PUBLICATIE VAN HET INTERMEDIAIR UITVOEREND BEWIND OER BATAAFSCHE REPUBLIEK; WEGRNS DE PROLONGATIE TOT BETALING, MET BEPALING DER BOETE, VOOR DE INGEZETENEN, WELKS NALATIG AAN HUNNE VERPLICHTING TOT HET FOURNEER EN DER AGT PER CENTO VAN IEDERS INKOMSTEN , GEARRESTEERD DÏN 5 DEC. 1797- z™ GEBLEVEN. Den 17 July 1798. HET VIERDE JAAR DER BATAAFSCHE VRYIffi»: In den HAAG, %»ï \ Lands Diiikkery ï 7 y %*  GELYKHEID, VRYHEID, BPvOEDiïRSCHAP, . ^PUBLICATIE. Het Intermediair Uitvoerend Bewind der Bataaffcht Republiek, aan de Ingezetenen derzei ver Republiek, Jleil en Broederfchap ! doet te weeten : Dat het Intermediair Wetgcevend Lichaam des Bataafichen Volks zeer gegronde vermoedens opgevat hebbende, dat veelen onzer Landgenoten zyn nalatig gebleeven in het voldoen van hun verfchuldigd aandeel in de heffinge van agt van h honderd, over de Intornden by Publicatie van 5 December des vorigen Jaars gearrefleerd, en aan de zodanigen als noch gelegenheid willende geeven, aan hunne verplichtinge tï voldoenj is het dan niet uit bezef van het geen :„ aan het Vaderland verfchuldigt zyn, het zy tot , rmydinge der ftraffe welke gewisfelyk hun zal tref. I, die ten deezen aanzien nalatig zullen worden vonden, zonder echter deezen volkomen gelyk te willen (lellen met anderen, die de gefielde tennynen ceezer heffingen behocrlyk hebben in acht genomen,by Decreet van den 6. ven 13. July laatstleden, heeft goedgevonden en geftatuëerd. Dat alle Ingezetenen welke nalaatig • zyn gebleeven, hunne fourfiisfemenren, in de heffing van agt pro Cent op een ieders Inkomflen den 5 December 1797- gfË^refleerd , binnen den bepaalden tyd, by de refpeétive Ontvangers in te brengen, als nog gelast worden, om, voor den laatflen Augustus aanftaande, hun verfchuldigde voor den volle* opbrengst *an te zuiveren, en alzoo, aan het gevorderde by voorfchreve Publicatie na behoren te voldoen, onder deege ejpresfe bepaling, p grond van het 9 Articul der Publicatie van 5 December 1797. zodanige ophelderingen te geeven, als vereischt worden om de verkeerde en nadeelige opvattingen derzelve, daar, waar dezelve plaats mog. ten hebben weg te neemen; dat het Intermediair Uitvoerend Bewind voornoemd diensvolgends, elk en een iegelyk welke ten deezen eenige verkeerde begrippen mogt hebben gehad, willen hebben gewaarfchouwd, vooreerst: dat onder de benaming van InKomften zoo als dezelve by het 8. Articul van de dikwyls gemelde Publicatie Lreeder worden omfchreven, moet worden vervat al het geen als zodanig direct , of indirect onzuiver word genooten en geenzins (hoedanig egter de zaak by verfcheidene Ingezetenen vooral ten platten Lande fchynt te worden opgevat) het geen by hunne aftrek van hun vertier zuiver mogt wezen overgehouden, en dus zonder dat, op grond van het 10. Articul derzelve Publicatie, iets meerder pf anders van voorfz. onzuivere Inkotnfteu moge worden afgetrokken, dan het geen aldaar uitdïuklyk is gemeld; en ten tweeden: dat de aftrekki ng van vyftig guldens van de Inkomften voor ieder Kind Art. 11. toegelaaten, niet moet worden opgevat, als of die geen, welke valt onder dezulken die een jaarlyksch inkomen hebben vaa drie honderd gul«  ( 4 ) guldens, en daar boven, en dus tot de betaaling van agt ten honderd van zyne Inkomften, verpligt is, van deeze betaaling geheel zoude zyn vrygefteld, uit hoofde van de korting, welke hy, als hebbende één of meer Kinderen, bevoegd is te doen, en waar door het geheele bedragen dier inkomften) voor welke hy de betaaling fchuldig zoude blyven' tot beneden de drie hondetd guldens wordt gebragt, terwyl zulk een, daarentegen, verpligt en gehouden is tot de voldoening van de uirgefchreeven agt 'per Cent van dat geen, hetwelk zyne inkomften na de veroorloofde korting voor zyn Kind of Kinderen nog blyven bedragen. Willende het Intermediair Uitvoerend Bewind een iegelyk, in naam des Vaderlands, en van zyne duure verplichting aan hetzelve, hebben aangemaand, om alsnog gebruik te maken van de vergunning by Publicatie gemeld, en om binnen den tyd daarby bepaald, dat geene te voldoen, het welk hy, om welke oorzaak dan ook, mogt zyn fchuldig geblee*en; alles op poene, dat de ftrengheid der Wet in het byzonder op die geenen zal worden toepasfelyk gemaakt, welke, niettegellaande deze nadere uitnodiging en verklaring, onverhoopt mogten worden bevonden in de vervulling van hunnen pligt te kort gefclioten te zyn. Gelastende het voornoemd Bewind, dat deeze zal worden afgekondigd en aangeplakt, alömme waar zulks behoord. In den Haag, den 17 July 1798. Het vierde Jaar der Bataaffche Vryheid. ^Was geparapheerd) A. J. LA P1ERRE, vt. ^ Onderftond) Ter ordonnantie van betze!v# (Was geteekend) S. PASSÜVAEL.