01 1124 9263 UB AMSTERDAM  VERKLAARINGEN KORTE STELLINGEN HERMAN BOERHAAVE, In zyn Ed. Leeven Hoogleeraar in de Medicyne, in de Academie te Leyden , &c. OVER DE KENNIS EN GENEEZING DER ZIEKTENS. GERARD BARON van S WIE TEN. Raad'en Eerfte Lyf- Arts van Haare Keizerlyke Majcfleiten, &c, &tr Uit het Latyn Vertaald , DOOR B. J Ü R R N S, Med. Doel. VIERDE DEEL, TWEEDE STUK. Te AMSTERDAM, By F. J. vam TETROODE, Boekvefkeopey. "■Mi' i —» M D C C X C I.   'T VOETEUVEL. f35 naderhand tot de elleboog heeft uitgeftrekt, en naar vier dagen beide de voeten heeft bezet; maar de hevige en zeer woedende pyneu hebben geduurende zeven dagen en nachten voortgeduurt. waat uit blykt, dat het voeteuvel, offchoon het redelyk lang ftil is geweest, nochtans door verandering van voedzel, een vry ftraffe aanval voort heeft gebragt. die allerbeste Geneesheer, heeft, uit dit alles opgemerkt hebbende, befloten : dat het voedzel van groentens zo zeer niet door zich zelve voed, en verflerkt, als zvel vermengd met dierlyke fpys , en dus de dierlyke fpys_ niet alleen fomtyds nuttig, maar zelfs ten eenemaal noodzaaklyk is (Q. want de krachten moeten bewaard worden , dewyl zy tot de lichaamsoeffeningen vereischt worden , welke veel toebrengen om de ziekte te boven te komen, gelyk in 't volgende getal zal gezegd worden, het blykt tevens, dat de voeding met planten, de voorafgaande oorzaak van het voeteuvel niet heeft weggenomen , dewyl de fpyze verandert zynde, de ziekte wederom kwam; nochtans fchynt zy de ftof van de ziekte te hebben vermindert, dewyl de aanvallen of ten eenemaal hebben gezweegen, of Iigter min dikwerf, en kortduurender zyn wedergekeerd, of door het'langduurig en hardnekkig gebruik van zodanige voedingswyze ook eindelyk het indrtikzel, by van Helmont voeteuvelig genoemt , zal uitgewischt worden? van te voren zyn ten minfte zodanige voorbeelden aangehaald geweest , welke ons overtuigen , dat fummige volkome geneezen zyn geweest, wanneer zy gedwongen wierden groote armoede te lyden, en door een daag.lykfchen arbeid het fober kostjen te befcharen; het geen byna uit planten alleen beftond. maar men leest ook een voorbeeld (£)van een man , die in een Hinkende kerker gefloten, geduurende negentien jaaren , alleen van brood en water geleeft heeft, en naderhand gezond, en van het voeteuvel, waar van hy van te voren deerlyk had geleden, bevryd is geweest. Men zal ze zeldzaam vinden, die deeze levenswyze geduu. ren- (O De Calculo & Podag. &c. r;ag« 222. (F) Ramazzin. oper. pag. 478» Vierde Deel. Aaaaa,  736 'T VOETEUVEL, § 1275 rende verfcheide jaarcn kunnen, of willen verdragen, en dewyl de meeste voeteuvelige lekker geleefd hebben, te veel aan hunne zinlykheid toegevende, zoude dusdanige lchieiyke verandering niet zonder gevaar zyn. waarom DM \l) de geene die dusdanige geneezing zouden willen ondernemen, vooszigtiglykaanraad^ dat zy zulks niet op eenmaal tevens, maar trapsgezvyze doen'- trapsgezvyze alle zveeken de hoeveelheid van dierlyke Jpyt verminderende , zich een tyd van drie maanden gevende, op dat zy , wanneer deeze eindelyk verfir eken zyn, tot de volkome ont"houding van deeze fpyzen komen, waarom hy hun ook heeft aangeraden , die zich van alle dierlyke fpys in deeze ziekte niet ten eenemaal onthouden, dat zy ten minlte deszelfs hoeveelheid veel verminderen, tot dat zy ten laatüen, agt, zes, of ook alleen maar vier oneen dierlyke fpys, het grootfte gedeelte van het gewone voedzel uitmaakt. Waar uit men kan befluiten , dat de plantvoedmg in deezeziekte voordelig is , offchoon de zieke met dezelve alleen niet kan of niet wil leven, ten minfte nam men door 't overvloedig" sebruik van meloenen en andere vruchten, geene de min/te lastigheid waar, by een zieke , die een allerergst voeteuvel had. de geduurige opmerking heeft eerder geleerd, dat door het rechtmatig gebruik van deeze, en na de fmaak afgemeeten, de grootehitte van het bloedfomtyds is gemat igt geweest, gelyk ook de daar van afhangende al te fterke uitzvaasfeming («O- Sydenham, door de ondervinding zo wel in zich zelve, als in andere , geleerd , heeft voorzigtige voedingsregelen voorgefchreven hy waarfehouwt, dat men twee dingen moet vermyden namentlyk een al te gulfig inflokken van fpyzen, het geen de maa^h niet kunnende ten onderbrengen, de raauwigheden, welke hier te vreezen, voort zoude brengen, hy veroordee't tevens een al te ftrenge voedingswyze , welke nadeehg is door dien zy de krachten ontzenuwt (n). maar hoewel hy erkend dat CO De Calculo & Podag. Cap. 22. pag. 279* (m\ Hahn Hift. Podagr. &c. psg. 9. \n) Traftau de Pod. pag. 578» & feq» •J  $. 1*75- 'T VOETEUVEL n? de fpyzen die het gemakkelykst zyn om te verteeren, boven de andere moeten gekozen worden, waarfchouwt hy nochtans zeer wel, dat men aan de fmaak van de zieke moet voldoen; dewyl het zeker is, dat de fpyzen die gretig begeerd worden, fchielyker en beter verteert worden, het blykt dat men hier ook aan de gewoonte iets moet toegeven : maar hier over is van te voren, alwaar over de koortfen gehandeld wierd, overvloedig gefproken geweest, zo intusfchen de zieken trek hebben tot fpyzen die moeüyk zyn te verteeren, moet men deeze alleen maar in kleine hoeveelheid toeftaan. Sydenham beveelt maar een foort van vleesch; dewyl verfcheide foorten van vleesch te gelyk geëeten, de maagh lastiger vallen , dan een eenige, welk deeze alle in hoeveelheid gelyk is. hier by komt tevens, dat de groote verfcheidentheid van fpyzen nodigt om meer te eeten dan men lust, vooral zo de reeds in flaap gezuste honger door fcherpe, zoute fpeceryachtige te famenftelzel, welke de kundige gulzigheid heeft uitgevonden , geprikkeld wierd; waarom zy ook veroordeelt worden in de voedingswyze der voeteuvelige. Hippocrates (o) heeft gezegd : maar de kzvaade voedingszvyze is: en wel ten eerflen, zo iemand meer fpyzen, het zy natte ofdrooge, gebruikt, alshy kan verdragen , en tegen de menigte van fpyzen geene de minfte arbeid tegen/lelt. daar naar zo hy verfcheide en zich onderling niet gelykende fpyzen nuttigt, zvant de ongelyke verivekken ontfleldheid, en fommige voorden fchielyker , andere later gekookt. aangezien dierhalve, gelyk teiftond gezegd zal worden, de arbeid en lichaamsoeffening zo voordetlig zyn in 'tvoeteuvel,moeten zy zo gevoed worden, dat zy de krachten tot deeze nodig hebben ; waarom eene al te zeer'uitgezogte voedingswyze nadeel zoude doen. dat zy dan met een eenvoudige voedingswyze te vreeden zyn , zich onthouden van eene al te groote verfcheidentheid van fpyzen, en alleenlyk maar zo veel eeten, als de honger vereischt. het zal tevens voordeelig zyn, gelyk uit hette vo- 60 Lib. de Flatibus Cap. 3. Charter. Tom. VI. pag. 2.15* Aaaaa a  738 'T VOE.TEÜVE L. S^7$> voren gezegde blykt, zo de groentens en vruchten de hoeveelheid van het dierlijk voedzel te boven gaan. Sydenhamheeü de voeteuvelige geboden, met het middagmaal alleen zich te vergenoegen (p); maar hy raad hun aan, in de plaats van het avondmaal een goede dronk dun bier te nemen (^ïamentlijk zozy aan deeze drank gewoon zullen zijn), met dit doeleinde vooruament-, lijk, om de fteenachtige te famengroeijingen in de nieren voor te komen , waar aan de voeteuvelige door het langduurig leggen, gewoonlijk onderhevig zyn: want de pis, in grooter hoeveelheid, door de dunne drank afgezonden, word alles wat zich in denieren zoude vergaderen, afgefpoelt. De melk, van alle vochtige dingen, welke wy tot fpys gebruiken, het voedzaam/ie (q), heeft een groote naam in degeneezmg van het voeteuvel verkregen, het is een voedzel, dattusfchende plant en dierlijke voeding als in is; zy heeft een zagte olie, die van de overige deelen van de melk afgefcheiden , boter genoemt word; zy bevat een van zelfs zuur wordende wey, en kaas,, welke overige geheel bevrijd, nader aan de dierlijke natuur komt. het is zeker, dat de melk alles in zich bevat, dat tot voedzel. vereischt word ; waarom zy aan eerstgebore kindertjens , en zwakke menfchen , een nuttig en goed voedzel verfchaft. want de gijl is door de krachtdadigheid van de ingewanden en vaten, van een gezond dier, zodanig bewerkt, dat zy nader by komt aan de hoedanigheid van onze fappen. talrijke waarnemingen hebben ons geleerd, dat hergebruik van melk, in 't voeteuvel voordeelig is geweest, en wel zo zeer, dat zy van alle aanval bevrijd zijn geweest, zo lang zy zich met melk voeden, nochtans wischt zy die verborge voorafgaande oorzaak in de voeteuvelige met uit. want deeze melkvoeding is boven alle andere befchutzels voordeelig geweest ; zo lang zy geen.ftroo breed van dezelve zijn af «eweeken. maar zo dra de geene die zich deeze tot een gewoonte had pemaakt , zich tot de voedingswyze der gezonde begeeft, hoe b . zagt O) In loco modo citato. © Varro de re Ruftica Lib. 2. Cap. XI- pag. 302,  S.1175. 'T VOETEUVEL. n9 zagt zy ook moge zijn, begeven heeft, heeft het voeteuvel, haastelijk wedergekeerd, de zieke veel erger dan van te voren geplaagt (r). want het fchijflt , de krachtdadigheid van de gijlmakende ingewanden, door deeze zagte en maar een ligte werking der ingewanden vereifchende melkvoeding, zodanig ontzenuwt word , dat zy naderhand, waaneer zy tut de aan gezonde mëlifchen 'gewone fpijzen wederkeeren, vastere fpijzen niet ten onder kunnen brengen, en dus de ftof van het voeteuveltoeneemt; gelijk 5. 1265. heeft gebleken, want weinige zijn ftandvastig van gemoed genoeg , om de melkvoeding geduurende hun gantfche leven te onderhouden; ja ofichoon zy wilden, ontftaan 'er fomtyds zodanige afkeer van de melk, dat zy tegen dank gedwongen zijn de melk achter te laten; het geen ik fomwijlen heb gezien , en Sy denham (j) zeer wel aangetekent heeft, waarom de zeer vermaarde Mead (f) waarfchouwt, dat de geene die reeds in jaaren gevordert zijn, en reeds langen tijd met het voeteuvel gekweld zijn geweest, die voedingswijze met melk en groentens niet zouden ondernemen : want hy heeft opgemerkt; dat by deeze, zo zy niet ten eenemaal door de ziekte worden aangetast, de borstingetvanden in plaats van de geivrichten aangedaan worden,. en de beenen daarenboven van fterkte berooft zynde, brengen zy dikwils het overfchot huns levens ellendig door. maar jongere, die twee of drie maal een aanval hebben gehad, kunnen iet diergelyk beproeven, zo hy gelooft, maar hy raad het vooral aan die geene , by wien de ziekte een overerving in het geflacht is. nochtans beveelt hy ook deeze, geene al te ftrenge melkvoeding aan : want hy gebied, dat zy zich ten eenemaal van wijn en bier onthouden , en de dorst alleen met water lesfehen, zich met faladen en tuinvruchten voeden : hy heeft eventwel toegeftaan eens op een dag met teder vleesch, fomtyds ook rivier yisfehen te gebruiken, om de honger te ftillen (want de geene die water drinken zyn gewoonlijk hongerig), hy kend 'er fommige, die door zo- (f) Sydenh. Traftat. de Podagr. pag. 579. Cö Ibidem pag. 580. CO Monit. & Prascep. Med. pag. 20a. Aaaaa 3  74o 'T VOETEUVEL. §.1275. zodanige levenswijze van het voeteuvel verlost zynde, tot een kuodige en aangename ouderdom zijn opgeklommen Ik heb ook diergelijke uitwerkingen van dusdanige mat «ge voedingswijre oeziel, zo dat zy binnen twee of drie jaaren , of geheel met, of alleen maar door een zeer ligte aanval aangetast wierden Coste heeft diergelijke voedingswijze aangeprezen («) en heeft des•yrlfs nut in zijne eigene ziekte ondervonden. Maar hoewel zeer veel fchrijvers het water alleen tot drank aanbeveèlen aan de voeteuvelige, ftellen nochtans alle deeze ftreno-e wet niet, offchoon zy eenparig hier in overeenkomen, dar zy Sa, fob™ leven moeten leiden, willen zy op de verhgting der ^SS^SSSjk naar een onmatig wijn zwelgen in deeze ziekte vervallen.; de, zo zy op eenmaal tevens tot het water drinken doordeelt worden /blijven gemeenlijk niet lang daar mar in *t leven, gelyk Sydenham zeer wel gewaarfenouwt heeft Z\ waarom offchoon h/vastfteld dat de wijn het voeteuvel nadéliiis , en zegd; aangezien de gantfche zelffandigheid van het lichaam als in voeteuvel ontaart is, zal de geene die zich metten eenemaal van gegeste drank, hoe zagt en dun ook, onthoud, minder dat hy wicht voortgaan in de ziekte ten onder te brengen; hv nochtans erkend heeft? dat hier voorzichtigheid nodig; is, op dat door een zo fchielijke verandering groote fchade ontfta. de ; ene die van hunne jeugd af zich het water drinken gewoon hebgengemaakt, verdraagen hetzelve gemakkelijker dan andere, daarom heeft Sydenham?(*) gezegd : zuiver ongekookt water, houTik vol Laarlyk, en heb het tot myn fchade' ondervonden. d Jïron heeft hy voor gewone drank, als zijnde de beste, die d ito gepreezen , zvelke nochte tot de kracht van de wijn oPfSnen , nochte de/lafheid van het water bezitten want aangeSv de voeteuvelige aanprees , veel dunne drank te drinken, d zy van het fteenachtig graveel zouden bevrijd blijven, SLom raade hy hun, in plaats van het avondmaal, veel tednn- (a) Traité Pratique fur la Goute pag. 86. & feq. 00 Tradat. de Pogadr. pag. 582. 00 Ibidem pag. 583»  J.1275-' 'T VOETEUVEL. 741 ken, gelvk van te voren gezegd is geweest. ma*r aangezien hem zeer wel bekend was , dat veel water drinken niet ligtelyk van de geene die zulks niet gewoon zyn, kan verdraagen worden, heeft by zodanige dranken in de piaats gefield, -welke nochte in zeer groote hoeveelheid gedronken, kunnen dronken maaken, nochte door hunne koude de maagh kwetzen Cy). men zal tot dit einde dun bier, of wijn met veel water vermengd, kunnen gebruiken: maar hier moet men de gewoonte in 't oog houden, na mate iemand aan deeze of geene drank gewoon is. 'er zyn bieren, die naar de volbragte gesting de goeden reuk van wyn hebben, door de nederdrupping een brandende geest vertonen, en allerergst dronken maaken: dusdanige'bieren zouden de voeteuvelige befchadtgen. maar hier word gehandelt over bier, dat aangenaam van fmaak, alle vuiligheid afgezet hebbende, helder is, en in 't geheel niet dronken maakt; ik heb waargenomen dat diergelyk bier nimmer de voeteuvelige benadeelt heeft, vooral zo zy van te voren aan deeze drank gewoon zyn geweest, fonimige hebben het bier van tarwe bereid, gepreezen; andere hebben dat, van garst of haver bereid, de voorkeur gegeven, in onderfcheidelanden brouwt men gewoonlyk onderfcheide foorten, en neemt geen groot onderfcheid in de heilzame uitwerking waar, zo zy maar dun, zagt, helder zyn, cn geen dronkenmaakende kracht bezitten, zo dat zy veiliglyk en wel in groote hoeveelheid kunnen gebruikt worden. Hippocrates heeft vooral aan de zieken een gerftenkoeldrank , als de heilzaamfte aangepreezen. het meel van de gerst, naar dat de gerst heeft beginnen te fchieten , uitoedroogt zynde, word in heet kokend water gegooit, dit ingietzel word zagtjens gekookt , in vaten gefloten, van de gest gezuivert, en word bier genoemt. Maar wanneer het voeteuvel eventwel veroudert was, alsdan heeft Sydenham aangeraden, dat zy zich van wyn en bier ten eenemaal zouden onthouden , en een geduurige drank zouden gebruiken , uit de wortelen van zalszapari!, china, fasfephrashout, zoethout enz.: volgens deeze regel kunnen verfcheide ande- Tra&at. de Podagr. pag. 582.  74a 'T VOETEUVEL. $.1275. dere diergelyke geduurige dranken bereid worden, die alle hier in overeenkomen, dat 'er by veel water een zagte fpecery word credaan. hy raad tevens aan, dat de zieken dusdanige drank naar het eindigen van de aanval beginnen te drinken en daar op geduurende hun geheele leven voortgaan dezelve te gebruiken (V). hy verhoopte tevens van diergelyke drank dit gemak, dat namen tlyk-de kleine misdagen in de overige levenswyze begaan, de zieken minder nadeel zouden doen, dan wanneer zy wyn of bier o-ebruikten : maar offchoon diergelyke dranken de zieken niet zeer behagen in den beginne, nochtans wouUn zy dezelve alienoskens zodanig gewoon, dat zy hun ten eenemaal behagen. Maar wanneer de kwyning dermaagh, het gebruin van wyn vereischt , kan men op 't einde van 't middagmaal een weinigje s-oede, zagte wyn toeftaan, als is de Spaanfche, Tockaaijer wyn, of een andere aan deeze gelyk. § Al het ceene reeds gezegd is geweest, heeft voornamentIvk'tot doeleinde, dat uit de genuttigde fpys en drank, door de werking van de gylmaakende ingewanden , goede gyl gemaakt worde ; welke nochtans een vocht is, no^ ten eenemaal onderfcheide'van het bloed, en ver af is van de volmaaktheid van dat arleruitgewerktst vocht, dat door de kleinfte vaten vloeijen moet, er*vanbwelkers gebrek, gelyk §. 1262 1263. 1265. is gezegd peweest het voeteuvel cleszelfs oorfprong trekt, maur in de natuurlYke'befchryving van het menfchelyk lichaam word beweezen dat de gyl, door de omvoering met het bloed door de ingewanden en vaten, en voornamentlyk door de werking der longen zodanig verandert word, dat zy volkome aan onze gezonde fappen gelyk word. . ' • , _ . , Maar wanneer de fpieren in de hchaamsoeffeningen bewogen worden , word de beweeging van het aderlijk bloed verhaasr, hier" door trekt het hart zich fterker en dikwerviger toe, gelijk ook de flagaders, de ademhaling word van gelyke vermeerdert, en dus werken alle de krachten die de gijl aan de gezonde lappen ge- 0) Ibidem pag. 585;  $. ÏH7S- 'T VOETEUVEL. 743 celvk maaken , op de zelfde tyd meer, dan in een rustend mensen, alle de afzonderingen en uitwerpingen worden voortgezet • en dus word alles tot de beste gezondheid bereid, dit is de reede waarom de Genecsheeren niet alleen in het voeteuvel, maar ook in de andere langduurige ziektens de heilzame lichaams beweging zo zeer pryzen. nochte de lichaams beweging doet alleen voordeel aan de bloedwording, maar ook aan de gylwordins wanneer de hangende buikingewanden aldus bewogen worden overhand door het middenrift en de buikfpieren gedrukt worden, worden de afzonderingen van het maag, alvleischkher darm fan en dat van beide gallen vermeerderd, waarom demenfchen die'zich daaclyksch door hard werken oeffenen , alle fpyzen die men hun voorzet eeten, en zeer gemakkelyk verteeren, terwvl de geene die door een zagte ledigheid vadzig zyn , oolc doo/de ligtst te verteere fpyzen benaauwt worden, en door de winden geduurig lastig gevallen, nochtans is het niet genoeg het lichaam mettusfehenpozen te beweegen, de oeflening moetdaaglvksch zyn, dewyl zy geftadig nodig is. Maar aangezien het voeteuvel meestentyd de hoogbejaarde menfchen gewoon zyn te kwellen, moeten zy de lomigheid der ouderdom tegengaan, zo zy verlichting willen gevoelen, want ten zv dat zy dit moediglyk beproeven , zullen de gewrichten zo door de ouderdom als de ziekte ftyf en tot alle beweeging onbekwaam worden, en Sydenham heeft de hoogbejaarde voeteuvelige vermaant (V). dat 'er niets minder te verhopen is , dan dat % ziekte zonder oefening immer tefTonder worde gebragt. want aangezien de ziekte de natuur in krachten te boven gaat, jierven zydikzoils door kwyning en droefgeestigheid, welke de hoeveelheid van het voedzel der ziekte, zich tegen de koking kantende , aanbrengt, en door deeze onkookbare ftof, welke in geenen deele kan eefok gemaakt worden, zvorden zy als door vergif om 't leven ge■ trapt maar zullen deeze lichaams oeffeningen daaglyksch te werk 6 • wor- O) Tradat. de Podag. pag. 596. Vierde Deel. Bbbbb  744 'T VOETEUVEL. 5.1275. worden geftelt, moeten zy aan de krachten en jaaren geëvenredigtzyn, op dat zy door eene te groote yermoeitheid niet en verzwakken, waaiom het te paard ryden voor alles word aaugepreezen, om dat het de geene die het gewoon zyn, minder vermoeit, en de werking van de long op het bloed vermeerderd : maar vooral is het voordelig, zo het in de opene lugt word gedaan, waar over van te voren §. 1210. is gefproken geweest, maar zo het paardryden geen plaats kan hebben , kan men in deszelfs plaats het ryden op een wagen ftellen , offchoon het minder voordeel doet. buiten en behalven deeze , komt de beweeging der deelen, welke van te voren pyn hebben gedaan, de verjftyving der gewrichten voor, het geene een gemeenzame kwaal is in het verouderde voeteuvel, en zeer moeilyk te genéezen. waarom Aurelianus (b) het volgende waarfchouwt : edoch het is goed voor de jichtige, hun wasch zagt te kneeden te geeven niet de vingeren, of'busfeitjens vast te houden , welke de vjorfielaars «Arijp**? noemen, eerst wasfche of houte, met een zveinig loot 'er in gefmolten, om met de handen te beweegen , dan vervolgens na mate de vordering zwaardere enz.: dierhalve gefchied dan eerst het dragen na mate van de krachten, dan naderhand het zuandelen op een zagte gelyke grond, met by voeging van de flem met befmeering van het lichaam, hier uit blykt, dat hy op deeze wyze voorzien heeft aan de ftyfheidder gewrigten, daar hy voor vreesde door een al te veel rusten , en tevens by de wandeling , de oeffening van de ftem gevoegd heeft, op dat de werking van de long vermeerderd zoude worden, men begrypt tevens , dat hy deeze proeven begonnen heeft, wanneer de aanval noch niet geheel ten einde was, maar'er noch eenige, hoe wel ligte pyn aanwezende was. want hy begint van de allerzagtfte beweging af, en wanneer de wandeling beproeft word , gebied hy een zagte grond, en hy wilde dat de voeten van fchoenen bevryd zyn, op dat de beweging te lichter verdragen kan worden, dit bevestigt ook Aigineta (c), die êv txU -k^^oClg, namentlyk de pyn vermin- O) Lib. V. Cap. II. pag. 561. CO Lib. III. Cap. LXXVIII. pag. 58.  $: 1^75. T VOETEUVEL. 745 minderd zynde, nochtans noch niet ten eenemaal te niet zijnde, de oefeningen in wryvingen, vooral van de gewrigten , heeft aangeraden; en het word door de waarnemingen van Sydenham bevestigt, die de voeteuvelige aandrong om de beweging te beproeven , offchoon de gewrichten noch zeer deeden , gelijk van te voren is gezegd geweest. Edoch het vvryven is van groot nut, zo het die deelen toegevoegd word, welke gewoonlyk in de aanval van het voeteuvel pijn doen : wy hebben meer dan eens over de groote krachtdadigheid van het wryven , om de verftoppingen los te maaken , gefproken, in het Hoofddeel van de verftopping, en alwaar over de kneuzing gehandeld wierd, gelijk ook op andere plaatfen. ik ben zeker, door verfcheide proefondervindingen, dat 'er altijd een °roote verlichting gevolgd is, wanneer ik heb kunnen verkrygen , dat het zelve 'smorgens en 's avonds gedaan wierd , vooral op de voeten, welke de ziekte het meest aantast, op dat de eenvouwdigheid van het middel geen verachting zoude baren, heb ik geboden wolle lappen met eenige fpeceryachtige rook te laten doortrekken, of ook heb ik eenige zagte zalve tevens te werk geftelt; nochtans heb ik u, om de waarheid te bekennen , dezelfde uitwerking van de enkele wryving gezien, zo zy daaglijksch 's morgens en 'savond , geduurende een kwartier uurs te werk eefteld wierd. want aldus worden de deelen verfterkt, en alles wat hier van de ziekteftof zich begon te vergaderen of vast te zetten, word verfpreid. Aëtius heeft de wryvingen ten hoogfte aanbevolen, als het beste voorbehoedend middel tegen het voeteuvel (d > , en hy heeft geboden het zelve te werk te ftellen, wel niet ten tyde der ontfteking , en wanneer de pynen voor de deur flaan, maar vjanneer deeze verminderen, want hy verhaald de volgende heilzame uitwerkingen : want by alle die op deeze wyze gewreven worden , word de inwendige warmte vermeerderd, en het geen buitennatuurlyk is word verdreven , en de vuiligheden worden verteerd, en de aangedane ledematen worden fier- 00 Serm. XII. Cap. XXI» pag. 314. Bbbbb 2,  ne 9T VOETEUVEL. flerker, en worden tegen de aandoening gevestigd, en worden in geenen deele aan dezelve onderhevig gemaakt, vooral zo zy alle dagen , geduurende hun gantfche leven, naarfliglyk des morgens en 's avonds, wanneer de pynen , gelyk gezegd is geweest, verminderen, dit behoedmiddel gebruiken, maar Aëtius befmeerdede plaatièn welke gewreven moesten worden met olie en zeer fyn geliampt zout; maar, gelijk ik reeds gezegd heb, ik geloof, dat deeze zeer goede uitwerking aan de vvryving alleen toetefchryven is. ik had dit voorbehoedend middel aan een voeteuvelige aangeraden, die daar op des morgens en 'savonds de voeten fterk metdeonderkousfen wreef, wanneer hy dezelve aan- en uittrok, en hier eindelijk zodanig aan gewoon wierd, dat hy deeze wryvingen, zonder byna 'er op te denken, en gelijk als dooreen werktuiglyke beweging, zo lang hy leefde, volbragt: maar offchoon hy de voedingswyze maar flappelyk onderhield, fomtijds zyne zinnelijkheid toegevende, alleenlijk maar door ligte , en door lange tusfchenpozingen van elkander afgefcheide aanvallen gekweld is geweest, en een buigzame vlugheid der ledematen behouden heeft; en dus heeft hy gemakkelyk het lichaam kunnen oeffenen. Philagrius heeft vertrouwlijk durven zeggen (e), dat de enkele voryvingen voor deeze genoegzaam zyn, die zelfs zich fierk in de voedingswyze te buiten gaan. Nochtans mag men veel meer verhopen, zo tevens een behoorlyke levensregel word in acht genomen, waar van gefprokeh is peweest. *. Het blijkt uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van' het menfchelijk lichaam (f) , dat de beweging van de flagaders, aders en het hart, in de flaap fterk er, langzamer, gelykvormiger word, terwyl de ademhaling tevens dieper , fterker , trager en evenrediger is : maar door deeze word het bloed die volmaaktheid aangebragt, welke vereïscht werd tot een zeer goede koking, terwyl de beweging der fappen radder word door de bloedvaten naby 'het hart, langzamer door de zydelingfche ea (O Ibidem» 00 Boerhaave Inft. Med, §♦ 590,  §. 1275. ' T VOETEUVEL; 7A7 en ver van het hart afgelegene vaten, edoch het is zeker, dat de gelijkmaking van het ongekookte in de groote vaten gefchied , en dat de gyl in dezelve"zo volmaakt word, dat zy ten eenemaal de hoedanigheid van onze fappen verfcrygf. aangezien dierhalve de werking" van het hart en van de groote vaten in de flaap vermeerderd word, en de kracht der ademhaling tevens aangroeit, zal in deeze tyd de allerkrachtdadigfte verandering van her ongekookte in gekookt geleideden, en dus de volkomenfte gelijkmaking; van welkers gebrek §. 1265. bewezen is , de naaste oorzaak van het voeteuvel afhanglijk te zijn. maar van te voren zijn het al te veel waken en de brasferyen onder de oorzaken van het voeteuvel opgenoemt geweest; waar uit blijkt, hoe veel voordeel de flaap aan de voeteuvelige toebrengt, daar zy tevens het lichaam verfrischt, en krachten geeft, om de daaglykfche lichaamsoeffeningen te kunnen doorftaan. daarom waarfchouwt Sydenham de voeteuvelige zorgvuldiglyk , dat zy vroeg ^te bedde zoude gaan ,. en met den dageraad wederom opreizen (g). want offchoon men even lang flaapt, nochtans is 'er groot onderfcheid in de uitwerking, zo iemand zich vroeg te ruste begeeven , en zeven of agt uuren geflapen heeft, dan wel dat hy tot laat in de nagt gewerkt heeft, en daar op een gedeelte van den dag met flapen heeft overgebragt. dit worden zelfs gezonde en fterkemenfchen gewaar, wanneer zy in den vastenavonds tijd de nagt met danfen en de dag met flapen doorbrengen, want offchoon zy meer dan na gewoonte geflapen zullen hebben , nochtans ftaan zy uit deeze lange flaap, vermoeit, dof, naauwlijks bekwaam om hunne zaken te verrichten, op. Maar aangezien het voeteuvel zo menigmaal ook geleerde menfehen, en de grootfte mannen, die het gemeenebest beftieren, aantast, moet men hun waarfchouwen , dat zy de morgen alleenlyk maar befteeden tot het verrichten van zwaare zaken, nochtans op deeze wyze , dat zy een paar uuren overig; ig) Traftat. de Podagr. pag. 587- Bbbbb 3  748 ' T VOETEUVEL. §. 1275. rig hebben voor het middagmaal om het lichaam te oeffenen. de namiddag uuren aan wandelen, na buiten gaan, enz., belteden , of met aangename vriendelyke zamenfpraken doorbrengen : des avonds in 't geheel niets doen , dat een gefpanne geest vereischt. Ik heb, door deeze levenswyze naauwkeung na te Komen, een verouderd voeteuvel zo zagtaartig zien worden , dat het alleenlijk noch aan zich deed gedenken, dooi zeldzame, korte en weinig pynelyke aanvallen, en de zieken de hoogfte trap des ouderdoms verkregen, zeer weinige kunnen langen tyd een ftrenge melk- of plantvoeding, zonder eenige dierlyke fpys verdragen , maar deeze levenswyze vry gemakkelyk. maar wanneer de ziekte noch niet verouderd is , nochte het lichaam door vreeten en zuipen reeds ten eenemaal ontzenuwt, breekt 'er groote hoop, zelfs van een volkome genezing, aan. want de geneeswyze zal aan de eene de volkome gezondheid geven aan andere nu en dan een vermaning van de pyn, op dat niet geêuurig door dezelve onderdrukt worden ^h). Een voorzichtig Geneesheer draage zorg, nier lichtelijk de volkome geneezing te beloven, vooral zo de ziekte ofte langduurig of de zieke reeds hoog bejaard zal zyn. want zo naar diergelvke beloftens de zieken zelfs maar een ligte aanval van pvn"Vevoelen, zu,!en z>' ten eenemaal wreevlig worden, verachten de vermaningen der Geneesheeren, en vallen ten.vollen wederom in hunne vorige levenswyze , geheel wanhopig , dat de ziekte beter zal worden; het geene de Geneesheer nochtans kan beloven, zo de zieken willen waarnemen het geene, dat in dit hoofddeel is aangeprezen geweeet. (70 Cal. Aurelian. Lib- V- Cap. II. pag. 562. §.1276.  5.1276". 'T VOETEUVEL. 749 (5. 1275. npot \ ander f1274.) '1S net gebruik dienJL ftig; 1. van allerlei vlug ZQUt in kleine gifte langen tyd gebruikt;, 'smorgens eer men opftaat, met een ruime dronk van eenig zagt afkookzel, en een zagte uitdrukking van het zweet, of vochtigheid, geduurende een uur. 2. een warme wryving der deelen met droog lynwaat. 3. het gebruik van een weiachtig zuiverend middel, tevens met kwikmiddelen aangezet, endaar omtrent den avond een ftillende opiaat drank by doende. Het heeft §. 1274. gebleken, dat de geneeswyze in 't voeteuvel tweeledig is , waar van het eerfte door een goede voedingswyze, en de vermeerderde kracht der ingewanden, belet, dat de ziekteftof zo gemakkelijk en in zo groote menigte niet in het lichaam kan groeijcn ; van welk alles in het voorige hoofddeel gefproken is geweest, het tweede lid der geneezing moet tot dit doeleinde ingericht worden , om dat ziekelyke , dat zich in het lichaam begint te vergaderen en opgehoopt te worden, veiliglijk uittejagen, eer het een nieuwe aanval voortbrengt; of ten niinfte, zo dit niet terftond volkome verkregen kan worden, de hoeveelheid der ziekteftof zodanig worde verminderd, dat zy maar ligte kwalen veroorzake. Want offchoon alles op 't naauwkeurigfte onderhouden word, dat in 't vorige Hoofddeel is aangepreezen geweest, daarom zal men niet terftond verkrygen, dat de volmaakte gelykmaking van alles volkome herfteld worde ; en dus zal 'er noch eenige ontaarting blyven, voornamentlijk in de fynfte vochten, welke- de uitwerking zyn van de laatfte en volmaakfte bewerking, maar dat ziekelyke ontaartende vloeit met de overige fappen, en wanneer het in hoeveelheid toegenomen heeft, of door 't verblyf verergert is, begint het de werkingen van het lichaam te verftoren, en dus tekenen te geven van een aannaai-  7$0 'T VOETEUVEL. §. rs?tö {taande aanval: gelijk §. ia5£ is gezegd geweest, edoch dat dat Selvke fomtyds uit het lichaam geleid wotd, ten minfte voor eèn, «deelte, blvkt uit het geene, dat J. 12S1. is gezegdwant voor de aanval ftortte de fcherpe flym zich m de keel neder de fcherpe tranen prikkelden de oogen. j mrn. word aanrekent, dat dit fcherpe fomtijds na de darmen trekt, en een roode loop veroorzaakt, uit welk alles blijkt, dat men de uiSeidm"van de voeteuvelige ftof, met de fappen door de vaën vlöeijende, volgens deregels van de kunst kan beproeven. mLr wanneer zy nu ftil ftaat en blyft hangen op de plaatfen, we l e de ziekteftof gewoon is te bezetten, wanneer zy de aanvat verwelt , kan zulks zo veilig niet gefchieden , gelyk §. gewaVrfchouwt is &eW£eSt' wm 0Ver WY §' ' ^Edoch'deezë' uitleiding word op de volgende wyzen be- Aangezien de voeteuvelige ftof in de gewrigten vernaar doorseftane pynen, door de uitwaasfeming uit de l aaïen u tgaat wefke zy gzet had, gelijk J. gezegd is SeS, zal men te recht kunnen verhopen, dat zy langs de fe fde weg uit het lichaam kan gejaagt worden eer dat zy vast zit in de gewrichten, men zie na, het geene §. 1272. ge- V°Maar hefgefchied gewoonlyk op deeze wyze : vyfofzes grei^fvTuz zJt van hertshoorn, of eenig ander d.ergelyk , worden 's morgens naar de flaap toegediend; men dnnke 'er zes of f, oneen ïarmingietzel van fasfaphras hout , van het afkookz JerZf openende wortelen, of diergelyke drank, waar in een weiJL VnVcerv met veel water afgefpoeld, aanwezende is , boven "'g. C iusten een uur of wat in het bedde ; als dan beginnen gewoonlyk met een zagte vochtigheid overftort te worden, Sar door zv in 't minde niet verzwakt worden, maar zich eerIer vH^ef gevoelen, ik heb meestentyds zorg gedragen dat de voetc en knieën weizouden bedekt zyn, en dus heb ik dikwerf  §.ia76. 'T VOETEUVEL. verkregen, dat deeze deelen alleen zweeten, terwyl het overige ïfchaS, minder bedekt, alleenlyk maar zagtjens mtwaasfemde. men saat hier fomtyds twee of drie maanden meede voort, by ander" is dit eens of twee maal 's weeks gedaan, geduurende de santfche tvd dat zy van de aanval zyn bevryd geweest, en dat wel met een aanmerklyke verligting, wanneer tevens ook de gewrichten , welke door de langduungheid van tyd reeds hadden begonnen ftyf te worden, buigzamer wierden. maar op dat de .antfche huid fchoon, en zeer wel uitwaasfemende worde ondernonden , pryst men de baden aan, vooral zo de zieken van een ftvve en d?oge gefteldheid zyn, deeze komen minder te pas by Xoïe flymzSchtige lichaamen , en zodanige ontfangen meer voordeel door 't wryven van 't geheele lichaam. V°ïOver de aanmerkelyko krachtdadigheid der wryvingen in deeze ziekte, is by de letter K van het vorige Hoofddeel gefpro- keïof5rweiachtige zuiverende middelen , welke ook waterafdr?vênde eenoemt worden , zyn zodanige , welke met alleen door haaregi Echt dat geene uitjagen, dat in de holligheid van de darmpyp word bevat," maar ook de fappen ontbinden, en ontbonden zvnde , tot een waterachtige dunheid langs de afgang oXen n geene die kwalyk van de venusziekte geneezen zyn , gelyk naderhand zal gezegd worden hebben de Geneesten menigmaal zodanige zuiverende middelen gebruikt, en Smet die uitwerking, dat door het herhaalde gebruik van deej Te de zieken bleek worden , en zeer uitgeput, want alhoewel seen enkel druppeltjen bloed door de afgang uitgaat, maar alfeenlvk een waterige te famenvloeijing vergaat de levendige en blozende couleur in het aangezicht, welke van het roode Woed het Xn^, het bloed niet ontlast, maar ontbonden zynde. want h bekend! dat het roode gedeelte van het bloed het dikfte van alle is en daarom natuurlyker wyze alleen maar in degroote vaten word VierdeDeel. Ccccc ge-  ?S2 'T VOETEUVEL. §.i2?&. ce^onden. waarom ook diergelyke middelen niet alleen om hunne'zuiverende kracht, maar ook om derzelver krachtdadigheid in te ombinden , gebruikt worden, de wydberoemde Boerbaave heeft zyn vriend Bas/and, reeds een veroudert zydewée hebbende in de brieven aan hem gefchreven, aangeraden, dat hy alle drie maanden zodanig zuiverend middel zoude gebruiken, dat te famens-efteld wierd uit een deel zuivere fcammonie, en twee deelen uïtwaasfemead fpiesglas ; het geene by de fcammonie-gevoetrd derzelver krachtdadigheid vermeerdert, en gelukkiglyk in de geneezing van de tusfehenpozende koortzen gebruikt word» zo het agt uuren voor de aanval word toegedient, twaalf of zestien greinen zyn meestendeels genoeg voor een volwasfene, hoewel 'er eenig onderfcheid by onderfcheide menfehen waargenomen word , dewyl fommige gemakkelyker, fommige raoeilyker afgaan dusdanig middel heeft van Helmont, Diaceltatesfon in zvn werk, dat hy in 't nederduitsch uitgegeven heeft, genoemt fh welkers krachtdadigheid hy zeer fterk pryst, en te gelyk bekend dat het tevens met de ziekteftof ook eenige nutte dineen ontlast, maar dewyl hy geloofde dat het een fchelmftuk was, die verheve geheimen der aangenomene te openboren, heeft hy ten minfte het menfchelyk geflacht, door dit nuttig geneesmiddel willen gelukkig maaken. nochtans heeft hy dit middel op de gewone wyze, maar met een veel grooter arbeid als nodig was, bereid ■ hy heeft uit de bloemen van fpiesglas, door het ammoniac zout opgeheven, met falpeter daar by te doen , het uitwaasfemende fpiesglas bereid, het geene zekerlyk met minder kosten en omflagtigen arbeid, uit zuiver fpiesglas en drie deelen falpeter kan bereid worden, daarenboven heeft van Helmont geboden* dat naar dat de bloemen van fpiesglas met falpeter uitgebrand waren de overblyfzels zorgvuldiglyk zouden afgefpoelt worden, oo dat 'er niets zouts zoude overblyven; en naderhand trok hy Jir. de overeebleve kalk de allerzuiverfte wyngeest af. ik heb dit CO Dageraad &c. der Geneeskonst, pag. i8&  'T VOETEUVEL. 753 middel even veilig en krachtig gevonden, zo het niet afgewasfen tot het zefde gebruik hefteed word. edoch de Scheikundige zijn gewoon, hunne geneesmiddelen zo veel hoger te achten, hoe zy met meerder arbeid gereed zyn gemaakt. Maar dewijl het kwikzilver , en de middelen uit hetzelve bereid, niet van de minfte zijn, onder de ontbindende middelen , voegd men gewoonlijk by dit zuiverende middel eenige greine zoete kwik ; de Scheikundige hebben groote hoop gefield in 't gebruik van kwikmiddelen, vooral van zodanige , welke zodanig getempert waren , of in zo kleine gifte toegedient, dat zy het lichaam-niet ontroerden, nochte een lastige kwyling verwekten, door zodanig geheim middel, het geen nochtans bekend wierd uit kwikzilver bereid te zijn, aan een voeteuvelige in de aanv"al zelve toegedient, hebben de voeten zodanig beginnen te zweeten , dat de lakens, achtdubbeld genomen , waar in de zieke de voeten had gewonden , binnen twee uuren tijds geheel nat waren : 'er volgde langzamerhand verligting van pijn, zo dat de zieke zonder ftok door de kamer heeft kunnen gaan (k), op dezelfde plaats worden verfcheide diergelyke gevallen verhaald, andere hebben een matige befmeering met kwikzalf, en deszelfs inwendig gebruik geprezen (/). Intusfchen zal men alsdan van de zuiverende en andere ontbindende middelen , voornamentlijk voordeel kunnen verwagten, zo de zieke vet van lichaam is, en vol taaije flijmachtige vogten. want in de harde en magere lichaamen ftomen deeze niet te pas. Van te voren §. 1271. is over het gebruik der zuiverendemiddelen in het voeteuvel, gefprokcn geweest, en heeft gebleken, dat de Geneesheeren tot onderfcheide denkbeelden overgegaan • zij», 00 Obferv. Iméreflant. fur la cure de la goute &.c. pag. 458. (O Ghifi lettere Mediche pag. 110. & feq. Ccccc 2  'T V O E T EUVEL. $> rarf* 7\m dewijl fommige alle gebruik der zuiverende middelen vero rdeelden3, ander! in aanval van het voeteuvel toe te dienen. Sydenham,, ge yk aldaar gezegd is geweest, veroordeelde volftrekt het gebruik der zuigende middelen, zo wel in de aanval, als m de tusfchen tyd, edoch hy bekend nochtans, dat de buikloop fomtyds een beuordeeling uitmaakt van een byzondere aanval, maar hy vieesde, dat door de zuiverende middelen zodanige ontroeringen m tel henaam zouden ontftaan, welke de nog■ ftil zynde eri later zullende komen aanval, zouden, verwekken, naderhand^ heeft hy nochtans gelyk «. 1258. gezegd is geweest, beter over het gebrt ü cïer'zu verende middelen&gedagt; zo men namentlyk, naar de ze toegediend te hebben, des avonds van lillen toediende, welke de verontruStingen dooi de zuiverenr ^15^^ > veiliglyk en gelukkiglyk gewoon zyn t, beSrSaeangezien deeze zuiverende weiachtige middelen niet allee^door tfontlasten, maar ook door te ontbinden werken llvktte , dat men voordeel van derzelver gebruik kan verw gH voorziglyk en op de tusfchentyd toegedient worden. Óm dezelfde reede fchynen ook de mynwateren van de Ge neesheeren aangepreezen te zyn geweest, in 't vorige Hoofddeel ktter is gelegd geweest, dat de zeer vermaarde Hofman^t lebruik van de Carolinifche baden aangeprezen heeft, welke een ■ffich zout bevatten ; maar welke ook tevens de afgang vep. wekken Coste pryst ook het gebruik van Carolinifche baden, Sradfche wateren , en andere geneesbronnen r»; ^rmnüyk S dfzieke nog niet boven de vyftig jaaren is. want Sydenha, Bad gewaarfchouwt (*), dat het gebruik van de mynwateren va weinig nuts is, zo de zieken oud zyn {gelyk zy ^staj zyn^ en Zangelyken , van een flymagtig, en zivak lichaams ge/lel. want On) Traité1 Pratique fur la goute pag. 86. (J) Demi&u fanguinis a calculo &c. pag. 709*  IW&XW- *T VOETEUVEL: 755 in deeze zyn de krachten van de natuur fomtyds zo ver vermindert en afgefnlden, dat het volftrekt te vreezen is, ^ door zo «rootmenigte waters overftelpt en ovenvonnen worden want hy fS«7dathv zeer zeker bevonden heeft, dat verfcheide voeeuvelige door het ontydig gebruik der mijnwateren geftorven zijn. (i r27*r. Y\oox welke middelen en geneeswyze : " IJ eventwel dikwils veel voordeel word gedaan, zelfs in 't kalkknobbelige voeteuvel. Hoewel niemand twijffelt, of het voeteuvel een zeer moeilijk te geneezene ziekte is, zo dit alles nochtans onderhouden word dat in de twee vorige Hoofddeelen is gezegd geweest, is er noote hoop! dat men de ziekte te boven kan komen, zozynog Se : ten eenemaal veroudert is : 'er zal altyd een aanmerklyke vedi ' in- volgen , zo de ziekte niet geheel kan verdreven worTen indien de zieke aan de voorfchriften der Geneesheeren willen «hooSamen, en onderdanig zijn, om de voedingswetten te ïndiCidenT het geene men niet altijd van de voeteuvelige kan v^kv-enTdie gewoon zijn aan hunne lusten toe te geeven , en de p in v^rjeten z-ifnde , dikwils liever hebben met eenige weeken ovnijinlen de vryheid van hunne gewone levenswyze te volgen, of ttkopen, en dus zich zelve ellendigüjk ten onder brengen Maar dew jl het voor een gemeene vaste ftelregcl word gehouden dat het knobbelige voeteuvel ten eenemaal ongeneeslijk. is, fa zelfs door geene middelen kan verzagt worden hebben fomSige le hoop8 verworpen, zo dra zy maar de eerfte beginzelen def krijtachtige knobbels in de gewrichten gewaarwerden, nochte k heb alleln de zieken, malr ook fomtijds de Geneesheeren n zodanig geval zien wanhopen, nochtans is het zeer zeker da men veel voordeel doet door een goede geneeswyze, zelfs inhet kT-S sewee?' welkedee kalkknobbels uitmaakt, door welke de ledematen der voeteuve- Ccccc 3 "  755 'T VOETEUVEL. S-we¬ lige zo menigmaal worden gefchonden, waar uit genoeg blykt, dat men niet behoeft te wanhoopen van de ontbinding en verfpreiding van diergelyke kalkknobbels. van te voren §. 1269. is gezegd geweest, dat Sydenham waargenomen heeft, dat oude en verharde kalkknobbels, door de daaglykfche lichaamsoeffening zodanig ontbonden zyn geweest, dat zy geheel zyn verdweenen. hy tekent nochtans aan, dat de kalkknobbels, wanneer zy de uitwendige huid ook in haare zelfftandigheid verandert hadden, als dan niet verdreven zyn geweest : maar dat alsdan de huid verbroken zynde, deeze :kalkknobbelige ftof 'er alleen uitgaat, en de plaats naderhand gehecht word, en door de enkele lichaamsoeffening voorgekomen word, dat de kalkknobbels op nieuw wederom aangroeijen; dewyl ook dusdanige harde diktens door deeze eenige oorzaak worden ontbonden. A ingezien dierhalve deeze kalkknobbelige ftof, van te voren door de vaten heeft kunnen vloeijen, dikwerf eeniger mate vogtig in dusdanige diktens word gevonden, door de lichaamsbeweging verfpreid" kan worden , fchynt het geene ontbindbare kalk te zyn : nochte 'er ontbreken hulpmiddelen in de kunst, van welkers' oplegging men de ontbinding van deeze diktens kan VÊ Aangezien deeze kalk, of dit voeteuvelig kryt, gemakkelyk in zuuren word ontbonden , en de beenderen zelve, meteen zuur vocht doorweekt, de aardachtige ftoffe ontbonden zynde, tot de zagtheid der kvaakbeenderen overgaan, gelyk §. 1261. is geze°d geweest, hebben fommige door de uitwendige oplegging van zuuren deeze diktens beproeft te ontbinden, welke nochtans zodanio- moesten gematigt zyn , dat zy de huid niet en kwetsten, wanneer uit het zeezout, met de helft olie van vitriool, de geest van het zeezout nedergedrupt word , op de wyze van Glauber, hebben zy in de ontvanger zo veel therebinthyn-olie gedaan, als de zwaarte van het gebezigde zeezout was: deeze olie wierd met de doordringende damp van de geest van het zeezout doortrokken en verkreeg een roode couleur: met deeze olie wierden de voeteuvelige kalkknobbels beftneert, op dat zy zouden ontbonden  $.U7T' 'T VOETEUVEL. 267 den worden; het geene ook fomtyds van een gelukkig gevolg is eeweest de zeer doordringende therebinthynohe , op de huid lewreven wordende, fchynt als te verdwynen, zich door de huid zelve wegmakende; maar aangezien ook de zuure geest van het zeezout met dezelve vermengd is , zal zy redelyk krachtdadig op de voeteuvelige kalk kunnen werken. Nochtans heeft men voor de voeteuvelige kalkknobbels dikwerviger middelen gebruikt, welke van een alcalifche hoedanigheid waren. Galenus heeft vette koe-kaas, by geval langen tyd b-waard zynde, en om haare fcherpheid onnut geworden om te eeten in het af kookzel van gezoute verkens voeten doorweekt, en op de kalkknobbels van eenjigtige gelegd, met die uitwerking dat de huid van zelfs gebarilen zynde, 'er daaglyksch deeltiens van de kalkknobbels zonder pyn uitvloeiden (o);. welke zelf de proef naderhand ook by andere van goed gevolg is geweest edoch het is bekend, dat oude kaas een fcherpe alcalifche mituur krygt, en tevens garftig word, zo zy vet is; gelyk die, welke van zoete melk gewrongen word. het is wel waar, dat de huid eebarften zynde, de ftof der kalkknobbels alleenlyk uitgedaan is; nochtans fchynt de ontbinding haar begin genomen gehad te hebben; aangezien Galenus fchryft, dat zy uitgevloeit is. Aëtw heeft (p) voor de voeteuvelige een middel bereid, uit de looo- en fchuim van falpeter, dat hy uitknagende noemt, om dat heAlaasiens verwekt, en de huid uitknaagt; en elders (?) beveelt hy levendige kalk , en falpeter, van beide even veel gewist- op dat namentlyk deeze in reuzel gemengd, en op de kalkknobbels gelegd worden, edoch het is bekend, dat de oude onder de naam van falpeter, niet verftaan hebben, dat zout, dat hedendaagsch aldus in onze winkels word genoemt: want veele (o) De fimpl. Med. facult. Lib. X. Cap, 9. Charter. Tom. Xllk OO Sermon. XII. cap; 47» pag. 3*0. Cj) Ibid* Cap* 45- pag* 347-  75g T VOETEUVE L. $>.fa?7* redenen leeren, dat de falpeter der ouden, van een alcalifche natuur is geweest: daarenboven weeten wy dat de fcherpte der alcalifche zouten veel vermeerdert, zo'er levendige kalk by gevoegd word. Trallianus (r) pryst, om de kalkknobbels te ontbinden, als het allerbeste, en door 't gebruik beproefde middel, een waschpleifter, die behalve de falpeterfchuim, de loogh bevatte welke de hoedemakers gebruiken om de ivol af te wasjeben. aangezien deeze alle, van de oude gepreezen, alcahsch zyn, heb ik dier^elyk middel beproeft, het geene wel een fcherpe vuurige kracht heeft, maar ik fpoelde dit zodanig af, dat het door eene al te groote fcherpte geen nadeel zoude kunnen doen, en nochtans nog een genoegzame fterke ontbindende kracht be- hlIk'had opgemerkt , dat 'het zogenoemde vermogelyk brandmiddel, uit alcahsch zout en levendige kalk bereid word, te famen in de fmeltkroes door Jievig vuur verbrand en gefmolten; en" dat 'er alsdan een middel geboren word, dat het levendige lichaam toegevoegd, van alle kanten een doodeheetvuurigekorst verwekt waar het raakt; welke daarom tot een verrot wegfmelt7cl wegvloeit, ik had gezien dat het alcahsch zout, door de levendige kalk feherp gemaakt, daar naar in water ontbonden, een loVh geeft, die niet alleen het vet, maar ook de vaste dierlvke zetfftandigheid ontbind , daar zy de planten ongefchonden laat het is bekend , dat het goud, dat tot cieraad der klederen iebruikt word, zodanig om zyde gewonden word, dat hetzelve ten eenemaal bedekt is : om dit goud van de zyde af te doen, wanneer de vercierzels verfleeten of gevlakt, afgelegd worden, worden zy in linnen ingewonden, in dusdanige loogh gekookt en dus word alle zyde ontbonden, afgefpoelt, en het goud, of liever het zilver verguld, blyft zuiver, nochte het lynwaat, mt een gegroeide, ftof gemaakt, lyd eenig ongemak, daar de zyde, een dierlyk voortbrengzel, ten eenemaal wegfmelt. ^ (O Lib. II. Cap. L pag. 639. & 641*  $.1277- >T VOETEUVEL. 759 Om de kortheid der arbeid, heb ik zorg gedragen, dat men de raauwe wynfteen tot poeder gedampt, met driemaal zo veel levendige kalk vermengdin een aarde oven zoude ftellen , m welke een hevig vuur redelijk lang werkt: de oven verkoelt zynde droeg ik zorg om dit zoute lichaam in water te ontbinden • de long door de doorzyging gezuivert, wierd tot een zout verdikt • het geene in naauwkeurig gefloten vaten bewaart moet worden, op dat het in de lugt niet en fmelte. van dit zout heb ik zodanige hoeveelheid in zuiver of ook nedergedrupt water , van roozen of vlierbloemen enz. , ontbonden , dat deeze ontbinding beproeft zynde , geen pyn aan de tong deede of een aanmerklvke moeite der fmaak verwekte; want als dan was ik zeker, dat de huid dezelve gemakkelyk konde verdragen, de voeteuvelige kalkknobbels wierden met doeken met deeze warme ontbinding bevochtigt, geftooft, en wel met een fraaije uitwerking: want zy wierden fomtyds binnen weinige dagen ontbonden, in de beenige uitwasfen en andere moeilvke gezwellen., heb ik het zelfde voordeelig bevonden. Maar dewyl in de bereiding van de zeep het alcahsch zout en levendige kalk gebruikt worden , blijkt de reede , waarom ook deszelfs gebruik van veele aangeprezen word aks allerzekerst en krachtdadig te gelijk, vooral om dat door het bygevoegde, en inwendig met het alcalisch zout vereemgde vet deszelfs fcherpte verftompt word. nochtans neemt men van de "reeds gepreeze, genoegzaam afgefpoelde loog, meer aanmcrkelvke uitwerkingen waar. hier uit begrijpt men, waarom vermaarde Geneesheeren zo dikwerf alcalifche middelen aangeprezen hebben om de voeteuvelige kalkknobbels voor te komen , ,0f ook wel te geneezen. Hofman (s) beveelt het vlugge afverfzel van zwavel, uit levendige kalk, ammomac zout, e,n zwavel bereid, aan, zo dat een vloeipapier met dit alver±^J O) Med. Ratior,. & Syft. Tom. IV. Sect. II. Cap, II. pag, 931, Vierde Deel, Düddd  76o *T VOETEUVEL. §.1277.127^ nat gemaakt, op de aangedaane deelen gelegd word, wanneer men voor de kalkknobbels had te vreezen. en elders (?), pryst hy als het allerzekerfte middel, om de kalkknobbels by oude heden en in een verouderd voeteuvel, te verdry ven, de gefpiesglaste lalfem van zwavelaan ; welke uit het zout van metaalschuim, het koningske van enkel fpiesglas, daar therebinthyn en genever olie opgietende, gereed gemaakt word. Edoch de fcheikunde leerd (ju), dat in de bereiding van het koningske van fpiesglas, de wynfteen en falpeter met het fpiesglas in de fmeltkroes gefmolten , in een fcherp alcahsch zout veranderd, dat het zwavelachtige gedeelte van het fpiesglas na zich trekt, en met zich vereenigt, terwyl het metaale gedeelte na de grondgaat. en dus bevat die gefpiesglastebalfem van zwavel de krachten van het alcalisch zout, en wel die vry fcherp zyn, in zich. (j. 1278. /^m de hevigfte woede der pyn op de plaats. KJ te matigen, wanneer de hoogfte nootzaaklykheid zulks vereischt, moet men dikwils inwendige opiaaten, veel wey van melk, of diergelyke warme drank, uitwendige verzagtende, pyn ftillende, warme middelen, zelfs het flaan met brandnetelen, infmeering met therebinthyn zwavel balfem, inbranding met vlas, gebruiken. De voeteuvelige zouden, zo zy geen pyn gevoelden , of zo dezelve zagt en verdraaglyk was , met een genoegzaam ftil gemoed de ziekte verdragen, waarom de onoverwinnelyke koningin der pynen, het voeteuvel , gelyk j. 1273. is gezegd , by JLucianus (w) in deeze woorden uitbarst: V&~ (ï) Ibidem pag. 536. O) Herm. Boerh. Chenu Tom» II. pag. 507. & feq. (w) Tom. III. pag. 664.  jïI27I. 'T VOETEUVEL. £p Verum dolor mild malorum adjutor eft. Nihil ego namque fum , ft, ab hoe relicla firn. Edoch de fcherpheid der pynen is in deeze ziekte fomtyds zo Stoot"! dat zy alle menfchelyk gedult te boven gaat: waarom de f lendige de Geneesheer, de vrienden , aauwezende , bezweeren dat zy hun ten minfte eenige verlichting van deeze pymgmeen'bezoSen, gereed zynde alles te beproeven , zo hun maar f enige hoop v'an verlichdng toefchynt. waar door het getal de geneesmiddelen byna tot het oneindige aangegroeit is. want de frtlZe ellende dwingt de zieken zich zelve , édelen te Uz^ Zen (x) maar aangezien die allerfcherpfte pynen omtitnt den £emd gewoonlyk van zelfs verminderen, fchryven de zieke SS zo menigmaal aan de middelen toe welke alleen fan de hoedanigheid vabn de ziekte zelve toetelchryven was, gelYk van te voren breder is gezegd geweest. Het heeft in het Hoofddeel van de pyn , §• 22S. 229. geble ken', dat de pyn op tweederlei wyzen kan verzagt worden namen lyk de oorzaak der pyn weggenomen zynde, of wel he gevoel der pyn, hoewel de oorzaak blyft, beide deeze wyzen lebben de Geneesheeren in 't voeteuvel beproeft; fomtyds ook de Zi De^eZrftewyze is altyd de allerveiligfte; maar men kan ze niet altvd verk vgen in het voeteuvel: want de ziekteftof , oorzaak Seri iekte wórd allengskens zodanig ten onder gebragt, dat zy door de uitwaasfeming uit de planten gaat, welke zy bezet had (? 2Z ; en wanneet deeze ftof zodanig veranderd word , kwel de pyn dikwils boven mate. maar de voornaamfte m.ddclen. voor denvnzvn, alle fcherpte te verzachten , de pyndoende deelen te o«Pff: dunne kaffsfoppen, dunne wei van melk in groote O) Aret. de Curat. Morborum Diuturnor. Lib. II. Cap. XIII. pag'134* Ddddd2  f& 'T VOETEUVEL. §. irajpi. hoeveelheid gedronken, dunne ingietzels van verzagtende kruidden , en verfcheide diergelyke, worden hier aangeprezen, en zyn voordelig, dewyl zy alle fcherpte affpoelen , en inwinden , en de vaste deelen ontfpannen; maar eventwel verlichten zy niet terftond de pyn. maar ook heeft men uitwendig diergelyke middelen opgelegd , en wel op onderfcheide wyzen en onder ver* fcheide ged-aantens. Aretaus (y) getuigt, dat 'er ten zynen tyde een gemeenzaam middel is geweest om de pyn weg te nemen , zo een geit met lisch gevoed wierd tot dat zy genoeg had ; daar' op naar de volmaakte verteering van dit voedzel , de geid gedacht wierd, en de buik van het gedachte dier noch watm, terftond opengefneeden wierd , de pyndoende voeten in dezelve wierden geftoken. op andere plaatfen is meer dan eens gewaarfchouwt geweest, dat de fcherpe pynen zeer gelukkiglyk door de warme, vetachtïge waasfem, welke uit de buik van een versch gedacht dier uitwaasfemt, verzagt worden, edoch de ellendige zieken, kunnen, wanneer zy door die wreede pynen gekweld worden, geene de minfte beweeging der voeten, jazelfs de •minfte aanraking niet lyden; nochte het gewigt der deekens : daarom zie ik niet, op wat wyze deeze ftoving aan de allerpynlykfte ledematen toegevoegd kan worden, offchoon zy uit deszelfs eigene natuur voordelig was. die plaatfelyke middelen, heeft Sydenham als nadeelig, of ten minfte onnut veroordeeld (ziet §. 1273.).. hy getuigt wel dat een papje van brood in melk gekookt, met faffraan en een weinig olie van roofen , hem eenigzints voordeb> geweest is, zo nochtans , dat het in 't begin der aanval niet het minfte nut deed : waarom hy naderhand geduurende veele' jaaren geen uitwendig middel gebruikt heeft, ja Coste (V) heeft het gebruik van pappen, om de pynen te verlichten, niet alleen als onnut, maar zelfs ook als nadelig veroordeeld , en heeft de pvnlvke deelen alleenlyk met een zagte wolle lap bedekt; en hy ■ * ' ' heeffe (y~) Ibidem; (z) Traité Pratique la Goute pag. 04*.  §.r^3. *T VOETEUVEL. ?63 heeft ondervonden, dat de uitwaasfeming aldus allerbest wierd bevorderd, waar door de pynen verzagt worden. Hier door blijft 'er byna alleenlyk maar overig , dat men de wreedheid der pijn ftille, het gevoel der pijn wegneme, terwijl, deszelfs oorzaak blijft: edoch dit kan op tweederlei wyzen gefchieden (ziet 5- 229.); namentlijk , door de algemeene gevoelplaats met verdovende middelen te verftampen , of de zenuwen tot het gevoel onbekwaam te maken. Sydenham (a) heeft, offchoon hy de opiaten in zeer veele andere ziektens vry ftoutmoedioliik gebruikte, dezelve nochtans min dikwerf gebruikt om de vo°eteuvelige pynen te verzagten. want hy waarfchouwt: zo dierhalve de pyn zeer woed, zal de zieke beter doen , zo hy zich m t bedde houd , tot dat zy eenigermate verminderd is, dan dat hy pyn/lillende middelen gebruikt: nochtans zal het met buiten reede' zyn, des avonds een wcinigje opiaat te gebruiken, zo de pyn het stduld veelte boven gaat, anderzints zal hy beter doen zulks agtcr te laten, maar zo de ondraaglyke pyn volftrekt het gebruikder opiaten vereischt, moet men deeze middelen zodanig vermommen, dat de zieke niet en weete, dat hy die gebruikt: want wanneer hy eens die verlichting heeft ondervonden , zoude hy nimmer dezelve willen ontbeeren, zelfs wanneer de pijn zo hevig niet en was. maar $. 1273. wierd onder de oorzaken, welke, de nedervloeijing der reeds rypgeworde voeteuvelige ftof tot haare plaatfen beletten, ook het onvoorzichtig gebruik der verdovende middelen opgenoemd ; maar wanneer de voeteuvelige de verwoede pynen lyden, zouden zy dezelve dikwils zelfs met: levensgevaar afkoopen ; waarom zy de vermaningen der Geneesheeren zouden verachten, en op hun eigen houtje opiaten gebruiken, het geen ik weet meer dan eens gebeurt te zyn. & De oude Geneesheeren hebben de verdovende middelen lomtvds uitwendig gebruikt, om de wreede pyn te verzagten; edoch fchynen zy daar van eenig kwaad gevreesd te hebben, wjmt O) Trad, de. Podagr. pag. 601. Ddddd'3.  764 'T VOETEUVEL. §.1278. Aëtius heeft, gelijk van te voren §. 1273. is gezegd geweest, door 't opleggen van deeze middelen, de onmatige hitte van het pynlyke deel willen verminderen; welke hy, aangezien zulks dikwils in de tijd van een uur gefchied, terftond heeft geboden weg te nemen, en'er andere op te leggen. Trallianus (b), wanneer hy gezegd had dat de faffraan, het fap van coriander, pyU flaart, met een weinig opium, kan opgelegd worden, voegd'er terftond by: voor 't overige moet men weeten, dat men het ruim vebruik van ftovingen enfmeeringen, welke de dofheid verwekken, moet vermy'den, als meer nadeel dan voordeel aanbrengende, maar zo zvy door de hevigheid der pyn en hitte, gedzvongen zyn dezelve te gebruiken, moet men naauzvkeurig acht geven , , dat zvy diergelyke hulpmiddelen 'er niet lang op laten leggen; maar het zy men befmeeringen, het zy men geneesmiddelen gebruikt, men moet terftond trachten, zo dra de hitte der pyn een einde neemt, dezelve geheel weg te nemen, want de zenuwen wierden door deeze alle aileênlyk maar onbekwaam gemaakt, daar de oorzaak der-pijn onaangeroert bleef. Servius Clodius heeft, gelijk §. 1273. is gezegd geweest, de voeten met vergif befmeert, en heeft aldus verkregen, dat zy naderhand van alle gevoel ontbloot zyn geweest. Vatfte voren, alwaar §. 229. over de hulpmiddelen van de pijn gehandeld wierd, is gezegd geweest, dat Hippocratcs diepe infnydingen, ja xeifs inbrandingen van de pynlyke plaatfenbeeft aangeraden , als het allerzekerfte middel tegen de zeer hartnekk'ige pynen/het blijkt lichtelijk, dat de pijndoende zenuwen aldus aföefneden, of door het vuur vernield worden , als toen is over de zachte wolligheid van de byvoet gefproken geweest, welke in Azia zeer dikwils gebruikt word, wanneer zy het dadelijk brandmiddel aan de lichaams deelen willen toevoegen, het geene veel langzamer werkt als het gloeijende yzer , maar ook veel z-dchteï.^Hippocraies heeft tot diergelijk gebruik groen vlas gebezigt co-ne£ is wel waar dat de wo1 van de hvoet' dooI de Azia- (F) Lib. XI. Cap. I. pag. 609. CO De AfFeótion. Cap. VIII. Charter. Tom. VII. pag. 630. \  S.ifl78. *t VOETEUVEL. 765 Aziatifche volkeren, moxa genoemd word , en wanneer zy op het deel gebrand word, niet altijd de zenuwen vernield, maar door de uitlyding der fappen uit het pynlyke deel, werkt , wanneer de dadelyke kracht van het vuur alles beroerd, m de *Se Mengelfchriften (d) word een aanmerklijk geval gevonden van de nuttigheid van dit middel, om de voeteuvelige pynen te flillen. %* eerwaardig man had het voeteuvel van Rootvader en vader overgeërft; hy lag zwaarder dag na gcwoome aan het zelve, op Batavia, de hoofdftad van Neerlanos Men; en Indïaanfche\rouw, heeft hem met alleen verhchdncr van pynen , maar ook de volkome geneezing der ziekte belooft zyo hy'maar een lichte inbranding door wilde ftaan hv ftreed 'er eerst tegen, maar de pynen toenemende , heeft hv het eindelijk toegeftaan. deeze vrouw vormde met haare vinden een ftnkje moxa, niet grooter dan een erwt, tot: een kegel, daar op ftelde zy de voet van de kegel op de huid ter d e plaatfe, alwaar de pijn het zwaarfte was: als dan heeft zy de fpits van de kegel met brandende fpecery ftokjens aangeftoken • een gedeelte van de moxa verbrande tot asfche een gedeelte bleef aan de huid gehegt, welke de vochtigheid, die uit de huid kwam, belette dat tot asfche zoude verbranden; deeze branding door de moxa, word eenige maaien, meestentijd maar driemaal herhaald ; en de geheele verrichting wierd m een h f u rTijds volbragt, offchoon zy dit middel op verfcheide plaatfen gevoegd had. het zegt: dat hy een zeer radde bezvegmg van de vochten tusfehen de huid gevoeld en gezien heeft; maar dat alle pynen terftond zyn opgehouden; dat de aangedane plaats mustien een lelyke reuk van zich heeft gegeven, dat hy daar op m { n langduurigeftaap is gevallen, welke hem geduurende eenige Zeeken had ontbroken: den volgenden dag wakker geworden zynde is hy buiten en behalve de dikte der voeten geen kwaad gewaar geworden, maar ook zyn die terftond geflonker OO Decur. K an. 6 & 7* pag. 3ÏO>  766 'T ' VöETEU VE L. $**t% Die fchielyke en aanmerklyke verlichting, zonder eenig daaropgevolgd nadeel, dat gevoel van beweging onder de huid, die lelyke uitwaasfemende reuk, fchynen te leeren, dat de pyn niet door terug dry ving der voeteuvelige ftof., maar door deszelfs geheele ontlediging weg genomen is geweest, wanneer de ziekteftof, door het vuur bewogen, langs de vaten van de huid uitging i en een lelyke reuk van zich gaf (ziet §. 1261.). dat al dat ziekelyke, dat in de gewrichten opgepropt zat, daar is uitgedaan , word daar uit bevestigd , dat hy geduurende zeven- entwintig maanden van het voeteuvel is bevryd geweest, maar het ziekelyke indrukzel van het voeteuvel was niet uitgewischt ; •want hybekend, dat hy naderhand, hoe wel lichtelijk, dezelfde ziekte'heeft gehad, naderhand, wanneer hy gevaarlijk aan een fcherpe koorts lag, heeft de ziekte in een hevig voeteuvel haar einde genomen ; en dat wel tot groote vreugde van de zieke , dewyl by verzekert was van de verlichting der pijn. hy getuigt tevens, dat hy aan alle voordeel gedaan heeft, die hy heeft kunnen overhalen, dit middel in't werk te ftellen. Edoch ligtehjk blijkt het, dat deeze gantfche uitwerking aan ■de eenige werking van het'vuur toetefchryven is, maar niet aan de geneeskracht, welke de moxa, of de fpecery ftokjens, met welke zy aangeftoken word, bezitten, het blykt ook tevens, dat de oorzaak van het voeteuvel dus niet word uitgewischt, maar dat de ziekteftof, welke in de gewrichten ter neder gezet, zo wreede pvnen verwekt , alleenlyk fchielyker verftrooid word. hoe wel Sydenham het gebruik der moxa niet zeer toegedaau fchijnt (e), en hy te recht gelooft, dat de branding van Hippocrates, met groen vlas, van dezelfde nuttigheid is, bekend hy ■nochtans het volgende: deeze branding van het aangedane deel, -beloofd iets {dat zy ook fomtyds kan uitwerken'} tot verzachting ■der pyn , namentlyk door het fynfte en geestachtigfte gedeelte , reeds in het gewrigt ter neder gezet., van het ziekelyke voedzel 9 vittehalen. eventwel is de zueldaad van dit middel klein, dewyl .het (e) Traft. de Podagr. pag> .602.  »T VOETEUVEL. fSy het de onverteering, welke de voorafgaande oorzaak van het voet uvliT. in geene deele aanraakt, moet hetylugtig en kortvan Zr nn het is nochtans veel, de fcherpe pijn veihghjk te kunveS^en. en de ziekteftof te verftrooijen: want dit gedaan zihuïe, kin men alle die middelen te werk ftellen, welke§. itó*. Kvilen zijn, om de onverteeringen weg te nemen, en demD-piwanden te verfterken. ^ .. . g Nochte het gebruik der moxa fchijnt zeer te vreezen te zijn, dewiil Sfs de kinderen in Azia, volgens dat Kaempfer getuigt S / "oO , dit zonder het minfte huilen verdragen; gelijk hv honderdmaal heeft gezien, ik heb op mijn eige dye een veel ^ooterTege van moxa gezet, en ik heb de pijn gemakke ijk kurnen lvdeu. want het vuur kruipt allengskens langs de wolligbeid van de byv^et, en de warmte word aldus trapsgewyze verrneerdeTt tot dat zy allengskens toenemende een genoegzaam v^rdlïgljk gevoel van branding verwekt: de voeteuvelige geni sfchien minder pijn van zodanige branding, welke op fele"èn aandoet. Hippocrates had gezegd, dat, zo wanneer £ nvee pynen te gelyk , niet op de zelfde plaats, ontftaan de f ul J andere verdooft; van welke voorftelhng ik %. 65c. 3. £2£ tb ^mtU men ook het een en ander over het "mS op wafwyze'de moxavan de byvoet bereid word, kan men bv Kaempfer \ f) , en ten Rhyne (g), zien. MoLhjk hebben fommige Geneesheeren , om de zelfde uitweS everkrygen, beproeft, de pynen door zodanigemidde11 t Vrzagten, welke een vuurige fcherpe kracht bezitten, en d?gezondehuid, waar zy opgelegd worden ont^n- ojhoog dat deeze ziekteftof door deeze in beweging gebragt, ichielyker Cf) Amocnit. Exotic. pag. 592. &c. (g) De Arthritide pag. iöBVierdeDeel. Eeeee  768: 'T VOE T EÜVE L. 5.1278, verftrooit zoude kunnen worden, dus word by Traliianus(h)een pleister, of waschpleister befchreven, in welkers famenftelling behalven de Akxandrienfche falpeter ook euphorbie word gevonden, want zy maakt de opperfte huid los, en nypt dezelve, en trekt na boven, het geene opgepropt was, en verdrijft, en fnijd de pijn uit. ja zelfs hebben zy de euphorbie zelve, zo heet en fcherp, met olie en wasch gekookt, gebruikt; de mostaart, met azijn gemaalen, envygen, fpaanfche vliegen, en look (f);deeze middelen zijn zekerlijk zeer fcherp^ verwekken pijn, ontfteken de huid, en kunnen dus de pijn niet verligten, ten zy voor zo verre zy de ziekteftof kunnen verftrooijen. waarom Trallianus deeze ook niet goed keurt, vreezende, dat, het fijnfte gedeelte verftrooit zijnde, het overige zo veel te vaster zoude bly-i ven zitten. De befmeering met de getherebinthijnde balzem van zwavel, hebben veele gepreezen ; welke ook van gelyken een doordringend en vry fcherp middel is , maar lastig valt door de zwaare reuk, mooglijk zoude men het zelfde van de welriekende fpecery drupölien van canneel, kruidnagelen, en diergelyke, kunnen verwagten , vooral zo zy met eenig zeepachtig middel wierden vermengd , en dus afgefpoelt, op dat zy door een al te groote fcherpte niet zouden kunnen benadeelen. want deeze drupölien zijn zo fcherp , dat, zo zy alleen ingefineert wierden, zy de huid zouden branden, dusdanig middel word befchreven fV),het geene uit therebinthijn olie , zout van vjijnftéen, venteiaanfche zeep, te famen vermengd, word bereid, met eenige hoeveelheid geest van genever: toen dit in gebruik was, deed men by een once van dit middel, vijftig druppelen olie van cajlilaban; welke uit Azia aangebragt word, en men gelooft dat deeze olie uit de wor- (70 Lib. IX. Cap. I. pag. 623. . f*0 Ibidem pag. 625. (£) Haerlemfche Maatfchappy II. deel» pag. & feq.  $.1*78.1*79. >T VOETEUVEL, ?69 wortelen van de moschaatnoot-, en kruidnagel boom nederdrupt. maar dewijl deeze olie zeer fpeceryachtig is, fchijnt deszelfs uitwerking door de drupölien van foelie en kruidnagelen vergoed te kunnen worden, het gelukkig en redelijk fchielijk gevolg, wanneer dusdanig middel op de allerpijnlijkfte kniefchijf mgefmeert wierd, word befchreven Q). Deeze alle werken door te prikkelen, te bewegen, te verwarmen fomtijds ook door te ontbinden; en zo de ziekteftof door deeze uit het lichaam kan geleid worden, zijn zy voordeelig;anderzints vermeerderen zy de pijn, en kunnen zelfs nadeel aanbrengen • de prikkel van deneetelen, een lastige pijn verwekkende, is §. 1069. in de geneezing van de lammigheid aangeprezen o-cweest; maar niemand der voeteuvelige, daar hy om de woedende pijn, zelfs voor de minfte aanraking verfchrikt, zoude het,liaan met neetelen kunnen verdragen. i 1279. T7oor 't overige niet anders te gebruiken, ".:/. V of anders word ten hoogfte gevreesd, voor een fchielijker verharding der aangedane plaats, en 'verlies van de beweeglijkheid. In 't voorige Hoofddeel zijn die middelen opgenoemt geweest, door welkers gebruik het zeker is , dat de pijn verzagt is geweest.'wy zien nochtans dat de Geneesheeren, die deeze aanbevolen'hebben , om de pijn te ftillen, geboden hebben, dat zy terftond weggenomen worden, het zy deeze middelen een warme of koude hoedanigheid bezitten : dus zegd Trallianus (m), naar dat hy de middelen opgenoemt heeft, welke door een dofheid te verwekken, de pijn verminderen : 10 ant deeze alt emaal vertvekken iei&oMjk'l door te lang te blyven opleggen, een dof heid ■ ■ ■'■ ••- • • " en Cf) Haarlemfche Maatfchapny IV- deel. Berichten pag. 22, (m) Lib. XI. Cap. I. pag. 609. Eeeee 2,  ;7a 'T V OE TEU V E L. §. 1279.- en, moeite tot de beweging in de gewrigten. en naar dat hy over. de heete en fcherpe middelen gehandelt heeft, voegd hy 'er by; want zy benadeelen ten hoogfte, offchoon zyook Jchynen tever zagt en. enz.: want het geene dat dun is, zuaasfcmt alleen door dezelve uit, edoch het dikke en aardachtige word achtergelaten, als.het geene, dat zy noodzaken te blyven, in de gewrichten gehegt te worden, en vast te blyven zitten enzi want, alle , die dusdanige fcherpe ■ middelen, welke niets verzagtende hebben, alleen gebruikt hebben, vooral in den beginne, en wanneer de menigte drong,, hebben gewrichten gekregen welke niet gemakkelijk te bewegen xvaren, en naar een langen tyd zo ver komende, dat. zy hebben kunnen gaan. Van te voren %. 1273. is gezegd geweest, dat Sydenham, in zich zelve en andere waargenomen heeft, dat de .pyn dat fcherpe. geneesmiddel .is;, dat de natuur gebruikt, om de ziekteftof, na. de gewrichten gevoerd , te.rypen, en bekwaam te maaken. om door de uitwaasfemïng van het aangedane deel, veiliglyk uit te kunnen gaan. hierom vreesde hy niets , zo lang de zieken zeer pynlyk waren , en durfde hun beloven, dat zy zo veel langer vamde aanval zouden bevryd zyn, hoe -zy fcherper pyn hadden gehad, maar wanneer zy weinig pyn hadden, maar eerder door een lastige ziekelykheid wierderi aangetastalsdan vreesde hy' .voor een kwaade uitgang van de ziekte. Dit was de reede , waarom hy, ten zy door de ondraaglyke feherpheid der pyn, gedwongen, zyn toevlugt niet tot de pynverzagtende middelen nam , altyd achterdenken hebbende-, dat door derzelver gebruik eenig gevaar ontftaan konde. Hy heeft het zagte papje, dat hy op zyne voeten had gelegd, eindelyk geheel verzuimt, dewyl hy daar weinig voordeel meede deed.' Coste heeft, gelyk gezegd is geweest-, alle plaatfelyke middelen verftoten,, zich alleenlyk met een wolle lap vergenoegende., om de pynlyke gewrichten te bedekken , en tegen de omvangende koude te beschermen , op dat zy zo veel te beter zoudeu uitwaasfemen» ja men heeft, waargenomen , dat de gewrichten meestentyds fchielyker ftrara worden, wanneer zy met  'T VOETEUVEL. 771 iwwmaen zalven , pleisters , en andere diergelyke, bedekt. nÏÏef men zie na het geene J. 1261. word gevonden. W>Fr"s ShaTve een groote voorzichtigheid nodig, om veilige ]yk de finerten van het voeteuvel te kunnen verzagten. 6 1280. TVT^r 'c grootfte middel vooralle, is liet 9- I 2ÖÜ 1V1 o-eene tegengefteld is tegen de oorzaak, waar uit de ziekte haar begin uit had genomen (12^. t„ ^ Mttfe hier aangehaalde hoofddeelen, zyn de oorzaak en als ook die , weiKe ae uuö ... d erhalve van siiiiifeÉgi "pynen toegewyd izyn zyn W*gg£^ft£5  -772 *T VOETEÜV EVL. 5.1280; ifi&r. .willen dempen, is het kalf verdronken; want zo de volgende waarfchouwing op eenige ziekte past, zo is het zekerlijk wel het voeteuvel. Slaat de beginzelen tegen, want wanneer de kwaal naar langen tyd diepe wortelen beèft gefchoten , is het te laat dezelve te willen-geneezen. % 128 r. l\/faar indien'er tekenen zyn dat de voet lYl euvelige ftof ingeflagen is (1273.), moet men deszelfs uitdryving in de gewrichten zonder tydverzuim beproeven: dierhalve zal men terftond, breede blaartrekkende pleisters op de dyen, op de plaatfen, welke gewoonlyk zeer doen, fpeceryachtige, zoutachtige laauwe ftovingen leggen; laat de zieke wandelen, of op een rytuig een fterke beweeging ondergaan; men geeve een ruime hoeveelheid te drinken, van eenig lpeceryachtig zweetdryvend afkookzel , of, zo dit niet helpt, van . goede rynfche wyn; dit daar op gedaan zynde, de pyn beginnende, laat de zieke, in een warm bedde gelegd, en wel toegedekt, zweeten. Van te voren §. 1273. is gefproken geweest over de tekenen , welke leeren, dat de voeteuvelige ftof in het lichaam reeds rijp is, maar nochtans niet na die plaatfen word ter neder gezet, welke deeze ftof gewoon was ten tyde van de aanval te bezetten, al het geene , dat alsdan nieuw voorkpmt, word altijd by een voorzichtig geneesheer verdagt, offchoon het van weinig aanbelang fchijnt. ik heb fotntïjds gezien , dat een zinkinghoest, die, wanneer de Lente begon, zeer veeje zonder veel gevaar aantaste , in de voeteuvelige fchielijk tot een gevaarlyke longhontfteking ontaart is, wanneer de gewone aanval reeds zeer naby was. zo dierhalve de geene by wien het  pirtu. 'T VOETEUVEL. 773 het voeteuvel veroudert is , langen tyd van de aanval bevryd 7vn heeft men geftadig te vreezen , dat 'er een adder m 't gras fcliuilt, vooral zo die verligting der pyn niet aan de goede levens en geneeswyze, waar over gefproken is geweest, toe te fchrvven is. want men moet alsdan door alle pogingen der kunst beproeven ,. om de pyn in de gewrichten te herroepen, en de ftof der ziekte welke zo groot gevaar aanbrengt, wanneer zy de ingewanden bezet, na de gewone plaatfen afteleulen, op dat het levensgevaar aldus door de fcherpe pyn afgekogt worde, de zieken verheugen zich menigwerven, dat zy langer als na gewoonte van deeze kwellingen bevryd blyven , ja zy varen dikwils zeer hevi<* tegen de Geneesheeren uit, wanneer zy achterdenken krvgen "dat zy beproeven om de pyn te doen wederkeeren. ïntusfchen is dit de eenigfte veilige geneeswyze. - Indien dierhalve de tekenen §. i*57- opgenoemt aanwezende zvn of zodanige oorzaken voorafgegaan , welke gewoonlyk de aanval verhaasten, en de pyn in de gewrichten daar niet opvolgd; rrmar onregelmatige toevallen, benaauwtheden, buikpynen, brakino-en de hik , zydeweeën , moeilyke ademhaling, grooter flaaolust, vlhoofdigheid, ontfteking der keel, enz., zich vertonen- moet men terftond met een krachtdadige geneeswyze te hulp komen, dewyl een groot gevaar boven 't hoofd hangt. Van te voren §. 134., alwaar over de geneezmg van de verftnnning wierd gehandelt, is over die dingen gefproken geweest, door welke de krachtdadigheid der geneesmiddelen na fommige nlaatfen van het lichaam afgeleid, na toe getrokkenen voortgedreven kan worden. §. 859. en 860., is gezegd geweest, op wat wvze de ziekelyke ftof, welke van te voren de longh beztfarenrende nu beweegbaar gemaakt, na'onderfcheide plaatfen van het lichaam kan geftierd worden, wanneer deeze plaatfen zodanig hereid worden, dat zy minder weerftaam, meerder trekken'; het «eene voornamentlyk door de; ontfpanning: en prikkeling word/ verkregen , terwyl tevens de: krachten door-een ligt vloeijend, 0 zagt»  774 'T V O E T'E U V'E L. §. iiSr. zagt fpeceryachtig , een weinigje wynachtig voedzel niet alleen onderileunt, maar ook vermeerdert worden. Daarom worden terftond breede blaartrekkende pleisters op de dyen gelegd, welke daaglyksch zoetjens moeten geprikkelt worden ,* op dat deeze plaatfen voortgaan leewater te ftorten, en de jreduurige. prikkel blyve. men legt onder de voetzolen mostaart 'pappen° of ook eenpleifier van galbanum. ook worden de voeten nuttiglyk met rynfche wyn op verfche wynruit gegoten,-met byvoeging van een half once zeezout op een pond wyn, geitooft. van gélyke zyn ook de wandeling, of het voeren op een rytuig, zo de krachten het toeftaan, en het weer goed is, voordeelig ; voor 't overige bereid het te bedde leggen, het lichaam wel gedekt zynde, tot een zagte uitwaasfeming; welke zal kunnen geholpen worden , door veel te drinken van eenig warm, zagt, fpeceryachtig ingietzel, als is, het ingietzel van fasfaphrashout, de drie Sandelhouten, het afkookzel van de vyf openende wortelen, of diergèlyk , waarin het zagte fpeceryachtige door veel water word afgefpoèlt. tot het zelfde -einde dient ook de welriekende wyn, gelyk is de rynfche, vooral zo de krachten, in het reeds veroudert voeteuvel kwynen, meest van al, zo zy aan een ruim gebruik van wyn langen tyd gewoon zyn. het is gebeurt, dat een verouderde voeteuvelige , een fterke drinker zynde , aan het voeteuvel lag: de voeten deeden hem naauvvlyks zeer, maar hy was benaauwt, walgde , en te gelyk met buikpynen, was hy zwak. de Geneesheer had hem het gebruik van de wyn verboden, 'er is een vriend., eertyds vrolyke gast, met welke hy dikwils' een glaasje geleegt had , by de zieke gekomen, die terftond o-eboden heeft alle geneesmiddelen weg te doen , en heeft hem in de plaats van deeze, twee ponden goede rynfche wyn gegeven., met die uitwerking, dat naar .weinige uuren , de voeten wel zwaare pyn' hadden , maar alle de overige toevallen waren terftond verdweenen. waarom, de pynen nu des morgens vermindert zynde, de zieke de Geneesheer, die hem kwam bezoeken, hartêlyk uitlachte, de wyn als een byzonder geneesmiddel voor het  §.i28i. 'T VOETEUVEL. m het voeteuvel pryzende. Sydenham (n) bekend het volgende : ik heb zelfs veel beproeft in de aanvallen der laatfte jaaren, om dit toeval te verzachten, (namentlyk de zzvakheid en kwyning van de maag te gelyk , met buikpynen als door zvinden veroorzaakt) maar niets voldoet zo volkome aan de verwachting, als nu en dan een teugje canarie wyn, wanneer de kwyning en de ziekelykheid dringen: nochte de franfche roode wyn , nochte de andriomachfe driakel, nochte eenig ander my tot noch toe bekend hartfierkend middel heeft diergelyke krachten, edoch Coste heeft in diergelijk geval het gebruik van de wijn geprezen (o) ; ja hy heeft zelfs aewild, dat men 'er fcherpe fpeceryen by konde voegen, wanneer hy in de aanval van het voeteuvel een lastige kramptrekking in de maag gevoelde, nam hy eenige druppeltjens foelie- of caneeldrupölie, met fpaanfche wijn, met die uitwerking , dat de kramptrekking terftond geftilt wierd, de flaap en een zagte uitwaasfeming 'er op volgden. . Maar wanneer 'er fchielyk eenig zwaar toeval, dat niet tot ltilftand te brengen is , door de terugtreding van de voeteuvelige ftof ontftaat, zo dat het met de dood dreigt, als dan betrouwde Sydenham, nochte op de wijn, nochte op andere befchermmid, delen van de kunst (ƒ>); maar hy nam terftond zijn toevlugt tot het opiaat vocht, waarvan hy twintig druppelen toediende; zo maar diergelyk kzvaad het hoofd en de natuurlyke of levensdeelen niet aanvatte, en tevens heeft hy geboden, dat de zieke zich in 't bedde tot rust zoude begeven, want zo b: v: de voeteuvelige ftof de longen aantastte, als dan behandelde hy de ziekte gelyk de longontfteking met de aderlating enz.(#); gelijk van te voren is O) Traft. de Podagra pag. 598. Co) Traité pratique fur la goute pag- 66, 67 & 68. (p) Tractat. de Podag. pag. 598. {#) Ibidem pag. 599. Vierde Deel. Ff fff  ??6 >T VOETEUVEL. §.1281. is gezegd geweest, wanneer de teruggetreede voeteuvelige ftof de maag aantast, volgd 'er een yslyke pijn, met vergeeffche poging tot braken, en in zodanig geval heeftCoste aangeraden (Vj, terftond twintig druppelen opiaat toetedienen ; ja hy heeft aan een Soldaat, aldus allerellendigst aangetast, zwaare ftuiptrekkingen hebbende, met een koud zweet, dertig druppelen gegeven, deeze gebruikt zynde, volgd'er gewoonlijk een overvloedig overgeven van galftof, met een fchielyke verlichting. Sydenham Qs), dronk wanneer de pijn der gewrichten verdween, en 'er een aanmerklyke ziekelijkheid op volgde, met braaklast, en eenige piin in de maag, terftond eenige ponden dun bier of diergelyke drank, en teneerften, zo dra hy al dit ingenomene had overgegeven nam hy agttien druppelen opiaat, met een teug canariewiin, 'zich in 't bedde tot rusten leggende : maar hy getuigt, dat hy zich zelve aldus van de aanftaande dood eenige maaien verlost heeft. . , , Maar zo dra die kramptrekkingen in de maag en darmen verminderen, begint de geheele huid, zo de zieke wel gedekt, in een warm bedde word gehouden, warm , vochtig te worden , en 'er volgd tot een goed voorteken een ruim zweeten , onder welk zweeten alle de kwalen verligt worden , en de pijn bezet in korten tijd de gewone plaatfen , en terftond houden alle de onregelmatige toevallen op, zo dat de zieke, die men geloofde in kort te zullen fterven, dikwils binnen weinige uuren buiten gevaar is, maar meestentijds te gelyk een vry fcherpe voeteuvelige pijn verdragen moet. CO Traité pratique fur la goute pag. 70. CO De mi  778 3T VOETEUVEL. §.1282; voeteuvel niet, maar deszelfs voortbrengzels. die geene, die gelooft het voeteuvel te kunnen geneezen, moet die voorbereidende oorzaak , dat ziekelyke indrukzel, dat van de voorouders tot het nageflacht overgaat, geduurende veel achtereenvolgende jaaren in ftilte {kapt, zich door geen 't minfte teken openbarende, tot dat het op een bepaalde levenstijd werkzaam word , en de pynlyke ziekte voortbrengt, kunnen wegnemen, die zelfde voorbereidende oorzaak word, offchoon niemand in 't gantfche geflacht aan het voeteuvel onderhevig is geweest, voortgebragt, wanneer zy te veel aan de wijn en de liefde onvoorzichtiglijk. toegeven; gelijk ook door de andere oorzaken, welke §. 1255. zijn opgenoemd geweest, de ziekte nochtans is dezelfde in de geene die matiglijk leven , door overerving bekomen , en in de geene die dezelve bekomen hebben door een allerlosbandigfte levenswyze. de aanvallen kunnen langen tijd ftil zijn, wanneer zy zich met melkfpyzen voeden; maar eventwel blyft dat ziekelijk indrukzel in weezen, dat de wreede aanval verwekt, zo dra de levenswyze word veranderd, waarom Sydenham zegd , (ziet $* 1268.) dat die grondige geneezing noch in de put van Democritus verborgen is, waar door iemand zelfs van de gefieldheid tot deeze ziekte zoude kunnen verlost worden. De moeilykheid der geneezing word grooter, dat het voeteuvel meest oude lieden aantast, gelijk ook dat de voeteuvelige zelden na de vermaningen der Geneesheeren hunne levenswyze willen inrichten: waar over Aretaus reeds klaagde , gelijk §. 1258. is gezegd geweest. Waarom in vernieuwende middelen enz. Sydenhamheeft,. gelijk §. 1260. is gezegd geweest, gelooft dat de geheele zelfftandigheid van het lichaam eindelyk in een aanftookzel van de ziekte word veranderd, daarom waarfchouwt hy (ziet §. 1268.), dat de geene, die het voeteuvel tragt te geneezen, de gefieldheid van het geheele lichaam moet veranderen, en tot de vorige gefieldheid wederom brengen. ALgineta heeft vastgefteld , dat de voedende kracht der deelen in het geheele lichaam verzwakt >$,(ziet  §.1282. 'T VOETEUVEL. 779 % 126*.) daarom hebben zy gelooft, dat alles in het lichaam vernieuwt moest worden, zal het voeteuvel tot de wortel toe vernietigt worden, het is bekend, hoe groote hoop de oude Geneesheeren geftelt hebben in het heilig kerst kruid, wanneer de aanwezende lichaams gefteldheid in de aliermoeilykfte ziektens geheel moest veranderd worden, maar Jretaus (ziet §. 1260.1 prees het nieskruid, dat hy een groot middel noemt, de voeteuvelige aan. de Scheikundige, gelijk ter zeiver plaats is gezegd geweest, vertrouwden op hunne geheimen , welke zy geloofden tot het verborgenfte van de levensgeest te kunnen doordringen, op dat zy aldaar het zaad, indrukzel van het voeteuvel zouden uitwisfchen 'er is niets dat zo krachtdadig, of fchielyker alles in het menfchelvk lichaam veranderd, als een onverwagte en hevige gemoedsaandoening, maar ook leest men dat het voeteuvel op deeze wvze geneezen is geweest, (ziet §. 1258.) Waarom en tot hoe verre de melk geneest ? Zy neemt het ziekelyke indrukzel niet weg, maar komt de opwekkende oorzaken voor, dewyl het dierlyk vocht, reeds in het lichaam £ereid lichtelyk zelfs van zwakke ingewanden kan ten onder gebrast worden, en dus het lichaam voeden, hierom blyven zy van de aanval bevrijd, zo lang zy zich met melkfpyzen voeden; welke nochtans wederom komt, en meestentijds fcherper, zo dra als zv af keerig van de melk, andere fpyzen beginnen te gebruiken, men zie na het geene §. 1275- 3r> over het gebruis van de melk word gevonden. , , ,. \ . Of een eigen byzondere zuurigheid enz. §. 1203-1S &e' zegd geweest , dat eene al te groote fcherpte der lappen ,met ^machtigheid vereenigt, te recht in het voeteuvel befchuldigt kan worden, daarenboven is aldaar beweezen , met een vry wonderlvk voorbeeld, dat fcherpe dingen, niet door degewoone uitwerpingen ontlast, geduurende verfcheide maanden in het voeteuvelig lichaam verborgen kunnen blyven, maar dat zy meer en meer opgehoopt, eindelyk als met geweld op eenmaal tevens zyn uitjaagt geweest, maar aangezien het al te fterk gebruik van zuurachtige witte wynen, en andere zuuren, §. onclero^  780 'T VOETEUVE L; §.1282. oorzaken van het voeteuvel word getelt, en het overgeven van een allerfcherpstzuur, fomtijdsfchielijk de fmerten van eendoor pijn woedende voeteuvelige verlicht heeft, kan men niet ontkennen , of 'er is in deeze ziekte fomtijds een zuure fcherpte aanwezende. dat men eventwel de zuurigheid niet voor de algemeene oorzaak van het voeteuvel kan houden, is van te voren 5. 1275. /3. beweezen geweest, want fomtijds komt 'er uit de pijndoende gewrichten een zeer ftinkend zweet, in geenen deele zuur, het zilver bevlakkende , met een aanmerklyke verlichting, in welk geval (ziet 5. 1261.) de bedervende fcherpte eerder fchynt befchuldigt te moeten worden. Wat de oorzaak is van de knoop, kalkknobbel, kryt, van de voetevelige ? Over deeze zie men na het geene ff. 126!. word gevonden, alwaar wijdlopig genoeg over deeze alle gefproken is. Waarom het voeteuvel zonder zwelling het allerellendigfte is ? Om dat de oorzaak der pyn als dan in de allerkleiufte vaten zit, welke uitgefpannen zynde, de hevigfte pynen verwekken, maar hoe wel het voeteuvel zeldzaam waargenomen word , welkers aanval zonder eenige zwelling van de pynlyke gewrichten zyn beloop heeft, is het nochtans zeker, dat het aangedane deel in 't begin der aanval niet gezwollen is, nochte de huid van couleur veranderd, en dat de pyn als dan allerfcherpst is, welke eventwel verligt word, zo dra het deel begint te zwellen, wanneer in de tandpyn de allerkleinfte zenuwachtige vezelen , door de zelfftandigheid van de tand verfpreid, een zeer hevige pyn veroorzaken, word de pyn verligt, zo dra de wang begint te zwellen, men zie het geene (5. 1261 • gezegd is. Waarom de pyn in de voeteuvelige eindelyk ophoud ? Zo lang de krachten in haar geheel de ziekelyke ftof na de gewone plaatfen met kracht kunnen heen leiden , zyn de pynen hevig : maar wanneer door de ouderdom en de langdurigheid van de ziekte, de krachten kwynen, als dan doen zy naauw-  S.ia8a. 'T VOETEUVEL. 781 naauwlyks meer zeer, maar zy worden eer door ziekelykheidl verflSem waarom als dan die verlichting der pynen met beteken da de ziekte verminderd is, maar dat de krachten kwynen. zie hier na het geene dat §. 1261. gelyk ook $. i^3. hier over is geW^omto lang de pyn allerwreedst is enz. Om dat al de ftof der ziekte in de gewrichten uitbarst er1 adar r P geworden, bekwaam word gemaakt, om ge^l uit het lichaam gejaagd te worden: en dus keerd de gezondheid volkome weder en 'er word een langer tusfchentyd vereischt, zal er op nieuw een genoegzame ftof vergaderd worden, welke een nieuwe aanval kan voortbrengen. , , 1 Waarom de verwoedheid der pyn ophoudende enz. Om dat de krachten niet meer 'to^^t^^-^^^ ftof in de gewrichten ter nedertezetten; hier door blijft het ziekelvk aanftookzel, en word niet meer verfpreid. waarom zy byngeduur£cf£air lichte pynen gevoelen, en byna alleen maar leven om ellendig te zyn; tot dat zy door een geduunge ziekelykheid fterven,Öof dat de ftof der ziekte de mgewanden bezet, en een einde maakt van deeze ellenden. _ . Of'er eenig eigen byzonder opzuigend middel is enz. De Scheikundige, die dikwils al te haastig zyn geweest, in het te zamenftellen van algemeene regelen nit weinige en enkele voorbeelden, hebben, wanneer zy gezien hadden dat het^alcah aan het voeteuvel, uit het misbruik van zuuren ontftaan, grootelyks voordelig was gefeest, befloten, dat alle voeteuvel met deeze alleen te geneezen was. edoch hetisbewezen dat dezuure fcherptl niet altyd in deeze ziekte den meefter fpeelt. intusfchen nochtans kun/en de alcalifche zouten door ^^^Sure kracht de voeteuvelige voordeehg zyn, offchoon er geen zuure fcherpte aanwezende is; gelyk S. 1275-J*• » gezegd geweest. Waarom het weegtuig van Sanótorms enz. Het is bekend, dat SanBorius, door het gebruik van de fchaal, beween  782 'T VOETEUVEL. §.1282. heeft, hoe veel een gezond lichaam op een bepaalde tyd uitwaasfemt, en uit de vermeerderde of verminderde uitwaasfeming behoren heeft, wat te hoopen of te vreezen zoude zyn, voornamentlvk omtrent toekomende ziektens. edoch aangezien 'er zeer weinige zyn, die dit werktuig kunnen , of willen gebruiken , heeft hy 'er tevens zeer voorzichtiglyk die gevoelyke veranderingen in het lichaam by gevoegd, welke de te zeer vermeerderde of verminderde uitwaasfeming volgen; en welke lichtelyk vaneen ieder zullen kunnen waargenomen worden, dus zal zekerlyk een iegelyk, zo hy maar op wil letten , vrucht kunnen trekken uit de werklyke waarnemingen van Sanblorius , (welke ook naderhand de zeer vermaarde mannen Lister, de Gorter , en andere, vermeerderd hebben) offchoon hy dit werktuig mist. tevens heeft San&orius naauwkeurig aangetekent, welke fpyzen , dranken , gemoedsaandoeningen , enz. en op wat wyze zy de ongevoelige uitwaasfeming veranderen, en dus zullen de Geneesheeren , ja de voeteuvelige zelfs, het gebruik der zes niet natuurlyke dingen, met het grootlte nut, volgens deeze regel kunnen inrichten. *i Maar dat de vrye uitwaasfeming van het grootlte gewigt is in het voeteuvel, leerd ons het geheele verhaal deezer ziekte, want onder de oorzaken §. 1255. , worden het waaken , een al te lekker eeten, het misbruik van de wyn , het uitfpatten in de- liefdensoeffeningen , zweetende fchieïyk koudvvordcnde voeten, getelt. daar naar, zo men in aanmerking neemt het geene de voor de deur ftaande aanval vooraf gaat, vinden wy verfcheide tekenen van de belette uitwaasfeming. het zelfde is waar van het geene dat §. 1258. word gevonden, en waargenomen word de aanval van het voeteuvel te verhaasten: want San&orius houd deeze byna alle voor oorzaken van de verminderde uitwaasfeming. daarenboven is \ 1261. gezegd geweest, dat de pyn in het voeteuvel eindigt door de uitwaasfeming der pynlyke deelen; §.12,72. is bewezen geweest, dat de zweet-  .$. ia82. 'T VOETEUVEL. 783 dryvende middelen , door de kunst te werk gefield, voordeelig zijn ; gelijk §. 1276. is betoont geweest, waarom San&orius (j) gezegd heeft: de vochten der voeteuvelige, offchoon zy ook zeer dik zijn, worden alleen by wyze van damp ontbonden, de verouderde voeteuvelige , leiden alleenlijk in de zomer maanden een verdraaglijk leven, het overige van het jaar kwynen zy. ja, gelijk in 't vorige Hoofddeel gezegd is geweest, de Geneesheeren ftellen de voornaamfte hoop om het terug getrede voeteuvel wederom na de gewrichten te leiden, daar in, dat de zieke, in een warm bedde gelegt, en wel gedekt, zweete. Voor 't overige geeft het voeteuvel in de levensgeest enz. dat in het dunfte vocht, in de kleinfle zenuwachtige deelen het ziekelijk indrukzel verborgen is , is van te voren gezegd geweest; daarom heeft van Helmont gezegd (u) dat het zich in de levensgeest zet en inwortelde, en in 't geheim aan de ftof van het vruchtbaar zaad hegt. op dat oogenblik der byjlapinge, word het indrukzel van het voeteuvel ander zint s in de krachtige geest fapende , door zodanige beroering der wellust opgewekt, met de %est te gelijk met het zaad gematigt, op een ten eenemaal onregelmatige wyze, om dat de natuur onmagtig den toomtebeflierenx niet heeft kunnen beletten, dat het vergif van het indrukzel het wellustige zaad gesten derwyze befmette. dus aangezien het zaad, of het indrukzel van het voeteuvel regelmatig de zaaddeelen befmet, daarom befmet ook ten eerfle het 'leewater . dn nergens voorkomt , dan ahvaar twee beenderen elkander raken, daar door is de plaats of het nest van hel voeteuvel in de ge-wrichten. ,men zie hier over na, het geene §. 1255'., 1265., 1267. is gezegd, O) De Gorter de Perfpirat. pag. 209. No. 88. (u) 1" Capitulo: Volupe viventhm morbus pag. 14. col. 1.$. 10» Vierde Deel. Ggggg DE  784 DE ZIEKTENS §• laSj* DE ZIEKTENS DER MAAGDEN. §• 1283. "Duiten alle deeze foorten van fcherpe en X3 Haapende ziektens, zyn fommige eigen aan de maagden, zwangere, en baarende vrouwen, als ook aan de kindfche jaaren. Tot noch toe hebben wy gefproken van de ziektens der vloeibare en vaste deelen , zo enkelvoudige als te famengeftelde r fcherpe en langduurige. maar buiten deeze zyn 'er andere ziektens , welke op dien tyd van 't leven alleenlyk maar waargenomen worden, wanneer het vrouwlyk lichaam bekwaam word om teóntfangen; andere, die van 't oogenblik der ontfangenis, geduurende de gantfche tyd der zwangerheid , lastig vallen r de baaring zelve, hoewel zy wettig en natutirlyk is, is dikwils niet zonder moeilykheid: eindelyk word 'er naar de baaring een vlytige zorg vereischt, op dat de kraamvrouw zo herfteld worde, dat zy ongefchonde, gezond, en vruchtbaar blyve. Maar ook zelfs krygen de eerstgebore kinderen ziektens, eigen aan deeze ouderdom, waaraan zy hunne overige levenstyd, of geheel niet, of ten minne zeldzaam onderhevig zyn, dewyl het lic-  5.1283.1^4. DER MAAGDEN. 785 lichaam allengskens meer en meer vastigheid krygende, zo geTnakkelvk niet door ligte oorzaken der ziektens aangedaan word. Over deeze alle moeten wy dierhalve elk afzonderlijk handelen en de fchikking vereischt, dat wy eerst over die aanmerkliike' verandering fpreeken, welke in het vrouwlijk lichaam word waargenomen, omtrent de tijd dat de maandftonden te voorfchijn komen en over de onderfcheide moeilijkheden, welke dezelve gewoonlijk voorafgaan, of ook verzeilen. 1284. \Y7anneer ,iet vrouwIyk lichaam tot voly. W kome wasdom is gekomen , maakt het gewoonlyk in een welgemelde gematigtheid meer bloed als in de vaten kan bevat worden, waarom het door de flagaders der lyfmoeder afgezondert word, onder de naam van maandelyke vloed. Het is zeker, dat in het vrouwlijk geflacht, wanneer het lichaam tot de menfchelijke voortteeling bekwaam word, wonderbare en vry fchielijke veranderingen ontftaan : het lichaam neemt dikwils fchielijk in grootte toe, de borsten beginnen op te zetten het hair vertoont zich aan de fchaamdeelen, het bloed begint'uit de vrouwlijke fchoot voort te komen , en in een gezond meisje keerd de zelfde bloedvloeijing op gezette tijden wederom, welke vloeijing de naam word gegeeven van maandftonden, om dat zv naar dat 'er omtrent een maand is veïlopen, gewoonlijk zich op nieuw vertoond; zo nochtans, dat by onderfcheide, of fchoon voor 't overige allergezondfte meisjes, eenig onderfcheid te vinden is, wat de tusfchentijd tnsfchen deeze bloedvloeijingen aangaat want fomtijds komen de maandftonden tweemaal in een maand by fommige alle drie weeken, doch by de meeste alle ,rier Weeken, wederom, nochte men ziet, zo de maagden anderzints gezond zijn, dat de vruchtbaarheid door't verfchil van Ggggg 2 dee-  ? 85 DE ZIE K T E N S §.1284.. deeze tusfchentijd verhindert of vermindert word, zo de wederkeering maar altijd op een en het zelfde tijdperk gefchied, en. niet geduurig verandert, wantik heb waargenomen, dat dusdanige min vruchtbaar waren, en zo zy ontlanden, kreegen zy ligtelijk een miskraam ; diergelijk onderfcheid word ook waargenomen in de hoeveelheid van het uitgeloosde bloed, na.mate de gefteldheid der baarmoeder in ieder afzonderlijk, dit heeft HipPccrates gewaarfchouwt (V) ; fommige. vrouwen tvorden meer , fommige minder van de overvloedige maandftonden gezuivert. dat zo zulks in natuur , en altijd geftadig gefchied,. komt zulks by hun uit de lijfmoeder, daarom heeft deeze vloeijing ook onderfcheide naamen gekregen : want van de meest gewone loop, word zy maandelyke vloed , maandftonden, maanden onpasfelijkheid,. maandelyke zuivering genoemt, dewijl veele gelooft hebben , dat, door deeze vloed iets nadeeligs uit het lichaam word gezuivert ook hebben veele dezelve bloemen, genoemt,. om dat, gelijk, deeze in het plantrijk de vruchten voorafgaan, dus ook de maandftonden een teken geven van de toekomende vruchtbaarheid :■ want wanneer deeze te voorfchijn komen, word een maagd huuwbaar gezegd te zijn, en daar voor gehouden* Meestentijd vertonen zich de maanden voor 't eerst, omtrent het veertiende, zelden voor het dertiende jaar; zy zijn meestentijd gewoon op te houden omtrent het vijf-en-veertigfte jaar (x), by fommige nochtans nemen zy vroeger, by andere, laater een einde, de geheele tijd, geduurende welke de maandftonden regelmatig vloeijen, worden de vrouwen vruchtbaar, wanneer dezelve ophouden, worden zy ontvruchtbaar genoemt; om datzy zelden of nimmer naar 't ophouden der maandftonden ontfangen. waar uit fchijnt dat de duuring der maandelyke vloeijing , met de tijd der vruchtbaarheid overeenkomt, ook neemt men waar, dat de meisjens in warme landen, vroeger de maandftonden krygen, maar («O De natur. poer. Cap.. 10. Charter. Tom. V. pag. 323.. 00 Muunceau traité des malad. des fémm. grolT.Tom. I.pag.49..  §. 1284. DER MAAGDEN. 787 maar dat zy ook vroeger ophouden ; in de noordelyke landen heeft het tegendendeel plaats, dus heeft Linnaus waargenomen fy) dat de vrouwen in Lapland de maandvloeijing op de geftelde t'ijd, maar nochtans fpaarzamer hebben, hy heeft 'er verfcheide gezien , die geduurende haar geheele leven de maandftonden niet hadden, maar zy bleeven, getrouwt zijnde, onvruchtbaar, hv had jonge meisjens gekend, die in de zomer alleen deftonden hadden, nimmer in de winter, welke op die plaatfen zeer ftreng en lan^duurig is. ook waren 'er andere, die alleenlijk maar eens 'sjaars die bloedlozing hadden, maar deeze alle, zo veel hy 'er gezien heeft, hadden koude gezwellen aan de voeten. Maar hoewel de maandftonden gewoonlijk op die ouderdom voor den dag komen, hebben eventwel eenige weinige waarnee* mino-en geleerd, dat de maandvloeijing zich kort na de geboorte vertoont heeft, dus leest men (2), dat by een eerstgebore meisje acht dagen, volgens andere, alleenlijk maar de derde maand naar de geboorte, de maandftonden voor den dag zijn gekomen.maar naauwlijks had zy vier jaaren bereikt, of zy had alreeds de ien«te van drie en een half voet, met een juiste maat van alle de ledematen, edoch de teeldeelen, enborften, waren eveneens gefield, als men gewoonlijk by een maagd van achtien jaaren waarneemt , zo dat zy volkome huuwbaar fcheen. ik heb de maandftonden de eerfte maand van het leven voort zien komen, en op haar zevende jaar fcheen zy huuwbaar, nochtans van een flapgeftel • zy heeft redelijk gezond geleeft, en op haar negentiende iaar betrouwt, heeft zy naderhand verfcheide gezonde kinderen gebaard, men zoude ligtelijk verfcheide diergelijke gevallen uit de Geneeskundige befchrijving byeen kunnen verzamelen; waarom het minderde verwonderen fchijnt, dat de vrouwperfoonen in de Oost-Indien, op haar negende jaar reeds baat en (V). Vani. Cj) Flora Lappon. pag. 324. 00 Acad. des Scienu l'An 1708. hift. pag. 6>- (a) Ibidem.. Ggggg 3,  783 DE ZIEKTENS $. 1284. Van gelyken heeft men ook waargenomen , dat de maandvloeijing langer geduurt heeft: ja zelfs in de verfleete ouderdom zonder nadeel wedergekeerd is. dus heeft Daniël Puerarias t Geneesheer te Geneve, aan Thomas Bartholinus het volgende gezegt, waar van hy getuigt ooggetuigen te zijn gegeweest. een vrouw van tachtig jaaren , heeft zedert omtrent ttvee jaaren de maandftonden gekregen, zonder eenig ongemak in haar gezondheid te lyden (h). elders leest men, dat de maandftonden op het honderd en zesde jaar nog gevloek hebben (cj. intusfchen is het een algemeene vaste ftelregel, dat men geen vaste regels kan afleiden uit het geene zelden gebeurt. Aangezien dierhalve de maandftonden, natuuriyker wyze in 't algemeen in het vrouwlijk geflacht, op een bepaalde tijd voortkwamen, en wederom op een andere tijd des ouderdoms van zelfs ophielden , hebben de Geneesheeren naarftiglijk alles in aanmerking genomen, dat de oorzaak der maandftonden eenig licht zonde kunnen byzetten , en de plaatfen bepalen , waar uit het bloed vloeit, want dewijl die vloeijing niet geduurig , maar op gezette ryden wederkeerende is , moet 'er eenige verandering in de deelen, waar uit dezelve vloeit, aanvveezende zijn , ten tyde wanneer de ftonden vloeijen. maar aangezien 'er altijd een rechtvaardig agterdenken is, dat'er in de lyken der aan deeze ziekte geftorvene, veel door de dood verandert is , bleek het ligtelijk , dat deeze fraaijer konden onderzogt worden , in de geene die haastig of geweldig geftorven waren, op die tijd wanneer de maandftonden vloeiden. Columbus (d) heeft gewild, dat het maandelijk bloed niet door de vaten van de lijfmoeder uitgeftort word, maar uit die geene , welke in de hals van de lijfmoeder , aan deszelfs zyden, voorden ingeplant : en hy getuigt elders () Euftach. Tab. XIIL Vierde Deel. Hhhhh  79i DE ZIEKTENS §. 1284.. kraam, ik heb verfcheide zwangere vrouwen gezien, die ditoverkomen is, en een voldrage, gezond, fterk kind op de behoorlyka tyd hebben ter waereld gebragt. Nu volgd 'er , dat men in aanmerking neemt, het geene de doorlucbtigfte Geneesheeren vastgefteld hebben over de oorzaken van de maandvloeijing, en de reede, waarom dezelve vloeijing. op een gezette tyd gewoon is weder te keeren in gezonde maagden, wanneer de Geneesheeren zagen, dat het zuivere bloed aldus uit het gezonde lichaam ^ing, zonder dat de gezondheid nadeel leed, ja eerder tot gemak; en zy tevens waarnamen, dat de meisjens eerder haare volkome wasdom kreegen, dan de jongetjens, en de maandelyke vloed een teken gaf, waar door men; weet, dat het vrouwlyk lichaam reeds bekwaam is om te ontfangen, en de ontfangene vrucht te voeden, tot dat eindelyk naar verloop van negen maanden, de mensch uiteen zeer klein flipje tot zo aanmerklyke grootte aangroeijende , door de natuurlyke baring word ter waereld gebragt; en dat deeze geheele aanwas van de vrucht aan de fappen van de moeder moeten toegefchreven worden; heeft het gebleken, dat het vrouwlyk lichaam bekwaam moet zyn, om niet alleen zich zeiven , maar ook een ander mensch te kunnen voeden, de gantfche tijd van de zwangerheid, waar uit zy befloten hebben , dat in de geene die niet zwanger zyn, meer bloed gemaakt word, als het lichaam nodig had, en dat 'er daarom vereischt word , dat dat overvloedige ontlast worde, op dat het, vergaderd zynde , geen nadeel aan de gezondheid zoude toebrengen; reeds had Ariftoteles gezegd (q): het overvloedige in de vrouwen wqrd tot een maandfiondelykezuivering verkeerd, dit gevoelen wierd verder bevestigd, dat de moeder, zo zy haar kind zelfs de borst geeft, gemeenlijk in die tijd de maandftonden niet en heeft, of in langen tijd, of in kleine hoeveelheid alleen,. aangezien men ondervind, dat dat overvloedige tot voedzel van het kind, melk namentlyk, verftrekt. de vrouwen, die het lichaam daaglyksch door een harde arbeid: oefe- (g) De. Hift. Anim. Lib,. VII.. Cap. II„ Tom. II,. pag. 365**  $. i284. DER MAAGDEN- 793 oeftenen hebben gewoonlyk fpaarzamer de maandftonden , in tegendeel die zich aan een zagte wellustige weelde overgeven , vloeden alle maanden, en ook dikwerviger , weg van bloed, dit heeft Mofchio reeds aangetekend (r), van wien wy in t vervob meer gewag zullen maken, die Schryver is ten eenemaal onderfcheide van Theodorus Mofchio, van wien Plinius, Galenus, Aëtius, Alexander Trallianus , gewag hebben gemaakt : want hv is een veel jonger Schryver als deeze oude Mojchto, en heeft een boek over het geene, dat tot de baaring diend , tot gemak der Griekfche Vroedvrouwen, uit het Latyn overgezet, en met twee- en-dertig Hoofdftukken vermeerderd, hr't licht gegeven, aangezien hy veel goeds heeft, daarom word hy in alle de vroedkundige verzamelingen gevonden, namentlijk die over de ziektens van de vrouwen als andere aandoeningen zo van de zwangere barende , en kraamvrouwen handelen, maar dewyl lsraèl Stachius zijn verzameling in 't jaar r ^7. heeft uitgegeven, naar de twee eerfte van Casper Wolf en Casper Baulnnus uitgegeven, en verfcheide dingen bevat, daarom heb ik liever gehad die vroedkundige verzameling te gebruiken (s). Hier uit blijkt, dat 'er veele redenen zyn geweest, waarom de Geneesheeren de maandelyke vloeijing yan de volbloedigheid afgeleid hebben, indien 'er dierhalve geen de minfte volbloedigheid ontflond, oe'lyk by zeer fterke en door zwaaren.arbeid geoefFende vrouw'en, als dan zouden zv natuurlyker wyze zonder ec-mg nadeel de maandelyke vloeijing kunnen ontbeeren. dusdanige zyn die welke Mofchio (f), wanneer hy de oorzaken der wederhoude maandftonden opnoemd, gezegd heeft, zonder eenige ziekte, na* Cf) Spachii Gyna-ceor. pag. 2. N°. 16. (j<| Vid. Fabric. Biblioth. Grsec. Tom.XII. Lib. VI. Cap. VIL ^a§XSpterï Gyi'iJec pag. 11. N°. 126. & Harmon. Gynrec Part* Potter. Cap. II. pag. 20. Hhhhh 3  794 DE ZIEKTENS §. rsfl^ natuurlyker wyze niet gezuivert wor-den. Fernelius getuigt (u), dat hy een vrouw heeft gezien, die nimmer de maandelyke of eenige andere vloeijing uit de lyfmoeder had ondervonden, en eventwel een goede gefieldheid had, en ten eenemaal welvarende , omtrent zestig jaaren heeft bereikt. Hildanus heeft een vrouw van veertig jaaren, die zwaarlyk door een val gekwetst was, genezen (zv), welke op haar gemoed verzekerde, dat zy , noch zo lang zy maagd was geweest, noch in haar huuwlyk , immer de maandftonden had gehad, in het kinderbaren hadden de kraamzuiveringen fpaarzaam gevloek: want zy had zeven kinderen gebaart,. waar van het grootfte gedeelte fterk en gezond noch in leven was. zy heeft fterk, en krachtig, weinig aan ziektens onderhevig geleeft, en daar zy genootzaakt was , met een gemeen voedzel zwaren arbeid te doorftaan, zo was 'er geen gelegenheid voorde feloedrykheid om zich te vergaderen, dus leest men, dat de vrouwen van een geheele landftreek, by de Tapuijers in Brafiliën ,. geduurende haar geheele leven van de ftonden berooft zyn (x).. andere Reizigers nebben aangetekend, dat de ftonden alleen zeer fpaarzaam vloeiden, gelyk ook van de Laplandfche vrouwen van. te voren is gezegd geweest, mooglyk vind men verfcheide diergelyke voorbeelden in onze landen , waar van , gelyk Pechlinus(y) zegd : dat het vrouwlyk ge/lacht voor zich alleen 't geheim bewaart, terwyl de Geneesheeren, die ook zelve niet veel om het gemeene vrouwvolk geeven, niet lichtelyk tot getuigen worden geroepen, wanneer de zeer vermaarde Aftruc dit in aanmerking nam: (z), fcheelde het weinig, of hy geloofde, dat de maandftonden niet uit de eerfte regel der natuur zo fterk de vrouwen overvielen , dewyl zy by die volkeren, die altyd fober leven, matiglyk. vloei- (u) Pathol. Lib. VI. Cap. XVI. Part. II. pag. 197.. GÓ Oper. Oran.. Obfervat., Cent. V- pag. 428. GO Guak. Charletoni de Caufis Catamen. Cap. IV. pag. 39;, C^) Obferv. Phyf- Media Na. 35., pag, 83. CjO. Traité, des Mialad. des Femmes.. Toni^ I.. pag^ 85..  $. ia84. DER MAAGDEN. ?9$ vloeijen, en in fommige vrouwen geheel niet ; maar dat by befchaafde volkeren de vrouwen in een zagte ledigheid leven , en een overvloedige tafel hebben, en dat daar door ook grooter hoeveelheid bloed word vergaderd, en opgezette tyden langs de vaten van de lyfmoeder uitgaat. r Intusfchen fchynt de maandvloed uit de natuur op een zekere ouderdom teontftaan, niet alleen, op dat het overtollige bloed uit hPt lichaam weg zoude genomen worden , maar ook op dat de lvfmoeder een gefteldheid kryge tot het ontfangen. maar of oeheele volkeren de ftonden niet en kennen , en de vrouwen Iventwel vruchtbaar zyn, weet men niet zeer zeker. dcReisbefchrvvers verhalen dikwerf het geene zy gehoord hebben , en meestentyds ontbreekt hun de gelegenheid of de wil, om diergelyke dingen naauwkeurig te onderzoeken. Linnaus heeft een ipaarzamer hoeveelheid der ftonden by de Laplanders gevonden, geIvk van te voren is gezegd geweest; maar ook tevens heeft hy gezegd, dat de geene, die de ftonden niet en hadden, alty donvruchtbaar zyn gebleven, die weduwe van veertig jaaren, welke, offchoon zy gezond en fterk was, had nooit de ftonden genad ia) bv haar tweede huuwlyk zyn de ftonden ten eerften naar het bvflapeii voor den dag gekomen, en zy zyn op haar geftelde tyd geduurende twee geheele jaaren wedergekeerd, eer dat zy heeft ontfangen. op de behoorlyke tyd heeft zy gelukkig een gezond meisje ter waereld gebragt, en zy is tot driemaal toe vruchtbaargeweest, eer dat de ftonden door de jaaren ophielden waar uit men fchijnt te kunnen befluiten, dat de uiterfte monden der lytmoederlyke vaten geopend zynde, het bloed uit dezelve gaat de volbloedigheid wel verligt word, en dat dus de menigte van het maandbloed, na mate de onderfcheide overvloed var, het bloed onderfcheide kan zyn; maar ook tevens fchynt die wydermaking en opening der lyfmoederlyke vaten tot de zwangerheid toe tebrengen, waar over naderhand zal gefproken word en._ Daarenboven hebben de Geneesheeren gelooft, dat uit het maak7 el 7elve, van het vrouwlyk lichaam dereede blykt, waarom dat * ' nvpiv- Ca) VidePechlin. in loco citato. Hhhhh a  7S>6 DE ZIEKTENS §. 1284. overvloedige eerder door de lyfmoeder, als door andere lichaamsdeelen uitging, want zo men het maakzel van het beene bekken in een vrouw in aanmerking neemt, vind men een aanmerklijk verfchil, een groote wijdte, als in een man. want de wervelbeenderen der lendenen wyken meer na agteren ; de tusfchenwijdte tusfchen het heilig been en de fchaambeenderen is grooter; gelijk ook de tusfchenwijdte tusfchen de darmbeenderen; het ftuitbeen is rechter en beweegbaarder als by de mannen, by welke het meer voorwaards word gebogen; de fchaambeenderen worden met een ftomper hoek te zamen vereenigd: daar en boven zyn de hoofden van het heupenbeen verder van elkaar gelegen; waarom de halzen der dyën fchuins geftelt zyn, en met hunne holligheden min fcherpe hoeken uitmaken, daarom is 'er een groorcr wijdte omtrent liet bekken in de vrouw als in de man, op dat de door de zwangerheid gezwolle buik vaster onder/leunt kan worden, dit onderfcheid weeten de Schilders en Beeldhouwers Ma 't leven in het vrouwlijk lichaam uit te drukken in dusdanig wijd bekken is de lijfmoeder gelegen, tusfchen de rechte darm en dc blaas, geheel vaatachtig, byna vry, en niet zeer gedrukt: want de geheele bodem van de lyfmoeder klimt onverhinderd na boven in de zwangere vrouwen, maar daald in de zinking der lijfmoeder dikwils, dat zy buiten de fciiaarate ukfteekt; daar en boven kan de lvfmoeder na voren, na agteren, en na de zyden vailen, gelyk naderhand zal gezegd worden, wanneer over de moeilyke baring zal worden gehandeld, maar hoe wel de lijfmoeder in jonge meisjens, en volwaslèn maagden, op het gevoel vast eb hegt is, nochtans leerd de zwangerheid, dat deeze vaten lichtelijk kunnen wyken , en tot een groote wijdte uitgezet worden , dewijl de lijfmoeder in de laatfte tyden der zwangerheid als een ïpongie vol bloed fchynt, wanneer de vaten van te voren, in een niet bevrugte lijfmoeder naaiiwlijks zigtbaar , nu de fpi'ts van de pink kunnen bevatten, edoch de "lijfmoeder ontfangt talryke.-flagaders., uit dc zaad., onderbuiks, fpeenvaten, en O) Vide dc bis Herm. Boerh» Inftit. Medio §. 663.  ixafy DER MAAGDEN. 807 en de fcheiding van de uitwendige vaten des onderbuiks. met diei-eelvke toebereiding en oorfprong komende aders na de lijfrnoeder, hebben geen kleppen, en altemaal gemeenfcnap onder Stander ;- het geen ook in de flagaders van de lijfmoeder waar genomen word; waar uit een vrye omvoering van het overvloedicre bloed volgd. tevens word de inwendige holligheid van de lijfmoeder met kleine openingen doorboort, die een zagt waterig flymachtig vogt zweeten, op dat de inwendige oppervlakte van de lijfmoeder altijd glad en vogtig blyven , en de aaneengroeijing der holligheid belet worde (c). Begreperif zijnde,, het geene tot de legging van de baarmoeder deszelfs vaatachtig maakzel, en gemakkelyke uitfpanning behoord, nam men in opmerking, dat de vrouwen fchielyker dan de mannen, tot haare volkomene wasdom komen, en de ingewanden nochtans op deeze tijd voortgaan met goede: fapnen uit het gebruikte, in even gelyke hoeveelheid als van te voren, te bewerken, welke fappen nochtans met meer verLekken tot de aangroei van het lichaam; en dewijl men tevens opmerkte, dat de vrouwlyke lichamen minder uitwaasfemde daTde manlyke (d)h daar uit volgde, dat de hoeveelheid der «zonde fappen toenam , en dus een wel nuttige volbloedigheid ?n de vaten geboren word, zo een zwangere vrouw niet alleen zich zelve, maar ook haar vrugt moet voeden; maar in tegendeel nadelig in een vrouw die niet zwanger is, en welke daagiiiksch zouue toenemen , ten zy dat overvloedige uit het beaam ring, wanneer het door hoeveelheid zou kunnen, benadee en maar op dat een vrouw altijd bekwaam zou zijn om de vrugt te ontfangen en te voeden, moest dat overtollige altijd aanwezende zijn, en tevens moesten 'er wegen zijn, langswelke dat zelfde zou kunnen uitgejaagt worden, wanneer een. „ronwr niet zwanger was. . . ,w»i Af liifmoeder vol vaten was, opeen vrye plaats lYiaai uv».ji —j . (Tg- Cr) Ibidem §. 664(W) Ibidem §vó62*.  798 DE ZIEKTE N S §.1284, gefteld, gemakkelijk was uittezetten, een holligheid had, waar in de fappen zouden kunnen uitgaan , en naderhand langs de mond van de lyfmoeder uit het lichaam gejaagt worden; hier door wierden de allengskens meer uitgezette vaten van de lyfmoeder, door de vermeerderde hoeveelheid van het gezonde fap , einde? lyk zodanig uitgezet, dat de uiterfte monden, welke van te voren alleenlyk maar een vochtige daauw doorlieten, in middellyn allengskens toegenomen , het roode gedeelte van het bloed in de holligheid van de lyfmoeder afzonden, en de maandelyke vloeijing aldus volgde ; tot welkers afzondering en uitwerping het regt opgaan van een vrouw ook gunftig is. Maar naar dat de bloedrykheid door het niet uit de lyfmoeder uitgeworpene bloed verminderd is , als dan trekken de minder uitgezette vaten zich door hunne eigene kracht tot een kleinder . middellyn, vernaauwt zynde, laten zy geen bloed meer door, maar alleenlyk dunnere lappen, en dus keeren de uiterfle monden der vaten , welke in de holligheid van de lyfmoeder open zyn, langzamerhand tot de gewoone naauwte, tot dat zy , de volbloedigheid door de zelfde oorzaaken wederom ontftaan zynde , op nieuw uitgezet worden naar een diergelyke tusfehentyd. op deeze wyze wierd de op gezette tyd wederkeerende maandelyke vloeijing uitgelegt, terwyl tevens dat geene vry gemakkelyk word verklaard, dat de maandelyke vloeijing gewoonlijk vooraf gaat, verzeld, of volgd. over dit alles heeft de zeer vermaarde Fr eind, in 't breede gehandeld (  .$.ift84. DER DAAGDEN: Zöt itorius betrouwende, die verzekert, dat ook het manlijk lichaam ten tyde van een maand eenige ponden aannam, maar de tafels van bewyzen het tegendeel; namentlijk, dat in een manlijk lichaam zodanige daaglijkfche en evenredige aanwas van vochten niet gefchied, maar dat hiet in tegendeel zeer groote ver■fcheidendheden gebeuren in het verminderde of vermeerderde gewikt; het geen niet te verwonderen is, dewijl de hoeveelbeid &van het ingenomene zo onderfcheide word waargenomen, zelfs in gezonde menfchen. daar en boven, zo de maandvloed van de langzamerhand byeen gehoopte bloedrijkheid af hoirg, zou de tijd der wederkeering vertraagt moeten worden, zo de .hoeveelheid der vochten door eenige ontlasting verminderd wierd, of dat deeze byeen hoping door gebrek of eene al te ftrenge levenswyze belet wierd. Simfon roept ftoutmoedighjk (Y)> alle Geneesheeren die in de kunst ervaren zijn , tot getuigen, of zy ooit waargenomen hebben dat de wederkeering der ftonden door een tusfchentydige aderlating vertraagd word. het is zeker, dat de aderlatingen, in de ziektens gedaan, zelfs .by gezonde vrouwen, die jaarlijksch gewoon waren, zich een ader te doen openen, zelden de gewoone tijd der wederkeering veranderen, ja zelfs verhaasten zy fomtijds dezelve , het •reen ik eenige maaien gezien heb. Hofman (k) door veelvuldige ondervinding geleerd, bevestigd: dat het gemeen zelfs bevonden heeft, dat voor de tyd der fionden, de aderlating te werk gefield zynde, derzelver vloeijing vryer word. De zeer vermaarde Simfon , door deeze moeilijkheid bewogen, heeft ontkend, dat de algem«ene volheid van bloed de oorzaak is der ftonden, maar hy heeft een andere voorgefteld. want hy geloofde, dat de aanwas van het lichaam niet ophield, om dat de deelen allengskens vaster geworden , te veel weerfland boden, aan hunne verlenging en uitzetting, maar om de kracht die CO Ibidem pag- 9. CJO Med. Ration. & Syft. Tom. II. pag. 454. Iiiii 2  802 D E Z l E K:T E N S die de deelen verlengt en uitzet, verminderde, want wanneer de weerftand omtrent de eindens der buigzame vaten grooter is, als dan verlengen de vochten, door de kracht van het hart, door deeze vaten gejaagt, de vaten, .en zetten dezelve uit; en in tegendeel, wanneer de doorgang door dezelve onverhinderd is.* verminderd de uitzetting en verlenging der buizen, waarom hy denkt, dat het lichaam als dan tot deszelfs einde der aanwas is gekomen, wanneer alle de vaten van het lichaam zeer vry, doorgankelijk en open , een zeer gemakkelyke doorgang verkenen aan de ingejaagde vochten, waarom hy heeft befloten , dat het groeijen niet ophoud, om dat de deelen niet meer kunnen wyken, maar om dat de krachtdadigheid der uitzettende krachten zeer veel verminderd. ■ Hy bevestigde zijn gevoelen daarom , om dat, zo er. eenige verhindering voor de vrye omvoering der fappen door de verftopping der ingewanden in een volwasfen lichaam ontftaat, dezelve op nieuw grooter worden , en wel fomtijds boven mate , gelijk zeer talryke geneeskundige waarnemingen in de lever, mik, nieren, enz. leeren. dus hoe meer de ftoffe, uithetbloed afgezonderd in het blaasje, word opeen gehoopt, door deszelfs hoeveelheid de nabuurige vaten drukkende, groeijen deeze vaten in gelyke evenredigheid aan, wanneer zy om de belette omloop door het ingejaagde bloed meer uitgezet worden (/). hier uit heeft hy befloten > dat de maandelyke vloeijing oorzaak was, waarom de lijfmoeder tot haare volkomene wasdom komt, en ophoud met groeijen. want wanneer de opene monden der vaten middelyk / ? 1 l C Fmmenolog. pag. 38. & pag. 6. (?) Sé des mahcl. des fémmes Tom. I. pag. ™(j$ Prim. Kn. Phyfiolog. g. 8'7- pag- 539- <2 5 Medend. .part. IV. Cap. Vb. pag. 204.  5.1284. DER MAAGDEN. 815 te kunnen weeten: hy heeft in zo eerst afgetapt en noch warm bloed, welkers hoeveelheid hy ten naauwfte wist, linne doeken gedoopt, daar op heeft hv de grootte van de vlakken , die daar uit ontftonden, onderzogt, aangetekent. door dit verfcheiden maaien te beproeven, heeft hy de hoeveelheid van het in de linne doeken ontfangene bloed geleerd, op alle wyzen te berekenen; en dus heeft hy naauwkeurig kunnen bepalen, hoe veel bloed uit de lyfmoeder kwam ten tyde der ftonden. Edoch hy heeft gevonden, dat fommige vrouwen door de maand■ftonden drie, andere vier of vyf oneen bloed loosden; dat 'er minder waren, die een half pond; zeer weinige die tien oneen kwyt geraakten, ten zy de lyfmoeder aan eenig gebrek onderhevig was. Door deeze proefondervindingen blijkt het dierhalve , dat de hoeveelheid der ftonden veel kleinder is , als die welke Hippocrates geftelt had; ja zelfs fchynt dit uit Hippocrates zelf bewezen te kunnen worden : want hy heeft gezegd (Jij : edoch de kraamzuiveringen komen by een gezonde vrouw vry overvloedig voor den dag, eerst tot vyftien oneen, of een weinig meer, daar naarminder, tot dat zy ophouden, maar niemand, diedekraamzuiveringen gezien heeft, welke in de baaring naar het affcheiden der ■nageboorte voor den dag komen, zal kunnen twyffelen, dat de maandftonden in geenen deele by deeze hoeveelheid komen, het is wel waar, dat de griekfche vrouwen , opgefloten leefden, in een warm land , en daarom mooglyk de ftonden overvloediger hadden, maar aangezien de Geneesheeren byna alleen maar uit het zien van het linnen met bloed bevlakt, over de hoeveelheid oordeelen, en dikwils op het verhaal van vrouwtjens alleen betrouwen , heeft deeze dwaaling ligt kunnen infiuipen , dewyl •zelfs de oppasfers der vrouwen in dit ftuk dikwils lelyk dolen, die zelfde uitmuntende Schryver heeft gezien (i), dat 'ergevallen (70 De Muiier. Morbis Lib.I. Cap. LXXI. Charter. Tom. VII» pag. 771. O") De Haen Rat. Medend. Part. IV. Cap. VI. pag. 205. Vierde Deel. L1111  6 DE ZIEKTENS 5.1484. iin veweest zyn van miskramen, waar in de vroedvrouwen zwoedat'er meer dan acht of tien ponden ontlast waren geweest, Tdaar hy nochtans, wanneer hy de heele hoop befmette linnens onderzogt, heeft moeten rekenen, dat 'er nauwlyks anderhalf pond ™&X fchynt men uit al het geene reeds is gezegt geweest , te mosen befluiten, dat de lyfmoeder door de maandelyke vloeiin? in een vrouw van het menfchelyk geflagt zodanige gefteldheid verkrygt, dat zy kan ontfangen, het ontfange kan behouïpn het behoude voeden, want wanneer de vaten en de boezems vnn de zelfftandigheid der lyfmoeder zodanig alle maanden worden feopent , dat zy het dikfte gedeelte van het bloed het rode namentlijk, toe laaten en door laaten kunnen, worden zy ber i dat de geheele oppervlakte van het menfchelyk ei, aan de hofligheid van de lijfmoeder gevoegd, door de uitgefchoten vLaetiee afleidingen met de zelve kan vereenigt worden , en als ïn dezelve ingewortelt. maar die maandelyke wederkeering kan niet liatelijk uit de algemeene volbloedigheid van het geheele lichaam uitgelegt worden, nochte ook uit de byzondere volbloeScheid van de lijfmoeder, tot dat wy dierhalve zekerder zyn van het%eene, dat naderhand misfchien zal geweten worden, laat nns te vreden zyn van het geene wy weten gebruik te maken, nl het seene duister is, niet uit de gedagten van de kunstenaar, maar uit de kunst zelve verworpen (k). een vrouw van t menfrhelvk seflagt blyft dertig en meerjaaren vrugtbaar, en de maandftonden geven het teken der beginnende vrugtbaarheid , maar het onhouden derzelve het begin der onvrugtbaarheid. maar dewyl voor 't menfchelyk geflagt geen bepaalde tyd van t jaar gefteldis ■ om voort te teelen, daarom word de lyfmoeder alle maanden door de maandelyke vloeijing tot een gefteldheid gebragt, om ^emakkelvker te kunnen ontfangen. mde beesten, offchoon er gewoonlyk niets bloederigs voor den dag komt, beginnen noch- (dé) Gei dc Med» LhVI. mPrsfot. pag. ao.  54 £3*. DER MAAGDEN. tl? tans de vogten omtrent de tijd der voortteling uit de lijfmoeder te vloeijen , zo dat de fchaamdelen vogtig worden, men leest ook van een zekej foort van apen, zeer na een mensch gelykende, waar van de wyfjens de maandftonden hebben (ƒ); het geene Kolbe getuigt zelfs gezien te hebben (m); en hy tekent tevens aan, dat deeze beesten twee borsten van voren hebben, het heeft uit het vorige gezegde gebleken, dat de maandelyke vloeijing eigentlyk niet ingefteld is om de volbloedigheid weg te nemen of te verminderen, dewyl zy ook in de geene die niet volbloedig zyn word waargenomen , op de behoorlyke tijd te gefchieden. maar wanneer de uiterftens der lijfmoederlyke vaten, nu wyder geworden en geopend, het bloed laten lopen , zo deszelfs vermeerderde hoeveelheid door het geheele lichaam heen een volbloedigheid zal veroorzaakt hebben, zal nu een grooter hoeveelheid bloed langs deeze geopende wegen uitgaan , en dus zal de volbloedigheid ontbonden worden, waar uit ook de reede word begrepen, waarom by de geene die ledig zijn en lekker leven , de ftonden in grooter hoeveelheid vloeijen, als by die vrouwen, die door een harde arbeid gedwongen worden het fober kostjen voor haar en de haare te zoeken, ook blijkt daar uit tevens, dat een zeer fpaarzame vloeijing genoeg is , om een vrouw vruchtbaar te maaken, zo zy voor 't overige maar gezond is : want zo de inwendige oppervlakte der lyfmoeder bekwaam blyft, dat het menfchen ey, de tedere vrucht bevattende, aan dezelve gehegt kan worden en aangroeijen, zal een vrouw vruchtbaar kunnen zijn. tot deeze bekwaamheid fchijnt de maandelyk vloeijing , offchoon zy ook fpaarzaam is, veel toetebrengen; en in zeldzame gevallen word waargenomen, dat fommige vrouwen, offchoon zy nimmer de ftonden hebben gehad, vruchtbaar zijn geweest; van welke men by Schenck (»), en andere, voorbeelden leest: intusfchen blijkt uit het vorige, dat de vrouwen die nooit de ftonden hebben gehad , byna altyd onvruchtbaar zija 00 Gallend, in vita Peirefc. Lib. V. pag. 169. O») Befchryving van de Kaap de Goede Hoop, pag, 166* 00 Lib- IV. de Conceptione Obferv. I. pag, 556. Lllll 2  8r8 DE ZIEKTENS ziin geweest: in die zeldzame gevallen fchijnt het geloofbaar, . dat de vaten van de lijfmoeder zodanig zijn gefield geweest-, dat zy wel doorgankelijk waren, en bekwaam om aan het menfchen ey gehegt te worden, maar eventwel zo zeer niet geo«ent dat zy het bloed hebben kunnen doorlaten, want dikwils neemt men waar, dat by de vrouwen, die de maandftonden niet hebben, op een gefielde wederkeering geen bloed, maar eenige hoeveelheid dunner vocht uitgevloeit is. mooglijk is zodanige gefteldheid in zuigende vrouwen aanwezende j welke ik weet dat fomtijds ontfangen hebben, offchoon de maanden naar de baring niet waren wedergekeerd, wy weeten door daagliikfche waarnemingen , dat 'er een aanmerklyke gemeenlchap . heerscht tusfchen de lijfmoeder en de borften ; dus beginnen bv een rype maagd de borften te zwellen, wanneer de gefteldheid tot de eerfte ftonden in de lijfmoeder word geboren: wanneer in de baaring de kraamzuiveringen de derde dag verminderen, ja zelfs fomtijds geheel ophouden, beginnen de borften fchielijk te zwellen, en zo de vrouw zuigt , komen de kraamzuiveringen wederom, wanneer de melk onverhinderd lancrs de tepels uitgaat: maar zo zy het kind aan een andere minne overgeeft, worden de borften dun, en zy krijgt e en witte vloed, en daar naar op nieuw een bloedvloed, zo dat, alles gelvk gefteld zijnde, de kraamzuiveringen langer en overvloediger vloeijen by de geene die niet zuigen, men neemt by de minnen-fomtijds waar, dat 'er in de plaats der ftonden iets weiachtigs, witachtigs uit de lijfmoeder vloeit; fomtijds volgd kort daar op ook het bloed, wanneer de vaten wyder uitgezet ziin - maar by andere wederom niet. edoch zy fchynen op deeze tijd tot het ontfangen bekwaam te zijn , zo zy zich met een man vermengen, want gelijk een weinig te voren uit Galenus is aezegd geweest; gefchied de ontfanging voornamentIvk wanneer de ftonden nu eerst hebben begonnen op te houden' want als dan zijn die vaten in de inwendige oppervlakte van de lijfmoeder noch open , zo dat zy geen bloed, maar dunner vochten door laten gaan : hy zegd dat het zelfde ge-  $. 1284. iD E R MAAGDEN. 8i beurt wanneer de ftonden eerst beginnen, waar uit het fchijnt, als of de lijfmoeder, by de zuigende vrouwen, die, zonder dat de maandftonden wederkeeren, ontfangen, zodanig in haare vaten gefteld is, gelyk zy zich bevind, wanneer de ftonden op 't uitbreken zyn, of wanneer zy beginnen op te houden; namentlyk dat de vaten niet ten eenemaal toegetrokken zyn, maar nochtans zodanig vernaauwt, dat zy geen bloed , maar dunner vochten, door kunnen laten, of 'er een diergelyke gefteldheid aanwezende is geweest in die zeldzame gevallen, wanneer vrouwen die nimmer de ftonden hadden gehad, ontfangen hebben? Mofchio heeft vry wel de tekenen der annftaande maandelyke vloed befchreven (0): de borften zwellen ; zy gevoelen omtrent de fchamelheid een zwaarte met eenige jeuking; zy worden luy; gevoelen een verkoudheid in de nieren, fomtijds ook pijn; zy geeuwen menigwerf, en rekken het geheele lichaam uit; de.wangen zijn rood, maar niet doorgaans; fomtijds hebben zy een afkeer en walging, dit zyn de gemeenzaamfte toevallen, welke gewoon zyn de beginnende maandvloed vooraf te gaan ofte verzeilen: by veele zyn de gefpanne peezen van de fpieren ftyf, dikwils niet zonder lastigheid; andere hebben pyn in 't hoofd. Die maandvloed duurt by onderfcheide vrouwen langer'of korter, zo nochtans, dat zy by de meefte drie of vier dagen ophoud (p). ook word zy voor goed gehouden, zo zy langzaam drupt, en zonder tusfchenpozing voortgaat met vloeijen, tot dat zy geheel ophoud, het gebeurt eventwel fomtijds , dat de ftonden twee of drie dagen duuren, dan geduurende een dag of twee drie ophouden, en dan op nieuw wederkeeren; hetgeen ik eenige maaien by gezonde vrouwen waargenomen heb ; en ook van de vermaarde ^/?n/caangetekent is geweest(q). nochtans gevoelen Co") Spacb. Gyna?c. pag. 2. No. ai. & pag. 20. Harmon. Gyntec. Cf) Ibidem No. 18. (q) Traité des Malad. des Femmes Tom. I. pag. .23. Lllll 3  8ao DE ZIEKTENS $. 1484. len dusdanige vrouwen die lastigheid, dat die toevallen op nieuw wederom komen , welke de maandftonden gewoonlijk vooraf gaan. vooral de pijn in 't hoofd, en een moedyke fpanninginde nek tot dat het bloed op nieuw uit de baarmoeder voortkomt, edoch hoedanig dit bloed zy, dat door de maandelyke vloeijing uitgaat, fteunt op de achtbaarheid van Hippocrates (/); wanneer hy zegd : maar 'er komt bloed voor den dag gelyk uit een jlagtoÏÏer, en het jlolt fchielyk, zo de vrouzv gezond is. maar het is bekend, dat de gezondfte beesten voor de offerhanden uitgezogt wierden, en dat de eigenfchap van het gezonde, voornamentlyk flagaderlyke bloed is,"dat het terftond ftolt. dit gevoelen hebben ook de meefte der overige Schryvers bevestigt, die het best over de gezondheid en ziektens der vrouwen hebben gefchreven (s). maar wanneer de fappen door een ziekte ontaart zijn, als dan is het geen wonder, dat het bloed dat door de maanden gelost word ook ziekelijk is; gelijk ook, indien 'er in de lijfmoeder of in de fcheede iets verzworen is. van gelyken, zo, door dien de mond van de baarmoeder gefloten is, het bloed der maandftonden inde holligheid vergaderd wederhouden word, of half geronne aan de vouwen van de fcheede vast zal zitten, zo zal het door de warmte van de plaats, en de toegang van de lugt vry fchielijk kunnen bederven, en dan zal naderhand, in de plaats van goed bloed , een verrot fmeltzel wegvloeijen. diergelijk zal ook kunnen gefchieden , zo de vrouwen niet zindelijk genoeg haare hembden of lijnwaat verfchonen, vooral in de warme landen, edoch het blijkt van zelve, dat 'er gezond en zuiver bloed uit de lijfmoederlyke vaten is gekomen, maar dat naderhand bedurven is. Hier uit blijkt tevens ligtelijk , wat men te geloven hebbe van alle die nadeelen, welke aan het maandftondelyke bloed, en aan (V) De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. IX. Charter. Tom. VII. pafó7Mauriceaudes Malad. des Femmes groffes Tom. I. pag.54. de Graef Je Muiier. Organ. 134. &c. Aftruc Traité de Malad.des Femmes Tom. 1. pag. 23.  $. 1284. DER M A A G D È N. gaï aan de maandelyke vloeijing hebbende vrouwen, worden toegéfchreven; gelijk ook van de minnedranken, en andere bygelovige middelen, daar van bereid. Columella had gefchreven (V) , dat het laatfte middel, wanneer andere te vergeefsch beproeft waren, om de rupfen, zo nadeelig voor de tuinen, te dooden, was, zo eene vrouw, die de ftonden heeft, met bloote voeten, een opene boezem, en hangende hairen, driemaal de perken en de haag der tuinen rondging, want als dan : ., „ 1 mirabile vifu, Non aliter quam decujfa pluii arbore nimbus. Aut terelis mali, vel teclcs cortice glandis. Volvitur ai terram diftorto corpore Campe. Men vind hier en daar zeer veele diergelyke by de Schryvers, en kunnen , byeen verzamelt, geleezen worden by Ludovicus Bonaciolus (v), zo men het der moeite waardig acht. beter zal het zijn, deeze bygelovigebeuzelingen, waar aan de vrouwtjens eventwel gemeenlyk geloof flaan, in een eeuwige vergetelheid te dompelen. (O Rei Ruftic. Autor. Tom. I. pag. 732. Lib. X. vers. 357* & feq. (v) Ennead. Mulieb. Cap. III. Spach. Gynsc. pag* U5> §.1285.  8a~ DE ZIEKTENS .5.1485. " v. 128?. Tndien, het lichaam in de vereischte (1284.) J. gefteld zynde, het bloed hier wederhouden word, ontftaat 'er een bloedrijkheid , traagheid, Zwaar wigtigheid, bleekheid, pyn in de lendenen, de liezen ; byna alle de natuurlyke levens, dierlyke werkingen bedurven; het geene gemakkelyk afgeleid word van de te zeer gedrukte vaten ,. te overvloedig , ftilftaande, onderdrukte vog.t. Offchoon in 't vorige hoofddeel is gezegd geweest, dat de maandelyke vloeijing niet afgeleid word van de algemeene bloedrijkheid, als oorzaak, nochtans dewijl natuurlyker wyze by gezonde vrouwen een zekere hoeveelheid bloed alle maanden uit het lichaam gaat, blykt het van zelve , dat door de wedérhoude maandftonden de hoeveelheid van het bloed in de vaten moet vermeerderen, zo veel fchielyker of langzamer, na mate de ftonden gewoonlijk in grooter of kleinder hoeveelheid vloeiden, maar ook is beweezen geweest, dat, offchoon zy maandelyke zuivering genoemd worden, 'er zuiver bloed uit de lyfmoederlyke vaten komt, maar niet iet nadeeligs. wanneer dierhalve de hoeveelheid van het goede bloed , door de wederhouding van de ftonden, zodanig toegenomen heeft, dat zy reeds grooter is, als dat zy die veranderingen kan verdragen, welke onvermydelyk zyn in 't leven, ten zy 'er ziektens ontftaan, als dan zegd men de volbloedigheid aanwezende te zyn, gelyk §. 