D E jk: j£ m. x EEN GODS-GEBOUW, O F K E R K E L ÏJ K E REDEVOERING, Over Hebreen III. vs. 4. /. d. ter sluiting van het noordholland- > schf. s ij node te Amsterdam. Uitgefproken in de Nieuwe Kerk aldaar. Den s'ïen van Oogstmaand 1784. door DANIËL ALBERT REGULETH, predikant te haarlem. Te HAARLEM, Bij CORNELIS van der Aa, Boekverkoper. mdcclxxxiv.  Uitgegeeven naar KERKEN-ORDE.  AAN DE EDEL MOGENDE HEEREN MV JOHAN HENDRIK MOLLE RUS, RAADSHEER IN HET HOF I'AN HOLLAND, ZEELAND EN IVE S TfR IE S L A ND, enz.knz.£nz. r. n MR. JACOB ELIAS ARNOUDSZ. OUT) BURGEMEESTER EN RAAD DER STAD AMSTERDAM,BEWINDHEBBER DER. OOSTINDISCHE COMPAGNIE TER KAMER. AMS TERDAM, enz. enz. enz. COMMISSARISSEN POLITIEK VAN Hunne EEDELF. GROOT MOGENDE, de HEEREN STAATEN van HOLLAND en WESTFRIESLAND, in de Sijnode van Noord holland, cc nou den te Amsterdam, van den van hooimaand, tot den Sl1'en van oogstmaand mdcclxxxiv. word T  O P D R A G T. WOB D T DEEZE KERKELIJKE REDEVOERING, MET ALLE VERSCHULDIGDE ONDERDAANIGHEID r EN TOEBIDDING DER DIERBAARSTE Z E8 ENINOEN OVER HuN EOHL MOGENDE JEN ALLES WAT IIUN DIERBAAR IS, EERBIEDIG OPGEDRAAGEN» DOOI Hon" Edel Mog. Ootuoedieen en - Gekoo rzaame Dienaak DANIËL ALBERT REGULETH.  OP DE KERKREDE Over Hebreen III. vs. 4*. dook den WELEERWAARDIGEN HEERE D. A. REGULETH, PREDIKANT TE HAARLEM. Gedaan ter Sluiting van htt NaordhoHaiidfrhe Sijnodc, binnen Amjieidam, in de Nieive Kerk, d.'n vijfden van Oegitmaand, des jaars 1784. H oeftreelt gij mijnen geest, verheven Schilderij! Gij tount mij Jefus Kerk, in 't Paradijs begonnen, Door God gebouwd, befebermd, en daarom nooit verwonnen, Hoe dikwijls ook verdrukt door irotfche dwinglandij. De gaufche Flel beproev' door alle de eewen vrij, Of faaare woede, en list, boefterk, boe loos verzonnen, Den vasten grondflag van Gods Kerk verwrikken konnen. — Zij raat zich vruchtloos af. God ftaat zijn Sion bij. Triumf! deez' vijfde dag beroemd in Oogstmaands dagen, Mag in mijn' Amitelftad nog luisterrijk gewaagen, Hoe God, voor Land en Kerk, aanhoudend zorgt en waakt. Lofwaarde Reguleth! heb dank voor zulk betoogen, D^c harten roereen ftrcelt. Dit moete uw roem verhoogen, Aan 't Spaarne, eaover al, waar godsdienst ijver blaakt. Amftcldatn A b m. du SART.  'God van den Heemel zal 't om doen gelukken , en voij\ zijne Knechten, zullen sm opmaken ! en bouwen. NEHIvMIA.  KERKELIJKE REDEVOERING. T oen Nehemia, Koning Arthafaita's fchenker , in 't midden van zijn luister volle hofleeven, gedachtig aan den diep vervallen lïaat van Jeruialem en 's Heeren Tempel, door voorfpraak bij zijn Vorst, d;.n bouw bevorderen wilde, leezen wij herhaalde reizen, dat hij den God des Hemels plegtig badt. Nebemia I. vs. 4. en II. vs. 4. -Betamelijk gedrag ! De godvruchtige Hoveling begreep, dat al zijn zorg en moeite en arbeid vruchteloos weezen zou, zo God niet hem ter hulpe was, en dezen opbouw met zijn heil -verzelde. — Wat kunnen wij, mijne Hoorders! hier uit leeren ? wat anders, als dat wij, die thands vergaderd waren, om aan 't geestelijk heiligdom te bouwen, dit voorbeeld volgen; dat wij, die thands zijn zaam gekomen , om in dat werk elkander te bemoedigen, dien voetilap drukken? Wel aan ! zo wij' belang in Sion ftellen, op Néhernia's voetfpoor, bidden wij tot God van den Hemel! VOORAFSPRAAK. A tekst:,  T, E , K S T. Ja. rd () f dL vL 3 //rór. III. vs. 4. /. ?. ó Se t« jroii-r* yietramsvxirx;, ©t' De waarheid raakt bij 't Menseh- dom onbekend en de waare deugd een groote zeldfaamheid. Hoe zal, in zulk een wereld, de Kerk nog bloeijen en dit gebouw gelukkig eens zijn hoogte bereiken? Eeuwige wijsheid moet hier tusfchen beiden komen: Zij roept uit het afgodisch Ur, haar' Vriend, haar'Abraham. Hij wordt een voortplanter der eedele waarheid en onder zijne hand, bij zijn nakome^ingfchap, zal 't Kerkgebouw gelukkig rijzen. —* Ziet Abraham in gevaaren gered, in onheilen beveiligd, in geloofs verzoekingen gefierkt. — Ziet lfaac; ziet Jacob , tegen allerlei benijdingen en vijanlijkheeden gedekt , in droeveniflen ftaande gehouden. — Ziet Jacobs Zoonen, onder de hoede van het voorwerp der broederlijke afgunst,  ( g ) gunst, den uit den laagften (laat verhoogden onderkoning van Egipte, den tederhartigeu Jofef, veilig in Gofen woonen. — Ziet hen, na Jofefs dood, de prooij der helfche roovzucht van eenen ondankbaaren Pharao; daar zij onder den ijferen fcepter van onvermoeide dwinglantlij wanhoopend bukken, de fteunfels van hun huis, hun Zoonen, in de Nijl elendig fneeven, en alle hoop, dat God aan Abraham en zijn woord gedenkt, zien afgefheeden : — Denkt hier met aandacht op en ziet onder deze, op den oever van den ondergang gebragte, maatfchappij, wet" nig jaren naderhand, de Gods Kerk zo voorfpoedig opgebouwd! Vraagt dan niet langer, wie heeft dit gedaan? oneindige wijsheid! onbepaalde almacht ! onveranderlijke trouw! die dit gedaan beeft, is God. ■ - God, die Amrams Zoon, in het vaderlijk huis, drie