TE DORDRECHT, Bij A. BLUSSli & ZOON, TE AMSTELDAM, Bij H. KEYZER & A. MENS. M 9 CC I, X XXV. DE OORZAKEN EN GEVOLGEN VAN HET VERVAL IN DE GODVRUCHT, NAGESPOORT 1 in e e n e LEERREDE over Openb. II: vs. 4. Uirgefproken op den Plegcigen DANK- VAST- en BEDEDAG, den April 1785. TE DORDRECHT, door hermanus wachter, Predikant.  Uitgegeven met goedkeuring van ons; tegenwoordige VifitatoresLibrorum, der Eerw. Klasfis van Zuid-Holland. Arnoldus Spoor, V.D.M. te Geertruidenberg. Martinus Rummerink, V. D. M. te Dordrecht.  aan de LEERAARLIEVENDE GEMEENTE VAN DORDRECHT, EN BIJZONDER aan m1jme WELDOENERS IN DEZELVE, WORD DEZE REDEVOERING, met gevoelens van EERBIED , HOOGACHTING EN DANKBAARHEID, TOEGEWIJD.  Een klein Gedenktéke'h voor mijne Dordrechtfche Weldoeners te ftigten^ (zullende dat voor de ,mjj altoos dierbare Gorinchemmers, zoo God wil, eerlang volgen:1) was geheel 't .oogmerk bij-het uitgeven van deze, onder hen, met eenige verkorting üitgefproke'n 'Leerrede. de Schrijver.  ZUCHT TOT GOD. J^lmagtige Schepper, Goedgunftige onderhouder , Alwijze beftierer van iiec heelal! indien het geoorlooft is aan aardelingen, die zich verliezen in Uwe onmeetbaarheid , en die een enkele flip zijn in vergelijking van alles, dat hun omringt, tot U te naderen, dan fmeeken wij U, geef dat de Godsdienstoefening op dezen dag, en in dit uur, uitlope tot eer van Uwen naam; ter bevestiging en vermeerdering van het genade - rijk van Uwen Zoon ; ter aanfporinge, om langs den weg van zuivere Godvrucht te wandelen, gelijk het geroepene heiligen , gezaligde Christenen, betaamt. Amen! Mijne Broederen ! De Heere beantwoorde goedertieren aan uwe godvruchtige oogmerken, op dezen plegtigen verbodsdag , en zij u tot een eeuwigen zegen J A Ge-  < a > Geregtigheid verhoogt een volk. Die is de uitfpraak van Salomon, een Koning, In de mensch- en ftaatkunde geoeffend, — in een tijd , wanneer eene veeljarige ondervinding hem , over de natuur en gevolgen van der menfehen daden, juist deed oordeelen en wettige gevolgen afleiden. Wij lezen dezelve in het 14 Hoofcdeel van zijne Spreuken vs. 34. Gerechtigheid is, in het gemeen, aan elk het zijne te geven: dan de Wijsgeer gebruikt het woord, gelijk dat uit de tegenftelling blijkt, om uittedrukken alle daden, die met den wil van God ftroken, en dienen om alle pligten, jegens Hem, zich zelve en zijne natuurgenoten, uitteoeffenen. Die nu verhoogt een volk: want, wanneer alle de leden eener maatfchappij hunne onderfcheide pligten betrachten, dan word de inwendige rust bevestigt; den koophandel, en met denzelven de rijkdommen, vermeerdert; alle ondernemingen gelukken ; en vrienden en vijanden zien, met eerbied, verwondering en liefde, op hetzelve: terwijl, aan de an¬ dere  < 3 > dere zijde, een volk vernederd, ja vernietigt word, indien de onderfcheide ftanden hunne pligten verwaarlozen. Dit is door de ondervinding van alle tijden en alle volkeren bevestigt, en dit uur had ik gefchikt om uwen aandagt bij deze, en daar mede verbondene, waarheden te bepalen; in die hoop, en mee die wensch, dat het dienen mag om elk zijne te kortkomingen te doen zien, en tot de uitoeffening van ware Godvrucht aantefporen. Dan laten wij den Heere vooraf fmeken, om alle nodige genadens tot het gewigtig werk van dis uur. GEBED. Verheven Majefteit! Koning der eeren! goedertieren God ! wij zijn , in deze plaats, aan Uwen dienst geweid, zaamgevloeid om Uwe heerlijkheid te aanbidden , — Uwe goedheid te roemen, — onze menigvuldige overtredingen ootmoedig te beleiden, oprechtte betreuren, — enernftig de nodige zegeningen voor ons Land, A a onze  < 4 > onze Vorften, onze Priefters, alle onze medeburgeren , en gewenschte dingen Van U te fmeken. Ach! fchenk ons den geest der gebeden, — geef ons een levendig gezicht van onze behoeftens, van de uitgebreidheid van Uwe genade en der menigvuldige bewijzen van Uwe liefde voor Neerlands volk, ten einde wij vrijmoedigheid vinden om, langs dien verfen en levendigen weg, die Uw Zoon, doorzijn bloed, bereid heeft, tot Uwen Troon te naderen; — met het hartelijkst gevoel van onze onwaardigheid, voor U neertevallën, en genade, vergevende , heiligende genade, van U te verzoeken, en om des Borgs wil teontfangen. Geef het, oGod! om Uwes groten naams wil, en begunftig ons met den geest der aanneminge tot kinderen, ten einde wij vrijmoedigheid vinden, om tot U te zeggen: Onze Vader, enz. TEXT  T E X T, Openb. II: 4. Maar ik hebbe tegen U, dat gij uwe eerjïe liefde hebt verlaten. Mijne Broederen! e wonderbekeerde Paulushad, nevens andere Godsmannen, het eeuwig Euangelium der genade, met een gezegend gevolg, te Ephefe, een der voornaamfte" fteden van klein Afia, gepredikt; eeneaanzienlijke meenigte: eerbiedigde den Goddelijken verlosfer als hunnen Koning, en heuren boezem gloeide, van een heiligen ijver voor zijn eer en dienst. De Alwetende Jefus, de genadens, die hij in Zijn volk ziet, erkennende en hoogfchattende, geeft aan hun dit getuigenis; Ik weet uwe werken, uwenarbijd, en uwe lijdzaamheid. Dan daar Ephefe, door haar ligging, de fchoonheid haarer haven, en A 3 an-  6 B ï D D A 6 S andere omftandigheden, in eenen uitge^ breiden en voordeeligen handel bloeide, en de rijkdommen aldaar vermeerderden : — zoo vermeerderde ook de weelde onder allerlij rangen, en, naar mate dat die vermeerderde, verminderde de liefde voor» en den ijver tot, des Heeren dienst. De goedertierene Heiland, voorziende de tijdelijke en eeuwige rampen, welke uit die verminderinge zouden voortvloeiden } en medelijden hebbende met een gemeente , in welke nog zoo veel goeds gevonden wierd, verfcheen, in al den luifter zijner Hemelmajefteit , aan zijnen vriend en leerling Johannes, thans op heE eiland fatmos, — draagt hem op, aan die gemeente uit zijn naam te verklaaren, dat Hij kende en erkende het goede, dat onder Hun gevonden wierd, —het geen zij voor Hem gedaan en geleden hadden, —? maar dat Hij * niet ongenoegen en miert s de vermindering van hare liefde gewaar wierd; dat Hij, als haar Heer, haar genadig beval, zich te bekeeren, en die gelfde liefde ? trouwe en ijver, te betoom  RED.E VOERING. f nen, als in vorige dagen, terwijl Hij, anders zoude koomen, den kandelaar van zijne plaatze nemen, met zijn genadige, en zegenende tegenwoordigheid van haar wijken, en zoo alle hare heerlijkheid wegnemen» Johannes, eerbiedigende het bevel van zijnen Heer, heeft dit alles aan die gemeente verklaard : Dan, helaas! zij verwierpen dien raad, dien vriendenraad , en weigerden zich te bekeeren, het geen ook dat gevolg heeft gehad, dat de Heere van haar geweken, en alle aardfche heerlijkheid, als een vogel, weggevlogen is, waarvan de tegenwoordige toeftand, van die , door haaren koophandel, rijkdommen en weelde , weleer zoo beroemde ftad, nog een bewijs opgeleverd. — Zoo zeer, Mijne Broederen! zoo