01 1230 6683 UB AMSTERDAM  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE BRIL, N°. i. ^Naardien ons zedert eenige tijd zeer veele Brieven zijn ter hand gefteld, en wel zedert die voor de Nederlanders zoo heilzaame als gelukkige omwenteling, teu einde die 't geëerd Publiek ter leezing aantebieden; en aizoo dezelve in de daat de aandagt van veelen verdienen, zoo hebben wy eindelijk goedgevonden aan het verlangen te voldoen, als wel overtuigd zijnde, dat de leezing dier Brieven zeer veelen zal bekooren, zoo om derzelver rondboiftigheid, ombewinpeld waarheid zeggen, als om derzelver krachtige uitdrukkingen, ronde en mannelijke taal, welke 'er alömme in doordraait. Wij hebben dezelve willen uitgeven onder den Tijtel van de nieuwe SPECTATOR met de BRIL, om dat in vroeger tijd een Weekblad onder dezen Tijtel heeft het ligt gezien nist alleen, maar om dat dezeiver hoedanigheid A zeer  C * ) zeer veel overeenkomst heeft met dat genoemde Blsl Wij verzoeken neshalven onze geëerde Leezers onze" Medeburgeren, ten einde wij dit Blaatje met alle behoorlijke glans het licht mogen doen zien, en daarmede Continueeren, ons van tijd tot tijd met hunne Brieven te verëeren, zullende wij dezelve altoos met allé naaaw. keurigheid een plaats doen hebben. Ziet hier dan ónze eerftehngen, een proev' of zij van uwen fmaak zijn. Vaart wel Burgers! en fmaak met ons het zoete der pas ontlookene VRIJHEID! P ZEER GEACHTE VRIEND! f^indejijk ziet gij,, vat ik de- pen op, om aan u te fchrijven. Gij zult apparent wel zeggen, dat ik geene vriendfehap meer met u houden wilde, om reden, dat wij zoo een klem beetje in manier van dénken, van handelen te Kerk gaan, en wat almeer verf:hüien; om de waarheid te .zeggen Vrind, het fcheelde ook niet heel veel, ten mmften meen ik te weeten, dat gij Broertje zoo de ziak anders was uitgevallen, mijne vriendfehap zoud de zak gegeeven hebben; dan dit is tot daar aan toe, ik niet, ik handel anders, en zij allen, die mee mij van een denkbeeld zijn. Maar hier een fpeidje bij. gelloken: wel nu, wat zegt gij nu, had gij dit wel gedagt hé, dat is andere tabak als knastert niet waar? waar blijft gij nu met alle uwe kostelijke Oranjevrintjes. De Franfchen immers zouden nooit hier kóomen, wat belisfj'e, ö! men zoude ze niet alleen te rug flaan,' in 't gras doen bijten, maar zelfs tot in haar land verl jaagen, aldaar de Nationaale Conventie de beenen breeken, de Koninsgezinden doen triumpheeren, en ik weet niet al wat voor fraaije dingen meer, en ziet, en ziet, nu zit gij als een uijl te kijken, nu loopt men in dê nagt, men verfteekt zich, om te verhoeden, dat men niet met befchaamde kaaken naar huis word gezonden. Nu, wij zijn toch Vrinden hóór! maar hoe is nu de boel toch uitgevallen, daar gij arm verdwaald fchaap altoos zoo veel mede ophad? waar zijn nu diè lieve Pnusfén, komen ze al, of wat hebben ze uitgevoert?  C 3 ) ft is immers altemaal aperij, de Pruis, mijn lieve man, kwam, 'toen 'er wat te befchaaren viel, om zijn naakte bast mede te dekken, maar nu 'er wat te vegten viel, en hij wist, dat 'er fpaanders zouden vliegen, was het voor hem thuis blijven, en pompernikkel fel affen, nu ik geloov', dat hij in zijn eigen land de handen vol 'genoeg heeft, om te beletten, dat zij' zijn vetmandjes Majesteid niet van het kusfen fmijtcn; de Engelsman 6! die lieve, die braave Bondgenoot, die zoude het doen, diè zou dé bot vergallen niet waar,'maar wat is 'er van geworden, in plaats van vegten, immers niets anders als fuijpen, hoereeren, de menfehen uitplunderen, huizen in brand fteéken, menfehen en beesten op eene Godsjammerlijke wijze laaten verbranden, en waarom men dan als Helden ftond te lachen, maar op 't eerfte gerugt, dat de Franfchen kwaamen, wist men niet, hoe men fchiélijk genoeg weg zoude geraaken, dan aan 't vlugten met de broek in de hand: zelfs de kostelijke Engelfch'e Generaal den zogenaamde Ridder Jork was een vervloekte Jakkepoes, en gav' aan zijn bra: konnen, zoo gij u hier mede vergenoegde, dan wel verre van daar, gij moet zelfs het genoegen hebben , van hun bij hunne naamen te noemen, en dus als met dén vinger aan te wijzen, in waarheid Spectator gij zoud ons zeer verplichten, met hier in een weinigje achterlijker te zijn • is het niet genoeg, dat ons den teugel der Regeering ontnoomen word, dat wij gedwarsboomt worden onze Famöieën voort te helpen, en nevens ons het bellier des Lands te helpen waarneemen, dat ons het vermogen ontzegd word, om over 's Lands penningen naar onze denkings aart te befcbikken de aanzienelijkfte ampten in eigene perfoon waar te neemen' 't welk enkel gefchiede, om van de wel waarneeming overtuigd te zijn., terwijl wij de mindere, uit enkele menfchenliefide, voor onze bediendens overlieten? En word ons nu nog niet daar en boven de vrije uittogt uit de fteden, alwaar wij woonen, benomen, ten einde, aan de onwettige overheerfching deezer tijd, verantwoording te doen," van alle onze gedragingen, ontfangst, en'uitgaave van 'sLands penningen! worden Wij dus niet genoeg getijrannizeerd, zonder dat gouwen Bril aan het publiek aanbied, om ons noch nader, en onderfcheidener te bezichtigen, in waarheid Spectator, wij lijden zonder dat Neerland zich van uwen Bril bediend, leerwezen en zielsangften genoeg, en daarom bidden wij u ten onzen opzichte daar mede wat fpaarzamer te werk te gaan. Ook folliciteere ik u nederig u van deeze misfive in uw dagblad niet te willen bedienen doet mij die vriendfchap, ik zal dezelve gedenken, en u met eenige confideratie, zoo het zijn kan, behandelen, bij eene tegen omwenteling, die, zoo ik met heel veel zekerheid verneem, heel fchielijk zal opdaagen, want ziet, dit melde ik u in vertrouwen, de Gealliëerdens gefterkt met Rusland grijpen de Fransfen in hun hart met eene onvoorbeeldige woede aan, en op verfcheidene plaatzen, zijn zij reeds aan het deinzen (dit tot uw Goeverno) en daarom raade ik u als een welmeenend vriend wat omzigtig te werk te gaan, terwijl ik mij altoos met de meeste achting zal noemen Uw toegenegene onbekende. Amsterdam, ' N. N. den 17 Februarij 1795. MIJN  ( *9 ) MIJN HEER! Want dus zal ik u zekerlijk dienen te noemen. Burger is toch te vernederend, en ei lieve, wat zijn ook Burgers, en daarom mijn Heer of Mr., dat zal u ongetwijfeld vrij meer ftreelen. Gij ziet ik heb van uw briev, in weerwil van uw bevel gebruik gemaakt, en waarom niet? Ik vond dezelve tot dit gebruik gefchikt, en dus zoude het onvergeevelijk van mij zijn, contrarie daar van te hebben ge. handeld. Wat uw verzoek betreft, om u voor de waereld niet verder als hatelijke voorwerpen ten toon te (tellen; houd het mij ten goeden, dat ik daar in u geen genoegen kan verfchaffen, want wij Burgers dienen, om ons voor grove nadeelen te behoeden, de Wolven met de fchapevagten omwonden, te kunnen onderfcheiden, van de wezenlijke Schaapen, welke laatfte ons zeer veel voordeden toebrengen, daar de eerfteonsvan alles op eene wreedaartige wijze berooven; ook begeere ik geene verplichting aan u altoos te hebben; en wat uwe belofte betreft, om mij bij de kort op handen zijnde tegen omwenteling met eenige confideratie te willen behandelen, ook daar omtrent ontflaa ik u volkomen, te meer, wijl ik mij geene misdaa den bewust ben, als ook, om dat ik mij van mijnen kant verzekert houden, dat nimmer die tegen • omwenteling zal plaats grijpen, en wat uwe verdere gelievkoosde harfenfchimmen (want daar voor houde ik dezelve') betreffen, die hebben in de daat, geen genoegzaam vermogen, om mij te kunnen ontrusten, en derhalven laat ik dezelve geheel aan u over, op dat zij u in uwe angstvalligheden tot eenige troost mogen verftrekken. Dan Mijn Fleer voor onze braave Municipaliteid, en alle deugdzaame Burgers, die ieder in zijn kring genegen zijn het hunne toetebrengen om des volks geluk en duurzaamen welvaart te bevoorderen, draag ikinmijn binnenfle de hoogflc achung, en de innigfte erkentenis, en wel verre, dat ik iets zoude bewcrkftellingen, dat eenig braav Burger zoude kunnen verönaangenaamen, zoo zal ik het mij altoos tot eene bijzondere eere rekenen, ja dit zal fteeds de voornaamfte mijner genoegens uitmaaken , iets toetedraagen tot 's Lands welzijn in het algemeen, als tot het wezenlijk nut van ieder Burger in het bijzonder, en i,k vervrijmoedige mü deze maaiere. van denken aan C 2 alle  ( !W 3 aHe mijne leezers, als den volke heilzaam voor te ffellen en raade hun dezelve zonder een oogenblik toeven?'ir! practijk te brengen. Ziedaar mijn Heer onbekende, mijne gevoelens, mijne manier van handelen, ook'voor het vervolg, ter uwer overdenking open gelegt, gij zult 'er u mede dienen te vergenoegen; voor het overige raade ik u, uw leeven te verbeteren, en te daaien tot den gelijken rang van Burger, en, en gij zult 'er u wel bij bevinden, ja hier door zult gij oorzaak zijn, dat ik mij ook omtrent u zal noemen; De Nieuwe Spettator met de Bril, Amsterdam, den 27. Februarij 1795. BURGER! Eindelijk heb ik het onuitfpreekelijk genoegen u als mij zeiven te kunnen geluk wenfchen, met eene aller noodzaakehjkfte Refoime, in de 5 Admiraliteids Collegieën, ja maat hev die zaak, naar welke wij zoo lange gereikhalsd hebbenheeft eindelijk zijn 'volle beflag bekoomén; alle de Admnahteids Heeren zijn opbst van hun Hoog Mog. van hunne Commisfiën optflaagen, aüe ministers hier toe bei rekkelijk hebben hunne Casfngie gekregen, en van aüe hunne waardigheden, ampten en bedieningen ontzet; wat dunkt u van dit nieuws, ik wed, dat 'er zeer veelen onder zullen zijn, die net zullen ftaan, al; of zij met een fcheepenkennis voor hun harfenpan getrommeld worden Ook hebben aüe de zeebonken de fchop gekreegen, van den hoogst loffelijLen Oeutenant'Admiraal af/tot den gering\ Hen toe; ik wed Jantje, dat gij bij het leezen hier van geweldig Cp zult kijken niet waar? ik verzeker u dat fchraalhans in de keukens meerder werk zal krijgen, dat 'er wat Paarden, en Wagens, dienstbo e.ns, en wat al meer Van dien aart zullen afgefchaft worden, want nadien de inkometjes wat fmuüer worden,, moet natuurlijk ook defpoehng verdunnen. Ja weet gif 't al de kostelijke HuijdeKoper op de Keizersgragt, heeft huisarrest gekregen, en niemand van de afgezette Regeering ftaat het vrij buiten de poorten  ( ai ) m nnk heeft de gewezene fchepen, TTarijn reeds te Kcomen.ooK neeic ae &u ? [ y ls men hem | Paarden verkogt en zal v ga oegt zi , . nu T Cen 3^ Une binne. es allemaal beanösc, zu u 7;dderine en angst be. kamer, de fchel met boegen of zidd«ng^ B ^ vangt zodanig ^6»°^^^ J niSt, geU)S dïn men ook in de Kerken de Egalité w>l veelen dooi ditn inen oo vernietigen; daar daar Hellen met de ^c^b^ van hunne Deïsterij! zeggen zij hebt C'l d « J den Burgerftand zommige anderen, «elke zich veue nove G dsdienst willen verheffen, zeggen: hoe zal men nu e oeffening konnen bijwoonen f^^S^n, wil zitplaatzen meer voorhanaen zijn > «n tawoci &égt} en welhaast moes, ni mJ£JH r„n "e? wei e " *™ SS niet ,=* op .Ijnpoo?" °,( I k,™é Soekte diefa=M5e ziel tot p»!ve. C 3  ( 22 ) Haarlem, den 27 Februari/ 1795. EDEL MOGEND HEER| wïSgedant ?^J?J> de PaStdei» kas> - ^ dagen het Ia„d ged.ent en ' zeven,maan^n en vijftien even 200 lang aan boord * Z°° ^ fnert £efchaft aan wal te hebbe£ ~ J^T"' °0it £en Poot dik op mijn zielzak Sh,H en tegen wat 6°ed en wie zal S^ffiï6,^"^0^1^! meerder hebben van de '1 m°gten imm^ niet maakten, als flegts één ia één"SS? welke7y " goed door deSchrijvefgewven mï,, ?Ide ™and wierd ons "veis niet bekome.? ' dCr kondcn wi srme draagen S^^iS?!^ V°°, °"S êdd wierden ö wat klonk davfJl ■ 1 i 3'S W'J afgedank£ kman rffp vaderlijk jn de ooren voor een afgedankt, „„,°"„Jf «» »« * wij SS I j^£(SWÖSaïs e die Vet feldTï >*ê ? W " «en, bij die houden'. DegKeeÏÏ„ hebbe?' °f *• ^ Za' de kaars «en, dat JüW^g^^SrS^-? 2ef Edetaogend. Schurken! die ^KlSa'S? £ den Burger zoo gulhartig opbrengt tot beste van he Land fe te°nmte veiÏÏSefSt '°0pen' C" da" ™ £ ooöen te verphnden , zoo wat voor de lmie doet en fchermtj  ( *3 ) fchcrmt ■ maar geloov mij, je hebt met geen Strontjonge te doen' ik Wil bij die en dat mijn geld hebben, of ik jweerje — maar laat ik mij maar om zoo een Jakhals, als gij zijt niet bezondigen, de duivel zal u toch wel vinden; God -eeve maar, dat de braave Keezen U en al je maats maarÖwat fpoedig de nek breeken, en ook die kromme klaav met zijn mooi fijn Oranje Bakkes, ó dat is mee zoo een braav, zoo een vriendelijk Heer, ik heb eens bij de Vent aan huis geweest, ó wat was hij liev; maar die fchurk, die fpeelde meê al mooi weer van onze duiten, zonder dat hij ooit zout water gezien heeft, en daar hij ook fraaitjes de Grooten Heer mee was. Nu ben jelui allemaal afgezet, niet waar? de lieve Fiscaal in de boeijcn, dat klinkt mooi, en daar heb;e dan nog zoo wat a.ider Veegoed, 't fpijt mij, ik kenfe allemaal niet, nu, 't zal zekerlijk om je eerlijkheid weezen; maar appropo, ik zoude wel van me text raaken, geld wallen wij heboen, of weê je gebeente. 'sis toch waarachtig mooi, ik kan het mij bij me ziel niet begrüpen, zoo gaauw is met de Oranje kraam fout, of weg is de poen, de Dienders in de boel alles fchoon aan de haak ! Goede God, mogt ik eens hüisvifitatie doen, ik wed dat ik wat zou vinden, ik wed, dat ik de boel zouw fchoon maaken, ja, dat Mecner Jan van Haarlem wat werk zouw krijgen, dat wil ik je verzekeren ; maar zeg eens, jij mijn Heer Zwartrok, weet gij wel dat 'er een God is, die joului Schelmftukken ziet? maar dat is maar Apcwater, niet waar! nou weetje wat, «eld mot 'er wezen, en dat kort ook, of wij zullen 't jou zoo benaauwd maaken, dat jij je geboorte uur wel zult vervloeken! maak hier ftaat op, en geloov mij, dat ik ben MART EN ONBEZUIJSD. Amsterdam, «!eii 24. Februari]' 1795. Zoo  ( H ) Zoo op het oogenbhk ontfangen wy de Rechtbank vm RADAMANTHUS, of de geheimen der braave Ariitocraaten, welke op last van RADAMANTHUS hun confcientie uitfchudden, en zeer naar verdiensten geoordeeld worden. Vurwagt hier van een gsdeeltë in ons volgende No. P. S. Heden zyn wy door de ons menigvuldige toe» gezondene Brieven \ genoodzaakt: eenige tot een. volgende te laaten achter blyven; intusfchen verzoeken wy alle onze geëerde L ezers, eenig gewigtig nieuws bekend zynde,het zy Politieq, het zy Civil, of van welk een aart zulks ook zyn magy ons daar van te willen informeeren, en toe te zen' den FRANCO aan den ühgeevcr dezes, zullende •wy daar van altoos een nuttig gebtuik maaken, wiet alleen; maar hetzelve ma erkentenis, zto dra »wgelyk, plaatzen. Amfterdam, den 28. Fehvmry 179J. NB. Den Burger P. HOLLANDER , zal V ons ten goede houden, dat wy zyne Misfive- niet hebben, kunnen plaatzen, den in onze volgende No, zal hy dezelve vinden, als ook een zeer mtresjknte Briev over eenige Predikante». Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alomvoor een en een haive Stuiver uitgegesven. De Nieuwe Speclator met de Bril.  D E NIEUWE SPECTATOR. MET DE BRIL* N°. 4. VEEL GEACHTE MEDEBURGER! Ongetwyffelf zult gij u verwonderen , van mij in zoo veel dagen geen letter fchrifts ontfangen te hebben, dan Vrind, hier voor waren twee redenen: 1.) Dat mijne domestique bezigheden zulks niet toelieten: 2.) Dat ik geene ftof, eenige aandagt. waardig, voor handen had. Dan nu vind ik mij van confcientie wegen verplicht u eenige regelen te laaten toekoomen. Gij weet Burger! dat ik, fchoon vrolijk in mijn ommemang, nochtans een groot Liefhebber ben, de oopenbaarè Godsdienst-oeffeningen bij te woonen, dat ik altoos zeer veel achting gehad heb voor hun, welke de zorg der Gemeentens is toevertrouwd; dan, zoud gij het wel gelooven, die achting is fchrikkelijk aan het daalen, en 200 ik meen, om gewichtige redenen, en weke ik de vrijheid zal gebruiken, u in dezen ter beöordeeiing voor te* iraagen. Zpnder te onderzoeken, of een Predikant Vaare' D Va-  ( ) Vaderlandfche gevoelens, of het overheerfchend Oranjétoegedaan is, was ik tot hier toe gewoon bij die.geenen ter Kerke te gaan, welkers Leerredenen en'Onderrichtingen het meeste met mijnen denkbeelden in den Godsdienst ftrookten; en alzoo ik, wat het laatfte betrof, het grootfte genoegen vond bij Proffesfor Nuijs van Klinkenberg, zoo maakte ik bijzonderlijk mijn werk, om bij die man de oo« penbaaren Godsdienst bij te Woonen. Dan thans kan ik het voor mij zeiven niet verantwoorden, dien Leeraar en verfcheidene anderen met zijn Eerw:, de zorge mijner Ziele in 't vervolg verder toe te betrouwen; want Burgert hoe kan men, bid ik u, een genoegzaam crediet (lellen in een man, welke ten vollen bewijst zich zeiven niet te vertrouwen , of liever , welké zijne (tellingen naar tijdsgelegenheid' vaarwel zegt, en anderen, daar mede geheel en al (trijdig, omhelst; en dat zulks bij mijnen gewézenen Leeraar en-Zielbezorger daadelljk plaats heeft, ben ik voorneemens u thans op het duidelijkfte te doen blijken. Wanneer ik voor en in den Jaare 1787. zijn Eerwaardes onderrichtingen in den Christeïijken Godsdienst bijwoonde ,beijverde hij zich zeer, ja gaf zich ongemeen veel moeite, om on6, zijne Catage* zanten gevoelens voor de Vrijheid in te boezemen, en zogt dat edel vuur in onze jonge boezems met drift tc doen ontbranden, ja, 's mans ijver gong ten dezen opzigte zoo verre, dat hij, door ons de Nommer van de Post van de Neder-Rhijn voor te leezen, op dezelve zijne aanmerkingen te maaken, in welk werk men klaarblijkelijk kon zien, dat 's mans ziel ten vollen deelde, veelal de helft der tijd, en zoms meer beileede, die eigenlijk aan enkel Godvruchtige onderwijzingen behoorde geheiligd te zijn. Alzoo ik het geluk had, van "met mijn Onderwijzer bij wijlen te wandelen, ben ik ter dier tijd wel 003- en oore getuigen geweest" van de Aanfpraaken, welke zijn Eerwaarde uitboezemde bij het uittrekken der Burgers. Op dit oogenblik erinner ik mij noch deeze hartelijke taal, welke door een ieder defc aanv/eezenden met zeer veel graagte wierd aangehoord, nadien men oordeelde, dat zulks waarlijk overeenkomftig was, de opwellingen van'een deugdzaam hart; zie hier de Mannelijke taal van zijn Eerw. ó Waardige Burgeren van Nederland! Zuilen van dit Gemeenebest! met aandoeningen van vreugde zie ik u gereed daan, om uwen, om onzer aller Vijand tegen te trekken, een Vijand, ten koste van ons aller fweet en bloed gemest, en die gereed (laat, word bij niet mannelijk te keer gegaan, om onze, door onze Voor-  C *7 ) -Voorvaderen zoo duürgekqgte Vrijheid, onze verkregene Rechten, en Voorrechten ten eenemaal den hartader afte fleeken; trekt allen uit als Helden, en de Overwinning zal ti als een fchaduw volgen , de ontaarde WILLEM deinst airede, hij, zijne ten Hemel om wraak e fchreeuwende ongerechtigheden, kennelijk, verbleekt, ja fchrikt in zijne fchuilhoeken voor het opgeheeven Swaard van u, in de daad manmoedige Bataaven; ik zie met blijdfehap het Heldenvuur in uwe oogen flonkeren, en u allen als rekhalzen naar den (lag; den Hemel .zegene uwe poochingen ten nutte van den Lande, hij doe uw lood, (honende tioor de lugt, het bedoelde wit treffen, de Aterlingen nederploffen, en, ons land gezuiverd van die ontaarde pesten, u allen eindelijk als Overwinnaars bekransd met Eerlauwrieren wederkeeren, verwelkomt van ons, uwe dankbaare Medeburgers, Amen, en het zij zoo, Amen!!! Noch , dunkt mij, hoore ik dien onftandyastigen Leeraar in Gods Kerk, ten aanhooren van zeer veelen, uitgalmen: JEHOVA GOD! gij alleen kent alle onze elendens, gij alleen kent daar van de Bewerkers, gij alleen eindelijk kent de best gepaste midde Jen ter verkrijging onzer zoo duurgekogte, maar nu door «en willekeurig, tijrannig Vorst, vertrapte en vertredene Rechten, Heere, hoor toch de zuchten van Nederland, beteugel deszelfs Vijanden in hunne bai baai (the voorneemens, en leg toch, kan het zijn, dien ondankbaare WILLEM van ORANJE een haak in zijne neuze, en een gebit op zijne tonge, en gantsch Nederland zal u als hunnen Weldoener en Befcherm - Engel dankbaarlijk toejuichen alle de dagen hunnes leevens &c. &c. Dan wat gebeurt 'er; zoo haast heeft niet in 17S7. de gezegende Omwenteling plaats, of mijn Hooggeleerden Onderwijzer bei-ent voor God en de Gemeente gedwaald tc hebben, bid opentlijk voor de welvaart van Oranje en deszeifs Wapenen'; wan neer mij zulks ter ooren kwam , bevong een koude febrik alle mijne leden; ach ! zeide ik bij mij zeiven , is het wei mogelijk dat een Vertolker der Goddelijke Orakelen, dusdanig zich zeiven kan wedérfpreekén, zijne voorige en zoo menigmaalen herhaalde handelwijze kan afkeuren, en daar door zich zclven in een affchunelijk daglicht (lellen, ik. wantrouwde dus mijn gehoor, gong andermaal ter Kerke, dan hoorde tot mijn leetweezen niets anders als de bevestiging van het zoo even gemelde, ik liep met verontwaardiging ter Tempel uit, voorneemens zijnde, voortaan in ftilte ■lijnen God te eerbiedigen. Vervolgem. vernam ik datmijD a ne.»  C 28 ) ,ien ouden Onderwijzer door het bekennen van deszeifs dwaalingen tot zoo verre in zijn Crediet gevordert was bij. de Oranje Regeering, dat men hem de Pardonbriev voor Ouderlingen, Diaconen &c. toevertrouwde, en in welk werk zijn Eerw: zich ook voorbeeldelijk heeft gekweeten, en met eene Dermout, Viervant, Haak en Hofpman, telken keere in Amftels Bedehuizen de IJveraars voor Vrij. heid, en de onaffcbeiclbaare' Rechten van den Mensch tot in de .afgrond vervloei-ten, en verdoemden, ja hunne ijver voor Oranje gong tot zoo verre, dat zij het genieten der Z. ligheid als voor de Patriotten onmogelijk oordeelden, en bew eerden , dat zij, ais Patriotten ftervende, de eeuwige ftraf'fen verdienden, en voorzeker eindeloos ongelukkig zouden zi;n! Onmogelijk was het naar hun gevoelen, en dit wierd ftijf en fterk door hun' bevestigd, dat de Franfchen nimmer hier zouden koomen, ja, mij dunkt ik hoore noch Kanzeis en Biibels daaveren, door hun kloppen, oin hunne onfaalbaare Refonnomenten kragt en klem bij te zetten. Dan, Ó wonder, boven wonder! in weerwil dezer Godfpraaken, zijn de Franfchen Triumphantelijk in Holland binnen gerukt, en, febrik niet Burger, alle de opgenoemde GodsTolken draaijen, ja draaijcn zoo mooi, als immer een Tol, met de fweep voortgeflagen , doen kan. . ■ Nu roept mijnen ftandvastigen, mijnen braaven, mijnen deugdzaamen Nuijs van Klinkenberg : Ach i Broeders in Christo, des Heeren wegen, zijn niet onze wegen, des Heeren gpdagten zijn niet onze gedagten, Heil én Broederfchap!'anderen boven gemeld zeggen: gansch Neêrland juicht over deszeifs verlosfing, dat wij allen in deszeifs welgeplaatste blijdfehap deelen, alles vergeeten en vergeeven, en voortaan met eikanderen het zoet der Vryheid ons zoo wederrechtelijk ontvrongen {"maaken en gelijk en vrij leeven, Heil en Broederfchap, tot zelfs eene Salomon Duitz, in weerwil van deszeifs verwenfehingen op de Fransfen en Patriotten, galmt mi uit: Heil en Broederfchap, ja alles roept, het is onbegrijpelijk zult gij zeggen , heil en' Broederfchap, Burgers heil en Broederfchap. Nu zal ongetwijfeld, als het zaizoen het zal toelaaten te Ouderkerk' op een zeker buiten verblijv gehoorende aan een zeker Solliciteur Militair mijnen ouderwijzer onder het Ieegen van do Glaasjes uitroepen, Vriend Glais', de Vryheid, onze Gelytheid, Heil en Broederfchap! o, wat een Hemels verfchil nïët waar? ongetwijfeld zult gij zeggen: nimmer gaa ik weder bij hun Eerwaardens ter Kerkenj ik ook niet, dit.  ( »9 > dit wB ik u wd verzekeren, dan lieve vrind, 'er zijn God dank, noch andere braave Leeraaren, aan welke men de zorg onzer zielen met ruimte kan toevertrouwen, ja die door hunne onvermoeiden ijver omtrent deze talrijke Gemeentens aller achting verdienen, en ook vezenlijk waardig zijn. Nu Burger dezen briev is reeds te lang uitgedeijd, weshalven ik zal eindigen met de betuiging, dat ik altoos «iet de meeste achting'zal zijn Uw Vriend en Medeburger P. REDELIJK. Amsterdam, den 5. Maart 1795- Deze volgende Briev is ons toegezonden, met verzoek dezelve ten eerften te plaatzen; en aan welk verzoek wij frèl hebben willen voldoen. Burger Bejcbowwer, of Befcbowwende Burger! Hoe wel wat ftikziende, ik hoop niet, dat gij mij dit kwalijk zult neemen, en daarom mijn intereszante Briev agter de bank, ongeplaatst, en dus onbeantwoord zult laaten leggen , want dat zouw mij fpijten, om dat ik onder het dicteeren deezes, alle mijn nagels tot op het vlees toe verkort heb, zoo dat bij mij het fpreekwoord (hij heeft geen nagel om hem te krabben) ten vollen bewaarheid word. Nu tot de zaak Burger! voor eenige dagen, bij eene mijner vrinden zijnde geraakten wij in gefprek over deze zoo gelukkige Staats omwenteling, en ik w'enste hem geluk met dezelve. Edog na eenige redenwisfeling, bragt hy mij onder het oog eene aanzienelijke partij Asfignaaten, met bijvoeging: ziet hier mijn Vriend! de vruchten van onze Verlosfing? Ik vroeg, of hij dezelve tot een gefchenk ontfangen had, maar hij lachte om mijne onwetenheid, en antwoorder dat hij die ter goeder trouw voor gangbaare Munt had ontfangen, toen onze Fransfe Vrienden hier eerst inkwaamen, en dat hij daar thans niets mede konde uitvoeren, en dus genoegzaam half geruïneerd was, vermits deeze Aslignaaten zedert zoo laag zijn gedaald, dat hij voor het minfre wel tachentig pCt. zoude moeten verliezen, zoo hij die weer tot klinkende Specie wilde maaken, want niemautf wil ze meer in betaaling ontfangen; en word D a dus  ( -30 > dus doende de Negotie wel deerlijk geilremd, daar tóen anders, zoo die op een bepaalde prijs gefield wYerdeh noch wel iets mede zoude kunnen aanvangen. Ik heb" vervolgde hij, dezelve laaten examinèere'h, zij worden voor goed gekeurd, en dat is ket al; ik begreep het als doen ook, maar trooste mijn vriend , zoo veel m mijn ver'mogen was, met 'de hoop, dat ze na verloop van tijd v.el weder zouden ingewi.feld worden. Hier mede te huis koomehde, begon ik te overweegen, of 'er niet wel een adder onder het gras kon fchuilen, om deeze Asfignaaten zoo fterk te doen daalen; ik meende, dat de Oranje vrinden, die nog wat in de melk te brokken hebben, daar wel een goede fomma toe konden aangelegen hebben, om ze. eerst op te koppen,, dan vervolgens voor een heele laage prijs weer te verkoopelf, oin das een discrediet, ja zelfs een afkeer voor onze Fransfe vrienden te veröorzaaken, en zelfs door dit middel eene geheefe verwarring daar te ftellen, of ten minften onze braave vertegenwoordigers gebecje handen vol werks te verfchaffen, en misfchieii den weldenkende hier door moedeloos te dpen worden. Al zulke, gedag ten,, vrind Spectator, noopten mij aan, om eens aan ÜEd. te fchrijven', ten einde uve, gedagten Hier omtrent te verneemen j verzoeke vrien. delijk deze misfive te willen plaatsen, benevens uw antwoord daar toe relatief, of ten minften in uw volgende Kommer Ik blyve Uw Vrind en Medeburger PIETER HOLLANDER, A t.ISTF.RDAM, den 6. Maart 1795. Het eerfte Jaar der Bataavfche Vryheii Onze Leezers kunnen bij tusfenfpoozen. van dit volgende eenige Fragmenten vérwagten, en wij vleijen ons, dat de leezing daarvan ten vollen zal frappeeren, de Natuur der zaake (zoo als men lichtelijk zal ontdekken) verbied ons dit; ftuk in zijn geheel te plaatfen. DE  C '3* ) PK RECHTBANK VAN RADAMANTHUS, ÓF DE TE RECHTSTELLING VAN SCHIMMEN, IN HET ONDERAARDSCHE RIJK. EERSTE AFDEELING. CHARON. 't Is of 'er de drommel mede fpeelt, het fchijnt wel, of ik nimmer rust zal hebben; ben ik aan de eene zijde met mijn fchuitje, dan word ik door Radamanthus voortgefwcept, Óen ik aan geene zijde der Rivier, dan drijven mij weder de Schimmen, want zij fchijnen wel altoos bang te zijn, dat ik hun niet vroeggenoeg zal over voeren, en ach lijder, zij zijn zo haast niet voor den geduchten Rechtbank , zoo o itzachelijk in deze onderaardfche waere'd, of zij (ten minften de meeste 1) vervloeken de ftond wel, dat zij hier zijn aangeland. 01 mijn lieve Cerberus, mijn beesje, wat is hij afgemat, hij heeft in de daad moeite, óm eene van zijne drie koppen waakende te houden; ja wel zijn wij beiden te be'.laagen; onze Opperrechter weet het best hoe veel eeuwen wij beiden gedient hebben, had men mij wel een lastiger bediening kunnen opleggen, én heb ik nog niet voor 379 Jaaren op een ernftige vvjize mijn ontflag en Gagicmeut verzogt, toonde ik niet op het kragtigfte, dat ik met reden eens wat rust mogt genieten, m.iar kon het wél wat heipen? ja, Oele, het is altoos de oude deun-: hoor Charon, gij kunt het aller beste de onderaardfche wateren bevaaren, gij weet ü naar onzen vrind Eolus te fchikken, ea die fchikt zich naar u; Pluto zoude fchrikkelijk veel reden tot klaagen hebben, want zijn Col' légie zou verkwijnen, en 'er geheel en al de mot inkoornen, en of ik al zeg, wat fcheelt mij dien bras, het is elf oogen, en lood om oud ijzer, het.praatje is altoos, hoor Vrind Charon gij moet veerman blijven, en wij zullen Voor uw welzijn zorgen. . Heij daar watl zieje we!, zeidé ik liet niet, d.it ik geen ogenblik rust zoude hebben, och ja mijn hondje, 't is al weer poot aan, het is niet anders, koom aan ieder van ons beiden weder op zijn plaats, en wij zullen eens zien, wie of 'er nu weer weezen zal; wel bewaart ons, wat fohreeuwt die vent, h*j zal mij de kop noch mal maaken, met zijn geroep, hij is ook al bang, dat hij 'er niet vroeg genoeg zijn zal; wel nu maatje, hier ben ik nu, gij fchreeuwde daar zoo even, •f ik doofwas. BRUG-  ( 3* ) BRUGGEMAKER. Gij or.befchoften hond daar gij 2ijt, weet gij wel, wie ik ben, tegen wien gij fpreekt. CHARuN. Dat raakt mij niet, maar aan de reuk die gij bij u hebt, zoude ik wel haast zeggen, dat gij gansch niet eene van de beste zijt; zagt wat zinjeur, zoo haastig iiiet, pas op Cerberus, pas op je zaak, ftaa niet toe, dat je meester verzukl eld word. ' BRUGGEMAKER. Kaerel, toon-meerder eerbied voor een Amfterdamsch Burgermeester! CHARON. Wat zegt gij, een Amfterdamsch Burgermeester? en wat doet gij dan met dat malle witte ding, die Krullen op uw Kop? BRUGGEMAKER. Ik zie wel dat gij nog nergens van weet, dat is mijn Carreépruik vent, die óns Burgermeesters een groote waardigheid bijzet, en waardoor wij van bet Canaille in achtbaarheid onderfcheiden worden | CHARON. Ha ha, nu vat ik u, eij eij, dan hoor ik wel, dat de burgermeesterlijke achtbaarheid in de Carreépruik gelegen is, en dus ftemt gij toe, dat gij van u zeiven geen aanzien, geen waardigheid, geen achtbaarheid altoos zoud hebben, zoo gij die mooije Careépruik kwijtwaard. BRUGGEMAKER. o! Gij brutaale fchurk daar gij zijt, wat durvt gij u n'et ai tegen mij onderwinden, He. mei, in de waereld moest mij een Amfterdamsch Burger, een vierde gedeelte hier van gezegt hebbben,' wat zoude ik dat hem in de oogen hebben deen druipen! CHARON. En hier gaat het gansch anders niet waar; ik geloov ilnjeur Careépruik t als gij voor Radamanthus Rechtbank komt, 'er al vrij Veel voor u te koop zal zijn, en dat het 'er wel degelijk met u ftinken zal. BRUGGEMAKER. Zagt wat: i.) denk ik hem Ra. damanthus niet alles te vertellen, wat mij op het hart legt: 2.) zal hij ook dienen te begrijpen, dat ik Bruggemaker een Burgermeester en Rechter ben. (Het vervolg Hier na.} NB. Door de menigvuldigheid van (lof, heeft •wederom het een en ander moeten blijven leggen. Dit in .es"ante WFEKBLAD word alle Maandagen, alöm vooi een en een halve Stuiver uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATOR LIEVE ZUSTER IN DEN HEERE! Wat heeft 't mij en de Zusters gefpeeten, dat gij gisteren dien grooten rustdag niet bij ons geweest zijt: och ja, 'wel mag ik dien dag gröot noemen; want die rustdag was groot boven zeer veele anderen, om dat zij met eena de geboorte dag was van onzen dierbaaren Oranje Vorst: och ja, die Man na Gods berte! Zuster Saait,e en Zuster Bieggie en ik waaren eendrachtelijk te zaamen in den Heers ■ och ja! zij kwamen om 5 uuren tot mijnent, en na dat de'Zusters door mij gerust gefield waaren, dat mijn Eroer uit was, naamen zij plaats; want gij weet Zuster, dat mijn Broer mede eene dier Belials kinderen, dier Atheïsten en Kee--en is, gaave de Heere maar, dat ik niet bij hem behoefde te woonen; want gij kunt het u niet verbeeloen Zuster, zoo veel als ik dagelijks van hem moet uitftaan ; zonder ophouden verwijt hij mij mijn zwakheid, die ik nu % een MET D E BRIL® N°. 5-  ( H > mogelijk een opftand te verwekken. Staa mij toe u mija gevoelen te doen zien, het kan zijn, dat ik mis heb, en misfchien ook heb ik het aan het waare end. De zogenaamde Grooten, de oude Regeerings Leden maaken de de minderen, hunne gevoelens toegedaan, vijs, dat de Pruisfen nabij zijn, dat de tegen Omwenteling kortaanftaande is,en wat meer van dien aart zij, gaat heen (zeggen zij) verziert u ftout met het betoverend Oranjelint ,verfpreid de gehoorde waarheden , want dit zijn zij, hier heb ik de briev en gij ziet, gij leest ze, en roept onbefchroomd uit: Oranje boven! daar is geld, maakt u vrolijk, drinkt de gezondheid van onzen gelievden WILLEM, en welhaast zullen wij zegenpraalen, welhaast zult gij de voordeelen daar van fmaaken, welhaast zal Nederland onder het vorig beftier, bij zijne alleen wettige Regeering groeijen en bloeijen, terwijl het Keezegoed zidderende voor ons opgeheven Zwaard, als van zeiven het Vaderland zal verlaaten! Zie daar mijns oordeels, de waare toedracht der zaaken, en twijfelt 'er bid ik niet aan, maar dat den Patriot nu eens ontwaake, dat hij zijn Oogen opene, dat hij lette, wat tot zijne vrede dient! Ach Hemel, geev, mag het zijn, dat Nederland zijne vijanden, welke in deszelfs ingewanden vroeten, en moordaadig het hart trachten af te bijtan , leere kennen, dezelve aangrijpen, en het welverdiende loon doe wedervaaren ; dat, onze Burgeren niet meerder laf, maar zich mannelijk gedraagen, dat zij begrijpen , dat bij hun de Soevereiniteit berust, dat zij zich die waardig maaken ten meesten nutte van den Lande; dat de Volks-Vergaderingen tot ftand mogen koomen, dateenigheid hun beheerfchercsfe zij, dat 's Lands Welzijn hun Gids zij, eindelijk,dat zij toonen te verdienen die weldaat, welke gij hun door uwe onuitputtelijke goedheids bron door middel der Heldhaftige Franfchen zoo zegenrijk gefchonken hebt; en Nederland, gansch Nederland zal op nieuw ftoffe vinden, U als de Opperfte Befchermer der onderdrukten, en de wreeker der Geweldenaars te looven, te verheerlijken, en in ftilte te bewonderen. Ziedaar mijn Vriend, mijne letteren, mijne gevoelens, leest ze, herleest ze, en druk , dit fmeek ik u, het gewicht daar van in uw harte, en aarze'* niet, voor zoo verre het zelve u betreft, de uitöeffening daar van op u te neemen, en toeft niet ook onze Medeburgeren tot de betrachting daar van op te fpoolen, en ook dan zal ik met graachte zijn Amsterdam, Uw Welmeenend Medeburger «ten 4 April 1793. B. WELBEDAGT. H 3 MIJN  C 62 ) MIJN HEER! Jan aüerhaast fchrijv ik u deeze, en,zie mij verplicht h te melden, dat alle on?e onderneemingen fout loopen niet alleen; maar dat wij zelve als de opftookers en drijfveerea daar van in 't grootfte gevaar zijn, ja zelvs, dat wij wiskunstig de dupie yan de historie zullen worden, zoo meteen allernoodzaakelijkfte vlucht ons voor onze vijanden beveiligt. En geloov mij, het geen ik zeg, fteunt op reden. Gij ueet, gij kent mijn Character, en gij weet, wat ik voor de ^oede zaak, als daar bij ggïnterresfeert, yeil heb, en uit dien hoofde hebbe ik, ingevolge onze affpraak, Brieve.) doen fcbrijven, en zodanig doen opftellen, dat zij niet k.onden misfen om de zodanigen, 1 elK.e ik ter uitvoering onzer zaak had uitge ozen, te verblinden, ja, zij wierden zoo zeer door den inhoud daar van ingenomen, dat zij niets als zekerder hielden; terwijl ik in ftilte mij riet kon bedwingen te zuchten, en te wenfchen, dat hefc Waarheden waaren, «elke zij lichtgeloovigen voor klinkklare waarheden hielden. Ik heb hun ingevolge ons beiluit van den geborgen buit, handen vol drieguldens en andere fpeciën gegeeven, en aangemoedigt, om ftout door te tasten, ik heb hun verze.: ert, dat 'er niets te vreezen was, dat ik inftond voor alle kwaade gevolgen, en dat, zoo zij al gepakt wierden, zij zeer zeker weder achter af zoude losgelaaten worden, dat 'er nu gelegenheid voor hun was, .om roem, om éér, om voordeelen te behaalen, en dat zij, uit hoofde der zeer nabij zijnde ommezwaaij van zaaien, wpldraa voor gedaane diensten met honorabele en profitabele Bedieningen zouden begiftigd worden. Mijn _geld, mijne redenen waaren van het gewenschte fucces, en ik (leunde op de loomigheid en flauu hartigheid, die altoos de Patriorten zoo zichtbaar bezield; men liep ook voor dol en hlind heen, meenende overtuigd te zijn door de waarbeid mijner gezegdens; ook weet ik, dat mijne orders hun gegeeven, met ijver zijn uitgevoert; ma*r ik weet ook toe mijn bitter leerwezen, dat 'er van mijn partij alleen, meer dan 40 zijn opgebracht, en heden zijn 'er 2 Vrouwen en 2 Mannen allerdeerlïjlst met roeden, door de Binr.enbeul, op het Schavot gegeezelt, ook blijft het Schavot ftaan, en men heeft mij verzekert, dat 'er welhaast weder een zoortgelijke of noch erger Executie zal plaats hebben, en daarom mijn Vriend, mijn lieve Egidjus, weest op uw hoede, want zijt bewust, dat wij onze rol gefpeeld hebben, het Plechtanker is uitgeworpen, maar het zwaare touw is ge- »roo»  < 63 > bréoken; gisteren heb ik een declaratoir ingelevert, waaf bij ik verzekerde van alles onfchuldig te zijn, ik heb gevraagt om asfiftentie; maar zij is mij afgeflagen, en daarom berg u, vlied, ik doe van 's gelijken; want het onweer nadert ons. Ik ben in haast Uw Vriend Amsterdam,den 3. April 1795. GANSEGAT. DE RECHTBANK VAN RADAMANTHUS. VIERDE AFDEELING. CHARON. Zie zoo, die kostelijke vracht ben ik kwijt, en nu denk ik eens een middag flaapie van een 25 uuren te neemen, want ik kan niet denken, dat mij nu licht weder iemand ftooren zal, of mijnen dienst zal bei oeven, wat zegt mijn Cerberus, mijn waardige medgeze. in mijne lastige bediening; maar hoe, wat is dit, hoe ileekt gij uw middelfte kop zoo in de hoogte, ö Jemini, Jemini, ik zie het al weer, het is al weder van den ouden 'er op, nu ziet, het is al even wef ook een aller desperaatfte be» diening, ja, ja', ik hoor je wel, fchreeuw mij maar niet door; ik koomje bij; wie heeft zijn ieevcn grooter flaav gezien als ik ben, de betaaling is erbarmelijk, en nochtans mach ik maar geen woord kikken, of men ordonneert mij het zwijgen , was ik in de waereld, ik zoude vast gelooven ©nder de Arifthocraaten te leeven, want daar heb ik wel gehoort, mach je ook nergens naar vraagen, maar je moet geeven, dokken moetje, en je weet niet waar voor, en zoo als ik zeg, noch minder mach je 'er na vraagen, want doe je dat, je trekt aanftonds de volle pot. Wel nu, hier ben ik, wat wou je nu wel dat ik deed, ó Proserpina, wat zie jy 'er wanfchaapen, liederlijk, en ik weetniet, hoe of ik het noemen zal onfmaakelijk uit? MATROOS. Dat wil ik waarachtig wel gelooven, eerst je Keel hees te fchreeuwen, dan teloopendatjedetong uit de keel hangt, om te beletten, dat ze me niet bijmeklad* den kreegen, dan eindelijk doodgeftooken te worden, ik verzeker u dat, dat wat te zeggen is. CHARON. Watwiltgij hier mede aantoonen, ik begrijp niets van uwe woorden, en eij lieve, wat doet gij met dat Oranje Lint, of denkt gij, dat die couleur hier in de fmaak is, zoo gij dat meent Sinjeur, dan Kan ik u melden, dat gij' u zeer verkeert hebt laaten onderrechten. MATROOS. Och neen man, dat denk ik niet, maar dat vervloekte Lint, dat gij noch aan mijn Hoed ziet;, heeft mij den dood veroorzaakt. CHARON. Hoe zoo, gij maakt mij nieuwsgierig, leg mij dat eens wat nader uit. MA-  { h i , , j ,.. i-, *L2ki£ ' . . ,. ' . ' ". . » « JL MATROOS. Ik bén een Matroos, heb voor 12 gu!dén 's Maands de Prins van Oranje gediend, en dat een tijd van 37 Maanden, en ziet, nu een Week of vier geleden , wierden wij afgedankt, en ik had een fraaij duidje te goet; dan wat zal ik zeggen, de Prins was gaan vluchten, de Franfchen waaren in Hólland, en de Arifthocraaten, de ou= de Heerén waaren van het Kusfen, na dat zij bevoorens al het Lands Geld hadden megenomen, en daarom was 'er geen duit, om onze arme duivels, daar wij zoo lang voor gevaar en hadden, te betaalen, en dus kunt gij licht begrijpen, dat voor ons, voor mij goedé raad duur Was. CHARON. Dat kan ik denken, maar wat nu verder ? MATROOS. Gepasfeerde Vrijdag wierd mij gezegt, dat als ik geld wou verdienen, dat ik dan moest gaan op de Heerègragt, in een zeker groot huis. Ik niet luij, zoo als gij denken kunt; ik kwam achter in huis in een gioote kamer, waar noch wel 30 menfchen waaren, alle geldelooze naakte Swaluwen, zoo als ik; daar zat een dik Heer, die zeide ons: Mannen, zie daar heb ik Brieven gekregen uit Gelderland, leest ze, en daar uit zult gij zien, dat onze Vrienden de Pruisfen hier fchielijk zullen zijn, en dat dus onze haan weder gaauw koning zal kraaijen, die nu lust heeft, om Oranje boven te roepen, met Oranje Linten zich te fleren, en ftout het Keezegoed durvt onder de Oogen te kijken, die ftaat de weg van eer en van zeer veele voordeelen open, gij hebt voor niets te vreezen, en'Ziedaar zegt hij, hebt gij ieder een prefentje, maak 'er u Troüjk meê, en deeld het aan uwe Vrinden uit, als het op is, en gij gedraagt u wel, dan kunt gij meer krijgen. Ik kreeg 60 Guldens, deed zoo als gezegd is, liep als een dolle door Amfterdam, fchreeuwende Oranje boven, en vertellende dat de Pruisfen te Utrecht waaren, ja zwoer bij kris en kras, dat ik ze daar zelfs gezien had, dan eindelijk den eerften April 's Namiddags braav met Oranje opgefchikt, fchreeuwende zoo als ik gezegt heb, zaaten de Franfchen mij na, ik aan het rekken, want de boel was mij te fterk, maar ziet van een andere ftraat, loop ik een partij van dat zoort in het gemoet; men wilde mij pakken, ik was brutaal , gav 'er één, een fiag, en ik weet niet hoe het bij kwam, maar ik kreeg een fteek die mij het leeven koste. CHARON. En die een einde maakte aan uwe oproerigheden, ik vrees Sinjeur, dat 'er dus hier voor u noch een re ening zal te vereffenen zijn. (Het vervolg bier na.) Dit intresfante WEEKBLAD word alie Maandagen, alöra voor één en één halve Stuiver uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATOR M E T D E BRIL N°. o. BURGER SPECTATOR! Je zult het ommers Piet Weetniet niet kwalijk neemen, dat hij je goeddunken vraagt in een zaak van gewicht, en em je niet lang op te honden met omwegen, zoo dien je te weeten Spectator, dat ik op aanraaden van me Grootje Lid geworden ben van een Wijkvergadering, want ziet, al ben ik van het geflacht van de Weetnieten, en zonder roem gefprooken, zelve een groote Weetniet ben, zoo wil ik echter als een braav Patriot medé een werkzaam, en niet flegts een befchouwend Lid zijn; want men Overgrootvaar plagt altoos te zeggen, en de man had gelijk ook, dat praatjes geen gaatjes vullen, of om het op zen Latijns uitteleggen, dat Theijorie zonder Praftike een lompe fots is; daar mede wil ik nu zeggen zoo, dat 'er in onze Vergadering een Rerest leit om te teikenen, je zult 'er zekerlijk wel van gehoon hebben, het is om Zlolknd onafhankelijk I te  ( n ) Van 'sLands Finantieweezen, weetje, Spectator, om de Lands kas in een capitaale toeftand te brengen, zonder dat den Surger zoude gehouden zijn iets van 't zijne daar toe op te brengen. Ik zette alle beide mijne ooren open, en gaapte zoo wijd als ik kon, want ziet, dat nieuw s leek mij bijzonder Spectator ; maar, zeide hij verder: ze zullen papiere risfepisfén maaken, die met mekaar zullen beloopen 150 milloenen hollandfche guldens, en die de menfchen zeilen ontfangen voor goede gangbre munt. Zoo dra als ik dit hoorde, keek ik Govert eens overdwars aan,want ik dogt vast,dat het'de vent ih zen breinkas leuterde, ik rolde "me matten ftilletjes op, en ging fchuiven, en ik nam voor, om in de'-eerfte acht dagen niet veder fe-ij die risfepis te komen, want hij leek 'ér op een duit zelfs weieen té wezen. Maar ziet, Spectator, thuis ' komende, overdacht ik beter te zijn, jouw daar eens over te fcfirijven, zoo als ik nouw doe, en dus vei zoek ik je vriendelijkmij daar op te antwoorden, ik ben Sa a n d a m , Jouw Krispendent den i<5. April 1795. P. W E E- T N I E T. ANTWOORD. Hoor 'eens, Weetniet, je doet niet wel met je vriend Govert aanftonds te veröordeelen, en voor mal te houden ; maar aan de andere kant weder zeer goed, met mij jouw Correspondent daar eens over te 'fchrijvén, en ik ben genegen, om je hier op te dienen; evenwel wil ik niet hebben,dat mijne' antwoorden voorDeiphifehe Godfpraake'a zullen gehouden worden, want ziet Jongentje, al ben ik dol genoeg,om alle weeken een blaatje papier,aan alle kanten befchreeveh, in de Waereld te fchoppen, zoo dient gij niettegenftaande, dat te begrijpen, dat ik de Paus van Romen geenzins ben, neen Weetniet, ik fchrijv, begrijpje, om den murv open te houden, want ik merkte, dat de rotten dood voor mijn broodkas lagen; evenwel vind iemand iets in mijne blaadjes, dat cp pooten ftaat, wfél nu, zoo veel te beter, en zoud gij het wel gelooven, ik zal 'er verblijd om zijn. Maar om op uw appropo te koomen. Gij Weetniet, zijt genoegzaam bewust, dat alle Provinciaale en Stedelijke tsasfen volftrekt van Penningen ontbloot, en noch daarën•boven met 510 Miliioenen fchuiden beiaoden zijn: -t' Is.« ba-  C 75 ) bekent, dal onze Navale macht in eene aller 'elendigfïe fituatie zich bevind, ja dat 'er maar zeer weinige Schepen kunnen gezegt worden goed te zijn, en dat 'er Millioenen nodig zijn, om zulks te redresfeeren, om van de Organizar.ic onzer Landtroepes niet te gewaagen. Gij zult ontwijfelbaar met mij toeftemmen, dat, alfclloon men te Lande al eens eene lang gewenschte Vreede floot, en Averkelijk verkreeg ('t geen ik echter noch zoo haast niet geloove) wij daarom geenzints moeten verwachten, dat wij in rust zullen geraaken met betrekking tot Engeland, want die Natie is veel te trots en te laatdunkend, en noch al te veel met guinjes voorzien om koop te geeven. Dus bemerkt gij genoegzaam, dat 'er zal moeten gevochten worden, wijl gij onze Edelmoedige Franfchen al in zoo verre hcbtleeren kennen, dat zij al te edel denken, om voor Bikten, wier büc niets anders is, dan andere Natiën, zoo mogelijk te vernederen , te benadeelen, en met een laaghartig oog te befchouwen, de zeilen te itreiken; ten anderen kunt gij met reden verwachten, dat wij welhaast eene Geallieerde van Frankrijk zullen zijn, en wij uitdien hoofde wel degelijk verplicht zijn, om niet die waarlijk Edeliiartige Menfchen vrienden gemeenfchappelijk te handelen, het welk voornaamelijk zal beftaan : door Engeland krachtdaadig weerftand te bieden, en is het mogelijk tot reden te brengen. Waar zal men nu de benodigde Gelden, in zoo een korten tijd, alfwel verëischt word, vinden? 'er is volftrekt niets voorhanden, en echtter legt op ons Nederlanders de duurfte verplichting, Willen wij ons niet aan dé fnoodfte ondankbaarheid fchuldig maaken, in dit gebrek met allen fpoed te voorzien, Zal men nu, keurt gij dit goed, den Burger, die, uit kaa toch niemand ontkennen, tegenswoordig zeer veel werk over 't algemeen genoomen , heeft, om zijn nooddruft te gewinnen, door middelen van geweld noodzaaken een zeker gedeelte van zijn zoo zuur verdiende duitjes aftegeeven? en wat zoude zulks toch aanbrengen? niets immers in vergelijking van het geene 'er benodigt is. 't Is waar, 'er wprden noch in ons Land zeer gegoede Menfchen gevonden, deeze, zult gij mij misfehien tegen werpen, zoude men een goede feder uit den ftaart kunnen trekken; het is waar, maar zouden 'er dan niet zeer veelen gevonden worden, welke, uit hoofde van dusdanig een lievdelooze behandeling (om het met de zachfte benaaming te fceftempelen) de nieuw verkregene Vrijheid zouden verïoeijen? zeg maar ja^ Weetniet! ik zal dan zeggen, dat K 2 $  ( 7 <5 ) & even zoo gek ben als Govert fmeerfmoel, niet alleen met dit van de Recepisfen voor te ftellen, maar zelfs als allernoodzaakelijkst aanteraaden. Ik wensch van harten, wijl het mij toefchijnt, dat op eene andere wijs het heerfchend gebrek niet te remediëeren is, dat het wettig Lichhaam der Regeering zoo fpoedig mogelijk uitgeeve eene Zom van 150 Millioenen eens in Recepisfen ,en wel onder Speciaal verband en Hijpotheek der Natie zplve, ter effectueering en daar Helling van welk Hijpotheek ieder Burger zal verplicht worden, om ingevolge de lijst der quotifatie van het voorgaande Jaar, eene fchriftelijke belofte te tekenen, waar bij hij beloovt, het beloop der Somma eens van het Jaarlijks inkoomen, waar op hij gequotifeerd is geworden, na verloop van 10 Jaaren, naeenealgemeene Vreede, ter rembourfeering van deeze Recepisfen te zullen Contribuëeren, ingevalle dezelve als dan noch niet mochten zijn afgelost, en anderzints pro rato der Zom, welke noch af te losfen mocht zijn overgebleeven. Als nu deeze Recepisfen het Courant Geld kunnen vervangen, en men gelast word om met dezelve alle betaalingen te doen, dat niemand dezelve vermag te weigeren, in welke gevallen ook, dat niemand in het verkoopen van iets eenig onderfcheid mag maaken, het zij hij betaald word in Recepisfen of in klinkende Munt, dat eindelijk niemand cp Coiporeele ftraf een Recepis onder de gezette waarde mag ontvangen, wat zoude ons dan beletten Weetniet, om op zodanig een wijs niet even zoo wel met Recepisfen te kunnen handelen, als met wezenlijk Geld? dit kan ik u ten minften verzekeren , dat ik in zodanig een geval van blijdfchap drie fiagen in het ronde zoude doen, als ik in mijn Bureau een duizend of tien van zulke Recepisfen vond leggen, ziet al waaren zij ook ieder van ƒ 1000:— ik zoude niet eens boos op mijn wijf worden. Bedenk nu daarenboven eens Weetniet, in welk eene florifance ftaat onze Landskas daar door op eenmaal zoude geraaken , men zoude Schepen kunnen Timmeren, alle behoeftens kunnen bekoomen, en den Engelsman laaten zien, wat een Hollandfche Jonge wel verrichten kan! Ja Weetniet, als ik dit zoo in zijn uitge. ftrektheid befchouw, dan kan ik niet andeis zien, of wij Nederlanders hebben alle reden om naar zodanig eene Refolutie, en het eiTecl: daar van te reikhalzen. Amfterdam, De SPECTATOTOR met de BRIL. den 18. April i79S- MEDE*  C 77 ) MEDEBURGER BRILLENBURG! Jk zie mij verplicht jou eens een klein lettertje toe te zentien, het welk jij zoo wel in je SPECTATOR kunt plaatzen, als mijn briev, die ik laast aan een Vriend van mij gefchreeven heb, en die door jouw op een fchelmfche wits is onderfchept, en tot mijn bitter leetwezen is geplaats geworden, in jouw' blad. Maar ik weet het wel, het was om de booze waereld te doen zien,dat ik zoo veul,ja 22 Ampten had, en die mij nouw allemaal afgenaomen zijn, én waar door ik nu zoo naakend ben als een geplukte vink. Maar zeg eens Brillenjurg, denk je wel, dat 'er in een andere Stad ook zoo het een en ander is, dat men niet al te Orthodox kan noemen; bij voorbeeld: de Burger Temmink is Stads aanplakker, een Ampt, van eenige duizenden, en ik weet zeer zeker, dat hij noch nimmer een gillet heeft aangeplakt, maar dat een anderen hals in zijn plaats zijn vlerken daar voor moet roeren, en die 'er nochthans maar zeer weinig voor genoot, ja mij dikmals geklaagt heeft, dat hij, niettegenftaande hij altoos als een Postpaard moest loopen en draaven, van zijn loontje maar zeer zober kon beftaan. Wel nu, wat zegje, had' men dat Geld niet even zoo wel in de Landskas kunnen laaten zinken , als zpo onverdiend weg te werpen ? te meer noch, wijl die man Casficr is van de Credietvolle Oqst-Indifche Compagnie, een postje, dat hem, vooral, als 'er duiten naar de Oost moesten gezonden worden (zoo als mij bericht is) een dikke f 20,000: — opbracht, doch dit moet ik zeggen, dit Ampie nam hij in Perfoon waar. " Noch iets: den waardigen Ex - Burgervader Elias befchonk den Zoon van Temmink, een Jongetje van 14 a 15 Jaar Oud met de Vendu-Meestersplaats. Maar om die Post te doen waarneemen, fchommelde men den Burger Elzevier op, met wien de Kooplieden wel vergenoegt waaren; maar toen het maatje zelfs wilde, ageeren,» liep de boel in de war, en 't gevolg was, dat de Vendu - Meester Weder naaf School gezonden wierd. Is dat in den haak? de Burger Marselis heeft ook een aantal Ampies, is Boekhouder op Treforie, en Begraavt de Lijken in de Zuider Kerk &c. &c. &c. Mijn Vriend Wieling had een Zoontje van 12 Jaar, het welk door mijn Collega Straalman begiftigd wierd met e-en wisfiewasfle van f 3000 : — op een zekere Disfolaate Boedelkamer, en ik meen te weeten, dat hij noch nrmmer in dat barmhartige Comptoir geweest is, ten K 3 min-  tninften woonde bij noch Jaaren daarna in mijn gelievd Haagje, alwaar zijn hooggeachte Heer Vader Staate Generaal van Utrecht, en Raad-van mijnen drerbre Pinkenier was. Ziet Brillenburc , ' al die fraaije zaaken gaaje met ftilzwijgen voorbij, maar ik,'ik arme ziel moest al mijn veeren laaten, nu dat is tot daar aan toe- Als gij deeze in uw Weekblad ftelt Brilletje , zal ik u verder noch eenig inportant nieuws mededeelen , want gij kunt het licht begrijpen, dat ik, nu Ampteloos zijnde, vrij wat leedige «uren heb. En ook dan zal ik zijn na groete Amstelland, Uwe (helaas) Amptelooze Medecitoijen In Ventofe. SPARRENBURG. PS. Onze geëerde Correspondent zal het ons ten goeden houden, dat wij de bovenftaande Misfive met eenige veranderingen geplaats hebben; intusfchen folliciteeren wij onzen Vriend om de verdere briefwisfeling, maar zich wat duidelijker te expliceeren. ACHTENSWAARDIGE BURGER! Mijne gewoone bezigheden mij eenige oogenblikken rust gunnende, hebbe ik geoordeeld niet nuttiger te kunr.en aanleggen, dan volgens mijne gedaane belofte, dezelve ter uv.er onderrichting, en heilzaame raadgeevingen te gebruiken. Thans, om mijne aangevangene taak te vervolgen, zult gij mij wel wiilen toeftaan, ti, d:;ar gij een Lid der Municipaliteit te Leeuwaarden zijt, onder het oog te brengen, en te herinneren (neem mij dit niet kwalijk af, het gefchied om bestens wil) dat bij het Volk eeniglijk en alleen de Soevereiniteit berust, dat gij uit dien hoofde wel degelijk verplicht zijt, wilt gij het vertrouwen van den daadelijken Soeverein uwen meester wjardig worden, en bij voorduuring blijven behouden, niets vcor.het zelve te fecreteeren of geheim te houden, of-wel fechts eenige weinige verrichtingen van min belang aan deszelfs overdenkingmedetedeelen, terwijl gij zaaken van meerder gewicht voor haar zoud verzwijgen; gij begrijpt hier van ontwijfelbaar het zwaarwichtige mijner 'raadgeeving. Ik zegge niet, dat gij daadelijk dusdanig te werk gaat, maar alleenelijk-toon ik als Vriend, als Vaderlander hier van het wanfcbikkeh'jke., het ongeöorloovde, het ten hoogften ftiafwaardige. Zoude het niet mogelijk kunnen zijn, dat iemand uwer Medeled.  ( 79 7 lieden dusdanig een voorftel deed, te weeten, om hét Volk, zoo als men zegt, een fpeelpop in de handen te geeven , terwijl men den waare toedracht der zaaken voor hun verborgen houd. Gij begrijpt zeker het trouwlooze hier van, zoo zulks eenmaal tot ftand mocht koomen, en daarom lieve Vriend, indien iemand uwer Medeleeden dusdanig eene handelwijze voorilaat, verzet "er u mannelyk tegen, toon bet ongerijmde hier van aan, en gij zult (geloov mij bid ik) als een waar Bataav, als een waardige Volksvriend van een elk worden aangemerkt. En eij lieve ook, w.uuom zoud gij iets voor uwen Soeverein geheim houden, als gij waarlijk gedreven word door een zucht, om 'sVolks belangens te behartigen ? en zoo gij, onverhoopt met Arilihocraatifehe inzichten bezield waard, weet dit, en ik meen liet, zou ik de eerfte zijn om u in den afgrond als een onwaardige, als een Volksvijand, als een verraader des Vaderlands ter neder te ploffen. Dan laat ik dit eens meteen voorbeeld ophelderen. Ik ben een voornaam Koopman, ik handel op Duitsland en elders, heb dus natuurlijk eenCom'. misfionair nodig, ik zend hem naar Frankfort, om daar mijne zaaken te handhaaven, dien zendeling en uitvoerer mijner beveelen bericht mij zaaken, mijne aandacht min waardig, maar het voomaamfte, doch onaffcheidelijk aan mijne belangens gehecht, verzwijgt hij. Ik ondek deze handel, wijze eindelijk. Eij lieve fpreek het vonnis uit over deeze Commisfionair, wat zal ik doen, kan hij mijn vertrouwen behouden, ja of neen? Immers ben ik verplicht, wil ik mij niet laaten ruineeren, hem als een trouwlooze af te dan. ken, en een ander meerder mijn vertrouwen waardig in deszelfs plaats aan te ftellen. Thans geen ledige tijd meer overig hebbende, eindige ik onder belofte van u verder i5 fchrijven Bolswaard, üw Welmeenend Medeburger den 14. April 1795. L. VADERLANDER. DE RECHTBANK VAN RADAMANTHUS. ZESDE AFDEELING. CHARON. Dit heen vroutje, hier zulje, noch ze# veele knaapen vinden, die onlangs.hier zijn aangekomen, misfchien vind gij 'er eenige kennisfen van u onder.' NEELTJE van GELDER. Dat zoude kunnen zijn. Mijn help, mijn Heerl wie ben jij? HEERING. Wat gaat jou dat aan, ik kan nipt zien, dat 'er eenige noodzaakelijkheid bij is voor jou, om dat te -••■•>- -. wee-  weeten, want ik weet niet jouw ooit voör dezen gèzien té hebben. , . , N EELT JE van GELDER. Weetje dat met, eri ik geloov van wel, én als ik mij niet bedrieg, dan moet jij de Schrijver van de Amfterdamfcbe Courant zijn, dat mooije lieve brokje, dat God en al de Waereld met leugens overhoopte, en den kortziende Burger voor waarheid verkocht, Want ommers de Amfteldamfche Courant fchreev niet als .waarheden, wat zeg je Sinjeur? _ ./ HEERING. Beginje ook al té fmeelen, hebje wel ooit de Courant geleezen? NEELTJE van GELDER. Dat denk ik, ik heb maar al te veel die Oranje leugens ingezien, en zeer veéle braave Patriotten met mij, en zeg mij eens, Waaren 'erwel crooter leugenzakken op de waereld als gij-, en Pierre Gosfe. CHARON. Lieve Vrouw, die fnaak zal ik je aanftonds laaten zien, en jy Heering, Oppermeester in de kunst van liegen past in 't geheel niet in het gezelfchap van braave Menfchen, gaat heen, voort zeg ik je, of ik zal je wat knoflook toedienên, allon fchurk hoor je mij met. Daar Vrouwtje is de lieveling van Willem de Vijfde; toe tree voort dienaar van 't hooft van 't Neêrlands ónderdrukkers. PIERRE GOSSE. Waarom dwingje mij nu hier te* koomen daar je weet, dat wij zoo aanftonds in het verhoor moeten verfchijnen, en ik voorheen nel eenige uuren nodig heb, om mij alles te binnen te brêngén, en mij te ^NEELTJE van GELDER'. Hoof de fchoelje nu eens fijn zingen, hier is het wat anders te zeggen maatje als in den Haag aan het Hof van die kostelijke Moffin, Neêrlands zoo genóemde Debora, kijk hem nu eens zuinig kiiken je kent hem wel een eij in zijn gat gaar braaden, nöen jongetje, pruil zoo maar niet, het zal hier geen tijd „iin vari % te bereiden, dat moest je gedaan hebben in dö waereld toen 'er gelegenheid was, maar zeg, toen had men het veel te volhandig met vaifche tijdingen te verfprijden aangaande de Franfchen, die uit te maaken voor on. Ldisten Menfchen moorders, ja voor het aller flegtfte fchuiin dat immer de aarde betrad, ook dat zij terug geflaa-en'waaren, dat zij volftrekt niet hier zouden koomen ,' en hondert fraaije dingen van dien aart meer. cnuu (Het vervolg hier na.y Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alom voor één en één halve Stuiver uitgegeeven.  < «4 ) was wel te vreden, voor eerst met mijne Bediening zee.r ia. mijn fchik, en van veelen gepreezen, en ik hoopte, dat Oranje zoude blijven duuren, en waarlijk, ik eenvoudige gek geloovde dit ook, te meer wijl Nuijs Klinkenberg , Hofman en meer anderen het op de Predikftoel verzekerden , en de Patriotten vervloekten en verwenften, maar ziet, wat is het nouw, de Omwenteling is niet zoo haast daar, of ik word geremoveert, de Prins op de vlucht, alle mijne vrienden keeren mij het gat toe, en de Dominees, dié eerst Oranje waaren, worden nu harde Keezen. Ik moest tegen mijnen dank mijn bord uit de Kerk neemen, en goede God, ik geloov waarlijk om mijn zonden, bruide ik met ladder en al om veer, en viel zoo elendig, dat mijn fchouder uit het lid is, en ik als een Martelaar leg te kermen, en van pijn op de grond te kruipen. Wat is 'er nouw van al het mooije Oranje goedje geworden, zij toonen immers allemaal dat zij fchurken, ja duvekaaterfe fchurken zijn, en de Dominees, boven al, Nuijs Klinkenberg , wat zal die fmulpaap te verantwoorden hebben, hij keert ommers als een hond tot zijn uitbraakzel, en Hofman, die toont ommers nu, dat hij de Menfchen niet als leugens voorgehouden het. O wat fpijt het mij, dat ik Oranje geweest ben, want waarlijk Klaas, de Patriotten hebben gelijk, ten minften ik vervloek het uur, dat ik het aller eerst begonnen heb Oranje boven te roepen; aij, aij, och vat een pein heb ik, hoe zal het noch met mij gaan, nou bennen zij allemaal fchuil die bedriegers, maar zij zullen haar trekker» ook noch wel eens t'huis krijgen, maar ondertusfchen ben jk al vast een fukkelaar in de waereld, en van een elk veracht ; och als het God behaagt, dat ik weer genees, ik zal een goeje Patriot zijn, en Oranje, dat dieve Oranje, en al hun aanhang, maar vooral de Dominees, die de arme Menfchen en mij, zoo elendig bedrogen hebben, tot in den afgrond vervloeken. —r- Nu Vaartwel! Uw Vriend Amfterdam, PIETER HOGERBEETS, den 25. April 1705. ZEER GOEDE VRIEND SPECTATOR! Ik neeme ook de vrijheid u eenige rege'en te laaten toe^ koomen, niet, om dat ik juist een groot man van geboorte ben, och neen, want om 'er niet onder te draaijen; ik ben van afkomst een Pruis, en heb voor Mostertjonge gedient, en ïraaij op de Koets geftaan, dat ik met zeer veel aïr deed : nu  ( 85 ) Hf wist ik mijn Heer zoo mooi te flikflooijen, hooning am de mond te fineeren, en het gat te likken, zoo als men zegt, dat ik de Schomsplaats kreeg, van Weezep, Weezeper Caspel, Hoog Bijimer en Bijlmer Broek &c. gij zoud zeggen, hoe komt men aan zoo een Ampt niet waar ? maar gij dient te weeten, dat mijn Heer van alle die plaatzen Dros. faart was, en dus, dat men den duivel te vriend hebbende, gemakkelijk in de hel kan koomen. Maar gij moet nu niet denken Spectator, dat gij nu reeds alles weet, och neen mijn lieve Man, leest verder, en gij zult meerder, en zaaken van meerder aanbelang ontdekken. Ik wierd ook Burgermeester, maar dat evenwel kon ik niet worden, of ik was hevoorens gedwongen mijn rok om tekeeren, nu dat was het Burgermeesterlijke Ampie mij noch al waard; ik wierd ook Bierbrouwer, en dat bragt mij niet weinig voordeel aan, want gij kunt natuurlijk begrijpen, dat alle de Tappers wel gehouden waaren Bier van mij te neemen , al was het ook wat flecht, het was toch van een Burgermeester , en dat zegt al 'iets. Ik wist het ook fraaitjes de Boeren aan te fineeren, dit kan ik niet ontkennen, ik kreeg het wel eens weer om, maar ik getrooste mij dit, door het zelve weder een ander aan te plakken. Het gewinnen van Geld was mijn leeven, >en daarom deed ik mijn best om een Ontvangers Ampt te bekoomen, 't welk noch ai vrij wat opgav, en zoud gij het wel gelooven, ik verkreeg ook in deeze mijne begeerten. Ik wierd ook Stoovezetter in de groote Kerk, maar dat kon ik zelf niet waarneemen, want ik was flecht van gezicht, en ook daarom loop ik altoos met een Bril op mijn neus, maar begrijpje, mijn Meid was hier goed voor, maar gij kunt nochtans wel begrijpen, dat zij dit vetje niet geheel hield, de drommel neen, zij nam het waar voor een ge. accordeert vooitje, maar ik ftak de pruimen in mijn Zak. Het vloeide mij hier alles toe, het fcheen, of ik gebooren was. om gelukkig te zijn, ja het gong mij in allen opzichte naar den VJeefche, want mijn Neev is naderhand geftorven, en die liet een fraaij duitje na, 't welk ik, zoo als gij den. ken kunt, niet huiverig was, om in mijn Zak te laaten gleijen, weetje zoo als de Moffen te doen gewoon zijn. Noch meer, ik wierd ook Schipper van het Weezeperveer, maar dat laat ik ook bedienen door twee Knechts, want ik kan niet vaaren, wel achter op de Koets ftaan, wel met de Hoed onder den arm mijn Heer achter het gat, en weergaloos met de rStro|jppot loopen; gij zult zekerlijk zeggen : L 3 daar  C 86 ) daar op behoeft gij u niét te beroemen, want die kuntt Verftaan al de Moffen in de perfeXie, dat is zoo, en daar. om basta. Ik woon nu in Amfterdam, want ik oordeelde het daar voor mij, niet langer veilig uit hoofde der Franfchen , want 'ik wil niét ontkennen, dat ik, zoo als al de Moffen duivels voor hun bevreest ben, en wat heb ik ook met de malligheid' van noden, als ik 'er buiten kan. Als gij mij het piefier doet, deeze te plaatzen, zal ik 11 eens weer fchrijven, intusfchen mij noemende Uw Medeburger JOHAN JURREGE WEIJER, Amfterdam, Naderhard noemde men mij: den 20. April 1705. JOHANNES JUSTUS. WEL ED. GESTR. GROOT ACHBREN HEERI Gisteren met Peet Aaltje over uwen voorflag, om bij u. op eens Landsfchip te dienen, geiprooken hebbende, zei. de zij tot mij; Jongeliey wat wilje beginnen, je weet im. mers, hoe je het hij Capt. van Woenzel gehad hebt-, en, daarom bedenkje, en ziet, wat je doet. Je moét dan weeten, pijn Heer, dat ik met de Admiraal de Ruiter een reis gedaan heb naar de Middellanfche Zee, en nouw voor een, week of wat eerst afgedankt bén. Wij waaren zekerlijk wel allemaal blij, dat wij van dat Schip afwaaren, en God voor die gunst 'dankten. Nu weet ik wel, dat 'er van ons volk zijn, die vertellen, dat 'er op ons Schip nooit Gebed pf Godsdienst gehouden wierd, als van Woenzel aan boord was, maar wel, als van Eeten Commandeerde, dat men Korstijd, Paasfchen &c., altijd het meeste werk moest doen, maar op Prinsjesdag, en als 'er gegastereerd wierd, vrij waaren, en ons moesten aankleeden, dat wij weinig Brood kreegen, dat-wij veelmaals om den honger genoodzaakt waaren te roepen ;Broodbmlders J Broodhaalders / dat wij den jneesten tijd in plaats van een pond een achfte pond Kaas kreegen,, en dikwijls ftinkend Spek , dat de witte Erwten zoo hard waaren, dat men met dezelve fchQon gekookt, wel iemand zou hebben kunnen overhoop fchieten, dat hij zeildoekfe Mutsjes liet maaken, wie het Zeildoek hoorde, weet ik niet, en dat den Ma.troos, ten minften de Roeijers die voorgeld moesten neemen, dat hij ze roode kraagen ei ppflaagen liet maaken, dat den armen duivel, hij wilde, of hij wilde niet, voor zijn Geld moest aanneemen, 'twelk alles gij licht'kimt denken, dat de C^pt. hief weinig rói ■ ' bracht^  ( «7 ) bracht, m, hij heeft de naam van hoog zuinig te zijn". Voor» ders, dat hij van zijn Schip een Rasphuis maakte, want alfchooQ hij op een Rheede nooit aan boort te houden was, zoowiU, de hij nochtans niet hebben, dat immer een man aan Wal kwam, ja het moest al een groote Heiligen dag zijn, als een Onder - Officier permisfie hier toe kreeg. Nu weet ik wel, dat men dit gaat vertellen, maar ziet, dat wil ik al vast niet doen, want wat heeft men 'er ommers aan, men zoude maaken, dat de Man nooit geen Schip weer zoukunnen krijgen, ja al weet ik, dat hij een gek is, en een Pharifeeuw, en dat Nieuwpoort, zijn Vriend, een liefhebber van rosfen, maar in de daat een broekfthijter is, en dat hij gewis zijn betaaling zou gekreegen hebben, zoo hij zich niet noch tijdig met zijn Debora door de vlucht gered had, ik zeg, dat ik 'er niet van fpreeken wil, maar wel fchrijven dat ik nimmer bij geen van beiden weer vaaren Wil. Nu ziet mijn Heer, als ik weet, dat ik het bij jou beter zal hebben, zal ik koomen,' en het Vaderland dienen als een getrouw Patriot, dat ik tot in mijn nieren ben, van harten, en mijn leeven waagen. Amfterdam, Ik ben jou Medeburger den 25. April 1795. DROOGE FOOBERT.' PS, Als iemand van de kruimels van 't harde Scheepsbrood ' dat anders aan de Varkens gegeeven word, Paruikebrood? met pruimtjes Tabak, Spijkers en Blik &c. wil bakken, die kan bij mjjn gewezene Capt. daarin onderrichting bekoomen. DE RECHTBANK VAN RADAMANTHU& ; ZEVENDE AFDEELING. van MUIJEN. Zijt welkom mijn vriend, welkom van. Bleiswijk ! in deeze gewesten, ik ben in waarheid mijnenthalve verblijd u hier te zien, gij zult wei zoo goed 2ijn, van mij te informeeren, hoe of het in de Waereld. zedert mijn vertrek van daar, gefield, is. van BLEISWIJK. In waarheid, voor onze zaak is het 'er zeer fiegt gefchaapen; maar wij kunnen u, zonder ons gemoed te befwaaren, daar van vrij wat de fchuld geeven. van MUIJEN. En dat waarom, heb ik niet altoosf als een verflandig man gehandeld, en flaa ik daar niet voor bekend? van BLEISWIJK. Ja, als een verftandige, en. doornaaijde kriek bjebt gij altóós voor uwe belangens, en> ver*  ( 9° ) plicht zijn opteöfferen, zonder dat eenige vreeze om OhS leeven te verliezen,ons hieromtrent moet terug houden. In afwachting van uw antwoord hierop te zullen onffaflgen, ben ik Sa andam, Jouw Krispendent den 28. April 1795. P. WEETNIET. ANTWOORD. Burger Weetniet ! in de eerfte plaats dient gij eens voor al te weeten, dat uwe Misfives mij altoos zullen welkom zijn, en dat ik het mij fteeds tot eene eere zal rekenen, u daarop te mogen antwoordenden dus kunt gij onbe. fchroomd voortfchrijven. In de tweede plaats heeft uw vriend Smeersmoel , zeer veel grond tot zijn gehouden gefprek; ik nen het volftrekt met u beiden eensbetreffende onze verplichting, om niets, te dierbaar te achten voor ons lieve Vaderland, dat wij ieder oogenblik gehouden zijn ter verdeediging Van hetzelve, en onze onfchatbaare Vrijheid, ons leeven te waage'n. Ook geloove ik zeer zeker, dat veelal de menfchen dit gebrekkige leeven,dit kommervolle omzwerven op de waereld, op eene al te hoogen prijs Hellen, en ook, dat zij uit dien hoofde wederhouden worden,dit leeven, zelfs, als de nood het eischt, gewillig afteleggen, of liever ten beste van het algemeene welzijn in dè waagfchaal te ftellen. Dan, mijn vriend, de oorzaak hier van, is de onkunde, welke bij hun huisvest, zij weeten volftrekt niet, waarin eigentlijk dit, ja aller menfchen leeven gelegen zij. Dan, gun mij u hieromtrent mijne gedachten medetedeelen. Het menfchelijk leeven , bij verre de meesten, om niet te zeggen allen, zoo hoog gefchat, is in waarheid van veel minder waarde, als men zich wel voorfteld Wie der Waereldbewooners zal kunnen betwisten, dat eenmensch, bij zijne komst in dit aardfche, zich niet behoeftiger voordoet, dan het redenlooze veê; hetzelve brengt meestal zijn dekzel mede, daarentegen zien wij den mensch gantsch naakt verfchijnen. In het eerfte tijdftip, doet hij airede- fchreiënde zijne behoefte hooren, en moet, uit hoofde van het gevaar, hetwelk hem zonder ophouden verzeld, met zorg en angst bewaakt worden. Hij leevt een gantfche reeks van dagen in eene volftrekte wezenloosheid, en uit dien hoofde, is een ieders hulp en bijftand hem onontbeerlijk. Deszelfs zintuichelijke vermogens zijn hem een tijd lang van geen wezenlijk nut altoos, hij moet  ( 91 ) moet als een dier gezoogt, en gevoed worden, terwijl zijne mond buiten ftaat is, om zijne beboeftens verftaanbaar te kennen te geeven. Deeze wezenlooze tijd verloopen zijnde, nadert het oogenblik, om in het leezen, fchrij. ven, en wat verder van dien aart is, onderweezen te worden , dit is voor hem verdrietig, ja hij acht hetzelve, 'als een pijn. Zie daar zijn eerfte last, zijne eerfte bevatting van het onvolmaakte van dit leeven. ó Ja! hij geniet vermaaken, hij neemt dan dit, dan dat bij der hand, om zijne genoegens, welke hij als in een droom, en zonder fmaak najaagt, levendig te houden. Eindelijk verfchijnt de tijd, in welke hij van de reden kan en moet gebruik maaken ; dan ook in dit oogenblik, ziet hij al zijn geluk als een rook, als een enkel niet vervliegen! Hij bemerkt, dat hij een Onderdaan is, dat hij bevelen moet eerbiedigen van Wezens, hem, in wording, volmaakt gelijk. Hij moet het onderwijs in den Godsdienst ontfangen. Ziet hij zich nu voortgebracht en opgevoed te F era, bij moet, wil hij van zijne Zaligheid verzekerd zijn, zonder wederzeggen, den AI-koran als allerdierbaarst achten. Bevind hij zich in Romen, men zal hen 'sTanfen leer aanprijzen, ten einde Gods toorn te ontwijken. Is hij een bewooner van Wïttenberg, de Navolgers van Lüther zullen hem hun Leerftelzei al: alliernoodzaakelijkst tot het verkrijgen van een eeuwige Heilftaat voorhouden. In Snvïtferland, dringt men hem op, dat alle die geenen onvermijdelijk verboren zijn, welke Calvinus niet voor hunnen eenigften Leidsman aannemen. Dan, ziet hij zich in Nederland gebooren, hij zal gehouden zijn, wil hij zijn eeuwigst Heil betrachten, voor het Dordrechts Stelzel eerbiedig neer te buigen, nadien dit als het eenige waare word gehouden, zints eene Mauritz het voor zijn belang en roem nodig heeft geöordeelt Armikus te onderdrukken. Dan, hoe zeer moet den mensch niet door verbaazing worden aangedaan, als hij verneemt, dat de Geesteü ikheid te Pera, Romen, Sixiïtferland hier, en elders, de Zaligheid in hunne handen hebben, ten minften, dat zij alle, hoe zeer ook ftrijdend, de onbetwistbaare •waarheid volgen! AIzoo ziet men de Zoon door de Vader optrekken, de Zoon drukt ook deeze voetftappen, zoo dra hij Vader word; men onderzoekt, maar fchaars! op deeze wijs verdijt de mensch in zelfbedrog zijn Jonglings jaaren. Hij word een man. Hij voelt zorgen, arbeid, gevaaren, kranktens, fcbijnvermaak, weinig vreugd, maar zeer veel druk, en, zoo nadert de Ouderdom, de Vader aller kwaaMa len,  C PO ien indedaat, een toeftand, niet gefchikt tot vorming va* ilechts één wensch! Zie nu de Dood, en met een het einde van dit door ons zoo hoog gefchatte, zoo zeer gehevde, zoo dierbaar leeven,maar in waarheid,het tijdftip, m welke wii van dit elendige, dit nietige,dit jammervolle leeven verlost worden! Zie daar mijn vriend Weetniet, mijne gedachten over ons leeven, en ik ben wezenlijk van oordeel dat zeer veelen, ingevalle, zij dusdanig eene bevattin-'van hetzelve hadden, niet zoo huiverig zouden zijn, om deeze zoogenoemde ichat, als de nood het vordert voor het Algemeene Welzijn te waagen; ;en mmiten, ik achtedie geenen , voor geene waare Patriotten , die in deeze Senblikken, welke wij nu beleeven, hier mede achterlijk zijn of door mooije praatjes het geheel zoeken te ontwij. en, Amfterdam Ik ben met achting uw vriend den 2p Ap"i79S. °E SPECTATOTOR. MEESTER BRILLENBURG! Zekerlijk zult gij verbruid raar opkijken, dat ik mij ve£ Set i met uë mijn hoofd ^bree^,..