106. «. breeder is gezegd geweest. Traagheid, zwaarwigtigheid. Want deeze zyn de uitwerkingen van de volbloedigheid, gelijk §. 106. «. is gewaarfchouwt geweest. Galenus heeft het gevoel van zwaarwigtigheid over het geheele lichaam , onder de tekenen der onderdruk-  $r,a8-$. DER MAAGDEN. 823 drukte ftonden getelt (w); en Hippocrates (V) heeft gezegd : een vrouiv die zagt vleesch heeft, wanneer het lichaam met bloed vervult is , ten zy het zelve van haar afgaat, het vleesch vol zynde, en verwarmt, krygt zy pyn. want zy gevoelen in alle de fpieren van het lichaam een zagte, volle, uitzettende dikte , te gelijk met eenige onbeweeglijkheid, zodat zy naauwlijks de vingers van de hand kunnen toefluiten , gelyk van te voren in de kennis van de bloedrijkheid is gezegd geweest. Bleekheid. Onder de tekenen van de bloedrykheid, is de 100de couleur in hetaangezigt,de oogen, de lippen,opgenoemd geweest; ja zelfs is de huid, byde geene die zeer bloedrijk zijn, fomtijds over het geheele lichaam rood; en dus fchijnt het wonder, dat de bleekheid op de wederhouding der ftonden volgd. maar hier omtrent moet men aanmerken, dat de ftonden fomtijds by bleeke maagden onderdrukt worden, in welke byna geen rood bloed aanwezende is; gelijk duidelijk blijkt, zomen hun, om de vaten te ledigen, een ader opent: want 'er zwemt een klein lood koekje in zeer veel wey. maar voorzichtige Geneesheeren zijn in het geneezen der bloedrijkheid zeer zorgvuldig, om wel te onderfcheiden, of zy ziek zijn, om dat de maandftonden onderdrukt worden, dan of zy door een voorgaande of tegenwoordige ziekte, de maandelyke vloeijing niet en hebben, want in 't eerfte geval volgd de bloedrijkheid, en zy zijn rood, maar in 't laatfte kwynen zy, geheel bleek, en kwaadfappig. Hier word ook een groote verfcheidentheid in de geneezing vereischt: want de volbloedigheid duid een aderlating aan ; de kwaadfappigheid heeft dikwils geheele andere middelen nodig. Maar ook is 'er eene andere reede, waarom debleekheid naar de wederhouding van de maandelyke vloeijing vólgd , offchoon de („0 De Locis AfTedtis Lib. VI. Cap. V. Charter. Tom. VII» Pa(i)5De Muiier. morb. Lib. I. Cap. II. Ibidem pag. 72.9. Vierde Deel. Mmmmm  g24 DE ZIEKTENS §.1285. de-bloedrijkheid aanweezende is. het is bekend, dat het gezonde bloed uit de ader gelaten, aan zich zelve in een zuiver vat overgelaten, zich in twee deelen. afzondert, namcntlijk in een vloeibare wey, en een rood te zamen geronne gedeelte, zo al de wey 'er af word gegoten, komt binnen weinige uüren wederom een nieuwe hoeveelheid wey te voorfchyn, terwyl het roode gedeelte allengskens wegfmelt, het geene aldus byna geheel in een geelachtige of groenachtige wey zal kunnen ontbonden worden, maar de vaten, door de bloedrijkheid te zeer uitgezet, verliezen een gedeelte van haare krachten, met welke zy op het bevatte vocht werken, hier door worden de fappen minder gebonden en ledig en in de vaten zelfs zal het roode gedeelte allengskens kunnen wegfmelten, waardoor de roode couleur van het lichaam allengskens verminderd, en bleek word. hier by komt, dat zo de volbloedigheid aanweezende is , natuurlyker wyze langs de wvder geworde vaten een uitgang zoekende, maar nochtans niet uitgaande, de vaten van de lyfmoeder en de boezems meer en meer uitgezet worden; waar door de pyn in de lyfmoeder en de naby gelegene deelen ontftaat, zo als fbraks zal gezegd worden, maar als dan zal het zelfde gebeuren , daar Hippocrates in de zwangere vrouwen voor vreesde O); gelyk ik by een andere gelegenheid $. 69. heb aangetekend: wanneer een vrouw bevrugt is word zy geheel ttitden groene geel, om dat haar zuiver bloed daaglyksch afdrupt, en na de vrugt gevoert word, en dezelve tot aanwas dient; en , minder bloed in het lichaam zynde, moet. zy noodwendig uit den groene bleek zyn. Pyn in de lendenen, de liezen. Wanneer de boezemhollen der lyfmoeder, veel in getal, en door derzelvergeheele zel£ftandigheid verfpreid, door het byeen gehoopte bloed gezwollen zijn worden de vaten tusfchen dezelve heen lopende, noodzaaklyk gedrukt; waar door de bloedvaten der naburige deelen meer (j) De Muiier. Morb» Lib, I- Cap.XXXH. Charter» Tom, VII» pig. 748»  §. ia85. VER MAAGDEN: op^evult worden, en opgevult zynde, uitgerekt worden ; daar uit ontftaat eerst een gevoel van zwaarwigtigheid, en daar naar van een lastige pijn, welke zo menigmaal gewoon is de maandelyke vloed vooraf te gaan. zo nu het bloed niet uit debaarmoeder gaat, vermeerderen alle deeze kwalen O), men vind een fraaije waarneming, die het reeds, gezegde bevestigd, een vrouw van vvftig jaaren, die in haarhuuwlijk negentien jaaren onvrugtbaar had geleeft, ftierf een geweldige dood. de ftonden kwamen te voorfchyn, maar alleenlyk in kleine hoeveelheid, en op dien tyd zwol de ellendige, en leed zwaare pynen in de buik: naar eenige jaaren, na dat de ftonden voor de eerftemaal te voorfchijn waren gekomen, fnoot of fpoog zy bloed, in het lijk heeft men gevonden dat het vlies, de inwendige oppervlakte der fcheede bedekkende, de opening der lyfmoeder gefloten had, even vast aldaar aangegroeit als aan de fcheede. dit vlies was met twee kleine gatjens doorboort, welkers middellijn alleen maar de vierde part vaneen geometrifche linie had. maar de hals van de lyfmoeder was tweemaal langer als na gewoonte, door de uitzetting van het vergaderde bloed uitgefpannen, en dun O), het blijkt lichtelijk ,dat diergelyke uitrekking zonder pijn en groote lastigheid niet heeft kunnen gefchieden. waarom Hippocrates (£) gezegd heeft: zo de maandftonden niet voortkomen, word de onderbuik door pyn aangetast, en het fchynt als of'er een gewigt op legt, de lendenenen de liezen doen zeer. diergelijk heeft hy op een andere plaats (c) ; maar aldaar zegd hy, dat de lendenen en de hezen boven maate zeer doen; daar op voegd hy 'er by: maar zo^ de maanden m 't geheel niet vloeijen, worden zy door de ziekte dik, taay, en lymig ; en dus bekwaam om in de vaten en de boezemhollen van de lyfmoeder ftil te blyven ftaan, en bedurven te worden; welke kwalen alle door den tijd erger worden, waarom, naar dat de maand/tonden twee of driemaal gevloeit hebben, breeken by haar fomtyds (z) Simfon the Syftem of the Womb pag. 40. fa) Acad. des Sciences Tan 1704. Hift. pag. 33. Cb) De Natur. Mulieb. Cap. 18. Charter. Tom. VIL pag. 689, }c) De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. VI. Ibidem pag. 732. Mmmmm 2  8*6 DE ZIEKTENS $. 1285. de maandftonden in' volle vloed langs de fchamelheid uit, en het geene voor den dag komt, gelyk nakliertjens, als of zy bedurven zyn; en zyn zivart Qd). edoch dat dit gefchied is door het byeen gehoopte bloed, het zy in de holligheid van de lyfmoeder \ of in de vaten, blijkt daar uit, dat zodanige vrouw zzvanger fchynt te zyn, en in de verzameling met de man pyn lyd, zo dat zy denkt dat 'er iets op legt; en 'er is eenige zwaarte in de buik (je), maar zo de ftonden langer onderdrukt blyven , waarfchouwt hy (ƒ), dat de verzweering te vreezen is. maar dit gebeurt vooral, zozy . door de koorts verbrand zyn. edoch de tekenen zyn, zo zy verzweringen hebben: zoant de pynen vallen op de onderbuik, als ook hevige kloppingen, en zy kan het aanraken niet lyden. maar zo zy zich beter zal bevinden , komen de maanden langs de fchamelheid uit, te gelijk met etter en bloed, daar op voegd hy 'er by, dat 'er een zweer in de baarmoeder te vreezen is; welke, groot zijnde, zal de vrouw onvruchtbaar blyven , offchoon dezelve geneezen word. maar zo dat bedurve en etterachtige niet uit de lijfmoeder zal gegaan zijn , als dan. vergaderd zich de etter omtrent het week der zyden (g). (, Deeze zijn de voornaamfte kwalen , welke in de lijfmoeder zelve ontftaan , wanneer de maanden tegengehouden worden, maar aangezien de flagaders van de onderbuik niet alleen aan de lijfmoeder, maar ook aan de nabuurige deelen takken mededeelen; daarom worden, wanneer de vrye doorgang door de lijfmoederlyke vaten belet is , de vaten der nabygelegene deelen meer gedrongen en uitgezet; waar door nieuwe toevallen ontftaan. dit alles vind men fraai by Hippocrates (h), die aldus fpreekt van de onderdrukking der maandelyke vloeijing: maar wanneer het in beweeging gebragte en afgezonderde bloed niet buiten uit gaat, maar in de lijfmoeder, en de lijfmoeder niet open is, als dan , GO De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. VI» Ibidem pag. 732» . 00 Ibidem.. C/) Ibidem Cap. IV. pag. 731. Cg) Ibidem Cap. V. pag. 73a; (h) De Natura Pueri Cap. IV. Charter. Tom. V. pag. 313,  $.1285.. DER MAAGDEN. 827 dan het bloed langer binnen blyvende, de lijfmoeder verhit wordende zeeft zy zekerlijk hitte aan 't overige lichaam, want fomtiids lort zy ook het bloed qver in de aders van het lichaam, zo dat ook de vervulde aders fijn doen, en koude gezwellen veroorzaken maar fomtijds lof en zy gevaar van verminkt te tvorden. ja -elfs bezetten zy ook fomtijds de blaas, en drukken en f uiten dezelve en veroorzaken de druppel pis. maar de lijfmoeder, vol bloed lijnde, valt fomtijds na de heupen, of de lendenen, en verwekt pynen. edoch fomtijds word het bloed, wanneer het vijf of zes maanden in de baarmoeder is gebleven, verrottende, etter* en hv fommige komt de etter uit de fchamelheid: by fommige ook ontgaat 'er als een heuveltjen in de lies, en de aldaar gevormde etter breekt na buiten uit. diergelijk haalt ook Galenus-elders (0 aan. Maar door de verhinderde maandftonden lyd met alleen de lijft moeder en de nabygelegene deelen; het geene lichtelijk afgeleid word van de door het overvloedige, ftilftaande onderdrukte vogt re zeer gedrukte vaten; maar ook word het geheele lichaam daar door ontroert, zo dat zy van deeze oorzaak alleen worden waar- g£ Byna alle de natuurlyke, levens, dierlyke werkingen hedurven. By eene andere gelegenheid % 1224. heeft het uit de waarnemingen van de uitmuntende ontleedkundige Tabarram Sebleken dat de gemeenfchap tusfchen de aders en de holligheid van de liifmoeder zeer vry is: want de aders opgeblazen zijnde , heeft hy waargenomen, dat de lijfmoeder en de holligheid der fcheede met lust vervult wierden , en tegenovergeftek, heeft hy, door in de opening van de fcheede in te blaazen, gezien , dat de aders tot de lijfmoeder, de fcheede, en de bolletjens gefchikt, door delugt gezwollen, opgeheven wierden. dus za de wederopzuiging door de aders der lijfmoeder zeer gemakkelijk-zyn, CO Comment. tert. in librum Hippocr, de-alimento.- Charter, Töm. VL pag. 370. . Mmmmm 3 :,  8;8 D E ZIEKT E N S $. ra85. zo de lijfmoeder gezond is. daarom fchijnt Hippocrates (k) het getuigen der vruchtbaarheid van de gemakkelyke wederopzuiging der lijmoeder afgeleid te hebben , wanneer hy zegd: zo een vrouw niet ontfangt, maar gy weeten wild , of zy zal ontfangen, de kleederen opgeligt zijnde, beriekt haar van onderen ; en zo de reuk tot de neus, en tot de mond u toefchijnt over uw geheele lichaam te. gaan , erkend deeze niet voor onvruchtbaar van haar zelve, hier uit blijkt ligtelijk, dat, zo zich hier etterachtige, of door 't ftilftaan bedurve vochten huisvesten, door derzelver wederopzuiging een allerkwaadife kwaadfappigheid kan veroorzaakt worden, en dus alle de werkingen verontrust; gelijk ook door de verplaatfing van diergelyke wederopgezogene vochten na onderfcheidene plaatfen van het lichaam, dit-fchijnt Hippocrates (l) ook te kennen gegeven te hebben, wanneer hy handeld over het geene gefchied, zo een vrouw wel de ftonden heeft, maar fpaarzamer als het behoorlijk is. want hy waarfchouwt het volgende: het lichaam doet op verfcheide wyzen zeer, vooral de lendenen en de rugftreng, en de liezen, en de gewrichten van de handen en de voeten, nochte deeze doen allemaal gelijk zeer, maar beurtelings, waar dat het afgezonderde bloed, dat in de lijfmoeder niet zijn mag , zich indringt, en op wat plaats het blijft zitten, ontftaat een dikte. Maar ook is 'er eene andere reede , waarom wanneer de lijfmoeder kwalijk vaart, denatuurlykelevens, dierlyke werkingen in het lichaam kunnen verontrust worden, elders is, wanneer 5. 701. over de koortfige ylhoofdigheid wierd gehandeld, bewezen geweest, dat de algemeene gevoelplaats door andere kwalyk varende lichaams deelen zodanig aangedaan kan worden, als of de natuurlyke oorzaak in de hersfenen zelve van te voren aanwezende was geweest, daar niet te min de oorfprong van de kwaal op geheel andere plaatfen zit. dit was het geene, dat van Helmont, voer- 00 Aphor. 59. Seö. V. Charter. Tom. IX. pag. 23 r. (O De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. VII. Charter. Tom. VII. p. 733,  §.I285. DER MAAGDEN. 829 werking van beftiering noemde, waar door het eene deel van het lichaam aan het andere onderdanig is. als toen heeft tevens gebleken , dat men reeds by Hippocrates duidelyke voetftappen vind van deeze werking; en als toen is door zeer veele waarnemingen beweezen geweest, dat waarlijk fommige deelen van het lichaam, kwalijk varende, krachtdadiglijk op andere deelen werken, offchoon zy ver afgelegen zijn; niet, gelijk het fchijnt door de mededeeling of voortzetting van de ziekelijke ftof, door uitgejaagde dampen uit het eerst aangedane deel, gelijk men gewoon was in de fchoolen uitteleggen, maar door een wonderbare heerfching van fommige deelen van het lichaam over andere, toen is tevens vermaant geweest, dat het genoeg is voor een Geneesheer, te weeten dat dusdanige dingen in het menfchelyk lichaam gebeuren, offchoon hy de wyze niet weet, waarop deeze geicbieden. het zal zekerlyk van groote nuttigheid in de kunst zyn, door oprechte waarnemingen te keren, welke deelen van het lichaam aldus op andere werken, of welke lyden: het geene Hippocrates ook erkend heeft (m) ; gelijk van te voren is gezegd. maar het lichaam is zich zelfs gelijk, en beftaat mt het zelfde, offchoon deszelfs groote en kleine deelen, als ook de boven/te en onder He niet op dezelfde wyze gevormtzyn. zo iemand nochtans eenig deel van het lichaam, zelfs het klein ft e , kwaad wil doen, zal die aandoening, hoedanige zy ook zy , van het geheele hernam gevoelt worden; om dat het kleinfte deel van het lichaam al het zelfde bezit , als het grootfte. en dat kleinfte gedeelte , wat het ook eindelyk heeft geleden, brengt het tot zyn foort en vermaagdfchap over, elk tot 't zyne, het zy dat het goed is of kwaad, en daarom is het lichaam pynlyk , of gevoelt vermaak door de verwandfehap met het kleinfte deel, om dat zy alle in het kleinfte deelingelyft zyn, en zy het tot het geene dat men van hun geftagt is aan elk byzonder overbrengen, en alles te kennen geeven. Zo men nu aanmerkt, dat het gantfche lichaam omtrent^ de Ca?) De locis in homine Cap.I, Charter. Tom. VII, pag. 358.  830. DE Z IEKTEN'S $.1285. volwasfenheid zo veranderd, wanneer de lijfmoeder verandering begint te ondergaan; dat veele ziektens verminderen, ja zelfs geheel ophouden, wanneer de ftonden voor den dag komen ; dat de hersfenen ia de razerny der baarmoeder in 't geheel wonderlyk beroert worden, wanneer een allerzedigfte maagd, alle fchaamte van zich geworpen hebbende, zich als woedende.aan de liefdensdrift overgeeft, tot dat zy door de mannen vermoeit, noch niet voldaan weggaat; by deeze kunnen zekerlyk noch andere gevoegd worden, om die heerfching te bewyzen , waardoor de kwalykvarende lyfmoeder alle de lichaams werkingen kan veranderen en.verftoren. waarom van Helmontin), wanneer hy waargenomen bad, dat de aamborftigheid en de hoest door de lyfmoeder voortgebragt worden, door de werking van beftiering en op eene ten eenemaal invloeijende.wyze, tot de neiging der gramJchap, droefheid, vrees, enz.; daar op het volgende 'erby voegd: want de-lyfmoeder beftiert de vrouzv geheel, niet door dampen , maar door een wezentlyke beheerfching der beftiering. dewyl zy als een vreemde gast is,. van het lichaam niet als voedenderwyze afhangende; gelijk de lijm van de boom waar. in zy groeit, voor 't overige heeft de lijfmoeder haare eigene levenswyze , en kend geene vyanden, behalve, de gemoedsaandoeningen, waarom zy de -ziel niet diend; maar zy oeffend haare wreedheid woedende op het door verfioringen,moedwillig gemoed,even eens als op het lichaam. Dat dit alles , de door de wederhouding der maandelyke vloeijino' kwalyk varende lyfmoeder kan overkomen, leeren de waarnemingen van Hippocrates, want hy heeft gezegd (o): dat de maandftonden niet onderdrukt worden, is nuttig; uit dusdanige ontftaan , zo ik meen, de vallende ziektens: by fommige langduurige buiklopen, maar by fommige de ambmi jen. ja zelfs , elders (^"> over O) In Capittllo: Jfthma S? Tufts No. ij. 14. pag. 289. & in ■Capitulo de conccptis pag. 484. No. 18. O) Coac. Prcenot. No. 522. Charter. Tom. VIII. pag. 252. Q) De Natura Pueri Cap. XVIII. Charter. Tom. VII. p. 37&  ■§. 1285. D ER HAAGDE N. 831 nver de vrouwlyke ziektens handelende, zegd hy: de lyfmoeder is oorzaak van alle ziektens. en een weinig daar naar voegd hy 'er bv dat» de ftonden onderdrukt zijnde, de volle lijfmoeder de beupen raakt, en de heupen en liezen pijn aanbrengt, en als ten bal in het lichaam loopt, en pyn in 't hoofd verwekken nu aan de eene of andere zyde , en dan het geheele hoofd, diergelijk leest men ook by Galenus (q), over de onderdrukte maandftonden- de tekenen zyn, een gevoel van zwaarte m het lichaam, walging, nedergeflagen eetlust-, een ongelyke rilling, een begeerte tot fommige vreemde dingen enz.; en zy eeten aarde, doove kooien, ifiet diergelyk enz.; daar en boven pyn m de lendenen, de hals, het voor hoofd, en diktens onder de oogen, ook h eet e koor tjen, en zwarte pis enz., by fommige is de waterloziiig ten eenemaal zvederhouden, ofmoeilyk enz. waarom Celfus volgens dat de Geneesheer beval, op de andere voet, verhief zich een hevise pyn in de groote toon en knie, en deeze gewoone bloedontlasting gebeurde in een jaar gelukkig zeer weinig. (2) De Muiier. AfTecl. Lib. I. Cap. VIL pag. 46^ Cd) Oper. Tom. IL pag. 494*  24Ó DE ZIEKTENS $.i-ft86\ De wonden. Paracelfus getuigt dat hy gezien heeft lanls d\-gewoone plaatfen, maan langs de opening van de wond u bevloeit, maar dit gebeurt zeldzaam: maar dikwerviger. Langs de wonden. Men leest een vry aanmerklyk geval t-A waar door dit word beweezen. een gezond, fterk , boere Sisjl verclraaid op haar vyftiende jaar de rechter voet: dierïelvk oVeluk gebeurt wederom, op haar negentiende jaar 5 - en toen volgden 'er eene vuile zweer op de aangedaane plaats., welke in drie weeken word geneezen : een weinig daar naar beSzv tén eenemaal te kwynen; op haar twmtigfte jaar kwamen de ftonden voor de eerftemaal voor den dag, maar zeer ipaarzaam. ïnSn zy voortkwynde, opende men haar op de rechter voet TnneZr ader- een weinigje daar naar ontftont 'er eene zweer tl^ü^vyfj^n geduurt heeft en 'er is een aanmerklyk gedeelte van het been van de hiel uit de z weer gekomen. w« deeze zweer ging het bloed alle maanden geduurende twee ^té^^^^> welke gewoonlyk door e maandftonden ontlast word, en op een geftelde wederkeerende fvd ftortte de zweer bloed uit, maar op de tusfchentyd in t geheel niet. zy leed eenige dagen voor deeze ontlasting een heyrge ïfn in de voet, welke verminderde, wanneer de bloedftorting K t de zweer wederom kwam. eindelijk de bedurven beenderen "Lfcheiden zynde, is de zweer beginnen.toe te gaan het hc■S vvierd overal vleeziger en fterker en als dan arde maanSïïk vloeijing voor den dag gekomen langs de natuurlyke weg, fn Svke hoeveelheid, en geduurende zo veele dagen als zy fte foren oewoön was uit de zweer uittegaan. naderhand leefdezy gezond", de ftonden regelmatig langs de gewoone .plaatfen m Chirurg'Mngn. Part. i. Tra#at.t. Cap. XI. pag. 8 CO Medic. mm and Obfervat. Tom. III. No. 29* pag. 380.  §.i286. DER MAAGDEN. 847 hebbende, en 'er is geen bloed in 't geheel meer langs de noch niet seflotene zweer uitgevloeit. dus heeft het genoegzaam gebleken dat het maandftondelyke bloed , wanneer het langs de gewoone plaatfen geen uitgang heeft, zich langs onderscheidene deelen een weg baant, de zeer vermaarde Ruysch heelt gelooft (d)> dat hv reeden had te twyffelen, of niet fomtyds het maandelyke bloed in de hollighedens van het lichaam ter nedergevallen, by een ve'rgaderd wierd. want men vond in het lyk van een vrouw die de ftonden had gehad, eenig geronne bloed , hgtelyk vasthangende aan de wanden van de holligheid der lyfmoeder, waar door de eijerleider van de zelfde zyde niet alleen beffroeit was , maar ook de bal, in welkers oppervlakte het overvloedig geronne 'er zeer vast aanhong. hy heeft deeze lyfmoeder onder zyne zeldzaamheden, met de daar aan vastzittende eijertros , en het geronne bloed, gebalfemt, bewaart, om het aan een iegelyk te kunnen laten zien. in de overige gevallen , van te voren aangehaald , kwam het bloed, hoe wel langs vreemde wegen, uitliet lichaam • hier zou het in de holligheid van het lichaam uitgeftortte bedurven worden, het geene noch veel gevaarlyker zou zyn. Men zou zekerlyk verfcheide andere gevallen byeen kunnen verzamelen, ook heeft het my mogen gebeuren, veele te zien, maar vooral in jonge meisjens, wanneer zy omtrent de eerfte uitbuiting der ftonden, door een hevige fchrik , of eenige andere zwaare gemoedsaandoening verontrust worden, zodanig geval leest men (e) van een meisje, welke in de derde wederkeering der ftonden, door een zwaare val, bloed heeft overgegeven daar heeft zy, de ftonden, of ten eenemaal onderdrukt zvnde, of ten minfte zeer fpaarzaam voor den dag komende, eëduurende negen-en-twintig volle jaaren , een allerellendigst le- 00 Obfervat. Anatom. Chirurg. Centur. No- 85. pag- 80. (e) Med. ElTais and Obfervat. Tom. II. No. 20. pag. 306. Vierde Deel. PpppP  g4g DE ZIEKTENS $fo8$ leven geleid, zeer dikwils bloed Hortende uit de mond, neus, ooren, oogen, de afgang, de borften, de vingeren en de voeten omtrent de wortelen der nagels. Ik zal 'er noch een geval by voegen, het geene met de e*» o-en hand van de wydberoemde Boerhaave gefchreven, naar zyn dood in zyne laaden gevonden, de erfgenamen my toegeftaan hebben, een meisje van tien jaaren, heeft men, door dien men aeterdenken van de venusziekte had, kwikpillen, te gelyk met het afkookzel van houten, met een vry gelukkig gevolg, gegeven naar negen maanden heeft zy een fpannende pyn in de rechte arm gevoeld, 'er zyn veele puistjens voor den dag gekomen, waar in zy een ftekende pyn gewaar wierd, en naderhand is 'er een driftig bloed uit de puistjens gefprongen ; het geene gefchied zynde, zyn alle de puistjens verdweenen, zonder eenige voetftap naar te laaten ; tevens hield alle pyn in de arm op. naar een maand tyds, wanneer zy in haar twaalfde jaar ging, is al het zelfde wederom gekeerd, maar daar op volgde de eerfte maandelyke vloed , welke ook de volgende maand wederom gekeerd is, naar dat 'er een bloedflorting langs de puistjens was vooraf gegaan uit den arm. Om'de ftonden regelmatig te maaken, heeft men afdryvende middelen gebruikt, een aderlating op de voet gedaan, met die uitwerking, dat de maanden, zonder voorafgegane bloedftortin/ gewanden verzwakt, .en komt ten deeö le  §.ia37. DER MAAGDEN. , 851 le uit de ontfange verrotting, ten deele van de gekwetfte vaten een oneindig zoort van ziektens voort (106.). Van te voren §. 1285. is gezegd geweest, dat byna alle de natuurlyke levens, dierlyke werkingen, door de onderdrukking 5 rTonden worden gekwetst, gedeeltelyk door het wederhoude bloed dat natuurlyker wyze ontlast moest worden , gedeeltelyk door de gekwelde lyfmoeder, welke door de werking der beftiering^ondSideneingewandenkankwetzen, of ten minfte derzelver werking verftoren. uit het geene, dat in het vorige Hoofd2" d if «reweest, heeft het gebleken , #>e onderfcheide eTwoS bloed kan veroorzaken, wanneer het niet langs de gewone wegen uitgaat, maar langs TdoTdfStemt men waar, dat het bloed d,t te voorfchvn komt, zuiver en goed is, gelyk uit een flagtoffer vloeit , foll Hippocrates gezegd heeft, maar zo het of wel in de zelflland^eidder lyfmoeder, of in andere ingewanden opgehoopt, door den yd begint te bederven, en fcherp te worden , zullen Vr veel erir kwalen te vreezen zyn. naderhand §. t290 zalhet blvlten da het bloed, inde lyfmoeder ftilftaande, zo de vrye $ "er nietby kan komen , lang onbedurven blyft; nochtans ontaart het eindelyk door het langer verblyf ten eenemaal, en kan al erergfte kwalen voortbrengen, men neemt zo menigmaal waar da de gezondheid der vrouwen kwynende is, opdien tyd van het: leven, wanneer de maandelyke vloed natuurlyker wyze ÏJwoon soptehouden, hoe veelte meer zal dit gefchieden, wanS de ftonden buitennatuurlyk onderdrukt worden. Manningham tekent in het allernuttigst kort begnp, dat hy over de vroedkSde heeft gefchreven, aan(/j: dat'er meer vrouwen tusfchen TZ-et veertig en de vyftig jaaren fterven als in eemge ant7levensld. v\n te voren is in 't Hoofddeel van de knoeftige C/)pag.49. ppppp3  g-a ' DE ZIEKTENS §,1287. verharding gewaarfchouwt, dat men op dien tyd de knoestachtige verhardingen en kankers het menigwerfVigfte waarneemt, maar dat het wederhoude maandelyke bloed , door het verblyf op eene plaats, word bedurven, heeft Hippocrates (g) gewaarfchouwt : en naar dat4zvee of drie maanden voor by zyn, komen de ftonden fomtyds by haar in groote menigte voor den dag, en de geene die voor den dag komen, fchynen als kliertjens te zyn, maar als bedurve, en zyn zwart, hy tekent tevens aan, dat door dusdanig bedurve en fcherp bloed, zweeren in de lyfmoeder ontftaan, met levens gevaar, gelijk §. 1285. is aangetekent geweest, ja uit de enkelMjnenigte der ftonden van de vrouwen , namentlyk zo zy niet^egelmatig vloeijen , voorzegd hy elders veele kwalen {h); de uitfpanning van de lendenen uit de menigte der maandeiykt ftonden, zet zich tot eene verzweering: en verfcheide -voor den dag komende, lymachtig, zwaarriekende, verflikkende, zetten zich , volgens het vorige gezegde , tot een verzzveering. maar ik ben van gevoelen , dat zodanige ook fomtyds ylhoofdig zyn. waarom van Helmont niet oneige gezegd heeft (i), over de maandftonden handelende : eerst zondigt een goede overvloed, daar naar door een zzvaarwichtige overvloedigheid, terftond word het van het leven berooft, en zvord vergif. Welke kwalen van de enkele overvloed van goed bloed te vreezen zyn, en op wat wyze de daar door te zeer uitgezette vnten worden verbroken, is van te voren §. 106. breeder gezegd geweest, maar wanneer door den tyd zich by de ftilflaande vochten een grooter fcherpte voegd, als dan zullen de vaten meer ü-ekwetst worden , en 'er zullen moeilyke ziektens op volgen , ë het (g) De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. VI. Charter. Tom. VIL pag. 732* 733» (70 Coac. Pramot. No. 324. Charter. Tom. VIII. pag. 870. Cf) In Capitulo : Lunare tribuium, pag. 584,  §,«1287.1288. DER MAAGDEN. 853 het zv in de lyfmoeder zelve, het zy in de andere ingewanden, langs welke de wederhoude maandelyke vloed een weg vind , terwyl fomtyds de vaten in hun geheel blyven, de uiterftens alleenlyk maar uitgezet zijnde, fomtyds ook wanneer dezelve uitgeknaa^t zyn, gelyk van te voren gezegd is geweest, het geen veel erger is. waar uit de reede blykt, waarom Hippocrates (k) gezegd heeft:. de lyfmoeder is oorzaak van alle ziektens. §. 1288. A/Ten kent deeze ziekte: 1. uit de jaaren. 1VJL 2. uit de nu volkome volwasfenheid. 5. uit de bloedrykheid. 4. daar naar uit dÈ tekenen van de daar op volgende ziekte.. i°. §. 1284. is aangetekend geweest, dat de tyd des ouderdoms verfcheide is, na de onderfcheidene landfchappen, op welke de ftonden voor de eerftemaal voor den dag komen; ja ik heb eerttee maaien gezien, dat in dezelfde familie een groot onderfchehi is geweest, dewyl fommige twee jaaren vroeger, dan haare zusters, de ftonden kreegen, offchoon zy alle een volmaakte gezondheid genoten. . a°' Wat men van deeze zaak moet gevoelen, -is §. 1264. gezegd'geweest; en als dan heeft het gebleken, dat de maandelyke vloed niet altyd op de volkomene volwasfenheid van het lichaam volgd; maar meermalen vooraf gaat. . qo Wat men van de. volbloedigheid, als zijnde de enkele en eenige oorzaak van de maandelyke vloed, moet gevoelen, is van gelvken 5. 1284. gezegd geweest, het is wel waar, dat omtrent het uitbarften der maandftonden , het aangezigt dikwils rooder is 'er zich een grooter levendigheid in de oogen vertoont, de opgezette borften zyn het menigwervigfte teken , wanneer de lyfmoeder zich bereid tot de eerfte uitbotting der ftonden. over iq) De Locis in Horaine Cap. XVIII. Charter. Tom. VII. p. 370", •  DE ZIEKTE NS §.1288. de tekenen van de volbloedigheid, is voor 't overige $. 106. geforoken geweest, welke niet aanwezende zynde, moet men geen denkbeeld hebben op de volbloedigheid, want het gebeurt fomtvds dat de ftonden zich op haare gewoone tyd niet vertonen, of zo zv reeds gevloek hebben, op nieuw ophouden om de taaije flvmachtige koude kwaadfappigheid: in de zulke is gebrek aan rood bloed; de wangen, lippen, en het tandvleesch is bleek ; de ader ^eopent zynde, zwemt in een overvloedige wey een weinieie roodachtig geronne bloed, het geene fomtijds een flymachtise lvmachtigheid heeft, zo men in dusdanige meisjens de genezing der volbloedigheid beproeft, word alles erger; want deeze kwaadfappigheid moet verbeterd worden, want, gelyk §• ia«5. is aewaaffchouwt geweest, dusdanige zieken hebben de ftonden nie°t om dat zy een ziekte hebben, welke oorzaak geweest is, waarom de ftondenhebben opgehouden, maarniet de uitwerking is geweest van de ontbrekende maandftonden. X° Hier is wederom groote aandagt nodig, om de in de geneeskunde nadeelige dwalingen te vermyden. want omtrent dien tvd wanneer de ftonden gewoonlyk voor den dag komen, zal een maagd ook van andere ziektens aangetast kunnen worden , welke van de aanftaande maandelyke vloeijing niet afhangen ™aar van geheel andere oorzaken, en nochtans word gewoonlyk 3 hét geéhe op deeze tyd gebeurt, aan deeze eenige oorzaak toeffefchreven, niet alleen van vrouwjens, maar ook fomtyds van de rvneesheeren, dikwils minder op elk afzonderlyk oplettende, wanneer zv door een talryke oeffening der geneeskunde eerder nveiftelpt worden, als zig bezig houden, het is my bekend, dat mpn bedao-t is geweest om fterke afdryvende middelen te geven, wanneer de ontfangenebefmetting der kinderziekte, te gelyk met dè rilling en eene iigte koorts, pyn in de rug met roodheid van het aangezet voortgebragt had. de moeder vande.zieke aandringende ^heefteen voorzichtiger Geneesheer, raad gepleegt zynde, naaiiwlvks vier-en-twintig uuren tyds kunnen verwerven , om een zekerder kennis van de ziekte te kunnen hebben, eer dat er afdryvende middelen wierden gebruikt.  §.1288. DER MAAGDEN. 855 Daar en boven dwingen de al te zorgvuldige moeders, wanneer de jaaren tot eene zekere hoogte zyn gekomen , dikwils de Geneesheeren , om alle pogingen der kunst te werk te ftellen , om de ftonden te kunnen verwekken. Eventwel is het een werk der natuur, de lyfmoeder allengskens zodanige gefteldheid aan te brengen, datzy het maandelykbloed laaten lopen, de uiterftens der vaten langzamerhand wyder gemaakt zynde: maar het heeft uit het voorige gezegde gebleken , dat dit op verfcheide tyden , by onderfcheidene gefchied. het heeft my nimmer berouwt, in diergelyk geval een bloote aanfchouwer geweest te zyn, en een geneeskundige , doch geoorloofde list te werk ftellende , zodanige middelen alleenlyk toegediend heb, welke in geenen deele het lichaam konde verontrusten , nochte de beweeging der fappen vermeerderen , op dat ik, zou fchynen iets te doen, terwyl ik niets uitvoerde, en my dus van de lastige klagten zou verlosfen. Want het is menigmaal gebeurt, dat, wanneer men geduurende verfcheide maanden getracht had, door heete prikkelende middelen de ftonden te verwekken, men andere ziektens voor den da<* gebragt heeft, of ook door dikwervige baden de lyfmoederlyke vaten zodanig verzwakt heeft, dat de ftonden w»el voorden dV o-ekomen zyfl , maar naderhand in al te grote hoeveelheid, byna^lle weeken gevloek hebben, niet zonder nadeel van de gezondheid , en vrees voor de onvruchtbaarheid, wederom geko- ^Het zelfde is waar van de hoeveelheid der ftonden, welke zo groot niet is, als veele wel gelooft hebben, gelyk van te voren fs gevvaarfchouwt geweest; en verfcheide is by onderfcheide vrouwen , na mate de verfcheide tyd en levenswyze, welkenogtans gezond zyn en vruchtbaar. Wanneer dierhalve de gewone ouderdom aanweezende is, beginnen de borften op te zetten, men neemt een fchielyke aanwas van het lichaam waar, het aangezicht word bloozender, zo zy dan een pyn in de lendenen, en de rughftreng, een fpanning omtrent dè hals en de liesfen waarnemen, met gevoel van een doffe pyn , weeten wy , dat het vrouwlyk lichaam een gefteld- .Vierde Deel. Qqqqq liei(*  g5Ö DE ZIEKTENS §.1-288.1289. beid krvgt tot de maandelyke vloed, alsdan kan men de begonne poginiieu der natuur door een zagt bad, wryvingen van de beenefen dyen, zagte afdryvende middelen te hulp komen by lomSe hoewel zeldzaam, vloeijen de eerfte ftonden zonder moeihikheid , en meestentijd de vaten der lijfmoeder aldus eenmaal Sent zijnde, gaan de volgende wederkeerden zonder de feeds opgenoemde^ toevallen voort, of ten minfte zijn oezelve van minder aanbelang, en min dikwervig. 6 t"8q T7oor de ontbinding vereischt het verfcheiV' V de middelen ten opzichte van de ver¬ fcheide oorzaak. De geneezing vereischt, dat de maandelyke vloed op de behoorlvke tijd , en in behoorlyke hoeveelheid voor den dag koSa dewijl de oorzaken onderfcheide kunnen zyn, word ?r óok een onderfcheide geneeswyze verzogt. en dus zal hier niets algemeens vastgefteld kunnen worden; maar'er word een zoravu di*e naarvorsfing vereischt van de oorzaak, waarom de ftonden onderdrukt worden, zal de geneeswyze van een gelukki- iT^zzm. want zomen ook de vermaardfte afdryvende midfel n tofdkndeT wanneer de weegen langs welke het bloed moet uitgaan Sloten zijn (waarover zo terftond zal gehandelt worS zouden deeze ten hoogfte nadeelig zijn. wanneer in een bleeke flijmzuchtige maagd alle de werkingen kwynen door dien baar eoed bloed ontbreekt, tracht men te vergeefsch de ftonden te verwekken, eer dat het flappe en zwakke lichaam zodanig verfterkt word , dat uit de fpijs en drank door de kracht van de intewand^n en vaten goed bloed kan bereid worden, zo in tegenfed de te naauw toegetrokke lijfmoederlyke vaten zeer moeilijk zo ver kunnen geopend worden, en deszelfs eindens, dat zy het bloed doorlaten , word 'er een tegenovergeftelde geneeswyze verEt • want de tegenftand der vaten moet door het uit- en inwin dg gebruik van leer verzagtendemiddelen, vermindert worde™ dus moet ook met al het overige, waar van wy nu elk af, - zorierlijk zullen handelen, gehandelt worden.  §. tsp* D E R M A A G D E N. 857 v 1290. Zander welke de natuurlyke, of toevallige K_J aaneengroeijing der fchaamdeelen de hand van de Heelmeefler vereischt, om met een bekwaam werktuig, door een behoorlyke wond,eenwegtebaanen. Offchoon het goed bloed in behoorlyke hoeveelheid aanweezende is, en de lyfmoederlyke vaten het zelve op een bekwame tYd na de holligheid van de lyfmoeder doorlaten, zullen eventwel de ftonden onderdrukt blyven, ten zy 'er eene opening is langs de mond van de lijfmoeder na de fchede , en uit deeze buiten het lichaam, want talryke waarnemingen hebben ons geleerd, dat de fchaamdeelen fomtijds zodanig aan elkander zyn gegroeit geweest, of wel dat de uitgang door een vlies dwars in de holligheid van de fcheede geftelt, zodanig verhinderd is geweest, dat 'er geen bloed in 't geheel uit konde vloeijen. Maar deeze aaneen groeijing der fchaamdeelen, is fomtyds natuurlyk, namentlyk zo zy van de geboorte af aanweezende is o-eweest: waarom de Vroedvrouwen gewaarfchouwt worden, dat&zy by eerstgeborene zorgvuldiglyk onderzoeken, of'er ook eeni<* gebrek omtrent de fchaamdeelen word waargenomen, edoch het blijkt lichtelijk, dat die te zamengroeijing als dan alleen maar ontdekt kan worden, welke in de lippen van de fchamelheid plaats heeft, maar in geenen deele eenig beletzel , dat op een hoger plaats in de fcheede, of in de mond 'van de lyfmoeder zelve , zoude zyn, waar van het nadeel ter naauwer nood word waaroenomen, voor dat de behoorlyke tyd der maandftonden daar is. 0 Nochtans volgd dusdanige aaneengroeijing dikwerf naar ziektens van deeze deelen, ontvellingen , ontftekingen , zweeren, enz.; en als dan word zy toevallig genoemd. Edoch dusdanig beletzel kan aanweezende zyn , in de mond der Lvfmoeder., of in de fcheede, of ook in- beide , het geene - - / . Qqqqq a noch-  853 DE ZIEKTENS §. 1290. nochtans zelde gebeurt, onder de naam van fcheede, worden ook de zogenoemde uitwendige fchaamdeelen verftaan. Eerst zullen wy over de beletzelen fpreeken, welke de mond van de lyfmoeder fluiten, zo dat de onderdrukking der maandelyke vloed daar op volgd. De oude Geneesheeren hebben deeze oorzaken van de onderdrukking der maanden waargenomen, want men leest by Hippocrates (/) aldus : zo de lyfmoeder verhard (knoestachtig verhard) is, word de mond rouw, en de ftonden blyven agter wegen, hy voegd 'er een weinig naderhand by : en de mond van dezelve word gefloten, en zy ontfangt niet. wanneer zy zich aldus bevind, zult gy de mond rouw vinden , nochte zy laat de vinger door. hy herhaald diergelyk in het volgende (m). daar en boven maakt hy elders («) befcheidentlyk gewag van een vlies, dat de mond van de lyfmoeder verftopt. dus fchrijft hy: zo zy het zaad niet ontfangt, en de ftonden natuurlyk voortkomen, is 'er een vlies voor de opening van de lyfmoeder gefpannen , het geene ook uit andere oorzaken ontftaat. maar dit zult gy weeten , zo gy , de vinder om te onderzoeken, ingeftoken hebbende, een beletzel zult voelen, wel is waar, dat hy ter deezer plaatfe zegt, dat by dusdanige ontvrugtbare vrouw de ftonden natuurlyk voortkomen; maar het is niet ligt om te begrypen, hoe de ftonden een uitgang kunnen vinden, wanneer 'er een vlies voor de opening van de lyfmoeder is gefpannen , het geene belet, dat de lyfmoeder het zaad kan ontfangen. daarom fchynt het zeer waarfchynlyk, dat het deelwoordje ^ in de voorftelling agtergelaten is. Want elders (0) herhaald hy ten eenemaal het zelfde , en 'er word in verfcheide leezingen (pj over deeze voorftelling uit Cal- CO De Natur. mulieb. Cap. 37. Charter. Tom. VII. pag. 707. («O lbid' CaP- 39- pag. 708; («) Cap- 68. Ibid. pag. 715. 00 De Muiier. morb. Lib. I. Cap. 20. Charter, Tom. VII.pag; 743 QO Ibid. pag. 899. No. 129.  0< DER MAAGDEN. 859 Calvus aangetekend , dat fommige boeken in de plaats van fcwufa', ipUx'I»*"'* hebben, want alsdan zoude de voorftelling' van dit geheele Hoofddeeltje vry gemakkelijk zijn, het geene&aldus begint: dat zo zy in langen tyd niet ontfangt, de ftonden zich niet vertonende enz. Daar op volgd de reeds aangehaalde voorftelling, welke alsdan aldus zoude moeten geleezen worden: zo een vrouw het zaad niet ontfangt, de ftonden niet volgens de natuur voortkomende enz. in de eerfte voorftelling vloeiden de maanden in't geheel niet, in de tweede vloeiden zy niet volgens de natuur; mooglijk alleen maar in kleine hoeveelheid, alleenlijk uit de vaten van de fcheede langs welke ook fomtijds , gelijk van te voren is gewaarfchcmwt "geweest, het bloed in zwangere vrouwen uitgaat, wat 'er ook van de verbetering deezer voorftelling zy, het is ten minfte zeker , dat Hippocrates gewag heeft gemaakt van een vlies, dat buitennatuurlijk de opening van de lijfmoeder floot. De ontleedkunde heeft duidelijk beweezen, dat dusdanig beletzel der maandelyke vloed is aanwezende geweest, gelijk men zal kunnen zien in de Hoogefchool van Parijs (qj, gelijk van te voren §. 1285. is gezegd geweest. De vermaarde Hoogleeraar in de Heelkunde, Antomus Benevoli O), verhaalt een aanmerklijk geval, alwaar hy een gelukkige misdag, de blaaspeilder in de blaas willende brengen, om een droppelpis te verhelpen, dezelve in de fcheede en de mond van de liifmoeder heeft geftoken, en dus een meisje van achtien jaaren zeer gezwollen door de wederhoude ftonden, van de dood heeft bevrijd, want aangezien deeze onderdrukking der pislozing daar uit ontftond, dat de fterk uitgefpanne lijfmoeder de hals van de blaas drukte, heeft hy niet dan moeilijk de blaaspeilder in de blaas Cq) Académ. des Scienc. 1'An 1704. Hift. pag. 33. (O DiiTertazioni &c. e Obfervazioni pag. 79. & feq. Qqqqq 3  86o DE ZIEKTENS §.1290. blaas kunnen brengen; het geene, wanneer hy zulks de volgende morgen op nieuw beproefde, geduurende een geheel uur niet trelukte ; waarom hy getracht heeft zulks te volbrengen door de legging van de zieke te veranderen , offchoon hy in die gefteldheid min konde onderfcheiden, of de blaaspeilder de regte weg hield, hy geloofde nochtans , dat hy de blaaspeilder tot aan de fkiitfpier van de blaas toe had ingedoken : en aangezien hy door het lang talmen ongeduldig was geworden, en de zieke verligten wilde , ftiet hy een weinig fterker met de blaaspeilder, en langs dezelve is een vocht van een donkere couleur uitgegaan, gelykcnde na de moer van wyn, welke hy hield voor een bloedige pis. want hy wist, dat weinige bloeddruppelen bekwaam waren, de pis , in de blaas bevat, met diergelyke couleur te verwen, maar dewyl zich een groote menigte zodanig vocht (tot twee-endenig ponden toe) langs de blaaspeilder ontlaste, heeft hy met groot geweld een heldere pis zien uitgaan , maar niet'langs de blaaspeilder , en daar uit heeft hy geweeten, dat dit werktuig . niet in de holligheid van de blaas is gekomen, maar in de bolligheid van de lyfmoeder is doorgedrongen : want hy had in de fcheede geen de minfte tegenftand ontmoet, terftond heeft de zieke verligting gevoeld , en vrolyk het gantfche verhaal haarer ziekte gedaan, namentlyk dat zy nimmer de ftonden had gehad, en dat de buik reeds zedert drie jaaren allengskens had begonnen op te zwellen , en dat de dikte van de buik alle maanden, op zekere dagen, met gevoel van een ligte pyn, vermeerdert was, tot dat zy tot die vreeslyke dikte was gekomen. De volgende morgen de vinger in de fcheede gefioken hebbende , heeft hy bevonden waar te zyn, het geene hy gelooft had, en 'heeft de mond van de lyfmoeder wyder gemaakt, op dat de dikker ftof, welke nog in de holligheid van de lyfmoeder bevat wierd , zoude kunnen uitvloeijen, met die uitwerking, dat de dik-  .5.1*90. DER MAAGDEN. Söi dikke ftof met bedurve vliezen, in een maand tyds voor den dag kwamen • maar deeze ontlasting heeft hy voortgezet, wanneer hv de oppervlakte van de lyfmoeder heeft afgeveegt, door een afkookzel van woudkruiden met roozenhonig ui te fpuiten. maar wanneer nu de ontlasting van deeze ftof aanmerk yk vermindert was, en dat dezelve nu een goede couleur had, heelt hv myrrhewyn ingefpoten , en aldus' is dit meisje naar twee maanden na haar vaderland wedergekeerd, eventwel is zynaar acht of tien jaaren wederom gekomen, met eenige toevallen van opftyging gekweld, welke men geloofde daar uit haar begmzel te nemen, om dat de Geneesheeren met alle vlyt de ftonden niet hebben kunen herftellen. de uitmuntende Benevoli verwonderde zich hier over, dewyl hy drie andere meisjens, welkers ftonden onderdrukt waren, om dat een vlies de mond van de fcheede fluitende, de uitgang belette wanneer hy door dit vlies door te fnyden, een weg gebaant had voor het vergaderde bloed, de regelmatige wederkeering der ftonden weder kwam. maar hy tekent zeer wel aan, dat door het bloed, geduurende drie geheele jaaren in de lyfmoede^ blyvende de inwendige oppervlakte van de lyfmoeder zodanig is verandeit ffeweest! dat de uiterftens der vaten zodanig niet heboen kunnen geopent worden, dat het maandelyke bloed zouden laaten Vl Hetbliikt van zelve, dat 'er in zodanig geval geen ander middel over is, ten zy dat een voorzichtig Heelraeefter het vlies dat de mond der lijfmoeder fluit , doorfteeke , en dan allengskens wyder gemaakt worde, gelijk in dit geval rs gebeurt, wanneer de mond van de lijfmoeder gefloten was, heeft Hippocrates het volgende geboden ($): wasebt ze met veel warm water: en legd V zodanige dingen op, welke de opening zagt maaken , en opent ze- met een fondeer yzer ; bet geen gy ook met de vinger op de zelf O) De Natura Muliebri Cap. 39> Charter. Tom: VII, pag. 708. i  8(S2 DE ZIEKTENS $.ifl9°.' de wyze doen hint. en elders (t) zegd hy : maar wanneer zy gevoasfchen en geftooft zal zyn, maakt dan de opening van de lyfmoeder met een tinne of loode fondeer wyder, en fleekt dezelve tevens dieper in, met een dunne fondeer beginnende; daat naar met ten dikker , zo zy het toelaat, tot dat zy wel geftelt fchynt te zyn maar bevochtigt het fondeer met eenig verzachtend, ontbonden'en tot vochtig gemaakt middel, dat u goed zal dunken, maakt de fondeer yzers van agter breed enz. elders (u) tekent hy het volgende aan : wanneer een vrouw niet kan ontfangen , moet rootzaaklyk een vlies aan de opening van de lyfmoeder aangegroeit zyn edoch dit fchynt hy vernietigd gehad te willen hebben , door de bloem van lugt, ftiere gal enz. dusdanig vlies zouzekerIvk veiliger doorftoken worden, dewyl de mond van de lyfmoeder door fcherpe middelen, daar zy zo gevoelig is, zou kunnen beledigd worden, ja een weinig daar naar (w) waarlchouwt Hippocrates zelfs : men moet niets fcherps te werk ft ellen, want zode mond van de lyfmoeder ziveert, naar dat zy ontftoken is , is er (revaar dat zy geheel onvrugtbaar worde. b Maar de ftonden komen het gemakkelykst voor den dag, zo de lvfmo^derlyke vaten, op de behoorlyke tyd wyder gemaakt, en geopent zynde, het bloed onverhinderd langs de zagte en ligtelvk wykende opening der lyfmoeder uitdrupt. maar hier toe word vereischt, dat de mond van de lyfmoeder regt over de fcheede *elyk het gewoonlvk natuurlyker wyze is, geftelt zy. men neemt ook fomtijds waar, gelijk naderhand in de moeilyke baaring zal gezegd worden, dat de mond van de lijfmoeder van deeze regte legging afwijkt na voren , na agteren, of ook na de zvden van het bekken, door dusdanige verkeerde legging , zal een moeilyker uitvloeijing van het maandelyke bloed kunnen uitftaan ja zelfs zullen zv ten eenemaal onderdrukt kunnen worden 'voor zo veel de mond van de lijfmoeder tegen de nabuundeelen gedrukt, gedeeltelijk of ten volle gefloten is, of ten & ö eene- 00 De Infbécundis Cap. 8. Charter. Tom. VII. pag. 847. 00 Ibid. Cap. XI. pag. 851. 00 Ibid. Cap. XIII. pag. 853.  $. i2,qo. 'D E-R MAAGDEN. 86.3 eenemaal verltopt. waarom Hippocrates gewaarfchouwt heeft, dat door de verkeerde legging van de lyfmoeder de ftonden onderdrukt worden (V). en elders (y): zo de lyfmoeder tegen de heup aan legd, als dan komen de ftonden niet voort, als dan komt de pyn tot de onderbuik en de liezen, en zo gy dezelve met de vinverraaktzult gy de opening na de heup vinden, ook waarfchouwt hy: dat de lijfmoeder fomtijds zich na het midden van de lendenen wentelt (z). en een weinig daar naar (a) voegt hy 'er bv' maar by welke de opening elders na toe helt, en na de heup leed (want dit gefchied ook, en belet dat de lyfmoeder gezuivert word, en ontfangt, en kinderen voortbrengt,) deeze moet men ■met riekende dingen ftoven, en naar de ftoving met de vinger afhalen , en van de heup afleiden, en naderhand met geduld met een loode pypje te regt brengen; zuant zy zal niet fchielyk gedwon'ven worden, gelyk gezegd is. men vind by Hippocrates diergelyke op verfcheidene plaatfen. hy prees boven al zagte ftovmgen aan en naar derzelver gebruik raade hy, dat men met de vinger de mond der lyfmoeder tot haare natuurlyke legging zou weder brengen, hy fchijnt ook fomtijds, naar verzagtende middelen te werk geftelt te hebben, fcherper middelen te hebben gebruikt, 00 dat de lyfmoeder, door derzelver dampen gepnkkelt, te zarnen getrokken zou worden, en dus van legging veranderen, dus raad hy aan (b): met veel warm zvater te zuasfchen , en de lyfmoeder te ftoven, en verouderde pis in te gieten, en heet temaken, en de vrouw, met de kleederen bedekt, op een bekken te plaatfen. maar wanneer de pis koud geworden is , eenig gloeijend lichaam in dezelve te zverpen, en een ftoving te werk te ftellen , tot da* ~v <-eed dat zy een duifterheid voor 't gezigt krygt, enflaauw word het blijkt dierhalve, dat de geflotene, verdraaide, verharde mond van de lyfmoeder, oorzaak kan zyn dat de "°°den fx) De Locis in Homine Cap.XVIII. Charter. Tom. VII. p.376". DeNaturaMuliebri Cap. VIII. Charter. Tom. VII. pag.685. fV> De Morb. Mulier. Lib. II. Cap. XIX. Ibid. pag. 807. 00 Ibid. Cap. XX. 00 Ibid. Cap. XXIII. pag. 813. Vierde Deel. Rrrrr  Pk DE ZIEKTENS §.i2oa onderdrukt wordengelijk ook, zo de vrye uitgang van het bloed door de verkeerde legging van de mond van der lyfmoeder verhinderd word. tevens blijkt het ook, dat deeze oorzaken dikwils vrv moeiiyk zyn om na te fpooren. menigmaal komt een te zamengroeijing der fchaamdeelen, de uitgang verhinderende , of ook een vlies, de holligheid van de fcheede zodanig in twee deelen verdeelende, dat het bloed, uit de lyfmoeder rollende, wederhouden word , voor. dusdanig buiten natuurlyk vlies, offchoon het ook op een hoger plaats zit, door het vergaderde opleggende bloed uitgerekt, daalt tot aan de opening der fchamelheld neder, en vertoont zich voor 't gezigt. maar ook maakt het maagdenvlies, waar over tusfchen de ontleedkundige veel geredenkavelt is geweest, de ingang der fcheede naauwer ; natuurIvker wyze is het eventwel doorboort ; het geene voor eerst blvkt door de teeldeelen van elkander te verwyderen ; want als dan ziet men een langwerpige fpleet; zo zy verder vaneen verwvdert worden,, ziet men een rond gat; zo deeze deelen allengskens ontfpannen, aan zich zelve worden overgelaten , valt het maagdevlies toe, de opening word in een langwerpige gedaante veniaauwt, fluit zich als eenfoort van fpleet; welke, alle van elkander afbrenging ophoudende , verdwijnt, de zeer beroemde Albinus heeft dusdanig maagdevlies in een voldragen vrucht gevonden als ook in kleine kinderen, ook in grooter, huuwbare, en'in maagden van omtrent vijf-en-twintig jaaren {c); en hy heeft het zelve, zo als hy altyd gewoon is, allernaauwkeurigst befchreven, en in plaat uitgegeven, en dus laat het maagdevlies natuurlyker wyze een genoegzame opene weg , voor het maandelvl'* bloed, edoch fomtijds heeft men waargenomen , dat het tot een digt vlies ontaart is, zonder de minfte opening, dus getuigt Diemerbroeck ^d) , dat hy in 't openbaar een meisje van drie-en-twintig jaaren ontleed heeft, in welke dit vlies ten eenemaal geheel, en nergers doorboord, zo fterk was, dat het zonder (c) Academ. Annotat. Lib- IV. Cap. X. pag. 49- & feq. 00 Anat. Lib. I. Cap. XXVI. pag. 149..  §.ia9o. DER M AAGDEN. 865' te breeken, geweld van de allerflerkst indringende man zoude hebben kunnen doorgaan, deeze worden toegegroeide of ondoorboorde o-enoemd; waar van men verfcheide gevallen inde geneeskundige befchryving leest, edoch men heeft zodanig buitennatuurlijk vlies niet alken omtrent de opening der fcheede gevonden, maar ook op een hooger gelegene plaats ; hoedanig wonderlyk geval by Ruysch (e) word gevonden, een zwangere vrouw leed deallerhevigftebarensfmerten, zodatzymethaargefchreeuw de geheele buurt vervulde , noch zy kon door de fterkfte pogingen de baring voortzetten. Ruysch geroepen zijnde, heeft liet maagdevlies heel gevonden, zeer dik, en door het hoofd van de vrugt, dat een uitgang zogt, na buiten opgefpannen. dit vlies wierd met een fchaar, en een uitgeholde ftilet doorgefneeden, op dat het hoofd van het kind niet zou gekwetst worden, men verwagte evenwel te vergeefsch de baring, want 'er was een ander buitennatuurlijk vlies, de vrouwlijkheid dieper fluitende; welk van gelyken doorgefneden zynde, kwam de vrugt terftond levendig, en fterk ter waereld, blyvende de moeder in 't leven, welke naar eenige weeken zeer wel herfteld is, en te gelyk met haar kind welvarende was, wanneer Rtiyscb dit geval openbaar maakte, het is te verwonderen, dat de vrugtbaarheid door dusdanig dubbel beletzel niet verhindert is geweest by deeze vrouw; waar over wy in 't volgende hoofddeel zullen fpreeken. Het blijkt ligtelijk, dat de onderdrukking der ftonden, door dusdanige oorzaak ontftaan , niet geneezen kan worden , ten zy dit beletzel door een Heelkdndige hand worde weggenomen, men weet dat dusdanig beletzel aanweezende is , zo op de behoorlyke ouderdom de toevallen van de aanftaande ftonden aanweezende zijn, en eventwel niet voor den dag komen: zo die zelfde toevallen alle maanden wederom komen, en de op- (e) Obfervat; Anatom. Chirurg. Centur. Obferv- 22. pag. 21. Rrrrr 2  856 DE ZIEKTENS $.1190. opgezette lijfmoeder tevens de buik meer en meer doet zwellen- zo die dikte het onderfle gedeelte van de buik bezet, dat rond zagt en gelijk is; nochte dat men door dezelve te druk-s ken eenige beweging van. het kind gevoeld (ƒ); indien deeze kwaal langen tijd geduurt heeft, neemt de dikte van de onderbuik zo zeer toe, dat zy de grootte van de buik.verre te boven gaat, welke, in een zwangere vrouw een weinig voor de baaring plaats heeft, te gelyk fteekt dusdanig vlies, door het opleggende bloed opgefpannen, voor uit in de. fcheede, fomtyds fteekt het ook buiten de vrouwlykheid. Een maagd van twintig jaaren , reeds zedert veele maanden door de onderdrukte ftonden ziekelyk, dikwils over een zwaarte en onverdraaglyke pijn in de onderbuik geklaagt hebbende, heeft Ruysch (g) door het enkele doorfnyden van een,vlies, achter het maagdevlies gelegen, en de geheele fchamelheid volkome fluitende-, geneezen. edoch hy verwonderde zich, dat het bloed, dat ten eerfte naar.de.doorfnyding, tot omtrent vier ponden met het grootfte geweld uitbarfte, nergens te famen geronnen, veel min verrot, maar zwart is geweest, men leest een ander geval (/z), van een maagd van omtrent zes-en-twintig jaaren, die nooit de flonden gehad , maar fcherpe pynen van een gezwolle buik had aeleeden, welke dikte alle drie of vier weeken toegenomen had; eindelijk heeft zich ook. een dikte in de vrouwelijkheid vertoont, welke fommige voor een breuk, andere voor een uitzinking der liifmoeder hebben gehouden., wanneer de zeer behendige en ervare Heelmeefter Sanniè alles naauwkeurig onderzoekt, vind hy door 't gevoel een vocht agter dit. vlies te zitten, het geene hy (ƒ) Aftruc Traité des malad. des femmes Toni. I. rag. 258.. (g) Obfervat. Anat. Chirurg. Centur. Obferv. 32. pag. 31. Holl. Maatfchappy te Haarlem, V. Deel, pag..424, enz.  §,iaQc DER MAAGDEN. 867 met de lancet heeft doorgefneden , en terftond is 'er een groote menige bloed heftig uitgebarften. dit vlies had de dikte vanparkernen t en deed niet zeer, wanneer het doorgefneeden wierd : het bloed ontlast zynde, heeft hy de mond van de lyfmoeder onderzont, welke hy gevonden heeft op een hoger plaats te zitten, als gewoonlyk by die geene, welke nimmer gebaard hebben, maar voor 't overige was zy in alles natuurlyk. deeze maagd is volkome geneezen geweest, en naar eenige tijd zyn de maanden on de behoorlyke tijd , en in behoorlyke hoeveelheid gevloeit: naderhand getrouwt zynde, is zy vruchtbaar geweest, en heeft Gezond gelieft, edoch het bloed, langs dit doorfneede vlies uithardende, was goed van couleur, zeer vloeijende, en gaf geen de minfte dank van zich af: wanneer het in een bekken gevangenen ternedergezet wierd, is het beginnen dun te worden en te gesten, zo dat het boven de randen van het bekken uitklom, offchocn hetzelve drie vinger breed boven het in het bekken bevatten bloed uitdak in diergelyke ziekte had die zelfde Heelmeester verfcheide behandelt 5 maar bv geene had hy het vlies zo digt gevonden, nochte de fcheede zo naauwkeurig gefloten. De fcheede kan fomtijds ook zo aaauw zijn, dat het maande-. liik bloed, ofte geheel niet, ofte ten minde zeer moeilijk kan uitgaan ; waarom het in deeze doorgang brokkerig wordende de naauwe weg nog meer verdopt, alsdan zoude de fcheede door de kunst wvder gemaakt moeten worden ; waar van men (O een genoegzaam wonderlijk voorbeeld leest, vaneen vrouw, we kers fcheede volgens derzelver geheele lengte zo naauw was, dat zy met groote moeite een fchrijfpen van middelmatige dikte had kunnen toelaten : waarom het huuwlijk, reeds voor drie jaaren voltrokken zijnde, niet volgens de wetten volbragt kunnende worden , voor onkrachtig verklaard moest worden; en reeds was de ge- CO. Benevoli differtazioni Stc. e obfervazioni, pag. 86. & feq. Rxrrr 3  g68 DE ZIEKTENS geltelde tijd byna verftreken. men wist geen oorzaak van deeze naauwigheid. de fcheede was tevens zo hard, dat zy eeltachtig fcheen te zijn. de uitmuntende Benevoli heeft geduurende eenige dagen allerverzagtendfte ftovingen 'er op gelegd, en daarop heeft hy volgens de geheele lengte der fcheede een fteekpil vands wortel van maldergeer , bereid (welke de Heelmeefters gewoonlijk, gebruiken om de openingen der pijpgezwellen wyder te maaken) ïngebragt ; maar allengskens gebruikte hy dikkere, tot dat de fcheede zodanig wyder wierd, dat het binnenlie merg, welk in de ftam van Turkfche tarwe zit, konde ingebragt worden; de fteekpil daar uit gevorrht, door de toevloeijende vochten gezwollen maakte een grooter verwydering 5 hy vermeerderde agtervolo-ens de dikte van diergelyke fteekpil; eindelijk gebruikte hy tot het zelfde einde een welbereide fpongie; welke krachtelijk kan uitzetten; tevens myrrhewijn infpuitende, om de ligte verveilingen te geneezen , welke mooglyk zouden hebben kunnen ontftaan, door de wydermaakende fteekpillen. hy heeft de zieke in haar vaderland wederkeerende , aangeraden , dat zy het gebruik der fpongie fomtijds zoude herhalen; op dat de wijdheid der fcheede volftandig zoude bewaart worden, zy heeft naar landen tijd het gebruik der fpongie agterwegen gelaten , en heeft aan Benevoli een brief gefchreven, waar in zy hem melde, dat zy verkregen had het geen zy verhoopt had. Men leest in de Hoogefchool van Parys een diergelijk geval (£); maar dat zonder behulp der kunst geneezen is geweest, een vrouw, die op haar zestiende jaar getrouwt was, had de fcheede zo eno-, dat zy naauwlijks een pen toeliet, zy gevoelde een fpannendebpijn in de lijfmoeder, ten tyde der maandftonden, welke niet vryëlijk vloeiden; waarom men geloofde dat de fcheede nog naauwer was omtrent de lijfmoeder, als omtrent de buitenfte opening de jonge en fterke man had vergeefsch getracht een weg te ï>' baa- (/;) 1'Ari 1712. Hift. pag. 43.  D E R MAAGDEN. 36c, haanen : de Heelmeester geloofde, dat men niets konde te werk lellen 'naar elf jaaren word zy zwanger bevonden, oftchoon de fcheede even naauw was als van te vooren. een iegelijk wanhoopte van de aanftaande verlosüng. maar omtrent de vijfde maand der zwangerheid is de fcheede van zelfs begonne_wyder te worden , en omtrent het einde , de ver: jsfeg naby zijnde , heeft zy haar volkome wijdte gekregen , en dc vrouw heeft gelukkigbjk ^Deeze twee gevallen leeren, dat 'er groote voor zigtigheidnodisr is eer vast te ftellen, dat de volbrenging van het huuwbjk omtiooglijk is, doordien de teeldeelen in een vrouw te naauw zijn. 1291 \ 7oor 't overige zal aan- deeze, wanneer zy V door het ftil ftaande vocht veroorzaakt word , de vloed herfteld worden, i. door de ftoving en wryving van de voeten. 2. door een aderlating op de voet 2 door lyfmoederlyke zuiverende middelen toe te dienen 4- door maandllond afdryvende middelen. ?.door pleilters; ftovingen, beftrykingen, dampingen,warmte. 6 de vaten zelfs door de bloedrykheid verzwakt, door ftaal.en te lamentrekkende middelen te verfterken. Nu zullen wy moeten handelen over die middelen, door welke men kan uitwerken, dat de maandelyke vloed, ziekelyk onderdrukt, op nieuw op de gewone tyd wederkeere. maar aangezien het van te voren heeft gebleken, dat in onderfcheide landen, de maanden niet alleen op een verfcheide ouderdom voortkomen, maar dat men in het zelfde land ook dikwils een aanmerklyk onderfcheid gewaar word; ja zelfs onder het zelfde geflagt; daarom is 'er voorzigtigheid nodig , om de gezondheid door ontydige middelen niet ten eenemaal onder-de voet te werpen, wanneer de  D E Z I EKT E N S lijfmoeder nog niet gereed is om het maandelyke bloed te laten vloeijen: maar dit is een werk van de natuur, niet van de kunst, gelyk van te voren breder is beweezen geweest, zo 'er maar de minfte twyffeling dien aangaande overig is, zal men alleen maar zagte middelen mogen gebruiken; namentlyk, welke het bloed doorgankelyk maaken, en de vaten tot een gemakkelyke uitzettin DE ZIEKTENS §:i&qi, Tevens moet men aanmerken, dat het door Geneeskundige waarnemingen bevestigt is , dat de warmte der voeten voor de creene die de ftonden hebben voordeelig is; maar de koude nadeelig' ja dat de ftonden fomtyds fchielyk opgeftopt worden, zo de voeten zeer koud zyn; het geene ik meer dan eens heb opgemerkt- vooral zo zy langen tyd op een koude marmere vloer blyven ftaan. want gewoonlyk ontftaan van deeze eenige oorzaak ,. de darmen door een kramptrekking toegetrokken, zeer lastige kolvkpynen, waar in een groote verligting gevoeld word, zode. voeten warm worden, vooral door dezelve te wryven: want wanneer de voeten zeer koud zyn, vaaren alle de buikingewanden kwalvk • en dus is het niet te verwonderen, dat ook de lyfmoederlyke 'vaten te famen getrokken, en de maanden aldus onder- drukt worden. Deeze baaden dierhalven , en wryvingen der voeten , zyn voordeelig , om de koude te verhinderen, en de warmte te herroepen en te vermeerderen in de onderfte uiterftens des lichaams •' daar zy tevens de beweging van het bloed verhaasten, en de hoeveelheid der fappen in de voeten en beenen vermeerderen maar dewyl de onderfte uiterfte deelen het bloed van de uitwendige flagaders van de fcheiding van de vaten der onderbuik ontfangen ; daar uit fchynt te volgen, dat de lyfmoederlyke vaten zo veel te minder gedrongen worden, hoe meer de vaten van de voeten en beenen zwellen en opgevult worden, en dus zo, naar de baden en Hovingen der voeten te werk geftelt te hebben, en de beweeging door de flagaders van de fcheiding van de vaten der onderbuik heen, door de wryvingen vermeerdert zynde, de doorftraling van het bloed door de been flagaders konde verhindert of vermindert worden, zoude de indrang, en hoeveelheid van 'het bloed door de lyfmoedervaten bewogen, fchielyk toenemen en dus zouden de beletzelen, welke andere middelen te* een zouden ftaan, uit den weg kunnen geruimt worden. Men leest (m) een fraay voorbeeld van zodanig een geneeswyze. (m) Eflays and Obfervat. Phyf. and liter. Tom» II. pag. 403» & feq.  5Lib. III. Cap*öi« pag. $a)•: de waterzugt ontjtaat meestal in de buik door de maanden, voor een groot gedeelte of geheellyk ontbreekende. zo dierhalve de waterzugt nu reeds door deeze oorzaak ontftaan was, zoude de bloedontlasting niet goed zyn; hoewel zy fomtyds voordeelig zoude hebben kunnen zyn in de onderdrukking der maanden zelve, welke oorzaak is geweest van de gevolgde waterzugt. dit heeft van Helmont vry wel aangetekent op de te voren aangehaalde plaats (q)9 alwaar hy over deeze zaak handelt, zeggende; want eerst zondigt de goede menigte, daar naar de lastige overvloed, terftond word het van leven berooft, en word een vergif waar uit hy het volgende befloten heeft; de fchoolen dwalen dierhalve, door de aderlatingen , wanneer zy de maagden, kloppingen gevoelende door de ftonden veroorzaakt , zonder onderfcheid trachten te hulp te komen, want offchoon de ftonden van de eerfte trap , door de aderlating afgeleid, de kloppingen ftilt: in de derde trap nochtans der maanden , heb ik aan onze Lyfartfen voorzeid, zulks een dodelyk middel te zyn. ja hy voegd 'er by, dat hy maagden terftond heeft zien fterven, door de aderlating, tegen zyn wil en dank gedaan, dus zal de aderlating in den beginne nuttig zyn om de bloedrykheid te verminderen; maar re laat, wanneer op de bloedrykheid een kwaadfappigheid gevolgd is, ten zy met grote voorzigtigheid. en hier zal de waarfchouwing van Celfus plaats kunnen hebben (rj over de aderlating (waar van ik by een andere gelegentheid §. 890. r. gewag heb gemaakt); namentlyk dat zy onnut % zvanneer nu reeds door den tyd zelve de ftof uitgeput is, of ;■ het Q>) Artis Obftetr. Conipend. pag. 50. (_q) In Capitulo : Lunare tribuium, pag. 584. col. 2. (r) Lib. II. Cap., 10. pag. 80.  §. i2or. DER MAAGDEN. 877 het lichaam leep bedurven , zo dat de aderlating hetzelve kan verzwakken, maar niet her ft ellen. Maar om de hoeveelheid van het goed bloed te verminderen, zoude alle aderlating in het lichaam genoegzaam zyn: wy zien nochtans, dat byna alle Geneesheeren de aderlating op de voet aanraden. Galenus (s) heeft dit volftrekt geboden : want gy zult de volheden door de onderdrukte ftondth veroorzaakt , volftrekt langs de voeten ontlasten, het zy gy een aderlating doet of dezelve vliemt. ■ want de aderlatingen of den arm zyn gewoon de ftonden af te leiden, hy waarfchouwt tevens, dat men in deeze de aderlating niet moet uitftellen, zo zy kleine aders hadden, verkoor hy de vlieming; welke hy ook gewaarfchouwt heeft de ftonden uit te lokken, het zelfde heeft Oribaftus bevestigt (t), de vliemingen in de onderdrukking der maanden aanpryzende: maar men moet de gefielde tyd der ftonden afwagten, en alsdan, zo zy ofte geheel niet, ofte weinig vloeijen, moeten wy zo ver dit aftrekkend middel gebruiken , voor zo ver het gebruik zulks vereischt. edoch hier door fchynt hy alleenlyk te hebben willen aanwyzen , dat dusdanige menigte van bloed door de vliemingen moet vermindert worden; welke naar de onderdrukte, of veel verminderde ftonden in het lichaam te overvloedig zoude zyn. maar ook leerd ons het geene zo volgd, dat de vliemingen de maandelyke vloed kunnen voortzetten, by fommige vrouwen, heeft dit hulpmiddel, wanneer de ftonden na gewoonte wederom kwamen, zeer voordeelig geweest; xvant de geduurige uitleiding van het bloed in de onderfte deelen, bereid hetzelve een helling, en weg. Naar de kennis van de omloop van het bloed, word de nuttigheid der aderlating op de voet, om de ftonden te verwekken klaarder begrepen, wel niet in alle onderdrukking der ftonden, maar (f) De curandi ratione per vense fettionem Cap. ui Charter. Tom. X. pag. 440. (t) DeCucurb. Scarificat. Hirudin. &C. Cap. XX. Ibid. pag. 458  m de ziektens S.i»J>ï. maar nochtans dikwils g^^S^Si & Ppn teken dat de vaten van de lyfmoeder opgevulrworden, ^tae?et maar dat nochtans de laatfte uiterftens der flagaders, ■nKoS&Sddcr lyfmoeder. gapende, niet genoegzaam geo1 nt JorfS, om het uitzettende bloed door te laten indien ^ïrhalve deeze vaten naar de baaden, en voornamentlyk dampt ?1nntfoannen worden, en alsdan tevens de beweging door ?adva™^ vermeerdert word, is'er hoop, dat men de , de. vervulde va enjera«ro kunnen te wef komenda de maanden met verligtiug vin allemoeilykboven komen , aar u } van ^ Hoofd. deefisover de druïklng vande Ibhenkel-fl gefproken ge- deel is -over ae aru^ ë flagaders van de bewo|en, nielgemakkelyk 1de flaaaders der fchenk els kunnende gaan, de lyfnioederlyfe vaten fterke zoude dringen, en dus de wederftand omtrent . ke >nmmim> , kunnen overwinnen, maar door de ader8g*2 „'e" t word deT«ging van bloed verhaast en lating op uc v frhenkel flaaader van die zyde, waar in *l7n minder ^drongen worden; en daar uit is by fommige beTZ ^ delSL op de voet de hoeveelheid van hetbloed we\ ve^ nf' d^n r°rdeel T „eder te reat brengen der onderdrukte ftonden. ^^SSSS^SSJm neemen (ziet §. ie*. 8 ), dat doof de bloedrykheid zelve Ie grote vaten uitgezet worden de door ae diu u , m;ndere vaten verandert worden, de aders 'S&dlf llS*éSden der flagaderlyke vaten door fe SzwSgTo'te flagaderlyke takken worden gefloten, en daar doofde v ve omloop verflikt, wanneer dierhalve de vaten van de fvfn neder a du, uitgezet zyn, kunnen zy zich niet toetrekken., Xe het bevatte Woed voortzetten; waar door hier alles eeugeW&Aflfó ftüftaau verkrygt. zo dra als door de aderlating  $,i£9i- DER MAAGDEN. $f$ oude voet, het bloed fchielyker en in grooter hoeveelheid inde fchenkel flagader gejaagt word, worden de lyfmoederlyke vaten minder o-edrongen en minder uitgezet; hier door zullen de flag•ider zich beginnen toe te trekken , en zullen het bloed m de aders- voortzetten,-welke zich zeer vry zullen kunnen ontlasten in de aders van de fcheiding der vaten van de onderbuik, welke nu minder vol zyn. hierom zal de omloop door de zelfftandigheid van de lyfmoeder weder vry worden, de laatfte uiteindens der flagaders zullen gemaklijk uitgezet worden , en de maandelyke vloed, van te voren onderdrukt, het zy door de volbloedigheid van het geheele lichaam , het zy door de volbloedigheid van de lijfmoeder alleen, wederom herfteld; gelijk van te voren &. 1284. gezegd is geweest. Het is.bekend, dat de beweging van het bloed in fterk vol-bloedige byna-onderdrukt word ; waar door zy , wanneer de bloedvaten gezwollen zyn, dom, vergeetachtig,loomerig,fchynen te zyn. zo dra deeze volheid door de aderlating word verhinderd, keerd de beweging door de vaten wederom ; de van te voren onderdrukte pols, word fterk, en radder; de lichaamskrachten nemen fchielyk toe, naar dat de dofheid is verdweenen; de loop der fappen word door alle de vaten zeer vry. zo men'dit op de lijfmoeder toepast, wanneer zy in haare vaten door het byeen gehoopte bloed, dat door de uiterftens niet kan bewogen- worden, uitgezet is, zal de reden der nuttigheid blyken, welke men in dusdanig geval van de op de voet te werk geftelde aderlating kan verwagten. • , 3°. Zo de maanden verhinderd zyn door de volbloedigheid van het geheele lichaam, alsdan zouden naar de aderlating buikzuiverende middelen, tegenvuurige genoemt, welke de fappen, zonder de omloop te verhaasten, ontbinden en ledigen , b: v: tamarinde, feunebladeren, room en cry(lallen van wynfteen,enz. te pas komen ; over welkers gebruik meer dan eens in de geneezing der fcherpe ziektens is gefproken geweest. Edoch men noemt meestal lyfmoeder zuiverende middelen , welke te gelijk met de buikzuiverende kracht al het taaije flymachtige fmelten , verdunnen, en ter zeiver tijd verwarmen, en Vierde'Deel. Ttttt door  mo DE ZIEKTENS $,1291. door de bitterheid het gebrek der gal vergoeden , of deszelfs Machteloosheid verbeteren, edoch deeze hebben voornamentlijk «laats wanneer de maagden naar de onderdrukking der ftonden f'Z Cen koude {lijmachtige kwaadfappigheid overhellen, of ook, wanneer zv de ftonden niet hebben, om dat zy kwaadlappig zyn. Zl dan worden gewoonlijk ook de eerfte wegen met een lymacht ee ballast bezwaard, welke eerst moet ontbonden worden, en daar naar uit het lichaam gejaagt; en gewoonlyk word het geene hv het zesde getal van dit Hoofddeel aangeprezen word , voor bet gebruik der geneesmiddelen te werk geftelt. Hippocrates \nd Gewaarfchouwt («): maar zo de maanden in >t geheel met voor Yen dag komen, worden zy dik, taay en lymig. dierhalve moet de luik langs onder en boven gezuivert worden, want door de fchuddingenïelve, welk door deeze middelen in het lichaam veroorzaakt worden, is het te hopen, dat de maanden voortgezet kunnen worden; terwijl tevens al het taaije en lymachtige word gefmolren. ook elders f» raad hy aan, naar een waasfem-bad gebruikt te hebben, de afgang door buikzuiverende middelen te verwekken; nochtans met deeze voorzorg , dat'er geen overbuikzoiveringgefchiede, welke door eene al te zwaare ontlas"tinff zoude verzwakken. ., Hierom worden in de lijst der geneesmiddelen, by dit getal, onder de lyfmoeder zuiverende middelen, de myrrhe , gom, „omac, bdellium, enz. opgenoemt: vvelke alleenlyk maar 7 S ens den afgang verwekken, en ten zy in groote giftetoegediend deeze uitwerking doen, dewijl zy tevens door haare fterkeifpecerv reuk, zo lieflyk voor de zenuwen, het geheele beloop dPr eerfte wegen vervullen , de winden, in dusdanig geval dikwils lastig verdryven, en de kwynende werking van deeze ingewanden/door een aangename, niet te zeer verhittende prikkeling, opwekken. De ^ De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. VI. Charter. Tom. VIL oag. 732» (w) De locis in homilie Cap. XVIII. Ibid. pag. 377»  §. isqi. DER MAAGDEN. S8i De aloë bekleed byna de eerfte plaats onder de lyfmoeder zuiverende middelen, welke alle Geneesheeren bevestigt hebben de maagh te verfterken, terwyl zy tevens de afgang verwekt, waarom Celfus (V), wanneer hy de zuiverende middelen opnoemt, ze°t: maar de geneesmiddelen zyn byna nadeellg voor de maagh, en°daarom moet men met alle buikzuiverende middelen aloë ver» mengen, dit geneesmiddel by herhaalde reizen in kleine gifte toegedient , ter hoeveelheid van drie of vier greinen, of ook met de reeds' gepreeze fpeceryachtige gommen vermengd, is van een, uitmuntend gebruik wanneer de ftonden onderdrukt zyn, gelyk ook manneer de gewone bloedontlasting langs de ambaijen wederhouden word. de aloë komt in alle de zogenoemde uittrekzels van eigendom , welke met by gevoegde fafraan en myrrhe fomtyds ook andere middelen, gewoonlyk in de winkels te koop zyn. een te famenftelling hier aan gelyk, de zogenoemdepilledeei van ruffus, is overal in gebruik, welke uit aloë, fafraan er myrrhe gemaakt word ; waarom het ook van fommige een droo"- u'ttrekzel van eigendom genoemt word. men geeft deeze alle Gewoonlyk in zodanige gifte, dat zy maar zagtjens de afgang verwekken, zonder de krachten te verzwakken. Het zoude mooglyk wonder fchynen, dat de de wilde wyngaart en coloquint, welke met regt onder de allerfcherpfte zuiverende middelen getelt worden, onder de lyfmoeder zuiverende middelen worden opgenoemt. maar ook worden deeze in kleine giften alleenlyk maar by zagte lyfmoeder zuiverende middelen gevoegd, of worden alzo toegedient, dat zy geen nadeel kunnen doen. dus word van fommige "Geneesheeren het witte nederzygfel in de fap van de wilde wyng*art geprezen , het geen ik fomtyds in andere zlktens ter hoeveelheid van dertig greinen toegedient heb, en'er maar eens afgang op volgde, in de tegenopftygende wateren, "komt in fommige winkels de wilde wyngaart wortel; edoch deeze O) Lib. II. Cap. XII. pag. 84. Ttttt a  Ma D E Z l E K'TE' N S ' ^ - *e worden ofte door nederdrupping bereid, en alsdan blyft de Wt terheid, en zuiverende kracht, in hef uittrekzel, en het geest, flatiae water dat in de helm opklimt, kan zonder gevaar gebruikt worden • ofte zo deeze middelen door enkele ingieting gereed Gemaakt'worden , alsdan worden zy druppelsgewyze voorgeühreeven , op dat de ontbindende kracht van deeze plant, zo teer van een iegelyk gepreezen, haare krachtdadigheid kan tutwerken zonder buikzuivering; welke zo fterk is in een grooter hoeveelheid, dat de landbouwers dit alleen maar kunnen verdragen dus wórd ook in de Weener Apotheek uit het fap van de wortelen van de wilde wyngaart, byvoet ,,wynruit, zevenboom, *n andere lyfmoeder middelen, met goede zuivere wyn, bette fbmeneeftelde water van ivilde wyngaart nedergedrupt, het gee* ne Syk toegedient kan worden, en de afgang met verwekt. Het zelfde is waar van de zeer bittere coloquint, welke, waneer zv in poeder gedampt word, de aanweezende fomtyds zutvert zo zy lang imeenlugt met deeze ftof jens vervult, zyn geHeven, ook is men gewoon hetzelve met de zalven te vermen, r welke op de buik gefmeert worden, op dat de afgang vol- de Arabifche Geneesheeren gebruiKten uiKwcriucc^^»^, laar zv maakten uit deszelfs poeder met de flym van Arabifche 7om een deeg; waar van men koekjens maaitte , wcikc iu <^ SSheeken Trochifci Anbandal genoemt worden : dus tragtede lv door deeze zagte.flym de fcherpheid Atx ,coloquint , daar ,zy voor vreesden, te verminderen, fomtyds hebben zy geboden V,°°L l.i^n* WPdPr on nieuw tot poeder te ftampen ; welk ooeder wederom met de flym van arabifche gom wierd gekneed; ia 7v herhaalde dit tot de derde maal toe. w.% 3 ^ e Lint word hedendaagsch zelde alleen gebruikt, omde afatng te verwekken; maar men doet gewoonlijk een greintje of ïweefdrie, by andere zuiverende middelen, -op dat zy .te krachtZdfcer werken , voornamentlyk wanneer zodanige menfehen dezelve moeten gebruiken, die niet lichtelijk aan de afgang zijn te k ygen. om deeze reede komt zy in verfcheide te famenftel-  §.i29i. DER MAAG D.;E N. 883 Kagen In de Apotheeken, onder de benaaming van eonf'&io barneet, extraclum catholicum , pilulacocbia, enz. Maar dewyl de voorzichtigheid ons aanraad, zich van icnernere zuiverende middelen in tedere maagden te onthouden,blykt het genoegzaam, dat de coloquint onderdo lyfmoeder zuiverende middelen naauwlyks plaats kan hebben. • Edoch dit geneesmiddel is van een ander mtftekend gebruik, namentlykzo men een achtfte grein alle drie of vier uuren geeft; want als dan verwekt het geen afgang; maar werkt vry wonderlyk m kwynende en flymagtige lichaamen, dewyl het door een zagte prikkeling de warmte en beweeging vermeerdert, men zal hetgfh niakkelyk kunnen toedienen, zo een klein weinigje coloquit by de myrrhe,- galbanum, en diergelyke hier gepreezen, gevoegd word men liep eertyds met een geheim door't land, datniet anders was ' dan het afverfzel van coloquint, door de geest van wyn bereid , met kruidnagelen, om te verhinderen, dat men zoude weeten waar uit het gukle af verf zei (want dus wierd het genoemd) belfond • het geene aan veele van nut is geweest; namentlyk wanneer'de Honden door een koude, taaije kwaadfappigheid onderdrukt worden. • ' . a(> De. naam van. vloedwekkende miodelen is zeer algemeen , en alle de middelen met deeze naam beftempelt, zyn niet goed voor ieder een; waarom hier grote voorzigtigheid en kieschheid nodig is de meeste middelen welke gewoonlyk hier gepreezen worden, zyn heet en fpeceryachtig; ja fommige van deeze kunnen niet dan met voorzorg toegedient worden, de marum is fterk riekende,maar ten hoogfte heet, zo dat zyde neus omtrent als vuur aandoet; hier door. zoude zy de bloedryke, en maagden vaneen warm geitel kunnen benadeelen; de geene die van een koud geitel zyny kunnen dezelve wel verdragen; maar de bladeren van deeze plant moeten met water ingegoten- worden , zal deeze fcherpe fpecery afgefpoeld worden, de zevenboom geeft onder alle de bekende kruiden byna de meeste zelfftandige olie, welke vrv fcherp en fpeceryagtig is ; zo dat de zeer vermaarde Hoff' 3 • ' Ttttt 5 • man  884 DE ZIEKTENS $1291? man (v) 5 tó dit kruid, de blaas (gelyk meu zegd) met water neteaed upt, uit ieder pond byna drie oneen drupo ie heeft kunnen halL , ten minfte uit twee ponden naar dat de nederEng wd volbragt was, vyf oneen van dusdanige olie heeft SS tevens heeft het uit andere waarnemingen gebleken, la?hft ingetftl van zevenboom, of wel het afkookzel met fieh afgetapt bloed vermengd, hetzelve een groote vloeibaarndd en hoog roode couleur geeft <» maar aangezien de fpeceïv van de planten in de drupölien te famen gepunt zit, blykt het 7 !ÏS hoe groote prikkel de zevenboom het lichaam kan Segen terwyl g tevet?. de kracht bezit om het bloed te onthinLn8 dewyr0ndeugende vrouwperfoonen fomtyds een misbruik 1 Vr hSen van deeze plant en deszelfs drupöhe, om de SrfttK daarom heeft men op fommige plaatfen door Z wet zore gedragen, dat men deeze plant, of deszelfs drupwat r of 0 fe Sn nfemand ten zy op het voorfchrift van een geT^heer zoude geven, de wilde cyprefs, een van gelyke altyd Ï p en ^ deeze plantin reuk, fmaak, en geneeswXen vry gelyk , de byvoet en hertgefpan , zyn van een veel 7 tr r kra htd§adigheid: ja de vlierbloemen hebben wel een aangen me welriekendheid, maar verkoelen eerder; waaromzy in 8e Se ziektens zo wel in als uitwendig zo menigmaal gebruikt n ïï> de overige geneesmiddelen, in de lyst der geneesmiddeTen by difgeXanlehaalt, zyn wel fpeceryachtig, maar eventwel det te vergelyken met die zeer heete middelen, van welke ^^f^^^^^^ niiddelenidet zonde onderfcheid kan gebruiken maar een voorzich- gGei e^sheer moet in iedere zieke afzonderlijk overweegen welke van deeze zonder eenig gevaar kunnen toegediend worden ; enzo de geneesaanwyzing aanduid , dat men dringende Obfervat. Phyfic. Chemie, pag. 8. 4) Schwencke Haematol. pag. 187.  DER MAAGDEN. 885 middelen in de onderdrukking der maanden te werk moetftellen, raad de voorzichtigheid van Pgtere af te beginnen , en allengskens tot fcherpere over te gaan; het beste fchynt te zyn, zo men tevens, met deeze heetere middelen bevogtigende , zagtmakende, zagte uitdryvende middelen toedient; hoedanige geneeswy* ze, 75. alwaar over de geneezing tier ziektens gehandeld wierd, welke haar oorfprong aan de van zelfs ontftane flyni verfchuldigt zyn, is aangepreezen geweest, maar dit fchynt ook de wydberoemde Schryver van deeze Korte Stellingen gewild te hebben, wanneer hy inde Lyst der Geneesmiddelen de prikkelende middelen, welke §. 75. N°. 5. gepreezen worden, aanbeveelt; maar hy voegt by deeze tevens de geene, die §. 54. N°. 4. opgenoemt worden; alwaar zy tot de geneezing van de ziektens der fterke en ftyve ingewanden aangepreezen worden, en de bevochtigende, zagtelijk uitdryvende, en verzoetende middelen worden opgenoemt. Men vind ook by Hippocrates voetftappen van deeze geneeswyze ; want hy heeft ook fcherpe geneesmiddelen aanbevolen , maar hy heeft 'er ook zagte by gevoegd (a). zo het bloed in de maanden maar voor den dag komt, (is het genoeg") onderzints , dat zy fpaanfche vliegen, welke de vier poot en, de vleugelen en de kop afge/needen zyn, drinke, en vyf grein peonie, en de eijeren van bleekvisch, en lyuzaat met wyn. maar zo zy pyn en de druppelpis krygt, dat zy in warm w-ater zitten, en dunne gerjle drank drinken: ja, zo de ftonden niet voortkomen, heeft hy gewild, dat deeze zouden herhaald worden , en heeft geboden , dat zy tot zuivering bingelkruid, en gekookte krabben eeten, en zagte fpyzen gebruiken : diergelyk heeft hy ook elders (b), alwaar hy geboden heeft een middel uit fpaanfche vliegen te zamen geftelt, aan de lyfmoeder te zetten ; maar den volgenden dag ganzen vet; en een weinig daar naar gebied hy tweemaal daags dezelve met warm water te wasfehen. ■ Uit O) De Natur. mulieb. Cap. VIII» Charter. Tom» VII» pag. 685» (b) Ibid. Cap. XVIII. pag, 689*  806 DE ZIEKTENS Pm** • Uitdeeze en meer andere^^n^£n^iZ "^SSeïKezeni maar ook blykt het tevens , dat zy Tge^ïolï tef vocd«i; als in de geneezing.zagte , affpoe- ^^d» Seïïan^ ^ | maa" ,ffi^wftte vloed voor het komen en naar het ophouvrouw heeft de wi«e viocu wag fee. denderftpn^ dringt gelyk een vryd geweest (c). maar ae eiet- daardoor worden ook blixem op een oogenbhkdoor alles neen,, eerdert. . de vaten geopend ^^d^ ^^xc x^iA in de Maar dewyl ook de fi^0JJbe™n doorluchtige Geneeshee■ vaten kunnen ftdftaan, daar0™D£ eesmiddélen , welke te ren groote hoop geilldod^5enBde.kracht hadden. de zeer gelyk met %JJ^ll^T^ de zes maal opgehevene ^ar^ M^^^ maar boyen alles heeft hy het kwik onder andere aanDevore „ h d had byna mm- zwart nieskrn.^ hyygaf een mer zyn verwachting te' ^r |>"; k id met een dronk laauw klein lepeltje van'het zwarte nie^'f ™ d merkwaardigs water, tweemaal op een^ ^Jddelhlzy door de kwaa% WaargeS£ Inder uitwerking vormng ^ff"' f d f ü voortgsjaagt ge. del. bezit om het bloed voort te dry ven. ^ fcO de Haen Rat. Redend. Part. III. pag. 241. 00 MoniU & Prxcept. Medic pag. 046 247-  §•1291. DER MAAGDE N. 887 Andere hebben andere middelen gepreezen, maar byna altyd zodanige, welke, het zy door de vermeerderde beweeging der fappen, of door de ontbindende kracht, of door beide te zamen, haare uitwerking deeden. maar zo de uitjagende krachten door prikkelende middelen worden opgewekt, eer dat dat geene vloeibaar gemaakt is, dat uit het lichaam moet gaan, en de ontfangbuizen, waarlangs het moet uitgejaagt worden, geopent zyn, verergeren al de kwalen door de heete vloedwekkende middelen, en volgen 'er gevaarlyke bloedftortingen langs andere deelen van het lichaam, terwyl-de vaten van de lyfmoeder hartnekkiglyk toegetrokken blyven. waarom hier die heilzame vermaning van Hippocrates plaats gryptfe), waar van ik by een andere gelegenheid gewag heb gemaakt by N?. 13. §. 605. zo iemand bet lichaam zuiveren wil, moet hy bet zelve doorgankelyk maaken. de oude Geneesheeren hebben hier op naarltiglyk gelet, en trachteden de vaten zodanig te maaken , dat zy gemakkelyker uitgezet konden worden, eer datzy prikkelende vloedverwekkendemiddelen gebruikten, of ten minlfe by deeze verzagtende middelen voegden, gelyk by het volgende getal zal blyken. 50. Hoe veel goeds Hippocrates van de gemakkelyke wyderwording van de vaten der lyfmoeder verwagt heeft, om de ftonden voort te zetten , blykt daar uit, dat hy de maagden het huuwlyk aangeraden, en een volkomen gezondheid belooft heefr, zo zy zwanger wierden. het is bekend, dat de vaten van de lyfmoeder, ten tyde der zwangerheid allengskens zodanig uitgezet worden, dat de geene die in een niet bevrugte lyfmoeder zelfs voor 't oog niet zigtbaar waren , de wydte krygen van een fchrvfpen, ja zelfs wyder worden, waarom het ook zo menigmaal gebeurt, dat de maandftonden naar de baaring veel overvloedigerVloeijen; dewyl de vaten ten tyde der ftonden zodanig uitgezet, noch haare voorgaande kracht niet wederom bekomen hebben. Hippocrates (ƒ) noemt de lastige toevallen op, waar door de (j> Apb'>r. 22. Secr. I. Charter. Tom. IX. rag. 38. (ƒ) De vrrginum affeétibus. Charter. Tom. VII. pag. 679. 680. Vierde Deel. Vvvvv  g8g DE ZIEKTENS de huuwbare maagden worden aangetast, warneer het bloed in de Mmoeder te zamen vloeit, als willende uitvloeien , en nochtans SS uit^eni daar naai zegd hy : maar ik gebied de maagJZ door deeze .emoedsbewegingen aangeaaan, zo fchielyk mosgTi Zonver want zo zy zwanger worden, worden zy gezond. £ i:T^~ gelyl naderhand in de ziekten, der zwangerheid zal worden gezegd , dat de baarmoeder in de dieTm naar de verzameling ontleed, zich als licht ontftoken vertoond heeft; dewyl de plaatfen, welke van te voren bleek wierden bevonden, rood waren; en dus vvaren de vaten wyder s^eworden aangezien zy het roode bloed toelieten, elders (g) voeadl h'y , ntar dat hy verfcheide middelen had aangeraden om de onderdrukking der ftonden weg te nemen, er ten laatfte by; lar wanneer zy zal ontfangen hebben, za zy van de ziekteverZ7worden. nog heeft hy grooter uitwerking verwagt, zo een vrouw gebaard heeft (h); van de ziektens der vrouwen zeg ik ïdos mvn gevoelen; dat een vrouw die niet gebaard heeft zwaar)Ten rchiehker door de ftonden ziek word, dan wel een vrouw te ZbaZdttefi. want wanneer zy gebaard heeft zyn by haar UdertZis doorgankelyker voor de (ionden. edoch de kraamzuiveÜ doorgankelyk ■ dewyl zy als een zekere Zfver ng zyn enz. dit. zo zynde, heeft een vrouw minder moeite 1 (hnden wanneer zy de kraamzuiveringen heeft gehad ja Snfeziente va^n , nu zo zwaare uitzetting ondergaan hebbende ten tyde%er zwangerheid, gemakkelyker kunnen uitgezet worden, zal de vrouw, die gebaard heeft, minder pyn gevoelen Tor de wederhouding der ftonden. maar zo een vrouw, welke ^Tdsgebaardheefteenigeaandoeningoverkomt,zodatdeft Zei kunnen gezuivert worden, zal zy gemakkelyker de moeilykheid dZ ft a!n , dan dat zy niet gebaard zoude hebben, wan de lyfmoeder en het lichaam zyn gewoon vervult te worden, methet^ Q) De Natura Muliebri Cap. VIII. Ibid. pag. 685. (70 DeMulier.Morb. Lib.I Cap. I. Ibidem pag. 728.729.  DER MAAGDEN. 889 geene bekwaam is , nament lyk een vrouw die zwanger is, heeft tevens een groote volheid in het lichaam. Maar aangezien alle maagden de raad van te trouwen niet kan gegeeven worden , daarom worden alle pogingen der kunst te werk gefield , op dat de vaten der lyfmoeder gemakkelyker wyken , en het bloed waar door zy uitgezet worden, door hunne laatfte monden doorlaten. Hippocrates heeft zich zeer veel moeite o-egeeven , om deeze plaatfen met een zagte bevochtigende warmte te ftoven. dus heeft hy Q) geboden, de lyfmoeder en omleggende plaatfen met warm water te overftorten, en dezelve zo wed als de beenen te verwarmen (k). hy heeft geleerd, het geheele lichaam , en vooral de lyfmoeder, zagtjens te ftoven, en tweemaal daags met warm water te wasfchen. elders (/), met warm water te wasfchen , en dikwils met het geheele lichaam oven met fchyven , en het fchieten met pylen -geoeffent, op aat 1 wortel der vrucht in fterke, ook een fterk begin/el nemende, beZr voort zoude brengen, en zy gehardtegen het baar en, welen Znakkeh'k de pynen der baaring zouden door ft aan. aldus droeg S wetgever wijslijk zorg voor de nakomehngfcbap, aangezien eeke en tedere, offchoon-aan fterke mannen- gebauwd-, een Zwakke en ziekelyke nakomelingfchap voortbrengen. _ Maar de ftaal en verfterkende middelen vinden plaats, in de hleeke maagdeziekte ; in welke het geheele lichaam flijmzuchtig Hen is en 'er in de plaats van goed bloed een {lijmachtig ifrTrhrdoos vócht door de vaten vloeit; in deeze ontbreken de ftden om dat 'er bloed gebrek is , en alles in het lichaam twiint alsdan doet het vijlzel van yzer te gelijk met fpeceryag*Zl en' verfterkende middelen, in wijn ingegoten, veel voordeel, Jn men driemaal op een dag een once van zodanige geneeswijn toedient, men laat gewoonlijk voor het gebruik van dit geneesrnSSel een zagt zuiverend middel voorat gaan, op dat de eerfte wegen van alle lijmagtige vuiligheid verlost worden; wanneer zy i T peduurende drie dagen , des morgens nugteren, vijftien ot winti* treinen van het pilledeeg van ruffus, of wel eenidiergeliTlr famenftelzel uit de Apotheken nemen, alsdan volgd er een nnder een allerheilzaamfte uitwerking: want binnen weinige dagen be'gint het witte gezwel van het lichaam te Hinken, dehp- (q) Plutarch. Tom. I. pag. 47» Vvvvv 3  g92 DE ZIEKTENS §.1291. oen en het tandvleesch, welke van te voren bleek waren , beginnen rood te worden, de wangen krygen haare rooze couleur wederom • en daar zy van te voren op de minfte lichaamsbeweging al hvee'nde, loom gingen nederzitten, keerd de voorgaande vlugheid nu weder , en binnen drie of vier weeken worden alle de werkingen van het lichaam herfteld. alsdan is het bloed goed, en de maanden komen kort daar naar van zelfs voor den dag, en komen op de behoorlyke tijd wederom; zo zy, naar dat de krachten door 't gebruik van zodanig middel herfteld zijn, het lichaam maar willen beweegen. want zo de geene die geneezen zijn, nu wederom op nieuw zich te buiten gaan aan laauwe waterige dranken en geduurig blyven zitten, is 'er niets zekerder, dan dat zv wederom in de vorige ziekte zullen vallen, het is my meer dan eenmaal overkomen , dat ik de zelfde geneeswyze drie, ja vier maal in de tijd van twee jaaren heb moeten herhalen, eer dat zy bet verftand hadden aan myne waarfchouwingen te gehoorzamen: en zo zulks niet gefchied, wijkt die krachtelooze kwyning eindelijk voor geene hulpmiddelen meer, en naar dat zy bot, vereefeeagtig , traag, geduurende verfcheide maanden een ziekelijk léven «efleept hebben , fterven zy aan een flaapkoorts. In dusdanig geval zyn deeze middelen voordeelig, en de aderhun* nadeelig", dewyl zy dat weinigje rood bloed , dat noch doodde vaten vloeit, uit het lichaam haalt, maar wanneer zich 00 de lippen, aan het tandvleesch, in de hoeken der oogen,een roode couleur vertoont, te gelyk met een warmte over het geheele lichaam, en dat de aders gezwollen zyn, en ook tevens de maanden onderdrukt zyn , als dan zouden dusdanige geneeswynen buiten alle twyffel nadeel doen; gelyk ook alle heete vloedverWekfcende, en de beweging vermeerderende middelen, want als dan is 'er-eerder te veel dan wel te weinig bloed; hierom hebban de aderlating op de voet, de banden, Hovingen, enz., welke de lyfmoeder vaten , die te veel wederfhnd bieden, ontfpannen alhier plaats, men kan ook nazien het geene, dat §. 1083. van'de geneezing der vallende ziekte, door het onderfcheppen van die dingen, welke eertyds uitgeworpen Wierden, is gezegd geweest. Uit  £.*afMft93. DER MAAGDEN. 893 Uit welk alles blykt, dat ten hoogde een voorzichtige keus der vloedverwekkende middelen vereischt woid. Voor 't overige vind men, een voorfchrift van zodanige geneeswyn in de lyst der geneesmiddelen §. 1250. intusfchen geloof ik te moeten waarfchouwen, dat 'er te wehng wyns voorgefchreven is. men neeme zes ponden rynfche wyn , rn die plaats vin twee, op dat het middel niet al te'fterk zy ; en alfl dm. zzl het noch genoeg zyn driemaal daags een once van deeze gen.eef.wyn te nemen, want het is veiliger deezfc middelem in kleine giften toe te dienen,, dewyl zy lang agter een moeten gebruikt worden. §. 1292. TpVoor deeze de oorfprong der kiekte waar-L/ genomen zynde, verdwynen gewoonlyk alle de kwalen (128?. 1286. 1287.) van zelfs, of worden door de natuur en de geneezing van die ziekte, aan welke zy zich het gelykftc toonen , geneezen : het geene lichtelyk uit het te voren gezegde opgemaakt word. Van te voren zyn by de getallen , in de voorftelling aangehaald, verfcheide kwaaien opgenoemt geweest, welke men heeft waargenomen, dat uit de enkele onderdrukking der ftonden geboren worden, de meefte van deeze verdwynen gewoonlyk van zelfs, wanneer de maandelyke vloed, in behoorlyke hoeveelheid , en op de gewoone tyd wederom komt. maar ook heeft men tevens aangemerkt, dat byna alle de natuurlyke levens , diergelyke werkingen door deeze oorzaak kunnen bedurven worden ; indien dierhalve de verftopping der maandftonden langen tyd geduurd heeft, kunnen 'er naderhand kwalen over zyn , welke een byzondere geneeswyze vereifchen ; offchoon de ftonden regelmatig na behooren zyn wedergekeerd, van gelyken kan 'er, wanneer het maandelyke bloed langs ongewoone wegen uit het.lichaam gaat, een zwakte der vaten overig zyn op die plaat-  894 DE ZIEKTENS $. raps; fen langs welke het uitgegaan is, naar dat het volgens de natuur heeft begonnen langs de lyfmoeder vaten uitgeworpen te worden, maar uit het geene §. 1287. is gezegd geweest, blykt het dat alle de ingewanden door deeze ooizaak worden befmet- waarom ook door de kwetzing der vaten, of onderfcheide ontaarting der fappen, een oneindig getal ziektens zal kunnen geboren worden; welke, naar dat de ftonden reeds herfteld zyn, overig blyven, en vereifchen geneezen te worden, het geene dikwils zeer moeilyk is. de geneezing van alle dierselvke ziektens hier aan te haaien, zoude overbodig zyn, aangezien over de meeste reeds van te voren gehandeld is geweest, edoch zv kunnen gemakkelyk tot de natuur en aart van die ziektens overgebragt worden, aan welke zyzich het gelykfte ver- t0°Dus'is b- v: §. 1286. gezegd geweest, dat de wederhoude ftonden fomtyds na de long gevoerd worden, en dat daaruit een bloedfpuwing ontftaat, zo de longen daar eenig kwaad uit hebben gekregen, blykt het lichtelyk, dat als dan die geneeswyze plaats Irypt, welke in het hoofddeel van de teering « Mnwpreezen geweest, van gelyken is in het zelfde hoofddeel gewaarfchouwt geweest, dat 'er harde knobbeltjens in de borften door de onderdrukking der maanden ontftaan, welke de geneeswyze van het knoestgezwel vereifchen. Hippocrates had Gewaarfchouwt (O, dat, zo de maanden wel voor den dag komen maar in kleinder hoeveelheid als nodig is, onder andere fcwaalen, het geene volgd , gebeurt ; het lichaam word door verfcheide pynmngen aangedaan, vooral de lendenen en de rugtirLe en de liezen, en de gewrichten van de handen en van de volt en. edoch deeze doen niet alle te gelyk zeer maar nu hot vne deel, dan het andere , waar heen het afgezonderde bloed" dat in de hfmoeder niet zyn mag, indringt, en op wat plaats van het lichaam dat het zich ter neder zet., -ontftaat CO De Muiier. morb. Lib. I. Cap.7- Charter. Tom. VII. p. 733* 734  §.1203. DER MAAGDEN. 89g een dikte enz.: een weinig daar naar voegd hy 'er by , dat fomtyds het bloed, wanneer het door flyvigheid, en fpyswal* ging , op wat plaats het ook ingedrongen is , met de zenuw vastgroeit, een verminking veroorzaakt heeft, of andere deelen onmachtig gemaakt, het is ligt te zien, dat de geneeswyze van zodanige kwaaien, tot de geneezing van de verlamming, of van de gewrigt ziektens behoort, het zelfde is van de overige kwaaien ook waar. Vier.de Deel. Xxxxx DE  DE ZIEKTENS §.1293- 890 DE ZIEKTENS DER ZWANGERE VROUWEN. 6 1202 Xlaar dat een vrouw zwanger is, word zy V- Vi- £\ do()r zeer veele kwaaien aangetast, welke van de zwangerheid alleen afhangen. Het blvkt gemakkelyk dat hier alleenlyk over de ziektens word gehande li Se van de zwangerheid, als oorzaak, afhangen y!:rk! rLtS uitde befchryving van de natuurlyke geïeS vantet mSiSelyk lichaam, dat 'er een zeer groote en 3ST5£^*lOTaL def vrouwen , wann^y (5) Vide Boerhaave Inftit» Medic; §. 668. & fcq»  §.1293- DER ZWANGERE VROUWEN. 897 ontfangen , te regt gelooft word grooter te zyn, dan dat zy zonder daar op volgende bevruchting zich verzamelen. Maar van te voren §. 1285. is over die, door van Helmontzo genoemde Regeering der beftiering, gefproken geweest, waar door de aangedane lijfmoeder , ook door een ligte oorzaak, de levens, dierlyke en natuurlyke werkingen, en dat wel op onderfcheide en wonderbare wyzen kan verontrusten, reeds had Hippocrates aangetekent, diergelyke ten tyde der ontfangenis te gebeuren (f). want hy fchryft aldus: maar het blykt duidelyk aan de geene die in deeze zaaken ervaren zyn, dat een vrouw, wanneer zy ontfangen heeft, terftond een rilling krygt, en warm word, en op de tanden knerst, en de gewrigten, en het overige lichaam, door een ftuiptrekking worden aangedaan , en de lyfmoeder vadfig word, en dit gebeurt by de geene die zuiver zijn. maar hy fchynt hier door zuivere, te verftaan, vrouwen die gezond , vlug, en tot de liefde drift genegen zyn, welkers lijfmoeder zuiver is, en niet door {lijmachtige vochten, of de zogenoemde witte vloed , bevootigt is. want hy voegd 'er terftond het volgende by : maar de geene die dikke ftymige vochten hebben, de meefte van deeze vrouwen gevoelen dit niet. daar op voegd hy 'er voorzichtiglyk by: nochtans beken ik 'er maar zo veel van te weeten, als zy my gezegd hebben, want de Geneesheer kan hier niets van weeten , ten zy uit het enkel zeggen der vrouwen, edoch het is zeker , dat 'er zodanige vrouwen zijn, welke {lijmachtig, van een koud geftel, traag tot de liefdens pleging, de witte vloed hebbende, naauwlijks eenig vermaak fcheppen in de verzameling, en eventwel fomtijds bevrucht worden, offchoon zy niet van dat geene oewaar geworden zijn, dat reeds gezegd is. intusfchen gebeurt het meestentijds, dat de vrouwen een wonderlyke verandering gewaar worden ten tyde als zy bezwangert worden; en my zijn verCO De Carnibus Cap.VIII. Charter. Tom. V. pag. 309. Xxxxx 2  8q8 DE ZIEKTENS 5,1293. verfcheide eerbare vrouwen bekend, welke eenige maaien gebaard hadden, en naauwkeuriglyk de tijd der ontfanging en der aanftaande baaring, uit deeze tekenen hadden aangetekent. dit bevestigt Hippocrates (uj, wanneer hy getuigt , dat de openbare Hoeren , die dit meermalen ondervonden hebben, wanneer zy bygejlapen hebben, weeten , wanneer zy ontfangen hebben, en het entfangene terftond vernielen , het geene nu naderhand vernield zijnde, als een fiuk vleesch uitvalt enz. uit diergelyke tekenen heeft hy de zwangerheid byna vastgeftelt, wanneer de teeldeelen zagtelijk met ileekpillen wierden geprikkelt, gelijk hy elders (w) fchrijft; zo een vrouiv door zagte fteekpillen pynen in de gewrigten krijgt, en knarsfing der tanden , door een duiftere duizeligheid voord aangetast, en begint te geeuwen, deeze heeft meerder hoop dat zy zal ontfangen , dan de geene die niets van dit alles zyn gewaar geworden, nochte deeze tekenen, welke ten tyde der ontfangenis van de vrouwen worden waargenomen, zijn de eenige tekenen van de zwangerheid; want men neemt verfcheide andere waar, welke langer voortduuren. want Hippocrates heeft aldus (x): zo gy door geen ander teken kunt weeten of een vrouw zwanger is, zo zult gy zulks hier aan kennen: haare oogen zijn "toegetrokken, en vertoonen zich holder , en het zvit der oogen heeft de natuurlyke witheid niet , maar vertoont zich blaauwer. die zwanger zijn, hebben fproeten in het aangezigt, en, van den beginne dat zy zwanger zijn, haten zy de wijn, walgen van de fpyzen, hebben pijn voor 't hart, en kwylen. fomtijds komen ook verfcheide andere tekenen in de zwangere vrouwen te voorfchijn, en onderfcheide in verfcheide: het meest van al nochtans hebben zv een afkeer en walging van de fpyzen. en Hippocrates fchijnt (y ) J daar dd De Carnibus Cap. VIII. Charter. Tom. V. pag. 308. (V) De Infoecundis Cap. VI. Charter. Tom. VII. pag. 846. f» Ibidem. ^ (fi Aphor.61. Seét. V. Charter. Tom. IX. pag. 232.  5.1293- DER ZWANGERE VROUWEN. 899 daar uit het voornaamfte teken der zwangerheid getrokken te hebben; dewijl hy zegt: zo een vrouw de ftonden niet en heeft , en daar op geen rilling of koorts volgd y met afkeer (walging) van de Fpys, zegt dan met recht, dat deeze vrouw zwanger is. want aangezien dusdanige afkeer in niet zwangere vrouwen van de kwaade fappen in de maag, of naby gelegene ingewanden zittende, zoude kunnen ontftaan, daarom heeft Hippocrates 'er voorzichtig bygevoegd, zo'er noch rilling noch koorts op volgd, welke gewoonlijk op de walging, door zodanige oorzaak ontftaan, volgen; ten zy deeze droesfen door het braken, of de afgang, uitgejaagt word. By fommige zwangere vrouwen is deeze afkeer algemeen, zo dat zy van afle eeten \valgen ; het gebeurt by veele, dat zy alleen van deeze of geene fpyze een afkeer hebben, daar zy de andere o-emakkelijk verdragen ; in 't tegen over geftelde zo begeeren zy ten fterkfte fommige fpyzen of \lranken , waar zy van te voren niet veel om gaven, ik heb veel eerbare vrouwen gezien, die uit dit eenige teeken wisten dat zy zwanger waren, offchoon 'er noch geen eenig ander teken der zwangerheid aanwezende was. fomtydskrygen de vrouwen, zo dra zy bevrugt zijn, een lastige tandpijn: by andere heb ik een allerpynlykfte oorpyn gezien, en dikwervige fcheele hoofdzweer; waar aan zy naauwlijks onderhevig waren, wanneer zy niet zwanger waren, 'er is een overgroote verfcheidentheid van diergelyke toevallen, welke zelfs in 't begin der zwangerheid gebeuren: men kan deeze nazien by de geene, die over de zwangerheid en vroedkunde hebben gefchreven, 'gelijk Mauriceau (s) en andere: want deeze ieder afzonderlijk op te noemen, zou werkzamer dan nuttig weezen. het is o-enoeg, aangetekent te hebben, dat door de zwangerheid zelve verfcheide werkingen in het vrouwlijk lichaam gekwetst en verftoort worden. O) Traité des malad. des femmes groiTes Tom.Lpag.^.&feq.. Xxxxx 3  DE ZIEKTENS S-"93» 900 ^ Maar die zelfde ken'>Hich"e?vk d^^zwangerheid te bevestigen ofte ontkennen, letl Vn debeweting van het kind in de lijfmoeder, met de hand b: v; zo de beweging duideljjk gevoek word : want de alop de buik te legger^^^ogSageweesti mooglijk legd trerVaSrlam van ee Sneesheer nimmer meerder in de waagde goede naam van1 een v^c , id al bepalen . overal fchaal, dan!lswan™^ overal ftrikken te z0ekt men J vloo^erfbonen, die in de gevanfpannenwanneer o^de^gena ^ euvddaden ver. §emS f1ÏS' freestïhi; veinzen zy menigmaal zwanger te d'em de GeneesneerenJ worden van de rechters gevraagd dat zyn en de ^e»ee^ecr zwangerheid oprecht of zy de waarheid fond^n «g- , ^ twijffe]en zal een geveinsd is ™ *™£™?dm de ftraf uitteftellen, tot dat men V°°rZ1fX L?A ovt dezwangerheid kan oordeelen, op dat moogmet «keiheid oyer de zw g met de ondeugende moe- lyk de onfch"ld,£!Sdige befchryving leerd ons dat dit fomder fterve. de g™***™iige g^nry R en Vroedvrouwenaan tijds gebeurt is oflchoon de Heei ei.heid gemaakt heeft ^W^r^^nS ten alle ^^W^^ffiib^W^ middelen, ^i^^SSï&ï^ Z° —igmaal voordeeligzyn, welke in de genera ngu oyer de waterzugt du danige gevallen aangehaald ^SSee» vrouw vfn een Heelmeefter g I2Q3. DER ZWANGERE VROUWEN. 901 vien welke geduurende negen jaaren zodanig door de waterzugt in de buik was gezwollen, dat hy oordeelde, dat de opgezwolle huik meer dan dertig pinten water inhield; nochtans heeft zy m die tvd vier levendige gezonde kinderen gebaard : maar hy geluisd; dat, wanneer hy haar, als Vroedmeefter, van het laatfte kind had verlost, de buik naar deverlosfing nietmeer fcheen geflonken te zijn, als of *er«wï hoender ey uit cle buik was gekomen; waar uit gemakkelyk te begrypen is, hoe zeer ae buik was ge- ^Hetfe mv gebeurt, dat ik een vrouw onder handen had , welke, niet getrouwd zijnde, zich listiglyk veinfende godvruchtig te zvn, van een iegelijk voor een ongefchonden maagd wierd gehouden, zy had een vry zwaare buikwaterzucht geduurende zeven maanden, wanneer zy my om raad vroeg; bier kon ik geen de minfte agterdogt der zwangerheid hebben, zy is door waterafdrvvende buikzuiverende middelen wel gelukkiglyk geneezen geweest; maar zy heeft my gewaarfchouwt dat er iets uit haar fchamelheid was gevallen, wanneer zy op't fecreet zat. terftond onderzoek na de zaak doende, heb ik een misval gevonden welke drie maanden oud fcheen te zyn. zy bekende aanftond haare hoererye; maar zy heeft my ligtelyk kunnen overreeden dat zy niet wist dat zy bevrugt was; dewyl de buik reeds geduurende d ie of vier maanden gezwollen was, eer datzy ontfangen had. Edoch het gebeurt menigmaal, dat de geene die heimelyk zwaar ziin de Geneesheeren wat zoeken wijs te maaken, wanneer zy veinzen waterzuchtig te zijn, ophoop, dat zy door fterke m.dde en de vrugt zullen afdryven. fomtyds ook vragen zy zorgvuldiglük, om fterke vloedwekkende middelen, befchuldigendeeen z fkelyke opftopping der ftonden. hier is groote voorzichtigheid nodig zy ftellen hef onderzoek van de Vroedvrouw, of de mond der liifmoeder gefloten is, het voorfte gedeelte van de buik boven het fchaambeen gezwollen is, de borften meer beginnen te zwellen, üetelyk te leur, dewyl zy by hemel en aarde zweeren d7t zv ongefchonden maagd zijn; ja ik weet dat braave Geneesheeren door voorname genachten zeer kwalyk bejegent zijn, wan-  DE ZIEKTENS §.1293. 902 u ^ MniwM 7V iet diergelyk verdagten. in zodanig geval ben ik gevvanneer zy iet merg y * } ke middelen te gevetlj zon- te geven, wat ik denk. op deeze wyze ter\ datzn\o?gW andere 'Geneesheeren niet bedriegen Sloven dat zy my hebben bedrogen loopt de Torbv en de oorzaken van het rechtmatig agterdenken net,] nTeerVn meer toe. want alle , die over de tekenen van de mel IpÏÏ hebberI befchreven , offchoon zy door een lange SS d vroedO vermaard zyn geweest bekennen oeffening in oev der zwangerheid, vooral in de eer- fcÖen ^ SL^yn. ^zoar, vermaard Arabisch Geneesheer, bekend, dat hy in zyn eigen vrouw bedrogen is geïSStibeurt ook fomtijds, dat bejaarde vrouwen , en nu nau KSÏÏeid zijnde, zich oprechtelijk geloven zwanby de onvrucl™"e( ? diergelyke moeilykhedens gewaar worger te zyn; dewijl ook^rg y y^ d^vrucht zkh ^"de twooneyvoe en beweegen; waarom zy alles voor het ,°P nbSTereed maaken. Sydenham Cd) had dit eenige maaien kraambedde gereed," ^arfchouwt de Geneesheeren, dat zyduswaargenomer, en^Xorgvuldiglijk van de waterzucht da7gr Knen en nL ichtelijk de zwangerheid bevestigen, ofonderfcheiden1, en ^cn J g en d£ VrQed_ fchoon ook de horten zwell , ^ T'T^^^wM want hy heeft waargenomen, dat* dat de vrucht zich bewee "oUen was allenskens flin- huikeinddyk e^ hy fchrijft deeze zwel- kende, d^^Z^^&L waarfchouwt: dat dusdani- reeds bejaard zijnde, getrouwd ztjn. ft (O Traité des Malad. des Femm. groffet Tom. I. pag. 73. (d) Trafo de hydrope pag. 611.  ^. io93. DER ZWANGERE VROUWEN. 503 Ik weet, zulks aan een eerbare adelyke vrouw te zyn over.gekomen, welke reeds moeder van veertien kinderen , geduurende agt jaaren had opgehouden te baaren, en vastelyk geloofde., dat zy zwanger was , dewyl zy alle die moeilykhedens , welke zy zo dikwerf had ondervonden, op nieuw gevoelde : ja zy verftoorde zich tegen een iegelyk, die het eenigzints in twyfel durfden trekken : de buik is geduurende vijfmaanden allengs• kens dikker geworden, naderhand is zy allengskens geflonken,, en heeft verfcheide jaaren in gezondheid doorgebragt. edoch zy was zodanig aangedaan, bedrogen te zijn geweest, dat zy een geheel jaar het huis hield, vreezende van een iegelyk te zullen worden uitgelaggen. Ook heb ik een andere gezien, die op haar vyf-en-twintigfte jaar een zoon ter waereld had gebragt, naderhand geduurende geheele twintig jaaren onvruchtbaar blyvende , op haar zes- enveertigfte jaar heeft zy een andere zoon gebaard , offchoon zeer veele geloofden dat zy door ydele hoop bedrogen was. hier uit blijkt, dat men groote voorzichtigheid nodig heeft, in 't bepalen van de zwangerheid; want diergelyk is niet alleen by vrouwen van hooger, maar ook van jonger jaaren gebeurt. Deufing vermaard Geneesheer te Groningen , omtrent het midden der voorgaande eeuw, een fcherpe fchryver in geneeskundige verfclrillen, getuigt in een brief, aan Thomas Bartholinus gefchreven (e), handelende over diergelyke gevallen , het volgende : een diergelyke jonge vrouw heb ik over twee jaaren hier zelfs onder myne zorg gehad, ivelke alles tot de nu reeds naby zynde baaring, zo zy dogt, zelfs gereed gemaakt had; maar alle hoop is in vjind verdweenen. Men vind by goede Schryvers verfcheidene dingen die hier aan gelyk zyn. GO Thom. Barthol. Epiftol, Med. Centur. IV. pag. 132. 133. Vierde De.el. , Vyyyy  DE ZIEKTENS- §-.1*94. 904 u n t^*a- «' \Y7elker eenige voortkomen uit het maan-. ïay*. v delyk bloed dat verhinderd word at- .rpronderd te worden door diende lyfmoeder gefloten is,, gn de vrugt nochtans het zelve tot noch toe mee tot des», zelfs aanwas kunnende na zich nemen. een vrouw die niet zwanger is, word het maan delyk bloed «« een sezette wederkeerende tijd uitgeworpen, gelyk in het. op een , . d geweest: maar wanneer een vrouw wfgt ir ^ en daar »it word het voor- Se teken der zwangerheid afgeleid, maar aangezien de vana»™ Voeder & opgehouden hebben, alSefet en vervult wfden, «rad®: voor, lengsKens wc b ftonden, daarom heeft Hippocra^"SSftrrT dat eeufrouw.moeilyk ontfangen kan, wan*Wgi°lVe vaten vol zyn. waarom, zo een vrouw dat-bloed (m.SAS^S^ke)^ ontfangt zy in baar iementnjK net Lheelniet, zo zy met bet zelve vervult is. vZ^Mweder en aders zonder bloed zynde, ontfangen de want ae lyjm dgeze mouwm ontfat}gen naar vrouwen m z\'hJe^2nden maar hoe wel de ftonden natuurlyker *^£&%£^™ °phouden> g£beurthet «ochta^by VZJl da? zv deerfte maanden der zwangerheid noch te fommige, dat zy w benadeelen . maar mees. V^hllM^mm ^San^ hoeveelheid, van te voren-is ge* tentyds alleea maar n fommige vrouwen het maandelyke issffi^^^A^lijfraoeder'maar ook ■? ^votpn van de fcheede. ja ik heb 'er vry genoeg gezien , Je wanneer de ftonden wel op de gewoone tijd maar ,n vi • Hpr boeveelheid voor den dag kwamen , verzekerden datzy f^eSnf^r waren f en de tijd der baaring kwam met deeze reekening vry wel overeen. ^ CO De Natur. Pueri Cap. III. Charter, Tom. V. pag, 31 &  der zwangere vrouwen. 9ö§ Noch het fchijnt ten eenemaal onmooglijk, dat het maandelyke bloed voor den dag kan komen, eer dat de vrugt in deszelfs vliezen oefloten van alle kanten aan de holligheid van de lyfmoeder gehegt is; vooral zo de mond van de lijfmoeder niet naauwkeurig gefloten is: maar als dan blijkt ook tevens, dat de ontfange vrugt lichtelijk met het uitvloeijende bloed weggelleept kan worden, en dus de hoop der zwangerheid tenietgaan, daarom zou, ten zy de vaten, in de binnenfte oppervlakte der lijfmoeder gapende, wanneer een vrouw zwanger is, zodanig wederftaan , dat zy wyder geworden, geen bloed meer laten lopen, de kleine vrugt, noch niet zo groot zijnde, dat zy de holligheid van de lijfmoeder vervult, daar uit gefpoelt worden , zo de mond der lyfmoeder week, of het bloed, dat uitgeftort is , dezelve van alle zyden befpoelende, door het ftilftaan zullende bederven, zou de nootzaaklyke aanwas aan de lijfmoeder verhinderen, en fcherper geworden, dat beginzel van den groeijenden mensch in korten tijd vernielen. Vaste waarnemingen hebben ons geleerd, dat in de balletjens en de eijerleiders de vruchten tot een behoorlyke grootte gekomen zijn, gelijk naderhand zal gezegd worden, zouden als dan de maanden, terwijl de holligheid van de lijfmoeder vry blijft , geduurende de gantfche tijd van de ongelukkige zwangerheid blyven voort vloeijen. Ten minfte fchynen alle verfchijnzelen te leeren -, dat de lijfmoeder ten tyde der ontfanging toe word getrokken : de mond van de lyfmoeder word gefloten, en de ftonden komen niet weder, daarom heeft Hippocrates tot een teken der ontfangenis vastgeftelt Cg): dat, zo een vrouw weet dat zy het zaad ontfangen heeft, dat zy niet terftond wederom zich met de man verzamele , maar ritste, edoch dit zal zy weeten, zo de man zal zeggen dat hy zyn zaad uitgefchooten heeft, maar de vrouw zulks door de droogheid niet weet* want de wederhouding van het zaad in de holligheid van de lijfmoeder gefchooten , heeft hy gelooft, ten ■minfte voor eenige tijd nodig te zijn om te ontfangen ; waarom hv terftond 'er het volgende by voegd ; dat, zo de lijfmoeder op J Je(g) De Infoecundis Cap. IX. Charter. Tóm> VÏI. pag. '849. Yyyyy 2  9o6 DE ZIEKTE NS- §. 1294^ dezelfde dag het zaad weder uit zal gegeven hebben , zal dezelve vochtig zyn, en wanneer zy-vochtig zyn zal, dat zy zich weder, met de man verzamele, tot dat zy ontfangt. edoch naar dac een vrouw ontfangen heeft, fluit zich de mond van de lijfmoeder, gelijk Hippocrates (li) vermaant heeft: die bevrugt zyn , hebben de mond van de lyfmoeder gefloten.. Galenus houd in de verklaring over deeze korte Helling (J), het fluiten van de mond der lyfmoeder-voor het zekerfte teken van de zwangerheid, zo de Vroedvrouw dezelve, door de vinger in te fteeken, heeft kunnen bereiken, want fomtijds zit zy in 't begin der zwangerheid hooger op. maar by die vrouwen, die nooit gebaard hebben , fluit zich de'mond van de lyfmoeder naauwkeuriger, min naauwkeurigby de geene die reeds gebaard hebben, noch Galenus tekend alleen de fluiting van de mond der lijfmoeder aan (k); maar hy fchrijft aldus: want zo dra de lijfmoeder het zaad in zich heeft ontfan* ven trekt zy haare geheele ruimte te zamen, en fluit de opening. maar aangezien de kwalijkgeftelde mond der lijfmoeder, het zy door ontfteking, of wel door verharding-, gezwollen kan zijn, daarom word'er vereischt, dat de mond der lijfmoeder niet alleen gefloten zy, maar ook zagt, zal men daar het teken der zwangerheid uit afleiden, waarom Hippocrates in een andere korte Helling gezegd heeft (/) : by xvelke de mond van de lyfmoeder hard is, by deeze is het nodig dat de mond van de lyfmoeder zich fluit, waarom Galenus liever- gehad had , dat deeze korte ftelhng terftond op de vorige volgde. . Maar aangezien de Geneesheeren in aanmerking namen , dat bv zwangere vrouwen dat bloed -, het geene alle maanden uit de lijfmoeder kwam, wederhouden word, en dat de onvolwasfene vrucht in de eerfte maanden der zwangerheid zo groot niet was, om tot deszelfs gebruik dat wederhoude bloed te kunnen na zich nemen, daarom dachten zy niet buiten reede, dat men de eerfte maanden de bloedrijkheid had te vreezen, en fchreeven aan dezelve die lastigheden toe, welke in zwangere vrouwen waarge- no- (h) Seft. V. Aphor.. 51. Charter. Tom. IX. pag. 224., CO Ibidem pag. 215. (*) Ibidem. (O Ibid. Aphor. gi» pagi 228.  §£1294- mK ZWANGERE' VROU WEN. 9o7 nomen worden, over welke naderhand zal gefproken worden, in 't voorgaande Hoofddeel is breeder bevveezen, dat 'er minder bloed door de ftonden geloost word in gezonde en fterke vrouwen, als wel gewoonlijk geloofd word. Maar ook verdiend iet anders aangemerkt te worden , dat het bloed in de zwangere vrouwen wederhotiden, niet zozeer dient voor de vrugt zelve, dan wel voor de lijfmoeder; en dat uit dit lijfmoederlyke bloed wel dunnere vochten afgezonden worden, tot het gebruik van de vrucht gefchikt, maar dat 'er niets van het roode bloed tot de onvolwasfene vrucht komt in de eerfte maanden der zwangerheid, ik heb verfcheide dusdanige zeer kleine ■ ënvolwasfene vruchten onderzogt, welke te gelijk met de nageboorte uitgeworpen waren, maar ik heb zelfs niets roods in het lichaam-van de vru«t kunnen ontdekken, zo wel in de vliezen , als in de nageboorte; welke in 't begin, gelyk bekend is, byna' de geheele oppervlakte van het adervlies bedekt, maar de lyfmoeder o-eheel vaatachtig, word allengskens uitgezet, zo dat deszelfs kleine holligheid, in niet zwangere, langzamerhand zodanig uitgezet word, dat zy dc vrugt met de- nageboorte , en tót water tusfchen de vliezen vergaderd, kan bevatten, maar aangezien de zelfftandigheid der lijfmoeder,in de geene die niet zwanger zyn, tezamen gedrongen en vleesachtig, een kleine holte bevat hebben veele geloofd, dat de lijfmoeder dunner word , wanne'er zy word uitgezet, en wel in dezelfde evenredigheid, als de holte der lijfmoeder wyder word, ook de zelfftandigheid dunner word. dit was het gevoelen van Galenus'(m'), jrer.plaatfe af waar hy over het verfchil der lijfmoeder volgens de jaaren han'deld: wederom-dierhalve in H begin der zwangerheid dik, wanneer zy naby de tyd der baar in g komt, wel groot, maar dun ; want de dikte voord in de langte uitgerekt weggenomen; in de ove' rise tusfehentyd nochtans, heeft zy een dikte na maate haare groo- ■ te men zou , zo het der moeite waardig was , breeder kunnen bewyzen, dat de oude Geneesheeren de lijfmoeder van groote die- (m) De Uteri Difleft. Cap. VIII. Charter. Tom. IWpag.a8o. Yyyyy 3  Q0§ DE ZIEKTENS dieren eerder gezien hebben, dan de menfchelyke, en dat zy het geene zy in de beesten gezien hadden, de vrouwen van het menfchelyk geflacht hebben toegevoegd, dus word die verdeeling in regter en linker holligheid der lyfmoeder , welke in de tweehoornige lijfmoeder der beesten plaats heeft, oneigentlyk aan de menfchelyke lyfmoeder toegelchreven. waar uit van zelfs alle die voorzeggingen van het geflacht der vrugt vervallen, wanneer zy dagten dat het mannelyk geflacht ter regter, en het vrouwlyke ter linker zyde geplaatst was. maar ook zyn de lyfmoeders der beesten vliezig en dun, zo dat de vrugt in de lyfmoeder bevat, offchoon de vliezen in haar geheel, en de lijfmoeder ongekwetst blyven, kan gezien worden: de lijfmoeder der vrouwen in van een geheel anderen aart. Mauriceau («) is een hardnekkige voorftander van het gevoelen oerouden, vooral van Galenus, van die dunheid der zwangere lyfmoeder, en hy tragt het zelve met verfcheide gezaghebbende Schryvers te vestigen; hy verontwaardigt zich , dat de vermaarde ontleedkundige en verfcheide andere vastgefteld hebben, dat de bezwangerde lijfmoeder, door een zeker wonderwerk der natuur, zo veel te meer verdikt word , hoe zy meer word uitgerekt, ja hy roept hun, die dit valfche denkbeeld voorftaan, om het met hunne eigene oogen te bezien, hy heeft gewild, dat het zelfde in de lyfmoeder plaats greep als in de pisblaas, welke ledig zynde, dik fchynt, maar wanneer zy door de vergaderde pis uitgezet word , vliezig is en dun. hy erkend wel, dat de lyfmoeder van vrouwen fchielyk naar de baaring geftorven , twee vinger breed dik is bevonden, maar dit fchryft hy toe aan de te zamentrekking der lyfmoeder nu van de vrugt ontlast, ook ontkend hyniet, dat de zelfftandigheid der lyfmoeder, van vrouwen die met volle lichamen zyn geftorven, dik is bevonden geweest; maar hy beeft gewild, dat dit buiten natuurlyk was, en door de ontfteking, en toevloed der vochten na de lyfmoeder gefchied te zyn, (n) Traité des Malad. des Femm. grolT. Tom. I. pag. 20, &feq.  $.1294- DER ZWANGERE VROUWEN. 909 zyn, naar langduurige en vergeeffche weeën, waar uit hy befloten heeft, dat de dikte der lijfmoeder niet kan beweezen worden, als natuurlyk, ten zy ih het lijk van een vrouw , welke zeer naby aan de baaring, met een volle lijfmoeder, zonder door eenige oorzaak verftoort te zijn, geftorven is. maar dewyl zodanig geval zeldzaam is, raad hy, 'dat men intusfehen de bcvrugte lyfmoeder der fchapen befchonwt, welke duidelijk dun en vliezig is. Dus zien wy een droevig voorbeeld, dat de allerbeste mannen , wanneer zy hun opgevat gevoelen met geweld willen ftaande houden, zelfs hunne eigene oogen geen geloof geven, voor't overige heeft een vermaard Schryver in de vroedkunde (0) dit gevoelen grondig wederlegt. maar het geene Mauriceau zien wilde, om overtuigt te zyn van de dikte der lijfmoeder heeft de zeer vermaarde Littre (_p) mogen gebeuren , namentlijk dat hy de zelfftandigheid der lyfmoeder, omtrent agt liniën dik, in het lyk van een vrouw zag, welke op de agtfte maand van haar zwangerheid door een val fchielyk was geftorven. Mery (q) heeft een diergelyke dikheid der lijfmoeder gezien in een vrouw die^ vier uuren naar het baaren overleeden was. waar uit blijkt, dat de ledige lijfmoeder zich niet dik vertoont , om dat zy te zamen getrokken is, gelyk Mauriceau gewild heeft; want de volle lyfmoeder heeft een diergelyke dikte der zelfftandigheid aangeweezen. edoch Deventer tekent fraai aan (7), dat de dikte der lyfmoeder oorzaak is , dat de bodem naar de baaring zo ligt niet omgekeerd wierd, en langs de opene mond der lyfmoeder uitgaande, een uitzinking zoude veroorzaken, vooral wanneer de nageboorte afgehaald word., want zo de lyfmoeder dun en vliezig Co) Deventer Novum Iumen &c. Cap. Vlir. pag. 29. & feq. 00 Académ. des Scienc. 1'An i7or. Mem. pag. 385. O) Ibid. .1706. Hift. pag. 27. 00 Novum lumen &c, Cap» XXIII. pag. 30.  qio DE ZIEKTENS §.1204.' zigwas, zonde dusdanige uitzinking der lyfmoeder naauwlijks voorgekomen kunnen worden, edoch Deventer door een langduurige oeffening in de vroedkunde beroemd , getuigt dat dit zeer zelden gebeurt; en alleenlijk maar, zo zy namentlyk zeer dun zal zyn, als dan vouwt zy zich zvel als een nat linnen om de hand, nochte de te zamentrekking is als dan zo haastig en gemak' kelyk; het geene my niet behaagt ; ja ik zou liever willen, dat zy haar geivoone vorm behield, en terftond naar de baaring wel te zamen wierd. getrokken, en rondom de hand in dezelve geftoken, gefloten wierd, dewyl als dan veel minder toevallen te vreezen zyn. maar van die flappigheid der lyfmoeder, en wat daar uit te vreezen is, zal naderhand, ter plaatfe alwaar over de ziektens der kraamvrouwen zal gehandeld worden, worden gefproken. Gelyk het dikwils gebeurt, wanneer geleerde mannen dooreen zwaare letteroeffening tot tegenftrydige gevoelens overgaan, hebben fommige gezegd, dat de zwangere lyfmoeder dunner word, wanneer zy word uitgerekt; andere, dat zy .veel dikker word , dan zy van te voren was. de lijfmoeder heeft zeker in de maagden, en nooit bezwangerde vrouwen, een vaste, hegte , zelffrandigheid, de dikte van de pink evenaarende, fomtyds ook te boven gaande ; daarom zo diergelyke lyfmoeder bezwangert, en naby de baaring zodanig uitgerekt, haare voorige dikte behoud, moètzy veel-in zelfftandigheid toegenomen hebben, zal zy zonder verdunning van de wanden toelaten, dat haare holligheid zodanig uitgezet worde, wanneer de aan my door vriendfehap , maagdfehap, en gemeene letteroeffening zo zeer verbonde Schryver (s), dit, alles in aanmerking nam, heeft hy vastgefteld, dat, 7,0 niet meesten tyd, eventwel dikwils, de lyfmoeder byna ■ha«re voorige dikte behoud, de zwangere lyfmoeder , welkers befchryving" hy zo naauwkeurig gedaan heeft , en in een zeer fraajjfl 'plaat u)., naar-.de lyfmoeder. in vocht opgehangen , door een (V) Noortwyk utefi humati. gravid. Anat. & Hiftor. pag. 111. (O Ibidem pag. -2051.' ■'' ■ ' < ■ -'  •$.1*95. DER ZWANGERE VROUWEN. 911 een kundige plaatfnyder gefneeden , heeft aangetoont, 'fchijnt de natuurlyke dikte van een niet zwangere lijfmoeder, niet veel te overtreffen ; waar uit hy te regt heeft befloten, dat de zelfftandigheid der lijfmoeder by zwangere vrouwen fomtijds toeneemt , fomtijds de zelfde blijft, en dat het voor zeer zeldzaam gehouden moet worden, zo het fomtijds gebeurt dat zy dunner word. maar dewijl het buiten twijffel is, en het in de zeer fraaye plaat zo wel uitgedrukt word, dat de lijfmoederlyke vaten niet in hetzelve vlak, langs verfcheide te famenvoegingen, tusfchen de plaatagtige zelfftandigheid der lijfmoeder heen lopen, en dat tevens deeze vaten ten tyde der zwangerheid met bloed vervult, boven mate worden uitgezet, blijkt het ligtelijk, dat de verdunning der lijfmoeder in de zwangerheid, natuurlyker wyze geen plaats kan grypen; maar dat zy , zo men dezelve waar heeft genomen, buiten natuurlijk is geweest, ook blijkt het, datmet hoe meer bloed de vaten der lijfmoeder uitgezet zijn, en dus wyder gemaakt, de lijfmoederlyke zelfftandigheid zo veel dikker word, wanneer dezelve bevrucht is; waar uit men de reede begrijpt, waarom dezelve by de eene vrouw dikker is als by de andere, maar van hoe groote wijdte de vaten hier bevonden worden, hoe groot de lijfmoederlyke boezemhollen zijn , met bloed vervult, met het adervlies en de nageboorte gemeenfchap hebbende, kan men by dezelfde Schryver («), die alles, wat de bevruchte lijfmoeder aangaat, ten trouwfte heeft befchreven, en niets verzekerd heeft, dat hy my, en andere niet allernaauwkeurigst heeft beweezen, zien. Wanneer men de allerfraaifte plaaten van de bevruchte lyfmoeder befchouwt, welke de zeervermaarde Albinus, aan wien de Geneeskunde zo veel verfchuldigt is, naderhand heeft in 't licht gegeven, zal het van gelyken blyken , hoe wy de vaten de zelfftandigheid der lijfmoeder ten tyde der zwangerheid bezetten , waarom ook de Graaf'de lijfmoeder in zwangere vrouwen by een fpongie vol bloed heeft vergeleken (w), en zich verwondert, dat ' Cu) Ibid. pag. 10: ' , ' O). De Mulierum orgams Cap. VIII. pag. 104. 105* ; ' Vierde Deel. Zzzzz  9H DE ZIEKTENS §..1294* dat de lyfmoeder naar de baaring zodanig word te famengetrokken, dat zy in zestien dagen tyds tot haare vorige grootte komt; het bloed dat de vaten der zwangere lyfmoeder uitzette, door, de kraamzuiveringen ontlast zynde. In overleede kraamvrouwen heeft hy deeze vaten nog genoeg gapende gevonden, wanneer hy met een fpuitje vocht in de enderbuiks, of zaad-flagaders infpoot; dat niet anders dan een wind in de holligheid van de lyfmoeder uitbarfle. Het blykt uit dit alles, dat het maandelyke bloed, dat de zwangere vrouwen natuurlyker wyze by zich houden, niet alleen gebruikt word tot aangroei van de vrucht, maar ook om de vaten der lyfmoeder uit te zetten en tevens te vervullen, deeze waarneming is, gelyk naderhand blyken zal, van geen klein gewicht, in de behandeling der ziektens van zwangere vrouwen. Hoe fraai komt dit overeen met de leering van Hippocrates (x")i want wanneer een vrouw zzvanger is, word het bloed van het geheele lichaam allengskens na de lyfmoeder gevoerd', en dat geene, dat in de lyfmoeder is, rondlopende, vermeerdert dezelve, maar elders (y) , wanneer hy uitlegd, waarom een zwangere vrouw door de wederhouding der maanden zich niet kwalyk bevind, zegd hy"%£stf het bloed, dat alle maanden by een gehoopt gewoon was uit de lyfmoeder te gaan, niet beroerd word, maar zagtjens en langzamerhand daaglyksch zonder pyn na de lyfmoeder ivord gevoerd ; waar door vermeerdert word het geene inwendig in de lyfmoeder word bevat, maar bet ivord daaglyksch, en niet eens in een maand, daarom daar heen gevoerd, om dat de vrucht, welke in de lyfmoeder word begrepen, altyd iet, na mate dezelve fterker word uit het lichaam haald, en heeft ook lucht na mate. maar de adem is in den beginne wel klein, en 'èr komt zvel weinig bloed uit de moeder; maar wanneer de adem groter word, trekt zy ook meer bloed na zich, en hetzelve daalt in groter hoeveelheid na de lyfmoeder neder. Het 00 De Muiier, Morb. Lib. I. Cap. 23. Charter* Tom. VII*. pag. 744. O) De NaturaPueri Cap* Uit Charterf Toni, VI. pag. 3 ia,  $. I2Q4- DER ZWANGERE VROUWEN. 915 Het menfchelyk ey dierhalve , aan de holle oppervlakte van de lyfmoeder langs alle kanten niet alleen nabuurig,.maar ook aangegroeit, word door de geduurige warmte van overvloedig rood bloed, dat in dc omvangende zelfftandigheid der lyfmoeder word bevat, gekoestert; en dus ontftaat de broeijing in het vrouwlyk lichaam zelve, welke by de eyerleggende dieren, alleenlyk maar buiten het lichaam word volbragt. waar uit blykt, van hoe fraai gebruik het bloed is, dat van te voren alle maanden gewoon is uit te gaan, nu in de vaten van de lyfmoeder wederhouden , en dezelve allengskens uitgazet, vervullende. Har■vans O) heeft het voornaamfte werk van de aangroeijing der vrucht aan het roode bloed toegefchreven j ja en dat het eerder in aanweezen is eer dat het hart en de vaten in aanweezen zyn, en heeft gewild dat in hetzelve het leven der geboren wordende eerst deszelfs begin neemt, en by de ftervende het laast eindigt. daar uit komt aan alle de overige de levensgeest, en oorfpronkelyke - warmte ; waar in het ingebore of ingeplante warme van de Geneesheeren, het eerst uitblinkt, en de gemeenzame flookplaats, of het o-eduurige vuur plaats heeft; waar door het leven geduurig door het geheele lichaam, en deszelfs byzondere deelen, voortvloeit, de voeding, aanwas, hulp, en verligting voortkomen enz. waar in de warmte eerst (als in een fontein) en voornamentlyk overvloeit en in bloei 'is, en waar van alle de overige deelen van het geheele lichaam door de invloeijende warmte geftooft worden, en loet leven krygen. dewyl de zvarmte, het bloed verzeld hebbende, het geheele lichaam befproeit, koestert, en bewaard. Het is bekend dat het eerfte beginzel van een kuiken, in een bevrucht ey fchuilende, langen tyd zonder eenig teken van leven of aangroei kan blyven. maar zo de behoorlyke trap van warmte, het zy door het broeijen der henne, of op eenige andere wyze, ge- 00 Re generat. animaU Exercitat. 51. pag» 199. & feq. Zzzzz- s  9l6 DE ZIEKTENS f. 1294.125^ gebruikt word , volgen terftond de beweeging, het leven, de, aangroei, en dat wel zo fchielijk, dat een allerkleinst voor alle zintuigen nu naauwlijks twintig dagen geleeden,,.onvatbaar flipje, nu een volmaakt kuiken vertoond, dat door eige-kracht de fchaaj doorborende, zijn kerker ontvlucht, de omfiorting van overvloedig warm bloed, door de lijfmoederlyke vaten bewogen, fchijnt niet weinig hulp aan de aanwas van de vrucht toe te.brengen. 129S- A ndere uit de grote zelfs en de beweeging x\. van de vrucht, en van de nageboorte en de waters , geweld, op deeze allergevoeligfle deelen oef-fenende. Een zwangere lijfmoeder klimt met haar bodem in de buik op, drukt de overige ingewanden, en dringt dezelve uit haare natuurlyke legging, zo veel te meer, hoe zy meer plaats in de buik beflaat; de eerfte twee of drie maanden der zwangerheid, zal de lijfmoeder, nu groter geworden, nog weinig last te weeg brengen kunnen , maar de volgende maanden , fomtijdstot aan de baaring toe, verwekt zy veel moeilijkhedens. in het lijk van een vrouw die verdronken was, heeft men gevonden; dat de bodem der lijfmoeder de maagh bereikte (a), maar tusfchen het voorfte gezwolle deel der lijfmoeder, en de penszak, wierd niets van de darmen, of van het net gevonden; want alle deeze ingewanden, zag men na beide de zyden verfchoven; waar door de oppervlakte van de lijfmoeder van voren tegen de penszak aanlag, hier uit begrijpt men de reede , waarom de beweeging der vrucht in de lijfmoeder, met de hand op. de buik te leggen gemakkelijk gevoeld word. maar ook lag het agterfte gedeelte van de lijfmoeder op het fehaambeen en de wervelbeenderen der lendenen , zonder eenig ingewand tusfchen beide (b). ook heeft men in andere ly- ken 00 Denys over het ampt der Vïoedmeefters &c» pag* 54, . QO Ibidt pag. 56—62*.,  3.;ia95. DER ZWANGERE VROUWEN. 917 ken van zwangere vrouwen bevonden, dat de maagli op de bodem der lijfmoeder lag , het net en een groot gedeelte der darmen zaten boven en agterwaards na het middenrift te famen gedrukt, ook leest men by andere Schryvers diergelijk, van deverwondêrlyke verandering van de legging der ingewanden in zwangere vrouwen (c> het blijkt dierhalve, dat de ingewanden fomtijds geweld worden aangedaan, wanneer zy door de opgezette lijfmoeder na de zyden worden weggeruimt, zodat de darmen langs beide zyden gedrukt worden, en de doorgang door de dunne darmen voor het voedfel moeilyker word, en de drek zich in de dikke darmen vergadert: om dezelfde reede word de uitgang voor de gal in de twaalfvinger darm moeilyker gemaakt.; waarom in de zwangere vrouwen zo menigmaal ligte gheelzuchten worden waargenomen ; welke meestentyd naar de baaring ophóuden, ten zv de in.ae galblaas reeds te dik is geworden, of tot fteentiens te famen gegroeit, welke niet ligtelyk door de naauwe buizen door kunnen gaan. nochtans gebeurt dit zeldzamer, ten zy bv die geene, welke voor de zwangerheid reeds een gefteldheid tbt deeze ziekte hadden : want de gheelzuchten der zwangere vrouwen zyn meestentyds gemakkelyk. door deeze verfcheide drukking der ingewanden kunnen zékerjyk verfcheide toevallen ten tyde. der zwangerheid ontftaan. heeft Hippocrates (d) daarom mo0o-]yk gezegd : za gy weeten wild of een vrouw zwanger is, „eeft haar..wanneer zy. flapen gaat een koel drankje te drinken, Z'o zypyn *» h'fkrygt, is.zy zwanger, anders niet. in de verblaaring over deeze plaats tekent Galenus (, het volgende gewaarfchouwt heeft: zo een zwangere vrouzv dikwils afgaat, loopt zy gevaar van een miskraam; kan men befluiten, dat hy alleen maar lagte buikzuiverende middelen heeft gebruikr. Ik heb eens gezien, dat de walging en braking , naar dat de vrugt gekeerd was, en de lyfmoeder neder was gedaalt, weder zijn gekomen, welke nu niet wel aan de bodem der opklimmende lyfmoeder, die de maag drukte, konden toegefchreven worden, een weinigje fpaanfche wyn met tweebak, is byna terftond van'goede uitwerking geweest; het geen ook Mauriceau (r) , ë die (o) Ibidem pag. nx. „, ( p~) Seft. IV. Aphor. 1. Charter. Tom. IX. pag. 130. (q) Seft. V. Aphorism. 34. pag. 214. 00 In loco modo citsto. Aaaaaa 3  r_S DE ZIEKTENS $.1196. die tot diergelyk gebruik ook een klein weinigje brandewyn heeft toegediend, gepreezen heeft, zo een zwangere vrouw van een heet geitel, en bloedryk was, zoude het niet veilig zyn, deeze heete middelen te gebruiken, ten zy deeze volheid eerst door de aderlating verminderd was. indien voor 't overige die olieachtige zwaare wynen in kleine hoeveelheid worden toegediend, brengen zy veel verligting aan. Hippocrates Cs) heeft vastgefteld, dat de goede dranken best zyn voor de lyfmoeder .en de voeding van de vrugt. Maar wanneer de zwangere vrouwen , die zeer aandoenlyk van zenuwgeftel zyn, met een geduurige en naauwlyk meer verdraaglyke walging wierden geplaagt, als dan heb ik dezelve met eenige druppelen opiaat vocht, meer dan eens gelukkiglyk geftilt. men zie na het geene §. 