zeer, zorgde de grote Koning van zijn Kerk voor zijne eer; — zoo rechtvaerdig ftraft Hij een aanhoudende liefdeloosheid en verlaten van Hem. Welk een akelig vooruitzicht is dat voor Neerlands volk, voor u, Gemeente van Dordrecht! daar wij niet alleen verflaafd zijn aan die onA 4 deug-  8 BIDBAGS * deugden, welke den ondergang van Ephefe bewerkten, maar ook ontbloot zijn van die edele deugden , welke de dierbare Verlosfer in haar roemt. Voorzeker, ik vreeze, dat, indien de Hemel-Koning ons beeld maalde, wij niet zouden hooren: Ik weet uwe werken, uwen arbeid, uwe lijdzaamheid: Treurige toeftand! ja wij zouden Gods oordeelen moeten billijken, indien Hij ook alle onze heerlijkheid had weggenomen, dóór met Zijn geest en zegen van ons te wijken. Dan Hij is tot heden toe in ons midden, roept ons nog toe : Ik heb tegen u dat gij uwe eerfle liefde helt verlaaten; — dat 'er een groot verval in uwe Godvrucht plaats heeft,— bekeerd u en doet' de eerjle werken.. o! mogten wij allen Gods vermaning hooren, en gehoorzamen; — alle de vermogens van onzen geest, alle de kragten van ons lichaam aanwenden, tót verbetering van hetonvolkomene , —en alle on2e woorden en daden bewijzen, dat een rijne liefde tot God en zijn dienst ons bezielde! dan vloden ras alle ondeugden die nu als een vloed ons land overitroo- men?  R E DE V O E R: O. 9 men, na heur helsch vaderland té rug; dan verfcheen de Godvrucht in haar ouden glans; dan zoude de Heere met ons» zijn en onze vijanden verdelgen. Om u hier toe optewekken, en eenige aanleiding te geeven, Hel ik mij in deze redevoeringe vier ftukken voor. I. Zal ik , met u, nafpooren de oorza-ken van het verval in de Godvrucht, bij een volk. I I» Zullen wij onderzoeken , of die oorzaken, of eenige 'er van, in deze gemeente, het zoo zigtbaar vervaï in de Godvrucht, bewerkt hebben? •EOQM>o't$ H'j Li~(ir-\'~ob ''ütLI' A III. Zal ik u doen kennen de vree* felijke gevolgen, die het verval inde Godvrucht heeft; — en IV» Door bijzondere aanfpraken, u allen opwekken om, van nu af, dén Heere te dienen met een rijn hart. sjmabniil ibb §nib3ovqo o;-i[iI Ifte DEEL. a De algemeene oorzaken van het verVaJ in de Godvrucht bij een volk, beA 5 g«n-  ID B I D D A G S gunftigd met de rijne Euangelieleer, u. allen te doen kennen, maakt het eerfte deel onzer rede uit. > .«'-^ioiiov t.:-).:.,.\i en doen het beeven. Het rijk des Satans breken zij af, —dat daar en tegen van hunnen Zender word opgebouwd, en de bitterfte vijanden, fchaaren zich onder Jefus kruisbanieren. — En dit word niet alleen door hunne Leeredenen en gefprekken, maar ook en vooral, door hunnen wandel, herijkt; welke zij naar het voorfchrift van Gods heilige wet en de verheve zedeleer van Jefus inrichten, — endoor welke zij kragtiger de leere van den Verlosfer aanprijzen, dan door de gefchikste Leerredenen. Dan wanneer Leeraaren geert werk maken van hunnen dienst, dezelve beperken binnen het uitfpreken van Leerredenen , zich meer toeleggen om het oor te ftreelen door aangename klanken, dan om het verftand te verlichten en het hart te verbeteren, — een verfijnd heidendom in plaats van Jefus leer pogen intevoe- ren,  t.6 8 t O D A O- S ren, — nimmer fpreken van hartvernieuwende genade, maar het werk Gods, op alle wijze, tegenftaan en onderdrukken, — in het verkiezen van medeopfienderen niet zien op ware Godvrucht, — trots, op den eernaam van gezanten van den God des iiemels, aan hoogmoed, heerschzugt en wraakgierigheid den teugel vieren, en een aardsgezinden wandel voeren , dan zal de gemeente, aan hunne zorg toevertrouwd , ras vervallen, en den eerbied en de hoogachting voor Gods woord verliezen. • Het is niet alleen de verklaarde vijand van onzen Godsdienst, die vraagt: indien de Christelijke Godsdienst van een' hemelfchen oorfpronk is, waarom maakt zij dan geen beter menfchen, —beter Leeraars? — maar ons bedorve hart, dat zoo veel bedekzelen der fchanden zoekt, denkt en zegt dikwils: indien de waarheden, die gepredikt worden, zoo gewigtig waten , zoo veel invloed hadden op ons eeuwig behoud, als men ons verzekerd, dan zoude men dien invloed meer gewaar wor-  REDEVOERING. 17 worden in het zedelijk beftaan der Leeraaren. Alle de bedenkingen, die tegen de Christelijke Godsdienst gemaakt zijn of worden , doen zoo veel nadeel niet aan haare uitbreiding , dan het onbetamelijk gedrag der Predikers. De gefchiedenis bevestigt het gefielde. Met welk een hemelglans praalde niet de Godsdienst, — hoe rein waren de zeden in de tijden der eerfle Euangelie-dienaren! dan hoe taande dezelve, wanneer valfche en wereldsgezinde Opzienders in de Gemeentens zich openbaarden: in de brieven van Paulus, Petrus en Johannes, vinden Wij de bewijzen 'er Van. Trouwens waar uit fproot het diep verval in kennis en deugd in de negende en tiende Eeuw? Het was uit het gedrag der Leeraaren, die ons getekend worden als onkundig, hoogmoedig en aan alle ondeugden verflaaft. Het is waar, God werkt door zijn geest, en gebruikt wel eens het, in onze oogen, ongefchiklle middel om zijn heerlijkheid te openbaaren, — de bitterfte vijanden worden wel eens dienstbaar gemaakt aan Gods rijk, ter befchaming B van  l8 B I D D A G S van onzen hoogmoed, om eerie zondige verkleeftheid, aan den dienst van Godzalige Leeraaren , weg te nemen en te doen zien, dat bekeerende en heiligende genade een Hemelgefchenk is: dan wij fpreken hier alleen wat, middelijk, al of niet gefchikt fchijnt om de Godvrucht te bevorderen. Het onvoorzigtig gedrag der Leeraaren is dus een oorzaak van het verval in de Godvrucht. C. Een derde oorzaak meenen wij te vinden in het verwaarloozen van de zedelijke opvoeding der Kinderen. —• Dat de zedelijke opvoeding een grooten invloed heeft op de bewaring en vermeerdering van Godvrucht , zal aan de minstkundigen klaar worden , zoo ras men zich herinnert dat de eerfle indrukken, die wij ontfangen, diepe wortelen fchieten; — dat het zeer moeijelijk, zoo niet geheel onmogelijk, is dezelven uitteroeijen. Indien nu Ouderen, bij de eerite ontwikkeling van de Zielsvermogens hunner Kinderen, alles aanwenden, om, met de mede-  REDEVOERING. IQ medewerkinge van Gods Geest, hun verftand met nuttige kundigheden te verrijken , en hun hart te vercieren met ware Godvrucht, en die edele deugden, welke hun bij God en menfchen aangenaam maken, dan zal een diepen eerbied, een heilige vreeze, voor hunnen Maker en Weldoehder, al vroeg, in hun gezien worden: die aandoeningen moeten, noodwendig, met de vermeerdering der jaren, toenemen; de kragt der ontluikende driften , — de verleidingen van een wereld, daar alles voor hun nieuw is, — zullen dezelve, mogelijk voor een korte tijd, verzwakken, doch zullen ze nimmer uitroeijen. Liefde tot God en zijn dienst, zal alle hunne daden bezielen, hunne onderfcheide pligten, als Mensch, Burger, Christen, met een rein