V R IJ M O E D I G Ê AANMERKINGEN, over de UITSLUITING van allen die door PUBLIEKE ARM KASSEN bedeeld worden, Als Stemgerechtigden tot het maakeu van Kiezers, bij eene oproeping van het NEDERLANDSCHE VOLK tot eene NATIONAALE CONVENTIE. In Holland,   VRIJHEID ! GELIJKHEID ! BROEDERSCHAP ! Mede burgers. Aanmerkingen te mogen maaken op de Voordellen van zijne Vertegenwooordigers behoort zeker tot de Rechten van den Mensch en den Burger. Die aanmerkingen agter te houden , in gevallen van gewigt, waarbij men meent, dat het Alge* meen weezenlijk belang heeft, fpfuit voort uit cene veelal laakbaare fchroomvalligheid, valfche nederigheid of ergere bcginfels, die meer regelrecht uit eigenbaatige oogmerken gebooren worden. Intusfchen een afzonderlijk Lid der Maatfchappij, die aanmerkingen maakt op een Voorftel gedaan door verfcheide Lieden die bij vcelcn hoog in achting flaan om hunne kunde, oprechtheid en Vaderlandsliefde, fielt meestal zich bloot aan de verdenking, dat hij liever, dan zich te gedraagen aan het oordeel van wijze en braave Lieden, zijne eigen gevoelens wil doen gelden. En hij heeft voor zijne vrijmoedigheid, fchoon uit de beste beginfels gefprooten, op zijn minst den naam van eenen neus-, wijzen bediller, zo geenc gevolgen van een erger foort te wachten. — In te ftemmen met de handelingen van hun, die in aanzien zijn, is de weg tot eer en voordeel — ffil te zwijgen bij hunne verrichtingen veroorzaakt koele onverfchilligheid —* A a ca  ( 4 ) en iets hunner bedrijven of voordellen af te keuren zal zeker den haat van veelcn verwekken, waaruit verachting en andere onaangenaamheden gebooren worden. Alle deeze gevolgen meer of min vooruitziende , omdat ik ze meermaalen cenigermaate ondervonden heb, kan ik egter thans niet zwijgen, mijne Medeburgers! 1— of ik zou ophouden — in mijne eige oogen— een waardig Burger van dit nu onafhang- lijk Gemeenebest te zijn. En liever zal ik mij alles getroosten, dan dat onaangenaam gevoel. Met eene aandoening, die na aan verontwaardiging grensde, zag ife in het Plan ter zamenroe^ïng van eene Conventie in het iode Artikel, de door publieke Armkasfen bedeelde Leden der Bataaffche Burgermaatfchappij gelijk gefteld, met perfoonen , die , om wangedrag en verkwisting onder Curateelen geplaatst zijn, met door den Rechter voor eerloos verklaarde pcrfoonen, en de zulken, die in gevangenisfen het vonnis der Rechteren afwachten; — en als zodanig van het Stemrecht uitgeflooten. In de eerde oogenblikkcn van gevoeligheid brandde mij het hart te hevig van dien edelen toorn, die een mensch gevoelt, wanneer hij meent, dat hij zijnen medemensch onverdiend ziet hoonen, dan dat ik in ftaat was, om op eene befcheide en bedaarde wijze over het onderwerp te fpreeken of te fchrijven.LigtelijkzouikdandeStellersvauhetPlan, ■ die  i s 3 die wel meenende kunnen gedwaald hebben, beleedigd' hebben, zonder de zaak van de , naar mijn oordeel, onrechtmaatig uitgcflootcn klasfe van Burgers bevorderd te hebben. Ik wachte daarom, tot dat dit eerst gevoel bedaard was; — maar mijne overtuiging van de noodzaaklijkheid, om ten minden niet geheel op dit Artikel ffcil te zwijgen bleef zo groot, dat ik befloot, om in een kort vertoog mij, aan u, mijne Medeburgers! te vervoegen — en de redenen aan te voeren, die ik voor de fhemgerechtigdheid mijner gcalimenteerde Medeburgeren