644. 5. gevonden word. Geheel bedurven. Dewyl die bedurve eetlust zo verfcheide is, word zy van de Grieken of ook ^iVra, (t), o-enoemd, om dat de exter, vleugelen van onderfcheide couleur , en een zeer veranderlyke ftem heeft, dit toeval word ook maagde honger genoemd, om dat het niet alleen by zwangere vrouwen, maar ook fomtyds by de maagden word waargenomen: die bedurve eetlust begeert fomtijds alles tegenftrydigs. dus heeft Plippocrates (u) aangetekend, dat de zwangere vrouwen fomwyien kooien of aarde begeeren en opëeten en dat zich, wanneer de vrugt ter waereld komt, als dan een teken op deszelfs hoofd vertoont, men vind in de geneeskundige befchryving talryke voorbeelden van de bedurVe eetlust derzwangere vrouwen, wanneer zy de kalk van demuuren, fleenen, wolle , en veele andere dingen in 't heimelyk opaten, ook gebeurt het menigmaal, dat zy met een allerfcherpite eetlust op fommige fpyzen vallen , en een verbazende hoeveelheid van dezelve eeten. Tulp heeft (zv) een vrouw gezien , wel- (s) De falubr. vi#."rat textu 24. Charter. Tom. VI. pag. 233. (i) Mofchion apud Spach. pag. 3. No. 28, O) De fuperfcetatione Cap. VI. Charter. Tom. VII. pag. 863. O) Obfervat. Medic, Lib. II. Cap. XXIV. pag, 132.  $.1296* DER ZWANGERE VROUWEN. 927 welke in haar zwangerheid zo groote trek had tot pekelharing , dat zy voor dat zy beviel, duizend en vier honderd van dezelve heeft"geëeten, zonder nochtans de maag te hinderen, of eenigzints haare gezondheid te benadeelen. de rekening opgemaakt zynde, blykt het, dat zy daaglyksch vyf haringen heeft geëeten, wel* ke wel een aangenaam eeten zyn, maar naauwlijks in zo een groote menigte van een fterk man zou kunnen verdragen worden, maar ook had het kind dezelfde eetlust, zo dat het, daar het noch niet konde fpreeken, met weenen om haring vroeg.het is overal genoegzaam het gebruik, de zwangere vrouwen, het geene zy vragen, toe te ftaan , ten zy het ten eenemaal tegenftrydig is, en voorzeker nadeelig zyn zoude ; hoe veel men daar ook voor moet betalen: waarom Manningham de vol-geude geneeskundige vaste ftelregel heeft gezet \x) : indien het voedzel, daar een zwangere vrouw zeer begeerig na is, niet zeer goed, en ten hoogfte bekwaam tot voedzel is , moet het zelve eventwel de voorkeur gegeven worden voor het geene zy ontvfugten en een afkeer toedragen, nochte die begeerte van fpys en drank duurt altijd geduurende de geheele tyd der zwangerheid, gelyk by die vrouw, welke zo veel haring had geëeten ; maar ik heb meer dan eens gezien, dat zy vry fchielyk is verdweenen, en fomtijds op nieuw weder gekeerd is. dus is my een zéér goede eerzame vrouw bekend, die altyd magtig, geduurende eenige dagen ten uiterfte begeerig wierd om wijn te drinken ; 'maar dewijl zy zich fchaamde , heeft zy om geen: wyn, in grooter hoeveelheid dan zy gewoon was, willen vragen; haar man gewaar wordende wat van de zaak was, heeft haar met beleid de gelegenheid gemakkelyk gemaakt, om haare begeerte, buiten weeten van een iegelyk, te voldoen: zy heeft naderhand beleeden , dat haar nimmer iets aangenamer had kunnen gebeuren , en , offchoon zy 'vry veel wijns had gedronken, heeft zy zich zeer wel bevonden. Flaauw- OO Art. Obftetric. Compend.-pag. 65.  228. DE ZIEKTENS $.1296. Flaauwtens. Welke menigmaal ten tyde der zwangerheid gebeuren; vooral, by tedere en zwakke vrouwen: fomtyds volgen deeze ook op een hevige walging, maar verdwynen in korten tyd, zo men haar fterke azyn, welriekende wyn, of zagte fpeceryachtige geesten onder de neus houd, met daar fomtyds ook zagte tegenopftygende middelen te doen , waar van naderhand, §. 1300. zal gefproken worden, fomwylen krygeu zy door de fterke beweeging der vrugt, gelyk ook wanneer zv lang agter een knielen, ligte flaauwtens. daar en boven , wanneer de lyfmoeder en de vrugt nu reeds veel in grootte toegenomen hebben, bevat de lyfmoeder in haare zelfftandigheid gelyk ook de vaten van de nageboorte , veel bloed ; maar ook drukt de gezwolle lyfmoeder fomtyds de aders der onderbuik, maar de flagaders minder, dewyl die fterker zyn ; waar door een groote menigte bloeds in het bekken , en onder het bekken bevat word, het geen na het hart niet weder1-eerd, of ten minfte niet altemaal; waardoor de krachten van het hart verminderen, edoch zo de legging der lyfmoeder door het te bedde leggen, of op eenige andere wyzen, veranderd word, worden de gedrukte aders fomtyds bevryd, en 'er komt veel bloed na het hart, en overftelpt het zelve byna geduurende eenige oogenblikken , waar door hartkloppingen en een aanftaande flaauwte volgen; tot dat dit bloed wederom evenredig door alle de vaten verdeeld is ; want als dan houd dit altemaal op. Duizeligheid. Uit de duizeligheid, hoe wel zy een allerligtfte ziekte van de hersfenen is, beginnen gewoonlyk ook alle zwaardere ziektens van het hoofd, en laaten voor de laatfte toeval, wanneer zy geneezen worden, de duizeligheid na: zy gaat dikwerf de flaauwtens vooraf, of verzeld dezelve , en zeer dikwils de walging, zelfs in een weinig te voren allergezondfte menfchen, zo zy fchielyk in de rondte draaijen,  §.1296. DER ZWANGERE VROUWEN. 929 ter zee varen , van een hoogte na beneden zien , enz.: hier door kan de duizeligheid uit vry ligte oorzaken ontftaan. uit de volbloedigheid , zo de vaten van de hersfenen te zeer gezwollen zyn , volgd de duizeligheid, welke door de ontlediging der vaten geneezen moeten worden; en gewoonlyk word deeze oorzaak in de zwangere vrouwen aangeklaagt, by welke zy wel fomtyds, maar niet altyd plaats grypt; dewyl ook dezelfde oorzaken, welke de flaauwtens, walging, braking voortbrengen , ook de duizeligheid veroorzaken, en dus ook dezelfde geneeswyze vereifchen. Zeer hevige maaghpynen. Dewijl de zuure fcherpte het knagen van de maagh, en wreede pynen in de darmen veroorzaakt (ziet §. 63.), zal zulks ook door de zelfde oorzaak by de zwangere vrouwen kunnen gefchieden , zo zy zuure fpyzen en dranken , of die fchiehjk tot zuur overgaan , gebruiken ; vooral, dewijl de eerfte koking door de dikwervige walging verzwakt zijnde , deeze zo veel te moeilyker ten onder gebragt worden , en dus haare inborst volgen ; waarom Manninghamiy) het volgende waarfchouwt; de zwangere vrouwen, die \het zuur of hitte der maagh hebben, moeten zich van zuure onrype vruchten, en fuiker onthouden; of ook de wyn agterlaten ; want de wyn is oorzaak dat het voedzel zuur word in de maagh, en zy is zelfs zuur. deeze kwaaien worden vry gelukkiglijk door aardagtige zuuropzuigende middelen, als kreefts oogen, en diergelyke, weggenomen : de fpaanfche en andere olieagtige wynen, gelyk de Toekaaijer enz., worden zo ligtelijk niet zuur, welke dierhalve boven de andere zullen kunnen gebruikt worden, edoch het allergevoeligfte deel fchijnt de bovenfte mond van de maagh te zijn , welke door zuuren, of andere fcherpe dingen geprikkelt, ten hoogfte zeer doet. ^ OO Art. Obftetric. Compend. pag. 66. Vierde Deel. Bbbbbb  93o DE ZIEKTENS §.1296. Het is bekend ; dat zo iemand zuure wijn heeft gedronken,, lw naauwbjks eenige lastigheid gewaar zal worden; maarzo hy opruspt, of in een rytuig gefchud word, zo dat het geene in de' rn'aagh bevat is , nu fcherper geworden, de bovenfte mond der maagh befpoelt, volgd 'er gemeenlijk maaghpijn. zo men nu in aanmerking neemt, dat door de gezwolle hjtmoeder de maagh gedrukt word, en fomtijds van legging verandert, begrijpt men de reede waarom de maaghpijn door de zwangerheid kan veroorzaakt worden, verfcheide waarnemingen hebben ons geleerd, dat 'er fomtijds een hardnekkige maaghpijn ontftaat, wanneerknoescagrige oezwellen aan de maagh hangende , of ook in deszelfs zelfftandigheid ontftaan, door te drukken, of ook door deszelfs zwaarte uit te rekken, werken, ik heb fomtijds gezien, dat vrou wen aan deeze pynen onderhevig, naar de vierde maand der zwangerheid van dezelve geheel verlost wierden, daar zy naar de baaring even moeilijk als van te voren wederom kwamen, zoude by deeze de opgezette lijfmoeder diergelijke knoestgezwellen onderfteunen, zo dat de maagh minder gekwetst word?' zulks fchijnt niet onbewijsbaar, eventwel ben ik 'er niet geheel zeker van, dewijl het my niet heeft mogen gebeuren, om eenig lijk van die geene , by welke ik dit waargenomen had, te kunnen openen. . , . Maar ontftaat diergelyke pijn, met alleen door de drukking, of de veranderde legging van de maagh, maar ook door de overeenftemming , waar door de lijfmoeder zelfs de ver afgelegene deelen van het lichaam kan aandoen ; welke werking der beftiering genoemt word ; gelijk te voren is gewaarfchouwt geweest ? Hippocrates (z) fchijnt iet diergelijk aangeweezen te hebben, want ter plaaife , alwaar hy opgenoemt heeft, het geene ten tyde der zwangerheid gebeurt, gelijk ook wanneer de baaring aanftaande is voegd hy 'er by; maar fomtyds word zy geduurende de gebee le tusfchentyd door maaghpyn gekweld, door dien de buik langs alle kanten de vrucht omvangt , maar vooral door de lyfmoeder. •maar O) De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. 32..Charter.Tom. VH.p.749.  §.I296-. DER ZWANGERE VROUWEN. 931 maar wanneer ten tyde der baaring de lijfmoeder nu het lastig pak tracht uit te fchudden, tekent Hippocrates aan (a) dat de krop van de maagh eerst aangedaan word, en houd zulks voor een teken van'de terftond aanftaande baaring, zeggende; die in debaaring van te voren pyn op de krop van de maagh hebben, baar en korts daar op. want hy fpreekt hier niet van de maaghpijn , welke ten tyde der zwangerheid aanweezende is geweest, maar van die, welke ten tyde wanneer de baarweeè'n reeds aanweezende zijn, aantast. Van het fchaambeen, de liesfen , de nieren. Zo men de verandering van de legging der buikingewanden , door de opklimmende zwangere lijfmoeder, in aanmerking neemt, zal men zich niet verwonderen, dat 'er verfcheide pynen ontftaan kunnen, door de uitrekking van fommige deelen, of ook door de drukking; vooral, indien eenige buitennatuurlyke te famen groeijing de buikingewanden met elkander, of met de nabuurige deelen, zal vereenigt hebben. Wel is waar, dat het bovenfte gedeelte der lijfmoeder, welke men gewoon is de bodem te noemen, vooral by zwangere vrouwen uitgefpannen word : Noortwyk heeft (b) het volgende, in het lijk van een vrouw in de vijfde maand der zwangerheid gefturven , gevonden ; de bodem van de lyfmoeder zvas zeer fterk nito-efpannen ; zo dat de cijerleiders, zuelke by een vrouvj die niet zwanger is, natuurlyker zvy ze zich boven in de lijfmoeder inhechten, veel lager zaten: namentlyk het vierde gedeelte der kogel boven de parallel van derzelver inhechting. het zelfde heeft ook plaats in de zogenoemde langwerpig ronde banden van de lijfmoeder , welke uit de zyden van de bodem der lijfmoeder, alwaar de eijerleiders in de lijfmoeder treeden, oniftaan, langs beide zyden tusfchen de verdubbeling van de penszak nederdaalen, en daar op buiten de holligheid van de buik gaan, en fchuins boven de fchaambeenderen na de aldaar overvloedige vettigheid uit- (V) Coac. Pramot. No. 547. Charter. Tom. VUL pag. 884. (Jf> Uter. human. grav. anat. pag. 7. pag. 71. Bbbbbb 2  93a DE ZIEKTENS %i^96. uitlopen , en in dezelve naby de kittelaar in veele deelen verdeelt, eindigen, en verdwynen (c). aldus word wel derzelver al te fterke rekking verhindert , nochtans , wanneer de bodem der lijfmoeder meer en meer opklimt, fchynen zy langer gemaakt te worden, en by fommige zwangere vrouwen verheft zich een lastige pijn net op die plaats, alwaar deeze banden boven defchaamte eindigen ; maar aangezien zy vaalagtig zijn, en deeze vaten meerder opgevult waargenomen worden by de zwangere vrouwen , ontftaat ook mooglijk daar door de pijn (d). maar die pijn is meestentijds alleenlijk maar in een zyde , en die vermaarde Schryver in de Vroedkunde heeft gelooft, dat de vaten van de langwerpig ronde banden opgepropt wierden, om dat de nageboorte , aan de lijfmoeder gegroeit, de plaats, waar uit de langwerpig ronde band voortkomt, bezet, waarom hy gelooft heeft, dat dit op beide plaatfen niet kan gefchieden, ten zy in tweelingen , zo elk zijn byzondere nageboorte heeft. Ik heb deeze pynen meer dan eens in de zwangere vrouwen op deeze plaatfen waargenomen, meestentijds naar eenige tijd, zonder kwaad na te laten, verdwynende. edoch de zwangere vrouwen lyden fomtijds ook diergelyke pynen in de beenen en dyen, welke van deeze oorzaak niet fchynen af te hangen, maar Mauriceau heeft waargenomen, dat die pynen eerder in de eerfte tijd der zwangerheid ontftaan (e) ; welke hy gewoon was door het rusten in 't bedde, en de aderlating, zo dezelve nodig was, te geneezen. edoch het blijkt van zelve, dat alle deeze kwalen veel kunnen toenemen, wanneer de vrucht zich fterk in de lijfmoeder beweegt. Hippocrates heeft gezegd (ƒ), vaneen zwangere vrouw nu op 't baaren ftaande. alsdan heeft zy de meeste pijn in de lendenen • want ook worden de lendenen door de vrucht gefloten. * Van Cc) De Graaf de Muiier. organ. pag. 147. 148. "00 Levret Tart des accouch. pag. 33. Ce) Traité des Malad. des Feffim. groff. Tom. I. pag. 134. (ƒ) De Muiier. morb. Lib, I. Cap. 32. Charter. Tom. VII. pag. 749»  §. 1296. DER ZWANGERE VROUWEN. 933 Van de borften. Van te voren, alwaar over de ziektens der maagden gehandelt wierd, is over die klaarblykelykeovereenftemming, welke tusfchen de borften en de lijfmoeder plaats heeft, gefproken geweest: ook wierd de dikte der borften onder de tekenen van de zwangerheid getelt, welke, zo zy zagt is en eerder een gevoel van een lastige fpanmng , dan van pijn, van zich geeft, geene geneeswyze vereischt: want men houd zulks voor een goed teken , en Hippocrates voorzeide , gelijk naderhand zal gezegd worden , de miskraam , zo de borften fchielijk flap wierden by zwangere vrouwen, en hy voede in tegendeel de grootlte hoop , zo zy op nieuw wederom opzwollen, edoch aangezien hy geloofde, dat de menfchelyke liifmoeder uit twee holligheden beftond, van welke de rechter de jon-Tetjens, de linker de meisjens koesterde, daarom geloofde hy te kunnen weeten van wat geflacht de vrucht die afgedreven zoude worden, zoude zijn, na mate de rechter of linker borst flap wierd. deeze lastigheden worden gewoonlijk door een zagte wryving , een ftoving van water en melk, waar 111 fpaanfche zeep word ontbonden , redelijk gelukkig weggenomen; vooral, zo 'er iets wey melkagtigs uit de teepels vloeit. Mauriceau (g) heeft van gelyken gewaarfchouwt, dat zulks •aan de natuur moet overgelaten worden ; hy heeft alle tertigdrvvende middelen veroordeelt, en heeft geboden zorg te dragen dat de opgezette borften niet te zeer gedrukt zouden worden door te naauwe kleederen; want daar door vreesde hy te recht voor de allerergfte kwaaien. Vadzip-heid, zwaarte, regtademing. Het geheele lichaam word door een lastig , hoewel lieflyk pak bezwaart, en maakt de vrouwen fomtijds zo zwak , dat zy op t laatfte der zwangerheid naauwlijks de ledematen kunnen beweegen, vooral zo zv weekelijk opgevoed zijn, en de geheele tijd der zwangerheid vadzig en ledig zijn geweest, een landbouwers vrouw valt het zo lastig niet, welke, _ (e) Traité des malad. des femmes groffes Tom. I. pag. 137', Bbbbbb 3  ?34 BE ZIEKTENS $.1296. Inftanti cumplena tument quoque vifcera partu, Mquat humum raftris, fegetem nafcentibus herbis Liberat, in longos religat farmenta maniplos. Et duripatiens ita ruris, amansque laborum ejl. Int er ut agreftes operas enixa, mar ito Progeniem referat, quam non peperiffe, fed agris Jnveniffe putes Qt). Ik heb fomtijds een geheel geflacht ontroostbaar gezien, dewijl zy bevreesd waren, dat door de vadzigheid en zwakheid van de moeder de baaring nimmer van een goed gevolg zoude zijn. wanneer nochtans de oprechte baarensweeën hebben begonnen zich te verheffen , week alle vadzigheid, de van te voren onderdrukte krachten, keerden terftond wederom, en 'er volgde een gelukkige verlosfing. offchoon een iegelijk heete hartfterkcnde prikkelende middelen begeerde , om de krachten namenthjk op te rechten, heb ik in 't geheel zodanige middelen niet toegedient, dewijl ik voorzag dat dezelve nadeelig zouden zijn. • Maar de regtademing neemt men vooral waar omtrent het einde der zwangerheid , dewijl de buik aldus vervult zijnde, het middenrift niet ongehindcrt kan nederdalen, en de zodanig uitgerekte bnikfpieren min krachtig werken. Miskraam. Aldus word de uitfluiting der vrucht voor de tijd uit de lijfmoeder genoemt, om dat zy op de rechte tijd niet ontftaan is: en dus kan de miskraam, ten naauwfte genomen , in 't begin der bevruchting gebeuren, daarom hebben andere ook o>or«?«i/, de onrype baaring genoemt: de Attifche volgens Galenus (ij noemden hetzelve A/Saüwv: maai■ Hippocra6 . \ tei andere Q da£ ?1Skrïn hevi'e ™S»p, dTe de vatenWond vol opgezet door eeu hevige gra^ic P, fpannen was, de oogen met Warf^nïd overfto t§- en by deeze is de aderlating ook voordeerood bloed overhort en waarfchouwing hebben , lig geweest, ik w.1 dit a leen y ^ ^ dat der zwnlerhe'd moet gefchieden, en dat alle de last gfeVy wllHolgn terecht aan het verzuim van dezelve hnrf^fchrevcï op fommige plaatfen, heeft het gevoelen , S^,2^g*iêAl ^ de zwangerheid moet gefchieden  S. im. DER ZWANGERE VROUWEN. 539 namentlyk in 't begin, in 't midden, en digt by 't einde, vooral bv adelyke geflachten, voet gekreegen; zonder eemgzints op de gematigtheid, of op het lichaams geftel te letten, ik heb zulks zien te werk ftellen in tedere bleeke vrouwen , en offchoon zy daar door de geheele tyd der zwangerheid ten ergfte kwynden, zwakke, kwynende, ziekelyke kinderen ter waereld bragten , en geheele maanden lang te bedde moesten blyven leggen; eer dat zy naar het kraambedde in 't openbaar konden verfchynen , heb ik eventwel ter naauwer nood, en dat noch maar by welmoe kunnen verkrygen, datzy zulks naderhand niet zouden te werk ftellen. de Geneesheeren zelfs, te zeer op hunne goede naam geftelt, durfden zich naauwlyks hiertegen ftellen ; zeer wel weetende, dat zo'er naderhand iets kwaads gebeurde, zulks alleen aan de agtergelate aderlating toegefchreven zou worden ; in tegendeel, dat zy van alle fchuld vry zouden gefproken worden," zo het bloed volgens gewoonte afgetapt wierd, wat ook nade'rhand gebeurde? Intusfchen raad ons de groote achtbaarheid der verinaardite Geneesheeren, dat men hier voorzichtiglyk te werk moet gaan. Hippocrates had gezegd (k): een vrouw die zwanger is , krygt een miskraam, zo zy adergelaten word, en dat zo veelte eerder, hoe de vrugt grooter zal zyn. en Galenus ftcmt met Hippocrates overeen, vooral, wanneer de vrugt nu grooter geworden, een grooter hoeveelheid voedzel nodig heeft, daar cn boven, komt gewoonlyk met de nageboorte, een genoegzame groote menigte bloeds voor den dag, en de kraamzuiveringen ontledigen de lyfmoeder-vaten, geduurende verfcheide dagen, zal het dierhalve ten nutte ftrekken, zo men een weinig voor de baaring de hoeveelheid van het bloed door de aderlating noch vermindert? ik weet wel, dat 'er gezegd word, aldus verhinderd te worden , dat het bloed in zo groote hoeveelheid niet uit de lyfmoeder vloeit, wanneer de nageboorte word uitgeleid : maar dit gevoelen is zelfs niet waarfchijnlijk. want 'er komen zo groote vaten van de lyfmoeder na de nageboorte, dat het bloed, naar dat dea- (Jfc) Aphor. 31. Seét. V. Charter. Tom. IX. pag. 213. Cccccc 2. I  94o DE ZIEKTENS §. rs9f, ze hegting los is geraakt, nootzaaklyk al golvende uit moet vloeijen; 'het geen de lyfmoeder, zich te zamen trekkende wanneer zy ledig is, bedwingt ja ten zy zulks gefchiede, zouden 'er allerergfte kwalen volgen, gelyk naderhand in 't Hoofddeel van de ziektens der kraamvrouwen zal beweezen worden. Men moet bekennen, dat het niet ten eenemaal en volftrekt waar is, het geene Hippocrates in deeze korte Helling zegd: want de daaglykfche waarnemingen leeren ons, dat de miskraam niet altyd volgd , wanneer een zwangere vrouw word adergelaten, waarom Celfus (/) het gevoelen van Hippocrates voorzichtiglyk bepaald heeft, want wanneer hy over de aderlating handeld, zege by dat de oude Geneesheeren , de aderlating in kinderen , oude lieden, en kraamvrouwen hebben agtergelaten: dezvyl de oude Geneesheeren oordeelden, dat de kindsheid en hooge ouderdom dit foort van hulpmiddel niet konden verdragen , en zy by zich zelve voor vast hielden, dat een zwangere vrouw, die aldus geneezen was, een miskraam zoude krygen. maar naderhand heefe het gebruik aangetoont, dat niets van dit alles altyd waar is , en dat men eerder andere waarnemingen moet te zuerk ftellen, na zvelke zich de raad der Geneesheer moet inrichten, want het komt hier niet op de jaaren, of op het geene inwendig in het lichaam zoord gedragen, aan, maar op de krachten, deeze zullen dierhalve de Geneesheer leeren , wat men by een zwangere vrouw te doen hebbe; en als dan zal hy niet lichtelyk kunnen dwaalen. want zo een vromv bleek kwynendeis, zal hy zich volftrekt van de aderlating onthouden; zo zv in tegendeel rood, warmis, haar aders «"zwollen zyn, pyn in't hooft heeft, het bloed uit de neus drupt, zy een fpanning omtrent de lendenen, het bekken en de liesfen «evoeld, zal hy haar aderlaten; nochtans altyd de voorzichtige waarfchouwing van Celfus (m) gedenkende: een zwangorevrouw heeft naar de 'geneezing ook krachten nodig, niet alleen om zico zelve maar ook om de baaring te onderfteunen. al het geene aandacht of voorzichtigheid vereischt, moet niet terftond uitgeworJ . pen Cn Lib II. Cap. X. pag. 77(m) Ibidem pag. 78.  §.1297- DER ZWANGERE VROUWEN. 941 pen worden: dewyl de voorn aamfe kunst kier niét is de jaaren te tellen nochte op de zwangerheid alleen te letten, maar de krachten te febatten , en hier uit op te maaien, of'er zo veet bloed overig kan zyn of 'niet, om een kind, of c:n oud man , of in een vrouw tiuee lichamen te underfleuncn. Edoch het fchijnt uit de geheele te zamenvoeging van Celfus, te blyken, dat hy alleen onderzogt heeft, of men in de ziektens een zwangere vrouw ader mag laten; niet of zulks in zwangere en gezonde vrouwen moet gefchieden. maar dewyl Hippocrates de miskraam verwagte, w?nneer een zwangere vrouw wierd adergelaten , het geen nochtans menigmaal zo nootzaaklyk is in de fcherpe ziektens, daarom heeft hy misfehien in de vorige korte Helling («0 vastgeftelt: dat het dodelyk is , wanneer een zwangere vrouw door een fcherpe ziekte word aangetast, niemand twyffelt, of de zwangere vrouwen lyden meer gevaar, wanneer zy aan diergelyke ziektens leggen, vooral dewyl men in de geneezing ook op de vrucht moet letten; gelyk Galenus in de verklaaring over deeze voorftelling zeer wel aantekent (V). want zo de zieke moeder geduurende langen tijd weinig voedzel krijgt, loopt de vrucht gevaar, door gebrek aan voedzel te fterven. maar zo zy te veel en te dikwervig voedzel krygt, is het te vreezen, dat door het ontydig gebruik der fpyzen , de koorts toenemende, de zwangere vrouw fterve. dat de zwangere vrouwen evenwel niet altyd fterven wanneer zy van een fcherpe ziekte worden aangetast, kan zelfs uit Hippocrates (p) worden beweezen. want dienvrouw die aan't ftrand lag, was driemaanden zwanger, had een fcherpe koorts, met een verftomming, ylhoofdigheid, ftuiptrekking, flapeloosheid, dunne pis niet wel gecouleurd, en andere kwaade toevallen, nochtans is zy van de ziekte geneezen, de («) Aphor. 3. Sed. V. Charter. Turn. IX. pag. 213. \f) Ibidem. \f) Epidem. Lib. I. iEgrot. XIII. Charter. Tom. IX. pag. 115Cccccc 3  m DE ZIEKTENS §.1297. de veertiende dag geoordeeld zynde. waarom Celfus ook (qj deeze voorkennis bepaald heeft, zeggende: een zwangere vrouw ft erft ligtelyk aan alle fcherpe ziekte. Ik heb de Geneesheeren fomtyds met vrees bevangen gezien, om deeze korte Hellingen van Hippocrates, in de fcherpe ziektens der zwangere vrouwen te geneezen, en dat zy de aderlating atner gelaten hebben , of ten minfte in geene genoegzame hoeveelheid , of by herhaalde reizen, hebben durven te werk ftellen offchoon de ziekte dit middel vereischte. ik weet nochtans door eigene ondervinding, dat dit veiliglyk en met de beste uitkomst gedaan is geweest, ik heb een gehad, die , zes maanden zwanger zynde, door een fcherp zydewée wierd aangetast, door drie aderlatingen, binnen een etmaal gelnkkiglyk geneezen, welke naderhand allergelukkigst op de behoorlyke tijd een gezond kind heeft ter waereld gebragt. ik heb een andere vrouw, omtrent het laatfte tydperk der zwangerheid, dooreen fcherpe koorts met een hevige pyn der linker zyde aangetast, tweemaal ader doen laten : vier- en- twintig uuren na de tweede aderlating heeft zy een gezond meisje ter waereld gebragt, en is gelukkiglyk van de ziekte en het kraambedde herfteld. diergelyke gevallen, alwaar de aderlating by zwangere vrouwen, van een fcherpe ziekte aangetast, met goed gevolg, geopent is, vind men by Fo.restus (f), en andere. Hier uit blykt genoegzaam volgens myn gedagten , wat men van de korte Helling van Hippocrates de aderlating in de zwangere" vrouwen verbiedende, moet gevoelen, het word door talryke £n onfeilbare waarnemingen bevestigd, datzyin de fcherpe ziektens by de zwangere vrouwen fomtyds word vereischt, en met ö-oed gevolg te werk geftelt is geweest, edoch daar uit kan men 06 niet Cq) Lib. VI. Cap. VI. pag. 55; 0_ , , , CO Lib. II. Tom. I. pag. 59. & feq. Sts*ff>. van der Wielen obfervat. rar. Cent. prim. num. 33. part. ï. pag. 132. & obiert. 65. pag. S77. & fcq.  §.i2Q7.iai8. DER ZWANGERE" VROUWEN. 943 niet befluiten, dat de aderlating in zwangere en gezonde vrouwen altyd nuttig is. Wanneer'zich tekenen van bloedtijkheid voordoen, en dc vrouwen aan een ruime maande];, - e vloei gewoon zyn , Hemmen alle Geneesheeren overeen, dat de aderlating niet alleen nuttig, maar ook nodig is ; anderzints pryst zelfs Mauriceau dezelve niet (Y), alfchoon het bloed uit de fcheede vloeit op de wyze der maandftonden. la Motte (t), die al het geene hy waargenomen heeft, zo oprechtelyk verhaalt, laat de aderlating in de zwangere vrouwen alleenlyk toe , zo zy zeer blocdryk zyn: hygebruikt dezelve nochtans ook, zo zy tegenftrydige dingen begeeren te eeten, ten eenemaal van goed voedzel afkeerig zyn , walgen, braaken , zich zwak gevoelen, 'er eenig bloed uit de fcheede vloeit, edoch het heeft uit het te voren gezegde gebleeken, dat deeze toevallen niet altyd aan eene al te groote menigte bloeds kan toegefchreven worden , en zy dus de aderlating niet altyd vereifchen. Edoch hy befluit, dat, zo een zwangere vrouw zich wel bevind, de aderlating niet alleen onnut, maar zelfs nadeelig is. t vozende Hoofddeel zal beweezen worden; alsdan zal die drukking'der opgezette lyfmoeder min evenredig zyn, en de lastig-  P5a DE ZIEKTENS 5.1301. heden kunnen toenemen, heeft Hippocrates rnooglyk iet diergelyk willen aanduiden (a) , wanneer hy gezegd heeft: wanneer zwangere vrouwen pyn in 't week van de zyde hebben, is zulks kwaad, wy hebben meer dan eens by een andere gelegentheid gewaarfchouwt , dat Hippocrates, wanneer hy dit woord in 't enkelvoudig gebruikt, altyd het week van de regter zyde heeft verftaan. zo nu de bodem der lyfmoeder, fchuins na de regter zyde leggende, opklimt, zal zy de darmen na het holle gedeelte van de lever dringen, alwaar de galblaas, de galleider, de ftam van de poortader, enz. zitten; waar uit gemakkelyk blykt, dat zeer veele kwaaien kunnen ontftaan, welke aangeweezen worden te vreezen te zyn , door dien een zwangere vrouw pyn in 't week der regter zyde heeft. Moeilykheid in 't wateren. Hier word over die moeilykheid in 't wateren gefproken , welke door de aanwas van de vrucht, en de vermeerderde grootte van de lyfmoeder, word veroorzaakt, en voornamentlyk de laatfte maanden der zwangerheid gewoonlyk waargenomen word. want de moeilykheid in 't wateren kan ten tyde der zwangerheid uit andere oorzaken, welke tot de zwangerheid niet behooren, ontftaan. dus heb ik by een dertigjaarige vrouw, in de derde maand haarer zwangerheid , fchielyk een allergrootfte moeilykheid in 't wateren, zonder eenige voorafgegane oorzaak , zien ontftaan: naar eenige uuren begon het bovenfte gedeelte der fchamelheid, omtrent de pisgang, pynlyk te worden, en te zwellen: men heeft haar adergelaten , en allerzagtfte middelen in- en uitwendig gebruikt; waar door zy wel verligting gevoelt heeft, maar die pyn , welke omtrent de pisgang was geweest, verfpreide zich door de buik heen; de zesde dag konde zy naauwlyks leggen, en was genootzaakt altyd regt op te zitten, te gelyk heeft zy omtrent de linker nier een hevige pyn gevoelt ; nu vloeide de pis gemakkelyker, dan we- O) Coac. Praenot. No. 523. Charter. Tom. VIII. pag. 883.  $.1301. DER ZWANGERE VROUWEN. 953 weder moeilyker ; de pyn omtrent de nier bleef, de eene tyd zagter, de andere wederom fcherper, en, naar zes weeken heeft zy zuivere, gelyke, witte etter geloost, met een fchielyke verïigting van de pyn omtrent de nier; zy heeft langen tyd aktereen etteragtige pis gewaterd; de vyfde maand ten einde zynde, is zy van een dood kind verlost, -naderhand heeft zy geweigerd dat geene te gebruiken, dat men goed vond om de zweer van de nier te geneezen: de hoeveelheid van de etter verminderde wel in de pis; maar zy begon te vermageren, en door de hoest etteragtige fluimen uittefpuwen, en allengskens door een longhteering uitgeteert, is zy geftorven. Diergelyke ziektens kunnen de zwangere vrouwen overkomen; maar ook kan de vrye uitloozing der pis, door de grootte van de zwangere lyfmoeder belet worden, want de blaas legt op de lyfmoeder (b"). hier door kan zy, groter geworden zynde, deblaas zodanig drukken, dat zy niet genoegzaam uitgezet kan worden; en dus zal een zwangere vrouw genootzaakt worden omdikmaals te wateren; maar zo de hals van de blaas gedrukt word, zal de vrye uitgang der pis verhindert worden, en het gedeelte van de pis , langen tyd in de blaas blyvende, door den tyd fcherper geworden , prikkelt geduurig, eri veroorzaakt een moeilyke druppelpis ; het geen vooral de laatfte maanden der zwangerheid gewoon is te gefchieden ; wanneer de blaas fomwylen zodanig nedergedrukt word , dat zy met haar hals een hoek uitmaakt, dit heeft Mauriceau (c) in een zwangere vrouw*waargenomen, welke de drie laatfte maanden dikwerf en met zo zwaare pyn de pis uitparfte, als of zy een fteen in de blaas had, of dat de hals van de blaas verzworen was ; maar naar de baaring hielden alle deeze kwaaien terftond op. De uitmunde Schryver,. over de vroedkunde, Brudsnell Exton , (T) Mauric. Traité des Malad. des Femm. grofT. Liv. I. Chan. XV. pag 138. (O Ibid. pag. 139. Vierde Deel. Eeeeee  DE ZIEKTENS §.1301- $54- tan heeft aangetekent, dat het zelfde ook de vierde en vyfde id der zwangerheid fomtijds wanneet de zwan- Zt^lvfmoeder de geheele holte van het bekken vervult, en noch £e«m« haaf bodem over het fchaambeen vooruitfteekt. Slr vnoral zal dit gefchieden, by die vrouwen, by welke de EK JE de lvfmoedêer dieper uit de fcheede daalt; gelyk: gewoon ïre «beur n by die, welke een uitzinking der lijfmoeder, het 18 "heel of alleenlyk te deele , gehad hebben : want of- ZA m ^P vtmoedernSÏ buiten de fchamelheid ukfteekt, maar ^^el^^^tzy nochtans zodanig de hals van de iS ^ftlè&tMn uitgeloost worden, dusdanig geval leest b /,f alwaar zelffde blaaspeilder niet in de blaas konde gemen (O, ™" de uitgezonke lyfmoeder weder te recht brïgLWt°zvnde *ïrd terftond de overgroote menigte van pis , f nr ieSe de bU s wierd uitgezet, van zelfs uitgeloost. door welke de Diaa^ . bf h n bv die zwangere vrouwen DeeZ£PnZyte ontto Melkers lyfmoeder, de buik zeer vooraamendyk te onmaan , w £haambeenderen na voren. ^\ZT uLvkt d* de blaas met haare hals een hoek maakt, g£Vf rf'e vrve dtïoozing der pis verhinderd word, en de uien dus de yrye uitf zeer moeil k word gemaakt, ^^^m^^T^de blaas fayzwangere Vïomv^ men heef waargenorr, ^ pisloozing opgezet, m de door zo^fbiSrtnam^ een waare blaasbreuk, heeft hesfen en de bilnaad, n y Scèoolton na- voortgebra t,, w ar over n ^ de fe en Z1Cn C/)'mPn leZden worden, zoude de volgende plaats uit waargenomen , gevonoen^w ^ ^ 00^ ^/iS(s3s«5«i Ibad beeft en daar en bo- ssej^ ***vai $ £^ï&^I CV X. Charter.Tom.VII.pag.  5.I3oi.- DER ZWANGERE VROUWEN. 955 de blaas, en veroorzaakt de druppel pis. maar zo zy geen andere kwaal heeft, herfteld zy, hier van geneezen zynde, ook fpoedig, ook fomtyds van zelfs. En afgaan. Door de opklimming der zwangere lyfmoeder, wyken alle de darmen na boven en ter zyden, en worden min of meer gedrukt, dewyl de holligheid van de buik kleinder word. maar aangezien het geene de dunne darmen bevatten, zagter en vloeibaarder is, zal de doorgang van dit door de holligheid der darmen zo gemakkelyk niet verhinderd worden, maar in de dikke darmen zit een meer uitgedroogde ftof, en, het vloeibaarfte door de opzuigende vaten opgezogen zynde, word dezelve meer en meer dor, tot dat zy door de ftoelgang uitgeworpen word. de kronkeldarm nu, gelyk bekend is, word, eerdat zy in de rechte darm eindigt, opgeheven, omgekromt, daar op daalt zy weder recht nederwaarts in het bekken , en word als dan rechte darm genoemt. maar de grootte van de opgezette lyfmoeder drukt voornamentlyk deeze plaats , alwaar ook by de geene die niet zwanger zyn, de afgang van zelfs word tegengehouden; en dus blvkt het, waarom de zwangere vrouwen zo menigmaal hardlyvig zyn. eventwel moet men bezorgt zyn , de afgang niet lang te laten blyven, om dat de drek der afgang meer en meer word uifiedroogt,aangroeit en verhard; waar doorzy naderhand langs de aars niet kan uitgedreven worden , ten zy met het grootfte geweld; het geen fomtyds oorzaak van een miskraam geweest is. maar zo 'er maar een gedeelte van de verharde drek word uitgeworpen, hoopt zich het overige allengskens op , alle de dikke darmen worden met drek vervult, en de darm die eerst recht was, word fomtyds tot een over groote zak uitgezet, gelyk men in het lyk van een jongeling van vyftien jaaren bevonden heeft (h), die langen tyd zo hardlyvig was geweest, dat hy in de tyd van twintig dagen maar eens ftoelgang had , te gelyk word op de zelfde plaats aangetekent, dat het aan verfcheide gebeurt is, dat men (/O Academ. des Sciences 1'An 1750. in 4°' Hift. pag. 48. Eeeeee 2  9S6 DE ZIEKTENS $. r3oi. men de zeer droge en verharde drek met de vingers of werktuigen heeft moeten uithalen, wanneer zy langen tyd hardlyvig waren geweert- Nochte de rechte darm alleen word zodanig door de wederhoude drek uitgezet, maar dusdanige verwyderrng zal ook de geheele lengte van de kronkeldarm door, plaats kunnen hebben, ik ben byeen vrouw, geboortig uit Engeland, geroepen geweest, welk allergezondst zynde, door een gelukkige en redelyk gemakkelyke verlosfing een gezond dochtertjen ter waereld had gebragt, en in de eerfte dagen van haar kraambedde geen 't minfte leed had gehad, edoch de negende dag naar de verlosfing, heeft zy,. offchoon zy in dien tusfchen tyd viermaal ftoelgang had gehad, beginnen te klagen, over een doffe pyn en zwaarwigtigheid omtrent het heilig been, tevens met een vergeeffche parsfing tot de afgang; men heeft haar klifteeren ingefpoten, maar die kwamen* terftond terug; men beeft haar veel olie, allerverzagtendfte afkookzels , met honig gegeven, men heeft de aare en de nabuurige deelen befmeert, eindelyk is de verharde ftof allengskens nedergedaalt, en de aars heeft zich een weinig beginnen te openen,, zo dat het harde lichaam met werktuigen, al fchrapende, als eenigzints heeft kunnen vermindert worden, eindelyk is de verharde drek, naar de grootfte benaauwthedens en pynen, welke zy geduurende twee geheele dagen leed , uitgeworpen, ter grootte van het hoofd van een volwasfe vrucht, zo niet groter, zo groot lichaam konde zonder den aars op te fcheuren niet doorgaan , nochtans is zy door 't behulp van een alierkundigst Heelmeefter, van zo zwaare kwaal volmaakt herfteld. Het blykt ligtelyk, dat deeze verzameling van drek, ten tyde der zwangerheid, by een gehoopt is geweest, nochte in de reo-te darm , of in 't einde der kronkeldarm heeft gezeeten , om dat zy de verlosfing verhindert zoude hebben, maar hoger op, en naar de baaring, wanneer de kronkeldarm zich allengskens uitgezet had , nedergedaalt is. men moet tevens aanmerken, dat dusdanige vergadering van drek, de dikke darm kan uitzetten, en eventwel deszelfs holte zo naauwkeurig niet fluit,.  §.i3or. DER . ZWANGERE VROUWEN. 957 of de vloeibaarfte en zagtfte drek kan zonder de overige uitgaan, welke naderhand door het overige beloop van de darm/, in ronde gevormde drekbollen veranderi word, en zonder moeite langs de afgang uitgaat. Waarom de Schryvers (V)> die over de geneezing der zwangere vrouwen gefchreven hebben, zorgvuldiglyk waarfchouwen , dat men ten hoogfte zorg moet dragen, dat de afgang in de zwangerheid niet te zeer gefloten zy. edoch dewyl het dikwervig gebruik van buikzuiverende middelen niet te pas koomt by zwangere vrouwen , daarom worden de verzagtende en gladmakende Rlifteeren aanbevolen; vooral zo ze met een fpuit ingefpoten worden ; want alsdan dringen zy hoger door, dan wel wanneer een blaas tot dit einde gebruikt word. van gelyken worden de zetpillen , welke door haare prikkel niet alleen de regte, maar ook de kronkeldarm, tot famentrekking noopen, waar door de wederhoude drek uit haare plaats word gefchoven, aangeprezen, vooral , zo de darm door een verzagtend en olieagtig klifteer is glad gemaakt, en de harde drek zagt gemaakt, want alsdan zal zy gemakkelyker nederdalen, en met minder moeite langs de aars uitgedrukt worden, die uitmuntende Schryver heeft dit van zo groot gewigt gelooft te zyn, dat hy niet gewild heeft dat een Geneesheer zich op 't verhaal van de zwangere vrouw, of die haar oppast, zal verlaten, maar dat hy zelve de hoeveelheid van de drek befchouwe, en met deeze middelen niet ophoude, tot dat de drek zagter te voorfchyn komt. Ambaijen. Dat de opgezette lijfmoeder de aderen van de onderbuik drukt, en dus de wederkeering van het aderlijk bloed uit de onderfte deelen moeilijker maakt, is reeds te voren gewaarfchouwt geweest; hier uit volgd, dat de aders, ja zelfs de flagaders , meer zwellen , dewyl zy moeilyker hun bloed in de min volle aders ontlasten, dit is dereede, waarom de ambaijen zo dikwils in de zwangerheid te voren komen; meest van al by die (0 Brudenell Exton pag. 146. 147. Eeeeee 3  958 DE ZIEKTENS $.1301. die eeene die van te vorep gewoonlyk door de ambaijen gekweld wierden ■ want deeze vaten een weinig wyder geworden, zwellen meer op door 't minfte overwigt zelfs van het bloed, maar deeze oorzaak word door de verharde drek vermeerderd, wanneer zv omtrent het einde van de rechte darm vergadert, de vaten drukt; gelyk ook door de grootte van de opgezette lyfmoeder deeze zelfde plaatfen van de darm drukkende, ja men heeft ook'waargenomen, dat de vaten in de hals van de lyfmoeder, en omtrent deszelfs opening als ambaijen gezwollen waren , celyk by een andere gelegenheid §. 1286. is gezegd geweest. Aderfpatten. Om dezelfde reede ontftaan de aderfpatten in de beenen en dven , de ader zeer gezwollen, en knoopachtio- zynde omtrent die plaatfen, daar de kleppen zitten, die aderfpatti-re diktens worden gewoonlyk naar de flaap dunner', dewvl het gewigt der zwangere lyfmoeder, in een platte legsino- minder de aders van de onderbuik drukt: om deeze reede ook raad men de zwangere vrouwen aan , dat zy eenige maaien daags te bedde gaan leggen met de beenen in een regclvnio-e legging, op dat het aderlyk bloed aldus gemakkehker na het hart kan wederkeeren. intusfchen moet men zorg drayen dat, door de veranderde houding van het lichaam het nder'vk bloed, in de gezwoile aders vergadert, met fchielyk na het hart wederkeeren; om dat het zelve daar door zoude onderdrukt worden ; waar uit een flaauwte te vreezen zoude 7vn aeWk i 1296. is gezegd geweest, dit is voornamentlyk van'de aderfpatten te vreezen, dat de aders te lang agter een uitgerekt, alle kracht verliezen, (ziet §. 25. 3.) en emdelyk gebarften zynde , een gevaarlyke bloedftorting veroorzaken ;: maar het bloed in de aderfpatten ftilftaande, zou door den tyd fcherper kunnen worden , en de rokken van de ader uitkna_en . het gecne niet in de zwangerheid gefchiede , gebeurt fomtyds in vrouwen, die dikwils geb.iard hebben, in welke ik fomtyds aderfpatten gezien heb , dikker dan een duim , welke eindelyk onvoorziens barlten , met een overvloedige bloed-  §.i3oi. DER ZWANGERE VROUWEN. 959 bloedftorting, en daar naar tot zweeren ontaarden, welke vry moeilyk waren om te geneezen. de lyfmoeder naar de baaring gèledigt en toegetrokken zynde, houd de oorzaak van de opfoanning der aderen op ; daar door keeren zy in korten tyd tot haare voorige grootte wederom ; ten zy dat zy zodanig zyn uitgezet geweest , dat zy alle te zamentrckkende kracht verlooren hebben, om dit te verhoeden, is het leggen goed , en des morgens een zagte wryving; en naderhand, kusfentjens op de gezwolle aders leggende, met een windzel omwonden, dat niet fterk drukt, maar alleenlyk de flappe aders vestigt , en onderfteunt, op dat .zy niet te zeer kunnen uitgezet worden, maar men moet van beneden af, na boven toe, het windzel om beginnen te winden; en het zelve moet breed genoeg zyn, op dat de drukking evenrediger zy. Zwelling der beenen, en van de lippen der lyfmoeder. Van te voren §. 1228. en 1229. is ter plaatfe, alwaar over de oorzaak van de waterzucht wierd gehandeld, beweezen, dat de te zamendrukking der groote aders de waterzugt voortbrengt; waarom het niet te verwonderen is, zo de onderbuikader gedrukt zynde, de voeten, de beenen, de dyen, ja zelfs de lippen van de lyfmoeder, met de waterzugt worden bezet, zo de zwangere lyfmoeder, of ook de onderbuikaderen zodanig gelegen zyn, dat de eene meer dan de andere gedrukt word , neemt men dusdanige waterzuchtige dikte alleen in eene zyde waar. Maar die koude gezwellen der onderfte ledematen zyn zo een kwaad voorteken niet, en verdwynen gemeenlyk , naar de baaring, de oorzaak gelukkiglyk weggenomen zynde; vooral zo het ftilftaande zenuwwater door een zagte wryving wederom in beweeging word gebragt. de ziektens worden menigmaal door de vermeerderde waterloozing, fomtyds ook door een waterige afgang, of door't zweeten, verdreven; het geene gefchied zynde, worden de flappe deelen meteen windzel gevestigd; en dus komt men dit alles gewoonlyk binnen weinige dagen te boven.  ydo DE ZIEKTENS §.;3oi. La Motte getuigt dat hy nooit een zwangere of kraamvrouw heeft zien fterven , offchoon zy zodanige groote koude gezwellen gehad hadden, ten zy dezelve door een onmatig verlies van bloed veroorzaakt waren, of dat 'er tevens ftuipen , of andere buitengewone toevallen plaats hadden. Maar aangezien dusdanige dikte door de te zamendrukking der aders ontftaat, dezelve naar het leggen en de flaap gewoonlyk vermindert, en zy vooral de laatfte maanden der zwangerheid ontftaat, kan men , wanneer door de baaring deeze oorzaak word weg genomen, op een gemakkelyke geneezing hoopen. het is geheel iet anders, zo de waterzugt naar al te zwaare bloed ontlastingen ontftaat (ziet §. 1229.). want naar de baaring, word, wanneer de nageboorte zich affcheid, en het bloed naderhand door de kraamzuiveringen uitgaat", de oorzaak van de waterzugt vermeerdert, maar niet vermindert. 'Er fchynt meer te vreezen te zyn, zo de lippen der fchamelbeid door een koud gezwel zyn aangetast, dat zy de uitgang voor de vrugt zullen verhinderen : edoch diergelyke flymgezwellen wyken vry gemakkelyk , en ik heb een vrouw gezien , by welke deeze deelen onmatig gezwollen waren, en geen de minfte hulp wilde toelaten, diegelukkiglyk een kind ter waereld bragt, offchoon de Vroedvrouw, door de grootte van'tgezwel verfchrikt, alle hoop opgaf. Nochtans zou ook de hulp voor deeze kwaal zo moedyk zyn ; want door de gezwollen lippen der fchaamte ligtelyk in te fnyden vloeit het zeewater uit dezelve, en de dikte mindert in korten tyd. ook legd men 'er met een gelukkig gevolg een blaartrekkende pleifter op, zodanig, dat dezelve gedeeltelyk aan de gezwolle lip der fchamelheid, gedeeltelyk aan het nabygelegene deel der dye vastzit (l). Maar O) Traité des accouchemens Livre I. Obferv.XLII. pag. 79-82. OQ Levret Tart des accouchem. pag. 202.  $.1301. DER ZWANGERE VROUWEN. 961 Maar 'er is groot gevaar, zo de lippen der fchaamte tevens met een koorts, meteen ontftoken dikte bezet zyn, vooral wanneer de verlosfing naby is. want alsdan is de fchaamte meesteutyds ook inwendig ontftoken, en de ervarendfte Vroedmeefters hebben waargenomen, dat de geene die aldus aangedaan zyn,alle fterven. het is bekend, dat, zo de ontftoke deelen gedrukt of jruuw behandelt worden , dezelve fchielyk heetvuurig worden : dit zal dierhalve te vreezen zyn, indien het hoofd van het kind, in de baaring, deeze ontftoke deelen drukt, ja ook fomtyds gezwollen zynde, verfcheurt. Geneigdheid tot vallen. De buik fteekt natuurlyker wyze vooruit by de zwangere vrouwen, en wel zo veel te meer, hoe zy nader by de verlosfing zyn: daarom worden zy gedwongen, agteroverwaards te gaan, op dat het middenpunt der zwaarte Van het geheele lichaam onderfteunt worde, de meer vleefige billen van een vrouw , en het meer na agter uitfteekende heilig been , begunftigen de zwangere vrouwen om het lichaam in evenwigt te houden : intusfchen , zo zy de voet maar aan de minfte verhindering zeer ligt ftooten, vallen zy voorover: daarom zoude het te wenfchen zyn, dat zy een ftokje gebruikten om te wandelen, aldus zouden zy het vallen gemakkelyker voorkomen, men moet baar tevens waarfchouwen , dat zy wyde en laage fchoenen dragen , en zo veel mooglyk het op en afklimmen langs de trappen vermyden, of ten minfte langzaam en voorzigtig. wantmen heeft door de val van een zwangere vrouw gevaar van een overvloedige bloedftorting uit de lyfmoeder, en een miskraam te vreezen. Maar aangezien alle de reeds opgenoemde rapeilykhedensdoor het aangroeijen van de vrucht en de lyfmoeder ontftarn, blykt het genoeg, dat deeze zwaarder moeten zyn, zo een vrouw van twee of meer kindere, het geen zeldzaam gebeurt, zwanger is. waarom Mauriceau ons ook vermaant Qn), dat alle die van een twee- 0») Traité fur les Malad. des Femm. groflV Liv. I. Chap. XVII. Tom. I. pag. 145. VierdeDeel. Ffffff  962 DE ZIEKTENS 5.1301. tweeling Zwanger zyn, de beenen zeer gezwollen hebben in de laatfte maanden der zwangerheid; ja elders Qn), verzekert hy, dat de dyen en de lippen van de fchamelheid ook tevens gezwollen zyn. edoch hy heeft vastgefteld , dat zulks kan geweeten worden , zo een zwangere vrouw de buik aan beide zyden gezwollen heeft, en in 't midden een meer ingedrukte ftreep laat zien ; en zy tevens op het zelfde oogenblik onderfcheide beweegingen in beide de zyden van de buik gewaar word; welke ook gewoonlyk dikwerviger zyn, dewyl door de beweeging van de eene vrugt de andere opgewekt word : want offchoon zy" in byzondere vliezen gefloten zyn, zyn zy eventwel nabuurig aan. elkander, indien by deeze tekenen tevens een groote dikte van de onderfte leeden en de lippen van de fchamelheid kwam, ais dan geloofde die uitmuntende Schryver, dathet zeer zeker was, dat. diergelyke vrouw twee of meer kinderen droeg. Men mag wel met recht, zo alle deeze tekenen aanweezende zyn, agterdenken op een tweeling hebben, maar het fchynt niet veilig, zulks vast te verzekeren, want ik heb de uitkomst zo dikwils zien bedriegen, offchoon de vroed- en zwangere vrouwen zich verzekerd hielden van een tweeling. Bartholinus (0) heeft het volgende waargenomen : want de buik is menigmaal meer opgezet door één als door twee kinderen; het geen ik menig' werf waargenomen heb, het zy de hoeveelheid der vochten aldaar grooter is, het zy dat een eenige vrugt fomtyds zo groot, of grooter is als de tweeling, fommige houden een dubbele ft reep-.op de buik, voor een teken van een tweeling; maar ik heb in myn eigen vrouw opgemerkt, dat dit geen gevolg heeft enz.: ik ken zeker lyk veele zwangere vrouwen, die door dit teken zyn bedrogen geweest, gevoelende de fterke en verfcheide beweegingen van een en dezelve vrugt. hier by komt een byzondere ondervinding , namentlyk dat de 00 Ibid. Chap. VIII. pag. 104. CO Epiftol. Med. Centur. IV, Tom, IV. pag. 14,2.  §.i3or; DER ZWANGERE VROUWEN. ^ de beenen en voeten in de laatfte maanden opzwellen, het geen wy bevonden hebben in alle dragt, ook van een enkel kind, waar te zyn. ik ftem volkome met de vermaningen van die groote man over een, dewyl ik ook by eigen ondervinding heb , dat hy de waarheid heeft gefproken. Maar van wat geflacht de toekomende vrugt zal zyn , is niet een zeker teken. Mofchion heeft de voornaamffe tekenen (p) ons door de oude Geneesheeren agter gelaten, by een vergaderd, zy geloofden dat een vrouw van een jongetje zwaar ging , zo de vrucht zich fchielyk en fterk bewoog, zo de zwangere vrouw een goede couleur had, zo de regter borst grooter was dan de linker: in tegendeel dagten zy dat een vrouw van een meisje zwanger was, zode vrucht zich langzamer en min fterk bewoog, de vrouw zelve geen goede couleur had, en zwak was , de linker borst opgezwollen was. wat Mofchion van dit alles gelooft heeft, blykt niet duidelyk, dewyl op 't einde deezer voorftelling een ledige plaats is, welke men op de kant heeft tragten te vervullen ; waar door hy getuigt zoude hebben, dat dit niet altyd waar is. Het is bekend, gelyk van tevoren reeds is gewaarfchouwt o-eweest, dat de oude Geneesheeren gelooft hebben , dat de lyfmoeder twee onderfcheide holligheden had, van welke de regter voor het mannelyk , de linker voor het vrouwlyk geflacht gefchikt was. maar uit dit verkeerd gevoelen , hebben veele voorzeggingen van het geflacht der vracht haar oorfprong genomen, namentlyk zo de rechter of linker borst grooter was , zo een zwangere vrouw op haar kniën leggende, de rechter of linker voet eerst opligte, wanneer zy opftaat, en verfcheide diergelyke. fommige hebben dit uit de quartieren van de maan willen bepaalen. men kan deeze, alle byeen vergaderd by Mauriceau (jO Spachü Gynrec. pag. 3. No. 26, & pag. 20. in fine. Ffffff 2  ? fing gefchied: want als dan vreest men te recht, dat de hersfenvaten door de hevige pogingen in de verlosfing zodanig opgevult worden, dat alle de werkingen zouden onderdrukt worden , of wel dat vaten verbroken zijnde, 'er een dodelyke beroerte en ftuiptrekkingen zouden volgen, dewijl de neuswyze vrouwtjens zich weinig aan de waarfchouwingen der Geneesheeren ftooren. ik geloof alleenlyk dit, dat de zwangerheid zelve by een gezonde vrouw, geen aderlating vereischt, en dat men kwalyk vastfteld, dat de verlosfing des te gemakkelyker word, en dat Fff fff 3 men  DE ZIEKTENS $. rjwsi men verfcheide ziektens der baaring voorkomt, de ontfanging , de aanwas van de vrucht en de lyfmoeder, de baaring zelve , zyn een werk van de natuur alleen, dat de Geneesheer nimmer ftoutelyk moet verontrusten. De ervarendfte Vroedmeefters hebben het zelfde gewaarfchouwt. dus prijst Mauriceau (s), wanneer hy handeld over de Jastighedens der zwangerheid, door aderfpatten, pijn en zwelling der beenen en dyen, ambaijen enz., de aderlating op de arm , zo zich in 't overige van 't lichaam tekenen van volheid en overvloedigheid van bloed voordoen, elders (t) veroordeeld hy de gewoonte van de aderlating, wanneer de verlosfing na by is, ten zy een andere nootzaaklijkheid dezelve, vereischt , en hy raad aan zich naar de zevende maand van de aderlating te onthouden, la Motte 00 heeft voor een algemeene regel gehouden : indien een zwangere vrouw zich wel bevind, is de aderlating alleen niet nuttig, maar nadeelig. hy zegd dat hy de bloedryke adergelaten heeft, en in 't begin der zwangerheid die vrouwen, welke door walging, braking, vermoeitheid, flaauwtens, wierden gekweld; maar vooral, zo zy een ligte bloedftorting in* de lijfmoeder hadden, edoch hy verhaalt een geval, waarin hy een vrouw , van een bloedrijk geftel, en vol genoeg, de ader niet heeft willen openen, offchoon zy zulks fterk begeerde, aangezien zy gezond was, en geene lastigheden van de zwangerheid gewaar wierd. hy herinnerde haar te vergeefsch, dat zy de eerfte zwangerheid en verlosfing gelukkiglijk zonder aderlating had doorgefhian ; hy wierd eventwel tot de aderlating gedwongen, maar dewijl zy terftond , naar dat haar man van een verre reis ysas wedergekeerd, ontfangen had, heeft zy het einde baarerzwangerheid , daar zy ten minfte noch twaalf dagen af was , naauwkeurig genoeg kunnen berekenen : maar de nagt op de aderlating volgende, O) Lib. I. Cap. XVII. & XVIII. pag. 144. & feq. O) Lib. I. Cap. XXVII. pag. 198. 00 Traité des accouchem. Liv. I* Cap. XV. pag. 64. & feq.  3.130A. DEM ZWANGERE VROUWEN. 96? de, heeft zy een kind gebaard, dat noch niet geloofd wierd volkomen volwasfen te zijn, en men hoopte byna, dat het in 't leven zoude kunnen blyven. nochtans is het opgekweekt, en tot een volwasfen ouderdom gekomen, diergelijk geval verhaalt hy op dezelfde plaats, en daar uit befluit hy , dat hy meer en meer in 't gevoelen bevestigd word , dat een zwangere vrouw immer tot "de aderlating genoopt moet worden , ten zy by een klaarklykelyke nootzaaklykheid. tevens heeft hy vastgefteld , dat de gewoonte, van de zwangere vrouwen adertelaten , omtrent het midden der zwangerheid , belaggelyk en fchadelijk is. Door de legging van het lichaam voor een tyd te veranderen. Op dat de drukking der opgezette lijfmoeder op de onderbuiksaders verminderd worde, en het bloed in de fpattige aders weerhoude, gemakkelyker kan wederkeeren. maar dit gefchied door de onderfcheide legging in -t bedde , draagbedde , enz., gelijk in 't vorige hoofddeel is gezegd geweest, dus raad Mauriceau, om het moeilijk waterloozen te hulp te komen (wj, dat een zwangere vrouw met haare eigene handen , de opgezette buik opligte, wanneer zy wateren moet, of het gewigt der buik met een breede band, hier toe gefchikt, onderüeune , op dat de blaas niet gedrukt worde, andere heeft het geholpen, zo zy voorover leggende, eerder beproefden het water te loozen: want dus bewerkt men, dat het gewigt der buik-ingewanden minder op de bodem der lyfmoeder drukke. Mofchion beveelt , de buik, wanneer een vrouw in de agtfte maand zwanger is, zorgvuldiglijk met banden te onderfteunen Cv) : want hy zegd, dat een zwangere vrouw zich in deeze maand voornamentlyk het moeilykst bevinden, zo door deeze verfcheide veranderingen van' houding te beproeven ,„de pisloozing niet volgd, als dan moet zy door de blaaspeilder uitgeleid worden, doch dewyl de fchaft in de vrouwen korter en rechter is, daarom gebruiken de Heel- meefiers' 00 Livr. I. Chap. XV. pag. 139. 00 Spach. Gynaec. pag. 3. No.- 34,-  668 DL ZIEKTENS §.1302. meefters gewoonlijk een diergelyke blaaspeilder; hoedanig Mauriceau (y) befchreven heeft, maar hier moet men aanmerken, dat door de drukking zelve van de gezwolie lijfmoeder , de legging van de blaas veranderd word, zo dat deszelfs hals met de pisgang een hoek uitmaakt; het geen voornamentlijk gefchied, wanneer de geheele bodem der lijfmoeder vooruit fteekt boven de fchaambeenderen in de hangende buik, gelijk in het vorige Hoofddeel gezegd geweest is. in zodanig geval waarfchouwt een eertijds allerbehendigfte Hollandfche Vroedmeefter («) , dat men een kromme blaaspeilder moet gebruiken, gelijk men by het mannelijk geflacht doet, zo namentlijk de pis door de verandering van lichaamshouding niet voor den dag komt. als dan heeft hy ^eboden, dat een zwangere vrouw met de kniën wijd van elkander zou leggen, met het hoofd zo laag mooglijk: en door twee vingeren van agter in de fcheede te fteeken, deed hy zijn best om de lijfmoeder van de fchaambeenderen te verwyderen, en hy Itak de kromme blaaspeilder op deeze wijs , dat de rondte der kromte na de rechte darm gekeerd was, naar de holte derfchaambeenderen: zö hy noch wederftand gewaar wierd, ging hy voort met de lijfmoeder van de fchaambeenderen te verwyderen, en als dan drono' de blaaspeilder in de holligheid van de blaas door : edoch zo*dra de pis begon te vloeijen , keerde hy het lichaam der zwangere vrouw om, bp datzy op de rug zou leggen, maar met het hoefd laag. want de laatfte maanden van de zwangerheid kunnen zy die moeilyke legging niet lang zonder flaauw te worden verdragen, te gelijk droeg hy alsdan zorg, dat de hangende buik een weinig opgeheven wierd, tot dat al de pis uitvloeide, maar hy liet de blaaspeilder geduurende twee dagen in de blaas blyven, op dat de boven mate uitgezette blaas zich allengskens konde te za- OO Livr. II. Chap. XXXIII. pag. 365. (z) Denys over 't Ampt der Vxoedmeefters &c, Cap. IV. pag. ia8. & feq.  $.1302. DER ZWANGERE VROUWEN. $69 zamen trekken, en haare krachten weder krygen. want ten zy dit gefchied, zou deeze verrichting dikwils de volgende dag wederom op nieuw herhaald worden , het geen te lastig zou zyn. hy bekend, dat hy de meeste moeilijkhedens ondervonden heeft (a), wanneer de hals van de blaas, ten tyde der verlosfing, zodanig door het hoofd des kinds gedrukt wierd, dat 'er zelfs geen druppeltje pis uitgang konde vinden, nochte dat de blaaspeilder eeniger wyze na binnen konde gebragt worden, als dan blijft 'er niets overig, dan zo dra mooglijk het water te breeken ; want aldus Hinkt de lijfmoeder, en de blaas ontlast zich. hy verhaald aldaar een vry wonderlijk geval, alwaar, naar dat de vliezen gebroken waren, agt ponden water uitgevloeit zyn , en 'er terftond een overvloedige pisvloed op volgde. Op wat wyze men de hardlyvigheid te gemoet moet gaan, en de aderfpatten met windzels vestigen, is in 't vorige Hoofddeel gezegd geweest. Edoch zo de ambaijen zeer doen, moeten zy met zeer zagte middelen geftooft worden, men doet gewoonlyk in het geene , waar op zy afgaan, een warm verzagtend afkookzel, met melk : zy worden met allerzagtfte beftrykingen befmeert; hoedanig voorfchrift in de lijst der geneesmiddelen by dit getal word gevonden, edoch aangezien het hoofd van het kind de regte darm in de ver* losfipg drukt en plat maakt, zijn de ambaaijen fomtijds tot barftens toe gezwollen, en door de baarens weeën veel te vermeerderen , zijn zy oorzaak, dat een barende vrouw de uiterfte pogingen door vrees voor de pijn onderdrukt, en de verlosfing aldus vertraagt word. Ind ien zy dierhalve omtrent het einde der zwangerheid zeer gezwollen zijn, kunnen zy door bloedzuigers ontlast worden, maar dewijl het dikwils gebeurt, dat het bloed in deeze diktens langen tijd wederhouden, brokkerig word, als dan moet men ze liever met het lancet openen, edoch dewijl de ambaijen gewoon- , n r, •, o lijk (a) Ibidem pag. 138. Vierde Deel. Gggggg  3r# DE ZIEKTENS $. lijk van zelfs naar de verlosfing Hinken , zo beproeft men de opening niet, ten zy men met recht bevreesd is, dat de verlosfing door de gezwolle ambaaijen kan vertraagt warden. §. 1303. ly/faar de vloeijing van liet lijfmoederlyke 1 YA bloed , word onder de gevaarlykfte ziektens der zwangere vrouwen gerekent.. De bloedvloeiing uit de lijfmoeder, baart altijd achterdenken by zwangere vrouwen, offchoon zy niet altijd even gevaarlijk is, gelijk naderhand zal gezegt worden, maar zo het haastelijk en al golvende uitvloeit, word zulks te recht voor-een-allergevaarlijk* fte ziekte der zwangere vrouwen gehouden, en is ook niet min gevaarlijk voor de vrugt: want te voren is gezegd geweest, dat de zwangere lijfmoeder allengskens meer en meer uitgezet word, op dat zy de vrugt met de nageboorte en het water," waar in de vrugt zwemt, in haare holligheid kan bevatten : nochtans word de lyfmoeder eventwel niet dunner; maar haare vaten achtervolgens meer uitgezet, worden met bloed opgevuld; waar door een groote menigte bloeds in de zelfftandigheid der lijfmoeder word bevat, maar het menfchen ey word zodanig aan de holligheid van de lijfmoeder gehegt, dat 'er natuurlyker wyze geen druppel bloeds uit de lijfmoeder komt. edoch zo dra die hegting door eenige oorzaak los raakt, en voor al, zo de nageboorte zich: begint aftefcheiden, gaat het bloed uit de wydergemaakte vaten uit, en wel dikwils fchielijk , en in zeer groote menigte ; waar door flaauwtens, ftuiptrekkingen door de ontlediging der vaten, en de dood,, te vreezen zijn. als dan is het. ook zeker dat de vrugt verloren gaat, dewijl zy noch van de moeder vochten kan ontfangen langs de naveliiders , noch zijn bloed langs de navel-flagader kan ter volmaking overzetten in het lichaam van de moeder. Het. recht opgaan van het vrouwhjk geflacht, en de gewoonte.:  §.*3°3- VER zwangere vrouwen. m te van alle maanden bloed uit de lijfmoeder kwijt tè geraken fchynen de oorzaken re zijn, waarom by dezelve de miskramen dikwerviger plaats vinden als by de beesten (t); als ook om dat de lijfmoeder-vaten, en die van de nageboorte, door veel bloed worden uitgezet, maar de nageboorte hegt zich fchielyker vast aan de lijfmoeder, zit fterker aan dezelve vast, en is grooter als in de beesten.; anderzints zouden de miskramen noch dikwerviger zijn. Het blijkt tevens, dat de bloedftorting uit de lijfmoeder als dan voornamentlijk allergevaarlijkst is , wanneer alle de vaten van de lijfmoeder ten fterkfte zijn uitgezet, dat is op 't laatst van de zwangerheid, waarom men voor een algemeene geneeskundige vaste ftelregel houd : hoe nader een vrouw aan de verlosfing is, hoe gevaarlyker de bloedftorting uit de lyfmoeder is (c). daarom worden de meesten van die behouden, welke de tweede* derde, of vierde maand een bloedftorting uit de lijfmoeder krygen. edoch deeze maanden worden de miskramen voornamentlijk waargenomen, zeldzamer de volgende maanden : de vermaarde en in de vroedkunde zo zeer ervaren Puzos (d) , getuigt dat hy door menigvuldige ondervinding bevonden heeft, &dat de zwangere vrouwen, zeldzaam aan een bloedftorting uit de lijfmoeder geftorven zijn, zo zy niet boven de vierde of vijfde maand zwanger zijn , ten zy zy tevens door een andere gevaarlyke ziekte aangetast zyn , of dat zy van de nodige hulp der kunst ontbloot zijn. hy was voor een veel erger uitkomst bevreesd indien zulks de zevende , agtfte , of negende maand gebeurde " want offchoon de bloedftorting meestentijds min hevig was voor de Q) Medic. ÉffayS Tom. ii. No. xi. pag. 233. ü34. MauriT°- T«ité-des Malad. des Femm. grolf. Liv. i. Chap. XXI. Tom. I. pag 150 & 535. e' Qd) Académ. des Chirurg. Tom. i. pag. 361. Gggggg a  DE ZIEKTENS §.1303. de verlosfing, als wel in andere miskramen, ftierven niet te min zeer veele van deeze, niet lang naar de verlosfing. Men moet eventwel niet geloven, dat dusdanige bloedftorting in de eerfte maanden zonder eenig gevaar is. want zy komt fomtijds naar weinige dagen wederom, zo de nageboorte, of eenig geronne bloed, naar dat de vrugt uitgeworpen is , in de lijfmoeder is gebleven, men leest dusdanig geval (e) , van een vrouw,. die op de derde maand een miskraam had gehad , blyvende de moederkoek in de lijfmoeder zitten ; 'er volgde ten eerfte geen eenig kwaad toeval; naar agt dagen volgde 'er zo zwaare bloedftorting, dat de geene die haar byftonden, voor haar leven vreesden, 'er ftak een gedeelte van de moederkoek uit de mond van de lijfmoeder; het geen met een voorzichtige hand gegrepen zynde, endoor de pogingen van de herlevende zieke, volgde de geheele moederkoek: terftond hield de bloedftorting op; en de zieke is redelijk fpoedig van zo groot gevaar herfteld. De moederkoeken der misgeboortens kan men zo gemakkelyk . niet afhalen, als wel wanneer de vrugt tot volle rypheid is gekomen , om dat de tedere navelftreng ook door een zagt trekken breekt, en de groote moederkoek van kleine vrugten met een grooter oppervlakte aan de lijfmoeder vastzit (f). Ik heb tweemaal gezien, dat 'er door een brok geronne bloed, naar een miskraam van drie maanden, inde lyfmoeder gebleven, een geduurige fcherpe rotkoorts is gevolgd: de eene is de veertiende dag der ziekte, de andere de zeventiende geftorven. Een vrouw welke een miskraam kreeg, wierd de eerfte dag door een heete koorts aangetast, meteen geduurige afgang, en andere kwaade toevallen; en is de zevende dag geftorven Qg\ in OD Académ. de Chirurg. Tom. I. pagv3c5o. 00 Medic. Eflays Tom. II. No. XI. pag. 239. Cg) Hippocrat. Epidem. III. iEgrot. X. Charter. Tom. IX. pag. 24$.  .$. i3°3- DER ZWANGERE VROUWEN. 973 in deeze zieke heeft Hippocrates het tijdperk der zwangerheid niet genoemt; maar in een andere tekent hy aan (M, dat zy op de vyfde maand, door een miskraam, de koorts kreeg, van gelyken met zeer kwaade toevallen , onder welke hy ook de geduurige vloeijende afgang , 'er weinige, dunne, zwartachtige pis opnoemt: en deeze is de zevende dag aan een rauzende koorts geftorven. Edoch het is bekend , dat naar een bloedftorting uit de lyf- moeder, dikwerf een miskraam volgd. Maar hoe dodelyke uitkomst te vreezen is , wanneer ondeugende, vrouwperfoöjen door afdryvende middelen de vrugt trag- ten te vernielen, leest men elders (J): een zeker vrouwpcrfoon , welke op haar twintig(ie jaar een afdryvend middel heeft gebruikt, heeft pyn gekreegen, heeft veel galachtige, bleeke, groene ftojfen overgegeven, naar dat zy het middel gebruikt had, kreeg zy een Jiuiptrekking, en kaauzvde op haar tong. de vierde dag ben ik by haar gekomen, haar tong zvas dik en zzuart, het tvit van de oogen rood, zy zvas f aaploos, de nagt op de vierde dag volgende, is zy geftorven. Hippocrates fchynt het zelfde verhaal der ziekte naderhand noch herhaald te hebben (k), maar hy voegd 'er by , dat zy het afdryvend middel vrywillig de dertigfte dag naar de bevruchting heeft gebruikt; te gelijk leest men, dat zy zwarte ftof heeft gebraakt. meefter der liefde Cl) vaart hevig tegen dit fchelmftuk uit: Si- (J{) Ibidem jEgrot. XI. pag. 250.' 0) Epidem. V. textu XXXIII. Charter. Tom. IX. pag. 345. 00 Epidem. VII. ^grot.LXXXIL Charter. Tom. IX. pag. 583. (O Ovid. Amor. Lib. II. Eleg. XIV. pag. 3*29. 330. Gggggg S  974 DE ZIEKTENS $. 1303. » Sine crefcere nata. Eft pretium parva non leve vita mora. Veflra quid effoditis fuhjeclis vifcera telis ; Et nondum nat is dira venena datis. &c. Hoe neque in Armeniis tigres fee ere latebris:' Perdere nee foetus aufa lecena fuos. .At tenera faciunt, fed non impune, puella. Sape, fuos utero qua necat, ipfa perit. Jpfa perit, ferturque toro refoluta capillos: .Et clamant, MERITO, qui modo cumque vident. Laat ten minfte het gevaar van haar eige leven, die geene affchrikken, die geen afïchrik van de doodflag hebben; wantTertullianus heeft zeer wel gezegd (jn): ook mag men, het geen ontfangen is in de lyfmoeder, zvanneer het bloed eerst tot een mensch zvord, niet losmaken; het is een verhaasting van de doodjlag , het aanzvasfen -te verhinderen: en het is het zelfde, of men iemand, reeds in aanzveezen zynde, van het leven berooft, of dat men den groeijende mensch vernielt, het is een mensch , die toekomende is. Hier uit blijkt ook de reede, wanneer Hippocrates (n) het volgende heeft gewaarfchouwt: die de^mgfafdryven zyn in grootefg^svaair; zvant de'miskramen ?/fn zzvadrder dan. de tydige baa- ,: ,a : E .,- 1 d - ../:.; ,\ ■ .tl f\m I rin& (m) Mauriceau Liv. 1. Chap. XXIV. pag. 191. O) De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. LXXI. Charter. Tom. VII. pag. 771.  $1303.. ; DER ZWANGERE VROUWEN. 975* ring. want de vrugt ivord niet, zonder-geweld te doen, hedurven, het zy door een middel, of drank, of fpys., of door onderzet? zeis, of iets anders,, 'hoe ook genaamd, maar het geweld is kwaad', want in dit geval loopt de lyfmoeder gevaar van te verzweer en, of ontftoken te worden, maar dit is gevaarlyk. Mauriceau heeft waargenomen (0), dat de zwangere vrouwen als dan voornamentlyk gevaar lyden , zo zy aan een geduurige koorts leggende,, welke meestentyds een verminderende koorts is, een miskraam krygen -r vooral,, zo de borst tevens aangetast word. hy heeft 'er verfcheide gezien, en 'er zich over bedroeft, die aldus niet lang naar de miskraam zijn geftorven. die allerbeste man heeft gelooft, dat de voorzegging van Hippocrates (p) hiep op zag : indien een zwangere vrouw een ziekte heeft die niet van 't zelfde foort is, fterft zy in de kraamzuiveringen. mooglijk Haat hier een andere plaats (q) noch beter op , alwaar men het volgende leest: zwangere vrouwen van koortfen aangetast.,. en buiten een klaarblykelyke oorzaak, fterk vermagerende, verlosfen moeilyk. en gevaarlyk, of lyden gevaar in de miskraam, het gevaar word dierhalve te recht voorzegd; nochtans is de dood niet altijd zeker, ik heh verfcheide zwangere vrouwen van fcherpe ziektens geneezen, en weet, dezelve van, andere geneezen te zyn; ja het heugt my, een meisje van vijftien jaaren ,. door een heimelyke liefdenspleging reeds inde vierde maand zwanger, geneezen te hebben, welke midden in het beloop van vry talryke kinderpokjens, een miskraam heeft gekregen, en nochtans gelukkiglijk aan het gevaar is ontkomen. Nochte bet is alleen te vreezen, dateenzwangere vrouwdoor een bloedftorting uit de lyfmoeder, uitgeput van bloed, fterve, maar ook, zal zy, indien zy wederom opkomt, l.'cuelyk in lang- duu- (0) In loco ftatim citato, pag. \g6i. OD De Natur. Puer. Cap. VI. Charter. Tom. V. pag. 315. (<£) Aphor. LV. Secb. V. Charter. Tom. IX. pag. 228.  o7ö DE Z I EKTENS &1303.1304. duurige ziektens, welke moeilijk zyn door een overvloedig, en fchieliyk. verlies van bloed, kunnen vervallen, gelyk in de ongedaantheid (§. 1168.), de waterzugt (5.1229.;, en meerandere, ik heb een vrouw gezien, welke naar een allerhevtgfte bloedftorting uit de lyfmoeder dikwervige en langduurige flaauwtens i kreeg: maar aangezien zy byna buiten alle hoop wade* opgekomen was, en op de behoorlyke tyd een kind ter waereld had gebragt, maar dat zwak was, en maar weinige dagen in 't leven bleef, heeft zy van het bedde niet kunnen opftaan,- of zy kreeg terftond fterke hartkloppingen, met een allergrootfte benaauwtheid : de ellendige is geduurende twaalf jaaren te bedde blyven leggen, voor 't overige redelyk welvarende , zo zy zich maar ftil hield, het fchijnt zeer geloofbaar, dat het bloed in die lange en dikwervige flaauwtens omtrent het hart en de groote vaten ftilftaande, tot een veelvoet te zamen is gegroeit, welke, wanneer het aderlyk bloed door de beweeging van het lichaam verhaast wierd, terftond tot verhindering verftrekte. Hier by komt ook, dat, zo de nageboorte naar de miskraam is blyven zitten, of dat het geronne bloed wederhouden word, zeer veele en moeilyke kwalen kunnen volgen. Hippocrates (r) heeft gezegd : de pynen uit de zyden tot de dunne darm overgaan" de, in langduurige ziektens , uit een miskraam ontflaande , en •wanneer een vrouw niet zoel gezuivert is, zyn dodelyk. hy fchynt aldaar de zuivering der lyfmoeder van het overgeblevene , ook door de kraamzuiveringen naar de miskraam, verftaan te hebben. Het fchynt uit het gezegde genoegzaam beweezen te worden, dat de vloeijing van het lyfmoederlyke bloed te recht voor een allergevaarlykfte ziekte der zwangere vrouwen gehouden word. v. 1304- \¥7*eIIce DYna ^aar !# ontltaat, dat de W moederkoek van de lyfmoeder losgeraakt , en de flagaders vol met opfpannend bloed, en de Ivf- (O Coac. Pramot, No. 515. Charter, Tom. VIII, pag. 882.  5.1304. DER ZWANGERE VROUWEN; 977 lyfmoeder opgezet zynde, het flagaderlyk bloed dikwils met een volle flroom uitloopt. Het menfchelyk ey zit met deszelfs geheele oppervlakte, natuurlyker wyze aan de holligheid van de lyfmoeder vast, en verhinderd aldus, dat'er iets uit de lyfmoeder-vaten kan uitgaan, en ten tyde der verlosfing, wanneer de vrugt voor den dag komt, byna niets, of alleenlyk maar weinig bloed uitgaat; offchoon het adervlies mooglyk hier en daar van de lyfmoeder losgeraakt, wanneer de vrugt liet licht ziet. edoch zo dra de hegting van de moederkoek met de lyfmoeder losgeraakt, komt het bloed in groote menigte voor den dag, en niet eerder, van te voren is reeds meer dan eens gezegd geweest, dat de vaten van de lyfmoeder in de zwangerheid geduurig toenemen, en zy daardoor zeerwyd zyn, wanneer de verlosfing naby is; en dus , zullen de opene monden der wyde vaten, wanneer de moederkoek zich van de lyfmoeder affeheid, het bloed dat zy inhouden , zeer vry kunnen uitftorten. wanneer dierhalve het bloed met een volle ftroom by zwangere vrouwen uitvloeit, gelooft men niet zonder reede, dat de moederkoek geheel, of ten minfte gedeeltelyk van de lyfmoeder afgefcheiden is. maar diergelyke bloedftorting is veel gevaariyker, om dat de lyfmoeder in zwangere vrouwen vol blyft, dewyl de ledige lyfmoeder, naar dat de moederkoek afgehaald is, zich toetrekt, en aldus de wydte der vaten verminderd, en dus ook de bloedftorting. edoch dewyl het bloed ook zonder dat de moederkoek zich affeheid , uit de fchamelheid der zwangere vrouwen kan uitgaan, daarom word in de voorftelling voorzigtiglyk gezegd , dat de vloed van het lyfmoederlyke bloed in zwangere vrouwen byna van de moederkoek afhangt: want 'er kunnen ook andere oorzaken zyn , hoe wel dezelve zeldzamer voorkomen, dus tekent Mauriceau aan (j); dat , zo de zwangcre lyfmoeder door uitwendig geweld openfplyt, zal 'er een zwaa- 0) Traité des Malad.desFemrn.grofles Liv. I. Chap. XXI. Tom» ï. pag. 169. Vierde Deel. Hhhhhh  97t DE ZIEKTENS: §; im.. zwaare bloedftorting volgen, offchoon de hegting van de moederkoek met de lyfmoeder geheel blyft. dusdanig kwaad mag men verdenken uit de kennis van de hevige voorafgegane oorzaak; maar men kan zulks niet zeker weeten , ten zy naar dedood in het doode lichaam, edoch hy heeft gelooft, dat 'er als dan geen de minfte hoop overig is, hoe wel de verlosfing , het zy van zelfs, het zy door de kunst, terftond volgde , om dat de lyfmoeder, zo aanmerklyk gekwetst, zich zo gemakkelyk niet toe trekken konde; en men als dan altyd voor een ontfteking in de lyfmoeder te vreezen heeft, op dusdanige zwaare belediging zullende volgen, welke zo menigmaal dodelyk is. Het is veel zeldzamer, en dat la Motte maar eens gezien heeft (/), wanneer de bloedftorting uit de lyfmoeder, door verbreking van de vaten ontftaat, welke in de navelftreng zyn. hy ftondeen baarende vrouw by, by welke hy een natuurlyke verlosfing verwagtte. het water zette zich; maar op 't oogenblik dat het zoude breeken, heeft hy zyn hand met een weinig bloed geverwt gezien, en, gelyk gewoonlyk dikwils gefchied, befloot hy daar uit, dat de verlosfing kort daar op zou volgen, het water brak. weinig tyds daarnaar, en het hoofd van het kind vertoonde zich, maar tevens kwam 'er veel bloed uit , het geen by iedere baarenswée in hoeveelheid toenam, hy twyffelde niet, of deeze bloedftorting wierd veroorzaakt, door dien de moederkoek zich van de lyfmoeder affcheide, nochte hy konde het kind keeren , om de verlosfing voort te zetten, door het zelve by de voeten uit te trekken, dewyl het hoofd reeds in 't bekken zat, en de parsfmgen der kraamvrouw te hevig en langduurig waren, de kloekmoedige baarende vrouw nochtans, niet onkundig van het over haar hangend gevaar, heeft door hevige pogingen de verlosfing zodanig voortgezet, dat 'er in korten tyd een meisje ter waereld kwam, dat zeer zwak was, om welkers hals de navelftreng driemaal omwonden was, waar door de verlosfing vertraagt en maeiJyk was gemaakt, de kraamvrouw is gelukkig herfteld, en heeft naCO Ttaité de* accouchcm; Uv* III, Chap. VIII, Obferv.CCXt, pag.290.  5.I3o4, DER ZWANGERE VROUWEN. m naderhand noch zeven kinderen gehad, zonder dat haar eenige tegenfpoed over kwam. Zo dra het kind ter waereld was gekomen, hield alle bloedftorting op, en naar de navelftreng onderzogt te hebben, heeft het gebleken, dat eene van de fpattige knoopen , welke men zo menigmaal in de navelader waarneemt, door ontvelling als geopent zynde, het bloed had geftort; het geen ligtelyk door de wryving van de omwindingen der navelftreng, om de hals, tegen elkander heeft kunnen gebeuren, het blykt tevens, dat de waare oorzaak voor het einde van de verlosfing niet heeft kunnen gekend worden , en de allerbeste Heelmeefter heeft zulks, wanneer dc vliezen reeds gebroken waren , naauwlyks kunnen verdenken, dewyl hy nimmer iets diergelyk gezien bad, en de affcheiding der moederkoek van de lyfmoeder de allerdik wervigfte oorzaak is van de bloedftorting uit de lyfmoeder : waar toe de volgende voorkennis van Hippocrates («) fchynt ^te behoren, zó een baarende vrouw voor de vrucht veel bloed zonder pyn kwyt geraakt, is 'er gevaar, dat de vrucht dood, of min levendig ter waereld komt. in het reeds aangehaalde geval , nam de bloedftorting ten tyde van de pyn toe ; maar wanneer de moederkoek geheel of ten deele afgefcheiden is , als dan zal de bloedftorting in de tusfchenpozmgen van pyn eerder toenemen, want Hippocrates zegd dSmvrq, wanneer de pynen der baaring reeds aanweezende zyn , en voor de vrucht, welkers voortbrenging oogenbliklyk verwagt word , en hy zegd zulks buiten alle pyn te gefchieden. want wanneer de weeën aanweezende zyn, wanneer de verlosfing aanftaande is, vervuld het hoofd van het kind de wydergemaakté opening van de lyfmoeder, de weeën verzagtende, dringt het zelve minder, en daar door verkrygt het bloed, dat uitvloeijen zal, een vryer weg. zou men daar de kennis van kunnen afleiden ? dit fchynt twyffelachtig. want zo het hoofd van het kind 00 De fuperfoetatione Cap. V. Charter. Tom* VIL pag. %6%* Hhhhhh a  98o DE ZIEKTENS J.1304. kind in de weeën noch zo ver nietgedaalt is, dat het de opening der lyfmoeder vervult, zal ook in de weeën de bloedftorting van de lyfmoeder kunnen toenemen , welke een uitwerking is van de affcheiding der moederkoek van de lyfmoeder. in beide gevallen beftaat de voornaamfte hoop daar in, dat de lyfmoeder door de verlosfing fchielyk ontledigt worde, en zich toe kan trekken, gelyk naderhand gezegd zal worden. Maar aangezien, gelyk van tevoren is gezegd geweest, het menfchen ey met deszelfs geheele oppervlakte aan de lyfmoeder gehegt word, zal mooglyk ook het bloed een uitgang kunnen vinden, zo op eenige andere plaats de hegting van het adervlies met de lyfmoeder losgeraakt, op die plaats, alwaar de moederkoek aangroeit, zyn wel groote vaten, maar ook is het overige gedeelte van het adervlies niet van vaten ontbloot, wanneer de meermalen gepreeze iVbomt;y&, langs een tak van de onderbuiks-flagader wasch in een bevrugte lyfmoeder heeft gefpoten («D> heeft hy het zelve diep inde vaten van de lyfmoeder en van het adervlies zien doordringen, wanneer hy het geheele menfchelyk ey van de lyfmoeder, waar aan het vast was, met een ligte hand tragtte af te fcheiden, heeft hy gezien dat het adervlies door een wezentlyk celachtig weefzel aan de lyfmoeder gehegt was, welke hegting nochtans door het minfte geweld ook, los geraakte (#). maar hy dit zelfde celachtig weefzel affeheid, ende vond talryke vaten door de geheele omtrek, uit het adervlies tot de lyfmoeder firekkende , opgevalt, een naauwkeuriger onderzoek heeft geleert, dat de intuendi» ge oppervlakte van de lyfmoeder veel pypjens heeft van een middelmatige grootte , nochtans de openingen van de vaten eenige tusfchenwydte tusfchen elkander latende ; waardoor de vaten vaneen zekere geè'venredigde mate buiten het adervlies piekende, door het gezegde celachtig voeefzel voortgekomen , ingemond wier den , zo dat het eene vat aan het andere beantwoorde, en de gemeene ftof van CwO Uter» human. grav» Anat* pag. xi»-. 00 Ibid. pag. 9.  5.1304., DER ZWANGERE VROUWEN. 981 van het pypje beide vervulde, van deeze vaten waren fommige grooter, fommige kleinder, over 't algemeen zodanig, dat zy een dunner ef dikkere fpeld, ook fommige de knop van een zeer groote fpeld,' ligtelyk toelieten, fommige wederom liepen recht uit na de lyfmoeder, fommige, naar dat zy eerst een kleine tusfchenwydte volgens de oppervlakte van de.lyfmoeder gebogen, voortgegaan waren: en deeze laatfte waren niet rond, maar als gedrukt en plat gemaakt, ook wierd de hegting van alle de reeds opgenoemde vaten, met de lyfmoeder, door het minfte geweld verbroken, ik heb liever gehad de eige woorden van de Schryver, met welke hy deeze waarnemingen befchryft, van welke ik blyde ben ooggetuigen geweest te zyn, te gebruiken. Dus heeft hy nu en dan gezien, dat het ey aan de lyfmoeder heeft vast gezeten, maar die hegting was omtrent de moederkoek eenigzints fterker, de vaten waren talfyker, .welke uit de moederkoek opryzende , en in de pypjens van de lyfmoeder geënt zynde, vertoonde zich een klaarblykelyke gemeenfehap tusfchen de lyfmoeder en der moederkoek: en deeze toonden wederom een onderfcheide middellyn, over 't algemeen niet veel grooter, als welke omtrent het adervlies befchreven, en van gelyken zeer teder zyn. Hier uit zou fchynen te volgen, dat men voor geen zwaarder bloedftorting te vreezen heeft,- wanneer de moederkoek zich van de lyfmoeder affeheid, dan wel wanneer het adervlies zich op een andere plaats van de lyfmoeder affcheide. maar by de zuortel van de moederkoek, alwaar deeze in de rondte boven het adervlies eindigt, vertoonde dat celachtig weefzel, tot bandachtige plooi);en byeen vergaderd, op nieuw een iveinig vaster hegting ; hier waren zeer. veele,' allerwydfte vaien, zo groot , dat fommige van deeze de vinger van een kind zouden hebben kunnen bevatten ; de oprechte aderboezems uit zeer zagte en zeer dunne rokken te zamengefteld, kort; uit welke terftond takken in de moederkoek tra den, veel kleinder, vooreen groot gedeelte, zeer teder: het geen eebleken beeft, wanneer de ftof, welke zy inhielden, uitgedreven 6 zyn- O).»** Pag. i» » Hhhhhh3  98a D E Z I £ K T E N S §.1304. zynde, hy naderhand linnen in dusdanige boezems zag. de takken kwamen uit de bodem der boezems, waar zy in de moederkoek ingroeiden, eenigzints op de zelfde wyze voort, als de holle ader , in de lever ingegroeit , haare takken tusfchen deszelfs zelfftandigheid uitfchiet (zf daar uit blykt tevens , waarom een zwaare bloedftorting kan volgen , offchoon de moederkoek voor haar grootfte gedeelte noch aan de lyfmoeder vast zit, zo zich de ronde rand alleenlyk maar begint aftefcheiden, alwaar die grootfte vaten zyn, byna zo fyn als fpinrach, en zo zagt en tenger, dat men dezelve naauwlyks kan aanraken, of zy vloeijen weg; waarom het niet te verwónderen is , zo zy in de nageboorte , welke de vroedvrouw met de hand uitgeleid heeft, of te zamen gevallen verdweenen zyn, of door de behandeling zyn ftuk gewreeven (a). Men kan dierhalve de onmiddelyke gemeenfchap der lyfmoeder-vaten, met de vaten van het ey niet in twyffel trekken , dewyl het ey langs de geheele omtrek , aan de lyfmoeder, door middel van de vaten gehegt is , zo dat een rechtftreekfche gemeenfchap der aanmerklyke lyfmoederlyke flagaders met de vaten van het ey ten klaarfte word beweezen: langs deeze vaten komt het bloed van de moeder rechtftreeks na het adervlies, en het vogt van het lam-vlies, dat de vrugt van alle kanten omringd , fchynt zich van dit bloed aftezonderen, want Levret heeft waargenomen (b), dat, wanneer men by een zwangere vrouw, door de venusziekte aangetast, kwikwryvingen had te werk geftelt, zo dat de vrugt tevens van deeze vuile kwaal wierd geneezen , het water van het lam-vlies als dan kenmerken gaf van de bevatte kwik: want als dan heeft het een loodachtige couleur, en op rood koper gewreeven, maakt het 't zelve wit, en wel zo veel te meer, in hoe grooter hoeveelheid het kwikzilver het lichaam van de moeder door de wryvingen was toegevoegd, ook fchynt uit het gezegde verftaan te worden, waarommen een kleine hoeveelheid bloed ten tyde van de verlosfing gewaar word, wanneer het (z) Uter.human.gravid. Anar. pag. ic. f» Ibid. pag. 11, (b) 1'Art des accouchem. No. 265. 266. pag. 43. 44.  $-.i304. DER ZWANGERE VROUWEN. o33 het water zich gezet heeft, gelyk de Vroedvrouwen fpreeken , de mond van de lyfmoeder reeds veel geopend heeft, en buiten dezelve uitfteekt. edoch dit word te recht voor een teken van een kort aanftaande verlosfing gehouden, want de vliezen kunnen niet buiten uit fteeken, ten zy dat verfcheide vaten, welke het adervlies aan de lyfmoeder vastmaakten, breeken, en eenig bloed uitftorten, waar door het lynwaad en de hand van de Vroedvrouw geverwt worden, nochte als dan kan zich een groote menigte bloeds uitftorten, om dat deeze allertederfte vaten , gebroken zynde , terftond toe zullen vallen, en het opgezette water de mond van de lyfmoeder ten eenemaal vervult; het geene gebroken zynde, volgd het hoofd van het kind terftond, en verftopt de opening, men fchryftdit wel gewoonlyk aan de geweldige verwydeung van de mond der lyfmoeder toe, waar door dezelve mm of meer zou gefcheurt worden; maar dusdanige fcheuring, dat de vaten breeken gebeurt niet altyd, en zo zy gebeurt, moet zulks als dan voornamentlyk gebeuren, wanneer het hoofd van het kind doorfchiet en nochtans blykt het, dat men meermalen reeds iets bloederigs gewaar.word, eer dat het water breekt, het geen allengskens meer opzettende , agtervolgens de zagte en ligtelyk wykende mond van de lyfmoeder wyder maakt, waar uit de voorgaande oorzaak meer bewysbaar fchynt te zyn. Edoch het geene van de hegting van het ey met de lyfmoeder door de vaten, is gezegd geweest, word ook door de waarnemingen van andere groote mannen bevestigd, dus getuigt dezeei vermaarde Simfon (c), dat hy de lyfmoeder van een vrouw op de zevende maand haarer zwangerheid geftorven, onderzogt heeft. waaneer hy de moederkoek affcheide, trok hy deszelfs fcheuten, ten minfte een halve duim lang voor uit, maar zy waren veel in getal, uit de geheele oppervlakte van de moederkoek opftaande ; fommige van deeze waren zo dik als een ganzen fchaft ; ja uit de geheele omtrek van het adervlies, ftonden vezelachttge draaden , zo fyn als een hair, op, welke in depypjens van de lyfmoeder,doordrongen. 00 An Inquiry how far the vital and animal adions &c, InPrxfat. pag. 9,  o24 D E ZIEKTENS : $.1304. een. maar wanneer hy die fcheuten van de moederkoek uittrok , (braken zy~) , en trokken zich terftond te zamen , en vertoonden de kortachtige oppervlakte van een moerbezie, de zeer vermaarde Albinus (d~) heeft in dat gedeelte van de zwangere lyfmoeder , waar mede de moederkoek- vereenigt is , kromme flagaders gezien, niet getakt, en zeer menigvuldig:* edoch zy fcheenen gebroken, om dat de moederkoek van de lyfmoeder was afgefchei. den. naderhand heeft hy dezelve met bloed vervult, en zich in de moederkoek vestigende bevonden : waarom 'er geen twyffel was, of zy behoorden tot de moederkoek, en dat zy het bloed in dezelve joegen, edoch men moet aantekenen , dat hy met al zyn zorg, noch door drukken, noch door opblazen, noch door te vervullen of op eenige andere, wyze , iets veranderd beeft. en dus fcheen alles in de natuurlyke legging en hegting te zyn. de zeer naauwkeurige Tafels, welke die uitmuntende ontleedkundige in 't licht heeft gegeven, van de zwangere lyfmoeder, verdienen wel nagezien te worden. Men is dierhalve zeker , van de gemeenfchap der lyfmoeder met het ey door vaten, en wanneer deeze door eenige hoe ook genoemde oorzaak verbroken worden , zal 'er een bloedftorting uit de lyfmoeder op kunnen volgen , welke veel overvloediger zal zyn, zo de omtrek van de moederkoek zich van de lyfmoeder los maakt; want op deeze plaats komen groote en talryke vaten uit de lyfmoeder tot de moederkoek, edoch het kan ook gebeuren, dat de vaten, welke uit de lyfmoeder na de moederkoek komen, breeken, en^nochtans geen 't minfte bloed uit de lyfmoeder te voorfchyn komt. dit heeft de zeer beroemde Albinus aangetekend (e), en aldus befchreven : by die baarende vrouw , zvelkers lyfmoeder ik in eenige tafels heb nagevolgd, was de moederkoek afgefcheiden, bevindende zich veel geronne bloed tusfchen dezelve en de lyfmoeder. maar de geheele omtrek van de rand was in Cd") Academ. Aimot. Lib. I. Cap. IX. Ipag. 34, & feq. (/) Ibidem pag. 36.  §.1304.1305. DER. ZWANGERE VROUWEN. 985 in 't minst niet afgeweeken, en daar door wierd verhinderd, dat 'er eenig bloed uit de lyfmoeder vloeide, in dusdanig geval is het nochtans te vreezen, dat het bloed, tusfchen de moederkoeken de lyfmoeder, uit de gebroke vaten vloeijende, in hoeveelheid toegenomen, eindelyk ook de hegting van de ronde rand van de moederkoek .met de lyfmoeder losmake, en daar door een zwaare bloedftorting volge, gelyk %. 1296. is gezegd geweest, want de moederkoek word niet in de lyfmoeder geënt door de uiterjle hairachtige eindens haarer vaten {f). dit verhinderd het oprechte vlies, niet alleen over de ronde oppervlakte van de moederkoek, welke de lyfmoeder raakt, uitgefpreid , maar ook de groeven van de moederkoek intreedendebyna op de zelfde wyze als het dunne hersfenvlies in de groeven van de hersfénen. nochte dit vlies kan een voortbrengzel zyn van het bloed , op de ronde oppervlakte van de moederkoek vergaderd: want hy heelt het zelfde in een zèer verfche, noch door de moeder verwarmde en rokende moederkoek, bevonden (g). (j. 1305*. f" Tet word gekend uit de wydergeworde LA mond van de lyfmoeder, een zwaare , verhaaste, zeer verzwakkende, levendige, ofbrokkerige, pynlyke bloedyloeijing. Dewijl deeze ziekte der zwangere vrouwen zo gevaarlijk is, zal het der moeite waardig zijn, de tekenen te kennen, niet alleen , wanneer de bloedftorting reeds plaats heeft, maar ook wanneer voor de toekomende bevreest is. Nochtans moet men aanmerken, dat alle bloedfiorting uit de lyfmoeder niet even gevaarlijk is, en dat het bloed fomtijds uit de fchamelheid vloeid , dat niet uit de lyfmoeder komt. alle die over (f) Noortwyk de utero gravido pag. 14. Cg) Ibidem pag. 21. Vierde Deel. Iiiiii  986 DE ZIEKTENS $. 1305. over de ziektens der zwangere vrouwen hebben gefchreven, hebben waargenomen, dat het aan fommige vrouwen gemeenzaam is, dat zy eenig bloed kwyt worden in de eerfte maanden der zwangerheid, en wel op het zelfde tijdperk , als de maanden, wanneer zy niet zwanger waren, by haar gewoon waren te voorfchijn te komen, dit gebeurt by fommige tot de vierde maand der zwangerheid toe. Mauriceau had een vrouw gekend, welke wanneer zy zwanger was, tot de zesde maand toe op de gewone tijd de ftonden kreeg (h); maar nochtans in kleinder hoeveelheid ; en zy bragt op de behoorlyke tijd gezonde kinderen ter waereld; waar van noch vijf in't leven waren, noch hy wasvoor eenig kwaad bedugt, zo 'er maar weinig bloed , zonder pyn , en op een zeker tydperk vloeide, en de mond van de lijfmoeder van gelyken gefloten was: want als dan weet men, dat het bloed niet uit de holligheid van de lyfmoeder vloeit, maar uit de vaten van de fcheede, of de uitwendige oppervlakte van de hals der lyfmoeder. hier over hebben wy in 't vorige Hoofddeel gefproken , alwaar over de maandelyke vloed gehandeld wierd. dit heeft de zeer vermaarde Hofman zeer wel gewaarfchouwt (i): bet gebeurt zeer dikwils, dat vrouwen die bloedrijk zyn, de tweede en derde maand een bloedvloeijing krygen, zonder pyn enkramp- ■ trekkingen in de lendenen en buik , zonder verzwakking en voorafgaande rilling, offtyvigheid der uiterjle deelen. maar in dit geval vloeit het bloed niet uit de holligheid van de lyfmoeder , maar eerder uit de vaatjens van de fcheede der lyfmoeder met verligting. Maar hoe wel wy zeker zyn door vaste waarnemingen , dat dusdanige weinig beduidende bloedftorting zonder gevaar gebeurt is, en het zeer waarfchynlyk is, dat als dan dat geene maar geledigt word, dat, wanneer de vaten van de groeijende lyfmoeder vervult zyn, en de vrugt gevoed is, overfchiet; heeftMau- ri- (Jt) Traité des Malad. des Femm» grofl*. Liv. L Chap. XX. pag. 155. CO Medic» ration. & fyftem. Tom. IV» Part» 3. Cap. 9. p. 6*z+  $. 1305. DER ZWANGERE VROUWEN. 987 riceau het eventwel veiliger geacht (k), de bloedrijkheid der zwangere vrouwen door de aderlating te verminderen , als wel deeze zaak geheel aan de natuur overtelaten. wy weeten zeker, dat Hippocrates het volgende heeft gezegd (/): een vrouw twee of drie maanden zwanger, moet, zo zy alle maanden de ftonden krygt, nootzaaklyk vermageren en zwak zv orden, fomtyds heeft zy ook op die dagen, zo lang de ftonden te voorfchyn komen, de koorts, en wanneer zy vloeijen, en wanneer zy gevloeit hebben , zvord zy bleek, hoe wel zy fpaarzaam vloeijen. uit deeze voorftelling blykt duidelyk, dat hier niet van een bloedryke zwangere vrouw gehandeld word; maar die bleek wierd, zo zy maar een klein verlies van bloed leed; en zekerlyk zou dit in dusdanig geval nadeelig zijn; om dat op deeze wyze het overtollige niet weggenomen word, maar het nodige vermindert; en dus is diergelyke bloedftorting nadeelig voor de moeder en de vrugt. buiten dat blijkt het duidelijk, uit het geene volgd , dat hy van het bloed fpreekt, dat uit de lijfmoeder komt. by deeze opent zich de lyfmoeder meerder dan behoorlyk is , en de vrugt verliest haar voedzel. en een weinig daar naar : maar zo de lyfmoeder zich meerder dan behoorlyk is opent, en het bloed alle maande^, op de gewone zvy ze laat vloeijen, word ook het geene in de lyfmoeder bevat zvord, tenger en zzuak. en op deeze wyze fchijnt de korte ftelling van Hippocrates (V») verftaan te moeten worden ; zo by een zzvangere vrouw de zuiveringen voortkomen, is het onmooglyk dat de vrugt gezond kan zyn. edoch Galenus {n) tekent in de verklaaring over deeze voorftelling fraay aan, dat, dewijl zuiveringen hier in 't meervoud ftaan, en het werkwoord voortkomen , 'er 00 Tn loco modo citato pag. 157. CO I>eMulier.morb.Lib.I.Cap. 23. Charter.Tom» VII.pag.744, O») Aphor. 60. Sett V. Charter. Tom. IX. pag. a$2* (V) Ibidem. Iiiiii 2  $58 DE ZIEKTENS 5.^05. 'er by word gevoegd, hier niet gehandeld word van een weinigje bloed , en maar eenmaal, maar dikwils, en veel. want die tem of tweemaal weinig (bloed) kwyt geraken, ziet men zulks by veele zonder nadeel van de vrugt gefchieden. daar op voegd hy 'er het volgende by : maar deuitlozing, welke de zwangere vrouwen te beurt valt, fchynt uit de aders van de hals der lyfmoeder te gefchieden. want het adervlies hangt inwendig in de holligheid zelve van de lyfmoeder; waarom zich langs het zelve niets in de fchamelheid kan uitlozen, tevens blijkt daar uit, dat men de korte Hellingen van Hippocrates nooit beter kan verftaan, dan wanneer zy door andere gelijkvormige plaatfen van de zelfde Schryver opgehelderd worden. Dus word de kennis van een gevaarlyke bloedftorting van de groote hoeveelheid, en de pynen der lendenen en van de buik, ^welke nochtans by de vrouwen die de ftonden hebben ook dikwils plaats hebben,) afgeleid; en fomtijds komt het bloed in den beginne in kleine hoeveelheid voort; welke oogenbliklijk ftaat gevolgd te worden van een zwaare bloedftorting uit de lijfmoeder; wanneer de moederkoek zich meer en meer van de lijfmoeder affeheid, of ook dat verfcheide vaten, het adervlies aan de lijfmoeder hegtende, los geraken, edoch het voornaamfte teken is, zo de opening van de lijfmoeder open gaat, en gaapt, welke by de zwangere vrouwen natuurlyker wyze zodanig toegetrokken is, dat dezelve byna gefloten is, daar intusfehen een flyjnerige geleiachtige ftof de kleine opening vult. 'er zal geen twyfel overig kunnen zijn, zo het bloed met een volle ftroom uit» vloeit, of ook brokken geronne bloed, te gelijk met pijn in de buik en de lendenen, en een daar op volgende groote verzwakking: maar die brokken bloed runnen, het zy in de lijfmoeder zelve, wanneer het bloed door de verbreeking der vaten uitgeftort, eenigen tijd ftilftaat, eer dat het aan de lijfmoeder gehegte adervlies afgefcheiden word tot aan de opening toe , en het bloed aldus een vrye uitgang heeft, wanneer het noch vloeibaar js: of ook worden die brokken in de fcheede van geronne bloed ge.  5.1305. DER ZWANGERE VROUWEN. 9C9 gevormt, wanneer zy, door de dyen tegen een te drukken, de vloed van het bloed zoeken te verminderen : zodanig geronne bloed word als dan van de aanwezende vrouwtjens zo menigmaal voor een zuiger of valfche bevrugting gehouden, dewijl het zelve in de fcheede tot een vry aanmerklyke grootte kan komen, maar niet in de holligheid van de lijfmoeder, welke door de vrugt en de nageboorte vervult is. Edoch wanneer dusdanige overvloedige bloedftorting der lijfmoeder aanwezende is, word zulks te laat gekend , en 'er volgd meestentijd een miskraam; waarom het van groot nut zal zijn, ook die tekenen te kennen , welke de noch niet aanwezende , maar, toekomende bloedftorting der lijfmoeder voorbeduiden, op dat namentlijk dezelve door een tydige hulp voorgekomen worde. Het blijkt van zelf, dat men deeze kwaal te vreezen heeft, zo de oorzaken voorafgegaan zijn , door welke men meermalen waargenomen heeft zulks veroorzaakt te worden; waar over in 't volgende Hoofddeel zal gefproken worden. Wy hebben reeds meer dan eens over die gemeenfchap, welke tusfchen de borften en de lijfmoeder plaats heeft, gefproken: wanneer de vaten der lijfmoeder meer opgevult worden omtrent het uitbarften der eerfte ftonden, zetten de borften op; by zwangere vrouwen zetten zich de borften op , wanneer de lijfmoeder opzwelt, daarom h&tft Hippeer at es (0) gezegd : wanneer de borften van een zwangere vrouzv fchielijk flinken, krijgt zy een miskraam, want het ftaat te vreezen, dat de vaten van de lijfmoeder , van de moederkoek en het adervlies losgeraakt, op diergelyke wyze toe zullen vallen; het geene zonder derzelver ontlediging naanwlijks plaats zal kunnen hebben; en düs heeft men voor een miskraam te vreezen , en met dezelve een bloedftorting uit de lijfmoeder, de ondervinding heeft deeze voorzegging van Hippocrates meer dan eens bevestigt, hy getuigt het zelfde in de volgende korte ftelling, zo een vrouw van een tweeling zwanger is, en de eene van CO Aphor. XXXVII. Secb. V. Charter. Tom. IX. pag. 217. Iiiiii 3  590 DE ZIEK TEN-S 5.1305. van de borften flinkt, als dan verliest zy een van deeze tweeling, maar aangezien, gelyk van te voren is gezegd geweest, de oude Geneesheeren gelooft hebben, dat de menfchelyke lyfmoeder uit twee holtens beftond , -waar van de regter het manneiyk, de linker het vrouwlyk geflacht. bevatte, daarom heeft Hippocrates gelooft, dat hy het geflacht der aanftaande misgeboorte konde bepaalen, na mate de regter, of linker borst flonk. maar ook heeft hy elders een voorzegging van degefteldheid der vrugt in de lijfmoeder van de borften afgeleid (p); zo een zwangere vrouw veel melk utt de borften kzvyt geraakt, betekent zulks een zwakke vrugt, maar zo de borften vast zyn, betekent zulks een gezonde vrugt. Edoch offchoon Hippocrates het Jchielyk ilinken der borften voor een volftrekt teken van de toekomende miskraam heeft gehouden, fchijnt hy tot alle hoop van, de vrugt te behouden niet verworpen te hebben, wanneer de borften flinken. want hy zegd (q) : die de vrugt zullen verliezen, worden de borften dun. maar zo zy wederom hard worden, zullen zy pyn hebben in de borften op de heupen, of in de oogen, of in de kniën , noch zy zullen de vrugt verliezen. Het fchijnt dierhalve, dat, ten zyde borften fchielyk flinken, 'er noch hulp kan plaats hebben, offchoon zy dun worden Hippocrates heeft van gelyk en de pyn in de buik en de lendenen, voor een teken van de miskraam gehouden (r): zoeenzwangere vrouw pyn in de buik en de lendenen heeft, is het te vreezen dat zy een miskraam kryge, de vliezen gebroken zynde, welke de vrugt bevatten, de pynen der lendenen in zwangere vrouwen baaren altijd agterdenken, zo zy langen tyd duuren , ten zy de verlosfing aanftaande is; vooral, zo zy by poozen wederom ko- OO Ibid. Aphor. LIL Charter. Ibid. pag. a*c. (q) Ibid. Aphor. LUI. pag. 226. (O De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. XXV. Charter. Tom. VII pag. 745-  $.1505.1306. DER ZWANGERE VROUWEN. 99i men, en omtrent de onderbuik een einde neemen; want als dan zijn het waarlijk baarens weeën, door welke de onvoiwasfe vrugt word uitgeworpen; en de miskraam word menigmaal door een gevaarlyke bloedftorting uit de lyfmoeder vooraf gegaan, daar en boven is dit ook voornamentlyk aan te tekenen , dat de bloedftorting uit de lijfmoeder ligtelijk wederkeerd, offchoon zy ten eenemaal fchijnt opgehouden te hebben : want gelijk de zeer ervare Vroedmeefter Puzos zeer wel heeft aangetekent (s), fchynt dat gedeelte van de moederkoek, het geene afgefcheide zynde, ■ de bloedftorting uit de lijfmoeder veroorzaakt had, zich niet wederom ligtelyk aan dslyfmoeder te laten hegten, zo dat het zelve wederom regt vast zit, maar de bloedftorting houd eerder op, om dat het geronne bloed zich in de gapende vaten zodanig nav derzelver middellijn fcbikt, dat het bloed verhinderd uittevloeijen : zo die brokken naderhand uitvallen, komt de bldfdftorting uit de lyfmoeder wederom , en meestal zwaarder en overvloediger, waar uit het blijkt, waarom men zo groote en langduurige voorzorg in zwangere vrouwen nodig heeft,' wanneer zy aan dit ongeluk onderworpen zijn geweest.: §• 1306. TP\e oorzaak bier van, zyn hevige gemoedsA^J aandoeningen, te fterke lichaamsbewegingen, tegenopftygende en vloedverwekkende middelen kwalyk gebruikt, ftoting van 't onderfte deel des onderbuiks. . De oorzaken, van welke de bloedftorting uit de lijfmoeder word waargenomen te ontftaan , zijn verfcheide; want fommige zijn zodanige, dat zy dezelve ook by gezonde en fterke vrouwen kunnen veroorzaken, gelijk b: v: een hevige ftoting tegen de (O - Académ. de Chirurg* Tom. I. pag. 362. 363.  DE ZIEKTENS J. 1306. de onderbuik, en allerhevigfte gemoeds aandoeningen: andere, min nadeelig , zijn nochtans voor fommige zwangere vrouwen gevaarlijk, als zijnde meer geftelt tot de bloedftorting uit de lyfmoeder, en de miskraam, daarby word de byzondere gefteldheid der lijfmoeder zelve te recht onder de oorzaken getelt. eindelijk kan ook zelfs de vrugt de oorzaak zijn. welke alie afzonderjyk verdienen opgemerkt te worden, opdat het beter blyke, watde kunst hier vermag, en welke hulp men nodig heeft, maar de oorzaken, welke in dit getal opgenoemt worden, zyn in zwangere vrouwen, welke voor 't overige zeer welvarende zijn, altijd nadeelig, en gevaarlijk; maar veel meer, zo zy een gefteldheid tot deeze ziekte hebben, in welke ook van ligtere oorzaken hetzelfde kwaad te vreezen ftaat. Hevige gemoedsaandoeningen. Hoe wonderlyke en haastige veiftideringen in het menfchelyk lichaam door hevige gemoedsaandoeningen ontftaan, is reeds meer dan eens gezegd geweest: ("ziet §. 104. 611. 629. 1062.1093. 1181. 1200.") daarom zal ik dezelve niet herhalen, het is genoeg hier aangetekent te hebben, dat alle de vaten van het lichaam in een fchielyke Vrees toegetrokken worden; door de gramfchap alle de vochten verdunnen, en de volle vaten opzwellen; door een allergrootfte droefheid is een opperfte Krijgsbevelhebber oogenblikkelijk dood gevallen, daar hy een weinig te voren onverzagt tusfchen duizend doodsgevaren was: de Spartaanfche moeder fterft terftond door een al te groote blijdfchap, onder de omhelzingen van haar wedergekeerde zoon, welke zy meende in den flag gebleven te zijn. zo men nu in aanmerking neemt, dat zo fchielyke aandoeningen, zo hevige fchokken, enz. die tedere vaten toegevoegd worden, welke het adervlies en de moederkoek aan de lijfmoeder hegten, zal het niemand vreemd kunnen fchynen, waarom hevige gemoedsaandoeningen zo dikwils van een bloedftorting uit de lyfmoeder by zwangere vrouwen gevolgd worden, een vrouw, dertig jaaren oud, fterk, en groot van geftalte, was byna  5.1306. DER ZWANGERE VROUWEN. m na daaglijksch op de markt, alwaar zy vry gewoon was, zich aan daaglijkfche kyvagiën en gramfchap over te geven, wanneer zy .nu naby het einde haarerzwangerheid was, ontfteektzy fchielijk in gramfchap, omdat eennabuurige vrouw haarvijf-jaarig zoontje floeg. terftond heeft zy, iets ongewoons in haar lichaam gevoelende, voorzegd, dat zy daar af zoude fterven. naar eenige dagen volgd 'er onverwagt een zwaare bloedftorting uit de lijfmoeder op; waar door zy aan de ftuipen is geftorven , eer dat .men iets heeft kunnen tot haar behoudenis in 't werk ftellen. men vond in het lijk twee vruchten van het mannelijk geflacht van. alle kanten met zwart, geronne bloed bedekt; waarmede de lijfmoeder ook vervult was, door dien de moederkoek en deszelfs vaten zich afgefcheurd hadden 0). De uitmuntende. Schryver -verhaald verfcheide andere gevallen, welke ons leeren, .hoe na.deelig de hevige gemoedsaandoeningen voor zwangere vrouwen kunnen zyn. ook heb ik 'er zelfs veele gezien , noch ik geloof -dat'er eenig Geneesheer is, of hy heeft diergelyke waargenomen, maar ik heb dit geval daarom uitgekozen, om dat die kor. te dolligheid by een gezonde vrouw, welke aan daaglijkfche kyvagiën en gramftorigheden gewoon, zo zwaare kwaal heeft kunnen veroorzaken, het zelfde is te vreezen van de onverwagte vrees, blijdfchap, enz.; en men vind 'er verfcheide voorbeelden -af in de geneeskundige befchryving. hier uit kunnen zwangere vrou.wen leeren, hoezeer zy zich voor de gemoedsaandoeningen moeten wagten , zo wel als de aanwezende, hoe groote zorg zy gebruiken moeten om een zwangere vrouw door hunne onvoorzigheid niet te vertoorhen, door een onverwachte, het zy goede of kwaade tyding, verfchrikken. ik ken een zwangere vrouw, welke zeer gerust geflapen had , terwijl in de buurt een gevaarlyke brand was: baar zorgvuldige moeder, 's morgens tot haar komende, wenschfe haar dochter veel geluks, dat zy door een zag„te flaap van alle vrees was bevrijd geweest, terftond heeft de ellen» O) Peu Pratique des accouchem. Liv. I. Chap. VIII, pag.79^ 'Vierde Deel. Kkkkkk  m DE ZIEKTENS §.1306. lendige overliet geheele lichaam beginnen te beven, en benaauwt te worden , en het geheele bedde wierd reeds met bloed overftort waar opeen flaaiiwte volgde van ftuiptrekkingen verzeld; maar zy heeft een miskraam van vier maanden gehad. Te fterke lichaamsbewegingen. Genoegzame dikwervige oorzaak van de bloedftorting der lijfmoeder en van de miskraam welke de zwangere vrouwen nochtans zouden kunnen voorkomen, zo zy maar wilden, een matige lichaamsbeweging is ten tyde der zwangerheid voordelig, vooral het wandelen: ja wy zien de vrouwen der landbouwers gemakkelyk den gewonen arbeid verrichten, wanneer zy zwanger zijn, zo zy zich maar niet te zeer vermoeijen , of denzelven door een fterke poging van het lichaam verrichten. Het is bekend, dat de beweging van het aderlijk bloed na het hart door de beweging der fpieren verhaast word, en dat dus ook de radheid van de omloop door de vaten van het lichaam vermeerdert word. (ziet §. 99.) maar §. 100. worden onder de uitwerking van een radder omloop ook de volgende gerekent: namentlijk, de kracht van het bloed in de ontfangende vaten geiaagt het fterk tegen elkander wry ven van de vaten en het bloed, een grooter hitte, fcherper hoedanigheid der fappen, zo men nu deezè uitwerkingen met het teder maakzel der vaten, welke het adervlies en de moederkoek aan de lijfmoeder hegten, vergelijkt, zal het van zelfs blyken, dat men door eene al te hevige lichaams beweging voor het verbreken deezer vaten te vreezen heeft, waar op een bloedftorting uit de lijfmoeder zal volgen. Hier uit blijkt het, aan hoe groot gevaar zich de zwangere vrouwen blootftellen, wanneer zy zich aan het dansfen begeven , reizen ondernemen, hevige pogingen doen, gewigten opligten, enz.: hetfchudden alleen van een rytuig, vooral wanneer de weg ongelijk is, heeft zo menigmaal een bloedftorting uit de lijfmoeder en een miskraam veroorzaakt: en dit gevaar is zo veel te grooter, hoe zy nader by de verlosfing zijn. waar uit blijkt,hoe gevaarlijk de raadgeving is voor zwangere vrouwen, om zich de laat-  J.i3©6. DER ZWANGERE VROUWEN. 905 laatfte maand der zwangerheid in een rytuig te laten voeren, op hoop namentlijk, dat de vrugt fchielyker door deeze fchuddingen nederdale, en de verlosfing gemakkelyker worde, ik heb 'er eenige gezien, die de voorzichtige raad belachten, wanneer haar terftond naar dat zy hevige bewegingen hadden gehad , geen 't minfte kwaad was overgekomen; maar fommige van deeze hebben naar eenige uuren, andere naar een dag of twee , een gevaarlyke bloedftorting uit de lyfmoeder gekregen. Mauticeau heeft zich bedroeft (u) , zulks aan zyne eigene zuster te zijn overkomen, welke in de laatfte maand haarer zwangerheid, op haare kniën gevallen , de buik tegen de grond had geftoten, en dewyl zy niet veel last, geduurende een of twee dagen gewaar wierd , heeft zy de voor haar zo nootzaaklyke lichaams rust verzuimt; maar de derde dag heeft zy onverwagt hevige buikpynen gevoeld, waar op terftond een hevige bloedftorting uit de lyfmoeder volgde , waar aan zy is geftorven. want wanneer fommige vaten , welke het adervlies hegten , breeken, word het bloed allengskens uirgeftort, het wel vergaderd zynde adervlies meer en meer van de lyfmoeder affeheid; en dus verfcheide vaten gebroken zynde, vloeit het bloed al golvende uit de lyfmoeder. Het is te overbekend, dat ondeugende vrouwperfonen , de vru^t, door het lichaam fterk te fchokken, zoeken te vernieIJippiicrates heeft aan een zangeres, welke zwanger was, bevolen (w) , dat zy zoude fpringen; wanneer zy nu zevenmaal had gefprongen, is , het geene zy ontfangen had, op de aarde gcvloeit• en men hoorde een geluid, daar op heeft hy het menfclien ey befchreven, in welkers 'vlies het bevatte vogt doorlchynende was. maar 'er fcheenen witte en dunne veezelen in het vlies 00 Traité lesMalad.desFemni. groff. Liv. I.Chap.XXI.p. IÖ2. 00 De Natur. Puer. Cap. II. Charter. Tom. V. pag. 312. Kkkkkk 2  996 DE ZIEKTENS ^i3o6V vlies te zyn, met een dik en rood waterbloed omtogen , enftriemen van buiten omtrent het vlies, in kleine misgeboortens, welke te gelyk met de geheele vliezen uitkomen > vertoont zich het adervlies geheel met draden gehaakt, welke de eerfte beginzelen van de moederkoek zyn: maar die bloederige tekenen , gelyk ftriemen, en dat dikke roode waterige bloed,- dat die witte en dunne veezeis omtoog, fchynen ons te leeren, dat het ey reeds aan de lyfmoeder is gehegt geweest, maar of het alleenlyk maar een vrugt van zes dagen is geweest, fchijnt twijfFelachtig; om dat het ey op dien tyd van de zwangerheid misfchien noch niet aan de lyfmoeder gehegt is; nochte de vaten van de lyfmoeder zodanig wyder geworden, dat zy het bloed laten lopen: man Hippocrates verhaald (x), dat deeze zangeres met mannen had omgegaan, en van andere vrouwtjens had gehoord, dat wanneer een vrouw zal ontfangen, het zaad inwendig blyft, en niet na buiten uitgaat, hier door heeft het ligtelyk kunnen gefchieden, dat zy reeds verder in- haare zwangerheid, vooral dewyl dat geene zy ontfangen had , naar de zevende fprong voortkomende, by een raauw ey word vergeleken , aan het welke langs rondsom de fchaal is ontnomenMaar hoe of die raad van Hippocrates met zyn vloek, wel-, ke ftrengelyk verbied, dat de Geneesheeren een afdryvend middel aan de vrouwen zouden geven, overeen kan gebragt worden, is niet ligt te zien. fommige willen, dat dit boek, over de natuur van een kind, niet door Hippocrates, maer door P*lybus is gefchrevèn geweest : andere houden ftaande, dat alleenlyk het zaad aldus is uitgeworpen, maar met de gevormde vrugt; waar over men Meiboom kan nazien (y\ Tertullianus heeft zekerlyk in zyne verantwoording zeer wel gezegd : het is ons, naar dat de dood/lag ons eenmaal verhoden is , niet toe- (x) De natura pueri Cap. II. Charter. Tom. V. pag, IX* (y) Hippoc» Jusjurand. Cap. XV» pag. 144.  §.1306. DER ZWANGERE VROUWEN. 997 toegelaten zelfs het geene in de lyfmoeder ontfangen is , wanneer den mensch noch dn zyn begin is , los te maaken. Men kan dierhalve over 't algemeen vastftellen, dat de hevige fchokken van het lichaam altyd te vreezen zyn voor zwangere vrouwen, en duszorgvuldiglyk moeten vermyd worden, intusfchen ontftaan deeze fomtyds door zodanige oorzaken, welke men niet altyd kan vermyden. dus heb ik door een k*vig en geduurig niezen , in een beginnende verkoudheid der neus , een bloedftorting uit de lyfmoeder zien veroorzaken. Waarom wanneer de zinkens algemeen heerfchen, de zwangere vrouwen gewaarfchouwt moeten wordendat, zo zy maar de minfte verkoudheid in de neus gewaar worden, zy de neus dikwerfmet laauw water en melk ftoven. een zwaare hoest-heeft veel dikwerviger nadeel gedaan, welke het allerlastigfte is, in de laatfte maanden der zwangerheid, dewyl de opgezette buik de vrye beweging van het middenrift verhinderd (z). men moet terftond die hevige hoest door zeer zagte middelen , en vooral door borst-fyroop te hulp komen, edoch hoewel ook de fchokken door het braaken veroorzaakt gevaarlyk zyn , ontftaan de misktaamen en bloedftortingen uit de lyfmoeder meermalen door een ZWTegenopftygende en vloedver wek kende middelen , kwalyk gebruikt. Van te voren §. 1300. is gezegd geweest, dat zeer zagte tegenopftygende middelen , en middelmatige hartfterkende middelen voor zwangere vrouwen voordeelig zyn. hier worden die middelen alleenlyk maar veroordeeld, welke van derzelver uitwerking de naam van vloedverwekkende middelen hebben gekregen, over welke §. 1291. gehandeld is, de Geneesheeren moeten doch hier in voorzichtig zyn, op dat zy 00 Mauric. Traité des Malad. des Femm* grolT. Liv» I. Chap. XVI. pag 141. 00 Levret 1'art des accouch. pag. 195. Kkkkkk 3  qQ8 DE ZIEKTENS 5.1306. zy door ondeugende vrouwperfonen , die de vrugt trachten aftedryven , niet bedrogen worden , dewyl zy daar door haare fchande, vooral in 't begin der zwangerheid, zoeken te bedekken, wanneer de noch niet opgezette buik, noch geen zeker teken der zwangerheid geeft, ik heb vooral op dusdanige altyd agterdenken gehad, welke, een goede couleur hebbende, over de opftopping der ftonden klaagden, en tevens fterke middelen verzogten, verzekerende,^ dat zy zo fterk van geftel waren, dat men van zagtere middelen niets goeds te verwagten had. in dusdanig geval heb ik onfchadelyke middelen gegeven , welke het lichaam op onderfcheide wyze konden verontrusten; door welke geneeskundige list ik meer dan eens verkregen heb, dat zy, met ydele hoop gevoed, de buik gezwollen zynde, eindelyk bekenden, dat zy zwanger waren, en niet meer over het afdryvenvan de vrugt, maar om in 't geheim te baaren, dagten. Want die middelen , welke de naam van vloedverwekkende middelen verdienen , zyn byna alle fcherp ; edoch Hippocrates (b) heeft gewaarfchouwt: maar daar zyn 'er, die eenig fcherp of bitter, buiten gewoonte , gegeeten of gedronken hebbende, cle vrugt verliezen, wanneer het kind dat in de lyfmoeder is noch teder is. want zo het kind iets buitengewoons overkomt, en het zelve noch zeer klein is , fierft het zelve, maar wanneer de vrugt dood is, is de miskraam, welke gemeenlyk van een bloedftorting uit de lyfmoeder vcrzeld gaat, onvermydelyk. Maar alle fcherpe dingen, welke, het zy de lyfmoeder zelve, of de deelen aan de lyfmoeder nabuurig aandoen, en tot een fterke te zamentrekking prikkelen, worden te regt onder de oorzaken van de bloedftorting uit de lyfmoeder getelt. het is bekend, dat men zagte prikkelende klyfteeren, als ook onderzetzels by de baarende vrouwen gebruikt, niet alleen , om de dikke drek uittehalen, maar ook met die uitwerking, om de weeën op te wek- (V) De Muiier. Morb. Lib. L Cap. XXIV. Charter. Tom. VII. pag. 745-  $.I3o6. DER ZWANGERE VROUWEN. 999 wekken, zo zy te zwak zyn : daarom worden fcherpe zuiverende middelen by de zwangere vrouwen altyd vermyd, dewyl zy niet alleen moeilyke buikpynen, maar ook een parsfing omtrent de iegte darm, veroorzaken; welke, volgens getuigenis van Hippocrates 00, z0 zy een zwangere vrouw ontftaat, een miskraam veroorzaakt. Galenus voegd 'er in de verklaring by f/); dat, door dusdanige arbeid en moeilyke poging, het geheele lichaam, en voornamentlyk de lyfmoeder, aan de regte darm gehegt, aangedaan word. Het is klaar, dat het zelfde, om de zelfde reede, van een zwaare koude pis ftaat te vreezen. Stoting van het onderfte deel des onderbuus. Want de lyfmoeder, door de vrugt welke zy bevat, opgezet, bezet het voorfte gedeelte van de buik; waar door de beweging van de vruwt in de lyfmoeder, door 't opleggen van de hand, gemakkelyk kan gevoeld worden, zodanig geweld toegebragt zynde, kan de hegting van het adervlies, en de moederkoek met de lyfmoeder , °niet alleen vernietigt worden, maar de lyfmoeder gefpleeten; gelyk uitte voren gezegde blykt. dit is de reede,waarom het vallen voor zwangere vrouwen zo gevaarlyk is; vooral, zo zy voorover vallen, dewyl de vooruitfteekende buik als dan byna altijd tegen de grond ftoor. waarom ook in de heilige wetten (e) een geftrenge ftraf gefield word , tegen die geene, die een zwangere vrouw tegen de buik zal geflagen hebben. Edoch, gelyk een weinig te voren is gezegd geweest, kan buiten en behalven de reeds opgenoemde oorzaken , in de lyfmoeder zodanige gefteldheid aanwezende zyn , dat ook door liote oorzaken een bloedftorting der lyfmoeder, en een miskraam volgd; ja zelfs fomtyds, zonder dat'er een aanmerklyke oorzaak is voorafgegaan, maar zodanige gefteldheid is de lyfmoeder fomtyds O) Sea.VII. Apbor. XXVII. Charter. Tom, IX, pag. 304. OO Ibidem pag. 305. CO Exodi Cap XXI»  i6oo DE ZIEK TEN S $.1506, tyds met het overige van het lichaam gemeen, fomtyds de lyfmoeder alleen eigen, dus waarfchouwt Hippocrates (f), dat in de fteeden tegen het.zuiden overgelegen , de lichamen meestentyds zwakker zyn ; hy voegd 'er by : de vrouwen zyn aan de ziektens en vloeijingen onderhevig, daar door zyn veele door de ziekte , niet uit de natuur onvrugtbaar, en krygen dikwils een miskraam, dus heeft hy ook elders gezegd (g) : die, de lyfmoeder buiten natuurlyk dun hebbende, zwanger zyn, verliezen'de vrugt met de twee maanden, eer dat dezelve dikker is geworden. ' Hier aan gelykende leest men elders (h); alwaar hy waarfchouwt dat door deeze oorzaak ook een tweemaandige vrugt word afgedreven : fommige hebben ook to rZp.», in de plaats vanro só/am, gele"ezen (/); zo dat de zin*in dusdanig geval zou zyn, dat de mond van de lyfmoeder niet dik moet worden, maar het geheele lichaam, want aldus komt die voorftelling met de reeds aangehaalde korte ftelling overeen, dit word daarenboven bevestigd, om dat hy 'er terftond het volgende by voegd (k) : dat zo dezelve buiten natuurlyk dik geworden is, ontfangt zy niet. want het te dikke net op de lyfmoeder leggende drukt dezelve , en laat dezelve met toe te ontfangen. alwaar de vetheid duidelyk tegen eene al te fterke vermagering word tegen overgefteld; welke hy gebied te verminderen,. om dat zy anderzints niet kunnen ontfangen (/). Maar ook kan de byzondere gefteldheid van de lyfmoeder zélve, het overige van het lichaam zich wel bevindende , oorzaak van deeze kwaal zyn. by Hippocrates (m) word aldus geleezen: maar die middelmatig diLvau lichaam zyn, verliezen met de twee en •( (f) Deaërelocis &aquisTextu9&io. Charter.Tom.VI.p.i93» (g) Aphor. XLIV. Sect. V. Charter. Tom. IX. pag. 221. (70 Denaturademuliebri Cap,XIX. Charte.Tom.VII. pag.6900') Ibidem pa?. 895' 00 Ibidem pag. 690. 00 Seift. V. Aphor. XLVI. Charter. Tom, IX. pag. 222. O») Ibid. Aphor. XLV.  5.1306. DER ZWANGERE VROUWEN. ioor en drie maanden de vrugt zonder klaarblykelyke oorzaak, de holligheden der lyfmoeder zyn by haar vol flym, en kunnen door de zwaarte de vrugt niet bevatten, maar zvorden afgefcheurt. maar de kennis van diergelyke ziekte heeft hy aldus 00 : maar dit zult gy op deeze wyze weeten. zy word vogtig, en vloeit van flym en lymerige fioffen , en dezelve byt niet: en zvanneer zy opgehouden heeft van de vloed gezuivert te worden , komt 'er geduurende twee of drie dagen met de maana1 ftonden flym uit de lyfmoeder. Hy vermaant elders (0) , dat fommige vrouwen gemakkelijk ontfangen, maar met de derde of vierde maand , zonder eenige toevallige oorzaak, een miskraam krygen ; zo de lyfmoeder, het zaad ontfangen hebbende, of zweer en in dezelve ontftaan zynde, effen is. zuant zo zy glat is, zitten de vliezen, welke de vrugt inhouden, fomtyds minder vast als zy zoel moesten. Daar en boven heeft het uit het vorige gezegde gebleken , dat, wanneer de vrugt groeit , de lijfmoeder van gelyken in grootte toeneemt, om. dezelve te kunnen bevatten. Hippocrates (p) fchijnt deeze oorzaak der miskraam waargenomen te hebben, wanneer de lijfmoeder niet grooter wierd. dus fchrijft hy. maar zo zy wel ontfangt; maar de tweemaandige vrugt naauzvkeurig op dezelfde tyd verliest; en niet voor of naar; en zulks haar twee of driemaal op dezelfde zvyze gebeurt; of ook, zo zy een miskraam 'van meer maanden krygt; deeze haar lyfmoeder neemt niet in grootte toe, daar de vrugt in dezelve groo* ter zvord, en ouder dan twee of drie maanden is. maar deeze zvord zoel grooter, edoch de lyfmoeder niet, daarom zyn 'er zee- ker 00 De Natur. Mulieb, Cap XVII. Charter. Tom. VII. pag. 689. (O De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. XXI. Charter* Tom. VIL pag. 7jg. O) De Iirfoecundis Cap. XVIII. Ibid. pag. 85;. VierdeDeel.  ïoo2 D E ZIEKTENS $.1306, ker veele, die op dezelfde tyd een miskraam krygen. ik heb^verfcheide diergelyke gevallen gezien, en ik verwonderde my voornamentlijk, dat een zeer gezonde vrouw, zonder eenige klaarblvkelvke oorzaak, omtrent het einde der vijfde maand menigmaal een miskraam kreeg, en nimmer een rype vrugt ter waereld bragt, offchoon ook de allerervarendfte Geneesheeren alle vlijt aanwendden. Waarom Hippocrates niet te onregt, naar dat hy de onderfcheide oorzaken, door welke een miskraam kan ontftaan, heeft opgenoemt (f), het volgende 'er by voegd : maar ook heeft de Mmoeder zelve een zaad, waar door zy de vrugt afdryft, wanneer zy met winden gekzvelt is, zy digt, groot en klyn is, en door andere diergelyke word aangedaan , een vermaard Vroedmeefter getuigt, dat hy by fommige vrouwen de lijfmoeder zo warm heeft bevonden, dat de vrugt door deeze onmatige warmte ftierf en uitgedroogt verharde : dit heeft hy vooral by een zekere vrouw waargenomen, by welke hy de inwendige oppervlakte van de lijfmoeder, droog en rouw wierd bevonden, tevens met zo een zwaare hitte , dat zy voor de ingeftoke hand lastia was, en niet lang konde geleden worden : de vrugt was dood uitaedroogt en hard: de moederkoek klein, doren zeer fterk'aehe^t, zo dat zy zeer moeilijk van de lijfmoeder konde trefcheiden worden, hy tekent tevens aan, dat dezelfde vrouw verfcheide miskramen had gehad door deeze al te groote warmte dCDe oorzaken wélke de miskraam doen ontftaan , fchynen vry wel in twee foorten verdeelt te worden, gelijk men byDuret(s) leest • alle de oorzaken der miskraam, zo wel inwendig geborenr als van buiten aankomende , worden tot een tweederlei onmagt ge- (fi De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. XXIV. Ibid. pag. 745. (r) Peu, pratique des accouch. Liv. II. Chap.XVIL pag. 535. Q-) In Coac. Hipp. pag- 442.  5.1306. DER ZWANGERE VROUWEN. roo3 gebragt; de eene om de vrugt te dragen, de andere om dezelve te voeden. Daar en boven, zo de vrugt fterft eer zy volwasfen is , door welke oorzaak zulks ook gelchiede , zal daar door een bloedftorting uit de lijfmoeder, met uitjaging der doode vrugt, kunnen volgen, hoe wel fommige zeldzame gevallen gebeurt zijn , dat de doode vrugt, geduurende verfcheide maanden, ja jaaren, in de lijfmoeder bleef, nochtans word dat onnutte gewigt meestentijds kort daar naar uitgejaagt. maar zo dra dit eerfte beginzel van den mensch leven begint te krygen , is het reeds bekwaam tot fterven : nochte 'er worden zo hevige oorzaken vereischt , om de tedere onvolwasfe vrugt in de lyfmoeder te dooden. want het is een onveranderlyke waarneming; dat het grootst gedeelte der menfchen fterven, wanneer zy zeer naby aan hunne oorfprong zyn. want meestentyds , wanneer zy klein zyn , zyn zy zwak. ja zelfs worden ook grooter vrugten afgedreven, waarom de vrouiven zich niet moeten verwonderen, dat zy tegen wil en dank de vrugt verliezen, want 'er is veel voorzorg en weetenfchap nodig, om de vrugt te voldragen, en te voeden , en van dezelve in de baaring verlost te voorden (t~). Behalve dat zyn 'er oorzaken der bloedftorting uit de lijfmoeder , welke tot de vrugt behooren ; maar welke nochte zeker gekend , nochte weggenomen, nochte voorgekomen kunnen'worden, offchoon zy bekend waren, de Vroedmeefters hebben waargenomen («), indien de navelftreng, zo zy korter als na gewoonte is, of ook zo zy langer is , de hals of de ledematen omwonden word, 'er als dan door de beweeging van de vruin gevaar is, dat de moederkoek zich van de lijfmoeder affcheide °en 'er een bloedftorting uit de lijfmoeder op volge. zodanig ge- O) Hippocr. de Muiier. morb. Lib.I. Cap. XXV. Charter.Tom» VII. p*'i. 745' ■ , . 'd n- P¥. T O) Mauriceau Traité des Malad. des Fe ram» groll. Tom. I» pag' 159' Llllll ,  ioo4 DE ZIEKTENS 5.1306. geval leest men (w); en het is bekend, dat de verlosfing dikwils door deeze zelfde oorzaak moeilijk word, gelijk naderhand zal gezegd worden, wanneer de vrugt door deszelfs eigen navelftreng verlinkt , zelfs ook door de hevige pogingen der baarende vrouw niet kan uitgejaagt worden, de moederkoek zit meestal aan de bodem der lyfmoeder vast, ook fomtijds aan de zyden , zelde groeit zy aan de hals der lijfmoeder vast ; het geene gebeurende, kan men omtrent het einde der zwangerheid de bloedftorting uit de lyfmoeder niet verhoeden (xj. ik heb een adelyke vrouw tweemaal een dood kind zien ter waereld brengen, dat in alles wel gefield was, maar de navelftreng had het zelve in de midden fterk met een knoop geprangt , en dus was alle gemeenfchap tusfchen de moeder van de vrugt onderfchept. het fchijnt dat de navelftreng by geval een ftrik had gemaakt, daar het lichaam van de vrugt geheel is doorgegaan, en naderhand door deszelfs beweging en gewigt de kncop zodanig heeft toegetrokken, dat de navelftreng-vaten ten eenemaal toegedrukt wierden; want wanneer die knoop los gemaakt wierd, heeft het geheele gedeelte van de navelftreng, dat tusfchen de knoop was, zich plat vertoont, zy heeft voor en naar deeze twee ongelukken levendige kinderen ter waereld gebragt. Hier uit blykt, dat de bloedftorting der lijfmoeder door wonderbare en verborge oorzaken , welke door de menfchelyke voorzigtigheid niet kunnen vermyd worden, kan voortgebragt worden, nu volgd de overweeging van die dingen, welke vereischt worden, om een zwangere vrouw aan zo groot gevaar te ontrukken, wanneer het bloed uit de lyfmoeder vloeit. ■ 00 Académ. des Scienc. 1701. Mem. pag. 118. O) Levret» 1'Art. des accouchem. pag. 39. S.1307.  $.130?. DER ZWANGERE VROUWEN. 1005 JL' moed en lichaam, een matige koude lugt, de aderlating, te zamentrekkendemiddelen, opiaten. Stilte van gemoed en lichaam. Uier over Hemmen zy alle eenpariglijk overeen, want dewijl, gelijk in 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest, de al te fterke lichaams bewegingen en hevige eemoeds aandoeningen, dikwervige oorzaken zyn van de bloedftorting uit de lijfmoeder, blijkt het van zelve, dat de rust ten hoogfte nootzaaklyk is , op dat al het bloed niet ten eenemaal langs de opene vaten van de lijfmoeder uitga, en 'er een onvermydelyke dood op volge. daarom moet men terftond de kleederen losmaaken, op dat de uitwendige vaten op geenerhande wyze gedrukt worden, en dus het bloed dat door de inwendige vaten word bewogen , niet in hoeveelheid toeneme. daar naar moet men zorg dragen, dat zy regtlynig leggen; want aldus voorkomt men, zo veel mooglijk de flaauwte. Een matige koude lugt. Zy zijn door het overgroot ver* lies van bloed dikwils geheel bleek en koud; en als dan verminderd de bloedftorting, ja houd zelfs fomtijds ten eenemaal op; maar zo dra men haar te zwaar dekt, of dat de uiterften van het lichaam met warme doeken geftooft worden, begint zy terftond wederom op nieuw, want de geheele hoop beftaat daar voornamentlijk in, om, wanneer 'er noch zeer weinig leven overig is, de opene vaten tijd te geven om zich toe te trekken , of dat zy met geronne bloed geflopt worden, waarom men het prijst, dat zv niet op het bedde, maar op een paards haairen matras leggen, om dezelfde reede moeten zy met geen hartfterkende middelen verkwikt worden, offchoon zy ten hoogfte verzwakt, vooreen flaauwte vreezen; of zo men eenige gebruikt, moeten het alleenlijk zeer zagte zijn, en niet geestachtig, de aangename welriekende kracht van citroen, citroen-kruid, linde bloesfem, roojen, LH 111 3 vlier  ioo6 DE ZIEKTENS $. 130?. vlier bloemen, en diergelyke, als ook van de drupwateren, welke van deeze worden gereed gemaakt, zijn genoegzaam, maar op wat wyze de hitte der lugt kan getempert worden, is by het tweede getal §. 605. gezegd geweest, men heeft zo menigmaal waargenomen, dat de gekwetfte Soldaten, van al hun bloed byna uitgeput, wanneer zy langen tijd onder de dooden wierden gelaten, naderhand wederom herfteld zijn, daarzy, door meer zorg voor hun te dragen, zouden geftorven zyn. by een andere gelegenheid §. 161 is gezegd geweest, dat een Boer herfteld is, die, naar dat hem de oxel flagader afgefheeden was , voor dood wierd gelaten, maar hoe groot nut het koude water in het bedwingen van de bloedftortingen aanbrengt, is van tevoren 5. 1200. N°. 2. breeder beweezen geweest, men leest by Hippocrates het volgende , om de bloedftorting uit de lijfmoeder te bedwingen (y): brengt een natte fpongie aan dezelve ; en legd een effen, zagt, afgefchooren linnen, met kout water doortrokken, op de buik, en fort koud water over dezelve, en maakt een bedde dat hooger aan de voeten is, en fpreid het aldus, by Mofchio vind men ook diergelijk (2): maar men moet de geene die beginnen te geneezen in een kleine, en donkere, en middelmatige koude en digte kamer leggen, de voeten moeten hoger leggen als het hoofd, in alle ftilte en lichaams rust : maar alle beweeging verwekt de vloed: zo dat zy de beenen over elkander hebben leggen; en groote fpongië'n, in koud water, of water en azyn gedoopt, op de deelen 'zelve, leggen, dat is op de borst, Onooglijk de fchamelheid, dewyl inde griekfche voorftelling geleezen word,) als ook op de nieren, en de liesfen. zo dat ze ook dikwils verwisfeld worden, op dat zy door het lichaams? eftel niet warm worden, ook moet men alle de uiterfte deelen ftyver houden , en met zoindzels binden, of het aangezigt met koud water befproeijen, ook met versch zouter wasfchen, en haar geheele lichaam met zvaijers be- waai- (y~) De muiier. morb. Lib. II. Cap. IV. Charter. Tom. VII. p. 797. (V) Spach. gynoec. pag. ló ; & Harmon. gynoec. part* polti Cap. XX. pah. 32.  5.1307. DER ZWANGERE VROUWEN. iö>7 waaijen. ja ook word het koude bad ter zeiver plaatfe aanbevolen uit een afkookzel van te aamentrekkende planten, maar dewijl'zulks de lichaams beweeging vereischt, blijkt het duidelijk, dat men het zelve niet wel heeft kunnen te werk ftellen, ten zy de bloedftorting reeds veel gemindert was , of byna ophield ; waar door het eerder door te verfterken zoude dienen om dc wederkeering te verhinderen , als om een hevige bloedftorting te bedwingen: dit blijkt ten minfte daar uit, dat de Geneesheeren eertijds van een matige koude lugt , en verkoeling van het geheele lichaam veel goeds verwagt hebben : waarom men ook koud water meteen weinig citroenfap gewoonlijk voor een drank geef r, en wanneer men fappen geeft, moeten van dezelve de kouds maar even af zijn. De aderlating. Welke nochtans naauwlyks van gebruik zal zijn , wanneer de moederkoek van de lijfmoeder los gerankt zynde het b'oed al golvende uit de lijfmoeder vloeit: want de verminderde hoeveelheid van bloed zal niet verhinderen, dat het geene noch overig is, langs de groote en opene vaten uitvloene, en dus door de ontledigina; eerder een ftuiptrekking en de dood votee de aderlating is van groot nut om de bloedftorting der lijfmoeder te verhoeden , zo men voor dezelve by een zwangere vrouw, wanneer zy gevallen is bevreest is; te regr ftelt men dezelve ook te werk , wanneer zich eenige weinige vaten losgemaakt hebbende, weinig bloed uit de lijfmoeder komt; want aldus word het toenemen der bloedftorting fomtijds ook door de rust van het lichaam en gemoed voorgekomen, en de miskraam verhindert, wanneer van Helmont de Geneesheeren berispte 00» dat zy in de onderdrukte en te fterk vloeijende maanden de ader openden, heeft hy gezegd : het zal misfchien zyn gelyk of men een al te wild paard door een zenuw te kwetfen, doet hnken. want zo de zwangere vrouwen dit gevaar zyn ontkomen , is het altijd te vreezen , dat zy door zo zwaar verlies van bloed in een ongedaantheid, en waterzugt zullen vervallen. f» In Capitulo de Conceptis No. 23. pag* 487-  iooS DE ZIEKTENS 5. 1307. Te zamentrekkende middelen. Wat men verhopen kan van de te zamentrekkende middelen ,. wanneer zy de geopende vaten, welke overvloedig bloed Horten , niet onmiddelijk kunnen toegevoegd worden, is by het tweede getal §.1200., alwaar over de bloedftorting wierd.gehandeld, gezegd geweest, edoch het bloed vloeit uit de vaten van de lijfmoeder, welke men geen ftempende «middelen kan toevoegen, en dus kan al het geene , dat toen gezegd is geweest, ook de bloedfiorting der lijfmoeder toegepast worden. Ik weet wel, dat de fteekpillen, uit te zamentrekkende middelen bereid, van Hippocrates, en andere Geneesheeren gepreezen worden : maar zy zitten in de fcheede, en kunnen langs de mond van de lijfmoeder niet ingedrongen worden ; hierom kan men ook van deeze. geen zekere hulp verwagten. edoch wanneer de fcheede door deeze geflopt word , word bet bloed , dat zo vry niet uitvloeit, brokkerig, niet alleen in de fcheede, -maar ook fomtijds in de mond der lijfmoeder ; en dus kan de bloedfiorting wel eenigzints vertraagt worden; maar ook zal het zelve, tevens, wanneer de opene vaten voortgaan met bloed teftorten, tusfchen het adervlies en de oppervlakte van de lijfmoeder opgehoopt, het adervlies meer en meer van de lijfmoeder affcheiden, en dus verfcheide vaten verbreken : hier door keerd de bloedftorting van de lijfmoeder fterker wederom, welke men meende vermindert te zijn, wanneer een weinig naderhand, het brok bloed, dat in de mond van de lijfmoeder zit. uitfrenarst word. dewiil de fcheede door de fteekoil s-efrnnt mg or niet te voortcmjn Komt. nier oy Komt dat de brok in de opening zittende, de lijfmoeder prikkelt, en de parsfing der barende vrouw opwekt; waar door de vrugt gevaar lyd van te fterven , zo zy noch al te onryp is; waar over in de volgende Hoofddee.len.noch zal gefproken worden, alwaar het blyken zal, dat de Vroedmeesters verfcheiden van gevoelen zyn geweest, dewyl fommige wilden, dat de uitjaging van de. vrugt met alle kracht moest  §.1307. DER ZWANGERE VROUWEN. 