vermaak doen uitoefFenen, en de Godvrucht zal van Kind tot Kind worden bewaard en vermeerderd. Maar, wanneer Ouderen, of uit onkunde of lusteloosheid , het gefielde nalaten, dan hooren hunne Kinderen alleen naar de (tem van hunne driften; — de zaden van allerlij ondeugden, welke de Ouders, met het leven, aan hun B 2 mede-  20 B I D D A G 8 mededeelen , komen te voorfchijn en groeijen welig op, — nimmer erlangen zij eene regte kennis van God, hunne onderfcheide pligten, en zoo drukken zij, indien Almagtige genade het niet verhoed, de voetftappen hunner Ouderen, — telen Kinderen hun gelijk, en fterven, zonder aan het oogwit van hunne Schepping, en plaatzing in de Maatfchappij, te voldoen, ja zonder eenigen goeden reuk natelaten. Het zoude eene belediging van U L. zijn, nu nog te willen bewijzen dat, na mate het verwaarloozen van de opvoeding algemeen word, de liefde voor God, de iever voor zijn eer, het belang in de uitbreiding van zijn naam verminderen moet, en dus, zoo is het verwaarloozen der opvoeding een oorzaak van het verval in de Godvrucht. D. Een vierde oorzaak is , het verachten en verzuimen van den openbaren Godsdienst. — De Heere heeft Zondaren met het Euangelium begunftigt, allen op het fterkfte verbonden, om de bekendmaking van dat Euangelium aancehooren, met  REDEVOERING. 31 met toezegging van met die bekendmaking een zekere mate van zijn geest te zullen paren, ter berijkinge van de beste eindens. Wanneer nu een Volk zijn eer field, in met verachting van den openbaren Godsdienst te fpreken , Gods dag een dag van vermaak word, of men de uuren, aan den Godsdienst geweid, in ledigheid doorbrengt, dan word men niet alleen ongehoorzaam aan het bevel van onzen Maker , maar berooft zich ook van die voordeden, die de Heere toegezegd heeft: ja de zaamenvloeijing in Gods huis, is een zagte band, die ons aan den Godsdienst verbind , en weerhoud van vele ongeregtigheden: overal, daar het Volk neerfiig opkoomt, word liefde tot God gezien, de zeden zijn befchaaft, en de gezellige pligten worden uitgeoeffend. Dan na mate de liefde tot den plegtigen dienst afneemt,.verminderd de Godvrucht, verbasteren de Zeden , omdat de zagte banden, die ons zaamenvoegen, verbroken worden, en daar de aanfporingen tot Godvrucht, door beloften van heil en door bedrijgingen van ellenB 3 den,  H2 B I D D A G S den, niet gehoord worden, word men ras onverfchillig omtrent dezelve. Het is waar: het vlijtig opkoomen is altoos geen bewijs van waare Godvrucht, om dat *er verkeerde oogmerken kunnen plaats hebben , dan het nodeloos en aanhoudend verwaarlozen is een zeker bewijs, dat de Godsdienst op een lage prijs, en de Godvrucht in verval is. Het ftaat dan vast , het verachten en verzuimen van den openbaren Godsdienst, is een oorzaak van het verval in de Godvrucht. E. Een laatfte oorzaak is , de bloef en welvaart van een Volk. Wij wenfchen elkander, op onderfcheide tijden, plegtig voorfpoed, rijkdom en eere toe. Wij bidden voor en met U, zoo menigmaal wij in dezen tempel, en andere plaatfen aan God geweid, zaamvloeijen, dat de Regeerder der wereld de bronnen van aardfchen voorfpoed voor U wil openen, dat hij ons Gemeenebest, rijk, aanzienlijk en gevreest, bij openbaare en bedekte vijanden, wil maken. Gebeden alzins betamelijk , indien wij ook even PP-  REDEVOERING. 23 oprecht fraeeken om genade, ten einde alle die zegeningen, ter bevordering van zijn eer aantewenden, anders baaren dezelve rampen. Zoo ras een volk begint te geloven, dat hun heil in rijkdommen gelegen is , zal het alles aanwenden, om die te verkrijgen, — geen zwarigheid makendé om zich van die middelen te bedienen, welke de Godsdienst verbied: uit de rijkdommen word de eerzugt gebooren; — men wil aan zijne medeburgeren,, aan vreemden, tonen wat men bezit; — door dat'tonen krijgt men (maak in de weelde, die zich ras door alle rangen verfpreid , en een algemeene ijdelheid neemt de geheele ziel in : dan na mate dat deze vermeerderd , moet de liefde tot God verminderen , om dat deze .in zijn Woord ons toeroept : Word deze weereld niet gelijkformig , Doodet uwe leden die op aarde zijn. Zoo ras men zich laat leiden, door alles wat de zinnen aandoet, krijgt men een afkeer van die ftille en verheve blijdfchap , welke de Godvrucht aan haare beminnaren fchenkt, trouwens, indien iemand de B 4 V69'  a4 B I D D A G S weereld lief heeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Zoo kan den bloei en de welvaart van een Volk, een bron worden van het verval in de Godvrucht. Thans meen ik eenige der voornaamfte oorzaken van het- verval in de Godvrucht bij een volk, U te hebben voorgedraagen. Laat ons nu nafpooren, of de genoemde oorzaken, of eenige 'er van, het verval in de Godvrucht in deze Gemeente bewerkt hebben. Hde DEEL. Ik vooronderftel, in de bepaling van mijn tweede Deel , eene treurige zaak, namentlijk, dat 'er een aanmerkelijk verval in de Godvrucht, in deze Gemeente, befpeurt word: — zoude het nodig zijn die vooronderftelling te bewijzen ; en te toonen, dat dit een der zedelijke ongefteldheden van ons volk is ? Helaas J alles roept pns toe: Gij hebt uw eerfle liefde verlaten. En het is de klaagtaa! van uwe Leeraaren, v^nallen, die belang tfellen in Gods eer en ons behoud» Ver-  REDEVOERING. B§ Vergelijken wij de vorige tijden , wanneer een naam van deze Gemeente uitging , met de onze. Welk eene verandering. De zedeloosheid, onverfchiliigheid en indrukkeloosheid, heerscht onder alle rangen, elk leeft na de neiging van zijn hart, en belooft zich vrede; Godvruchtigen worden mede door de ftroom weggevoerd , en het goud der aarde is de aarde flesfen gelijk geworden» Dan, waar uit heeft die verandering, dat verval, zijn oorfprony;? Wat heeft me-; degewerkt, om deze Gemeente van haar glans te beroven ? Zullen wij de oorzaak zoeken in het gedrag van uwe Regenten , van uwe Leeraaren ? Ik ben een vreemdeling onder U : het zedelijk beftaan van uwe Opzienderen, zoo in het Burgerlijke als Kerkelijke, in vorige tijden , is mij onbekend , en al had ik reeds zoo lang onder U verkeerd , dac het mij bekend was, dan echter gebood mij alles , hunne misdagen niet op de?en Leerftoel te brengen. Wee die B 5 Lee-?  