^ S E T van LODEVVYK DEN ZESTIENDEN, ge weezenen K O N I N G- der jjt JL W 8 € m M W$ of volledige en e gte VERZAMELING Van alle de Rapporten aan de Nationale Conveg* tie gedaan , en van de verfcheidene gevoelens* betreklyk dit Rechtsgeding, door de Verteegen* mordiger; des Volks , of andere perfoonen% op het Nationaale Spreek gefloelte voorgedragen , of door den druk gemeen gemaakt; en dus van alle ftukketi en handelingen , tot dit groeft Rechtsgeding betreklyk, tat de eindelyke uitfpraak fan het vonnis toe. TWEEDE DEEL. EERSTE STUK. Te DUINKERKEN, S ï van SCHELLE en C O M En te HAARLEM, % ¥ J. TETMAU MDCCXCUI, \ — ' ■ . . . #   ® JE M. X G T VAN DE UI TGEEYERS. 'HJCen einde onze Leezers een naauwkeuri* denkbeeld te geeven van het Plan, dat wj tenaanzien van ditJVerk,het belangryk Rechtsgeding van den • ongelukkigen Lodewyk den zestienden namelyk, ons hebben voor gefield %, achten wy nodig te zeggen: dat wy in he£ zelve alles zullen geeven ,wat tot dit gewigtig Proces zyne betrekking heeft, en ons niet enkel bepaalen tot dat geene, het welke in d& Nationale Conventie desaangaande zo voor als tegen is voorgedraagen en voorgevallen; hoe zeer dit alles zo uit den aart der zaaken als ordenshalve vooraf behoort te gaan. Verfcheidene gewigtige Stukken, die tot dit belangryk Rechtsgeding behoor en, zo wel als verfcheidene Verdeedigingen van bekwaame e» geachte Mannen, ten voordeele van den ter dood gebragten Capet, offchoonby de Nationale Conventie niet in aanmerking genomen, zullen het geheel van dit' werk helpen uitmaaken. Kortom niets zal door ons worde» agtergelaaten , dat eene dadelyke betrekking heeft tot dit Proces, het welk ten eeuwige» dage merkwaardig zyn zal, zo dat het tegenwoordig geflagt, zo wel als de Nakomelingfchap uit het zelve, volgens de onbedriegelykfls en onpartydigfte gronden, eene verligte uitfpraak zal kunnen doen, tusfchen den veroordeelden en de veroordeelaars» * z Hes  BERIGT van de UITGEEVERS:. Het [preekt van zelfs, dat volgens dit ons Plan het geheele Werk tot verfcheidene deelen uit zul loopen , dan wy begrypen, dat het onderwerp van dien aart is, dat hetzelve wel eenige Boekdeelen bef aan mag; en dat de aeheele waarde van dit Werk geleegen zy in eene naauwkeurige en onverminkte opgaave van alle de gedeelten, die tot het geheel behooren. Het volgende derde deel zal eindim — Elk kan genoeg uit dit ons Plan zien, das de naauwgezetfte onpartydigheid by ons in agt zal worden genoomen- En wie is niet: doortrokken van helt gevoel dat de aart van dijt Werk zulks volf rekt verëischt? DE UIT GEE VERSj  GEVOELEN VAN DEN BURGER W JL JD X M JEL9 Gedeputeerden van het Departement DE V A R R I 'E G E; } betreklyk LODEWYK DEN ZESTIENDEN. Vertegenwoordigers van den souverein K an Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden? Wie is het, die hem gerechtlyk oordeelcn moet? Welke is de wyze van de opftelling der gedingftukken en der gerechtlyke beöordeeling? De eerfte deezer vraagen kan aldus overgebrage worden. Is een Dwingeland verheven boven de eeuwige wetten der natuur en de behouden-» de grondbeginfels der maatfchaplyke order ? De wraakbyl der Wet zou dan opgeheven zyn boven het hoofd van elk Burger, die dezelve zou durven fchenden, en de ichandbaarlyke moordenaar des Volks, de vyand der Vryheid en de geesfel van het menschlyk geflagt, zou alleen onkwetsbaar weezen, bedekt met het harnasch ». deel. A gene?  £ GEVOELEN eener gedrogtlyke onfchendbaarheid ? Het zwaard der gerechtigheid zou dan telkens afïchampen op de ondoordringbaare fchubben van een gekroonden Cfocodil? Ons bloed onze fchatten moeten dan voor altoos ten voedfel voor zyne vraatzugt en verflindende woede verftrekken ? Maar welk eene vreemde magt heeft het Koninglyk Monster met deeze gedugce wapening kunnen vbekleeden? Is het het Volk, dat 'er alleen het recht toe zou hebben, en dat 'er alleen tenflagtofFer van verftrekt ? Neen, Medeburgers! gy weet, dat de vervalschte Conftitutie, waar in deeze belachlyke onfchendbaarheid is uitgedrukt geworden,nimmer's Volks toeftemmingverkreegen heeft. Gy weet, dat onze omgekochte Overzieners de voorzigtigheid niet gehad hebben, om haar aan deszelfs aanneeming te onderwerpen ; gy weet, dat het Volk deeze bedrieglyke leer heeft afgekeurd, door het hoofd van deezen Booswigt te vorderen ; en , Wetgeevers! het heeft u voornaamlyk afgevaardigd, om de uitvoerders zjner rechtvaardigheid, en de dienaaren van zyne wraak te weezen. Deeze belachlyke onfchendbaarheid is derhalven eene gedrogtlykheid in de zedenlyke order y even gelyk zy het is, in de ftaatkundige order; zy kan niet ten fchild voor het misdryf en het laagftc verraad verftrekken; het is het toppunt der ongerymdheid dezelve verder te willen uitbreiden dan tot de wanbedryven van het beftuur, en de begaane misdagen in de uitöerTening der Koninglyke waardigheid. Het zou nutloos zyn alles te herhaalen, het geen door Milton is gezegd geworden, ter wederlegging van de leer deezer vryheiddoodende  VAN V A D I E iu onfchendbaarheid Maar kan men niet öp- ltaan tegen deeze laaghartige lasteraars der rech ten van den Mensch, die den toevlugt tot deezen Talisman genomen hebben, om hunnen af* god te vergooden: tegen deeze uitgehongerde Kevers, die, langs dit Canaal, het algemeen beftaan hebben tragten uitcepompen, en het zweet en bloed des Volks inteflokken? Niet zonder verontwaardiging, zag ik deeze gulzige bloedzuigers, in de maand july 1791* zig fchandlyk nedervleïen voor den gekroondeil afgod, toen men hem vail Varennes wederbragt; én hen hunne begaafdheeden te fchande rriaaken, ren einde hem weder ten troon te heffen j terwyl het hun piigt was, om hem naar 't fchavot te geleiden 5 maar zy hadden djt Mónfter' noodig om hunne onverzaadlyke gierigheid te Voldoen. De onverleidde minderheid van het Cönftjtüeerende lighaam ftond verftomd, op het zien varl deeze fchandlyke zaamenfpanning. De nadruk, welke zy, in den bloei haarer eerite kragten, ten toon gefpreid had, maakte plaats voor eert lbort van loomheid, het beklaaglyk uitwerkfel Van haaren verzwakten flaat. Ik Was het alleen, die de moedige ftouthartigheid bezat, om eene Nationale Conventie voorteftellen, ten einde een vlugtend en meineedig Koning gerechtlyk te oordeelen.....Üit; naam der beleedigde Natie, dorst ik het hoofd van den gekroonden Booswigt eisfchen. Ik was het derhalven alleen, die, op eene' onvcrfaagde wys, den byl dorst brengen op' den colosfus der Koninglyke waardigheid, ert den eerften fteen leggen van het RepublikeirtA 2, f?h€  4 GEVOELEN fche gebouw.' — Ik betoonde deezen heldenmoed, in't gezigtdierverraaders, die alle hunne kragten befteededen, om het beeld der vryheid om verre te werpen, in 't gezigt van een . boosaartig en wraakgierig hof. Ik deed dit voordel, te midden der bajonnetten en der moorddolken, in die zelfde maar al te gedenkwaardige week, waarin de verraader La Fayette twaalfhonderd flagtöffers, op het Veld van Mars, deed om hals brengen, en, met hun bloed, de onfchendbaarheid, de erflykheid van den troon en de civile Lyst verzegelde. Hoe veel bloed, hoe veel fchatten had men niet gefpaard, indien men deeze moedige voorftelling had durven doorzetten ! Zal men zeggen , dat het Volk niet ryp was, em dergelyk een maatregel toetejuichen , en dat het als nog niet geneezen was van deszelfs afgodery voor de Koningen ? Zal men zeggen, dat de misdaaden van Lodewyk den zestienden nog niet anders waren, dan een vraagftuk in de oogen van het onzekere Europa? Maar zyne tegenbetuigingenzyn vlugt! maar de ftrooperyen zyner Broeders en familie ! hunne ontwerpen, hunne vyandlyke onderhandelingen , het flinkfche en verraaderlyke gedrag zyner Ambasfadeurs en Minisrers! de zaamenzweeringen van Pilnitz, van Regensburg en van Pavia ; de verzaamelingen te Coblentz, de fchurkagtige kunstenaryen der Priesters en der Ridders van den dolk, openlyk gefmeed in het Kasteel de Tuilleries, onder de befcherming van den Dwingland! die lafhartige Overzieners, welke zynen troon omringden.' dieoproerftoor ken-  VAN VADIER. 