1009 moest voortgezet worden, om de moeder van zo groot gevaar t' ontrukken; edoch andere bevolen met grooter zorgvuldigheid te werk te gaan. het is zeker, dat, zo een vrouw gerust legt, gelijk uit Mofchio reeds is gezegd geweest, met de beenen kruiswyze, de uitwendige opening der fchamelheid zodanig gedrukt kan worden, dat het bloed zich in de fcheede tot een brok kan zetten, en men daar door verkrygt het geen men van de fteekpillen byna kan verhopen, zo iemand dezelve nochtans wilde gebruiken, fchijnt hem geraden te zijn , dat hy zich van fcherpe Ktampep.de middelen onthoude , en dezelve niet te diep in de lchecde fteeke, op dat de opening der lyfmoeder niet gekwetst of geprikkelt worde, dewyl zy vry gevoelig is. Opiaten. Men zal mooglyk van derzelver gebruik meer kunnen verhopen, van te voren §. 1200. is by het tweede getal gezegd geweest, dat de werking der ftempende middelen van veel gelukkiger gevolg is in de beesten als in'de menfehen ; om dat r amentlyk de beesten onkundig zijn van het gevaar, maar de menfehen daar door ontftellen; maar zo die ontfteltenis door het gebruik der opium word weggenomen, dat dezelve als dan even voordelig voor de menfehen is.- het is aan alle Geneesheeren bekend , hoe zeer de zwangere vrouwen ontftellen , wanneer zy voor zich zelve en voor haare vrugr bevreest zyn, zo dra zy de bloedftorting uit de lyfmoeder gewaar worden ; en dus zouden de opiaten om deeze reede vöordth.r zyn. Maar ook^fchynen de proeven, in kikvorfehen genomen, ons te overtuigen, dat de opium de omlopende beweeging van het bloed vertraagt, de zeer vermaarde Alfton , heeft dit , in zyne al'.erfraaifte verhandeling Q) over de opium , met kikvorfehen beproeft, om te'ontdekken, of het b!o~jd door de opium-veranderde, of wel deszelfs beweeging door de vaten, het is bekömi, dat men door de -vergrborgla'fen• aMcrb-ïst de or.i!ooj5tfafrhtt'J-fóloed in het doói ichynelid vlies, dat in deeze dieren de toonen der voeten aaneen liegt, zien kan. naaf datliy met ceu dun glafe pypje H bis* ' • ' ;v) ebos qo n-i ogS ui ra i99mn>vj (j) Mëdic! Eflays ar.d Obfev. Tom. V. Part. T. No.XII. pag. 153. V1t k d £ Deel. M m m m m m  101o DE ZIEKTENS $.1307. eenige druppelen, inwater ontbonden, de opium in de maagh van de kikvors had laten druppen , en naderhand onder het vergrootglas gelegd had, heeft niemand der aanweezende eenige verandering in de dikte of de couleur van het roode bloed en de wei, waargenomen; 'er vertoonde zich geene de minfte verandering in de grootte, vorm , of couleur der roode bolletjens; maar de radheid van het bloed door de vaten, wierd op een wonderbare wyze verandert, zo dat zy de helft minder was: noch geen half uur verlopen zynde, groeide de beweegino- van het bloed door de vaten trapsgewyze aan, en de kikvors verkreeg haare vorige vlugheid wederom, te gelyk met de gewoone radheid van het bewogen bloed, men liet de kikvors geduurende een half uur in zuiver water, om dezelve te verkwikken, daar op wierd een andere gifte opium in de maagh ingegoten, -en zy wierd wederom onder het vergrootglas gezet: het bloed bewoog zich veel langzamer door de vaten als in de eerfte proef, en, de radheid tragsgewyze verminderd zynde, is het zelve eindelyk geheel blyven ftaan, eerst in de kleindere vaten, daar naar in de grootere; en de kikvors is omtrent in een kwartier uurs geftorven. maar hoe wel de radheid van het bloed verminderde, de polsflag eventwel verminderde niet gevoelig in getal: ja, offchoon de voortgaande beweging van het bloed ophield, wierd men nochtans de pols uit een zekere golvende beweging gewaar, door welke, ten tyde der uitzetting van het hart, zoveel bloed terug ging, als 'er voortgedaan was, wanneer het zelve zich toetrok; tot dat de kikvors eindelyk geheel dood fcheen te zyn. voor 't overige nam men geen gebrek waar in de ingewanden; de maagh alleen was vol met een geleiachtige flym , een weinig door de couleur der opium geverwt. Edoclv^eeze proeven zyn dikwils herhaald geweest, en altvd met een diergelyk gevolg, nochtans een van deeze kikvorsfen dus gedood, heeft het leven ten eenemaal wederom gekregen,, wanneer zy in een vat op zodanige wyze bewaard wierd c-.r «f,, JtfY ftVI .1 .rrül .V.rroi siClóObns?vt f ..> I'; dun> en evenredig was, zy het gevaar dan ligter ontkwamen; en dat zy in tegendeel, zo dezelve hard, dik, en ongelykwas, fiierven. de reede blykt ligtelyk; om dat men namentlyk meer geweld aan de mond van de lyfmoeder moet toebrengen, Zal de Heelmeefler dezelve met de vingers wyder kunnen maaken , om de -vrugt af te haaien.. .'. , Dit is de reede geweest, waarom andere vastgeftelt hebben, dat de vrugt niet moest afgehaald worden, zo zulks niet kan gefchieden zonder de mond der lyfmoeder met geweld wyder te maaken 00» maar dat zulks als dan alleenlyk maar voordeelig is, wanneer de opene mond van de lyfmoeder de vingers van de Vroedmeefter zonder moeite toelaat; ook verhaald hy aldaar een droevig geval, waar in de bloedftorting, naar dat de vrugt afgehaald was, niet verminderde, maar toenam, tot dat de ellendige vrouw van alle bloed uitgeput, ftierf. naderhand fcherpt hy het zelfde noch elders (/) in, en voorzegd een gewisfe dood, zo men geweld moet gebruiken in bet wyder maken van de mond der lyfmoeder, om de vrugt af te haaien, ja zelfs de groote Vroedmeefter Levret (m) heeft vastgeftelt, dat men zelfs een zwangere vrouw niet met de handen moet onderflaan, zo 'er een bloedftorting uit de lyfmoeder aanweezende is, en de baarensweeën noch niet hebben aangevangen, noch de gewoone tyd der verlosfing daar is. maar wanneer zich op de rechte tyd der verlosfing in den beginne een zwaare bloedftorting laat zien, als dan vermaant hy, de vliezen, waar in het water bevat is, terftond te breeken: want het water zich ontlast hebbende , zal de lyfmoeder zich tot een kleinder lichaam kunnen te zamen trekken, en; de bloedftorting zal verminderen. De zeer vermaarde Vroedmeefter Puzos, heeft hier, en wel al- 0) Livr. I. Chap. XXI. pag. 170. (k~) Peu Prat des accouchem. Liv. II. Chap. I. pag. 272. & feq.. CO Ibid. Chap. XV. pag. 516. 0») i'Art Jes accouchem. Chap. VII. pag. 75, •  ici6 DE ZIEKTENS $.1308. allervoorzigtigst de middelweg gehouden want aangezien hy zag, dat de afhaling van de vrugt, welke, door de mond d*.r lyfmoeder met geweld wyder te maaken , gefchied, zo gevaarlyk is, offchoon zulks dikwils maar korten tyd vereischt, en een ie gelyk van gevoelen is, dat men zich hier haasten moet, op dat de ledige lyfmoeder zich toe kan trekken ; dewyl hy tevens had opgemerkt, dat de bloedftorting uit de lyfmoeder, zo dezelve ten tyde 'der verlosfing gebeurde, verminderde, wanneer de baarensweeën zich verheften ; heeft hy befloten, dat men deeze pynen moest vermeerderen, of opwekken, zo zy noch nietaanweezende waren, hy erkend, dat het af haaien van de vrugtgoed, ja fomtyds nootzaaklyk is om de bloedftorting te doen ophouden; maar hy oordeelt tevens, dat men zulks op zodanige wyze moet doen, welke het naaste by komt aan de natuurlyke verlosfing. Wanneer de vrugt in de natuurlyke verlosfing met het hoofd in de mond van de lyfmoeder komt, trekt zich de lyfmoeder te . zamen , na mate het hoofd voortgaat, en het hoofd van het kind, de wydergeworde mond van de lyfmoeder vervullende, verhinderd de vrye uitvloeijing van het bloed, en de lyfmoeder zich te . gelyker tyd toetrekkende , drukt haare geheele inwendige oppervlakte fterk tegen het geene zy in haare holligheid bevat; waar door de gapende vaten gedrukt worden; maar wanneer, de vliezen verbroken zynde, het water uitvloeit, trekt zich de lyfmoeder meer te zamen, en vernaauwt aldus haare vaten, en de holle oppervlakte van de lyfmoeder, word door haar eigen kracht fterk tegen de vrugt aangedrukt; waar door ook de bloedftorting zal verminderen, maar de natuurlyke verlosfing gaat gewoonlyk langzaam voort, en een zwangere vrouw zou dooreen hevige bloedftorting kunnen fterven , eer dat het hoofd van het kind de mond van de lyfmoeder zxlanig wyder maakte, dat het zelve door de pogingen der baarende vrouw in dezelve kon treeden , en het water gebroken wierd. dit is de oorzaak geweest, waarom veele een haastig afhalen van de vrugt hebben aangeraden. Edoch («) Académ. de'Chirurg. Tom. I. pag. 358. cc feq.  J. 1308. DER ZWANGERE VROUWEN. 1017 Edoch heeft het door waarnemingen gebleken, dat de natuurlyke verlosfing verhaast kan worden, wanneer de mond der lijfmoeder zagtjens en langzaam met de vingers word vaneen gebragt, byna op dezelfde wyze, als zy in de natuurlyke verlosfing door de parsfing van een zwangere vrouw wyder word gemaakt, in de bloedftorting uit de lyfmoeder gaapt deszelfs opening min of rn^er, word door het warme uitvloeijende bloetVbevogtigt, word fomtijds, doordien het geronne "bloed door dezelve gedrukt word, meerder geopent; waarom meestentijds ook zagte weeën aanweezende zyn ; maar die te krachteloos zyn , door dien de krachten door de bloedftorting verzwakt zyn ; en daarom moeten zy aangezet worden; het geene gefchied, zo een of meer vingers in de opening van de lyfmoeder worden geftoken; waar door zy trapsgewyze en zagtjens word gemaakt; fomtyds ook by tusfchenpozing; als dan nemen de weeën toe, dringen het vlies dat het water bevat; dat terftond gebroken moet worden , op dat de lyfmoeder zich gemakkelyker zal kunnen toetrekken , dewyl zy nu voor een gedeelte , van het geene zy inhield, verlost is, de bloedftorting vermindert, en de verlosfing volgd kort daar op, blyven de moeder en vrugt meestentyds in 't leven ; daar zy beide zouden zyn geftorven door de Jangduurigheid van een enkele natuurlyke verlosfing, of zy zouden in het grootfte gevaar zijn geweest, indien de vrugt door een fchielyke verwyding van de mond der lyfmoeder door een Vroedmeefler was afgehaald geweest. Op deeze wyze word de mond der lijfmoeder met de vingers wyder gemaakt, maar zagtjens, en by tusfchenpozen • de baarensweeën worden opgewekt, of zo zy reeds aanwezende zyn , vermeerderd; de lijfmoeder word tijd en gelegenheid gegeven , om zich trapsgewyze toetetrekken. maar wanneer de mond van de lijfmoeder fchielyk en met meer geweld wyder word gemaakt, om de vrugt af te haaien, hangt 'er gevaar boven 't hoofd , dat 'er een ontfteking op zal volgen, en men kan ter naauwer nood verhopen, dat de lyfmoeder naar het af haaien van de vrugt noch kracht genoeg zal hebben om zich haastiglyk toe te trekken ; Vierde. Deel. Nnnnnn de-  I0I8 DE ZIEKTENS §. 1308. dewijl, doordiende krachten door de voorafgegane bloedftorting ze'er afgenomen zijn, alles flap byeen valt, en dit fchynt de reede te zijn, waarom 'er veele fterven naar dat de vrugt afgehaald is, terwijl de bloedftorting voortgaat; of zo zy dit gevaar te boven zijn gekomen, worden zy door het gebruikte geweld de lyfmoeder ontftoken zijnde , door een allerfcherpfte koorts, van wreede toevallen verzeld, aangetast, en zeer weinige komen 'er van op. De zeer vermaarde Puzos bewijst met allerfraaifte waarnemingen de nuttigheid van dteze handeling, welke hy met regt de voorkeur geeft voor het af haaien der vrugt; het geene nochtans fomtijds nootzaaklyk is, indien het hoofd van het kind niet met de mond der lyfmoeder overeen komt; maar de legging buiten natuurlyk is. edoch hy tekent tevens aan, dat de lijfmoederzagrjens tragten wyder te maaken, gelegenheid geeft, dat het kind met minder moeite by de beenen afgehaald kan worden , zo de nootzaaklijkheid zulks vereischt. hy waarfchouwt tevens zeer wel, dat de bloedftortingen uit de lijfmoeder, zo zy naar de zesd'e of zevende maand gebeuren, byna altijd wederom komen, offchoon de beste geneeswyze, en de behoorlyke voorzorge gebruikt worden, want hy gelooft, dat, wanneer de moederkoek voor een gedeelte van de lyfmoeder afgefcheurd is, de bloedftorting ophoud, niet om dat de moederkoek zich wederom op nieuw met de lijfmoeder vereenigt heeft, maar om dat de brokken geronne bloed de opene vaten verftoppen, welke brokken dooreen ligte oorzaak kunnen uitvallen, waar door een vernieuwde bloedftorting te vreezen is. nochtans is de onderzoeker der zwangere lijfmoeder (p) van gedagten, dat hy in zijn eigen vrouw ondervonden heeft, dat de moederkoek voor een gedeelte van de lijfmoeder afgefcheiden, zeer vast wederom aan dezelve is gegroeit. want deeze allergezondst zijnde, in de vierde maand zwanger, de trappen afgaande, is door het ftruikelen dat zy deede , ver- fchrikt, (O Noortwyk de utero gravido pag. 27. 28.  5.1308. DER ZWANGERE VROUWEN. 1019 fchrikt, maar nochtans niet gevallen ; nochte heeft immer door wcooter fchrikken van te voren het minfte ongemak geleeden : naar eenige dagen loosde zy des nagts water, en geeft zich wederom terftond tot de rust. des morgens vindzy haar water door het vermengde bloed donker geverwt, en in het bedde een geelachtige vlak, byna een voet groot, eenigzints lijmachtig , en in den omtrek met een fmalle bloederige rand omtrokken, men vreesde voor een miskraam; maar door bekwaame middelen, en de rust, heeft men verkreegen, dat zy de overige maanden haarer zwangerheid gezond heeft overgebragt; en op den dag zelve, welke zy had aangetekent, een allergezondst, wel in het vleesch zijnde, op 't gezigt fterker dan alle haare vorige kinderen zijnde, meisje ter waereld gebragt. maar de moederkoek, aan welkers meerdere of mindere affcheiding van de lijfmoeder, die ftorting van vloeibaar bloed waarfchijnlijk kon toegefchreven worden, was nu zo vast aangegroeit, dat zy niet dan door herhaalde poging van de Vroedmeefter heeft kunnen losgemaakt worden: maar zy is aan de eene zyde fterk gefcheurt voor den dag gekomen: naderhand heeft zich door een naauwkeurig onderzoek een dun eenigzints doorfchynend vlies vertoont, overal eendaantig, de moederkoek bedekkende, uitgenomen alleen de gekwetfte plaatfen, aan welkers randen het door een gemakkelyk zigtbare afperking eindigde. Waar uit fchijnt te blyken, dat de moederkoek voor een gedeelte afgefcheiden , op nieuw vast met de lyfmoeder kan vereenigt worden , en dat men als dan niet zeer bevreest behoeft te zyn, dat de bloedftorting uit de lijfmoeder wederkome. Nnnnnn a §«1309.  ioao DE ZIEKTENS §.1309. §• I3°9- ]V]0Chte bet verfcheeld niet, op wat tyd L^» der zwangerheid zulks gefchied is, dewyl het beter is dat de moeder fterft, of anders de vrugt, de moeder behouden blyvende, als ze^erlyk beide -verloren te gaan. Dit was eertijds het gevoelen van Mauriceau (p) , dat de vrugt in een bloedltcrting der lijfmoeder, zo dra mooglijk , afgehaald moet worden, offcnoon een vrouw maar drie maanden, en noch min zelfs zwanger was. maar op deeze tyd der zwangerheid is de mond van de lijfmoeder meer gefloten, en is ook dikwils honger gelegen, zo dat zy niet gemakkelyk met de vinger geraakt kan worden, en veel minder zodanig geopent, dat de vrugt afgehaald kan worden ; welke ook kleinder van lichaam, zijnde, moeilijk is om te vatten, en door de weekheid van het lichaam niet fterk met de vingers kan vastgehouden worden, nochtans bekend Mauriceau {q) , dat het, wanneer de mond van de lijfmoeder niet genoeg open is, beter is het geheele werk. aan de natuur over te laten; maar het gebeurt op deeze tijd der, zwangerheid zelden, zo ooit, dat de mond der lijfmoeder zo wijd is, dat men 'er, zonder geweld te gebruiken , verfcheide vingers in kan fteeken. een andere moeilijkheid beftaat hier in, dat niemand zeker kan zijn, hoe groot de vrugt is omtrent de derde maand: men neemt een zeer groot onderfcheid in de onvolwasfe vrugten, aangaande derzelver grootte, waar, offchoon de vrouwen zich maar drie maanden zwaar rekenen, en de miskramen meest om deeze tijd gebeuren, nochte dit zal wonder fchynen, zo men in aanmerking neemt, dat de onvolwasfe vrugt, die (£) Liv. 1. Chap. XXI. pag. 171. . Ibidem pag. 172,  5.1309. DER ZWANGERE VROUWEN. 1021 die alleenlijk maar heeft beginnen te leeven , reeds fterflijk is. maar de vrugt word niet terftond uit het lichaam van de moeder getaakt offchoon zy dood is; waar door op de derde maand , of vroeger, een bloedftorting der lijfmoeder zal kunnen ontftaan, offchoon de kleine, zagte, en naar de dood byna wegvloeiende vrtigt, in de lijfmoeder word bevat, welke de Vroedmeefter met de vingers niet kan vatten. Mauriceau bekend oprechtelijk (r\ dat hy in vrouwen die de derde maand haarer zwangerheid telden, een misgeboorte heeft waargenomen , niet grooter dan een bye, en fomtijds van de lengte der middelfte vinger ; en dit word daaglyksch door talryke waarnemingen bewaarheid, het is wel waar, dat het begin der zwangerheid kwalijk kan getelt geweest zijn ; edoch is het naauwhjks waarfchijnhjk, dat die misdag in de rekening zo dikwervig is geweest, ook by vrouwen, welke meer dan eens zwanger zijn geweest. Daarom fchijnt de afhaaling der vrugt, om de gezegde redenen wanneer de bloedftorting uit de lijfmoeder plaats heeft in 't begin der zwangerheid, niet te kunnen aanbevolen worden, want zy bekennen alle, dat het zeldzaam is, dat een vrouw op deeze tijd der zwangerheid zeldzaam aan een miskraam fterven. ik heb verfcheide door die hulpmiddelen behouden gezien, welke S 1307 zijn gepreezen geweest, offchoon zy door de overmatige'bloedftorting de ftuipen hébben gekregen, nu van een iegelijk aangezien wierden, als terftond te zullen fterven. *be bloedftorting uit de lijfmoeder is de volgende maanden der zwangerheid veel gevaarlyker, gelijk een iegelijk bekend , dewijl de vaten der lijfmoeder meer en meer wyder worden gemaakt : eventwel moet men als dan niet volftrekt wanhopen van de moeder en de vrugt te behouden, een gezonde vrouw, vyf maanden zwaar, valt van de trappen op een fteene vloer ; terftond volgd 'er een zwaare bloedftorting der lijfmoeder, en wel zo (r) Ibid. Chap. IV. pag. 80. Nnnnnn 3  1022 DE ZIEKTENS §. t3o9; zozwaar, dat ik, terftond tot haar hulp vliegende, dewijl ik in de buurt woonde, de geheele vloer van bloed ftronrende heb gevonden, terftond te bedde gelegd zijnde, is zy in een flaauwte gevallen, een in de vroedkunde ervare Heehneefter geroepen zijnde, durfde niets ondernemen, dewijl hy geloofde, dat zy aanftonds zoude fterven. ik heb vlytig de manier §. 1307. gepreezen, gebruikt, en dewijl de aanweezende alles ten flip(fte volbragten, dat ik aanrade, is zy niet alleen zo groot gevaar ontkomen, maar heeft ook op de behoorlyke tijd een gezond kind gebaard. Ik heb een diergelyke bloedftorting in een andere vrouw, welke op de zesde maand zwanger, in het bedde willende treeden, met de beenen wijd van een , op een hard lichaam had geftooten, met het zelfde gevolg, en op dezelfde wyze, geneezen. Dat het ook niet zeker is dat de onvolwasfe vrugten moeten fterven, blijkt uit het voorbeeld van Fortunius Licetus (j), wiens moeder zwanger zynde, door het fchokken opeen moeilyke reis, en door de fchrik van een zwaar onweder, een miskraam heeft gekreegen, gelovende, dat zy niet ver van de zeven maanden zwanger was: de nieuw gebore vrugt was niet grooter als de palm van de hand. de vader een Geneesheer zynde, wanhoopte nochtans niet van het behoud zijns zoons, en heeft het teder lichaamtje in een laauwe oven geftooft, byna op dezelve wyze, als de JEgyptenaren gewoon zijn de eijeren te behandelen, om het kieken zonder het broeijen van de hen uittebroeijen; hy heeft de Minne onderweezen, op wat wyze zy de tedere vrugt moest voeden, en hy heeft tot prijs van zijn zorgvuldigheid bekomen, dat hy niet alleen volwasfen is, maar dat hy, door veele geleerde werken vermaard, byna tagtig jaaren oud was, wanneer hy ftierf. Uit (s) Baillet jugem. des fcavants Tom* V. Pm. I. pag. 235V  DER ZWANGERE VROUWEN. 1023 Uit welk alles men befluiten mag, dat men ook in de allerzwaardfte gevallen niet moet wanhoopen , nochte dat men altyd de vrugt moet afnaaien , om de moeder te behouden , maar dat men de wyze, welke de zeer vermaarde Puzos heeft aangetoont, de voorkeur moet geven , dewyl zy minder gevaarlyk is, en door haare gelukkige gevolgen mag aangepreezen worden, DE  ios4 DE MOEILYKE BAARING. $-131.0. DE MOEILYKE BAARING. - §. 1310. !T\e moeilyke baaring komt door 't gebrek \-JP van de moeder of het kint. 'Er is, om eigentlyk te fpreeken, geen verlosfing die men gemakkelyk kan neemen , naar dat God voor Heva tot ftraf der zonde heeft vastgeftelt: ik zal uwe ellenden vermenigvuldigen , en uwe ontfangingen: gy zult in fmerte uwe kinderen baaren (f). dierhalve zijn de pynen altijd aanweezende , in deeze zwaarder en langdtiuriger, in andere ligter en van korter duur; de natuurlyke baaring nochtans is nooit zonder pyn. het kan gebeuren , dat, offchoon de oorzaak der pijn hevig is, zy nochtans niet gevoeld word ; maar als dan heeft Hippocrates (gelijk §. 1. is gezegd gevveest,j gewaarfchouwt : die, wanneer zy pyn lyden aan eenig deel van hei lichaam, meestentyds de pyn niet gevoelen, zyn zinneloos (u). want het gebeurt, dat de baarende vrouwen reeds van ftuipen of een beroerte aangetast, de vrugt ter waereld brengen , daar zy intusfehen geen gevoel van de pyn hebben ; maar ook daarom zal de verlosfing als dan niet gemakkelijk kunnen genoemt wor- (0 Genef. Cap. UT. vers i<5. 00 Aphor. VI. Secb II. Charter. Tom. IX, pag. 47.  DE MOEILYKE BAARING. worden, dewijl al het ergfte te vreezen ftaat. waarom Hippocrates (w), de baaring buiten pijn, met regt als gevaarlijk veroordeeld heeft. Wanneer men dit in aanmerking neemt, blijkt het, dat het niet zeer gemakkelijk is, een volkome uitlegging te geeven van een moeilyke baaring, dewijl de verlosfing natuurlyker wyze nimmer zonder moeite en pijn gefchied. want het fchijnt moeilyk te zyn, de fcheiding te kennen, waar door men een gemakkelyke baaring van een andere, welk men reeds de naam van moeilyk mag geeven; offchoon zy noch niet onder het moeilykfte zoort kan gerekent worden, kan onderfcheiden. want over deeze kan men alleen maar door vergelykingoordeelen. want fommige vrouwen verlosfengemakkelyk, andere moeilyk : ja, dezelfde vrouw verlost fomtyds gemakkelyker, fomtyds moeilyker als van tevoren, gelyk men zo menigmaal opmerkt, naar dat Hippocrates (x) gezegd had, dat een vrouw gemakkelyk verlost, zo het hoofd van het kind voor komt, maar moeilyk, zo het dwars, of met de voeten een uitgang tracht te bewerken, voegd hy 'er het volgende by : maar onder de baarende vrouwen lyden de geene die voor de eerfte maal baar en, de meeste moeilykheid, om dat zy de pynen noch niet ondervonden hebben, en zy hebben wel pyn het geheele lichaam door, maar voornamentlyk in de lendenen en op de heupen ; want de heupen fcheiden &ich zvy der van een. maar die meermalen gebaard hebben, hebben minder pyn, dan de geene die voor de eerfte maal baaren. maar die dikwils gebaard hebben ± hebben de minfte pyn van alle. want alhoewel hy de gemakkelykheid of de moeilykheid der baaring van de onderfcheide legging der vrucht heeft afgeleid, heeft hy nochtans volftrekt een moeilykheid in 't baaren erkend, by de geene die voor de eerfte maal baaren , zonder opzicht tot de onderfcheide legging van de vrucht in de lyfmoeder. Vee; ' O) Coac. Praenot. No. 538. Charter. Tom. VIII. pag. 884. f» De natura pueri Cap. IX Charter. Tom. V. pag. 324. Vierde Deel. Oooooo  ■1026 DE MOEILYKE BAARING. §.1310. Veele waren gewoon de moeilyke baaring uit te leggen, dat het is een uit f uiting van de vrucht met groote moeite, te gelyk met gevaar voor de moeder en de vruclit, of van een van beiae. edoch de meeste baarende vrouwen verlosten moeilyk , hoewel de moeder of de vrucht zo groot gevaar niet over 't hoofd hangt. Mauriceau (y) heeft de verlosfing verdeelt in wettige of natuurlyke, en onwettige, of tegen de natuur, maar hy heeft vier vereischtens geftelt , om de verlosfing wettig en natuurlyke te kunnen noemen : te weeten dat zy op behoorlyke tydperk der zwangerheid gefchiede , onverhindert en zonder zwaare toevallen, dat de vrucht levendig ter waereld komt, en in een goede legging, zo een van deeze vereischtens ontbreekt, heeft hy gezegd, dat zy alsdan geen wettige en natuurlyke baaring moet genoemt worden , maar eerder tegen de natuur, en dat wel zo veel te meer , hoe 'er meer van deeze vereischtens ontbreken, nochtans is het zeker , dat de baaring by de geene die voor de eerfte maal baaren zelde onverhindert gefchied, offchoon zich alles natuurlyker wyze bevind, ja, offchoon het algemeen gevoelen is, dat de verlosfing gelukkig is, wanneer zy fchielyk volbragt word, en de baarende vrouwen na niets zo zeer verlangen , oordeelen eventwel de geene, die des kundig zyn, hier geheel anders over (z). het kind lyd wel zelde nadeel door éen haastige verlosfing, maar zy is dikwerf ongelukkig voor de moeder , en fomtyds doodelyk: want'er is gevaar, dat zy terftond naar de verlosfing door een bovenmatige bloedftorting kome te fterven: daarenboven worden de deelen, door welke het gebore wordende kind moet doorgaan, in een langzamer verlosfing allengskens wyder, en inaaken plaats; in een overhaaste Verlosfing worden zy dikwils gefcheurt; waar door zeer veele kwaaien te vreezen zyn. Intusfehen fpreekt Mauriceau op een andere plaats (a) behalve van de natuurlyke verlosfing, en van de verlosfing tegen de na- c3o Livr. II. Chap. II. pag. aos. («•) Levret. 1'Art. des accouchem, pag. 93, (ö) Ibidem Chap. X. pag. 259.  $. i3io. DE MOEILYKE BAARING. 102? natuur, ook van een arbeidzame verlosfing, in welke de barende viouw en kind , offchoon het in een goede legging is, meer dan gewoonlyk te lyden hebben ; edoch hy heeft de moeilyke baarinj tot de arbeidzame overgebragt. Dewijl Mauriceau f» vastgeiteit heeft, dat 'er tot een wettige en natuurlyke verlosfing vereischt word , dat zy op het behoorlijk tijdperk der zwangerheid gelchiede, en dat gewoonlijk naar het einde van de negende maand der zwangerheid vastgtfteld word, weeten wy, op wat tijd wy de verlosfing te verwagten hebben, maar ook blykt het tevens, dat men zo gemakkelijk geen naauwkeurige rekening kunnen hebben, dewijl alle vrouwen niet recht de tijd weeten wanneer zy ontfangen hebben, en veele alleen maar agterdenken hebben dat zy zwanger zijn, wanneer zy gewaar worden dat de maanden agter blyven ; ja en fommige reeds zwanger zijnde , fomtijds eenig maandelijk bloed op de gewoone tijd kwijt geraken: waardoor alle die over de verlosfing gefchreven hebben , bekennen dat dit tijdperk dikwils verfcheiden is, dewijl zy verzekeren, dat de natuurlyke verlosfing niet alleen de negende, maar ook de tiende maand der zwangerheid geëindigt zijnde, ja zelfs nog later, voorgevallen is. dus leest men (c); dat een vrouw van goede en eerlyke zeeden, welkers eerbaarheid buiten alle twyffel was, in de elfde maand naar de dood van haar man, een "kind heeft gebaard, en dat 'er twist ontftaan is om des tyds wille, alsof zy eerst naar de dood van haar man hadde ontfangen, aangezien de tien mannen gefchreven hadden , dat een mensch de tiende, maar niet de elfde maand word geboren: maar dat de vergode Hadrianus, naar kennis van de zaak gekregen te hebben , heeft befloten , dat de verlosfing ook op de elfde maand kan gefchieden: en dit leezen wy zelfs in zyn befluit over deeze zaak: Hadrianus zegt daar in dat hy zulks vast fielt, naür het gevoelen der oude tVysgeeren en Geneesheeren onderzogt te hebben, la Motte, vermaand om zyne opregtheid, en grootlte trou- (f) Frï loco modo citato (<Ó Aul. Gelliinoót. Attic. Lib. 3. Cap. 16. pag. 103. Oooooo 2  io28 DE MOEILYKE BAARING. $. 131a. tromvigheid-, verhaald verfcheide gevallen (d), die ons leeren, dat hec tijdperk der zwangerheid fomtijds nog de paaien, van de vergode Hadrianus geftelt, te buiten gaat. edoch hy is van gedagten , dat zulks voornamentlijk gelchied, wanneer een zwakke vrucht een langduuriger verblijf in de lijfmoeder nodig heeft, om behoorlijk gevoed te worden,, en aan te groei% jen. men leest een veel wonderlyker geval {e) van een vrouw, welke zes weeken getrouwt zijnde, de gewoone lastigheden der zwangerheid heeft beginnen te voelen: de ftonden hielden eventwel niet op: omtrent het midden der vijfde maand heeft zy de beweging van het kind gevoeld, en de borften begonden zich op te zetten ; op de achtfte maand kwamen 'er uit de teepels eenige druppelen dikke, roodagtige melk; in't begin der negende maand zwollen de beenen, en de aders wierden fpattig; de elfde maand kreeg zy hevige pynen in de rug en in de buik ; de geroepe Vroedvrouw vond geene de minfte gefteldheid tot de verlosfing; de volgende dag zyn 'er byna drie ponden roodachtig water uitgevloeit; die pynen hebben geduurende drie dagen voortgeduurt, 'er is een weinig van de ftonden te voorfchijn gekomen, de pynen hielden op, en zy bevond zich zeer wel, maar de buik bleef dik, en de borften fterk opgezet.. Zy pleegde raad met de ervarendfte Geneesheeren en Heelmeefters, en ook met de zeer vermaarde Winflow, die in denabuurfchap op 't land was :. alle bevestigden dat zy zwanger was. De achtiende maand van deeze wonderbaare zwangerheid, is de maandelyke vloed, welke tot nog toe rood was geweest, in een witte vloed verandert , en is op het gewoone tijdperk wedergekeerd ; zy getuigde , dat zy de beweeging van het kind gevoelde: een zeer ervare Heelmeefter nochtans, de hand op debuik leggende, is geene de minfte beweging van het kind gewaar geworden, maar heeft de buik zo ftijf als een trommel gefpannen ge- OO Traité des accouch. Liv. I. &c. Chap. 28. pag. rat. &c. (O Academ. des Scienc, 1'An ^53. in 40. Hifi. pag-159. &leq«.  §, T3io. DE MOEILYKE BAARING. 1029 gevonden, zy is nog geduurende zestien maanden in dezelfde •itaat gebleven, ten zy dat de beenen geflonken zijn, terwyl (.leaders nochtans fpattig bleven, zy heeft de dertigfte maand een •jongetje ter waereld gebragt, dat drie dagen geleeft heeft: maar de moeder is gezond uit het kraambedde opgeftaan. het kind en de moederkoek hadden de gewone grootte, deeze zelfde vrouw heeft weinig tijds naar de verlosfing wederom de tekenen der zwangerheid gehad; en gelooft, dat zy in de bovenmate gezwolle buik de beweeging van het kind gevoeld, het geene zy nu drie jaaren en achtmaanden draagt, voor't overige gezond, en bekwaam om haar gewone werk te verrichten. Maar ook is het by fommige vrouwen gemeen, voor het einde der negen maanden te baaren. la Motte (f) heeft een jonge vrouw gezien, die zeven maanden naar haar huuwlyk een zoon gebaard had, waar door haarman agterdenken van haar getiou.vheid kreeg : van de eerfte verzameling af naar haar kraambedde wederom bevrucht, heeft zy op nieuw een zevenmaandige zoon gebaard : beiden zyn zy nochtans volwasfen, en hebben groote daden in den oorlog gedaan, de dochters van de zelfde vrouw hebben van gelyken op de zevende maand gebaard, waar uit het fchynt dat het in dit geflacht een overgeërfde gewoonte was, op de zevende maand te verlosfen. ook word aldaar een ander diergelijk geval geleezen. Waarom Mauriceau vastgeftelt heeft (g) , dat de verlosfing als dan volgd, wanneer de lyfmoeder niet verder uitgezet kan worden ; het geene of van de lijfmoeder zelve kan afhangen , gelyk in 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest, of ook van de ichielykere of langzamere aanwas van de vrugt, de lyfmoeder vervallende, hierom gelooft hy, dat de vrouwen, die van een twee«- (ƒ) Traité des accouch. Liv. L Chap. 28. pag. 122(g) Liv. 2. chap. 2. pag. 204. 205, Oooooo 3  1030 DE MOEILYKE BAARING. tweeling zwaar gaan, vroeger. verlosfen , dewyl de lyfmoeder meer uitgezet word , en door een dikwerviger beweeging der vrugten meer geprikkelt word. edoch hem zyn zo weinig' in 't leven blyvende zevenmaandige vrugten voorgekomen , dat hy zegd, geene gezien te hebben, die langer dan vyfrien dagen geleefd hebben, edoch de waarnemingen van la Mutte en andere , leeren het tegendeel; en my fta  5; T3I2. DE MOEILYKE BAARING,. io45 gedaan, wanneer ik toegeevende fcheen te zyn, in ydcle, ja dikwils belachelyke dingen te gebruiken, zo zy maar van alle gevaar en bygeloof bevryd waren, ik heb 'er my nimmer tegen gefield, wanneer zy de fteen van de lynx of den arend, en andere diergelyke , aan den hals der baarende vrouw , of aan deszelfs dye wilden hangen; ja, zo zy maar voor 't overige myn raad wilden volgen , heb ik hun zelfs het middel van van Helmont toegeftaan (7) ;- het geene uit de gedroogde gal en lever van een aal tot poeder geftampt, gemaakt word; indien hetzelve niet met wyn, maar met water, of met wyn en veel water , gebruikt wierd. namentlyk het middel nog in de maagh zynde, opent zich de mond der fchamelheid, en de kleppen van het heilig been in de lendenen , en de vrucht voord terftond voortgedreven, ik heb namentlyk opgemerkt, dat de maagh defteutels van de lyfmoeder draagt, daarop beuzelt hy, dat de lever van de aalj te weeten het vervloekt zynde waterferpent, daarom de flyvigheid vermindert, om dat de vrouw door de afgunst 'van de Hang, in pyn heeft moeten baaren. Mauriceau hier in zekerlyk voorzigtiger, heeft (m) liever het gemoed van de baarende vrouw met zoete reeden willen opwekken, en de kwynende krachten met fap., of een weinig wyn met geroost biood, oprichten. Het is daarenboven aan te merken, dat de baarende vrouwen fomtyds kwynen , zo door de langduurigheid der baaring, of ook , het geen meer gebeurt, door vrees voor de pyn, en de twyffelagtige uitkomst; waar door fomtyds, vooral in de geene die van een teder geftel zyn, een benaauwde opftyging volgd; daarom worden de lyfmoederlyke, of tegenopftygende middelen aanbevolen, het zal in diergelyke kwyning genoeg zyn, eenige druppelen afverfzel van barnfteen, of bevergeil, in de reeds genoemde drupwateren afgefpoelt, lepelsgewyze toe te dienen, tot dat deeze kwaal verligt word;. Maar (l) In Capit. Jus Duumviratus pag. 247. No. 46. - C»0 Traité des Malad. des Femm; Liv. 2. Chap, 10, pag, 253, Qqqqqq 3  I046 DE MOEILYKE BAARING. §1313. Maar zo 'er een zwaare en haastige verzwakking ontftaat, vooral indien de weeën tevens ophouden , is 'er groot gevaar. de krachten fchielyk ontbreekende , heeft men voor een dodelyke bloed uitftorting te vreezen (»)," wanneer het bloed , of al golvende uit de fchamelheid vloeit, of door de buik heen verfpreid word, wanneer de lyfmoeder is verbroken; waar over naderhand zal gefproken worden, edoch het blykt van zelve , dat de dood in dusdanig geval door heete hartfterkende middelen verhaast word, dewijl zy de bloedftorting vermeerderen. De kunst volgd gewoonlyk dat geene na, dat door de natuur zelve in de ziektens uitgewerkt word, zo het nuttig is: waarom die leering van het benadeelende en bevoordeelende van groote aangelegenheid is in de geneeskunde: waar over men nazie het geene §. 602. by het zevende getal, word gevonden. Hippocrates had gezegd (0) : wanneer een vrouw die door de verftikking der lyfmoeder gekweld'is, of een moeilyke baaring heeft, begint te niezen, ftrekt haar zulks ten goede, het is bekend, dat het geheele lichaam onder het niezen gefchokt word , byna alle de fpieren door een fchielyke en als ftuiptrekkende beweeging gefchud worden, alle de ingewanden geroerd worden: waardoor men hoop krygt, dat de pynen der baarende vrouw aldus zullen kunnen toenemen , op dat de verlosfing verhaast worde.. Men leest by Harvceus (p) een gelukkige uitwerking van het niezen, in een moeilyke baaring: een jonge vrouw valt door de uiterfte werkzaamheid der verlosfing, in een flaauwte , en terftond is zy zo dof en flaperig geworden, dat men haar door geene middelen heeft kunnen opwekken, offchoon men verfcheide middelen beproeft heeft gehad: maar dewyl zy niets konde doorzwelgen, heeft hy een pen met een fterk niesmiddel beflreeken in de neus geftoken; maar hoewel zy zo zeer door de dofheid was («) Manningham Art. obftetric. compend. pag. 15. (0) Sect. V. Aphor. 35. Charter. Tom. IX. pag. 215. (j>) De generat. animal. pag. 366.  5.i3im MOEILYKE BAARING. 1047 was overftelpt, dat zy ook daar door niet niesde, doch opgewekt wierd, heeft zy nochtans door een ihiiptrekking van het geheele lichaam , welke van de fchouders af beginnende , allengskens door het geheele lichaam heen tot na beneeden reikte, iets beginnen te beproeven, maar zo menigmaal die prikkel wierd te werk geftelt, wierd de verlosfing voortgezet; en eindelyk, is 'erbuiten weeten van de moeder, die noch flaapzuchtig bleef, een gezond en wel gefield kind geboren, hy tekent eventwel niet aan, of deeze kraamvrouw naderhand wederom tot haar zelve is gekomen, en herfuld is, of niet. Hier uit blykt, dat wanneer de zenuwen door een fcherp niesmiddel geprikkelt worden , de pogingen tot de verlosfing met een goed gevolg toegenomen zyn, zonder dat het niezen volgd. edoch zo 'het aangezigt ftraf, rood is, de oogen gezwollen zyn , het hoofd zeer verhit is, in dusdanige baarende vrouw, begrypt men ligtelyk , dat men een ruime aderlating vooraf moet laten gaan,.eer dat men met veiligheid die hevige fchokken van het niezen kan beproeven, anderzints zou men een verbreeking der vaten in het hoofd, en een dodelyke beroerte te verwagten hebben, waarom Mauriceau Kq), wanneer hy in baarende vrouwen, die de ftuipen hebben, de niesmiddelen aanprijst, eerst de aderlating aanbeveelt, ten zy de ftuiptrekkingnaar een zwaare bloedftorting gevolgd is: de hik zekerlyk , welke Hippocrates voor een foort van stuiptrekking fchynt gehouden te hebben, dewyl zy even eens door de vervulling als de ontlediging ontftaat, als de ftuiptrekking, word doorliet niezen ontbonden (r). hetgeen ook het gevoelen van Galenus is (s), zeggende : het is dierhalve een goed teken, om dat het aanzvyst, dat de eerst vadfige natuur nu opgeivekt en verfrischt word, en haare eigene beweegingen indagtig word. S-I3I3- (jf) Liv. 2. chap. 28. pag. 335» Crj Seft. IV. Aphor. 13. Charter. Tom. IX. pag. 255. ff) In comment. ad Aphor. 35. Seft. V. Ibid. pag. 2-5»  1048 DE MOEILYKE BAARING. §• *3L3- v« I3I3- Tndien de inwendige hals van de lyfmoeder A al te eng, of hard is, moet men dezelve zo veel mooglyk, met beftrykingen te hulp komen, op dat het flibberige week gemaakt worde, of door Hoving. Nu moeteti wy in aanmerking nemen de beletzelen, welke in de natuurlyke deelen zich kwalyk bevindende , waargenomen zyn, waar aan de moeilyke baaring met recht kan toegefc lire ven worden, de vrugt legd in de holligheid van rV lyfmoeder, waar uit zy langs de hals van de lyfmoeder , en deszelfs mond moet uitgaan , zal de verlosfiing plaats hebben, maar die hals van de lyfmoeder word ook de inwendige hals genoemt, op -dat zy van de fcheede onderfcheiden worde, welke van fommige, maar mooglyk oneigen, de uitwendige hals van de lyfmoeder genoemt word. het is bekend, dat de lyfmoeder meestentyds een peerachtige gedaante word toegefchreven , welkers bovenfte en wydfte gedeelte, de bodem, maar het onderfte en naauwfte de hals word genoemt. Euflachim (t) heeft platen uitgegeven van de geheele, en doorfneede lyfmoeder; maar zy is zodanig niet by zwangere vrouwen : edoch de holligheid van de lyfmoeder vertoont zich als driehoekig, wyder in het bovenfte gedeelte, tezamen lopende en naauwer wordende, alwaar de hals , of de inwendige hals begint, welke nederdalende wederom tot aan de mond van de lyfmoeder toe wyder word. maar in de bevrugte lyfmoeder zet zich de bodem allengskens meer en meer uit , en klimt na boven; maar ook naderhand begint zich de hals van de lyfmoeder uittezetten, en dat wel zodanig , dat omtrent de derde maand der zwangerheid het vierde gedeelte van de bovenfte hals nu even zeer uitgezet is , als de bodem der lyfmoeder. de vvfde maand in grootte toegenomen, bezet de hals het midden tusfchen het bovenfte der fchaambeenderen, en de navel.; maar te O) Tabu'1. 13. & 14.  §.i313- DE MOEILYKE BAARING. 104$ te deezer tyd is de helft van de lyfmoeder-hals uitgerekt, de zevende maand ftrekt zich de bodem tot aan de navel uit; de agtfte maand bezet de bodem het midden tusfchen de navel en bit ,putje van het hart; de negende maand raakt het byna aan het putje van het hart, en als dan is de geheele hals van de lyfmoeder uitgezet f»; maar als dan is het als of de hals van de lyfmoeder verdwijnt, een en dezelve holte maakende met de bodem waar in de volwasfe vrugt legt. zo men de allernaauwkeurigfte tekening van de lyfmoeder van een vrouw in de vyfde maand zwanger, in aanmerking neemt (w), blykt het, dat het grootfte gedeelte van de hals, of de inwendige hals der lyfmoeder door de uitzetting als teniet gedaan is: men moet nochtans opmerken, dar het geene, dat van de hals overig is, zich korter vertoont, ais bet waarlyk is , om dat de mond van de lyfmoeder na voren omgekromt is, op dat men deszelfs inwendige oppervlakte beter zou kunnen zien (x). ten minfte het blykt daar uit, dat in de kiatfte tyd der zwangerheid, wanneer de verlosfing nu naby is, byna niets overig is van de hals der lyfmoeder, dewyl zy nu geheel uitgezet, een en dezelve holligheid met de bodem uitmaakt, hierom kan als dan de geene die haar onderflaat, niets van de hals in het opperfte van de fcheede voelen; maar alleenlyk komt de mond van de lyfmoeder te voren , van gelyken op een wonderbaarlyke wyze verandert, want in 't begin der zwangerheid -voelt men dezelve naauwkeurig gefloten , langwerpig , vooruitwekende, byna als de fnuit van een eerstgebore hond ; zy word naderhand allengskens dik, en zagt, tot omtrent de zesde maand; naar dewelke zy in alle haare uitgeftrektheid begint kleinder te worden , inde zelfde evenredigheid, -als de lyfmoeder zich meerder uitzet, zodat zy, wanneer de verlosfing naby is, geheel plat word , als in een gefmolten met de bol der opgezette lyf- moe- 00 Brudenell Exton Seft.' UT. pag. 117. 118. 00 Noorfwyk de utero gravido pag. 205. '00 Ibidem, pag. 206. ViEKDfi Deel. Rrrrrr  lo5o DE MOEILYKE BAARING. 5.1313. moeder • als dan is'er alleen maar een klein kringswys uitlleekzel rwerkr'by fommige vrouwen is eventwel de mond van de lyfmoeder in de laatfte maanden der zwangerheid dikker, metflymachtiae fappen bevogtigt; maar als dan voelt men dezelve flap en . zaat° maar niet opeen gedrongen en vast, gelyk de eerfte maanden der zwangerheid gewoonlyk gefchied (j). . Dus moet de lyfmoeder niet alleen ten tyde der zwangerheid bunnen wyken, maar ook deszelfs hals, op dat de groeijende vrugt een bekwaame ruimte kryge; en ten zy zulks gefchied, is de miskraam te vreezen, gelyk in 't vorige Hoofdftuk van de ziektens der zwangere vrouwen is gezegd geweest. Maar ook moet de mond van de lyfmoeder van gelyke wyken,. en zonder moeite wyder gemaakt worden, ten tyde der verlosJhU • en offchoon zy in 't begin der zwangerheid gefloten word bevonden fchynt zy eventwel zich ten lesten wederom te openen in de hfmoeder van een mouw, vyf maanden zwanger, saatte de mond van de lyfmoeder duidelyk , zeer groot geworden %vnde in den omtrek berimpelt, door een zekere vastklevende lym, tfan eèn uit den roode donker bruine couleur, als dooreen brok geronne bloed ver fopt: hetgeen, de lyfmoeder daar naar geduureniTétn geheel jaar in een bekzvame geest bewaart zynde, geheel ontbonden, een opening agter gelaten heeft, een duim breed lang en d ep overal byna van een even gelyke breedte zvaar tn of "llTJaaifen gemakkelyk een fchryffen konde geftoken worden Cz). Maar in den rand van de gezegde opening waaren gaatjens , zeer zigtbaar, met diergelyke lym vervult en doorfchynende Stiens, tot eenige diepte in de zelfftandigheid der hals ingeAnken door gelyke ftoffe opgezwollen. Tn deeze plaatfen is dierhalve de toebereiding tot de afzondering, op dat ook de gapende mond van de lyfmoeder toeSe^ ■ (V) Mauric. Traité dés Malad. des Femm. groff. Tom. J. Liv. I. C^0 Noortwygk9de Utero gravido pag. 7.  $.1313- DE MOEILYKE J3AARING. 1051 worde, en de deelen zagt en glad worden bewaart, op dat zy gemakkelyk wyder kunnen gemaakt worden, en wyken. edoch die zelfde blaasjens zullen, zo zy niet wel gefteld zyn, de verlosfing kunnen verhinderen, want men heeft by een vroulv, welke tusfchen de baarensweeën, zonder de vrugt uittefluiten, geftorven was, (ziet §. 486.) de bals van de lyfmoeder met een klierachtige zelfftandigheid , welke aan de lyfmoeder vast zat, en hier en daar met gaatjens doorboort was, verftopt gevonden, ook heeft men fomtyds waargenomen , dat deeze flymachtige buisjens, by vrouwen die zeer vrugtbaar waren, eindelyk geheel •vernietigt zyn geweest; waarom de laatfte verlosfinge moeilyker 'Zyn geweest. Edoch men neemt waar, gelyk van te voren is gezegd geweest, dat 'er eenige dagen voor de verlosfing een flymachrig vogt uit de fcheede voortkomt, en de teeldeelen geduurig bevogtigt, en dat alles aldus glad word gemaakt, om een gemakkelyker uitgang voor de vrugt te bereiden, welke nu op 't komen ftaat. Hippo~ crates(a), zegd terplautfe, alwaar hy de gemakken en ongemakken van die geene, die in fteden, tegen het noorden over gelegen, bewonen, opnoemt, dat zy nootzaaklyk fterk en droog moeten zyn, gezonde en harde hoofden hebben, aan ontftekenda ziektens onderhevig leven, en nochtans langer leven dan de overige menfehen. maar hy heeft de vrouwen voorzegd , dat veele door de wateren, welke hard, raauw en koud zyn, onvrugt' baar zvorden ; want zy hebben de maanden niet zo als het behoord, maar in kleine hoeveelheid', en van een kwaade hoedanigheid, daar duur verlosfen zy moeilyk, maar hebben niet veel miskramen, enz. ook ontftaan dikwils teeringen door de baaring, tvant door de hevigheid hebben zy verbreekingen en affcheuringen. maar de hardigheid en de droogheid der deelen brengen ligtelyk verhindering aan de verlosfing toe. Te- (d) De aëre, locis & aquis Charter. Tom. VI. p. 191» Rrrrrr a  U$k DE MOEILYKE BAARING. Jï.^- Te^en dit gebrek pryst- Hippocrates elders (*) het volgende aan' 20 een vrouw die baaien moet droog is, en /legt bevogtigd word dat zy olie drinke, en de plaatfen met warme olie, en water van kaasjes bladen overftorte , en met een waschachtig- vogt bedryke, ook met ganze vet in olie ingegoten, men heeft altyd diergelyke middelen gebruikt, wanneer men voor een moeilyke baaring bevreest was, door de droogte, en onbuigzaamheid der natuurlyke deelen* Mauriceau raad wel te regt aan ^c), dat deeze . verzagtende middelen niet alleen ten tyde der verlosfing moeten gebruikt worden, maar lang van te voren, om de behoorlyke lagtheid en gladheid te bekomen, ja hy vermaant zelfs de Vroedvrouwen, dat zy in een wettige en natuurlyke baaring, de teeldeelen met een verzagtende olie, reuzel, of verfche boter befmeeren zouden , zo zy waargenomen hebben, dat dezelve met donder moeite wyder te maaken zyn (dj. nochtans heeft hy er~ deeze voorzorg by gevoegd CO, zy deeze befmeeringen ten tvde der verlosfing niet te dikwils herhalen, en de flymenge vogten aldus afgeveegt worden, welke deeze deelen als dan bevogtbren en glad maaken; want hy tekent aaa, dat deeze veel nutter zvn als alle andere befmeeringen. wanneer ik by een bejaarde vrouw, welke voor de eerfte maal zoude baaren , op zekere tvd voor een moeilyke verlosfing bevreesd was, heb ik zorg gedracren dat de teeldeelen tweemaal 'sdaagsch over een waasfem had°wierden gehouden, en daar naar met verfche amandelolie, Vmf?en tyd met het afkookzel van witte maluwe geklopt,. ïngefmeert wierden; want aldus heb ik een zeer verzagtende engladmaakende beftryking verkreegen ; de raad van Hippocrates namentlvk opvolgende, maar ik heb deeze wyze twee maanden voor de verlosfing te werk geftelt, en dat met een gelukkig gevolg-^ m De muiier. morb. Lib.I. Cap. 33. Charter. Tom. VII. p. 749» (ei Traité des Malad. des Femm. groff. Liv. II. Chap. 10. pag. n^a. Liv. I. Chap. 27«.pag. 198. (dj Ibidem Chap. IV. pag. 239.. (O Ibidem Chap. VII» pag. 345»  5..I3I3- DE MOEILYKE BAARING. 1053 Deeze zyn het, welke men veiliglyk kan gebruiken; want geweld te gebruiken, om de al te naauwe en tegenftrevende deelen wyder te maaken, is gevaarlyk, en meestentyds volgd 'er een dodelyke ontfteking deezer deelen, met een allerfcherpfte koorts op. Hier by komt, dat de deelen, welke van te voren al te naauw waren, fomtyds buiten alle hoop wyder worden, ik heb dikwils gezien, dat de Vroedvrouwen de mond van de lyfmoeder hard, gefloten, gevonden hebben, offchoon 'er reeds eenige baarensweeën aanwezende waren ; en daarom na andere gegaan zyn, weikezy geloofden fpoedige hulp nodig te hebben, 'er was naauwlyks een uur verlopen, of de mond van de lyfmoeder werd zagt, en opende zich gemakkelyk, waarop 'er fchielyk een gelukkige verlosfing volgde , eer dat de op nieuw geroepe Vroedvrouw aanweezende heeft kunnen zyn om de vrouw te helpen, la Motre (*) verwonderde zich, datby een vrugt van zes maanden by de voeten niet. konde af haaien, dewyl de harde mond der lyfmoeder op geenerlei wyze week : hy had te vergeefsch oliën en andere vette dingen gebruikt, hy is weggegaan om een waasfembad van verzagtende kruiden te bereiden : wanneer hy wederkeerde, vond hy de mond van de lijfmoeder zagt, en zo gemakkelijk wykende, dat hy de vrugt zeer ligt heeft kunnen af haaien met zo een gelukkig gevolg, dat de vrouw naar zes dagen gezond over de ftraat ging, en de miskraam ontveinzende, maar hy bekend oprechtelijk, dat hy de ontfpanning van dé mond der lijfmoeder aan het waasfem bad zou toegefchreven hebben , zo dezelve naar het gebruik van het bad gevolgd was. het was nochtans een werk van de natuur alleen, men leest (f) een wonderlyk geval van een zwangere vrouw, welkers fcheede zo naauw was, dat zy naauwlijks een fchrijfpen toeliet : nochtans is de fcheede, wanneer de baarensweeën haar overvielen , in de tijd van drie uuren zodanig wyder geworden , dat zy een fterk en gezond kind heeft ter waereld gebragt. waar uit men te regt befluit, dat men de.hoop, zelfs in allermoeilykfte gevallen niet ligt moet opgeven... Men (*) Traité des accouch. Liv. III. Chap. VII. pag. 291; Cfj Académ. des Scienc. in 4°» 1748. Hift. pag. Jt. Rrrrrr 3.  1054 DE MOEILYKE BAARING. $.1313.1314. Men zoude nochtans voorzigtiger gehandelt hebben zo men ten tyde. der zwangerheid op de verwyding der icheede was bedagt geweest ; waar over §, 1315. nog z.d gefproken worden, want de natuur is dikwils voor haar zelf alleen genoegzaam; maar niet altijd j en alsdan moet de kunst te hulp komen. f* I3I4- Tndien deeze zwelling (1313.), indefchee-l de zelfs ontllaande uitdryving verhindert^ moet dezelve verdreven, verettert., of door de heelkunde weggenomen worden. Aangezien de natuurlyke verlosfing niet door de hevige poging der kraamvrouw gefchied, zelfs wanneer alle weegen,langs welke het gebore wordende kind doorgaan moet, vry zijn, blijkt het van zelve , dat alle gezwel, omtrent de mond der lijfmoeder, of in de fcheede ontltaan, de uitfluiting van de vrucht verhindert ; en dus beflaat de geneezing in het uit de weg ruimen van zodanig gezwel, maar deeze beletzelen heeft men van onderfcheide foort gevonden, over welke wy nu zullen handelen. De lijfmoeder legd, gelijk bekend is, tusfchen de blaas en de rechte darm, en dus zal al het geene dat deeze deelen doet zwellen , welke te gelijk met de lijfmoeder in het bekken gelegen zijn , de gemakkelyke uitfluiting van de vrucht verhinderen. §. 1301., alwaar de ongemakken door de aangroei van de vrucht ontftaan, opgenoemt worden, is gezegd geweest, dat men menigmaal een moeilyke waterloozing en afgang by de zwangere -vrouwen waarneemt, waarom de by een vergaderde drek in de dikke darmen , en vooral in de rechte darm, gelijk ook de uitzetting van de blaas door de pis onder de beletzelen van de verlosfing, opgenoemt worden (g). daarom moet men, wanneer de af- Qj Mauric. Traité des malad. &c. Liv. II. Chap. io. pag. atfo.  J. 13-14. DE MOEILYKE BAARING. 1055 afgang omtrent het einde der zwangerheid te traag is, dezelve met een verzagtend klifteer moet verwekt worden, ook zet men zeer wel een klifteer, wanneer de baarensweeën een begin neemen , op dat de rechte darm geheel ontledingt worde: want zo zulks later gedaan word, wanneer het hoofd van het kind reeds meer gedaalt is , alsdan word de rechte darm zodanig gedrukt, dat het klifteer niet gemakkelijk ingefpoten, nochte de drek uitgaan kan. tevens hebben de klifteeren dit nut, dat door deparsfing tot de afgang de weeën doorgezet worden (h). om dezelfde reede worden de baarende vrouwen gewaarfchouwt, dat zy zouden trachten haar water te loozen ; meestentijds ook , loozen zy tevens het water, wanneer de afgang door een klifteer verwekt word. edoch op wat wyze men een-zwangere vrouw kan te hulp komen, wanneer zy met moeite haar water loost, of dat hetzelve geheel onderdrukt word, is van gelyken §. 1301. gezegd geweest; gelijk ook op wat wyze men de ambaijen te hulp komt, welke de- baarende vrouwen fomtijds veel moeite verwekken , wanneer zy opgezwollen zijnde, zeer doen, en dus de laatfte pogingen der verlosfing allerpijnlijkst maaken, ja fomtijds verhinderen , dat de baarende vrouwen de uitfluiting der vrucht, door de bittere pijn niet met alle krachten kunnen doorzetten. Maar men moet vooral zorg dragen, dat de blaas niet uitgezet word door de pis: want het is te vreezen, dat de blaas naderhand verlamt blyve, en 'er een lastige magteloosheid om dé pis te wederhouden, op volge: ja men heeft waargenomen, dat een blaas die zeer vol met pis was, door de hevige pogingen van de baarende vrouw gebarften is; waar door droevige en naauwlijks te geneeze kwaaien volgden, naar een zeer moeilyke baaring liet de vrouw de pis, wanneer zy regt op ging, tegen haar wil,met een allerfcherpfte pijn, hitte, en ftank, loopen. naar een allernauwkeurigst onderzoek heeft het gebleken; dat het onderfte geCft) Ibidem Chap. IV. pag» 338.  1D$6 DE MOEILYKE BAARING. 5- *§W gedeelte van de blaas na de zyde gebarften, en.de randen van de barst reeds met een zekere eelt overtrokken was. maar aangezien zich een gedeelte vat, de pis tusfchen de blaas.en defcheede in het celagtig weefzel vergaderde , heeft hetzelvedoor t verblyf fcherper geworden., het nabutnige uitgeknaagt,; waar door een verzweeiing volgde, en 'er geduurig een etteragtige pis wierd geloost (0- ja» 20 de b,aas niet barst» 'zal zy> 20 zy on" der de pogingen der verlosfing zeer vol is, zodanig verlengt werden na de plaats, alwaar de nabuurige deelen minder tegenftand bieden, zal 'er een blaasbreuk volgen; dat een vry lastige kwaal is welke men fomtijds in zwangere vrouwen heeft waargenomen wanneer het hoofd van het kind, de laatfte maanden der zwangerheid , de bodem van de blaas drukt, welke alsdan na beide de zyden gelijk als hoornen word uitgerekt, welke langs de ringen van de buik uitgaan.; fomtijds ook deelt de uitcerekte blaas tusfchen de fcheede en.de rechte darm, en veroorzaakt in de penszak een breukdikte, welke gedrukt zijnde,naar dat de pis geledigt is, verdwijnt, wederkeerd, wanneer de pis tegengehouden word: men leest verfcheide dusdanige voorbeelden (k\ het blijkt gemakkelijk, dat zo de blaasbreuk tusfchen de fcheede en de rechte darm word uitgerekt, zodanige dikte de wijdte van de fcheede., door dezelve te drukken,, kan vernaauwen het geen ook is waargenomen geweest. Ruvscb heeft (/) in een baarende vrouw een harde dikte door de heviee pogingen zien ontftaan, zo groot als een kleine vuist, in de rechter zyde van de fchamelheid. hy bekend, dat hy byna bedrogen was geweest, op 't eerfte oogenblik gelovende, dat het een gedeelte van de moederkoek was; welke fomtijds voor de vrucht tracht -te gaan. maar de zaak ten volle ovderzogt-zynde beeft by bevonden , dat bet waarlyk een zydelings gedeelte van de lyfmoeder was { het geene de uitkomst van gelyken beeft (ï) Stalo. van der Wiel Obferv, &c. Cent. I. Obferv. 82. pag. 3*1. h) Academ. des Scienc. 1'an 1717. «ift. pag. «p. Académ. de rhirurs. Tom. II. pag- 2}. & feq. C $Tobferv? Anat. Chirurg. Obferv. XXIV. pag. .23,  g.I3i4. DE MOEILYKE BAARING. 1057 geleerd: want de vrucht ter waereld zynde gekomen, is zy terfond na de natuurlyke plaats gekeerd, en is lydzaamlyk zonder eenige verdere jhving, welke wy in de verlosfing gebruikt hebben, op dat het voor uitgevalle gedeelte van de lyfmoeder het heetvuur niet zoude krygen, herfleld. edoch men ziet ligtelyk, dat zo de mond van de lyfmoeder niet recht over de holligheid van de fcheede is (waar over naderhand zal gefproken worden), het onderfte en zydelingfche gedeelte van de lyfmoeder, dusdanige dikte kan uitgezet worden. Hier by kan ook de uitzinking van de fcheede, welke omtrent op "dezelve wyze als de uitzinking van de rechte darm, gefchied, als een verhindering der verlosfing bygebragt worden, want deszelfs inwendige rok , flapper geworden, word allenskens als boven over zich zelve omgekeerd, en fteekt buiten de fchamelheid uit , onder de gedaante als van een gezwolle, onevenredig gevouwde ring , in welkers midden een opening is, welke gemakkelyk de vinger toelaat (/#); waar door de mond van de lyfmoeder meestentyds kan gevoeld worden, aangezien zy dan ook gewoonlyk meer daalt. Zodanig vertoond zich de uitzinking der fcheede, zo zy nog versch is"; zy verandert veel, indien de kwaal lang geduurt heeft» de vaten reeds opgepropt zynde , en fomtyds op een .wonderbaare wyze ontaartende. waarom deeze kwaal van min ervarene , of die niet oplettende genoeg zyn, fomtyds vooreen uitzinking der lyfmoeder is gehouden geweest, zo de uitzinking der fcheede in den beginne recht behandelt word, word zy vry gemakkelyk wederom op haare plaats gebragt, en door het rusten in het bedde en te famentrekkende ftovingen geneezen («). zo zy veroudert is, verwerpt zy dikwils ten eenemaal de geneezing. zo de uitzinking van de fcheede voor de verlosfing aanweezende is, moet men terftond zorg dragen, dat de binnenfte rok van de fcheede , in de verlosfing , wanneer het hoofd van het kind nederdaalt , niet meer en meer voortgeftoten worde, van De. (mj Academ. de Chirurg. Tom. 3. pag. 390. 00 la Motte Traité des accouch. liv. 5. Chap. XI. pag. 657. Vierde Deel. Ssssss  ï058 DE MOEILYKE BAARING. 5.1314, Deventer waarfchouwt (0) , dat, zo diergelyke kwaal in een baarende vrouw aanweezende is, de Vroedvrouw hastelyk met alle vlyt de uitgezonke fcheede in haar plaats wederom moet brengen, en dan ten hoogfte zorg dragen, dat zy niet toelaat e dat de mond van de lyfmoeder te zeer zinke, maar dezelve boven de fcheede houde, en voor zo veel mooglyk met de hand onder feune , tot dat de baarende vrouw zo wel de vrucht als de nageboorte zal uitgeparst hebben, daar op beveelt hy de uitzinking van de fcheede te herflellen, en een bekwame geneeswyze te gebruiken, om dezelve te geneezen. Intusfehen moet men voorzigtig zijn, dat men geene andere gezwellen der teeldeelen, voor een uitzinking der fcheede boude (p). want de fcheede word naar dikwervige of arbeidzame baaringen zodanig uitgerekt, dat zy naderhand , haare krachten verloren hebbende , minder wederftand bied aan de door de vergaderde drek gezwolle rechte darm, of aan de met pis opgevulde blaas; en alsdan vertoont zich dikwils een dikte in de fcheede, welke buiten de lippen van de fchamelheid uitfteekt. dus heb ik een vrouw gezien, by welke, naar twaalf gelukkige verlosfingen , wanneer zy af wilde gaan , de drek na voren viel, de al te flappe fcheede uitzettende, nochte zy konde langs den aars uitgedrukt worden : waarom zy , wanneer zy een harde afgang had, door de vinger in de fchamelheid te fteeken , dezelve na agteren moest jaagen, en tegenhouden, tot dat de aars zich opende. Hier uit blijkt het, hoe groote ervarentheid en voorzigtigheid 'er nodig is, hoe naauwkeurige kennis der deelen die geene moet hebben, die de baarende vrouwen met vrucht zal helpen. Eindelijk ook kunnen de gezwolle lippen van de fchamelheid de verlosfing moeilyker maaken , offchoon dusdanige gezwellen van de geene die ervaren zijn, niet voor zeer gevaarlijk werft) Nov. lumen obftetric. Cap. 30. pag. 134. 135. (jO Acad. de Chirurg. Tom. 3. pag. 392. 393.  .$. i3i4- DE MOEILYKE BAARING. io& worden gehouden , zo zy koud en flymzugtig zyn: waar over men na zie het geene §. 1301. word gevonden. Tot nog toe nebben wy over de nabygelege gezwolle deelen, welke de uitgang van de volvvasfe vrucht kunnen vertragen, gefproken. maar ook kunnen in de mond der lyfmoeder, of omtrent dezelve, zo wel als in de fcheede, alle foorten van gezwellen ontftaan , welke in de overige lichaamsdeelen worden waargenomen, het blykt van zelve, dat alle deeze beletzelen moeten weggenomen worden , zo zulks eenigzints kan gefchieden, eer dat de verlosfing naby is. ja het kan gebeuren , dat de deelen in de verlosfing zelve, lang door de vrucht gedrukt, opzwellen, en een gefteldheid tot de ontfteking verkrygen ; en alsdan moet men de tegen vu urige geneeswyze gebruiken, en vooral de aderlating , om de vaten te ontledigea. dus heeft Hippocrates (q) aangeraden : dat, zo een baarende vrouw langen tyd met de verlosfing beezig is , en niet kan verlos f en, maar verfcheide dagen door de baarenszveeè'n gepynigt word, en zy jong en in een bloeijende ouderdom is , en volbloedig , moet men haar aan de enkel laaten , en zo veel bloed aftappen als de krachten toelaten, maar zo ten tyde der zwangerheid een ontftoke dikte, door eenige andere oorzaak deeze deelen bezet, moet men dezelve met alle pogingen der kunst trachten te verdryven; en zo men zulks niet kan verkrygen , moet men de verettering voortzetten, op dat de wegen voor de verlosfing ten eenemaal bevryd worden. Men heeft vry dikwils in deeze deelen opgezwolle blaasjens, of ook veelvoeten waargenomen, welke redelyk gelyk zyn aan de flymprop in de neus, en fomtyds zo omflagtig, dat zy de verlosfing onmooglyk zouden maaken, ten zy een Heelmeester dezelve weg nam. Een meisje had veele jaaren een dikte in de fcheede gehad wel- (q) De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. 77. Charter» Tom» VIL pag. 776. Ssssss 2  ïoöö DE MOEILYKE BAARING. 5.1314. •welke van fommige Vroedvrouwen .voor een Bitzinking van de lyfmoeder wierd gehouden , en naar een langen tyd zeer fterk was aangegroeit: het is op zekere dag gebeurt, dat, wanneer zy na huis kwam, gewaar wierd, dat 'er een dikte met pyn en een aroot geweld uit de lyfmoeder viel, welke zy gelovende de lyfmoeder te zyn , heeft zy verfchrikt, de zeer vermaarde Hoogleeraar in de Heelkunde Benevoli, tot zich geroepen (r), die bevonden heeft, dat 'er een dikte buiten de fchamelheid hong, tien vinger breed lang, en byna dezelfde maat in de omtrek hebbende, die allerervarendfte man zag ligtelyk, dat het geen uitzinking der lyfmoeder was; hy ftond nochtans in twyffel hoe hy de geneezing van zo zwaare kwaal zoude aanvangen : hy trachte om de dikte wederom in de fcheede te brengen, maar konde zulks niet doen ; waar uit hy befloten heeft, dat de uitroeijing het eenigfte middel was, het geen de zieke met goede moed gevraagd heeft, om van zo zwaare moeilykhedens verlost te zyn. de hals van de fcheede, waar aan de dikte vast was, was omtrent twee duim dik. een ander zeer ervare Heelmeester, hier ook by tot hulp geroepen zynde, heeft de hals van de diktemet een fterk en dik touw gebonden, op dat hetzelve fterk zoude kunnen drukken, zonder gevaar van te kloven; maar zo dra het touw toegetrokken wierd , heeft hy gezien , dat de vliezen door het touw doorfheeden wierden ; waarom hy opgehouden heeft, oplettende, of'er een bloedftorting op zoude volgen; het geene niet gefchiedende, is hy kloekmoedig met het toetrekken voortgevaren , en de geheele dikte fcheide zich van de hechting met de fcheede af, nochte 'er volgde een zwaare bloedftorting: naar dat 'er een genoegzaame hoeveelheid bloed was uitgevloeit, beeft hy de holligheid, van welke zich de dikte had afgefcheide, met vlasproppen geflopt, en met het behoorlyk beflag gevestigt. bet gezwel woog twee- en- twintig oneen , uit een flymachtige zelfftandigheid beftaande , welke met een dun , maar redelyk fterk ) DhTertazioni &c. obferv. VI. pag. toi. & feq.  5- i'3M- DE MOEILYKE BAARING. IOOl fterk vlies bedekt wierd. dit meisje is binnen weinige dagen volmaakt geneezen, door Het opleggen van het af kookzel van gerst met rooze-honig , en op 't einde myrrhe wyn. edoch hy zegd, dat diergelyke gezwellen die geene hebben kunnen misleiden, die vasttleilen , dat by fommige vrouwen het uitroeijen der lyfmoeder plaats heeft gehad, en die naderhand eventwel gebaard hebben. Denys heeft een diergelyke , maar kleinder dikte, en welke reeds verzworen was, voor aan in de fcheede zittende, dooreen band om de hals van de dikte te binden, weggenomen 0)* by een maagd van twee-en-twintig jaaren : maar hy heeft de vierde daf naar de binding het gezwel afgefneeden , dewyl hetzelve verrottende, reeds een zeer lelyke ftank van zich gaf. 'er is van gelyken een volmaakte geneezing op gevolgd, met een gelyk gevolg heeft hy door het binden een hard, dik gezwel weggenomen , dat nergens aan de fcheede vast zat, maar van de linker zyde van de mond der lyfmoeder afhangende. Maar het blijkt, dat dusdanige gezwellen niet alleen in de fcheede, maar ook inde lyfmoeder zelve, ontdaan, welke uitgerekt zijnde, langs de opening van de lijfmoeder uitgaan, en in de fcheede hangen, dusdanig» gezwellen zyn dikwils oorzaak van een hartnekkige bloedftorting, welke naar het binden van deeze gezwellen ophoud, fomtijds worden zy, langs de opening van de lijfmoeder uitgegaan, van dezelve verworgt, en vallen als dan af. over deeze verdiend de uitmuntende Levret geleezen te worden (?)> die deeze zaak tot volmaaktheid heeft gebrast , en zeer kunftigs werktuigen uitgedagt heeft, om de hals van een diergelyk gezwel toe te kunnen trekken , wanneer het zelve hooger gelegen is. ook verdient het geene die zelfde Schryver elders \u) over de veelvoeten der lyfmoeder en O) Over het ampt der Vroedmeefters &c pag. 10. it. (O Obfervat. fur les polyp. pag. 99. & feq. & per totum. 00 Mém. de 1'Académ. de Chirurg. Tom. 4. pag. 518. & feq. S s s s s s 3  I06a DE MOEILYKE BAARING. $. 1314.' en fcheede heeft, ten hoogfte geleezen te worden, maar aangezien de werktuigen, welke hy befchreven had, om de veelvoet te binden, omflachtigzouden zyn, en niet dan met groote behendigheid gebruikt konden worden , heeft hy een ander meer eenvouwdig befchreven (w), met het welke, de hals van een veelvoetig gezwel, door middel van een zilvere draad, na goedvinden zal kunnen toegetrokken worden. Denys heeft een eenigzints diergelyk werktuigje gebruikt 00» om een van de mond der lyfmoeder af, hangend gezwel te binden ; maar hy heeft een gewaschte draad gebruikt, in de plaats van een zilvere, welke nochtans veel gemakkelyker is. maar aangezien de zieke naar de gelegde band uit de ftad vertrok, heeft hy het aan haar overgelaten dat zy door te draagen, de band meer en meer zoude toetrekken , tot dat het gezwel afviel, het geene van een gelukkig gevolg is geweest. Men zou mooglijk kunnen geloven, dat diergelyke gezwellen, vooral zo zy in de lyfmoeder zelvegevvortelt zyn, de ontfanging verhinderen, edoch talryke voorbeelden leeren genoeg het tegendeel: 'er worden verfcheide diergelyke, en zelfs vry wonderlyke gevallen opgenoemd (y), waar door men overtuigt word,dat zelfs de behoorlyke aangroei van de vrugt niet altyd door dusdanige gezwellen verhindert word, veel min de ontfanging. Men fchijnt by Hippocrates eenige voetftappen van diergelyke gezwellen, welke aan een fteeltjen hangende , in deeze deelen worden gevonden, te leezen (s). want hy fchryft aldus: zo 'cr een ziuaare reuk in de fchaamdeelen is, en 'er een lel in groeit, en zy pyn heeft, zal de pyn, door het zaad van Juffromo Merk^ met wyn, op een nugtere maag genomen, wel ge ft Ut worden, en de zwaare reuk door anys op de zelfde wyze gebruikt, maar weest; maar aldaar wierd tevens aangetekent , dat dusdanige vrouwen onvrugtbaar zyn geweest. De toegroeijmg der fcheede, en van de opening der fchaamdeelen, word gemakkelyker gekend en geneezen ; waar over van gelyken §. 1290. is gehandeld geweest; alwaar men te gelijk dat wonderlyk geval van een vrouw vind, welke op haar zestiende jaar getrouwt, de fcheede zo naauw hadde, dat zy naauwlijks een pen toeliet: deeze is nochtans, naar elf jaaren getrouwt te zyn geweest, zwanger geworden, en op de vyfde maand der zwangerheid, heeft de fcheede zich van zelve zodanig verwijd, dat zy gelukkig is verlost, als toen is ook gefproken geweest over de onderfcheide wyzen, op welke dit gebrek kan weggenomen worden, indien het vlies,. dat de fcheede fluit, doorgefneeden moet worden , of de aaneen gegroeide deelen gefcheiden., blykt het van zelve, dat zulks voor de verlosfing moet gefchieden, zo dat de geneezing reeds volmaakt is, eer een vrouw den arbeid op 't lyf krijgt, want indien zulks later gedaan word , is zulks niet van moeïlykhedens bevrijd, gelyk de volgende waarneming leerd. Wanneer een vrouw, die voor de eerflemaal zou baaren , in arbeid kwam , heeft de Vroedvrouw door haar te onderflaari, de fcheede op de helft haarer langte zeer toegetrokken en vernaauwt bevonden: de geroepene Heelmeefter heeft bevonden , dat de Vroedvrouw de waarheid had gezegd ; maar hy heeft met de fpits van de vinger een klein gat gevoéld, het geene de in dit moeilyk geval hier ook by geroepe Benevoli (g) met de vinger wyder heeft gemaakt; waar doorhy het wyder makend werktuig met gemak heeft kunnen na binnen brengen, om de opening grooter te maaken. als dan heeft hy bet hoofd van de vrugt kunnen voelen; maar'er was noch een dun vlies, waar in hy een haak heeft vastpehegt, en dus van het hooft des kinds, door het zelve na zich te trekken, heeft verwydert, terwijl een ander het met een fchaar doorfneed; maar aangezien de opening noch niet groot (g) Differtaz. &c. Obferv. V. pag, 96. Tttttt 2  io63 DE MOEILYKE BAARING. $.'131$. groot genoeg fcheen om het hooft van de vrugt door te kunnen laten, heeft hy, zyn hand inftekende , de opening wyder gemaakt, en dit vlies zodanig gefchenrt, dat het hoofd van de vrugt ten eenemaal bloot was : naar drie uuren tijds heeft zy een levendig meisjen ter waereld gebragt. de kraamvrouw heeft zich tot de vyfde dag naar de verlosfing wel bevonden ; toen is 'ereen koorts met een zwaare fchudding gevolgd, de buik is opgezwollen, met braaken, overvloedig zweeten, en een allerfcherpfte pijn der fcheede, met uitftorting van overvloedige etterachtige {lijmachtige, en met bloed geverwde ftof; door alle hulpmiddelen der kunst heeft men naar verfcheide weeken een vermindering van pijn bekomen; men heeft nochtans zes maanden van doen gehad, om de verzwore fcheede met een lidteeken te hegten. de geneezing is niet te min gelukkiglyk ten einde gebragt, dewijl zy naderhand eenige malen gelukkiglyk verlost is. maar dewijl de moeder der kraamvrouw naderhand gevraagd wierd, of zy immer eenig gezwel, of eenige andere ziekte der teeldeelen had gehad, heeft zy zulks blyven ontkennen: ten laatften heeft zy zich herinnert, dat haar dochter, noch een klein kind zynde, wanneer zy met andere kinderen van haare jaaren op een lang riet te paard reed, gevallen was, en dat de fchaamdeelen fterk op een knoop van het riet, waarop zy reed, gefloten hadden, zo dat zy langer dan een maand onder handen van een Heelmeefter is geweest, waaruithet vry bewijsbaar fchijnt, datdeoorfprong deezer kwaal van deeze oorzaak moet afgeleid worden, zekerlijk indien zulks bekend was geweest, zou dit beletzel voor de verlosfing veiliger uit den weg hebben kunnen geruimt worden: want de kort opvolgende verlosfing heeft de gefcheurde fcheede zodanig benadeeld , dat men naderhand de ontfteking en de daar op volgende verzweering, niet heeft kunnen vermyden. De fcheede word naar een zeer moeilyke verlosfing dikwils ontftoken, en verettert, ja krijgt fomtijds het heetvuur : zo de geneezing van een goed gevolg is, kunnen de zyden wan de fcheede, ten zy men 'er zorg voor draagt, aan een groeijen , of ook door de harde en te zamen getrokke lidtekenen zodanig ver- naauwt  DE MOEILYKE BAARING. io6 naauwt worden, dat zy by de volgende verlosfing niet dan met zeer groote moeite wyder gemaakt kan worden, men vind verfcheide diergelyke gevallen in de geneeskundige befchryving §. 1316. ¥ndien een al te naauw zamenftel 'der been-a. deren, de weg zal belet hebben , moet men ze met verzagtende beftrykingen (1313.'),. diergelyke Hovingen, verzagten, als ook de baarende vrouw met de hand volgens de regel van de kunst hulp toebrengen. Uit deeze oorzaak ontftaan de allermoeilykfte verlosfingen, en, dewijl zy ter naauwer nood kan verbetert worden, zijnde Vroedmeefters met reede voor niets meer bedtigt, dan voor de kwaade vorming der beenderen, welke de holligheid va» het bekken uitmaaken. Offchoon het bekken in eerst geborene uit vijftien onderfcheide beenderen beftaat, vereenigen deeze zich by meerder jaaren zodanig met elkander, dat het bekken van een hutiwbare maagd maar uit vier beenderen beftaat, namentlyk het heilig been, het ftuitbeen, en de twee ongenoemde beenderen: deeze laatfte worden van de Ontleedkundige gewoonlyk in drie deelen onderfcheiden , welke onderfcheidentlyk genoemt worden., want het voorfte gedeelte van het ongenoemde been , word het fchaambeen, het bovenfte, en tevens agterfte gedeelte, het darmbeen , het onderfte en te gelijk zydelingfe gedeelte , het heupe been genoemd. Deeze beenderen te famen vereenigt, maaken de holligheid van het bekken uit, en zyn aan die zyde, welke na de holligheid van het bekken gekeerd is, glad. het agterfte gedeelte van de holligheid van het bekken, word door het heiligbeen gemaakt, het geene boven wyder, allengskens naauwer word, en het ftuitbeen hecht zich aan deszelfs onderfte en naauwfte gedeelte: dc darmbeenderen maaken het bovenfte en zydelingfe, de heupe- heem» 00 Peu Pratic des accouchem. pag. 245» & feq^ Tttttt 3;.  IO?0 DE MOEILYKE BAARING. $.1316. beenderen het zydelingfe en onderfte, de fchaambeenderen het voorfte gedeelte van het bekken uit dierhalve begrijpt men onder de naam van het bekken, die tusi'chenwydté, welke door deeze vier onder elkander vereenigde beenderen omfchieven word. Ook word gemeenlijk tevens de ingang, en de uitgang in de bolligheid van het bekken in aanmerking genomen, de ingang word van agteren door de laatfte wervelbeenderen der lendenen, hier na voren uitftekende , te gelijk met het bovenfte gedeelte van het heiligbeen, gevormt; van beide zyden word het van de middenrand van beide de darnibeenderen, van voren van het bovenfte gedeelte van de fchaambeenderen gemaakt, maar de uitgang van het bekken word van agter door het ftuitbeen, ter zyde door de onderfte rand van beide de heupe beenderen, van voren door de onderfte omkromming van de fchaambeenderen gemaakt. De gelukkige verlosfiing hangt meestentijds van de volmaakte vorming van het bekken af; want zo dc weg te naauw is, blijkt het van zelfs , dat de vrucht niet dan zeer moeilijk doorgeparst kan worden ; ja dat dit fomtijds volftrekt onmooglijk is. edoch, het ceene op het eerfte gezicht wonder zal fchynen, de al te grote wijdte van het bekken zal nadeelig kunnen zijn; ten zy de Vroedmeefter naarftig zorg draagt, want zal de verlosfing gelukkig zijn, zo moet de vrucht door de allengskens wydergemaakte mond van de lijfmoeder , door de parsfingen van de moeder uitgedrukt worden , en de lijfmoeder nochtans zo onderftcunt worden , dat zy niet tevens kan uitvallen, want zo de ingang van het bekken te wijd is , zal de lijfmoeder te gelijk met de vrucht nederdalen, terwijl de mond van de lijfmoeder nog naauwlijks open is, dewijl zy door de baarensweeën niet genoegzaam gedrongen word , ten zy de lijfmoeder door de behoorlyke nnauwtè van het bekken onderfteunt word. van Deventer, door veelvuldige ondervinding geleerd (i), dat diergelyke dingen gebeuren , waarfchouwt de Vroedvrouwen; dat zy, by baarende vrouwen geroepen y de wijdte van het bekken onderzoeken, en zich niet te veel betrouwen , offchoon alles als voor de wind fchynt O') Nov. Lum. Obftetric. Cap. XXVII. pag. 114.  5. t3i6\ DE MOEILYKE BAARING. 1071 fchynt af te gaan; want de uitzinking der lijfmoeder ftaat haar te vreezen. dit kwaad word voorgekomen, zo zy de lijfmoeder te gelijk met de vrucht nederdaalende, met de hand tegenhoud, op dat zy niet uit de fchamelheid fteeke. dus bezorgt zy door een voorzis;tige kunstgreep een fteunzel voor de lijfmoeder , welke de al te groote wijdte van het bekken haar weigerde. Ruysch heeft diergelyke gevallen bygewoond (ft) en tekent het volgende aan : het is wonderlyk om te verhalen, met wat zvanfchapenheid op dien tyd de gezegde mond van de lyfmoeder zich vertoont , en hoe groote omzichtigheid nodig is in diergelyke verlosfing, is een iegelyk bekend, die met ons by deeze gevallen tegenwoordig zyn geweest, volgens myne gedachten moet de uitgang van de levende vrucht aan de natuur overgelaten worden, en de mond van de lijfmoeder met beide handen worden tegengehouden, en hy was hier niet alleen voor bevreest, maar ook voor een omkeering van de lijfmoeder. Maar Levret heeft aangetekent (/), dat, wanneer de ingangvan het bekken wijd is, deszelfs uitgang meestentijds naauw is; en tegenovergeftelt, indien de ingang van het bekken naauw is, deszelfs uitgang wijd is. in het eerfte geval, gaat alles in 't begin der verlosfing ichielijk voort, maar omtrent het einde word de verlosfing vertraagt; maar alsdan is het minder te vreezen, dat de lijfmoeder uit zal zinken, en de Vroedvrouw kan de baarende vrouw de behulpzame hand bieden , door het ftuitbeen zagtjens weg te drukken, dat ha voren toe gekromt, het hoofd van het kind onderfteunt, en voorwaards na de onderfte kromte, of de uitranding van de fchaambeenderen ftiert, alwaar meer plaats voor de uitgang van de vrucht word gevonden, edoch het is bekend, dat het ftuitbeen, wanneer het zich in een natuurlyke gefteldheid bevind, wyken kan , gelijk Levret (m) vermaant, ter plaatfe, alwaar andere zeer fraaije zaaken, over het maakzel van het beene bekken worden gevonden, maar zo de ingang van het bekken naauw is, is de uitgang meestentijds wijd, en alsdan gaat O) Obferv. Anat. Chirurg, pag. 25. (f) l'Art. des accouchem. pag, 7. («O Ibidem, pag. 6.  10?z DE MOEILYKE BAARING. §, 1316. gaat de verlosfing in den beginne langzaam voort; maar wanneer de vrucht deeze naauwtens is te boven gekomen, gaat zy dikwils haastig uit, om de meer geopende uitgang, het gebeurt fomtyds, dat het bekken niet alleen in de in- en uitgang, maar ook in deszelfs geheele beloop, te wyd is; en alsdan zoude de geheele lyfmoeder te gelyk met de volwasfe vrucht buiten de fchamelheid kunnen uitzinken , ten zy een voorzigtige hand zulks voorkwam (aj. , , _ , , ,, , Het blykt dus dat de al te groote wydte van het bekken wel met recht befchuldigt kan worden , maar de Vroedkunde heeft het hulpmiddel by de hand. maar 'er is een veel zwaarder moeilykheid , zo het bekken te naauw is; waar door de verlosfing fomtyds'volftrekt onmooglyk word. het is wel waar, dat een al te wroote vrucht de verlosfing moeilyk kan maaken, ja zelfs onmooo-lyk ; maar hier ter plaatfe word over de moeilyke baaring gehandelt, welke door een gebrek van de moeder veroorzaakt V(Maar een teken van een te naauw bekken, dat de volwasfe vrucht in 't geheel 'er niet door kan gaan, is (0), zo het de hand van de Vroedmeefter, hoedanig dezelve ook zy, in hetzelve niet kan komen, het is bekend, dat 'er een vry groot onderfcheid aangaande de grootte van de handen en derzelver vleezigheid in onderfcheide menfehen word gevonden : die geene worden als de bekwaamfte voor de Vroedkunde gepreezen, die tevens met een fterke kracht der fpieren , fmalle handen en lange vingers hebben • indien dierhalve het bekken de hand van een diergelyke Heelmeefter niet kan toelaaten, word de verlosfing van een volwasfe vrucht voor onmoodyk gehouden; en de Keizers fneede blvft alleen overig; waar over naderhand zal gefproken worden. De beenderen van het bekken zyn aan alle ziektens, aan welti de overige lichaamsdeelen onderhevig zyn, blootgeftelt; en KC ö dus 00 1'Art des Accouchem- pag. 7. 8.  $. i3ir5. DE MOEILYKE BAARING. 1073 .dus zullen de hier ontftane uitwasfen der beenderen, de holligheid van het bekken naauwer kunnen maaken Q>). ja men heeft opgemerkt, dat het hoofd van het dye been, uit deszelfs holligheid geraakt zynde, de verlosfing, eer dat hetzelve wederom te recht gebragt was , heeft onmooglyk gemaakt, het heeft ook gebleken, dat de laatfte wervelbeenderen der lendenen, te zeer na binnen gebogen , offchoon het bekken wel gevormt is geweest, de verlosfing ten eenemaal verhindert hebben. Maar dewyl de Engelfche ziekte zeer veele beenderen van het lichaam zodanig verandert en mismaakt, daarom getuigen alle de geene, die over de Vroedkunde hebben gefchreven, dat menby die vrouwen , welke in haare eerfte kindsheid deeze ziekte gehad hebben , een moeilyke baaring te vreezen heeft, want daar uit ontftaan zo menigmaal een gebocheltheid, verdraaijing der rughftreng, het mank gaan enz.: welke geduurende het geheele leven byblyven. de uitmuntende Schryver (qj heeft alle deeze kwalen zeer wel befchreven , en aangetekent, dat het bekken niet altyd kwalyk gevormt is, offchoon men de rugftreng verdraait vind. maar zo de verdraaijing van de rughftreng niet door de Engelfche ziekte in de eerfte kindsheid , maar later , het twaalfde of veertiende jaar door eenige andere oorzaak ontftaan is , alsdan is het bekken reeds gevormt, en kan een behoorlyk maakzel verkregen hebben, offchoon het overige lichaam door de verdraaijing van de rughftreng mismaakt is. deeze zyn mooglyk die gevallen,- waar in de Vroedmeefters zich verwonderen, dat mismaakte vrouwen niet moeilyker vcrlosfen dan andere , die zeer wel gevormt zyn van lichaam, men moet nochtans aanmerken, dat, offchoon het bekken goed is, de vrouwen diegebocchelt zyn moeilyker verlosfen, zo de verdraaijing van de rugftreng de holte van de borst naauwer heeft gemaakt, om dat zy door de moeilyke ademhaling zo fterke parsfingen onder het verlosfen niet kunnen uitoeffenen. Maar (ƒ0 Crantz de Utero rupto pag. 28. 00 Brudenell Exton of midw'ifery SecL IV. pag. 82. Vierde Deel. Vvvvvv  Io74 DE MOEILYKE BAARING. '§. 1316. Maar aangezien de kinderen die de Engelfche ziekte hebben, week en buigzaam zyn, en niet kunnen gaan, gelyk de gezonde kinderen gewoon zyn , blyven zy geduurig op een ftoel, of op de fchoot van de voedfter zitten: waar door het ftuitbeen voorwaards na de holligheid van het bekken gedrukt word, liet onderfte uherfte van het heiligbeen hek na voren, bet bovenfte van hetzelfde been, fteekt te gelyk met de laatfte wervelbeenderen der lendenen , na voren uit, en komt na het bovenfte van het fchaambeen toe, zo dat de tusfchen wydte tusfchen het heiligbeen en de bovenfte rand van de fchaambeenderen fomtyds by de vrouwen bevonden is niet boven de drie duim te zyn, by andere, twee, by fommige, edoch zeldzaam, anderhalve düim. By andere helt het laatfte wervelbeen der lendenen te gelyk met het bovenfte gedeelte van het heiligbeen , door dè zelfde ziekte , binnewaards ; maar de fchaambeenderen zydewaards, welke na buiten een ronde, na binnen een holle oppervlakte moeten hebben , worden plat, ja zyn fomtyds na binnen toe rond: maar ook helt het onderfte gedeelte van beide de heupebeenderen na de holligheid Van het bekken , en de tusfchenwydte tusfchen de uiterftens van deeze beenderen, welke gewoonlyk drie en een vierde duim is, word kleinder. nochtans is het allerdikwervigfte gebrek uit deeze oorzaak ontftaan, is het vooruit fteeken van het laatfte wervelbeen der lendenen, en van het opperfte van het heiligbeen, het geen oorzaak is, dat het hoofd van dé vrucht in een mismaakt bekken, zo menigmaal onbeweeglyk zit in de ingang van hetzelve, maar de moeilyke baaring vermeerdert de vrees in die geene die eertyds de' Engelfche ziekte hebben gehad , om dat , alhoewel zy geneezen zynde , een fraaije en groote lichaamsgeftalte hebben verkreegen , 'er nochtans altyd eenige mismaaktheid omtrent het bekken blyft. daar uit blykt de reede, Waarom ervaare Vroedvrouwen in zodanig geval altyd voor een moeilyke verlosfing bevreest zyn.  DE MOEILYKE BAARING. 1075. Indien dierhalve het al te enge famenftel der beenderen, de uitgang van de vrucht belet, vraagd men te recht, welk hulpmiddel in de Vroedkunde overig is? alle foorten van allerzagtfte beftrykingen, Hovingen, dampingen, enz., worden hier aangepreezen: deeze zyn wel voordeelig, vooral, zo de zagtedeeltn tevens droog en ftram zyn, gelyk §. 1313. is gezegd geweest; maar 'er is niet veel hoop, dat de beenderen op deeze wyze in korten tyd kunnen verzagt worden , en gemakkelyker wyken: intusfehen zal men deeze met vrucht kunnen beproeven. Maar aangezien de beendereu , welke de holligheid van het bekken uitmaaken , eertyds door tusfehenkomst van kraakbeenderen aan elkander zyn vast geweest, welke omtrent de volwasfenheid in been beginnen te veranderen, daarom hebben de geene die in de Vroedkunde ervaren zyn, geredentwist,\of deeze beenderen ten tyde der verlosfing van elkander kunnen wyken, op dat de holligheid van het bekken grooter word. Euftachius heeft een vry dikke kraakbeenige vereeniging, welke de fchaambeenderen aan een hecht, aangetekent (/). deeze zelfde vereeniging van de fchaambeenderen, word uitwendig door een groote menigte gheelhairige en peesachtige veezeis, die fterk zyn,gedekt: van gelyken worden ook de hechtingen van het heiligbeen met de darmbeenderen , overal met onderfcheide platte bundeltjens peesachtige veezeis gedekt; welke ook zeer digt en veerkrachtig zyn O)- kier uit fchynt hier dusdanig beflag te zyn , dat hetzelve eenigermate wyken kan , maar zich ook door de veerkracht terftond herftellen, zo dra de uitrekkende kracht ophoud. Zy flemmen alle toe, dat het ftuitbeen kan wyken, en het is zeeker. dat de verlosfing moeilyk zal zyn, ten zy hetzelve agterwaards kan wyken , wanneer het hoofd van het kind in de gang van het bekken zit. edoch Mauriceau ontkend (j), dat de fchaambeenderen gefcheiden kunnen worden ; om dat hy in het gro©- 00 Tabul. XLIII. O) Levret 1'art des accouch. pag. 3. O) Livr.vII. GHap. I. pag. 210. *> Vvvvvv 2 •:')  tof6 DE MOEILYKE BAARING. groote gasthuis van Parys (Vhoiel Dieu) vrouwen gezien hady die terftond naar de verlosfing op haar voeten na 't bedde gongen , dat dikwils vry verre afgelegen was; het geen niet zoude kunnen gefchieden, zo de fchaambeenderen van elkander, of de: darmbeenderen van het heiligbeen afgefcheiden waren geweest, hy voegd 'er ook by, dat hy in verfcheide lyken van kraamvrouwen die hy ontleed heeft, nimmer een diergelyke aflcheidingheeft gezien, het is waarfchynlyk , dat ofichoon in een natuurlyke, en niet zeer moeilyke verlosfing, de hechtig van de beenderen van het bekken eenigzints kan wyken, 'er nochtans geen volftrekte affcheiding van deeze beenderen plaats heeft, edoch het fchynt op geenerlei wyze ontkend te kunnen worden, dat herin een moeilyke verlosfing gebeurt is, dat de beenderen van het bekken zich van een gefcheiden hebben, dit hebben vermaarde Vroedmeefters getuigt; zy hebben namentlyk deeze banden , over welke gefproken is geweest, zagt en wyder gemaakt, de beenderen zelve van een gefcheiden gevonden. Riolan heeft dit aan drie honderd toehoorders in het lyk van een vrouw, die de vierde dag naar de verlosfing was opgehangen, getoond. Diemerbroeck heeft den ander dag naar de verlosfing de fchaambeenderen een pink breed van een gefcheiden gevonden. Paraus, Bauhinus , Harvceus, Spigelius, hebben ook diergelyke gevallen gezien, men vind alle deeze getuigenisfen (u) vergadert, ik. heb zelfs in een doorlugtige kraamvrouw, de elfde week naar de verlosfing, welke allermoeilykst was geweest, geftorven, gezien dat de fchaambeenderen nog van een gefcheiden waren, zo dat zy met geruisch over malkanderen konden gefchoven worden, hier om verwonder ik my niet, dat een Vroedmeefter van een groote naam (tv), door eige waarnemingen, en een talryka ontleeding van lyken, geleerd, vastgefteld heeft, dat het dikwerviger gebeurt dan men gelooft, dat de fchaambeenderen in een moeilyke baaring van een worden gefcheiden. Cornelius dat de lijfmoeder vry fterk bewogen wierd. hy o-elooftie in 't eerst, dat deeze beweging door de jongen in de lyfmoeder bevat, gemaakt wierd. hy heeft de lijfmoeder open -ëfneeden, en heeft'er drie levendige en twee doode jongen , welke byna heel verrot waren, uitgehaald: de lijfmoeder aldus o-eledi.ot, trok zich door haare eigene kracht zodanig toe , dat zv zonder holligheid wierd. die lyfmoeder heeft voortgegaan met zich een uur en langer, te beweegen; en toen heeft de beweeging beginnen te kwynen; zy konde door een ligte prikken ling opgewekt worden, "zo dat zy, wanneer men een kaars digt bV haar hield, zich zo flerk toetrok , dat deszelfs geheele hollisheid te niet gong. dezelfde proeven zyn naderhand genomen in de baarmoeders van twee koeijen , die niet met kalf waf-O Meffis aürea exhibens Anatomica pag. ?33. O) Lettera fcritta al chiariffimo ckc. Hallér pag. 320.  $.1316. DE MOEILYKE BAARINO. 1C?9 waren, wanneer zy noch in het lichaam zaten, en wanneer zy reeds uit het zelve waren genomen. Maar 'er zyn veel zaaken die ons doen geloven, dat de men* fchelyke lijfmoeder dezelfde kracht bezit, wanneer de baarensweeën aandringen, voeld den ervare Vroedvrouw, wanneer zy de mond van de lyfmoeder aanraakt , dat de we^cn aanftaande zyn, offchoon de barende vrouw zulks niet gevoeld; ja, de lyfmoeder word, gelyk in 't voorgaande Hoofddeel is gezegd geweest , door een voorzigtige prikkeling van de mond der lyfmoeder, aangezet, om het geene zy in haare holligheid bevat, uit te jagen, de lyfmoeder heeft door haar eige kracht, wanneer de moeder reeds dood was , de vrugt uitgeparst; in een levendige vrouw maakt zy zo menigmaal de agtergeblevene-moederkoek los, en jaagt dezelve, los gemaakt zynde, uit, en parst de brokken bloed, die de holligheid vervullen, uit, en daar zy in zwangere vrouwen fterk uitgezet was, keerd zy nu wederom tot haare vorige grootte, de Vroedmeefters hebben zo menigmaal gevoeld, dat de hand die zy in de lyfmoeder geftoken hadden , fterk geknelt wierd. Ruysch heeft een fpierachtige zelfftandigheid in het maakzel van de lijfmoeder ontdekt; andere hebben dit bevestigd; waar over men na kan zien het geene , dat by de befchryver der zwangere lijfmoeder (<0 word gevonden, dit loopt dierhalve altemaal te za> men, om de hevige toetrekking der lijfmoeder in de verlosfing te bewyzen. Ruysch fchijnt van de fterke toetrekking der lijfmoeder, (hng voor dat hy die fpierachtige vezelen had ontdekt,) zo verzekert te zyn geweest, dat hy gelooft heeft, dat, wanneer de mond van de lyfmoeder hartnekkiglyk is gefloten , op dat het hoofd van de vrucht dezelve toeftopt , de in de lyfmoeder bevatte vochten, langs de eijerleiders, in de holligheid van de buik en het bekken kunnen uitgeparst worden (£). ja, het geene meer. te 00 Noortwyk de utero gravido pag. 106. & feq. Obferv. Anatom. Chirurg. N*. LXXXIV. & LXXXV. pag. 79. 80.  io8o DE MOEILYKE BAARING. te verwonderen fchynt, de lyfmoeder fchynt in een allermoeilykfte verlosfing uit haare eigene zelfftandigheid als door zweeting bloed uitgeparst te hebben , in de holligheid van de buik, het geen men naar de dood geronnen heeft gevonden, een vrouw fterft door een moeilyke verlosfing, zonder de vrucht ter waereld te brengen : men vind in het lyk de geheele voorfte oppervlakte van de lyfmoeder met geronne bloed bedekt, dat in geene deele van dezelve konde afgefcheiden worden, en op een tafel uitgelegd , een koek geronne bloed vertoonde, vyftien duim lang een voet breed, en drie linien dik. naar een naauwkeurig onderzoek vond men niet een vat gebroken, nochte 'er vertoonde zich zelfs geen druppel bloed in de overige holte van de buik (e)- waarom het bewysbaar fchynt, dat dit bloed uit de zelfftandigheid der lyfmoeder zelve door doorzweeting door de allerhevigfte parsfingen van de ellendige baarende vrouw uitgeparst is geweest, nochte het fchynt onbewysbaar, dat dh: in een zeer moeilyke baaring meer gebeurt is; waarom door dit buiten de vaten geftorte bedurve bloed , naar de verlosfing allerergfte kwalen zullen kunnen volgen , wanneer hetzelve gefmolten is en de ingewanden der buik befpoelt. want het fchynt naauwlyks geloofbaar, dat zo groote menigte brokkig geronne bloed, inde holligheid van de buik vergadert, wederom heeft kunnen opgezogen worden. Wanneer dierhalve de lyfmoeder met zo groote kracht te iamenoetrokken word, en in een moeilyke verlosfing, door de allerhevigfte pogingen der baarende vrouw tegen de vrucht in deszelfs holligheid bevat, gedrongen word , vreest men te recht voor het fcheuren van de lyfmoeder zelve, waar langs de vrucht voor een gedeelte of in 't geheel in de buik van de moeder nedervalt , dat meestentyds dodelyk is. de eertyds vermaarde Paryfche Vroedmcefter Gregoire getuigt, dat hy in de tyd van dertig jaaren zestien maal het fcheuren van de lyfmoeder heeft waarge- O) Medic, EiTay and obferv. Tom. IV. pag. 447,-  $. 1316. DE MOE ILYKE BAARING. 1081 genomen : onder deeze heeft hy eens gezien, dat de lyfmoeder gefcheurt zynde aan de zyde van de moederkoek, de vrucht met de voeten het middenfift van de moeder geraakt heeft: hy tekent in een ander geval aan, dat het hoofd van het kind', en de geheele rechter zyde , buiten de lyfmoeder ftak, terwyl de overige deelen nog in de holligheid van de lyfmoeder zaten , zo dat de vrucht met de beenen van een als te paard zat op de lyfmoeder 00- men vind verfcheide voorbeelden van het fcheuren der lyfmoeder , by la Motte (e) , en andere; vooraf dat aanmerklyk geval, alwaar de vrucht met de voeten de moederkoek en lyfmoeder doorboort had, en eventwel heeft la Motte dezelve by de voeten afgehaalt: naar dat de moederkoek afgefcheiden was, heeft hy wederom de hand in de lyfmoeder geftoken, en langs de fcheur der lyfmoeder in de buik doorgedrongen, en heeft duidelyk de darmen kunnen voelen, de ellendige heeft dit nochtans drie dagen overleeft, in een ander diergelyk geval , heeft de kraamvrouw nog vier dagen geleeft; en in het lyk wierd alleenlyk een overblyfzel van de fcheuring gevonden , dat de fpits van de pink konde bevatten, de lyfmoeder namentlyk zich reeds toegetrokken hebbende, men vind (f) een wonderlyk geval van een gefcheurde lyfmoeder , alwaar de vrucht geheel in de holligheid van de buik zat, uitgenomen het uiterfte van de eene voet, en de navelftreng : nochtans is zy gelukkiglyk by de voeten afgehaald; en, de hand naar de affcheiding vim de moederkoek, wederom ingeftoken hebbende, heeft hy het geronne bloed uit de holligheid van de lyfmoeder gehaald, ook heeft deeze dit acht dagen overleeft, in het lyk van een vrouw, welke geduurende drie dagen in den arbeid had gezeeten, en zonder verlosfing was geftorven , heeft de zeer vermaarde Alexander Monro de lyfmoeder gefpieeten gevonden, langs welke fpleet de vol- 00 Acad. des fcienc. 1'An 1724. hiftoire pag. 52. Heifters waarnemingen 944. (tiï Traité'des Accouchemens liv. IV. Chap, V. pag. 462. 00 l3eu Pratic. des accouchem. liv. I. chap. VIII. p. 79,'& feq. Vierde Deel. Xxxxxx  ,o8fi DE MOEILYKE BAARING. §. 1316. volwasfe vrucht met de moederkoek in de holligheid van de buik was gevallen ; welke ook een groote menigte bloed inhield Cg). Maar men leest (h) , dat de lyfmoeder met alleen gefpleeien is maar ook dat de buik met groot geraas in een moeilyke verlos'fing gebarften is , en dat de vrucht langs deeze opening uitgegaan is, en de moederkoek uitgehaald, en dat de aanweezende het geene in de buik bevat was gezien hebben, de kraamvrouw is niet te min volmaakt herfteld, door het opleggen alleen van boter met witte fuiker gemengt : het lidteken van de geneeze wond liet zich aanzien, als of de huid met een dikke fpeld gefchrapt was geweest, dit wonderlyk geval fchynt naauwlyks geloof te verdienen, zo niet de ooggetuigen de waarheid voor de Magiftraat onder eede bevestigt hadden, en de Vroedvrouw, en een andere vrouw, welke de moederkoek had afgehaald, onder de betuigen waren, deeze getuigenisfen, met het openbaar vertrouwen bekrachtigt , worden van de geheimfchryvers van het Edinburgfche Genootfchap bewaard. _ Het is dierhalve zeker, dat de lyfmoeder in de moeilyke baarin* fomtyds breekt, edoch het verdient aanmerking, of mende tekenen kan kennen , waar uit men voorzien kan, dat de verbreeking van de lyfmoeder te vreezen is ; en of'er tekenen zyn , welke leeren, dat de lyfmoeder reeds gefcheurt is. eindelyk moet men zien, of men in zo groote ellende eenige hulp van de kunst kan verhoopen. , Al het geene de vrucht de uitgang verhindert, kan onder de oorzaken van de verbreeking der lyfmoeder gerekent worden ; maar nochtans breekt de lyfmoeder in alle verlosten met zelfs niet in een zeer moeilyke : ja het is bekend dat dit zelde sebeurt (h maar dewyl alle de lyken van baarende vrouwen, die zonder te verlosfen geftorven zyn, niet geopent worden, fchynt (g) ElTay and obfeiv. Phyfic. and Literar. vol. 2, Artic. XXIV.: F(/03 Ibidem pag. 338. 0) Crantz de utero rupto pag. 12.  DE MOEILYKE BAARING. 1083 fchynt men te regt agterdenken te hebben , dat de lyfmoeder «efcheurt is geweest, ten minfte by fommige van deeze, offchoon men geen volftrekte zekerheid heeft: vooral zo zy hevige, hoe wel vergeeffche baarensweeën hebben gehad. Levret houd het trappen van de vrucht, voor de onmiddelyke oorzaak van het fcheuren der lyfmoeder, zonder dat dezelve uitwendig eenig geweld heeft geleeden, ten minfte voor de dikwervigfte oorzaak (k) , wanneer de vrucht met het hoofd in het te naauwe bekken genagelt (zo men het noemt) zit. maar voornamentlyk wanneer de vrucht ftuiptrekkingen heeft, het geen menigmaal gebeurt, wanneer zy nu naby de dood is: zo de lyfmoeder alsdan tevens door haare eige kracht, en de pogingen van de moeder gedrongen word , zal het fcheuren zo veel te meer te vreezen zyn. hier by komt, dat de kracht der fpieren door de ftuiptrekkende beweegingen boven mate vermeerdert, gelyk in de befchryving van de vallende ziekte is gezegd geweest. Het word door onvervalschte waarmingen van de groot achtbaarfte Schryvers welke men by de zeer vermaarde Crantz (/), die een allerfraaifte verhandeling over de gebroke lyfmoeder heeft gefchreven, by een vergadert kan vinden, beweezen, dat de lyfmoeder in alle haare deelen is gebroken geweest, edoch de tekenen welke de verbreeking der lyfmoeder vooraf gaan, zyn deeze (m) : de vrucht word , naar dat zy eenige tyd zonder beweeging is geweest, door onverwagte beweegingen gefchud , yelke een fcherpe pyn aan de moeder veroorzaaken , op die jlaats, alwaar het gevaar van de verbreeking te vreezen is : maar ce benaauwtheid neemt voornamentlyk haare zitplaats omtrent de rridden bovenbuik, die fchuddingen keeren by tusfchenpozen widerom, zonder vast bepaalde tusfchentyd: eindelyk volgd de laafte hevigfte fprong , welke de dood van de vrucht aankondigt; (,) 1'Art des Accouchem. §. 595. pag. 97. O) In loco modo citato & feq. 00 Levret Ibid. §. 597. 598. pag. 98. Xxxxxx 2  1084 DE MOEILYKE BAARING. $.131*. dio-t; die beweegingen houden naderhand op. want de vrugt fterft meesteutyds aan de ftuipen. by deeze tekenen voegd de zeer vermaarde Crantz (n) de volgende": een groote en uitgefpanne buik, een terug getrokke fcheede, de mond der lyfmoeder hoog, de weeën zyn wel oprecht, maar hevig, dikwervig zonder lange tusfchenpozingen , onaangenaam zonder dat de verlosfing voortgaat, en zyn \erftond in 't begin of in *t midden van de natuurlyke parsfing% aanweezende. het water gebroken zynde, komen 'er veel heviger weeën , kwaad zonder tusfchenpozing , wreed zonder hoop van verlosfing. die een vrouw zodanig pynigen, dat het onkundig gemeen zich verwondert, dat zy door dezelve niet verlost enz.: tot dat eindelyk de vrucht door een allerhevigfte fprong opgevoert, de te famen getrokke lyfmoeder door het trappen doorboort, of met een ander meerder ftomp lidmaat verfcheurt. hy redentwist daarop in de aantekeningen (0), of de lyfmoeder gebroken word, wanneer bet water nog niet gebroken is, of wel als wanneer de vliezen gebroken zynde , hetzelve reeds uitgevloeit is; en alles wel overwogen hebbende, befluit hy; dat hier in niets zekers vastgeftelt kan worden ; en tot nu toe is de lyfmoeder in oprecht befchreeve waarnemingen, altyd naar het uitvloeijen van het water gebroken. Indien de reeds aangehaalde tekenen aanweezende zyn, heeft men met reede voor de aanftaande verbreking der lyfmoeder te vreezen; indien op deeze het navolgende volgd, betekent zuiks dat de lyfmoeder reeds gebroken is (p). indien 'er namentlyk een flaauwte , of groote zwakheid op volgd, terwyl zy nog by haar zinnen blyft, het aangezicht bleek is , de pols zwakker word , de buik breed en plat opgezwollen is, meteen gevoe1 van een ongewone, maar zagte warmtezo de uiterlfe ledemrten koud zyn, zich lymachtige koude zweetdruppelen op hit aangezicht vertonen ; alsdan bezwykt zy in korten tyd, en Ie baarende vrouw fterft meestal aan "de ftuipen. wanneer de 3,-f- nue- 00 De rupto utero pag. 15. i<5. & feq. (0) Ibid. pag. I". 18. (/O Ibid. pag. 19. & feq. Levret 1'Art desAccouch.§,59> >. 98  $.1316. DE MOEILYKE BAARI?sTG. 1085 moeder breekt, hooren de aanweezende fonityds I?et geluid van een icbok, en de vrucht word alsdan zeldzaam of nooit meergevoe;d ; de baarensweeè'ns houden op ; de ledematen van de vrucht, welke men van te voren in de mond van de lyfmoeder konde. voelen , worden nu niet meer waargenomen; indien namentlyk de vrucht geheel of ten deele in de holligheid van de buik zit ; maar alsdan kan men de deeien van de vrucht duidelyker met op de buik te voelen gewaar worden, dan van te vo« ren, wanneer zy nog in de holligheid van de lyfmoeder zaten. Edoch hy tekent zeer wel aan (q), dat deeze reeks van toevallen niet altyd geftadig is; dat fommige ook zonder eenige tekenen dat de lyfmoeder gefcheurt is, bezwyken, en naar weinige uuren fterven; terwyl andere, gelyk uit het vorige gezegde blykt, nog verfcheide dagen blyven leeven ; by welke verfcheide toevallen plaats moeten hebben, of ten minfte kunnen zyn, na mate de vrucht in de buik zittende, deeze of geene iogewan* den, doordrukken, of prikkelen, zal aangedaan hebben, nochtans gaat de vrucht, wanneer de lyfmoeder gefcheurt is, niet altyd uit dezelve in de buik; want ook komt de vrucht door een natuurlyke en wel zagte verlosfing, zonder behulp van de vroedvrouw , voor den dag, wordende terftond van de moederkoek gevolgd, de moeder ten zelve dagen geftorven zynde, word het lyk geopend, en men vind de breuk der lyfmoeder f». Maar men weet, wanneer de lyfmoeder gefcheurt is , dat de vrugt in de buik zit, voornamentlyk, indien het gedeelte, dat van te voren in de mond van de lyfmoeder gevoeld wierd, nu niet meer word gevoeld; zo het zuiver bloed is, dat uit de fchamelheid vloeit, of dat het bloed reeds geftolt uitvak ; zo de mond van de lijfmoeder, gelijk meest naar de verlosfing gefchied, zich. (£) Crantz de utero rupto pag. £2. 00 Ibid. in notis» Xxxxxx3  ioU DE MOEILYKE BAARING. §,1316. zich toe trekt; en zo de lyfmoeder te zamen gevallen is (s). maar de tegenovergeftelde tekenen bewyzen, dat de vrucht noch in haar geheel, of ten deele, in de holligheid van de lyfmoeder bevat word. Maar aangezien zeer veele toevallen van het verbreeken der lijfmoeder, van het verlies van het bloed afhangen , dat in de holligheid van de buik uitgeftort word, zouden dezelve kunnen volgen door eenige andere hoegenoemde bloedfiorting, offchoon het bloed zich in de buik niet vergaderde, indien het bloed langs de mond van de lijfmoederen de fcheede uitvloeit, is de oorzaak klaarblykelyk : maarzo, de vliezen noch in h^ar geheel zijnde, de navelftreng gebroken is, of zo, dezelve reeds gebroken zynde , het hoofd van de vrugt de mond van de lyfmoeder verftoppende en vullende, het zelfde zal gebeurt zijn, zal de holligheid van de lijfmoeder met bloed vervult worden, de vrugt zal, door de ontlediging al ftuiptrekkende de lijfmoeder floten, demoeder zal verzwakken, bleek worden, en dus zullen veele toevallen te zamen lopen, welke voor tekenen gehouden worden , dat de lijfmoeder zal fcheuren, of reeds gefcheurt is. deeze oorzaak van de inwendige bloedftorting is wel zelde waargenomen geweest , zo dat la Motte getuigt, dezelve maar eens te hebben waargenomen; gelijk %. i 204. is gezegd geweest; eventwel is zulks gebeurt, want men 'heeft by Crantz (t) een ander geval uit de waarnemingen van Levret getrokken, alwaar de navelftreng onder den arbeid gebroken was, en verfcheide flagen om de hals van de vrugt gewonden zijnde, dezelve had verflikt, edoch dewijl de buik meer en meer opzwol, vooral de middel-bovenbuik, en ook tevens hard op 'r gevoel was, kreeg Levret eerder achterdenken van een inwendige bloedftorting, dan van het fcheuren der lijfmoeder, dewijl naar deeze de buik wel met bloed vervult word, maar de dikte zich vlak en zagt vertoont; door welk teken de fcheuring van de inwendige lyfmoeder, de lijfmoeder vervullen; / * de CO Crantz utero rupto pag. 39. Qj Ibidem, pag. 25. 26. in notis.  $.1316. DE MOEILYKE BAARING. io3? de bloedftorting onderfcheiden word. hierom is het, offchoon in dat geval het waare en zekere naby het twijfelachtige en valfche geweest is, dat de door en door in de kunst ervare man Levret, gemakkelijk de waare kennis heeft kunnen vormen, want aangezien het hoofd van de vrugt byna de geheele fcheede vervult, en het zelve eventwel door de hevige en dikwervige weeën , welke vier uuren geduurt hadden, niet wierd voortgezet, was het achterdenken rechtmatig, dat de navelftreng om de hals, of de andere ledematen van de vrucht omwonden , de verlosfing vertraagde; en dat het dus te vreezen was, dat de moederkoek, waar aan de navelftreng vast is, zich van de lijfmoeder zou affcheiden, en 'er een bloedftorting opzou volgen, gelyk zo menigmaal gebeurt, nochtans is hy in geenen deele te befchuldigen, dat hy het breeken van de navelftreng niet vooraf heeft geweeten , dewijl dit zo zeldzaam is, en in 't minfte niet kan gekend worden, zo lang de vrugt de mond van de lyfmoeder met het hooft vervult, hy heeft de inwendige bloedftorting van een in haar geheel zynde lyfmoeder, van die, welke volgd wanneer zy gefcheurt is, en het bloed in de holligheid van de buik uit* ftort, onderfcheiden; en uit deeze kennis heeft hy bepaald , op wat wyze men een baarende vrouw zou kunnen te hulp komen. Nu volgd 'er, dat wy in aanmerking nemen, op wat wyze een baarende vrouw zou kunnen geholpen worden, wanneer de moeilyke baaring van een al te naauw zamenftel der beenderen van het bekken, welk de doorgang van de vrugt belet, afhangt. De zeer Voortreffelyke van Deventer (u) vermaant de Vroedvrouwen, datzy, wanneer zy voelen dat het bekken te naauw is, de baarende vrouwen niet dringen, om fterke pogingen te doen, wanneer de weeën aanweezende zyn : want men moet zich hier nooit haasten : de voornaamfte hoop beftaat hier in , dat het hooft van het kind door een zagte parsfing allengskens langer worde, en dus bekwaam worde gemaakt om door deeze naauwtens te kunnen gaan. waarom men geene middelen, geenekunst- gre- 00 Nov. Lum. Obftetric. Cap. XXVII. pag. 115.  1088 DE MOEILYKE BAARING. §.1316. grepen moet gebruiken, om de weeën door kracht of vermenigvuldiging te vermeerderen, offchoon deeze dikwils ontydig van de baarende vrouwen en aanweezende geëischt worden, van te voren is gewaarfchouwt geweest, dat de beenderen van het bekken uit onderfcheide beenderen beftaan , welke van elkander fchynen te kunnen fcheiden , om de plaats voor de vrugt om door te gaan groorer te maaken: zy worden door tusichengeftelde kraakbeenderen en banden aaneen gevestigt: men heeft waargenomen dat deeze zwellen, zagt en buigzamer worden, opdat zy meer kunnen wyken, wanneer de verlosfing naby is : edoch dit moet langzaam gefchieden, en daarom is een traage verlosfing prijsbaar voor de vrouwen die voor de eerftemaal baaren. de baarende vrouwen moeten in een gemakkelyke houding geilek worden, het zy op een fteel met een gat, of in het bedde, zodanig, dat het ftuitbeen vry na achteren wyken, en niet door het gewigt van het lichaam, of de kleederen , op eenigerlei wyze gedrukt worde, ja, wanneer het hoofd van de vrugt reeds in de uitgang van het bekken zit, raad de Schryver aan,, dat het voorwaardsgeboge ftuitbeen, de handen met de rugh in de fcheede geftoken zynde, met de palm na boven gekeerd , evenrediglyk na agteren drukken, en dus een weg baanen voor het vooruit komende hoofd van de vrugt (zv). Maar zo het hoofd van de vrugt in de holligheid van het bekken zit, en nochtans door de naauwte van de weg niet doorgeparsi kan worden, offchoon het ftuitbeen na agteren gedrukt is, of dat dit been niet gemakkelyk wijkt, als dan zijn 'er andere hulpmiddelen nodig, welke verfcheide van onderfcheide zijn gepreezen geweest, maar die niet alle even veilig zyn. wanneer het hoofd noch niet ten eenemaal vast en onbeweeglyk in het bekken zit, hebben verfcheide aangeraden, dat de vrugt, naar het hoofd achteruit gedrongen te hebben , voorzigtiglyk by de voeten met de hand gegrepen , afgehaald worde, maar zo het hoofd reeds vast zit in het bekken, en niet uitgedrukt kan worden , (men noemt het ingenagelt,) als dan kan de legging van de vrugt 00 Nov. Lum. Obftetric. Cap. 2?. pag. 122. 123.  §.i3i6. DE MOEILYKE BAARING. ,io8t) vrugt niet meer verandert, nochte het hoofd achteruit gedrongen worden, zekerlyk een moeilyk geval, waar van zo veele droevige gevallen voor gekomen zyn: indien het kind in deeze be.naauwdhedens langen tyd blyfc zitten , fterft het, en voor de dood door ftuipen aangetast, verfcheurt het fomtijds , door het trappen , de lyfmoeder zyns moeders ; gelyk reeds is gezegd geweest, indien het kind fterft, word het hoofd fomtyds naar eenigen tyd zo flap, dat het door een hevige parsfing uitgedrukt word. edoch dit gefchied meestentijds te laat, dewyl door die geduurige hevige drukking, het heet vuur in de zagte deelen ontftaat., dat meestal dodelyk voor de moeder is ; of zo .zy dit gevaar ontkomt, heeft men een allermoeilykfte geneeswyze nodig, en 'er blyven dikwils allerergfte kwalen na , door dien de naby gelegene deelen, de fcheede, de rechte darm, de pisgang , door het heet vuur verwoest zyn .; van welke ellende .men allerwegen voorbeelden vind. 'Hierom heeft men vreemde verrichtingen beproeft, wanneer de Heelmeefters, met haaken in het hoofd te flaan , het zelve trachten voor uit te halen, het is wel waar , dat 'er geen nootzaaklykheid is, waarom men de reeds doode vrugt zou ontzien : maar het zal naderhand blyken , dat het niet altyd ten volle zeker is, dat de vrugt in de lyfmoeder des moeders dood is. men heeft verfchrikkelykevoorbeelden gezien, alwaar half verfcheurde vrugten., met geweld uitgetrokken, met haaken doorbroken, .door een ellendig kermen te kennen gaven dat zy leefden, fomtyds hebben de haaken kwalyk vastgemaakt, of wel, door dien de deelen van de vrugt onder het trekken verfcheurt waren, nedergevallen, de ellendige barende vrouw verfcheurt, vooral, indien zulks'beproeft wieFd, wanneer de vrugt reeds langen tyd dood en half verrot was. waar door het gefchied is , dat de geene die voorzichtig zijn , zich van deeze ten eenemaal onthouden ., of niet dan zeer zelde gebruiken, hier over verdient de uitmuntende verhandeling van de zeer vermaarde Crantz, over de werktuigen inde vroedkunde, geleezente worden, alwaar over deeze alle naauvvkeurig gehandeld word, en tevens een fchriklijk geval(x) word O) XXXVIII. pag/ -37. Vibrde Deel. Yvyyyy  ïooo DE MOEILYKE BAARING. 5.1316. word geleezen, van een de vroedkunde oeffenend Heelmeefter, die haaken in het hoofd van-de vrugt heeft geftoken, de hersfenen 'er uit getrokken, en het zo vreeslijk gekwetfte kind naar een uur heeft uitgetrokken', dat, noch levende, hem door een fterk gek rijt, zyne wreedaartigheid verweet, en niet te vreeden met dit fchelmftuk, heeft hy het kind, met het zelve de voet op de keel te zetten, verflikt, dusdanige verfchrikkelyke moord verdiende door beuls handen met het leeven geboet te worden, edoch vermaarde vroedkundige mannen hebben alle moeite gedaan om de moeder in dit moeilijk geval te verlosfen, en eventwel de vrugt niet te kwetfen ; zo dat zy in 't leven konde blyven. het in het bekkende ingenagelde hooft, kon met de handen niet voortgetrokken worden; daarom zyn zy bedagt geweest om een bekwaam werktuig te vervaardigen, dat als met yzere handen het hoofd vast nam, en de levendige vrugt, zo zulks mooglyk was, veiliglyk uit zou trekken (y). aldaar worden in een tydfchriftelyke agtervolging de Schryvers opgenoemd, die diergelyke werktuigen , uitgevonden hebben, of de reeds uitgevondene zodanig verbetert, dat zy gemakkelyker en veiliger konden gebruikt worden, tevens word ook aangetekent, dat fommige werktuigen der oude, met weinig moeite tot dit gebruik bekwaam hadden kunnen gemaakt worden, men heeft namentlijk een tang gebruikt, welkers breede lippen het hoofd van het kind aan beide zyden konden vastnemen: edoch die lippen moesten een uitgeholt maakzel hebben, om te beter de ronde form van het hoofd toegepast te kunnen worden, en de breede oppervlakte vast nemen, en dus minder kwetfen, wanneer zy werken. Edoch het is ligtelijk te zien , dar diergelyke tangen de beenen niet vereenigt kunnen hebben, gelijk een ordinaire tang: want als dan zouden beide de lippen te gelyk ingeftoken hebben moeten worden , en dan in de fcheede van elkander afgezondert, om het hoofd te kunnen vatten; het geene zonder geweldige uitrekking der deelen niet kan gefchieden : daar en boven moeten de lippen van de tang tusfchen het hoofd van de vrugt en de mond 00 Crantz de re inftrum» in aree obftetric. S» IX» pag* 13.  $. i3i6\ "DE MOEILYKE BAARING. 109l mond van de lijfmoeder geplaatst worden , het geene ter naauwer nood zou hebben kunnen gefchieden, zo de beenen vereenigt waren geweest, maar wanneer de beenen vaneen gefcheiden zijn, word het eene voor, het andere na, naar binnen gebragt, en zullen naderhand, zo het nodig zal zyn, de beenen van de tang buiten de fcheede, met een fpil of fchroef, door de gaten van de beenen op elkander gelegd doorgaande, vastgemaakt kunnen worden, en het hoofd aldus voor uit getrokken : hier uit blykt het dat de beenen lang moeten zyn. 'er bleef nochtans altyd eenige moeilykheid in de-rechte tang over, om de.beenen aaneen te voegen; daarom heeft Levret een kromme tang gebruikt , welkers lippen de halve middellyn van het hoofd', kekzvamer vatten, zvelkers beenen gemakkelyker byeen gevoegd en gefloten zvorden , en die, hoe zy het hoofd nadet by brengt zo, veel te verder van de. band der fcheede afgelegen is (z). maar het' maakzel van deeze tang, na deform van de fcheede, 'het bekken en het hoofd van het kind, gemaakt, twee kromlynig, en hol' van de eerfte uitvinding of van deeze ongemakken bevryd is ga* zveest (a). te gelyk lost hy de tegenwerpingen tegen het gebruik der tangen gemaakt.uitflekend op. Het is langer dan een Eeuw geleden, dat fommige Vroedmeelters veel gelukkiger zyn geweest dan de andere, wanneer, bet hoofd namentlyk als een beitel in het bekken vast zat zv volbragten dikwils zodanige verlosfingen, wanneer andere of fchoon genoegzaam in de Vroedkunde'ervaren, onverrigter'zaake moesten heen gaan : zy bewaarden hunne geheime behandeuig zorgvuldiglyk , op dat zy niemand zoude bekend worden her ichvnt, bewysoaar dat de uitvinder, de eertyds vermaarde EngeUchq.■Vroedmecfter , Chamèerlens-is geweest (b) die te gelyk met zyne drie zoonen de.Vroedfcunde met groote lof geoef- fent oo Thid. xxxrv. xxxv. pag. Kl 00 ms §J XLIL pag. 45. 6 J* 50 00 HetRooiihuy-fiaaiifch geheim ontdekt enz. pag, 19. Yyyyyy i  DE MOEILYKE BAARING. §.1-316. fent heeft, dit geheim is meer dan zestig jaaren verborgen gebleven , en Rogter van Roonhuyfen heeft zich door deszelfs ge-bruik te Amftekiam een groote naam verworven; waarom deeze geheime behandeling , zo door overerving, als-door geld, te gelyk met belofte van geheimhouding,, naderhand tot weinige overig gegaan ,. die zich in deeze kunst beroemt hebben gemaakt, dierhalve zyn de uitmuntende Amfieldamfche Vroedmeefters, Jacobus de Ififeher, en Hugovan de Poll,, die dit, met hun eige geld gekogte geheim, openbaar gemaakt hebben, en met algemeen vertrouwen vereerde getuigfehriften, de zekerheid van het ondekte geheim beweezen hebben, tegen fommige winzuchtige en onbefchaamde lasteraars, die hetgemeen zogten te misleiden, de allergrootfte lof waardig- zy hebben het maakzel van herwerktuig zo naauwkeurig, met alle deszelfs tekeningen, uitgedrukt, dat de werklieden, op wat plaats het-ook mag zyn, het zelve zeer gemakkelyk kunnen naarvolgen. Dit werktuig pryst zich zelve aan door de eenvouwdighfeid ï want het is een enkele handboom, welkers einde eenigzintskrorrr tusfchen de beenderen der fchamelheid en het ingenagelde hoofd van het kind voorzigtiglyk tusfchen in word geftoken, en allengskens voortgeftoten , tot dat zy tot aan het agterhoofd van het kind is gekomen-, en met haare holligheid deszelfs rondte van alle kanten raakt, alsdan word het ander einde van de handboom allengskens opgeheven-, tot dat het de famenvoeging van de fchaacnbeenderen.raakt, welk een vast punt verfchaft voor de handboom , en met dit einde verder om hoog te heffen, word het hoofd van bet kind een weinig neder en voorwaards gedrukt, en aldus uit deeze benaauwthedens verlost, wanneer de Vroed-' meefter met een hand de handboom beftiert, onderftéunt hy met de andere.de aars , om het fcheuren voor te komen, en tevens het nu vrye hoofd des kinds na voren ftiere, alwaar meer plaats is voor het nu geboren wordende kind. voor 't overige word alles , wat in het maakèn van deeze handboom, en dezelve te bedekken,, en daar op te werk te ftellen, moet waargenomen wor-  §:ï3i6.' DE MOEILYKE BAARING. 1093 den, in deeze uitmuntende verhandeling ten naauwkeurigfte beféhreeven: Maar hoewel dé uitbrekende mannen , die de onderfcheide tangen uitgevonden of volmaakt hebben, alle lofverdienen, zoom hunne fcherpzinnigheid, als om dat zy hunne uitvindingen genieën gemaakt hebben, fchynt nochtans die handboom van van Roonhuyfen de overige voorgetrokken te moeten worden. Want het is een ailëreenvouwdigst werktuig, van klein beflag, ligtelyk te.verbergen, op dat de baarende vrouw en de aanweezende door den omflag niet verfchrikken. waarom, wanneer dir geheim verborgen was, veele gelooft hebben, dat de Roonhuyfiaanfche Vroedmeefters , geen werktuig gebruikten, maar dat zy door eene aan hun alleen bekende behendigheid die moeilyke verlosfingen zo gelukkig, en fomtyds binnen weinige minuuten, ten einde bragten. men verwonderde zich ten hoogden, dat de bezitters van dit geheim, by in den arbeid zittende vrouwen geroe-' pen, het werk niet altyd terftond hadden byde hand genomen, want zo het hoofd nog. niet ten eenemaal onbèweeglyk in het bekken zat, maar nog waggelde, wagten zy, tot dat hèt 'er geheel ingenagelt was. de reede blykt ligtelyk : het uiterfte van de hefbbom het agterhoofd van het kind toegevoegd zoude gewaggeit hebben , ten' zy het hoofd van het kind Vast had gezeeten, en niet uit deszelfs plaats zoude hebben kunnen vallen, daar en bo*' ven is het van groot nut, dat de kracht van de hefboom op het been van het agterhoofd, welk hèt allervaste is onder de beenderen van het hoofd der vrucht; werkt, maar het hoofd, door de tangen gevat , word gedrukt, en langwerpiger gemaakt; het geen de uitgang wel behulpzaam is, maar ook tevens de vrees naarlaat, dat het weeke hersfengeftel door deeze drukking ge-' kwetst worde. Talryke en allergelukkigfte gevolgen hebben over genoeg de nuttigheid van dit cnkelvouwdig.werktuig beweezen. want Joannes de Bruyn, van welkers' erfgenaam en eenige dochter dit ge- Y'yyyyy 3 heim  1094 DE MOEILYKE BAARING. 5.1316". heim gekogt is, heeft in de tyd van twee-en-veertig jaaren, acht hondert kinderen, met het hoofd in het naauwe bekken ingenagelt, vastzittende, levendig afgehaaid. dus heeft het uit de aanteekeningen van dien man, die by een iegelyk altyd vooreen alleroprechtfte bekend is geweest, maar dewyl hy geen groot gevoel van zich zelve had , en door de kwaadfpreekendheid def nydigaarts in zyn eer verkort wierd, hebben zynen meedeburgers al het vertrouwen dat hy waardig was, niet op'hem geftelt. anderzints zoude het getal der door zyne kunst behoude kinderen , zonder twyffel veel grooter zyn geweest, want die weinige, die dit geheim wisten, dikwerf in moeilyke verlosfingen tot hulp geroepen , verwonderden zich , dat hy in zo veele jaaren maar acht honderd kinderen behouden had, aangezien zy zelfs veel meer gelukkige gevolgen, in veel korter tyd, zouden tellen (c). Hoe groote verwoesting hebben dierhalve de geene die dit geheim verduistert hebben , onder het menfchelyk geflacht aangeregt ? het was te wenfchen dat Fredericus Ruysch, aan wie de Geneeskunde zo veel verfchuldigt is , onder deeze niet getelt wierd. hoe groote lof verdienen die geene niet, die edelmoedigheid aangezet heeft, om zulks aan den dag te brengen, het loon van dusdanige daad verrigt te hebben, en de prys van hetzelve, zal de gewenschte gerustheid van een onbenevelt gemoed zyn, op dien tyd, Wanneer zvy door de aankomende dood tot hsoger zveezens worden verheven. Ik heb de hefboom , zo dra zy bekend was, terftond de Vroedmeefters aanbevolen ; van welke zy getuigen zich met een gelukkig gevolg bediend te hebben. Maar 00 Voorreden Ibid. pag. 29. & feq.  J.131Ö. DE'MOEILYKE BAARING. 1095 Maar zo het bekken door beenige uitwasfen , of een allcrflegtst maakzel der beenderen, zo naauw is, dat de uitgang van de vrucht door geene kunst kan verkreegen, nochte zelfs verhoopt worden , alsdan is 'er niets overig, dan de Keizerlyke fneede in 't werk te ftellen. het zelfde heeft plaats, wanneer het hoofd van de vrugt zo buitennatuurlyk groot is, dat hetzelve in de holligheid van het bekken, ook natuurlyk gevormt, niet kan bevat worden : vooral zo het hoofd hard en van een wanfchape grootte is. want zo deszelfs grootte door het uitzettende zenuwwater in grootte toeneemt, wykthet, en laat zich langer*'maaken ; en de waarnemingen hebben geleerd, dat met behulp van de reeds befchreeve hefboom , dusdanige moeilyke verlosfing volbragt is geweest, fomtyds ook breekt het hoofd, door de hevige parsfingen van de baarende vrouw gedrukt, en valt by een doordien het zenuwwater uitgeftort is ; edoch alsdan komt het kind meestentyds dood ter waereld, of fterft kort op de geboorte, waar over men na kan zien het geene §. 1217. en 1218. is gezegd geweest. Niemand heeft getwyffelt, of de Keizerfyke fneede, in het doode lichaam van de moeder, om de vrugt te behouden, te werk kan geftelt worden, ja op fommige plaatfen heeft men wel te recht door de wet vastgeftelt dat zulks in dusdanig geval altyd moet gefchieden. Carel, Koning der beide Siciliën, heeft in 't jaar negen-en-veertig deezer eeuw, een wet laaten verkondigen, waar by vastgeftelt word; dat alle ende een iegelyk door welkers arglistigheid, verhindering, of verzuim, de Keizerlyke fneede, tot nadeel van de vrugt word agtergelaten, of ten minfte vertraagt , en daarenboven die, door welkers kwaadaartigheid een geweldige afdryving, gelyk van te voren is gezegd geweest, veroorzaakt is, fchuldig aan de misdaad van doodflag gehouden voorden (dj. daar op word aan alle rechters bevolen, dat zy zofcherpe-•■■ (dj Cangia Mila Embryolog. Sacr. pag. 255.: & feq» .  10e>6 DE MOEILYKE BAARING. S-'3^- pelyk als zy hunnen, tegen hun procedeer en, en in de gevangepisfén op/luiten, en op de gewone manier, .volgens het gebruik en de toetten van het.Ryk,,met het hoofdrecht vervolgen:, waardoor zy naderhand, van. die geene, wiens plicht het is, zo ten aanzien van de hoedanigheid en omftandigheden in het feit, als van de bevende arglistigheid en zwaarte van het verzuim, tot de ftraffen kunnen verweezen worden, met.welke de doodflagen worden geboet. Men vind al het geene dat hier toe,behoort, uit de God-, Rechtsgeleerdheid, en Geneeskunde, in dit allernuttigst werk by een verzamelt , in rang gefchikt, en tegen de tegengeworpe moeilykheden verdeedigt (•«)• Het blykt van zelfs, dat de vrugt zo dra-mooglyk, naar de dood van de moeder verlost moet worden; dewyl dezelve wanneer de moeder dood is, in groot gevaar geraakt, nochtans moet men aan het leven van de vrucht niet wanhoopen, offchoon 'er naar de dood van de moeder een aanmerklyke tyd verlopen is.; gelyk uit verfcheide waarnemingen blykt, welke men (f) kan vinden, onder welke een wonderlyk geval is van een zwangere vrouw , welke van haar man met verfcheide wonden doorbroken was, uit welkers lyfmoeder de-vrugt., acht-, en-veertig uuren naar de dood door de fneede gehaald is, zynde door de doorftoke lyfmoeder in de voet gekwetst, welke nog^een quartier uurs daar naar gekeft heeft. Intusfehen, zal men de vrugt door de fneede in dit geval uitnaaien, moet men zeker zyn, dat de moeder dood is. men.kan niet ontveinzen , dat Wiiiflow, en andere, beweezen hebben,, dat de rekenen van de dood nier altyd zo zeker zyn, alsgemeenlyk gelooft word. het is te over bekend, dat Vefalius zelfs, Lyfarts des Keizers , en de voornaamfle Ontleedkunde zyner Eeuw, van misdag befchtildigt is geweest, welke hy met een reis naar het heilig Land.heeft moeten boeten, op welke reis hy in 't wederkeeren geftorven is. En .(O pag '$3. '& &q. 00 Ibid. pag. 72. & feq.  'S.131'6. DE MOEILYKE BAARING. Ï0Ü? En dus blykt het, dat hier wel alle voorzichtigheid nodig is, vooral, zo men gelooft, dat een zwangere vrouw haastig geftorven is: want een hartvang zou ons kunnen bedriegen i waarom opwekkende, en de zenuwen fcherpprikkelende middelen eerst beproeft moeten worden: want het zou wreedaardig zyn, de lyfmoeder van de noch niet geftorve moeder te doorfnyden, om de vrugt uit te haaien, wanneer 'er tevens geene de minfte hoop is om de moeder door de fneede te behouden , gelijk terftond zal gezegd worden ; waarom men in het Roomiche gebruik (g) vind : indien een vrotnv die zwan.ger is, geftorven is , moet de vrugt ten eerften Voorzichtiglyk uitgetrokken worden, het was een wreede inftelling van die geene, die, de dood nu voor de deur ftaande, maar de zwangere vrouw nochtans niet dood zynde, aanraadende de buik open te fnyden. de ten hoogfte eerwaardige en geleerde Schryver (7;)5ftelt zich met regt tegen de wreedheid van zodanige aan. Wanneer een ervaren en onvoorzichtig Geneesheer, by een zwangere vrouw de dood naar een langduurige , of ook wel een hevige fcherpe doorgeitane ziekte, heeft zien naderen, zal hy niet ligtelyk bedrogen worden , wanneer hy zegd dat -zy dood is: maar 'er word de grootfte aandagt vereischt-, om de hartvang van de waare dood te onderfcheiden. vooral is de grootlle voorzichtigheid nodig in zodanige, die aan flaauwtens, en opfteigende ziektens, onderhevig zyn geweest, en ten tyde der zwangerheid in een zwaare hartvang zyn vervallen geweest, want in diergelyke hartvang worden zy bleek het aangezigt word flap, lijkachtig, de uiterftens zijn koud' •ftijt, de pols en ademhaling houden ten eenemaal op. het geheugt my zeer wel, dat ik fchielyk by een zwangere vrouw ben geroepen geweest , op de vierde maand door een fterke galbraking, en haastige en zeer overvloedige ontlastingen in (g) Ibidem pag. 59, Vyf 00 Ibidem. Vierde Deel. ZzzzzZ  I098 DE MOEILYKE BAARING. $.13^. wf uuren tijds zodanig uitgeput, dat zy naar de ftuiptrekkinaen in een waare hartvang is vervallen, zo dat zy , wanneer ik kwam, van de aanweezende voor dood wierd gehouden ik vorderde met het vryven met warme doeken geduurende een kwartier uurs, gelyk ook door prikkelende geestachtige middelen onder de neus en aan de tong te brengen , niet met al: de vrienden verontwaardigden zich byna, om dat ik een lijk kwelde; nochtans ben ik voortgegaan; ennaareeniee minuuten heb ik eenige beweegingen in de kropaders waargenomen; zy heeft de oogen geopent, gezugt, en is allengskens tot haar zelve gekomen, en het lichaam dat ten eenemaal uiweout was, is door goed voedzel langzamerhand vervuld, en de krachten door aangename hartfterkende middelen opgericht zo dat zy geheel herfteld is geweest, en met de zeven maanden een levendig kind ter waereld heeft gebragt, nochtans zwak, en dat maar weinige dagen gekeft heeft. Maar men kan hier naar dat allerzekerfte kenmerk van de volftrekte dood , een lykachtige verrotting namenthjk , niet warten • dewyl de vrugt zekerlyk eerder zou fterven : want men zou fomtijds twee, ja zelfs meer dagen moeten wagten, eer dat men die lykachtige ftank zou gewaar worden, edoch de keizerlyke fneede word in dit geval maar alleen, om de vrugt te behoeden, te werk gefteld. _ , Wanneer dierhalve naar een naauwkeurig, en niet terloops gedaan onderzoek, zich geene tekenen van leven vertoonen, | ene ademhaling, geene de minfte beweeging van de flagfders of van het hart word waargenomen , het aangezicht er reeds voor de dood dodelyk heeft uitgezien , het licht der no^enrzo men het noemt) gebroken, en als met een flymachtTgl plaat overtrokken is, de ledematen ftyf, de uiterftens ISd Un- zo de onderfte kinnebak van de bovenfte afgebragt, kouu *jf • naderhand, doordien de veer¬ kracht der fpieren door de koude van het lyk toeneemt, allengskAs kkinderword, maar zich niet volmaaktelijk fluit; zo 'er geene onverwagte en ovciviwcuia<- vuuv«»6.U8 .» 5 waar  §.i3i 6. DE MOEILYKE BAARING. ■109$ waar uit achterdenken van een volmaakte hartvang zou kunnen ontftaan; zo men de verdoofde en reeds ophoudende beweging der fappen, door geene prikkelingen heeft kunnen opwekken 0')» als dan zal men, zo geen natuurlyke, ten minfte een waarfchynlyke zekerheid van de volkome dood kunnen hebben ; weikevermeerdert , indien men door het levende vuur, het lichaam toetevoegen, geene de minfte tekenen van beweging of leven gewaar word. Want de uitmuntende Schryver tekent zeer wel aan (k) : het is iet anders te zeggen, dat de menfehen menigmaalgedwaalt hebben, met die geene voor dood te verklaaren, die noch eenig leven hadden: iet anders is het te zeggen, dat de dooden van de Ievendige door tekenen niet kunnen onderkend voorden: gelyk het ook iet anders is te zeggen, dat valsch geld dikivils voor onvervalscht zvord uitgegeven; het nochtans iet anders is te verzekeren , dat men op geenerlei wyze in het geld het oprechte van het valfche goud kan onderfcheiden : want het eerfte word waar , en het tweede, volftrekt voor valsch gehouden. Daarom word het ook op die plaatfen, alwaar het door de wet verboden is, de lyken voor agt-en-veerrig uuren naar de dood te begraven , toegeftaan , dezelve vroeger ter aarde te beftellen, indien de Geneesheer, die in de laatfte ziekte de zieke bygeftaan heeft, fchriftelyk en wel door zyne eigene ondervinding getuigt, dathy van de waare en volftrekte dood zeker is. zonder dit word de wet ten ftipfte onderhouden, op dat, vooral op 't land, alwaar grooter gevaar is van een fchrikkelyke misflag te begaan , de geene die noch niet recht dood zyn, niet begraven worden, aldus word ook een verhindering geftelt tegen de gevaarlyke gewoonte der Jooden, die tegen de geftorvene geloven te misdoen, zo zy niet terftond naar het affterven het noch fomtyds warm zynde lyk ten grave te beftellen. De zeer vermaarde PIeifter{l), welkers wetenfehap, oprechtheid, 00 Ibidem pag. 60. & feq. 00 Ibid. pag. 66. (O Inftit. Chirurg. Tom. II. SecL V. Cap. CXI1I. pag. 758. Zzzzzz 2  1100 DE MOEILYKE BA AR' NG. $. rji 6. heid, en langduurige beoéflèning der geneeskunde, van een re» jelyk word geëerbiedigd, fchrijft hier over het volgende: want: het is zeer zeldzaam, en naauwlyks is het van de honderd duizend één overgekomen, die van voorzichtige lieden, of ook van het middelmatig gemeen voor dood zyn gehouden, dat zy niet waarlyk dood zyn geiveest , en tot het leeven wedergekeerd zyn. nochte 'er is tot noch toe, voor zo verre my bekendis, eenig voorbeeld voor handen dat een diergelyke zwangere vrouw, voor dood gehouden, onder de fneede wederom herleefde, ja indien zulks fomtyds ook buiten hoop en verwagting gebeurt, moet een Geneesheer daar door in 't geheel niet verfchrikken ; om dat hy geen fchelmftuk heeft bedreven, en de fneede met geen kwaad oogmerk heeft in 't werk geftelt; maar haar, als een lyk zynde , om de vrugt te behoeden, heeft opengefneeden, tot het welk hy , deels van gemoeds wegen , deels volgens de wetten, gelyk wy zo aanftonds zullen aanwyzen, verpligt word. maar alle achterdenken van raisdaadfchijnt uitgewischt te worden, indien de keizerlyke fneede met de zelfde voorzorg in een lijk word verricht, als by een levendige vrouw zon gefchieden : want als dan kan de wond niet dodelyk gerekend worden; dewyl wy zeker weeten, dat vrouwen, by welke dezelve verrigt was geweest, geneezen geweest zyn , gelijk terftond zal blyken. de Raad vanVenetiën heeft dit voorzichtiglijk geboden in acht te nemen (V), datdefnyding der buik nietkruiswyze gefchiede, gelijk men in lyken gewoon is te doen-, maar zodanig, als gewoonlyk in levendige gedaan word, wanneer men,de keizerlyke fneede verrigt. daar en boven heeft de raad geboden-, dat het Collegie-der Geneesheeren aan de Regeering de, namen op zou geven van die geene, die tot deeze verrichting bekwaamst geoordeeld wierden. zy heeft tevens gewild, dat een lyst van deeze namen in alle Apotheeken voor een iegelyk te zien zou zijn, op dat de Burgers zouden kunnen weeten , welkers hulp zy moesten affmeeken in dit droevig geval; maar ook zou deeze nuttigheid daar uit volgen, dat de Heelmeefter kloekmoe- di- CjTi) Ibidem» in notis.  §.isi6ï DE MOEILYKE BAARING. i-ioi diger en behendiger de keizerlyke fneede in levendige zouden verrichten^, wanneer zy dezelve meermalen in lyken zouden beproeft hebben; en dit "zou ook gefchieden , hét geen de beste Vroedmeefters zo menigmaal gewenscht hebben, namentlyk, op dat door de opening van het lyk de misflagen by de Vroedmeesters, het zy door onkunde, of roekeloos beftaan, begaan, zouden blyken, en 'er een behoorlyke ilraf zou kunnen vastgefteld wórden, zo men dc fchuld ontdekte, welke anderzints door de aarde bedekt word. Nu is 'er nog overig van over de Keizerlyke fneede in een levendige vrouw, te fpreeken, op hoop, dat de moeder en de vrugt kunnen behouden worden, maar hoewel genoegzaam talryke waarnemingen ons leeren, dat dit met een gelukkig gevolg beproeft is geweest; zal nochtans niemand die ervaren is, geloven, dat de Keizerlyke fneede van alle gevaar ontbloot is. de buik moet met een wyde wond , en de zwangere lyfmoeder zelve, door wyduitgezette en vol bloed zynde vaten opgezwollen , doorfneeden worden, het fchynt in't minfte niet te verwonderen, dat die fneede, niet alleen de vrouwen welke dezelve zullen ondergaan, maar ook de Geneesheeren, en> Heelmeefters een fchrik aanjaagt, en dewyl het gevolg niet altyd gelukkig is geweest, daarom hebben veele dezelve geheel verworpen , als wreed en onnut zynde. hier by komt , dat dikwils de baarende vrouwen^ nochte de aanweezende deeze verrigting toelaten•, dan wanneer de krachten geheel verzwakken ; en alsdan word de dood , zo zy volgd , aan de verrigting toegefchreeven ; waar van men een gelukkige uitgang had kunnen verhoopen , zo zy maar fpoediger te werk was geftelt geweest. Parans (n), bekend wel, dat hy gehoort heeft, dat de Keizerlyke fneede met goed gevolg gedaan is; maar hy heeft zich nochtans nimmer kunnen laaten overreeden, dat zy met behoud der moeder gedaan is geweest; waar uit hy befluit; dat deeze geneeswyze , welke vol gevaars en xaanhoop is , nimmer moet gebruikt- worden, dus ftaat Mauri* ceau i (n) Lib. de generat. Cap. XXXI. Spach. gynsec. pag. 4aa. • Zzzzzz 3  I 102. DE MOEILYKE BAARING. 5.1316. ceau (0) hevig tegen de Keizerlyke fneede op, welke hy verklaard , nimmer in een levendige vrouw te moeten beproeft worden als zynde onvermydbaar doodelyk, en waar van een vrouw niet'dan door een wonderwerk kan opftaan, zo het anderzints waar is dat 'er immer eene van geneezen is geweest, hy veroordeelt alle de befchryvingen,. welke men vind van de Keizerlyke fneede , met behoud van de moeder, als flegte bedriegeryen en leugenen , en vaart zeer fcherp, voornamentlyk tegen Reusfet, uit. men leest over deeze zelve zaak (p) een verhandelingetje, alwaar die in de Vroedkunde ervare man, eindelyk belluit, dat hy dezelve nooit in een levendige vrouw heeft gedaan, of doen zal ten zy.in navolging van een ander, by wien de Keizerlyke fneede van een gelukkig gevolg is geweest. De uitmuntende Heelmeefter de la Motte (y), over de Keizers fneede handelende, bekend, dat, zo door de kwaade vorming van het bekken, 'er geen plaats is waar de vrugt door kan gaan, als dan alleenlyk de keur overig blyft, tusfchen de zekere dood van de moederen het kind, en de Keizerlyke fneede. by getuigt., dat, indien hem zodanig geval over kwam, hy, naar de raad van in de kunst ervare mannen, ingewonnen te hebben , de verrigting zonder te.vertragen aan zoude vangen, en met alle voorzorg volbrengen, hy zegd, dat hy gelooft, dat het even gemakkelyk is, deeze verrigting, als wel veele andere gevaar!yke, te verrigten, en dat zy daarom van een min gelukkig gevolg is, om dat zy al te laat, wanneer een baarende vrouw reeds op 't uiterfte legd", te werk word gefteld. hy veroordeeld nochtans de roekeloosheid van die geene, die dezelve in andere gevallen van een moeilyke verlosfing gebruiken, dewyl hy by zich zelve vastelyk overtuigt is, dat alle andere gevallen van een moeilyke verlosfing , behalve de kwaade vorming van het bekken , de dorgang der viugt verhinderende, door de kunst met GO Liv. II. Chap. XXXII. pag. 352. & feq. (p) Peu Pratique des Accouch. Liv. II. Chap. II. pag. 316. &c. 00 Liv. IV. Chap, XII. pag. 521. & feq.  5- 131*5. DE MOEILYKE BAARING. ii 03 met een bekwame hand, te hulp kunnen gekomen worden, daar op verhaalt hy een geval van een vrouw, welke reeds geduurende drie dagen in den arbeid zat, terwyl een arm van de doode vrucht buiten de mond van de lyfmoeder hong. de vrouw zelve verzogt met benaauwtheid , dat men de vrugt door de openfnyding der buik uit zoude trekken, en bood allerhardnekkigst tegenftand, wanneer de Vroedvrouw of Heelmeefter, om haar te onderflaan de hand in de fcheede wilde fteeken. nochte eenige reede, nochte de verfchrikkelyke toebereiding der werktuigen in haar byzyn gedaan , hebben deeze vrouw van haar hartnekkig voornemen kunnen afbrengen. Hy heeft haar doen vasthouden, al eveneens of hy de Keizerlyke fneede wilde verrigten, en de hand in de lyfmoeder geftoken hebbende, heeft hy de geheele vrugt by de voeten , hoewel ten eenemaal verrot, als in een oogenblik tyds afgehaald, en dus heeft hy haar tegen haaren wil en dank verlost. Edoch ik heb my niet genoeg kunnen verwonderen, dat dezelfde Schryver (V), op 't einde van het zelfde Hoofddeel, waar in hy gezegd had, dat hy zonder eenige vertraging de Keizerlyke fneede te werk zou ftellen, wanneer de noodzaaklykheid dezelve vereischte , het volgende heeft : de vrees, dat ik deeze wreede verrigting goed zou keuren , en andere Heelmeefiers de moed opwekken , na het voorbeeld van Ruleau, is oorzaak, dat ik 't getuige, dat, offchoon ik in dusdanig geval was, alwaar ik geloofde , dat dezelve volftrekt nootzaaklyk zou zyn, en dat 'er tevens de allerbeste hoop was van een gelukkig gevolg, dezelve ■nochtans nimmer zal te werk ftellen. die verrigting fchynt veel wreeder te zyn, alwaar hy het hoofd van het kind in de naauwte van het bekken reeds de vyfde dag onbeweeglyk zittende, met een mes heeft doorgefneeden, een gedeelte van de hersfenen uitgehaalt heeft, daar naar de hand in de holligheid van hetbek- ke- (r) Ibid. pag. 526*.  J104 DE MOEILYKE BAARING. 5. 131^. keneel geftoken, en hetzelve met de vingers vastgegrepen hebbende., het kind, dat nog.de ledematen verroerde, uitgehaald. Wy zyn hedendaagsch door.genoegzame talryke waarnemingen zeker, dat de Keizerlyke fneede met behoud van demoeder gedaan is, die naderhand een volmaakte gezondheid genoot, en vrugtbaar was. by eene andere gelegentheid §. 170.3.; alwaar over de dodelyke wonden wierd gehandelt, zyn twee gevallen van de Keizerlyke fneede aangehaald geweest, gelukkiglyk te werk geftelt, in welk eene van deeze, de "Vroedvrouw uit de doorfneede Lyfmoeder de vrugt heeft gehaald, men vind O) verfcheide andere by een vergaderde waarnemingen, welke leeren, dat de Keizerlyke fneede met goed gevolg verrigt is geweest, hoedanige hier aan te haaien, te langwylig zoude zyn. Alle komen nochtans daar in overeen, dat deeze verrigting gevaarlyk is, en dus niet moet te werk geftelt worden , zo een zwangere vrouw op eene andere wyze verlost- kan worden, maar door.de keizerlyke verlosfingen in aanmerking te neemen, fchynt het te blyken, dat deeze verrichting by fommige te werk' is o-eftelt geweest, wanneer 'er noch andere hulpmiddelen der kunst overig waaren , welke iemand met goed vertrouwen zou hebben kunnen gebruiken, dus leest men dat de buik vaneen zwangere vrouw open gefneeden is geweest, om de vrugt af te baaien, door dien de fchamelheid toegegroeit was: maar deeze te zamengroeijing zou zekerlyk veiliger met het pennemes hebben weg genomen kunnen worden; gelyk uit het vorige gezegde blykt: de zelfde verrichting is te werk gefteld, wanneer het kind óebogen met de billen voor uitkwam: edoch het is bekend, dat diero-elyke legging van het kind van de Vroedmeefters niet eens onder de arbeidzame verlosfingen word gerekend, dewyl het kind aldus dikwils gemakkelyk ter waereld komt. men leest yerfcheide gevallen van vrouwen , welke de keizerlyke fneede door- fV> Académ. Royale de Chirurg. Tom. I. pag. 623—650. Tom. II. pag. 308 350. Cangia rnila Embryöl. facr. Lib. III. Chap. I.'pag. li^. & feq.  DE MOEILYKE BAARING. 1x05 ftaan hebbende, naderhand gelukkig'lijk verlost zijn, en zelfs meer dan eens: by deeze heeft zekerlijk de kwaade vorming van het bekken niet kunnen befchuldigt worden, welke door deeze verrigting niet verbetert word. van andere leest men, dat zy meer dan eens deeze verrigting hebben doorgeftaan, dewyl zy zonder deeze niet konden verlosfen; by deeze is het bekken bui« ten alle twijffel te naauw geweest, dan dat de volwasfe vrugt door hetzelve zou kunnen doorgaan, zo lang 'er maar weinige in de zeer volkryke ftad Amfteldam waren, wien de Roonhuyfiaanfcbe hefboom bekend was, waren zy de eenige, die het in het bekken ingenagelde hoofd gelukkiglijk van deeze naauwighedens verlosten , het geen andere nimmer of zeer zelde gelukte, en niet dan naar dat de vrugt reeds dood was. aangezien dierhalve de Vroedkunde, zo door van Roonhuyzen, als Levret, en andere, met uitmuntende uitvindingen verrijkt is geweest, is het te hoopen, dat de nootzaaklijkheid van de Keizerlyke fneede zeldzamer voor zal komen; vooral, zomen door een heilzame wet zorg draagt, dat vrouwen in de kunst onervare, het Vroedvrouws ampt niet bekleeden, welke door haare onkunde de natuurlyke verlosfing zo menigmaal in een allermoeilijkfte veranderen. De Keizerlyke fneede heeft dierhalve plaats, wanneer men zeker is, dat de verlosfing onmooglijk anders kan gefchieden : maar dit fielt Levret (t) in eene al te groote naauwigheid van het bekken , zodanige namentlyk, dat de Vroedmeester zyn hand in de holligheid van het bekken niet kan brengen, of ten minfte dezelve, naar dat hy het been van het kind vast heeft gekregen, niet terug kan trekken. Daarenboven is de verlosfing onmooglijk, indien, gelijk van te voren is gezegd geweest, de lijfmoeder gebroken zijnde,het -geheele kind in de holligheid van de buik zit, en de Keizerlyke fneede zoude alleen overig zijn : maar zo men de allerergfte toevallen in aanmerking neemt , welke de breeking der lijfmoeder gewoonlijk verzeilen; de flaauwte, lijkagtige bleekheid, koude r ' -der 00 l'Art des accouchem. §. 653. pag. 107. Vierde Deel. Aaaaaaa  uoS DE MOEILYKE BAARING. $. 1316. der uiterfte deelen , een bezwykende pols, kond zweet; waar od dikwils de dood in 't kor' volgd; wie zal dan deeze verrigting in dusdanige, twijffelagtige toeftand durven te werk ftellen, welke nochtans om voordeelig te kunnen zyn teiftond moest gefchieden zullen een in arbeid zittende vrouw,. het bloedverwant{chap 'de aanweezende , een opgeraapte raadgeving toelaten-? zal me'n zo een kloekmoedig Heelmeefter vinden, die zoude onderneemen dezelve te volbrengen? met het grootfte recht brengt de uitmuntende Levret deeze moeilijkheden voor («). Van die ontfangin-en , welke buiten de lijfmoeder gefchied viin in het ey de eij'erleiders, enz., zullen wy naderhand nog fnreeken ■ edoch het blijkt gemakkelijk , dat die nimmer langs de natuurlyke weg kunnen afgehaald worden: waarom ook voor deeze de Keizerlyke fneede zou aangeweezen worden, maar geliik Levret zeer wel vennaant f», om zo zwaare verrigting te werk te ftellen, moet men zeker zijn, dat de vrugt niet m,maar buiten de lijfmoeder zit. maar de kentekenen, welke een volle verzekering hier van geeven, zijn tot nog toe onbekend. Maar offchoon 'er, om de vrugt ter waereld te brengen, een ceëvenredigde wijdte van het bekken vereischt word, om het hoofd door te laten , kan de verlosfing ook zeer moeilijk zijn, hoewel het bekken wel gevormt is, indien het hoofd van het kind meer dan een gewoone grootte heeft; welke zodanig zijnde dat het op geenerlei wyze kon doorgaan, alleenlijk door de Keizers fneede zou kunnen verholpen worden f», vooral zo men bevreest was , dat door het trappen var. de vrugt in de naauwtens zittende , de lijfmoeder zoude breken, edoch dewijl Eet uit veele waarnemingen blijkt, dat ook de grote hoofden der kinderen allengskens doorgeparst zijn geweest, of met een tang of ook de hefboom van van Roonhuyfen, vooruit gehaald; o' de- Cu) 1'Art des Accouchem. §♦ 653. pag. 97. (w) Ibid. pag. 108. $0 Cranu da utero rupto pag. 30. 32.  S-1316. DE MOEILYKE BAARING. dewyl de beenderen van het hoofd der vrugt niet alleen wyken, maar zelf> over elkander kunnen fchuiven; dewyl het daarenboven uit het vorige gezegde blykt, dat de beenderen zelve van bet bekken, in een zeer moeilyke baaring van elkander wyken, en de weg wyder maaken; fchynt men niet ligtelyk een allezints volkome zekerheid te kunnen hebben van de onmooglyke doorgang; welke nochtans vereischt word, om diergelyke gevaarlyke verrigting , als de Keizers fneede, te werk te ftellen. het is beweezen dat 'er kinderen met waterhoofden, niet alleen levendig ter waereld zyn gekomen, maar ook verfcheide maanden in 't leven gebleven zyn (y) : ik heb zelfs eenige reizen zodanige gezien , zo dat ik my verwonderde, hoe zy door de holligheid van het bekken hebben kunnen doorgaan, het is nochtans waar, dat de beenderen van de hersfenpan in het waterhoofd meestentyds vry buigzaam zyn, en het hoofd gemakkelyk langer kan gemaakt , en dus tot de doorgang bekwaam, men kan hier over zien het geene §. i&ty. hier over is gezegd geweest. •Over de wyze -op welke de Keizerlyke fneede te verrigten, heeft Rousfet gefchreven (z), welkers verhandeling, in deFranlühe taal gefchreven, zelde gevonden kan worden; maar Casftarus Bauhinus heeft deeze in 't Latyn overgezet, en word in de verzameling, welke over de vrouwlyke aandoeningen handelt, gevonden, men vind by de zeer vermaarde Hei ft er (a), alles wat tot de Keizerlyke fneede behoort, ook ten uiterfte wel by een verzamelt, hier by verdient wel dat geene gevoegd te worden, dat Levret over de Keizerlyke fneede" fchryft (£_). §• I3t7" O') Ibid. in notis. 00 Ifr. Spachii pag. 476. 00 'Inltitut. Chirurg. Part. s. Seft. V. Cap. CXIII. Tom. 2* pag- 755- & feq. 00 Suite des obfervations fur les accouch. labor. Art. IX. Aaaaaaa 2  IIo8 DE MOEILYKE BAARING. $&WY- (i m7 \Y7ord door 't gebrek des kinds veroor, /' • \V zaakt, wanneer't dood, of zo gelegen is, dat het zelfs zich de poort fluit. Nu moeten die oorzaken overwogen worden, welke niet van de moeder' maar van de vrugt zelve afhangen. Het heeft van te voren gebleken, dat de voornaamfte kracht, waar door de vrugt word uitgefloten, van de fterke te famentrekkende kracht der lyfmoeder afhangt, en van de uiterfte poSigen der baarende vrouw, vooral omtrent het einde: de vrugt frhvnt door haare krachten zo veel niet toe te brengen, ten zy ?! door de beweeging der ledematen de lyfmoeder pnkkelt, zo dat z? zFch zier fterk te famen trekt, edoch het blykt uit daaglykfche waarnemingen dat ook doode vrugten zonder groote moeite worden uitgefloten: maar de kwade legging van de vrugt £ de hfmoeder is meermalen oorzaak van de moeilyke verlosfing : de natuurlyke legging van de vrucht word ten tyde der vPrlnsfin? zodanige gepreezen , alwaar de kruin van het hoofd reet n egt de mond van de lyfmoeder allengskens meer en meer wyder e maaken , boven de fcheede zit, zo dat het aangezigt na het heiligbeen van de moeder gekeerd is, het agterhoofd, de fch££3eren , de armen tegen de zyden zyn, de voeten na £oveT verheven, maar de vrugt heeft niet altyd diergelyke legainTgehad, maar verkrygt dezelve de laatfte maanden der zwangerheid, by fommige vroeger, by fommige later, want van te fnren zit het hoofd niet benedewaards, maar boven waardsue), JZh het hoofd valt fomtyds na beneden, en alsdan word het hoofd gezegd gekeerd te worden; het geen by veele omtrent de achtfte maand gebeurt; by fommige wanneer zy reeds beginnen O) Noortwyk utero gravido pag. 20».  DE MOEILYKE BAARING. 1109 te baaren. waarom Hippocrates gewaarfchouwt heeft (cl) : maar het kind , wanneer de vhezen rondom gebroken zyn, zo het als dan door eige zzvaarte op het hoofd daalt, verlost een vrouw gemakkelyk. Dat, zo het (dwars) met de zyde, of met de voeten voorkomt » (want dit gebeurt meermalen, zo de zwaarte daar na toe helt, het zy om de wydte van het bekken , of zo een vrouw in de pyn zelve van de verlosfing in den beginne niet gerust is geweest,) indien het, zeg ik, aldus voorkomt, zal een vrouw moeilyk verlos• fen. nu dan zyn 'er veele van deeze vrouwen, of de vruchten zelve, of zyn te gelyk met haare vruchten geftorven. elders (e) noemt hy het van gelyken een moeilyke verlosfing, zo de vrtigtdwars in de lyfmoeder legt, of met de voeten voorkomt: maar hy prijst het als zeer nuttig, zo zy met het hooft voorkomt: zvaat gelyk als iemand een olyffteen in een kruik met een naauwe hals werpt, dezelve over dzvars niet lichtelyk uit dezelve is te haaien ; dus is het ook voor een vrouw een zwaare aandoening, wanneer de vrugt overdwars legd; want het is voor dezelve zeer moeilyk om uit te gaan: maar het is ook zwaar, zo zy met de voeten voorkomt, en meestentyds fterven de moeders, of de kindertjens, of ook wel beide, deeze is ook een zivaare oorzaak, waarom zy niet gemakkelyk uitga; zo zy dood, bedurven, of dubbel gevouwen is. De dwarfe legging der vrugt in de lyfmoeder, word van alle tot heden toe noch voor moeilyk erkend; maar, zo zy met de voeten voor komt, rekenen de Vroedmeefters zulks naauwlyks voor een onnatuurlykeen moeilyke verlosfing,en zy volbrengen gelukkiglyk zeer veele verlosfingen, wanneer de vrugt een kwaade legging heeft, indien zy de vrugt by de voeten kunnen vatten, en dus uit de lyfmoeder trekken, ook word het niet voor een (d) De Natur. Puer. Cap. XI. Charter. Tom. V. pag. 324. (e) De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. 31. Charter. Tom. VII.p. 748 Aaaaaaa 3  1IIO DE MOEILYKE BAARING. UV7- een zo moeilyke verlosfiug gehouden, zo het dubbel gevouwe kind met de billen voorkomt, zo het maar met te vleezig is. Maar de vrugt in 's moeders lichaam zittende , is beweegbaar., zo lang het hoofd, of eenig ander gedeelte van het lichaam, noch niet vast zit in de holligheid van het bekken., kan zich nu dit , dan wederom dat gedeelte van het lichaam te gevoelen geeven aan de geene die een zwangere vrouw onderilaat. van Deventer heeft dit aangetekend (ƒ), en gewaarfchouwt, dat diergelyke beweegbare vruchten zelde wel gekeerd voorkomen, maar dikwils dwars inde lyfmoeder leggen, en dat men dan, wanneer het water zich reeds gezet heeft, of in 't geheel niets , of ook fomtyds onderfcheide deelen van.de vrugt achtervolgens., de handen, voeten, de ru tende^vrouw geroepen., welke geloofde, dat de rechte tyd der verlosfing aanwezende was.: hy vond de mond van de lyfmoeder ter wydte van een keizers kroon geopent; de weeën namen toe, het water zette zich , en hy voelde duidelyk het hoofd, van het kind ; waar uk hy voorfpelde , dat de verlosfing in 't kort zou volgen.; maar de weeën hielden op, kwamen des avonds van den volgenden dag menigvuldiger en hevig wederom; de mond van de lyfmoeder was zeer geopent, en de vliezen, welke het water inhielden, fcheenen op het doorbreken te Haan. de weeën hebben wederom op nieuw opgehouden., en zy heeft zich geduurende vyf- en- dertig dagen wel bevonden.; toen kreeg zy.op nieuw den arbeid op't lyf; maar het hoofd, of eenig ander gedeelte van de vrugt., wierd niet meer gevoeld ., en het water door de hevigheid der weeën gebroken zynde , heeft la Motte de geheele hand tot aan de voorhand na binnen gebragt , en heeft toen de voet en de hand van een'zeer vleezige en fterke vru) Traité des Malad.des Femm. GrofiV Tom. I. Liv. II. Chap. XII. pag. 277» (£) Ibid. pag. 278» 279»  $ï#i& DE MOEILYKE BAARLXG. m7 dan geen plaats grypr; dewyl de vrugt in zodanig geval niet van legging kan veranderen; vooral, wanneer de lyfmoeder naar het wegloopen van het water-, zich toe heeft getrokken. Hippocrates (*) heeft dit zeer wel aangetekent: indien de vrucht dood is, zo kan men uit andere tekenen gisfen; als ook moet menbeveelen , dat de vrouw zich nu op de regter, dan op de Imker zyde legge. want de vrugt valt in de lyfmoeder, langs die kant daar de moeder zich zuend, zo dezelve dood is, als een f een of iet diergelyk ; en de fchaamdeelen van de vrouw zyn koud. maar zo de vrucht leeft, zyn de fchaamdeelen warm, en de geheele buik valt met het overige lichaam nederwaarts, en daar in valt niets ter neder zonder het overige van het lichaam. Zo de vrouw door parsfingen gekweld enz. De levendige moeder poogt dikwils buiten haar weeten aldus het nadeelig zullende worden lyk, uit te jaagen. intusfehen is die parsfing niet altyd aanweezende : men neemt menigmaal een flaauwte, rilling, waar; en zo de vrugt reeds dood, in de'lyfmoederheeft begonnen te verrotten, alsdan is 'er ook een ftinkende adem aanweezende. maar voornamentlyk neemt men een wonderlyke verandering in het aangezigt van een zwangere vrouw waar, wanneer zy een doode vrugt draagt, zy is blaauwagtig bleek * vooral zyn de lippen blaauw, de oogen vertoonen iets droefgeestigs, en glinfteren niet met de gewoone levendigheid, offchoon de zwangere vrouwen haarer ellende onkundig zyn. het geen ik voornamentlyk by een adelyke vrouw gezien heb, vah welke ik 5. 1306. melding heb gemaakt, welke tweemaal een dood kind had gebaart, door deszelfs eige navelftreng tot een knoop toegetrokken, in de lyfmoeder verflikt: het aangezigt vertoonde droevig ; offchoon zy voor een eigelyk fcheen blygeestig te zyn; naar twee dagen flonkert de borften ; naderhand is zy beginnen te kwynen, en door een klein koortsjen aangetast te worden; welke bleef, tot dat de doode vrugt ter waereld kwam, dus is zy, de (*) De fuperfcetatione Cap, IV. Charter. Tom» VII, p.863.863 Bbbbbbb 3  „!« DE MOEILYKE BAARING. .$.1318. de dood naby zynde, bleek geworden, gelyk Panier zeer wél van de wilge ftaken, waar meedc de Hoveniers de tedere boomptjens gewoonlyk onderfteunen, gezongen heeft (>); Ut mors caca rapitfape optika quaque, falignum Exjlin&is tilia atque ulmo, mitabere truncum Funderepalentes vicino funere ramos. Indien zy .naar dat het water reeds lang ontlopen is, noz niet gebaart heeft. Want alsdan zit de vrugt in groote benaauwthtdens, en word door de te famengetrokken lyfmoeder fterk «edrukt, daar zy van te voren in het vogt van het lamvlies rittende , van alle drukking bevryd was. alle erkennen, dat de vruat alsdan in doodsgevaar is; maar dit teken is in geenen deelen zeker aangezien de waarnemingen leeren, dat 'er vrugten zyn geweest die verfcheide dagen in deeze benaauwthedens hebben gezeet'en, en nochtans levendig zyn ter waereld gekomen. Indien de opperhuid enz. §. 427. 429. alwaar van te voren over het heet vuur en de verfterving wierd gehandelt, is geze*d geweest, dat, wanneer eenig gedeelte van het lichaam tot de verfterving overhelt, de opperhuid van de huid afgefcheiden, zich tot blaazen vol waterig bloed opheft : ervare ontleedkundige weeten , dat, wanneer de verrotting in een lyk is begonnen, de opperhuid ligtelyk van de onderleggende deelen afgefcheiden word • welke kunst zy gewoonlyk gebruiken, om het maakzel van d'e opperhuid na te vorsfehen, en aan te toonen. waaruit het blykt, dat dit teken van groot gewigt is, wanneer erover de dood van de vrugt gedagten gemaakt worden. Maar veel meer, indien de huid van de vrugt flap, gemakkelyk af te fcheiden is. Want de weekheid, flappigheid. 00 Prsed, ruftic.  DE MOEILYKE BAARING. i ï 19 de indrukking der vingeren behoudende , in een deel van het lichaam , wierd (§, 427. 4.), onder de tekenen van het reeds aanweezende heet vuur gerekent; maar zo hier by komt, dat de huid zich laat affcheiden. (4.29. 4.), is zulks niet alleen een te-s ken van het heet vuur , of van de begonne verfterving, maar van de volkome verfterving. indien het kind met het hoofd vooruit langen tyd in de mond van de lyfmoeder zit, in een moeilyke baaring, alsdan begint het gedeelte van het hoofd, tegenover de mond van de lyfmoeder zittende, zich tot een dikte te verheffen , zo de vrugt leeft : maar wanneer zodanige dikte geen plaats heeft, of wederom flinkt, wanneer zy reeds plaats heeft gehad , alsdan wanhopen de Vroedmeesters byna van het levender vrugt. indien het hoofd van het kind in de uitgang zit, wanneer het niet gezwollen is, hebt gy reede te geloven, dat het dood is O)- De beenderen week en beweegbaar. Dit moet van de beenderen des hoofds eener vrugt verftaan worden : want het is bekend, dat de hersfénpan van een eerstgebore kind nog voor een groot gedeelte vliesagtig is. zo lang dat vliesagtig gedeelte door de bevatte hersfenen word gefpannen, alsdan bied het hoofd wederftand : maar wanneer naar de dood alles te famen valt, vallen de vliezen neder , de beewagtige deelen van de hersfénpan waggelen by een vrugt , en naderen gemakkelyk tot elkander; en dus word ook dit voor een kwaad teken gehouden, waardoor het ook gebeurt, dat, dë vrugt nu dood, de beenderen beweegbaar zynde, het hoofd wel gemakkelyker door gaat; maar daar door word de moeilyke verlosfing niet altyd verbetert; want het hoofd van een dood kind, door bederf zagt geworden, bezorgt de uitgang voor de fc houder niet gelyk als van een levendig kind (t). want alsdan gebeurt het dikwils, dat, wanneer de Vroedmeesters het kind by het hoofd trachten af te haaien, hetzelve van 't lyf CO Manningham art. obftet. compend. pag. 23. CO Ibidem.  u£o 2 EE MOEILYKE BAARING. 5.1318- Ivf word afgetrokken; dat, in de lyfmoeder agterblyvende, naderhand met moeite kan afgehaald worden. Edoch aangezien het uit het reeds gezegde blykt, dat ieder defzer tekenen in't bvzonder geene volkome zck,rheid var1 de dood des vrngts geeft, blykt het, dat hier grocto voorz.gtigheid nodig is , om dfnog levende vrugt niet gelyk een doode te behandelen, men leest by Hippocrates («) van een vrouw vier of vvf maanden zwanger, welke door een waterzncnt tusfchen vel tl vleesch over het geheele lichaam opgezwollen, tevens zo moeilvke aamborftigheid had , dat zy met konde leggen; maar 'Znneer zy zich eenigzints tot Jlaapen dagt te begeven, moest zy SS doen. zy had byna geen koorts, reeds zedert lang Voelde zy geen beweeging meer van de vrugt en dezelve fcheen als tThet bederf over te hellen, die aamborftigheid heeft twee maanden Teduurt ; naderhand heeft zy zich door het gebruik van bon: " fn honig geconfvt, door het likken van honig, en^thiopirchekomyn met wyn , beeter .bevonden, daarop heeft zy veel ry te lymagtige , en witte flof, door de hoest uitgeworpen de moeilyke ademhaling heeft een einde genomen, en zy heeft een m je ter waereld gebragt. maar dewyl hier geen gewag geTaakt word van een miskraam , of een doode vrugt, is het zeer waarfchvnlyk , dat het kind leefde, offchoon de beweeging van de Vru« in de lyfmoeder niet gevoeld wierd, en de moeder van To zwaare ziekte aangetast was. min voorzichtige Geneesheeren Snden de geneezing der waterzucht door hevige middelen benrneft hebben, zonder zorg voor de vrucht te dragen ; HippoVCKam heeft door zagtere middelen te gebruiken, de ziekte weg gnomen de vrucht behouden. S Van te voren zyn eenige gevallen van levendige vruchten aancrphaald • die met haaken wieedaartig verfcheurt waren, waarom voor dood wierden gehouden : men vind veele diergelyke m .de Geneeskundige befchryving. ik zal 'er nog een voorbeeldby 00 Epidem. mi segrot. XI. Charter. Tom. IX. pag. 557»  §.i3i3. DE MOEILYKE BAARING. II2I voegen, om dat van• Deventer zelfs (w), zo voorzichtig in de vroedkunde, bekend, dat hem zelfs zodanig ongeluk overkomen is hy wierd in een nabuurig dorp geroepen, om een vrouw die reeds verfcheide dagen in den arbeid hadgezeeten, offchoon het kind een natuurlyke legging had, te verfosfen : demoeder noch de vroedvrouw hadden geduurende twee dagen eeniae de minfte beweging van de vrugt gewaar geworden; en geloofde dezelve daarom zekerlyk dood te zyn; nochtans is het kind levendig ter waereld gekomen, en heeft noch eenige weinige dagen geleeft er waren op het hoofd twee of drie bulten, door de al te fterke drukking veroorzaakt; waar over hy zich ten hoogfte bedroefde, edoch hy voegd 'er het volgende by: ik ver-eker dat deeze dzoaling, my, zo lang ik adem haal, tot een leste zal vertrekken, om nimmer wederom een.kind als dood te behandelen, op de getuigenis van de baarende, of'vroedvrouw ; ja ik mistrouw myn eige gevoel, niets voor zeker houdende, buiten en behalve het losraken van de bovenfte huid des hoofds , zvelke aldaar zoel niet gemakke yk losgeraakt, om dat zy met de hairen vast zit \ en men kan het kind niet verder zonder de grootfte moeite aanraken. maar hy waarfchouwt dat die moeilyke gevallen als dan voornamentlyk gebeuren, wanneer het hooft te groot is, of het bekken te naauw. maar aangezien de vroedkunde, door de uitvindingen van jongere vroedmeefters, nieuwe byftand heeft verkregen mag men veel verhopen , zelfs in de allermoeilykfte gevallen; gelyk het blykt uit het geene dat f. i3i6\ is gezegd geweest, hy waarfchouwt dat in de verlosfing moeilykheid ontftaat, wanneer het kind door de fchuinze legging der lyfmoeder in de doorgang als een elleboog gekromt legd. edoch hier over zal terftond gefproken worden, waarom ter deezer tyd , alwaar de vroedkunde noch vermeerdert en verbetert is, het befluit dat van («O Novum Ium. obftet. Cap. XXXII. pag. i4o. & feq. Vierde Deel. Ccccccc  DE MOEILYKE BAARING. $•* 3 r \ ^»ft vasteefteld btyft: dierhalve moeten dervan Deventer f» neeft',^v£ i , ^' ^ #g, het zy dat ,y cwou j> . uit„e]iaald worden ; dewyl iwtf», S^ g£f&f "> j nimmcr iemand berouwen , indien een moe lyk e verlosfing zodanig zal beha* hy een dode viugt mjeen ™eu> 6 benaauwtl>eden deld hebben > g£ de geduurde heul van hun blyven voor die geene over J ftou[hdd een kven. < nIO r/o dra men weet dat zy dood is (i318.) $" 3 9' Zi moet zy door vrees voor het heervuur, ^ u . ™ pn de dood van de moeder, afgehaald wortnh,aen wfl'vooral by diTvoeten, indien lüta kan gefchieden. i a^a» vrnjrt noch in de gefloten vliezen zit, bederft zy niet ^ «sch, maar de v g , en reeds weggev oeit zynde ttyg j ^ y e ]yfmoed als dan verrot zy W J kanten he£ verrotte lyk maar dat zy daar door zeer kwalyk vaa- aanraakt, is.^^^eropeezogene verrotte zeer erge kwa- ICn' Z en wanSee^deS van een verdronke dier in 't midlen ontftaan. wanneer de ftank ^ geko. dCn ^ fïpr^niïfche'eMe, terwyl ik voorby ging, of viel men, dathetJgloSn ik "eer gezond, fterk, en in de kracht in flaauwte, offchoon^ik ^e § >verwonderen, indien 'er Sl^^ — het lyk in de levende moederverO) Ibidem pag. 14*.  $.1319. DE MOEILYKE BAARING. 1123 rot, ja door de wederopzuiging der verrotte ftof ontftaat een kwaadaardige koorts, welke, naar dat de doode vrugt afgehaald is, voortduurende, de moeder dood. waarom Manningham (y) met recht het volgende gewaarfchouwt heeft: de vrouwen, die een doode en bedurve vrugt dragen , intusfehen een geduurige koorts hebbende, fterven genoegzaam eenige dagen naar de verlosftng. waarom alle hier in overeen komen, dat men de vrugt, wanneer zy dood is, zo dra mooglyk af moet halen. Mauriceau tekent aan (s), dat, wanneer de vrugt reeds eenigen tyd dood is, de weeën ophouden, of ten minfte zodanig kwynen, datzy niet genoegzaam zyn om de vrugt uittejagen. hy raad als dan „ de weeën van een baarende vrouw met een fcherp klyfteer op te wekken; welke van geen goed gevolg zynde , moet de vroedmeefter de doode vrugt eerder afnaaien, dan de zogenoemde afdryvende middelen, welke gewoonlyk heet fcherp zyn, en zeer nadeelig zouden kunnen weezen , of ten eenemaal flegt zyn ,, waarop zich niemand die voorzigtig is zal kunnen betrouwen , te gebruiken. Maai hedendaagsch geeft men daar aan de voorkeur, dat de doode vrugt by de voeten worde uitgetrokken , door dezelve om te keeren, zo zy een andere legging heeft, over welk omkeeren in 't volgende getal zal gefproken worden, maar wanneer hethoofd ingenagelt zal zitten, als dan kan het zelve niet terug ge-, drongen worden; waarom het hoofd als dan met haaken in het zelve vastgemaakt vooruit moet getrokken worden, volgens dat Mauriceau heeft geboden («"): dit word hedendaagsch met de tang van Levret of de Roonhuiftaanfche hefboom gelukkiglyk volbragt, en door deeze word de verfchrikkelyke toebereidingder haaken beveiligd, ook leid dé goede naam van een vroedmeefter hier geen gevaar, dat kwaadwillige vroedvrouwen, gelyk het menigmaal gebeurt, zeggen: dat de Heelmeefter de vrugt ver- (y) Art. Obftetric. Compend- pag., *V 00 Traité des Malad. des. Femm. Groff. &c. Lïv. II. Chap. XXX, Tom, t. pag. 342. 00. Ibidem pag. 344* Ccccccc 2  ii24 DE MOEILYKE BAARING. §-131* Vermoord heeft, welke hy dood met de haaken heeft afgehaald, edoch in hoe verre de vroedkunde tot beterfchap is gekomen,zal duidelyk blyken, zo men de handelwyze, welke Hippocrates ib) heeft aanbevolen, om de doode vrugt aftehaalen. want hy heeft geboden, de handen en de fchouders aftefnyden , de borst tot aan de keel open te fnyden , de ribben te kneuzen, wanneer de vrugt in de lyfmoeder zit. elders (c) beveelt hy , dat de vroedmeefters aan de groote vinger een nagel hebbe, waar meede hy de fchouders van de hals losmaake, de buik openfnyde; en dat daar op het inwendige uitgenomen worde, en de zagte ribben te kneuzen; opdat aldus het te zamenvallend lichaam der vrugt gemakkelyker uit kan gehaald worden, diergelyk, ja noch wreedaartiger leest men elders (d). wanneer de vrugt by de voeten  $.13*9-1320. DE MOEILYKE BAARING. 1131 ■temberg moest bewaart worden, is die bol in die zelfde Haat gelaten, maar de zeer vermaarde Camerer, Hoogleeraar in de geneeskunde op de hooge fchool te Tubingen, heeft langs de kloof, met de bijl gemaakt, de vrugt in deeze bol bevat, kunnen onderfcheiden , welkers hoofd mismaakt was , de borst zeer plat gedrukt; en offchoon die vrugt noch week genoeg was , ftonk zy eventwel niet. maar het bekleedzel, waar in de vrugt zat , vertoonde zich zeer hard, kraakebeenig, ja zelfs beenachtig, in deszelfs geheele omtrek, uitgenome dat gedeelte , waar meede zy aan eenige deel van de buik had vastgezeeten ; want aldaar was een grooter zagtheid, en had aan een dik en rood vleesch vast gezeeten. de zeer vermaarde Camerer heeft te recht gelooft, dat die vrugt in eene van de eijerleiders ontfangen aangegroeit is, dewijl de moeder naderhand noch twee kinderen heeft ter waereld gebragt. Edoch deeze vrugt, naar Parys gebragt door 't gebod van de de zeer Doorluchtige Hertog van Wurtemberg, heeft de zeer vermaarde Mor and dezelve gezien (p), die tevens het verhaal doet van een doode vrugt, geduurende een-en-dertig jaaren gedragen : men vind aldaar verfcheide leezenswaardige zaaken , aangaande de vrugten, langen tyd in het moederlijk lichaam verborgen. v. 1320. "T^e legging van liet kind moet zo gerigt worden, dat men de vrugt door dezelve kan uitleiden , het zy by Jiet hoofd , of voornamentlyk by de voeten. Hoedanig de legging van het kind in de natuurlyk verlosfing is, is §. 1317. gezegd geweest; en dus moet die legging, wanneer zy zodanig is, dat de vrugt zich de uitgang zelfs toefluit, als (jO Acad. des fcienc. 1'An 1748. in 40. Mémoire pag. 113* Ddddddd a  „3a DE MOEILYKE BAARING. 5.1320. als dan verandert worden , en tot de natuurlyke gebragt. dit moet voornamentlyk gewaarfchouwt worden , op dat 'er nooit heete prikkelende middelen in een moeilyke verlosfing, welke van deeze oorzaak afhangt, toegediend worden : de in arbeid zittende vrouw, de aanwezende, de vroedvrouwen, dringen op deeze middelen aan, zo zy onervare zyn. het is intusfehen zeker dat de baarensweeën zo veel te nadeliger voor de vrugt en voor de moeder, hoe zy heviger en dikwerviger zyn , indiende vruot zodanige legging heeft, dat zy met door kan gaan. een zagt verkoelend hartfterkend middel, zal een voorzichtig Geneesheer in de plaats van een heet prikkelend middel, altijd toedienen, op dat hy fchyne iets te verrichten , en dus de klagende moed van de in arbeid zittende vrouw oprichten, terwijl alles gereed gemaakt word om de verkeerde legging van de vrugt met een kundige hand te veranderen, edoch verftrekt het tot groot nut, indien men weet dat de vrugt een kwaade legging heeft, wanneer de vrugt in een natuurlyke legging , met het hoofd voor uit, de mond van de lijfmoeder dringt, word dezelve door de parsfingen der baarende vrouw allengskens wyder , en de vliezen, voor het hoofd van het kind zittende, zwellen door het byeenvergaderd water, en vormen een ronde, gefpanne dikte wanneer de baarensweeën aanweezende zyn, maarflapper wanneer de pyn vermindert, dus word de mond van de lyfmoeder allengskens door een evenredige kracht wyder gemaakt, eii verkrygt eene gefteldheid tot een gelukkige verlosfing. waarom alle de geene die in de vroedkunde ervare zijn , waarfchouwen dat de Vroedvrouw niet te fchielyk het water, dat zich begint te zetten, breeke, wanneer de mond van de lyfmoeder noch niet wyd genoeg is. want het gebeurt fomtijds, dat in een gelukkige verlosfing, de vrugt noch in haare geflote vliezen zittende, uitbreekt, maar wanneer het water de vliezen zodanig heeft uitgezet, en de mond van de lijfmoeder reeds zodanig verwijd is, dat het hoofd van het kind, agter het water zittende, in de mond van de lijfmoeder kan nedervallen, en deszelfs geheele wijdte vullen, als dan zal men het water kunnen breeken ; het  DE MOEILYKE BAARING. "33 het geene Kchtelyk kan gedaan worden, indien de Vroedvrouw in de weeën de gezwolle vliezen met de vinger drukt, of dezelve met de vingeren gegrepen hebbende , zagtjens draait, maar zo deeze vliezen zeer fterk zyn, kunnen zy doorgefneden worden, maar met voorzichtigheid, omdat, wanneer het water uitbreekt, het hoofd van het kinddikwils zeer naby volgd. Mofchion fielt onder de oorzaken van een moeilyke verlosfing (q), indien de al te dunne vliezen te fchielyk breeken, en dus dat vogt uitgeftortword, dat tot de onverhinderde voortgleijing der vrugt bereid was. naderhand hebben Mauriceau, en andere, hetzelfde gewaarfchouwt. Maar zo de lijfmoeder regt gelegen is, dat is, indien deszelfs mond recht over de fcheede geplaatst is, en het water zich fpitsgewyze, langwerpig zet, dan is het een teken , dat het kind een kwade legging heeft, en niet met het hoofd voor uit komt (r). fomtijds gebeurt het nochtans, dat het hoofd niet ver van de mond der lijfmoeder afgelegen is; maar aldaar beveelt hy het volgende: indien zy zal bevonden hebben dat de lyfmoeder recht gelegen is, en de vochten in de langt e uitgezet zyn: zo zy nu de hand, dan de voet, of ook het hoofd eenigermate zal hebben kunnen voelen , dat zy als dan de bekwame tyd niet verzuime , oordeelende, dat het water genoegzaam gezwollen is, en, het hoofd' van het kind eenigzints voelende, fchielyk het vlies met de nagels: breeke, en ter fond het hoofd met de vingeren in de opening rigte, alle beletzelen, te weeten, van de hand, van de voet, van de navel fir eng uit dezveg ruime; het geene als dan gemakkelyk zalkunnen gefchieden , om dat "er plaats genoeg is. het hoofd op deeze1 wyze in de opening gebragt, heeft de Vroedvrouw niette vreezen, dat het zelve daar wederom uit zal gaan; want de vochten uitgevloeit zynde, is 'er in een rechte lyfmoeder geen plaats voor het kind,, Cjf) Spach. Gynsec. pag. 19. 150» Cr}»Deventer nov Jum. art. obftetric. Cap. XL. pag. 177/.. Ddddddd 3  mA DE MOEILYKE BAARING. §. 1320; kind om zich langs bier of daar te keer en; om dat de lyfmoeder terfïlnd te zamen getrokken , het kind van alle kanten prangt. ia wanneer het water reeds lang uitgevloeit heeft, word de liifmoeder zo naauw, dat de vrugt moeilyk is ©m te keeren en in een andere legging te brengen; wanneer alles tevens droog is: alle die over de"vroedkunde hebben gefchreven , klaagen over deeze moeilykheid, en daarom waarfchouwen zy zorgvuldiglyk de Vroedvrouwen, om fchielyk, zo zy zich niet bekwaam oordelen om de verlosfing te volbrengen , een ervaren Vroedmeefter tot hulp te roepen, want de vrugt lijd gevaar, de 111 arbeid zittende vrouw verzwakt, indien het water reeds lang van te voren uitgevloeit is, eer dat men beproeft om de vrugt te keeren: en men moet de lijfmoeder meer geweld toebrengen , wanneer men in dezelve, nu toegetrokken zynde, en droog geworden , de legging van de vrugt moet veranderen. De oude Geneesheeren zyn van gevoelen geweest, dat de vruot vry beweegbaar was in de lijfmoeder; daarom hebben zy beproeft, de verkeerde legging van de vrugt te veranderen, wanneer zy een baarende vrouw fchielyk, en vry fterkfchudden. dus raad Hippocrates (f), wanneer hy beproefde de vrugt te keeren, op dat zy op het hóófd, natuurlyker wyze voort koude komen, het 'volgende aan : de vrouw op de rug leggende, moet men iets zagts onder de heupen leggen, en ook iets onder de voeten in het bedde., waar door zy hoogcr met de voeten kunnen leggen, maar ook moeten de heupen hooger leggen als het hoofd; maar geen kusfen onder het hoofd, tot dit moet men zorg dragen ; maar wanneer de vrugt zvederom terug gebragt is , en hier en daar na toe omgedraait zvord, de fteenen onder de voeten in het bedde gelegd , en dat onder de heupen lag , weggenomen zynde, legd het bedde en de beupen in de vorige ftaat, en legd een kusfen onder het hoofd, het blijkt genoeg, dat Hippocrates op deeze wyze de kwaade legging J van CO De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. 63. Charter. Tom. VILp. 7.69  5.1320. DE MOEILYKE BAARING, „.^ van de vrugt tot de natuurlyke heeft getragt over te brengen, maar of hy getragt heeft de legging van het kind op deeze wyze natuurlyk heeft willen maaken, wanneer de onderfteunzels in het bedde onder de voeten gelegd, weggenomen worden, door eenige Ichudding te veroorzaken, dan of hy gelooft heeft , dat dezelve reeds plaats had, wanneer zy weggenomen wierden , kan twyffelachtig fchynen. want Cornarius heeft deeze woorden : x*ï KOirx a?v dat de moederkoek volftrekt moest afgehaald worden, en dat wel zo dra mooglyk, aangezien hy, door dezelve te laten zitten , vreesde , dat de kraamvrouw zou fterven, waarfchouwt hy eventwel zorgvuldiglyk, dat deeze afhaaling zagtjens moet beproeft worden, en dat men geen groot geweld moet gebruiken om de mond van de lyfmoeder wyder te maaken, en dat het beter is, zo 'er iets van de 00 Ibid. No. 9. pag. 13. 14. 0') Traité des raalad. des femm. grofl*. Liv. II. Chap. IV. pag» 252. & feq.  m$s DE MOEILYKE BAARING. de moederkoek overig blyft, dit te laten zitten , dan de zelfftandigheid van de lijfmoeder te kwetfen. ja, hy beveelt, het geheele werk aan de natuur over te laten, indien het werk met geweld zou moeten verrigt worden , om de moederkoek af te haaien; en als dan heeft hy allerverzagtendfte afkookzels in de lyfmoeder te Ipuiten aangepreezen, op dat ook de mond van de lyfmoeder verzagt worde, en de verettering ontftaan zynde, de moederkoek van de hegting met de lyfmoeder losgemaakt worde, dit verrigt zynde, raad hy, een eenigzints fcherper klyfteer in te fpuiten, op dat tevens door de pogingen, om af te gaan, de moederkoek voor den dag kome; het geen meer dan eens van goed gevolg is geweest; ja by fommige, is zy, byna zonder dat zy het wisten, van zelfs uitgegaan. Daarom fcherpt Ruysch Ck) te recht de Vroedvrouwen in , geen geweld te gebruiken, zo de moederkoek al te vast zit, nochte de mond van de lyfmoeder met kracht wyder maaken , maar de kraamvrouw ftil laten rusten, want de mond van de lyfmoeder zal van zelfs wyder worden , en de moederkoek komt gewoonlyk naar eenige uuren te voorfchijn: en hy vreesde voor geen verrotting door de moederkoek langer in de lijfmoeder te laaten, aangezien hy dezelve nimmer had waargenomen, want hy getuigt, dat geen kraamvrouw, door de terugtrekking en agterblyving van de nageboorte, in de tyd van meer dan vyftig jaaren , dat by Hoogleeraar in de vroedkunde was geweest, het geen voor hem niemand gebeurt was, geftorven is, ten zy men de moederkoek door eene al te wreede poging by [lukken heeft willen ontwortelen, het is hem ook dikwils overkomen , dat de moederkoek , geduurende dagen, weeken, ja, zelfs maanden , wederhouden , gelukkiglyk uitgejaagt is geweest. Nochte ook geloven de landbewoonders en beesten Docters, dat dekoeijen, door het wederhouden der nageboorte, fterven (/). in tegendeel hebben zy een ftandvastige waarneming , dat men de nageboorte, ten zy dezelve te gelyk met het kalf komt, moet - 00 Tract. Anatom. pag. 13. O) ibidem pag. 16.  $.i32i. DE MOEILYKE BAARING. moet laten zitten; welke als dan gewoonlijk naar negen dagén van zelfs voor den dag komt. maar zo zy terftond naar de Geboorte afgetrokken wierd , zou 'er dikwils een verettering der lijfmoeder volgen (m). r De in de vroedkunde zeer ervarene Brudnél Exton 00 tekent aan, dat de nageboorte meestentijds tien, vijftien, twintig minuuten op de verlosfing volgd, en dat het niet zeer dikwils nodig is om met de hand in de lijfmoeder de nageboorte aftefcheiden, dewijl zy meestal door zagt trekken aan de navelftreng gewoonlijk volgd: hy erkend daar en boven, dat de mond van de lijfmoeder even gemakkelyk eenige uuren naar de verlosfing verwijd kan worden, als van te voren: hy bekend , dat zo 'er iets van de nageboorte in de lijfmoeder agterblijft' (zo 'er maar geen zwaare bloedftorting op volgd,) dit een dao- of twee naderhand van zelfs voor den dag komt; en dat wel ^zonder de kraamvrouw eenig nadeel te doen. maar om de o0ede naam van de Vroedmeefter te bewaren, raad hy, de nageboorte geheel af te haaien , eer dat hy van de kraamvrouw we<* gaat; want hy voegd 'er deeze reede by: in order to avoid refleclions. Om dezelfde reede raad hy, de moederkoek niet te 'Jankte laten blyven , dewijl zy anderzints geduurende eenige1 dagen zou kunnen wederhoude worden, niet dat hy daar uit zo een groot kwaad vreesde, want hy voegd 'er het volgende by zo de lyfmoeder door eenig toeval ontftoken wierd, en de kraamvrouw kwam te fterven, zoude men zulks aan de Vroedmeefter zvy ten, om dat by de nageboorte heeft laten zitten. Llit het gezegde blykt het, dat de kwaaien , welke:op het agter blyven der nageboorte volgen, dikwils alleenlyk maar afhangen van eene al te ruime poging der Vroedvrouwen, wanneer zy haare goede naam tragtën te behouden : want zy geloven dat hetfehande is, zo zy moeten vertrekken zonder dat de zaak v0.tr 0;0 Verhand, van de ziekte en fterfte van het Rundvee pag. <& 00 Sech VII. pag. 238. & feq. r ö Vierde Deel. G£'ggg£g  DE MOEILYKE BAARING. S.1321. volbiaetis; daarom durven zy alles beproeven. Hippocrates (0) Lelie ''ceo'd • om de nageboorte te doen uitvallen, moet men naar ren nfes'mtddel gebruikt te hebben, de neus en de mond toedrukken. maar dus word het geheele lichaam, en voornamentlyk de buik fterk sefchud. maar zou het wel veilig zyn, de lijfmoeder, ten tvde der verlosfing reeds veel geleden hebbende , door het melen en wel door een tegengehoude niezen, zo hevig te beroeen^' is daar geen grooter kwaad uit te vreezen, dan uit hetlangduurie agterblyven der nageboorte? het zal niet te verwonderen *Sïin zo er naar dit offchoon te vergeefsch beproeft te hebben , buil'pvnen, ftyvigheden en kooitfen .ontftaan. want men leest elde'r/(' p-\ a^Us: 'indien de nageboorte niet terflond op de verlosfine voleé ontftaan 'er pynen en koortften des onderbuiks in het week der zyden; maar zo de nageboorte volgd, word de vrouw nnk her field edoch zy verrot meestentyds • eventwel fcheidzy zich T'zevende das, of ook wel laater, af. maar dat die verrotting der nageboorte, waar van hy fpreekt, zo zeer niet te vreezen is bliïkt uit een andere plaats (f); indien de nageboorte by een iromo bhft zitten, komt de kraamzuivering fpaarzamer dan zy moest te voorfchyn, ten zy de mond van de lyfmoeder wyd is, de luik word hard en dik, zy word koud en krygt een fcherpe koorts, zv sevoeld pyn door' het geheele lichaam heen , vooral in het ««deelte van de buik dat onder de navel is gelegen, en een zwaarwietisheid en pyn in de lyfmoeder, al even eens of zy noch zzvancrrzcas en geneezen zynde, zverpt zy in 't kort de verrotte nageboorte uit, en word gezond, het is niet te verwonderendat, wanneer de nageboorte is blyven zitten, de kraamzuiveringen {Larzamer zijn, dewijl de moederkoek door groote bloedvaten aan de lyfmoeder gehegt word, welkers ontbinding overvloedig bloed Hort. EdQch O) Aphor. 49. 8eft. V. Charter. Tom. IX. pag. 224. & Epid. Lir^VemS^ Charter.Tom.VIL p. 7$?. \q) Ibidem Cap. LM* pag. 75A  §. T3si. DE MOEILYKE BAARING. 1155 Edoch dat Hippocrates van de kracht der lijfmoeder alleen de uitjaging van de wederhoude nageboorte verwagt heeft, blijkt uit een andere plaats (r); alwaar hy aldus fchrijft: wanneer een zwangere vrouw een miskraam van een of twee maanden krygt, en de nageboorte niet kan volgen, en zy zelfs vermagert is, moet men haar lichaam zuiveren en vet trachten te maaken. want de bedurve vruchten gaan niet eerder uit, dan wanneer de lyfmoeder fterk, en wel opeen gedrongen is. edoch het is bekend, dat in een miskraam de nageboorte met meer moeite afgehaald word, vooral, zo zy maar van weinige maanden is; en daarom dikwerviger in de lyfmoeder word gelaten, dan in een tydige natuurlyke verlosfing. Uit al het geene tot nu toe gezegd is, blijkt het, dat 'er tot een volkomene verlosfing van een kraamvrouw vereischt word, dat de nageboorte afgehaald worde : en dat wel terftond, zo 'er een zwaare bloedftoning plaats heeft, dewijl 'er als dan in het wagten gevaar is. maar als dan volgd de moederkoek ook gemakkelyker, dewyl zy reeds vooreen gedeelte van de lyfmoeder gefcheiden is; anders moet men wagten, tot dat de lijfmoeder tekenen heeft gegeven, dat zy zich te zamen heeft getrokken; het eeene door het aanraken van de buik gekend kan worden , gelyk van te voren is gezegd geweest, voor 't overige moet 'er geen geweld gebruikt worden, indien de mond van de lijfmoederfierk toegetrokken is, of de moederkoek te vast zit; dewijl 'er veel zwaarder kwaaien te vreezen zyn door de lyfmoeder geweld te doen, dan door het achterhalen van de moederkoek , welke naderhand vroeg of laat van zelfs voor den dag komt. /Egineta heeft O)? naar dat hy dat geene opgenoemt heeft, dat tot het afnaaien van de moederkoek vereischt word , het volgende gewaarfchouwt: maar zo zy ook zo niet word afgehaald, moet men niets verontrusten: want zy valt naar weinige dagen, verrot en in bloedige etter verandert,uit. maar wanneer dit gebeurt, vrees- «U de (rS Tbid. Cap. Lil- pag. 757. CO Liv. VI. Cap. LXXV. pag. 93. verfa' Ggggggg 2, \  ri jö- DE MOEILYKE BAARING.' dehyj dat de zwaare reuk , het hoofd zou vervullen , en de maag doen walgen; welk ongemak hy gebied door brakingen te..verbeteren, nochtans verrot de, wederhoude moederkoek nier al- tytl : IK 1ILD Ut'ZClVG nacii luit imjmi ^vuu.i -j„.„ l.„^-,,ivi t„innpw ppii t-raiimvrninv hfc'ir WdtfY loosde .. LI tlJ UcliZ KUUiCU , ITB11U1.H ' . ' en heb dezelve niet verrot bevonden; en zy is gelukkiglyk het, gevaar ontkomen, offchoon het gantiche adeiylce geiiacnt zien zeer kwalijk had gehouden, om dat ik de Vroedvrouw verhinderd had de moederkoek met geweld af te haaien. Maar dewyl de zorgvuldige vrouwtjens gewoon zyn de nageboorte, uaauwkeurig te befchou wen , en alles-kwaads vreezen, zo 'er maar het minfte agterdenken is, dat 'er iets van de vliezen of de moederkoek agtergebleven is, ik heb, zo veel in mijn vermogen was, getragt, hun die naauwgezetheid te benemen, en wanneer ik geloofde dat zulks gefchied was, heb ik het zorgvuldiglyk bedekt, op dat de kraamvrouw door dusdanige tyding niet zou ontroert worden, en de Vroedvrouw geen gevaar zou lyden haar goede naam te verliezen, want men fchryft gewoonlijk al het geene naderhand in de kraam verkeerdelyk uitvalt, aan dit verzuim toe. waarom het te vreezen ftaat, dat de Vroedvrouwen naderhand, door de lijfmoeder al te zeer te zuiveren, gelyk zy het noemen, dezelve kwetfen. de in de vroedkunde zeer vermaarde Levret heeft aangetekent. f», dat de oppervlakte van de lyfmoeder op die plaats, alwaar de moederkoek heeft vastgezeten, zich tot hanekamswyze uitwasfen fomtijds van een aanmerklyke grootte verheft, welke de Vroedvrouw zou kunnen bedriegen, als een overfchotvan de moederkoek, door welke aftetrekken, zyde zelfftandigheid van de lijfmoeder zou fcheuren. ik ben verzekerd , dat diergelyke overblyfzels naderhand ir i—1. lr,.onm7iiiuw'inrrpn nnnr ripn Harr ynilfll van zeirs te geiyK. mauc ^icmm^"^^..^^ . — —ö ~ komen; en de kraamvrouw geen nadeel doen; maar zy zyn genoeg geneo-en om de goede naam van de Vroedvrouw , welke een braaf Geneesheer'altyd moet voorftaan, listen en lagen te leg- 0),M«m. dè 1'Academ. de Chirurg.. Tom, IIL pag.ü2Q,<.  §- i32i. , DE MOEILYKE BAARING. Je ren ook is 'er geen gevaar te wagten van de verrotting van her achtergeblevene, dewijl ook deeze door een voorzichtig uitwasfchen van de lyfmoeder gemak kelyk kan voorgekomen of verbe erd worden; gelijk in 't volgende hoofddeel zaf gezegd worden. Oofc verdient dat geene, dat ter zeiver plaatfe (u) over de afhaaling van de moederkoek word gevonden, ten hoogfte geleèJ zen te worden : want aldaar word al het hier toe verei-sehte be^ fchreven. Hoe welde moederkoek meestentijds aan de bodem van de lyfmoeder vast zit, is het nochtans zeker, dat zy ook op andere plaatfen vast gehegt word: en als dan trekt de lijfmoeder zich fomtijds onregelmatig toe, en weder houd de moederkoek , als in eene byzondere holligheid van de zelfftandigheid der lijfmoeder (zo), en dezelve word met moeite afgehaald, ook heeft PeucUt ■ waargenomen (x), en heeft dusdanige holte als een tweede lyfmoeder aangemerkt, waar in de moederkoek alleen bevat word;-, en welkers mond niet ongelyk aan de mond van de lyfmoeder is, hebbende dikke, harde, naauwe, maar revens gladde randen; hy heeft een diergelyke holte, wanneer dezelve plaats had, byna altyd in de rechter zyde, zeidein de linker zyde van de lyfmoeder gevonden, de in de vroedkunde vermaarde Denys heeft zodanige onregelmatige toetrekking van de lijfmoeder , waar in de moederkoek tegengehouden wierd, en het leven befchreven (y). hy wierd by een vrouw gehaald, die voor de eerfte maal in ' de kraam lag, welke vier uuren van te voren van een kind verlóst was; maar de navelftreng was gebroken, en de Vroedvrouw ■ kon in geenen deele de moederkoek af haaien, zy had geloofd,, dat zy de moederkoek voelde, maar zy heeft door een naauwk'eurig onderzoek bevonden, dat het de mond van de lijfmoeder was, welke zeer zagt, dik, en breed was op 't gevoel : deband in de holligheid van de lyfmoeder geftoken zynde, vond zy geen de minfte voetftap van de moederkoek ; waarom Denys: tot 00 Ibid. pag. 216—223. O) ^bid. pag. 22a. & 1'Arr. des Accouch. pag. m & 132. 00 Pratique des Accouch.. Liv. I. Chap. IV. pag. 35. 00 Verh. over het Ampt der Vroedmeefters &c. Cap. III. pag. 3 1;. Ggggggg 3.,  Il58 DE MOEILYKE BAARING. §.1521: tot hulp wierd geroepen, die door de hand in de fcheede te fteeken van gelyken geloofde, dat hy de moederkoek, voor uit de mond van de lyfmoeder fteekende , voelde ; de mond van de lyfmoeder had de grootte van een vuist, vier vingeren breed, en een duim dik: hy heeft de hand gemakkelyk na binnen kunnen brengen; maarhy heeft de moederkoek, overal met de vin■o-rs in de lyfmoeder zoekende, niet kunnen vinden; waar over hy zich ten hoogfte verwonderde, eindelyk de hand op nieuw in de Ivfmoeder geftoken hebbende , heeft hy een gat gevonden , dat naauwlyks de top van de pink toeliet; daarom geloofde hy dat de lyfmoeder doorboort was: hy maakte dit gat met de voorfte vinaer voorzichtiglyk wyder; maar terftond fprong 'er bloed voor den dag, en , iets zagts met de vinger voelende, geloofue hy zulks de darmen te zijn : daarop heeft hy de middenfte vinger met de voorfte na binnen gebragt, en is gewaar geworden , dat de moederkoek op deeze plaats fchuilde dit gedaan zynde, heeft hy ook de duim ingeftoken ; en heeft dus allengskens, nochtans niet zonder moeite de moederkoek van de lyfmoeder afgefcheiden zijnde, uitgehaald. 'Deeze vrouw heeft naderhand niets ongewoons geleden , en is volmaakt herfteld. . Het blvkt genoeg, dat diergelyk geval moeilyk is, en dat het een geoeffende hand van een ervaren Vroedmeefter vereischt. is het niet te hopen, dat diergelyke byzondere toetrekking van de lyfmoeder, waar door de moederkoek als in een byzondere holligheid word opgefloten, van zelfs wyder zal worden ? Crantz heeft aangetekent f>j, dat, indien een kraamvrouw in dusdanig o-cv?l wanneer de hand van de Vroedmeefter in de holligheid van de lyfmoeder is, nieuwe weeën krygt, die zak, waarin de moederkoek zat, als dan geopent word, en als geheel verdwynt, waarop de moederkoek als dan gemakkelyk volgd. Alles aldus afgehaald zijnde, wind men een vierduboel zagt linnen om de fchamelheid, om de koude lugt, welke ten hoogfte nadeelig zou zyn, aftekeuren. ^ (2) Hebaummenkunsi, Cap, IX, pag. 150. ■  §.1322. DE ZIEKTENS DER KRAAMVROUWEN. u$9 DE ZIEKTENS DER KRAAMVROUWEN. 1322. t^en kraamvrouw word terftond naar dc verlosfing door flaauwte, hartvang, ftuipen, overvallen : om dat het aderlyk bloed van de groote en kleine hersfenen afgekeerd na de flappe vaten des onderbuiks gedreven word; daarop door de pyn naar de verlosfing, door de uitgeftane arbeid 5 de kneuzing der deelen, door het bloed, een andere vrugt; of de wederhouding der nageboorte. Nu moeten wy handelen over de ziektens, welke op de verlosfing volgen, en die van de'verlosfing zelve, als oorzaak afhangen : hier toe behoren ook', die zaaken, welke haare oorfprong uit de weeën, onder de verlosfing doorgedaan, hebben kunnen trekken, want een kraamvrouw kan in het kraambedde van andere ziektens , b: v algemeenheerfchende en andere, over welke hier niet gehandeld word, offchoon een Geneesheer, indien dusdanige ten tyde der kraam voorkomen, altyd het oog op die vereischtens gevestigd moet houden, in dezelve te geneezen, welke in alle kraambedde plaats grypen, aangetast worden. Om dit alles, volgens order, te behandelen, moet men dat geene in aanmerking nemen, dat, wanneer de vrugt ter waereld is, en de moederkoek afgehaald is, onvermydelyk moet volgen. De  tl6.o DE ZIEKTENS §.r3^. De lyfmoeder voor de verlosfing uitgezet, heeft de darmen van haare plaats verfchoven , al het naby gelegene gedrukt , tde vaten, vooral de aders, vernaauvvt, de vrye werkiug vati het middenrift verhinderd, de buikfpieren en deszelfs bekleedzelen, uitgefpannen. de lijfmoeder geledigt zynde , houd dit alles op : de hangende buik-ingewanden vallen wederom pp haare vorige plaats, de nabuurige aderlyke vaten, zo menigmaal fpattig by zwangere vrouwen, brengen het wederhouden bloed wederom fchielyk na het hart, overftelpen fomtijds byna het rechter hart; de flagaderlyke vaten, nu van de drukking bevryd, laten, het bloed uit het hartgejaagt, gemakkelyker toe," het geen zy aan de nu van gelijk vrye aders overzetten, de buikfpieren hebben door het langduurig uitrekken derzelver kracht verloren, de hangende en flappe bekleedzelen. bieden geen tegenftand; (ziet §. 25. No. 3.) naar het affchciden van de moederkoek van de lijfmoeder, doften de groote, opene, vaten van de lijfmoeder het bloed al golvende uit. dit loopt altemaal te zamen, om een flaauwte , en hartvang terHond naar de verlosfing voort te brengen, want al het bloed byna helt naar de onderfle vaten van het lichaam, welke.nu -flap , en open zyn , 'er komt maar weinig na de groote en •kleine hersfenen daarom word die tijd der kraam, welke on.middelvk op de verlosfing volgd, voor zeer gevaarlyk gehouden, en, ten zy de lijfmoeder door een fchielijk toetrekken -haare eigene vaten naauwer maakte, zou het gevaar noch groo-ter zijn. om deeze reede waarschouwen ervaren Vroedkundi), en naderhand, indien dusdanige kraamvrouwen herftellen; fcheiden zich de heetvuurige korsten door de verettering in den omtrek ontftaan , af: fomtijds worden zelfs de regte darm en de blaas, door de langduurige en onophoudelyke drukking heetvuurig; waar uit zeer droevige kwalen, welke fomtijds naauwlijks te genezen zijn, overig blyven ik heb eenige diergelyke droevige gevallen gezien edoch men ziet ligtelijk, dat 'er als dan hevige fmerten moeten volgen. Zoude naar de verlosfing, de uitgezette buik reeds ontledigt zijnde, de pijn door de volgende kramptrekkingen der buikfpieren verwekt worden? ik heb fomtijds, maar zeldzaam, de kraamvrouwen over dezelve hooren klagen, diergelyke kramptrekkingen der buik wierden by een doorluchtige vrouw, welke festien kinderen gebaard had, en voor 't overige gezond was, dikwils geduurende haar overige levenstijd waargenomen, de door langduurige beoeffening der kunst, zyne arnpten en fchriften vermaarde Johcmnes Storcbs (c) tekend aan, wanneer hy zyne eigene ziekte, waar aan hy eindelijk is geftorven, na 't leven befchrijft, dat hy, naar dat de buik door het infnyden van dc opgezwolle navel ontledigt was, een eenigzints lastige, offchoon niet pijnlyke kramp in de buikfpieren heeft gevoeld, welke hy by de lastigheid vergelijkt, welke een pas verloste kraamvrouw door de zelfde oorzaak gewaar word. Een andere vrugt. Welke als dan een nieuwe arbeid vereischt , en de reeds pijn doende deelen kan prikkelen; offchoon dezelve meestal vry fchielijk gewoon is te volgen, dewijl de wegen open zijn. Door het bloed of de wederhouding der nageboorte De geheele oppervlakte van de lijfmoeder word naar de verlos^ fing met bloed bevogtigt, en vooral die plaats, waar aan de moe- OD Levret Tart des accouchem. pag. k5q. (O Hiftor. hydrop. univerfal. &c. pag. 46. Hhhhhhh 2  Ii6"4 DE ZIEKTENS derkoek heeft vast gezeten: de mond van de lijfmoeder word intusfehen naauwer, en fomtijds ten eenemaal gefloten,., hoewel zy meestal naar verloop van verfcheide uuren. vry gemakkelijk door de vroedvrouw met de vingeren wyder kan gemaakt worden; gelijk in 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest, naar het affcheiden van de moederkoek, vloeit het bloed al golvende uit, maar vermindert kort daar naar, en vloeit infpaarzamerhoeveelheid uit de geheele holte van de lijfmoeder, en verpoost zich aldaar en groeit aan een: en wanneer zodanige brokken bloed naar'dat de lijfmoeder zich toegetrokken heeft, door deszelfs mond doorgaan, ontftaan 'er op nieuws weeën en pogingen tot de verlosfing, welke naar de verlosfing volgende, naweeën genoemt worden; die dikwils vry lastig vallen, endekraamvrouw de moed benemen, dewijl zy zich nu van alle moeite bevrijd gelooft, van te voren is gezegt geweest, dat de baarensweeën alsvan de mond van de lijfmoeder beginnen , zo dat een ervare Vroedvrouw eenige te famentrekking in de mond der lijfmoeder, met een eenigzints bevende beweging gewaar wordende, de baarende vrouw vermaant, dat zy de wee die terftond zal volgen met alle kracht doorzette; indien namentlijk alles tot de natuurlyke verlosfing wel gefield is. maar naar de verlosfing blijft die aandoenlijkheid van de mond der lijfmoeder nog voortduuren; waar door, wanneer een brok geronne bloed tegen de mond van'de lijfmoeder aangedrongen word, en dezelvealdusprikkelt, de lijfmoeder fterk toegetrokken word, en het geronne bloed aLdus doordrukt. Ik heb by verfcheide gezien, dat het bloed zelfs nog niet geronnen zijnde, wanneer het door de mond der lijfmoeder door o-aat , die weeën en parsfingen verwekt heeft, van te vorèn €. i"'o8. is gezegt geweest, dat, wanneer een gevaarlykebloedft'ortino- uit de lijfmoeder het af haaien van dè vrugt vereischt, de baarensweeën door een zagte en voorzigtigeverwydingvan.demond der lijfmoeder verwekt, worden % indien zy nog niet aanwezen*  §.1322. DER KRAAMVROUWEN. neu¬ zende zijn; maar vermeerdert worden , zo zy reeds plaats hebben, waar uit de rede van de pynen blijkt, welke door het wederhouden van het bloed in de lijfmoeder naar de vertosiing volgen» Nochte die parsfingen zijn menigmaal ligt: Ruysch 00 waarfchouwt het volgende : ik geloof vastelyk dat de 'lyfmoeder zich fierk beweegt in de baring, en dat alle de natuurlyke po finten der verlosfing van de lyfmoeder byna alken afhangen, welke pogingen niet zelde zo hevig naar de verlosfing voortduuren, dat de lyfmoeder zieh zelve omkeerende uit hel lichaam zinkt, by andere kraamvrouwen heb ik weinige uuren naar de verlosfing bevonden dat de lyfmoeder zich zo duUelyk bad bewogen, dat de vroedvrouwen , fa de kraamvrouwen zelfs, my meer dan eens gezegt hebben, dat 'er nog een kind in de lyfmoeder overig bleef, hy bekend dat hy, wanneer hy de hand op de buik van de kraamvrouwgelegd had , die beweging zo duidelyk gewaar geworden was, dat een die niet zeer geoefïend was, gemakkelijk zoude hebben kunnen bedrogen worden. Somtijds is die toetrekking der lijfmoeder zo fterk, dat zy uit het geronne bloed al het vogtige uitdrukt, en het zelve als tot een vry vaste vleeschklomp te famen dringt, welke 'fomtijds de vorm heeft van de inwendige oppervlakte der lijfmoeder, en naderhand vroeger of later uitgejaagt word; menigmaal vooreenzo genoemde zuiger word gehouden: zodanige klomp uitgejaagt zijnde, komt het bloed wederom uit de lijfmoeder, 'er ontftaat op nieuw geronne bloed, dat van gelyken in een word gedrongen : ik heb fomtijds een kraamvrouw drie agtereen volgende brokken zien lozen; maar het tweede was kleinder dan Het eerste, het derde kleinder dan het eerste, en zy hadden alle de vorm van de holligheid der lijfmoeder zo veel kleinder. namentlyk,. hoe de lijfmoeder naauwer geworden deszelfs holligheid kleinder had! 00 Obfervat. Anatom. Chirurg. N°. 93. pag. 86. 87». Hhhhhhh 3;  •6f D E**Z IEKTE NS $.«333*3^ had gemaakt. Ruysch heeft diergelyke te famengroeijmgen in Slaat uigegeven en tekent aan, dat 'er fomtijds iets dat aan v ezen geljk is aanhangt, edoch het is bekend, dat diergelylevliezen van bloed kunnen te famen groeijen, en dat er diergelyke naar de aderlating op de voet in het water zwemmen. 8 Het blijkt van zelfs, dat diergelyke pynen door de wederhoude nageboorte kunnen ontftaan ; waar over in t vorige Hoofddeel is gefproken geweest. 6 1223 17en breed windzel de buik onderfteunenV- i Jj^ neemt de vori^e kwaaien (1322.) wee een andere vrugt, deelen van de nageboorte, geronne bloed, moeten met de hand uitgehaald worden. Van te voren S. 1240. al waar over de buikfteking wierd gehandelt, ïs aangetekent geweest, dat men eertijds niet opeenmaal naar by herhaalde reizen de waterzuchtige het water afS heeft; om dat men waargenomen had, dat, zo mende bu k op eenmaal van al het vergaderde water ontlaste , er flaauwtens, hartvangen, ja zelfs de dood op volgden de rede fs 'ër to bygevoegt; om dat namentlijk het bloed in die flappe en van alle drukking bevryde buikingewanden en vaten indrong , !n du" van de groote en kleine hersfenen afgekeerd wierd: ook tevens was 'er gevaar dat de vaten en ingewanden langen tijd 111 deeze waterigere famenvloeijing doorweekt, door het Ichiehjk hidrinsende bloed zouden verbroken worden, maar naar dat de buik met een bekwaam windzel allengskens meer en meer , na mate het water uitvloeide, toe getrokken wierd, is men door talrvke pxoefondervindincen overtuigt geworden, dat men eenwaterzugtige veiliglijk-al het water op eenmaal kan aftappen, en dat 'er als dan geen flaauwte of hartvang volgt. (e) Ibidem, obfervat, 28. 29. pag. 25» &  5**3*3* DER KRAAMVROUWEN. n$f Edoch het zelfde grypt plaats naar de verlosfing, en dus word ook de zelfde voorzorg vereischt ^'nochtans moet men in aanmerking nemen, dat de buik naar zo hevige pogingen vooral in een moeilyke baaring, ftompagtig zeer doet, even eens alsof zy gekneust was, en dat de lyfmoeder zelve van gelyk en aangetast is, waar door een fterke toetrekking der buik hier nadeeli» zoude kunnen zyn , gelyk Mauriceau zeer wel waarfchouwt (ƒ); daarom raad hy het windzel zodaniger wyze televen dat het de flappe buik wel vestige en onderfteunè, maar met fterk drukke, hy heeft geboden een groot vierkant compres op de o-antfche buik te leggen, en daar op met een middelmatige binding te vestigen, de verhandeling, welke de zeer vermaarde de Gorter (g) over het onderfteunen van de buik naar de verlosfino- in 'c hollandsch heeft gefchreven, om de allerkwaadfte gewoonte uit te roeijen, welke de vrcu wtjens gewoon zyn te gebruiken, wanneer zy de kraamvrouwen omtrent het midden van het lichaam en zelfs fterk met een band binden, of met een naauw toe^etrok' ke windzel omwinden, verdient wel gelezen te worden,0(want nergens gaan de onverftandige oude wyven hartnekkiger met haare dwaasheid voort, dan by kraamvrouwen) edoch hy heeft altyd zeer fchoone uitwerkingen gezien, wanneer de buik terftond" naar de verlosfing zagtjens met een breed windzel onderfteund wierd, of wel met een tafellaken of fervet; welk naar eem'o-e uuren, wanneer de buik meer flinkt, flapper beginnende te hangen, wederom zagtjens kan aangetrokken worden, altyd nochtans zorgvuldiglyk alle hevige drukking vermydende. hy heeft opgemerkr, dat op deeze wvze de ovnen naar de wrincfinfr ™ lievig niet waaren, en minder geronne bloed in de lyfmoeder wierd vergaderd, hv heeft daar en boven aezien . dar rfp afontrmn ™_ (makkelyker gevolg was in een kraamvrouw, daar zich ander- im**»w uiwa ju ut AiuiiivcKidiiu, uic zien gemakkelyk laat (O M'alad. des femm. accouch. Tom. I. Liv. 2. Chap. * nae76. 377- ■ M *K Qg) Van de Sluitband &c  nö3 DE ZIEKTENS $. 1323. Iaat uitzetten in groote menigte vergadert, welke naderhand de grootlte last kan Veroorzaken, wanneer zy langs de aars moet Sitgeparst worden, hy heeft ook in de langduurige bioeoftortin f,ntTet\behwaa\ninJpuitfelbereid9 in de lyfmoeder. op deeze wvze wierf het dunfte weiachtige gedeelte van de paardemelk, Sr eS zakje gaande, om de lyfmoeder te zinveren gebruikt. Hnrh dit Hippocrates gehoon heeft die wey in de hjfmoeder 7ÏV en n^fi de fcheede.te fpuiten, blijkt daar uit dat 'er pfn euerachtig gezwel plaats had in de lijfmoeder welkers aiL?na en eeneezinghy betragtte. dit word daarenboven bevcs- tidng diende, en dat hy aldus befchrijft: het uiterfte einde inipuitmg , vm egn unUer yzer^ zther, Zn mÈTeMleen kllingat geboort word maar ook moeten Z an ere gaaten'zyn, aan deeze en geene zyde , evenredig van lande*'gelegen, de zyden gelyk, niet groot, maar naauw de t^vLêL%uitje moet masfif zyn, en de geheele rest hol, als fnpypmoefmJeen zoggeblaas, wel in warmwater doorweekt en vochtig gemaakt, vast gebonden worden. »™™ % zult aangebonden en melk in de blaas gegoten hebben ftoft dan de aaatiZmet fyn linnen, op dat de melk niet uitvloeije. naar dat n^S^fcMe», geeft dezelve aangebonden aan gy ae ° ™SJ" y d ,f inrpuiten Züild zuiveren, en laat tVZZnZezy ttfeftopping 'Jfafgedaan heeft, in de lyfmoeder Lken maar zy zal zelfs weeten waar ter plaatfe zy zulks doen J 1 daarop drukt de blaas met de hand, tot dat al de etter na ZSen^evM* zyn. edoch dit zal duidelyk blyken , wanneer met d melk geen etter meer voor den dag komt; want het blykt, L men hkr mede op moet houden, wanneer 'er geen etter meer f maar aangezien het doelwit van Hippocrates was , de hoibghérf van de lijfmoeder, door dezelve af te fpoelen, van de etïer te bevryden, daarom heeft hy bevolen de pyp aan de zyden met verfcheide gaatjens te doorboren, maar dewijl Recohn door het infouiten vat warm water, in de holligheid van de hjfmoe£"pio.n het geronne bloed te ontbinden en te verdee-  $.13*3.i3»4- DER- KRAAMVROUWEN. ti?x len, en de moederkoek, zo zy mooglyk noch op eenige plaats in de lyfmoeder vast zat, door deindrang van het ingefpote water af te fcheiden, daarom heeft hy met recht zorg gedragen, dat het fpuitje maar een groot gat aan de punt hadde, maar niet een aan de zyden. Men vind noch andere plaatfen by Hippocrates , welke ons fchynen te leeren, dat hy infpuitingen in de lyfmoeder gedaan heeft; maar dewijl zy niet zeer klaar zyn, zal de reeds aangehaalde voorftelling genoegzaam zyn. $• I324» T^V PYn ^oor ^en arDeid veroorzaakt, jl-J word weggenomen door een opiaat, tegenzuurig, hartfterkend, affpoelend middel, eenpynftiilende uitwendige ftoving. De pynen naar de verlosfing zyn menigmaal vry lastig, door de oorzaken §. 132,2. opgenoemt, ontftaan. het verdikte heulfap, dat onder de naam van opium in de Apotheeken te koop is , of ook deszelfs onderfcheide bereidingen, of te zamengeftelde geneesmiddelen , worden van zeer veele gewoonlyk aangepreezen, om dezelve te ftillen. nochtans behaagt derzelver gebruik niet aan alle. fommige, en zelfs allerervarendfte vroedkundige mannen (m) hebben de opium, en alle deszelfs bereidingen, van de hand geweezen. Zo men nochtans, aandachtiglyk, en van alle vooroordeel bevryd, overweegt het geene, dat onmiddelyk naar de verlosfing word waargenomen, zo fchijnt derzelver gebruik niet verftoten te zyn. in de laatfte pogingen der arbeid voornamentlyk is het geheele lichaam zeer fterk beroert geweest, de vrees voor haar eigen behoud en die van het kind, een droefheid die fomtyds niet ligt is, wanneer zy geloofden naby de dood te zyn, maakt hun 0») Levret Tart. des accouchem. pag. 138, Iiiiiii 2,  u7a DE ZIEKTENS §.1324- hun dikwils al te kleinmoedig, het is waar, dat deeze, naar de verlosfing, wel verminderen, maar niet altyd fchielyk ophouden de lyfmoeder die door een allerhevigfte poging gewerKt heeft, om de vrugt uit te drvven, is niet terftond in rust naar de verlosfing, maar gaat fomtyds voort ten fterkfte bewogen te worden, gelyk §■ 1322- uit de waarnemingen van Ruysch is gezegd geweest, die allerhevigfte pogingen van een baarende vrouw, wanneer de Vroedvrouw en de aanweezende roepen, dat zy nu moet aandringen, dat zy nu alle krachten moet mfpannen , wilzv met haar kind behouden blyven, blyven langer haare kracht uitoeffenen, dan men gelooft, ik heb een man gezien, die naby het verdrinken zynde, eenftok, die men hem toeftak, zeer vast met de hand geklemt had; uit het water getogen , in een warm bedde gelegd, heeft hy de hand nochtans niet kunnen openen : en, wanneer de aanweezende zulks beproefden, zouden zy eerder de vingers gebroken hebben; die kramptrekking hield eindelyk naar een volflagen uur op. men neemt dikmaals by kraamvrouwen waar, dat de mond van de lyfmoeder vry fterk toegetrokken word, zo dat zy niet dan met geweld geopent kan worden, om het geronne bloed, of het agtergeblevene van de nageboorte, uit te haaien, die voorzichtiger zyn hebben bever te wagten in zodanig geval, totdat die krampachtige te zamentrekking vermindert word of ophoud. Ik heb als dan zo menigmaal gezien, dat door het voorzichtig toedienen van opium, alle die pynen opgehouden hebben, en dat de ftukken geronnen bloed , naar een genisten flaap van zelfs uitgekomen zyn, zonder eenige demmfte moeite, ik beken oprechteliik, dat ik naar de verlosfing altijd opiaten gebruikt heb, en nimmer heeft my zulks berouwt, dewijl ik heihglyk kan getuigen, dat ik nimmer eenig nadeel daar uit heb zien ontftaan. Edoch ik heb eenvouwdiglijk gezuiverde opium gebruikt ; en heb dezelve by kleine giften, maar herhaalde reizen toegedient, tot dat 'er een gewenschte rust op volgde; waar door zy op een wonderbare wyze verkwikt wierden.  5.1324: DER KRAAMVROUWEN. 1173 Maar deeze voorzorg word vereischt, dewijl de Geneesheeren waarnemen, dat by verfcheide een onderfcheide gifte opium vereischt word, om een goed gevolg te hebben : van een half grein heeft men by een bejaarde nimmer eenig kwaad te verwagten , en diergelyke gifte zal naar gelang van zaaken herhaald kunnen worden, daarom worden eenige greinen opium in een mengzel, of drank, verdunt , welk lepelsgewyze word toegediend ; of ook worden deeze met opflurpende poeders gewreeven , en in verdeelde giften toegedient. in de lystder geneesmiddelen by dit getal vind men zodanige voorfchriften, waar na men verfcheide diergelyke kan te zamen ftellen. Maar ik heb my altyd van te zamengeftelde opiaten onthouden ; gelijk de Theriaca Andromachi , Mithridatium Damocratis, Philonium Me/hes, en diergelyke: gedeeltelijk, om dat zy tevens uit heete fpeceryen beftaan, en derzelver gebruik is fomtijds niet buiten gevaar, dewijl zy een zo onderfcheide hoeveelheid opium in zich bevatten, offchoon zy gewoonlyk zonder onderfcheid aangepreezen worden, want de driakel heeft driemaal meer opium als de mithridaat; de philonium is veel meer flaapverwekkende als de driakel zelve, en heeft daar en boven een aanmerklyke hoeveelheid peper, die een allerheetfte fpecery is. maar dewijl hier de krachtdadigheid van de heulfap alleen nodig is, is het beter dezelve onvermengd toe te dienen, dan met andere onnutte, fomtijds zelfs nadeelige dingen, vermengd. Doch aangezien de kraamvrouwen naar de baarensweeën fomtyds kwynen, geeft men tevens aangename, maar zagtaartige fpeceryen, of ten minfte in zo kleine gifte, dat zy door haare aangenome welriekende kracht wel kunnen verkwikken , maar nochtans door haare al te fterke prikkeling geen nadeel kunnen doen. waarom ofte welriekende aangename drupwateren toegediend worden; ofte men geeft op dezelve een zagt afkookzel van haver of gerst, meteen vierde gedeelte welriekende rynfche wyn, te drinken (hoedanig voorfchrift van gelyken in de lyst Iiiiiii 3 der  im DE ZIEKTENS $.1324.' der geneesmiddelen gevonden word); of men doet een of twee druppelen drupolie van caneel iang agter een met fuikcr in een glal mortier gewreeven, by diejpoejertjens, welke met verdeelde giften gebruikt worden. Edoch hier by worden zuur opflurpende middelen gevoegd ; om dat de zwangere vrouwen menigmaal de zuure zogenoemde f, ode hebben, en men geeft naar de verlosfing fomtijds zuuren, cdHk het reeds aangepreeze af kookzel is of ten minfte dingen die zuur worden, als gerste, haver brood pappen, een me Ikje, en diergelyke; waarom deeze ook naderhand §. 1331. zullen aan^eoreezen worden. In alle deeze moet men nochtans de gefteldheid van de kraamvrouw in aanmerking nemen; welke heet volbloedig zynde, zullen alleen maar zagtere middelen plaats kunnen hebben , onder de naam van hartfterkende middelen; in tegendeel zal men aan een vrouw van eenflymachrig koud geftel middelen kunnen toeftflan die een weinig werkzamer zvn. nochtans moet men altyd zorg'dragen, dat men geen ze.r heete prikkelende middelen oeeft • het is op fommige plaatfen een ailerkwaadst gebruik , vooral ten platten lande , aan de zo dadelyk verloste vrouwen beete wiinf met veel foely en canneel, met eenige dooiren van eiieren, in deeze fpecery wijn geklopt, toe te dienen , en wel [n zo ruime maate, dat ik meer dan eens de kraamvrouwen weinise uuren naar de verlosfing beftoven heb gezien, het blykt van zelfs dat men niet fchadelyker kan doen. voorz.gtigere geeven vleeschfappen, by herhaalde reizen, en alleen in kleine hoeveelheid teffens; van een fraaije uitwerking verzeld , en fomtijds een of twee lepels verfche amandel olie, onvermengd, of met vleeschnat • het «en ten hoogfte voordelig is door te verzagten, zo de maag het kan verdragen ; want fommige krygen daar een walg af en als dan is het beter de olie daar te laten, en zagte melkiens uit olieachtige zaaden bereid, in deszelfs plaats te geven ; welke door de verzachting voordeelig zyn, dewylzy tevens veel  5.1324. DER KRAAMVROUWEN. u^5 olie inhouden, en de maag niet tot last verftrekken, en een zagt voedzel zyn. Maar aangezien een zoete rust zo voordeelig is voor de eerst bevalle kraamvrouwen, blijkt het lichtelijk, wat men moet gevoelen van die gewoonte, welke op veele plaatfen veld heeft gewonnen, om namentlyk een kraamvrouw, de drie eerfte uuren naar de verlosfing, wakker te houden, daarom maaken de klapachtige vrouwtjens, die fomtijds te veel gedronken hebben, van alle kanten geraas , fchreeuwen met luider keele , zo zy haar maar de oogen zien luiken , ja zelfs geeven de buuren hunne blydfchap door muziek inftrumenten te kennen , 'op dat zy de kraamvrouw tevens de flaap uit de oogen houden, de oorfprong van deeze gewoonte fchijnt deeze te zyn. van te voren is gewaarfchouwt geweest, dat, de lyfmoeder naar de verlosfingfomtijds flap blyvende , en zich niet toetrekkende , de kraamvrouwen door een onmatige bloedftorting fchielyk zyn geftorven ; welke men gelovende te flaapen, buiten verwachting dood wierden gevonden, edoch zo de buik met een breed windzel onderfteund word, en de lyfmoeder tekenen heeft gegeven , dat zy zich toe heeft getrokken, heeft men daar niet voor te vreezen. indien daar en boven de Geneesheer , of een ervaren Vroedvrouw , geduurende de drie eerfte uuren by het bedde van de kraamvrouw zit, zal het ligt te zien zijn , of hier iets kwaads te vreezen is, en men zal terftond hulp kunnen toebrengen; gelyk van te voren is gezegd geweest, de voorzichtigheid gebied, de kraamvrouw die eerfte uuren niet alleen te laaten ; maar 'er word in geenen deele vereischt, dat zy door geduurig geraas wakker worde gehouden, het fterke licht is voor de kraamvrouw nadeelig; dit moet dierhalve alzo gematigd worden, dat het niet te zeer in de oogen fchyne; nochtans zo , dat zy de geene die by haar bedde zit onderfcheiden kan, of het aangezigt fchielyk bleek word, of Hinkt; of zy benaauwt begint te worden ; edoch de pols en de ademhaling zullen iemand die ervaren is ligtelyk onderwyzen, of de krachten beginnen te verminderen, de aan-  u76 DE ZIEKTENS §.1324.1325. aanftaande flaauwte zal door een zagt, maar aangenaam hartfterkend middel, door het toetrekken van het breede windzel waar meede de buik onderfteuntword, weg kunnen genomen worden, gelyk ik meer dan eens heb ondervonden. Edoch aangezien de lippen van de fchamelheid in de verlosfing veel geleeden hebben, vooral by vrouwen die voor de eerfte maal baaren, en zo het hoofd van het kind groot is geweest, of lang in de uitgang der fchamelheid is blyven zitten, is het nodig dezelve met een zagte pijnftillende betting te ftoven. Mauriceau maakte een zagte pap gereed uit amandel olie, het wit en de dooijeren van eijeren te zamen gemengd op de heete asfche (») , welke hy, op linnen gefmeert , tegen de fchamelheid lag , en naar drie of vier uuren vernieuwde, zo het nodig was: daarnaar ftoofde hy dezelve de vyf of zes eerfte dagen naar de verlosfing twee of driemaal daags met een afkookzel van gerst, lynzaad, of diergelyke kruiden; zuiverde dezelve tevens van het geronne bloed en andere vuiligheden : andere ftoven dezelve met laauwe me'lk : by fommige gebruikt men warm bier met boter, zo de lippen van de fchamelheid door waterzugt gezwollen zyn „ gelijk het fomtyds gebeurt, zal men by deeze verdryvende middelen kunnen voegen, gelijk zijn vlier bloemen, kamomil9 falie, enz. ö. werd van een al te fterke kraamzuive- jtLd ring gekweld, door een al te groote vloeibaarheid, beweeging van het bloed, of wel meest door het wederhoude (1322J in de lyfmoeder, deszelfs toetrekking verhinderende. De kraamzuiveringen zegd men te fterk te zijn , wanneer zy de gewone maat te boven gaan ; daarom zou men, om iets zekers hier van vast te kunnen ftellen , die hoeveelheid moeten ken- 00 Malad. des femm. accouch. Tom. I. Liv. III. Cap. II. p. 374*  §.1325. DER KRAAMVROUWEN. xm kennen, welke natuurlyker wyze gewoon is uittevloeijen ; het geen zo gemakkelyk niet is; dewijl de Geneesheer alleenlyk maar weet dat de kraamzuiveringen in het linnen worden ontfangen, of dat het bedde met dezelve bemorst word, en daar uit alleen maar de hoeveelheid kan nagisfen. waarom, ook byna alle de Schryvers, die over de vroedkunde gefchreven hebben, de behoorlyke hoeveelheid der kraamzuiveringen met ftilzwygen voor by gaan, en alleenlyk maar over de al te fterke of onderdrukte kraamzuiveringen handelen. Hippocrates heeft wel(o) (gelyk ik by een andere gelegenheid %. 1284. gemeld heb, alwaar over de hoeveelheid der maanden gehandeld wierd) gezegd: maar de kraamzuiveringen komen by een gezonde vrouzv, redelyk overvloedig voort, eerst ter hoeveelheid van dertien en een half oneen, of een weinig meer, daar naar na evenredigheid minder, totdat zy ophouden: men vind elders hier aan gelyk (ƒ>); alwaar hy dezelfde maat befchrijft; maar hy voegd'er by, dat dezelve lomtyds een weinig grooter, fomtyds een weinig kleinder is. edoch deeze maat fchynt alleen die hoeveelheid'bloeds toegefchreven te worden, welke in den eerften aanval, naar dat de moederkoek afgefcheiden is, uitvloeit, en zich langs alle kanten verfpreid, niet anders als het water dat op een tafel geflort zvord (qj: want het bloed dat naderhand uitkomt, zal, aangaande deszelfs hoeveelheid, niet gemakkelyk bepaald kunnen worden , dewyl de ftovingen, pappen, enz. welke men gewoon is, de fchamel- « heid naar de verlosfing toe te voegen , door het zelve bevlekt worden. Daar en boven neemt men niet alleen een groot onderfcheid by onderfcheide kraamvrouwen waar, maar zelfs by dezelfde vrouw in onderfcheide kraambedden, wy hebben van te voren gewaarfchouwt, dat kloekeen door den daaglijkfche arbeid verharde vrouwen, fpaarzaam de ftonden hebben , zo wel als de kraamzuiveringen: het tegendeel heeft plaats by die geene, die, over- (0) De Muiier. Morbis Lib. h Cap. 71. Charter. Tom. VII. p. 773» 00 De Natur. Puer. Cap. V. Charter. Tom. V. pag. 314.315. 00 Ibidem. Vierde Deel. Kkkkkkk  „78 DE ZIEKTENS $.1325. overdadig levende, in een vadfige luiheid Icvvynen. maar aangezien de lyfmoeder, wanneer zy in de zwangerheid uitgezet word allengskens meer gefpanne vaten krygt, gelyk van te voren is gezegd geweest, zal men de kraamzuiveringen zo veel te llerker te verwagten hebben , hoe de lyfmoeder meer uitgezet zal geweest zyn; en dit is de reede, waarom in dezelfde vrouw , in onderfcheide kraamen , de hoeveelheid der kraamzuiveringen verfcheide kan zyn. Mauriceau heeft in zyne kortbondige fpreuken, welke hy als . gevolgen uit zyne eigene fchriften vergaderd heeft, aangetekent Cr), dat de kraamvrouwen, die groote kinderen ter waereld hebben gebragt, meestentijds terftond op de verlosfing een hevige bloedftorting krygen; om dat de moederkoek in zodanig geval gewoonlyk grooter is, en wyder vaten heeft, aan welke de vaten van de lyfmoeder, van gelyken grooter geworden , beantwoorden. ' Galenus heeft gelooft (s), dat de vrugt het beste gedeelte van het bloed tot voedzel na*zich trekt, het Jlegtfte daar laat; dat oorzaak is van een kwaadfappigheid in zwangere vrouwen, welke de natuur naar de verlosfing ontledigt, en hy voegd 'er een weinig naderhand by, dat de Geneesheeren het daarom zuiveringen der kraam genoemt hebben, met enkel ontlediging, maar hoewel door dat geene, dat agtervolgens naderhand uit de lyfmoeder vloeit, de lyfmoeder gezuivert word ; gelyk naderhand zal gezegd worden ; is nochtans dat bloed, dat terftond naar de affcheiding van de moederkoek in menigte uitvloeit, zuiver, maar niet het geene van het zuivere bloed agter gelaten is , naar dat het beste gedeelte tot voedzel van de vrugt weggenomen is. dit heeft Hippocrates zeer wel aangetekent (t), ter plaatfe alwaar hy over de kraamzuiveringen handeld : maar zo de vrouw gezond is , vertonen zy zich als het bloed uit een fiagtofer , {gelyk zvy gezegd hebben,) en zo zy gezond zal zyn , zvorden zy fchielyk ge- ron- CO Aphor. 58. Tom. I. pag. 356. _ - (O Comment. in text. XX. Hippoc. Epidem. Lib. II. Charter. Tom. IX. pag. 141. (O De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. 71. Charter. Tom. VII. p. 771.  5.i325- DER KRAAMVROUWEN. xtfy ronnen, en gezuivert. het zelfde heeft hy elders (u) ; daar op voegd hy 'er het volgende by: maar zo de vrouw niet gezond is, of niet zyn zal, als dan komen de kraamzuiveringen fpaarzamer en in f egt er hoedanigheid voor den dag, en ronnen ook niet fchielyk. dit is een teeken van kwaadfappigheid; want het bloed vloeit met alle die hoedanigheden uit, met welke het van te voren door de vaten van de noch zwanger zynde vrouw gevloeit heeft • en dus zal het gezond zyn, zo zy gezond geweest zal zyn. edoch dit moet men ten hoogfte aanmerken, om wel te begrypen, hoedanig zich de kraamzuiveringen terftond naar de verlosfing bevinden, en hoedanig zy naderhand veranderen, offchoon zy de zelfde naam blyven behouden. Men neemt voornamentlyk de al te groote menigte der kraamzuiveringen op dien tyd waar, welke onmiddelyk op de verlosfing volgd : want als dan vreest men daar uit het grootfte gevaar: want weinige uuren naar de verlosfing, worden de kraamzuiveringen natuurlyker wyze bleeker , en die roodheid verminderd allengskens meer en meer, zo dat de roode couleur de derde , vierde, of vyfde dag, geheel verdvveenen is (zv). want de lyfmoeder, langzamerhand meer en meer toegetrokken, verminderd de wydte van deszelfs vaten, waar door men een al te fterke vloed der kraamzuiveringen voornamentlyk daar uit kend , zo het bloed terftond naar de verlosfing met al te groot geweld uitbarst, zo dat het aangezigt fchielyk bleek word, de oogen duifterworden , de ooren tuiten, de vrouw flaauwbegint te worden: daarop, zo het bloed wel in een matiger hoeveelheid in den beginne uitvloeit, maar langer dan na gewoonte blyft voortvloeiden, en der couleur naar eenige uuren niet bleeker begint te worden. Eene al te fterke beweeging van het bloed door de uitgeftane arbeid, de vrees, of andere gemoedsaandoeningen kunnen 'er oorzaak van zyn; waar uit het nut der opiaten blijkt, waardoor zo- 00 De Natur. Puer. Cap. V. Charter. Tom. V. pag. 315. 00 Levret 1'art des accouchem. p. 134. Brudenell£xtonp.4CQ. Kkkkkkk 2  IX8o DE ZIEKTENS §. 13*5- zodanige beroering gelukkiglyk geftilt word. hier by word ook eene al te groote vloeibaarheid van het bloed gerekend , waar door het gebeurt, dat zelfs, naar dat de vaten eenigzints toegetrokken zyn , het bloed blyft voortvloeijen. edoch het is bekend dat het bloed van gezonde en fterke menfehen digt en vast is, en fchielyk te zamen ftolt, wanneer het buiten de vaten komt. Edoch dusdanige gefteldheid van het bloed veronderftelt vaste en'fterke vaten; daar in tegendeel het bloed dun en vloeibaar is, wanneer de zwakke vaten minder op het bevatte bloed werken, waarom het een teken is geweest van de tegenwoordige en toekomende gezondheid der kraamvrouw, zo het bloed , naar de verlosfing uitgeftort, fchielyk ftolt. Edoch'in die flappe en weeke lichamen, trekt de reeds jeuïge lyfmoeder zich min fterk en langzamer te zamen ; waar uit een al te zwaare vloed der kraamzuiveringen volgd. dit fchijnt Hippocrates aangetoont te hebben (», wanneer hy gezegd heeft : dat zo een vrouw naar de verlosfing een weinig meer dan nodig is zal gezuivert zyn, (want dit gebeurt ook , zo de lyfmoeder wyd open flaat, zo dat fommige der aders na de lyfmoeder lopende door de hevige uitgang van de vrugt gebroken zyn,) enz. maar zo de lyfmoeder wyd open blyft, betekent zulks, dat de lyfmoeder zich niet genoegzaam toetrekt, en dus de vaten te lang open blyven maar dat de" vaten van de lyfmoeder fomtyds door de hevige en fchielyke uitgang van de vrugt, gekwetst worden, blykt ligtelyk; gelyk ook, door de geweldige uithaaling van de moederkoek, of wanneer zy fterk aan de lyfmoeder vast zittende door een ruuwe behandeling van dezelve gefcheiden word, en'dus de zelfftandigheid van de lyfmoeder zelve gefcheurt, gelyk van te voren is gezegd geweest, maar het dikwervigst van al ontftaat de al te fterke vloed der kraamzuiveringen door het o-eene in de lyfmoeder wederhouden word : want als dan werd de toetrekking der lyfmoeder verhinderd , en tevens heeft een geduurige prikkeling tot de zamentrekking plaats ; vooral, zo 00 dit f» Le Muiier. Morb. Lib, I.Oap. 43* Charter. Tom, VII. p.754*  .5.1325. DE R KRAAMVROUWEN. 1181 dit wederhoude voor een gedeelte in de mond van de lyfmoeder voortgefto.ten word, en nochtans niet doorgeparst. men neemt fomtyds waar, dat naar de eerfte bloedftorting naar deverlosfin0', de mond van de lyfmoeder zich toetrekt, en het bloed in de lyfmoeder uitvloeijende, tot een brok ftolt , welke in 't kort de geheele holligheid van de lyfmoeder vervult, en als dan vloeit 'er weinig, of byna geheel geen bloeduit; maar naderhand word dusdanig brok uitgeparst, 'er komt op nieuw veel bloed uit,om dat de vaten noch niet genoegzaam toegetrokken zyn geweest, dit gebeurt fomtyds by herhaalde reizen; maar, wanneer de lyfmoeder zich meer toetrekt, komen 'er kleinder brokken voor den dag, en eindelyk vloeijen de kraamzuiveringen maar matig. Edoch 'er volgen op zo een zwaar bloedverlies'gewoonlyk veele kwalen, vooral zo de kraamvrouwen zwak, en uit de natuur tenger zyn. dat'er kwaadfappigheid, ongedaantheid,flymzugt, waterzugt uit overtollige bloedftortingen volgen, is van tevoren bewezen geweest. Hippocrates heeft diergelyk over de al te zwaare kraamzuiveringen aangetekent (y) ; zy zvord van een ligte koorts en ftrammigheid aangetast, en hitte overliet geheele lichaam, fomtyds ook door een rilling, en walging van de fpys, en zy zal ten eenemaal een afkeer van dezelve hebben, en tenger, en zwak, en bleek en gezzvollen zyn; en een walging van de fpys hebben; maar zo zy iets eet of drinkt , zvord zulks in de maag niet-gekookt. van te voren is reeds meer dan eens ceze^d , dat 'er veel goed bloed vereischt word, om uit het raauwe voedzel fappen voor het menfchelyk lichaam te trekken , uit welke het verlorene kan herfteld worden : waar uit het blykt, dat alles naar een overvloedig en haastig verlies van bloed in het lichaam ontaard, edoch dewyl in 't begin der kraam dikwils zo groot gevaar te vrcezen is van een zwaare bloedftorting , en 'er fomtyds zo veele kwalen op volgen , zou men mooglyk geloven , dat het zel- (j) De Muiier, Morb. Lib. I. Cap. 43. Charter. Tom, VII, p. 754 Kkkkkkk 3  tlU DE ZIEKTENS §.1325. zelve van het langduurig, hoe wel fpaarzaam vloeijen der kraamzuiveringen te vreezen ftond. edoch men moet opmerken , dat dit onzeker gevaar plaatsheeft, om dat door de fchielyke bloedvloeijing de vaten alle op eenmaal toevallen , en 'er byna geen fiVaderlyk bloed na de groote en kleine hersfenen komt, en 'er geen tyd is, dat de vaten zich toetrekken, en,offchoon de hoeveelheid der fappen vermindert is, zy nochtans vol blyven , en dus de omloop van het bloed ongehinderd voortduurt, een fterk mensch zelfs, zalflaauw worden, zo hem op eenmaal twee ponden bloed afgetapt worden; het geen in 't minfte geen plaats zal hebben, zo men hem daaglyksch, geduurende agt dagen, drie oneen aftapt, daar en boven vind de geneezing door zo langen tyd plaats, daar uit een overvloedige bloedftorting naar de verlosfing fomtyds een haastige dood ontftaat. Doch hoe lang de-kraamzuiveringen moeten vloeijen, daar in komen de Schryvers niet wel overeen. Hippocrates heeft de duuring van de kraamzuivering na het onderfcheide geflacht van het'kind dat ter waereld is gekomen, aldus geregeld (s); want ook duurt de kraamzuivering mééstentyds, wanneer het kind een meive is, twee-en-veertig dagen, en dezelve is, daar zy langduurig is, ook volkome, het zal nochtans zonder gevaar zyn, zo dezelve ook vyf-en-twintig dagen duur en. maar is het een jongetje , zo duurt zy dertig dagen, en dus is deeze allerlangst , tn volkome; nochtans zal het buiten gevaar weezen, zo zy twintig dagen duurt, maar naderhand gaat de kraamzuivering in zeer kleine hoeveelheid voort, maar zo men het overige leest, dat ter zeiver plaatfe word gevonden, blykt het duidetyk, dat Hippocrates de kraamzuiveringen niet door waarnemingen bepaald heeft maar uit die veronderftelling, dat men aan de kraamzuiveringen zo veele dagen moest geven, hoe veel 'er getelt worden van het begin der omfangenis , tot de volmaakte vorming van 00 De natur. puer. Cap. V. Charter. Tom. V. pag. 314.  5-1325- DER KRAAMVROUWEN. u83 van de vrugttoe, wanneer namentlijk de ledematen zich lieten onderfcheiden. edoch het heeft Hippocrates behaagt, twee-enveertig dagen vooreen meisje, en dertig voor een jongetje te bepalen, eer dat deeze vorming volbragtis. welke hier nochtans de reede van geweest is, is niet klaar te zien. Durct (a) heeft gelooft, dat de kraamzuiveringen zo veel dagen moesten duuren, als de maandftonden ten tyde van negen maanden ,wanneer de vrouw niet zwanger was, geduurt hadden, mant die maar tzvee dagen de ftonden hebben, dezvyl zy kloek zyn, duur en by haar lisden de kraamzuiveringen maar agttien dagen ; die dezelve drie dagen hebben, zeven-en-tzvintig; dievierdagen, zes-en-dertig; maar die dc ftonden vyf dagen hebben, by deeze dnuren dekraamzuiveringen omtrent vyf- en- veertig dagen naar de verlosfing. maar hy was in dat denkbeeld , dat de kraamzuiveringen doode overblyfzels zvaren van de maandftonden , in de groote aders en holtens huisvestende, zvelke de vermeerdering van de ingebore warmte der ontfangene vrugt door de zwangerheid onbedurve bezvaart heeft; en dus dat zy gezuivert moesten worden. Edoch is het ligt te zien , dat dit alles uit een voorop°evat gevoelen, niet uit onfeilbare waarnemingen afgeleid is. de lyfmoeder word in de zwangerheid uitgezet, deszelfs vaten worden verwyd : naar de verlosfing moet alles tot de voorige grootte en wydte wederkeeren; en dus de vaten toegetrokken worden , op dat zy minder bloed toelaten en uitloozen. maar tot dit einde dient de kraamzuivering, op dat namentlyk de vaten van de lyfmoeder aldus geledigt, zich toekunnen trekken, hoe dierhalve de vaten fterker zyn, hoe de vaten der lyfmoeder met minder geweld gedrongen worden, zo veel kortduuriger zal de kraamzuivering zyn. waarom de zuigende kraamvrouwen , de kraamzuivering in kleinder hoeveelheid, en kortduuriger hebben, om dee- 00 In Coac, Hipp. Trad. 3. No. 4. pag. 444. 445.  n84 DE ZIEKTENS §.1325.' deeze reede vloeijen de kraamzuiveringen by fterke en door zwaaren arbeid verharde vrouwen , fpaarzamer; en in tegendeel overvloedig en langduurig by flappe en zwakke, waarom Mauriceau [b) vastgelleld heeft, dat hier geen vaste regel is, geen onderfcheid , na mate het onderfcheide geflacht van het kind gevonden word, maar dat de kraamzuiveringen meestentyds met de vyftien of twintig dagen een einde nemen. Levret bevestigt het zelfde door zyne waarnemingen (V), en waarfchouwt zeer wel, dat het, naar de melkkoorts, eer de gewone maandftonden wederom keeren, dikwils gebeurt, dat het bloed nu en dan op nieuw te voorfchijn komt, maar zonder eenig nadeel, edoch hy is van geloof geweest, dat dit meest al by die vrouwen gebeurde, die van een kwaade gefteldheid zyn, of indien de maanden onregelmatig vloeijen. ik heb nochtans het zelfde by kraamvrouwen die zeer gezond waren waargenomen, en welkers ftonden altyd regelmatig gevloeit hadden, nochte dit zal wonder fchynen , zo wy'in aanmerking nemen , dafde vaten van de lyfmoeder, omtrent het laatfte tydperk der zwangerhied zeer fterk uitgezet zyn geweest, en dat zy offchoon zy zich naderhand toegetrokken hebben , nochtans niet terftond haare vorige vastigheid volkome wederom krygen, maar noch geduurende eenigen tijd noch gemakkelyk voor de ingejaagde vochren wyken ; daarom loozen, de uiterftens der vaten van de lyfmoeder uitgezet zynde, ook door de iigtfte oorzaak het bloed, waarom, wanneer een vrouw niet zuigt, de borften Hinkende, de bloedige kraamzuiveringen dikwils geduurende eenige dagen wederkeert, om de zelfde reede is'de maandelyke vloed, op de verlosfing volgende, gewoonlyk overvloediger. §.1326. CO Traité des Malad. des Femm. groff. Liv. 3. Cap. 9. pag. 414. (V) 1'Art des accouchem. pag. 135.  $*ï34«. DER KRAAMVROUWEN, 1185 §. 1326. Tndien door het wederhoude, moet dit uitJL gehaald worden (1323.). 'Hier over is reeds van te voren gefproken geweest, voor 20 verre de onmatige vloed der kraamzuiveringen door het geronne bloed, een andere vrugt, de wederhoude nageboorte veroorzaakt word. ilet fchijnt niet kwalyk te pas te komen, hier iets van de zuiger te zeggen, voor zo veel deeze onder die dingen gerekent word , welke in de lyfmoeder wederhouden , nadeel kunnen doen. het is bekend, dat de vrouwtjens wonderbare fpreukjens van de zuiger verhaalem; dat namentlyk dusdanige zuigers niet alleen de gedaante hebben gehad van verfcheide dieren, maar ook een dierlyke beweging getoont hebben, door te vliegen, teloopen, fchuilhoeken te zoeken, enz. dat diergelyke zuigers getragt hebben fchielyk wederom in de lyfmoeder te keeren, waar uit zy zo terftond uitgedreven waren; dat, ten zy zulks belet wierd, de ellendige kraamvrouw van dit wanfchepzel een onvermydelyke dood over 't hoofd hing: ja ik heb gezien , dat , wanneer een praatzuchtige en onervare Vroedvrouw iets vaneen zuiger mompelde, de vrouwen, die aanweezende waren om de barende vrouw te helpen, alle weggevloden zyn, dewyl een iegelyk van .haar lieden bevreest was, dat het wanfehepzel by haar een fchuiblaats zoude zoeken, 'er zyn talryke diergelyke fpreukjens, welke men zich fchamen moet te verhalen. Wanneer de lyfmoeder opgezet wierd, gelyk by een zwangere vrouw, en eventwel geen menfchelyke vrugt in de lyfmoeder befloten was , als dan hebben de Schryvers zulks een valfche ontfangenis, of ook een valfche zwangerheid genoemd, waarom de waterzugt der lyfmoeder, en het trommelwater, wanneer dit ingewand door de beflote veerkrachtige lugt uitgezet word., onder de valfche bevruchtingen getelt worden (dj : maar deeze naam (d) Levret 1 art des accouchem. pag. 184. Vierde Deel. Ellllll  |tg# DE ZIEKTENS ««•m ™erd bvzonderlyk afta vaste lichamen, aan vleesch gelyk ^TeSven welke naar de tekenen der zwangerheid uit deXïefef te vooïfchyn kwamen, en meestal gewoonlyk van een pnïgelmatig maakzel zyn: deeze wierden eigentlyk zuigers ge- n0TTer'is een vry algemeen gevoelen geweest, door de Schry• H Sr Jrootst sezag goedgekeurd, dat fomtyds een dier- v?^^&&!^^eenemaal van de natuur,yke gelyke mismaakte R omp, verzameling van ffian en vrouw beVrUCSt Sd/in de plaats van een menfchelyke vrucht, voortgebragt word, in p befchreven . mmr de oorzaak Van de °f^XZn en% weinig en ziekelyk zaad hebben ontfterkgevloe heb f, ^ ^ natuurlyk. aU ffngZld de bulk %ls van een bangere vrouw opgezet , opgedünr%"i Jr'Ti -een beweging inde buik, nochte 'erkomtmelk VUl,\ Z Vaar de b rst zwelt op, deeze is dierhalve dus twee ^ïlfj'^'*™^""''- m Stevens het vleesch Mwt s ook drie ja 6^ ^ ,f ^ blyven,) ten ^°dal ft~ fvee bied en vleeschachtigheid langs de fchamelheid zy dat»lvll„ulksmati„iyk gefchied, word zy behouden; an- t ierft Zto^zlJe vloed, en dit is wel de gefteltederzints pertt zy aoor ^ m ^ % h f 4ii,V f 1 ten zy dat men aldaar leest: nochte 'er komt melk ^f rtfil de borften zetten nochtans op; daar by in de voor- ^^otóSdeberstte §eZe^d heeft* deeZC afgaande voorn h de tekenen van een zulger, in- • eventwel de beweging van de-vrugt (P) Demulier.morb.Lib.LCap.70.Charter. Tom. VII.pag.77o. (jy De Infoecundis Cap. XVI. Ibid. pag. 855.  $Vi326\ EER KRAAMVROUWEN. «fff niet op dc behoorlyke tyd gevoeld wierd, en de borften tevens opzwollen, en 'er tog geen melk in dezelve gevormt wierd. want het geen tot voedzel voor den eerstgeboren mensch moet verstrekken, bereid de voorzichtige natuur reeds ten tyde der zwangerheid : maar wanneer een vrouw een zuiger draagt , zou bet .zelve-onnut zyn, dewijl 'er een mismaakte klomp in de lyfmoeder zit, geen menfchelyke vrugt. '' Edoch het blykt ook, dat verfcheide .gezwellen én de zelfftandigheid van de lyfmoeder zelve ontftaan, zuigers zyn genoemt geweest, want Actius (g) heeft dezelve aldus befchreven: hei geene een zuiger genoemd wórd, is een zekere aandoening van de hfmoeder , -na by het knoestgezwel komende , fomtyds naar een voorafgaande ontf eeking ontjiaande, fomtyds naar een plaatfely<■lee zweer, 'daar vleesch over uit gegroeit is; edoch ik heb de naam van zuiger van -de zzuaarte en moeilykheid van de beweeging afr geleid, 'er volgd een kwaadaartiggezwel op de aandoening, met agterzvaardstrekkingvan het' week der zyden , rankheid, verkleuring, en verflage eetlust: en voor eerst ontflaat 'erten denkbeeld van bevruchting enz., alwaar hy duidelyk de gebreken in de zelfftandigheid der lyfmoeder zuigers genoemd heeft, een weinig naderhand voegd hy'er nochtans het volgende by: eenige leeren, ■dat fommige'vrouwen gezvoon zyn klieren van de grootte van een .noot, fomtyds alle maanden, fomtyds -.alle tzuee en drie maanden, ' langs de fchamelheiduitteloofen. deeze ongef eldheid' hebben andere alsongeneeslyk verzuimt; andere vertrouwen, dat dit alleen maar dn het begin kan geneezen zoorden. bet is zeer waarfchynl.yk , dat hier'van een miskraam 'gefproken word: want naar dat de onderfcheide ftovingen , baden, fteekpillen, enz. deels verzagtende, deels prikkelende befchreven heeft, zegd hy : deeze volbragt zynde, komt 'er zeer dikzvils veelzzuart en geronne bloed voorden du?, en de ziekte Word-ontbonden, edoch zeker Wysgeer zegd, wanneer de'-maandftonden van de vrouzv van 'eene myner vrienden Ophielden, dagtik dn 't-eerst, .dat zy bevrugt zvas , daarnaar, ■wanneer de dikte toenam, kreeg ikagterdenken van de zvaterzugt, 7de- ' Cgj Lib. XVI. Cap.. 8a. pag. 161. ' ....... Lllllll 2  4l88 I>E ZIE K T E N S "dewyl ik zag dat het geheele lichaam opzwol: maar eindelyk + "wanneer ik gewaar wierd dat het dat/oort van ziekte was, dat. van fommige een zuiger genoemt zvord, heb ik zvynruit en die in oude welriekende zvyn gekookt, en heb haar naar dat de kruiden daar uit gedaan waren, de heete wyn te drinken gegeven, haar dit byna in de plaats van dit foort van zvater toedienende; en terftond is de vrouw, naar veel bloed geloost t£ hebben •, gezond geworden, de knoestachtige verharding zekerlyk , nochte de verharding, worden door.een zwaare bloedftorting geneezen; aangezien0 dezelve eerder een kwaad teken is ; dewijl zy _ betekent, dat de vaten door het fcherpwaterig bloed reeds uitger knaagt worden, en dat men dus eerder alle kwalen, dan de ge.neezing kan verhopen. Veele waarnemingen overtuigen ons, dat een miskraam meer dan eens voor een zuiger is aangezien geweest. Mauriceau zelfs (h), offchoon hy dè oorfprong.der zuigers aan het bedurve zaad. van beide geflaehten toefchryft, en. dezelve van een valfche bevruchting onderfcheid, bekend nochtans, dat hy door veelvuldige ondervinding bevonden heeft, dat die zogenoemde valfche bevruchtingen, de eerfte dagen naar de bevruchting , oprechte bevruchtingen zyn geweest ; en dat het dus maaV kleine moederkoekjens zyn , welkers- vliezen met geronne bloed jopgepropt zyn; welke nu van het bevatte water ledig, door de toetrekking van de lyfmoeder gedrukt, de vorm van de holligheid.van de lyfmoeder zelve bekomen, edoch men vind»de vrugt niet, om dat ze, van het leven berooft, door de al te groote tengerheid weggevloeit is, of'wanneer het water gebroken is, onder.de gedaante van wanvormige flym uitgevallen is. want het is bekend, dat zeer kleine onvolwasfe vrugten-, ten zy dat zy in vogt handen , toteen vallen , en alle gedaante verliezen. ^ Hier uit blykt dierhalve > dat de zuigers niet uit bedurve zaad ontftaan zyn, dewyl hy bekend (i), dat de zuigers en valfche bevruchtingen, alleenlyk door een langer verblyf in de -lyfmoe\ der (Ky Traité des Malad. des Femm. groiT. Liv. I. Chapit. X, pag. 109. & feq. (O Ibidem pag. Hij  DER KRAAMVROUWEN. 11C9. der van elkander verfcbillen. want zo die agtergebleve moederkoekjens de tweede of derde maand voor den dag komen , als dan noemt hy ze valfche bevruchtingen; maar wanneer zy langer in de lyfmoeder zyn gebleven, en grooter worden, dan wil hy dat ze zuigers zouden genoemd worden, naauwkeuriger (k) word het gezegd, dar de misgeboorte op. tweederlei wyze uitgeworpen word : onder de gedaante van een ey , of zuiger: fomtyds vertoont het een vliesachtige blaas , grooter of kleinder, na mate het verkop van tyd langer is geweest naar 'de bevruchting , en niet ongelyk na een wind ey , ten zy dat het uitwendig met het eerfte beginzel van een moederkoek bezet is. dit eerfte beginzel vertoontzicb lichtelyk met bloed, over flor t, dat-daar gemakkelyk afgefpoelt word, wanneer het- maar zagtjens in koud water gefpoeld word, en zo 'er fomtyds ergens een brokje geronne blóed vaster zit, kan dit met weinig moeite meteen tangetje ?neestentyds daar afgetrokken word. dit is volmaakt het geene Mauriceau een valfche bevruchting heeft genoemt* Maar wanneer een zuiger onder de gedaante van een miskraam te voorfchyn komt (/), als dan verbeeld zy een klomp rood bloed, zeer opeen gedrongen , zvelke door geene my tot noch toe bekende kunstgreep kan ontbonden zvorden.-. edoch deeze.klomp. beftaat uit onregelmatige lappen, ftijf tegen elkander gedrukt: zy bevat de ftammen van de moederkoek.van het ey zodanig in deszelfs zelfftandigheid , dat hier en1 daar een uitgetrokken kan worden, maar altijd min of meer verfcheurt; maar de< geheele koek kan nimmer uit elkander gewerkt worden, diergelyke. zuiger is dierhalve een natuurlyke bevruchting; maar het menfehen ey word . door het uitgeftortte en geronne bloed zodanig omringt, en door de toetrekking van de lijfmoeder zodanig gedrukt, dat de wortelen van de koek geheel ingewikkeld worden, en de vliezen ligtelijk kunnen breeken, het water te gelijk met . de. kleine onvolwasfe vrugt uitgeftort worden, of zodanig gedrukt, wanneer zy achter- (f) Noortwyk dö utero gravidó, pag. IIQ,.' CO Ibidem pag. 120. Lllllll 3  IUJ0 DE ZIEKTENS: $.1326. terwegen blijft, dat zy niet meer kan onderfcheiden worden, want de dikte van de klomp die het ey omringt is niet overal dezelfde, maar veel dunner omtrent derand van de koek; waarSe vliezen in dat gedeelte, namentlijk minder weerftand biedende, gemakkelijk zullen kunnen verbroken worden, maar wanneer dusdanige zuiger door een bekwame hand doorgefneden word vind men in het lamvlies, dat veel inwaards gedrukt is , de vrugt. ik heb zodanige zuiger , waarin ik op t eerfte oogenblik de vrugt niet kon vinden, zvelke eindelyk te voorfchyn kwam; offchoon zeer klein, naauwlyks grooter dan een gerfte korl, zy ÏÏas verborgen tusfchen de onregelmatig tnwaardsgedr-ukte ongeTkheden van het lamvlies: maar noch heb ik een andere, welke ■S deszelfs ey , offchoon van een zuiger , vry geëvenredigt, -zo Mntr is als het voorfte lid van de duim, en vleezig (/»)• ^K^mK^^m het geftremde bloed, aan het ey *kmnde deszelfs geheele oppervlakte niet omvangt; waarom ©p e n Mke«Tpïats zodanig vlies van de zuiger zich dun en byna ■dSrfchYnérlde vertoont , waar door men de bevatte vrugt , in bet vocht van het lamvlies zwemmende duidelyk ziet dusdani5e zuisèr word -Denys befchreven (n)• edoch dit vhesjeliield fvna nvee lepels vogt in; het geen hy by het vocht van bet bartel"ie vergelijkt: de witte onvolwasféne vrugt was twee vingeren S ik heb veele onvolwasféne vrugten gezien,, m haareeigene vliezen bevat, fommige heb ik bewaart, en duidelyk waargenomen dat, wanneer zy zeer klein waren dat dan de geheele uitwendige oppervlakte van het eygehaairtfchij.it door de uitgewoSttkïSeveezeltjens: by grootere is reeds eemg deel van het13a vlies van deeze vezeltjens berooft en doorfchybfiT SP7ien nu dat die onvolwasféne vrugt de langte van weeïccden van een vinger had, had een gedeelte van het ey ^w^«fl«flsfa niet-; waar aan dierhalve het geronne bloed ' *§? Verh^over3^? Ampt der Vroedmeefters en Vroedvrouwen, VU!-. Hoofdft. pag. 170. i7i-  §.i326'. DER KRAAMVROUWEN. nor minder vast'moest zitten ; en in het overige gedeelte van het ey heeft het in de veezeltjens hardnekkig ingevyikkeh gezeeten. hierom offchoon die geheele zuiger een vaste klomp vleesGh vertoonde, vertoonde zich in het onderfte gedeelte een doprlchyr nend vlies, van de grootte omtrent van een halve fchelling. maar dit vliesachtig gedeelte fchijnt het onderfte gedeelte van het ey geweest te zijn, zeer naby de mond van de lijfmoeder gelegen , gelijk uit de befehryving blijkt. i Deeze vrouw heeft gen zwaare bloedftorting gehad, entevens fcherpe baarensweeën; waarom het niet te verwonderen is, dat het bloed in de veezeltjens ingewikkeld , welke het uitwendige vlies van het ey omringden, door de hevige toetrekking van de lijfmoeder onder de baarensweeën in dusdanige klomp verandert fs gefeest, welk als vleesehachtig was, digt, in het bovenfte gedeelte dikker en breeder, in het onderfte deel dunner en fmalr der; zo dat het byna de vorm had van het hart van een mensch, welkers fpits dun, vliesachtig, en doorfchynende was. Edoch Denys was van geloof (o~), dat ?er een ftuk van de moederkoek naar de vorige verlosfing aan de lijfmoeder vast was blyven zitten, dat tot een groot lichaam uitgegroeit was, waaraan naderhand, wanneer de vrouw bevrugt was* het ey met de bevatte vrugt was gegroeit. maar uit het reeds gezegde blijkt gemakkelyk,- op wat wyze zodanige zuiger heeft kunnen voortgebragt worden, zonder dat 'er een gedeelte van de moederkoek: van de voorgaande verlosfing. veronderftelt word overgebleven te zyn. Tevens begrijpt men ook, waarom men in diergelyke zuigers menigmaal geen vrugt gewaar word. want dat dunne vliesachtige gedeelte, in't geheel niet, of ten minfte met weinig bloed bedekt, breekt ligt, door dien de lyfmoeder zich in de weeën toe heeft getrokken, de tedere vrugt valt te gelyk met veel bloed uit de lijfmoeder, of zo zy door de navelftreng aan het ey vastge- hegt 00 Over het ampt der Vroedmeefters en Vroedvrouwen, VUL Hoofdftuk, pag. jjXi-  11 92- DE ZIEK T EN 5 S-I326' hegt is gebleven, word zy, wanneer het water, waar door zy voor de drukking befcherrat wierd , weggevloeit is, zodanig door de toegetrokke lijfmoeder gedrukt, dat zy als verdwynt^ vooral, zo het bloed in het nu van het water ontlaste ey komt: want het is bekend, dat de uitfluiting van een zuiger van de bloedftorting uit de lijfmoeder verzeld gaat. niemand, ten zy hy zulks beproeft heeft, weet hoe moeilyk het is een kleine onvolwasfe vrugt uit zodanige verdikte klomp bloed te wikkelen : het gebeurt tevens zo menigmaal, dat zy te vergeefsch word gezogt, dewyl zy, wanneer de vliezen gebroken zijn, reeds uitgevallen is. ik heb deeze dagen drie uuren werk gehad om de vrugt in zodanige zuiger te ontdekken , welke de agtfte week naar de verlosfing uitgejaagt was. de Vroedvrouwen ontbreekt de behendigheid; de Geneesheeren die een zwaare beoeffening der geneeskunde hebben, de tijd, en fomtijds hetgedult, dit te onderzoeken, waarom het niet te verwonderen is , dat men de zuiger voor een mismaakte klomp en een valfche bevruchting gehouden heeft, wanneer men niets werktuiglijks gewaar wierd. edoch het blijkt uit het gezegde, dat het oprechte en natuurlyke bevruchtingen geweest zijn, maar door het rondom omvangende bloed, en de toetrekking van delijfmoeder , wonderbaarlijk verandert, en door een vry ontydige verlosfing uitgejaagt. Hier uit blijkt het, wat men van de.tekenen van de zuiger of de valfche bevruchting moet gevoelen , door welke zy van de oprechte bevrugting kan onderfcheiden worden? de Schryvers hebben verfcheide van deeze opgenoemt, wanneer zy over de vroedkunde gefchreven hebben ; gelijk Lamzixeerde (p) , die met opzet over de zuiger-s gehandeld heeft, zy bekennen byna alle, dat de kentekenen van,de valfche ten naasten by met die van de oprechte bevruchting overeenkomen; maar de overige tekenen, welke aangehaald worden , zijn zodanige , dat zy ten minfte iwijfieJachtig zijn (f). die zelfde uitftekende Schryver legtfraay uit, ■Cf) Hiftor. natur. Molar. uteri Cap. XVI. pag. 148. ' Cj) Levret Tart des Accouch. pag. 180.  5.132Ö. DER KRAAMVROUWEN. n93 wit, op wat wyze de misdragt, of deszelfs overblyfzels, in een zuiger veranderen, en hier uit befluitenfommige niet zeer voorzigtiglijk, dat het een valfche, en geen waare bevruchting is geweest (r). Zekerlijk heeft Ruysch (s), zo doorziende in deeze dingen , wanneer hy op bevel der Regeering, in de zeer volkryke Stad Amiteldam, de aldaar woonende Vroedvrouwen onderzogt, om derzelver onweetendheid te verbeteren, al het geene de zuigers aangaat, met vlijt nagezien, verfcheide van die tot hem gebragt waren, naauwkeuriglijk onderzogt, en eindelyk befloten: dat het zeer waarfchynlyk is, dat die zo ver uitgefchreeuzvde zuigers niets anders zyn, dan dier gelyke vleezige uitwasfen der lyfmoeder, of'agt er boude moeder koekjens, en door de lyfmoeder, gelyk ik boven gezegd heb, te zamengedrukt; maar in geenen deele uit een kzvaade bevruchting ontftaan. Zodanige vleezige uitwasfen , uit de zelfftandigheid der lijfmoeder zelve ontftaan, waarlijk vleezige uitwasfen, heeft men zo menigmaal voor zuigers aangezien. vleezige uitzvasfen, zeg ik, om dat ik in dezelve niets dan vleesch heb gevonden: ik heb diergelyke lyfmoederlyke uitzvasfen aan een draatje hangende, in de lyfmoeder zelve zvaargenomen, zvanneer de vrouvjen in den arbeid zaten, en geef hier een afbeelding van de geene die uitgeworpen zyn gezveest: maar dit is in geenen deele te verwonderen , dewyl ik waargenomen heb , dat diergelyke lichamen zelfs in de maag en de pisblaas uitzvasfen. zo men nu hier meede vergelijkt het geene de zeer vermaarde Levret (t) hier over heeft gefchreven, alwaar hy tevens een fraaije behandeling aanwijsr, om deeze kwalen door binden te geneezen ; als ook het geene men door de zelfde Schryver gefchreven , elders (u) OO Levret Part. des accouchem. pag. 62. 6q. O) Obfervat. Anatom. Chirurg, oblèrvat. 28. 29. pag. 25. & feq. & obferv. 58 pag. 54. (O Obfervat. fur la cure radic. de plufieurs Polypes de la matrice &c. Vierde Deel. Mmmmmmm  H94 DE ZIEKTENS §1326". («) vind; zal het blyken, dat die vleezige uitwasfen van de lijfmoeder dikvverviger voor komen, dan men eertijds geloofde, en tevens zelfs door ervaren mannen meer dan eens voor zuigers zijn befchreven geweest, maar hoe wel iemand meestentijds ervaren moet zijn, om diergelyke gezwellen weg te nemen , gebeurt het eventwel, dat zy zich fomtijds van zelfs afzonderen, en uitvallen; waar van verfcheide waarnemingen aldaar te vinden zijn. het is zeer waarfchijnlijk, dat die zuiger, die befchreven en afgebeeld word (zv') in aryfche Verhandelingen, een vleezig uitwas is geweest, of een flijmprop der lijfmoeder, het verhaal van de zuiger, is van de hooge fchool van Montpellierover gezonden, in de afbeeldingen van deeze zuiger ziet men duidelijk het draadje, waar aan het geheele uitwas gehangen heeft ; en zo men het verhaal met die vergelijkt, welke in de Koninglyke Heelkundige Hooge School gevonden worden (V), fchijnt 'er naauwlijks eenige twyffel over te blyven. Het is daar en boven aan te merken , dat zo een onvolwasfe vrugt van twee of drie maanden, door het breeken der vliezen uitgevallen is, en de nageboorte is blyven fteeken , gelijk menigmaal gebeurt, dewijl de opening der lijfmoeder zo klein is, dat zy zonder geweldige verwyding niet kan afgehaald worden, als dan verontaard de nageboorte fomtijds wonderbaarlijk, de zeer vermaarde de Gorter heeft zeer wel aangetekent (y), dat, zo een kleine onvolwasféne vrugt fterft, alle levens-invloed niet terftond ophoud in de moederkoek, welke het bloed van de lijfmoeder ontfangt: en dat 'er dus, wanneer deeze in grootte toeneemt, daar naar cenigen tijd van de lijfmoeder afgezonderd en uitgedreven word , een mismaakt lichaam te voorfcbijn komt, dat men zuiger noemt, maar dewijl de moederkoek by de kleine onvolwasféne vrugten na evenredigheid grooter van lichaam is, dan 00 Mem. de 1'Academ. de Chirurg. Tom. III. pag. 518. & feq. O) Academ. Royal des Sciences 1'an 1735. Mem. p. 770—778. . 00 Loco modo citato. (y) Van de Sluitband der Kraamvrouwen pag. 41. \  §.1326. DER KRAAMVROUWEN. dan by een volwasfene vrugt, daarom heeft hy dezelve bv de zaadblaadjens uer planten vergeleken, welke grooter zyn en zo lang voedzel voor de tedere plant bereiden, tot dat zy zfch zelf kan voeden; want als dan vallen deeze, nu onnut geworden verdort af: maar gelijk deeze zaadblaadjens zonder behulp van de groeijende plant kunnen beftaan , zo ook denkt hy dat de moederkoek, naar dat de onvolwasféne vrugt dood is leven kan. de waarnemingen van Ruysch bevestigen, dat de moeder koek langen tyd in de lijfmoeder kan blyven, en tot waterblaasjens ontaarten (»; hy tekent daar en boven aan : dat de moederkoekjens van miskramen van tzvee, drie, of vier maanden zodanig verharden, en zodanige vorm verkrygen , dat zy van onervarene voor zuigers gehouden worden, zo zy maar langer dan nodig is, of geduurende eenige dagen, in de lyfmoeder blyven zitten, hy heeft zodanige zo genoemde zuigers in plaaten afWelden hy tekent tevens aan, dat zy door de drukking vanWliifmoeder harder als het vleesch van de fpieren zaorden Maar ook tekent Ruysch aan (a), dat het geronne bloed , in de lijfmoeder wederhoude, door de drukking der lijfmoeder zeer hard word; waar aan zeer dikwils iets, aan vliezen gelyk hangende word gevonden, gelyk zvy naar de aderlating op dè voet in het water zien zwemmen, hy heeft de klompen ontaartend seronne bloed van gelyken in plaat uitgedrukt, ik heb menigmaal zodanige klompen de eerfte dagen naar de verlosfing uitzien werpen, welke een dikke, maar noch op 't minfte aanraken bevende gelei vertoonen: waar door de aanweezende vrouwmens verfchnkt, zwoeren, dat de zuiger geleefd had, en dat zv 'er ooggetuigen van waren, edoch zo het geronne bloed te fc/g in de lyfmoeder is gebleven , word het meer verdij, |iet dtinfte word 'er uitgeparst, en 'er komt een waterig bloed gelvk aan het water daar het vleesch meede afgewasfch'en is, uit de fchee- de 9\ r9-Ier^lnr Anatom- Chirurg. N°. 28. pag. ad. ' 00 Ibid. Obfervat, 29. pag. 28. Mmmmmmm 2, \  U96 DE ZIEKTENS $.1326-. de, daar pp volgd een parsfing, en 'erword een klomp uitgeparst, welkers onderfte gedeelte dikwils verfcheide uuren in de hals van de lijfmoeder heeft gezeeten , en een fpitze gedaante verkrijgt, die aldaar minder is gedrukt geweest, daar door een zwarter bloed vertoont , en dat noch bevende is , terwijl het overige der klomp door de drukking van de lijfmoeder digter is aeworden, en zo donker rood niet is. wanneer zodanige klomp voor den dag komt, is het moeilyk, de aanweezende zo wel als de kraamvrouw te overtuigen, dat het geen zuiger, noch levendig dier is. zy worden in dit gevoelen bevestigt, om dat de kraamvrouw een zeer groote verlichting gevoeld , wanneer de lijfmoeder bevrijd word van de klomp, waar meede zy bezwaard was. hier uit blijkt het, wat men te gevoelen hebbe van al die fpreukjens van vrouwen, die een volwasfe vrugt ter waereld hebben gebragt, en naderhand een zuiger. Aangezien dierhalve dat het reeds gezegde blijkt, dat een misgeboorte, de ontaarde overblijfzelen der nageboorte , geronne bloed, een vleezige uitwas van de lyfmoeder, zo menigmaal voor zuigers zijn gehouden geweest, zal het dan der moeite waardig zijn, een ontaard wanfchepzel, uit bedurve zaad en maandftonden voortgebragt, te vercieren ? ik weet geen verhaal van een zuiger, (en ik heb 'er verfcheide geleezen) dat niet gemakkelyk uit dc reeds aangehaalde oorzaken uitgelegd konde worden, is de onderfcheiding van Lamzzveerde (bj goed; de zuiger is tweederlei; de eene van voortteeling , zuaar over hier gehandeld zvord; de andere van voeding, hy bekend, dat in de lyfmoeder der maagden uit de voedingsftof vleezige diktens kunnen geboren worden, en hy heeft gewild , dat men deeze zuigers van voeding zou noemen; maar over de zuigers van voortteeling leest men by hem het volgende befluit (c): de ftof der zuigers van voortteeling en vorming, is ziekelyk zaad, of het zaad vak lei- (f) Hiftor. molar» uteri Cap. I. pag. 13. 00 In fino Capit. X. pag. 104.  $.i3a6". DER KRAAMVROUWEN. n9T beide geflacbten van zekere deeltjens berooft, in de holte van de lyfmoeder uitgeftort: de ftof der voeding is het byvloeijende maandelyke bloed, waar uit hy vastgefteld heeft, dat de verzaming volftrekt tot een zuiger van voortteeling vereischt word. ook is Fernelius van het zelfde gevoelen geweest (d); van wien deeze uitlegging is : de zuiger is een vleezige dikte, niet in de zelfftandigheid, maar in de ruimte van de lyfmoeder, geteelt: daarom heeft hy de zuigers welke Lamzzveerde van voeding genoemd heeft, uitgefloten; edoch heeft hy insgelyks vastgeftelt, dat tot het voortteelen van een zuiger de verzaming vereischt word, zeggende: de oorzaak van een zuiger is het zaad van de man, het zy het zelve bedurven is, of eeniger zvy ze machteloos; dat wel voedzel naar zich kan trekken, maar niets vormen (e). Het is zeker, dat al die zogenoemde zuigers, welke een menfchelyke vrugt bevatten, en die, welke door de ontaaning van de nagebleeve moederkoek worden geboren, zonder verzaming niet kunnen ontftaan. edoch dat de vleezige uitwas der lijfmoeder, en klompen uit het geronne bloed ontftaan, zonder eenige verzaming kunnen geboren worden, is even zeker, edochannge-» zien ook deeze onder de algemeene naam van zuigers gewoonlyk begrepen worden, blykt het, dat men de naam van zuiger met groote voorzichtigheid moet gebruiken, op dat de ongeïchonde zuiverheid der maagden, en de onthouding der weduwen, niet roekeloos een kwaade naam krygen. Ruysch getuigt (f), dat diergelyke zuigers van maagden (of ten minfte van zvelke men geen ander denkbeeld had,\ voortgebragt zyn gezveest. doch hy geeft het afbeeldzel van diergelyke zuigers in plaat, welke door haare naauwere hals een vleezige uitwas, of flymprop der lyfmoeder vertoont, hy heeft daar en boven opgemerkt, dat oude vrouwen, die buiten gemeenfchap met de mannen leefden, zodanige zuigers fomtyds ter zvaereld hebben gebragt. dat omtrent die Ie- £ zo weinig toegetrokken zyn, dat zy door alle weinig hl .■.«>!'•''': de oorzaak op nieuw kunnen verwyd worden, me-i zie na het geene hier over §. 1306. is gezegd geweest, dierhalve moeten alle gemoedsaandoeningen zorgvuldig vermyd worden, de kraamvrouwen moeten zich buiten alle huiswerk houden , noch men moet haar blyde noch droeve tyding brengen, op dat de ftille gerustheid van het gemoed op geenerlei wyze gefèoort worde, men heeft door een voorzichtige wet te Haarlem (een flad in Holland gelegen) zorg gedragen, dat, zo lang de vrouw in het kraambedde legt, niets gefchiede, dat de nodige rust der kraamvrouw kan verontrusten, 'er word een teeken aan de deur van het huis, daar een kraamvrouw is, vast gemaakt, op welkers gezigt het geen Stads Dienaar of Boode, toegeftaan is, dit huis in te treeden. zo groote zorg heeft het algemeene best voor de vrouw willen dragen, die een Burger aan 't vaderland heeft gegeeven. de zeer goede Burgers, van hunne kindfche jaaren reeds gewoon de zwangere vrouwen te eerbiedigen, dragen zorg alle geraas uit de buurt te verwyderen. zekerlyk een fchoon en navolgenswaardig voorbeeld. Al  Iaco DE ZIEKTENS 5.1327. Al te vloeibaar, al te zeer geroerd bloed, enz. De geneeskundige aanwyzing is lichtelyk te zien : al wat de al te «roote dunheid der vochten kan verbeteren, of de al te fterke beweeging dwingen, moet als dan gebruikt worden, edoch men moet voornamentlyk op dat geene letten , dat uit kan werken , dat de lyfmoeder zich te zamentrekt, en de gapende vaten aldus gefloten worden ; en, dewyl hier de hartvang, ja zelfs een haastige dood te vreezen is, werd 'er een fpoedige hulp vereischt. van te voren is gezegd geweest, dat de ervarendfte Vroedmeefters gewaarfchouwt hebben, de moederkoek van de lyfmoeder niet los te maaken, eer dat zy zich begint toe te trekken, om een gevaarlyke bloedftorting voor te komen, zy weeten dit,door de hand op de buik van de-kraamvrouw te leggen, de ervarene Vroed- en Heelmeefter Dusfé O) , heeft de manier aangetoont, waar door een al te zwaare kraamzuivering kon vermindert worden : hy leide beide de handen op de onderbuik van de kraamvrouw, en drukte zagtjens de lyfmoeder, te gelyk de hand over de geheele onderbuik beweegende, nu als een kring in de rondte, dan van de rechte na de linker zyde, en in tegendeel, van onder na boven , en tegenovergefteld ; en aldus tragtte hy de flappe lyfmoeder in alle richting zagtjens te drukken en te bewegen op dat zy zich meer toe zou trekken, op deeze wyze kwamen gewoonlyk brokken bloed voor den dag; welke nochtans zo zy grooter waren , en de lyfmoeder zodanig vulden , dat zy te veeUegenftand bood aan die zagte drukking, als dan moeften ■ eerst met de hand worden uitgehaald , waar over van te voren is gefproken geweest, de eer der geleerde waereld, Fontandh, beeft'er, volgens zyne gewoonte", wyslyk by gevoegd, dat in deeze manier een gebrek is, namentlyk, dat zy, daar zy zeer ecnvouwdig is, byna van alle geheim is ontbloot. Mau- (m) Académ. des Scienc. fan 1724. Hift. pag. 51.  5.1327. DER KRAAMVROUWEN. 1201 Mauriceau heeft waargenomen (»), dat de al te fterke vloed der kraamzuiveringen door de te dikke drek, in de zwangerheid in de dikke darmen op een gehoopt, veroorzaakt word. hy was by een kraamvrouw geroepen, by welke het te ruuw af haaien van de moederkoek een fterke bloedftorting verwekt had, welke nog geduurende vyf of fes dagen bleef aanhouden, maar offchoon haar eenige verzagtende klyfleeren gezet waren geweest, kwam 'er eventwel geen drek voor den dag; maar de klyfleeren alleen kwamen langs de aars uit: hy heeft tegen het gevoelen van verfcheide aanwezende een klyfleer dat een weinig fcherper was doen infpuiten, met zodanige uitwerking, dat zy een geheel bekken met harde vuiligheid vervult heeft, de van te voren opgeblaze en zeer doende buik terftond geflonken is, en de bloedftorting heeft opgehouden, edoch hy getuigt, dat die zelfde manier hem naderhand een goed gevolg heeft gegeven, om de al te fterke vloed der kraamzuiveringen te verminderen; namentlyk zo een regtmatig agterdenken plaats had, dat 'er veel verharde drek in de dikke ingewanden zat. Maar zo naar deeze de al te fterke vloed der kraamzuiveringen op geenerlei wyze ophield, leide hy de kraamvrouw, naar •de mattrasfen weg genomen te hebben, op de ftroozak alleen met het laken bedekt; hy lag een doek met koud water en azyn in de lendenen; nochtans des winters een weinig laauw; hy diende haar het fap van porcelein toe, omringde de lendenen met versch knoopgras; het geen ook duizend knoop genoemt word. hy gaf tevens onvermengde fappen en geleijen in kleine hoeveelheid; en dus bewaarde hy dat allerminste leven, om de vaten tyd te geven zich toe te trekken, hy gaf voor drank een weinig rode wyn met mineraal water vermengd. Sy. 00 Traité des Malad. des femm. grolT. liv. 3. chap. , zo fchynt ook iet diergelyk, mtM zachter in de lyfmoeder plaats te grypen , om dat hier maar een oppervlakkige kwetfing, maar die een breede oppervlakte heeft plaats heeft; dit kunnen-wy met het gezicht wel met onderfcheide; maar fchynt daar uit afgeleid te kunnen worden, om dat,  §.1329- DER KRAAMVROUWEN. i2or dat, gelyk in de wond, zo ook in de kraam, juist op dien tyd een koortsjen aanwezende is, en vertoont zich ook van gelykert de derde of vierde dag, vroeger of laater, iets ett&r^gtlgs, ja fomtyds in alle hoedanigheid oprechte etter, dat met flym ƒ en het uit de lyfmoeder en oppervlakte der fcheede vermengt, fomtyds eenigzints van de goede etter onderfcheiden is, offchoon door de zelfde oorzaaken als de etter gevormt. maar wanneer zich de etter in de wond vertoont, als houden de hitte, roodheid' pyn, dikte, en het koortsjen, enz, op, of worden vermindert' de zelfde verandering neemt men by de kraamvrouwen waar." die verandering der kraamzuiveringen worden by Mofchio (s) fraai gevonden, eerst bloed (de Schryver heeft 'er by ^evoeod willen hebben) zuiver en veel, ten tweede droesfemachtig en weinig , ten laatfte etterachtig. Hier uit fchynt het vry bewysbaar, dat dat koortsjen, dat in de kraamvrouwen gewoonlyk melkkoorts genoemt word niet alleen uit de melk na de borsten gevoert ontftaat, maar ook uit de zuivering der lyfmoeder door zodanige zachtaarrige en oppervlakkige verettering. edoch aangezien zelfs de beste etter te lang wederhouden, fcherp word en verrot (ziet §. 406.),'zal het zelfde plaats hebben omtrent de etterachtige kraamzuiveringen, zo zy agter blyven. het blykt tevens, dat dusdanige etterachtige vloed der kraamzuiveringen niet te vrezen is, dewyl zy natuurlyk is. het geen wel verdient aangetekent te worden \ dewyl my bekend is, dat niet alleen de kraamvrouwen en de byweezende, maar zelfs de Geneesheeren ontitelt zyn ^eweesr wanneer zy meenden dat 'er een gevaarlyke zweer in de^yfmoeder was: de vrees nam toe, wanneer 'er tevens zich een eenigzints verrotte lucht verfpreide, het zy zulks by kwam doordien het linnen niet dikwils genoeg was verandert, of dat, wanneer iets van het geronne bloed in de boezems der lyfmoeder te lang weer^O Spach. gynaec. pag. 5, N». 56. & Harmon. gynaec. part. prior. Gap. XVII. pag. 14. bi * '  I2&8 DE ZIEKTENS §.1329. weerouden tot een rottig waterig bloed weg fmeltende: tevens te voorfchyn kwam. fomtyds is 'er geronne bloed m de hol1£heid vai de lyfmoeder, ook dikwils blyft 'er m de boezfms in de zelfftandigheid van de lyfmoeder zelve mgegneft over welke van te voren is gefproken geweest, iets van het Woed zitten, dat daar naar de kraamzuiveringen met een kwade reuk befmet. ik heb meer dan eens gezien het geen Levret zeer wel gewaarfchouwt heeft (*}, dat de kraamzuivennSn een kwadeSeuk hadden, en dat zich als dan vlakken in het linnen vertoonden, die een blaauwe rand hadden die zo lana bleef tot dat het geronne bloed uit ging, of zo de brok kkin was, in de boezems der lyfmoeder fmeltende, te gelyk Set de etterachtige ftof uitgejaagt wierd; het geene gefchied Tvi de, verdween alle ftank, en de gewoone reuk, namentlyk een walgachtige, verfprtide zich over het linnen, waar uit ook word begrepen , waarom zy de eene dag (tinken de andere dTnie?: namentlyk na mate het linnen dikwerf of zelden vemndert word, of dat 'er eenig geronne bloed fmelt. Maar zo dat etterachtige niet voor den dag komt , maar weder opgezogen zich met de fappen vermengd, zal het door Sikwadi verplaatfing na de ingewanden gevoert gevaarlyke ziektens kunnen veroorzaken, dit gevaar heeft Hippocrates (ti) aangewezen, welkers kraamzuiveringen wit zyn; maar onderdrukt worden, en zy doof worden met koorts , en een Itpe pyn in de 'zyde krygen , worden ylhoofdtg en zyn in g oot gevaar, de zelfde voorkennis vind men elders f», «1 Gahnus (x) zegt in de verklaring dezer voorftelling: zvanneer dierhalve dit bloed door de kraamzuiveringen niet ontlast zal zyn, of verheft de lyfmoeder zelve tot een zwaare ontftehng,ofna een meer bovenwaarts gelege zitplaats gevoert, brengt het aan het ontfangende deel^ O) L'art des accouchem. pag. 140. go,. fV) Coacar. Praenot. N°. 525- Charter. Tom. VIII. pag. ö»3» & Hippoc. praedift. Lib. I. textu 82. Ibid. pag. 75^ xSIbid- 752.  