maanden voor den tand van het bloeddorstig roofdier dekte; Jochebets Zuigeling in 't biefe kistjen, op de baaren met zijn oog bewaakte; de gangen van de koninglijke Rijksprinces Nijlwaarts ftierde; het vorstelijk hart, voor Kindermin vatbaar maakte, en den onverzoenbren uitroeijer van Abrahams nagedacht, ten pleeg» 'vader en fchermvoogd van hun doorluchtige» Verlosfer, worden deedt. « God, die het jeugdig hart van den, in weelde opgevoedden9 8 U Paulus zegt, die dit alles, de Kerk door alle tijden, gebouwd heeft» As God. — Het Kerkgevaart, in Eden reeds gegrond, in Mofes tijd zo merkelijk opgebouwd, •moest evenwel al hooger rijzen, En wat er ook zig tegenkant, het Godsplan wordt volvoerd; niets, hoe boosaardig aangelegd, veriedelt of belemmert het. — De Gods regeering, met de grondlegging van Ifraëls burgerftaat, bij deze natie ingevoerd 5 gaf aan den Kerkbouw een bizonderen voorfpoed : dan , wat gebeurt er? Ifraël begeert een eigen Koning; verwerpt den Tehovah. —- Dit zal alles ftremmen! Edoch , laat trotsch vernuft vrij zeggen , dat God, niet enkel in Saul, maar zelfs in Jeffe's Zoon, hun eenen Koning gaf in zijne gramfchap, h zal eeuwig leugen .Mijven. Aan David* Troon, aan Davids huis verhecht zich de belofte van den Mesfias, in Eden reeds beloofd, aan Abraham toegezegd: Mesfias, onder wiens vermogende hand, de Kerkbouw zo veel heil en zeegen eens genieten zou. Laat Ifraël zich van Davids huis oproerig affcheuren; de Troon van dezen Gods knegt wordt voor den Mesfias log bewaard. — Laat Asfur's Vorst het tien  ( 20 ) ftanmiig Koningrijk , en Babel's Rijksmonareh Judain ballingfchap na elders heen voeren, en, bij de flooping van het praalgebouw, door Salomo aan Ifraëls God gewijd,, de Kerk verwoest fchynen: geen nood! een Heidensch Vorst wordt geroepen van den Perfifchen Zetel, die Babel's onverwinbre Wallen voor zich geopend vindt, den Troon des overweldigers der Jooden beklimmen mag, en daar hij Gods oude Volk hun vrijheid weder geevt, bij 't rijzen van den Tempel te Jerufalero , uit zijne puinhoopen, fchoon zelv van 's hemels plan onkundig, den Kerkbouw weer gelukkig voord doet gaan. Laat naderhand Antiochus Epifanes het. heiligdom ontreinigen , den Godgetrouwen Jood te vuur en zwaard vervolgen, en voor zijn Afgods altaars bukken doen: laat. alles zaarnen loopen , ©m vrijheid te onderdrukken, waarheid te verdonkeren, Godsdienst te verwoesten, en 't geestelijk Kerkgebouw op zijnen grondflag te doen waggelen: vreest niet! hij, die, van den begin»e aan, verkondigt het einde, en, van ouds af, dedingen, die nog niet gefehied zijn; hij, die, zeggende; mijn raad zal beftaan en ik zal al mijn welbehaagen doen; het eens gemaakt beftck nier kat veriedelen, heeft hier de hand in. En hoe de hand in ? Zo, dat even die verftrooijing der Joden onder alle Volken, aan n  { * ) 't Gods plan mee moet werken. — De alom verjaagde Joden moeten de kundigheeden van .éénen God, de beloften van het Heil der wereld en de beginfelen der genadewaarheeden met zich neemen,en alom onder de natiën verfpreiden,om dus den weg te baanen; dat eenmaal, in de dagen van Mesfias den Vorst, de Godskerk uitgezet kon worden tot aan de eindpalen der toen bekende wereld, en, door de toebrenging van het ver van God vervreemde Heidendom, dat praalgefticht een raerkelijken aanwas kon bekomen. Hoe donker het "*er uit mag zien: in een tijd, dat de fieutel der kennis bij Israël verloren is; de eedle Godsdienst voor iedle overlevering heeft plaats gemaakt; en de heil geheimen van Aarons altaar fchetfen alleen een treurig nadenken, bij onuitgelegde plegtigheeden, zonder geest en leeven, hebben nagelaten : in een eeuw dat al wat ongerijmd, belachcheirjk, tegenftrijdig en Godslasterlijk in den Godsdienst; al wat onbetamelijk, losbandig en beestagtig in de zeden heeten mag; als een hoog geklommen ftroom alle hinderpaalen om ver geworpen en alles overweldigd heeft, bij de befchaafdfte natiën der wereld; in zulk een tijd verfchijnt Immanuel, de reeds in 't Paradijs gevingerwijsde hoekfteen, op dit beneden rond. — Verfchijnt, Yi 3 maar  ( M ) maar wordt helaas! getuig dit hof van Caja* phas ! meld ons dit Gabbatha l zwijg niet Calvarie! van Isrels bouwlieden veracht; onnut verklaard; met den voet verfchopt; en hemeltergend verworpen. -— Dan, wagt een weinig! — Ziet daar hem opgewekt; ten Hemel opgeheeven; aan 's Vaders regtcrhand geplaatst; en op den cerflen Pinxterdag, daar de geest op zijne volgelingen daalt, en zij met nieuwe ton. gen van zijn zegepraal , zelfs tot zijn haaters lprceken, dus Hatelijk ten hoofd des hoeks gelegd.—Men juiche hier : dit is van den Heere gejcbied, en 't is wonderlijk in onze oogen. Te meer , daar de leer van een gek ruisten Godmensen den Jood een ergernis, het Heidendom een dwaasheid, door eenvoudige menfehen^ zonder kragt van weltefpreeken, onder'al den tegenftand van vvereldfche magt en helse h geweld, alom gepredikt, en langs dien weg, de Kerk wordt onverhindert wijden zijd gebouwd.