01 1688 9342 UB AMSTERDAM  NEDERLANDS VERPLIGTING tot het HANDHAVEN der nuttige MAATSCHAPPYEN e n GENOOTSCHAPPEN in ons VADERLAND: Inzonderheid haare betrekking hebbende op den oeconomischen tak,ffl de vad er« landsche maatschappï te hoorn: DOOR E.BEKKER.Wed. Ds. A. WOLFF3 m A. D E K E N. ■ Te AMSTELDAM. £y J. B. EL WE en D. M. LANGE VELD, tl D C { L Z X Z I Ti   OPDRAGT aan de DAMES DONATRICES van den OECONOMISCHEN TAK* Mevrouwen! Hoe natuurlyk ontftond in ons het denkbeeld , om een ftuk, genoemd : Nederlands Verpligting, tot het handhaaven der nuttige Maatfchappyen en Genootfchappen in ons Vaderland, op te draagen aan die edelmoedige Vrouwen, die zo voorbeeldig het haare toebrengen om den O e c onomischen Tak, een (jiaar ons inzien) der best mogelyke Plannen, te begunstigen. Wy hebben de eere, van by veelen uwer bekend te zyn , in meer * 2 dan  o P D R A G T. dan ééne Provincie; zo wel in als buiten den Adelftand. Wy zouden, dierhalve, zonder moeite, ons het genoegen hebben kunnen bezorgen, van het aan eenigen uit U op te draagen; maar het fchynt ons veel meer overeen te koomen met den aart van het Dichtftuk, dat wij het aan U allen, als tot den zelfden Rang, in deezen, behoorende, toeëigenen. Wy befchouwen U dan in het zeer beminnelyk lieht van mildaadige Voorftandfters eener der nuttigfte Maatfchappyen , den Vaderlande tot welzyn opgericht; eener Maatfchappye, die niet minder bedoelt dan de Welvaart , in ons eertyds bloeijend en nog aanzienlyk Vaderland, terug te leiden, door de Handwerken, Fabrieken, enz. te ve beteren ; en yder Ingezeten aan het algemeen belang dierbaar te maaken: terwyl tevens yders byzon- de-  OPDRAGT. v dere voorfpoed daar aan verbonden is. Wy bekennen , Mevrouwen! dat wy tot nog, geene Donatrices zyn... Niet by mangel van genegenheid! maar, tot nog hebben wy her genoegen niet, om onze weinigbeduidende naamen gevoegd te zien by die van U, welken door de vrye en aanbiddelyke fchikkingen der goede Voorzienigheid, veel ontvangen hebbende, recht in ftaat zyt, om aan de uitgebreidheid uwer harten te kunnen voldoen, op eene veel meer betekenende wyze dan in ons vermogen is. Eenigen uwer weeten, Mevrouwen! dat wy niet zelden onze gedachten in Vaerzen uitdi ukken. Laat het ons ook nu vryftaan , om het Dichtkundig vermogen, 't welke wy zouden mogen bezitten, tot het zelfde einde in te richten, als waar toe Gy, * 3 fchoorj  vi O P D R A G T. fchoon door geheel andere middelen, U bevlytigt. Zo men egter befloot, ons den tytel van Dichteresfen te betwisten; die van yverige Vriendinnen onzes Vaderlands is ons oneindig dierbaarder; en op dien eernaam meenen wy een vry goed recht te hebben. Het Stukje, welk wy de eere hebben U op te draagen, zal U van het laatfte overtuigen; al gebeurde het ook dat ons het eerfte geweigerd wierdt. Het hoofdoogmerk onzer oeffeningen is dit: Wy willen liever nuttig dan fchitterende zyn; liever behaagen dan verwonderen: uit deezen hoofde vinden wy veel zoeter vermaak in het goede Publiek van dienst te zyn door het gene wy fchryven, dan ons voor een half dozyn Vaderlandfche Geleerden of Kunstkenneren af te flooven. Wy dagten niet altoos zó biliyk; maar elk le-  O P D R A G T. vu levensfaizoèn heeft zyne eigen denkwyze ; en wy bekennen nedrig, dat wy vééle redelyke begrippen aan de kragt onzes levens, meer zelfs, dan aan ons Jeezen, te danken hebben. Hier komt nog by, dat wy eenvoudig genoeg zyn om te gelooven, dat de meest geruchtmaakende Meesterftukken desPoëetifcben Vernuft's, hier noodzakelyk de fchoonfte voortbrengzels des menfchelyken verjlands moeten zyn. Uit dien hoofde zullen wy ons des te gemakkelyker onderwerpen aan de onherroepelyke uitfpraaken, diewy, met alle lydzaamheid, in ftilte afwagten. Als vergeeten Eurgeresfen in het ryk der Poëzy voordeevende , houden wy ons Jlegts bezig met het nuttige en aangenaame; den goeden fmaak te begunftigen; en het hart (laat het onderwerp dit toe) eens te doen lachtenen; terwylwy, zeer gedienftig, den * 4 rang,  yin O P D R A G T. rang en de tytels, in dat Ryk te ver- krygen, met alle de nimmer dorrende Laurieren, (wat meer is) overlaaten aan elk die dezelven maar begeert. Wy maaken ons hof aan de Poëzy, gelyk welgeftelde en zedige Burgers hun hof maken aan eenen verdienftelyken Vorst — om haar zelf. Alle deeze fchoone Preludiums dienen echter ner- gens toe dan om U voor te bereiden tot het volgende. Wagt, Mevrouwen,in dit Huk, geene kunst. Wy hebben alleenlyk zorge gedraagen om het gene wy zeggen wilden, in vloeijende Vaerzen uit te drukken ; en wy denken, dat niemand bevoegd is om ons te vraagen, waarom wy dit onderwerp niet in Profa behandeld hebben ? (trouwens, dit weeten wy zeivenniet.) Hoe dit ook zy; wy konden niet langer ledigftaande Befchouwfters zyn, nu 'er als een Geest van Bezigheid  O P D R A G T. ix beid nederdaalt; die alles verlevendigt, — alles bezielt. Nu 'er , onder de vermogendfte en adelykfte Dames onzes Lands, Vrouwen te voorfchyn treeden , die 'er opentlyk voor durven uitkomen, dat zy haar Vaderland beminnen ; en die haare verëerende liefde tevens op de milddadigjle wyze aan den dag leggen. Waarlyk , dit doet ons aan, tot verrukkens toe! en wy zien, in eenen entbufiastifchen luim, wel eens op U, als op vriendëlyke Befchermengelen, uitgezonden door de hoogfte Menschlievendheid, ten beste van ons Vaderland. Hoe hartelyk wenfchen wy dat Vaderland geluk met zulke Burgeresfenf want, hoe kragtdaadig moet niet de invloed zyn van uw voorbeeld , op dat legio, wiens belang en geluk beiden vorderen, dat gy wél over hetzelve denkt. * S Grootsch  * OPDRAGT. Grootsch zyn wy op onze Sexe. Veel, zeer veel toch, kan en moet men wagten van Vrouwen, die zonder hetgekkelyktf/ryfowtfaan te neemen, groote en gegronde kennis hebben van weetenswaardige zaaken; die vernuft hebben en niet ftekelagtig zyn; die oprecht zynde tevens, welleevende zyn; die veel leevendigheid van geest bezittende , echter geduld hebben om eene zaak in den grond te onderzoeken, en met ftandvastigheid te volvoeren - van Vrouwen, die, onder het veilig geleide des gezonden verftands, de dweepery met verachting, en het Ongeloof met afkeer befchouwende, langs den liefelyken weg des Euangeliums, naar het ftille verblyf des doods , gerustelyk, voortgaan — van Vrouwen, die, ja, denken! maar haare afgetrokkenheid van