5.1329- DE'R KRAAMVROUWEN. I20g m; eige byzondere aandoening toe; maar tot wat deel het zich zal begeven hebben, zullen de toevallen, die terftond verfchynen, aanwyzen, op zvat wyze ook nu,. dan de borst , dan het hoofd, het bedurve bloed van de lyfmoeder na boven gevoert, zullen ontfangen hebben. Dierhalve blykt het, dat Hippocrates die witte kraamzuiveringen heeft waargenomen, en van derzelver wederhouding een gevaarlyke verplaatfing gevreest heeft, edoch een andere voorftelling leerd, dat hy ze voor etterachtig aangezien heeft, en gelooft heeft dat de lyfmoeder verzworen was. want hy fchryft aldus (y): zo de lyfmoeder verzworen is , en zy de kraamzuiveringen niet na behoren gehad heeft, zalzy overal pyn hebben, en, ten zy 'er groote zweeren plaats hebben, zal zy in korten tyd geneezen, en haare gezondheid -wederom bekomen, hy heeft dus die ligte en oppervlakkige verettering der lyfmoeder erkend, alsook de kort daar op volgende herftelling, zo de lyfmoeder aldus gezuivert is; hy heeft dezelve van een groote zweer onderfcheiden, welke naar de hevige ontfteeking der lyfmoeder volgd, en niet in de holle oppervlakte, maar in haare zelfftandigheid zit. edoch dit word door het geene kort daar op volgd (z) bevestigd : maar zo de lijfmoeder niet ontftoken is , komt het kwaad van zelfs voor den dag ; het is benaauwtriekende , en blaauzu, of zwart en geronne, en de vrouw zvord door de kraamgezuivert. dit fchynt zeer fchoon , met het geene reeds gezegd is geweest, overeen te komen. Van te voren is in de ziektens der maagden , en zwangere vrouwen, meer dan eens gezegd geweest, dat 'er een klaarblykelyke overeenftemming is tusfchen de lyfmoeder en de borfien; en daar uit word gewoonlyk vastgefteld, dat 'er, wanneer de vaten van de lyfmoeder toegetrokken zyn, een weyMnelkachti> voedzel na de boriten vloeit, want men gelooft, dat dusdanige meik- Cy) De Muiier, Morb. Lib. I. Cap. 42. Charter. Tom. VII. p, 7* 1 (z) Ibidem pag. 754. * - 1 ^w. yvn ongerust, fomtyds hebben zy ook pyn °V6depKhefPzch/en word radder; zy worden I" 1 J.lehee^ bo« te le en > » n ne en weiachtige melk,.we «net voigende Hoofddeel heilzaam voor hun w ^ » g ^ ^ ^ ffiv^2b^^££ word? en het uithalen van de n voo'komt dat de borften onmatig uitgezet worden, maar melk v0o5;3^fdlie1vk opgezet wierden, en van een zwak PÏS,dk^^a® ^> dewy! zy te zeer gezwollen heb ik aamretaden, dat zy vaneen andere vrouw waren, heb ik «rag , ]edlgt wor. 1°°r ?n da?r na 1 1 i 3 aan dlborst zou worden gelegd, het n ",'r v?n zelfs d: 'er by die vrouwen , die haare kinderen de lly* nSwiSn " ven, alles gelyk gefield zynde, meer moeite b?dSSS eedsin de borften vergadert, moet op SwXtioed kieren, en, eer zulks geichied , bhjftzy  5.1329. DER KRAAMVROUWEN. itig fomtijds te lang in de melkbuisjcrts der borften , en 'er volgen veele kwaaien , over welke naderhand zal gefproken worden, wanneer dit gedaan is, flinken de borften op nieuw, en de hoeveelheid der kraamzuiveringen neemt toe , en aangezien deeze in dit tydperk der kraam reeds witachtig zyn, zegt men dat de terug gejaagde melk door de kraamzuiveringen ontlast word ; edoch, gelijk van te voren is gezegd geweest, 'er komt een etterachtige ftof uit de lijfmoeder, wanneer deszeifs holle oppervlakte gezuivert word. De Schryvers hebben aangetekend, dat de melk in de borften verzamelt, in het bloed terug gejaagt, naderhand langs onderfcheide wegen uit het lichaam gaat: "men geloofde dat de natuurlijkfte weg was, zo zy langs de vaten van de lyfmoeder, onder de gedaante van kraamzuiveringen voor den 'dag komt : men heeft meermaalen waargenomen, dat zy langs de pisloozing uitgegaan is (.«); van gelyken langs de afgang; fomtijds ook'door het zweeten; edoch twijffel ik, of men oprecht melkachtig zweet by de kraamvrouwen heeft waargenomen, hy erkend nochtans , dat de melk fomtijds zonder eenige gevoelige ontlasting verdwijnt («). nochte dit zal wonder voorkomen , zo wy in aanmerking nemen, dat de melk een gezond vocht is, namentlyk gyl met de overige fappen vermengd, en te gelyk met deeze door de vaten en ingewanden omgevoert, zo dat zy naar eenige uuren de hoedanigheid van onze fappen verkrijgt, en door de herhaalde werking der vaten en ingewanden ten eenemaal aan deeze gelijk word gemaakt, want wy leven alle door onze eigene melk ; maar zy word niet van het bloed afgezondert, en altijd in de borften verzamelt; maar zulks gefchied alleen by de zwangere en kraamvrouwen natuurlyker wyze. want de melk vloeit eenige uuren naar de maaltijd met het bloed , en wanneer op dien tyd een aderlating*word gedaan, vind men zo menigmaal de melk f>0 Pen prati-que des Accouch. pag. 214. 00 Ibidem pag. 315.  DE ZIEKTENS S-W- „„ hpt h1nPd vermengd, aldus verwonderen melk met de wey van ^ ^ maagden , ja zelfs wy ons ™nder^^*Vrte en "ribbfge kinderen de borst hebben mannen , aan hongerige en Kr ë ; eindelyk te gegeven, de mei*.door ^kv?nndhv^heide dfergllyke gevallen voorfchyn ^S^KSg. zo dierhalvede melk dooreen in de genees! und ge= ^ryv g . q£ ^ altelangverblyf »J de bomen ^ het hch re koorts verandert, zal■ g ^ yermengd word vf^^^ST^Snta van de gezonde fappen zal ffiaarZ°/ ïn t onmiten , zal dit gebrekkige gemakkelijk hebben beginnen te ^"Se'n-wer-pin|en, uitgejaagt worden. langs de trf^^ffi^JLrlL de ufelk-koorts vefheeft «^Ss^een zweet op volgd, dat een lastig mindert en meestent,J J« ee zaaki:, offchoon de kraamzui.prikkend B^0^^ „enemén. maar ook word de vanie veringen op oien tijd ' ^ f ontlast zich ten minfte door voren^J^^^^'mmï^swut beg nt op te een lichte prikkel mg aan . voorfchijn ; maar houden, komt er^jjoegewwn,euii en word zo het zweeten voor gaat, is nep s zodanige , in middelmatige noe^e.heid , overeenkomt. weH;emetdedjaftc,Vcmdema^ ^ Maar volgens de wetten vap de natun , « b j..^ d^ nrf epTsiooziïg, en deWvlakt, haam bleef , langsg g u ^ al]es blijkt gemakkelyk de Van/Ê w'Vom de melk fomtijds in het bloed, zonder byna eem- dat fom £^^^5 lichaam gaat. dus neemt men in* (ö) l'Art des accouchem. pag. 135-  $.1329. DER KRAAMVROUWEN. I2l? pisvloed fomtijds een melkachtige pis waar, welke overvloedig zijnde, of zodanige langen tijd achter een geloost wordende het lichaam van deszelfs voedzel berooft, en dusdanige zieke* fterft waarlijk aan een uitteering. ook heeft men dusdanige gvlachtige buikloop waargenomen, die gemakkelyke affcheidin» der melk van het bloed is een ziekte. ö ■ Maar by de kraamvrouwen fchijnt de gemakkelyke afzondering der melk van het bloed, natuurlyker wyze te gefchieden op dat zy tot voedzel van het eerstgeboren kind verftrekke ik handel hier niet over de oorzaken, waar door dit gefchied • want het is voor een Geneesheer genoeg te weeten, wat in 't lichaam gefchied, offchoon hy de reede daar van niet altijd duidelijk verftaat. wy moeten altijd de heilzame waarfchouwing van Celfus (p) indachtig zijn : ik ben wel van gedachten, dat de geneeskunde met reede verzeld moet zyn: maar op klaarblykelyke oorzaken gevestigd; alle de duif ere, niet uit de gedachten van de kun ft en aar maar uit de kunst zelve verworpen, dewijl dierhalve onfeilbare waarnemingen ons leeren, dat de melk zich gemakkelyk bV de kraamvrouwen afzondert, welke afzondering reeds een be da f Jirjjft dit zwelien aan het onder, StooSrSfegen toe! en hy bekend, dat hy het drukken oer k & verdryven. dasdamge opzwel- niet zc.nder moe « ^ v^ ^ af ïDg«ï 3 of RuZie dkrgllük in de buik vergadert heeft geha"f nV?AV hv had een kraamvrouw bezogt, die fcherp de r0?tTlS e "over ee" onmatige pijn in de onderbuik van r o„n inVen verharding verzeld, klaagde, hy beeft m de buik fP^Mv^^^Mi^1»^ étende na water daar ? ' iïw £°on met een buikloop, 'er volgde bmkpyn op, vooidC ZSvl K°pSe welke de breede banden der lyfmoeder be- SoS'onS deTorSfwet als dan gewoonlyk opzwel-  §.1329. DER KRAAMVROUWEN. 1221 Jen, en de kraamvrouwen ftorven de vyfde of zevende dag. deeze ziekte tastte de arme vrouwen alleen aan , vooral , zo zy in 't gasthuis verlost waren, in de maand February was de ziekte zo gevaarlyk, dat 'er van de twintig naauwlyks eene opkwam, men vond in de lyken geftremde melk aan de uitwendige opper» vlakte van de darmen vastzittende , en een melkachtige wey in de holte van de buik uitgeftort; diergelyke wey wierd by fommige in de holte van de borst gevonden , en wanneer men de longen doorfneed, wierpen zy een diergelyk melkachtig, doch verrot zenuwwater op de maag, darmen en lyfmoeder , fcheenen naar een naauwkeurig onderzoek ontftoken te zyn geweest, en 'er kwamen uit de doorgefneeden vaten der lyfmoeder brokken geronnen bloed te voorfchijn: by veele fcheen ook de verzweering der eijernesten plaats gehad te hebben. Kan men uit het geene tot nu toe gezegd is niet befluiten, dat de melkverplaatfing alle die kwaaien kan voortbrengen , welke in de voorftelling worden opgenoemt, en welke men gewoonlyk aan de onderdrukking der kraamzuiveringen toefehryft: namentlyk na mate de melkftof in deeze of geene deelen zich ter neder zet, en wel met zo veel grooter gevaar, hoe de deelen, waarin zy zich ter neder zet, tot het leven meer noodzaaklyk zyn , gelyk ook, zo deeze ftof zich op plaatfen ter neder zet, waar uit zy met moeite kan uitgedreven worden, dus wanneer zy zich by voorbeeld in de beenen en dyën ter neder zet, is 'er groote hoop, dat men deeze ftof door ftovingen, wryvingen, enz. zodanige gefteldheid zal kunnen geven, dat zy wederom opgezogen, langs onderfcheide wegen, langs de afgang, de waterlozing, en voornamentlijk door 't zweet, uit het lichaam gejaagt worde, maar wanneer zy zich in de holligheid van het bekkeneel terneder zet, volgd 'er een haastige dood. het blijkt ook tevens, dat men die dikte der dyën en beenen , die na de verlosfing volgd, zorgvuldiglyk moet onderfcheiden van diergelyke dikte, welke by de zwangere vrouwen een gevolg is van het opzwellen der lyfmoeder, waar door de aders gedrukt worden ; welke naar de verlosfing, wanneer de lijfmoeder flinkt, gewoonPPPPPPP 3 lyk  1222 DE ZIEKTENS §.1329. lvk van zelf verdwynt. want de eerstgenoemde begint van de dvën en daalt naderhand na beneden , bied de vingeren meer teaenftand, en laat geen putten na wanneer zy met meer gedrukt word de andere begint van onder af, klimt langzaam op , is échter en wijkt gemakkelyker voor het drukken der vingeren ; wïnt zy is waarlijk een water tusfchen vel en vleesch , door het -ukken der aders veroorzaakt. Tevens ook is het blijkbaar, dat de zuigende kraamvrouwen minder gevaar lyden door deeze oorzaak, dan die, die haare kinderen n^t zogen, het zuigen zelve trekt de melk in de borften; maar de terugdryving van zodanige verplaatfing is gevaarlyk. Ik ben eventwel niet van gevoelen , als of de wederhouding der kraam niet gevaarlijk was; maar ik heb dit alleen maar gelroft te moeten waarfchouwen, dat men ook op de ter nederzettini der melkftof na onderfcheide deelen van het lichaam , moet iedUt ziin want de kraamzuiveringen verminderen natuurlyker wvze wanneer de melkkoorts gewoonlijk haar begin neemt, en als dan ziin zy naauwlyks bloederig, maar eerder eenigzints etterachtig edoch deeerfte dagen der kraam fchijnt het gevaar door het wederhoude der kraam, het grootst te zijn ; de volgende daoen naar de melkkoorts, minder; zo nochtans, dat, indien dat etterachtige wederhouden wierd , dat als dan gewoonlyk voor den da- komt» men veel kwaad zou te vreezen hebben van desz fs wederopzuiging in het bloed, hier by komt, dat, de lyfmoeder in de verlosfing beledigt zijnde, deszelfs ontfteeking ten "evolge heeft ; waar door de kraamzuiveringen onderdrukt worden; over welke wy nu zullen handelen. Wanneer de moederkoek , naar dat de vrucht ter waereld is afgefcheiden word, komt'er veel bloed uit, dat naderhand in' hoeveelheid vermindert ; en als dan vloeijen de kraamzuiver ngen min rood. als dan heeft de lugt een vrye toegang Tel ad , en dezelve zal naderhand niet ten eenemaal be et kunnen worden ; daarom is het fchielijk verrotten van het_ bloed a tijd tVv eezen, zo wel als van de andere fappen , die m de holhg-  5.1329. DER KRAAMVROUWEN. 1223 heid van de lyfmooder, of in de boezems, die in de zelfftandigheid van de lijmoeder zelve zijn, wederhouden worden, de warmte der plaats, d,e vochtigheid', de toegang der lugt, begunftigen ten eenemaal de verrotting van de uitgefiortte en ftilftaande vochten : het zelfde heeft men te vreezen, van de overblijfzelen der losgeraakte moederkoek; want zo lang zy noch in haar gé» heel aan de lijfmoeder vastzit, is het te geloven , dat de omloop der vochten noch voortgaat door de moederkoek, en dus dat zy zo fchielijk niet verrot, edoch zo de uitgeftortte vochten vrylyk uitgaan, zal men voor de verrotting niette vreezen hebben, men heeft door het verblijf in de holligheid of in de boezems dierhalve voornamentlijk te vreezen, dat het uitgeftortte zal verrotten, de lijfmoeder zelve kwalijk zal doen varen , en weder opgezogen zijnde, allerergfte koortfen voortbrengen , of naar andere lichaamsdeelen ter nedergezet, ook deeze met de verrotting bennetten, want indien 'er zo veele en zwaare kwalen door dè zagte melkftoffen veroorzaakt worden , wat zal men niet van het verrotte waterige bloed te vreezen hebben ? dit bederf der wederhoude kraamzuiveringen heeft Hippocrates (x) befchreven , en gewaarfchouwt, dat de lijfmoeder daar door aan 't zweereu raakt, en door dit verrotte wederom opgezoge een gevaarlyke koorts word ontftoken : hy fchijnt de hoop op de geneezing byna alleen daar in geftelt te hebben, indien deeze verrotting het lichaam uitgejaagt word, eer dat zy al het bloed heeft kunnen befmetten. de vyfde of zevende dag komt fomtyds de afgang , zwart en zeer ftinkende, zy krygen 7211 deeze dan geene afgang, en pis gelyk als van een ezel. welk geloost zynde, bevinden zy zich beter, en zy word in korten tyd geneezen herfteldanderzint s zal zy gevaar lyden , wanneer 'er een hevige afgang op volgd. de afgang, door welke, wanneer de krachten noch niet geheel gebroken zijn, dat de bedurve uitgejaagt word , is heilzaam ; maar wanneer de ziekte voortduurende, byna alle de fappen van het lichaam tot een verrotzei zyn ontbonden, als dan fter- 00 De muiier. morb. Lib, I. Cap. 37. 38. Charter. Tom. VII. Pag- 751-  DE' ZIEKTENS $. a^mi 7v gewoonlijk aaneen vloeijende afgang, waar uit tevens dïS vloed der afgang altijd in de kraam te vreezen WlJ '^hSns £ dUwvoeIen8by veele ingewortelt, naar dat zy 1S: nochtans is dit gevoe > s kraamzuiveringen ■f^«C my noch zeeï wel, dat ik , wanneer ik een kraam- 1 gt die van een tweeling verlost was , onder handen had , SCitóe^^doSdc tegenwoordig zijnde , om da ff de builSf niet wilde doen ophouden, de derde dag waren 1 knSSSrhigenten eenemaal onderdrukt geweest; de bmk wuS en pijnlijk, naar zeer zagte Hovingen in 't werk gefteld Te hebben , en naar dat de kraamvrouw zeer zagte openende -f- ookzels overvloedig gedronken had, is 'er een groene ftof langs d ° nl Jegaan, die zeer ftinkende was , en dat wel met een overgroote verlichting; en zy in korten tyd herfteld ïZtocratn heeft door 't voorbeeld van een vrouw , die by liiSebadla', welke een dochter gebaard had, en dekraam- 5oiverin«nn^ »»«etoont (y) , dat 'er zeer kwade koortftn op het onderdrukken der kraamzuiveringen vol- b n want 4 is de derde dag naar de verlosfing van een fcher- fe bevende koorts aangetast; zy ylde, een afgang,.van veel *f « ,„uteriae met galachtige ftoffen vermengd , hebbende, dunne water ge met ga * kwaad_ Qp tóe?"a vlïeTffcheidSde, maar onvolmaakte pogingen na een verplaatfing naar de rechter heup, maar zonder vrucut Lr verfcheide veranderingen van de koorts, is zy eindelyk de aiXdag geftorven. Hippocrates heeft aangetekent, dat de «iliëduuril zwart, dun en waterachtig is geweest. Maar zeldzamer is het, dat de dodelyke ziekte zo lang gedut leef "aangezien Hippocrates (jz) elders over de onderr ^e^^^ri^&dèvi^ gezegd heeft: maar an- tTfterven op een andere tyd , na mate het lichaam en de aan. cZdng^h bevind, maar zy komen de een-en-twintig/ie dag Emd.Lib.3.textu6a.^grot. 2. Charter. Tom. IX. pag. 294. §) Le Muiier. Morb. Lib. t Cap. & PaS- ^  §.1329. DER KRAAMVROUWEN. Ï225 niet te boven, das gebeurt bet meestentyds. in de algemeenheerfchingen (a) word een verhaal gedaan van een kraamvrouw, welke met moeite twee meisjens gebaard heeft, en niet volkome gezuivert, de eerfte dag reeds een fcherpe koorts kreeg , met ftaapeloosheid, pijn in 't hoofd en de hals, ylhoofdigheid, dunne waterige en daar op volgende zwarte pis, en andere kwaade toevallen; maar deeze is de zestiende dag aan een razende koorts geftorven. dit word door de waarnemingen van Sydenham bevestigt (b): hy behandelde de onderdrukking der kraamzuiveringen zeer voorzichtiglyk, en zo de geneeswyze geen al te gelukkig gevolg had, tragtte hy de ziekte voort te doen duuren: dezvyl de moeilykheid der geneezing ook alle dag meer en meer buiten tzvyft'el geraakt, en de zieke byna behouden is, zo zy de tzvintigjle dag te boven is gekomen, edoch deeze handelwyze van Sydenham fchijnt vry wel met de voorftelling van Hippocrates (c) overeen te komen, vooral, zo men volgens een exemplaar van bet Vaticaan (d), in de plaats van dt ^r^au $ $i*o9-i7o-<*<, leest !jw« fivot,x&il. N°. 207. Vierde Deel. Ql^iqqq  DE ZIEKT EN & 122$ ^^ j 4 *uu\na der kraamzuiveringen heeft twee oorMaar de Qnd?d^g^^aW * holligheid, van de zaken;, want ^^^ffi^^deu in de lyfmoeder ver, , zo zy tol groote brokgaderd, enkunnen geen m & j langg.de mond van £en te zamen gegroeit z ja of dat de m g n* e de lijfmoeder iy«« ^ namentlijk ontftoken zijnde, 'nMtm^m^^^^^ van de lijfmoeder valt en deszelfs mond gefloten, edoeh de tan vm< £ j bben fa*, «ft fS^^ van de moe- aangetekent, dat naar de^e"°; B , hangende darm m derkoek, de hals van da^™°f^L/e'de w^d gevonden , en van het bovenfte gedeelte ^ ^^^ 4emd lichaam word WffiïSM een allerergfte , gehouden, aat zy inw-mwu nanpezien de opene vaten In zekerlijk ^ar^ ffij^der"ap^ n fis de weg genoegzaam m ^ holl ghe.d ^ de^ g ^ de vry genoeg,. l^£welke^ ff$%x k0rt op volgende pntfl» ^f^^&iymilmS^*M* en dus king de zelfftand &f^n^ndL^ a om de ontfteking der lijfmoedeeze vaten -gefloten worden • wa«o« ^mzüivzT der met recht.voor de duwerv e oo f ken< ZQ ringen ^^fe'^tó geronne bloed verftopt word, ^3^^?^ men na zie het geene f, J3^' en ^t^ftS^tS^ waargenomendat de fchaamdee- ^^l^èl^ooTS^ van de onderdrukking buitennatutirlyke toegroeymg der kraamzu ve ingu * z0 eenig deel van de fchamel- ^IDtMuL!£rb.Lib.I.Cap. «-.Charter. Tom. VII. p. ft*  DER E R A-A M VROUWEN. 122? zo de mond van de fchamelheid verzworen is, en zvanneer het kind in de verlosfing met geweld uitgekomen is, zy verzworen is en 'er iets, gelyk aan de fprouw, te voorjchyn komt, en zy zeer word ontftoken, en de lippen door de ontfteking, wanneer zy namentlijk verzzvoren zijn, tot elkander vallen , en aan een houden, maar ook zvord zy koud, en de beide lippen zijn gefloten , zvaar door het overjehot van de zuivering zvord tegengehouden, maar zo de zuivering te voorfchijn kzvam , zouden de zweeren zodanig niet te zamen hegten. edoch op war wyze: diergelyke kwaal moet behandeld worden , is % 1298. en §. 1315. gezegd geweest. f Van te voren §. 1290 , alwaar over de oorzaken van de wederhouding der maanden gehandeld wierd , is gezegd geweest dat door de verkeerde legging van de mond der lijfmoeder de vrye uitvloed van de maandftonden kan verhindert worden, alwaar over de moeilyke baaring wierd gehandeld, is van gelyken gezegd geweest, dat defchuinfe legging van de baarmoeder dikwils oorzaak is, dat een vrouw moeilijk verlost, maar ook legd Hippocrates van de zelfde oorzaak de verhindering der kraamzuiveringen af (g): zo door de baaring de lijfmoeder ter rechter' zyde.gekeerd is, vloeijen de kraamzuiveringen niet, de pijn bezet de onderbuik, delendenen en deliesfen, het rechter been iszzvaar en loom enz. : zo de lyfmoeder na de linker zyde, of hei' yshcsn zal hellen, zvorden de lendenen en liesfen en de beenen met pijn bezet, en zy gaat mank. in alle andere verkeerde legging van de lijfmoeder, is het zelfde te vreezen , gelijk het lichtelyk te zien is. want ten zy de mond van de lyfmoeder rechtfïreeks aan dc fcheede beantwoord , zullen de kraamzuiveringen met meer moeite vloeijen; ja kunnen zelfs ten eenemaal onderdrukt worden, zo de mond van de lijfmoeder tegen de nabuurige deelen aan gedrukt, zich fluit, op wat,wyze men de verdraaijing der lyfmoeder te hulp moet komen , is van te voren §. 1321. gezegd gevveesr. Nochtans is de onderdrukking der kraam, welke door de ontfteking der lyfmoeder ontftaat, hetme'estfe vreèzen. in de moeilyke baaring, word de-lyfmoeder, gelijk van te voren is ge2egd ge-, (#) De Muiier. Morb. Lib. 11. Cap. 28. pag. 816. Qqqqqqq 2  112Z DE ZIEKTENS StW noot seweld toegebragt, zo dat zy fomtijds breekt. fe"hoofdCbegt kind, ,0° l,et°te groot is, knenst,j.^u, in de doorgang dikwils de mond van de lijfmoeder! de zeliftan%Ë&25 liftmoeder word door een te ruuwe aftrekking van tSmóederkoel door een onervaren Vroedvrouw zo menigmaal fekwetst waarom het niet «verwonderen ia, dat de lyfmoed er faar de vértosfing ontftoken word, en dekraamzuivenngendoor over; fomtijd ookn«« «°«et v^^ lijfmoeder handelende , diergelyke vind men ook elders {Jt) , aiw\ Waar uit het blykt, dat de onderdrukking der kraam met recht voor gevaarlijk word gehouden : zvant ten zy een vrouw de kraamzuiveringen heeft,, zal zy .van een zwaare ziekte aangetast worden ,. 00 In Prognoftic. Charter. Tom. VUL pag. <568« (w) Epid, Lib.3. text.62. iEgrot.a. Charter.Tom.IX. pag..apf*  DE ZIEKTENS §.i3*9- en in levensgevaar geraken , zo zy niet fchielyk geneezen f&l en üZn7haareel behoorlyk zuiverend middel geeft ^x) WOrd, en lemami r ft j. d lyfmoeder oorzaak of gevolg IrhfZederin de buik hebben met pyn, f erven fchielyk (*). tS e is voornamentlijk over die kwaaien gefproken, T 1 Zkwalvkvarende lyfmoeder, en wederhoude kraamwe keyan deM » wdke yan de veJ> TSÏÏÏÏdkS in de kraamvrouwen te vreezen zyn. maar pla,atï iSS&tdvk, dat de wederhoude kra^ivenn; ookbegrypt fcheiper geworden , door de lyf- gen zelve , door het *rb^ c P » deiha|ld na verfcheide moeder vaten^ weder opgezog > ^ ziektenskanv0ort- ren, en welke ny » . . de zestiende eeuw geleeft S^Xr^ had>zeer setrouw fchi3nttfe beeft-, en het geene «Y * . h ft %t tevens vry nette afV rSen de/^C hmdeld? bygevoe§d' h/ ïeSS fr IvkvaTeen kraamvrouw ontleed, die de dag naar de hetiwydoSeeTaïerzwaardfte vallende ziekte word aangeverlosfing d°or ^*'daarnaar is zy aan een ^^efto ^ drie da§en gehed fpia* beroerte geftorven, naar zy ^ j fmoeder gezwollen bevon- keloos^^,5?^ zynde dan een duim,hard, gezwollen' zwartacht1^ t| Hippoe.deMorb.MuIier.Lib.I. Cap.54» Charter.Tom.VII» Pa0\75i" twnnt N° m'8. Charter. Tom. VIN. pag. 883» $ 85Sy»«^öééMediene pag. 92. te.  §..i32c>. DER KRAAMVROUWEN. ,233 als of zy vol geronne bloed waren, dat naar de verlosïïn<» langs de lyfmoeder moest ontlast worden : de teelballen,, welke veele de hoornen van de baarmoeder noemen, heeft hv gezwollen gevonden, hy heeft in de holte van de lyfmoeder zelve, dik zwart bloed gevonden, zeer fterk aan de monden der vaten houdende zo dat het naauwlyks afgefcheurt konde worden; het geene verrot fcheen te zyn. maar de hollens van de aders der lyfmoeder zyn kleine mondjens, zo dat zy zwartachtige puntjens fcheenen*. edoch het vleesch of de vleezige zelfftandigheid der lyfmoeder, was wit en hard, en door dezelve gingen de flagaders en aders, alsof iemand met een naaide een boek doorftak, en wanneer het vleesch dzvars door wierd gefneeden, fprong het bloed voor den das als of iemand hetzelve met een allerfcherpfle naaide door/loken had de mond van de lyfmoeder had binnen in zich als twee kleine en dunne fpieren, als of het deelen waren van eenig vlies, van beide zyden de mond zelve fluitende, zo dat 'er zelfs geen naaide in konde gefioken worden, terwyl de vrouw zwanger was: dus heeft het my Meefter Willem de Barbier getoond, enz. hier uit heeft hy opgemaakt, dat deeze vrouw geftorven is, door dien de kraamzuiveringen onderdrukt waren, welke de eerfte dag alleen maar in genoegzame hoeveelheid gevloek hadden, de ftolfe namentlyk na de hersfenen gevoerd zynde: hy tekent tevens aan, dat zy een jaar van te voren eenige ftuiptrekkingen der vallende ziekte by nacht had gehad, ook heeft hy gedagt, dat zy een zeer zwaar en arbeid heeft gehad, zvanneer de vrucht lan?s de mond van de lyfmoeder uitging; want zy zvas geheel blaauzv, als of het door het ftaan met een ftok veroorzaakt zvas, of met een ft een gegeoit. in het ontleeden van het hoofd, wanneer het bekkeneel gefcheiden wierd , verwonderde hy zich, dat 'er zo veel waterig , dun, en weiachtig bloed uitgeftort zvas, dat de hersenpan een zeef fcheen te zyn, en uit het 'been zelfs vloeide, en ik wierd ook niet bedrogen , en deeze hersfénpan fcheen als doorboort te zyn en had een donker acht ige blaauwe couleur, en zvy hebben gezien dat deeze vloeijing en uitftorting door de aders van het dikke hersfenvhes veroorzaakt zvaren gezveest, enz. daarop voegd hy 'er /by : ik heb ook aangetekent, dat 'er, wanneer bet panvlies van de hersfénpan zvierdgefcheiden, als iels dat verrot was, van het Vierde Deel. Rrrrrrr been  DE ZIEKTENS §.1329- 12.34 . j cPrheurt met geene de minfte moeite, als of'er lun ioterd 4f^e" >™'J^ afgeJaert. edoch hierichy- ** K S Skeneel, en het dikke her.fenvlies mn het panyhes, wc ^ h verhaaldmeis> voornamentlyk geKw :&> £ , bekkeneel bevat, maar f1" fffiïSheÏÖV *, Mejuffrouw de Man- voyfin , « b ^ d& ^ m mmb gaan zo al*»'*be*°°2> m de hng}l met bloed ofgevultzynde, '^rSTan^% haar erg zeer doen. zo zy hoest, Zï«ti^^ boestenlit; maar anders ffouwt zy W^cb!ima1ié ftof uit- e" vervolg van tyd komen zwart- "1^f^S/e >^*voor den da^ en de hQrstwordmeru ^nVov^vJnbet lichaam door hitte aangetast, namentlyk tt bloed dezelve verhittende enz. en indien de kraamzuiveringen ^t geweltna boven gevoert zynde niet langs de mond derlyfmoe- ia) De muiier. morb-Lib. I Cap. 45. Charter. Tom» VII. p» 755-  §.1329. DER KRAAMVROUWEN. 1235 der uitgaat , en zich niet in de longen zetten, zullen zy zich naar het aangezicht keeren, het geen zeer rood zal zyn, en het hoofd zwaar , en zy zal hetzelve niet zonder pyn kunnen bewee■ gen, de oogen zullen ook zeer rood zyn, en uit dezelve zal een dun bloed vloeijen. ook gebeurt het dat 'er eenig bloed uit de neus vloeit^ het geene uitgefort wordende, word de ziekte op deeze wyze langduuriger. elders (b) waarfchouwt hy, dat wanneer de kraam niet in genoegzame hoeveelheid vloeit, fommige deelen van het lichaam tot de beweeging onmagtig worden, en 'er fomtyds een kreupel gaan op volgd. Maar dit alles kan ook by allergezondfie vrouwen plaats hebben, by welke het bloed zeer zuiver naar de verlosfing uitgaat, als of het uit een flagtoffer vloeide; want het kan door het enkel agterblyven in de holligheden of de boezems der lijfmoeder bederven , en de daar uit ontlfane verrotte befmettingen wederom opgezogen worden , welke daar naar , na mate de onderfcheide verplaatfing ook allergevaarlijkfte ziektens voortbrengt, men zal zekerlijk grooter gevaar te vreezen hebben, zo de vochten reeds voor de verlosfing veel van de gezonde hoedanigheden zullen ontaard zyn. Hippocrates heeft gewaarfchouwt (c) , dat de vrouwen op die plaatfen , alwaar de inwoonders broekachtige wateren drinken, flijmgezwellen krygen, en niet alleen met een witte flym bezet zijn, maar byna nooit zwanger worden , en dat ook de kraam by deeze vrouwen niet gemakkelyk afzet, elders (d) heeft by gezegd : zoutachtigheden by vrouwen die zwanger zyn, betekenen moeilykhedens naar de verlosfing door bytende witte vochten, diergelyke zuiveringen verharden; de hik is by deeze kwaad, en zy krygen een uitzinking van de lyfmoeder, zvelke ook tevens dodelyk is. en een weinig daar naar (e) : zoutachtige vloeijingcn omtrent (70 De Muiier. Morb. Lib. I. Cap. 41. Charter. Tom. VII. p 753 CO De Aëre Locis & Aqvis Cap. 3. text. 7. Charter. Tom. VU pag. 105. 00 Coac. Pramot. No. 516. Charter. Tom. VIII. pag. 883. (e) Coac. Prsenot. No. 537. Ibid. pag. 884. Rrrrrrr 2 \  m6 D-E ZIEKTENS $-WV- SaSèll der fappen vereischt word,. zal de verettenng goedZagta "?! laar bv zodanige kraamvrouw worden de fcherpe Ty^lL gevoert, waardoor deszelfs oppervlak. ^loï^^^en de ziektens welke de verlosfing voorgegaan zijn, in aanmerking nemen. Hippocrates Teeft Sdf/) : die voor de verlosfing, als door een galbraken \ËTefLeLeest, verlosfen wel gemakkelyk ; maar zo zy de fSL^i? ^ ^ ergaam9 ook anders, wanneer'er iets. ïdat baa omtrent de keel kwelt, of dat 'er eenig kwaadaartig Itkln t de koorts te voorfcliyn komt. hy heeft van helft hy gewaarfchouwt: ja»» zwangere vrouw een ziekte helü daar % in 't geheel niet aan gewoon ar, Jfeitf *J w eiaentiv| niet tot de ziektens van handelen, ^nt zy behoo e^ ^ ^ he£ sï&a^^^ - vorennaauw- *^ÏÏ3 *t hier die oppervlakkige forp verettering niet word begrepen, waar door de holle en gi!^fder vfmoeder gezuivert word, gelijk van te voren oppervlakte der lNtn.0 s ^ yeretteri in de is gezegd geJ^,™moed« zelve, naar een ontfteking voort- g iTLZeczing moet fchielyk tewerk geftelt worden, zo er Tweeren tT^oederzyn. warf zy zyn of een tedere plaats , zwteien „ verrotten in korten tyd. êTen^enf eX' uk de voorafgegane ontfteking en de te, k~ide S ££5^rln-sls'glfproken. zo dierhalve de pyn Ulgflr de liifmoeder hardnekkig blijft duuren , zonder zeer T SI t he e heeft men de verzweering van de lyfmoeder kwaade tekenen ,™ ^ ^ , £y le verwég er^Jf^^ (/). a]sdan is'er ook gewoonlijk een ^ nfv 'f 7éi fe welke de verzweeringen , die van eenig k00SSToS in^e ingewanden , gewoon is te verzeilen. ge ^V'&r^waarfdiouwt heeft (m): zo een vrouw uit pijn ^TwfK k%t, ^ vertoont, is 'er tn de hes de *™}*"W?\d indien zodanige zweer in de lijfmoe-. T ZW7Z e wenfchen, dat dezelve zodanigerwyze der 0ntftaan ^ > 1 L de fchamelheid kan . uitlopen ; want ^e^'«reezen de vrauwen gaauwer. maar zo de etter langs a!s gti.eezen ae v dmirt het veel lan-er eer zv - fomtijds de geneezing zeer rn De Muiier. Morb. Lib-1. Cap. 66. Charter. Tom. VII. p. 7* overige val^l^^^JnJen9 en verde ontfteking afgekeerd ™* >n*n \^ alleen water te drinken gevult en gehegt worden, n""™™ M fpijs (tJ. Hippocraven, in >t ^7^^^^L\Ay^ foortgelyk voedW^J^^ioT^ lijfmoeder,' waar over hier gezelin de verzweering v*i J amentii;k d e verzweering, handeld word, ™£P*«£ , mm in de zelfftan- welkers ftof met f ers^en ver,adert is ge. digheid van de ^cria merachtige en dikke vloed heb- Sf^^^ <* verbande w^bewogen wo. (0 Ibid. Cap. <5£. pag. 766. IS Ibid. Cap. 66. pag. 768; Ibid. Cap, 65. pag. m*  §.1329.133°- DER KRAAMVROUWEN. 1243 den, maar men moet het zelve befpoelen, en hier door de geheele geneezing trachten te hekomen. want offchoon het afveegen van de zweeren, zozy vuil zyn, fomtijds fcherpe middelen vereischt, moet men nochtans in een deel dat zo gevoelig is, en zo veel gebied over het overige lichaam heeft, voorzichtiglijk te werk gaan. Harvaus was bezig met een vry verouderde zweer te geneezen (zv): maar aangezien Iiy met de gewoone middelen weinig voordeel deed, heeft hy fterkere middelen willen beproeven, by de gewone infpuitingen een weinig roomfche vitriool voegende; door welkers fcherpte de lijfmoeder getroffen, zy zich fchielijk toe heeft getrokken, en zodanig verhard is , dat zy op het gevoel zo hard als een fleen zvas; en tevens zijn 'er zeer veele toevallen der opftyging ontftaan, zvelke de Geneesheeren gewoon zijn van de verftikking der lijfmoeder, en de kzvaade dampen die uit dezelve na hoven gevoert zvorden, afteleiden. deeze kzvaal heeft eenigen tijd lang geduurt, tot dat de mond van de door zagte en pynftillende middelen geftilde lyfmoeder ontfpannen wierd, en het fcherpe vocht, (dat ik ingefpoten had') te gelijk met een bloedetterachtige ftof uitjoeg, deeze nuttige waarneming leerd ons, hoe groote kwaaien 'er kunnen volgen, zo de lijfmoeder geprikkelt word, het zy zulks door een fcherp geneesmiddel, of op eenige andere wyze gefchied. §. ,1330, "jTVt a^es word van zelfs ukgeroert , de 3uJ wortel der kwaal afgehouwen zynde (1329.). Aangezien alle deeze kwaaien haare oorfprong van de onderdrukking der kraamzuiveringen hebben gekregen , daarom verminderen zy gewoonlyk, of houden ook wel geheel op, wanneer de kraamzuiveringen wederkeeren. het heeft in het vorige hoofd. fr.uk gebleken, dat de wederhoude kraamzuiveringen zeer ver. fcheide ziektens voortbrengen , na mate zy na dit of geene in, ge» O) Exercitat. de Genera:. Aminal. in Capit. dePartu pag. 379. Sssssss 2  ï244 DE ZIEKTENS $--33°- gewand gevoerd worden; en Hippocrates had (*) diergelyk gewaarfchouwt; zo zy geen kraamzuiveringen heeft , zwellen de buik en de beenen op, en derzelver kracht bezet de onderbuik met Viin fomtijds gaan zy ook tot de ingewanden voort, foortgehjk leest'men elders (j). daar en boven (*) , van een kraamvrouw fpreekende, welkers kraamzuiveringen de drie of vier eerfte dasen van de kraam gevloeit hebben , en daar op terflond ophouden voegd hy 'er by: maar zo de vrouw door de voedingswyze behandeld word, zal zy blyven leven, zo zy fchielijk geneest. Want zo het maakzel van de ingewanden door de verplaathng der kraamzuiveringen zeer gekwetst zal zijn , zal, wanneer de kraamzuiveringen naderhand weder komen, de volkome gezondheid niet volgen , maar 'er zal een gebrek blyven in fommige werkingen, en dat fomtijds geduurende het geheele leven, waarom hv elders (a), alwaar hy over de kraamzuiveringen na het hoofd, de borst, of de long trekkende, handeld , vermaant, dat de kraamvrouw meestentijds terftond fterft; maar dat de long zo zv in 't leven blijft, dikwils zweert, en 'er een hoest en aamborftiaheid op volgd : maar zo de kraamzuiveringen zich na het hooft wenden, zal zy vervreemd van de zinnen worden , en er zullen woedende ylhoofdigheden voortkomen daar op voegd hy er by maar geneezen zynde, word zy herfteld; edoch er u niet veel hoop dat zy in 't leven blyven ; maar zo zy misfchien tn t Teven blyven, zal zy doof of■geheel blind worden[' Sydenham h^: het zelfde met zyne waarnemingen bevestigt (b) , ter piaatie , alwaar hy over de kwalen handeld, die op de onderdrukking der kraamzuiveringen volgen: zvant zy worden hier door fomtijds van L razende koorts aangetast, zvelke daaglijksch woedender wordende, eerst kramptrekkingen, da ar naar de dood, te weeg brengt, mum , j. ^ maar O) DeNatur. Muüeb. Cap. 9. Charter. Tom. VII. pag. 685. Cv) De Morb. Muiier. Lib.I. Cap. XL. Ibid, pag.752» (z> Ibid. Cap. XXXIX. O) Ibidem Cap. XLV. pag. 755. (f) DuTertat. Epiftol. pag. 53t« 532*  S.i35o.r33i." DER KRAAMVROUWEN. 1245 maar zo zynict fterven, zyn zy eenigzints zagt er beroer t van zinnen, fomtyds tot het einde van haar leven, ik heb zelfs eenige maaien dusdanige droevige gevallen met leedweezen bygewoond. Daar uit blykt, dat de volkome gezondheid alsdan maar volgd, zo de kraamzuiveringen fchielyk wederkeeren, en 'er nog geen ingewand door de verplaatfing der kraamzuiveringen zvvaarlyk beledigt is» §. i33i- TJper toe worden vereischt zagte tegen-L -A zuurige middelen , om de zuure befmefting van de wey te dooven; zagte verdunnende middelen van gerst, haver, amandelmelk, loepen ; eigen byzondere zeer zagte openende middelen uit middelmatige hartfterkende en lyfmoeder middelen; plaatfelyke openende middelen, klyfteeren, ftovingen, pappen, pleifters, fmeeringen, koppen, moederpillen, zetpillen. Nu word 'er gehandelt over de manier van de kraamvrouwen te behandelen, om de onderdrukking der kraamzuiveringen voor te komen, en wat dat men kan beproeven, om de onderdrukte, ofte fpaarzaam vloeijende kraamzuiveringen uit te lokken. Voor eerst moet men hier op dat geene letten, dat §. 1329. is gezegt geweest; namentlyk dat de kraamzuiveringen natuurlykerwyze veel verminderen, en omtrent de derde en vierde dag, naauwlyks bloederig zyn, maar dat 'er als dan iets etterachtigs voor dén dag komt, waar door de holle oppervlakte van de lijfmoeder gezuivert word ; en dus zoude men de kraamvrouwen nadeel toebrengen, zo men alsdan zodanige middelen gaf, welke de kraamzuiveringen zouden voortdry ven. maar wanneer de borften beginnen op te zetten, alsdan keerd zich de indrang en de hoeveelheid der kraamzuiveringen van de lijfmoeder, en trekt na de borften: waarom de zuigende vrouwen alles gelyk gefield zynde, de kraamzuiveringen in kleinder hoeveelheid hebben Sssssss 3 maar  , DE ZIEKTENS S-W- 1 0Pene bv welke de melk uit de borften wederom opTeZoIerm?etnwordbLr uemen de kraamzuiveringen byna * ^ïhEwS de foKe rust van liehaam en gemoed vol1, ^ vereischt want het is naauwlyks te geloven, hoe aandoeniT^rXele Jenuwgeftel der kraamvrouwen is, vooral zo zy lyk het gehee c Z^V^ d en aan 0pftygingen onderhevig tenn§- 'Chfeft deallerdroevigfte uitwerkingen van de gramfchap Zy frhffk met Zeer veele voorbeelden bevestigt (cj. diergelyke en fchnk , met zee bezoeken van haare bob ik ^^^f^^geluk komen wenfehen, doen dikwils nSnn^d-%o^ïMfc allerkwaadfte gewoonte by deEdelveel nadeel. voor naauwlyks kunnen verkrygen, Ht men d e^nl die uit vriendfehap, of uit gewoonte daagf NS LÏmen lopen, in een andere kamer, ver van de kraamlyksch kwamen'°P > zo ^ vrouwen> maax VrOU;inioe s we ke op haar gezicht de vorige, offchoon lang fn flSo -ew egde gramfchap, "vernieuwt, heeft men zeketlyk r rrafter tt vreezem de doordringende reuken, welke veele geheXS te misbruiken, dat zelfs, naar dat zy van SerTveraS zyn , het geheele lichaam met dezelve doorkleederen vew d kraamvr0UWen dikwils zodanig, W tefftond vSyke pynen in 't hoofd, ylhoofdigheid on^ rul Hno erk mzu veringen op volgen (d). ik heb ver, f - l ó&nJi-e gevallen gezien ; daarom heeft men de ge^St Stto«S de kraamvrouwen popjes metftin7 *lyfmoeder middelen te hechten, van duivelsdrek, oeverlkende lyfm°f^»e]t aie-fomtyds door derzelver zwaare gf r S lnVirr vallen? men zal dit alles kunnen voorkomen, zo Se kSUroSïvS in een volmaakte rust worden gehouden, zo .dat aftes vermyd word , dat het gemoed of het lichaam eenig. (O Peupratiquedes Accouch. Liv. I. Chap. VUL pag. 75. &o Qd) ibidem pag. 23c.  5. i33i. DER KRAAMVROUWEN. i247 zints kan ontrusten, over deeze zo nodige voorzorg is reeds §. T.329. gefproken. maar Sydenham heeft gewild, dat de kraamvrouwen geduurende verfcheide dagen voiltrekt gerust zouden gelaaten worden (e). want hy geloofde, dat van dc geene die in 'r kraambedde fterven , naauwlyks het tiende gedeelte door zwakheid of doorgefbme arbeid, ilerven, maar alleenlyk om dat zy zich te vroeg uit het bedde begeven hebben, waarom ik de geene , die my hoor en, altyd aanrade, dat zy ten min/Ie tot den tienden dag te bedde blyven, zo zy maar eenigzints zwak zyn, vooral zo zy door dampen , • gelyk men gewoonlyk zegd, nu onlangs zyn aangetast geweest, want men ondervind daaglyksch, dat fterke en arbeidzame vrouwen zo lang niet behoeven ie bedde te blyven. Levret (f) heeft in de geene die een flap lichaam hebben , en een zittend leven geleid hebben, geboden, zorg te draagen, dat zy voor de twaalfde dag geen voet buiten het bedde zetten. De buik moet zagtjens met een breed linnen onderfteunt worden, gelyk $. 1329. is gezegd geweest, maar niets isnadeeliger, dan de buik fterk met windzels toe te trekken. Peu verwonderde zich (g), dat een jonge kraamvrouw, welke hy gelukkig verlost had, wanneer hy de tweede dag naar de verlosfing by haar kwam, in benaauwtheid lag, met glinfterende oogen, door de onmatige hoofdpyn , geheel flapeloos : zy was met walging, hoest, een ligte flaauwte, ftinkende opruspingen, pyn in de linker zyde, opftopping der kraamzuiveringen, gekweld: 'er wierden terftond twee aderlatingen op de arm; en de derde op de voet gedaan, en nochtans namen alle toevallen toe: wanneer hy/ 60 DiiTertat. Epiffol. pag. 532. (ƒ) 1'Art des Accouch. pag. 130; (g) La pratiq. des Accouch. Liv. II. Chap, XVI. 526V v  DE ZIEKTENS 5.13311248 u 3 ^™<& van zo veele kwalen onderzoekt, vindhy hy verder de oorzaak van zvee ■ ^ het wonder ^.SSiSkSnafiuden. de band word los gefcheen , dat zy ^;^"kraamzuiveringen wederom gekeerd,en X^die ïS^« ^weS». hy verhaalde aldaar '^'S^S^ "atde kraamvrouwen, die eerst Vooial m0"™^atefniette'iang ophouden, want wanneer de verlost zyn, ^r w«er met m g f ^ ^ lyfmoeder nu ^|^"f^0eite uit 5 en dikwils gevoelen zy gee- malïdyi ftnfte ringom het water te Inzender dat de blaas ne de minite p.rs11 g u famen te trek. S°Ve"XnSt • waar c oor een moeilyke druppel pis volgd ken verloren heelt, wd« moet verl Wdk,e d°°L di: t v«myden , heb ik altyd zorgvuldiglyk geWttnrï«f« dit: de kraamvrouwen, naar dat zy eenige uuren Waat hebb n beproeven om te wateren, offchoon zy geen de gerust hebben , oeprw 0.evoelen. want onder het verlos- Srinte aandrang °P ^^S^ vee., men geeft naar de ItS^ » -ar door zich veel pls in de W vVTellbe'n 'er zo fcherp op geftaan, de rust in het kraam, Yat waren dat zV het voor een misdaad gehouden l ebbedde f^^Zvwnw voor de tiende dag naar de verlos* ben, zo men de kraamvtouw■ ^ ^ fing verfchoonde (, het is «*^^ } k ,aten, zeer fte daSe";p a4fft\ Sn; vooral zo de onderfte deelen van het groot nad el heef ge^n ^ ^ ^ ^ lichaam .v'n^^if^Snen door de kraamzuiveringen be?"m "f n?Velk™ doo de va mte van het lichaam fchielyk bederven, L^eer Sg mnken. het heugt my, fomtyds kraamvrouwen Qi) Levret 1'art des Accouch- pag. 1-59.  §.i33i. DER KRAAMVROUWEN. 1H9 bezogt te hebben, die reeds eenige dagen in deeze vuiligheden lagen, wanneer zy my de hand onder de dekens van daan toereikten , om de pols te voelen, heeft my de flank zodanig bevangen , dat het weinig fcheelde of ik viel in flaauwte, hóewei ik my zo teder niet geloof te zyn, dat ik ligtelyk van een kwaade reuk word aangedaan, het blykt van zelfs, dat men allerergfle kwalen te vreezen heeft, zo de kraamvrouwen gedwongen worden , verfcheide dagen in dusdanige ftinkende dampkring te leggen, onvervalschte waarnemingen hebben het bevestigt dat deeze befmetting de kraamvrouwen nadeelig zyn geweest 'wanneer zy in de Gasthuizen ziek lagen; want 'er ftierf een groot •getal van dezelve , en de opzienders van het Gasthuis hadden beginnen agterdenken te krygen, dat de Vroedvrouwen onweetende of onachtzaam waren; men ontleedde verfcheide lyken der geftorvene , men heeft het lichaam inwendig vol met zweeren gevonden, een verftandig Geneesheer, alles aandagtig onderzoekende , heeft dit de oorzaak 'er van bevonden te zyn, dat de gekwetfte onder de kamer der kraamvrouwen lagen, zyn gevoelen wierd voornamentlyk daar door bevestigt, dat na mate het aantal der gekwetfte toenam, 'er meer kraamvrouwen ftierven en dat 'er minder ftierven, wanneer derzelver getal verminderde, de vochtige lucht, zo wel warm als koud, was haar nadeelig ; maar de drooge was voor haar voordeelig: want het is bekend , dat de vochtige lucht een gefteldheid tot de verrotting aanbrengt , vooral zo zy tevens warm is. .maar wanneer de kraamvrouwen in de onderfte kamer wierden gelegt, ftierven 'er zo veel niet meer : want de lucht, die met verrotte uitwaasfemingen doortrokken is, is ligter dan de zuivere, waar door zv na boven klimt (V). 3 Hierom fchynt het van nut te zyn , dat zy gaauw verfchoont worden, maar met alle mooglyke voorzorg ,c op dat de koude lucht CO Peu Ia pratiq. des accouchem. liv. 2. chap. t. §. 3. pag. 258. Vierde Deel. Ttttttt  DE ZIEKTENS RTiffis 1 oiif> nf dat men vochtige en koude lucht niet op gefchiehembdens gebruikt, dit zal g ^^'g^ dbI8gen) dat alleen "den , zo de k^^.^&erige van het lichaam maar tot aa*ie nave.l£^w0*den, welke gaauw en gemakken lichaamslegging kan verandert kelyk , zonder Jera^er^ x dit linnen zeer droog, warm, of worden, edoch men ge0101"8'0 mastik enz. doortrokken, by ook met de rook ^^ntk\™f&dens nevens elkander, . de ryken fpreid men fjoonlyk m ^ zonder eenjg welke , zo tó^J^U, dewyl de pooten geraas , van plaats kunnen vera ^ allekan.. van de rustbanken van rollen ^oai y , ^ ^ In laaten draaijen ^n^dee^d ^ ^ ^ he£ ftaan, kan men de kraamvrouw | j gezuivert kunnen ïnder' bedde overfchmven en dus «I g^ WOrden. het is naauwlyks &' dwongen-worden lang lm kraamvrouwen gevoelen, zo zy niet g & deeze vuiligheden te leggen d£ al te k].ip. Zo zy alsdan in volkome m iQ9huia »9 zy in achtige oppasters verwydert worden. plaat8 een to^of^ het fchzinnen ^ kM tr£ffeu? zal SSfii^tSSÏÏ gel^^^Wer, gerst,ryst, Het voedzel moet zag , vochtig zyn & yer_ en foortgelyke ^^f^^ ent zy moeten zich van vleesch fcheide maaien des daagsc1toeged en y ^ onthouden , tot dat de n\e™°["sch toe eerst in kleine hoeftaat men haar ?^gf^ veelheid, voerzichtiglyk dezelve n men. intusfchen iate de honger , en de goedeJ*m^ouwn nroeten gem0et men altyd indagtig zyr,, aaro kkelyk verteer, ^oed worden: men verkiest^J^,^, dat zy het hcbaare fpyzen 5 maar in zo groote uu* haam  -J.I331- DER KRAAMVROUWEN. 1251 haam genoeg kunnen voeden, fomtyds dwingen de kwelachtige kraambewaardfters, fomtyds ook de al te ftrenge Geneesheeren, de kraamvrouwen, de eerfte dagen honger te lyden; hetgeen nadeelig is. hier over kan men nazien het geene van te voren §. 600. en óoi. is gezegd geweest. Ook word tevens veel zagte, dunne drank aangepreezen, op dat alle de fappen dun en ligt doorgankelijk blyven. men onthoud haar de eerfte dagen den wijn, ten zy de zwakte een weinig vereischt : het water is voor de vrouwen die aan het zelve gewoon zijn, aangenaam en voordeelig, gelijk ook de zagte uitmelkingen, ingietzels uit verzagtende kruiden bereid, versch, wel gegest, zagt bier, heb ik nimmer nadeelig voor de kraamvrouwen bevonden, wanneer zy aan deeze drank gewoon waren, wat drank men ook geeve, dezelve moet altijd eenigzints laauw zyn, en nooit koud : want 'er volgen gewoonlyk lastige buikpynen, rillingen en het onderdrukken der kraamzuiveringen, op. Maar dewyl, de melkachtige wey, gelyk van te voren is gezegd geweest, na de lijfmoeder afgeleid word, en naderhand na de"borften, en de meefte drank en fpijs die men aan de kraamvrouwen , vooral wanneer zy eerst verlost zyn , toeftaat, van zelfs zuur worden, daarom geeft men haar zagte tegenzuurige , namentlyk opzuigende middelen, van kreeftsoogen, koraal, gebrande harlshoorn, enz. over welke men nazie het geene §. 66. alwaar overliet verbeteren van dezuure fcherpte gehandeld wierd, gezegd is geweest. Van te voren is gezegd geweest, dat, namentlyk op 't laatst der zwangerheid, de dikke darmen door de gezwolle lyfmoeder fomtijds zodanig gedrukt worden , dat zich in derzelver holligheid een harde drek vergaderd, welkers hoeveelheid fomtijds zo groot is, dat zy naar de verlosfing, na de rechte darm gevoert, zeer moeilyk kan gelost worden, wanneer de verlosfing naby is, Ttttttt 2 zva  t^a DE ZIEKTENS $.1331- 7vn voorzichtige Vroedvrouwen gewoon een klyfteer te fpuiten, cTZ dedrék , in de rechte darm hangende, met tot verhinde- rL verftrekke veele vrouwen krygen afgang onder het parsfen JdSng. indien zulks gefchied is , zal men zonder ria- dLlt^A^gta.unntn\ae^. maar zo de afgang op- s te blyft, zal men veiliglyk door een zagt klyfteer in tefpui. ?ei deafgang verwekken, een verzagtend vleeschnat of afkook- S\ meteen once of twee amandelolie, en zo veel fyroopvan ' J„L, ral tot dit einde genoeg doende zyn : want het dóewfcl s, de T^eeugJte nlaken, en de drek te ver. ^ten op dat gemakkelyker kunnen uitgaan ; en nimmer heb dat zulks nadeelig is geweest, fommige zyn nochtans vin «voelen , dat een verftopte afgang voordeelig «voor de SLSuwen, en zy durven dezelve geduurende agt, ja meer S zelfs niet met"een allerzagtst klyfteer opwekken , wag- fende tot dat de harde drek van zelfs, dikwils niet zonder groo- te benaauwtheid en allerhevigfte parsfingen «gedrukt worde. want zv zyn voor een buikloop bevreest, welke zy altijd nood- ïoS en byna altyd dodelyk geloven te zyn. Hippocrates had he volgende gewaarfchouwt (k): zo de lyfmoeder door de verlosnet vuigcuu ö . koqrts maar de ilf^nZInon^ofef Z zwelt fomtijds maan delcup t de Pi n bezet ook de onderbuik en het week van de zyden , en % dfafgang tegen gehouden word. daar op beveelt hy verfcheide ^rSelen om de afgang te ftillen. maar van te voren §. 586. fi., alwaarover de 00zakfn van de koortfen gehandelt wierd is uit HiZcrltes gewaarfchouwt, dat 'er gevaar is van de koorts, of ?£Son zo de afgang te lang agterblyft. en §.772. ™ mde "S^iSVi * rlii koorts, 'van gelyken uit Hippocrat, (*) De Muiier, Morb. Lib, I. Cap. 55-Charter. Tom. VII. p. 759  5.I33I- DER KRAAMVROUWEN. 1253 en Galenus gezegd geweest, dat de onderfchepte afgang niet alleen een eigen teken is dat de herfenen aangedaan zyn , maar dat de hoofdkwalen door het tegenhouden van de afgang altyd toenemen en erger worden, maar het is bekend, dat de hoofdpijn zo menigmaal lastig valt in het kraambedde, en dat 'er fomtyds ook ylhoofdigheden op volgen: waar uit het blykt, dat het niet voordeelig is voor de kraamvrouwen , wanneer de afgang lang verftopt blyft. Hippocrates zelfs (/) heeft in een gevaarlyke onderdrukking der kraamzuiveringen geboden de afgang te verzagt en: maar het is beter een klyfteer in te fpuiten. dus ook beveelt Mauriceau (m), de afgang in een zeer gevaarlyke ziekte der kraamvrouwen, namentlyk de ontfteeking van de lyftuoeder; door zagte klyfteeren, welke niets fcherps prikkelende inhouden, vry te houden, waar uit het blykt, dat het veilig en nu tig is, zo de afgang in het kraambedde door een klyfteer uitgefpoeld word. Nochte men behoeft zeer bevreest te zijn voor een van zelfs ontftane vloeibaardere afgang, of ook voor een ligte buikloop in de kraamvrouwen, zo zy van geen andere zwaardere toevallen verzeld gaat. de zeer vermaarde de Haen («) heeft by de kraamvrouwen in Holland fomtyds een buikloop, in de plaats der kraamzuiveringen waargenomen: deeze in haar foort voor dodelyk gehouden , houd nochtans veele in 't leeven, zo de krachten zoel bewaart worden, ik heb ook in de Hollandfche vrouwen, zo wel als in de vrouwen te Weenen, het zelfde waargenomen , zelfs wanneer de kraamzuiveringen in matige hoeveelheid vloeiden, van te voren is aangetekent geweeet, dat door de opgezette zwangere lyfmoeder veele ingewanden gedrukt worden, en dus in derzelver werkingen kunnen worden verhinderd, ook is het niet zeldzaam dat zwangere vrouwen van de geelzugt worden aangetast. CO Be Muiier. Morb. Lib. I. Cap. 42. Charter. Tom. VII. p 754 O») Traiié desmalad. des femm. groff. Liv. 3. chap. II. p.421» O») De Hasmorroid. Thefes, Cap. V. pag. 76. Ttttttt 3  1254 DE ZIEKTENS §.1331. test dierhalve is het niet te verwonderen zo de nu van de drukS der lyfmoeder bevryde ingewanden al dat geene langs de aftang uitdryven, dat in de zwangerheid tegengehouden en byeen Shooptwïs. daarom fchynen vermaarde Geneesheeren zo dra de Seringen door de werkzaamheid der verlosfing geftilt zyn, bedaat te zyn geweest om nu te buik-ingewanden te bevryden ^fman (o) ftelde pillen te zamen van bittere uittrekzels, harstSfge gommen, en wel gezuiverde aloë, van welke hy reeds de tweede dag naar de verlosfing des morgens en s avonds vyfSenSn toediende; en naar onhandigheid van zaaken ging hv Geduurende omtrent derzelver gebruik voort want door zo KE, als de lyfmoeder, door de alte fterke uitzetting haare kracht verkoren hebben, in haare voorige fterkte te herftelLr tevens za-tiens te prikkelen, zuivert het de onderbuik ^JZmZZnd%Lligbeden9 en ook de lyfmoeder zelve van bSSSig gebruik van het ****** duplicatum , maar in ïc eiiiè hoeveelheid, aangepreezen. hy heeft hetzelve maar beginen te geeven naar het* eindigen van de melkkoorts want hy wf liever gewild , en dat wel voorzichtiglyk, terftond, of kor op de veriosfing niets te werk te ftellen, ten zy de groote nood zulks vereischt! zo 'er iets opgepropt zit m de ingewanTPn zal zulks allengskens door zagte verdunnende middelen fos" erna kt worden, In naderhand van zelfs of door een ligte Skkel wanneer alles nu buiten gevaar is, uit het lichaam gaan. 1 Maar aangezien, de kraamzuiveringen onderdrukt zynde, de Ivfn oeder ontftoken, alles ten kwaadfte loopende, dunne, ibnkende drek langs de afgang uitgaat, met zwaar verlies van krachten ftaat de dood voor de deur; daarom ontroeren zich de ï Lmvrouwen op 't minfte beginzel van een buikloop; gelyk Sdc aanweezende, enbegeeren, dat diergelyke buikloop^r- (()) Mcdic. Ration. fyftemat. Tom. IV. feft, 2. Cap. pag. 498. (/>) 1'Art. des Accouchem. pag. 138.  5-i SS** DER KRAAMVROUWEN. ftond worde tegengehouden, en ten zy de Geneesheer hier toe bewillige is het met zyn goede naam gedaan, zo de kraamvrouw komt te fterven: Hippocrates heeft tot een algemeene vaste ftelregel f» , waar van ik §. 11. gewag heb gemaakt, geilek: zo het geene gezuivert moet worden, gezuivert zvord, alsdan doet zulks goed, en zy verdragen het ligtelyk, maar moeilyk in hettcgenovergeftelde. en deeze regel is niet bedrieglyk. daarom heeft Levret met het grootfte recht, de buikloop der kraamvrouwen in beoordeelbare en toevallige, onderfcheiden (V). de beoordeelbare neemt gewoonlyk naar de derde of vierde dag der kraam een aanvang;, de afgang is bryachtig gheel, of wit, of met deeze twee couleuren vermengd, met verligting, en zonder onderdrukking der kraamzuiveringen of van de waterloozing, maar alleenlyk met een vermindering van dezelve: de eetlust en flaap blyven, de pols is .gerust, de buik is zagt. in de toevallige buikloop neemt men in tegendeel waar, dat zy vroeger begint, 'er terftond een flykerige en zwartachtige ftof langs de afgang uitgaat, welke ten laatfte in een gryze en weiachtige verandert, fomtyds flymachtig en bloederig; de kraamzuiveringen worden onderdrukt, dc buik zwelt op , de krachten verminderen, de eetlust gaat te niet, de flaap ontbreekt; de waterloozing neemt in hoeveelheid af, en zet een fteenachtig grondzetzel, de kraamvrouw is dorftig , gevoeld een inwendige hitte, terwyl het lichaam uitwendig koud is. 1 Diergelyke buikloop tegen te houden, verbieden ons de re- Ar,~ ^„„«acIr.nnJo Aa 1 I—i I. g^-io uvi uvui-i-oivuuuv-, u». tuuvau'lgt f~ utuwiugcii , ïeiiyilt met i zeer veilig te zyti, dewyl het verrotte aldus in 't lichaam wederhouden zoude worden, de Geneeskundige aanwyzing vereischt, de begonne verrotting door middelen tegen de verrotting, te verbeteren , en tevens de vallende krachten te vestigen, maar zo 'er iets verrots met de fappen vermengd, door de vaten vloeit, . en 'er een verzwakkende buikloop plaats heeft, zal zulksvveiliger langs de waterloozing of het zweet, uit het lichaam kunnen i gaan» - üq) Aphor. 45- Se&. I. CO 1'Art des Accouchem. pag. I da & feq; [-  6 DE ZIEKTENS S-ISS*- Ut is beter ^P^oozi".% gew0onlyk de kraamvrouwen m dunnende middelen » ™ |^keyn tot een voortvoering grote hoeveelhedtoeden^ ver ^ ^ van de pis en het zweet maar rf door tige warmte van de ^rd»nd^kf word, word niet gepreheete ™enf zyn: zy is alsdan maar ZCn'.X wanneer h"t door een zagt/ laauwigheid van het voordeelig , wanneuJ£ voortgezet word. wantal- SÏÏvlftÖrSïom de voorname Sehryvers, die H //vro^Su^ gefehreeven, als ook over de ziek- over de Vroedkunac "cuu s . h t kraambedde, tenS7ederr prv~ewyl " y"t ïeS zo^root nut hebben zo zeer pryzen , aewyJ k nadeelen zo hetzelve waargenomen en m tegena gewoonlyk een onvoorzigtiglyk onderdruk was 5 & dgr led£- h"^To^^i^^^koortfen' welke matCn' te boven worden gekomen, zo het kwaaien ^^XhMvfin het bedde, verdunnendefoepen, A ne Muiier. morb. Lib. I Cap. 4». Charter. Tom. VII. p.754* MlSerl?fea.Vr.pag.4ir-4*l. (a) Differtat.EpiftQl.pag. 532,  §.i33i. DER KRAAMVROUWEN. mg? zeer gunftig over de warmte van het bedde, en het zweeten dagt, zegt nochtans terplaatfe, daar hy over de kraamvrouwen Ipreekt, met zyne gewoone oprechtheid : want behalve dat die rust zvelke zy in 't bedde genieten, haar van de reeds zo menigmaal aangehaalde kwalen bevryd, verkwikt de onafgebroke warmte van het bedde van gelyken de geesten, die zo door de barensweeën, als door de in dit geval zwaare ontledigingcn uitgeput zyn en gebroken: ja zelfs breng/ zy de natuur hulp toe, en verdeeld de onrypigheden zvelke de vrouw in haare zzvangerheid vergaderd had, en dryft dezelve met kracht weg. Zo het uit de te voren aangehaalde tekenen blykt, dat de lyfmoeder word uitgeftoken, heeft alles, wat in de béichryving van de ontfteeking en van de ontftoke ziektens gezegd is geweest , hier plaats, maar over de aderlating by kraamvrouwen, zal noch het een en ander in 't volgende hoofddeel gezegd worden. Maar opdat de onderdrukte kraam wederomkeere, worden 'er eige byzondere zeer zagte openende middelen aangepreezen, uit matige hartfterkende en lyfmoederlyke middelen beftaande. die middelen, welke de ontlasting der kraam voortzetten , worden gemeenlyk kraamvloedbaarhelfende genoemd, en (zv) worden deeze opgenoemt. maarzy worden in twee foorten verdeeld, namentlyk in verleidende, en zo genoemde openende; over welke laatfte nu gehandelt zal worden, en die men zo wel in- als uitwendig gewoon is te gebruiken, zo men de naamlyst deezer middelen doorloopt, bevind men ze alle heet en prikkelende te zyn, zo nochtans, dat fommige meer, andere min , werkdadig zyn. dus b: v: zyn de byvoet , het hertgefpan, de laage eike, zagter van aard, dan de zevenboom en het boonkruid, enz. het zelfde -heeft plaats omtrent de drupölien : dus zy de oliën van caneel, en kruidnagelen, zeer fcherp; de olie van foely en limoenkruid, zyn, hoewel zeer fterk riekende , nochtans 'veel zagtaartiger. dee- O) Inftitut. Boerhaave %. 1226. pag. 537. Vierde Deel. Vvvvvvv  DE ZIEKTENS §.1331- ,,,-„„ _vn n-ned zo de vrouw zwak *«? —«rS'if» « S ^genoemd, lyfen kwynende «. het zeliae is ,,eweeging der lippen fteekmg der lyfmoeder «vree"ar "ggj^HtthèH oni alIeen dig onderdrukt word, raad ?n« e ^ Wfterkenmaar zeer zagte eige byzo.nd«« I5™oeefchfed door de zagtfte d£ men§, zo meu fterkere ge- ?n-w p ? klein ^ hoeveelheid van dezelve in veel water inbruikt, een kleine noeve iyfm0edervaten door fto- gegoten, toediene , "J^1 0 ffefteldheid aanbrengt, dat vingen, dampingen, enz. zodanig * vermeerderde in- zy gemakkelyker wyken^ voo^«gzmt ^ fcy ,£ drang der fc]^0 en aan opftygmgen zulke vereischt, die licnteiyK f h ^t hierom v0lgens zyn onderhevig ^t^^^^mm 00 f dat ^ gewoonte, de Genees 1 e"e" j ke middelen niet lang agter fnet de zogenoemde JyfmoederiyKe ^ tyd de middelen ge*r«#* w hebben, ™ f beantwoorden, met de- indient, zo *r^*g$Xpm édelen plaats hebben zdve ophouden • fltewy' » L^,,, ^ gebruiken moet voort- O) In DiiTertat. Epiftolari pag. 533- & feq-  5.133T. DER KRAAMVROUWEN. 1259 op eenmaal aan de verwachting voldoen, noch de kraamzuiveringen ten gevolge hebben, de opium in geenen deele herhaald moet worden, gelyk in andere gevallen gewoonlyk gefchied, en moet gefchieden. het zelfde heeft hy van de klyfteeren gezegd , en heeft ook niet gewild dat deeze zouden herhaald worden, zo naar een derzelver de kraamzuiveringen niet volgden, maar als dan heeft hy gewild, dat men dc geheele zaak, aan de tijd, de beste Geneesheer, zou overlaten, voornamentlyk daarom , dewijl de moeilykheid der geneezing alle dag gemakkelyker word, en de zieke nu byna buiten gevaar is, zo zy de twintigfte dag te boven komt. deeze geneeswyze heb ik fhmdvastig gevolgd, en nimmer heeft my zulks berouwt, by een kraamvrouw, welkers kraamzuiveringen zeer fpaarzaam gevloeit hadden, bleef een lastige pyn in de onderbuik, welke niet week voor zagtere middelen, welke tewerk geftelt wierden om de kraamzuiveringen uittelokken. by dag heb ik zeer zagte ftovingen op de buik gelegd; by nacht diergelyke pleifters, dewijl zy nu reeds uit het kraambedde was opgèftaan; naar de zesde week der verlosfing, is 'er veel bloed uit de lyfmoeder gevloeit, met verlichting der pyn, en naderhand heeft zy gezond en vruchtbaar geleeft. De ander ïoort van kraamvlocdverwekkende middelen (y) bevat die , welke na de lijfmoeder voeren, met die uitwerking, dat de fappen in groter hoeveelheid, en indrang na de onderfte takken van de groote hartflagader gevoert worden, edoch dit verkrijgt men, het zy door de tegenftand der onderfte vaten, döor baden, ftovingen, koppen, fpecery-pleifters, te verminderen; of om de omloop der fappen in de onderfte deelen te vermeerderen, door wryvingen; waar toe ook behoort de aderlating op de voet. maar men moet in aanmerking nemen, dat, ten zydetoegetrokke vaten der lijfmoeder door deeze vermeerderde beweeging geopent kunnen worden , alle de kwaaien toenemen; waar uit wederom blijkt, dat ook voorzigtigheid nodig is in 't gebruiken O) Inftitut. Boerhaave §. 1126. N9. I. pag. 537-. Vvvvvw 2  ïa6o DE ZIEKTENS *&§■*' ten van dezelve, men zie hier over na het geene in 't Hoofddeel de lijfmoeder door de onderdrukking der ^amzuiveringenont' foton word, moet de aderlating eerder of den arm ah of de v et tfchieden. want de ontftoke lijfmoeder zal door de verhaasting van def omloop des bloeds, langs de onderfte vaten, meer ged-óngen worden. Hofman heeft wel vastgefte t Ca), dat het tanneer de kraamzuiveringen ophouden, altijd beter is, dat nen naar de voeten in 't water te hebben geftoken, de aderla£ op de voet doet. nochtans bekend hy, dat hy eenige voorwirien weet alwaar, door het ophouden der kraamzuivenn5 n een^ pnioorts met allerzwaa'rdfte toevallen ontftaan zijn5p de aderlating op de arm van zeer groot nut is geweest, e 'e nni? verhaald hv een geval Cb) van een kraamvrouw, by Sedooïhe toeSen va^ de koude lucht,, en een haastige fchrik door het ontftaan van brand, de kraamzuiveringen onderwaren geweest , terftond is 'er een zydewée op gevolgd, t drkraamzuiveringen zijn door de aderlating op den enkel Se't wede om Jkomen\ gelijk ook door de tweede aderlatmgop Sen arm"° daan. maar , een overvloedig zweet over het geheele Soor^aJmïfese zoude verflikt worden, maar dat door eeTbeoord^lbaa/zweet, de gevaarlyke ziekte ten onder ge- br Maar' hoewel de wederftand tegen het bloed, door de onderfte uiaders vloei ende , door de aderlating op de voet verminder radheid in dezelve vermeerdert word, nochtans tS\ Art. Obftetric. compend. pag. 87» ^ „„..■.* $ Medic. f>-ft. radon. Tom. IV. Seft.IL Cap.X. pag. 517. (ft) Ibidem pag. 516.  S-I33T- DER KRAAMVROUWEN. fitJi word om de zelfde reede de indrang en de hoeveelheid van de lyfmoeder zelve, ten minfte voor een gedeelte afgekeerd, want wanneer de bevveeging door de uitwendige onderbuiks flagader verhaast word , word de indrang door de inwendige onderbuiks flagader van de zelfde zyde, welke de voornaamfte takken aan de lyfmoeder geeft, vermindert, maar de voornaamfte hoop op de geneezing, fchynt van de ontfpanning der lyfmoedervaten, die zich toegetrokken hebben, af te hangen, wantin het reeds aangehaalde geval, waren de vaten van de huid en de lyfmoeder door de koude van de lucht en door de fchrik toegetrokken, en wanneer een overvloedig zweet, door de nu ontfpanne en geopende vaten vloeide, hebben ook de geopende vaten van de lyfmoeder, kort daar op de kraamzuiveringen herfteld. Waar uit het blykt, waarom de plaatfelyke openende middelen aanbevolen worden , maar vooral alle zagte, van welke § 1291. is gefproken geweest, want men moet zich van prikkelende middelen onthouden, om deeze oorzaak gebruikt men naauwlyks immer moederpillen en zetpillen : de eerfte worden in de fcheede, de andere in de rechte darm geftoken. maar aangezien de zetpillen daarom in de rechte darm worden geftoken od dat zy door haare dikte, of prikkel, of beide te gelyk, de pogincr tot de afgang opwekken, geeft men by de kraamvrouwen de za~te klyfteeren de voorkeur, dewijl zy de afgang verwekken m tevens de harde drek verzagten, de darmen glad maaken, en te gelyk , wanneer zy in de rechte darm zitten, de nabuurio-e liifmoeder ftoven. 0 J Maar hoewel de moeder en fteekpillen op onderfcheide wvzen kunnen bereid worden , wierden zy niet te min gewoonlijk uit honig bereid. Hippocrates befchrijft dezelve aldus (A zo sv krachtdadige moederpillen begeert, maakt dezelve aldus, doopt de middelen welke gy in wild fteeken, die voorfchreven zyn, die de CO Libr. de locis in homilie, Cap. ultimo. Charter. Tom. VII. Pag' 377» Vvvvvvv 3  ïoÖ2 DE ZIEKTENS fj. 1331-1332. afgang kunnen verwekken , in half gekookte honig , maakt daar van pillen gelyk die tot de afgang dienen , en maakt dezelve lang en dun. daar of zo voegd de vrouw, in een bedde op haar rugh legende, dat aan de voelen hoger dan aan t hoofdeind opgemaakt is , de fteekpil toe , in laken gebonden of iet diergelyk , en verwarmt dezelve, tot dat zyfmelt, maar zj gy een zwakker fleekpil in de plaats wild gebruiken, omwind dezelve met linnen-, ce moederpillen fchynen by de vroegere Geneesheeren, van een genoegzaam menigvuldig gebruik re zyn geweest , dewyl tn het boek van de natuur dervrcuzven, en 111 de boeken van de ziektens der vrouwen, verfcheide foorten van moederpillen belchreven worden, waarvan fommige vry fcherpe middelen bevatten, de Heelmeesters gebruiken dezelve met vrucht m de geneezing der ziektens van de fcheede; maar het fchynt zeer twy.tfe achtig, of zv in de onderdrukte kraam zonder gevaar gebruikt kunnen worden, want de mond van de lyfmoeder, en de fcheede zelve, hebben in de verlosling veel geleden; daarom kunnen zy gemakkelyk geprikkelt worden, het geene volftrekt fchynt yermyd te moeten worden, ik beken ter goeder trouw, dat ik nimmer tot dat einde moederpillen heb gebezigt. $ m2. T^e aderlating kan niet ligtelyk en niet xJ dan by hoogst dringende noodzaaklyk- heid, te werk geftelt worden. Wat de kraamzuiveringen zyn, waar zy toe dienen, op wat wvze zy van couleur veranderen, in hoeveelheid verminderen, s van te voren gezegd, welke alle wel overwogen wordende, zal het blyken , dat de aderlating zeldzaam by zwangere vron. ten vereischt word, en dikwerf door te verzwakken benadeelt; el dit zy Ls niet, dan wanneer de noodzaaklykheid dezelve vereischt. moet gedaan worden. Veele fchynen van gevoelen te zyn, dat het bloed naar de ver-  5.1332. der kraamvrouwen. ï2ö3 losfing uitgefiort, een kwaade hoedanigheid bezit, en verbaden zich byna, zo de vrouwen zwak , bleek en uitgeput, uit het kraambedde opftaam; waarom zo zy agterdcnken hebben, dat het bloed in geene genoegzame hoeveelheid heeft gevloeit , nemen zy het geene volgens hun gevoelen door overvloed het lichaam bezwaart, door de aderlating weg het blykt uit het vorige gezegde, dat de hoeveelheid der kraamzuiveringen zeer onderfcheide is by onderfcheide vrouwen, die nochtans het kraambedde gelukkig voleinden : het is bekend, dat de zogende kraamvrouwen, de kraamzuiveringen in minder hoeveelheid, en korter van duur hebben, van gelyken blykt het, dat de derde of vierde dag naar de verlosfing iets etterachtigs uitgaat; fomtyds met geen het minfte, of weinig bloed geverwt, zelfs by allergezondfte vrouwen; als dan volgd de melkkoorts, welke, naar dat de melk na de borften is gevoert, gewoonlyk dooreen zagt zweeten word ontbonden, op deeze tyd geloven zy dat de kraamzuiveringen onderdrukt zyn, en de aderlating word zo menigmaal gedaan, dewyl zy dat geene voor ziekelyk houden, dat natuurlyk is; gelyk van te voren breder is gezegd geweest, zy gevoelen omtrent deeze tyd fomtyds eenige ligte pynen omtrent de lyfmoeder, die door verzachtende ftovingen vry fchielyk geneezen worden, welke pynen voor een ontfteking der lyfmoeder worden gehouden, en gelooft worden een fpoedige en herhaalde aderlating te vereifchen. welke tekenen der ontfteking der lyfmoeder aanwyzen, is §. 1329. gezegd geweest, in welk geval de aderlating buiten alle twyffel is. dus waarfchouwt JffluS (d) voorzichtiglyk het volgende: maar wanneer de ontfteking hevig is, zo de ouderdom, nochte de gewoonte, nochte de tyd van het jaar, *er tegen ftryden, nochte de ontfteking naar een miskraam, of een zwaar verlies van bloed, gevolgd is, moet de aderlating op den arm gefchieden , en men ?noet zo veel bloed aftappen als dé kracht Cd) Lib. XVI. Cap. 85. pag. 16*3.  ia«54 DE ZIEKTENS §.1332. krachten toelaten, en men zal ten tweede, ja, ten derde maale , ^£SS« met voorzichtigheid de aderlating aano-enden en alleen maar, wanneer de lyfmoeder hevig ontftoke IS het is dierhalve niet goed, op de minfte klagten der kraamkouwet, roekeloos een ader te openen; men moet zorg dragen lemende natuurlyke vermindering der kraamzuiveringen niet voo/'een ziekelyke onderdrukking houde. . . De zeer vermaarde Hofman heelt ons een droevige uitwerking van een onvoorzichtig herhaalde aderlating in een doorluchtige Gezonde en kloeke kraamvrouw, waar van hy ooggetuigen is geweest naargelaten CO- door de al te ruuwe behandeling van de Vroed'vr'ouw bezette een pynlyke dikte reeds daags naar de verMnt de fcheede, en de inwendige hals van de lyfmoeder: de tnpvaflen zich verheffende , de kraamzuiveringen kwalyk vloeiende s de koorts 'er by gekomen; de Lyfarts geroepen zynde heeft een aderlating op den arm gedaan en heeft dezelve binnen zeven dagen zetmaal zo op den arm als op de voet, herH maïronda de laatfte aderlating zyn de oogen begonnen dniftérTe worden, zo dat zy om een kaars vroeg, hoe wel het een zeer klaare dag was ; en kort daar op volgde een dodelyke kwalvkte het lyk de volgende dag geopent zynde bleven er in Weheéle zainenftel der*vaten naauwlyks eenige lepels bloed TJ *\t Hofman bzmt, dat veele Geneesheeren daar tn zondigen dat zy in de aandoeningen der ontfteking by de kraamvrouwen, alle aderlating verwerpen; hier is in de overmaat zwaarLk zezondigt: maar gelukkig die de middelmaat houden. ^ Dat de dood op zo zwaar verlies gevolgd is , fchynt zo zeer „iet te verwonderen; maar Sydenham getuigt, dat zelfs een enkele aderlating in een kraamvrouw onbedagtzaam te werk geftelt, ^kS gieeatfy). een eerbare en brave vrouw wierd^r- (A Medic. Ration. Syftem. Tom. IV. SedUh Cap.X. pag. 520. (ƒ) Differtat. Epiftol. pag. 535»  5.Ï33»- DER KRAAMVROUWEN. 12^5 ftond naar de verlosfing door aanvallen der opftyging aangetast, en de kraamzuiveringen bleven geheel agtervveegen. hy heeft zyne geneeswyze beproeft; maar zy is zonder vrugt geweest: hier om heeft hy de gantfche zaak aan de tijd willen overlaten; daaglijksch haar bezoekende, heeft hy niet gezien dat de kwalen toenamen, hy heeft de ziekte aldus, wagtende tot de veertiende dag, gerekt, de aanweezende vrouwtjens hebben alstoen de man aangeraden, dat hy zyne vrouw zonder uitflel op de voet zoude doen aderlaten; hetgeene gedaan zynde, namen de aanvallen van de opftyging zodanig toe , dat 'er binnen weinige uuren kramp' trekkingen by kwamen , en niet lang daar naar, het einde van alle ellende,-de dood. Levret heeft verfcheide kraamvrouwen zien fterven (g), die veel bloed afgetapt waren, ja zelfs heeft hy 'er geen een van zien opkomen, wanneer dit gedaan wierd om de verzweering van de lijfmoeder, of de verplaatfing van de melk, waar van §. 1329. is gefproken geweest, voor te komen ofte geneezen. Het blijkt dierhalve , dat men niet ligtelijk een kraamvrouw ader moet laten , ten zy de dringende noodzaaklijkheid deeze ontlasting aanwyst. in het geval (/;), waar van ik reeds gewag heb gemaakt, alwaar , door de al te fterke toetrekking van de buik, de kraamzuiveringen onderdrukt zijnde, een onverdraaglyke hoofdpijn volgde, met andere kwade toevallen, is de aderlating driemaal zonder eenige verligting gedaan: maar naar dat de band los was gemaakt, zijn de kraamzuiveringen terftond wedergekomen, en alle de kwaade toevallen zijn verdweenen. Men moet aanmerken, dat hier alleen maar over de ziektens der kraamvrouwen word gehandelt, die van de verlosfing en deszelfs gevolgen, als oorzaak afhangen, want de kraamvrouw kan van een andere ziekte aangetast worden, wanneer zy in het kraam- (g~) l'Art des Accouch. pag. 167. (/O Peu la pratiq. des. Accouchem. pag. 526, Vierde Deel. Xxxxxxx  r>E ZIEKTENS §.*33^ ra66 /. ^an^ heeftvolgd, fomtijds tot het onderdrukking der wclke op dien tijd foert der ^ze'deezer koortfen ver- heerfchen ; en dat alsdan de; gen > dd ■ ,t ooj;houdende. eisehtword, f^^^^S^tni, dat ik dekraamVan te voren $. 'tap ^SSSt* de aderlating heb laten vrouwen van h^^J^%gen'vloeiden, want dekraamdoen, offchoon de kia"^"f'-eLehouden, wanneer zodamzuiveringen worden 1 et altijdtegeng ^ heeft .e ontftoke ziekte op ^ jerlosiing * de vierde dag ^en fcherp zydewée ggen. bve enJ^m wierd naar een moeilyke ver osfing W, we h dus. verligt door overvloedig z^ns'de^a]aamzuiveringen niet verdanige hevige ziek e had noenta1 ^ y , mindert, en dewyl hyUaat ^erop ^ ^ be_ een aderlating m°«» *^ longhzweer volgendwingen , daarop ^"^^eheel uitgeput en vermagert de, van welke ^SeS^f melk allengskens verkwikt, zijnde, zy lsdoor,be^ kraamvrouw de achtfte en ten eenemaal herfteld. wanneer ^ ft£ ^ ^ de zyd dag naar de verlosfing >™™J^m L pijn zich dikwils Wierd aangetast heeft Wputs J de vo£t vljf. ffr5^ïïdte geheel wierd over" wonnen. m DhTértat. Epiftol. ^-fe T j obfervat. 45- P*g'345-  5.1333- DER KRAAMVROUWEN. i*ó> §• 1333. T^Tochte daarom de toevallen behandelen, J-^l als of zy fcherpe ziektens waren van dit foort (1320.) Dit kan niet genoeg ingefcherpt worden, dewyl hier zo veele misflagen in de Geneeskunde gewoon zyn te gebeuren, van te voren is reeds meer dan eens gezegd geweest; dat de lyfmoeder een wonderlyke beftiering heeft over de overige lichaamsdeelen. dus b. v. ontftaan 'er fotutyds hevige hoofdpynen, die de min voorzichtige bedriegen , als of de hersfenvliezen ontftoken waren, zoude iemand in het geval van te voren aangehaald, alwaar, door de te fterke toegetrokke buik, een onmatige hoofdpyn ontftond, de oogen glinfterden enz., niet gedacht hebben, onkundig van de oorzaak, dat 'er een hevige taazende koorts aanftaande0 was. de aderlating word verfcheide maaien zonder vrucht gedaan, wanneer de band los gemaakt word, houden alle kwaaien op. maar voornamentlyk moet men hier op bedagt zyn by tengere vrouwen, en die aan opftygingen onderhevig zyn: dus heb ik in zodanige kraamvrouw vry lastige buikpynen gezien, om dat een brok bloed een weinig in de mond van de lyfmoeder tegengehouden wierd. een weinig daar naar, naar dat de buikpyn veïdweenen was, klaagde zy, dat zy diergelyke pynen, als zy in de buik gevoeld had, nu in het hoofd gewaar wierd; naar een kwartier uurs loosde zy een dunne waterige pis, en door deeze poging der waterloozing wierd een brok geronne bloed uitgedre. ven : terftond houden alle de pynen op, en 'er volgd een geruste flaap van eenige uuren; ontwakende, zegt zy aan haar zorgvuldige moeder met blydfchap , dat zy nu welvarende was. ik heb talryke foortgelyke gevallen gezien, die my geleerd hebben, dat de verfcheide toevallen, welke het kraambedde verzeilen , en dikwils na fcherpe ziektens gelyken, de geneeswyze van de ontftoke ziektens niet vereifchen. 'Xxxxxxx 2 §. 1334.  ttf» ' D E ZIEKTENS $a334; sa-N- TV melk na de borften afgeleid, {laat zy 5- 1334- |J d.kwils ftUj ftremt5 v ontftaat een ontftoke pyn, verettering, knoestgezwel, kanker. ^ oiir vnnr het eersteebore kind tot voedzel gefchikt , te ,-,De,freeds m de zwangerheid in de borften, en druipt fom- tyds m vij goul ,dus word de bewaarplaats van de melk reeds is gezegd geweest.^ aldus wo f ^ d£ v^ £ de»TS te taï?e?TOd!n. mL hoewel ik gezien heb, dat tgkhSer n t ftonTnaar de verlosfing gezogen hebben , nochd ™n Te borften naar de verlosfing meestentnd flap, en worr„Sbvna rirt W als de tweede*, derde of vierde dag * d ïSidfto , de kraamvrouwen gevoelen hgte rillingen , ook fomnjds later , n onrustlger, de flaap als onder de nma zruipci ...» k/ n zy de koorts, en worden, heet. ^l^^^l^n. als dan zegd men dat de armen worden met g ; n m£t een matjge . ^ff«fchSSrioudenaUe die ongemakken kortelyk op,. dl liS?n bet k nd zuigt, en deal te fterke fpanningder borften Lvetaderde^ ?°Lrnrr?elk die n de borften naar de verlosfing word verdSert ?s^fn een weiaehtige dunte , en de nuttigfte voor de gadert, is van een w n... dun voedzel verfchaft , -i-rt, en te- ^riSïiïSfSÈk^k fa de borften gedreven, en S°^&ZnenSge uuren zeer fterk op. wy hebben meerZCt tllTdl X^Lvl die men tusfchen de lijfmoeder en de maal van de gemeenten F» ontleedkundige hebben ge- &7^^^&jgM de borst gewaar worden, zo dra zy die °*pnnen^ kindj z0 dra dit eerfte ge- Ibid. & No. 13. pag. 585* (J) Ibid. No. 11. ia.  §.1334- DER KRAAMVROUWEN. 1271 een witte, dikke, vette room na boven (>), onder blijft de zogenoemde afgeroomde , blaauwachtige , ; helderer en dunnere melk. zomen de zogenoemde Lub, welke van het fap der maag van de herkaauwende dieren gemaakt word , met de melk vermengd, verandert zy in een evenredig geronnê , fnijdbaar lichaam, dat korts daar op zich affeheid in wey, en geronne melk, of kaas. zo men een ztuirmet de melk vermengd, word zy aanftonds brokkerig, en vormt een ftremzel, het overige gedeelte van de melk vloeibaar blyvende (j). maar de zuivere melk aan haar zelve overgelaten, word zuur, vooral in de warme lugt , en als dan word zy eveneens brokkerig, als of men een zuur by de melk giet. maar ook word de melk door een vast alcahsch zout meer en meer geel, na mate 'er meer alcahsch zout mede vermengd word, en eindelijk verandert die geele couleur in een byna 'donker roode: maar tevens ftremt de melk, hoewel niet zo fterk, als wel door een met dezelve vermengd zaurCt). maarby een dier dat zwaar de, koorts heeft, dat haar jong zoogt, bederft de melk in de uijers, en als dan word zy van zeer wit geelachtig, van zoet zout , van dikachtig bloed etterachtig dun, intusfehen word het dikke gefi'remde, dat in de borften is gebleven , van reukeloos ftinkende, vreeslyk en walglyk voor het kind. in de ftremming dierhalve van de melk, van een heete koorts en geele couleur verzeld, moet een Geneesheer niet hedagt zyn op een zuure ftremmende oorzaak, maar op eene al te groote hitte, en misfehien eerder op een alcalifche ftremming. ja mooglyk nemen de Geneesheeren honderdmaal waar, dat de melk aldus door de koorts geftremt zvord, daar zy dit niet eenmaal door het zuur ziet gefchieden, Door wat oorzaak dierhalve de melk in de borften ftilftaat, beeft men altijd voor deszelfs ontaarting en ftremming te vreezen : als dan vloeit 'er gewoonlyk een dunne wey uit de tepels, de borst even gefpannen , pijnlijk en gezwollen blyvende, dewijl Cr) Herm. Boerb. Chem. Tom» II. pag. 297+ Cs) Ibidem pag. 301. (O Ibidem pag. 30a»  l2?2 DE ZIEKTENS S-»334- tn *1 het geronne wederhouden word. men heeft waargenomen 5S de dfkwerSe oorzaak van deeze kwaal was zo de koude dat de diKwei'vig"c k , v waaromde kraambewaar- Erwrngz^ t warme doe- üers gewoon ^j" . t komen. a i Sn het aderlvk bloed uit de borften iet toe doen? lr n7Pde de borften vervult worden, op nieuw langs de aders, ??b oed keeren maar zo die wederkeering te moeilyk is, zal in t bloed Keeren. "' „ en heeft v00r het ftremmen T^ld?^de maaien, Me alleen de adem, -I?ïierhaive de melk, die na de borften gevoert is Mtot, *iI'er een afzondering der deelen , waar uit de melk beftaat, ,K hïn de vette room zal zich affcheiden , die door de va? d ?ko^r«rftig worden zal; het kaasachtige gedeelÏToffiffhS eerst zuur word, in 't vervolg der ziekte Innnen verroken; want het bezit nu meer d ergelyke hoedanigkunnen verroireu, ,fe ole kracht tusfchen een ?eid- Xkinarsfword, om al de wei van dezelve af te zon5nnCn wtf L vene kaas^uit de room van de melk beftaan^iene'n de diS^genoeiidekaas: dusdanige word door ou? 'xZ Ier fche p, niet zuur, maar komt aan het alcah nader hv m«r zo de room * eerst afgefchept zynde de kaas van de Kmnne melk smaakt word , word zy hard als hoorn eri by fet ïüur gehouden, zal zy volmaakt taay worden als hoorn, "Sfi^ S & in de borften ftil ftaande, $ M^IÏT^^ VIII. pag. 884. 00 Herin. Boerhaave Chem. Tom. II. pag. 301.  §. 1334-1*35-iB3& DER KRAAMVROUWEN. ïs73 llremmende, 'er een ontfteking van dezelve volgd, en men voor alle deszelfs gevolgen te vreezen heeft, zo zy niet kan ontbonden worden. (j. 13 3 5". |V/|en kend- dit door de rilling , koude en IVJ. warmte, elkander vervangende, koortsjen, en tekenen van een beginnende ontfteking. De ontfteking van de borften is dikwils gewoon de melkkoorts te verzeilen, welke, met rilling, en elkander vervangende koude en warmte, gelyk gezegd is, begint, ook fomtijds ontftaat zy later, wanneer de melk, door wat oorzaak ook , in de borften ftilftaande, begint te ontaarden, het eerfte komt meest die kraamvrouwen over, by welke de melk , in de borften vergaderd, terug gedreven moet worden; het andere heeft dikwerviger by de zogende vrouwen plaats, maar aangezien de hoop op de ontbinding zo veel te grooter is, hoe vroeger een bekwaame geneeswyze gebruikt word , daarom moet men op deeze tekenen van de beginnende ontfteking opletten, dikte, pyn, hitte, roodheid, van koorts verzeld, zyn de voornaamfte, over welke men nazie het geene 5.38a., alwaar over dt tekenen van de ontfteking wierd gehandeld, gezegd is geweest. §. 1336. "VYTord geneezen 1. door zagte tegenztmW rige. 2. zeer zagte verdunnende. 3. door verdryvende middelen uitwendig tydig gebruikt. i°. Dewyl de melk gewoonlyk uit haar zelf zuur word, en, wanneer zy zuur is, brokkerig begint te worden, daarom worden hier middelen tegen het zuur aanbevolen, over welke men de lyst de?~ geneesmiddelen by dit getal kan nazien, als ook het geene § 66. over het verbeteren van de zuure fcherpte is gezegd geweest, maar men kiest de zagtfte uit, en voorna- Vierde Deel. Yyyyyyy ment-  DE ZIEKTENS S.x33t* Llntlyk die., welke men ggg*vS geene de minfte fcherpte bezitteln de & J £ ■ teil visfchen, gelyk de>«* f^ ^z™^ offchoon zy een hoogfte gepreezen. de v^ fg ^J^ geene verdun- , en aange- nen, dat door het lk onlbinden , worden ge¬ preezen worden om ge««müe ra water ver. woonlyk niet dan met een [Paa^an ^™ > j nuttig is dunt, toegedient; dewyl Jlte^« üeflyk ^ g ^ n. r°rdH-kTJeTeerWd & ZhTnietwaar is, het geene over dervindingen geleerd jz) . aa vioeibaar word, en alhevesUgdword, dat het geronn ^ ^ fcf zuiver ontbind, he*&e"*"°°:"d is geweest, geblewant het heeft uit het geene$•'33^ ken, dat de me k door het met dezelve verm g ^ brokkerig word, offchoon zy zo^fterk met w g ^ ^ door de zuuren. het beeft buiten, dat gebieK , verdike in de borften dikwerviger door de Koorts word, als door het ftre./uurj zy a». Want deeze zyn voor alle cloelW11 ^ g ide door te verzoeten, verzagten ^.S™^ en wor- bevochtigen, \* ** den tot alle ontftoke zieKtensgvoorfchriften. hier toe oen, daarom ^bben «Ite Ge^sbee^ * ^ Cy) Herm. Boerbaave Chem. Tom. II. pag» 58(O Ibidem pag. 303-  5.T330"- DER KRAAMVROUWEN. 1275 brnikt worden, heeft men veel hoop op een heilzame ontbinding, maar het is altyd het best, zeer zagte middelen te gebruiken, op dat, zo de ontbinding niet volgd , alles tot een zagte verettering geneigt worde, in 't begin der ziekte heeft Mofchion water en azyn opgelegt (a): want hy geloofde, dat 'er een zamentrekkende kracht in de azyn was; hedendaagsch erkend een iegelyk de ontbindende kracht derzelve. maar hy lag op dezelve zachte fpongien met water en azyn doortrokken, of brood daar in gedoopt met geftampte dadels, deeze gebruikte hy; de melk indringende, met fpanning, zwaarwichtigheid, pyn, maar ook met hitte, maar wanneer de hitte in de borften toenam, heeft hy gewild dat men zodanige middelen zou opleggen , welke ontfpannen kunnen ; namentlyk ftovingen uit warme olie en water beftaande. de waarnemingen van de zeer vermaarde Benevoli, door Nannoni bevestigt leeren het uitmuntende gebruik van de azyn met water vermengd, niet alleen in 't begin van de ontfteking der borften, maar ook wanneer de ziekte reeds verder gevordert is. aldaar worden eenige gevallen verhaalt, die de uitfteekende nuttigheid van dit middel leeren: maar na mate de ontfteking heviger was, zo veel te meer water wierd 'er by de azyn gedaan , op dat door haare prikkeling geen nadeel doen zoude, edoch wanneer zich geen tekenen van ontbinding vertoonden, maar de hitte, pyn, dikte, in de borst toenamen, en de pols radder wierd, nam hy het water en de azyn weg , en ftoofde alleen met warm water, gelyk ook met zalven en pleifters, om de verettering voort te zetten, alle hoop van ontbinding verloren zynde. Zeer veele hebben alleenlyk maar zeer zagte middelen gebruikt, dus ftelde Mauriceau (cj een zagte pap van brood in melk Cd) Spach. gynsec. pag. 6. No. 58 & 60. (70 Trattato ddle Mallattie delle Mammelle, pag. 26. & feq. 00 Traiié des Malad. des Femm. Groff. &c. Liv. 3. Chap. l<5, Pfg- 435. " „ Yyyyyyy 2  ia?6 DE ZIEKTENS meUs gekookt, M~<^' ZÏtfSS» eijeren by doende * veel goeds nler water en azyn nat g^aK^ nJ gekookt, welke dan „*» in *«er ™. ™d %ield gedrukt , op- in een mortier gewreven, door een ; eet *ic rog dat !? r^elSKby erdoor ingietmg Blg honig, en o1«J» k J * . ^ zagtej pynful. in water ontbonden, gebruikt- I? heb dezelve tw of driemaal daagsch boven de M nodig gehad , zo de Sntbinding noch te verhopen was I«^^fSe/^ uit verdryvende m is zeer voorde hg, wan™\™°°Z e„tever- gint een *"deremz*^ SSe—nZuuren [ en hy de geene die hoger van Ja, %t&^^m^ **** z^Jl  j $.1337- DER KRAAMVROUWEN. l379. ; middelen nuttig die een weinig meer beweeging geven, gelyk I b. v. is die pap , die in de lyst der geneesmiddelen by het voor; gaande getal word vastgeftelt. dewasfingen, welke Levret pryst ; (ƒ), uit vast alcahsch zout met veel water afgefpoelt, uit zeep. en de ftovingen uit deeze bereid, zyn alsdan zeer voordeelig. ■ want men moet op allerlei wyze zorg dragen, dat alles in etter 1 ontbonden worde , en 'er niets hards in de borst blyve, dat de I vrees voor het knoestgezwel en kanker kan agterlaten.. Ik heb een wonderlyk geval tweemaal in dezelfde vrouw ge: zien, wanneer zy zwanger was heeft de rechter borst, zonder (i pyn beginnen optezetten : die dikte wierd daaglyksch grooter, I* zo dat de borst in de achtfte maand der zwangerheid, zo o-root wierd , dat zy byna aan de dyë kwam, en met een band onderfteunt moest worden; anderzints zoude de ellendige niet hebben kunnen gaan. ik konde in de groote borst duidelyk zes heuvels voelen , niet aan elkander vast, zo groot als een vuist, vry beweegbaar, wanneer ik voor alles kwaads bevreest was, verwon| derde ik my , dat dit geheele lichaam kleinder wierd , de heuvels ontbonden wierden, zo dat de borst binnen twee maanden tyds byna haare vorige grootte wederom kreeg; en men geen de minfte hardigheid konde voelen: zy hong nochtans meer, en was flapper dan de linker borst, edoch men heeft geene de minfte middelen gebruikt, naar twee jaaren wederom zwanger is wederom al het zelfde gebeurt, van gelyken met de zeffde'uitwerking, naar de verlosfing. Dit heeft Nannoni alles met geneeskundige waarnemingen bevestigt (g). want hy heeft bevonden, dat zo de ontfteking alleen het celachtig gedeelte van de borst bezette, en 'er een verzweering op volgde, de afzondering van de melk daar door niet verminderde; het tegendeel had plaats, zo de klierachtige zelfftanidigheid van de borst van gelyken aangedaan wierd; want alsdan ver* (ƒ) 1'Art des Accouchem. pag. 1^9. (g) Trattato delle Malatte delle Mammelle , pag. 48, 49, &c  de ziektens §• IüüO f tpn eenemaal op, na mate een groter verminderde zy , ofAudigheid opgevult oe^^ zal aan, *r/° ¥ küeSge zelfftandigheid bezet, alsdan tevens de celachtlf .en^'ÏÏen op fommige plaatfen is zy har• is de borst ongelyk ge^wo 1 n op L° ^ P der, dan op ^ }fZ'd^hcid • waar door menigmaal zovoort in de celachtige- «™™8^d'e^ goede etter uitftort, ££ rSZ^ ^™«^ welke naderhand allengskens ryp worden. d£ veretteririg , 0ra deeze oor*k ircfcen nMd&]m vermengd, door verzagtende middelen me . os aan> ?en det borften Insgem^kt^zo da de et ^ ng uitvloeit o)- W0 |e zweer van de borst van zelfs lidtel,enek°tVedan d zy methet lancet geopend word (*). 00 Levret fur 1'art des Accouchement, pag. 157. (0 Ibid. pag* 158. Q) Ibidem.  S-I337- DER KRAAMVROUWEN. het ademhalen bewogen worden , ook bewogen worden, zelfs, heeft Nannohi geene zalven gebruikt (/); maar alleen zeer zagt plukzel van linnen gebruikende, koefterde hy de borst geduurig met warm water, des nagts lag hy 'er een zagte pap, van brood en melk enz. gereedgemaakt, op. Levret Qn) bedekte de geheele borst met de zogenoemde Neurimbergfche pleifters, en Hoofde dezelve met water en alcahsch zout, gelyk is gezegd geweest, hy waarfchouwt tevens zeer wel, dat men, wanneer de pyn door het doorbreeken van de zweer ophoud, of zeer verminderd is, de arm met voorzichtigheid bewcege : want wanneer de fpieren onder de borst gelegen werken, word de etter uitgedrukt, en dus word verhinderd, dat 'er geen boezems of pypzweeren ontliaan, want dat dit fomtyds gefchied , is reeds lang gefchreven geweest, dus voegd Erotis («), naar dat hy aangeraden had, de boiften met warm water te ftoven, en dan met potaarde te dekken die met azyn vermengd is, wanneer zy door de melk zeer doen, 'et by. zo de verzweering ontflaat ; dat, zo die plaats met een pypztveer bezet is , zullen wy door deeze geneeswyze dezelve te^ hulp kunnen komen. Neemt de gezuiverde wortel van zwart heilig kerst kruid, en in de olie of honig gedoopt, legd dezelve op de borst, en f rooit 'er het poeder van verbrande dokke bladeren boven op; want dit overf roomt de geheelepyp, en doet dezelve ver-_ f erven, enz. Het gebeurt fomtyds, dat, offchoon de zweer van de borst met alle zorgvuldigheid behandeld is geweest, 'er, naar dat de zweer reeds gehegt is, iets hards overig blyft, het geene agtergelaten wordende, heeft men voor een knoestachtige verharding te vreezen: dit gebeurt voornamentlyk , zo de verzweering in het klierachtige gedeelte van de borst zit. de waasfem van warm water, een zagte wryving, losmaakende, ftovingen, te voren gepreezen, moeten, tot dat alles ontbonden word, geduurigde borst (7) Delle Mallattie delle Mammelle, pag. 29—36(m) In loco citato, pag. 159. O) Spach. Gyna-c. Erot. de paiTion. Muiier. Cap. XX. pag. 51» Vierde Deel. Zzzzzzz  I2ês DE ZIEKTENS met dezelve verpoo:e>, ««q' g ^m, wyl!en. t ïïLftïSft - 1 nlTde vLweering v» de borst Nannont (o) neeit, ,„nr]irp VOOr de Hovingen , noch- te voor de pleifters week een w i ^ ( ^JTlS^ïSS^iS bekend nochtans oprecktelyk, dat phlSS^^ dusdanige harde dikte te genee- aar weSrStwee jaaren in de borst had gezeeten heeft te. zen? £ m3a de oeneezing is nochtans met gevolgd , ofwerk geftelt j maa'c^ Felheid kwik gebruikt heeft, dat de ^I^T^J^^^ was wel kleinder geworkwyhng daar op is g^olgü tocnemende is oorzaak den, maar ^ hardighe den ^ zo de. geweest, f^^^SZ^le LU te gelyk kiglyk zien verffadert, en niet na buiten uitge- , ^ffitSSSïSS*^ men leest by^l00St' f^Svk ^S^V: een vrouw kreeg fyn in de Imker 0* een wonderlyk gev*'^' de me/k gelyk het te den- Unt, door eenige ^/ ^JX* CT. te„ Minfte zy wierf ^ %l%um 5 Ïat 'dïelZ geduurig pynlyk offchoonJ'er mets na hutten utu aai s magerder. zy deed niets zigtlaar ™^ e^m zlvaa% hartklopping: men geen voordeel. zy W**ïJ n„tflond deWYl de Geneesheeren ver%yPfelde, ^^^T'S^^ verborgene kwaal,. ^SSSSS^ff^^ 'JkS- ^elyk heeft men:  $m?>ltt*-- BE11 KRAAMVROUWEN, IAfi3 ■legd. hier en daar eenige gaten gemaakt zynde, is 'er veel etter uitgelopen, doch zy is door een wonderwerk herfteld. % 133S. V/fen geneest de pyn, kloof> ontfteking , 1YI in de tepel van de zogende vrouw, door *zcer zagte balfamieke middelen, geestachtige hoofdmiddelen op dezelve te leggen. De tepels, uit het midden der rondheid van de borften uitftekende, zyn zeer onderfcheide in dikte, cnlangte, by onder* fcheide vrouwen, het gebeurt dikwils , dat de tepels door de keurslyven, welke de meisjens door een allerkwaadfte gewoonte gedwongen worden te dragen, zodanig ter neder worden gedrukt, dat zy byna niets uitfteeken ; ja ik heb fomtyds gezien, dat zy geheel waren ingetrokken , zo dat zich in de plaats van de uitfteekende tepel een kuiltjen in de borst vertoonde, waarin de tepel verborgen was. als dan is het zogen onmooglyk, ten zy men de tepel uit kan haaien; het geene dikwils gelukkiglijk word verkreegen, zo men ten tyde van de zwangerheid dikwerf een klein kopjen, uit het welk de lugt met een lugtpomp word gepompt, op dezelve zet; want als dan ryst de nedergedrukte te,pcl op, en, wanneer dit meermalen word gedaan, begint zy meer en meer uit te fteeken. De tepels beftaan uit een fpongieufe en veerkrachtige zelfftandigheid uit verfcheide dradige bundeltjens te zamengefteld, welkers uiterftens de voet en de fpits van de tepels uitmaaken. deeze bundeltjens hebben langs derzelver geheele langte kleine plooijen, welke vefdwynen, wanneer de tepels door het uittrekken langer worden gemaakt; zy komen terftond wederom , zo dra Cq) Winflow Expofit. Anatom. pag» 586. 587. Zzzzzzz 2,  I28+ DE ZIEKTENS f Ui"» en dewylriie^ui ^'^f^^ ,ooit en uitgerekt, de tepels rofdeen SfffifiS voortduunng van de huid gedekt; waar °P SnnLrÖlnd Juiftt drukt het de tepels tusfchen de h> S ook tusfchen het tandvleesch , en maakt dezelve ffi's dSvouwtineikbuisjens recht, en verfchaft een gemakkelvke uftgang voor de melk uit de borften. het gebeu fomtyg 5 yIe vke kinderen, door het dikwils zuigen, de tepels tn* g^tSdvkeach t'e drukken dezelve zodanig f^TTan^ de tyd dat zy tanden ÏC " Teukt pynigen zy dikwils de ellendige moeder door de krygen, ]eukt, pynige y _ verhakkelen fomtyds de wen , - ----- pevaar, dat de wedernouue mei», m rlS t^irópTe hl '^ddelén bT diTgetal,) edoch i! het ligt te z.en, d.t, ggekU, of fterk omftokeo >s, de Py»  £133*. DER KRAAMVROUWEN. 1285 boven maaten moét vermeerderen, waarom men deeze alleenlyk maar gebruikt, wanneer de tepel noch heel is, en niet ontftoken; , op dat namentlyk de tepel, door "er geestachtige middelen op te leggen, vaster worde, en deszelfs bekleedzelen eeltachtig , en zy aldus het zuigen en drukken gemakkelyker verdragen, maar wanneer de repel reeds is geklooft, en zeer pynlyk is , komen de allerzagtfte middelen te pas; hoedanige in de lyst der geneesmiddelen by dit getal worden opgenoemt. Ik heb my van de volgende wyze bedient om deeze kwalen te geneezen, en dat wel met een goed gevolg: wanneer de ontftoke of ook geklove tepel zeer deed , heb ik bezorgt dat zy met geplukt linnen, met het flip van de groote huislook bevochtigt, • geftooft wierd, dezelve dikwils vernieuwende , op dat zy niet droog worden , en vast kleven; ik heb een dekfeltjen van lood of wasch gemaakt, van boven met een gat, waar door de zeerdoende tepel konde geftoken worden , en verhinderd , dat het hembde of de kleederen eenigermate de tepel koude drukken, ik heb de kloven der tepels met olie van wasch, door de herhaalde nederdrtipping helder en allerzagtst gemaakt, want bet is een ten ■ eenemaal onvergelykelyk middel, voor de kwalen van dc zenuwachtige tepeltjens, welke in de uitwendige huid voorkomen, want . het heeft naauwlyks zyns gelyk in 't geneezen van de winterkloven der lippen, in.de kloven van de tepels der zogende vrouwen , in de barjlen van de vingeren en de handen , zo het nu en dan zagtjens over dezelve gefmeert word (r). maar door de herhaalde nederdrup'pingen word de olie van de wasch , welke de eerftemaal zo dik als boter was, en zwaarriekende, dun,, en welriekende. Wanneer dit gefchied, is het nodig , dat het kind uit de andere borst de melk zuigt ; zo de eerfte borst te zeer door de melk opgezet is, zal zy door voorzichtigJyk te zuigen, van een vrouw (/) Herm. Boerhaave Chem. Tom. II. pag. 157. Zzzzzzz 3  i2S6- DE ZIEKTENS $. 1338.1339- vrouw, tot dit einde gehuurt, die de pynlyke plaatfen gemaklyk zal kunnen verdryven, zozy de lippen rondom aan de tepel zet, geledigt kunnen worden, ook kan men gewoonlyk met een glas op de borst te zetten, dat van een lange bek voorzien is , met gemak door het zuigen de opgezette borst kunnen ledigen. Op deeze wyze worden deeze kwalen-gemeenlyk in vry korten tyd geneezen. maar wanneer de kloven geheelt zyn, en de ontfteking ten eenemaal geftilt is , als dan kan men door geestachtige middelen op te leggen, de tepel verfterken; het zal misfchien nuttig zyn, met geesten , met water vermengd eerst te beginnen , op dat'er geen nieuwe prikkeling ontfta, en menzorge dat de melkbuisjens niette fchielyk en te fterk rimpelen, waar van de eindens in het bovenfte van de tepel geopent zyn. zo de majlkk door eCn even gelyke hoeveelheid water en brandewyn uitgehaald word, zal zy dusdanig middel verfchaffen. %' lP|e ^ te overvloedige en dunne melk word JL^ door een zagt en droog voedzel, en door de beweeging gematigt : de melk ontbreekende , word zulks door vochtig, zagt, voedend voedzel; door ftoving en wryving van de borst ; door het wegnemen van de opgefpoorde oorzaak, geneezen. De al te overvloedige melk enz. Wy worden, gelyk bekend is, alle door onze eigene melk gevoed, by de zogende vrouwen word dierhalve een gedeelte van het voedzel na de borften afo-eleid op dat het kind gevoed worde, en dit geheel van het voedzel van de minnemoeder afgefcheide. waarom de voedfters, wanneer zy gezond en fterk zyn, altyd meer fpys en drank nuttigen en dus kunnen zy, zonder nadeel aan de gezondheid te lyW aan dén, ja zelfs meer fterke kinderen, de borst geven, gdyk bekend is. ^  S.I332- DER KRAAMVROUWEN. 1*8.7 Maar het gebeurt fomtyds, dat 'er zo veel melk in de borften komt, welke als dan meestentyds tevens te dun is , om het lichaam van de voedfter van voedzel te berooven, dewyl al de verfche gyl terftond van het bloed afgezonderd word ; waar door alle de fappen fcherp worden, en min of meer verrot; 'er ontftaat een dorst; koortsjen; en het lichaam zou door een waarlyk uitteerende ziekte uitteeren , ten zy die al te fterke afzondering van de melk verbetert kon worden, dit te verkrygen, is fomtyds al vry moeilyk. droog, maar zagt voedzel, van gebradevleesch, pappen van gerst, haver ofryst, bereid, maar dik gekookt, en de lichaams beweging, zyn zeer voordeelig. de drank moet fpaarzaam, maar zuiver zyn. zagt, maar zuiver bier, dat als het vochtig uittrekzel van koorn is, is ten hoogfte nuttig voor die geene, die aan deeze drank'gewoon zyn : diergelyke bieren bezitten een groote hoeveelheid * voedende ftof, en aangezien zy een dikke zelfftandigheid hebben, gesten zy niet; daarom blyven zy liefelyk en zagt, hoewel, zy langen tyd bewaard worden, zo naar deeze beproeft te hebben, de al te fterke afzondering der melk niet vermindert, moet men het kind fpeenen ; anderzints zou de voedfter in korten tyd bezwyken. ik heb gezien, dat, offchoon het kind reeds geduurende verfcheide weeken gefpeent was , de uirdrupping van melk uit de borften onophoudefyk en lastig voortging, de vermagering van het lichaam daaglyksch voortgaande, dewyl ik verfcheide middelen te vergeefsch beproeft had, heeft de kwaal ten laatfte een einde genomen, wanneer ik alle drie uuren een once of twee van een fterk ingietzel van falie toediende. De melk ontbrekende enz. Aldaar word alles in 't tep-enovergeftelde gedaan, namentlijk een vochtig voedzel , de rust, dunne voedende drank, als van gerst of haver, gekookt, met een derde gedeelte verfche melk vermengd,overvloedige vleeschföppen, verfche eijeren, en foortgelyke; uit welke gemakkelijk door  12o8; DE ZIEKTENS 5*1329,- door de gijlmaa'kende ingewanden veel goede gijl gemaakt word. hier door word vry gemakkelyk uitgewerkt, zo de vrouw voor 't overige gezond is, dat 'er veel melk met het bloed vloeit, maar als dan moet de afzondering van de melk in de borften voortgezet worden; het geene men verkrijgt door Hoven, en zag wrvven, vooral door een dikwervig zuigen, het zy van het kind of, zo dit de ledige borften niet wil zuigen, van eene andere vrouw, want men moet de moed in dit geval niet ligt verloren geven , dewyl de geneeskundige befchryving ons leerd , dat de melk niet alleen by maagden, maar ook by mannen na de ■ borften afgeleid is geweest, wanneer zy de gemelyko kinderen • door een ydele hoop van te zuigen, zo zy dagten, meenden te ftillen zo dit door andere ontlastingen van de afgang , het zweeten, enz. in al te ruime maat, veroorzaakt word, moet • men deeze tegenhouden. Nochtans kunnen 'er zodanige oorzaken van het gebrek der melk zvn, welke of geheel niet, of zeer moeilyk, kunnen verbetert worden. Hippocrates heeft het volgende aangetekent: meestentyds zyn die vrouwen , die weinig de ponden hebben , zonder melk. want zy zyn droger, en van een digterlichaamscel, en elders (t), handelende over die moeihjkhedens, welke plaats hebben in de fteden aan het noorden biootgeftelt, tekent hy aan", dat veele vrouwen onvrugtbaar worden om de^ waters, die hard, raauw en koud zyn: zvant zy hebben de ftonden niet behoorlyk, maar weinig , en van een kwaade hoedanigheid, daar op voegd hY 'er by: maar zvanneer zy gebaard hebben , kunnen zy de kinderen niet voeden, want de melk word door de'hardigheid en raauxvigheid van het water verteert. ; Zo 'er nu eenig r/ebrelc in 't maakzel van de borlten is , het ° J lic- 0) De Natura Pueri Cap. X. Charter. Tom. V. pag. 3=13. (O De Aëre, locis, Staquis. Cap. II. Charter. Tom. VI. p,!Q2.  ;§.-r339. deh KRAAMVROUWEN. ï*8 °. van de lymachtige,. kaasachtige , taaiie vuiligheden, met welke de mond, de. £&, de maag, de darmen,, by het zelve, vervult: worden.. Naar dat geene verhandelt te hebben, dat by de maagden, de ^wanTere vrouwen, in de baaring , én het kraambedde , zyn ïïïK Jwe«t, blyft 'er noch overig , dat wy handelenover de S"e«s welke men in de eerstgebore kindertjens waarnlem?. want offchoon zy zo dra 7eer veele ziektens onderhevig zyn, (b: v: dat de vrugt in net. moederlvk lichaam de pokjens heeft gehad , zal in 't volgende Cfddeel b yken,) moet hier nochtans over die ziektens gehandeld worden! welkers oorzaken plaatshebben , zo dra de mensch. word geboren, en welke de ov-ige tyd van het leven of.geheel, niet, of ten minfte zeldzaam worden waargenomen. Wan 'er ontftaat by een eerstgeboren kind een groote verandering : een weinig te voren in de yfmoeder befloten , door het omringende vocht voor de drukking befchermt van «Ue aanraking der lugt bevryd, word nochte door het licht, noch e doorgde klank aangedaan, wanneer het gebtxen word  ■§.i34°- B E R KINDEREN. 1291 word het met geweld uitgeparst, lyd, door de ongewoontheid aan de lugt, het aanraken van de Vroedvrouw, dat fomtyds te" ruuw is , nieuwe moeilykhedens. maar hoe groote verandering ontftaat 'er ter zeiver tyd in de inwendige deelen. de long, die voor de verlosfing maar weinig bloed ontfong , laat nu al het bloed van het geheele lichaam door , en zet het zelve over aan het linker hart: dit ingewand, te voren toegevallen, word door de ingeademde lugt uitgezet, wanneer het middenrift werkt, maakt het de holligheid van de borst grooter, drukt delever nederwaarts : in de lever zelve word de beweeging der fappen verandert, het is dierhalve niet te verwonderen, zo een kind in 't begin van het leven, zelve kryt en weent, offchoon het voor 't overige allergezondst is. die fchielyke, en zo ongewoone verandering, is oorzaak van dit weenen. het geene Plinius zeerwel uitgedrukt heeft (w) : dus legd het gelukkiglyk ter waereld gekomen , met handen en voeten gebonden, zveenend dier, dat over de -andere zal gebieden , en dat met fmerte het leven begint, alleen maar fchuldig, om dat het geboren is. Zo dra het kind ter waereld is gekomen, zit het noch vast met de navelftreng aan de moederkoek, welke hegting los moét gemaakt worden^ want tot nu toe heeft het gemeenzaamlyk met de moeder geleeft: maar naar dat de navelftreng afgefneeden is, heeft het voortaan niets meer gemeen met demoeder, maar heeft «en eigen leven, waarom Levret voorzichtiglyk gewaarfchouwt heeft (x), dat de navelftreng niet moet gebonden of afgefneden worden , voor dat het kind eerst adem heeft gehaald ; want het worder fomtijds bleek en zwak geborene, vooral zo het langen tyd in de uitgang van het bekken heeft gezeeten, en zich door geen kryten heeft laaten hooren : men wekt de verdoofde beweeging op, door bet kind zagtjens te fchudden, te wryven , de keel, O) Hift. Lib. VII. in proccmio. (V) 1'Art des accouchem. pag. aio. Aaaaaaaa 2  ra9a DE., ZIEKTENS keel de neusgaaten met een veertjen te prikkelen , zout op de tong'te leasen, en door andere prikkelingen, en , wanneer d>t te werk gefield word, bewaart men de vrye gemeenfchap van de vruat met de moeder door de navelftreng. ; Maar zo een eerstgeboren kind het aangezigt gezwollen en blaauw vertoont, en geen of weinig adem haalt, moet de ftreng teXnd, ook zelfs zonder binden, afgefneeden worden, opdat daar door eenig bloed uitvloeijende, de long door het zelve be; zwaart, en noch niet door de vrye inademing uitgezet, bevryd worde, want het gevaar van te verflikken, hangt over t hoofd, maar zo dra het kind heeft beginnen te kryten,. nu vrylyk adem halende (V), moet de navelftreng gebonden worden, de navelftrenawordopdenafftand van vier,, vyf of zes vingeren van de navel af, gebonden, opdat 'er namentlyk plaats voor een nfeuwebindinl zy, zo de eerfte door het flinken van de navelftreng misfchien afviel; of, dat zy door het al te fterk bindende navelvaten doorfneeden zoude hebben ; waar door gevaar van een bloedftorting zou ontftaan. . , , Deeze voorzorg word dierhalve alleen maar vereischt, op dat de navelftreng riiette digt aan de navel afgefneeden worde : ik heb gezien dat in fommige gedachten de gewoonte geweest was,, dat men de navelftreng tot op den afftand van tien of twaalf vin«ren bond, en dat gedeelte van de ftreng met affneeden, dat boven de band was, maar meteen hnne doekje omwonden, het zelve tegen het lichaam van het kind aan lagen , tot dat het geheel afviel, dit veroorzaakt anders geen kwaad, dan dat het door de omflag eenig lastig is. Maar de affcheiding van de navelftreng, op wat afftand zy, ook gebonden word, gefchied vlak by de navel want de huid van de buik des kinds, bedekt de ftreng eenige Urnen ver , en O) Ibidemt  f. r34°- DER KINDEREN. 1.203 op die plaats, waar de huid eindigt, gefchied de affcheiding , het geen de vierde, vyfde, of zesde dag meestentyds gebeurt. De geheele huid van een eerstgeboren kind, word met een gladde lym bedekt, by het eene meer, by het andere minder; waarom de huid in een laauw bad met zagte fpongien word afgeveegt, op. dat zy zuiver worde: als dan word de gantfche huid rood, als of het een ligte belroos was (s), en gewoonlyk fchelfert de huid naar eenige dagen af. deeze roodheid van huid is even duidelyk by de zwarte als by de blanken zigtbaar; en men is van gevoelen , dat de huid naderhand zo veel te blanker en fraaijer zal zyn, hoe zy by een eerstgeboren kind rooder zal geweest zyn (a). Het is niet zonder reede, dat men de nettigheid van de huid niet alleen in eerstgeboren kinderen aanpryst \ maar ook naderhand; want de kinderen zyn aan veele ziektens van huid onderhevig , ten zy de huid daaglyksch zagtjens worde afgeveegt. Galenus (&) wilde, dat het geheele lichaam van een eerstgebo ren kind met een weinig zout zou befprengt worden, dus zou al het lymachtige noch krachtdadiger afgeveegt worden., edoch by heeft dit tot dit einde geboden, op dat de huid digter en vaster zou worden : edoch het fchynt naauwlijks te pas te komen, dat de huid, als ligt ontftoken zynde, en geheel rood, door de prikkeling van het zout geprikkelt worden, een zagte afveeging van de vuiligheden met laauw water, daar fommige een weinig, zeep, fomtijds ook een weinig wijn meede vermengen , zal genoegdoende zyn. Wanneer het kind in dit bad is, moet men zorgvuldiglyk onderzoeken, of het ook eenig gebrek heeft, want het gebeurt menigmaal, dat zich , vooral naar een moeilyke verlosfing , een dik- 00 Broufet Educat. Med. Tom.I. Cap. III. pag, 62» O) van der Monde Effai de perfect. 1'efpecehumaine Tom. II. p. 61 (£> De Sanit. tuend. Lib. L Cap. VII. Charter. Torrj. VI. pag. 59, Aaaaaaaa 3  1*94 D E ZIEKTENS 5.134a- dikte op deeze of geene plaats van het hoofd vertoont , welke door verdry vende middelen, over welke in de geneezing van de kneuzing is gefproken, gewoonlyk gelukkiglyk word geneezen. noeht ns heeft Levret waargenomen (c) dat de kinderen zelde fn 't leven blyven, indien 'er dusdanige diktens in het agterhoofd «laats hebben, maar dat zy aan de ftuipen fterpen : op andere Ken van het hoofd zyn dusdanige gezwellen zo gevaarlyk niet. Sen heeft het zelfde te vreezen, zo de naad van het hoofd ineen eerstgeboren kind te wyd open zijn: want dit gefchied gewoonliik bof om dat zy voor de voldraging zyn ter waereld gekomen, !?f om dat het buitennatuurlyk in de holligheid van de hersfénpan veroudert zenuwwater, een waterhoofd begint voorttebrengen Het scheurt ook in een moeilyke baating , dat 'er eenig lidmaat van het kind ontwrigt word, of gebroken. Feu bekend op?Prhtelvk (d), dat hem zodanige ongelukken zyn overkomen.: ?e deelen moeten zonder tvdverzuim te recht gebragt worden , en de geneezing is gewoonlyk van een goed gevolg in deeze tedere lkhaamtjens, zonder eenige mismaaktheid agter te laten : Vipr welfde getuigt ook Levret (»• , ' . , Men moet ook tevens in de eerstgeboren kinderen onderzoeof de wegen der afgang en waterlozing vry zyn. zo het k ind naar de geboorte gewatert heeft en afgang heeft gehad, is men van alle vrees bevryd : atiderzints moeten deeze deelen onderzogt worden, wanneer het kind in het bad word gewasfen. mS heeft bv de eerstgeboren kinderen de aars fomtijds wel aevormt bevonden, maar met een buitennatuurlyk vlies gefloten : dierhalve was'er geen uitgang voor de uitwerpzelen; waar door vn 7v niet uitgejaagt worden, allerergfte kwalen zullen volgen, en eindelyk de dood, gelyk §. i345- ** blyken. indien dierge- Ce) VArt des Accouchem. pag. al2. (d\ Pratique des Accouch. Liv.U. Chap.I. pag. p4» ( tnPn het lancetje voortgedrukt zynde, dat in de ftrotpeilder ïnrïeJ was veiliglyk doorfneeden wieid , en de gemaakte verborgen was, vei"f> d v;neerwvder gemaakt, ter- Mtód1 aan de^evemehting toegefenreven worden, dewyl het S^eenvoetflap van de ker yi?«„s al San de kunst een twyffelachtig middel voor m ? £ dood wi dezen, zo de ouders zulks willen toeftaan. een zekere tod ™-Heelrneefters, de plaats doorfneden zyn- r'aiwaarn e n g w'o ois de aars natuurfyker wyze te vinden de, alwaar men » d rechte darm op hoop, SiS^£S^«tr?| 2?tnnraan °on° maar alles is onzeker ; wy weeten niet wat SSS^üt maar de ontleedkunde heeft ons overtuigt V Ir lodanige worden gevonden, die door geen kunst hoe gedat e'zodan'gewo i de zeer vermaarde Ltttre (k) Kin ra^e «*e dag naar de geboorte geftorven, de % SdSS, l»an ,71c H* pag. 47-  S-i34°. DER KINDEREN. 12$)? rechte darm in twee deelen verdeelt gevonden, welke noch met eenige dunne draadjens , omtrent een duim lang aan elkander vast waren, beide de eindens van de aldus verdeelde rechte darm, waren gefloten, het blijkt lichtelijk, dat diergelyke kwaal niet dan naar de dood van het kind kenbaar heeft kunnen zyn; en dat offchoon dezelve bekend was geweest, 'er nochtans naauwlijks eenig hoop van geneezing had overig kunnen zyn. 'er word wel gewag gemaakt van een zekere handelwyzer : maar wie zou de buik van een levendig kind durven openen; de eindens van de darm zoeken, gevonden zijnde openen; geopent met elkander vereenigen, of ten minfte het bovenfte einde van de darm, eerst geopent zynde, met de wond der buik zodanig vereenigen, dat 'er een nagemaakte aars op de plaats van de wond, geduurende het geheele leven bleef, zodanige geneezing is, voor zo veel my bekend is, nimmer door iemand beproeft geweest. Somtijds ontbreekt de rechte darm in 't geheel, een allerbehendigst Heelmeefter (/) heeft by een eerstgeboren jongetje zelfs de minfte voetftap van de aars niet gevonden, hy heeft een vry diepe infnyding gedaan; de vinger door de wond ingeftoken hebbende , heeft hy de rechte darm niet gevonden; hy heeft de driekantige naald dieper in de wond geftoken, om een weg voor de drek te baanen; maar'er is niets voor den dag gekomen als eenige druppelen bloed, hy heeft naar de dood bevonden , dat de rechte darm geheel ontbrak, en de kronkeldarm met drek vervult, in de buik onverhinderd golvende, aan deszelfs einde volkomen gefloten was. Daarom fchijnt Levret niet zonder reede vastgeftelt te hebben (m), dat diergelyke gebreken niet kunnen geneezen worden, ten zy het beloop van de rechte darm tot aan de bekleedzelen toe ongefchonden is. fomtijds is by de jongetjens het einde van de rechte darm van de weg afdwaalende met de blaas vereenigd; als dan valt de drek in de holligheid van de blaas neder, en kan langs de fchaft niet uitgaan , ten zy de drek vloeibaar is ; waar uit het blijkt, dat zodanige ellendige kinderen niet lang in 't leven Cl) Medic. Eflay and obferv. Tom. IV. No. 32. pag. 442. Cm) 1'Art. des Accouch. pag. 216. Vierde Deel. Bbbbbbbb  ,^8 DE ZIEKTENS *%4^ i tewn r»V men heeft in de meisjens waargenomen , ^^Z^Zte^é^ fomtijdsJin de fchamelheid o- pt , dusdanige kunnen in 't leven blyven ; en * kan een Sd die nu reeds huuwbaar is , voor 't overige redebjk geK3 die met dusdanige affchuuwlyke ellende bezogt is. ïJu-eet wel dat 'er geneeskundige voorbeelden worden by J£ welke ons zouden leeren , V deeze verrichting met foed sevcdg is gedaan geweest, wanneer z.ch geen de minfte Sfftap v n de aars vertoont; maar zy ichynen met zeer vastte ™ men brem* gewoonlyk het geval van Hildanus by(<0, alg Xoft word dat hy aldus een kind van zes dagen betonT hfeft daTnog ii et afwas geweest, en dat op 't punt was denï^™er^ hef is "lukkiglyk geneezen; en Hildanus heeft Serhfnd van d Bu^emeefte?del- plaats, alwaar bet geneezen ?• a Spwnont heeft, gehoort,dat het tot zynagttiende ]aar frisch e^leS heeft gekeft, edoch de woorden van Hildanus .toto- ^woonrde groote zweeten te openen, «et d.epte van dnevnv (*) Academ. des Scienc. in 4-- W5- Hift. pag. 50. j$ olerTömn. Centur. ;. Obfervat. 73- P*g. SM 00 Obfervat. Chirurg. N0.I3. pag- 8-  «M34-0- DER KINDEREN. 1209 geren breed ingeftoken ; en toen is de drek uitgekomen ; hy heeft de gemaakte opening wyder gemaakt; de wond op de gewoone wyze gebonden, hierom kan men niet twijffelen of deeze alleropregtfteman heeft diergelyke verrichting ondernomen, edoch hy bewaard over het gevolg een diep ftilzwygen. ook hebben die gevallen, welke in de Hooge School der Heelkunde gevonden worden , geen gelukkige uitkomst gehad. Men heeft ook diergelyke beletzelen in de pisgang gevonden: want de opening van de pisgang was fomtijds in het boofd der roede niet open ; en als dan was de geneezing niet moeilijk : fomtijds ontbreekt een gedeelte van de pisgang ten eenemaal; en als dan kan deeze kwaal niet in de grond geneezen worden rq). voor 't overige kan een kind dit gebrek langer verdragen , dan dat het zelve in de rechte darm zat. want de pis vind voor zich een uitgang, fomtijds langs de navel, fomtijds door een kleine verzweering omtrent de balzak ontftaan ; hoedanig geval men leest (V). maar dewijl 'er geen pisvloed plaats had, en het kind nu ouder geworden, geen de minfte lastigheid gewaar wierd , heeft de voorzichtige Heelmeefter niets willen beproeven, ik heb fommige gezien, by welke de opening van de fchaft onder het hoofd in het onderfte gedeelte van de roede was. Het gebeurt fomtijds, dat een eerstgeboren kind overtollige ledematen heeft, welke van geen nut kunnen zijn, maar eerder tot ongemak verftrekken. dus heb ik meermalen aan handen en voeten zes vingeren gezien : dusdanige overtollige vingers zijn meestentijds alleen maar van vleesch , zonder eenig gebeente , kunnen ter naauwer nood bewogen worden, en maaken de banden mismaakt, la Motte (j) heefc by een eerstgeboren kind vier dus- (q") Levret fart des Accouch. pag. 218. (f) La Motte Traiié des Accouchem. Liv. L Obferv. 85. p. 129» O) Ibidem pag. 128, Bbbbbbbb a  noö DE ZIEKTENS tfij* dusdanige vingeren met een gewaschte draad gebonden welke J e binnen drie of vier dagen afgevallen zijn, en de lidtekenen, vormden zieh naar dat z/van zelfs afgevallen waren , en n.en heS geen 't minfte teken gezien , dat deeze draaden het kind •mnp.lvkheid veroorzaakt hebben. . .. Fdoch op wat tijd dit wegnemen moet gefchieden, hier inzrjn „llfGeneesheeren niet eenftemmig. fommige raden dit aan naar ïerfoeenen, of noch laater te doen; andere, welkers gevoelen SS omhelsd (O , willen zulks terftond naar de geboorte fedaan hebben ; zo het kind maar gezond is : maar hy gefit dat het hem nimmer berouwt heeft zulks oogenblikkehjk naar de geboorte gedaan te hebben , en dat verfcheide andere Heelmeefters zulk! op zijn aanraden, met een goed gevolg be- pr0Elnheerstgnèboren kind, is , gelyk gezegd is geweest over hefseheele lichaam met flijmachtige en dikwils vry dikke hjmbevogdgt edoch men noemt gewoonlyk lijm , een half vloeibaar Sam, welkers overige deelen, wanneer het eene bewogen word ook getrokken worden, terwijl het geheele lichaam van T iim niet van plaats verandert, maar ook vind men een foortróïKmïi dëmond, de maag, deflokdarm, de darmen, en lv kom byde eerstgeboren kinderen van zelfs gewoonlijk met • alleen u t de neus, maar ook uit de mond, of word door de Vroedvrouw, wanneer zy de huid zuivert, uitgehaald 7 c.lang de vrugt in 't moederlyke lichaam zit, word zy van «rtlf kanten door het vocht van het vlies befpoelt; dit vocht verToont zich, wanneer door het breeken van de vliezen m de verostog het water wegvloeit, dikwils vry lijmachtig.; de geheele l ??i wnrd met dusdanige lijm bedekt; welke dierhalve deszelfs oorfpSÏa™he vocht5van het lamvlies fchijnt verfchuldigt te S maar dewijl veele van gevoelen zijn, dat de vrugt mei alken'langs de Selvaten voedzel van de moeder ontfangt, maar (O 1'Art des Accouch. pag. 320.  $. i34-o. DER KINDEREN. f3oi ook langs de mond gevoed word, geloofden zy, wanneer zy fielden dat de vrugt het vocht van het lamvlies indronk, dat zy gemakkelijk begrepen, waarom van de mond af tot aan de aars toe, de holle ingewanden met een foortgeJyke lijm , als op de oppervlakte van de huid word gevonden, overtrokken wierden. Andere in tegendeel, hebben gelooft, dat het vocht van het lamvlies eerder een uitwerpzel was, en uit de vrugt zelve wierd voortgebragt; dat de vrugt in de lijfmoeder niets doorzwelgde ; de mond altijd gefloten had; dat het vocht van het lamvlies niet in de maag en de darmen van de vrugt word gevonden, zy voegen 'er by, dat men vrugten gezien heeft, die zonder hoofdwaren, en eventwel grooter zijn geworden, men kan verfcheide andere redenen voor en tegen dit gevoelen vinden (u). en hier fchijnt het ook de plaats niet te zyn, om elk afzonderlyk te overwegen, het is genoeg te weeten, dat diergelyke lijmachtige ftof in de eerfte wegen der kooking word gevonden, zo wel als op de uitwendige oppervlakte van de huid: tevens is het ook bekend, dat 'er geduurende het geheele leeven een taaije flijmachtige ftof in de mond, de flokdarm, de maag, de darmen , afgezonderd word; en dat dus deeze afgezonderde , niet uitgeworpen ftof, in de vrugt kan byeen gehoopt worden, mooglijkontftaat 'er terftond na de geboorte een overvloediger afzondering, dewyl zich alle de afzonderende werktuigen in een vrugt gezwollen vertoonen: dus vind men de lever, groot en vol fap; zo ook is het gantfche kliergeftel gezwollen. Maar in de voorftelling word gezegd, dat men niet alleen een lijmachtige, maar ook een taaije kaasachtige ftof in de eerfte wegen van een eerstgeboren kind word gevonden, het heeft uit het vorige hoofddeel gebleken , dat het waarlyk melk is , die na de lyfmoeder gaat, vooral de laatfte maanden der zwangerheid. Hippocrates (w) heeft gezegd: maar een kind zuigt met toegedrukte lippen voedzel en leven , uit de lyfmoeder, enz.: zo iemand vraagt, hoe (u) Medic. ElTays and obfervat. Tom.I. pag. 171. & feq. Tom. II. pag. T2T. & feq. 00 De Carnibus Cap. III. Charter, Tom. V. pag. 304. Bbbbbbbb 3  DE ZIEKTENS 5.I340- hoe men zal weeten, dat een kind in de lyfmoeder na zich trekt en 'zatst die mag men dit tot antwoord geven: zvanneer de kinderen e'borln worden, hebben zy drek in de darmen, en zo wel de eerstgeboren menfehen als beesten, ontlasten zich zeer fchielyk van de zelve • maar zy zouden geen drek hy zich hebben, ten zy dat zy in de'lyfmoeder zogen, nochte het kind zou, zo dra het ter waereld komt , kunnen zuigen , ten zy het m He lyfmoeder gezo- ëe%omL\gz zyn van gevoelen geweest, dat het kind in de lyfmoeder deszelfs eigen borften zoog, vooral de laatfte maanden d-r zwangerheid, dewyl de borften der eerstgeboren kinderen, van beide geflachten, dikwils met melk opgezet vond. de legging zekerlvk van het kind, en de gemakkelyke buiging van de ruffftreng, ftryden niet tegen dit gevoelen, ik heb de borften bv eerstgeboren kinderen gezwollen, ja zelfs hard gezien, zo dat men ftovingen en pleifters heeft moeten te werk ftellen om dat geronne te ontbinden, ook neemt men fomtyds ^vaar, dat de borften eenige dagen naar de geboorte worden verheven, fommige zyn van gedachten geweest, dat zulks door het binden van de navelftreng komt: want zy hebben-gewild, dat het bloed , wanneer de navel-ftagader gedrukt was , als 3aö lan^s de boven buik-flagaders , welke met de mamaders Gemeenfchap' hebben, terug keerd. ook is dit misfchien waar: zeker Geneesheer verwonderde zich, dat een kind twee dagen naar de geboorte door rilling , met daar op volgende hitte , aangetast wierd, en de koorts had: tevens zwol de rechter borst op; en wanneer hy dezelve zagtjens drukte, kwamen'er eenige druppelen melk uit de tepel, de Geneesheer de_zaak onderzoekende, heeft bevonden, dat, en kind en moeder op een en dezelve tyd byna een melkkoorts hadden gekregen, de Geneesheer heeft naderhand van de Ouders verftaan, dat, wanneer de rechter borst allengskens geheel geflonken was , de linker van gelyken is gezwollen; uit welke even eens eenige weinige druppelen melk zyn gekomen (0. (*) Inftit. Bonon. Tom.I. pag. l$U 15a.  $.1340.134*- DER KINDEREN. 1303 Voor 't overige fchynt de reede die Hippocrates bybréngt, dat namentlyk het kind, niet zou kunnen zuigen zo dra het ter waereld kwam , ten zy het reeds in de lyfmoeder aan het zuigen gewoon was, niet zeer overtuigende te zyn. want hy bekend zelfs, gelyk ik by nadere gelegenheid §. 1. heb aangetekend, dat de natuur van niemand'onderweezen, en buiten alle bedwang, al het geene nootzaaklyk is, uitwerkt, zo een kalf, noch zonder hoornen zynde, floot; een jonge haan, noch zagte fpooren hebbende, flaat, enz. zal het niette verwonderen fchynen, dat het eerstgeboren kind kan zuigen, offchoon het nimmer in de lvfmoeder had gezogen. $ 134.1. "F^oor welke oorzaak alleen 'er dikwils walJLJ' gingen, braakingen, buikpynen, hik, ftuiptrekkingen, ontftaan ; en naderhand blyft 'er een overteerbaarheid van het voedzel over. Wanneer zodanige krachteloze flym inde maag vloeit, of aan de keel vast zit, brengt zy enkel door de kitteling, de walging en braaking voort, by volwasfene ontftaat hier door zo menigmaal een allerlastigfte walging; ja door het enkel kittelen, met een veertje in de keel, worden, gelyk bekend is , de walging en braaking veroorzaakt, by de tedere eerstgeboren kindertjens dierhalve , zullen dezelve zichtelyk plaat* hebben , ook door h'gter oorzaak; zo 'er dusdanige flymachtige vuiligheden omtrent de opening van de flokdarm zitten, zal 'er de hik op volgen; in de darmen zullen de buikpynen door dezelfde oorzaak voortgebragt worden; vooral, zodat lymachtige, door de vrye toegangvan de lugt, nu reeds beginnende te bederven, fcherper word: nochtans ontftaan de buikpynen dikmaals door de al te lang wederhoude drek , over welke naderhand zal gefproken worden. Waar  1304. DE ZIEKTENS S Waar uit de reede blykt, waarom Hippocrates (y), onder de ziektens der kleine en eerstgeboren kinderen, de braaking noemt, maar aangezien §. 652. is beweezen geweest, dat de walging en braaking voor naaste oorzaak de ftuiptrekking van de fpierachtige vezelen der keel, {lokdarm, maag, darmen, middennft, buikfpieren , erkennen, blykt het ligtelyk , waarom de walging en braaking, zo zy levendig zyn, of lang duuren, algemeene ftuiptrekkingen verwekken; dewyl het geheele zenuwgeftel zo aandoenlyk is in de tedere kindertjens, en de eerstgeboren kindertiens zo veel vreemdigheden overkomen, daarom heeft Hippocrates 00 dit zeer wel gewaarfchouwt, wanneer hy over de eerstgeboren kinderen handelt; want hy fchryft aldus: dewyl bet in de plaats van geesten, en medegeboren vochten, aan welke het gewoon was, en noodzaaklyk een naauzve overeenkomst in de lyfmoeder moest hebben, alles uitwendig aankomende gebruikt, raauwer droger, en minder met de menfchelyke natuur overeenkomende want het is bekend, dat uit het ingenomene voor de werking van de ingewanden en vaten, en. derzelver krachten , de menfchelyke fappen voortgebragt worden, want zo lang de vrugt in bet lichaam van de moeder zit, komt 'er niets tot dezelve , dan bet o-eene reeds in het moederlyke lichaam ten onder gebragt is, en de hoedanigheid van de menfchelyke fappen verkregen heeft , of ten minfte zeer weinig van dezelve verfchilt. zo dra het kind "°™^ , ten zv deszelfs eerstgeborenen, in de darmen.^^n , hoUi heidvan Soling verftopt is, ontbind d lym., « * de bew ing, de maaien de darmen .f. ,^f^egal verhaast, veegt door door de natuurlyke prikkeling van de g ^ meed£ 2°t wryven dat lymachtige af, erwyl de g^ reeds by v rmengd, de £ eene andere ge egenheid is gewaaric ^ heid , maar de darmen in een levendig mensch ge»a y taaken el-  §.1342. DER KINDEREN. 130? haare byeenhoping niet verzware. hierom worden door de enkele onthouding van eenige zuuren, de maag en de darmen zodanig gezuivert, dat zy bekwaam zyn om gemakkelyk het voedzel te ontfangen, te behouden, en te verteeren, dat de eerstgeboren kindertjens gebruikten. Maar deeze afveeging en uitwerping van het lymachtige, word fraai en veilig voortgezet, zo men een weinig honig, in wyn of mee klein gemaakt, herhaalde reize, nochtans in kleine hoeveelheid, toedient, namentlyk een of twee drachmen, ten tyde der onthouding: hier by word ook nuttiglyk een zagte buikzuiverende prikkel gevoegd ; gelyk de fyroop van chicorei met rhabarber; waar meede ook een weinig venetiaanfche zeep vermengd word; welke een krachtig en tevens zagt middel geeft, om het lymachtige te verdunnen; maar het gebruik van de zeep word voornamentlyk gepreezen, wanneer zich een geelzuchtige couleur op de huid vertoont, of de pis de linne doeken met een geele couleur verwt: want als dan zyn wy verzekerd, dat de vrye uitgang van de gal in de twaalfvinger darm door de lym belet is; welke dierhalve zo dra mooglyk afgeveegt moet worden : men vind in de lyst der geneesmiddelen by dit getal, voorfchriften van dusdanige geneesmiddelen. Mofchion pryst voor de eerstgeboren kindertjens, honig, zagtjens gekookt (b), of ook water en honig, laauw gemaakt, in de mond te laten druppen, op dat de maag en de buik gezuivert voorden : dus verkrygen zy een gefteldheid om de melk te nuttigen, edoch wat voedzel, naar het afveegen van de eerfte wegen, voor de eerstgeboren kindertjens nuttig is, hier in komen alle Geneesheeren niet wel overeen. Aëtius (c) pryst van gelyken de afgefchuimde honig, en water met honig, laauw gemaakt in de mond te laten druppen; daarop gebied hy, dat de moeder, naar eerst het dikke uit de borften gehaald te hebben, en een ftoving van CV) Spach. Gynaïc. pag. 7. No. 71* 72. 00 Lib. IV. Cap. III. pag. 67. verfa. Cccccccc a  j3oS DE ZIEKTENS S-W ■ . .«mM-fc ueftelt te hebben, het kind dc borst geevan warm vvatei: te werk geil* tenene btgas beUr dat het ve- ^yy^^d^Xwrde onthouden. Paré (d) heeft kind tot de vierde dag de borst u ^ yoor ^ ^IS^gA^^ldtn. \*Mofïhion CO heeft datdekraamz^ en de vreemde me k de ^edgm^g^^ dat hy van gevoelen is geweest, dat de voorkeur gegeven verVing doorgeftaan, en door de de melk door,d«beul in . ^ kooken ^ kraamzuxvermgen flegt, dik ^ ^ d t£C • rafzo^ra de cLeesheeren de leiding der natuur verachten, dwalen zy altijd eerstgeboren kind voedzel nodig;, oa mQeten en> men word gegeven, ander ^edzeim ^e „raar deeze zy ten geeft hun PaPF\«^ voedzel, dat het kind eenemaal vreemd aan et Kin » f hdden> liet heeft weini- in de lyfmoeder gebruik - heeft ond ^ ^ ^ ; ge uuren van te v0"" '™\ moederlyke lichaam bereide vochSorftenZSb0an? tot hetXrTZ het eerstgeboren kind, irSveTerUcht, enleet te zuigen, zonder het zelve van iemand g^l^-pSerbezorct een kraamvrouw naar de ^V^nzS heeft verlosfing een zagte uaap, verlosfing te vreezen. ^en niets van de voorgang py ^ ^ kiaamzuiveringen nochte ook behoett men e B kwaadaartigs inhielden ; waar beVreet\\Tri*<^aHoofddeèl overvloediglyk is gefproken geover m het voorige nou en ^ en vM * ÏÏ/mekoomzioh . de borften ve, <;<0 Spach. Gynaec. pag. 413» <0 ibidem pag- 7» No. 73»  5.1342^ DER KINDEREN. 1300 gaderen zal. zy zuivert en veegt de eerfte wegen zagtjens af. daar uit verwonderde zich de zeer vermaarde Monro (ƒ) over de wysheid van den Schepper , die de eerstgeboren kindertjens de dunne, waterige, zoetelyk zuiverende melk heeft toegedaan, en drie of vier dagen naar dat de eerfte wegen wel afgeveegt waren , andere dikkere en voedzamere melk' heeft gegeven. ' Waarom ik altyd gezorgd heb, dat de kindertjens de melk van haare eigen moeder zogen, naar dat deeze door een zagte flaap verkwikt was : het zelfde heb ik altyd aan andere geraden , en nimmer heeft my zulks berouwt, wy nemen in de koeijen terftond naar de verlosfing een foortgelyk onderfcheid der melk waar. Waar uit het tevens blykt, dat de eerstgeboren kindertjens, die de borften hunner moeder niet zuigen , noch meer een zagte zuiverende prikkeling nodig hebben , op dat de eerfte wegen wel zouden gezuivert worden ; ten zy mooglyk een vrouw die eerst verlost is, hun de borst laat zuigen; hetgeen zeer zelde gebeurt, hierom, wanneer ik minnemoeders uitzogt voor de eerstgeboren Princen, heb ik altyd de voorkeur gegeven aan zodanige, die een dunne en zeer waterige melk hadden; offchoon men gewoonlyk zodanige melk veroordeelt: tevens heb ik opgemerkt, dat diergelyke melk naderhand allengskens dikker is geworden, nochte ik vrees voor eenig nadeel van de dunnere melk: zo men nochtans geloofde dat een fterk kind naderhand dikker melk nodig had, zou men een andere minnemoeder in de plaats kunnen verkiezen. (ƒ) Media Elfay and obfervat» Tom. II.Artic.XI.§. 13. pag. 243. Cccccccc 3 $• 1343.  J3.IO DE ZIEKTENS §.i343.i344- 6 n« Ta zelfs zyn middelmatig kruidige, en ■ ' I geestachtige ftovingen ten hoogften nut¬ tig om de dróesfem der fiiotachtige flym uit te fpoelen. Men is fomtvds gewoon de buik met fpeceryachtige maar zagte ftovingen te bedekken, op dat de rood en als roosachtig wordende huid niet te zeer geprikkelt worde, zy hebben vooisianientlvk plaats, zo de eerstgeboren kindertjens zwak zyn en X beweegingen zich kwynende voordoen, men hoopt door deeze urikkelineen de krachten van de maag en darmen op te wekfen en dl lymachtige dróesfem gemakkelyker utttedryven. men vind in de lyst der geneesmiddelen by dit getal voorfchriften ^zótoke ftovingenr na welke gemakkelyk verfcheide andere dieroelyke kunnen te zamen geftelt worden, fommige gebruiken tot& dit einde zagte fpeceryachtige pleifters , b: v: de wasch \TaaTplciflervan Galenus, en foortgelyke. men verwagtenochtans vïn de geene die in 't vorige hoofddeel aangepreezen zyn geweest, krachtiger uitwerking. 6 't4a± rjY lyden gewoonlyk veel van de drek die J' Z/niet fchielyk genoeg uitgedreven is, door de zwakheid van de vrugt , hardigheid van de ltot, deszelfs al te groote hoeveelheid, de. droogheid der weg \yaar zy door moet. Men vind in een rype vrugt, die zeer naby de geboorte is, een drekachtige, zwarte, of ook groen uit den zwarte, klevende lviwchtigelM, het geheele beloop, der ddkke darmen tot aan^ efehideVnde'rechte darmtoe, fomtyds vervullende, deeze dek blinkt, en dewyl zy in couleur en kleverigheid aan de  5-I344- DER KINDEREN. 1311 verdikte heulfap (opium in de winkels genoemd) gelyk is , hebben de oudegriekfche Geneesheeren dezelveMekonion genoemd, bet geene gewoonlyk heulfap in 't latyn word overgezet, deeze drek in de darmen van de vrugt byeen gehoopt, prikkelt de vezelen, veroorzaakt moeilykheid en parsfing ; waardoor de onrustige vrugt in de verlosfing de weeën van de moeder opwekt, of de reeds plaats hebbende vermeerdert; zo dra het kind nu geboren zynde, eenigen tyd adem heeft gehaald, gaat deeze drek gewoonlyk langs de aars uit; wel niet altemaal op eens te gelyk, maar meestentyd in vry groote hoeveelheid. Maar aangezien de vrucht haar eige fpog doorzwelgt, en in de mond, de flokdarm, de maagh, de afgezonderde flym in de darmen, van gelyken met flym overtrokken', vergadert, de gal en andere toevloeijende vochten, ontfangt, en deeze altyd eenige drek agterlaten , vergadert zich zodanig ftof in de darmen , van deeze vuiliffheden by een vergadert, zo de vrucht tevens het vocht in het lamvlies bevat, met de mond fchept; het geene by veele vry bewysbaar fchynt (g); alsdan zal de hier uit vergaderde drek in hoeveelheid kunnen toeneemen. de hoeveelheid der drek is gewoonlyk zodanig , dat de dikke darmen genoegzaam zyn om dezelve te bevatten : want het is zeldzaam dat zich de drek in de dunne darmen laat vinden, die zwarte drek, geduurende verfcheide maanden byeen gehoopt, moet uit het lichaam gaan , zal het eerstgebore kind gezond blyven, en gewoonlyk gaat een gedeelte derzelve langs de afgang uit, zo dra het kind is geboren, maar zo het zwakke kind kwynende is, alsdan gefchied deeze ontlasting later : zo de drek te hard is, word zy niet gemakkelyk door de parsfingen van het kind uitgeparst: maar dit gebeurt zeldzaam; maar zy hangt eerder met een lastige (*) Vide Inftituu Medic. Boerhaave §. 68a» 683.  I3I2 DE 'ZIEKTENS §.i344-i34$- ffe lvmachtigheid aan de wanden van de darmen vast; want zy is zo vastklevende, dat zy met moeite uit de neusgaten , en van de dyen afgefpoelt kan worden, en dé doeken met vlakken befinet welke ongemakkelyk uit dezelve worden gefpoelt. Zo 'er een groote hoeveelheid drek in de darmen zit, word 'er lan°er tyd vereischt tot de ontlasting; want al de drek word, selvk ik gezegd heb, niet altemaal op eens uitgedreven. Het is bekend, dat de holligheid der darmen natuurlyker wyze glad en vochtig is , maar voornamentlyk dat de dikke darmen met een overvloedige flym befmeert worden, op dat zy de harde drek- gemakkelyker kunnen doorlaten: edoch men merkt op dat de darmen zo veel te meer klieren, en meer flym hebben', hoe zy nader aan het einde komen (b% daarom zit er om de aars zo veel vet, op dat de nabuurige deelen voor de drek, die de rechte darm uitzet, kunnen wyken, en alles glad worde gemaakt, zo die flym of dat vet ontbreeken, blyft de afgang hartriekkiglyk gefloten, edoch deeze droogte word in de eerstgebore kinderen zelde waargenomen, om dat hun lichaam zagt, vochtig, en vol faps is. e?