimmer eenig nadeel waargenomen, in tegendeel mag men een uitnemende ontbindende kracht verwagten van het fap der ooftvruchten , zo wel in de fcherpe als langdurige ziektens , gelyk te voren is gezegd, ik heb menfchen genezen gezien, die allerwoedendst razend waren door de droefgeestigheid, wanneer zy met enkele boomvruchten ge-  r.55 DE DROEFGEESTIGHEID. 5.1097. gevoed wierden; en wel met kersfen , of aardbeziën, tot twintig en meer ponden daa, lyks, gedurende eenige weeken geëeten , daar zy van alle overige fpyzen en -allerharde geneesmiddelen door het agterdenken van vergif allerhartnekkigst afkerig waren, zy vervielen wel door een ruim gebruik van vruchten in een buikloop, maar door de afgang ging de zwartgallige ontbonde drek uit , en in korten tyd wierd die geheele dolheid gefeild : de zwakte welke overbleef door dien het lichaam door zodanige buikloop uitgeput was , wierd door goed voedzel gemakkelyk te boven gekomen, het geene zy graag toelieten , dewyl zy nu niet meer ylden. Hofman (k), getuigd dat een ylhoofdige droefgeestige door het ruim gebruik van concommers, welke by veele zo kwaden naam hebben, is genezen, en bevestigd, dat hy de zelfde uitwerking in verfcheide andere, door diergelyke ziekte aangetast, heeft gezien, de foepen , in welke rype concommers tot fchyf jens gefneden , gekookt zyn, als ook zagte moeskruiden , gelyk zyn Jpinagie- endivie, hernagie^ osfetong, enz., geven een geneesfpys , van een allerfchoonst gebruik in deeze ziekte, de honig, welkers krachten om te ontbinden, in de genezing van de verftopping 5. 135. zyn geprezen geweest, heeft hier van gelyken een grote kracht; vooral wanneer zy met wey van gras-melk verdund gedronken word , en wel tot eene genoegzame grote hoeveelheid en lang agter een, tot dat de afgang daar door verwekt word: welke middel ook van Posftdonius {/) word geprezen, om de zelfde reden word de verkoeldrank, uit gerst of ryst gereed gemaakt, met een weinig honig vermengd , tot de gewone drank aanbevolen : want zy verdund en verzagt, en ontbind te gelyk het zamengegroeide. te O) Medic. Syftemat. Tom. IV. part. 4. Cap. VIII. pag. 238. Cl De Melancholia ex Galeno &c. libell. Cap. II. Charter. Tom. X. pag. 500.  S.ioor.iooS. DE DROEFGEESTIGHEID. 9Sr te voren 5. 1056*. is gezegd, met hoe groot voordeel de mineraal wateren in de droefgeestigheid en andere langdurige ziektens gebruikt worden. Maar het blykt van zelve , dat men de oorzaken der ziekte zorgvuldig moet vermyden, ten tyde wanneer de genezing met alle poging der kunst in 't werk word gefteld. §■ ioP8. "Tl/Taar indien diezelfde ftoffe( 1092). door 1?X de zelfde oorzaken (1093.) meer gedrongen, vastklevender, onbeweegbaarder gemaakt is; zal zy noodzaaklyk in de onderbuiksvaten gedreven worden: want dit leeren de natuur van dit vocht, de plaatiing en hoedanigheid van deeze vaten, en de wetten der waterweegkunde. daar door zal 't allengskens hier blyven. hangen, by een gehoopt worden, ftilftaan: als dan word zy miltzugt genoemd, de milt, maagh, alvleisdiklier , het net, darrnfcheil, bezettende. Tot nu toe hebben wy gefproken van het zwartgallige vocht, evenredig het geheele bloed befmettende: maar indien de hoeveelheid of vastklevendheid van dat zwartgallige vocht vermeerderd word, terwyl de oorzaken, deeze ziekte voortbrengende, blyven voortwerken, als dan zal deeze ftof op fommige plaatfen van het lichaam blyven zitten, en zal zeer kwade verftoppingen veroorzaken, het is waar dat dit op onderfcheide plaatfen van het lichaam kan gefchieden , maar het zal meest daar gefchieden waar een langzamer en moeilyker beweging van fappen door de vaten is. de ontleedkunde heeft geleerd , dat in de klieren een allenngewondenfte opeenlasfing van allerkleinfte vatjens is , en dus zullen de min doorgankelyke vochten gemakkelyk omtrent deeze klierachtige plaatfen beginnen vast te zitten, maar te voren, 485., alwaar over het knoestgezwel gehandeld wierd, is Derde Deel. Eeeeee aan  952 DE DROEFGEESTIGHEID. §.io9Z aangetekend geweest, dat de zwartgallige ftof dikwerf oorzaak, ie'van het kuoestgezwel, vooral, wanneer, de maandftonden ot de ambaijen ophouden te vloeien , 'er niets meer van de zwartgallige ftof uit het lichaam ontlast word. van gelyke is 495. aewaarfchouwd, dat het kuoestgezwel door droevige' galachtige gemoedsaandoeningen, welke de hoeveelheid en vastklevendheid van het zwartgallige vocht vermeerderen, tot een kankerachtige kwaadaartigheid ontaart. Hippocrates ■(m) , heeft aangetekend dat het zwartgallige vocht fomtyds in de baarmoeder^ ter nedero-ezet word, zeggende: wanneer een vrouw pyn m t hoep , t voorfte gedeelte van V hoofd en de nek, heeft, en een duizeligheid voor de oogen, verfchrikt word, droevig is, en zzvarte P Joost r en diergelyke uit de baarmoeder te voorfchyn komen, en door de. lenaauwtheid en droefheid van geest word gekweld, zo is er -warte aal in de baarmoeder, maar als dan gaat het zwartgallige vocht uit het lichaam, en het bloed word van deeze ballast verlost- maar wanneer de zwarte gal in de vaten van de baarmoeder ftilftaat en by een vergaderd word, als dan ontftaat er eene gefteldheid tot het knoestgezwel in de baarmoeder , welke vry dikwerf aan droefgeestige vrouwen overkomt, maar het geene § 1110 gevonden word . zal leeren, dat het zwartgallige vocht ook op veele andere plaatfen van het lichaam kan ter neder gezet worden dit fchynt noch verder door de volgende korte fte l.ng Hippocrates 00 bevestigd te worden welke aldus luid: de droefgeestigheid in deeze jaart>etyden (de lente en de- herfst te we-ten gevaarlyk, kondigde beroerte van het lichaam, of de Jlm*en ofderazerney, of de blindheid , aan. wanneer namentlyk in de hersfenvaten dat dikke droefgeestige word ingejaagd , en in dezelve begint te blyven zitten. r» De muiier. morb. Lib. H. Cap. LVHI. Charter. Tom. VIL. Pt«;83Apkor» 56. Sett. VI. Charter. Tom. IX. pag. 287»  §..i 098. DE DROEFGEESTIGHEID. 953 Maar alhoewel de zwartgallige fap aldus verfcheide plaatfen van het lichaam kan bezetten , word zy nochtans het dikwervigst van al in de buik-ingewanden gewoonlyk ter neder en vast gezet, elders (0) word bewezen , dat de beweegbaarfte deelen van het bloed door het hart in de grote hart-flagader gejaagd , langs een allerregtfte weg, en met groter fnelheid van het 'hart afwyken, de minder beweegbare en lymige langzamer bewogen worden; en dus volgen de wetten van de waterweegkunde (p) in de nederdalende tak van de grote hart-flagader, waar uit de maagh en de beide darmfcheil-flagaders , welke aan de buikingewanden voorzien, hun oorfprong nemen, gevoerd worden : maar aangezien in deeze ziekte , het beweegbaarfte verftrooid zynde, het onbeweegbaarfte vereenigd word, zal een groot gedeelte van dit dikfte door de flagader gevoerd worden, indien men nu tevens in aanmerking neemt, dat al het bloed der buikingewanden tweemaal door de fiagaders gaat, eer dat het tot het hart wederkeert, en dat hier aldus de doorgang der vochten allerlangzaamst is (q), zal de reede blyken , waarom de zwartgallige fap, die te voren evenredig met de omlopende vochten had gevloeid , het meest van al in de buik ingewanden word ter neder gezet, het is bekend hoe veel een fterke ademhaling vermag, om de omloop der fappen door de buik-ingewanden te bevorderen , om dat door de werking van het middenrift en de buikfpieren, al het in de buik bevatte gedrukr word, en dus de beweging van het aderlyk bloed Voortgezet word. wanneer nu de droefgeestige op een en dezelve gedachte blyvende ftaan, al het overige verzuimen, leiden zy meest een zittend leven , of ook hartnekkiglyk zich op de letteroeffeningen toeleggende fomtyds (ziet §. 1194.) zitten zy met het lichaam voorovergebogen, ■IMlVlO-bj-r, ■ ■ -nitörhVv 'ff :.ri,; "•; ü si flf^c' e%' fo) Inftitut. Med. H. Boerhaave $. a2|.' Cp") Ibidem. §. 308. (?) Ibidem. §. 350. Eeeeee 2 -  9<4 DE DROEFGEESTIGHEID. f. 1098, en beletten noch meer de vrye doorgang der fappen door de buikingewanden : en wel hetmeest van al, wanneer zy naar den eeten met een volle maagh lang in zodanige lichaams geftalte blyven. om deeze oorzaak kan men aan geleerde mannen niet genoeg infcherpen ■ dewyl zy dikwerf tot deeze ziekte overhellen, dat. zv zich gewoon maken het lichaam recht op te houden en de fioik niet te drukken tegen de tafel, waar aan zy zitten, het , blykt nu genoeg uit al het gezegde , dat de zwartgallige fap* allengskens in de buik-ingewanden moet vergaderen 5 het geene ook door 't gezag der oude Geneesheeren word bevestigd fr)' maar zy zvord voortgebragt door een overvloedige warmt e, de.' \hecle pit, en het zwartere bloed verbradende. maar meestal haaien de eerst aangedane deelen van de onderbuik het hoofd in hunne bvereenftemming over , en werken de ylhoofdigheid uit enz. wanneer nu de zwartgallige ftof opeengehoopt hier vast zit , als dan word de kwaal gewoonlyk anders genoemd; want als dan word zy miltzugt genoemd, om dat de zwarte gal de borstingewanden en het zogenoemde week der zyden bezet; envoornamentlyk die plaats van de buik (ziet §. 701. en 735O alwaar de lever, milt, maagh, alvleischklier enz. geplaatst zyn: als ook om dat de ziekten een gevoel gewaar worden omtrent deeze plaats van een bezwarend gewigt en benauwdheid , ge. Ivk ik het volgende Hoofddeel zal gezegd worden, maar aangezien ook de kramptrekkende benaauwheid dikwerf omtrent let week der zyden word waargenomen by die , die het geheele zenuwgeftel zeer aandoenlyk hebben, en zodanige zieken daar door ook miltzuchtige genoemd worden , hierom zouae zv tot beter onderfcheiding miltzucht met ftof genoemd kunnen worden; want in 't laatfte geval is dikwils geen het minfte gebrek in de ingewanden verholen; en de kramp ontbonö . . den OO De Melancholt ex Galeno &c» LM- Cap. I. Charter» T«m. X. pag. 497*  $.105)8/1099: DE DROEFGEESTIGHEID. 955 den zynde, door oprusping en winden uitgejaagd, word alle die benaauwdheid geftild. Dit is dierhalve de tweede trap van de droefgeestigheid, wanneer de buik - ingewanden door de zwartgallige fap bezet word, van de eerfte onderfcheiden , en van andere toevallen verzeld. deeze onderfcheiding heeft Aegineta (f) zeer fiaay aangetekend. % 10P9. "LJier door brengt het aldaar een gevoel J_ J. voort van een gedurige zwaarte, benaauwdheid, vervulling, vooral door de genuttigde fpys en drank ; en moeilyke ademhaling door de bezwaarde buik-ingewanden; beletzelen van de krachtdadigheid der beide gallen, van het buikklierbeddig, maagh , darm ,. darmfcheil fap in de volmaking, afzondering, vermenging van de fpyzen ; hier door eerst eene op alle wyzen gekwetite verteering ; bederving van het geè'etene in een raauw zuur,.. indien hét uit het ryk der planten is, in een verrotting van het algemeen fcheivocht, of gerflig olieachtig, indien uit het ryk der dieren ; hier door'opruspingen, winden, kramptrekkingen, tegenhouden afgang, verharde drek; een erger trap van gheelzugt als de eerfte (1094..); alle kwalen (1094.) nu erger.. Wanneer nu de buik-ingewanden door het zwartgallig vogt bezet worden, als dan worden ook veele werkingen geftoord, welkers geheelheid van de vrye doorgang der fappen door de vaten van deeze ingewanden afhing, en 'er gebeuren nieuwe toer (0 Lib. III. Cap. XIV. pag. 30. Eeeeee 3  *£ pag. 93(O Ibidem Ann. 8. pag. 14.4.  $.1103.1104. DE DROEFGEESTIGHEID. 975 hand, de ingewanden worden verlost, en de gezondheid keert wederom; hoe wel later, ja zelfs het lichaam van een gedeelte van dit bezwarend pak verlost, komt het overige van zelfs te boven, indien dc krachten bewaard en vermeerderd worden door een goed en bekwaam voedzel, betraande uit die dingen, welke reeds aangeprezen zyn, en alle de oorzaken der ziekte zorgvuldiglyk vermyd worden, alhoewel de zieke, verdrietig door het langdurig gebruik der geneesmiddelen, van dezelve ten eenemale afkerig zyn. dit hebben de oude Geneesheeren fraay aangetekend : want by fommige worden de geneesmiddelen gebruikt, zo lang de ziekte duurt, boe wel bezwykende en zwak: maar indien den mensch wederom vleefchig word en zyn krachten herfteld, worden tevens alle de voet flappen der ziekte uitgewischt; want de kracht der natuur verwekt de gezondheid,' maar de zwakte derzelve, de ziekte (t). diergelyk word ook by Aëtius (u) gelezen, uit Ruft/s overgenomen , het geene aldus luid: waarom dat men de natuur verligting. moet toebrengen: voant zy fchynt te gelyk met de geneesmiddelen gekwollen ; maar in de rust fterker te\uorden, en de ziektens reeds te voren verzwakt, te boven te komen. deeze waarfchouwingen der ouden bevestigen de geneeskundige waarnemingen: want het gebeurd dikwils, dat de droefgeestige, de geneeswateren gebruikende, wel verligt worden, maar nochtans niet geheel genezen vertrekken, maar wanneer zy op reis goed voedzel gebruiken , en tevens door de gedurige verfcheidendheid der voorwerpen vermaakt worden, bevinden zy, wanneer zy wedergekeerd zyn, dat de ziekte allengskens verdwynt. v- 1104. IV/faar dit kwaad (1102J nu tot een grote 1 v _l fcherpte gekomen, met de ingewanden reeds zeer bedurven, indien, dezelfde oorzaken (1102.) voortduwende, het daar naar door de fpierlyke beweging, de O) Aretams in loco modo citato. 00 Lib. VI. Cap. X. pag. 104. verfa & de Melanchol, libelL, ex Galen. &c Charter. Tom. X. pag. 502. Derde Deel. Hhhhhh  976 DE DROEFGEESTIGHEID. $• ï 104. de liftte der zon, of van het vuur r fcherp voedzel, overvloedig gebruikt ; fcherpe hevig bewegende geneesmiddelen met de fcherpheid der kwaal , gestende ; vergitten door diergelyke werking kwetzende; of eindelyk door fommige hevige ziektens-bewogen word, als dan lcner-pcr beweegbaar , en nu werkende gemaakt , deszells vaten breekt,, bederft, door de verrotting ontbind, met de zwarte gal zelve in verrotte zweeren veranderd; is nu de zwarte opzwellende gal: deeze nu tot dus verre gebragt, brengt die fchadelyke kwalen voort, indien het in deszelfs vaten gefmolten, na de lever bewogen, in de uitgeëete takjens 'Her holle ader kruipende, in het hart gebragt word • want indien de veelvoet in het hart deel heeft van een ftremmend zuur, als ook die van de long, grote hart flagader, kropaders , brengen de kwalen van deeze de dood voort, indien zy tot in de hersfenen is voortgegaan, brengt zy de beroerte, de lammigheid, de zinvang, de vallende ziekte, de ylhoofdigheden, de razerny, van een allerergst foort en byna ongeneeslyk voort zy veranderd alles in het flagaderlyk geftel, verwekt zwaare koortfen ; lchielyk alles tot de verrotting overbrengende; indien zy bedeeld is van een verrotting veroorzakend alcali; doetzy overal, waar zy op aandringt een fchielyk dodelyk heet vuur ontftaan.. waar door oneindige ziektens door 't geheele lichaam , en in elk deel: van het zelve,, welke niet te genezen zyn , ten zy dit fmeulende vuur uitgedooft is: maar indien de vatjens der ingewanden gebroken zynde, de uitgevalle ftof de holligheden van de penszak bezet, ontftaat 'er terftond een grote en onoverkomelyke zwakte, verrotting en ophoping van het uitgevalle fcherpe; als dan een heetvuunge uitdaging van alle dc buikingewanden;waar door wonder--  §. ii 04-. DE DROEFGEESTIGHEID. 977 lyke verfchynzels: 't trommel water; de dood meteen yslyke ftanc verzeld: maar indien zy bewogen zynde inde lever zal gedrongen zyn , en daar uit door de uitgecete en uitgefpanne gal vaten, in de galblaas, lever-galleider, gemeene galleider, in de darmen, veroorzaakt zy walgingen, brakingen, zwartgallige lopen, met benaauwdlieid, indrang, pyn, knaging, welke onlydelyk zyn, waar door ontftekingen , verzweeringen, verrottingen der darmen, van de maagh , de flokdarm, de mond; waar door vreeslyke fluiptrekkingen, eindelyk een byna zachte dood, heet vuur, en dus een volgende ongevoeligheid van alles. Nu volgd de ergfte trap van deeze kwaal : want tot nu toe bezwaarde de zwartgallige ftof de ingewanden , en verftoorde derzelver werkingen, en veroorzaakte aldus vry grote möeilykheden; maar die langdurig zyn, en niet fchielyk dodelyk. maar wanneer de fcherpte, by deeze vastklevende ftof gevo3gd, begint vermeerderd te worden , en dat vasthoudende te fmelten , worden de ingewanden uitgeknaagt, en de zwartgallige ftof brengt allerergfte verzweeringen voort, want aangezien de kleinfte ilagaderlyke vatjens, door een ondoorgankelyke oniftokene ftof uitgezet, breken, hunne vochten uitftorten, zich tegen de tederfte vaste deelen aanwryven, losmaken, met de vloeibare deelen vermengen, en aldus de etter voortbrengen (ziet §. 387.), welke alhoewel zy uit zich zelve zeer zagt is , nochtans de ergfte kwalen in de ingewanden kan voortbrengen; hoe veel erger kwalen zullen'er ontftaan, wanneer de fcherpe ftof in de verdopte vaten vastzittende, dezelve uitknaagt, en in een verrotte wegsmelting veranderd; het geene door de geheele oppervlakte van de holligheid in welke het hangt, uit te knagen , fchielyk de verzwering vermeerderd, en eindelyk de geheele zelfftandigheid Hhhhhh 2 der  978 DE DROEFGEESTIGHEID. 5.1104. der ingewanden in een droesfemacbtige ballast veranderd, by de Ocffenaars der geneeskunde komen vry talryke waarnemingen voor, welke leeren , dat men in de lyken de milt, de lever enz. in zodanige zwartgallige verzweeringen veranderd heeft gevonden, nochte het zal de zieken niet helpen, offchoon de in deeze zweeren bevatte ballast uit het lichaam ontlast word; want de ingewanden zyn nu reeds bedurven en uitgeëeten : de eenige genezing kan verhoopt worden, gelyk te voren gezegd is geweest, wanneer de vaten en ingewanden noch in hun geheel zynde, de ontbonde zwarte gal uit het lichaam gaat , anderzints word zy genoemd opzwellende zwarte gal, langs onderfcheide wegen uit de plaats uitgaande, in welke zy begrepen word, gelyk naderhand zal gezegd worden , maar met een kwade uitflag. deeze heeft Galenus uitgewerkt zwartgallig fap genoemd (w), welke hy gewaarfchouwd heeft dat altyd tot nadeel uitgeworpen word; en in tegendeel heeft hy waargenomen dat de ontlasting van dat geene, dat enkel zwart genoemd word, niet zelden heilzaam is. alwaar wy duidelyk zien , dat Galenus de opzwellende zwarte gal onderfcheiden heeft van de enkel genoemde zwarte gal. maar hy heeft 'er by gevoegd, dat de min ervarene in de geneeskunde zich verwonderen , waarom de kwade ftof ontlast zynde , het lichaam gekwetst word, daar in tegendeel de ziekte daar door eerder moest weggenomen worden : de reede hier van blykt gemakkelyk uit het reeds gezegde. Maar aangezien alles, dat de beweging of de warmte in 't lichaam vermeerderd, zeer bekwaam is, om de zwarte gal fchielyk in beweging te brengen ; blykt het, waarom HippocratesQx) geboden heeft zich te wachten van fterke wyn, fcherpe fpyzen, te hevige oeffeningen, warme wasfingen, hitte der zon in de genezing van deeze ziekte, dit zelve nu is waar van de geneesmiddelen. » • (V) De atra bile Cap. III. Charter. Tom. III. pag. 168. 00 De Morbis Lib. II. Cap. XXIX, Charter. Tom. VII. pag. 580. 581.'-  §. 1104. DE DROEFGEESTIGHEID. 979 len. want alhoewel de krachten der nieskruiden tot deeze ziekte zeer geprezen worden, is het nochtans zeker, dat in deeze trap. van droefgeestigheid zodanige fterke middelen niet-zonder groot gevaar kunnen gebruikt worden, maar aangezien de fcherpte der zwarte gal zo onderfcheiden is , moet men die middelen voorzigtiglyk gebruiken , welke een eigenfehap hebben tegen over gefteld aan de fcherpheid. want indien b: v: 'er een zuur fcherp aanwezende is, en de zwarte gal, beginnende ontbonden te worden en zich te bewegen, in de darmen of de maagh zal gekomen zyn, als dan word dit fcherpe zekerder ontzenuwt door het zelve met dunne foepen, of zuiver water te drinken , af te fpoelen, dan dat men het wil aantasten door zuivere zouten, of aardachtige opflurpende geneesmiddelen want de maagh en de darmen, door dit fcherpe geprikkeld, zullen door de kramp aangetast worden , en tevens zal 'er door de zuivere zouten of de aardachtige middelen, met hét zuur gestende, een veerkrachtige ftof geboren worden, wel door de door de kramp te zamen getrokke darmen of maagh gedwongen, wonderiyke diktens en een byna onverdraaglyke benaauwdheid zal verwekken (ziet §. 646.). ■ Maar ook zouden de vergiften, welke het geheele lichaam zo fchielyk en zo hevig verftoren, de zwarte gal fchielyk in beweging kunnen brengen, en de zelfde kwalen veroorzaken, zodanig geval word by Wepferm (y) gevonden, welk hier toe fchynt te behoren, een vrouw welke eene ongedaantheid had, had door den raad van een oude vrouw', eenige greinen fpiesglas , gedurende een nagt in wyn ingegoten, ingenomen, en daar doorontftonden vreeslyke brakingen, hartvang, ftuiptrekkingen : door het drinken van foepen zyn deeze toevallen wel verminderd , maar 'er bleef een grote zwakte; en wanneer zy eenigermate haare krachten wederom heeft gekregen , heeft zy een ondraaglyke pyn aan de rechter voet gevoeld : de Heelmeefter 's anderen daags O) De cicut. aquat. hiftor. & noxis Cap. XX. hift. 3. pag. 254. Hhhhhh 3  ■ qSo DE DROEFGEESTIGHEID. §.1104. geroepen zynde, heeft de voet tot halverweg de fcheen zo zwart gevonden, als of het in vitriool gedoopt was; intusfehen was het aangedane deel nochte hard, nochte gezwollen, nochte verzworen : nochtans volgde de verfterving ; en hy heeft het been tot op een hand breed van de knie moeten afzetten, indien men nu in aanmerking neemt, dat de ongedaantheid fomtyds een gheele, bruine, ja zwarte couleur veroorzaakt (ziet §. ufo.), en dat de zwarte gal gezwollen zynde, fchielyk dodelykeheetvuuren voortbrengt, overal waar zy indringt, gelyk terftond zal gezegd worden, is het zeer waarfchynlyk , dat die fchielyke zwartheid,met die overgrote pyn en daar op volgende verfterving , daar door veroorzaakt is geweest, dat de zwarte gal door zodanig hevig middel bewogen, gedeeltelyk ontlast is door die yslyke brakingen , gedeeltelyk met de omlopende fappen vermengd , zich in de voet en het been ter neder heeft gezet, dit gevoelen fchynt daar door bevestigd te worden, dat de lever bleek en van onderfcheide couleuren , de milt groter als natuurlyk is gevonden, want het is bekend, dat, de lever verftopt zynde , de milt dikwils in grootte toeneemt, en het fchynt in geenen deele te verwonderen, dat naar zo zware ontlastingen, en dat de zwartgallige ftof gedeeltelyk doorliet braken uitgejaagd, gedeeltlyk door verplaatzing na andere plaatfen afgeleid, de lever bleek is geweest. Edoch de oorzaken tot nu toe opgenoemd , welke de zwarte gal doen zwellen, kunnen door de zieke vermyd worden, indien hy aan den raad van een voorzigtig Geneesheer gehoorzaamt: maar de langdurige ziektens b: v:, zullen niet altyd vermyd kunnen worden, een enkele derdendaagfche lentekoorts zal, gelyk dikwils waargenomen is geweest, de zwarte gal kunnen bewegen ; en zo veel noch te meer alle de gedurige koortfen, en ontftokene ziektens, indien zy in een droefgeestig lichaam ontftaan. als dan zullen die ziektens, alhoewel zy uit hunnen natuur niet zeer gevaarlyk waren, dikwils fchielyk dodelyk worden, dewyl door de vermeerderde omlopende beweging de zwarte gal gefmol- tcn  §.no4. DE DROEFGEESTIGHEID. 9S1 ten word , beweegbaar gemaakt word , en alles verftoord. dit heeft Hippocrates op verfcheide plaatfen gewaarfchouwd. want hy zegt in de verzamelde voorktnnibfen Cz): het is dodelyk voor iemand die de koorts heeft, indien de zwarte gal in den beginne na boven of beneden uitgaat, en elders fteld hy noch het volgende als een algemeene vaste regel (a) : het is dodelyk in alle ziektens, zvanneer in den beginne de zzvarte gal van l oven of van onder voor den dag komt. want het betekend , dat de zwarte gal door het geweld der ziekte aan 't opzwellen geraakt is , en langs alle kanten een weg zoekt, nochte hy heeft beter uitgang .^ehoopt , indien op een ander tydperk der ziekte , de zieken reeds verzwakt en uitgemergeld zynde, diergelyke voor den dag kwamen : want in de volgende korte ftelling {bj fchryft hy aldus, diejoor fcherpe of langdurige ziektens of'wonden, of op eenige andere wy~ ze reeds uitgemergeld zynde, zzvarte gal of als zzvart bloed ontlasten, f erven des anderen daags. Maar wanneer de ontbonde zwartgallige ftof in de ingewanden zittende, in de aders is gekomen, zal zy noodzaaklyk door de poortader in de lever gaan, en zal de tedere en zagte vaten van de lever uitknagen; en zal aldus in de holle ader, welke in de zelfftandigheid der lever geboren word, en het bloed van de afzondering der gal overig, van dit ingewand ontfangt, over kunnen gaan ; waar door zy terftond in 't rechter hart zal komen, indien nu, gelyk in 't volgende Hoofddeel zal gezegd worden , de zwarte gal een allerfcherpfte zuure fcherpheid heeft, zal het bloed in 't rechter hart ftremmen; indien deeze ftremming fterk is, zal zy in de long-flagader blyven zitten, en 'er zal een haastige dood volgen : maar indien zynoch heeft kunnen doorgedrukt worden, doon de eindens der long-flagader, zal zy, hoewel met moei- 00 No» 71. Charter. Tom. VIII. pag. 856. Qa) Aphor. 22. Se&. IV, Charter. Tom. IX. pag, 14&- (f) Ibidem pag» »47.  9W DE DROEFGEESTIGHEID. $. 1104. moeite na't linker hart gebragt worden; en zal aldaar op nieuw beginnen te zamen te gaan ; zal aldus oorfprong zyn van veelvoetige zamengroejingen; of zodanig brokkig bloed door de takken der grote hart-flagader verdeeld ; zal in 't kort in de naauwigheden der te zamen lopende llagaders blyven zitten ; voor alindien het door de krop en wervel fiagaders in de hersfenen , welker maakzel uit allerkleinlte vatjens beftaat; zal gekomen zyn. men begrypt dierhalve ligtelyk , dat , na mate de onderfcheide deelen der hersfenen , welke aangedaan worden, alle deszelfs werkingen verftoort moeten worden , ja zelfs dikwils alle door een dodelyke beroerte fchielyk vernietigd worden, waar door Hippocrates (gelyk ook by eene andere gelegendheid §. 1010. 4. gewaarfchouwd is geweesO gezegd heeft (c) : degevaarlyke droefgeestige ziektens gedurende deeze jaargetyden, (de lente te zveten en de herfst) waarfchouwen van een lichaams beroerte, of fiuiptrekking, of razerny, of blindheid, en in de volgende korte Helling voegt hy 'er by, dat de beroerte voornamentlyk ontfiaat tusfchen het veertigfte en zestigfte jaar des ouderdoms, op welke tyd van 't leven de droefgeestigheid vooral voorkomt, gelyk naderhand §. 1108. 3. zal gezegd worden, maar indien het goede bloed de grote vaten te zeer opfpannende, of door derzelver verbreking' in de holligheid van het bekkeneel uitgeftort , zo dikwerf een dodelyke beroerte veroorzaakt heeft, blykt het gemakkelyk, dat men noch meer te vrezen heeft van het bloed dat tevens dik en fcheip is, indien het in de hersfenen is gekomen'. Maar wanneer de ontbonde en opgezwolle zwarte gal in de fiagaders is gekomen, en met het overige bloed vloeid, zal alles in 't lichaam geftoort worden, offchoon zy niet op zekere plaatfen van het lichaam afgezet word, om dat zodanig fcherp vogt met het bloed vermengd is; waar door zeer kwade koortfen zullen ontftaan (ziet §. 586. *.), en wel allerhcetfte in te voren al- ler- (0 Aphor. 56. Sc&, VI. Charter. Tom. IX. pagr 287. ïi i)  J.iic-4. DE DROEFGEESTIGHEID. 9Ö3 lerkoudfte lichamen , meestal met vreeslyke toevallen, als dan word deeze zwarte galniet bewogen en losgemaakt door de voorafgegane koorts , maar door eenige andere oorzaak ontbonden en met het bloed vermengt, verwekt zy de koorts , en door de koorts bewogen , vernietigd zy in korten tyd het geheele lichaam door de verrotting want als dan heeft de zwarte gal eerder eene verrotte fcherpheid: maar wanneer een zuure fcherpheid in de zwarte gal aanwezende is, dood zy den mensch fchielyk, wanneer zy , na de ontftane ftremming met het bloed vermengd word, de longen ofte de vaten der hersfenen met brokkig bloed opgepropt zynde, eer dat de koorts kan volgen, wanneer Duretus Ui) dit had waargenomen , dat de allerheetfte koortfen , te weten uit een koude en langdurige ziekte ontftonden, heeft hy gezegd: 'er is zo groot onderfcheid tusfchen de zwarte gal en het droefgeestig fap, als tusfchen gloeiend en koud yzer. en Galenus heeft zeer wel vermaand, dat zodanige koortfen ontftaan door de verrotting van de zwarte gal voortkomende (e), zeggende : want de zwarte gal is een vocht van een koude natuur, maar wanneer zy eenige verrotting hy zich gevoegd heeft, welkers oorzaak de koorts ontfteekt, bezit zy ze veel van de hitte als van de verrotting. Maar wanneer de zwarte gal door de koorts bewogen , hier door noch fcherper geworden, in eenig deel van het lichaam opgepropt is, en tevens een verrot makende alcalifche inborst heefr, volgd terftond het heet vuur; gelyk blykt uit het geene , dat $. 423. over de oorzaken van het heet vuur is gezegd geweest, dus heeft Galenus (f) aangetekend, dat de zwarte puistjens en pest kooien uit het droefgeestig fap door de koorts bewogen , ontftaan. Het (d) In Coac. Pramot. Lib. I. No. 74. pag. 40. CO De Symptom. Cauf. Lib. II. Cap. V. Charter. Tom. VII. jwg* 78. (ƒ) De Atra bile Cap. IV. Charter. Tom, III, pag. 169» Derde Deel. Iiiiii  o84 DE DROEFGEESTIGHEID. §.1104. Het blykt nu gemakkelyk uit het gezegde, dat door de zwarte opzwellende gal ontallyke ziektens kunnen ontftaan , na mate zy of met het bloed verfpreid is door 't geheele lichaam, of zich in dit of geene deel heeft ter neder gezet: maar ook te gelyk blykt het, dat deeze kwalen naauwlyks zyn te genezen , aangezien de deelen fchielyk te niet gedaan worden door zodanig fcherp en verrotting toebrengend vocht; ook wanneer het met door de zelve door te gaan uit het lichaam tracht te gaan : en tevens moet men aanmerken , dat deeze ingewanden allerergst zyn aangedaan, in welke de zwarte gal heeft gezeten , eer dat zy bewogen wierd. Edoch alle die verplaatfingen door welke de zwarte gal uit de plaatfen welke zy bezet heeft in het bloed gebragt word , en na verlcheide plaatfen overgebragt, grypen als dan plaats, wanneer de vaten en de ingewanden noch genoeg in hun geheel zyn. maar nochtans gebeurd het fomtyds, dat de zwarte gal, de vaten dooreeëeten en de ingewanden bedurven zynde, verzweeringen veroorzaakt vol van verrotte ftof, welkers vliezen , deeze ftof in zich bevattende, door de hoeveelheid der ftof gebroken, of dcor de fcherpte uitgeëeten zynde, al dit bedurve gefmoltene in de holligheid der penszak nedervalt, aldaar by een vergaderd word, door den tyd noch verrotter word, alle de buik-ingewanden welke het befpoeld, door een heetvurige verrotting bederft; en dus volgd 'er vry fchielyk een onvermydelyke dood. maar op dien tvd wanneer zodanige zweeren breeken, ontftaat'er een grote zwakte om dat alle de fappen in deeze gebroke en opene vaten dringen'; en tevens kan de verrotting zelve de krachten ter nederfiaan, gelyk te voren §■ 661., alwaar over de koortfige ylhoofdigheid gehandeld wierd , is bewezen geweest, buiten dat aangezien de verrottende fappen overvloedige veerkrachtige lugt voortbrengen', word de buik ontzaglyk opgefpannen , en wanneer men op dezelve klopt, geeft zy een weerklank als een trommel, om dat de buik niet zo zeer gezwollen is door de uit- ge-  §.no4. DE DROEFGEESTIGHEID. 985 geftortte fappen, als dooreen veerkrachtige ftof, door de verrotting ontftaan. dus zien wy de doode riffen van verdronke beesten een zeer opgezwolle buik hebben, wanneer zy beginnen te verrotten, en dan boven op het water dry ven ; en het is. bekend, hoe vreeslyke ftanfc zich rondom verfpreid , wanneer de buik van zodanig rif barst, indien naar de verbreking der vaten de ellendige zieken eenige dagen blyven leven , word de buik opgeblazen ; indien zy fchielyk fterven, gefchied dit naar de dood; en wanneer de allergezwollendfte buik van zodanig lyk •geopend word, komt 'er zodanige verrotte ftank uit, dat ook de minst aandoenlykfte ontleedkundige, lang aan deeze lastigheden gewoon, in flaauwte zyn gevallen. Te voren in dit zelfde Hoofddeel is gezegd geweest , dat de zwartgallige ftof, ten zy, dat zy door de verbreking der vaten ■in de holligheid der buik nedergevallen is, in de lever gaat: wy hebben die kwalen opgemerkt, welke ontftaan, wanneer de zwarte gal losgemaakt en bewogen in de holle ader is gekomen , en dus met het bloed vermengd, maar zy zal ook in de galvaten kunnen komen, en dus door de lever en gemeene galleider inde twaalfvingerige darm, en daar uit wederom keeren in de maagh, of door 't geheele beloop der darmen voortgaan , en eindelyk 'door de afgang uitgejaagd worden, maar het blykt gemakkelyk, hoe zwaare pynen, hoe vreeslyke kwalen, ontftaan moeten, wanneer zodanige allerfcherpfte ftof door deeze plaatzen gaat, en die uitknaagt; waar door meestal een haastige dood volgd. de beoeffenaars der geneeskunde hebben dikwerf zodanige gevallen waargenomen, een jongeling, kreeg naar een kwalyk geneze derdendaagfche koorts eene ongedaantheid , met een blaauwe en loodachtige couleur van 't aangezigt. maar wanneer hy te voet eenige mylen gereisd had , en dus het lichaam fterk bewogen had, en tevens met zyne metgezellen moeilykheid hadde gehad, heeft hy onverwagt, en wel by herhaalde ryzen een zwarte ftof Iiiiii 2 ge^  586 DE DROEFGEESTIGHEID. §.1104.. gebraakt; door de afgang raakte hy zeer Hinkende en gelyk pik, zwarte drek kwyt; 'er is een flaauwte op gevolgd, en in de tyd van viee-en-twintig uuren de dood (g). het ïs wel waar dat de zeer beroemde Schryver dit geval als een bloedbraking heeft befchouwd; maar de befchryving der ziekte zelve leerd, dat deeze zieke door de zwarte gal is aangetast geweest: welke door de lichaams beweging en hevige gemoeds aandoening gefchud en opgezwollen van boven en onder is uitgebarften. maar het geene in het geopende lyk te voorfchyn is gekomen ,. bevestigd dit verder, want alhoewel het lyk 's anderen daags naar de dood geopend wierd, konden de aanwezende naatiwiyks d,e flank verdragen : de korte vaten in de maagh zag men dat zwart en gebroken waren , en in deszelfs holligheid , als ook in de omgewonde darm, wierd een zwarte gefmolte Hinkende ftof gevonden de vaten der omgewonden darm te gelyk zwart zynde enz.. hier'toe fchynt ook de braking en de affcheiding der zwarte ftofte gelyk met de gheelzugt gebragt te kunnen worden , welke ziekte in 't koningryk Castiliën dikwerf voorkomt, en die dodelyk is (Z>). want het is bekend dat de Spanjaarden zeer tot de droefgeestigheid overhellen, dus word ook by Bonetus (f) van een droefgeestig man gelezen, die, naar het braken van zwart bloed en dikwervise flaauwtens , geftorven is. het lyk geopend zvnde heeft men de darmen in de rechter zyde blaauw zwart,' verftorven: de fcheilvaten door zwart bloed opgezwollen ■ het bovenfte gedeelte van de kronkeldarm vol met ge- ron- (g) Fred. Hofman. Med» Syftemat. Tom. IV. Part. 3. Sec!:.-I.. , Cap. III. pag. 28. O') Europ. Medic. pag. 47o. 00 Sepulcret. Anat. Praft. Lib. L Seü^ IX. Obferv»- 43» Pa2< f241»  J.1104.1105. DE DROEFGEESTIGHEID. 087 ronne, drekachtig bloed, allerzwartst gelyk pik, gelyk by gebraakt had , vervuld gezien, men zoude zekerlyk veele diergelyke gevallen uit beproefde Schryvers by een kunnen vergaderen ; maar deeze zullen genoeg zyn, om te bewyzen , hoe grote kwalen volgen moeten , wanneer de zwarte gal opgezwollen en bewogen in de maagh of de darmen komt. hier uit blykt ook de reede, waarom Hippocrates (k) gezegd heeft: indien de buikloop haar oorfhrong heeft van de zwarte gal, is zy dodelyk. want naar vreeslyk.' pynen, en fomtyds ftuiptrekkingen, volgt een dodelyk heet vuur der ingewanden. v. no?. T\/faar de ftof aldus gemaakt (1104..), heeft lYJ. te gelyk met eene grote eri byna pikachtige vastklevendheid eene allerfcherpfte zuure fcherpheid, welke de metalen knaagt, de aarde doet gisten, of eene alcalifche zoute fcherpheid, welke zeer bytende is; of een verrotte olieachtige, de allerwreedfte van alle. (5$. tot 107. iofi. 10$2.) hier voren is aangewezen, waar yan ieder byzónder foort ontftaat, hoe zy gekent, op wat wyze genezen word. Wanneer de gezwolle zwarte gal fchielyk langs de eene of andere weg uit het lichaam geworpen word, als dan kan deszelfs eigenfehap onderzogt worden, en daar door het gedeelte gekend worden,, dat noch niet uitgejaagtis. de algemeene eigenfehap is, dat zy zeer vastklevende, fcherp, en zwart of donker bruin van couleur is : edoch zy heeft onderfcheide foort van fcherpte. want men neemt fomtyds een allerzuurfte fcherpte waar, zo dat zy de O) Aphor. 24r Se£t. IVV Liiiii 3  988 DE DROEFGEESTIGHEID. §.1105. de kopere bekkens, waar in zy ontvangen word, knaagt ; met met'het aardachtige, dat zy ontmoet, gest ; de keel toetrekt, wanneer zy uitgebraakt word; en de tanden Homp maakt, gelyk alle andere zuiïren gewoonlyk doen. edoch het fchynt byna, als of Galenus (/) gelooft heeft, dat alle zwarte gal zuur was. ondertusfchen weeten wy nochtans door vaste waarnemingen, dat de zwarte gal fomtyds overvloeid van een alcalifche en verrotte fcherpte. Hippocrates (m) vermaand tevens op dezelfde plaats , alwaar hy gewag maakt van een allerzuurlle zwarte gal, dat de droefgeestige fomtyds zodanige dingen overgeeven, welke na een dood lichaam rieken: maar dit zoort van zwarte gal, brengt zeer onverwagte heete vuuren voort, gelyk in 't vorige hoofddeel is gezegd geweest, maar het lelykfte bederf van al is, dat van het verrotte vettige, het geene plaats fchynt te grypen, wanneer de gheele in zwarte gal ontaart, want het is uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam bekend, dat het de volmaking van goede gal in de lever het aderlyk bloed van bet net, dat vol van olie is, het zyne toebrengt (n) ; en de Scheikundige proefondervindingen leeren, dat de uitgedroogde gal kan in den brand geftoken worden, en de vlam voeden: waar uit het blykt, dat 'er veel vette olie in de gal zelvë is. maar 'er zyn zodanige menfchen, van een galachtig geftel, die heeter , aandoenlyker door de gemoeds bewegingen, meerder tot de gramfchap overhellende, een gheelder pis loozen, het wit van de oogen met eenig gheel overftort hebben : in die word een overvloedige fcherpe gal geboren , welke in deszelfs blaas wederhouden , o-emakkelyk' taay en ros word, ja zelfs als in een zwarte vast- kle- 00 Method. Med. Lib. XIV Cap. IX. Charter. Tom. X. p. 328. O») De Morbis Lib. U. Cap. XXIX. Charter. Tom. VII. p. 580. 00 H. Poerhaave Inttitut. Medic. §. 332.  DE DROEFGEESTIGHEID. 989 klevende droesfem ontaart : daarom begint het geheele uitzigt van 't lichaam in een hartnekkige gheelzugt zwartachtig te worden , daar in *t begin der ziekte een gheelheid aanwezende was: en als dan word zy zzvarte gheelzugt genoemd , gelyk in 't Hoofddeel van de ontfteking der lever gezegd is geweest, maar deeze gal nu verdikt en droesfemachtig geworden, heeft deeze eigenfehap, dat zy vry ligt verrot, en als dan op nieuw ontbonden word, en zich tevens verfpreid door de nabygelegene plaatfen, langs wegen, noch niet te recht aan de ontleedkundige bekend, want men neemt dikwerf waar in de lyken, dat de gal als uit deszelfs blaas uitwaasfemt, en niet alleen een gedeelte der lever, maar ook de kronkeldarm en het net gheel verwt. indien nu de zo zeer verrotte gal fchielyk door diergelyke oorzaken bewogen word, welke de zwarte gal doen zwellen en in beweging brengen , blykt het gemakkelyk , dat 'er een fchielyk bederf moet 'volgen van alle de deelen welke dit verrotte gefmoltene befpoeld. dus is my bekend, dat men in het lyk van een voorname vrouw, zeer hevige en onverwagte droefhedens doorftaan hebbende, en daar naar fchielyk geftorven, waargenomen heeft, dat de buik zeer gezwollen was, welke geopend zynde , een allerlelykfte ftank uitgaf: de galblaas bevatte een zwarte, dikke blinkende ftof, gelyk aan gefmolte pik; de alvleischklier was met een diergelyke couleur geverwd, als ook de milt, die zoetjens aangeraakt zynde, geheel verrot wegvloeide: op diergelyke wyze bevonden zich de nieren , offchoon zy natuurlyker wyze een vry vaster zelfftandigheid vertonen als de milt. maar door welke oorzaken deeze onderfcheide zoorten van fcherptens in 't lichaam vsortgebragt worden , en door welke tekenen ieders aanwezen in 't byzonder kan gekend worden, is by de getallen, in de voorftelling aangehaald, gezegd geweest. §. iio<5. TT^n het blykt ligtelyk aan een oplettende , M-J dat Qi 000. 1003. 1004.) gezegd is, en 1 de  99o DE DROEFGEESTIGHEID. §.no) heeft waargenomen, dat iemand zich ongeneeslyk bevindende, wanneer hy een meisje aller ongeduldigst beminde, door de liefde is genezen geweest, wanneer hy zyn bemind meisje verkreeg , daar de Geneesheeren geen voordcel deeden. Over het waken en de vrees, als zynde oorzaken van deeze ziekte, is van gelyken te voren gefproken geweest, maar de eenzaamheid veroorzaakt, dat de droefgeestige door geene verfcheidendheid der voorwerpen, door geene zamenfpraken met hunne vrienden, van deeze gedachte afgetrokken worden , op welke de geest vast blyft ftaan; waar door de ziekte vermeerdert, ja de liefde tot de eenzaamheid geeft een teken van de reeds in het lichaam ontftane zwatgallig vocht, gelyk §. 1094. is gezegd geweest maar aangezien vrouwen aan de opftygingen onderhevig onderworpen zvn aan zeer fterke gemoeds aandoeningen, en wel om zeer ligte oorzaken , en de grote gemoeds bewegingen gimftig zyn om deeze ziekte voort te brengen (ziet §. 1093.); blykt het dat de opftygingen te recht onder de oorzaken van de droefgeestigheid gerekend worden, hier by komt, dat vrouwen, aan de opftygingen onderhevig, ten tyde der aanval fomtyds een 011gelooflyke hoeveelheid dimne waterachtige pis loozen , hoedanige pisvloeijing voor een eigen kenmerk van deeze aandoening if) De Caufis & Signis Morbor. Dintemor. Lib. L Cap. V. pag. 30. 31»  $.no8. DE DROEFGEESTIGHEID. 997 by Sy denham (q) word gehouden, in andere (/) heeft hy een overvloedige uitwerping van dunne ftof waargenomen , of ook nachtzweetingen. maar door zodanige ontlastingen van het dunfte gedeelte van 't bloed word het zwartgallig fap voortgebragt, gelyk §. -1092. is gezegd. 2. tiet bloed ontaart in deeze ziekte van deszelfs natuurlyke eigenfehap, word dik, vastklevende, min doorgankelyk door de naauwe vaten ; en dus kan alles, wat de behoorlyke volmaking van het bloed, of de herftelling van het vlugfte gedeelte , door de afzonderingen en uitwerpingen verloren, beletten, deeze ziekte voortbrengen : want alles, wat van het bloed afgezonderd of uitgeworpen word, is dunner als het bloed zelve, waar van het gefcheiden word, ten minfte op dien tyd , wanneer de afzondering gefchied; hoe wel het naderhand door 't verblyf, de opzuiging van het dunnere vocht door de aders, de warmte zelve van het lichaam, verdikt word , gelyk in de fnot van de neus, de flym der keel, het zaad enz. word waargenomen, om deeze reede is een zittend leven van te voren onder de oorzaken der droefgeestigheid opgeteld, om dat de omloop der fappen als dan minder werkzaam word, en vooral door de buik-ingewanden, gelyk te voren bewezen is geweest, want alhoewel de rust en vadzigheid van 't lichaam over 't algemeen nadeel doen , nochtans neemt gewoonlyk deszelfs eerfte nadeelen in de ingewanden der eerfte koking of ghylmaking waar; wanneer de eetlust kwynt, opruspingen en winden ontftaan, de verteering minder goed gevolg heeft, de afgang langzamer word. wanneer het nu reeds van de vereischtens tot de gezondheid ontaart bloed, tot de zwartgallige dikte overhellende, de ingewanden , in de voorftelling opgenoemd, begint te bezetten , als dan is de tweede trap der droefgeestigheid aanwezende, waarvan $. 1098. gefproken is. Maar (?) Différtat. Epiftol. pag. 492+ 00 Ibidem, pag. 50.  993 DE DROEFGEESTIGHEID. §. 1108. Maar de miltzugt veroorzaakt zodanige ontaarting van het bloed onder welke naam de zelfde kwaal in de mannen verftaan 'word , welke in de vrouwen opftyging word geheeten , waar van zo terftond is gefproken, want hier word geen gewag gemaakt van die miltzugt, waar van §. 1098. is gefproken geweest, welke een zwartgallige droeffem reeds in de buikingewanden opgehoopt veronderfteld; maar volmaakt dezelfde aandoening, als de opftyging is waarom men , tot onderfcheiding zoude kunnen zeggen, miltzugt zonder ftof, welke eene gefteldheid geeft tot de voortbrenging der droefgeestigheid , door de fchielyke uitwerpingen van het vloeibaarfte gedeelte van het bloed , en door de menigvuldige kramptrekkingen en winderige opfpanningen van de maagh en de darmen , welke de vrye omvoering der fappen door deeze ingewanden veel VeMaS"aangezien in de fcherpe ziektens, vooral in de brandende of heete koorts, een overgrote hitte aanwezende is, en door dezelve het vloeibaarfte uit het bloed verftrooid word , en het overige verdikt (ziet S. 698O, ten zy die taaiheid van het nu dikkere bloed , door ontbindende middelen, en vooral, door een oepaste gematigdheid van koorts verdund worden, fziet $ 609 ) , dé hevigheid der fcherpe ziekte verminderende zal' de'zickc langen tyd kwynen, en in moeilyke langdurige ziektens vervallen, maar de razende koorts, brengt, buiten en behalve die nadelen, welke zy met alle de andere fcherpe ziektens gemeen heeft, tevens eene bederving in de gevoelvke'denkbeelden, van de inwendige zinnen, de reede en aandoeningen te weeg (ziet §.773-); en dus , wanneer zy kwalyk genezen is, blyft 'er dikwils eene ylhoofdigheid zonder koorts overig; ja fomtyds gaat zy even gelyk de droefgeestigheid tot de razerny over (ziet S. 774.) : daarom ook wanneer zy in een langdurige ziekte eindigt, fchynt zy gunftiger te zyn om de droefgeestigheid voort te brengen, als wel de overige fcherpe ziektens. Wy  §. uoS. DE DROEFGEESTIGHEID. 999 Wy hebben reeds gefproken over de al te zware afzonderingen en uitwerpingen, voor zoverre zy, het beweegbaarfte gedeelte van het bloed verftrooid zynde , deeze ziekte kunnen voortbrengen: van gelyken is over de nadelen van de fpys en drank, en de langdurige hitte, het bloed uitbradende5 §. 1093. gehandeld. Stilftaande, moerasfige, fchaduwachtige lucht. Hoe grote vlugheid van lichaam en geest de zuivere droge buitenlucht verwekt, is aan alle bekend; dit worden zy voornamentlyk gewaar, die de geheele winter als weggefcholen hebben in de bedompte ftad, en in de lente op 't land een zuivere, heldere,van de winden doorwaaide lucht fcheppen. dus zien wy de osfen baldadig fpringen door de groene weiden, wanneer zy de ftallën verlatende, zich in de lente na de gewone weiden begeven, die geene, die op de bergen wonen , neemt men waar , dat vlug zyn; een goede couleur hebben, en lang leven ; daar in tegendeel de geene die in laag gelegene en vochtige plaatfen leven , door veele ziektens, en wel vry moeilyke, gek wollen worden, en door hunne bleeke en droeve aangezichten de ongezontheid der plaats alwaar zy woonen, te kennen geven, waarom ook de fcheurbuik een gemeenzame ziekte is, by die geene , welke in lage en vochtige plaatfen wonen, gelyk naderhand §. n50. zal gezegd worden: alwaar tevens aangetekend word , dat die geene, die aan de droefgeestigheid onderhevig, leven, tot de fcheurbuik overhellen: waar uit blykt , dat deeze oorzaak het haare toebrengt om beide deeze ziektens voort te brengen. San&orius fchynt het zélfde waargenomen te hebben, dewyl hy zegt(Y) : dt ziektens door de droefgeestigheid en een flykachtig lugtsreftel veroorzaakt , komen hier in overeen, dat zy onmiddelyk ontftaan door de dikte van het wederhouden van het geene uitw aasfemen moet; want de droefheid belet van binnen dat het dikke zoude uitgaan , het flykachtig lugtgeflel van buiten, daar en boven worden in die men» CO Aphor. 469. Derde Deel. Llllll  IOOO DE DROEFGEESTIGHEID. §.1108. menfchen die op moerasfige en lage plaatfen woneu , zeer veele tekenen waargenomen, §. 1094. opgenoemd, welke een zwartgallige kwaadfappigheid van het bloed aanduiden, want de bleeke, gheele couleur, de vlekken op 't vel , de traagheid tot da beweging, de droefheid enz. zyn aan zodanige zeer gemeenzaam gelyk in geheele legers word waargenomen , die te voren zeer gezond zynde , gedwongen worden op zodanige plaatfen hun verblyf te houden. q 6. 1092. is gezegd, dat het bloed, wanneer het beweegbaarfte uit het zelve verftrooid is, als dan dik, zwart, vet aardachtig word , en een zwartgallige kwaadfappigheid verkrygt :. maar te voren §. 52., akvaar over de ziektens der fterke en ftyve ineewanden gehandeld wierd, is bewezen, dat door de te grote onbuigzaamheid der vaten, derzelver holtens naauwer gemaakt worden, het vogtigfte uitgedrukt, en dat 'er tevens een groter wederftand ontftaat tegen de vogten door de vaten bewogen wordende, wanneer nu de ingebore zelfgefteldheid van het lichaam zodanige is, dat de vaten digt en te zamen getrokken zyn , volgd noodzaaklyk, eene gefteldheid tot deeze ziekte , en als dan word gezegd, dat 'er eenige gefteldheid tot de droefgeestigheid aanwezende is. zodanige menfehen zyn mager, droog , en voor al de zwarte couleur die by zodanig volk waargenomen word ?0- maar om dat de digte, vastklevende vochten door meer te zamen getrokkene, en dus meerder wederftand biedende vaten vloeien, ontftaat ligtelyk een verftopping , voor al in de buik-ingewanden , alwaar de doorgang van het bloed door de vaten moeilykér is, gelyk te voren is gezegd geweest, maar aangezien , alles gelyk gefteld zynde, het mannelyk lichaam fterker vaste deelen heeft, als het vrouwlyk lichaam, hierom worden de mannen dikwerviger door de droefgeestigheid aangedaan: maar voornamentlyk in een middelmatige ouderdom, wanneer de zorg der zaken, de bekommernisfe om zyne nakomelingen te onder' hou*. <0 H. Boerhaave Inftitut. Med. $. 8o5. Trallisnw Ub. L  $.ïio8.iic9. DE DROEFGEESTIGHEID. rooi honden, de eerzugt, de nyd der yverzuchtige enz. gedurig de ongeruste geest ontroeren., in de kinderlyke jaaren vloeien de aangename uuren al fpelende en laggende weg, nochte zy worden door een benaauwde bekommernis gekweld : nochte de droefgeestigheid is gewoon volwasfener aan te tasten , voor de mannelyker ouderdom, ten zy dat zy zich door een overgrote liefde, of op de letteroeffeningen zich te zeer toe te leggen, deeze ziekte op den hals gehaald hebben, edoch onder lieden , langen tyd gewoon aan de veranderingen en zorgen van het menfchelyk leven , worden minder door dezelve aangedaan, en voorzichtiger tevens onttrekken zy zich langzamerhand aan zwaare z'aken , en brengen het laatfte huns levens in een geruste ledigheid over , van alle zorgen byna ontlast. Maar de geene die met een doordringend verftand begaaft zyn, vervallen dikwerf in deeze ziekte, om dat zy tot hevige oeffeningen van den geest bekwaam , zich ten vollen aan dezelve overgeven, en aldus het beweegbaarfte gedeelte van het bloed verteeren. men zie na, het geene over deeze zaak §-. ro. 93. en 1094. is gezegd geweest. (). 1109. Tridien deeze ziekte (1089.) lang voortduurt, 1 brengt zy de uitzinnigheid, vallende ziekte , beroerte, razerny, ftuiptrekking, blindheid, wonderbare inbeeldingen, laggcn, weenen, zingen, zuchten, opruspingen, winden, benaauwdheden, overvloedige pis , zo klaar als water, opeen andere tyd zeer dik, drek van het bloed in de vaten van de buik-ingewanden wederhouden , opgehoopt, dikwerf fchielyk uitgeworpen, een hartnekkig wederhoude afgang, dun fpog, menigwerf fpou*wen, een ongelooflyke verdraagzaamheid van hetwakens vasten, de koude voort. L111I1 2  IC02 DE DROEFGEESTIGHEID. §.noo.- Wanneer deeze ziekte lang duurt, word zy noodzaaklykin deboven buiks zydevaten gejaagd, en bezet alle de buik-ingewanden;, gelyk §. 1098. gezegd is geweest, maar aldaar, als ook 701. alwaar over de koorifige ylhoofdigheid gehandeld wierd , is bewezen, dat alle de werkingen der hersfenen wouderbaarlyk verftoort kunnen worden door de ftof omtrent de borst-ingewanden zittende, offchoon de ftoffelyke oorzaak niet in 't hooft zit;en dat door de uitjaging van deeze ftof de werkingen in hun geheel herfteld worden, maar aangezien in de koortfen de galachtige of andere bedurve ftof, omtrent de borst-ingewanden zittende, gewoonlyk beweegbaar genoeg is , is het niet zeer moeilyk dezelve uit te jat; en; maar in de droefgeestigheid zit zy met een pikachtige vastklevendheid vast, gelyk te voren is gezegd geweest; waar door ook de uitwerkingen, daar door voortgebragt, gewoonlyk hartnekkig zyn.. Somtyds beginnen zy naar langdurige droefheden , en noch dikwerviger naar allerhevigfte razernyen, ftilder te worden , maar bot vergeetachtig , leven gelyk de kinderen zich met beuzelachtige fpeelen vermakende , zich zelve nochte iemand verder fchaden toe zullende brengen : als dan word die ftaat uitzinnigheid genoemd, welke zelden gewoon is genezen te worden, maar zodanige zieken blyven tot de dood toe in dezelfde ftaat. Daar en boven blykt het genoegzaam uit het geene in de befchryving van de beroerte en de vallende ziekte, als ook uit het geene §. 1104. gezegd is, dat de werkingen der hersfenen op onderfcheide wyzen door de zwarte gal kunnen verftoord , ja door een dodelyke beroerte geheel vernietigd worden, waarom -ook Hippocrates (u) het volgende aangetekend heeft: de droefgeestige zyn meestal gewoon in de vallende ziekte te vervallen-, en die, aan de vallende ziekte onderhevig zyn , worden droefgeestig. maar deeze kwalen zyn meest van al te vreezen , wanneer de- zwar*- O) Epidem VI. Foef. pag. i3DX»  DE DROEFGEESTIGHEID. 1003 zwarte gal ontbonden en fcherper geworden, met het bloed vermengd , in de hersfenen komt : daarom heeft Hippocrates Kw) ook elders aangetekend: de handen en voeten der droefgeestige bederven , hunne ftem word onmachtig , en zy zvorden zagt door de zwarte gal ontbonden, daarom heeft Hippocrates (x) ook te recht gelooft, dat het een kwaad teken was,, wanneer men in deeze ziekte bevingen begon waar te nemen , om dat het betekend , dat de bewoge zwarte gal na de hersfenen gebragt word. te voren §. 1098. "is een korte ftelling uh Hippocrates aangehaald, welke dit alles bevestigd. Aretceus (yN heeft van gelyken vermaand , dat alle deeze kwalen in een langdurige droefgeestigheid te vreezen is. want hy fchryft aldus: want indien zy ten eenemale het geheele lichaam bezet, het gevoel, den geest, het bloed, de gal, de zenuzven van gelyken bedurven heeft, word zy en zelfs ong eneeslyk , en brengt het zaad van andere ziektens in het lichaam van razerny , uitrekking der zenuwen , en ontbinding , welke , indien zy van de droefgeestigheid voortkomen, in 't geheet niet genezen kunnen worden. Over het onderfcheid van de droefgeestige ylhoofdigheid is reeds te voren gefproken geweest, en 'er zoude talryke voorbeelden uit de geneeskundige befchryving aangehaald kunnen; worden: want fommige geloofden dat zy beenen van ftro hadden, andere meenden zich zonder hoofd te zyn , wederom anderen dachten dat hunne neus zo lang als een olyphants fnuit was-; geworden enz. edoch het zal genoeg zyn dit kortelyk aangeroerd' te hebben («)• Op- r 00 De Morbis Cap. II. Charter. Tom. VTI. pag. 537. 00 Prorrheticor. Lib. I. Charter. Tom. VIII. pag. 7io. Coacar»Praenot. No. 95 Ibid. pag. 857. (y .De Curat. Morbor. Dinturn. Lib.I. Cap. V. pag. iaS.- 00 Vide Trallian. Lib. I. Cap. XVI. pag. 109. Llllll 3.  1004 DE DROEFGEESTIGHEID. §.1109. Opruspingen, winden, benaauwdheden enz. Van de reede van deeze toevallen is §. 1099. gefproken. ■ Overvloedige pis enz. Te voren is gezegd , dat het zenuwgeftel door een hevige gemoedsaandoening beroerd zynde, in de met de opftyging en miltzucht gekweld zynde , een overvloedige pis, klaar als zuiver water , en dun uitgeloosd word : edoch het heeft uit het reeds gezegde gebleken, dat de oorfprong van alle de zenuwen op wonderiyke wyzen in deeze ziekte verftoord word; en dus zal het in 't geheel geen wonder zyn , indien zodanige pislozing dikwerf gebeurd, maar wanneer die kramptrekkingen ophouden, als dan word een dikkeren met ftof meer vervulde pis uitgeloost, om dat deeze ftof tot noch toe in het bloed wederhouden, en door de nieren word afgezonderd. Drek van het bloed enz. §. 1098. is gezegd geweest waarom deeze zwartgallige drek van het bloed in de vaten der buikingewanden wederhouden en opgehoopt word. §.1104. heeft gebleken, op wat wyze de ontbonde en bewoge zwarte gal fomtyds zodanige fchielyke, altyd gevaarlyke ontlastingen verwekt, van gelyken is §. 1099. over de hartnekkige opftopping der afgang gefproken. Dunne fpog, menigwerf fpouwen. Dit gefchied voor» namentlyk, wanneer door de buik-ingewanden , met een vastklevend zwartgallig vochtopgeftopt, de vrye omloop beletword, en dus ook de afzondering van het darm-water, alvleischklier en maagh-fap: maar aangezien de fpog klieren diergelyk vocht van het bloed afzonderen, daarom zal de afzondering van de fpog vermeerderd worden, zal gedurig de mond bevochtigen , en 'er ontftaat een dikwervige uitwerping van dunne fpog, om die oorzaak worden de droefgeestige fpouwers genoemd, edoch zodanig dikwervig fpouwen benadeeld zo wel als teken, dan als oorzaak , want het betekend, dat de vaten van de buik-ingewanden opgepropt zyn; en tevens beroofd zodanige overvloedige uitwerping van dun fpog het bloed van deszelfs dunfte en beweegbaarfte ge-  g. riop. 11io. DE DROEFGEESTIGHEID. 1005 gedeelte, en aldus vermeerderd de ziekte, gelyk §. 1093. is gezegd geweest. Van het waken, vasten enz.. Ten zy zeer vaste waarnenemingen dit leerden, zoude de verdraagzaamheid van koude, het waken, vasten der droefgeestige, alle geloof te boven gaan; en vooral wanneer zy reeds uitzinnig zyn geworden, ik heb in de allerftrengfte winter, van het voorledene jaar veertig , gezien, dat'er waren, die, gedurende verfcheide weken , gedurig gewaakt hebben; en naakt op de fteene vloer, op welke een weinig ftro gelegd was, om dat zy alle klederen, dekens, het bed terftond verfcheurden, gelegen hebben, ik heb eene vrouw gekend, die allerergst door de droefgeestigheid aangedaan , gedurende zes weken, ftandvastig alle fpys geweigerd heeft, zy dronk nu en dan maar een weinig waters, waar door zy eindelyk geheel uitgedroogd en verdord geftorven is. veele zodanige waarnemingen worden overal by de Schryvers gevonden. v. 1110. "L^en vuile opvolgende fchurft, fomtyds de M2j melaatsheid nabootzende, heeft dikwils de genezing aangebragt; of een talryke zware ontftane aderbarfting; een vloed van zeer gezwollen zynde ambaijen ; een uitwerping der zwarte gal langs boven en. onder. Het is een ander altyd in de genezingen der ziektens van groot -belang , gelyk reeds meermalen gewaarfchouwd is, te letten op het geene van zelve in de ziektens met verlichting gebeurd: want de kunst aldus geleerd zynde, tracht dit na te bootzen; of een voorzichtig Geneesheer leerd ten minfte daar uit, dat hy door geene verkeerde geneêswyze deeze heilzame pogingen der natuur, de ziektens genezende of verbeterende, belette..  ioo6 DE DROEFGEESTIGHEID. §.mo. Wy hebben reeds waargenomen, dat zodanig lelyk fchurft, byna de geheele oppervlakte van het lichaam fcheidende, voordeel aangebragt heeft aan de droefgeestige; en ik gedenk zeer wel , zodanig geval gezien te hebben in een mensch , reeds verfcheide jaaren aan deeze ziekte onderhevig , welkers verzwore vel heeft begonnen een bloedwaterig vocht te Horten , welk tot lelyke en dikke korften te zamen groeiende , de geheele oppervlakte van het lichaam fchond. de reede hier van fchynt deeze te zyn: het geene tot nu toe gezegd is , heeft geleerd, dat de zwartgallige ftof niet alleen zondigt door deszelfs dikte, en pikachtige kleverigheid, maar ook dat by deeze vastklevendheid een grote fcherpheid tevens is, welke weinig nadeel doet , zo lang zy aldus ingewikkeld blyft. maar wanneer, door welke oorzaak ook de zwarte gal ontbonden word , als dan zal dit fcherpe , van deeze banden bevryd , ligtelyk met de omlopende fappen vermengd kunnen worden, en indien zy in grote hoeveelheid, of met groot geweld , in eenige deelen van het lichaam gedrongen word , zal zy zeer erge en ongeneeslyke kwalen voortbrengen, gelyk §. 1104. is gezegd geweest, maar indien deeze zwarte gal allengskens los geraakt, zal dit fcherpe langzamerhand uitgewikkeld worden, en het afgefpoelde zenuwwater van het lichaam zal tot de ontfang-buizen van het vel kunnen komen; en aangezien het door èen fcherpe prikkel die allerkleinfte vatjens prikkeld , zal het door de ongevoelige uitwaasfeming, niet uitwaasfemen., maar zal in de allerkleinfte vatjens van het vel vast blyven zitten, dezelve uitknagen , en dus alle deeze kwalen voortbrengen, dus zien wy ook dat in andere ziektens de ziekteftof na de vaten van het vel gebragt, dezelve verftopt, ontfteekt, verfcheide puistjens en uitflag op het vel veroorzaakt, om .dat,'dewyl zy te dik is, in de uiterfte naauwigheden der vaten vastzit, of door deszelfs fcherpte dezelve prikkeld en toetrekt, hier door ontftaat misfchien fomtyds de koorts £n de kinderziekte zonder uitflag, wanneer de befmetting der  S.iuo. DE DROEFGEESTIGHEID. 100/ der kinderziekte na de uitwaasfemende garjens van het vel gevoerd, vrylyk uitgaat; wanneer namentlyk de zagtaartigheid van de befmetting der kinderziekte, de dunnigheid der fappen aanwezende is , als ook de vaten van het vel flap en gemakkelyk doorgankelyk zyn. dus weten de Geneesheeren , dat men een bedurve zuurachtige reuk, gelyk als van verfchaalde azyn , gewaar word , eer dat de meelachtige uitflag , voornamentlyk de witte, voorden dag komt : als dan waasfemt een gedeelte der ziekte ftof uit, welke naderhand door het verblyf en de koorts fcherper geworden, in groter hoeveelheid na de vaten van het vel gevoerd, wederhouden word, vooral omtrent de blaasjens in het vel, welke uitgezet het ziekelyke zenuwwater in kleine en doorfchynende diktens opheft, mooglyk raakt de opperhuid op verfcheide plaatfen van het vel los, en word door het vergaderde vocht tot zodanige zeer kleine blaasjens opgeheven, want fomtyds fteken zodanige zeer kleine bolletjens boven de oppervlakte van het vel uit; dikwerviger blyven zy als ter halver grootte in het vel zitten. By Tulpus (a) word een waarneming gevonden , welke hier toe fchynt te behoren, een onvoorzichtig leerling in de heelkunde, trachtte met olie van vitriool de tandpyn van een meisje af te nemen, en by ongeluk heeft hy veel van dezelve in de mond gegoten , waar van een gedeelte door de keel na beneden ging, en verfchrikkelyke kwalen veroorzaakt heeft deeze ellendige maagd is door het in 't werk ftellen van zeer veele geneesmiddelen uit dit allergrootst gevaar verlost; maar een gedeelte van dit allerfcherpst middel, met de fappen vermengd is tot het licbaamsgeftel overgegaan , en heeft op zeer veele plaatfen van het vel aschachtige korften en lelyke zweeren verwekt, zo dat 'er naauwlyks iet glad is gebleven over het geheele vel, of dat de vorige fchoonheid noch deelachtio-was Maar §. n05. is vermaand geweest, dat de zwartgallige ftof uit het lichaam gejaagd, fomtyds zodanige zuure fcherpte heeft 00 Lib. III. Cap. XLIII. pag. 258. fe Derde Deel. Mmmmmm  r«c8 DE DROEFGEESTIGHEID. S.ii.cv «rehad, dat zy de metaalen knaagde, en met aardachtige dinpen opkookte: dus zal het geen wonder kunnen fchynen, indien dit fcherpe, na het vel gevoerd, die-gel} « veroorzaakt ^Ge'lyk nu dit fcherpe, de zwartgallige ftof ontbonden zynde na het vel gevoerd, verlichting gewoon is toe te brengen , Zl word van gelyken het dikkere ,edeclte fomtyds in de aders vergaderd, en zet efeftelve boven mate uit, en veroorzaakt aderfpauen. in die mensch. die ik uit de droefgeestigheid ooor zofage allerergfte zi. ktc van het vel aangetast heb gezien , heb ik tévens ook talryke en grote aderfpatten in de beenen waargenomen, want alhoewel die vastklevende zwartgallige ftof zouauig ontbonden is, dat zy met de omlopende fappen dooir de> u> terfte eindens der bloed-flagaderenovergaat, behoud zy nochtans haare vorige eigenfehap , en de verdeelde ftukjens vloejen in de wydere&aders te zamen , alwarv U op nieuw vereend kunnen worden, wanneer zy door de mierfte naauwigheden der fl g ders doorgaan, vooral indien het bloed langzaam bewogen word : en als dan word zodanig zwartgallig bloed voornamentb k S de van de benedenfte uiterftens van het lichaam opklimmende aders vergaderd, op dat aldaar het bloed tegen de poging der zwaarte na het hart bewogen word : want aangezien de adersdunne bekleedzelen hebben, kunnen zy minder ken lyden dan de fiagaders, en worden gemakkelyk er nitgezct.. wm door ook de aders zeer naby zyn aan de fiagaders, of legden te^en de vlugfte fpieren aan , zo dat door de opening der flagade'en en de werking der fpieren de beweging van het oloed door dezelve voortgezet word; waar toe ook de kleppen , de wederkering van het bloed uit het wydere gedeelte der ader na liet «aauwere belettende, dienen, indien nu ook de beweging van. het bloed door de fiagaders langzaam zal zyn , en de zieken rus«n , worden de aders, vooral die der onderfte lidmaten'opgefpannen en fpatti, , en aldus, kunnen , zy een grote hoeveelheid zwartgallig bloed bevatten, de droefgeestige bevinden zien daar door welbeter, om dat de buik-ingewanden'van deeze ballast verxnrnmmrnM > .aaaQauüaf  $.11 IC DE DROEFGEESTIGHEID. loog lost worden; maar intusfehen nochtans ontftaan door deeze aderfpatten dikwils allerhardnekkigfte verzweeringen aan de beenen • waarom de uitjaging der zwartgallige ftof uit het lichaam, indien zy maar zonder gevaar kan gefchieden. veel wenfchelylyk is , vooral door de ambaijen. hierom heeft Hippocrates (b) gezegd : indien in de uitzinnigheid de aderfpattcn of ambaijen ontftaan, word de uitzinnigheid ontbonden, en Galenus (c),wnarfchouwd ons, in de verklaring van deeze korte ftelling, dat Hippocrates hier handeld over de droefgeestige uitzinnigheid maar niet over de andere zoorten der uitzinnigheid. Maar langs de geopende fpeenvaten kan de zwartgallige ftof onmiddelyk uit de plaatfen, welke zy bezet, ontlast worden, waar door gewoonlyk een zeer grote en fchielyke verlichting in deeze ziekte ontftaat. hierom heeft Hippocrates gezegd Cd) dat diergelyke zwartgallige ftof langs de ambaijen uitvloeid'. en Galenus (e) tekend in de verklaringen op deeze plaats aan dat veele wederom op nieuw in de droefgeestigheid zyn vervallen , wanneer de vloeijing der ambaijen onderdrukt wierd. edoch 'er word in de voorftelling bygevoegd , dat de vloed der gezwolle ambaijen vooral voordelig is, om dat het als dan zeker is, dat de zwartgallige ftof in deeze vaten eerst by een vergaderd , dezelve uitgezet heeft; en daar naar, de vaten gebroken zynde , uit het lichaam is gegaan want ook neemt men waar, dat de vloeijing der ambaijen heilzaam is, wanneer de hoeveelheid van het goede bloed alleenlyk verminderd word maar de nadelige ballast niet geledigd word, het geene Galenus van gelyken zeer wel aangetekend heeft (ƒ); maar als dan zyn de ambaijen gemeenlyk minder gezwollen, eer zy breken, om Cb) Aphor. ar. Sedt. VI. Charter. Tom. IX. pag. 260. 00 Ibidem. 00 Lib. VI. Epidemie. Charter. Tom IX. pag. 521, 00 Ibidem. GO Ibidem. Mmmmmm 2  ioio DE.sDROEFGEE S TÏGHÈID. §.iiï.o?Htr. om dat het zuiver bloed gemakkelyker uitgaat, als dat geene, dat een zwartgallige dikte heeft. De zwarte gal langs boven enz. Wanneer te weeten de ontbonde en beweegbaar gemaakte zwartgallige ftof langs deeze wegen uit het lichaam gaat, eer zy een grote fcherpheid verkregen heeft: want anders, brengt zy, gelyk $. 1104. gezegd is aewèest. geene genezing, maar de ingewanden reeds bedurven zynde, een haastige dood voort, wanneer nu de Geneesheeren zaoen, dat deeze van zelfs ontdane ontlasting der zwartgallige ftof voordeel aangebragt had, hebben zy beproeft dit door de kunst na te booti'en de ouden hebben het zwart heilig kerstkruid voornamentlyk toegediend (g), en andere middelen, welke vry fterk bewegen en ontlasten : maar als dan zullen deeze voordelig kunnen zyn, wanneer op de wyze §. 1101. aangeprezen deYcherpte der zwartgallige ftof verbeterd is geweest, en deszelfs vastklevendheid nu is verminderd ; want anders zyn fcherpe zuiverende middelen niet zonder gevaar, gelyk in het volgende hoofddeel zal gezegd worden. 6 1111. verkrygt gewoonlyk groot nadeel van £_j alle geneesmiddel, welk de krachten verzwakt: fcherpefyk ontlastende; en wederom door 't gebruik van die dingen, welke de vochten heftig fchudden, liet zy dezelve hartlterkende geweest zyn, of onder wat voor andere naam dezelve toegediend zyn. Aangezien het bloed in de droefgeestigheid dik, zwart, vet, aardachtig is (ziet §. 1092.] , zyn veele Geneesheeren van gevoelen geweest, dat het bedurve bloed door herhaalde aderlatingen moest afgetapt worden; en tevens hebben zy gehoopt, dat CO Aretaus de Morbor. Bint. Lib. % Cap. V. pag. 124- Trall. Lib. L Cap. XVI. pag. na. U3*  g.nti. DE DROEFGEESTIGHEID. ion uit het ingenome voedzel het goede bloed gemakkelyk hergeven konde worden, waarom zy deeze ziekte op deeze wyze aantasteden, maar zo lang de zwartgallige kwaadfappigheid al het omlopende vocht evenredig befmet, en noch met onheweeglyk in de ingewanden opgepropt blyft zitten, fchynt deeze geneêswyze op eenige reede te fteunen. maar indien men in aanmerking neemt, dat ook eene grote hoeveelheid zwartgallig bloed afgetapt zynde, de oorzaken niet verminderd worden, welke deeze kwaadzappigheid veroorzaakt hebben , blykt het genoeg dac men te recht te vreezen heeft, dat het nieuwe bloed 'door het voedzel geboren, door diergelyke befmetting aangedaan word. buiten dat heeft het uit het geene §. 1094. gezegd is geweest, gebleken, dat de afzonderingen en uitwerpingen in het lichaam bedurven worden, de pols en de ademhaling langzamer zyn, het lichaam vermagerd; en dus blykt het, dat de lichaamskrachten niet genoegzaam zyn, om te herftellen het geene door een onvermydelyke wet ook in de allergezondfte lichamen daaglyks verloren gaat: veel minder zal dierhalve het lichaam bekwaam zyn om zo zwaar verlies van zwartgallig bloed te vergoeden, hier by komt, dat het verlies zelve van bloed , de goede gelykmakmg van het gebruikte voedzel belet; gelyk by eene andere gelegenheid §. 25. 1. bewezen is geweest, hierom heeft Aretceus (h) voorzichtiglyk gewaarfchouwd, dat men met rypen raad moet overwegen, of tot de genezing van deeze ziekte de aderlating te pas komt of niet; daar naar voegd hy 'er het volgende by : mm moet een weinig bloed aftappen, voor zo verre namentlyk de 'krachten de aderlating toelaten, maar zy daardoor geen nadeel bekomen: xvant hoe xuel het bloed dik en galachtig en te zamen gegroeit, en zwart gelyk droesfem, is het nochtans het erf en voedzel van de natuur .waar omtrent indien gy meer bloed dan nodig is afgetapt zult hebben , vervalt de natuur door voedings gebrek van deszelfs vastigheid, maar wanneer de zwartgallige ftof reeds in de vaten en in- 00 Ibidem. Mmnimmm 3  ioi2 DE DROEFGEESTIGHEID. §.1111.1112. ingewanden der buik opgepropt zit, als dan kan de aderlating noch minder voordeel doen, om dat 'er niets van dat dikke uitgebragt word, maar dat de hoeveelheid van het bloed alleenlyk verminderd word, welk bloed in die magere en droge lichamen noch vrylyk door de vaten konde omgevoerd worden. , Hoe groot kwaad van de overige ontlastingen door buikzuiverende middelen , braakmiddelen enz., als ook door fterk prikkelende en ontbindende middelen te vrezen is, is te voren §, tno. gezegd geweest. §. ui2. ^YYaarom de beste wyze, om deeze ziekte W te genezen is, indien, de eerfte oorzaak wel aangemerkt zynde, als ook de verfcheidendheid van geftel , een aan deeze tegen overgeftelde geneêswyze , verfcheiden tegen verfcheiden in 't werk word gefteld. §. 