^^^ fchriiven- dan, gij zult wel zoo goed zijn van te o eiwegen Sdit ,"êt gefchied uit een zeker gevoe van achting Wik bij mijplaats heeft, of voor uw-eperzoon of vooi.ve prullen, die gij 'sweekelijks de menféhen trach tm^bmden te (toppen, gantsch niet; maar om dat mij te. ooien is gekomen?dat gij veelal uw werk maakt, ^ den,en die voorheen het bewind in handen gehad hebben en die -eenen welke door ons bevoordeeld zijn, in uwe pp Seifte mishandelen, te roskammen, en uittemaakeir als Pesten van Nederland, ja, om mij eens van uue beSone taal te bedienen, als menfchen die g^-gghm od haar kop hebben. Gij moet met denkeu, onbefcbaamde BrilleTek daar gij zijt, dat alles te fchrijven, u mooj of ÏÏtoï;5&Si ook, dat u.e Eatriötfchen haan thans konine k aait, och neen man; denkt gij 'er wel om dat SXoeSam in ftaat zijn om u op uwe vingers te klop^nfenlze wejgeplaatfte Of èii het weet,is mij onbekent; maar om een zekere kaart 2 fSeïS, zal 'ik het u zeggen: ik ben zene Grietman van Ysbttcbtum, een uur van Sneek: n Vriesland, en voor deeze ommefwaaij, (aardbeeviug m g Kef haast zeggen ,) Raads-Heer in den Hove en Staat, lid van friesland! verftaat gij mij prulfchri ver nu weet gij in den haak, wie ik ben, en draag zorg van nimmer van  ( 94 ) zelje zekerlijk zeggen: dat komt vent, om dat jij een Bot? jterik bent. Dat weet ik wel Burger, en ook juist om die reden, gaa ik daar, i.) om wat van mijn botheid te verliepen, en wat verftand aan te winnen, 2.) om als het mogelijk was, ook ons Land voor mijn part nuttig te weezen, want ziet, zij zeggen mij, dat wij het Land voordeel toebrengen, als wij daar bij malkander komen. Nouw moetje weeten, dat ik dat maar in het geheel niet kan begrijpen, ik doe ook, wat ik doe, dan bijt ik op mijn nagels, dan zet ik mijn toppie lings, dan weer rechts, het is alles boter aan de galg, en lood om oud ijzer. Gisteren na dat ik uit de Vergadering kwam, ging ik eens drie quartier met mijn boofd in mijn hand, de oogen gefloten, zitten denken, en ziet hier, wat ik docht. Zullen wij Burgers aan het bedoelde oogmerk voldoen, ais wij in de Vergadering braav zitten Tabak rooken , nieuwspapieren ter vlugt kezen , maikanderen het nieuws dat 'er is, afvraagen, en vertellen, als een zwerm Bijen door malkanderen loopen,.en zeer veeten zóo een hird geraas maaken, door hun luidruchtig praaien, dat een Burger, een zaak van gewicht hebbende voor te ftellen, óm gehoor te krijgen, gedwongen is,'herbaalde reizen te roepen-: ftilte, ftilte daarachter; en als men dan bij omvraag het eens geworden is over zeker voordel, en men ontdekt van wegens" de Municipaliteits Leden, dat die met de Vergadering niet eenftemmig denken, dat men dan ais een raafende Roeland de zaak wil dwingen, zonder reden te gebruiken, maar met allerlei] ftcrke. en nipt pasfende uitdrukkingen zijne Patriötfche gevoelens wil aan den dag leggen, ik zeg, ik weet het niet, maar het ftaat mij niét aan, mij'dunkt, het moest anders gaan, maar hoe het gaan moet, dat weet ik noch minder, maar dat is waar ook, daarom fchrijv ik aan jouw, verder zend men Gedeputeerden naar de Hoofdvergadering, en die werr naar het Huis der Gemeente, en zoo weetje word alles ingericht, zoo zal de Volkftem op de lappen raaken, en wij te weeten komen, wat de Municipaliteit verricht, en die zal weder doen of nalaaten, wat wij in de Vergaderingen goéd oordeelen, want ziet, dat dient ommers te gefchicden, als 'er een Volkftem is, en die gehoortword, en is het niet zoo, dan koomt het mij om de waarheid te zeggen belachgelijk voor; maar jij zejt misfehien zeggen, dat komt,om dat jij een botten hond bent;dat is waar ook,en juist daar aan dacht ik nu niet, en daarom bestemaat Spectator, fchrijv mij hier eens over, en verlicht de arme Botterik : . eens-  ( 95 ) jjensjes wat, je zelt hem hier mede allemantjes vee! pleger doe"- Jouw Vriend en Krispendent Saandam, jAN BOTTERIK, den 30. April 1795. Burger Botterik! ik beloove u in een volgende, hierover zoo veel m mijn varmogen is, te zullen verlichten Uw Meburger, D£ SPECTATOR. MIJN HEER VAN DER BRIL! Ik zend jouw hier een paar douzijn letters, en laat;- weeten, dat ik noch gezond ben, is het met jouw and - s riet zal mij van harten leet weezen. Verder Iaat ik jouw 'wee" ten, dat ik een allerbeste Patriot ben, en dat ik om & te toonen, ook mijn Gespen, Beugel, en dan noch ze* het een en ander, dat ik misfehkon, voor de-floede zaak ten beste heb gegeeven. Ook laat ik je weeten, dat hét in,? veel piefier is, dat 'er zoo veele veranderingen ten goede gemaakt worden, en zoo zeit ook mijn Menie, ook cm beste Keesïn dat kan ik je zeggen. Maar verder Iaat ai je weeten, dat wat voor veranderingen 'er ook motjen gemaakt zijn, het mij nochtans biesterraar voorkomt dat men met om ons arme Meisjes denkt, ik weet niet of ;e m begrijpt Burger Je weet dan zeker, dat het tot hier toe de manier is, dat de Manlui vrijen, en dat de Meisies «T noodzaakt zim, zoo lang te wachten, tot dat het hun ra", vraagt word, en 't geen, ach arme, dikwijls aan zommige nooit gebeurt en tk vreeze,dat dit ook mijn lot 2a! Jp je mot niet denken mijn Heer, dat 'er fteekje aan mii los* is, ach Heer neen want ik gedraag mij altoos als eenffife en eerzaame jonge Dochter past; nu heb ik al met veel pa en gedult gewacht, want ziet, wie wil niet gaarne eens Trouwen dat men m.j zo'uw pretendeeren, maar ziet 5 ik a wacht, 'er komt niet van, nu ben ik wel een faeetie mott.g, een beetje fcbeel, een beetje fchiev, maar wTviï dat zeggen, ik heb noch al een beetje Geld en eenquS lot in de Staate Loterij,daar ik ook een fraaije duit SS te trekken, en dus dunkt mij, dat ik noch zoo eenfenc partij met eens wezen zouw, behalven dat 7Pit ,™ Meuje, dat ik veel verftand heb, en iets, en ziet, niettegenftaande dat, komt'er geen JSe^ch om mij uit; m heb ik al eens op de fprone edfe» ™ mij na de Municipaiiteit te vervoegif 52 Sol' Z een  C 96 5 éen verandering op het ftuk van vrijen te bewerkén marf Set mijnMeuje het mij dat afgeraaden en geraden jouwt* verzoeken een goed woordje voor mij te doen, want zegt =: Iv kent dit doen. Nu lieve van der Bril, doe je best voor mij, ik zal het je altoos dank weeten, je zelt op me WnLft komen en van men eerfte Kind een ftuk met muis•es hebben Nu in afwachting, dat jy mij piefier zelt doen ,■ J Amfterdam Ben ik Vnendm den : Me^'795. ELIZABET VINGERHOED. PS. Ik woon op de Princegragt, digt bij de Noorder Markt. DE RECHTBANK VAN RADAMANTHUS. ACHTSTE AFDEELING. BANNING. Welzoo, ben jy ook hier Bruggemaker; wie drommel, het je zoo toegetakelt, en wat laatje de hP hangen, je ftaat warentig als een haan zonder kop. rRUGGEMAKER. Laat mij ongemoeid vent, wat hebje met mij van noden, gaat bij je s'gelijken, en praat Hs-ir meê, maar laat mij in rust. BANNING. Is het wel mogelijk, wat is men ver7 neen nu ie mij niet nodig hebt, wil je mij met kenof mTniet fpreeken, maar laatst,niet waar Menfchen, B oen dTp triötten waarachtig braave Menfchen, jou ve hadden, toen wist je mij wel op te zoeken, toen wast he niet w veel voor je, om op Kattenburg -bij mij te koo. men toen was het: hoor mijn Rannigkie, je weet dat het ïeezegoed den Baas fpeult, dat zij ons van het Kusten geSoit hebben, dat zij alles zeilen het onderst boven werken f^ zii niet inhun Goddeloosheid worden tegenhouden. Dat Twa r Bu gèrmeester zeide ik; en toen zeide jy weer: jy. /Kattenburgers moest ons daarin helpen, want ziet, 'er S w moo? voor jijlui op , als je de Keezen de Baas af. T en men ik zeide, dat ik niet wist, hoe of wij hier Tan iéts zouden kunnen'doen, zoo gav je mij ommers ten anwoord jlui moet de Kattenburgerbrug ophaalen en SÏ p het Plein planten, want ik zal maaken, zeide fv ommers, dat jv van alles voorzien bent en Geweeren KruT Kogels &c. genoeg hier uit het Landsmagazijn kunt bekomen In dan moetje maar op de Keezen in branden bekomen, (Het vervolg bier na.) Dit intresfante WEEKBLAD wórd alle Maandagen, alönY voor één en één halve Stuiver uitgegecven.  ( 10a ) toch Zal ons voor hunne woede befchutten, daar alles, wat hier toe in ftaat zoude zijn, door de Franfchen volftrekt ontmanteld en gekortwiekt is. Ik zegge van rechmatige wraak; verwonder u niet ©ver deeze uitdrukking, gij weet, gij gevoelt immers op dit tijdftip onze eigenlijke maniere van handelen, en waarlijk vervoeijelijke overheerfching, ik wensch ten minften, dat gij zoo, als ik het doemwaardige daar van inziet, ten minften bij bedaardeoogenblikken. Dat iK noch zoo dikwijls door eene zucht naar grootheid, zoo als ik duidelijk boven heb doen zien, vpryperd en geflingerd worde, fmert mij het allermeeste, en bijzonder bij het klimmen mijner Jaaren; ach dat den Hemd mij onwaardige vergav, en mijne ongeöorloovde verichtingen kwijtfchold, dat ik hiervan verzekert waare, ik zoude gerust dit dal der onrust willen veriuaten, en na een betere en meer beften, dige verblijvplaats ftreeven, dan mijn Vriend ik vreeze, ik vreeze,en met zeer veel reden!nu fchrijv mij eens,want ik gaa thans niét uit, en zie ook zeer weinig gezelfchap, flegts mijne nabeftaanden} en dan noch maar zeer node. Amfterdam, Uw Vriend den 7. Maij 1755. . G A N S E G A T. MYN HEERI Zekerlijk zult gij mijne rechtmastige gramfchap billijken, de bittere woede en haat, welke thans geheel mijn ziel omtrent de Municipaliteit van Alkmaar bezielt, voor goed keuren, zoo haast ik u zal geinformeert hebben van de oorzaak, welke mij hier toe aanleiding geevt. Gij weet genoegzaam , dat ik alhier Ontvanger der Gemeene Landsmiddelen ben,, of liever (och lacie) geveest ben. Ziet gijniet airede verwondert op, dat ik daar fchrijver geweest ben I Och ja mijn Vriend ,' het is niet anders, de Blixem der Patriotten , die tegenwoordig overal doordringt, heeft ook mi;n geluk, mijne waarlijk zeer voordeeligen toeftand met alle kracht daadelijk ondermijnd. Begiijp du? hoe zeer mij zulks grievt, als gij flegts nagaat, hoe een rijk el ijk beftaan mij dit Ontvangei ichap was, en hoe een fcboone gelegenheid ik had, om ongemerkt mijne beurs te zalven, ja het was een Gbut'mijn mijn Heer, eene onbereekenbaareGoudmijn! Zekerlijk ben ik een aanhanger van het vosrig beftier , en dat wel degelijk, maar wat dunkt u, had ik, had gij, en '  c m ) en wij allen hiertoe geene allerdringenfte redenen? dan juist is dit het geval, 't welk mij \uor het tegenwoordige tot een doodftuip verftrekt; en denk maar in het geheel niet, dat ik u wat op de mouw tracht te fpelden, in geenen deele, 't is wel degelijk ernst. De Municipaliteit alhier heeft zich per misfive geaddresfeerd aan de Provilïoneele Reprefentanten van het Volk van Holland met eeu Voorftelling van den Burger A. Klaver als Ontfanger in mijn plaats, en dat wel, om dat ik een gedecideerd aankleever ben van het voorig Landbedervend beftier, terwijl zij het zich tot een hooftdeugt maaken, mij, en alle üie van mijne Clasfe zijn, op het ftrengfte te vervolgen! Bedenk mijn Vriend, hoe ik te moede was, als mij dit gerucht ter ooren kwam, kunt gij wel afkeuren, dat ii; in mij.i hart da grootSte haat voede tegen die kostelijke vertege.is voordi. gers, en dat ik ze in mijn ziel alle naar den Duivel zend? Zeg mij eens, waar zal ik nu mijn Anker nederwerpen, want gij begrijpt genoeg, dat het mij geraaden is, met den eerften mijne biezen te pakken, want een langer verblijv zou misfchien voor mij meerdere gevolgen kunnen opleveren. Ja Man ik ben raazende van fpijf, dat ik zoo op eens uit mijne gelukftaat gejaagt, en in een poel v m rampen gedompeld worde, gav de goede God maar dat ik haast op mij. nen Vijanden mogt Zegepraalen, en vergoeding van ichade en hoon bekoomen, dan ik vreeze, dat, dat geluk noch maar al te ver te zoeken is, en misfchien nimmer zal opdagen, ik ben zeer uw Dienaar Amfterdam, P. BINKHORST, den 6. Maij 1795. DE RECHTBANK VAN RADAMANTHUS. VERVOLG DER ACHSTE AF DEELING. RANNING Vervolgt. En dan kan het niet misfen.of je zelt de boel klaar krijgen, want de Patriotten zeilen, als zij vuur zien, heel gaauw gewonnen fpel geeven, intusfchen zeide gij, zeilen wij van een andere kant niet ledig zitten, maar overal allemachtig bijipringen ; is het niet waar fchurvkop, of zijn het ook leugens, die ik. uit mijn poot zuig Kijk  ( i°4 ) Kijk die druiloor daar nu eens ftaan te kijken, nu heeft mes zijn oortje verfnoept En zeg eens vervloekte e:aen belangzoeker,- en onmenfchelijke bloedzuiger daar je bent. Wat is 'er van je prophetie geworden? Ommers bennen wij 'Cr alle met een bebloede kop afgekomen, terwijl jijluij mooipraaters, och heer, ik weet het ommers wel, alslaage zielen achter de fchermen zat te kijken, en eens van verre zaagt, hoe of het fpulletje af zouw loopen, dat je onsi, tot ons verdriet God weet het, zoo mooitjes berovendhad. je «eet zeker, dat ik een koegel in me gat kreeg, die mij armen duivel de dood deed, jammerhartige ziel als ik ben; maar zoo doe jijluij bloedhonden met de arme Mentenen, 't is net, of het knikkers of kooten zijn, daar de Jongens op ftraat meê fpeulen, ten minften, kijk, meer telje ons niet? maar vervloekte ariftokraat, als je met je gat in de toont zit, niet waar, dan is alles in last* dan is goeje raad duur, dan ftaat jeluij het gat wel een fpan van mekander, aan weetje ons arme duivels, bij jouluij anders zoo verfmaad, Wel op te zoeken, en mooije zuiker zoete woorden te geeven, ó, ó! wat weetje luij ons als dan de ftroop mooi om de bek te fineeren, daar wij zielen ons ook maar al te veel door laaten wegfleepen en bedotten; maar, maar, niet zoo haast ken je weer een veer van je gat blaazen, of je keert ons de nek toe, en weg zijn de grooten, en wijj het Canailjeommers maggen jeluij niet naderen op geen boogfeheut na, och heer neen, dan kent men ons niet meer. BRUGGEMAKER. Nouw Ranming , hoe kan je nouw noch zoo kwaad weezen? RANNING. Wel ik moet me bloed zuipen Kaerel, als ik je maar aanzie, loop heen Vent, loop na jouws gelijken, na de kromme van Muijen en de Hoedekast, die ken je ommers wel, die bennen best voor jouw, w;an.t voor mij, ik geev je weg, na het Werkhuis met jouw, dan ken je weer wat Bruggemaaken. (Het vervolg Hier na.) Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandageji, alom ' voor één en één halve Stuiver uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE BRIL' N°. 14. MIJN HEER SPECTATOR! Smeersmoel , een heele goeije kennis van mij, heeft mij door een briev bericht, dat het Committé van de Marine een Placaataangeplakt heeft, betreffende de afbetaaling van ons lui Matroozen, een zaak, weetje Spectator , daar wij allemaal duvertens om honkeren. Maar ziet, weetje ze zeilen dan met de maand Julij aanftaande beginnen, en met de eerfte woensdag in dezelve, en dan zoo vervolgens van 14 dagen tot 14 dagen, telkens een Schip, tot de volle afbetaaling toe; dat is mooij, niet waar, mijn Heer Spectator? maar zagt een beetje, niet te voorbaarig Burger, want je mogt zoms een weinigje je harfenpan aan diggels ftooten, want het eigentlijke van de historie koomt nu eerst aan. Beha!ven, dat zy, welke, tot de binnenlandfche dephenfie gebruikt zijn, noch geene betaaling kunnen bekoomen, zoo kunnen ook die geenen hier niet van profiteeren, welke, voor ultimo Meij deezes Jaars noch op nieuw geen dienst genomen hebben. Wel nu, wat zegje, mijn Heer, is dat mooij, is dat Vrijheid, is dat redelijk? Wij allen hebben immers onze te goed hebbende gagie verdiend, en na de voldoening hier van dunkt mij lang genoeg gewacht O is  ( ioö ) is het niet mar, Spectator? en zeg erijs, hoe toch z») len wij arme duivels ons geld kunnen ontfangen, als wij met ons gat op het Schip op de Rhede van Texel leggen? je zelt misfchien zeggen , dan kan jelui een procuratie maaken op de Slaapbaas. Dat is zoo, maar, weetje wel Sinjeur, dat, dat geld kost, en ziet, weetje, daar ftinken wij na, als de Varkens naar Boomolie. Maar nou mot ik je noch wat zeggen, hoor: om dat de Commités zoo langzaam geld geeven, weetje, willen de Slaapbaafen niets op de Maandceelen geeven, en zoo zij 'er al iets op geeven, zoo is het wat kleeren, en dan noch maar zeer weinig; hoe zullen wij Matroofen het dus maaken? wantje weet wel mijn Heer Spectator, dat wij een beetje geld dienen te hebben, want hoe duivel zeilen wij het anders maaken, ziet, dat kan je licht begrijpen. Nou wou ik wel, dat je maakte, dat hier wat verandering in kwam, want anders kan 'er geen mensch dienst neemen, en, ziet, als dat fpul verandert word, dan zeilen de Matroofen dienst neemen as zand, verftaaje, Spectator, en den ondergetekende ook, en daarom bid ik je, fchrijv gij eens aan de Marine Comités , en zeg haar, dat zij maaken, dat de Ceelekoopers onze Ceèlen willen hebben, en ik zal altoos jou vriend zijn, en as een braave Patriot het land dienen. Amfterdam, Ik ben jou Medeburger den 12. Meij i79S- HEIN de GAPERT. ANTWOORD. Zekerlijk Heintje, koomt mij die Advertentie, waarvan gij in uwe Misfive gewag maakt, en die ik ook gelezen heb, niet al te vriendelijk voor; ten minften zou ik 'er even als gij, den Lande gediend hebbende, vrij veeUegen hebben, ja ik zoude rond uit zeggen: dat het onbillijk ge. handeld is, want het geld, reeds bij den Matroos verdiend, behoort niet het land, maar zonder tegenzeggen aan Jan Maat; en men benadeelt hem grootelijks,door hem dit te onthouden, of liever bij provifie geld te weigeren, zoo men zich niet op nieuw op den bepaalden tijd in den dienst van den Lande verbonden heeft. Dan, lieve Vriend, gij dient te begrijpen, dat het fchreeuwend geldgebrek van deeze handelwijze alleenelijk de hoofdoorzaak is, en welke ik wil hoopen, dat eerlang zal verdwijnen, en dit zoo zijnde, zal alles eene gunstiger gedaante bekomen. Echter kunt gij vrijelijk vertrouwen, dat, zoo het in mijne macht  ( 107 ) was, hierïn redres te maaken, ik geenziats met dit nodige weik zoude zuimen, want, zoo als ik anderen meermaalen gezegt heb, mijne medemenfchen van eenig nut te zijn, zal altoos de wezenlijke bron mijner genoegens uitmaaken. Amfterdam, Ik ben uw Medeburger den 13. Meij 1795. de SPECTATOR. BURGER SPECTATOR! Ja ziet, of gij het mij kwalijk neemt, of niet, jk kan het niet helpen, maar ik moet, en ik zal met je krispendeeren, zoo lang mijn doppen open ftaan, en maar zoo veel met mijn pen op het papier kan krasfen, datje mijn meening vatten kent, verftaaje Burger. Maar ziet, ik weet het wel, je zelt zeggen, Weetniet is weer aan het dollen, en dat is waar ook, en daarom voet bij ftuk. Wel nouw, koom aan, je zult dan gelieven te weeten; maar je zelt het ook in je keuken wel ondervonden hebben, Want het zei misfchien bij jouw net als bij mij weezen, weetje, dat fchraalhans keukenmeester is; ik wil dan zeg. gen, dat het brood zoo verfchrikkelijk duur word, dat het voor een Burgerman begint moeijelijk te worden, om het te bekoomen, en allevemvel, men kan het tpch niet misfen; ziet, dat fteekt mij duivels in de kop, begrijpje, en zoo als ik hoor, en het zich laat aanzien, zal bet Vr voor eerst noch niet aan beteren, en allevenwel heb ik gehoort, en dat wel van Burger Botterik, die zen weetje ook heel wel weet, dat 'er in Amfterdam noch wel voor vier Jaaren koren zou weezen, en dus kijk, ik moet maar zeggen, ik verfta mij de kunst niet;, maar wat zeg je Spectator, zouden 'er onder de Koorcnkoopers niet ook wel Arieftookwaaten zijn, ik weet niet, of je mij'begrijpt Burger, maar eilieve , laat ik je gevoelen hier over eens hooren, en dan zal ik verder zyn Jouw trouwe Krispendent S a a N d a m , den 13. May 1795. ï>. WEETNIET. ANTWOORD. Waarachtig Burger, jij bent een knappe kaerel, jouw Correspondentie is mij rechtuit gezegt zeer nuttig, want je brengt mij zaaken in de harfens, die 'er anders niet in zouden gekoomen hebben. Nochtans moet ik bekennen, dat oe toeneemende duurte van het brood mij zekerlijk zeer O 2 dwars  dwars in de keel zit,en dat ik die brok zoo min als gij verZwelgen kan. Ik ben met Botterik van gevoelen, dat 'exnoch wel voor vier Jaar Kooren in Amfterdam is, maar denk, als gij, dat 'er onder de handelaars in Graanen eenigen kunnen gevonden worden, welke hunne beurs trachten te zalven, ten koste van het Algemeen, en dus de Prys van het Koorn op eene onbetaamelijke wijze tegen malkanderen opjaagen. Maar naar mijn domme verftand zoude hetCommitté van Algemeen Welzijn (onder verbetering nochtans) om dit kwaad een weinig te keer te gaan i.) alle uitvoer van Graanen uit onze Provintie naar elders kunnen verbieden. 2.) alle de Koornkoopers verplichten eene opgaave te doen van de hoeveelheid van het Graan bij hun voor handen, of wel, om in de zaak fekuur te zijn, door gequalificeerde Perfoonen, de quantiteit van de Rogge en Tarwe te doen opneemen,en naar gelang daar van, een billijKe Prijs pp het zelve ftellen, en dus de onbetaamelijke winzucht eenigzints beteugelen, en gefchiede dit, dan zoo zouden de Bakkers naar mijn oordeel ook het Brood beter koop kunnen geeven. Het kan zijn, dat ik mis ben, maar ftaat Dantzig nier. open, een plaats en diftridt, waar van daan zeer veel Koorn gewoon is te koomen, moet niet de Vreede met Pruisfe n gelegenheid geeven, dat 'er welhaast een toevoer van Grarn zal opdaagen ? Dit zoo zijnde, is niets waarachtiger, als dat 'er Arifthocraaten onder de Koornkoopers fchuilen, die wel een beetje moogen nagekeken worden; ook zoude het misfcbien niet onmogelijk zijn, dat onze Vijanden, om ons in 't heimelijke weder een kwaade trek te fpeelen, hier onder roeiden, en de drijfveeren waaren, dat wij het Brood zoo duur moeten eeten, zoo als wij weeten, dat reeds in Frankrijk meermaalen gefchied is. Zie zoo Correspondent, nu breek ik af met de pen, en niet met mijn hart, en zal altoos zijn eene uwer waare Vrienden Amfterdam, ee SPECTATOR, den 15. Meij 1795. LIEVE VRIEND! Is het niet bedroeft, je weet, dat ik nouw zints 27 Jaar uit Swartfluus met Turv vaar op Amfterdam. Nouw, ziet, als wij nouw onze Turv gelost hebben, kennen wij niet met onze lege Schuuten de Boom uit, voor dat wij van het Kantoor een Ceeltje hebben, dat we de Pacht op de Turv betaalt hebben. Nouw, altoos, wij kennen dan niet weg bel  C 109 ) begrijpje, voor dat wij dan zulk een Geeltje hebben, maar nouw, zouje het wel gelooven, als wij aan het Kantoor koomen om die Pacht te betaalen, dan is het 'er altoos vol zoo als je wei begrijpen kent, nouw, maar dan ken je wel denken, dat wij 'er dikwijls lang moeten loopen, voor dat Wij ons Geldkwiet raaken, maar ziet, die, die ontfangers 2 Dukaaten in de hand flopt, is aanftonds klaar, maar die dat niet wil doen, kan zoms duivels lang loopen, en zoo zijn tijd verzuimen; nouw, ik weetje, kan dat niet fchikken, want ik heb het miene ook van doen, en dus dat komt mij niet gelegen, en evenwel, wil ik met mijn Schuute de Boom uit, zoo moet ik 2 Dukaaten dokken, of zij laaten mij loopen dat ik lam wor.en dat hebben ze mij nouw alverfcheide maaien gebakken, altoos is het Schipper, je kent noch niet te recht, maar niet zoo haast ziet dat vervloekte goed de 2 Dukaaten niet blinken, of het is, zoo Schippertje ben jij daar, kom maar in het Kantoor, en dan ben ik ten eerften klaar; nouw, is dat niet bedroeft, de Commites letten zoo als het fchijnt op heel veul zaaken, en verbeteren die, maar ik wou wel, dat ze ook erijs om de arme Turv Schippers dochten, en die Commiefen erijs een beetje dat woekeren verleerden , dat dunkt mij zou wel pasfen, ik wou wel, dat je hier erijs bij gelegenheid van woud fpreeken. Intusfchen ben ik Jouw Vriend Amfterdam, E. van POLLENBURG. den 16. Meij 1795. MEVROUW! Gij zult zekerlijk zeggen, Cato vergeet mij gansch en af; dat fchijnt wel zoo, maar het is in de daat gansch anders gelegen. Dan het is u bekent Mevrouw, dat de tegenwoordige omftandigheden, waarïn wij verzeeren, ons zeer veel moeijelijkheid baaren.en weinig rust gunnen. Telkens worden ons de ongerijmde zaaken voor de voeten gegooid, dan is het over de Arifthocraatie, dan weder over het Des. potique der vorige Regeering, met welke men ons het hoofd zoekt te breeken. En eilieve, w^at kunnen de Menfchen toch praaten over eene Despotique of Familie - Regeering, daar 'er volftrekt geen zweemzel van aan is, want ziet,misfchien weet UEd. het zoo net niet, 'er zijn zints 1787 tot 1795 niet meer in het beftier geweest als drie Alewijnen,.vijf Bakkers, twee Beelsen, twee BurleTten, twee Bruijnen, twee Calkoenen , twee van Kollens , twee Cramers , drie O 3 Cuf-  Cliffortet! , drie Dedels, twee van der Dussens, vijf Eliassen, twee Fabrisiussen , twee van der Goesen , vier Graaflanden , drie Hartstncks , twee Hodsons , twee Hoofden , vier HurjDEKOPERS, twee Hasselaars , drie van Loonen , acht van de Pollens, drie Rendorpen, drie Sixen, twee Slingelanden, en twee Warrinnen. Zie daar Mevrouw, eene naauwkeurige lijst van die geenen, welke kunnen gezegt worden eenige Famielie in 't beftier te hebben gehad, en lieven heer, wat wil het toch zeggen, bet hoogst immers, dat men zoude kunnen zéggen, dat eenigzints naar Famielie ruikt, zijn de van de Pollens , daar 'er acht van zijn. Wat een onredelijkheid niet waar Mevrouw ? dan het is tegenwoordig een bedroefde tijd, Papa, mijn Broers, en mijn Neef hebben zekerlijk wel het een en ander in zekerheid gebracht, zoo haast zij zagen, dat de boel in de war zoude loopen, dan kan het wel wat helpen, daar men tegenwoordig gedwongen word ,ons gemaakte Zilverwerk in de Schatkist te brengen, en gij weet genoegzaam hoé noodzaakelijk die Hukken zijn voor een fatzoenelijk Man, en dat men daar aan gebrek hebbende (want dit zal zeer zeker volgen) zich zal moeten egalizeeren met het Canalle, met den Ambachtsman, met den verachtelijker: Burger, is het niet waar Mevrouw? Ja ik kan u verklaaren," dat, als ik-van zoo een gezond geitel niet was, ik reeds lange de teering zoude gekregen hebben, want het is'Voor een Mensch niet om uit te ftaan, zoo bitter gekwek te worden,"dan Papa zegt, en dit troost mij weder een beetje, dat het wel haast weder ten beste zal keeren, evenwel kari" ik" niet ontveinfen dat ik 'er voor mij maar zeer zwakke moed op heb. Nu Mevrouw, ' leev zoo gelukkig als gij kunt, in weerwil der kwellingen, die ons allen omringen, en geloov dat ik altoos zijn zal Uwe liefhebbende Dienaaresfe Amfterdam, , CATO van der HöP. den 14. Meij 1795. BURGER SPECTATOR! Jij het mij laatst zoo ongenadig en als een waerelds mensch in jouw Blad, ik geloov haast No. f5. beet gehad, en zoo ten toon gefteld, dat ik 'er noch van aangedaan ben; maar een ander laatje loopen, al bet hij noch zoo veel op zijn hoorens, dat komt 'er niet op aan, maar weetje, Sparretje moet 'et aan,het fchijnt of ik ook tot ongeluk gefchapen ben,eenige dagen geleden was ik ook bij een Vrind van mij, die ook als  li? ik geremoveerd is, en ziet daar dronk ik Thee, en 8e had een mooije ftreepte Jas aan, en ó, ó, ik brande 'ereera heel ftuk uit, had ik nouw mijn Ampten noch, ik zoude het kunnen verzetten, maar dat is nouw allemaal over en voorbij , en laat ik 'er dus ook maar niet meer van fpreeken, maar mijn arme Jas, ja ziet het i'pijt mij toch geweldig, dan Ziet wat ik je eigentlijk zou vertellen, dat is, dat de tegenwoordige Maire door de Franfchen gearrefteerd, en gevangen is gehouden; dat had je zekerlijk niet gedacht hé, maar het is toch zoo, en wei, om dat hij eenige Liedjeszangers, die zonder zij alvoorens permisfie bij de Municipaliteit gevraagd hadden, hunne Liedjes zongen, zulks had doen verbieden, eij wat zeg je daarvan, ftaat dat niet mooi voor een Maire, ook zeggen ze, dat hij daar in, en méérmaalen zich heeft te buiten gegaan , ftaat dat wel, en is dat in den haak, kennen ze wel van mij zeggen, dat ik mij ooit heb te buiten gegaan? nouw won ik zoo veel geld, of liever ik fchraapte zoo veel bij mekander als ik «echts kon, en wat deed ik 'er mede, ik ftapelde de Poppetjes op malkander, Ja, alfchoon ik kan zeggen, dat ik meer als f 100,000 : — heb, behielp ik mij altoos zoo zuinig als het mogelijk was, en dat doen ik noch, ja wel verre, dat ik mij zoude té buiten gaan, behelpen wij ons; een aardappeltje met een bokketje ziet Burger, dat kan het ons nel doen, en een panhaarinkiè, dat is noch al te bekoomen, want je'hebt een Kruijwaagen vol voor een bang gezicht; wierd ik erijs uitgévraagt, wel nouw, dan gebruikte ik zekerlijk eens een glaasje roode Wijn, wel nu, dat koste mij ommers niets, maar zich té buiten gaan, wel foei, dat ftaat lelijk. Nu hoor ik, dat de Generaal Moreau onze Gecommitteerden op hunne klachte in Amfterdam aan de Municipaliteit gedaan, belooft heeft, de Municipaliteit alhier fatisfaftie te zullen geeven, want zij achten zich, door het Arest van die Maire in hun eer weetje, beledigt; wat hier nouw op volgen zal weet ik "niet, maar het zal zich wel haast ondekken' Intusfchen ben ik als noch de ongelukkige, hoopelooze," maar zeer meiischlieveude, en mededeelzaame Mutje, den ii. Meij 1795, P. vak der SPARRENBURG. XJE  ( »4 ) DE RECHTBANK VAN RADAMANTHUS. NEGENDE AFDEELING. CHARON Nu zullen wij eens wat ftilte hebben, mijn beesje.ten minften ik denk eess wat rust te neemen l gij Cerberus, kunt dus ook gerust twee oogen toe doen terwijl bet derde zal blijven waaken. Holla daar, S f hreeuwt daar zoo, wat ben je voor een kaerel? HENRIKIUS HOFFMAN. * ben een fatzoen* lijk man, en die het zeer vreemt voorkomt zoo lang te moeten wachten, jij bent ommers de Veerman, en waarZ faatje dan êen mensch als ik ben, zoo lang roepen, daar het jouw diende bekent te weezen, dat rk h.er was CHARON Nouw mannetje wees maar zoo verftoort niet ik ben tot je dienst, je weet zeker, dat ik het tegenwoordig vrij druk heb;den Oorlog b oorzaak dat er vrij veel volk hier komt, en dat 'er zeer veel te haspelen valt, maar evenwel voor braave Patriotten, heb ik altoos Toch een roevie oopen; maar de Prinster, mijn vrind, de Sui 'die moeten in de pisbak logeeren; wilje nu maar ffippen, vracht vraag ik je niet, dat zal ik wel eens VaVËNRIKiuS HOFFMAN. Wel nu je wat redeliiker begint te worden, zal ik eens zien, of ik wat achting voor je kan krijgen, en je zoo het een, en ander ^CHARON. Wel nu, dat zal mij zeer lief zijn. WHJENl\KIUS?HOFFMAN. Ja, verbaazend vee!, want ik was een Lid van een zekere Wijkvergadering, en 5S boven dien een Gedeputeerde na de groote VergaderinK en ik meen, dat ik je iets weet te vertellen. CHARON. Wel Man,, dat is mij aangenaam, maar laat mij dan maar wat hooren. HENRIKIUS, HOFMAN. Zagt wat, zoo haast niet; als ik ben, waar ik weezen moet, zal je alles in den haak' weeten- (Hetvervolghiernt) Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alom voor é-to en één halve Stuiver uitgegeeven.  D E NIEUWE FECTATOR MET DE I R ï Li. N°. 15. BURGER SPECTATO&! t)aar heeft men mij, zoo als het mij voorkomt, een knapuil op de mouw willen fpelden, ten minften ik houde het daar voor. Doch om u met geen lange voorreeden op te houden, zoo heeft men mij willen wijs maaken, dat de Schouten ten platte Lande, en welke provifioneel zijn aangefteld, gezalft moeten worden! Wat dunkt je van deeze historie?' ik heb wel gehoort, dat men voormaals gewoon was Koningen te zalven, maar ziet, dat zulks aan een Schout zoude gefcbieden, kan ik maar in 't geheel niet in mijn kop krijgen,en echter wierd mij dit door een exellent onkundig en overdom fchepzel, zodanig en Heilig verzekerd, dat ik te rade ben geworden, u te verzoeken mij in deeze, uwe gedachten mede te deelen, te meer, wijl het geval, 't geen hier toe aanleiding heeft gegeeven, in uwe Stad heeft plaats gehad. Een Schout van Golgotha, niet dat, hetwelk met drie, maar met vier kruifen pronkt, on. langs op de Botermarkt, te Amfterdam, in een Bier- en' Geneverkelderheel fterk op zijne verkregene Schouts - Ampfr fnoevende, zeide: dat hij de eenigfte in zijn zoort was, en. aimmer zijns gelijke zoude ten voorfchijn koomffii; waarop' p een.  C "4 > een van het aamveezend gezclfchap den voorn: Schout dea hoed afnam, en zeide: dat hij hier van volkomén overtuigt was, en dat ook daarom zodanig een Schout behoorde gezalft te worden, en keerde direct, daarop een vol glas ge. never om, en goot het uit op bet ontbloote hoofd van onzen onvergelijkelijken Schout, ten bewijze der inwijïng ten teken der zalvinge. Dit ftukkie is mij verhaalt door eene (Wieggert) mijn Turfboer, maar na hem gevraagt te hebben, waar of de plaats Golgotha gelegen was, zoo ze.de hij, zulks niet recht te weeten, maar dat het rondsom m i^Poele) was leggende. Maar wat zal men nu uit zulk een verhaal'opmaaken., het is zonder kop, zoöder Haart, en gelijkt op een duit het verwarde huishouden , ten minften, ik weet 'er niets van te maaken, en ook juist om die reden, heb ik geoordeeld niet gevoegelijker te kunnen handelen, dan u eens uit hoofde van dit ftuk uw oordeel aftevraagen, nadien gij in uw geacht Weer.blaadje veelei zaaken beantwoord; zij» zoo goed van mij ook in dezen voor te lichten, gij zult hem hiér door zeer veel pleziej doen, die altoos zal zijn Ltsse, den Uw Medeburger en ijverige Lezet ii. Maij 1795. O. S. , DJRK ONDERZOEKGRAAG. ' . VEerfte Jaar der Bataaffche Vrijheid; LIEVE MIETJE. Je weet ik bén maar een Meisje, noch jóng, zonder ondervinding, maar evenwel weetje, dat ik een lief hebber van leezen ben , en daar door 'noch al kundig wor in zaa. ken, waaromtrent zij, die niet leezen, onkundig blijven. Je weet kind, dat iK zoo als gij, altoos zeer verlangd heb, na, en zeer verblijd vfstg dat de Franfen hier waaren. Maar ziet,nn voert men in alles de Zinfpreuk: Vrijheid,Gelijkheid,Broe-' derfchnp; maar wat wil dit-toch zeggen, moet men bij de* enkele klank dëèzer woorden blijven, of zullen zij in prattijk koomen? wat is Gelijkheid? ja mij dunkt, ik hoorje al zeg. gen, ■ wat wil dat wijs nufje nu weer hebben, waar bemoeit zij zich toch mede ? och ja Mensch, ik weet het wel, net, of ik 'er bij was; maar ziet, als het Gelijkheid is, dan moéten dunkt mij, zonder eenig'onderfcheid van Religie in' acht te neemen, de verftandigften uit de Steeden de Municipaliteit uitmaaken, als ook die geenen, welke proeven" gegeeven hebben van waare Vaderlandsüevde en trouwe. Je weet, ik draag geen broek, of ten minften niet, dat men  d e Nieuwe Het is een des drommels werk, daar leit nouw ommers dë boel, wie duivel had dat ooit kunnen gelooven, ziet, ik had altoos gedacht, en met reden gehoopt, dat onze zaak wel haast zou getriiimpheert, en de Patriotten braaV wat op haar zielement zouden gekreegen hebben, maar nouw dat die vermalideide Alliantie met Frankrijk tot ftand gebracht is, nouw dat ze mekander zoo promt in 't hantje werken, nouw de Franfchen de Grenzen van ons Land zullen blijven dekken, zints dat die Historie in order gekoomen is, is mij de moed geheel en al in de fchoenen gezonken, en zou je het wel kunnen gelooven, ik heb geen tier meer Vriend, op de ftraat durv ik niet koomen, ik fluip weg als een hoenderdiev, en laat mij niet zien , als in de uijlenvlucht. Nouw wil me wijf mij telkens noch wel wat moed in het lijf fpreeken, dan het is de moriaan gcfchrobt, want ik geloov nouw aan niets meer , wat zij mij Ook voor moois van een aanftaande Omwenteling op de' mouw willen fpelden, het is altemaal maar kwik. Ik heb immers de fterkfte verzekeringen gehad,« die «en ménsch op de waereld kan hebben, ja wat praat ik3 voorleden week q m SPECTATOR MET DE B R I L» N°. 16. MIJN HEER. en VRIEND,  ( 122 ) immers noch fchreev,mij een Vriend, ziet, die wat echt is*, en die om de dood niet liegen zal, uit den Haag, dat het Hof van de Prins aldaar fchoongemaakt , en in gereedheid gebracht wierd tot den ontvangst van zijn Hoogheid, en dat men de komst van het Hof en de geheele Stadhouderlijke Hofftoet alle dagen te ge moet zag; dat men. Zondag nu 8 dagen geleden alhier op het Stadhuis alle" die geenen opgeëijst had, die iets ten nadeele van onzen lieven WILLEM wist voort te brengen, doch dat-'erniemand gecompareert was; dat de Pruisfen reeds te Nimweegen zijn, en de Officieren, daar reeds alle dagen familiaar fpijzen; wat zeg je van al die moöije zaaken, zij zijn ommërs attentie waardig», en nochtans blijkt het nir als de middag, dat het altemaal uit de poot gezogen word, en niet anders als vervloekte leugens zijn, om mij en een ander in het pak te fteeken, ziet ik zeg het noch eens, ik geloov nouw niets meer, of ik moet het voor mijn oogen zien, dat het waarachtig is, Hond ik armen duivel nouw maar zoo niet voor een Geele bekent, ik zoude met'de anderen medoen, en dit was ommers het beste, want het geval leid 'er toch toe, en 'er 'is geen verhelpen aan, en geloov niet, dat 'er voor den Jöngften dag nouw verandering koomén zal', want de Patrictfche zaak ftaat thans op zuil e vaste fchroeven, dat 'ér geen verwikken meer aan is, en dus, zij mogen zoo veel lullen als zij willen, de zaak is in het fernent, dat mg wel in më ziel fpijt', dari ik zal mij als een verftandig Marr gëdraagen, het oude hagje laaten flippen, en gedraagen mij goed", en ik wensch'të wel, dat alle.onze Vrinden zoo dochten,- daf is immers best, want wat baat toch dat vervloekte harrewarren, niets anders toch, als berooide harsfens maaken, dat nergens toe nut is, en derhalven meedoen , mee Patriöts fpreeken, handelen, en dus als een ftil Burger leeven. Maar hier in heb ik je raad nodig verllaaje, en dus zulje mij allemachtig piefieren, door mij die te laaten toekoomen. Amfterdam, Jouw goede Vriend den28. Meij 1795. B. te LAAT BEDAGT. BURGER FROEGLICHT! Ik wed, als je deze briev openbreekt, dat je'verdompeldf raar zult opkijken, nouw is het andere taart Sinjeur, als met de gezegende Omwenteling in het Jaar 1787. toen Amfterdam zijn maagdom benoomen wierd, en de Rustherftelders binnen onze Koopftad trokken, om den armen Burger onder het vilmes te krijgen, en ze braav van- de fteen te fcij»  ( ) fmjden, maar dr.t,, bolde jouw toch, al zagje ook, dat j» braave buuren daar door den in drek raakten, nouwje pronkte ook maar niet, met een Kostelijke Koekarde aan de Hoed, en noch een Lint aan de Japon, van ik weet hoe lang wel, die Koekarde zal wel een Driegulden gekost hebben niet v/aar? nouw zipt, hij was ook wat mooi. Wat was je verheugt Mannetje, toen die drie vlasbaarden van Officieren van Oranje Nasfauw aan je huis kwaamen, voor niet reikte je haar niet de hand toe, en zeide: kom binnen myn P^er* losfers, tyee in, ik heb voor zulke braave luijden mijn Tavel en Bed ten beste, maar voor dat andere goed weetje, nouw ik wii het maar allemaal niet zeggen, want ik jvil Vrinden met je blijven; maar ziet, eer ik het vergeet, wat het je toch je Illuminatiewerk wel gekost, want ik weet dat het wat ter degen fchoon was, dat je de bol uit de Warmoesftraat was, nouw kijk, ziet 't is toch feldrewekens verdrietig voor je, zoo veel kosten gedaan te hebben, en dat nu allemaal voor nul, maar appropo, dat is waar pok, 'er zal Boelhuis in je gewe.'.ene Wooning zijn, heb ik gezien, zul'en daar je kostbaare Illuminatie prullen ook bij te koop geveik weiden, ziet, dan verzeker ik je, is 'er noch kans, dat zij haar Geld zullen opbrengen, dan kan 'er je Medalje bij gedaan worden, want ziet die pronkte recht liev op jouw Japon, maar doe je nouw geen Taba!swinkel meer, ik weet het niet, en, evenwel wouw ik het wpl weeten, want een braave Oranjekraaijer, die zich betert, wilikgaam de penning gunnen, en ik hoor, dat je op een goede weg bent, dat je zoo mak als een lam bent, maar mochten wij jouw erijs van binnen bekijr.en, dan zouden wij noch eerst het echte Oranje bloed ondekken, nouw, nouw, 't is niemendal, verftoorje maar niet, houd maar goeje moed,zuur zal worden zoet, de Pruisfen ftaan al op den fprong, en eersdaags zullen je verlosfers opdaagen, te weeten als jij erijs, een kurke kies krijgt, nouw fchrijv mij gauw eens waar je uithangt als je thuis bent, ik woon noch in de drie verrotte Kamizoolen ( daar de roei voor je verlosfers in de pis, legt. nouw adie Buiksloot, Ik ben jouw Vriend den 29. Meij 1795. KEES RECHTUIT. BURGER SPECTATOR' Ik moet je ook eens wat van mijn gekrabbel toezenden, want ik heb gemerkt dat het ieder een doet, en dus denkikj dat je het Pietje Domoor ool^ niet qualijk zult neeQ 2 ' men.  Eicn. Ikljen maat eengansch dom Creatuur,boven dienee^ Meisje, en dus een zwak vat, maar elëvenwel, en des a| niet te min, kan ik mij niet begrijpen, hoe dat men zoo blind kan zijn, en niet zien, dat het ongepermitteert is, dat men in zommige Wijnhuizen zoo maar opentlijk zich uitlaat, en dat rechtsftreeks ftrijdig met de goede zaak, en zeer hoonende omtrent die geenen, welke zich thans met hart en ziel beijveren, om den kranke toeftand van ons Land in eene betetere gedaante te doen voorkoomen, te meer noch, is het niet te dulden, dateenige Utrechtfche Schip» pers zich hier aan fchuldig maaken, het is immers bekent, welk een voordeelige Post dit Veer is, hoe gemakkelijk die lieden aan het brood koomen, en nochtans heb ik niet lang geleden in perfoon gehoort in het Veerhuis aldaar, dat door deze lieden vrij wat afgehandeld wierd, en het geen men in het minfte van de zulken zoude mogen verwachten, naar mijn inzien moest men die bezoldelingen eens wat achter aan kijken, en geenfints tcelaaten, dat vijanden van onzen Staat en Conftitutie tot nadeel van 'yeele braaven, die dikwijls met" zwaare Huishoudingen bezet zijn, zulke voordeelige posten bekleeden; pok zijn 'er noch andere Amptenaaren, die ik weet," dat zoo Geel zijn, als Kinderkak die openlijk met de Patriotten den uiaak fteeken, en nochtans hunne vette Ampten blijven bekleeden, tot zeer groote ergernis van waare Vaderlanders, die zoo wel als ik van fpijt en hartzeer zich moeten verteeren, ziende hoe weinig voorzienig hier ingedaan word. Noch meer Burger, een week a 2 geleden kwam ik in een Wijnhuis op de Haar» lemmerdijk vooraan,' ik meende bij een goed Landzaat te koomen, en daar pm fprak ik ook vrij ruiterijk over de Vaderlandfche zaak, 'zonder in het minfte iemand te beledigen , toch wierd mij gezegt, dat zij daar zulk flag van Menfchen als ik was niet van noden hadden, dat ik wel zouw doen, van mijn biezen te pakken, en nimmer te rug te, koomen, want dat ik meest begrijpen, van gansch en al verkeert geadresfeert te zijn. Ziet Burger, zoortgélijkè historietjes vallen 'er wat dikwijls voor, en daarom wat ik u bidden mag, ftaat het eenigzints in uw macht, om deze een plaatsje in uw Blad te gunnen, zoo doet het, misfehien zal het iets"medewerken, tot wegneeming van het noch overgebleeven kwaad, en onze Medeburgeren zullen 'er niet kwalijk bij vaaren. ' En ook zal ik dan meermaalen betuigen, dat ik met graagte uw leezer zal blijven en mij noemen Amfterdam, Uw Medeburgeres den 30. Meij 1795- P- DOMOOR. (GE.  ( 125 > GEACHTE BURGER! Keer zeker zult gij gepasfeerde Dingsdag den 26 dezer d« Goudfche Courant geleezen, en daaruit gezien hebben, dat onze Vloot, ten getale van 38 Scheepen, den 15. Junij gereed moet zijn om uit te loopen. De geringheid der Manfchappen, welke tot heden toe zijn aangenomen, dp waniere van werven , en het zeer weinige Geld, dat bij de werving aan het Volk gegeeven word, dit alles doet mij vermoeden, dat, dat gereed zijn tegen die tijd wel eens fout zal kunnen loopen, of men zal verplicht zijn zwaare Handgelden te prefenteeren, zoo dit gefchied, zoude het misfchien kunnen plaats hebben, wel te wecten, zoo de Schepen zelve in ftaat zijn om Zee te bouwen. Dan Burger 'er is een andere, en vrij meer beduidende zaak, namelijk: of de Commandanten onzer Marine wel pluis zijn, zouden zij wel alle zuiver en weldenkende zijn ? Ik weet het niet, maar ik gevoel, dat mijn hart zal poeperen tegen dat de Vloot zal Zee kiezen, Ach, dat ons Committé van de Marine ernftig bedacht zij op hun, welke zij tot Opperhoofden der Schepen'uitkiezen, en aldus groote verraderijen voorkoomen, welke zonder twijffel zich zullen opdoen, als Oranjegezinde Capiteins onze Schepen Commandeeren; het is zoo zeker als 2 maal 2, 4 is, dat onze Oorlogs- Schepen aan Engeland zullen prefent gedaan worden, zoodra flegts eenige gelegenheid zich daar toe opdoet, wel te weeten, als de zodanigen de ftaf van Commando voeren, welke vermaak fcheppen in onzen ondergang, en door onze ramp te bewerken, een zeker zoort van genoegen fmaal en, dat alleen voor de vijanden van onze goede zaak van ons lieve Vaderland te gevoelen is. Kunnen 'er niet meerdere ongelukken voorvallen, als nu onlangs op ^sLands Fregat de Vekus gebeurt is, moet niet het uitloofden onzer Vloot door gelijkzoortige evenementen vertraagt, om niette zeggen, onmogelijk gemaakt worden; zal niet onzen vijand ons? yerguifen en befchimpen, ziende hoe sveinig zorge men draagd, om braave, en de goede zaak des Lands toegedaane Bevelhebbers aan te ftellen, en rshet niet eene hoogst aftekeurene zaak, dat, als men het kan verhoeden, men nochtans zal toelaaten, dat onze Vloot, zonder iets wezenlijks uittevoeren, een prooi zal worden van het roofzuchtig Albiön, dat men in 's Hemels naame bedenke, hoe gulhartig den Burger tegenswoordig zijne Goederen opbrengt qm aan dc goede zaak voordeelig te zijn, q 3 men  < f26 > mn bedenke zeg ik hoe veel tonnen fchats, of liever Milhoenen onze Vloot den goeden Burger zal kosten en hoe zeer hij zich moet bekrimpen, ten einae het nodige te verzorgen, om de Vloot wel en behoorlijk in Zee té doen loopen! Daarom lieve Vriend, als gij kunt, bewerk <3an, dat onze Bevelhebbers noch eens ter degen worden nagekeken, dat de onrechtzinnigen worden seremoveert' en anderen in hunne plaatfen koomen, op welkers Vaderlandfche trouw men zich gérustelijk zal kunnen verlaaten noch eens bewerk dit, want het is noodzaakelijk, voor het behoud van 'ons Land zeer noodzaakelij'k. Als ik verneeme, dat deeze mijne letteren eenige uitwerking zullen gehad hebben, zal ik met te meerder graagte mij noemen Delft, ' Uw waare Medeburger den 28. Meij 1795. H. voor de VUIST. BURGER SMEERSMOEL! ' Ik frliciteerje met de geflootene Aliantie tusfchen Frankrijk en ons, en met dé Vrijheid, ons door de Franfchen zoo groots als glansrijk gefchonken; dus kunnen wij dan nu eens vrijen adem haaien, ten fpijt van hun, die zich gevlijd hadden ons noch eens op nieuw in ketenen te klutste* Ten; 6 lieve Smeersmoèl! wat zijn onze kostelijke OranjeVrienden die Maandag, die dag 'van' Zegenpraal, verplicht geweest om met een lange acht naar huis te gaan. In Am.' fterdam wierd de Vlag van dé Toren gehaald, die aan flarden gewaaid was, en de aankleevers van het 'voofig beilier waaren dol genoeg yari te gelooven , dat een Oranje Vlag nu in plaats van de afgenomene, tot hunne vertroosting zoude waaijen, en Nota bene, dat bet oogenblik eindelijk gekomen was, waarïn de bekende WILLEM de VYFDE voor Graav van Holland ftond uitgeroepen te worden, de twee Luisfakken, geremoveerdeDienaars derjuftitie en'een Bierdrager, die voor '| verraaden van zeker Burger Boekverkooper die Bedieningen gekregen hadden, waren mede op den Dam, om dit voor hun gelukkig uur aftewachten Heintje Larie, een geuezene Höerewaardin, dan nu een fijne Kerkganger bij Hofman, met haar man; Rommel in de Kaas, de Boomkweker"*'an der Zelden en zijn vriend Dirkingh, en noch honderden van hun zoort waren daar tegenwoordig,dan ziet, tot eene nimmer te genezerie fmart voor die gewillige Slaaven, moesten zij zien, dat een nieuwe Nationaale Vlag op deTooren gebracht wierd, druip* ftaartende, en ajs met kakhielen ÊOng elk haar zijn woó. ■ ning^  ( I27 ) ning, terwijl de wanhoop op htm gelaat was afgemaafcj nadien alle hunne uitzichten , nu als enkele 1'uchtvèrhevè. lingen vervloogen. Ik kan je verzekeren, dat Herzeele maar gans niet te pas is, ze zeggen: dat het hem in zijn bpllement of daaromtrent gefchooten is, nouw kijk, het is aiëvenwel ook al iets te zeggen, zoo maar op eens van alle hoop op beterfchap verftooken te worden, ja ziet, eeii wijs man zoude op' die wijs wel uit den Zidel kunnen geworpen worden, ik laat ffaan een Jan Jacob — het is nu niet, als toen zijn Vrouws Kamenier Fijtje bij de .-.aaldekooper Arnoldus Pelser, op het hoek van het Oude Manhuis fwarte kant ftond te koopen, en die willende betralen , onze goedé Herzeele juist' daar voorbij kwam', en na ge. vraagt te hebben , wat of zij gekocht hadt, en dit geboord hebbende, dezelve betaalde mét zes guldens, zeggende; f.u moet je ook je niontje houden, en zeggen 'er niet 1>m tegen de andere, nu kijk, hij was' een goehartig Heer voor Fijtje, en hadt Fijtje ook voor haare vriendelijke toögeeVe'ndhéid beloof;; te voldoen met een Plaatsbewaardfter plaats, want ziet, mijn Heer zoude ook Kerkmeester wórden. Kijk, ik zeg het noch eens, het is waarachtig hard voor zoo een man', te meer noch, daar hij zot» zeer menschlievend is, en zoo is het ook met de deugdzaame du Quesne', Straalman, de Sméth', van de Poll en heel veel andere gelegen; och ja Burger, ik weet het» maar het is ook maai gansch niet om mede té lootten,' dan men zegt, dat eéne gevaarlijke fluipt'rekking tegenswoordïg de heerfchende ziekte onder de Oranje - Vrienden is, die veelal verzeld gaat met een zoort van koiiek, dat,en Voor de Patiënt, en vóór de aanweezenden zeer aandoenelijk is om te befchouwen, en het ergfte nóch van allen is, dat 'etf in ons land maar hoegenaamd geen geneesmiddelen voor die ziekte voor handen zijn, Pruisfen en Engeland leveren alleenelijk hier toe eenige remedies óp, dan alzoo het van' de Winter zoo hard en langduurig heeft gevrooren, zijndie remedies, van alle haare kracht berooft, en zijn zodanig bedorven, en als gepülverizeerd, dat men ze nief kan aanraakeh, of zij Huiven weg, als het tigtfte ftof. In 'c kort, het ziet 'er maar' mifer'abel uit met hun; en het fpijc mij, dat ik geen tijd heb om ze te beklaagen, nu elk zijn beurt is niet te veel, en dat is niet meer als billijk. Zie daar, het geen ik je zoo eens fchrijven wouw, en op je vriendfehap ftaat tnaakende,zal ik mij altoos blijven noemen Saandam,. Je trouwhartige Medeburger den zo". Meij 1795. p, WEETNIET. (DE-  DE RECHTBANK VAN RADAMANTHÜSt TIENDE AFDEELING. PIERRE PRUDENS. Wél lieven tijd, wil mert mij hier ook al een goede plaats betwisten. CHARON. Voor zulke fnaaken als gij zijt ^ zijn alle verblijvplaatzen te goed, al waaren ze ook noch zoo Hecht, ja ik weet het waarentig niet, waar ik u zal laaten, want bij Vicevaas de Bruggemaker , en bij meer van dat ras, wil men u ook niet aankijken, en echter zou dit het gezelfchap zijn, bij het welke gij hoort; ik ben met je verlegen. PIERRE PRUDENS. Ik ben een beklaagerswaar. dig wezen, in de waereld zints onzen Lodewijk gegrepen, én in Parijs gevangen gezet wierd, namen mijne ramfpocden eenen aanvang. CHARON. Wel dat is uwe eigene verdoemelijke fchuld, had gij een braav geestelijke geweest en had gij met de deugdzaame Patriotten in Frankrijk tot de goede zaak medegewerkt, gij zoud niet hebben behoeven te vluchten, te zwerven en op genade van een ander te leeven, en niet de vloek zijn van uv>e Landgenooten. PIERRE PRUDENS. Ik kan u niet geheel en al Ongelijk geeven, maar de lievde tot mijn Koning. CHARON. Zeg liever, de lievde tot de Franfche Kroonen, die gij rijkelijk door het voorig bellier bekwaamt, fpoorde u aan, om de goede zaak tegen te werken, en dus te vluchten, maar gij zijt noch al van de gelukkigfte van die fchelmen en Landverraaders, want gij kreegt ommers te MuipEtf Logement pro Deo bij de Roomspriëster aldaar, en had het dus even zoo goed t als in Frankrijk, zelfs wist die Priester het zoo te beleggen,dat gij immers ook voor hem den Dienst zoud waarneemen, en het welk zekerlijk gefchied had, zoo de Kinderpokjes, die u overvielen, zulks niet verhindert hadden, hoe veel dank zijt gij niet verfchuldigt aan die ziekte, nadien zij u uit het leeven rukten , want zeg mij eens, waar zoud gij uw Emigrante gat nu geborgen hebben, daar de Fransfen en Hollanders met elkanderen verëenigt aan weerzijden geene verraadelijkea Emigranten dulden. (Het vervolg hier na.) Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alófSf voor één en één halve Stuiver uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE BRIL. Ziet, ik moet van jouw waarachtig zeg;-gn, dat je eeri fcaerel bént uit duizenden, wat duivel, hoe heb ik het met je; maar ziet, ik geloof voor zeker, dac je wat van de fvvarte konst vetftaat, en van één, tien weet te maaken, of anders kan ik 'er geen mouwen aan krijgen, en ik doe, wat ik doe, bet in mijn kop brengen, je hebt en ontfangt onimers niet meer als_/"t 2 gl.'s weeks voor je bediening van Eoekkebinden op het Stadhuis, je hebt zelv een huishouding van Vrouw en Dochter, en zeer zeker een Meid, kijk, dat is één; nouw onderhotije buiten dat, en zoo als ik gehoord heb, vrij rijkelijk,noch zes huishoudingen; maar dat noch het fraaifte van allen is, je houd, zoo als ik keel wel meen te weeten, noch een liev bekkie van een Meisje 'er op na, en dat zeer wel van je uitgevonden is, je hebc haar doen trouwen aan een ouwe Vent, een Ruiter, maar dat het onaangenaamfte van die laatiïe historie is, ik hoor, dat jè lievert>e, als je haar drïjgt te verlaaten, jouw op •haar beurt drijgt te verklappen, en aan te Klaagen, en dac je dan gevaar zoud loopen van je bediening te verliezen, en wat op je fnotkoofcer te krijgen, dus moet ik daar uit R °P' N°. 17. BURGER OUWENHÜYS!  f ( *30 i opmaaken, dat 'er ftront aan de knikker zal weezen, eu dus duet dat Huurpaartje, rechtuit ge7egd, drommels flegt, je met zulke onaangenaamheden te dreigen, en je vroolijke uuren in een zeker zoort van benauwdheid te vèrwisfe» len; wel is waar, zij maakt het aan een andere kant weder goed, door als je jouw niet wel bevind, of zoo als meir zegt, bij wijlen eens een wind voor de maars zit, je met alle naauwkeuriglicid op te pasfen, en dit doet zij ommers in de uiterfte perfexie, want zij zend als dan je Vrouw en Dochter van de hand, en ftoort zieh als een waare Heldïn, die van alle lofheid ontdaan, en daar voor ongevoelig is, niet aan het jammeren en fchreijen, waar mede zich uw onwaarde Vrouw en Dochter dan zoo verachtelijk bezig houden. Ziet, ik zeg het noch eens, je bent een man in folio; want in weerwil van je verkleeftheid aan Oranje, blijv jij je Ampt behouden, tot fpijt van heel veel Patriotten, die zich dwaafelijk verbeelden, 'er nu recht op te hebben; dat is één, maar ten tweede word jij noch oneindig grootèr, door dien je van dat weinige, die 12 gl. 's weeks 2oo veelmals ik vermeld heb, weet uit te voeren, tot verwondering van alle die geenen, welke hier aan kennis hebben. Maar alzo" ik nu wel fmoel in zoo een bediening had, zou je mij bij uitftek piefieren, met mij de weg aan te wijzen, om insgelijks van één, tien-te maaken, wel te weten nógthans, dat ik geen' gevaar loop van 'er bekaaijd af te koomen, of dat mij dat kunsje berouwen zouw. Je verftaat mij hoop ik. Nu, Burger Nieuwe — ik wil zeggen Ouwenhuys, verplicht mij, door mij hier op juist t8; antwoorden, en in die verwachting blijve ik Delvt, Uw Medeburger den 3. Junij 1795. SALOMON VLOTUIT. P S. Als ik mij bedenk, moet ik u raaden decze Briev, na hem gelezen te hebhen, ten eerften te verbranden, want eieren in de pan, dan koomen 'er geen kwaa kiekens van. Appropo, je woont ommers vooraan op de Dooa- negeagt. BURGER SPECTATOR! Ik leeze UEdelens blaadjens alle weeken, zij behaagen mij verwonderlijk, dat kan ik UEdele met ruimte betuigen. Maar naar mijn inzien, fiaat UEdele de rechte weg niet in, UEdele brengt veelal der menfchen daaden te voor.  worfchijn, ende wel zoo, dat zeer veelen, vooral de Pa- -«riötten 'er zich aan ftooten, ende dat maakt, dat zeer ■veelen, dewelke met de Patriotten niet van een denkbeeldigheid zijn, met zeer groote ongerustigheid hunne bedieningen waarneemen, ende zomwijlen in gevaar zijn vanuit hunne Broodwinningen verftooten te worden, ende moet gij niet belijden Burger, dat UEdele, endeUEdelensMedeSchrijvers deeze onrust veröorzaaken. Misfcbien is het UEdele bekent, dat ik in het binnenfte mijner Ziele en ingewanden eenen Voorftander van Oranje ben, dat ik op het Stadhuis, ofte, zoo als men nu zegt, op het Huis der Gemeente, op één na het grootfte Ampt bezit, ende- het welke, zoo ais UEdele lichtelijk kan begrijpen, mij zeer veel opbrengt, ten minften,dat ik 'er mijne t'ourgon op na kan houden, ende mijne rlesfe van kan drinken, waar aan ik weete, dat reeds zeer veelen, die van een ander gevoe-, len zijn, zich bijzonderlijk ftooten. Nu weet UEdele ook zeer wel, dat 'er in ons Amfterdam Makelaars, en Make» laarties zijn , tot welke zoort ik nu behoore, laat ik UEdele zelve beöordeelen, ende nadien mij het een en ander zeer noodzaakelijk is, want een Swaan heeft zoo wel zijne fedéren nodig als een Mnsch, zoo zoude het mij verfchrikkelijk hard vallen, daar van beroofd te worden. Ende alzo het mij allerwaartchijnlijkst voorkomt, dat deeze Conllitutie niej; lichtelijk zal kunnen verandert, en de zaaien in ons Vaderland op den voorigen voet gébracht worden, zoo folliciteere ik UEdele zeer reverentelijk van mij hosge;iaajnd niet te reppen., want UEdele kan verzekert zijn, dat ik nu zoo goed mogelijk» eene Patriötfche gedaante zal aanneemen, ende mij naar den tijd fchikken, alzo ik ze.er wel .overtuigt ben, dat ik, van deeze mijne bedieningen verftooken zijnde, voor altoos zoude kunnen op floffen gaan, dewijl het mij bekend is, dat mijne vrienden legio zijn, maar nochthans is niet eene daar van in het vermogen, om mijne thans noch bloeijende toeftand, eenmaal aan het venvelkerj. zijnde , te verbeeteren. Betuigende deshalven UEdele eene onbetaalbaare verplichting te zullen hebben, zoo UEdele ïie goedheid gelieft te hebben om van mij hoegenaamd eeene meldinge te maaken, terwijl ik altoos met zoo veel Complimenten, als mij zal mogelijk zijn , mij met alle confidentie zal tekenen Amsterdam , UEd. kommerv. Medeburger en Vriend den 3. Juni] 1795- J. G. de WITJE. PS. Mijn woonplaats is noch op dg Princegragt,over den Amftel. R 9 BUR*  ( 13* ) BURGER en VRIEND! Je weet het immers zoo wel als ik, dat het mij, zoo mï« als u aan geene waare Vaderlandschlievde hapert, dat ik in mijn ziel verheugt was, toen de overheerfching met alle deszelfs vloekgenooten, de Wijk naar elders gedwongen was te neemen, en de Franfcben ons de aanlokkelijke Vrij' heid daadelijk kwaamen aanbieden. Ik zei, dat ik op dien dag, toén wij van den Hemel die zoo langgewenschte Zegen bekwaamen, gansch en al door waare erkenteis aangedaan, in ftilte mijne dankbetuigingen ten hoogen Hemel opzond. Dun Burger, gij kent mijne omftandigheden, en weet tevens, dat ik met mijn lieve Vrouw, mijne trouwhartige Bartje , nu reeds acht Jaaren getrouwd ben, maar gij zult zekerluk niet'weeten, dat-mijn Bartje, mij in die acht Jaaren reeds zes Kinderen gefchonken l eeft, d.at mij niüt onaangennaam. zou zijn, zoo ik 'er flegts Brood voor. bad, dan dit is och lacie, allerëlendigts; ik verdien met mijn Sjouwen op den Dam tegenwoordig niets, c-n in weerwil mijner geringe winden neemen de prijzen der Levensmiddelen hand over hand toe , beneemt mij de gelegenheidom talrijk Huisgezin van het onvermijdelijke nodige te verzorgen, maar dompeld mij in de \e;ichrikkeHjKfte eei.dens, wijl ik onmachtig ben, om mijne arme Kindere :, mij om Levensonderhoud met traanen in de Oogen lastig vallende, naar eisch te kunnen voldoen. Wie is 'er, die mij kent, die niet weet, dat ik altoos een ijveraar voor de waare Vaderlandfche zaak ben, en onafgebroken geweest ben, en ik.iklijde gebrek, mijne. Kinderen, .die onfchuldige vruchten onzer all.eszints wettige lievde verfmagten van honger, terwijl de uitgedroogde Borst der Moeder, het noch zogend Kind niet kan te vreden Hellen! Bedenk, Burger, miine toeftand, en vergelijk hier mede de weelderige omftandigheden van hondoden onzer vijanden,die, offchoon voor het Oog met eene T ationaale Strik pronkende , in hun hart de gruwelijkfte vervloekingen tegen ons lutbraaken, en ilegts naar ge'egenheid uitzien, om hun wraaklust tegen ons onfchuldig'en den ruimen teugel te vieren, en nochtans die geenen (hoe hard is dit te zien!) neemen als noch Ampten waar, ja zoiiimigen zelvs hebben 'er 3 en 4, welke zij buiten ftaat zijn, zelve te kunnen waarneemen,offchoon zij daar voor Zeer groote Jaarwedden bekoomen, en die op eene dartele wijze verteeren! Ach dat den Hemel onze nu aanteftellene Municipaliteitsleden zooda-  ( ?40 ) men ons als Paauwen en Haanen, onvoorbee'deiljk in het zwart uitgedost met Mantel en Bef veizieiciy als bedaagde zielbezorgers op Straat het Ampt van doodbidder zag waan neemen; on^er ai er houding verltomde fteeds den Burger terwij ons Eerwa. idig hoofd, gedekt door een gioote pas' toraale Pruik en ftijve Hoed, een ieder het diepst ontzag inboezemde; ó voorfpoed, voorfpoed, hoe -eer, t-eed gij de Beffen onder onze vette kinnen, trillen, terwijl de wel. ■befpraakte tong,een weinig dooreen liefrelijken neclai ontbonden, een elk vol van verwondering over onze talenten op ons deed ftaaren! Voorheen koncL het ons noch tot eenig voordeel gedijen, als wij ontdekten, dat hier of elders de onverbiddelijke dood de braavfte aller Videren, of den allesfints deugdzaamen Man ftend weg te rukken' en wij ons dan vernederden om de wanhoopende Vrouw, met ziddering de ontbinding van haaren Echtgenoot afwachtende, te folliciteeren, om deszelfs gunst, wanneer de blee;.e dood Mijn Heer uit dit tijdelijke mocht wegrukken jf' maar nu, nu de Geldleurfen allei Wegen als Catoen klinken , een gevolg van den toeneemende flegten tijd, is het voor niemand onzer Eerwaardens raadzaam op de voorgezegde wijs eene aanftaande weduwe te /'aan troosten. Het ie u bekend Eerwaardig Vriend, hoe wij allen, voortgedreven door de ons toelachende goudmijn, >oo dia deüvtiiedene den adem had uitgeblaafen, meteen gelaat, waar op de waare deelneemende droefheid, deftig echter, gefchildert was door de buurt,als vloogén, ten einde het'affterven meteen fwier van woorden, ons maar alleen eigen, aan te kondigen. Toen zeg ik, zag men op geen hand volwerks, geen Kamer of Kelder wierd voorbijgegaan, maar nu, nu alles aoo jammergartig befnoeid word, (en niemand kan ons zuil s euvel afneemen,) bekorten wij de buurt zoo veel mogelijk, en daar wij voorheen,ons van een ganfche fieep van woorden bedienden, boezemen wij nu kortheidshalven flegts dit weinige uk: dat Dierheden is &c.,ik zeg, nuflaatmen Wel eens een Kelder over, want het weinige Geld dringt ons alle mogelijke fpoed in het werk te maaken, zelfs tot halsbreekens toe, zoo als noch onderdaags 2 Eerwaardens van mijne kennis wedervaaren is. De 2 Heeren hadden het ongeluk door den grooten haastin het werk, eikanderen willende pasfeeren, en de koers wat te fcherpneemende, van tegen el .anderen aan te bonfen, zoo dat zij beiden rxderploften,en in den modder lagen te wentelen,het was juist Slachtijd, ea misfehiea een Koorenwatertje gebruikt • . _ ' heb.  C 141 ) hebbende, en door den fchok een verbeistering in de herzenen veroorzaakt, zoo riepen zij n cu, hun onderling, intusfchen het (lijk en bloed inet hunne voeten toewerpen! de: dat Overleeden is. — Voorheen, toen onze Bediening noch in fleur was, asiiiteerden wij Eerwaarde Heeien immers altoos bij het opmaatven der Loopcedui, en zulks met zoo eene voorbeeldeloozen ijver, dat wij niet eens acht gaaven, hoe 'veele Glaafen Wijns'wij naar binnen zonden; het welk dan ook ten gevolge had, dat wij op ftraat Komende, zeer dikmaats als Wolbaaien ter nedervielen! Dan fmts men 'afziet om de fchraake van Geld, de Lijken op de gewoone manier ter aaïde te beftelien, en flegts Saior. gens dezelve met een Rouwkoets bijzet, vervallen met alleen, Eerwaardige Vriend, onze voordeden, maar infchelij! s word ons de gelegenheid oenoomen, om door het nuttigen van een Glaasje Wijn, voor onze gezondheid tezoigen. En daar men echter aan een teugje gewoon is5, zoo is net geenzints te verwonderen, dat iemand onzer eerwaardens des morgens van een Lijftatie koomende, een' wippertje genoomen hebbende, gevoelde, dat deszelfs weizijn iets meerder vorderde, waarom hij een achterftraatje imiaande, en ergens in een Huis indraaide, aldaar weder iets nuttigde* dan het gezelfchap'behaagde hem daar zoo wel, dat hij daar blijvende tot 'sAvonds Iaat, eindeljk vol wierd des zoeten Wijns, doch eindelijk zeiide hij van daar, ftraat uit, ftraat in, tot tegen over de Pasfëerderftraat, alwaar de' Stads Askarren ftaan, en gevallig eene derzelve open vindende, geloovde onze Eerwaarde voor eene voor hem bekende wooning te zijn, kroop'er in , en lag zich gerust tot fiaapen. Dan 's Morgens, de Karreman de Kar willende infpannen , zoo' kroop 'er onze zielzorger en wit en zwart gemengelt uit, en deed den Karreman, als voor een andere fa tan op een goed heenkoomen uitzien. Een zoortgelijk geval gebeurde een ander, infchelijks een weinigje bezorgd , ftruikelende op de afloop van de Beurs (wie is toch geen ftruike. laar) en aldaar een ongemeen groot ledig vat op zijde leggende, ftoov daar juist in, en den boden raakende, liep hij • loop die Ging niet door? Noch een ander in dezelve fituatie, ftompte aart de Vierfchaar van het Raadhuis, en geen gehoor krijgende, riep \Ay.Volk hovend Zie daar Vriend, alle gevolgen van het verval onzer Bediening, in hoope dat zij noch zal te recht gebracht worden. Ben ik * Amfterdam, Uw Eerwaarde Medebroeder den 9. Junij 1795. PLOOS.- S 3 BUR-  ( I4A ') BURGER SPECTATOR! Is het niet elëndig, daar heeft men het in zijn Hoofd gskregen, mij Jan Botterik, Nota bene per Misiive te vraagen, i.) of de 400 Soldaaten, die door» Amfterdam, enkel en alleen betaald worden,' goed en weldenkend zijn, 2.) 200 'er fiegteir onder zijn, hoe veel dan? een komieke vraag ook; is hef niet waar Burger; maar waarom nu deeze vraag niet. gedaan aan iemand, die het weet, het is ommers genoegzaam bekend, dat ik een botten domuien Ezel ben, behalven dat, ik woon te Saandam, ftilletjes "en welletjes, en bemoei mij nimmer met bet Soldaaten leeven» niet, om dat ik ccn hekel heb aan een Soldaat, och heden neen, een braav"Militair, die zijn Eed' getrouw is, en zijn plicht waarneemt, ïs mij even aangenaam als een deugdzaam Burger, uithoofde, dat de een voor den ander noodzaakerijk is. Maar lieven tijd,"ik koorii'maar bij hooij en gras in de Stad, en dus kooiht het mij yfij raar voor, dat men over ■ dit ftuk mijn gevoelen wil hoorén. Dan terwijl Ik door-hier niet op "te antwoorden, deh'fchijn Zoude geeve'n, van onwillig "te zijn; zal ik zoo bof als ik ben, zeggen, net begrijpje; als het mij verhaald is, dat er onder de wee Compagnien Amiterdamfche Soidaaten, fiegts 40; goede Militairen zich bevinden," die in de'daad genegen zijn om als de nood het vórdert, hun bloed voor de goede z'aak te waagen. Maar Rijk'Burger,' ik Ben al te bot om te gelooven, dat' zulks de waarheid zou zijn, want onze MunicipaÜteits-Leden zouden immers niet dulden, dat den Burger, dien door den duurën tijd," thans veelaTwat in het naauw zit, zijne weinige duitjes, die hem noch overfchieten zoude bij malkanderen fchraapen, om' dezelve te doen ftrekken, tot voeding van veele flcgten , en wel van een aantal-van 354>'z°° a,s als het ziJn 2ou' inse?1 dlt Waf was, maar ik zeg noch eens, ik ben te dom en te bót om dit te "-elooven, evenwel laat ik een ieder hierover denken, zooÖa's hij wil. Maar ziet, als dit echt is, dan twijfele ik'er ook maar in het geheel niet aan, of het zal waar zijn dat men mij onderdaags heeft -op de mouw willen fnelden, omtrent onze Wachtdoende Schutterij m de Stad, te we'eten: dat het bij die lieden ook noch niet al te zuiver is of om mij beter uit te drukken, dat 'er onder die Mannen noch eenige (echter weinige) Hechten gevonden worden welke dat braav aanzienelijk Lichaam onteeren, ais_ bij voorbeeld: 'er bevinden zich Tamboers onder dezelve,  £ 143 > faelke,en van binnen en van buiten.als Ducaate geud zijn j. &i welke het zich tot een eer gemaakt, hebben, noch even voor deeze zoo gelukkige Omwenteling de Patriotten de grootfte" fmaad en tort aan te doen, en welke voor een wel. denkend vaderlandsch mensch allergrievenst en niet om te verdragen was. Ziet Burger, als ik nu zoo bot niet was, en ik had een weinig in te brengen, dan zoo zoude ik proponeeren, om die. Oranje gezinde Tamboers te Casfeeren, anderen in hun plaats neemen, en bij gebrek hier van, op de Trom doen onderwijzen. Maar ik begrijp zg.