— Temeer, daarbij de toebrenging, van tijd tot tijd, van levendige fteeuen tot dit geestelijk huis i oneindige wijsheid , alvermogende kragt van hart veranderen de genade, or.nalpeurlijke rijkdom van zondaarsliefde, bij herhaalde proeven, blijkbaar worden. — Laat mijn Apostel hier geu .'ge zijn: Pauhxs. die den naam van Jefus\n, iz rocijen en zijn volgelingen over al zocht te nie-  (; *3 ) nielen, wierdt op Damascus weg — wat zal ik zeggen ? door een hoger raagt getroffen ? - geheel verpletterd? — neen! als een edel hoofdgefteente, door een bovenmaanfche konst gevormd , het praalgebouw zo ingevoegd, dat elk aanfehouwer 'er van zeggen moet: dit is Gods werk, - Wat dunkt u, m'rjne Hoorders? mag Paulus van het Godshuis, daar in Mpfes' dienaar was; van de Kerk, door alle tijden, niet, met alle recht, dit korte waarwoord bezigen; die dit alles gebouwd heeft, is God? En wel, (zo komt het hier ter plaatfe in ) de Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Iminanuël:— Immanuël, de groote bewindsman en uitvoerder van den Goddelijken raad, door wicn hij alle dingen gemaakt heeft; — de Engel des verbonds, de Vorst van 't har des Ileeren, IsraëlsLeidsman,.Wetgever en Koning; —de, in de volheid des tijds, ïn 't vlcesch verfcheencn God met ons, wien alle magt is overhandigd in hemel en op aarde; die der gemeente gegeven is tot een hoofd boven alle dingen ; de Zoon over zijn eigen huis, wiens huis wij zijn. En zouden de latere dagen, na het fchrijvcn van dezen briev mindere proeven hier van leveren ? — Vergunt mij, dat ik in weinig oogenblikken, dit ftuk voltooijc. Daar is een tjjd geweest, dat alles, wat aanB 4 zien-  r *4 ) zienlijk, wijs en magtig in de wereld was, zich zaam vereenigde, óm even als in Nehemias dagen, op het voetfpoor van Saneballat en zijnen aanhang, den bouw der Kerk te ftremmen. — Daar is een tijd geweest, dat de wreedheid allerlijë bloedtoneelen aanrichte; zich op pijnigingen moedacht; van het flachten en vervolgen afgemat wierdt; alleen om het weerloos Christendom in zijn geboorte uit te roeijen, en de glorie van den Zaligmaker, in de bloedzee der°belijderen van zijnen naam, voor altoos, uit te dooven. — Daar is een rijd geweest, dat een en ander van Romens Keizeren zich een eere reekenden, meerwaardig, dan de kostbaarfte triumfen, een Kerkvervolger te'weezen. — Daar is een tijd geweest, dat de trotfche heerschzucht Zich zelvs vleien dorst, den naam der Christenen hijkans te hebben uitgeroeid. — Wiens hand heeft toen de Kerk beveiligd en heeft gezorgd, dat de bouw van 't Godsgefticht, niet tegenftaande al den wederftand, teneenemaal, voor altoos , niet geftoord wierdt? - De Hemel roept: dat heb ik gedaan. O ja! oneindige wijsheid zorgde, dat de lijdzaamheid, ftandvastigheid, en \ ge' loov der Martelaaren moest medewerken, om den opbouw van de Kerk te bevorderen! duizenden zagen dit, en wierden op het oogenblik der Kerke toegevoegd! - Oneindige Almacht wist hier  C *5 ) en daar haar gunstelingen te verbergen, van tijd tot tijd verademing te fchenken, en, daar men hier de Kerk aan 't floopen was, gints die weer heerlijk uit de puinen op te trekken! Laat ik 'er bijvoegen: Men vind in de dagregisters der Kerkopbouwing eeuwen, waar in de onkunde en haar dochter bijgeIoov,zo voorfpoedig, de maatregelen van 't hellerijk, tot nadeel van de zaak der Christenheid, bevorderden, dat dit haast allegeloov te boven gaat: — Eeuwen, waar in men zulkcn, die de bouwlieden der Kerke weezen moesten, van alle , zelf gemeene, kundigheeden ontzet, in allerlei grouwelen zich verlopen, en alleen ten voedfel van hun heerschzucht, wellust en godloosheid, den opbouw van het Godsgefticht, meer ftremmen, als bevorderen zag: — Eeuwen, waar in zulken, die voorgaven, dat hen de zorg der Kerke na aan 't harte lag, en allermeest was aanbevoolen, de fnoodfte booswigten, de ergfte tirannen, de onbefchaamdfte volksverleiders en de ieverigfte voorftanders van het rijk der leugen waren: — Eeuwen, waar in, bij 't ftichten van prachtige gebouwen, aan alle oorden van de Christen wereld, ten dienst van ied'le plegtigheeden, de ware Godskerk meer afbreuk leedt en kennelijk ten val helde. Wie heeft toen dien val verhoedt ? het bijgeloof bedwongen ? de waarheid uit dien B 5 nacht  ( $ ) nacht te voorfchijn weer doen komen ? de Kerk haar oude luister weer gefchonken?— zegt niet : dank zij den drom der Kerk hervormeren! — wie heeft, allereerst hun zial verlicht, hun hoofd gedekt, hun moed geftevigd? — dit heeft God gedaan! . Nog ecne proev uit latere dagen. — Om nu niet te zeggen, dat meermaal dwaalende belaagers, als eertijds in Esras dagen, gereed, om in den Kerkbouw mee te deelen, in hunnen raad veriedcld zijn : de dwaling en het ongeloov heeft dezen bouw bevordert. — Wij weten al te wel, welken voordgang,iri onze eeuw en tijd, het ongeloov gemaakt heeft, en wat al aanvallen van een heir Naturalisten en Deïsten, onder aanvoering vaneen en anderen Goliath, die den God van Israël zo fchamper hoonen dorst, de Kerk in korten tijd heeft moeten doorftaan. 