1093. zyn verfcheide oorzaken opgenoemd , welke gelegendheid tot de voortbrenging deezer ziekte geven : deeze zyn §. 1108. op nieuw opgenoemd, en tot drie zoorten gebragt, op dat, te weten het geheugen van den Geneesheer, in de nafporing derzelve geholpen worden, nu moet men in de genezing dit voor eerst bewerken, dat de bekende oorzaken, welke de ziekte veroorzaakt hebben, de aanwezende onderfteunen en vermeerderen , uit de weg geruimd worden , of ten minfte verminderd, indien b: v: de ziekte haare oorfprong heeft door kwaad voedzel,, zal men dat moeten verbeteren: indien door een hartnekkige gemoedsaandoening , moet men alles vermyden , dat dezelve zal kunnen vernieuwen, en dus van de overige, daar en boven is te voren §. 1105. gewaarfchouwd , dat zich fomtyds by het vastklevend zwartgallig bloed onderfcheide zoort van fcherpte voegd, en dat 'er dus een geneêswyze vereischt word, welke de bekende fcherpheid kan verbeteren, het blykt dierhalve gemakkelyk , dat  §. ii ia. 11*3. DE DROEFGEESTIGHEID. 1013 dat 'er geene algemeene geneêswyze kan gegeven worden , maar dat dezelve onderlcheide moet zyn , na mate de verfcheidendheid der oorzaken , van de onderfcheide trap der ziekte , en van de onderfcheide gefteldheid der zieke zelve, edoch de voornaamfte geneeskundige aanwyzingen, worden in de vier volgende Hoofddeelen opgenoemd. §. 1113. 1. n aldus zal de aanwyzing zyn de voch£-< ten der hersfenen en zenuwen op te wekken, te vermeerderen, in order te brengen: het geene gefchied: <*. door den geest af te keeren van het gewone voorwerp tot andere aan het eerfte tegenftrydig. @. door voorzichtigiyk een andere hartstocht op te we ken , tegen de droefgeestigheid ftrydende. y. door toe te geven aan de valfche inbeelding, l. of door die dkwils: met groote kracht te weerftaan. Wy hebben §. J002. gezegd, dat deeze ziekte haare oorfprong heeft uit de zwarte gal; zodanig nochtans dat ook die hartnekkige ylhoofdigheid, welke haar begin neemt van de enkele verandering van gedachte, de zwarte gal in het lichaam voortbrengt, welke te voren niet aanwezende was geweest, en dus zal het altyd voordelig zyn, in de genezing dezer ziekte, de gedachten der zieken te veranderen , op dat zy niet gedurig op een en het zelve denkbeeld blyven vast ftaan. want alhoewel de ziekte haar oorfprong heeft uit de in het lichaam by een gehoopte zwarte gal, zal die zwartgallige ballast vermeerderen, indien de geest hartnekkiglyk en Lm gen tyd op de zelfde gedachte is blyven ftaan ; aangezien de hevige oeffening van den geest, omtrent het eene of andere voorwerp gedurig bezig, genoegzaam is om de zwarte gal in 't lichaam voort te brengen , gelyk §. 1093. vermaand is geweest; maar dit gefchied voornamentlyk door het volgende: Wanneer dezelfde gedachte gedurig voor den geest zweeft, be-  ioï4 DE DROEFGEESTIGHEID. bezet zy eindelyk den geheelen geest zodanig, dat zy naderhand niet uitgewischt kan worden, vooral indien dit zelfde denkbeeld dikwils vernieuwd word: hierom wanneer anderzints grootmoedige mannen een felle fmaad is aangedaan , blyft de gramfchap in hunne gedachten, en worden terftond geheel ontroerd , als zy maar de naam zelfs hooren noemen van de geene die hun het ono-elyk heeft aangedaan, wanneer nu de fchade van onze gemeenzame zaaken, of het verlies van een gifte, gedurig aan den geest de oorzaak van zo veele kwalen vertegenwoordigen , denkt de geest op niets anders dan op dit eenige, en word door al het andere niet aangedaan, waardoor zo dikwils een allerhardnekkigfte droefgeestigheid geboren word. in tegendeel weten wy , dat wv zeer veele'dingen vergeeten , indien derzelver denkbeelden gedurende verfcheide jaren niet vernieuwd worden, offchoon zy te voren ook allerlevendigst geweest zyn ; of ten minfte dat zy indien zy in langen tyd niet weder zyn gekomén , ons minder aandoen, die hunne lieve panden verloren hebben, worden allerzwaarst in de eerfte dagen bedroeft, zo dra 'er iets in 't gezicht komt, dat de gedachtenis der overledenen vernieuwd: naar eenige maanden zal het gezicht van deeze zelfde dingen minder treffen, om deeze reede is de gedurige verandering van voorwerpen zo'voordelig voor de droefgeestige, welke het best verkregen kan worden door het reizen, alwaar den mensch zelfs tegen dank genoodzaakt is , alle oogenblikken zich met iet anders bezig te houden, maar dit moet voorzichtiglyk beproeft worden ; want de droefgeestige zyn gewoonlyk wrevelig, en willen dikwils deeze ,vermakelykheden niet ondergaan, indien zy als een geneesmiddel tegen de ziekte voorgefteld worden , waarom zy onder een andere gedaante voorgedaan moeten worden. Aretaus (ï) pryst de manier zeer, en haalt verfcheide wyzen aan , op welke hy beproeft heeft de geest der droefgeestige van die gedachte, welke altvd aanwezende bleef, af te wenden. Zeer CO Morbor. Chron. Lib. L Cap. V. pag. 332 & 333-  S.UI3- DE DROEFGEESTIGHEID. 1015 Zeer veele waarnemingen leeren ons, dat de droefgeestige fomtyds alleenlyk maar omtrent een eenig denkbeeld dwaas zyn, wanneer zy zich beenen van ftro, een giafe hoofd, en andere diergelyke verbeelden ; en in al het overige zeer voorzichtig redeneeren ; indien men dierhalve in deeze kan vermyden,° dat men geen gewag maakt van de beenen of het hoofd, zullen zy verftandig zyn, en de krachtdadigheid van dit valfchedenkbeeld zal allengskens uitgewifcht worden. Hoe groot voordeel het aanbrengt, door een tegenovergeftelde gemoedsaandoening de ontroeringen in het lichaam ontftaan te bedwingen, is f: 104. gezegd geweest, de onverhóedfe vrees bedwingt een menfch door hevige gramfchap ontftoken; en in tegendeel word de allervreesagtigfre menfch door de gramfchap ftoutmoedig. waar uit blykt dat voorzichtiglyk een gemoedsaandoening, tegen over geftelt aan die tot welke de droefgeestige hellen te verwekken, van een groot gebruik kan zyn, men leest by Plutarchus (k), dat de maaghden van Milerien op zekeren tyd hebben begonnen dwaas te worden, en de handen geweldadig aan zich zelve geflagen hebben : zy wierden door geene tranen van hunne ouders bewogen, en Helden de vlytigheid der wagters te leur; nochte men vond een middel tegen deeze ellende, maar naar dat de wet afgekondigt was, doorwelke geboden wierd, dat de dode lichamen der genen, welke het leven met een ftrop verkort hadden, naakt na de markt zouden gefieept worden, heeft de vrees voor de fchande hoewel eerst 'naar de dood hun zullende overkomen ,. de overige belet diergelyk feit te begaan, wanneer Achilhs zich over de dood van Patroclus bedroefde, en de nagten flanploos overbragt, en niets dan wraak ademende het lyk van Iie&or op een onwaardige wyze handelde, heeft zyn moeder Thetys, op dat zy zodanige woede zoude bedwingen geraden dat men aan haar zoon eefi aïfnibkkelyke liefdensdrift inteboezemen (/), en aldus heeft zy verkregen , dat hy het lyk van He&or overgaf aan de geene die hem gefchenken bragten: zy voegde 'er wel by, dat de vergramde Go- ' ,0 De Virtut. Muller. Tom. II. pag. 240. CO Honier. Iliad. Lib. XXIV. Der.de Deel,. Nnnnnm  T01Ó DE DROEFGEESTIGHEID. §.1113. Goden deeze onwaardige dood verfoeiden; maar zy wist zeer wel dat dit wreed gemoed door de vrees alleen niet te bedwingen was ; daarom heeft zy liever gevvilt het zelve door de wellusten der liefde te verzagten. y. Somtyds is het goed tot de genezing , dat de Geneesheer zich veinst ten vollen in de valfche verbeeldingen der droefgeestige toeteftemmen; vooral wanneer de zieken, zeer vastelyk overtuigt, niet toeftaan dat men hun door eenige reede het opgevatte gevoelen ontrukt. Celfus (m) naar dat hy op de plaats welke ik te voren 5. 702, aangehaalt heb, vermaant had dat men moest beproeven om tegen over geftelde gemoedsaandoeningen te verwekken in de ylhoofdige , voegt '*er by: noehtham moet men hem dikwerviger gelyk geven, dan tegen f reven : en langzamerhand maar ' niet duidelyk, van het geene zy dixaaslyk voor den dag brengen afleiden, en hun tot beter zinnen brengen, diergelyke wyze heeft Aurelianus (») maar met eenige voorzorg aanbevolen , zeggende : men moet aan de geene die hun dienen bevelen, dat zy hun., door in hunne dwalingen eenigzints toeflemmen, verbeteren, op dat, door in alles toeteftemmen de razemy niet vermeerderen, hunne gezigten bevesti- ende , of wederom door tegenfland te bieden de vermeerdering der aandoening veroorzaken ■; maar nu heimelyk toegevende inftemmen , nu door hun vertrouwen te winnen het ydele verbeteren , hun het waare aantonende, maar dit volgt het gelukkigst van al, indien de Geneesheer toeftemmende in de valfche verbeelding , tevens de zieken kan doen geloven , dat hem zodanige geneesmiddelen bekend zyn , welke zekerlyk het kwaad "kunnen wegnemen , waar door zy zich geloven aangetast te zyn. dus" heeft Tulpius (0) een uitmuntend Schilder genezen, die zich valfchelyk verbeelde, dat alle zyne beenderen zo week als wafch waren. Tulpius ftreed niet tegen de verbeelding der zieke, maar hy bewees alleenlyk ° aan Cm) Lib. IÏL Cap. XVIII. pag. 151. „ 00 Morbor. Chronicor. Lib. I. Cap. V. pag. 330. 00 Obfervat. Medic. Lib. I. Cap, XVIII.  5. ii 13- DROEFGEESTIGHEID. 1017 aan deeze verftandige man , dat deeze ziekte by de Geneesheeren bekend en gefchreven was geweest , en beloofde hem een zekere genezing binnen fes dagen, zo hy maar aan de geneeskundige voorfchriften wilde gehoorzamen : op deeze voorwaarde nochthans , dat hy naar drie dagen over waren maar op zyn voeten zoude ftaan, en geen nagel breed voort zoude gaan; maar dat hy de fesde dag" volkome macht zuude hebben om te wandelen, de zieke ftond alles toe , dewyl Jiy geloofde dat de Geneesheer overtuigt was van deeze weekheid der beenderen, om dat hy zo zorgvuldig het gaan verbood in de eerfte drie dagen, even eens als of de beenen nog niet fterk genoeg, deeze beweging zonder nadeel niet zouden toelaten, in 't volgende hoofdftukje verhaald hy een ander geval, alwaar hy van gelyken aan een droefgeestige vrouw heeft doen geloven , dat door de gebruikte geneesmiddelen, een levendige zuiger, welke zy geloofde in de lyfmoeder te dragen, nitgejaagt was. veele diergelyke gevallen worden by de geneeskundige waarnemers gevonden , welke leeren , met hoe grote vrugt de Geneesheeren dikwerf aan de valfche verbeelding der zieken hebben toegegeven. S. Dewyl de geest in deeze ziekte ylende altyd op een en de zelfde gedagte vastgehegt blyft (ziet 1089;, ontftaat 'er zo fterke indruk van zodanig denkbeeld in de algemeene gevoelplaats, dat zy zich niet gemakkelyk laat uitwisfehen, "en gaat de krachtdadigheid der denkbeelden , welke door de zinnen verwekt worden ver te boven, want als wanneer een droefgeestige zich verzekerd houd dat hy beenen van ftro heeft, zal hy nochthans van zyn valfch gevoelen niet afgaan, offchoon hy de harde beenderen voelt, offchoon hy het vheCch ziet. de Geneesheeren hebben alsdan beproeft fomtyds met een gelukkig gevolg door onverwagte en hevige oorzaken een nieuw denkbeeld, regtftreeks aan deeze valfche verbeelding tegenovergeftelt te verwekken , en nochthans zo krachtdadig, Nnn-nnn 2 dat  ioi8 DE DROEFGEESTIGHEID. $.1113. dat het dezelve kan overwinnen, dus leest men by Trallianus (p), dat de Geneesheer Philodotus een man genezen heeft, die zich zeer vast overtuigt hield dat hy zonder hoofd was , wanneer hy onverwagt een lode hoed op deszelfs hoofd zette welkers zwaar gewigt de zieke gevoelende, van deeze valfche inbeelding is verlost geweest, wanneer zeker geleerd man door onmatige letteroeffeningen in deeze ziekte was vervallen , geloofde hy dat hy glafe beeaen had, en daarom durfde hy in 't geheel niet op dezelve ftaan, maar wierd van 't bed na 't vuur gedragen, daar hy den geheelen dag zat. de meid hout aanbrengende om 't vuur aanteftoken, heeft hetzelve rouwlyk nedergefmeten, waar door haar Heer verfchrikt, en voor zyne glafe beenen vreezende haar fcherp heeft bekeven : de meid wrevelig en verdrietig over haars Heers dwaasheid, heeft hem vry hard met een hout voor de fcheen geflagen, waar door hy wel een hevige pyn gevoelt heeft, maar hy is tevens zeer vero-ramt opgefprongen, om deeze aangedaane fmaad te wreeken; een weinig daar naar , de gramfchap over gaande, is hy verblyd geweest dat hy op zyne beenen konde ftaan, en deeze valfche inbeelding is uit zyn geest gewacht geweest, dierhalve worden wv geleerd, dat men met voorzichtigheid zodanige wyze kan te werk ftellen , welke regtftreeks ftryd tegen de droefgeestige vlino-. 'er is een vry vermaart man by de Hollanders geweest, die bde genezing der krankzinnige opgelegt was, die deeze manier gebruikte,"en hy genas 'er veele. zo dra zy begonden te ylen, handelde hy de ellendige als wilde beesten, met ftagen, ketenen, overftorting van koud water, honger, dorst enz. wanneer zy ftilder wierden, vleide hy hun op alle manieren, en weigerde hun niets van al het geene zy begeerden, op die wyze deed hy, dat de vrees voor Hagen de beginnende yling1 bedwong, en eindelyk die ydele verbeeldingen uitwifchte: in tegendeel wanneer (,p) Lib. L Cap. XVI., pag.. ii.o.  §.ni3.iii4- BE DROEFGEESTIGHEID. ÏOi9 neer op hun geruste ftaat alles volgde wat hun konde behagen , is dikwils een gelukkige genezing gevolgd. v. 1114. 2. T~\e verftoppingen of oorzaak, of uit' werking, der valfche verbeelding, te ontfluiten, te verzagten, intefnyden, te prikkelen, door minerale wateren, wei van melk, honigwater, ingewands, lever, tegenmiltzugtige afkookfels, wateren met loogagtige of famengeftelde zouten gefcherpt, ontfpannende kwikmiddelen; braakmiddelen, beweging, oeffeningen, paardryden, fcheepvaren, lyfmoeder, kraam, ambaaymiddelen , die ontlasten , baden , fmeeringen , pleifters. Al het geene in 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest, diend alleenlyk maar om dat denkbeeld te niet te doen , welke die droefgeestige ylhoofdigheid verzeld, maar de ftoffelyke oorzaak niet weg neemt, te weeten de zwarte gal, welke, in 't lichaam blyvende, bekwaam is, om in de plaats van eenig weggenomen valsch denkbeeld door de voorgaande manier , een nieuwe verbeelding te ftellen, welke even moeilyk is om te ontwortelen, waarom wanneer de eerfte behandeld worden, men tevens zodanige middelen moet toedienen, welke de zwarte gal losmaken , en uitjagen kunnen, en aldus de opgepropte ingewanden verlos■fen. want gelyk §. 1090.is vermaand geweest, brengt die zwartgallige ballast, eerst in 't lichaam by een gehoopt die droefgeestige ylhoofdigheid voort; of de zelfde ziekte , van den geest haar begin nemende, in een te voren gezond lichaam , zal in korten tyd de zwarte gal voortbrengen, welke naderhand na de buik-ingewanden afgeleid (ziet §. .1098.), hartnekkige verftoppingen zal veroorzaken. Edoch §. 1097. is gezegd geweest, op wat wyze die zwartNnnnnn 3 gal-  102.0 DE DROEFGEESTIGHEID. £.1114. gallige vasfklevendheid, het bloed befmettende , ontbonden en uit het lichaam gejaagd kan worden , en door welke geneesmiddelen tevens zyn ook de nodige voorzorgen in de genezing opgenoemd, wanneer de zwarte gal nu reeds vast zit in de buikingewanden, deeze, welke hier wederom op nieuw in 't kort aangehaald worden, vind men §. nor. en nog. Want de geheele grond der genezing beilaat hier in , dat dezwartgallige ftof allengskens ontbonden en beweegbaar gemaakt worden, de vaten zodanig ontfpannen worden, dat zy lichtclyk het verftopte en opgepropte kunnen wegzenden : maar men moet tot dit einde zodanige middelen gebruiken , welke tegenftrydig zyn aan de door deszelfs tekenen bekende fcherpte der zwartgallige fap. de mineraal wateren zyn hier van groot gebruik zo wel door af te fpoelen als te ontbinden ; vooral indien zy in de zomer maanden gebruikt worden , naar dat de zieken eerst in de lente, wey van melk met honigh,. het afkookzel van paardebloemen, duivekervel, chicory en diergelyke , voor de ingewanden, de lever, en tegenmiltzuchtige zogenoemde kruiden gebruikt hebben: want als dan de zwartgallige ftof weeker geworden en beginnende te fmelten, word dikwils uit het lichaam gefpoeld door een grote hoeveelheid geneeswateren te drinkenmaar de krachtdadigheid van deeze alle word geholpen, wanneer door de lichaams beweging, en voornamentlyk door het paardryden de hangende buik-ingewanden gefchokt worden; want aldus word de zwarte gal gewoonlyk gelukkiger gefmolten. wanneer nu de tekenen §. nor. opgenoomd, leeren , dat de ziekte ftof' vloeibaar gemaakt, begint bewogen te worden, als dan moet zy voorzichtiglyk uit het lichaam gejaagd worden, op dat door het onvoorzichtig jagen die kwalen, welke §. 1104. zyn befchreven, niet en volgen, edoch het fcheepvaren word als dan voornamentlyk aan de ongewone aanbevolen, om dat het geheele lichaam opeen wonderiyke wys door de beweging van het fchip geroerd: word, zelfs in gezonde menfchen ; daar op volgd een walging. eiii  5-ii 14* DE DROEFGEESTIGHEID. 1021 en moeilyke , en zelfs langdurige braking, door welke fomtyds de zwarte gal uitgejaagd is geweest, te voren reeds door ontbindende middelen tot de uitgang bereid. Maar wanneer zodanige zieken, gedurende verfcheide maanden fterk ontbindende middelen hebben gebruikt, maar dat nochtans de tekenen niet geleerd hebben, dat, noch de zwarte gal niet ontbonden is , als dan beproeven de Geneesheeren met voorzichtigheid ook andere middelen, want door het lang verblyf word de ziekte ftof erger, de oude Geneesheeren hebben als dan heilig kerstkruid gebruikt, waar door zy een zeer fterke fmelting en hevige ontlasting van alle de fappen veroorzaakt hebben, en dikwils met een gelukkig gevolg wanneer de ingewanden noch maar in haar geheel'waren, 'nochte -reeds een grote fcherpte in de zwarte gal ontftaan was. de nieuwere, de grote krachtdadigheid van het kwikzilver ondervonden hebbende, hebben het zelve te werk gefteld: het zekerfte van al is. indien men eenige maaien zachter 'middelen in 't wérk fteld, daar naar gedurende eenige weeken ontbindende middelen toegediend worden , en naderhand de ontlastende middelen herhaald worden. Maar aangezien de gewone ontlastingen ook, onderdrukt zynde, deeze ziekte kunnen vermeerderen, blykt her , waarom lyfmoeder en kraammiddelen in de genezino- van deeze ziekte van gelyken plaats grypen .• voornamentlyk aangezien uit de waarneming van Hippocrates (ziet §. 1098O gebleken heeft, dat de zwarte gal fomtyds de lyfmoeder bezet, maar hoe groot voordeel de ontlasting door de fpeenvaten in deeze ziekte voortbrengt, is reeds te voren meer dan eens gczeot geweest, waar uit tevens blykt, waarom de baden , fineeringen enz. door te verzachten, en dqeze vaten te ontfpannen van nut kunnen zyn. §. 1115.  1022 DE DROEFGEESTIGHEID. $.1115. §• 111 3- T^e toeva^en te verzachten door de l^J aderlating , indompeling in koud water, winddryvende middelen, opiaten.. De toevallen der ziekte zwygen wel naar de verjaging der ziekte , en dus moet de voornaamfte geneêswyze aangewend worden om de ziekte te ontwortelen ; nochtans kunnen dezelve niet altyd verzuimd worden, zo wel om de lastigheid als om de langdurigheid-, want indien in de fcherpe koorts-ziektens zelve, welke dus fchielyk moeten eindigen , fomtyds zodanige lastige toevallen voorkomen, dat de zieke dezelve naauwlyks kan verdragen ; of dat men vreest dat zy een andere zwaardere kwaal zullen voortbrengen, en daarom een byzondere geneêswyze nodig hebben, gelyk §. 62c. gezegd is geweest; hoe veel te meer zal zulks waar zyn in de droefgeestigheid , welke zo langdurig en moeilyk om te verjagen is ? maar de voornaamfte zodanige toevallen in de droefgeestigheid zyn, wreede razernyen, lastige winden, onverdraaglyke benaauwdheden en flaaploosbeid ; die razernyen worden dikwils verlicht, met de krachten door aderlatingen te verzwakken, en wel in grote hoeveelheid bloed af te tappen; maar voor 't overige doen dezelve tot de genezing van deeze ziekte zeer weinig, aangezien van de ziekte ftof in de buikingewanden opgepropt, door deeze ontlasting niets word afgenomen ; en dit razend geweld geftild zynde , de door een ruime feloedlating nedergevalle krachten kwynen. Over. de indompeling in koud water, en het van boven neder werpen in de zee, zal een weinig hier naar§. 1123., alwaar over de doiligheid zal gehandeld worden, worden gefproken. De lastige winden, het dikwervigfte toeval van alle , worden het best verlicht door warme, waterachtige, zagte fpeceryaehtige geneesmiddelen, winddryvende genoemd ; waarover men na zie het geene §. 650., alwaar over de genezing der opruspingen en winden gehandeld wierd, gevonden -word.. ■ De-  5.iïi5.iii6\ DE DROEFGEESTIGHEID. 1023 De benaauwdheden en flaaploosheid worden door de opium gewoonlyk wel gedurende eenigen tyd verligt; maar in het toedienen van dit middel is nochtans voorzichtigheid van noden want de droefgeestige deeze verlichting eens ondervonden hebbende, willen het gedurig gebruiken; en trachten door herhaal, de en vermeerderde giften van de opium die allergrootfte benaauwdheden , onverdraaglyker dan de dood zelve, weg te ja*en edoch dit is van de opium, dat de gewone hoeveelheid de& geene die dezelve gewoon zyn niet meer aandoet, maar dat zy moet vermeerderd worden , om de gewenschte uitwerking door dezelve te verkrygen: dus heb ik droefgeestige gezien , die vyftien grein opium op eenmaal hebben ingenomen; en ten zy men hun luiks haa gegeven, zouden zy door de onverdraaglyke droefheid en benaauvvdheid zich zelfvan 't leven beroofd hebben, maar aangezien de afgang in deeze ziekte allerhartnekkigst verftoot is (ziet §. 1099), en het gebruik van de opium de afgang gemeenlyk tegenhoud, fchynt de opium om deeze oorzaak niet zonder gevaar, zachte melkdranken, met fyroop van witte maankopperworden met meerder zekerheid toegediend, en verminderend*-' wils die benaauwdheden en flaaploosheid; daarom moet men die eerst te werk ftellen. fomtyds nochtans is de lastigheid van deeze toevallen zo groot, dat de Geneesheeren gedwongen worden des avonds opium m te geven , dewyl intusfehen die middelen welke in t vorige Hoofddeel geprezen zyn , om de vexftopSngen te ontfluiten , over dag in grote hoeveelheid gedurig gebruikt worden. b^u^s &c §. 1116". 4. T~\q ontlastingen voorafgegaan zynde iv v j (ni** ' die middelen toe bedienen weke de waarneming leerd te verblyden , en .die de deelen van het lichaam te verlterken. Oooooo Naar  IoH . DE DROEFGEESTIGHEID. .§.1116.. Naar dat de zwarte ga), de buik-ingewanden bezettende, ontbonden en geledigd is, kwynen dikwils alle de krachten ; ja, ge]vk van te voren vermaand is, vervallen, de zieken fomtyds tot zo grote zwakheid, dat zy als dood, gedurende eenige uur en , blyven leggen; alsdan zyn 'er aangename hartfterkende middelen nodig, welke de vervalle krachten oprechten, daarenboven de geest gedurende zo lange aan droevige en benaauwde gedachten gewoon blyft, noch eveneens denken, al is de ftpffelyke öoriaak der ziekte uit het lichaam gebragt , de neerüachtigheid' verzeld gemeerlyk de grote lichaams zwakte, als dan hebben alle middelen, welke verblyden, plaats : de aangenamezamenfpraJien der vrienden, het fpel, de gedurige verfcheidendheid van voorwerpen, te gelyk moet men het uitgeputte lichaam door goed voedzel zodanige dingen toedienen, welke het verlorene kunnen, herftellen. vooral is als dan een matig gebruik van goede wyn voordeelig, welke het beste hartfterkend en het meest tot blydfchap opwekkend middel is, aangezien zy alle zorgen doet zwy<*en, alle droefheid verzagt. indien nu in koude wyn welriekende kruiden, citroen kruid, averuit, thym , falie, citroenJduiten, oranje fchillen, fajfraan enz. worden ingegoten, heeft men; een middel welk het vlugfte uitvloeizei der welriekende planten bevat, en waar van weinige oneen, twee of driemaal op een dag. ino-enomen, wonderbaarlyk verkwikken en verblyden. Te gelyk moet men ook aanmerken , dat de zo lang door de ondoorgankelyke ftof opgepropte en uitgezette vaten, nu verlost zynde, flap en krachteloos te zamen vallen: om deeze te verfterken, zyn aangename verfterkende middelen goed, ftratfe wvn, quee appelen, 't flip van granaat appelen, kina., caneel , en al het geene §. aÖ. om de zwakke vezels te verfterken , aangeprezen is geweest.  J.iii7. DE DROEFGEESTIGHEID. I02$ §• lir7- ï" Tic welke fnio. tot 1117.) blykt, de w genezing van deeze kwaal (1089.j afgedaan is door de genezing der zwarte gal (ïó$?< 1100. hoi. 1103. 1106J , en dat daar uit niet alleen'deeze * maar ook die van oneindige, valfchelyk voor ongeneesbaar gehoudene ziektens,' moet gehaald worden. • Hoe moeilyke kwaal de droefgeestigheid, uitgelegd §. 1089., is, heeft deszelfs geheele befchryving geleerd, en tevens heeft gebleken, dat deeze hartnekkige kwaal nochtans kan overwonnen worden, indien op een bekwame wyze en door goede geneesmiddelen de zwarte gal ontbonden word, en ontbonden zynde , uit het lichaam word gedreven: op wat manier en met welke voorzorgen dit moet gefchieden, is by de hier aangehaalde getallen gezegd geweest, de wrevligheid der zieken, dienaauwlyks lang gehoor willen geven aan de raadgevingen van de Geneesheer, daar nochtans de hartnekkigheid der ziekte een lanTdurOe o-eneeswyze vereischt, is dikwils het grootfte ongemalon de genezing, waarom Hippocrates (q) te recht vermaand heeft , dat het in de genezing der ziektens niet genoeg is , dat de Geneesheer doet het geene nodig is; maar dat ook de zieke, en die dezelve oppasfen, hunne plicht moeten betrachten. Het.blykt tevens, dat op deeze zelfde wyze verfcheide andere moeilyke ziektens kunnen genezen worden , wanneer te weten de verftopende ftof ontbonden, en ontbonden zynde, uit her lichaam gejaagd word, de ingewanden geheel blyven !e; 'en daar naar de krachten door hartfterkende en verfterkende middelen herfteld worden, men zie na, het geene §. 1056 over de 00V zaken en de genezing der langdurige zu-ktensis gezegd mrteest® alwaar bewezen is, dat deeze nochte van een zo zee? te zamen gefteld beginzel afhangen, nochte dat zy zo veelvouwdi<*e £reneeswyze vereisfchen. b D E . C?) Aphor» 1. Sed. I. Charter. Tom. IX. pag. i. .< ( Oooooo 2.  ioz6 DE DOLLIGHEID. J.Illgr DE DOLLIGHEID. 1118. Tndien de droefgeestigheid f1082.) tot zo X ver aangroeid, dat 'er zo groote fchudding van het hersfenvocht ontftaat , waar door zy tot een" wreede verwoedheid gedreven worden , word zy Holligheid genoemd. De dolligheid heeft de naam van razen, uitzinnig zyn, en? volgd gewoonlyk op een langdurige droefgeestigheid, offchoon zy fomtyds ook van andere oorzaken ontftaat, gelyk wy naderhand zullen zien. maar die wreede verwoedheid, waar door zodanige zieken zich zelve en andere trachten te befchadigen, ondericheid de dolligheid van de droefgeestigheid , in welke de zieken wel droevig, wrevelig, benaauwd zyn , maar noch niet tot de woede overllaan. edoch de dolligheid word van de wreede en gedurige yling van de razende koorts onderfcheiden , dat de razende koorts altyd fcherp en gedurig is; en dat de dolle zonder koorts zyn. het geene Aretaus {f) ook fraay aangetekend heeft door dè volgende uitlegging van de dolligheid gevende : want het is een langdurige vervreemding van het geheele verftand, zonder koorts: want indien de koorts fomtyds by "de zelve gevoegd is , gefchied zulks eigentlyk niet door de verwoedheid , maar gebeurd door alle andere oorzaak, diergelyke wor- (r) De caufis & fignis morbor. dinturn. Lib. I. Cap, VI. pag. 3 u  $. iiiS.nio. DE DOLLIGHEID. 1027 v/orden ook by Aurelianus (s), aangaande het kenteken der dolligheid, gelezen, maar men moet aanmerken, dat zy ook in de uitlegging van de dolligheid, de langdurigheid der ziekte 'er by gevoegd hebben, om dezelve te onderlcheiden van de woede der dronkaarts; en ook van die verwoede ylhoofdigheden, welke door het bilfemkruid (t) , wilde nagtfchade , en meer andere vergiftige ingenomene planten, gewoon zyn te volgen; want deeze, of eindigen door een haastige dood , of worden in korten tyd geftild, indien de natuur het vergif te boven heeft kunnen komen of uitjagen. Aretaus (11) brengt noch een ander kenmerk, waar door de dolligheid van de razende koorts word onderfcheiden, by; dat, te weten: de ingewanden de voornaamfte zitplaats zyn van de razerny en de droefgeestigheid; gelykerivys het hoofd en de zinnen in de razende koorts meestentyds zyn aangedaan, in welke de kracht van 't gevoel gekzuetst is ; en die zien het geene 'er niet en is ; en aan andere vertoornen het geene zy zelfs niet zien, en alleenlyk maar razende zien bet geene zy kunnen zien , maar zy worden door die dingen aangedaan gelyk bet behoort, want de zwarte gal bezet de ingewanden , (§. Ï102.); in de waare razende koorts worden de hersfenen eigenlydig aangedaan (§. 771.). W flachtige droefgeestigheid, een voortbrengzel van dezelve is, uit dezelfde oorzaken ontftaat , gewoonlyk door byna dezelfde geneesmiddelen geholpen word. Het O) Morbor. Chronic. Lib. I. Cap. V. pag- 3 26* (O Aretams Ibidem. 00 Ibidem pag. 32. Oooooo %  1028 DE DOLLIGHEID. § II19.1120. Het blykt dierhalve van zelve , dat de dolligheid door de voorafgegaane droefgeestigheid voortgebragt, de zelfde ziekte is, aangaande de ftof en de oorzaken, en alleenlyk maar verfchild in hevigheid van woede : want §. n 02. is gezegd geweest 9 dat de zwarte gal in de buik - ingewanden vergaderd word,, en wanneer zy aldaar vast blyft zitten, alle de toevallen vermeerderd worden, welke de zwartgallige ftof verzelden, wanneer zy noch evenredig door 't bloed verfpreid was. maar wanneer de zwarte gal langen tyd in de ingewanden opgepropt vast zit, word zy door 't verblyf fcherper en kwaadaartiger, en als dan het dunfte en fcherpfte gedeelte door de aders weder opgezogen, en met het bloed na de hersfenen gtr voerd, zal zy die bovenmatige verwoedheden kunnen voortbrengen ja dat meer is , het zelfde zal kunnen gefchieden , offchoon 'er niets van de zwarte gal in de hendenen is gekomen , maar vast blyvende zitten in de ingewanden een groter trap van kwaardaartigheid heeft bekomen ; gelyk $. n 02. is •bewezen geweest, waarom Trallianus (zv) over de langdurige droefgeestigheid handelende, zeer wel gezegd heeft: zvant de verouderde en als in natuur veranderde ziekte , zuord byna ongeneeslyk: en die door zodanige ziekte zyn aangetast, zyn niet alleen droefgeestig, maar by tyden ook uitzinnig, want de dolligheid is anders niet dan de droefgeestighied tot een groter wildiglmd ■opgeklommen, de geheele genezing dierhalve van de dolligheid door de voorafgegane droefgeestigheid veroorzaakt, is dezelfde; en dus is zy reeds aangewezen, maar het geene tor de genezing van de dolligheid, door andere oorzaken ontftaan, be-. hoord, zal naderhand afzonderlyk behandeld worden. (j. 1120. ¥n.welke ziekte meestal een overgrote kracht 1' der fpieren aanwezende is, een ongeloo'f- ly- 00 Lib. L Cap. XVI. pag, 103.  §. II20, DE DOLLIGHEID. 1029 lyke flaaploosheid , verwonderlyke verdraging van het vasten en koude, fchrikkelyke verbeeldingenvan wolfsbeet 3 hondsbeet enz.. Nu volgd 'er dat wy in aanmerking nemen , die wonderiyke toevallen , welke in dolle menfchen gewoonlyk waargenomen worden: om welke te verftaan , het volgende* opheldering zal toebrengen. Te voren §. 700. alwaar over de koorts-yling gehandeld wierd, is aangetekend, dat de ylhoofdigheid als dan aanwezende is wanneer de oorfprong der denkbeelden niet over een komt met de uitwendige oorzaken, maar van de inwendige veranderde gefteldheid der hersfenen afhangt, ontftaan buiten het gebied der wil. en tevens is aldaar gezegd geweest, dat de denkbeelden dikwils dat aangename of onaangename verzeld, het geene do-.r een cnvermydelyke noodzaaklykheid de geheele geest met zichileept, om dat aangename te doen voortduuren, maar dat onaangename te verwyderen of te niet te doen. aldus ontftaan de allerhevigfte gemoeds aandoeningen , op welke ook dikwerf onregelmatige lichaamsbewegingen volgen, waar door den mensch dat onbehaaglyke van zich tracht te verwyderen, of het zelve te vernietigen , en dat behaaglyke tracht te behouden, ziet een mensch door een allerhevigfte en onverwagte gramfchap ontdoken , hoe is hem 't aangezicht ontftoken, met wat ftoutmoedigheid tarthy alle gevaren ? indien nu in een dol ylend mensch zodanig denkbeeld ontftaat, welk een allerhevigfte gramfchap verwekt, komt hy door een ongelooflyke kracht der fpieren byna alle beletzelen te boven, hy kan door verfcheide fterke mannen naauwlyks bedwongen worden, en woed zo veel te meer, hoe hy groter beletfelen voor zyne woede ontwaar word. als dan is de geheele geest met geene dan met deeze eenige gedagte bezig, welke eindelyk gantsch onuitwischbaar word.\wz Heimom 00 heeft fraaije waarnemingen omtrent de dolligheid , welke dit bevestigen. want CO In Capitulo Demens Idea, pag. 226. §. 39..  io3o DE DOLLIGHEID. j.iiao. want hv heeft dolle menfchen, die naderhand genezen waren , onderzogt, welke redelyk wel indachtig waren , het geene hun te dier tvd was overkomen, wanneer zy begnnden te woeden , maar zv bekenden , dat zy eerst van alle redensgevolg berooft mierde», en fliptelyk verdronken bleven in een en t zelfde begrip, buiten welk zy anders niets dagten, met droefheid, lastigheid , en onaelegendheid: maar zy dagten niet anders , dan of zy dat begrip ineen fpiegel hadden gezien, ja nochte zy wisten beter of dagten als dan zulks, vf in hun begrip dit aldus te befcmuzven , hoe zoel zy zodanig onbeweeglyk dagten, dat eindelyk. indien het hun gebeurd was te ftaan in de beginne of de overheerclnng der dolligheid, zy gedurende eenige dagen zouden geftaan hebben zon1 der moede te zvorden, nochte zy wisten dat zy ftonden. edoch de algemeene gevoelplaats word als dan veel fterker aangedaan door zodanig denkbeeld , als door eenige andere , welke door t be* hulp der zinnen aan de geest word voorgedragen ; en daarom verdragen zy de honger, de dorst, de allcrfcherpfte koude in de winter , meer dan iemand zoude kunnen geloven, ik heb een dol mensch gezien, die alle de lichaams bekleedzelen verfcheurd had, en naakt op 't ftro op een fteene grond gelegen heeft, wanneer • de allcrfcherpfte winter koude aanwezende was, en dat gedurende verfcheide weeken; fomtyds onthield hy zich agt dagen lang van alle fpys, en naderhand flokte hy gulziglyk m al het geene men hem toediende 5 ja zelfs tot een allerlelykst: fchouwfpel at hv zvne afgang op, alhoewel men hem de beste fpyzen gaf. hy Vervulde dag en nagt de geheele buurt gedurende verfcheide weeken fkumloosmet eenyslyk fchreeuwen; en dit heeft hy nochtans veele iaaren overleeft, de razerny wel geftild zynde , maar dwaas, en negens geheugen afhebbende: op alle plaatfen komen zodanige droevige voorbeelden der menfchelyke ellende m de gekhuizen tevoren; en men kan veele diergelyke andere by Porestus [y) en andere Schryvers lezen 5 alwaar ook wonderiyke inbeeldmgen verhaald worden , welke zyn waargenomen geweest in de & gee* (j) Lib. X. Obferv, 2o. pag. 431*  §.ii2o. DE DOLLIGHEID, ï031 geene die door deeze ziekte zyn aangetast, in ieder dolle byna onderfcheiden. maar de oude Geneesheeren fchynen fomtyds na mate het onderfcheid der gekwetfte verbeelding, een andere naam aan de dolligheid gegeven te hebben; wolf beet, hondsbeet, wanneer zy woedende de honden of wolven nabootften, en fomtyds geloofden dat zy in deeze dieren veranderd waren', by Aëtius (z) word een befchryving van deeze ziekte gelezen, uit Marcellus overgenomen: hy zegt, dat zy in de maand Februarius 'snagts uitgaan, in alles de honden of wolven nabootfen, en de graven der doden openen, tot dat het dag word. de zeer geleerde Freind (a) heeft nochtans zeer wel naar Gorrteus aangetekend, dat men moet lidyw in plaats van hxvo-i'yxn leezen; aangezien andere Schryvers, die van deeze ziekte gewag hebben gemaakt, niets zeggen van de opening der graven, maar wel dat zodanige dolle menfchen tusfchen de "gedenktekenen der dooden lopen dooien, het zelfde bevestigd verder die bezetene , waar van in de heilige fchrift word gelezen, dat hy nacht en dag tusfchen de graven liep dooien , fchreeuwende, zyne banden verbrekende, naakt enz. alwaar van gelyken geen gewag word gemaakt van de opening der graven, de oude Geneesheeren befchryven zodanige zieken bleek, met droge en holle oogen, droge tong, doriïig te zyn geweeft, en verzwore fcheenen te hebben gehad door het gedurig vallen en byten der honden; en tevens hebben zy vermaand, dat de wolfsbeet een zoort van droefgeestigheid is. Forestus (c) heeft een Landman gezien , door dit°foort van dolligheid aangetast, die in de lente omtrent «het kerkhof dwaalde, O) Lib. VI. Cap. XI. p. 104. verfa. & Charter. Tom X.p. 502.503, 00 Uittor, of Phyfick. Tom. I. pag. 2o. 00 Mare. Cap. V. & Lucre Cap. VIII. (O Lib. X. Obferv. 25. pag. 440, Derde Deel, PpPPPP  IO,s DE DOLLIGHEID. §. 1120. i r ar¬ de, en alle die tekenen had, welke reeds uit de oude Geneesheeren zyn opgenoemd. inr. T?'doch men- moet aanmerken , dat het uit 12j de ontleedkunde gebleken heeft, dat dehersfenen van deeze droog, hard, wryfbaar, in derzelver bast gheel; maar de vaten gezwollen, fpattig, door een zwart vastklevend, vogt uitgezet zyn geweest.. Het heeft uit het geene van de droefgeestigheid is gezegd geweest, gebleken, dat 'er wonderiyke ylhoofdigheden voortfebragt worden , alhoewel de ftoffelyke oorzaak omtrent de Lrst ingewanden zit, maar niet in de hersfenen: nochtans is « n00 vermaand geweest, dat een gedeelte van de verrotte zwartgallige ftof verdund zynde, door de aders word opgezogen, en voornamentlyk de werkingen der hersfenen verftoord: daarenboven is §. 1104, gezegd geweest dat de zwarte gal gezwollen zynde en bewogen, een . dolligheid van t allerergfte Soort voortbrengt, indien zy tot in de hersfenen 11 voortgetrokken; en dus worden in de dolligheid, naar een langdurige, droefgeestigheid ontftaan , de vaten der hersfenen door een. diergelyke ftof bezet, welke na mate het onderfchexd der plaatfen waar zy zit, onderfcheide werkingen der hersfenen zal kunnen verftooren of ook vernietigen. Hippocrates (d\ heeft Aangetekend, dat de ftuiptrekking by de dolheid komende de heldcre drop veroorzaakt, de oorfprong der zenuwen van t gezigt gekwetst of door de zwartgallige ftof onderdrukt zynde. p Jurelianus O) fchynt in de genezing der dolligheid beproeft te hebben, om deeze in de hersfenvhezen opgepropte ftof los OO Coac. Pranot. No. 485- Charter. Tom. IX. pag. 880, 00 Morbor. Chroma Lib. I. Cap. V. pag. 332<  §.II2Ï. DE DOLLIGHEID. i°33 te maken, dewyl hy zegt: ah dan moet men ook de oogen met warme fpongien waasfemen , en de hardigheid der oogleden verzagt en, op dat daar door langs de .oogen de weldaad der genezing tot aan de hersjenvliezen kome. maar de geopende lyken van dolle menfchen hebben geleerd , dat de hersfenen dikwils zodanig zyn veranderd geweest, gelyk hier in de voorftelling befchreven word. dit heeft de vermaarde Cremoonfche Geneesheer Ghifi (ƒ), in 't lyk van een dol mensch gezien. Bonetus (g) heeft de hersfenen van een Luiksch Burger, door de droefgeestigheid aangetast, en daar naar door de dolligheid geftorven , allerdroogst, hard , in 't bovenlle gedeelte wryfbaar , de hoogte van een vinger gheel geverwt, gevonden, diergelyke waarnemingen, welke dit bevestigen, heeft hy ook elders (Z>). verfcheide andere buitennatmirlyke veranderingen zyn in de lyken van dolle menfchen gevonden geweest: de zeer vermaarde Littre (i) heeft de beenderen van het bekkeneel allerdigst en dik, de naaden byna uitgewischt, beide de vliezen verhard, de hersfenen harder als na gewoonte , de flymklier klyn en zeer hard gevonden, elders (k) word gelezen , dat het dunne hersfenvlies groen-gheelachtig, byna overal eens zo dik als het dikke hersfenvlies , geene zigtbare vaten hebbende , het dikke hersfenvlies eeltachtig gelyk zagt hoorn, in deeze ziekte zyn gevonden geweest, meer andere worden in de geneeskundige befchryving gevonden; maar aangezien hier voornamentlyk over het geene welke in een lyk is waargenomen geweest, gehandeld word, te weten wanneer de dolligheid naar'de droefgeestigheid is gevolgd, zal het reeds gezegde genoeg zyn. §. II 22. Cf) Lettere mediche dell dottore Martino Ghifi, pag. 26. Cg) Sepulcret. S. Anat. Praft. Tom. I. Lib. I, Se cl:. 8. p. 205. 00 Ibidem, pag. 221. O') Acad. des Sciences 1705. Memoir. pag. 47. ~k) Medical ElTays Tom. IV. No. 26. pag, 415. Pppppp 2  103-4:. DE DOLLIGHEID. §.1122.1123. §. 1122. T^|an ook dat in deeze ziekte van gelyken JLJ^ alle uitldZingen zyn opgehouden. Aangezien dit zoort van dolligheid veronderfteld , dat de droefgeestigheid is vooraf gegaan , en t 1094. bewezen is geweest, dat alle de afzonderingen en uitlozingen zo veel te meer verminderen, hoe meer dat dikke zwartgallige in het bloed by een gehoopt word, blykt de reede , waarom in de dolle menfchen byna alle de uitwerpingen ophouden , of ten minfte zeer fpaarzaam gefchieden. want zodanige dolle menfchen hebben een uitgedroogd en dor lichaam , en fomtyds weigeren zy allerhartnekkigst, gedurende langen tyd alle fpys en drank , waar dooide mond met geen fpog bevogtigd word, de pis is zeer weinig; de fpyzen, indien zy ingenomen worden, worden zeer moeilyk door de nederwaards drukkende beweging door de droge darmen voortgedreven, de opzuigende aders zuigen al het vocht op , waar door weinig drek in de dikke darmen opgehoopt word ;. nochte dezelve word uitgeworpen , en daarom is de afgang gewoonlyk zeer verftopt in dit geval. 1123. TH^e van boven nederwerping in zee, deI J indompeling in dezelve zo lang voortgezet als dezelve kan verdragen worden, is 't voornaamfte geneesmiddel.. In de genezing der droefgeestigheid, §. 1113. en volgende,.; wierden zodanige geneesmiddelen aangeprezen, welke door te ontbinden , door te fnyden , te prikkelen , de zwartgallige ftof in de buik-ingewanden opgepropt, konden verdunnen , en naderhand uit het lichaam jagen, maar buiten deeze wierden ook andere aangeprezen , welke dat denkbeeld , waar omtrent de yling der droefgeestige zich ophield, allengskens konden veranderen, en eindelyk geheel uitwisfchen., of ten minfte zodanig- ver*--  BE DOLLIGHEID. 1035 verzwakken , dat de algemeene gevoelplaats niet heviger daar door zoude aangedaan worden , als door andere denkbeelden door de zinnen verwekt, want aangezien de droefgeestigheid , gelyk §. 1190. is gezegd geweest, haare oorfprong van de geest kan trekken, en in 't kort in een gezond lichaam de zwarte gal voortbrengen, blykt het genoeg, dat, deeze ballast uit het lichaam gejaagd zynde, nochtans die gefteldheid van de geest in deszelfs gedachte veranderd, welke de zwarte gal had doen geboren worden, kan over blyven. daar en boven indien de droefgeestige ylhoofdigheid door de zwarte gal, eersi in 't bloed ontftaan, en in de buik-ingewanden by een gehoopt, is voortgebragt geweest, zal dit denkbeeld door de langdurigheid der ziekte zo levendig en krachtdadig kunnen zyn in de algemeene gevoelplaats, dat zy blyft, offchoon de ftoffelyke oorzaak , de zwarte gal te weeten, uit het lichaam is gejaagd, maar dit zal voornamentlyk in de dolligheid gefchieden , welke een hoger trap van droefgeestigheid is, en in welke door de woede een fterker ontroering is der algemeene gevoelplaats. hierom zien wy, dat voorzichtige; Geneesheeren veele dingen beproeft hebbep, om die aanwezende gefteldheid te veranderen , met het geheele lichaam door fterke middelen te ontroeren, het heilig kerskruid, fpiesglasachtige braakmiddelen, kwikmiddeleir, enz. zyn tot dit einde gebruikt geweest; niet zo zeer op dat zy door te ontlasten zouden werken, maar eerder, op dat het geheele lichaam verftoort, alle de ingewanden en vaten gefchokt, alle de vochten ontbonden zynde, de tegenwoordige ftaat zoude veranderd worden, want geen ftaat is zo ellendig, dewyl de dolle menfchen gelyk wilde beesten , door banden , de kerker enz. moeten bedwongen worden, en van de zamenleving der menfchen uitgefloten, dit ge^ daan zynde, hebben zy, wanneer de genezing noch niet volgde, of ten minfte de verzachting van de wreede woede, hebben: zy zodanige middelen beproeft, welke door een vlugge welriekendheid,, door alle de plaatfen van 't lichaam doordrongen , en: Pppppp 3 diki-  IC3<5 DE DOLLIGHEID. 5.1123. dikwils met een gelukkig gevolg, een vry fterke gift moschus van zescien of twintig greinen , is fomtyds voordelig geweest , gelyk ook in de vallende ziekte, zo als te voren is gezegd geweest; en op de tyd dat ik dit fchryf, heb ik met blydfchap gezien , dat de moschus in een edel jongeling een fchone uitwerking deed. een Engelsen Geneesheer heeft aan verfcheide dolle menfchen , naar een braakmiddel van fpiesglas, 's morgens en 'savonds een drachma campher toegediend, en hy heeft hun gelukkig genezen f7). maar het blykt van zelve, dat men zodanige middelen niet kan gebruiken in bloedryke en warme lichamen, in welke fomtyds een ander foort van dolligheid word waargenomen, gelyk §. 1127. zal gezegd worden ; welke zekerlyk vermeerderd zoude worden door zodanige geneêswyze. edoch wy zien in de meefte dolle menfchen de vaten te zamen gevallen, en het lichaam fomtyds koud, vooral de onderfte lidmaien : zodanige verdragen gemakkelyk deeze geneesmiddelen , ja zelfs worden zy door fterke braakmiddelen naauwlyks aangedaan, een braakmiddel van fpiesglas, heeftin een adelyke vrouw van negentien jaaren, geene de minfte braking veroorzaakt , maar wel gedurende twaalf puren een vry diepe flaap. my is bekend , dat men aan een dolle vrouw twaalf grein levende kzvik , zonder eenige uitwerking, heeft gegeven , 'welke gezond zynde door twintig greinen braakwortel in een vreeslyke braking en overmatige buikzuiyering vervallen was. uit welk alles blykt , dat zodanige wyze door een voorzichtig Geneesheer kan beproeft worden. Maar wanneer alle deeze middelen te vergeefsch gebruikt zyn geweest, zo moet zodanige ellendige zieke aan zyn lot overgelaten worden, of het uiterfte middel van de onderdompeling te werk 00 Aft. Societ. Londin. No. 400. pag. 347. Abridg. Tom. VIL pag. 63a. 633. Tm) Ibidem.  DE DOLLIGHEID. 1037 werk gefteld worden, op dat, den mensch byna dood onder 't water, alle denkbeelden uitgewischt worden, het voordeel dat de Geneesheeren van deeze manier in de genezing van de hondsdolligheuf gezien hadden, gelyk naderhand zal gezegd worden, fchynt de oorzaak geweest te zyn, dat zy het zelfde in verlatene dolle menfchen beproeft hebben , en toevallige gevallen hebben de gelukkige uitkomst geleerd, een Timmerman te Antwerpen , door een allerhevigfte fchrik , wanneer hy geloofde vreeslyke fpoken des nagts gezien te hebben, is zot geworden ; en wanneer hy op een wagen gebonden, na een andere plaats gevoerd wierd , zyne banden los makende, is van de wagen gefprongen in een diep ftilftaand water en verdronken, en voor dood wederom op de wagen gelegd, hy heeft nochtans het leven wederom bekomen j nu by zyn verftand zynde, en heeft noch agttien jaren daar naar geleeft (V). van Helmont door dit voorbeeld tot hoop gewekt, heeft in andere dolle menfchen de onderdompeling beproeft, en hy getuigd, dat het gevolg altyd beantwoord heeft, ten zy'als wanneer hy hun door vrees dat zy verflikt, zouden fterven, te vroeg uit het water haalde, want 'er word een redelyk lang verblyf onder 't water vereischt, gelyk van Helmont (0), in zyne tegenwoordigheid, in een oud man, van een dolle hond gebeten, gezien heeft, die men met touwen gebonden en gewigt aan de voeten, zo lang onder 't water beeft gehouden, dat men de Psalm, ontfermt u mynder , geheel koude opzeggen : daar naar heeft men deeze oude man , uit het water getogen zynde, noch tweemaal onder gedompeld, maar minder tyd onder 't water gehouden, van Helmont bekend, dat hy hem reeds voor dood heeft gehouden: daar hy nochtans, de banden ontbonden zynde, het ingezwolge zeewater uitgefpogen heeft , en tot zich zelve is gekeerd, en naderhand gezond heeft geleefd, verfcheide andere waarnemingen worden ter zeiver plaatfe gevonden, welke leeren. dat de verdronkene niet zo fchielyk fterven als gewoonlyk gelooft word; waar over ook verdiend gelezen te worden, het geene by andere Schryvers van gelyken gevonden' word. 00 Helmont in Cafnulo: Demens Idea, pag. 228. 00 Ibidem.  ao38 DE DOLLIGHEID. §.1123.1124. word (ƒ>) ; en bewyst, dat menfchen , gedurende verfcheide uuren verdronken, nochtans herleeft hebben. Dierhalve fchynt het dat men zodanig geneesmiddel in een wanhopige dolligheid kan te werk ftellen , aangezien 'er geen volftrekt levens gevaar aanwezende is; op dat, alle de denkbeelden voor een tyd uitgewischt, wanneer 'er geene de minfte levens tekenen overig zyn, ook die heimelyke gefteldheid der algemeene gevoelplaats, welke de dolligheid veroorzaakt heeft, weggenomen worde, want fomtyds, welks de reede niet en helpt, helpt de vermetelheid (q). tevens fchynt het ook te blyken, dat de onderdompeling in de zee niet meer voordeel doet als in een ander water , aangezien die Timmerman van Antwerpen , in een flilftaand water onder gedompeld, zyne gezondheid weder heeft bekomen. §. 1124. In deeze ziekte door alle geneesmiddelen te 1 vergeefsch beproefd , zyn aderbarften , ambaijen, rodeloop,• waterzucht, een van zelfs ontftane ruime bloeditorting, anderen daagfche of vierde daagfche koorts 'er by komende, heilzaam geweest. Gelyk nu reeds in andere ziektens, te voren behandeld, is gezegd geweest, moet men altyd acht geeven op het geene van zelfs in de ziektens ontftaat, en verlichting of een volkome genezing aanbrengt, op dat de Geneesheer dit door de kunst tracht na te bootfen; of ten minfte voorkome , dat hy deezé heilzame pogingen der natuur, de ziektens genezende, niet en belette, maar de opmerking heeft geleerd, dat de volgende dingen voordelig zyn geweest voor dolle menfchen , wanneer de ziekte ook na geene geneesmiddelen luifterde. Aderbarften, ambaijen. Hoe veel goeds daar door in de droef- (f) Pechlin. de vita fub aquis. Winflow fur i'inr^rtitude des fignes de la mort. iq) Celf. Lib. III. Cap. IX. pag. 138.  DE DOLLIGHEID. 1039 droefgeestige te verwachten is, is te voren §. n 10. gezegd geweest, maar aangezien de dolligheid alleen maar van de neerflachtige droefgeestigheid in trap verfchilt, blykt het, dat dezelve ook in dolle menfchen voordelig zullen zyn. want wanneer de zwartgallige drek in de aders der onderfte lidmaten door verplaatfing by een gehoopt word , of langs de vloeiende ambaijen uit het lichaam gebragt word , worden de buik-ingewanden van deeze bezwarende ballast verlost, en de ziekte verligt, tevens ook het bloed de onderfte vaten uitzettende, of langs de zelfde plaats ontlast, worden de indrang en de hoeveelheid van het hooft afgeleid, het geene van groot gewigt is om de wreede ylhoofdigheid te verzachten, gelyk by een andere gelegendheid §. 779. in de befchryving van de razende koorts gebleken heeft, voetbaden dierhalve, wryvingen, de waasfem van warmwater de aars aanfpoelende, zullen veel voordeel kunnen aanbrengen in de dolle menfchen: maar dikwils is 'er grote moeilykheid° in de genezing van deeze ziekte, om dat zodanige woedende zieken zelden aan de geboden van den Geneesheer willen gehoorzamen. Schenck heeft een aanmerkelyk geval van een Koperflager (O? die in 't zeven-en-twintig fte jaar zyns ouderdoms dol geworden, gedurende eenige dagen met ketenen moest gebonden worden, op dat hy zich zelve of andere niet zoude befchadigen : maar naar dat 'er aderfpatten in de beenen ontftaan waren, met veel zwart bloed uitgezet, is hy tot zyh gezond verftand wedergekeert, edoch die aderfpatten bleven gedurende verfcheide jaren, en deeden by wylen vry zeer; en tevens waren 'er als dan eenige tekens der wederkeerende dolheid aanwezende; welk men nochtans voorkwam wanneer men in de gezwolle fpatten fneed. Rodeloop. §. 1104, alwaar over de gezwolle en bewoge zwarte gal gefproken wierd, is tevens vermaant, dat de zwarte [Y..ib gal 00 Lib» I. pag. 142. Derde Deel. Qiqqqq  IC4o DE DOLLIGHEID. §.1124. gal fchielyk ontbonden zvnde, en te gelyk tot een grote fcherpte gebragt, 'er een allerergfte rodeloop opvolgd, met een 011verdraapMyke pyn, fchielyke verrotting, en een fchielyk dodelyk heet vuur. edoch die dodelyke uitkomst is als dan te vreezen wanneer de gefmolte zwarte gal op een hoop en fchielyk in d'e darmen komt: maar wanneer zy langzamerhand los gemaakt is nochte zeer fcherp zich door de darmen vertrekt, als dan brengt zodanige, hoewel vry lastige, rodeloop de verligting deiziekte voort, gedeeltelyk door de ftof te ontlasten, gedeeltelyk ook door de fapoen van het hoofd afteleiden, dewyl de darmen door deeze prikkeling gekweld zynde, 'er een groter hoeveelheid fappen na de darmfcheilvaten gaat. over 't algemeen had Hipbocratcs 0 vermaant, gelyk tevoren §. 963. aangctekent is geweest, dat dusdanige ontlastingen ook die ziektens, welke van te voren in 't lichaam zyn,.genezen, de verouderde wel in langen tyd • maar de nieuwe in korte dagen, waar uit tevens gezien word', dat de genezing van de dolligheid alleen maar van een langdurige rodeloop verhoopt kan worden ; en dus moet men zorg dragen , dat zy door een ontydige geneezing niet tegen gehoude worde, maar elders 00 zegt hy dat het o-oed is, indien de rodeloop op de dolligheid volgt, in tegendeel vreesde hy dat de dolligheid zoude volgen wanneer de rodeloop ophoudende, 'er een rode couleur als vuur in 't aangezicht op volgde, de fappen na boven gevoert zynde: want zodanige fchynt de zin van de verzamelde voorkennis (u) welke aldus word gelezen, redeloopagtige , roodagtige, (lykagtige , ruime afgangen , in vurige zeer rode couleuren, verandert,; doen de dolligheid vreezen. ■Waf-O §tasÊ Lib. II. Cap. XIII. Charter. Tom. VIII. pag. 821, m Aphor. 5. Seft. VII. Charter. Tom. IX. pag. 2Q4> 00 No. 465, Charter. Tom. VIII. pag. S79-  $. II24- DE DOLLIGHEID. 1041 Waterzucht. In de zelfde kortbondige fpreuk pryst Hippocrates de waterzucht op de dolligheid volgende, maar omteverftaan op wat wyze de waterzucht voor de dolligheid voordelig zyn kan, moet men opmerken, dat deeze ziekte fomtyds ontftaat door de te zeer ontbondene lappen, welke als dan uit de grote vaten vallen, en in de holligheden van het lichaam of in het vetvlies vergadert worden, edoch wanneer zodanige ontbinding der fappen aanwezende is, zal ook dat vastklevende zwartgallige van gelyken verdunt worden, en zal uit het lichaam gaan; of zal door verplaatfmg op andere plaatfen van het lichaam met verlichting ter neder gezet worden, het is bekend, dat door het kwikzilver te gebruiken al het bloed tot een dun en verrot zenuw-water ontbonden word, welk ofte door de afgang uitgaat, of door de fpogklieren word uitgeworpen; waarom de zieken die een fterke kwyling doorgeftaan hebben geheel bleek zyn, en indien de uitwerping door de fpogbuizen door eenige oorzaak fchielyk verhindert word, zwellen het aangezicht, de hals, de lippen boven mate door het niet uitgeworpe vergaderde zenuwwater, de geneeskundige waarnemingen hebben reeds geleerd , dat de dolle door de kwyling, door de kwik veroorzaakt, fomtyds zyn genezen geweest: dus heefc IVepferus (zv) een landman die dol was geworden, door dezelve geele kwik toetedienen, tot dat de kwyling volgde, genezen. Indien dierhalve zodanige ontbinding der fappen door eenige andere oorzaak verwekt is geweest, zal de dolligheid fomtyds kunnen genezen worden, daarenboven heeft men fomtyds in de lyken der dolle menfchen een waterige zamenvloeijing gevonden in de holligheden der hersfenen 00? we"k opgezogen zynde en na andere plaatfen van het lichaam nedergezet, verlichting aan de dolligheid zoude kunnen toebrengen, wanneer 'er een waterzuchtig gezwel ontftaan is op een andere plaats van 't lichaam: dus nemen wy dikwils waar, dat 60 Obferv.Med. Praft.deAffect. Capit.obferv. 83.pag. 323.324. CO Medic. Effays Tom. IV. N°. 26. pag. 415. Qqqqqq 2  I042 DE DOLLIGHEID. f4i*4 dat een allermoeijelykfte ademhaling door een waterzuchtige borst ontftaan, verlicht word, wanneer de voeten beginnen te zwellen; en dat de waterzuchtige dikte der voeten fchielyk verdvvynende, de borst bezwaart, waar uit ook een andere reede blykt, waarom de waterzucht voor de dolligheid voordelig kan zyn. Een van zelfs ontftane ruime bloedftorting. Te voren 741. is vermaant geweest, dat Hippocrates door bloedftorting die verftaan heeft welke door de neus gefchied, wanneer hy o-een ander lichaamsdeel noemde, waar uit de bloedftorting. voortkwam: onder dezelfde zin fchynt hier ook het woord bloedftortin"' verftaan te worden, en tevens heeft het uit 't geene aldaar gezegd is, gebleeken, gelyk ook §. 779. in de genezing der razende koorts, hoe veel goeds in de ziektens van het hoofd door een van zelfs ontftane neusbloeding kan verwagt worden; aangezien fommige takken van de inwendige kropader door de neus verfpreid worden, en aldus tevens de bloedvaten door de hersfenen verfpreid geledigt worden, maar ook blykt het te gelyk gemakkelyk , dat zodanige bloedftorting vooral voordelig zal zyn in dat foort van dolligheid, dat §.""1127. zal befchreven W°Anderendaagfche of vierdendaagfche koortfen. Te voren in de befchryving van de tusfchenpozende koortfen is bewezen o-eweest, dat door die hevige fcbuddingen in de koude van de koorts^ en de daar naar ten tyde der hitte vermeerderde radheid en indrang der omloop, veele dingen kunnen gefchud enontbonden, worden, welke in de ingewanden opgepropt hadden oezeten: en dus is 'er hoop, dat de zwartgallige ftof aldus verdunt en uitgejaagt kan worden, daarenboven is 5. 757. bewezen geweest, dat de verhole oorzaak der tusfchenpozende koortfen het fynfte zenuwvogt, de zenuwen waar door het zelve vloeit, of de hersfenen verandert, waar door deeze alle ontftaan : dierhalve zal ook die oorzaak door deeze verandering kunnen uit-' gewïfcht worden, welke de dolligheid voorgebragt heeft: want naderhand zal het blyken, dat. de dolligheid niet door de zwarte gaL  5.ii24.na5* DE DOLLIGHEID, 1043 gal alleen voortgebragt word, maar dat dikwils een digte verandering der algemeene gevoelplaats hier toe genoeg is , offchoon 'er niets ziekelyks in 't overige van 't lichaam gevonden word- waarom Hippocrates te regt gewaarfchouwt had , dat de tusfchenpozende koortfen het lichaam van andere zware ziektens verlosfen, gelyk §. 754. breder is gezegd geweest; alwaar ook verfcheide geneeskundige waarnemingen worden gevonden, welke deeze zaak bevestigen. v- II2>- "1 ^it foort van droefgeestigheid ontftaat, -L^ naar dat door een hevige, langdurige, tusfchenpozende herfstkoorts ,• het lichaam uitgeput is en verzwakt, zo wrel door de ziekte, als door herhaalde aderlatingen, en zeer dikwils, herhaalde buikontlastingen : dan ook pleeg deeze kwaal door deeze zelfde vernieuwt' te worden.. Tot hier toe. is vpornamentlyk gehandelt over de dolligheid, welke een langdurige droefgeestigheid volgd , en byna" maaralleen in trap van deeze ziekte verfchilt : maar 'er zyn ook andere foorten van dolligheden , dikwils moeilyk te genezen, in welke geene tekenen leeren , dat 'er eenig kwaad in cle ingewanden zit; maar dat de algemeene gevoelplaats, en dat wel door verholene oorzaken is verftoort. de vermeerderde beweging der fappen door de vaten der hersfenen in de aanval van de tusfchenpozende koorts , veroorzaakt by fommige een zware ylhoofdigheid; maar ophoudende, zodra het geweld der koorts vermindert, de ontfteking het hoofd inwendig bezettende, veroorzaakt een razende koorts met een wreede woede; en fomtyds word de algemeene gevoelplaats door deeze ziekte zodanig verandert, dat de koorts geftilt zynde, deeze ontfteking genezen zynde, die wreede ylhoofdigheid blyft, en als dan word de razende koorts gezegd in de dolligheid te veranderen, waarover-  1044 DE DOLLIGHEID. over men na zie liet geene §■ 774. gezegd is geweest, wanneer iets vreemds met het bloed word bewogen, word fomtyds alles in de hersfenen geftoort, gelyk wy in dronke menfchen zien die fomtyds allerergst woeden, tot dat die prikkel, in de gegiste vogten zittende, uit het lichaam gejaagd is , of ten onder gebragt en krachteloos gemaakt, wanneer men in de voorgaande Eeuw de overgieting'van het bloed beproefde en fommige Geneesheeren in de ziektens te genezen goude bergen beloofden, indien het bloed van een gezond dier overgetapt wierd in de aders van een menfch, het eige bloed uitgetapt zynde, hebben zy zich bedroeft over de droevige uitflag van de ftoutmoedige proefondervinding, aangezien 'er in die ellendige een hevige woede volgde, en daar naar de dood; hierom is door openbaar gezag verboden geweest, om naderhand iet diergelyk op 't menfchelyk lichaam te werk te ftellen (y). het goede bloed van een gezond dier, maar van een andere aart als hetmenfchelykbloed, door de vaten der hersfenen vloeijende, heeft terftond de geheele algemeene gevoelplaats verftoort, en de woede voortgebragt. waaruit wy leeren , dat 'er niet altyd zware nadelen van de hersfenen vereifcht worden, om zo grote kwalen voorttebrengen, maar dat ligtcre oorzaaken dikwils genoegzaam zyn. onverwagte en hevige gemoedsaandoeningen hebben zo dikwils de dolligheid Veroorzaakt; vooral de gramfchap, te recht een korte razerny genoemt, welke, wanneer zy in grammoedige menfchen dikwils wederkeert, eindelyk een voortduurend merkteken van woede in de algemeene gevoelplaats agterlaat, en dus de dolligheid voortbrengt , dikwils allermoeilykst te genezen, dit heeft van Helmont (s) zeer wel aangetekent zeggende : de dolligheden zyn zo veel kwader, zvelke verzvekt zvorden zonder kzvade uitzverpfelen, om dat zy ofte altyd voortduwen, ofte op gefielde tyden zuederom komen: anderfints de vuiligheden zveggenomen zynde, houden de voortgebragte kzvalen van zelf op. want indien de dolligheid (jODiotlis coursd'OperationsdeChirurgie:8. demonftrat.pag.498 00 In Capitulo: Demensld?a, pag. 226.  §.1125- DE DOLLIGHEID. 1045 heid door de zwarte gal ontftaat, hebben wyhoop, dat deeze ftof ontbonden en ontlast zynde, de ziekte kan genezen worden : maar wanneer de algemeene gevoelplaats door een hevige gemoedsaandoening zodanig verandert word, dat de dolligheid 'erop volgd, blykt het genoeg, dat de Geneesheer niet duidelyk begrypt welke deeze verandering der algemeene gevoelplaats is, en door welke geneesmiddelen zy weg moet genomen worden, ik heb fomtyds zodanige dolligheden zien ontftaan in kraamvrouwen , indien zy in de eerfte dagen door een hevige gramfchap ontftoken wierden ; het meest van al, indien zy aangedane fmaadhedcn in 't binnen fte van hun gemoed verborgen, en de gramfchap in hun geheugen aankweekten: want 'er volgden allermoeilykftc flaaploosheden, en naar weinig dagen de dolligheid; welke by fommige haar geheele leven is gebleven , offchoon men zeer veele krachtdadige geneesmiddelen in 't werk ftelden: by fommige is het kwaad allengskens geftilt, en zy leefden naderhand gezond aan geest en lichaam, by fommige is een voetftap der vorige ziekte gebleven , wederkeerende omtrent de lente en herfst nagteveiling, wanneer die grote veranderingen gewoonlyk in 't menfchelyk lichaam gefchieden. ik heb 'er verfcheide gezien , die in de lente gedurende drie of vier weeken dol waren, daar zy door 't overige van 't jaar gezond waren; ja dat meer is, in fommige geflachten komt zodanig overgeërft kwaad op een zekere ouderdom te voorfchyn. De algemeene oorfprong der zenuwen, word van de Geneesheeren gewoonlyk algemeene gevoelplaats genoemd ; te weten , dat gedeelte van het lichaam, waar uit alle de zenuwen , tot de vrywillige zinnen en bewegingen dienende , hunne oorfprong nemen, zy ftemmen alle toe, dat die algemeene gevoelplaats in de hersfenen is, en dit is breder bewezen, wanneer 'er over de beroerte gehandeld wierd. edoch het is zeker uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van het menfchelyk lichaam , dat geheel de hersfenen vaatachtig zyn, en dus hangen de werkingen  io46 DE DOLLIGHEID. gen derzelve van de vrye beweging der gezonde vochten door de vaten van een bepaalde grootte, mer een gepaste indrang. de veranderde eigenfehap der vochten dierhalve, de veranderde wvdte der vaten , de raddigheid van de beweging der fappen vermeerderd of verminderd , kunnen hier alles op wonderiyke en onderfcheide wyzen verftoren, vooral in die lichamen, in welke de fappen genoegzaam ontbonden , de vaten te teder zyn , en minder tegenftand bieden aan de ingejaagde vochten : maar dit seKurd in vrouwen, met de zogenoemde opftyginge gekweld , in welke door de allerligtfte oorzaak zo grote verftonngen ontftaan • maar tevens word in deeze als dan de ademhaling veranderd* zy zuchten, het bloed keerd minder vry van het hooid te rug i gelyk S. ioio. 3- *• bre(kr is uitgelegd geweest) , de wangen worden met rood overftort, en op gelyke wyze worden de inwendige vaten meerder uitgezet, de ontbonde fappen gaan in vreemde vaten door verdwaling van plaats over, (ziet §. i ibJ de grote vaten worden wyder gemaakt , die de na by gelegene kleindere te zamen drukken en beletten; waar uit het gemakkeWk blykt, dat 'er wonderiyke veranderingen m de algemeene gevoelplaats kunnen ontftaan, ook door ligte oorzaken ; en dikwils word waargenomen, dat die vrouwen, aan de opftygingen onderworpen , ylen, wanneer zy die zogenoemde uit de lyimoeder voortkomende dampen krygen, indien ook m andere deelen van het lichaam een beletzel ontftaat voor het door de vaten beWOo e bloed, zal het na het hoofd met fterker indrang en groter boeveelheid kunnen afgeleid worden , en diergelyke kwalen voortbrengen : de aan de opftygingen onderhevige , worden zo dikwerf zodanige kramptrekkende toetrekkingen in de buik-ingewanden gewaar, gelyk bekend is. dit fchynt Hippocrates ook waaroenomen te hebben , wanneer hy uit een zekere pols en klopping omtrent de milt, een groter indrang van het blöed na het hoofd voorzag; gelyk ook , indien omtrent het week der yvden eenige fpanning gevoeld wierd , zonder pyn or ontlter\ , i_r._ i„i„„„„» ';n^,Mn^n . ^Qar nvpr men zie het king aer nier gcicgeuc ju^vvmiwv.n , ~.  DE DOLLIGHEID. 1047 geene §.741. gevonden word, van de tekenen der neusbloe- ding, wanneer zy in een heete koorts aanftaande is. maar door zodanige heilzame ontlasting worden als dan de hersfenvaten door te veel bloed uitgezet, verlost : het geene niet gefchiedende, of in geen genoegzame ruime hoeveelheid, zuilen alle de werkingen der hersfenen ontrust worden , gelyk reeds is gezegd geweest, om deeze oorzaak fchynt Hippocrates (a) elders het volgende gewaarfchouwt te hebben : maar indien ook een klopping in 't week van de zyde is, betekend het een ver/lor ing, ofyling: edoch men moet de oogen van deeze befchouwen want indien zy dikwerf 'bezvogen worden, is het te vreezen dat zy dwaas zyn. op welke plaats hy het woord pxvwou gebruikt, maar aangezien tot de fpieren van de oogen zo veele grote zenuwen komen, blykt het genoegzaam , dat zodanige dikwervige en ongewone.beweging der oogen betekend, dat alles in de hersfenen begint verftoort 'te worden, al het geene tot nu toe gezegd is, bevestigd, dat de dolligheid ook door ligte oorzaken kan ontftaan, en dat wanneer iemand deeze ziekte eens gehad heeft, dezelve vry gemakkelyk weder omkeert, het geene ook Aretaus gewaarfchouwd heeft (b), zeggende: want fommige die geheel van de ziekte verlost fcheenen, heeft de lente, of het misbruik van voedzel, of de gramfchap door eenig geval opgezvekt , op nieuw tot de dolligheid geroepen. Te gelyk word ook de reede verftaan , waarom die ziekte zich onder ontallyke gedaantens vertoond, na mate dit of dat gedeelte der algemeene gevoelplaats meerder aangedaan word. Aretceusyc) heeft aangetekend, dat fommige de flerrekunde zonder leermeefter leeren, en de wysbegeerte bezitten, zonder dat iemand hun die geleerd heeft, en in de dichtkunde ervaren zyn , als 00 In Prognoftico Textu. a8. Charter. Tom. VIII. pag. 611. CO Lib. I. de caufis & fignis morbor. dinturn. Cap. VI» pag. 2 r. 60 Ibidem. Derde Deel. Rrrrrr  I043 DE DOLLIGHEID. ah door de Zanggodinnen ingeflort, enz. want 'er kunnen oneindige en nieuwe denkbeelden verwekt worden in de algemeene a-evoelplaats, door inwendige oorzaken op dezelve werkende , oelvk § 7oo. breder is uitgelegd geweest > alwaar over de koortfieè ylhoofdigheid gehandeld wierd. ik heb een- vrouw gezien die eenige malen dol was geweest, die in haare dwaasbeid'alles met gebonde reede voor den dagbragt, en met een wonderiyke gemakkelykheid de rym vond , daar zy niets zodanigs immer had kunnen volbrengen, wanneer zy gezond was ja nimmer beproeft had, van haare kindsheid af gedwongen haar brood met de handen te winnen , en van een vry dom verftand. maar in zodanige dolligheid, welke niet van de voorafgegane zwarte gal ontftaat, word een andere geneêswyze vereischt. indien de krachten fterk zyn , nochte het lichaam door voorgaande ziektens uitgeput, zyn de ontlastingen door aderlatingen, zagte buikzuiverende middelen, als tamarinde , fennebladen, wey van melk en diergelyke, voordelig, op dat de hoeveelheid der fappen, de vaten uitzettende, verminderd worde en de indrang van het hoofd afgewend worde, nochtans acht gevende, dat door haastige en hevige ontlastingen alle de krachten niet ter neder geflagen worden; want als dan word die wreede woede wel weg genomen , maar op de dollio-heid volgd als eene krachteloosheid van de algemeene gevoelplaats , en gedurende het geheele leven blyft een ongeneeslyke zotheid; en dus bot, niets meer gedachtig , houden zv zich met flechtigheden op, even als de onnozele kinderen, en worden fomtyds oud in deeze ellendige ftaat, welke gevallen in de gekhuizen dikwerf voorkomen. Maar wanneer door deeze wyze de genezing niet volgd , dan is 'er niCts overig , dan door hevige geneesmiddelen te beproeven om alles in \ lichaam te verftoren, op hoop , dat aldus de aanwezende gefteldheid veranderd worde, waar over § i 123. is gefproken geweest. ^  $.1125.1126. DE DOLLIGHEID. 1049 Hier toe behoort dat foort van dolligheid, welkeSydenham (d) heeft waargenomen, niet zelden ontftaan te zyn , zich verwonderende, dat 'er van deeze dolligheid by de Schryvers geen gewag word gemaakt, welke naar de tusfchenpozende koortfen , langdurige te weten, en vooral derdendaagfche, fomtyds volgd. te voren §. 