5 kende fchryvers, bezoldigd, om het vergif der aristocratie te verfpreiden, en den toorts des bygeloofs te omfteeken! demoorden teNancy, te Nimes, te Montauban en op het veld van Mars! — met een woord , kunnen zo veeleaf;gryslykheeden en wreedheeden het oplettend" oog van de vrienden der Vryheid en van de verteegenwoordigers des Volks ontflippen? üngetwyffeld, neen! en het was ook met eene beredeneerde boosaartigheid, dat men het eenigfte middel , om den Staat te behouden, van de hand fchoof. Myn voordel werd befchouwd als de vrugt eener ongeregelde verbeeldingen als het krankzinnig en raazend uitwerkfel van een ongefteld hoofd. Ik werd vereerd, met het gefchreeuw der anirocraaten, die voorbelden, om my naar Charenton te verzenden. Ik werd zelfs niet gefpaard door de fefte der gemaatigden; door die gevaarlykc Tweeflagtigen, bekend onder den naam vmFcuillanten, die men zo gevoeglyk by de Otters vergelyken kan , welke zig in het water dompelen, wanneer 'er gevaar op het land is, en die zig behendiglyk op het land te bergen weeten, zo dra de ftormen de ftroomen beroeren. De waare vrienden der vryheid, die zig reeds tot de hoogte der republikeinfche grondbeeinlels hadden weeten te verheffen, waren noo-in een klein aantal: zy alleen juichten mynen yver toe : maar deeze vaderlandsgezindheid had geen ander vrugrgevolg, dan het daar/tellen der drie artikelen van afzetting, welke men leest in het A 3 be-  j6 gev oelen bedrieglyk verdrag, waaraan mendenweidfche* naam van Conftitutie toevoegde. Medeburgers! ik zou u met dit bywerk niet onderhouden hebben, had ik het niet als nuttig beichouwd voor de gefcbiedenis der Revolutie, Het is van aanbelang de Nakomelingfcbap te leeraaren, dat, byald;en 'er onder de volksvertegenwoordigers verruaders waren, die het algemeene welzyn aan de dwinglandy opofferden, •"er ook oprechte en moedige mannen onder gevorden wierden , die dezelve hebben durven braveercn, en tegenftand weeten te bieden aan de verleiding. Geenzins tragt ik my te verhovaardigen, van in deeze Kommerlyke omftandigheid myn pligt gedaan te hebben: myn gevoelen kon dwaalen'de weczen; maar myne bedoeling was de zuiverheid zelf; en zo het my, ten dien tyde, goed toefcheen, behoef ik thans niet te bloozen, om het weder ter baane te brengen, daar Lodewyk de zestiende de maat zyner wanbedryven vervuld heeft, en de bewyzenzynerverraadery aan het geheelal bekend zyn. Wetgecvers! het is niet flegts aan het franfche Volk, dat gy de wraak voor zo veele wanbedryven verfchuldigd zyt; gy zyt ze verfchuldjgd aan het geheele menschlyke geflagt. Deeze ongelukkige flaaven, die de gekroonde Roovers van Dairschland van hunne haartfreden hebben weggerukt, en wieruitwaazemende lyken den geboortegrond der vryheid befmet» ten, — deeze flagtöfFers van den hoogmoed en het despotisniut, vorderen recht van u tegen Lodewyk den verraader! — het is dit Monfter, dat hen geroepen heef? van de oevers van den  VANVADIER. f Oder, van de Elve en den Donauw, om uwe fteden te verbranden, uwe akkers te verwoesten, en uwe grysaards, uwe vrouwen en uwe kinderen te vermoorden. — Wetgeevers ! uwe rechtvaardigheid zal de maatftok van de rechtvaardigheid deezerbedroogen Volken zyn. — Gelooft, dat zy reikhalzen naar de vryheid; dat zy met een geestdrift doordrongen zyn voor uwegrondbeginfels. — Bemoedigt hen , door uw voorbeeld, en gy zult zien, dat zy hunne dwinglanden, op dezelfde wys, behandelen zullen, als gy den uwen behandeld zult hebben. — Zy zullen hunne dwaaling in het bloed deezer verraaders boeten: zy zullen , even gelyk gy, hen de vorstlyke kroon en het lecven tefFens ontrukken. Het Rechtsgeding van Lodewyk den valschaart moet de misdaaden van Francois en van Frederik Willem, zyne medepligtigen, aan den dag brengen: zyn vonnis zal het vonnis van alle de Tyrannen, zyne Medeverbondelingen, wtezen. Bedenkt, Wetgeevers! dat gy niet verdraagen moet met de vyanden van menfchenbloed. Errinnert u, dat de vryheid, dat de vrede en de algemeene Republiek niet gegrondvest kunnen worden, dan door den val en het bloed der Koningen : dit zyn de onverzoenbaar vyanden van het algemeen geluk. Het word tyd deeze barbaarfche onderdrukkers der menschlykheid te verdelgen. Ik ben weinig getroffen door die waarlyk kinderagtige tegenwerping, die men, elk oogenfelik, en onder duizenderlei gedaanten, tevoorA 4 fchya  8 ÖEVÖELE N fchyn brengt, en die ten uitterften walglyk word, door de geduurig herhaalde beflxyding. Er is, zegt men ons, geene voorafbeftaande Wet, behalven de verdiende afzetting;men kan derhalven geene andere ftraf tot deeze toevoegen. Deeze ondeugende bewysreden is een voorftel van grondbeginfels, dat te gelyk vervalt met de ongerymde ftelling der onfchendbaarheid, en dat, benefFens deeze, zig verbryzelt tegen de leer der onvervreemdbaare' fouvereiniteit des Volks. — Het is als Wetgeevers en niet als Rechtsgeleerden, het is als Staatsmannen en niet als Redenaars, dan men dit groote vraagftuk behandelen moet. De Acte , waarin deeze onfchendbaarheid word uitgedrukt, alhoewel door Lodewyk den zestienden aangenomen en vervolgens gefchonden, is geenzins door het Volk gefanétioneerd geworden. De bedorven meerderheid zyner vertegenwoordigers was eeven zeer zonder magt als ook zonder bevoegdheid, om dit gebrek van fanétie aantevullen. Deeze Acte derhalven was van geen weerzyds verbindende kragt; men vind 'er noch wederkeerigheid , noch rechtvaardigheid in ; men heeft 'er noch de majelteit, noch de rechten van den fouverein in geëerbiedigd; alles is 'er in berekend geworden ten voordeele van den Dwingland; alles is 'er in opgeofferd aan zyne grilligheid, alles is 'erin onderworpen aan zynen invloed; alles is 'er in zaamgefïeld, om hem, by trappen, den yzeren fchepter wedertegeeven , die uit zyne bloedige handen gevallen wa*. ■ Erfdom van den troon; ftrafioosheid Wegens wanbedryven, onfchendbaarheid van per-  VAN VADIER, 9 perfoon; onveranderlykheid van de civilelysr, dertigduizend plaarfcn, volgens zyn keus, ten besten te geeven; twintig trotfche paleizen, de fchuilhoeken van losbandigheid en misdaaden , de verblyven der zaamenzwccringen en der vyandlyke aanflagen, enz. Was dit het Wetboek ^eener vryë Natie"? «ener Natie, die het geheelal gaat heritellen, door de geftrengheid haarer grondbeginfeis, de eerlykheid van haar gedrag, de ftiptheid haarer Zedenleer, en de zuiverheid haarer zeden? Neen! medeburgers! dit kortftondig, (haast had ik gezegd, fchandlyk, ) voortbrengt, dat, in den wieg onzer eerstöntluikende vryheid, de onervaaring heeft kunnen ontfnappen, ofliever, dat zyn oirfprong genomen heeft in den boezem der verleiding en des wanbedryfs, moetnietlanger de gefchiedbladen onzer glorievolle revolutie bezoedelen: men moet 'er alle geheugenis van uitwisfchen, en zo 'er fragmenten van deeze Charter zyn, die de bekwaamheid vereeren der geenen, die 'er hunnen arbeid aan toegewyd hebben, dan hoop ik zal de onfchendbaarheid van Lodewyk den verraader niet onder die geenen zyn , die uwe wysheid als dezulke verkiezen zal. Maar, zo gy hem van dit buitenfpoorig prerogatif ontzet, kunt gy dan nog de vraag op het tapyt brengen, of deeze groote Booswigt gerechtlyk geoordeeld kan worden? Ik zeg meer: heeft zy kunnen voorge¬ meld worden aan de Vertegenwoordigers eenér Republiek? aan de wreekers van een beleedigd Volk, wier voornaamfre last beftaat, in bet A 5 ftraL  IO GEVOELEN ftraffen van deszelfs moordenaar en onderdrukker? Wetgeevers! byaldien de bekommernisfen eener twyffelmóedige ziel als nog uwe deugd vervaaren; indien de wispcltuurigheidderdenkbeelden, de wankelbaarheid der (tellingen, de hairklooveryen der drogredenkunde, u, wegens deeze vraag, doen dubben, ondervraagt dan de fchimmen dier edelmoedige Verdeedigers van de vryheid, die gefneuveid zyn op de muuren van Nanci, van Rysfcl en van Montauban, in den omtrek van de plaats de Carroufel en het veld van Mars, en in de engtens van Quiévrain. Zy zullen u antwoorden, dat zy niet be- vreedigd kunnen worden, dan door het vonnis van den Verraader, die hunnen dood bevolen heeft. Onderzoekt de bloedige fchuilplaats van den Dwingland; raadpleegt die noodlo:tige verwulven , die duistere gaanderyen, die ftomme getuigen der moorddaadige zaamenzweeringen van Karei den negenden en Lodewyk den zestienden, van Medicis en Antonetta. — In dit haatlyk roofhol der Dwinglandy, is geen één eenig hoekje optefpeuren, dat niet van de boosheid en de misdaad getuigt. Wetgeevers! uwe Wetten planten zig fnel]yk voort door het geheelal. De onderdrukte Volken zegenen reeds de edelmoedige handen, die hunne kluisters verbroken hebben,, van den-'cjrfprong van den Ifer tot aan de monden van den Rhyn , van de Schelde tot aan den Moezel; eerlang misfehien gaat deeze voortplanting zig uitftrekken tot aan de boorden vail den Donauw en den Tyber. De  VAN VADIER. I I De troonen der Dwinglanden fchudden, en beginnen allerwegen te verdwynen, en die zal meer de vrugc weezen van uwe grondbeginfels, dan van de overwinnende wapenen der helden van de vryheid. Men heeft, op dit fpreekgeftoelte, mee zo veel nadruk als waarheid, gezegd, dat het een groote misdaad zy, Koning te weezen; dat deeze vyanden des menschdoms, der rechtvaardigheid en der reden, ook als de zodanigen moetende behandeld worden , veeleer onder het rechtsgebied Honden van het recht der Volken, dan onder de heerfchappy der burgerlyke Wetten. Dit denkbeeld is fchitterende; maar het is meer vernuftig dan gegrond: het is moeilyk om 'er een voldoende befluit' uit te trekken. 