geest zo zorgvuldig op haare kamer  O P D R A G T. xi mer laaten, als eene Proteftante in een Roomsch Land haaren bybel dient weg te fluiten — van Vrouwen, eindely k,die onder ons met die inneemende gemeenzaamheid weeten te verkeeren, welke haar in Philofophifche oogen oneindigen luister byzet. OnderU, Mevrouwen,kennen wy zulke fchoone karakters: niet alleen by U, ftaatige Matroonen; maar by U, Gunftelingen der jeugd en gezondheid, vind men zulke waardige, zulke beminnelyke Vrouwen. Hoe natuurlyk is het dus, dat wy vuuriglyk wenfchen, dat onze geringe poogingen, om derMaatfchappye van eenigen dienst te zyn, U, Mevrouwen, aangenaam mogen zyn! Gunt ons ook , dat wy deeze zo voegzaame gelegenheid waarneemen , waar in wy U kunnen betuigen, dat wy met  xn O P D R A G T. met eene recht Vaderlandfche gulhar* tigheid zyn, Uwe Dienaaresfen E.BEKKER Wed. Ds. A. WOLFF, en A. DEKEN. Ryf) in Noordholland, 14 Junj 1779- N E-  NEDERLANDS VERPLIGTING, LIEFDE VADERLAND. Duldt, 6 waarde Landgenooten, mild bedeeld door overvloed, De aanfpraak, die een paar Vriendinnen 5 heulen en ernftig aan u doet! Wagt gy van der Vrouwen oordeel minder nog dan van haar' fmaak? 't Onweêrftandlyk overtuigen, is en biyft toch onze zaak. TOT VOOR. 'T A Zyn  s NEDERLANÖS Zyn niet altoos onze reden dóór en wederdóór dóórdagt, 't Geen aan 't ftrikte hioog' ontbreken geven wy in geest en kragt. Lollyk is 't, dat, van het goede, ons de Wysgeer overtuigt; Maar wat baat het droevig weinig zo 'men onzen wil niet buigt! Wyze Reden toont alleenig ons den blyden weg der Deugd: fn 't gezelfchap van de driften wandlen wy dien weg met Vreugd. Driften zyn óók Gods gefchenken: zonder haar is alles dood. Wordt men , onverzeld van driften, ooit in 't ryk der Zeden groot ? Als wy 's levenszee bevaaren zonder driften, raakt het fchip Geen  VERPLIGTING ehz. 3 - Geen gewenschte Haven binnen, fchoon het dan ook op een klip Nooit te barsten word geftooten. Geven wy des 't roer in hand (Om zulk eenen ramp te myden) aan *t geöeffende Verftand. Treft men ooit door dat befchaafde, daar men thans zo hoog meê loopt, By het grootst getal der Menfchen, 't edel doel waar op men hoopt? Meermaal, koele Redenaaren , hebt gy voor ons uitgebreid 9t Ware wezen, en het fchoone van de Mededeelzaamheid, 3k beken 't, men kon u hooren zonder merklyk veel verdriets: Gy fpraakt geestig, netjes, bloemryk; Maar ons hart? 5! dat zei niets? A a Qp -  4 NEDERLA.N D 8 Onlangs zagen wy droeve Armoe zuchtend voor ons henen gaan, Oud en bleek en uitgemergeld: hoe deed ons dat Voorwerp aan! Onze ziel was niets dan deernis op dit jammerlyk gezicht. . . Neen! toen konden wy niet denken; zelfs-niet eens aan onzen pligtJ Dat verftooten, treurend Voorwerp, afgebeuld door zorg , en fmart, Trof toen veel. te fterk ons teder, ons volkomen vrouwlyk hart. Denkt men ooit in diepe ontroering? moet men denken, op een tyd Als Natuur eischt dat wy voelen? als men- met de grootfte vlyt, Zynen naasten moet verlosfen, uit het dringendfte gevaar? Vraag  VERPLIGTING enz. 5 Vraag dit aan uw eigen hart eens, fierelyke Redenaar! Wy, ö waarde Medeburgers, daar u onze pen begroet, Zullen des voor u niet preêken: „ hoe gy uwen overvloed „ Niet ontfingt om te verkwisten „ in een weeldrige overdaad, j, Of naauwhartig op te fluiten, „ zo als 't maar te dikwyls gaat. „ Dat niet het bezit der fchatten, „ maar 't gebruik ons voordeel geeft: „ Dat de Mensch voor zich alléén niet, „ maar óók voor zyn Naasten leeft: .„ Dat de Vrek, wat hy ons voorpraat' „ van zyn liefde voor zyn' God, v Van zyn heilig ondervinden, „ met zyn grootfte pligten fpot: A 3 », Dat  6 NEDERLANDS „ Öat hoe ftemmig hy moog' wezen, „ en hoe flegt -hy andren keurt, Hy alhier zyn zielsgenoegen, „ ja, zyn eeuwig heil verbeurt : „ Wyl de gierigheid, in 't heilwoord, „ duidlyk afgetekend ftaat „ Als de gruwelykfte zonde, „ als de wortel van al 't kwaad. „ Dat het nooit te ftillen wenfchen9 „ de onverdragelyke pyn „ Van den Gierigaart, voor eeuwig —« „ eeuwig zyne hel zal zyn! " Dit, 6 waarde Landgenooten ! blyve voor den Predikftoel: Ja, Wy fpreken tot uw reden; maar véél méér tot uw gevoel. Vestigt, fmeken wy! uwe oogen op uw dierbaar Vaderland. Gaan  VERPLIGTING enz. ? Gaan wy eens door arme Buurten; ziet den laagften Eevensftand. Treedt met ons in een dier hutten, daar de deugdzame Armoe weent, Ziet eens , by dat flikrend lamplicht, wie daar troostloos zucht en fteent. Ach! een oude, een uitgeteerde kranke vrouw, ligt uitgeftrekt Op wat ftroo ; ziet, hoe die Grysaard met zyn' fchaamlcn rok haar dekt. Vraagt haar niets; zy kan niet fpreeken; Haar verfchrocide, drooge borst Zou het haar te zwaar doen vallen; zy verfmagt bynaar van dorst. . . Zy tuurt met gebroken oogen op een veêr; dit ziet de man; Doopt die veêr in melk met water; alles wat hy geven kan! A 4 Dit  S NEDERLANDS Dit rekt haare elendige uuren » Zy beweegt zich , keert zich om ï Hoe verkwikt dit onzen Grysaard in zyn hoogen ouderdom. „ Moeder zal het nog wel houden " zegt hy, „ zy beweegt zich weêr. „ Stierf zy, ach! wie zou my helpen? „ wierp my God op 't ziekbed neêr! Dit, myn vrienden, dit zyn Menfchen. Hoe! treft u dit denkbeeld niet ? Brave vaderlartdfche harten! kunt gy zien het geen gy ziet, En uw traanen wederhouden? Zou hier niet de vuige Vrek Onweêrftandlyk moeten werken ter vervulling van 't gebrek? Ryke Burgers! uwe harten zyn zo wreed niet als men denkt De  VERPLIGÏlNG enz. 9 De oorzaak dat gy, zo koelzinnig, iets van uwe middlen fchenkt, Is, om dat gy vroeg aan weelde en aan grootheid zyt gewend; En de rampen dezes levens niet by ondervinding kent. Ja, God heeft ons zo gefchapen, (Eeuwig zy Zyn' naam' geloofd!) Dat de mensen, fchoon hy eens de infpraak van zyn' heilgen pligt verdooft; Schoon hy op de ftem der Réden noch des Godsdiensts agt wil flaan, Zeer bezwarelyk de klopping van zyn hart kan tegenftaan. De allergruwelykfte Booswicht, kan , op 't zien van angst en pyn, Op het zien van ftiüe traanen, zo boos als hy wil niet zyn. AS 'k Zic>  io NEDERLANDS 'k Zie, 6 brave Medeburgers, dat gy óók bewogen zyt! Dat het zalig mededoogen uw, ontroerden geest beftryd. Smaakt gy, door die teêre aandoening, nu niet reeds een zagte vreugd? Nu gy voelt het zoet vermogen van die goddelyke deugd ? 