753., alwaar over de tusfchenpozende koortfen gehandeld wierd, heeft gebleken, dat door deeze koortfen, vooral indien zy hevig en langdurig zyn geweest, alle de vochten van het lichaam zeer veranderd worden , zo dat zy dikwerf in een allerergfte kwaadfappigheid ontaarten , en dus veele langdurige ziektens voortbrengen, indien dierhalve dikker en fcherper bloed in de vaten der hersfenen heeft begonnen vast te zitten , of de daar uit afgezonderde fcherpe vochten dezelve geprikkeld hebben , blykt het genoegzaam , dat ook aldus de algemeene gevoelplaats kan vetftoort worden, en de dolligheid voortgebragt. Sydenham vermaand ons, dat dit meer dan eens gebeurd is , indien door menigvuldige aderlatingen , dikwerf herhaalde buikzuiveringen, de genezing der koortfen was ondernomen, en dus de krachten van zodanige zieken , verzwakt zynde , kwynden. hy heeft een andere geneêswyze in deeze dolligheid te werk gefteld, waar van by 't volgende getal zal gefproken worden. (j. 1126. T^Vt zoort word alleen door verkwikkende, -L>J vervullende, hartfterkende, verfterkende middelen, langen tyd voortgebruikt, genezen, maar indien zy door te ontlasten beproeft word, brengt zy een voedensgebrek , zwakte , onoverkomelyke zotheid voort. Aangezien de Geneesheeren in de overige zoorten van dolligheid gewoon zyn de genezing door de ontlasting te beginnen, heeft Sydenham (e) zorgvuldig gewaarfchouwd , dat hier niets meer nadeel aanbrengt, aangezien door deeze de woede gewoonlyk Cd) Sed. I. Cap. V. pag. 123. 0?) Ibidem» Rrrrrr 2  I05o DE DOLLIGHEID. J.ïik&.*iaj* lyk wel bedwongen word, maar'er tevens een ongeneeslyke zotbeid ontftaat. ja hy tekend aan, dat een ziekte op het poinct van zyne gezondheid weder te krygen, zich terftond erger bevond, wanneer men hem alleenlyk maar een klyfteer van melk met zuiker infpoot, de dolligheid zich op nieuw verheffende, welke by^ na in flaap was gewiegd, maar aangezien in zodanige zieken het bloed krachteloos en verfcbaald was, ftelde hy de hoop der genezing , gefteld in een voedingswyze , welke de krachten aankweekt', en in hartfterkende en verfterkende middelen, ja zelfs verkwikte hy zodanige zieken door zware dranken, en beval dat zy lang en veel in "t bedde moeften gehouden worden, dus wierden zy naar eenige weeken allengskens beter: als dan liet hy de hartfterkende middelen gedurende eenige dagen agter , alleenlyk met het verkwikkend voedzel voortvarende ; naderhand gaf hy wederom hartfterkende middelen, tot dat de volkome genezing volgde, op deeze wyze bragt hy zodanig voedzel in 't lichaam , welke gemakkelyk door de kwynende ingewanden konden verteerd worden;, en tevens wekte hy de ghylmakende ingewanden op door hartfterkende en krachtgevende middelen, op datzydes te beter op de genuttigde fpyze zoud'en kunnen werken: hy vermeerderde te gelyk door deeze aangename prikkelende middelen de beweging der fappen, en de werking der vaten op de bevatte vochten: deeze alle te zamen fpannende , wierd die kwaadfappigheid naar die. langdurige koortfen overgebleven , verbeterd: maar men moet aanmerken, dat hy ook andromachife dnakel,en wel in een ruime gifce gegeeven heeft; welke niet alleen werkt als een hartfterkend warm en prikkelend middel, maar ook door ter oorzake van de opium de flaap te verwekken, fchynt zy in dit zoort van dolligheid voordelig te zyn. verfcheide zodanige voorfchriften worden in de lyst der geneesmiddelen by dit getal gevonden. (; j 12 'i 17 doch de dolligheid ontftaan zynde in fterÏ2j ke, frisfche menfchen, in de bloei van hunne jaaren van een bloedryk en warm geitel , word door de zelfde middelen genezen*, als .het zoort. van vallen-  §.1127. DE DOLLIGHEID: io«i lende ziekte (1081.): door herhaalde aderlatingen, fterke buikzuiverende middelen tusfchen elke gefteld; daarnaar, de bedaring bewerkt hebbende, door opiaten en hartfterkende middelenWanneer de te grote boeveelheid bloeds in bloedryke menfchen de vaten uitzet, of dat het zelve door de warmte van de lucht dunner word , of door overvloedig , vooral in de vroege jeugd, geestachtige dranken te drinken, als dan is ook waargenomen, dat de algemeene gevoelplaats zodanig verftoord word, dat de dolligheid 'er op volgd , ja dikwils een allerverwoedfte. dit zoort van dolligheid word gemakkelyk van de overige onderfcheiden door de tekenen der aanwezende bloedrykheid , grote warmte, vooral in 't hoofd, roodheid der-oogen en van het aangezicht, hevige klopping der van de krop- en flaap - fiagaders ; als ook door de voorafgegane oorzaken , welke een fchielyke verdunning in 't blod kunnen te weeg brengen, hier toe behoren ook de onderdrukt zynde gewoonlyke ontlastingen door de ambaijen en maandftonden; en alles wat de indrang en de hoeveelheid van het bloed na het hooft kan vermeerderen, dit word waargenomen, wanneer de kraamzuiveringen in kraamvrouwen fchielyk onderdrukt worden , waar door zeer veele moeilyke ziektens ontftaan , na mate zy in dit of dat ingewand opgenomen worden, gelyk naderhand §. 1329. zal gezegd worden, dit heeft Hippocrates (f) zeer wel aangetekend, wanneer hy gezegd heeft: de kraamzuiveringen dringen fomtyds in het hoofd , de borst en de long,, en fomtyds volgd 'er een haastige dood. maar naar dat hy die kwalen opgenoemd heeft, welke ontftaan , de kraamzuiveringen in de longen opgenomen zynde, voegt hy 'er het volgende by : indien, de kraamzuivering met geweld na boven ■ sb fis < ri'.-.!a-)7.' -ftó^on^ssw. 'iv-.var. iso«t. bo(.ldéf«?F Cf) De Muiier. Morb. Lib. L Cap. XLV, Charter. Tom. VILgag» 755- Rrrrrr 3;  IC52 DE DOLLIGHEID. $.1127. gejaagd, niet langs de mond uitgaat, of tot de long keerd, die komen de kraamzuiveringen in 't aangezigt, welk zeer rood zal zyn, en het hooft zwaar, nochte zy zal het zelve zonder pyn niet kunnen bewegen; de oogen zullen ook zeer rood zyn, en uit dezelve zal dun bloed vloeiden : het gebeurd ook by fommige dat het bloed hun uit de neus vloeid, waar door de ziekte langduriger voord, nochte zy hooren fcherp in deeze ziekte, zy zal door pyn voor 't hart gekweld worden, opruspen, haar verftand verliezen, en 'er zyn zvoedende ylhoofdigheden. een weinig daar naar tekend hy aan, dat, indien zy van deeze ziekte genezen, fomtyds de droefheid of blindheid overig blyft, de oorfprong der gezicht of gehoorzenuwen te weeten , door de uitgezette bloedvaten der hersfenen te gedrukt zynde , zo dat naderhand de vrye beweging'der zenuwgeesten door deeze deelen niet kan herfteld worden, hier toe fchynt ook de volgende voorftelling van Hippocrates (g) te behooren : wanneer het bloed zich in de borften van een vrouw vergaderd, betekend het de dolligheid. het is bekend dat omtrent de derde dag na de baring, de vaten der lyfmoeder nu beginnen te zamen getrokken te worden, 'erals dan een weiachtig melkachtig fap in de borften vergaderd word, welke als dan gezwollen zyn. maar indien in de plaats van dit weiachtig voedzel , het bloed zelve de borften opzet , is het een teken, dat de kraamzuiveringen na boven opgenomen worden , en alle de bovenfte vaten van het lichaam zeer fterk dringen; waar door als dan alle die kwalen te vreezen zyn , van'welke terftond is gefproken geweest. Het voornaamfte doelwit der genezing in zodanige dolligheid is, dat de te zeer volle vaten door aderlatingen geledigt worden , en de indrang en hoeveelheid der fappen van het hoofd afgewend worde; waar toe behoren vry fterke buikzuiveringen, voetwasfingen, aftrekkende middelen enz.: de verdunning van het bloed moet tevens weggenomen worden, en de oorzaken voor- tg) Aphorifm* 40. Seft. V, Charter. Tom. X. pag. 219.  3- DE DOLLIGHEID. ïo53 voorgekomen, door welke deeze zoude kunnen ontftaan; de hovende vaten moeten verfterkt, toegetrokken worden, terwyl te gelyk de onderfte lidmaten door baden, Hovingen, waasfemingen enz. zo veel mooglyk ontfpannen worden : indien dit gedaan zynde, de woede nog voortduurt, zal dit geweld zonder gevaar door opiaten kunnen bedwongen worden. §. 11124. is aangetekent geweest, dat van zelfs ontftane fterke bloedftortingen zeer voordelig zyn geweest in de dolligheid, welke door andere geneesmiddelen te vergeeffch was beproeft; en dus zal men met vrugt ruime aderlatingen in 't werk kunnen ftellen, vooral in fterke, frisfche, bloedryke, warme menfchen, van welke hier gehandelt word. by Hildanus (h) vind men verfcheide gevallen, alwaar door de infnyding van de flaapïlagader de dolligheid is genezen geweest, en wel fchielyk. vooral heeft hy daar door een rosfche uitwerking gezien in een maagd van een fterk geftel, welke naar langen tyd zware hoofdpynen geleden te hebben dol was geworden, klagende, dat zy lastige ruizingen en blazingen in de ooren, een kloppende pyn omtrent de flapen, en een lastige hitte in 't binncnfte van 't hoofd gewaar wierd; welke tekenen altemaal te kennen gaven dat de vaten inwendig in 't hoofd uitgezet wierden door de overvloed van bloed, een jongeling uit Zwitferland geboortig had by zeer warm weder een reis ter Zee gedaan, en had tevens onmatig fterke wyn gedronken, waar door hy dol is geworden, hy is genezen geweest door herhaalde aderlatingen, het opleggen van bloedzuigers op de flapen, en zeer dun voedzel. maar aangezien zo door het misbruik van de wyn als door het zeer heet weder 'er een grote hitte en verdunning van het bloed in deeze zieke aanwezende waren 5 daarom is een bad van koud water voordelig geweest, te gelyk overvloedig ys koud water 'er by gietende, als ook met kracht op het eerst gefchore hoofd, verfcheide andere gevallen hebben den Geneesheeren geleerd, dat zeer koude dingen aan 't hoofd te werk geftelt fomtyds zeer voordelig zyn geweest (70 De efficaci Medic. part. 2. pag. 45 & 46»  io54 DE BOLLIGHEID. §.1127- weest G\ dus heeft aan een man reeds langen tyd dol, een hoed met fneeuw gevult op 't hoofd gezet een alleraangenaam^ flaap veroorzaakt: wakker wordende was hy veel ftnder, en m korten tvd is hv op deeze wyze genezen geweest {k\ nochtans is er /en krampa/tige famentrekking in de eene zyde van het aange7Z gebleven,' misfchien door de grote koude der fneeuw te onvoorziene' te werk gefteld: daar naar word aangetekent dat ook Indere dolle menfchen op de zelfde wyze zyn genezen geweest, zodanige gelukkige uitflag heeft ook de geneêswyze gehad, wanneer vfn de hoogte van twintig voeten zeer koud water op t hoofd van een dol menfch neder viel, waar door een diepe flaap van negen-en-twintig uuren gevolgt is en de zieke naderhand nmwakende had zyn gezond verftand wederom gekregen (f). dde*^ worden ook Verfcheide waarnemingen gevonden welke hot heerlvk gebruik van koud water in dit foort van dolligheid bevestigen (mr maar vooral fchynt deeze geneêswyze voordelig ïewee fte zyn in die, die in een zeer heete zomer, en naar het overmatig drinken van zware wyn in deeze ziekte zyn verva len by Celfus (o) word ook van deeze manier gewag gemaakt, dewvl hY gebied het geheele lichaam in water en olie te dompele • koud water op het hoofd gietende: want alsdan worden de overige deelen van het lichaam ontfpannen: door de laauwe warnue , terwyl een fchielyke koude de vaten toetrekt en ver- fteMa'ar ook worden de opiaten in de genezing der dolligheid ge«rezen wanneer namentlyk de ontlastingen zo door herhaalde aderlatingen , als door buikzuiveringen , zyn vooraf gegaan ; edoch het meest van al, indien een gedurige flaaploosheid plaats heeft, een onverwagt geval heeft de uitwerking van^de m Acad. des Sciences 17 34* Hift. pag. 56. Ci) Pfychroloufia of the hiftory of cold Bathing &c. pag. 452. rn Ibidem pag. 455- .r Kr „ „_ (j) Lettere Mediene del Dottore Mart. Ghifi &c. pag. 27. 00 Lib. HL Cap. XVIII.  fiTüf, DE DOLLIGHEID. . 1055 opium, in een maagd , door de dolligheid aangetast, goedgekeurt, wanneer zy een zalf, een fcrupul thebaïfche opium bevattende, in azyn ontbonden, welke gefchikt was! om de flapen van het hooft te fmeeren , ingenomen had, want daar door is;zy fchielyk herfteld (0). edoch het blykt uit verfcheide waarnemingen, dat de dolle menfchen een grote hoeveelheid opium kunnen verdragen, een door deeze ziekte te genezen vermaard Geneesheer (/>), gaf's morgens en 's avonds twee grein opium in een lepel fontein water ontbonden , en indien 'er de flaap niet on volgde, voegde hy by iedere gift nog een grein opium , tot dat de uitwerking volgde : maar hy verhaald, dat hy fomtyds in eeri gift vyftien greinen opium heeft moeten geven ; maar dit heeft hy nooit de eerfte maal beproeft, maar wel door de gift van de opium allengskens te vermeerderen, totdat de zieken een geruste flaap genoten, in jongelingen en bloedryke ftelde hy aderlatingen te werk; edoch hy bevestigd, dat hy 'er veele zonderde aderlating genezen heeft, hy gaf alle agt dagen een waterafdryvend buikzuiverend, of een braakmiddel van fpiesglas , en des avonds van den zelfden dag de gewone 'gift opium ; want hy ging verfcheide dagen voort met het gebruik van de opium , tot dat de woede bedwongen wierd. delius (q) heeft ftoutmoedig bevolen, geneesmiddelen , van Heul gereed gemaakt, naar de gedane ontlastingen toe te dienen, en dat dc dolle menfchen wederom daar door tot hun verftand komen, diergelyke wyze heeft Sydenham aanbevolen , in jongelingen en bloedryke , door de dolligheid aangetast, want naar eenige aderlatingen, gaf hy alle agt dagen een fcherp zuiverend middel, en op de tusfchendagen een hartfterkend middel, dat een vry goede hoeveelheid andro- ma- 60 A&a Erudit. Menf. Jul. T701. pag. 314. {p) Joh. Jac. Wepferi Hiftorias Apopleft. in Append. pag. 6^7. 6?) Lib. VI. Cap. VIII. pag. 101. Derde Deel. Ssssss  I056 DE DOLLIGHEID. $ u^|. machifche driakcl bevatte (r). intusfehen is het waar, dat Sydenham tweemaal op een dag alleenlyk maar omtrent een half srein opium toegediend heeft; maar het blykt uit het te voren gezegde, dat deeze hoeveelheid, indien het nodig is, gerustelvk kan vermeerderd worden. Uit al het geene tot nu toe gezegd is, blykt het, dat men zorgvuldig de onderfcheide foorten der dolligheid moet onderfcheiden , om voor elk een bekwame geneêswyze te werk te kunnen ftellen, aangezien die dingen, welke goed zyn om dit zoort te genezen , in een ander zoort van dolligheid nadeel zouden doen. O) Seét. I» Cap. V. pag. 125. . D E  $ m& DE HONDS-DOLLIGHEID. [1057 DE HONDS-DOLLIGHEID. §. 1128. IPVar is ook een andere ziekte, welke om JL^ de dikwerf verzeilende razerny, zeer wel hier toe kan gebragt worden, aangezien Zy om 't allergrootst ge vaar'moet behandeld worden. Het fchynt dat op deeze plaats 't best van dïe ziekte kan gehandeld worden, die hends-doüigheid word genoemd, aangezien zodanige zieken fomtyds als dolle menfchen woeden , en met banden moeten bedwongen worden, men zoude misfchien kunnen twyffelen , of zy niet eerder tot de fcherpe dan wel tot de langdurige ziektens zoude behoren: want zo dra het vergif van het dolle dier, aan het menfchelyk lichaam overgezet, begint te werken , als dan fterft den mensch binnen weinige dagen , en meestal van een koorts vergezeld, intusfehen nochtans fchuilt dit vergif dikwils lang in het lichaam , eer het begint te werken, gelyk naderhand zal blyken. Aurelianus (j) rekent de hondsdolligheid onder de fcherpe ziektens ; aangezien men die tyd niet aan de zieke moet wyten , wanneer hy nog niet door de dok (O Acuter. Morbor» Lib» III. Cap. XI. pag. 222. Ssssss 2,  ïo53 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1128.1129. dolligheid zvord aangetast, te voeten wanneer de kzvaal het lic haam nog niet aantast; en zvanneer zy te voorfchyn komt, geene boven op zettingen of uitflellingen heeft, gelyk die geene die byzond'erlyk door late aandoeningen aangetast worden , en hierom dood zy de zieken zeerfchielyk, niet alleen als een fcherpe, maar ook als een gedurige aandoening. Maar aangezien naar de beer, door een dol dier toegebragt, de oorzaak der ziekte nu in het lichaam zit , en by fommige een ongewone droefheid is waargenomen geweest, als ook een vermagering van het lichaam, lang te voren eer dat zy waterfchrikkig wicrden, fchynt het niet onredelyk, dat deeze ziekte onder de langdurige word gerekend, offchoon deszelfs laatfte beloop de zieke even als de , fcherpe ziektens doet fterven : vooral aangezien een krachtdadige genezing byna alleen maar' kan verhoopt worden in die tyd, dat de ziekte nog niet tot! dat laatfte beloop is gekomen, dus word de vallende ziekte te recht ander de langdurige ziektens gerekend, offchoon de zieke fomtyds ten tyde der aanval fterfc. dus ook de zwarte gal, een zeer langzame ziekte, wanneer zy gezwollen is en bewogen word , onmatige en fchielyk dodelyke koortfen ontfteekt. (ziet %. 1104.). (j. 1129. word dolligheid genoemd, en om dat SL^ zy meestal door het byten van honden ontftaat, honds-dolligheid; zo ook door het fchrikkelyk toeval, de vrees voor 't water, waterfchrik, enz. De oorfprong van de naam blykt van zelf: aangezien dikwerf, hoe wel niet altyd de razerny aanwezende is, word zy dolligheid genoemd; en alhoewel ook door andere dieren deeze ziekte aan de menfchen word medegedeeld, word zy nochthans honds-dolligheid genoemd , om dat dit het dikwervjgst door de honden gefchied. onaangezien het kenmerk van dit : ver-  §.ii2o.it3o. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1059 vergif werkzaam geworden , een overgrote vrees is voor alle drank ; daarom word zy üf&i&U; of by andere tyfaQ«&Un gelyk Jurelianus vermaand heeft, genoemd (O ; zo nochtans dat hy bekend dat de naam van water fchrik gemeenzamer is; en gemeeiflyk, gelyk ook nog tegenwoordig aan deeze ziekte word gegeven, op eene andere plaats 00, redentwist hy, of de honds-dolligheid een nieuwe ziekte is of niet. by Hippocrates word nergens gewag gemaakt van deeze ziekte ; maar daar uit volgd niet, dat zy ter dier tyd niet in weezen was. mooglyk is zy op die plaats daar Hippocrates geleeft heeft, zo dikwervig niet geweeit: want Aurelianus 00 ftemt toe, dat zy op alle plaatfen niet even gemeenzaam is, wanneer hy zegt: dat de honds-dolligheid in Carien en Creten zeer dikwerf voorkomt, offchoon deeze landen van alle vergiftige dieren byna bevryd zyn; en in tegendeel leest men (*) , dat in het geheele zuidelyke gedeelte, van America, de honden nooit dol worden, de honden zyn 'er zekerlyk van alle tyden geweest, en worden dikwils door deeze ziekte aangetast; waar door het zeer bewysbaar fchynt te zyn, dat de honds-dolligheid ten tyde der oude Geneesheeren ook in weezen is geweest. Ie Clerc (■O heeft verfcheide dingen hier omtrent met zyne gewone geleerdheid by een vergaderd, alwaar men deeze zal kunnen vinden. 1130. f'Fy ontftaat byna altyd door het van andere dieren, eerst dol geworden, ontfange vergif, nochtans leest men , en word ook waargenomen , dat zy in femmige fcherpe ziektens van zelf is ontftaan. Dee- O) Ibid- Cap. IX- pag. 218. {a~) Ibid. Cap. XV. pag. 126. ÖO Ibidem pag. 229. (*) Biblioth. raifonn. 1750. Avril, May, Juin, pag. 442. 00 Hift. de la Medic, Part. 2. Liv. IV. Sect. I. Chap. VI. pag. 463. Ssssss 3  ïoó"o DE HONDS-DOLLIGHEID. §•1130. Deeze lelyke ziekte word het meest van al, door andere eerst dol geworden dieren, medegedeeld aan de menfchen: intusfehen nochtans hebben fommige waarnemingen geleerd, dat deeze zelfde ziekte zonder deeze oorzaak ontftaan is. dus leest men (y) van een jongman van negen en-twintig jaaren-, van een heet en drooo' geftel, die door zeer hevige gramfchap ontftoke, zichzelf in debvoorfte vinger gebeten heeft, waar door hy binnen vieren- twintig uuren'waterfchrikkig geworden is; en wel zodanig , dat hy op"het enkel hcoren noemen van water, fcheen te verfchrikken ; daar naar dol en ten volle woedende geworden, ishy fchielyk geftorven, wanneer hy na een groene ftof zuivere gal braakte, in dit geval fchynt dat dat vergif door de allerhevigfte woede der gramfchap in het lichaam is geboren geweest, maar niet van elders gekomen te zyn. Aretaus(z) is van dit gevoelen geweest, dat 'er zodanige dingen in 't lichaam kunnen geboren worden, gelyk aan die, welke van buiten aankomen , en even gelyk nadeel'aanbrengen; dus fchryft hy : duizend andere van die, welke in den mensch zyn, zyn van V zelfde zoort, als die, welke uitwendige oorzaken hebben: de fappen in en uitwendig bederf aanbrengende: ook ziektens aan kwade geneesmiddelen gelyk; en door de geneesmiddelen braken zy zodanige dingen , welke zy gewoon zyn door de koortfen te braken, van gelyken heeft Aurelianus 00 gelooft, dat het moog'lyk was, dat deeze kwaal zonder openbare oorzaak in de lichamen ontftaat , aangezien de toetrekking zodanig is, welke van zelfs voortkomt, als die , welke door vergift ontftaat. het is bekend, dat Aureliar.us aan het ge- voe- CO Epift. Joh. Bapt. Scaramucci ad Ant. Magliabech. in mifcell. curiof. dec. 3. a 9 & 10. append. pag. 249CO De caufis & fignis morbor. acut. Lib. I. Cap. VII. pag. 5. CO Acutor. morbor. Lib. III. Cap. IX. pag. 219.  §■. ii 30. DE HONDS-DOLLIGHEID. ïoó"i voelen van de Methodisten overgegeven, alle de ooiziken der ziektens tot het toegetrokkene en ontfpann'e heeft overgebragt. Maar aangezien in de lyken de werktuigen cler doorflikking dikwils eenigzintsomftoken; galachtige Hullen omtrent de maagh, de hersfenen, de kleine hersfenen, het rugmerg droger dan na gewoonte enz. zyn gevonden geweest (ziet'§. 1140.), fchynt het ) heeft in een vrouw, zes-en-dertig jaaren oud, door (O De febre Peftilenti &c Cap. XIX. pag. 36a. /  I0Ö2 DE HONDS-DOLLIGHEID. fcïïft* door de pest-koorts eêrst aangetast, daar naar deeze ziekte verjaagd zynde, door de rode loop aangevallen, en op nieuw genezen, nochtans een klein koortsjen overblyvende, de waterfchrik zien geboren worden, en wel in zodanige trap , dat zy andere menfchen niet konde.zien drinken : zy was nochtans altyd by haar zinnen, en de agtlte dag, naar dat zy een affchnk van alle vogt heeft beginnen te krygen, is zy geftorven ; daar de geene die waterfchrikkigzyn geworden, door de beet van een dol dier zelden de vierde" dag overleven, maar de zieke en haare moeder , verzekerden oprechtelyk, dat zy nimmer nochte door een dolle nochte door een gezonde hond was gebeten geweest, aangezien zy nochte f huis immer een hond had opgevoed, nochte immer gemeenfehap met dezelve builen huis hadde gehad, elders leest men (c), datby de ontfteking van de maagh, een waterfchrik mee ftuiptrekkiogen is gekomen , van welke kwalen die ziese nochtans door ftoutmoedig herhaalde aderlatingen genezen is. zeker Aurelianus (d) had gewaarfchouwd, dat de maagh in de waterfchrik aangedaan word. het blykt nochtans uit deeze waarnemingen, dat de waterfchrik, in de ziektens zonder beimetting ontftaan , van een zachter aart, en geneeslyker is die meerder voorbeelden van de waterfchrik in de ziektens ontftaan, begeert, zal dezelve by Schenck (O die deeze uit Marcellus Donatus en andere, by een vergaderd heeft , kunnen vinden, ik geloof dat het reeds gezegde genoeg is, om te bewyzen , dat de waterfchrik in de fcherpe ziektens fomtyds van zelfs geboren word. (O Medical Effay Tom. I. %. 29. pag. 283. 00 Acutor. Morbor. Lib. III. Cap. XII. pag. 222. (O Lib. VII. Obfervat. Medicin. pag. 852*  5.i73i.IÏ32. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1063 (i. ii 31. T^doch by na alle dieren kunnen door dit I-v kwaad aangetast worden, en door hunne befmetting , andere dieren , en den mensch 'zelve kwetfen. De zeer dikwervige waarnemingen hebben dit geleerd, te weten, dat door een dolle hond, zeer veele andere, en ook menfchen zyn befmet geweest, die daar naar van gelyken andere dieren aangedaan hebben, en das ten zy de dolle dieren fchielyk door de ziekte ftierven, of doodgeflagen wierden, zoude de waterfchrik zekerlyk boven maten voortgezet kunnen worden ; want geene waarneming heeft geleerd , dat dit vergif zagter word , wanneer het van het eene dier tot het andere word overgezet; maar aangezien dit vergif, door te byten voornamentlyk, word medegedeeld, daarom word de voortzetting der dolligheid meest in de grote dieren waargenomen, om dat zy door de beet niet zo gemakkelyk kunnen gedood worden, als wel de kleine vogeltjens b: v:, en dus blyven naar de door de beet verkregene wond noch lang genoeg in 't leven, om dat de uitwerkingen van het ■ontfangene vergif zich zouden kunnen openbaren. §. 1132. HPe weten, honden, katten, wolvenj-vosJL fen, paarden, ezels, muilen , osfen, Zwynen, apen, haanen, menfchen, eerst dol geworden, hebben dit kwaad in andere voortgeplant. Hier worden de dieren opgenoemd , welke de befchryvingen keren dat dol zyn geworden. Aurelianus (ƒ) voegt by deeze de beeren en leoparden, van welke nochtans minder waarnemingen worden gevonden, om dat deeze wilde beesten van 't gezelfchap der menfchen afgefueden, in digte bosfehen hunne fchuilplaatfen zoe- (ƒ) Acutor. Morbor. Lib. III. Cap. IX. pag. 218. > Derde Deel. Tttttt  I064 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1132; zoeken, 'en by na altyd, wanneer zy een mensch of ander dier bvten, het zelve doden of zeer lelyk verfcheuren. maar de wolven en vosfen zoeken dikwils in bewoonde plaatfen hunnen roof, en kwetfen fomtyds grote dieren, edoch doden dezelve niet altyd. edoch de dolligheid fchynt aan de paarden, de osfen de" ezels, de muilen , de zwynen , door het byten van een' dol dier medegedeeld te worden , want het ftaat my niet voor dat het door zekere waarnemingen blykt, dat deeze dieren van zelfs door die ziekte zyn aangetast geweest, maar van de haan fchynt men in twyffel te zyn, als zynde een dier tot vechten zeer genegen, en vry gramfiorig. het is wel waar, dat de vos het hoender-genacht vervolgt, en dus zoude een haan door een dolle vos' gekwetst, dol hebben kunnen worden. Baccias (g) heeft een Hovenier gezien, van een oude haan in de hand door de bek gekwetst, zodanig dat het bloed uit dc wond kwam, die de eerfte dag dol wierd, en de derde dag geftorven is; nochte vuur, nochte yzer, nochte eenige aiideré voorzorgen helpende, wanneer twee haanen allerkwaadlartigst vochten, word een vrouw, dit gevecht willende fcheiden , In de arm gekwetst, zo dat het bloed 'er uit kwam , dewvl de eene van deeze haanen met de bek een hevige flag had toeaebra*t, waar door zy waterfchrikkig geworden , en weinig tYds°daar naar geftorven is nochtans word in beide de bevallen geen gewag gemaakt, dat die haanen tevoren door een dol dier gebeten waren, zoude de overgrote gramfchap zodanig iet hebben kunnen veroorzaken in deeze vogel? aelvk % nqo. van dien mensch , door de allerhevigfte gramfchao beroerd, is gezegd geweest, maar dan_zoude men kunnen'vragen, waarom de haanen niét dikwerviger dol worden, aangezien zy in Engeland tot het vechten opgevoed worden, f«) De venen. & antidot. pag-16 & if. .;, 00 Epift. Joh. Bapt. Scarara. ad Ant. Maghabech. m mifcell. cur. dec. 3. a. 9. 10» append. pag.'250» 251.  §.ri32.ii33-H34- DE HONDS-DOLLIGHEID. 1065 en zelfs allerwreedst worden gemaakt, deeze waarnemingen fchynen te leeren, dat ook in de haanen de dolligheid kan geboren worden, zonder voorafgegane befmetting. v- ir33- 7\Jochtans is dit kwaad aan geen dier geJ ^ meenzamer als aan een hond, wolf en vos; en by deeze word het byzonder door inwendige oorzaken, zonder voorafgegane befmetting geboren. Door de verhalen, der geener die gebeten zyn , te zamen te brengen, welke hier en daar worden befchreven gevonden, zal dit blyken; de honden fchynen het dikwervigst van al door inwendige oorzaken in deeze ziekte te vervallen; en van deeze huisdieren kunnen zekerder waarnemingen genomen worden, maar de wolven en vosfen, dieren veel gelykheid hebbende met de honden, worden ook dikwils dol; maar van deeze zyn wy minder zeker, of zy van zelf, dan wel door de befmetting deeze ziekte gekregen hebben. v- 1134- T^cn zeer heet landfehap ; een landftreek JCi door zeer grote hitte verkwynende , en wederom fchrikkelyk door de hevigfte koude aangetast, een brandend jaargetyde, en droog, langdurende; voedzel van verrot, ftinkend, wormachtig vleesch; gebrek aan drank, wormen in de nieren, darmen, hersfenen , de holligheden der neusgaten , geboren , zyn de voorafgaande oorzaken , -in deeze dieren van de dolik/-, heid daar op zullende volgen. Tttttt 2 Aan-  I06S DE HONDS-DOLLIGHEID. Aangezien deeze ziekte zo verfchrikkelyk is, is het der moeite waardig", de oorzaken na te fpooren , welke de dolligheid in de honden gewoon zyn vooraf te gaan , op dat zy kunnen vermyd worden; of dat, indien zy zodanige zyn, dat zy inde honden reeds re voren zyn, deeze dieren terftond gedood worden , eer dat zy door deeze ziekte worden aangetast, en dus de befmetting voorgekomen worde. Een zeer heet landfchap enz. Alle de waarnemers getui' gen, dat de honden in de grootfte zomerhitte, en in heete landen, het dikwervigst dol worden ; en dit hadden de oude Geneesheeren reeds gewaarfchouwd (O; maar zy hebben 'er by gegevoegt, dat de dolligheid ook fomtyds in de hevigfte koude ontftaat. ik heb een man gekend, die op 't einde van de maand December van een kat in de vinger was gebeten, en waterfchrikkig is geworden. Aëtius (Jt) heeft gefchreven, dat deeze ziekte vo^rnamentlyk 't dikwervigst word waargenomen in die landen , alwaar de winter en zomerbeide gewoon zyn uit haare palen te wyken. intusfehen fchynen de waarnemingen te getuigen, dat de dolligheid het meest van al ontftaat in de grote zpmerhittens, wanneer het weder tevens droog is. waarom op fommige plaatfen de gewoonte plaats heeft, alle de hondendood te liaan, welke door de ftad lopen. Voedzel van vleesch enz. De grote bulhonden , welke 'aan een keten vastgebonden, gevoed worden, op dat zy de dieven door hun geblaf verfchrikken, worden gewoonlyk vry 'dikwerf door de dolligheid aangetast: maar die houden, worden gewoonlyk met het vleesch van grote dieren gevoed, die u 6 door Ct) Aegineta Lib. V. Cap. III. pag. 74- verfa. Aëtius Lib. VI* Cap. XXIV. pag. 107. Diofcorid. Theriac. Cap, L pag. 423* 00 Ibidem.  DE HONDS DOLLIGHEID. 106/ door ziekte zyn geftorven , of die de menfchen niet gewoon, zyn te eeten, op dat zy wreeder worden, dus geeft men gewoonlyk aan deeze honden, om de goed koop, paarde vleesch in een heete lucht gedroogd, welk dikwils half verrot is, of walvisch fpek, Avaar door zy van dit voedzel fchynen tot deeze ziekte bereid te worden , en wel voornamentlyk , indien zy drank gebrek hebben, want het gebeurt fomtyds ,, dat die geene, die zorg voor deeze dieren dragen, hun vergeeten water te geeven, daar die ellendige honden, door een keten gebonden, voor zich geen drank kunnen zoeken, maar wanneer dit in de zomer maanden gebeurd, volgt gemeenlyk altyd de dolligheid. Wormen in de nieren enz. Het is zeer zeker, dat de honden dikwils door de wormen worden gekweld : want ik heb zelden een hond ontleed, (en ik heb 'er zeer veele ontleed,) of ik heb langwerpige; ronde wormen, maijen , in de.maagh en de darmen gevonden, ja zelfs ook op veele andere plaatfen van het lichaam gevonden, my gedenkt zeer wel , dat ik in de eerfte hond, welke ik ontleed heb, de linker nier niet heb kunnen vinden; en dewyl ik geloofde, dat, daar ik een nieuwe Leerling in de genetskunde was, zulks aan myne onkunde was toe te fchryven, heb ik met de punct van 't pennemes zagtjens de plaats gefchraapt, daar ik dacht dat de nier moest we^en, en terftond is 'er een vry grote worm voor den dag gefprongen , met een opgefperde bek , geheel onderfcheiden van die , welke men gewoonlyk in de maagh en in de darmen vind : daar op heb ik gevonden , dat de geheele nier was opgeëeten , en dat het buitenfte vlies alleen overig zynde, als een holle zak had gevormt, in welke die worm nestelde, aangezien nu de honden , door verrot en wormachtig vleesch gevoed wordende, dikwils dol worden; naar de dood overvloedig wormen in deeze dieren worden gevonden ; de hersfenen, weinig uuren naar de dood, in een hond verroten Tttttt 3, worm-  lóóg DE HONDS-DOLLIGHEID. $.-U34-.x-*3& wormachtig zyn gevonden (f), welke hbxd geloofd wierd dol geweest te zyn, en daarom dood was geflagen; zyn fommige van gevoelen geweest, dat de befmetting der dolligheid door de warmen gefchied: en dit gevoelen fcheen zo veel te meer bewysbaar, om dat het gebruik van kwikzilver, een grotenaam hebbende onder de worm-afdryvende middelen, fomtyds voordelig was geweest; waar over naderhand zal gefproken worden, die hond, die ik ontleed heb, was zekerlyk niet dol , maar was voor 't ontleed-mes verwezen, om dat hy dè geheele buurt met zyn lastig huilen Hoorde, en veele menfchen bang maakte, die bygelovig, daar uit een voorteken namen van een kort aanftaande dood. hierom.fchynt het noch zeer tvvyffelachtig , of de wormen, in de ingewanden van de honden verborgen , tot de dolligheid voorbereiden.. f • 113 5"- T^e tekenen van een beginnende dolligheid zyn voornamentlyk deeze , op welke de voorzorg van de lelyke befmetting fteunt: zy worden droevig, eenzaam, zich verbergende, ftom voor zo ver \ blaffen aangaat, nochtans knorrende, van alle fpys en drank een afkeer hebbende, op alle onbekenden vergramt, en aanvallende, hunnen meefter nochtans noch kennende en onderdanigheid bewyzende, de ooren en ftaart latende hangen, gaande als of zy flaaperig zyn : tot dus verre is by hun de eerfte trap van het kwaad aanwezende: en de als dan ontfangene beet is wel gevaarlyk , maar niet allerergst: daar naar halen zy moeilyk de adem , fteken de tong uit, werpen zeer veel fchuim uit, gaan nu luy als O) Bo'net. Sepulcret. Anatom. Tom, I. Lib. I. Seft, VIII. pag. 213.  DE HONDS-DOLLIGHEID. io69 als half flapende, dan overwagt fchielyk, niet altyd vol gens de rechte weg, kort daar op kennen zy zelfs hun meefter niet meer, hebben nedergeflage, traanige, ftofierige oogen , de tongh van een loodachtige couleur, worden fchielyk; mager, razen, § zoeden: dit is de tweede trap der kwaal, welke zy naauwlyks dertiguurenverdragen , of fterven. de beet in die tyd is byna ongcneeslyk: maar hoe heviger het dier woed, hoe langer de kwaal heeft gehad, digter by de dood is, zo veel te dodelyker, fcherper, is de beet, en in tegendeel zeer fchielyk de allerhevigfte toevallen verwekkende. Het is yan groot gewicht, de tekenen te kennen, door welke waar te nemen, wy zeker kunnen zyn, dat een hond dol is, op dat men , te weten , hem aanftonds kan dood flaan, op dat hy de menfchen niet en befchadige , of het vergif aan andere dieren overzette, daar en boven op dat de menfchen, die door een hond, die niet dol was, gebeten zyn , van de ellendige vrees verlost worden, wanneer de honden in 't laatfte beloop der ziekte kortamig, de tong uit de mond hangende, fchuimbekkende, geheel vermagerd, alles wat hun te gemoet komt, byten ; erkent ieder een dezelve gemakkelyk voor dol: edoch het zal zeer voordelig zyn, de eerfte tekenen der beginnende ziekte te kennen, welke alle zeer naauwkeurig inde voorftelling befchreven worden,door talryke waarnemingen bevestigd, en door de oude Geneesheeren (rn) reeds zeer naauwkeurig aangetekend zyn. maar hier word alleenlyk van de tekenen der honds-dolligheid gefproken, om dat deeze in andere dieren, die van de menfehelyke gezelfchappen vluchten, niet zo gemakkelyk kunnen bepaald worden ; en de ove- O») Aëtius Lib. V. Cap, XXIV. pag. 107. Aeginet. Lib» Vf Cap. III. pag. 74» verfa»  10/0 DE HONDS-DOLLIGHEID. overige byna altyd door het byten van dolle honden in deeze ziekte vervallen, indien dierhalve vooraf gegaan zynde het geene in 't vorige Hoofddeel gevonden word, de hond droeviger fchynt als na gewoonte, niet meer blaft, een af keer heeft van fpys en drank, moet men hem terftond doodflaan : want allcrdroevigfte gevallen hebben geleerd, hoe veel gevaar in 't uitftel gelegen is. maar alle de dieren, door zodanige hond gebeten , moeten van gelyken terftond gedood worden : edoch de wonden , de menfchen toegebragt, moeten met degrootfte zorgvuldigheid behandeld worden, gelyk naderhand zal gezegd worden, ja indien 'er maar de minfte twyffeling hieromtrent is, moet men niet verzuimen ; want het is beter,"dat een mensch, van een hond gebeten , deeze moeilykheden te vergeefsch lyde, dan dat de nodige voorzorgen verzuimd zynde, hy in deeze deerlyke ziekte vervalle. Een ander teken van de dolligheid in de honden, wordby een nieuwer Schryver aangehaald («), die getuigt dit dikwils waargenomen te hebben: te weten, dat alle andere honden door een natuurlyke beweging, en met tekenen van een grote fchrik, de dolle hond vluchten. Het gebeurd fomtyds, dat de hond , van welkers dolligheid getwyffeld word, fchielyk gedood word, eer het zeker is , of hy dol is geweest; vooral indien hy onbekend uit andere plaatfen is gekomen; waar door de geene die door zodanige hond gebeten zyn, het allerergfte vreezen. maar de volgende proefondervinding (o) word tot opheldering van deeze tvvyffelachtigheid aangehaald, indien namentlyk de keel, de tanden en het tandvleesch van de doode hond, met een ftuk gekookt vleesch gewreven worden, en dat vleesch dan aan een hond word voorgehouden , indien de doode hond dol is geweest, zal deeze het voorgehoude vleesch met gehuil en gefchreeuw weigeren; anderzints, zal hy het gretig opeeten. Maar ' ' 00 10 James a new method &c. pag. 36. 00 Acad. des Sciences 1723. Hift." pag. 39.  §.ii35.ii36\ DE HONDS-DOLLIGHEID. io;i Maar aangezien dit vergif, wanneer het werkzaam word ,, krachten door'i voortgaan krygt, is de beet als dan 't gevaarlykfte, wanneer dat dier digt aan zyn einde, als ook tevens zeer vergramt is, waar in alle de waarnemers over een komen, te voren §. ii30. heeft gebleken, dat in een zeer vergramd rnensclv, zyne eigene vinger bytende, de waterfchrik ontftaan is, en dus is het geen wonder, dat de krachtdadigheid van dit vergif door de gramfchap vermeerderd word. §. 1136. TAoch naauwlyks is 'er eenig venyn, welJ kers befmetting op zo veele w'yzen gefchied , want zelfs door de allerligtftc beet, door de klederen heen , toegebragt, alleenlyk fchavende , nochte bloed ftortende; door de adem uit de mond in de longh van den mensch gebragt ; de aanraking van de verfche fchuim, of ook lang uitgedroogd , op de lippen of de tongh ontfangen; een zoen alleenlyk maar aan een dolle hond gegeven ; door de befmetting van de werktuigen veel te handelen, of van de wond, door welke het dolle dier lang gedood is; door het eeten van melk, of vleesch, van een dol dier; door de aanraking en veelvuldige behandeling der dingen, door de vorige belmet. In de befchryving der wonden, alwaar §. 155. over derzelver vergiftige befmetting gehandeld wierd, is door verfcheide proefondervindingen bewezen geweest, dat fommige vergiften zonder nadeel doorgeflokt worden, welke in de wond gedaan, de zekere dood toebrengen, daar en boven is het zeker, dat de die. ren, met vergiftige pylen gedood, zonder fchade te doen, van de menfchen geëeten worden, de zeer vermaarde man Condamim, een uitmuntend verfierzel van de koninglyke hooge fchool der wetenfehappen , heef: in myne tegenwoordigheid zodanige Derde Deel. Vvvvvv proef-  l0?a, DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1136- proefondervinding gedaan, wanneer hy van een reis , welke hy Gedaan had, om de waereld af te meeten, wedergekeerd, dat vergif, waar in de Indiaanen hunne pylen dopen, met zich aebragt had. hy heeft met het lancet, een hen, een ligte wonde onder de vleugel toegebragt; terftond heeft hy zeer zagtjens de wond met dit vergif geraakt, en de hen terftond twee of drie ftuiptrekkingen krygende, is geftorven. de mdiaanlche knegt, die hem verleide, heeft de volgende dag, de hen , zo fchielyk door het dodelyk vergif gedood, zonder nadeel opgeeeten. de zeer vermaarde man bevestigde, dat de Indianen, de pylen , door dit vergif befmet, gewoonlyk op de jagt gebruikten , en dat de dieren, aldus gedood, hun de daaglykfche kost gaven. Zekerlyk het vergif van een dolle hond benadeeld op verfche> de wyzen, en de gebetene dieren opgeeeten , zetten de dolligheid voort, gelyk uit het volgende zal blyken. 'er word m de meefte vergiften een bloedige offchoon ligte wond vereischt, maar de honds-dolligheid kan door een zeer ligte beet zelfs, welke alleen maar fchaaft, nochte bloed ftort, voortgezet worden, het is wel waar, dat de waarnemingen geleerd hebben dat waneerde tanden van het dolle dier eerst door dikke klederen moeen gaan, als dan het vergiftige fpog afgeveegt word en dat het gevaar der dolligheid minder is, gelyk Sauvagcs fj>), zeer verfnaard Hoo.deeraar inde geneeskunde te Montpelher in verfche demenfchen, door de zelfde dolle wolf gebeten, heeft waarliSmeï.°; "n dat'dus dit vergif, door een bloedige beet de naakte deelen van het lichaam toegebragt, veel meer nadeel doet. intusfehen nochtans haald die zelfde Schryver veele waarnemingen welke overtuigen , dat dat vergif zonder woud door het geheele vel is heen gegaan, by PalmariUs word een aanmer- O) Differtation fur la Nature & Caufe de la Rage, pag. 7* Qj Ibidem  §.ii36\ DE HONDS-DOLLIGHEID. 1073 kelyk geval gelezen van een Landman die dol geworden was(V), die, wetende dat hy naby zyn dood was, eenige troost, van de geene die hem gebonden hielden, met nadruk verzogt, dat hy zyne kinderen voor zyn dood mogt kusfehen , het welk hem toegèftaan zynde, is hy een weinig daar naar geftorven: edoch zyne kinderen zyn den zevenden dag daar naar door de zelfde ziekte aangetast, alle geftorven. Door de adem uit de mond enz. Ik weetniet dat het door een eenige zekere waarneming blykt, of dit vergif zo vlug is , dat het, uit het lichaam van het dolle dier uitademende, door de lugt kan vliegen, en aldus ingeademt, te gelyk met de lugt de befmetting voortzetten. Aurelianus (J) heeft het volgende wel : van de menfchen die waterfchrikkig zyn, zyn fommige in de waterfchrik vervallen door de eenige toeademing van de reuk uit een dolle hond aangebragt , aangezien de natuurlyke ademing door eenige buiging gekweld, de vergiftige lugt aanbrengt, en in zodanige deelen inzet. Aretaus(t) heeft van gelyken bevestigd, dat door de enkele inademing van de adem van een dolle hond , een mensch door deeze ziekte kan aangetast worden, maar indien men opmerkt, dat dit niet kan gefchieden, ten zy het dolle dier zeer naby den mensch is, en men te gelyk aanmerkt, dat de fchuimende fpog in de mond en de keel van de dolle dieren zit, aangezien zy dezelve niet kunnen doorflokken, en dat de ademhaling in de laatfte tyd der ziekte zeer moeilyk en hygende is, waar door Aegineta de dolle honden aanborftig genoemd heeft («), zal het genoeg blyken, dat zeer kleine druppelen van de fpog , door deeze hevige uitademing afgetrokken worden , en dus de naby zynde mensch kunnen befmetten; aangezien voornamentlyk de befmetting zo veel te erger is, hoe het dier digter by de dood is, 00 De Morbis Contagiofis pag. 166. 00 Acutor. Morbor. Lib. III. Cap. IX. pag. ai8. O) Morbor. Acut. Lib. L Cap. VII. pag. 5» 00 Lib. V. Cap. III. pag. 74. verfa, Vvvvvv 2.  10H - DE HONDS-DOLLIGHEID. 5.1136". is* oeivk in 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest, daar en boven "indien dit vergif medegedeeld wierd door de enkele inademing van de lugt, zoude die geene, . die de ellendige watcrfchrikkige tot de dood toe byftaan , dikwerviger aangetast worden - maar talryke waarnemingen leeren, dat de omftanders niet befmet worden, ten zy door byten of door de overfpreiding van de fpog , de befmetting voortgezet zy geweest, intusfehen nochtans waarfchouwd ons de rechtvaardige vrees voor zo eene deerlyke ziekte, te recht zich te wachten voor de adem yan zodanige zieken, want de al te grote voorzorg zal hier nimmer nadeel doen. De aanraking van de fchuim enz. My is wel bekend, dat vermaarde mannen in de geneeskunde twyffelen , of door de eenige aanraking van de fchuim, wanneer het vel heel is die ziekte zoude kunnen voortgezet worden. Stalpart van der trie& Cm) tekent aan, dat hy 'er verfcheide gezien heeft door de fchuim" van dolle menfchen befpat, zonder nadeel: hy had nochtans heboden, de geraakte plaatfen ter deeg met zeewater af te fboclen, en hy had hun twee of drie maal driakel gegeven waar ! hv befluit, dat de befmetting alleenlyk door de ademhaling en aanraking van dolle menfchen, niet kan overgezet worden, buiten dat tekend hy aan, dat het aan hem zelve geen t minfte nadeel heeft gedaan, wanneer hy, de pols voelende , de nt bezweette handen van diergelyke menfchen had aangeraakt, ilovende dat het zweet van gelyke befmettelyk moest zyn , mdïen de fpog door de eenige aanraking de ziekte zoude voortSanten, hy vermaand nochtans, dat hy uit voorzorg terftond de handen met zuiver water heeft afgewasfen. intusfehen leerd de reeds aangehaalde waarneming van Talmarws, dat de tusfchen van een ftervende vader, de kinderen.heeft befmet: want alhoewel de overige fappen in de dolle menfchen ook befmet worden, fchynt de befmetting nochtans gemakkeiyker door («O Obfervat, Rarior. Centur. \ pag. 4T3»  DE HONDS-DOLLIGHEID. 1075* de fpog voortgezet te worden; ja zelfs word ook de fpog ligter befmet, gelyk uit het volgende zal blyken. Alle voorzichtige Geneesheeren zullen lichtelyk toeftemmen, dat van de fchuimende, warme fpog over het lichaam gefpreid, iets in deeze ziekte te vreezen is: maar het fchynt wonderlyker, dat deeze ziekte door de fchuimachtige reeds lang uitgedroogde fpog kan voortgeplant worden, by Aurelidnus (x) word de volgende waarneming.gelezen : een zekere naaifler, zuanneer zy een mantel, door dolle beeten gefcheurd, nam, om te ver ftellen, en het fcheerzel met de mond fc hikte, en met de tongh de naden van het laken, het zelve al byeen zuigende, lekte, op dat zy de naald 'er gemakkelyker door zouden kunnen fteeken, word gezegd de derde dag dol te zyn gezvorden. wanneer Hildanus diergelyk geval gezien had (y) , durfde hy bet zelve naauwlyks voor den dag brengen, dewyl het van ieder een voor een verdichtzel wierd gehouden, een dolle hond het kleed van een vrouw met de tanden grypende, heeft het zelve gefcheurd, door het ginds en herwaards te trekken, voorliet overige had hy geen de minfte wond toegebragt. zy niet wetende dat de hond dol was geweest, heeft het geicheurde kleed verfteld, de draad door de tanden afgefneden zynde, en naar drie maanden is zy waterfchrikkig geftorven. in 't geval, door Aurelianus aangehaald , had de naaifter door het lekken de naden bevochtigd; maar in dit geval had de vrouw alleenlyk de draad door de kleederen, van de fpog van een dolle hond befmet, doorgeftoken , met de tanden afgebeten; waar door zy mooglyk later in de waterfchrik is vervallen, in beide de gevallen is de vergiftige fpog, door de menfchelyke fpog verdund, onmiddelyk aan de tongh, de lippen , het tandvleesch, gekomen, welke door geen dik vel bedekt worden ; en heeft daar en boven de oorfprongen der fpog zelve nader aangeraakt, het 00 Morbor. Acutor. Lib. III. Cap. IX. pag. 210, O) Obfervat. Chirurg. Cent. I. No. 86. pag. 62» Vvvvvv 3  lc?6 DE HONDS-DOLLIGHEID, §.n36\ het uit 't volgende zal blyken, dat groter gevaar van de waterfchrik aanbrengt. Een zoen alleenlyk enz. Te voren hebben wy gezien dat de zoenen van een vader, die waterfchrikkig was, dodelyk voor zyne kinderen is geweest; en dus zal 'er buiten alle twyffel diergelyk kwaad te vreezen zyn voor die , die een dolle hond gezoend hebben, een voorbeeld van deeze zaak heeft Scbenck (z) van een Raadsheer, die een dolle hond, eer hy hem wegzond om gëfmoord te worden, gezoent hebbende , naderhand waterfchrikkig geftorven is. Door de befmetting van veel te behandelen enz. Dat het vergif van een dolle hond lang aan de klederen vast kan zitten hebben wy reeds gezien; maar by Scbenck (a) word een geval gelezen, van een kind, die een verroeste degen afvegende met welke voor veele jaaren een dolle hond doorftoken was ceweest, by ongeluk zich aan de vinger kwetfte, en daar door waterfchrikkig is geworden. Door het eeten van melk, of vleesch enz. Alhoewel de fpog vooral het andere in deeze ziekte fchynt te bennetten, nochtans fchynt 'er rechtvaardig agterdenken te zyn , dat deeze vergiftige verderving ook op andere plaatfen van het lichaam zit. d-e zeer vermaarde Sauvages fchynt in de zeer fchoone en allernuttige verhandeling, welke hy over deeze ziekte heeft gefchreven (b), van dit gevoelen te zyn geweest, dat de fpog alleen de befmetting voortzette, maar niet de overige fappen : edoch wanneer het vleesch van een wreede wolf op veelderlei wyzen tot feys van de Jagers bereid wierd, zyn alle, die daar af geëeten hadden, weinig tyds daar naar door de dolligheid aangetast geweest (c\ Palmarius heeft gezien dat door het eeten van ftroo , v waar 00 Obferv. Medic. Lib. VII, pag. 848, OO Ibidem. (bS Pag» 32. (O Fernel. de morb. contag. Cap. XIV. pag. 5cp.  DE HONDS-DOLLIGHEID. 1077 •waar in zwynen, door de dolheid aangetast, gelegen hadden , paarden , os/en, fchapen , en de overige dieren die het ftroo geproeft hadden, dol zyn geworden., en eindelyk geftorven zyn (d). de zeer vermaarde Sauvages tckend zeer wel aan, dat het vleesch van de wol! heelt door de fpog kunnen befmet zyn geweest; misfchien heeft ook het hoofd zelve een gedeelte van deeze fpyzen uitgemaakt: ja, het fchynt zeer bewysbaar, dat het ftroo, daar de dolle varkens op hadden gelegen, door de fpog is befmet geweest, aangezien de dolle dieren een grote hoeveelheid fchuimende fpog gewoonlyk uit de mond drupt, maar men leest (f), dat een hond dol is geworden, wanneer hy het bloed uit de ader van een waterfchrikkig mensch getapt, lekte. Hildanus (ƒ) getuigd van een jongeling van twintig jaaren, welkers duim , een dolle kat, in de herfst, zo ligt gefchaaft heeft, met de nagels, dat het vel naauwlyks gekwetst is geweest, dat hy door 't verzuim van dit woncltje, aangezien hem onbekend was dat dit dier dol was geweest, in 'tbegin van de maand Maart waterfchrikkig geftorven is. deeze waai nemingen fchynen te leeren, dat niet alieen de fpog. maar ook het bloed , en zelfs de harde nagels , van een dol dier, de befmetting voort kan zetten, het is wel waar, dat de lever van een dolle hond, als een tegengif van het eigene vergif word aangeprezen; maar of het voordeelig is geweest, blykt niet zeer zeker:. daar en boven, gelyk §. 1147. zal gezegd worden, wierd de verbrandde lever aanbevolen , en dus was zonder twyffel door het hevige vuur dat vergif vernietigd, hierom fchynen de geneeskundige waarnemingen te leeren, dat. 00 Palmar. de. morbis contag. pag. 267. CO Academ. des Scienc. 1707. Hift. 31. GO Obfervat» Chirurg. Cent. 1. Obferv. 86. pag. 6a.  5 o73 DE HONDS-DOLLIGHEID. §• f %1$ dat de ziekte door de fpog het dikwervigst medegedeeld word, zo noehtan , dat dezelfde kwaal ook op een andere wyze volg m kan en dus leerd ons de voorzigtigheid, zich van alle aanSkine van een dol dier te wagten, zo veel mooglyk s. Hetta ^rwaar, dat by de Geneesheeren fommige waarnemi" en gevonden worden, dat een man, door een dol dier geÊÏS S met zvn vrouw verzameld heeft, zonder mcdedee«danig voorbeeld word by Fred. Dekkers Sf ^ondenTmaar men moet aanmerken dat dit zes dagen voo? de dood gebeurd is; en uit de befchryving der ziekte zelve blykt het§, dat wanneer hy heeft begonnen waterfchrikzvn hy in twee dagen is geftorven; en dus heeft hy ^ lyn lxoZ te doen gehad op die tyd, wanneer dat vergil noch niet werkzaam was geworden, maar gerustelyk m t Ichaam ve holen was. intusfehen nochtans leerd de waarneming hchaam vernoien w.i ziekte Qok me£ van Hofmannus (b), oat ent op iuc v zonder gevaar is: want een man, door een dolle wolf gebeten hefft de wond verzuimd, zich met zyn vrouw verzameld naar eenige dagen is hy en zyn vrouw waterfchrikkig Geworden; de vrouw is 'er nochtans van genezen, en de man fs geftorven. dit alles dierhalve overtuigd, dat 'er grote voo zorg nodig is, op dat men , wanneer 'er ook de minfte geSchtt? van befmetung is, deeze yslyke ziekte vermyde. (g) Exercit. Praftic. Cap. VII. pag. 565. (70 Medic» Ration. & Syftemat, Tom. II, pag, 178».  §•1137- DE HONDS-DOLLIGHEID. 1079 v- 1137. TYTederom is 'er naanwlyks eenig vergif W bekend, welkers vergiftige kracht zo wreed is, en dus de mensch zo zeer veranderd , en het geene wanneer het begint te voorfchyn te komen; zo hevig en fchielyk woed , en tevens zo lang kan verholen blyven, eer het zich vertoond: want fommige beginnen terftond, fommige, gelyk verhaald word, twintig jaaren naar de beet, fommige wederom in de geheele tusfchentyd door de kwaaien geprangt te worden, welke aan deeze razerny eigen zyn : edoch dit onderfcheid hangt van de hitte van liet jaargetyde, van dc onderfcheide trap der ziekte in het bytende dier (U35\JU van de eigen gefteldheid van den mensch die gebeten is, af, aan de galachtige gemakkelyker daar toe overhellen , de flymachtige en waterzuchtige in tegendeel, als ook van de onderfcheide fpys en drank, en toegediende geneesmiddelen. Het tweede dat de Geneesheeren ren hoogften in deeze ziekte verwonderen, is, dat dit vergif dikwils langen tyd kan verholen blyven in het menfchelyk lichaam, en zich door geen het minfte teken vertoond, maar wanneer het werkzaam begint te worden , als dan brengt het een allerfcherpfte, meestal voor den vierden dag , dodelyke ziekte voort. Galenus (V) had reeds aangetekend, dat dit kwaad gedurende verfcheide maanden kan ftil zitten; ja hy heeft gezien, dat een mensch, een jaar naar de ontfangene beet , waterfchrikkig is geworden. Ae&zneta (k) verhaald, dat 'er zeven maanden tusfchen de beet en de waterfchrik verlopen zyn; het geene Aëtius ook bevestigd (/) : die laatfte Schry- 00 Comment. 2. in Lib. L Pradift. Hippoc. Charter. Torn. VUL pag. 735. 00 Lib. V. Cap. III. pag, 74. verfa. (O Lib. VI. Cap. XXIV. pag. 107. Derde Deel. Xxxxxx  30Co DE HONDS-DOLLIGHEID. • §.113^ Schryvers vermanen nochtans, dat de dolligheid het dikwervigst de veertigfte dag naar het ontfange vergif ontftaat; het geene de waarnemingen van nieuwere Schryvers bevestigen (*). de zeer vermaarde Sauvages Qi) heeft aangetekend , dat de waterfchrik het fchrikkelykst van al volgt, indien de fpog onmiddelyk door een wond in het aangezicht toegebragt, befmet is geweest, of wel door een zoen aan een dol dier gegeven,, of door het eeten van het vleesch van zodanig dier , en dit bewyst hy door eenige waarnemingen, voornamentlyk vaneen vrouw in 't aangezicht gebeten, welke de derde dag reeds waterfchrikkig was. intusfehen nochtans heeft Baccius (ziet §., 11^2.) een Hovenier gezien, die door een oude haan in de hand gekwetst, de eerfte dag dol wierd, en de derde dag is geftorven. deeze waarnemingen leeren, dat dit vergif fomtyds vry fchielyk werkzaam word, daar in tegedeel andere gevallen in de Geneeskundige befchryving gevonden worden , welke fchynen te overtuigen, dat hetzelve gedurende verfcheide jaaren kan zwygen , en nochtans, wanneer het m werking geraakt den mensch fchielyk dood. Joh. Faber Lynceus (0), heeft aangetekend , dat een mensch , anderhalf jaar te voren door een dolle wolf gebeten , de derde dag na de aanval der ziekte waterfchrikkig is geftorven. Schmidius (p) heeft een vrouw gezien, die voor twintig jaaren van een dolle hond gebeten in die geheele tyd geen laftigheid daar af gevoeld had; daar naar wierd zy door een kwaadaartige koorts aangetast, en waterfchrikkig geworden , is zy de achtfte dag der ziekte geftorven. maar aangezien §. 1130. gezegt is geweest, dat de waterfchrik in de fcherpe ziektens fomtyds van zeif ontftaat, nnag men met recht twyffelen , of dit kwaad ten tyde van de fcherpe ziekte ontftaan, toegefchreven moet worden aan debc- 0») Sauvages Diflertat. fur la nature & caufe de la Rage pag^. rol* Heniandes rerum mexican. medic. thefaur. pag. 492» CjO In mifcell. curiof. dec. 1. ann. 9- PaS- l}7?  $• "37- DE HONDS-DOLLIGHEID. ' • 1081 fmetting voor twintig jaaren ontfangen , en zo lang in 't lighaam fchuilende zonder eenige kwade uitwerking , maar die zelfde Schryver Of) verhaald een ander geval, van een dienstmaagd van een dolle honds-beet genezen, welke alle jaaren omtrent de tyd, dat zy gebeten was geweest, een ligte ylhoofdigheid kreeg , en eenige afkeer van de vochten kreeg; eindelyk nochtans volmaakt genezen, heeft zy noch lang daar naar «releeft. in dit geval fchynt de voetftap van het voorige kwaad vry lang in 't lichaam overig te zyn geweeft, offchoon niet zo fterk , dat zy een doodelyke waterfchrik heeft kunnen te weeg brengen, ook om de langdurigheid van dit kwaad te bewyzen, brengt men gemeenlyk de waarneming aan, welke Abel Roscius, gewoonlyke Geneesheer van het Gemeenebest van Laufanne, aan Hildanus heeft gefchreven (V), van een eerbare vrouw, door een dolle hond in de linker arm gebeten, by welke terftond door vlytige en geleerde Geneesheeren een kragtdadige geneêswyze te werk is gefteld, terwyl de Heelmeefter tevens de wond met yzer en vuur behandelt had. zy fcheen geheel gezond, naar zeven jaaren heeft zy in de linker arm een allerfcherpfte pyn gevoeld, als of zy met honds tanden verfcheurt wierd; een weinig daar naar ontftond de woede , vervreemding van 't verftand , rouwigheid , droefheid , zeer zwaare flaaploosheden , onleschbaare dorst, koorts, zeer groote nederwerping der krachten, fpyswalging; nochtans heeft zy nimmer , het geene op te merken is, een affchrik van den drank gehad, van deeze ziekte genezen, heeft zy naar zeven andere jaaren, en dus het veertiende jaar, naar door de dolle hond gebeten te zyn geweest, wederom een zeer zwaare ziekte gekregen , met een verfcheuring en overgroote pyn in dezelfde arm; nochtans gelukkiglyk genezen, naar zes jaaren komt diergelyke ziek- (jf) Ibidem, pag. I18. . Qr) Hildan. Obfervat. Chirurg. Cent. 1. pag. 65. -Xxxxxx 2  joP)4 DE IJÖNDS-DOLLIGHEID.. 5.1137- ziekte niet diergelyke toevallen verzeld, op nieuw wederom, Waar van zy van gelyken is genezen, naderhand is de zelfde kwaal met korter tusfehenpozingtn wedergekeerd; maar indien mm alles wat reeds aangehaald is overweegt, fchynt het niet zeker te zyh , dat de ziekte door het noch in 't lichaam verholen ver)- daarenboven fchynen de waarnemingen te leeren, dat de waterfchrik fchielyker volgt, indien de fpog onmiddelyk befmet word (V): en dit fchynt de andere reede te zyn, waarom een dolle wolf meer fchade doet, 'aangezien dit dier, meestal op zyn achterfte pooten ftaande, den mensch aanvalt, en dus dikwerf het aangezicht kwetst. Van de eigen gefteldheid van den mensch die gebeten is, enz. Het heeft uit het geene §. 1130. gevonden word, gebleken , dat in fommige menfchen de waterfchrik in de fcherpe ziektens , van zelfs ontftaan is ; en dus fchynt het zeer waarfchynlyk dat zodanige menfchen fterker aangedaan wierden door het vergif van een dolle hond. in tegendeel fchynen de waarnemingen te leeren, dat fommige menfchen door dit vergif niet befmet 00 Stalp. van der Wielen obfervat. rarior. Cent. 1. No. 100. 'pag. 4°°' 00 Sauvages &c. fur la Rage pag. 7. 00 Ibid. pag. 4. ,  VVïJ.37- DE HONDS-DOLLIGHEID. 10&5 fmet worden, dus heeft de zeer vermaarde Cocchi (y) waargenomen , dat verfcheide menfchen op dezelfde tyd zyn gebeten geweest, en van de zelfde dolle hond; dat fommige waterfchrikkig zyn geftorven, offchoon zy verfcheide geneeswyzen hadden gebruikt; en dat andere geen 't minfte nadeel daar door gewaar zyn geworden , offchoon zy in 't geheel geene geneêswyze te werk gefteld hadden, van der Wielen 00 heeft van gelyken waargenomen , dat, van menfchen van het zelfde dier gebeten fommige fchielyker , andere later , waterfchrikkig zyn geworden, elders word een aanmerk'lyk geval 00 gelezen, dat tot deeze plaats behoord : twee jongelingen, ziende dat een teefje niet konde blaffen, of eenig vocht doorzwelgen, hadden door de vingeren in de mond te fteeken de tong en de keel overal aangeraakt, op datzy de oorzaak zouden ontdekken; weinig dagen daar naar is dit teefje dol geftorven. een van deeze, zeer fterk en werkzaam, heeft naar drie weeken begonnen een zwaare hoofdpyn, fomtyds eens, fomtyds twee maal op een dag, geduurende byna een uur, te geVoelen ; en als dan gevoelde hy tevens dat de keel te famen getrokken wierd en de pols was beevende, al het geene hy zag, fcheen hem een roode vuurige couleur re hebben, gedurende een geheele week had hy deeze toevallen, en tusfchen de aanvallen keerde hy tot zyne gewoone arbeid, waar door hy Zweette, en dus is hy zonder eenige geneesmiddelen genezen. De ander door dit zelfde teefje befmet, maar jonger, omtrent veertien jaaren oud, van een minder fterk geftel, wierd ook door de hoofdpyn aangetast, met een ligt koortsjen; bevond zich nu beter, dan erger: hy at zeer wel, maar hy konde niet drinken : hy wierd naderhand door de dolligheid aangetast, en eindelyk by O) Bagni di Pifa pag. 318. 00 Obfervat. rarior. Cent. I. No. 100. pag. 431. 00 Abridgem. of the Philofof» Tranfaft, Tom, V. pag. 366,  i o36 DE HONDS-DOLLIGHEID. $. 1137. by tyden zo woedend, dat vier mannen hem naauwlyks konden bedwingen: wanneer die woede ophield , gevoelde hy verlichting , lagte, fprak met de aanwezende , maar hy dreigde altyd te byten. eindelyk diergelyke aanval wederkeerende, wierd hy fpraakloos, en ftierf een>einig daar naar. Deeze waarneming bevestigd, dat deeze befmetting door het enkel veel behandelen van een dolle hond, zonder beet medegedeeld kan worden, en onderfcheide uitwerkingen te kunnen veroorzaken in menfchen van een onderfcheide lichaamsgefteldheid. te gelyk moet men ook opmerken, dat in dit geval de andere „ die fterker was, 't gevaar is ontkomen, doch de zwakkere door de ziekte is geftorven; alhoewel meestal vastgefteld word , dat die van een warm en galachtig geftel lichter tot deeze ziekte overhellen, maar de flymachtige en waterzuchtige minder, mooglyk is dit vergif by geluk door het hevig werken en zweeten uit liet lichaam verblazen, het geene anderzints, indien het niet uit het lichaam was gejaagd geweest, en alleenlyk maar gefchud, allerergfte uitwerkingen in dit fterk mensch zoude voortgebragt hebben, want aangezien, gelyk in 't volgende Hoofddeel zal gezegd worden, een fcherpe koorts gewoonlyk deeze ziekte verzeld , en de harde en geoeffende lichamen door dezOve erger aangedaan worden, fchynt het bewysbaar, dat de dolligheid erger zal zyn , indien alles gelyk gefteld zynde , in menfchen van een fterk en warm geftel. de zeer vermaarde Sauvages 00 geeft ook zyne toeftemming aan dit gevoelen , en neemt waar, dat de toevallen veel heviger zyn geweest in de mannen als in de vrouwen, offchoon zy van het zelfde dier waren gebeten; want de mannen heeft men met banden moeten bedwingen , maar de vrouwen zyn een zagte dood geftorven. Maar 'O Diflert. fur la Rage pag. 7.  5.1137-1138. " DE HONDS-DOLLIGHEID. 1087 Maar aangezien ook de zomer hitte en een warmer geftel van de menfchen, dit vergif werkzamer fchynen te maken, verwagt men met recht diergelyke uitwerking van verwarmend voedzel en geneesmiddelen, waar over naderhand §. '1145. breder zal gefproken worden. v- en zeer gezond mensch door deeze befmet- JLv ting (113 6.) vergiftigd, naar onderfcheide tyd (1137.) 5 begint volgens deeze achtervolging byna ziek te worden: de plaats in welke de fmet van 't vergif 't eerst gedrukt is geweest, doet zeer; daar naar onftaan 'er vliegende pynen door andere, vooral door de nabygelegene plaatfen; vermoeidheid, zwaarte, traagheid, in het geheele fpiergeftel; ongeruste, geftoorde, vreeslyke droomen, met ftuipen en opfpringingen ; een gedurige ongerustheid; zuchten; droefheid, genegenheid tot de eenzaamheid; en door deeze gefchied byna de eerfte aanval der ziekte, door deeze byna eindigd deszelfs eerfte trap: het bloed als dan uit de ader gelaten , is in allen deele goed. dan daar naar worden de eerfte vermeerderd, en voorders komt 'er een grote benaauwdheid omtrent de borst-ingewanden by ; een moeilyke ademhaling, al zuchtende , fchrik, yzing, beving , op 't gezigt van water en allerlei vocht, en zelfs van doorfchynende dingen, of die als een fpiegel wederom kaatzen ; nedergellage eetlust ; de doorftokking van alle vaste fpys nochtans'mooglyk; de aanraking van alle vocht, vooral met dc lippen of de tongh, een ongelooflyke benaauwdheid , beving , yslyke ftuiptrekkingen, en cle woede byna voortbrengende ; braking van bruin galachtige lym ,, of bokachtige gal; verhitting; koorts; gedurige ilaaploosheid; onwilDerde Deel. Yyyyyy lige  ,crg DE HONDS-DOLLIGHEID. §.ns$ fige oprichting der roede; een zeer verftoprde agtervolging SXnd^longewonegedto ^f^^ voort, en hier is het gewoon de palen aan de tweede trap te ftel én. maar naderhand word al het opgenoemde door-, g' n verbitterd, en gewoonlyk volgd 'er de^irfteung fan een fcherpe tongh, gaping van de mond, heerchc ftem, grote dorst, woede tot poging om te drinken op ' zien of aanraken van vochten, vergadering van fchuim in de mond; poging zelfs tegen dank om die op an^e uitte fpouwen; een onwillige hitzigheid, cmalwanoor komt te byten, nochte daarom door de wil onderdrukt kunnende worden, knarst op de tanden, met een opgcfperde mond fpouwende , de pols en de ademhaling bezwyken, yskoud zweet, allerhevigfte dolligheid, terwyl inTusfchen, het geene te verwonderen is; een voorzich- rgemoed ■ voor andere vreezende , aanwezende is ; fergdTr byna binnen de vierde dag, altyd van de eerfte trap , een ftuiptrekkende dood met de aliergrootfte benaauwdheid in de ademhaling. Het heeft uit het te voren gezegde gebleken dat dit vergif ™ lanefo't menfchelyk lichaam kan verholen blyven, eer dat net lïef verftoord , cVdat het in al die tusfchentyd geen het Sufte eke geeft, het zal naderhand blyken, wanneer over de bezingvn deeze kwaal zal gefproken worden dat, wanf eer ?er maar eenig achterdenken van de ontfange befmetting is, ™£ terftond krachtdadige geneesmiddelen te werk moet ftellen, SrV^ t^ï^zich. door wreede toevallen openbaart. Sar wanneer zodanige"geneêswyze verzuimt *^e£™^ wils *efchied, de menfchen met wetende of vergetende dat zy betot zyn geweest, is het van groot nut, de eerfte tekens.  §.1138. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1089 door welke dit kwaad zich gewoonlyk openbaart, te kennen, op dat men terftond de bekwame middelen kan beproeven, edoch alle deeze toevallen zullen agtervolgens opgenoemd worden. De plaats doet Zeer enz. Wanneer te weeten door de beet, of met de nagels te fchaven, dit vergif is medegedeeld geweest: want indien dit vergif, door 't geheele vel doorgaande, den mensch befmet heeft, welke gevalien §. 1136. zyn opgenoemd geweest, als dan heeft dit toeval geen plaats. Zeer veele waarnemingen bevestigen, dat het eerfte teken van het werkzaam ge worde vergif, waargenomen word op de gebeete plaats zelve, en vooral in het lidteken der reeds aan een gehechte wond. ja, Aurelianus (c) heeft dit voor een algemeene regel gefteld, zeggende: want dat deel, dat gebeten is geweeet, lyd van te voren, waar uit eindelyk de kwaal haar begin neemt, het geene niemand zal ontkennen, in een mensch, heeft, naar dat hy voor vyf maanden en elf dagen door een dolle hond was gebeten, het lidteken gedurende eenige dagen beginnen te jeuken , eer hy waterfchrikkig wierd Cd). Salius Diverfus re) geloofde, dat hy alleen een ontvvyffelbaar teken van de aanftaande dolligheid, in de geene die gebeten zyn , had waargenomen , welke aan alle onbekend was; te weeten, indien eenige pyn in de gebete plaats, offchoon de zweer over dagen en maanden genezen is geweest, ontftond, allengskens in twee of drie dagen na de hersfenen opklimmende, en als dan duizeligheid veroorzakende, een andere waarneming word 'er gevonden (ƒ) , van een man , van een dolle wolfin de rechter hand gebeten, by wien de ziekte 00 Acutor. Morbor. Lib. III. Cap. XIV. pag. 226. 00 Ada Phyfico-Medica Natur. Curiofor. Tom. t. pag. 38. CO De Affeft. Particul. Cap. XIX. pag. 364. (ƒ) Abridgem. of the Philof. Tranfaft. Tom. III. pag. 280* Yyyyyy 2  IC90 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.113"- te zich door jichtige pynen, ^oMmh^è^d:^^ der en de rugh heeft beginnen te openbaren : deeze pynen vernederd zynde, volgde de lammigheid van de rechter arm ; de ™ swierd elke zesde of vyfde dag tusfchenpozende doch maar alkeiïïvk in de rechter arm. maar de vyfde dag naar deeze toevallen was hy reeds waterfchrikkig. men leest hy. Scbenck (g) da de lidtekenen der wonden, door een dolle hond toegebragt, naar anderhalfjaar hebben begonnen blaauw te worden, de waterfchrik'er van gelyken opvolgende, by de zeer vermaarde SauZZ (h) worden van gelyken verfcheide gevallen gelezen, welke leeren, dat een ftompe pyn in de lidtekenen en derzelver opheffing meteen groter hardigheid, de waterfchrik voorafzyn gegaan: a aldaar word aangetekend, dat, wanneer de ziekte beter wierd, de lidtekenen op nieuwverzagt, nedergeyallen zvn, Me deeze waarnemingen leeren nu , dat gewoonlyk eenige verandering in de gebete*plaats, vooral in de lidtekenen van de wóSen, die ftaat vooraf gaat, waarin het tot noch toe verto e veSbegint werkzaam te worden, waar uit het zeer bewysbaai S , dat dit onfange vergif op de gebete plaats zo lang heeft vtt gezeten. maar aangezien dat vergif op de gebete plaats vastzettende, indien het met de vochten vermengd was, m hetbloed od zoude genomen worden , en dus die befmetting aan alle de fiopen zoude medegedeeld worden, daarom heeft de zeer verlappen ƒV , f eelooft dat de vaste deelen eerder door ^^Sl^n 9 'om dat het door de lymachtigheid vast aan dezelve kleeft, totdat het door het verblyf aldaar , o£ andere bykomende oorzaken, in beweging word gebragt, verdundword, met de vochten vermengd alles befmet de waarnemen fchynen dit te leeren , dat de befmetting lang mde rO Obferv.. Medic. Lib- VII. pag. 848. 00 Differtation fur la Rage, pag. 5a» 0) Ibidem pag. 45»  $.ij38. DE HONDS-DOLLIGHEID. icqi wond ingedrukt blyft; en wanneer dit begint te werken , gaan dikwils de lang gellote wonden wederom open, en druppen van vergiftig bloed-water: intusfehen fchynt het nochtans twyffelachtig, of datzelfde vergif, in 't bloed ontfangen, terftond werkzaam word, nochte gedurende verfcheide dagen met onze fappen vermengd kan blyven, zonder blykbare uitwerking, de gevallen, die §. zyn aangehaald, fchynen dit te leeren. want wan¬ neer de vader, die waterfchrikkig was, zeer naby de dood, zyne kinderen de laatfte kusfehen op de mond drukt, befmet hy dezelve; nochte het is niet waarfchynlyk , dat dit vergif op het geheele vel heeft gezeten, maar dat eerder deszelfs vlugfte deel door de opzuigende aders is ontfangen geweest, wanneer uit de waarnemingen van Am-elianus eu Hildanus de gedroogde fpog in het kleed, door een dol dier gefcheurd , een vrouw befmet heeft, die met de tanden de draad afgebeten had , en daar de lippen en de tongh door dit vergif waren aangeraakt, fchynt dit vergif eerder, door de gezonde fpog afgefpoeld, doorgeflokt te zyn geweest, of langs de opzuigende aders inwendig in de mond ingegaan te zyn, dan dat het door de lymige vastklevendheidaan de vaste deelen heeft vast gezeten: dit fchynt noch veel meer bewezen te worden door dat geval, alwaar eén lichte fchaving van de opperhuid, door een dolle kat veroorzaakt, deeze ziekte heeft te weeg gebragt. wy zien zekerlyk, dat ook andere vergiften , met de fappen vermengd, verfcheide dagen in het lichaam blyft vast zitten, eer dat zy haare uitwerkingen toonen. wanneer in de inenting der kinderziekte de pokëtter in de wond drupt, tracht men door een vasthoudende plyfter op alle wyzen de opzuiging van deeze pokachtige befmetting door de aders voort te zetten : de waarnemingen nochtans leeren, dat de zieken noch gedurende verfcheide dagen van de befmetting bevryd blyven. buiten alle twyffel word een gedeelte van dat pokachtige vergif opgezogen, offchoon een gedeelte in de wond zit; daarom, wanneer die befmetting werkzaam word, komen de koorts en overige toe- Yyyyyy 3 val-  X09a DE HONDS-DOLLIGHEID. 