't Is waar, Lodewyk de zestiende is gevat geworden, met de hand in het bloed van dat Volk, 't welk hem met weldaaden overhoopt had. De Wetten des oorlogs geven hem beurtli'ngs den troon van een Tyran, of de ftraf van een 13ooswigt. Maar volgt hier uit, dat men hem terdood moet brengen, zonder hem gerechtlyk te oor» deelen? o Neen, wetgeevers! dergelyk eene handelwys zou eene rechtvaardige en edelmoedige Natie onwaardig weezen. Het lot der wapenen heeft hem in de ketens geworpen van een Volk, waaraan hy ten fchandvlek (trekt, en waarvan hy niet anders dan het vonnis te wagten hebbe Het is aan u, vertegenwoordigers! dat het toekomt hetzelve voortebereiden: gy zyt het verfehuldigd aan het Volk, dat 'er u de raagt voor  ift gevoelen voor toevertrouwde : gy zyt het verfchuldigd aan het geheelal, dat het befpiegelend oog op u vestigt, en dat zulk een groot voorbeeld noodig heeft: gy zyt hei; verfchuldigd aan de fchimmen van zo veele helden der vryheid, die haar in hun bloed gevestigd hebben: eindlyk, gy zyt het verfchuldigd aan u'zelven. Medeburgers! ik ben weinig getroffen geworden door de fhatkundige aanmerkingen, die den yver eenigcr Redenaars verontrust hebben. De misdaaden en de eerloosheid van Lodewyk den zestienden hebben, in de harten der Franfchen, den overdaadigen trek rot de Koning.lyke waardigheid uitgedoofd, en 'er de vernietiging gemaklyk van gemaakt: zyne laagheid en lafhartigheid hebben hem ten voorwerp van de verachting der Volken doen ftrekken, en hem den haat der beide partyen op den hals gehaald. Het is te vreezen , zegt men ons, of niet wel , wanrneer hy de ftraf ondergaat, die zyne wanbedryven verdienen , de kwaiyk verdelgde zaaden der Koningsgezindheid en monardiaaïé bygeloovigheid weder verwarmd en heleevendigd zullen worden, door het treffende belang, dat een jeugdige onfchuldige, het ongelukkig flagtöffer der misdaaden van zynen Vader, zal inboezemen. Medeburgers! deeze bekommeringen zvn van geen het minfte gewigt, wanneer gy in aanmerking neemt, dat'er, zonderRepuhliek, geene vryheid of evengeiykheid beftaan kan. Indien wy ryp zyn voor dit zoort van regeering, vreezen wy dan het verachtlyk overfchot derdwing- lan-  VAN VADIER. 13 Jandy niet, dat gelyk is aan den nevel, die, by het aanbreeken van den dageraad, den gezigteinder verduistert, doch die men weldra zal zien verdwynen, wanneer de zon der vryheid ons lugtgewest zal gezuiverd hebben. Bedenkt, wetgeevers! dat vyfërtwintig millioenen Franfchen, byBrutus, gezwoorenhebben, om alle de Tyrannen te verdelgen, die, onder den naam van Koning, Befchermheer, Oppergezaghebber, Drieman of Gemeensman, eenigen aanflag op hunne vryheid zullen durven onderneemen. Men heeft u durven voordellen, om de Maatfchappy te bevlekken, door de onzuivere aanneeming van Lodewyk Capet en zyne familie, en aldus met een gezelfchap van vryë menfehen te vermengen een menagerie van wilde beesten en een horde van menfchcnëeters, ileeds gereed, om allen de geenen die hen naderen, te befmetten, of om hals te brengen. Ik zal my niet vernederen, om dit ongcrymd en flaafsch voordel te wederleggen: het heeft op u, Medeburgers! een gelyken indruk moeten maaken, als een Redenaar by de Romeinen zou veroirzaakt hebben, die de Tarquinste rug had begeerd, of de doos van Pandora over hen uitgedort wenschte, dat is te zeggen, alle de mooglyke onheilen zaamveréénigd. Ik denk irj tegendeel, dat, om het daatkundig Lighaam te zuiveren, het voor altoos de ettergezwellen uit zynen boezem moet uitfnyden , die het zedert veertien eeuwen ingevreeten hebben. Het eerde middel, om dit oogmerk te bereiken, is, den kankerwortel van dit verderflyk ge-  14 G EVÓELEN geflagt uitceroeïen, en de Tyrannen der aarde* door de billyke ftraf zyner gruuweldaaden, te verfchrikken. Deeze maatregel, waardig eener ontluikende Republiek en der geftrenge deugd, die 'er ten dryfveer van ftrekt, zal de verdoofdheid enden fchrik verfpreiden, in de vuige zielen der beleedigende Potentaaten, die te Luxemburg een vloekverwantfchap aangingen, om Europa onder het juk te brengen: — zy zal, aan alle de Volken van het geheelal, uw onwankelbaar befluit doen kennen, om de vryheid teverdeedigen; deeze kan niet bevestigd worden, dan door het ftraffen der Tyrannen, en deeze Moniters, verfchrikt door dit voorbeeld, Zullen af* laaten met de aarde in een bloedbad te herfcheppen, waarvan zy voorzeker eerlang de prooi zullen worden. » Denkt niet, wetgeevers! dat de geftrengheid deezer grondbeginfels in ftant is, om my te verwyderen van de 'rechten der billykheid en der menschlievenheid. Ik ben 'er wel verre af, om te denken, dat men Lodewyk Capet gerechtlyk moet oordeelen, in den geest van gevoeligheid en wraak zugt : dit zou een gerechtlyke moord weezen. Integendeel is het ons belang , om, in deezé groote zaak, die bedaardheid, die onlydiykheid en koelbloedigheid te betoonen, welke der grondleggers der vryheid, der vrienden der Wetten en der deugd, waardig zyn. Men moet aan Lodewyk den laatften alle de vryheid laaten, die eene wettige verdeediging kan vorderen. Alles moet hem medegedeeld wor-  VANVADIER. 1 5 worden. Het is biilyk hem in alle gevallen te hooren, zelfs op de voorgaande vraag, of hy gerechtlyk geoordeeld kan worden ? een vraag, van het grootfte aanbelang in zyne verdeedi- Wanneer men tot het ftelligc beflooren heeft, wie is het dan, die hem gerechtlyk zal moeten oordeelen? welke zal de wyze van de opiïelling der gedingftukken en van het vonnis weezen? zal het al of niet door het Volk bekragtigd worden? Ik denk niet, even gelyk uw Comité van wetgeeving, dat de Conventie de bedieningen van Rechters, Gezwoorenen en Befchuldigers in zig verëénigen kan. Medeburgers! het Volk heefc u gemagtigd, om aan hetzelve de beste grondflagen van regeering voordellen; om in zyn veiligheid en geluk te voorzien, en om zyne gefchondene fouvereiniteit en vryheid te wreeken. Maar, door deeze luistervolle zending, en door u te verëeeren met de zorg, oTn de magten uittedeelen en te bepaalen, heeft het u niet met het verfchriklyk recht bekleed, omaUemagt en gezag op uwe hoofden te veréénigen , en ze met onderlinge tegenflrydigheid ten\iitvoer te brengen. Het heeft u niet kunnen veröorlooven, ora Rechters en Partyen te weezen; om het befchuldigen, het gedingaanfteüen en vonnisuitfpreeken op één te (lapelen: dit ware de dwinglandy tot grondbeginfels te brengen, door Wetgeevers, gezonden, om haar te vernietigen. De Conventie derhalven moet zig bepaalen tot de bediening vanbezwoorene Befchuldigers, en het Volk der vierëntagtig Departementen moet  l6 GEVOEL EN moet dc gezwooeenen en de Rechters verkiezen, welke moeten toetreeden tot de aanftelling van het rechtsgeding en het uitfpreeken van het vonnis: alle andere ftappen zouden tegen de grondbeginfcls der rechtvaardigheid en het algemeen begrip inloopen. , Moet het geftreeken vonnis door het Volk bekragtigd worden? ik denk, met het Comité, dat deeze zaak onmooglyk zou weezen, om redenen, door den Rapporteur bygebragt, en. om nog een menigte andere redenen, die hy zou hebben kunnen te berde brengen. Het is genoeg aantemcrken, dat, in eene vertegenwoordigende regeering, de fouverein noodwendig de magt aan anderen moet opdraagen, welke hy zelve niet kan uitöefienen. Doch, het is onmooglyk, dat een rechtsgeding kan aangevangen worden voor zestigduizend Eerfte- of grondvergaderingen, en dat aldaar de Befchuldigde met de getuigen kunnen worden gehoord: intusfchen zou dit plaats moeten hebben, wanneer het Volk, met kennisneeming van de zaak, het vonnis zou kunnen hervormen of bekragtigcn. Volgens deeze aanmerkingen, myne Medeburgers! befluit ik: i°. Dat Lodewyk Capet gerechtlyk geöor* deeld kan en moet worden. 2°. Dat de Nationale Conventie niet anders dan de enkele bediening van gezwoorene Befchuldigers kan waarneeraen. Dat de gevolmagtigden der Natie, en de Commisfarisfen , belast met het verzaamelen der overtuig- en bewysftukken, uit haar midden moeten genomen worden. 4«. Dat  •* A N » A D I E R. if 4°. Dat Lodewyk Capet vooraf, aan de balie, gehoord moet worden- 5-.. Dar de Acie van bcfchuldiging, indien: dezelve plaats heeft, vertoond mpet wordenqari de Conventie, door haare Comités van deereer ten, van algemeene veiligheid, en van wetgeeving , te zaamen vcréénigd zynde. 6V. Dat hetgczwooren Gocmanfchap vanbcoorueeling eu de tUchtfflj vcrkoo^n moeten worden, doof de eerfte- of grondvergaderingen der vicrëntagtig Departementen , ingevolge de? wyze, die zal worden voorgellekl door het Comité van wetgeeving, en gedecreteerd door de Vergadering. 