èi wel, dat mijn botheid mij zulks doet voordellen, en ook daarr Óm zoude het mij altoos het aangenaamfie zijn, mijn oordeel nimmer aftevraagen, 'er zijn immers Verfti.idige i genoeg, die dikwijls een groote plaats hebben, alwair de herrenen behooren te zktcn. Nieuws uwe aaidacht waar: dier, verder niet weeten de bij 'e brengen, bctuige ik alaltoos re willen zijn ,. .- '« Saandam, Uw Medeburger den 12. Junij 1795- J A N B O T TE111K. . DE RECHTBANK VAN RADAMANTHUS, TWAALFDE AFDEEL1NG.' CHARON. 6 Proserpina, beheerfeberesfe van de drie verwonderenswaardige Revieren de Stix.de Acheron en de Lethe, wat zal mij nu wedervaaren, v,elk een lelijk Oranjedier zie ik daar op mij wachten, houding,, oelaat, wezenstrekken alles, alles belooft mij, dat het als een vijand van het menschdom, en als een uitvaagzei van de Holiandfche Republiek te achten zij, hier ben ik riu, had gü ook al haast om overgevoert te worden? VEVERDING. Wel Swartkop, wat durvje niet al tégen mij te zegden, daar ik door de genaügfte aller Prinfen, en door'de waggelenfte aller Ganfegatten en Burger bloéd- en zweetzuigers tot de verhevenfte waardigheid verordent ben. CHARON. Ja ik merk het wel, je bent zeker ook al een lief brokrie, zoo als 'er reeds veele hier zijn ^ maar om je wat tot reden te brengen, proef die riem eens, kan je fchouder die last verdraagen ? VEVERDING. ó Lieven men Heertje genade, genade, ik zal je alles- zeggen, en je niet meer fchelden. CHARON. Biegt op dan hond, of ik zal je noch wat anders raaken. VEVERDING. Ik ben Hendrik Vevermng, door en door een aankleever van Oranje, en ook om die re-  " C 144 ) Óen, verheeven tot het Ampt van Torenwachter op hét Stadhuis, welk Ampt ik ook met zeer veel vigilantie, en tot mijn eigen voordeel bedie.ide. Ik was Aanplakker, en dat bracht mij ook niet weinig op, en gav mij veelal gelegenheid om 's Morgens een aangenaame teug voor de watergalletjes in te neemen. Ik liep ook met de Brood, mand, als de Heeren goedvonden de Bakkers een vefiete te geeven,' om te zien of zij het Brood ook te zwaar balten, ook bracht ik.de Zetting rond, .dus laat ik u eens denken, of ik ook bij de Bakkers gezien was, zij waaien verplicht, mij na de oogen te kijken, en op mijn doen te letten, bedenk dus eens, hoe groot ik was. Ook was ik Lantaarnöpfteeker, dus in allen opzichte nuttig voor het. menschdom, en mijn Vrouw maakte fchoon op het Stadhuis; in het kort, ik was nuttig, heilzaam, en noodzakelijk voor Amfterdam, en ik ben in ..het zekere, dat een ieder mijne talenten, door den dood nu vernie. tigd, zal beklaagen. CHARON. Ja, ja, uwe talenten zullen u hier bij. zonder wel voorthelpen; en de Oranjebevde van u zal u bij R'adamanthus bijzonder wel van pasfe koomen, en m ook hier bij de onderaardelingen als een verachtelijk wezen doen vertrappen, voort zeg ik, ik mag u niet meer aanzien. VEVERDING, Och mijn lieve Veermannetje, heb medelijden met mij, och ik zal je op mijne bloote kniën danken. G H A R O N. Je bent al een heel raar flag van een kae. rel, je hoort immers wel, wat ik zeg ,• of verftaaje jouw moertaal nipt? VEVERDING. Och ja wel; maar ik voel dat het 'er Hinken zal, en daarom bidde ik je nochmaals om genade, genade mijn lieve mijn Heertje, en gantsch geen recht! CHARON- Dat zijn mijn zaaken niet; ik zie wel» datje ook al niet vrij bent, van galge berouw, voort zegik fchelm, gaa je noch'niet? allo Cerberus, t'zaa mijn Beesje, pak aan den hond. VEVERDING. Och, och, ik zal gaan, ik zal gaari, och mijn hondje, ei bijt mij toch niet! (Het vervolg bier na.} Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alöra voor één en één halve Stuiv» uitgegeevea.  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE B R I N°. 19. BURGER SPECTATOR! We liev, daar heb ik een duivelfche raare,en je attentie Kegzaam waardige Zamenfpraak afgelu.stert en, die k fe na mijn beste onthoud nu eens wil overbrieven Je ïoet dJr weeten, dat ik verkeer over de Keukenmeid van den thans zeer beminde Profesfor van Nuijs Klinkenberg, niet zoo zeer begrijpje, om met dat mormercuer te trouwen als wei, om langs dien weg wat te aspotten, en de ruime fmul te hebben, want jonge liev, daar is je wat een vette keuken, nouw, als je Nuijs eens befchouwt, dan ken ie het genoegzaam befpéuren, ook het fpreekwoord is S ten onfechte0, niemand is vet of grof, of hij weet wel waar of. Maar om mij met geen onnodige praatjes bez.fe te houden, zal ik zoo maar eensklaps met de deur in het huis vallen, en je de Zamenfpraak laaten leezen, zoo als zij wezenlijk is. ' ' , .. van HENGEL. Ik kan niet vinden Vader, dat gij U zoo zeer behoeft te bedroeven, het is immers noch gantsch geen afgedaane zaak, dat zij U zullen «moveeren. ,G. GLASIUS. Wel reen, in 't geheel met, ook durven zij' niet. ^ ^ ^$  C i4* ) N U IJ S. Och Glasius , gij weet 'er niets van, maar we! weet ik i dat alle Patriotten mij met de grootilé verachtingbefchouwen; zij weeten immers allen, dat ik in 1787 mijn Cathagezanten met de Post van de Neder -Rhijn heb bezig gehouden, dat ik, de uittrekkende Manfchappen met A'arifpraaken verzeld heb, dat ik- bij de gezegende Omwenteling momentelijk mijn rok heb omgekeert, dat ik op de Predikitoel mijne dwaaling beleden heb, dat ik de Aéte van berouw gehad heb, dat ik vervolgens in mijne publieke redevoeringen en gebeden voor Oranje geijvert heb, dat ik in de Willemftad openlijk God gedankt heb, voor daï hij ons van de Franfchen verlost had; ieder weet ook, wat ik van de Franfchen gezegd heb., dat ik hun veracht, veroordeeld en verdoemt heb, en dat ik betuigd heb, dat zij nimmer de Zaligheid konden verwerven, die Oranje afvielen, en met de Franfchen eene lijn trokken, hoe zeer ik dus bij die Natie gezien ben, kan men lichtelijk nagaan. En nu ommers héb ik bij deeze Ommekeer, (ó verdervelijke en voor mij nadeelige Ommekeer!; onvoorzichtig^genoeg weder beleden gedoolt te hehben, en met anderen uitgeboezemd: _ Heil-, en Broederjclmp! en wat denkt gij lieden wel, dat zij dit alles niet zullen in aanmerking neemen, en dat zij mij uit hoofde daar van niet als een onwaardige zullen verwerpen ? JUFFROUW GLASIUS. Dat 'er veelen zijn Vader, die U verachten,, wil ik wel gelooven, maar dat zij Ü zullen removeeren, geloov ik niet, want zij weeten zelfs wel, dat het zoo niet kan blijven. van HENGEL. Zekerlijk weeten zij dat, want waarom, waarén 'er anders zoo veelen zoo huiverig om den Post van Municipaal aan te neemen? NUIJS". Dac is daarom noch hier van geen bewijs, want veelen hebben zoo veel met hun Comptoir te doen \ dat zij geen andere bezigheden, die'alleen een vol mensch verè'isfchen, kunnen op'zich,nemen. G. GLASIUS. Och', gij denkt ook altoos het ergfte. NUIJS. En gij niet verder, als uw neus reikt, en ik geloove maar in het geheel niet, dat het weer zal keeren, en wel degelijk ben ik van oordeel, dat men mij zal removeeren, en lieven Heer!'wat zal 'er dan van mij worden, want mijn tractement zullen zij mij geenzints laaten, gij weet hoe het met mijne Finantiën gelegen is, hoe zal ik dan mijn fatzoen maintineeren, en op deeze wijze kunnen blijven voortleeven, zonder weer in de va*'  C 147 ) vorige elendïge toeftand te geraaken, dat 'er een elk zijn neus nar. (toot. ' JUFFROUW van HENGEL. God bewaare ons alle Vader, zekerlijk ziet het 'er niet best uit; maar ik heb noch moet op een omwenteling, denk je wel om Engeland , en om de geduurïge oproeren in Frankrijk zelve? b NUIJS. Dat is alles goed en wel, en nochtans ge. loove ik een tegenomwenteling onmogelijk te zijn, maar ik zie ten allerduidefijkften, dat ik het Slachtoffer ben van alle mijne veranderingen en draaijingen! Tot zoo verre heb ik dit kunnen afhooren; maar nu begon men zoo ftil te fpreeken, dat ik verder niets kon veineemen. Wat dunkt je hier van, is dit gefprek niet der moeite waardig, om door U geleezen te worden? Nu zal ik hier mede fluiten, onder belofte, als ik weer wat heb, het zelve U te zullen melden, en zeggen, dac ik altoos zijn zal Amfterdam , Uw Vriend den 19. Junij 1795. LAMMERT LUISTERVINK. BURGER VERSCHUUR! Met zeer veel verwondering heb ik vernoomen, dat gij penige tijd geleden7 een Ampt bekoomen hebt op de Stads waag alhier; ik zegge met, eer veel verwondering , nadien ik meène te weeten', dat uwe en mijne gevoelens héél weinig met eikanderen verfchillen,én dat uwe koeleur met de mijne', die verbazend geel is, zeer wei fijnpatifeerd. Dit is het niet alleen , waarom ik mij hierover verwonder, maar gij munt uit in zeer veele zaaken boven anderen, want ik meen te weeten, en zulks van nabij, dat gij de aanbrenger waart van de gewezene Onderfchout' Papeüaij , ja dat gij daar door menig een Keesje in het laberent gebracht hebt; bovendien, en dat niet minder is, waart gij immers Leverancier van onzen dierbre Vorst WILLEM DE V YFDE. Ziet ik zeg het noch eens Jongetje, je bent een Man vanzesfen, dat je zoo fchoon met alle winden waaijen kunt;, en je wenden naar die kant, waar het zog van daan komt. Maar Wil ik je eens wat zeggen Burger, je bent een. ka^rel, dat je nouw dat Officie gekreegen hebt, maar je zult eenPhenix zijn, als je maakt, dat je het hout, maar ziet 4 dat geloov erijs niet, ik denk, dat jy, en den Burger G. J. de Ruiter mooij malkandereh de hand zult kunnen 'geeven, en verdwijnen natuurlijk, én laaten je post over aan Lieden, die T 2 het.  ( ï49 ") BIRGER ZADOK! r Mazel hen brokel mit kans jouw uijs Zela» Wel nou, oe ftaje der nouw toch mit, bin je bekotje rrok hal heen koede Patriot? Hik ftaje toch te zetten, da hik her huit fchei, verftaje, ja zoo waar, zal hik mazel hen brokel ebben, mit kcëel mijn uijs, ja zoo waar, mag hik kezondëid ebben! Kijk bij et leven van de Natie, his dat nouw toch kelijkheid, awaij, wat zcgst me der von? hals et dan kelijkheid zijn zou, verftaje Birger, waarhom dan keen kiezer hook huit hons volk kekozen waarhom dan keen Minnekepaalen kemaakt, van braave rijke Jieden, bekotje zij zijn der hommers kenoek, maar awaij Birger, et mot hallemaal toch Kristenen zijn, hispie,naa, bikworde zoo waar, hals hik kezond ben, mislijK, hals hik dat Wcord in mijn ebreeze mond eb. Zie Birger, hals hal de Kristenen (daar his dat Hinkende woord hal weer, K^pes warren, dan bij me leeve, was her nok kans, dat de Natie door de kelijkheid, heens Meester wierd,' hen van de Rekeering, hen van de Kildes,. hen van de ecle boel verftaaje Birger, dan zoude nok de verdrikte Natie huit Spanje huit Portukal, huit hak de Waereld ier een kennen komen, hen roepen Vrijeid, Kelijkheid, Broedersjap! hen ziet verftaaje, dan ier braav de geldje winnen- ben kroote Eeren worden , hen bemdelijk verftaaje , nou, wat oeft et ook , je verftaat me toch, hal zek hik het toch zoo met hallemaal ; maar ziet Birger, hik zek et nok heens, het zijn halle, zoo waar zal hik kezond zijn, keen khespes, hen hook nom dat, dat zoo niet is, begrijpje, moei hik me niet meer met de Kiips, noch met de Wijkverkadering van Fehx Libertate, kijk Birger, hik blijv toch maar bij de Jagotie van Kammen hen Briel, want hik zie toch kenoeg. dat hik nooit keen Minne'-epaai zal worden; On jij hook niet Birger, j-a, ja keloov me, bij et leven van de kanfe Natie, st his toch maar zoo, hen niet handers. Na hik zal toch haltoos zijn Je Ketrouwe Medebirger JONAS LEV1E SAMUELS. Amfterdam , den 17. Junij 1795, f 3 SUR»  ( I5P i BURGER SMEERSMOEL! Orjgetwyfelt zulje even als ik door de Nieuwspapieren onderricht zijn van de fchrik verwekkende Brand te Coppeahagen, en dus zal ik u in dèeze'n met geéne b'yzonderheden, de Brand, of wel de verwoesting door dezelve veroorzaakt , betreffendde bezig houden, maar informeeren, wat my is medegedeeld. Met zeer veel zekerheid is my gisteren bericht, dat de Brand zoude' moetwillig aangellookei} zyn, door bezoldelingen van de Engelfchen eri"de Rusfen, en wel, om dat de Noordfchp Mogendheden, zich in den Oorlog Neutraal houden; dit immers laat zich zeer wal hooren, want geloöv my Burger, de wraak gaat verrel Maar nu zegt men verder, dat die vloekwaardige huurlingen, in de daad Monfters van het Menschdom,reeds gevat, en in handen derjnftitie zich bevinden, en dit zoo zynde, kunt gy lichtelyk nagaan, dat zy loon' hunne misdaad waardig zullen bekoomen. Dan begrypt gy wel, dat dit ongeluk voor ons weder een' goede zaal; is, met betrekking tot de geflotene Alliantie Husfchen Rusland en Engeland, gy weet immers, dat Rusland zich by dïe Alliantie verbonden heeft, om Engeland tegen ons en Frankryk met een Esquader Oorlogfcheepen te asfifteeren. 'Hoe zullen zich nu de Rusfifche en Engelichën 'Corijungeeren en verëenigen? lm. riiers zal dit gefchieden, zoo móeten de Rusfifche Scheepen uit de Oostzee koomende , de Zond pasfeeren , en zoo vervolgens, door het Kattegat in de Noord-Zee koomen; deeze Weg moet de Rus pasfeeren, zal hy bij den Engelsman koomen. Daar gy nu om de aangeftokenë Brand zeer lichtelyk kunt nagaan, dat de Deen op Rusland gruwelyk gebeeten is, zal hy nimmer toeflaan, dat de Rus de Zond pasfeert, het welk allergemakkelykst "is, alzoo het KdSteel Kroonen» burg te Elfenèur in Denemarken, alle de Scheepen, die willen pasfeeren, in de grond'kan booren, bovendien legt Sweeden hier vlak tegen over, dat met zyn Kasteel Heljingfort', dezelfde Manoëvres kan maaken,' en dat zulks zeer faciel is, kunt gy bevatten, daar de zogenaamde Zond, waardoor de Scheepên moeten pasfegren, niet wyder is, als tweemaal den Aamffel. Uit dit bygebrachte bevat gy dus met my, dat de Brand in Coppenhagen voórgevallen'oor. zaak is, dat de gemaakte Alliantie tusfehen Rusland" en de Brit geannulleert word, en tot op een enkel niet uitloopt. En dat den Deen in de daad van meening is, om den Brit tegen te gaan, ftrekt thans t^n,bewyze, dat hy reeds eene aan»  C 155 ) hig onderftand verzoeken, en zy kwelde myne oóren door een nietwaarg gerammel, dat zy met haare 3 kinderen in 2 dagen byna niets te eeten had gehad, dat haar man, nu reeds over de 7 weeken ziek zynde, in ai dien tyd niets had kunnen winnen , en ik weet niet wat al voor zottiezen meer, die voor een fatzoenelyk mensch allerwalgelykst zyn, omaantehooren; en zoud gy het wel gelooven, ik had moeite om haar met een fchelling (het welk my nogtans hard genoeg viel, dieaan zulk foort te moeten afgeeven) van myn deur kwyt te raken, maar om van dien overlast verlost te zyn , heb ik Agniet myn Meid belast eens vootül, om als zy wederkomt te zeggen, dat ik niet te huis ben, want gy zoud het niet gelooven Domtné, zoo veel als my die waereldling wel kost, jaa ik; weet, dat, als ik alles by eikanderen neem, 't geen ik haar in de tyd van een halfjaar gegeeven heb, zoö aan geld, als aan potjes vet, overgefchotene fpys, enz. het wel zoo veel zal bedraagen, dat ik 'er een lekker Ankertje Wyn voor zou hebben kunnen bekoomen, maar wat zal ik zeggen, men is te goed, men onthoud het zyn eigen ligchaam , terwyl men onwaardigen voed, en fpooren geeft tot luiheid, vadzigheiden ftrafbaare brooddronkenheid. Nu Vriend kom toch, en wy zullen dit verzeker ik U, eens lekkertjes fmullen, en met een glaasje Bourgonje de druk, die ons verteert, xoor een wyl trachten te verzetten. In deze afwagting, ben ik als voren, Uwe toegenegene Dienaaresfe! Amft. den 24junyr795- ZUZANNA HOFLAND* WEL EDELE GESTRENGE HEER DREES! Kyk, zoo zal ik je noemen, je bent dan door de Keezera geremoveert of niet, eens Burgemeester, altoos Burgemeesó ter, tens Luitenant, altoos Luitenant, offchoon de ISurgemeefters nou leggen te pruilen, en daar door dat oudcfpreek» woord fchynt te vervallen. Het is dan met deze zaak zoo alê het zyn mag , ik zal je de eer geeven, die je toekomt, al doet het cok niemand buiten my. Maar wat dit en dat, neb ik daar gehoord , is het waar, heb jy in de Domkop geftaan? daar zal de Kaerel de Duivel voor haaien. Ik weet niet, wat die Broodrotten 'er aan hebben, om braave lui by het gat om te haaien, bydieen dat, hy moest het my gedaan hebben , ik veizekerje, ik zou hem wat aan zyn oor tikken„ V * En  C 156 ) En den heere weet wat die Vent al voor moois op het papier van jouw gebragt beeft. Noemt hy je ook geen ftomme Mof, om dat jc uit het Bileveldfe als een naakte Jakhals hier gekomen bent, dat je de Compagniefchap zogt met Woudenberg, om dat die braaf duiten hart; zegt hy ook niet, dat je httzoo wist te draaijen, dat je Compagnon met je moest breeken, toen jy door je fiimmigheid al hst Geld van Woudenberg in de. Negotie had doen infmelten, en zoo wist te rekenen, dat jy alles aan jouw hield, ende armefchelm, voor dat hy jouw door zyn geld uit den drek geholpen, en tot een man gemaakt had, een groot e O voor zyn aandeel verkreeg? fchryft by ook niet, dat het jouw fchuld is, dat den armen donder uit balloorigheid naar Zee moest, en zyn arme Vrouw met haar fchaap van een kind in de alletyzelykfte ellende bleef zuchten, terwyl jy intusfcben met die toen niets waardige Vrouw haar duiten de grand Sinjeur uithong, je manke Nigt tot een Juffrouw maakte, en haar aan een Mof, jouwinftommigheidjuist gelyk, deed uittrouwen, en vervolgens den eenen naakte Hans Michel voor, en den anderen na, door jou wierd aan een beftaan geholpen. Ik zegge, de heere weet, of hy dit met alles op het papier geflanst heeft, want waarachtig, de vent is 'er in ftaat toe, wyl hy een vervloekte Kees is, en gy een deftige Oranjekraaijer, ommers net als ik, jaa weet je wat, Vivat de Oranjekraaijers! maar heeft hy het gedaan, niemendal dan kunnen ze met eens. daar uit zien, hoe dat de naakte Moffen hier eerst de Hollanders agter het gat loopen, dan 'er haar kont indraijen, en eindelyk met de geheele boel gaan loepen terwyl de Hollander bly moet zyn, en als eenbyzondete genade moet achten, d?t hy ons vervolgens agter aan mas kruipen en een weinigje karreroelk bekomen, daar wy voor' ons de boter houden, rouw Mynheer ik bidje troostje maar met de Affaire, en denk, ze mogen praaten wat zy willen ik hen totb een beste Oranje Mof. en in fpyt van al die het leet is, Oberman van het Groote Kramers - Gild, dat fe jouw in eeuwigheid niet kunnen afneemen, neen dat kunnen ze niet, dat verzeker ik je. Nouw febryf my eens, of ie noch wat Moffeknoeten kunt plaatfen, want ik zit noch met eenige Wesfels opgefchikt, die met de Swolfe Veerman uit het Oldenburgfe zyn aangekomen, maar je ze tfe wat in de Poppen dienen te fteei en, want ze hebben niet als een hnne KiJ, nouw juist, dat behoef ft je niet te vertellen, wy weeten beiden zeer wel by ondervinding, hoe onze Landslueden  ( 157 ) bier aanlanden. Nouw ik zal hier je antwoord op inwachten, en blyvenjou Aileronderdanigfte Dienaar. johan Hendrik von Wartensleben. den 25 Juny 1795. BURGER SPECTATOR! Daar je iemand bent, die zen werk maakt, cm hetOranjetuig aan de braave Patriotten bekend te maaken , op dac men zich voor dat vee zei kennen wagten, zoo heb ik gedogt, dat ik wel zou doen, as ik je ook eens een brief icbreef, die je dan, asje wilt, in je Weekblad kent plaatfen. Je mot dan weeten Speüator, dat 'er by my in de Buurt, weetje, in de Toinftraat, op de hoek van de 2de Dwarsftraat in de Duivekater, woont eenenHEKKER, zyndeeen Bakker, een andelooze Mof, hy was in de Oranjetyd Sergeant weetje, ien allerflegfte Kaerel - en Oranjefchreeuwer zonder v-eêrga , en die verfcheidene Burgers, toen wy noch onder de Arsthecraa. ten mosten zugten up het alleryzelykst gepynigd heeft; ook zegt men, dat hy in zyn Vrouws prefentie de Naaister weetje zoo wat getiktakt heeft, begrypjs Spe&ator , en dat hy zyn Vrouw, dit aan de buuren willende vertellen, zodanig getormenteerd en gefiaagen heeft, dat zy eenige dagen daarna geftorven is. Ook noemde hy de Patriotfche Dominéés van de Oude Luterfche Gemeente , Landverraders en Oproermaa. kers, en nu weetje, is hy met dat lieve Nayftertje getrouwt, verftaje Spetlator, en nu roept hy dagelyks de Keezen toe : Jaa, het zal zoo lang niet du.uren , wees maar vrolyk Aapenjongens , binnen kort, is het alevel weer Oranje boven, in het kort, eenige braave Perfoonen zyn fcbelden en lasteren niet langer kunnende verdraagen, hebben die Vagebont gepasfeerde Zondag avont na het Raadhuis gebragt , zoo als hy was op zyn bloote koufen , en de Óranjs Pantjes-Vrouw , haar Vriend Hekker ziende overbrengen, is daar zo van gefchrikt, dat zy zich noch dien éigen avond heeft motten doen laatep. En~ Speiïator Oranje mottige Mie is op de vlugt, en. met reden, want zy het menigmaal gezegt, dat zy wenschte, dat al de Patriotten in haar deur mogten opgehangen worden, en toen zy voorgaande Jaar nuwe haring verkogt, wenschtezy, dat de Patriotten , die by haar haaiende, 'er de dood en verdoemenis aan mogten eeten. Maar nouw wow ik Burger, datje wouw V 3 ma-  f 158 ) maken dat Hekker, die fchelm braav wat op zyn térripet kreeg; 2e dat al dat oranje goedje wat mogt worden nagekeken!, want ze maaken het zoo indejordaan, dat'er geen braav mensch duuren kan. Nouw zei ik erys zien, watof je doen zelt, en voldoe je my, ziet, dan zei ik je eens weer fcbryven, en altoos my noemen. jouw Mede Burgeres! Toinftraat Aleida Hels. 27 Juny 1795. Maar inde wandeling noemt men my Rooije Aal. BURGER SPECTATOR! Daar men in deze dagen, in welke men in waarheid, zon« der zich te bezwaaren, kan zeggen, aan eikanderen gelyk te zyn, van zeer veele, ingevolge hier van, hoort uitroepen; Vryheid, Gelylheid, Broederfchopl en nogthans tot ons grievend leedwezen moet ondervinden, dat zy Jdie hier van zich het meest uitlaten, en by deze gezegende ommekeer van zaaken wel het meest bevoordeeld zyn, het allermeest contrarie handelen, is in de daad aller beklagenstwaardig. En dat zulks wezenlyk plaats heeft, zal ifo u met een klein ftaalije voor oogen (lellen. Het is u bekend, dat den 19 dezer by ons het Vryheids Feest gevierd is, dat dus een ieder, wien bet hart wel geplaatst was, zeer begeerde om hier van ooggetuige te zyn is zeer gemakkelyk afenemen; dus verzag elk zich van een goede plaats zoo veel roogelyk, den een hier, den ander daar, zoo hy best kon. Veele trachten een plaats te bekomen op de Waag, en vervoegden zich dus by de Luitenants, doch die zeiden order te hebben, van hunne Capityn, om «een briefjens te mogen overgeeven , en adresfeerde men zich by de Capityns, bet antwoord was : 'er mag memand op de waag. Dan in weerwil van dit antwoord, zag ik dat 'er van tyd tot tyd van den Dam wel degelyk kenmsfcn van de Captyns optraden , en toegang verkregen; doch er bevonden zich 4 of 6 menfchen op de Officierskamer, tegen welke Captyn Bax de celeefoheid had te zeggen, dat zy moesten vertrekken , zo die plaats niet gefchtlrt was als voor de Vrouwen van de KryES-Commisfarisfen; echter bevond zich onder deze ééne, wëlke een briefje had getekend van een KrygsCommisfaris, welke dus kon blyven. Dus mogter. 'er dan memand op, dan de Vrouwen van de Krygs • C Willem Turk, deszelfs Boekhouder Feitman, de Wedw. Berteling, Vreesman, Jurriaan Kip en deszelfs Eed en Vloekgenooten. Hun immers fchync het vry te ltaan op hellen dage, en voor het oog van al de Waereld 'sLands Rechten en Inkomlten door hun gevloekte Sluikeryën op de allermisdaadigfte wyze refteelen, zonder dat hun immers hierom iets euvels wedervaart. Aan hun is het, dat Tappers en VVynkoopers om gerust het Land te kunnen bekorten of te doen bekorten , zekere vastgeftelde fommen verplicht zyn aftegeeven, en voldoen zy aan dit gemaakt accoord, nimmer hebben zy eenig onraad te dugten, want ditfchuim, verftaat zich met den Hoofdgaarder, in allen opzichte een zeer flegte vent, welke zonder verzuim moet geremoveert worden, en met hun, welkers zorg het is, om de SÏuikers aantehaalen, en deelen onder eikanderen naar evenredigheid die enorme voordeden, welke! hun de arme Tappers gehouden zyn ter hand te ftellen ; dan zoo haast weigert niet een Wynkoper aan dq ongeoorloofde fchraapzngt van dit Scheltnenrot te voidoen, of zelfs de knegts van Turk zoeken te onderfcheppen, wanneer zoo een Tapper voorneemens is een weinig te Huiken,'en de tyd hier van ontdekt hebbende, informeeren zy hier van, en Verklikkers en Dienders, die in zulk een geval niet traag zyn, om als Gieren den prooij in hunne klaauwen te bekoomen, zoo als het geval door den Burger Blankaart ons genoegzaam bevestigd, en dan is het onvermydelyk gevolg, of de boeten van ƒ3000:tegen het (luiken eenmaal bepaald op te brengen, of door den beul ellendig gefchavotteerd te worden. Dit kan, het lot zyn van den Burger in Wyk 44., om een geringe Slukëry van / 3:- daar Turken zynen helfchen aanhang ftraffeloos jaar in jaar uit, (luiken, en het Land onbercekenbaare nadeelen toebrengen, en zelfs met de grootfte tranquiliteit, even of het een burgerlyke Broodwinning is. En dit fchreeuwend nadeel word ons Mede - Burgeren toegebracht door Buitenlanders ; den Hemel weet, waar ter plaatfe uitgebroeid, die zoo nakend als een zwaluw dezen Goddeloozen handel by de hand vatten, en langs dien weg onberekenbaare fommen bekomen; fchitteren niet hunne Huizen van praal en pracht? van waar houden de knegts van Turk hunne Fourgonnen met Paarden naar de eerfte fmaak? van waar alle hunne pretieufe Diamanten, en overkostbaare Huislieraaden , en het vermogen 0 ,1 W 3 ', " Hoe-  ( 167 ) Hoeren te rnaintineeren ? eischt gy bewys? vervoegt u ten Huize van Turk en de Wedw. Bending, engyzulteen rykdom ontdekken , die u allezints zal verbaazen en verftom • men! de Boekhouder Veltman voor eenige weinige jaaren op de Elandsgragt een ellendige Bierneering gedaan hebbende, belegt thans Schepenkennisfen, de een by den an» dere ; de Ruiter doet by hem alles flikkeren van weelde en brooddronkenheid! van waar dit alles mynen Amftellaaren! van het zweet en bloed der arme Tappers immers; moet niet ieder van hun aan dit Schelmenrot voor het Huiken van een ftuk Genever van 44 Steekan betaalen ƒ44:en zoo met de Wyn pro rato. Verklaaren niet zelve de Tappers, dat het Land eens zoo veel voordeden zoude genieten, als zy flegts aan het zei vet er hand (lelden, het geen zy aan dit-Vloekverwantfchap verplicht zyn op te brengen, willen zy voor meerder onheilen beveiligt blyven! daarom myne waardige Stadgenooten! waakt op uit uwen flaap, en toond door uwe Cordaatheid, dat gy het edel gefchenk, de Vryheid waardig zyt; vergader u in uwe Wyk - Vergaderingen , verëenigt uwe (temmen, en bewerkt dat dit meinëedig ras, om Stad en Land te benadeelen uit de Hel opgedondert, door uwen Blixem verpletterd en vernietigd worde, dwingt hun zoo veel mogelyk den Lande het geftoolene te rug te geeven, en uwe Kinderen, uwen Naneef zal deze trek van waare Vaderlandsliefde met eerbied bewonderen! Hier mede oordeelen wy aan het verzoek van onzen geëerden Correspondent voldaan te hebben, en blyve met dankbaarheid voorde toegezondene deszelfs welwetende Mede-Burger, De Spectator. AANZIENLYK MEDE-BURGER! ]^ïet aandoeningen van waare blydfchap is my teroorea gekomen, dat Amftels Burgers zoo veel vertrouwen in uwe deugd, kunde en wezenlykeVaderlandsliefde geftekl hebben, dat zy geenzints aarzelden, om hier van de doorflaandfle bewyzen aan de waereld ten toon tefpreiden, met U tot eene hunner Vertegenwoordigers te verkiezen! Ik ken U myn Vriend, ken uw Character, en ftel benevens an-  \. ( 168 | anderen in i) zeer veel waarde, jaa ik acht u hoog! Dart Burger! houd het my ter goede; de volgende uitdrukkingen , en welmeencnde raadgeevingen ontlpringen eene borst, die even als de uwe voor het behoud der Vryheid gloeit, en oneindig liever begeert onder ue puinhoopen van gantsch Nederland bedolven te worden, als het edelaartig Gefchenk ons door de Franfchen zoo roemryk aangebragt, te moeten derven! Ik wil gelooven, dat gy vry zyt van alle die zwakheden en fouten, welke de Leden van het vorig bellier zoo onophoudelyk beftormden; maar denk echter, dat gy een Mensch zyt, en dus bloot ftaat, voor overylingen, voor dwaalingen, die zeer licht \ ecle fchadelyke gevolgen kunnen na zich fleepen. Dat nimmer verwaantheid uwen boezem baziele, want dit legt.de grond voor veele buitenfpoorigheden! denk niet, ik ben met mynen Amptgenooten wettig aangefbeld, en ben dus minder verantwoordelyk; Gy zyt wel degelyk verantwoordelyk voor God en voor het Volk, uwen Souverein, Cti voor uw geweten! — bedenk dat gy by uwe ontbinding rekenfehap zult geeven, ook van uwe bedryven in deze uwen opgedraagen post; Gy zyt thans aanzienclyk, ik beken het, maar tevens itaat gy meerder bloot voor misftappeu te begaan , als uwe Mede - Burgeren; misftappen Vriend! die een gantfche Stad, jaa een geheel Volk op den rand van hun bederf kunnen brengen. Gy weet het, wy beleeven thans een Crifis, een Crifis myn Vriend, die ons toekomftig lot zal beflisfen een aanmerkelyk gedeelte van 's Volks geluk of ongeluk, is u dus aanbevoolen, de taak is zwaarwigtig, het werk is moeijelyk, dé loopbaan door u te betreeden, is glibberig, en zal u, zoo gy niet mannelyk op uw hoede zyt, doen uitflippen, en met dat uitflippen, zoudt gy uwen goeden naam bezwalken, 't vertrouwen, het geen men in u gefield heeft, bezoedelen , en een Zee van vervloekingen op ü laaden 3 dan myn Vriend! gy kent de nuttigheid en noodzaakelykheid voor een ieder, en in alle ftanden, om des avonds, voor dat men zich ter rust begeeft, met zich zei ven over zyne bedryven van dien afgelopen dag rekenfehap té houden in zynen Binnenkamer, in tegenwoordigheid van een Alomtegenwoordig, van een Allesweetend God! — dat dit allernoodzaakelykst is voor een Regent, voor een Municipaal zal ik myns achtens niet nodig hebben, u te bewyzen. Nu flap ik hier van af, en zal iets betref-  ( 169 ) treffende dit gewigtig ftuk, voor een nadere gelegenheid! fpaaren. Zoo het gerucht my waarheid meld, dan zal den Burger Gartman te Amfterdam niet meer deBlaadjens relatief de verrichtingen der Municipaliteit uitgeeven , dit keur ik hoogftensgoed, want waarom ook iemand, diezoomen zegtniet vast in zyne fchoenen ftaat, hier mede begunftigd , en gelegenheid gegeeven, om zich rykdommen te verzamelen, daar het geld in 'sLands Kas zoo onontbeerlyk is, en dus doet men myns bedunkens zeer wel , om een Boekverkooper iets voor het drukken en uitgeeven dier blaadjens te geeven, terwyl het eigentlykè der provenuën hiervan in Stads Kas zou kunnen geftort worden. Dan nu vermeene ikgeïnformeerttezyn.dat den BurgerDronsberg hier mede zal gefavorifeert worden; is die man wel zuiver Patriots, heeft hy nimmer hier omtrent gewankeld?—■ zouden 'er geen voorwerpen kunnen gevonden worden, aan welkers verkleefdheid aan het Patriotisme men geen reden altoos heeftom te twyfFelen, jaa die 'er flagtöffers van geweest zyn; by voorbeeld: daar hebje D. Schuurman, èene Scholten én anderen, waarom niet zodanig iemand hier mede begunftigd , bovendien meene ik te weeten, dat de eerstgenoemde byzonder wel te pasfe zoude koomen , als zynde min of meer in eene bekrompene toeftand, doch heeft by veele gelegenheden getoont door eert allerdeugdzaamst Charafter bezield te zyn. Dan ik laatë iulks aan hun bevolen, welke de begeeving van deze en gewichtiger posten is aanvertrouwd. Intusfchen fleije ik my, dat gy my zult gelooven, als ik betuige te zyn UW welmeenende Vriend! Z. Vade rl ander'. Bols waard den 29 Juny 1795. i Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alóm voor één en één halve Stuiver uitgegeeven , in de Boekwinkels, alwaar de Domkop a 1 ft. te bekomen is.  D E NIEUWE SPECTATOR M E T D E BRIL*. N°. 22. BURGER SPECTATOR! Gisteren avond by myn Vriend, den Burger Smeerlmotl 2ittende te baviaanen, viel ons gefprek, het welk 4 lig. telyk denken kunt, dat altoos of veelmaal Staatkundige zaaken betreft, over de voormaalige Regenten Hy gaf my zyne verwondering te kennen, aangaande de hindernisfen en tegenkantingen, 't welk het arrefteeren derzei ven veelal ontmoet, wyl hy van oordeel is, dat zulks niet anders, dan alle billykheid ademt. Vervolgens redeneerden wy over het al of niet removeeren der Oranje Amntenaaren, en zoo als gy ligtelyk kunt denken, Burger! wy waaren het met in alles eens van gedagten, nogtans refonneerden wy in het. vriendelyke, terwyl wy intusfchen dampten als Kalkovens. Evenwel, voor dat wy va l é\Lt deren gingen, vonden wy goed, U over het een en ander eens te fchryven , met verzoek ons hier omtrent door uwe meerdere kunde voortelichten , en waarin, wy vertrou wen,  ( Ï7= ) wen, dat gy ons wel zult wil'en pleifieren. Intusfch&n ben ik als voeren. Uw Mede Burger Zaandam den 8 July 1795. P. Weïtniet. BURGER WEETNIET! ]VIeermaalen meen ik U geïnfovmeert te hebben, dat ik geenzints wil hebben, dat myne gezegdens, betreffende, het een of ander onderwerp , voorftellige waarheden of axioma's zullen gehouden worden, maar wel belytfe ik, dat het Jny fteeds zeer zal veraangenaamen , dat men.myrie geuit'en gedagten toetfe aan de reden en hei gejond verlbnd, en is het dan eindelyk.dat zy na dezegenomene proef, bevonden worden biliyk te/.yn, dat men 'er zich dan ten meesten nutte voor het Algemeen van bediene, maar zoo zy zullen blykenTiiet in alles het wezenlyke Nut te bedoelen, of wel daar mede '.e ftryden, dat men ze dan als ondienftig of fchadelyk verwerpe; nadien het my altoos roems genoeg zal zyn, het wezenlyk Heil myner MedeBurgeren beoogt te hebben. Wat het arrefteeren der voorige Regenten aangaat, hier omtrent zal ik u myne gedagten londborstig mededeelen. Ik ben'er voor, en insgelyks zeer tegen. Ik ben 'er voor, wanneer'men aller» aarfchynelyksfte redenen heeft, welke ons doen vermoeden, dat de Leden van het vorig Bewind, ter kwaader trouwe met Stads en Lands Finantiën gehandeld hebben, dat zy wezenlyk de bewerkende oorzaaKen zyn, van de gelde!oo?.e omftandigheden, waarin wy ons nu daa.ielyk bevinden, dat zy eindelyk zich werkelyk "errykt hebben, ten koste van onzer allei welvaart, en nu onze bekrompene toeftand meteen yskoud hart kunren belclouwen; elan, en dan ook alleen maar, ben i* 'er niet alleen ten aüerfterkften voor, dat men hun arreftere, ien einde aan hun de gelegenheid benomer worrte, van zich aan de als dan welverdiende ftraffe te ontiekken. maar zelfs ligt op ons de verplichting , om hunne bezittingen zoo roerende als onroerende in hefiag te neemen, op dat uit dezelve de fchadens en rampen, door hun wangedrag den Lande berokkend, mo-  ( *7i ) gsn geboet en vergoed worden. Maar zcude het geheel en al.ongerymd zyn te veronderftellen, dat 'sLands Kasfe van geiden ontbloot zyn door de taliooze aitgaaven aan en ren behoeve der onderneemingen en Ouvertures door den Es Stadhouder in het werk geltelt, ten einde in het bezit te blyven van zyne menigvuldige honorabele en zeer profitabele digniteiten of waard ghedcn, men overweege bedaard, dat die veelvuldige en buitengewoone armatures tegen de Franfchen geëmameert, exorbitante fommen hebbe°n weggefleept , en dat door zodanige indediad zeer kostbaare onderncemingen de geldmiddelen eene zeer fterke elechike fchok moeten hebben bekomen. Ik weet het, men zal my tegenwerpen, dat, hebben 'er buitengewoone uitgaaven aan de Legers van Willem plaats gehad, 'er zyn ook buitengewoone geldhefiingen gel'chied; dit Item. men wy gereedeiyk toe, maar dat men insgelyks niet uit het oog verlieze, dat onze Ex Stadhouder niet met bloote handen is vertrokken , men overweege, dat vier en een halve miiiioen enkel aan Ducaaten, om het andere niet te rekenen, want 'er zal ongetwyffelt nog wel iets anders medegenomen zyn, geen bagatel is, en wel degelyk oorzaak van een deiicit zyn kan: Ik zegge, dat men zulks bedaardelyk overweege, en zich niet door onberaadenheid, en redenlooze driften Iaat vervoeren, en vooral zich wagte, dat men geen onfchuldigen tot voorwerpen zyn et woede of wraaklust daarflelle. II: weete zeerwel, daq 'er onder de voormaalige Regenten Schurken gevonden worden, getuige hier van, de drie Mtilioenen gereedgeïd in kisten in de Einder Beurtman ontdekt en reeds beila* gen; dit is een overtuigend bewys van verregaande fnoodheid by deze of geene van het vorig Bewind, tegen ons ondernomen , maar wie zyn ze? dat men dus wyzelyk, maar tevens manuelyk befluite , en tegelyk het beflotene daadelyk ter uitvoer brenge, want zodanig eene handelwys, zal den waaren Bataaf kentekenen, enonze Vyanden allerwege een kille fchrik vetoorzaaken , en te weege brengen, dat zy, ziende dat hunne verraaderlyke aanflagen op het Schild onzer Republikeinfe deugd zoo rustig affchampen, eindelyk vol van fchaarate zich zullen verbergen, en met de vergiftigende Slang, die zyn Zwadder niet naar genoegen kan uitfehieten, in zyne hooien het daglicht, hem ongunstig, zal tragten te ontkomen. De Deugd immers moet altoos onzen Vaderlandfchen Bafis X 2 zyn,  ( i72 ) zyn, zonder haar zal Vryheid en Breederfchap, noch duur*zaarfiheid, noch nuttigheid bezitten. Ik verftaa door Deugd , die liefde voor het Vaderland, die zucht voor de Vryheid, die eerbied voor de Wetten, die volmaakte belangeloosheid, die alleen de Republiek voor degevaaren, en den ondergang, waar mede onze Vyanden dezelve bedreigen , beveiligen kunnen. „ Een Volkflaat", zegt Montesqüieu, „ moet één fteun meer hebben, dan anders S;aaten; die Steun is de Deugd." Verder vraagt gy my IVeetniet, of men de Oranje Amptenaaren al of niet moet removeeren ? Ik zegge wederom : jaa en neen. Myns Oordeels moet men die Oranje Amptenaaren van hunne Posten ontzetten, welke zints 1787 eigener gezag zich dezelve hebben aangematigd , of door het DespotismUs in het bezit daar van gekoomen zyn. Want het is eene bewezene waarheid, dat de Regeerende Regent den geene, die lHI zat, met aanzienelyke Ampten begunstigde, onder belofte nochtans, dat de begunftigde in een tegen overgefteld geval wederkeerig zoo zoude handelen 2=. Moeten van hunne Posten ontzet worden, die in het bezit daarvan geraakt zyn, ter loon hunner reeds bedrevene vyandelyke aanflaagen tegen hunne Mede-Burgeren de Patriotten, of wel, die nu nog werkelyk zich aan eenige oproerigheden fchuldig maaken, en heimelyk ons bederf trachten te berokkenen. 3e. Moeten geremoveertworden, zy, welke kunnen bewezen worden, geene genoegzaame Capaciteit te bezitten, ter welwaarneeming der aan hün toevertrouwde Posten, zoo namelyk, als het verder waarneemen tot nadeel van het Algemeene welzyn zoude gedyën. Maar zoo men de zodanigen, welke, en de vereischte bekwaamheden tot hun Ampt hebben, en in de welwaarneeming hun grootfte geluk ftellen, en zich altoos als een ftil vergeetën Burger gedraagen hebben, en nog gedraagen, zonder zich eenige ftraffchuldige buitenfpoorigheden te veröorlooven, of daar toe aanleiding geeven, van hunne Posten wilde ontzetten, en dat enkel en alleen, om ons in de verlaatene Ampten intedn'ngen, zou men zich aan barbaarsheid fchuldig maaken, en de verachting onzer gebuuren waardig worden, de deugd, de grondflag onzer Vryheid, van ons vervreemden, en verre van de na?m van Weldenkende Vaderlanders te verdienen , ons met Rovers en Schuimers gelyk ftellen, en nimmer dat duurzaam geluk kunnen verwerven, naar welkers bezitting wy allen zoo zeer  C 173 ) zeer reikhalzen. Evenwel ben ik van gevoelen, dat niet iemand, alfchoon in waarheid deugdzaam , in het bezie blyve van 2,3 of meer Ampten, ie. Omdat een en dezelve perfoon zeer bezwaarlyk ze allen wel zal kunnen waarneemen, zonder dat 't een om het ander moet lyden, en dus niet voldoen aan het bedoelde oogmerk, dat is, het Nut van het Algemeen te bewerken. 2e. Om dat men met 2 of 3 bedieningen , ook 2 of 5 perfoonen kan begunfligen, temeer worden wy hier toe verpligt uit liefde tot onze Mede-Burgeren, welke ons leert het voordeel van allen zoo veel mogelyk te veroorzaaken; ook ben ik 'er voor, dat de Jaarwedden voor fommige Posten, verminderd wierden tot die hoogte, datzy echter genoegzaam toerykendezyn, om een burgerlyk beftaan opteleveren, te meer nog, nadien onze 'sLands Kas zoo een fchreeuwend gebrek ondervig is; en ook, waarom zulke zwaare Jaarwedden acn één Perfoon uitgereikt, daar zy toch nergens anders toeifrekken, als om dartelheid en weelde te voeden , tot groot hartzeer van den minvermogende Burger, die veelal voor een gering daggeld van den vroegen morgen tot den laaten avond moet flooven , en zwoegen, en dan noch nauwlyks zich en de zynen behoorlyk verzorgen! Ziedaar Weetniet, in antwoord op uwe Misfive myne gedagten u onbewimpeld medegedeeld, intusfehen noeme ik my by voortduuring Uw zeer toegenegene Mede-Burger! den 7 July 1795. De Spectator WAARDIG VADERLANDER! Het is u meen ik genoegzaam bekend, welke Patrioifche gevoelens my bezielen, en dat ik allen t'halve eenen weerzin gevoele , om doldriftig myne oranje Mede Burgeren, die waarlyk braaf zyn, uit hunne broodwinningen te verftooten, want het is eene onbetwistbaare waarheid , dat een waarlyk detrgdlievend Mensch , uitgebrek aanhistorie kunde, en wegens verkeerde opvattingen ,een Prinsman kan zyn, maar even zeker ook is het, dat hy, die deugd verzaakt, en in derzei ver betrachting geen waar genoegen vind, nimmer als een waar Patriot kan geoordeeld worden. Daarom zeg ik, gevoel ik een tegenzin, inonbezuisd een minnaar van oranje aan te vallen t dan zodra zich onbetaamlykheden voordoen, ben ik altoos de eerite hy zy dan ook, wie hy zy, om hem krachtdadig tegen ra X 3 , gaan,  C ï?4 ) gaan, en dusdanig eeu geval is oorzaak van myn tegenwoordig fchryven. Ik ben van gevoelen, dat zoodra mooglyk gerenoveerd moet worden een' zekeren Mynheer, wam dus laat hy zich noemen, B. Goudriaan, Directeur van Stads Graav en Moddenverken, wooneude op het Kattenburger Plein, naast de Werf de Eendragt- Üf hy een oranje minbaar is, (trekt ten bewyze zyn Eereboog door hem in 1787 opgericht, pronkende met dit devies: De Oranje Stam, die blyft in ftand, Tot nut van Stad en Vaderland. Hem is deze post geworden in 1782, brengende hem op s'jaarlyks ƒ 2100:- behalven vryë inwooning, ineen huis Van ƒ 600:- vry brand, beitaande in circa 250 ton turf, en zoo veel hour, als hy maar van de Werf wil laaten brengen; wat dunkt u Burger, zoude dit niet al welkunnen gaan? neen myn Vriend, vergun my nog een weinig attentie, en gy zult u verwonderen , ook over de directie in dezen. Boven dit alles heeft hy noch een Lyfkncgt-, die de Stad kost s'jaars ƒ 327: 12, ook een vryë Tuinman , in een vryë Tuin in de Wittenburgerftraat agter de Stads Schuitenmakers Werf; alles, van Stads wegen betaald/Boven 'dien geniet hy noch s'weeks ƒ 3 : - omdat hy een Boekhouder 2 dagen in de week heeft, waartoe hygemakkelyk een Stads werkman zoude kunnen gebruiken; dan neen, hier moest een Stads opzigter, eene Bastiaan Soeteman toe dienen, welke door Goudriaan in 1784 hier toe ingedrongen is. Deze fnaak heeft ten eerlten by zyn aanftelling ieder dag ontfangen 24 ft. dan dit daggeld oordeelde zyn weldoender Goudriaan noch niet genoegzaam, en ook daarom bezorgde hy hem by de omdyking aan s'Lands Dok nog 30 ft., te weeten voor de eerfte 2 jaaren, doch vervolgens 2 gl. Verders is hy Soeteman niet Klaas van den Jleuvel, als adfiftent geplaatst op het Modder Compfoir, genietende daar voor nog per dag 26 ft. en behalven dit opgenoemde, trekken deze 2 fupplianten , .even of zulks noch niet genoeg waare, alle vierendeel jaars een douceur van f 31:4 ft. en nota bene, zy (taan beiden noch als baas, noch als opziener op s'Lands Modder Comptoir bekend. Welk eene overheerlyke directie! redenen waarom ook den Burger Valliant, Burger Collonel, als generaal Boekhouder en Geldfchieter hier over zyn verwondering betuigd, en meermaalen gevraagd heeft: waar voor of deeze fieden toch hun geld trokken? — Hoe vind gy dit niet nar-  C 175 ) narré myn Vriend? moet Goudriaan zyne bediening behou. den? moet Bastiaan Soeteman en Klaas van den Heuvel nog langer zonder 'er byna iets voor te doen , s' Lands en Stads geld trekken? Ik bidde u neem d:t eens in overweging , en bedenk bedaard na , of men zul. ke fnaaken mag onderhouden, en dat op zulk eene wyze ja, dan neen. Zoo haast ik bevinde, dat gy hier van het nodige gebruik maakt, zal ik verder met u correspondee■ ren, intusfchen my noemende Uw Mede Burger! Amfterdam den 8 July 17.95. P- B a t a v u s. BURGER BLANKAART! G apasfeerde week had ik het genoegen u omftandig te berichten met betrekking tot den fluikhandel alhier, dan alzo my by nader onderzoek gebleken is, dat ik nog een weinig gebrekkig geweest ben, zoo heb ik het van myueii plicht geöordeelt, u nog dit weinige te moeten laaten toekomen. By de reeds opgenoemde Sluik of Slof baazen moet nog gevoegd worden (zoo alsonsberigt is) Jan IValderink, die ook als Boekhouder ageert by deze beruchte Heeren, dus met Veltman, twee Boekhouders, waaruit gy kunt afnemen, of'er ook een drokte aan dat Comptoir is. Ook dient men niet natelaaten, d:t aanzienlyk comploi te complimenteeren met de zogenaamde geels Pylder Gluitfleen, welke byzonder zyn werk ma.kt, om des morgeus de Tappers te prrerdverteren en te waarfchuwen, als 'er gepeild zal worden, tcneindezich voor hunne fchade te kunneu hoeden, en in de waarneming hier van kunt gyzeer gemilckelyfc nagaan, dat hy byzonder actief is , nadien hy hierby zyn rekening vind, wyl de Tappers van hem deze vriendschapsdienst voor geld moeien koopen. Zie daar dus de waare toedragt der grooreAmfterdam cheSluikery; ik heb u hier van willen informeeren , op lat hetzelve alseenbylage tot het reeds toegezondene zoa kunnen dienen. Misfchien zal ik gelegenheid hebben, om u binnen kort nog op iets zoortgelyks te onthaalen , terwyl ik u folliciteere om uwe gewichtige correspondentie, en de Brieven dien a-ngaande te bezorgen aan de Burgers J. Verlem en Dóll Timman,welke de-goedheid wel zul'en hebben , van my dezelve te laaten toekomen. Intusfchen my vereert houdende met my te mogen noemen Uw Welmeenende Mede Burger! Den 11 July 1795 de Spmtatok. DE  ( 175 ) DE RECHTBANK van RADAMANTHUS. VYF TIENDE AFDEELING. CHARON. Goede morgen Profesfor, nu zal ik je wat; nieuws mededeelen. CAMPER. Wel de drommel dat is my recht lief, maar waar zal dit nieuws toch in beftaan. CHARON. Ik zal by u inleiden de overheerlyke Burgemeefters Rendarp en Faas. CAMPER. Wat die en dat zegje , heuchelyker tyding heb ik waarachtig in jaaren niet ontfangen, wagt daar moeë ik Tork van Rozendaal, Hubregt en meer Heeren van verwittigen, maar wanneer zyn zy hier gekomen, waar zyn ze, welk een dood zyn zegeftorven, ben ze opgehangen, of hebben ze onder de Guillotineden kopverlooren, of zyn ze z\*Seneca aan hun endgekomen ,of hoezithet'ermede? CHAR.ON. Ik geloof waarachtig, datgy niet wel by uwe zinnen zyt. CAMPER. Och neen, maar ik ben vervoert van blyafchap, zeg dan in 'sHeeren naam, welk een dood zy geftorven zyn ? CHARON. Wel gy moet al heel wel van hunne deugd onderricht zyn , wyl gy zoo gunftig over hun denkt. CAMPER. Wel ik denk over hun, als over my zei ven, en weet zeer wel, wat zy waren, toen ikde waereld verliet. CHARON. Dat is te zeggen fchurken, vervloekte Ariftokraaten, Despooten en'bloedzuigers van de arme Burgers. CAMPER. Gy zoud haast geen twee maaien behoeven te raaden : nu zal ik dan eindelyk kunnen ontdekken , op, wat wyze de Patriotten en de Franfchen voor hunne moetwil geftraft zyn , en hoe de wettige Regenten over dat gevloekte gefpuis zegevieren. CHARON. Of aller deerlykst in uwe mening bedrogen worden. CAMPER. 6 Lieven help wat zegtgy, tnumpheeren de Keezen? CHARON. Zekerlyk; nu ik zal die heertjes by ubren-i gen , dan kunt gy 'er mede fpreken. By een volgende een Gefprek tusfchen Camper, van Rozendaal en Rendarp. Dit Vertoog word alle Maandagen a i| ft. by de gewoone Boekverkopers uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATGM. MET DE BRIL* N°. 23* WEL WAARDIGE AMSTELLAAREN! MYNE MEDE BURGEREN! T hans willen wy een gordyn weg fchuiveri, en aan uw oog op het zichtbaarst ten toon fpreiden een tafreel, het welk de voormaalige Regenten gantsch en al zal ontmaskeren , hunne handelwyze door Vrouw Gerechtigheid gevernist als allerhaatelykst doen voorkomen, eneindelyk u allen, welke het vermogen van wel te denken, is overig gebleven, zal bemoedigen, om als meteenen mond, êene ziel, het almachtig wraakvuur van den onzienelykenGod aftefmeeken over hun, welke onder de fchynfchoone gedaante van Godsvrucht Recht en Gerechtigheid den armea Burger ten prooi der woede geeven, ende aller onmedogendrte mishandelingen op het wreedaardigst doen ondergaan! de vaderlandfche Burger Abraham Cobet zal gewis uw hart beroeren, de fchreeuwendfte mishandelingen hem X door  ( 178 ) door Bakker, voorheen Hoofd-Officier, aangedaan, zal uw hart met yzing vervullen, terwyl eene welgeplaatlte menfchenliefde uw er aller ziele ter zyner redding zal aanvuuren. Onzen waardigen Burger Cobet, door waare Patriotfche gevoelens'bewoogen, en begaan met de willekeurige overheeifching, waar onderden Burger bydeDespotique Regeering moest gebukt gaan , begaf en bevond zich in 1787 in het vliegend Leger in het Zuider Quartier, ten einde de Overheen'chers in hunnen moedwil te beteugelen, van waar hy na eenige tyd omzwervens opdeAmitelveenfche weg met de Pruisfchen indiervoegen in actie geraakte, dat verfcheidene Burgers om en naast hem door het doodelyk lood der Pruisfchen getroffen, nedcrgeveld wierden. Vervolgens nam hy op order van den Burger Capitein Marfenier (htinlfeder yver toch vruchteloos zynde om het gepleegde verraad) de Patroellies met andere Burgers in deze Stad waar, met zodanig een onverfchrokken moed, als van een Bataaf, by foorigeiyke geheimenis immer kan gevorderd worden. Alfchoon hy echter by deze gelegenheid niemand gekwetst heeft, vond echter den Hoofdfchout Bakker goed, om hem hierover crimineel te vervolgen, en te condemneeren ineen boete van twee honden guldens, of zes maanden in het Rasphuis te werken, en hy zag zich gedwongen in weerwil het veelvuldig poogen van zyne deugdzaame vrouw, in weerwil alle voldingende verklaaringen ter zyner verdeediging ingeleevert, aan den. etsch van dezen geldgierigen Schout Bakker te voldoen, ten blyke hier van kan dienen eene quitantie onder Cobet als noch berustende. Wie onzer Burgeren zal niet by de Iectuure dezer regelen door verwondering worden aangedaan, nadien, zoo onze Cobet het patroelleren met 200 gh rechtmatig moest boeten, alle de anderen, die hier mede zyn geoccupeert geweest, in een en het zelfde lot zoude hebben moeten deelen, en waarom wy nochtans niets vinden aangeftipt. Dan Bakker was rechtvaardig, en ook daarom betuigde hy in 't geval van Raming gedwaald te hebben. Dan ter naauwer nood geraakte deze behandeling hem door de billykheid ademende Bakker aangedaan , ter ooren van hetgraauw, of hetzelve veroorloofde zich op dedolzinnigfte wyze bygeftaan door de Staaten Guar. dens en Pruifchen hem te infulteren, en dit nam tot zoo verre toe, dat hy op hoogeordre een Lieutenant van Oranje Nasfau met naame Ochental terzyrierbefcherminginhuis kreeg  C 179 ) kreeg. Dan deze, wel verre van hem eenige geruste ogenblikken te veroorzaaken, bragt te weeg, door deszelfs ongeregelde levenswyze zoo wel, als door zyn fchelden op de Patriotten, dat hy na Breda byzyne uitgewekene vrienden vertroit, met achterlaating van vrouw en kinderen in deze angstvallige omftandigheden. Hoe onzen Cobet by deze gebaurtenisfe moet te moede geweest zyn , laac zich vry beter gevoelen , als door een pen, hoewel verfneden ook, op het papier brengen. Eindelyk op bekomene tyding, dat deeze onaangenaamen gast de chiinade gellagen had, kwam onzen martelaar van het Patriotisme, alhier terug. Dan naauwlyks kreeg het onbezuisdegraauweenig naricht van zyne terugkomst, of'er vloogen fteenen door de glaazen zyner wooning, en met dit werpen continueerde men tot op Pinxter Dingsdag 1788, wanneereen woeste hoop , onder een gefchreeuw van oranje boven, al de glazen van zyn onder puije vernielde. Doch daar ditgefchiede, terwyl hy met zyn vrouw uithuizig was, zo liet hy, zich'deze fchadc geduldig troostende, de gedemoleerde onder-puije met planken dicht maken. Maar den dagdaar op 's morgens ten half zeven uuren , .vergaderde hetgefuiis in grooter menigte voor zyn wooning, wilde hem noodzaaken, de voor de pui gefpykerde planken oranje te doen fchilderen, vervolgens begon men de planken los te broeken, de luiken aan ftuk te rammen, en de yzere bomen te forceeren, tot zoo lang, men in zyne wooning indrong, zynde indedaad een fraaije Diftchneurs Winkel inde Angelierftraat. Toen ving men aan met het ruïneren van liqeurvlesfen, *t vergruizen van fpiegels, lantaarns, falinetten, fchilderyen, fraaije glazedeur, val gordynen, en haalde de kraanen uit de winkel vaten, en liet wel voor 700 gl. drank weg loopen, terwyl een andere menigte, intusfchen de ftraatfteenen los rukte, en met deze alle de glazen tot in den top van hst huis vernielden, en alzo den waarlyk braaven man , een fchade toebr3gt van f 3000: - wel verre nu , dat de toenmaalige Regeering deze geweldenaare'jen zoude tekeer gaan, en hem tegen het losbandig gemeen als tot een befchermer ftrskken, zoo wierd hem in tegen» deel ih'Ox van Muijden, ter dier tyd Prelident, deszelfs acte afgehaald, en order gegeven , dat hy zyn bort moest inneemen; evenwel herkreeg hy na veelvuldig foebatten zyn acte terug. Daar nu Onzen Cobet met reden mogt denken thans eens vryën adem te haaien, zoo. borrelde opnieuw X 2 een  ( ito ) «en onweer tegen hem op, en zulks van een kant, van welke hy het geenfints verwagte. De Secretaris des Villattes wierd, om reden genoegzaam bekend, in de maand September 1788 gearrefteerd, en onzen ongelukkigen (wie zoude zulks kunnen gelooven) deelde in dezen ramptpoed, onder voorgeven , dat hy in dit Corps geïnmatricuieert was, het welk men hem echter, blykens zyn ontllag. nimmer heeft kunnen bewyzen. De Schout Bakker liet hem nogthans in 't hok van den berugten Sjako opfluiten, inhet welke hy 8, en in een ander 5 weeken elendig moest zitten zuchten, even als had hy zich aan de gruwelykfte misdryven fchuldig gemaakt. In den beginne wierd hy tweemaal verhoort, maarbleef naderhand zonder eenig verderonderzoek zitten van dén i3Sept. tot den 13 Decemher, ïndie. felle koude Winter, wanneer hy onder handtasttng ontilagen wierd. Intusfchen was deszelfs vrouw en kinderen door het graauw zodanig geteifterd, dat zy de affaire welke by hun over de 25 jaaren geëxerceerd was, had moeten quiteeren, en naar Burgerdam gaan woonen, verftooken van alle uitzichten op een beftaan. Hier. deelde hy met zyn vrouw en kinderen in die ramplpoeden, hem, en door het willekeurig Beftier, en door het tomeloos gepeupel zoo wederrechtelyk als ontmenfchelyK berokkend, tot zoo lange de overblyfzelen zyner voorige bezittingen geheel en al uitgeput en. verflonden waaren, en het gebrek in deszelfs volkomene woede hem begon aan te grimmen; Hy gaat met de zynen eindelyk vol van wanhoop , en geheel radeloos na Campen. Negotieerde aldaar in, Boter; dan in weêrwil van alle aangewende devoiren, konde dezen handel hem geen genoegzaam beitaari opleveren. "Eindelyk wierd hy dan, op voorfpraak van éénige Vaderlanders,Castelein in een Sociëteit alaaar opgericht , onder de naam van Concoxdia, en welk eene post hy tot genoegen vit) zyne Weldoeners tot aan deeze gelukkige Ommekeer van za?ken, wel heeft waargenomen. • Daar nu deeze waarlyk ongelukkigen met anuare uitgewekenen vedei herwaarts is gekeert, doch berooid van aha zyne bezittingen, verftooken van alle middelen ten leevens onderhoud zoo hoog noodzaakelyk , is het buiten tegenfprrak onzer alle. pligt, en ook langs dien weg zullen wy op de edelaartigfte wyze onze Vaderlandschhtfde aan den dag leggen, die Vaderlander zoo veel moge yk behulpzaam te zyn in het bekomen van een Burgerij  ( i8i ) beftaan, ten einde hy zyn Vrouw en Kinderen op een ordentelyke wyze zal kunnen verzoigen, te meer worden wy hier toe aangedreven dewyl als noch het oude vryheidsvuur in zyne aderen kookt, en hy het zelve allenthalve onverfchrokken wil bewyzen. 2e, Moeten wy als eenen man de Geldgierige Bakker, door middel van onze braave Municipaliteit, is het mogelyk, noodzaaken, onzen ongelukkigen Cobet alle Satisfa&ie, en evenredig zyn veroorzaakt verlies, fchaavergoeding teverfchaffen.3e. Is het onze zaak wel degelyk, den aanvoerder van hetgraauw, waar door onze rechtgeiiarten Burger zoo ontmenicheiyk mishandelt is, in rechten te doen vervolgen. Men weeze hier omtrent niet huiverig, hy is noch werkelyk aanwezig. N. van Dieren, alias Lamoentje, Zoon van van Dieren , zittende in een Huisje op de Platjes Beurs by de Nieuwe Brug, thans Kostfchool doende op de Voorburgwal aan het Keerweer, is by eene gepasfeerde verklaaring, gemuniëerd door 14 getuigen (alle is het nood te noemen) genoegzaam bewezen, dat de aanvoerdergeweest is, waardoor de deerniswaardige Cobet op Pinxterdingsdag zoo totaal is uitgeplundert geworden, en dat hy daar by met derocting in zyn hand geasfifteerd heeft, hebbende hy, ftaande de detentie van Cobet, tegens hem valfche verklaaringen ingeleverd. Noch eens Amftellaaren , dat dit echt narré uw hart beroete, en zonder uitftel u tot redding van uwen ongelukkigen Mede Burger aanfpoore, en ook daardoor zult gy, zullen wy allen toonen, daadelyk de onwaardeerbaare Vryheid waardig te zyn In hoope dat ik u niet vruchteloos zal hebben aangemoe Jigt, zal ik zyn Uwlieder rechtgeiiartc Mede-Burger! den 15 July 1795. N- Burger-Vriend. BURGER. SPECTATOR! Geneesheer zynde, heb ik eenige aanmerkingen umedereleelen, welke ik door myn pradyk op een groot getal fydérs zints den 19 January 1795 gemaakt heb; zullende my een buitengewoon vermaak gefchieden, als gy dezelve een plaatsje in uw Blad wilt gunnen. Ik vern m na den 19 January 1795 by eenige zieken, een zekere vieze trek op het gelaat, de oogen ftonden wyd open, zynde de juifte ftaat van verbaastX 3 hetd  C *82 ) beid , de Spieren der Neus weiden fterk bewoogen by iéder gerucht , dat flegts het kenmerk eener toejuiching was. Anderen beeten op hunne lippen, zuchten zwaar, en hunne oogen toonden de felste gemoedsaandoeningen van kwaaadaartigheid. Zommigen vielen in de hevigfte Koortfen, met zwaare ylhoofdigheid verze!d,.en riepen niet anders, dan Prins Pink weg verlooren myn Ampt, en dan kwamen 'er geweldige. Stuiptrekkingen. By anderen vernam ik een onrteU gegelaat, belette eetlust — zwaarmoedigheid, zoo dat ik alle oogenblikken de watervrees te gemoet zag. Het byzonderst by dit foort van Leiders was, dat zy een zekere trek op Bourgonje Wyn kreegen, kunnende zy die het best verdraagen, daar zy integendeel de franfche VVynen met een verwildert oog aanfchouden — in woede naar de fles greepen, en zich zeiven aan het gebrokene glas geweldig bezeerden. Onder anderen had ik 'er een, die door een kwaatlaartige geelzugt werd aangetast, terwyl de Pols verfchriklyk joeg, zo lang echter alles geel voor het gezigt bleef, was de Patiënt redelyk, maar nauwlyks verdween dit, of hy vloog als een dolle door hetLedikant; dan niet zoo' haast was deze gevaarlyke vyand, de gal namelyk verflagen, of de lyder werd ftil, droevig, waphoopend, en mymer'ènde. Hoe gaarne ik nu de toeftand myner zieken wilde verzagten, ik vorder niets, alleenlyk merk ik, dat de Oranjedruppelen eenige verfterkende kragt by dat foort van ziekte blyveu behouden, maar ik voor my heb ontdekt, dat by het gebruik van deze druppels wel eenige hoop voor den dag komt, maar door den tyd , worden zy fchadelyk wegens hunne hette; en hoe heilzaam my het onlangs uitgekomene Alliantiekruid (waarmede de zeer Geleefde Prediker op zich zeiven proeven doet) onk toefchtfitt zie ik nochtans geen kans, om het myne I.yders in te krygen, hebbende ik by verfcheidenen ontdekt, dat zelfs de naam van dit heilzaam middel genoeg is, om hun wanhope te maaken, het is zelfs, of hun natuur 'erjte"en am werkt; de fpraak is by hun belemmerd, zy worden mistroostig, en fchynen de brok niet te kunnen doorflokken De meeste raad ik om de Engellche baden te gebruyken mogelyk dat hun natuur zich het best daar mede kan vefe'emgep , want om dat foort van Lyders te geneezen, vie ik geen kans hier te lande, wyl zy weigeren de middelen voor hunne toeftand heilzaam, inteneemen. Voor 3  C 183 ) 3 maanden heb ik een Patiënt verlooren, die in 7 vólle1 Jaaren wel hevig door de geelzugt werd aangetast', dan na de Omwenteling alhier, kieeg de ziekte een Keer. DcKcufenkoper werd raazend. trok zich by zyn baard, en zyn fmsa» vallende op de Oranjeappelen, hield men hem de onmogelykheid voor, om dezelve te bekoomen wegens de flegten aftrek; hier op dagt men hem een Mosfel- Maaltyd. te verfchaffen, wyl hy daar machtig opgezet was; maar neen, de man kreeg Convultien, en in plaats van Crifis, kwam de genadige dood gelukkig voor my, dat ik door de verdervelyke lugt, welke de Patiënten en afgeitor venen by zich hebben, niet bennet ben geraakt, wyl veelen myner Collegaas 'er niet vry van zyn; dan alles wagt op proeven van Prediger. Uit alle deze obfervatien heb ik ontdekt, dat 'er in ons land iets zyn moet, dat zommigen tot razerny brengt, hadde wy Engelfche Bokkens, misfcbien waaren zy van goed effect. Dan hoe het ook zyn m g, eenige goede vrienden van my, en ik hebben beiloten tè proponeeren, om aan het Pesthuis noch een Vleugel te maaken, om foortgelyke Lyders, die meestal blind zyn, aldaar geduurende hunne geneezing ter voorkooming va tl kwade gevolgen, opteiluiten, te meer noch, wyl ik geobferveert heb, dat lieden van de laagste Clasfeen van dweepachtige gevoelens het meeste aan dit kwaad laboreeren- Niet twyfelende, of UE. zult aan myn verzoek voldoen, Een ik Uw Vriend! Ainft. den 16 July 1795. Philodoctus. DE RECHTBANK van RA D AM ANTHUS. ZESTIENDE AFDEELING. TORCQ. Wei nouw Profesfor, wat donderdag rit'e ilat je my hier zoo vroeg moest hebben, is 'er wat nieuws aan den haak, of wat is het, fpreek? CAMPER. Och heer Baron, je blyft noch al den ouden ruwen gast, waarachtig dat past niet voor een mm van hooge geboorce, laat dat blyven voor het Volk' voor het Janhagel. TORCQ. Ei keik dien vervloekten laariebroer daar eens itaan, zouw men by me ziel nier zeggen, dat hy een Zieketrooster was. Allo fpreek op, of ik biui weer been CAMPER. Gy zyt dan verbaast ongeduldig. Ren dorp komt hier! • TORCQ. Wat Donder zegie, de Burgemeester? CAMPER. Zonder twyfel Heer Baj-on. Ikgeloof, dat ik  ( i84 ) ik hem daar al zie komen; by myn ziel hy is het. Welkom HR "eNfjo RP^Ha myn Vriend Rozendaal en Camper, wat ben ik verheugd van ül. hier aan te treffen, nu zullenwy dan ten minsten gelegenheid hebben, van met elkanderen over eenige zaaken vry uit te kunnen fpreeken. Wel verbaast, wat lobpen my myn harsfens noch om , ot het komt door het overvaaren, of wegens het uitgeltaan verhoor, de Duivel haal zulk een verhoor. TORCQ. Zagt wat vriend, je zult wat voorzichtig dienen te zyn, of het zoude duivels op je dak kunnen WRENDORP. Wat je zegt, wel wy zyn immers maar hier met ons driën , het is toch een donderfe zaak dat fterven, zoo van zyn Famielie , groote- Ampten, bedieningen, aanzienelyke Rykdommen, fchoone Buitenplaats en hondert vermaakelykheden op eens te moeten afgefcheiden worden. , „nftjint is e CAMPER Het is waar Burgemeefter, dat noodlot is hard maar wat zal ik zeggen, het is vry algemeen en daarom moeten wydit voor zoete koek opknauwen. Maar ferwyTgy nu eerst uit de wereld komt, zult gy ons byzondei kinnen verplichten, met ons het een en ander mede te deelen! en waaromtrent wyals noch onkundig zyn. TORCQ. 6Ja, dat zal ons zeer aangenaam zyn; maar wat fk u raden mag, is in alles de waarheid ftiptelyk te VoLen naE de minfte leugen of draaijery u op hooge ordre een a lemachtige dragt zweepflagen op uw agterkwartier zoude aanbrengen, en daarom zyt voorzichtig * n ook gy behoeft my niet te gelooven, hieronze Profesfor zal dewlarheiS van myn zeggen kunnen bevestigen, want hv heeft 'er voor eenige weken noch donders van gelust. REN D o RP. Is dat waar Profesfor, gaat het hier zoo ^CAMPER. Ta wel Burgemeelter, en de ftriemen zyn noch zeer zlchbaar. Ik had zekerlyk wat verdiend want bv het arrivement van eenigeafgeftorvenen, waagde ik het een redevoering te houden, in welke ik zeer tegen de gefvkheid In vryheid uitvoer, danikverzekerje,datmymyn yver opbrak, als de hond het metworst eeten. (Dit Gefprek zal vervolgd worden.) Dit Vertoog word alle Maandagen a i§ ft. by de gtwooue Boekverkopers uitgegeeven.  r> ë NIEUWE SPECTATOR met de BRIL. N°. 24. BURGER SPECTATOR! Ïk Ieeze je Nommers getrouwelyk, en dus kan je makkelyk begrypen, dat ik N". 21. van deSlofbaazen ook geleezen heb ; maar wil ik je wat zeggen, 'er zyn noch meer van dat foort, en die bekend dienen gemaakt te worden, in daarom had ik graag , dat je deze brief ook woud plaatfen. Je mot dan weeten Burgers, de Opzigters eeten ook Lands brood, en zyn daarom onze aandagt waardig, en onder deze verdient Harders als de voornaamste onze attentie boven maate. Na dat hy eerst met zyn Mietje Hemelryk als Hoer en Po! geleefd had , en zyn beminde als Actrife met een troep Tooneelfpeelders een duitje had zoeken te verdienen, zoo gong onze Jacobus Harders, dis werk niets van belang meer geevende, by Mr. Groen aan het Schilderen , maar toen dit werk ook op zyn end raakte, gong onze Kootje aan bet zwerven, doot arm en naakt, zonder Schoenen, Koufen Z en  C 186 ) cn Logies, tot dat hy eindelyk, op welk eert wys weet. ik niet in kennis geraakte by de Toezieners der Collecte aan de Poorten, en wel byzonder aan de Raampoort, daar hy zyne gewoonelyke rende vous had, en hy op fchobber de bonk liep, want hy had maar van alles nodig. Hy wierd aangelleld tot looper by de ftraat voor die Heeren , en alzo trad onze lieve braave Kootje in functie, geraakte eindelyk in gunst by den Opziender Bdderdyk , we ke e oote Oranje Vriend onze Harders fpoed.g voort hielp, hv wierd van looper tot Adflftent op het Tabakskantoor, en kort daar op Opzigter over alle de Toeziende» van Poorten en Boomen. In 1787 wierd hy eindelyk om zyn Oranjeliefde Commisfaris onder het Genootfchap in het Onvolmaakte Schip, droeg op de Borst, een Medalle van 00 Guldens, en liet een Vlag voor het Genoodfchap wa.jen van zvde, geborduurt, ter waarde van 150 Guldens, /.ie daar onze Jacobus Harders ten top van geluk gebragt. Nu koat hy een vervalle Buitenplaats in Pauwen Laan, en alzo hy de Premié was van alle de Toenzienders, liet hy die Plaats wederom optimmeren met Volk, dat 111 Landsdienst was aan Poorten en Boomen, hebbende ieder 40 Guldens 'sMaands inkoomen. Schoon deze knaapen nu wel wisten, datzy in dienst van den Lande waaien, en daar voor geld trokken, zoo waaren zy echter vlyt.g om hun Heer Harders te behagen, door voor hem op de Buitenplaats te werken op een tyd, als zy op hun Post moesten zyn en dus wisten, dat zy hier door Lands dieven wierden dan dit kon Mynheer Harders zeer gemakkelyk voqr hun'goed maaken. Deeze Werklieden waaren voornamèIvk.