5.1138. 1 vallen van de kinderziekte te voorfchyn; maar als dan begint tevens de wond zeer te doen en ontltoken te worden , om dat aldaar ook een aanmerklyk gedeelte van dit vergif was overgeble» ven. maar wanneer op de wyze van de Chineezen , de korden van de pokken uitgedroogt iotpoeder geftampt, endoor de neus opgetrokken , de pokken verwekt worden , fchynt dit door de opzuiging van het allervlugfte vergif, in de korften verborgen , te gefchieden; en evenwel volgen de pokken niet terftond, offchoon het bloed buiten alle twyffel vry fchielyk door dit vergif befmet word. Maar welke verandering in dit vergif ontftaat, op die tyd, wanneer het werkzaam word; op wat wyze het van zich zelve verfchilt, wanneer het in 't lichaam fchuilende, zich door geen de minfte uitwerking te kennen gaf, fchynt zeer moeilyk uitgelegt te kunnen worden, het geene de reeds zo dikwerf gepreze zeer vermaarde Sauvages in zyne verhandeling , verftandig over deeze zaak geredentwist heeft,-verdiend nochtans "•elezen te worden, in de overige vergiftige dieren word het vergif door een natte en bloederige wond medegedeeld, terftond allerergfte uitwerkingen doende ; en naauwlyks nadeel toebrengende , ten zy het in een verfche wond ingedrupt is 'veweest: waarom wy ook in deeze dieren een wonderlyk maakfel van tanden vinden, welk oorzaak is, dat op dezelfde tyd, dat de beet toegebragt word, het vergif noodzaaklyk in de gemaakte wond drupt, ik bewaar de tanden van een flang, die in een zeer fcherpe fpits eindigen; maar onder deeze fpits is de geheele lengte van de tand van een redelyk diepe kerf voorzien , langs welke het vergif dat in de blaasjens tegen deeze tanden zittende, bevat , in de toegebragte wond word gebragt, terwyl de fpieren de kinnebakken , wanneer het dier byt, te famen brengende , tevens de blaasjens door het vergiftige fap gezwollen , welke tegens dezelve aanleggen, drukken, het is bekend dat de angel van de byen en de wespen, een klein drup-  §. ii 38, DE HONDS-DOLLIGHEID. 1093 druppeltje vochts in de wond Horten; dat 'er terftond lastige toevallen volgen : maar de keel van een dolle hond is vol van vergiftig, fpog ; de tanden worden door hetzelve bevochtigd; hierdoor word in de wond, door de beet gemaakt, deeze fpog ingegoten, en nochtans blyft dit vergif dikwils gedurende verfcheide maanden zonder zich door eenige uitwerking te kennen te geven ; naderhand word het fchielyk werkzaam, en dood den mensch in weinige dagen, met verfchrikkelyke toevallen, en druktinzyne fappen, voomamentlyk in de fpog, diergelyke fmet, waar door dit vergif tot andere overgezet word, ook zonder toegebragte wond , gelyk de aangehaalde waarnemingen geleerd hebben, wonderiyke eigenfehap zeker van het vergif der dolligheid, allermoeilykst om uit te leggen, laten wy nu de overige toevallen nazien, gelyk zy elkander achtervolgen. Vermoeidheid , zwaarte enz. Hippocrates heeft in zyne kortbondige fpreuken, die van zelfs ontdane vermoeidheden aangetekend , de voorboden der aanftaande ziektens te zyn, gelyk te voren §. 734. gezegd is geweest; en deeze volgen op die pynen in het aangedane deel voorafgegaan , gelyk alle de naauwkeurige befchryvingen van deeze ziekte getuigen, alsdan begint het zenuwgeftel tevens ontrust te worden, 'er ontftaan fchrikkelyke droomen , een ongewoone droefgeestigheid, vreeze zonder oorzaak, het is niet te verwonderen, dat die geene vreezen, die weeten dat zy van een dolle hond gebeten zyn : maar ook word de droefheid en vrees waargenomen, in die, die onkundig zyn dat zy door dit vergif befmet zyn geweest, of die door de langdurigheid van de tyd, naar de beet verlopen, teneenemaalevergeten zyn, dat hun zulks overkomen is: ja dat meer is, in deeze ftaat der ziekte word het aangezicht bleek en te famen getrokken , gelyk in vreesachtige menfchen gewoonlyk gefchied. Maar alhoewel het zenuwgeftel in deszelfs werkingen begint onr-  DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1138- ontrust te worden, wanneer dit vergif werkzaam word, word Sin noch geen groote verandering in de overige fappen wat^^genomen en hef bloed op deeze tyd uit de ader getapt.* «3vk aan het bloed van gezonde menichen (*> die eertte trap ?Tdeeze ziekte , duurd by fommige langer; by andere volgd de wïterfehr k fchielyker, dus leest men (.0 van een man, die ïdmende vyftien dagen in het gebete been pynen, en gedurende l n gehee e week alle nachten ftyfvigheden, hittens, zweetmgen, fevoe d had; en alsdan verwonderde hy zich onverwacht, dat hy fe Sze op geenerlei wyze konde fpoelen, gelyk zyn werk medebfagt en in twee dagen is hy waterfchrikkig geftorven Dan daar naar worden de eerfte vermeerderd enz Tn deeze ftaat van de ziekte verfchynt onverwacht datfchrikkelyk toeval en eigen kenmerk, waar van de ziekte de naam van waterfchrik heeft gekregen, te weeten, een vrees voor't water en t ten de ellendige man, die vyf maanden te voren van een dolle kat was gebeten, had de eerfte dag van de ziekte gretiglvkRvnfche wyn met veel water vermengd, gedronken; de tweede dag verwonderde hy zich , als door de donder geflagen, dat hv geheel koud wierd en de ftuipen kreeg, wanneer hy een beker vol van dat zelfde nat zag, dat hem zo zeer behaagt had. ïSiïvds kunnen zv nog eenig vocht doorflokken, maar met groote Soek erf wonderiyke draaijingen van het lichaam f» by fommige Smen waargenomen, dat zy door hun fpog door te Hokken, teiSotó zodanfg benaauwt wierden, dat zy geloofden, dat zy erftond fouden fterven. intusfehen nochtans fchynt 'er geen beïetfel m de weg, langs welke het vocht door moet gaan, te zyn: 00 'Philofoph. Tranfedb Abridgem. Tom. III. pag. 27 7» 280. CO Sauvages DilTert. de la Rage pag. 12. in notis. 0») Ibidem.  $ n38. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1095 want die zelfde man, die, door zyn eige fpog doorgeflokt hebbende , allerergst wierd aangedaan, Hokte alle uurenten droog brok , van een drachma in, en wel veel gemakkelyker en fchielyker , als een ander mensch had kunnen doen niaar wanneer hem water aangeboden wierd, ysde hy, en de plaats daar de maagh zit, zwol terftond vvonderlyk op. maar aangezien hy de droge fpys als een hongerige hond fchielyk doorflokte, heeft men beproeft, of hy voorover leggende, zoude kunnen drinken, gelyk de honden doen. hy wierd dwars in 't bedde gelegt, methet hoofd voor over , een weinig uit het bedde ftekende, en men zette daar een groot glas dun bier onder, het geene hy niet alleen gemakkelyk verdroeg, maar getuigde ook, dat hytenhoogften door de reuk van het bier verkwikt wierd, en dat het zeker was , dat hy in korten tyd het geheele glas zoude uitdrinken, maar wanneer hy beproefde om de mond daar digter by te brengen , konde hy zulks niet doen? en terftond zwol de plaats van . de maagh op. nochtans heeft hy eindelyk de tongh uitgeftokcn, om te beproeven of hy al lekkende het bier zoude kunnen gebruiken; maar wanneer de fpits van de tongh, de oppervlakte van het bier aanraakte , ging hy terftond geheel verfchrikt terug, intusfehen die ellendige , de pynen van Tantalus lydende, vermaakte zich door de inbeelding van het drinken, altyd hopende, -dat hy eindelyk zoude kunnen drinken, nochte hy wilde toeftaan, dat'het slas vol bier weggenomen wierd, en hy beproefde het duizendmaal op nieuw, langzamerhand de mond aan het bier brengende, terftond zeer fchielyk het hoofd terug trekkende, mén heeft beproeft , of hy door een riet dat hol was, het bier zoude kunnen zuigen, maar dit heeft hy ook niet kunnen volbrengen, en is aldus allerellendigst geftorven. Wan- .-Cl . t:r .tflXZ 4*0 .1-/ ^11.7 00 Philof. Tranfaét. Abridg. Tom. III. pag. 277. Bonét» Sepulcreu Anatom. Tom, I. pag. 215. Derde Deel, Zzzzzz '"-  l096 DE HONDS-DOLLIGHEID. $. 113K Wanneer de Geneesheeren waarnamen , dat zodanige zieken een overgrote dorst hadden, en dus een overgroote begeerte tot drank en dat zy evenwel de ftuipen kregen, wanneer zy benroefd'en de drank door te zwelgen, ja zelfs wanneer zy dezelve aan de lippen of de tongh bragten , dat in fommige ook het gezicht van alle vocht, een allergrootfte vrees veroorzaakt, ja zelfs de woede ; hebben zy verfcheide wonderbare oorzaken van dit toeval uitgedacht. Aëtius CO tekend aan , dat fommige gezegd hebben, dat zy het afbeeldzel van een dolle hond in alle vochten Maen en hier door verfchrikten. Baccius (p) fteld dit buiten alle twvffel, zeggende: ik heb zodanige gezien die voor een hond éh de drank fchrikten, en fcbreeuwden dat men hun uit de kamer, moest jagen,. in de laatfte ftaat van de ziekte wanneer de waterfchrikkige fomtyds ylen, hebben zy misfchien zodanige inbedding gehad , hei geene niet onmooglyk fchynt; maar dat daaruit de ?rees voor 't water in alle kan afgeleid worden ftryd tegen getrouwe'en zeer. dikwervige waarnemingen. Sahus Diverjus (q) heeft 'er verfcheide, door deeze ziekte aangetast, ondervraagt; Zy hebben ftandvastiglyk ontkent, dat zy iets in 't water zagen : daarenboven vluchten zy van gelyken, zo wel als het water, ook fappen , en andere vochtige Fpyzen, en dikke dranken waarin niets zodanig kan afgebeeld worden, nochte zy kunnen het vocht doo geen pyp optrekken, dat zy zelfs niet en zien. nochte by de nieuweregeneesheeren, die deeze ziekte met alle vlythebben na"efpoort, word iets diergelyks gelezen, de moeilykhetd van het doorfokken word gemeenlyk befchuldigt; maar zy fokken ïvenwel vTste fpyzen door; en eeten dezelve fomtyds gret.glyk CO Tn die zieke, waar van in 't vorige Hoofddeel gewag is ge- CO Lib. VI. Cap. XXIV. pag. 107. (p) De Venenis pag. 76. 00 De Febri peftilent. &c. pag. 34& CO Ibidem pag. 364.  g..ji3f. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1097 maakt, word aangetekent (j) , dat hy gretiglijk geè'eten heeft, maar niets heeft kunnen drinken, maar aangezien men waargenomen heeft , dat zodanige zieken zich zeer erg bevinden, door het doorflokken van de fpog-, hebben fommige Schrijvers ge wilt, jdat daar door de vrees voor 't water ontftond, om dat alle drank de fpog verdunt, en in de maagh brengt, wanneer zy doorgeflokt word; edoch de vaste fpyzen, worden van alle kanten met fpog overtrokken, wanneer zy gekaauwt en doorgeflokt worden. Salius Diverfus 00 -is van gedachten , dat zy alle drank in affchrik hebben, om dat zy ondervonden hebben, dat zy door het doorflokken van het vocht, zich allerergst bevonden hebben: maar de befchryvingen van zodanige zieken hebben geleerd, dat in den beginne, wanneer dit vergif werkzaam word, zyzeèr gemakkelyk de drank doorflokken, en terftond zich zelfs verwonderen , dat zy een , hun te voren behaaglyke drank, nu in affchrik'hebben : waar uit het blykt, dat die vrees voor 'ï water en alle vochten , niet volgt op de gewaargewordene moeilykheid van de doorgeflokte drank , maar dat zy eerder vooraf gaat. die waterfchrikkige , waar van de zeer vermaarde Sauvages gewag maakt («), heeft gevoeld, dat hy het gezicht of het gevoel van 't water niét konde verdragen , wanneer hy de glazen wilde fpoclen ■ hy heeft evenwel, een hem toegediende foep, noch kunnen doorflokken, maar met moeite, maar wanneer de zieken eens die onoverwinnelyke vrees voor 't water hebben, als dan fchynt het zo wonderlyk niet, waarom zy op 't enkele gezicht van water, ja zelfs op de enkele naam, fchrik ken: want wy zien ook in gezonde menfchen, dat de enkele naam, van een walglyke en verfoeilyke zaak, de maagh omkeert, om diergelyke oorzaak fchynen de waterfchrikkige een afgryzen te hebben, van al dat door- fchy- 0) Philofoph. Tranfaft. Abridg. Tom. V. pag. 366. (O Pag' 349» 00 Pag* I2» in notis' Zzzzzz 2  ro08 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1138. fchvnende is, of als een fpiegel wederom kaatst, gelyk Aëtius (toö aangetekent heeft, om dat het denkbeeld van het water vernieuwen, ja fomtyds heeft men waargenomen dat zy de beweeging van de lucht in afgryzen hebben, en daarom de aanwezende verzoeken , dat de kamer gefloten blyft, en zy de adem van hun afkeeren (xT). , Braking van bruine galachtige lym enz. Zodanige braking word niet altyd, maar nochtans fomtyds waargenomen : die zieke, van wien wy zo aanftonds gefproken hebben (y), braakte een flinkende ftof, gelyk als zwart bloed, de reuk van olie hebbende, en dat wel eenige malen, met verlichting: in de lyken, aan deeze ziekte geftorven, is een grote hoeveelheid groene lymachtige gal gevonden geweest (s). _ r Verhitting koorts. Verzeilen gewoonlyk de waterfchrik t^): nochtans zyn "er ook andere gevallen waargenomen, alwaar deeze niet aanwezende waren, een kind van omtrent zeven jaaren, door de waterfchrik aangetast, naar dat het door een dolle kat was gebeten, leest men dat de uiterlyke deelen van het lichaam koud heeft gehad (b); maar tevens had het de pols allezints kwaad, en hy viel in een hartvang, in dat kind fchynen de levenskrachten ten eenemale onderdrukt te zyn geweest; Maar de koorts is fomtyds aanwezende, en wel vry hevig (c); nochtans niet altyd (j). want 'er worden verfcheide gevallen van de Schryvers aangehaald, alwaar de menfchen waterfchrikkig, zonder eenige koorts zyn geftorven O) : ja zelfèSaitus Diverfus (f) getuigd, dat hy 'er maar twee gezien,heeft, die. 00 Sauvages lïïoco modo citato. Philofoph. Tranfacï. Abridg.. Tom. V. pag. 366. Cj) Ibidem. 00 Ibidem pag. 368. . . ) Sauvages Differt. fur la Rage pag. 12. m notis* 00 Ibidem pag. 51. CO Ibidem pag. 12. in notis. 00 Ibidem pag. 37* „ , „„ CO Mifcellan. Curiof. dec. 3. ann. 9- 10. fupplem. pag. 254» (ƒ) De Feb. peftilent. &c, pag. 55a.  §.1138. DE HONDS-DOLLIGHEID. io99 deeze ziekte te gelyk met de koorts hadden; waar van de eene, van een dolle hond gebeten , de zweer reeds genezen zynde , door een allerhevigfte^floot een kneuzing in de onderbuik had ontfangen; waar door hy door een hevige koorts aangetast, en een weinig tyds daar naar door de dolligheid, de derde dag geftorven is: deeze koorts zoude zekerlyk aan deeze vooraf gegane hevige kneuzing kunnen toegefchreven worden, het ander geval, alwaar Salius, de waterfchrik van de koorts vergezeld , heeft waargenomen, was in een vrouw, welke zonder ontfange befmetting, in een fcherpe ziekte, waterfchrikkig was geworden; waar van §. 1130. gewag is gemaakt, maar deeze twee gevallen uitgezonderd, zegt hy : aan de overige zuaterfchrikkige welke ik gezien heb, heb ik 'er geene gevonden die door eenige koorts was aangetast, nochte ik heb niet waargenomen, dat eenig achterdenken , ja op dat ik niet zegge , eenig teken aanwezende was van dezelve, hier uit maak ik op, dat de dolle niet door het eige vergif de koorts krygen ; maar dat, indien zy de koorts hebben, zulks uit een vorige andere ongefteldheid van het lichaam gefchied. maar aangezien andere zeer geloofwaardige waarnemingen leeren, dat de waterfchrikkige de koorts hebben gehad, kan men daar uit maar befluiten, dat de koorts niet altyd aanwezende is. Gedurige llaaploosheid. Want aangezien 'er altyd een grote benaauwdheid aanwezende is, en dorst, en droogheid in de keel, daardoor is de flaap zeer moeilyk, of in 't geheel geen ; van welk toeval deezer ziekte de Schryvers genoegzaam alle over een komen. Onwillige oprichting der roede. Dit wierd dooxGalenus (g) wel uitgelegd , dat het een geftadige aangroeijing van het fchaamdeel zvas, in de lengte en in de rondte gezzvolle , zonder trek tot de liefdens oeffening. intusfehen nochtans werd ook van de Geneesheeren met deeze naam de gedurige en geftadige op- rich- CJ) De Compof med. fecund. Locos. Lib. IX. Cap. IX. CharterTom. XIII. pag. 6^4. Zzzzzz 3  I10O DE HONDS-DOLLIGHEID. §• 1!38. richting van het mannelyk lid, offchoon 'er tevens een fcherpe nrikkel totde liefdensdrifc aanwezende is, beftempelt; de naam wed afgeleid van de God Priapus, bewaarder der tuinen, die met een opgericht lid in de oude ftandbeelden word gezien, dit toeval is in verfcheide waterfchrikkige waargenomen geweest, dus leest men (h) van een Pakdrager, die in de drie laatfte dagen van de ziekte, door onwillige en gedurige befmettingen , het zaad en de ziel te gelyk heeft uitgeblazen, een zeventig jaang man door de oprichting der roede aangedreven , in t beloop der ziekte zelve zyn vrouw heeft bekend (i). dit zelfde toeval word gelezen waargenomen te zyn geweest door Listerus (*); die nochtans geloofde, dat dit door de overvloedige blaartrekkende plyfters, welke te werk gefteld waren, voortgebragt is èeweest. de zeer vermaarde Mead (/) heeft het zelfde waargenomen : maar ook word in die befchryving der ziekte aangetekend dat 'er blaartrekkende middelen in 't werk zyn gefteia geweest, intusfehen nochtans word van Aurelianus Qn) , onder de toevallen van deeze ziekte opgenoemd, een dikwervige Jpannins der roede, met een onwillige uitwerping van het zaad; alhoewel in de genezing van deeze ziekte by deeze Scnryver Seen melding gemaakt word van blaartrekkende middelen. Ama> tvs 00'beeft diergelyke kwaal in een vrouw gezien. y^i vreemde gedachten enz. Op de zo terftond aangehaalde plaatfen, worden zeer veele voorbeelden gevonden , dat aan deeze zieken tevens een grote verandering in de gedachtenis overgekomen. Zy hadden fomtyds een overgrote haat tegen die geene, die zy voor de ziekte beminden en eerden: fomtyds war/O Hernandes rerum mexican. medic. thefaur. pag. 493* O) Bonet. Sepulcret. Anatom. Tom. I. pag. aió» CO Philofoph. Tranfaft. Abndg. Tom. III. pag. 178. CO Ibidem. Tom. V. pag. 369. O») Acutor. morbor. Lib. 111. Cap. XI. pag. 220. 00 Amat. Lufit. Curat. Medic. Cent. 7- Curar. 41. pag- 73p-  $.1138. DE HONDS-DOLLIGHEID. hoi ren zy zo ongerust, datzy terftond weggevlugt zouden hebben, ten zy door de aanwezende belet, en veele andere diergelyke. alle de tot hier toe opgenoemde toevallen verzeilen gewoonlyk de tweede trap der ziekte, maar deeze kwalen vermeerderen zeer fchielyk, en als dan is de ftaat van zodanige menfchen allerellendigst : zy hebben een overgrote dorst, maar kunnen zelfs niet verdragen dat men drank noemt, ofzy woeden en krygen de fluipen. waarom Aurelianus (V) ons gewaarfchouwt heeft, wanneer deeze de ader moet geopend worden : dat men hun gezigt moet afwenden van het vloeiende bloed, en het zelve met de hand vangen, op dat zy door 't geraas verfchrikt, niet ontroert voorden, de tongh word droog en fcherp, en fteekt uit de gapende mond , zekerlyk tot een fchrikkelyk fehouwfpel; en aangezien de mond inwendig uitdroogt, word de ftem geweldig heesch ; en aangezien de ademhaling tevens zeer moeilyk is, fpfeken zy meteen tusfchenpozende ftem ; waar door de Schryvers verhaald hebben , dat deeze zieken het geblaf der honden nabootfen. maar aangezien zy een affchrik hebben van hun eigen fpog om dat zy door dezelve door te flokken, allerergst aangedaan worden, vergaderd dezelve zich omtrent de mond , word fchuimachtig, en word om de zeer hygende ademhaling te gelyk mer de adem langs alle kanten verfpreid. ja zodanige zieken bekennen dikwils, daï„zy een onoverwinnelyke begeerte hebben om op de aanwezende te fpouwen, of ook om dezelve te byten; hierom waarfchouwen zy hun, dat zy 'er niet te digt by komen , want zodanige zieken ylen niet altyd; waarom Salius Diverfus O/) gezegd heeft, dat onder de eige kentekenen van deeze ziekte, de ylïng niet geteld moet worden, hy bekend wel, dat hy fommige dolle heeft gezien, die niet alleen ylden, maar ook woedende waren: nochtans getuigd hy, dat hy ook andere heeft gezien, in welke zelfs het minfte achterdenken van ylhoofdigheid nim- 00 Acutor. Morbor. Lib. III. Cap. XVI. pag. 230. (j>) Philofoph. Tranfact. Abridg. Tom. lil. pag. 279. (5) De Febré Peftilenti &c i>ag. 355.  II02 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1138. nimmer is geweest, die met een eenparig gemoed alle de proeven doorftonden, welke te werk gefteld wierden, op dat zy zouden kunnen drinken; en aangezien zy, gelyk als de honden tegen wil en dank gedwongen wierden, andere te by ten, verz'ochten zy de geenen die hun bewaarden, dat zy hun fterk zouden binden, op dat zy op de omftanders niet zouden kunnen fpringen: ja fommige hebben gaarne verdragen dat zy gebonden wierden, op dat zy dus zeker zouden zyn, dat zy anderen niet konden befchadigen. 'er word een geval van een Vlende en allerergst woedende waterfchrikkige gelezen (rj. maar ook word 'er een andere waarneming gelezen van zodanige zieken, die niet alleen gedurende het geheele beloop der ziekte by zyn verftand was , maar aan fommige der omftanders beter fcheen te redenkavelen dan als wanneer hy gezond was O), over 't algemeen fchynen de waarnemingen te leeren dat de waterfchrikkige zelden geheel ylhoofdig zyn, maar offchoon zy door een' ftuers en dreigend gelaat, door fchreeuwen, een woedende trachting tot byten, de aanwezende bang maken, de meefte nochtans tot de dood toe by hunne zinnen blyven. Valmafius (f) heeft wel gewild , dat de waterfchrikkige van hun verftand beroofd zyn, en hun zelve nochte de hunne kennen: nochtans bekend hy , dat veele m de vermindering der kwaal hunne ellende kennen en beweenen, want de befchryvingen deezer ziekte leeren, dat deeze ziekte niet altyd met een gedurige ftap voortloopt , maar dat zich dikwils alles fchielyk verheft, en daar naar wederom een wemig verzagt word 00 s maar tevens blykt het, dat verfcheide waterfchrikkige, de aanwezende gewaarfchouwd hebben , wanneer zy gewaar wierden, dat zy als een nieuwe aanval van woede (r) Philofoph. Tranfacl. Abridg. Tom. V. pag. 367. 3^9- Bac' cius de venenispag. 70. Medical Effays Tom.V. Part. a. p.59oO) Philofoph. Tranfaét. Abridg. Tom. III. pag. 281. CO De morbis contagiofis pag. 269. 00 Philofoph. Tranfaft. Abridg. Tom. V. pag. 36> J  $. t 13§• 1139- BE HONDS-DOLLIGHEID. • jk 03 te wagten hadden, dat zy zich zouden wagten : roodheid van 't aangezigt, onbeweeglykheid der oogen , verdraaijingen van de fpieren van 't aangezigt, gaan meestal onmiddelyk zodanige verheffing voor uit. Die allerellendigfte ftaat van de zieken duurt niet lang ; als dan begint de pols te waggelen, ja te ontbreken, da ademhaling word allermoeilykst, 'er komt een koud lymachtig zweet over 't geheele lichaam voort, en meestal fterven zy aan de ftuipen. men heeft nochtans (tv) een waarneming van een waterfchrikkige, die zonder eenige ftuiptrekking, ja zelfs zonder benaauwdheid , ftierf, even eens als of een algemeene lammigheid de dood veroorzaakt had : maar in deeze ziekte had de beginnende ziekte naar lastige pynen, een waare verlamming in de gebete arm veroorzaakt, deeze ziekte duurt zelden of ooit langer als vier dagen , voornamentlyk van het einde der eerfte trap af tellende ; om dat, gelyk by dit zelfde Hoofddeel vermaand is geweest die eerfte toevallen , welke leeren dat het verhole vergif noch werkzaam word, fomtyds gedurende verfcheide dagen duuren eer dat de vrees voor 't water volgd. v- "39- T T& dit geheele verhaal (1129. tot blykt de kennis van dit kwaad : maar de voorkennis word gehaald uit de overweging (uit.. 1137- H38-)> en te ge]yk met te denken de overal allerdroevigfte uitkomften, aangezien van de opkomst der geneeskunde tot nu toe, byna alle de voornaamfte Geneesheeren beklagen , dat Vr naauivlyks eenige zekere voorbeboeding voor de gebetene is , en dat tot noch toe geen 00 Ibid. Tom. III. pag. 28r. 1 Derde Deel. Aaaaaaa  , DE HONDS-DOLLIGHEID. §m$9$ m zeker voorbeeld is van waterfchrikkige diegenezen S maar 't meest is te beklagen, dat naar geheele eeuwen befchreijende het vruchteloos gevolg der in t werfo iefteide geneesmiddelen, men geene onderfcheide wyzen. van de eerfte beproeft heeft De kennis van deeze ziekte word klaar genoeg gehaald uit het 0- eene tot nu toe gezegd is : want de tekenen zyn opgenoemd feweest welke aantoonen , dat een hond ot ander dier dolis:. 1- al naar zyn de toevallen befchreven, door welke deeze ziek?e ziel acServolgens in den mensch openbaard. NardeW l ennis word van gelyken uit het te voren gezegde gehaald )Zt \ Sworden die dingen gevonden, welke achtervolms in doUe honden voorkoming en als toen is gewaarfchouwd fewee t, dat de beet zo veel te gevaarlyker is, hoe langer fe dier deeze ziekte heeft gehad, en dichter by zyn dood is daar S boven heeft het §. 1137; gebleken, dat een heet lucht belezenheid geeft om deeze ziekte op te wékken en dat dit Ifrodf fch elyker werkzaam word in heete en galachtige -toèA* S en als in koude en flymzuchtige; en dus moet men m de vSeniis de onderfcheide levenswyze en de onderfcheide geneesmiddeien, welke gebruikt zyn, overwegen maar het ge> ïeete bdoop deT ziekte is in 't vorige Hoofddeel befchreven Ïeweest,en dus is 'er meerder of minder hoop, na mate de toevallen zwaarder of lichter zullen zyn. . ^ Maar dit is ook moeilyk en tevens allerdroevigst m de voorkennis dat men geen zekere tekenen heeft, welke leeren, dat d t vergif door een mensch ontfangen, uit het lichaam gejaagd fs tf fodanig getemt, dat het naderhand geen nadeel kan doen want uit het g&eeneS. zogezegd is geweest, blykt , dat dit vergif zich langen tyd in 't lichaam kan verfchuilen , en zich  §.ii39.' DE HONDS-DOLLIGHEID, 005 door p-eene tekenen te kennen geeft; en nochtans naderhand fchielyk werkzaam word, en deeze jammeriyke ziekre voortbrengt, waarom offchoon de Geneesheer de krachtdadigfte geneesmiddelen te werk gefteld heeft, om de allerergfte kwalen af te weeren, welke de beet van een dol dier gewoonlyk volgen , is hy nochtans noch niet van alle vrees bevryd , dat deeze ziekte niet volgen zal. een voorzichtig Geneesheer openbaard dit nimmer aan de zieke, maar geeft hun moed door zekere hoop ; aangezien het door de waarnemingen blykt, dat de vrees voor 't aanftaande kwaad nadeel doet : intusfehen nochtans is de Geneesheer in benaauwdheid om de onzekere voorkennis , wanneer hy zyne zieken met een groot vertrouweu vertroost ; en wel zo veel te meer , om dat alle de Geneesheeren byna gewanhoopt hebben de dolligheid te genezen, wanneer nu de zieken reeds van alle vochten een affchrik beginnen te krygen, en dat toeval gewoonlyk kortelyk volgt , wanneer dit vergif begint werkzaam te worden. Diofcorides Qx) getuigt wel, dat hy 'er verfcheide, die gebeten waren, van de vrees voor 't water bevryd heeft, en ook weet dat 'er door andere Geneesheeren zyn bevryd geweest; maar hy weet niet dat een eenige bewaard is geweest , die reeds waterfchrikkig was. hy had wel uit de befchryvingen geleerd, dat de •een of ander van deeze ziekte is genezen geweest, maar hy heeft zelfs nimmer zodanig geval gezien. Aegineta (y) getuigt diergelyk: en hy voegd 'er by, dat de geene, die hy geleerd had uit de befchryving, dat bewaard waren geweest , door geen dolle hond waren gebeten geweest, maar deeze ziekte van een mensch die eerst gebeten was geweest, hadden gekregen, maar dc zeer beroemde Sauvages (s) heeft aangetekend, dat het vergif der dolligheid door een mensch, aan een ander mensch medegedeeld, min- 00 In Theriac. Cap. II. pag. 423. O) Lib. V. Cap. III. pag. 74. verfa. 00 Differtat. far la Rage pag. 7. .& 34. Aaaaaaa 2  ÏXo6. DE HONDS-DOLLIGHEID. $.ii3gu minder vergiftig is, dan het geene door de beet van een hond of wolf word medegedeeld. Aëtius verhaald van een Wysgeer(öO, die door een onoverwinnelyke fterk te van geest, de vrees voor '/water is te boven gekomen ; maar dit verhaal fchynt eenigzints achterdenken te geven, om dat gezegd word dat die Wysgeer in het bad zullende'" gaan , in het water de beeltenis van een hond heeft gezien, en als dan zyne reede gebruikende, gezegd heeft: wat heeft een hond gemeen met het bad? en dus is hy de ziekte te boven gekomen, maar alhoewel de overige toevallen, de waterfchrik verzeilende, door de ouden befchreven, noch hedendaags van de Geneesheeren worden gevonden, nochtans bevestigen de waarnemingen der nieuwere Schryvers niet, die beeltenis van een hond , in het toegediende vocht, oorzaak, gelyk gezegd word, dat de zieken een affchrik van het water hebben : waarom ook Salius Diverfus(b) de geloofwaardigheid van dit verhaal in twyffel trekt, zeggende: maar aangezien wy van dien tyd af tot zo veele eeuwen herwaards, geene getuigende befchryving hebben, dat de bevestigde dolligheid is genezen geweest, trek ik de geloofwaardigheid van die Schryvers in twyffel: maar indien deeze van die ziekte genezen zyn, ga ik tot dat gevoelen over, dat men de ziekte in den beginne, niet in deszelfs voortgang, heeft tegen- intusfehen nochtans fchynt men niet te kunnen ontkennen, dat eenige waterfchrikkige genezen zyn : want vry naauwkeurige waarnemingen, naar de tyd van Salius Diverfus aangetekent, fchynen dit te leeren. van Helmont (c) getuigt dat hy ooggetuigen is geweest, want hy heeft een fchip voorby zien gaan, en iiï zelve een naakt oud man, met touwen gebonden, hebbende ^en gewicht aan de voeten: een riem onder de oxelen doorgaande was aan de fpriet vastgebonden: edoch die oude man door een dolle hond gebeten, was reeds waterfchrikkig. van Helmont ge. Cd) Lib. VI. Cap. XXIV. pag. 107. (b) De Febre Peftilent. &c. pag. 366. (/) In Capitulo; Dement Idea, §. 47. pag-sa^-.  S 1139- DE HONDS-DOLLIGHEID. ii 07 geloofde dat zy van zins waren die ellendige in 't water te verfmoorcn, op dat de befmetting niet voortgezet zoude worden : maar de fchipper beloofde ftoutmoediglyk , dat de oude man gezond zoude wederkeeren. van Helmont heeft voor geld, de vry hei d bekomen , om metgezel en ooggetuigen te zyn , van deeze genezing; en hy heeft gezien, dat de oude man, eerst om hoog geheven, in de zee nederwaarts wierd geworpen, en zo veel tyd onder 't water wierd gehouden, dat men de Halm Ontfermt u mynder, zoude kunnen opzeggen: naderhand hebben zy hem noch tweemaal, maar zo lang niet, onder 't water gedompelt. en wanneer van Helmont van gedachten was, dat de oude man dood was, heeft hy, de banden los gemaakt zynde, het zeewater dat hy ingedronken had, beginnen uitte braken, en hy heeft herleeft, naderhand van de dolligheid bevryd. maar de fchipper getuigde , dat alle de waterfchrikkige aldus kunnen genezen worden, een ander voorbeeld van geneze waterfchrik, leest men (d). daarenboven is §. rïjcr. een geval van een geneze waterfchrik,. verhaald geweest; maar die ziekte was niet door de beet van een dol dier ontftaan-, maar de watervrees volgde van zelfs, in een fcherpe ziekte. Mooglyk heeft dit vergif fomtyds minder uitwerking, en alsdan brengt het wel eenige vrees- voor 't water voort, maar niet geheel ongeneeslyk. het volgende geval GO fchynt dit te keren, twee kinderen, de eene van tien, de ander van negen jaaren , hadden het hoofd van een hond gewastenen , en veel behandeld , die van een andere dolle hond was gebeten geweest , met die uitwerking> dat' de wonden genezen zynde , die- 00 Acad. des Sciences 1'an 1699. Hift- Pa£« CO Philof. Tranfaft. Abridg. Tom. III. pag. 28a. Aaaaaaa 3 i  aioS DE HONDS-DOLLIGHEID. $. 1139.. die hond van de dolligheid bevryd is gebleven, maar naar zes maanden omtrent , hebben beide dc kinderen begonnen zich kwatyk te bevinden, in de onderbuik pyn te gevoelen, die allengskens tot den navel opklom: naar twee maanden, kwam by deeze pynen een zagte afgang, en fomtyds flaauwtens: naar eenigen tyd klommen de pynen, van de buik tot in de maagh, ja zelfs noch hoger; en alsdan volgden 'er ftuiptrekkende bewegingen omtrent de maagh en de buik: omtrent de negende maand hebben zy begonnen een affchrik van het water te krygen, nochte zy konden eenig vocht aanzien , of zy vielen terftond in flaauwte , volgende daar op ftuiptrekkende bewegingen van het lichaam; ja zy bootften het blaffen der honden na, en beeten, voornamentlyk de oudfte. die aanvallen duurden een uur lang, fomtyds minder, en omtrent het einde der aanval, vielen zy in flaauwte : naderhand wanneer zy wederom by zich zelve kwamen, vluchteden zy vreesachtig voorde omftanders, en zy war ren in de tyd omtrent van een uur, van alle deeze toevallen bevryd. het is aanmerkenswaardig , dat beide de kinderen op een en de zelfde tyd door deeze aanval aangetast, en daar van bevryd wierden: maar in beide wierd de kwaal daaglyks erger, in de elfde maand was alles erger; zo dat zy ook buiten de aanval, voor de menfchen de vlucht namen , nochte by elkander wilden komen : naar een week is de oudfte by zyn vader gekomen, en heeft met verwondering gezegd , dat hy zich wel bevond, en het water zonder eenige vrees konde aanfchouwen; het zelfde is aan de jongfte gebeurt: naar drie of vier dagen kregen zy de aanval wederom , en naar een week wierden zy op nieuw fchielyk verlost ; en hebben zich naderhand wel bevonden, ten zy de oudfte de vyftiende maand noch eenige aanvallen heeft geleden. Hier uit blykt 5 dat men niet voiftrekt kan_zeggen, dat'er nimmer iemand , die waterfchrikkig was, genezen is geweest; maar  $s*J®fcïi&' DE HONDS-DOLLIGHEID. 1109, maar ook tevens is het zeker, dat dit geluk zeer zelden gebeurt is. om deeze oorzaak fchynen de Geneesheeren byna gewanhoopt te hebben, van deeze ziekte te genezen: zy nebben alleenlyk zodanige geneesmiddelen toegediend , welke de ondervindingen van zo veele Eeuwen getoond hadden, onbekwaam te zyn, om deeze ziekte te verjagen; nochte zy fchynen veel moeite gedaan te hebben, om nieuwe geneeswyzen te beproeven, in deeze laatlte tyden nochtans , hebben verflandige mannen van de gemeene weg durven afwyken, en beproeven, wat andere geneesmiddelen zouden kunnen uitwerken , met een pryswaardige handelwyze zekerlyk, en niet zonder gevolg; gelyk wy naderhand in de genezing zullen zien. §. 114.0.- IP^e ontleding der lyken heeft geleerd, dat jLïF de werktuigen der doorzwelging, meestentyds min of meer zyn ontftoken;. 'er een galachtige onderfcheide lym in de maagh is ; de galblaas vol met zwarte gal, het hartvlies droog; de longen door byna al het bloed by een gehoopt ongelooflyk vervult; het hart dikwils vol met een byna gedroogt bloed; de fiagaders vol ; de aders ledig; het bloed zeer dun, en naauwlyks in de lucht te famen groeiende, daar het voor drie dagen uit de ader getapt, geronnen was; alle de fpieren, de ingewanden, de hersfenen, de kleine hersfenen, het rughmerg, drooger dan na gewoonte. Te voren §. 1136'. is vermaant geweest, dat het dolle vergif door veelvuldige befmetting kan medegedeeld worden; ja dat ook de veelvuldige behandeling van befmette dingen, niet zonder gevaar is: hierom zoude het veele een onvoorzichtig fiuk fchynen, de lyken der aan de waterfchrik geftorvene, te ontleden; vooral daar  rn o DE HONDS-DOLLIGHEID. S-"4o: daar fommige waarnemingen fchynen te leeren, dat'enetskwaadaardss in zodanige lyken is. want een Heelmeefter, wanneer hy het lyk van een waterfchrikkige ontleedde, bracht met het penmes een ligte kwetfuur aan zyn voorfte vinger toe, en verwonderde zich, dat hy vry heviger pyn gevoelde, als hy doorzodari(re wond had kunnen verwachten, een ander Heelmeefter, die twee dagen te voren zyn vinger gekwetst had, verloor de plyfter welke de wond bedekte, terwyl hy bezig was, met de handen de in gewande -van een diergelyk dood lichaam te behandelen, welke daar door met het bloederig water van het doode lichaam, befuoeld wierd, maar een weinig daar naar wierd de hand van de roos aangetast, met een zwaare fpanning en pyn (f). intusfehen is mv niet bekend , dat in de Geneeskundige befchryving een voorbeeld aangehaald word , dat de dolligheid, door de ontleding van een dood lichaam, aan deeze ziekte geftorven, medegedeeld is geweest, maar diergelyke kwalen, als die Heelmeefters geleden hebben , zyn fomtyds aan zorgvuldige ontleedkundige óverkomen, wanneer zy de verrotte deelen van een lyk ontleedden edoch de waarnemingen hebben geleerd, dat de-lyken der waterfchrikkige midden in de winter, in vyftien uuren tyds, allerleelykst verrot zyn (g) ; en dus fchynt dit aan de fchielyke verrotting te kunnen toegefchreven worden. Nu moeten wy zien wat in de lyken, der aan deeze ziekte geftorvene , waargenomen is geweest. . De werktuigen der doorzwelging min of meer ontltoken. Uit de befchryving der ziekte, en van de toevallen te voren opgenoemd , heeft gebleken , dat de vochten of geheel niet, of ten minfte zeer moeilyk van hun worden doorgeflokt: maar het fchvnt twyffelacbtig, of die belette doorzwelging aan de ontfteking van de werktuigen der doorzwelging moet toegefchreven ë wor- 00 Ibid. Tom. V. pag. 3Ó9. Cg) Sauvages Differt. fur la Rage pag. 41.  S.ï MO¬ DE HONDS-DOLLIGHEID. au worden , of wel aan die onoverkcmelyke affehrik van alle vochten , welke in deeze ziekte word waargenomen, de befchryving der ziekte leerd, dat de zieken, wanneer zy beginnen het water en alle de vochten te vreezen , over geen de minde pyn in de keel Wagen ; ja dat zy dreoge fpyzen zonder beletfel doorllokken, dikwils met meer gretigheid, dan zy in de gezondheid gewoon waren, een jongeling van veertien jaaren (//) die door deeze ziekte is overleden, at zeer wel, oflchoon by geen de minfte drank konde doorzwelgen, maar in de ontfteking der keel, gelyk bekend is, is ook pyn aanwezende, en een onmooglyke doorïlokkina; van de fpyzen , alhoewel het vocht noch doorgaan kan. waarom dat die ontfteking, eerder een uitwerking van de reeds ontftane ziekte, niet de oorzaak fchynt: want het is geen wonder, dat deeze deelen ontftoken worden, wanneer zy doorftuiptrekkiugen aangedaan worden , op de minfte poging om vocht door te-dokken, door geen nat bevochtigd worden, 'er een grote hoeveelheid fpogs word-uitgeworpen; daar door verdragen zy ten eenemaal. in het lyk van een jongeling, aan de waterfchrik geftorven , maar terftond ontleed , is de binnenfte oppervlakte van de flokdarm ontftoken gevonden; de Iongpyp fcheen ook een weinig ontftoken te zyn (/). in een ander lyk, was nietalleen de flokdarm, maar ook de maagh en de ontftokene ingewanden, rood (k). de maagh en de darmen , met roode plekken overfpreid , en in een ander gevahis een allerhcogfte roodheid in de vliezige tusfchenwydtens , van de kraakbeenige cirkels van de Iongpyp, gevonden 00- maar men leest °°k dat de geopende lyken van waterfchrikkige , fomtyds geen de minfte tekenen van ont- C/O Philofoph. Tranfeft. Abridg. Tom. V. pag. 366. 368. 0') Academ. des Sciences 1699. Hift. pag 55. 00 Hernandes rerum Mexican." medic. Thefaur. pag. 494. CO Bonet. Sepulcret. Anatom. Lib. I. Sect. 13. Tom. I.pag. 342. Derde Deel. Bbbbbbb  ui2 DE HONDS-DOLLIGHEJD." £1140.: ontfteking hebben gegeven (ni). de zeer vermaarde Me ad bekend i j„+ Vitt in ^niiüniir IwL' nipf« hnirencrewoons in bet van geiden ual «.fcW-«,U8 j», —*—f—-----o- --- hoofd, de keel, de borst en de maagh heeft gevonden/»; : maar men moet aanmerken , dat het een kind van negen jaaren was , dat de tweede dag,der ziekte was geftorven; .maar een zwakke pols, nu radder, .dan wederom langzamer, had gehad, wanneer de ziekte begon : maar in een jongeling van achtien jaaren , die drie dagen voor.de dood,., de koortshad gekregen, wierd de keel naar de dood zeer ontftoken gevonden (0). waar uit het zeer waarfchynlyk is, dat in die, by welke de ziekte verfcheide dagen duurt, en een hevige koorts hebben, een ontfteking word waargenomen, omtrent de werktuigen der doorzwelging, maar in de overige niet zo zeer. Galachtige lym enz, De befchryving der ziekte heeft geleerd, dat de zieken dikwerf zodanige ftof uitgeworpen hebben , en gelyk naderhand in de genezing zal gezegd worden, fomtyds met eenige verlichting, in dat lyk fj» » alwaar alles na gewoonte in de ingewanden wierd gevonden, is een groote hoeveelheid lymachtige groene gal gevonden, de waarnemers, die het geene m de lyken van waterfchrikkige waargenomen is geweest, befchreven hebben, getuigen byna alle, dat de galachtige ftof in de maagh gedreven heeft; of dat de galblaas door een kleverige, en fomtyds zwarte gal uitgezet is geweest; gelyk men zien kan m de reeds aangehaalde plaatfen der Schryvers. Het hartvlies droog. Het is uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam bekend, dat de inwendige oppervlakte van het hartvlies, en de geheele opper0 vlak O) Ibidem Seft, VIII. pag. 211. 00 Philof. Tranfaét. Abridgem. Tom» V. pag. 308» CO Ibid- Pa§* 369» > -00 Ibid. pag. 3<38».;.  §.IT4ö. DE HONDS-DOLLIGHEID. urg vlakte van het hart, van de ooren, en de grootfte aderlyke en flagaderlyke vaten, omtrent het hart, welke alle in de holligheid van het hartvlies begrepen zyn, altyd bevochtigd worden met een allerdunfte uitwaasfeming , welke uit de uitwaasfemende vaten, van deeze deelen uitgaat; en dus belet word, dat het hart met het hartvlies niet te famen groeie, en tevens de behoorlykebuigzaamheid in alle deeze deelen bewaard worde, maar dat uitwaasfemende , het dunfte en vloeibaarfte gedeelte van het bloed zynde , moet aldus verminderen, ja en eindelyk geheel ontbreken, de wel door 't gebrek aan drank, gedurige woelingen, het gedurig zweeten, het dunfte gedeelte der fappen verloren gaar, en niet herfteld word. om deeze reede is het hartvlies, dat naar de dood gewoonlyk eenig byeen vergadert vocht bevat, droog in de lyken der waterfchrikkige gevonden geweest, gelyk de waarnemingen getuigen 0?> De longen door byeengehoopt enz. Al het aderlyk bloed van het geheele lichaam wedergekeerd, moet eerst door de longen doorgaan, eer het wederom op nieuw met behulp van de grote hart-flagader, door 't geheele lichaam verdeeld word. edoch door de verfcheide afzonderingen gefchied , terwyl het bloed door de fiagaders vloeit, gaat 'er zeer veel van het vloeibaarfte gedeelte van het bloed weg, en dus word het aderlyk bloed dikker en min doorganklyk. maar in gezonde menfchen word al het geene dat door de opzuigende aders van de maagh , van de darmen, en van de geheele oppervlakte, zo inwendig als uitwendig, van het lichaam, ingaat, mét het aderlyk bloed vermengt, eer het door de longen word gejaagd, en dus word het aderlyk bloed genoeg vloeibaar, en doorgankelykbewaard, om door de uiterfte naauwigheden der long flagader te kunnen gaan. maar in deeze ziekte ontbreekt de herftelling van het ver- CO Bonet, Sepulcret. Anatom. Cap. i. Secl. VIII. Tom. I. pag. 212» Bbbbbbb 2  III4 DE HONDS-DOLLIGHEID: verlorene vocht; hier door begint het bloed in de fong-ftaga* ders vast te zitten, of-ten minfte moeilyk,door te gaan: .waar door, gelyk te voren is vermaand geweest, een hygende ademhaling in de dolle dieren waargenomen word , en de waterfehrikkige een- onverdraaglyke benaauwtheid en moeilyke ademhaling lyden. hier over kan men ook nazien het geene.§. 848., alwaar over de dodelyke longontfteking gehandeld wierd, gevonden word. het dikke bloed word dierhalve meer en meer opgehoopt in de long,, tot dat eindelyk de fkgaderlyke vaten van de long, opgepropt zyn, en niets meer in het linker hart kan komen, dus heeft Joh. Fahm Lynceus gezien GO dat in het lyk van een waterfchrikkige, het bloed in de rechter holligheid van het hart zeer zwart was, waar van de linker ten eenemaal beroofd was., edoch het was door de longen, wonderlyk ontftoken en gezwollen , zeer veel verfpreid. en by Bonetus CO leest men van gelyken, .dat in een lyk van iemand, aan deeze ziekte geftorven , de long, overal rondom aan het ribbevlies vasthoudende, een klomp aaneengegroeit bloed vertoond heeft, zodanig was zy opgepropt met onde.organklyk bloed : maar of de holligheden van het hart, ofwel de grote vaten omtrent het hart /geopend wierden , of ook dat de longen op duizend plaatfen doorfneden wierden, men vond nergens iets als geronne bloed, van alle vloeibaare wey byna berooft, in een ander lyk heeft men gevonden , dat het rechter oor van het hart zeer gezwollen was,, de rechter holligheid was vol met brokkig bloed ; maar in de linker holligheid van het hart, was het bloed geheel vloeibaar O), dewy1 door de opgepropte longen te:westen alleenlyk (7) Hernandes rerum -Mexican, medic. Thefaur. pag. 494» O) Sepulcret. Anatoni. Lib. I. Sec*. XIII. Tom. I. pag. 342*.,. (O Ibid. Secl:. VIII. pag. 212..  $■114®- DE; HONDS-DOLLIGHEID. lyk maar het allerdunfte gedeelte van het bloed had kunnen ' doorgaan. De fiagaders vol-, de aders ledig, liet bloed enz. Ditheeft men ook waargenomen in een lyk , alwaar op geen plaats zich het bloed geronnen vertoonde ; ja zelfs het bloed naar de dood gevonden, wierd door de koude van de lugt niet gellok, daar het nochtans eenige dagen te voren door aderlating afgetapt van zelfs ftolde (V). maar men moet aanmerken, dat een weinig te voren ook vermaand is geweest, dat in alle de waterfchrikkige geene tekenen van ontfteking voorgekomen zyn : want in lommige fchynt alles door een verrotte ontbinding te worden bedorven , en de fappen ontbonden te worden, maar'geene gefteldheid tot de ontftokene dikte te bekomen, het kan wel wonderlyk fchynen, dat door hetzelfde vergif tegenftrydige uitwerkingen voortgebragt worden, de verdikking van het bloed te weeten , en deszelfs ontbinding, maar indien men acht geeft op het geene §. 738. van de gedurige rotkoorts -is gezegd geweest, zal het blyken , dat die ziekelyke befmettingen, fomtyds de omlopende beweging vermeerderd zynde, de zogenoemde ontftokene dikte in het bloed te weeg brengen, ook fomtyds een andere ontaarting van het bloed en van de fappen veroorzaken, geheel aan de eerfte tegen over gefteld; namentlyk eene al te grote verdunning tot de verrotting overhellende, wy hebben een duidelyk voorbeeld hier van in de befmetting van de kinderziekte, welke in de afzonderlyke pokken de ontfteking en de ettering voortbrengt 5 maar in de allerkwaadfte zamenvloeiende, door dezelfde befmetting ontftaan , volgt fchielyk een allerverrotfte ontbinding der fappen, welke dikwils fchielyk dodelyk is. maar aangezien §«1135. aangetekend is geweest, dat de beet van een dol dier, in* * dien het zelve zeer hevig woed, de ziekte lang gehad heeft, en? rui t 00 Academ. des Scienc. 1699. Hift. pag. $$, 56. . Bbbbbbb 3^  n!Ö DE HONDS-DOLLIGHEID. §. 1140. nu digt by dë dood is, zeer fchielyk allerhevigfte toevallen veroorzaakt; en dat integendeel alles zachter is, indien in de eerfte trap der beginnende ziekte, den mensch door een beet gewond is, zal de reede blyken , waarom in de fappen onderfcheide uitwerkingen zyn waargenomen van het dolle vergif, dus is een vrouw in twee dagen geftorven door deeze ziekte , en deszelfs dood lichaam is geheel verrot, midden in de winter, in te tyd, van vyftien uuren (tu). waar uit men fchynt te mogen befluiten, dat de verrotte ontbinding der fappen , gevaarlyk er en fchielyker dodelyk is, als de ontftokene verdikking; het geene ook de waarneming in andere ziektens bevestigd. Maar wanneer zodanige ontbinding.der fappen aanwezende is , zal het bloed niet byeen gehoopt worden in de longen, maar zal o-emakkelyk na het linker hart doorgaan : hier door zullen de aders van het lichaam redelykvry ontlast worden, maar aangezien het bloed, alhoewel het meerder ontbonden is, door de naauwigheden der fiagaders niet kan doorgaan, ten zy de krachten van het hart en de fiagaders fterk werken; daar door begint het in de. fiagaders opgehoopt te worden, om dat alle de Geneesheeren in die allerkwaadfte ziektens, alwaar zodanige ontaarting der fappen aanwezende is, - een dikwervige , zwakke , ongelyke tusfchenpozende pols, waarnemen, welke de flippen door de vaten bewesen, onderdrukt worden, maar in de takken van de longflasader zal het bloed minder vast blyven zitten, om dat de volle kracht van het rechter hart, het ontbonde bloed in de longflagader dringt; en offchoon deeze kracht ook zwak is , bereid de dikwervige en hygende ademhaling in dezelfde ziektens altyd de weg, welke veel korter is, dan wel als wanneer het bloed door de kracht van het hart en van de grote hart-flagader, tot de uiterftens van het lichaam moet gejaagd worden : waarom ook in zodanige ziektens de uiterftens van het lichaam gewoonlyk koud O) Sauvages piftertat. fur la Rage pag. 48  §. 1140.1141. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1117 koud zyn, terwyl 'er een zware hitte omtrent de borst-ingewanden word waargenomen. Alle de fpieren, de ingewanden enz. droger dan na gewoonte. Ook heeft de waarneming dit geleerd , en wel in 'dat lyk, in het welke het bloed meer ontbonden is gevonden geweest (x) : want alhoewel de begonne verrotting het dikkere gedeelte van het bloed aldus ontbind, en niet wederom te zamen groeid; nochtans ontbreekt in dit'bloed even eens het vlugfte waterachtige gedeelte, welke gedurig uitwaasfemende , het binnenfte van het lichaam bevochtigd, gelyk een weinig te voren is bewezen geweest, daar en boven kwynen alle de afzonderingen door de verftoorde en zwakke levenskrachten , en worden bedorven, en om de-vrees voor 't water, word in de fappen ; het oeene in 't leven gedurig uit het lichaam word verblazen, niet herfteld. Bonetus (_y; heeft van gelyken een allergrootfte droogte in de natuurlyke en levens-ingewanden in het lyk van een waterfchrikkige waargenomen. <). 114.1". \ 11e genezing tot noch toe, indien'er wei» 11. nige uitgezonderd worden, zo wel de voorbehoedende als genezende, is onzeker; waar van de eerfte oorzaak is de ydele pogching van veele eigene geneesmiddelen tot deeze ziekte, en het verzuim van de uitgedachte wyze uit de befchryving der kwaak Alle goede Geneesheeren hebben zich bedroeft in deeze lely* ke ziekte, dat 'er zeer weinig zyn genezen geweest , wanneer de watervrees reeds aanwezende is; gelyk blykt uit het geene, dat §. 1130. gezegd is geweest, maar ook die geneêswyze, welke 00 Acadein. des Sciences i<5qq. Hift. pag. 56. O) Sepulcreu Anatom. Tom» I. Lib. L Se£» 8» pag. aio. 213.  in-g DE HOrfoS DOLLIGHEID. ke in de geene die gebeten zyn , de watervrees voorkomt , rs noch tot die zekerheid niet gebragt, dat wy zonder eenige vrees op dezelve kunnen vertrouwen, ja, de menfchen, van een dol dier gebeten , hebben maanden, ja zelfs jaaren, gelyk. §. 1137. is gezegd geweest, gezond geleeft, en nochtans heeft hun naderhand0, op niets minder denkende, de grouwzame ziekte aangetast : en in tegendeel zyn fommige bevryd gebleven, offchoon .zy door 't zelfde dier gebeten waren geweest, door welkers beet verfcheide andere waterfchrikkig geworden waren, hierom offchoon fommige .eenige middelen tot voorbthoeding zyn toegediend, wvlke fcheenen.voordeel gedaan.te hebben, nochtanszyn wy noch-niet geheel zeker, om dat zy mooglyk .zonder deeze hulpmiddelen zouden bevryd gebleven zyn. hier by komt, dat het dikwils-moeilyk is, zeker te.zyn,, of het dier, dat gebeten heeft, dol is geweest; indien het, of weggevloden is , of terftond, gelyk gewoonlyk gefchied, dood-is gefiagen. fomtyds ook fterven de geene die gebeten zyn door een andere ziekte , eer dat zich de waterfchrik openbaart; als dan zyn wy van gelyken onzeker van de krachtdadigheid der middelen, welke te werk gefteld zyn geweest, voorlede jaar heb ik twee kinderen onder handen gehad, van een hond inde hand gebeten, welke door alle, in 't zelfde dorp wonende, gelooft wierd dol te zyn; daar door terftond dood geflagefr. de ellendige hadden een gezwolle , en door zeer lnvaad voedzel, door de-armoede , opgepropte buik, en naar vyf maanden zyn zy door een langzame uittermgh geftorven , zonder eenige tekenen nochtans van de waterfchrik : intusfehen ben ik nochtans niet geheel zeker , dat zy volftrekt zyn o-enezen geweest, aangezien dat vergif veel langer in 't lichaam kan verholen blyven, gelyk te voren bewezen is geweest, dit fchynt de reede te .zyn, waarom'er zo veele middelen, als eioene geneesmiddelen tegen dit vergif zyn aanbevolen geweest, om dat zy in zodanige gevallen fcheenen voordelig te zyn geweest ; daar zy intusfehen zonder eenig voordeel aan andere naderhanden toegediend geweest, in welkers lichamen.dat ver-^ iS1*  5.ii4i. DE HONDS-DOLLIGHEID. • nrp gif verholen was : over zodanige eigene geroemde geneesmiddelen, zal noch breder naderhand §. 1147. gefproken worden, het is wel waar, dat veele van deeze geroemde eigene geneesmiddelen vry onnadelig zyn ; niet te min zyn zy in de weg , wanneer de zieken op dezelve betrouwende, andere krachtdadige geneesmiddelen verzuimen , welke niet door een eigenaartige kracht werken , maar zy worden aangewezen door de toevallen in het beloop der ziekte waargenomen. Te voren §. 9. is gezegd geweest, dat de ziektens op tweederlei wyzen genezen worden : want of wy werken op de oorzaak der ziekte, zonder dat het overige van het lichaam veranderd Is; gelyk wanneer wy b: v: door de koortsbast de tusfchenpozende koorts genezen ; en deeze genezing word eigenaartig genoemd : of door de uitwerkingen op te merken, welke de ziekelyke oorzaak in het lichaam voortbrengt , trachten wy door bekwame middelen deeze uitwerkingen weg te nemen of voor te komen, indien ik door een eigenaartig middel het vergif der kinderziekte konde ontzenuwen, op dat het lichaam daar door niet ontrust zoude worden, zoude de genezing eigenaartig en allerfchoonst zyn : maar dewyl zodanig geneesmiddel tot noch toe niet bekendis, tracht ik de koorts door de befmetting der kin-, derziekte, in een gepaste gematigdheid te bewaren , op dat zy nochte door een woedend aanvallen , het lichaam vernietige; nochte zo krachteloos zy, dat zy niet fterk genoeg is om de ziekteftof ten onder te brengen, en na de omloop van het lichaam te jaagen : door baden maak ik voor eerst het vel dat der onderfte deelen zo zagt, clat een groter hoeveelheid der ziekteftof hier na toe trekke en nedergezet worde; en dus het hoofd en het inwendige van het lichaam door deeze verplaatzing verlost worde, ik tragt door bekwame geneesmiddelen de verrotte ontbinding der fappen in een kwaad zoort van pokken voor te komen, of de nu reeds ontftaan zynde te verbeteren; en aldus ben ik zeker, dat ik aan de zieken voordeel toebreng, offchoon ik de ziekte in haare eerfte opkomst niet heb kunnen ten onder brengen, het zelfde nu is waar in de honds dolligheid: indien door een eigen- Derde Deel. Ccccccc aar-  nao DE HONDS-DOLLIGHEID. - §.1141^11420 aartig geneesmiddel, door veele en vaste waarnemingen bekend , ik het ontfange vergif ten eenemaal krachteloos konde maken, zoude dit alleen genoeg zyn: maar aangezien zodanig middel, waar op men vast kan betrouwen, bekend is , is er niets overig , dan uit de befchryving der ziekte, te haaien, op wat wyze, en met welke toevallen die ziekte haare loop volbrengt; en daar naar uit dezelve wel ove.rwogende zynde, af te leiden , het geene met hoop van een gelukkige uitflag te werk zouden kunnen gefteld worden, maar hier over zal in de volgende Hpofddeelen. gefproken worden. . 6 114,2. TToor zoveel dierhalve uit deeze geheele '7 V befchryving, deszelfs vergelyking met andere ziektens-, en de gelukkige uitkomst van eenige weinige gevallen, mag befloten worden, Ichynt zy voor eerst te beftaan in een aandoening der zenuwen, zeer naby overeen komende' met de ftmptrekkingen , welke de ingewanden en derzelver vaten bezetten : daar naar dat dit gebrek in 't bloed en de fappen word geboren, welk als 't naaste aan een heetvurige ontfteking komt ; maar dat de zitplaats van het kwaad vooral omtrent de maagh, en deszelfs naby gelegene deelen hangt. Uit het geene §.1138;, alwaar alle de toevallen van deeze ziekte zorgvuldiglyk in die agtervolging opgenoemd wierden, gelvk zv gewoon zyn op elkander te volgen , gezegd is geweest , blykt het, dat de eerfte tekenen van de beginnende kwaal, in het zenuwgeftel te voorfchyn komen, zy hebben een verftoorde flaap, worden droevig en vreesachtig : en als dan zyn 'er ook moeilykheden die van zelf ontftaan, gelyk als jichtige pynen in het deel, waar aan de beet is toegebragt geweest, die zich naderhand door de naburiege deelen meer en meer verfpreiden: de kwaal vermeerderd zynde, volgen er  DE HONDS-DOLLIGHEID. 1121 iluiptrekkingen; ja veele, gelyk uit het verhaal van de gevallen te voren gebleken heeft, fterven aan de ftuipen. wanneer nu de watervrees aanwezende is, krygen-zy terftond de ftuipen, indien zymaar alleenlyk met het uiterfte van de lippen vocht jaaken ; ja, en in fommige heeft men waargenomen, dat zy op 't hooren no'emen van vocht, geheel beefden, ja zelfs de ftuipen kregen, de onmooglyke doorzwelging der vochten , fchynt ook aan de ftuiptrekkmg der fpieren, welke tot de doorflokking dienen, toeo-efchreven te moeten worden ; want men neemt waar, dat de fpieren van het aangezicht op een wonderbare wyze getrokken v/orden, wanneer zy beproeven het vocht aan de mond te brengen: want het heeft, uit het geene ff. 1140. gezegd is geweest, gebleken, dat men niet altyd de keel naar de dood ontftoken heeft gevonden; en dat 'er dikwils een volftrekte onmooglykheid aanwezende is, om het vocht door te-Hokken, daar zy in tegendeel vaste fpyzen gemakkelyk na de maagh brengen, want fommige «it de talryke werktuigen tot de doorflikking dienende, fchynen vooral tot de nederjaging der vochten door de flokdarm in de maagh te dienen: waarom,' deeze ftuiptrekkingen krygende , de doorflokking der vochten onmooglyk word. tevoren, alwaar over het ftuiptrekkend keelgezwel, §. 818. gehandeld wierd, heb ik dieroelyk wonderlyk geval verhaald van een vrouw, anderzints zeer gezond , welke de vochten wel door konde dokken , indien zy verfcheide oneen te gelyk-fchielyk en als in een teug dronk; maar een kleine hoeveelheid vochts konde zy op geenerlei wyze doorzwelgen; maar droge fpyzen, vooral grote brokken, vry gemakkelyk , of de flokdarm in de waterfchrik door de ftuiptrekkingen word aangetast , wanneer zy beproeven vocht door te Hokken? dat dezelve zekerlyk doop ftuiptrekkingen kan aangetast worden, leerd de zogenoemde verftikkin,:* der opftyging, wanneer die ellendige, met een onverdraaglyke benaauwdheid een verdikkende bal in de keel gevoelen ; dat de maagh , aan de voortduurjng van welkers bovenfte mond, de flokdarm vast gehegt word , op een wonderiyke wyze opgeblazen is geweest, Ccccccc 2 wan-  1I2z DE HONDS-D O LLIGHEID.'i • £.1142. . wanneer aan een waterfchrikkige water voorgehouden wierd, is te voren 5. n 38. gezegd geweest: ja, zo dra hy maar de lippen open deed, om het bier, door welkers reukhy verlustigd wierd,. te drinken, wierd de plaats omtrent de maagh terftond dik (z). Maar aangezien door de gedurige woeling, het waken, zweeten het vloeibaarfte uit het' lichaam verloren gaat, en 'er geen voc'ht in 't geheel kan in komen , verdroogt het lichaam, de koorts word aangeftoken, de ontfteking word geboren, welke, ofte om de kwaadaartigheid van het ontfange, vergif, ofte om de verrotte fcherpheid , door 't gebrek aan drank ontftaan , fchielyk tot het heet vuur overgaat, welke alles doet verrotten, gelyk uit het voorgaande blykt. Waar uit ook. blykt, dat een tweevoudig doelwit tot de genezing hier uit word afgeleid, want ofte die aandoening van het geheele zenuwgeftel, welke oorzaak is dat de werktuigen der doorflokking , op het enkele gezicht van vochten , door ftuiptrekkingen worden aangedaan, moet weggenomen worden. Cde onderdompeling fchynt tot deeze zaak goed te zyn, waar van terftond zal gefproken worden): ofte de ontfteking welke toekomende gevreest word, moet door een tegenvuurige geneêswyze voorgekomen worden. Maar Jureliams. had reeds, gelyk §. 1130. gezegd is geweeft, vermaand, dat de zitplaats der kwaal in 't eerst omtrent de maagh en deszelfs naby gelegene deelen hangt, dit bevestigen ook de toevallen der ziekte: want 'er is een overgrote benaauwdheid omtrent de borst ingewanden (ziet §. 1138.); op het gezigt van de voorgehoude drank, zwelt de maagh, gelyk gezegd is geweest; zy braken galachtige ftoffen , fomtyds bruin en fterkriekende ; fomtyds hebben zy door een braakmiddel verlichting gehad, gelyk naderhand in degeneezing zal gezegd worden, daar en boven heeft de waarneming (ziet §. 1130. H39.) geleerd, dat de ont- fte- CO. Philofoph. Tranfa&. Abridg. Toju. III. pag. 227.  $ II42-.U43. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1123 fteking der maagh , de waterfchrik veroorzaakt heeft, welkë door een ftoutmoedig herhaalde aderlating genezen is geweest. Nu volgt 'er, dat wy zien, wat zo wel tot de voorbehoedende als genezende geneêswyze, waargenomen is geweest, voordelig geweest te zyn. §. 114.3. TP%e voorbehoedende genezing in een gebeJL^ tene vereischt, dat 1. terftond naar de ontfange befmetting de geheele aangedane plaats, tevens' met de nabygelegene, doorboort word met diepe infnydingen, en veel bloed ftorte, dat 'er grote koppen, fterk trekkende, te werk gefteld worden; of met eengloeijend yzer diep genoeg ingebrand worde; daar naar tot een gedurige ettering gebragt worde s door de oplegging van die dingen, weke door gedurige knaginge doenuitzweeren; intusfehen geduurende die geheele tyd, van'tbegin tot het einde met pekel van zeezout met azyn, geftooft worde zonder tusfehenpozing ; en dit voortduure zelfs tot de zesde-maand. '2. de kleederen, en andere dingen, Welke het vergif heeft kunnen aanraken of bewaesfemen , zorgvuldig weg te werpen, tevermyden. 3. terftond naar de befmetting, met een grote toefteleen vrees aangejaagd, door dkmaals te dreigen, eindelyk die van boven neder te'werpen in de zee of een rivier, eenigen tyd onder water te houden, wederom in te dompelen, dit eenige malen met ten eenemaal de zelfde omltandigheden te herhalen : want dat zy genezen worden door de ontroering van den geest , niet door het zout water, heeft de dodelyke uitgang geleerd, van een man fchipbreuK lydende, naar gebeten te zyn geweest, veele uuren zwemmende, dikwils lang door de golven overdekt, nochtans naderhand waterfchrikkig geworden ; daar naar moet hy door rha- Ccccccc 3 ... bar-  II24 - DE HONDS-DOLLIGHEtD. ■ §. ïï*# barber , lorken-zwamme, fap van de vlier-bast, dikwils en zeer fterk purgeeren, 4. hy zweette alle morgen nuchteren een weinig, door fpeceryaehtige azyn ; zee-zout, warm water te gebruiken.- daaglyks moet hy de voeten cn de handen in een water-bad Hoven,' het' hoofd wasfchen, de mond en de keel-/poelen, hy zwemme dikwils. 6. hy drinke dikwils koud water, en brake hetzelve'dikwils uit , dan ook moet hy zuurachtige dranken gebruiken; de fpys zy vochtig, ligt, ontfpannende, inzogro;e hoeveelheid' dikwerf gebruikt, dat zy weder uitgebraakt word; zich wachtende van te veel fpeceryaehtige dingen, wyn, verwarmende,, als ook van te veel lichaams- of genoedsbeweging. i°. Aangezien'de geheele befchryving der ziekte, tot noch toe /eleerd heeft , hoe grote kwalen te vreezen zyn, van het vergif van een dol dier, en dat hetzelve lang op de gebete plaats kan blyven, eer het werkzaam word; en dat de ziektenaauwlyksooit word genezen, wanneer de vrees voor 't water reeds aanwezende is; niemand twyffelt,. dat hier zo dra mooglyk, de uiterfte geneesmiddelen moeten te werk gefteld .worden, op dat het veroif uit die plaats gelokt worde, waar aan het medegedeeld is geweest ; of dat het vergif te gelyk met dat deel van het lichaam , daar het aan vast zit, vernietigt worde, waarom de zeer beroemde Schryver Ca), niet getwyffelt heeft aan te raden, dat de gebete deelen terftond.van de gezonde deelen afgefneden worden,indien zulks zonder levensgevaar kan gefchieden. deeze raad fchynt Wel wreed.; maar niemand , die de yslyke uitgang van deeze ziekte heeft gezien, zal een oogenblik in beraad ftaan, om door de verminking van het lichaam, zich van een jammerlyke dood vry te kopen, maar wanneer de wond op zodanige plaats is, welke Ca) Sauvages Differt. fur la Rage pag.43. 44.  £4143» DE HONDS-DOLLIGHEID. 112.5 ke niet kan uitgeroeid worden: of dat de zieken i gelyk dikwils gebeurd , deeze wreede geneêswyze niet willen Jyden; als dan moet men op alle wyzen trachten, dat het vergif langs de toegebragte wond uitga, edoch deeze geneêswyze, hebben de oüdeerr jongere Geneesheeren , met eenparige toeftemming aanbevolen, waarom zy diepe infnydingen, en op de aangedane plaats en iri de naburige omtrek zelve aangeprezen hebben; en tévens koppen! öpgele^t, de drukking der dampkring verwydert zynde, hebben! zy veel bloed uitgehaald, op dat aldus het vergif uitgefpoelt zoude worden , dat mooglyk aan de wond en de nabuurige plaatfen vast zat. maar de voornaamfte hoop der voorbehoedende geneêswyze , fielden zy daar in, dat de toegebragte wond lang open zoude blyven; daarom maakten zy dezelve groter, door uitknagende middelen op dezelve te leggen , en beletteden daar door de fchielyke aaneenhechting. by Galenus {b) leest men een fraay voorbeeld van deeze geneêswyze: twee menfchen waarenvaneen dolle hond gebeten, maar de wond was zo klein, dat het vel zelfs byna niet van een gefcheiden was. by den eenen wierd de wond fchielyk gehecht; een. voorzichtig Geneesheer, heeftop de wond van de andere, langen tyd fterke en fcherpe middelen gelegt, en heeft dus de wond veel groter gemaakt; de uitkomst heeft de nuttigheid aangetoond, want de eerfte, geen kwaad vermoedende , heeft onverwagt een vrees voor 't water gekregen , en is aan de ftuipen geftorven ; maar de andere heeft in 't minfte geen kwaad geleden. Diofcorides CO vreesde minder de groote wonden , door dolle honden toegebragt, als de kleine; waarom hy geboden beeft de wonden met het pennemes groter temaken, diergelyk word by Aegimta (dj en by Aëtius (e) gevonden, edoch heeft Diofcorides met recht het krachtdadigfte hulpmiddel van CO De fe&is, ad eos qui introducuntur Cap. VIII. Charter* • Tom. II. pag. 293. Qc Theriac. Cap. II. pag. 424. 00 Lib. V. Cap. III. pag. 74. verfa. CO Libr VI. Cap. XXIV. pag. 107, :  i! 26 de honds-dolligheid. . §. ï r^. van het vtmr verwagt, aangezien het levende vuur alles vernietigt , al het vergif zuivert, en de affcheiding van de gebrande korst een langer tyd vereischt, en dus de fchielyke aaneenhechlm<* der woi:cl belet word: te gelyk vermaand hy, dat de kopt afglfcheiden zynde, de naauwe wond met zoute en fcherpe middelen moet geprikkelt worden , Op dat zy niet te famen ga; eti dat de wond wederom moet vernieuwt worden, het zy door t pennemes , of door een nieuwe branding , indien zy voor de veertigfte dag te famen is gegaan, maar de nieuwere waarnemincen hebben geleerd, dat een ligte en oppervlakkige brandingmet genoegzaam is , maar dat 'er een diepe vereischt word, om zeker te zyn, dat het vergif in de wond zittende, geheel door het vuur vernietigt is geweest : nochtans vereischt tevens de voorzichtigheid , dat , de korst afgevallen zynde, de «tering lang onderhouden worde; op dat, indien 'er mooglyk noch eenig ver>if fchuilt, zulks op deeze wyze uitgejaagt worde. Hildamis(f) heeft waargenomen , dat een meisje van veertien jaaren, welke Van een razende hond vyf wonden in de fcheen gekregen had, naar drie maanden waterfchrikkig is geftorven, offchoon de wonden door een oude proef kundige vrouw met een gloeijend yzer Webahd zyn geweest; maar zonder twyffel niet diep genoeg, om dat zy in de tyd van vyftien dagen de geheele genezing volbragt had, alle de wonden gehecht zynde. maar byHildanusQg) word een gelukkige uitkomst der genezing, naar een diepe inbranding, gelezen, wanneer hy tevens, de korst afgevallen zynde een erwt in de wond gezet had, gelyk in de fontanellen gewoonlyk gefchied; en hy'dus dezelve geduurende drie maanden open had'gehouden, waarom hy de Heelmeesters waarfchouwt, dat, wanneer zy de brandyzers te werk ftellen, op de plaatfen van'een dolle hond gebeten, zy eerder de maat te buiten gaan, dan in gebreken blyven, om dat de uiterfte ziekte, uiterfte geneesmiddelen vereischt. Dekker heeft durven beftaan,- door de kuit, 00 Obfervat. Chirurg. Cent. i. Obferv. S6. pag. 62, Q) Ibidem Obferv. 87. pag. 66.  S.TI43- ' DE HONDS-DOLLIGHEID. 11-7 kuit, van een dolle hond gebeten, het brandyzer zeer gloeijend zynde, tot op het been toe te brengen, en wel met een gelukkige uitflag (h% Maar aangezien die ziekte zo vreeslyk is, is het uit voorzorg best, de wond tot in de zesde maand open te houden; gelyk b. v. door roode prcecipitaat, met ettermakende zalven vermengt, gemakkelyk bewerkt word: ja dat meer is,'een dikwervige oplegging van pekel van zee-zout met azyn, is gewoonlyk fomtyds genoegzaam om dit einde te bereiken, welk tevens aan alle verrotting op 't fterk fte wederftand bied. Nochte men moet het niet betrouwen, al is de wond, dooreen dolle hond toegebragt, wyd, en veel bloed heeft geftort; want wy kunnen niet zeker zyn, dat door zodanige zwaare bloedftorting al het vergif afgefpoeld is. want offchoon een kind van twee jaaren 'een grote wond in 't aangezicht was gemaakt, 'ergoede etter was uitgekomen, en de hechting van de wond in drie wee-; ken tyds gefchiede; nochtans ontftond twee dagen naar de hechting de koorts, welke van ftuipen, de dolligheid en de dood ge-, volgt wierd O)- m tegendeel Salius Diverfus (k~), die diergelyke geneêswyze gebruikt heeft, getuigt, dat hy niemand gezien, nochte gehoord heeft, welkers zweer recht gelyk zy moest, behandeld is "geweest, die dol is geworden. 20. Te voren §. 1136. is gezégt geweest, op hoe veelerlei wyze de befmetting van dit vergif van een dol dier, aan het menfchelyk lichaam kan medegedeeld worden ; en tevens heeft het sebleken, dat dit zeer lang in de kleederen en andere dingen kan & bly- 00 Exercit. Practic. pag. 566. ■ <0 Philofoph. Tranfad. Abridg. Tom. III. pag. 28 U Tom. v, pag. 367. 00 De Febre Peftilenti &c pag. 368. Derde Deel. Ddddddd .<-*, . )  ri28: DE HONDS-DOLLIGHEID. §. 