7°. Dat het Nationale gerechtshof, aldus geformeerd en beroepen in de ftau Parvs, "binnen den tyd , die bepaald zal worden , zal moeten procederen in de formj voorgefchreeven by de Wet, voor de Gezwoorénen , ter inltelling van het rechtsgeding en ter vonnisvelhng zonder appèl van Lodewyk Capet ; welk vonnis of uitfpraak" pier, onderworpen' zal weezen aan vernietiging en uitgevoerd zal worden, ten zelfden dage , dat het geftreeken zal zyn. ' 8^. Dat Maria Antonetta, Vrouw van Lodewyk Capet, en de de Leden der geweezene Koumglyke familie, die medepligcig zouden mogen zyn aan de misdaaden van Lodewyk Capet, cn ingewikkeld in dit grooce rechtsgeding, by den openbaaren befchuldiger aangeklaagd, en gerechtlyk geoordeeld zullen worden!, even gelyk alle andere Burgers, voor d§ gewoone vierfchaaren. il. DEEL U jQE?  O E V O E L E N VAN DEN BURGER ~:& .jl & M w je x* Gedeputeerden van het Departement DE LOT ET G A RO NNE} Wegens de gerechtlyke beöordeeling van den geweezen KONING» j^lle de Leden van deeze Vergadering, die' hunne gevoelens, wegens het rechtsgeding, ondernomen tégen den geweezen Koning, ofgefchreeven, of op het fpreekgeftoelte doen hooren hebben, ftemmen overéén in het aantal en de gruuwznamhcid zyner misdaaden :zy erkennen allen , dat hy, Despoot zynde, een flegchoüfdige Verwoester was, en dathy, tot Koning verheven, niet anders geweest is, dan een lafhartig Zaamenzweerder , een trouwloos fchender der eeden , en het algemeen middenpunt van eén vloekverwantfchap, zo onvoorzigtig als wreed, aangegaan ttrsfchen de Dwinglandy en het Bygëïoof tegen de Vryheid, tusfchen de Koningenea de Pricscers tegen cle Volken. Maafzy verfchiilen ouderling wegens de Vraag,  TAN PAÖAN ÈL. tfy m de geweezen Koning gerechtlyk geoordeeld kan en moet worden? Een tweede vraag verdeelt hen: Hoe, en door wie, moet Lodewyk; de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden? Kart hy eene andere ftraf ondergaan, dan die der afzetting? dit is nog een derde Vraag, die meri met cwyfFelingen tragt te omringen , en met moei-, lykheeden optevulleti. In een Monarch, van het toppunt der groot-: heid nedergeftort, meer den ongelukkigen dari den fchuldigen te befchomven, is, in een by-, zonder perfoon, het uitwerkfel van een deugd* zaam gevoel; maar van het misdryf verzekerd te zyn, en den fchuldigen aan de Wet te willen onttrekken, is, voor't minst,een grootezwakheid in een Wetgcever. Zeker, het is wel vreemd, dat de fchildery der vyandlyke aanflagcn, ondernomen door deri geweezen Koning, ons, met een gelyke kragc' van penfeel, en gelyke getrouwheid van kleuren , word afgemaald, door zulke Redenaars ^ die bygelooviglyk den fchuldigen, met het fchild» der onfchendbaarheid, bedekken, en door zulken , die hem, ontzet van dit verdeedigend wa-+ pentuig, aan de gcftrcngheeden der Wet overleveren. Maar hoe geleiden deeze gelyke grondbeginsels tot zulke tegenftrydige befluiten ? De Koninglyke Waaidigheid is vernietigd % maar onze verbeelding" bleef flaaf, toen ons harC vry werd. De fchitterende beguichelingen verfchaffen als nog een aangenaam onderhoud, terwyl onze Zielen gloeien van het vuur der Vryheid: het is aldus, dat de Franfchen, voor de gewoonte ©nderdoende, als nog een zoon va» 1' <& godsV  S9 9 ? V O E L E N godsdienst pleegen, omtrent den Afgod, dien zy ter nedergefmeeten hebben: het is aldus, dat, de doorlleepen taal van het vernuft zig van dit fpreekgeftoelte doende hooren, van waar onöphoudlyk de manlyke Hem voor de republikeinfche evengelykheid moest wedergalmen,men a eén geweezen Koning als een bevoorrecht weezen hervoortbrengt; en men durft hier, hetgeen hy zynè rechten noemt, in de waagfchaal iig- fen, tegen de onveranderlyke pligten van de. 'olkvertegenwoordigers. Hy, die Koning was, zal nooit iets anders worden. De Slaaf verheft zig tot de waardigheid van Mensch; maar de Koningen hebben te veel gezondigd , om dit ooit te kunnen worden. Wat zoud gy doen met den geweezen Koning, zo hy onfchuldig of onfehendbaar is ? Niets. — Wat zult gy met hem doen, byüldien hy fchuldig zy? — Het geen men met zyns gelyken doet. Waarom zou hy niet door de Wet kunnen aangevallen worden , hy die , door zo veele trouwloosheeden en verraaderyën, op het Volk aanviel? Waar moet men de reden zoeken, om een mïsdaadiger niet gerechtlyk te oordeelen, niet te ïlraffen? Is het in het maatfchaplyk Wetboek? of in het boek der Natuur? De natuur en de maatfehappy, eeuwiglyk veréénigd, gelyk de gevolgen met de grondbeginfels, werken mede tot het geluk van het menschlyk geflagt: maar i een éénig onflrafbaar weezen zou deeze overéénkomst verwoesten, en het uitwerkfel van deezen gelukkigen invloed zou nimmer voortgebragt worden, Vocaï  T A- W PA ÖA NEU 21 Voor dit onvervreemdbaar recht, het welk door de Wetten gewyzigd wórd, ten einde 'et A N P A G A N" E L. ■ 33 coneelen met volle middagklaarheid alsoverflroome , terwyl de verllandigen , van eeuw tot eeuw, tegen hunne tydgenooten zullen herhaalen: y De Franfchen hebben als toen de heerfchappy der Wet miskend." Vooral voegt het der wysheid van deeze Vergadering , om haare bezorgdheid uitteflrekken over alle de Volken, welke naar de Vryheid haaken, en om de voortgangen niet te fruiten van dat weldaadige licht, dat zig op allerlei wyzen verfpreid, en allerwegen de graflieden, door de Despoten gegraaven, zal verlichten, en, voor de natuur en de maatfehappy, den flaaf uit den dooden zal opwekken. Zy zal derhalven deeze groote belangen weegen; want zy verantwoord voor de uitvverkfels haarer beraadïlagingen, aan de Nakomelingfchap , en aan de Gefchiedenis, Medeburgers! gy zult altoos alle de Volken aart ons lot willen verbinden , en de waardigheid en het geluk der franfche Natie nergens anders in befchouwen, dan in het ncemen der heilzaamlle maarregels, ten behoeve van de' geheele familie van het menschlyk geflagt ONTWERP van DECREET, eerste artikel. De geweezen Koning kan en moet gerechtlyk geoordeeld worden, tweede art ikel 'Er heeft befchuldiging plaats tegen Lodewyk Capet, den geweezen Koning, ti. deel. C der-  34 GEVOELEN VAN PAGANE.L.' DERDE ARTIKEL. Het Rechtsgeding van Lodewyk Capet zal gevoerd worden . in de formen, en voJgens de gewoone Wetten, voor de crimineele Vierfchaar van Parys. GE-  GEVOELEN VAN J. JF. JB 21M JL X X O 1 Gedeputeerden van het Departement DE LA C R E U S E; Wegens de gerechtlyke heöordeeling VAN LODEWYK CAP ET, En van zyne familie* ^ olgens het meest algemeen gevoelen , is Lodewyk een meinëedige, een verraader, een zaamenzweerder. Hy heeft de leevensmiddelen opgekogt, aan den uitheemfchen vyand het grondgebied' van Vrankryk overgeleverd, den burgeroorlog aangeftookt, heeft beulen in zyne betaaling genomen, verfcheiden duizenden Franfchen om hals doen brengen, den ondergang van een groor aantal anderen veroirzaakt, met een woord, hy is, in den hoogften graad, fchuldig aan gekwetfte Volksmajefteit: zyn acle van befchuldiging voorfpelt in yoorraad de verééniging van alle wanbedryven, Hoe durft men dan nog vervolgens de vraag Cs WEGENS DEEZE VRAAG: Kan Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden ? Moet hy gerechtlyk geoordeeld worden door de Nationale Conventie? J|j< ben in myn hart overtuigd, dat Lodewyk de zestiende een veraader, een zaamenzweerder 3s: dat hy de franfche Natie bedroogen heeft: dat hy door geduurige meinëedigheeden zig tegen het openbaar vertrouwen heeft aangekant: dat hy de uitgeftrektlte magt door de grootfte misdaaden bezoedeld heeft! — En zou ik hier aan kunnen twyrfelen , wanneer ik, om my heen, de fchimmen van zo veele flagtöffers zyner verraaderyen en zaamenzweeringen, om wraak hoor fchreeuwen tegen deezen Óoorlugtigen booswigt? wanneer ik de Vader zynen Zoon, de Zoon zynen Vader, de Egtgenoote .-, haa-  VAN R.OGER DU COS. 53 haaren Egtgenoot te rug hoor vorderen? wanneer ik geheel Vrankryk hem rekenfchap hoor afvorderen, wegens de onheilen en wanorders, die hetzelve, zedcrt vierjaaren, verfcheuren ?— Ja! ik zie, dat Lodewyk de zestiende, gekromd onder het gewigt zyner eüveldaaden, er voor geftraft moet zyn, en bygevolg , dat hy gerechtlyk geoordeeld moet worden. Maar deeze overtuiging, maar dit myn gevoelen is niet voldoende genoeg; het gevoelen der geheele Conventie zelf fchynt my niet toereikende genoeg te weezen , om Lodewyk den zestienden te kunnen oordeelen zonder eene zekere gerechtsform, zonder een voorafgaand weezenlyk bedryf, dat naamlyk, van toevlugt te neemen tot den Souverein, en 'er de item van in te neemen De Nationale Conventie poogt zig te verlichten, wegens het voorfchrift, waarnaar dit groot rechtsgeding befluurd moet worden: zy wil, in hetzelve, een gewigtigen, maarregelmaatigen tred houden: zy heeft gelyk: Europa neemt 'er den voortgang en de uitkomst van in opmerking: het is^ de waardigheidde rechtvaardigheid en de pligt der Conventie, dat de eenen en de andere veilig zy, tegen alle berisping. Ik poog myzelven te verlichten, en ik ben het verfchuldigd. Wanneer ik dwaal, men zal my berispen, en nooit zal ik, aan de heerfchappy der reden wederfland bieden; fpreek ik gegrond, eenanderzal, beterdanik, mynedenkbeelden ontwikkelen, en de onvolmaaktheeden van myn plan verbeteren. I!