VERHAAL' VAN HET X JETJEW^G JETJUUH, WAAR IN ZIG DRIE ROTTERDAMSCHE BURGERS Op den ii January 1784 BEVONDEN HEBBEN, t e UTRECHT; E N HET ZOO WEL DADELYK, ALS DREIGEND, GEWELD, HUN AANGEDAAN, door OMTRENT VEERTIG LEDEN VAN HET VRT CORPS ALDAAR. TE ROTTERDAM, By JOHANNES HOFHOUT, Boekverkooper op de Noordblaak, 1784, De Pxys is 4 Stuivers. S. J. #oh>dfch '&-Grawrikege   TOOliEDE. Hoe zeer ook de leugen en laster, in deeze, dagen, de overhand heeft en voorbedagtelyk door allerlei Schriften word voortgeplant, mag men nogthans op de waarheid van dit Verhaal volkomen ftaat maaken. Indien het, niettegenflaande deeze ver-' ldaaring door iemand in twyffel getrokken word, Hy kan daar omtrent nader onderzoek doen by de onderwerpen van dit treurfpel, welker namen zyn, Dirk Koot, Bastiaan van Gent en Izaak van der Linden; alle drie Leden van het Sakkedragers Gilde' in- deeze Stad., Al word dit Verbaal, buiten kennis der voornoemde Perfoonen, uitgegeeven, zoo vertrouwt dc Opfteller egter, dat niemand hunner, des gevraagd zynde, weigeren zal der waarheid getuigenis te geeven. Zy hebben toch alles , wat in dit Gefchrife vermeld is, zoo dikmaals, en by herhaaling, aan veele menfehen verteld, dat zy het nooit kunnen loochenen; trouwens gelyk zy dit niet kunnen , zoo zullen zy het ook niet willen doen , want het zyn' ónberispelyke Luiden, die ter goeder naam en faam liaan , en niet gewoon zyn' uit twee monden te Ipreekcn. A 2 Men'  f4) Men heeft dit verhaal ter drukpers bezorgd en dus algemeen gemaakt; niet om de Rotterdammers op te hitzen tot weer» wraak (deeze moet aan de Juflitïe overgelaaten worden) maar om alle waare Patriotten , die onze, met zoo veele plegtige eeden bevestigde, Vrye Staats- en Stadhouderlykc Regering zyn toegedaan, welmeenende te waarfchouwen , zig toch forgvuldig te willen wagten voor de tegenwoordigheid van zulke booze Creaturen , als onze drie eerlyke Burgers, tot hun fchrik en afgryfen, ondervonden hebben, dat in het Utrechtfche Pry Corps worden toegelnten en geduld. Deeze waarfebouwing is dies te noodzaaklyker, om dat 'er, onder de byna festig duizend inwoonders onzer Stad, maar zeer weinige (God lof!) gevonden worden, die niet, even als de drie mishandelde Mannen, 's Lands bezwooren Conftitutie getrouw blyven aankleeven en van welke veele, uit hoofde hunner negotie, zig van tyd tot tyd naar Utrecht moeten begecven en aldaar in publieke herbergen , by ge-* brek van vrienden, logeeren. Rotterdam, den 28 January 178^ VER.  y e m. h A. A i; VAN HET LEVENSGEVAAR* WAAR IN ZIG DRIE RÖTTERDAMSCHE BURGERS BEVONDEN HEBBEN, k T E £/ T £ E C H % ENZ. ENZ. ENZ. De wateren ftcrk bevroofen eti daar door het werk flap geworden zyn de , reeden drie van onze Burgers, welker namen in de Voorredt gefpelt ftaan, van hier, over Schoonhooven, naar Utrecht. Te Jutphaas koomende , moes. ten zy over een plank gaan, waar voor zy, volgens de Rotterdamfche gewoonte, iets betaal en wilden, maar men berigtte hun, dat dit daar ter plaats , in geen gebruik was, 't welk één van hun gezelfchap aanleiding gaf om te zeggen: A 3 itei  CO wet Zoo dat is frady; te Rotterdam moet men voor • zklk een overgang een duit of een oortje geeven. Op dat woord, vroeg