't Is waar, eeven hier door, heeft de onverfchilligheid in den godsdienst alom veld gewonnen, en mogelijk zeg ik niet te veel, dat het ongeloov zich een weg heeft weeten te baanen tot de meeste paleizen van de wetgevcren der natiën en de rijkstroonen der Alleenheerfcheren : dan heeft bij a! dien zegepraal, die vijand eigentlijk den bouw der Kerke benadeeld , .en het plan der Majefteit veriedelt? — Dat zij verre. — Integendeel even deze aanfiagen hebben gelegenheid gegee- ven,  I * ) Ven, dat de waarheid van den Christen Gods." dienst meer en meer is in het licnt gefteld, alle bedenkingen en twijffelingen meer en meer zijn weg genomen, en aan de Kerk weer nieuwe vastigheid en luister bijgezet. — Laat' ik zeggen, wat 'er van de zaak zij. Danken wij God, dat wij, in onze eeuw, een leger van Naturalisten hebben zien te velde trekken ,ende waarheid menigmaal den zegen weg dragen! Danken wij God, .dat alle. de aanflagen van 't rijk der leugenen , tot op onzen tijd, niets vermógen konden, en't Godsgefticht, hoe ook ondermijnd, en menig werf met fchok op fchok gebeukt, nog itaat en hooger rijst! dat elk, aanbiddend, ook in onze dagen zegge: die dit alles gebouwdheeft, i&GMpnsmtnl —^ Iti■uncbav'ï nsv jlssii uzi III. Of hoe, mijn Hoorders! is de dag, dien wij beleeven, niet een onweerfeggelijk ftaal en de zaamenkomst, waar in ik fpreeke, 'er een kennelijk bewijs van ? — • De hervormde Kerk van Nederland flaat nog : de Kerk van Chriftus wordt nog in ons midden opgebouwd. — Getuige zij de Kerkvergadering l die haast zal geëindigd wezen! — Het fundament, de leer der Apostelen en Profeeten, waar van Christus is de uiterfte hoeklleen, wordt nog voor wankelen beveiligd. — De goede orde in dit Tempelhuis wordt nog bewaard, en alle inbreuk,  C *S ) breuk, van verre of van nabij, is, zd veel doenelijk, paal en perk gezet. — Eedelen des volks en Leeraaren vereenigden zich en floegen de handen zaam in 't ievrig bouwen : wij zagen onze Esras enNehemias eenftcminig zaamen werken.— jMildaadigheid ontfloot en hart en hand, om elders gaven heen te zenden, daar 't bouwwerk, door gebrek en fchaarsheid, al te zeer belemmerd wierdt. — Alle'deze voorregten genoten wij in deeze dagen, en zeker waren 't givten van Immanuël, God, boven al te prijzen in der eeuwigheid ! Immanuël, die, daar hij zit aan de Rechterhand van een bevreedigde voorzienigheid, het hoog bewind in Kerkbeftuur en alle de lotgevallen heeft van 't vaderland! — Immanuël, die al dit heil en 't voorrecht ons verleent, dat wij op deezen dag, bij 't fluiten van de Kerkvergadering, z'rjn gunst, als Neêrlands overwinning, ons errinneren mogen ! — De voorfpoed van de Kerk , de bloei van 't Vaderland gaan hand aan hand. Hij, die geen vriend is van zijn Vaderland, kan Christen zijn , noch Christen Leeraar. ■ Ik fpreek thands op den vijvden dag van de Oogstmaand; eer vergeete mijn rechtehand zich zelve, eer ik uwer vergeete, Vorstinne der dagen! die, voor een drietal jaaren, Neerlands God voor Neerland ftrijden zaagt  ( *9 ) zaagt en de zints dien tijd zo beroemde Do O»" CfERSBANK voor 't Vaderland een Pruil. maaktet! Waakt op, gij Cithers! [preekt Cijmbakn* Jehavah zij uw Lied! Men zag de Zon in 't Westen daalenm Maar Neêrlands luister niet. Trompetten klinkt! wij zegepraaien Door hem, die 't al gebiedt! (c) Die dit alles, in Kerk- en Burgerftaat ontwor» pen; die dit alles daar gefteld; die dit alles ge bouwd heeft, is Godl Hallelujah! i. Is hij die dit alles de Kerk , door alle de geflachten tot op deezen dag, gebouwd heeft* God; (dit dunkt mij kan in de eerfte plaats, er voor ons, naar den aart van onze zaamenkomst, ,uit worden opgemerkt) dan moe; elk redenmagtig weezen zich een eere reekenen tot dit Gebouw te behooren , en mede aan den opbouw te arbeiden. Welk een eer , te behoo» ren tot een Godsgebouw, daar Jehovah eeuwig iO ( e ) Deeze Dichtregels met een kleine verandering zU nier aangehaald , maken een ƒ♦/» uit in de Cantate van den Heer H. van Alphen de Docgbrssank genaamt: zie xijnt Mtngtlingtn in Pr»xe tn Ptëxij. i dos\ Wadz. 15$. '  ( 3° ) in wil wonnen' welk een eer te weiken aan'een God'V'e'ücht, door de Oppermajefteit ontworpen en gevestigd! Engelen zijn begeerig in het plan der {lichting in te zien ! Engelen {lellen, in er aan te werken, al hun eer èn heerlijkheid! — Geen wonder dan ook, dat de Edelen des volks verzameld zyn tot het volk des Gods Abrahams; de fchilden der Aarde Godes zijn! - Dit immers mag ik ook vanü zeggen, Edel MogendeHekren, door de Hooge Overigheid afgevaardigd, ter biiwooning van Noordhollands Kerkvergadering! Met welk een biijdicnap zagen wij uwe aanzienlijke Perfoonen in oqze Vergadering verfchijncn, om aan den opb^i\v';'vancHe'GWskerk mee te werken! —— XLaarhij, die