2<$ B I D D A G S Leeraar f die zijne Overigheid de vloekftraal in her. aangezicht llingerd , en, onder de fchijn van te waken voor de eer van zijnen Zender, aan ziedende driften den 'teugel viert, en de voldoening van zijn eige eer en heerschzugt zoekt. — Wee die Leeraar! die de gebreken van zijne broederen voor de Gemeente opteld en doorürijkt, — want, door zulk eene handelwijs, zal de Gemeente alle eerbied, hoogachting en liefde, voor Overheden en Leeraaren verliezen , en de zagte banden , die Overheden aan, Ingezetenen , Leeraars aan Ledematen verbinden , zullen verbroken worden. Daar dan voorzigtigheid ons zwijgen aanbeveeld, is onze wensch en bede dat de Heere elk van hun wil bepalen bij zijn gebrek , en genade fchenken , om het voor Hem te beleiden, te betreu. yen en 'er vergeving over te vinden in het bloed van zijn Zoon. De bloei en welvaart van deze Stad fchijnt meer te hebben toegebragt tot het verval in de Godvrucht. Dordrecht  R E D E V O E R I ;N G. tf (hecht bekleed geen onaanzienlijke plaats onder de Kooplieden van ons Vaderland, De handel heeft 'er altoos gebloeid ; onze Kooplieden zijn al van ouds Vorllen geworden, en hebben fchatten opgeleid. Ja, den laatften Oorlog tusfchen het nabuurig Frankrijk en Engeland, in welke wij, door den onregtvaerdigflen aanval der laatlle , deel hebben moeten nemen, heeft onze Kooplieden verrijkt. Dan, helaas! die zegeningen zijn fchandelijk verkwist in dartelheid en wellust, en, met dezelve, is hoogmoed , wereldsgezindheid , en een verlaten van den Heere, vermeerderd. Zoo heeft onze welvaart , ondankbaar misbruikt, onze Godsdienftige gevoelens verdooft, ja vernietigt, Dan, bijzonder, fchijnt men de oorzaak van het zoo zigtbaar verval te zullen vinden , in het verwaarloozen van de opvoeding der Jeugd , en de verachting van den openbaren Godsdienst, ■ De  28 BIDDACS De opvoeding der Jeugd was ten allen tijden gebrekkig, dan het zelve vermeerderd , nietregenftaande de veele en gefchikte middelen, die men in onze dagen heeft om Ouderen aanleiding te geven, en dat gewigtig werk eenigzins te verligten. Veele Ouders laten hunHe Kinderen opgroeijen , zonder aan onderwijs te denken, —weigeren gebruik te maken van de middelen die 'er zijn, om hunne Kinderen het nodige en nuttige te laten leeren. Andere vergenoegen zich aan dezelve een Meefter te geven , zonder naar kunde en Godvrucht te zien, en te gelooven, dat het geven van Meefters geen gering deel der opvoeding is; andere maken al het geen hunne Kinderen leeren onnut, door de liefde tot de weereld , en de zonden, in hunne tedere harten aantekweken. Zoo was de opvoeding gefield voor ee« nige jaaren onder U, en is het nog, Laat ik U herinneren de Godvruchtminnende taal vat} Uwen waardigen Leer raar, mijnen Weldoender, van den ^Doorslag, in zijne voor drie jaaren uit-  REDEVOERING. SJJ uitgefprokene Biddags-Leerreden: Toen gij hem hoorde klagen, „ Hoe veel goeds verderft niet de „ verwaarloosde opvoeding der Jeugd, ,, bij veelen ? in plaats van haar nede„ righeid, naarftigheid en goede trouwe , „ inteboezemen , deugden die wel eer ,, ons Vaderland boven andere Natiën „ kenmerkten, — in plaats van haar lust „ en liefde tot den Godsdienst inteplan„ ten, en dus nuttige Burgers, gewensch„ te Egtgenoten , goede Huishoudfters „ en brave Moeders aan het Vaderland „ te leveren, —ziet men in tegendeel haar „ zeer vroeg, eer het de jaaren nauw„ lijks dulden , den fmaak geven van ,, zondig vermaak , van verkwistinge, „ geen gelegenheden worden 'er ver„ zulmt, om haar de hovaardij, de konst „ om zich voor de weereld alleen beval„ lig te maken, inteftampen, — zij moet „ mede haare nutteloze gezelfchappen, „ haar partijen hebben, en, als of de „ dwaasheid nog niet genoeg in het „ harte der Jeugd gebonden was, moet „ me»  "gO B I D © A G 3 „ men:ze nog ellendig vermeerderen doof „ flaaffche navolginge der moden, door „ het tijd- en deugdvernielend fpel, door 5, ijdele toneelen, die men, op zijn zagst j, gefpröken, zeer wel misfen kan, —. i, en door haar flegts zoo veel van den „ Godsdienst te laaten leeren , als de gewoonte , het fatfoen, of het veri, krijgen van ambten, en dat nog zeer „ gebrekkig, fchijnen te vorderen." ( *) Hoe natuurlijk is het treurig beeld, dat dien menfcbenvriend maald! en past hec niet geheel op Ü gedrag? dan uit zulk eene opvoeding kan niets "anders voortvloeijen, dan dat de liefde voor God en ijver in zijn dienst verminderd, en men, van geflagt tot geflagt, het rijk der Dieren met rasfche fchreden naderd. De verachting van den openbaren Godsdienst, in deze Stad, is een tweede oorzaak van het algemeen verval. — Uwe Leeraaren, oude Chriltenen, verklaren, dat (*) Zie van den Doorslag > twee Biddags.Ieerredenen, Dordrecht 1783, pag. 68, è<).  REDEVOERING. 3t dat Uwe Godsdienftigheid van jaar tot jaar verminderd, — elk zoekt dikwils be* dekzelen der fchande, óm de ftem vatt het geweten te fmooren ; menigmaal is de ftem uwer Leeraaren, als een roepende in de woeftijn. Hoe diep is de onkunde bij velen, hoe groot de lusteloosheid , niettegenftaande de pogingen van Leeraars en geoeffende Chriftenen, om kennis en deugd te bevorderen: geen wonder derbalven , dat ook de Godvrucht meer en meer kwijnt. Dit; zijri meene ik de oorzaken, die bij ons het verderf zoo algemeen gemaakt hebben.' Dan welke gevolgen heeft doorgaans het verval in de Godvrucht bij een Volken dus ook bij ons ? helaas! de allerpntzaglijkfte: om die U voor te ftelien, was ons derde Deel gefchikt. lilde DEEL. Wanneer wij de lotgevallen van die Volkeren , bij welke het verval in de Godvrucht algemeen is geworden , ons erin-  33 BIODAGS erinneren, dan worden wij gewaar, dat dat verval de lichamelijke en geeftelijke ondergang van zulk een Volk heeft ten gevolge gehad. Dit vloeit Voort uit de natuur van het verval, en word door de ondervinding bevestigt. De Godvrucht is de grondzuil van een Staat, 't zij Koningrijk of Gemeenebest; zij werkt in Overheden en Onderdanen alle die deugden, door welke een Staat beftendig blijft en in welvaart toeneemt. Verbeeld u een Volk, dat, door een zamenloop van omftandigheden, rijk, magtig, — en , door Verbonden met anderé Vortlen, Voor aanvallen beveiligt is: zoo lang de Godvrucht bij het zelve bloeid, zal het zelve, met dankbaarheid, erkennen het goede, dat God doet, en daar in berusten , dan, zoo ras deze vervalt, zal de zugt, om meerder magt en rijkdommen te verkrijgen, zich openbaren, en door alle middelen voldoening zoeken en, indien ze gelukken, tot nieuwe on".  REDEVOERING. 