1143-1 blyven zitten, de voorzorg dierhalve van zo grote kwaal, raad ons, dat wy alles , waar op achterdenken valt, door het vuur vernietigen. „ '". o°. Van ouds heeft men reeds veel goeds van deeze manier Verwagt, in de genezing van deeze ziekte, en word mooglyk ook by andere gelezen (/). Euripides, by de Egyptenaren door deeze ziekte aangetast, is van de Priefters door de zee-genezing (afwasfehing door het zeewater) genezen geweest, waarom hy naderhand gezegt heeft. ®d\aos» zAvga 7rdv& r' etvfyt*Wa>v stxzd. Intusfehen nochtans fchynen zy deeze wyze in deeze ziekte niet te werk gefteld te hebben, tot een voorbehoedende geneeswvze , maar wanneer reeds de vrees voor 't water aanwezende was , gelyk in 't volgende Hoofddeel zal gezegt worden. Celfus (m) heeft wel gezegt: fommige werpen de geene die door een dolle hond is gebeten, terftond in 't bad, en laten hem daar naar fterk zweet en , indien de lichaams-krachten het toelaten, met een open wond, op dat het vergif des te meer uit dezelve druppen: daar naar onthalen zy hem overvloedig op zuivere wyn, welke aan alle vergiften tegenftrydig is. en men denkt, dat zvanneer. dit gedurende''drie dagen gedaan is, den mensch van het gevaar bevryd is. maar het blykt duidelyk, dat dit bad alleenlyk maar is gebruikt o-eweest, op dat de wond bevochtigt en geftooft zoude worden; en tevens het vergif dat in de wond had gezeten, door het verwekte zweet, en door de goede wyn , vermeerderde beweging der fappen, zoude uitgejaagt worden, want hy heeft 00 Diog. Laërt. in vita Plat'on. Lib. III. Num. VIII. pag. 288. O») Lib. V. Cap. XXVII. pag. 308.  §.ii43. &E HONDS-DOLLIGHEID. 1129 de onderdompeling alleenlyk te werk gefteld, waneer de vrees voor 't water reeds aanwezende was, gelyk naderhand zal gezegt worden. Intusfehen nochtans is het gebruik der onderdompeling vry gemeen, om de waterfchrik voor te komen, in de geene die van een dol dier gebeten zyn, op zeer veele plaatfen, ja de geene die aan de zeewoonen, betrouwen zo fterk op dit geneesmiddel, dat zy byna met dat eenige te vreeden, naauwlyks eenig ander zoeken. Tulpius (»>, die in de zeer volkryke ftad Amfterdam, langen tyd een zeer zwaare oeflening der Geneeskunde heeft gehad, getuigt het volgende : nochte heb ik tot noch toe iemand gezien {alhoewel ik 'er zeer veele gezien heb) aan zvien, by tyds in 'zee geworpen zynde , eenig kwaad overkomen is. maar dit heilzaam middel weinig geacht', ofte laat en bevreest te werk gefield, heeft veele naderhand onherfielbaar, door hunne zorgloosheid doen verloren gaan: waarom het by de Hollanders het gebruik is, de geene die gebeten zyn, zo haast mooglyk in zee te dompelen, want wanneer het te laat gefchied , en vooral indien de vrees voor 't water reeds aanwezende is, brengt het wel voordeel aan, maar het geneest niet (o> maar dat het zeewater deeze uitwerking niet 'doet , maar wel de grote ontroering, wanneer zy tot verfmoorens toe ondergedompelt worden, fchynen veele waarnemingen te leeren. Tulpius (p) heeft waargenomen, dat een zeventigjaarkre fchipper, door een dolle hond gebeten, te zagt door zync^kinderen om zyne hooge jaaren behandeld, aangezien hy maar zagtjens door de rivier het Tye overftort wierd, eveneens als of zy maar de vuiligheden van het. vel hadden willen affpoelen , naderhand waterfchrikkig is geftorven. dus ook een kind, dat van een dolle hond in de duim was gebeten, is naar verloop van 00 Obferv. Medic. Lib I. Cap. XX. pag. 41. (o) Stalp. van der Wielen Cent. r. No. 100. obfervat.,pag. 400. Dekkers Exercitat. practic. pag. 546'. QO Ibid. Cap. XXI. pag. 43. _ A, , L A A DddddddsS  n3o DE HONDS-DOLLIGHEID. S-"43- van negentien maanden waterfchrikkig geftorven,. alhoewel het «edurehde veertig dagen 's morgens en 's avonds een drachma, van een voor deeze ziekte vermaard eigenaartig geneesmiddel, had ingenomen, en tien maal in de zee gebaad had, en daarnaar van de fteen gefneden , genezen was geweest [q). ja zelfs een man , naar van een dolle hond gebeten te zyn geweest, heeft fchipbreuk geleden, en heeft ten minften drie mylen ver in 't water gezwommen ; en niettemin ftierf hy waterfchrikkig (r). 'er is zeker een grote ontroering in de man geweest, die fchipbreuk had geleden , maar op zyne ervarentheid in 't zwemmen fte tuiende - is hy misfchien minder bevreest geweest, nochte hy heeft een langduurige onderdompeling doorgeftaan. Men heeft waargenomen dat dit voorbehoedend middel voornamentlyk voordelig is geweest, wanneer deeze onderdompeling met grote toeftel , een hevige vrees aan te jaagen , ge{clïiede : op gelyke wyze als van Helmont heeft zien gefchieden gelyk §. 1139- is gezegt geweest, de Hollandfche fchippers'op de zeeplaatfen aan deeze geneêswyze gewoon, laaten zich door dreigen noch fmeeken beweegen, maar zy verdrinken de aan hun overgeleverde mensch, en wel meer dan eens, tot het gevaar van de verfmooring toe; en als dan volgt 'er, gelyk Tulpius aangetekend heeft byna altyd een gelukkige uit- ^ Aldus fchynen de onderfcheide denkbeelden der Geneesheeren omtrent dit voorbehoedend middel, te famen over een gebragt te kunnen worden, een enkel bad in zee of ander water is niet genoegzaam; daarom hebben veele dit middel verfrriaad : in tegendeel heeft de indompeling met grote toeftel gedaan , en eenige malen herhaalt, tot de verfmooring byna toe voordeel aangebragt, hierom hebben andere dit ten hoog' ften (d) Medical Effay Tom. V. part. 2. pag. 984- , „ O) Ridley Obfervat. de Arthmate & Hydrophobia ObfervatXXV. pag. ii 8.  §.„43. DE HONDS-DOLLIGHEID. HM ften geprezen, men zie ook na het geene §. 1123. gevonden word. Daar naar door rhabarber enz. Dat de zitplaats derkwaal eerst omtrent de maagh en de naburige deelen zit', is in het vorige Hoofddeel, gezegd; waarom indien door.dikwils: herhaalde zuiverende middelen, het geene. dat zich hier zoude beginnen te vergaderen, weggedreven word , zulks voordeel fchynt te zullen aanbrengen* daar en boven ontbinden de zuiverende middelen, vooral de zogenoemde waterdryvende, onder welke het fap van de middelde bast van vlier , als een middel van een zeer grote kracht word gerekend, alle de fappen: en dus eindelyk de fappen ontbonden zynde, word het ontfangene vergif gemakkelyk verblazen, gelyk naderhand breder zal blyken, wanneer over de Venus befmetting zal gefproken worden, buiten dat is- het dikwils voordeelig geweest in de moeilykfte ziektens ; gelyk in 'de genezing van- de vallende ziekte en de dolligheid, gezegd is geweest, door fterke middelen, het lichaam krachtdadig te ontroeren: tot ait einde fchynt Diofcorides (s) de zuiverende middelen te hebben aanbevolen r wanneer de geneêswyze in de eerfte dagen verzuimt was geweest , nochte het vergif genoegzaam meer uitgejaagd konde worden, het geene door de wond medegedeeld was geweest ; want als dan zegt hy : 'er is een andere wyze van de genezing te beginnen - de aanbeveling van zuiverende middelen te weten, zvelke, wanneer zy door bet lichaam te ont* roeren, deszelfs gefteldheid veranderen, een grote hulp aanbrengt, Hieram, gelyk ook Aëtius (t) en Jegineta (u\, heeft vooral dat zuiverend middel aanbevolen, welke door de bygevoegde colloquint fterker zuiverde, maar Diofcorides (w), prees als het k 1 acht- ^ da» O) Theriac. Cap. III. pag. 426*. (O Lib. VI. Cap. XXIV. pag. ic8, 00 Lib. V. Cap, 111. pag. 7.5. 00 Ibidem. w Ddddddd 3,  iï3» DE HONDS-DOLLIGHEID. § iH3- dadigfle middel van alle, het heilig kerstkruid , indien het dikwerfvoor de veertigfte dag, of ook naderhand, toegediend wierd : want dit zoort van hulpmiddel heeft zo grote kragt, dat fommige, reeds door de watervrees aangetast, in de eerfte aanval der ziekte zelve, het heilig kerstkruid gebruikende , bevryd zyn gezveest. want door de kwaal zelve aangetast , zoude het heilig kerstkruid zelfs niet kunnen bewaren. Salius Diverfus heeft het gebruik van het heilig kerstkruid , tot de wolken verheven , in deeze ziekte (x); en dat deszelfs ingietzel gerustelyk kan ge. bruikt worden, bevestigd hy door vaste proefondervindingen te weeten : wanneer hy meerder uitwerking van dit middel begeerde, gaf hy het heilig kerstkruid in zelfftandigheid, maar eerst door'tweemaal in azyn te kooken, verzagt. 4°. Het geene in de lyken is waargenomen geweest (ziet §. n 40.), leerd, dat de uitwerking van dit vergif fomtyds is, een verrotte ontbinding en haastige verrotting te weeg te brengen, fomtyds heeft men brokachtig geronnen bloed omtrent het hart en de grote vaten gevonden, dat de longen oppropte, maar het is bekend, dat de azyn het geronnen bloed zagtjens ontbind; èn tevens het 'krachtdadigfte.middel tegen alle verrotting is ; en dierhalve is zy van een heerlyk -gebruik in deeze ziekte (y). het meest van al is zy voordelig, indien de azyn tot een geneesmiddel gemaakt word door 'er wynruit, andorn, waterlook , in te gieten; want dat de azyn het zekerfte en krachtdadigfte zweetmiddel is , kan niemand ontkennen : 'er word een weinig zee zout by gevoegt, dat van gelyken de verrotting tegen ftaat ; deeze worden daarnaar met water afgefpoeld; en worden 'smorgens laauw in 't bedde gedronken : 'er volgt fchielyk het zweeten op, en dus blyven alle de vaten van het vel doorgankelyk , en door het warme uitwaasfemende zweet zelve word het vel afgeveegd; waar door het geene noch van het vergif aan het vel zit, Cr) De Feb. peftilent. &c. pag. 'fpu GO H Boerhaave Cbem. Tom. II. Part. 1. Proceff. L. pag. 213.  g.II43. DE HONDS-DOLLIGHEID. 113.3 zit, zal kunnen vcrwyderd worden; vooral indien de gebetene plaats incusiclien geftooft wind met linnen , door warme azyn met water vochtig gemaakt, maar wy zien, dat ook de oude Geneesheeren het zweeten aangeraden nebben, onder de voorbehoedende middelen , en het vel geprikkelt hebben, op dat de Jappen in groter hoeveelheid en met grooter indrang, na de oppervlakte van het lichaam zouden afgeleid worden, dus heeft Diofcorides. (s) gewaarfchouwt : dat behalve deeze het zweet voor en naar den eeten moet uitgelokt worden, ja zelfs pik-plyjlers voor al om dat dezelve verzuimd zynde , een allerdodelykfte uitgang krygt. het blykt het waarfchynlykfte, en is door weinig proefondervindingen bevestigd, dat het volgende moet gefchieden. 1. terftond naar de eerfte tekenen der aanvallende kwaal (1138.), moet de ziekte als een zeer hevige ontftokene (890.), behandeld worden, door de aderlating uit een wyde wond van een groot vat, tot flaauw wordens toe, terftond klyfteeren van falpeter water, of matiglyk zout% met een weinig azyn, infpuiten : deeze ftoutmoediglyk herhalen, zelfs meerder als de voorzichtigheid in andere ziektens zouden toelaten: dit intusfehen gedaan zynde moet men hun met geblinde oogen in een koude vyver werpen, of zo lang door de opwerping van koud water bevochtigen, tot dat zy het water naauwlyks meer -vreezen: als dan moeten zy terftond gedwongen worden zeer veel water te drinken; en hun, over dag zodanig gekweld,, 'savonds in flaap maken: liet voedzel zy zeer dun,altyd. bevochtigende. ■ Tot (O Sauvages Differtation fur la Rage, pag.  j.1144- DE HONDS-DOLLIGHEID, n37 Tot noch toe hebben wy over de voorbehoedende geneêswyze gefproken: nu volgt'er, dat wy zien, wat men beproeven kan, wanneer het vergif van een dol dier, tot nu toe zwygende , in beweo-in* begint te geraken, de tekenen, welke dit leeren, en de onderfcheide trappen der ziekte, zyn §. 1138. befchreven geweest, niemand zal ontkennen, dat men op eenmaal alle de fterkfte geneesmiddelen moet te werk ftellen, om de ongelukkige uitkomst, der wreede ziekte voor te komen: want men mag op veele eigenaartige middelen, offchoon ten hoogde geroemd , zich niet gerust verlaten, gelyk naderhand blyken zal. maar de geheele befchryving der ziekte, en eenOe goede gevolgen in deeze ziekte te genezen, fchynen te overtuigen dat deeze ziekte moet behandeld worden als een allerhevigfte , zeer gevaarlyke , en fchielyk tot het heet vuur overgaande ontfteking. ja zelfs fchynen fterke tegenvuurige geneesmiddelen, vooral de aderlating , hier veel ftoutmoediger te kunnen beproeft worden , als wel de voorzichtigheid in andere ziektens zoude aanraden; aangezien 'er een allerellendigfte dood boven 't hoofd hangt, ten zy de Geneesheer fchielyk hulp toe kan brengen, in die zieke, waar van §. n 30. 1139- gewag is gemaakt, en die door de ontfteking van de maagh, in de waterfchrik vervallen was, heeft de aderlating verlichting toegebragt; welke de Geneesheeren niet getwyffeld hebben te herhalen, offchoon de üiterfte deelen van het lichaam koud en verftyft waren, als van een dood lichaam, nochte men de pols meer konde gewaar worden, maar de aderlating is meteen kloeke moed herhaald geweest, zo dra de grouwzame toevallen zich wederom verhefcen; en hy is het gevaar ontkomen , naar dat in vier dagen tyds , elf aderlatingen gedaan waren (ƒ); maar men leest ook (g) , dat in de waterfchrikkige door de beet van een dol dier, de aderlating, tot flaauw wordens toe, tewerk gefteld, voordeel heeft gedaan, zy heeft by een andere zieke tot bezwymens toe te werk gefteld, wel geene genezing , maar nochtans een vry aanmerklyke verlichting te weeg (ƒ) Medic. Effays Tom I. g. 29. pag. 283. &c. Qg) Acad. des Sciences 1'an 1699. Hift. pag. 58. Eeeeeee a-  ïi3fi DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1144. weeg gebragt (h). het gebruik van klyfteeren is van gelyken van een heerlyk gebruik , gedeeltelyk op dat de darmen gezuivert worden van de {tinkende drek, gedeeltelyk ook , tip dat de darmen nu uitgefpoeld zynde, de ingefpote klyfteeren langer wederhouden, door de opflurpende aders der darmen opgezogen worden , en dus aan het bloed eene hoeveelheid vochts toegevoegt worde, dewyl de zieken een affchrik hebben om het zelve door te zwelgen, men vind in de lyst der geneesmiddelen by dit getal, voorfchriften van zodanig klyfteer; welke voornamentlyk om de zoutachtige prikkel van de bvgevoegde falpeter, en het zee zout, de dikke darmen zullen affpoelen en de bevatte drek uithalen : het geene gedaan zynde, zal de hoeveelheid der zouten als dan verminderd kunnen worden, op dat zy langer wederhouden kunnen worden, en aldus gemakkelyker opgezogen, men moet alle twee uuren zodanig klyfteer infpuiten, om dat het grootfte gevaar in het uititellen hier gelegen is. Aurelianus (t) heeft dit fchoon gebruik van de klyfteeren aangetekend , op dat, indien zy ten eenemale weigeren te drinken , zy nochtans met eenig deel iets van 't vocht innemen; en hy heeft geboden het klyfteer in kleine hoeveelheid tevens in te fpuiten , want als dan word het gemakkelyker wederhouden : zvant deszelfs zvederhouding zal voordelig zyn om den dorst te verminderen, dit gedaan zynde , aangezien die onoverkomelyke fchrik voor alle vochtigheid reeds aanwezende is, of kortelyk aanftaande gevreest word, beproeven de Geneesheeren gelyk als met geweld de fchrik voor 't water te boven te komen, wanneer zy de zieken tegen hunnen wil en dank in koud water dompelen, en wel met geblinde oogen , op dat dit met zo veel te groter toebereiding en fchrik gefchied'e; of wel, indien dit niet gemakkelyk kan gefchieden , begieten zy het geheele lichaam met koud water. 1139. is een voorbeeld aangehaald van een waterfchrikkig oud man , door zodanige indompeling genezen, wanneer nu reeds (70 Medical. Effays Tom. V. part. 2. §.51. pag. 592. 0) Acutor. Morbor. Lib. III. Cap. XVI. pag. 331.  $• "44- DE HONDS-DOLLIGHEID. "32 reeds de vrees voor 't water aanwezende was , heeft Celfus (kj gezegd : 'er is maar een eenig geneesmiddel overig, de geen achterdenken hebbende in een vyver te werpen, het geene hy te vo • ren niet voorzien had; en indien hy de kunst van zwemmen niet verftaat, fomtyds ondergedompelt het water doen drinken, fomtyds opheffen; indien hy dezelve verftaat, jomtyds na beneden duwen, op dat hy ook tegen zynen dank door het zvater verzadigt zvorde. zvant aldus word te gelyk de dorst en de vrees voor het zvater weggenomen, edoch Aurelianus (l) fchynt deeze wyze van doen afgekeurt te hebben, zeggende: dat de geene die deeze gebruiken, niet geweeten hebben, dat de genezing der kzvaal niet beftaat in de zieken te doen drinken , maar op dat zy met vrye ixil drinken, daarenboven vreesde hy de koude van het water , en Celfus fchynt dit van gelyken verdacht gehouden te hebben, wanneer hy Qnj zegt : maar 'er komt een ander gevaar in de plaats, dat het zwakke lichaam in het koude water gekzveld,door de uitfpanning der zenuwen vernield word, op dat dit niet gefchiede, moet den mensch terftond van de vyver in warme olie nedergelaten worden. Dat intusfehen in deeze gevaarlyke ziekte de uiterfte middelen moeten gebruikt worden, leerd de reede ; en indien 'er iets te vreezen zoude fchynen in de winter, door de al te grote koude van het water, zoude het zelve laauw kunnen gemaakt worden : eventwel door die onverwachte fchrik, en fchok van het geheele lichaam, welke in de indompeling in koud water word waargenomen, word te recht een grote verandering verhoopt, en daarom word deeze voortgetrokken, het blykt uit genoegzame zekere waarnemingen , dat die fchrik voor 't water op deeze wyze in de waterfchrikkige is weggenomen geweest, ik weet dat dit te Leyden, in een man, die van een dolle kat gebeten , de wond verzuimt zynde, de zesde maand daar naar waterfchrikkig is geworden , gebeurt is: want naar dat men het geheele lichaam over- vloe« 00 Lib. V. Cap. XXVII. pag. 308. (O Ibidem pag. 332. («O Ibidem. Eeeee e e 3  n4o DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1144- vloedig met water overgoten had, heeft hy kunnen drinken , en fcheen in alles verlicht te worden : nochtans is hy geftorven. maar men moet aanmerken dat hy reeds dertig uuren lang waterfchrikkig is geweest, eer dit middel beproeft wierd. maar ook leest men een-ander geval («)', van een meisje van twintig jaaren , welk nu reeds waterfchrikkig zynde, in genoegzaam kond water ingedompeld wierd, daar overvloedig zee zout in was ontbonden' 'deeze indompeling wierd dikwerf herhaald, en naar datzy haar aldus langen tyd gekweld hadden, wierd zy in 't bad , als opheel verfchrikt, gelaten, deeze zieke verwonderde zich, dat zv reeds het water zonder fchrik had kunnen zien; maar naderhand kreeg zy de koorts wel, maar deeze koorts wierd gelukkiglvk volgens de gewone wyze behandeld, van welke zy omtrent in de tyd van een maand verlost is geweest, 'er waren pogingen tot braken aanwezende, en door 't braken voelde zy verlichting, edoch gedurende het geheele beloop der ziekte , zyn de baden dikwerf te werk gefteld: waar uit het fchynt voordelig te zyn, indien die vrees voor 't water met geweld getemt word ; op gefVke wYze als te voren §. 1113. *• gebleken heeft, dat de droefgeestige Yl hoofdigheid fomtyds verbeterd word, wanneer zy, die deeze zieken bewaren, met grote kracht hun tegenftaan. op de zelfde plaats word gelezen van een waterfchrikkige, die aan een boom gebonden, twee honderd emmeren water over 't lichaam gegoten wierden, met zodanige uitwerking, dat de watervrees ophield nochtans word de indompeling of ruime overgieting met water vereischt ; want door weinig water word de ziekte getergt, en niet getemt. , , Maar aangezien de zieken op 't gezicht van t water terftond fchrikken, heeft men beproeft, of zy uit een geflote vat door een PVP de vochten konden zuigen, diergelyke listen, door welke de Geneesheeren beproefden, de waterfchrikkige te hulp te komen, worden reeds by Aurelianus (0) gelezen, onderfcheide 00 Academ. des Sciences 1'an 1699. Hift. pag. 58. CO Acutor. Morbor. Lib. III. Cap. XVI. pag. 2d4.  S.II44- DE HONDS-DOLLIGHEID. ir4r zodanige beproevingen worden ook elders gevonden QO; maar meestal zonder gevolg, by Joannes Fabrus Lynceus(q) word wel gelezen, dat een waterfchrikkige door een pypjen (de pot bedekt zynde, op dat hy het vocht niet zoude zien,) de vochten heeft kunnen trekken en florpen, en nochtans is hy het gevaar niet ontkomen, maar verfcheide andere Schryvers getuigen , dat de waterfchrikkige zelfs door geen pyp het vocht hebben kunnen leiden (r). Maar aangezien, gelyk §. 1142. gezegd is geweest^ in deeze ziekte zich bedurve galachtige Oppen gewoonlyk omtrent de maagh ophouden, en de zieken, het zy door de van zelfs ontftane, of door de kunst verwekte braking verlichting gevoeld hebben, gelyk een gedurige waarneming by de Schryvers leerd; fchynt het voordelig te zullen zyn, ook het braakmiddel tewerk te dellen, vooral wanneer naar de aderlating en de reeds geprezene baden, de zieken op nieuw kunnen drinken, want als dan verdragen zy veel gemakkelyker de braakmiddelen, wanneer zy naar iedere braking faauw water kunnen drinken. Dit alles te werk gefteld zynde , is het zeker dat de zieken zeer ontroerd en vermoeit, welke moeilykheden nimmer beter geftilt worden, dan door een geruste flaap. Melkdranken van meelachtige zaden , met fyroop van witte heul, of ook opium , met voorzichtigheid toegediend , zullen zonder gevaar aan deeze aanwyzing voldoen. Maar aangezien uit het vorige gezegde gebleken heeft, dat alles in deeze ziekte uitdroogt; hier uit blykt het van.zelve , dat 'er een bevochtigend voedzel vereischt word, het geene te gelyk zo dun is, dat het gemakkelyk door de ghylmakende ingewanden kan ten onder gebragt worden, het afkookzel van gerst, ryst, QO Philof. Tranfaft. Abridg. Tom. III. pag. 277. (O Hernandes Hift. rerum Medic Mexic. pag. 492. (O Stalp. van der Wielen Obfervat. rarior."Cent.-1. No.- ioo.pag. 436*  ii42 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1144.1145. ryst, haver, melkdranken van deeze en meelachtige zaden gereed gemaakt, zullen genoegzaam zyn, welke tevens ook tegen de verrotting, in deeze ziekte te vreezen, ftryden. §• Ir4-?- \/ïaar Selvk deeze geneêswyze fteunt. op IVI alle aart van de ziekte, en alle onderrichting der kunst ; zo fchynt niets dodelyker te zyn , dan de zieken door zeer fcherpe verhittende, uitdrogende , het zenuwgeftel verbitterende geneesmiddelen , hier door vergiften, reeds door hunne kwaal uitgedrooht, te doden; en wederom is 'er niets wreeder , als dezelve , alle geneêswyze verworpen zynde , terftond te verzuimen , of te verfmooren. * Aangezien in veele vergiften, en in kwaadaartige ziektens in het menfchelyk lichaam word waargenomen, dat de krachten ter ftondbezwyken, de pols zwak, rad, tusfchenpozende word; daarom zyn byna altyd zodanige geneesmiddelen onder de naam van tegengiften toegediend geweest, welke dooreen heete fpeceryaehtige kracht de krachten oprichten , en de levensbeweging vermeerderen, driakel', mithridaat, en andere diergelyke zamengeftelde geneesmiddelen, in de winkels te vinden, bevatten een grote hoeveelheid fpeceryen , en verwarmen vry wat, wanneer zy gebruikt worden, maar aangezien de ontfange befmetting fomtyds door het zweet verblazen word, gelyk fomwylen inde pestkoorts is waargenomen geweest; daarom wierden ook in deeze ziekte tot het zelve einde zodanige geneesmiddelen aanbevolen, edoch indien alle de toevallen der waterfchrik aangemerkt worden ; als ook het geene in de lyken der door deeze ziekte geftorvene is waargenomen; blykt het genoegzaam , dat hier het geheele lichaam uitgedroogt, het geheele zenuwgeftel geftoord en geprikkeld, en dikwils een vry hevige koorts, met een oflttte-  $• "45- DE HONDS-DOLLIGHEID. "43 Icing der keel , flokdarm enz. aangeftoken word. en dus blykt het genoeg, dat heete uitdrogende middelen in 't geheel niet te pas komen, wanneer de vrees voor 't water aanwezende is. in de voorbehoedende geneêswyze kunnen zy van eenig gebruik zyn, indien zy met eene voorzichtige gematigdheid toegediend worden, gelyk §. 1143. is gezegd geweest, intusfehen nochtans zien wy dat van veele zodanige heete en fcherpe middelen aanbevolen worden, dus getuigd de zeer vermaarde Albertinus (O* dat tot Benoniën en in de omleggende bergen, een tegengift rond' gedragen word, tegen de beeten van dolte honden, welkers eigenfehapen zamenflellling niet zeker genoeg bekendis ; maar door het gebruik zelve, en de ondervinding , goedgekeurd is • en hy heeft gezien dat het zelve zo dikwerf deed wateren, dat de pis fomtyds bloederig fcheen. maar het is vry waarfchynlyk , dat dit geheime geneesmiddel uit Spaanfche vliegen beftaat, aangezien dezelve van fommige voor de waterfchrik aangeprezen worden, dus leest men by Baccius (#), dat Rhazes en Joannes Damajietius, een tegengift uit fpaanfche vliegen beftaande , hebben aangeprezen, te weten, indien de vleugels, de kop en de pooten , afgefneden zynde, een nagt en dag in de gekarnde melk en zuuring worden ingegoten, daar naar uitgedroogt, en de afdrupzels in meel gevangen, tot koekjens van een fcrupul gevormd , in wyn gegeven wierden, en veele dagen achter een , een koekjen word gegeven, maar indien de lyder bloed zal gewaterd hebben, zoude de fcherpte van de pis door verfche melk kunnen gematigd worden: waarom hy elders (11), onder de heilzame tekenen, het wateren van zwarte, ook bloederige pis fchynt geteld te hebben, indien 'er anders geene toevallen by waren, men leest (w) dat na- 0) Inftitut. Bonon. Tom. I. pag. 410. (O De Venenis & Antidotis pag, 80, 00 Ibidem pag. 47. 00 Medical EfTays Tom. V. Part. a. pag. 985» . Derde Deel. Fffffff  1I44 DE HONDS-DOLLIGHEID. §. "45- naderhand her zelfde middel door andere Geneesheeren aangeprezen is geweest, maar indien men acht geeft op t geene by JJiofcoHdes (x), over de uitwerkingen derfpaanfche vliegen, in bet menichelyk lichaam ingenomen, word gevonden; te weten, & 'er uitknapiriP-en van de mond af tot aan de blaas toe, bezwymin-en, walgingen , duiftere duizelingen , vervreemdingen van ^verftand enz. volgen, zal het genoegzaam blyken, dat het in ' geheel niet zeker is, zodanig middel te gebruiken ; en wel in deeze ziekte,alwaar de werktuigen der doorflokkmg dikwils ook ontftoken zyn , en de ftuiptrekkingen en andere toevallen aan. wvzen, dat de hersfenen en het zenuwgeftel fterk geprikkeld worden • en te gelyk kunnen deeze fcherpe middelen in de waterfchrikkige door veel drinken niet afgefpoeld en ontzenuwt wor- dCDierhalve fchynt de geneêswyze, in rt vorige Hoofddeel befchreven, de beste te zyn, tot dat 'er een waarlyk eigenaartig tegengift tot dit vergif is gevonden, waar op men mag betrou- WMaar aangezien de waterfchrikkige zeer zelden van deeze ziekte genezen worden, en 'er vrees fchynt te zyn , dat de befmetinfaan andere menfchen, door een beet of fpog , welke zyfomtvds tegen hunnen dank op de aanwezende mtfpouwen, medegedeeld worden, hebben fommigen gelooft, dat het geoorlooft las die ellendige te verfmooren, van welkers herftelhng men wanhoopte, en die erger kwalen lyden moesten , dan de dood ielve ia men weet dat dit fomtyds naar bekome toeftemming van de regeering, gefchied is. maar het is wreed, een mensch te uooden, om dauvy hem niet kunnen behouden; en te recht heeft Tulpius (y), naar dat hy het geval van een waterfchrikkige bedreven had, het volgende vermaand: ba is met nodig geweest de dood van deeze, of andere zieken, (welke ik eventwel vry 00 Alexipharmac. Cap. I. pag. 402. \y) Obfervat. Medic. Lib. I. Cap. XX. pag. 4*-  5.114^114^ DE HONDS-DOLLIGHEID. ir45 mails gezien heb) te verhaasten, het zy door een deeken of door een matras , (gelyk het gemeen zegt) op de mond gelegd, want zy fterven fchielyk genoeg van zelve: als zelden met de waterfchrik tot den derden of vierden dag overlevende, het heeft ook uit het voorgaande gebleken, dat zy niet alle yl van hoofd zyn , ja dat veele tot de dood toe by hun gezond verftand zyn : maar by die geene, die tot de razerny vervallen, volgen kort op de zelve ftuiptrekkingen en de dood. Edoch aangezien de hoop, om de waterfchrik te genezen , gering is, en men eventwel niet volftrekt moet wanhopen, om dat 'er eenige genezen zyn, moet men kloekmoediglyk de fterk fte middelen beproeven ; en te gelyk zorg dragen, dat zy de aanwezende niet kunnen befchadigen. maar dat dit niet zeer moeilyk is, blykt genoegzaam, om dat de gevallen zeldzaam zyn dat een waterfchrikkige andere menfchen befmet heeft ; ja Tulpius (z) tekend aan, dat hy nimmer gezien heeft, dat de fpog van dolle menfchen iemand eenig nadeel heeft gedaan; maar hy voegt 'er ook tevens by, dat hy naauwkeurig zorg gedragen heeft dezelve met zeewater af te fpoelen; en wel te recht, aangezien uit het vorige blykt, dat de fpog vooral door deeze befmetting word aangedaan, ten minfte blykt daar uit, dat men genoeg de voortzetting der befmetting kan voorkomen, en dat dus die wreede raadgeving, welke gebied de waterfchrikkige te fmooren, niet zonder reede gedoerat word. y. 1146. "J^jbchtans moet men niet wanhopen, om J ^1 de voorbeelden, reeds in andere vergiften beftaande , van een byzonder tegengif tegen dit byzonder vergif te vinden. Het (z) Ibidem. Ff ff fff s  lH6 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1146^ Het heeft uit de te voore befchreve geneêswyze, zo wel voorbehoedende als geneezende van de waterfchrik , gebleken , hoe fterke poging nodig is, hoe zeer de zieke gekweld moet worden, op dat hy naar de ontfange befmetting, van deeze ziekte bevryd blvve. maar wy zouden ons van dit alles kunnen onthouden, indien 'er een geneesmiddel bekend was , dat dit vergif krachteloos maakte, of vernietigde,, zonder grote verandering van het jichaam. zodanig geneesmiddel verdiend de naam van een byzonder tegengif; maar 'er is tot noch toe zodanig geen bekend , waarop men met zekerheid mag betrouwen, dat jntusfchen iet diergelyk kan gevonden worden, fchynt niet onbevvysbaar; aansezien dit ook in andere vergiften te temmen, gefchied is. zwavel met fpiesglas, of deszelfs koningsken gefmolten , neemt de vergiftigheid weg, ja temt zelfs de kwaadaartigheid van hetrattekruid; en matigt zodanig de kracht van het kwikzilver , in het lichaam van den mensch, dat het byna krachteloos word; gelyk de minerale aathiops en het bergrood, leeren. zeer veele allergeloofwaardigfte Schryvers getuigen eenpariglyk, dat de Indiaanende wreedfte vergiften kennen ; maar ook tevens de allerzekerfte tesengiften, welke zy nochtans hartnekkiglyk voor de Europeanen verbergen, dat vergif, waarvan ik §. 1130.melding gemaakt heb met het welke de pylen gedrenkt, ook door een ligte wond een zekere en haastige dood veroorzaken, word door zachte fut* I er krachteloos gemaakt: want indien men een hen , zo dra zy de vergiftige wond krygt , fuiker tot poeder geftampt, m de 1-roo duuwt, lyd zy geen 't minfte kwaad, deeze voorbeelden zvnGenoeg, (want men zoude 'er verfcheide kunnen aannaaien) oü dat de mooglykheid bewezen worde van zodanig tegengif tei de waterfchrik te vinden, maar het blykt tevens, dat hier alivd een grote moeilykheid overblyft. want in menfchen die gebeten zvn kunnen deeze proeven naauwlyks te werk gefteld worden dewyl een voorzichtig Geneesheer nimmer het heil der -/ieke aan een onzeker middel zal overlaten: in dolle dieren zou-  $.H4<5. de honds-dolligheid; «47 den deeze proefnemingen wel beproeft kunnen worden , maar een iegelyk Ichrikt, niet zonder reede, zich aan het gevaar der befmetting, door te digt by te naderen,- bloot te ftellen. Intusfehen nochtans fchynt het door de nieuwere proefondervindingen, door uitmunde Geneesheeren gedaan, dat men veel goeds van het gebruik van kwikzilver kan verwagtcn. ik zal met weinig woorden verhalen , het geene oorzaak geweest is, dat de wyze beproeft is geweest. Uit het verhaal deezer ziekte blykt, dat dit vergif voornamentlyk in de fpog van een dol dier zit; en wel in fpog, reeds lang uitgedroogt, noch overig is, met zodanige uitwerking, dat zy de befmetting voort kan planten, daar en boven dat de fpog nochtans ook befmet word, wanneer de waterfchrik aanwezende is, offchoon de wond aan een ander lichaams deel is toegebragt geweest, maar ook heeft men waargenomen, dat het vergif deszelfs uitwerking fchielyker voor den dag brengt, indien het onmiddelyk, door kusfehen, de adem uit de mond van een dol mensch ontfangen, of door wonden van het aangezigt, vooral in de nabyheid der fpogklieren en fpogbuizen, aan de fpog medegedeeld is geweest, daar en boven hebben zy aangetekent, dat de waterfchrikkige een grote hoeveelheid fchuimende fpog uitwerpen , als of de natuur beproefde, langs deeze weg dit vergif uit te jagen, maar daar toe nochtans niet genoegzaam was. maar aangezien het kwikzilver, in het menfchelyk lichaam ingenomen , de fappen ontbind, en een grote afzondering en uitwerping door de Cpogklieren en buizen veroorzaakt, hoopten zy dat de natuur zodanig door dit middel kan geholpen worden, dat de fappen ontbonden zynde, het vergif gemakkelyker uitgewonden en uit het lichaam zoude gejaagt worden, maar wanneer in de venusziekte , in het fchurft, en in andere vry moeilyke ziektens, het gebruik van 't kwikzilver een grote hulp toegebragt had, wierd het ook in deeze ziekte beproeft, welke alle de Geneesheeren tot noch toe zo dodelyk erkend hébben (ziet §. 1-139.).. Ff ff fff 3, Pak  JI48 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1146. Palmarius{a) heeft geboden, op de wonden , door een dol dier toegebragt, de opgeheve , als ook de roode nedergeftote kwik, te legSen , alleen nochtans maar tot dat einde, op dat de wond door de uitknaging wyder zoude worden door te prikkelen de fappen in groter h eveelheid na de wond zouden vloeien, en dus het ontfange vergif uitgejaagd zoude worden, m de Pa* rvCcbe Verhandelingen {b) word op een twyffelachtige wyze het overvloedig gebruik van kwikzilver voorgeftelt, te weeten, om te beproeven, of het zelve voordelig zoude kunnen zyn. edoch een uitmuntend Geneesheer (c;, vastftellende dat het dolle versif wormachtig was, het geene nochtans noch met bewezen is, heeft sewilt, dat de genezing door middelen tegen de wormen, moet beproeft worden, en daarom heeft hy gelooft dat de poe&r vm Palmarius, waar van in 't volgende Hoofddeel zal geforoken worden, zo grote naam heeft gehad, om dat de meefte daar in zvnde middelen tot het zoort behoort, dat tegen de wormen word gebruikt, maar aangezien het kwikzilver met recht voor 't krachtdadigfte middel tegen de wormen word gehouden, heeft hY de wond met kwik zalf beftreken , als ook de nabygelegene plaatfen, en wel met een zeer goed gevolg , gelyk hy door verfcheide geneeskundige waarnemingen bewyst; voornamentlvk dat vier menfchen op een en dezelfde dag van de zelfde dolle wolf gebeten, en alle in de zee onder gedompeld hoewel in een koude winter: twee van deeze zyn weinig dagen daar naar waterfchrikkig geworden : de overige twee door deeze vreeslyke uitkomst verfchrikt, dewyl zy reeds tekenen van een aankomende waterfchrik waarnamen, hebben om raad gevraagd , hoewel 7V zich door 't baden in zee te voren zeker genoeg geloofd hadden, terftond heeft hy de lidtekenen der wonden, en de geheele (d) De Morbis Contagiofis pag. 27a. m Acad. des Sciences 1699. Hift. pag. 57. CO Default Differt. de la Rage 1734- ai w •  |.u4fJ. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1149 arm gedurende drie achter een volgende dagen met een kwikzalf beftreken; en als dan hebben de lidtekenen , te voren opgeheven en verhard, begonnen nedergedrukt en verzagt te worden; te gelyk heeft hy daagslyks de poeder van Palmarius ingegeven : naderhand heeft hy om den anderen dag de kwikzalving te werk gefteld, met zodanige uitkomst, dat zy beiden geheel genezen zyn geweest. Maar het is van gelyken zeker, dat het kwikzilver, of deszelfs bereidingen, door 't inwendig gebruik voordelig is geweest in de genezing der waterfchrik. by de Chineezen word het volgende" voorfchrift vc«Dr een zeker geneesmiddel ^gehouden. 9-, alderbeste moschus gr. XVI. gegroeide vermilioen. gemaakte vermilioen van elks gr. XX. deeze moeten afzonderlyk tot een ontastbaar poeder gewreven worden, en dan gemengd met een gegeste geest van wyn , uit ryst gereed gemaakt (arrack), toegediend worden, meestal volgd 'er naar twee of drie uuren een zachte flaap en uitwaasfeming ; en indien dit niet gebeurt, word dezelfde gifte herhaald , en de genezing word voor zeker gehouden (d) ; maar ook word dit middel als voorbehoedend aangeprezen, indien het terftond na de ontfangene beet gebruikt word, of zo fchielyk , als kan gefchieden ; en als dan bevryd het de gebeete mensch geduurende dertig dagen van de waterfchrik , naar welke tyd dezelfde gifte wederom gebruikt word. maar wanneer 'er reeds eenige tekenen van de waterfchrik aanwezende zyn, moet de tweede gifte drie uuren naar de eerfte gebruikt worden, en de genezing word zeker belooft (e). de Schryvers getuigen, dat deeze geneêswyze meer dan eens een goed gevolg heeft gehad (ƒ). maar aangezien 'er een grote hoeveelheid moschus word by gedaan , welkers won- (V) Philofoph. Tranfaft. No. 474. vol. 43. pag. 226. (e) James a newmethod. of curing &c. madneff. pag. 33. 34. (ƒ) Ibidem: & Sauvage Differtat. fur la Rage, p. 34. Philof. Tranfact. No. 474. vol. 43. p. 215. aió.  Il5o DE HONDS-DOLLIGHEID. $.114*. wonderiyke kracht in dekwaadaartige ziektens, peperkoren , als Tk in ftuiptrekkende ziektens, door nieuwere waarnem ngen bekend is geworden tf); fchynt de genezing niet zonder reede ten minte voor een gedeelte, aan de moschus toegefchre- Virart"eand«e1vna'arnemingen hebben geleerd, dat de bereito'en van het kwikzilver ook zonder de bygevoegde mos,hn mittiff geweest zyn: dit is *t eerst beproeft geweest n tte dolïgho len, met dezelve twaalf .greinen gheele k wik in ï «even, de volgende dag vier-en-twintig, en de derde agten-S 'er volgde een kwyling, bralüng en afgang maar tevens wierd de ziekte tot zo verre verjaagd, dat zy van zelf aauwe melk dronken : de vierde dag zyn aan de eene hond STtwhuig greinen gheele kwik gegeven, doch aan de andÏÏe ZTl eerfte heeft zeer overvloedig gekwylt, en wierd fZ wreede pynigingen gekwek: nochtans is hy van de ziek^°'Sr en ook het gevaar van het toegediende middel nntkomen 'de andere is door de ziekte noch niet geheel ten ^der «bragt , wederom op nieuw aangetast geweesten is Zus^«ftorven (h). naderhand heeft deeze geneêswyze in twee honderdS, i dolle honden gekwetst, zo gelukkig geS whadTdat van zo groot getal, zelfs geen een ftierf: waar ui de'vermaarde Schryver befluit, dat deeze allerzwaarV -iTte ten minfte wanneer zy de eerfte trap met te buiten n fte ziekte, w™"?'.,-, ^et zy het zelve de kwytmg ver^VZ^aatlm^^ deeze geneêswyze is niet al, L X dieren maar ook in de menkhen , van goed gegeweest ant Sn een jongeling, van een dolle hond gevolg geweest v on droefgeestIg W3S wïe' S dë flaap geflirt wierd, zenuwtrekkingen had, is SS*^«*SSé togegeyoi, beftaande uit vier gremen Philofoph. Tranfaft. Ibid. pag. «7—334. (f) James a newmethod. of cunng &c. madnefl. pag. 4- 5-  §.TT4r5. DE HONDS-DOLLIGHEID. ii5r gheele kwik, een fcrupel gift wortel, en een weinig andromachifche driakel, dat-riaar van een brok te kunneu maken, de volgende nacht heeft hy een weinig geflapen, en heeft gezweet, de volgende dag heeft hy tweemaal een vloeiende afgang gehad : hy heeft den volgenden dag's avonds een diergelyk brok ingenomen , waar door een langen flaap en overvloediger zweet veroorzaakt wierd ; ook is hy tweemaal afgeweest,, en alle de toevallen verminderden, maar de derde brok heeft hy wederom des avonds ingenomen, waar door hy een zagte flaap en overvloedig zweet heeft bekomen, en is 'smorgens gezond en kloek opgeftaan : geduurende veertien dagen heeft hy daaglyks het koude bad gebruikt, en daar naar gezond geleeft. de dorre korst, welke de wond, aan denand toegebragt dekte, is naar het gebruik van de derde brok, van zelf afgevallen, en de wond geduurende eenige dagen goede gekookte etter geftort hebbende, is daar naar gemakkelyk genezen : 'er worden verfcheide andere geneeskundige waarnemingen in 't zelfde werk gevonden , welke de krachtdadigheid van de gheele kwik^ in de genezing van deeze ziekte, en in derzelver voorkoming bevestigen , gelyk ook door andere Geneesheeren is waargenomen geweest (t~). De Geneesheeren, die het kwikzilver, of de geneesmiddelen uit het zelve bereid, in de genezing van deeze ziekte gebruikt hebben, het zelve niet in zo grote hoeveelheid gegeven te hebben, dat de kwyling op het zelve gevolgd is; ja zy fchynen dezelve eerder vermyd te hebben; en nochtans is de genezing van een goed gevolg geweest, intusfehen indien de ziekte reeds in e,n erger trap was, nochte 'er geen fcllielyke verlichting verfchc-en van een ligte gifte, fchynt een groter hoeveelheid, hoewel van het gevaar der kwyling vergezeld, toegediend te moeten worden, in een hond, gelyk reeds is gezegd geweest, heeft een groote gifte gheele kwik een haastige kwyling veroorzaakt, maar heeft ook de ziekte weggenomen, daarenboven leest men een O) Sauvages Difiërtat. fur la Rage, pag. 53. 54. & 58. 59. Derde Deel. Ggggggg  n5a DE HONDS-DOLLIGHEID. §. 1146". i^r. geval van een waterfchrikkig mensch (k)9 die van deeze ziekte genezen is; maar hy heeft gedurende het geheele beloop der ziekte een overgrote hoeveelheid fpog uitgeworpen, zo dat alle de tanden, die voorde ziekte vast zaten, waggelden : hy had nochtans geen geneesmiddel, uit kwik beftaande, ingenomen, maar de Geneesheeren hadden door opiaten getragt de kramptrekking dér keel te verlichten, waar uit men fchynt te kunnen befluiten, dat die overvloedige ontlasting der fpog in de waterfchrik heilzaam is, en dat dus hier voor de kwyling niet te vreezen is. Maar alhoewel dit alles het uitftekend uitwerkzel van de kwikmiddelen getuigt, nochtans fchynt de behoorlyke behandeling der wond niet verzuimt te moeten worden, te weten op dat zy langen tyd open blyve, en het ontfange vergif uit kan gaan. een ion^eling, die op dezelfde tyd, dat hy een zaadloop had , van een°dolle hond was gebeten, nam 'savonds een gifte van zoete kwik, en de volgende morgen een buikzuivering; edoch de wond, op de gewone wyze behandeld , ging vry fchielyk toe. nochte het dikwervig gebruik van de zoete kwik heeft belet, dat hy ten einde van een maand, naar de toebrenging der wond , door de hevigftê dolheid aangetast, allerellendigst is geftorven (J). « 114.7. \/f aar tot noch toe is 'er geen zo zeker be1Y1 vonden, waar aan men de behoudenis van een allerdeerlykst gevaar lopend mensch kan betrouwen, aangezien 'er geen bekend is , welke proefondervindingen zeker zyn, want of zy zyn haar oorfprong verfchuldigd aaneen befchouwing, of men beeft zich betrouwd op het geene door een ander befchrevëfHs: zells het geheim van Aefchrio by Galenus en Onbafius van de verbrande kreeften ; de zo wyd beroemde opiaten van. Scrt- (k) Philofoph. Tranfaft. No. 474- Tom. XLIII. pag. adi. 00 Medic. Effays Tom. V. part. 2, pag. 590. &c'  §.II47. DE HONDS-DOLLIGHEID. 1153 Schribonius Largus, voor de dolheid der Siciliaanders ; de raad van Peregrinus , wegens 't vel van de Hyëna; van Aëtius, Rufus, Pofidonius, van de asfche van kreeften met driaxel; het geroemde geneesmiddel by Palmarius; of de te zeer by Grew en de Jagers gepreeze majeru , tin met mithridaat; de in de heilige nagtgezichteri geopenbaarde rozehonds wortel , of het by andere tot de wolxen toe verheeve asch aardachtig zeverkruid , pimpinel, de verbrande lever van een dolle hond en diergelyke ; niet uitgezonderd. Naar dat *er gefproken is geweest van de onderfcheide wyzen-, welke tot de genezing van de honds-dolligheid ondernomen zyn, is 'er overig, dat wy onderzoeken , wat men vau die middelen moet geloven, welke onder den naam van eigenaartige geneesmiddelen aangeprezen vyorden voor deeze ziekte, en eertyds een grote naam hadden, ja hedendaags worden fornniio-e noch met de grootfte lof verheven, wanneer alle de voorzorgen , in deeze ziekte te genezen, opgenoemd , zorgvuldig waargenomen worden, laten de Geneesheeren lichtelyk het gebruik der eigenaartige middelen toe , aangezien 'er verfcheide onder deeze opgenoemd worden , welke ten minfte geen nadeel fchynen te zullen doen, indien zy geen voordeel doen : nochte rechtfchape Geneesheeren zullen 'er zich niet aan ftoren., al wierd de genezing , welke door krachtdadiger middelen'bewerkt is , aan deeze eigenaartige middelen toegefchreven. het vertrouwen der zieken word dikwils door 't gebruik van deeze byzondere middelen opgericht, het geene veel voordeel doet in de genezing van deeze ziekte, gelyk te voren is gezegd geweest: daarom verwonderen wy ons niet, dat uitmuntende "Geneesheeren ook deeze middelen gegeven hebben, offchoon zy alle de hoop der genezing in krachtdadiger hulp- Ggggggg 3 raid"  H54 BE HONDS-DOLLIGHEID; $■ " 4?. middelen hebben gefteld (in), maar geene ondervindingen hebben geleerd , dat wy met gernstheid de behoudenis van een mensch,, door zo zwaare ziekte in gevaar gebragt, aan deezé byzondere middelen alleen kunnen overlaten, de oude Geneesheeren hebben verfcheide van deeze gekent en aangeprezen-, nochtans, gelyk % 1139. gezegd is geweest, wanhoopten zy van de genezing, wanneer de watervrees aanwezende was. het heeft uit de te voren aangehaalde waarnemingen gebleken , dat men zelfs geene vaste voorbehoeding tegen deeze ziekte van deeze kan verhopen, aangezien veele waterfchrikkig zyn geworden, offchoon zy met alle vlyt diergelyke te werk hadden gefteld, het geene ook verder blyken zal , wanneer wyalle, welke hier opgenoemd zyn , elk in 't byzonder kortelyk zullen overlopen.. Daar en boven is het dikwils ten eenemaal' onzeker, of het dier, dat de beet heeft toegebragt, waarlyk dol is geweest ; daarom zullen zodanige gebruikte middelen dikwils fchynen wonderen verricht te hebben, daar de eenvouwdige ziekte , zonder eenig kwaad gevolg genezen word. zekerlyk veele van deezè middelen zyn haare oorfprong aan een enkele befchouwing verfchuldigd, gelyk b: v: zy geloofden dat een gedeelte van het vergiftige dier, het zy op de wond gelegd, of inwendig gebruikt, de kracht van het eigene vergif ontzenuwde of ten eenemale vernietigde ; daarom hebben zy aangeprezen , de hairen van een dolle hond op de wond te leggen, andere hebben de lever van dit dier aan de zieken te eeten gegeven enz. men leest ook by Galenus en andere oude Geneesheeren, verfcheide dingen, welke zy van hunne voorgangers ontfangen hadden; de Geneesheer ren der volgende eeuwen, hebben aan de naarkomelingen dezelfde van gelyken befchreeven , en met dezelfde lof verheven , overgelevert. want wy nloeten bekennen , dat het gedeelte der o-eneeskunde, welk van de krachten en het gebruik der geneesmiddelen handëld, minder dan dè vorige beoeiTend is. dezelfde krach- OO Sauvages DifTert. fur la Rage, pag. 49. 50. James a new. ' Method. of Curing &c. MadnelT. pag. 39.  S.H47- DE HONDS-DOLLIGHEID. rr^. krachten welke by Diofcorides, Galenus en Plinius gelezen worden, worden noch aan de planten van dezelfde naam gegeeven. de kruidkundige hebben met een pryzenswaardige vlyt gezogt, de planten door de ouden aangehaald, te kennen, en hun zodanige kenmerken te geeven, waar door de latere nakomelingfchap dezelve van alle andere zoude kunnen onderfcheiden. edoch het is tot noch toe door geene naauwkeurige onderzoeking waargenomen, of de krachten, aan deeze planten totgefchreven , zich door een vaste uitwerking te kennen geven, tot hoe groot nut zoude het de geneeskunde niet verftrekken , indien door een naauwkeurig en voorzichtig onderzoek alles uitgewischt wierd,. het geen valsch of twyffelaehtig van de krachten der geneesmiddelen word gevonden, indien een iegelyk, die zich op de geneeskunde toelegt, gedurende zyn geheele leven maar een enkel plantje op alle wyzen onderzogt had, om deszelfs waar gebruik te leeren, zoude deezen arbeid reeds lang ten einde zyiugebragr,. en 'er zouden meer geneesmiddelen bekend zyn , op welke wy zeker en gerust zouden kunnen betrouwen, nu zullen wy de voornaamfte by de Schryvers voor deeze ziekte geprezene middelen overwegen. Van Aefchrion by Galenus enz. De asfche der kreeften, alleen, of met de wortel van maidergeer en wierook, word van Galenus (n) geprezen, als een middel met zyn geheele zelfftandigheid eigenaartig en krachtdadig om deeze ziekte voor te komen, indien het aan een mensch, die gebeten is geweest, daaglyks, gedurende veertig dagen , in hoeveelheid van een grote lepel wierd toegediend, maar wanneer dit middel -niet terftond naar de beet gegeven wierd , maar naar eenige dagen , als dan waarfchouwde hy, dat 'er een verdubbelde gifte vereischt word. edoch hy volgde de manier, van 't zelve gereed te maken, welke Aefchrion, een zeer ervare proefkundige in de geneesmiddelen, overgeleverd had , en die medeburger en leermeefter van Ga- ' f» De fimpl. Med. Facultat. Lib. XI.-Cap. I. No. 34. Charter». Tom. XIII. pag. 310. 311. GggggggS  ftgg DE HONDS-DOLLIGHEID. §.114?. Galenus geweest is. want hy verbrande levendige kreeften, (Aëtius heeft de rivier en groote aangeprezen (o),) in een roode kopere pan, tot asfche, die gemakkelyk tot ftof konde gewreven worden: by tien gedeeltens van de asfche der kreeften, wierden vyf gedeeltens van de wortel van maldergeer, en een -gedeelte wierook, gedaan, hy vermaand nochtans , dat op een zekere tyd van 't jaar, en de agttiende dag van de maan, deeze verbranding moet gefchieden : evenwel betrouwde hy niet zo zeer op dit middel, of hy lag ook tevens een plyfter van pik , opopanax en zeer fcherpe azyn, op de wond, waar door hy de te fchielyke aaneenhechting belette. Diofcorides (p) beveelt het zelfde middel aan, maar hy zegd niet, dat de kreeften in een koper vat moeten verbrand worden, maarhy heeft geboden, dat zv moesten verbrand worden over het vuur van de takken van wilde wyngaart; het geene Aëtius ook gewaarfchouwd had. maar offchoon Diofcorides de asfche der kreeften, met de wortel van maldero-eer en wierook, als het krachtdadigfte middel heeft geprezen", het geene men gerust kan gebruiken , fchynt hy nochtans niet gelooft te hebben. dat dit altyd goede uitwerking doet; want hy zegd, dat dit middel alleen fommige tot heil verftrekt heeft; maar ook tevens vermaand hy, dat niets belet, dat men ook g'eene andere hulpmiddelen zou te werk ftellen, en hy beveelt de wydermaking, branding enz. van de wond. zekerlyk zo hv geloofd had, dat dit eigenaartige nimmer in deeze ziekte in gebreken bleef, zoude hy zich lichtelyk van alle de andere onthouden hebben, maar de gedurige prikkeling der wond , door een fcherpe plyfter, meerder voordeel te hebben gedaan, als dat zo zeer geroemd middel Van Scribonius Lams enz. Die Schryver, die ten tyde van Claudius geleeft heeft, heeft een boek over de zamenftelling der geneesmiddelen gefchreven , en word van Galenus fomtyds aangehaald, onder de zamengeftelde geneesmiddelen maakt O) Lib. VI. Cap. XXIV. pag. 107. QO Theriac. Cap. II. pag. 423. 4M»  $."47- DE HONDS-DOLLIGHEID, 1157 hy melding van een tegengif, dat deszelfs Leermeefter Apuleis Celfus jaarlyks te zamenftelde (q) , en na Siciliën zond, om dat aldaar zeer veele dolle honden zyn. dit tegengif wierd te zamen gefteld uit vry heete fpeceryen, als: fyrifche nardus, fajfraan, myrrhe, kost, casfe, caneel enz. en opium, dit wierd ter grootte van een Egyptifche boon, gedurende dertig dagen, met water toegediend, aan de menfchen die gebeten waren, om de waterfchrik voor te komen; ja zelfs wanneer zy reeds door de vrees voor 't water waren aangetast: edoch het blykt genoegzaam uit de woorden zelve van Scribonius, dat hy niet gelooft heeft, dit een zeker middel te zyn ; want hy zegt : 'dit brengt voordeel aan, op dat zy naderhand het zvater zonder vrees gebruiken , en van deeze moeilykheid verlost, minder gekweld zvorden. voor 't overige heeft noch niemand, voor zo verre ik weet, door deeze ziekte aangetast, eenig l'etzel bekomen, daar en boven ter plaatfe alwaar hy de onderfcheide krachten van dit tegengift in andere ziektens aangehaald heeft, voegt hy 'er het volgende by : maar men moet de plaats , van een dolle hond of flang gebeten, langen tyd in de et tering onderhouden, nochte toelaten dat zy zich tot een lidteken zette , op dat het vergif daar door uitgehaald zvorde; en om deeze reede gebied hy fcherpe middelen in de wond te leggen, welke ook de gezonde deelen doen verzweeren. hier uit blykt genoegzaam , dat men van dit tegengif geen zekere en eigenaartige kracht tegen het veroif van een dol dier kan verwachten , maar dat het op gelyke wyze werkt, als de driakel en de mitridaat en diergefyke, welke uit heete fpeceryen en eulfap beftaan. wat goeds men nochtans van deeze kan verwachten, is §. 1143. gezegd geweest. De raad van Peregrinus wegens 't vel van de Hyëna. By Scribonius (r) word dit middel van gelyken aangeprezen, hy verzekerd dat dit geheim gekomen is van een uitheemsch mensch , OjD Scribon. Larg. No. 171. 172. pag. 120. &c» 00 Ibidenu  n58 DE HONDS-DOLLIGHEID. §.1147. mensen, naar fchipbreuk geleden te hebben, in 't eiland Crete aangekomen , die, wanneer zy vocht vreesden en blaften , en door de kramp gekwelt wierden, het middel aan de linker arm gebonden zynde, uitwerkte, dat zy dronken, en van het gebrek verlost wierden. Scribonius heeft naderhand dit geheim voor veel geld te weten gekregen, namentlyk : dat het een fttikje vel van een ■Hyëna zvas, in een doekje gebonden; maar hy getuigd nochtans oprecht, dat hy geene gelegendheid heeft gehad, de proef van vzelve te nemen, offchoon hy met groote moeite een Hyena, had gevonden, en het vel nu reeds gereed hadde. Aëtius (j) hêfift gewilt' dat men deeze zieken nuttelyk op een beerenvel of dat" van een zeekalf, maar voornamentlyk van een Hyëna, ■legt, en hun met het zelve toedekt; en hy zegt, dat de asfche van het vel van een Hyëna , zelfs de waterfchrik ftiit. 'by Aurelianus wórd een ander gebruik van het vel der Hyëna 'celezen (f): andere zyn van gevoelen, dat zy moeten drinken uit "een kan met linnen overdekt, of met het vel van een wild gedierte, 'door het by geloof namentlyk aan efpoort, dat het natuurlyk gezag der wilde dieren, dat te, en de honden ftrydig is, de vrees der zieken verjaagd, maar dat Aurelianus weinig voordeel daar uit verwagt heeft, blykt uit het geene onmiddelyk daar op volgd : maar deeze, welke volgens het gemeen gevoelen geloofd worden , door de ondervinding bevestigd te zyn, worden beweezen, verre van de kunst vervreemt te zyn. dat dit wild gedierte van Aurelianus , de Hyëna is, fchynt uit Plinius u) te blyken, die verhaald, dat "de fchaduvv van dit dier, .de honden ftom maakt; ook dat het zelve het braken van den mensch nabootst om de' honden te lokken, die het aantast, maar aangezien de Schryvers der natuurlyke hiftorie het noch niet volkomen eens zyn, welk dit dier is, waar aan de wonderiyke eigenfehappen door PU' CO Lib. VI. Cap. XXIV. pag. 107. verfa. CO Acutor. Morbor. Lib. Hf. Cap. XVI. pag. 2.34» 00 Lib. VIII. Cap. XXX.pag. 188.  J.IÏ47- DE HONDS-DOLLIGHEID. '1159 Plinius aangehaald, kunnen topgefchreven worden , blykt het genoegzaam, dat van dit middel niet veel voordeel kan verwacht worden. Van Aëtius, Rufus, Pofidonius, van de asfche van kreeften met driakel. Wat men van de krachtdadigheid van de asfche van kreeften moet gevoelen , is te voren gezegd geweest; als ook van het gebruik der driakel, en diergelyke, in de voorbehoedende geneêswyze. Het geroemde geneesmiddel by Palmarius. Naar dat Palmarius in de genezing der gebetene, alle die middelen opgenoemd had (w), welke uit het gevoelen der ouden, tot de genezing van deeze ziekte aanbevolen wierden , leerd hy het geneesmiddel, waar van hy de kracht zo groot geloofde te zyn, dat, ook zonder eenige zorg voor de wond te dragen, wat foort .van voedzel de gebetene ook gebruikten, een zekere genezing door deszelfs gebruik zoude kunnen verhoopt worden ; niet alleenlyk als voorbehoedende, maar ook wanneer de de vrees voor 't water reeds aanwezende was. twee zaaken zonderde hy alleenlyk uit; te weeten wanneer de deelen van het hoofd, hooger als de tanden, door een beet van een dol dier gekwetst waren geweest; of dat de wond terftond naar de beet met koud water was uitgefpoeld; want als dan heeft hy gewild, dat de hoop tot de genezing zeer klein was, maar dat het in de overige altyd zeker ging. Dusdanig was het voorfchrift van dit geneesmiddel : %. van de bladeren van wynrult, yzer kruid, kleine falie, weegbree , boomvaren, gemeen e al/em, kruisen munt, byvoet, citroen kruid, betoni, fint jans kruid, kleine centaur ie , van elks evenveel geivigts. deeze planten jaarlyks geplukt, wanneer zy in hun volle "kracht zyn, wierden tusfchen fchoon papier gelegd , zagtjens op een fchaduwachtige plaats gedroogr, op dat zy niet te veel zouden uitdrogen, en ook niet befchimmelen zouden. maar 00 De morbis contagiofis pag. 276. &c. Derde Deel. Hhhhhhh  u6o DE HONDS-DOLLIGHEID. S-"47* maar wanneer zy nu gebruikt moesten worden , ftampte hy van elks evenveel gewigts tot een zeer fyn poeder, en gaf aan de gebetene daaglyks een half drachma van dit poeder , met twelmaal zo veel fuiker, of in wyn of m appelmoes, of in vleeschnat, of met boter , of in honig , onder de gedaante van een concerf, wanneer zy noch nuchteren waren , drie dagen voor het eeten. hy gelooft dat anderhalf of twee drachmen genoegzaam zyn voor een mensch , en alle dieren hoe wreedelyk ook gekwetst: hy vermaand intusfehen , dat het geen nadeel zal doen, indien het tot drie of vier drachmen toegediend word ; vooral indien de genezing langen tyd naar de toegebragte beet, of de waterfchrik reeds aanwezende ïvn , ondernomen word : maar hy heeft geboden, de wond fwee of driemaal daags met wyn of mee te Hoven , waar in een half drachma van dit poeder afgefpoeld is geweest, daar naar gebied hy, de wond op de gewone wyze te behandelen, en hf verzekerd dat zy toe kan gaan zonder eenige vrees voor de waterfchrik. maar hy getuigt oprechtelyk, dat de uitvinding van dit tegengif, toegekend moet worden aan Jaöo* bus Sylvanus, Heer van Pyrou. . Nochtans hebben vry dikwervige waarnemingen naderhand geleerd, dat verfcheide naar het gebruik van dit middel waterfchrikkig zyn geworden; daarom is ook het gebruik van dit middel in verachting geraakt, ten zy dat het fomtyds op de zelfde tyd aan de zieken word gegeven, wanneer andere krachtdadige middelen, uit kwikzilver beltaande, beproeft worden gelyk te voren is gezegd geweest; en tevens de wond langen tvd open word gehouden. Of de te zeer gepreeze Majern enz. In de Verhandehn*>n der Koninglyke Maatjehappy te Londen (*>-, word de befchryving van dit geneesmiddel gevonden, men nam de blade- O) Num. 191. pag. 409. Philofoph. Tranfaft. Abridg. Tom, III. pag. 284»  &.II47- DE HONDS-DOLLIGHEID. 116*1 ren van wynruit, van de fteelen gezuiverd en gedampt tot zes oneen , Londoniche driakel, f of Venetiaanfche, die beter is ,) gebroke knoplook, en dun vylzel van tin, van eiks tot vier oneen : zy wierden in een aarde vat, wel toegemaakt, in vier ponden goede witte wyn of canarie wyn, geduurende vier uuren , met zagtjens te koken, uitgehaald, zorgdragende, dat de waasfem 'er niet uitging; daar naar wierd het uitgedrukte doorgietzel bewaard, voor menfchen van een teder of heet geftel, wierd in de plaats van wyn, welgegest goed bier genomen. Dit geneesvocht wierd tot twee of drie oneen gegeven , m fommige zieken ook in groter hoeveelheid , alle morgen gedurende negen dagen , en de zieke moest zich geduurende drie uuren naar het gebruikte middel van fpys onthouden, de overige drek die in de doek gebleven was , moest op de wond getegd en alle vier-en-twintig uuren vernieuwd worden, tevens word vermaand , dat dit middel koud gedronken moet worden, of ten minften maar een weinig laauw gemaakt, en voor de negende dag naar de ontfange beet toegedient worden; anders zoude het bloed reeds te veel door dit vergif befmet zyn. Diergelyk middel word aldaar onder de gedaante van een conferf befchreven , ten zy dat de waterlook , het Virginiaansch flan'enkruid, de bloemen van fint jans kruid 'er bygevoegd worden": het geene van gelyken gedurende negen dagen moest gebruikt worden, het blykt gemakkelyk dat dit middel ook werkt, als een warm doordringendfpeceryachtig zweetdryvend middel; en tevens eulfap bevat : over het gebruik van diergelyke is §. gefproken; maar het blykt niet door eenige proefondervindingen, dat daar door het dolle vergif door een eigenaartige kracht getemt word. De in de heilige nagtgezichten geopenbaarde rozehonds wortel. Van deeze word by Plinius Qy) het volgende geCO Lib. XXV. Cap. II, pag.óao. & Lib.VIII. Cap. XLI. p. 195. VJV Hhhhhhh a  I0Ö3 DE. HONDS-DOLLIGHEID. $• tlfet gelezen: tot deeze jaaren toe, is de beet van de dolle hond, de frees voor^ water, en een haat voor alle drank aanbrengende , on 'nee lyk geweesl onlangs heeft de moeder van een zeker Sol°?Zefn - 'jhnat „czien, dat zyde wortel van een wilde roos, tik ^£iïg2iïZ™l > > «* boomgaard plukte en aal ha^Z zoon te drinken zond ; den oorlog was tn Lacelaen aan naar en * ctanje„ plegen: het is toevallig gebeurt, Uk Sl£ Zfe^l ei hond, bet water beginnende Tvfeezn el brief van zyn moeder onlfing, hem biddende dat '&fr™ï£të*<&*^ enhy is buiten alle hoop genezen, en naderhand heeft een iegelyk zodanig hulpmiddel ^oefi.U^ hetSover bekend, dat Plinius in zyn overgroot werk, verfchei. fe dingen bv een vergaderd heeft, van welkers waarheid met reeÏ S»e?wyffeld worden, misfchien heeft de naam rozehond, ,7us aan deeze wortel toegefchreven had, met bevestigd worden- %K~^ot ^ wolken toe verheve aschnardachtig leverkruid. In de uitnemende befchryving der c^7n &> heeft de zeer vermaarde Dillenius, deeze plant Tf breven onder den naam van aschachtig gevingerd lever\ J^Zw met bochtige bladen, en heeft een fraaye afbeeb ; en hy heeft ons vermaand dat t ik een eigenaartig voorbehoedend middel, tegen de wa-. rlliU word gehouden, en dat in de winkels te Londen , 'ord', «u een gelyke hoeveelheid v,n_ tef mosch en zwarte peper te zamen gefteld.. de zeerver- 00 Pag* 2o°*  5.ii4r- DE HONDS-DOLLIGHEID. 1163 maarde eerfte Lyfarts Rich. Mead, heeft door zyne getuigenis een gtoote naam aan dit middel doen verkrygen , daar nochtans het halve gedeelte van de peper maar bydoende. maar dat geneesmiddel wierd op de volgende wyze toegediend : vooraf wierd een aderlating van negen of tien oneen op den arm gedaan, by een half once van deeze wel gezuiverde, gedroogde, en dan tot poeder gedampte mosch, wierden twee drachmen zwarte peper, tot poeder geftampt, gevoegd, deeze te zamen wel gemengd , wierden in vier gelyke giften verdeeld, vier achter een volgende dagen, wierd 'smorgens nuchteren een van deeze giften gegeven, met een half pint warme koemelk: deeze vier giften ingenomen zynde, moest de zieke, noch nuchteren zynde, 'smorgens, gedurende een maand, in een bad van koud water ingedompeld worden, op deeze wyze dat hy geheel onder gedompeld wierd, en maar een halve minuut in 't water bleef, indien het zelve zeer koud was. naderhand moest hy noch zesmaal in de tyd van twee weeken het zelfde bad gebruiken. Edoch het fchynt twyffelachtig, of de gelukkige gevolgen van' dit middel, aan deeze mosch moete toegefchreven worden, aangezien 'er ook zo groote hoeveelheid peper by gedaan word, en daar en boven de zo dikwerf herhaalde baden van koud water hier toe veel fchynen te doen, gelyk §. 1143. is gezegd geweest, 'er zyn ten minfte waarnemingen, welke leeren , dat de waterfchrik naar het gebruik van dit middel gevolgd is. want een kind,' dat van een dolle hond in den duim was gebeten , heeft 's morgens en 's avonds een drachma van de poeder , tegen de dolligheid, gedurende veertig dagen gebruikt, en tienmaal heeft hy het zee bad gebruikt: naderhand van de fteen gefneden zynde, is hy zeer wel herfteld, en is nochtans naar negentien maanden waterfchrikkig geftorven (a). waar uit fchynt befloten te kunnen wor» GO Medic. Effays Tom. V» Part. II. pag. 984. Hhhhhhh 3  n Freind (g) hebben dit gevoelen omhelsd; die gewild hebben dat deeze ziekte omtrent het midden der festiende eeuw overal heefc beginnen te woeden. Forestus zekerlyk (7>), die in deeze tyd vermaard was, heeft de fcheurbuik voor een nieuwe ziekte gehouden, ja dat meer is de naam zelve, met welke deeze ziekte hedendaagfch van alle Geneesheeren betekent word, word by de oude Latynfche of Griekfche Geneesheeren niet gevonden, nochte van deeze taaien afgeleid; maar de Noordfche Volkeren , die dikwerf door deeze ziekte worden lastig gevallen, fchynen deeze naam aan dezelve gegeven te hebben ; gelyk uit het volgende dat by Olaus Magnus gelezen word, blykt (V), van die geene die in belegerde Steden woonen, en de fpyzen der belegeraars op alle wyzen trachten weg te neemen, op dat zy door gebrek aan versch vleesch in geen ziekte vervallen, die droeviger is als alle ziektens, in hunne landtaal fchorbuk genoemd, dat is de keel en maag, door vjreede kwellingen en langdurige pynen verdroogt: want koude en onverteerbaare fpyzen te greetig gebruikt, fchynen diergelyke ziekte te veroorzaaken , welke de Geneesheeren een algemeene. kwaadfappigheid noemen, op een andere plaars (k* noemt hy dezelfde ziekte fchoerbuch; waar van deNederduitfchenaarn/c^wrbuik fchynt afgeleid te zyn ; alhoewel zy ook by de zelfde fcheurbeck, om de zweeren de mond en het tandvleesch afeetende, en fcheurbot, om de pyn in de beenderen, word genoemr. maar aangezien het vel in deeze ziekte naar lastige en verfcheurende pynen dikwerf door blauwe vlekken word gefchonden ; d aarCg) Hirtor. of Phyfick Tom. II. pag. 387. 00 Lib. XIX. Obfervat. XI. Tom. II. pag. 417. Dodon. Prax. Med. Cap. XVII. pag. 70. O') Hiftor. de Gentibus Septentrion. Lib. IX. Cap. XXXVIII. pag. 316. 00 Lib. XVI. Cap. L. pag. 570. Derde Deel. Iiiiiii  HÓS DÉ SCHEURBUIK. $.1148. daarom hebben zy dezelve ook blauwefchuet; en door verandering van uitfpraak blauwefchuit genoemt, alhoewel min eigenaartig maar het blykt genoegzaam, dat de naam van fcheurbuik afgeleid is geweest van het oude woord met het welke de noordiche volkeren deeze zieke betekenden. Wanneer by Hippocrates (O, de ziektens van de milt worden befchreven, vind men op de tweede plaats een aandoening op^enoemt, in welke de couleur word verandert en zwart, bleek setyk de fchel van een granaatappel word gezien ■ de mond riekt kwalyk, als ook het tandvleesch, dat van de tanden affcheid, en 'er ontftaan zweeren op de fcheenen , gelyk nagtpuisjens; de leden vermageren, nochte zy hebben buikontlastingen, zeer veele van deeze toevallen worden in de fcheurbuik wel waargenomen, maar nochtans Hippocrates de geheele oorfprong der kwaalaan de milt toegefchreven, en hy heeft geboden de milt in te branden, indien de ziekte hartnekkig is. op een andere plaats (m) haalt hy een ziekte aan, welke hy bloedig lankeuvel noemt, waarin hy Zecd het volgende' te gebeuren: hy ftinkt uit de mond, het tandvleesch fcheid zich van de tanden, en het bloed vloeit tut de neus. maar fomtyds breeken 'er ook zweeren uit de beenen op; en wanneer deeze genezen, ontflaan 'er andere: de couleur is zwart, ha vel dun • zy zyn niet bekzvaam om te wandelen of tot eenige oefenine;en.'w™t alle de uitleggers van Hippocrates en derzelver uitgevers getuigen dat het ontkennend woordje niet in de voorftelling agtergelaten is, aangezien het niet het overige in de voorftelling fchynt te ftryden, dat zodanige zieke bekwaam zoude zvn om het lichaam te oeffenen. de bloedftortingen, en dat wel cevaarlyke, zyn vry gemeenzaam in de fcheurbuik, als ook de vermoeitheid van 't geheele lichaam, gelyk naderhand zal blyken. 'er ff) De internis Affeftionibus Cap. XXXIII. Charter. Tom, VIL 662 V%i) Ibidem Cap. XLVIII. pag. 672.  §.n48. DE SCHEURBUIK. n69 *er word daarenboven aangetekent, dat zodanige zieken Xéwri-. Sêfuo* zyn, en wy zien in de fcheurbuik, dat door de minfte kwctfing ook het vel als afgefchaaft word , en 'er moeilyke zweeren volgen ; vooral op de beenen, alwaar, indien zy het vel alleenlyk maar met de nagels afkrabben, dikwils naar een lichte vereeling een langduurige zweer volgt, maar Hippocrates, offchoon hy verfcheide toevallen van de fcheurbuik opgenoémt heeft, fchynt nochtans de byeenzameling van deeze toevallen niet voor een byzondere ziekte gehouden te hebben, maar gelooft te hebben , dat deeze alle van het gebrek der milt afhingen, want aldus heeft hy vast gefteld («): de geene die een groote milt hebben, hebben bedurven tandvleesch en een ftinkende mond. maar alle de geene die een grote milt hebben, en die geene bloedftortingen nochte ftinkende mond hebben, hebbe kwade zweeren en zwarte lidtekenen op de fcheenen. ook hebben de nieuwere Geneesheeren waargenomen dat de milt in de fcheurbuikige fomtyds boven mate in grote toegenomen is geweest : dus heeft de. zeer beroemde Mead (p) in 't lyk van een landman de milt van een onmatige grootte gevonden, maar van een natuurlyk maakfel, en alleen maar in grootte toegenomen; nochte de couleur was verandert, nochte de zagtheid was door een dikte of knoestgezwel bedurven. maar zy woog vyf ponden en een vierendeel, lerwyl de lever maar vier ponden en vier oneen woog. eindelyk de zelfftandigheid, tv elke van de nutuur van dit ingewand is , vertoonde voor 't gezigt een zwarte overftorte couleur met ftappe vezelen, intusfehen is het nochtans uit verfcheide waarnemingen, welke by Eonetus Q&) verzamelt worden, gevonden, zeker, dat de milt dikwils van alle gebrek bevryd is gevonden geweest in de lyken der fcheurbuikige. ö PU- (V) Prsdift. Lib. II. Cap. XVII. Charter. Tom. VIII. pag. .826". (0) Monit. & Praicept. Medic. pag. 223. (/O Sepulc, Anatom. Lib. III. Seft. XIX. pag. 337. Iiiiiji %  iï?o D E^S CHEURBUT K. j.1148- Plinius (q) maakt ook gewag van een zekere ziekte, waar van de foldaten in Duitlchland het leger aan geene zyde van den Rhyn door de duitfche Kyzer gevoerd zynde, aangetast wierden. in twee Jaaren tyds vielen hun de tanden uit, endefamenvoegingen der kniën gingen los : hy fchryft de ziekte aanhetgebrek van water toe, en hy heeft vermaant dat dezelve van de Ge» neesheeren fcheurbuiks finkende adem en blauwefchuit genoemt word. de eerfte naam kan gaan, aangezien de gebreken der mond dikwils voorkomen in de fcheurbuik; maar de blauwefchuit heeft een andere betekenis: want dit woord word aldus by Galenus uitgelegd (r~): de blauwefchuit is een foort vanverlamming ,waar door iemand niet recht op kan wandelen, en fomtyds de zyde recht houd, fomtyds de linker, na de rechter zyde, of de rechter na de linker draagt; fomtyds licht hy de voet niet op, maar trekt dezelve na zich, gelyk als die, die loog klimmen, maar alhoewel de lammigheid op de fcheurbuik volgt, gelyk naderhand zal gezegd worden, fchynt nochtans de uitlegging van de blauwefchuit niet op de fcheurbuik te pasfen. Uit al het welke fchynt befloten te kunnen worden, dat die ziekte, die hedendaagfeh fcheurbuik genoemt word, wel niet geheel onbekend is geweest aan de oude Geneesheeren, maar nochtans niet zo nauwkeurig befchreven, om dat zy zelden voorkwam» want de waarnemingen leeren, dat de noordelykelanden het meest aan deeze ziekte onderhevig zyn ; daar de oude Geneesheeren, welkers fchriften tot ons zyn gekomen, in andere landen gewoont hebbem daarenboven word in de fcheepvarende lieden de allerergfte fcheurbuik waargenomen, die zeer verre fcheepvaarten ondernemen , en geduurende veele maanden genootzaakt zyn zich met gezoute en gerookt vleesch en visfchen te voeden: edoch in die tyden dat de oude Geneesheeren geleeft bewezen; maar SShd I 1T53. zaf bewezen worden, dat te gelyk met de fcitrm^een d ktc in het bloed aanwezende is. dierhalve dan Cp £ ledig en zittend leven tot deeze ziekte : waarom ntL die plaatfen, alwaar de fcheurbuik gemeenzaam is , ° ZnZn word, 'dat de Weevers, Kleermakers, en dierSfStóS^«! oeffenende, dikwerf door deeze ISltl aangetast worden, ik heb 'er veele gezien , die door we kzaam en matig leven zo veel geld verkregen hadden, Z zv m^lnmnen ouderdom, met weinig te vreden op een ISelvkf ledige wyze konden leven ; deeze heb ik altyd Sraeraden dat zy door dagelykfche wandelingen de land^ bouw of op eenigl andere wyze, het lichaam zouden oeffeDouw, or up 1 verzuimden, vervielen zy in kor- Kftvdl Se ziekte? zo lang de onftuimige zee in lange f 1 eSva ïten aan de fcheepsvarende gedurig werk verfchaft, fcheepvaarten geZond. maar zo dra de zee lan- Tn fldl^%"«en deY voetifappen der fcheurbuik voor fi "È % komen; en de ziekte groeit fchielyk aan door het den d-g te k , dingen waar 0Ver wy terftond zultf forVeeke waarom"rvare Scheepsbevelhebbers de onwillige zelK^Ptot nodeloze arbeid dwingen, wanneer het langen tyd ftdis Des winters in plaatfen met fteenen enz. Zeer veeleby . „Sanders brengen byna hun geheele leven over op zodanige di6 Ï ÏSt de grond alleenlyk met de vengfters boPl3 ^elve komen, en kelderkeukens genoemd worden, dezelVCn Sen Sea gewaar, dat aldaar een gedurige vochtigTeidWf daSrtókeden zy de vloer met fteenen, en**  $.'n5o. DE SCHEURBUIK. ii 79* dekken de muuren met tegels, zeer wel wetende , dat alles wat van hout gemaakt is, in korten tyd door de vochtigheid bedorven en vernielt word. ja dat meer is, zy flapen in zodanige plaatfen, alhoewel zy daaglyks waarnemen, dat het bedde, de dekens, en het ftroo onder 't bedde leggende , nat worden, het is wel waar dat zy vuur ftoken, maar onder een fchoorfteen, nochtans geen groot vuur aanleggen; daarom wanneer het vuur des nagts uitgedooft is, flapen zy in zodanige vochtige en koude plaats, by veele word uit fpaarzaamheid het vuur onder de' asfche gerekend, naar dat liet tot het koken van het eeten gediend heeft; en een fobcr avondmaal'vereischt niet altyd nieuw' vuur, of ten minfte maar een klein vuur. ja', de huismoeders dikwils zeer zorgvuldig' voor de zinnelykheid zynde , hebben liever des avonds koude te lyden,als de met groote moeite fchootr gefchuurde plaat, op nieuw door 't vuur ftoken vuil te maken; deeze hunne uitgeëetene tanden , half verrot pyndoend tandvleesch;, lastige pynen door het geheele lichaam been verfpreid,' leeren door dagelykfche waarneming, hoe gemeenzaam de fcheurbuik door deeze oorzaak is; het geene Olaus Magnus ook reeds had aangetekend (y) , alwaar hy over de fcheurbuik handeld, zeggende: zy fchynt geboren te zuurden door het eeten van zoute' fpyzen, die niet wel verteerd zyn, en gevoed te worden door de' uitzvaasfeming der vochtige muuren. edoch zy zal zo grote kracht niet hebben, alwaar de muuren met platen van eenig hout van linnen bekleed zyn. Op de zee varende lieden door gezouten , door de rook verhard enz. Want de zeevarende lieden zyn genoodzaakt in verre fcheepvaarten zodanig voedzel te gebruiken, aangezien versch vleesch niet lang kan bewaard worden, fchaapen, haanen,. verkens, worden fomtyds in de fchepen opgevoed, op dat zv fomwylen versch vleesch en fappen zouden kunnen heb-' J ben, ' (j) Hiftor. de Gentib. Septentrion. Lib. XVI. Gap. LI. pag. 570»* Kkkkkkk 3  ir8o DE SCHEURBUIK. $.1150. ben maar nimmer zo veel, dat zy voor alle genoeg zyn. deeze zvn'alleen voor de Scheepsbevelhebbers, en voor de zieken, waaruit blykt, dat 'er noodzaaklyk dikke, vette, aardachtige fappen geboren worden (ziet §. 