< heb twylfelingen; myn gewisfe gebied my te fpreeken. D 3 Men  54 ««▼OKl.B.jf Men kan niet betwisten, dat wy eene Conftitutie gehad hebben! men moet niet betwisten, dat deeze Conftitutie, hoe onvolmaakt, hoe affchuuwlyk dan ook, als nog beftaat, Wy hebben 'er een gehad, want het Volk heeft dezelve aangenomen en bekragtigd! wy hebben ze nog, want zy word ten uitvoer gebragt; de Nationale Conventie heeft, door haar Decreet van dentwintigften September laastieden,en door andere volgende Decreeten, bevolen dat deonvernietigde Wetten ten uitvoer zouden gebragt Worden ; want, zonder deeze uitvoering, zouden wy zonder Wetten weezen, en in een ftaat van regeeringloosheid. Men heeft voorgewend, dat het gewelddaadiglyk en zonder vryheid ware, dat liet Volk de Conftitutie heeft aangenomen! Neen! het heeft dezelve plegtig, zonder eenige WTet van bedwang, en, in tegendeel, te midden van burgerlyke feesten, aangenomen! Alles wat men deswegens kan zeggen, is, dat het Volk ze aannam op goed geloof, en dat, byaldien Lodewyk de zestiende even oprecht en ongeveinsd ware geweest, Vrankryk nog lang misfehien , deeze Conftitutie, hoe gedrogtlyk en hoe grievende dan ook voor de rechten cnhetgeluk des Volks, zou bewaard hebben. Ik fta toe, dat deeze Conftitutie nimmer be. ftaan hebbe, met betrekking tot Lodewyk den Zestienden, vermits zyne aanneeming nimmer oprecht is geweest. Ik fta toe, dat, wanneer zy, met betrekking tot hem, pén oogenblik beftaan had, hy zyne aanneeming verbroken , zyn verbond vernietigd hebbe, telken reizc, dathy * de Conftitutiegefchondenheeft: maarzy beftaat, met  VAN ROGER DU COS. met betrekking tot het Volk, dat haar niet verworpen heeft, dat nie: anders geuit heeft dan den wensch, om haar tchervoimen, om haar te herbouwen, toen het de Nationale Conventie geformeerd heeft. De talrykeAdrcsfen der Regcerittgen, der Volks-Sociëteiten , van welke gedeelte van Burgers ook, het zy wegens hunneaankleeving aan de Decreeten der Nationale Conventie, het zy wegens het gerechtlyk oordeelen van Lodewyk den zestienden, kunnen geenzins aangemerkt worden als den algemcenen Wênsch van dat ganfche lighaam van Burgers, verfprcid over het onmcetlyk franfehcgrondgebied; en van daar, dat men niet zeggen kan , dat het Volk het verbond, dat het aangegaan, dat het verzegeld bad, wederroepen hebbe ! want, om een verbond te vernietigen, is het niet genoeg, dat eene party het zelve verwerpt: deszelfs wederroeping moet het gevolg weczen van den uitgedrukten wil van elke party, die 'er in begrecpen is. Deeze Conftitutie derhalven beliaat als nog voor het Volk, Ik geloof meer: ik geloof, dat zy geheel of gcdeeltlyk beftaan zal, tot dat het Volk die Conftitutie, welke de Nationale Conventie zal grondvesten, geheel of gedeeltlyk gefanftioneerd zal hebban: dat wil zeggen , dat de afkeuring van de eene niet anders kan influiten dan de aanneeming van de andere. In waarheid, de Nationale Conventie hcefc reeds een grooten grondflag der nieuwe Conftitutie geheiligd : zy heeft de Koninglyke waardigheid ir Vrankryk vernietigd: zy heeft dit ryk in een Republiek hervormd: maar, tenzclfD 4 oen  {jó* GEVOELEN den tyde, heeft zy gedecreteerd, dat 'er gee4ne Conftitutie weezen kon, dan die welke door het Volk was aangenomen: om derhalven volmaakt alles te doen verdwynen, het geen tegen dit grondbeginfel was aangekant, had de Conventie zig behooren te haasten, om zulks door het Volk te laaten bekragtigen. Het Volk zou de volgende verklaaring, zo noodzaaklyk voor den moeilyken toeftand, waarin de Conventie zig bevond, en welke zy het recht niet had 'er by te voegen, gedaan hebben: Dat, in V ft uk van een verbond, alles wederkeerig is; dat het. zig voor ont (Jagen hield, van het oogenblik af, dat Lodewyk de zestiende zig ont(lagen had. Volgens deeze wettige en wcderzyds te ruggaande verklaaring , zou men befluiten moeten, dat 'er, van de een noch andere zyde, nooit eene aanneeming had plaats gehad, en dat 'er nimmer eene verpligtende Conftitutie geweest ware. Maar het Volk moet deeze verklaaring geeven : tot zo lang beftaat de Conftitutie met betrekking tot het Volk. Lodewyk de zestiende kan zig met haarfchild bedekken , en hy kan'er zig op beroepen, ten einde zyne gerechtlyke beöordeeling uitteftellen, en misfchien zelfs, om zyne ftrafloosheid met gezag te bekleeden. Ik zeg zyn ftrafloosheid met gezag bekleeden , om dat in de daad, de Conftitutie hem dezelve verraaderlyk verzekerd heeft, tot na zyn voorbedagtlyken of wettigen afftand, zonder dathy befchuldigd kan worden, alvoorens hy zig in de plasfe der Burgers bevind, en dan nog maar alleen voor daaden begaan öazynen afftand: — ei»  VAN ROGER DU COS. 5.7 om dat deeze zelfde Conftitutie wil, dat niemand geflraft kan worden, dan uit kragt eener vastgeftelde en, bevoorens het pleegen der misdaad , afgekondigde Wet, en die wettiglyk toegepast word. My dunkt dat deeze uitdrukking aan Lodewyk den zestienden fterke middelen van verdeediging verfchaft. Hy zal zeggen, dat hy nooit yoorbedagtlyken afftand gedaan heeft; dat'er geen wettige heeft plaats gehad, anders dan die, welke de Conventie gedecreteerd heeft, door de vernietiging der Koninglyke waardigheid, en die dan nog eerst geldt, wanneer dit Conftitutioneel grondbeginfel, door den fouvercin., zal bekragtigd weezen. Men zal over de woorden twisten, ten einde het onderzoek der daaden te Gedeputeerden van het Departement DE VA I S N E; Wegens het rechtsgeding van den geweezen KONING. D e laatfre Koning der Franfchen kan en moet gerechtlyk geoordeeld worden. De groote Vraag, _ kan Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden? . welke gy gedecreteerd hebt, dat plegtig onderzogt moet worden, verdwynt geheellyk, wanneer men, met opmerking, het zesde en agtfte artikel leest van het tweede Hoofdftuk der Conftitutie ; zy verdwynt teffens met de ongerymde votftrekte onfchendbaarheid, waarmede de Conftitueerende hovelingen en flaaven Lodewyk .Capet bekleed hebben, in weêrwil der kloekmoedige tegenvorderingen van de waare patriotten der Nationale Vergadering,ongelukkig toen een klein getal uitmaakende. Ik zal u niet over de onfchendbaarheid onder-  V A N F. S. B E Z A R D, 6*7 derhoüden. Alles wat ik zon kunnen zeggen., tegen deeze Godheid der dwinglandy, zou nier. anders weezen dan eene hérhaaling der grondbeginfeis van de leer van Mi kon, in zyn verdeediging van het Engelfche Volk tegen Saumaize; en deeze zyn, op dit fpreekgekoelte, genoeg-, zaam ontwikkeld geworden. Het is niet zedert den tienden augustus, dat ik myn gevoelen geformeerd heb, wegens hce rechtsgeding, den geweezen Koning aantedoen ; het is ook niet zedert dat zyne erflyke wanbedryven hem, uit een palcis in een Gevangenhuis hebben gefmeeten; maar het is zedert zyn gedwongen wederkomst van Varennes; het is, vermits ik gezien heb, dat hy, na aftrand gedaan te hebben van de Koninglyke Waardigheid, door zyne zaamenzweeringen, door zyne meineedigheeden , zyne tegen betuigingen en zyn vlugt, met zyne waardige Medgezellinne , da Koninglyke taak hervattcde, om de Burgers te doen om hals brengen, door openlyk dewederfpannige Priesters in zyne befcherming te neemen , die, met de toorts des bygeloofs, \n\ verfcheiden deelen van het Ryk, het vuur van den burgeroorlog ontftaken; door het inkomen der Oostenrykcrs, der Prtiisfchen en der Emigranten, zyne getrouwe Qnderdaanen, te begunftigen; door de gekroonde monfters tegen de vrienden der Vryheid te verbitteren; door zig met hen te veróénigen, ik zal niet zeggen, in den geest, maar met het hart, om, met behulp hunner wreede Satelliten, onze Broeders 'te vermoorden , onze huizen te verbranden , en het ganfche franfche grondgebied te verwoesten, E 9 Mg  68 GE VOELEN^ Alle deeze afgryslykheeden moesten, ten uitvoer gebragt worden, ten einde de majefteïe yais den Allerchrisrlykften Koning te wreeken op de Souvereiniteit eener ai te toegeeflyke Natie. — o burgers! byaldien, op den cïag van de vlugt van Lodewyk Capet, de Prefident der Nationale Vergadering van zyn ftoel ware afgetreeden, om, het zy in de Tuilleries, het zy in den Tuin der Revolutie, of op de plaats de Grcve , over de Repubükeinfche Regceringsvönn te doen ftemmen, hy zou geen twee Parryen gevonden hebben : over agttien maanden zou het Decreet reeds uitgefproken zyn geweest, en het Volk, in ftede van zig om het rytuig van den weggeloopen Koning te dringen, zou hem agter her hebben gezeten, om hem uit het ryk der Vryheid te dryven. Op dit tydftip zou men in omvraag hebben kunnen brengen , of Lodewyk, voor voorafgepleegde daaden, gerechtlyk geoordeeld kan worden ? Maar de Memorie, zyne Proteflatiën behelzende , die hy blyven liet, alvoorens zyn post te verhaten, zyn vlugt by den nagt, zyne leugens, zyne lompe tcgenftrydigheeden voor de Commisfarisfen der Nationale Vergadering, (dje echter tegenwoordigheid van geest genoeg bezaten, om hun Caracter te vergeeten,) zyn voldoende, om te bewyzen, dat de geweezen Koning kon aangemerkt worden, als afftand gedaan te hebben van de Koninaiyke Waardigheid. Volgens de uitdrukkingen van de Conftitutie, die hy veracht heeft, maar die hy, ongetwyffeld, zal inroepen, moet hy gerangfehikt worde»  V A N t. 5. B E 2 A R t>. 