*^ s een ge fcherp prikkelende ftof plaats heelt, waar 5 nr rfe wezels dSor de ftinptrekking te famengetrokken, de SS &5£ dTwinder^> «°f vertogen, alsdan warden ^uSd?vliezen gefpannen, uitgerekt; waar door pynen en onverdrapglyke benafuwthedens ontftaan; welke naar he ■ Xrvven der winden terftond ophouden; en op nieuw wedeikonSn ten zv de oorzaak deezer kwalen weggenomen « maarzo ^ h'de omfteking en koorts by deeze kwalen voegd ontdaan ?e? zelfs byvolwasfe en fterke menfehen, onverdraaglykepynen, ^t^trt^, waarom 'er door het wederhouden van^de drek, buikpynen ontftaan, benaauwthedens; welke kwalen de eïendVe kindertjens door een onrustig en geduurig woeï e 1 Kflm« fchreeuwen en weenen, te kennen geven;hoe len des lichaams, l^™rneeifte maand huns ouderdoms zelde Ztll l*en f daarön[fchreeuwen de ellendige kindertjens eer- dMaarVoy is ^d Sjeest zo veel kwalen f V»\PS die dè eerfte weegen door deszelfs menigte Skkelt"\ nS'omfta'an hoe veel te meer heeft men voor W e vreezen, wanneer de drek van een pikachtige kleveng£d , al te a'ngVerhouden, door de vrye bykomst der lucht fchern word, en de plaatfen waar in zy zit, prikkelt. De e^rstgebore kindertjens, flapen byna geduurig zo zy wel gefte t zyn8; maar zo zy pyn hebben, zyn zy flaaploos; wan-  5.1345- DER KINDEREN. J$JS neer door het uitbreken der winden de pyn ophoud, flapen zy terftond ; de pyn wederkeerénde, fpringen zy als verfchrikt uit hunne flaap op ; 'er volgen hevige en algemeene ftuiptrekkingen , die dikwils fchielyk dodelyk zyn. zo zy deeze overleven, vermageren zy fchielyk , ten zy de drek worde uitgejaagt; zo dat ik kindertjens heb gezien, die van vet, dat zy waren toen zy geboren wierden, binnen drie dagen geheel vermagerden, ea dit is ook niet te verwonderen: zy kregen zondertusfchenpozen geduurig voedzel, wanneer zy in het moederlyk lichaam zaten; nu verhinderen de walging en braking het nuttigen van het voedzel ; en zo zy nu en dan iets gebruiken, verteert zulks niet, maar bederft; waar door de kwade dróesfem in de ingewanden vermeerdert word. de flaap, de kindertjens zo zeer verfrisfchende , ontvlugt hun geheel, of word gedüurig door de pynen afgebroken , dewyl zy byna geduurig moest zyn: de pyn zelve verteert de krachten , waar door de dood in 't kort volgd. de daaglykfche waarnemingen leeren ons, dat veele kinderen in 'c beginzel van hun leven zelve door deeze oorzaak alleen fterven. Hippocrates heeft onder de ziektens der eerstgebore, de lm* kingen , bet boesten , de flaaploosheden, fclrikken t opgenoemt (J), voor 't overige leerd ons een vry wonderlyke waarneming van de zeer vermaarde Albinus (k) dat de prikkeling van de regte darm de hoest opwekt, welke hy in een foldaat heeft waargenomen, die in de kronkeldarm gekwetst, zodanig geneezen was, dat het lidteken in den omtrek van het einde van de darm ook aan de buik vast zat: waar door de inwendige oppervlakte van de darm niet alleen voor *t oog zigtbaar was, maar ook omgekeerd fomtyds na buiten uit voort wierd gedrukt, wanneer de koelte van de lucht aan de inwendige oppervlakte van de darm kwam , volgde 'er terftond een hoest, welke niet ophield, dan naar dat de darm op nieuw verwarmt was. O') Aphor. 24. Scct. 3. Charter. Tom. IX. pag. 319» (JC) Academ. Annotat. Lib. 2. Cap. 8. pag. 34. Dddddddd 2,  ✓ DE ZIEKTENS S-'34^- 1316 ^ ft rsk*» T^e verdoofde uitdryvende kracht word 5- |J verbetert door een zagte zuiverende prikkel, een zagte zetpil, een zeer aangenaam en zagt, hartfterkend middel. Men weet dat de uitdryvende kracht verdooft is , zo het kind Jnc dl m nfte pogingen doet om af te gaan, of dat dezelvealgeene de minite puh g ligtelyk , dat men alsdan een leenlyk zeer zwakhet bjf k3f / rhabarber, - en alles, zagte zuiverende rikk hnf ^ ft ezcIve ge.eed maakt, is Sd«lfcS e van een eerstgebore kindje, zonder gevaar van ftuben niet verdragen, de fyroop van chicorei met Rabarber K^^ulkem^r^t^e^smiddelen by dit 1 , • i verfcheide diergelyke voorfchnften. ^De^tpSen ;Sd«ïot het^de einde gebruikt die door 1 !Sp "rootte of door een zagte bygevoegde prikkel, haare enkele gioottei, or o prikkelen 5 waar door een . zagtelyk ^^^^f ™ dus word de wederhoude drek Parf ? r^&/tot een balletje of kegel gevormt, werkt ^„t SSKotte: de gezuikerde bolletjens, die uit alleï/ t?/mef^ gewoonlyk bereid worden, re7ten b4en en behalve derzelver grootte, een zagte pnkke? vnn de allengskens fmeltende fuiker, die een weinig krachtSer is inSpillen, welke uit gekookte honig, of VeneüaanSe1Szeep , gehaakt worden ;. over welke men de lyst der ■^^d^Ö^ÏÏ^ worden, zy eemg geweld n de aars kiinn g ^ S^^leSS^^ gefchied. so Zy  S-134^- DER KINDEREN. ger blyven zitten, fmelten zy langzamerhand; en zo zy tc/ens iets prikkelends bezitten, word de poging tot de afgang daar door opgewekt; indien deeze uitwerking door de enkele grootte van de fteekpil niet gevolgd is. Ook worden de aangename hartfterkende middelen aangepreezen , zo het kind zwak is; welke door een zagte prikkeling de flaatiwe werkingen van de margit en de darmen opwekken, men vind van deeze voorfchriften in de lyst der geneesmiddelen. Edoch men weet dat al de drek uitgegaan is, zo de drek van couleur verandert is; die gewoonlyk nu gheel, dan uit den witte gheelachtig is, en naar eenige uuren dikwils groenachtig word, zo zy in de doeken blyft. ook fomtyds komt 'er een groene galachtige ftof langs de afgang voor den dag, naar dat de drek ontlast is : want Monro heeft zeer wel aangetekent (/), dat de galblaas der eerstgebore kinderen meestentyds met een groene en fcherpe gal opgezet is ; om dat zy door het ontbreken van de ademhaling en de lym die de wanden van de darmen beftrykt, niet zo gemakkelyk in de darmen heeft kunnen uitgaan, dit is de reede, waarom, de drek ontlast zynde, de buikpynen nog blyven voortduuren, door de menigte van gal die door de darmen gaat ; welke ontlast zynde , bevinden de kinderen zich beeter: daarom gaat men met het gebruik van diergelyke middelen voort, tot dat 'er gheele , zagte drek, zonder tekenen van pyn langs de afgang uitgaat, want het is beter voor de jonge kinderen, dat zy een ilosfe als tegenhoudende afgang hebben, het geene Hippocrates ook bevestigt (m), zeggende: die een overvloedige afgang en goede koking hebben, zyn gezonder. §■ 1347. CO Medio EfTays and obfervat. Tom. 2. art. IX. §. 13. pag. 243 (m) De Dentitione num. 4. Charter. Tom. VII. pag. 871. Dddddddd 3  ï3i§ DE ZIEKTENS $, 1347.1348. v- I34-7'- T^e hardigheid der ftof worddoor het drinken van wey van verfche melk met een weinig honig gemengd, door een klyfteer van wey van melk met zeep, of honig, verbeterd. De drek is zelde hard; maar eerder is deszelfs byna pikachtige kleverigheid oorzaak, dat zy met meer moeite langs de afgang kan uitgaan, maar zo zy te lang is blyven zitten, zoude zy kunnen verharden : nochtans zal de drek, wanneer door het agter blvven van dezelve een fcherpte ontftaan is, vry fchielyk bederven , en groter nadeel toebrengen, gelyk $. 1345.gezegd geweest. Die eerfte moedermelk, welkers gebruik van te voren is aangepreezen geweest, zal de al te grote hardigheid der drek gemakkelyk verhoeden, en tevens door haare verdunnende kracht de kleverigheid verminderen, zo het kind de borften van de moeder niet zuigt, geeft men gewoonlyk een weinigjemelkwey, met honig zoet gemaakt (ziet de lyst der geneesmiddelen by dit getal) ; het geene de eerstgeboren kindertjens gemakkelyk naar zich neeroen ook zyn klifteeren van de wey van melk met een weinig honig , en een weinigje venetiaanfche zeep , van zeer groot nut ; dewyl de drek voornamentlyk in de dikke darmen zit, en aldus met gemak uitgefpoelt kan worden, het zal genoeg zyn, zo een, of anderhalf once, van dusdanige wey ingefpoten word, en dat zeer zagtjens, op dat de tedere darmen daar door geen last lyden. want het is veiliger, diergelyk klifteer te herbaaien , zo het nodig fzal zyn, dan een al te grote hoeveelheid op eenmaal in te fpuiten. v- I34'8- l^e darmtn word flibbeHg gemaakt, door $lJ het ingeven vanlyn, -olyf, zoete amandel olie, enz., als ook'in klifteeren, en foortgelyke befmeeringen gedaan. Al-  5.1343. DER KINDEREN. J3I9 Alle uitgeparfte oliën maaken flibberig, verbeteren de droogte van de darmen, befmeeren derzelver wanden, en ontzenuwen alle fcherpte, door dezelve in te winden, hoedanig dezelve ook zyn mag: daarom worden, gelyk bekend is , de zagte verfche onën, tegen de fcherpe ingenomene vergiften van een iegelyk zo zeer gepreezen, zo wel die uit het ryk der planten , als uit het ryk der dieren gehaald zyn. wanneer dierhalve de drek, nu hard geworden, door de darmen te kwellen, buikpynen voortbrengt, O'. J3450 Zlllk'n deeze van nut kunnen zyn. men fchynt nochtans zorg te moeten dragen, dat deeze niet in al te groote hoeveelheid, of ai te lang agtereen gebruikt, want zy verminderen de kracht der vaste deelen, (§. 35.) en , worden gerftig zo zy lang in de maag en de darmen blyven, en brengen een allerero-fte fcherpheid voorr: ook neemt men zelfs by gezonde en fterke menfehen waar, dat zy, zozyop't middagmaal veel vet hebben gegeeten ,des avonds louter olie opruspen ; maar reeds zo fcherp, dat zy in de flokdarm en keel brand, ja byna verflikt, dit is de reede, waarom in de lijst der geneesmiddelen by dir getal maar een kleine hoeveelheid zagte oliën word voorgeschreven, en 'er tevens fyropen meede vermengd worden , op dat die olie door de zeepachtige kracht van de zuiker , met de waterige vochten vermengbaar worde, en men dus voorkome, dat zy niet te Jan" aan de holle oppervlakte van de darmen blyve hangen, om de zelfde reede word by delyn Olie een dooijer van een ey, en de kwik honig gevoegd , * wanneer zy als een klyfteer een eerstgeboren kind ingefpoten word ; en tevens word gewaarfchouwt, dat diergelyk klyfteer eens op een dag moet ingefpoten worden, tot dat de jlibberigheid wederom komt. want wanneer men dit verkregen heeft, is het beter daar meede uit te fcheiden. Ook worden gewoonlyk de befmeeringen van de buik met zagte zalven aangepreezen; welke nochtans zo onmiddelyk niet dienen kunnen om de darmen glad te maaken. Tis-  i3<2o DE ZIEKTENS §. I34&I349. Throt heeft waargenomen f/», dat de uitgeparfte oliën , de J$£™*vite«i™ gegeven , de buikpynen fomtyds vry fchiefvk: ïeftüt hebben ; maar dat dezelve dikwerf naderhand wederom gekeerd waren, zo men met het gebruik van de ohen vWgingf hy heeft 'er fommige geneezen zonder eenig middel te geeven, het gebruik van de olie verbiedende. 6 J.340 C\V welke wYze5 door welke geneesmidy' V_J delen, die onderfcheide en allerkwaad- tte toevallen allergelukkigst worden te bovengekomen, welke van deeze eene wortel (134. f.) gefproten zyn. De eerfte weeën worden by de eerstgeboren kinderen door flvmachtige vuiligheden bezet, het geen oorzaak is van veele moeiSSens gelyk gezegd is geweest: de dikke darmen houden een menigte8klevefige drek in; welke bezwaart, en uitzet, en door het verblyf fcherper geworden, prikkelt, maar zo deeze nuhet lichaam geleid worden , worden de maag en de darmen gezuivert, en bekwaam gemaakt, om het ingenomene, dat tot foedzel en de aangroei van een eerstgeboren kind vereischt Xord te ontfangen , te behouden en te veranderen, waar uit blvkt dat deeze wyze en deeze geneesmiddelen genoegzaam zyn, om de opgenoemde kwaaien te boven te komen. 6 17to. \ /f aar zo ergens, zo hebben hier de tegenÏVI zuurige middelen plaats, en onder deeze voornamentlyk de opzuigende. Dewvlmen een eerstgeboren kind de borst geeftof pappen van melk, meel of brood, en deeze alle uit haare eigen natuur toTeen zuure fcherpte ontaarden, blykt het, waarom de tegen- («) Avis au peuple fur fa fanté pag. 387.  §.1350.1351- DER KINDEREN. i3£r zuurige middelen hier plaats hebben , en onder deeze de voorkeur aan de opzuigende word gegeven; om dat zy wel het zuur krachtdadiglyk temmen ; maar tevens geene de minfte fcherpte hebben, men zie hier na het geene §. 66. is gezegd geweest, wanneer over de van zelfs ontftane ziektens uit het zuure vocht gehandelt wierd. (y. I3)i. T ">kC opiaten moeten zelde , en niet dan JL-J met groote omzigtigheid gebruikt v, orden, Die allerkwaadfte gewoonte heeft op veele plaatfen, by't gemeen al te veel voet gekregen , om opiaten te geeven, wanneer de kinderen door een droevig geween haare pyn te kennen geeven : aldus word wel het gevoel van de pyn verdooft; maar de oorzaak van de pyn gaat voort te werken, en kan het teder lichaamtje van het eerstgeboren kind vernielen, zo de darmen door de wederhoude en fcherp geworden drek geneepen worden,moet deszelfs uitjaging voortgezet worden, gelyk gezegd is geweest: indien zodanige"kwalen door een zuure fcherpte ontftaan zyn , kan dezelve veiliglyk door opzuigende middelen verbetert worden, maar dewyl een vrye afgang in 't eerfte tydperk des levens nuttig is, om de drek te ontlasten, en de in al te grote overvloed vergaderde, en fomtyds al te fcherpe gal, uit te dryven, zyn de opiaten nadeelig , dewyl zy gewoonlyk de afgang tegenhouden, waar uit blykt, dat dusdanige middelen geen plaatshebben; of zo her geduurig gekerm eenige verzagting vereischt, deallerzagrfte alleenlyk maar moeten gebruikt worden, fyroop van roods koor nbloemen, borst fyroop, en diergelyke, die in alle winkels te vinden zyn, met water verdunt, en met kleine gifte toege- Vier.de' Deel. Eeeeeeee dient,  DE ZIEKTENS §.1351.1352- u ^rh^We reizen gegeven, tot dat 'er een zoete rust di"'U^m^^ llerker middelen zyn al- op volgd, zoude ™n * 1 en oppasters der kinderen , om tyd nadeelig, d^Jed^ dikwils heimelyk aan de kinderen, lMnA^^'i^mJ^i%^ uitwerking meer doen ten zy en dewyl zy^«n «, fomtyd ft de gifte vf^rdert w0 , ^ de eU fa der. moedig IfJ^X^deeze gewoon, dat zy langen tyd 0» ren beter geworden. 6 ïicz >7elfs moet men ook al te zeer verdunnen* 35 de, prikkelende, vlugge middelen, vermyden. ^ „i*t Wt in de lyfmoeder van zagte vochten, van de 06 7 rnneder Ueft, en is in dezelve gegroeit, en, gelyk gezonde moeder geleett, zwan. van te voren is gezegoigew > ' 'f toemaakzels, in grote gere vrouw fcherpe £PyZQtt>J?„Vmd„tboKIl is, is de zagte Leveelheid ^^J^^&^ai ingewanfen moedermelk tw^82^!^" - ë kunnen niets fcherps , niets van de eerstgeboren kindejens >}^f f d Ge. prikkelende ™*^^ó$££w, van dezelve! waar neeren zich, m de benanaeiu g vrouwen begaan word, tót het blykt , *oe zwae«^ 3^ trach. wanneer zy door heete ^^^Sige kindertjens driakel, ten te doen flapen. zy ge even de e enatg dank; „*JW*tf, en die'f^^e ^ea^en, « ^ fmnnftdzel aan de op fommige plaatfen « d^oontt, ^ kinderen te geeven,- dat eletiuane uj dgs.  D E R KINDERE N. deszelfs uitwerking, kinderrust, in de winkels genoemt word. deeze elecluarie houd in zich, behalve een vry groote hoeveelheid opium, ook muscaat noot, canneel, gember, ja ik heb gezien , dat men hun een allerheetfte eledluarie, in de winkels philonium romanum genoemt, toegedient heeft; welke buitenen behalve een zeer grote menigte opium, ook peper, en het vuurig kwylworteltje inhoud: deeze te famenftelling is zo heet, dat zy byna de keel ontfteekt, wanneer zy doorgeflokt word. Naar dat het vlug olieachtig zout van Sylvius, in naam was gekomen , heeft men hetzelve byna voor een algemeen geneesmiddel gehouden, dewyl hy byna alle oorzaken der ziektens van bet zuur alleen afleide. daarenboven heeft men , aangezien de zuure fcherpte , zo menigmaal in de maagh en darmen van de kinderen plaats heeft, hun dit fcherpe middel, dat uit alcalisch vlugzout, en allerheetfie fpeceryolien beftaat, ingegeven, edoch zo de reuk van dit middel, de neus van een fterk en gezond mensch aandoet, krygt hy byna over het geheele lichaam ftuiptrekkingen. hoe zeer moet men dierhalve bevreesd zyn, zo een diergelyke waasfem, door de warmte van het lichaam nog meer opgewekt, door de maagh en de darmen van een teder kindje woelt, dit middel temt het zuur wel, en verandert met zuur vermengd, in een neuter zout van een zagte aart, maar benadeelt, door de fcherpe prikkeling, eer zulks gefchied. Dit is de reede, waarom voorzigtige Geneesheeren liever gehad hebben , opzuigende middelen te gebruiken om het zuur te temmen, dat in de eerfte weegen der kinderen zit; ja zy hebben dezelve de voorkeur gegeven boven de vaste alcalifche zouten ; offchoon deeze minder prikkelen als de vlugge alcalifche zouten, want alle die middelen , kunnen door haare eige fcherpte benadeelen , zo zy met het zuur niet vermengd worden, of wel eer dat zy met dezelve worden vereenigt. maar de opzuigende middelen zyn zagt, en hebben geene de minfte fcherpte. Eeeeeeee a' S- r353-  im DE ZIEKTENS $»t$5*> 6 ti 41 1? doch voor ieder byzondere kwaal (i ï4>£> 9* 3"' Ü word ligtelyk, naar dat de oorzaak, en de geneezing van de tot nu toe befchreve ziektens. bekend is, een geneesmiddel gevonden.. a„ a- \r ,«ipn die S opgenoemt worden, wordenge- Alle die kwalen' fie |;^405me^ naar dat de oorzaak weggewoonlyk gelukk glyk ™*f™ >£ uitgedreven word, en de n°T en L darmen van de taaide flym bevryd worden, het kan, ™*grSS, aeSen dat de ingewanden naar een lang verblyf. mtusfchen ggeuren. , aar gaangedaan zyn, en 'er der reed* *h^^ vanyde drek, nog eenige van daarom zelf* naar as>. mw y * n omfto-_ deeze kwalen ^ ^ zodsniggekWe5>Pr 7odani-e geneeswyze van ieder byzondere kwaal ver^ h0Hdierduit blykt ook de reede, waarommen zorgvuldig alles !lln dat de werktuigen der zinnen, in de eerstgemoet vermyden , dat de we * kan nandoen. waarom M>- hrT rl^ voor" .ttlykygewaarfchoöUw,t heeftdat de terstgebor fchion (o) voorzyigiy* g „,„,.„,, fl;,* van 't licht be- ftSeneLPrlZ wvde vooffien ge natuur na, welke de oogappel aldus b^^V^/^iens met. een toefluitend vlies voorzien f f»? OPSahet alJte fterke licht de oogen niet zoude toehCfvpn diergelyke voorzorg vind men ook. aangaande het genooggSaSyk door een'toeftoppend,vlies, gedeeltelyk. om  DER KINDEREN. 1325 dat het gehoorgat zeer kort is; welk naderhand allengskens langer moet worden, waarom men de kinderen der Koningen benadeelt, wanneer zy in fterk verlichtte kamers gelegd worden, terwyl in de nabyheid het kanon gelost word, enz. deeze nadeelige gewoonte , heb ik, fchoon nog niet ten eenemaal kunnen affchaffen , eventwel in zo verre mogen verbeteren, dat zy byna geen nadeel meer kan doen. Het weeke lichaamtje van een eerstgeboren kind, en de byna waschachtige buigzaamheid der beenderen , moeten zorgvuldiglyk behandeld worden, op dat men de ledematen metmismaake, het geen naderhand met moeite verbeterd kan worden, men laat nochtans de zorg van deeze geheele zaak aan de vrouwtjens over, die de kindertjeris metwindzels knellen, de ledematen na haar welgevallen leggen; de beste raadgevingen van de Geneesheeren en Heelmeesters onbefchaamdelyk belaggen ; waar door dikwils groote moeilykhedens by de ellendige kindertjens ontftaan. Mofehion (q) heeft voorzigtiglyk geleerd , dat men de eerstr geboren kindertjens wel op een zagt maar nochtans niet al te zagt bedjen zou leggen; want hy was bevreesd, dat de rugftreng of de hals verdraait zoude worden, zo het bedje.door het gewigt van het lichaam te zeer inzonk.. ■ De vrugt in de lyfmoeder , in het zagte vocht van het lamvlies gedoken, konde alle deszelfs ledematen onverhindert beweegen; maar naar dat zy ter waereld is gekomen , word zy door de windzels terftond zodanig geknelt ,, dat zy onbeweeglyk is. het zal wel geen nadeel doen , zo men het lichaam en de ledematen met een.zagt, maar zoetjens toegetrokken windzel omwind,, op dat het kind van de minne en kraambewaardfters kan behandeld , van de eene plaats na de andere gedragen, en aan de borst gelegd worden, wat de tijd aangaat, hoe lang men de windzels moet. Qj) In loco modö citato; Eeeeeeee: 3  ir_6 DE ZIEKTENS 5.1333. moet «ebruiken, heeft Mofchion gezegd (r) , dat by fommige veertil bv andere zestig dagen is vastgeftelt; maar dat hy van o-evoelen is, dat de windzels te pas komen , tot dat het zamenfteïzel van het lichaam vast is; het geen by fterke vroeger dan bv de zwakken kindertjens plaats heeft. yHet voornaamfte dierhalve, ja het eemgfte , gebruik van de windzels, is om het kind voor de koude lugt te befchermen, en voor het kwetfen door een al te ruuw aanraken te verhinderen , lelijk voor het wryven der deelen tegen elkander, waarom de ledematen met een zagt linnen omwonden worden , om alle wryvine te vermyden. maar die allerkwaadfte gewoonte om de ledewu&en door het toetrekken van de windzels onbeweeglijk en recht St geftoken te houden, heeft al te veel veld gewonnen, en du. wordende deerniswaardige kindertjens gedwongen in een houdiner te leggen, die zelfs voor gezonde en fterke menfehen onvèrdraaglyk zou zijn. van te voren, wanneer over de legging in üe ziel fens wierd gehandeld, is gezegd geweest, dat die als de beste word aangepreezen, welke men 111 gezonde flapende menfehen waarneemt, die nimmer met rechtuitgeftokene, maar halfSooen ledematen flapen, dewijl, de vrywilhge beweeg mg in fe fla'ap zwygende, debuigfpieren fterker zyn dan de uitrekkende en de ledematen zagtjens buigen, de domme oppafters der tinderen beletten met alle kracht het buigen van de ledematen, zv rechten de armen en ellebogen in een rechte houding; uitgerekt zynde, houden zy die, meteen windzel om deze ve te doen, vas teggén dezelve tegen de zyden aan , en trekken dezelve II rWrds: op dezelve^wyze behandelen zy ook de onderfte Sten, door alle buiging van de kmën te beletten ; en dus vertoonen zy het ellendige kind als een mumie, in de windzels Cr) Spach. Gynaec. pag. 10. No. 107. 108. & Harmon. Gynaec Pan. I. Cap. XXI. pag. 17  $.1353- DER KINDEREN. 13 V ingewonden, en onbeweeglyk aan de moeder en de omftanders, zich als over een wel volhragte zaak verhovaardigende. De vrouwen zelfs verwonderen zich, dat een kind, wanneer het allerellendigst weent als het in de windzels zit, terflond ftil is, zo dra het zich door het losmaaken van deeze banden, de ledematen vrylyk kan beweegen. eventwel heb ik door deeze klaar* blykelyke proefondervinding de allerhardnekkigfte niet kunnen overhalen , om de ledematen van de kinderen meerder fpeeling te geven, ik heb daaglyksch tweemaal by het bakeren der keizerlyke kinderen geduurende de zes eerfte weeken naar hunne geboorte, tegenwoordig geweest, en ten zy ik duidelyk gewaar wierd, dat de ledematen zich altemaal onverhinderd konden buigen, heb ik terftond geboden het geheele beflag weg te doen, hoe zeer ook de vrouwtjens, die door geen goede raad , maar door gezag alleen moeften bedwongen worden , tegenftribbelden. ik heb tevens zorg gedragen, dat de Vroedvrouwen ingeftamt zou, worden, dat zy, daar het de gewoonte is, dat zyde eerstgeboren kindertjens het eerst opbakeren, dezelve niet te ftyf zouden bakeren, aldus heb ik langzamerhand verkregen , dat verfcheide wyzer zyn geworden. 'Er fchynt nimmer iets te vreezen te zyn van de losheid der windzels: in de lyfmoeder vlot het kind onverhindert, beweegt, fterk de ledematen en trapt, geheele volkeren gebruiken nimmer eenige windzels, maar behoeden de kindertjens alleenlyk zagtjens gedekt voor de onguure lugt. de Europeanen verwonderen zich nochtans over de fterkte en vlugheid van deeze menfehen Cs), en zelde word by deeze iemand mismaakt van lichaam gevonden. Voornamentlyk moet men zorg dragen, dat het hoofd niet te zeer gedrukt word in de eerstgeboren kinderen ; want niets is gevaarlyker. men vind (V) een allerbeste waarfchouwing; het hoofd Cs) Hift. Natur. gener. & particul. avec la defcript. du Cobinet du Roy Tom. II. pag. 457. CO Spach. Harmom Gynsc. Partt E Cap, XXI, pag, 17. 1  _g DE ZIEKTENS $-nS> jjaar en c,uvc'' , £ beweeg ng van de borst, tot &Sn^^^ gewaarfchouwt heeft. lvfmoeder van de mvelflreng Maat aangezien de vrag m_dMytmo fchnd , warneer de n,oeae ^ ^ ^ ^ ^ TvSX«rendbeweeging, vermaakt; waarom men de ^'ïte"ls.™fSSgtó' op datzy deeze allerzagtfte ^ Traité des Maladies des Femm. Groff. Tom. I. Liv. III. Cap. XXXVII. pag. 50Ó.  $• ^3-1354- DER È INDERÊ N. 132? eischtdat deeze beweeging; van de wieg zagt en evenredig zy. waarom Mofchion gezegd heeft (w): de zviegen moeten hangen , of op voeten ftaan , of van boven en onder zodanig gemaakt zyny dat zy zeer gemakkelyk langs beide zyden kunnen bewogen worden. de hangende wiegen zyn de beste, dewyl zy met weinig kracht zeer evenredig en zonder eenig geraas kunnen bewogen worden, tevens vermindert de beweeging, aan diergelyke wiegen medegedeeld, allengskens zonder gevoel, en houd eindelyk zonder eenigzints te fchokken op. §• l3>r4r 3- ^7y 'lyden veel van de melk zelve, wan£~J neer dezelve al te fchielyk, en fterk, in de maag geftremt, tot een zwaare en fcherpe klomp word opeen gedrukt. Naar dat het kind ter waereld is gekomen, de navelftreng afgefneden zynde, alle gemeenfchap weggenomen, welke het tot nu toe met de moeder heeft gehad; maar naar eenige uuren vasrens, opdat de eerfte wegen beter afgeveegd zouden worden , gelyk gezegd is geweest, is 'er voedzel nodig ; waarom de natuur, op dat het by de hand zy een dunne weiachtige, afveegende melk in de borften van de moeder heeft bereid, dierhalve is'er niets natuurlyker, niets nuttiger, voor het kind, dan dat het met de eige moeder melk gevoed worde, het heeft in de lyfmoeder voedzel van de moederlyke vochten zo wel als de aangroei verkregen; ja het fchynt zeer bewysbaar, gelyk van te voren is gezegd geweest, dat de melk de laatfte maanden der zwangerheid na de lyfmoeder en de vrucht geftiert word. Indien nu de fchielyke verandering van voedzel in volwasfe en gezonde menfehen niet zonder gevaar is, blykt het van zelfs, dat het zeer te vreezen is, dat het eerstgeboren kind door een ou"? C«0 Spach. gynac. pag. 9. No. 104. Vierde Deel. Ffffffff  DE ZIEKTENS *«- voedzel zich kwalyk zal bevinden, en kwynen. want ongewoon voedzel ^l 1 w / d vrouwen van het men- aaDg,e?en Sfcïmar ook aan die van de beesten zyn gegeven, fchelyk 8^^^ h0e ™ meet jongen gewoonlyk voort-, in zo veel g'o°f gjge zy j g t, ^ ^ ^ brCnSzo dï«t^^CS», blijkt hetd'nidelyk dathet zyri, zo dra zvJ*\ * is dat de eerstgeboren kindertjens met de moedermelk g dgn gekomen zynde, ten to^e™e"de'rnv7en die een fterker koking nodig hebben * het kind hardere fpyzen , d e een 1 £ gS2f3ÏïïS zwaare en dringende redenen van de natuurlyken weg afwyken. fa de mg » HCt lS,no fn dezete te v blyven, fcherper word en veele ftremt, door in.dez^;eQt!c nver welke wy nu zullen handelen: k^fiKSÏÏSk'v^eS iniu b'ehoorlyk voedzel fchyWaar0^nn^T?e hebben , en eerder een ander voedzel te hebben nCn ?Sood eerstgeboren kindertjens. maar zo de krachaangeraden voor ^ ee^ g z few dat zyde teV aninh« mSSlyk lichaam reeds bereid enten onder gemelk, m.^}n^„^lKKU9 zalmen dan kunnen verhopen, bragt,. ^^"^' dtevan de gezonde fappen meer afwyfat 3 de meldzuilen kunnen ten onderbrengen? dit is zekerken als de melk, zuiien k borften ver- lyk naauwgl-^^Sg^ledeingemnden en v* gaderd word heelt zy o 0*dergMII, dewyl zy met alle de rTnnvan he "SeSaam vermengd, door de-vaten heeft fappen van het gene ij)iwW de menfchelyke fappen. gevloeit, ja reeda zeer g J . , te de melk is , kan HlJCfi tand^voeS'te weeg gebragt worden, door geen kunst in_n« an ^ de bekwaamfte 8W3^S^tftSJu»W  $.1354- DER KINDER EN, ,333 het niet zeer moeilyk, dezelve te verbeteren ; gelyk in 't vervolg zal blyken. Fan Helmont (x), heeft, offchoon hy de melk veroordeelt heeft, en zeer veele kwaaien die daarvan te vreezen zyn, heeft opgenoemt, nochtans gezegd: de natuur heeft de melk in 'deborften tot fpys en drank voor bet kindje gefchikt, welk voedzel het gemeen heeft met de heeften, maar hy fchynt de melk om deeze reede minder getelt te nebben : de natuur word door de vinger Gods beftierd. bet is zo. hy heeft dierhalve genoeg melk gegeven tot een gewoon voedzel om van te leven; maar niet op dat zy tot een lang leven zoude dienen, want de natuur is niet meer op een lang leven bedagt gezveest, naar dat zy gezoeeten heeft, dat haare maaker het leven korter beeft gemaakt, en niet zuil dat iemand lang leeve. maar hy heeft de melk aan een iegelyk in evenredigheid gegeven; om dat de menigte van ziektens, gelyk duizende te vroege ryphedens tot de dood de beginzelen van het leven zoude ten ondergang brengen, de melk is dierhalve genoegzaam om aan het einde van den Schepper te voldoen , en heeft een dierlyk voedzel verfchaft. maar aangezien hy droomde van een lang leven door zyne geheimen voort te brengen, heeft hy gewild dat men daaglyksch tweemaal vier druppelen van de boom des levens zoude Gebruiken : om deeze reede heeft hy ook de melk veroordeeld welk middel tot een lang leven , gelyk het van de wieg af daaglyksch druppelsgewyze tot een lang en gezond leven word toegedient, niet kan verteert worden, en ook niet doordringen, zo het tusfchen de dikke brokken van de melk begraven word. gelykerzoyze als ook de vergiften byna onfchadelyk worden in de melk, en als gelubt onvrugtbaar worden- Maar welk voedzel heeft hy, in de plaats van de melk die hy veroordeeld, geftelt: ik pryze voor ons kind fpyzen, welke van brood, een zveinig in dun bier gekookt, met afgefchuimde honig, of anderzints met fuiker, gemaakt worden: tot dat zy te zamen tot O) In Capitulo: Infantisnutritioadvitam longam, pag. 613. & feq* Ff ff fff f a  im DE ZIEKTENS toteenfoortvan.fymoflym, of gelei , Z* iV hekend dat bier en brood, te zamen gekookt , ichieljK. en wel £k zuur worden: niemand zekerlyk die de werkmgen Sn^lt ^mkend, zaleen diergelyke dikkepap voordemelk verkiezen, die het kind uit de borften zuigt. Srom neemt men waar, dat 'er niet zeer veele zyn, die de reemde MlS van van Helmont, die al de melk , zo wel van de nïSfchra 5S van andere dieren, veroordeeld heeft , volgen aI vdde beuzelingen der fcheikundige , om het leven te vertl^^Sli^^ van voorzichtige Geneesheeren belengen, wuiu eerstgeboren kindertjens de meik ÏXudcm opd.^ nSlyk de krachtdadigheid van de zelfSdTgheld dePr eike boom/van de boom des levens enz., door ZTnlrek ^ÖmSn^^ ik in eerbiedboude, 1 pKteïSfer^vSen van de melk gehad, en hebben het nut van Svewelffi, maar hebben de melk van andere dieren de 5on?k?nSn?« de moedermelk gegeven; en tragten door heer- nTdeKonta Zdfs d£ deee^vouwdigheid der^ ^ ml tvde hebben dee%1breke,f de overhand, de kinderen zuionze tyden neDuen g zaaden der ziektens en on- §en ls gel?„S^ w»dat de kinderen door Kfzader^ ^ dJbor« worden'gehouden, de GeneeshXn moesfen nimmer ophouden te vermanen., tot zy met geduld dusdanige gelukkige tyden verwagten., £ (y.) van der Monde fur la maniere de perfeft. 1'efpece humaine» ^00 Educat. Med, .TonuLkCa* V. m> *6* - ■  S>2 354- D E R. K I N D E R E N. l3+3 Ik beken, dat men zagter over onze eeuw moet gevoelen : zo de gebreken talryk zyn, 'er ontbreken eventwel geene deugden, het fchelmftuk der broedermoord heeft reeds de eerfte kindsheid der waereld bevlekt: naar vyfrien eeuwen naar de fchepping der waereld verlopen, waren de ondeugden zodanig toegenomen , dat de zo langzaam ter ftraffing gereede Goddelyke gramfchap het geheele menfchelyke geflacht door de overftroming^der wateren , de eenige ivo*", een rechtvaardig en volmaakt man, met zyn geflacht, uitgezonden, vernietigt heeft, deeze eerfte eeuwen zyn bmten alle twyffel erger geweest , dan de onze; want alle vleesch over den geheelen aardbodem had zyne weg bedurven (a). Nochte men zou my lichtelyk kunnen overhalen, om te geloven, dat de melk heerfchappy heeft over de zeeden. ik weet wel dat 'er veele dingen hier van verhaald worden, hoe groot was het onderfcheid der zeedtn niet tusfchen. de twee broeders' Caïn en Abel? van de zelfde ouders geboren , hadden zy dezelfde borften gezogen, wie zal geloven, dat Caïn de gramfchap , nyd, zo woefte wreedheid te gelyk met de melk uit de borften van de moeder menfehen gezogen heeft, de daaglykfche waarnemingen leeren ons, dat broeders, uit-dezelfde ouders voortgefprooten , met de zelfde melk gevoed, zeer onderfcheiden zyn in zeeden. zo het waar is, (waar aan ik twyffel) dat de moeders in Mofcovié'n en Ysland nimmer haare kinderen zogen, is het dan zeker, dat de gebreken aldaar minder heerfchen als elders, een kalf dat tot een wreede ftier word,.heeft dezelfde melk met zyne zagtaartige zusters uit de uijers gezogen, wanneer ouders bezorgt waren om het kind van de borften eener minne , die anderzints zeer gezond was, te doen , om dat zy van een dom verftand fcheen/e zyn, heeft een oud Geneesheer glimlaggende gezegd dat de minne buiten twyffel meer verftands bezat dan een koe, met welkers melk zy het kind wilden voeden, maar hoe weinig de melk over de zeeden heerscht, geeft een uitmuntende Schry- ver (a) Genef. Cap. VI. (J>) Brouzet fur 1'Edecat Med. Cap. V. pag, 160, Fff ff fff 3  I334 D E ZIEKTENS 5-1354- ver door zyn eigen voorbeeld te kennen (c)- want hy bekend , d hy geduurende agttien maanden de borden van een aan den d "ank overgegeven minne heeft gezoden , zonder eenig nadeel In ,vSe fffzondheid of krachten, nochte de fraaue verhandeling welkeyhv over de geneeskundige opvoeding de, kinderen beeft ri>hreven geeft dit gebrek der zeeden eeniger maate te ken£ Sten d'ie geene? die de menfche melk veroordee en jte ooïzaak van de ziektens van de geest en van het lichaam, niet bevreest zvn voor de plompe bottigheid der ezels, of voor de «Ewonrustige lichaam, vlugheid wanneer zy ezehnne of feite melk voor voedzel aan het kind doen verftrekken (<£>. g 7o de melk der beesten voordeelig is geweest in de geneezing van de iermoeilykfle ziektens , dan is de menfche melk nog vee voordeel 'er geweest, men zie na het geene J. a8. i. gezegd r. leweest felyk ook het geene §.ian. over de geneezmg van de Sn 'word gevonden, aldaar is toen aangetekent geweest, dat de warme melk, uit de borften gemolken , een waasfem van een v^a»me reuk van zichgeeft, wanneer zy aan de lugtword ffioSefteld, welke terftond door de lugt heen verfpreid word, en n ft " onder reede gelooft word een voortbrengzel van het alwXrfte en alleruitgewerkfte vocht in 't moederlyk lichaam beeed fezym dit vefdwynt in 't geheel fchielyk, wanneer de rnelk aan de lugt word blootgefteld: waarom de voorzienige naTnm^sezorgd hleft, dat de melk uit de borften onmiddelyk m de maagC het kind overgaat, zonder eenig verhes van die aller- Vllenrdfrem;eede, welke tegen het zuigen gefteld word ïc dat de zogende vrouwen min vrugtbaar zyn , en volgens dit ^voelen zoude het getal der menfehen toenemen, zo men het luigen geheel affchafte: de vermaarde Schryver taftgj '(d\ Brouzet fur 1'Edueation Médic. pag. 175. 1" notis. \d) Van der Monde fur la perfetf. de 1'efpèce humauie Cap, V, pag. 88.  §• Ï354- DER KINDEREN. '335- ■wild (e), dat ten minlte twee derde deelen van den tyd, dat de vrouwen gewoonlyk vruchtbaar zyn, onnuttelyk verloren gaan, wanneer zy haare kinderen zogen, maar dit gevoelen fchynt tegen de daaglykfche en onfeilbare waarnemingen te fhyden. ik heb zeer talryke vrouwen gezien, die byna alle jaaren gelukkiglyk verlosten, offchoon zy haare kinderen de borst gaven, my is een adelyke vrouw bekend, dieagttien kinderen heeft gebaard, alle gezoogt heeft, en uit haar laatfte kraambedde opftaande , niets van haare fchoonheid had verloren, zo dat zy eerder de zuster, dan de moeder van haare {dochters fcheen te zyn ik merk een groote vruchtbaarheid in Oostenryk op, zelfs onder het gemeen, die de kosten van een minne niet kunnen dragen, en het veel gemakkelyk oordeelen de kinderen de borst te geeven, dan in een onguure nagt andere fpyzen gereed te maaken. ik heb veele klagten gehoord, dat zy maar zes of agtmaal gebaart hadden, vastelyk verzekerd, dat by iedere verlosfing iets nadeeligs uit het lichaam ging; en wanneer zulks niet gefchicde, vreesden zy dat zy in 't kort ziekelyk zouden worden, het blykt dierhalve , dat de vruchtbaarheid door het zuigen niet verhindert word, en ik zie daaglyksch ,- dat de zuigende kinderen gelukkigljk opgroeijen. Ik heb het altyd aangeraden , en nimmer heeft het my berouwt , dat de kraamvrouw altyd in 't geheel zy een moeder van haare zoon ; want wat is dit onvolmaakte en halve moederlyke geflacht tegen de natuur, dat zy gebaard heeft, en het kind terftond van zieh heeft verworpen P in haare lyfmoeder zal zy met bloed gevoed hebben, iet, ik-weet niet wat , dat zy niet zag; en nu zal zy , het geene zy ziet, niet met haare melk voeden, datnulèeft, nu een mensch is, nu de moederplïgten eischt? meendgyook, zegd hy, dat de natuur de borften tot fraaiheid aan de-vrouwen heeft gegeven , en niet om het kind te voeden,- maar 00. Brouzet fur, 1'Educau Médic» • Tom. I. Cap; V. pag. 164, •  D E ZIEKTENS S- r-354- maar dat zy dezelve alleen maar gegeven heeft om de boezem te ver fier en ? het zy verre van u lieden te-handelen gelyk de meeste van die groote vrouwen, die de- allerheiligfle fontein des lichaam, opvoeder van-het menfchelyk geflacht, verdroogen en uitdoven^ zelfs met gevaar van door de wederkeering van de bedurven '.velk, Heb een ziekte op den hals te haaien, >om dat zy bang zyn dat haare fchoonheid afbreuk zal lyden enz. Kf). de Koningin van Frankryk heeft haar zoon de borst gegeven, en heeft'niet willen ophouden, offchoon zy ziek was, en wanneer een andere vrouw ten tyde van een aanval der tusfehenpozende koorts, aan het dorflige en krytende kind de borst had gegeven, heeft zy dit zo kwalyk genomen, dat zy , door de vinger in de mond van het kind te'fteeken, het braken opgewekt heeft, met willende, ,dat een ander haar moederlyke pligt zou waarnemen. • Maar zo de moeder, door ziekte, zwakte, of eenige andere oorzaak, het kind niet kan zogen, of niet wil, als dan is 't het beste dat men een minne verkieze, die het kind de borst geeve • het eerfte dat in een minne vereischt word, is een ongefchonde gezondheid : daarom onderzoeken de Geneesheeren met alle vivt, of zy ook iets ziekelyks kunnen ontdekken , zo de couleur van het vel goed is, de oogen levendig, het tandvleesch van een ^oede couleur .en vast , de tanden fchoon en onbedurve , het vel overal zuiver, geene kwaade adem, het zy uit de mond, de neus, öf het vel, de lichaams werkingen alle behoorlyk volbraet worden, als dan kunnen wy zeker zyn van een goede gezondheid, ook tevens onderzoekt men het kind, dat zy zoogt, of het gezond is, of het een behoorlyke aanwas heeft gekregen : want daar uit befluitmeu, over de goede uitwerking van de melk. een voorzichtige en ervare Vroedvrouw doorzoekt alles, en zo zv op eenise plaats een verdagt lidteken , puistjens, de witte vloed worden gevonden, word de minne met recht verftoten. De CO Auli GeHH Noft. Attic Lib. XII. Cap. % pag.a8i* XÓ Brouzet in loco modo citato pag. 166.  $.1354- DER KINDEREN. mr De beste jaaren zyn van vyf-en-twintig tot dertig, maar zekerlyk heb ik voedfters van twintig jaaren gevonden die fterk en zeer gezond waren, die dit ampt zeer gelukkiglyk bediend hebben, men pryst gewoonlyk grooter voorzichtigheid by de geene die: bejaarder zyn aan; en dit verdient misfchien aanmerkingmaar de koninklyke voedfters geven de kinderen alleenlvk maar de borst, de zorg van het overige word aan voorzichtige en van een onbelproke trouw zynde vrouwen overgelaten : by byzondere perfoonen, worden, zo de minne tevens zorg voor het kind moet dragen, alles gelyk geftelt zynde , dc voorkeur boven de geene die maar eens gebaard hebben , aan die geene gegeeven die verfcheide kinderen hebben gehad, zo zy noch maar in de bloei van haare jaaren zyn. Het maakzel der borften word voor het beste gehouden dat zy niet flap zyn, maar gefpannen, veerkrachtig, en van middelmatige grootte. A&iut was bevreesd (h) dat in groote borften te veel melk zou bereid worden, welke, door het ftilftaan bedurven, het kind nadeelig zou zyn. edoch van te voren , alwaar over de ziektens der kraamvrouwen wierd gehandeld is aangetekent geweest, dat 'er behalve de toeftel om de melk 'af te zonderen en te vergaderen, in de borften een vetrok is; welke zo zy door veel vet uitgezet is, de grootte der borften wel vermeerderen zal, maar de afzondering van de melk niet voortzet maar eerder verhindert, wanneer het klierachtige gedeelte door deszelfs grootte gedrukt word. ik heb verfcheide maaien bezien dat diergelyke groote borften weinig melk hebben gegeeven ' Men pryst w de tepels de roode couleur, vastheid en 'dat zy genoeg boven de fchyf van de borst uitfteeken ; op' dat het kind dezelve met gemak kan vatten, zy moeten ook van eer matige grootte zyn, want zozy al te groot zyn , verhinderen zv de beweeging der tong, tot de doorzwelging nootzaaklyk; maar zo 00 Lib. IV. Cap. IV. pag. 6>. verfa. Vierde Deel. GgSSSSSS  8 DE ZIEKTENS § 1354- a»« 7vn zal het voor het kind moeilyk vallen dezelve 20V S tP houden en zy vallen lichtelyk uit'dezelve, waniD étSr\Vó wS zu|«^(0 tevens is het best, zo , door de f £^J^1. A^J9 vooral omtrent de kring van de tepel, ïf n elfmef gemak, en 'tot een groote afftand, als tut verfchctSïSririensfpringt. maar zo deeze fpnitjens te wyd zyn, dat de Kelk afdoSr eenpyp loozen, was^m voor het gevaar zy ^m^s/^^PcÏ3. voor 't overige bepaald hy de ouëd^ïe^Sdte, 'dat zy niet joifger dan twintig, en ^VUAlA^^^ voedfter niet voor de vier of ' K^ weeken naar haare verlosfing, het kind de borst gaf; op ^nam^ndvk van de kraamvloeijingen zuiver en van de dï -1 ?^de verlosfing doorgeftaan , geheel zou herfteld zyn. arbeid , m ^^JS °°° & eige moedermelk de voorkeur Mauriceau dat de voedfter gfiefU n^vvftien d gen nS de verlosfing het kind zou beginnen, waalf erf v^n dagen na« ^ ^ zodam. ge kan nebben, wadruu f A ^ niet lan„ van te voren verTut voor een kind is, Jn°feen jSngetjets geweest, ik heb lost is; en voo all z° ^f"^^ kfJ bekommert, zo de my weinig overf ^g™^^^! gefteldwas. andere zyn van voedfter voor t overige zeer w j ^ moet dun wed. $ Traité des mÜ' FeS. groff. fc» Tom. I. Li,. Hf, Cap. XLIII. pag. 526. («j)Lib.I. Cap. li. pag. s.  §..1354- DER K I N D E R E N. i339 de dikke word voor de beste gehouden , zo een druppeltjen op de nagel gelegd , niet terftond van dezelve afloopt , wanneer men de vinger een weinig fchuin houd, maar dat 'er eenig deel■tje op de nagel blyft: maarzo zy te vast aan de nagel kleeft, dik en lymachtig zynde , word zy veroordeeld, ook word het zog tevens gepreezen, dat niet ten eenemaal wit en duifter is., maar dat eenigzints blaauwachtig en als half doorfchynende is. Voor 't overige hebben de Schryvers voorzichtiglyk gewaarfchouwt («), dat men een voedfter zou verkiezen, die voorzigtig is, en niet tot de gramfchap overhellende ;' waar by Aëtüu gevoegd heeft, niet aan de vallende ziekte onderhevig, van te voren, alwaar over de vallende ziekte gehandeld wierd, is gezegd geweest, dat 'er fomtyds lange tusfchenpozingen tusfchen de aanvallen van deeze affchtuiwlyke ziekte komen, en dat men in die tusfchentyd geen voetftap van de verborge ziekte kan ontdekken : daar en boven zyn de vrouwen, die tot groote gemoeds;beweegingen geneigtzyn, menigmaal aan opfteigingen onderhevig, het is ligt te zien , dat men diergelyke voedfters moet verwyderen , want onfeilbaare waarnemingen hebben ons geleerd , dat kinderen, die ïle borften van voedfters , in gramfchap woedende, gezogen hadden, fchielyk van de ftuipen zyn aangetast geweest, nochte men zal zich hier over verwonderen, zo men in aanmerking neemt, het geene § 104., en andere plaatfen, over ■de wonderlyke veranderingen in het menfchelyk lichaam , door hevige en haastige gemoedsaandoeningen , ontftaan , gezegd is geweest. Daarom worden aan de hoven verfcheide minnemoeders uitgekozen, die in het zelfde huis onder opzicht van een voorzichtige vrouw leven, en alle het zelfde voedzel gebruiken , met elkander daa^lyksch omgaande, tevens haare eige kinderen zogen,, en. zorg over dezelve dragen, dus heeft men gelegenheid , om •de gebreken aan ziel en lichaam, die ncch niet bekend waren , ] • r ytC . O) Aëtius Lib. IV. Cap. IV. pag. 67. ver fa. Mofchion -apud Spach. pag. 7. No. 76. ; j Gggggggg a  J34o DE ZIEKTENS m$* te ontdekken, waarom Aëtius gezegd heeft f» i maar voor de rvke is het beter verfcheide voedfters te hebben. Maar dewvl het uit onvervalschte waarnemingen blykt, dat de melk in de borften afgezonderd en byeen vergaderd, noch niet ïeheel de hoedanigheid van de fpys en drank verloren heeft, Slvkt de reede, waarom men voorzichtiglyk, aangaande het voedÏT moet verkiezen, waarom Aëtius voorzichtiglyk gewaaïfchouwt heeft (/>), dat de fpyzen op de behoorlyke tyd moeten toesediend worden, van goed fap voorzien, en in een behooivkl hoeveelheid: hy heeft geboden , zich van parei, ajuin, ook, gezoute fpyzen, en van alle voedzel, dat een fterke en kwaade reuk heeft, en van veel fruit enz. te onthouden. Nochtansmoet de minne niet op eenmaal te gelyk van het voedrrf dat zv van te vooren gewoon was te gebruiken , afftappen , aangezien zy gezond is gebleven wanneer zydie fpyzen gebruikte daarom heeft Mofchion voorzichtiglyk van het voedzel der minnemoeders gezegd (?), dat zy gemeenlyk gelyk alle menfehen noeun gevoed tvordïn, om gezond te kunnen zyn. de al te zorgvSe moeders zondigen menigmaal tegen du gebod , wanneer zv de voedfters fpyzen geeven, met alle kunst in de keuken bereid als zy baar dwingen wanneer zy reeds verzadigd zyn, ten minfte van de voorgezette lekkernyën te proeven, gelovende, dat zv het kind voördeel doen, daar zy de maag van de minnemoeder bezwaaren. goed voedzaam voedzel is wel nuttig voor de voedfters, zo haare eetlust daar mede overeenkomt, op dat tr altyd melk genoeg voor de hand zy. het eenvouwdige yoedzel i nochtans het best van al, uit fappen, vleesch van jonge Sieren gekookt of gebraden: ook zyn ligte moeskruiden, goed mooft§, nfet zuur! verfche eijeren faladen, voor haar voordeehgTzy moeten al te zwaar vet, fcherpe, zoute fpeceryachtige fpyzen vermyden i want uit deeze zalinhet lichaam van een fV) Aëtius Lib. IV. Cap. V. . (*) Ibidem Cap. VI. Spach. Gyna:c* pag. 7- No. 77/»  $. j354- DER KINDEREN. i34r gezonde minne veel goede en zagte gyl bereid worden ; welke overvloedig genoeg zal zyn om de voedfter en het kind te voeden, tevens kan men ook een genoegzaam groot onderfcheid van fpyzen van dezelve bereiden, op dat door daaglyksch de zelfde fpyzen te eeten, geen walging ontfta. Wanneer het eerstgeboren kind begint te zuigen, beveeldmen gewoonlyk aan de minnemoeders , dat zy vochtig voedzel gebruiken , de menigte van fappen gebruikende, en de hoeveelheid van het vleesch verminderende; zo de fcherpe eetlust van de voedfter zwaarder fpys vereischt, zal veel dunne drank de gyl dunner kunnen maaken. Edoch zal men, het kind allengskens in krachten toenemende, ook zwaarder fpyzen aan de minne kunnen toeftaan (r). Voor drank wordvoornameutlyk het zuiver water gepreezen, dewyl de overige dranken, door kunst bereid, bier, wyn b:v:, en foortgelyke, of reeds zuur zyn, of van zelf zuur worden, en men by de kinderen voor de zuure fcherpte te vreezen heeft. Mofchion (s) heeft de eerfte dagen alleenlyk water toegeftaan ; naderhand, wanneer het kind nu ouder was geworden , heeft hy toegelaten dat men wyn met de gewone drank vermenge. men fchynt nochtans iets aan den aart van het land , en de gewoonte toe te geeven: het is bekend, dat in fommige landen het water zelde of nooit word gedronken, dus zo by voorbeeld een minne altyd aan het bier gewoon is geweest, zal zy het water niet wel kunnen verdragen, en zal in 't kortkwynen. ik heb nimmer gezien dat het bier nadeelig was voor die het gewoon waren , zo het maar zagt, versch , en wel gegest is ; vooral zuiver bier , dat zo ligt niet zuur word, en vry veel voedzel in zich bevat. Aëtius- (t), heeft, wanneer de melk by de voedfter ontbrak , geboden bier toe te dienen; en heeft gezegd: de zelfde dag zullen; (f) Mofchion apud Spach. pag. 7. No. 77. CO Ibidem. CO Lib. IV. Cap. VI. pag. 6*7. verft. Gggg.gggg J  DE ZIEKTENS .5-1354- lende horflcn met melk vervult worden maar het zal de vrouw toefchynen, zvanneer zy gedronken heeft dat al e hsare ledematen kwynen en losgeraken, tot dat de melk tn de borften vergadert • maar zulk bier moet zuiver zyn , door de gest.ng noch met fterk geworden, want als dan maakt het fterk dronken, in.verfcheide zoogende vrouwen heb ik een uitmuntende uitwerking van zodanig bier gezien; en zelfs in myn eigen vrouw; welke, wanneer zv haare kinderen de borst gaf, een pond van dit bier dronk, wanneer zy te bedde ging, met die uitwerking , dat zyde geheele nagt de borften vol had. Maar aangezien de minnemoeders, al te voedzame fpyze gebruiken , wanneer zy een zittend leven leidende, in een vadfige ledigheid kwynen, zal haare gezondheid in korten tyd afnemen, daarom hebben alle Geneesheeren aan de voedfters aangeraden , dat zv het lichaam zagtjens beweegen. zy hebben voornamentlyk Hie oeffeningen aangepreezen, waardoor de bovenfte lichaamscelen het meest geoeffent worden (u). daarom hebben zy hun aanbevolen meel te beflaan, de beddeus te maaken , ja zelfs waZr te dragen, het wandelen in een opene, zuivere heldere lugt is voor haar ten hoogfte voordeelig. het brengt veel toe om de gezondheid van de voedfter te bewaren, zo zy van een gerust wmoed en vrolyk is. . ö Men is gewoonlyk zeer bevreesd, wanneer een zogende minne de ftonden krygt; ja by fommige is het de gewoonte, dat men rUftond een andere in de plaats fielt, want men is gewoon veel nadeel aan het maandelyke bloed toe te fchryven ; gelyk in het Hoofddeel van de ziektens der maagden is gezegd geweest; Aëtius heeft (w) gewaarfchouwt, dat men de voedfters met veel fruit zoü «reven; en vooral geen pynafpelen; want deeze brengen, om tjat zT'olieaehtig zyn, gal voort, en dryven in de maag ; maar *2 Jaaken zy de menfehen geil, het geen een minnemoeder vooral J met («) Aëtius in loco modo citato. Mofchion pag. 7. No. 77- 79» (jO Ibidem.  S-'1354* DER 'KINDEREN, ïriet zyn moet: want ten tyde der verzaming worden de maanden uitgelokt; waar door ook bedurven word, en van een kwaade hoedanigheid en weinig wurd voortgebragt. diergelyk vind men ook by Mofchion (x). wanneer men voedfters verkiest, onderzoekt men gewoonlyk of zy ten tyde dat zy een kind aan de borst hadden, eertyds de ftonden hebben gehad? indien zy zulks bekennen, gelooft men dat diergelyke voedfters niet zeer te pas komen, ik heb om deeze eenige oorzaak zesmaal in een jaar van voedfter zien veranderen, ik ben in zodanig geval gewoon de minnemoeders en haar melk zorgvuldig te onderzoeken, zo ik niets in de gezondheid verandert vinde, zode hoeveelheid en de hoedanigheid der melk allezints goed zyn , heeft men door myn raad nimmer van voedfter verandert, ook tevens moet men aanmerken, dat de arme voedfters, wanneer zy de eerfte tekenen der ftonden gewaar worden, zich ontroeren, vreezende dat zy weg zullen gezonden worden, wanneer men hun de moed dooreen zagt aanfpreeken oprichtende verzekerd dat zy niets te vreezen hebben , houden alle die ontroeringen terftond op ; en de vorige blygeestigheid komt wederom, ik kan ter goeder trouw verzekeren, dat ik nimmer, onder de opgenoemde voorwaarden, eenig nadeel heb waargenomen, wanneer de kinderen een minne zogen, die de ftonden had. men fchynt meer te vreezen te hebben van de menigvuldige verandering der minnemoeders. liet is in de hoven wel de gewoonte, dat men de voedfters van de gemeenfchap met haare mannen afzondert; en Aëtius(y) verbied ten ftrengfte de verzaming, zo wel om de maanden , welke hy vreesde, als om dat fommige voor deeze ontfangen, het geen het allernadeeligfte is om een kind tcvoeden. de daaglykfche ondervindingen nochtans leeren ons , dat vrouwen , die haare eige kinderen zogen, vrylyk zich met haare mannen verzamen, en niet te min het kind gelukkiglyk opvoeden; en dat veele ontfangen ten tyde dat zy haare kinderen zogen, is het niet eerder te (x) In loco modo citato. G) Ibid»  13H DE ZIEKTENS 5: r354 te vreezen, dat een vrouw, wanneer zy in de bloeihaarer jwren «remakkelyk en lekker leeft, zich heimelyk aan de liefde zal overgeven , en zo zy ftreng bewaakt word, zal beginnen te kwynen &dit heb ik meer dan eens zien gebeuren, du is de reede , waarom men niet gelooft,- dat een matige hefdensoeffenmg aan de voedfter of aan het kind nadeel kan doen (*). net is wel waar dat men fomtyds vrouwen vind, die uit haare eige gefteldheid niet zeer tot de liefdensoeffening geneegen zyn; welke als dan gewoonlyk van een krachteloos en koud geftel zyn; maar men kiest voor voedfters de gezondfte en volfappigfte vrouwen , by welke zodanig geftel geen plaats heeft. Nochte het fchynt zeer te vreezen te zyn , zo zy onder het zo«ren ontfangen hebben: dit komt de vrouwen , die haare kinderen zogen vry dikwils over : want aangezien de ftonden dikwils wanneer zy zogen niet te voorfchyn komen , gebeurt het menigmaal, dat dusdanige zonder het te weeten, zwanger zyn. ia bv verfcheide blyft de melk even goed en overvloedig in de eerfte maanden der zwangerheid, het gebeurt meestentyds , dat de lyfmoeder grooter wordende, de hoeveelheid van de melk in de borften vermindert; ja van zelfs verdwynf edoch het kind zal naar dat het ten minfte eenige maanden de moedermelk neett \' £ndetoneriem nodig was ; indien het konde zuigen, xlflzulknS?Shbonhygeloofde, dat de beweeging der d£ 5C dh beletzel niet vry genoeg was. want hy ftelde deeze t0ng door d l belet el e y | 5^ ^ Qm dat ^ Tdï eS als dan Beiu** * , -it geuKk met de jaaren allengskens bewils waargenomen daJ d^bre* f *ken . of_ ^Zt^t^e^^ dat defneede iM T,de fchoon een ïegeiyi, g dewyl het daarenboven moeilyk is geboorte *™™?^£^ü kindertjens te verrichten, zal zy T JJS onmoogliikheid tot hetzuigen daar toe aandringt, want ^l£ft (O, d« men naderhand de fneede moestje. tó Academ. des Serene, fto 174*. Mem. pag. 333IWdem P»S- 339-  $. Ï354- DER KINDERE N. 1U7 nieuwen, om in later tyd de belemmerde fpraalc te verbeteren • dewijl de vorige de tong niet genoeg bevrijd hadden, in tegendeel zal het voorfte gedeelte der tong , zo de fneede te ver gedaan is, niet genoegzaam onderfteunt worden. lly heeft een kind gezien dat ftamelde, en hy heeft gelooft dat zulks gefchied was, dat men de tongriem fbutelyk, zonder noodzaaklijkheid had afgefneeden. hy bekend, dat meer dan de helft van de kinderen, by welke hy is gehaald geweest, niet nodig hadden V3n de tongriem gefneeden te worden, en dat hy dit ook niet by alle gedaan heeft, by welke de tongriem de beweeging der tong fcheen te belemmeren. Van beide zyden leggen tegen de tongriem de kikvors vaten, zowel de flagaderlyke als aderlyke, welke een onkundige gemakkelijk kan kwetzen; vooral de aderlyke, die voor de flagaderlyk e gelegen zyn : maar wanneer het eerstgeboren kind geduurig tragt te zuigen, vermeerdert daar door de bloedftorting, en het fterft door zijn eigen bloed uit te zuigen, men leest dusdanig ongelukkig geval uit Dioniftus befchreven , van een eerstgeboren erfgenaam in een rijk geflacht, welkers kikvors ader een Heelmeefter, door de tongriem te fnyden, onwetende gekwetst had. wanneer hy gezien heeft, dat het kind met gemak zoo*, is hy gerust weggegaan, de minne heeft het kind , "genoeg, gelijk zy dagt, gezogen hebbende, in de wieg gelegd : het crjrjovoort met de lippen te beweegen als of het zoog , het geene veel de gewoonte der kinderen is ; waarom niemand eenig kwaad agterdenken had: maar het wierd bleek, zwak, en fterft kort daar op. in het lyk wierd de maag vol bloed gevonden, verfcheide foortgelyke gevallen vind men in de geneeskundige befchryving. Daar uit blykt, dat het een voorzichtige hand moet zyn, die deeze verrichting veiliglijk zal doen. dusdanige bloedftorting kan, (c) Andry Orthopedie Tom. If. pag. n66. Hhhhhhhh 2  m% DE ZIEKTENS §. 1354. kkh hoewel zy altyd vrees aanjaagt, en de ongelukkige gevallen geleerd hebben, dat zy niet zonder gevaar is , nochtans door de kunst wederhouden worden, zo de ervarenheid en behendigheid den Heelmeefter niet ontbreken, en hy tevens niet bevreett ié Petit getuigt (d), dat geen een kind, daar hy by was geroeTjén geweest, aan zodanige bloedftorting is geftorven. in volwasfene kan men, gelyk bekend is, de kikvors aders redelyk veilig met een lancet doorfteken; maar wanneer men het aan deeze zegd, houden zy de tong onbewogen , en het bloed word door zeer koud water, of een ftukje ys onder de tong te leggen , gaauw genoeg tegen gehouden, maar de kindertjens zuigen geduurig , wanneer het bloed uitgaat, en dus gaat de bloedftorting niet alleen voort, maar neemt zelfs toe. het voornaamfte hulpmiddel is dierhalve, dat, door de tong onbeweeglyk te maaken, het zuigen belet worde. Petit (O heeft een vorkje van de tak van week hout (berkenboom) gemaakt, op die plaats tot dit gebruik geftelt alwaar de twee takken van gelyke grootte zo veel mooglyk in tweeën verdeelt worden, edoch hy heeft zorg gedragen , dat het fteeltje vier, en ieder tandje agt liniën lang waren ; en dus heeft hy een vorkje gemaakt, welkers handvat tweern al korter was als de tanden : hy omwond het geheele werktuigje met een lapje van fyn linnen , en omwonden lag hy het ze ve zodanig onder de tong van het kind , dat het uiteinde van het bandvatzel de onderfte kinnebak raakte, en door dezelve onderfteunt wierd; maar de hoek uit de vaneen wykende randen van dit vorkje ontftaande, tegen de opene vaten gevoegd wierd; terwvl' de tanden tevens de beweeging langs beide zyden (verhinderden : hy wond daarop een windzel van dun linnen , ïen el lang, en agt of tien liniën breed, om de tong, zo dat net beide de hoeken der lippen raakte; dan bragt hy het (<0 In loco modo citato pag. 353* O) Ibidem pag, 35Ö»  §.i354- DER KINDEREN. I34p zelve onder de kin, kruiste het omtrent de ftrotappel, en maakte beide de einden van het windzel van ag'ter aan het hoedje vast. dus wierd de tong vast gehouden, en de gekwetfte vaten' toegedrukt, op deeze wyze is een kind behouden, offchoon de bloedftorting reeds vier-en-twintig uuren had geduurt, en zeer zwak was (ƒ). , Edoch die uitmuntende man waarfchouwt zeer wel , dat de bloedftorting volgen kan, offchoon deeze verrichting allerbehendigst verricht is geweest, en de kikvors vaten in geenen deeie gekwetst zyn. want hy heeft zodanig geval gezien , alwaar het einde der fneede op een afftand van boven de twee liniën van de kikvors vaten afbleef, en nochtans vloeide 'er een aanmerklyke hoeveelheid bloed uit. dit kan gefchieden zo de groote takken yan deeze vaten door de verdubbeling van de tongriem lopen ; het geen. voornamentlijk gefchied, zc^het zelve dikker is als r;a gewoonte. Maar .noch hangt 'er grooter gevaar over 'thooft, zo de tongriem zonder reede afgefneeden is, of dat de fneede te lang is : het weinige bloed, dat altyd uit de gekwetfte vatjens uitdrupr, zet het kind aan om het zelve door te zwelgen, en dus word de totig, dewijl zy nu door de afgefneede tongriem niet meer gevestigd word, en wederhouden, na agteren getrokken, met deszelfs fpits agler het hangend vlies van het verhemelte gebrao-r, de voet van de tong agterwaards gebragt, drukt de ftrotlap, verftép£.de fpleet van de ftrot, en het kint flikt in korten tyd. Petie heeft zodanig droevig geval gezien (g). men fheed een kind terftond naar de geboorte van de tongriem; en het is naar vyf uuren verflikt gefturven : geroepen , om de oorzaak van de baistige dood te onderzoeken , heeft hy, wanneer hy de vinger in de mond ftak, de tong niet kunnen vinden ; maar hy voelde een vlee- (jO Ibid. pag. 353. ibid. pag. 339. Hhhhbhhh 3  . 0 DE ZIEKTENS S-I354- vleezige klomp, de toegang uit de mond.na de keel verftoppende dfka uvvfpieren aan beide zyden tot aan de wangen opgefoleeten zynde, heeft hy gezien, dat die vleezige klomp de tong w s dTe agter het hangende vlies van het verhemelte was getrokZodanig dat het fpits van de tong na het keelgat gengt was.' dus S het duidelyk gebleken, dat het ellendige kmd wn einden tong had doorgeflokt. 7 Nadefhand wanneer dit geval noch versch in zyn geheugen la* is hy by een kind geroepen, dat twee uuren naar de geboette, van de tongriem was gefneeden , en naderhand in een S gevaar geftortis : terftond heeft hy de vinger m de mond feftoken, en hy heeft bevonden dat de tong noch niet ten eeneS in d'e keel agterwaards was getrokken , welke hy met de vinoer weder te richt gebragt heeft j en men hoorde een geluid, a s ff men de zuiger met kracht uit een fpuit trok. het kind ging voort met de beweging van het zuigen men hoorde het geluid van hefdoorflokken geduurende vier of vyf minuten en verrnonden Zich fchielyk tekenen van een aanftaande verftikking. hy beeft terftond de tong met de vinge* uit de keel wederom geïn iï en te recht gebragt zynde geduurende eenige mmuuten weder'honden; als dan heeft het kind beginnen te zuigen, en aan d bors? gelegd zynde,, gretig de melk na zich genomen, men kloofde Tui het gevaar te boven te zyn; maar naar een uur tyds fs hefzelfde gevlar wederom gekomen; het geene Patt, dewyl hv in de nabuurfchap was, gelukkiglyk voor de derde maa is te hoven gekomen, en hy heeft tevens nodig geoordeeld , datqde ïewegifg van de tong, wanneer het kind niet zoog, belet moet woultn tot dit einde: heeft hy een kusfentje , twee duim lang , -Iftï liniën breed, en zes liniën dik op de tong gelegd, en Öt het met een vierhandig windzel vastgemaakt, dit beflag wierd afgedaan, wanneer het kind zoog, en'twerd terftond weWi omgelegd • dewyl deeze handelwyze de geheele dag van een rtZiïwó*™, is de voedfter met het kind na 't land getrokkem deeze domme vrouw, dit beflag onnodig oordeelende.  1 1354- DER KINDEREN. ,35, heeft het zelve weggedaan; en wanneer zy' fliep is het kind verflikt, men heeft de tong, gelyk in 't eerfte geval, agter het vlies van het verhemelte gevonden, naar twee of drie jaaren is wederom een diergelyk geval gebeurt; maar het kind is door behoorlyke zorg behouden. Het fchijnt noch meer te verwonderen, dat het zelfde ongeluk aan een kind overkomen is twee uuren naar de geboorte, offchoon de tongriem niet afgefneeden was. Petit getuigt <7>), dat hy zulks gezien heeft: de vinger wierd by geval terftond in de mond geftoken , terftond hield de verftikking op , en het heeft begonnen op de vinger te zuiger: het zelfde gevaar is meer dan eens weder gekomen , en wierd op dezelve wyze verligt, de oppasters hebben dag en nagt moeten waken, om het ellendige kindje voor de verftikking te behoeden ; naar drie of vier_weeken is het afgewend zyn eigene tong door te Hokken, het is bekend, dat de Slaven op Angola , haare tong doorflokkende, zich verflikken, zo eene al te harde flaverny hun mishaagt; op dat zy door de fchaade, die haare dood hun Heeren aanbrengt, zich van het ongelyk zouden wreeken. wie heeft hun d.e dodelyke kunstgreep geleerd r waar van men maar eens de poef kan nemen? heeft mooglyk de tongriem van dit kind te zeer agterwaards kunnen wyken ? zoude 'er iet diergelyk gefchieden by de geene die in een aanval der vallende ziekte verflikken, wanneer de fpieren van de tong fterke ftuiptrekkingm krygen? Uit dit alles heeft Petit te recht befloten ,- dat men. nimmer een kmd dat zuigen kan van de tongriem moet fnydem de domme vrouwlieden , willen , dat men , zo zy met de vinger de tongriem kunnen raaken , terftond dezelve zal affnyden niet wetende, dat deeze band natuurlyk, en van groot nut is.' maar zode volftrekte nootzaaklykheid zulks vereischt, moet de minne; In loco modo citato pag. 343V  I35a DE ZIEKTENS §10 ne daar by tegenwoordig zyn, die het kind terftond Iaat zuigen wam"het kind begint het bloed te zuigen, dat uit dit wondje vloe tf datTzo de zaak gelukkiglyk volbragt is , in t kort .p7™7- , 70 men het kind niet terftond de borst geeft, gaat b«1fcd"yïS pogingen tot doorflokken te doen, en Hokt d^dSSnSrhSflh^n van de tongriem volftrekt vereischt wofd, m^e" men alle voorzorg gebruiken om de kikvorschva, n lIt te kwetfen zo de Heelmeefter de vinger tusfchen de Snt £ de onderu kinnebak kan fteeken , kan deeze fneede lenakke^ met een fchaar verricht worden welkers 5nn* n ftómo zvn. edoch het gebeurt menigmaal in drsdanig geplat de tong zodanig belemmert is , dat deszelfs fpits met k n opgeli't worden, hv heeft een fraay werktuig uitgevonden &l3£5wi en in plaat uitgegeven, waar meede deeze ver' SSS&Ttf$M ^daan worden, en heeft de gebreken van ; arüer dat géwóonlyk' Word gepreezen, ontdekt. CL! S rnabar zeldzaam, zyn de zvdelingfche deelen van de tonglet b'ui ennatuurlyke banden aan de nabygelegene deelen Zfck) wélke afgefneden moeren worden; het geene vry veirzaflnnnen^gefchieden, dewyl het gevaar van de. vaten te kShflS?S andere oorzaak waargenomen welke het zuten belet, waar op men naauwlijks gedagt heeft, het gebeur zuigeni beier, ✓ n he[ verheraelte Zlt en fomtijds, hetzelve gelymt was. als dan moet men met een fPat^je» 0 g g ^ ^ fe| ^ rn In loco modo citato .pag. 35.1-.  DER KINDEREN. 1353 verhaalt, die geduurende verfcheide dagen om deeze reede niet konden zuigen, en op deeze wyze gelukkiglyk zyn behouden. Ook kunnen 'er beletzelen zyn in het hangend vlies van het verhemelte of in de keel, welke het zuigen en doorflokken moeilyk maaken, dewyl zy de vaerdige werking der deelen tot de doorzwelging dienende, verhinderen, dus heeft Hippocrates (ni) aangetekent: zuigen de kinderen, die hoesten, hebben de lel van de keel gewoonlyk te lang, naderhand haald hy noch verfcheide gevallen aan van verzweeringen die deeze deelen fomtyd bezetten. Zn de bovenfte lip, van de geboorte af , gefpleten is , (dit word gewoonlyk een haazemond genoemd) valt het zuigen moeilyk , vooral dewyl tevens de vont van 't verhemelte meestentyds gefpleten is, en het zuigen door de vrye toegang der lugt langs deeze fpleet, verhindert word , of zo zy eenige melk uit de borften haaien, komt dezelve meest langs de neus wederom: het zelfde heeft plaats, zo men die ellendige kindertjens het voedzel met een lepel toedient, waarom het niet te verwonderen is , zo 'er verfcheide van deeze fterven. nochtans blyven ook fommige in 't leven, want zy fchynen langzamerhand gewoon te worden , om met de opgeheve tong de fpleet van het verhemelte te duiten, met de fpits der tong en de lippen zuigende, wanneer zy nu door de ouderdom, fterker geworden zynde , de gefpleete lip heelkundig aaneen gehegt word, word by de meeste de fpleet van de vont des verhemelte allengskens kleinder, en verdwynt eindelyk ten eenemaal («). nochtans heb ik fommige gezien , welkers bovenfte lip van de geboorte af geheel is geweest, en de vont van het verhemelte in het agterfte gedeelte een groote fpleet had, daar men de top der pink gemakkelyk konde infteeken. ik heb C«) De Dentit. Charter. Tom. VII. pag. 873» (n) Levret 1'Art des Accouchem. pag. 224. Mem. de 1'Acadera. Royal de Cbururg. Tom. I. pag. 605. Vierde, Deeu Iiiiiiii  DE ZIEKTENS $.1354. wen de vvftig jaaren oud , gezien , welkers htb een man, ?e7" fh?lp toegebragt was, gefpleten is lip, door dien er geen ^ j was nockails heei 0f ^ïtS^S * tolve heeft Sehad °f nkt' & ik niet *u.fJ*^^ gebleken, dat de melk een Ut\h? en"a1 lerbes vo dSel & volr de eerstgeboren kinde^^mZ^^^gtn, op wat wyze die melk in de ren. nu moeten wy &eranderen en welke kwaaien er maag wederhoude, mo ^ ^ ti op kunnen ^"'kz°inZïen zuiver vat ftilftaat, vertoont zy Wanneer Je jnelk, m ee d- wi daarop werp£ zich eerst'Jelylbk?e vette'room na boven uit ; welke wegge- Zy ee° ^vnde blYft''" ontroomde, blaauwachtige, en meer nomen zynde, my . en tevens kaasach- doorfchynende meUt over wei ^ ^ tige gedeelte van de melk Jnho ^ het fien en lub geftremt is , met de f dbare k?oirip, welke in kort dezelve evenredig , ^ftremde y ^ ^ ? ^ zich in wei ff ^aas atzono w ^ daMom ook meik «xkffi^ rusPen ?yeen vvei- wanneer de kinderen maar die week , en niet ni8,nad^n2eSkt ia SvenTook moet men aanmerken, dat de teV£n meKnto kïïs inhoud dan die van andere dieren : menfchen-melk minnei ^ ^ q ^te^^to»*'* &Q^> fchMPe' enein" volgen, deezenni , r ^ een g m . del£:^ andere reede bl^kt»waarora f te kaas inhoud, wa ^ foQrten nQ vpor de ^^kir^l maar de melk, voornamentlyk^ (O H. Boerh. Chem. Tom, ft. pag. 298.  SM354; D E R KINDEREN. een warme plaats gezet, hek van haar zelve tot een zuure fcherpte over, welke ontftaan zynde, de ftremming van de melk in de maag verhaast, en vermeerdert; waar om in de voorftelling gezegd word, dat de kinderen als dan veel van de melk lyden, zo dezelve al te fchielyk en fterk in de maag ftremt, en opeen gepakt word. ik heb fomtijds de maag naar de dood met dikke kaas opgefpannen gezien, die reeds een zuure reuk had. Edoch wanneer de geftremde, maar noch zagte melk, allengskens langs de rechter mond van de maag uitgaat, komt zy terftond de zeepachtige gal in de twaalfvinger darm te gemoet, als ook het alvleischklier fap, zeer gelyk aan de fpog, door welke krachtdadigheid zy verdunt en dat geftremde ontbonden word , cn dus bekwaam word gemaakt, dat al het nuttige door liet beloop der darmen heen, daar uit worde opgezogen, en de onnutte drek langs de afgang uitga; welke by de kinderen, die alleen door de moedermelk gevoed worden, vry vast en overvloedig worden waargenomen, maar die drek fchynt, voor het grootfte gedeelte, haare oorfprong, ten minfte aan de kaas in de melk bevat, verfchuldigt te zyn. waarom Hippocrates fchynt gewaar; fchouvvt-te hebben (p): die veel melk overgeven, hebben geen af' gang. want het verdient aangemerkt te worden, dat hy niet gezegd heeft dat de melk weder overgeftort word, maar het melkachtige; want zy geven het ftremzel over, of eerder ruspen het zelve op; maar dat zagt is; en dus word de ftof die langs de afgang moest uitgeworpen worden, verminderd, ook fchryft hy het volgende (q) : die meer wateren dan afgaan , - worden na < mate beter gevoed, want by die word al het ontbindbare door de kracht der gylmaakende ingewanden in het bloed opgezogen ; waar door de menigte der drek vermiadert; daar nochtans het overvloedig wateren aantoont, dat zy vry veel melk gezogen heb- O) DeDentit. Charter. Tom. VII. pag. 871» \q) Ibidem. ,. . .. . I Iiiiiiii 2  DE ZIEKTENS §.i354. hebben, maar het tegendeel heeft hy veroordeelt Cr): die na mate nkt wateren, maar van kindsbeen af dikwils raauwe ftof uitZZenTzyn aan ziektens onderhevig, edoch hy heeft een overvlo?d7ge afgang gepreezen , welke van een goede koking verzeldging :dif een zwaare afgang hebben ^ zyn gezonder, want als dan betekent zulks, dat zy veel melk ge- ZOWaaromde melk wel natuurlyker wyze in de maag yan het JSmt word; maar zo de ftremming te: fch,elyk ei,.te fterk lefchied, als dan word zy voor ziekelyk gehouden, di zou ï/n ved kunnen voorkomen, zo men op het volgende acht gaf. D ^kinderen geven de moeilykhedens die zy lyden, en datzy voedze nodig hebben, alleen door het krytente kennen, het geTemt^menigmaal, dat de voedfters de kinderen terftond de borst ceven z^h weinig over de overige redenen van het kryten bej Smerende en het zelve kort daarop herhalen , zo zy veel S heïbS/he?!? wel goed voor de eerstgeboren kindertjens Sïwi te zuiïen, maar dat zy tevens weinig gelyk zuigen ; ^L^Al de maag tekeer uitgezet worden en za a s Sm on de bevatte melk niet kunnen werken ; welke m korten fvH 7tmr wordende, op nieuw het kind zal dwingen te kryten ; en zo heTkind op nieuw zuigt, zullen alle kwalen ten hoogfte verergeren. waaromM./^voorzichtiglykheeftgewaarfchouw y gZ men oo alle gekryt het kind de borst niet moet geven; rnaa^zorSdi^ of mooglijk het knellen der w ndzel , de verdraaijing der ledematen door de windzels het S 'van het water of de drek niet wel oorzaak van het geïrvt mogtenzyn. maar hy heeft gezegd, dat het kind voedzel Sie heeft, wanneer het week der zyden hol is ; de maag namentlyk ledig zynde; indien 'er zedert dat het kind laatst gezo- . O) De Dentit. Charter. Tom. VII. pag. 872. 0) Spach. gynsc pag. 9. No. 99. 100. iqu  $.1354- DER KINDEREN. 1357 gen heeft, zo veel tyd verlopen is, dat het voedzel nodig heeft; indien het de mond open doet, de lippen beweegt; indien het de vinger dienmenhet aan de lippen brengt, vast neemt en zuigr. want het word fomtyds gedrukt en benaauwt door de al te groote hoeveelheid melk in de maag bevat; als dan woelt het geftadig, en de borst-ingewanden zwellen op , door dien de maag opgezwollen is; in zodanig geval zouden de moeilykhedens door de op nieuw gebruikte melk toenemen, zo men niets vind, waai aan men de oorzaak van het kryten kan toefchryven , vermaant Galenus (/), dat'er behalve de borften der voedfter noch twee andere verzagtingen van deeze moeilykhedens zyn : een matige beweging, en het zuigen; door zvelke geduurig te zverk te ftellen, zy de kinderen niet alleen ftilleti, maar ook in flaap maaken; hier door zelfs getuigende, dat zy uit de natuur tot de muziek en de oefeningen geneegen zyn. Maar ook is 'er een andere oorzaak, welke de melk doet ftremmen, en zulks verhaast; te weeten een al te fterke beweeging van de wieg. het is bekend dat de verfche melk door het enkel fchudden in alletzuiverfie glafen begint te ftiemmen , en dat in 't kort fomtyds het vette boterachtige gedeelte der melk zich van de overige afzondert, kort daarop zuur word, en door hét verblyven in een geestige fcherpte verandert, deeze boter weggenomen zynde, blyft de wei, met het kaasachtige gedeelte vermengd, overig; het geene uitgeboterde melk word genoemt, vry dik is, en terftond zuur word. wanneer nu de geene die de kinderen oppasfen door een fterk wiegen het lastig kryten zoeken te fiillen, word de melk in de maag op dezelfde wyze verandert, van tevoren §. 63., alwaar over de nadeelen van de zuure fcherpte in de maag wierd gehandeld, is aangetekent geweest, dat de maag mooglyk niet zeer gevoelig is; maar dat de bovenfte mond van de maag, door al wat fcherp is, fterk aangedaan word, en CO DeSanitat. Tuend. Lib.I. Cap.VII. Charter. Torn. VI. p. 51* Iiiiiiii 3  DE ZIEKTENS $.1354- *n nvn lvd: waarom men geene de minfte moeilykheid gewaar word, zo lang het zuure in de maag ftil is; maar zo dra de rruspingen, na boven uitjagende, de beweeging, of de veranderde legging van het lichaam, oorzaak zyn, dat her Söflïrfcherpe de bovenfte mond van de maag aandoet, volgd er een las ge hartpyn. hoe veel zal dierhalve het ellendig kindje fvden wanneer het byna, rechtlynig in de wieg leggende , K oefchud word. ja de hersfenen, zo aandoenlyk in deeze ouderdom, zullen door het hevig fchudden der wieg verontrust kunnen worden; vooral zo dit fchudden niet evenredig W waar door men te recht voor draaijingen, overgeven , ümwn bevreesd is 00- * ken een fterk agt jaang kind , dat door zvn fpeelmakkers in de wieg met geweld wierd wederhouden, door de radde beweeging der wieg mét een durftere draaiiitis is gekweld geweest, van een groene galbraking is gevolgd: de ellendige heeft naderhand geduurende eenige da- Senf?om"eêeft men de voorkeur aan wiegen, die niet op de grond ftaan, maar hangende, langs beide zyden zeer zagtjens en evenredig kunnen bewogen worden , en in 't geheel met ftooten, maar als een flinger heen en weer gaan, door de beweeg allengskens te verminderen, ftilftaan, en eindelyk zonIr eenige de minfte fcliok rusten, in de wiegen die op de vloer ftaan, worden de kindertjens gewoonlyk wakker, zo dra de beweeging ophoud. Dusdanige zagte beweeging der wiegen is zeer goed voor de kinderwens; want het is een allerzagtfte foort van lichaams oerTehing, welke te gelyk vermaaklyk en nuttig li. O) Brouzet Educat. Médic. des Enfans Tom. I. pag. 123. §• 1355-  5,1355- DER KINDEREN. I35o v- l3H- \^/ant deeze allengskens fcherper cnzuurV T der geworden , verwekt zy groene afgang, zuurachtig ruikende , een zuure ftof door het braaken uitgeworpen , daar door buikpynen, winden pynen, en een oneindig getal andere, boven al ftuiptrekkingen. In het Hoofddeel, alwaar over de ziektens van zelfs uit het zuur ontftaan, $.60. gehandeld wierd, en in de volgende heeft het gebleken, dat de voornaamfte zitplaate van de zuure fcherpheid, in de eerfte plaats is daar de fpys verteerd wordde maag namentlyk, en de darmen, en dus deeze ingewanden het eerst worden aangedaan. Edoch de melk word door het verblyf in de maag, wanneer zy geftremt is, fcherper, en wanneer zy tevens zuur word in de maag, word al de melk die gebruikt word terftond fterk geftremt, en verkrygt fchielyk dezelfde fcherpte: daarom trapten voorzichtige Geneesheeren, zo dra het kind zuur opruspt of een zuure ftof overgeeft, die fcherpte terftond door zuuropflurpende middelen te temmen; zeer wel vveetende, dat deeze kwaal moeilyk is om te geneezen , zo de geheele inwendige oppervlakte van de maag door een lang verblyf als van het zuur doortrokken is. want gelyk de verfche melk, in een vat gegoten, daar langen tyd zuure melk in geftaan heeft ter-' ftond bedurven word; aldus gefchied als dan het zelfde in de maag, wanneer 'er op nieuw melk in komt. want als dan ontaart in een korten tyd alles wat in de geheele langteder darmen bevat word, in een zuure fcherpte, en de afgang word groen, en geeft een fterke zuure reuk van zich. De groote lever der eerstgeboren kinderen zondert veel gaf af, welke met de geftremde kaas langs de rechter mond van de maag uitgaande, vermengd, deszelfslymachtigheid ontbind, en ' de  jb6o de ziektens §.1355. de zuure fcherpte *^èd<^ 06 V^ofi^ne l^aKo^elda alnwezende is , STdS te mengC'en1orndteyd Sza 'doler" ^Sufeur , dat de doeken met groen, en koDer roest was, geverwt worden , welke vlakken, als of h« koper ^est , B deGeneesheeren byna met kunnen mtgew*sien w n der zuure fch uit de afgangde'^™ei|^en want zo de drek effen is, zonder dat 'er brokken Kaas mceuc v & j voorfchyn voor een zeer goed teken, zo de afgan wel^g ^ k0f' "Te-^ * ™» f° zulks reed»^n "kS^omt, een zuure reuk van zich gevende, zy groen voor d™ daS k0™1'ffeheele beioop der darmen met gebefluit men te recht, dat het enee ^ hg. ftremde melk ve™uj^ fcherpte, die ge- telyk, dat van zodanigeP ^ winden en verfcheide duurig erger word, pynen , DuiKpyucu, , - andere kwaaien kunnen ontltaan doQr lig, geneezen. zy zyn noch ans g wBa„ne?r hy zegd: <% ast * « W De Demir. Charter. Tom. VII. pag. 87=. ft) Ibid. pag. 871.  S-1355- D E R K INDERE N. ^ Me%:m m mate ni*gevoed worm > zyn hda De Geneesheeren krygen zo menigmaal dusdanige ellendige kinderen onder handen, die, zeer vermagert zynde, een d kke en vooruttfteekende buik hebben; vooral by de gemeene man, die door de harde armoede en huislyke zorgen gedrukt de kwaal m deszelfs begm menigmaal verzuimen, en de,& neesheeren akelaat om hulp vragen, de ellendige kindertjens hebben weinig afgang, naderhand volgd 'er een* wegfmel ende buikloop, de krachten gaan weg, en de dood maak een einde van deeze kwaaien, het zou misfchien iemand wonder dunken dat een ziekte, tut een zuure fcherpte ontftaan , in een verrotte buikloop eindigt, maar het waterig bloed der eindelyk hee vuung wordende ingewanden vloeit met de afgang en daar en boven helt het kaasachtige gedeelte der melk 7 offchoon het eerst zuur word om de menigte van wei, die met het ze ve vermengd is nochtans uit deszelfs natuur tot een dierlvke hoedanigheid over. want oude kaas verrot, word fchern ia op 't vuur geftelt, fmelt zy, offchoon zy' niet verrots ^ hoorn, en geeft een foortgelyke onaangename verbrande reuk van zich, als de deelen der dieren gewoonlyk doen, wanneer zy verbrand worden, maar ook vind men door een Sn. dig onderzoek even gelyke voorbrengzels in de kaas , als uit de vaste en vloeibare deelen der dieren door het vuur gewoonlyk uitgehaald worden. ° Edoch de kwaal komt menigmaal niet tot die hoogte • maar ™ fterven eerder aan de ftuipen; wanneer het fcherpe zuur de darmen knaagt en het geheele zenuwgeftel, dat zo aandoenlyk is in deeze oudemom, prikkelt, waarom Hippocrates fin de voorftelling■ J. 7ifl aangehaald) gewaarfchouwt heeft: waar de kinderen krygen de ftuipen, zo zy een fcherpe koorts hebben, en -een afgang, en dat zy f aaploos zyn, en verfchrikken , en ween-u en van couleur veranderen, en een bleek groene, of blaauwe of roode couleur krygen. maar dit komt de eerstgeboren kindertiem tot de zeven jaaren zeer geredelyk over. een geflote afgang toont ViekdeDeel. Kkkkkkkk S a8«  , DE ZIEKTENS §.1355-135^ , dat de ftof wederhouden is, en de overige tekenen der nvn t ook nalezende, waarom men ook elders (y dierSlvk eest: der kindertjens, en verflopte af- fllVZnaapiosheid, entrappen, en het ver anderen van eouf g' l d jachtig, want wanneer de kindertjens pyn in de t%\Phin^«appen zy geduurig met de voeten, de wonderïfP ^na^ot^m^,^ zich zelfs onder de ,3Slnte Scheelen laaten zien, zyn ook voortekenen van de I11 nok fchvnen zy vreesachtig na hunne oppasfers te zien; ferftond volgd teen poging tot «Wen , en daar oP de ftu.ptrekking. <% "WTelke geneezen worden door vaste te- 9- 13 >^ -en5uurige middelen, met zuiverende vermengd, diergtlykeklyfteeren, zagte windbrekenaL 1Stiêe mifdelen, zo in als uitwendig. UW J V*"--- O r>e ruure fcherpte kan veiliglyk door zuurbrekende middelen «Smf wSden i gelyk van teVoren is gezegd geweest; maar in getemt woroen | > d d maar >er worden daar¬ in ^ 'ie dit seronne kaf achti? zodan;i Ün^verdeden, dat het gemakkelyk langs de rechter mond k ^maas kan uitgaan, en daar naar door de draaijen en keeVa Ir da men doo Paan tevens is ook een zagte buikzuiveren. ïp^togl^P d^ het gemakkelyker enfehielyker langs het kaasachtige door het .nfr mee" toeneemt, daarom zyn de vaste tegenzuurige middelt Sntlyk alcalifche zouten, aangepreezen geweest, op dat Luurte vernietigen, als door dat geene te verdeden dat door het zuur eerSt geftremt was ten nutte zoude SnSken. waarom Hofman & het gebruik der zuurbrekente O) Coacar. Prsnot. 'm 3. ™' 8s8' XÜ Med, Ration. & Syftemat. Tom, U» pag. 341-  $.1356. DER KINDEREN. x^3 middelen, met de olie van wyn ft een, door fmelting, doortrokken, zo zeer heeft gepreezen; zo zy met een gelyke hoeveelheid rhabarber, en eenige druppeltjens olie van annys of venkel, of ook een weinigje fafraan, vermengd en dikwerf toegediend voorden. Met heeft nochtans uit onmiddelyke proefondervindingen gebleken (*), dat wanneer de olie van wynfieen met de melk vermengd word, dezelve geftremt word, en zich in geftremde brok' jens afzondert, hoe wel zo groot en zo digt niet opeen gedrongen als door het zuur, en zo gemakkelyk niet verhardende, daar en boven , z.o ik met de melk , door het zuur of door de lub geftremt, en heet, alcali vermeng, ziet gy dat het niet zvaar is, het geene men overal verzekert, dat dit opeen gedrongen, wederom tot dészelfs vorige vloeibaarheid keerd, en dat de alcalifche dingen ontbinden het geene door het zuur verdikt zvas. aangezien dierhalve die vaste zuurbrekende middelen een vry aanmerklyke fcherpte bezitten, welke nadeel zoude kunnen doen, ten zy dezelve door het te gemoet komende zuur terftond getemt wierd; en nochtans niet prysbaar zyn door haare kracht, om, het geene door het zuur geftremt is , te ontbinden ; hebben verfcheide Geneesheeren liever gehad de zuure fcherpte door opzuigende middelen te kunnen, en tevens diergelyke te werk te ftellen, weike een kracht bezitten om de geronne melk te ontbinden, en zagtaartig te maaken. 'Er worden tot dit einde voornamentlyk drie middelen aangepreezen ; gal, de dooijer van een ey , de zeep uit de olie geparst en met vast alcalisch zout bereid, zo de gal goed is, en in genoegzame hoeveelheid in een kind, verdeeld zy de melk die in de maag geronne is, wanneer zy met dezelve in de twaalfvinger darm vermengd word. het ftremzel der melk word overvloedig in de eerfte maag van de kalveren gevonden ; maar naar dat de gal met het zelve vermengd is, word het opnieuw zodanig ontbonden, dat het in de vierde maag deezer dieren ver- 00 Herni. Boerh, Ghem. Tom. II. pag. 302, 303. r Kkkkkkkk s>  DE ZIEKTENS 1364 aBn„. 7ich dierhalve toevallen vertoonden, door. verdwynt. wanneer zKh aw de Genee,shee. het ftremzel van demdk veroo« V Qf &] ^ k„ch loos ren, dat de galite^kleine no > behoorlyk ult te WaSt °m doetSet fche'n in zodanige geval beter" te pas te werken:: edoch niets in.een.ander gezond dier bereid, komen, dan het:kmdte g ^te wd moeilykheid , en in te geeven: d« b"^™lve in klyfteeren. maar ookvindmen de daarom mengde men de.ewe y ^ ^ ^ m£ esfegal ^S ^ gemaakt wTf met een weinig poener va > van men eens of d£n' WWaaï;> i1 e§d^kooSe pap eenige ingeeft: dit tweemaal daags in een cn g voorai zo de kinderen,eenigSg^ eer dat de pillen, m de Pap§ geweekt • b^^^j^ de volle galblaas Met dierf g^^^Sewyl dit dier geen tanden heeft, van een aalgebngU ma* * ^ ^ ^ eeit en zeer wel verteert , g daarom behaagde dit tevens , meer werkzame ^ heeft geöe e verandert, in haar om dat deeze M1^ ^^0™ ?ngenomen zynde, in de maag d§enalïe^a&? ê^aie b'uis dropte, enaldns methet De dooiier va^n een er, maakt belylt ^ ^ en natuurlyke beamen , wan y . mengd, b«kwaam, om m^ daarom word zy Zelfs breekt. zyde v«*teventb ^ ^ «epreezenom^egdtten botterachtige gedeelte der melk de geronne kaas, y B iddelen kunDen alWindbrekende, dat is,^vinaoiy . over welke & V°°rde,5Sne "7 aYwaïfo'èr^deV uspingen en  $.1356.135.7. DER K I N D E R E N. dé oorzaak verbeterd zynde, of uitgejaagt, houd alle die windengheid op. Wat de oliën, inwendig gegeven, uitwerken, en met welke voorzorg dezelve moeten toegedient worden, is §. i 34S gezegd geweest, zy kunnen uitwendig, van een zagte wryving verzeld, nuttig zyn, maar zo men tot dit einde heete en fpeceryachtige oliën gebruikt, moeten zy in kleine giften toegédient worden, of met andere zagte oliën vermengd te werk gefield worden , of dat de tedere huid der kindertjens niet worde ontftoken, en zwaare moeilykhedens veroorzaake. Maar wanneer het zuur by de kindertjens de overhand'heefr als dan moet men de voedingswyze der minnemoeder zodanig beftieren, dat haare melk minder tot het zuur .aPnP;o-r Bnr^. waar over men nazie het geene $. 66: is gezegd geweest. ' $• jjrlft "V/^oorts nemen de aanvallen der vallende ▼ ziekte meest hier uit haaren oorfprong het zenuwgeftel door de nypende fcherpte «prikkelt zynde. ° r Het hoofd is in de kindertjens het grootfte , het geheele lichaam week, de zenuwen zeer teder, en worden zelfs door zeer ligte oorzaken fterk aangedaan, daar van neemt de zorgvuldige natuur voorzorg , gelyk van te voren is gezegd geweest, d°at de oogen door het fterke licht, de ooren door een zwaar geluid niet ligtelyk worden aangedaan, het is dierhalve niet te verwonren , zo het zenuwgeftel door de zuure nypende fcherpte gekweld word, en 'er aanvallen van de vallende ziekte op volgen die met alleen door het aanftaande gevaar des doods te vreezen zyn, maar ook om dat 'er, offchoon de kinderen dit gevaar otatkomen, dikwils geduurende het geheele leven allerdroevigfte kwalen overblyven. ontallyke waarnemingen hebben ons geleerd dat  is68 DE ZIEKTENS MS$^3# •-i i JomotPn het frheelzien, de doofheid, het verffltf^Stó. ^ hevige ge- de ^eê, te recta gezegd heef.»: Waarom de «« vc , kindertiens en kinderen ook eigen dat de ziektens «m de td « « "en houden in een gedeelzyn, t8«en ^wooriy^ haare zit-en woonplaats, fit^^ veele kinderziektens bevestigd. t o é-fi TVTaarom zy ook door deeze middelen al9- W leen geneezen, zo zy geneezen kun¬ nen worden. Hier beuzelen de vrouwtjens voornamentlyk, wanneer zy roode coralen, elands klaauw , wolfs tanden , en ik weet niet weftrmSddenaan dehals van hetkind hangen: «tuf henft.^ 1 Geneesheeren dit lichtelyk toe , zo zy maar, niet deeze te de y^eesnee ™ geneeswyzen niet verhinderen, welke vreden, de krachtdtó igergen onder te brengen; alleen tenmme ftrekt om d ^ ^ T'e7 nlgn nieJalwd te boven komen, vooral zo zy reeds te kn U^m derï zvn dewyl de oppasfers'gewoonlyk veel vodden zeerlHÏlen Y eer da7zy de Geneesheer tot hulp roepen ik ?ebW ^ maa^naar de dood door een onmatige groote klomp kaas heb de ™ e^ien en zo vol, dat zy noch voedzel, noch genees- u - ï ïn de rechter mond van de maag ingedrongen gezien , _ die ]l£S&S^ de maag verhinderde, en dodelyke fttupen W%TGtL^n hebben geredenkavelt, of de kinderen CO Med.Hation. Syftem. Tom. II. pag. 340-  §.1358. DER KINDEREN. H69 lang zy de borften zuigen, ook eenig ander voedzel mogen gebruiken, fommige hebben het ten hoogfte nadeelig gelooft te zyn, zo zy, zo lang zy zuigen, vleesch fappen, broodpappen, of diergelyke fpyzen gebruiken, en geloofden, dat de goede verteering daar door zeer zeker word verhindert. De moedermelk, of die van een gezonde voedfter, is voor de eerstgeboren kindertjens het allerbekwaamfte voedzel; nochte het fchynt nuttig te zyn , dat het kind eenig ander voedzel gebruike. men geeft gewoonlyk omtrent de derde maand , eens of tweemaal daagsch, een of twee lepels koemelk, met een weinig meel zoetjens gekookt, aan de kindertjens, niet zo zeer om de hoeveelheid van het voedzel, of der krachten te vermeerderen , als wel om hun allengskens gewoon te maaken uit een lepel te eeten : want de eerfte dagen , wanneer men dit beproeft, kaauwen de kleine kindertjens zodanige pap , maar zy fpuwen het grootfte gedeelte uit, en Hokken weinig door. dit gebruik is ingevoerd, op dat het kind gemakkelyk kan gevoed worden, zo de moeder of voedfter iets kwaads overkomt, het geen het zuigen geduurende eenigen tyd opfchort, offchoon het kind noch niet volftrekt gefpeent moet worden, dus b:jv:-^Oreen-fflinnemoeder onverwagt door een hevige gemoedsaandoening aangetast word, zal het kind ter dier tyd nief zonder gevaar kunnen zuigen, maar men moet geduurende eenige uuren wagten , tot dat die ontroering geheel geftilt is. want onfeilbare waarnemingen hebben ons geleerd, dat de kindertjens haastelyk van de ftuipen overvallen wierden, zo zy de borften zoogen van een door gramfchap woedende, of byna van vreeze doode voedfter. Het is zekerlyk nadeelig, de maag van het kind, dat greetigLyk veel melk uit de borften zuigt, met dusdanige pappen op te vullen, om het zelve meer te voeden; want als dan word de maag bezwaard, en 'er kunnen veele kwaaien volgen , vooral, zo men met veel meel, langen tyd te kooken , de pappen te dik Vierde Deel. Llllllll maakt,  DE ZIEKTENS 1370 u * „11^ Hnor een lymachtige taayheid meer bezwaaren dan maakt, welke door,ecn/y™ ^ni°rkt (t worden, dat in ondervoeden, tevens ^^J^^C^^te vinden is, fcheide landen een g »^^opVreia te gebruiken,, het heugt my dat * f"^^^ heb, waar van, als ik het my UÜeIte met h2 Sos e^ïfcbe meel vergeleek , ik onrerngnedegn heb da het Hollandsch meel veel lymiger is als het dervondenheb,. öatn gemaakt, gebruikte,- Oostenryklche. zo men ™CC1» . . be|end dat de tarwe zou dit fcbiet-: met water befproeit, op een l"™"*. ' worden deeze greizo dra zy maar begonnen heeft te fchttttn, w ^ „endoor een groote: hitte ^ egj Sfg^^ gebruikt word. zulks «uw* genoemt, dat tot hel fk~u^ i word de door deeze begonne, en ^ft°n?X ^ lymigheid zeer vermindert » »^~c'^fjfn de oven de blgonne gesting , weJe terftond *>ot de »ut ^ ^ ^Set KRfcS^ -Ifde einde kunnen mdere fpy^enkenjen dft mdk fpy,ïenhP^^ kint zu gf- want aldus word de melk der dieren met welkC ÏSmÏÏcS wAnengd. veele kinderen ftaan deeze voedingsde menfehen me K vermei d or . en worden, wy«"^f^^^^SSkdyk' met diergelyke papnaar dat zy g^f^"' Jt^eebak gereed worden gemaakt, 5-° ?n alle' mee ige lySgheid bevryd is , en zich zeer gelyk meUe meuc Si ~ in men °°k Sewoon d°°1]er van een ey te liaan. Vee- CO Brouzet EfiUte 1'Educ Med. dés Enfans TomJ. p. a&  5.1358. D E R KINDEREN. i»?t Veele gebieden de melk geheel agter te laten, zo dra het kind • ander voedzel begint te gebruiken (e); en dus zou het fchynen kwalyk van pasfe te zyn, zo men een dooijer van een ey met de melk vermengde, dewyl zy tot het dieren ryk behoord, ik kan oprechtelyk bevestigen, dat ik nimmer eenig nadeel heb waargenomen , en dikwils een dooijer van een ey gebruikt heb , gelyk ik §. 1356. heb gewaarfchouwt, om de al te fterke aankleving van de geronne melk in de maag weg te nemen. Alle fchielyke veranderingen van voedzel, zijn zelfs by gezonde en fterke menfehen, verdagt; en dus fchijnt het minder veilig te zyn, zo men met het fpeenen tevens alle melk op eenmial agterliet, ten zy het kind, wanneer hetnoch zuigt, allengskens aan ander voedzel gewoon is geworden, de uitmuntende man (ƒ), bekend zelfs , dat de frisfche couleur verandert, en de kinderen vermageren, wanneer zy gefpeent worden, zo men zo fchielyk de voedingswyze verandert, hy gelooft, dat de kinderen door het fpeenen een ziekte word aangebragt, maar zodanige, welke, zo zy wel behandelt word, haare gebruiken heeft in de algemeene levenswyze. ik beken dat ik liever had, dat de gezondheid ongefchonde voortging, dan dat zy door het fpeenen verontrust wierd: daarom heb ik zorg gedragen , dat men naaide zesde maand, en fomtyds vroeger, wanneer zy een walging van demelkfpyzen kreegen, (het geene by fommige plaatsheeft) de kindertjens tweemaal daagsch met brood en hoenderfoep, of van kalfs vleesch zou voeden maar in den beginne alleenlyk maar een weinigje tevens: ik was altyd oplettende , of ik ook iets in de gezondheid verandert vond. dit eenige heb ik aangetekent, dat de afgang bruinder wierd, zo dra zy vleeschfoepen nuttigden; voor 't overige heb ik niets kwaads waargenomen , offchoon my de zorg over zo veele koninklyke kinderen is aan- be- (V) Ibidem pag. 270. 00 Ibid. pag. 259.160. LI11I111 2,  n F ZIEKTENS §-i35*« 1372 £' nn nlles ten opzichte van haaren ftaat, zeer ^tdf zin ' zy 1^ bben die zonder moeite het fpeenen doorï gmZocraUs hangt hier ook zyn zegel aan {g\ zeggenft! HlltZTzinlh zuigen , intusfehen fpys gebruiken , de: ƒ«, *aZ,L/?erteent: daarom fchynt men niet zeer te vreezen te hebben van he v g ^ kfint ZCn rdir S?S «edeelte der melk , de kaas namentlyk , weest, d"h5?Xk"\ft„ur inhoud, als de wey en de boter, meer van de dierlyke nat?ur m™ >. , in gebruik , dat metwelke zyvereenigd is.w jy J 6 ^ de kindertjens ^ar het fpeenen de n, merklyk nadeel ar?» wS« de'kleme kindertjens2 allengskens bet 0ndeAfferm^meftahet verkiezen der fpyzen , naar het Intusfehen ^ra ude—m en krachten, de Genees, fpeenen, acht ge™ °p kinde niet ZQU f heeren hebbenB^ens^ en genoegzaam gevestigde tannen, eer dat de kmd irtjens v g b ^ yerdee_ den hebben, op-dat^ £n a,s dan beveelen len, maar °°k.^S geeve , maar andere zy, dat men de kind^nniZ^kens gefpeent worden.' Edoch het geoeuri j dg t£m(Jen m oegzame zelf de melk kwyt &™£>d komen . als dan moet men de hoeveelheid zyn g ^ kan fa de m?k d^- fiken' zo meng koemelk neemt, word zy met een plaats Fto^^^J1^ verzoet dezelve met een weinigje ^.^^^^^ hebbe met de menfehen- De Dentit. Charter. Tom. VII. pag. 87a. OQ Mofchion apudSpaeb GynS. pag. ro. No. u6. Harnion* Gynic. part. prior. Cap. XXII. pag. 18.  ^i358. DER KINDERE N, i373 melk. men giet gewoonlyk zodanig mengzel in een tinne vlesch welkers hals met een zagt leder bedekt, de grootte en het maakzel der tepel heeft, en met verfcheide gaatjens word doorbroken op dat het kmd met gemak na zich neeme: zo men 'er meer water meede vermengd, dient zulks in de plaats van drank, te gelyk geeft men de kindertjens als dan nu en dan de pappen van welke van te voren is gefproken geweest: aldus gaat men voort tot dat de tanden talryker en vaster zyn, welke aanduiden , dat men nu fpyzen, die een weinig harder zyn, kan geeven. edoch men heeft van de fuiker die in de melk gedaan word , niets te vreezen (/). de oude Geneesheeren hebben honig en honigwater zelfs aan de eerstgeboren kindertjens gegeven : ja, wanneer men fuiker by de melk doet, ftremt zy zo fterk niet. ik heb my fomtyds verwondert, dat Geneesheeren, die ten ftrengfte alle fuiker verboden, toelieten, dat men fyroop, uit fuiker bereid, gebruikte. 5 Wat de tyd van het fpeenen aangaat, men ftelt over 't algemeen vast, dat zy aanwezende is, wanneer de tanden in genoegzame hoeveelheid en vastigheid zyn ; maar dewyl dit by onderfcheide kinderen geheel onderfcheiden is, kan zulks niet naauwkeung bepaald worden, ik heb, gelyk ik §. 1359 gezegd heb een misgeboorte van vyf maanden gezien, by welkende twee fnvtanden in de onderfte kinnebak zich duidelyk vertoonde ik heb een gezond en frisch meisje gezien, by welke de negentiende maand de eerfte tand doorbrak, omtrent de zevende maand beginnen de kindertjens gewoonlyk tanden te krygen;. en de fnytanden komen in beide de kakebeenen eerst voort, het gebeurt menigmaal, dat de baktanden, namentlyk de kleine , naast aan de hondstanden, beginnen voorden dag.te komen , eer dat de agt fnytanden zich alle vertoonen. naar deeze volgen gewoonlyk de hondstanden maar langzamer ; maar dewyl het tandvleesch in 't tanden krygen dikwils jeukt , pynlyken gezwollen is, ftrekt het- (0 Brouzet Educat. Médic. des Enf. Tom. I. pag. 273. L111U11 3  DE ZIEKTENS .$. I358« 1374 ^ wmt jrmoter verlichting, zo het kind op dien tyd de borften zuken kan dlwy zy het aanraken met de lepel, naauwlyks aaX pinlykeTandvleesch kunnen lyden; waarom hetfpeenen SSreftd? w2d na mate de tanden vroeger of later voorden dag l™.TuiSïn de uitbotting van agt botertanden r vrer bakstagen defer hondstanden, dikwils met de agttien maan7 ïïStir hebben de Geneesheeren aangeraden (£) , om delmd" Jus naaï anderhalf of twee jaaren te fpeenen. edoch bet kind^ fchynt voor geen kwaad bevreest te moeten zyn , zo ïfrtn^erzuilt de allerkloekfte moeder, heeft, wanneer zy 5 S dwSiland Antiochus uitlaggende, haare jongfte zoon de wreede dwingland ^ kloekinoe^glyk VOor zyn vaderland vermaande het. mar«wom „Zfzoon, ontfermt u over Z — °»^et iJrt ke* gedrag , en drie f^en Z^M gezoogt, en gevoed, en u tot dien ouderdom gebragt heb (J). kindertiens niet terftond naar dat zy PieT7vn alleSv«n, ook diJ min of meer hard zyn, gevent gefPSterey fpvzenEgskens beginnende , moet men tot vasvan zagtere ipyze* ™ * | ingewanden hier aan langza- ter voedzel o&hwm™> op .a j ^ defpyzen, ja gulzig «erhand ^l^l'^ J0ffchoSn de tanden fterk genoeg genoe!^ de fpyfn' maar filmdelelv fchielyk door. het is by het gemeen de gewoon- fl° Z tv bv de ouders aan tafel zitten, die zich over de gul- te't Sr?eyr kinderen vennaaken, en hen alle voorkomende fpyzigheid der kinoeren v ,zich verteeren de.- Ze!U0n?et de' op'g pr^e buik zwelt wel op, maar het geheele zelve met. « °pseP *J.fe n ft zy wandaantig. de^heeï luüd alfyd fchoon afgeveegd zy, en niet lang met^e MrS Aeginet. Lib. I. Cap.V. Pag.2. verfa. Mofch. apud Spa<*. GynEec. pag. 10. No. m* (/)Macab. Lib. II. Cap. VIL vf.- of»  §.1353. DER KINDEREN. J?>?3 drek of de pis bevuilt blyven; want daarvan heeft men roodheid en allerlastigfte k.iagmgen van de huid te vreezen. maar ook zvn de kinderen riiKvvils aan velziektens onderhevig, wanneer de vuiligheden in de vet burge plaatfen van de huid vergaderd blvven, welke door een za^te afwasfehing met fpongiën vol laauw water en melk, weggenomen worden; en wanneer men zulks tweemaal daagsch doet bezorgt men, dat zich naderhand niet ligtelyk diergelyke vuiligheden wederom in de huid vergaderen men heeft waargenomen * dat de kindertjens gelukkiglyk gevo-d worden, en groeijen , zo deeze nettigheid wel word in acht genomen r>> Ftfcber htzft gelukkiglyk een uirgeteert meisje, door baden, uit gelyke deelen water en melk gereed gemaakt geneezen (n). het is van nut geweest, de kindertjens alleen maar* met laauw water te wasfchen, en dus allengskens aan het koude water gewoon te maaken : want aldus word het lichaam zeer verfterkt, en is naderhand niet zeer aandoenlyk voor de veranderingen der lugt (0). de al te weeke opvoeding, en die overtollige voorzorgen, welke de al te zorgvuldige moeders aanbeveelen, verzwakken de lichamen, zo dat zy naderhand de min^e verandering ook in de zes niet natuurlyke dingen gewaar worden, de Koningin van Frankryk, door een al tetederharti^e zorg verfcheide kinderen verloren hebbende, heeft op den raad der Geneesheeren de kindsheid van Henricus de Vierde, de zor. («) De remedio ruftic. variol. per balnea &c. curand. pag. 30. CO Tiflbt avis au peuple fur fa fanté §. 340. pag. "89 O) Brouzet Educat. Medic. Tom. I. pag. 329. ' °  J3?6 DE ZIEKTENS £. i35S>- a n -o 70 haast de kinderen deeze kwaaien zyn te JLa boven gekomen, en ongekookte fpyzen, tuinvruchten, vleesch, kaas, en diergelyke fpyzen beginnen te gebruiken, komen 'er wormen voort. Naar dat de kinderen gefpeent zyn , en het gewone voedzel der volwasfene beginnen te gebruiken, raad ons de voorzichtigheid dat men de kinderen by trappen, aan hardere fpyzen gewoon maake, en men hen eerst zodanige fpyzen geeve, die zich met gemak laaten verteeren. . . Men heeft menigwerf waargenomen, dat de kinderen m deeze ouderdom met de wormen geplaagt zyn : waarom Hippcrates TA naar dat hy de ziekrens der eerstgeboren en tanden krygende kindertjens opgenoemt had , gezegd heeft : onder andere Snektens, welke de kinderen nu, ouder geworden zynde , over komen, ook de ronde, of langwerpige wormen, en de maaijen Netelt worden, van de kauwoerde zaatgelyke wormen, maakt hy £ dier plaatfe geen gewag; om dat hy fchynt gelooft te hebÏTpn dat deeze wormen met den mensch worden geboren ; geïvk naderhand zal gezegd worden. Galenus heeft in de verktar Sen over deele korte Gelling gewild dat die wormen « et uit het zaad, maar uit de verrotting worden voortgebragt; vooral, zo'er tevens een grooter maat van hitte by komt; en daarom heeft hy gedagt, dat by de geene die ouder zyn , de wormen eerder geboren worden , dan by de eerstgeboren kindertjens, en die noch zuigen; omdat by deeze een grooter warm- 12 ffetfo wefzeer waarfchynlyk, dat by de geene die ouder zyn, het eewone voedzel der volwasfene reeds gebruikende, de wormendikw^rviger worden waargenomen; maar men kan nochtans niet ontkennen, dat men by de zuigende, en fomtijds eerstge- Q-) Aphor. 16. Secï. 3. Charter. Tom. IX. pag. 221. Qr) Ibidem pag. Ina.  S-I359. DER KINDEREN. w? ÏZ?}'mrdf;J{ w?rffl/"heeft gevonden, de vermaarde Geneesheer *Z*tó(0, heeft by zyn eigen dogtertje, e/f weeken old zynde geheele nesten van tvormen waargenomen, offchoon de moeder haar noch mets dan de borst, ja zelfs geen gekookte melk had gegeven .- war aangezien hy zeer veele toevallen der wormen bydit dogtertje van de geboorte afhad waargenomen/heefthv zich naauwl.jks kunnen onthouden, te geloven dat de wo men met haar geboren waren. wurmen De uitmuntende Geneesheer van Doeveren (t), heeft verfchei: de waarnemingen, van vruchten, die wormen inde darmen hadden, wanneer zy noch inde lyfmoeder waren, byeen ve™SSf :tWewo?dVee,i.Zyne Verhandehn^ wel te» hoogfle'verdient geieezen Een eerbare en verftandige vrouw, een zoontje van drie maanden zogende, heeft my betuigt, dat zy meer dan eens gezfen kwame; ' * de aars «■» *«2 z5$ Zo lang het kind zuigt, zuigt het melk die noch niet aan de lugtblootgefteld is geweest; naar dat het fpyze^gebru k aan de lugt blootgefteld, kunnen de eijeren der Woedelfo« diertiJS te gelyk met deeze gemakkelyker in het lichaam komS Toora zo zy raauw , met gekookt genuttigt vvorden de tuinvrtXen vmd men zo memgwerf wormfteekig; de kaas is meÏÏS „ieï alleen vol kleine, maar ook zelfs groote wormen, ik hebee tvds een man gekend, die, zo dra hy witte kaas at, twee dagen daar naar een lastige jeukte omtrent de aars gevoelde , door fen menigte van maaijen veroorzaakt: het wis zodanige kaas wllkl van de volkome melk zonder dat dezelve eersfafgeroo'mTt gemaakt word; daar door iszy vry vet, en aangenaam vanTmaak' wanneer hy zich van zodanige kaas te eeten onthield" of eenaT der foor* van kaas gebruikte, hield die jeukte in 't korte op en de maaijen kwamen niet meer te voorfchyn. O) De cordis Palpitatione pag. 133 DaarpaCg°3?.iirert,IUaUgUr-deVerm' tateftift- hon"'"- Lugd. Batav. 1753. VierdeDeel. Mmmmrommm  I37g DE ZIEKTENS $.135**2^ ^ u het niet te verwonderen, dat 'er door het eeten Daarom is het,Selne/uitaebroed worden, dewi1 de warmvan de eijeren, diexqens uHgewo ^ ^ noch te en vochtigheid h« fc£d k* wormen buiten het blijf^dl? HvSm z^ zeer niS «vinden zyn, om zeker te menfchelyk lichaam zo zeer^ « wa/rgenome wormen kunnen weezer, datde^ zo menig * den . ^^^SA^ Zal worden, nielt. fpruiten, dat zo veelvuldige, zo uu j ' td en plaat- b'are orde i^r^^Vi^y^iSit gevoelen fing in het zelfde foort, het^f z\d tot het geVoelen der ten eenemaal verworpen is. misiJ°ien "J", diertiens haare oude aanleiding 6^>.f^^^0^Sit dingen eijeren in verrotteof:igtdyk ente*öJJdoor de warmte die «^ff,?Sd^3e?«SdS worden, als wel oP de verrotting verzeld, geKoeneri. Voedzel voor dat het wotmtjen uit het ^ voortknupende £e £ korten tyd over het vleesch dat zy ontmoet weet te verdee-  $.i36*o. DER KINDEREN. t&?9 len; en dus bederft zy de fpys van den mensch met de wormen die in 't kort ftaan uit te komen, maar aangezien veele van gevoelen zyn, dat de wormen van de verrotting verzeld gaan, daarom hebben zy een afkeer van het vleesch, zo zy maar een wormtje daar in vinden, het is nochtans zeker, dat de vliegen het malschte en fmaakelykfte vleesch uitkiez :u om haare eijeren te leggen : dus ook weeten zy de beste vluchten uit te kiezen, om in derzelver zagte merg haare eijeren veiliglyk te plaatfen. Ook fpaaren zy de levendige dieren niet; maar zy doorboren de huid met haare holle angel die het ey bevat, en leggen het ey onder dezelve ; de worm uit het ey voortkomende , knaagt de wanden zyner woning, ontfteekt de plaats, word met de etter, op de ontfteking volgende, gevoed, groeit en verandert in een popjen , waar uit de vlieg voortkomende , doorboort zy de huid, vliegt heen. men heeft by de koeijen meer dan eens diergelyke verzweeringen gevonden. Maar ook kruipen de vliegen in de neusgaten der herten en fchaapen, en leggen haare eijeren in deeze holligheden, een ander foort van vliegen vliegt rondsom de paarden, en kruipen langs de aarsdarm in, wanneer dïf dier de drek uitwerpt, eer dat de fluitfpier der aarsdarm fluit, en hegten haare eijeren aan de wanden der darm. 'er zyn ontallyke.kunstgrepen, met welke de bloedeloze diertjens voor hun nakomelingfchap bezorgt zyn, om aan dezelve een gemakkelyke plaats, vereischte laauwigheid, en een geftadig voedzel te bezorgen; waar over men na kan zien het geene Swammerdam, Valisnieri, Redt', JReaumur, Lionnet, Bonnet en andere door een onvergelykelyke fcherpzinnigheid en onvermoeide arbeid byeen verzamelt hebben. Aangezien nu dar men in het water zo menigmaal de eijertjens der allerkleinfte diertjens vond, en men in het water, waar in men met geene vergrootglafen diergelyke ontdekte , naderhand een overgroot getal derzelver vond , wanneer het aan de lugt wierd blootgeftelt, of met planten ingegoten, daar uit heeft men Déflotèh,'- dat de lugt, welke wy inademen , vol levendige dierMrammmmmm »  I38o DE ZIEKTENS S.1360. tiens maar aangezien ook de aarde van deeze vol was', ifl het Ser te veranderen , waarom de eijeren deezer d.ertjens wSkers inademing volftrekt onmooglyk fcheen, ook in het hchaam wierden uitgebroed. MaaTnaar dat de onvermoeide vlijt der grootfte mannen het onderfcheid van geflacht in de bloedeloze diertjens hadde ontdekt a ook derzelver verzaming, in andere beide geflachin welke nochtans met haars gelyken door een dubbele verInmins zich vereenigden, daar fommige levendige jongen voortS «er veele%ijeren leidden, geloofde men dat het een , Seene wet was, dat de bloedeloze, diertjens het zy door een kvendTer waereld brengen haarer jongen, het zy door het wen van eijeren voortgezet wierden waar uit men befloot, dat de wormen in het menfchelyk lichaam door het doorfokten van kleine levendige bloedeloze diertjens, of door derze eijeren in ons lichaam komende, worden voortgebragt edochdewyl men ook eijeren en eijernesten by de dieren he ft iip haare iongen levende ter waereld brengen, daar luwferd vfy algemeen Wftelt,/^ elk dier uit een eykomt Maar het was voor de allergeestigfteman, en allergrootfte liefhebber der natuurlyke hiftorie Trembley , een andere wyze van vnortteeling der bloedeloze diertjens te zien («). hy had in het IZ S lichaam gezien, dat voor het bloote oog ligtelyk zigtS -niet kwalyk na het zaad van gezegende distel in grootte ÏTrna kzel gekkende , waarom hy twyffelde , of het tot het C w of d eren-ryk behoorde, het heeft uit een naarftig onderEÏÏÏr aebleken, dat dit lichaam zich van plaats beweegde, met Ken! uit te werpen, de wormtjens in het water zwemmende ïotS n" m, na de mond bragt, en doorfokte : waar uit hy met recht befloten heeft, dat het een dier was en heeft het Veelvoet genoemt, dewyl het met de haaken en het overige li* Sïïa ge&d aan len visch veelvoet genoemt, gelyk was. ^ 00 Memoires pour fervir a 1'hutoire d'un geure de polypes d'eau .éouce.  $n$6o. DER KINDEREN. ijfp Met deeze nieuwe ontdekking verheugt, verwonde, d hyzich, dat uit het lichaam van dit diertjen een ander foortgelyk °roeide' op de zelfde wyze als de takken uit de ftem van de boom fpruiten, fchielyk groeide, en noch aan de moeder vastzittende met haar over de roof twisten, de veelvoet fcheide zich fomtyds van zelf van de moeder af, en zwom levendig, verflond de wormtjens, verteerde dezelve, en loosde ze weder hit. fomtyds ook noch aan de moeder vast zynde, bragt zy op dé zelfde wyze een foortgelyk geflacht voort; welke by heet wetder in 't kort even vrugtbaar was als de moeder en grootmo der. dus vertoonde de getakte veelvoet voor het greetig oog een middenfoort tusfchen de dieren en planten, dewyl zydoor de prooy te vervolgen, een dier , door de voortfpruiting een plant vertoonde, want de veelvoet groeide uit de vjelvoet gelyk de takken uit de ftammen der planten. Maar noch veel wonderlyker heeft men het bevonden, wanneer de veelvoet midden door wierd gefneden, groeide uit het hoofd van nieuws aan een Gaart; en uit het einde van de fiaart dat aan het lichaam vast was gebleven, fproot op nieuw een hoofd uit: die zelfde wedervoortbrenging ging voort, wanneer de veelvoet in de langte doorfneeden wierd; deeze verdeeling, en onderverdeeling heeft de uitmuntende Trembley zo ver gebragt, tot dat uit een veelvoet, in zestig deelen verdeelt , zo veele nieuwe voortgebragt wierden. daar en boven heeft hy met een allergrootfte behendigheid, die niet ligtelyk van een iegelyk kan nagevolgd worden , het geheele lichaam der veelvoet omgekeerd, zo dat de geheele inwendige oppervlakte nu buiten zat, en in tegendeel de uitwendige binnewaards gekeerd was : dit zodanig gekwelde dier heeft even eens als van te voren, de voorkomende prooi vervolgd, en vertoonde zich naderhand met nieuwe uitfpruitende voortbrengzeis getakt. Mmmmmmmm 3 Ilc  ij3a de ziektens Utf>* ft h*h verfcheide van deeze verftommende zaaken zelfs ge* Sneefde eerfte uitvinder deezer, my dezelve met zy Z ^InL vriende ykheid aantoonde; ik heb fommige voetne gewoone v"e"^KnLeermeefter hoewel wankelende, geSeoDVten SS^iSïïdteik men diergelyke ook in "! IrnntlrKhoedeloze diertjens, aardwormen, bloedzml^J^Jto™*" goed]gevolg, hoewei niet zo voor- ^ï^e^^Wiet« lichtelyk algemeene T, Ir lt ftellen offchoon zy op talryke waarnemingen rCf 1SPnate fteunen wanf mooglyk zijn ons noch talrykere verfchynen te_^nen.want b j j kjaa dgt de warden; maar de wyze planten im u eenderlei; door de fchors , de tak¬ ken de ffi^gwo^ en, kunnende vermenigvuldigingen der Z\eTverkreegen worden; offchoon de zelfde ook ge ukkig? t dt de Sn groeijen. het is bekend, dat de wortelen van ]yk u t de zaaoen gro. j d£ vrugtbaare aar. fommige p^-^J^fengzela geeven; de aloë, *r*rgl» de overgelaten, nieuwe voormr g ^ »*r« ^oe?J»hïn?i1^r groote getakte fteng voort, die Ketzer ge^n heb, ««^J™ zynde, vertoonen zich ¥n-emCl nSe ntaSTn de V«" fteni; welke, van l vknu mIej^nten niet een eenige, maar verfcheide wyg y „an woortbrenaen plaats hebben , zoude zulks ook geen T£fn he: dSSk kunnen hebben ? de veelvoet zekerlyk £d nTet: ïruSSSr gemaakt door de verzaming; maar zy heeft 7n liaaïz We,8 en inêieder afzonderlyk deel van het doorfneede ° ilnm de kracht om haars gelyk voort te brengen, de te voren bSddoze dienjens des zomers haare jongen levende voortbren-  S.i3&>. DER KINDEREN. I3s3 gen, en in de herfst eijeren leggen: men heeft ook andere bevonden, die vrugtbaar waren, en levende jongen voortbragten zonder eenige gemeenichap met andere : de jongen uit de buik des moeders komende, wierden, zorgvuldig afgezonden zynde alleen ondereen glas bedekt, bewaart, en bragten nochtans op' haare lyd levende jongen voort: dit nieuw voortbrengzel wierd van gelyken eenzaam bewaart, en was nochtans vruchtbaar; dezelfde proef is met goed gevolg, geduurende verfcheide nagedachten, genomen. Mooglyk zullen deeze en verfcheide andere, welke men van de vlyt van zp groote mannen mag verhopen , te eeniger tyd meer licht aan de voortteeling, en voortplanting der wormen "in het menfchelyk lichaam byzetten. het is genoeg dit hier ter plaatfe maar ter loops aangehaald te hebben; want naderhand €. i3<5q. zullen wy hier van noch het een en ander aanhalen , wanneer over de wormen, die meest in 't lichaam van den mensch worden gevonden, zal gehandeld worden; namentlyk die wormen, welke in de eerfte wegen der kooking worden gevonden. Aangezien het getal der bloedeloze diertjens zo groot'is , en de eijeren van kleindere, zo wel als van grootere , zo gemakkelyk met de lugt, de fpyzen, de dranken , in het menfchelyk kunnen komen, fcheen het zo zeer niet te verwonderen , dat men dikwerf wormen in de maag en in de darmen vond. maar de moeilykheid fcheen grooter te zyn, wanneer men ook óp andere plaatfen van het lichaam wormen vond; voor welke de toegang zo gemakkelyk niet te vinden was. wanneer Ruysch [» niet alleen in de galblaas, galleider, der fchapen , (tor welke plaatfen de weg niet gemakkelyk fcheen voor de wormen, uit de holligheid der darmen) wormen vond, maar ook dikwerf in de nieren van de honden, en hy dezelve eenmaal in de menfehen nieren had gezien, ja zelfs in de flagader van levendige paarden; («O Obfervat. Anatom. Chirurg. No. d4. pag. do.  DE ZIEKTENS S-i3^ bragt, gelijk Zferww en maag en de darmen ook harde fpyzen door de^rfang v« d/e h gdat hy niet kon- de begrypen , hoe .rte ten&c ingewanden doorgeftaan hebeijertjens, de werking van deeze ingew*nu , * k d eze binde, heel hebben ^Zr^ehi^^ /fc- reede by dat J^^^^ïïge*"*» wordenhaam heeft gezien; waar overnau ^ £en yisch intusfehen vertoont ^ » plaat ^ ^ ^ by gehaald f*). ook kan men d st. dere gelegenheid §. 916. over £ ™ 5 over de wormen Maar ook ^y^l6^^ over de tuitworm, handelende, in ^^^^^V^v^ff, dat ^f.l'de^ra e? ^k eren de'r darmen fchijnt te kunnen zy byna al de draaijer1 :n ^ . derlyke honger. „-„rneminpen van wormen , op onder- Men vind wonderbare waarnemmgen vanw £ £duFer. SSS^KJÖfnaa, de dood een wotm geven-  5.136-o. DER KINDEREN. 13g5 den, omtrent vyf duim lang, aan een aardworm gelijk, men zou mogelijk kunnen geloven, dat het een ilijmproppige te zamengroeijing geweest is; hoedanige men vry dikwerf in deeze boezem holte vind ; welk foort van worm zoude kunnen hebben misleiden; maar hy voegd 'er by , dat die worm van zes uuren des morgens, tot drie uuren naar de middag geleeft heeft zv fchijnt van het geflacht der langwerpig ronde wormen geweest te zijn, welke aan de aardwormen vry gelijk fchynen. Men leest by Baglivius f», in een brief aan de zeer vermaarde Andry gelchreven, van een man van veertig jaaren die onverwagt een allerhevigfte maag pijn , en der nabuurige deelen kreeg; deeze pijn duurde agt dagen lang: daar naar kreeg hvbv dag en nagt alle half kwartieren een zagte ftuiptrekking over het geheele lichaam, maar dit duurde alleenlyk een oogenblik tijds • met bleekheid in het aangezigt, en nedervelling der krachten' deeze ellendige zieke, geduurende agt dagen van deeze kwaaienaangetast zijnde geweest, is alles fchielijk, geduurende bvna twee uuren in rust geweest; naar verloop van welke 'er een zo wreede hart- en maagpijn ontftond, dat hydoor deszelfs geweld kort daar naar is overleden: de ellendige zeide voor ziin dood dat het even eens was als of het hart en de buik hem door honden vaneen gefcheurt wierden. het lijk geopent zijnde heeft men 111 de holligheid van het hartzakje een zwarte , haa'irachti ge, levende worm gevonden, byna een palm lang. het hart was zeer zwart. Dc zeer vermaarde Senac (F) heeft, wanneer hy gezien had dat de roode fiijmproppige te zamengroeijingen naauwkeurig het maakzel der wormen vertoonde, heeft het verhaal over de wormen in het hart, of in de holte van het hartzakje nestelende agtergelaaten; maar hy getuigt nochtans, dat deLapeyrome hem veri Cd) Oper. Omn. pag. 699. (^'Traité de la Structure du coêur Tom. II. pag. 437, Vierdedeel. Nnnnnnnn  DE ZIEKTENS 1306 ** ** , . wft dat hv in verfcheide honden, tusfchen de voet verzekert heeft, dat hy m v g£word van het hart en, JJ"^^ in de maagen van het hart zeiwonnen heeft g^™den'd{; g*g geene„ leele onmooglyk is , ve. ^^tS teiSI hart worde waargenomen, dat 'er iet dierge ]k r he . men j * ^ ^ kan_ Edoch aangezien het hart > ^ gehegt? ten zy aan ten vast zit, aan gKo d£ ^Qm of watook. zich zelve door^^^eetehouden , door de vaten hier na voor deszelfs beg^Jd;n.Bmaar hoe tenger deeze zijn, welke toe gevoerd moe en* worden a b y£m hfit ^ uit de oppervlakte van het nart bevochtigt , Zakjeeen aUexdunst vog , drt ti ^ ^ Uoedel ze uitwaasfemen , neeit moeten doorgaan , indien ^ust^ befglaazig vocht van het oog eens paards een worm he eft ge vonden Ccf ftUftaande wateren in de in. Het te^^^T^ffOOtgfis» allerkleinfte diertjens gegoten planten, door o b ^ vQchten vermengd wa. ontdekt worden, welke, z y kmmen doQ]> r£n' mC'dSe^^^ebl^on. geleerd, dat zy zo gaan. maar geene w« » & . . gt00tte evenaren, loot worden, ^ ^ b^^ejPJ gJP, de allergeoeffendfte Het zal dus met te v tegenwerpingen hebben ge¬ in de natuurlyke h» 0 ie zo ^ wormen d<; maakt tegen de vo0"^1^ het is hierJde plaats niet dee*J h?^kTeö?SSS?enf dewijl het voor een Genees2e alle «jWg; kfnnen , welke te kennen geeyen, beer g^oeg is de tekenen nienfchelyk üchaam nestelen , dat deeze «adeeh£feanStenwelke daar uit kunnen volgen , en de de kwaaien te voorzien, weuw w ma. , , , i:u Seft.XVIII- Obferv.VI, Tom» h (C) Bon5tfepulcret^.Lm.V ^CC>,AV+A pag. 4S3«  $. r36o. DER KINDEREN. manier te weeten zo wel als de middelen, waarmede zy uit het lichaam worden gejaagt. voor 't overige kan men nazien het geene over deeze tegenwerpingen (d) gezegd is. vooral by le Clerc, by wien men een verzameling van deeze kan vinden. Szvammerdam {e), zo doorzichtig, en naarftig in deeze dingen te onderzoeken, heeft, naar dat hy alles had overwogen" gezegd \ het is zeer moeilyk om uit te leggen , op wat zvy ze de wormen hy de levendige dieren geteelt zvorden enz.: wat my aangaat, ik beken, dat ik zo zveinige onfeilbare proeven hieromtrent heb, dat ik tot noch toe hier in geheel blind ben: offchoon ik ook veele, en op veele zvy zen gevormde zvormen in de levendige en zich zo xvel op de aarde als in het zvater en de lugt, beweegende dieren , gezien heb. eventwel kan ik hier omtrent niets vast niets zekers zeggen. Het is dus niet te verwonderen , zo de geleerde mannen verfcheiden van gevoelen zijn geweest., wanneer zy de oorfprong der menfchelyke wormen onderzogten. fommige zvn van gevoelen geweest, dat de wormen de gezondheid niet befchadigden. men heeft in het bovenfte gedeelte van de indi aanfche gefchubde echdis, een zak vol levendige wormen se' vonden, ter dikte en langte van een fpeld, welke tot duizend in getal waren; nochte zy fcheenen tegen de gezondheid te flryden, aangezien by een echdis van het zelfde zoort een ten eenemaal diergelyke zak met wormen wierd gevondeb men heeft van gelyken zeer veele wormen in de maag van een tyger gevonden Cf); het geene ook latere waarnemingen bevestigt hebben, gelijk nu aan ieder zoort der dieren, ja zelfs dér Cd) Academ. des Scienc. 1'an 1709. Hift. pag. 76. Dan. ClenV; mm. Natur. cScMedic. Lator. Lumbric. Liv. i/CapT XIV. baS 546. & feq. • r CO Bibl. Natur. Tom. II. pag, 708. 709. Cf) Acad, desScieiic. Pan 1703, Hift. pag. 47. Nnnnnnnn s,  in88 DE ZIEKTENS $.136*0. i ♦ « PPn yeker zoort van bloedeloze diertjens byzonder der planten, ^f™™"^ gedagten, datde wormen moog- f^twv gemakkelyk kunnen ontbeeren, tot haar voedzel geï In dus wel ten onzen kosten , maar zonder nadeel bruikten , en dus w ntfaèel deeden wan- leeW^«^ge«taS^toeDamen, of, dat hen het voedzel doot nee-5hoegenoemgde oorzaak ontbreekende, zy de nabuunge TT, kwelden of knaagden. Hippocrates heeft, gelijk naderdeelen kwelden, 01 ku ö d lintworm eigen was aan het menicney* D onfchadelijk niet zijn ; h?h^^ dat'er fomtijds een menigte ^mei^Tt"eï Hehaam van een mensch komen , by welke men ««Ttpkenen van dezelve had gevonden. genï door de natuurlyke hiftorie , en befchryving van de ko•ïvke^fchatkamer zo vermaarde Buffon , is, naar dat hy m nmklyke ïcnatiwiuw doordringende ff^aKi^ vS de veelvoet, en de° witiV«^ö», ^SftnM Sn ^voelen geweest, dat alle lichamen% ViSih^fals grol end " fommige werktuiglyke, wellevendi^^^^^^^^^ noch dieren, noch planten waren , »" . h f h voor dusdanige werktmglywgenoemdezaaddie^ens^ oyffcho zfeh beweegen , efS ns'ziï hy'heeft vastgeftelt, dat >er zodanochtans geen en s j j diejen d akt j Sen «^behulp van een zekere inwendigefchi|; borgen war , ktuiglyke deeltjens gevormt wierden de king>, ftof der fovzen, als onnut zijnde, naar dat die werkza^|ltgWd^« «ft het lichaam gejaagt worden. Cg) NouvelU découv. par le microfcope de T. Needham pag. 6q. & feqt-  $.1360. DER KINDEREN. 1380 hy heeft aan deeze deelcjens de herftelling van het verlorene, en de aangroei van het lichaam toegeichreven; en heeft gewild dat dezelve, byeen verzamelt, op plaatfen zitten, tot dit einde gefchikt, en het zaad der dieren uitmaaken. ook heeft hy klooft dat die zelfde werktuiglyke deeltjens, zo zy op plaatfen verzamelt worden, alwaar zy met elkander kunnen worden vereenm, en tevens in groote menigte aanwezende zijn, als dan in het Tichaam der dieren tot andere dieren gevormt worden ; gelijk als zyn de lintwormen, de maaijen, de wormen fomtijds in de aders en de boezem hollen der hersfenen , in de lever , enz. gevonden; maar deeze dieren zijn haare oorfprong niet aan andere dieren van het zelfde foort verfchuldigd; want zy worden niet op gelyke wyzegeteelt als andere dieren ; maar worden van die werktuiglyke ftof voortgebragt, wanneer zy buiten de vaten geftort is, of niet weder opgezogen door de vaten , op dat zy dienen om het lichaam te voeden, want hy heeft gelooft dat hy genoegzaam bewijsbaar is, dat die voortbrengende zelfftandigheid, altijd werkzaam, en tot de vorming overgaande, de wormen voortbragten , en andere kleine lichamen van onderfcheide foort , na mate de verfcheidentheid der plaatfen, en van het mei* waar in zy vergadert word. Het verdient wel gefeezen te worden, het geene die uitmunde man hier over fcherpzinniglyk redeneert (h). Intusfehen fchynt dit gevoelen , hoe wel vindingrijk , niet buiten groote zwarigheden te zijn. Waarom tot noch toe dat algemeener gevoelen plaats heeft , dat de wormen haar oorfprong nemen van de eijeren, van buiten in het menfchelijk lichaam gevoert, en in het lichaam zelve op de gewone wyze van andere dieren vermenigvuldigt worden (i). hoewel ook dit gevoelen aantvjyfelingen onderhevig is, welke moeilyk (JO Hi& Natur. génér. & parücul. Tom. II. pag. 18.. 19. & feo* K pag. 258. & feq. * * (O van Doeveren dilfertat. de verm. inteft. pag. 25. & feq.. Nnnnnnnn 3  r»E ZIEKTENS {.fsMStó 1390 u ^ L{ tp i0.re„ • zyn zy nochtans zo zzvaar niet, dat lyk zyn om op te losjen y j ^ wfdef onderzoek, ten ^ *^WJ8^ nmt niet terftond verontrust natuur «^fj^ri van de menfchelyke kennis, moogworden, zo er aoor b _ j gevoelen ver0rt. f/„ , «r over naderhand §. i*». h« een en ander zal geZ 'gd worden. k x r T^ve flvm van de darmen, of de maag ver1301- IJ ft/ekt tot een nest, waar in zy zitten, gckoeftert worden, voortteelen, en vermeerdert worden. Dewyl de wormen by ^^OT^^^gev^ eerfte wegen, worden gevonden en het ^ is, gelyk gezegd «*W^e^X&A, dat deeze haare oorfprong hebben, ch "« beweeging vernietigt, ofte door de■ -derwaard^» ^e£^^nef wederihi i ofte ten ^'Zo zy nn * n wor. met de °v«ige drek u a den der darmen vasthongen, den' t£nr oorzaak ook: deeze aanhanging veroorzaakt wierd door wat oorzaak ook ae b me£ eefl lymach. Het is bekend, dat de maag en a lyk is; door wejl e die ™™f ^ fcherpte beveiligt, gg en befmeert word, en etl - vveike by fchielyk doordekkende memfc"c" «renoe»zaam tot gemak ftrek- worden. daarom *|r^def wS?Tnnne„ vertokken; Sar M^S*ï52l gekoerlerr worden, e« door wefte Cf) GaubV loMtut. Patholog. | S»7- P'S- 30*.  $.1361.1362. DER KINDEREN. i39I zy zodanig aan de wanden der darmen vast hangen , dat zy nochte door de nederwaards drukkende beweeging der darmen nochte door de fpyzen en drek door de holligheid der darmen gaande, van haare plaats kunnen verfchoven worden, maar aangezien men by de kindertjens veel flym vind , daarom gelooft men, dat zy door deeze oorzaak alleen de wormen dikwerviger krygen. het is dus niet te verwonderen, dat de wormen fomtijds gevonden zyn, van rondsom met dusdanige fivm overtrokken. " ,.' ' . ., aarom zelde by volwasfene, en zo by MS deeze, zyn Zy vadfig en flymzuchtig. Maar aangezien het lichaam van volwasfene droo°-er is de gal en alle de fappen in de maag en de darmen nederdruppende icherper zyn, als hy de kinderen, daarom worden zy min dikwerf van de wormen geplaagt, ten.zy dat zy taaije koude flymaehtige vochten in overvloed in het lichaam hebben k oelyk ook by die geene word waargenomen, welke van de Geneesheeren ilymzuchtig genoemt worden, waar over men na zie het geene $ 60. en volgende gevonden word, alwaar over de van zelfs ontftane flym wierd gehandeld. Het is intusfehen zeker, dat niet alle volwasfene , offchoon zy ook een allerbest lichaams geflel hebben , van de wormen bevrijd leven, aangezien het geheele lichaam vaster is, en het zenuwgeftel min aandoenlyk , worden zy dikwils zo groote kwellingen van de wormen niet gewaar , als wei gewoonlyk de kinderen i daarom zyn zy menigmaal buiten haar weeten met wormen bezet 5 die door de geneesmiddelen, vooral buikzuiverende, uitgejaagt worden; fomtyds ook komen zy in de fcherpe ziektens onverwagt voordendag. waarom Hippocrates Q) gezegd beeft; (O In Prognoftic, Chaxter. Tom. VIII. pag. 6a8.  DE. ZIEKTENS §.13^ 1392 u ^ heeft: g. «S&ÏÏfS iW* ondergaande, te gelyk ma:ae mimta de ziekte m,rdefg *y»-™"™Z™2Z^ in het lichaam ontftaan , beoordeelt word, veele yeronnuai. & verwonde- worden de wogj^en. man \ uitkomst. d0^^™6" aDvyondm^ai genomen heeft, veel heeft dCr^enTn daarol^"van r^en ontftoke pyn van het week der gedronken, .en daarop^ { van kwaade toevallen ver- ^rZ^lr^ n^datmn zeven dagen of de afgang Zdd' ^aT^eTeln ^cbüge en troebele ftof'met wormen voor gezverkt bad, ts eieen ^ d « lichting der toevallen 5 en hy den dag gekomen; maar zunuci v»-m b is de elfde dag g^^ven. waargenomen , dat DUS He'van een zl^lo^v.n wormen, gelyk als van zeer vede van een wv B aangetast geweest, want. een ^f^^^^opS^v^ dikwerf met woroffchoon ^^onde« ook op and^^ ^ dat jaar nochtanS de Z^TJ^, dk ouderdom , lichaamsgeftel met wormen b we zodanig , dat fommige zyu geftorven , naar gekweld; ^jvel z°oa nt ' f h be8 oeft waren, welke vry dat alle ^ van boven en ^mM^^^èzeer veele levendis uit het lichaam kwamen (»)• Men. g Epidem. Lib. L Text. XII. Mgrou XII. Charter. Tom. des Scienc. fan 1730. Hift. pag. 57-  S%«ttVi3ó*3- DER KINDEREN. jm Men heeft in de legers zo menigmaal uitwerpingen van wormen waargenomen , by de Soldaaten die aan de roode loon tusichenpozende verminderende, of geduurige koortfen lagen maar het waren langwerpige wormen, die in deeze ziektens' wierden uitgeworpen (o). de uitmuntende Schryver waarfchouwt tevens, dat men met moet denken, dat de wormen de oorzaak van de roode loop, of van deeze koortfen zyn geweest • maar dai>/yi SÊZe Ziekt6nS feen,yk er§er Ihebben gemaakt, het zelfde hebben wy in onze legers waargenomen, waar uit blvkt dat de wormen ook by volwasfene , en door arbeid geoeffende* lichamen, vry dikwils plaats hebben, welke niet voor den dag zouden gekomen zyn, indien deeze ziektens geen plaats hadden gehad, want het is zeer waarfchijnlijk, dat deeze wormen voor de ziekte reeds aanweezende waren. Daar en 5oven word de lint, of breede worm, vry dikwils by volwasfene waargenomen. $. 13^3- Zy zyn ronde, breede, maaijen. Die drie foorten van wormen komen gewoonlyk voor in de maagh en in de darmen der menfehen; en daarom word over die m de befchryving en de geneezing der wormen, voornamentlyk gehandeld; oflchoon men niet kan ontkennen, dat men ook andere foorten van bloedelooze diertjens op deeze plaatfen heeft gevonden, want zo de vrugtbaare eijeren van andere bloedelooze diertjens, na deeze plaatfen zyn gevoert geweest, fchvnt het niet te verwonderen , dat zy op zo vochtige en warme plaats worden uitgebroed, men leest in de geneeskundige befchryving ver- CO Pringle obfervst. on the difeafes of the Army. part. i.Chan. i. pag. 10. Chap. 3. pag. 30. * ^ *»^nap. Vierde Deel. Oooooooo  DE ZIEKTENS S-^- 1394- geheide m^^^^^ braaken, ^f^i^liZe kikkers eieren, enz. in, en den in de ^^gÏMyk van de geene die dorftig zyn, worden fomtyds om 00 ^J^/f 4 k&e oor2aak fchynen de gedronken. ^^Z^^o^n, welke van de bloedeloos ««ujcw voo jj wormen , ten eenemaal tnenichelyke , gemeen^ f k Ucb worden gevonden. , onderfcheiden , 10 hd^effn-aaïe'oud, heeft langen tydeenlaseen Indiaan, zev^.""|eSSi de Indiaanen dikwerf met wortige buikpyn gehad.^ ^Xneesheer een wormdodend midmen gekweld zyn, heet:oe , k zaad tegen de wormen delvoorgefchreven, het geen ygW J ^ ^ genoemt word. weinig\ Vt™ . t een doode worm af, Smikt, verminderen ^nen^jg^ lang, én vier liniën die zes- en- zeventig duimen en& ]e had B was die ^^n^eTan^eïhSia8 af tot byna aan de een hard hoofd, en mra jew kraakbeemge ringen, ftaart toe, honderd en zeventien en deeze worm uitgedreven ^e ^ield ^ 4 ( £ het 5£ï SST^dMin de langwPeyrP!e menfehen wo, men ten eenemaal ondeifcheiden1 is. kjnd Men leest (?) een "d« wonto^K gev ^ het eenigfte zoontje van jen wetowe^ w het ellendi. kweld, met aUjhevigfte bnJ;de^eeXg'in de maagh kruige kind l^od^ door he&t knagen verfcheurt Se\y.Sttter:f woLdodende, buikzuiverende midde- < n PVuillée iourn. des obfervat phyfi &c Tom» h pag. 4^. $ ffito^ delfufo del latte Tom, * pag. >p & ^  §• 13^3- DER KINDEREN. 1395 len , wierden alle de toevallen erger: ja de fcammonie veroorzaakte de ftuipem die vermaarde Geneesheer, ziende, dat alle kwaaien door prikkelende middelen erger wierdera, heeft eengenoegzaame menigte koe melk te drinken gegeven; naar welkers gebruik terftond alle de kwaaien geftilt wierden; welke wanneer zy wederom kwamen, van gelyken door het drinken van melk wierden geftilt. een ander Geneesheer heeft wederom op nieuw een buikzuiverend middel gegeeven; maar alle de kwaaien verhieven zich wederom ; door het drinken van melk hielden zy wederom op; en de benaauwde moeder heeft de gantfche geneezing aan de vermaarde Gallus overgelaaten, die getracht heeft, de worm', door de reuk van warme melk na de mond te lokken, op hoop, dat zy van zelfs voor den dag zoude komen, of vastgegrepen , zoude kunnen uitgetrokken worden, deeze geueeswyze heeft een gelukkig gevolg gehad : want naar dit drie maal beproeft te hebben, wierd de worm, tot aan de wortel der tong opklimmende, met een tang gegreepen uitgetrokken, die worm, was zwart, rond , en haairig, dikker dan een fchryfpen, en dertig Italiaanfche palmen lang , welke de Geneesheer tot een gedagtenis van het ongewone geval, bewaart heeft. ; Een man, had geduurende twee jaaren zeer hevige darmpy-. nen , van hevige pogingen tot braken, en een byna onverzadelyk'e honger , verzeld , hy ging fomtyds geheele bollen platte wormen af. hem waren pilllen, om op zekere tyden in te neemen , voorgefchreven, te gelyk meteenzekerafkookzel.de zieke, over zo veele moeilykhedens verdrietig, heeft deeze pillen dikwerviger als hem geboden was , gebruikt, waar door flaauwtens en een hartvang volgden , zo dat hy op den oever van de dood fcheen te zyn. te gelyk waren de buikrommelingen zo fterk, dat men dezelve verder dan dertig flappen kondeAqoOooooooo 2 r£n.  J396 DS ZIEKTENS §.1363. ren eindelyk zyn 'er wormen te voorfchyn gekomen, van welke fommTge Jy lang waren, vooral de laatfte, welke men te regt geloofde de kwaadfte gast voor de zieke geweest te zyn. . S Di worm is levendig voor den dag gekomen zesnen voeten lang altyd het hoofd anderhalve voet verheven houdende, het Iv dat zy op de aarde kroop, of in een gewenteJt lag. m een va vol wate\ gelegd bewoog zy zich wonderbaarlyk , altyd het laotT het welke zwart was, en rond gelyk een erwt, verheven, houdende : zy had een zeer naauwe hals, en twee oogen : zy Ï^Seekzels gelyk aan wervelbeenderen, de zieke is naderh nd zeer weWarfnde geweest, zyne ftoutmoedigheid verheffende welke mooglyk tot de geneezing nootzaaklyk was, of devplve ten minfte verhaast heeft (rj. Ook word 'er een worm befchreven, die langs de aars gelost is anderhalve voet lang; een en een half dturn dik; de geheele wo'rm was vol met bloed; wanneer zy te voorfchyn kwam, zy ï? tt gelyk eenige ponden bloed voor den dag gekomen, die worm kwam dood , en had ringen als een aardworm het hoofd Za kleinder dan het overige lichaam, de mond was driehoek*, Tls een bloedzuiger, de zieke heeft naderhand gemeld, dat hy een andere foortgelyke worm ontlast had nog grooter dan de vorige die by ftukken voor den dag is gekomen C/>. die worm L van bekwame getuigen gezien, en word, van een ervarefchil- niteetekent, in plaat uitgegeven. d I^zoude verfeheide diergelyke ligtelyk hebben kunnen byeen vergaderen; edoch deeze zullen genoegzaam zyn, om te tooTen dat men ook behalve de ronde, breede, en aarswormen nog andere bloedelooze dieren in de darmen der menfehen fom- fr> Acadern. des Scienc. fan 1740- pag. 72. . O) Medic» EiTays and obfervat. Tom. a. art. XXVI. pag. 33$.  $.1363. DER KINDEREN. 