meen te pleiten. Bedenkt vooraf, mijne Medeburgers! dat armoede , dat behoefte geen ondeugd, en op zich zelve een ramp, zo groot is , dat zullen de armen en behoeftigen niet geheel beneden het peil der menschlijkheid wegzinken, de meer aanzienlijken de meer gegoeden' alles moeten aanwenden , om hun het hoofd boven te houden, en bij alle gelegenheden hun doen gevoelen, dat zij menfehen , dat zij vrije menfehen zijn. — Laaten uwe zielen, door het gevoel der menschlijkheid verwarmd , mijne aanmerkingen met een onpartijdig verftand en mcnschlievend hart overweegen , en naar beider uitfpraak vonnisfen. Buiten allen twijfel worden 'er twee voornaame zaaken in eenen Stemgerechtigden vereischt. Kunde — en Eerlijkheid. — Genoegzaame Kunde naamelijk, om te weeten , wie hij, in het een of ander geval, als zijnen vertegenwoordiger-verkiest, -~ A 3 Eer-  c * ) Eerlijkheid, om niet door bijzondere belangen e« cigenbaatige roerfels gedreeven te worden, om de eodanigen te kiezen, die alleen het heil van een bizonder gedeelte van het volk en niet dat van het geheel op het oog hebben. Deeze twee cigenfchappen in iemand plaatsvindende kan hij eene goede en eerlijke keuze doen. Ik durf waarlijk niet onderflellen, dat iemand mijner Medeburgers zou durven denken, dat 'er onder de door publieke Armkasfcn bedeelde perfoonen geene konden gevonden worden , die deeze twee eigenfchappen bezitten. Zo laag fielt 'er niemand, dan een opgeblaazen dwaas, die alleen geld en aardfche grootheid zijne Godheden acht, de fchamcle Gemeente; doch ik ducht, dat 'er veelen, door dwaalingen en vooroordeelen verblind , die klasfe van menfehen te laag zullen ftcllen: en dus vraag ik , wie zijn die Lieden, die door publieke Armkasfen bedeeld worden ? — Zodanige immers onzer Medeburgeren , die, door het lot hunner geboorte, door den flaat hunner Ouderen , door het verloop van Negotie en Fabrieken, en ecnige door verwaarloozing hunner zaaken, in zodanig ccnen flaat verkecren, dat of de Plaatslijke Regecring of de Armbezorgers der bizondcreGemeentcu hun in hunne behoeften doen onderfleunen uit de Ivasfe der Algemccnc Burgerij, of die der onderfcheide Godsdienflige Gezindheden. Wie durft nu bevvecren , of liever wie kan flaande houden, dat het Lot der Geboorte, de Staat, waarin onze ouders  C 7 > dets leefden, het verloop van Negotie en Fabrieken iemand van genoegzaame kunde en eerlijkheid berooven, om als Burger zijn ftem te kunnen uitbrengen over een perfoon, die hij tot zijnen vertegenwoordiger in het een of ander geval begeert.—■ En wie is 'er, die, in de meefte gevallen, de juiste ondcrfeheiding weet te maaken, of de armoede uit verwaarloozing van zaaken, of uit andere oorzaaken gebooren wordt. — En kon men dezulken al uitfluiten, dan ook behoorden de vcrwaarloozers van hoogeren leevcnsftaat uitgeflooten te worden. ,,Is deeze zaak dan zo geheel ontheven vanzwaarigheden ? zult gij mij misfchien toevoeren, mijne Medeburgers ! — Gij zult immers moeten bekennen, dat het dikwerf lieden, die jaa het ongeluk hebben gehad, om in behoefte aan de lichaamlijke noodwendigheden gebooren en opgevoed te worden , en nog voortleeven, aan de ecnvoudigfte kundigheden ontbreekt."