na een Pahfelijk gezach in de GernccnteiiS (laat, uw bijzijn voor ondraaglijk keuren; de" rechte Godssneeht juicht over uwe tegenwoordigheid. Met welk genoegen hoorden wil i'vve wiize raad'geevingen en genootën de" "vruéhien vaa uwe Vaderlijke menschlie- veudheid ên' gtuhartige' vriendlijkheid ! hoe IttWusa rlsvoo»roioo Jkiioafguivo oy3 k>j aai zeer werden wij verrukt. ....... & .... ik zwijge. — Mannen van verftand in hun tegenwoordigheid den lof toe te fwaaijen, is hun beleedigen. - Dank zij onzen Opperbouwheer,.. dat de Esras hier de hulp van onze Nehemias; de jöïua's den bijftaud vaa  ( 3* ) van de Zerobbabels ondervinden mogten! Intuflchen Ed. Mog. Heer en"! daar gv den bouw der Kerke (leeds ter harte neemt, blijvt, als gekroonde ftéenen in het midden van dit Godshuis, opgericht!"—Gaat voord! gaat voord, "Mijne Heeren! zo als oV Wel begonnen hebt! laat het U een eer en voorrecht zijn , in uwe gewigtige posten en aanzienlijke betrekkingen^ aan den welttend der gemeente mee te werken* beleeven wij duis'tre dagen; zijn het voor de Gods Kerk dagen van wolken en van donkerheid ; Weest fterk, gij Zerubbabels! en wordt kragtig in den Hèerc, en m de fterkte z'jner magt! Laat niets onbeproefd ter beveiliging der waarheid; ter beteugeling van nenf, die Zion gram zijn; ter fterking van de 'hand der bouwlieden! wie weet of g y niet., om zulk een tijd, als deze is, Ui deze eere zetels geraakt zijt? Vreest niet mijne Heeren! We dit alles 'gebouwd beeft, is God! Daar gij de belangen» van Zion .behartigt, daar zal Ziöns Koning met U zijn: daar mogen wij U toeroepen: weest fterk, gij Zerrubbabels! en werkt! want ik ben met, u fprcekt de Hcere derHeirfchaaren.— Daat is loon op uwen arbeid. — De Bouwheer zelv wil U ten fchild zijn, en uw loon zeer groot."De Heere zal ü" zeegenen uit Zion, en gy zult "het goede van Jenifalem aaafchouwen, alle de v da- p  ( 3* ) dagen uwes levens, en gij zult uwe kindskinderen zien! Vrede over Israël! Trouwens Edel Mogende Heeren! wij zeegenen U uit het Huis des Heeren. — Jehovah, die Zion heeft tot zijne wooning, verleene U alles,'wat'U in uwe aanzienelijke ambtsbedieningen van nooden is! Hij geeve wijsheid in uwe beraamingen, kloekmoedigheid in het uitvoeren, voorfpoed in het voordzetten van alles, wat tot heil der Kerk en welftand van''t Vaderland kan dienstig weezen! Vooral Immanuël, die dit alles gehuwd beeft, begunstige U met alle de Zegeningen van het huis zijner wooninge ! Hij doe U, onder de vetten der aarde, eeten , aanbidden, en voor zijn aangezichte nederbuigen! Hij verzadige U met het goede van zijn huis en het heilige van zijn paleis ! Hij gedenke.uwer naar het welbehagen tot zijn volkl Hij bezoeke U met zijn heil, op dat gy aanfchouwet het goede van zijn Uitverkorenen, een lange reeks van dagen! op dat gij U verblijdt, met de blijdfehap van zijn volk , in allen 'voor en tegenfpoed! op dat gij, oud en der dagen zat, in zijn onmiddelijke tegenwoordigheid voor eeuwig toegelaten, U zonder ftooring moogt beroemen met zijn Erfdeel! In 't Vaderlandsche Recht door. oeffend Raadsheer! De plaats van uwen Aan*  C 33 ) Aanzienelijken Voorganger , wiens Godsvrtigt elks hoogachting , wiens kunde en doorzicht ieders eerbied, wiens minzaamheid elks lievde aan zich verbondt, is in uw perfoon gelukkig weer vervuld. — Gaven de eerftelingen ons reeds zulke aangenaame proeven van uwe vaderlijke zorg voor Sions heil, doordringend verftand in moeielijke gevallen, en vriendelijke toegangelijkheid voor de geheele Priesterfchaar; wat heil, wat voordeel, welk genoegen fpellen ons de volgende dagen van uw Kerk bewind! Blijv bij ons en verlaat ons niet, zo zult gij ons tot oogen zijn! — Uw God gedenke uwer ten goede alles, wat gij san zijne gemeente doet, en degrondfteen, die in Siou gelegd is, zij U tot een heiligdom! Achtb're Burgervader! Daar onze harten Amftels Raad en Koopzaal, zo wel als de Oosterfche Gewesten, geluk wenfehen met zulk een edelen voorftander der maatfehappij, verblijden we ons, in die gegronde hope, dat de welftand van Nederlands Jerufalem, de bloei van Amftels Sion het beftendig voorwerp van uwe vaderlijke zorge blijven zal. — De Heere .zij uw raad fterkte en wijsheid in het loffelijk regeeren van deeze groote Stad Gods! — Blijv lang de kroon van Amftels Raadhuis, de wellust der Burgerfchaar , en het fieraad der Gemeen- O yoords  ( 34 ) Voorefs Edele Mogende Heeren»! Daar wij in uwe achtbare Perfoonen het hoog gezag van 's Lands hoge raagten eerbiedigen, zij het ons gegund naar het voorbeeld, 'tgecn wy in zoortgelijke Leerredenen voorgons hadden U onze wenfchen op te dragen. Dank zij Hun Edele Groot Mogende de Heeren Staaten van dit Gewest, onze hooge en alleen gebiedende Overheid , onder wiens lommeryke fchaduw wij, met uw Edel Mogende aan 't hoofd, de belangens van Neêrlands Sion zo veilig mogen gadefiaant Dank zij Hunne vaderzorg voor al het goede, dat zij in dezen ook in ons