6p «tón in de Clasfe der eenvoudige burgers, en als zodanig een vervolgd, wegens de misdaaden , die hy begaan heeft, zedert deeze afftanddoening. Indien Capet niet meer die Conftitutionete , fnfchendbaare en geheiligde Koning is, v indien hy niet meer is, by der gratie Gods, da onderdrukker der Franfchcn, eindlyk, indien by fchuldig is aam gekwetlïe Volksmajefteit,eian zal de wyze van inlteiling van zyn proces geene doffe tot een langduurig onderzoek opleveren. In den eerfren opflag fchynt het, dat men hem tot de criminceie Vierlchaaren te verzenden hebbel—Maar neen ! Lodewyk de zestiende heeft Koning (_*) geweest: in ftede van zyne vcrpligtingen te vervullen, heeft hy zyne eeden verzaakt en zyn Vaderland verraaden. Het is een groot misdaadiger, die mem te brengen hebbe, niet voor deeze baly, maar voor een Nationaalgerechtshof, voor een Hoog gerichtshof, zaamgeïteld uit Leden, verkoozen in de drieëntagrig Departementen der Republiek ; want deeze vyandlyke aanflagen zyn van een gewigtig aanbelang voor de zekerheid der geheele Republiek. Hy moet niet gerechtlyk geoordeeld worden, door de Nationale Conventie! dit zou niet anders weezen, dan de Grondbeginfels om verre te fmyten, die door onze Wetten geheiligd zyn •geworden; dan de gerechtsformen te lebenden, welke zy vastgefteld hebben. Indien de Conventie gebruik maakte van het alvermogen van den $f) Dat wrl zeggen, Tyrara, E-3  den Souverein, welken zy vertegenwoordigt^ bin Lodewyk te befchuldigen; om zyn rechts» geding m te Hellen, en zyn hoogfte Vonnis uit-, teipreken, dan zou zy de rtgels der rechtvaardigheid overtreeden; dan zou zy den misdaadigen Capet verfteeken van de voordeden, die de Wet den Belïhuldigden toellaat. Ik geloof biet, dat men, in gemoede, kan ftaande houden., dat de Staatkundige billykheid de Wetgeevers volmagtigt, om de Gerechtsbedieningen als op elkander te irapelen, en dat de Leden van deeze Vergadering teffens de gezwooren befchuldigers, en de gezwooren fchulduitfpreekers zyn kunnen, en dat dezelfde Volksvertegenwoordigers Rechters kunnen zyn, om de Wet toetepasfen. Welk een voorbeeld voor de Volken, die ons in opmerking neemen. Indien, in deezen Tempel, de Wet niet naauwgezet onderhouden word, dan zal zy nergens het gebied voeren. Medeburgers ! liet kan in uwe befluiten niet treeden , om rechter en party te weezen. Het was voor de Koningen bewaard, om alle tyrannifche magt en gezag opéémcfrapelen : maar, Republikeinen, die niet anders bcgeeren te zyn, dan de onderdaancn der eeuwige Rechtvaardigheid en der Wetten, zullen nimmer befluiten* om deeze te overtreeden. Het is te verwonderen, dat het Comité van Wetgeeving het Ontwerp verworpen heeft, om door de Conventie het Decreet van befchuldiging tegen den geweezen Koning te doen* ten vervolgens hem te laaten oordeelen door een Vierfchaar en Gezwoorenen , waarvan de oprigtihg verklaard word by het Rapport, Het  V A N F. S. B E Z A tl D. ft Het is nog meer te verwonderen , dit het. Comité de voorkeur gegeeven heeft, om Lodewyk door de Conventie te doen oordeelen, en dat het tot een vraag voorgcllcld hébbe, of de Conventie zig onderfchikken moet aan de formen, voorgefchreevcn by het crimineel Proces ! Niemand onzer is het onbekend, dat deeze formen, die de bewceging aan de Wet geeven, de beveiligers van onze eigendommen, van ons keven , van onze eer, em yan onze Vryheid zyn, en dat zy tot waarborgen verftrekken tegen de aanflagen van den Man ter kwaader trouw. Met reden zegt derhalven Montesquieu: „ Indien gy de formaliteiten der Juflitie onderzoekt, met betrekking tot de moeite, die een Burger heeft, om zig zyn goed te doen wedergeeven, dan zult gy 'er, buiten twyffel, te veel vinden: indien gy dezelve befchouwt, in de betrekking die dezelve hebben, met de vryheid en de veiligheid der Burgers, dan zult gy 'er dikwils te « weinig vinden, en gy zult zien, dat de moeiten, de onkosten, de langwyligheeden, de gevaaren zelf van de Juflitie, de prys zyn, dien elk Burger voor zyne Vryheid betaald." Voorzeker ware het te wenfehen, dat de uitoeffening van onze Wetten derwyze gemaklyk ware, dat zy de formaliteiten, niet noodig hadden , waarroede dezelven omringd zyn : maar hunne onvolmaaktheid , en nog meer de onvolmaaktheid onzer Zeden,zyn 'er de voornaamfle oirzaaken van. Het menschlyk vernuft en hart "zyn, ter onzer verbystering, onuitgeput in bedriegeryen , e» ik errijmer my het gezegde van een Schryver, die over onze zeden in hctalgeE 4 meen,  C È V O K 1 * N ineen* zig aldus uitlaat: „ Het fchynt dat de waarheid niet meer één is, en dat zy verpligt zy s, zig te vermenigvuldigen, door eene oneindigheid van onderfcheidingen, om zig tegen de niet minder onëindige fcherpzinnigheeden der dwaaling te verdeedigen; en in deezen ftryd, Van den Mensch tegen de Wet, en van de Wet tegen den Mensch, is de menigvuldigheid der 'regels niet minder het noodzaaklyk uitwerkfei, dan het treffend bewys van onze uitfpoorigheid " Men moet derhalven niet zeggen, dat de Vertegenwoordigers van den Souverein zig niet verllaaven moeten aan de voorfchriften en formaliteiten , welken men ten pligt gemaakt heeft voor de andere Vierfchaareu. Wy zyh even min onfeilbaar als de Pauzen; maar wy moeten ons niet , even gelyk zy * willekeurig gedraagen; eh ik beweer, dat ingevalle de Conventie, waarvan verfcheiden Leden reeds hun gevoelen., voor en tegen Lodewyk den zestienden, 'verklaard hebben, net decreet te neemen komt,c dat zy hem oordeelen zal, zy teffens zig zorgvuldiglyk onderfchikken moet, aan de wyze, voorgefchreeven by het crimineel proces : want de Wetgeevers moeten geene uitzonderingen ten bunnen voördeele maaken, integendeel, moeten, zy de eerfte weezeh, om, voorde heilige hiajefteit der Wetten, het hoofd te buigen. Wat de ftraffe aanbelangt, bewaard voor den 'geweezen Koning, het Haat geenzins aan ons, om dezelve 'te bepaalen; het refultaat van zyn Rechtsgeding zal die bepaalen en de Rechters Ssüllen zé toepasfen. Ik zal my veroorloven nog twee woorden te zeg-  V A N F. S- B E Z A R D. J% Seggen op de vraag, of het, naamiyk-, riood«aaklyk en gevoeglyk zy, om het Vonnis te onderwerpen, aan alle de Leden der Republiek» veréénigd in gemeentevergaderingen, of in eer-* iïe- of grondvergaderingen? Ik item overéén met den Rapporteur, maar niet uit hoofde van dezelfde redenen: want hy beflist het geval, uit aanmerking der moeilykbceden, die, welke maatregelen men ook nee' men mogt , deeze Volksbevësuging naar zig lleepen zou. Deeze moeilykheeden zyn voor my niet anders dan aanmerkingen , en deeze -aanmerkingen zyn niets, met betrekking tot de grondbeginfels: maar ik 'begryp > dat^dit vonnis niet meer onderheevig is aan de fanctia van den Souverein,dan de vonnisfen van andere Misdaadigers , dewyl Lodewyk Capet geen Koning meer is, en hy dus, aan het Volk, niet jwer, als deszelfs eerde Amtenaar, toebehoort! hy kan zelfs niet gerangfch'ikt worden ifl de eer* ïyke clasfc der Burgers • hy is een Vreemdeling, 'die op ons grondgebied misdaaden gepleegd heeft, die door onze Wetten gcikaft moeten worden. , Indien de Regeering monarchaal was, indien "het Volk een anderen Koning begeerde, ik zou geenzins 'cwyffelen , of het was, zo al niet noodzaaklyk, ten minsten welvocglyk, om het ■ vonnis-, in verfchil, te laaten fanétioneeren, om dat alle Leden der Maarfchappy 'er belang by hebben, om breedvoeriglyk de wannedryven van den monarch te kennen, ten einde hem te draden of genade te bewyzen: maar in een Republikeinfchen Staat kent men geen Koningen anders dan door de ongelukken, welke  74 Gevoele n zy veroirzaakt hebben, en men gedenkt hunner niet, dan door den haat, die men hunne gedagtenis- heeft toegewyd. Doet het Rechtsgeding van Lodewyk, op zulk, eene wettige wyze, opmaaken, dat onze vyanden noch middel, noch voorwendfel ten zynen voordeele vinden kunnen; onderrigt hec heelal van zyne misdaaden ) deeze zyn gemeen aan alles, wat zig met den naam van Potentaat heflempelt, en gy zult zien, dat onze Medeburgers van den aardkloot niet vertoeven zullen , om • uwe voetftappen te drukken , ten geluk kc van het menschlyk geflagt. Ik ftel aan de wysheid van de Nationale Conventie het volgend ontwerp van Decreet voor. EERSTE ARTIKEL. Lodewyk de zestiende kan en moet gerechtlyk geoordeeld worden. TWEEDE ARTIKEL. De Conventie verklaart, dat 'er redenen ter befchuldiging plaats hebbe tegen Lodewyk Capet , en belast haar Comité van algemeene veiligheid met de opflelling van de aéïe der befchuldiging , om dezelve, binnen het kortst moogclyke tydbeflek, aan de Vergadering te onderwerpen. DERDE ARTIKEL. Het Rechtsgeding van Lodewyk Caper zal ingefteld en voltrokken worden, volgens de formen  VAN T. SiBïZARÖ. 