't Geen gy nu, gelyk een werktuig, en alleen uit drift verrigt, Doet gy welhaast uit verkiezing, ja, uit liefde tot uw' pligt. Gaat dan met ons nog wat verder; treedt die holle woning in; Let eens op dit uitgebreide, dit behoeftig huisgezin. Ziet gy hoe dat lieve meisje ftaroogt op het ftukje brood, Dat  VERPLIGTING enz. ii Dat de moeder zal verdeden; hoe het drentelt aan haar fchoot? Ziet, hoe reikt het met de handjes; 't rekt haar hals uit, om te zien, Aan wien haare lieve moeder 't eerfte ftukje broods zal biên! Met wat graagte byt dat knaapje op een' harden roggen korst! Hoe erbarmlyk plukt en martelt 't zuigend kleintje 's moedere borst! Die het, by gebrek aan voedfel, ook aan voedend zog ontbreekt. . . ö Natuur! waar zult gy fpreken zo gy hier niet fnikkend fpreckt! Ziet, daar koomt de nyvre vader, hongrig , moede en afgewerkt; Ziet zyn kindren, kust hun moeder, drinkt, en voelt zyn hart verfterkt. Vraagt  12 NEDERLANDS Vraagt niet eens „ wat zal ik eeten ? " Och ! hy weet, het is 'er niet! Neemt het kleintje eens op zyn armen, en ontveinst zyn zielverdriet 5 Gaat weer naerftig aan zyn ambagt; koomt niet voor den avond thuis, En draagt, met verzwakte kragten, zyn hykans ondraaglyk kruis, Nederlanders ! zo veel kommer , zo veel onbekende fmavt, Word' 'er, door uw medebroedren, opgekropt in 't eerlyk hart. Dit zyn helden en heldinnen, die een ryke Dwaas veragt, Of niet kent; 't zyn Martelaaren » niet geholpen, door de kragt Van de veelvermogende eerzucht. Neen; 't is braafheid van 't gemoed, On-  VERPLIGTING enz. 13 Onderfteund door 't eeuwig Wezen, dat hier zulke wondren doet. Kunt gy koeltjes dit aanfchouwen, gy , die overvloed ontfing ? Hoe voortreflyk, hoe verheven, ^ wordt nu niet de Sterveling! Daar w' hem op zich zelf befchouwen, van geleend fieraad ontbloot, Is een Engel, in onze oogen, minder edel, minder groot. Steeds der Deugd getrouw te blyven. als geen fterflyk oog ons ziet; God te danken, fchoon gefolterd door het grievendfte verdriet; Hopen, als de grond tot hopen ons ten eenenmaal begeeft! . . 'k Vrees, dat, om dit uit te drukken- onze taal geen' woorden heeft. Eur»  34 NEDERLANDS Burgers! als gy zulke Menfchen op uw* levensweg ontmoet, (ö zy zyn nog wel te vinden) en hun dan geen' hulde doet; Uit uw middelen niet byftaat, niet blymoedig geeft, zyt gy Monfters, die niet zyn te dulden in een goede Maatfchappy. Zulke brave nyvre lieden, wat men hier ook tegenzegt, Moesten om hun brood niet bidden, maar dat eifchen als hun recht, Hen] het vraagen af te vergen is een misdryf, zo gehaat, Dat [zy die van niets te geven, in ons oog te boven gaat. 't Is' op eene plaats hen wonden, die reeds krimpt van felle pyn. Waar-  VERPLIGTING enz. is Waarlyk, zulke wreede ontfermers moeten goddeloozen zyn. Maar gaan wy nog verder treden; daar zyn, voor 't bewogen hart, Nog veel droeviger Tooneelen van elende, ziekte en fmart. Ziet daar gintfche Buurt eens over; Hutten, op elkaêr gefticht, Akelige , diepe kelders , nooit vervrolykt door het licht. In die droevige fpelonken, daar men nooit den zomer ziet, Daar geen frisfche winden waaijen, daar men fchaars wat luchts geniet, Daar men in een' vuilen dampkring van onreinigheden leeft, Daar de naarfte ziekten fchuilen, daar men geen' verkwikking heeft, Woo-  i6 NEDERLANDS Woonen gantfche Huisgezinnen, uit den Burgerftaat gevlugt, Zonder wetten , of regeering , zonder order, zonder tugt. 't Ongefchiktst, wanheblykst Voedzel, 't geen het lyf meer vult dan voedt, Word daar gulzig ingeflingerd, en bederft wel ras het bloed. Yder Lid dier famenfchooling is affchuwlyk , of — befmet! En wie is hy, die haar byftaat, of op haare kwaaien let? Yder fchuwt hen, en die fchepfels fchuwen, op hun beurt, óók elk. Kinders drinken hier 't vergift in met de onreine moedermelk. Duizend wonder, dat 'er één nog tot volkomen wasdom raakt! Ach  VËRPLIGTING, enz. 17 Ach, hoef vcele'n deezer kindren zyn Verminkt, verdraaid , mismaakt! Ziet ! zy wofdeft darf de Luiheid voor een weinig geld verhuurd, £n half naakt, bleek, uitgehongerd, heele wyken door geftuurd, Om, waar 't moogïyk, aas te vinden voor de fnoodffe vuidigheid , Die vast, met een dreigend vloeken, hunne wederkomst verbeidt. Deeze affchuwlyke Gezinnen (hoe erbarm fyk is hun lot!) Weten niets van goede zeden, niets van God, of Zyn Gebod. Van 't betaamlyke , h befchaafde; niets van fchaamte, niets van eet ?Niets van burgerlyke wetten ; niets van Deugd en Zedenleer» B * Zier Ontwerpen ? Welk een laagheid ? Dit, dit worde God geklaagd ! Waarom worden zulke Ontwerpen toch zo zeer door u veracht ? Is 't om dat zy juist door u niet zyn gevormd, in 't licht gebragt 5, Dus offert gy uw heerschzucht 't Heil der goede Burgery l Zo verwaarloost gy naauwhartig 3t waar belang der Maatfchappy. >, Daar is , in "t nabüuflg Haarlem, een Genootfchi

, 'k Weet 'er niets meer van, maar, denklyk, m is 't weer van geen groot gewigt. " Dus  44 NEDERLANDS Dus fpreekt gy zeer onbedachtzaam; fpreekt gy op dien grond daar van. Dit, voorzeker , is het werk niet van een' wyz' een' eerlyk' Man ! Kunt gy daar niets meer van weeten? Is die kennis dan een fchat Voor 't oplettendst oog verborgen? Leest maar alles , niet flegts wat. Leest met oordeel , houdt vóóroordeel onder 't leezen in bedwang; Leest als braave Vaderlanders, niet verblind door zelfbelang. Leest 't geen onlangs is beweezen, met die bondigheid en kragt, Dat 'er, tegen die bewyzen, niets kan worden ingebragt. Toont die zeer bekwaame fchryver ons ten allerklaarften niet, 't Groot  VERPLIGTING enz. 45 't Groot, het onwaardeerbaar voordeel, dat onz' Land' alreeds gefchied ? Hebben dan in haar beginzels groote zaaken niet iet zwaks ? Echter heeft het wél beftieren des Huishoudelïken Taks, ïn den tyd van weinig maanden ■een verandering gemaakt, Waar door Buurten , Dorpen , Steden zyn in beter' ftaat geraakt. Hoe verre is des reeds het voordeel van den Tak dan uitgeftrekt ? Hoe veel duizend zyn 'er nu reeds uit hun fluimering gewekt! Hoe veel duizend zyn aan 'c denken, en daar op aan 't werk gebragt! Hoe veel kwaads is reeds verholpen, hoe veel leeds is reeds verzagt. Waar-  46 NEDERLANDS Waarlyk, duizend braave Menfchen , zyn aan deezen Tak verpligt 't Inzien , dat zy nu bezitten, van *s Lands diep verval. Is 't Licht Van die allernutfte kennis by hem eerst niet opgegaan? Kan de Nyd het goed ock loochnen 't geen reeds door