■ A van der Voort, J. Walrat, F- Wyther als Thu.nman, % Kok groote Geele, J. Scheffer thans ophetKoftyKantoor, J. Gudde, ook had hy een Huisknegt, die mede met 40 guldens even als de anderen uit 's Lands Kas betaald wierd, genaamd Adolf Humpe,en die dagelyks aan huis moest zyn, en Spe£tatar\ deze kundt gy dus wel becrvpen, hadden by hem aan huis groote voorrechten, a.s ook % Schreuder, W. van der Laat, de Ruiter aan de Haarlemmer Poorten noch meer anderen, als men'er maar onderzoek na doet. Onze Groote Harders trok ook a.le Maanden van de Slofbaazen 40 D^aten, buiten en behalven dat van de ryke Tapper, dus kon hy wel een Huis koopen van een groote Sluiker Polman genaamt, op de Hoek van den Amftel en Groene Burgwal, waarin Kortje  Harders tegenwoordig nog woont. Nu kan men eens zien, hoe wy door dat Oranjegoedje by de neus getrokken zyn, hy heeft door zyn valfche verklaaringen wel 21 Huishoudingen ongelukkig gemaakt, en nu geef ik het in bedenking , of die fnaaken moeten weggejaagt worden of niet. Ik hoop Spi&attn, dat je die brief net zoo zelt plaat» fen, als ik hum gefchreven heb, want begrypje, dan is alles natuurlyker, en dit kan ik beter vellaaje, en zie ik, dat je myn zin doet, ik zal je eersdaags noch wat moois toezenden. Ik ben jouw Mede■ Burger! den 23 July 1795- M. Klapspaan. Wy bedanken den Zender dezes, voor zyn gunftige attentie te ons waart, en recommandeeren ons voor het vervolg, verzekerende, dat wy altoos de brieven aan de Burgers J. Verlem en Déll Timman toegezonden, nauwkeurig zullen plaatfen. de Spectator. BURGER! ïToor eens hier, je moet niet denken, dat jy my zoo licht zult bedibberen, door my dit, en dan weder dat ten lasten van hun, v«orwien ik altoos alle refpect zal hebben, op de mouw te fpelden. En je moet ook maar in het geheel niet denken, dat ik die Historie, zoo als jy my die gefchreven hebt, voor echte munt zal aanneemen. Dan laaten wy dit ft uk je eens wat van nader by befchouwen. Je zegt dan , dat P. Pama de Kempenaar Directeur der Plunjes, op een Trattemsnt van twee a drie duizend Guldens zoude geworden zyn, en no.ta bene, ik meen in het zekere geïnformeert te zyn, dat de Burgers Vaillant en Haersma uit 's Hage aanfchryving gekregen hebben, om een Perfoon tot die post bekwaam op te geeven, datzy direct daar op den allezints verdienstelyken, en niet min vervolgden Burger Visfer daar toe benoemd hebben, noch meer, en dat zy, te weten Vaillant en Haersma ten eersten een brief van aanbeveeling ten behoeve van Visfer naar 'sHage gezonden hebben ; hoe zoude dus P. Pama de Kempenaar Directeur kunnen geworden zyn, te meer, daar een ieder weet, dat hy met meer andere in 1787 zeksr Declaratoir getekend heeft, waar by hy certificee/t Z 2 geen  ( iM ) geen deel in de gedaane remotie der Regenten te hebbea genomen. Ook heeft hy zich in 1787 nooit met zyn Compagnie bemoeit, als mede heeft hy zich in dat jaar zodanig by zyn Burgers gedraagen, dat zy hen na den 21 January van dit Jaar, toen de oude Krygsraad weder is opgeroepen, hebben te huis gelaaten, echter dat hy uit Broederfchap weder in zyn Post herfteld is, offchoon de meesten uit zyn Wyk daar tegen waaren, en welke dan ook, wyl zyn handelwys volmaakt aan die van 1787 beantwoorde, declareerden, dat hy om *t invallend Feest der inwyding van den Vryheids-Boom, als Kapitein kon blyven fungeeren, doch dat zy hem na dien tyd in opgemelde Post niet verder'zoude erkennen of refpeéteeren. Ik weet zeer wel Burger, dat gy fchryft, dat de Oude Pama per Mislive aan zyn Zoon Pietje zoude gemeld hebben, dat hy om dien Post fpoedig moest Solliciteeren , met byvoeging dat hy dit fommetje gemakkelyk zoude kunnen zakken, en het werk daar aangehegt, op zyn muiltjens waarneemen. Maar ziet, ik geloof aldien poespas niet, vertel jy dat aan de Kok van het andere Schip; want hoe duivel zoude dat dan toch kunnen gebeurd zyn, of de brief van aanbeveel ing voor Visfer moest niet te recht gekomen wezen, of eenige dagen opgehouden zyn geworden, en dit immers kan onmogelyk geen plaats gehad hebben, zonder dat 'er in den Haag door de een of de ander fchelmery gepleegt is: ook zou de Ariftocratie en Famieliebelang, die je weet, dat alhier op de Botermarkt noch dagelyks gemasfacreerd word, dan weder beginnen te herleeven, en ziet, dat wil ik niet gelooven, of ik moet het noch wat duidelyker zien, en boven dien wat zou de Kempenaar met dien post doen, de Kaerel is ryk, en wint noch dagelyks veelgeld, kom, kom, altemaal praatjes, en ik zeg noch eens, ik geloof 'er niemendal van, en ik waarfchouwje, koom my nooit weer met zulke ftukken voor den dag, want waar dient het toe, nergens anders om, als om liapende honden wakker te maaken, en ons arme duivels in een zekere ftaat van ongerustheid te brengen. Dit tot je narigt Burger, en hier mede zal ik my noemen. Amfterdam den 25 July 1795. Je Mede - Burger! Thomas Ongeloovig. !, , GE-  ( 189 D GEACHTE NEEF! Ik zou Je volgens belofte reeds lange gefchreeven hebben, dan veele zaaken hebben my hier in verhindert, evenwel heb ik geoordeeld, niet wel te zullen doen, zoo ik zulks langer uitftelde. Thans ftaa ik op het punt om een toertje te doen, naar het vermaakelyk Lusthuis, vry van Eigenbelang, ik geloof niet, dat de legging noch aan iemand bekend is, ten minften, ik beken ronduit, dat hetzelve my noch volftrekt onbewust is, offchoon ik 'er nu zints zes maanden onvermoeid na gezogt heb. Voor eenige weeken nogthans meende ik hetzelve volmaakt op hef. fpoor te hebben, en uit dien hoofde Neefje, was ik buiten gemeen verheugd; dan ach, al myn blydfchapwas van korten duur, en verdween alle een damp. Moet gy dus niet belyden, dat uw Oom verbaazend te bejammeren is, temeer, nadien myn over- over- oud Grootvaders voor het dierbaar bezit vry van eigenbelang reeds alles hebben willen geeven, en daadelyk hebben befteed,en niettegenftaande' alle hunne dierbaarfte opofferingen hebben zy hetzelve nimmer recht goed kunnen bekomen; zelfs hebben onlangs myne vrienden en broeders voor de verkryging van ditgoed weder verbaazend veel gegeeven , en zelfs met datgunftig gevolg, dat ons de bezittinge voor vast wierd toegezegt. Dan in weerwil van de onberekenbsare verfpilde kosten , in weerwil van de allerheiligfte beloften , worden wy op' nieuw op de verraderlykfte wyze teleur gelleld, Nu is myn voorneemen om opnieuw een reisje te doen naar het Land Vryheid, zoo ik Hechts een genoegzaam aantal reisgenooten kan uitlokken, dan ik vreeze, dat ik ook hierin myn oogmerk niet zal bereiken, nadien de Steden in «Ven. belang gelegen, en die verbaazend veel eigenaaren hebben, my in het bekomen van reisgenooten met alle ma^ten kragt, naar ik merk zullen dwarsboomen. Gelieftdan te weeten, Neefje, om je de zaak duidelyk temaak'en, dat ik voor eenige weeken een reisje meteenig gezelfchap naar een zekere heilzame plaats gedaan heb, ik zeg met eenig gezelfchap, nadien de meeste vrienden , om redenen, hun daartoe permoveerende, verkoozen te huis te blyven'. Nu ben ik wei in het zekere geïnformeert, dat ik een verbazende groote menigte tot gezelfchap op myne te ondernemene toer zal kunnen bekomen, dan de eigenaars van eigenbelang brengen in, dat die geenen alleen rny op reis ^ 3 oio.  C iso ) mogen verzeilen, die by myn vorige togt van de party geweest zyn, en dus bemerkt gy ten duidelykften, dat hier uit eenige onmin zal kunnen geboren worden, temeer, ■wyl de voorige togt, wegens de hobbeligeenongelyke.ja ongebaande wegen zeer veel achterlappen enz. gekost hebben, en om welke te redresfeeren, myne geweezene tocht* genooten niet alleen genoegzaam vermogend waren; redenen waarom, zy, die niet vande party geweestzvn,even als myne reisgezellen verzogt zyn tot de kosten ter her* (telling der achterlappen iets by te draagen, en ook waar in zy geenfints achterlyk geweest zyn, en om die redenen willen zy nu ook by dit toertje van de party zyn, want zy zeggen, en indedaad billyk, alfchoon wy de voorige keer niet mede geweest zyn, hebben wy niettemin de kosten, welke die reis veroorzaakt heeft, met de anderen zonder morrren goed gemaakt, en zyn mede wel degelyk oorzaak geweest, dat de achterlappen fpoedig zullen herlteld zyn, en uit dienhoofde willen wy nu van deze party niet uitgeflooten worden, alfchoon ook wy in de vorige tocht om redenen ons gewichtig genoeg, niet hebben willen deelen, temeer infteeren wy hier op, omdat wy verzekerd zyn, dat de te ondernemene toer niet zonder ons in zyn volkomenheid kan volbragt worden. Gy ziet dus Neefje, datik insgelyks in dit geval noch met veel onaangenaamheden kan te kampen hebben, dan zodra deze hindernisfen zullen uit den weg geruimd zyn, zal ik u weder fchryven; intusfchen deze beöuitende met my te noemen Uw toegenegen Oom! den ï3 Tulr 1795 ^ liCU *j j , 1>J Gysbert Democraticus. BURGERES! "Wet bewaart ons, wat moet men thans al niet voor fraaiie (tukjes verneemen , dan van den een, eri dan van den ander. Nu weet ik wel dat EvertSchippers, die voormaals bv eene Huigens als Mostertjonge gediend heeft , en van Meppelt geboortig, getrouwd is met een meid, d.evoorrnaaU by onze waardige Burger-Vader Hook x gewoond heeft; alsook, dat hy Evert Schippers Beftelderisvande Haagfche en Delffche Veeren, en dat hy, en om (legt ge Jrag, 't welk by ieder in het oog liep, en om zyn overtol-  ( 191 ) lig zuipen, en om hetverwaarloozenvanzyn affaires in het Werkhuis geplaatst is, en waaruit hy cntfnapt is by gelegenheid, dat de braaven , die aldaar door den ex Hoofdofficier Elias waren opgefloten, geflaakt wierden, toen wy in het bezit der gulde Vryheid gefteld waren; ik zeg, dit is my alles bekend, maar nimmer had ik verbeeld, dat zyn boosheid tot dat punt zoude zyn gekomen, dat hy gedetineerd zynde, zoude gezegt hebben: dat hy die broodwinning gekregen had, omdat hy een hoer van Vader Hooft getrouwt had! waarlyk dat gaat te ver, temeer wyl zyn Vrouw by allen die haar kennen, voor een eenvouwige fyne oranje Vrouw bekend ftaat, maar wat zal men zeggen, hy is een flegte, en daar ftaat hy zelfs aan het Veer voor bekend, ook bewyst zulks genoegzaam, wyl hy zyn roem draagt, dat hy drie-hondert guldens gegeeven heeft, tot de vorige oranje Omwenteling; wel foei wat een flegt mensch is dat. Nu meen ik gehoort te hebben dat zyn Vrouws Broeder, een heele fyne oranjekwe» zei zyn zaaken waarneemt; want Evert, weet ik, durft aan het Veer niet te komen, want hy ftaat met Haagfche Piet in een Gild, Ik zeg noch eens, dat ik verwonder» was, toen ik die fraaije ftukjes van dit lieve brokkie hoorde. Nu Burgeres, ik moet afbreeken, want Mietje myn Meisje heeft de Aardappelen merk ik zonder Water en Zout over het vuur gehangen, en dit moet ik verhelpen. Vaar wel. Uw Mede-Burgeres Amfterdam den 12July 1795. Aaltje Swikswak. PS. Martinus Schippers, de Broeder van Evert, medefya zonder voorbeeld, dus zwaar oranje is Goudfche - Schipper, en Overman met een, en zal niet ligt iemand een duit laaten verdienen, dan die inkoleur met hem gelykis. COLLEGA PREDIGERf iZeker uwe bedenkingen omtrent myn kortelings uitgegevene aanmerkingen wegens de oorzaak der Epidemisfche ziekte in myn Praclyk , na den 19 January waargenomen , zyn niet zonder grond, als gy onderfleld , dat 'er een ontaarting in de vogten plaats grypt, met een verhit bloed gepaard, die gydenkthunne naaste  • ( iSo ) naaste oorfprong ontfangen te hebben van een Cc-ntagimii vagum, dat 'er in die tyd zich in de lucht fchynt opgehouden te hebben, en maar op eenige daar toe neigende geitellen werkzaam te zyn, doch daar zy fints 87eenzekere vrolykheid teweeg bragten, veranderen zy inkwaadaartig. heid en wanhoop; dus dient het van tweederlei werking te zyn, en insgelyks de ziel aantetasten: nadien eenige myner lyders hun werk verrichten; maar op zekere tyden een woestheid in hunne gebaarden aanneemen, 't welk byna een zinneloosheid zoude aanduiden; ik zoude dus van oordeel zyn, dat het verhit bloed, niet de oorzaak van de ziekte, maar het effect, is van de ongefteldheid der ziel (mentis infanae) als te zwak zynde, om de indrukzelen der voorwerpen te verdragen; immers Collega, gyzult dien Geneesheer wel kennen , die een ftraat willende indraaiien, op het gezigt van een Fransch Corps zodanig cefteld raakte, dat hy de draai te kort nam, en dus het evenwigt van Fourgon en paard verliezende, in de nood. zaakelyk kwam, dezelve wetten der mechanica te volgen, en zyn eigen zwaarte kragt te beproeven. Uw oordeel is dus zeer juist, dat gy deze ziekte een befmettende kragt toefchryft : dewyl eigene ondervinding u daar in bevestied. Gy raad my aan, de lyken te ontleeden: dewyl gy veronderfteld , dat het hart verkeerd geplaatst moet zyn, en de proportie van de quantiteit gal, en uitgeftrektheid der lever, met die der hersfcnen zoude zvn als 1787de Ptuifen tor een gids en.wegwyzer verftrekj van AMmeer tot baJtW Haarlem,.dao hy deed dit Romeinfcbe-ftuk'pqfcnje* te ve,° geefs, want hy,vond 'er w.el dfgejyk zyn T&Sbtik bv Jan van der Poll .overwecgende hut groot gewigt, deariOocraufche party hier door.toegaat, belcbonk.heai daar 5b voor  ( 202 ) voor met een Sequesters plaats in de Boedels, en even of zulks noch niet genoegzaam was naar evenredigheid van zyne gedaané dienst, zoo maakte men hem nog daarenboven Pakhuismeefter in het West-Indifche Pakhuis. Nu is het zeker een ontegenzeggelyke waarheid, dat hy die bedieningen niet kan behouden, nadien zy hem geworden zyn, als een belooning om onze Vryheid te ondermynen, en om veele braaven in een ongelukkigen toeftand te dompelen. Maar noch te minder kan by dezelve blyven behouden, doordien hy voorleeden jaar wel 6 weeken uit het Land geweest is naden Rhyn, in commisfie en ten faveure van den Pinkenier, dus al weder swerkzaam geweest om de goede zaak tekeer te gaan , en wat hy thans by de hand heeft, is my onbewust, hetzal zeker weder niet veel goeds zyn , offchoon het de naam heeft, dat by ziek is, ten minften hy isinu al weder 6 weken van honk, en dus is eenvouwig de vraag, of iemand Pakhuismeefter eri Sequester kan zyn, die geduurig weken achter een zoek is, daar, zullen deze zaaken behoorlyk worden waargenomen, de tegenwoordigheid van den waarneemer aller noodzaakelykst is. UEd. zult my ongemeen veel plaifier doen, met dit weinige een plaats te gunnen, misfchien ftrekt het noch tot eenig nut, Intusfchen zal ik nimmer ophouden te zyn Amfterdam Uw Mede Burger! den 24 July 1795. P. Batavus. VEEL GEACHTE BRILLEMAN! U w Weekblad leezende, vinde ik hetzelve van veel nut te zyn: ten einde de braave Vaderlanders daar doormogen ontdekken, wie eigenlyk hun val bewerkers zyn, als ook wie zich aan oproer kreeten fchuldig maaken. Door myn affaire gelegenheid hebbende, om de meesteKoorenmee'ters van naby te kennen, zoo vind ik my gedrongen aan u de zodanigen op te geven, welke in de daad deugenieten zyn- Zende u dus de namen van de voornaamfte oranjeklanten. De Overlieden zyn alle haters van de nu door God aan ons gefchonkene Vryheid, maar voornamelyk munten hier ih uit, en die in waarheid aller bitterst zyn: J. Fiethen en Hk. JViegmink, deze laatfte heeft met een Oranje Request nagt en dag in zvnzak geloopen, om langs dien weg tekenaars voor deexStadhouderte vinden , doch heeft zich-nu zints den 1 April geabfenteert, maar hetgeen my  ( 203 5 tny het wonderlykfte voorkomt, is, dathynoch, zoo afs rhy bericht is, de zelfde voordeelen geniet, als ofhy nog werkelyk aanwezig was, en die een braaf en fungeerend Overman competecren. Dan*laat ik hier noch als heele bollen voor Oranje, en die daar wel zeer hun roem in ftellen, volgen: X. van Öojirum, een aller eerfte huichelaar en dweeper, dus aller gevaarlykst voor denkortzichtigen Burger, daarenboven aller yzeiykst bitter. ClaasHoogwout dan , die heeft ook zint* dé voor ons gelukkige Revolutie de fpat gezet. /Jan Lelie een domme oranje gek, en die van zyn leven noch geen regel in de Gefchied Boekea gelezen heeft, dus een praatjemaker zonder een gryntje verftand. Koo Vuist, de voorgaande volmaakt gelyk. G. Biklerbeek, A. van Pothooven, Drogtrop, Bryning, 'Coster, H^Ebrecht, Strabien -van Dyk en nog meerandere, doch die ik zoo zeer van naby niet ken, als wel de opgenoemde, en ik zoude niet gaarne door overyling iemand in zyri goede naam willen nadeelig zyn. Zeer zeker zult gy door dit te plaatfen, de weidenkenden eenen aangenamsn dienst bewyzen, terwyl ik het genoegen zal hebben, van iets nuttigs voor myne Mede-Burgeren te hebben uitgewerkt. Het zal my altoos zeer veraangenaamen onder uwe waare vrienden temogen gerangfehikt te worden, terwyl ik altoos zal blyven Uw beftendige Lezer! den i Augustus Gs. Pa te ia. SCHRYVER MET JE BRIL! 2iiet ik lees s'weeklyks ok je Blaedjes, maar wat faera je bent altyd zoo droog en zo dut en datz deftig, je most zo nou en dag wat oranjekraeijers by het haer neemen, dan zo verzeker ik je, is het wel eens zo goed en best, verftaeje me Brilletje. Kaik, ik ben een Sloterdykfe Boer, verftaeje, die je deufe Briev fchryvt, en die finjeurs die ik 'er in ezet heb, bunneterdege oranjekraeijers, alleweunende te Sloterdyk, en wel waerom zou men die zo wel niet noemen, als Deciel en Elias by jou, het is toch urnmers een het zelfde ras, verftaeje me Schryver, endaerom, als dut niet gefchiede, zouden zy ummers reden tot klaegen hebben. Maer daer fchep ik je de boel op, nou ken je ze eeten, zoo je wilt, met lepels, met hooyvorken, kaik das kaert egael. Kaik Speftator, kedaerhebje B b a nouw  ( 104 ) nouwNommer ien; nouw kom hier man, laetjekaiken.of ben je berchaemd veur de Schryver, dat. is Jan van Steigeren, dat is (nouw ftae recht man . kayk'oytje oogen)1 dat is ien Schilders Baes, een grootegeelgieter, hy is de Meesterknegt van de Weduwe Gerrit Looman. Aiheve kaik hum er isweg loopen, zo drae ik hum maer los laet, ja wat zal ik er veul of zeggen, het goedje deugt van binnen niet, datisaigentlyk het faekie, verftaeje. Wagt hier heb ik drietegelyk, nouw je mot er niet om laggen Schryver, jae jaezezyn alle in die zak, en hoe haemer wou ik ze je anders hebben kunnen laeten zien. Hier is Hendrik Schuylenburg, ien waere voorftander van het oranje, en ditis Aart Hoogland, hy wuent in de Sloterdykfe Meer, c bekaik hum iens ter dege, je mag wel; hy is de Capietyn van alle de oproermaekers en plunderaers geweest, en hy heeft Jaer voor een anker roode Wyn klaer gezet. Ziet, eywat, ze willen 'er niet uit, ha, ha, hier is 'er weder ien, hy is Daniël Bartelomeus, maar deufe is net, verftaeje, als by jouw die dikke Profesfor, hoe faera hietnouwok de vent, ja Nu'ys, Nuys, ja wel, hy wil ik zeggen zo, is maar in 't gehiel niet te vertrouwen, want hy geevt zich nouw voor ien Kees uyt, en ondertusfehen, verftaeje, heeft hy met Joris en Tryn op zyn borst geloopen, in 't kort hy is ien valfe Judas. Nouw fchreeuw zo maer niet, ik doe je urn. mers gien kwaed, ik laat je maar kayken aan deuze man met zen bril, en daer me heen. Hier heb ik , zeg ik zo, Pieter van der Linden, hy is de Schipper van Slocerdyk, ien 87e plunderaer, ien brutaelegeele; kaikSpeclator, dat ik dit niet en lieg, ken je noch zien, wat kaikt hy je brtttael in je fasfie. Maar hier heb ik eerst wat mooys , die zyn zo waer ien ftuyver waerd van kaiken, zy zayn Piers en Zimmerman als Commefael; zy doen (ikzalhet ummers maer zeggen, of zou ik niet, maar hetken ook gien kwaed) met de Mevrouw weetje in Compagnie tric, trac, of zo je dit beter mogt verftaen, knikende knik in de knelishuis, nou alevel, ik durf 'er ook niet meer van zeggen , want ik zou zelve maer befebaemt worden; zy zyn gevaerlyke Oranjeklanten. Wagt laet erys zien, ja hier heb ik Klaas en Ernst knegts by de Bakker, ook eerste voorvegters zouw ik je mienen van Oranje. Maer kaik hier SpeSaetor is het katje van de baen, nouw fpreek dan fatzoenelyk: teugen de Schryver, hy is ummers gien menfehenvreeter, nou zie zo, dienaresfe Judeki, dienaresfe Myntje, ja ja, hy  . c' 205 y hy is de baes van alle baefen, 't is Klaas Gerriife, aiiaSj Dolk Klaas in de Commenys Winkel, hy zal altoos eeri ltuk gebraede vleesch met grauwe erten voorde Pruis klaer hebben, als zy hem mogten keumen verlosfen, maar vooc de Franfen heeft hy rottekruit, en hy houd ook noch een gelaede geweer agter de deur, om op de Patriotten, die hem te nae koomen, te fchieten. Kaik. daerom raed ik alle.Mostertjongens, om vobrzfgttg te zyn, alszyindeuze Comineny om Stroop wouwen koomen. En bier heb ik noch de befchryving van H. J Motfter de Collecteur, dit is een llegte kaerel, hy wenscht noch daegelyks de Franfen nae de blixem en verlangt zeer naer de Engelfen, die oproennaeker weunt op de Kayzersgragt by de I.eÜegragt, 't 2 of 3 huis. Kayk ik zouw hum als de andere wel ma ebrogt hebben, maar wat zal ik je zeggen, de fchelm is reets in Regters handen, en daerom fut Aeriaentje. Sie daer Schryver, als je deuzê maets plaetst zal ik meer met je krispendeeren , me naem is Sloterdykden 5 Auguftus p1ET de Schommelaar. MYNHEER O R T! In waarheid myn Vriend, ik beklaag je, het Ongeluk 11 overgekomen op den 2 Augustus is zonder voorbeeld; maar wat zal ik u veel zeggen, wy zyn tegenwoordig in de dagen van onrust, en ook wat duivel raakt het een and»r dat jy een Buitenlander bent, of zou een Hollander beter' zyn als een MofTeknoet. ik weet wel dat je misfehien een honderd myl of drie boven het Christenryk van daan bent, maar wat zegt dat ? maar dat gy u zo hebt laaten maanen en dan zoo wat linkfen en rechtfen te ontfangen, en e:"' delyk gevangen gezet te worden, waarachtig kyk ik zes net, zoo ik het meen, het past by mvn zie! niet voor een Corps du Guarde. Ik zie wel, je bent noch niet achter het fyne van de mis, je bent 'er noch niet leep uit [e moest doen, als ik, en huilen met de wollen, daar je mee in het bos bent, kyk, dan wordje bemint , en je behoud ie ■ Officie, ten minsten zoo doe ik, en de Patriotten 1 o rie die hebben waarachtig geen moeds. genoeg om mv te removeeren, ofchoon dat zy in hun ziel overtuigd zvn dat ik zoo een harde Oranjekraijcr ben als eenop twee beenengaan kan. Maarwat zal ik zeggen, je bent niet waard dat je onder de fatzoenelyke Oranje - Moffen een plaatse beB b 3 kleed. ■  C 206 ) kleed. Wat, jy bent geen man als ik, toen ik hier met de Swolfche Veerman, nu net Kermis 23 Jaaren geleden hier kwam, had ik niets anders als 47 duivers Hollands geld, me Schoenen met fpykers, een Kiel, en dan noch zoo eenige beuzelingen. Ik geraakte eerst by een Suikerbakker op de Blomgragt voor jongen aan 't werk, maar toen moest ik poot aan, dat verzeker ik je, hier bleef ik omtrent 2 jaar, wanneer ik in kennis raakte met een Landsman van me, die by de kromme Faas woonde, en door die zyn voorfpraak, raakte ik daar in dienst als Mostertjonge, (zoo als ze zeggen,) nu had ik de baan klaar^ paste braaf op, fmeerde Mynheer en Mevrouw t allebeide een paar waerligfe fyne kwezels, braaf wat honing om de mond, en wat myn maats niet doen wilden , of daar zy de neus voor optrokken, dat deed Jan Hendrik, en ziet, ik kreeg langs dien weg fraaije fteekpenninkies, en was vooral by myn Heer gezien. In het kort, 'er raakte een meid met grom, wie de fabrikant was, weet ik niet, maar ten minsten Mynheer de Burgemeefterzeide, jonge , als gy Fytje trouwd, is uw fortuin gemaakt, en ziet Jak Hendrik niet lui, ik dogt, wat fcheelt het my, wie of het kind gemaakt heeft,-het zal toch Taat tegen my moeten zeggen, en dan heb ik 'er doch-de eer van, enfin, ik trouwde myn lieve Fytje, en kreeg wat een mooij Ampt, en het Amptgeld ter waarde van ƒ 200-:- toe, behalven' een deftig uitzet, nouw onze bochel was goed, hy zag op geen Turf, want hy was in het Veen, jaa! jaa! Iaat jy die boggels maar ftil loopen, die weeten heur weetje, verftaaje , enfin, ik ben door die gehotte Karremelk tot een Heer geworden, en de duivel zal ze bylichten, die my 'er uit zoekt te knikkeren, en toch, en alevenwet Oranje boven ! Maar jy, jy bent een Uilskuiken, niet Waardig dat je leeft, en dus neem het my niet kwalyk, dat ik voortaan niet verder met je wil converfeeren, en denk «ierhalven niet meer om ^J^at zegt gy 'er van, daar wilde men my zoo even Op de mouw fpelden , dat Gerrit Duym de Zilverfmit op den Dam, op de hoek van de Beursfteeg niet weldenkend zoude zyn. Maar wat zal men veel zeggen ; ieder heeft zyn vrien- J. H. von SwieninbukG. BURGER SPECTATOR!  ( 507 ) vrienden en vyanden. Nu fchynt het wel, dat die man geen zin heeft, dat op den Dam of Revolutie - Plein de Burgeresfen met hunne Koopmanfchappen van Fruiten enz. zitten, ten einde daar door iets te gewinnen, ja zelfs zegt men , dat hy haar zoude verjaagt hebben waar over zy zyn gaan klaagen by de Municipaliteit, die daar op (zoo als men verhaald) geantwoord heeft: dat zy hun oude zitplaats zouden kunnen herneemen, zoo zy het zouden kunnen vinden met den Burger Duym. Dan dit gaf gepasfeerde Maandag den 3e. dezer een verbaasde conbustie, 'er vergaderde een groote menigte voor het Huis van Duym, maar ziet men ontdekt een Naaldekoker met de beeltenis van Willem de Pinkenier in eenezyner Winkel kasfen. eh nu wil men die man befchuldigen van Aristocratie , als ook dat hy een groote vriend zoude zyn van Kootje Papegaay de geremoveerde Schout. Ik zeg no~ eens, wat zegt gy 'er van Spectator, hoe zoude het mo-elyk kunnen zyn, dat die man hier aan fchuldig is daar een ieder weet, hoe zeer hy op het Allantie-Feest zich heeft uitgefloofd, met vlaggen, linten en ftrikken, waarmede zyn Huis was opgefierd, en dus is 'er niet op die man te zeggen, en dathy zoo een Naaldekoker in zén Kas zou gehad hebben, betekend in de daad niets, maar men zegt, dat hy 'er reeds ? jaar in zoude geIeSen hebben , en dat komt my wonderlyk voor, vooral daar 'er by eele-en heid van het Feest zoo by zynent gefchommelt is, dal hv niet ontdeiit is geworden, was nu de Naaldekoker ook m/r een nationaal lintje verfierd geweest, dan had het noch kunnen fchikken, ten minsten, dan was hy toch Natmak geweest Ziet offchoon my dit grappie zoo in vagb i medegedeeld, heb ik 'er u egter van willen informeefen om u te doen zien, hoe iemand om een heuzeline voorerf Aristocraat kan uitgemaakt worden, die door vladen lin ten en ftrikken genoegzaam betoont, een waar Vade'rlan" der te zyn. ' Uw Mede-Burger! D e n k w e u BURGER van der BRIL. n XJTuu ,k volkomen in het zekere ben, dat de bedoeling van uw fchryven is, om iets ter verbetering van'-sLandf Welvaart hy [e d zoo 'g van s Lands lykhefd afkeuren, dat de Oproerkrgjers kenbaar gemafk't woj-  ( ao8 ) Worden, en waarom zoud gy uw blaadje ook tot dat einde piet willen laaten (trekken, te meer, daar zy niets doen, als heimelyk, zoo het flegts in hun bereik was, onzen val te bewerken, ten minsten, ons alles kwaads toewenfphen, in weerwil onze verregaande. verdraagzaamheid. Plaats dus als ik 14 verzoeken mag deze navolgende haat» lyke perfoonen. Reinhardt Vredenburg, Koopman op de Hillegommerpvarkt, of de zoogenaamde Schaggeraar, dille Gids van Papegaay, Byleman van het Houte Geuootfchap op Kattenburg, woont op de Prinfegragt, op de ho.ek van da Rotterdammergang, boven een Franfche Winkel. D.avid Zitner, Mr. Osfeflager, een fterke; Oranjekjant, op de Prinfegragt, 't 4de Huis van de-Beereftraat. Eiias van Stee, Koopman in Aardappelen, een lelyke Oranjed r , wenscht niet anders, als dat de Pruis mag komen: en brengt dus de door hem zoo zeer gelief koosden Willem te rug, woont op de Princegragt, onder de Oranjefchilder, maar hy is vroom, gaat trouw ter Kerke, maar ziet den in alles achtenswaardige Haak moet bazuinen , of iemand van dat fcort, anders na de Kerk, daar de glaafen klinken. Fredrik Bregman,- Mr. Schilder en Glafemaker, op de Princegragt, het 3e. huis van de Beèreftraat. Lammert de Mof, een Tapper, op de hoek van de Staalftraaten Verwersgragt, eerde Oranjeman, en boezemvriend van Schout Reinhart, beloofde na 1787 alle dePatriotteH in zyn buurt de rechter arm aan ftukken te liaan, op dat zy met de linker zouden kunnen .leeren fchryven. Gaetano Louis, een Oranjefinjeur in een Gangetje in de Harin"-pakkery, een Speelbaas, heeft op de Zceavk gewoont'over Brand de Drogist, waar nu de Wedw. Wiedeman woont. Ziet daar Burger, in waarheid, geloof me. en maakt voortaan uw werk met foortgelyke (legte Oranjebelden in uw Biad te pinatfen, en gy zult bevinden, gy zult daar door niet minuer Leezers krygen, en ik en anderen, zullen u daartoe genoegzaam in daat ftellen, terwyl ik zal blyven uwen nieuwsgierigen Leezer! P. Hollandicus. . 6 Augustus 1795. Dit Vertoog word alle Maandagen èl i| d. by de gewoone Boekverkopers uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATOR M E T D E BRIL. N°. 27. HEER SPECTATOR! Heil en Broedersehaf' Wy zenden u van wegens een Commitcé doorziende Burgers, allegedrongendoor een aandoenlyk geweeten, om op last en hooge orde van Rechtvaardigheid dit volgende te plaatfen ; La nature n'apoint de voile, qui foit a l'épreuve de vos lumieres. Zo wanneer gy bedaard, ik zeg bedaard Burgers (doch fpot hier niet mede, omdat gy reeds daar door zo dikwyls hedrogen zyt) wilt handelen, dan kuntgy door een plichtmatig onderzoek, uw gebrek vergoeden. Men moet als men in dezen zeker wil gaan, altoos na de eerlte oorfprong zoeken de duurte der levensmiddelen is het, welke gy tor UjV ilsc onder diverfche' voorwendzels nog ieder volr gende dag ziet toenemen, waar van de principaale oor'.aken te vinden zyn by de Monopolisten , die gy met.recht als uwe vyanden kunt aanmerken— wel is waar, gy zyt gevordert met de omflag van groenten enz. dat is zeer wel, fchoon dat het al weder op de oudeprys is; doch het graan Cc !t wcllE  ( aio ) *t welk in deze Stad nog in een ruime menigte voorhanden is, is ten vóllen uwen aan dagten onderzoek waardig Gaat naar uwe Municipalen , en wyk daar niet yan daan, voor dat deze in uwe tegenwoordigheid de Koorn Fafters hebben doen oproepen, en laat die menfchen, die 'er echter geen fchuld aan hebben, mits zy een trouwe opgave doen, in uw byzyn onder eeuen een verklaaring geven, wegens de quantkeit die zoo in en naby deze Stad, als over 't Y" aan de Zaan cdat hier echter t'huis behoort.) nog op de Zolder legd. die luidjes weeten de ju.ste quantiteit die 'er nog voothanden is, eh zo wanneer deze , zo als gezegt is, een getrouwe opgaave nevens de naamen der KoomKoopers geven , dat», zo zult gy op 't woord van een cerlyK man ondervinden, dat 'er aan deze Stad t'huis behoorende, nog meer dan voor twee volle jaaren Koren in voorraad op Zólder' liggen' —r— doch laat u in deze door niemand misleiden, wanneer men u wilde wys maken, dat het meest voorhanden zynde Koorn, als op commifie wagtende legd , even als of het elders t'huis behoord, en dus niet dan volgens order mogen verkoopen ■ ja zommigen zullen u wvt maken , dat het hier voor Franfche rekening legd, gelooft het niet, het zyn vervloekte leugens en wanneer zy u zulks volllandig blyven voorhouden', zoo veriet U daar mannelyk tegen, zy, zy 'zullen het eindelyk opgeven, ziende dat hunne vervloekte intriglies nutteloos afloopen, gy zult ontdekken, als men in de Boeken komt te zien, hoe dat zy quafie als een Patriotje niet het zogenaamde Heil en Broederfchap vier capita- len gewonnen hebben onder deze zyn veelen, die haar dus gewoekerd geld by de 60, oco gl-reeds nadeCasfier gezonden hebben, om by de gewoekerde hoop, die alreeds daar legeende is, (daar gylieden van beven zoud, als gv die flecbts eens zag) bewaart te worden ; en geloof my Burgers, hoe vee! het Gewas ook mag belooven, ja al komt het lieve Koorn, dat ons immers \t:n God, onzer aller 'i'ader werd toegevoegd, ook in dezen nog zo gezegend binnen, het zal 'er niets aan helpen, zy zullen daar wel als gewoonlyk weer wat op weten, al kwam 'er ook nog eens zoo veel van buiten. B. v. de Monopolisten hebben de Markt gezet, en die moet langzaamerhjnd weder afloopen, geloof my, gy zult het zien, zy zullen het wfel weer voor eenigen tyd aan de overkant van 't Yzenden, tot dat 'er op n ieuw weer occafie is om het zelve onder het zo- A '  C aa ) genaamde Commisfie - goed weder te vermengen, enwaiU heer de Burgers geen nalezing, als boven gezegd, in de Boeken komen doen, zo kunnen zy uit Heil en Broederfchap, altoos aan die Handelaars eigen, als de ondervinding ons nu in deze doet zien, ons alle voor de Winter nog wel de keel toe nypen. Doch Burgers! omdat wy bedaard begonnen zyn, zoo willen wy ook met bedaardheid eind'igen, wy mo^en in'c midden van dit Huk, wel zo wat hart aan u toefcheinen : echter kent u zei ven, midden in u gewoone bedaardheid, en handelt in deze na gemoede der Koorn-Koopers, want, het is een (tuk dat de Koorn-Markt betreft, al waar men immers gewoon is ^jopaotuaS te handelen, als aan de meeste Bakkers bekend is, doch metditonderfcheid, wanneer t een Bemmeler Koorn-Kóoper is, deze verkoopt in dees tyd aan zekere Bakker, op 't woord van een eèrlykman, eenige Tarw voor 240 g. gl. mits de Koopman moet dé rarwop zyneigeneZolderhouden, en laten bewerken, de man heeft de helft van de quantiteit nu pas gebruikt, of itaande die tyd is het Koorn, döor kunst als bekend is zo important gerezen, nu wil men de Bakker zyn eigeik goed niet eens laten volgen, of hy moetde helft meer geld geven: echter zo wanneer zulks dan nog al itaat te gefchieden, zo zal de Bakker in deze tyd wegens eene zo aandoeniyke trek van die Bemmeler Koopman, op dat pas als bedonderd ftaan kyken, en geloof my, hy zal het aanmerken, als wat vreemds, i„ deze tyd , en zou'er met geen mogelykheid reden voor weten te vinden, als wj de da,; gen niet beleefden van Heil en Broedeifchap. Elk doe dan voordeel, en werkt met oordeel; Want hy die 't Folk doet muiten, zyn guiten. j acob us op het 28fte Zaandyk 12 Au.-. i79S. Bid vlytigvoorelkandere*) Het Eer/ie Jaar der Bataaffche Vryheid. . BURGER. SPECTATOR! F) -I-^aar ik een mensch ben, die niets liever dorf „iï Cc 2 je-  ( «2 ) jeklanten in hunne Bedieningen, alleen uit hoofde vande vergulde fpreuk: Heil en Broederschap! maar my is juist in handen gekomen een boekje, geïntituleerd hts over de toekomende Regeeringsform, van de eene onverdeelbaare Republiek der Bataven. Dit boekje kocht ik by den Burger Dólt Timman, en na ik zo wat gisfen kan, is het zelve ontworpen door een verdienftelyke Vaderlander , in de daagen zyner Ballingfchap gefchreeven, wyl hy hoopten by zyn te rugkomst in zyn Vaderland, dat het dusdanig mogt ingevoerd worden, doch nu op aanzoek van braave vrienden in't licht gegeeven, daar in vond ik een plan wege'shetbegeeven der Ampten, en zo dit gevolgd wierd, zou bet de Reprefentanten van het Volk vry wat moeite fpaaren; 't is waar, 'er zou aan het Land zo veel geld aan Zegels tot het inleeveren van Requesten niet komen, maar de Reprefentanten hadden minder te leezen, en konden in dien tusfehentyd eens bedacht zyn op een Plan voor eene te makene en gevestigde Conftitutie; want Vriend lief! 2onder deze, blyven wy de oude en dezelfde knecht. • Wat zegt gy Broertje, zo dit Plan eens wierd ingevoerd, ?ou dan wel iemand te klaagen hebben, dat 'er na de Rernotie weder onkundigen waaren aangelteld? Ik denk van neen! en had men ze dan het. Declaratoir daar in vermeld , of een diergelyk laten tekenen , dan konde men vryelyk de hand van Broederfchap aan elk geven, mits hy echter geen Jood was. Nou dat begrypt zich Ziet het eens in, zo gy het hebt, anders zyt gy voor 4 Huivers de man, en antwoord my dan een9, dan geloof ik, dat gy met my overtuigd zult zyn, dat deze inrigting de eenigfte is , waar over het minfte kan gefprooken worden , dat het zelve aristokratisch is behandeld, en waar door de Reprefentanten zich van alle verdenking omtrent dezen of geenen kunnen vry waaren. — Ik ben na toewenfehing van Heil en Broederfchap. Amft. 10 Aug. 1795- Uw Mede-Burger! LlBERTATIS AMATOR. SPECTATOR! ï>3n jonge Vrouw of Weduw van drie en twintig jaaren want ik weet niet tot was Klasfe ik behoor — onderneemt, uit de algemeene Crifis van ons Land, uit pou.  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE B E. I L.. N°. 29. BURGBR! Gepas/eerde Dingsdag den 25 Aug. heb ik in dp Va t r fCau°Umr ee" ftuk eeleeze". betreffend eene" daar te ftellene Conventie in onze Republiek, het ft* zelve is overbeerlyk fchoon, zal van alle weldenkende Vaderlanders ongemeen worden toegejuicht, endoeSr Bataaf ongemen veel éér! Dan Burger, 'er doen Jlh dat ftuk zeer veele fterke, maar niet te min Vaderlandn'" vende trekken op, welke den waaren Patrio! alEn?,' kenmerken; maar onder deze munt uit eene nn ! dezen inhoud: Ik fpreek niet te fierk vllkTzlZy\T hoven kunnen, en echter is het w a a r a c n r T r Jl S der uwe Vertrouwelingen , en Hoofden Ln de Osnabmg Correspondenties houden? Och' dal k V, "* durfde! Ik twyfele dus geenzints Burger ofdif^fT van dien Vaderlander, (leunt op reden én hJr 8 gd& zaamen grond, wy. het ander?» I * enke00TzolZT wortgelyk een taal te voeren. Dan dit zoo zynde,Ta't is  is hier van het gevolg, moet dit niet by ons een huivering een kilkoude fchrik veroorzaakenV in waarheid ik vze als ik denke, dat wy zouden verraaden worden, en wel'door de zodanigen, welke het allermeeste voor onze Vryheid , voor onze belangens, ja voor ons alles verplicht en gehouden zyn te waaken. Ach! bewys my dit maal het genoegen, van my hier op onbewimpelt uw gevoelen te iaaten toekoomen, en ik zal zeer zeker aan u eene zeer groote verplichting hebben. Uw Mede-Burger! Zaandam den 26 Aug. 1795- P' Weetniet. BURGER WEETNIET! Tk heb even als gy, met zeer veel aandoening het ftuk, door u aangeroerd, geleczen, en gevoele er alle de kragt van, en achte my gedrongen te belyden, dat onze Natie daar voor aan den Steller de duurste verplichting heeft, ten minsten, zy zal 'er (zoo de bezitting haarer Vryheid haar anders dierbaar is) door aangevuurt worden , om op eene kragdaadige wyze voor haar wezenlyk Heil te waaken. Dan ftaa my toe burger, om in dezen in u de geheele Natie aan te fpreeken, padien wy er allen op het fterkfte by geïnteresfeert zyn. Mede-Burgeren! U allen is het volledig kenbaar, hoe wv in 1787 door fommigen, aan wien wy de handhaaving onzer Vryheid aanbevolen, in ons bederf geftort, en aan eene willekeurige Overheerfching, door uitheemschgeweld op den throon geplaatst, zyn ten proije geworden, en onder welk een tyranniek Cabaal wy allerzekerst noch op dit heden zouden moeten zugten, zoo wy niet in de edeldenkende Franfen, onze Redders, onze edelaartige Verlosfers haddra aangetroffen. Thans (maaken wy, dank zv het welwys Bellier van den Ontzaggelyken God, dank zv de Onvergelykbaare Heldenmoed der Franfen, eene Vrvheid, naar welkers bezitting wy zoo lange gereikhalsd hebben, daar wy aan geene zyde het ons tot hier toe zoo zeer drukkend Oranje van onzen Bataaffen grond verwyderd zien. Dan wel verre van te kunnen veronderltelp>n dat onze Vyanden verplet en overwonnen, of dat zy tÓt 'zoo verre vernedert zyn, om ons immer te belaagen, zoo zien wy ons in tegendeel van hun allerwegen beloe-  ( *36 ) moet vry zyn in het kiezen zyner gevoelens in net belyden van zyn geloof en in de uicoeffening zyner plichten zo lang hier door de orde en welvoeglykheid niet geftoord werden de uitbreiding zyner vermoo- eens ■ de nafpeuring van duisterheden— de ontwikkeling van dus genaamde onzekerheden — zyn voorrechten die God aan menfchen vergund heeft Kerkelyke bepaalingen vermoogen niet het licht der reden te verduisteren het verftand te verklynen.en het oordeel op te fchorten de wil is vry , de reden zuiver!! Zie hier, Spetïatorl myne gedachten zy kwetfen niemand mooglyk alleen het gezag van eenige Kerkvaderen— doch hun authoriteit zal met hun meerderheid wel zakken. Ik hoop, dat ik myn oogmerk zal bereiken- dat is, de verlichting myner evenmenfchen ik twyr- fel dus geenfmts, of gy zult medewerken, door deze te plaatfen. ' Xenophon. BURGER SPECTATOR! Tk lees met vermaak uw Blaadjes, en vinde veel genoegen in de zelve, wyl ;gy zaaken meld die wel eenige aanmerking verdienen; vind gy goed het volgende een plaasje in uw geëerd Dagblad te geven, zal my aangenaam zyn. Ik hebbe Woensdag den 5de Augustus ooggetuigen geweest, van een geval in de Zuider Kerk voorgevallen, waar in na myns bedunkens de Gelykheid en Broederfchap niet werd in agt genomen, ik was in de Kerk, en ziet daar kwaamen twee Burgeresfen in burger kleederen namelyk met Tak en Rok gekleed, met jong geboore Kinderen om het Doopzel te ontfangen; deezeBurgeresfen werdendoor een Vrouwsperfoon (denkelyk de Kosters meid) agter de Preekftoel geplaatst, op'teindigen van de Predicat.e kwaamen drie gekapte en wel opgefchikte Dames met Kindeken, ook om gedoopt te worden, deeze Dames fchoon het laatfte in het Doophuis komende, werden echter in voorrang getrokken, want de Kosters meid haar voor de Preekftoel plaatfte, en dus die Dames Kinderen ook het eerfte gedoopt wierden; nu is myn vraagBurgerSpeSater, of hier de Egalité word in agt genoomen? of zouh.erook al weer 't Eigenbelang plaats hebben? Ik laat zulks aan UW  ( 237 ) uw oordeel over, nu Burger, vind gy goed het een plaasje te geven, zal wel zyn, of uw antwoord na goed rinde. II: ben Amft. den 6 Aug. J. de Ondervinder, Eerjle Jaar der BataafJche Vryheid. GEACHTE LANDGENOOTEN! JEindelyk kunnen wy eikanderen geluk weufchen met de eerftelingen der betoonde Heldenmoed onzer welden, kende Nederlanders! Wie onzer had zich durven voorftellen, dar zulk een zeer geringe Zeemagt, beftaande uit de Fregatten de Argo, de Alliantie en de Kotter de Vlugheid, het zouden hebben kunnen of durven waagen, om te Baan tegen r Schip van 70, 1 van 60, 1 van 40 en 1 vaa 36 ff ukken, nadien 'er hoegenaamd geene de minste evenredigheid in magt of caheber tusfchen beiden was, en niettegenftaande dat, hebben zy tot befchaaming onzer laaghartige vyanden, en tot verwondering van al de waereld, hunne party ftout onder de oogen durven zien, hun braveeren, en daadelyk getoond, dat het voormalige Heldenbloed, dat in vroeger tyd den fchandelyken Brit deed zidderen, noch door hun aderen vloeid , en tinteld, dat zy; ó hoe zeer, doet zulks mynen boezem van vreugde gloeijen', en myn hart vol dank erkentenis ten hoogen Hemel opzenden, datzy, zeg ik, op het onverwagtst, de eer der verdrukte, en reeds lange vernederde Holland fchc Vlag hebben gehandhaaft, en zulks meteen magt, en op een tyd, dat men zich dit het minst had mogen voordellen! in hun zien wy, God zy driewerf dank, onze Oude Zeehelden herleeven, als een Tromp, die op den 21 October 1639 met een geringe magt de Spaanfe Vloot verpletterde, en dat zelfs in Duyns, of fchoon den Koning van Engeland hem liet aanzeggen, dat hy zich te wagten had, eenige vyandelykheden opdeEngelfcheKustenaante vangen; zoo weinig vreesde men toen de Engelfchen, myne Landgenooten! Den dapperen Admiraal de Rutter mag in hun herleeven, welke om van geen andere daaden te gewaagen in 1667 de Engelfcbe Vloot op de Revier de Ff 3 The. '  ( *38 ) Theems in brand dak, en vernielde; laat ik 'er dit nocrf bwoegen , dien zeiven Zeeheld beftookte en verdoeg na een lang en hardnekkig gevegt, 't welk duurde van \s mor. gens van 7 uuren, tot in den nagt, in den Jaare 1672 de vereenigde Engelfcne en Franfche Vlooten van 130 Zeilend met gi onzer Schepen, zodanig, dat zy vooraltoos deszelfs dapperheid zullen gedenken. Zekerlyk, en het is waar, de Alliantie , Gecommandeerd by der! dapperen de Jager, is afgefneden, na bevorens allerdeerlykst gehavend te zyn, dan hy zal echter niet nalaaten, zyn Overwinnaar het diepst ontzag inteboezemen; het Fregat de Argo, en de Kotter de Vlugheid, hebben eenter de nimmer onverwelkbie eer van gezegepraald te hebben, en de klauwen der vyanden ontvloden te zyn, dat dit dus onzen Vaderlandfchen moed vernieuwe, dat wy ons blymoedig ter bevestiging van Neêrlands Vryheid en ter verdelging van den roofzugtigen en Goddeloozen Brit op Neêrlands Zeekalleelen begèeven, en de eer der Natie hulde doen , en onze belagers dwingen, den Bataaf teeerbiedigen ja hen te vreezen , offchoon ook minder m maat' Dit jongde voorbeeld immers leert ons, wat Deugd enHeldenmoed vermag! Op! op dusBataven, vlieg te Wanen en gespt het Zwaard op zyde, en de overwinning aan uwe Vryheidszaak gehegt, zal u op den voet vervoleen de Godheid licht u voor, zyn Vuurkolom drekt u Reeds tot een waar Kompas, en zal u voor dooling hoeden wreekt dus zonder tyd verzuim , het noch rookend bloed uwer Mede-Burgeren, en gy zult de Natie langs dien weg vereeren , en u met éérbied doen bewonderen; Het faifoen lacht u noch toe, 'er is een mtgedrekt veld om eer te behaalen, en u by de Natie te doen vereeuwigen; Aanfchouw den Zeebonk eens, hy honkert zelfs alredenaar den dag, en reikhalst naar de wraak zyner Cameraaden- dat wy ons dus gelykzoortig gedraagen, en allent* halven toonen, dat wy Bataaven zyn! 7ie daar Landgenooten! wat ik u heb willen fchryven, en ik twyfeleniet, of het zal de gewenste uitwerking op u aller harten hebben, en in die afwagting ben ik Uw Mede-Burger! Piet Vaderlander. BUR.  D E NIEUWE SPECTATOR. M S T D E BRIL.' N°. 3 r. MEDE-BROEDER! jEïndelyk is dan het dierbaar oogcnblik geboren, dat wy kunnen zeggen, dat der Mènfchen obyervreembaare rechten, de algemeene Volkszaak, de Vryheid in alleu opzichten zegevierd, dat de waereiddvvingers in hunne fchuilhoeken als verborgen aamechtig na een uitloozing zoekende, dezelve nergens kunnen verwerven niet alleen, maar by iedere polslhg gevoelen , dat hunne laatfte doodfïuip voorhanden is. OngetwyfFeld zult gy zeggen: van waar dit groot fpreken, van waardeze Cajfariaah'fchetaaï , van waar eindelyk een gezegde, dat aanduid als of'er voor de goede zaak niets meer te Vrezen is?—. Verwonderd u hier over geenfints, Burger! het is u ontwyfTelbaar kennelyk, hoe zeer gantsch Europa als ftaaroogde op de te onderneemene overiogt der Franfchen over den Rhyn, een zaak waarlyk, welke alies moest beflisfen; dezegroote, deze aller Volkeren aandagtwaardigen overtogt, heeft jiu zyn volle beflag bekomen , in weerwil alle de tallooze batteryen, om deze zwaarwichtige onderneeming tekeer te gaan, door de Oostenrykers opgericht, ó ja, myn Vriend! niets is zekerer, als een bericht, dat de Franfchen, onze Verlosfers , onze Wapenbroeders , hetv-jrJselyk gelukt is by Manheim over den Rhyn te trekken. G g Ree.d*  C 3 Reeds ziddert gantsch Qostenryk"verfchrikt door de blixeras der Franfche bajonetten, en de onvoorbeeldige donders hunner cartouwen! deze aller belangrykfte tyding kwam ons ter ooren, juist, wanneer ik met myn ouden goeden Vader zat te redekavelen, over de ons min of meer ontrustende geruchten, betrekketyk de werving van oranje, zoo men voorgeeft op Pruifisch Grondgebied, en waar over myne deugdzaame Vader het zwak had, van zich eenigfints te kwellen, en welke aan zyn gevoelig hart reeds meenig een zucht'koste; ik laat u oordeeien, hoe zeer onze zielen wierden getroffen, by het ontfangen van deze heuchelyke maare: te meer noch, wyl dezelve verzeld gong met het voor onze Republiek aller aangenaamst bericht, en het welk niet minder zeker is, dat namelyk, den Burger Cufilard naar Berlyn is gebonden: ten einde van den Koning van Pruisfchen cathagorisch antwoord te vorderen, op de vraag, hoe hy omtrend ons gezind is; als ook dat de vrede tusfchen de Franfchen en Hesfen Casfel is geflooten, ingevolge van welke de Hesfen airede het Leger van Oranje verlaaten! myn Vader, wiens gelaat van erkentelyk genoegen fchitterde by het verneemen de- zer opeen geftapelde voor den Lande zoo gewenschte tydingen, was een wyl fpraakeloos, dan eindelyk uitte hy vervoert van vreugde, deze volgende hartroerende gezeedens, welke tllènt halven zyne deugdzaame vaderlandfche ziel op het zichtbaarst vertoonde, terwyl traanen van gevoeligheid zyn eerwaardig gelaatbevochtigden: zalig God, thans bewyst gy dan aan ons, uw, totbier toe zoo lans- overheerde Nederlanders, dat gy de Heere leeft , dat gy de Vryheid eerbiedigende Franfchen, als een middel in uwe hand gebruikt om ons aan het flasffche juk van het dwingziek Oranje te ontrukken, ja zelfs onze zielen vervuld met aandoeningen van we! geplaatste blydfchap, in een tyd, in welke onze boezems zwoegden van kommer over eenige op handen zynde onheilen, verwekt door hun, welke ons grimmig naar het hart ftaan, en ons opnieuw in flaaffche ketenen trachten te krommen ; maak ons, nietige ftervelingen toch dankbaar by het ontfangen van zoo veelvuldige gunstbewyzen, zoo zichtbaar door uw zegenende hand ons toegereikt! bedenk toch myn Zoon, en overweeg de weldaad, welke door deze overtogt, deze roemryke overtogt der Franfchen over den Rhynftroom, aan ons onwaardigen word toegebragt, merk hier in de vinger Gods, welke ook in deze zwaarwichtige gebeurre-  C 243 ) Mis aller zichtbaarst doorftraalci; maar overweeg tevens, dat ons deze betoonde heldenmoed der Franfchen, en welke zy nu fints eenige jaaren allerwegen hebben doen blyken, en waar door zy de gefel dér tirannique overheerfching, de fchrik hunner vyanden en de achting en verwondering hunner Geallieerden verworven hebben, insge]yks moet aanfpooren en opwekken, om op hun voetfpoor, niet als lafFe toekykers in 't hoekje van den haard, of als bruteurs met fraaije monteeringen langs de ftraaten te zwieren, en een vertooning te maken van iets, 't geen men in waarheid geenfints is, de vyand kloekmoedig tegen trekken, en met het gladde lemmer in de vuist, hun, die ons de Vryheid, zoo zichtbaar ons van God gefchonken, willen ontweldigen , te toonen dat wy wezenlyk zyn Bataaven, Republikeinen, welke de verleende gunst op dezelfs waare prys weten te waardeeren, en deszelfs bezitting kloekmoedig willen befchermen, tegen alle die geenen, welke zich verineeten, om ons dezelve te willen ontrukken! verder is het wel degelyk onze plicht nu te toonen, dat wy Patriotten, de Oranjegezinden te boven gaan en overtreffen, in waare deugdsbetrachting, in daadeiyk te toonen dat wy grootmoedig het ons aangedaane leed weten te vergeeven, ja zelfs door hun de hand van broederfchap toe te reiken, welke ons wezenlyk benadeeld hebben; door dusdanig een handelwys kunnen wy eerst waarlyk groot genoemd worden, en zy die metonsin denk- en handelwyze verfchillen, zullen zeer waarfcliynelyk hier door aangemoedigt worden, om tot inkeer te komen, en door met ons eenlïemmig te handelen, de rust eri welvaard in ons lieve Vaderland bevoorderen erl meer en theer doen ontluiken; evenwel wil ik hiermede niet hebben, dat men die geene aan de rechtmatige llraffe zal ontrukken; welke zy door hunne gevloekte intrigues en verraderlyke pogingen, om waare het mogelyk, onzen val te berokkenen, ontegenzeggelyk verdiend hebben, in tegendeel, door de zodanige te fpaaren, zullen wy ons niet alleen aan verder verraad en meerdere rampen blood ftellen, maar ons zeifin den daadelykenzinondankbaar 'en grootelyks onwaardig gedraagen. Dit myn Zoon is het, hetwelk ik wenschte, dat gy wilde bedenken, en werkelyk betrachten, en zoo doende zullen wy ons dankbaar voor God, erkentelyk vooronzeMede-Broederen, de Franfchen, en nuttig en heilzaam voor ons zeiven gedraagen. Welaan! zegt hy verder (die braave man, hoe troffen my zyne woorden, die met een hart, G a warm  C 244 ) warm van Vryheid en Vaderlandsliefde wierden uitgeboezemd) kryg nu eens een lekkere fles, en laaten wy eens een vrolyke teug op de welftand der heldhaftige Franfchen drinken, en daar by het goede daar door aan onsgewrogt gedenken. Ik twyffel geenfints Burger! of deze letteren zullen u veraangenaamen; ik hebbe geoordeeld verplicht te zyn , u dezelve te moeten toezenden , zullende het my altoos aangenaam zjn, u te kunnen betuigen, hoezeer ik ben Uw Mede Broeder! Amfterd. den gSept. 1795. G. Hollandus. HOOG GEACHTE VORST en VADER! H et is door dezen, dat ik uwe Hoogheid moet inforJ mecren, hoe fmertelyk my zulks ook vallen mag, en hoö zeer ik daar door ook uwe wonden opnieuw zal doen bloeden, dat de Franfchen, de bewerkers cn oorzaaken der rampen en wederwaardigheden, waar onder ons Doorluchtig Huis thans gebukt gaat, by Mmheim den Rhyn zyn over getrokken. Om dit geweldig lluk ter uitvoer te brengen,' hadden zich een verbaazend aantal hunner Natie als vrywillig aangegeeven, van welker overgeblevene, ieder hoofd voor hoofd zal genieten, een fom van 3000 livres in baaren gelde. Uwe Hoogheid kan zeer facielpenetreeren, welke een obftakel ik daar door in myne ondernemingen ten welwezen van ons Huis, entenverderve van het Patriots gebroed in het werk gefield, zal ontwaar worden, want niet alleen dat door dit geval myne Krygsverrichtingen zullen gedwarsboomd worden, en niet onwaarfchynelyk geheel nutteloos zyn, zoo moet ik tot myn innigst hartzeer bevinden, dat veele myner voornaamfte Staf - Officieren het grootfle ongeduld laaten blyken, ja zelfs doen zien, dat zy aireede berouw hebben, van onder onze Vaanen te dienen; wat ik dusdoende met een Armee, waar van de Hoofden niet te vertrouwen zyn , en die van dag tot dag door de defertie gaat verzwakken, zal kunnen ter uitvoer brengen, is voor Uwe Hoogheid zeerligtelyk te bevatten. Ik bezeffe alle de onaangenaamheden, welke hier uit voor ons Huis ftaan gebooren te worden, dan ik ben zeker, van in alles dat geene verricht te hebben, wat gy Heer Vader! van my hebt kunnen en mogen verwachten, dan daar het weerbarftig noodlot ons noch by aanhoudenheid vervolgt, zyn alle mynepogingen, en die onzer Vrienden, volftrekt nutteloos. Intusfchen zal ik niet afzyn van alles te entameeren, wat ik oordeele van dienst  C 245 ) dienst te kunnen zyn, om ons, zoo mogelyk, over onzë vyanden te doen zegenpraalen. Na Uwe Hoogheid ca geheel ons Doorluchtig Huis in de protectie van God Almachtig te hebben geïnfinueert, ben ik alvoorens Uwe Hoogheids gehoorzaame Dienaar en Zoon Uit het Leger by . F r e d ê r i k. den 7Sept. 1795. BURGER SPECTATOR! Ik moet je weer eens fchryven, want'èr zyn heel veel zaaken, en die ik tegenwoordig zie gebeuren, daar ik met myn verftandniet by kan. Je zult zeggen, wel Smeersmokl , dat komt, om dat je verftand wel in een duits doosje kan J dat is zoo, en dit weet ik allang, maar ook daarom wouw ik het jouwe te baat nemen, ten minften, als jy het my eens voor een half uurtje leenen wilt. Je moet dan weeten Burger, ik hoor zoo veel fpreeken van een Centraaie Vergadering in den Haag en van andere Collegien, en dat zy daar over met mekaar overhoop leggen , dat mvdien géheelen bras haast te geleerd word, mrar evenwel komt het my voor, dat het ongelukkig voor ons Land is, rïa myn botte verftand namelyk, om nouw al met mekaar te twisten, daar het eerst in den beginne is; bovendien heb ik wel gehoord, dat eendragt magt maakt, en dus zie ;c Spetlator, als die Burgers nou al rufie krygen, dan heeft de Vyand mooi ockafie om ons een vlieg af te vangen, en re maken, dat wy met de kous op de kop na huis moeten, en dikwyls noch een bebloede bek toe bekomen, is het niet waar Spetlator, is dat niet wel mogelyk, als die Burgers telkens zoo rufie hebben? maar v/eetje wat, Smeerfmoeh heeftal eens tusfchen beide gedogt, want ziet, hoe dom ik ook ben, ben ik altemet ook noch als eens vry fnokker ook, dat 'er wel heimelyke fchelmen kunnen zyn, die in het genied ten dienste van Oranje die rufie aanftooken net-als men zoms de honden doet, weetje Spetlator, Want kyk, het is ommers waarachtig , dat een van beide die partyen, die twist hebben, of opgeftoektis, of word of het niet zoo we! met het Vaderland neemt, als wei de-s ander. Maar dat is tot daar aan toe, maar nouw mot ik je toch alevenwel eens zeggen, wat ik arme fchelm wei van die Centraale Vergadering denk, zekerlyk zal ik de plank mis zyn, dan ziet, als ik het ook in den haak wist, GS 3 dan  ( ) dan zou ik jouw ook hicv over niet behoeten te fchryven weetje. Zoo als het dan my voorkomt, moet die Centraale Vergadering beftaan uit alle de Wyk - Vergaderingen, of wei de afgezondenen van dezelve uit alleSteden, welke zich dan in 'sHage als tot een middenpunt vereeni gen; en zoo als het my voorkomt Spetlator, moet dus dan die Centraale Vergadering wezenlyk het geheele Volk reprefenteeren , voor zoo verre zy afgezondenen in die Vergadering hebben, ten minften als de Wyk-Vergaderingen hun beftaan hébben uit het byeenveizamelde Volk ieder in zyn Wyk, of fchoon veelen nochtans zich in dézel ven niet begeeven, om redenen hun bekend. Daar men nu weet, dat onze Wethouders uit den boezem van het Volk gekoren, onze Vertegenwoordigers in 'sHage uitmaaken, kan ik het maar volftrekt niet in myn kop krygen, dar die Vertegenwoordigers zich zoo verzetten tegens die Centraale Vergadering; of zoude het niet wel zoö zyn Spetlator, dat 'er den eenen of den anderen kwaden duivel 'er met zyn bokke pooten tusfchen beiden zat, en een fpaak in het wiel zoekt te fteeken , om de goede voortgangen , die de waare Vaderlanders willen in het werk ftellen, orri het beste van ons Land te bevorderen, als hy kan te verhinderen en te dwarsboomen. Och toe Spetlator, doe Smeer/doel in uw volgend Nommer eens het plaizier van hier op te antwoorden, want ik ben om je de waarheid te zeggen, hier over allemantjes ongerust, en doe je het, ik zal je zoo waar van harten dankzeggen, zoo wel als myn Zeun Piet, dat een rechte goede fiokkert is, maar toch net als zyn Vaar, om de duivel riet van lepenburg. Nouw ik zal het verwagten Spetlator, en dus ben ik alë van te voren Jouw Mede Burger! . Zaandam den io Sepc. 1795- G. Smèersmoel. BURGER SPECTATOR! Daar het de gewoonte is u brieven te fchryven, zoo heb ik my ook in dezen na dit gebruik willen fchikken, denkende, dat u zulks niet ongevallig zyn zal, offchoon misfehien de ftoffe u daar toe niet gewigtig genoeg zal fchynen. My is dan verhaalt i ik zeg verhaalt Burger, en dus verftaa mywel, dat de Leden der vorige Regeering, welke naar hunne Buitenplaatfen gegaan waaTen, order bekomen hebben, ieder in zyne wooning terug te keeren, en zulks wel,  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE BRIL. Y oorleeden Week, in de Trekfchuit op Haarlem zittende , viel het gefprek van eenige myner Amfteldamfcht Meede-Burgers! meede derwaards verrekkende, over die meenigvuldige Spionnen, van welke menzegd, dat de voorige Hoofd-Officier Eli as zich bediend heeft, ter op* fpeuring van die Vaderlanders, die zich bezig hielden met het bewerkftelligen eener Revolutie; den een vroeg aan den anderen: „waarom nog geen werk gemaakt om dit „ Schelmen-Rot te ontdekken ? immers als men 'ei*den „ draad maar van had, zou de zaak zig gemaklyk genoe^ „ ontwikkelen; ja! (zeide een ander) 'er zyn 'er genoeg by „ my, en niet zonder grond verdagt, maar het kóarrr ,, hier op bewyzen aan. Ik beken dit (zeide zekerje „ Burgeres) . dan of fchoon ik we! niet zoude ; „ bewyzen dat eenige aan my bekends perfoonen. N°. 32. BURGER SPECTATOR!  C 2Sq ) „ één van die waardige Vaderlanders in der daad verraa. \, den hebben, zoo zoude ik Nogthands onder Eeden dur„ ven verklaaren, en met geduchte bewyzen 'kunnen ftaven, dat zy veertien dagen voor 'smans Aprehenfie van ,, zyn op handen zynde Noodlot kennis gedragen, en of „ fchoon eenen dagelykfchen toegang tot hem hebbendé, ,, nog by monde of gefchrifte, hem van het drygende ge,', vaar verkoozen hebben te waarfchouwen en dus vra„ ge ik, of -zulke Judassen niet erger als fpionnen te „ houden zyn, en als zoodanige aan het Volk openbaar „ behaorden bekend gemaakt te worden." Algemeen was men van gevoelen van ja, en vroeg dus aan de gem. Burgeres de goedhaid te willen hebben, aan het Gezelfchap optegeeven, wie deeze verraderyen betroffen, én wie de deugenietcnwaren;ldie zig hier aan hadden fchuldig gemaakt. ,, Niets liever als dat, ook ftel ik 'er myn groot„ fte genoegen in, dit tuig by de waereld kennelyk te „ maaken den Braven Vaderlander (vervolgde zy,) „ die ik'eigentlyk op het oog heb is myn geweezen Buur„ man, den Burger Advocaat Harger, des teyds, op de „ Louwrier Gracht woonagtig , 'ten Huife van zeekere Dieterech, by wien hy voorzig en zyneFamillie kamers, ,, binnens huis gehuurd had, wie die geenen zyn, die' van ,, zyn Aprehenfie geweeten hebben, kan ik u almeede „ noemen, en beftaan in de volgende Pcrfoonen." Vooreerst, zekere Rens, Violist op den Schouburg, by de Jooden genoeg bekend , door zyn handel in Juweelerf, intieme Vriend van den Ex-Schout Reinhart in het zoogenaamde Spookhuis, op de Baangracht, by de LeydfchePoort woonachtig- en deszelfs Jongfte Zoon Gerrit Rens, nog Leerling in zekere Drogistwinksl, en welke zig naar de apprehenfie van voornoemde Advocaatzigniet gefchaamd heeft, opentlyk ten huize van den Burger Diterich te verklaren, dat hy reeds voor 14 dagen geweeten had, dat gem. benevens zyn Huisgezin zoü gevangen genoomeri worden, alzoo SchoutReinhirt het destyds, in zyn byzyn ten huize van deszelfs Vader verteld had. —'— Daar nu gem. Gerrit Rens, als dagelyks ten huize van Diterich koomende, zig tegen den Burger 'Harger als Vriend gedroeg, en met denfelven nog geen vier weeken voor deszelfs Arreftatie een Soupé in zeker Gezelfchap had bygewoond, 200 vraag ik, of een zulk door hem gehouden gedrag nu het charafter van een eerlyk Jongman , dan dat van een -•■ ^ • fchurk'  ( 251 ) fchurk tekend? De'fweede is J'an\Coenraad Kifou, Kruyers Baas, op de Eland» Gracht , by de Haafeltaat , genoeg door het uitlleeken van Oranje Vlaggen bekend, wac Heer hy diende, of fchoon zig by den Brouwer van het Roode Hart om zyn kalandifie voor een Patriot hebben de laaten doorgaan Voorders een zeer fchraapzuclnig fchepfel ■ Adres aan zyne Knegcs en Jongens, wien hy de dagloonen op de fchandelykfte wyze putlteeld , een openbaare Stadsdief als hebbende in 1793 een loots op zyn Erv ltaande afgebrooken , en aldaar zonder den grond te laaten beheyen woonhuisjes van getimmerd, 'c welk vooreerst ftrydig was tegen de Stads Keure en waar van hy in de tweede plaats huur trok, zonder 'er verponding van te betaalen, doch waar voor hy ook in de boete van ƒ 30O:-: is beflagen. waar van hytoen nogthans de fchuld op een onnozelen hals van een fimmerman, leggen wilde ; Deeze Kisfou nu, meede een groote Vriend van Schout Reinhard, en reeds lange voor de Omwenteling in de Buurt voor een Gids van Elias gehouden, door de Kruydenier» Vrouw uit de Hazeuraat opentlyk toegeduwt zynde i „ dat haar Man den Alvocaat verraden had, en zy daar „ bewys van geeven konde, als hy Kifou maar moeds genoeg bezat haar over dit gezegde by het Committé van Juftitie aanteklaagen , had zyri Zooiuje van Mey 1793 toü Mey 1794 by voornoemde Advocaat op het Comptoir befleld, en wierd ten tyde van deszelfs Arreiïatie quafie vari wegen Eli as verzogt deeze zyn jönge of fchoon zei v bekende dat gem. nog geen 14. Jaar oud was, eens op het Stadhuis te willen zenden , alzoo men hem aldaar wel eens over het een en 't ander wilde onderhouden. Of fchoon Kifou.nu zoo om de jongheid van! zyn Zoon, als ook dewyl hy fints vier maanden niet meer by den Advocaat was, zig hier van gevoeglyk had kunnen ontflaan, accordeerde hy in het verzoek, en vertelde het opentlyk ip de Buurt, waar op zeeker man naar hem toeging, zeggende: Kifou, ik koorn.by u omdat wy Buuren zyn, eii „ gebruik de Vryheid u te vragen, of het waaris, dat men „ uw Heyn ontboden heeft, ja zeide hy, en gy zult hem „ (hernam den andere) hoop ik immers n iet laten gaan, wanc „ wat hebt gy 'er aan om dien ongelukkigen Man te latj,, ten bezwaaren, Kinderen doen als kinderen, en dewyi h uw jonge 'er nu allang van daan is, kuntgyugsmakkelyk Hh 2 [3 hlét  C as* ) „ hier van verfchoonen, dat kan ik niet (zeide Kifou) want , ik heb het aangenoomen, en immers is men als Burgers ver- „ plicht de Juftitie van dienst te zyn" nu da: zy zoo „ hernam deeze) maar dan twyfel ik niet of gy zülc ais „ Vader van uw Zoon mee hem gaan. Niemand kan u zulks weigeren, daar hy een minderjarig kindis - ,, daar heb ik inliet geheel geen tyd toe ( Antwoorde Kisou) — ,, maar hernam den anderen, als men uw Jongen nu eens eeven als des Advocaats tegenwoordige Klerk arre- „ fteerd, wat dan. hol hol Buurtje geen zwaarigheid, „ (zei Kisou met een grimlaghend gezigt,) myn Vriend „ de Heer Schout Reinhard heb ik daar al overonderhou,, den, en deeze heeft hier al reeds in voorzien ," zoo als ook by de uitkomst gebleeken is, koomende de Jongen die nu niet een enkele maal , .maar wel zeeven & acht keeren als getuige ontboden wierd, telkens naar huis,en die volgends getuigenis van den Advocaat zelve te wiens prefentie hy gehoord wierd, de gewoonte had om flegts op alle zaken ja\ te antwoorden, of hy "er van wist of niet, „ wilt gy nu nog (vervolgde de Burgeres) een Haaltje van ,, die karei zyn liegt gedrag hebben, oordeel over dit „ volgende. Dat hy des Advocaats Vrouw, ftaande haar Mans ap« ' prehenfie onderfcheiden maaien liet weeten, dat hy wel ' zorg gedragen had, dat haar man, door zyn Jonge niet was bezwaard, en Waarom zy nu zyn Huis vermeed, daar Ivy in. "ftaat was, als door zyn vriend Reinhart veel kunnende weeten , haar fomwylen van dienst te kunnen zyn," Op raad van zommige vrienden vervoegde zy zich dus eens, (nogthands met voorzichtigheid gewapend) ten zynen huize Kifou en zyn Vrouw ontfingen haar met de uiter» Re beleefdheid, beklaagden haar het lot van haar man. —— Naar eenigeonverfchillige redenwisfelingen, begon Kifou over het geval te fpreeken, en vervolgens eenigevraagen te doen, doch bereikte by de antwoorden zyn oogmerk niet. Hy ontfchuldigde zich wyders dar hy in de verplichting had geweest zyn Zoon op het opontbod van den Hoofdofficier te laaten compareeren, des Advocaats Vrouw nam dezelve quafie voor goede munt aan, nam affebeid, en vertrok, doch erkend nu den Verrader. Na verloop van drie dagen, vervoegde zich een zeer braaf en eerlyk Burger Man ten haaren huizen, haar te kennen geevende, dat offchoon hy niet Patriotsch dagt,  ( *53 ) hy nógthatids te eerlyk was om toe te laaten dat'een fchurk als Kücu haar Verder in het ongeluk zou dompelen: „ en „ hoe dat?" vroeg deze hem, als hier over niet weinig ontfteld „ hierom (zeide den Man) omdat gy by Kifou „ geweest zyt, gy moet 'er volftrekt niet weder gaan; „ want die fchurk zoekt u in 't net re krygen, hebbende „ hy (en du bezweer ik u waarachtig te zyn; onder and»„ ren gezegd, nu zy eens by my geweest heeft, zal zy „ weder Komen, zy fteid vertrouwen in my, en dus als „ meenende dat ik haar van dienst kan zyn, zal zy my al„ les wel vertellen: te meer, daar zy denkt dat ik een Pa„ tnot ben." Doch waar in zy zich niet weinig bedroo- gen zal vinden en door welke waarfchouwing hydan ook volkomen m zyn oogmerk teleur gefield wierd Nu tot de laatlle Knaap. Deze is zekeren A. Bruidgom, een Bakkers Baas van 2yn geloof, ten minften drie honderd uuren boven het Kristen Ryk geboortig, woonende op de Louwri*r"ra >t byde ESaazeftraat, en offchoon een Lid v:.ndeWyk vtr'. gadermgN<\ 37 een eerile geelgieters baas, als hebbende de Vorstelyke Familie compleet achter zyn keukendeur aan den wand hangen, en gewoon om tegen de bekende •tlanten die Brood by hem kwamen haaien te zeggen • „ wilt gy niet eens binnen komen, om de Familiïe te' „ zien?" en dit aangenomen zynde, was het altoos- - „ wat zeg je 'er van, is dit het waare niet?" Den Burger Harger, hier van niets wetende, had uit buurdswegen dien fuppliant met zyn kalandifie begunftied doch inplaats dat zulks die Mof zou aangefpoord hebb-n ' dien braaven man wederkeerig voor zyn verderf te waar* fchouwen, zweeg hy ftil en zeide naar des Advocaats aueitatie „ het fchoul mich wohl bekend wollen zyn haïd „ vohr drie daogen, aber dat die Herr ont zainer Frauw „ zouden werden gegiiepen." „ En waarom? (zeide ■LQLee, 2yne 15t'Ten) hebt SY dan blixemfe Mof ,, uwfinoelmet opengedaan, om dieHeertewaarlchou" £w u ■ (ne'de lpbef^gtWhar, eine zoo goeder kalant aber zoe zullen yerlieren." Wat zegt gy nu Vrienden, (zeide de Burgeres die ons dit verhaal gedaan had) velhZ) eS"e fcThooneuitvk!St,en eindigdehiermedehaar verhaal.—- Jammer is het (zeide hier op een ander 1 * dat den Burger Harger hier'van onbewust is, anoï rl „ konde hy die klanten fchoon naryden geloof d r ,, niet vriendje (zskie zy) reeds opy den ^f™™ Hh 3 „ ont-  ( 254 ) il ontflag ben -k verzekerd, da: hem alles dieri aangaande „ verteld is, doch hy bezit te veel edelmoedigheid, om , zich op die laffe zielen te wecken. en wilt gy 'er een ', doorflaande bewys van, dat hem alles bekend is, oor-„ deel dan flegts uit het volgende kortte Haaltje, 't welk ' u de brutaliteit van Kifou overtuigend zal kenfchetfen. ' „ Deeze zond den volgenden morgen naar den Advo, caats ontflag 'zyn lieve Zoontje Hyn daar ten huife, hy verzogt Mynheer te fpreeken , binnen gelaten zynae, ' (vroeg hem onzen Burger) wel kameraad, wat koomt , gy reeds zoo vroeg h>er maken ? Ik .koorn. Mynheer „ (zeide de Jonge) met zin ontflag en Vryheid geluk wen: ,\fchen, hoor Singneur! (was hierop het antwoord) pak, ', u voort van hier, dewyl ik anders u vry fpoedig cie " beenen aan ftuk zal laten (laan, en draagd gy en uw " fchelmfe Vaar wyders zorge, om my op ftraat ontmoetende, nooit aantefpreeken, dewyl ik u in een maling helpen zal, die u maar half aanftaan zal, ' en Kijoil heeft hier aan ook ftiptelyk voldaan, want als hy naderT hand dezen Burger maar van verre zag aankoomen, floop hy als een Hoenderdief het huis in Grootlyks Burger. Spectator zult gy my verplichten ; door dit in uw Weekblad een plaasje te geeven , en veele ■welmeenenden door dit verhaal met my, ten einde ons. voor zulken tuig te kunnen wagten. Heil en Broederfchap! Uwen vlytigen Leezeri V i r i t a s. BURGER SPECTATOR! Tk vinde in uw N° 30 zekere brief geteekend de Önder\ Vinder, by welke geklaagd word over de ongelykheid die by het toedienen van het Doopzel onlangs in de Zmde, Kerk heeft plaats gehad: gaarne beken ik dit zeer onredelyk te zyn, maar is het nog niet önredelyker, als een braave oude Burger-Vrouw, welkers Dogter doorn,i eyd ing van een onegt kind is komen te bevallen, dat kind c welk toch tot zyne onegte geboorte mets toe ofafdoen kan ten Doop pncfentèerd, dat men zeg ik, dan een leeds zodanig ongelukkig, en in de oogen van verftandeooze weezens veragtelyk fchepfeltje om het m.sdryf van zyne ouders, den Doop niet belieft toe te dienen voor én al eer die plechtigheid aan de andere zoogenaamde Eg d  C 255 ) kinderen verrigt is, al waaren der zei ver Ouders met de uitvaagzeis van het menschdom gelyk te ftellen: maar hebben wy nu iets over de Gelykheid gezegd, veigun 'er ons iets van de Broederfchap te moogen byvoegen: Oy weet dat den Burger Hakvoort een wettig Pra; mver ons heel laag te doen denken; m«ar is het, om dat  ( 2^8 1 des?elfs wraarneeming, wegens hunne oranjeliefde, voor den Burgerftaat gevaarlyk kan worden, uit hoofde dat het publieke bedieningen zyn, en waar aan veelal het al» gemeene welzyn zeer naauw verbonden is, en dat men dus, om zich voor onheilen te behoeden, die oranje ambtenaaren gaat detnitteren; zoo dit dan wel dehoofdzaakelyke rederi is, waarom men hun demitteerd, dandunktmy, dat wel de oranje Leeraaren in deze remotie niet diende voorby gegaan te worden, vooral, wanneer men overweegt, hoe zeer het eeuwige, hettydetyk nadeel te bóven gaat. Het is te zeer bekend, dan dat ik hier aan den dag zoude gaan leggen, hoe fommige Predicantenzich voor de oranje party hebben uitgelaaten, hoe zy kaufelsen bybels hebben doen daveren,'om hunne logenachtigeftelzels den kortzichtigen toehoorder op het hart te drukken, hoe zy eindelyk hunne longen pynigden,. en hunne keelenheesch fchreeuwden, om'de Patriotten te verdoemen en te verwenfchen; ik zegge, dat dit eene al te bekende zaak is, dat ik dit van, 'Rukje tot beetje zoude gaan uitpluizen. Daar wy dan 'vavi de waarheid hier van volkomen overtuigd zyn, ed weten hoe zeer ons eeuwig welzyn, het tydelyke te bóven ftreèfd, dunkt my fpruit hier uit van zelve voort.,'dat. de eerwaardige Ambtenaaren ook in de remotie dé eevfte plaats dienden te hebben; want wat toch zal het voor wezenlyk nadeel aanbrengen, dat een waereldlyk oranje Ambtenaar aanblyvende, zyn beurs eens önbehoorlyk fpekt, met betrekking namelyktoteeniViw, .Hofman m anderen, welke voor het behoud onzer zielen verplicht'zyn te zorgen, bedenk Spetlator, welk een onberekenbaar onheil ons Burgeren zal veroorzaakt worden, zoo fóortgelyke zielrorgeis in hunne plicht te kort fchie♦e,i of ons wegens onze onkunde om den thuin leiden, »bch meer, den geheiligde kanfel, afleen verordent om ons de Christelyke Godsdienst voor te houden, doen itrekken ' om den kortziende Burger met politieke zaaken bezig te hóu.'en, noch meer, om ons de liefde voor het gehaat oranje in te boezemen, en de Rechten, de onvervreeinbaare Rechten van den Mensch als hatelyk te doen voorkomen,' ja als nestig U naaeelig voor den Burgerftaat, noch meer eindelyk, v/e!ke ons trachten op te dringen, dat 'er' voor den Patriot geen zaligheid in tyd en eeuwigheid te wagfen is! r>Jt immers is of was het werk der oranje Leeraaren, e/ymogte ik hunnen boezem zien, aller  ( 2S9 1 mede wel eene plaats in uw geëerd Dagblad willen in- rUVoore.erft kan de Vrouw van J. H. Diterich niet ontveinzen tegen zekere Buurjuffrouw, naar de apprehenüe van meergeui. Burger in deszells Huisgezin geantwoord te hebben, toen deeze haarzeide: wat 'Jfjt my dat, dot onzen Buurman een zulk ongeluk getroffen heeft; - Ja kind dat HAD ik al lang vekwagt, ik heb de gansche zomer al geweeten dat 'ER IETS gebeuren zou, en DAAROM crSETTELYK vesmeeden DES avoisds AAN DE DEUR te koomen , te meer, DAAR MYNHEER HARGER zich nu eu DAN wel eens vry wat sterke uitdrukkingen had latem ontvallen, waar op een ander haar te gemoed voerde: houd gy zulks voor een grond van zyn Gevmgeneming , dan hadgy uw jongflen Zoen zynfmoel wel mogen toebinden, want hoe menigmaal is hy in myn tegenwoordigheid door den Advocaat niet over zyne losfe uitdrukkingen berispt geworden, en toen de voorn, de Burgeres hier na aan Juffrouw Diterich vroeg waarom of men de Vrouw, en haare oude Vader mede genomen heeft, had zy haar antwoord zeer vaardig by de band, zeggende: wel Schaap .die moesten ze juist heeren, want dat waren de principaalste. Te:i tweeden kunnen Diterich en zyn Vrouw ahneede niet ontkennen, dat wanneer hun, door den geweezen Subftituc Schout P^pegaay, ten tyde van des Advocaats apprehenfie gezegd wierd; ,, zo gy niet wilt, dat ik in uw Huis „ koom, om die lieden gevangen te nemen, zonder het „ volle geregt, hebt gy zulks maar te zeggen, want den ", Hoofd - Officier en de Scheepenen , wachten met de „' Koets op de Princegragt," zynde hem Papegaat door de eerfte hier op geantwoord: wenfi ze halen wollen, moht du ze mahr krigen; en door de laatfte te weten, deszelfs Huisvrouw, myn God neen! neem ze dan maak. wee, want dit zou maar een vreeselyken omslag ii* myn huis maken ; was dit niet wel gezegd Burger Spectator, daar zy diende geantwoord te hebben; zich aan het Burger Regt te houden , en zy hem dus zonder het volle Geregt niet in hunnen wooning zouden laten intrekken, men den Burger Harger tyds genoeg gegeeven had, om] zig door middel van zyn Achter-Raam zig van alle fuspefte papieren over den Hyning die een zeer braaf Man was, te kunnen ontlasten, en waar door alle onderzoek vruchteloos zou afgelopen zyn. Ten derde, en 't geen vooral het braave Character, van  ( 2O0 ) Diterich kenfchets is; dat voor dat 'er nog iemand van dea Advocaats Huisgezin uit de Boeijen ontflaagen was, ze ker door den Boekverkoper Leeuwenfiein uit 's Hage aan hem geadresfeerd pakje daar ten huize bezorgd wierd, (als zynde. voorn. Boekverkoper dier tyds van 'smans apprehenfie onkundig) men goedvinden kon, in plaats van ■ het zelve maar aantenemen, aan den befteller te zeggen,., die Heer zit met zyn gantfehe huishouden gevangen, en gy moet het dus maar by den Hoofd-Officicr brengen; 't welk de man dan ook deed, en 't geen ten gevolge had, dat voor* noemde Boekverkooper voor Schepenen van 'sHage geciteerd, en wegens het afgezandene pakje verplicht wierd eene verklaaring onder eeden afteleggen. Eindelyk diend nog tot opluistering van 'smans deugdzaame conduiten , dat toen den Predicant de Haan Hugenholts, op den 3 October jongstleden, zyne gewoonehuiS' bezoeking kwam doen, hy Diterich, aan gem. Predicant j op deszelfs vraag, of de Heer Harger daar nogwoonagtig was, ja antwoorden, wel, vervolgde voorn. Predicant, is hy dan niet te huis? neen myn Heer, zeide Dieterich, maar weet gy het niet? ik weet nergens van, zeide den Dominé, maar wat is dat dan toch? (herhaalde zvn Eerwaarde) hy is in de boeijen geplaatst, en waarom toch (hernam hy) omdat hy (zeide Diterich) zulkengrooten kwaad gedaan heeft; (waar op den fukkel van een Dominé hem te gemoed voerde :) zie daar man, de gevolgen van de boosheid des harten! en die vervolgens, onder het uiten van eenige zegenwenfchen, vertrok. Ziedaar Burger Spetïator, u de bandelwyze van Diterich en zyne Vrouw omtrent onzen Burger en de zynen gehouden, naar de ftrikfte waarheid medegedeeld, doch als men over'weegd dat Diterich, een Boven-Rynfche saaNvnoH is, en reeds voor eenige jaarendooreengrofen fchelmsch ba'nqueroet, ten tyde dat hy Rynfchen Wynkooper was > veele brave Burgers geruïeneerd heeft, en zyn Vrouw hetr ongeluk heeft getroffen, onder den helfchen en valfchen planeet Satumus gebooren te zyn, kan het dan wel mislenen: of hy, wien daarenboven opentlyk verweten is, reeds voor twaalf jaaren de Sluikers om het voordeel van DRIE GULDEN te hebben aangebragt, moest ook in die geval als een verrader te werkgaan. Uw Beftendige Lezer f Govert Geloofwaardig. Dit Vertoog ^word alle Maandagen a i§ ft. by de ge woone Boekverkopers uitgegeeven.  