130; tyds zyn gevonden geweest; over welke nu ieder afzonderlyk zai gehandeld worden. De ronde wormen ook langwerpige genoemt; worden dikweiviger dan de overige aan den mensch gemeenzame wormen in de darmen gevonden; maar aangezien zy na niterlyke fchyn vry gelyk zyn aan de aardwormen , waar van overal een groote menigte te vinden is ; daarom zyn veele van geloof geweest, dat de langwerpige wormen, uit de eijeren der aardwormen, op wat wyze zy ook mogten in het lichaam gekomen zyn, voortgebragt worden, dus heeft de zeer vermaarde Linnceus (tj van gevoelen geweest, dat de worm der darmen een en dezelve was met de getvoone aardworm, de in de natuurlyke Hiftorie zeer ervare Scopoli heeft het zeifde gevoelen omhelsd («). dit leerd het aan heide gemeen zynde maakzel, woning, levenswyze, vrugtbaarheid, en het aan beide gemeen zynde vergif, de vrugtbaarheid komt genoegzaam over een ; maar de woning en levenswyze zyn de zelfde niet. de aardwormen nestelen in de aarde, eeten de aarde; welke ook in haar ingewanden word gevonden, en van haar door de afgang gelost word: de menfehenwormen wonen in de darmen en gebruiken een geheel ander voedzel. de aardwormen hebben rood bloed (w) , en voeten , of ten minfte iets dat daar na gelykt, zo als Swammerdam by dezelve ontdekt heeft, hy heeft wel gewilt, dat het gevoelen van die geene, die vast ftellen , dat de wormen in ons geboren worden uit de eijertjens die wy doorzwelgen, belaglyk is, dewyl zy een geheel ander voedzel vereisfchen , maar nochtans heeft hy gelooft dat zulks als dan mooglyk was , wanneer 'er eijeren van zedanige bloedelooze dieren , welke in de darmen van andere dieren geleeft hebben , in 't lichaam komen (x). de wormen der menfehen, ondergaan voor zo vermen weet, nimmer eenige (O In fyftem» Natur. pag. 85. <*d) de Hydrarg. Idriens. tentamin. 157. O) Swammerd. Bibl. nat. pag. 120. 247. (x) Ibidem pag. 710. Oooooooo 3  ^ 'DE ZIEKTENS $.136 * *e gedaante verwisfelmg , nochte ookde aardwormen, het is eventwel niet onmooglyk , dat de bloedelooze dieren in de dïmen zelve van de dieren een gedaanteverwisseling kunnen ondergaan, die vlieg, van welke § 1360. is gefproken, kruipt Cs de aars der paarden in, legd eijeren welke een worm voortbrengen, op zyn tyd in een popje zullende verandert worden waar uit naderhand de vlieg komt. Maar ook vind men in de andere dieren langwerpige wormen, ten eenemaal gelvk aan de menfehen wormen, (over de overige zullen wy naderhand fpreeken,) de zeer vermaarde Valhsneri heeft-in de darmen der kalveren , en zelfs van noch zuigende kalveren, ronde wormen gevonden ; hy heeft dezelve met de ïrootftehebendigheid, die hy bezat, ontleed; en heeft derzelver maakzel geheel onderfcheide van de aardwormen bevonden . bv heeftoprechte, maar zeer talryke eijeren gezien (y). ik heb feClerc aangehaald, om dat by deeze Schryver ook de waarnemingen van Vallisneri en Redi, byeen vergadert worden ge- V°Deeuitmunterde Edzv. Tyfon Cs), heeft ook de langwerpige menfehen wormen ontleed, en heeft dezelve geheel onderfcheien van de aardwormen gevonden, hy heeft gelooft dat hy twee «relkchten by de langwerpige wormen gevonden heeft, en heelt het ontleede mannetje en wijfje in plaat uitgedrukt: hy heeft de zaadvaten van beide uitgetekent, en de eijeren die hy door het vergrootglas gezien had, van welke hy gelooft meer dan tien duizend in eene worm te zyn. men gelooft ligtelyk dat alle deeeiieren niet in het lichaam uitgebroed worden; het is waarfchyrIvk dat veele met de afgang uit het lichaam geworpen worden ; welke, zo zy naderhand, op wat wyze ook, in het menfche yk lichaam, of ook dat van andere dieren komen , haar foort zullen Iriumen voortplanten, dewyl zy als dan de gewoone woonplaats en het gewoone voedzel haarer ouders verkrygen een verwonderenswaardige waarneming van  J.1353. DER KINDEREN. 1399 dit gevoelen te begunftigen (a). een agtjaarig meisje had een verzweering aan den enkel, die zeer pynïyk was; de Heelmeefter heeft een jong hondje open gefneeden , en op de verzwore plaats gelegd; naderhand het zelve afnemende , heeft hy ten minfte zestig wormen gevonden, gedeeltelyk in het opengefneede lichaam van het hondje, gedeeltelyk uit de zweer der enkel getrokken : het hondje is op nieuw op de zweer gelegd, en wanneer het voor de tweedemaal afgenomen wierd, was Lister aanweezende , en hy heeft maar een eenigen worm gezien, maar die zeer levendig was: naderhand zyn verfcheide wormen door infpuitingen gedood: maar die wormen onderzoekende, heeft hy het volgende gezegd: ik verzeker, dat deeze wormen , voor zo veel ik heb kunnen bekennen, (en ik heb de gelegenheid gehad dezelve te ver gelyken,) van het zelfde foort zyn als de langiverpige wormen, welke kinderen dikwils afgaan; zy waren omtrent drie of vier duimen lang; byna alle van dezelfde dikte, als of zy alle of een tyd uitgebroed waren geiveest, een weinig dikker als een ganzefchaft, aan beide de eindens fpits ; die wormen waren ftjf y volmaakt rond, zonder kerven, en nochtans bewogen de geene die leefden zich gemakkelyk. die wormen waren witter, als de langwerpige wormen der darmen, waar uit blykt, dat de langwerpige wormen niet alleen in de maag en de darmen, maar ook op andere plaatfen van het lichaam, van de menfchelyke vochten kunnen leven. Het is wel waar, dat de vliegen fomtijds haare eijeren in de zweeren leggen ; maar uit deeze komen veel kleinder wormen voort: en 'er fchijnt geen agterdenken plaats te hebben, dat dia wormen eerst in de darmen van het hondje zyn verborgen geweest, edoch de getuigenis van Lister is van groot gewigt; dewyl hy de allerbekwaamfte beoordeelaar deezer dingen was, en de f» Ibidem pag. 132.  DE ZIEKTENS $. 13^- 1400 u ^ de zaak niet te, loops ^J^^iï&Tl deeze wormen zyn oftes door de ^ ^ kQ. zweer gevoet,^Jf^^nnen , of derzelver eijeren , ffb^ *™ndehebben kun- "Eergevoelen fchynt niet bewysbaar, welk vastftelt, dat de nge ontled ng wn de | h bekleedzel verborgen ge- dC Voof • oveTe offchoon de van te voren gepreeze vermaarVoor t oveiige, nden hebben , leest men (_0 de mannen , waaJ£ch nm te bewyzen, dat de langeen waarneming, w^kefe^„dSon£en voortbrengen, zvanneer werpig ronde: worme, 1 eyend gejongen ^ ^ Ü0« ce« *** m' / T lp,tt ~v een leer eroote ronde worm $£& * «*> te " %e^l&we, vry —, jg-jg SS' -S- n,a"dfe «■ langwerpige wo,m «S*S< men duidelyk door de bekleedden de witte aatf f« van Doeveren de verm. inteft. pag. 24- CO Aniat. Luflt. curat. Medicm. Cent. V. No. 46 P»g' 5'3-  §.i36V DER KINDEREN. HOx vaten, op verfcheide wyze ineen gewonden, welke' niet oneigenlyk een foort van kleindere wormen in de grootere verborgen vertoonen. hier by komt, dat in de ronde wormen van de men! fchen, op de derde part, byna van de Jangte van het hoofd af gerekent, een fpleet word gevonden, .(welke by de langwerpige wormen der kalveren nader by het hoofd is,) langs waar, de worm vertrapt worden, het geheele zamenltel der zaadvaten uit kan fpatten. ik bewaar dusdanige langwerpige worm ten eenemaal ongefchonden, by welke deeze vaten alle tik deeze fpleet hangen, en zeer vryelyk, in het vogt, waar in de worm bewaart word, golven, nochtans is het niet tegen'ftrydig , dat de ronde wormen, levendige jongen , en ook eijeren vóórtbrengen; dewyl wy van te voren gewaarfchouwt hebben, dat 'er foortgelyke bloedeloze dieren zyn, welke de eene tyd des jaars, levendige, op andere tyden in het ey beflotene, voortbrengen. Voor 't overige hebben de ronde wormen gewoonlyk meestentyds de dikte van een fchryfpen, zelde zyn zy dikker, fomtyds zyn zy ook dunner: delangteis onderfcheiden ; zelde zyn zy langer als een voet. het heugt my een gezien te hebben , welke een en een halve voet lang was. maar men moet aanmerken dat bier over de eigentlyk gezegde ronde wormen; want in het zelfde hoofddeel is aangetekent geweest, dat 'er fomtyds wormen van een ander foort van boven en onder gelost worden, die de ronde wonnen verre in grootte overtreffen, dusdanige fchynt de worm geweest te zyn , welke by Andry (d) befchreven word. want die zeer vermaarde man bekend, dat zy van de ronde worm onderfcheiden was, dewijl zy geheel gerimpelt was, enduidelvk een fpleet had. J Breede, zy worden ook ïïht wormen genoemt, van de platte gedaante en de lante der geheele worm, die fomtyds onmeetbaar is. ook word zy eenzame worm genoemt, omdat zv gelooft wierd al. Cd) Tom. T. pag. tqo* Vierde Deel. Pppppppp  DE ZIEKTENS $. 1363. 1402 « tó „rt de <*eheele kngte der darmen te evenaren : dit ^kf lIvoeS pSS CO . vastAelde , dat deSvSf^SS reeds in 's moeders lichaam wierd geboren, lintworm 1. een,m ^ oorfprong ulC de vui- edpch hy gelpo de:, mit o „o ; 'STSSiSS SSfW^W, daarmtmaakzond is, #MP?W$™ „enoeg bleef zitten om te verrotten,, «if g genoegZÖame hoeveelheid was, om een worm n!?dieréWke langte in de darmen te kunnen vormen : maar het V «' ietsganderS wanneer een kind in de lyfmoeder geduurende was iets armr> ^ ontlasting had. hy tekent aan, ll dt drek uitdryven; daar op voegd hy er by; veelt kinderen 11T hebben met de eerde drek zo zoel ronde als breede wor-, ^frJ50'/ diergelyke wormen waren zekerlyk in de lyfmoeder Zlxltbmi% van te voren is gezegd geweest, dat dit fom- V 1 afherVrt is hv voegd 'er by: en zy verwekken by zich wel lf ^S£or^^W%/^f^i offchoon men zegt 5S5?2SCTSSSSSt mm ff* mensch een breede worm tn 1 11 ontlast met de drek, nu en dan iets dat nacomcommerZiChï-£l\ en ^zyn menfehen, die verzekeren dat dit voortÏZ J wn de wormen zyn. maar my dunkt dat deeze niet te Jeculzegdhebben. zvant van een eenig dier kunnen zo veele jonffinrden voortgebragtnochte de darm is bekzvaam , om gm nut w°We*™°"^ fw was van gevoelen, dat de lintworm Snel 1 ffiSSE rom\yreWnt de t/d der volwasfenheid reeds d?dSlCÏ^»; niaaraangezrendehntworm voor daarSroeijen, zvord zy langs de rechte darm met de drek uitTwZen en va t uit dezelve onder de gedaante van ^fVeZaydsoökzelfsnocbgrmer. maar by fommige, wan'tfrzlverre gaan, of zwaar arbeiden, en tn de buik verbit CO De Morb» Lib. IV. Cap. XV. Charter. Tom, VII. pag.dia>  $. r35.3. D E Tl K INDERE N. wc/vfo;, * dat ny mooglyk meer dan honderd lintwormen gevonden heeft,- zo dat de twaalfvinger darm met deeze. vervult zeer wierd opgefpannen. hy heeft de twaalfvinger van een muis, veel.grooter dan de maag van dit dier zynde, van. oefyken zeer opgevult met lintwormen gevonden ; maar ten. eenemaal v#i een ander maakzel als hy immer gezien had. in. die hond waren ook lintwormen in de nugtere en omgewonde\darm, maar op een zekere afftand vaneen gelegen; in de dikke darmen waren 'er geene. in de nugtere en omgewonde. darm lagen de lintwormen, fomtyds ieder afzonderlyk , fomryds twee, of meer, met elkander ingewikkelr. in de nabuurfchap van deeze wormen heeft hy haare uitwerpzels altyd van een gryze couleur gevonden, het dunfte einde van, alle was na boven gerigt, als of zy na de nederdalende gyl gaapten, alle-, die wormen waren van dezelve langte, en niet langer als een voet.'het breede einde had de breedte van de nagel der pink^ en eindigde als in een fpits lancet, zo men van dit breede einde af tot op twee derden der geheele langte van de wormen rekent , als dan beginnen dé ringen allengskens naauwea te worden , en eindigen eindelyk in een dun einde , welke, punt in een rol eindigt, zo groot als een fpeldekop. hy heeft deeze lintwormen van de honden met de afbeelding van delintworm van een mensch , welke by Tulpius (Jt) word gevonden , en hy heeft tusfchen dezelve een groote gel} kheid' gevonden, men fchynt voornamentlyk te moeten aanmerken ±. het geene Tulpius van deeze lintworm verzekert : en diteens,' twee, maar driemaal; gemerkt de huisvrouw van Güliel' mus Smit. zo menigmaal dit dier hééft uitgeivorpen. nu en dan-: hy f-ukken, en vermwkt, maar, intusfehen driemaal: geheel, en: ongefchonden. maar dit hoofd was niet min fcherp , als plat, ...... cm CO Pbilofopb. Tranfact. Abridg. Tom. ÏÏE pag. no.. ik) Lib, II. Obferv. Media Cap.. XLIK pag.. i<5i.  $.13.63'. D ER K INDERE N. ^ m^0d zé^km, ten volle van het zelfde- maakzcl, als haar af beeldzei wanneer zy nog kroop, Salomon Saverius, die in deeze kunst ten volle ervaren was, heeft dezelve-met lugt opgeblazen, uit deeze .waarneming van Tulpius word de meervoudigheid van de lintwormen m het menfchelyk lichaam bevestigt • Maar de lintworm word fomtyds van andere foonsrf van wormen verzeld, dus; heeft Raulin (l) waargenomen, dat een man ?„ie,f„n "r°?Viad ' °°k Ia»g^P^ wormen'af heeft geM in een kat met karmozyn greinen gedood, heeft mpférus(m) een nog levende hnt worm gevonden en verfcheide langzverpd wormen, m een wolf van een halve maand oud, en fterk, door het eeten van wolfswortel gedood , heeft hy het volgende gevonden : de Hvaalfvinger en nugtere darm waren over h^re oppervlakte met een zelffiandigheid aan de geronne melk gelyk gekorst wtt, lymachtrg, luer en daar geel. in de omgewoLdarn zv* en eenzame wormen, gelyk aan het kaauwoerden zaad in maakten grootte, aan een zittende twee fpan lang, in een draad eindigende byna van een fpan lang, in zvelkers einde een bol, een fnldckop verbeeldende was:, gelyk ook lint; of breede wormen, alle nog levend,{ (n). deeze waarneming komt genoegzaam over een' met de befchryving vu Lister, welke ik reeds aangehaald beb maar het is wonder, dat hy de kauwoerde zaad gelyke wormen aan elkander zittende, en in een draad eindigende/welkers ein' de in een bof eindigt; van de breede wormen onderfcheid ten minfte word de meervoudigheid van de breede wormen door de getuigenis-van Wepferus bevestigt. • 'Er fchynen verfcheide foorten van lintwormen te zyn. de zeer vermaarde Andry (0) heeft 'er twee befchreven : de eerfte word ■ onderfcheiden, dat de gewrigten, waar uit de lintworm in de CD Des Malad. occaf par les variat. de Fair! pag. 42ö. ^ Cm) Cicut. aquat. hiftor. & noxae Cap. XII. m? tö* £«) Ibid. Cap. XI. pag. 180. P P g* lgCL De la generat. des vers. pag. 194,, & w Pppppppp 3  ï4o6 D E ZIEKTENS j.i36> bnate beftaat, in 't midden van het lichaam vry lang zyn; daar door is 'er tusfchen het eene gewrigt en het nabuurige aldaar een vrv groote afftand; maar na de eindens,, zyn deeze geStett dister by elkander; vooral omtrent dat einde, dat hy het hoofd noemt, en in een ronde punt eindigt alwaar zy zeer tdnig van elkander afgelegen zyn : hy heeft de afbeelding vm dusdanige lintworm (p). ra 'i midden van ieder gewrigt, Set men op de rand, als een tepel, waar in aan de punt een tnt is waar in hy een blaauwagtig vat heeft waargenomen , het eeêne tot aan het midden der breedte van het lichaam doordringt, edoch deeze tepels worden met een onevenredige fchikkina verdeelt ; fomtyds zyn 'er aan de eene zyde twee , eiaan de teaenovergeftelde zyde maar een; fomtyds drie aan de eene zyde , aan de tegenovergeftelde geen. 'er word van ) e yelfde Schryver (?) een ander foort van lintworm befchrervpn en zv is van de vorige onderfcheiden,, dat de gewrigtingen minder uitfteeken, en digter by elkander zyn; daarom is het deel nisfehen twee gewrigten korter als in het voorgaande foort. tevens is 'er een agtervolging van knopen, of rouwe korrels, die nver de eeheele langte van de lintworm in een regte liniegefchikt ; ,n en de gedaante van een rugftreng vertoonen. de zeer vermaarde Jndry heeft verfcheide zodanige breede wormen af- Sett?haive deeze twee foorten heeft Dionis nog een derde gevon\r\ Welke in een vliesagtige zak befloten zit; waar uit zy nirhreeku wanneer deeze gebroken is. wanneer dusdanige breede worm in de zak zittende langs de aars uitgaat, als dan kan zy Etrtalvk voor een langwerpige worm aangezien worden; en miskien is daar uit het gevoelen ontftaan, waar overeen weinig te voren is gefproken, dat de langwerpige wormen de poppen wa- fp) De la generat. des vers Préface pag. 4. (a) Ibidem pag. 195. . g) Differtat. fur le taema-pag. 3*.  DER KINDEREN. H0? ren van de lintworm, de hier in allernaauwkeuriofte en behen digftfi (0, heeft dusdanige worm, die een lamnvernnre Icheentezyn, ontleed, en bevonden, dat onder dit bekleedzel een lintworm verborgen was. men heeft in de levers van muizen breede wormen gevonden, maar in een zak gefloten (t) nochtans fchynen de afbeeldingen van deeze wormen van de breede wormen onderfcheiden te zyn. Mooglyk zullen door de vlyt van allerfcherpzinmVfte opmerkers noch andere fourtcn van breede wormen ontdekt worden Intusfehen heeft dit wonderbaar dier de geesten der Wvsseé ren zeer gepynigt: fommige zyn van gevoelen geweest, da? de breede worm niet een eenig dier was, maar eerder een verfdering van dieren: want aangezien, de geene die met deeze worm gekweld zyn, dikwils de zogenoemde kauwoerde zaad o-elvke wormen uitwerpen, zo genoemt om dat zy een maakzel hébben zeer naby komende aan het kauwoerde zaad, dat in de winkels' bewaart word.(X); die op de aangehaalde plaats afretekent zvn zo levende, als doode; aangezien zy zich duidelyk bewéegen ' en fomtyds m groote menigte uitgeworpen worden, zo dat een zieke die met. een lintworm gekweld was, een doos vol dieroelyke wormen aan de zeer vermaarde Andry heeft gegeven • daar om wierden zy van fommige voor de eijerén, of joWm 'van' de* lintworm gehouden, dewyl daar en boven de breede worm zodanig uitgerekt word, dat de gewrigten zich van elkander fcheiden,. fchynt ieder gewrigt afzonderlyk een worm te zvn ix) • daarom is het geen wonder, dat andere tot dit gevoelen zvn toegetreden, dat de lintworm maar een ketting van kauwoer- 0) Ibidem. de' vèpKI?ws &c'avec lil difcripu du Cabin- düR°yTom» O) Andry generat. des vers pag, 334OOMbidfcpag,. 218.. OÓ.Tbid. pag..2io>  i4o8 D E ZIEKTENS §.13^' de zaad gelyke wormen was ; ■ dit gevoelen wierd 'begunftigt, door dien dikwerf verfcheide ellen van de breede worm langs de aars uitgingen , offchoon men niets dat na kop of Haart geleek, in de uiteindens vond-; ja dat dikwils diergelyke afbreekingen van de lintworm uit liet zelfde lichaam te voorfchyn kwamen op verfcheide tyden, het geen gemakkelyk konde uitgelegd worden, zo de kauwoerde zaad gelyke wormen met elkander vereenigt, een lintworm vormden, andere hebben gewild , dat deeze wormen niet alleen aan elkander gehegt wierden ;■ maar dat naar deeze vereeniging zy niet meer een talryke verzameling van wormen waren , maar alleenlyk een eenig dier uit verfcheide tezamen vereenigt,'zamen gegroeit: waarom, wanneer zich nieuwe kauwoerde zaad gelyke wormen in de langte aan de breede worm hegten, deszelfs langte oumatiglyk konde toenemen { en dus groeide de lintworm geduurig; en offchoon 'er verfcheide ellen uit de aars kwamen, konde deeze verkorting in 't kort ligtelyk herfteld worden, maar offchoon men deeze te zamengroeijing van verfcheide dieren toteen , moeilyk fcheen te geloven , zoude men hier tegen kunnen opwerpen , dat men in deeze eeuw zo veele nieuwe, zo.veele wonderlyke zaaken ontdekt heeft, omtrent de voortteeling der bloedeloze dieren, dat niemand naauwlyks naderhand iets zal durven verzekeren, dat iets onmooglyk is. 7.0 iemand van te voren zoude hebben durven zeggen , dat 'er een dier was, dat, in zestig deelen gefneeden , zo veele nieuwe ten eenemaal foortgelyke dieren wederom voortbragt, zoude hy buiten twyffel van een iegelyk zyn uitgelaggen geweest: zo hy 'er by gevoegd had, dat dit dier , omgekeerd als een vinger van een handfehoen , haare prooi verfionden heeft, en gelyk van te voren verteerd heeft, aangegroeit is, en zyns gelyken heeft voortgebragt, zoude een iegelyk gelooft hebben, dat hy beuzelde, nochtans weeten w^ hedendaagsch dat dit alles zeer waarachtig is. In-  $.136-3. DER KINDEREN. I499 Intusfehen kan men niet ontkennen, dat, zo de lintworm van kauwoerde zaad , gelyke hegting, het zy tot een eenig dier te famen gegroeit gevormt wierd, de lintworm uit gelykciaantiae deeien in haare langte moest beftaan. maar zo men eenig deel van de lintworm kan vinden, dat niet gelyk is aan de overige, en een ander maakzel heeft, vervalt dit gevoelen; het geene eventwel reeds lang by de Geneesheeren veld heeft gewonnen (v) en naderhand van Falisneri, Cou/et, en andere is verdedigt Somtyds komt de breede worm geheel voorden dagAelvk Hippocrates (ziet de van te voren aangehaalde plaats) aangetekent heeft, onder de gedaante van een kluwen; hetwelk ontwonden wordende, het zy hetzelve lang of kort is, allengskens terwyl de gewrichten m langte en breedte afneemen, in een zeer dun einde eindigt, op de laatfte fpfts als met een bol gewapentdit einde van de breede worm word van fommige een draad genoemt , en ten zy deeze voor den dag is gekomen, zyn ervare Geneesheeren bevreesd, dat de breede worm naderhand wederom aangroeije , hoe lang het einde ook zy dat langs de afgang uitgegaan is. ik heb verfcheide maaien gezien dat die draad door de ziektens, of door de kracht de geneesmiddelen-is uitgejaagd. ö De zeer vermaarde Tyfon (z) waarfchouwt, dat verfcheide dit dunnere gedeelte van de lintworm, voor de ftaart van de breede worm hebben aangezien; onder welke hy Spigelius, en Amatus Lajitanus telt. maar hy gelooft dat zulks het hoofd is. want hv heeft in de omgewonde darm van een ontleede hond een levendige breede worm gevonden O),'die niet recht lag, maar op veele plaatfen gekronkelt, en dubbeld; de darm voorzichtiglyk opfplytende, heeft hy het dunne einde van de breede worm gezogt, het geene na de twaalfvinger darm voortftrekte, terwyl het O) Marcel. Donat. de Medic. Hiftor. mirab. cap. 26. pag. Us* 00 Philofoph. Transatf. abridg'd. tom. 3. pag/iai. 8 5* 00 Ibid. pag. 124. t& , VierdeDeel. Qqqqqqqq  j^q, DE ZIEKTENS 5-13% het breedere einde van de lintworm, onverhindert, en aan geen deel vast zittende , benedewaarts na de regte darm helde, maar bet dunfte einde van de lintworm, hechte zich m de inwendige rok van de darm, en zat zo vast aan dezelve, dat hy het nitt zonder moeite, hetzelve zagtjens met de nagel opheffende, van de darm heeft kunnen afzonderen : wanneer hy dit deed, keerde en draaide zich de worm, en viel van de vinger af, en vestigde zich terftond zodanig in de darm, dat zy op dezelve wyze,, met de zelfde moeite heeft moeten afgefcheiden worden, hy heeft dit einde met een vergrootglas onderzogt, en in twee plaaten uitgedrukt het geene hy gezien had: want hy heeft gevonden dat dit niet plat was, maar eenigzints rond, digt als met cehaakte haairen bezet, welke hy naderhand, wanneer hy dezelve met aandagt bezag , ook met het bloote oog heeft kunnen zien. hy heeft het zelfde maakzel in twee andere lintwormen waargenomen. ■ , Wepferus heeft van gelyken wormen waargenomen, die aan de darmen vast zaten (by. want hy heeft flym gevonden, met eeniSe breede, kauwoerde zaad gelyke, langwerpige wormen, waar van fommige noch leefden, haare fnuiten zeer vast m de darmrokken hegtende, toaar aan zy ook als bloedzuigers bleven hangen,, wanneer de darm weggenomen was. Tyfon heeft gelooft (c), dat het reeds befchreve gedeelte, dat hv voor het hoofd van de breede worm aangezien heeft, vooraldiende opdat de breede worm in een vaste plaats bleef, en niet ligtelyk langs de aars uitga, maar dat 'er dikwils verfcheide ellen van het overige lichaam afzonderlyk uitgaan, hy twyffelt nochtans, of de lintworm langs een zo klein deel, als het hoofd Is zo veel voedzel zoude kunnen na zich neemen, als voor zo lang een lichaam te voeden en te doen groeijen genoegzaam zoude zvn: waarom hy eerder gelooft, dat die tepels, welke in de J - on- (A Cicut. aquat. hiftor. & noxae Cap. XIIT.. pag; 206'. (e$ Ehilofoph. Transaar Abridg'd. tom. 3. pag. 1.26.  5.i3% DER KINDEREN. i4le onderfcheide gewrichten van de lintworm worden gevonden, gelyk van te voren is gezegd geweest, de gyl opzuigen, waar meede de geheele langte van de breede worm vervult word gevonden , en dat witte grondzetzel verfchaft, op de bodem van de vies , wanneer de breede worm in geestachtig vocht bewaard word. voor 't overige heeft de zeer vermaarde Bonnet OO; aan wien de Natuurlyke Hiftorie zo veel verfchuldigt is, zo in het ryk der dieren als der planten, het hoofd van de breede worm befcheidelyker gezien, ter zeiver plaatfe vind men alles by een verzamelt, het geene wy hedendaagsch van de breede worm weeten , en tevens de verfcheide waarneemingen van vermaarde mannen naauwkeurig worden ovetwogen,. en met eennaauwkeurige beredeneering, en onfeilbaare waarnemingen beweezen word , wat men van ieder afzonderlyk hebbe te gevoelen, want breeder hier over te handelen, fchynt hier niet te pas te komen. Maar aangezien ter plaatfe alwaar over de oorfprong van de menfchelyke wormen gehandelt word, dat gevoelen ten hoogfte bewysbaar is, het geene vastlfelt (ziet §. 1360.), dat deeze van elders in het menfchelyk lichaam komen, maar niet volftrekt eigenaartig , of aangeboren zyn; daarom heeft men te regt onderzogt , of 'er een breede worm buiten het menfchelyke lichaam word gevonden, de zeer vermaarde Linnceus (V)? getuigt, dat hy in - tegenwoordigheid van zeven zyner medegezellen in de Oker baden een breede worm heeft gevonden., de uitmuntende Tisfot (f) verhaald, dat een kind van vier jaaren, met een ligte jeukte der aars een langwerpige, en geboren wordende lintworm 00 Mémoires de Mathém. & Phyfiq. préfentés a 1'acad. des ïcienc. &c. Tom. I. pag. 478 — 530. & Confidérations fur les corps organifés pag. 20a. &c. CO 1" Syftemate Naturae: obfervat. in regn. animale. 00 De Morbo Nigro, fcirris, &c. pag. 31. Van Doeveren differt. de vermib. inteftin. pag. 33. Qqqqqqqq *  Hr2 DE ZIEKTENS S- n^3- worm te gelyk heeft afgegaan; namentlyk een dikke,witte „ evenreedige, draad, omtrent vyf- en- twintig duimen lang,tn vier of vyf kronkels gewonden , en ten eenemaal gelyk aan die,. elke de zeer doorluchtige Linnceus in de baden in Zweeden , en een vriend van hem, een Geneesheer in de baden in Zwitzerland. uit de darmen van een nog niet drie maandig lam, heef c Kaulin een ft.uk van een lintworm zien halen (g). men neemt dikwert in de osfen een lintworm waar; in de kalveren zeldzamer; zeer dikwils, en wel van onderfcheide foort, in de visfchen maar aangezien deeze dieren de mensch tot fpys verftrekken, kan men agterdenken hebben , dat de lintworm op deeze wyze in 't lichaam van den mensch kan komen. Het is wel waar, dat de fpyzen door koken, braden, en andere kunstgrepen der keuken, zodanig verandert worden , dat de eiieren der bloedeloze diertjens niet lichtelyk in haar geheel kunnen blyven, zo zy langs deeze weg-in het lichaam kwamen, fommige waarnemingen fchynen nochtans te leeren dat de breede worm een zeer groote graad van hitte kan doorftaan, en noen in 't leven blyven. de doorluchtige Lyfarts Rofeen , heett met zvne eigene oogen gezien (i), zo wel als zeven met hem zynS getuigen, dat onder de gekookte visfchen , die op de tafel cebrast wierden, 'er een is geweest, die noch een levendige en Sich beweegende lintworm inhield, ik heb die lintwormen in levendige visfchen genoegzaam gezien; maar ik heb dezelve inde holligheid van de buik buiten de darmen levendig gevonden , geduurende vier-en-twintig uuren en langer, heb ik dezelve: in water bewaard, en heb geduurende deeze geheele tyd duidelyk de beweeging gezien; waar over ook Andry kan nagezien wor- f O Sur les maladies par les variat. de 1'air pag. 444- üA Philofoph. Transaft. Abridg'd. torn. 3. pag. 123- CO Des Sehwedifchen Akadem. abhandl. 22 ftuck pag, töx»  DER KINDEREN. 14T3 den (*_); die aantekent, dat veele deeze wormen voor de hom der visfchen hebben aangezien en geëeten. Coulet heeft waargenomen (k), dat de aarswormen, welke hy gewild heeft niet veel van de kauwoerde zaad gelyke wormen van de andere Schryvers verfchillen, fchielyk koud worden, zo dra zy uit de rechtedarm zyn uitgegaan, tn een allerlastigst gevoel van koude in de uitwendige huid , alwaar zy zitten, verwekken : hy heeft tevens gezien, dat zy in een koude lugt fchielyk fterven. hy getuigt, dat zy het kokende water gemakkelyk verdragen, ja hy wierp twee aarswormen in kokende kalfsfoep, en hy hield de zelve op de zelfde trap van warmte, door middel van een middelmatig vuur, geduurende twaalf uuren in een waterbad, en als dan bevond hy dezelve even levendig, vlug, en gezond, gelyk zy waren, wanneer zy eerst uit de darmen uitvielen, waar uit men kan beiluiten, dat deeze wormen, zonder vernietiging, een vry hooge trap van warmte kunnen doorftaan; en hier uit word een meerder bewysbaarheid geboren, dat die wormen zelve, of haare eijeren, te gelyk met de fpyzen in het menfchelyk lichaam kunnen komen. Voor 't overige, eer ik deeze ftoffe van de breede worm laat varen, heb ik het der moeite waardig geagt, een wonderlyke waarneming aan te haaien, welke het gevoelen van Coulet zeer fchynt te begunstigen, de zeer vermaarde Koenig (/) heeft een levendige kauwoerde zaad gelyke worm op de rug van de warme hand gelegt, op welke hy een druppeltje melk geftort had,, en hy heeft gezien dat de worm fchuins voortkroop; en dat dat heuveltje, of tepel, welke zydelings aan het lichaam zit; waarover van te voren in de breede worm is gefproken geweest, en die naauwlyks de dikte van een traangoot van een mensch heeft,, begon te zwellen , en met een fchuinfe ronde rand, tienmaal grooter wierd: maar door het vergrootglas heeft hy gezien, dat uit deeze verwyde opening als een fnuit kwam een en een quart linie lang, op 't einde bruin, en dat zy na het druppeltje melk ge- (*) De la générat. des vers pag. 53. & feq. 9$» 14' w De Afcarid; & Lumbrico lato. poft Prtefttionenu. (w) De la generat. des vers pag. 234.. ^fgSffift 5S=ft.I. Tm. III. Charter, Tom. IX. V%"&Ctlx. Hepat. Tbm.J. ï«t.II- **> VII.  $,r3&'3-*36*4- DER KINDEREN. 14151 i te worden, heeft Galenus gewaarfchouwt (z) : Bianehi [0] bekend , dat dit geflacht der wormen door geen middel konde ten ont dergebr-agt worden. Hippocrates had in het vierde boek over de ] ziektens gefchreven, dat 'er maaijen in de fchoot en fchamel] heid van een vrouw geboren wierden; gelyk Holler vermaant I [ft]; daar op voegd hy 'er by: en wy zveeten dat zy met de waj terlozing afgedreven zyn uit de piswegen. Na dat dus het voornaamfte dat men van dit driederlei foort 1 van wormen weet, aangehaald is, volgd 'er, dat wy over de ; onderfcheide nadeelen handelen , welke zy in 't menfchelyk. lichaam veroorzaaken; uit welke gekend zynde, tevens de kenI tekenen gehaald worden, welke ons leeren dat 'er wormen in : het lichaam zyn. $■ 13 04» \7er oorzaken door de prikkeling walgingen, V brakingen, buiklopen, flaauwtens, kleine ophoudende, tusfchenpozende polsilagen, jeuken der neus, aanvallen der vallende ziekte. Welke kwaaien men te vreezen heeft van de wormen, onIderfcheide deelen van het lichaam bezettende, is van te voren gezegd geweest: zy kunnen alle de werkingen der deelen verhinderen, in welke zy zich nestelen, maar hier ter plaatfe word (over het geene gehandeld, dat de wormen, in de maag en de darmen zittende, gewoonlyk veroorzaaken. Walgingen, Brakingen. §. 65a. alwaar over de walging en braking wierd gehandeld , is beweezen geweest, dat dc naaste oorzaak van de walging en braking is , eer. ftuiptrek- king O) Method. Medend. Lib. XIV. in fine Chtrter, Tom. X. p. 343, OÓ In loco modo citato. Qb) In Coac. Hippoc. Comment. pag. 262. Rrrrrrrr 2  D E ZIEKTENS $ i-3H- 1420 tinff van de fpierachtige vezelen der Keel, ïiokaarm-, ,.. darmen, middenrift en buikfpieren : maar voor de afgelege oorlak wierd alles gehouden , dat door de befchreve vezelen te kwellen, of lichtelyk de ingewanden ftuiptrekkingen toe te breneen prikkelt, zo een veertje in de keel bewogen, zo een magfeloóze flym in de maag gedeeltelyk vloeijende, gedeeltelyk aan deszelfs zyden hangende, de walging en braking kunnen verwekken , (ziet §. 71O zal zulks veel meer plaats hebben , waneer de wormen door-de maag en de darmen kruipen , of deeze< verfcheuren. waarop Hippocrates [c] gezegd heeft: dochdevrou-■ Zen, die, zvanneer zy noch nuchter en zyn, geduurende veele hzen galachtige ftof en over geeven, en niet zzvanger zyn nochte de koorts hebben, moet men ondervragen of zy tevens geene ronde Zormen over geeven; want zo zy zulks niet bekennen , moet men: Mar voorzeggen , dat. haar zulks zal overkomen : maar deezeTiekte komt wel meest de vrouwen over , maar ook wel de maagin- edoch de overige menfehen zo veel niet. want de langwerpig: ronde wormen zyn beweegbaar genoeg, en kruipen langs aue kanten, na de plaatfen, daar zy gewoon waren voedze te vinden- de breede worm is min beweegbaar, en daarom houd zy zich menigmaal verfcheide jaaren in het lichaam op zonder zeer, ^OmVwifde oorzaak begrypt men lichtelyk , waarom de: eeene die met wormen bezet zyn, fchielyk naar den eeten opLellen: wanneer namentlyk een geheele hoop wormen na boven kruipt, want alwaar §. 646. en volgende over de ofrusptnlen en winden gehandeld wierd, heeft het gebleeken, dat zy **: °Z u.„%t;™ ftnf nntftaan. welke nu gedrongen word nir een vcciMai-iiiit:». ~ ? _ door het te zamentrekken van de maag en de darmen , m«ur nu door dien de dringende befluitplaats ontfpannen word, mer geraas en geweld uitbarst. M^ (^Praediaion. Lib. II. Cap, XIV. Charter- Tom. VIII.' p„8»4«  DER K I N D E R E N. 1421- Maar, door de doorgeflokte lugt met de fpys en drank, is 'èr zodanige veerkrachtige ftof aanweezende, welkers hoeveelheid toeneemt, wanneer de lugt door het verteeren van de fpyzen meer ontwikkelt word, en van-liet genuttigde afgezonderd : de beweeging en het ny-pen van de worm veroorzaakt de prikkeling tot het zament'rekken der darmen, waarom een fchielyk opzwellen van de buik naar het eeren, gewoonlyk onder de tekenen, dat 'er wormen in de darmen fchuilen, gerekend worden. Buikloopen. Van te voren §. 719. en volgende, wanneer over de koortfige loop wierd gehandeld, is gezegd geweest, dat. behalve de kwellende prikkeling, de fterke uitjagende krachten in de darmen voor oorzaak worden gehouden, terwyl tevens de zwakke te zamentrekkende krachten in de darmen zelve, of in de opzuigende vaten van de darmen beletzelen zyn, datzy nietstoelaten. 3 Maar de wormen werken gelyk als een prikkel door haar kruipen ennypen, en wy zien, dat de geene die een walging krygen, de mond vol vocht krygen : te gelyk verontrusten de wormen de natuurlyke nederwaards drukkende beweeging , die de opzuiging van het vogt in de holligheid der darmen bevat, zozeer voortzet, daar en boven kan de flym, een nest voor de wormen, waar over §. 1369. gefproken zal worden, de gemakkelyke opzuiging der vogten verhinderen, door de openingen der aders in de darmen gapende te verftoppen. hier by komt, dat, zo 'er een groote menigte wormen aanweezende is, verfcheide van deeze fterven , en dood zynde , .in de darmenverrotten , en 'er aldus op nieuw een oorzaak der buikloop ontftaat. Flaauwtens. Wanneer een worm in de holligheid van het hartzakje zittende, het hart kwelde , was het geen wonder , dat 'èr dikwils flaauwtens ontftonden ; maar dat de beweeging van het hart door de verontruste maag , verontrust word, is van te voren breeder beweezen geweest; voornamentlyk % 700; Rrrrrrrr 3 eaa  DE ZIEKTENS i *li»*a« over de koortfiae ylhoofdigheid wierd ge- SJSTm éVesheeren de ? £ mond van de maag caria genoemt, om dat zy zo veel bT^om overde werking van het hart. handelt (O *eb.1C? Ut ovm de n£Sc en de bovenfte mond derzelve, en hy £fluit Mteb« ™ uverwonderen, zo derzelver pynen van beflujt, nocm\ll' yachten verzeld gaan. want aangezien flaauwtens ^J^XlS^Sk de vinger in flaauwte ziet val- ƒ«, « fce< » « » _ , A ^ Afif uitfteekende doening van g * MM **** « bW, «i «f MffiMfc Z%% zelfde ztak handelende, JStÖeS^iï welke op de kwaade gefteldhaald hy v£1™^ de maas volgen S daarop voegd hy 'er by: ^^fJStSitSmS lenige van deeze toevallen m WtRaat\ gelyk ook de hartvang, ten zy Van de mond da W JJJJj^ \0 wy nu in aanmerking nemen ft ^ men niet alleen van de wormen ge- men,S 43 IpTefwordef maa fomtyds doorboort, zal 'er ^ffir&fl ffi maar ook flaat de hevig- %(l2ne ophoudende, tusfehenpozende polsflagen. van is reeds gezegd geweest. Jeu_ OO Defymptom. cayf. Lib. I. Cap. VIL Charter. Tom. VII. CO deLocisAfTea.Lib.V.CaP.VL Charter. Tom. VII. p. 49a. C/) Galets Method. tij* ad Glauc Lib. L Cap. XV. Charter. Tom. X' pag' 360»  $>m&W DER KINDEREN. 1423 Jeuken der neus. Het vlies dat de neusgaten inwendig bekleed, het fiymvlies genoemd, fchynt langs het keelgaat en de flokdarm, en mooglyk verder, voort te duuren : want alle deeze plaatfen worden met de flym, door de flagaders afgezonderd, bevogtigt, en een diergelyke befmeert de oppervlakte van de maag en de darmen, en maakt dezelve glad. de door kunst geriaane opvulling, der vaten met wasch , leerd overvloedig , dat het maakzel in de neusgaten, de flokdarm, de maag, en de darmen, verfcheide is ; en dit is geen wonder, dewyl de werkingen van deeze deelen zo onderfcheiden zyn. maar 'er fchynt in deeze deelen een voortduuring van een vlies, waar uit, behalve andere nuttigheden , een zagte flym afgezonden word, plaats te hebben, wanneer dierhalve de wormen in de maag of de darmen kruipen, is het zozeer niet te verwonderen, zo ook de neusgaten zagtjens worden geprikkelt , langs welke talryke zenuwen Verdeelt worden, en die zó gevoelig zyn, dat zy door deminfte Uitvloeijing ook van riekende dingen, welke door geene andere zintuigen kunnen bevat worden, worden aangedaan, net is zeker, dat wy gefladig waarnemen, het geene zelfs aan het gemeen zeer bekend is , dat de kinderen die met wormen bezet zyn, geduurig de neus wryven. Aanvallen der vallende ziekte. Dit is reeds 5.1075.N0.4. aangetekent geweest; en talryke waarnemingen bevestigen ,. dat de wonnen vry dikwils de vallende ziekte, en zwaare fltiipen veroorzaakt hebben, maar ook de zinvang, in welke wonderlyke ziekte, de algemeene gevoelplaats als op een oogenblik ,. ten eenemaal onbeweeglyk word, alle beftiering van de geest over het lichaam ophoud, alles in dezelfde ftaat blyft, waar in het óp dat oogenblik was, wanneer de ziekte aankomt; die ziekte, fceg ik, is door de wormen veroorzaakt geweest, men zie na het. wonderlyke geval, waar van ik ooggetuigen ben geweestr «n' dat §. 1040. befchreven word gevonden, ik heb een allerlastigfte: duizeligheid van ftonden aan geneezen gezien , door het overgeven, van wormen : de man kreeg voornamentlyk des.morgensnug-- ten-  i424 D E ZIEKTENS §. ig*£ ter zynde de duizeligheid; naar het ontbyt hield dezelve op. de biede worm is minder beweegbaar als de langwerpige wormen, en nochTans waarfchouwt Hippocrates van deeze het volgende (g): wZereen mensch nugter is, kruipt zy nu en dan na de lever, TveZek Pyn; maar fomtyds , wanneer zy na de lever doorZZVkomdeJpog na de mond; maar fomtyds mt geheel me , ook brengt zy by fommige., wanneer zy met gewe d na de lever vooXkropeni de fp'raakloosheid voort, en >er vloeit zeer veel }Zna dl mond, zvelke kort daar naar ophoud fomtyds worden jpob nu u , rnmt„jr nnh hr.mt de vvn m de rug; >/>r veele buiKweeen verwen*, jvu^j»» i * j' llaZdaar trekt zy ook. na toe. de wormen voornamentlyl de wweroi»e, kruipen, wanneer het voedzel ontbreekt, na de S^S*d«mT^e onder de lever is gelegen, en daarom mTTHifpocrates gezegd te hebben, dat de wormen in nugte- . re menfehen na de lever kruipen, ik heb in een leerling in de wTknnde aan een zagte geduurige koorts leggende, welke nu lf^tft™e™*tW&> m£mm afnam fchielyk een fTraakSeidSzien ontftaan met een ongevoehge afgang, ik verwonderde nlv hier in 't eerst over , aangezien 'er door het geS beloop der ziekte geen 't minfte teeken was geweest, dat Aehersfenen aangetast geweest waren, en ik geene reede vond nmde verpïïatfinl der ziekteftof na het hoofd te verdenken, een wdnig daar na heeft hy een levendige langwerpige worm over* n terftond zyn alle deeze kwalen verdweenen en de lidae heeft haar overige loop gelukkiglyk en in korten tyd vol- brFen dienstmaagd van drie- en-dertig jaaren, aan onverwagte!. ph zeer hevige buikpvnen, en voornamentlijk aan maaghpyneiionderhevig/kreeg zwaare ftuipen, en konde geen woord^t- fg-) de Morbis Lib. IV. Cap, XV. Charter. Tom. VII. pag* 614»  §.I364. DER KINDEREN, 13^ brengen , offchoon zy wel by haare zinnen was: 'er volgde een algemeene kramptrekking, van hartkloppingen verzeld; zy was by haar gewisfe; de vreeslyke maaghpynen bleven voortduuren, en zy is de derde dag geftorven. aangezien men om de allerkwaadfte en onregelmaatige toevallen agterdenken had dat zy vergeven was , heeft men het lijk geopent; en in de twaalfvinger darm , en in de bovenfte , of linker mond van de maagh heeft men 'talryke langwerpige wormen gevonden, waar van fommige vijftien en zestien duimen lang waren, maar de krop van de maagh wierd bloederig en uitgeknaagt gevonden. Maar ook verwekken de wormen fomtijds een moeilyke hoest. Diemerbrbek leerd [V] , dat men fomtijds wormen in de longen heefc gevonden , en getuigt, dat hy een levendige worm heeft gezien , in grootte en maakfel zeer na een zydeworm, van het groot ft e foort, gelykende , maar roodachtig , zvelke een zekere vrouw at hoeftende had uitgezvorfen. IVepferus heeft in de longhpyp van een oijevaar [k] zeer veele zvormeu gevonden, gelyk aan aarszvormen , maar dikker en langer, omtrent de eerfte vaneen wyking van de longhpyp ; en in de nabuurige lunghpypjens in een bol te famen gedrongen, het is in 't geheel geen wonder, dat de hoest, door de wormen in de longen nestelende, veroorzaakt word ; maar ook fchijnt de hoest verwekt te kunnen worden, door de wormen die in de maagh en de darmen zitten. Van te voren §. 1345- is aangetekent, dat de hoest ontftaan is door het aanraken van de kronkeldarm, weikers afgefneede einde uit de buik van een eertijds gekwetfte Soldaat, vooruit ftak. Aëtius (70 Heifter Wahrnehmungen No. 372. pag. Ö14. 6tS» (O Anatom. Lib. 2. Cap. 13. pag. 306". (Jt) Cicut. aquat. hiftor» & noxac Cap. 19. pag. 236* Vierde Deel. Ssssssss  f3£6 DE ZIEKTENS $. 1364. Aëtius zekerlijk [/] noemt onder de tekenen van de wormen in de darmen verborgen , het kugchen , dat dikwerf.prikkelt\, en nochtans niets opbrengt, offchoon de zeer geleerde freind [/»] geloofde , dat de hoest onder de toevallen der wormen, van de oude Geneesheeren niet opgenoemt word, getuigt hy nochtans, dat de talryke nieuwere waarnemingen, en zyne eige ondervinding hem overtuigen, dat de hoest by kinderen die met wormen gekweld zijn , een allerhevigst toeval is. Het blykt ligtelyk, dat 'er een groot onderfcheid der toevallen kan plaats hebben , na mate de wormen dit of geene deel kwellen , of knagen ; en nochtans niet uit de kwetzing zelve der deelen alleen , maar ook voor zo verre daar door andere verafgelege deelen in haare werkingen kunnen verontrust worden; gelyk uit het gezegde blykt. In de verzamelde voorkennisfen \n~] leest men het volgende: in de geene die een fpysloop met wormen hebben, doen de pynen door buikweeën ontbonden, de deelen omtrent de gewrigten zwellen: de zulke zyn met roode, puistachtige fchelfers bezet: uitzweettende fchynen deeze, als met roeden geflagen rood te worden, het is wel waar, dat r» ®n$i* voor wilde en kwaadaartige zweeren word gehouden van Hippocrates, dat de fpysloop dikwils op een langduurige roodeloop volgd, waarin de darmen verzworen zyn ; maar ook betekent r» ®^§ix op zeer veele plaatfen wormen in de darmen; het geene ik geloof in deeze voorftelling plaats te hebben ; om dat ik in een zekere wynkoper, met wormen gekweld, de geheele agtervolging der toevallen , volgens de zelfde fchikking, als zy hier opgenoemt worden, gezien heb: ik verwonderde my ten hoogfte, dat by deeze man , naar dat hy gezweet had, het geheele lichaam met CO Sermon. IX. Cap. 39. pag. 171. O») Hifi. of Phyf. Tom. II. pag. 100. C«) No. 467. Charter. Tom, VIII. pag. 879.  S.T354.1365. DER. KINDEREN. 142/ met ftriemen bezet was, als of. hy met roeden was geflagen geweest, voor 't overige zyn deeze ftriemen binnen twee dagen verdweenen; en hy is naar eenigen tyd volkome van zyne ziekte geneezen. ^ n<5?- verwekken door het verteeren van de gyl, honger; bleekheid, zwakte, hardlyvigheid, daar door het opzwellen van de buik, opruspingen, beflote winden. De wormen zyn, gelyk uit het vorige gezegde blykt, fomtvds in een zeer groote menigte in de darmen en de maagh aanweezende: men heeft fomtyds waargenomen, dat de lintworm een overmatige langte had. deeze,hebben voedzel nodig om onderfteunt te worden en te groeijen; het geene zy op 'de plaatfen van het lichaam fchynen te vinden, alwaar zy zitten men heeft in de nieren wormen gevonden, die derzelver geheele zelfftandigheid verteerd hadden; in de lever nestelde een worm, die dit ingewand had uitgeknaagt (0), twinti> duimen lang, en een duim dik, xood, vol bloed, als een volgezoge bloedzuiger, de ellendige had de béweeging van een levendig dier gevoeld, zy klaagde over de allerheyigfte pyn, met een klaarblykelyk gevoel van knaging ; zy had de Geneesheeren en de omftanders meer dan eens voorzegd, dat een levend dier de ingewanden verfcheurde. dat dusdanige wormen niet door de gyl gevoed worden, is zeker. Maar de wormen worden in de darmen van alle kanten van de gvl befpoelt; zy zyn wit; zo zy in het water of een geestacht'i* vocht worden geworpen, maaken zy dit door een melKcouleur troebel; zy verfcheuren niet altyd de darmen; zo dat zy dikwils veele jaaren in het lichaam zitten, vooral de bre^e- (0 Medic. Obfervat. and Inquir. Vol. I. No. IX. pag. 67. & feq. Ssssssss 2  14£8 DE ZIEKTENS §.i3^5- de worm, zonder zeer lastig te zyn. waar uit het blykt, dat zy niet uit de zelfftandigheid zelve van de maagh en de darmen haar voedzel neemen; maar uit het geene in deeze ingewanden bevat word ; onder welk zekerlyk de zagte gyl allerbekwaamst fchynt om deeze dieren te voeden, van Doeveren is hier over in twyffel (p) , of de wormen behalve de gyl, ook geen bloed zogen, hy maakt gewag van een lintworm, welke een zyner vrienden heeft zien uirwerpen , vit welkers iedere byzondere opening een druppeltje bloed vloeide, hy heeft gelooft , dat dit bevestigt wierd door de waarneming van de uitgeworpe worm (q)9 die vol met bloed was ; welke hy geloofde een lintworm te zyn maar zo men het maakzel van deeze worm onderzoekt, in plaat uitgedrukt, verfchilt zy ten eenemaal van de breede worm; maar zy fchynt eerder gelyk aan die, die de lever uitgeknaagt had, waar van ik terftond gewag heb gemaakt. Zo men al het reeds gezegde in aanmerking neemt, ishetzecr waarfchynlyk , dat de wormen zich met de gyl der darmen voeden : en dè tegenwerpingen van de groote mannen (V), die een-, tegenovergefteld gevoelen hebben, "fchynen niet volftrekt ontegenzeglyk te zyn. Misfchien zoude men bier de waarneming van Coulet tegen kunnen ftellen (j). want hy heeft gezien dat de aarsmaaijen, by hem voormen genoemt, zo dra zy uit de aars kwamen, een witte ftof als een foort van vocht uitwierpen; het geene zich best vertoont , zo men een aarsmaay in het water, of een ander vocht werpt; want alsdan komt zy zigtbaarlyk uit het middelfie uiteinde van het voorde deel, byna op dezelfde wyze als de rook uit een fchoorfteen, of een dunne damp uit het naauwer e gedeelte van een omgekeerde tregter gewoonlyk voortkomt enz. naar eenig verloop van tyd zinkt dit witte na de grond, onder de gedaante van een zeer dun en allerwitst poeder. Dit (p) DilTertat. de verm. inreftin. pag. 48 {a} Medic. Eïïays and obfervat. Vol. 2. No. 26. pag. 333. & feq. (O ElTais fur 1'educat. Medic. des Enfans Tom. 2. pag. 37 &c. O) de Afcarid. & Lumbr. lato Cap, 8. pag. 19. & feq.  p3<%. DER KINDEREN.' *W ir.t w;ne vecht, dat men als een druppeltje ziet, droogt fe korten tVd geheel uit, en gelykt kryt te zyn, ia gomwater om> honden en gedroost, kleeft het hartnefckigh k aan alle haaront- ,t -ïe henaamen: maar dat vocht, het zy netzelve nog vloeiKfS of uf gedroogt, drukt een aJJcrfterkfte zoute fmaak in de tonVh waar uit fchynt te volgen, dat dat vocht ten eenemaal „„„ de zaote gVl onderfcheiden as. Fdóch men moet aanmerken, dat de gyl der darmen, wanneer de wormen tot voedzel verftrekt, nog verder in het lichaam vL de wormen moet bewerkt worden , eer zy dezelve kan voeden en dan verkrvgt zy geheele andere eigenfchappen, a s ry van te voren had: daarom is dat zoute, witte, fchielyk uitdroil Jorht dat de aarsworm uitwerpt, geen gyl, maar een Sn I r dnt in het lichaam van de worm, uit de gyl bewerkt is. V 7o d erha ve de wormen, gelyk het zeer geloofbaar fchynt, m-tavl worden gevoed, word het lichaam van een gedeelte van ?ïn voedzel berooft, dewyl de wormen dat verteeren ; daarom fs 'er geduurig voedzel nodig, en de geene die met wormen beS, tvn honoeriger. dus heeft Alexander Tralhanus in een nl^ die eer!ïwA de maagh had, een onverzadelyke hou- r 'welke de Geneesheeren een koe honger noemen, waargenoger, weiKe: o ^ ^ ^ al]erfcherpfle honger 0p, ter- S eei'i walging, namentlyk wanneer de wormen zich naar het men beweegen , gelyk ik eenige maaien m de geene die met wormen bezet waren, heb waargenomen. Bleekheid, zwakte. Aangezien uit de goede gyl door de tS van de vaten en ingewanden, het bloed moet bereid WG Zg waar uit de overige vluggere vochten moeten afgezTnttVX; blykt het van zelf, dat door de enkele ver- (O Lib. VIL Cap. 4. PaS' 3^4 Ssssssss 3  DE ZIEKTENS §.1365.1366. mindering van de gyl ook het roode bloed moet verminderen; waar door de bleekheid ontftt?at, welke, wanneer zy uit dusdanige oorzaak ontdaan is , altyd van de zwakte verzeld gaat. Hardlyvigheid , enz. In 't vorige Hoofddeel is gelegd geweest , dat de wonnen door haare prikkeling fomtyds de buikloop veroorzaaken. maar wanneer de ziekte meer veroudert is , en de wormen in hoeveelheid toegenomen zyn , als dan verteeren de wormen al het vloeibaarfte van het geene in de darmen bevat is, het dikke blyft, en door de verontruste nedervvaardsdrukkende beweeging , word het niet dan bezwaarlyk na de aars voortgedreven ; daarom worden de opgevulde darmen verwyd; derzelver te famentrekkende kracht word vermindert ; en daarom zwelt de buik meer en meer op , gelyk de daaglykiche waarneming by kinderen die met wormen gekweld zyn, leerd. Opruspingen en beflote winden. Men zie na het geene §. 648. hier van gezegd is geweest : want de oorzaak der kramptrekkingen in de darmen , heeft alsdan plaats; namentlyk de prikkeling door de wormen veroorzaakt, en een grooter fcherpte van de wederhoude ftof ; maar ook word door de verrotting van het wederhoude veel verkrachtige ftof voortgebragt, en dus is de volkome oorzaak van de .opruspingen , winden, beflote winden, by de geene die met wormen gekweld zyn, aanweezende. (j. 1366. werken dikwils de doorbooring van de £~J darmen zelve uit. "'Pr zyn uitmuntende Geneesheeren geweest, die getwyffeld hebben, of de wormen wel immer de darmen konden doorboren, want tot nog toe hebben de Schryvers der Natuurlyke Hiftorie, zo-  S.1Z66. DER KINDEREN. 1431 zodanige werktuiglyke deelen in de wormen van de menfehen nkt befchreven, waar meede zy de darmen zouden kunnen doorbooren en knagen, men kan niet ontkennen , dat men wormen in de bolligheid van de buik heeft gevonden, en dat de darmen tevens doorboort waren, nochrans hadden zy liever te geloven, dat die ontbinding der aaneen vast zynde deelen, naar de dood in de darmpyp gevonden , een uitwerking van het heete vuur was, het geene in een verrot waterig bloed wcgvloeijende , of door de ontftane verzweering van de nabuurlge levendige deelen afgezonderd wordende, noodzaaklyk een weg baant, langs welke de wormen in de holligheid der buik kunnen komen (u), het is byna zeker, dat dit fomtyds gebeurt, edoch zyn wy door menigvuldige en getrouwe waarnemingen geleerd , dat de wonnen voor zich zelve een weg hebben gebaand, door dien zy de darmen doorboorden. Dat allerwreedfte geval, waar van ik §. 1364 gewag heb gemaakt, van een volwasfen maagd, die naar de wreedfte pynen van een kramptrekking aangetast, gefturven is, leerd dit duidelyk. want in de maag heeft men een groote menigte langwerpige wormen gevonden, en de krop van de maag was bloederig en uitgeknaagt. De allerlastigfte pynen , die zo menigmaal in de geenen die met wormen bezet zyn, wormen waargenomen , overtuigen het zelfde; en daarom worden zy van Hippocrates onder de kenmerken getelt, dat'er wormen in het menfchelyk lichaam zyn : de. pynen van de krop der maag, met huik pynen, doen die diertjens uitbarfien. Heifter heeft het lyk van een zevenjaarig kind geopent , dat reeds zedert eenigen tyd lastige buikpynen had geleden , en offchoon het een zeer goede eetlust had, is het nochtans 00 Brouzet fur 1'Educat. Medic. des Enfans Tom. s. pag. 38  I43a DE ZIEKTENS tans door de langzamerhand verminderende vleezigheid van het lichaam gefturven. in de buik heeft hy eenige oneen geel water gevonden; welke door een fpongie opgezogen zynde, kwamen 'et verfcheide langwerpige wonnen te voorfchyn ; en offchoon hét lichaam daagsch naar de dood is geopent, heeft hy maar een eenige van dezelve levendig gevonden, de dunne darmen waren met gaten doorboort, en hielden noch verfcheide wormen in , maar "die altemaal dood waren, hy heeft geen 't minfte gewag van het heet vuur gemaakt; maar hy heeft oP een zekere plaats van de dunne darmen een roode, harde, dikte gevonden, die eenige openingen had; waar langs de wormen der darmen, gely* hv geloofde , in de holligheid van de buik waren voortgelopen O)- deeze zelfde waarneming, leest men elders in de !atvnfche taal gefchreven (x\ ' Men ttelde by een vrouw die geduurende vyf dagen buikpynen, braking, en hardlyvigheid had gehad, verfcheide middelen zender vrugt te werk : de afgang wierd door menigwerf verzadende klyfteeren in te fpuiten, verwekt, met eenige verhgtfnl van de buikpynen; maar de braking bleef voortduuren, d-Vntfte dag heeft zy een langwerpige worm uitgebraakt, die een duim lang was. daar uit heeft zy verligtingomtrentdemaagh gevoeld ; maar de buikpynen bleven aanweezende , hoewel •'gZv waarfchouwde, dat zy reeds geduurende achtien maanden 'een dikte in de lies had gehad, zo groot als een klein hoender ev welke dikte tot nu toe nimmer zeer had gedaan, waar voor de drukking der hand weefe cr. w I feelmoefh r Douglas had aoterdenken, dat her een bfénk • BB «j behandelde dezelve geduurende drie dage» volgen* de kunst, met eenige ver- Cw) Hcifter Wahrnehni. No. si?* pag. »Ö9« C-0 Act. Phvf M]. Tulp [c] heeft waargenomen, dat uit een verzweering in de lies een levendige langwerpige worm is uitgebroken ; en offchoon de Heelmeefter daar door voor een ongeneeslyke verzweering in de darmen bevreest was, is de vrouw nochtans in korten tyd geneezen. v De uitmuntende man Jacquin , heeft my , wanneer hy in America was, om natuurlyke proefftukken te vergaderen, waar meede de zeer groote verzameling zeldzaamheden van dt al' hrverhevenpe Kyzer te vermeerderen , en te verderen , gefchreven, dat de inwoonders, zeer dikwils aan wormen onderhevig , menigmaal fterven , door dien de wormen de maagh doorknagen, niemand zal de goede trouw en naarftigheid van deeze man ligt in twyffel trekken: want het kruidkundig werk, dit jaar in 't licht gekomen , is van een zeer voldoende getuigenisfe. Ik geloof dat dit genoeg is om te bewyzen dat men de doorbooring der darmen van de wormen te vreezen heeft. i37o. DER KINDEREN. I44r woidenV£rfCheide 3ndere foortseI^ke voorgefchreven kunnen Men begrypt lichtelyk, dat men in 't gebruik van deeze middelen altyd acht moet geven op de ouderdom en krachten en dat derzelver giften na onhandigheid van zaaken vermeerderd of verminderd moet worden. UC1U $■ \ Is ook door de buik uitwendig; met bal L V zamike middelen, uit de lïerkfte fpeceryachtige, met zuiverende en olieachtige middelen vermengd, beftaande, te fmeeren. De meefte van de reeds gepreezene middelen zvn bitter an. dere hebben een vrywalgachtige fmaak; waarom liet dikwils zeer moeilyk is ten minfte voor de kinderen, dusdanig middelenizo groo.e hoeveelheid in te neemen, dat men een goede uitwerking daar uit kan verwagten. daarom zyn de Geneesheeren Genoodzaakt geweest tot de uitwendige middelen toevlu^t te neemen. . 5 Twee diergelyke zalven worden in de meefte winkels verkop, welke warm ingefineert , met een doordringende kracht op de darmen werken, dikwils met die uitwerking, dat 'er een fterke afgang op volgd. de Jgrippa zalf bevat in zich de allerfcherpfte buikzuiverende middelen; de zvortel van zvilde zvyngaart, wilde comcommers, de bol van zee ajuin, de lisch wortel, de andere genoemt uhguentum arthamitb) De Aliment. Facultat. Lib. III. Cap. XXXIX. Charter. Tom. VI. pag. 399. (5) Sermom, IX. Cap, XXXIX. pag. 173. Vvvvvvvv 3  I44S D E Z I E iv T E N S §.1371-. ook heeft Vegetius (t) de olie tevens met andere middelen vermengd, en heeft dezelve of meteen hoorn de beesten ingegeven, of door een klyfteer de .menfehen doen infpuiten , zeggende: welke kracht der geneesmiddelen , en zagtheid van de olie, de beesten inwendig dood, en buiten uit werpt. Voor het overige hebben de proeven onderfcheide uitwerking getoont. de zeer vermaarde Lanzoni heeft een levendige menfchelyke worm, die uitgeworpen was, in gemeene olie gegooit; en deeze hield terftond op te leven, hy heeft een worm door het overgeven uitgeworpen, ïn honig gelegd, die terftond isgefturven. hy heeft een andere uitgebraakte worm, in olie van zoete amandelen gelegd-, die dn korten .tyd is geftorven (u). dié wormen zyn lanwerpig ronde geweest, maar Coulet heeft de kauwoerde zaad gelyke wormen in geen vocht langer kunnen bewaren als in amandel olie, waarin zy vier-en-twintig uuren geleeft heeft (w). ik denk niet dat deeze proef immer met een lintworm* .wanneer zy geheel en levendig uit het lichaam word gedreven, genomen is; dewyl zy gewoonlyk kort naar dat zy uitgedreven is, komt te fterven. men kan hier van verfcheide proefnemingen by de zeer vermaarde Torti vinden (x), uit welke het blykt, dat de langwerpige wormen, in gemeene olie, en meede, zonder hinder geduurende verfcheide uuren hebben geleeft. Ik heb fomtyds een groote hoeveelheid honig , als ook olie gebruikt; maar ik heb geen voordeel, in 't dooden van de lintworm , gedaan : aangezien deeze menigmaal een walging en braking veroorzaken , heb ik fomtyds langwerpige wormen zien .overgeven; en wanneer op het overvloedig gebruik van de honig CO Art. veterin. 'Lib. I. Cap. XLIV. XLV. Script. |rei ruifde. 'Tom. If. pao;. 1065. 106$. O) Ach Phyf. Med. nat. curiof. Vol. I. Obferv. 94. pag. 173. 'O) De Afcarid. & Lumbrico lato pag. 31 & 33. O) Therapeut, fpecial. ad febres &c. Lib. V. Cap. VI. pag.5ro» <&. feq.  pt&ïi DER KIN D E R E N. 1447 nig een vlöeijende afgang volgde, gelyk dikwils gebeurt, zyn 'er tevens fomtyds wormen voor den dag gekomen, nochtans is het gebruik niet zo vast van een goed gevolg geweest, dat men daar op mag betrouwen, ik heb, wanneer de aarswormen omtrent den aars een. allerlastigfte jeukte veroorzaakten ,, zorg gedragen , dat men dikwerf olie in zou fpuiten , gelyk ook honig water;, maar deeze hulpmiddelen zyn zonder goed gevolg geweest.. Zoute; De zouten , voornamentlyk de fcherpere, of ook wel die zagtaartiger zyn, kunnen, wanneer zy in groote gifte worden gegeven , de wormen zonder twyffel verontrusten ; maar men kan deeze niet dan in zo matige hoeveelheid toedienen , dat zy de darmen niet kunnen kwetzen ; zo dat de hoop, om de wormen daar door te benadeelen , als dan minder zal zyn. maar wanneer de zouten tevens een buikzuiverende kracht bezitten, als dan heeft men grooter nuttigheid, van dezelve te verhopen, waarom het fedliccns, ebshamens ,. en andere foortgelyke zouten boven andere by de Geneesheeren de voorkeur zyn gegeven. Om de maaijen, in de rechte darm, of de fchamelheid der vrouwen nestelende,, uit te dryven, heeft Hippociates (y) geboden deeze plaatfen met pekel te wasfem Voor de wormen onverteerbare. Aangezien de wormen meest door de gyl fchynen gevoed te worden , daarom fchynt; men diergelyke te kunnen gebruiken , welke van de wormen na zich genomen, dezelve zoude benadeelen. Wanneer wy dusdanige wormdödende middelen , van de Schryvers aangepreezen, in aanmerking nemen, fchynen zy vry gevoeglyk in drie foorten te kuuen verdeelt worden, het eerfte ibortis fcherp en rouw ;, en door deeze verhoopt men dat zy door Cj) DeMulier,Morb.Lib.II. Cap.LX;Charter.Tom.VILp.83.2i.  Ï44.8 DE ZIEKTENS door de néderwaards drukkende beweeging der darmen bewogen en gedrukt, de tedere lichamen der wormen zouden vernielen , of fterk kwetzen; waar door de wormen gedood of ten minfte verzwakt, gemakkelyker uit het lichaam zouden kunnen gejaagt worden, het tweede foort bevat zodanige, die een onaangename en doordringende uitwaasfeming door het geheele beloop der eerde wegen verfpreiden, zódaniger wyze te werk geftelt, dat 'er een geduurige, en nimmer afgebroke werking plaats hebbe. het derde foort eindelyk bevat die, welke offchoon zy , nochte door de. rouwheid der deelen, nochte door een onaangename reuk de wormen kunnen doden, nochtans door de waarnemingen bevonden zyn, de wormen ten hoogfte te benadeeien. Tot het eerfte foort fchynt dat middel te-behoren , dat de zeer vermaarde Mead getuigt, door het gebruik allerkrachtdadigst bevonden te hebben (z): men ftampte een gelyk gedeelte gefchraapt tin en roode coraal, tot een allerfyust poeder , waar Van hy tweemaal daagsch een drachma toediende , met conferf van dè knoppen van zee alsfem, tot een brok gevormt. de. zeer vermaarde Aston heeft een veel grooter hoeveelheid zuiver tin aan die geene die met wormen bezet waren , gegeven (a). naar een buikzuiverend middel toegedient te hebben, gaf hy 's morgens van de volgende dag, op een nugtere maag, een önce zuiver geftampt tin, door een zeer fyne paardehaairen zeef gezift: by mengde met de poeder van de tin , vier oneen zwarte zeer gemeene fyroop, die , wnnncer de fuiker gezuivert word; als een grondfetzel word agtergelaten ; en daarom word zy de dróesfem van fuiker genoemt. de volgende dag gaf hy een half once geftampt tin, met twee oneen van dezelfde fyroop , en hy gaf dezelfde gifte de derde dag. de volgende dag, de vierde na- rrs ment- O) Monit& Pracept. Medic. Scct. III. pag. 119. Qaj Medic. Effays and Obferv. Vol. V. Part.I. pag. 89. & feq.  %isft. DER KINDEREN. i44o mentlijk , gaf Iiy een buikzuiverend middel van ingegote ferine. bladeren en manna bereid j welk middel ook daagSch voor bet gebruiken van de tinpoedet gegeven was: hy getuigt, dat hv al■lergelukkigfte uitwerkingen van dit middel heeft gezien i het geene tevens de pijn der maag, door de wormen veroorzaakt, terftond verligt; ofichoon de wormen niet dan eenige dagen naderhand voortkomen, deeze hoeveelheid tin word niet dan aan volwasfene gegeven ; in jongere word de hoeveelheid na de onderfcheide ouderdom vermindert. Maar hoewel de tin, tot een poeder geftampt, op onderfcheide wyzen de wormen kan benadeelen, heeft de zeer vermaarde Man nochtans gelooft, dat het voornamentlijk op deeze wyze werkt, dat de poeder van de tin zich tusfchen de rokken van de maag en van de dammen en wormen inzet, en dus verhindert dat de wormen ligtelijk aan de maag en de darmen vast blyven waarom zy, een buikzuiverend middel toegedient zijnde, li>teiijk uitgedreven worden. ° Mooglijk werkt het vylzel van yzer ook op de zelfde wyze zo men geduurende verfcheide dagen alle morgen, hetzelve ter zwaarte van een half drachma toedient (h). dewijl nochtans het yzer vry gemakkelijk, zo in onze fappen , als in onze drank, ontbonden woid , is het zeer waarfchiinlijk dat het niet alleen door een werktuielyke , maar ook "door Mallifche geneeskracht werkt ; waar over terftond nog zal gefproken worden. b r Om de zelfde reede fchijnt de werktuiglyke rouwigheid onder de wormdodende middelen een grote naam verkregen te hebben , welke een zee plant bezit (die mooglijk met veele andere tot het rijk der dieren moet overgebragt worderO en ra de winkels onder de naam van corael mosch verkocht word' Coenraad Gesner heeft zekerlyk O) de geftampte corael om de i _ wor- (70 van Doeveren dc verm. inteft. pag. ft. 00 Epiltol. "Medic. pag. 91. Vierde Deel. Xxxxxxxx  145° D E ZIEKTE N S wormen te doden voorgefchreven, maar die niet gezift was. hét is ligtelyk te zien, dat ook andere rouwe en. onfchadelyke poer ders tqt het zelfde einde kunnen beproeft worden. Het tweede foort bevat die middelen, welke door een onaangename reuk, voor de wormen dodelyk zyn. De hok bekleed onder deeze de eerfte plaats, dewyl zy voor de geene die aan dezelve niet gewoon zyn, een vry fterke,doordringende , onaarigenaame. reuk , overal heen verfpreid. den mensch verdraagt dezelve zonder ongemak, en word by veele voor een lekkerny gehouden ; daar andere van deszelfs reuk een afkeer hebben ; ónder welke ook Horatius geweest is, die tot ftraf voor de ouder moord, de look, fchadelyker dan de dolle kervel heeft willen gegeven hebben ; maar dewyl hy nochtans zag dat het gemeene volk dezelve zonder nadeel at, heeft hy uitgeroepen: 6 harde maaijers ingewanden ! zy is van demenlchen die hard werken , voor een lekkerny gehouden geweest, men. heeft duizend en zes honderd croonen voorde look, ajuin, en iadys uitgegeven, welke de werklieden die de pyramiden maakten, gebruikten (d). maar de look is zo doordringende, datde geele huid , tot aan de toppen van de vingers toe, na dezelve riekt, by de menfehen die dezelve daaglyksch gebruiken: ja wanneer men een pap van look, kaasjes bladen enz. bereid, in een pisopfiopping op de lendenen lag, verfpreide zich de reuk der look , zo dra de buik naar de dood geopent wierd (e). hier om gaat de kracht van de look even gemakkelyk door de opzuir gende aders in , als zy door de flagaderlyke vaten dringt, om die doordringende krachten van de look heeft Galenus gezegd.: (f) : daarom noem ik die fpys een veld driakel, en zo iemand het zy die van Thracien of 'van Gallien , of eindelyk de geene die in houde landen wonen, verboden zal hebben zich met dezelve te voeden , zal hy die menfehen grootelyks benadeelen. ter zeiver plaatfe ' heeft: (VO Herodot. Lib. s, pag. T37 \e) Lobb of curing fevers pag. 53 (ƒ) Method. Medend, Lib. XII. Cap, VIII, Charter. Tom, XII  5.T37*.- DER KINDEREN. 14^ heeft hy gezegd; dat de look de winden verdryft; maar Hippocrates , van de look fpreekende (g), zegd: maar zy verzoekt winden, om de hévighaid van haare geest; en elders (/O; maar zvanneer gy winden in de lyfmoeder zvild verwekken, vermengd met de fteekpillen een lookbol en het laferfap. maar in het hoofddeel van de opruspingen en winden is gezegd geweest, dat de winddryvende middelen , wanneer zy de winden verdryven, ook winden verwekken , dewyl zy door een zagte fpeceryagtige prikkel de darmen zagtjens prikkelen, dat zy zich op verfcheide plaatfen te famen trekken, met die uitwerking, dat een vas?ter te famentrekking op een zekere plaats losgerake; alsdan volgen 'er rommelingen , en een weinig daar naar een uitbarfüng van winden na boven en ouder, de look zal dierhalve voordeelig z>'n 5 n'et alleen wanneer zy door haare reuk de wonnen lastig valt, maar ook wanneer zy door de vermeerderde beweeging in de vezelen der darmen, de aankleving van de wormen aan de wanden van de darmen zodanig vermindert, dat zy door de buikzuiverende middelen gemakkelyker kunnen uitgedreven worden, voornamentlyk zal de werking van de look van meerder kracht zyn , by die geene, die dezelve niet daaglyksch gebruiken ; want by dusdanige werkt zy minder, wanner de zieken een kleine lookbol , geheel of in Hukken gefnedtn , eens op een dag gebruiken; blyft de reuk van de look geduurig in de maag en de darmen, de bollen van de look in azyn gehoopt, verftrekken een vry aangenaam toebereide fpyze ; maar alsdan is de kracht ven de look onmagtiger. zo de maaijen in de vrouwelyke fchamelheid nestelen, heefr Hippocrates fleekp'üten. uit wormdodende middelen., aanbevolen (7); maar hy heeft'ér tevens bygevoegd ; zy gebruiken gekookte en r-aauwe. look, en de maaijen komen te voorfchyn, en fterven. Tot (_g) De viclus ratione fanor. Lib. 2. Cap. f5. Charter.* Toul VI pag. 47b. (/O UeTnfcecund. Cap. XVIII. Charter. Tom. VII. pag. 857 (0 De Muiier. Morb. Lib. 2. Cap. 60. Charter.Tom. VII.p. 83a Xxxxxxxx %  ' DE ZIEKTENS §. 1371, Tot diergelijk gebruik word de duivelsdrek aanbevolen, die veel flerker dan de lonk riekt, vooral zo zy versch is-, en nog een melk couleur heeft, uit Azia word aangebngt; welke ik eenige maaien gezien heb; want alsdan verfpreid zv een byna onverdraaglyke reuk : waarom de zakjens met versch geplukte duivelsdrek , wanneer zy te fcheep vervoert worden ,• aan 't toppunt van de mast worde;! gehangen ;. want zo zy in het fchip befloten wierden , zoude niemand de flank kunnen verdragen , die nochtans'- door het uitdrogen, vermindert, intusfehen word de duivelsdrek in Azia, onder de lekkcrnyen van de tafel getelt, wanneer zy onder de fausfen werd gemengd , of de fchotels een weinig met dezelve gewrecven. hier"over kan men Kccmpfer in zyne uitheemfche vermaaklykheden leezen. waarom Hofman (k) de wormen gewoonlijk door 2ijn eige byzonder wormdodend middel uitdreef, namentlij'c door pillen uit duivelsdrek , myrrhe, faffraan, en zoete kwik, gereed gemaakt. Tot dit foort behoort de wortel van wilde valeriane; welke Fahius Columna voor het oprechte fpeerkruid van Diosco* rides heeft gehouden (/), en in zich zelve, zo wel als by andere, krachtdadig in de vallende ziekte heeft bevonden, wanneer het geftampt ter zwaarte van een drachma , 's morgens wierd ingenomen, de zeer vermaarde Marchant Qri) heeft dec'z.e wortel in de geneezing der vallende ziekte beproeft; en wel met een goed gevolg; maar hy heeft gezien dat de wormen uitgedreven wierden, en de zieken fterk zweetten, deeze wortel geeft een zwaare reuk van zich, en dewijl zy voornamentlijk door het zweet werkt , zelde de afgang verwekt, fchijnt zy voor de wormen dodelijk te zijn. de door zo veele nieuwe üitgevonde geneesmiddelen vermaarde Lijfarts Storck , heeft de wortel van valeriane meteen allergelukkigst gevolg, by de (*) Medic. ration. fyftem. torn. 3. Sect. I. cap. 5. g. 32. pag. 1 ra 1 (7) In Phytobafano pag. 113—221. & in Ecphrafi plantar. p. 2ro (tri) Acad, des Scienc. Van 1706. Mem. pag. 430' &c.  §/i3;i. DER KINDEREN. 1353 de buikzuiverende en fpeceryachtige middelen gevoegd , om de wormen uittejagen (»). Om dezelfde, of ten minfte foortgelyke reede, word de dodekop, die overig blijft, naar dat met een groot vuur al het vlugge uit de hartshoorneu gedreven is, als een allerbest wormdodend middel aangepreezen. want dc kool blijft vast, wrijfbaar, ftinkende, bitter, nog met een dikke pekachtig klevende olie doortrokken (0). Mooglijk behoort hier toe de zwavel; welke, zo zy onryp wordingenomen, by gedeeltens, maar dikwils herhaald', de eerJh weegen wonderlyk zuivert, eindelyk zelfs vry fterk, en alsdan geneest zy krachtdadiglyk eenige huid, worm, mineraal, metaal ziektens (p). ik heb mecrmaalen de zwavel op zodanige wyze toegedient , en , ofichoon zy uit haar zeive byna zonder ieuk is , ten zy dat zy door het wryverj of het vuur warm worde, komen 'er nochtans, wanneer zy in de eerfte wegen T het zy door de kracht van onze fappen, het zy door het ingenomene, ontbonden word, zeer ftinkende vuiligheden langs de afgang uit. zoude zy door die ongewone ftank fchadelyk voor de wormen zijn? Het fchijnt in geenen deele onbewijsbaar, dat 'er veele andere , zo by geval, als door een aandagtige opmerking,, en onderfcheide proeven voorzigtiglijk gedaan, zullen ontdekt worden*., de allergrootfte nuttigheid van diergelyke, zal een prikkel voor de Geneesheeren'zijn, om hier in met het onderzoeken verder voort te i;aan. Hier op volgd het derde foort, welk die middelen bevat, die men waargenomen heeft de wormen te benadeelen, ofichoon- zy nochte met de rouwheid haarer deelen, ncchte met een zeer onaangename reuk, voorzien zijn. Galenus heeft van de per fik boom gefchreven (q) dat zy in de- fcheu- (n) Ann. Medic. fecund. pag. 228 (0) H. Boerh. Chem. Tom. 2. proceiT. 120. pag. 359. (p~) H. Boerh. Chem. Tom. 2. pag. 419 (£) De Simpl. rer. facultat. Lib. VII. N°. Charter. Tom, XIIL pag« 209 „ axxxxxxx 3  1-4-54 D E ZIEKTEN S 5.1371- fcheuten en haare bladeren , een zeer bittere hoedanigheid bezit, en dat daarom derzelver bladeren geftampt, en op de navel gelegt , de wormen doden : uit de waarnemingen van de zeer vermaarde Boulduc (r) blykt het, dat het ïngietl'el van de bloemen, gelyk ook van de tedere bladeren van de perfik boom, eenzagtaartige buikzuiverende kracht heeft; en hy prijst hetzelve als een allerbest middel om de wormen re doden, waar meede de kinderen bezet zyn. wat men van de bittere middelen moet geloven , zal terftond gezegd worden, en het zal in 't volgende Hoofddeel blyken., dat zagte zuiverende middelen naauwlijks immer genoegdoende zijn. waarom dit middel door een zekere bvzondere kracht op de wormen werkt. " Galenus heeft van de varen gezegd fY); zy heeft een ten hoogfte nuttige zvortel, zvant zy dood de breede zvorm, zo iemand vier drachmd's van dezelve in mee drinkt, de zeer vermaarde Marchand bevestigt het gevoelen van Galenus \_t\. want hy getuigt, dat de proeven oneindig zyn, waar uit blykt dat de wortel van varen een wonderlyk en onfeilbaar middel is, om alle foort van wormen uit het menfchelyk lichaam te dryven. het is waarfchynlyk het middel de Fougeres genoemt , dat uit de varen bereid word, het geen Andry als een geheim voor hem en zyn fchoonzgo;i Dionis behouden heeft, waar in de wortel van de varen tot grondfteen'gelegd is.; nochte hy ontkend dit, maar hy wil, dat hier toe een byzondere bereiding van de wortel van de varen vereischt word,[z/]: naar de dood van Andry tracht zyn fchoonzocu Dionis (zp) het gemeen wys te maaken, dat 'er maar weinig van de varen in dit geheim komt, en dat 'er talryke andere dingen in komen, .maar een iegelyk weet, dat men de verkoopers van ge- 00 Academ. des Scienc. Pan 17T4. Hift. pag. 49 0} De Sïmpl. rer. Facult. Lib. VIII. NQ. 39. Charter. Tom. XIIf. pag. 233. > O) Academ. des Scienc. 1'An i:or. Mem. pag. 285 («ij Andry fur la générat. des vers. pag. 531 00 De Tcenia pag. 46 [  §. isTu DER KINDEREN. 1455 geheimen niet altijd geloof moet geven, het betaamt voor een eerlijk man, het nut van het algemeen boven de winst te ftellen. inaar.de vervloekte gouddorst geeft menigmaal andereraad, nimmer heeft het my berouwt, een iegelijk oprechtelijk meedegcdeelt te hebben, het geene ik nuttig in de kunst had bevonden, en ik ben zeker, dat my zulks niet berouwen zal op dien tijd, Wanneer onze geest naar de ontbinding van het lichaam voor de Opperregterjloel ver/chynt. Mooglijk hebben verfcheide andere een diergelijke uitwerking. Barrere getuigt, dat de waterlook tot poeder geftampt, menigmaal nuttig is- geweest, voor de geene die met wormen gekweld waren [xj. men kan fjj een zeer grote lijst van wormdodende middelen vinden. Eittere, fpeceryagtige. Zodanige middelen zyn gewoonlijk voordeelig, om de ingewanden der eerfte koking te ver* fterken, en de ftijmzuchtige en "wandaantige gefteldheid, welke de wormziektens begunftigen [1362.], te verbeéteren. maar of de bitterheid zo nadeelig voor de wormen is, is niet zeer zeker. Galenus heeft wel gefchrevan [2], dat de wormen door de bittere middelen gedood worden , en hy heeft 'er naderhand by ge voegd ; en de alsfem kan wel de langwerpigezvormen doden, de breede vereisfchen flerker middelen; gelyk zyn de varen; gelyk ook de maaijen. maar uit de vorige aangehaalde waarnemingen heeft gebleken , dat men menigmaal wormen in de twaalfvinger darm heeft gevonden , waar in de bittere gal langs de galblaas nederdrupt. het blykt uit de waarnemingen van de zeer ver* O) Obfervat. Anatom. &c. pag. 170. fjy) Andry fur la générat. des vers pag. 609. & feq. Le Clerc lïiftor. Lumbric. lato pag. 408. & feq. CO Meth. Medend. Lib. XIV. Cap. ultim, Charter. Tom. X,. Bag- 343>  1,156 DE ZIEKTENS 5.1371. vermaarde Redi , dat zo wel de aard als menfchelyke wormen langen tyd in 't leven blyven , in de allerbitterfte afkookzels; maar dat zy in 't water in korten tyd fterven, wanneer men het zelve met honig of fuiker zoet maakt, niet alleen heeft men in de lever, de bewaarplaats van de gal, wormen gevonden, maar in de galblaas van een fchaap zelve, die een allerbitterfte gal inhoud , zwemmen de wormen onverhindert (a). Coulet bekend (b) , dat hy geen vocht zo bitter heeft gevonden, dat door deszelfs bitterheid de wormen konde doden, ja hy heeft in tegendeel dezelve in zodanige vochten altyd levendiger en vlugger bevonden, hy voegd 'er nochtans by, dat de wormen niet langer in de bittere vochten geleefd hebben , als in zuiver water, de langwerpige wormen uit de darmen van een versch geflagt kalf gehaald, hebben in osfen gal omtrent negen uuren geleeft. in de allerbitterfte ■ihgietzels van de aloë, en co/oquint, gelyk ook in het ingietzel van de koortsbast, bleeven deeze wormen zo vlug in 't leven, dat de zeer vermaarde "Forti, verdrietig over de tengduurigheid (c) , de wormen, uit deeze vochten genomen, in de brandeioyn fmeet, waar in zy terftond flurven. maar ook verdroegen zy onverhindert het fap van de look met een weinig waier vermengd, dit fchynt gent-eg te zyn, om te bewyzen, dar de wormen niet zo ligtelyk door de bittere fpeceryachtige middelen gedood worden , als wel veele gelooft hebben. Kwikbereidzcls. Aangezien het kwikzilver, met vet bedwongen zeer uitfleekent dient, om de bloedeloze dienjens van de huid te doden, daarom is men bedagt geweest, dat hetzelve ook nuttig zoude zyn om de wormen van de darmen te doden, 'er zyn 'er die volgens de raad van Brafavoli, de kinderen ëentge weinige greinen onbedwonge kwik aan de kinderen ingaven, om Qd) Le Clerc Hiftor. lumbr. lat.- pag. 94 (b. Traóst. de Afcirid. & Lumbric. lar. p?g. 32* 33. (V) Therapeut, fpec. febr. lib. V. Cap. VI. pag. 5/6. 511  DER KINDEREN. om de wormen te doden ; en men zegt dat zulks met een goed gevolg is gedaan geweest (d), men mag eventwel, en dat niet zonder reede twyffelen, of zo weinig kwikzilver de wonnen zoude kunnen doden, want het zoude in 't geheel niet veilig zyn in een tedere ouderdom diergelyke giften te herhalen, ja het fchynt niet zeker te zyn, dat het kwikzilver zo nadeelig voor de wormen is. de uitmuntende Geneesheer, en bevorderaar van de natuurlyke Hifiorie, Scopoli heeft waargenomen (e), dat men nergens meer en dikwerviger wormen waarneemt, dan omtrent de kwikmynen. geen ouderdom, geen geflagt,, is voor dezelve beveiligt, nochtans leven die menfehen in een lugt, welke met de door het vuur vlug gemaakte kwik, doortrokken is, en worden dikwils door deeze uitwaasfemingen kvvalyk varende, daar en boven gaat de kwik ook gewoonlyk, wanneer zy in groote hoeveelheid wordingenomen, vry fchielyk langs de afgang wederom af. Andere zyn van gevoelen geweest, dat het water, wanneer het met kwik gekookt word , of alleenlyk maar ftaat te trekken, een uitfteekende wormdodende kracht verkrygt; waarom zy verzekeren, dat dusdanig water, gedronken wordende, de wormen onfeilbaar dood. van Helmont heeft vastgeftelt, dat door een weinig van zodanige en onnadeelige drank alle de wormen zo in de darmen als elders, zelfs in de zwoeren, wanneer men dit waterop dezelve giet, gedood worden (f). hierom zyn veele van geloof geweest, dat 'er van de kwik iets in het water ontbonden word ; van welk gevoelen ook de zeer vermaarde Hofman geweest is (g); die aldus fchryft; ja zelfs het enkele zuivere zvater , fchraapt eindelyk , zvanneer het laag gekookt zvord, om dat algemeene zeer vlugge zout in deszelfs lugtgaatjens huisvestende, de deelen van het kwikzilver af; waarom dit Cd') Herman. Kau difl*. de Argent. vivo pag. 14. (/) De Hydrargyro ldrienü* pag. 155. (O I*1 fi'ie capituli SextupJcx digeflio alimcMi htimqni pag. l8o. Xs) Medic Radon, èk fyltem. torn. 2. cap. 6. pag. 261. 262. Vierde Deel. Yyyyyyyy  14;g DE ZIEKTENS §. 1371. di'tafkookzelniet onbekend is in de beoefening der geneeskunde, zowel om bei vei gif van de venusziekte, als om de wormen uit te dryven. ja Bioèis (h) getuigt, dat hy zieken gezien-heelt, die naar een iangduurig gebruik van het kwik water, van een bee-i ving in alle de leeden zyn aangetast geweest; gelyk het gewoon-! lyk"die geene overkomt, die de levendige kwik onvoorzigtigiyk gebruikt hebben, of langen tyd aan de uitwaasferaingen van de kwik zyn blootgefteld geweest, gelyk men zo menigmaal in de vergulders waarneemt. Hei fier heeft aangetekend (/),. dat de duiven die met wormen gekweld waren, geneezen zyn geweest wanneer men ze water met kwikzilver vermengd te drinken gaf. Men heeft proeven gedaan Qï) om te ontdekken, of-het kwikzilver door ingieting met zuiver water, iet aan het zelve overzette, of ook wel door uithaaling, of door de kokiug zelve ?. men heeft befloten, dat de kwik niets verloren hadde. maar aangezien het zuiver water, dat men gewoon is- te drinken zelde van alle zout gezuivert is, en ons hedendaagsch bekend is, dat de kwik niet alleen in de zuuren word ontbonden, maar ook van; de alcalifche zouten aangedaan word, zo wel als van de neuter zouten, daarom is het niet te verwonderen, indien aan dusdanig water iet van de kwik medegedeeld word. maar tevens fchynt de kwik in geenen deele van het water aangedaan te worden dit heeft van Helmont ook gelooft (l), verzeekerende, dat het water een wormdodende kracht bekomt, zo men in het zelve de kwik doorweekt; maar voornamentlyk, zo men dezelve te famen kookt: want dit water, offchoon bet niet het minfte van de kwik inzuigt, of in deszelfs natuur kan veranderen, nochtans leent het van het kwikzilver de eigenfehap, maar niet de zelfftandigheid ,. zo dat diergelyk water gedronken zynde, alle de wormen en maaijen dood, ook op een plaats zynde, alwaar deeze drank nimmer komt. (Jij Diflertat. fur le taenia pag. 45. & feq. (/) Wahrnehm. n°. 200. pag. 351. 352. (£) Inftitut. Bonon. tom. 2. part. t, pag. 118. part. 2. pag. 117.. (O In capitulo: Inyerbis, herbis, ö3lapidibus. eft magna yirtus, p. 45P~  |.137i. DER KINDEREN.. i45i? komt. als -worden terftond in pis va-andert enz. dus zal een once levende kwik duizend maaten water kunnen doortrekken , en nochtans niets in gewigt en eigenfehap verliezen enz. dit gefchied namentlyk zonder dat de kwik eenigzints daar door lyd zo door vermindering , verandering, verzwakking, als in hoedanigheid., daar naar leid hy dit nog breeder uit. Wy moeten bekennen, dat'er zodanige middelen-zyn, welke zonder gevoelig verlies van zwaarte de vogten, waar in zy gegoten worden, met een geneeskracht doortrekken, welke het gantfche lichaam wonderlyk verontrust het fpiesglas het. koningtke van het fpiesglas, in wyn ingegoten, veranderen niet, en verliezen niet dat aanmerkenswaardig van haar gewigt; nochte de wyn verandert van fmaak, reuk, couleur; en nochtans verontrusten twee oneen van dusdanige gefpiesglaste wyn het lichaam ten eenemaal, en ontlasten het zelve van boven en onder, offchoon zy ook een allergezondst mensch worden toegedient. Waar uit het blykt, dat de vogten , wanneer zy met metaalen ingegoten worden of gekookt wonderlyke krachten kunnen verkrygen. men zal door een vlytige en herhaalde waarneming alleen kunnen bepalen, wat men van dit middel te verhopen hebbe. Torti \jn) heeft met geweld, een worm in kwik gedompelt, die nu en dan uit dezelve kroop met eerf korreltje kwik beladen: hier by heeft hy naderhand enkel'water gevoegd, door de fchudding van de reeds voor af aanweezende,.zynde kwik, zo veel mooglyk verft'er kt, waar duor de worm voor de onmiddelyke aanraking, en kwelling van de lucht beveiligt zvierd. maar aangezien de worm negen uuren en nog langer bleef leven, heeft Torti over de langduurifheid verdrietig geworden, dezelve in brandewijn geworpen, en gedood. Voor O) Therapeut. Special, fcb. Lib. V*. Cap. VI. pag. 519.511. Yyyyyyyy s  146*0 . DE ZIEKTENS 5.1371. Voor 't overige zal in 't volgende Hoofddeel blyken dat de kwikbereidzels ten uiterfte nuttig zijn om de wormen uit het lichaam te dryven. Zliüre. Dat de fterke en knagende ztuiren de wormen benadeelen , is zeker, maar de darmen en de maag kunnen deeze niet verdragen, ten zy eerst met veel water vermengd; maar als dan zullen zy de wormen minder benadeelen. men heeft waargenomen, dat de azijn de menfchelyke wormen vlug en allerlevendigst maakt, daar zy de aardwormen fchielijk dood (»). maar die levendigheid en vlugheid word uit de fterke beweeging van de wormen gekend ten tyde als zy met azijn befproeit worden, en daar uit zoude bewijsbaarlijk befloten kunnen worden, datde menfchelyke wormen niet met de azijn verkwikt worden, maar door dezelve lastig worden gevallen, het geen ezy door haar woelen te kennen geven. Torti heeft van gelyken van de aardwormen waargenomen (0) dat zy terftond fturven, wanneer zy in de azijn wierden gedompelt (p). maar een langwerpige worm van een kalf heeft zes uuren lang in de azijn geleeft. de azijn fchijnt dierhalve voor de wormen lastig te zijn, en mooglijk uit te werken , dat zy door haar woelen van de darmen los geraken, en dus gemakkelyker kunnen uitgedreven worden, by Amatus [f} word een poeder tegen de wormen befchreven, waar aan hy een groote kracht heeft toegefchreven : van coraal en. zever zaad elks tzvee deelen; es/en kruid, herts tonge, zeven blad, van elks een deel: deeze tot een poeder geftampt, wierden met een allerfcherpfte azijn befproeit; en wierden dan in de fchadnwe gedroogt, de gifte was van een. tot drie drachmen, na de onder- fcheb- Cn) Van Doeveren de verm. inteft. pag. 68. 00 Therapeut, fpecial. Feb. Lib. V. Cap. VI. pag. 512> 00 Ibid. pag. 5ro. (g) Curat. Medicin. Cent. 3. Curat. 97. pag. 354.  $.1371. DER KINDEREN. 1461 fcheide krachten, en zwaarte der ziekte, het is uit de fcheikunde genoeg bekend, dat naar bet uitdrogen het allerfcherpite gedeelte van de azijn overblijft. Boerhaave nam Aloë, Saffraan en Myrrhe [r]; hierop goot hy in een langgehalsde fcheivles twintigmaal zo veel allerfcherpite gedrupte wijnazijn ; kookte het twaalf uuren lang; door de doorzyging fcheide hy de dróesfem van de azijn met de krachten deezer dingen vervult;by hetoverfchot goot hy de helft van de vorige hoeveelheid, kookte het als vooren; die twee afverffels vermengd verdikte hy, door dezelve met een zagt vuur neder te druppen, tot dat 'er een derde gedeelte over bleef; en dus bleef 'er genoeg te famen gepunt zuur van de azijn overig, met de krachten van deeze middelen doortrokken, hy prijst dit middel zo menigmaal 'er in de eerfte weegen een verrotting, bedurve gal, verdikte flym, wormen , en een oneindig getal ziektens uit deeze vier oorzaken ontftaan, heerftchen. dit middel word gebruikt van een tot drie drachmen, met honingwater, meede, of zagte, zoete wijn, 'smorgens nugteren, ten müjfte twaalf uuren naar de laatfte maal geëeten te hebben, ik weet dat dit menigmaal byuitflek nuttig is geweest. Vitriolifche uit ftaal. In dit zelfde Hoofddeel isgezegtgeweest, dat het vijlzel van yzer nuttig is geweest tegen de wormen , voor zo verre het zelve door de rouwheid der deelen de wormen lastig viel. edoch het is bekend, dat het yzer vry ligt in onze fappen word ontbonden, en dat het fchaafzel van yzer ten hoogfte voordeelig is voor het zwakke kwynende geflagt; ja meer als andere middelen door een zwaare arbeid uit yzer bereid [/]. indien het vijlzel van yzer in olie van vitriool, met water verdunt, ontbonden word, word daar uit het in de winkels zo genoemde vitriolum martis bereid; waar van een drachma in een pond zuiver water afgefpoelt, en nugteren gedronken, meteen klei- (r) Chem. torn. 5. ProcelT. 8f. pag. 277. (/) Ibid. pag. 278. CO Ibid* Pag- 44Q» Yyyyyyyy 3,  DE ZIEKTENS. §.13/1. kleine wandeling, opent, ontfpant, zuivert, de pis af dry ft, d men: deeze zvormen levende, in wyn gelegd, fur ven ter fond; in olie, gefuikert zvater, brandewyn, azyn, limoenfap, leefden zy geduurende verfcheide uuren, en zelfs geduurende verfcheide dagen. 00 Vide locum modo citatum. 00 Ibidc.m pag. 512. 1 e) Oper* Omn. pag. 6"oq. ViJiüDE Deel. Zzzzzzzz  i4ó6T DE ZIEKTENS §.137n gen. byna alle de zieken die zvyn dronken, zvierden geneezen. ik weet dat in een wormkoorts in 't leger de wyn, en voornamentlyk de wei van melk met wyn vermengd, nuttig is geweest,, wanneer zy in groote hoeveelheid wierd gedronken, indien foortgelyke wormen in de maag zitten, worden zy terftond van de wyn aangedaan. Voor 't overige vind men in de waarnemingen van Forti, die de langwerpige wormen der kalveren onderzogt heeft, dat zy zeer fchielyk in de brandewyn wierden gedood, langzamer inde azyn, het langzaamst in de wyn : hierom fchynt het geen wonder, dat de langwerpige wormen der menfehen fchielyk in de wyn zyn gefturven, en geheele uuren, ja dagen, in de brandewyn en azyn hebben kunnen leven, maar is hier geen misflag in deeze waarneming ingeilopen? of is de onderfcheide natuur tusfchen de langwerpige wormen der kalveren, en der menfehen, hier van de oorzaak ? Maar aangezien de kleine kindertjens nochte veel wyn , nochte brandewyn zonder gevaar kunnen lyden, blykt het ligtelyk, dat men van foortgelyke middelen alleenlyk by volwasfene iet kan verhopen. Het heeft uit de waarnemingen van Coulet (f) gebleken, dat de wormen der menfehen een groote hitte kunnen verdragen;. maar door het ys fchielyk gedood worden, 'als ook door yskoud water, maar dat nog niet bevroren is. veele behaagt het ys; en de maag van de geene die aan het zelve gewoon zyn, fchynt het te kunnen verdragen: het is nochtans altyd gevaarlyk, de maag op eenmaal met zeer koud water optevulien , het geene de wormen in de maag zittende wel zoude kunnen benadeelen ,maar het water zal zekerlyk die trap van koude verliezen, eer het tot de darmen zal gekomen zyn, en dus.kan het de wormen in de darmen niet benadeelen. fommige hebben aangeraden, yskoud water als een klyfteer intefpuiten; maar ook zal dit niet tot aan de (ƒ) de Afcarid, & Lumbr. lato pag, 3>  5.i 37x. DER KINDEREN. 1467 de dunne darmen kunnen komen; want de klep van de kronkeldarm verhindert zulks, mooglyk zoude men de maaijen, omtrent het einde van de endeldarm zittende, en fomtyds een 011verdraaglyke jeukte verwekkende, door ys tegen de- aarstehoudeu, kunnen doden : maar die allervlugge wormen, zullen ligtelyk een veiliger plaats vinden, zo dra zy de voor haar dodelyke koude gevoelen. Voor 't overige vind men in de lyst der geneesmiddelen by dit getal verfcheide voorfchriften, welke men gewoon is voornamentlyk by de kindertjens te gebruiken; en naar welkemenverfcheide andere foortgelyke kan inrigten. mooglyk zal men by toeval, of de vlyt der Geneesheeren andere wormdodende middelen ontdekken, die nog krachtdadiger zyn, welke de wormen zonder de maag of de darmen te befchadigen, kunnen doden, want de tot nog toe bekende middelen hebben nog zodanige krachtdadigheid niet getooht, waar wy ons in 't doden der wormen onfeilbaar kunnen verlaten, de zeer vermaarde Homberg fg) had een voor 't overige gezonde jongeling gezien, die geduurende vier of vyf jaaren daaglyksch een groote menigte wormen afding, welke vyf of zes duimen lang waren; eens of tweemaal heeft hy een gedeelte van een lintworm, anderhalf elle lang afgegaan; waar uit het waarfchynlyk is, dat de overige wormen, 'welke hy uitgeworpen heeft, zogenoemde kauwoerde Zaad gelyke wormen zyn geweest, hy heeft zich van lato'uvv, en tuinvruchten ten eenemaal onthouden ; en hy had alle de ter dier tyd bekende wormdodende middelen gebruikt, maar zonder vrugt. Ik seloof dat alle Geneesheeren , die de geneeskunde beoeffenen zich menigmaal bedroeft hebben, dat zy niet gelukkig geflaaat zyn in het doden van de wormen, meer dan eens is het uitjaT-en, zo van levendige als dode wormen op het gebruik van buikzuiverende middelen gevolgt, het zy alleen, of met zodanige vermengd, welke dodelyk voor de wormen gelooft worden te zyn; over welke geneeswyze wy nu zullen fpreeken. §• 1372. '(g) Academ. des Scienc. FAn 1707. Hut. pag. 12» Zzz ZZZ Z Z £>  i468 DE ZIEKTENS § 1372.. Edoch, 00 De Morb. Lib. 17. cap. 15. Charter. Tom. VII. pag. 61 CO Sur laGenerat. des vers pag. 33.  §.i37a. DER KINDEREN. 146^ Edoch het is aan alle, zelfs die maar een weinig in hetleezen van Hippocrates ervaren zyn, tyxguax-oi'en a?xeua.yJvnv, niet van alie, maar voornamentlyk van de buikzuiverende middelen gezegd word. tevens weet men dat de buikzuiverende middelen der oude Geneesheeren zeer flt::< zyn gewtest : want zy ge-bruikten dikwerf het heilig keistkruid , de bergpeper , wilde comcommers. dus bekend Hippocrates {k) van Scamam;rus, die ci.e'agtlte dag naar de eerfte aanval der ftuipen, aan de ftuipen is geiturven, dat hy de ziekte noch langer zoude hebben kunnen üoorftaan, zohy geen fterk middel, de zuivere gal uitdryvende, gebiuikt had. andere diergelyke gevallen, vind men (/); voornamentlyk van een gezonde, en fterke vrouw, die een buikzuiverend middel ter oorzaake van haare zwangerheid had gebruikt, en daar door van buik en darmpynen aangetast wierd opzwol , bloed fpoog , maar niet veel. edoch zy heeft zich zo kwalyk bevonden, dat men haar reeds vyfmaal voor dood hield, men heeft dertig emmeren koud water over het lichaam moeten Horten ; het geene alleen maar hulp fcheen aan te brengen, dewyl zy naderhand veel gaf afgegaan had. zy is nochtans in 't leven gebleven. Iemand zal ligtelyk geloven, dat aan zo groote verontrustingen in het lichaam verwekt, zelfs de lintworm niet kan wederftaan. daarom gebruikte de oude Geneesheeren groote voorzorg, eer dat zy een buikzuiverend middel toedienden : wanneer iemand een lichaam zuil zuiveren, moet hy bet zelve doorgankelyk maaken {m); waar over men nazie het geene §. 605. N°. 13. is gezegd geweest, daarom , wanneer Plippocrates het uitdryven van de breede worm aanraad te beproeven, waarfchouwt hy , dat CO Epid. Lib.V. Text.X. Charter. Tom.IX. pag. 336V (O Ibid. textu XXV. & feq. pag. 342. 343' - Hipp. Aphorism. 9. Sect. a. Charter. Tom. IX. pag. 49. Zzzzzzzz 3  5470 DE ZIEKTENS 51372, dat het lichaam eerst wel voorbereid worde , eer dat men een fterk middel gebruikt: de baaden , zagte fpyzen,. de rust, enz. gebruikte men by die geene , die het heilig kerstkruid zouden inneemen. Een jongeling een kwaadaartige zaadloop hebbende , had de opening van de fchaft met een menigte venuswratten bezet; dewyl hy my om hulp verzogt, heb ik hem een fterk zuiverend middel gegeven, uit mineraals turbith, fcammonie , de harst van nagtjchoon, te zamengeftelt. dit middel heeft by één een fterke zuivering veroorzaakt; de zaadloop is beter geworden, de gerimpelde flappe wratten , zyn naar weinige dagen van zelfs afgevallen; maar tevens heeft hy my een breede worm met de draad getoont, die door de kracht van het middel uitgedreven was geweest, hy wist, dat hy met een lintworm gekweld was; maar alleenlyk over de venusziekte bezorgd , had hy my zulks niet te kennen gegeven, hy heeft bekend dat hy verfcheide wormdodende middelen gebruikt had, maar te vergeefsch. ik heb naderhand diergelyk middel eenige maaien met goed gevolg te werk geftelt. aangezien door dit middel het lichaam zeer verontrust word, heb ik het zelve tweemaal in een maand gegeven; zelde heb ik het zelve driemaal toegedient, of de worm is geheel voor den dag gekomen. Wanneer men van het waterafdryvend zilver van Boyle , of Angelus Sala, zo het behoorlyk bereid is (n), twee greinen met zes greinen broodzuiker, in een glaafe mortier zeer fyn wryft, en dan dezelve met tien greinen kruim van brood tot pillen maakt, en deeze van een volwasfe mensch nugteren gebruikt worden , en hy daar op vier of zes oneen warm honigwater drinkt, volgd op dezelve de buikzuivering: het dood de langwerpige, de lint en aarswormen, het overtollig gebruik moet tnen vermyden ; als ook eene al te fterke gifte: het knaagt altyd, en verz wakt , voorna- ' ment00 H- Boerh. Chem. Tom. II. pag. 467, 468.  §^372, DER KINDEREN. j^i ment lyk dè maag, welk gebrek door de conferf van genever beziën geneezen zvord. De zeer vermaarde Boulduc (0), het kruid , de zo genoemde gods genade, het welk onder de waterdryvende middelen gerekentword, en krachtig vanboven en onder ontlast, wanneer het in zelfftandigheid of in een ingietzel gebruikt word , onderzoekende, heeft bevonden, datdit plantje een uitfteekende wormdoodende kracht bezit; vooral zo het in verfchë melk word ingegoten; want als dan werkt het min hevig, in America bereid men een afkookzel van l\q Jpigelia limnei ; welke zo vergiftig is, dat de Franfchen aan deeze plant de naam van het eertyds in Frankryk allervermaardst vergiftig brainvillers hebben gegeven, het ontlast fterk van boven en van onder , en jaagt zekerlyk de wormen uit. maar aangezien de wormziektens aldaar zeer dikwervig zyn , bereiden zy uit dit afkookzel een fyroop, om alle jaargetyde een krachtdadig middel by de hand te hebben, dus heb ik van een geloofwaardige getuigen gehoord, edoch Patrick Browne (*) pryst wel de wormdodende kracht van deeze plant, maar hy getuigt, dat dit middel zo wel als de opium de flaap verwekt, hy waarfchouwt tevens, dat men naar hergebruik van dit middel een zagt buikzuiverend middel moet geven, uit het ingietzel van fennebladeren, rhabarber, manna, enz. ° Edoch het blykt genoegzaam, dat alle deeze fterke middelen alleenlyk maar met groote voorzorg kunnen gebruikt worden,en dat zy naauwlyks immer voor de tedere kinderen dienen, maar men heeft ook zagtaartigerbuikzuiveringeu, die nochtans kracht? dadif genoeg zyn. nagtfeboon-, een allerbekendst buikzuiverend en by het gemeen dikwerf gebruikt wordend middel, is dusdanig middel, waar van Wepfer het volgende getuigt; ik heb eerst by geCo) Academ. des Scienc. Pan 1705. Mem. pag.. 246'. C*) Civil and Natural Hiftory of Jamaica in three parts , in fol. London 1756, pag. 156. Car- Linnsi Amoen. Academ.. Vol. V., Pa§>)icicut. aquat. Hiftor. &Noxae Cap, XV. pag, 224,  DE ZIEKTE N^S 5-1372- geval, naderhand uit zeer veele proefondervindingen geleerd, dat nagtfcboon boven veele andere de lintwormen uitdrvft. door een hond van zes maanden, hetmeefter poeder, of de harst van nagtfchoon, ter zwaarte van een fcrupel in te geven, en dezelve nar derhand open te fnyden , heeft men in de maag en de darmen wel tekenen van ontfteekmg gevonden (gO, maar dit fchynt minder te vreezen te zyn van de poeder van de wortel van nagtfcboon, well) Ibid. pag. 9. (e) In Capitulo. Arcana Paracelfi pag. 626 col. 1, 00 Acad- des fcienc-lan- I73ö» Hift* PaS* 5ö-  5.1374- DER KINDEREN. 1481 zelfs gezien, dat een oude vrouw, die reeds de zes-en-tagtig jaarenbereikt had twee baktanden heeft gekreegen; zy is in haar ao-t-en- tagtigfte jaar gefturven. het is verwonderenswaardig, dat de eerfte'beginfelen der tanden zo lang in de kinnebakken hebben kunnen verborgen blyven, die eerst in zo hooge ouderdom voor den dag zyn gekomen. Daarom heeft Mofchion {e) voorzigtig vastgeftelt, dat de tanden de zevende maand beginnen uit te botten, maar niet by alle eveneens, natuurlyker wyze fpruiten de tanden wel uit beide de kinnebakken; nochtans wyken zy fomtyds van haare weg. ik heb een baktand uit 't midden van't verhemelte zien voortkomen. Rtnsch bewaarde onder zyne zeldzaamheden (ƒ) het been van 't verhemelte van een mensch, uit welkers midden een baktand is voortgekomen, men vind (g) verfcheide afdwalingen der tanden. Gewoonlyk komen eerst de botertanden; maar meestentj'ds komt, eer dat de agt botertanden voor den dag zyn gekomen, hier en daar een baktand te voorfchyn. daar naar volgen, fomtyds vry ver van de andere af, de vier hondstanden, men leest (Jij, dat de inwoonders van het in Noord America gelege honden Eiland, platte botertanden hebben, gelyk aan de baktanden, het zoude der moeite waardig zyn, te weeten, of zodanige botertanden by hun ook 't eerfte voor den dag komen, dewyl zy even moeilyk uit de kinnebak voortkomen als de baktanden. Aangezien dierhalve de tanden in haare holteris verborgen zyn, beginnen niet alleen die tanden, die het eerfte voor den dag zullen komen, maar ook de andere die op het zevende jaar gewoonlyk te voorfchyn komen, in grootte en dikte toe te nemen; wan- (d) Spach. gynaec. pag. io. n\ 117. (f) Muf. Anatom. five Catalog. rar. pag. 177. (g~) Albin. Academie. Annot. Lib. I. cap. 13. pag. 52. (/j) Academ. des fcienc. Pan 1722. Mém. pag. 446. Vierde Deel. Bbbbbbbbb  I48* DE ZIEKTENS 5.1374. wanneer zy tragten voort te komen, worden door een diamant korst befchut, op dat zy haare werkingen kunnen verrigten. hoe zulks gefchied, geloof ik ons tot nog toe verborgen te zijn : want wie heeft een onwrikbare en klaarblykelyke reede gegeven, waarom de eerfte tand grooter begint te worden, op te klimmen , voor zich een weg te banen ? terwijl de tweede tand, onder dezelve gelege, ftil zit, naar zeven jaaren eindelijk het zelfdefpel zullende beginnen: wy zien dit duidelijk gebeuren, offchoon wy de reede van de daad niet begrypen. die fpruiten derta uien, zitten in de holligheden der kinnebakken ; maar de opening van de holligheden word met een redelijk dik, leederagtig vlies bedekt, dat door de uitbottende tand moet doorboort worden, ja zelfs gefcheurt; zo dat de in diergelyke dingen de naauwkeurige waarnemer Herisfant naar het uitbotten van de tand, de itukken van dit gefcheurde vlies heeft waargenomen (/). deeze gefcneurde ftukken uitgedroogt zijnde, vallen naderhand van zeive af. dierhalve moet 'er vry groot geweld door de tand geoeffend worden , zal zy dit vlies verbreeken. de uitmuntende de Lafone (£), die ons over de vorming der beenderen en tanden fraaije waarnemingen heeft agtergelaten, heeft gelooft, dat naar dat reeds het bovenfte gedeelte der tand verhard is, als dan hetbinnenfteilijmagtige gedeelte, voortgaande met groeijen, en het harde belet? zei in het bovenfte gedeelte der tand niet kunnende te boven komen , de onderfte deelen dringt, alwaar minder tegenftand is; en op deeze wyze heeft hy gemeent, dat de wortelen der tanden gevormt worden, welke nederwaards voortgeftuuwt, het beene middenfchoft tegen komende, dat tusfchen de eerfte en tweede tand legt, niet verder kunnen nederdalen ; maai-,de zelfde kracht die de tand langer maakt, voortduurende, moet het bovenfte gedeelte der tand nootzaaklijk opgeligt worden; waar door het vlies dat de holtens bedekt, allengskensdoorgefcheurt word, en de tand te voorlchijn zal komen, deeze uitlegging is zeker geestrijk, (J) Academ. des fcienc. in 4°« ftW I754» Mém. pag. .431. Ik) Ibid. 1'an 1753. M*ïP« P»g' 168.  $,i3M- DER KINDEREN* r483 rijk; maar eventwel fchijnt zy de reeds voorgeftelde moeilijkheid niet op te losfen; aangezien zich geene reede voor doet, waarom die groeijing zo krachtdadig op de eerfte tand werkt, daar zy zo veele jaaren krachteloos in de tweede tand blijft, die zo naby de eerfte gelegen is. Daar en boven heb ik verfcheide tanden, die, wanneer zy begonnen te wankelen, uitgetrokken waren, onderzogt, en in de meeste heb ik zelfs geen voetftap van een wortel gevonden, de allerervarendfte Heelmeefters verwonderden zich hier over, die eventwel te regt voor de allerervarendfte in het geneezen der ziektens aan de tanden gehouden wierden. zy ftelden zeker, dat de tanden, die omtrent het zevende jaar gewoonlijk uitvallen, wortelen hadden gehad: wanneer zy dezelve, nu wankelende, met zeer weinig moeite uittrokken, vonden zy geene wortelen, om zulks uit te leggen, hebben zy gezegt, dat de tweede tand, wanneer zy opklimt, de wortel van de eerfte afwrijft, en dus tot een allerfijnst poeder maakt, dat door deszeis fijnte geheel verdween, want niemand heeft dezelve immer gevonden, zoude de kracht van de allengskens opklimmende tweede tand , wanneer zy de eerfte uit haare plaats dringt, zo groot hebben kunnen zijn, dat zy de wortelen van de vorige tot poeder wreef? de in dit gedeelte der Heelkunde uitmuntende Bourdet (/) heeft vastgeftelt , dat de eeifte tanden , eer zy wankelen, byna wortelen gelijk in fterkte en hardigheid hebben, als de'tweede, maar wanneer hy het gevoelen van Banon , die vast ftelde, dat die wortelen d-oor het wryven van de opklimmende tweede tand vernielt worden , tegenfpreekt, beroept hy zich op het geene men in de lyken van jong gehore kinderen vind , wanneer de tweede, tanden reeds beginnen beenao-tig te worden , en de zogenoemde melktanden , nog aanweezende zijn, of nog vast zitten, offchoon zy min of meer hebben begonnen te wankelen, want wanneer de tweetand oprn Recherch. & obfervat. fur l'art du Dentifte §. 5. pag. 51. Bbbbbbbbb a  i484 DE ZIEKTENS §. r3;4. opklimt, vertoont zy zich in haar vlies ingewonden, tot dat zy naby het uitkomen is. dierhalve is 'er tusfchen de wortelen van de melktanden, en de opklimmende tweede tand, een vlies, nochtans zyn de wortelen van de melktanden reeds te niet, eer dat de tweede tanden dezelve kunnen aanraken, daar en boven neemt men een kleine afftand tusfchen de eerfte en tweede tand waar; waar uit hy befluif, dat de wortel van de melktand door een andere oorzaak verteert word, maar niet door de wryving van de ongelege tand. daarom heeft hy liever gelooft , dat de naby gelegene deelen een zeker fcherp vocht 'afzonderen, dat die wortel verteert. Ik beken, dat ik het gevoelen, dat vastftelt, de melktanden geene wortelen te hebben , veel bewysbaarder voorkomt. de zeer vermaarde Albinus (tn) hier over handelende, zegd : wanneer de tanden de natuur van de tand beginnen te verkrygen i vormt zich eerst een foort van fchaale, vertonende een open blaas jen, en dit behoort tot het lichaam der tand, eer dat de voortel een begin neemt, ik heb zodanige lichamen der tanden zonder eenige voetftap van wortelen in de kinnebakken der misgeboorten en eerstgeboren kinderen meer dan eens gezien, men vind dezelve (n) zeer zindelyk in plaat uitgedrukt, alwaar men tevens zien kan, op wat wyze de wortelen agtervolgens uit het lichaam van de tand worden voortgeftuuwt. dierhalve is de tand zonder wortelen geweest; en wanneer de melktand uitvalt, heeft zy geen wortel, is het gelooflyk dat 'er wortelen aan de melktand zyn gegroeit geweest, en wederom vernietigt, eer dat zy uitviel, daar men nimmer eenige "bswysbaare oorzaak van de vernietiging der wortelen heeft gevonden? dat zulks niet door de wryving van de opklimmende tand kan gefchieden, heeft uit het vorige gezegde gebleken, hoe ver is het gezogt, hier een knagend vogt tot hulp te (tri) Annot. Academ. lib. 2, cap. 2, pag. 16. 00 Ibid. tab. 2.  §.i374- DER KINDEREN. 1485 te roepen! nochtans fchynen ons de waarnemingen te leeren, dat, zo de melktanden niet op de behoorlyke tyd uitvallen , -of nu wankelende, niet worden uitgetrokken, zy bekwaam •zyn om uit haar lichaam wortelen voort te ftuuwen, waar aan zy naderhand , vastzittende , dikwerf geduurend het geheele leven in de kinnebakken blyven zitten. Ik heb zo menigmaal de melktanden , het zy dezelve van zelf uitvielen, of door een Heelmeefter uitgetrokken waren, aandachtig befchouwt, en heb de onderfte rand, niet gelyk , maar hier en daar met ongelykheden , fomtyds met fcherpe uitfteekzels bezet gevonden, welke ik by die geenen, by welke de melktanden te lang waren blyven zitten, reeds veel langer heb gevonden , en met haare-holte op de ronde oppervlakte van de ondergelegene tand fluitende , zo dat zy zich duidelyk na het bygelegene beletzel voegden, op dat zy dieper zouden kunnen nederdalen, de van te voren gepreezene Bourdet (0), heefc ten eenemaal het zelfde gezien, offchoon hy van een ander gevoelen geweest is. een hondstand had reeds zeven weeken geleeden , het bovenfte gedeelte van het tandvleesch in de bovenfte kinnebak van een maagd van zes-tien jaaren doorboort : de eerfte hondstand die boven deeze zat, had haare plaats behouden; maar wankelde nochtans zeer; welke hy, naar dezelve uitgetrokken te hebben,zag,eenig gedeelte van een wortel te hebben , dat zy door eenige punten of rouwigheden ongelyk was ; hierom geraakte eene der aanweezende vrouwen in 'r geloof; dat de tand gebroken zynde, "de wortel in haare kas was gebleven: hy bekend, moeite gebad te hebben haar van het tegendeel te overtuijen. ik heb daar en boven meer dan eens gezien , dat de melktand door de twee naby gelegene te zeer geprangt, niet op dien tyd begon te wankelen, wanneer zy uit moest vallen, en daarom op haare plaats was gebleven , terwyl intusfehen de tweede tand uitbottende, de kinnebak voor of agter de eerfte doorboorde; waar uit fomtyds eene mismaaktheid ontftaan is; om wel- ' C«) Recherch» & obferv» fur Tart du Dentifte pag, 52, 53. Bbbbbbbbb 3  i486 DE ZIEKTENS §.1374- welke weg te nemen, men bevond dat de melktand, nu zeer vast zittende, wanneer zy uitgetrokken wierd, van wortelen voorzien was. waar uit te regt word befloten , dat de melktand wortelen na beneden kan fchieten. want zo volgens veeli» gevoelen de wortelen van de melktand verteert waren , wanneer zy moest uitvallen , zouden 'er nieuwe wederom gekomen zijn; en als dan zoude men ook vast moeten ftellen, dat een en dezelve tand tweemaal wortelen had gehad* waar uit men ziet, dat de melktanden natuurlyker wyze geene wortelen hebben, dewijl zy van zelfs uitvallen; nochtans bekwaam zijn om wortelen te fchieten, zo zy te lang op haare plaats worden gelaten; en dat men dikwils in de melktanden, wanneer zyvan zelfs uitvallen, of reeds agn 't waggelen zijnde, uitgetrokken worden, de eerfte voetltappen van de uitfchietende wortelen ontdekt; welke van andere voorde overblijffels van de afgewreve wortelen, die van te voren aanweezende waren, worden gehouden. Maar hoewel het uitbotten der tanden natuurlijk is, en veele kinderen zonder moeite gefchied, nochtans krygen fommige te gelijk met de tanden zwaare toevallen, welke fomtijds aan andere ziektens worden toegefchrevèn, offchoon zy van het tanden krygen alleen afhangen, waarom Sydenham zorgvuldig waarfchouwt (ƒ>), dat men wanneer de koortfen algemeen heerfchen, en de kinderen ziek zijn, met alle vlijt moet onderzoeken, of die koorts tot de algemeenheerfchende gefteldheid behoort, dan of zy van het tanden krygen afhangt, want het is zeer bekend onder het gemeen, dat de kindertjens dikwils door de pynen uit het tanden krygen ontftaan, koortjen krygen, zvelke niet gemakkelyk van andere /horten van koortjen onderkent worden, het is dus der moeite waardig die tekenen in aanmerking te nemen, welke ons 1 eren dat de kinderen op het tanden krygen ftaan, of dat zulks reeds een aanvang heeft gemaakt. Het heeft uit het vooraf gezegde gebleeken, dat de tijd van het tanden krygen vry onzeker is, en dus dat 'er niets vangroot ge- CiO Schedul, Monit. de nov. febr. ingrelT. pag. 674.  f.1374' DER KINDEREN. nfi7 gewigt onder de tekenen van het tanden krygen is, dan dat het zelve de aandagt van den Geneesheer opwekke om omtrent de zevende maand meer oplettentheid te gebruiken. Wanneer Hippocrates over de ziektens van de verfchillendc jaaren handelt, zegd hy \_q]\ maar by die geen die tanden krygen jeukt het tandvleesch , ontftaan koortfen, ftuipen, buikloopen ; en voornamentlyk , zvanneer zy de hondstanden krygen , als ook kinderen die zeer dik zyn, en een harde afgang hebben. Het eerfte teelten dat ik van het tanden krygen heb kunnen waarnemen, was, zo de boog van de bovenfte kinnebak, die uit tot elkander hellende plaatjens der tandkasfen gevormt word, wyder begint te worden , deeze plaatjens allengskens van elkander afwykende, om voor de tand, die op 't uitkomen ftaat, plaats te maaken. dit fchynt door ie allengskens opklimmende tand veroorzaakt te worden : itr deezer tyd fchynen zy als een inwendige jeukte in de kinnebak zelve te gevoelen , dewyl zy geduurig het aangezigt, voornamentlyk de neus en de kin, wryven : want het tandvleesch, de kasfen der tanden nog niet bedekkende , vertonen zich nog gefpannen of rood. tevens zyn de kinderen des nagts onrustiger, en gemelyker dan na gewoonte: maar dit is geen kwaad teken: want Hippocrates heeft gewaarfchouwt [f] : de kindertjens die in het tanden krygen wel geftelt blyven, en een diepe flaap genieten, zyn in gevaar van de ftuipen te krygen. Harris [i] heeft tweederlei tyd voor het tanden krygen geHelt; de eene namentlyk, op welke de tand uk het kakebeen cc-rst tracht voorttekomen ; en dan zyn deeze toevallen aanweezende. hy waarfchouwt zeer wel, dat in dit tydperk van het tanden krygen, bet tandvleesch in het uitzvendige en hovende gedeelte , zonder eenige dikte van hetzelve, met '.en zekere 'witte kring omfchreven ^is. fomtyds vertoonen zich twee of meer zodanige plaatfen , als of'de uitbottende tand door het tand? (v) Aphor. 25. Se,ft. 3. Charter. Tom. IX. pag. 120. (O Lib. de Dentit. text. 9- Charter. Tom. VII. pag, 87 u Q) De Morbis Acut. tniant, pag. 30»  i488 'DE ZIEKTENS 5.1374. tandvleesch heen fcheen, dit tydperk van het tanden krygen, duurt dikwils verfcheide weeken, eer het andere begint, op welk de tand, nu.groter en omflagtiger geworden, het tandvleesch altyd doet opzzoellen, een aanmerklyke ontfieeking in hetzelve verwerkt , en hetzelve met alle kracht door tracht te breeken. dit is waar , wanneer de . kinderen moeilyk tanden krygen; nochtans gefchied zulks dikwils met minder moeite ; en als dan zyn alle deeze toevallen van zo weinig aanbelang, dat de tand, zonder dat de geene die op de kinderen pasfen, het gewaar worden, voor den dag komt, tevens is 'er gewoonlyk een zwaare kwyling by ; fomtyds ook een hoest; de neus druipt, de wangen zyn rood , de vochten door de prikkeling der uitkomende tand, in groter hoeveelheid na het ^>ofd gevoert zynde; gelyk verfcheide toevallen leeren, die mej by de Schryvers verzamelt vind. Dus fchryft Mofchion (tf: het jeuken van het tandvleesch ; het heet zyn van de zvangen ; pyn der zenuwen in de nek; dikwerf komt 'er een bloederig vocbt uit de mond, of de ooren. dus leest men ook by Aëtius (u) het volgende over het tanden krygen: omtrent de zevende maand beginnen de kinderen tanden voort te. ftuuwen, zv orden- geftoken, geprikkelt, als of men het tandvleesch met een inftrument van de tand affcheide. 'er volgen ontfteekingen van het tandvleesch en van de kinnebakken, en van de zenuzven, op • welke meestmtyds Van koortfen gevolgd worden, hier op volgd. een jeuken in het gehoor gat, en de ooren worden vochtig: fommige-. voorden van een ontfieeking der oogen aangetast, en het bloed vloeit uit de hoeken der^ogen. nog tneer zyn 'er, die aan de afgang -geraken', doordien de borst ontftoken is, en vuiligheden los-, geraakt ■ Maar aangezien alle deeze kwalen door de fpanning, het fteeken , het verfcheuren van het zenuwagtig en bloederig tandvleesch , ontftaan , blykt het ligtelyk, dat alle deeze kwalen meer te vreezen zyn, wanneer de hondstanden, die ftomp aan de CO Mofeh. apud Spach. gynaec. pag. 10. n°. 118. 00 Lib. 4.!cap. 9. pag. 66.  $> 1374- DER KINDEREN. i489 de punt, en vry dik zyn, uitbreeken. de fnytanden vertoonen een fcherpe beitel; daarom klieven zy gemakkelyker het opleggende vlies, maar de baktanden, offchoon zy'een breeder oppervlakte hebben als de hondstanden , verwekken minder pijn ; aangezien die punten niet te gelijk , maar agtervolgens doorbreeken. men begrijpt lichtelijk, dat door een te hevige pijn alleen, men voor de ftuipen te vreezen heeft, by kinderen die zeer aandoenlijk zijn van zenuwgeftel. waarom ook fS io7<. 4.) het tanden krygen onder de oorzaken van de vallende ziekte word gerekent; alwaar tevens uit Hippocrates aangetekend word, dat niet alle kinderen door het tanden krygen aan de ftuipen fterven, maar dat 'er veele het gevaar ontkomen- gelijk de daaghjkfche waarnemingen, in de^beoeffening der geneeskunde ons leeren. maar zo het tandvleesch zeer opzwelt; en tevens zeer rood is, is zulks een teken van een hevige ontfteekin»• die lomtijds vry fcluelijk in het heet vuur een einde neemt : vooral zo de fappen tevens een fcherpe hoedanigheid bezitten, waar over men nazie het geene, dat in het hoofddeel van het heetvuur is gezegd geweest, edoch het tandvleesch aldus aangetast verrot fchielyk, en de kwaal zet zich tot de nabuurige plaatfen over, ten zy men de heetvuurige plaats dikwerf met de geest van zeezout metroofe honig vermengd, aanrake, en dus de voortkruipende verrotting tegen worde gehouden, ik heb meer dan eens èen fluk van het kakebeen by de kinderen der armen zien afvallen , die ten eenemaal verzuimt waren geweest , zelfs met de kasfen en de daar in bevatte tanden: waar door'op deeze vernielde plaats van de kinnebak, geduurende het overige leven geene tanden meer te voorfchijn zijn gekomen. Groene afgang baart agterdenken, wanneer zy met het tanden krygen tevens plaats heeft, van te voren is gezegd geweest, dat de drek groen word , wanneer de kinderen' het. zuur in de eerfte wecgen hebben ; waarom ook dit de oorzaak zou kunnen zyn, waarom de afgang groen is, offchoon zulks.van het tanden krygen niet afhing, maar zo de drek , welke natuurlyker Vierde Deel. Ccccccccc wy-  i45)ö DE ZIEKTENS £•'374- wyze by de kinderen geel is, wanneer zy tanden krygen , fchielyk groen word , als dan zijn ervaren Geneesheeren gewoonlijk bevreesd voor de ftuipen ; waarom dat zy uit die verandering van couleur befltiiten, dat de algemeene gevoel plaa:s, en het geheele zenuwgcftel ontftcld word. wanneer ecu gezond mensen in de rondte gedraait word , word hy van een. duizeligheid aangetast; en, ten zy dit draaijen ophoude, valt by, en geeft gioene gal over. waarom het J, 275. ook voor een kwaad teken word gehouden, zo naar het hoofd gefloten te hebben iemand gal braakt. Voor 't overige is een omfpanne afgang eerder voordeelig VOQr de kindertjens, die tanden krygen. die in het tanden krygen dikwils afgaan, worden minder van de fuif en aangetast,, dan die maar zelde afgaan \w). Over de kwyling, op het tanden krygen volgende, is reeds gezegd geweest. Koorts, de dood. De moeilyke pijn, de ontfieeking van het tandvleesch, flaaploosheid , zijn genoegzaam om de koorts te verwekken, welke zekerlyk, zo zy hevig is, het tedere lic* fcaamtje in korten tijd zal kunnen vernielen, intusfehen fchijnt Hippocrates niet altijd voor een dodelyke uitkomst bevreest te zijn geweest, wanneer de koorts met het uitbotten der tanden verzeld ging (x); want hy zegd i die onder het tanden kryg&n van een fcherpe koorts worden aangetast, worden zelde door de ftuipen aangetast, voor 't overige heeft hy vast geftelt, dat de winter voor het tanden krygen gunftiger was (y), zo dat zy ge* makkelyker, alles gelijk gefteld zijnde, in dat jaargetyde uitbotten, tevens heeft hy waargenomen, dat die geene, die de hoest krygen wanneer de tanden uitkomen, dezelve langzamer kry> (yP) Hippoc. Lib. de Dentit. Charter. Tom. VII. pag» 87/r*. (x) Ibidem* {_y) Ibidem*  5.1374.14^-14;^ DER KINDEREN. Hot krygen, maar in het fteeken der tanden meer vermageren, want alle kinderen die tanden krygen , verliezen van hunne vleezigheid, en hun vleesch word flapper, vooral wanneer de hondstanden beginnen voor den dag te komen. (j. 1375*. "V¥Telke alle ligtelyk beweezen worden, W uit een en dezelfde oorzaak te ontftaan. Want het vlies, dat de tandkasfen fluit en dekt, word aldus langzamerhand uitgerekt; zo 'er nu een ontfieeking plaatsheeft, en die ontftoke plaats door de harde tand moet doorgebroken worden, ziet men lichtelijk de reede, waarom alle de reeds opgenoemde kwaaien moeten volgen. 13 7<5. "VVTaarom de kwelling der zenuwen wegW genomen zynde, (13 die van zelf /ophouden. De pijn, gelijk by een andere gelegentheid §. 220. en volgende , is gezegd geweest , veronderftelt de zenuwachtige veezei zodanig aangedaan , dat zy dreigt los te geraken : daarom is de pijn fcherper, wanneer de zenuwachtige veezcl nu op *t breeken ftaat. waar uit het blijkt , waarom alle de moeilijkhedens vermeerderen , wanneer de tand op 't uitbreeken is, en op nieuw ophouden , zo dra de tand het eerst gefpannen vlies gebroken heeft, want alsdan houd de prikkeling der zenuwen op. hier uit blijkt tevens wat men te gevoelen hebbe, van alle die dingen die men gewoon is aan de hals der kinderen te hangen, op hoop ■dat dc tanden fchielyker en met meer gemak doorbreekcn. het tanden krygen, is een werk der enkele natuur; niemand die eenigzints ervaren is, zal ligtelijk geloven, zulks door de kunst verhaast te kunnen worden, maar de ongemakken die het uitbotten der tanden verzeilen , kan de kunst verzagten; gelyk in *'t Ccccccccc 2 vol-  1492 BE ZIEKTENS &&6.*&f-> volgende hoofddeel zal gezegt worden, men laat nochtans de vrouwtjens ligtelyk toe, dat zy roode coraaien,, de mortel van de vunrblom, wol/s, wilde varkens, vosfe tanden, en diergelyke de kinderen aan de hals hangen; dewyl men van deeze geen nadeel heeft te vreezen. want alsdan zyn zy gewoonlyk gehoorzaamer aan de vermaningen der Geneesheeren. 1377- fJet geene gefchied, i. door het tandJ- J vleesch weeker te maken, te verkoelen, teverzagten, met zagte lymachtige, tegenvuurige middelen ; 2. door dikwils het zelve tegen harde, gladde lichamen te wryven; door het zelve met een lancet te doorfnyden. i°. Hoe groote krachtdadigheid alle die middelen hebben, die de uitgerekte pynlyke veezei ontfpannen, is §. 228. 1. gezegd geweest, maar aangezien dit vlies, dat de op 't uitbreeken ftaande tand bedwingt, gefpannen en pynlyk is, blykt het ligtelyk, waarom hier zeer verzagtende middelen plaats hebben, maar'dewyl het tandvleesch op deeze tyd meestentyds tevens, ten minfte ligtelyk ontftoken is , daarom word het met verkoelende en. tegenvuurige middelen gekoestert; welke ten hoogfte nuttig zyn, zo zy tevens een weinig lymachtig zyn; en niet terftond door de overvloedige fpog, die onder het tanden krygen voortvloeit, wederom worden weggefpoelt. het versch uitgeparfte fap van de groote donderbaard, met de fyroop van violen, daar by voegende het merg van de arabifche gom, gom dragant, kwee zaad, &c verftrekt een dusdanig allerbekwaamst middel, zo het tandvleesch. met hetzelve nu en dan word beftreeken. de verfche room der melk, met de doijer van een ey, en de fyroop van violen, niet een. weinig drupwater van roozen vermengd , is ten hoogfte voordeelig. de vlier bloemen , met een ftukje lood in eenöpopje geknoopt en op de bodem van een glas gelegt word, en men "als dan  S-1377- DER KINDEREN. dan daar verfche melk opgiet, en deeze te famen in een laamvte te trekken worden gezet, vergadert zich in 't kort boven in het glas een room-, die de welriekentheid der vherbloemen heeft,en met de beste uitwerking dikwils over het tandvleesch word geftreeken. edoch het lood word 'er bygedaan, op dat het popje op de grond van het glas worde gehouden, en dus de room met meer gemak boven in het glas kan vergadert worden; daarenboven liet het lood een groote kracht in het uitwendig gebruik;om de beginnende ontfteekingen te ftrflen* ik weet wef, dat de Geneesheeren niet zonder reede het lood verdagt houden, vooral om het inwendig te gebruiken: maar 'er word zeer weinig lood m de melk ontbonden ; en dat weiniaje dat ontbonden is, zit eerder in de wey van de melk , als in de room; waar uit het fchynt, dat men dusdanig middel veiliglyk kan gebruiken , voornamentlyk , om dat 'er maar een weinigje van deeze room over het tandvleesch gefmeert word, en het kind naauwlyks iets van-' deeze room doorzwelgt; maar dezelve byna altemaal met de overvloedig toevloeijende fpog uit de mond gaat. maar zo het tandvleesch, met een donkere roode couleur geverwt, met het heetvuur dreigt , alsdan worden eenige druppeltjens geest van zeezout met fyroop van violen gemengd, en daar falpeeter bygedaan ; en deeze worden met drupwater van rooze, ofvlierbloèmen vermengd , op dat het tandvleesch dikwerf met dusdanig mengfel geftooft worde, van te voren, alwaar over de heetvuurige kwaade keel gehandelt wierd , gelyk ook in het Hoofddeel van de fcheurbuik , heeft men in diergelyke kwalen de krachtdadigheid van de geest van zeezout aangepreezen. voor 't overige' vind men in 'de lyst der geneesmiddelen by dit getal, dusdanigevoorfchriften. Somtyds gebeurt het, dat het tandvleesch zodanig ontftoken is , en pynlyk , dat zich een hevige koorts verheft, en rer ftuiptrekkingen op volgen : als dan raad Sydenham (z) ds- ader~ GO Frax. Medic. Cap. V. pag. 248 & 249. Ccccccccc 3,  1494 DE ZIEKTENS J. 1377. aderlating als het beste en kracbtdadigfte middel aan • en ftelt tevens vast, dat men even veilig het bloed uit de ader van een kindje tapt, als uit die van een volwasfe. Harris erkend in zodanig geval de. nootzaaklijkheid wel van een bloedontlasting ia); maar hy heeft liever gewild, dat men onder beide de ooren eenige bloedzuigers zoude zetten, want het is zeker, dat de aderlating ten minfte zeer moeilijk te doen is in de kin* dertjens, zo om de fijnheid der aders als om dat zy nimmer ftil zijn. ja Sydenham zelfs (b) heeft, wanneer hy in de roode loop koons de aderlating nodig oordeelde, gezegt: warneer een kind deeze koorts heeft, moet men agter beide de ooren twee bloedzuigers zetten, edoch het is bekend, dat Sydenham dit omtrent het einde zijns levens heeft gefchreven, en eenige dingen die hy van te voren gefchreven had, verandert, of verbetert heeft Harris waarfchouwt ons zeer wel Q); de mond word onder het ■tanden krygen fomtyds zo aandoen lyk, dat de kindertjens volftrekt alle voedzel iveigeren na zich te nemen, in dit geval moet men ten hoogfte opletten, dat men de kinderen geen warm, ja zelfs naauwlyks laauw voedzel toediene. want de byna brandende hitte van de mond en hel tandvleesch , zal naauwlyks de minfte graad van daar ly komende hitte kunnen verdragen, zonder dat dezelve met latten fyh verzeld ga waar door het gebeurt, dat de kindertjens naauwlijks de leepel kunnen lyden; en daar uit blijkt het nut van bet fpeenen uit tc ftellen, tot dat de kinderen hunne tanden hebben want zy verdragen de zagte tepel der minne veel gemakkelyker' hier by komr, dat men de voedfter veel verzagtende, en tegen* vuurige middelen kan ingeven, die voor het kind voordeeh> kunnen zijn. ook kunnen wy tevens door het voedzel dermi-ne te veranderen, haare melk voor de tegenwoordige ziekte van het Ca) De Morb. Infant, pag. 35. C*> Schedul. Monitor, de novae Febris ingreflu pa5 (c) In loco modo citato. ö  DER KINDEREN. H9$ het kind , bekwaam maaken. deeze nuttigheid heeft Mofebian erkend (rf), wanneer hy aanraad , dat de minne geen wijn drinke wanneer het kindje nog tanden krijgt, en dun voedzel gebruike. Het blijkt tevens, dat de geene die de melk van een vrouw veroordeelen , en willen dat de kinderen met andere mtik worde gevoed. a°. Omtrent deeze zaak zijn de geene, die over het tanden krygen, en de bewaring der tanden gefchreven hebben , tot verfcheide gevoelens overgegaan, fommige hebben dit gepreezen, andere ten eenemaal afgekeurt. zo het ontiioke tandvleesch zeer doet, zoude het wryven tegen harde lichamen zekerlijk nadeelig zijn; en als dan kan men de kindertjens zelfs het aanraken niet lyden , of zy geven terftond de pijn met een ellendig gekerm te kennen, maar wanneer deeze afwee^ende is , fchijnt een zagte drukking van het tandvleesch door de natuur aangeweezen te worden, wy zien dat de kindertjens, wanneer zy tanden krygen, met hunne eige vingers de tanden wryven, alles wat zy kunnen bekomen in de mond lleeken, en zo hard zy kunnen tusfchen de kinnebakken drukken, want zy fchynen een lastige jeukte aan het tandvleesch te gevoelen, welke zy op deeze wyze tragten te verligten. want zy geven geen 't minfte teken van pijn te kennen; in tegendeel zijn zy vrolijk en ftil, wanneer men hun zulks niet verhindert; en ik heb meermaalen gezien, dat onrustige kinderen zeer gerust hebben geflapen, wanneer de minne het jeukende tandvleesch zagtjens met de vinger wreef. Aëtius (e) heeft wel gewaarfchouwt, dat men volftrekt zorg moet dragen, dat men de kindertjens niets hards geeve om op te kaauwen, of dat het tandvleesch eeltagtiger geworden, de uitboten) Spach. gynaec. pag. ioi »*. lip. C«) Lib. IV, Cap. IX. pag. 68..  i49ö" DE ZIEKTE N S §.1377. bottende tanden niet verhindere: het zelfde gevoelen word ook van andere voorgeftaan ( ƒ ). edoch het vereelten fchijnt van die wryven naauwlijks te vreezen , dewijl zy tevens de mond geduurig vochtig hebben, ja andere (g) wen.schten eerder om deeze vereelting, dewijl zy geloofden , dat de gefpaune en harde vliezen eerder doorbraken dan de zagte , die al te zeer voor de opklimmende tand wyken. waarom Andry het gebruik van verzagtende middelen veroordeelt, ten zy de ontfieeking van het tandvleesch dezelve vereischte. en om dat des winters alle de beenderen brosfeher worden , daarom heeft hy gelooft, dat Hippocrates vast geftelt heeft, dat de kinderen des winters gemakkelyker tanden krygen , dan in eenig ander jaargetyde. hy voegd 'er uit de waarneming van Spigelius by, dat de tanden fchielyker inde bovenfte kinnebak voor den dag komen , om dat deeze meer over de tepel van de^oedfter wrijft, als de onderfte, en dus meer gewreven word. Aangezien dierhalve de natuur zelve de wryving van het tandvleesch der kinderen die tanden krygen , fchijnt aan te wyzen, zal het nuttig zijn, zomende kindertjens die tanden krygen, zodanige harde, gladde dingen geeft, uit cryftal, roode coraal, yVoor, enz bereid, zo zy maar geene nitftekken hebben , en van zodanige ftoffe bereid zijn, die in de fpog niet kan ontbontien worden; waarom men boven al het cryftal verkiest; maar het metaal word verworpen< behalve het zuiver goud ; want het zilver, dat tot diergelyke dingen te bereiden gebezigt word, bevat altyd een gedeelte koper. 30. Datfnyden komt alleen maar te pas, wanneer het vlies dat de kas bedekt, door de uitkomende tand word opgeheven, gefpannen-, rood en zeer pijnlijk is ; als dan is 'er gewoonlijk een vry hevige koorts aanweezende, en men heeft voor de ftuipen te vreezen , ten zy men fchieliik een weg baane voor de tand; maar naar het fnydenfteekt de tand terftond boven uit. maar zo (ƒ) Bourdet recherch. & obfervat. &c. Tom. I. §.lV. pag. 40. ;Qr) Andry 1'orthopedie Tom. II. pag. 210. & feq.  §.n?7. DER KINDEREN. 1497 zo de tand noch dieper zit, zal, wanneer dit fnyden verrigt word dit wondje in korten tyd geheelt worden, en het hdtekentje zal meer weerftand aan de naderhand uitkomende tand bieden, de goeden naam van een Geneesheer lyd ook grotelyks gevaar, zo hv het doorfnyden heeft aangeraden, en de tand naar dat hetzelve verrigt is niet te voorfchyn komt. ik weet dat het gebeurt is, dat de tand agt maanden naar het fnyden alleenlyk maar te voorfchyn is geko'men. Van te voren §. 1374. is gezegt geweest, dathettydperk van het tanden krygen tweeleedig is: het eerfte wanneer de tand eerst uit het kakebeen tragt voor den dag te komen; de tekenen van hetzelve zyn alsdan opgenoemt geweest, het tweede tydperk beftaat daar in, wanneer de tand reeds het tandvleesch tragt door te breeken. edoch Harris heeft gewaarfchouwt (h), dat tn die eerfte poging van het uitbreeken der tanden, als ook in de tweede, de Heelmeefters het tandvleesch der kinderen door wat gelegentheid ook onkundig doorfnyden; of dat namentlyk de tanden gemakkelyker voort fpruiten; waarom de tedere kindertjens buiten noot zaakhkheid en meestentyd zonder eenige hulp toetebrengen, zonder onderfcheid zodanige wond word toegebragt; daar het eigentlyk omtrent het tweede tydperk alleen (het geene zoel moet opgemerkt worden'), te werk moet geftelt zoorden. tevens heeft hy met gewilt dat de doorfnyding in dit geval met een vlym of lancet zoude gedaan worden, dewyl diergelyke wond te fchielyk toe zoude gaan. waarom hy gewaarfchouwt heeft; de Geneesheer moet dierhalve zorg dragen, dat de infnyding altyd met een bekwamer werktuig (het zy zulks een pennemes is, het zy eenig ander, welker rug de dikte van een fcheermes heeft) gefchiede. want aldus blvft de wond langer open, en word wyder gemaakt, mooglyk hebben fommige om deeze reede.gedagt (i) dat men dat vlies met de nagels moest fcheuren, dat de tandkas bedekt, want alsdan zal de wond zekerlyk zo gaauw niet toegaan, maar het blykt ligtelyk, dat zulks meer pyn veroorzaakt, en met een fh") De Morbis Infant pag. 40. CO Brouzet Educat. Médic. des Enfans Tom. I. pag. 234. Vierde Deel. Ddddddddd  i4q8, DE ZIEKTENS DER-KINDEREN. §.1377.1,378:. onervare hand- verrigt word ; waarom het infnyden in zodaniggeval altyd de voorkeur fchynt te moeten gegeven worden. b De in dit'gedeelte der Heelkunde vermaarde HeelmeefterFanêiard (k) waarfchouwt, dat de jnfbyding voor de uitkomende botertand volgens de langte van de boog der kinnebak moet gefchieden; ik zoude geloven zulks ook voor de hondstand te. moeten gedaan worden; hy raad de kruisfneede aan voorde baktand; maar tevens waarfchouwt hy voorzigtiglyk, dat alsdan, dusdanige fneede veiliglyk verrigt word, wanneer het tand vleesch rood, gezwollen, gefpannen is,, zo de tand gezien of gevoeld, word, wanneer zy onder het tegenhoudende vlies zit. voor 't overige door een langduur-ig beoeffening der kunst geleerd, verzeker ik, dat deeze infnyding zelde nodig is, zelfs al valt het_ tanden krygen al vry moeilyk.. (v. 1378. t?cn kleine gifte van dè geest van hertsrl' hoorn , neemt, gelukkiglyk de ftuipen: weg die hier uit ontftaan.. §. 229. is gezegd geweest, dat het gevoel der pyn, en veele uitwerkingen van dezelve-, kunnen weggenomen worden, alhoewel de oorzaak van de pyn blyft daarom ben ik zeker, dat zagte pynftillende middelen,. van fyroop-van klaproozen,en van de heul zelve, bereid , tot dit einde met voorzigtigheid vei».. liglyk kunnen te werk geftelt worden; zo men de andere middflen,. die op de. oorzaak der pyn werken, maar niet verzuimt.. het'blykt uit de waarnemingen van Sydenham (/), dat eenigeweinige druppeltjens, drie of vier, van de geest vanhartshoora, in een behoorlyk vocht-toegedient, zeer groot voordeel hebben gedaan,om de koorts te geneezen, welke het moeilyk tanden krygen verzeld.,. zo men dezelve alle vier uuren, vier of zes maaien toediende, dusdanig voorfchrift vind men in de lyst der,geneesmiddelen by dit getal. (10 Le Chirurg. Dentirte Tom. f. Chap. XV. pag. 175. (O In Sched..Monit. de Nova; febris Ingreifu pag. 675. EINDE VAN HET VIERDE DEEL. LYST,  LYST DE.lt HOOFD DEELEN, van h.e.t VIERDE DEEL. ' Pagina De Longteering. , . . . . i De andere Teer in gen. . . : «224 De Waterzugt. ; ; 4 : 227 _ 't Voeteuvel. . j p ; 571 De Ziektens der Maagden. ". \ \ ï 784 De Ziektens der zwangere Vrouwen. '.. &<)6 De moeilyke Baaring. , .. ; 1024 De Ziektens der Kraamvrouwen. . ". ". H59 De Ziektens der Kinderen. . .. .. . 1200 BERIGT aan den BINDER. Als dit Deel , beflaande uit Neegen Stukjes , ingebonden word, moeten alle Neegen de Tytels voor ieder Stukje weg gelaten worden ,' en de Roode Tytel, Vierde Deel Eerfte Stuk,, voor pagina 1, en de Tytel,. Vierde Deel Tweede Stuk, voor, pagina 735..