33 ongéregtigheden aanleiding geeven, welke de haat en naijver van andere Volkeren zal gaande maken om met vereende magt hun te vernederen. Dan ftel eens: zulk een rijk en magtig Volk beledigt niemand , en blijft vergenoegd met regcmatig verkregene bezittingen, dan zal de vermindering van Godvrucht, inwendige verdeeldheden veroorzaken, die Burger tegen Burger de wapenen in de hand geeft. Door die oneenigheden zal het zich verzwakken, en naburige Vorflen zullen van die tijden gebruik maken, om het van zijne bezittingen te beroven en dodelijke flagen toetebrengen. Ja ftel ook, dit gebeurde niet door de tegengeftelde hulp van Vorften, die belang hadden in het behoud van zulk een Volk, dan echter nadert het evenwel naar zijn ondergang; want zal een Volk beftendig zijn, dan moeten alle de Leden haar pligt betragten, — de Regenten moeten wijsheid, voorzigtigheid, waakzaamheid, grootmoedigheid en ftandvastigheid, — de Onderdanen gehoorzaamheid, matigheid, arbeidzaamheid en eensC ge-  34 B I D O A G S gezindheid uitoeffenen. Maar deze deugden kunnen geen plaats hebben bij menfchen , die zonder kennis van God en hunne pligten , en zonder liefde voor Hem en hunne natuurgenoten, le^ven. — De vijanden van onzen Godsdienst ontkennen wel deze waarheid, ilaande hou* dende, dat een Maatfchappij van waare Christenen allerongelukkigst zoude zijn, dan die ftelling bewijst hunne onkunde van de natuur en voorfchriften van den Godsdienst , die wij eerbiedigen : want den bloei en de welvaart van alle Volkeren, zelve der Heidenen , is alleen veroorzaakt door het betragten van die deugden , welke de Christelijke Godsdienst aanprijst. Zoo word dan de lichamelijke ondergang van een Volk, door het verval in de Godvrucht, veroorzaakt, — dan dezelve bewerkt ook hunrie geeftelijke. De Heere wijkt met zijn geest van zulk een Volk, om het hartnekkig verwerpen van denzelve. Getrouwe Leeraars worden door de dood of verplaatzing weggenomen , — de weinige Godzaligen misfen den geest, en zijn lust-, en geeneloos; met  REDEVOERING. 33 met een woord, de Heere twist niet meer met zulk een Volk, maar laat het wandelen in zijn eige wegen, en neemt, wanneer alle de gekende ingezameld zijn, liet Euangelium , en met het zelve Zijn geest geheel weg , en zulk een Volk zinkt in haar vorig niet te rug. Dit gefielde word door Gods weg met onderfcheide Volkeren beveiligt. Laat ik U A„ alleen erinneren , aan Zijne handelwijs met Zijn oud Volk, aan de oordeelen die hun getroffen hebben, en volmaakt zijn geworden door hunne verflroijing over de geheele aarde, om hun verlaten van Hem, na den inhoud van veele Goddelijke verklaringen , door den mond van zijne Knegten de Propheten, — aan de lotgevallen der weleer bloeijende Gemeentens in klein Afia , van welke niet dan treurige gedenktekens van haar vorigen bloeij zijn overgebleven, — en het geen onze aandagt verdient, is, dat heuren tegenwoordigen Haat min of meer ellendig is , naar mate het goede en kwaade dat de HeiC 2 land  BIDDAG3 land in Jobannes tijd in haar ontdekte: een roerend bewijs , hoe rechtvaerdigheid Gods daden bezield, en Zijne goedertierendheid, zoo veel met Zijne liefde tot order beftaan kan, zich verheerlijkt. Ja laat ik U herinneren aan de lotgevallen der Grieken en Romeinen; — fchoon nimmer begunftigt zijnde met het Euangelium , is echter al hunnen bloeij gebooren geworden, door eene aanhoudende beoefFening van die edele deugden , welke de natuurlijke Godsdienst ons beveeld, en hun verval is begonnen, vermeerderd en volmaakt door hunne afwijking van de denkwijze en zeden hunner Vaderen , als een natuurlijk gevolg van hunne verbastering, en van het Goddelijk ongenoegen. Trouwens wij hebben niet meer nodig, bewijzen voor die treurige waarheid, bij andere Volkeren, te zoeken , wij zien het reeds bevestigt in ons Land en deze Srad. De fchrikkelijke gevolgen van het verval in de Godvrucht, worden wij gewaar in onze natuurlijke , ftaatkundige , zedelijke en gee-  REDEVOERING. 37 geeftelijke gefteldheid. Laat ik U A. 'er bij bepalen. Het Land, dat wij bewoonen, is in deze Eeuw verminderd, — eenige plaatzen zijn door de Zee ingezwolgen, — de Rivieren regten bijna Jaarlijks verwoeftingen aan, die den Land en Veeman , in een poel van rampen Horten. — De voornaamfte Steden hebben dien trap van luider verlooren , die hun in vorige tijden bij andere Volken beroemd maakten; — de Koophandel , de bron van ons beftaan en welvaart, kwijnt in verfcheide opzigten; — het crediet, zoo nodig voor een handeldrijvend Volk , wankelt, om dat het vertrouwen op elkanders eerlijkheid verminderd. — De Handwerken vervallen van jaar tot jaar , niettegenftaande de welmenende pogingen van Vaderlandlievende Mannen; — de Veepest verfpreid een magerheid over de noodzaakelijkfte behoefcens. — In het Staatkundig ftelzel van Europa, hebben wij het grootile deel , zoo niet al het gewigt , verlooren , het geen wij nog in het begin van C 3 dcz®  3$ B T D D A G S deze Eeuw hadden. — Partijfchap, heerschzugc en eigenbelang doen ons Land op zijn fondamenten ridderen. — Met onze •verdeeltheid en daar uit voortvloeiende Zwakte, heeft een Vorst, die de grootheid van zijn huis , zoo niet de Kroon (die hij draagt, naast God, aan onze trouw, ons geld en,ons bloed, te danken heeft, gelegendheid genomen , on] ons te overvallen met een reeks van vorderingen, die onzen geheelen ondergang ten gevolgen zoude hebben , indien niet de ftandyastigheid en voorzigtigheid van onze waardige Overheden» eenigzins, het gevaar had afgeweerd, en Wie weet wat nog het einde zijn zal. —■ In het zedelijk beflaan der Menfchen, zien wij, onder alle rangen, verwijfde zeden onbeteugelde wellust, alle paaien te bovengaande verkwistingen uitoefenen. — Zielverdervende Schriften worden uit het naburig Engeland en Frankrijk aangebragt, en van onze Jeugd van beide de Sexen mét vermaak, geleezen* — In het Godsdienftige en geeftelijke word men ook de gevolgen van het verval gewaar, De eene Chriften  REDEVOERING. 39 Chriflen word voor, de andere na, wéggeraapr; — die overblijven, dragen en verwonen zeer weinig trekken van het Goddelijk en Hemelsch beeld van hunnen Verlosfer; —die hartelijke vereeniging, door welke alle de Godzaligen een hart en een ziel zijn, en elkanders lasten helpen dragen, word weinig gevonden ; — het belang, dat men nam in de uitbreidinge van Gods rijk, en de blijdfehap, die men gevoelde , wanneer genade zegepraalde over het hart van den Zondaar, is merkelijk verminderd ; — de bijeenkomflen, door welke Chriflenen eikanderen en anderen poogden nuttig te zijn, zijn in een diep verval; — en mogen wij uit dat alles niet opmaken , dat het liegt gefield is met de afzonderingen, — met het brengen van de overtredingen voor den Heere, — met het werken uit geloofsvereeniging met den Heere Jefus. Hoe zelden hoort men dat God menfehen bekeerd! moeten wij niet klagende uitroepen : Aan men is de arm des Heere geopenbaard? Zijn niet de overtuigingen, die nu en dan een ftraal van hoop geven , gelijk C 4 aan  4? b i d d a g s aan een morgewolk en vroegkömende dauw. Ja kennen wij geen menfchen onder ons, bij welken flerke overtuigingen geëindigt zijn in de buterfte haat tegen God, zijn dienst en volk? — Welk een verbazend onderfcheid is ?er tusfchen die tijden , in welke een nu verheerlijkte Schutte aan U , en uwe Vaders, Chriftus predikte, en de tegenwoordige. Oude Chriflenen denken aan die dagen met blijdfchap , toen werkte de Heere met kragt. De zalige Voet kon, met waarheid, zeggen: Geen Schutter lei ooit boog gelukkiger hier aan, ■k heb ganfche benden voor den Heiland neer zien bukken. Eenige zijn nog tot cieraden van dit Heiligdom, en de andere zingen met hem het Lied des Lams. ——• Ziet, mijne Hoorderen! zoo algemeen