D Ë N I E U W Ë SPECTATOR.' MEf DE BRIL. in nunne ouurc ruuu ic «uuw, ^.1 na uui wo. uui^uiu N°. 38. BURGER SPECTATOR! l^Len hoort tegenswoordig zeer veel over de Volkftem fpreeken, en dat zoo voor, als tegen dezelve. Ik heb j als my zeer voor het wezenlyk belang des Volks interes* feerende, deze zaak onder het faveur van een pypje veelmaals overwoogen; dan hoe meerder ik dit gewigtig ftuk inzie, hoe meerder moeijelykheden ik daar ih fchyne té ontdekken. Gunmy, Speiïator, u myn gevoelen des aangaande mede te deelen, met vriendelyk verzoek, van my by bekwaame gelegenheid onder het oog te brengen, zoo ik misfchien in het een of ander dwaale. Zoo 'er daadelyk eene Volkftem zal plaats hebben, dunkt my, behoord dé Stad in Wyken, en de Wyken wederom in Buurten verdeeld te;worden, beftaande dan iader buurt in 30 huishoudingen,'of daaromtrent, en wordende over ieder Buurt een Buurtmeefter aangefteld. Wanneer de Municipaliteie *sVolks goeddunken wil weeten over zekere zaak, dan zoo moet dezelve ter overweging worden gepubliceert en geaffigeert, vervolgens in alle Wyken rond gezonden, Buurttneesteren dienen een genoegzaam aantal gedrukt® exemplaaren van de te overwegene zaak te ontfangen, om in hunne buurt rond te zenden, én na dat elk huisgezin dit billet Vier dagen zal aan huis gehad hebben, word het-  2el'/e met het daar op gefchrevene goeddunken, by den Buurtmeeftcr terug gebragt, en welke het dan wederman de respettive Wykmeefters overhandigen, welke dazalve dan eindelyk de Munrcipaltteit ter handftellen, dewelke mynes achtens dan zeer gemaklyk hier uit des Volks' gevoelen of algemeene Volltftem kunnen ontdekken, en ingevolge daar vair refolveeren endaadelyk ter uitvoer bren» gen. Dan SpiElator, nu is hier de groote quajftie of men gegronde reden heeft van te vermoeden, of een refolutie genomen naar 's Volks algemeen goeddunken, veeltyds heilzaam voor den Lande zyn zal, ja of niet? men overwege de gahtfche masfa van Inwooners, welke ons Amfterdam bevat, benevens deszelfs kunde en onkunde; zoud gy niet met my moeten toeftemmen, Spectator, dat, zónder onze Medeburgeren te benadeel-en, men met reden mag veronderfteilen, dat wel het groot'.le deel onkundig is, dat een kleinder deel zekerlyk kudigheden bezit, maar veelal te wuft is, en- te lichtzinnig ora ernstig over Staats behngens te denken, noch een veel kleinder deel (wy ftemmen zulks geteedelyk toe) heeft genoegzaam» kunde» en is daadelyk genegen om over een gewichtige Staatzaak gezond te denken. Dan onze Municipaliteit geeft een zaak van belang, en aan welker uitvoering niet zelden 'sLands welzyn geheel afhangt, ter overweging over: ten einde daaromtrend de Volkftem te hooren; is dan niet het natuurlyk gevolg, dat over deze zaak zoo wel onkundigen, als kundigen zullen adviferen; en daar het altoos naar da meerderheid van ftemmen gaat, moet dan niet volgen, dat men meestal een beOuit neemt naar het goedvinden van onkundigen, alzoo die verre de grootfte hoopuitmaaken, en kan men dus my kwalykneemen, Spectator, dat ik zegge: dat het een blind geluk is, als een refolutie,. ingevolge de Volkftem genomenr goed uitvalt? noch mser Burger; een. Kruijer, Schoenlapper, Ambachtsluiden en anderen, oordeelen zoo wel over een zaak, als een kundig en gegoed man; maar kan men wel zeggen, dat de mindere onaf hanglyk zyn aan de meerderen, en zoude de invloed der meerderen niet wel kunnen oorzaak zzn, dat de mindere, om derzei ver gunst te behouden, hunne Item gaaven ten genoegen van die geenen van welke zy zelfs afhangelyk zyn? ik ftemme volmondig toe, dat dit ineen vrye Repuhliek niet behoorde plaats te hebben, maar ik zegge ronduit dat het niettemin daad.elyk plaats heeft,, en dat het dus te vreezen is^ dat men in het uitbrengen dar ftsts»  < 301 ) ftemmen veelal voor kuiperyen bloot ftaat, omen van w«r gens de ondergefchiktheid van den een aan den ander, waar by geaddeert de overwegende onkunde der Inwooflprs, het facit is, dat ik geenfints voor de Volkftem ben ; maar in tegendeel 'er veel meer voor ben, dat men he.t delibereeren over een Staatszaak gedeinandeerd laat aan mannen uit den boezem van het Volkgekooren,enop wiens deugd, vaderlandsliefde, bewezene kunde en onkreukbaare trouwe, men zichgerusteiykkanverlaaten; ten minslen langs dien weg zulien wy zeker kunnen zyn, dat een laadsbefluit niet door onkunde verkeerd word genomen, en dus wy niet blood gefield worden aan rampen, met welke wy niet onwaarfchynlyk te worstelen zullen hebben, 200 den onkundigen Burger, welke veelal werk genoeg heeft om het nodige voor zyn gezin te gewinnen over Staatszaken advifeert. Zie daar SpeEtator, u myne gedagten, betreffende dit gewichtig ftuk, rondborstig medegedeeld; gy zult my zeer verplichten door my met uwe aanmerkingen, dien aangaandete verecren, volkomen overtuigd zynde, datikmetmyne denkbeelden kan dwaalen, en in dit ftuk de bal daadelyk mis flaa. ,/tlIzoo my ter oore is gekomen, dat gy genegen zyt eenige ltukken u toegezonden te plaatfen, zoo vleije ik my, dat gy ook e#n droom, welke ik deze nagt gedroomd heb', wel ter kennisfe van het geëerd Publiek zult willen brengen. By eenige goede vrienden gisteren op een pypie geweest zynde, daar wy een glaasje bier hadden gedronken, gevoelde ik my zeer dommelig en bezwaard. Ik wierd by de eerste ontdekking myner ongefteldheid bekommerd, of het gebruikte bier ook Rotterdammer was geweest (van dat kookzel, als voor een maand zes a zeven de gewapende Burgers op hun nagtwagt hadden gebruikt, dat door een fubtiele zogenaamde zinkingskoorts, de dood aan den Capitein en den Tambour, en een kwynende ziékte'aan verfcheiden andere van die wagtdoende Burgers had veroorzaakt) maar God dank, op myne gedaane informatie, kreeg & bericht, dat het echt Leidsdh Bier wasgsweest, uit da. O o % b.est^ Ben uwen Mede-Burger I P. Cogitans. BURGER SPECTATOR!  ( 307 > trouwen aoo gulhartig vereert hebben, febeWfen gevonden ' worden, wat zal 'er van ons rampzaligen toch worden? myn veder is te ftomp om de yzelykheden, om de naare moordkreet, het verfchrikkelyk ach en wee! in deszelfs waare gedaante op het papier te (lellen, welke ganisca Neêrland zal doorgalmen, als wy verraden worden! daarom Landgenooten! wat ik u bidden mag, in 's hemels naam, ja by al wat u dierbaar is; verzuim geenoogenblik, om op alles wat u omringt een waakend oog te houden , en naauwkeurig na te gaan, wie uwer Regenten uw vertrouwen onwaardig zyn (zoo de zodanigen 'er zich werkelyk moeten opdoen) opdat gynietalteonbedagtdedeugd van hun, welke zulks geenfints verdienen, meogt belasteren en fchenden! bewerk op het oogenblik, dat alle de Leden der vorige Regeering in het Huis der Gemeente ia bewaaring gebracht, en op het (trengtte onderzocht worden, en worden zy bevonden werkelyk fchuldig^ce zyn, fchroom niet hun een loon haarer misdryven waardig te doen geworden, want zoo gy u daar in door eene kwalyk: geplaatfte menfchenliefde laat terug houden, zyt verzekerd, uw verderf, uwe rampen, uwe onberekenbaare onheilen zyn volkomen, en zullen in deszelfs velfte woede op uwen kop losbarsten! voor het overige is het uwe zaak, dadelyk gewapend naar de Grenzen te (hellen, ten einde aldaar de vyand, zoo hy wezenlyk vermetel genoeg is, om aan te vallen, te doen zien, dat gy het waare Kroost van Bato, en niet vervreemd zyt van dat aloude heldenbloed, dat voormaals voor Castilien als een fchrik aangemerkt, en met eerbied bewondert werd, en gy zult, hie-r van ben ik zeker, op uwe laaghartige Vyandan naar wensen zegevieren , en de gulde Vryheid vaste wortelen doen fchieten , en het ongeüoord genot derzeive onafgebroken fmaaken!! Zie daar Spectator \ het geen ik werischte, dat gy een plaats in uw Blad vergunde, en van uwe bereidwilligheid dien aangaande my verzekerd houdende, zal ik 'er (leeds veel genoegen in (lellen, my met een wezenlyk -gevoel van achting te mogen noemen Uw Meds- Burger! Van Huis den sNov. I79S- A. Bekevoles's, ff 2 MYV  C 303 ) MYN ZOON BERNARD! A-. noch hoop ik u myn Zoon (e kunnen noemen, als jtggb hoop ik in u de deugd te kunnen omhelzen , als nóch hoop ik eindelyk, dat ik zonder bloozen kan zeggen • ik ik ben de Vader van Bernard, eene der Reprefentanreïi van Holland! Bedenk Benard', van jongs af aan heb Ik uwe uitbottende zielsbevattingen , als een waar Vaderlan ■ der, als een mewarig menfchenvriend, als een kinderminnend Vader met alle zorg trachten te vormen, en-'töt her ontfangen van heerlyke zaaden van Deugd , Godsvrucht, waare Vaderlandsliefde, en onontbeerbaare gëfchiedkunde zoeken voortebereiden; Ook zag ik tot myne byzondercn vreugde, dank zy het nimmer genoeg teroemene volzalig Opperwezen! dat myne aangewende pogingen niet nutteloos afliepen; lk zag het geraaide, Zo veel mogelyk van het verderfelyk onkruid, 't welk den jonge en iedere fcheutkens zou hebben kunnen verflikken, U02uiverd, en met veel arbeid zeker, van tyd tot fyd' met wortel en al uitgeroeid, kiemen , en welig ten laasten bogroeyen. ó Myn Zoon! welk een wellust mócht uw vW- 1 der in de omarming van een Kind fmaaken, welkers ziel hy mocht bevinden, dat het waare fchoon der deugd kon Kerken, en daadelyk ter uitvoer brengen! uw Moeder (ach hoe griefde my dit fcheiden).gy weet'zulks Bernard gevoelde m u te omhelzen, al dat aangename, dat immer een Moeder by die omhelzing kon ondervinden! In bet eind, gy wierd een Man, een Burger, een Vader, noeh meer, een Christen! en ik uw gryze Vader, weende, ftorte traanen van dankbaarheid aan den troon van den onzichbaare, maar des niet te min alomtegenwoordige Jehovah! God, de onmiddelyke werker van alles, zonder wiens geduchte wille zelfs geen mosje op de aarde kn'n vallen (gy weet dit ook Bernard, want zaaden van godsvrucht, vry van dweepery en bygelóóf in uw zie! met zorg te planten, maakte mede myn Ouderlyke plicht uit) bewerkte, dat wy van oranjes overbeerfching bevryd , en san de geheiligde Vryheid hergeven wierden, gébruikende tot dat einde de nimmer genoegteroemeneheidenmoe'd onzer geallieerden, de edelmoedige Franfchen! gy weet dat wy ons toen regeerloos zynde, genoodzaakt vonden provifioned, en wel zonder eern'g ver.vyl, Mannen temoeien uitkippen, welke wel de moeijelyke taak, om voor ,s Lands en der Burgeren Vryheden te waaken, wilden op 'k ~"* " ■ i M "' " 'n' '"" «icK  zich nemen, ten einde voor de gruwzaamfte onaangenaam • heden, bewaard te blyven. Gy weet myn Kind, ik heb u in het Jus Naturae atque Civium omni cum cura doen onderwyzen, wat een Volk is, datzonder teugel en dwang daar heene loopt! het is u bekend Bernard, ach laat ik u noch eens aan dit hart, aan dit warme hart, dat by iedere klop van wanre Vaderlandsliefde gloeit, met ouderliefde, als een deugdlievend Kind, met alle mogelyke hartelykheid drukken, dat by de verkiezing der wél wettige Mumcipaalen, gy als een waardig voorwerp tot dat einde geacht, en eindelyk als een Regeerings Lid verkooren wierd! het Volk fchonk u eenpaarig haar vertrouwen, de handhaa«/ing ha'arer dierbaarste belangens , het kleinood de Vryheid, alles, dit alles wierd ook u voor u individueel aanvertrouwd! dan wat rees ik, ó God, ik yze noch by het enkel aandenken van die letteren, vervat indieBüef over de verzameling van Bremm, ik leze, dat ons Gouvernement met het vloekwaardig Oranje tot ons aller bederf als onder een deken fchuild ! Almachtig God, redeneerde ik, zoude myn Zoon ook onder dat gevloekte Cabaal behooren! ik fchreide, maar niet van dankbaarheid, rnaar van edelaartige woede ftorte ik traanen, en zwoer by den onzienlyken God, dat, hoe teder ik u ook ats myn Zoon , als myne voorheen zoo geliefde Bernard mog-t bemind ej omhelsd hebben, ik u, overtuigd vindende van vtrfmtd, of dat gy als het laaghartigfte dier u tot onzer aller bederf zoud hebben laaten corrumpeeren en omkoopen , het lemmer in uwe vera-chtelyke boezem zal drukken, dat ik my voor altoos voor het zonnelicht zal verfchuilen, als my tot in de ziel onteerd vindende, een Kind te hebben voortgebracht, dat bekwaam zou zyn, iets totondergrmgdcr Vryheid, en tot heilloos verderf zyner'Mede-Burgerentepleagen! wiltgy nu verder als myn Zoon worden aangemerkt; en van alle verachtelyke blaam gezuivert zyn, dan eisch ik vanu als Vader,als Burger van Nederland, dat gy voor God en al de waereid zult kenbaar maaken, wie defchurkeq zyn; die in onze ingewanden zoo wreedaartig wroeten, want weet, Bernard! dat ik u, en alle uwe Mcdeleeden aan verraad zal fchuldig achten., zoolang gy zult aarzelen, hier aanfe voldoen! gy-zyt dan myn Zoon niet meer, vervloekt is dan de fchoot die u baarde, vervloekt is het zsad, dat uwe wording veroorzaakte. noch meer, ik zal myne en onze Landgenooten aanmoedigen , 'om u van het kusten der eere tc fieeot:;, cn ais een prooi «ter bsuje over te'gevcn.  ( 3to > nvSVf?nk,deZe letteren ^ Kind> want als noch van owe ondeugd niet overtuigd zynde, noem ik u myn Kind Wa"0t UWeeeuwi8e e« tydelykegenoegenSsl' Uwe tot noch toe genegene Vader! Blankhar t. DE RECHTBANK van RAD AM ANTHUS. EENTWINTIGSTE AFDEEL ING. aie^wafik >r ¥' V* wi,t ey met uw en? ikwe« «ier, watiK er van zal maaken. f«5; VitN\ER P°L- Ik beSfyP mvn ™d, SF ver?P/n ±n°hhf eene/olfl^n onkunde, want zoo zulks ^ T Hoe duIvel kunc gy u daar over verwon- tZ'Jiï^ Ct U bekcnd is> hoe la"ge ik hier in de* onderaardfche gewesten heb her omgewandeld. van der POL. Dit is zeker, en daarom zal ik myn geduld tot en in zoo verre pynigen, dat ik in ftaatgeraake, om u van.het een en ander de nodige kennis te doen bekoomen. CAMPER. Hier door kunt gy zeer gemakkelylc peneteeren, dat gy my ongemeen veel genoegen zult verichaften: dan voor dat gy u hier mede gaat occupeeren moet gy eerst eens opletten, wie gyons daar zult zien na-, dere. E. van der POL. De gelaatstrekken van dien man, fchynen my niet vreemd, en hoe meerder hy ons nadert, dunkt het my in hem, hoe verbleekt en vermagert, hy mag zyn, de perzoon van den Baron Turk van Rozendaal, te ontdekken. CA MP ER. Hy is het zeiven, en is in allen opzichte , noch de zelfde, of fchoon hy ook hier reeds eenigen tyden verkeert heeft. Dag Turkte, gy komt hier in waarheid, even of gy *er befprooken waard; thans mag ik het genoegen hebben, zekerlyk ook tot uw blydfchap, den Heer van der Pol ts prefenteeren. TURK. Ik dank u wel zeer voor ,die goedheid. Myn Heer, zyt welkom in deze Gewesten, uw arrivement kan my in alle opzichte charmeeren, of fchoon ik inhetzekere ben  ( 214 ) myn reien, en duld niet, dat ik behoorlyk uitfpreekeik zeg noen eens, dat het 'er niet al te pluis is even wel zyn de zaaken noch niet hoopeloos, ja ik heb reden van te denken, dat alles eerlang zal te recht gebracht worden! ■ , CAMPER. Wat zegje, te recht gebracht worden! &. van der POL. Ja ik, geloof my, want ik ben niet voornemens, om je war doekjes voor het bloeden op de mouw te fpelden, dat ik zeg, is waar, en fteunuap reden. " ^r TURK. Maar wat facrement moveerde je dan, om ons daar zoo even zoo vervloekt in het pak te doen. E. v a n n e a POL. Dat is je eigene dollemans fchuld, d*t gy je zelven voorby loopt, en niet afwagt, dat ik behoorlyk onderrecht. CAMPER. 'Hoor Turk, Polletje heeft gelyk, het is jou eigene fchuld , maar laaten wy nu behoorlyk Mynheer laaten uiifpreekcn. T U R K. Maar CAMPER. Ik weet van geen maaren, zwygen is nu je zaak , of, ik zal het je maar zonder heel veel bewegen «egg«fa, maak , dat je weg komt, want als dat noch langer zoo duurt, berooft gy my ook van de gelegenheid, om l«ti t« kunnen vernemen. Allo nu Mynheer, gaat nu uwen gang, en geef ons verflag v.«n -/.Jaken, ik verzeker u, dat die heet gebakerde 7Wl p iilèf verder in den reden zal vallen. E. van der POL. Welaan dan Mynheeren, terwyl gy netzon begeert, zal ik u van alles, voor zoo verre myne weteufchap ftrekt, informeeren; luister: Dit in onze Volgende Bit Vertoog word alle Maandagen a i§ ft. by de gej wooiae Boekverkopers uitgegeeven. ,  D E NIEUWE SPECTATOR M E T D E BRIL. N°. 40. BURGER. SPECTATOR! N eeme de'vryheid ÜE. hier eenige wondérlyke Anec dotes of Berichten toe te zenden, doe my het plyfier Speüatór van dezelve te plaatzen. Schimmelendam, den 20 Juniperalre. Heeft men in Vroegere dagen, in deze Republiek,de kunst verftaan, van — door 't geven van permanentenamen aan de binnelandsch oorlogende partyen — de onëenigheden te vereeuwigen, en tot de laate nakomelingfchap zuiver enon- vervalscht over te brengen: Getuigen hier van, zooi veele faftien en tegen elkander in *t harnas gejaagde we- derzydfche Cuaiitlen onze ffl ' levert thans een fpre- kend voorbeeld op, (hoewel maar in het klein — ) dat deze kunst by haaie bewoners nog niet in 't vergeetboek geraakt is. — ... Qq  C 314 ) Önze gemeente is thans verdeeld in tweederiet feflen: de eene noemt zich de Bloem — en de andere (hoe zeer tot nog toe niet fterk genegen, om zich dien naam toeteëtgeneu) word de Semelen der Burgery genoemd. Men zegt, dat de wederkeerige werking deezer twee partyën de laatfte hand aan de compleete verwarring van het ftede- lyk bewind heeft gelegd: dat 'er tusfchen dezelve, by de politieke, zich ook nog kerkelyke verfchillen hebben weten te immisceeren; en dat de eene party wac op zyn Romeinsch en de andere wat op zyn Dordrechts voor de goede zaak ievert . Men wil dat de eerde grond van den twist en een daaruit gevolgde fchifting en feheiding of ontbroedering van de Bloem en de Seemelen betaan heeft in de al te zeer in 't oog loopende verbrmdering, der zich alhier bevindende Westphaalfche Burgers en Stemgerechtigden, welke geen klein getal uitmaaken; "en in 't uitbrengen van hunne Se. melfche volkftem zich van zulk eene vreemde Phrafeologie bedienen, dat de zich noemende Bloem, der burgery het zich tot eene fchande gerekend heeft, langer eenig foort van Broederjchap met deze lieden te eultiveeren „ Men hoopt echter" (zoo drukte onlangs iemand op een leenfpreukige wyze, over dit onderwerp zich uit) „dat „ door de gevraagde hulp en iomst van eenige bekwaame „ en ervare lieden , van de verdoven Bloem en Seinden, „ nog een goed mengzel en voedende pap geprepareerd zal kunnen worden!" Extraüuit een' Brief uit 's Hags, den 4 November . In het Logement de Byènkorf, by den Hospes Ph. F. Haalnaje, alwaar ik, by myne aankomst alhier, myn ititrek genomen heb ontmoette ik veele Volksrepre- fentanten, vooral vocaalen, die door hem in zyn Comptoirtjen, met alle gedienftigbeiJ werden ontvangen en gett-afteerd. Zyne bediendens moesten alle werk achterlaaten, om dezelve te helpen en te believen : 'tgeenmy verwonderde; alzoo ik, zederd 1787, 'sjaarlyks heb gelogeerd, en altoos zoogenaamde Oranjeklanten heb ontmoet, die óók met di/iin&ie onthaald werden. Ha» ha! (dacht ik) Phlipjen verftaat hetkunstjen, om in da koude (met verlof gezegd!) zyn g.. naar 't vuur te draaien! Enfin! de ma,: wint veel geld: zyn Logement heeft eene aantrekkende kracht; hy weet fcboon te praaten, en alFes (gelyk de onfatfoenlyke lieden zich gewoon syn utttedrukken) in zyn nest te liepen. Zyn zoons zyn bel  ( 3'S ) ■het waare evenbeeld van hunne Vader. De eene moet een Profesfor in het draiën zyn. Hy heefc zich in de^e dagen zeer bekend gemaakt, door een meefterftuk, het welk de aandacht van veele naar zich heeft getrokken. Het is een Timen Haan, zoo kunftig gemaakt, dat het minfte windjen denzelven werken doet, geplaatst op een' hoogen toren, waarop alle de vergaderingen enCtmmitté's het uitzicht hebben , om diretï te kunnen ontdekken , hoe de wind waait. Boven dien heeft die Haan iets opmerkzaams, hierin beftaande, dat hy, als de wind maar een ligt flreekjen uit den Oranjenhoek krygt aanftonds kraait, om hen te waarfchuwen. My is dan van goederhand verzekerd, dat Papa, uit het Byënkorfjen, de eerfte Huurlieden van 'sLands Cotter heeft weten ts bepraaten, om dit Zoontjen aan boord tenemen; fchoou men zegt, dat eenige doorzichtige Schippers 'erzichfterk tegen verzetten— en zwarigheid gemaakt hebben, met hem in zee te fteken.; vrezende dat hy, by eene deinzen-de lucht, en mistig weer, zyn haan op den grooten mast zal plaatfen, en zoo zal weten te doen werken, dat zy cours houden naar Hamburg enz. ■ Ik voor my geloof, dat gy het met my eens zult zyn, dat men deze dagen niet te voorzichtig kan zyn, en beproefde Vaderlanders de voorkeur geven moet; ja, by gebrek aan in 't vuur be• proefde driekleurigen , veel eerder eerlyke en cordaate geelkleurige behoorden te emploieeren, dan lieden, die veel gevaarlyker zyn, dan de verleidende Maitresjens, die de oude Papa 'er op na houd , om het verblyf by hem te veraangenaam en. Oud Babel, den 30 Otlober. Wss het jaar 87, voor ons een jaar van onvermoeiden arbeid, taai geduld, en rustelooze bezigheden, zoo voor den tabbnart als voor den dégen; het jaar 05. is w.iarlyk in deze vakken, niet minder belangryk. Dezelfdeiever, dezelfde werking, dezelfde tegenwerking , dezelfde drift, dezelfde traagheid en dezelfde overhaasting! Met één woord wanneer het zoo voort gaat, z;l het jaar p6. naar dat van 87. zoo veel gelyken, als den eenen druppel water naar den anderen ! Het voorn-iamfte verfchil, dat men tusfehen het eene en andere gewaarwordt, beftaat in de onderfcheidene benamingen, die men thans aan dezaaken geeft. Men is thans op het ieverfgfte bezig, met het opfchry'Qq 2 ven  C 3l<5 ) ven van de lieden van den 15 September 87, zonder oog*, luiking. Ook heeft men eene propojitie gedaan, om dezelve, met een geweer, zonder fabel te wapenen. Ondertusfcben is men het onder de Opperhoofden gantsch niet eens , wegens de Uniform. Hier over wordt zoo hevig gedisputeeerd, dat onze Franfche Broeders, welke de taal niet verdaan, en das alleen maar uit de driftige gesticulatien, welke 'er by neeze debatten plaats hebben, over het onderwerp der quaestie, gistingen kunnen maken, in de vaste verbeelding geweest zyn, dat'er over niets meer of minder gefchil was, dan over het behoud of den ondergang der Republiek- Watehstad, den 5 September. Het fyftema — dat een bloote reprefentative Regeringsvorm, zonder iets meer, nog geen Democratie is, begint bier zeer veel veld te winnen; vooral onder lieden, die niet aan den klank van het woord; maar aan de waare beteekenis der zaake blyven hangen. Doch, het is even waar, dat, zol het volk waarlyk regeeren, dat zelfde volk daar toe waarlyk inftaat gefield moet worden. Zoo lang dit niet gefchied is, is de Democratie een kou ens, en heeft de Cabaalregeering een ruim veld, om haare fchadelyke rol te /pelen. Men wil hier, in 't klein, eens onderzoeken, oi 'erook mogelykheid is, om aan Demos een mond te geven wel te verdaan! een'mond, waarmede hy zelfs fpreeken kan. Men delt hier, op zeer goede gronden, voorvast, dat uit de oude en nieuwe gefchiedenisfsn, voor zoo verre zy tot tot ons gekomen zyn, blykt, dat Demos altyd wel i^ït duizend monden, doch zelden, of liever nimmer, uit maar éénen gefproken hebbe. En dat, het geen men tot nog toe, in de Romynfche, Griekfche en andere Chronyken, voorden mond van Demos gehouden heeft, niets anders geweest zy, dan ''op zyn best genomen,) een Cotn.iii'itté van tolken, aangefteld om den wil des volks, uit de Centorifche taal, in de Senatorifche fprake overtezetten. 't Geen altyd een zeer moeijelyke zaak geweest is: waar. om men dan ook geene wynige --'oorbeelden in de Hidoifien aantreft, dat zodanige Ccmmhé's zeer dikwils de hand geligt hebben, met de aan hun toevertrouwde translatier.,. ——- Hoe dikwils heeft Demo's niet geklaagd, dat men zy- pe meening kwalyk begreepen en zyne woorden ver- ieerdelyk, en geheel van den grondtext afwykende, go? hiterpreteerd had? • Msar  <. 317 ) Maar , aan de andere zyde, is het ook eene waarheid , dat de Centorifche taal allermoeijelyksi, en niet zelden by de Hottentotfehe af, geweest is. Verdraagzaamheid , den 4 November. Onder de zeldzame manufekriptpn , welke 'er in de Blibliotheek onzer Univerjiteit gevonden worden, behoort zckerlyk ook een oude paticuliere overzetting van den Bybel, waar van het fchrift zeer klein en onduidelyk is; zoo dat men moeite heeft o:n het te ontcyfferen. Verfcheiden fchriftuurpla^atvindt men 'er in, welke met onze gewoone overzettingen, even zoo min ; als met de grondtaal, eenige de rajnfis overeenkomst hebben : weder andere — die, hoewel in 't zaakelyke overeenkomende echter met andere woorden vertolkt zyn. Onder deze laatfte verdient vooral in onze tyden — veel opmerking — Vred. X. 16. alwaar men de volgende woorden meent ontdekt te hebben: JFee u (" Stad) welker Vertegenwoordigers kinderen zyn : ende welker famenrotbers in den morg:^jlond drinken. Ondsrtusfchen Weet men,dat 'er in de gewoone Hollarfdfche Overzetting ftcat; Wee ti (Land) diens Koning een Kind is: en diens Vor> Jlen den morgenjlond eeten. Het welk in de woorden een zeer groot verfchi! oplevert.— BURGER SPECTTAOR! j/^joo even ontvangen wy hier in Amsterdam, de echte tyding uit Nigritien, dat 'er in zeker dijinSt der zich aldaar bevindende Republiek van dieren, eene ongelukkige opftand plaats heeft gehad. Het geflacht der vosfen, (zegt men) heeft 'er hoewel heimelyk — het groot- fle deel aan gehad. Eenige, zeerghrenomeerde, Oliphanten zyn daar thans niet in het bewind, Eenige Pantherdieren hebben zich verëenigd, om aan hunne Vertegenwoordigers de wetten voortefchryven, op fundamenten by gelegenheid van het reclameeren eener onlangs geteekende, doch nu reeds in onbruik geraakte, zoogenaamde Qq 3 ac  ( " ) «nooij hean fjampert, zoo as je weet; maar nou hoor ik van Amltcidam, weetje, dat daar de Patriotten, zoo as in den Haag oo.. at, alles voor niks willen waarneemen, en 't geld dat men 'er anders in de goeije tijd voor trok, in de Lands kas willen doen; maar ziet, ik denk, dat et allemaal duvelfe leugens zijn, weetje: want dan mosten de Patriotten wel mallooren wezen; en zeg, waarom zouwen ze dan zoo graag op het kusfen ezeten hebben , as het niet was, om wat voor 'er moeite te neemen , en dan nog zoo iets, zoo as ik zeker weet, dat onze braave Staaten, altoos edaan hebben, heden, waarom zou men ook niet zoo wat neemen, wat zeg je Broer, dat is ommers altoos zoo eweest, hoe zou men anders zoo fchielijk riek eworden zijn, nou ik hoop, en de IJeere geeve 'er genadig zen zegen toe, dat, dat praatjes zijn zeilen: want dan was het met mij uit, en nog erger zei het wezen; weetje, as ze willen hebben, dat men zei motten bewiezen , waar men et geld elaaten het, dat men ontfangen het, want dan mag ik wel maakèn, dat ik vort kom: want ziet Broer, weetje, daar weet ik geen raad toe; want ik heb altoos 'er zoo wat op een deugdzaame wijze van oienomen voor me gebruik,nou dat zeilen maar praatjes weezen, de Patriotten zeilen zoo gek niet wezen, weetje, ik weet ten minften, dat onze goede Staaten , en zoo as men Heer Haring, want, weetje, daar heb ik et van eleert, altoos om hor zelve dogten, en dan ging alles wel en goed, nouw God bid ik zei het maaken en geevcn, dat ten minften die praatjes, weetje, allemaal leugens bennen; olie ja, dat bid ik van ganfcher herte, om men eigen rust wille: want waarlijk Broer, ik zit nouw zoo warmpies en zoo welletjes, en dat te motten misfen, dat zou me bitter fpieten, dat weet de Heere; nouw lieve Broer, ik breek of met de pen en niet met me hart, denk eris in je gebeden om de twiefeilagtige toeftand van Jou Trouwe Vriend DOUWE SCHRAAPSENA. Leeuwaarden, den 7. Februari), 1795. B 2 BR AA"  C ** ) BRAAVE BURGER! Jonge! Jonge! het ziet 'er tegenwoordig wonderlijk uit; gij weet maat liev, dat ik een Makelaars kouleur heb, dat ik de gruwelijkfte leugens kan voor den dag brengen, die pien zoude Kunnen bedenken, zonder van blikken of bloozen te weeten, en dit dient mij in mijn kraam, om zoo hier en daar zoo van het een en ander het fijne van de mis te verneemen; een paar dagen geleeden, was ik om een ze' ere zaak, (hier niet nodig te melden) verpligt te. gaan, aan het huis van een Burgermeester. die het ongeluk heeft gehad, van op een vriendelijke wijze voor zijne verdere moeite om zich mei de Regeering te bemoeijen bedankt te zijn. Ik ftond in de Zijkamer, maar gij zoud niet gelooven, wat ik daar niet al hoorde; de lieve Mevrouw voer op eene gruwelijke wijze tegen haar man de Ex - Burgermeester uit, en zeide: is het niet uw eigen fchuld, dat gij nu op het ftim.bankje zit, hoemenigmaal heb ikugeraaden, qn gezegt: Piet! het kan zoo niet gaan, bedank liever nu, eer gi; raderband bedankt word, want bij moest gek zijn , die niet ion zien, dat de Franfchen hier zouden koomen, bijzonder daar men aller zichtbaarst kon zien, dat God hunne oogmerken begunftigde, en in te-enoeel ulieder, want om de waarheid te zeggen, wat deed gij de Prins en alle uie mooije Heertjes toch anders als eigen belang zoeken , dat niet anders als arme Burgers moest maaken, ik zeg d.it God ulieder zaaken gans tegen werkt, en in plaats dat men de menfehen nog vriendelijk zoude behandelen, zoo als het een Regent immers betaamt, zoo was het altoos: fcheerie vau hier kaerel, ik fpreek geen Burger langer! en dan draaide men zoo een mensch, op een verachtelijke wijze zen achterfte toe, dat was braav niet waar mijn Heer Smulpaap; het kon niet veranderen, men had'er iets op, uitgedagt, men zoude de Franfchen, nu men ze met de wapenen niet kon keeren, een groote gouden breidel in de mond leggen, want daarom was het de Franfchen toch maar te doen, men dagt van die lui, als van zig zeiven, te weeten, dat het even zuiken laage en verachtelijke zielen waaren, als gij weet, dat gij zijt I wat is 'er nu van de Commisfie naar Parijs geworden? heden hier was geen zeggen tegen, de Nationaale Conventie zoude ten minften luis  ( 13 ) luisteren naar een aanbod van 80 Milüoenen niet waar, al wa ik 'er tegen inbragt, waaren immers maar vrouwlui praatjes, ik moest mij met de keuken bemoeijen, nietwaar? Sri nu, boe is het nu afgeloopen ? net zoo als te Zwol, overal komen die deftige Heeren met een groote Bril te rug, nu is de Prins met al zijn hecle kraam op de v ugt, om zijn welverdiende ftraf, te ontwijken, en hier word zoo den een voor en de andere na gevangen gezet, als hier uw lieve vrindjes JKiksbergen, de Fiscaal v. d. Hoop, ip den Haag^EimNO, vaïv Roon, v. d. Spiecel, de Commies Lelieveld, de Facels, en wie al meer, God weet het, of. ze ook niet om u komen, nu hebben die vrinde mooi tijd om hun manneftuk;en te overpeinzen, als het hier nog blyvt daar ik veer voor vrees, want wat denkt gij we!, dat de braave Patriotten gek zijn, ja laat'tu niet verwonderen , braavnoem ij ze, en met reden, want zij zijn alleen beftierd ooor een wezenlijke zugt om hunne Medeburgers gelukkig te maaken, prefenteeren immers aan, alles zondereen.gefalansfen te willen behartigen, daar gij lieden overal ten Hemel roepende Jaarwedden ontfing, maar de Hemel behaagde het nu niet langer, uwe dieverijen zijn ten einde, en zeer yeelen zijn rijp voor 'de ftraffe. Daar leggen nu uwe mooiie Caréepruiken, wat zult gij 'er nu mede uitvoeren, mij dunkt, dit ik ze maar aan een oude fmous zal verkropen, want ik denk die nesten niet langer te bewaaren, nadien ik zeker weet, dat zij uitgedient hebben, en weet gij wel dat de Fiscaal Brugma , te Groningen, en dan Drost van Drenthe, gemaakt hebben dat zij wegkwamen, dat zal ook zijn reden hebben, want waaren zij fchoon op hun lever, zij zouden welgebleven hehben, maar het zijn meestal fchelmen zoo als gij ook, het doet mij in mijn ziel leed dat ik het zeggen moet, maar ik kan tegen mijn gemoed met fpreel-eni Deze harange zal ongetwijfelt noch langer geduurt hebben, maar ik gong heen. Zie hier nog een fraai ftukje mij uit Zwol -toegezonden zijnde de aanfpraak van L Renners, aan den Fransfen Generaal Chardon, leest ze eens, en zeg 'er mij uw gevoelen van. Zie hier dezelve: de geruchten mijn Heer uwer handelwijze, de alleszins edelmoedige maniere van handelen met hun, welke thans het zagt gewigt uwer Zegevierende wapenen ondervinden, en daar bij hunne bijna verloorene welvaart weder zien ontluiken, de onwederfpreekelijkc grootmoedige manier van den.  ( M ) denken der Nationaale Conventie heeft ook Frieslands Staa, • ten met aandoeningen van verwondering vervult, zij ademen, de mets dan eene belanggelooze zugt, om hunne Medeburgeren een duurzaam en iieeds toeneemend heilgoed te doen imaaken, en deze denkwijze is het alleen, welke hun ein» delijk heeft doen befluiten ons 4 Heeren uit hun midden te deputeeren, en gelast mij U. H. E. G. te informeeren dat Staaten,reikhalzen naar dat oogenblik.in het KBi.-e U. H. E. G. hun met U. H. E. G.protexie zal vereeren niet alleen, maar dat U. H. E. G., de goedheid gelieve te l.eoben van met en benevens hun de voorfpoed cier alleszmts vrugtbaare Provintie te helperi volmaal en zijnde zij van hunnen kand genegen om vóór U. H. E. G hunne er; entenis daadelijk ten toon te fpreiden, alleenelijk Wenschten zij bevorens U. H. E. G, komfie in die Provincie gearresteerd te hebben, en ook daarna zal de te fchenkene er.-entenis evenredig zijn: namelijk dat UHEG. dehooge en laage Regeerings Perzoonen in hunne Posten zal bevestigen, en daar voor guarandeeren, en niet dulden dat eemge moetnilligen hier tegen in het minste zich verzet, ten; 2 dat de dispofitien der ampten en bedieningen in zïn geheel verblijve, aan die geenen, welke tot hier toe over dezelve ten meesten nutte van den Lande gedjsponeertheb. ben, en hier ftond de Generaal op, en zegt - het dcet mij leet, dat ik mij niet met u kan inlaaten, zoo gij iets wilt Capituleeren, vervoegt u dan te Campen bij die Uurgers, welke door uHeere Staaten verdreven zijn, al het welke gij met hun zultkunnen bedingen, zal mij we! zijn , en door mij bekragtigd worden: verders zal u den Generaal Daandels derwaarts verzeilen." Wat dunkt u van dit ftukje, heeft het Rat fmaak, de Aristocratie kijkt 'er immers niet «an alle kanten uit? —_ Nu vaarwel, en geloov dat ik altoos zijn zal Uw Toegenegen Medeburger Amfterdam, 0 D E G E L JJ K, den 17 Februarij 1795. LIE+  C ¥ ) LIEVE MIETJEl Je zult misfchicn verwondert zijn, dat ik in langen tijd niet bij u geveest ben, dan kind liev, dit heef: zijn reden, en om u niec langer in verlegenheid te laaten, en niet tot disperatie te brengen, zoo heb ik je deeze letteren willen toezenden. Je kunt ligt begrijpen, ann fchaap daar je bent, dat het mij niet onbekend kan zijn, dat onze aanftaande Weidcjfbner, je goejc Burgermeester, door de Patriotten afgezet is, en het du; nu buiten zijn vermogen is, om ons het beloofde ampt te geeven, en alzoo dit allen (wanc ziet ik winder geen doekies om, wie duivel zou anders een Burgermeesters Hoer trouwen ?). de oorzaak mijner lievde in, die ik u altoos betuigt heb, zoo vind ik mij verpligt u voor uvye genegenheid te,bedauken, ik zal liever een Koetje gaan opzoc! en, dat nog zonder Kalfje is. Oadertusfchentrngt u te troosten, ziet dat gij nog bij uw Heer biijvt; maar misfehien zal hij zelf nu werk genoeg hebben om zich te bedruipen; want 'er zal nu zoo veel kaplaken niet meer voor hem opzitten, als wei toen hij.de Caréépruik' droeg, nu ik moet zeggen, het was een best man, hij was altoos even vriendelijk tegen mij, een fles Wijn of twee, daar zag die braave Burgervader niet op, nouw trouwens hij had gelijk ook, want nu hij de room van u weg hadt, dogt hij mij de gehotte melk in den hals te duwen, en o.n mij de pil fmakelijk te maaken, zou hij u een mannen bediening geeven, ren einde 'er iemand zou opdagen, die hem van Koe en Kalf te gelyk mogt verlosfen; doch dat is nu wat voüt, niet vaar, en nu zit myn arme mietje bekaden en belast, och ja, nou, het is ook al evenwel van een Burgermee;-ter, en dat is een fatzoenelyk man. Maar ziet, weetje, ik gc'.oov, dat alle Knegts en Meiden, die by die lieve Burgermeesters &c., woonden voor halve huur, want meer kreeg jelui toch niet, nu als een uil op 'er neiu zullen zitten te kyk'en; want nu is het met het ampten krygen uit, ik geloov haast, dat 'er dè Patriotten wat anders over zullen disponeéren. — Nu Mie 1 Hel het zoo goed gy kunt, ik wensch u het beste, en een gelukkige en voorfpoedige verlosfing. Maar denk nooit meer om KOO DE KRUTJER. GE-  ( I« ) GEACHTE MEDEBURGER! Gjd dank, beste maat! God dank, 'er is wederom een mooije Rot in de val geraakt, terwijl bij noch bezig was met knabbelen; in 't kort, heden is de vermaarde Boek. verkooper, J. PEPPELENBOS naar het Stadhuis gevoert, en aldaar gevangen gezet, in de daad jonge, toen ik dit hoorde, danste ik haast van biijdfchap; want' in waarheid, hij is, fchoon wezenlijk een gemeene kaerel, een gevaarlijk meubel voor de Maatfchappij, is hij niet oorzaak van het ongeluk en gevangen neemen der Boekverkoopers Bohchers, Nutbeij, Schouten en meer andere Braaven; was hij niet de Correspondent der oude Regeering, en nam hij niet waar het ampt van Verklikker, als 'er over die historie iets was aan te brengen? was hij niet de uitgeever der Lijst derTekenaaren op de Afte van Qualificatie? en gav hij niet nog onlangs uit een Spotfchrift op hun, welke om de goede zaak haar volle beflag te doen krijgen, niets te liev hadden? om kort te gaan, hij beijverde zich, en ftelde daarin zijn grootfte glorie, dat zijn Medeburgeren geruïneert wierden, op dat hij op deszelfs ruïne zijn welvaart eenmaal zoude kunnen vestigen; dan dank zij de edelmoedige Franschman, welke ons thans een tijd doet beleeven, dat wij fpreeken, fchrijven en drukken mogen, wat wij willen, mits dat wij een ander maar nietten nadeele verftrekken. Met zeer veel genoegen verneem ik ook, dat 'er binnen kort noch meerdere Perzoonen zullen gearrefteerd worden, ten einde dezelve te conftringeeren eene duidelijke opgaave te doen, hoe zij met 'sLands Penningen geleevt, en waar toe zij dezelve gebruikt hebben, als ook, om, als de historie niet liquide mogt uitkomen, dezelve een evenredig loon te doen weriervaaren. Hoor Jantje, bij de eerstkomende gelegenheid zal ik u een zeer frapante en belangrijke Briev fchrijven, en zal altoos zijn uw toegenegen Medeburger N- BLANKAART. A msterdam, den icvFebruarij 1795. Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alöm voor een en een halve Stuiver uitgegeeven.  D È NIEUWE SPECTATOR MET DE BRIL* N°. 3- GEACHTE SPECTATOR! Ik heb nu reeds tweemaal uw Bril gebruikt en moet zeg*er dat hij zuiver van Glas is, ja dat hij deszelfs bezitter de voorwerpen duidelijk doet ondëffche.den, en vetteuepd onklaard- dan, gij neemt het mij immers niet kwalijk Burgr Spectator «wBrilheeft na mijn ko-tzkhtigv^nd en dat ik wel degelijk meet bekennen dat zeer be^n j één eieenichap, ja ziet Spectator, ik ?.es he„ juist zoo, als hetZ op het hart legt, die mij nier. zeer behaagt, te weetS - 2 ontziet u niet. om zoo maar zornmige Koeren die aTn het roer van Regeermg gezeten hebben opent gk *e Eisnen hunne vouten aap uwe lsezers openV «d oof^reS, en hun daar door bij een ieder haat^k te maaken; dit Burger zou noch eënigzints doorAmbWg  ( 34 > een Jaar geleden gehad heb, en wat is dat onredelijk , niét waar? wij zondigen immers dagelijks in veelen: och ja, en zijn 'er niet veelen onzer 'Zusters, die een misflaggie uit fwakheid des vleefes begaan hebben, Zuster Machtelt immers laast bij Broer B , weet gij, en wat is dat toch, het zijn immers waare Vroome.], waare Geloovigen, en groote Voorvechters van Sions muuren, zjo als wij ze er allen weeten, en immers is men verplicht zulks met den mantel der lievde te bedekken, niet waar Zuster? op dat 'er de zondige Waereldiingen niet mede te koop loopen, en 'er de fpot meê drijven, dan mijn Broer, die rechte ijdeltuit, is noch blind in het- werk der Vrcomen, ó! ó! kon ik maar mij zeiven helpen, en hem verlaaten, wat zoude ik den Heere blijde zijn, ja mijn ingewandjes zouden rommelen van vreugde, en een hemelie balfem zoude mijn vroom hartje bedekken, dan ik zal uitroepen Zuster: des Heeren wille gefchiede, och ja! nu ik zoude u, dit is waar, verhaalen, wat 'er in onze geestelijke bijeenkomst is voorgevallen, en ziet, door de veelheid van zaaken zoude ik het wel vergeeten, dan wat zal ik veel zeggen, ik ben toch ook maar niet meer als een mensch, offchoon ik, dank zij de Heere der Heirichaaren, een vroome, een waare vroome, ja een gelouterde vroome Zuster ben: och ja! — Na dat wij dan gezeten waaren, vatte Zuster Saartje met een zedige lieftaaligheid, haar zoo als aangebooren, het woord op, en iprak: wat zugten de Vroomen thans onder een zwaar pak, Zusters, en onze vroome Prins, dien armen hals, en zijn gantsch geloovig Huis, hoe of zij het tegenwoordig wel mogen hebben, wat zal 'die Ziel wel te ftrijden hebben; ö! wat zijn de menfehen toch boos, en ondankbaar, niet waar Sufanna ? Heere wat zullen zij veel te verantwoorden hebben, och ik kan dat zoo klaar voelen, och ja! Bregje zeide: maar Zusters laaten w!j maar niet al te veel morren, het zal zich wel haast weder fchikken, ja, ik weet van goeder hand, dat onze trouwe Bondgenooten fterk naderen , dat wij dien trouwen Wachter van Sions muuren wel dra weder in den Haag zullen zien, dat hij weder bij zijne kudde zal zijn, en die als een trouwe Leidsman geleiden; zoude dat waar zijn, zeide Zaartje, ja wel is het waar zeide Breggie, en dat zal net als" een vreugde Olie en een liefFe!ij»-.e Baifern over de hoofden zijn van de waare Geloovigen, och ja, heden zegt Saartje, de Zusters weeten immers, dit het van daajj de geboorte dag is van Neêrlands Vorst, dren Steun va*  ( S5 ) to alle Vroomen , och ja, wel is hij dat, en nu was mijn voorneemen, dien goeden hals een ofi'erhande te doen, cch mogt het hem tot een troost verftrekken, ziet hier Zuster, heb ik eenige goddelooze Couranten van die Antichristen, weet gij, die ichclmiche Boekverkoopers, en die aal ik hier met een vroom hart verbranden, en de asfe als nutteloos kaf laaten verftuiven! ö mij Zuster zeg ik, wat zijt gij een waardige IJveraar, gij zijt als een licht blinken-de in de duisternisfe, en drijft mij aan om uw waardig voet. fpour te volgen; doch niet om iets te verdienen, want ik kenne mijne onwaardigheid; maar zie hier (want ik hadde na mijn Broers Lesfenaar geweest) eenige niet minder goddelooze Papieren: 't is de Spectator met de Bril, ó! wat zal de Opfteller daar van noch eens te verantwoor. den hebben, ja hij zal branden, branden zal bij tot troost van ons wij vroome en onfchuldige Lammeren, ja wel zijn Wij dat, laaten wij ze bij die Couranten op eens verbranden , dan zoo zal het eene dubbele offerhande zijn. Och zegt Bregje, laat mij eerst even dat Atheïstifche Papier inin zien; hier zeg ik is No. r. van Pieter Redelijk een briev, hoe Goddeloos is die nietwaar? Wat fpreekt hij verachtelijk van de Engelsman, die waardige Bondgenoot, wat vertelt hij niet al voor leugens, en dat het leugens zijn is waar, want het is de vrind van onzen dierbaare Prins, en die zal geen Goddeioozen tot zijn vrinden kiezen, och neen, zeker zal hij niet; ziet, hij zegt dat onze Prins een diev' is, foei wat is dat liegtl hier is een briev van Jan Geelgat, 't is alles fpotten met de vroomen, och ja wel is het zoo, en dan noch een van Claas Regtuit, die munt uit in fchelden en raazen, wat vertelt die van het verkwisten van onzen vroomen Vorst, daar wij weeten, da t dien hals om ons zijne kudde alles liever zoude opofferen, als iets neemen, och ja wel zou hij dat, dat iou de ziel ook No. 2. hier vind ik een briev van Douwe Schraapzena, 't is immers niets anders als fpotten, fchoon het de waarheid is, wat hij zegt, maar zij zijn te blind die Belials kinderen, zij keuren het goede kwaad, en het kwaade goed. Hier word een Burgermeestertje fchandelijk door zijn Vrouw kwafie mishandelt, wat zegt hij vanKinsbergen, van der Hoop en anderen, ó, &! hoe zullen zij het verantwoorden! en hier word in deze veel Goddeloosheid, of ten minften vleesfelijke zwakheid aan den Waereldling vertoont, foei mijn hartje gruwt 'er van, wij weeten immers wat de lieve vroomen zijn, en hoe wij handelen, maar E 2 dat  ( 36 ) dat moeten die Attheïsten niet weeten, want zij kennen de flrijd des vleefes niet, en het dierbaare daarvan, neea dat kennen zij niet, want zij zijn verftokt als Pharao, och ja, dat zijn zij! hier is No. 3., daar zie ik een briev van een waardig Regent, hij verzoekt daar die Goddelooze fchrij. ver, om op te houden van haarlui te plaagen, maar kan het wel wat helpen, de duivel zet die fchelm toch aan in zijne Goddeloosheid, maar de Pruis zal hem wel plukken, ja hij zal hem plukken als een vink; hier draagt hij weder roem op het afzetten van de Admiraaliteits Heeren, hoort eens, wat zegt hij 'er niet al van, dat kind van onrust, 6, ó! wat zal 'er van hem worden; hier hebje nog een briev van een Matroos, wat laat hij die vent niet al zeg • gen, het fchreit immers tot den Heere! 6 wat worden die braave Heeren niet gedrukt, en wie is 'er toch, die iets op hun weet te zeggen, of op Bentink van Rhoon, die met Abichel huis houd, in alle deugd cneere, wij kennen ze immers, zij is eene der vroomen, en hoe veel goed doet zij, hoe menig een fchoon ampt heeft zij niet gemaakt, dat de goede Oranjevrienden kreegen, ontfïng zij daar voor een geringe erkentenis, dat is immers niet meer als redelijk, och ja. En hier is No. 4. hoor eens, maar ik fchrik 'er puur van, hier tast dat Belialskind onze waardige Leeraaren aan, och Zuster dien lasteraar ontziet niets, maar hij zal fchieüjk gedaan werk hebben, denk eens die Leeraaren, die fteunender vroomen , die pielaaren der Zusters, die de Predikftoelen doen zidderen en beeven, om hunne, om onze, om aüer vroomen gevoelens te doen omhelzen, in weerwil van die onrechtzinnigen, hier opdien eenvaardigen ftoel geplaatst, maar of zij al woelen, en weer woelen, het zal hun niet helpen, dat weet ik, want eergisteren nagt; ik weet het nog fchoon, toen ik noch die Nachtmerrie had, och wat heb ik dat graag, want dat kittelt en llreeld noch zoo min of meer, het zwakke vleesch och ja, zag ik in een gezigt, dat zij reeds haar loon weg hebben, och ja wel hebben zij dat. Zie daar Zuster wraak, wraak Zuster, wraak, daar vat dat ongeloovig fchepzel, de Menfehen aan als in een andere Waereld, ten vuure Zuster ten vuure met deze, geev hier dat zwavelftokkie, geev hier, daar branden zij, och of het inogt gebeuren , dat de Schrijvers^ die Ongodïsten, en uitventers dier vervloekte Papieren, noch eens zoo mogten branden tot troost van' alle vroomen I Dan zuster, zoo als wij niet dit heilig werk bezig waaren, en de- Kamer door de reuk, dit liefrijk reukwerk vervult was, kwam  ( 37 ) kwam mijn Broer dc Kamer inftuiven, net als de Patriotten doen, wat dat is hij in zijn hart, hij maakte eenleeven, 200 niet, de Zusters Saartje en Bregje ftooven weg, de laatite liet uit angst een wind; ó gij Hoer zeide hij tegens mij, zit gij daar weer met dau veé, ik zal u nog op ftraat zetten; ö Zuster, Zuster, kon ik bij u woonen, maar het seld mankeert mij, dat is het ergst, maar ik weet er iets op, hoor mijn Broer heeft eenige gelden van de Patriotten onder hem, ik zal zijn Kabinet zien open te breeken, en 'er wat uimeemen, en bij u koomen, Broer N....,mijn waardige Vriend in den vleefche, moet 'er iets van hebben, en dan zullen wij zingen, Vreugde, Vreugde! nagt^Zuster $ ben uw Vriendin ZUS ANNA HOFMAND, MIJN ACHTBAAR HEER GANSEGAT I Zweet en bloed verteer ik om uwent wil, nagt en dag heb ik geen rust, zoo bevrecst ben ik, voor u mijn braave weldoener, en ei lieve, wat nebben zij 'er ook aan, om iemand zijn bedrijven in het dagligt te brengen; ziet, ik zeg het, al zeide het ook geen menen, dat gij een braav Burgervader zijt, en altoos geweest zijt. maar, ziet men Heer, het doet den eenen duivel leet.dat de andere een brok het niet waar, en ziet, ik zeg het nog eens, wat heen 'er toch een ander mede van noden, dat gij op Kamers ge woont hebt, dat gij door maar eenige Jaareis Hoofd-Officier geweest te zijn, wat geld gewonnen heat, en daardoor rijk geworden zijt; wat raakt het anderen, dat gij, toen gij Burgermeester waard, het zoo wist te draaijen, dat gij een aanzienelijk Ampt bekwam, en'er maar /30,0c j 'sjaars voor trok, gij toonde immers uwe menshevenheid ten vollen, want gij liet het ommers die Notaris, waar woonde bij? (die Man is al lang dood,) waameemenvoor /•400— en dus hield gij niets meer voor u als een bagatel van ƒ29,600— wat een grootheid van ziel! maar de Menfchen weeten het niet, die Ezels, maar wat zal men zeg. gen, het zijn een deel Canaille, die niet weeten, hoe veel, dat een Burgervader boven zijn Salaris van 's Lands geld toekomt, wat zegt gij men Heer, weeten zij dat wel, en dan fmeelen zij ook, dat uw Zoon Secretaris was, en g g ziet  C 3» ^ 2ïet,hoe veel trok hij'er ook maar voor, eenige Duizend*., hoe veel was het, ik weet het zoo net niet, maar het is de afgunst men Heer Ganfegat, en anders niet, en ziet, uw Zoon, deed 'er ommer.s zijn werk voor, hield hij''er iets op na, dat raakt immers een ander niet, hij betaalde ze immers zelfs; ó die Patriotten, die Fransfchen, wat zal hun dat haspelen opbreeken niet waar, men Heer wat zegt gij 'er van? Maar apropo, die broodwinning, die gij mij gegeeven hebt, zal ik, vrees ik, kwijt raaken, en wat zal 'er dan van mij worden, geld heb ik nog geen gelegenheid gehad, om veel te kunnen opdoen, het ziet 'er dus miferabel voor ons uit, en men Heer, zoude ons zekerlijk wel wat willen geeven, maar die kan nu ook niet, want dat kan *:en licht begrijpen, men Heer zit nu niet aan 'de Laa, en kan dus ook zoo veel niet bekopmeu, als wel voorheen; och wat wenste ik, dat 'er eens verandering kwam, en dat dat veegaed door de Pruisfen ueggeveegt wierd, wat zoude dat goed zijn, niet waar men Heer, en dan was dat fmeelen ever, en ook. zouden die braave Heeren dan niet meer bij l.et gat omgehaalt worden, als tegenwoordig, en de Careépruiken zouden weer cp de lappen koomen, daar zij nu leggen te ftinken, ó vivat de Careépruiken, als die 'er weer zijn,dan is het weer een goudetijd voor ons, nietwaar men Heer, dan zullen zij op het ftinkbankje kunnen zitten, daar gij nu opzit; dan dat is allemaaal niemendal, men Heer moet ze maar braav aan 'er oor tikken, en ter deegen de zak luizen, want dan krijg ik ommers wat meé, is 't niet v/aar men Heer Ganfegat, wat zegje ? Nu ik moet afbreeksn en zal mij altoos noemen UEd. Dw. Dienaar JAN HENDRIK van SW1ENENBURG, Utrecht, den 13. Maart 1795. ' DE  < 39 ) DE RECHTBANK van RADAMANTHüSTWEEDE AFDEELING. C H A R O N. Ja, ja, uw Burgermeesterfchap zal u hier wonder wel van pas koomen, dat verzeker ik u; nu, ftap maar in mijn Schuit, en niet te talmen, want gij moét niet begrijpen, dat mijn hond hier na u zal wagten, en noch veel minder ik. BRUGGE MAKER. Kaerel wat doet gij mij een tort aan, en gij moet niet begrijpen, dat ik, al ben ik nu een Schim, het van u zal gedogen. CHARON. Zwijg of ik zal u met deze Riem tusfen hals en nek Haan, dat u de Poeijer uit dat witte ding om de ooren zal ftuiven; hei daar, wie drommel roept mij daar weer? nu dagt ik aftefteeken, en ziet, daar is weer op nieuw een bruijerij; wel wat moet jij Sinjeur? HE ERIN G. Wat meer eerbied voor de Schrijver van de Amfterdamfche Courant. CHARON. Wel, wel, ben jij Heering, koomje eindelijk ook eens hier, wel daar ben ik blijd om, ten jij .geftorven, wel wel, nu dat is best goed. HEERING. En waarom is dat zoo goed men Heer zwart fmoel ? CHARON. Nu zien ik al evenwel toch, dat je de waarheid kent fpreeken, al heb jij ze in de Waereld nietwillen fchrijven. En waarom dat het zoo best is, dat je eindelijk hier komt, dat wil ik je zeggen, luister, om dat hier voor onze ontzaggelijken Rechter niet eens, maar Proseepijja weet, hoe menigmaal al, klaagliederen zijn ingekomen, over uweGodsjammerlijke bedriegerijen,en opeen, ftapeling van leugens, waar mede gij de Menfchen den kap hebt trachten te vullen, de ongerechtigheden, de befchreijens waardige ongelukken, die daar uit voortgevloeit zijn, alle die fraaije ftuKjes zijn hier al overgebrievt, en hebbea hier in het Rijk al lang naar u doen verlangen en reikhalzen; ik verzeker u, je zult een fuperbe rol fpeelen, ja mantje, men zal u een aardije Courant voor leezen. HEERING. Och lieve Man het -is wel waar, dat ik zekerlijk niet altoos de nette waarheid gefchreven heb, maar ik moest wel, wou ik geld verdienen, en daar en boven,.  C 40 ) boven, wierd het mïj door de Burgemeesteren geordineerd en dus bid ik om een beetje genade. CHARON. Zoo zoo, dan hebt gij anderen ongelukkig zoeken te maaken, om maar geld te verdienen, en en cm dat bet u door de Burgermeesters geordineertwierd, ja het zal wel lukken, dat verzeker ik u , net als met Sinjeur Careépruik, die daar zit. , HEERING. Wel heden men ach baar Heer, vind ik jou hier, nou jij weet het ommers wel, hoe het zit, en je zult mij ommers nu niet in den druk haten zitten, zulie wel? BRUGGEMAKER. Hoor Heering, daar moetje geen ftaat op maaken , ieder moet hier zijn eigen pakje draagen t en behalven dat, je weet, wat je daar voor genoten hebt' en- dus zijt maar te vreeden, ik zal denk ik, werk genoeg hebben, omta voor mij eigen deur fchoon te maaken, en dus ben iFniiet voorneemens, om mij met jou te bemoeijen. HEERING. Wel dat vind ik heel liegt ook, jijlui Burgermeesters verteld den Burger maar wat moois voor 3 en jijlui naaitje naatje maar, en laat dan de arme duivels maar voor het gebraad zitten, dat vind ik toch verbruid liegt. BRUGGEMAKER. ó Wilt gij u aan de zogenaamde heilzaame Pupücatiën van de Burgermeesters ftooren, dan wil ik u verzekeren, dat gij de plank mis zijt, want die zoeken niets anders als haar eigen beurs të zalven, en dat was in de Waereld altoos mijn voornaamlte ftudie, en als ik hier in naar mijn wensen kon flaagen, was ik voldaan , en Hoorde mij verder aan niets, en liet morren, wie morren wou, alleenelijk vrees ik nu hier, en dat wel met reden! CHARON. Ja wel met reden; nu zit maar neer, en houd u rust, want, ik zeg het u nog eens, gij zult anders gevoelen, dat ik Charon de Veerman dezer gewesten ben. {Het vet volg Hier na.) Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alöm voor een en een halve Stuiver uitgegeevei*  D E NIEUWE SPECTATOR. MET DE B R I. L> N°. 6. EERWAARDE VRIEND! Eindelijk fchrijv ik jou een Briev, dat ik haast niet gedagt had, dat ik meer zou gedaan hebben , om alle de bittere wederwaardigheden, die ik arm zondig Mensch heb moeten ondergaan, want denk erijs, ik ben al evenwel 75 Jaaren oud, en dat zijn Jaaren Vrind, dat vej-zeker ik jouw. Da» laat ik je mijn rampen maar fchrijven, want dat ftrekt mij nog tot eenige troost, och ja, wel doet het. Gij weet vrind, dat ik hier in Muijen zints zeer veel Jaaren Burgermeester ben, dat ik altoos voor het belang van de goede Burgers gezorgd heb, na mijn beste vermogen, zoo als jij heei wel weet, nouw hebben de Patriotten, die Oproermakers zoo verlangd, dat de Fransfen hier kvvaamen, want zij wisten, dat zij dan de baas konden fpeulen, en braave Regenten overhoop gooijen, rimmoveeren zeggen ze, het moet tog alles Franfenaarnen hebben. Gij weet, dat ik altoos - F sroUw  C 42 ) trouw te Kerk gaa, en van me leven niet verzuime, zoo ils Domenie vak Rossom en Muntend am heel wet weeten, en daarom kenje wel begrijpen, dat ik ijverig ir» den gebeden was voorde goede zaak, maar wat is bet, ik mag met Jop uitroepen, de Heere heeft gegeeven, de Heere heeft genomen, de Naame des Heeren zij gelooft! Nouwmoet je weeten, dat ik huis houw met mijn Neev en Nigt zonder Meid, en dus met ons drietjes; nouw was ik al heel lang Burgermeester, en dus kan je wel begrijpen, dat ik wat ampten moest'bebbën,' want dat motten immers altijd de Burgermeesters begeevcn, en zeg erijs, wie zat men het haast nader geeven, als zen eigen, niet waar? want de liefde komt altoos eerst tot zen zeiven, nouw had ik 'er niet meer als twee-en-twintig, je zelt zekerlijk zeggen,' jy kunt zelv geen 22 ampten waarneemen, dat is ook waar, mrr.r ik deed dit om veel Menfchen goed te doen, luiste^-toegreep genoeg,dat als ik die ampten aan deeze en geene weg gav, dat zij dan zoms niet goed wier. den waargenóomen, en dat den Burger 'er om zoude moeten leijen, en ziet, die moet tog het geld 'er voor opbrengen, zoo als je weet, en dus dat kan in een vroom Mensch, zoo als je weet, dat ik bén, niet geduid worden, en daarom weetje hield ik zoo veel ampten aan mij, als ik met fchik kon, en dus net 21, die ik dan,de Menfchen liet waarneemen voor een Stuivertje' in het Jaar^ of zoo als het uitkwam, wel te weeten, het geld dat ieder ampt eigentlijk opbrogt, hield ik'voer mij, want wat zouden die Menfchen ook met zoo vee! geld doen, zij kennen 'er de waarde niet van, en ik wel, och ja, wel ken ik dat; nouw zelje misfehien nieuwsgierig weezen, om te weeten wat voor ampten ik eigentlijk wel had, wel nouw ik zal je der eenige opnoemen, want allemaal dat zou me te lang om te fchrijven weezen. Ik was Burgermeester, Ontfanger van de Verponding. Koster van onze Kerk , Doodgraaver, Weesmeester, Kerkmeester, Opzigter van een Boom, Or'o flager van de Haring, Schipper van Mootjen, LantaarnOpfteeker aan de Vuurbaak, Bëngeluider voor de grootc écheepen, Ontfanger van-de Tolbrug; Opzigter van het laaten maaken van het Zandpad, het laaten maaken van de Weeskleeren, noch eens Ontfanger van een andere Verponding, doch dat Schout Weiter altoos waargenomerï heeft, dan die man Was oud, en 'er zou een nieuwe Schout koomen, en alzoo die Ontfangers plaats eigentlijk niet bij het Schouts ampt hoorde; zoo verzogt ik aan Schout Weijer  ( 43 ) Weiier om dit ampt, want wat zou 'er die nieuwe Schout ook mee doen, nietwaar, dat hoefde ommers. me . Ook was ik Karreman, ja Karrenan, want ik nam alles zoo maaf mee wat ik krijgen kon, net als de Karreman, ik Let 'er zelf erijs om lachen, hé hé hé! zie daar wat zeg ie een heel zootle niet waar, nou zou je de andere ook we'l willen weeten", maar ziet, die hou ik erijs voor mij om te weeten, 't is jou genoeg, dat ik 'er netto 22 heb, cn geen een meer; en om te maaken dat de waarneemers van mijn ampten 'ft Winter een ffuk Vlees in de kuip zouden hebben, zoo flagte ik alle Jaaren iS of 16 Beesten dat die Menfchen dan van mij kogten, zoo even wel, oat ik er een ordentelijk winsje op had, maar ziet. dit mot ik zeg» een die geen Vlees van mij wou koopen, moest van net waarneemen van mijn ampt afzien, en dat was ommers niet meer als regt, want ik was ommers haarlui weldoener och ia, wet was ik dat. Ik was 'er altoos bpuit om de Mentenen wel te doen, hier is nog een ftaaltje van me Mensch hevenheid Aan de Muijervaart, niet ver van de Kruititoor woonde een Boer op me goed;nou mot je weeten, was me die man f 800:— fchuldig, en hij konze niet betaalcn, nou was ik genoodzaakt, wou ik aan me geld koomen, die Man zijn boel te verkoopen, zoo als ik dan ook gedaan heb (iedereen weet het) en zette hem (het doet me zeer in me hart) nakend en bloot op den dijk. Nou kwam ik mog 200 te kort, en ik wist niet hoe het aan te leggen, om aan dit geld te koomen, doch ik liet hem in een huisje van me woonen voor ƒ60 of / 70 in 't Jaar, en gav-hem een Ratelwagts plaats, en het maaken van het Zandpad, brengende het eene 16, en het andere 8 Stuivers daags op; maar om aan me geld te koomen, hield ik 'er alle dagen 6 Stuivers van in, en dua kan hij mij tan de overrest de huur betaalen, wat zegje vriend, was dat niet liev, nier tegt Cristelijk? Och ja wel is het. En nou och, och, hebben die kinderen der duisternis, mij Burgermeester of gemaakt, denk erijs, Burgermeester of! en met een m»j al mijn ampten, mijn 22 ampten afgenomen, wat een flag, och ik ben geruïneert, ën dat voor zoo een oud man als ik ben, dat is hard niet waar, ja wel is het hart, dan wat zal ik vroome ziel doen, ik moet geduld neemen, en bidden dat 'er gaauw weder een Omwenteling komt, want daa kom ik en alle vropme Regenten weer op' het Kusfen, maar ik verzekerje, 't zei haar in de oogen druipen, wag maar, als de Pxuisfen kommen , die zeilen het haar wel lef F 2  ( 44 ) ren, dan gaan ze tveêr na Wezel, och I mogt ik dat noch erijs zien, wat zoude ik blijde zijn, nou ik zal mij noemen jouw Vriend P. van der SPARRENBURG. Moije, den 18. Maart, 1795. PS. Bid toch voor de goeije zaak, als het omkeerd, zal ik je een Ampt voor me laaten waarneemen, op goeije condities, mits dat je 's winters van me vlees koopt. GEACHTE MEDEBURGER! Eindelijk moet ik met fchaamte belijden gedwaald te hebben, ik ben altoos, en dit is u bewust, een IJveraar voor Oranje geweest; ik hebbe tot hier toe gedagt, dat Nederland onder deszelfs bellier eene zekere trap van geluk genoot, welke zij onder eene Volks-Regeering nimmer zoude fmaaken. Ik zoude ongetwijffeld noch bij die zelve gedagten zijn gebleven , zoo geene voldingende ftukken mij mijne dooling hadden doen opmerken. Denk echter niet mijn Vriend, dat ik thans van denkwijze verander, om dat al de waereld Patriots is, of, om dat het mij het voordeeligfte voorkoomt; bij aldien gij toeftond, dat zoortgelijke opwellingen bij U plaats haddenzoude het mij zeer fmerten. Gij weet, dat ik mij ten allen tijde als een ftil en vergeeten Burger gedraagen, en mij nimmer met de form der Regeering, ten minften uiterlijk bemoeid hebbe, wel is waar, dat ik zomwijlen tegen eenige Vrienden en U mijne gedachten dien aangaande geuit, en bij die gelegenheden getoont heb een Voorftander van Oranje en de Stadhouderlijke Regeejring te zijn, meenende daar voor gegronde redenen te heb* ben. Dan zints de komst der Franfchen hier te lande, en de daar op gevolgde omwending van zaaken, heb ik mij zeer onledig gehouden met alles te leezen, wat 'er van tijd tot tijd is uitgekomen, niet alleen; maar heb zoo na bij mogelijk in opmeiking genomen het gedrag dier geenen, Welke thans Leden zijn der Municipaliteiten, Committéés, en v at verder van dien aart meer is, ik hebbe hunne gedragingen vergeleken, met het geene,'t welk men openlijk in de Dagbladen het Publiek deed zien; in den beginne, dit bekenne ik rondborstig, heerschte bij mij een gevoelen, &t zij, welke urovifioaeel zich met de Regeering hebber , wil  ( 4S ) willen belasten, hier toe aangefpoort waaren door eene'zugt naar Glorie, en om zich heimelijk ten koste van den Lande te verrijken; dan weldra zag ik mij genoodzaakt deeze gedachten vaarwel te zeggen, om veel edeler gevoelens bij mij te laaten huisvesten. Ik vergeleek het gedrag der voormaalige Regeering met de handelwijze der tegenwoordige , en zag mij verplicht in ftilte uitteboezemen: Hemel, wat zijn wij Nederlanders toch bedriegelijk behandeld, de Stadhouderlijke Regeering immers door geweld in den zadel gezet, heeft zijne komst in den Haage laaten bezoedelen door gruwelijke moord en plundering, terwijl hun lieder mond niets dan zoete woorden uitgalmde; de Patriot door Franfche wapenen bijgeftaan , vat de Regeering aan in ftilte, en duld geene de minite belediging aan iemand, zelfs niet aan hun, van welke zij voormaals de allergrievenfte fmaat, tort, en elende ondergaan hebben. Daar de voormaalige Regeering alle hunne raadflagen en befluiten voor het Volk geheim hielden, oopenbaaren de tegenwoordige niet alleen alle hunne verrichtingen, maar ftaan aan de geringfte zelfs toe, het waarom van hunne daaden aftevraagen; daar in die tijd de Regenten asngefteld wierden op recommandatie van den Prins, welke juist die geenen verkoos, welke zijne aanhangers waaren, worden nu de Regenten verkooren door het Volk, en zij, welke min of meer betoonen eenig eigenbelang te voeden, worden geweerd op de eerfte rechtmaatige aanklagte tegen dezelve. Daar toen de Regeering enkel uit Familiën beftond, en nimmer iemand in dezelve dulde, dan die aan hun vermaagfehapt was, word nu niemand in eenige Municipaliteit toegelaaten, die reeds eenige Verwantfehap in dezelve heeft. Daar voorheen elk Regent fchaamteloos, met verwaarloozing van het algemeene, zijn eigen belang bevorderde, word thans elk, welke daar van de fchyn doet blijken, als een onwaardige verbannen. Daar voorheen 'slands geld befteed, en de eene geldlichting voor, en de andere na, gedaan wierd, zonder dat het iemand vrij ftond te denken. ik laat ftaan te vraagen, waar toe word ons geld toch uitgegeeven, ftaat het thans aan een ieder vrij te vraagen, tot welk een einde 'slands geld gebezigd word niet alleen, maar men verwittigd ongevergd den Volke van 'slands uitgaaven, en tot wat oogmerk 'dezelve zijn gebruikt geworden. Daar voormaals de Regenten groote Jaarwedden genooten voor hunne verrichtingen, ftellen de tegenwoordige 'er eene eere in, dezelve belange. loos waar te neemen. Voorheen hield men de Ampten en F 3 Be-  ( 46 ) Bedieningen aan zich zeiven, liet ze voor eene geringe . befolding waarneemen, terwijl men de inkomsten op eene wederrechtelijke wijze zich zelve toeeigende, of v.el men verkogtze, of gav dezelve aan zijne Bediendens, die zeer dikwijls daar toe zeer onberoegde Voorwerpen waaren, ter. wijl geen Burger ooit gelegenheid had om iet het geringde te verwerven; thans ftaat het geen Regent vrij om immer ■ten behoeve van zich zeiven, of van zijne Domestiquen over eenig Ampt te disponeeren; nu word niemand eenige Bediening vergunt, of men ueete bevoorens, dat hij zich zulks heeft waardig gemaakt, dat hij 'er toe bevoegd is, en genoegzaame kunde bezit, om hetzelve ten meeste nutte van het Algemeene Welzijn waar te neemen. Voormaal? Wierd .den Nederlander eigendunlelijk en willekeurig geregeert, in weerwil van deszelfs zoo duurgekochte en met bloed bezegelde Voorrechten, en men Hoorde zich geenzints aan het jammeren de.' elendigen, en zij, welke zich dorsten onderwinden, zich te beroepen op eens befeoorene Rechten, wierden mede.iogeloos verguist, vertrapt en als wederfpannigen in boeij en banden geworpen; en nu, nu worden de heilige Rechten van den Mensch geëerbiedigt, nu word de rechtmaatige klaagftem gevoelig aangehoord, en elk word met een vervrolijkt gelaat te huiswaards gezonden, dankende den Hemel over deeze zoo gelukkige ommekeer van zaaken! Deeze en noch meerdere zaaken (doch welke ik kortheids ha!ven zal achterwegen laaten) heb ik in mijn binnekamer bij mij zeiven overdacht, gewikt en overwogen, en aarzelde eindelijk geenzints, om mijne tot hier toe omhelsde gevoelens als voor ons lieve Nederland op het allerduidelijkst nadeelig en fchadelijk te verfoeijen, beklagende mij zeiven over mijne al te onbedagte toegeevenhcid in het omarmen vaii dusdanige, den Volke ten verderve ftrekkende, gevoelens, en bad den Hemel, dat hij toch ons Land bij deeze Volks -Regeering gelievde te be.waaren, meer en meer te bevestigen, en dat zijne goedheid nimmer wilde toelaaten, dat ooit vuig eigenbelang Neêr. lands Zetel op nieuw mogt beklimmen, dankende intusfehen het weldoend Opperweezen voor de verlosfing van dat Monster, het welk tot hier toe in eene fchoonfehijnende gedaante, ons anders gelukkig Land, op den Oever van deszelfs verderf beeft gebracht. Ik zal altoos zoo veel mogelijk is, zijn Uw Toegenegene Medeburger Leiden, den ABRAHAM WELBEDAGT. 