1093.), daar zich een pekelacntige fcherpte byvoegt. maar zo lang de vereenigmg der dikke deelen door een fterke lichaams beweging belet word, bevinden zy zich vry wel, gelyk gezegd is geweest. ; vooral indien de fappen door overvloedige drank afgefpoeld worden, en dat overvloedige zoute in het bloed uitgefpoeld word. maar wanneer zy onder de evenaar de warmte beginnen gewaar te worden, begint meestentyds het water, dat hun tot drank verftrekt, te bederven, en zeer lelyk te Hinken , waar door de ellendige van de drank walgen, en geene of zeer weinig gebruiken, het is wel waar, dat dit bedorve water naar eenigen tvd begint een grond te zetten , klaar word , en op nieuw drinkbaar word; en daar naar goed blyft; intusfehen nochtans, wanneer het water gedurende verfcheide dagen , ja fomtyds weeken, en yslyke ftank uitgeeft, en dus de zeevarende een Tffchrik van de drank hebben, word 'er een allerergfte gefteldheid der fappen geboren , dewyl het dikke niet genoeg verdund, nochte het zweet en de pis een genoegzame affpoehng word bezorgt, dat langs deeze wegen het fcherpe uit het bloed uitgefpoeld kan worden, maar die, die door overgrote dorst de waMne te*en het ftinkende water overwinnen, drinken te «relvk met de drank deeze verrotte befmetting in, welke hun van gelyken befchadigt: het zelfde gebeurt fomtyds , wanneer 'er gebrek aan water is , wanneer de reis langer duurt door de tegenwinden, als zy gewoonlyk doet. Edoch dat het gebruik van gezoute vleesch ook oorzaak van de fcheurbuik is, blykt ook 'daar uit, dat die menfchen , die fchipbreuk geleden hebbende, of op hoop van loon in de uiterfte noordelyke landen de winter hebben over gebragt, by na alle aan de fcheurbuik zyn geftorven, wanneer zy met dee Sec\. VI. Cap. V. pag. 349-  2er een taarfche couleur in 't aangezigt ontftaat, is te vorenj. 8a8 alwaar over de dodelyke longontfteking gehandeld wierd , uitgelegd geweest, maar Eugalenus tekent zeer wel aan (*}, dat diebmoeilyke ademhaling der fcheurbuik onderfcheide word van diergelyke kwaal, door andere oorzaken ontftaan, door dien ae hoest pieping op de borst, rateling op dezelve, ftekende pyn , ademhaling welke recht op zittende moet gefchieden, en aan deeze eelyke aandoemnge der borst niet aanwezende zyn Daar by komende en weder wegwykende zwelling der beenen enz. Aangezien de opklimming van het aderlyk bloed uit de onderfte lidmaten van het lichaam na het hart moeilyk is, daarom hebben de aders aldaar verfcheide kleppen, en zyn dusSS op of tusfchen de fpieren gefteld , dat de nabygelegene Xf door deeze, zwellende, wanneer zy werken, kunnen te zamen gedrukt worden, en dus de beweging van het ader yk bloed Ta net O verhaast word: waarom wy in menfchen, die langen vd rusten, dikwils waarnemen , dat de voeten gezwollen zyn, om dat de kleine aders zich niet gemakkelyk in de te zeer uitgezette groote aders kunnen ontlasten, maar aan gewoone luiheid, en op de minfte beweging bezwykende ademhaling, byna alle de S^te^l^t», blykt dereede, waarom debee- O) pag. «3« ® Ibidem*  eu5t> DE SCHEURBUIK. 11553 nen in deeze ziekte dikwils gezwolle zyn. maar aangezien door de laauwe warmte van het bedde, en de gelyklegging van het lichaam de wederkeering van het aderlyk bloed uit de onderfte lidmaten , gemakkelyker word, gaat die dikte dikwils we„. op nieuw om dezelfde reede wederkeerenden Edoch door de moeilyke doorgang door de onderfte lidmaten en een bezwarende dikte, gevoelen zy de zwaarte deeW zer'leeden, even eens of zy met lood vol gegoten zyn , en daarom kunnen zy dezelve noch minder bewegen, hier by komt, dat uit het lymachtige en als verfchaalde bloed der fcheurbuikige dat allerdunfte vocht in minder hoeveelheid en minder goed'word afgezonderd, het geene door het maakzel der hersfenen bereid, door de zenuwen na de fpieren afgeleid word , om de fpierlyke bewegingen te verwekken. Roode bruine vlakken enz. Alle de Schryvers , die over deeze ziekre gefchreven hebben , en derzelver toevallen <™enoemd, getuigen dat zy vlakken waargenomen hebben, in het beleg van Breda (/), hebben de geene die door de fcheurbuik aangetast waren, over het geheele lichaam paarfche vlakken verfpreid gehad, ja by fommige wierd het geheele vel door purpere vlakken befmet. Eugalenus f» vermaand ons, dat de Heelmeefte s en Proef kundige door deeze vlakken bedrogen, geloofd hebben, dat de geene die dusdanig aangetast waren, de pest hadden, en, door de toediening van driakel en andere heete middelen, de dood van veele zieken verhaast: nochte dit zal niet zeer wonder fchynen , indien wy in aanmerking nemen dat de uitmuntende man Poupart f», wanneer hy aandachtigiyk een allerkwaadaartigst fcheurbuik in 't gasthuis woedende opmerkte, befloten heeft, dat dezelve eenige overeenkomst had met de grouwzame pest der Athemers , door Lu* cretius befchreven; en hy bewyst dit genoegzaam door de verge. (7) van der Mye de Morbis Bred. pag. 5. 6. 7- C^Academ. des Scienc. 1699. Mem. pag. 237. &c. Mmmmmmm 2  ïm DE SCHEURBUIK. 5.1151. gelyking der waargenomene toevallen, met de befchryving der pest, welke by deeze Dichter gelezen word. edoch de waarnemingen van Poupart geven veel licht in deeze ziekte , om dat hy in de ontleding der lyken , de reede der toevallen nagefpoort heeft, welke hy in deeze ziekte waargenomen had. fommige ziekte hadden de armen, de beenen, de dyen,met een donkere roode, na het zwart zwemende couleur geverwd, maar by zodanige, wierd naar de dood zwart geronne bloed onder 't vel gevonden: edoch hy nam waar, dat de blaauwe, roode, gheele , zwarte vlakken van gelyken door het uitgeftortte bloed, onder het vel voortgebragt waren, na mate het uitgeftortte bloed van couleur veranderd was; wanneer het ofte geronnen en zwart bleef, ofte beginnende ontbonden te worden door de verfcheide trappen der couleuren doorging, eer het ten eenemaal verdween : ten eenemale op dezelfde wyze, als in de kneuzingen te voorfchyn kwam, gelyk te voren is gezegd , wanneer over deeze gehandeld wierd. want 'er is een groote overeenkomst tusfchen de vlakken van de fcheurbuik en de verandering van couleur in het vel, welke op de vooraf gegane kneuzing volgd : want in beide de gevallen zitten de uitgeftortte vochten onder de heele bekleedzelen; in beide de gevallen zyn de vaten gebroken , en in de fcheurbuik fchynt door inwendige oorzaken zodanige gefteldheid geboren te worden, welke gewoonlyk door de uitwendige kneuzende oorzaak ontftaat; te weten de verbreking der vaten en de uitftorting der vochten, want in de fcheurbuik word een groote ontaarting der vochten waargenomen tot de fcherpte, en een vermeerderde tederheid der vasre deelen, zo dat zy door een lichte kracht verbroken worden, het heugt my, dat het fomtyds gebeurt is, dat wanneer ik de voorhand der fcheurbuikige een weinig te hard aangeraakt hadde met de pols te voelen, zy my 'sanderen daags de blaauw gecouleurde nagelate tekenen der vingeren toonden, 'er ontftaat "een lastige pyn, gelyk als in de gekneusde deelen , * indien de uitgeftortte vochten diep tusfchen de fpierachtige deelen zitten, welke verligt word, wanneer 'er paarfche of blaauwe vlakken onder het vel te voorfchyn komen , kerende dat bet uit-  £n5ii DE SCHEURBUIK. utf uitgeftortte van plaats veranderd is; dus ook gebeurd het zelfde in de fcheurbuik. Poupart Co) heeft in de lyken de fpieren opgeblazen gevonden, zo hard als hout, door het uitgeftortte bloed tusfchen het fpierachtig vleesch zittende: in zodanige gevallen ontftaan zeer lastige pynen , verlicht, zo dra het uitgeftortte bloed van plaats veranderd is, en onder het vel zit. dit heb ik dikwils in de oeffening der geneeskunde gezien , dat de zeer lastige pynen in de fcheurbuikige verlicht worden , wanneer 'er blaauwe of paarfche vlakken onder het vel van het pyndoende deel te voorfchyn kwamen, ook heeft Brunerus (p) vermaand, dat hy dit waargenomen heeft, dat die pynen niet eerder ophielden, dan als wanneer 'er zeer breede vlakken voor den das; kwamen , welke hy naderhand door verdryvende middelen heeft trachten te ontbinden. De couleur van het aangezicht bleek-bruin. Dat'er veel overeenkomst is tusfchen de zwartgallige kwaadfappigheid der vochten, en de fcheurbuik, is in 't vorige hoofddeel gezegt, en L 1054. is over deeze verandering der couleur van het aangezicht gehaudelt geweest. Eugalenus (q), ter plaatfe, alwaar by de tekenen nafpoort, uit welke de fcheurbuik tydelyk gekend word, op dat zy kan genezen worden, eer zy te zeer aangroeit, heeft aangetekent, dat by zommige ook een paarfche couleur van het aangezicht U, vooral by die, die overvloed van dik en droefgeestig bloed hebben: en hy voegt 'er by, dat by deeze naar een lichte beweging van het lichaam de lippen en de wangen overftort fchynen met een bruinagtige blauwe couleur. Beginnende ftank van de mond enz. De tekenen der fcheurbuik openbaren zich vry fchielyk omtrent het tandvleesch en de tanden; ja het fchynt, als of de fcheurbuikige fcherpte deeze deelen het eerst aantast: waarom byna alle de geene, cue op Cf) Ibid. pag. 241. (ƒ>) De Scorbuto, pag. 17» (?) pag» *3- Mmmmmmra 3  (fr9ö DE SCHEURBUIK. $.U5*> op die plaatfen wonen, alwaar deeze ziekte aan 'eland eigen», de tanden opgeeeten, en het tandvleesch uitgeëeten hebben, maar de Geneesheeren die op zodanige plaatfen de geneeskunde oeflènen, nemen altyd zorgvuldiglyk agt, hoe het tandvleesch geftelt is het tandvleesch is natuurlyker wyze dik, en vry vast, en bezét dat gedeelte der tanden, welke niet met de zogenaamde diamantkorst bedekt word: maar wanneer de fcheurbuik ontftaat, als dan begint het tandvleesch plat te worden, van het middenfte aedeelte der tand na beneden af te wyken, en het zagtftedeel deAand met die zeer harde korst niet bedekt, bloot te laten, te gelvk begint het tandvleefch in de tusfchenwydtens der tanden op te klimmen, rood te worden, te zwellen, fomtydstejeuken, daar naar zeer te doen. wanneer de Geneesheeren dit zien , weeten zv dat de fcheurbuik aanwezende is. maar aangezien het tandvleesch natuurlyker wyze aan het zagtfte gedeelte der tanden vast zit en voor dezelve als tot een beenvlies dient, beginnen dezelve te bederven, opgeeeten te worden, en ftuksgewyze uit te vallen zo dra het zelve van hun afwykt. maar het vlies, dat de kasten der tanden bekleed, is als die voortduuring van het tandvleesch en word gewoonlyk van gelyken aangedaan, waar door de tanden beginnen te waggelen, en van zelfs uit te vallen, eer dat zv noch ten eenemale opgeëeten zyn daarom zien wy zo dikwils op die plaatfen, alwaar die ziekte algemeen is, de menfchen in den bloei van hunne jaaren reeds tandeloos, want ot fchoon de ziekte genezen word, indien het onderfte gedeelte der tand dat met het daar aan vast zittend gezond tandvleesch bedekt moet worden, reeds opgeëeten is, zal het tandvleesch nooit wederom op nieuw aan de tand aangroeijen, gelyk als ook met bet beenvlies, indien dit bedurven is. dit is de reede, waarom liet tandvleefch zich van de tanden afgefcheiden vertoont, en dat gedeelte van het* tandvleesch, dat tusfchen de tanden op klimt San alle aaneenhegting bevryd is, en gemakkelyk met een tinte,vzer kan bewoogen worden, als dan word het tandvleesch rood, * eerst  S.H5I. DE SCHEURBUIK. 1197 eerst jeukt het, naderhand doet het zeer, ftort bloed op de minfte aanraking: en Poupart (r) heeft waargenomen, dat de kinderen het tandvleesch dat hun jeukte met de nagels verfcheurd hebben, en Hukken van het zelve afgefcheurt hebben; bet geene gemakkelyk gefchied, wanneer het tandvleesch van de aaneenhegting met de tanden bevryd , beginnen te verteeren tevens ook , wanneer zy in het brood of in een appel byten, geven de agter gelate bloedige tekenen der tanden een lelyk fchouwfpel. maar dat bloed uit het tandvleesch door een liffte aanraking uitgekomen, vergadert zich tusfchen het tandvleesch en de tanden; ja, dat meer is, in de kasten der tanden gefchied het zelfde, wanneer de tanden beginnen te waggelen; en aldaar in bloederige etter bedurven, veroorzaakt de frank van de mond. dit heb ik dikwils in fcheurbuikige gezien, dat, met het tandvleesch zachtjens te drukken, volgens de geheele lengte van het tandvleesch van beide de kakebeenderen zodanige bloederige etter voor den dag is gekomen, hier by komt fomtyds, dat zodanige bloederige etter in de kasten der tanden vergadert, de tedere beenagtige tusfchen wydtens uitknaagt, welke de kasten der tanden van elkander fcheiden, en dus langs de geheele lengte van het kakebeen voort gaat, alles befmettende en bedervende, ten zy door een of meer tanden uit te trekken een weg gebaant word, langs welke dat bedurve uit kan saan- hoedanig geval Poupart (V), van een kind van tien jaaren aanhaalt, aan wie een Heelmeefter alle de tanden heeft moeten uittrekken, op dat hy het tandvleesch en het kakebeen zoude kunnen senezen. alle deeze toevallen komen allengskens in een zagt zoort van fcheurbuik agtervolgens, maar fchielyk wanneer de^ziekte reeds tot een groote kwaadaartigheid ontaart is. Onderfcheide, verfpreide pynen, enz. Alle de Schryvers, die over de fcheurbuik gefchreven hebben, hebben bekend, dat zodanige pynen overkomen aan de fcheurbuikige: ja Sydenham, die niet ligt aan de fcheurbuik geloofde, heeft aan- O) Acad. des Sciences 1'an 1699. Meni- Pa§« a& O) Ibid. pag. 243.  II93 DE SCHEURBUIK. S-n^ i a **i He rieken naar her gebruik der koortsbast, door ,et" f««l °eZe|d s geweest, bet blykt tevens genoegzaam, 2£SS «SS*** "JS j-g fe^jws^gS^^ buikige waargenomen is 8^e^ gróflw (0 bewyst mte^«^^tgnseSk£hefrbuik de onerva- zeer moeilyl-e noest,™LU tusfchenpozingen had¬ koorts aanwezende waren, dat de W"™ £ gefteldheid den, ert zich by wy en «di« moest genezen worden, het geene de gelukje urai g^ (O PaS- 5°- ad 59-  DE SCHEURBUIK, 1199 heeft bewezen, de zeer lastige hart en maagh pynen heb ik menigmaal in de fcheurbuik waargenomen; maar de reeds aangehaalde tekenen der begin nemende fcheurbuik, en die fcheurbuikachtige pis, en de kleine, zwakke ongelyke pols, vooral op dien tyd, wanneer de allerhevigfte- pynen aandrongen, gaven een genoegzaam zeker kenteken der ziekte. Verfcheide maar ligte bloedftortingen. Te weten wanneer de bloedvaten uitgeknaagt worden door de fcherpheid der fappen zelve, of zo zagt en teder worden , dat zy door het minfte geweld los geraken , en het bloed dat zy bevatten, uitflorten: daarom ftort, het tandvleesch ligtelyk gedrukt, het blped uit; daarom ontftaan ook vlakken, en het bloed vergaderd zich, uitgeftort zynde, in de tusfchenplaatfen der fpierachtige vezelen , gelyk te voren is gezegd geweest: fomtyds ontftaau 'er ook ligte neusbloedingen, maar dikwils herhaald, maar wanneer het bloed door een verrotte ontbinding begint weg te vloeien , als dan ontftaan die hevige en wonderbare bloedftortingen, waar over in 't volgende getal zal gefproken worden. 3. Een doodreuk hebben de verrotte ftank van het tandvleesch, de ontfteking van het zelve 't bloed doende druppen, heet vuur, waggeling, gheelheid , zwartheid, beeneeting der tanden, aderfpattige kringen aan de kikvorsch-aders, bloedftortingen dikwils dodelyk , uit het uitwendige vel zelfs , zonder klaarblykelyke wond, uit de lippen, het tandvleesch , de mond, de neus, de longen, de maagh, delever, de milt, dealvleischklier, de darmen , de baarmoeder , de nieren enz.; zeer kwade hartnekkige zweeren , voor geen middel wykende, gemakkelyk in \ heet vuur overgaande, overal, vooral in de beenen verfpreid, meteen Derde Deel. Knnnnnn ge-  ,4öd DE SCHEURBUIK. 3 • • Irhnrft korften, een droge en ligte razery, ««-l u „..„ivisr rik en nochtans ont- vezelackige ^^^^ zout, fcherp, overbonden in ^ ^cnu ^ fl de ovei.vfak_. vlöeijende^ fchielyk: glStSpy^^s nachts door alle de fadeófr fi^SSSS beenderen , ingewanden verzwaarende, blaauwe vlakken. . i t-PP^Q vin de beginnende ftank in de mond ge • In't vorige getal is reed*van de ^g roeid alsdan ontftaat fproken geweest, maar we'l, dat ik eertyds- £ een ziekte my niet be- by een ziek^.bennJ my wilde aanfpieken , zo eene verkend was, die, wanneer ny_my dat het weinig fcheelde, of fchrikkelyke ^1 JZ J ^ *™ zeer teder ik viel van my zelve, offchoon « w fch}e] fc van gefteldheid ben. als dan begin het tai ^ te zwellen, maar het is zagt en als ipongi , j de tanden bedekken tft^^ &E^** '< ^ ' Ben gebruiken : '3 et bloéd'er terftond uit. korten tegen't tandvleesch ftoot , gaat net t£n tyd daar naar word ^t a«dvleesch b,aa ^ ^ ^ éenemaalheetyuung. maar dit beaerr ki y jr ffi*ï* 'SS- vloeiing der fpfgUweSS» " T andere ggftgg^tg „eb, alwaar wJ^^g^J&rf&SliW. deeaederzemng van de fcherpe icn 5 ^ cm len van het ïicntum. o „:,..vanen wanneer zoda-  fctigf, DE SCHEURBUIK. 1201 fomtvds openbaard zich een witachtige vlak inwendig op de wangen of de lippen, van eenige hardigheid rondom bezet; en gelyk Pat/part Cu) zeer wel waarfchouwd, ten zy deeze plaats metfpiritus van vitriool aangeraakt word, word zy fchielyk zwart, Hinkt en eet al het nabuurige op. maar het blykt gemakkelyk , dat de'tanden als dan tevens allerergst aangedaan moeten worden, **5*~ in 't vorige getal is reeds aangetekent geweest, dat defcheepvaSude door ten zeer kwade fcheurbuik aangetast, zich noch re-delvk wel hebben bevonden, wanneer zy gerust m hun bedde la-en, maar dat op de minfte beweging van het lichaam geftorven zyn; ja ook zodanige, die eenigzints reeds fcheenen te beteren en beproefden om den gewonen arbeid te: volbrengen. PouZl (f) heeft van gelyken zodanig haastig fterven der fcheurluïio-e waargenomen, en heeftin derzelver lyken gezien, dat .alk van binnen bedurven was, in veele waaren ook de ooren van het hart zo groot als een vuist, en met geronne bloed vervult, waar door de omloop van het bloed nootzaaklyk ten eerfte heeft moeten onderdrukt worden. , Waterzucht.. Het heeft gebleken uit bet geene rr$o. t* «ezegd geweest, dat zodanig voedfel onder de oorzaken der fcheurbuSc gerekent word, welke tot hartnekkip verftoppingen■ der "gewenden gelegentheid kan geven; gelyk in t hoofddeelvan de droefgeeftigheid is bewezen geweest: daarenboven is » ook by gevoelt, dat de geene die aan langzame ziektens onderhevig z?n, tot de fcheurbuik overhellen, maar naderhand alwaarh 1229. over de oorzaken van de waterzucht zal gefprob?r wórden zal het blyken dat hartnekkige verftoppingen der ïnLrnden den weg bereiden voor de fcheurbuik , waarom ook Sr de fcheurbuik onder de oorzaken der waterzucht zal ge?dd worden, buiten dat heeft de dikte der beenen m 't tweede eeïaUan dit hoofddeel plaats onder de verfchynfelen der fcheurS welke ook in de beginnende waterzucht aanwezende is„ Snl en dus blykt gemakkelyk dereede, waarom de waterzucht op de verouderde fcheurbuik volgd. waarom, gelyk Tdenham (gl vermaant, gewoonlyk gezegd wierd: alwaar de kfarMktindigt, aldaar begint de waterzucht, die groote man WtwÏÏrdigdf zich wel , gelyk ik t 1149. vermaant heb daï de Geneesheeren alles fcheurbuik noemden ; en daaroni. C A Aoad. des Sciences 1'an 1699. Mem. pag. fl44» X& fieft, VI. Capr V« pag. 350.. )  J.T15*. DE SCHEURBUIK. tMT voegt hy 'er het volgende by: deeze regel nochtans is menigmaal niet anders te ver/laan , dan dat , wanneer de waterzucht zich door duidelyke tekenen openbaart , het vooroordeel van de fcheurbuik terftond vervalt: intusfehen eventvvel overtuigd het gezegde genoegzaam, dat de waterzucht naar een langduurige fcheurbuik kan volgen ; en de Geneeskundige waarnemingen leeren , dat zulks.dikwils gebeurd. Teeringh. In dit zelfde getal is reeds gezegd geweest, waarom het voedingsgebrek op de fcheurbuik volgd , waar door het lichaams geftel allengskens verteert: maar ook de teeringh zelve, door de etterachtige befmetting der aangedane ingewanden ver■oorzaakt, ontftaat fomtyds uit de fcheurbuik. want de teeringh ot het voedingsgebrek kan zo wel door een zweer der andere ingewanden 9 als door een verzweering van de longh , voortgebragt worden, gelyk §. 1214. zal blyken. maar in de lyken der door deeze ziekte geftorvene, heeft men in dc holligheid van de borst etter gevonden als ook in de longh, de lever, de nieren , onder de oxelen , tusfchen de fpieren van de armen en van de dyen, en dus blykt het, dat ook een etterachtige teeringh uit deeze ziekte volgen kan. Stuiptrekking. In 't vorige getal is gezegd geweest, dat 'er fomtyds zwaare bloedftortingen voorkomen in de fcheurbuik : maar byeen andere gelegendheid §. 232. is bewezen geweest, dat de ftuiptrekkingen op eene al te zwaare bloedontlasting volgd, en dat dus door deeze oorzaak dezelve in fcheurbuikige zouden kunnen volgen, daarenboven is §. 710. alwaar over de koortfige ftuiptrekking gehandeld wierd, aangetekend geweest, dat de algemeene gevoelplaats door andere aangedane lichaams deelen zodanig kan aangedaan worden, als of de'.natuurlyke oorzaak in de hersfenen zelve van te voren aanwezende is geweest, daar 0*0 Academ. des Scienc. 1'an 1699. Mem. pag. 239. 240. 241.  ,aït DE SCHEURBUIK. §.1151. daar nochtans de oorfprong op geheele andere plaatfen zit. het. zal dierhalve niet wonder fchynen, dat de zieken in een allerkwaadfte fcheurbuik de ftuipen krygen, offchoon de herslenen in de lyken onbefchadigt wierden gevonden (1) : want indien de bedurve gal in de maagh dryvende, (ziet §. 71c.) de ftuir pen heeft kunnen verwekken, terftond ophoudende, wanneer deeze ballast door het braken uitgejaagd wierd; indien hevige en wederkerende pynen, als ook de verzwore ftof, ergens in 't lichaam zittende, een vreeslyke vallende ziekte hebben kunnen verwekken (ziet §. 1075. 4-0» wat zal men met te vreezen hebben in zieken, welkers beenderen byna alle uitgeëeten waren (*); welkers banden door het fcherp bloedwater in de holligheden der lidmaten vergaderd uitgeknaagt wierden; welkers hartvlies byna ten eenemale uitgeknaagt was, en het hart met een diepgaande zweer bezet CO; welkers ingewanden door zo fcherp bloedwater befpoeld wierden, dat het vel van de handen afging, van de geene die deeze lyken ontleeden, en het aangezicht verzwoor Cm), dus blykt genoegzaam de reede van de ftuiptrekkingen, in allerkwaadfte fcheurbuik, van welke ra dit getal gehandeld word ; en Poupart 00 neemt waar, dat alle fcheurbuikige de ftuipen gekregen hebben , dewyl hy dezelve onder de gewone toevallen van een allerverrottendst fcheurbuik opteld. Beeving. Te voren §. 627., alwaar over de koortfige beeving gehandeld wierd, is aangetekend geweest, dat de beeving ontftaat, of door gebrek van het allervlugfte vocht , en dus door de grootfte zwakte; of door allerlei oorzaak de algemeene gevoelplaats kwellende, zekerlyk het heeft terftond gebJeben dat 'er hevige prikkelende oorzaken aanwezende zyn, en tevens heeft het gebleken uit het te voren, gezegde., dat 'ar Q) Ibid. pag. 246 (O Ibid- Pa8- 239- CO Ibid. pag,245»* Cm) Ibid, pag. 246. 00 Ibid. pag. 238.  DE SCHEURBUIK. 1219 zo groote zwakte is in 't laatfte beloop deezer ziekte, dat zy door de ligtfte oorzaak ook in bezwyming vallen, men zie na het geene op de aangehaalde plaats gevonden word, alwaar dit brceder uitgelegd word. Lammigheid. Uitliet geene5. 1060. van de oorzaken der lammigheden gezegd is geweest, blykt genoegzaam , dat in de fcheurbuikige de lammigheid even eens ontftaan kan als in andere menfchen, indien'er zodanige oorzaken boven op gekomen zyn: maar hier word gehandeld over die lammigheid , welke uit de fcheurbuik, als oorzaak zynde, volgd: Eugalenus (0) heeft deeze befchreven, entevens aangetekend, dat zy van de lammigheid der ouden verfchilt daar in, dat offchoon de kracht en de vastigheid te niet gaat in de lidmaten door de fcheurbuikige lammigheid aangetast, nochtans in de meeste eenige beweging 0 ;erig blyft, en die beweging by tusfchenpozen wel vermeerderd en op nieuw verminderd, maar §. 1057. is vermaand geweest , dat zodanige ligte trap van lammigheid, ontbinding genoemd word, wanneer te weeten 'er noch eenige , maar niet voortdurende beweging in de lidmaten overig is. daarom ook heeft Eugalenus (p) het liever een verlamde aandoening, als wel lammigheld willen noemen; vooral om dat hy zag, dat deeze ontbinding, fomtyds in korten tyd door bekwame middelen te boven wierd gekomen, daar in tegendeel de waare lammigheid, met toeftemming van alle de Geneesheeren, voor een hartnekkige en langdurige ziekte word gehouden, indien men nu tevens in aanmerking neemt, dat de hersfenen in de lyken der allerergfte fcheurbuikige gezond zyn gevonden geweest, gelyk te voren gezegd; geweest is, zal het zeer bewysbaar fchynen, dat die fcheurbuikige lammigheid zo zeer niet afhangt van het gebrek der hersfenen en zenuwen, edoch de ontledingen der lyken hebben geleerd (g), dat, de banden uitgeknaagd , de beenige uitftekken. van het overige beenige lichaam losgemaakt wierden, datdefpie- ren» ' (o) Pag. 61. 62, O) Pag. 63. lg) Acad. des Sciences 1'an 1699. Mem. pag» 239, Ppppppp 3  DE SCHEURBUIK. 1020 ren zelfs dcc, zwart en ken, wanneer zy met de h*nd™l™f™^tW CO- dit is zekérten nochtans in ^ ™^dïÖ £ iele». voorlyk genoeg om de ^%De^B » k van de fplerly- al indien men te gdyk «winerkt toegevoegd word , ke beweging-wel defP«^ ^a de geheelheid der fpier zelve (ziet §. 1058O maar dat « teven ö • de zenl> Vereischt word, op dat de oorzaak der bewJ |doe> aangezien fen ^^^-.-^ — kige lammigheid. lammigheid was een flappe on> Te samentrekking In dezamentrekking zyn .beweeglykheid van de Qner , maar m }s dan de fpieren eerder ftyf, ™ "Jg > beweging die fpieren dienen, blyven de ^ngt«^ P°» gebogen , nochte kunnen wederom^ b men , d,e larAö h^fSdlLw ?vnde door het overvloedige geronne fpieren hard als hout zynde: door ^ kn de bloed , waar door zy opg. zwollen w ^ ^ fpier (ziet §• «tfO? 00k m een y ^ llene fpoten , zodanig kan zwelen,na ; verminderd word, vaten vermeerderd zynde,de' «W « bewogen word, blykt en het deel aan ^J^^^i^^ncM» de door het gemakkelyk, ^^^,^00^ in de fpieren van een bet bloed oK^^^^^^^n de buigfpieren noch levendig mensch zwellen maar g ^ der lidmaten fterker zyn als de uitltezers uiy S wanneer ^J^^-SKi S vSen 5.109* trekking der hdmaten 0n^t, het ge ^ de aangetekend is geweest, wanneer over 8 5 ^ Cr) Ibid. pag- CO Ibid. pag. HU  5.n5r. D E SCHEURBUIK. rasr migheid gehandeld wierd. Eugahnus (f) heeft ra de fcheurbuik een achterwaarts trekking van de enkel na de haasten waargeno* men. Z-warte vlakken. Wy hebben in de vorige getallen van dit Hoofddeel, over de vlakken van onderfcheide couleuren , geforoken: maar wanneer zy zwart zyn, zyn zy een zeker teken van de uitftorting van het bloed, en dus ook van de dood. Braking en affcheiding van het bloed. By 't vorige getal is van de onverwagte en dikwils wonderbare bloedftortingen in deeze ziekte gefproken. maar aangezien in 't laatfte beloop van deeze ziekte, de vaten en de ingewanden uitgeëeten, zodanige bloedontlastingen van boven en onder gewoonlyk gefchieden, blykt het genoegzaam , dat men niets goeds daar van kan verwachten. Van de lever, milt, enz. Al het bloed en alle de fappen ontaarten eindelyk tot een knagende fcherpte ; dus is het geen wonder, dat alles verrot en verteerd word : te voren zyn verfcheide waarnemingen aangehaald, welke dit bevestigen. Schielyke befmetting. De geneeskundige waarnemingen hebben ons wel geleerd, dat veele te gelyk op de zelfde plaats door de fcheurbuik gekweld worden : nochtans is het daarom niet zeker , dat deeze ziekte door befmetting van den eenen mensch tot den anderen overgaat, want wanneer de fcheurbuik op de fchepen, of inde belegerde fteden heerscht, kan deeze ziekte met recht aan het kwaad voedzel, gebrek aan water, ontbeering van groentefpys enz. toegefchreven worden, gelyk uit het vorige gebleken heeft; en dus aan algemeene oorzaken , op alle die in de zelfde plaats wonen werkende, eerder als aan de be- fmet- (0 pag.-oo.  ia22 DE SCHEURBUIK. £ïï|r? fraetting. Sennertus (u) heeft wel-gewilt, dat ten zynen tyde de fcheurbuik zo algemeen is geweest in neder Saxen, om dat het de gewoonte was, dat alle uit een grote kan dronken, en aangezien het zelden gebeurde, dat alle die aan dezelfde tafel aten , van de fcheurbuik bevryd waren, en die ziekte gewoonlyk eerst het tandvleesch-befmet, daarom heeft hy gelooft, dat het fcheurbuikige vergif op deeze wyze gemakkelyk kan medegedeeld worden, maar men zoude tegen kunnen werpen, dat de zelfde fpys by de geene die aan dezelfde tafel aten , even eens de oorzaak var deeze ziekte heeft kunnen zyn. ik beken , dat ik niemand zoude willen aanraden, om uit het zelfde glas met die geenen te drinken, welkers tandvleesch door een bloederige etter wegvloeid: intusfehen nochtans fchynt het niet vast te gaan, dat de fcheurbuik door de befmetting voortgezet word, gelyk wy weten dat in de kinderziekte, venusziekte, fchurft,en diergelyke ziektens gefchied ik heb op die plaatfen, alwaar de fcheurbuik voor een landziekte word gehouden, waargenomen , dat die geene , die onder in het huis woonen, door deeze ziekte geplaagd wierden , daar öndertusfehen de geene die boven wonen, en heilzaam voedzel gebruiken, van deeze ziekte bevryd waren, offchoon zy dasglyks met de geene die door de fcheurbuik aangetast waren om cingen. Ik beken wel, dat Poupart f» deeze ziekte befmettelyk genoemd heeft, en dat hy gezegd heeft, dat zy fommige dingen gemeen heeft met de wreede pest der Atheniers , en dat veele gan deeze ziekte in 't zelfde gasthuis ziek gelegen hebben : maar men moet aanmerken , dat de zieken reeds door de fcheurbuik aangetast , in 't gasthuis gebragt wierden , en dat zy om hun sroot getal na een ander gasthuis zyn gebragt geweest, op dat ë e zy 60 Lib. 10. Part. 5- Seft. 2. Cap. III. Tom. II. pag. 994. 00 Academ. des Sciences fan 1699. Mem. pag. 237!.  5.ii5i-"52. DE SCHEURBUIK. U23 zy door de verrotte uitwaasfemingen aan de andere zieken geen nadeel zouden toebrengen, nochte men leest ten minde, dat aldaar andere befmet zyn geweest door de fcheurbuik. daar en boven , wanneer de Hollanders , na de Indien vaarende, aan de Kaap de Goede Hoop zyn gekomen, brengen zy het fcheepsvolk dat door de fcheurbuik is aangetast na het gasthuis , geene de minfte befmetting daar af vreezende ; en gewoonlyk worden zy alle in korten tyd door goed voedzel herfteld, intusfehen gebied nochtans de voorzichtigheid, dat de zieken in het laatfte beloop der ziekte zynde, met voorzorg behandeld worden: want alhoewel de befmetting niet zeer te vreezen zoude zyn , zouden zy nochtans door de allerverrotfte uitwaasfemingen nadelig kunnen weezen. v. 11 $ 2. \5f7aar uit het blykt, dat de eigenfehap en W de uitwerkingen van deeze ziekte niet bezwaar lyk uitgevonden worden door die geene, die het te voren gezegde overweegen. Want door het onheilzame voedzel, en andere dingen , §. 1150. opgenoemd, ontaart allengskens het bloed , en eindelyk alle de fappen, zo dat zy door een lymige taaiheid meerder aan een kleven, en moeilyker door denaauwigheden der vaten doorgaan; en de ziekte voortgaande, voegd zich by deeze taaiheid de fcherpte. maar deszelfs uitwerkingen zyn onderfcheiden , na mate de onderfcheide inborst en trap van deeze fcherpte, en na mate zy aan onderfcheide deelen des lichaams toegevoegt worden, te gelyk ook word de aaneenhouding der vaste deelen zodanig verzwakt, dat dezelve door een ligte oorzaak gemakkelyk ïos kan geraken; gelyk de reeds opgenoemde toevallen der fcheurbuik leeren. Derde Deel. Qqqqqqq  S224 DE SCHEURBUIK. §-"53. i m o 17 n dat deszelfs naaste oorzaak zodanige * Kt gefteldheid van het bloed is waardoor, het tevens door d£te langs de eene zyde ,^1^^ ftlralifche, of zuure dunte, langs deanaeit zy fiiil^M vöoral naauwkeurig onderzogt enou. Verfcheiden moeten worden. ( De naaste 00^^^^^^ * ziekte reeds in aanwezengefteld I ee t & ziekte **>^^^iJSh beftaat uit onderfcheineemt (x> maai riet tMoeu y«iu 7omenffroeiirs overhellen; de deelen, waar van ^'g6^ ^ ^f dei a^n elkander, maar andere dunner zynde» ^uden ^ ee^ enfcheiden ^^S^y^<« "^^^ vochï wy in het versch ^«P^ Wo^d ee^df en dat in fchoone bek- kens ontfangen, een ze er uun v van gedeelte van bet opkokend water het bloed groeid door de w»™« tot u y k^okte wit varl tot een fnydbare ^^^^Xtalwmter in het bloed, een ey; intusfehen is e^ ^ ftremt. h£t gT^fXZhTbM9^t tot de zamengroeijingover- ftó^nlt^ is in 't water fchielyk ontbon£*} H. Boerhaave limit, Med. §, 74°*  §. 1153. D E SCHEURBUIK, ï 225 den word, blykt dc reede , waarom , wanneer het bloed overvloedig zout fcherp is, het dunde gedeelte van het bloed groter fcherpte heeft, het zelfde is waar van de olie van het bloed, van gelyken fcherper geworden , met fcherpe zouten vereenigd tot zeep, welke tendeerden in het water afgefpoeld word. indien eene te grote dikte alleen zondigde , zouden 'er verdoppingen ontdaan, dewyl zodanige fappen gemakkelyk ondoorgankelyk in de naauwigheden der vaten zouden blyven zitten : indien 'er alleen een fcherpte der dunde fappen aanwezende was , zoude dezelve gemakkelyk door alle overvloedige dunne drank uitgefpoeld worden, en deeze zouden langs de piswegen, of langs de zweetgaten van het vel uit het lichaam gaan : maar wanneer dat fcherpe in dit taaije ingewikkeld word, blyft het vastgehegt aan de deelen, in welke dat taaije begint vast te zitten en byeen vergaderd te worden, en knaagt dezelve uit. maar uit deeze beide, te weten een groter dikte in het eene gedeelte van het dikkere bloed, en fcherpte in het andere dunnere gedeelte , fchynen de verfchynzelen der fcheurbuik genoegzaam verdaan te künnen worden, gelyk in 't volgende Hoofddeel zal gezegd worden: en dus word met recht befloten , dat deeze twee , te zamen vereenigd , de naaste oorzaak der ziekte uitmaken, maar deeze fcherpte kan onderfcheiden zyn : want indien de fappen fcherp worden door veel gezoute fpyzen te gebruiken , zal deeze pekelachtig zyn, nochte de fcheurbuik zal als dan gemakkelyk tot de verrotting overgaan , en zal langer verdragen worden , alhoewel zy zeer lastige pynen veroorzaakt , en fomtyds een flyvigheid der lidmaten te weeg brengt: zodanige ontdaat dikwerf by hetfcheepsvolk, en word gewoonlyk door ongezoute voedzel, en overvloedig drinken gelukkiglyk, en dikwils in vry korten tyd , te bóven gekomen, maar wanneer de ellendige genoodzaakt zyn zich met kwalyk gezoute vleesch, en daar door onder een heete lugtdreek verrottende, te voeden , en bedurve water te drinken, Qqqtjqqq 2 als  iaafi D E SCHEURBUIK. $.n0'3.U$4 i ^„ nmft-at 'er een alcalifche verrotte fcherpte, en 'er volgd ^nM^^^^die in korten tyd het lichaamhraenr; een .alJcr^w^ fcherDte komt wel zeldzamer voor , nochtans ïXtokOTX i die plaatfen, ^aar de menfchen on Pen laaae ftaat, zich byna alleen met rogge brood , zuure van een laage ïtaat, _> d tevens Zlttende f ^AeT^^ krygen. zodanige fcheur- 5S£ïniet zeewfeé, en kan langen tyd verdragen worden , buik is n'"zeer ^ jj'k „enezen, indien men het voedzel maar nochte word zeer gQ , ^ g£_ k"S V?worden' het geeneïy de arme niet altyd kan verkregen :S,Wlde'aSde, et/omdat zy tot andere handwerken niet bekwaam zyn. 6 ii*4. T?n uit deeze door de befchryving der ziek5" J4" H. tefii?iO bekend, kunnen gemakkeyk alle de verfchvnzelen der ziekte., hoe wonderbaar ook , afgeleid worden. ne waarheid der naaste oorzaak van de fcheurbuik reeds aan- ™to )C"am', dat zy zodanige ontaarting » onze fap-  de scheurbuik: daar door de moeilyke ademhaling, op de minfte beweging zelfs, •wanneer het dikke bloed niet zonder moeite door de naauwigheden der long-flagader kan doorgaan; hier door word het aderlyk bloed na het rechter hart vertraagt; waar door de beenen zwellen (§. 1151. 2.). maar tevens word de fcherpte groter, welke in het dunfte gedeelte van het bloed zittende, zich in de fappen uit het bloed afgezonderd openbaard, en dus dunner zyn als het bloed zelve, de pis word fcherper, meer doortrokken door 't geen dezelve bevat, meerder gecouleurd: de fpog ontaart van gelyken van derzelver zagte inborst, en het tandvleesch gedurig befpoelende, befmet zy dezelve en maakt ze pynlyk. indien de fcherpte alcalisch is, begint de mond te ftinken , om dat de ontaartende fpog, inde mond daar by geftort, fchielyk verrot, wanneer 'er een vrye toegang voor de lugt is : het tandvleesch, gedurig geweekt in de verrottende fpog, verteerd, en vermeerderd de verrotting, en dus ook de ftank van de mond. wanneer het alvleischklier fap, vry gelyk aan de fpog, begint van gelyken te ontaarten, als ook de gal, 'er volgen maagh, darm, colyk pynen enz. maar de vaten, beginnen los te geraken, wanneer door dezelve fcherpe fappen vloeien , vooral de kleine, welkers bekleedzelen minder fterk zyn: daar door ontftaan bloedftortingen, nochtans maar ligte, om dat de grote vaten met eeltachtiger bekleedzelen voorzien, zo gemakkelyk de ontbinding der eenheid, gelyk de Heelmeefters gewoon zyn te zeggen , zo gemakkelyk niet lyden. Maar dit alles gefchied voornamentlyk in de verrotte fcheurbuik ; want wanneer de zuure of ook pekelachtige fcherpte de overhand heeft, zyn de toevallen lichter, nochte groeien zo fchielyk aan. maar de verrotting vermeerderd zynda, vloeit het tandvleesch tot een verrot bloedwater weg, de tanden bederven fchielyk , ja en fomtyds worden de kakebeenderen zelfs weg geëeten. te gelyk word de te grote dikte van het bloed door de verrotting Qqqqqqq 3 om>  ,„nS DE SCHEURBUIK. $. ? i.54j**5& i «.oij.b- ik te voren is gezegd geweest, ftolt het ontbonden; w nt ge^ npaar blyft bloed, uit de aders ge tapt ^ _ v A £ van dezelve, of ook deva- denï«rS^ iK veroorzaakt gevaarlyke bloedftortingen ten ««^^^„'de overige toevallen, te voren aange^d-'wifè^Syti de allerergfte fcheurbuik te verzeilen , h l'n^mal-kehk genoeg uit die ontaarting der vochten afgeworden gemakkeiyiv ^eno ^ Ook de aaneenhouding der 1Cld' ^Ê&Mï^&^m doordeuitknagendefcllerp. vaste deelen niet aueen verzw dooj. de te der ^n»J^n^^Aee]enwn ons lichaam afflyt, niet kan herfteld worto, w«n ^ v£ hgtzy fappen aanwezende s hier ™™ ft f van zelfs ge. door een m. f&k f Curbuild^vlakken. dat het zelfde l^ren ons genoegzaam de rtëtó Hl wbeweging haastige d90d- 6 t r & Tiet geenezelfsde regelenduidelyker leren, ■ V- J^J w°ikede geneêswyze der ziekte door een goede of kwade uitflag bevestigd heeft; waarvan de voornaamfte deeze zyn. • Heneesheeren, beftuiten naar de overweging van VoorzichtigeG^eefe^nn'aar een aandachtige in achtneming de oorzaaken der z ek" ■ de ezende van alle de wanneer die geneesmid- ziekte te genezen. mfW^SSimSl uic de oorzaken en 5;t.T fc PPPPPftfi' -  $. US$.1156- DE SCHEURBUIK. 1229 niet. indien zy eerst gebeurd is, weeten zy, dat zy de aart der ziekte kennen; indien het tweede, begrypen zy , de aart der ziekte noch niet genoegzaam bevatten ; en als dan trachten zy met-alle fcherpzinnigheid te ontdekken, waar in zy gedwaald hebben, dit is die leering der fchadende en hulp toebrengende dingen, van zo groot gebruik in de geneeskunde, aangezien zy ofte de kennis en geneeskundige aanwyzing bevestigd , ofte ook de hier begaane misflag fchielyk ontdekt, men zie na , het geene omtrent deeze zaak §. 602 7. gezegd is geweest, maar het zal, hoop ik, uit de geneêswyze der fcheurbuik, welke wy terftond zuilen leeren , blyken, dat de naaste oorzaak der ziekte zeer wel uitgelegd is geweest; en dus zal het tot nu toe gezegde door de uitkomst bevestigd worden. §, 115:6. ¥n deeze ziekte moet bet dikke verdund wor-i- den, het ftilftaande beweegbaar, het aan elkander hangende vloeibaar worden gemaakt. Nu volgen 'er algemeene geneeskundige aanwyzingen , welke aan de naaste oorzaak der ziekte §.1153.befchreven, beantwoorden, want 'er was een dikte in het eene gedeelte van het bloed , de vrye omvoering der fappen door de vaten belettende; en dierhalve moet deeze verdund worden: en wanneer dit gefchied, zal het geene, dat door deszelfs te grote dikte in de vaten ftilftond, beweegbaar worden, wanneer het dusdanig verdund zal zyn, dat het door de uiterfte naauwighedep der flagadere gemakkelyk kan doorgaan; en te gelyk zal het geene dat te zamenhong, opnieuw tot eene behoorlyke vloeibaarheid gebragt worden. §.11570.  DE SCHEURBUIK. fc«Utf 1230 6 »ft C\<& moet het al te dunne gedwongen wor%. HJ7. (J0den3 »t fcherpe vcrzagt, in't gemem cn in 't byzonder. een erger trap van de fcheurbuik het b word,\ooral indien '«""^ d'ikwüswon- in zyne vaten ^.^SS^nmiSgen^Cziet §• "5* 3-), derlyke en gevaarlyke bloedltortingen voigc y danig moet Vr als dan gebied de^jn*™^ ^ ^^yk! dikte bedwongen worden, dat de: lappen f ^ ^ verkrygen, en dus in df^^^J^ geëweest, dat eene al fommige Geneesheeren zyn g^d^^^^^igzoude te groote dunheid der fappen aan oeg fluitrede, dat hunnen zyn; deeze £b»f^ de dunne ÜW**™^'^^^^ de volkomenheid der werdoorgingen, en dat, aangezien c onverhinderde kingen van het ^f'1^ beweging der fiPPenfd°^ Jan de gezondheid nadeelkan dat de dunheid der fappen immer aan o g aanwezende toebrengen : waarom zy- ü de gde ziektens in ziektens, en de v0°rpb^ de verdunr.mg van alle de lappen item , waterachtige aan zieken en gezonde dat zy g^un|ouden dririken. maat dranken, als thee, coffY |J .^ischt wierd, dat in ieder ^Se%éi^^ eigen z.den^t T^mTove^  $."57. "58- DE SCHEURBUIK. 1231 ten. want indien het bloed dun als water was, zonde het geheel door de uitwaasfemende vaten, in de oppervlakte van het lichaam van buiten open, verblazen worden; of uitgeftort in de inwendige holligheden van het lichaam, in korten tyd de waterzucht veroorzaken: want 'er zoude weinig wederom na het hart door de aders keeren, indien de fappen zo dun waaren, dat zy zeer vry door de uitwaasfemende fiagaders zouden door gaan; de grootfte fiagaders van het lichaam zouden dierhalve in korten tyd ledig zyn : edoch het hart het bloed in de fiagaders uitjagende, zet dezelve uit, om dat zy vol zyn; en, ten zy de fiagaders uitgezet wierden, zouden zy niet te famen getrokken worden ; en dus zoude de omloop van het bloed in 't kort door 't geheele lichaam ophouden, en 'er zoude een dodelyke hartvang volgen. Maar het fcherpe, dat te gelyk aanwezende is, moet ook vail gelyken verzagt worden, op dat het minder nadeel doe, het geene door een algemeene of byzondere geneêswyze verkregen word, de algemeene verzagting der fcherpheid gefchied, wanneer zodanige middelen te werk gefteld worden, welke alle fcherpte verzoeten, als is het water alle fcherpte affpoelende, zagte olie, alle fcherpheid verftompende en inwindende, en tevens de lichaamsdeelen verdedigende, dat zy niet lichtelyk door het fcherpe kunnen gekwetst worden, maar de byzondere geneêswyze der fcherpte word genoemt, wanneer 'er middelen tegenftrydig aan de bekende fcherpte gebruik worden, alhoewel zy fomtyds een klaarblykelyke fcherpte bezitten; gelyk wanneer b. v. wanneer de alcalifche verrotte fcherpte door zuure middelen te gebruiken verbeterd word. §. 11 < 8. T7 n in de verbetering van het eene (i i 6.y moét men altyd na de natuur van het 'andere zien (t tf-f.J, waarom het een werk is van dè grootfte kunst deeze ziekte met goede voortgang te beproeven. Derde Deel. Rrrrrrr Dee«  DE SCHEURBUIK. %iiê*^&> 3 23-3 iJ ^ welkers verzuim de oorz*^f™ ^ van de veritopping f. Zm^n' z' VS c ide verdunnende middelen aangepre(ziet J. 1350» zyn v^ricne onderfcheid in de Zen geweest, *Siüiit worden, want indien 'er in deeze ziekte een fel eipe verr° zeepen uit vest of vlug. öen vaste zuiverezouten^^^ei^, nadelig zyn,. zuiver zout en oke te ge lyk vem^nS^eerderen; terwyl zy de om-dat .zy de aanwezende fcherpte v ^ kwikmid. dikte der fappen verdunnen omde ze iele y zeer. delen niet voordelig in f^nennoStans ontbonden zynde in krachtdadig ontbinden, de fappen nocht dQorde een verrot wegvloei^ zorgvuldig, opzetten , kwik-veroorzaakt blykt teven* m o ^» ^ wat de ingewanden, «00^. T voorzichtigheid nodig, omeen verdragen, en dus is bier groote voorzw g ^ ^ behoorlyke geneêswyze van d :. vooral indien de ziekte reeds tot een g ^ naamen dcr nochte hier moet men zich ^J^P aaangezien veele van tegenfeheurbuikige édelen betrouwen , g behoor]yke ^> i » oTif1fl«rt-endè middelen verergeren. • dikwils ongeneeslyk. • / • ♦ c tTrfoV, fpyzen welke hard zyn om te  5-"59* DE SCHEURBUIK. 1233 ren gelooft, dat men deeze ziekte door fterke ontlastende middelen kan beproeven, te'weeten op dat deeze ballast zo dra mooglyk uitgejaagt zoude worden, en de ingewanden aldus van dit bezwaarend pak worden verlost, het is wel goed dat geene uit te leiden, dat in de ingewanden der eerfte koking zit, maar door een zagte prikkel, gelyk in 't volgende hoofddeel zal gezegd worden, want aangezien , in deeze ziekte, vooral wanneer zy hoger opgeklommen is, de vaste deelen zo zeer verzwakt worden, dat derzelver te famen houding door een lichte kracht ontbonden word, en de bevatte fappen uitgeftort worden, blykt het genoegzaam, dat men veel te vreezen heeft, van de beroeringen in het lichaam verwekt door fcherpe ontlastende middelen in te neemen. noch veel grooter gevaar zoude 'er door de braakmiddelen ontftaan, dewyl het middenrift en debuikfpierenonder het braken door de ftuiptrekking aangedaan (ziet §. 625.), alle de buikingewanden fterk te famen gedrukt worden; welke dierhalve, indien zy nu reeds hebben begonnen te verteeren in de fcheurbuik, vernietigt zouden worden, en 'er zoude een dodelyke hartvang volgen, daar en boven neemt men waar, dat de fcherpe purgeermiddelen, als fcammonia, nagtfehoon, koloquint enz., ook de gezonde fappen ontbinden, en ontbonden zynde tot een verrot wegvloeifel , door de afgang uitleiden : maar aangezien 'er in een erger trap der ziekte meestal gewoonlyk een verrotte ontaarting der fappen is , blykt ook een andere rede , waarom fcherpe zuiverende middelen in deeze ziekte niet te pas komen. Eugalenus (y~) vermaard door eene dikwervige genezing des fcheurbuik, fielt voor een geneesregel : dat fterke zuiverende middelen en ruime aderlatingen in deeze ziekte niet verdragen kunnen worden, van der Mye (s), heeft van gelyken waargenomen , dat de buikzuiverende middelen zeer veel nadeel inde 0 Pag. 20., 00 Pag. 5 — 7» Rrrrrrr z  I234 DE SCHEURBUIK. $.1159.1160, de fcheurbuik toegebragt'hebben, ik heb ook gezien dat ten tvde dat de roode loop en algemeen heerfcnende buikloopen lieerfchten, de geene die aan de fcheurbuik. leiden gevaarlyker ziek zvn geweest als de overige. , Nu vokt 'er, dat wy opnoemen het geene in de genezing der fcheurbuik voordelig is geweest: maar aangezien §.1151. vier onderfcheide trappen van fcheurbuik zyn befchreven geweest, van welke de eerfte ligter was; maar de volgende vanmeerder en kwader toevallen verzeld wierden, zullen wy opdiergelyke wyze de genezing leeren, 6 1160 Oierom moet men * • beginnen in,{: byz?n- y' ' IJl der (1151. No. 1.) eerst van een zacht, verdunnend , ontfluitend zuiverend middel , in kleine maar dikwils herhaalde gift. /3. men moet voort gaan met de verdunnende en zo genoemde verteerende middelen 7 ophouden in byzondere zachte, lang gebruikte middelen, onder allerlei gedaante, s intusfehen moet men de zes niet natuurlyke dingen zo fchikken, dat zytegenftrydig zyn tegen de oorzaken (1150.; In de eerfte trap van de fcheurbuik (§. 1151- i-)zyn zodanige , toevallen aanwezende, welke een groter dikte en ondoorgankeIvkhe d der lappen te kennen geven, maar 'er zyn geene teke-, nen aanwezende van een groote fcherpte der fappen, ot van be- "TMe^reeftzodanig zagt zuiverend middel op dat de eerfte'e lost worden van alle onverteerbare ftof door het kwaad voedzel hier dikwerf vergaderd: te gelyk, op dat de fappen door een zagte zoutachtige prikkeling verdund worden, en.overvloedkefna de darmen worden afgeleid; en aldus niet alleen de drek. inSde darmpyp bevat uitgebragt, maar te gelyk dat geene dat m  . n6o. DE SCHEURBUIK. 1235 ■. de buikingewanden bad beginnen vast te hangen , ontbonden en uitgejaagd worde. Verfcheide zodanige voorfchriften worden in de lyst der genees\ middelen by dit getal gevonden, welke tot dit einde voldoende 1 zyn. men beveelt aldaar wel pillen, welke uit fcammonic, kolo\ quint, aloë enz., beftaan, maar zy worden in genoegzame kleiI ne koeveelheid toegediend ; en daar en boven is in deeze trap ■ van de fcheurbuik noch geene groote fcherpte aanwezende, nochl te eene verrotte ontbinding der fappen. Maar het gebruik van deeze zuiverende middelen word gewoonlyk dikwerf onthaald, drie of vier dagen tusfchen beide gelaten zynde, in welke tusfchenpozing 'er verdunnende en verteerende middelen gegeven worden, van welke terftond zal gefproken worden ; en als dan wederom een zuiverend middel, maar wy moeten altyd de vaste ftelling van Hippocrates gedachtig zyn, waar van ik §. 11. gewag heb gemaakt: indien zodanige dingen als gezuiverd moeten voorden, gezuiverd worden , als dan is het tot voordeel, en als dan verdragen zy het gemakkelyk; moeilyk, indien het tegendeel, wanneer dierhalve de ongewoone luijigheid begint te beteren, als deeze middelen gebruikt worden , en een groter vlugheid door 't geheele lichaam wederkeert, weten wy, dat wy voordeel gedaan hebben; integendeel, indien zy zwakte en kwyning beginnen te gevoelen, houden wy op van ; het gebruik der zuiverende middelen, daar en boven word het gebruik van zuiverende middelen geruster herhaald in vette, als i: ook in flymzuchtige lichamen; zy komen minder te pas in toegetrokkene en magere lichamen. fi. Want hier is eene dikte der fappen aanwezende, gelyk te voren bewezen is geweest; maar in de genezing der verftopping j (§• J35-) zYn onder de verdunnende middelen zo wel gegroeide als gemaakte zouten en zeepen aangeprezen, in de lyst der geil neesmiddelen worden tot dit einde uitgezochte middelen gevon* den, en genoeg onderfcheidene, op dat deeze of geene na mate 1 ée onderfcheide gefteldheid der zieken kunnen te werk gefteld Rrrrrrr 3 wot-  .Mk §. iiöa. zal gezegd worden. . . Tot het zelfde einde kunnen de baden uit tegenfeheurbuikige nlanten in water gegoten, bereid, dienen, wanneer de kracht fan deeze gleesmiddelen'door het water afgefpoelt, zonder gevaar door de opzuigende aders word ontfangen; en vooral ind?en drfcheurbuikile vlakken de uitwendige oppervlakte van h t lichaam veileelyken; want aldus zullen de onder het vel uitïeftorte vogten, welke deeze vlakken veroorzaken gemakkeIvker verfpreid worden, maar aangezien de beenen dikwils door zodani-e purpere vlakken aangedaan worden , waarom deeze zieHe van fommige de blaauzve fchuh is genoemt geweest, worden de voetwasfmgen vooral aanbevolen, waar van verfcheide voorfchriften by Sennertus (c) gevonden worden , en verfcheide diergelyke kunnen uit de middelen in de lyst der genees. middelen aangehaald, te famen geftelt worden. Als dan ftelt men ook gewoonlyk wryvingen te werk ; van welkers overheerlyk gebruik, in het geftremde te ontbinden, en <0 Lib. III. Part, V. Sea. II. Cap. VIII, Tom. II. pag. iokv  S.ii6i. D E SCHEURBUIK. 1241 de werking van de vaten om de bevatte vochten te vermeerderen, §. 28. 75. en 132., als ook §. 334., breeder is gefproken geweest, alwaar over de geneêswyze van de kneuzing gehandeld wierd, waarin het bloed, onder het heele vel uitgeftort, vast blyft handen, de vaten, onder het noch geheel zynde vel, door een uitwendig geweld verbroken zynde. maar het heeft uit het verhaal deezer ziekte gebleken , dat die fcheurbuikige vlakken van gelyken ook ontftaan door de onder het vel uitgeftortte fappen. maar aangezien de vaten in de fcheurbuikige lichtelyk breeken' o'dyk te voren is gezegd geweest, kunnen 'er maar zagte wrvvingen plaats hebben: en om dat men tevens een gemakkelyke verrotting der uitgeftortte fappen vreest, daarom worden van fommige ook geestachtige vochten aanbevolen , op dat met deeze de doeken, daar de leeden meede gewreven worden , ligt gefprenkeld worden. . Maar de Geneesheeren hebben geredentwist, of de aderlating in deeze ziekte te pas komt. want aangezien $. 1153. gezegd is geweest, dat het bloed in de fcheurbuik van zodanigen aart is, welke tevens door dikte aan de eene zyde , en door een dunne fcherpe zoutigheid, alcali, of zuur aan de andere zyde zondigt', hebben veele gelooft, dat 'er niets beters was om deeze ziekte te genezen, dan door herhaalde aderlatingen het gebrekkige bloed uit het lichaam te leiden, en te gelyk door goed voedzel de gezonde fappen intusfehen te herftellen. edoch men moet aanmerken, dat ook het beste voedzel in ons lichaam ten ondergebragt moet worden, om in onze fappen veranderd te worden, maar te voren §. 25, is bewezen geweest, dat een zwaar verlies van bloed de gelykmaking van het ingenomene aan de natuur van ons levens vocht belet; en dus blykt het, dat de herftelling van het gezonde fap belet word door de overvloedige of dikwerf herhaalde aderlatingen, daar en boven begint het bloed in de fcheurbuik in de uiterfte naauwigheden der fiagaders vast te zitten , en het beweegbaarfte en dunfte gedeelte gaat in de aders over; en dus Sssssss2 word  DE SCHEURBUIK. §.1161.1162. ™ord dat taaiie bloed niet door de aderlating uitgeleid, en alzo I^ fcb4t d kwaadfappigheid der vochten in deeze ziekte met doofde aderlating verbeterd te worden, tevens hebben ook ri lke senee k moige waarnemingen Eugaknu* geleerd , gelyk f ?T 1244- ^ , i j^«rlp vtiurinv . fap van citroenen , fchryven, ^^.^gy*ÏTS?i^ de al ,e fcherpe Stt^t/fte madgeu, «n'de hier «e vrezene verror.rng wederftaan. geëigend zyn. Aan nn/lpr de toevallen van de fcheurbuik c Il5i. 2. 3. 7ordra/™Si teweeten een beginnende ftindeSgebrekan van de mond geteld gn ^ kerfde adem, dikte, V^^n^t™derzelve wanneer de ziekJan het bloed op J^^^^kheWv^otting, te vermeerderd, ontftaat er "n fchielyk wegëetende. wanen heetvuurige bederving, alles zeer i y de6ziekte ontwor- ^e, deeze ^^$£S^9 'van zelfs op. maar teld zynde door bekwame gen kunnen wachten> deeze zyn ^"Jffi^ïL edoch'aangezieri S „53. maar een haastige genfflingv erfcheide fcherpte in de fcheurgewaarfchouwdis da^m^fbXten, dat ook de genezing van fuik heerscht, daar *llot Qfb zoort de mondkwalen onderfcheide 1;, na« esch b^ en ge. van fcherpte aanwezende f™™*{]klmm, kunnen de geest zwollen pyn ^Z^e braudewyn enz. voordelig van driakel, lepelblad'f^^^dd^ by dit getal gevonzyn, hoedamge«^nSr he/tandvleesch rood, heet is, jeukt den worden, maar wanneer net t mde middelen eer-  5.iiS"3- DE SCHEURBUIK. xHs zuure fap, is zeer fchoon voordelig , vooral, indien zy met eenig drupwater een weinig afgefpoeld word, en men 'er rooze, moerbeziën honig enz. by doet; welke die Happeen dik wils reeds half heetvurige deelen vastmaken; zodanige voorfchriften worden van gelyken in de lyst der geneesmiddelen gevonden, het is genoeg, indien de mond dikwils op een dag met zodanig middel gefpoeld word , of ook kusfentjens met zodanig mondfpoelzel nat gemaakt, tusfchen de lippen, de wangenen het tandvleesch gefteld worden, welke verfcheide malen vernieuwd moeten worden, maar het wordingeenen deele vereischt, dat het tandvleesch der fcheurbuikige met zodanige middelen hard gewreven worden, gelyk ik de He'elmeefters fomtyds heb zien doen; want daar door vermeerderd de pyn en de ontfteking, en die tedere vatjens van deeze deelen vernietigd zynde, volgd het heet vuur. maar wanneer 'er brede witte vlakken beginnen te ontftaan, in derzelver omtrek ontftoken en rood, met een zeer lelyken ftank , en een overvloedige uitvloeijing van dun fpog, moet men fchielyk met een krachtdadige hulp te gemoet komen, om de fchielyk voortkruipende verrotting tegen te houden, de geest van zeezout gaat alle andere middelen, welke ik te werk heb zien ftellen , te boven, in 't begin van deeze kwaal is 't genoeg, indien een drachma geest van zeezout, in vier oneen water van vlierbloemen , roozen of diergelyk, word afgefpoeld , en zoet gemaakt word met een once rooze honig daar by te doen : maar wanneer 'er reeds een zwaare verrotting is, als dan ben ik fomtyds gedwongen geweest, deeze heetvurige plaatfen , door middel van een penfeel, met geest van zeezout aan te raken; en wanneer deeze ■wegëetende verrotting dus getemt, in twaalf uuren tyds niet meer voortkroop, als dan gebruikte ik op nieuw het zelfde middel, maar meerder afgefpoeld, en kort daar op volgde de affcheiding der deelen, door een oprecht heet vuur verrot : deeze afgefcheiden zynde, wierden deeze raauwe en pynlyke deelen gedurig geftooft met het fap van groote huislook, met een gelyk gedeelte roozen- ho-  6 DE SCHEURBUIK. §.1163.1164. Mg, het geene*^^£E^^ deeZe nu ^vere^m 1 tot een go ^ „.aar wanneer ^et ta^vteesctt oo .5 ,t ^ ^ knaagd is, ^f^S^ "deelte van het kakebeen af, het fomtyds valt een aanrneklyk ge** Geneesheer te laat is gegeene niet belet kan w^^ndien onbekwame middelen lS foepen geweest, of Jt ««ew beb^ndeld. men -e 0 k na hetj. ^ ^ fcheurbuikige ftof « rr^ot het derde foort (iiyi. No. 3-) is $■ Il6±- 1 °Ut te voren gezegde goed, ten zy dat Pn Groote hoeveelheid zagte vochten moet ge» bruikt wordende. / j r «rt üplvk uit de toevallen §. n 51 • 3- °Pg€" In bet derde foort, gelyk.uit ue j het bloedaanwe- noemt, blykt, wreeds een g oom ^«P ^ Zende zo dat de «»eenhoudmg der v meerder tot weid los gemaakt worden, en alle cle 1pp ter.v0orzorg m Severrotting ^^^^^coAg^^ hee» en de geneêswyze nodig «■ tewerkftek, gelyk b: v: fcherpe tegenfeheurbuikige' ™«elen lats enz., word door lepelblad , waterkers , ™"a«t> 1af h f pen door de va4eeZe prikkelingen ^^\^m^hl^n9 waardoordikterl vermeerdert, welke weinig te . * , en . daarom K. onverwagte ^^^^^^^W^  $.1104. DE SCHEURBUIK. 124/ ben de zuuring, patiëntie klaverzuuring zo groote naam verkregen : ja de Geneesheeren in de genezing van deeze ziekte gcoeffent, voegen gemeenlyk de zuuring by het lepelblad, of fchoon de fcheurbuik nog niet tot die derde trap gekomen is. Want het voornaamfte doelwit in de genezing van de fcheurbuik is, om dat fcherpe uit het bloed uit te fpoelen, en de taaiheid , indien dezelve aanwezende is, tevens verdunt worde: maar beide word door een groote hoeveelheid dunne en gemakkelyk doorgankelyke vogten verkreegen; en te gelyk word eert vogt toegebragt aan het zweet en de pis, op dat het fcherpe langs deeze weegen uitga, want wy zien, dat zelfs in gezonde menfchen , door de zweetgaten van het vel verblazen., en door de pis al het geene, dat door de werkingen zelfs van de gezondheid fcherper geworden , nadelig zoude zyn, indien het langer wederhouden wierd , uit het bloed afgezondert word. van gelyken gaat ook niet alleen de nuttelooze overblyfzelen der fpyzen naar de volbragte gylmaking uit het lichaam door de afgang, maar ook het overvloedige der fappen, dat in de maag en de darmen valt. dierhalve is het goed alle deeze uitwerpingen met voorzigtigheid te vermeerderen , te voren is wel vermaand, dat hetdoor geneeskundige waarnemingen heeft gebleken, dat fterke zuiverende middelen in de fcheurbuik nadelig waren : maar het is altyd voordelig geweest, de afgang door een zagte prikkel fomtyds voort te zetten , of by verpozing te zuiveren, gelyk de Geneesheeren gewoon zyn te fpreeken, eenige dagen tusfchen beide latende voorbygaan ; op welke tyd men gewoonlyk het gebruik van verdunnende en zagt ontbindende middelen te werk ftelt. maar de pis der fcheurbuikige, gelyk ook te voren is gezegd geweest, is doortrokken van 't geene dezelve bevat, en fcherp, en maakt gewoonlyk een groote hoeveelheid orondzetzel; waar uit het fchynt dat de natuur zelve deeze weg aanwyst, op dat het bloed van de fcherpte in het zelve zittende gezuiverd worde, daar uit blykt de reede , waarom de wei van Desde Deel. Ttttttt melk,  DE SCHEURBUIK. S-"°*4- 1 ;„ a« lente vervuld zynde met de fap van het vermelk , vooral in de lente: yerv. y verkregen fehe gras, en daarom f^hu ^ 8 w£rk[ doQr de Qnt. heeft in de fcheurbuik te genezenwa tevens vry overvloedig bindende kraeht van het graden dry j kradudadj de P¥ wcS. Zy word ook gewoonlyk zamen gefteld k«^|^d^ dat in de genezing, van Wy zien J^ffSS ^ fcheurbuik fchynt be; f? W° re 1 bben gelyk te voren §"1148. is.gezegd geweestJ fchreven te lubben, jge y „ ■ ime hoeveelheid, het gebruik var»g^^^^e zuivering langs onder volmet honig, gep ezenvvor0, P ^ ft ittdien de tyd bet toe§£' dMt^VSrLSS«r/ig <&g« £v drinke ook laat, ^%&£U™£h>* tndk, ook een derde gedeelte homg ] ^£^fi£Sï5. dooi-debSyvoegingvan honig laten zynde, hy beproeu , te n ^ aIle de afgang te verwekken en evens aihoIwel de melk fcherpte te verzachten ™ ^ allepfcherpte verftompt, is de wei door de «^^^oelendftn pis dryvende netn4« £ #$fi$5 Sn'e el/enlwaa^ en van andereve, (<0 De Internis affeft. Cap. XLVIII. Charter. Tom. VIL E.67* (O Med. ration. Syfteuu Tom. IV, part. * pag- *  S.II64-"** DE SCHEURBUIK. maarde Geneesheeren; en te gelyk pryst hy het ruime gebruik der geneeswateren, met verfche melk vermengd, aan. ja hy getuigt dat hy door een gebruik van dertig jaaren geleerd heeft, wat uitmuntende kracht de geneeswateren zelfs in een verouderde fcheurbuik te genezen hebben, maar op een andere plaats (ƒ) tekend hy aan, dat de fcheurbuik door geen geneesmiddel zo fchielyk en zeker en krachtdadig uitgeroeit word, als door het gebruik der carolinafche baden; ja zelfs de vuile fcheurbuikige zweeren, zo moeilyk om te genezen door het in en uitwendig gebruik der carolinafche badftoven, ten eenemale zonder eenig kwaad gevolg aan een te zyn gehegt geweest, maar die wateren verdunnen, ontbinden en maken tevens de afgang en de waterlozing gaande, door de zoute hoofdftof welke zy bevatten. Maar wanneer nu reeds een zwaare ontbinding der fappen aanwezende is, en tekenen van de verrotting, als dan fchynen die baden minder te pas te komen , aangezien zy een zuiver zout bevatten: in zodanig geval zouden een weinig te zamentrekkende , zuurachtige middelen beter zyn, gelyk $. 1162. gewaarfchouwd is geweest. den niet zonder moeilykheid en gevaar. Hofman (h) heeft het ongelukkig gevolg van het kwikzilver, zo uitwendig als,mwenZ vethfatdl in een man, wiens tongh kwalyk door de fcheurbuik aangedaan, verzwoor, die daarom voor een regel der oefferende geneeskunde vastgefteld heeft: dat de geneesmiddelen van kwikzilver , hoe ook gereed gemaakt en te werk gefteld , tn de fheurbuik niet alleen nadelig zyn; maar veel zekerder enzwaarder nadeel toebrengen in de gebreken der tanden en van de tongh der fcheurbuikige tnz. maar aangezien in deeze vierde trap van de fcheurbuik reeds een groote fcherpheid aanwezende is, ja meestal een verrotte ontbinding der fappen , blykt het genoegzaam dat het gebruik der kwikmiddelen als dan voornamentlyk ?en hoogfte bedenklyk is. die geene, die dikwils hun werk gemakt hebben om de venus ziekte te genezen , hebben genoeg onde vonden, dat ook een ligte gifte kwikzi ver , zeer groote beroeringen in fcheurbuikige lichamen verwekken, indien zy op deeze wyze van de venusziekte moeten genezen worden, nu volden 'er lenige byvoegzels der «effenende geneeskunde , welke uit fet te voren gezegde gemakkelyk zullen kunnen afgeleid worden. Uit welke alle enz. De oorzaken der fcheurbuik zyn m aanmerking genomen geweest, de onderfcheide toevallen opgenoemd welke deeze "ziekte in deszelfs geheele beloop gewoon zvn te verzeilen; daar naar zyn die veranderingen van de deelen van het lichaam in deeze ziekte aangehaald, we ke door de ontSng der lyken ontdekt zyn ; en uit deeze alle is befloten §. „53?, dat de dikte aan de eene zyde, en aan de andere zyde de (fc) Medic. ration. Syftemat. Tom. IV. Part V. pag54'  §.ii65. DE SCHEUR B-UI K. 1253 fcherpte van het bloed zondigd. waar uit het blykt, dat de genezing vereischt , dat dat dikke verdund worde, tn het fcherpe verbeterd, maar die dikte der fappen is fomtyds krachteloos flym,achtig koud, en als dan hebben bittere en fpeceryaehtige alleenlyk plaats, in zodanig geval doet de alfem, welke ugalenus zo zeer heeft geprezen , een allerfchoonfte uitwerking fonuyds is 'er een ontftekende dikte der fappen aanwezende ; als dan zyn de ooftfippen, fyropen en conferven, uit deeze gemaakt, als: conferf van vlier, van aalbeziën, enz. zeer fchoon voordelig ; als ook wanneer een vette olie, in vette lichamen het bloed min doorgankelyk maakt, ook kan 'er een zwartgallige dikte aanwezende zyn, welke door honigachtige, zeepachtige enz. ontbonden word, gelyk te voren in 't hoofddeel van de droefgeestigheid breder is gezegd geweest. Edoch die fcherpte word van gelyke onderfcheide waargenomen ; en fommige middelen zyn goed om alle fcherpte te" verzachten, gelyk water b: v: , en al het waterachtige, dat door enkele affpoeling allerlei fcherpte kan verzagten ; zagte oliën , welke alle zoort van fcherpte verftompen , dewyl zy dezelve als inwinden. andere middelen zyn bekwaam om deeze of geene fcherpte de kracht te benemen, maar niet voor alle : dus zyn zuure middelen voordelig om de alcalifche verrotting te temmen; en in tegendeel wanneer een zuure fcherpheid aanwezende is, word het gebruik van zuivere zouten goedgekeurd, maar aangezien te voren over die onderfcheide foorten- van fcherpte , en over derzelver genezing is gehandeld geweest (ziet §. 60 en volgende §. 76. en volgende en §. 650.), zoude het overtollig zyn dezelve hier te herhalen. Waarom de wei van de melk enz. Om dat alle deeze de dikte der fappen door aftefpoelen en te verdunnen verminderen, en tevens een waterachtige voortdryving aan het bloed verzorgen , waar door de fcherpe zouten en oliën , nu reeds zeef naby de  im DE SCHEURBUIK. $.i*6$, de bederving, uitgefpoeld kunnen worden, en door het zweet, de pis en de afgang uit het lichaam gaan. maar er word noch zodanige fterkte der levenskrachten vereischt in de zieken, dat deeze ingenomene met het bloed door de vaten kunnen bewogen worden :%nderzints blyven deeze in het lichaam , en brengen waterzuchtige diktens voort, alwaar dierhalve een groote kwynina word waargenomen, of dat 'er tekenen van een te groote ontbinding der fappen aanwezende zyn, als dan komen zy niet te Waarom de zuure ooftfappen enz. Wanneer de fappen door 't gebrek aan groentens, tot een garftige verrottende hoedanigheid zyn ontaart, gelyk in de belegerde fi-eden en verre fcheepvaarten gebeurd : want als dan , worden de fcheurbuikige selvk te voren is gezegd geweest, door enkele ooftvruchten, en fannen uit versch vleesch en tuingroentens gereed gemaakt, zeer Nukkig genezen, indiende ingewanden door deeze verrotte kwaadfappigheid noch niet zwaar befchadigd zyn. Morm(i) heelt verfcheide m 't gasthuis te Parys van de fcheurbuik genezen , wanneer hy hun een groote hoeveelheid zuuring , met eiren gekookt, tot fpys gaf. Eugalenus (k) getuigt, dat het afkookze van gerst met rynfche wvn, ten hoogfte voordelig is geweest m de fcheurbuik. by Clufius (/) leest nïen , dat de Nooren de fcheurbuikige in een nabygelegene Eiland brengen , dat vervuld is met moerbeziebomen , en dezelve niet weder t huis haaien voor dat zy herfteld zyn ; maar geduurende de geheele tyd , dat zv aldus van het menfchelyk gezelfchap afgefcheiden zyn , voeden zv zich alleen met moerbeziën, en worden fomtyds binnen weinig dagen gezond, maar in de winter, wanneer deeze overbrenging om de fcherpe koude niet kan gefchieden , ge- OO Acad. des Sciences 1'an 1708. Hift. pag. 63. Ot) De Scorbuto pag. 47' T wv\r mi» im .(O Rarior. Plantar. Hiftor. Lib. I. Cap. LXXXV. pag. 119.  f.Jï6$i DE SCHEURBUIK. bruiken zy met een diergelyk goed gevolg, conferven uit deeze vruchten bereid, in groote hoeveelheid ingenomen. Waarom wrange te zamentrekkende enz. Het heeft uit de toevallen der fcheurbuik, te voren §. 