75 tien der criminele procedures, door een Nationaal Gerechtshof, ten dien einde opterechten. VIERDE ARTIKEL. De Conventie gelast haar Comité van Wetgeeving, om, op morgen, haar de Wyze aantebieden tot de formeering van dit Gerechtshof. GE*  GEVOELEN VAN DEN BURGER G X dft 'M TT X T% Gedeputeerden van het Departement ' DES COTES DU NOR D, Wegens de gerechtlyke beoordeeling VAN LODEWYK DEN ZESTIENDEN. ]|Can Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden? is teffens de eerfte en de^ewigtigfte der vraagen, in de lange reeks door het Comité voorgedraagen: maar, zo gy bevind, dat Lodewyk niet gerechtlyk beoordeeld worden kan, dan houd het onderzoek oogenbliklykop, en 'er fchiet niet anders over,dan te bepaalen , op wat wyze men hem zal behooren te behandelen, zonder de Rechtvaardigheid te kwetfen.en zonder de openbaare rust en veiligheid op nieuw bloottcftellen, om, ten zynen gevalle, gewaagd te worden. Medeburgers! ik zal my ten naauwften bj het grondbeginfel houden, en my, zo min moog- lyk  VAN GIRAULT. ■7 lyk is, afwykingen van ftyl, noch overtollig* heid in redeneeringen veröorlooven. Ik omhels dan ftoutmoediglyk de ontkenning, en zeg, dat Lodewyk de zestiende niet gerecht" lyk geoordeeld kan worden. Ziet hier, waarop ik myn gevoelen grondvest. De betrekkingen van hetnatuurlyk r»cht, of de voorfchriften der zedenleer in aanmerking neemende, dan is Lodewyk een der grootfte misdaadigers, die immer bellaan kunnen. Ecu gewoone ftraf zou geenzins genoeg zyn voor hem, die, met overhaasting, het verderf en de fchande van zyn land heeft zaamgepaard; voor hem , die, door zyne verraadery , den dood aan verfcheiden duizenden zyner Medeburgers veroirzaakte. Maar de Koning, en gy zelve, bevinden u, op een ongemeenen afftand van de gewoone regels. De vooröordeelen zyner opvoeding , vermengd, op eenige wyze, met de vezels der herfenen; de flaaffche afgodery der Volken , waaraan hy, zedert zyne kindschheid gewoon was; het bloed, in zyne aderen, omloopende, die,door een zoortvan erfziekte,hem gedoemd hadden, om ten fpeelbal dier nootlottige indrukfels te verftrekken ; alle deeze zaaken , eindlyk, afhanglyk van het geluk, of, zo gy wilt, van die noodlottigheid, die het heelal regeert en mededeept; alle deeze invloeden, zeg ik, waaraan het niet in zyn magt was, zig te onttrekken, vormen voor 't minst een zeeraanmerklyk tegenwigt, in de balans, tegen over die der misdaaden, welke men aan Lodewyk den zes-  «?8 GEVOELEN* zestienden verwyt, zo zy al niet in ftaat zynf? om ciezeive te verkleinen. Schikt u naar den tyd! is een zo oude als verltandige grondregel. Ik zal 'er by voegen, dat men zig in den tyd moet overbrengen, te« einde behoorlyk de daadeq te beöordeelen, die de tyd heelt voortgebragt. Na de eeuwen der drogredeneerkunde en der fchoolfche Ipitsvinnigheedtn, is de zedenlyke vryheid der menschlyke bepaalingen eindlyk bepaald', en tot deezen term gebragt geworden; te weeten: dat men alleen vry is in de zaaken, waartoe mende magt heeft, om ze uittevoeren : nu Lodewyk de zestienden, in den toeltand, ■waarin hy het beftaan verkreeg; in de grondbeginfels, volgens welke hy is opgevoed geworden, heeft zig niet anders kunnen, heeft zig niet anders moeten gedraagen, dan hy gedaan heeft. Hy heeft, zeggen wy; de Conftitutie gefchonden, welke hy gezwooren had te hand» haaven; volgens zyne denkbeelden, was de Conftitutie niet anders, dan een verdelging van alle de rechten van den troon, geheiligd door eene uitgeftrekee reeks van eeuwen, en zyne ceden , vcorgefchreeven zynde door eene allerdringendfte noodzaaklykheid, wettigde dit 'er het verbreeken van in zyne oogen. De eeuwige rechten der natuur, die van den weczenlyken Souverein, van de aarde verbannen,, en genoegzaam nirgedelgd uit het geheugen der ltervelingeri, waren denkbeelden, veel te nieuw en te vreemd, om zo fthielyk, in zyn hoofd enhart, die oude.ingewortelde indrukken van heer- fchap-  VAN GIR.AULT. 79 fèhappy en hoogmoed, te kunnen opvveegen^ Daarenboven, deeze Conftitutie zelf had, op het oogenblik, waarin zy zyn perfoon onfchendbaar verklaarde, van te vooren den uitterften graad van verraadery, waartoe een Koningin ftaat is te geraaken, reeds gerechtlyk beoordeeld, en 'er vooraf de ftraf over uirtprokeu en op toegepast. Medeburgers! de onderfcheiding, die men tragt vastteftellcn, tusfehen de perfoneele en byzondere bedryven van Lodewyk den zestienden, en zyne formeele overtreedingen, in zyne hoedaanigheid als eerfte amtsbedienaar, komen my voor, een loutere misvatting in de woorden en redenecringen te zyn: zy kan wel, voor een oogenblik, de geesten opgetoogen houden; maar zy kan nooit tot in het gewisfc toe doordringen. Nooit, ik beroep my op uzelve,kan zy de inwendige toeftemming van het gevoel verkrygen. Het is hier, dat ik het gezag van het vastgefteldc recht inroep, en ik zal niet fchroomen ftaande te houden, dat, zo dra men zig veroorlooft, om de meening der Wet intekrimpea of uittezetten; zo dra men afwykt van de letter en den duidlyken zin van een verdrag, 'er dan weezenlyk geen Wet meer zy, en dat alles, van dit oogenblik af, aan de willekeur onderworpen blyft. De Conftitutie fchreef aan den Koning een onbepaald opfchortend Veto toe,eerfte gebrek; zy liet aan hem de keuze over dér Ministers, der Land- en Zeebevelhebbers, de befchikkingen over de Legers, enz. Zy ftond hem eene gedrogtlyke civile Lyst toe;  So GEVOSLfN 4oe; hy heeft van alles gebruik, of laat ik liever zeggen, misbruik gemaakt. Riaar hy kan tegen u zeggen, waarom hebt gy myin de verzoeking gebragt, door my zulke gevaarlyke wapens in handen te geeven? Hy zou 'er nog kunnen byvoegen: ik heb» my, uitwendiglyk, gehouden aan de woorden der Conftitutie, en ik kan niet anders dan alleen door haar geoordeeld, noch aan eenige andere ftraf onderwoipen worden, dan die zy my heeft opgelegd. Ik was zwak, ik werd verleid, ik werd gekweld, door allen , die my omringden; ik wa$ zelf ondeugend, en van natuure en door de gewoonte. Wel fax', gy, die my had behooren ce kennen, gy hebt, onvoorzigtiglyk, my demiddelen bezorgd, om uw werkte verwoesten , na my met valftrikken omgecven te hebben, hebt gy my aan het geleide van trouwlooze Leidstuiden overgelaaten. Te vergeefsch zult gy heden uwe wraak trag-. t«n te rechtvaardigen, door te zeggen, dat de Souverein, tot eene Conventie veréénigd, het recht hcbbe , om zig te ontdaan van verbindtenisfen, den voorigen dag, onder eenen anderen naam, aangegaan. Thans erken ik dit onvervreemdbaar recht; maar de Natie, vooraf verbonden aan de Regeering, diezy nu eerst verbrooken heeft, omtrent alles, wat 'er aan heeft kunnen cocbchoorpn, of uit voortvloeien, zal geenzins toeftemmen , om haare zegepraalen te bezoedelen, e n om haare eerfte flappen te brandmerken, dc o'- de fchending der eeuwigegrondbeginfels van het recht der Volken. Cy kunt derhalven, Medeburgers! de daa?  van g i r a u l TV . 