een perfoon, die het hoorde en de kenteekens van het Vry Corps droeg, of zy Rotterdammers waren ? Dit niet ontkend wordende, braakte dat mensch op ftaande voet, de ysfclykfte vloeken tegen hen uit, voerende onder anderen deeze fchnkbaare taal: Donder en blixems kinderen; hoe durf je nog hier komen ? Is uw niet bewust , hoe die weeriichtfchs P hier gtvaaren is ? Waar op, met de grootite bedaardheid van geest, hem niet anders gcandwoord' wierd, dan dit: Waarom zouden wy hier niet dur~ ven koomen ? overal vind men toch goede luiden. Salomon zegt, dat een Jagt antwoord de grimmigheid afkeert en dat een fagte tong het gebeente breekt, maar dat wanfchepzel ging in zytïe onftüimigheidi voort, en haalde alle Duivels uit de hel om hen te lasteren. Dit deed hen ernftige aanmerkingen over de Godlyke lankmoedigheid maaken. Omtrent half vyf uren de Stad Utrecht, alwaar zy geheel onbekend waren, bereikt hebbende, wierden zy door den knegt van een beleeft Heer (naar gisfing een Houtkooper buiten de Tolfteegpoort en die hen van Schoonhooven af vergezeld hadde) gebragt in een herberg, genaamd het Misverfland en in dcnzelven door dien Bedienden , met deeze woorden, ingeleid : Kastelein ! hier zyn drie Rotter damfche luiden, die zullen hy u logeer en, het zyn goede menfehen. Zy gaven ten eerffen aan den Hospes (dewelke hen met eene vriendelyke houding bejegende, en vyf of fes Perfooncn van het Vyy Corps aan den haard' hadde zitten) te kennen, dat zy voorneemens wa-  (?) waren de Stad nog eens dieper in te gaan eri dari weer te koomen om by hem het avondmaal té houden en te flaapen. Waar op heen gaande, zy de Stad, zoo veel het fcheemerlicht zulks toeliet , en ook de Domkerk , waar in juist gepredikt wierd , bezigtigdën. Hier hadden zy graag langer'willen vertoeven; maar vermoeid en koud geworden zynde, fpoedden zy zig naar' het Logement te rug. In de nabyhcid van het Huis koomende, hoorden zy in het zelve zulk een fchrikbaar gefchreeuw en rumoer dat zy fchroomden om 'er in te gaan; maar hun goed aldaar gelaaten hebbende, en niet weetende, waar, in de duisternis, en dat in' eene vreemde Stad, zonder leidsman of wegwyzer, een ander verblyfplaats te vinden, bcflooten zy, na eenkort beraad, binnen te treeden. Straks vertoonde zig voor hunne oogen een troep van ongeveer veertig pcrfoonen, alle behoorende toÉ het Utrecht fche Vry Corps en, ten bewyze daar. van , gekleed in blaauwe rokken (die fommigen , flegts over een enkel hembd , by gebrek van' onderkleeden , hadden hangen) met Cocarderi op de hoeden en Houwers op zyde. De Hospes verfogt aan deezen , die zig rondom den ruimen haard gefchaard hadden , een weinig plaats té willen maaken voor zyne nieuwe gasten, zeggende : dat dezelve van de reis kwgamen en fond waren. — Dit wierde niet, dan na aanhoudende' beede, ingewilligd; zoo dat zy eindelyk aan het zitten geraakten en hunne koude voeten, van verre, naar het vuur Ronden uitfteeken. Maar' het bleek wel ras , dat deeze kleine gunst groote wreedheid was, want drie a vier van deezen ruuwen hoop reezen fchielyk en te gelyk op, om; hen. op de beenen te trappen, 't welk ook, fliefi A 4 zon»  zonder kwetfing, gefchied zou zyn, hadden zy dezelve niet fpocdig