— Ik beken de onkunde van den bchoeftigen kring is groot, — maar wie zal tusfchende kundigen en onkundigen de juiste grenspaalen aanwijzen. Wie uwer heeft niet dikwerf met arme en behoeftige menfehen gefproken, die de duidelijkfte blijken van gezond verftand en kennis aan den dagleiden , fchoon met zogenaamde ruwe en onbefchaafde uitdrukkingen — wie vondt niet dikwerf, zo hij niet te zeer door den glans van rijkdom en aanzien de oogen blind gefchemerd wierdt, den grooten nar bij eencn fchijnbaar befchaafden en zogenaamd weüeevenden man van middelen. — Schoon A 4 • ie  C 8 ) de fortuin nukkig is in het uitdeelen haarer fchatten, de natuur is milddaadiger — en onbekrompener ■in haare gaavcn van vcrftand en algemeene kundigheden over het menschdom. — Dikwerf vallen zij, die aan eene meêr of min befchaafde opvoeding en leevenswijze gewoon zijn, in het zwak, om niet genoeg te onderfcheiden, wat gebrek aan menschlijke bekwaamheden, wat gebrek aan befchaafde opvoeding zij. — Men beleedigt de behoeftige of arme klasfe van Medeburgers niet, als men hun eene grootere eenvoudigheid toefchrijft, maar juist die eenvoudigheid doet hun de zaa* ken in een onbezwalkter licht aanfehouwen, dan lieden door geboorte en toevalligheden des lecvens in hoogere kringen geplaatst. De behoeftige weet meestal (en in alle gevallen kan dit de aanzienlijkfte en rijkfte even min) onderfchcid te maaken tusfehen den Slechthoofd en den Verftandigen, tusfehen den Schurk en den Eerlijken Man, en de behoeftige, de bedeelde Medeburger dit onderfchcid kunnende maaken, is zo wel als de minbehoeftige en onbedeelde in flaat, om zijne Item uitte brengen, „Zagt wat! hoor ik mij toeroepen. De bedeelde Medeburger is af hangelijker, dan anderen zijner Medeburgers." — Waarvan toch behooren de behoeftige Medeburgers in eenen Burgerflaat af te hangen, waarvan anders dan van den Staat zeiven, en dan zouden zij zicli af bangelijk waa- - neu V?,n die Armbezorgers, die hun de gaavcn der  c 9 3 der Burgerijen uitreiken. Spreek hier, Ondervinding! hoe dikwerf juist die Armbezorgers, 't zij met of buiten fchuld, juist bij die perfoonen, welke zij bedeelen, meest gehaat, meest gevloekt zijn. - Hunne af hanglijkheid van den geheelen Burgerflaat, om dat ze uit'sLands- ofStads-ofKerklijke Kasfen gevoed worden is immers niet grootcr, dan die van ambtenaaren, die uit 's Lands- of StadsKasfen bezoldigd worden; en die algemeene afhanglijkhcid kan geen fchadelijk gevolg pp het uitbrengen der Hemmen hebben. . Jaa zo men de af- hanglijkhcid te fterk trekt, zal men bevinden, dat de daghuurcr, die , fchoon onbedeeld, van den werkbaas , die hem zijn loon geeft, afhangt, dat de werkbaas , die van ecnigen zijner Medeburgers bcgunftigd wordt met het vervaardigen van 't een of ander tot hun gebruik of gerijf, in een ftaat van afhangelijkheid zijn, die fomtijds hun fchijnbaar onbevoegd tot de ftemgerechtigdheid maakt. En immers , laat ik het rond uit zeggen, de zogenaamde Grooten , de Aanzienlijken hangen ook dikwerf, meer dan men zich verbeeldt, van elkander af. - De Onafhanglijkheid, Medeburgers! ontftaat niet uit onzen Lcevensftand - maar uit de grootheid van onze eige ziel. - 'Er zijn afhanglijk bedeelden, die hunnen Armbezorgers om ecnen vetten brok, als laage yleijers zouden (temmen, maar 'er zijn ook onafhanglijk fchijnende Middelbaaren en Rijken , die uit loutere gehegtheid aan. hunne vooroordeclen van ommegang, als laage A 5 vleijers,  C w > rlcijcrs, hunne tafel- en