18. Maart, 1795, BES-  C 4? > BESTE MAAT? Wijf zit mij tegenwoordig alle dagen, die God vin den Hemel geevt op den haspel, gromt en duveljaagt, om dac ik haar nu zoo geen geid als wel voorheen thuis breng, en om de waarheid te zsggen, bet is ook verdrie» tig, dit moet ik bekennen; maar de vraag is hier, of het mijn fchuld is; ik ben nu al zoo lange jaaren Commies geweest, en met piefier kan ik U zeggen, ik won geld als drek, dronk me vies, leefde als een Heer, ja W-arachtig Maat, ik leefde als een visje in het water, wel is waar, dat het Land nauwlijks het tiende deel van di inkomende Rechten als anderzints verkreeg; maar wat bruide mij dat, als ik maar me zak zalvde , in den beginne, weetje, dogt ik noch wel eens om den Eed, die ik gedaan heb, toen ik Commies wierd; maar door de gewoon* te raakte ik aan alles gewe:.d, en de geheeien Eed verloor zijn kracht bij het ontfangen van. eenige za'ijes. met klinkende poppen, of geharnaste mannetjes, en me Wijf was altoos, als iK haar zoo dagelijks het een en ander te huis bragt, \Ve2rgal00s in haar' fchik, 't was altoos: men lieve Hein voor, men lieve Hein na; maar nouw, zedert dat die verbruide Fransien hief in het Land zijn, en het verbraste Keezegoed den baas fpeult, is het uit met geld winnen, maatje, op de Stads B joinen is het aller ooger» wagten, en hoe je het ook aanlètt, 't is eeuwig den Moriaan gc'fchuurt, het Land zegt dat Vee, moet zijn gerechte portie hebben, en de fluikerij moet geweert worden. Nouw kan je ligt begrijpen, dat ik, want fchurft jongentje leert klouwen, met de Wolven heul, daar ik mede in het Bosch ben, en om bij hun in de kas te komen, fpeul altoos maar: Aap wat heb je mooije jongen; maar man liev, 't is boter aan de galg gefineerd; altoos is 'er den eenen of den anderen Ai>gus bij, die mij belet mijn rol, zoo als ik gewoon ben, te lpeelen, je zult misfchien zeggen, je most dit Vee braav wat jannever in 'er melis geeven, om ze wat ftikziende te maaken, dat heb ik ook al dikwils geprobeert; maar zoó menige Franschman, 't is aapenwater, zij willen niet zuipen, als een enkel borreltje, en of ik «1 zeg: Burger, je moest nouw maar naar huis gaan, 'er zal toch niets te doen vallen; 't is altoos olie in 't vuur gefmestén maatje, zij moeten eeuwig het vuur zien inrekenen; voor een dag of drie zou ik evenwei mijn perfonagie ge.  C 4? ) gefpeelt hebben, want men Argüs was met zijn Cameriat drok in discours (waar over weet ik niet) ja het Varken was bijna gewasfen, toen de vervloekte Schuit ongelukkig ftoote, het Veegoed op de proppen bragt, en mijn fchoon oogmerk in duigen deed vallen, jongentje ik had werk om mijn Contenanfe te houden; maar ik begon aanftonds als een Hes te vloeken, fweerende dat ik de Schuit aan de ketting wouw leggen, en zeide al met een: ziet Burgers, zoo gaat het hier, je moet bij Joost ofweezen, om op te pasfen, dat, dat Veegoed je niet verzukkelt,en hier mede, zouje het wel gelooven, draaide ik ze mooitjes een rad voor de oogen, en Hein was en bleev eerlijk, verftaaje; maar de duivel, zij moesten eens weeten, hoe het van binnen bij mij gefteld is, ik wed maatje , Heintje kreeg de bons. Hoor, als zij mij nu noch maar niet removeeren, zal ik 'er met 'er tijd toch wel wat op uitdenken, om weer als voorheen mijngerechte portie te verkrijgen. Nouw adie, ik ben Je Trouwe Vriend HEIN SCHIJNDEUGT. Amsterdam, den 20. Maart 1795. Het eerfte Jaar der Bataavfche Vryheid. NB. Nochmaals verzoeken wij onze geëerde Leezers ons met hunne belangrijke Berichten en Brieven te willen, ▼erëeren, en dezelve Franco aan den Uitgeever deezcs te laaten toekoomen. Dit. intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen voor een en een halve Stuiver uitgegeven, te Bergen - op - Zoom, by van Riemsdyk en Bronkhorst; Breda, Wed. Ter Veen en Zoon; Schoonhoven, Scbieke; Alkmaar, Hartemink; Zaandam, Tolk; Hoorn, Breebaart; Delft, de Vries; Gouda, Verblaauvi; Schiedam, Bakker; •s-Hage, Leewmenjietn; 'sBosch, Tallier; Zwol Thyl •n- Zotn; Haarlem, C. B. van Brus/el; Amfterdam, Af. van Kolm; Hartogen, Stuurman; Leeuwaarden, van der Haak; Sneek, Eransma; Arnhem, Nyhqft Groningen, Zuidema en Doekema; en veider alöm in de meeste Boekwinkels van Nederland.  D E NIEUWE SPECTATOR. MET DE BRIL. VOOS HEEN WEL ED. GESTRENGE HEER! Zekerlijk zullen u deze mijne letteren als lood op het lijf vallen, niet waar? nou is het wat anders te zeggen, als Voor ruim zeven Jaaren, toen gij den armen Burger den voet op"de nek zerte, en hem tot zwijgen dwong; ö wat was dat-een Zegenpraal bij die overheerlijke Omwenteling , Wat fpeelde men toen een manhaftige rol 3 alles aidderde t 200 haast gij uw Majesteus bakkes liet blikken, terwijl Pruisfifche benden uwe despotique en Aristhocratifche klauwen onderfteundcn; alles was u ten roof, der Burgeren zweet en bloed was uwen liefelijkften Nectar, en vertrouwende op de hulp der Engelfchen en Pruisfen, dagt gij zekerlijk , dat gij voor altoos op dien voet zoud voortdraa-* ven, dat gij altoos onze arme Nederlanders zoud kunnen uitputten en uitmergelen, geld afdwingen, en 'ör mooi weer van" fpeelenl De Fransfen Konden nimmer hier kooQ men, N°. 7.  C 50 > men, men zou ze beteugelen, tot de retraite noodzaakeri niet alleen , maar men zoude hun dwingen, ©m u de vrede aftefmeeKen, ja men zoude van Frankrijk een Pottagie de Pologne maaken, en ik weet niet, welke Kasteelen 'er al meer in uwe herzehen gebooreii wierden. Dan gij laaghartige zielen, toen gij eindelijk zaagt, dat alles met u de Kreefte gang gong, dat gij in 1'pijt der heerlijke AHiantiè'a zoud moeten zwigten, voor de alles overwinnende Wapenen der Fransfen, toen gij eindelijk bemerkte, dat gij godaan werk zoud krijgen, en dat uw.e doemenswaardige ftreeken zoo lang door gewerd verborgen gehouden, eindelijk aan het dagligt zouden koomen, zond gij eene Commisfie naar Frankrijk, 't welk men eerst met verachting befchouwde, met een aanbod, van God weet hoe veele Millioenen, op hoop dat deze aanbieding zoude worden aangenoomeb, gij dagt over-dien Landaart als over u zeiven'; maar neen Sinjeur! het was die Fransfen, die waarlijk heldhaftige Fransfen niet te doen, om naar uwe noodpenningen te luisteren, neen Mijn Heer! zij hadden het blanke lemmer in hunne vuist genoomen, om de Menschheid te redden, te verlosfen van die Godsjammer'ijke overheerfching en geweldenarijen, welke gij zints zoo lange over Nederland had uitgeoefend. ■■ . Eindelijk zaagt gij in weerwil uwer tegenkantingen, in weerwil uwer offertes, ja waarlijk groote aanbiedingen hun triumphantelijk hier in onze wallen binnen trekken, en ook op dit oogenbiik wierden uwe roofzieke klaauwen gekortwiekt, en alle uwe Goddeloozc cn ten Hemel om wraake fclneeuwende aanflagen den bodem ingeflagen! den Prins, het Compas, waarop gij voortdraafde, verfcbrikt voor 's voik rechtmaatige ftraffen ontwijkt in Engelfche fchuilhoeken den donder, die niet zal nalaaten, hem of de zijnen, vroeg of laat te treffen! Bur. germeesters, Schouten en Schepenen, bemerkende dat hünne dieverijen nu ontdekt, en den volke bloot gelegt worden, zidderenj ja zij beeven! 6 gij Schouten, die op eene laage wijze arme Menfchen, die om een Huk brood voor hun gezin moeten fwoegen en fiaaven, om in de daad niets beduidende zaaken, ja ganfche zommen geld. afperste, en 'hun medogeloos in gebrekkige omftandigheden dompelde, terwijl gij dat afgeknevelde geld gebruikte tot voeding uwer wellustigheden, daar intusfehen uwe huichelaarijen den kortzichtigen Burger verblinden; beevt nu en ijst! •— Wonder is het, dat kletterende dondbrflagen u niet verpletten, dat fehrik verwekkende blixem- vuu-  ( 51 ) vuuren u niet verzengen, of dat het aardrijk zich niet opene, om u, en zoortgelijke monfters.het levensligt onwaardig in te zweigen. Dan ik merk, dat mij mijn drift vei voert, dat ik tot'wraak worde aangevuurt, een wraake in de daad li onwaardig, dan is zal u voortaan befchouwen, als al te laage zielen om onze aandagt, veel min onze ftraffen waardig te zijn. Eefchouw echter deze letteren aan ugerigt, om waare het mogelijk u tot inkeer te brengen. Wel verre dat wij u zullen beledigen, zullen wij u in ftilte met verachting befchouwen, terwijl onzen arm zich nimmer zal opheffen als tegen die geene, welke vermetel genoeg zijn, om onze nieuw ontlokeue Vrijheid aan te randen, en zijt verzekert dat ik altoos zijn zal, voor waardige Vaderlanders Fen Welmeenend Medeburger P. R E D E L ij K. Amsterdam, den 24. Maart 1705. ACHTENSWAARDIGE BURGER! Met zeer veel genoegen heb ik vernomen, dat gij te Leeuwaarden een Lid der Municipaliteit geworden zijt, dat gij alzoo de last der Regeering zult helpen draagen.en dus zult medewerken om voor 's Volks belangens te waaken. Dan mijn Vriend, ftaa mij toe u dit weinige onder het oog te brengen, het fpruit voort uit een zuiver welmeenend bart,'t welk zeer gaarne iets zoude toebrengen, tot 'sVolks wezenlijk geluk in 't algemeen , en tot het uwe in 't bijzonder. Hebt gij bevoorens, gij dezen gewichtigen, dezen zoo geheiligden taak op u naamt, het belangrijke daar van wel behoorlijk gewikt en gewoogen ? Begrijpt gij wel ter degen het zaakelijke der thans aan u toevertrouwden Tosti' Hebt gij wel overwogen, dat het alleen de belangens van 't Volk zijn, voor welke gij te waaken hebt, dat alle uwe gepeinzen daar heen moeten gericht zijn; dat gij nimmer moet dulden, dat eenige fchijn van eigenbelang, het welk ten nadeele van het Volk zoude kunnen ftrekken, in uw hart opwelt, veel min, dat gij de uitoeffening hier van zoud' toelaaten; bevind gij (doch het welk ik niet kan, noch wil denken) echter niet beftand te zijn (egen deeze zoo verleidende aanvallen, ondoet u ten eeiften van de «angevaarde Post, want het is oneindig edeler; op eene G 2 man».  ( 5» > mannelijke wijze over zijne fwakheden te zegenpraalen ^ zich zeiven den weg af te mijden, en te beletten, dat me» daar van niet ongelukkig het Slachtoffer worde, dan datmen van het' Volk met rechtmatige verachting befchouwt worde, dat het zelve u voorwerpt, alfchoon niet openlijk : deeze is ook eer» onzer Municipaliteiten, deeze zoude ónze voorige Regenten door zijne belangeloosheid befchaamen, en ziet, hij is een Ariftocraat, die, en die blijkear zijn 'er reeds voor handen; Burgers ontneemt hem uw vertrouwen , hij is uw Crediet onwaardig, hij verraad u 1! — bedenk mijn Vriend, bedenk dit in den vollen zin, bedenk 'er al liet haatelijke van. Gij weet genoegzaam , met welke verontwaardiging de voorige Regenten worden aangezien , gij begrijt lichtelijk, dat hun vervloekt eigenbelang ons Nederland op den oever van deszelfs bederv heeft gebracht, dat hun geweten, ten minften zij, welke noch .eenig gevoel daar van is overgebleven, hun pijnigt, dat de fchrikkelijkfte wroegingen van fchuld van hum.e om wraake roepende verraaderijën hunne boezem verfcheu'ren, dat zij beeven op de minfte ritzeling, welke 'er voorvalt, dat zij eindelijk beangst zijn voor 's Vo{ks, ja voor Gocte rechtmaatigen Donder! ja ik weete, 'er worden gevonden, 'welke bij een onweder van fchrik en :ngst befwijken, eii het zelve als laage zielen tragten te ontgaan, door zich onder een bedfponde of kelder te verbergen! — duld nimmer dat 'er eenige uwer Medeleden, veel min gij zelve, zommigen hunner Verwantfcbap in het beftier trachten in te dringen, bemerkt gij, dat dit kwaad zoude willen influipen, verzet 'er u moedig tegen, oopenbaart het Volk- deezé 'zoo nadeelige inkruipingen, en gij zult van het ielvo bemind, en als op de armen gedragen worden, het is on. eindig beter de lievde van het Volk, als die uwer Medeleden te verwarven, ten minften, zoo zij met elkanderen moeten ftrijden. Bedenk zonder ophouden dat de Regenten om het Volk;maar niet, d.at het Volk om de Regenten is» Gij weet, hoe fchaaJelijk, hoe verderveüjk- de FamielieRegeering altoos den Lande geweest is, gij weet, dat mea even d-arom met behulp der Edelmoedige' Franfchen een ommewending veroj zaakt heeft,en zoude men dus gedoogen, d:t gij of anderen dusdanig een beftier zoude invoeren > en alzoo de Eerbiedenswaardige Volkftem verfmooien, i zal ons Vaderland rooken van Burgerbloed, veeleer zullen v ij moedig met het blanke lemmer in onze vuist be- len geest geeven, dan dat rseu zoude toeita*n, dat mei,  ( 53 ) tnen ons op nieuw zoude verraaden, en (want dit is hier van het onvermijdelijke gevolg) om onze vrije handen kluisters fmeeden, ja ons dierbaar Vaderland op nieuw en andermaal in eindelooze rampen en verderf Horten i — Bedenk mijn Vriend, dat gij, en alle uwe Medeleeden flegts voor een korten tijd, en als Provifioneel zijt aangefteld; bedenk dat deeze tijd welhaast zal ten einde fnellen, dat gij uwen Post in den fchoot van het Volk, den daadelijken Souterein, moet nederleggen, duld niet, dat eenige uwer dezen tijd ovcrfchreeden, maar {poort het Volk aan, om bij meerderheid zich nuttige Regenten te verkiezen, hier door zult gij, zult gij allen 'sVoIks achtingwaardig worden, en is het dan, dat gij op ee;ie rechtmaatige wijze op nieuw verkooren word, en vind gij 'er u toebevoegt en in ftaat, welaan dan, aarfeit niet het geluk van Nederland te helpen bevoordercn, en men zal u befchouwen als een Lid der Maatfchappijë noodzaakelijk, ja met graagte zal een ieder in uwe handelwijze berusten, dezelve vertrouwen , en alle vuige belangzieke en overheerfchende Zielen zullen van u vlieden, u in ftilte met eerbied bewonderen! de Zon van Welvaart, van Geluk zal Nederland verlichten, ja alle Volken des aardbodems zullen jaloers op onzen vrijen, op onzen heilrijken toeftand, onze Vriendfchap begeeren en onze voetftappen trachten te volgen. AIzoo mijne misfive reeds te veel is uitgedeid, zal ik dezelve beüuiten, met belofte ) van u in een volgende daar mede yerder onledig te houden, en vertrouw dat ik ben Uw. Welmeenende Medeburger L, VADERLANDER. bolswaard, èen 26. Maart 1795- LIEVE SANTJE! Thans een fnipperuurtje bezittende; heb ik geóordeelt het zelve niet beter te kunnen befteeden, dan door in het 2elve aan u een briev te fchrijven; hij is fche-on niet groot, echter belangrijk. Hoor, eergisteren avond met Kató onze Naaister en Lijzabeth de Meid alleen te huis zijnde , want Vader en Moeder en mijn Broertje Piet, waaren na Tante Beth, en ons wat willende diverteeren, zoo verfchilden wij ïfl den legia.ie, op welke eene wijze wij dit zouden aanQ 3 leg-  ( 54 ) leggen, dan na een weinigje daarover te hebben geknibbelc hoorden wij op ftraat een man met een Orgel, die kort daar op nep: Toverlantaarn, ö zoo mooi, aanftonds vloogen wij naar de voordeur, en riepen de Knaap in Wij haspelden .eenige tijd over de Prijs, doch ten lesten wierden wij het eens voor 4 Scheliinkies, en daarmede was de zaak klaar; en nu was het Lampies en Kaarsjes uit, en hoort eens wat ons die fhaakerige Kaerel vertoonde, ik zal het u zoo na mij mogelijk overbrieven. Zie daar, zegt de fhaak, ziet maar ter degen recht uit, daar hebje WILLEM de VIJFDE, in»ziju Ilótel affcheid neemende van alle zijne Wijnkelders, ziet eens, daar neemt hij noch een Flesje bij de kop, daar gaat hij heen, wringende in zijn handen, en huilende fnot en kwijl, om dat hij genoodzaak is, wil hij de Carmagnoolen van zijn lijf houden, zijn lieve Nederland te verlaaten, ó zoo mooi. Daar hebje weder eene andere vertooning, daar hebje drie Heeren in 'sHage, met eikanderen dispuut hebbende, over het deelen van het ge, ftoolene 'sLands Geld, kijk juffrouw, kijk daar vliegen hunne Paruiken door de Zaal. Kijk maar ter degen recht uit, daar zieje een zeker Burgermeester op zijn ■ fterfbed, en nu hij merkt, dat hij fterven moet, voelt hij voor 't eerst berouw en fmert, dat hij :t Land en den Burger zoo flegt behandelt heeft. Kijk maar al weder ter degen recht uit, daar ziet gij twee Predikanten en een Ouderling te zaamen raad neemende, hoe zij bij deeze gelukkige Om-, wenteling het zullen aanleggen, om het vertrouwen van hunne Gemeente te herwinnen, dat zij door hunne loogentaal overtuigt zijn verlooren te hebben, Al weder eene andere vertooning daar hebje eenige gewezene Admiraaliteits Heeren, zie eens, hoe zij in'theimelijke met 'sLands Goederen omfpringen, en hoe zij zich ten koste van den armen Burger verrijken; gelukkig dat zij nu gedaan werk hebben gekregen, ó zoo mooi, fraaij kerjeus. AI wederom recht uitgekeken, daar hebt gij een Fiscaal in zijne gevangenis, ongeduldig uitziende wat de uitflag zijner zaake zijn zal; mijn help zegt Lijzabeth, wat zit dat Heer- fchap daar toch bedroefd te kijken, het is als of de wanhoop op zijn gelaat is afgetekend, wel zegt Kató, die 'er toch altoos met haare lange tong bij is; het zal om zijn goeddoen niet zijn, dat hij daar zit. Al weder op een andere Kannebier; zegt onze Vertooner: daar hebt gij de Engelfchen te Bretagne bezig met alles te vernielen, te fteelen, en in de Kerk Predikitoel en banken te verbras* ' ' den;  ( SS ) den; maar ziet eens Juffrouw daar komen de Franfchen aan, en daar, kijk daar, ziet eens hoe die Engelfche helden na ioopen, daar hebje 'er noch een met de broek in de hand, ziet eens hoe zij de fpat zetten, ó zoo mooij fraai]' kerjeus! Daar hebje al wederom wat mooijs, daar ziet gij een zeker dik vet Heer, die van zijn leeven een Careépruik gedraagen heeft, doch die voortaan zijn fchelmachtige kruin niet meer dekken zal, bloed en etter fweeten om dat hij bevreest is, dat hij van een lelijke reis zal koomen,als zijn guite ftukken aan den dag raaken, fraaij kerjeus! Al we,, derom wat anders, daar ziet gij een heel zootje Mostertjongens hun kop krabbende, om dat zij nu geen Ampten zullen krijgen, en waarop zij zich verhuurt hadden, ziet eens daar dwingen zij de kostelijke Burgermeester, weke om hunne handen te ontgaan, zich op de beste Kamer verborgen had, ziet maar ter degen tos, daar dwingen zi j hem, om hun meerder Geld te geeven: ó zoo mooij'. Kijk maar'ter degen recht uit, daar hebje Heintje Pik , ziet eens daar heeft hij een heel zootje Oranjeklanten bij hethair, die de fchelmerij en Landsdieverij de oogen uitkijkt, ziet eens daar lleept hij hun na de Hel toe, ziet hun zich eens weeren, toe, toe Bakker trek, 't zijn maar Oranjeklanten. Amsterdam. den 28. Maart 1795. En hier mede ben ik Uw Medeburgeres ■ M. van JOKKENB URG. DE RECHTBANK VAN RADAMANTHUS. DERDE AFDEELING. CHARON. Wel dat is een des drommels werk, zal ik dan in eeuwigheid geen rust hebben, nu was ik mooi halver wegen met mijn vragt; wat zal ik nu doen, terug keeren, of met mijn ingenomene laading voortftevenen ? —— Ik hoor je wel, fchreeuw zoo maar niet, ik zie wel, dat ik zal moeten wenden, ik wil, of ik wil niet, op zijde daar wat Burgermeester, je ziet immers dat ik naar vooreri moet, of wil je met geweld hebben, dat ik je voor je harfepan trommel. BRUGGEMAKER. Je bent een brutaale rekel van een vent, Hemel had ik jou in Amfterdam gehad, wat zou ik je die mond gefnoert, en op je rug gefpeult hebben, maar nu denkje maar dat alles jou vrij ftaat. CHA*  ( S6 } CHARON. hou daar vervloekte Aristhocraat, maar denk ■iet, dat dit flfekt op afrekening van uwe knevelarijen, Waar mede gij het braave Hollandfche Volk gedrukt en getijrannizeert hebt. ■ ■ Mijn help, zijt gij daar met uw beiden, wie zijt gij met die kriek op den rug ? noü holla wat, eerst weeten, wie ik voor heb, of denkt gij noch in ie Waereld te zijn ? VI CE VA AS. Ik fcen Vicevaas, Burgermeester van het Volkrijk en machtig Amfterdam, 't welk niet alleen maar zelfs gansch Nederland op mijne ogenwerk moest lette», ja 't welk beevde, zoo haast ik goedvond t mijne achbaare tronie door rimpelen te fronfen. CHARON. Wel zoö zijt gij, het Vicevaas, zonder uwé naam te weetén, dagt ik alreeds, dat 'er niet heei veei goeds in üw ftak, want het fpreek'woord zegt: wagt uvoor de getekende; dan zijt gij eene, van die geene, welke in 1787. protesteerde tegen de remotie van denegen Raaden; «ij , eij, ik wil zeer wel gelooven, dat Amfterdam op u lette, maar tevens dat zij den Hemel niet genoeg kan danken voor die weldaad, dat die haar éindelijk van u verlost heeft. — En wat voor een Sinjeur zijt gij? zagt wat, Vicevaas, niet 30b haastig, wij hebben met eikanderen «och niet afgehandelf. Nu fpréek op, wie ben je, mij dunkt je bakkjs belooft ook al niet heel veel ünaakelijks je lijkt wel zoo een Haagfe Oranje Kraaijer. GOSSE. Ik ben Pierre Gosfe. — CHARON. Zwijg maar, ik weet al genoeg; wel zoo" ben jy Pierre Gosfe, de Bcekverkooper van de mooije Willem van Oranje, die fnaak wagt ik hier ook alle dagen, men vertelt bijzonder veel van hem, en onder anderen datgijn voornaamfte ftudie beftaat in de Borgonje binnen te zwelgen. GOSSE Je bent waarlijk al een heel raar fl'ag van een Veerman. CHARON. Niet waar? ik wed dat gij 'er noch nim^ mer zoo eene hebt aangetroffen. GOSSE. Ten minften nooit eene, die u in oabef<#ioftheid cvennaarde. {Het vervolg Hier na.) Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alêlB' voor een en een halve Stuiver uitgegeeven.  D E 1 NIEUWE SPECTATOR MET DE BRIL- N°. 8. GEACHTE MEDEBURGER! Ongeveinsde vriendfchap doet mij voor het tegenwoordige; de pen opvatten, en aan uwe meerdere kunde en doorzicht eenige zaaken ter OTervveeging bloot leggen. Daar wij nu, dank zij het vrijmachtig Opperweezen, een tijd mogen beleeven, in welke wij over onze Vijanden, onze Dwingelanden triumpheeren; daar wij op de tijrannique overheerTching zegevieren, door de indedaad krachtdaadige bijitand dér waarlijk grootmoedige Franfchen , zonder welkers medewerking gantsch Nederland noch op dit oogenblüc onder de Arifthocratifche dwang zoude moeten zuchten; daar wij eindelijk bij deeze waarlijk zoo gelukkige ommekeer van zaaken, bij deeze zoo heilrijke gebeurtenis in allen opzichte de Vinger Gods op het zichebaarfte hebben mogen bemerken, en de nimmer uitgeputte bron van Hemelfche goedheid aan dit gedrukte Land, aan Nederland heeft doen II blij='  ( 5* } blijken, dat hij ons wilde redden uit de roofzieke klaauwes onzer ijskoude, onzer gevoellooze vijanden,' ja daadelijk gered heeft! bij dit alles, bij dee^e' zoo belangrijke gebeurtenis, heeft (zoo als het mij toefenijnt,) een diepe ilaap gansch Nederland bevangen, ja men fchijnt ongevoelig voor de jongst ontfangene Weldaad, noch meer, mén gedraagt zich als Burgers deze hoogé gunst, deze niet te waardeerene weldaad onu aardig, noch meer, men is ondank*, baar, ja in den vollen zin ondankbaar! Mij dunkt mijn Vriend, gij fchijnt u bij het leezen dezer regeien min of meer over mijne maniere van'uitdrukking te verwonderen, dan ik bidde u, fchort uw oordeel noch een weinig op, lees verder, en, misfehren zult gij in mijne denkwijze deelen. Hét is eene allerduidelijRlte waarheid, dat onze Vijanden, wijl hun de pas, om ons openlijk aanteranden, en hunne barbaarsheid te doen gevoelen, volftrekt is' afgefneden, in hunne fchuilhoeken, en als achter de fchermen rusteloos zijn, om onze rust te ftooren, verdeeltheid te verwekken, en lichtgeloovigen met angst te vervullen, door uititrooizels, welke wel is waar, den meer doorzientigen geenzints kunnen verbaazen, maar echtei niet nalaaten, veéle onnozelen te verblinden, ja zelfs doen wenfchen, dat deze zoo gelukkige ommekeer nimmer mogt plaats gehad hebben, want, zeggen de zodanigen, dan zouden wij nü niet behoeven te zidderen, voor de zoo fterk naderende vijanden, welke niet zullen nalaaten ons, arme Nederlanders, bij de fchielijk op handen zijnde Omwenteling, hunne wraak te doen gevoelen. Waarom nu dusdanige, en voor veele onzer Landgenooten fchrikverwékkende uitftrooizels niet te keer gegaan, nadien zij V£fn alle fchijn van waarheid ontbloot zijn, en de vervulling daar van zedelijk onmc ogelijk is. Daar men ten vollen in het zekere is, dat de Organizatie, onzer Land- en Zeemacht uitgeftelt is, en volftrekt geen plaats kan hebben, bij mangel van geld, waarvan 'sLands kas volftrektelijk ontbloot is; daar onze Vijanden zich gereed maaken, om zoo veel mogelijk met een aanzienelijke macht in het veld te verfchijnen, daar wij eindelijk onze pas geplante Vrijheidsboom geknakt zullen zien , zoo wij hun niet manmoedig en met nadruk het hoofd bieden, waarom dan aarzelt men noch het gebrekkige der 's Lands kas te vervullen, of zijn onze Schatten, of eenigegedeeltens daarvan te dierbaar, om ze voor het duurzaam genot der Vrijheid opteöfferen, of verkiest men liever op nieuw de  ( 59 ) •e fnerpende gezelflagen der Overheerfching te gevoelen, of eindelijk is men laaghartig genoeg van ziel, om de bescherming onzer Vrijheid, onzer bezittingen, onzer dierbaarfte Panden aan de Edelmoedige, aan de groothartige Franfchen aan te beve'elen, zonder zeiven daarïn het minde deel te' neemen ? zoo dusdaanige gevoelens de Ziel der Nederlanders bewoonen, ' en zij werkelijk zodanig bandeier, dan , mijn Vriend, zijn zij de Vrijheid, het geheiligd gefchènk der Vrijheid onwaardig, en moeten, en zuilen van een elk als onwaardigen,aIsondan'.-.baaren worden uitgekreeten I Dan mijn Nederland gedraagt u groot, druk de voetfpooren uwer braavc, uwer dappere Voorvaderen, door in navolging yan dezelve niets te dierbaar , niets te heilig te achten, om het zelve voor de voortduurendé bezitting dér Vrijheid veil te hebben, gaat heen, en wei zonder eenig verwijl, en ontdoet u van eenige niet zeer noodzaakelijke zaaken,' ftort dezelve met blijdfchap in den fchoot van het gemeene Land en gij zult den Hollandfchen Waterleeuw den roofzieken Engelfchen, doch met nadruk zien bevegten, en in 'den afgrond zien zuizebollend nedcrploffen, en gij zult den Nederlandfchen Standaar in het veld met luister z:en verfrhijnen, de Vijanden pp deszelfs gezicht zien heenen fnellen, terwijl zij allerwegen deszelfs treffen op het gevoeligfte zullen ondervinden, en dan, zalmen U met den Eernaam van Bataven befrempelen, en u het bezit der gul ie Vrijheid waardig kennen. Ik wil roch meer; dat allen onzer Medeburgeien, niemand uitgezon. dert, zich Wapenen, op het gebruik daarvan zich toelèggen, en manmoedig, is het nood, onze Vijanden ftout in het aanzicht kijken, de fcherpte onzer Zwaarden doen gevoelen, en ik houde" mij verzekert, dat wel verre', van een buit der Aterlingen te worden, zij van fcbaamte zullen bloozen, en wij in tegendeel bekranst met Eerlaurieren bij onze Vrouwen, ónze Kinderen omarmt, zullen wederkeeren, fmaa'.ende een zoet welkers waarde, mijne pen niet machtig is te vermelden , terwijl onze ingebragte gelden van tijd tot tijd met woeker zullen te rüg koomen. Zie daar miin Vriend het geene, wat ik u ter overweeging wilde meJedee'en, misfchien fchrijv ik u haast weder, en Zal intusfchen altoos zijn Amsterdam, den 3 April 1795. Uw Toegenegen Medeburger A. B A T A V U S. H 2 LTE?  C «o ) LIEVE VRIEND! Het geen ik gevreesd heb, is eindelijk gebeurt, d# Oranjekraaijers hebhen het ten laatften gewaagd, met hunne leufen voor den dag te koomen, openlijk Oranje boven te fcbreeuwen, en alierweegen uitteltrooijen, dat hunne gelievde Pruisfen nabij zijn, dat zij alle oogenblikhen in onze Stad zullen binnen rukken, ja zelfs, dat Amfterdam reeds overgegeeven is, en hebben daar door onze Stad in rep en roer gebracht, en dezelve veelal met angst en fchrik vervult. Wat is hier van wel de oorzaak, vaar door is het toegekoomen dat dat fchelmen rot, deze gewillige flaaven, deze ontaarde muitemaakers ftout genoeg geworden zijn, ons als in het aangezicht te yliegen, en ons openlijk te hoonen? Imners niets anders als onze doemenswaardige, ja 'in den hoogden graad ftrafwaardige lafheid I — Ik item volmaaktelijk toe, dat het fchoon, dat het edel, en zelfs groots gehandeld was, bij de Ommekeer van zaaken niet alleen alle wanorders te fluiten, dat niemand wie het zij in het allerminfte wierd aangerand, zelfs, dat men ten ftrengften waakte, dat ook die geen;n geen leet weder voer, welke! ftellig bewust zijn, aantleevers van de voorgaande Regeeringsform, en dus onze gezwoorene vijanden te zijn; ik ftemme toe, deze handelwijze heeft een zeker iets 'in zich, het we'k niet kan nalaaten den Patriot te verëedelen! Dan lieve Vriend, in alle zaaken', zij zijn ook'van'welk een Nituur zij zijn, moet, volgens de regelen der voorzichtig, heid ons voorgefchreeven, de middenmaat gehouden worden , en kunt gij betuigen, dat in dit Revolutie werk, eene zaak van zoo veel aangelegenheid, deze zoo hoogstnodige midden maat is in het oog gehouden ? mijns oordeels, vat geenerlij opzichte, men is als het waare in flaap geraakt, men heeft zich beijvert veranderirgen daar te ftellen,, welke zoo al nodig, in het minfte dien fpoed niet verëischten, vooral, zoo men om dezelve te doen tot ftand koomen, zaaken van de gvootfte aangelegenheid moet achter ftellen, en als geheel uit het oog verliezen. Intusfchen hebben onze vijanden ziende onze fluimering, en hoogst af te keurene lafheid, niet afgelaaten zich dezelve ten nutte te maaken, en dsar zij onze Vrijheid niet door geweld van Wapenen kunnen aanranden, hebben zij zjch bediend van kruipende laagheden, om daar door was het ma-  < 66 ) te maaken. 2.) Om te weeten, hoe veel de extra uitga*» ven in deeze Provintie in de laatfte zeeven Jaaren belooperr hebben, en waarin ze hebben beftaan. 3.) Dat die Heertjes, welkers fchuld het is, dat ons geld zoo nutteloos vermorst is, bij de kladden gegreepen worden, en na bevind van zaaken, dat de fchade op hun verhaalt, en zij zelve geftraft worden. 4.) Dat 'er eenige vermindering én verandering in de Ampten plaats krijgen. 5.) Dat die Amptenaars, welke door geweld in hunne Posten zijn Ingedrongen, &c. &c. door andere braave en kundige Mannen zullen vervangen worden. 6.) D.it 'er fpoedig een Nationaale Conventie tot ftand gebracht worde, en dat alle Vaderlandlievende Burgers, zonder onderfcheid, mogen gewapend worden. Ziet, ik zeg 'er zoo maar. iets van Spectator , want ik denk toch wel, dat jij het Reke'st zelve zult gelezen hebben ; maar nouw is hier de vraag , moet Piet Weetniet dir ftuk telkenen , ja, of niet? hier over wouwik je gevoelen graag weeten, en zoo als je mij raad, zal ik doen, en valt het goed uit, dan zal ik verder met jouw krispendeeren. Intusfchen ben ik Jouw Toegenegen Medeburger Saajtdam, P- WEETNIET, den 11. April, 1795. BURGER WEETNIET! Terwi|l jij mij toch om raad vraagt, zoo wil ik je hieromtrent te wille zijn. ö Ja, ik heb het Request meer dan eens geleezen, en de nuttigheid en dringende noodzaakelijkheid daar van genoegzaam befpeurd, en daarom tekenen Weetniet, en dat wel zonder verzuim, zelfs voor dat gij gaat eeten of drinken; en waarom toch zoude Weetniet, waarom zoude een ander, die voor een waar Vaderlander te boek wil ftaan, aarzelen dusdanig een Request te tekenen ? of kan 'er iemand met reden tegen hebben, dat de Edelmoedige Vertegenwoordigers van het Franfche Volk ons Gemeenebest onafhangelijk verklaaren, dat zij ons voor hunnen Bondgenoot erkennen, en met ons als hunne Geallieerden in Vriendfchap leeven; of zoude het beter zijn, dat wij een Conquest van Frankrijk bleeven, zoo als wij nu noch zijn, en anders niets; bedenk dit, bid ik u, bedaart over, eu gij zult aanftonds begrijpen het groot onderfcheid 'er is, tusfchen het aan de lijband loopen, en op zijn  ( 67 ) zijn eigene beenen te ftaan, om van geen andere zaaken te gewagen, die wij te wachten hebben, zoo lang wij een Conquest, overwonnen Land, of eigendom van Frankrijk zijn. 2.) Ik kan niet denken, of gij zult genoegzaam begeerig zijn te weeten, hoe veel de buitengewoone uitgaaven deezer Provintie hebben beloopen, geduurende de laatfïe zeven Jaaren, en waarin dezelve hebben beftaan, nadien de nieuwsgierigen duivel de meeste Menfchen regeert, en ook is dit niet te verwerpen, wanneer het flegts door de reden beftierd word, en dus zal denk ik niemand het tekenen nalaaten om dit Artikel. 3.) Waarom toch zoud gij Weetniet weigeren uwe toeftemming" te geeven, dat zij, welke nagedaan onderzoek bevonden worden fchurkachtig te hebben gehandelt met 's Lands Gelden; (met recht een heiligdom der Natie) en zeden de Omwenteling van 1787. oorzaak zijn, dat het Land door hunne verfpillingen, ep rooverijen op de rand van deszelfs bederv is gebiacht, en dat 1 et te duchten is, zoo 'er geen fpoedig redres te voorfchijn koome, een Nationaal Banqueroet het Hollands Crediet voor eeuwig bezoedele 1 dat zij, zegge ik, daar voor ftraffe lijden, dat hunrie geffoolene Goederen tot fchaavergoeding ftrekken voor het gebrek, 't welk het Land om hunnent wille thans ondergaat! Zoud gij aarzelen hiertoe uwe Item te geeven, daar zoo menig fchepzel uit dringende armoede een zaak van weinig belang wegneemende , op een Schavot met de Koorde geftraft worde! dat de reden uw richtfnoer zij, dat roovers en fchurken geftraft worden en treuren, dat eindelijk, gerechte wraak onzen arm beftiere, en fnoodaarts beeven! 4.) Kunt gij 'er iets tegen hebben, dat 'er eenige nodelooze Collegiën, Ampten en Bedieningen afgefchaft worden, welke flegts dienen om luiaards te voeden, den nijverigen Arbeidsman te hoonen, en het Land in fchulden te dompelen ? Of dat 'er eenige Ampt-Gelden wat befnoeit worden; weet gij wel, dat 'er zommige fchreeuwend hoog zijn na maate de bezigheden, die 'er aan verknogt zijn, ja dat zommige ƒ 30,000 'sjaars beloopen, wat is het nodig, dat een Amptenaar zoo een rijk inkoomen heeft voor weinig moeite, misfehien moet gij Weetniet voor een harde arbeid met een gering Dag • loon u bedruipen, en begrijpt gij wel, dat hoe weinig gij ook wint, gij echter het uwe tot die Ampt-Gelden betaald? En daarom tekenen Piet. 5.) Zoud gij afkeuren, dat die Amptenaaren, welke door overheerfching en geweld in hunne Posten gedrongen zijn, en door hun flecht gedrag • 1 2 g9  ( 68 y getoond hebben, het vertrouwen van het Volk onwaardig te zijn, als ook zij, welke zints 1787 in eenig Collegie van Regeering gezeten hebben, van hunne Posten verlaaten worden, en dat Perzoonen van een beproevde trouw en kunde bun daadelijk vervangen? Zoo gij Weetniet aarzelt hiertoe uwe item te geeven, kunt gij niet alleen niet voor een braav Patriot befchouwd worden, maar men moet uw aanmerken als een voorwerp fchaadelijk voor dit Gemeenebest, ja als een gedecideerde Vijand des Vaderlands! C-) Gij denk ik, of niemand bij wien een enkelen dioppel Vaderlands bloed door de adeien fpeelt, kan afkeuren, dat 'er zoo dra mogelijk eene Nationaale Conventie worde tot ftand gebracht, dat dezelve verzamelt worde uit Mmaen bij de gezamentlijke Wijk-Vergaderingen gekooren, en alzoo uit het midden des Volks., zonder in die vei k iezing acht te geeven op de Perfoon, maar flegts op deszelfs kundigheden, Cbaraóter, Vaderlandslievde en onkrenkbaare trouwe: moet gij niet belennen, dat ons Land door zodanige Vertegenwoordigers , en Regenten in aanzien, V elvaart en Grootheid moet toeneemen, ja dat elk Huisvader bij zodanig beftier het daadelijk genot zal hebt en van die rechten, welke hem als iVenscb uit de Natuur onwederfpreekelijk behooren ! Of Zal het becter zijn , dat die Mannen, welke dierecl bij de Omwenteling zich met 'sLards beftier wel hebben willen belasten, en flegts Provif oreel zijn aangeftelt, gecontinuè'ert worden in hunne bediening. Immers zijn die Burgers niet aangefeld uit eene vrije Volks Verkiefing, maar enkel en alleen, om ors voor Regeeringloosheid te behoeden, en dus kan men de tegenwoordige Regeering niet anders als een tusfchen Regeering aanmerken, die uit de Natuur zelfs vervalt, zoo dra men eene alleszints wettige Regeering kan bel oomen. Zoud gij niet nodig, overbodig of nadeelig kunnen houden , dat men het daar heere trachte te brengen , dat alle Nederlanders, zonder onderfcheid gewapent wierden ? Kan men wel ooit met meerder zekerheid de verdediging onzes Vaderlands toevertrouwen, dan aan deszelfs natuurlijke eigenaars, zult gij niet ?elve het trouwhartigfte voor uwe eigendommen waaken? Zal niet altoos de Boer, welke de Koei behoort, dezelve bij de Hoornen grijpen ? Daarom Weetniet, zijt gii als Huisvader voor de uwen, als Mensch voor uwen Evenmensch, en als een Vaderlander voor uw Vaderland verplicht de algemeene Wapening goed te keuren j en eilieve, wat toch zouden onze alleszints groot-  ( *9 ) grootmoedige Verlosfers, Redders, de Franfchen, welke zeer onbetwistbaar de Mensheid op eene edelaartige wijze alle hulde betoonen, wel van ons Nederlanders zeggen, zoo wij hier omtrent in gebreeke bleven! Immers, dat wij laaghartige , ondankbaare Wezens waaien, het dierbaar kleinood , het onfchatbaar gefchenk der Vrijheid onwaardig! Zie daar Weetniet, hec Request,'twelke ik u raade te tekenen, aan uwen aandacht wat nader ontvouwt, doe 'er voordeel meede, en ik zal op dien voet met u Correspondeeren, en mij noemen Uw. Welmeenende Medeburger Amsterdam, de SPECTATOR, den ii. April 1795. SPECTATOR met jouw BRIL! Och ik wouw zoo gaarne, dat je mij Jan Botterik eenswoud zeggen, of je denkt, dat onze Landtroepes trouw voor onze zaak met de Fransman meê zullen vechten, als zij nouw op nieuw in order zullen gebracht zijn; ziet, als ik dat wist, dan zou ik 'er-gaarne iets aan ten beste geeven, want je mot weeten Spectator , dat al ben ik maar een Botterik, ik echter noch al een zoet Spaarpotje voor de goeije zaak over heb, want alle de Botterikken en ik zijn tot in onze darmen goed Patriots, ja, dat mag je vrij gelooven, dat waar is. Maar ziet, wij wouwen ook niet gaarne ons geld weggooijen, dat zoo zijn zouw, als onze Troepes ons eens bij de neus trokken, en liepen hals over kop naar de Vijand, begrijp Spectator , die Officieren, ik weet het niet, zij veranderen zoo gemakkelijk, en keeren zoo gewillig hunne rokken om, dat ik 'er bang voor ben, ja ik kan het niet helpen, ik vrees voor onraad, als 'er niet opgepast word, en daarom Spectator bid ik je vriendelijk mij gerust te willen ftellen, en dan zal ik ook een van jouw Leezers zijn. Krommenie, Jouw Medeburger den 10. April, 1795. JAN BOTTERIK. ANTWOORD. Met reden Jan Botterik ben je befwaard, en ik ook,-~ maar die bedenking zal geheel en al verdwijnen, en gij en alle braaven zullen gerust hunne Spaarpotjes en Zilverwerk kunnen opofferen, als onze Vertegenwoordigers kunnen goedvinden, alle hooge en laage Officieren te dimitteeren, wel të weetcn, de Soldaaten in dienst houden, en dan op nieuw  ( 7° ) jiieuw Officieren aanflellen, welke door hun voorgaand gedrag in voorige tijden getoond hebben, wat zij in waaihëidj in hun fchild voeren. Dan, daar allerzekerst dit getal geeni zints toerijkende zoude zijn, zoude men mijns a'chtens de' noch te vervullene plaatzen kunnen completeeren, met die mannen, welke om hunne denkwijze en gedrag in 1787. verplicht zijn geweest een fchuilplaats te vinden in Frankrijk. En daar die Burgers zonder tegenfpraak door hunne Patriottifchen ijver in het Militaire School der Franfchen onderweezen, een onbetwistbaare hoeveelheid Van kundig, heden en genoegzaame ondervinding bekoomen hebben, daarenboven in het Oorlogsvuur gehart, zouden onze Regementen onder hun geleide, cn aanvoering, om van geen flechtigbeden te gewaagen , want dit valt op dien voet weg, den Vijand ftoutmoedig tegentrekken, en als ijzere drom« men onbefweeken pal ftaan. Uw Medeburger DE SPECTATOR. EERWAARDIGE SEMELKNOOPERS! I\ar zit ik nouw fraaij op mijn Neus te kijken niet waar Jakhalzen, Bedriegers daar jij bent? hee menigmaal ver-* doemde Schurken, hebje lui mij, en mijn Vriend Bkakel de Boomkweeker aangezet, om de Keezen brutaal in het harnas te zitten, je lui verzekerde mij, dat ik 'er een Godsloon aan zou verdienen, behalven dat, zou ik een Vrouw in folio worden, en den Hemel weet, hoeveel voordeelen ik van Oranje zou ontvangen. Ik arme wijf geloofde jelui Sierenenzang, en hong overal de briitaale Kaa uit, en ziet, wat was mijn lot? in de voorige Patriotfche tijd , moest ik in een vervloekte ftinkende Gevangenis zitten kwijnen , en alwaar ik van het ongedierte bijna wierd opgevreeuen, zonder dat een eenig fchepzel van joului Vetweijeis van het waare Geloov zich mijnent halve Bekreunde. Nou ja, bij de Omwenteling wierd ik verlost, dat is waar, maar wat voor voordeelen genoot ik? de Prins, die broekfehijter kv.am wat koek bij mij koopen, en dan verders wat mocije beloften, waar aan ik lichtgeloovi^e Kaa maar al te veel geloov lloeg, en bleev diis voor jyjui vervloekte Ariltbocraaten maar voortdanfen, en wat heb ik voor al mijn fchelden en vloeken op de Keezen gekreegen, ommers zie datnbt; ó jou lui fchurken, vervloekte Fiel. ten, in de Hel zei je noch branden voor jou lui bedriegerijen, jijlui bent nou met het Geld op de loop, ik heb tot op deeze Omwenteling toe volgehouden, en ziet Wat is 'er nouw  C 7i ) -liouw van geworden; al het Oranje goedje na de Weerlicht, nouw, de Duivel zal haarlui ziel hebben, en jijlui Eerwaardige 'fchurken van heete Prinslui in Keezen verandert, en Kaa laat jij loopen, om je fchurvde kond te dekken, waar zal ik nouw een ftuk brood krijgen? ommers nergens, op het fchijthuis fterven, dat zie ik genoeg zal mijn lot zijn, maar God geeve.dat jijlui fchijnfchoone bedriegers ook noch erijs op krukken mag loopen, net als de befchukligers van den braave de Wit. Van te vooren kreeg ik noch wel van .Amfterdam een Kaas van Rommel , om mij zoo wel als de Amlterdammers op te zetten, maar nu is 'er niets meer voor mij ten besten , ieder houd zich fchuil, en nie.n.mt kent Kaa , nouw dat is tot daar aan toe; kauw erijs op deeze Briev, en weet datje vervloekt word, van Rotterdam, KAAT MOSSEL, den 10. April 1795DE RECHTBANK VAN RADAMANTHUS. V Y F D E A F D E E L I N G. VICEVAAS. Welkom mijn Heer! in deeze onderaardfche Gewesten, mij dunkt, dat ik u in de Waereld meer gezien heb, uw gelaat is mij niet onbekend, offchoon door de dood ongemeen veranderd. van BLIJS WIJK. Je onderdaanigfte Dienaar mijn Heer! ik herinnere mij u ook voor dezen te hebben aangetroffen , het is mij intusfehen aangenaam een lieer van Rang alhier te mogen ontmoeten. Ik ben, om u uit uwe twyffeling te redden,■ van Blijswijk, Burgemeester en Raad van Gornichem, Gecommitteerde in het Collegie van H. H. Mogende in 's Hage, Vrijheer van Eeten en Meeuwen, en Ambachts Heer van Babiloniënbroek, &c. &c. VICEVAAS. Ach! wat ftrekt mij dat tot verkwikking in deeze kommervolle omftandigheden, in welke wij ons bevinden, want geloov mij, mijn Heer, het uur is genadert, in welke wij van onze verrichtingen, en wel .zonder eenige bewimpeling, verplicht zullen zijn reken, fchap te geeven aan eenen Rhadamanthus , aan eenen Rechter, welke tot in de binnenfte fchuilhoeken onzer harten tegen onzen dank kan doordringen. van BLIJSWIJK. Gij vervult mijn Ziel met angst, en fchrik, mijn Heer. VICEVAAS. 'Ik betüige u niets anders als de onnofele waarheid, ten einde gij u kunt wapenen tegens de opgenoemde, maar niet minder fchrikverwekkende oogenblikken. van  C 71 ) van BLIJS WIJK. Gav den Hemel, dat ik nimmer gebooren waare, ik vervloek de ftond mijner geboorte, vervloekt zullen zij zijn, aan wien ik het levenslicht verfchuldigt ben! VICEVAAS. Maar, mijn Heer! wat gaat u aan, gij raast en tiert als een dolle, hebt gij dan zoo veel kwaads op uwe rekening, dat gij dusdanig voor het aanftaande verhoor verfchrkt zijt, dat gij zoo fterk op uwe lieve Ouderen uitvaart, die voor uwe opvoeding zoo eene tedere zorge hebben gedraagen, weet gij wel, dat gij ook omtrent deeze vervloekingen zult geöordeelt worden ? van B L IJ S W IJ K. fpreek mij niet van mijne Ouderen , gave den Hemel, dat zij mij in mijne Wieg gefmoort hadden, ik zoude op dit oogenblik die wroegingen van het geweeten niet ondergaan, ik zoude die zielsangsten niet behoeven te verduuren, door welke ik thans op het allerelendigfte geteistert en gefolterd worde! VICEVAAS. Ik hebbe, dit bekenne ik, ook zeer veel op mijne hoornen, ja vrij meer dan mij liev is; maar niettegenftaande dat, heb ik mij noch nimmer zoo fterk uitgelaaten. van BLIJSWIJK. Och mijn Heer, redeneerd'er wat over, en fchermt wat in de lucht, ik voel het aan mijn beklemd harte genoegzaam , wat hier te koop zal zijn: hier kunnen wij de hondertoogigen Rechter, dien Argus geen rad voor de oogen draaijen, zoo als gij weet, dat in de Waereld onze zaak was. Onder voorwendzel immers van zich te beijveren voor de belangens van Oranje,en dezelve voor de Waereld te eerbiedigen, maakten wij ons werk om onze eigene Grootheid te bevoorderen, ja onze doelëindens, zoo als u bekent is, ftrekten enkel en alleen daar heenen om, al was het op de totaale ruïne van Oranje, onzen Zetel te vestigen! Wat zal den Raad van Amfterdam, wat den dikken Dedel te wachten hebben, zoo zij hier worden overgebracht ? CHARON. Allon Sinjeurs naar de Balie, het krielt 'er alreeds van volk, het wachten is" alleen naar Ulieden; ó maatje wat verbleek je, het koomt 'er noch niet eens toe, wacht maar een beetje, het zal 'er ftraks wel beter knijpen. {Het vet volg Hier na.) Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alom voor een en een halve Stuiver uitgegeeven.  d e NIEUWE SPECTATOR met de BRIL- N°. 10. BURGER SPECTATÖR! Zoo als ik jouw beloovt heb, zal ik doen, te weeten, ik zal met je krispendeeren, om reden, dat je me machtig voldaan het met jouw raad, op het Rekest, en daarom zal ik je nouw weêr wat vraagen. Je zelt zeker zeggen; Piet Weetniet is al een raar flag van een Krispendent, hij komt mij maar wat vraagen, en daar in beftaat de heela krispendentie: holla, Spectator, dat gaat altijd niet vast, want ik meen je op mijn beurt ook wel erijs goede raad te geeven; ei, wat zeg je nouw van Weetniet ? maar hier een fpelletje bij geftoken. Gisteren avond zat ik,bij me buurman Govert Smeersmoel , een rechte flimme vent Spectator , nouw kijk, dat moet ik zeggen, hij leest ook trouw je blaadjes, en noch heel veul andere ftukjes; maar ziet, hij vertelde mij onder een lekkere vaderlandfche ilok: 4at 'er een Project op de lappen gekomen was tot herflel  D E NIEUWE SPECTATOR M E T D E BRIL N°. ii. MIJN HEER (SPECTATOR! Alzoo Weetniet, bij jouw ommers wel bekent, en ik gisteren avond woorden kreegen over een zaak van belang, weetje Spectator, over de Arftokraaten, ik zeide, dat al wie in waarheid Patriot wou zijn, en zodanig handelen, volftrekt g6en Arftokraat kon zijn, ja dat het onmoogelijk was, dat een braav Vaderlander, en een eigenbelangzoeker een en dezelve perzoon konden zijn, of het een zoude het ander omver ftooten, ook beweerde ik, dat alle Arftoïtraaten het Land moesten uitgebannen worden, veel minder dan noch, dat men zich zou laaten regeerén door zulk aoort van Volk, en hier over weetje Spectator , kreegen wij rufie, want Weetniet hield het tegendeel in een zekeren zin ftaande,en dus kunje wel begrijpen, dat wij ffialkanderen op vuistlook zouden getraceerd hebben,' zoo ik niet wijzelijk voorgellaagen had, jouw om jé oordeel dien' L . aar$»  ( 8* ) aangaande te vraagen, 't geen Weetniet, dien gek met blijdfchap accepteerde, denkende, dat hij de parïij zal winnen, doch' ik weet zeker, dat hij 'er met een'lange neus zal afkoomen. En hier mede ben ik na groete, S aan dam, Jou Krispendent de» ii. April 1795. JAN BOTTERIK. ANTWOORD. GEËERDE CORRESPONDENTEN! Gijlieden hebt beiden als Mannen van verftand en oordeel gehandelt, door mij tot een derde man in ulieder gefchil interoepen, en het aan mijn oordeel over te laaten, het welk gij zult bevinden, dat in allen opzichte onzijdig zijn zal, te meer zal ik dusdanig te werk gaan, om de Eer van uw beider vriendfchap te blijven behouden, dewijl ik ontdekke, dat dezelve, zoo wel, als uwe Correspondentie mij bijzonder veel waard is. Dan ter zaake. Gij, Burger Botterik en Weetniet hebt alle beide gelijk. Wat dunkt ir nu van de Spectator, gij zult zekerlijk zeggen: het fchort de Vent in de 'groote toon, daar de Boeren de Muts op. draagen; holla een beetje Burger, loopt u zeiven niet Vooruit met uw oordeel, want gij zoud gevaar kunnen'loopen ,■ van 'er' bekaaid aftekoomen. Ik wil dan zeggen, dat een Arifthocraat geduld, en niet geduld mag worden. Eén , Arifthocraat kan geduld worden niet alleen, maar is elks achting ten hoogften waardig, voor zoo verre hij op eene alleszints geöorloovde, en met betrekking tot zijne Meda« menfchen niet nadeelige wijze, deszelfs huiszelijke belangens bevoordert, het welzijn van zich zeiven, van zijn Vrouw en Kinderen vermeerdert, en op die wijze zich noodzaakelijk maakt voor de Menfchelijke zamenleeving, want al wie op eene geöorloovde wijze hetdomeftiek belang van zich zelveri verzorgt, verzogt ook dat van zijneMedemenfchen, nadien het tijdelijk heil van hem, en van zijne Medebroederen onaffcheidelijk aan eikanderen verbonden is. Zeg mij eens Botterik , hoe zoude men ons Land van die zaakén kunnen voorzien, welke uit vreemde Gewesten moetenovergebragt worden, en zeer zeker tot onze nooddruft behooren, om van geene verkwikkingen te fpreeken, zoo den Koopman niet door belangzucht gedreeven, deeze noodzaakeliike waaren binnen onze Landen deed invoeren. Hoe zouden wij  ( 83 ) wij aan Vleesch, Boter, Kaas &c. geraaken, zoo den a*bèidzaamen, en allernoodzaakelijkften Boer, door zijn be lang aangeprikkeld, ons dezelve niet verzorgde? dus ziet gij duidelijk, dat dusdanig eene Arifthocratie niet alleen te dulden, maar voor de zamenleeving allernoodzaakelijkst is, ja dat hij, welke niet door zoortgelijk eene begeerte ■paar' eigenbelang bezield word, in den hoogften graad te verachten, te doemen is, en als een last, als een onnut meubel voor de Maatfcbappijé kan en moet aangemerkt worden. Dan die geene,: Botterik, welke ten koste van het welwezen van eenig Lid der menfchelijke zamenleeving zijn eigen belang zoekt te bevorderen, is te verachten, word fchadelijk en gevaarlijk, en moet volftrekt om deszelfs verdervelijke doclëindens uit ons midden geweert, en noch veel minder het roer der Regeering in handen gegeeven worden, nadien hij dit'machtig zijnde, gelegenheid betoomt, om zijne ongeöorloovde belangzucht, ten koste van het waar geluk en welvaart der Burgerij, onbelemmert uit te oeffenen. Dat dusdanig een Arifthocraat geen waar Patriot kan zijn, ziet'gij, dunkt mij, ten allerduidelijkften; maar dat hij infchelijks geen wezenlijk Vaderlander kan geöordcclt worden , welke niet door eene Arifthocraatie bezielt is, zoo als ik boven aangemerkt heb, is even zichbaar. Zie daar Botterik mijn antwoord, en gij merkt immers genoegzaam, dat gij en Weetniet beiden gelijk hebt, nadien Weetniet van oordeel is, dat een Arifthocraat io een zekeren zin een Patriot kan zijn, en gij, dat een Arifthocraat moet verbannen worden. Nu hoop ik,'dat gij over en weer de knokkels t'huis zult houdên, en in die verwachting ben ik, Amfterdam, ülieder Vriend den 24. April 1795. De SPECTATOR, LIEVE VRIEND CLAAS BOOIJ! Daar zit ik nouw mooij met mijn fchouder uit het lit, niet waar, en worde door de pijn op een aller elendigfte wijze gek welt, en dat is nouw al mijn loon voor mijne Oranje liefde, voor dat ik opentlijk voor de Prins uitkwam, voor dat' ik Ranning van de fchandelijke plaats heb weggenoomen, ja toen, ik weet het noch heel wel, wierd ik fterk van elk gepreezen, en, ó de Dominees, die bedriegers daar zij zijn, verhieven mij om mijne daad tot aan de wolken/ nouw ik wierd Voorzanger in de Wester Kerk, 'ea L 2 was  C 83 ) Vfermaaken gezorgd, zonder het waarachtig belang van heiVaderland in acht te neemen. .. van MUITEN. Ik zie, en bemerk zeer wel, dat gij noch den oude en dezelfde zijt; maar wat hebben wij nu Mer een Cömbustie te veröorzaaken, daar gij genoegzaam "eet hoe het met de zaak gelegen is, en hier hoegenaamd geen veinfen te pas komt, want gij dient beamen dat wij hier niet in 'sHage zijn aan het Hof van onzen SUL, onzen dierbren WILLEM de V YFDE. BLEISWITK. Ik weet alles, wat gij mij hieromtrent Lggen Sn , maar dat gij een fchurk zijt, zal bemand in de Waereld mij willen betwisten, altoos ne- Ln He menfchen ■ daar gaat de kromme Schepen van Mui^ Arifthocraat, die Landbederver heevnan~MUITEN. O wat draaftgij daarweer door,even of oij zuiver waart als de witte fneeuw; maar vraag den Dfcfist Johs. de Lange, Schout B^, en Domm'Kumptarc eens na ü, die menfchen die kennen u want zij woonen n uwe Heerlijkheden, misfchien zouden die wel Ten boek e van u open doen, als zij anders maar wilden, of hun geen vreeze terug hield; en eilieve zeg mij eens hoe heble het wel gemaakt met het lands geld, toen de piotten\van den Stoel bonsden, ik geloof ommers ïegJ genoeg; nouw houw je kleur maar, ik ben Rhada- MAvITSBnLElSWIJK. Daar omtrent heb ik even zoo' pehandelt, als de andere Heeren. vIn MUITEN. Dat is te zeggen: den aap voor do resen thuis gehaalt, net geraaden, niet waar? vïsï BLEISWIJK. En waarom zouden wy dat geld in handen der Vrijheids-Zoonen laaten? ■■ vIn MUIJEN. Juist gedacht, want dan zoud gy milfdJen ongerust zijn waar of het bleev en nu, terwijl gifSve daar van de dieven zijt,hebt gij daar voor geene VieCH ARON. htm aan, van Bleiswijk ,het is uw toer Jude Balie, de andere Heeren hebben bijna gedaan,en JochfÏ de Bruggemmker legt al voor zijn pekelzonde te fpinvoeten. ^ Hier na) Dit intresfarte WEEKBLAD word alle Maandagen, alöirï voor één en één halve Stuiver uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE BRIL N°. 12. BURGER SPECTATOR! Ik wil niet höopen, dat mijne veelvuldige Brieven u zullen verveelen, of wel, dat ik om het zenden daar van bij u voor onbefcheiden zal worden aangezien. Dan, ik vleijes mij zeiven, dat het tegenövergeftelde hieromtrent bij u zal plaats vinden, wat zegje Spectator, mag ik die gedachten voeden? nu, in hoope van hieromtrent een toeftemmend antwoord te zullen verwerven, zal ik maar op den aangevangen voet voortwandelen, en u zeggen, dat mijn Buurman Govert Smeersmoel van gedachten is: dat den mensch veelal te veel vêrzot is op zijn leeven, om het ter verdeediging van onze goede zaak, en voor 'sLands Welzijn opteöfferen, ja, dat zij mecstiil het fwak hebben , én voor het grootfte gedeelte bezield zijn met een drift om hetzelve te behouden, en niet zonder een zichbaaren angst hetzelve, hun leeven namelijk, willen waagen; verders gav hij mij te kennen, dat het te wenfehen waare, dat gij Spectator ons daaromtrent eens voorlichte, en uwe gedachten mededeelde; want het is u, zoo wel als ons bewust, dat de nood des lands vordert," dat wij met een blij gelaat bloed en goed voor bet waai' belang des lands verM plicht  ( 93 ) pij in uw blad te gewaagen, mijne voorige bedrijven te beöordeelen, te gispen, of in wat opzicht ook aan mijn rok te tornen, of ik zal u doen gevoelen, dat gij een man van ftaat, dat gij Rengers vertoornt hebt! denk niet, dat dit bullebakken zijn, of dreigementen in den wind, óneen, ik ben genoegzaam in ftaat om u mijne wraak op het gevoeligfte te doen ondervinden, en daarom zijtgewaarfchuwd, want gij zijt alreeds voor de ftraf rijp, en zoo veeg, als een luis op de kam, dit tot uw naricht; als gij mij volgens uwen plicht, zoo als het een onderdaan van Nederland past, gehoorzaamt, zal ik u door mijne noch aangeblevene macht voor uwe vijanden, die reeds als zand zijn, befchermen, en mij noemen, Uw Vriend! Akkerum, den 27. April, 1795. L. RENGERS. MIJN HEER! Om u te toonen, dat uwe fnorkerijën, en krachtelooze dreigementen mij niet in het minlie verbaazen, zoo zal ik mijnen Correspondent in uwe Provintie verzoeken, zich naar u, en uwe daaden te informeeren, die ongetwijfelt niet als te puik zullen zijn, want anders zoud gij zekerlijk u niet verledigen, met aan mij te fchrijven; maar het fpreekwoord is niet ten onrechte, die fchurvd is, vreest de roskam. Intusfchen wil ik u dit verzekeren, dat ik nimmer iets ten uwen nadeele zal vermelden, zoo ik daartoe geene dringende redenen heb, of uwe handelwijze zulks zal verdienen , dat ik nochtans zeer zeker zal ontdekken: Ook diend gij te weeten, dat ik tot hiertoe nimmer iemand bij het gat heb omgehaald, of hij heeft het zuiver verdiend, en zij, van wien ik iets gemeld heb, mogen het vrijëlik aan hun geweeten vraagen, of ik de waarheid gefchreven heb, ja dan neen, en ik ben ten vollen gerust, dat zij als dan zullen moeten toeftemmen, dat zij door mij zeer genadig behandelt zijn. de SPECTATOR, BURGER SPECTATOR! Jan Botterik ziet zich ook weer verplicht jouw eenige regelen te laaten toekoomen, en jouw te laaten weeten, dat ik een Lid ben van een Wykvergadering, en dat ik die ook trouw bezoek. Maar nouw moetie weeten Spectator , dat heel veel zaaken mij daar gansch niet aanftaan; nouw ., . M 3 zeije  D E NIEUWE SPECTATOR M E T D E BRIL. N°. 13. BURGER BOTTERIK! lieden zal ik eenige oogenblikkeii uitbreeken, om aan uw \ erlangen betreffende de Wijkvergaderingen te voldoen, want ik merk ook duidelijk, dat gij hier over zeer verkeerdelijk denkt, gij fchijnt mij toe in dit opzicht eene volkomenheid te vorderen , weike in alle andere zaaken noch verre te zoeken is. Dan om in het verhandelen dezer allernoodzaakelijkite bijé'enkomften, eenigzints geregeld te werk te gaan, zoo wil ik deeze ftoffe in 4 hoofdeelen affcheidcn, en u thans met het i.) onledig houden, eh betoogen: dat de daadelijke Volid'cem niet kan uitgebracht worden zonder eene werkelijke toetreeding deezer Wijkvergaderingen. Zonder dezelve immers zullen de nadeeligfte verwarringen geboren worden , terwijl men op den allerönceerenlle wijze met de Volkftem zal fpeelen. Kunnen niet 2 a 3 bij een vergaderde menigten aan 3 ondérfcheidene oorden der Stad zich verheffen,' en alle zaaken voorftellen, welkers uitvoering volftrekt tegen malkanderen inloopt, en ieder eigener gezag voorgeeven zulks de meening van het Volk te zijn,ja ftijf en fterkftaande houden,' dat dit de waare Volkftem zij. Welke van deeze drie f zal men nu N vóór  ( 98 ) voor de ftemme des Volks houden? het is ongerijmd te ftellen, dat zij het alle kunnen zijn, nadien 'er flegts een eenige kan plaats hebben; zij hebben 'er nochtans alle even veel recht toe, men zal dus moeten zien, wiens degen de langfte zij, en nu, nu kon het tijdftip komen, dat den Burger tegen Burger, Vader tegen Zoon, en Zoon tegen Vader in harnas komen, en zich onderling met moord en doodllag dreigen 1 welke een Chaos van verwarring, een affchuwelijk monfter, een verfchrikkelijk ondier, 't welk met deszelfs epgefperde muil alle bewooneren op het wreedaanigst aangrimt, en deszelfs heilftaat op eens drijgt te verflinden! Wis der ftervelingen kan dan tegen zoo groot een kwaad een gepaster Geneesmiddel uitdenken, dan wel de Wijkvergaderingen? De Volkftem zal zich geregeld, en binnen zeer korten tijd doen hooren, zonder eenige zweem van verwarring achter te laaten, als elk Burger in zijne Wijk te zamen komt, aldaar bedaard over de zaaken handelt, als ieder Wijk vervolgens zich door hunne afgezondenen als tot een middenpunt of Hoofdvergadering verëenigt, in welke dan over de ftukken wedergeftemd word, en de meerderheid zal de waare eerbiedvolle Volkftem ondekken, zelfs van 300,000 Inwooneren. Zie daar Botterik,dus kunt gij duidelijk zien, dat, zal de Volkftem uitgebragt worden, de Wijkvergaderingen allernoodzaakelijkst zijn, en dat men de eigenlijke meening van het Volk zonder dezelve bij geene mogelijkheid kan ondekken. Verwacht in mijne volgende over dit ftuk weder iets, en doet intusfchen hier uw voordeel mede. Ik zal mij altoos noemen Amfterdam, Uw Welwillende Medeburger den 7. Maij 1795. De SPECTATOR. BURGER SPECTATOR! Mag ik je ook wel eens fchryven , immers ja, terwyl het anderen vryftaat, en dus Egalité, luister dan Spectator. Ik ben mot je'weeten maar een Jordaens Burger; nu moetje verder weeten, dat ik een waakend Lid ben van de Stad, doch te gelyk maar een Burger Ambachtsman ben, en maar 5 a 6 Gulden per week verdien, om die reden wou ik zoo wel eens raad vraagen; gy weet dan, dat wij om de twee weeken de Wacht moeten betrekken, en dan moet ik altoos een Gulden van dit weinige verzuimen, is dat niet ondraagelyk voor my, belast met een Vrouw, en 4 Kinderen, en zoud  ( 99 ) zoud gy het wel gelooven, myn Wyf ftaat dit werk ook maar gansch niet aan, en hangt hierover de brutaale Kee uit. Nu zou ik wel eens vraagen, of daar geen anlere fchikking, (onder verbetering echter) in zoude kunnen ge. maakt worden ? Ik ben in afwachting van uw antwoord Amfterdam, Uw Medeburger den 7, May 1795. M. GERBRANDSZ. BURGER en VRIEND! Uw fchryven aan my ftaat u niet alleen Vry; maar zal my zelfs altoos zeer aangenaam zyn, en kan ik u in het een of ander van dienst zyn, gy zult my hier toe fteeds wilvaardig vinden, nadien myne Sta'- en Landgenooten van nut te zyn, altoos de voornaamfte myn er plichten zal uitmaaken. Ook wil ik trachten u in dit tegenwoordig geval te dienen, dan ook onder verbetering, want ziet Burger, ik heb niet gaarne, dat zy my op de knokkels trommelen. Myns oordeels, zoude men (om de Burgery van deeze last te ontheffen) in uwe, ja in alle Wyken eenige vertroude Mannen, die huiszittende waaren, kunnen uitkiezen, welke daar toe gequalififeerd behoorden te worden, die ieder in zyn Wyk een waaiend oog hielden, en vervolgens by eene ontilaane beweeg.ng, of onheil, de huiszittende Burgery, hier van direftelyk zouden waar.tbouv.en, en welke dan op de eerfte wenk, een ieder in zyn Wyk, in de Wapenen dienen te veiTcbynen, en zoo dit, dunkt my, wel en getrouwelyk in acht genomen wierd, zoude 'er geen het minfte onraad kunnen ontftaan, of men zoude machtig zyn, hetzelve in den aanvang te kunnen dempen, en gefchiet dit, dan, zoo zal den arbeidzaamen Burger by zyn werk kunnen blyven, zonder het allerminfte verzuim, ja de Dagwacht zal als overbodig vervallen, en onnut zyn, terwyl men naar ouder gewoonte de Wachten des nagts zal kunnen betrekken. Ziet Vriend, deeze raad is misfchien goed, maar kan 'er iemand iets beters op uitdenken, zal my zeer aangenaam zyn, en den zodanige durv ik vry informeeren, dat hy hiermede dan geenzints moet zuimen, ja dat de voorftelling hier van, om het belang zyner Medeburgeren te bevoorderen , hoogst noodzaakelyk ja zeer dringende is. Amfterdam, Ik ben Uw Medeburger den 9- May 1795. De SPECTATOR. N 2 MYN  C 100 ) MYff HEER HUYDECOPER! Je zelt misfchien misfelijk opkijken, dat Jan Btjys jouw een 'Ériev durvt fchrijven, ja dat ken ik heel makkelek nagaan, maar ie mot weeten men Heer, dat ik zoo al een heel beetje in dikkedenfie ben, en dat ik waarachtig haast geen raad weet, in wat voor een pot ik de Warmoes zal kooken, zonder dat hij anbrant, en ziet men Heer, daarom eigentlijk heb ik de ftoute Schoenen rijs angetrokken, want ik weet, dat jij een heel braav Heer bent, en heel veul verftand bezit, wat zegje, heb ik dat wel mis, nouw, om dat ik weet, dat, als men in 't nouw is, dat men dan raad mot zoeken bij luij, die ter deegen haar weetje weeten, en ons willen helpen, heb ik in haast dit papier volgeflanst. Te weet ommers noch wel, dat ik, zoo wel as me Zeun Piet met de gezegende Omwenteling in 1787 van Aksenius warentig ook een heel biaav Man, ziet dat mot ik ze-gen, een hiele beste broodwinning gekregen hebte, nouw dat is juist ook waar, de Man wist wel, wie hij het gav, en dat wij braave Voorftanders van Oranje bennen, rouw ziet, dat is ook zoo, al zeg ik het zelfs. Ik ben, zoo as je bekent is Koopman in Haarin en Zoutevis, Visdeeler aan het Tolhuis van de Schelvisfen . van het hondert krijg ik een Schelling. Van elke Kabellauw 1 ftuiver, van een wicht Bot drie groot, van een wicht Schol ook drie groot. Me Zeun Ptet Buys Junior is Keurmeester van varté Bokkes, krijgt 4 duiten van ieder tal, en van de Haarin- en de Zoutevis drie groot van elke Ton, daarenboven is hij Gildemeester van de ronde en platte Maaten, en zijn Vrouw is Schrijffter van de Hillegoir.mer Markt; al ien hiel raar zootie bij mekaar, is 't niet waar men Heer, en nouw zcüe - dienen te begrijpen , dat óns die ganfe rommelzoo, die hiele potnat, net zoo, as ik ze je daar heb opefchept in 't Jaar het iene met het aar gerekent opbrenkt 10,000 Guldens; wat believje, zeit het ook iets? Maar nouw mot je weeten, en dat is eigentlijk wel het zaakje, daar het hier op aankomt, en de nette plaats weetje, daar me de fchoen kniipt dat we telkens in vrees zijn. dat ons de Patriotten dat boeltje zoo maar rijs in ien keer zeilen afneemen, want je zelt gelieven te verftaan , dat ze alle maal een vervloekten hekel anqns hebben, nouw ziet, zeit Ulèfpiegel, we hebben het 'er ook wel rijs nagemaakt, en 'er bij wijlen maarijs verbruit de broek opgevetert, maai- ziet, dat neemt daarom. niet  ( xoi ) aiet weg, dat ik zoms vervloekt bang ben, ja Warachtig, zou jet wel gelooven, men kan me bijwijlen wel een eij in me gat gaar braaden , as ik denk dat de Keezen ons de boel zeilen afneemen. Nouw men Heer, ik bidje denk erijs aan de arme Buis, want warachtig ik lieg het niet, ik fchijt haast in me broek van benautheid, eij fchrijv merijs, en zeg, wat ik doen mot in duefe omftandigheid. Amfterdam, Ik ben jouw Vriend den 8. Maij 1795. J- B ü Y S. PS. Ik woon in de Haringpakkerij vooraan, aan de Sparrendammer Brug. HOOG GEACHTE VRIEND! Nu leggen nlle onze voorneemens in duigen, altoos had ik mij gevleid, dat 'er bij de aanftaande verkiezing betreffende eene nieuwe Municipaliteit, een ieder tot hefftcmmen zoude worden toegelaaten, en waar door ik eenige hoope had opgevat, dat, alfchoon de Prins afweezig büjvt (dit is zekerlijk geenzints de eigentlijke zaak, waarom wij ons in de bresfe Hellen) alfchoon de Patriötfche haan blijvt Koning kraaijen, alfchoon eindelijk het tegenwoordig beftier het veld behoud, wij, of eenigen onzer met'er tijd in een Keeziaanfche gedaante ons in het beftier zouden kunnen indringen, en vervolgens als voren doch met beleid onze Perfonagie fpeelen! dan mijn Vriend, ook deeze pas is ons geheellijk afgefneeden, en alle hoop om in onze voorige rang herftelt te worden, gansch en al benomen, want wij allen, die de klem der Regeering in handen hebben gehad zints 1787 tot 1795. zijn van het rechtvan flemmen uitgefloten. Gij gevoelt zeker, even als ik, het ondraagbaar hartzeer, dat voor ons hier uit_geboren word , ten minften ik gevoele 'er al gewicht van, en dompelt mij in een verdriet, dat mijne pen onmachtig is, om u te befchrijven, ja ik vreeze, dat ik noch eindelijk het elendig offer zal worden, deezer voor ons zoozeer befchreijensWaardige rampzaligheden. En wie verzekert ons, dat men het hier bij zsl laaten berusten, want gij weet, dat de haat tegen onze Perzoonen, in plaatze van afteneemen, van dag tot dag toeneemd , ja dat veelen onzer Vijanden zieden van gramfchap, en flegts naar gelegenheid uitzien, om hunne rechtmatige wraake bot te vieren, en te koelen, en wie N 3 toch  C "5 ) men 3e zien kan, en dus zeg ik dit niet uit eigenbelang, ook weetje ben ik Gereformeert, en dus daarom ook niet, maar weetje ik ga recht door zee, en mag geen onrecht zien, nu praaten de Vrinden van Gelijkheid, niettegenftaande dat, toonen zij, die "er hec meest de mond vol va» hebben, juist het tegendeel te1 willen bewerkfte'ügen, want hun gedrag, tot hier toe gehouden, bewijst dit volkomen; dan laat ik 'er maar niet meer van zeggen , gij gevoelt immers genoeg, wat ik meen, en ik zegge ronduit, dat het niet goed gaat, zoo als men tegenwoordig handelt, en dat op die wijze duizenden rede zullen hebben tot klaagen, en dat billijk en rechtmaatig. Denk dit eens in kind, en fchrijv mij uw gevoelen dan daar over, ik logeer tegenwoordig te Naarden bij mijn Tante, die zeer zien is, en dus, als ie mij fcnrijvt, moetje de Briev daar Adiesfeeren, en vertrouw dat ik altoos zijn zal Naardkn, Uwe welwillende Medeburgeres. den 10. Maij 1795- MARIA van DUGTERING, BURGER BRILLENMAN, Je zul; het mij ommers niet kwalijk neemen, dat ik je 00,1. deel eens afvraag over een zaak van gewicht. Je weet dan r.ouw wel, dat men, en met billijkheid zijn Zuiver opbrengt , tot goedmaaking van de vèrvallene toeftand van onze Republiek, en dat dit hoqgttnodig is, en dat zij lo-f felijk handelen, die daar in uitmunten, en langs dien weg hun'patriottisch hart, dat h,ün bezielt, aan den dag leggen, zal elk met mij, die wel denkt, gereedelijltoeilemmem Maar nu weetje met mij ook, dat de eerbiedvolle, en eenvouwige podsdiei st altoos het Leste befraebe word' en zich in zijn voile glans voordoet, wanneer zij zonder uiterlijke pracht en (latte word in acht genomen. De Christelijke Godsdienst is immers altoos van den beginne af zonder kostbaarheden gehouden zelfs bij de plëchtigfte gelegenheden; getuige hiervan, de Omwandeling van onzen Heiland op aarde met zijne Discipelen, en de Godsdienftige bijëenkomften in vervolg, en zoo als zij noch op heden, lij de Protëftantfche Christenheid geëerbiedigt word, aj,. leenelijk zonderen' zich hier van uit de Roomfche Christenen, zij bedienen zich in hunne Kerken van zeer vtele Zilvere, en zelfs Goudene Cieraaden;'zoude dat metaal juist noodzaakelijk zijn, ter viering van hunnen Godsdienst, zouden zij zonder het zelve defl grooten Schepper en den P 2  ( "6 ) onvergelijkelijken Christus niet kunnen eeren?Hijis immers' voor hun die zelve God, als voor ons, en zouden zij wezenlijk hunnen Godsdienst niet kunnen verrichten, als zij die metaalen ontbeerden ? Ik weet zeer wel, dat die Chris. tenen zints lange tijden her, die kostbaarheden in hunne Kerken gebruiken, maar dit bewijst daarom geenzints, dat Zij tot hunne Godsdienstöeffening volftiekt onontbeerlijk zijn; en kan dat metaal in hun Kerk gemi* worden , kan den Godsdienst zonder hetzelve worden waargenomen, dan dunkt mij eischt de nood van ons land, dat die Christenen zich van dat onnodige metaal ten nutte van het Algemeen ontdoen, en hetzelve aan het land,ten gefchenke geeven. ZekerlijK zal u deeze Proppfitie raar voorkomen, dan waarom niet zoo wel dit Zilver dit Goud, als het gem. cbr kan worden, als dat van particulieren? ganstch Nederland, ofwel Öekèlfs bewodners immers leggen onder de heiligde verplichting, om tot de belangen; van he. Algemeen blijmoedig mede te weren, te meer noch , daar wij nu door de Edelmoedige Franfchen 'voor een vrij, vóór een onafhangelijk Volk verklaart zijn. Ik verzoeke u mij hier eens 'over te fchrijven, en ik zal mij noemen. Wijk te Duuritede, Uw Vaderlandfche Medeburger- den 19. Maij 1795- H- WLLBEDAGT. MIJN HEER! Dat Pietje Domoor , een achter nicht van Domkop jou# eens fchrijvt, is niet "zonder feeden verfiaaje. Je mot dan weeten mijn Heer, dat ik gisteren in de Plantagie wandelende, aldaar aantrof Gerritje Weetniet, ik weetniet, of jij haar kesjt, maar zij is een Zuster van Pieter Weetniet; zoo dra 'zij mij zag, zeize tot mij: mijn help Pietje, ik ben waarentig blij, dat ik je eens zie , laaten wij hier wat op deeze bank gaan zitten, en na dat wij gezeten waaren, hadden wij de volgende zanienfpraak. GERRI'1' 1 Ë. Wel kind, hebje de Publieke Couranten van Vri:'lr.g den 15de en van Woensdag'den aofte Maij geleezen ? ' PIETJE. Heden neen, want ik kan wel fchrijven, maar niet leezen; maar wat zou dat dan ? GER . ITJE. Dat zal ik je zeggen. In beide die Couranten vermeld eene Jean Rüdolph Geyneriks. PIETJE. Jean Rueolph Geyneriks zegje, als het een Schrijver va* een Oorlogfchip is, dan ken ik de knaap prompt. GE R-  GE'RRITJE. Juist de zelfde kind, hij is nauw laast met van Boünzel thuis gekomen. PIETJE. Nouw dat boeltje ken ik in den haak verftaaje, en ik kan je verklaaren, dat Vaar, Moer, Zoon, allerbest zoort is. . .. GERRITJE. Dat is onmogelijk, ten minften de Schrijver moet een allerbraavst mensch wezen, want anders zou hij niet in de Courant laaten zetten, dat hij 'er ingezet heeft. PIETJE. Zoo je denkt; maar wat heeft hij 'er dan in laaten zetten? GERRITJE- Dat Jean Mottig , die bij hem als tweede Schrijver gediend heeft op de Zadel, bij van Boenzel zou verteld hebben, dat hij met/ 2500: — van de Tapperij van dat Schip naar de blixem was! PIETJE. Wel nouw, zou dat dan eene onmogelijke zaak voor die Man, die kostelijke Geyneriks zijn, ik heb 'er al iets van gehoort, en wel juist de klaare waarheid ver. ftaaje; maar vertel voort, ik zal ftrakjes fpreeken. GERRITJE. Nu Haat 'er verder in de Courant: dat, dat een leugen is, want Geyneriks is maar voor eenige dagen naar Mianen geweest bij zijn Braave Ouders, en alreeds weerom, begrijpje, dus is het eên leugen, maar dan Haat'er noch bij, dat Jean Mottig in prefentie van vier Getuigen getekent heeft, dat hij dit gedacht en gelogen heeft. PIETJE. Is het wel mogelijk, en is dit het nu al, wat je weet te vertellen ? GERR.IT JE. Neen meer niet, en is dat niet genoeg ? PIETJE. Ik kan zeer wel merken kind, dat jij heel ueinig van de zaak weet, maar nu zal ik het je eens ver» rellen, en zoo als het waarachtig gebeurd is, verftaaje-. GERRITJE.. Als het je blieft, ik zal zoo veel-ge. duld oeftenen, als ik kan. PIETJE. Ja ik merk heel wel, dat je geen Vrind van Jean Mottig bent, maar misfehien verdienje wat Geld bij Geyneriks, of ben je ook een lieste van hem? GERRITJE. Dat zijn ommers zaaken buiten jouw Mn.l, vertel maar voort. PIETJE. Ik weet in het zekere, dat Jean Mottig aan de Buitenkant, bij de Kalkmark verteld is door Mathïs en Christiaan Plunjes, dat Geyneriks met f 2500—zich had zoek gemaakt, dat hij toen noch dien eigen avond aan zijn Logement gegaan is tij Wrak, om hem Geyneriks daar van te verwittigen , doel ' dat hij hem niet thuis vond, dat hij ze.kerlijk, Mottig namelijk, aan eenigen vraagswijze van dit P « nieuws  C »s ) nieuws heeft kennis gegeeven, 't welk niet te verwonderen, is, alzoo hij van Geyneriks door het Huvelijk een vv.He )Neef zijnde, zijne Famietje heel wei kent; Vervolgens is Mottig door Geyneriks'op den 13-. dezer op een vriei.delijke wijze tegen dien avond op een pijp gevraagt, waar hij ook op die tijd gekomen is, en aldaar naast Geynexiks vond zitten Clasiena Helming zijn lievfte, die over hem verkeert, weetje, de Dochter van Helming uit de Oosterfche Eend op deNieuwendijk, die beken'ae Granjekraaijer, die de Keezen voor Domkoppen uitmaakt, die het Tappen verboden is, - die de fpat het moeten zetten, om niet bij zijn Wadden gekregen te worden, dus kan je wel begrijpen, een ailieriiefk Meisje, die alle dagen de beenen uit 'er g r loopt, om bij 'er liev te zijn. ER RITJE. Nouw zwijg van Claasje maar ftil, en . het geen je te vertellen hebt. PIETJE. 