hem is gedaan? Blies hy niet in duizend harten die ftandvastigheid, dien moed , Die den zwakken mensen zo dikwyls 't moeilykst werk verrichten doet? Vaderland! hoe veel verpligting hebt gy des niet van een' Man, Die men nimmer, zonder agting, zonder eerbied noemen kan. Die geen Eerzuil heeft van noodea wyl 't voor Ons en 't Nageflagt» Nao-  VERPLIGTING enz. 4; Nimmer mogelyk kan worden dat me aan hem niet dankbaar dagt. Wie weet niet, zo hy kan denken, zo hy onder 't leezen voelt, Dat de braave van den Heuvel met deez' woorden word bedoeld ? Zyn Ferhandeling bragt leeven in de Bloem der Burgery. Wie haar las , ftond opgetogen; las nog eens , en dagt als hy. Al te loome Landgenooten door den fpotlust afgefchrikt, Hadden , mooglyk, goede Plannen in het zorgend hart verflikt; Hadden , mooglyk , in 't verborgen, over 's Lands verval gezucht; Doch wat waar' 'er van gekomen ? Zeker geen de minfte vrucht. Rog-  48 NEDERLANDS Rogge trad, met van den Heuvel, edelmoedig voor den dag: Zy bepaalden onzen aandagt, op een zaak, die men, ja, zag; Doch , om welke te verhelpen, Doorzicht, lust, of moed ontbrak; En waar van men in gezelfchap fteeds als van iet hooploos fprak: Maar deez' nyvre, fchrandre Mannen, gaven middlen aan de hand, Die natuurlyk moesten (trekken tot behoud van 't Vaderland. Zyn 'er veelen tot befpotten van deez' middelen gereed ? Wat bewyst dit? dat de reden niets tot hun verzwakking weet. Het bewyst op 't klaarst de trotschheid van een' zeer bekrompen' geest. Wie  VERPLIGTING, enz. 49 Wie kon op dit fchempen letten? was het de oorzaak niet geweest, Dat een aantal zwakke zielen, die uit andrens oogen zien, Ook aan de allerbeste ontwerpen hunne hulp niet durven biên? 't Is hier mede als met den GodsJienst; onverbeterlyke waan Zal ook dus het nutte, het beste van de Heilleer wederftaan. Zy, te lui in 't onderzotken, waar toe hen hun hart verpligt. Denken, als men maar durft fpotten, i dat men wondren heeft verricht. Hy, die 't keurlykst uitgedagte 't alleroordeelkundigst Plan, Slegts een harsfenfehim, een' dwaasheid., iets onmooglyks noemen kan, D Word'  5o NEDERLANDS; Word als geestig, vlug en aartig door de domheid toegejuicht. Trotfche geesten worden zelden door de "Reden overtuigd. Yder is by' hen een dweeper, of een gaauwe Babbelaar. Alles wat zy niet bezeffen, niet ontdekken, is niet waar. Wiskunst eisfchen zy in alles; daar, daar ook de ervarenis Hen wiskundig kan bewyzen, dat geen wiskunst mooglyk is. Om te ontdekken welke zaaken voor veele Eeuwen zyn gel'chied, Gaan zy ftaatig aan 't bereeknen; maar zy redeneeren niet. 't Is door middel van den Driehoek dat gy hen betoogen moet, Hoe  V V' T? P T T C% T T TNT O. Hoe het bloeijen van de Scheepvaart aan een Koopftad voordcel doet. De Algebra is 't eenig middel om hen wél te doen verdaan, Dat een Land, door werkeloosheid, zal, ja moet ten gronde gaan. Zy verdienen, dat de Honger hun procfondervindlyk toont, Hoe behoeftigheid te dikwyls 't huis des Vlytigen bewoont! Dat hun eigen vecge toeftand eens vooral het pleit beflist, Of ''er voor elk, die uil werken, altoos zucrh ie vinden is. Geeft die' zedelykc dwergen, Nederlanders! geen gehoor. Volgt, 6 volgt, rechtfehapen mannen in hun goed, hun loflyk fpoor, ü 3 Of 51  52 NEDERLANDS Of — ziet tiit uwe eigen oogen. ,, Dit is reeds door ons gedaan," Zegt gy mooglyk, „ maar wy kunnen, „ met dit alles, niet verdaan, „ Wat nut, uit veel zotte vraagen, „ die men opgeeft, word gehaald; „ En die vraagen worden echter ,, met ons eigen geld betaald." Maar, zoudt gy ons kunnen zeggen; wie hier fpreeken mag? wie niet? Moet dan, in een zaak als deeze, die voor 't Algemeen gefchied, Ydereen niet kunnen declen? Staat niet elk het fpreeken vry? En is yder Wélgezinde even zo geleerd als Gy ? Moeten t'allen Wyzen wezen? ö! bragt elk, die vragen mag, Gee-  VERPLIGTING, enz. 53 Geene dan gegronde vraagen, die u (maakten, voor den dag; Dan mogt gy, die nu zo bang zyt voor het gruwelyk gevaar, 't Geen 'er ligt, in twee dukaaten weg te fchenken yder jaar; In uw beurs wel dieper tasten: want dan fchoot 'er veel te kort. Dat nu aan eik' dwaazen Vraager eer, of loon gefchonken wordt, Is een (telling van uw maakzel. 't Is des buiten onzen taak i Om die (telling te bevvyzen of t' ontkennen, is uw' zaak. Dwaas toch zoudenwe ons beroemen op een eedle zegepraal, Zo we ook niet een weinig fpraken van die ftoute en bitze taal, D i Die  54 NEDERLANDS Die zo dikwyls onze harten heeft onthutst, -ontzet, gekwetst: „ Al die heerelyke Plannen, „ daar men zo verbaasd van zwetst; „ Al die fchoone Maatfchappyën, „ daar men zo veel heils van droomt, „ En waar door geheel Europa „ meer en meer wordt overltroomd, „ Zyn maar Wildzang, naauwlyks waardig „ dat men om dezelven lacht: „ En alleen door fchrandre lieden „ tot hun voordeel uitgedagt. „ Trekt niet yder der Beftierders „ overmaatig loon daar van? „ Plukt niet yder van die Heeren „ zo veel hy maar plukken kan. „ 't Is een weigevonden toevlugt „ voor een die zyn beurs wat dunt, „ Dat  V E R P L I G T I N G, enz. 55 , Dat hem tot der Burgren beurzen „ nimmer toegang word gegund. , Wagt nog maar een weinig jaaren, „ en (wy hebben 't u voorfpeld) , Gy zult vast te laat beklaagen „ 't roekeloos gewaagde geld. , AH' die wyze Plannenvormers zyn het onder zich oneens. , En wat wint toch veeier aandagt? j, Wel! het is iets ongemeens! , 't Nieuwe maakt altyd veel opheft; „ 't nieuwe fchynt den meesten goed. , 'c Zotte Volk valt elk' Bedrieger, ,, Die wat nieuws verzint, te voet. „ Nieuwigheid en medelyden „ maaken veeier zielen zwak: „ Daarom houden wc ons aan 't oude, „ en ons geld in onzen zak." D 4 Is  $6 NEDERLANDS Is het niet om te verdommen over 't geen dus word bepleit? Wie kan zulke woorden fpreeken? Wie? wel! de kwaadaarJJieid. Waarlyk, dit 's maar redentwisten. Maar, waar is de fterveling Die haar dus kan hooren fpreeken zonder verontwaardiging? Hoe vernedrend is dit denkbeeld, dat de Mensch zó liefdloos is, Dat hy braave en lchrandre mannen, van een goed getuigenis. Zo ligtvaardig zou verdenken, zonder reden, zonder grond, Van een oogmerk, zo verachtlyk, v als men ooit een oogmerk vond! Doch, daar de onfchuld deezer mannen duidlyk voor elk open ligt, Zou  VERPLIGTING, enz. 57 Zou ons pleiten hen tot hoon zyn, die getrouw zyn aan hunn' pligt. Alles, wat wy hier van zeggen, komt uit medelyden voort Met u, onbedagte Menfchen! die de item der Reden fmoort. Denkt, dat God tot op den bodem van uw' aller harten ziet. Ja, beoordeelt dus uw zeiven; maar, veroordeelt andren niet. Dan, dit zy uw fchrander doorzicht voor een poos eens toegedaan, Dat het, met de Maatfchappyën , wel in 't kort zal zyn ge .laan. Wat zal dit dan nog bewyzen? Vormt gy zelf nooit eenig Plan, Dan, waar van men u den uitflag vóóraf feeds verzeekren kan. D 5 Vloei-  58 NEDERLANDS Vloeiden zeer veel' goede zaaken dikwyls niet uit fouten voort? Leert ons het gebrek eens Werks niet, juist zo werken als 't behoort? Of zou hy, die naar den eernaam van een' eedlen meester haakt, Nimmermeer een kunstftuk breeken, echter door hem eerst gemaakt? 