1151. opgenoemd , gebleken, dat de aaneenhouding der vaste deelen in deeze ziekte zodanig verzwakt word, dat zy dikwerf ook door het minfte geweld los geraken: en als dan is 'er dikwils gewoonlyk een al te groote ontbinding der fappen aanwezende. in dit geval zyn de wrange te zamen trekkende middelen, te voren 28. 4. om de te groote zwakte en flapte der vaste vezelen te genezen , aangeprezen, ten uiterfte voordelig, dewyl zy ook tevens de te zeer ontbondene fappen opeen dringen, wanneer dierhalve in de fcheurbuikige een flapheid van het geheele lichaam word waargenomen, en dat 'er blaauwe vlakken ontftaan door eenige te harde behandeling van het lichaam , als dan hebben deeze middelen plaats, mooglyk had het kruid britannica, by Plinius (ni), tot de ftinkende adem in de fcheurbuik en de blaauwe fchuit geprezen , diergelyke krachten: want die ziekte, door welke de Romynfche Soldaten, het leger door den Keizer Germanicus over den rhyn gevoerd zynde, aangetast wierden, was langzaam, aangezien de tanden binnen twee jaaren uitvielen, en de te samenvoegingen der kniën losgeraakten. maar in flappe lichamen gaat de ziekte met een vry langzame ftap voort, alhoewel zy door de kwyning en vermoeidheid lastig genoeg word. daar en boven zyn veele geleerde mannen in dat denkbeeld geweest, dat het kruid britannica: de ouden een zoort van patiëntie was, waar over menMuntingius (V) kan leezen, die nochtans ter deezer plaatfe veel geleerdheid , mooglyk niet zo zeer tot het verzochte einde dienende, opeen gehoopt heeft, wy hebben over de fraaije uitwerking van het ftaaï, in diergelyke Happigheid der vaste deelen, te voren C«D Hift. Natur. Lib. XXV. Cap. III. (V?) De vera antiquor. Herb. britannica. Derde Deel. Vvvvvvv  ta66 DE SCHEURBUIK. J*tfS* ten i. 28. 4. gefproken, en wy zullen noch fommige dingen 'er, van zessen in het volgende Hoofddeel. - Waïrom de föherpfte enz.. Deeze zyn voordelig m die gevallen ^°waar bleekheid, koude, luiheid, aanwezende zyn 2SSi^éft«, bleekepis zonder reuk, gceTtinlX dorst, zwaarte van het geheele lichaam zyn de tdceren dt men deeze middelen vrypostig kan gebruiken, maar S cz^n veele van deeze een allerfcherpfte kracht bezitten , mte?e Ó,y me voorzichtigheid te werk gefteld worden op dat het liyitle en taaije door deeze hevige en prikkelende middel^ Slim beweging gebragt, niet in de longen opgehoopt wcr-Z e en gevaarlyke ziekte voortbrengen (ziet S. Wa"rom het geene voor de eene fcheurbuikige enz., Gm dat'by fommig? een onderfcheide trap van fcheurbuuc aanwo We is als ook een onderfcheide zoort en hevigheid van. Stóe S'Je ^ dus b: v: indien die allerfcherpfte IpecenSP re dsmdflangzame en koude fcheurbuik ^geprezen, n d e trap van de fcheurbuik, wanneer het tandvleesch een doodrïnk heeften bloed ftort, toegediend wierden, zoude'er gevaar ^S d^^UoedftortA zyn; dewyl zelfs de fcherpheid S■ firnnen door deeze middelen vermeerderd zoude worden, en fe vS naauwlyks meer aan een houdende , de indrang der flppendoordeeze^ch^ dePP zouden in korten tyd breeken. daarom volgen ook veele Pereesheeren de voorzichtige waarfchouwmg van Senner its (o), SchteIe en zo gemakkelyk die. zeer fcherpe tegenfeheurbuikige welke onder de naam van tegenfeheurbuikige ïes en gewoonlyk aangeprezen worden ; maar zy geven lepelS%r^ enz", in wei van melk ingegoten; of ook fpoelen zy de versch uitgedrukte fappen met wei van melk af, en geven dezelve aldus aan de zieken te drinken. 'J Waarom men zich dierhalve niet op de naam enz,. Lib. III. Part» V Sed. II. Cap. VI, Tom. II. pag.. 1113-  :§.Il6"5. DE SCHEURBUIK. Wy hebben reeds in de befchryving van andere ziektens eenige maaien gezegd, dat 'er niet nadeliger is, dan op 't enkel hooren van de naam der ziekte , zonder eenig verder onderzoek, een middel te o-even, dat in de openbare winkels te koop is, en met een fraaije*naam beftempeld word, als een byzondere en ontwyffelbare kracht bezittende om dezelve ziekte te verjagen, in de apotheeken zyn dus voor handen geesten, weezentheden , uittrekzels enz. tegen de beroerte, de vallende ziekte, de koorts, het zydewée, de fcheurbuik enz., welke alle, offchoon zyin fommige gevallen gebruikt kunnen worden , nochtans dikwils onnut, ja zelfs fchadelyk zyn. die alleen, die de kunst, welke te recht van Hippocrates lang genoemd word, kort zouden willen zoeken in de openbare winkels een middel aan de naam der ziekte tejrengefteld; en als dan geloven zy, dat zy de pligt van een Geneesheer overheerlyk hebben volbragt. maar de befchryving der fcheurbuik, tot noch toe uit getrouwe waarnemingen befchreven, leerd genoeg, hoe veele kwalen onder de zelfde naam beu-repen worden ; en hoe onderfcheide geneesmiddelen vereischt worden in deeze ziekte in 't begin, of volkome zynde , _ in de pekelachtige of in de verrotte fcheurbuik, alwaar een taaije vastklevendheid in de fappen aanwezende is, ofte eene te groote ontbinding, wanneer de ingewanden noch in hun geheel zyn , ofte reeds beginnen te verteeren, en dus van de overige, wie dierhalve deeze ziekte met geluk begeert te behandelen , fteile weinig zyn vertrouwen op de fchoone namen der tegenfeheurbuikige middelen, maar by fpoore zorgvuldig dc voorafgegane oorzaken na, tekene de kenmerken aan - welke de onderfcheide zoort en hevigheid der fcherpte van de fappen aanwyzen, en haaie daar de geneêswyze uit, en dus zal hy door een voorzichtige kunst, alhoewel de naam der ziekte dezelve blyft, onderfcheide kwalen genezen. Vvvvvvva DE  DE ONGED AAN T HEID. §, 11 f56*. DE ONGED AANTHEID. 6 1166 T^oor de ongedaantheid verftaat men geV' U woonlyk die gefteldheid van het lichaam welke deszelfs voeding bederft door deszelfs geheele geftel tevens. De ongedaantheid word gezegd ^Z^^\T^thtd reir^ (* \ 7eer wel uitlegt, wanneer 'er een kwade gefteldaeia ïlliïMt ml do& de geMdheid van he(. «aam «rt Tiet uiterlvk aanzien van het lichaam verftaan, welke, wanneer ook dfg ene die der geneeskunde onkundig zyn, dezelve van de gewone ftaat der gezondheid zien ontaarten , zeggen zy eenVoSglyk dat dien mensch zich kwalyk bevind offchooni zy niet dufdelyk weeten, welk gebrek aanwezende is, of welk 1 ïewand in zodanig mensch is aangedaan, dus wanneer de menS kwynende en zwak uit zware ziektens wederom opftaan teven zv door een kwade gefteldheid van het geheele lichaam te keCn hoe zware kwalen zy geleden hebben: want alhoewel de zSte ten onder is gebragt , nochtans kwynen al e de vverk nS de ingewanden noch zodanig, dat het genuttigdei tot:die volkome volmaaktheid niet kan gebragt worden, welke.tot hertel van het verlorene in de vaste en vloeibare deelen van ons hc- £tó Lib. III. Cap. XXII. pag. 167.  ■5-ii o*. DE ONGEDAANTHEID. 1259 haam vereischt word, en dus W»rd de voeding te gelyk door het geheele lichaams geftel bedurven. dit heeft Aretaus zeer wel aangetekend [q), wanneer hy zegd: de ongedaantheid is een omkeering van alle gebreken ; want alle ziektens zyn aan dezelve verwaagd/chapt. want in de plaats van Wro»»;,. heeft Petit (r) door alleen de accent van plaais te veranderen, ianrÓMi, zeer fraai de waare zin van deeze plaats herfteld : het geene ook door de achtbaarheid van Celfus bevestigd word (f), zeggende : dat het byna gefchied, dat de lichamen door een langdurige ziekte bedurven , offchoon zy ook van dezelve bevryd zyn, zy nochtans geene ververfching ontfangen. maar op dat de inborst der on gedaautheid beter blyke, befchryft Aretceus (V) de hier tegen overgeftelde lichaams gefteldheid, dCe^V te weten, dat is een goede lichaams gefteldheid , in welke zich den mensch tot alles wel bevind, tot de koking en verdeeling van het voedzel, de bloed making enz.: op deeze volgd een gemakkelyke ademhaling, fterke krachten, goede couleur, voor alles de gezondheid: maar indien de natuur der kwaadfappigheid tot de zwakte overgegaan is , is dit reeds de ongedaantheid. want als dan word de ademhaling door een ligte beweging, zelve van het lichaam, hygende, de krachten zyn zwak, de couleur kwaad, want de kwaadfappigheid verzeld altyd noodzaaklyk de ongedaantheid , welke die hoedanigheid der fappen genoemd word, welke de werkingen kwetst (u). want dat 'er fappen van de vereischtens tot de gezondheid ontaartende, door de vaten vloeien in de ongedaantheid, leerd de kwade couleur zelve, en de kwetzing van' veele lichaams werkingen. Het Cq) De Caufts & Signis Morbor. Dinturn. Lib. I. Cap. XVL, pag. 46. Cr) Ibid. pag. 188. Cs) Lib. III. Cap. XXII. pag. 167. CO Ibid. pag. 47. ^u) H. Boerhaave Inftit. Med. §. 719. Vvvvvvv 3,  is-o DE ONGEDAANTHEID. §. 116ó\ r 16>. Het blykt ook tevens , dat de kwade gefteldheid , of ongedaantheid, zeer veele andere, vooral langdurige ziektens , aanwezende is, waarom Aretceus te recht gezegd heeft {w), dat de kwade gefteldheid gemein is aan alle ziektens, te weten die langdurig zvn, over welke hy handeld. getuigen b: v: de moeilyke ademhaling, de dikte der beenen, de bruin bleeke couleur, de vlakke van het vel enz. ; de ongedaantheid niet in de fcheurbuik? (ziet 5, 1151.2.)- waarom Olaus Magnns (x) , naar de toevallen der fcheurbuik befchreven te hebben, het volgende 'er bv voegt : en het word in de. gemeene taal fchoerhuch genoemd, in 't srieks ongedaantheid. en elders (y) over het kwade voedzel als oorzaak zynde der fcheurbuik, handelende, zegd hy : want koudeen onverteerbare fpyzen, te gretig gebruikt, fchynen dusdanige ziekte te veroorzaken , zvelke de Geneesheeren een algemeene ongedaantheid noemen, maar het zal uit het volgende blyken dat de ongedaantheid, offchoon zy dikwerf een voortbreng, zelfs van andere voorafgegane ziektens, nochtans ook dikwils uit kwaad voedzel in te voren gezonde menfchen geboren word. . 6 1167. T?n dus erkend zy voor oorzaak ofte allerJlL- lei bedurve inborst van bet voedend vocht, ofte het gebrek der ontfangen zullende vaten, ofte de ontbreking der toepasfende kracht. Fet is zeker, dat 'er daaglyks door de werkingen der gezondheid'zelve eene hoeveelheid van onze vochten uit het lichaam verloren gaat, en dat de vaste deelen van ons lichaam afgewrevenwórden : en dus zoude het levende lichaam fchielyk door deszelfs aeüeklheid vernietigd worden, natuurlyker wyze 'er altyd ° iets Oö Hift.' Gent4Septentr. Lib. XVI. Cap. LI. pag. 57o. O) Libr. IX. Cap. XXXVIII. pag. 316- , 1  §,n6r- DE ONGEDAANTHEID. ia6i iets afgaande , in welkers plaats niets wederom komt (z). dierhalve word 'er vereischt tot de ftandvastigheid van het leven en van de gezondheid, dat 'er zo veel en diergelyk in de fappen en de vaste deelen gedurig herfteld worden, hoe veel en hoe danig 'er daaglyks verloren gaat: dit word voeden genoemd, en deeze werking zelve, voeding (V), maar deeze herfteliing van het verlorene moet uit de gebruikte fpys en drank gefchieden, zodanig door de levens en gezondheids werkingen zelve veranderd , dat zy gelyk worden aan de vaste en vloeibare deelen van ons lichaam ; maar aangezien de geheele befchryving der ghyhnaking leerd, dat alle het ingenomene tot in vocht verkeerd , eer dat het zelve voed; daarom, word de ftof veil het voedzel , voedend vocht genoemd, alhoewel het verlies van dc vaste deelen daar uit ook moet herfteld worden, reeds over lang, is het gevoelen, dot de navolgers van Afvlepiades aanhongen , verworpen, vastftellende : dat niets gekookt wierd, maar dat de ongekookte ftof, zodanig als zy ingenomen is , in allerlei lichaam veranderd (p). wy weten in tegendeel, (gelyk ik te voren uit Galenus §. i. vermaand heb,) dat niets van het geene, dat ingenomen word, noch de inborst heeft van de deelen van ons lichaam , maar eerst veranderd moet worden, en gelyk gemaakt aan het geene het lichaam' moet voeden: indien dierhalve deeze verandering van het ingenomene niet volmaakt genoeg is, als dan zal het voedend voedzel een bedurve inborst hebben, nochte daar uit zal het verlorene herfteld kunnen worden, maar deeze bederving van het voedend vocht zal kunnen ontftaan, ofte door de inborst van het ingenomene , het geene zich niet gemakkelyk laat veranderen; ofte door de veranderende krachten , welke niet fterk genoeg zyn ; over welke alle in het volgende Hoofddeel zal gefproken worden. Daar CO Celf. Lib. III. Cap. XX'I. pag. 167. r>) H. Boerhaave Inftit. Medic. §. 436. (£) Celf. in Pratfat. pag. 6*  i26a DE ONGEDAANTHEID. §.«67,118^ „ KriwPti moet het voedend vocht, offchoon het zeer Daar en ^ven moet net ^ het ]ichaam WeVU,t?d wotden 6 en dus mSen de vaten, welke dit weg voeverfpreid worden, ena ontvangen2 waarom ook in aal gefproken eenemale ]yk is Ellelyoffi^^^^ doorgankelyk zyn, moet het gemaakt, ofkhoon de v g toegevoegd wor- door de varen bewoge, en m P f ^ ^ beweging , t>7* zal wo/den gehandeld. t t/ïö r let bederf der fappen ontftaat 1. van het $' 1 H ingenomene, welk door de in ons verj 01.rlp kracht niet kan gelyk gemaakt worden aan het ^f^oS w^:yhoSbjiig zyn meelachtige P dkke vezelige, vette, fcherpe, waterige, ly- ff>?2 ^rHvruck^nr fappen, brengen van gelyken de ongedaantheid voort door de hoeveelheid der gezonde lappen te verminderen, dus zien wy de geene die door 't zweet des nagts wegvloeijen , allengskens uitteeren. om dezelve reede fchynt Celfus het dikwervige gebruik der zuiverende middelen veroordeeld (g) te hebben , zeggende : maar de zuiverende middelen, gelyk zy fomtyds noodzaaklyk zyn, dus, wanneer zy dikwerf gebruikt zvorden, brengen zy gevaar aan. want het lichaam word gewend niet gevoed te worden ., en daarom zal het zwak zyn. Maar ook word het knoestig gebrek van een byzonder ingewand, te recht onder de oorzaken der ongedaantheid geteld, wy hebben reeds gezegd, dat 'er zo veele fappen te zamen lopen tot ghylmaking, en in onderfcheide ingewanden gereed gemaakt,, indien dierhalve eenig ingewand van deeze tot een knoest verhard is, zal de afzondering van het vocht, dat in dit ingewand moet bereid worden, gekwetst wordenen dus zai'er eenig vcreischte ontbreken tot de gelykmaking van het raauwe ingenomene, welke dierhalve minder volmaakt zal zyn : daar door zal de voeding min of meer bedurven worden, na mate de werking van het aangedane ingewand min of meer zal gekwetst zyn. de ongedaantheid ontftaat zo dikwils door een knoeftig gebrek der lever , vooral de gheelzugtige; en aangezien de genezing van een in de ingewanden verborge knoestgezwel zo moeilyk, ja naauwlyks mooglyk is, wanneer het zelve zich gevestigd heeft, blykt het genoeg, dat de ongedaantheid , door zodanige oorzaak ontftaan, naauwlyks ontworteld kan worden, waarom Aretceus te recht vermaand heeft (h), zeggende : de verdryving van het kuoestgezwel, in de milt ontftaan, is niet zeer gemakkelyk: en indien ook de ziektens , welke van dezelve kunnen ontftaan , voortkomen , gelyk de waterzucht en kwade gefteldheid. is dekwaal ongeneeslyk geworden, daarom ook hebben ervare Genees. heeren, wanneer zy geen duidelyke oorzaak door eenige tekenen » kun- Cg~) Lib. I. Cap. III. pag. 3T. (/O De curat. morbor. dinturnoiv Lib. L Cap, XIV. pag. 128*.  ia?0 DE ONGEDAANTHEID. §.nö3. kunnen ontdekken, met recht achterdenken hebben, dat'er een knoestgezwel in de ingewanden verborgen is. Maar aangezien fommige zaken uit een gezond lichaam op gezette tyden moeten uitgeworpen worden, word de inborst der fappen zodanig bedurven, wanneer deeze in 't.lichaam wederhouden worden, dat zy onbekwaam worden om het lichaam te voeden dit zien wy iuidelyk in de onderdrukking der maandftonden' alwaar het overvloedig goed bloed word wederhouden , en wederhouden zynde, allengskens zodanig ontaart, dat de vrouwen, in de ongedaantheid vervallen, geheel bleek en opgezwollen het is by veele mannen gewoon , dat zy bloed door de ambaijen ontlasten; maar ook van deeze onderdrukte ontlasting, volgt gewoonlyk , behalve veele andere kwaaien, de onSaandidfhet geene Aretaus (ï) aangetekend heeft zeggende • edoch de oorzaak is ook de onderdrukking van het vloeien der ambaijen, en het ophouden van de gewoonlyke brakingen , en de uitdroging van het zweet enz.: zvant wanneer deeze elk tn t by-onder, welke aanwezende waren , niet wederkeeren , als dan voted 'er een zwaarte van het lichaam , een fomtyds herhaalde bleekheid, een buik met winden opgevalt, holle oogen enz. daar en boven worden 'er fomtyds ziekeiyke uitwerpzels waargenomen waar door het nadelige uit het lichaam gebragt word , l et geene door een onvoorzichtige geneêswyze tegengehouden, veele kwalen en de ongedaantheid te weeg brengt het geheele oehairde hoofdvel in jonge kinderen verzworen zynde, ftort dikwils een vry fcherp vogt , dat tot korften te zamen groeit , welke fomtyds vry digt zyn: wanneer deeze korften verdro. per de en op een gedrongen, de uitgang van du fcherpe vogt belet word, of door te zamentrekkende middelen , en vooral - door middelen van loot gemaakt, ceruis azyn van goudglit enz., worden de vaten van het vel zodanig toegetrokken, dat het zelve niet meer uit kan gaan, volgende 'er fomtyds ftmpen, ontftekingen der oogen, aamborftigheid;en indien zy van deeze kwalen genezen worden, kwynen de ellendige kinderen (0 De cauf. & fign. morbor» dinturn. Lib. I. Cap. XVI. p.47»  §.116-8. ii 6-Q. DE ONGEDAANTHEID. Afi door de ongedaantheid, tot dat deeze uitwerping, of door de kunst, of van zelve herfteld worde, ik heb het zelve zien gebeuren, wanneer verouderde zweeren, daaglyks gewoon eenê hoeveelheid fcherpe wei te ftorten , door uitdrogende middelen wierden behandeld. v. 1169. "Pjoch. 't blykt, dat deeze oorzaken, eens IS gelteld, werken door de vaste deelen te verminderen, of dezelve, door vochten op te proppen welke onbekwaam zyn om vrylyk door te vloeien • waar door tweederlei aanmerkelyke uitwerking van dit kwaad de teeringh te weeten, of witte ilymzucht, en het tusfchen vel en vleesch leggend water. Het is zeker, dat door de levens en gezondheids werkingen de vaste deelen van ons lichaam afgewreeven worden : wantlndien een nedervallende waterdruppel een harde fteen zelfs uithollen, niet met geweld, maar door dikwils te vallen, moet 'er dan geen veel groter uitwerking verwagt worden, indien de fappen door het hart voortgejaagd, vier duizend maaien in een uur op de zyden der te zamenlopende buizen aanlopen, en door de uiterfte eindensder fiagaders door moeten gaan, welke op verfchef de plaatfen zagt en vleesachtig zyn? wy zien het vel daa-dvks afgewreven worden, en herboren worden het geene verloren was ' gegaan, de fcheikunst toont ons aan, dat 'eriets vast in de fpo* is, als ook in de gal, en veel meer in de pis : zonder twyfel "aan oök de affchaafzels der vaste deelen met de afgang uit dewvl het inwendige bekleedzel der darmen zeer teder is°, en 'handende vellen in de holte der darmen heeft, waarom zy vélachti*'genoemd is geweest; welke vellen zo zagt zyn , dat zy , ten zv ' zy door vocht onderfteund worden, onder de gedaante'van mismaakte flym zich vertonen maar die inwendige oppervlakte der Derde Deel. 'Yyyyyyy : daf-  DE ONGEDAANTHEID. §-1169. , Pn wnrd door de nederwaarts drukkende.beweging tegen het, wyst de vuüjgheid lormydsdnor^ geheefe beJ J 7^-'iKX d S ^ van gelyken aan, dat. ke m ^ d«men jevo ° de ]evens werkingen zelfs- de FS Iden dSïbo" he voedzel moet herfteld worden; wel- ^Srh^o^de, ^^^i^fe ■menfchelyk lichaam w *VLl , CTefchied, welke door de vaten- SSvereisch, wordenj^jS^'*£&£S£ de bloed en deszelfs we,, een zekere^Kievg e ver.. is, gelyk ook «>■^PPen°,,^bd,e voedgende deeltjens blyven zocht fchynt te worden , op o" worden. wy zien. zitten op de plaatfen , welke zy '°^v«g wwrimd Worden, ^Ö^SM" de hoeveelheid welke zy u.tfpoovoedend vocnt ommen, u. k t de ai te grote dun¬ den, wanneer nu, door welke oorzaak ook, oe aii b «fe ftPP». * "fM Se fomyds do„"ongey;ïnS« zy in hoeveelheid d^or braking, afgang, de & <£) Ö. Boerhaave Innit. Med. §.  5- n6> DE ONGEDAANTHEID. uitgaan, hebben zodanige ziektens, na matede onderfcheide ontlastingen, de onderfcheide namen van loop, pisvloed, bortenz. gekregen, maar wanneer de fappen door de ongevoelige ontlastingen, of ook het zweet aldus allengskens uit het lichaam gaan, en de ontbrekende voeding het verlorene niet herfteld , vergaat het lichaam door een langzame uitteering, welke ziekte men ook drooge teering en enkel voedingsgebrek genoemd heeft; welkeFer~ nelius (/) onderfcheiden heeft van de ongedaantheid, waar in het lichaam genoegzaam vol en overvloedig is: maar wel gebrek' kig is zo door zelfftandigheid als couleur : maar het voedingsgebrek heeft hy gezegd te zyn , wanneer het zelve allengskens en fchoorvoetende, zonder eenige voorafgegane oorzaak , door het ingenomene voedzel niet gevoed word. deeze teering by de Engelfche vry gemeenzaam, word verteering genoemd, wanneer de-, zelve het lichaam langzamerhand afweid; waar van Beuediclus {m) gezegd heeft: de kwyning der teeringachtige, zonder bederf der longen of van eenig ingewand, ftilzzuygende onderkruipende, is zeer fchielyk voor de Engelfche, en, ten zy dezelve aan de eerfte middelen gehoorzaamt , {het geene zeer zelden gefchied,) is zy dodelyk. Maar het gebeurd dikwils, dat de ongedaantheid verzeld gaat van een witte gezwollenheid van het geheele lichaam, welke de Geneesheeren 'witte ftymzucht genoemd hebben , of ook waterzucht tusfchen vel en vleesch ; om dat het velvliesch, op de fpieren gelegen en tusfchen derzelver tusfchenwydtens geplaatst, door een by een vergaderd waterig vocht gezwollen is; waar over in 't Hoofddeel van de waterzucht zal gefproken worden, want §.2,5. is bewezen geweest, dat de belette gelykmakingvan het gebruikte, aan de natuur van het gezond levensvocht, zwakte en te grote flapheid der vaste vezelen veroorzaakt,en daar uit volgd, §. 26. een gemakkelyke uitzetting der vaten door deeze vezelen te zamengefteld, en ook een dikte, buiten dat is §. 69. bewezen geweest, (7) Libr. VI. Cap. VIII. Part. 2. pag. 150* (ot) Theat. Tabidor pag, 109. Yyyyyyy 2  !o74 DE ONGEDAANTHEID/ §. n6>.1170. •weest, dat de zwakte der vaten en ingewanden de oorzaak is-y, -waar door een krachteloze en koude taaiheid in 't lichaam geboren word, welke de witte dikte, of a<£'*ov $«yjw*by dc oude gezegd S 71 voortbrengt maar deeze uitwerking van de ongedaantheid ;, hebben Aretceus (a) en Celfus (0), van gelyken aangetekend. y. ïifö. Ta ook komen gewoonlyk zeer onderfchei1 de ziektens, als uitwerkingen van de ongedaantheid ,*te voorfchyn, na mate de onderfcheide cour leur, zwaarte, vasuleventheid, fcherpte, vloeibaarheid van'het ingepropte vocht: witheid te weeten van de huid, bleekheid," gheelheid, blaauwigheid, roodheid, groenigheid, zwartheid, bruine couleur, zwaarte, opzwelling onder de oogen, en van de allertengerfte deelen, winden, een llymgezwel van de deelen verre van het hart gelegen; kloppingen van het hart en van fiagaders,. op de minlte beweging zeer vermeerderd; ongekookte, dunne, pis ; zweet van zelfs ontftaan en geheel waterig; en eindelyk een uitteering, of flym en waterzucht. Dat de kwaadfappigheid altyd de ongedaantheid vergezeld, i| te voren §. 1166. gezegd geweest: maar deeze kwaadfappigheid word zeer onderfcheide in de geene die door de ongedaantheid zyn aangetast, waargenomen, en zal dus onderfcheide uitwerkingen voortbrengen', en zich door onderfcheide tekenen te kennenbgeeven, na mate de van de vereischtens tot de gezondheid afwykende fappen, door de vastklevendheid of vloeibaarheid, cf door onderfcheide zoort en trap van fcherpte zullen gezondigd hebben, maar aangezien een bloeiende couleur voor een teken van een goede gefteldheid dooi Aretaus te recht word vastgefteld, ge-.i (n) De raufis & fignis. morb. dint. Lib. L Cap. XVI. pag. 47;O) Lib. III. Cap. XXII. pag. 167-  §. I i?o. DE ONGEDAANTHEID. 1275 lyk van gelyken §. nê6. is vermaand geweest, zal in de kwade gefteldheid een onderfcheide couleur van de huid aanwezende zyn, en wel verfcheide in onderfcheide ongedaantheid. maar alhoewelover de geheele huid fomtyds een verandering der couleur te voorfchyn komt, word zy nochtans het gemakkelykst in dié plaatfen onderlcheiden, alwaar de vaten byna bloot, zondereenig vel, byna'gedekt, verfchynen, en tevens zo dunne bekleedze-len hebben, dat de couleur van het vocht , in de vaten bevat , 'er doorfchynt: dit heeft plaats in de hoeken van de oogen , de inwendige oppervlakte der oogfcheelen, de lippen, inwendig in de mond, de keel enz., gelyk elders reeds meer dan eens vermaaud is geweest, hierom befchouwen ervarene Geneesheeren zorgvuldig deeze plaatfen, wanneer zy de inborst van het bloed èn van de fappen onderzoeken, ik heb elders (ziet 5 97.) getrapt, uit de waarnemingen van Malpiihius, over een uirgebroed ey,. die onderfcheide veranderingen en onderfcheidingen der couleu-ren afteleiden, welke het vocht door de vaten van het kieken bewogen, ondergaat, wanneer het in levensbloed veranderd:' toen' Beeft gebleken, dat, gelyk in een geboren wordend kieken,, door de warmte van het broeden, de beweging van de fappen door de vaten, de te zamenfpannende werking van de kracht van het hart en van de lucht, in'agt-en-veertig uuren tyds hetroode bloed wierd géboren, waarvan geen de minfte voetftap nochte in het ey, nochte in het kieken te voren aanwezende was \ dus ook het roode bloed in het menfchelyk lichaam door diergelyke, maar hevigere, oorzaken uit het ingenomene in korter tyd voortgebragt word. maar wanneer het voedzel tot de volmaaktheid van liet goede bloed toe, niet kan uitgewerkt worden, door dien de gelykmakende krachten te zwak zyn , of wel de ftof van het ' voedzrl moeilyk is nu te veranderen, zo word dat roode gedeelte van het bloed, of niet gemaakt, of niet in zo groote hoeveelheid, als vereischt wierd tot de herftelling van het verlorene, als dan volgd 'er een witheid door het gebrek van het roode gedeelYyj.yyyy 3 te,.  m< DE ONGEDAANTHEID. §.1.170. te aelvk wy in te voren zelfs gezonde en fterke menfchen zien rebéuren naar zwaare bloedftortingen. maar aangezien de wei van het bloed natuurlyk gheel is, indien dezelve noch niet geheel tot een ziekelyke dunte ontaart is, en deszelfs couleur verloren heeft, als dan het roode gedeelte ontbrekende, vertoont zich de couleur bleek van de witheid afwykende tot bleek gheel, het geene voornamentlyk te voorfchyn komt in de hoeken van de oogen der maagden, door de vryfter ziekte aangetast, fomtyds zien wyook dat het geheele lichaam met een couleur , welke groen uit den sheele is, in zodanige ziekte overftort word offchoon de onSkookte en ongecouleurde pis, geen het minfte teken geeft van fengheelzuchtige kwaadfappigheid: ja ook fomtyds vertoondzich een bruinachtige couleur, zonder zwartgallige kwaadfappigheid. want gelyk het vocht in een uitgebroed ey , dat naar agt-enveertil uuren in rood bloed moet veranderen , eerst een groenachtiae couleur heeft, daar naar een verroest yzerachtige; aldus fchvnt het in zwakke ongedaantige lichamen te gebeuren alwaar de ghyl wel niet tot de volmaaktheid van het roode bloed word uitgewerkt, maar in de naaste trap van gelykmakmg blyft. GaIms, gelyk ik op een andere plaats §. 73. 5. heb aangetekend, dftTn aanmerking nemende, heeft met gewild, dat dit half gekookt voedzel moest ontlast worden , maar dat het in het lichaam moest wederhouden, en verder volmaakt worden;, wanneer te weeten door de beweging, de wryvingen, en andere middelen , de werkin» der vaten op de bevatte vochten vermeerderd word„ en dus eene volkome gelykmaking verkreegen word , welke te voren gebrekkig was. . . Maar wanneer een gal of zwartgallige kwaadfappigheid de ongedaantheid verzeld, als dan ontftaan 'er andere veranderingen der couleuren, waar over men nazie het geene $.1094. gevonden word: maar alhoewel de roode couleur meestal een aanwyzer is van goed bloed, nochtans wanneer het bloed te dun is, alsdan is het-meestemyds fcherper, en het zamenftelzel der vaten iszeer.  5.II7C DE DNGEDAANTHEÏD, 1277 •dun, waar door dikwerf een roode rooze couleur op de wangen vcr'chynt, a'hoewel bet lichaam allengskens uitteert; gelyk gefchied in die geene, die tot de .teering overhellen , gelyk naderhand 1 r98- zal blyken.. Maar aangezien 'er goed bloed vereischt word, op dat dat alfynfte zenuwvocht, het geene diend om de fpierlyke beweging te volmaken , door het maakzel der hersfenen, daar uit afgezonderd worde, en daar in de ongedaantheid alle de fappen van de vercischtens tot de gezondheid ontaarten, zal oo.v dat zenuwvocht in de hoeveelheid ontbreeken , of zal alle de vereischte hoedanigheden niet hebben, waarom die vlugheid tot de beweging, welke in gezonde aanwezende is, ontbreekt, en de ongedaantige fleepen naauwlyks hunne kwynende lidmaten, daarenboven word. waargenomen, dat, zo dra de vrye omvoering van het bloed door de vaten van eenig deel van het lichaam belet word, dat gedeelte zwaar gevoeld word; dus b: v: wanneer dearmdoor een hevige ontfteking bezeten is, laat zich dezelve zo zwaar als loot gevoelen, maar aangezien de ongedaantheid dikwils verzeld gaat van een krachteloze lymige en koude kwaadfappigheid der vochten, welke een moeilyke doorgang der vochten door de vaten verooizaakt, daar door word ook een andere oorzaak der zwaarte verftaan. de eerfte aanwyzingen van een flymzuchtige dikte, verfchynen byna gewoonlyk. in die allerflapfte deelen onder de oogen , welke de oude grieken w»W en vazn^taA/^* genoemd hebben, want door de gedurige beweegbaarheid , welke de bollen der oogen nodig hadden, moeften alle de nabygelegene deelen zeer gemakkelyk kunnen wyken ; daar door zeer flap zyn: wy zien deeze deelen min of meer gezwollen in gezonde menfchen , wanneer zy uit den flaap ontwaken , welke dikte nochtans kortelyk verdwynt, wanneer de oogen zagtjens gewreven worden gelyk alle de geene gewoon zyn te doen die ontwaken: tevens doet ook de opgerichte houding van het lic--  I2?8 DE ONGEDAANTHEID. ptJtë lichaam ir ontwakende, en de beweging van de fpieren 'J'an het ïaSrHt als ook van de wenkbraauwen, dat in t kort alles aangezicht, ais oa, v derst celachtig weefzel onder de ne niet genoeê*a^• f tot'de verrotting; waar door overiSp^èï SX gelyk S. 647. by een andere gelegen- ^ffid^d^'fippen in de aders bevat, door dezelfl et hart worden voorzaagt door die beweging, welkezy V£ ^X^h^dea ontfangen : maar aangezien de aders met l en gen a Yd vUder worden in deszelfs beloop, word nood- kloppen , en aityo wy fiagaders in de aders ko- zaaklyk de beweging gappen ui S , f van he£ mende, '^m^^Z^Vu de fiagaders, opdat lichaamzien dat de f^^litzettiflg, de naburige aders de gezwolle llagade s Jn k f door deZelve verhaas- drukken, en drukten. of tusfchen dezelve ken zy ^ de ada op dez^ Iv ■ gg >de . van het doorlopende; en du^Xnnaedaanti«re kwynt de werking van aderlyk bloed. ^^^^^^g^ worden in 't geheel met ot zee Kwy JU wederkeering der aderly- ^m^&^^^> door worden de groote ke vochten na het hart o"01* klyne zenuwwater-aders, weladers naauwlyks ^dig^ «J * *g ^ , het ze. fiagaders mtgejaagd,, moesten,  S.ii^o. DE ONGEDAANTHEID. 12?9 opzuigen, zullen alles niet opzuigen , het geene de uitwaasfemende fiagaders opwerpen, aangezien zy niet gemakkelyk in de te volle groote aders kunnen ontlast worden ; hier door begint het celachtig weefzel door waterachtige fappen te zwellen en dus word een flymgezweJ geboren; vooral in de deelen verre'van het hart gelegen, om dat aldaar, alles gelyk gefield zynde de omlopende beweging altyd langzamer is. daar door zwellen de voeten, vooral wanneer zy langen tyd recht op flaaa , 0f met hangende voeten zitten; want als dan moeten de fappen tegen de poging der zwaarte opklimmen: maar wanneer zy te bedde leggen , als dan kunnen de aderiyke fappen door de gelykle™imr van het lichaam gemakkelyker van deuiterfte einden des lichaams na boven wederkeeren, dewyl tevens de laauwheid van het bedde, het zenuwwater ook vloeiende maakt, welke in het celach tig weefzel op een gehoopt zit: want de flymdiktens der voeten zyn ook koud: Aretaus heeft dit alles zeer wel opgemerkt ('zO wanneer hy aangetekend heeft, dat de volle aders gezwollen zvn m de ongedaantige, zeggende: de aders verfchynen opgeheven in defaapen, want de deelen welke rondom leggen, zyn verflenst: maar ook op de armen zyn de aders veel groter geworden door de opblazing. maar een weinig te voren heeft hy het volgende (V)fiaande zwellen de voeten en de fcheenen, maar leggende de ondèrfle deelen: maar wanneer zy van legging'veranderen , gaat die dikte tot die nederleggende deelen over , m de omloop van het vochtige of koude gefchied met zwaarte. Edoch aangezien het linker hart niets in de groote fladder kan uitjagen, ten zy het geene het van het rechter hart heeft ontfangen, pag^48De CaUf,S & SiglliS ^k0* Dinturn. Lib. I. Cap. XVI. Cq) Ibid. pag. 47. Derde Deel. Zzzzzzz  i*So DE ONGEDAANTHEID. §.1170, gen en hetTechter hart weinig ontfangt door de langzame be- ■ wegin' van het aderlyk bloed, hier door blykt de reede , waarS pols zwak en kwynende is. , maar zo dra zy het lichaam, r in tP wrroeren bewegen de vollen aders , door de werfchielyk de bevatte fappen na het rechter ha t h n! ds dan overfteipt word,, om dat het zo veel met. door'de lon'h door'kan drukken, als de aders.toevoeren;. waar--Hno- de hartklopping en een arbeidzame en moedyke ademhaung ontftaat- het wefk ookalfraay by Jret*«s (r) word aangetekend. Sar hoe gevllyke kwaaien kunnen ontftaan, wanneer het ft. r jSthM in beweging gebragt, het hart de longen over? gpf itSefs f 8^.?alwabar over'de b^aard4^gontftekm «t^^kf^S^' g-ouleurd en zetten in gez°n°* " . , onsedaantiee is de pis naauwlyks gecou- leurci, en werkingen in deeze kwynen , en dikwils. fee^—Sollolp, dat d'e vochten, welke door de ongevoelige uitwaasfeming moeten uitgejaagd worden door df Serie eindens der fiagaders van de huid kunnen Sjorden! ^^^^^ S^loSS^»»^ f lichaam gaan Selkfnu in de huid wederhouden, de jeuking kunnen verwek-EÏffiS «W MU , ** *« geimgepusften , of zwee* \J inventie vel ruu w word (t\ maar men neemt waar, dat; ï'uitw asfeming van het vel belet 'zynde , de hoeveelheid van Ibidem. CO Ibidem. (O; Celf. bib, III. Cap, XXII. pag. 167. -  §.1170.1171. DE ONGEDAANTHEID. 1281 den, de pis affpoeld. daarom voegd Galenus (u) , naar dat hy gezegd had, de pis naauwkeurig de hoedanigheid van het bloed in de vaten bevat, vertoont , 'er by : dierhalve wanneer {heibloed) ten eenemale ongekookt is, is de pis dun en waterachtig , nochte heeft in zich het geene-hangt, nochte zinkt, en Hippocrates (w) heeft gezegd, dat een mensch niet wederom gevoed kan worden, wanneer hy zodanige pis loost, maar wanneer zodanige overvloedige pis affcheid, welke de hoeveelheid der drank te boven gaat, of dat het zweet van zelfs overvloedig ontftaat , als dan volgd 'er, het lichaam allengskens uitgeput zynde , een ongeneeslyke uitteeringh: edoch indien zy niet uit het lichaam gaat, maar in het zelve blyft, word zy by een gehoopt in de groote holligheden van het lichaam, of in het celachtig weefzel; en als dan brengt zy de llym- of waterzucht voort, gelyk in het vorige Hoofddeel is gezegd geweest. v. 1171. 1U[en kan naauwlyks een algemeen gebrek JLVX van de vaten, welke de voedende vochten moeten ontfangen, verlieten: nochtans kan men een al te groote samentrekking en flapheid, en de daar van af hangende gebreken, voor oorzaken toelaten: waarover (24. tot ?8.) is gehandeld geweest. Wanneer de gyl, uit het ingenomene voedzel ontftaan , met het bloed vermengd, door de vaten vloeit, wordzy door de werking der vaten op de bevatte vochten volmaakt, op dat zy een goed voedend vocht worde, gelyk de proefondervindingen van Lowerus en Walceus geleerd hebben; en dus, wanneer een goed r-^tfk.. u J/3 ... .. ■ : , Ei ■ < • ■ VOe- (11) De Sanitate tuenda Lib. IV. Cap. IV. Charter. Tom. VI. pag. 121. O) .Pradift. Lib. II. Cap. IV. Charter. Tom. VIII. pag. 813. Zzzzzzz 2  X28a DE ONGEDAANTHEID. §.n7r; voedend vocht aanwezende is, volgd'er noodzaaklyk , dat ook de vaten, door welkers uitwerking dat vocht is bereid geweest ; en dus blykt het, dat 'er geen algemeen gebrek in de vaten aanwezende kan zyn, zo lang de vochten goed zyn. Het is wel waar , dat een al te groote te zamentrekking , oi flapheid in de vaten waargenomen kan worden , waar over te voren by de hier aangehaalde getallen is gefproken geweest; maar ook tevens heeft het gebleken, dat de fappen in korten tyd ontaarten van de vereischtens tot de gezondheid,, wanneer de vaten ofte flap, ofte zeer te zamengetrokken zyn. 'er kan wel een byzonder beletzel in fommige vaten , welke de voedende ftof moeten ontfangen, aanwezende zyn; als b: v: wanneer de monden der melkvaten, in de darmen gapende , door eenige oorzaken belemmerd worden;, of de gylzak,. of leider, m deszelfs beloop door een nabuurige dikte gedrukt word. zodanig geval wosd bv Whartonus O) van een gezond man gelezen, die in den bloei van zyne jaaren, van het paard gevallen , een hevige kneuzing aan de lendenen had geleeden, en naar verfcheidene kwaaien dooro-eftaan te hebben, geheel uitgemergeld, door de teeringh afgemarteld , geftorven is. in het lyk is een dikte gevonden van zeven ponden, van een vaste zelfftandigheid , omtrent het begin van het darmfcheil, van een voet langte, zes duimen breed, en vvf dik welk door deszelfs lichaam de groote flagader , de holle ader de niervaten, de zenuwvlegtingen, de nierklieren, en de ïendenklierren inwond. edoch het fchynt zeerbewysbaar, dat een dikte van zodanige grootte, op dusdanige plaats zittende , dfe loop der gyl en van het zenuwwater door de gylzak en leider , belet heeft, en dierhalve de voedende ftof geheellyk, of ten minfte voor een gedeelte onderfchept heeft; en tevens heeft uitgewerkt dat het zenuwwater zo gemakkelyk niet in de gylleider 0 > heeft Qpj) Adenograph. Gap...XI..pag. 50»  ^it7t.h7c. DE ONGED AANTHEiïD; 1283 heeft kunnen komen, en de ghyl affpoelen, eer dat zy met het aderlyk bloed vermengd, door de longen gevloeid heeft; en daar door .zyn misfchien verfcheide kleine gezwellen in de longh ontftaan , welke van gelyke zelfftandigheid waren, als die dikte in de buik gevonden. §. 1172; T~~\oor gebrek van de toepasfende kracht 1—/ word de algemeene voeding belet ; indien de omlopende krachten te flaauw of ai te forschzyrj (92. tot 107.). Maar offchoon liet voedend vocht goed , en de vaten doorgankelyk, niet al te flap, of al te ftyf zyn geweest; blykt het gemakkelyk, dat tot de voeding vereischt word, dat het voedend vocht tot alle deelen, welke gevoed moeten worden, gebragt worde, en dat de deeltjens het gebrek van het verlorene zullende herftellen , die plaatfen toegevoegd worden , in welke dit verlies gefchied is. maar hier toe word de beweging der vochten verzogt, en wel zo gematigd , als in de volmaakte gezondheid aanwezende is ; want als dan word waargenomen , dat zo veel en zodanig daaglyks aan het lichaam wederom word gegeven, hoe veel en hoedanig door de werkingen dèr gezondheid zelve was verloren gegaan, indien de beweging flaauw is, als dan blyven veel dingen in het lichaam, welke zich hadden moeten affcheiden en uitgejaagd worden ; nochte dè deeltjens van het voedend vocht worden die plaatfen met behoorlyke kracht toegevoegd, welke herfteld moeften worden' (y): waar door het lichaam wel vervuld word, maar niet wel go- 00 Vide Inftit. H. Boerhaave §.. 462. & feq».  Ï2S4 DE ONGEDAANTHEID. 5.1172.1173. p-evoed nochte-in de behoorlyke fterkte bewaard, het paard in de M rustende, overvloedig gevoed wordende , word vervuld en vet maar word minder lterk tot den arbeid bevonden , dan als wanneer het door een matig lopen word geoeffend. in tegendeel vermagerd het paard te zeer door den arbeid geoeffend , en word eindelyk geheel zwak , wanneer daaglyks door een ahe fterke beweging meerder van het lichaam verloren gaat, als er door het gebruikte voedzel wederom word gegeven, want wanneer de fappen met eene al te groote radheid door de vaten bewogen worden, als dan ontftaat 'er een groter wryving tegen de vi en en worden dus meerder afgewreven; tevens is er geen tid dat de deeltjens van het voedend vocht aan die plaatfen toegevoegd worden, alwaar zodanige deeltjens ontbraken , dewyl zv door een al te verhaaste beweging terftond voor by rollen _ hier uit word de reede begrepen, waarom de lichamen zwellen in de ziektens in welke de omlopende beweging der fappen kwynt; en waarom in tegendeel in de ziektens, welke de fcherpe koorts verzeld zo veel van de hoeveelheid van het lichaam verloren Lat dat wy zien, dat menfchen vol fappen en vet, in veertien da-ren zonder fappen en mager worden door de geduunge fcheroelioorts, uit welke zy zwak opftaan. het is tevens aan te merl-cn dat door een al te flaauwe of al te radde beweging der lapren'door de vaten, de vochten allengskens ontaarten, en minder bekwaam worden om behoorlyk te voeden, maar over de maat te buiten -aande , of in gebreken blyvende oplopende beweging.., is te voren, by de getallen.in de voorftelling opgenoemd, gehandeld geweest. ^ \Y7aar uit gemakkelyk het kenmerk der • zjekt£j de overweging van de oor¬ zaak, duuring,, uitwerking, en trap des kwaads, vestigd .de voorkennis. De  DE ONGEDAANTHEID. 1285 De kennis van de ongedaantheid'is gemakkelyk, aangezien de uiterlyke gedaante van het lichaam , van de gewoonte der gezondheid ontaartende, ook de geene , die der geneeskunde onwetende zyn, de aanwezendheid deezer ziekte getuigd, gelyk §. 1166. gezegd is geweest, maar ij. 1169. is gewaarfchouwd geweest , dat de kwade gefteldheid van het lichaam, of de ongedaantheid, op tweederlei wyze van de goede lichaamsgefteldbeid, welke in de gezondheid aanwezende is.,, afwykt. want ofte de vloeit bare en vaste deelen van het lichaam langzamer hand verloren gavide, nochte door de voeding herfteld zynde , teert het lichaam uitgedroogt uit; en als dan hebben veele Geneesheeren het zelve liever voedingsgebrek, vermagering, uitleerendeziekte , of ook drooge teeringh willen noemen, ofte in tegendeel is het lichaam opgezet door fappen, maar die ongekookt zyn, en geheel van de vereischtens tot de gezondheid ontaarteti; als dan is het geheele lichaamsgeftel gezwollen, en tevens is 'er een bedurve couleur van de uitwendige huid, aanwezende, als ook de andere tekenen, welke §. 1170. opgenoemd zyn geweest, en welke dus hier niet herhaald moeten worden. Maar men moet op veel dingen letten in de voorkennis van deeze ziekte: want zy veranderd na mate van de oorzaak, wanneer by voorbeeld de ongedaantheid haar oorfprong heeft uit kwaad voedzel (§. 1168. 1.), worden de zieken, indien de ballast van het onverteerde in de eerfte wegen zittende, door voorzichtiglyk buikzuiverende of braakmiddelen te gebruiken, uitgejaagd word, en zy daar naar goed voedzel gebruiken , gelukkiglyk herfteld. dit blykt in de belegerde fteden, alwaar men door gebrek aan levensmiddelen gedwongen is onbekwaam voedzel te gebruiken , en veele ongedaantig worden; het beleg opgebroken zynde, worden zeer veele door goede fpyzen verkwikt, herfteld: die byna alleen, welker ingewanden bedurven zyn, fterven maar, of die al te gulzig de fpyzen inflokken, offchoon zy ook zeer goed zyn; want als dan worden de zwakke krachten door al te veel voedzel On*  1^6 DE ONGEDAANTHEID. onderdrukt, niet herfteld. ik weet dat een groot getal menfchen voor weinige jaaren in deeze ziekte zyn gevallen , wanneer-zy door gebrek aan voorraad gedrongen, gedwongen wierden brood van overvloedige zemelen, weinig meel , basten van boomen , houtzaagzei, bereid, te gebruiken, maar naar dat men deeze ellendige zeer goed koren had toegediend, zyn 'er zeer-veele genezen, dus ook wanneer de ziekte door 't gebrek der dierlyke beweging allengskens onderkruipt, worden zy alle genezen, die een lutje ledigheid met een werkzaam leven verwisfelen. wanneer de maagden omtrent de rype ouderdom door de ongedaantheid aangetast, door de zogenoemde witte ziekte aangedaan worden , heb ik altyd de genezing in weinige weeken durven beloven, als ook een ftandvastige gezondheid', als wanneer zy de door het gebruik van ftaalvylzel herborene krachten , door een heilzame lichaams beweging maar wilden bewaren, en zich onthouden van laauwe waterachtige dranken, welke de fterkte der vaste deelen van het lichaam ontzenuwen, edoch de Geneesheeren endervinden dikwils tot hunne droefheid, dat zodanige zieken, en vooral de ivke, niet altyd gehoorzaam zyn. maar_ wanneer de ongedaantheid door het etterachtig , knoestachtig gebrek enz. van eenig ingewand ontftaat, als dan kan de ziekte niet genezen worden , ten zy de oorzaak worde weggenomen; het geene zeer moeilyk is, en dikwerf geheel onmooglyk, en dus volgd 'er als dan een kwade voorkennis. Maar de voorkennis veranderd ook na mate de duuring: want zy word in den beginne gemakkelyk te boven gekomen, ten zy de ziekte van een ongeneeslyke oorzaak ontftaat, wanneer de .lappen van de gezonde inborst beginnen aftewyken, maar nochtans noch niet geheel ontaart zyn. want wanneer dit gebeurd is, als dan heeft Aretaus te recht deeze voorkennis gefteld (z) : deeze ziekte is naauwlyks te genezen, en de kwaal zeer langduurh : .want O) De Caufis & Sign. Morb. dinturn. Lib, I.'Cap, XVI.pag.47*  §,1173- DE ONGEDAANTHEID. 1287 zvant zy zvord in een lange tyd geboren, nochte ontftaat van een lichaams gebrek, nochte van een ingewand, maar het is een om.keering van alles tot erger, waaromtrent de ziektens van deeze otitflaande, onvermydelyk zyn, zvatcrzuchten, teeringhen, te zamenvloeijingen, nademaal de oorzaken van de kwade gefteldheid nabeftaande zyn (van de oorzaken) der te zamenvloeijingen. want wanneer de fappen ziekelyk zyn, alle de werkingen der ingewanden zeer gefchonden, kunnen de ellendige een kwynend leven fleepen, maar moeten eindelyk aan zo veele kwaaien zich ten onder geeven. Maar de overweeging van de uitwerking word van gelyken tot de voorkennis vereischt, na mate de werkingen van deeze of geene ingewanden min of meer gekwetst zyn geweest, want indien b: v: de duizeligheid , zwakheid van het geheugen , beeving flaperigheid, by de ongedaantheid komt,° is het te vreezen, dat de taaije, of ook de waterige fappen, in de hersfenen beginnen vergaderd te worden; waar door de vrees voor een beroerte aanftaande is ; gelyk §. 1010. 2, y. breeder is gezegd geweest, indien zy op de minfte lichaams beweging beginnen te hygen, en byna verftikt worden, befluit men dat de holligheid van de borst door diergelyke fappen vervuld word, of ook zelfs de longh : maar hoe twyffelachtig de uitflag van deeze kwaaien is, zal naderhand § 12.19, I22°- blyken. Areteeus {aj had aangetekend, dat de ongedaantige fomtyds veel eeten, en als dan fchynt hy noch beter hoop op de genezing gehad te hebben; edoch, zvanneer het geheele lichaam met ongekookte fappen opgevuld is , en de fpyslust verdwym, zvorden zy de ongedaantheid aldus tot aan de maagh voortgaande , en de aandoening de hoog fte trap beklummen hebbende , als. dan zeker lyk opgezwollen, zwak, en hun lust tot alle zverk is zveggeworpen enter neder geftagen enz , als dan heeft hy gelooft,''dat de dodelyke uitgang der ziekte onvermydelyk zvas. Maar Cd) Ibidem. Derde Deel. Aaaaaaaa  lftgff DE ONGEDAANTHEID. § n?3^W Maar de trap van de ongedaantheid word uitgelegd uit de duuu&s en de waargeuomene uitwerking der ziekte. Buiten dat heeft Aretceus(b) zeer wel aangetekend, dat de onderfcheide ouderdom in de voorkennis moet in achtgenomen worden • de jaaren welke het vrugtbaarst zyn om deeze ziekte voortUb-eneen zyn de ouderdom, die 'er niet van word genezen: de kinderen m bekwaam fchielyk door dezelve aangetast te worden ,, Z gemakkelyker van verlost worden, de geene die inden bloei van htkm jaaren zyn , zyn niet veel aan deeze kwaal onderhevig nochtans worden zy niet ten eenemale gemakkelyk genezen, dit bevestigen ook de Geneeskundige waarnemingen : want de oude lieden, offchoon zy gezond zyn, hellen eindelyk tot een ongeïeeslyke uitdroging der ouderdom (ziet I. 550- «?x Htppacratet m heeft het volgende gewaarfchouwd: de oude heden zyn meestal minder dan dl jonge aan ziektens onderhevig: maar welke langduuriae ziektens hun overkomen, gaan dikwerf te gelyk met hun ten onderen, kinderen die veel eeten, worden dikwils ongedaanZ maar van de ballast, in de eerfte wegen byeen vergaderd ,. verlost zynde, worden gewoonlyk daar naar met goed voedzel, Ifza%eyverfterkende middelen, meestal herfteld , ten zy het kwaad van den beginne verzuimt, reeds diepe wortelen heeft gefchoten. maar in een bloeijende ouderdom , het lichaam nu wel tefteld en vast zynde, ontftaat de ongedaantheid naauwlyks dan door zwaare oorzaken \ en word daar door niet altyd gemakkelyk genezen. 6 11*74. W7aarom het ook blykt, dat 'er wel een v yy genezing vereischt word 1. fomtyds. een verzachting van het al te fcherpe en vloeibare, eneen matige verdikking, z. ontbinding en vloeibaarheid van <0 Ibid. pag, 48» (c) Aphorism. 39' Se&. 3. Charter. Tom. IX. pag..7*  S-II74- DE ONGEDAANTHEID. 12?$ van het vasthoudende en hangende, maar aangezien deeze twee van zo onderfcheide oorzaken kunnen ontftaan (1168. 1169. 1170.), dat het vooral noodzaaklyk is, dat de geneesmiddelen veranderen na mate derzelver verfcheidentheid, als ook de wyze om deeze geneesmiddelen te gebruiken. Naar, het geene tot de oorzaken der ongedaantheid behoort, deszelfs onderfcheide uitwerkingen, en de kennis en voorkennis van deeze ziekte in aanmerking genomen te hebben , volgd 'er dat wy over de genezing handelen, maar gelyk uit het vorige heeft gebleken, ontaarten de fappen fomtyds zodanig in de ongedaantheid, dac zy, te dun geworden, niet door de vaten gedwongen worden, maar langs onderfcheide wegen uit het lichaam vallen, en dus een vermagering te wee»; brengen : maar het gebeurt in tegendeel dikwils, dat de vochten, lymiger dan na gewoonte , de vrye beweging door de vaten beletten, of ten minfte moeilyk maken; waar door zy, het zy door ftil te ftaan in de grotere en kleindere holligheden van het lichaam, het zy door de vaten uit te zetten, het lichaam doen zwellen, dierhalve is de geneeskundige aanwyzing in deeze ziekte tweederlei, en deeze beide verdienen aangemerkt te worden. 1. Dat de Geneesheeren eertyds in dat gevoelen zyn geweest, gelyk meer dan eens gezegd geweest is, dat onze fappen niet kunnen zondigen door te groote dunte, aangezien de dunne fappen zeer vry door de naauwigheden der vaten kunnen gaan ; en dus geloofden zy, dat alzo een allervaardigfte omloop van de fippen konde verkregen worden, daarom prenteden zy aan alle in , dat zy het bloed geduurig met laauwe waterachtige dranken zouden verdunnen, en hier in ftelden zy de hoogfte voorbehoeding voor alle ziektens daar van daan word zo groote lof voor de thee, coffy, enz. by Bontekoe en andere gelezen, maar de daaglykfch^ Aaaaaaaa 2 ge-  i2Qo DE ONGEDAANTHEID. §1174. geneeskundige waarnemingen hebben de Geneesheeren geleerd, en vooral die geene, die by de Hollanders de geneeskunde oef* tenen alwaar het overvloedig misbruik van laauwe waterachtige drank zeer fterk in zwang gaat , dat 'er geen dikwerviger oorzaak van de ongedaantheid word waargenomen, als.het geduung inzwelgen van laauwe waterachtige drank, die geene , die door een fterke lichaams beweging daaglyks dat waterachtige mgenemene verblazen, en door de lichaams oeffening de vaste vezelen verfterken, worden minder daar door aangedaan;, anderzints worden die vezelen in korten tyd door het laauwe water al te flap < ziet § 35- 3-)- maar de vrouwen, vooral die een zutend leven leiden, worden daar door van de witte ziekte aangetast, haare maandftonden vloeien overvloedig , en zy worden fomtyds onvruchtbaar, door de byna geduurige witte vloed de flappe baarmoeder altyd bevochtigd wordende; of indien zy ontfangen hebben krygen zy dikwils miskraamen. die mannen, die de geduurde'verdunning der fappen zodanig geprezen hebben, hebben de inborst der gezonde vochten niet aangemerkt: in zeer gezonde en fterke menfchen is het bloed digt, en groeit terftond tot een vaste klomp te zamen, wanneer het uit de geopende vaten uitfat; maar in zwakke enziekelyke is het bloed veel dunner, veel minder te zamen groeiende, indien zy deeze eenige geneeskundio-e waarneming alleen maar in aanmerking hadden genomen, zoirden zy gemakkelyk gezien hebben , dat een gezond en fterk mensch door een al te groote ontbinding der fappen zwak en ziefelvk word. daar en boven moet yder vocht afzonderlyk een beboorlvke trap van dikte hebben, op dat het in zyne vaten blyve;•vant indien het roode bloed even dun gemaakt wierd als de weivan het bloed, zouden de bloedvaten ledig worden ; mdien de wei van het bloed zo dün was als het zenuwwater , het geene door de uitwaasfemende vaten van de huid kan doorgaa.rj, zoude het oeheele lichaam in 't kort uitgeput worden, het blykt dierhalve d* het verdrinken, J?»*Ï3«^ nndelg geweest -ude zyn voor ehet geene 1» » . wanneer een onftokene dikte der j!g geweest is van geiy^a, ontfpannen worden, op ïP^rd?S maar wanneer een heerst, moet de kracht der vatende.  §.ii74 "75. DE ONGEDAANTHEID. 1295 fterkt worden, het zelfde is ook waar van de onderfcheide zoorten van fcherpte, welke door onderfcheide geneesmiddelen verbeterd moeten worden. v. 1175". TTet meest moet men zorgen, dathetvoedI I zei zy uit zodanige, welke aan de gezonde fappen gelyk , gemakkelyk doorgezonden kunnen worden, aan de byzondere oorzaak der ziekte tegenftrydig, en voornamenlyk aan de zieke aangenaam Zyn. Uit de uitlegging zelve van deeze ziekte §. 1166. gegeven, blykt, dat de voeding in de ongedaantheid bedurven word , en dus alle de vereischte hoedanigheden niet aanwezende zyn , op dat het ingenomene voedzel volkome gelyk gemaakt worde aan onze vloeibare en vaste deelen. maar uit het te voren gezegde heeft (§. 1168.) gebleken, dat al het ingenomene niet even gemakkelyk gelyk gemaakt word; ja dat fommig niet ten ondergebragt kan worden, ten zy door fterke en door den daaglykfehen arbeid geoeffende lichamen , maar dat het de ongedaantheid in zwakke lichamen veroorzaakt: het blykt dus van zelve, datmen aan de ongedaantige zodanige fpyze bezorgen moet, welke gemakkelyk ten onder kan gebragt worden, ja zelfs aan de gezonde vochten gelyk is; en tevens zo dun, dat 'er geen het minfte beletzel voor de vrye beweging der fappen door de vaten ontfta , wanneer de gyl, uit het ingenomene bereid, met het bloed vloeit, maar uit welke fpyzen zodanig voedzel kan bereid worden, is te voren §. 28. 1., gelyk ook 5. 599 , gezegd geweest. Maar men kiest uit die fpyzen zodanige , welke tegenftrydig zyn aan de byzondere oorzaak van de ziekte : b: v; indien een taaije en koude kwaadfappigheid de ongedaantheid verzeld, moet men zich onthouden van taai, meelachtig voedzel, als ook van gelyen, uit de deelen der dieren door het koken met water bereid, op dat de al te groote vasthoudendheid der fappen door zodanig voedzel niet vermeerderd worde, in tegendeel, indien de Derde Deel. Bbbbbbbb voe-  I2Q6 DE ONGEDAANTHEID. §.1175- voedins bedurven word door een al te groote dunte der flippen , , en het lichaam hier met een langzame vermagering uitteert, ais dan zvn zodanige goed, door de al te dunne fappen een weinig, dikker te maken, indien het ongedaantig lichaam door een waterige zamenvloed begint te zwellen, als dan geeft men in t geheel! seen of ten minfte weinig fap van vleesch; en men gebruikt beier het vleesch van jonge dieren gebraden , rivier visfchen , van o-elyken gebraden, biscuit, met weinig drank, maar die yerfterkende is op dat de zieke over't geheel droog voedzel gebruike. , het zelfde is ook waar, van de onderfcheide fcherpheid , welkede ongedaantheid verzeld : want indien 'er een zuure fcherpte. aanwezende is, gelyk dikwils in de kinderen gebeurd, als dan -vn eieren, vleeschfappen, gelei van yvoor, hartshoorn, enz., voordelig, om dat zy uit zich zelve niet tot het zuur overgaan en in tegendeel, indien de fappen eerder ovevflaan tot een zoutachtige verrotte inborst, zyn melk fpyzen, afkookzel van brood, tarst, haver, enz., met zuurachtige wyn, voordelig ; en men. onthoud zich van vleesch, eieren, visfchen. of indien men v eeschfannen geeft, word 'er citroenfap, of fap van oranje appelen by sedaanf of zy worden gekookt met garst, haver, ryst enz., op dat derzelver gemakkelyke ontaarting tot de verrotting vermin- deTevens ook moet men vermyden, dat de zieken niet veel fpyzen te gelvk, offchoon zy ook zeer goed zyn, gebruiken, want : deeze zwakke lichamen worden fchielyk bezwaart, nochte worden daar door verkwikt: maar zy doen fchoon voordeel, wanSerzy by herhaalde reizen , en in kleine hoeveelheid worden. Sneven, nochte men moet van deeze voorzorg afgaan, offchoon de ongedaantige goede eetlust hebben; het geene wy weten dat fLtvds gebeurd, en Aretaus (e) reeds aangetekend heeft, zeglende: zekerlyk hebben zy trek tot vee e fpyzen , zyn zeer bonferig: de verdeeling gefchiedrasfeber door kohng , meerder van (e) De Caufis & Sign. Morb, dinturn. Lib, I. Cap. XVI, pag-47f  §.ii75. DE ONGEDAANTHEID. *fl9r het ongekookte als gekookte, en alhoewel de lichamen door de uitteeringh byna uitgeput, een fchielyker vervulling zouden fchynen te vereifchen, nochtans moet 'er niet veel gelyk ingenomen worden, maar allenskens; indien wy zien dat het ingenomene gemakkelyk verdragen word van de zieken, kan de hoeveelheid voorzichtiglyk vermeerderd worden, maar langzamerhand, volgens de waarfchouw van Hippocrates (f), zeggende : welke lichamen langzaam uitteeren, moeten langzamerhand zvederom gevoed worden, want het is zeker, dat, ten zy de ongedaantige goed voedzel gebruiken, en aan de Geneesheeren gehoorzaam zyn willen, men weinig met de geneesmiddelen vooruitgaat hoe dikwerf heb ik niet gezien, dat vrouwen, door het misbruik van waterige dranken, ongedaantig geworden, naar dat zy gelukkiglyk waren genezen geweest, wederom in dezeifde ziekte.zyn gevallen, en wel verfcheide malen, eindelyk geheel ongeneeslyk ., dewyl zy zich van deeze dranken niet wilden onthouden, intusfehen nochtans, zy de Geneesheer niet al te lastig in deze wyze voor te fchryven, en dat hy tevens altyd oplette, dat men zodanige dingen verkieze, welke voor de zieke aangenaam*zyn : want de maagh verteerd gemakkelyker het geene , dat aan de fmaak behaagt. Hippocrates, gelyk ik §. 599. heb aangetekend , pryst het wanneer de Geneesheer hier eenige toegeeUykheid gebruikt, wanneer hy zegd : men moet de fpys en drank, welke een weinig minder goed zyn, maar die nochtans behagen, de voorrang geven boven vjel betere, maar die onaangenamer zyn. hy heeft wel niet gewilt, dat men in alles de begeerte der zieke zou voldoen , manr dat men iets moest toegeven, indien het niet recht tegenftrydig was tegen de genees aanwyzing. Aretaus over de genezing van de pyn in de maagh handelende (g), vermaand van 's gelyken , dat de Geneesheer in zaken, die niet veel nadeel doen, aan de be- (ƒ) Aphor. 6. Sefl:. 2. Charter. Tom. IX. pag. 47. (_g) De curat. morbor. dinturnor. Lib. I. Cap. VI. pag, ■13.2, Bbbbbbbb 2  I258 DE ONGEDAANTHEID.. §1175.1176-. beo-eertens der zieken moet toegeven, dus indien b: v: een ongedaantige by wien de fappen tot een zoutachtige fcherpte fchynen over te gaan, vleesch fappen begeerde, of ook het vleesch zelve en mooglyk door de gewoonte hier alleen behagen in ichepte ' zouden "deeze kunnen toegeilaan worden, met citroen- of oranjeappel-fap daar by te doen. ik heb fomtyds gezien , dat ongedaantioe vrouwen zeer groot behagen fchepten in de azyn, alhoewel 'er geene de minfte tekenen van de verrotting aanwezende waren; ja eerder een zuure fcherpte in de eerfte wegen fomtyds uit het ingenomene geboren wierd : ik heb haar opflurpende poeders gegeven voor het eeten, en dus wierden zodanige zieken door de aangename reuk van de azyn verkwikt, en het zuure van de azyn wierd door de opflurpende poeders, reeds in de maagh zvnde ontzenuwt: een aandachtig en ervare Geneesheer zal aidiis in veele gevallen aan de zieken kunnen behagen , en nochtans aan de genees aanwyzing voldoen : ja ik heb de zieken veel gehoorzamer gezien, die een toegevend Geneesheer verkregen hadden dewyl zy geloofden, dat zodanig een nimmer iets weieerde als het geene volftrekt nadelig was : in tegendeel, wanheer een Geneesheer ook in zeer ligte zaken , zyn macht hartnekkiglyk gebruikt, verachten de gemelyke zieken zynen raad^ ook in zwaardere. § 1176. FVn op dat zy zeer wel verteerd kunnenjLJ worden, moet men die bezorgen met: conferven, wynachtige drank, oeffening, lucht. Alhoewel de beste fpyzen toegediend zyn, kwynt de werking van de maagh en de darmen , op het ingenomene ; waarom er een niet genoeg bewerkte gyl door de werking van deeze ingewanden bereid word : als dan dat al hetgeene, dat dooreen aangename prikkeling de kwynende krachten van de maagh en de ingewanden kan opwekken, een fchooneuitwerking, waarom de: fpyzen als dan gewoonlyk met zodanige toegemaakt worden., ipe-  £.1176% DE ONGEDAANTHEID. 1209 ceryën , zout, azyn, citroen , oranjeappelen fap enz., geven gewoonlyk de voornaamfte ftof in het toemaken ; en tevens worden zodanige dingen uitgekozen , welke aan de byzondere ontaarting der lappen tegenovergefteld zyn. Men kiest zuure toemaakzels uit, indien de fappen tot een alcalifche verrotting overhellen ; en men moet zich in tegendeel van dezelve onthouden , indien de zuure fcherpte overhéerfcbende is: want als dan worden fpeceryen, look, ajuin , mostaart, aanbevolen , om dat in deeze een vlug zuiver zout is, het geene door de kneuzing van deeze bollen en zaaden langs alle kanten uitdampt, en de neus en oogen der omftanders aandoet, dikwils niet zonder lastig te zyn: dezelve komen genoegzaam te pas, wanneer een flymachtige koude kwaadfappigheid aanwezende is. Het gebruik van de wyn is ook uitmuntend, ind;en dezelve min of meer met water verdunt, voor een gewoonlyke drank gebruikt word. men ftaat lichtelyk het gebruik van bier toe , aan de geene die gewoon zyn het zelve te drinken , en wel voornamentlyk wanneer het heel goed is: want het bier fchynt wanneer het gegist heeft, deszelfs geesten in een weinig vasthoudender ftof ingewikkeld te hebben; daarom doet het gewoon*lyker duurzamer uitwerking als de wyn. de zogenoemde hrumwykfche mom, welke een zeer zuiver bier is , en als het uittrekzel van het graan, heeft twee of driemaal tot de hoeveelheid van een of twee oneen op een dag gedronken, met biscuit, fomtyds de allerkwynendfte ziektens genezen, gelyk ik te voren §. 75. vermaand heb. het doet zeer fchoon voordeel,, indien naar het middagen avondmaal, een weinig zuivere maar zachte wyn gebruikt word, in dezelve biscuit doopende, welke daar naar doorgeflokt, de maagh op een wonderbare wyze' verfterkt. die wynen, welke olieachtige genoemd worden , als zynde zuivere fpaanfche en hungaarfche, dienen fraai tot dit einde.. Bbbbbbbb^ Maaiv  i3oo DE ONGEDAANTHEID. § 1176. Maar hoe veel de lichaams oeffeningen toebrengen tot een gelukkige verteering der fpyzen, blykt door de daaglykfche waarnemingen, dewyl wy zien dat de werklieden zeer gemakkelyk de allerhardfte fpyzen verteeren , door welke de menfchen die een zittend leeven leiden allerergst bezwaard zouden worden, hier over is te voren §. 25. en §. 28. gefproken geweest. Maar aangezien wy geduurig de lucht met de fpyzen en dranken doorflokken , en alle oogenblikken des levens inademen , blykt het genoegzaam, dat een zuivere en heilzame lucht veel tot de gezondheid toebrengt: voornamentlyk , dewyl het door de zeer fraaije proefondervindingen van de zeer beroemde Hales gebleken heeft, dat de lucht niet alleen vermengd zit met onze vechten , maar dat zy ook een aanmerklyk gedeelte uitmaakt van . de vaste deelen van ons lichaam, hier door zien wy , dat de ellendige menfchen, die langen tyd in de kerkers opgefloten zyn, alle ongedaantig worden , ■ nochte gemakkelyk genezen kunnen worden, ten zy men hun toefla de vrye lucht te gebruiken, hoe zeer bedroeven zich dikwerf de Geneesheeren en Heelmeeflers , ook die allerervarendst zyn, dat zy naauwlyks de zieken in de .gasthuizen kunnen genezen, daar zy diergelykè ziektens meteen aliergtwenscht gevolg buiten de gasthuizen behandelen, want wanneer 'er een overgroot getal zieken aanweezende is , word de lucht, welke de ellendige gedwongen zyn te ademen, door zo veele verrotte ziekelyke uitwaasfemingen befmet, dat zy byna alle ongedaantig worden, eer dat zy van hunne wonden genezen worden. In de leger-hospitalen, en vooral op de oorlogsfchepen , ontftaat zo dikwils, door deeze oorzaak alleen, een groote ellende, dus ishetmetischdom veel aan die uitmuntende mannen vcrpligt, en zy kunnen niet genoeg geprezen worden , die een genoegzaam gemakkelykeNvyze geleerd hebben, om de lucht op de fchepen en in de gasthuizen te vernieuwen , en dus te zuive- ,ren  §. ïi76\ ii 77.. DE ONGEDAANTHEID. 1301 ren (bty. alle die, naar dat zy de geheele winter in de dampige ftad h bben gefchookn, in de lente, naar de aangename vreugde van h t land wederkeeren gevoelen een vermeerderde eetlust, gemakki lyfcei yerteering ,. en een groote. vlugheid van het lichaam, daarom is 'c het beste middel, te woonen in een zuivere landlucht, van de winden doorblazen; vooral op de plaatfen van de moerasiciicu en ftüftaande wateren ver afgelegen, waarom wy ook zien dat de G.neesheeren, die in de kunst ervaren zyn, de zieken die aan langdurige ziektens kwynen, naar het land toewyzen, zo dra de laauwigheid der lente zich doet gevoelen, op 1 dat zy een zuivere lucht genieten, en tevens meer gelegenheid hebben, het lichaam door een heilzame beweging te oeifenen,. door wandelen, ryden,.paard ryden enz.. (j. 1177.. 1^/Taar °P dat dé werktuigen der eerfte koJ_VJL kingen mede wel gericht worden, moet men die voorzien met een zagtverteerend, braak, buikzuiverend , verfterkend middel. Byna altyd worden gewoonlyk de eerfte wegen min of meer door een onverteerde ballast en taaije flym bezwaart: de geneesaanwyzing gebied, dit bezwaarende uit het lichaam te jaagen. indien de eetlust ontbreekt, en een dikwervige walging aanwezende is, is een zagt braakmiddel gewoonlyk allcrfchoonst voordelig: indien diergelyke ftof in de darmen zit, word zy gerustelyk door een zagt buikzuiverend middel, maar by herhaalde ■ reizen gebruikt, uitgeworpen, op dezelfde wyze byna , als te voren §. 1160. in de genezing der fcheurbuik is gezegd geweest.. raur ■ (7r) Vide Nouvelle methode pour pomper le mauvais air &c..\ par Samuel Suften &c. Paris in 88. .1749»-  i3o2. DE ONGEDAANTHEID. 5.1177.1178. rnaar in de tusfchen tyd ; wanneer de buikzuiverende middelen niet worden toegediend , worden zodanige middelen gegeven , welke alle taaiheid doen fmelten en verdunnen, polychrest zout, ontbindbare wynfteen, weder herbore wynfteen, en diergelyke , in eenig fpeceryachtig drupwater, als b: v: munt, alsfem water enz., ontbonden, daar honig, of ook azyn honig van zee ajuin, by gevoegt, indien eene al te groote flymerigheid aanwezende is, zyn de voornaamfte; wanneer door deeze de lymachtige ftof beweegbaar gemaakt en ontbonden is, word zy veel gemakkelyker door zagte zuiverende middelen uitgejaagd. Ook tevens komen die middelen te pas , welke de zwakke maagh verfterken, en door een zagte fpeceryaehtige prikkeling werken; vooral wanneer reeds het grootfte gedeelte der ballast in de eerfte wegen zittende, uitgejaagd is : alsfem, munt, klein duizend guldenbruid, de wortel'van mulder geer, fpecery riet enz. in de gedaante van conferf, of geneeswys toegediend, zynfehoon voordelig : tot het zelve einde dienen de myrrhe , opopanax , galbanum, fagapeen enz. , tot zes of agt greinen , alle drie of vier uuren, in de gedaante van pillen ingenomen ; want aldus blyft een geheele dag die fterkriekenden fpecery in de maagh en de darmen, en tevens word al het taaije verdund, de afverfzels in de winkels uit deeze bereid , het zogenoemde uittrekzel der zelfftandigheid in de winkels, en andere diergelyke, kunnen van gelyken toegediend worden, en dus is'er gelegenheid de gedaantejns te veranderen , alhoewel dezelfde geneesaanwyzing blyft; het geene van groot nut is, vooral in de langduurige ziektens te genezen, wanneer de zieken verdrietig over de langduurige ge-' nezing, dikwils andere geneesmiddelen verzoeken. (y. ii 78. TT^n wanneer door 't gebruik van deeze de J—/ wegen ontfpannen, de ziekte ftof verdund  5.n;8. DE ONGEDAANTHE ÏD. 1.303 dund zal zyn, als dan moet aanhouden met verdunnende, pis, zweetdryvende middelen. Maar door deeze zelfde geneesmiddelen en goed voedzel (§. 1175.) zal men kunnen vermyden , dat diergelyke ballast zich niet wederom vergadere in de eerfte' wegen, edoch wy zien, dat de ongedaantige dikwils over het geheele lichaam gezwollen zyn, wanneer zy reeds tot de flymzuchtige kwaadfappigheid overhellen ; en als dan overheerscht of wel krachteloos water , of een taaije flym het bloed, welke ook verbeterd, of uitgejaagd moet worden, de verbetering gefchied voornamentlyk , door de werking der vaten te vermeerderen op de bevatte fappen, waar over in 't volgende hoofddeel zal gefproken worden, maar fomtyds is de overvloedigheid van de kwaadfappigheid zo groot, dat de uitjaging van dezelve noodzaaklyk is, ten minfte voor een Troot gedeelte, op dat de te zeer uitgezette vaten kracht kunnen verkrygen, en aldus de ontaartende fappen gemakkelyker in een gezonde hoedanigheid veranderen, maar aangezien bet overvloedig waterige, en met dit veele andere dingen, welke in 't lichaam naargelaten, nadeelzouden doen, in gezonde menfchen langs de uitwaasfemende vatjens van de huid, of langs de piswegen uit het lichaam gaan, blykt het genoegzaam dat men die twee uitwerpingen voort moet zetten, op dat het bloed gezuiverd worde, ja men neemt meestal in de ongedaantige waar, dat de hoeveelheid van de pis verminderd, wanneer het geheele lichaamsgeftel begint te zwellen , en dat tevens deeze lichamen naauwtyks uitwaasfemen, aangezien de geheele huid droog is, en ter naauwer noot warm, of ten minfte niet genoegzaam, dat de overvloedige fappen onder de gedaante van een ongevoelige damp uitgejaagd worden; waarom zy onder de huid, in het celachtig weefzel beginnen vergaderd te worden, en dus een flymzuchtige dikte voortbrengen, maar aangezien de fappen dun moeten zyn, op dat zy door deeze zeer kleine monden der vaten van dehuid^uit- Derde Deel. Cccccccc gaan.,  ,m DE ONGEDAANTHEID. gaan, en door de nierpypen doorgaan, daarom moet men vry landen tyd voortgaan met het gebruik der reeds geprezene verdunnende middelen, en daar naar kunnen deeze uitwerpingen voortgezet worden door zweet en pisdryvende middelen. Men zie over de zweèfdryvehde middelen en derzelver onderfcheide zoorten, het geene 'ff. 1Ï8& en de volgende , m de ge* hee&kündi maar hy wyst voorzichiiglyk aan , dat men zich het koude bad gewoon moet maken; want het zoude tegen de voorzichtigheid van de geneeskunde ftryden, op eenmaal teffens zodanige ongewone koude aan zwakke lichamen toe te pasfen. (j. 1180. TAoch deeze moeten uit verfcheide geno±Jr men, onderfcheide bereid, en toegepast worden, na mate de bekende naaste oorzaak. Indien men in aanmerking neemt, het geene in de opnoeming van de oorzaken der ongedaantheid §. 