'Ja ik'zie 'wel, dat'je dat niet bok. Nu be, halven Jat Claasie naast Geyneriks , zat tegen hem over de Vrouw van Wrak , ook zoo geel, dat ze Hinken, en Pilare 'VVokgerds een Adfillent Schrijver, die dagelijks niet fchrijvöti aan Geyneriks Geld verdient, en een weinig da.ji.a noch iemand; dit kind, waaren de getuigen, juist do<.r Geynekiks Uitgekozen, 'alle in 'zijn belangens, allé aan hem geattacheerd, en vijanden'van Mottig, die altoos een gedecideerde Kees is. In den beginne behandelde men de Man vriendelijk, gav hem een-pijp , en 3 Glaafen roodfe Wijn, dan na het gebruik hier van , vaarde men gruwelijk tegen hem uit, noemde hem de uitventer en uitftrooijer van de leugen, dreigde'hem met alles, en forceerde hem eindelijk door geweld dat Papier in de Courant vermeld, te onderfchrijvcn. Ziet kind, dit is eigeutlijk het geval. Maar hoor eens hier, ais Geyneriks in zijn ziel overtuigd was, dat hij 'a'toos gewoon is zijn Crediteuren zoo prompt te betaaien, en nooit gemankeerd heeft'. waarom'maakt hij'er dan zoo een kak over, vantalv.ic wezenlijk eerlijk is, en altoos zoo gehandelt heeft, die behoeft zich aan geen leugen te ftooren, die zich zeiven wederfpreekt, hij zal ten minften om zijn eerlijkheid aan de waereld te betuigen zijn eigen Neev niet trachten in het laberent te brengen, want dit moet dp'or elk weldenkend mensch ten hoogften worden afgekeurd. Dan als hij zoo prompt is, waarom zet hij dan niet onder zijn Advententie: dlle d'e genen, die op mij Geyneriks iets te preter.deeren hebben, kunnen zich ter Qntfangst van hun Geld aan imjh Logement bij W-rAk  ( "9 ) Mdresfêerem dit had ommers coelant geweest,,en zeet Wel gepast, dan hier zal hij wel zorg voordragen, alzpo hij weet, dat zijn Crediteuren dén zullen opdaagen als ftofregen. GERRITJE. Gij verteld daar zoo veel, de duvel weet of het waar is. PIETJE. Noch in lang niet genoeg, want ik meen te weeten, dat de man zoo warm zit, even of hij onder de Linie was," hij zal misfchien vergeeten hebben, dat hij Kerstijd laatstleden noch omf 700 : — te Mianen geiirre. fleert gezeten heeft, dat hij in zijn vorig Logement niet op ftraat durvende komen, want de Dienders pasten hem aan alle kanten op, eindelijk met het kleed van de Zoon van zijn Hospes, met pleifters op zijn bakkes, e.i q-uafie mank gaande, den dans ontwrongen, en zijn Crediteuren ontfnapt is, dat hij eenige tijd geleden in Mianen op een waarfchouwing, dat hij bij de kladden zou gegrepen wor. den, enkel met zijn BeddejaK aan, de vlucht nam. Eij, Wat 7e°;'e Gerritje, dit, had je niet gedacht, hé. GERRITJE. Zekerlijk niet; maar de duvel weet of het waar is. PIETJE. Dat is waar, Veel zaaken laaten zich dikwijls niet gemakkelijk bewijzen, oftchoon het waarheden zijn, die zoo zeker zijn als een Evangelie, want men zegt ook, dat hij Geyneriks in 1787 met een zei.er Request in zyn zak geloopen heeft, maar ziet, wie kan het bewijzen, echter verteld men dit, en zelfs geloofwaardige He.den , en als gij dit alles bedenkt, is dan Jean Mottig wel zoo veel te befchuldigen, dat hij aan het aan hem verhaalde eenig geloov fioeg,~en dat hij dat brievje getekend heeft, betekend niemendal, want hier wierd hij toe gedwongen, en dat kan men altoos doen. Zie daar mijn Heer! vergun dit een plaatsje, en ik zal mij noemen Amfterdam, Uw Vriendin, en Medeburgeres den 23. May 1795. PIETJE DOMOOR. GELIEFDE VRIENDIN! Het geen gij, ik en zeer veelen ons hadden voorgerteld„• te weeten: dat onzen geliefden Vorst, de Prins tot Graaf van Holland zou gehuldigt en uitgeroepen worden; en dat Wij langs dien weg over'onze vijanden zouden zegenpraalen, en het recht van tappen op nieuw herkrijgen, is geheel en al in rook verdweenen, en daarentegen is ons door de ge-  getroffene Alliantie tusfchen Frankrijk en Holland, eri de' plechtige verklaaring van Frankrijk, dat hetzelve Holland Zal guarandeeren, bij de affchaffing van het Stadhouder» fchsp, en de Republikeinfche Regeering zoo als zij zich thans bevind, tegen alle deszelfs vijanden'met alle macht zal befchermen, een allergevoeligfte nekflag toegebracht, ja alle beminnaaren van het dierbaar Oranje, leggen door dit onvoorziene geval als te fpinvoeten, en aamëchtig na den laatften doodftuip te hijgen i Zekerlijk kan ik niet ontkennen , dat ce afwezendbeid van mijn Vader, veroorzaakt door zijne alteuitgelaatene Oranjelievde, mij in veel opzichten aangenaam is, want nu kan ik ongedwongen mijne genegenheid voor mijn lieven J. R. Geyneriks de Schrijver, bot vieren, en naar mijn lust en genoegen, en begeerte en velbehaagen over hem verkeéren, en ik tuijfele ook niet, of ik zal eindelijk mijn wensch, om hem als man in mijne malfe armen te drukken, en alzoo het zoet der min te fmaaken, eenmaal deelachtig worden, wat zegt gij Vriendin? het zoude immers ondankbaar var mijn Coridon geha'ndefé zijn, daar hij weet, hoe trouwhartig en lievderijk ik hem achter aan loop, dikwijls laat ik mij twee maal op een dag, en dat uuren achter een, bij hem op zijn kamer vinden,en ó! ó! Vrien. dinlhet zoete dat ik dan onder vier oogen met hem geniet, is onuitfpreekelijk, en voor mijne pen niet machtig, om naar ■waarde te befchrijven! ik zegge: ik kan niet denken, dat bij mij voor de tweede maal zal laaten Ioopen, quafie uit partij fchap, want hij mag zich thans vóór een Kees uitgeaven, zoo véél als hij wil, ik meen duidelijk ontdekt te hebben, dat hij in waarheid een Mir.naar van Oranje is, enbewijst zulks ook zijne verhuizing vanDurhjweijer , dat een volflagert Patriot is, naar Wrak , die wij weeten, dat in geelheid niemand van ons iets toegeevt, niet ten allerduidelijkften, in 't kort, ik houde mij Heilig verzekert, dat ik eerlang als een Vorstin aan Zijne zijde zal praaien, als zijne ÏEchtgenoote, en dat met den eernaam, hoe ftreelend is dit niet, van Mevrouw Geyneriks ! wat zegt gij, is dit ook iets ? Ik ben als vooren Uwe Vriendin C. HELMING. Amfterdam, den 19. Mey, 1795- Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alön» voor één en één halve Stuiver uitgegeeven.  ^anig wii'de' beftieren, dat zij den waarén Vaderlander ook in dit opzicht reden tot dankbaarheid gaaven , de Ampten yrtdeelden aan die geenen, welke door waare Vaderlandfche trouw daartoe bevoegt, en tot het waarneemen daar van genoegzaam kundig zijn , ik en zeer veelen zouden met een blijmoedig en dankbaar hart den ougemeene fchaarsheid met geduld verduuren, en ons op de best mogelijke wijze naar den tijd als een braav Burgei fchikken. Staat het in uw vermogen om uwe Medeburgeren, tot dit goede en hoogstnodige werk op te wekken, gij zult hem verplichten , die altoos zijn zal Amfterdam , LTw Vaderlandfche Medeburger fjen 4. Junij I79S- & WERKZAAM. BURGER GEELGAT! (*) "Wel nouw, waar blijvje nouw met je Oranje draagen in H-üs, ik wed, dat het al braav wat zal verleppen, bf het moest zijn, dat je zorg droeg, dat het door de Zon niet befcheeneri wierd; met 'er haast zoude men het weer algëmeen dragen niet waar Meester Geelgat. Maar appropo, je Sannetje, en je vroome Buurvrouw uit de Kelder Keeltje, wel nouw, hoe vaarenze nouw toch al, ik wed zij zullen nu wel een dubbelde dozis Hofmans droppeiea nodig hebben, om te verhoeden, dat zij niet geheel en al in Appelvlaauwte vallen. ' Wel wat zegje van de geflootene Alliantie tusfchen ons, en de Franfche Republiekeinen? dat had je niet gedacht, maar zekerlijk zal het noch een leugen weezen, en maar een doekje voor het bloeden , om de braave Patriotten om den Tuin te lijden, en hun daarna des te zekerder te treffen. Ja fijne, vroome Geelgat, ik weet ommers prompt, hoe of jijluij geel huichelachtig gefnor over de Franfchen denkt, zij heulen met de Pruis niet waar?nouw,blijv maar bij dat ge-voelen, en je zelt 'er capitaal je Rekening bij vinden, alleenelijk hoop ik maar, dat 'er eerdaags met al zulk zoort, die zich niet ontzien, om zich zoo eerroovend omtrent de Franfchen nittelaaten, eens deftig afreekening mag gehouden worden, want dan ben ik verzekert, dat jijluij wel een weinig'e ftil zult worden, maar ziet Burger, dat fcheelt mi; niet, mijn plan is: dac de vijanden van ons Gemeenebest bekend gemaakt, en allerwepen gezwiept worden, appropo hoe maakt het je boezem Vriend van Heeren , Woont hij noch op het hqej* van de Dirk van Hasfeliteeg, hoe gaat het (?) Zie No. r. R 3 mee  ( 134 ) met zijn Negotie in Zoutevis en.Zalm, heeft hij noch die. mooi je Oranje Stellen op zijn Cabinet, pronken die weergalooze Prinfeborden noch in zijn Rek, amuaeeri hij zich noch met de Patriotten braav aftekloppen, zou hij zijn tejofte volbrengen van de Keezen te ra;hraaken, zoo als hij noch voor 14 dagen zeidjs? zieje wel, docht ik 't niet, nouw heb ik het alweer verbruid, en dat maar enkel en alleen, om dat ik daar zoo eens heen en weer wat vraag, kijk Geelgat , ik merk het wel, oprechte Vrinden worden wij nooit, of gij moet. vei anderen, en dat vrees ik, zal nimmer van harten gefchieden, nochtans wil ik u wel verdraagen, teilis gij u als een ftil vergeten Burgpr gedraagt, en ugeen oproerige gefprekken veroorlooft, ik zeg op dien voet, zaj ik trachten te zijn Amfterdam, Uwe welwillende Medeburger den 3. Junij 1795. P. REDELIJK. BURGER WEETNIET! Hoe maak jij hetj met jouw Buuren in jouwPlaast, ken jy je der meê verdraagen ? dan mag je warentig wel van geluk fpreeken, want zietManltev, bij mij is het zoo kostelijk niet gefield. 1 Ik woon nu in de,Boomftraat alhier, en ben gedwongen, het fmaakt mij, of het fmaaKtmij niet, een zee van praatjes t£ hooren, die voor een waar Vaderderlander als een gloeijend jjzer op het hart vallen, en bleev het hier noch bij, men zou zien bij wijlen eens kunnen doov houden, Aagten de yaar van het Dolhuis wat, en ilooren zich aan het klappen der gekken niet; neen Man, zoo is het niet, dat Veegoed durvt je noch trotzeeien toe, ,en zeggen : kijk ik heb noch een Ampt, dat, en dat brengt het mij op, en zoo wei.ng doe ik 'er maar voor, ik kan 'er van op Muiltjes gaan, en mijn goede fles drinken, terwijl me Wijf, of mijn lievfle een fhik Vlees in de Pot fteekt; dat je der van beeven moet, en daar wij dan van fmullen, dat ons het vet om de bek loopt, ziet, dat kannen wij 'er noch van hebben, daar moet jijluij Prtriötten opzien; wat krijg jijluij, je moet van den hand in de tand leeven, en weet naauwlijks hoe je aan een Aardappeltje zult geraaken, -want Vleesch, Keesje maat, ó liede God, daar kan je niet aan ruiken, ik laat Haan proeven. Wat zegje Burger; moeten zulke gefprekken een braav Man niet allemachtig verveelen ? en je moet maar niet begrijpen, dat ik je zoo wat leugens op de mouw gaa fpelden, och heden neen, echts  ( 135 ) échte kost kan ik je opdisfchen, en om dit te bewijzen» zal ik dit gezegde met een voorbeeld ophelderen. In mijri buurt woont de kostelijke Ink, hij woonde voor de Omwenteling, dat is te zeggen, de Gezegende, in dePasfeerderftraat, en ik laatje eens oordeelen, of hij ook een dappere Voorftander van Oranje is. Hij liet met grootezwarte letters boven zijn Deur zetten: bet Oranje Huif. Vervolgens is hij voor 2 Jaaren in de Linneftraat gaan woonen, en ten teken, dat hij degelijk in gunst was bij onzen gewezene Stadhouder, TVimpïe de Laatfte, zoo gav hij zijn Proteftor in 's Hage een Veiiete, en kreeg tot dankbaarheid voor zijne verkleeftbeid aan dat uitmergelend Huis Van zijn dirrbaare de Collecleursplaats aandenOudenbrug , welke hij noch waarneemt, in weerwil van zijn haatelijk drag, waarop hij altoos roem droeg, in weerwil van zoo veele duizenden, die God op hunne bloots knien voor' het ontfangen van diergelijk eene bediening zouden bedanken , in weerwil eindelijk van zijne brufaale gezegdens, dat namelijk niemand hem zijn Ampt fc« rondom een beste zijt, maar ziet,ik denk,dat de Patriotten 'er met 'er haast wel anders over zullen disponeeren, zoo namelijk dat Dirk Verschuur op floffen zal kuunen loopen. Denk eens over deeze Briev, en weet dat ik ben Amfterdam, - Een Amfterdamsch Burger den 19. Junij 1795- 'HANNES JAVAAN. ';• - BIR=  sanzienelyke Coopvaardy Vloot, gelaaden met Graanen ,• en gedestilleerd naar het Engels Roofnest, in de Zond gearrclleerd heeft; wat zegt gy van dit nieuws Burger, is het heilryk voor onze zaakV Het fpyt mij waarachtig in myn ziel, dat die fchoone Stad Coppenhagen, en de arme Menfchen aldaar zoo veel geleden hebben, maar aan den anderen kant dank ik God op myn bloote kniën, dat door dit middel de kwaadaartige aanflaagen onzer vzanden verydelt wordenen dus roep ik vrolyk uit: Vivat de beide Republieken, Vivat de Vryheid! Nu Burgertje, je wilt my immers wel gelooven 5 als ik zeg, dat ik altoos ben Amfterdam, Je trouwhartige Medeburger den 21. Juny 1795. P. NEDERLANDER. DE RECHTBANK van RADAMANTHüS. DERTIENDE AFDEE'LINff. CHAR.ON. Ja, ja, vervloekte fchurk, ik hoor js wel, nu ftap maar in, pas op Cerberus, pas op je zakken, je hebt hier met een driedubbeide deugeniet te doen, neen, neen Echtbreeker voor, op de plecht kan jë zitten, braave luiden zet men in de roef, maar geen flegc gefchoor. BRIJDSPRAAK. Ik vind, dat jij al een heele bru- CHARON. Spreek je noch kaerel, houw me de bek, of het zal 'er direct, opzitten. Wel men moet waarachtig zijn bloed zuipen, zoo een Vent als jij bent, heb ik in geen 50 Jaar overgevoert; 1.) Ben je een vervloekte Oranjekraaijer, en dus een Oproermaker, een bederver van Stad en Land, en daarom alleen waardig, om onder het fchuifraam, weetje, een half voet korter gemaakt te worden. Kijk hij noch eens kijken, 't is of je noch wat in het hantje komt; wat dit en dat, ftaaje op, zit,zeg ik Vent óf _ ik geloove bij men uitgebrande Ziel, dat hij denkt, dat ik hem niet ken. Wel neen, wij zouden misfchien die Snaak uir de tweede Mortierftraat, te Amfterdam , niet kennen, nouw: 2.) heb jij je braave Vrouw geteld, als een Groenvrouw een verrotte kool doet, en dus daarom,-' had7  C *5* ) fcad ik wat te zeggen, zou ik je zoo eens heen en de weer wat blakeren, verftaje. 3.) hield jij het met een ander, mans Viouw, en maakte dus, dat die man in het gild van Aéteön kwzöi, en effentjes op fioffen kon loopen, en daar en boven, dat Wijf tot een Hoer, dus benje een dubbelde Echtbreker, jonge, jonge, ik kan mij waarachtig niet bedwingen, want ik wouw je wel eens voor een moment van een half' uur levendig rabraaken, nouw het zal misfchien wel lukken, waarachtig, ik heb 'er goede moed op: 4-) hebje jouw beenen uit je gat geloopen bij de geweezene Careépruikdrager, alias Burgemeester van de Poll, om een Ampt voor je Zoon op het Koffij en Thee Cantoor te bekomen, dat je ook eindelijk gelukte. Zie daar, wat zeg ie, kan ik ie doopceel ook lichten ? BR IJ DS PR AAK. Och mijn lieve Charon , doe toch een goed; woordje voor mij, ik zal je C H AR O N. Voor jouw, voor jouw, wel ik weet niet wat ik liever deed. Voort, zeg ik, ftap uit, of ik geev je een trap, dat je zoo in eenen .... daar had ik haast wat gezeed. ' Maar ik zal het maar zwijgen. BRITDSPRAAK. Och beste Veerman, ik weet zeer wel dat ik in mijn leeven een zeer ilegte Vent. geweest ben' en altoos, mij flecht gedraagen heb, dat ik mijn arme Vrouw zeer veel verdriet heb aangedaan, eindelijkgedwon. gen heb van mij af te gaan, dat ik het toen met een ge■ trouwde Vrouw van.een ander gehouden heb, is zeker waar, als ook, dat ik altoos tegen de Patriotten geijvert, en hun veel nadeel toegebracht heb; .maar mijn allerlievfte Veerman , wat Kan. het jouw. toch voor voordeel aanbrengen, mii daarvoor te ftraffen en te Castijden? _ CHARON. Wel fchurk, ik denk je niet mijn wraak te doen gevoelen, daar zullen wel anderen zijn, die dat buiten mij met piefier zullert doen. En nu geen woorden meer, voort maar, vooif zeg ik fchurk l • . (Het vervolg hier na.) Dit intresfante WEEKBLAD word alle Maandagen, alö» voor één en één halve Stuiver uitgegeevea.  D E NIEUWE SPECTATOR M E T D E BRIL. WEL EERWAARDE HEER HOFFMAN! X~Jit de diepte myner hartbreekende ellende, en om uw nakend lot begaan, benevens dat uwer Eerwaardige en zeer deugdminnende Amptgenooten, heb ik niet kunnen afzien, U deze weinige letteren, om waare het mogefyk U te vertroosten, te laaten toekoomen. Dominé, Dominé, welke bittere ongerustheden ve'öorzaaken my uwen toeftand, dagen vol weedom — rust, en flaapslooie nagtcn — fcbrikken, welke myne gezondheid ondermynen — alles, dit alles verwekken my uwe zeer waarfchynelyke rampen! hoe duur komt my dus uwe Vriendfchap teitaan! Menigmaa!en(gy weer het) mogten wy in het gezelfcbap der Vroom^n eenuragtiglyk vol des lieffelylsen Nektars , onze vreugde uiten, by het inrukken der braave Pruisfen hier te Lande, en by de herftelling^ van onzer aller zoo zeer dierbaaren Willem ik herzegge, hoe zeer huppelden onze harten van welgeplaatile blydfchap by het verneemen, dat Frankryks benden, zoo goddeloos als roofziek, door Oranjes legerfchaar, bvgeftaan door Brkfcbe  C 154 ) hulp, gedwongen waaren de wyk te neemen naar hun Land, een Land, het welk noch rookt van Koningsbloed, zoo onjnenfchelyk vergooten ! Te regt, dus waare uwen openbaare Gebeden en Dankzeggingen ten hoogen Hemel opgezonden, door weeven met blyken, welke uw Oranje minnend harte ten duidelykften kenmertken! te regt yerbiev gy den alleszints dierbren Willem, deszelfs Gadt, en allerwaardigst Ktoosi tot aan. de Wolken, en prees dezelve met keur van woorden, uwe welbefpraakte tong zoobyzondereigen, denAmftellaarenaan! tetecht eindelyk verfoeide gy de Franfchen, en fchilderdehun den Volke met allerhaatelykfte verwen af, terwyl gy de Nederlanders, die het vloekwaardig Patriottisme, zoo ftrydend met Orarjèliefdde, aankleevden, tot ip den afgrond vervloekte, en verklaarde, dat 'er voor hunfin tyd noch eeuwigheid eenige taeilftaat te W3gten zy!l Dan nu, nu, myn lieve HofFman, da r Frankryks Vryheidskraaijers, daar het door ons gevloekte Patriottisme zegeviert, en alom de Minnaars van de gelievde der Natie, onzen Willem op hei onroenfchelykst vervolgen, en allerwegen hunre wraake doen gevoelen, deeld gy ook myn waardige Gods Tolk in hunne haat, jaa myn HofFman ! hier van ben ik zeter, zy zullen den ïïerwaardigen ltoel u betwisten, en vergeetende uwe doorwrogte Leerredenen, als een onwaardige verbannen en verwerpen; ik laat u dus oorcieelen, hóe hart, hoe bitter hart my uwen toe- fiand is alles, anders my zoo aangenaam, en zon fmaa- kelyk, is my tor een walg, terwyl de akeligfte droomen mf deï nagts verontrusten, en op het zichbaarsc vermageren, jaa ik fchrikke voor my zeiven, te meer, daar het u bekend is, hoe poezelig en vetjes, volgens het zeggen onzer Broeders, ik voor heen my bevond. Zoo het uwen tyd geheugt, komt heden avond by my avondmaalen , mtsfchien kunnen wy eikanderen ncch tot lioost verflrekken , terwyl een lekker Zuiglammetje en fyne groentens met een aangenaam glaasje Wyn, onze keurige tongen gehemelte zal verkwikken: hier toe folliciteere ik U te meer, nadien de onzekerheid over uw toekomstig lot my in ongerustheid dompeld, of het u wel na dezen weder zal gebeuren, want den Hemel weete, wat de Patriotten u waardig oordeelen ! daarom laat ik U niet te vergeefs nodigen , gy zult in ons Gezelfchap vinden, den waardigen de Haas, Vieevant en Maria Slimpflamp, gy Rent baar, zy is ons Gezelfchap waardig, en heeft de byzondere gave, om door haar voorbeeld, de Eet en Drinklust op te wekken. — Hier moest ik myne pen neder leggen, v?ant myne Zuster kwam my daar weder om een wei- nig  D E NIEUWE SPECTATOR. MET DE BRIL, N°. di. BURGER SPECTATOR! D aar gy benevens veele anderen uwer Mede Burgeren in her. byzonder uw werk maakt, qm zoo veel in uw vermogen is, de Natie voortelichten, hetgebrekkige datzicli nu noch voordoet in onze andeizints zo zeer gewenschte Conllitutie , aan de Natie ter verbetering voorteltellen, en eindelyk als de heiltgfte uwer plichten rekent, uwe Stad en Landgenoten by de verkregene vryheid te helpen bewaren, zoo, kan het u myns oordeels niet onaangenaam zyn, dat ik door het zelfde vuur aangedreven, u deze weinigeregels laat toekomen, en alzoo eene correspondentie opene, naar welke ik reeds lange gereikhalst hebbe. Nu twee dagen geleden, by eene myner goede vrienden zynde, kwam toevallig in ons gezelfchap een zeker Burger, doch welkers naam ik liefst verkieze te verbergen, offchoon hy door de edelaartigfle denkwyze bezield is. Is het niet te bejammeren Burgers, zeide hy, dat. daar wy thans gelukkig genoeg zyn, van eene wettige Regeering W ge-  ( t6l ) bekomen te hebben, wy in weerwil hier van moeten zien, dat 'er nog op dit heden, anderzints zo zeer gelukkig, de ondraagbaarfte rhisbruiken plaatshebben. Op hethoek van de Vyzelftraat en Reguliersdwarftraat, woont eene Jan Harmsen, een Zadelmaker van zyn handwerk, en daar hy allerwegen bekend is voor een zeer erge aankleever van oranje, wierd hy,nochtans in weerwil van gefavorizeert niet voor de Municipaliteit te werken, het welk alleen genoegzaam is, om door een waar Vaderlander ten hoogden te worden afgekeurt, alzo'er veelen gevonden worden, welke om hunne denkwyzen op deze gunst het grootile recht hebben; dan deze man is, nota bene, omdat hy voor de Municipaliteit werkt, vry van het waarnemen der wagt , en ligt ook niet onder de verplichting om dezelve reden iets daar aan te contribuëeren, is vry van inkwartiering; maar dat nog verder gaat, hy is uit hoofde van dat zelfde werk, van die zelfde begunftiging, aan hem zo onwaardig toegediend, vry van het betaalen aan het'Koffy- en Thee Comptoir! dit Burgers, (vervolgde hy) zoude ik nimmer zoo in den haak geweten hebben, zo ik my niet juist op een tydfttp voor de deur van gemelde Harmzenbevonden had , in het welke aldaar eene zeergroote conbustie plaats had, veroorzaakt aan de eene kant van een Franfche Huzaar , welke met zyn Vrouw en een eerstgeboren Kind, ilegts 15 dagen oud uit Leeuwaarden gekomen , en aldaar gebilletteerd was, doch flegts voor één nagt, en uit hoofde van zyn ontfangen billet, aldaar intrek begeerde. Aan den anderen kant wierd die combustie veroorzaakt door de Vrouw van J. Harmsen, welke de Huzaar en de zynen volftrekt niet in huis wilde hebben , en haar Buurvrouw door waare menfchenüefde aangedaan, prefenteerde haare gasten ten haaren huize te willen ontfangen, zoo zy, de Vrouw van Harmfen, (legts in de te makene kosten wilde deelen, dan waar op door dit ontaarte wyf geantwoord wierd: en dat zy-geen quartierhad voor de Huzaar, en iets om hem by een ander in tequartierengeven wilde, roepende hard op : ja ik merk het wel, deze trek word ona gefpeeld, omdat wy voor oranje zyn; maar dat is nietmetal, myn man werkt voor de Municipaliteit, en daarom heeft die hem vry verklaart, en van inquartiering en van wagt doen, en van het contribuëeren daar voor, en voor het betaalen aan het Koffy en Thee Comptoir. Daar dit nu een zaak is, Speiïator, die zeer in het oog loopt, en in waar-  C 213 ) puure eigenbelang , ook haar voordeel te haaien —— zoekt gy dan een Man? neen Vriend gy brilt niet goed. ik heb 'er een te veel. Ik zal u kortelyks myn geheele fituatie zeggen. Ik trouwde zeer jong — wyl ik (onder de roos gefprooken) 'er niet onaaitig uitzag myn Man hieid veel van Wyn- tje en Tryntje onze affaires gingen agter uit —— en eindelyk betrapte ik iinjeur op bed met myn meid—. ik onlteüe doch had geen getuigen ■ intusfchen gebeurde 'er iets, waar door hy verplicht is, zedert een jaar of ertelyk geleden, het Land te ruimen— hyzweift nu ergens : waar, weet ik niet' maar dit, dat hy my met een kind aan het Lot heeft overgelaaten, zonder onderfteunihg Van geld ik ben derhalven verplicht geweest, met de naald te werken, om maar aan hetlevea te blyven —— myn vrolyk geitel, bewaart my voor Melancholieke vlagen, en myn reden — beveiligd myvoor de oneerlyke aanzoeken. Volgens de vastgeilelde wetten van ons Land, mag ik my in geen Huwelyk begeeven—voor en al eer, ik de zekere tyding van fïïyfj Mans dood heb wyl ik geen genoegzaame bcwyzen heb voer zyn Echtbreeking maar ftryden deze'wetten niet té- gen het recht der Natuur, daar zy dus eenzydig over de Vrouwen vonnis vellen? Is het niet genoeg, dat een Vrouwarm , ongelukkig en verbaten word door een trouwlooze , moet zy nog langer fchuldeloos rondzwerven; Ben ik verplicht dit oogenblik den eed geitand te doen, die hy als meinedige verbrooken heeft ? Moet ik het flachtöffer zyner buitenfpoorigheden blyven ? Spreekt hier de gelykheid in rechten tusfchen Man en Vrouw? Kanhy niet ongehinderd datzelfde fpoorloos pad voleinden dat hy hier begon, waar op hy Vrouw en kind ongelukkig maakte? Hoe lang kan hy nog rondzwerven ? Hoe ver? in wat oord des waerelds zal ik hem vinden ? waaren wanneer berigten van zyn dood ontfangen? tegenwoordig, kon my het fortuin dienen, ik kon nog eensdeelgenootê dier genoegens worden, die ik helaas veeleEchtgenooten in volkoomene tederheid zie genieten; nog is bet tyd, my uit het eenzaame te roepen, cm in .het Gezelfchap' eener hartsvriend, die rechten te roemen, die geen overgegevene deugdniet veilig doen zyn in rt midden zyner wandaden, terwyl de pnfchuld treurt en vergeeten blyft. Wat zal myn vooruitzicht zyn r-*~* in een ouderC° 3 dom,  C 2ï4 ) dom, waar in ongevoeligheid, de levendigheid Van aandoeningen verwisfeld, aan myné jaaren eigen? Wat zal myn vooruitzicht zyn, als het uur der vérbinding te verVloeken — en haar- inftelling ars heilloos te doemen! Vergeef deze opwellende drift Van een Vrouw, die niets als haar rechten begeert. Zo niet! durft men nog de zuiverheid myner gezegdens betwisten ? durft men het menschlyk hart beledigen door een gevoelloozewederlegging? Welaan, gy mannen die op de fermiteit van uw gezach fteunt — weet „ Natuur fpreekt ook by Vrouwen." C e c i l i a. VRIEND SPECTATOR mét de BRIL. Heb je wel opgemerkt dat eenige lompe Oranjeklanten die de Patriotten haaten uit puure baatzucht, en ondank, baarheid, meest Moffen zyn? ik ken 'er een, die by zyn aankomst in deeze landen zo kaal was, als het yzer van dé Zys , waar meedé eertyds zyne Voorzaaten, de oppervlakte van onze Velden kwaamen baibieren, en dié door middel van regts en links als een Champignon is voortgekomen , in weinig etmaalen, en thans met zyn pharizeefche Tortelduif zit te loeren uit een Vergulde Koetswagen, en neder ziet op de Voetgangers met zyn overzeé's Air: van zieje me niet? en groetje me niet? —— dat loch ligchaam fnoeft als een Gasconjer, en zit vol van hoog geele Oranje Gal! indien een nader overzicht van een (by verrasfing ingeilopen, en door misbruik tot nadeel van Koopman en Winkelier aangehouden) ongeproportioneerde overboodige Courtagie, in rook en damp hem niet van zyne overtolligheeden ontdoet, beftaande in een pragtige Buitenplaats, Wagens, Paarden, Koetfiers , Palphreniers, Lakkyen en kittelige Naaimeisjes loopt hy gevaar door puure hoogmoed en verwaandheid, nog eens te fpringen als een Kartouw! wilje daar van iets meer weeten, zo fla maar in het Register na, op het woord Fabius. Ik meen niet de Romeinfche Veldheer, maar de Overman — zo gy deeze plaatst , zullen u meerdere berichten toekomen van Uw Vriend! O vertoom den 4 Aug. 1795. Pieter Kle m. aaw  C 215 ) aan het COMMITTE van BEKENDMAKING. X'c breng hier weder een fuppliant, evenflegtals Dominé Hofman, het is een Doctor, wiens naam ik voorgenomen heb, niet te zullen laaten volgen: dewyl hy een geboren Pruisch is, ea (dat kuchgen is lastig Mynbeeren, de borst wil niet zo als ik; en een zwaar Huishouden heeft, en tot ongeluk een mal Wyf, moet het u niet verwonderen, dat hy Neerlands Vryheid, zo goed zou^e weeten te pallieeren, als de beste Doctor, indien zyn geldbeurs van meer waardy wierd voor zyn Huisgezin. In de luchtledige tusfchenruimte van 8} tot 10 January 95 fcheen hyal die luchtdeeltjes by zich vereemgd te hebben, om de benuauwde Ziekenkamers, door derzei ver uubotting, te verfrisfen ; hy was regt opgemomerd * „ der Keenig van Preusfcheit, das was ein grosfer Held" wat dunkt de Doftor van deze Pourtretten van Hooft? die moeten by my niet komen , maar de Keenig von Preusfchen! altoos en eeuwig 0p de Koning— tdatte^chen, dat kugchen) van Pruisichen. Maar nu fchynt by de uitzetting der Franfqhe Atmospheer de Doétoraale lucht haar veerkracht verlooren te hebben' ia zelf op de zenuwen gevallen te zyn. Die verdoemde pd' degra en hiragra ik kan dat wooitl niet eens fchryven) zyn huisplagen; maar dat ik zeggen wil- by deze Omwenteling nu, zal hy misfebien ook omwentelen doch het is te hoopen, dat hy nier wenteld, als zyn fpeciaal* Vriend Hering na het Graf heeft gedaan; want dan mogr, Joost wel de boel opvatten en de praftyk opnemen de kunst loopt om brood Heeren , en als men dan wat grootheid wil uithangen, een zwaare practyk voorgeven een zieke Vrouw, kleine en groote Kinderen hongerige Meiden en zich zei ven te voldoen , dan dient men toch wat te winnen. Ik zie reeds dat ook een nationaal lint of co. carde, het cieraad zyner lichaamsmeubelen is geworden een Doctor moet andere menfehen voorgaan, en de tvds'. omftandigheden volgen; dit is ook waaragtig Dodor als men geeu geld heeft, moet men zich wat airs geven,'om crediet te krygen: een voorzigtig Stuurman, moet altoos zien uit wat hoek de wind komt; is dit niet zo ? Mvnhee ren' wel nu deze goede man kan overheerlyk zwenkendoch heffe links. Eindelyk moet ik u dit betuigen dat  ( 216 ) hy iemand is, die men niet vertrouwen kan: wyl hy niet veel beter is, als een Spion, diezelfin Vaderlandfche Ge • zelfchappen indringt, om ftof te hebben voor zyn bediening, als afhangeling der Grooten. Ik heb het van myn plicht gerekend hem fuppliant u Mynbeeren , in volle forma optegeven; de ftyl is zeer gedwongen, maar het kugchen duivels onaangenaam, dus verzoeke hierop acht te geven. Fliphe Hor. VRIENDT! Dat Tolmans Wyfta Slooterdyk de Wed. Goloat, moet 'er nog al wel afgekoomen zyn, wegens de flegte handeling van die Bataaf, dat Vrouwmens is nog veel brutaalder, zy vervloekt nou al de Paterjotten, dat zyn allemaal fchelmen, en de heele Mun,fipaliteit, zy heeft zelf haar Zuster het huis verbooden, om dat zy van ('e Keezen mee haar brood moet winnen; Maar nou kan Carel Tomas Boode van Amfterdam, en de Boode van Rynlandt, en de Boode van Slooterdvk haar weer gerust ftellen met de Pruifen, dan zullen die Blikfemfe Keezen hebben, dat zyn alle drie groote Oranjefchurken , keik die moggen zy wel wegjaagen ; de Boode van Slooterdyk, die zyn Vrouw die Oranjeklant , die kan de kost wet verdienen , die valt niet vies om reis onder te leggen, al was het maar voor de Soldaaten, die te Sloterdyk zyn geweest, zy vervloeken de Vryheids-Boom, want als dat fchuim daar by malkaar komt, zo hebben zy der op gezwooren, om geen een Paterjot een duit te laaten verdienen, en dan komt'er nog zoon weggejaagde Diender van de gewezene Schout hlomkolk, die Schuurman verraden heeft met het Boekie van het Folk van Nederland , die moeten zy daar maar rys wat op zyn bast geven, die komt daar, en zit zoo brutaal aan dit Hek met zoo'n Benden Oranjeklanten, zy hebben haar voorleede Zondag heel wat verdiverteert, meestal dat Schuim zyn aan het Tolhek ter Maaltyd geweest, als Tomas Nolting en zyn Wyf, en dat Bodes Geelgat je van Sloterdyk, toen most je rys gehoort hebben de gezondheid van Willem en Willemyntje en de 'Spruiten, en toen van dc Weggejaagde Regeering, dat zytogfchielykherfteldmoocen worden, wat dunt u van zulk Schuim. Ik ben uw Mede-Burger! Claas Noobdwtk. Dit Vertoog word alle Maandagen a i§ ft. by de gewoone Boekverkopers uitgegeevea.  b e NIEUWE SPECTATOR met de b & i l< N°„ 28. BURGER SPECTATOR! £S.^J£ttS^^. ***** naderen zonder eene daadelyke bedriegers daar teitfïn kunnen hunnelesfenen vermaaningen wddiiv n5 il' ben op de gemoederen der hoordërën, welké mVn I Leeraaren kan en mag verwagten?moe enÏS 3 Jetterd, dat hy ZIch genoodzaakt zaehet temmen « g ein-  ( *i8 ) • j Ia Whrle zvn toevlugt te neemen tot razen en fcheleinde raad zyn de, zyn fche e„ artniniaah. den> als ^^"^f/^bVaave Vaderlandfche Leeraars fchS/% L'er vltf^^if^zoudenkunnengetuigen tot zy„ |a|e ia a geloop j£g ^ 87 Was zyn ,^rïr een PnHot dat hy zeer vuurig voor die e" l" Tad1 wefk fe "verdediging der goede zaak utt- Pruifisch geweld zoude »lumP^er^; ^huilde, ja was in zy„ rok om, en toonde wat er by heim feluu , .1 ^ vreemd, dat ny met uc yev Predikftoei bek om, en myn op ^ Jg^ïS^3SES gezind was, zette zyne Gemeente, cue &cu vervo gen, d,oor ÉSörÖ^ g. bLh het welk ook van uatgcvu.b > , fa vervol- zich sa'fössif ook g.ngen e ontween , op aan tot plunderen, zoo gemaakt? .s mans oran en üverQoes JpT-'anSeï plotten zyPn Kerkenraad^^^^^O^s menageeren. pok hiew nem ec r Dominégy raast en *TS™r% zynEerwaardeantwoorde: geennood. eens draa d? waar op zyn r. God heefc een be- Broeder! God za ons niet ver Franfchen hier niet lofte aan myne ^e ged^ -zullen komen. Zelfs zetdeorufOproerpre ^ ge dagen voor de komst der Fra™;t zouden komen. Ien droom had geopenba-rt dat zy n man larsger Wel nu, wat zegt gy BurSer'„„/pmeenteinwaarheid TenPredikftoel beklimmen, n™*™^™* dagezegt worden van nut te zyn; te meer, daar ny uuc ^  ( 219 ) gelyks voortgaat met valfche gerugten uitteftrooijen. Ik bid u dit eens te overweegen, eu weet dat ik beu Uw Mede-Burger! p, q ,h ,t GEACHTE BURGER! Ongetwyffeld zal u mede ter ooren zyn gekomen, een gerugt, als of de jongfte Zoon van onzen ex Stadhouder in het Osnabrugfe op Pruifisch grondgebied, een Leger verzamelde, en wel vooruamelyk uitonzegedeferteerdeen gedimitteerde Militairen. Waar van daan nu zulk een gerugt? komt het ons ter ooren, omdat het werkelykbeftaat, of word hetzelve uitgeftrooid door onze vyanden? om, zommigen onzer met angst en fchrik te vervullen? dat dusdanig een verzameling werkelyk plaats heeft, word ten vollen wederfprooken, door particuliere berichten, uit dat Oort ons toegezonden, en waar in wy verplicht zyn , alle vertrouwen te ftellen. Maar hoe toch zoude men dit gerucht eenig geloof kunnen geven, zoo baast wy overwegen , dat het Hof van Berlyn met Frankryk heeft vreede maakt; dat dat zelve Hof genoegzaam bewust is van onze verbintenis met de Franfche Republiek, en dat die Republiek zich verbonden heeft, om ons, van buiten vyande* lyk wordende aangevallen, zelfs des noods metzyngeheele magt by te ftaan, en diegeeuen voor vyanden aan te merken, welke tegen ons direct, of indirect vyandelyk apee-. ren. Hoe zal men dus kunnen veronderftellen, dat Pnüfchen zoude gedogen, dat iemand een Leger tegen ons verzamelde op zyn grondgebied, zonder de grootfte ongerymdheid te begaan; om niet te fpreeken dat een Leger van 35000 man, in de tegenwoordige omftandigheid, waar in wy ons ten opzichte met Frankryk bevinden, een zaak is, om ons in geenen deele te kunnen verschrikken • want hoe toch zal een geringe magt van 45000 mannen ons overweldigen , in de nabyheid van de onverwinnelyke Franfchen, daar een veel grootere magt bygeltaan door Engelfchen, Hanoverfchen en Hesfen, fchoonbinnen onze grenzen zynde, niet genoegzaam is geweest, om onze Geallieerden het hoofd te bieden, veel min te overmeesteren, 't Is derhal ven een gerugt, dat in ons midden word gefpargeert om de kortzichtige en vreesachtige gemoederen te ontftellen, om eindelyk langs dien weg, zoomogelyk, een generaale opftand te verwekken. Dan, door wie gefchied zulks, aan wien zynwy dit gerucht verfchuldigt?hoofdzaakelyk aan onze binnenlandfche vyanden, die oaophoudeiyk naar niets anders als onsen ondergang traca ten,.  ( «20 ) ien. Zekerlyk zyn veelen onzer vyanden bekend, men i«, ■genoegzaam van hunne fchadelyké oogmerken zeker, en in weerwil nochtans hiervan, is men lafhartig genoeg hun ongemoeid te laaten: ja men fchynt geheel en al de rampfpoedige gevolgen uit het oog verlooren te hebben, welke in i-87 ontftian zyn uit onze malle toegeeveeheid, en die echter niet nagelaaten hebben, onze vryheid, rechten en vooorrechten op het gruwelykfte te onderdrukken. Wat is toch de reden , dat Frankryk over zyne vyanden heeft' kunnen zegepraalen , en dat zyn vryheidsftander dagelyks noch diéper wortelen fchiet? zyn zy zulks mee verfchuldigt aan hunne cordaatheid, in het onvérfchrokfcen ter neder vellen hunner vyanden, die hun zogten te belaagen, en dit zonder eenig aanzien van perfoon, zouden'zy Zonder dusdanig eenengrooten heldenmoed wel zoo verre gevorderd zyn, als wy dadelyk zien? laaten wy ons dus aan hun fpiegelen, myne Landgenooten! in'waarheid door zoo lauw en onverfchilHg tewerk te gaan, zullen wy ten fpot verftrekken onzer tegenpartyders , die flechts loeien op eene bekwaame gelegenheid, om ons gevoelig te treffen, ontdaan van eén medédoogen, 't welk ons, vrees ik, 'zoo wy niet fpoedig van gedrag veranderen,zeerduur zal'komen te ftaan ; ontwaakt dan Burgers! fpiegelduaan Frankryk! laat deszelfs eehouden gedrag in de Revolutie te bewerken, u ten richtfnoer verftrekken, en gy zult zegepraalen, uwe vyanden zelfs zullen uwe handelwys, In het heimelyk toejuichen , daar zy nu uwe malle, uwe zotte medogenheid en flaauwhartigheid befpotten en belachgen.' Noch eens, waarde Mede-Burgeren! leest deze, en voelt, en zyt toch om onze Vryheids wille omzichtig, in alle uwe gedragingen, en daar gy bevind, dat men uwe Vryheid' heimelyk belaagd , dat Ariftocratie vermomt u tracht te overmannen, en verfoeijelyke willekeur uwe wetten én praerogatieven tracht te onderkruipen, bedwingt dit kwaad in den beginne, en als het nog in zyn geboorte is , opdat het zelve niet zyn volkomen wasdom bekomen hebbende, unaar het harte ftaat, en als onnozele lammeren gaat verflinden. J- Opmerker. B U R G B R! Ik vinde my gedrongen door dezen ute informeeren, dat ik, onlangs op een zekere plaats zynde, vernam, dat eene jQirk vm Wyk voorheen Schout van Vlymen, doch welke bediening hy geenzints om zyne deugd was kwyt geraakt, lp ,; • , ' ' " zoo  ( 221 ) zoo als gy lichtelyk denken kunt, op de Haarfiee by Vlymen een kroegje had opgezet, wyl by toen zonder broodwinning was. Wel dagt ik , doet nu een geremoveerde Schout een geringe kroeg, waar moet het langs dien weg noch heen ? dan , na my wat nauwkeuriger te hebben laaten onderrichten, hoorde ik: dat de man bezet was met 6 kinderen, en om welke te voeden zyn geringe nering in foopjes niet voldoende was, redenen waarom hy befloot zyne kinderen naar Amfterdam te zenden oor: deelende, dat zy, dienende by de vrienden van Willem den Pmkenier, te eeniger tyd wel hun fortuin zoude maaien; en warrlyk hy had in dezen geenzints buitenden waard gerekent, want zyn Zoon Piet er van Wyk geraakte in dienst by Elias Craivanger, deze Man, zoo ik my niet vergisfe wierd voor eenige jaaren genomineerd tot Bewindhebber van de Oost-Indifche Compagnie, en wel als ■ene, van de vyf, die de zaaken van die Comp. zouden ?"d"zoeken» deze" Man is tevens Kerkmeefter van de Waalfe Gemeen*, en alzo insfehelyks Regent van her Hot van i>t. Jons. Onzen Piet dan by deze Man dienende, wist het dus eindelyk, en door zyn laaghartig kruipen voor de voeten van dezen Aristocraat, endoorzynenyvèr yoor het (tinkend en allerwegen gehaat Oranje, zoo verre te brengen, dat zyn Vader Dirk van Wyk den Ex Schout, die noch op de Haardftee woonde, en zich met zyn kroes jammerhart.g moest behelpen, daar van daan geroepen en in Amftcadam als Vader van St Joris aangelteld wierd'. Daar nu de Wetten van dit Huis of Hof medebren-en dat'enkel en alleen een Vader met zyn Vrouw in het z"l' ve mogen woonen, en uitdrukkelyk gewagen, dat'er geenzints kind of kinderen mogen medegebragr worden, zoo moesten echter deze wetten zwygen, in heféë val van dezen Dirk van Wyk, die in weerwil de zei ven een Dochter mede in het zelve gebragt; 0f nu dit veroorzaakt wierd, omdat deze Dochter de eer had, een naamgenoo re 2yn van Wdlcmyn,het altoos duurend voorwerp van haat en verachting voor Nederland, is my onbekend,1 zeker yfc| het nochthans dat zy ook een Willemyn is, enmisfchlen ook hebben de Regenten, voor wien het handhaven der wS ten al temoeijelyk was, vooral, alszymet hünne'bela,Zns ftreeden.ook hierom zich daar niet tVen verzet, JaS 2ou vry zeker met hun liegt zyn afgeloopen, ais N-derlands veTftoS had "° T ï3" "len naamgenoo e verltooten had. Zie daar dus een ex Schout tot Vader van St. Joris aangefield, die vry zeker door zyn eige toeD d 2 doen  ( £ta ) doen van-zyn post ontzet was. Dan dit is het niet alleen, paar de aanhoudende en voldingende oranje yver van oflze Piet, veroorzaakte , dat hy zelve Deurwaarder wierd van de Franfche Kerk, als ook het Kalkmeeten bekwam; dan dit laatfte word door hem niet waargenomen. Zyn 2e zoon,welke by den ex Penfionaris vanderGoes diende, is Kruidleezer geworden by deüost-IndifcheCompagnie, terwyl zyn 3e. Zoon als noch het geluk heeft van Sluiswagter te zyn te Sparrtndam. Ik zeg een geluk, en met reden, wyl zeer veele braave Vaderlanders deze posten ontegenzeggelyk behooren; nadien zy allen allerlterst Oranje zyn, en ook daarom tot het waarneemen dezer fchoone Bedieningen gekomen zyn- Wat dunkt u Burger, zoude het wel onredelyk kunnen geoordeeld worden, als deze Vryheidsvyanden ■ en aankleevers van het allergehaatfte Voorwerp onzer Zeven Verëenigde Gewesten van hunne Posten ontzet wierden '? Ik zal by gelegenheid hier over uw oordeel inwagtende my noemen. Uw Vriend en Mede - Burger! Saandam den 19 Aug. 1795- Weetniet. JBURGER SPECTATOR! e zelt gewis geweldig raar opkyken, dat ik jouw een brief fchryf, maar hoor eens myn lieve Speiïator, dat komt enkel en alleen maar, om dat ik ben gewaar geworden, dat jy jouw werk maakt, om van andere lui brieven te fchryven, en haar lui daaden en bedryven, verita je me Burger Mynheer, aan andere lui te doen weeten door jouw Blad, en kyk, nouw ben ik bang, dat je dat van my ook doen zelt, en daarom heb ik ged'agt, om je liever zeis het een en ander te fchryven, weetje zoo goed en zoo kwaad, als ik kon, op hoop, dat ik je daar door zal bewegen, om van my, in je Spectator Blad niette praaten. Te mot dan weeten, ik hiet Jan — ziet ik zei 'er niet om liegen, ik, ben geen Amflerdammer,, nou, een Hollander kon ook voor deuze Omwenteling van zen leven geen Ampt krygen, dat zelje zoo wel weeten, als ik. Ik ben een Bovenlander, en daarom noemen my jou landslui een mof, evenwel ben ik niet hoog hier van daan, een honden uur of drie, meer ten minsten niet, maar daarom ben ik zoo eerlyk en zoo kanfienfieiis, als een ander, begrypje me Burger Mynheer. Ik heb als knegt gediend by den EJ- Groot Achtbaare Heer Egidius van der Pol, hy is Burgemeester geweest. Toen ik hier kwam, had ik zeker geen 3 ft.iivers in myn zak, dan ik raakte, zoo als ik zeg by ' ' j Myn-  ( 223 ) Mynheer van der Pol in dienst, en die ik eenigte jaaren trouw diende, nouw 'er kwam een Schutsfluis opdel.eidfegragt, die wierd bediend door een Weeuw', maar ik vleide en flikflooide myn braave Heer zoo lang, dat hy eindelyk op myn lang aanhouwen, die Weeuw die Sluys afnam, en hem aan my gaf. Nouw had ik zekelyk dat mensch wel een heel beetje ongelukkig gemaakt, maar wat raakte my dat, ik was ondertusfen Meefter van de zaak. Maar ziet Burger Mynheer, ik begreep al gaauw, dat my toch die hiltorie te lastig zou wezen, als ik hét »zefs zou waar neemen, want ik was het wat makkelyk by myn goeije Heer gewent, daar om maakte ik die Vrouw weer Sluiswagfter, mits dat ik 'er de koekeu van trók., en zy zoo wat kreeg voor het waarneemen, en kyk, daardoor had ik dat Wyf ook weer aan iets geholpen, nouw ik was ook al te gemoedelyk, om haar buiten een Bediening telaaten, maar ik heb het haar maar 2 jaar laaten waaaneemen, want ik zag, dat zy niet dankbaar was voor myn goedheid, en daarom heb ik het toen weer aan een .ander gegeeven, op die zelvige conditiën en voorwaardens, en die bedient het noch voor my, en waarom zou ik ook een mensch verftooten, als zy oppas fen, en weeten wie je weldoeners zyn, want ik zou zeis ook niet gaaag wat afgenomen zyn, en daarom wil ik het een ander ook niet doen. Nouw heb ik ook noch meer Bediningen, maar ik kan je nouw alles zoo niet fchryven. Maar nouw is hier de zaak Burger Mynheer, dat ik bang ben, dat die Weeuw weer óm de Sluis zal vrragen by de Commieténs, wyl zy heel wel weet, dat van der Pol my dat Ampt niet zou gegeven hebben, als ik 'er hem niet om geflikflooid had, ik zeg het je nog eens, ik ben duivels bang voor die Weeuw, te meer, wyl zy weet, dat ik heel goed oranje ben, nouw leef ik wel van me renten, en woon op 't Molepad, maar ik wou dat kluivie al evel niet graag kwyt raaken, temeer, wyl het bekend is, dat een Zwaan zoo wel zen veeren bruiken kan, als een mos. Nouw Burger Mynheer, fpreek toch niet van me in je Spectatorblad, ik zei je dan wel rys een dikke üronswyker worst prefent doen, en dan zal ik zyn je vrind, Jan. ZBURGER SPECTATOR! ekerlyk ben ik geen Dichter, of diedeWoordefneeüng kundig is in navolging van eene Virgilus, Vondel, of andere Mannen, nochtans zullen deze weinige regelen aan uwe lezeren misfchien niet ongevallig zyn, en om welke redenen ik Ufolliciteere dezelve by gelegenheid een plaatsje te gunnén.  C ) AAN MYNE MEDE-BURGERS! ' Waakt Neêrlands Burgery! voor Vryheids Heiligdom," Laat waare Heldenmoed uw aller hart doen gloeijen: Roept, als gy 't zaam vergaard, der Vadren Deugd weerom, En zoektdenBron, waar uit derBurgren Rechten vloeijen. Een woestgedruisch voegtnooit in 'è Volks-Vergadering Waar ieder Burger moet om 't Heil van allen denken; Stelt M nnen in 't Bewind, die ieder in zyn kring, Aan 't Vaderland welhaast een nieuwe veerkracht fchenken. De Deugd op 't Capitool, met Wetenfchap gepaard, Moet voor'tgezagderWet,die't Volk bepaald heeft,waaken: De fiere Jonglingfchap, in 't Veld van Mars vergaard, Streeft na den Kr.ygslauwrier, daar moed,enyverblaakeü, Terwyl de Burgery, in Wyk, en Club vereend, De middelen aanwyst, die tot nut van allen ftrekken, Dan zal beproefde deugd, die hulploos eenzaam weend, Bemoedigd en beloond, elks liefde, en achting wekkeri. Als deugd alleen het Recht tot Ampt, of aanzien geeft, Dan zal de bleéke Nyd vol fchaam'te, enfpytverftommen; Ja Burgers! als ge om ftryd na Heldendeugden ftreefd, Dan zal geen fnood Cabaal u onder 't Juk doen krommen. Geen vuige kuipery voegt in een vry Gewest, Daar Godsdienst, Vryheid, Deugd, en Moed zich t'zaarri verbinden; Ja Neerland! als ge uw Staat op deeze Zuilen vest, Dan zult ge in deugd üw roem — ■irï. moed uw bolwerk vinden! Een waaie Batavier. Affcheids Groete, van een vuile Kees aan Willemyn van Pruifen, Ex Stadhouderes van Nederland. Vlugt Helleveeg van 't aaklig pad, Je bent met Keezenblöed befpad, Hoe Yslyk nebje hen geplaagd, Daarom worje ook nou weggejaagd, Gaa, zeg nou aan jouw fchelmfche Broer, Wat jouw van Frans en Kees weervoer, Verhaal nouw aan dieflegte vent, Dat Neêrlands Volk zyn Rechten kent; Haastt hebje beiden uitgewoed, Dan flurpt de aard jouw waglyk bloed! Ik ben uw Mede-Burger! Kees. Dit Vertoog word alle Maandagen a i| ft. by de£è' woone Boekverkopers uitgegeeven.  C 227 ) ren, en daar hun vermogen te kort fchiet, hun zich van keur van listen bedienen, getuige hier van dat geene, wat wy dag aan dag zien gebeuren, wachtende zy flegts op bekwaame gelegenheid, om ons gevoelig te treffen, moordaadig aanteranden, en onze pas ontlokene Vryheid ^ voor altoos den hartader aftefteeken! Wy hebben ons nu uit ons midden Wethouders gekooren, Mannen, welke wy mee ons vertrouwen tot, en in zoo veue vereert hebben, dac wy geenzints aarzelden, de befcherming van ons allerdierbaarst kleinood, de Vryheid, hun in handen te (tellen , en zelfs waaren wy tot hiertoe in dat denkbeeld, dat onze keuze nimmer op, tot dit groot einde gefchikter, voorwerpen had kunnen vallen. Dan wat gebeurt 'er, . wy leezen de Vaderlandfche Courant, en wy beeven! zoude het dan mogelyk kunnen zyn , dat ouder die ge'enen, welke wy ons vertrouwen fchonken, welke wy de zwaar, wichtigfte posten tebekleeden, waardig oordeelden, welke onze Hoofden zyn , Verraders fchuilen? Het denkbeeld hier van alleen, vervuld myn ziel met fchrik, terwyl al de achting, welke rot op dit tyddip my voor myne Wethouders bezielde, ondanks my zelve, inde dieplle verontwaardiging verkeert! Of zoude ik ook dwaalenomtrent de meening des Schryvers zegt hy niet: dat 'er onder uwe Vertrouwelingen en Hoofden zy», die met Wezel en Osnabrug Correspondenties houden; en, laat hy 'er zelfs op volgen, Och', dat ik ze noemen durfde! wie toch kunnen nu anders door de woorden , Vertrouwelingen en Hoofden verftaan worden , als enkel en alleen onze Volks. Vertegenwoordigers of Wethouders, zy zyn dan Provin. tiaal of Stedelyk,- God! wie der Vaderlanders, welkezich door het waarneemen eener Bediening, of door hunne pen, of d^or iets anders publiek geworden zyn, moet niet by deze overdenking zidderen , en tot de verfchrikkelykfte wanhoop vervoert worden , zoo dra hy overweegt welk een gruwelyk lot hem te wagten ftaat, als wy onge'ukkig genoeg zyn van door de gevloekteOranje Gahaal overrompeld te worden! Mede-Burgeren bedenk, bedenk de poel van jammeren , waar in gy u zult geftort zien, als de heerzuchtige Willemyn eenmaal wederkeert, en haarenfnooden aanhang triumphantelyk dezen grond betreed, de Moordkreet zal zich aan alle Oorden op het fchrikbaarenst doen hooren, woede en vervolgzugt , zich op het allerhateiykst vertoonen, Famüiën, zullen Familién verpletten, fa E * het  ( 4*8 ) het S'agdzwaard gehouden en gevoerd door de vuist van denmedtdogenloozenOverweldigerzaldeonfchuld op het wreedaartigst flagten, ftraaten en gragten vervullen met het lauwen bloed der deerniswaardige Bataaven, intusfchen dat het ruime zwerk zal daveren door het yzelyk ach en wee, uitgeboezemt door onmondigen by het moorden hunner Maagen , terwyl de gehaate IVillemyn op haaren gevloekten Throon zal lachen met den weedom van Nederland, en ongehoorde foltertuigen uitdenken , om ons dan ongelukkige Patriotten de gruwelykfte marteldood tot haare blydfchap te doen fmaaken! Myne pen is geezints machtig U den yzelyken toeftand te fchilderen, welke wy allerzekerst zullen beleeven, als eenmaal die heillooze Omwenteling ten voordeele der Oranje factie mogt aanbreeken, daarom bedenk Burgers, bedenk en betracht, eer het te laat is, wat tct uwe vrede diend! Ontwaak dierhalven uit uwe mymering, befchouw, en overweeg, wat ik U hier ter leezing aanbiede; De Schryver van dit gemelde ftuk zegt: Och! dat ik ze noemen durf de! hy is dus zeker, dat 'er onder onze Vertrouwelingen Verraders fchuilen ! Tracht hun dus op te fpooren, en de Hechten kenbaar geworden zynde; Ontneem hun dan zonder eenig verwyl uw vertrouwen, bonst hun van de Eereftoelen, fleept hun ter ftrafplaatze , en dat hun verraderlyk bloed onzen vryen grond bevochtigd langs dien weg zult gy u van uwe Vryheid verzekeren , terwyl de Aterlingen voor uwen Blixem zidderende , een loon harer waardig zullen bekomen! dan, bevind gy, dat den Steller, als het waare,om zich een naam te maaken, des Volks Hoofden ten onrechte befchuldigt, en dus op het gruwelykst ontëerd heeft, tuk hem zyne goddelooze tong met een gloeijende tang ten halze uit, en toont op het fterkfte dat gy ook den hoon der uwer Vertegenwoordigers naar behooren weet te ftraffen! maar, heeft hy de waarheid hulde gedaan, en u op den rand van uw bederf voor een gewisfen val trachten te' behoeden, aarzeltniet, om hem den welverdienden Wierook toe te zwaaijen, en peinst op middelen, om hem, om dien Edelaartigen Vaderlander naar waarde te beloonen , en deeze loon zal de Guarantie der Natie zyn ! Ik ben in afwachting, dat dit voorgeftelde op u aller zielen den, vereischten indruk zal maken, uw Vaderlandfche Mede Burger! de Spectator. BUK,-  C 2»9 ) BURGER SPECTATOR! Xl/i!ieve zet uw bril eens on Pn u . „ Articul ^Ft^ScSi^^&'U^9^ geen Municipaliteit of Wethouder^, ëVZ'en.dat van reprefentatie hebben alhwe ' S5 79, door de vergaderde Gemeend dl'?,g vart' koren worden. Ziet gy nu m> h S' h« Volk'erwanneer men in een Ilf^Hnn"r ' ,h°e Bevaar/yk het is, waar van hef^5e^eX^?^tamiwrttavoBlJ* noch de woorde^ erftaat ? ° n°ch denzin' aan een kundig *1^S^S^*°H, tanten hebben den BurgerKtVèlr^IT' onze RePrefenhy in geenendeele tS^SSSSSX' het woord Reprefenranrm """°erif ellen, dat wy door die nameIyk,na de ?S Mumcipaiiteit verüaan, ten zyn kunnen. Moeren H Con.ft,tut,eReen Reprefentande b^rippe "en^Zll^Xtenot -rkeerde fchribaarenfte abuizen „pk^ fnbenaminSen» hooren wy tegenwooS S°.ore" w^'den ? even zoo als zeer n by%ade en no"hrm.°trganifatie fpreeken' voortgang heWe, V^STv^J?vV™'"" fentatie, of Nationaale Conventie u,f.Y ^Iksreptemoet, een Conftitutie te be aamen dTi CejS(e Werk «ï* best gefchikt b* Deze ConftfS mrt T0 - on'Geme»e. Vergaderingen, als VVyke!Cubs enz Vf * en als zich dan het prootfte ÓpSLi? / „acht worden. Burgers verklaard d e Coïu, der Ste»'"ebbende tekenen van dezelvéfna dl? SvSïïf d°°r hst ken tyd is gegund, om Zyn exS rï' ^4 weezien, dan, als de voorzeide r ÏÏ ' deeg te doorgekeurd, dan moet Vw^^9/0^^ goed. des Volks , en ook dan S1?rdenjJ a,s de Wil waarop het Staatsgebouw k n Zy de gro»dfiag, Laat ons dierhalven niet la'n« "rf VeSt''gd worde"' ons ten fpoedigften eene N?er, k'°OS b'yv«, laat ftand bren/en, doch fi?n *n fe™** t0t en geen Fransch fpreeken • V? > I Ne"erlandsch, de Heldendeugden van orJVe F A°e Zeer w^ ook wonderen , en verpSt zvn IL ^ Broeders beten wy echter niet verLlen T/0,geD ' moe«best, met het Wyd uSrekte'k?t Gemse' «aat, en dat wy dtshalven een CenS?*^? se,yk E ,' conihtutie behoeven, die  C *3° ) die zoo wel voor het locale, als voor heteigenlykbeftaan van ons Nederland in den waaren zin het beste gefchikt is; In hoope dat deeze weinige aanmerkingen onze Nederlanderen zullen van nut zyn, heb ik dezelve u laaten toekomen, zullende het my gantsch niet onverfchillig zyn, als dezelve in uw Blad, een plaatsje mogen waardig geoordeeld worden. Uw Mede Burger en Vriend! Gallo Batavus. WAARDE van der BRIL! Helaas! nou is 't met je gryze boezemvriend glad afgedaan, myn aardig Daantje, en ik zyn al kaal gefchodren, en ik ben nu zoo geplukt, als myn Collega Ganzegat, en jongetje wat het flimfte was, ik dagt 'er weer zoo wat boven op te zyn, wy hadden zoo een lief complotje gemaakt, het flimmme fchurkje, van der Vegt, de Phenix der Heidelbergfche Catechizeermeefters, en een Profesfor in het Schoenlappen, was aan *t hoofd; naast hem ging zagtjes met het hoofd ter neder gebogen, mynedierbaare halsvriendin, de doortrapte Zuster Kwefelia, Oppasferes uit de Zoutkeet, een Vrouwtje'na Sparretjes hart, enwas Daantje niet Een Wyfje zeg ik, wiens nageltjes en tongetje altyd gefcherpt zyn, om ToIIeranten en Keezen in de baart te vliegen; achter haar liep flenteren de diep denkende Lammert, myn beste Vriend; hierop volgden twee groote, maar fchraale, zogenaamde Patriotten, een Zylenmaker zonder Zylen, en een Kladder zonder Verf, maar hoe? hoor ik je fchreeuwen, kan dat gaan? ja Brilletje! een magere luis byt fcherp, en als ik ze eens wattoeftop, fpringen zy voormyalseenkikker; nu volgde onzeSchout, . dezelve man , die de Franfchen in 't gat geflopt hebben; dit geneverneusje is door zyn zoet Wyfje bekeert; op de groote Zaal by Vegtje gekomen, opende Vegtje het toneel, en bewees zeer uitnemend uit de Apocalipfis, datPaaperi niet regeeren moeten, maar dat de Gereformeerden alleen , de boel moeten meefter zyn; hier na zong myn poezelige blanke Kwefelia een Adagio tremblente, 't geen ieder een ver.  ( 231 ) verrukte. Nu moesten wy het 200 overleggen, dat de Paapjes aan een zyde gcfchoven wierden , en wy als van puds aan de Laa kwamen; alle onze gaauwdiefjes liepen dus met de Stembilletjes by de vroompjes rond, waarin duidelyk onze uitgebrande Patriotjes genoteerd ftonden, met nog eenige andere alle voetiaanen, daar wy over disponeeren konden, en zongen Iteeds: 't geloof is voorde Paapen, Arminiaanen, Menisten, Sociniaanen, Atheïsten, en meer van dat gefpuis, maar 't regeeren is alleen voor ons, en aldus kreegen wy met draaijen, vringen eu kruipen, zuiver en valsch , over de ico briefjes na onze zin, maar ik denk, dat het ons wat moeite koste, en wat loopen en draaven, en waar in ons Vegt je en het Scheutje trouw hielpen. Wat was ons Sparretje nu biy: want mee die vriendjes, die wy op de briefjes gezet hadden, had ik wel voor een accoqrdje gezorgt, maar het gong als van ouds; Sparretje is tot ongeluk gebooren; by het lezen van die zoete briefjes, riepen de Keezen: 't is een Cabaal, *t is een complot, het zyn oranjeklanten en eigenbelangzoekers! wy wierden benaauwd, en wilden de briefjes verdonkeremaanen, maar de Keezen namen ze inanest, terwyl verfcheidene onzer broertjens door de ben vielen.' Daar kwam een Committé uit den Haag, en die fmeetal myn hoop 't onderst boven, en nouw zyn de Papen, Me. nisten, Lampiaanen en Deisten de baas, die fnuffelen nouw alles om, de Paapies hebben ook al voordeeltjes gekregen , ze hebben wel een beetje regt; maar Brilletje\s dat politie:;? Daantje was Broodweger, onze Bakkertjes waren gerust, want hy deed hun geen kwaad, maar aanftonds hebben zy hem afgezet, en een Publicatie-tegen de arme Bakkers gedaan, dit is ommers hard ! dan had hy ook een honden Guldens of twaalf van het afflaan der Visch; ook al weg 'er mee, want een Municipaal, eea fchraalen hals zou het voor de Stad waarnemen, maar wac lagte Daantje, en ik, toen wy hooiden , dat hy alles in z,yn zak gedoken, en binnen mikken had, en waaren 'er noch zoo wat meer, dan was 'er noch eenige hoop, maarze hebben die braave borst ook weggejaagt, enfin ze halen alles om, en ik met myn gezalfde vriendjes becv voor a! dat fnuffelen. Wat zou je my dus raaden, Brilletje! was het niet goed, dat ik liever na Weesp trok, 'c is zeker wel een Keezehok, maar toch vry ordentelyker als hier w.dnt niemand is daar afgezet, in contrarie, isdegrootltè Prins.  ( 232 ) Prinsman van de Stad geen Bailluw, een intieme van de Capricomus buiten de Poort, wiens tweede ziel onfcheidbaar was van myn Vriend, de nu zalige Faliesl is myn ouwe Confrater, de mof Jurgen, geweezene Livry-Knegt van Gronsveld, nu exBurgemeefter, ex Schout, ex Vroed, fchap, ex Boog Heemraad, ex Onifanger enz. enz. enz. is die Baron van Pompernikkel op dit heden noch geen Koster, Doodgraver, Commisfaris van het Zandpad, Schipper op Amfterdam enz. enz. enz. en echter komt het Moffie nooit uit zyn nagtjakkie; zyn de meeste Colleges van my geen Schippers; is Horsje van der Pil geen Vice Admiraal van Weesp op Amfterdam, en Barbier van de Stad. Is de deftige diep denkende Johannes Koekius geen Schout by Nagt en Ontfanger in het zelve Canaal, is zelfs eenCollonel geen Zee-Capitein van deTrekfchuit? en offchoon een eerwaardige Bellefleur meteen donderende ftem galmt: dat mag niet zyn, dat is Ariftocratisch , zy lachen pomkool watuit, enftooren 'er zich in het minfte niet aan, ieder heeft zyn fubltituten, en dat hooi d ook zoo, fchoon de Deïsten alhier zeggen, dat ieder zyn bediening zelf moet waarneemen, alles wyze praatjes, en wie Ook heeft daar altoos gelegenheid toe?— Dit alles befpecu!eerende,zoud gy my niet xaaden Brilletje, naar Weesp te gaan? want hier ben ik in een O, voetjes vleesch zullen ze niet meer van my nemen, en de Tabak en Pypen geven fober, en Daantje en 't Wyfje lusten ook wat op, te Weesp ftaan braaf Huizen leeg, en ik kan daar makkelyfc door myn Vriendjes weer in de Municipaliteit komen: terwyl ik hier niets in tel ben, en dus my zeer chagrineer, en Daantje loost menig een traantje. Ik ben in al myn droeftenisfe, je ouwe Vriend, de Aartsvader. S NUIF-Ta E ak. Uit myn Studeer-Kombof, Het Eerfte 'jaar van myn Droefheid. Apropos, moet 'er geen Bailluw in een Municipaliteit prefidecren? onze fiimme knapen zeggen van neen; en ik weet wel van ja- Dit Vertoog word alle Maandagen a i§ ft. by de ge wqone Boekverkopers uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE BRIL. N°. 30. BURGER SPECTATOR! "Veel denken doet veel ontdekkken— dit heb ik gezien, door toepasfing op verfcheide myner vrienden, die zich Patriotten noemen, en ook daar voor bekend liaan; namentlyk, ik verbeelde my altoos, dat de betekenis van een Patriot, behalven een Vaderlandsch hart, een verlicht verftand tevens te kennen gaf , doch waardige Speüatorl hoezeer heb ik gedwaald het gezond oordeel woond niet by alle Patriotten . Staatkundig verlicht en Geestlyk dom, deze zynde twee contrasten, die ik by veele oprechte Vaderlanders gevonden heb,—- Het fanatisme heeft al te diepe wortelen gefchooten, en houd het verftand geketend het vermogen der reder, fpreekende over politieke onderdrukkingen zwygt in Kerkelyke dwaalingen veele myner hekenden, blyven met al hun verlichting, aan zotte Kerkelyke Hellingen onderhevig —~~ zoude men zich kunnen verbeelden, dat'er zyn, die hei. Ff b>  C 234 ) Synodaale Contract, in den zelfden zin neemen, als de Éngelfche Burke, de wetten van voorige Parlementen „ omtrent de Engelfche Conrtitutie, datis, onfchendbaar achten zonder het; vermogen der Kerk te fchenden. Laaten wy eens zien, of zy wezentlyk zo verlicht zyn, ea niét zich zei ven tegen lichten'. Wy vinden in .e medemenfehen , om altoos zoolang het beste van onze Na; iurgenooten te denken, tot zoo lange wy overtuigd zyn geworden van hunne daadelyke fierheid' en ongeoorloofde handelingen. Ik fl-em toe, dit rédejieert fraaij •n ichoon, en moet zekerlyk in veele opzichten de Mensch- heid  ( 240 ) heid de Christelyke Godsdienst belydende, alltmthalve verëeren, maar als uit zodanig een braaf heid ademende behandeling eens kwaad geboren word, aan wien zal de Natie verplicht zyn, de fchuld hier van toetefchryven? of zoude men ook wel zoo zagtzinnig met hun te werk gaan, om zich niet hun lieder haat op den halzetelaaden, die uit een tegen overgcfteld geval zekerlyk zoude hervoort komen? dan ik kan dit in geenen deele denken, of zv moesten noch niet vast in hunne fchoenen ftaan, oordeelende, als het eens draaid, ja al ftaan de Pruizen voor de Poort, dan zullen wy ook voor onze Perzooneu en Goederen niets te vreezen hebben ; in wedervergelding van onze behandeling te hun waarts ; dan het kan by my niet opkoomen , dat onze Reprefentanten door zulke fentimenten zullen bezield zyn , alzo dezelve geenzins hun zoude verfieren, of by het weldenkend deel der Natie beminnelyk maaken. Ik kan dus, zoo als ev ziet Spetoaor, geen reden uitdenken, waar om men de voormaa ige Regenten zoo ongemoeid laat zitten: temeer wyl de Natie af) uit eenen mond fchreeuwd, en roep : aan hun is het geldgebrek te wyten, aan hun zyn wy alle de onheilen, waar onder ons Land zoo bitter yk moet zwoe. Sn verfchuldigt, zy zyn het eindelyk, welke, natuurlyk om zkh zelven té verheffen uit de laagheid, waar in zy Sch 'edompeld vinden , naar middelen om zien , om onze zoo duu gekogte Vryheid, Rechten en Voorrech«n den bodem ?„ te flaan, en ons als het waare opmeuw in ketenen te klinken. Daar dit ontwyrTelbaar dusdamg 5 e: k geen reden weet, waarom men hun geen rekenfehap van hun gehouden gedrag afvordert, en buitenftaat fteld om ons te kunnen benadeelen, zoo, zult gy my buifen gewoon verplichten, met uwe gevoelens my des aan- >aatenPtoekomen, -nd.^afwag Aoft.den+Sept.i79S. Px.t.a Ahxioi. YS- Alzo dit blad eeniglyk en alleen gefch.kt is om onzeLaidgenooten voortelichten, en zoo moge yk te onze managen'o u rechtgeaarte Vaderlan- IZTol met oï ;0te d",ruttig einde te willen «edewer- ^^^^^^ S^rzuuende dezelve my als dan wel geworden. ""^T^ertoog word alle Maandagen i li ft. by dege " woone Boekverkopers uitgegeeven.  C 34? ) wel, zonder eenig uitltel; wat zoude hier yan de reden v/e! zyn Spetlator'? of zoude men nu ook beginnen in het denkbeeld te koomen, dat zy zich onder de hand moeite geeven.om de Oranjehaan weder te doen Koning kraaijen? voor my, ik twyfele hier aan in geenen deele, want, wat is toch natuurlyker, dan dat iemand iets zal zoeker tetug te bekomen, dat hy verlooren heeft, of wel, dat hem doorgeweld ontnomen is, vooral, als het een zaak is, waarin hy zeer veel belang Held, en hier aan is in geenen deele te twyfelen; want wat toch is zoeter, als voor Meester op te kunnen fpeelen, en over zyne Namurgeuooten ee;i onbepaald en willekeurig gezag uitteoefTenen, bovendien als zulk een bewind vsrzeld gaat,' met een vermogen van zich groote rykdommen te kunnen verzamelen ten koste van die geenen, welke zy ais het waare onder de knie hebben. Dat het nu dusdanig gelegen is, met de voor. gaande Despotieke Regeering, zal niemand myns oordeels in twyffel kunnen trekken, en ook daarom is het allerzekerst, dat zy niet zullen aflaaten met Oranje en andere pnzer Vyanden te Correspondeeren, en zoo het flegts in hun vermogen is , onze Vryheidszaak den boden in te flaan, en aldus een tallooze menigte braave Vaderlanders facrifieeren en opofferen aan hunnen hebztigt en begeerte, otn als voren als Dwingelanden over ons den Meeller té fpeelen. lin begint men dit nu eerst te begrypen, wel het is waarlyk te bejammeren, dat dit zoo fpade plaats heeft; pngetw.yfeU zal zulks veroorzaakt worden , door dat men God betert, reeds dadelyk is ontwaar geworden, dat zy werkelyk onledig zyn, om onzen val te bewerken, en dus zoude het dan wel fchynen, dat men de put wil dempen, als het kalf verdronken is. Ik kan het my by geene raogelykheid begrypen, hoe dat men zoo vervloekt laf kan te werk gaan, met hun, die men zoo zeker weet, als den Zon die wy zien fchynen, dat onze vyanden, onze gedefileerde vyanden zyn; heeft Deciel en anderen in 1787 niet genoeg door hunne handelwyze doen blyken, wat zy in hunne boezem met betrekking tot het 'arme Volk omvoeren? dit weet men, men is hier van dadelyk en Heilig overtuigd, en nochtans laat men die Sinjeurs ongemoeid ! misicbien komt dit voord, otn dat men in allen opzichte de Rechten van den Mensch wil doen fpreeken, en vooral ten opzichte van : 't geen gy niet wilt enz maar ei lieve, zullen die Sdnjeurs, die de "menfchdlyke Iviaatfchappy door hunne gevloekte Dwingelandy onteeren, ai3  ( «43 ) als zy Je teugel der Regeering eens weder machtig wierden ('t welk God genadig verhoede) die zelve ftelregel houden?'zeg , wat zal het lot van onze braave Maire zyn en andere Vaderlanders, welke men nimmer zonder een gevoel van achting noemen kan, ingevalle zy eenmaal de onderleggende party wierden? ik moet my verbyten, en knarfetanden van fpyt, als ik alle deze zaken in myn hoofd omhaal, en zegge ronduit, dat zy voor geene waare Vaderlanders te achten zyn, die veroorzaaken, dat die geenen gefpaart worden, van welke men overtuigd is, gedefideerde Vyanden der Vryheid te zyn! waarom die Pesten niet tot heil van het Vaderland geflagt? waarom anderen, die men met reden kan en moet verdenken, van ons ten allen tyden den fnerpenfle onheilen tezullen brouiY.en, niet ten allernauwften gekerkert? maar.neen, men moet'broederlyk handelen, het is nu Gelykheid, ó! dat klinkt zoo mooij, niet waar Burgers? maar ik voor my, vervloek de Gelykheid en Broederfchap, als ik metfchurken en fchoeljens moet gelyk geftelt worden, en dezelve voordeden genieten , die ik waarachtig weet, alle uuren van den dag gereed te zyn, om myn bloed teflorpen! God Almachtig kome ons te hulp , als die gevloekte Oranje Cabaal eens triumpheerde! en noch fpaart men hun? ik worde razend by deze overdenking , en hebbe reden myne geboorte te vervloeken'— als ik zie, dat de geheiligde Menfchelyke Rechten zoo Godsjammerlyk misbruikt worden, en tot een Mom verftrekken omfcheinheiligen te fpaaren! Dan , Ik bidde de Voorzienigheid, zonder wiens wille toch op deeze aardeniets gebeurt; (de fnoodbeidmach zich vermommen , zoo' als zy zal willen) die wy in alles onze Vryheid te danken hebben, dat zy ons ook in dit ^evaarlyk tydsgewricht wil behulpzaam zyn, aan ónze Vertegenwoordigers onze Vyanden kenbaar maaken, en tot Hei! van Nederland het welverdiende loon doen weclervaarcn! Zie daar Spetlator, wat1 ik u heb willen fchryven, ik wil niet ontveinzen, dat gy my ongemeen zult pleizieren, met dtt een plaatsje te vergunnen, niet dat il; dit verzoek, om dat ik met myn eigen werk te zeer voorbenomen ben, en dus uit een laakbaare eigenliefde, rna% om dat 'het misfchien voor het algemeen nuttig kan zVn Intusfchen zal ik zyn uw Mede - Burger! 