Is onze vermagering, — dit zijn de gevok gen van ons verlaten van den Heere, — van onze liefdeloosheid jegens Hem, en jjyerloosheid in Zijn dienst. Wij naderen lia ons lichamelijk en geeft/dijk, tijdelijk n  R E D E V O E R I N G. 41 en eeuwig beftaan , naar onzen ondergang. , . • i o Mijn Vaderland! o Dordrechts Kerkfchaar! aan wien mijn ziel, door liefde en dankbaarheid, gefnoerd is. Hpe akelig is het vooruitzicht! Welke zwarte, digt op een pakkende, wolken,, trekken boven ons hoofd te zamen. Wie weet hoe rasch Neerland ter plunderinge zal worden overgegeven, — dat het jok der flavernij op onze fchouderen zal gelegt worden, — dat het licht des Euangeljums en Gods geest van ons zal wijken, — en dat onze naam alleen zal genoemt worden om aan andere Volkeren te doen zien, welk het deel is van hun, die God verlaten. Dan, waar toe doe ik U die ellenden in een tafreel befchouwen? Het gefchied, mijne Vrienden! om U, daar de Heere nog niet geheel van ons geweken :s, aantefpooren , om Zijn ftem te hooren, Zijn ftem, die ons op dezen dag nog toeroept: Bekeerd £/, doet uwe eerfie werken, o Indien wij, nu nog , het C 5 pp"  '42 BIDDAfl-4 opfegt , bedaard en plegtig befluit namen, om den Heere te dienen, om, in alle onze betrekkingen, onze pligten te vervullen, —alles met opzien tot den Heere, en met fmekingen om Zijnen geest, dan zoude de Heere met zijn zegenende genade tot ons wederkeeren , onze twistzake beflegten , ja voor ons rrrijden. Dordrechts Kerkfchaar ! bemint gij U Vaderland, Uwe Kinderen, wenscht gij hun gelukkig te zien? Wel Uw behoud en welvaart, en dat van uwe Kinderen, ftaat nog in uwe handen. Alleen kent den God uwer Vaderen, en dient Hem met een rein hert en een gewillige zie'le: Om U tot dat zalig befluit, in bijzondere aanfpraken , optewekken, was het laatfte Deel dezer rede gefchikt. IVde DEEL,. Wel Edele Groot Achtbaare Heeren Burgemeefteren , Raad en Magiftraat van deze aanzienlijke Stad { Het  REDEVOERING. -43 Het is met die eerbied , welke het hart van elk weldenkend Nederlander vervult, wanneer hij tot zijne Regenten nadert, -— het is met die edele vrijmoedigheid , welke den boezem van een Euangelie- dienaar bezield , dat mijne rede zich tot U Groot Achtbaarhedens richt. Ik vertrouw dat U Wel Ed. met mij geloven, dat de Godvrucht veel invloed heeft op een Volk; dat, indien deze in volle luider gezien word , dan ook de wetten haar kragt oeffenen, oproeren geweerd worden ; — koophandel» konden en wetenfchappen bloeijen; — dat, in het tegenoverdaande geval, de uiten inwendige voorfpoed van een Volk ophoud. U Achtbaarhedens zijn ook pverreed, dat Uw gedrag als Mensch, als Christen, als Regent, veel invloed heeft op het zedelijk bedaan der Ingezetenen. Het is op deze gronden , dat ik met allen eerbied en ernst U fmeek om die raagt, welke God aan U verleend heeft,, te willen aanwenden om de ongodsdienflïgheid , dartelheid en weelde te weeren ; — door gepaste middelen, de opvoeding  44 IIDDAGS ding der Jeugd in het Wees- en Armhuis en Burgerfcholen te verbeteren, —en getrouw, blijmoedig en (tandvastig, uwe gewigtige pligten te vervullen. IJver Mijn Heeren! ijver voor de Jeere en roem van dien Jefus, welke Gij, door het doen van uwe belijdenis voor uwen Heer verklaard hebt. Ga dit Volk voor, in het eerbiedigen van Zijn kruis, in het gehoorzamen van Zijne bevelen! Drukt de voetitappen van een Esra, Nehemia en alle die Regenten, welker naamen de Geest -aan de vergetelheid ontrukt heeft, en die met roem gedacht worden , om dat zij de Godzaligheid, en met dezelve, de gelukzaligheid, onder de Volken, aan hunne zorge toevertrouwd, hebben doen herleven. Dan zal 't bellier voor U zelve, voor Uwe huizen, voor, dit volk, geze* gend zijn. De Hemelmajefteit zal Uwe daden goedkeuren, en die goedkeuring© zal zich in alle uwe ondernemingen openbaaren. Ja, wanneer de Engel des döbds met zijne zwarte vleugelen over U ruifchen zal, — wanneer alle aardlche eer en grootheid haar glans verliest, wan-  REDEVOERING. 45 wanneer duizend dingen eene andere gedaante aannemen, —dan zal de Goddelijke goedkeuring U vrijmoedigheid geven om in nederigheid te zegden: Gedenkt Hesre dat ik in waarheid en opregtheid voor Uw aangezigt gewandeld heb. De traanen , de dankbare traanen van dit Volk» zullen eene roerende loffpraak op Uwe verrichtingen zijn. De waarheid zelve zal, met haar eeuwig grift, öp Uw grafzerk gravceren : Deze Regent was' de wellust van zijn Folk, om dat hij alleen voor God en zijn Vaderland leefde. Genade make U Groot Achtbaarhedens bekwaam, om zoo te handelen! Leeraaren van dit Vólk! Mijne broederen in den dienst van den besten Heer! Gij kent en beklaagt met mij de, ongelukkige gefteldheid van ons Land en Kerkfchaar: het is uic Uw mond, dat ik meer dan eens klagten gehoord heb over de toenemende geefleloosheid en ongodsdienftigheid. Het is fmertelijk, mijne Broeders ! onder een Volk te arbijden, dac weigerd zich te bekeeren, geen  4& B I D D A Q S geen vrucht te zien op onze pogingen, om het rijk van onzen Zender uit te breiden; dan laat dit ons niet moedeloos maken. Indien het de wensch van ons hart is , getrouw te zijn , en wij; daar toe verwaardigt worden, dan is ons werk den Heere aangenaam , dan zijn wij hem een goede reuk , zoo wel in de geene die behouden worden, als in die , die verloren gaan. Dat dit ons aanfpoore , om het. Euangelium , dat dierbaar woord, vrijmoedig en blijmoedig, te prediken , — dat alle onze Leerredenen , hoe onderfcheiden de ftoffen zijn, die wij verhandelen, als zoo veel regte. lijnen, in Jefus, als het middelpunt, zamenloopen; — dat wij, na mate dat het ongeloof veld wind en de zeden verbasteren , onze pogingen verdubbelen, om de Godsdienst in een beminlijk lieht te plaatzen , om minkundigen te leeren, zondaren tot bekeering aantefpooren, en des Heeren Volk optewekken , om de Leere van heuren Verlosfer in alles te vercieren, en vooral om, door een heiligen wandel, de Godsdienst, die wij pre-  REDEVOERING. prediken, aanteprijzen. Laten wij {laan 'naar genade , om te leven met de bazuin van het Euangelium aan den mond, en met den fakkel van Godvrucht in onze handen , dan zullen wij den Heere een liefFelijken reuk zijn , en al is het dan dat wij hier met traanen zaaijen, wij zullen eens met gejuich maaijen al was het maar, dat wij één Kind voor Christus mogten teclen, dat zal dan onze blijdfchap en kroone zijn. De Heere geeve dat wij veel, in nederigheid, met een biddend hart. ons oog vestigen op dien loon, dien grooten loon ! Wees- en Armbezorgers ! Beflierders der Schooien ! Hoofden der Huisgezinnen ! en gij alle mijne Vrienden , van Welk een (land of Sexe gij zijt \ Ik heb U voorgeleid de onderfcheide pligten , die voor uwe rekening leggen, en door welke gij weldoeners van een volgend geflagt kunt worden. Ach! wij bidden U, verzuim geen oogenblik, om, door eene getrouwe vervulling derzelve, uwen  4'8f. E I O D A G S uwen en onzen ondergang voortekoo-men, en laat vooral uw aandagc en werk zich bepalen tot dat geene, het welk het. verval veroorzaakt of bevorderd heeft* Zegent God uwe ondernemingen, vermeerderen uwe bezittingen, misbruikt die weldaden niet, door uwen natuurlijken hoogmoed te voeden , — de weelde aantekweken, en het ten toon fprijden van uwe rijkdommen; — maar, laaten die zegeningen zagte koorden zijn, die U aan Gods dienst fnoeren, en maak dezelve dienstbaar aan Hem en uw Vaderland. Verbeter het gebrekkige in Uwe opvoeding, en dat van Uwe kinderen. --* Befchouw dat werk wel als gewigtig, maar ook als de heilzaamfte gevolgen hebbende , en laat het moeijelijke 'er van Ü aanfporen tot verdubbeling van Uwen arbeid en ijver. Richt een Huis-Godsdienst op, dit zal een verbazenden invloed hebben op uwe zeden en Godsdienftige gevoelens, gelijk wij zulks in op-  REDEVOERING. 