't Menschdom denkende te houden, (daar toch domheid ondeugd baart) Is, ten minden naar ons inzien, 'sjaars wel twee dukaaten waard. Gy hebt des in 't minst geen reden om te klaagen, dat ge uw geld Hebt verfpild; offehoon gebeurde alles wat gy ons voorfpelt. Dan! hier ftaat het Profeteeren zeker ook de Vrouwen vry? Wy  VERPLIGTING, enz. 59 Wy gebruiken des die vryheid, even onbefchroomd als gy. Wel dan! Als het tydflip daar is, reeds door u met drift vervaagt. Dat al deeze goede Plannen, zo wehneenend uitgedagt, Zyn in ydlen rook vervloogen; ziet! daar zal een Mens eb op/laan, Die , met den bedroefden toefland van ons Vaderland begaan, l 'ii de nu gemaakte entzuerpen, hoe verbaazend in getal, Naar 't vaelvuikkendst overwecgen een dier Plannen kiezen zal, t1 Zaamgefteld uit al het beste dai hy in hun allen vond! De Huishoudelyke Tak dan, ligt ten minften dus den grond: Mag  60 NEDERLANDS Mag hy zelf de grond niet wezen (wy1 gy u daar tegen kant) Tot verbétering der welvaart in ons lieve Vaderland. En dus is, tot uw gerustheid, Staa my toe dat ik dit zeg! Al gebeurde ook alles juist zo als gy denkt, uw geld niet weg. Maar 't lust ons te rug te keerenj en, met vreugd, tot eedier rang Tot een beter lbort van Wezens. Gy, 6 Braaven! die 't belang Van uw' Stad, uw' Landgenooten, als uw eigen heil waardeert, En 't weldaadig Opperwezen, door dat naar te volgen, eert. Die geen zotternyen voortbrengt, in 't bedorven hsrt verdicht. Ons  VERPLIGTING, enz. 61 Om uw zelf daar door te onttrekken aan een dierbevolen pligr. Die wel zondigt door uw' driften, maar niet boos zyt in t verftand. Allerwaardigste Ingezetenen van ons volkryk Vaderland! Zoudt gy immer u beklaagen dat gy nutte Leden zyt Van een Tak, wiens fchoone vruchten 't Vaderland zyn toegewyd? Als wy uwe naamen leezen zien wy u met agting aan; Ja, dan voelenwe onze harten van een zuivre blydfchap flaan; Proeven we iets, naauw uittedrukken; zulk een zagt, een fyn vermaak, Iets, 't geen maar alleen gefchikt fchynt voor den zedelyken fiaaak, Gy  62 NEDERLANDS Gy doet wél, rechtichapen Burgers! dat gy u in 't minst niet fchaamt Voor een Werk uw' naam te zetten, 't welk zo zeer uw' rang betaamt. Van de Tytels, daar de ftervling zich zo hooglyk op verheft, Is 'er geen, die onze zielen met zo diep een eerbied treft, Dan die gy, ö Vaderlanders! door dit uw gedrag verdient. Welk een eernaam kan toch haaien by den haam van Menfchenvriend? Zoudt gy uw' belboning misfen ? neen! het ga dan, hoe 't ook'ga; 't Zalig loon der goede werken volgt altoos den werker na. Schoon zich ook de heele Waereld tegen u ondankbaar droeg, Ia  VERPLIGTING, enz. 63 In de llille zelfgerustheid vindt gy echter loons genoeg. Ziet eens wat reeds is gewonnen met uw uitgefchoten geld; Honderden van Huisgezinnen zyn in beter ftaat gefield. Jonge Kinders, die nog onlangs hunkerden aan 's moeders fchoot, Om hun honger te verdryven met een flukje roggenbrood ; Doch 'er, meest, vergeefsch om vleiden; zyn uit deezen nood verlost; Werken met hun tedre handjes, en verdienen zelf hunn' kost. Afgewerkte zwakke Vrouwen, reeds gekromd dnor arrebeid, Die de treurige behoefte haar, nog jong, hadt opgeleid; Wier  S4 NEDERLANDS Wier zo zuur gewonnen loontje, voor den ouden dag gefpaard, Haar niet voor de drukkendfte armoê, 't grievendfte gebrek bewaart'. Die men, nog maar kort geleden, in haar' huisjes zuchten zag; (Kunnende zy niet befluiten, om, in haaren ouden dag, 't Smaadlyk armenbrood te vraagen) zyn ontheven van die fmart. Zy (hoe moet u dit verheugen!) danken u met heel haar hart. Zwaar werk kunnen zy niet werken, hier toe zynze nu te zwak. Maar, gy gaaft aan haar een arbeid, die zy, zittend, met gemak, Ja, voor tydverdryf, verrichten. Nu is aan haar wensen voldaan; Want  VERPLIGTING iprz. 6s Want zy zullen arm, doch eerlyk, wat geluk! ten grave gaan. Braave, frisfche Jongelingen, voelden *t reine vuur der min Door Natuur in 't hart ontfteken; maar een talryk huisgezin, En geen brood, deed hen bevreest zyn voor dien aangenaamen ftaat, Die zo menig-een behoed heeft voor 't verderf, en voor al 't kwaad, Dat uit een losbandig loeven voortvloeit en te wagten is. Gy wist hen aan werk te helpen: nu is de Echtverbindtenis 't Wenschlykst heil; terwyl de Jongling zich niet voor gelukkig houd, Nu hy braaf den kost kan winnen, voor hy wettig is getrouwd, E Hoe  66 NEDERLANDS Hoe verlangt hy nu naar kindren! Elke vrucht van zyne trouw Doet hem met meer vreugde werken; bind hem fterker aan zyn' vrouw! Hier door wint men goede Burgers voor ons waarde Vaderland. Alles word aldus verbeterd, en herkrygt zyn' ouden ftand. Weelde en Luiheid moeten vlieden, als de Moeders zyn bedagt, Hoe zy toch wat zullen fpaaren voor 't aankomende geflagt. Nu , nu zullenwe ondervinden, (dat nu alle vrees verdwyn) Hoe trouw, zuinigheid , en yver Nederlandfche deugden zyn. Mannen, in hunn' kindfche dagen , door hunn' Ouders opgeleid Tot  VERPLIGTING Enz. 6f Tot een nuttig handwerk ; mannen, vroeg gewoon aan arrebeid ; Mannen, wien het ledig loopen was ten bitteren verdriet, Zagen yverig naar werk uit, maar vergeefsch ; het was 'er niet! Zagen zich , hunn' Vrouw' en kindrene van het noodige beroofd; Gingen uit, verbleekt door zorgen; kwamen thuis, berooid Van hoofd. Geemlyk zynde , morden zy (leeds op hunn' vrouwen, op hun kroost | Zogten, of by (legt gezelfchap, of by fterke dranken troost. Naauwlyks geeft gy uwen byftand aan het allerbeste Plan ; Naauwlyks maakt gy, dat die lust heeft om te werken, werken kan; E ft Of  68 NEDERLANDS Of zy gaan met groote" blydfchap