1 Hendrik Justus. Bit Vertoog word alle Maandagen a i§ ft. by degswoone Boekverkopers uitgegeeven,,  ( £59 ) waarfchynelykst zou ik bevinden, dat zy met de grootfte liefde voor oranje, en in tegendeel met de innigitehaaten afkeer voor de Patriotten en deszelfsgehef koosde Vryheid bezwangerd zyn; hier van is men bewust, en niet tegenftaande dat, laat men hun noch de heilige Predikftoel beklimmen, en men ftaat toe, dat zy heil en broederfchap met den monde prediken: terwyl hunne ziel intusfchen daar van op het fterkfte vervreemd is, en verfchaft hun dus doende, om by hunne begaanemisdryven noch zonden op zonden te ftapelen, waar omtrend zy geen gelegendheid altoos zouden hebben,zoo zy van hunne posten verhaten wierden. Gy ziet dus, dat 'er op ons een dubbelde verplichting ligt, om de oranje Ambtenaaren te removeeren, ie. om ons zeiven voor zeer waarfchynelyke onheilen te beveiligen, en aanftootlykheden voor te komen, 2«. opd.lt wy hun laatende fungeeren, het ons niet zullen te wyten hebben , dat zy misdryven op misdryven hoopen, en dus ongefchikte voorwerpen worden voor de nimmer eindigende eeuwigheid! daarom Burgers vanAmfteldam, uwecordaatheid in het removeeren der Ambtenaaren is allesfints prysbaar, en verdient de hoogde lof, maar wat ik u bidden mag verliest in Gods naam, door al te veel vóór .dé tydelyke Ambtenaaren te zorgen, niet uwe oranje zielzorgers uit het oog, dat toch vooral de «emotie zich ook tot hun uitftrekken, want zoo lang gy hier in zult nalatig blyven , zoo lang ook zal al uw yveren, in den volsten zin, als onvolkomen moeten aangemerkt worden ! Spetlator, gy ziét genoegzaam het gewigt dezer misfive, welke ik de vryheid genomen heb u te laaten toekomen, en ook daarom is het, dat ik u ernftig verzoeke dezelve in uw Blad een plaats te willen inruimen, want gy merkt genoegzaam, dat gy. hier door uwe Land en Stadgenooten zeer zult verplichten , en ook in die verwagting is het, dat ik zal %ven Üwe vlytige Lezer! Re mo tor. BÜRGER WEETNIET! Xn langen tyd heb ik u geen brief gefchreeven; maar Jongelief! ik hoop niet, dat je dat zult toefchryven aan eenige verkoeling van vriendfehap, of wel dat ik het my niet der pyne waardig acht, u nu en dan eenige letteren, toé te zendén, want waarachtig Maatje, hier fchort het li a Jtórja  ( iiÓ ) hem niet, maar het is maar, dat ik het tegenwoordig zoo' fatans drok heb met op de wagt tetrekken, vuiuenophet drilveld, en dan met myn grenadiersmuts, knevels en uniform, dat ik het u zoo waar niet alles zeggen kan, en dan geef ik het u eens te bedenken, hoe donderdag ik dan tyd zal hebben, om aan u brieven naar gewoonte te fchryven, vooral, daar ik zelfs naauwlyks tyd overig heb om myne kalanten met kappen te bedienen, dan dat is niemendal, het zwaarfle moet in alle eeuwigheid het zwaarfte wegen, al zou ook myn Wyf Pieternel en myn ftrontiongens, een brok te minder knauwen. Maar myn lieve Weetniet, wat zeg jy 'er van, je weet zeker, dat 'er nouw een party zullen moeten uittrekken, waarheen, dat weet de duivel, maar vast moet je begrypen, daar blaauwe boonen zullen vliegen, en om je de waarheid te zeggen, daar heb ik om de fara maar in het geheel geen lust in , en meer van myn Xandsliên weet ik met my, die hier een groove aan hebben; kyk met myn grenadiersmuts te loopen, en onder myn fnotkoker een paar fraaije knevels, en dan een deftig kaasmes op zyde, dat is myn leven, en dan marcheeren rechts er. linksom temaken, ja Maat, dat is alles voor my, en ik verklaar je in oprechtigheid, ik heb 'er altoos zin in gehad, nu ik kan je dat ook zeggen, dat me de monteering dit en dats moot ftaat, en als ik-dan zoo in het gelid ftaa, dan kyk ik mot ik zeggen zoo bars, ais de best ge> oeffende Soldaat niet durft te denken; een Franschman, nu ja, een Franschman, wel ik moet zeggen, zy zien 'er belabberd uit, zy kunnen vegten, nu ja, dat is waar, maar als het u belieft, dat ishetookal, want als men ze op ftraat ziet, wat doen ze, zy fpeelen met kinderen, lachgen en ptaaten, maar ziet 'er ons eens by, dat is te zeggen, als wy in de monteering zyn, wel te verftaan, zien wy "er niet zoo bars en parmantig uit, je leven zoo niet; maar uittrekken om te vegten; neen Manlief, dat niet, om dé dood geenfaliedemelk, ik denk myn lieve Pieternel en myne Kinderen niet in het verdriet te dompelen, my dunkt, dat het al genoeg voor my is, want ik loop alle dagen, ten minsten als ik maar even kan, in de monteeringmet myne houwer op zyde, jongelief, ik heb zoo een wereldfe mooije, ik wou wel dat je hem eens zaagt, ik pareer bent tegen de beste, nu dat zeid ook ieder een, dst ik net op myn fpullen ben. Maar apropos, hier een fpeldje by geftooken, wat dunkt je van onze Marine, vindjeook niet, dat ze ook niet veel uitvoeren, en waarom of de Fran- fchea  e 96i ) fchen nu niet met hun Schepen komen opdagen, my dunkt het waarachtig tydis, als 'er iets van gewigt zal worden uicgevoerd, want je diend wel tehegiypen, dat de Engelfchen niet ledig zitten, die Britl'che duivels verfterken hun nu mooi, en ziet, het is maar een waarachtige waarheid, dat kunnen wy haar nu niet aan, wy'er ten minsten befcheten van af zullen komen, als wy langei wagten; God bewaar ons, ik moet myn bloed zu;pen, dat ik moet zien, dat die oorlogfcbependaar maarzoo leggen, en niets uitvoeren als enkel zoo wat paradeeren in de koelte, om de waarheid te zeggen, wat kak maaken , daarzy anders, alszy nu met de Franfche Vloot verecnigt waaren, den Engelsman wat lekker het jak zouden kunnen uitfeegen, en war baat hun de kling, ommers nergens anders om, als oiii wat wind te maaken!' je zult zeker zeggen: weijongetje, Weetje wel, datje daar je eigen vonnis (laat? wantjydoet ook niet anders met je wapens als wat vogels verlchrik'ken, en hier én daar vry wat parade maaken; ik geef /S volmaakt gelyk man; maar tut, tut, malkander wel te verdaan, je zult dienen te begrypen, dat die Zeeluiden geld trekken, en dat wy Burgers zynde, alleszonder beloning, en enkel uit klinklaare Vaderlandsliefde verrichten , al wat wy doen, en dus, dat maakt wat verandering in het geval, verltaaje Sinjeur? Evenwel moet je niet begrypen, dat onze Amfterdamfe Jongens geen haar op hun tandea hebben, God neen, ik weet het, en niets is waarachtiger, als dat 'er heel veelen gevonden woiden, welke met hart en ziel verlangen , om eens met het Oranje vee aan den dans te koomen, en die zyn 'er zelfs wat rykelyk onder myne Compagnie , en zoo zal het denk ik ook wel by de andere gefield zyn; maar ziet ik voormy, moetikje zeggen, heb'erdemaanvan, nu dat is waar ook, ik ben veen Amfterdammer, en waarom dan zou ik my voor de Hollanders laaten doodfchieten, want ziet Jongetje dat zal vry fecuur het geheele fortuin zyn, dat 'er uit die affaire te wagten is. Maar hoor eens hier Weetniet, ik vlap 'er dac nu maar zoo gul uit voor jouw begryp je, maar dat je het voor jouw houd, want anders was ik met de zaak geheel in de pruimen, hemel bewaar ons, als me Maats het wisten, wat ik hier gefchreven heb, en hoe het bymy gefield is, ik kreeg waarachtig de casfagie uit de Compagnie, en kreeg als een Gaatje en Broektchyter een fchop voor myn canis, en een eik zou my met vingers nawyzen, ziet zouden zy zeggen, daar heb je die van der hummers met zyn li 3 gro©-  ( 262 ) groote zabeï, hy* moest noch al knevels en eén groote grenadiersmuts hebben, even als of hy alle duivels uit dë hel wou bannen, en ondertusfchen gaat die vervloekte Mof voor een blaas met boonen als een broekfchyter loopen, of hem de duivel agter het gat zat! en daarom wat ik je bidden mag fpreek 'er geen fchepfel van, want dan is hét uit en gedaan met my, en myn mootje zabel is my van geen verdere nut. Nu lieve Jongen, houw je wel. en denk tusfchen beide eens om je Vriend Jan Hendrik Onverzaagd. PS. Als ik je eens dienen kan met een paar knevels, fpreek maar. Wy zyn veraogt de volgende digtregelen te plaatfen, èn vertrouwen dat dezelve met een warm en gevoelig hart zullen ontfangen en gelezen worden. Aan de Commisfië tot onderftand voor de gewezene Uitgewekene, doch te rug gebrachte en ongelukkige Patriotten , en Burgers der Stad Amfterdam. Hoe blaakt myn hart voor U, verheven Vryheidsvrinden! Wier Deugd, en Menfchenmin de rampen heeft verzacht, Van hun, die zich thans weêr in't Vaderland bevinden, Maar ach! dóór Broodgebrek op 't uiterfte gebracht. Hoe groot, hoe Godlyk is 't, weldaaden uit te deelen , Aan zulkén, die door Deugd in armoe zyn geraakt! Dit denkbeeld kon alleen uwe Eedlen harten!ftreelen, Daar gy belangloos voor 't behoud der Braaven waakt. Ook ik moest ruim zes jaar, als Balling omme zwerven, Beroofd van alles, wat tot 'smenfchennooddruftftrekt; Ta ik had van gebrek elendig moeten fterven, Htd Staphorst, — had d'Amour myn leeven niet gerekt! Hunne edelmoedigheid deed me in hun byftand deelen, Waar voor myn dankbaar hart hun eeuwge hulde bied. ïn 't eind, toenVryheidsftem myn weerkomst kwam bevelen, Daar 't Vaderland zich nu van 't Juk ontflagen ziet, Kwam 'k in myn Vaderftad, en 't huis van myne vrinden, En had niets meer, helaas! als flecht» myn eerlykheid; Toen deed ge, 6 Braaven! me ook uw byftand ondervinden; Daar voor wyd U myfl hart de oprechtfte dankbaarheid.  ( 2Ö3 ) Nu dóet myne Ainftelftad me een wehschlyk lot genieten? Ik ben aan Utrechts Veer tot Schipper aangefteld' Maar'k vind noch niemand, die'tbenodigd geld wilfchietenDus word myn Ziel op nieuw, metzorg, en vrees bekneld; Dan zacht! - ik ftaak myn klagt.- Daar zyn noch eedle harten Schoon fnoode dwinglandy 'sLands fchatten heeft verfpüd. ó Ta' ik zie in 't kort een eind all' myn myn ffflarten. Want Amftels Burgers zyn meewaarig — edel — mild'. Ta, Braaven! ik vertrouw, Gyzuitme uw byftand bieden, Dat ik, na lang verdriet, myn brood weer winnen kan : •k Hergeef, wat gymyleend, zoo dra zulks kan gefchieden; Een Patriot blyft, hoe 't ook gaat, een eerlyk Man\ Hendrik Scholte. LIEVE MEVROUW! Het is met een beklemd hart, en met het innigst zielsverdriet, dat ik u deze regelen laat toekomen, maar waar van het fchryven zelve, my een onbefchryvelyk hartzeer heeft veroorzaakt. Zekerlyk zult gy reeds vernomen hebben, Wat de zogenaamde Clubisten tégen deze pretenfe Regeering, de Municipaliteitsleden ondernomen hebben, 6 myn lieve Mevrouw, myn haaren ryzen te bergen, die ontaarden hebben óm qnafie voor de Vryheid te yveren, en zich by het Volk verdienstelyk temaaken, deRegering als het waare gedwongen 0t de Remotie van alledie Amptenaaren, welke om hunne deugdryk en Oranjeminnend hart, de vorige en welwettige Conftitutie toegedaan zyn; Gy weet, gy kend onze denkwyze, en waar op wy ons verhovaardigen, en van welke wy ons nimmer zullen vervreemden, dan voor dat de ontzaggelyke dood aan alles ten onzen opzigte een einde ftetd. Hoe het dierhalven by ons op het yfu-rieèmen dier ontaarte geruchten moest eefteld'zyn- ^ voor u lichtelyk febezeffen, daar wy, en in 'sVolks haat zeer grotelyk? deelen, en in de Goddewé en eerrovende Dagbladen op her gtievenst geteisterd worden, niet alleen, maar da ir myn Zoon een charmant Ampt bekleede! Een kilkóude fchrik b'-voig my op het yerneemen dier beillooze gebeurtenis, eu he' bloed, wildeniet als naar gewoonte door deszelfs adren vlieten, een voorboode zekerlyk, van bet fchrikbarend onheil, dac als een fwarte wolk zich boven'myn hoofd verzamelde, en van  ( 20+ ) «ogenblik tot oogenblik dreigde in volle woede los te barsten! en niet ten onrechte, want, ach! ik fchrikke by. na dit heilloos moment te herdenken, myn Zoon, myn tederminnend kind, wierd van zyn Ampt zoo profitabel als honorabel, op hetalleronwetrigstgeremoveert, ó jaa kind, geremoveerd! denk hoe een Moeder moet te moede zyn, als zy zoo een maare, zoo een fchok verneemd voor een kind, een veelbelovend en trouwhartig Vorftenminnend kind, een Zoon welke zy ouder haar hard gedragen, en aan haare bonten gezoogd heeft; Ik was als radeloos, onzinnig, en zwoer in myne wqede, de bewerkers dier onheilen, te zullen doffen, zoo dra het Vaderland van die Onmenfchen zal verlost zyn, welk geluk toch welhaast zal a nbreeken, want het is onroogeiyk, dat God zulke ongerechtigheden zal kunnen gedongen, want hy kond de zynen' Myn Zoon, och! ik vcrwöndere my noch over zyne gelatenheid, onifing de fnerpende tyding gansch flaudvastig en bezadigd, en liet geen enkelen traan vlieten , dan wanneer hy my omarmende dit fchrikkelyk nieuws mede deelde, ontbond zich de natuur, een ftroom Van filtetraanen doornatte 'sjongelings gelaat, terwyl zyn Eerwaardigen Vader den alom beminde Haak alle zyne vermogens infpande, om hem te vertroosten , en de vergankelykheid van dit ondermaanfche voor oogenteftellen, heb geduld zeide myn Echtgenoot, eerlang zult gy over uwe en myne vyanden zegepraalen, en hua reden kunnen geeven, om hunne begane misflap en dolzinnigheid te moeten verwenfchen, zekerlyk zal ik met U een gelykfoorttg lot ondergaan, dan ik, ben myn ramp getroost, overtuigd zynde, dat ik welhaast gelegenheid zal bekomen, om de ons aangedaanen hoon op het eclatanfte te wreeken, en meti zal ons als dan het par pari relatum, ten goeden moeten houden! hier uw ziet gy Mevrouw welk een verfchrikkelyke weêdom myn ri,,*t verfcheurd* en daarom bid ik u my zoodra mogelyk te antwoorden. ' Het overige dezer brief was volflrekt onleesbaar, by geene mogelykheid te copieëren, waarom wy onzeleezers verzoeken de rest by hun zeiven te willen aanvullen. •"I .li.. Dit Vertoog word alle Maandagen a iï ft. by de ge woowe Boekverkopen uitgegeeren.  D E NIEUWE SPECTATOR. N°. 34- BURGER SPECTATOR! Ziekerlyk zult gy zoo wel als ik geïnformeert zyn, dat het in onze Provintie niet hapert aan oranjegezinden, en dat de zodanigen, om de by hun zoo zeer geliefkoosde^ ftelzels levendig te houden, zich in corpora's of gezelfchappen verzamelen; dan Burger, offchoon zulks wezenlyk by u bekend is, zal hetu nochtansnietongevalligkunnen zyn, dat ik u iets van die natuur opdisch, als zynde uwen aandagt ten vollen verdienende. Onlangs by zeker oranjeklant (niemand genoemd, niemand geblameerd) uit hoofde van affaires my bevindende, zeide dezelve tegens my (vastelyk geloovende, dat ik met hem van dezelve gevoelens was) Vriend, wy hebben nu onze zaak tot zoo verre afgedaan, dat wy 'er heden toch niet verder mede kunnen voortgaan, als het u kan piefieren, dan zullen wy te famen een pyp gaan rooken, in een Vaderlandsch, maar niet min ftichtelyk gezelfchap. Denkende, dathy wezenlyk een Vaderlandfche byeenkömst op het oog had, topte ik direct zyn voorflag, als niet hebbende te verzuimen. Dan hoe groot was myne verwondering, dat ik, in een vry groote Kamer gekomenzynde, een byeenkömst zag van hyna 14 a 15 raenfchen van beide Kunne, alle, de een K k meer MET DE BRIL,  ( 266 ) meer, de andere min met oranje verfiert, behalven dat, was het vertrek zelve pronkende met de t-verkostelyke exStadhouderlyke Famielie. Myne leidsman en ik namen plaats; dan ik aan de vergaderde menigte onbekend zynde, wierd van hun ityf aangekeken , waarop myn leidsman, dit ontdekkende, zeide: ik 'nebbe dezen Vriend hier gebragt, omdat ik wist, dat hy mede eene is der geene, de Welke onze lieve Prins getrouw gebleven zynde, om zyne rampen, hem door Caïns geflacbt toegebracht, ookonophoudelyk zyne verzuchtingen tot Jehova de Heere der Heirfchaaren opzend, en hier op haalde hy een vry groote oranje cocarde, waar in de beeltenisfen van Willem en Willemyn, voor den dag, en hechte die, na dezelve met een hartelyke zucht gekuscht te hebben aan zyn borst. Ik zat, zoo als gy lichtelyk kunt denken, Spetlator, hierverbazendin het zweet, dan ik begreep , dat het voor dit moment het beste was, te veinzen, ie. om myn leidsman niet in het laberent te brengen, en ten 2e. om langs dien weg gelegenheid te hebben, van alles af te neuzen. Men begon my nu wat meer vertrouwelyker te behandelen, waar toe niet weinig bybragt, dat ik my tusfchen beide iets liet ontvallen, 't welk met hunne fentimenten ftrookte. Dan na een halfuur hier te zyn geweest, ftond een lang, mager perfoon over einde, en posteerde zich voor de tafel, zodanig, dat hy van alle de aanwezendekon befchouwd worden. Dan ik wil u deze mans voorkomen, voor ik verderga, eens wat nader omfchryven. Hy was circa 6 voetlang, had een zeer mager, en langwerpig, fchraal aangezicht, zynde zyn hoofd gedekt door een vry groote doch zeer lang gebruikte Pastoraale Paruik, had twee groote uitpuilende oogen, cierlyk omgeven met purper roode randen, uit welke onophoudelyk eenige zilte traanen lekten , dit eerwaardig gelaat pronkte met een zeer fr.iaje kanbonkelsneus, insgelyks vry rood van couleur, ftrekkende deszelfs wyde neusgaten tot een verblyfplaats van zyne Snuif-Tabak, waar van hy een groot minnaar fcheen te zyn , jammer was het maar, dat zyn groote wyde mond vry tandeloos was, fchoon die geenen, welke 'er nog in pronkten,de verw derSmitskoolen waren tartende, niettemin bragt zulks eenige misvormigheid te weeg aan zyn veelpuisterig wezen, een lange magere hals, doch dewelke ik om deszeis zwarte korst niet geloovein delaatfte 6 weken gereinigd te zyn, was omkleed met een dunne; das, die ook vry lang van deHaarlemmerbleek was te huis ge-  ( 26? ) geweest, vervolgens had hy aan een kaale zwarte rok ert kamizool en Iedere broek, en zoo alles naar evenredig-1 heid, dus om kort te gaan, in het geheel een voorwerp, het welk op het eerfte aboör aller attentie wekte. Na 2 of 3 hartbreekende verzuchtingen hemelwaards te hebben gezonden, opende hy zyn welbefpraakte mond, op de naarvolgende wyze, terwyl zedigheid en deftigheid uit 's mans roode oogen fchitterde. Eerwaardige Toehoorders, alle met my hier te famen vergadert, om Jehova, onzen trouwe Verbonds God groot te maken, onze lieve fukkelaar, onze dierbaare Vorst en overkostelyke Spruiten en de deugdzaame Pru sfen, met ende benefFens de trouwe Bondgenooten, de nooit genoeg geprezene Engel» fchen te pryzen, en eendrachtelyk met ons hart ende onze gantfche ziele te verheerlyken , endeonzezuivereoranjeliefde en trouwe te betuigen, ende tevens alle die geenen, dewelke die getrouwe Man Gods, die verdrukte Wagter en Trompetter op Sions Mnuren, een kwaad harte toedragen en haaten, ofte allediegeenen, dewelkehet zweerd des oorlogs tegen dat geduldigelammetjeende deszelfs zoo dierbaare Zoigelingen hebben uitgehaalt, getle » pen, gefneden, gekorven, ofte gehakt en diepe wonden om te bloeden gemaakt hebben, te vervloeken ende te verwenfchen tot in alle eeuwigheid amen! Lieve Broeders en Zusters! daar zie jelui nou aan de muur hangen het af beeldfel van al jelui hoop en troost hier in deze vergankelyke waereld, jelui weet, ja je weet grondig net ommers of het in je hart gebrandmerkt was, dat onze dierbaare Oranje Prins, ach hoe fuikerzoet is dat woordje niet in den mond (en met een kuste de vent of fchobbejak , een medaille waar op Willem en Willemyn afgemaalt was, en die voor hem op tafel lag, meteen hartelykheid, die my de grootfte verontwaardiging veroorzaakte) zoo veul voor jelui gedaan , geleden eu uitgevoert het, en dat hy nouw net als Christus voor ons zyn zondig Volk een vloek is in de oogen des Zoonen Belials, des Zoonen Caïns, des Zoonen Judas, des Zoonen Neroós, des Zoonen Vitellius, des Zoonen van alle de Goddeloozen, en by de Heere verdoemelingen, die op de aarde zyn , maar gy weet Zusters en Broeders, en dit is in ons harte ten eeuwig, ften dage ingeprent, zy zyn alle den Heere een grouwel, die zondige Nederlanders. Och wat een bittere fmart voor ons arme menfchen, dat wy hun Nederlanders moeten noemen; maar evenwel laaten wy nietige oranje fchepfelK k 2 tjeg  ( 268 ) tjes, die mot onze dierbaare Vorst nouw om onzeongerechtigheden zoo in verdrukkingen zyn , niet geheel en al de moed laaten zakken, of de vlerken laaten hangen, riet als een gans of exterdie de keel afgeftookenis, och neen want hierkan jelui wel op aan, dat, hoedonker hel 'er ook met ons mag uitzien, hoe groot dat het Franfche Volk ook zyn mag, en op andere fchynen teoverwinnen,jelui verlosfing na by is, och ja, zoozeer als jeluy nou in verdrukkingen zyt, en traanen van ftnerte hooilt, zoo zeer zei jelui haast van vreugde danfen, en op de zondige Paterjotten en helfche Keezen overwinnen, en rechtveerdige wraake neemen,. ik herzegge, want dit is my van nagt in een heilig gezigt zoo klaar vertoont, dat onze Prins, onze lieve, ónzen dierbaare Oranje Worst en geheel zen Volk zoo vertroostende voor ons zyne trouwhartige kudde, als een dief in de nagt tot ons zal komen, net mot ik je zeggen,' als jy als wy arme fukkelaartjes het'tminst denken, en als wy van waare oranje fmert in onze traanen zwemmen, dan zal het zeg ik op eens wezen, ftaat op mannen, broeders, je Prins, je Trooster, je Verlosfer, met alle zyneduyzende fchaaren is gekomen, gaat heenen maakt je vrolyk, drinkt je vol zoeten wyns, wreekt je nouw op de verdoemelyke Paterjotten, je Vyanden, laat haarluy judas bloed loopen, fpaart niet een van hun, plundert hunne huyzen , maakt u vet van debuyt, en het zal als dan over geheel Nederland zyn, Hozanna ! Hozanna ! Hozanna! onzen Oranje Vorst die in druk was, die verhaten was, die een balling was , is gekomen, en nouw Iaat hy tot hem komen alle zyne fchapen, die in de handen des anticrist, des zatans, des duyvels geweest zyn, en de zoo jammerhartig hebben moeten lyden, omzyneliefdens wille, maar de bokken worden afgefcheiden , gekerkert, gedoemt, gepynigt, en de gehangen , en degerabraaktover de heele zeuve Landen, en de als dan zal de duurte van je vlieden, maar de hooren desovervloedszal je als dan weder vet maaken, en je zult alle danzen van weelde, en bulken als vetteOsfenin een grafige weide! daar om lieve Broeders en Zusters, wilt je nouw niet dood hooilen , nouw de Keezen met je omfpringen , net of je ilegte menfchen en geen Vaderlanders waart, laaten ze je nou al reis de Ampten ofneemen, het is ommers maar voor een tyd, naderhand kryg je lui het allemaal tien dubbeld weer, en of er al wat in die Keeze Kranten ftaat, gelooft het niet, want het zyn allemaal leugens dat zy 'er in zetten, om ons braave deugd* zaa-  ( 269 ) zaame en den Heere welbehaagelyke Oranjevrienden te verfchrikken en te kwellen, maar ik zie het al, zy zullen alle met tien dubbelde (lagen geflagen worden! zie daar toehoorders, dit heb ik jelui in dit avenduur weer tot itichting willen voorhouden, en om je lui zwakke harten te vertroosten en op te beuren, laaten wy nou om ons te vervrolyken, en om te befluiten, en om onze lieve Prins te verheerlyken na ouder gewoonte zingen. En toen begon de misdadige vent. die fchoelje te zingen een liedje , zekerlyk van zyn eigen maakzel, zoo als gy begrypen kunt Spectator , mal, heel mal orani'e, doch ik heb het niet kunnen magtig worden, en dit geëindigt zynde, wierden de Oranje Koekarders zorgvuldig weggedaan, en wy verlieten die vervloekte Vergadering, en ik was duizendmaal blyde, dat ik eindelyk uit dat verwenste Gezelfchap geraakt was. Eenige maaien intusfchen flond ik op hetpunt, om te doen blyken wie ik was, maar ik bedwong my, denkende: veele honden zyn de haas zyn dood. Ik heb u deze toegezonden, cmi u eens te doen zien, welke kostelyke Gezelfchappen.'er zyn, en welke fcheinheilige en Godonteerende gedrochten aldaar verkeeren, om den onkundigen te verfchalken. Zoo gy het goed vind, gund dan deze een plaats in uw blad. Inmiddels zal ik my noemen G y en de andere myner vrienden in 'sHage, zult al weder eens verlangen, dat ik haast eens byukom, dat ik ook al zou gedaan hebben, maar ik heb tot heden toe, noch zoo weinig by eikanderen gezamelt, dat het niet de pyne waardig is, om daar mede een reis naar den Haag te onderneemen, even wel verzoek ik u te vreden te zyn, alzo ik toch voorneemens ben, om binnen kort na ouder gewoonte by u te koomen. Dan nuwatanders, datMuijen is toch een vervloekt praat- en babbelachtig nest, een elk word 'er by het gat om gehaald, een ieder moet 'er een feer laaten, en dus kunt gy begrypen, dat ik ook niet ongefchonden blyft. Het is waar, dat ik nouw reeds 17 jaar hier by de Heer Delpiere woon, dat ik hem regeerals een kind, en vollïrekt na myn pypen d.ce danfen, maar Kk 3 ei uw Mede-Burger! P. Gelriacus. EERWAARDE NICHT!  C 270 ) ei lieve, is dat niet billyk, neem ik het Huishouden niet waar? fla:;p ik niet hy hem, even of ik zyn vrouw was c{ en was ik dan geen zottin, als ik. niet maakte dat ik 'er myn rekening by vond?gaan zyn zaaken de kreefte gang? en raaken zyn kasfen leeg? wel wat raakt dat my, is hy zelfs niet mans genoeg om daar op te pasfen, dat hy zich dan laar. opfluiten , wel nou ja, men zou een anders hoer wezen, en dat nota beie 17 jaar lang, en 'er niets by opff.eek.en, wel ik moet zeggen; ik was niet waard, dat ik een eerlyke hoer was. het is waar, ja de Zoon, hyisnou jaar oud, krygt lingfen en rechtten van my, net zoo wel als dat kleuter, zyn zusje, zy is nouw aojaaroud, als zy maar niet doen. zoo als het my belieft, en waarom niet, want ik heb de Vader wel onder de knie, en zou ik'er dan niet oprosfen, als zy tegen myn zin handelen, ziet Nicht, dat zal ik blyven doen, al zou 'er ook gansch Muijen van gewagen; Och ja, het is wel waar, de dochter mach zelfs niets koopen, als zy ommers wat van noden heeft, kan zy by my ten offer .koomen , my dunkt waarachtig, dat ik daar voor hier al te lang Delpieres Hoer ben geweest, en als het u belieft, als ik dit niet deed, hoe zou ik dan zoo veel naar 'sHage kunnen brengen, want als ik nu voor de mooije Juffrouw, dat vervloekte asgat, dat kleuter een 5 gulden uitgeef, dan zoo breng ik 'er mooitjes myn Pol 14 gh voor in rekening , zie zoo doe ik, ja ik pas op de kleintjes, ik reken dat'er voor my iets overfchiet, in het kort, ik overleg myne dingetjes zodanig, dat myn beurs altoos wel gefpektis, geraakt myn liefste Delpiere daar door op floffen.dat is volflrekr een zaak buiten my, is hy mal genoeg van te gelooven, dat het waar is, als ik hem zeg, dat ik myn Tas, myn Knipbeugeltje, en andere ftronterije met zoo veel contand geld daar in verlooren heb, en is hydol genoeg, van my dat telkens terug te geeven, en veroorzaakt hy daar door dat de 3o,ooogl. welke hy hadt, toen ik by hem kwam woonen, fchoon aan de haak koomen, dan zal hem niemand in de waereld betwisten, dat hy een rech» te Jan fas is, die Steekind verdiende gemaakt te worden, dat ik als Vrouw overal de fleutels van heb, en dat het lieve kind, de Juffrouw in alle opzigten onder my zit, is niet meer als recht en billyk, en ftooren zich daar en meer andere zaaken de Muijenaars aan, en geeft hun dit (tof tot praaten, ik mag het wel Iyden, ik ga daar om , en des al niet temin zegt Katz .myn oude gang, en is dan eindelyk by myn lieve Delpiere deboel geheel en al fchoon fchip,  C 271 ) fchip, wel nouw, wat zwarigheid, ik rol dan myn matten op, én veeg myn g: aan de poort, wel verzekerd zynde, dat'ikmyn koetjes op het drooge heb, en laat myn 's ge. val de malle jonge dan Klokkeluider van de Zuider Zee worden, en wil de meid uit fchoonmaaken gaan, wel zy kan dan myns geval haar rol fpeelen, al wou ze ook mee Panael, braetael by de weg loopen, ik zal 'er my niet tegen verzetten Nu lieve Nicht, de brief is reeds vol genoeg, en daarom zal ik befluitende my noemen. Uw toegenegen Nigt Stïntje. BURGER SPECTATOR! 2ieer waarfchynelyk zal het uw bekend zyn, dat 'er eene geforceerde geldheffing plaats hebbende, een elk gehouden is zespro Cento na maate van zyne bezittingen, ampten, of bedieningen ten behoeve van den lande aftegeven, dan of UE. bekend is, dat 'er zoo als in vroegere dagen gelukzoekers plaats hebben, is by my als noch een raadzel. Dan onlangs by eene myner Vrienden in gezelfchap zynde, zoo wierd 'er gefprooken over deze negotiatie, en wel in diervoegen, dat 'er iemand zich op de navolgende wyze uitdrukte, ik moet, zeide hy, ingevolge myne bezittingen opbrengen, een zomma van 975 guldens, welke fom, .om zoo in eens inbaart gelde aftefchuiven, voor een Burger mensch al een aanzienelyk ftuk gelds is, dan ik hebbe vernomen, dat men by eenige Makelaars gelegenheidkan bekomen, om de 100 gi welke men den lande ingevolge de geforceerde geldheffing verfchuldigd is, met 46 a 47°gl. kan voldoen tegen eenRecepis, dat men aan de Lande voldaan heeft, en als dan fuppleeren de Makelaars het daar by te kort komende, en ontfangen daar voor de Obligatien van welke, zoo als gy begrypen kund, de wettige eigenaars uit hoofde van de ontfangene Recipisfe, voor altoos verftooken zyn, en hier van zeide hy, ben ik voornemens, my te bedienen, want alsgy nueens begrypt, ik geeve de volle 100 gl. dan zal ik trekken 2 en een halve gl. wat is 2en eenhalvegl.datbetekend immen niets,en nu kan ik bewysbekomen.datikden Lande voldaanheb, als ik 46 gl. gegeeven heb, zekerlyk, ik ben van de Obligatie verftoken, maar kan ik niet oneindig meer geld winnen met de resteerende 5 en een halve g! die ik incasfahouw, als wanneer ik 100 gl. uitgevende 's jaarlyks 2 en een half ontfang? dit wierd van een ieder toegejuicht, eu elk der aan-  ( ) aanwezende nam voor, zich van die Makelaars, ten zelfde einde te bedienen. Welnu, wat zegt gy Spectator, zal de Negotiatie in die trant aan het.bedoelde oogmerk voldoen, zullen op die wyze de penningen in Lands casfa komen, welke men met reden kon verwagten, als zulke Makelaars enkel door vervloekte eigenbaat gedreven, foortgelyke intrigues gebruiken? ik voor my ben van oordeel, dat men wel degelyk onderzoek behoorde te doen naar zulke Makelaars, zulke fchyn-Patriotten, welke niet anders zoeken als hun eigene beurs te zalven, ten koste van het welzyn van den Lande. Vraagt gy my, wie zy zyn, dan moet ik betuigen hun niet by naame te kennen, zekerlyk heeft eene Geei-zich hier mede opgehouden, tentet» de van de heffing van de 25ft Penning; dan of die man hier nu ook deel aan heeft, is my onbekend. Evenwel vkomt het my voor, dat onze Municipaaléh of derzelver Commisfarisfen op deze inbreuken ten nadeele van den Lande ondernomen , ten naauwkeurigften behoorden te letten, en zelfs de zodanigen te ftraffen, welke zich met dusdanige fielteryen ten nadeele van den Lande occupeeren, nadien het eene bewezene waarheid is, dat langs dien weg, en Land en Eigenaar benadeeld word, enkel ten faveure van foortgelyke winzoekende fchelmen. Dit heb ik u eens willen mededeelen, en is het een plaatsje in uw Blad waardig na uw oordeel, het zal my zeer lief zyn, het zelve daar in te mogen vinden. Intusfchen ben ik uw Vriend en beftendige Lezer! Hendrik Communis. DE RECHTBANK van RADAMANTHUS. ACHTTIENDE AFDEEL1NG. CHARON. Ja, ja fchurk, ik hoor je wel, fchreeuw maar zoo niet, ik zal wel koomen, allonmyn beesje, myn lieve Cerberus, myn trouwe Medemakker in alle myne wederwaardigheden, het is weer onze zaak, om op de proppen te koomen,'want wy moeten weder een vervloekte Oranjefchurk over voeren , ik denk, dat hy zoo iets van de taart zal bekomen. CONRADY. Wat dit en dat uitgebrande Veermandenk je wel, om een fatzoenlyk man zoo lang te laaten wagten, en zich hees te la; ten fchreeuwen? (Dit Gefprék zal vervolgt worden.) Dit Vertoog word alle Maandagen a i§ ft. by de ge, woone Boekverkopers uitgegeeven.  D E NIEUWE SPECTATOR M E T D E B' E. I Lu N°- 35- GELIEFDE ZUSTER! D e Heere zy dank, ik mag je dan eindelyk, zo wel als my zelve geluk wenfchen met de nederlaag der Franfchen! och ja lieve Zuster, de deugdzaame Oostenrykers hebben die zondige waereldlingen eindelyk op het aanhoudenden vuurig gebed der vroome Zusters en Broeders tot lalieter geflagen, en dit is wel waar, gy kunt 'er u op verlaaten, want het is my van een zeer vroom mensch, en op wier woorden ik altoos ftaat kan maaken , in vertrouwen verhaalt, en dus Iaat ik u oordeelen, hoe ik by het ontfangen dier verkwikkende tyding te moede was j dan dit is het nog niet al , maar de Franfchen , myn lieve Zuster, zyn ook in haar eigen Land gebeukt en geflagen, en wel tot zoo verre, dat zy, om deftraftendehand Gods (want dit is het zeker, zoo als gy begrypen kunt) te ontwyken, zich hebben gedwongen gezien, zich in dediepfte fchuilhoeken van Frankryk te verbergen, ó Wat zyn die Engelfchen toch lief, nu kan men eerst duidelyk bemerken, de Keezen mogen praaten zoo als zy willen, dat de Britfche Natie het begunstigde Volk van den Heere is, want zy zyn het ommers, die uitverkooren zyn, om die dwaaze waereldlingen, die Vryheidfchreeuwers te verderh 1 ven  ( -7# ) ven, en met wortel en tak uitteroeijen, en nouw ziet meri eindelyk eerst recht, welk een zegen zy op hun werk,op hunne ondernemingen hebben; dan ik weet noch maer Zuster, maar ziet ik wil het uwel in vertrouwen mededeelen:"evenwel zoo, dat gy bet voor u houd, en dat 'er niemand, zoo als men zegt, zyn tanden aan ftoot; de Engelfchen zyn dan voornemens om de geheele Nationaals Conventie, volgens het eeuwig en onveranderlyk raadsbefluit te verdelgen en tot niet temaaken, en met Lodewyk de achtiende op den Throon te plaatfen , de zegen, voorfpoed en welvaart aan Frankryk terug te geeven; ó wat zyn die Engel 1'chen toch lieve menfchenvrienden, hoe veel verplichting zullen de weldenkende Franfchen dus niet aan hun hebben', och myn hart, en die der andere vroome Zusters, hebben 'er ook zoo om gebeden , gezugt en geiteend , en nu mogen wy dan eindelyk zien, dat wy ze^en op ons heilig werk hebben; och wat een genade word 'er dus aan ons nietige, maar vroome aardwurmpjes bewezen! maar nu is my noch, en daar ik even goed op aan kan, in vertrouwen verhaald, dat de Engelfchen , onze trouwe Bondgenooten, och wat zyn wy toch trouw voor oranje! eersdaags met een groote lcgerfchaare tegens de Franfche Vryheidfchreeuwers zullen optrekken , en om bet werk met de meeste fpoed te verrichten f maar fpreek 'er toch tegen geen mensch van, want de Keezen zouden misfchien , als zy 'er de lugt van kreegen, tegen de Goddelyke werken inwurmen, en dan zouden zekerlyk alle diedeugdzaame pogingen in duigen vallen) dat de Engelfchen met allen fpoed naar Frankryk zullen optrekken, met de deugdzaamfte bedoelingen van de waereld, en om alle goddelooze aanflagen daar tegen te verydelen, zullen zy over Madrid, Saragossa en zoo op Oostende naar Stra atshurg , verderop Hamburg door Keulen, op eensna?arysheen trekken; och wat zal het een vreugd als dan-in die groote Stad zyn, en als dan die nieuwe Koning op zyn Throon zit de Nationaale Conventie verdonkerè maand, en alle die'booze Patriotfe Franfchen verdelgt zyn , och ik wouw, dat het al gefchied was; zeg Zuster, had gy wel gedacht, dat 'er noch zulke groote en gelukkige zaaken gebeuren zouden , en dat daar de Franfchen reeds zoo verre gevordert zyn, dan wat zal ik u zeggen Zuster, het komt zoo als gy ziet, alles net uit, als onze vroome Leeraaren (ach wat worden die arme halzen thans verdrukt) altoos voorfpeld hebben; dan laaten wy met een heilig geileen mtr . roe-  C 27S ) roepen : wonderbaar zyn des Heeren werken , zyne wegen zyn niet onze wegen , alles is te wonderbaar, wy armefchepfeltjes kunnen 'er niet by, hoe vroom wy ook zyn mogen! maar lieve Zuster, gy weet nu nog maarpas de helft, maar de lieve Enselfchen zyn voornemens, zoo de Heere wil, oin in pnsfant hier te komen en de zaan terecht te brengen (och wat is da' goed , niet waar) en dan brengen zy onze lieve Prins en geheel zyn dierbaar Oranje Huis mede, en denk eens, als de Prins, (och die lieve vroome Willem, wat kunnen my die gedagten goed doen, elk vogeltje zingt toch zoo als hy gebekt is) als die lievePrins, zeg ik, hier komt, dan brengt hy ook de vieren eenhalve millioen ducaaten mede, die hy.toen hy weg ging, mede genomen heeft, die fukkelaar, dat lampet voor alle onzuivere oranjezielen mede genomen, och ja, en ik hoor dat zyn Mevrouw en de andere Mevrouw, zich totdereis al gereed maken om hier na toe te gaan, heden wat zullen de Keezen op hun neus kyken, als al die fraaije dingetjes gebeuren, en de Engelfchen hebben vast beflooten om alies voor Sunternieklaas aan een kant te hebben, dat zal eerst esn mooije Sunternieklaas voor de Patriotjes zyn, niet waar Zuster, ja ik moet 'er toch eens om lachen, ik kan het niet helpen , want ik ben toch maar niet meer als een mensch, al ben ik een vroome Zuster; apropos lieve Breekt, heb je wel oranje om cocardens te maaken, ik heb noch een heele mooije, maar die heb ik al de tyd in huis gedragen, maar anders moetje maar met orleaarj. wat oude linten verwen, en dit zal ik ook doen, om myn goede* Vrienden, als D°. Hoffnum, Nuis, Haak en andere mede te geryven, zelfs heb ik al eens wezen hooren, waar men' de beste en het goed koopfte orleaan kan bekomen, ja myn hart fpringt op van vreugd, als ik bedenk, wat een blydfchap wy zullen genieten, maar bedwing je toch Zusier , en laat niemand van deze zoo kort op handen zynde zaaken blyken. Nu lieve Zuster vaar wel, en denk eens *m je Vertrouweling en waare Vriendin. Je gelouterde Zuster!*- Aisichel Geelgat, LIEVE HEIN! Ongetwyffeld zult gy zoo wel als ik vernomen hebben, Klias< uwe loopbaan fneld ten einde, weldra zal het geduchte oogenblik aanbreeken, in het welke gy aan de Almachtige rekenfchap zult geven van uwe geveinsde Godsvrucht huichelary, onbetaamelyke geld afperfing en fchan- delvke' verraderyen! ben ik alleen, en aan my zeiven óvergelaaten, ik verveel my welhaast — leg ik my des avonds ter ruste, fchielyk worde ik op het aller onmedoeendst gefolterd door droomen, welke myn ziel door deszelfs yzelykheid geheel en al afflooven; in dezelva verwonen zich de voorwerpen, welke door my mishandeld zvn en fchynen den hemel om wraake aan te roeoen' ach dat den Almachtige gave, dat ik nimmer gebooïen was, of dat aanzien nooit genooten had! onzalige als ik ben wanneer zie ik een einde aan myne zielskwellm- „an 1 wanneer zal het beangst geweten afiaaten my te Teisteren? neen nimmer, de dood flegts zal my voor eenwie aan de Goddelyke en welverdiende ftraffen bloot geven, en eindeloos rampzalig maken! gruwelyke overdenking-— yzelyke kwelling wieder ftervelmgen kan  ( 283 ) my in zielsangsten evenaaren! Gevloekte Vrybeid, doemwaardige üorlog! ook fchaftgy 't menschdom niet als rampen, en fielt ons aan kwellingen bloot, welke wy geduldig en ftruffeloos moeten lyden, even of de maat onzer wederwaardigheden noch niet genoegzaam was! — hier wierd ik door het geftommel van Lizabet, myn dienstmaagd wakker , en met eene van dezen zonderlingen droom verftooken; evenwel was dezelve zoo duidelyk, dat ik inltaat ben u dit over te brieven. Zekerlyk kan ik niet zeer gunftig over Eleasdenken , danoF's mans toeftand zoodanig is, als my in den droom is gebleeken, zal ik daar laaten. Ik heb geoordeeld u echter van dit geval te moeten informeeien, intusfehen ben ik na cordiale groete en plichtfchuldige dienstofferte Uw Made Burger I j. de Dromer. GEACHTE NICHT! O nlangs ergens in gezelfchap zynde, was or.?eMunicipaliteit het fusject van discours. Heden, zei Je eene der aanwezende Burgeresfen, doch welke ik niet geloove, dat heel ligt kettery in de wereld zal brengen: zoude nu der Burgeren belangens, en het recht we! zoo goed gemaintineerd worden, als voor deze? waar op, een ander, doch die zeer goed van de tongriem gefneden was, wat fpytig het woord opvatte: waarom dat niet? ik kar my niet begrypen, Burgeres, hoe gy u zoo een onvoorzichtige, en niet min hoonende vraag kunt laaten ontvallen; of denkt gydan, dat het by het vooiig Bellier zoo juist altoos in den haak was, och heden neen Kind, en om u hier vari een ftaaltje te geven, zal ik u een klein gevalletje mededeelen, het welk een jaar 2 of 3 geleden, alhier heeft plaats gehad. By een zekere Weduwe, toen ter tyd woonachtig op de Binnenkant by de buite Bantemerftraat, logeerden 3 Juffrouwen, met name ten Bosch, welke voorheen in de Stad Utrecht gewoond hadden Gezegde Juffrouwen hadden by die Weduwe een kamer gehuurd,'benevens de kost, en waar van een wettige hu'ur-cedul gepasfeeid was, bedragende een fbm voor het gehecle jaar van ƒ 700:- wel te weten voor de 2 Juffrouwen-, zullende de 3de by de maand betaalen. Eene Doftor Moerel, Minnaar van de jongde Juffrouw, verkeerde dus daaraan Mm 2 huil  ( 286 ) huis dagelyks, en at niet zelden mede. Dan alzoo gezegde Juffrouwen, om reden my onbekend, metdeWeduwe eenig verfchil kreegen, zoo refulteerden daar uit zekere onaangenaamheden, welke de Juffrouwen ten Bosch moveerden, om op een zekere morgen, de klokke 3uuren, na by de Weduwe een volle maand gelogeert, en kost en drank genooten te hebben, op een zeer onbetaamelyke wyze van daar te delogeeren. En om dit ongehoorde de. logement in allen opzichte te faciiiteeren, was 'er by voorraad een Zolderfchuit voor de wooning gelegd, ook was de eene Juffrouw met haar Minnaar Moerel, 's nagts voor de gezegde morgen uithuizig geweest, en kwam een weinig voor driën, verzelt van haar Minnaar en van een menig;e kaerels, zoo Schuitenvoerders als Kruijers, op een zeer onvriendelyke-wyze in huis dringen, ontweldigende op een malitieufe wyze aan de Dienstmaagd de ileutel van het huis. Toen ftooven al dat Volk naar boven, droegen met alle geweld de meubüen en goederen van de Juffrouwen ten Bosch ten huizen uirop''gezegde Zolderfchuit, ook namen zy van de Wedw. mede een .Koffer, •een Sluitmand en een nieuweBeddezak, en alzoo vertrokken deze Dames, zonder de geringde duit te betaalen, en fchaarnde zich niet door dit fchandelyk gedrag de Rechten van den Burger te violeeren, en vertrokken zeg ik, met 'er woon na eene Santhage, ter dier tyd Exploicleur van den Hove van Holland, en woonende op de Prinfegragt, bydeLooijers! gragt. Hoe de Weduwe en verdere Huisgenooten moeten zyn gefield geweest by dit geweldadig delogement, op zulk een ongehoorde tyd, en waar van geen hetminstebericht was gegeeven, laat ik een ieder oordeelen. Met reden vervolgde de Weduwe opgenoemde Juffrouwen in rechten, ten einde zoo mogelyk eene eclatante fatisfaftie te obtineeren. Dan alzoo de Weduwe de onvoorzichtigheid had van het zegel zelve te tekenen, en copy door de Huurders getekend was, ontmoete zy een zee van onaangenaamheden, want de Juffrouwen hadden de verregaande onbeichaamheid van- te declareeren, dat 'er geen huur-cedul was. En eilieve, zoo 'er geen huur-cedul was, hoe komt dan de copy door hun getekend? dit logenftraft immers hun declaratoir ten volle. Dan nu bediende party zich met te zeggen: dat de Weduwe tegen de ordonnantie op het klein zegel geè'maneert, gezondigt had, en alzo dë ongelukkige Weduwe genoodzaakt, volgens vonnis van Heeren Scheepenen, de proceduure te verliezen, in weer£, jj.•■■ \V° 4 . wil  ( aS7 ) wil van een bondig declaratoir, getekend door de Notaris Korf, en beëedigd door een aantal refpectabele getuigen. De Juffrouwen ten Bosch zyn in deze zaak bediend geworden door den Solhciteur Praag, en hebben dus aan die man, offchoon een Jood, zeer veel obligatie, want hy is de caufa movens geweest, dat de Juffrouwen fummacum Jaude triumpheerden, offchoon Themis haarlieden aangrimde, dat zy in geen amende vervielen by den Hoofdofficier Elias; welke zy mejudice verplicht waren te bétaalen, om en van wegen de violence van het Huis der Weduwe in den nagt, eneindelyk, umdatzygeabfolveercL zyn geworden van alle betaaling, zoo wel vóór geuooten tpys en drank als inwooning, hebbende zelfs het medegenomene nimmer terug gegeeven. De fchrandere Schepens, welke over deze zaak gezeten hebben, waren onder anderen de Heeren Clifford, de Smet, Hougeur, du Ouesne, van de Pol en Duitz van Asfendelft. Wel nu Burgeres, wat zeg; gy van dit gewysde, moet gy niet bekennen , dat men dus doende by het voorig Bellier naar de infpra fc van het recht luisterde, en hebt gy nu gegronde vreeze van by onze Municipaliteit te zullen verliezen? neen was het antwoord, rrnar ik beklaag die ongelukkige Weduwe, en als ik in haar plaats was, ik zoude de zaak de novo entameeren. Zie daar lieve Nicht, iets, waar mede ik u wel voor eenige oogenblikken heb willen occupeeren', intusfchen ben ik more foluto, U w toegenegene Vriendin! Nil Sakctiüs. GEËERDE MYNHEER! .Oewaard my , wat heb ik vervloekt raar opgekeken , toen ik in de Domkop N°. 76 niet alleen je naam las, maar verbrast noch toe, moest zien, dat die vervloekte broodrot, de duivel flaat hem daar voorin vier elementen (4. quatieren meen ik) dar.r je doopceel las. Wat donder, ja kyk, ik wor 'er waarachtig hart boos om, raakte het die dit en datze fchurfdkop , dat jy een geele zyt, hy wist omuiers, dat jy J. E. de Witte 'junior zyt, Schryver van de Amfterdamfche Courant (het zy met refpeft gefproken) maar ik merk het nu. eerst recht, die jakhals doet het expres, om dat men jou uir die broodwinning zal ontzetten, want het is een goede post, en dat weet de fchurk, en om zyn vlieger ter deeg zal opgaan, plaats hy dat mooije veisje 'er in, jongens, je kent toch mooij rymen, ziet datMm is  C 288 ) is toch even zoo veel, je loopt daar recht hoog met onze Princes, nouw het is waar ook., waar het hart vol van is, loopt de mond van over) nou ja, om je te removeeren, heeft hy het gedaan, en anders niet, kyk dat is maar uitgemaakt, en dan, om 'er den een of anderen Kees in te draijen, bewaard my , wat vervloekte fienteis , maar •weetje wat de Witt, de kaerel is van Cayins geflagt, daar kan je maar wel op aan, en dus geeft hem weg, tel hem niet, of liever, als ik my wel bedenk, daag hem voor de punt, maakt hem een knoopsgat, zend hem met een Vivat Oranje naar de andere waereld, want wat is'er aangelegen, het is toch maar een Kees, en anders niet, maar neen, nu ik my wel bedenk, zet in je eigen Courant een Advertentie van hem, maakt hem uit, voor al wat lelyk is, dat de honden geen brood van hem lusten, gy kunt 'er niet te veel van zeggen, en zegt , dat al wat van u in de Domkop vermeld ftaat, een afgedraide leugen is, zet 'er 52 ducaaten op, en belooft die te zullen geeven, aan die genen, welke u kan overtuigen, een geele te zyn, alleenlyk pas in 'hemels naam op, van uw naam niet onder de Advertentie te (tellen , want de pikke jongetje , gy waard de ducaaten fecuur kwyt, als men eens lust kreeg u van de geelzugt te overtuigen. Zie daar maatje, wat ik tot uw troost heb willen fchryven, en gy kunt daar uit genoegzaam zien, dat ik uw boezen Vriend ben. Harmanus de Bekkesnyber. BURGER SPECTATOR! IFIeeft men in N°. 32 de Metten gelezen, van eenige li anten, die als Middel - oorzaken befchouwd kunnen worden , van het ongeluk waar in den Burger Advocaat Harger met zyn gantfche Huisgezin zoo onfchuldig om de zaak des Vaderlands gedompeld wierd. — Geweldig fpeet het my, dit leezende, 'er wel de naam van den Burger Diterich in te vinden, doch niets van zyn, nog van deszelfs Vrouws Charafter en gehouden gedrag by en over de Apprehenfie van onzen voorn. Burger daar in afgemaald te zien. En daar ik deswegens even zeker als den Schryver van den reeds door u geplaatften Brief onderrigt meende te zyn, twyffele ikjniet, of gy zult de Volgende Auecdoote als een vervolg op het gezegde verhaal me.  D E NIEUWE SPECTATOR-' MET DE B 1 ! L N», 37. BURGER SPETCATOR! Ik heb laast je Weekblad gelezen over Weesp, en daat was veel waarheid in, gy moet een goede Correspondent hebben, maar ik dagt ik zal ook eens een brief fchryven, en die zal hy ook wel plaatfen, omdat het nodig is, na wy de . Rechten van den Mensch eerbiedigen, dat het Volkje ontdekt word. Nu Burger, je fchreef van de Colonel van de Schuttery, dat hy een ambt als Veerfchipper had, dat is zoo, maar die knaap heeftnog veelmeer ambNn ten,.  ( 292 ) ten, hy is Cominisfaris van de Trouwzaken, Regent van het Gasthuis, en alles wat hy vraagt van de Municipaliteit dat krygt hy, want daar zit in zyn Vader, Broer, Ooui en wel vier Neven, en dan nog meer die op zyn wenken vliegen moeten, of zy zyn zyn werk kwyt; en in de Krygsraad fpeelt hy de baas; ik ben ook in de Burgerwagt, en als wy maar niet naar die ariftocraat zyn zin doen, dan is het vloeken en raazen geen gebrek; veele Schutters wilden hem gaarn kwyt wezen, want hy is ondraaglyk tróts, maar alle zyn afhangelingen, Knegts en anderen, durven de kat niet aan. Nu wilde ik je voor myne Kameraads eens raad vraagen, hoe of wy het best aan zullen, om ons van die man en gewaande Patriot te ontflaan? gy zult zeggen removeeren, maar Broer dat gaat hier zoo gemaklyk nist; nu verzoeken wy u omraad, hoe het best die knaap te loozen ? wat fpoedig als 't u belieft. Heil en Broederfchap! Wiesper Burger. 2 Oétober I79S* GEBRILDE SPECTATOR! Ik heb met veel misnoegdheid en droefenis de brief van Douwe Sparrenburg op onze Stad en fouveraine magten, dio daar in over ons zyn, gezien; wy kunnen nog wel wat jnenfchen plaatfen, maar wy hebben oude fchynheiligo Babbelaars, Nieuwsvertellers en vitters genoeg, doch Snuif-Tabak is met reden kwaad dat hy en zyn Daan al da smpl¥ Kwyt zyn, naar waarom wierd hy geen Patriot, zoo's  ( 293 ) soo'n gek, dan had hy immers ailes kunnen behouden; nu wou hy by ons in employ komen, maar daar zal de Souverain een beetje op pasfen, denk ik. Een paar kansjes zyn 'er maar voor de oude fukkel, maar ik heb'er niet veel gedagten van , wou Horsjes Wyfje refolveeien de Kakhuisjes niet meer fchoon te maken, dat was precies Sparretjes zaak en zyn fatfoen niet te na, maar 't Apothecarfchap is daar te veel aan vast, van wegen de purgaties en klefteren, des Mevrouw dat niet zal doen willen; beter en 't best was voor hem Tambour Majoor, want de onze is een dronken beest, die op de hooge Verjaardag van onze Cornel, die alles meer als refenabel op wyn en geld tracteerde, met andere bezopen lappen om de gewyde Boom rolden, en demenfchen met haar dolle gefchreeuw deeden fchrikken, waar mede zy by de weg liepen, die Jorbos zal wel zyn tongé krygen, en lukt dat niet, en wy poëten op de Engelsman los, wie weet wat hydan word, want onze hoofden hebben 't drok, en turf kisten kunnen niet mee, om in te logeeren en weg te kruipen, en om oproerige verdagvaarde oranjekraaijers, de Officies van die Heeren waar te doen nemen, en zig aan onrype Pruimen, daar een drasbroekige Jangat, negotie in begint, ziek te laaten eeten, dat zal onze Souverein wel in zvn rug hebben, denk ik. Ik heb van dat marcheeren weinig gedagten, een ernstige Kapitein Schaafbank, die wel eens bezopen uitmarcheert, om de nabuurige plaatfen in alarm te brengeu, heeft daar wel mee begonnen, maat het is van die dronken hals altyd maar een enkel grapje, en hy timmert 'er al weder op aan, en fmagt fteeds na geestige vochten. Snuif-Tabak is ook boos op onze Prefident, Bailluw, Maire, Hoofd - Officier en Commandant van onze Stad, hy durft zeggen die is geel; en de geheele Stad zal je N> 2 ku«  ( 624 > kunnen zeggen, dat 'er van oude datum nooit grooter triot in onze Stad is geweest, ja daar in ftak hy onze ei. laas overledene vaderlandfche Burger-Vader verre de loef af, en dat was altyd de oorzaak van hunne disputtèn, en de lage bokkige Capricornus, die nog met zonnebloemen, op de kuifche Verjaardag van zyn Wyfje illumineert, was nooit geen Vriend van hem , pompernikkel bromt wel dat onze onwaardige Commandant het windgeld dat hem toekomt, laat ontfangen, doch dat is maar laster en wind van Jurgi, die ook een hoope praats heeft dat zy maanden hebben moeten bedenken ever een Franfche Monfieur; we! mofje zyn zy niet geleerd met de laas te fchmftkou ? ZA jou jenever Schout, nydige Abra:n, doen wat de onze doet, die als 'er'in de ByLaitter een van ons brand is, als een waare Vaderlander de klok 'snagts gaa>- luiden en alles in de Stad wakker en in order maakt, ja hy mogt wat, hy zoude wel de klok laaten ftaan, en blyven leggen. Den Aards vader wil ook by ons komen, om dat hyzegt voor alle kleuren by ons fortuin te maken is, want dat onze hoed boven de boom draait met alle winden, hy is wel een beetje in zyn gat genepen over de v>erfchrikkelyke flagtzwaarden, waar mede onze Burgerhelden, onze Citoyens naryden, maar dat zal wel gewennen, daar wy nu alles met onze dappre Franfche Broeders doen, en ook meest alle de Franfche Taal zo wat 'verftaan, en ook eén Fransch School krygen, zo wilde ik aan de Erefident eii Municipaliteit proponeren, of wy in deze Stad toe onze groote eer, de eerfte van 't gehuele Bataaffche Republiek wilde wezen, om mee Leneemaire, Ghaimdite, Própofe en Metjudort te tellen; wat zou dat ons VaderlandschPlaatsje, daar de Rechten van den Mensch zo compleet in order zyn,  < *9S ) zyn, een fchoone naam geven, in alle herftellingea, ten besten van onze Burgery zo voor te gaan. Wat dunkt u daar van Amie Sptttator ? Van 't Kerspel 2 Senclotitude 1795. Je vous falire! Heintje uit het Geiïï. VRINDSCHOP met je BRIL, MEDE-BIR GER! 33ay de leve van de Natie, late wy niet ftaan te klage, maar verheegd weze Papatje, dat onze gebroeders in zco kostelyke biert magge wone, ik fta bedievelt, en ik wc.c kiai niet, wat ik zei ftaan te maken, of an te vangen, op de gerigten, o wail dat by 'joului ons Volk, om dat de arme dievels noch de woordfe van de braave Prins van horanje prate woude, capot gefnede en gevild, o v, i! 6 waai! dat is bymen zeel te ongelikkig, och Pap?., wat zitte we hier dan gerist, 't is waar. de goeie thyd is eeu beetje verby, 't is gien 1787, toen me lieve Krespendenie von Berlin die fchirkjes, dc Zuiver en de Meebele die de Goudiefjes von de Herfchafts plaatfc hebb i mi( g^icm. me by me brogte, begot by 'co p, funde, das war de fchat Jiweele voor bons halle, en wy khonne befpeere, de fertin met bons Volk, maar rat 'laan wy gék te weze, de Car^ojooltjes ebbe hoof hom ons Volk gedogt, ze adda kiai wel die dievelfc Akfenaties, maar begot ik eb ze late betalen dibbelt en dibbelt, aneor de bon derby hom de rcfipïs te kryge , en Papatj'è, war ma de S.ikreta; 'Nn 3 ïis  ( «ai ) ris en ien Rabbi von jouty volk niet in de nogotiegelope, we hadden weer dik van de moos geprofenteerd, 'tis kiai nou maar de uis voor de Seen en de Winkeltje van de Snyf, en de Tebak en de Phype, we oopen op gelikkiger thyde, maar Phapa de Jiftitie is begot veul heerliker als in jou biert, khyk ze ebbe ier de Birger die veel ondert Gilde van de maat, (want begot 'tis Broederfchap,) met de valfe fleetel uit de Khist afgedieft par abuis, een klyn bheetje door de Beel op de rig dat ebbe arreme gegebe mousjes voor een gilde wille probeere, en der na gaf al die genadig eere heel veel gheld an de Gouwedief kiai wel ondert gilden. Papa ot Bril de rig die jeektme om diemaos, ook met zhoon bheetje pyn han de lyf te verdbiene , malle ghekke die by joului om een gilde meer worde gemartelefeert, kom ier, ier is de fpecelatie op de barmaitige eere, met de veule hampte. Aperpo de Schoolmysjes zeydler fpalfeert met me geld door ien vervloegt bedrog in zen broek, en je Stad, ik gef begot zwo dukate dat de Beel em de quitansfi gift—■ As je wat goed kop lootjes wil, of wat klere te koop ebt, dhenk om je houwe maat. Eil en Scholem en Broedersjaft. Moses Abarbanel Cartouche Cohenius. Sajem Suda 5743. De Heerfle van de Betavefe Fryheit. DE RECHTBANK van RADAMANTHUS. NEGENTIENDE AFDEELING. E. van der POL. Ik zeg het u noch eens Charon, plaag en trotzeer my niet verder, want het is my ver- driec.  ( 207 ) oriet genoeg, zoo in eene de waereld te hebben moetea verlaaten. C H A R O N. Wel man, ik misdoe je niet, alleenelyk ik behandel je net zoo, als ik altoos myne fchimmen te doen gewoon ben, en dus weest maar wel te vrede, om voor erger behandeling bewaard te blyven. E- van der POL. Gy fchynt my noch wel te durven dryven, weet gy wel mannetje. CHARON. Wie zare leg je hier aan zyn oor met mannetjes? E. vanderPOL. Denk kaerel wie ik was, C H A R O INT. En om dat gy u zult herinneren , dat gy om uwe geile lusten bot te vieren, zoo menig een onfchuldig kind ongelukkig gemaakt hebt, en als onecht doen in de waereld koomen, zult gy het my dienen ten goede te houden, dat ik u met deze riem een weinig ftreel. E. vander POL. Ai, ai, wat een canalleufe behandeling; maar myne lieven Caron gy begrypt dan niet, dat ik in Amfierdam Scheepen, ja Burgermeester was. CHARON. Daarom juist, Weergaas, fabatskind, zult gy te meerder gebeukt worden, of dagt gy, datdiehooge ring u zou verontfchuldigen by den Rechter, neen finjeur, als zodanig een Regent was het uw plicht voor alle or.gere^eldheden te waaken, maar wel verre van zulks te doen, hebt gy geleeft als een ritzige Kater, als een vuile Baviaan, door vier Matresfen tevens te mainteneeren , zeg fchurk, hoe zal het nu die arme fchaapen van Kinderen  ( 208 } ren gaan, welke gy door onkuifche drift vervoert, verwekt hebt by een zekere Vrouw voor eenige jaaren woonende by eeneArkns, op de Nieuwendyk, fchuins over de Capelfteeg; en naderhand woonachtig op de Spiegelgragt, by het Spiegel Pleintje. ë. vanderPOL, Wie heeft u dit alles onder- richt? C AH RON. Verwonder u daar niet over. wy weeten hier alle uwe fchandbedryven; hoe zeg ik zal het nu deze onechte Kinderen, en de andere gaan, welke gy by Vrouwen u in denk en handel wyze gel yk, verwekt hebt: zullen zy niet om het onrecht hun aangedaan, u als hunnen onwaardigen Vader vervloeken en verwenfchen, terwyl de wanhoop, zy nergens heul vindende, hun tot de* grootfle ongelukken zal brengen. (Het Vervolg hier na.*) } Bit Vertoog word alle Maandagen a iï ft. by de ge; woone Boekverkopers uitgegeeven.  ( 302 ) beste Brouwery der Stad. Dit ftelde my wat gerust. Ik deed fpoedig myn avondmaal en begaf my ter rust, wanneer ik weldra in een zoete flaap viel, en myne nimmer rustende ziel door den volgende droom, eengeruimentyd werkzaam gehouden wierd. Ik bevond my in een Arcadisch Landfchap, dat, hoe zeer ook aan deze en geene oorden verwoest, echter nog genoeg overblyfzelen van zyn voorige luister vertoonde, om myne aandacht op het aangenaatnfte uittelokken. Eene mengeling van talryke Inwooneren verfpreidezich door de lachende Beemden, en voegden zich in onderfeheidene troupen by eikanderen. Alle waren zy meer of min verfierd, met veel-couleurige kleederen, linten en bloemen, gelyk Feestelingen, die vergenoegd den een of anderen grooten gedenkdag van heil, vryheid en voorfpoed vieren. Terwyl ik met aandagt deze (zoo het fcheen) gelukkigen befchouwde, voelde ikmydooreenachtbaarengrysaard op de fchouder tikken, en werd door hem dus aangefprooken. Vergaapt gy u aan het uiterlyke? zyn uwe oogen, even als de oogen dezer ongelukkigen, beneveld, datzy, verblind door de dwarrelingen der lichtftraalen, niet ontdekken, de ontzettende ge vaaren, die deze dartelende gerusten dreigen? neem dit glas (my een ovaal glas (gelyk men de Spiegel der Waarheid afbeeld) ter handftellende) en befchouw de zaaken, zoo als die zyn. Ik nam 4en Spiegel met dankbaarheid aan; maar, hemel! welk een gezicht! ik fiddere noch op het aandenken van hetzelve! dat verrukkelyk landfchap. was nu in myne oogen niet anders, dan eene met afgronden omgeevene dorre verblyfplaats van verflindend gedierte. De lachende velden en dartelende reijen vertoonden zich als angstvalligekudden, die voor de bebloede muilen der hun vervolgende wolven vlooden! de juichtooncn der zingende, en de fchelle klanken der Muziek Inftrumenten verwisfelden voor het gillen en het gefchreeuw der vermoord wordende, en vliedende onder het yzelykfte getal kletterende donderen. De zon en het licht verborgen zich achter het zwart van opéén gepakte onweerswolken, en op eens bevond ik my in de akeligste duisternis, Ik ftak myne bevende hand naar den naast my ftaande grysaard uit. Hy vatte dezelve, en zeide: ae:igd en wysheid ontbreeken noch moed noch flandvastigheid: fchoon zelfs dit Heelal tót zyn eerste Bayert wederkeerde, hetzynalleen de eigenbelangzoekers, wellustigen  t 3-5 ) es jjee«chzuchtigen die bezwyken als de elementen ftryden.— en het zyn de ongeloovigen die bedreigde gevaa ren gering fchatten, die eene prooi worden van de jammeren dezes levens — ftel u gerust myn Vriend 1 gy zult vrolyker tafreeten zien wend uw Spiegel een weinig ter rechter zyde. Naauwlyks had ikhetglas deze wending gegeven, of ik zag de donkere nevelen onder het voorlg landfchap zamen pakken, en links afdryven, terwyl een bedwelmend licht,; een min akelig gewest, aan myn gezicht openbaarde. Ik zag nu van den top eenes bergs (waar op myn Ge'ei- der my ongemerkt gevoerd had) Steden ■— Dorpen ■ Vlekken — en Velden, en welkers Inwooners (althans het beste gedeelte derzei ven) in een ftaat van gevoelloosheid en diepen flaap gedompeld waaren, waar van echter eenige Machinaal, gelyk deDroomwandelaaren(daar Hen» ninghs en andere Schryvers, ons zoo veel zeldzaamheden van verhaalen) deze of geenen werkzaamheden doch alles Irrigulier verrichten — welke werkzaamheden door eenige wakker zynde wezens zodanig werden beftuuid, dat dezelve den werkenden niet nuttig zyn noch de hun bedriegenden fchaden kon— waar door deze wakende gelegenheid hadden, om hen niet alleen van al hun geld en kleinodiën maar zelfs van klederen en fpyzen te berooven —— en aan zekere ketenen te kluifteren, waaraan zy by hun ontv/aaken op den wenk en wil van de:ze hunne Meefters, als flaaven werkzaam zouden moeten zyn, of anders offerhanden hunner wreedheden worden.—■ Niet minder dan die in het Landfchap duisternis en flavei:ny (het welke zich in den aanvang mynes drooms, zoo vreeslyk aan myn gezicht had geopenbaard) gepleegd worden. Reeds zag ik verfcheiJenen van die ongelukki • gen, naakt, uitgeplunderd — en aan die vervloekte ketenen geklonken toen myn Geleider een bazuin aan den mond zettede, en na drie maaien geblazen te hebben — met de flem als een donder (zoo dat de róllingen derzelve kletterende door de gehee'e Landftreek gehoord werden) de noch flaapende dus toeriep: ó gy flapenden! ontwaaktl Ryst op zorgeloozen! gy rust op den rand des afgronds, uwe wakende benyders uwe ge veinsde wachters maaken u een prooi;, hunner heb —— en heerschzucht«— reeds prangen hunnen boeijen en ketenen aan veelqn uwer-—- ontwaakt! —— Haat óp Qo 3 uic  f 394 ) uit den flaap der zorgeloosheid noch is het t»d-_ aarzelt niet, of het is te laat; om Gods wil, 0m uw zelfs , onder uwen wil ontwaakt, en word vry en gelukkig! |! ' 6C Eene algemeene beweging gefchieden op deze wek- ftem Een Goddelyk licht fchoot uit den Hemel, - de nu gewekten verëenigden zich , en verlosten hunne sreeds geboeide Mede-Broeders. De Engelen daalden ïftrr' ~T d£ en listigenploften, als door den blikfem getroffen, in het Hof het Heelal juichte - waare Broederliefde en Vryheid, dartelden nu onder het Menschdom. —- Myn Geleider en ik klapten in de handen - zoo fterk, dat ik 'er van ontwaakte - ó Spettatar! Ik wensch , dat wy dien heugelyken Morgcnftond ras zien glooren- Uw Mede-Burger! DE SOMNIATOR. BURGER SOMNIATORI Onder alle de droomers, die gy in uw flaap gezien hebt, zyt gy zekerlyk de zwaarmoedigfte van allen geweest. Wel foeij is dat droomen? En wanneer gy dit van zuiver Hollandsch Bier krygt, wat zal u dan overkomen, wanneer gy eens by tyd en wyle in de gelegenheid komt om als otporter te gebruiken. Hoor eens! — van NachtWandelaars gefprooken. — op myne reis heb ik 'er een aangetroffen, die al uw droomers in gevaarlyke flaapwandelinge ver overtreft. Deze korte anecdofe zal misfehientot antwoord op uw brief kunnen djenen. Ik heb op myne reize een fchrikbaarende Nachtwandelaar gezien. Hy had de gewoonte om alle nachten boven op het dak van zyn huis te klimmen, en dan vervolgens op de gek van zyn, fchoorffeen te gaan zitten. Ik heb hem zelf die gevaarlyke «^itjebyligtcmaannezien verrichten; het woeijverfchrikkelyk , en ik zag hem zoo vreeslyk met de gek jeonddraijen, dat my het hart van angst weg kromp, terwyl hy ondertusfehen daar zoo gerust zyn pyp, die hy niee genomen had, zat uit tc rooken, als of hyineen Jeunigftoe! zat. Hy zelfs heete Batjen; doch zyn broc der vrolyle Frans genaamd, verzekerde my (zoo dra hy zag, dat ik onifldde) dat 'er geen gevaar by was, otn' dat  C 305 ) dat hy Hiep, en dit al droomende gewoon was gewordenmaar indien gy hem nu wakker maakte (zei hy) bènik ver zekerd, dat hy hals en beenen breeken zou. Daarom wil ik niaar zeggen... ;a! — wat wilde ik da« ook zeggen? Vaartwel de Spectator.. DE RECHTBANK van RADAMANTHUS. TWINTIGSTE AFDEELING. E. vanderPOL. Ik meende dat gy enkel en alleeni als Veerman diende, maar het is, of gy op uw toer ook voor Catagezeermeefler ageert. CHARON. En het is of gy wellustige fatyr noch geen het minfte denkbeeld hebt van de Plaatz, waar gy aangeland zyt, dan het is my evenveel, gy zult het wei haast ontdekken, en dierhalven zal ik u, als verder niets meer met u te doen hebbende, aan uw lot overlaaten. E. van der POL. Ik moet zeggen, die Caron is at een raar ilag van een vent; de fchobbejak fchynt van alla myne daaden een compleete kennis te hebben, wie donder of hem dat zoo fraaij heeft overgebrieft? ik heb my immers zelve niet verklapt, of my iets laaten ontvallen, waar door hy kennis van zaaken heeft kunnen bekomen; — kortom, hoe of ik 'er over peins, het ftuk is my te geleerd — enfin! het is, hoe het is, de zwarten duivel is wel ter degen achter het fyne van de Mis. Maar zou het wel waarachtig zyn, dat ik hier rekenfchap zal moeten geeven van myne bedryven in myn leevea ■ zou. 'er wezenlyk een Rhadamantus zyn, voor wien ik nu zal moeten verfchynen, voer wien ik alles za! moeten biechten, en die alle myne hartsgeheimen kundig is, en die eindelyk my zal (haffen na gelang myner wanbedryven? Hemel! zoo zulks waar is, waar zal het danmetmyheen, daar ik my volkomen bewust ben, van geen greintjegoeds in myn gantfche leven te hebben uitgevoerd! zeker ja, ik heb myne Matresfen welgehandeld, hunveelgceds toegebracht, maar immers moet ik belyden, dat ik zulks eenig alleen deed en gedaan heb, om gelegenheid te krygen om myne beestachtige lusten den ruimen teugel te vieren, om geen gevaar te Ioopen, van een fnotneus te kry. gen, em eindelyk ja waarachtig het is zoo, ik voet bét  ( 36© ) het aan myn kloppend hart, myn ziel, zoo lang gewoon zich in ejn ongeftoorde wellust te baden, en als in weelde verzoop'en te zyn, zal nu op eens moeten boeten voor alle haare godvergetene euveldaaden! — yzelyke gedagten! waarachtig voorgevoel van my zoo fterk naderende rampen hoe tysterd gy my elendigei dan wat klaag ik over my zeiven, daar zoo veele onnozelen my met reden als een ontaarde, als een gedrocht, als een monster zull«n vervloeken, nadien zy hunne onwettige geboorte, welke hun van alle aanzien in de wereld zal verwyderd houden, aan niemand als aan my, hunne verachtelyken Vader! te danken hebben; noch meer, ik heb hunne Moeders door het blinkend goud, door vervloekte listen aan Ihet zweet en bloed van den fchamelenBurger, zootyranniek omwrongen, in hunne deugd doen wankelen, de braaf h&id doen verzaaken, en oorzaak geweest dat zy thands als onwaardige wezens, die ook met recht myn naam moeten doemen, zich van zelve der Maatfchappy ontrekken, en voor eeuwig aan de eindelooze en gruwelykfre.fliraffen bloot gefteld zyn! Dan wie hoor ik ? My dunkt, die Man heb ik meer gezien. CAMPER. Wel zeksrlyk hebt gy hem meer gezien; ik ben Camper. E. van der POLL. Nu gy het zegt, zie ik het; wel hoe mankt gy het al? CAMPER. Niet zoo wel als in de waereld, maar toch zoo go«d als maar mogelyk'is, maar my dunkt, gy ziet'er vervloekt milnnkolies uit, dit dunkt my, ben ik ,niet van u gewend, gy waart voor deezen altoos een minnaar van Wyn en Tryn: wat fara betekend die malligheid, gy laat de kop als een oud Wyf op zy hangen, en kykt na den Hemel, even of gy de pap geftort had. E. van der POLL. Is dat te verwonderen , heb ik daar geen reden genoeg toe, daar men gewisfelyk hier van al myn ftukjes een volkomen kennis draagt, en —— (Het Vervolg hier na.) Bit Vertoog word alle Maandagen a ij ft. by de gei woonc Boekverkoper» uitgegetrven.  D E NIEUWE SPECTATOR MET DE E 1 I L* Nv 39. BURGER SPECTATOR" 2ioo gy de volgende letteren in uw Blad een plaats wilt, inruimen, zult gy my, en nietonwaarfchynlykonzeLandgenooten ongemeen veel genoegen toebrengen. WAARDE MEDE BURGERENl 2ieer zeker zullen de meesten uwer even als ik, by de lezing der extraordinaire Nationaale Courant van 4 November met verwondering zyn aangedaan geworden, wegens de fchrikbaarende belichten in dezelve vervat: terwyl ter gelyker tyd, de grootfte verontwaardiging u en my vastelyk zal bezielen, tegen hun , welkers plicht mede bragt, ons daar van te verwittigen, voor zooverre» zy daar van zyn bewust geweest. Ik zal my wel wachten Mede Burgers! als zeker op te geven, dat wy door onze Reprefentanten verraaden worden, maar wel onderwinde ik my te zeggen, dat de Woorden : en dat zelfs de voornaamfle Leden van het tegenwoordig Gouvernement met hun onder eene deken schuilen, in dien fatalen Brief geinfereerd, my veel bedenking baaranD en my dwingen, gansch ongunstig over onze Vei tegenwoordigers te denken; en voeg hier'aan by, het geer» Pp ont  C 206 J ons ons voor eenige tyd door een naamlooze Briefis me=as gedeeld, als: 'er zyn zelfs onder uwe hoof dm des Volks *Jrl«N^itgegeeven.  «1!