gczelfchapvrienden zouden* ftemmcn alleen om niet met hun te brce- ken. Komt het egter niet in aanmerking, zal mij een bedachtzaam befchouwer van den ftaat der zaake toe voeren, dat de bedeelden, meer vatbaar zijn voor omkooping, dan de rijken, dan de middelbaarcn. Veel fchijns heeft de tegenwerping ; maar zijn dan alleen de bedeelde Armen omkoopbaar want de overige Armen worden niet uitgeilooten. Is de Middelbaare (tand jiiet door gunden de hoogere niet door vette Ampten omkoopbaar ? Waar begint, waar eindigt de omkoopbaarheid ? En een zo groot volksgedeeltc, als helaas! de bedeelden in ons Land uitmaaken, zodanig om te koopen, dat het tot aiadeel des Volks werke, is de onmogelijkheid bijna ondcrfteld. De bedenking dat de bedeeld wordende Burgers minder belang bij den wel of kwalijkvaart des Vaderlands hebben, is mede van weinig kragt, ïils men in aanmerking neemt, dat de veiligheid van 'perfoonen hun even dierbaar is, als de aan- zienlijkfte en dat hun fchamele bezitting hoe gering in waardije, bij hun eene betreklijk groote waarde heeft. Zij zijn ook dikwerf Vaders, die hunne telgen groot brengen, om in het Vaderland gelukkiger dan zij te leeven. • En als de aanzienlijke, bij een opkomend Staatsonwcder, met zijne fchatten hecnen vlucht, na een ander oord  ( ¥ > oord der waereld, om dc rampfpoedige gevolgen van hetzelve te ontfchuilen , dan moeten zij het onweder verduuren daar zij door hunne be¬ hoefte als aan het Vaderland gebonden zijn. ,, Alle uwe bewijzen, dunkt mij, hoor ik eenen welmeenenden Vaderlander mij toe roepen, zal ik laaten gelden, maar bedenk den ftaat waarin wij verkeeren; — Zijn niet zeer vcelen der publiek bedeelden aan het verderflijk ftelfcl van Oranje en deszelfs aanhangelingen toegedaan? en welke fchade- lijke gevolgen zijn 'er dan te vreezen, wanneer men den zodanigen het Stemrecht verleend daar hun getal zo groot is, dat wij hierdoor veelligt Vertegenwoordigers zouden verkrijgen, die den ouden dwingeland zouden inroepen ■ en ons voortreflijk ftelfcl van Gelijkheid en Vrijheid den bodem inflaan." Ik beken gaarn dat deeze tegenwerping, uit de omdandigheden ontleend , bij mij van het meeste gewigt is , maar is het zelve niet veel kleiner, dan het in den eerden opflag fchijnt. Dc affchaffing van het Stadhouderfchap , is ons geguarandeerd door de Franfche Republiek , te gelijk met onze Onaf hangelijkheid en Vrijheid, — en een aanzienlijke magt van Frankrijk, fchoon in foldij onzer Republiek, blijft egter binnen dezelve De Franfchcn blijven en zijn onze na- buuren en naauwe geallieerden. De Gewa¬ pende Burgers zijn, voor het grootde gedeelte, vijanden van Oranje en deszelfs aanhangers, die 'ons zo veel leed, zo veel fchadc veroorzaakt hebben.  ben. Dit alles is aan allen bekend. Daaf en boven , het Bataaffche volk beftaat nagenoeg half uit Protestanten, half uit Roomfchen en althans de Roomfche helft der bedeelden heeft geen leden altoos om na Oranjes herftelüng te verlangen en zijn 'er ook verre af van die Partij toegedaan tc zijn. En hoedanig ook de invloed van de Geestelijken dier Gezindheid op de harten der Leeken zijn moge, die Geestelijkheid ziet buiten twijfel het groot belang voor hunne Gemeenten, zo lang ondeugend onderdrukt, bij het Rcgeeringsfitlfel, waar in geen zogenaamd Hoofd der Gereformeerde Kerke ( gelijk Willem de vijfde was ) hun zelfs dc kleinfte vrijheden betwisten kan; 't gebeurde omtrent de Vlisfingfchc Roomfche Kerk is nog te versch, om vergeeten. te kunnen zijn. Hadt de fchijnbaarc verdraagzaamheid van het Hof, in het toelaaten van eenen Brancadoro , ccni- ge harten betoverd; die list was te lomp, om niet naa weinig tijd ontdekt te worden. ■ En wie durft dc overige helft der Proteftantfche bedeelde Armen alle toegedaan aan Oranje achten ? Laaten wij twee derde daarvan als verkleefden aan dat ftelzel rekenen, moeten daarom alle Roomschgezinde Bedeelden en het overige derde deel der Proteftantfche van hun Stemrecht verftooken zijn. Laat ik ook mogen vraagen, wie zijn ze meestal, die onder den hoop der bedeelden het meest aan Oranje verkleefd zijn? Juist die, welke niet door eenjg redelijk bedrijf als het opkomen ter frem- ming ,  C 13 ) iKiiig, maar dóór woest gefchreeuw, plundering van goederen en belediging van perfoonen, zijne zaak, mecnen te verdedigen en hunne berooide beurfen te ' vullen. — Deeze Lieden bemoeijen zich het minst met zulke zaaken, als ftemmingcn enz.— zij zijn niet luidruchtig, niet fchijnbaar voordeelig genoeg. — Laat daaren boven eene kleine ondervinding in eene Stad van Holland voor mij mogen pleiten. In Haarlem naamelijk ontbrak het in 1787. niet aan bedeelde Armen van de Protcltantfche Gcmeentens, die zich vermoeiden om de Burgers, welke het toenmaalig Vaderlandsch Stelfel toegedaan waren, te belecdigen door befchimpingen enz. 't Getal, 1'choon niet haaiende, bij dat van andere Steden, was zeer groot, en grootcr dan zich eenig Patriot voor de Omwenteling verbeeldde. Ondertusfchcn naa deOmwcntciing van dit jaar, is bij hetProvifioneel Regeeringsreglemcnt van 19 Januarij aan alle Burgers gealimcnteerd of niet gealimcntecrd dc Stemgerechtigdheid toegekend. ■ En tot nog, zo verre ik weet, is 'cr niet een bekend Voorftandcr van het het huis van Oranje Kiezer geweest uit een der Wijken. ■ Zelfs, zo ver mij bewust is, heeft geen Vriend van Oranje in ccnige Wijk een eenigzins betekenend aantal Stemmen gehad. — 't Stelfel van Menschlijk en Burgerlijk Recht flaat op zo wijden afftand van dat der Overheerfching, dat zich maar weinige flaaven van Oranje daar mede willen bemoeijen; behalven nog, dat veele der fchainele Gemeente, die Oranje aangebeden hebben, nu  C 14 ) HU de opgaande zon der Vrijheid aanbidden, in hoop, dat haare draaien voor hun voordeeliger, dan die van Oranje zijn zullen. Ziet daar, Medeburgers! 't geen ik meende aan u nopens de Stemgerechtigdheid van mijne behoeftige bedeelde Landgenooten, die bij het Plan tot eene Conventie zijn uitgeflooten, te moeten zeggen. Oordeelt nu aan welke zijde de waarheid is — en , zo Gij vindt dat die aan mijne zijde ftaat, zijt dan zo rechtvaardig, dat Gij u op de voegzaamde wijze het lot uwer bedeelde Medeburgers aantrekt en uwe Reprefentanten aangaande uwen wil in dit geval onderricht. Vindt Gij het tegendeel, ik Zal uwe anninci-kingon met genoegen ontvangen, en mij geredelijk voor bewijsredenen van meerder fterkte buigen. Verwaardigt gij mij daar mede niet. Dan zal ik mij in ftilte getroosten met de overtuiging , dat ik, naar mijn inzien, de Rechten van een gedeelte der Nederlandfche Burgers heb voorgedaan, wier hoofdgebrek tot Stem* gerechtigdheid bedaat in behoefte aan de zo veiganglijkc goederen deezer waereld.