ingetrokken. Wilden zy een pyp aanfteeken, aanftonds wierden de Confoiren, dan door den eenen, en dan wederom door den anderen , met veront. waardiging van hun weggenoomen. Ondertusfchen gaven zy geen de minfte fchyn van onvergenoegtheid, noch fpraaken een enkel woord, ten eindende verbolgenheid van deeze fteekende horfcls niet in een hooger graad gaende te maaken. Dus lang hadden deeze, in vergelyking van 't geen volgde, het nog al vry draaglyk met hun gemaakt; misfchien uit vrees voor den Knegt, door wien zy naar het Misverftand geleid waren, en die zig tot nog toe by hen opgehouden hadde; want zoo ras was hy niet vertrokken of het uitvaaren tegen de Rotterdammers begon op eene hooggaande wyze. Het was of de mond der hel eensklaps tegen denzelven open ging en het misbaar, kryten, liegen, lasteren en vloeken zoo verbaazend, dat het de haairen ten berge deed ryzen. Het was onze Burgers in 't eerst zeer vreemd voorgekoomen dat deeze monfters, zig dus woedend durfden gedragen, daar 'er, naar het uiterlyk aanzien , een deftig Man (wiens haam meermaalen genoemd wierd, doch dien wy om reden verfwygen) in den hoek van den haard fat; maar nu vernaamen zy, dat hy niets minder was, dan het geen hy fcheen te zyn, nademaal hy niet alleen 'zyn genoegen toonde in alle de Godloosheid, welke 'er gepleegd wierd; maar die ook aanzette, door dit gefpuis met oud bier en fterken drank op te vullen. Het  c 9 i c liet is der Godlyke Voorzienigheid dank te Weeten, dat onze drie Burgers, in dien veegen avöndftond en bangen nagt, niet als Sakkedraagers bekend zyn geworden. Was dat gebeurt , zy zouden waarfchynlyk het leeven 'er by ingefehooten hebben, nademaal deeze moordgedrogten, met het uittrekken van hun zydgeweer, hy hun ziel en zaligheid zwoeren , dat de eerjie Rotter* damfche Sakkedraager, dien zy te Utrecht aantreffen , DOOR HUN IN VIER QUARTIEREN ZOU GEHAKT WORDEN. Was de taal van dat Vee moordzugtig, ze was niet minder Canallieus. By voorbeeld , men verhaalde, dat 'er iemand onder den hoop was, op wien men met den vinger wees , die zyn Moeders bedde verkogt hadde, om de Uniform, die hy aan hadde, te konnen magtig worden, met deeze uitdrukking: dat blikfems kind verkoopt' zyn Moers bedde om zig zoo te konnen kleeden. Terwyl men dit verhaalde, wierden de Rotterdammers zeer gevoelig op hunne armen en borften geitooten , met geen ander oogmerk, als om hen oploopende te maken, en dus een voorwendfel te vinden om met hun aan den flag te geraaken; edoch wel verre van dit oogmerk te bereiken, gedroegen zig onze Stedelingen als of zy de beöogingen hunner vyanden niet opmerkten, en gaven aan denzelven van hun tabak te rooken en van hun gelag te drinken. Onderwyl hoopten zy, dat deeze faamengerotte meenigte eindelyk van elkander zoude fcheiden, doordien 'er kinderen binnen kwaamen, die hunne Vaders baden en fmeekten , dat zy  O*) jttêt hun naaf huis wilden gaan; 't géén'ook gekikt zou hebben, zoo niet die zelfde, in fchyn,deftige, doch' in waarheid allcrflegtfte Man van welken te vooreh geiprooken is, dat niet tegengehouden hadde. Hy zelf wierd, door zyne eige dienstmaagd, verfogt om te koomen* eeten, maar hy antivoorde: gaat maar heen; ik koom nog niet; het