1168. gezegd is geweest, blykt het genoeg, dat 'er onderfcheide, ja en zelfs middelen van tegen overgeftelde krachten fomtyds tot de genezing vereischt worden, wanneer het lichaam vol van lymachtige fappen dooreen al te groote zwakte van de vaste deelen gezwollen is , als dan hebben verfterkende middelen plaats: edoch wanneer de al te zeer ontbonde fappen uit het lichaam gaan , nochte herfteld worden door het ingenomene, worden de vaten te zamen getrokken , en het lichaam vergaat door een langzame uitteeringh : in zodanig geval worden bevochtigende en zagtjens verdikkende middelen vereischt. maar ook zelfs is de bereiding der geneesmiddelen onderfcheiden , indien b: v: een meisje, door de vryfter ziekte aangetast, door een krachteloze flymachtige kwaadfappigheid der vochten gezwollen is, is het beter het yzer , in gegroeid zuur ontbonden, te geven, als in zelfsftandigheid, omdat het yzer vyt- («0 Serm, X. Cap. XIX. pag. ij 2»  DE ONGEDAANTHEID. §.1180." vylzel doorgeflokt, zich met de taaije flym van de eerfte wegen zodanig zal kunnen inwinden, dat het, of geheel niet, of maar weinig werkt, maar in tegendeel, indien tevens een fcherp zuur in de eerfte wegen aanwezende is, als dan word het eerder in zelfftandigheid gegeven, om dat het en de zuure fcherpte verzagt, en tevens het yzer, in dit zuur ontbonden , deszelfs uitwerkingen zal doen. Dus ook zal de toepasfing der geneesmiddelen, om dezelfde redenen onderfcheide zyn : want gelyk ik een weinig te voren gezegd heb , is het beste middel, om de al te ftyve vaste deelen flapper te maken, het laauwe water, en vooral ■ de waasfem van warm water; en in tegendeel, is het koude water in verre veel voordeliger als gelooft word, om de flappe deelen te verfterken. het komt zo dikwerf voor in de oeffening der geneeskunde, dat menfchen van een tedere gefteld,heid , door de minfte verandering van de lucht, door hoofdpyn, tandpyn, verkoudheid van de neus enz., aangedaan worden , waarom ,zy gewoonlyk het hoofd fterk dekken, en met een 'geduurige laauwigheid ftoven, aangezien zy daar door eenige verlichting, gevoelen : edoch zo veel te gevoeliger worden ,zy voor de minfte koude , en wanneer zy zonder het hoofd wel toe te dekken uitgaan, gevoelen zy terftond de minfte veranderingen der lucht..,ik heb 'er veele genezen, wanneer ik 'hun heb kunnen, overhaalen , om allengskens de hoofddekzels te ve;nfncieren, beginnende met de lente; en daar naarfliepen , .het hoofd maar zeer ligt gedekt zynde, en des zomers alle morgen het aangezigt, de hals, de nek, met koud water wa?chten ; het geene wanneer zy door de volgende herfst en winter voortgezet hadden , wierden de bovenfte vaten zo ge..vestigd, dat'zy van alle die lastigheden naderhand bevryd leefden en de veranderingen der lucht zonder eenig nadeelenden' verdragen; vooral wanneer zy tevens zorg droegen, dat de voeten nimmer veel koude leden. Het  $.ii8o.ii8i. DE ONGEDAANTHEID. r3ri Het blykt dierhalve dat de Geneesheer uit de kennis van de oorzaken der ongedaantheid, de regel moet haaien , door welke zy te werk moet gaan, en dat hy dus dikwils onderfcheide wyze nodig heeft in deeze ziekte te genezen. §. 1181. 1Vraar alwaar van een al te groote fcherplYJL te een verteeringh, en een ongedaantige teeringh, moet het zoort der fcherpte onderzoeken, ■indien zulks kan gefchieden. i. door het onderzoek van de oorzaak der ongedaantheid (1168.,). 2. van de gefteld*heid van de ziekte en van de zieke. 3. van de toevallen. 4.. en van de uitwerpzels. ■ Men word in de. gezondheid, nochte in de vloeibare, nochte in de vaste deelen van ons lichaam, een aanmerkeiyke fcherpte gewaar, het gezonde bloed heeft iets dat een weinig zout fmaakt, en is nochtans'zo zagt, dat het in het oog drupt, geene de mthfte lastigheid veroorzaakt, ja de gal zelfs, welke nochtans onder onze fappen de grootfte fcherpte heeft, word gemakkelyk van het oog verdragen, de gezonde pis is wel fcherp, maar zy is een vocht dat uitgeworpen moet .worden , welk niet in het lichaam blyft, maar uitgejaagd word. indien het Vleesch van gezonde dieren in watergèkoókt word, geeft het een zagt fap; uit de beenderen en het vleesch der dieren , in water gekookt, worden zagte geleien bereid; de hersfenen zyn onfmakelyk , ja cn alle de overige ingewanden van'het lichaam in water gekookt, geven geen de minfte fcherpte aan de fappen. waar uit het klaarlyk blykt, dat de voedende ftóf, uit welke de vloeibare en vaste deelen van ons'lichaam herfteld worden , noodzaaklyk een zagte inborst moeten hebben, waarom wy ook zien , dat de gyl en de. melk , ■uit het ingenomene voedzel bereid , altyd een zagte fmaak hebben, aangezien zy nu nader zyn aan de gelykwording met de Derde Deel. Dddddddd dee-  j3.i2' DE ONGEDAANTHEID. §,iiOr.. deelen van ons lichaam, zo dra dierhalve de fcherkte in onze fappen begint geboren te worden, begint de voeding bedurven te. worden, en het lichaam verflenstWanneer de kinderen langen tyd door het zuur gekweld worden teerd het geheele lichaam allerellendigst uit, de buik. alleen gezwollen en opgepropt zynde door de overige-onverteerde fpyzen. wanneer in een verouderde fcheurbuik een groote fcherpte der'fappen aanwezende is, volgd 'er een voedingsgebrek, gelyk, <§. Ï15Ï. 4. is aangetekend geweest, wanneer in een verzwore ■kanker het'fcherp bloedwater," voor een gedeelte wederom opgezogen , het bloed befmet, zien wy vleeschachtige lichamen door een waare uitteering verdrogen, offchoon zy een behoorlyke hoeveelheid best voedzel gebruiken, waar uit het blykt, dat de fcherpte der fappen gelegenheid kan geven tot de verteeringh, en de ongedaantige uitteeringh, en dat deeze niet zelden in deeze ziekte aanwezende is. het geene Celfus (n) ook heeft aangeweezen, wanneer hy, over deeze ziekte handelende ,^zegt: aan deeze gebeurd het fomtyds ook, dat behalve de teeringh, de hovenhuid rouw word door geduurige puiflen of zweeren. het geene fchynt te gefchieden door een te groote fcherpte der vogten,. welke na de huid gebragt zyn. maar op dat de genezing te recht voorga, moet men eerst de eige inborst der overheerfchende fcherpte kennen, voor zo veel dit door de kunst nagefpoord kan worden : want het is zeker, dat de vermagering fomtyds door verborge oorzaken word aangebragt. indien een mensch door de vrees voor de ftraf in een nagt zodanig vermagerd is , dat hy. ). want men fjO H. Boerhaave Inftit. Medic. §. on. Dddddddd 2  i3i4 BE ONGEDAANTHEID. § m8i;: men moet overal de fcherpte niet hefchuldigen, daar pyn aanwe^ zende is: want wy zien, dat 'er fchielyk zeer fcherpe pynen. ontftaan door-de enkele.ontfteking, in zeer gezonde lichamen , in welke nimmer eenige tekenen van fcherpte der fappen waren waargenomen, geweest, dat een mensch, door den arbeid.zwee-tende, yskoud water met groote teugen indrinke , zo weid hy. dikwils binnen den tyd van twee. uuren door een allerfcherpst zydewce aangetasr ,. en verftikt zich zelve, door de hevigheid der,. pyn, dewyl hy de lucht niet durft inademen : maar als dan is 'er een vermeerderde beweging.aanwezende, te weeten een fcherpe. koorts, een beenig uitwasch. langzaam groeiende, veroorzaakt ondraaglyke pynen door het beenvlies uitterekken , maar 'er is een dikte aanwezende. maar wanneer zonder deeze pynen aanwezende zyn, hebben de Geneesheeren met .recht gedachten vande fcherpte der fappen. dus ontftaan by de fcheurbuikige die lastige pynen, 'er ontftaan van zelfs zweeren op de beenen, .welke. alTeng'skens het nabygelegene uitknagende voortkruipen., en dus heeft men uit deeze toevallen een algemeen teken, van fcherpte. maar wat zoort van fcherpte het is, leeren wederom andere toevallen, over welke te voren §. 63. 64. 85 86. is gefproken geweest, daar en boven worden de toevallen , welke ieder byzonder zoort van fcherpte verzeilen en. aanwyzen , fraai in het gedeelte der geneeskunde , dat de tekenen van de gezondheid en ziekte te kennen geeft, opgenoemt (q) : waarom, het overtollig zoude fchynen, deeze hier te herhaalen.. 4. .Want de uitwerpzels volgen de aart van het bloed en de fappen. dus alwaar een alcalifclie fcherpte is, .word de pis fcherp,. dik, ros, fchui-mende, ftinkende, uitgeloost; de afgang heeft een lyk reuk, het zweet gaat fomtyds ftinkende uit, in de zuure fcherpte word de pis zonder couleur , fomtyds druppelende ,. dik, wit, met een dik overvloedig grondzetzel waargenomen. dé (4) Ibidem. S» 9^» &c» Sequentibus» -  $.ii8i.ii8a. DE ONGEDAANTHEID. 1315 de afgang geeft een zuure damp, en is dikwils groen; het zweet riekt zuur, maar in de pekelachtige fcherpte komt een zoute , langzaam verrottende pis te voorfchyn, met een dik grondzetzel en een hoven op zwemmend vliesje. Edoch wanneer men maar op de vier reeds aangehaalde zaken let, kan het een ervare Geneesheer niet verhooien blyven, of'er een fcherpte aanwezende, is, en welke. (j. 1182. T"\eeze bekend zynde, moet door de mid-\-J* delen tegen dezelve overgefteld , verbeterd worden (ziet 11 <56.).. Op wat wyze de zuure en alcalifchè fcherpte kan verbeterd worden, is te voren in byzondere Hoofddeelen verhandeld geweest, maar men kan over deeze, en de andere zoorten van fcherpte nazien, het geene f.1051., alwaar over de algemeene oorza- ■ ken der langduurige ziektens gehandeld word, word gevonden. Dddddddd 3 DE:  13x6. DE ETTERBORST. $.1183; DE ETTERBORST. {j. 11S3. dikwerf'er etter vergaderd word, tusfchen de longen en liet ribbenvlies, in de holligheid der borst ., is het een etterborst. Het is zeker, dat het woord etterborst eertyds in een ruimer betekenis is genomen, en allerlei ettering der inwendige deelen van het lichaam heeft betekend, gelyk uit de plaatfen van Hippocrates, Galenus, Ar et au s, enz. breder zoude kunnen bewezen worden s welke in de befchikking vanFoë/ius byeen vergaderd gevonden worden, intusfehen nochtans is het ook waar, dat hy dit meer byzonder woord gebruikt heeft, om de vergadering van de etter, in de holligheid van de borst, tusfchen de longen en het ribbenvlies , te betekenen ; welke naauwkeurige uitlegging by Aëtius gelezen word (r), welke dus luid : de etterborflige , dat is: die een verettering in de borst hebben, worden genoemd, by welke een verzweering in het vlies, inwendig de ribben bekledende , of in eenig ander vliesje van de borst ontflaan , in groote hoeveelheid geborften is, en in een ledige plaats van de borst uit* geftort is, tusfchen de longh en het vlies de ribben bekleedende. §.1184, O) Sermon VIII. Cap. LXV. pag. 85.  §,ii84ï de etterborst. 1317 $. 1184.. Tiet geene altyd onderfteld, dat de etter-O achtige longltéweer geboriten is, welkers uitgevalle etter door de borst onttangen word. Op wat wyze de ontfteking tot de verettering overgaat, is te voren f. 387., alwaar tevens gefproken is over het geene vereischt word , op dat de etter goed worde, uitgelegd geweest.wanneer dierhalve de etter in de 'holligheid van de borst zit, heeft een verzweering vooraf moeten gaan, welke ook longhzzveer gewoonlyk genoemd word; wel gefloten, zo lang de etter cp de plaats blyft, alwaar zy gevormt is; maar geopeut, wanneer de etter uit deeze plaats uitvalt, het gezwel geborften zynde, waar in zy bevat wierd. want de fappen door eenige andere oorzaak in de holligheid van de borst vergaderd, fchynen immer door 't verblyf aldaar in etter te veranderen. Hippocrates (f) had wel gezegd : indien het bloed buiten natuurlyk in de buik is uipgeftort geweest, is het noodzaaklyk dat de verettering volge edoch by een andere gelegendheid fj. 17a. 1.) is bewezen geweest, dat onder de naam van verettering, hier allerlei bederf van het bloed verftaan word, maar geene verandering in eigentlyk gezegde etter, het bloed, in de holligheid van de borst vergaderd, kan verrotten , en tot een bedurve bloedwater ontaarten ; maar het veranderd niet in etter, maar zodanig fcherpwateiig bloed , kan de deelen welke het befpoeld, knagen, ontfteken, en dus kunnen 'ër door deeze oorzaak ook verzweeringen ontftaan; maar nochtans blykt het daar uit, dat de etter niet geboren word van de uitgeftortte vochten in de holligheid der borst, maar datzy daar na toe valt uit de eerstgevormde longhzweeren. • Nu- CO Aphor. 2o SecT:. 6v Charter» Tom. IX. pag, 259,  .1133 DE ETTERBORST. 5.11841185. Nu volgt 'er, dat wy die plaatfen overwegen, welkers geborfte zweeren de etter in de borst kunnen uitftorten. (j. 118 51. ^odanige zyn-de verzweeringen. 1. van de £-J longen, van de ontfteking dezer (8 20. $67.), van bloedige fpog, van de ftof onbekwaam tot vloeien in deeze opgepropt. 2. van liet ribbenvlies, van derzelver ontfteking (87$.), van een lichte uitwendig toegebragte wond, fchielyk uitwendig gefloten , inwendig geborften ([298.3 , van de kneuzing dezes, of bedekte barfting tot een verettering overgaande (3 24.J. 3. van het middenrift, ontftoken, veretterd, na boven geborften (907. 910.). 4.. van het middenfchot van gelyken aangedaan (877.). als ook 51. van liet hartvlies zelve (877.). 1. Op wat wyze , en met welke tekenen , de ontfteking der longen tot de verzweering overgaat, is te voren, by de getallen -ttangehaald, gezegd geweest, alwaar over de ontfteking der longh gehandeld wierd : maar voornamentlyk is§. 836. aangetekend geweest, dat, indiende veretterde longh de etter uitgeftort heeft in de holligheid der borst, 'er èen byna dodelyke etterborst ontftaat, om dat de longh reeds door de zweer uitgeëeten is , eer de etterborst ontftaat; en dus is 'er weinig hoqp overig , dat de zieke wederom van zo zwaare ziekte herfteld kan worden , gelyk naderhand §. 1192. gezegd zal worden. Maar aangezien de ontfteking der longen zo.zwaare en moeilyke ziekte is , word de oorzaak van zodanige aanftaande etterborst gemakkelyk gekend ; als ook indien het bloed fpouwen •vooraf is gegaan; waar over, als oorzaak van de verzweeringin de long, in 't volgende Hoofddeel van de teeringh zal gefproken worden. Edoch  |.ii8$. DE ETTERBORST. 13-9 Edoch het gebeurd fomtyds dat de ftoffe zich langzamerhand in de longh en de andere lichaams ingewanden vergaderd , welke niet door de vaten kan gaan , maar in derzelver naauwighedens opgepropt blyft, en aldus een verftopping veroorzaakt; in den beginne wel van weinig gewigt, nochte van veele toevallen verzeld, maar die allengskens door de zelfde voortdurende oorzaken vermeerderd zal kunnen worden, en door de nabygelegene deelen te drukken, ofte door dien de verftoppende ftoffe door langheid van tyd fcherper zyn geworden , een ontfteking verwekken , welke van een kleine longhzweer gevolgd word. wy hebben van te voren §. 824. over de oorzaken der longontfteking gefproken; en als dan heeft het gebleken, dat deeze ziekte, welke voornamentlyk te vreezen is, wanneer zy de uiteindens der longh-ftagader bezet, voortgebragt word door de ongematigdheid van de lucht, door de ghyl uit lymachtige en dikke fpyzen bereid, door hevige werkingen van de longh , door het loopen , worftelen, kracht betoning enz. maar deeze ziekte is minder gevaarlyk, wanneer zy omtrent de uiteindens der longhpyp-fiagaders zit. indien dierhalve zodanige ftoffe , onbekwaam om te vloeien, alleenlyk maar in een klein gedeelte van de longh , en vooral omtrent de uiteindens der longhpyp-flagaders zal gezeten hebben , begrypt men lichtelyk, dat zodanige'kwaal kan geboren worden zonder de werking van de longh aanmerklyk te verhinderen, wy zien dat in de zinking ziektens een overgrote hoeveelheid vastklevende flym uit de eindens der fiagaders in de longhpyp uitgedrukt word, en door de hoest uitgebragt: indien dus •dat lymachtige niet door de eindens der fiagaders gaan kan door dien de vaten door de koude te zamen getrokken zyn , of door dien de ftoffe al te vastklevende is , zal 'er zodanige verftopping ■ pntftaan, en 'er zal een longhzweer kunnen volgen ; maar die 'fomtyds klein is, en naauwlyks van eenige koorts verzeld; waar door de onvoorzichtige dikwils bedrogen worden, ik heb in de oeffening der geneeskunde meer dan eens gezien , dat zodanige verborgene longhzweer, aangezien 'er maar een kleine hoest Derde Deel. Eeeeeeee aan-  1320 DE ETTERBORST. §.1185. aanwezende was , en dat door deeze de flym van de longhpypjens afgehaald wierd, voor een'verkoudheid wierd gehuiiden, tot dat de overvloed van etter, onverwagt uitgeworpen, geleerd had, welk kwaad 'er verholen was. zelfs terwyl ik dit fchryf, heb ik een edelman gezien , die door een heelche ftem, drukking op de borst, wanneer hy de trappen opklom, verzeld van een lastige hoest, eenigen tyd gekweld, een groote. hoeveelheid gekookte etter heeft beginnen uittefpouwen , en nochtans hield de zieken en zyn Geneesheer haitnekkiglyk ftaande, dat 'er buiten en behalve een lastige verkoudheid geen. ander kwaad onder verborgen was, aangezien ter zeiver tyd de verkoudheden veel heerschten door de winterkoude. Het gebeurd fomtyds, dat zodanige plaatfen langen tyd verftopt blyven in de longh , en naauwlyks door eenig teken te kennen zyn, indien zy van klein beflag zyn; nochtans veretteren zy naderhand, wanneer 'er een andere oorzaak bykomt, en brengen, door de nabygelegene deelen afteëeten , dikwils groote longhzweeren voort, dit heeft de zo zeer in de geneeskunde ervare Baglivius (O aangetekend, te weten dat zodanige kleine, diktens fomtyds gedurende verfcheide jaaren in de longh verborgen blyven, zonder gevoelige lastigheid voor de zieke , en zich eindelyk veropenbaren naar het genezene zydewée, ontfteking der keel, of eenige koorts; en dat hy dit tweemaal waargenomen heeft in ontleede lyken : daarom waarfchouwd hy, dat men terftond hulp moet toebrengen, indien naar eenige geneeze koorts, pyn in de zyde, de rugh , of eenig ander deel van de borst volgt, indien 'er tevens een moeilyke ademhaling opkomt, men vind in de geneeskundige verbaalen talryke gevallen van zodanige, die onverhoeds door een verflikkende verkoudheid, geiyk men geloofde, uit dit leven zyn gerukt, in welkers lyken alle de luchtvaten der longh met etter vervuld zyn gevonden; by fommige is ook de etter met groot geweld door neus en mond uit- CO Prax. Med. Libr. I. Cap. IX. pag. 35»  ■§«85. D E ETTERBORST. rgar uitgebarften. zelfs heb ik zodanig aanmerklyk geval gezien, 'er is een zieke met een rytuig aan myn huis gekomen, om my te raadplegen, hy is een vry groot getal trappen, niet zonder moeite, gelyk hy zelfs bekende , opgeklommen , maar hy geloofde dat hy een kramptrekkende aamborftigheid had, anderzints zeide hy vry gezond te zyn. de zaak onderzogt hebbende, heb ik hem de twyfiêlachtige uitkomst zyner ziekte voor oogen gefteld, en dat ik geloofde dat 'er een verzweering in de longh verborgen was, en dat de eenige hoop van genezing was, indien, de zweer doorgebroken en de etter geledigt zynde, de plaats konde geheelt worden, ik zag lichtelyk, dat hy niet veel geloof floeg aan de kennis zyner ziekte; hy beloofde nochtans, dat hy de geneesmiddelen, welke ik voorgefchreven had, zoude beproeven : hy gaat vry vlug de trappen af, flapt in 't rytuig, ryd na de naafte Apothecar, en fterft op 't oogenblik dat zyn knegt aan de deur klopt, een overgroote hoeveelheid etters door de mond en de neus uitgeworpen zynde. dewyl Baglivius (u) zodanige onverwagte gevallen in de oeffening der geneeskunde gezien had , roept hy uit: 6 hoe moeilyk is het de longziektens te genezen ! ó hoe veel moeilyker is het dezelve te kennen en een vaste voorzeg wanneer de zieken op de gezonde zyde leggen, hier door zal de gezonde longh moeilyker uiigezet kunnen worden ; waar door de zieken groote benaauwdheden lyden, en gedwongen worden de legging van het lichaam te veranderen. Hippocrates (e~) heeft die teken van de etterborst zeer wel aangetekend, wanneer hy over deeze ziekte handeld: zvanneer een langen tyd voorbygelopen is, een hevige koorts en hoest kwellen, de zyde pyn doet, nochte de zieke op de gezonde zyde kan leggen , maar op de pyn doende enz. Edoch aangezien die etter, ten zy zy een andere weg heeft gevonden, gelyk naderhand zal gezegd worden,door de fnyding uitgeleid moet worden, daarom moet de Geneesheer zeker zyn, in welke zyde der borst de etter zit: de zieken gevoelen fomtyds een vloeijinge van de etter, wanneer zy in 't bedde omkeeren , ja zelfs word de ruifching van de etter van de omftanders gehoord, daarom heeft Hippocrates (f) geboden, dat de fchouders der zieke, op een vaste ftoel geplaatst, door iemand vast gehouden worden, en dat de Geneesheer, de zieke fchuddende , het 00 De Morb. Lib. II. Cap. XVI. Charter. Tom. VII. pag. 568. (ƒ) Ibidem & Lib. III, de Morbis Cap. XV. pag. 593- Ff ff ff ff 3  133* DE ETTERBORST. §.1187. het oor tevens tegen de zyde voege, op dat hy de ruifcMng der etter in een van beide de zyden van.de holligheid der borst vergaderd, hoore. te gelyk nochtans vermaand hy, dat fomtyds het zy door de dikte van de etter, of derzelver groote hoeveelheid, geene de minfte ruifching word gehoord, alhoewel de borst vol etter is: by die geene, by welke veretterd zynde, de fchouders gefchud wordende, veel geruiseh gehoord word , is minder etter , als by die, die weinig geruiseh hebben, indien zy moeilyk adem halen, en beter gecouleurd zyn. maar de geene die geen geruiseh hebben, maar een groote moeite in de ademhaling , en blaauwe nagels, zyn vol etter, en in groot gevaar (g). maar de wangen zyn rood, en zy fchynen beter couleur te hebben, die een groote hoeveelheid etters in de borst hebben , om dat by deeze het bloed moeilyker door de longh gaat, en dus word ook het bloed van het hoofd, door de krop-aders wederkeerende , minder gemakkelyk in het rechter hart ontlast; waar door de bloed-aders van het aangezigt meerder uitgezet blyven, gelyk ik by een andere gelegendheid §. 807. , alwaar over de ontfteking der keel gehandeld wierd, heb uitgelegd, maar de etterborst gaat gewoonlyk geduurig van een langzame koorts verzeld, door het dunfte gedeelte der etter, dat opgezogen en met het bloed vermengd is. edoch deeze koorts weid de goede gefteldheid allengskens van het lichaam af, waar door een allergrootfte vermagering ontftaat. maar aangezien 'er een groote hoeveelheid vet in de kring der oogen is, op dat de oogbol van alle kanten als op een zagt kusfen ontfangen, glad gemaakt worde, en beweegbaar gehouden worde, daarom worden de oogen, dit vet verteerd zynde, hol, dat is de bol van het oog zinkt dieper in derzelver kring, om dezelfde reede , fteken de nagels omgekromt meerder vooruit, wanneer dat vet, dat in de toppen der vingeren het gevoel onderhoud , (g) Coac. Pranot. 877. Charter. Tom. VIII. pag. 877.  DE ETTERBORST. 1333 houd , verteerd is. te gelyk neemt men gewoonlyk een vry fcherpe hitto in de toppen der vingeren, en in de palmen van dehanden waar, dewyl een geduurige koorts het bloed rasfcher beweegt door de meer toegetrokke vaten, door de opleggende peesachtige bekleedzelen, meer uitgedroogt en dor geworden , te zeer te zamen gedrukt. Doch de dikte van de buik is als dan alleenlyk maar aanwezende, wanneer een groote hoeveelheid etter het middenrift ncderdrukt, en aldus de buik doet Voörukfteken. Maar aangezien 'er den Geneesheer zo veel aan gelegen legt, dat hy zeker weet, in welke zyde der borst de etter zit, heeft Hippocrates alle de tekenen by een vergaderd, en heeft verfcheide konden te werk geftelt, op dat hy een vaste kennis zoude hebben, dus heeft hy waargenomen, dat die zyde der borst, alwaar overvloedige etter zit, en weikeomdieredegeen geruiseh maakt, meer gezwollen is, dan de tegenovergeftelde (b); het geene naderhand door de waarnemingen der latere Heelmeefters bevestigt is. maar om dat ook de aangedane zyde heeter is, daarom heeft hy geboden, dat men de geheele borst in een dun linne, in zeer fyn gewreve vogtige roode aarde geverwt, zoude winden, en heeft aangeraden de fnyding of branding te werk te ftellen, ter plaatfe alwaar de opdrooging het fchielykst te voorfchyn komt. of ook heeft hy geboden de naakte borst met natte roode aarde tebeftryken, op dat zich de plaats vertoone, welke eerst opdroogt; maar hy heeft voorzigtiglyk gewaarichouwt, dat als dan veele plaatfen te gelyk moeten beftreeken worden, op dat op een maal tevens de geheele omloop der borst bedekt zy: anderlints zoude het kunnen bedriegen, dewyl die plaats, welke het eerst zoude beftreeken worden, fchielyker als de overige zoude opdrogen. Al O) De Morbis Lib. II. Cap. XVI. Charter. Tom. VII. pag. 568» & Lib. III. de Morbis Cap. XV. ibidem pag. 593.  1334 DE ETTERBORST. §.1187.1188. Al het geene dat tot de kennis behoort, dierhalve in aanmerking genomen zynde, volgt 'er, dat wy zien, welke kwalen door de etter, zich in de holligheid van de borst ophoudende, kunnen volgen. v. 1188. T^e uitwerkingen van dit kwaad zyn i.een J_-/ geduurige verzameling van etter uit de gebarfte zweer, nochte daar naar genezen of gezuivert. 2. derzelver verergering, verrotting, ftank, verdunning, in een geflote, warme, vochtige geduurig bewoge plaats. 3. verhindering in het middenrift op te lichten, en de longen uit te fpannen: waar door een hygende, moeilyke , recht op zittende ademhaling, vrees van te verftikken voor de leggende, onmoöglykheid om op de vrye zyde te leggen, geduurige drooge hoest, benauwtheid. 4. doorweeking, knaging, verteering in vloeiend bloedwater van de longh, het ribbenvlies, middenrift, hartvlies, van het hart zelve, waar door een uitteerende koorts met een rasfche, kleine pols, roodheid der wangen, geduurige dorst, weggenomene honger, zeer groote zwakte, flauwtens. 5". hier door een onbekwaamheid van alle de vochten tot de voeding, omloop, afzondering, en uitloozing; waar uit een teeringh, voedensgebrek, ontbinding ' der vezelen, verrotting der vochten, en tot daar toe ofte een wegwerping door de opgeëete longh, ofte een dodelyke wateretterige vloeiende afgang, met nachtzweet naar de flaap, puisten in het aangezicht, kromme nagels, doorfchynende geelheid, Hippocratisch weezen. 1. Het  §.ii88. DE ETTERBORST. !S35 1. Het gebeurd fomtyds, dat zodanige zweer alleenlyk maar weinige oneen etter bevat, waar door, naar de doorbarfting, de zieken verlichting van alle de toevallen gewaar worden; en een kleine hoeveelheid uitgeftortte etter'kan de holligheid van de borst niet veel verkleinen , waar door de zieken zeker op de gezondheid hopen, edoch zodanige opene zweer, gedurig be- , wogen, gaat voort met etter te Horten, en dus word de hoeveelheid van de etter daaglyks vermeerderd, men zie na, het geene hier over §. 894. gevonden word. 2. §. 406. hebben wy gefproken van de ontaarting der etter, wanneer de zweer te lang word toe gelaten, en van de allerergfte kwalen, welke hier uit volgen, zodanige verandering van de etter zal ook hier gefchieden, in een fcherp, verrot,"knagend etterig water, indien zy lang blyft, en deeze ontaarting zal wel zo veel te fchielyker en erger zyn op deeze plaats , door de geduurige beweging van de borst, en de warmte van het naby gelegene hart. daar en boven vreest men daar uit grooter gevaar, wanneer het bedurve etterig water gedurig de levens-ingewanden befpoeld. 3. Uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van het menfchelyk lichaam, is bekend, dat de uitzetting van de borst tot de ademhaling vereischt word, op dat de lucht vry in de longh kan treden, die zyde van de borst, in welke een groote hoeveelheid etter zit, is wel uitgezet, en de groter wydte van de borst in de eene zyde toont, gelyk een wèfnig te voren is gezegd geweest, de plaats aan/alwaar de etterborst is; maar offchoon die geheele holligheid meer üitgezét is wanneer zy met etter is vervuld , zo word nochtans de uïtfnanning van de longh belet door de van alle kanten omrino-de etter, daar en boven moet het middenrift, in de inademin^na beneden gedrukt, op nieuw na boven opgeheven worden na de borst, op dat de uitademing zoude gefchieden : maar wanneet het middenrift bezwaart word door verfcheide ponden der byten Derde Deel. Gggggggg ver-  J336* BE ETTERBORST. §..1188.. vergaderde etter, blykt het van zelfs, dat dit veel moeilyker. kan&opo;t'heven worden; en aldus zal 'er een grooter moeilykiieid in 't adem halen zyn, welke vermeerderen zal, na mate de hoeveelheid der etter aangroeit, hier uk worden lichielyk de overige toevallen verftaan, welke in de voorftelling opgenoemd worden , over welke ook van te vooren is gefproken. 4. Alle dê plaatfen welke de fcherpe bloedige etter befpoeld „ kan'men niet twyffelen of worden uirgeknaagt en in een verrot wegvloeizel veranderd; en de waarnemingen, in de lyken der aan de etterborst geftorvene , hebben de waarheid deezer zaak bewezen, indien de ribben zelfs van een beenëeter, door een allerftinkendfte etter hebben kunnen uitgeëeten worden, gelyk dezeer beroemde Heifter (O gezien heeft, dat zy de vingeren geknaagt heeft van de geene die het lyk ontleede; verwonderen wy ons niet, dat het hart en de longen van gelyken tot een bloederio- vvater hebben kunnen verteerd worden, gelyk het §. 406. uit, de waarnemingen van Schenck gebleken heeft, verfcheide diergelyke zal men by Bonetus (k) kunnen vinden, maar wanneer een o-edeelte van het fcherp verrot bloed-water, door de aders opgezoden , met het bloed vloeid, wanneer de levens ingewanden Teduurig geprikkeld worden, en allengskens worden uitgeknaagt, vol°d 'er geduurige koorts op, welke uitteer ende genoemd word,, het°oebeele lichaam afweidende , met een geduurige dorst, en vernietigde eetlust, door zodanige verrotte ftof omtrent de levens ingewanden zittende, tevens word ook gemakkelyk begrepen dat 'er een allergrootfte zwakte en flaauwtens , moeten volgen ' tot dat de dood een einde maakt van alle deeze kwalen. 5! Alle onze fappen moeten zagt zyn, en alle de eigenfehappen tot de gezondheid vereischt, bezitten, zal het lichaam gevoed'worden : maar hier word al het bloed bedurven door het op- gev (T) Ada Bhyfico-Medica Tom. I. Obfervat. 174. P*g- 394» 00 Segulc. Anatom. Lib. II.. Secf^VL Tom. I» pag.ödó. & feq.  •S.n88; DE ETTERBORST. 1537 gezogene verrotte bloedwater, de levensplaatfen, door welke al het bloed van het geheele lichaam moet gaan, worden door zodanige verrotte ftof befpoeld; hier uit blykt het, dat alle de werkingen moeten verftoord worden , en dat het niet mooglyk is, datlret verlorene door de voeding herfteld worde; daar intusfehen de uitteerende koorts allengskens het geheele lichaamsgeftel afweid, maar aangezien de longh geduurig doorweekt word in zodanig fcherpe en verrotte bloedige etter, word zy uitgeknaagt, en fomtyds word 'er door het fpouwen een gedeelte der ftoffe iu de borst bevat uitgeworpen, maar zonder verlichting , offchoon de zieken, die tot dus verre een droge hoest hadden gehad, daar door in hunne hoop gevoed worden : edoch het is lichtelyk te zien, dat 'er niets goeds te verwachten is, wanneer de longh aldus verteerd is. buiten dat, zo word de bedurve etter, wanneer de verrotting vermeerderd verdund, in de aders opgezogen, en ontbind het bloed altemaal , waarom zy des nagts wegvloeien door het zweet, en dus droogt het lichaam uit; of wel'er volgd een allerverrotfte buikloop, wanneer al het bloed bedurven is , welke in de veretterde gewoonlyk het einde van het treurfp^l is. men zie ook na, het geene men §. 835., over het zweeten des nagts, gevonden word. dit had Hippocrates (/) gewaarfchouwd, zeggende: die dikwerf dun zweet lozen, en fomtyds rillen, neemt men waar, dat het gevaarlyk, en op het einde een etterborst hebben, en zwaare buikloop, maar wanneer een groote hoeveelheid der fappen in die nagtzweetingen na de vaten van de huid vloeit, blyft het dikkere en fcherpere bloed , naar dat het vloeibaarfte gedeelte door het zweeten uitgeparstis, lichtelyk in de vaten van de huid zitten, en veroorzaakt aldus ofroodigheden, of omtrent de blaasjens van de huid verftoppingen voortbrengende, verwekt het puiften. ik heb §. 835. een plaats uit de voorzeggingen vanHippocrates aangehaald, alwaar ook deeze onder andere tekenen van (/) Coac. Pramot. No. io. Charter. Tom. VILT. pag. 853. Gggggggg 2  1338 DE ETTERBORST. $1188. van verhoole in het lichaam vergaderde etter, gevonden worden; ■want naar dat hy de uitteerende koorts, zweeten, drooge hoest opgenoemd heeft, voegt hy 'erby: de oogen worden hol, en de wan: en met roodheid bezet, 'en de nagels der handen worden krom, maar de vingers warm, vooral de toppen, en 'er ontftaan dl kiens in de voeten, en zy hebben geen eetlust, en 'er ontftaan water* pui/len over het lichaam, hier toe fchynen ook te behoren de berde verzamelde voorkennisfen van Hippocrates, welke wel in onderfcheide getallen gefchreven worden, maar het naast op elkander volgen, en een volmaakte zin uitmaken, wanneer zy vereenigd worden, dus word aldaar gelezen (m): deroodigheid'omtrent' de neus, is een teken van een vochtige afgang : wanneer 'er pynvntftaat omtrent het week der zyden, of de longh in de veretterde, is het kwaad. Maar aangezien het bloed door de opgezoge verrotte befmetting geheel ontbonden word , vergaat de roode couleur wanneerde ziekte nu ouder geworden is, en de gheelachtige wei van het bloed vloeid door de grotere vaten : waarom de gheele couleur door de doorfchynende nagels heen fchynt, welke in de gezonde menfchen gewoonlyk rood is. diergelyke couleur word ook over de geheele oppervlakte van het lichaam gezien, het geene AretausooV. fchynt aangewezen te hebben (»), wanneer hy over deeze ziekte handeld , zeggende : indien de verandering lang voort gerekt word, word het geftel teeringhaebtig ; nochte de natuur gaat verder in haare pligt voort, om dat de koking niet is selyk te voren ■' daar door zvord het vleesch verteerd, de couleur • als van het wild dier : %i>cin (ud^. edoch Petit fchynt zeer wel vermaand te hebben, dat deeze plaats anders moet gelezen worden , met 'er een ontkenning tusfchen te plaatfen, te weeten Wei? » ^«V; en als dan betekend het, dat de couleur van het: vel leelyk word, en niet meer zodanig is, als zy zich by een levendig en gezond mensch vertoond. Maar 0») Ibidem. No. 216. 2,17. pag. 864.. 00 De Caufis & Sign.is Morb. Dint. Lib. I. Cap. IX. pag. 38.,  S.irSS. DE ETTERBORST. Maar alwaar het geheele lichaamsgeftel door het zweet, buikloop, voedingsgebrek , door een waare uitteering, verteerd word, sis dan vcrfchynt 'er. een grote verandering in- het aangezigt vanzodanige zieke, en hy word ongelyk aan zich zelve : dit word een Hippocratisch aangezicht genoemd, om dat het zelve van Hippocrates in zyne voorzeggingen na 't leven befchreven is geweest (0). want naar dat hy gewaarfchouwdhad, 'dat het een zeeri goed teken is in de ziektens, wanneer het aangezicht der zieke gelyk is aan dat der gezonde, en vooral , indien de zieke aan zich zelve gelyk is gebleven, veroordeeld hy ten fterkfte een aangezicht,, ten eenemale van deszelfs natuurlyke gefteldheid ontaart , en befchryft het zelve aldus: in een [pitje neus, holle oogen,. de Jlaapen van het hoofd gevallen , koude en te zamengetrokke. ooren. de oorlellen omgekeerd en het vel van het voorhoofd hard r ge [pannen, dor, en de couleur van het geheele aangezicht bleek, of ook zwart en loodachtig, maar zodanig gezicht vertoont zich,, wanneer al het vet verteerd is, en de vaten doordiende vochten uitgeput zyn , te zamen gevallen zyn ; en tevens begint het weinige bloed, dat uit de hersfenen wederkeert in de aders flil te. ftaan, de longh verteerd of onderdrukt zynde, want als dan verfchynt die blaauwe en loodachtige couleur van het aangezicht, edoch het blykt genoeg, dat de dood voor de deur ftaat , wanneer dit Hippocratisch aangezicht zich in de etterborst vertoond: waarom Plippocrates ook elders (p) de zelfde tekenen van een. veranderd weezen opnoemende, het zelve bederf van het aangezicht heeft genoemd, en vermaand, dat het dodelyk is. voor 't overige heeft Hippocrates gezegd (q) , dat 'er geen zekere tyd' bepaald kan worden, op welke de etterborst tot de dood overgaat; aangezien fommige in korten tyd. fterven., fommige ook.langen Co) Charter. Tom. VIII. pag. 590. 59r. (;0 Coac. Pra;not. 213. Ibidem, pag. 864. (?) De Morbis Lib. I. Cap.. VII. Charter Tom. VIL pag. 539,. Gggggggg 3  1340 DE ETTERBORST. §.1188.1189.1190. gen tyd kwynen: want het eene lichaam verfchilt by het andere , de jaaren zyn van elkander onderfcheiden, en de gefteldheden on. der een, als ook het jaargetyde waarin zy ziek hebben geweest enz. (j. 1189. 1T\Q geneZul£ van deeze is na mate het onderfcheid der oorzaak en de ftaat van het kwaad ten eenemale onderfcheide. De oorzaken van de etterborst zyn de verzweeringen op de vyf plaatfen, §. n85. opgenoemd , ontftaan. en 'er word een andere genezing vereischt , na mate de etter op onderfcheide plaatfen" zit. indien de verzweering in de long is , is 'er hoop , dat de vliezen, de etter bevattende , door een verzachtende laauwe waasfem, dikwerf langs de mond en neus opgehaald, zodanig kunnen verzacht worden, dat zy door een fterke hoest, van zelfs ontftaan, of door de kunst verwekt, doorbreken , en de etter uitgefpogen kan worden, indien de etter in het ribbenvlies zit, moet de zyde met allerzachtfte geneesmiddelen geftooftworden, op dat de etter, zo het mooglyk is, na buiten getrokken worde, het zelfde heeft plaats in andere zoorten van verzweeringen, edoch men moet ook, na mate de ftaat der ziekte, een geheel andere geneêswyze te werk ftellen. want zo lang de zweer noch niet gebroken is, kan men fomtyds veele dingen beproeven , op dat men de nedervalling der etter in de holligheid van de borst verhoede: maar wanneer deetter zich reeds in de borst vergaderd heeft, moet men zyn werk maken om dezelve fchielyk uit te leiden, indien de zieke noch fterk genoeg , en de etterborst noch versch is: maar wanneer die tekenen aanwezende zyn, welke §. 1195. opgenoemd worden, ais dan heeft de ftillende geneêswyze alleen maar plaats. 115)0. TYTant 1. de verzweering van de longh, W het ribbenvlies, middenrift, middenfchot ,  $; 1190. DE ETTERBORST. i34i fchot, en hartvlies, het geene uit de eigene tekenen (834. 835"• 893 910.)gekend word., bekend zynde, moet men met alle macht trachten , dezelve hoe gaauwer hoe beter te doen doorbreien, en na buiten bepaald worde : het geene gefchied door het vuur, het yzer, de geneesmiddelen, voegly^e beweging. Op wat wyze de aanwezendheid van zodanige verzweeringen kunnen gekend worden, is by de getallen in de voorftelling aangehaald, gezegd geweest; en dus zullen deeze tekenen hier nier. herhaald worden. Men moet als dar. met alle poging der kunst beproeven , een weg voor de etter na buiten te banen: maar dit gefchied het best,; indien de tegenftand op die plaats, op welke men uit de waargenome tekenen denkt dat de zweer zit, door geduurige Hovingen ©f zeer zagte pappen verminderd word, of door dikwerf koppen te werk te ftellen, de drukking der dampkring op die plaats word verminderd; waar door de huid en het vetvlies aldaar zal beginnen te zwellen, en men heeft hoop, dat de etter, in de zweer verborgen, geduurig gedrukt, wanneer de longen door de ingeademde lucht uitgezet worden, voor zich een weg zoeke na buiten, alwaar op deeze wyze de tegenftand kleinder word gemaakt, jay het gebeurd dikwils, dat, gelyk §. 895. alwaar over deezezaak gehandeld wierd, gezegd is geweest, indien de bekleedzelen van de borst, met het pennemes, of door brandmiddelen, van* een gefcheiden worden, tot byna aan het ribbenvlies toe, en zodanige wonden langen tyd open worden gehouden, de zweer aldaar met een gelukkige uitkomst doorbreekt, en de etter dus voor zich een weg naar buiten vind. waarom ook de oude Geneesheeren, gelyk daar ter plaatfè gezegd is, gewoon zyn geweest in zodanig géval op verfcheide plaatfen de borst van buiten te branden, wanneer hun de plaats der verholene zweer niet zeker be- kend<  I34.a DE ETTERBORST. §.irgo. kend was. dit bewyst Galenus uit Plato de Comedie'SchryverCrj-, welke een jongeling, die een verzworen zydewée had, aldus befchryft: maar Cnefias, de zoon van Evagora, door het zydewée als een geraamte geworden (door de magerheid) zonder etter, (dat is geen etter uitfpouwende') beenen hebbende als plokken, voorboden van de teeringh, is van Euriphontes op verfcheide plaatfen van het lichaam verbrand enz.: ook tevens zyn als dan ook eenige geneeskundige waarnemingen verhaald, welke de nuttigheid van deeze manier bevestigen. Willifius zekerlyk (f), teleend aan , wanneer hy tracht rnt te leggen, langs welke wegen het zenuwwater, in de holligheden der hersfenen vergaderd, uit kan gaan, dat'er'in een levendig lichaam doorgangen kunnen zyn, dienaar de dood te zamen gevallen, in de lyken niet ontdekt worden , en hy tracht zyn gevoelen vast te ftellen, door dien dat ook de verzweeringh in de longh dikwerf langs verborge wegen kan uitn-aan; dus fchryft hy: ik weet dat in dc longhzivcer het vocht fomtyds uit de zweer door de aangebore vliezen van het ribbenvlies in een fontanel, in de zyde gebrand, ingeleid is geweest, en dus het Fpouwen ophoudende, de ziekte, anderzints ongeneeslyk fchynende door zodanige weggenezen is geweest, men leest by Schenk (t) oo'k zodanig geval, alwaar, naar een kwalyk behandelde ontfteking in de keel, de ziekteftof zich na de longh had begeven, •en een°gevaarlyke verettering van dit ingewand verwekt had : een ervare Geneesheer heeft zorg gedragen, dat de borst uitwendig peduurig met Hovingen, plyfters, pappen, warm wierd gehouden, met zodanige uitwerking, dat, naar dat dit eenige dagen was te werk .gefteld , het vel in beide de zyden van de borst een weinig onder de borften heeft beginnen rood te worden, met een kleine dikte, en de twintigfte dng, is uit de linker zyde , het vei rfV) Comment. in Aphor. a4- Secl. VII. Charter. Tom. IX.p. 316. (f) Cefebr. Anatom. C. XII. pag. 146. 0 Obferv. Medicin. L. II. Obferv. 15. pag. 1 6.  §.1190.-1191. DE ETTERBORST. 1343 vel geborften zynde, een zeer groote hoeveelheid etter gevloek; het zelfde is naar drie dagen in de rechter zyde gefchied; waar door de zieke terftond een groote verlichting heeft gevoeld , en naderhand zyn volkome gezondheid wederom bekomen, maar door een voeglyke beweging van het lichaam, de doorbreking van een rype zweer voort te zetten, heeft voornamentlyk plaatsin de longhzweer, op dat de etter aldus door de fluimen uitgeleid worde; waar over men zie het geene §. 857. is gezegd geweest. §. 1191. z. TITJanneer het blykt, dat de doorbreking W reeds gefchied is f302.836. No. 4. 5. 894. 910.) , als dan zal de uitgevalle etter terftond moeten uitgeleid worden. langs de mond, indien de natuur deeze weg zal aangewezen hebben. /3. door 't water , indien in 't zelve zich tekenen vertoonen van ontlaste etter. y. door de opening in de borst gemaakt met een bekwaam werktuig in de aangedane zyde, tusfchen de $ en 6, of de 4 en 5 rib, van onder op te tellen, de etter allengskens en by pozen uitgeleid, en fomtyds door een zachte honig-drank gezuiverd, eindelyk wel aaneen gehegt (303.). s. tevens wondheelende, afveegende , de verrotting wederftaande afkookzels in genoegzame groote hoeveelheid gevende. Door welke tekenen men kan weeten, dat de zweer doorgebroken is, is by de hier aangehaalde getallen gezegd geweest. §. 302. zyn die tekenen befchreven geweest, welke leeren dat het bloed in de holligheid van de borst uitgeftort is; maar aangezien de uitgeftorte etter het middenrift van gelyken bezwaart, en de Derde Deel. Hhhhhhhh vrye  D E ETTERBORST. vrye uitfpaiming van de longh door de ingeademde Iugtbeletv daarom worden deeze tekenen hier ook onder gerekend. §. 834, 835. is gefproken over de longhzweer op een waare longhontfteking volgende. 893. 894. is over diergelyke kwaal,"naar het zydewée ontftaan, gefproken. maar over de verzweeringen van het middenrift, middenfchot, hartvlies, is §. 910. 913. gehandeld, daarenboven is in dit zelfde hoofddeel <$. 1187. over de tekenen, van de etterborst gehandeld geweest. De algemeene aanwyzing is uierhalve deeze, dat die etter ten eerften uitgeleid worde, het zy langs de weegen, welke de natuur aanwyst, of langs andere , welke de kunst denatuurtehulp komende maakt> «. Her gebeurd fomtyds, dat de etter langs de mond word uitgefpogen naar dat de zweer doorgebroken is: maar dit fchynt als dan voornamentlyk te gebeuren, indien de verzweering'in de longh is geweest, en zodanig doorbreekt, dat de etter inde lugtvaten word uitgeftort, en aldus langs de Iongpyp door het hoesten kan uitgeleid worden, wanneer een overgroote hoeveelheid etters de lu^tvaten op eenmaal overftroomt, als dan is een fchielyke verftikking te vreezen, maar wanneer de gebarfte zweer de etter door een kleine opening uitftort, als dan word zy zonder gevaar door het hoesten uitgeleid, en men heeft hoop tot de genezing ; het geene Aretceus zeer wel heeft aangetekend zeggende : maar indien zy nu doorgebroken is (de zweer) zal 'er gevaar van verflikken over 't hoofd hangen, indien veel etter overhaast word uitgeftort. edoch indien zy langzaam word uitgeworpen i is het zekerlyk voordeelig. want dus fchynt hier het woordje <*r^i%i't vertaald te moeten worden, welk voedzel en welke geneesmiddelen als dan vereischt worden, is %. 858., alwaar over dee- («) De Caufis & Sign. Morb. dinturn. Lib. L Cap,.IX. pag. 38».  §.iioi. DE ETTERBORST. 1345 deeze zaak gehandeld is, gezegd geweest, maarofde etter, reeds in de holligheid van de borst uitgeftort, nog door de longh in haar geheel zynde wederom kan opgezogen worden, en dan door de fluimen uitgebragt worden, kan men met regt in twyffel trekken* dat de etter door den tyd fcherper geworden, door de opgeëe'te longh uitgeworpen kan worden, is §. 115)8. gezegd geweest • maar tevens wierd ook aangemerkt, dat 'er als dan weinig hoop was op de herftelling. /3. Te voren §. 406. hebben wy aangetekend, dat de etter,in een'toe zweer langen tyd gelaten, door de aders wederom word opgezogen, en met het overige bloed door de vaten vloeit, en door de verplaatflng niet alleen na onderfcheide lichaamsdeelen word ter neder gezet, maar ook fomtyds gelukkiglyk door de afgang en de pis, uit het lichaam ontlast word. ter zeiver tyd zyn als dan fommige waarnemingen aangehaald, welke duidelyk de waarheid van dit gezegde leeren. het is zeker, dat byna alle de oude Geneesheeren erkend hebben, dat de ontlasting der etter welke in de holligheid van de borst bevat is, langs deeze weegen mooglyk is: dit hebben Galenus, Aretceus, Aegineta, Aëtius ;Ccelius Aurelianus, klaarlyk gewaarfchouwd, maar vooral fchynen zy die ontlasting der etter geprezen te hebben, welke door de pis gefchied, als min zorglyk zynde dan die, welke door de afgang gefchied , gelyk te voren §. 894. is gezegd geweest. Biemerbroeck (tv) heeft te Nymeegen een Koopman behandeld, by wien men duidelyk de vloejing van de etter., in de horst bevat, hooren konde, wanneer hy het lichaam voor of agterover boog, die in den tyd van twee dagen twee volle .waterpotten met witte, wel gekookte, middelmatig dikke etter, langs de pisweegen , met eenige pyn in de pisleiders, uitgeloost heeft, zonder eenig bloed, en dus gelukkiglyk van de etterborst is genezen, hy heeft aldaar nog twee andere waar- ne- (V) Anatom. Uh* I. Cap. XVIII. pag. 98» Hhhhhhhh z  J34°* DE ETTERBORST. §.1191. nemingen, welke het zelfde leeren. maar ook word 'er een andere waarneming gevonden, welke veel wondelyker is; alwaar namentlyk de etterborst, langs een redelyk wyt gat, tusfchen de zevende en achtfte rib een weg had gevonden , tn een hard gezwel gemaakt, van couleur gelyk de huid, en van de groote van het hoofd van een kind ; aangezien de zieke nu reeds vier maanden zwanger was, zeer moeilyk adem haalde, 'er een geduurig buikloop met perzingen aanwezende was, en een wegvloeiend zweet en uitteerende koorts het lichaamsgeitel vernielden, wierd zy als wanhopig verlaaten: een ervare Geneesheer heeft het pennemes eenige duimen diep , midden in het gezwel gedrongen , eer de etter te voorfchyn kwam, welke als dan met groot geweld in groote hoeveelheid uitgekomen is. de volgende dag heeft hy goede etter gevonden in de afgang van de zelfde couleur en dikte als die, welke uit het geopend gezwel was gevloeid ; en hy heeft gezien, dat diergelyke etter zich in de pis op de grond zette, deeze vrouw is eventwel zo groot gevaar te boven gekomen , alhoewel zy de zesde dag naar de in 't werk gefielde verrichting een miskraam kreeg; en zy heeft naderhand noch drie kinderen ter waereld gebragt (x). in dit geval verdiend vooreerst aangemerkt te worden, dat, alhoewel 'er een groote hoeveelheid etter' door de gemaakte wond uitgevloeid is, en daaglyks heeft voortgegaan te vloeien , 'er nochtans een aanmerklyk gedeelte etter langs de afgang en het water is geloosd, en dus fchynt het niet zeer moeilyk, dat de etter deeze uitgangen vind. Maar welk voedzel en geneesmiddelen in zodanig geval te pasfe komen, is §. 852. 853., alwaar over de ziekteftof, in de long-ontfteking langs deeze wegen een uitgang zoekende, gehandeld wierd, gezegd geweest. Het blykt diethalve, dat, de Geneesheer, naar dat hy zeker is, dat de zweer gebarften is, geduurende vier of vyf dagen op. moet Medical. Effays Tom. V, §. 32, pag. 422,  $.iiS>i. DE ETTERBORST. 1347 moet letten, of 'er eenige tekenen te voorfchyn komen , dat de etter zich langs deeze wegen zal ontlasten : anderzints moet men zyn gedachten laaten gaan over de doorboring van de borst, welke, zal zy een gelukkig gevolg hebben, niet te lang moet uirgefteld worden.- y. Op Wat plaats de opening van de borst moet gefchieden, en welke voorzorgen in deeze verrichting vereischt worden, is 5303. 5. breeder gezegd geweest, alwaar over het uitleiden vanher bloed uit de holligheid der borst wierd gehandeld: welke alle van gelyke in acht moeten genomen worden , wanneer de etter geledigt moet worden, edoch het uitgeftortte bloed word gewoonlyk geheel op eenmaal uitgeleid, om dat het meestal aldaar niet ïang heeft gezeten; en dus is het noch niet bedurven, en de longh heel genoeg en vast. maar wanneer de longh langen tyd doorweekt js geweest door de tegen dezelve aanfpoelende etter, als dan zoude dikwils het bloed , de geheele hoeveelheid etter op eenmaal uitgeleid zynde, de vaten van de byna verteerde longh fchielyk vervullende, dezelve kunnen breken, en fomtyds zoude'er een haastige dood op volgen; het geene Hippocrates (y) zeer wel heeft gewaarfchouwt, gelyk als dan in dat Hoofddeel is gezegd geweest, deeze waarfchouwing van Hippocrates, word van alle ervarene Heelmeefters gade geflagen , en zy leiden al de etter niet op eenmaal tevens uit, door de opening der borst, maar by tusfchenpozen. het is dierhalve noodzaaklyk , dat de opening, met een wiek geflopt worde, daar de Heelmeefters voor 't overige het gebruik der wieken in de wonden van de borst fchadelyk bevonden hebben, gelyk 5. 304. gezegd is. te gelyk word ook gewoonlyk een afvegend maar zagt vocht langs de opening ingefpoten, naar dat nu het grootfte gedeelte van de. etter uitgeleid is; b: v: een afkookzel van gerst, in een pond, van het welke een: (j) Aphor* 27. Secl. VI. Charter. Tom. IX. pag. 26> Hhhhhhhh 3  1348 DE ETTERBORST. §.1191. een once honig is ontbonden; of ook hetingietzel van waterbok, andorn, eer en prys, en diergelyke, daar by van gelyke honig doende: eindelyk wanneer 'er geen etter meer uitgaat, moet de gemaakte wond gehegt worden, waar over men nazie het geene, dat te voren over de genezing van de zvonden der borst is gezegd geweest, maar alhoewel de voorzichtigheid ons voorfchryft, dat de etter by poozen moet uitgeleid worden , is nochtans de volkome uitleiding van de etter by fommige ook van een gelukkig gevolg geweest, dus leest men by Plinius (z), dat Phalereus , welkers longhverzweering by de Geneesheren voor ongeneeslyk ■zvierd gehouden, wanneer hy de dood zogt in V ftryden, genezen is door een wond welke hem van de vyand in de borst wierd toegebragt. zonder twyfFel is in dit geval, de geheele hoeveelheid etter, al golvende uit de toegebragte wond gevloeit. Maar Hippocrates heeft fraai de vereischte voorzorgen tot het uitleiden der etter uit de holligheid van de borst, opgenoemd (a), zeggende : naar dat gy zo veel etter als u goed zal gedacht hebben, zult hebben uitgeleid, bedekt als dan de wond met nat vlas, waar aan een draad gebonden is, maar leid eenmaal op een dag de etter uit. edoch naar dat de tiende dag zal zyn gekomen, al de etter uitgeleid zynde, fteekt 'er als dan een kwastje van linnen in , daar naar giet 'er langs een pypje laauwe wyn en olie in , op dat de longh, gewoon door de etter bevochtigd te worden, niet fchielyk verdroge. maar leid het ingegotene van den morgen des avonds, en dat van den avond des morgens uit. maar zvanneer de etter dan is als water , en lymaclir tig in 't gevoel, en weinig, fteekt als dan een kwastje van tin in de borst: doch wanneer de holligheid ten eenemale zal uitgedroogt zyn, maakt als dan allengskens het kzuastje korter , tot dat gy het zelve 'er uitneemt, en laat de zvond toegaan, want ten zy 00 Lib. VIL Cap. L. pag. 166. 00 De Morb. Lib. II, Cap. XVI. Charter. Tom. VII. pag. 568,  pr0i. DE ETTERBORST. 1349 zy het zeer zeker is, dat de inwendige verzwore oppervlakte van de borst wel gezuiverd, en daar naar gehegt is, moet de wond nimmer aan een gehegt worden, om dat 'er op nieuw een etterborst zoude ontitaan ,. welke op nieuw diergelyke verrichting zoude vereifchen. Maar §. 1185. is aangetekend, dat 'er in het middenfchot zelve, en het hartzakje, verzweeringen ontftaan, welke aldus wel kunnen dooibreeken, dat de etter in de holligheid van de borst valt; intusfehen nochtans, komt de etter van zodanige verzweeringen fomtyds niet in de borst, maar in de holte van het middenfchot of hartzakje; en zoude als dan door de reede befchrevene opening van de borst niet uitgeleid kunnen worden als dan is gewaarfchouwd geweest, dat de etter fomtyds voor zich wonderiyke wegen door het vetvlies zoekt, wanneer zy zich tusfchen de verdubbeling van het middenlchot, welke na de wervelbeenderen ziet, vergaderd: maar het blykt tevens , dat zy als dan door de doorboring van de borst niet kan uitgeleid worden, wanneer de etter in het hartzakje zit, of tusfchen de verdubbeling van het middenfchot onder het borstbeen vergaderd word , kan zy van gelyken door de reeds befchrevene verrichting niet uitgeleid worden ; en als dan moet de zieke , ofte aan zyn noodlot overgelaten worden, ofte het borstbeen moet doorboord worden ,. op dat 'er een weg gebaand worde voor de etter. Aretaus zekerlyk (F) heeft aangetekend, dat by fommige een vergadering van etter geboren word in het borstbeen; maar hy maakt geen gewag" van het zelve te doorboren : maar ik heb van te voren §.895. een aanmerkenswaardig geval befchreven, alwaar naar een veretterd zvdewée, de tiende maand, in 't midden van 't borstbeen zich' een zachte dikte vertoond heeft, in welkers omtrek de kanten van het uitgeëeten borstbeen duidelyk konden gevoeld worden het gezwel gebarften zynde, is'er een overgrote hoeveelheid-etter uitgevloeid: daar had de natuur een uitgang voor de etter bereid* midden door het borstbeen, het heeft $; 298. gebleken, dat GaIe- (by Dé cauf. & figm morfo dinturn.Lib. I. Cap. IX. pag. 39,-  i3$a DE ETTERBORST. §.1191.1192. lenus het bedurve gedeelte van het borstbeen heeft uitgefneden ; en, offchoon het hartvlies, onder het borstbeen leggende, mede bedurven was, en het naakte hart gezien konde worden, is nochtans in korten tyd de genezing gevolgd, men fchynt dierhalve te mogen befluiten, dat men zodanige opening van het borstbeen moet beproeven, indien 'er zekere tekenen zyn, welke leeren dat de etterborst onder dit been fchuilt. Dionis (c) getuigd, dat hy de doorboring van het borstbeen, by een man die gekwetst was, heeft zien te werk ftellen, alhoewel zonder goed gevolg , want hy ftierf: maar het blykt daaruit niet, dat men de dood aan deeze verrichting, maar eerder aan de wond moet toefchryven, aangezien het reeds gezegde bewyst, dat de menfchen naar de doorboring van het borstbeen zyn blyven leeven. S. Over deeze geneesmiddelen is in de genezing van de longhontfteking §. 858. gefproken. maar zy worden in ruime hoeveelheid gegeven, op dat een gedeelte van de wederopgezoge etter uit het bloed gefpoeld worde door deeze af kookzels , en langs de pis, afging, of door het zweeten uithet lichaam worde gejaagd. (j. 1192. Tndien de etter wit, zagt, gelyk, zonder J- ftank, het fondeer yzer niet verwende uitgaat, indien de zieke zonder koorts, dorst, buikloop is, goede eetlust heeft, wel verteerd, voor 't overige gezond is, de lucht zo veel mooglyk belet word in de borst te komen, is 'er hoop , dat de zieke zal herfteld worden (304. 30?.). Alle de tekenen, tot noch toe opgenoemd, hebben alleeenlyk de aanwezendheid van de etter in de borst geleerd, maar 'er was noch geene volkome zekerheid, hoedanige de etter, aldaar vergaderd, was, en op wat wyze de borst-ingewanden aangedaan waren , die door deeze etter befpoeld wierden. maar wanneer de borst (V). Sixieme Demonftrat. pag. 350.  5.119a.' DE ETTERBORST. 1351 borst geopend zynde, de uifbarftende etter onderzocht kan worden, als dan kunnen wy veele dingen leeren, welke aanwyzen, wat tehoopenof te vreezen is. de zieke moet altyd gewaarfchouwd worden van het twyffelachtig gevolg van de verrichting, eer dat de doorboring te werk word gefteld , welke nochtans volftrekt noodzaaklyk is, indien de natuur geene andere weg heeft aangewezen ; aangezien 'er anderzints een zekere en ellendige dood volgd, gelyk §. 1138. is gezegd geweest. Maar zo de etter, uit de borst geleid , goede eigenfchappen heeft, dat is wit, zagt, gelyk is , byna in dikte de room van melk evenaarende, op 't gevoel vettig, zonder de minfte ftank, als dan zyn wy zeker, dat deeze etter geen 't minfte nadeel aan de deelen, welke zy befpoeldhad, heeft toegebragt, dat de fappen van het lichaam zachtaattig zyn , aangezien anderzints in een fcherpe kwaadfappigheid der vochten nimmer, of ten minft>: zeer zelden, goede etter te vinden is; hier over kan men zien , het geene §. 387., alwaar over de uitgang der ontfteking in de verzweering gehandeld word, word gevonden, de grootfte wonden worden gelukkiglyk aan een gehegt, wanneer zodanige etter aanwezende is , en de verlore zelfftandigheid van het lichaam word onder zodanige etter herfteld , en groeit wederom aan. indien dierhalve zodanige zeer goede etter , de allerzachtfte en mergachtige uiterftens der vaten in de wond niet vernietigd, maar in tegendeel koefterd en bewaard, gelyk in de algemeene'befchryving van een wond is uitgelegd, blykt het lichtelyk , dat de ingewanden in de borst begrepen, door zodanige etter niet hebben kunnen befchadigd worden of uitgeknaagd ; en dus zyn wy zeker dat deeze deelen in haar geheel zyn , het geene van groot gewigt is voor de genezing, die plaats, waaruit de etter gevallen is, is verzwooren ; edoch het is §. 207. 208. 200. beweezen , dat al het geene de aaneenhegting belette , door Derde Deel. Iiiiiiii dus-  i352 DE ETTERBORST. dusdanige zachtaardige etter word afgefcheiden ; en dus is 'erzeer groote hoop , dat die verzwoore plaats in korten tyd tot de hoedanigheid van een zuivere wond wederom gebragt zal worden, en dus aan een gehegt. Hippocrates, die zo naauwkeurig \b geweest in de leering van de tekenen , heeft uit de enkele eigenfehappen der etter, de genezing of de dood voorzegt, gelyk ik byeen andere gelegendheid §. 895. heb aangetekend, hy fchryft aldus {d . : wanneer de verzzvorene gebrand of gefneden worden,., indien de etter zuiver en wit uitvloeit, omkomen zy, indien bloederig en flykerig, en ftinkende, fterven zy. wat de veranderde couleur van het fondeer yzer door de etter betekend, zal in het volgende Hoofddeel gezegd worden. Maar alhoewel de goede etter een zagtaartig vocht is, kan zy nochtans nimmer wederom gelyk gemaakt worden aan de gezonde fappen, maar moet uit het lichaam geleid worden , zal de zieke genezen: wanneer dierhalve iets van de etter wederom zal opgezogen zyn geweest, en met het bloed vermengd door de vaten van het lichaam vloeid, zaUy fcherper worden , door een ongewone prikkeling de koorts verwekken (ziet § 586.2.), en dorst (ziet §. 636.), zal ten laatften het bloed bederven , alle de lichaams werkingen verftoren , en de ontbonde fappen zullen door een verrotte buikloop uit het lichaam gaan, met een byna altyd dodelyke uitkomst , gelyk §. 1188. gezegd geweest is. indien dierhalve alle deeze kwade tekenen afwezend zyn , weten Wy „ dat 'er noch geen etterachtige kwaadfappigheid in het bloed aanwezende is , en zo een lichte koorts en een weinig dorst zich verwonen, maar deeze terftond door dë ontlasting der etter verminderen, en fchielyk ophouden , is 'er de beste hoop tot de genezing, want als dan is 'er wel iets van de etter opgezogen , ge- (V) Aphor. 44?. Secl. %. Charter. Tom, IX. pag. 315V  S.H9». DE ETTERBORST. i353 geweest, maar zal gemakkelyk door die afkookzels der wondSeind^middelen^ in 't vorige Hoofddeel aangeprezen uitïrfboSS kunnen worden , en het etterachtig voedzel uitgeleid Ivnde zal diergelyke befmetting niet meer aan het bloed worden me'degedeeld§ dit heeft Calius Aurelianus zeer wel aangetekend M , zeggende: maar gewoonlyk, het zym f gemeen, het Jende Grieken overal gemeen noemen, van alle verzweeringen, feTrypen wy dat het tot heil zal gedyën van de geene die door dtzthe aangedaan worden, indien naar de uitbarjlmg de koortfen cTeheuden hebben, en noch fchielyker , f den zelfden dag: de tf van gelyken wykende, en met een volmaakte eetlust: van getien Zn matige engebonde afgang; ook de witheid van de etter, en van dezelfde couleur verfchynende. a^MU Maar indien de koorts , de etter uitgeleid zynde , dezelfde blvft nochte de geheelheid van de lichaams werkingen wederom ïeerd' ï"dan weten wy, dat al het bloed reeds ontaard is m Lnon'verbeterlyke koppigheid, en dat de zieke zal derven inmsfchen nochtans, gebeurd dit zelden or ooit, wanneer de uitgeleide etter een goede hoedanigheid heett. Maar de lucht word belet in de borst te komen , zo veel het m0oïvk is want zo lang de geheele hoeveelheid van de etter noch met geledigt is, is het onmooglyk , dat men alle de lucht kan afwenden onder het verbinden van de wond ; maar als dan draaa men zorg, dat de lucht warm genoeg zy , op dat de int wanden de ongewone koude niet gevoelen maar op wat wyze SS de volkom? ontlediging van de etter, de lucht moet uit de oor t 'efloten worden, en welke voorzorgen als dan vereischt worfenTop dat zy op nieuw niet in de borst komen kan , urn de genezing van de borstwonden by de hier aangehaalde getallen gezegd worden. (O Morbor. Chronicor. Lib. V, Cap. X. pag. 59°ïiiiiiii 2  i354 DE ETTERBORST. §.1193; v- Tndien de etter bruin, bloedwaterig, met * vezels vermengd, ftinkende het fondeer yzer gelyk als vuur verwende, bloederig, op eenmaal geheel uitvloeiende, voor den dag komt, is 't hoogfte gevaar aanwezende, en de dood of de teeringh. Alhier worden de tekenen van een gezonde etter tot bloederige etter of water ontaarteisde, opgenoemd: maar aangezien de etter als dan altyd tevens fcherper word, worden de deelen welke zy befpoeld uitgeknaagt, en de vaste deelen zelve, zwemmen in de uitgeleide etter als of het vezels waren , en zy geven een zeker teken, dat de geheelheid der ingewanden gekwetst is, en dat 'er dus weinig hoop overig is, aangezien de nu reeds begonne verrotting door de bykomende lucht zeer fchielyk word vermeerderd, maar de ftank geeft eenallerkwaadst teken, aangezien goede etter geheel zonder reuk is, en een teken, van een reeds aanwezende zwaare verrotting, maar men neemt waar, dat de fondeer yzer, vooral de zilvere, met de onderfcheide couleuren der regenboog worden geverwd, hoedanig zy ook gewoonlyk door het vuur bekomen, indien zy in de verrottende, of reeds verrot zynde vochten, gedoopt worden, ik heb eenige maaien gezien, dat de lang in de wateropftopping wederhoude pis , en die nu reeds byna verrot was, dezilvereblaaspeilder, lano-s welke zy uitgeloost wierd, met zodanige couleur befmet heeft, dit alles had Hippocrates aangetekend (f), zeggende: de geene, by welke wanneer hun de borst doorboord word, de etter zzvaarrlekende en Jlykerig voor den dag komt, jierven meestentyds. by welke het fondeer yzer door de etter gelyk als door het vuur gevervod word, vergaan meestal. indien de etter bloederig is, word zulks van gelyken voor een kwaad voorteken gehouden; om dat daar uit befloten word , dat de (f) Coac. Pranot, 405.410. Charter. Tom. VIII. pag. 876»  S 1193- DE ETTERBORST. 1355 de uitgeknaagde vaten het bloed hebben uitgedrupt, en met de etter vermengd hebben, men moet nochtans intusfehen dit opmerken, dat het bloed met de etter te voorfchyn komende, als dan alleenlyk maar een kwaad teken geeft, wanneer het evenredig met dezelve vermengd is, maar niet, wanneer 'er eenige bloederige ftreepen in de etter gezien worden, want wanneer de etter door de opening van de borst uitgaat, rolt zy voor by de lippen va de versch gemaakte wond, en brengt lichtelyk iets bloederigs met zich. dit komt zo menigwerf te vooren , wanneer de zweeren in de uitwendige deelen van het lichaam zittende , met het lancet geopend worden; want de doorgefnede vaten van het vel vermengen het bloed met de uitfpringende etter , maar niet evenredig, aangezien het bloed, uit de vaten gevallen, terftond verftyfd; hier door word het ftreepsgewyze door de etter verfpreid. waar uit de reede begrepen word , waarom Hippocrates (g) gezegd heeft, ter plaatfe, alwaar hy over de etterborst handeld : maar het teken of hy zal genezen , indien de etter wit en zuiver is , en 'er bloedvczelen in dezelve zyn , geneest hy mees t entyds. Maar van te voren is reeds gewaarfchouwd geweest, dat de fchielyke en volkome uitleiding der etter gevaarlyk is. indien dierhalve de etter, in de borst begreepen, ten eenemale kwade . hoedanigheden heeft, is 'er een haastige dood , van de fchielyk vermeerderde verrotting, door de toelating van de lucht, te verwagten ; of door dien de longh verteerd is een ongeneeslyke teering, wel langzaam, maar nochtans zekerde dood aanbrengende. In 't vorige Hoofddeel zyn al de goede tekenen opgenoemd geweest, welke indien zy alle aanwezende zyn, is 'er groote hoop, dat de zieke zal herfteld worden, in tegendeel, indien alle de tekenen, in dit Hoofddeel opgenoemd, verfchynen. maar het gebeurd fomtyds dat 'er eenige goede, en eenige kwaade tekenen aanwezende zyn , als dan zal de uitkomst twyffelachtig zyn ; noch- (g) De Morbis Lib. II. Cap. XVI. pag. 569. Iiiiiiii 3 *  i5$6 DE ETTERBORST. §.1193.1194; nochte als dan kan men met zekerheid de herftelling voorzegen nochte daarom moet men eventwel wanhopen. Brunerus(h)' verhaald een geval, dat hy in drie dagen tyds uit de borst van een etterborftige, twaalf ponden bruinachtige etter uitgeloost heeft • en dus was reeds de etter van derzelver goede inborst ontaart ' maar had nochtans de borst-ingewanden noch niet befproeid welke fchynen geheel gebleven te zyn : hierom is 'er geen toeval boven op gekomen, en hy heeft reeds de vyfde dag naar de verrichting begonnen honger te krygen, hy heeft de pols, en voornamentlyk de ademhaling, vryer gehad , heeft des nagts geflapen, heeft de pis, aan de gezonde gelyk zynde, geloost, en is byna tot een wonderwerk herfteld. daarom voegt Hippocrates (i\ naar dat hy de goede en kwade tekenen der veretterde opgenoemd had, 'er by : maar by zvelke eenige van de te voren gezegde zyn gekomen, eenige niet, van deeze Jierven eenige , andere blyven langen tyd in 't leven. §. 1104.. Todien het middenfchot uitgeëeten is, de 1 borst geopend zynde, ontftaat 'er dikwils een fchielyke verftikking. De etter is in zodanig geval ofte in zo groote hoeveelheid in de borst geweest, dat zy door haare drukking het middenfchot verfcheurd heeft, ofte zo fcherp, dat zy door uitteknagen zich een weg na de andere holligheid van de borst gebaand heeft; hier door worden beide de longen gedrukt, en het gevaar van te verflikken is naby. maar wanneer de borst in zodanig geval doorboort word, is het te vreezen, dat de lucht, eenige hoeveelheid etters uitgeftort zynde, vryelyk , in beide de holligheden van de borst dringt, en aldus de'ademhaling belette, men vcrgelyke hier meede het geene, §. 170. gevonden word by het vierde getal 00 Glandul. Duod. feu pancreas fecundar. Cap. IV. pag. 84. CO Coac. Pramot. No. 402. Charter. Tom. VIII. pag. 876*  S.iiSH.ïTStf- DE ETTERBORST. 1357 tal van de wyde wonden, beide de bolligheden van de borst, met toelating van de lucht, doorbooren ie. maar het blykt genoegzaam, dat dit naauwiyks kan gebeuren, ten zy de etterborst reeds verouderd is, en de etter een hooge trap van fcherpte heeft verkregen. (5 110 f. Tndien de etterborst verouderd. de krachten, 1 vervallen zyn, het hair reeds uitvalt, en verfmeltende buikloop reeds aanwezende is , het lichaam nitteerd, verhaast de borstopening gewoonlyK de dood. Want wy weten zeker uit deeze tekenen , dat de etter reeds fcherp is Geworden, het bloed door een verrotte kwaadfappigheid bedurven, een volkome uitteering aanwezende is : en dus moet dusdanige zieke als dan aan zyn noodlot overgelaten worden en de verachtende geneeswvze heeft als dan alleenlyk maar plaats want indien de borst geopend word, vloeit de uitgeteerde longh, die noch door de vergaderde etter onderfteund wierd, terftond weg, en de zieken fterven ten eerden, en dus ondergaat deeze nuttige verrichting , verachting , en de goede naam van den Geneesheer word deerlyk gebrandmerkt, dewyl men in 't geloof p-eraakt, dat hy de zieke, die niet behouden kon worden,, vermoord heeft.. EINDE VAN HET DERDE DEEL. LYST  LYST DER HOOFDDEELEN van het DERDE DEEL. Het Zydewée. i De Bastaard Rauzende Koorts. . . . De Ontfiekitig der Lever en Veelvuldige Gheelzugt. . 160 De Ontfteking der Maagh. . . . .2.86 De Ontfteking der Darmen. . ■ . . 315 De Sprouw. .... . g8g 't Graveel. . . ■ . . . ^0 De Beroerte. . '. . " . . , De Zinvang. . ; . . . ^ 17 De Diepe Slaapzucht. . C4.0 Van de Langduurige Ziektens. • . . 651 De Lammigheid. . ... . 690 De Vallende Ziektens. . . . 7-^ De Droefgeestigheid. . . . ... 907 De Dolligheid. . ..... j 026 De PIonds-Dolligheid. .... ic'57 De Scheurbuik. . . . . . 1166 De Ongedaantheid. . . . . . .1258 Dz Etterborst . . 1316 BERICT aan den BINDER. Als dit Deel, beftaande uit Agt Stukjes , ingebonden word, moeten alle Agt de Tytels voor ieder Stukje weg gelaten worden , en de Roode Tytel , Derde Deel Eerfte Stuk , voor de Voorreede aan de Weetgierige Leezer , geplaatst worden ; en de Tytel, Derde Deel Tweede Stuk, voor pagina 657.