Israël deeden, aan God en aan zijn HuisJ — Hij , door wien de Koningen regeeren en de Vorsten der aarde gerechtigheid ftellen, zij de voorzitter in Hunne aanzienlijke vergaderingen! Lichte met den Geest der wijsheid en' des raads Hen voor in Hunne beraamingen ! En ga, als de doorbreeker, voor Hunne aangezichten heencn, in de uitvoering van Hunne vaderlandlievende befluiterT, ter overwinning van alle zwarigheid en tegenftand! Hij, die komende vreede heeft verkondigd, bevestige en herftelte, onder Hun hoog wijs bewind, en door Hunnen bclangeloozen ijver voor de voor-  C 35 ) voorrechten en vrijheeden vaii een vrijgevochten Natie kennelijk te zeegenen, den binnen» landfcheil vreede, en maake de raadflagén van heimelijke Achitofels tot zotheid ! De groote Bouwheer van 't Kerkgefiicht Helle Hen, daar Zij Hunne heerlijkheid in Zion inbrengen, nog lange tot Voedfterheeren der Kerke, en geve, na dat Zij een reeks van jaren ook zijn huis gericht, en zijne voorhooven bewaard zullen hébken, wandelingen onder de geenen, die voor Hem Haan. De Heer der Heirfcharen bedekke Neer.' lands Erfstadhouder onder de fchaduw van zijn rechterhand! Hij zij den volke tot een Vader, en der Kerke ten befchermer! De Vaderl.indlche vrijheid vinde in Hem haar toevlucht en verdediger! Den WelEdele Groot Achtbaars Heeren Burgemeesteren en Regeerders dezer Stad, die ons door hunne befcherming beveiligden en ons verblijf hier «aangenaam maakten, wenscht ons dankbaar hart den rijkften zeegen toe. Hij, die den Koningen der aarde vreeslijk is, legge van Zijne heerlijkheid op Hun Edele Groos? Acht»baaren, en Helle hen, een lange reeks C a vas  ( 3* V van dagen , tot gelukkige Regeerders en kloekmoedige Befchermers van deze aanzienlijke Handelilad, die ik het anker van Nederland, de -voorraadfehuur van Europa, het fchattrefoor van den Aardbol, noemen mag! Hij, die tot het Godshuis zegt: vjord gebouwd; bouwe hunne huizen; regeere hunne geöagten;bevestige hunne eere ftoelen en ftelle dit magtig Amfteldam in heerlijkheid, gelijk aan't oude Tijrus, volmaakt in fehoonheid, zo lang 'er de Zonne is! In 't kort; over alles in Land en-Stad, wat heerlijk is, zij een befchutting! - 2. Is hij (ook deeze les kan Paulus voorftel Yoor de aandacht leveren) is hij, die dit alle* -geboiFisd beeft, God; dan moet bij elk, die de eer geniet van aan den opbouw van dit Godshuis mee te werken, alles blaakende ijver voor de belangens van dit Godsgefticht , eerbied voor, en vertrouwen op den goddelijken Bouwheer zijn: en 't is met deeze les, dat ik de vrijheid neem, mij tot U te wenden, Aanzienelijke Priesterfchaar! die in onderfcheidene betrekkingen van Afgezanten der andere hooge Kerkvergaderingen , Beftierderen, Befiuit uitvoerderen en Leeden, netTens de Ouderlingen der Gemeenten, deze Kerkelijke zamening hebt bijgewoond! — Hoog Eerwaardige, Wel Eerwaardige en Eerwaar-  ( 37 ) waardige Heeren! Mannen, Broeders, Vaders in Christus! Wij zijn Gods medearbeiders,' Gods akkerwerk, Gods: gebouw zijn deeze! — Zonderlinge eer! Gewigtig werk, Kragtige hulp! Godt bouwt en wij met hem! — 'c Is waar; de Kerk is reeds gegrond en tot een aanmerkelijke hoogte opgetrokken, dan 'er is evenwel nog veel aan te doen; veel geestelijke fteenen toetebrengen; eer de morgenftond der ecuwigheid horen zal 't verflag der Knechten aan hun Meester: 't is al gefchied, gdtjk gij brooien hebt. Wel aan dan Mijne Broeders! Laten wij ons opmaaken en bouwen ! Niemand kan een ander fundament leggen, dan 't geen gelcgt is, Christus Jefus. — Christus Jefus zij dan de inhoud onzer Prediking! Menfchen alleen op Jefus Christus, als den eenigen grond van hun behoudenis, te doen vertrouwen, zij onze bedoeling! Prediken wij dan tog een onvoorwaardelijk Euangelie {d); een Euangelie , dat menfchen ' : ■:• . -, als (d) Ik fpreek van een onvoonvatrdelijk Euangelie in dien zeiven zin als onze Dordfche Vaderen alle conditiën van de welke de volbrenging van de vrije wille des menfchen hangen zoude, uitdrukkelijk ver-werpen, zie Canenes Sym Nat. Dordr. a hoofdft. verwerp, der Dwalingen^ 3.W.35. ik ftcm volkomen in met de recht Bijbelfche taal'van deti voortreffelijken Casparus Olevianus, inzija vasten Grond bladz. 9. Al het welke or.s God in het Euangelie tm niets aanbied en /drenkt, ander Benig tanziek C 3 dazir  ( 33 ) als zondaaren, en> onder den titel van godloozen, vrijheid geevt, om op Immanuël, als op den rotfteen der eeuwen, al hun hoop te vestigen. — Een onvoorwaardelijk Euangelie, dat een lceven door 't geloov, een blijven in Christus, en, op dien grond en uit dat beginzel,heilig beoeffenen van deugd en godsvrucht van ieder Christen vordert. — Wat is tog een zedekundeprediken zonder Christus, een deugd aanprijzen buiten het geloovc ? een hchaam zonder ziel; een verfijnd heidendom. — Neen ! zal het geestelijk Huis opgebouwd, zullen de fteenen opgepolijst en luister worden bijgezetst zal moeten zijn door een zedekunde aan te prijzen, daar Christus de bron en grond en hoofd inhoud en einde van is. Die heiligheid des Heeren is den Huize des Heeren fierlijk. Maar prijzen wij aan and'ren deugd en godsvrucht aan; ei! dat wij, in de mogendheid van 'onzen grooten zender, ons zeiven reinigen, en geenen aanftoot geeven in eenig ding, op dat 'de bediening niet gelasterd worde! laat het onze ieverige pooging weezen, dat wij ook zelve als fteenen van dit Godspaleis, aan anderen te aanfchouwen geeven, dat de heiligende kragt van den onzer voorgaande tegenwoordig! ofte toekomende verdienste ofte vromigheid. Dierbare waaibeid! Hac inmnui 4 jianc taemu:!  ( 39 ) den Bouwhaer aan ons niet vruchteloos is hefteed, en de heerlijkheid van hem, die daar in woont, een fchitterenden glans van heiligheid aan ons heeft meegedeeld! Zoeken wij voorders alles toe te brengen , om het Godshuis vastigheid en lievigheid te bezorgen! betrachten wij de waarheid in lievde! Broederlievde geevt aan dit gebouw en Hevigheid en fieraad. Ach dat wij elkander nimmer om een woord veroordeelen! Ach dat wij elkander verdraagen en beminnen , want wij zijn Mannen Broeders! Een Leeraar, die, daar hij den God der lievde predikt,en de Broederlievde aanprijst, uit factiezucht, voor zeekeie iedele bendenaamen, meer!of even zeer als voor de waarheid, ftrijdt, bouwt hooi en hout en floppclen: een werk, dat, wat hij ook zich in moog beelden, eens verbrand zal worden. Meent egter niet, mijne Broeders! dat ik, verdraagzaamheid u aanbeveelende, een andere op het oog heb, als die de Edel Mogende voorzitter van deze Kerkvergadering, bij den aanvang, ons zo treffend aanprees! Ik weet te wel, ook onze dagen leveren znlken op, die het Altaar van Jehovah in het heiligdom verfchuiven en verwisfelen willen met het Altaar van Damascus, dat ten opfchrift draagt: voor.Pelagi u s en de vrije wil. — lk ken te wel (om C 4 van  ( 4° ) van een Deistiesch rot nu niet tefpreeken) de Saneballats van onzen tijd, die, onder fchijn van met ons mee te willen bouwen, den bouw der Kerke ftooren. Ik meen de zogenoemde nieuwe Hervormeren van Duitschland, die, daar zij alle verb rgenheeden in den Godsdienst ontkennen, de Godheid van Immanuël beftrijden, en de grondwaarheeden van den Godsdienst ondermijnen, bereikten zij hun doel; ons gantsch ontchristenen en op zijn best befchaavde heidenen maaken zouden. — Hunne fchriften worden in ons Land door welverfneden pennen vertaald , met fmaak gelezen, en dit gefuikerde vergivt greetig ingefwolgen («?). — Ik beken het, dit maakt het bouwen moeijelijk. — Dan eeven daarom (e") Wil iemand deze Lieden, en hunne fcbadelijk heid en aanflagen, nader leeren kennen; hij leeze het Bericht omtrend de nieuwe hervormers in Duitschland, te vinden in de Nederl. Bibliotheek jde deel z ft. bl. 380— 393 4'7—436. «2453—473. de verklaring en de belijdenis van Dr. C T. Bahrdt aan den Keizer ovsrgegeevon en het advies van de Roemfche en Lutherfche Tbeoiogifche Faculteiten te Wvrtzbwg en Cottingen over de nieuwe openbaringen van den berugten Doïior Bahrdt, ingelascht in de Nederl. Biblioth. 7de deel 1 ft. bl. 333—J 5 4- en 8 deel z (l bl. 1 — 34. Niemand denfc'e, dat mijne gezegdens over deze zogenaamde Kerkhervormeren te fterk en liefdeloos zijn; ik verwijze zulk eencn na den nu Zaligen Nahuis, wiens dood de Godsvrucht en geleerdheid nog bèfehfelëfi. Zie G. J. Nahuis, Orat inaugur. De fub. tïiioris Ethnlcifmi int er Chrijlianos nejlra, aetate ferperctis rwxis ac remediis, Lugd. Bat. 1.78:,  ( 4i y daarom, als de Tempelbouwers, met de eene hand gebouwd en met de andere-'t zwaard gevoerd! — Te waken tegen deze aanvallen zal juist niet beHaan in een heesch gefehreeuw van kettermakerij. — Neen; 't zal nu de tijd zijn, dat wij de huifelijke twisten voor altoos bijleggen, en ons tegen dezen algemeenen vijand vereénigen. De nijd Efraims en de nijd van Juda moet weg wijken,' cn wij zamen die Phililtijnen op de fchoudervliegen. — 't Is nu de tijd, dat wij de grondwaarheden van den Euangelie Godsdienst, vooral Jefus zoendood en goddelijke waardigheid, opzettelijk in de gemeinten Haven en bevestigen. Bal 't Is nu de tijd, dat wij, niet te vreden met een aantal bewijsplaatfen uit de Heilige Schrift op te zeggen, tegen deze aanvallers, opuitlegkundige" gronden, elk aangevoerd bewijs Haven; en overreedend onze hoorderen doen zien, dat deleer-* Heilige meening, die wij aan fchriftuur gezegdens hechten, uitlegkundig, en de waare ende eenig mogelijke zij. — 't Is nu de tijd, dat wij vergezochte fpeelingen, gedrongene fchriftverklaaringen, en weeldrige allegoriën, moogelijk van eenig nut in de eeuw van Vader Origenes, voor eeuwig vaarwel zeggen, op gezette en mannelijke Bijbelkennis het toeleggen, en op een Schriftverklaaren,dat de proev van taal- en oudheid-en oordeelkunde door kan Haan, met de borst vallen* C 5 In-  ( 4* ) Intusfchen de Kerk, waar in wij arbeiden is een Gods gebouw. — Die dit