is hier veel te pleifirig: Dus in hunne hoop verydeldWordende, deé-' den zy meer dan eene pooging om de kamer ter ruimen, doch wierden telkens daar in met geweld weerhouden. Eindelyk kreegen zy evénwel gelegenheid om weg te fluipen en in dakvertrek te geraakeii, al waar zy den beftelden maaltyd , naar welken zy al lang gewatertand hadden, zouden gebruiken; maar het duurde niet lang of zy wierden ook aldaar lastig gevallen en' hun op een gebiedenden toon gelast tot den' Eeijer , of gemeene kamer, weder te keeren 'c welk zy beloofden te zullen doen wanneer zy zouden gegeeten hebben. Kort daar na ftooven zy andermaal het eetvertrek in , willende' dat zy met hun zouden danfeil Patertje langs den kmt, een dans, waar mede zy reeds eenen aanvang gemaakt hadden en die iri het formeeren van' een kring beftaat , die men by aanhoudenheid! rond loopt, en niet zelden eene ligthoofdigheid' veroorfaakt, waar door men onder den voetgeraakt. Men bcgrypt ligt, dat de Rotterdammers' vooral aan dieri gevaarlyken dans geen zin hadden, maar zig met de beste en zagtfte woorden,die zy bedenken konden, daarvan verontfchuldigden. Zy begaaven zig in teg-endecl, na den1 maal-'  C ij ) maal tyd. kort gemaakt te hebben > naar de hun aangeweezen llaapplaats , welke juist boven de gemeene kamer was, in welke de helden van het Vry Corps zig in den drek hunner ongcrcgtigheden wentelden; zoo ras deeze vernaamen dat het eetvertrek lecdig was, vermeerderde hunne razernie en zy wildenden Vlugtelingen opzoeken, 't welk egter door den Hospes met zyn Vrouw, en vooral door 's Hemels gunstig beftier, nog belet wierd. Tot aan dit tydftip , waren onze Vrienden nog op geen tegenftand bedagt, maar bemerkende dat de deur van de flaapkamer noch geilooten , noch gegrendeld konde worden , en hoorende het geraas en gegil toencemen , ber flooten zy eenpaarig , na de deur zoo veel mooglyk, verfchanst, en om 's Hemels byftnnt gezugt tt hebben, gewéld met geweld, indien hunne zwakke borstweering overweldigt mogt worden, af te keeren en niet als bloodaards te Jterven. Edoch de Godlyke goedheid beveiligde hen voor dat uiterfte; want behalven het bcestachr tig rumoer ; het bonfen met banken tegen de foldering; het uitbraaken van den vuilften laster; het vloeken en vervloeken (al het welk zy yerdraagen en aanhooren moesten) bleeven zy yan alle verdere mishandeling bcvryd. Ondertusfchen ging men beneeden met fuipen en fwelgen zoo dapper en zoo lang voort, tot dat de fwaifte by glas en kan nedervallende, door de meer, doch waggelende, fterken, als fwynen naer huis moesten gefleept worden. Het  C 12 ) Het was vier uuren in den nagt, toen zy vertrokken; en hun laatfte vaarwel beftont in eene opftaapeling van fcheld- en doemwoorden , gepaard met de fwaarfte dreigementen van 's morgens vroeg te zullen wederkoomen, om alsdan hunnen brandenden moed op hen andermaal té koelen. Maar onze Rotterdammers waren te wys en hadden te veel uitgeftaan om dat tweede bezoek af te wagten. Zy vertrokken zoovroeg als zy konden; verlieten dat akelige Misverftand, waar in zy door misverftand geraakt waaren, en dankten den Hemel, toen zy de fchaatzen weder onder hunne voeten en Utrecht agter den rug; hadden. EINDE.