yder naar zyn handwerk toe. Werken, zyn hun flordig leeven ook van gantfcher harten moê. Liggen wekekyks hunn' winning hunne vrouwen in den fchoot; Lajhen , dartlen met de kindren, eeten vergenoegd hun brood. Alles gaat nu weêr geregeld ; all' de driften zyn bedaard. Kommer hadt het hoofd verwildert; maar geenzins hun hart ontaard. Kindren worden fchool gezonden, gaan met andre kindren om ; Worden zedig en aanvallig ; zyn ook veeltyds wellekom In fatfoer.delyke huizen ; raaken daar al meer bekend; Wor-  VERPLIGTING enz. 69 Worden aan 't bctamelyke daaglyks meer en meer gewend. Die befchaafdheid hunner zeden blyft hun al hun leven by. Ziet zo nuttig, braave Burgers, zyt gf voor de Burgery ! Nu, nu hebbenwe onze harten eindlyk voor u uitgefchud. Landgenooten ! wy bedoelen niets dan 't algemeene nut. Leest het geen wy voor u fchreeven ; Toets het aan 't gezond verftand : Alles ademt menfchenliefde, alles heil voor 't Vaderland. Alles wat het hart kon roeren is door ons nu voortgebragt: Maar wy zyn niet aangtblaazen; neen ! wy hebben zelf gedagt. E 3 Als  po NEDERLANDS A's gy *t ftuk hebt afgeleezen, en de aandoening is gekoeld, Als gy meerder wikt en oordeelt, dan wel ondervindt en voelt. En ons Voorftel dan geen Proef houd 5 fmyt het weg, dan deugt het niet Maar, indien gy, overtuigend» 't nut der Maatfchappyen ziet, Die 'er, binnen weinig jaaren, in ons Land zyn opgericht j Poogt haar toch in ftand te houden, ziet niet flegts, maar doet uw pligt, En gy, waardige Beftierders des HUISHOUDELYKEN TAKS, Die wy thans, befcheiden, nadren, troost u zelfs wat ongemaks. Offert iets tan uw vermaaken , van uw rust, van twen tyd, Aan  VERPLÏG T I S G enz. ft Aan een werk, waar aangé u zeiven reeds met lust hebt toegewyd. Overweegt, dat uwe Post u tot onkreukbre trouw verbind. Blyft rechtvaardig , edelmoedig, en , is *t mooglyk , eensgezind ! Geeft den Nyd tot het vermoeden geen den allerminften fchyn , Dat uw oogmerk niet regt eerlyk , niet recht Vaderlandsch zou zyn ! Mogt nu, door uw deugdzaam poogen, doodfche Neeringloosheid vliên! Mogten onze afkomelingen 't Vaderland gelukkig zien! Nu, nu voelen onze zielen eene ftille eerbiedigheid, Die, door 't bleeke ontroerde wezen, nu en dan een blosje fpreid! E 4 Gunt  f2 NEDERLANDS Gunt ons , waarde braave Vrouwen, op deez' heugelyken dag, Voor een oogenblik uwe aanda^t! hunne liefde , diep ontzach Voor uw' welgevormde harten , en uw zucht voor 't Vaderland, Bieden ons, daarwe u begroeten, allervriendclykst de hand. 't Zyn noch overvloed noch aanzien* u zo mildlyk toegedeeld ; Waar door gy, fchoon ftsrvelingen, hier beneden God verbeeldt; 't Is door zegenende goedheid , door Voorzienigheid beftuurd , Waar door gy naar God kunt zweemen, wiens ontferming eeuwig duurt, 't Zyn geen fchatten, 't is geerf hoogheid, t geen gezach, die aan 't gemoed Van  V E R P L I G T 1 N G enz. 73 Van een zeedlyk , reedlyk Wezen , waar genoegen fmaaken doet. Neen ; 't is de edele bewustheid, dat men ook voor andren leeft; '$ Is het onbekrompen Weldoen dat dit zielsgenoegen geeft. Wie is magtig uit te drukken, welk vermaak Gy ondervindt ? Die aan U, hoogwaarde Vrouwen, 't dankbaar Vaderland verbindt! Schrandre , doorgeleerde Mannen , vormen naauw dit heilzaam Plan , 't Geen aan Neêrlands Ingezeetnen zo veel voordeels geven kan; Of uw vriendelyke harten oopnen zich, gy zyt vol vreugd, Datge een fterke Troef kunt fchenken van uw onverniste deugd. E 5 Gy  74 NEDERLANDS Gy deedt meer dan men kon vergen, Aan uw Vaderland gehecht, Toont gy , kragtig, hoe zyn welvaart U op 't naauwst aan 't harte legt! Dat ons eertyds bloeijend Holland, voor een korte poos vry kwyn'; *t Heeft geen nood, zo lang 'er vrouwen van uw eedlen inborst zyn. Zo gy maar de Kunstenaaren door uw gunst tot Hand gebragt, Uwe voorkeur wilt vereeren; zo gy fmaakelooze pracht, Die tot nadeel der Fabrieken, zich al meer en meer verfpreid, Door uw treflyk voorbeeld afkeurt; zo gy Hollandsch deftigheid In wilt haaien door uw kleeding, door uw huisraad ; dan word gy, Ach,  Vli&PLIGTING fen z- 75" Achtingwaardige Hervormfters van de heele Burgery. •t inlandsch zal het oog bevallen van de Grooten, ja van 't Hof. AH' de winkels zullen pronken met ïnlandfche waar en ftof. Yder zal naar 't Inlandsch vraagen, als men nu naar 't Uitlandsch doet, Dan , dan zullen, als voorheenen, Naarftigheid en Overvloed •t Vaderland tot woonplaats kiezen. Zulk een fchoon vooruitgezicht, Zynwe, ö Nederlandfche Vrouwen , aan uw liefde en zorg verpligt. Wy bekennen, 't ftreelt ons heerschzucht, 't doet ons hart met blydfchap aan, Dat meest altoos *t goed?, 't nutte, door de Vrouwen word gedaan. On*  76 NEDERLANDS Onze fchrandre Mannen denken, peinzen nog eens ; het befluit Komt, en naauwlyks is 't gekomen of de Vrouwen voeren 't uit. Vrouwen zyn niet zo fchroomvallig, als men maar te dikwyls hoort. Onze moed is juist niet minder; hy is van een ander foort, Dan de moed der andre Sexe. Mannen fteunen op hunn' fcragt, Op hunn* fterkgefpierde leden : Vrouwen zyn gedwee en zagt. En 't is juist die vriendelyke zoete, ftille , blyde aart, Die den moed om groote zaaken uit te voeren in ons baart. Zien wy een beklaaglyk voorwerp? Aanftonds zyn wy aangedaan; Aan-  VERPLIGTING knz. 7T Aanftonds yvrig, aanftonds bezig om dat Voorwerp by te ftaan ! Is die hulpe, is die byftand met geen klein gevaar verzeld * Dit bemerken wy niet eerder voor het is voorby gefneld. Of, indien wy 't eerder merken, 't Hindert niets aan ons befluit. Menfchenliefde geeft ons kragten , cn die kragten voeren 't uit. Oude, deftige Matroonen! voelt gy u reeds mat en zwak , Gy kunt echter nuttig wezen. De Huishoüdeiyke Tak is reeds moedig op de vruchten, die gy in uw grysheid draagt Leeft, kan 't zyn, nog veele jaaren. Doch indien het God behaagt U  78 NEDERLANDS U dra Zalig te doen rusten, dan zultge in den arm der dood, U nog hartelyk verblyden, dat gy uwe hulpe boodt Aan uw altoos , altoos, dierbaar, fchoon vervallen, Vaderland. Dan zult gy uw geest beveelen, in Gods liefderyke hand} Vol van hoop dat die genade, daar gy hier op hebt vertrouwd, U eens eeuwig zal doen woonen in de ftad door God gebouwd. En gy, fchoone Gunftelingen van den Rykdom , van de Jeugd « 6 Wat mogen wy niet wagten van uw welgeveste deugd J Uwe aanzienlyke gefchenken , geeven het getuigenis, Dat  