49 opzettelijke Leerredenen hebben pogen aantetoonen. (*) Maak een naarftig gebruik van den openbaaren Godsdienst, laat die altijd bij U op een hoogen prijs ftaan. Erin* «er U, dat de weldaden, die de Heere daar fchenkt, U ziel berijden voor, en verzekeren van , eene zalige Eeuwigheid. En zijn die goederen niet waardig, dat gij Uwen tijd daar aan bedeed? Langs dien weg zoude het verder afdwalen van den. Heere worden voorgekoomen , en de Godvrucht herleeven. — Dan, mijne Vrienden, om die pligten te kunnen betragten , is Hemelfche genade noodig; — van natuure zijn wij, en alles wat in ons is, gekant tegen dien weg en die pligten. De uitoeffening kan alleen den Heere aan- (*) Onder mijne teerredenen over de besté middelen , ter bevordering van het Huisfelijk geluk, heb ik 'er twee uitgefprooken over de Zedelijke opvoeding der Kinderen , en een over het noodzakelijke en voordeelige van dén Huis-Godsdienst. D  5° B I D D A G S aangenaam zijn , en ons voordeel aanbrengen , wanneer dezelve voorcvloeid uit geloofsvereeniging met den Heere Jefus. — Onbekeerd mensch! roept dan veel om den Geest des geloofs; ftaat naar kennis , naar een levendige kennis van uwe zonden; — verzondig de minfte overtuiging niet. maar kweek dezelve aan met een oog op den Heere. Dit Zal de weg zijn, dat gij als een ellendige al Uw heil in den Verlosfer vind. Godzaligen! Ik hoop dat gij wel voor den Heere zult willen beleiden , dat ongeregtige dingen bij. Ü gevonden worden. Ach! laat het gezicht en gevoel van het gebrekkige in uwe beste pligtert, U, in Euangelifche ootmoed, naar den Heere Jefus leiden j om in Zijn bloed verzoeninge te vinden. — Waak tegen alles,, welk, in, deze geefleloze dagen, uwe liefde tot uwen Verlofer zoude kunnen verminderen, vté Laat, daarom, bidden , ootmoedig en geloovig bidden, uw voornaamst en aangenaamst werk zijn , dart zal de Heere met u zijn , en uw toe- ne-  REDEVOERING. 51 nemen zal aan allen openbaar worden. Gij zulc een zinkend Land fchragen en redden, en, op des Heeren tijd, Zijne liefde en trouwe , volmaakt kennen en ondervinden. —— Zie daar, mijne Broederen! mijn' last open gelegt , U de weg, tot uw behoud en ondergang, doen kennen , — het gefprokene legt nu voor Uwe en Mijne verantwoordinge, en het zal ons eens in gedachten gebragt worden , indien wij zoo ongelukkig mogten zijn om het te vergeeten. Dan, wat antwoord zult gij nu den Heere op zijne verklaaring en raad geven! Zal het zijn? Na alles, dat gij tot ons in des Heeren naam gefproken hebt, zullen wij niet hooren. — o dan zouden wij ons een vreeslijk lot bereiden! — Ik hoop het tegendeel , en dat elk uwer betuigen zal: Wat mij aangaat, ik en mijn huis, wij zullen den Heere dienen. — Dan , hoe menigmaal hebben wij niet al die betuiging gedaan , zonder het te volbrengen ; en het is te vreezen , dat onze D a te-  B I O D A G S tegenwoordige betuiging geen beter gevolg zal hebben , indien de Heere ons hart niet neigt tot de vreeze van Zijn naam. — Is het dan in waarheid onze wensch, die genadens te ontfangen, om zoo ons zelve en het Vaderland te behouden? — zoo laten Wij ons tot den Heere, de bron van alle heil en genade, wenden, en Hem eerbiedig om dezelve, en de nodigde zegeningen voor onze beste dingen, fmeeken. GEBED. 'Verheven Majefteit! Eeuwigen Koning! gedoog dat zondaren, groote zondaren, tot U naderen, en hunne belangens en noden, eerbiedig, aan U voordragen. — Het is waar, Heere ! de befeffens van Uwe Heiligheid , liefde tot order, en van onze verkeertheid en menigvuldige afwijkingen van Uwe wet, vervullen ons met vreeze , dat gij roken zult tegen ons Gebed, en naar ons niet hooren. — Dan het leven, dat wij, fchoon duizend maaien verbeurt, nog genieten; de zege.  REDEVOERING. 53 geningen, die Uwe liefde nog aan ons fchenkt, en Uwe genadige verklaringe, dat gij een geern vergevend God zijt, beuren ons op, — doen een firaal van hoop in onze ziel dalen, _ dat Gij ons, om des Borgs wil , en het Gebed van hun uit ons midden, die met U in de tederfle betrekkingen ftaan, gunftig hooren zult. In dat eerbiedig vertrouwen , buigen wij ons voor Uwen troon neder , en betuigen voor U , dat hoe groot ook de weldaden zijn, die Gij aan ons Land, van onzer Vaderen dagen af tot nu toe, en aan onze Perfoonen, naar lichaam en geest, bewezen hebt, -~ die weldaden door ons fchandelijk zijn misbruikt geworden ; dat wij uwe wetten vertreden; uwe vermaningen veracht ; Uw Geesc weerftaan en fmaadheid aangedaan hebben, — ja dat het alleen een gevolg van uwe lankmoedigheid is, dat wij alreê niet onze hartnekkigheid , in het weigeren 1 van naar U te hooren, in de eeuwigheid beklagen. — Dit beleiden wij voor D 3 Uo  54 BIDDAG! •» U. — Dan Heere! mogten wij niet alleen onzen ongelukkigen ftaat met ons verftand befchouwen , — maar die zien bij de ftraalen van Uw eigen licht. — Leer ons door Uw Geest ds zonden kennen en betreuren; — verbreek de banden , door welke wij aan dezelve gebonden zijn, ten einde wij een vermaak vinden in U te dienen. Mogt Uw volk veel bepaald worden bij hun gebrek, bij hunne verkleeftheid aan de weereld, en daar mede verbondene vermindering van hunne liefde jegens U hunnen God, veel overreed zijn van hunne vermindering in ijver en ftandvastigheid in uwen dienst. Zuiver hun hart van' alle bevlekkingen, -— bellier hunnen wandel, ten einde zij meer gefchikt zijn om voor een zondig Land en Volk in te treden, meer tot voorbeelden dienen voor een wereld, die in het booze legt, en meer den roem uwer genade verbrijden._ Laaten zij en wij door genade bewrogt worden, om,' door een heiligen wandel, dè vervalle Godvrucht optebeuren en een nieuw leven te geven, ten einde wij en onze Kinderen U dienen. Wij  REDEVOERING. 