al gebouwd beeft, is God; welk een eerbied voor den Bouwheer moet ons dan niet bezielen! De eer van Immanuël zij ons hoogst ons eenig doel! — Prediken wij niet ons zeiven maar Christus Jefus den Heere! Ach mijne Broeders! hoe weinig hebben wij daar van ! hoe betamelijk is dit evenwel! wij zijn dienstknegten, wij zijn flaaven van Christus Jefus: Voor zijne rekening flaan wij. — Zullen wij dan ons gemak en eer en voordeel zoeken ? dat zij verre! Hij moet wasfèn , wij moeten minder worden ! — Ik weet wel. — Deeze zelvs verlechening is allermoeijelijkst. De vijand, die ons meest in 't bouwen hindert, woont hier, in ons binnenfte, Dan geen nood! vertrouwen wij! Wij zijn Gods mede arbeiders. Onze Heer Immanuël heeft dien vijand, onzen ouden mensch, met zich aan 't kruis gehecht.— Het Gods gebouw te voltooijen is zijn plan, zijn werk. — GodsKnegt, Gods eigen Zoon, meer dan Cores, heeft eenmaal totjerufalem gezegd: word gegrond, en tot den Tempel; word gebouwd en 't zal hem niet berouwen; dat befluit is onverbreekelijk: dat hemelsch bevel is onherroepelijk. Alle inftrument, dat tegen ons bereid wordt zal niet gelukken. De vijanden der waarheid zijn zijne vijanden. Die dan met ons is, is  ( 43 ) is meet, 'dan die tegen ons zijn, en onze Sions Koning fchenkt uit zijne volheid ook genade voor genade. — Voords mijne Broeders! al wat uw aan God geheiligd hart voor u zelve, uwe huizen, ambtsbedieningen en gemeinten van den Heemel Heer begeeren kan, wenscht u ons harte. — De Heer verhoore U ten dage uwes roepens! De naam des Gods Jacobs ftelle U in eeti hoog vertrek! Hij zende U hulpe uit het heiligdom , en onderfteune U uit Sion! Hij gedenke alle uwe fpijsofferen en maake uwe brandofferen tot asfche! Hij geeve U naar uw harte en vervulle allen uwen raad! De Heer der Kerke gebiede over ons in zo veel eensgezindheid, tot hier toe volbragte werk, den zeegen en het leven ! Immanuël woone in het midden onzer Gemeinten ! Verzelle met den troost van zijnen Geest uwe liefdegaven aan het verarmde Sion! Richte den Troon zijner heerlijkheid meer en meer op, bij de Oosterfchen en Westerfchen Christenen, en doe, daar de volheid.der Heidenen in gaat en gantsch Israël zalig wordt, zijn Heiligdom het hoogfte toppunt eens bereiken! terwijl zijn liefde ftem elk onzer, bij den afloop van onzen weg, die blijde taal doe hooren: gij! ga heenen tot uw einde, want gij zult rusten, en jgqlt opftaan in uw lot, in het einde dei dagen! — 3- is  $ 44 ) f. Is hij, die dit alles gebouwd heeft God; (zie daar mijn laatfte leerrijke aanmerking, uit al het verhandelde afgeleid) dan mag niemand, die op dit Gebouw betrekking heeft, aan den voorfpoedigen voordgang en gelukkige voltooijingvan dit rijzend Godspaleis twijifelcn, en hier mede koom ik tot U , fchaare mijner toehoordaren! Bij, die dit alles gebouwd heeft, is God. —Wij zijn, in u op te bouwen, Gods medearbeiders : Acht ons dan veel om onzes werks wille! Laat u, door den dienst van uwe Godsgezanten, opbouwen! Dat zult gij doen, als gij het Euangelie, dat wij prediken, aanneemt als Gods woord ; Immanuël als den eenigften grondllag uwer hope eerbiedigt, en u op hem, als den uiterften hoekfteen, met verwerping van alle valfche bij- en droggronden , laat nederzinken; en door een in Christus kracht gemoedigd en teeder gode leven, zoekt u zelve op te bouwen op uw allerheiligst geloove. — En welgelukzalige vrienden! die in zijn huis woont en hem geftadig prijzen moogt, twijffelt niet., of het plan der opbouwing zal gelukkig voordgaan, en namaals eens voltooid worden ! Ja, hij laat niet vaaren de werken zijner handen. Alle aanflagen der hel en wereld zullen geene ftremming baren, noch verwoesting aanbrengen. Niet door kracht noch geweld, maar door des Heeren Geest zal 't ge1  ( 45 ) gefchieden, want, daar dit bouwwerk GodesJs,' zal hij, vertrouwt 'er veilig op! den hoofd- en kroonfteen eenmaal voordbrengen, met toeroepingen : GENADE, GENADE ZIJ DENZELVEN ! Verwagt dan op dien grond "Nederlands Jernfalem! Amftels Zion 9 alles ivat tot uwen opbouw nodig is. , Gemeinte van Amfteldam! hebt dank, uit al-,, fer naam, hebt dank voor alle de vriendelijke toegenegenheid en gastvrije lievde, geduurende ons verblijv onder u, genoten. — Hij, onze Heer en Meester, wiens wij zijn en wien wij dienen; Hij, die een beker koud water, aan zija Difcipelen gegeeven , niet onbeandwoord laat, vergeUe u dien arbeid uwer liefde! — Hij, die zijn Kerke onder menfchen bouwen wil, woone in het midden van u met zijnen geest! Doe u in gelove, godsvrucht, eensgezindheid en genade, zo bloeijen, dat uw toeneemen onder allen open-, baar worde! De God nu aller genade, die ons geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid in Chriftus Jefus , dezelve volmaake, bevestige, verfterke en fondeere u allen, die mij heeden hoort! Hem zij de heerlijkheid en de kragt, in alle de gemeenten en door alle de gedachten, in alle eeuwigheid! AMEN.