VERPLIGTING enz. Dat de Vaderlandfche liefde nog niet gantsch verloren is. Eén Getouw, door uwen byfland, door uw zorgen, door uw geld, Opgericht, vergroot, veranderd, of in beter ftand gefield , Geeft u , inderdaad, meer luister, meerder innige waardy , Zet uw vrouwelyk karakter meerder liefde, en achting by, Dan of gy den Vaderlande door uw arbeid had verplicht, Tot het leezen van een heerlyk Lier- of Kunstryk Heldendicht. Jonge aanzienelyke Vrouwen, aan ons Vaderland gehecht! Mogt het geen door ons, eenvoudig, fchoon welmeenend , is gezegd, Oók nog éénig nut bewerken! dan , dan waren wy verheugd ! Daar wy met u mogten deelen in die balfemryke vreugd, Die 79  8o NEDERLANDS Die 'er ligt in 't overdenken: „ 'k Ben toch óók van nut geweest! „ Is het niet door myne fchatten? „ dan ten minften door myn' geest. „ 'k Heb de gaven , my gegeeven', „ fchoon van een' heel' andren aart, „ Dan die God u' toebetrouwden , „ voor myn Naasten niet gefpaard"... Dat wy, als ons werk op aarde t' eenemaal is afgedaan , Naar de zalige gewesten van het Ryk der Geesten gaan ! Om het wys, het grootsch , het heerlyk, en voor ons zo heilryk, Plan , Uitgedacht door 't Eeuwig Wezen, 't geen geen mensch doorgronden kan, Meerder van naarby te aanfchouwen ! en te erkennen, dat ons lot Nooit in beter handen zyn kan dan in die van onzen God. HET  HET NUT DER VADERLANDSCHE MAATSCHAPPYE VAN REDER Y en KOOPHANDEL, OPGERECHT te HOORN, TOEGEËIGEND aan de H E E R E N BESTIERDERS, DOOR E; BEKEER, Wed. ds. a. WOLFF, en a. DEKEN,   II E T NUT DER. VADERLANDSCHE MAATSCHAPPYE. !N"og is myn geest van zyne ontroering niet bedaard; 'k Voel nog myn hart vergeefsch naar ftille ruste hygen: Hoe verr' is niet de mensch van zynen aart ontaard ; Die zag het geen ik zag, en 't mooglyk vond te zwygen! ö Eedle Menscuenliefde! ö zucht voor 't Vaderland! Wie kan uw' invloed, wie uw werking wederftreeven? Gy werkt op onze ziel; maar ook op ons verftand: Door U bevordren wy 't genoegen van ons leven. 0! Vondenwe ons ïnftaat, geëerde Burgery, Om 't geen wy voelden ook in uwe ziel te drukken! Dan was ons hart gerust, dan zou uw' Maatschappï, Wel ras de zoete vrugt van deezen arbeid plukken. F a Ik  84 HET NUT DER Ik zag in Hooren, op den Schouwburg der Natuur, Een Hollandsch Meesterstuk met kragt en nadruk fpeelen. Hier had MENscnLiEVENDHEiDde Hoofdrol; en fcheen vuur, Geest, houding, pracht en fpraak aan andren meê te deelen. Hetwas: Behoeftigheid tot beter staat gebragt, 't Geen ik zo meesterlyk, zo treffend zag vertoonen. Dit Schouwtooneel was door de Godsvrucht uitgedagt: Zy vond een waare vreugd dit meermaal by te woonen. 'k Zag, in een lugtig, ruim en zindelyk Vertrek, De nutte Naarstigheid, met lust en moed aan't werken: Schoon men, in haar gelaat, de tékens van gebrek, Van lang gedraagen angst, nog duidlyk kon bemerken. Men. zag niet minder klaar door 't dunne floers der Hoop, 't Geen voor haar' oogen hing, dat alles was geleden; Dat zy, van deez' tyd af, in haaren leevensloop, Een beter lot verwagtte, en minder tegenheden. Toen viel de fcherm; en ik, ik had toen lust en tyd, Om 't geen 'er was vertoond, aandachtig t'overdenken. „ Is 't mooglyk dagt ik, is het mooglyk, dat de Nyd „ Het welgeplaatfte hart belet hier iets te fchenken! „ Wordt!  VADERLANDSCHE MAATSCHAPPYE. Word hier de Naarftigheid door loon niet aangcfpoord? ,, Weert dit den Bedelaar dan niet van onze wegen? Brengt dit der Burgery' geen rust geen voordeel voort ? ,, En (trekt deez' Maatschapïyoiis Land dus niet tot zegen? " Dus peinzend wierd de fcherm weer fpöedig opgehaald. Een klein Gemeenebest, door leerlust aangedreven, Wierd toen voor ons gezicht natuurlyk afgemaald; Men zag hier hekelen, daar [pinnen, hasplen, weeven. De zagte wol wierd voor het Weefgetouw bereid ; Daar gaf men aan de (tof een ryk verfchiet van kleuren; Terwyl de Kunst het zich getroostte, om, met beleid, Den neergedrukten geest der Armoede op te beuren. Met hoe veel oordeel, hoe veel heuschheid en vermaak, Wistze in Behoeftigheid 't vernuft weêr op te fpooren! Wy zagen 't werk; en 't gaf bewys van goeden fmaak: Des armen fraai vernuft gaat hier dus niet verloren. Ik zag tot zwaarder werk de zwakke en loome hand Des vuigen Luijaards, die den by] naauw kon handteeren, Tot voordeel van zich zelf, tot nut van 't Vaderland, Zo vlytig aan het werk als iemand kon bcgeeren. V 3 Het «5*  8, Geloof en Christendeugd Wat laater fpreken; ja, maar ook wat meerder kennen! Dan deed men overal zo als hier word gedaan. Dan... Maar een nieuw Bedryf bepaalt hier myn gedagten. De Sexen heffen nu een' heilgen Beurtzang aan. Wie zou een harmonie, zo liefiyk, hier verwagten ? Men zingt den hoogen lof van Gods Voorzienigheid; Men zingt de zorg van 'thart, en noodt de vreugd daarbinnen: Eiks fiem word naar de kunst geregeld en geleid; Elks geest word aangedaan door tusfchenkomst der zinnen! Geen ftaatig Kerkmuziek heeft my ooit meer bekoord, Dan dit Gezang; ik kon myn traanen niet bedwingen. Hoe wél was hier de maat gefchikt naar yder woord! Maar hoort hoe vergenoegd, hoe aangenaam zy zingen. God, die op onze laagheid ziet, jongelingen. God, onze God, verfmaad ons niet! Laat ons hem dankbaar pryzen! Doeb-  VADERLANDSCHË MAATSCHAPPYE. 8c* ö Ja! wy hebben loovens ftof. Dochters. Den God des heils zy eeuwig lof, Voor al zyn guns-tbewyzen! Da capo ! ö Heer! Zie neêr, Beiden. Uit den Hoogen, Op ons poogen, Om U te eeren : Wil ons zelf het danken leeren! Da capo l Hoe trof my alles 't geen ik hoorde en heb gezien! Zyn dat die kinderen, die ik in 't wild zag loopen ! Is dat die woeste hoop? is 't mooglyk! kan 't gefchiên! Dit, waarlyk, overtreft all' wat wy durfden hoopen ! Zwyg, fchimpend Nydigaard! zwyg, kruipende Eigenbaat: Al wat gy tot bezwaar der Armoede ooit kunt zeggen, Waar doorge uw laage ziel, uw vuigen geest verzaad, Zal Hoorens Maatschappï volmaaktlyk wederleggen. F 5 Re-  9o HET NUT.DER Regeert 'er zulk een orde ook in uw Huisgezin Als hier? is yder daar altoos zo vrolyk bezig? Hier is men vergenoegd met een zeer klein gewin; By U woont Overvloed, maar is de vrede afwezig. Zie 't geen ik heb gezien, en reken 't U een' eer, Om van Behoeftigheid deez' nutte les te leeren: „ Die nooit te vreden is, en altoos vraagt naar méér, „ Zal, wat hy ook bezit, juist 't geen hy wenscht ontbeeren. „ Is nog deez' Maatfchappy " een dwaaze herfenfchim, „ Een vrucht van eenen geest voorlang gewoon te dweepen?" Zo als uw fchranderheid, zo onnadenklyk fliin, (Hier draagt gy glori op) het altoos heeft begrepen? Ziet gy het nut nog niet?.. Maar 't vyfde bly Tooneel 't Geen nu ontfloten word, belet my voort te denken. Hier valt Verdienfle en -Deugd een' Eereprys ten deel; De Vlyt word opgewekt door waardige gefchenken. Hoe fteekt het naaiftig Wicht de kleine handjes uit! Nu zal een warmer kleed het teder lyfje dekken. Wat is een klein gefchenk hier niet een groote Buit! Hoe yvert elk om 't meest, om toch een prys te trekken! Zy  VADERLANDSCHE MAATSCHAPPYE. 