55 Wij dragen aan Uwe liefde en magtige befcherming op hec Land , dat wij bewoonen, — van U hebben onze Vaders het ontfangen, — Gij hebt ons tot een vrij Volk gemaakt, — bij die Vrijheid bewaard, en ons meer dan eens gered, wanneer menfchen - hulp ijdelheid bevonden wierd. — Wij fmeekenU, maak uwe weldadigheid ook nu aan ons groot, daar wij door een eerzugtig en magtig Vorst worden aangevallen. — Neig zijn hart tot vredelievende gevoelens , op dat de Vrede , met behoud van onze onafhankelijkheid en voorreg. ten, herfteld worde, en keurt Uwe wijsheid het nodig, dat wij in eenen Oorlog worden gewikkeld, ach! weest dan bij ons, trek voor ons aangezigt heen; geef aan onze Krijgslieden kunde, moed en ftandvastigheid, en maak ons allen gewillig , om alles voor onze Vrijheid opteofferen; Ja den dood, den edelen dood voor het Vaderland, te lkrven. —— Laten alle inwendige beroeringen en verdeeldheden een einde nemen;— laat D 4 ware  5* SIDD JG! ware Vaderlandsliefde ons allen bezieJen, elks hare van liefde toe zijn broeder gloeijen, en een opregt vertrouwen onder alle rangen van Burgers heerfchen , op dat wij ons zeiven niet verwoeften. —> Zegen de inkomften van den Land- en Veeman; — vermeerder onze Kudden , en mogt de Sterfte onder onze Runderen een einde nemen. — Herftel den Koophandel, de Zeevaart, de Fabriquen, de bronnen van ons beilaan en welvaart , ten einde zij in hun ouden luiiter verfcliijnen , en de voorfpoed onder alle de rangen der Ingezetenen gezien worde. — Schraag de kwijnende en vervallen Maatfchappijen der beide Indien; mogren haare Schepen door U bewaard en veilig in onze Havenen geleid worden; — laat eerlijkheid en Godvrucht alle haare Dienaren bezielen, en mogt, vooral, het Euangelie der genade getrouw , ijverig en met zegen , aldaar verkondigd worden. Zegen, o God! elk onzer, in dien kring, p welke Uwe wijsheid hem geplaatst heeft.  REDEVOERING. 57 heeft, met voorfpoed, — en laaten alle eerlijke Neeringen , Hanteeringen , en andere middelen van beftaan, bekroond worden met uwen zegen. — Mogt de opvoeding der Jeugd door U geleerd en beftierd worden; — druk Ouders het gewigt van dat werk. op het hart, en laat het vrolijk vooruitzicht van vormers van een wijs en deugdzaam geflagt te zijn, hun met moed en ijver bezielen. Gedenk ten goede aan Uwe Gemeentens aan alle plaatzen, bijzonder in Nederland en deze Stad. — Gij kend haare gedaante en diep verval, ach! richtze op, —- laat Uw geest het gelaat van onze Kerkfchaar vernieuwen , Zondaren bekeerd , en Uwe heiligen meer het beeld uwes Zoons gelijkformig worden. -— Begunftig alle uwe Knegten met bekwaammakende genade , om, door woord en wandel, eene eere van hunnen Zender te zijn , en bekroon dan hunne pogingen, ter uitbreidinge van Zijn rijk» met den rijkften zegen. D § Stort;,  BIDDAG;.* Stort, weldoende God! eeuwigen regen uit over de Perfoonen en Regeeringe van de befchenners onzer Vrijheid en Voorregten-; Haar Edele Groot Mogende de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, onze Souvereine Overheden , en Haar Edele Mogende de Heeren Staten van de andere Provinciën» Vervul hunne harten met den geest der wijsheid, voorzigtigheid en edelen ijver, voor ons behoud en welvaart. Laat eensgezindheid, kloekmoedigheid en ftandvastigheid in hunne Vergaderingen en belluiten doorftralen. Dat de eer van weldoeners van een vrij Volk te worden , hun bemoedige en vertrooile in de onaangenaamheden der Regeeringe, Vooral in deze verwarde tijden. Verfier hunne harten met eene ware en werkzame liefde tot Uwen dienst, ten einde zij Godvrucht rondom, zich verfpreiden , en het loon van getrouwe Regenten, nu en in de eeuwigheid, oncfangen. Mogt-  REDEVOERING. 50 Mogt het U ook behagen , Goedertieren God ! al het nodige aan Zijne Doorlugcige Hoogheid den Heere Prince van Oranje en Nasfau , Erfltadhouder der Republiek, te verleenen, tot het gelukkig vervullen van alle die gewigtige bedieningen , welke Hem tot 's Lands welzijn , en voorftand en handhaving van een iegelijks Voorrechten, zijn aanbetrouwt , om alzoo , door eene loffelijke medewerkinge met 's Lands Vaderen , te deelen in de dankbaarheid van een vrij en wel beftierd Volk. — Laaten de dagen van Haare Koninglijke Hoogheid, Mevrouwe de Princesfe van Oranje, lang en met alle wenfchelijk heil gezegend zijn, en geef, dat de Vorftelijke Kinderen mogen uitmunten in wijsheid en Vaderlandfche deugden, welke haar tot een luider van Hun Doorlugtig Huis, tot werktuigen van 's Volks voorfpoed, en tot voorwerpen van deszelfs beftendige liefde maaken kunnen, Dat  6o BIDDAGS Dat alle heil ruste, op de Wel Edele Groot Achtbaare Heeren Regeerders van deze aanzienlijke Stad , is de zugt en bede van ons hart en mond. Gij Heere weet welke gaven zij noodig hebben, om voor U getrouw bevonden te worden, fchenk die dan aan Hun in een ruime mate. Laat de voorfpoed en Godvrucht hun deel en dat van hunne Kinderen, zijn tot in volgende Eeuwen , op dat zoo deze Stad bloeije, de inwendige rust beftendig zij, en elk Inwooner in elk hunner een Vader vinde. — Sterk Uwe Knegten in het werk, het werk van dezen dag. Mogt Uw Geest hun verlichten. Voorzigtigheid hun bellieren , en een blakende liefde voor Jefus hun bezielen , ten einde zij met zegen mogen fpreken. Gedenk ten goede aan de bezogten dooruwe hand , bijzonder aan die oude Zuster dezer Gemeente, die aan den rand des. Grafs,  REDEVOERING. 61 Grafs verkeerd; (*) kan het met Uw raad, die altoos wijs en goed is, beftaan,, dan fmeken wij U om de verlenging van haar leven, tot troost en blijdfchap der Armen, die zij gevoed en verkwikt heeft : zoo niet , dat dan haar geloof in, en vertrouwen op den Verlosfer, lévendig zij , en zij met blijdfchap de aarde verlate, om eeuwig zich in U te verblijden. Maak Uw Knegt dankbaar, voor alle de bewijzen van uwe zorge voor hem, en de onderfteuningen in dit uur; — laat hij verwaardigt worden , om Jefus en Zijn Euangelium, niet alleen door woorden , maar ook door een heiligen wandel aanteprijzen, en, kan het zijn, zich zeiven en velen behouden. Dit (*) De Wel Edele Vrouwe S. A. Beeiaf.RTs, Weduwe van den uurgemeefter P. Geyaerts, die, Jaren lang, uit liefde tot den dierbaaren Verlosfer i de weldoenfter van haare natuurgenoten geWsest is.  6*2 BIDDAOS -REDEVOERING. Dit zijn de fmekingen die wij , goedertieren God ! voor Uw troon nederleggetiè o Zoon van God v eeuwige Hogepriefter ! Ach ! neem gij dezelve op, befpreng ze met Uw altoos levend, altoos kragtig , altoos reinigend bloed. Vertoon ze aan uwen Vader , dan zullen die zegeningen, welke Zijne Wijsbeid weet , dat onze tijdelijke en eeuwige belangens het best bevorderen, van zijnen troon, als een ftroom, op ons afdalen ; .— dan zullen wij met dezelve, den Geest der aanneminge tot Kinderen, het recht en de vrijmoedigheid erlangen, om nu, en in de Uure des doods, te betuigen: Onze Vader, enz,  Voor den Binder. Deze Leerrede moet ingenaaid en niet doorgeftoken worden.  ■