91 Zy worden uitgedeeld ! wat gaanze bly te rug ! Een kind kan, 't geen het voelt, onmogelyk verkroppen. Hoe blinkt het vriendlyk oog! wat zyn die voetjes vlug! Ach, ziet hunn' boezemtjes van zagte vreugde kloppen! Elk moet getuige zyn van 't geen me ontfangen heeft! De Moeder moet vooral, het wel terdeeg, bekyken. ö Weltevredenheid, die meer dan Rykdom geeft, Gy zyt veel meer het deel der Armen, dan der Ryken! Ziet dok den braaven man, den wakkren jongeling, Door Eerzucht aangefpoord, naar 't eereloon begeerig. Ontneemt de zucht tot roem den zwakken fter veling; Hy word van 't mocilyk werk, ook dan, wel dra, afkeerig. Zy neemen het gefchenk, met ftüle dankbaarheid , Met oogmerk om het zelf naauwletrend te bewaaren; Om dus, van jaar tot jaar, door 't zuinigfte beleid, Een maatig ftuivertje voor laater tyd te fpaaren. Men leert, aan oud en jong, hier fteeds dien groeten pligt; Beftaande, in God, altyd, van alles, de eer te gceven. En yder gaat naar huis, verheugd, geleerd, geftigt; Vol hoop op 'sHemels gunst, ook voor het volgend leven. Wie  9z HET NUT DER Wie niet, in alle ding, alleen zich zelf bedoelt; Wie niet befloten heeft zyn' boezem te verfraaien; Wie nog maar ééne vonk van menschlykheid gevoelt, Zal, ziende 't geen ik zag, nog langer kunnen draalen, Om iets te waagen aan deez' nutte Maatfchappy ? ö Ho oren! hoopt gy nog op 's Hemels dierbren zegen, Voor U? betracht dan *t heil van uwe Burgery; Laat, laat uw zelf eens tot milddadigheid beweegen ! Is dan het geen ik zeg flegts vindingryk verdigt Door 't fcheppende vernuft? Is, binnen uwe muuren, Niet zulk een Maatschapp y voor 'tVaderland gefticht! Zyn 't niet uw' Burgers, die dit fchoone werk beftuuren? Is dan, door uwen Ris, dit Plan niet uitgedagt? Heeft hy dit Pian niet aan uw oordeel voorgedraagen ? Heeft hy het, met Gods hulp, niet reeds in ftand gebragt? En mag hy dan van u geené onderfteuning vraagen? Hoe, vraagen? bloos van fchaamt', dat hy dit vraagen moet! Men noeme 'smans Ontwerp, na 't vlytig overweegen Van 't geen hy fchreef en deedt, zvelmeenend; maar niet goed; Voor U, ö Hooren! is '.er voordeel in gelegen. Ja-  . VADERLANDSCHE MAATSCHAPPYE. 93 Indien 'er in uw' ftad ook flegts één Huisgezin, Te vooren onbefchaafd, en van gehaatte zeden, Uit loffelyke drift tot eerelyk gewin Zich zelf hervormen wil, en beter weg betreeden, En eindlyk aan dien weg, al gaande, word gewend, De Deugd als Deugd bemint; die navolgt uit verplichting, Het heil des Godsdiensts zelf door overtuiging kent, Dus leeft in zyne wyk, tot nut, tot waare ftichting: Zal dit geen voordeel zyn voor uwe fchoone ftad ? Zal dit de Beedlaary niet van uw ftraaten weeren? Waag dan, zo 't waagen is, een weinig van uw fchat. Gy waagt zo veel; dat u dit weinig niets kan deeren. Gy ziet, met log vermaak, uit uw geliefkoosd geld, Van verre cn in 't verfchiet, door vreemde Mogendheden, Wien 't vaderlandsch geluk voorlang al heeft gekweld, Tot deszelfs ondergang, misfchien, de Wapens fmeeden!.. Maar, vergt men u iets af tot heil van 't Vaderland, Hoe weinig dit ook zy, gy moet verzekerd wezen Van 't geen gy geeft: 6 ja, hier eischt gy onderpand; De minfte zwaarigheid doet u hier alles vreezen, JSe-  94 HETNUTDER Beminde Burgers! is dit Vadcrlandsch gedagt? Is 't Vaderlandsch gedaan? hoe! doet deez' vraag u bloozen? Denkt, dat de Billykheid van u hier 't meest verwagt; Blyft, blyft uw' grooten pligt dus niet vervvareloozen! Komt, geeft uw Maatschappy blymoedig uwe hand! Zy is by u inftand; gy moet haar onderfteunen ; Volgt de infpraak van het goed, het denkende vcrftand; Wilt, wilt u niet in 't minst aan Spotterny bekreunen. Spoort dus ook anderen tot onderfteuning aan. Zo gy niets geeven wilt, wie, bid ik, zal dan geeven? Maar, word door U, getrouw, het geen gy kunt, gedaan, Dan zult gy, denkelyk, dien blyden dag beleeven, Waar in ons Vaderland, aan Hoorens Maatschappy, Haar weer herftelden bloei zal danken; en vermelden, Hoe eens, in diep verval, uw braave Burgery Den voorfpoed en 't geluk ook' in den Staat herftelde. En  VADERLANDSCHE MAATSCHAPPYE. 9S % J*£ # >}£ ?JC En gy, o braave Ris! beminlyk Menfchen vriend! Gezegend werktuig in de hand van 't Alvermogen! Het heil van 't Vaderland, dat gy zo yvrig dient, Is 't eind van uwe vlyt, is 't oogmerk van uw pogen. Ga voort, ö groote Man! blyf aan uw hart getrouw! Uw Godsvrucht blyve Gode al 't ovrige beveelen! Wat dit ook wezen zal, nooit zult gy in 't berouw Van 'tIiefdeünteerend hart, noch in zyn knaagiug deelen. jfc j}£ 2*2 ïj£ En gy, doorluchtig Vorst! 6 oogenlust, ö vreugd Van 't vrïe Vaderland! U naadrenwe uit verpligting Aan uw grootmoedigheid, uw Vaderlandsche deugd, Betoond in 't ruime deel, genomen in deez' ftichting Van Hoorens welbeftierde en fchoone Maatschappy. Wy onderftaan aan U de erkendtnis op te draagen Voor uwe opregte zugt tot heil der Burgery. Ach, mogt ons dankbaar hart den besten Prins behaagen! Der  96 . HET NUT DER VADERLANDSCHE enz. Der Vorften Opperheer, de Koning van 't HeelSl, Wil U, geliefde Vorst, tot 't Landgeluk lang fpaaren! Leef, met uw Vors tl yk Huis, bevryd van ongeval, Een reeks van wenfchelyke en ook beroemde Jaaren. Zie 't Vaderland in bloei; fmaak, dierbre Willem! 'tZoet 'c Geen de overtuiging aan uw eerlyk hart moet geeven: „ Ik heb myn Vaderland befchermd; 'k was groot en goed. „ Ik heb de vleijery uit myn Paleis verdreven." Wierd deE erste Willem als 'sLands Vader hoicgst geacht; Spreekt niemand van dien Prins dan om zyn deugd te roemen? Ons hart voorfpelt het ons; het billyk Nageflagt Zal'sVïFDEN Willems naam nooit dan met liefde noemen. E. BEKKER, Wed. D*. A. WOLFF; en A. DEKEN. Ryp in Noördholland, mdcclxx1x.