8t den niet gerechtlyk oordeelen, die gepleegd zyn volgens de Conftitutie, en uit kragt van de Conftitutie, dan volgens de formen en de regels, die in deeze Conftitutie zelf hun beftaan vinden: daar buiten vind ik niet anders dan Ichending, geweld en verwarring. Ik befluit derhalven op nieuw, dat Lodewyk niet gerechtlyk geoordeeld kan worden, en ik vorder het voorafgaande onderzoek, op het ontwerp van het Comité. Gy zult my befchuldigen van in een uiterfte te vallen; maar ik kan my niet wedcrhouden van'et bytevoegen; dat, tegen Lodewyk den zestienden, (hem van den troonverfteckende,) alle de kragten uitgeput hebbende, die gyu zeiven hebt voorbehouden, gy zelf het recht niet hebt, om Iéts tegen zyne vryheid te onderneenjen. Intusfchen ben ik 'er verre af, om de dringende aanmerkingen, ontleend van het algemeene welzyn, niet te erkennen, als waarvoor nlle zoort van bekommering moet verdwynen en zig vernietigen; maar ik durf twyffelen, of deeze reden van ftaat wel verbonden zy met den perfoon des Konings, of met zyne wyze van beftaan. Uwe zekerheid, Medeburgers! berust weezenlyk in de kragt, in de waardy en in de vuurige werkzaamheid uwer legers, die het zwaard niet in de fchede moeten fteeken, dan na de Volken gedwongen te hebben, om de omifhang- lykheid'der Republiek te erkennen. Uwe rust is verknogt aan de geftrenge uitvoering der Wetten, waar mede gy uonleedig gaat houden; aan de onderfcheiding der magten; aan het geftrenglyk ftraffen der 'Rebellen en der vermee• li. deel. F telen»  Sa GEVÓÉLEN telen, die dezelve zouden tragten te overweldigen of te fchenden. Dat, na dit alles, Lodewyk en zyne familie, eenvoudiglyk van het franfche grondgebied verbannen, hunne wroegingen en kunne ellenden gaan vertoonen of verdonkeren, naar hun welgevallen: dat zy ten voorbeelde verftrekken van de broosheid der aardfche grootheid, en van de rechtvaardigheid des hemels; en dat de Republiek, vergeetende, dat 'er Koningenwaren, voortaan aan haare groote beftemmingen beantwoorde: dat zy eindlyk voltooïe, met het hart der Volken te winnen, door de kragt haarer deugden, na dat zy dezelve verbaasd heeft doen ftaan, door de fnelheid haarer zegeprailcn. VOOR-  VOORSTEL VAN ORDER , GEDAAI4DOOR FXO^.JS2VT GVJOTi Gedeputeerden van het Departement DE LA C O T E-D' O R, Vegtns het eerfte artikel van het ontwerp) van Decreet: KAN LODEWYK DE ZESTIENDE gerechtlyk geoordeeld worden ? WETGEEVENDE BURGERS! Tfjet Comité van wetgeeving , u voorfiel- lende te decreteeren, dat Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld kan worden, en de voor my geftemd hebbende Leden, dit voordel onderzoekende, hebben zy geenzins bemerkt, dat hetzelve zaamgefteld was, en dat men het, in de eerfte plaats, moest ontleeden en verdeelen, ten einde het optclosfen, opeenewyze, overéénkomftig met de grondbeginfels. Deeze woorden: Kan Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden ? in een naauf a wen  84 Voorstel Van order wen zin genomen, willen eenvoudig zeggen,, dat Lodewyk ter gereclitlyke beöordeeling gefield zal worden; maar , in een uitgellrekter zin' opgevat, betekenen zy ook, dat Lodewyk de zestiende, ter gerechtlyke beöordeeling gefield, zyne zogenaamde onfchendbaarheid niet zal kunnen doen gelden. Het is derhalven blykbaar, dat het artikel, door het Comité voorgefleld, twee verfchillende vraagen behelst, die ik begryp, dat afzonderlyk behandeld moeten worden, vermits het niet mooglyk zy, om ze aan dezelfde beredeneeringen te onderwerpen, en ik twyffelniet, of dit gebrek aan onderfcheiding heeft zeer veel toegebragt tot het verfpreiden van het onbepaalde en losfe in hun onderzoek. Moet Lodewyk de zestiende ter gerechtlyke beöordeeling gefield worden? Het bevestigende van deeze eerfle vraag kan niet betwistbaar weezen, dezelve befchouwende in betrekking met de eeuwige grondbeginfels der rechtvaardigheid en der waarheid. Iemand die zou willen voorwenden onfehendbaar te weezen in dien zin, dat hy niet onderworpen zou kunnen worden , aan eenige gerechtlyke beproeving, aan eenige ftraf, hoe ook genaamd, zou ophouden een Lid van het maatfchaplyk lighaam te wcezen: hy zou de verklaarde vyand van het menschlyk gcflagt zyn: hy zou als een wild gedierte zyn aantetnerken, dat elk byzonder perfoon het recht zou hebben, om aan zyn eigen veiligheid opteöfferen. Dus kan, uit dit eerfte gezigtspunt befchouwd, Lodewyk de zestiende, het zy men hem als vreemdling, als vyand, of ais Burger aanmerke, niet  VAN FLORJENT GUJOT, 85 niet uitgezonderd zyn , van ter gerechtlyke beöordeeling gefield te worden. Men moet niet gelooven, dat de Conftitutie van 1789, hem dergelyk een gedrochtlyk voorrecht verleent: zy levert zelf het bewys van het tegendeel op. Ik vind, in het zesde artikel, der eerfte onderdeeling, van het tweede hoofdftuk, van de derde afdeeling, de volgende uitdrukkingen : Indien de Koning zig aan het hoofd eener Legermagt (lelt, en ''er de kragten van inrigt tegen de Natie; of bydldien hy zig niet verzet, door een formecle daad, tegen dergelyk eene onderneeming, in zynen naam ten uitvoer gebragt, dan zal hy gehouden worden , als afftand van de kroon gedaan te hebben. Maar, om den Afftand, in deeze beide gevallen, té verklaaren , zou het onvermydlylc zyn, voor eerst de daaden te bewyzen, en beo gedrag des Konings aan een geding te onderwerpen, met een woord,, om hem ter gerechtlyke beöordeeling te ftellen; want eene gerechtlyke beöordeeling is niet anders, dan de toepas* fing der Wet op daaden, welke van te vooren beweezen zyn. Het is derhalven niet twyrfelagtig, zelfs met betrekking tot de ftellige Wet, of Lodewyk de zestiende moet ter gerechtlyke beöordeeling gefteld worden, en ik ben verzekerd, dat dit de begeerte van alle de Leden deezer vergadering is. Misfchicn zal men my tegenwerpen, dat,indien de Wet, tegen Lodewyk den zestienden, niet anders dan de llraf der afzetting uitfpreekt, F 3 • do  86" VOORSTEL VAN ORDER de Koninglyke waardigheid vernietigd zynde, het nutloos word, hem gerechtlyk te beoordeelen. Ik antwoord op deeze redeneering, door deeze tweede vraag te onderzoeken. Kan de Nationale Conventie, op dit oogenblik , uitfpraak doen, wegens de voorgewende onfchendbaarheid van Lodewyk den zestienden? Het is in myne oogen uitgemaakt zeker, dat het zeer ten ontyde zou weezen aan de zydeder Conventie , om, heden op dit tydftip, iets te beflisfen of vooraf te oordeelen , wegens deeze voorgewende onfchendbaarheid. Het komt my voor als beweezen, dat dit eene vraag zy, die zig weezenlyk tot in het hart van het rechts geding uitftrekt, en dat, alvoorens 'er zig onledig mede te houden, men decreteeren moet: dat Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld zal worden; wie zyne Rechters zullen weezen ; en volgens welke formen zyn Rechtsgeding zal worden ingefteid en opgemaakt. Het Comité van wetgeeving,en de reeds geftemdhebbende Leden, hebben de vraag, wegens de onfchendbaarheid , op een afgetrokkene er bovennatuurkundige wyze behandeld, evenals of de Franfchen als nog gedoemd waren, om die kwaaddoende weezens, welke men Koning* noemt, te onderhouden: zy hebben niet opg merkt, dat deeze vraag, zedert de vernietigh der Koninglyke waardigheid, niet langer in aai merking komt, dan met betrekking tot denpei foon van Lodewyk den zestienden. Indien het oogenblik gekomen was, omdec. vraag, volgens dit gezigtspunt, het eenigf. é&t hier welvoeglyk is, te onderzoeken, da ZOtl  TAN F L O R K N T G U J O T. 8? tou het my niet moeilyk vallen te bewyzen, dat Lodewyk de zestiende geen het nnnfle voordeel uit zyne voorgewende onfchendbaarheid trekken kan; maar zy is voor hem een middel van verdeediging, eene uitzondering, een foort van middel ter verontfchulding, en wy kunnen , wat het tegenwoordige aanbelangt, noch dezelve beflisfen, noch zelf haar onderzoeken. Wy kunnen geenzins uitfpraak doen wegens deeze onfchendbaarheid, vermits wy nog niet eens beflist hebben, of Lodewyk de zestiende ter gerechtlyke beöordeeling gefield zal worden, ook niet, volgens welke formen de aanftellingvan zyn Rechtsgeding gefchieden zal Wy kunnen het niet doen, uit hoofde dat, zedert de vernietiging der Koninglyke waardigheid , de onfchendbaarheid niet langer een vraagftuk zynde van het algemeene recht, maarilcgts eene eenvoudige perfoonlyke uitzondering, ten opzigte van Lodewyk den zestienden, het voorbarigheid zou weezen, deswegens uitfpraak te doen, alvoorens hy zelve verklaard zou hebbe,van ze te willen doen gelden. Eindlyk, wy kunnen het niet doen, om dat deeze onfchendbaarheid, eene der middelen van zyne verdeediging kunnende zyn , het bihyk, onvermydlyk en heilig is, om Lodewyk of zyne Pleitbezorgers eerst te hooren, en hun alvoorens toeteftaan, om dezelve te onderzoeken en te poogen die te doen gelden: in een woord, om dat deeze onfchendbaarheid niet beutst moet worden , dan in 't byweezen van hem zelfs. Indien, op dit tvdftip, de Nationale Conventie uitfpraak deed, wegens deeze voorg?weriF 4 de  88 VOORSTEL VAN ORDER de onfchendbaarheid, en dezelve verwierp, en wanneer Lodewyk dan, in 't vervolg, ter gerechtlyke beöordeeling gefield, "er zig ten zynen voordeele van wilde bedienen, als dan zouden de Rechters genoodzaakt zyn van hem te moeten zeggen: Gy kunt u niet meer van dit middel bedienen, om dat de Conventie bevoorens reeds hetzelve verworpen heeft. Maar 'Lodewyk de zestiende zou alsdan zig billyk beklaagen kunnen, dat men airede uitfpraak over zyn lot en zyn leeven gedaan had, zonder hem gehoord, of ter zyner verdeediging toegelaaten te hebben. De Staatsfchryvers, de Wysgeeren, de verlichte en rechtvaardige luiden van alle landen zouden dezelfde klagten doen hooren, en de Nationale Conventie zou befchuldigd worden, van, aan een Nationaal misnoegen, misfchien wel aan eene Staatkundige bloedgierigheid,een Man opgeofferd te hebben, wiens misdaaden hem doemden, om door het zwaard der Wet te vallen. Ik bid u, Medeburgers! optemerken, dat het geenzins op enkele rechtsformen zy, dat ik myne aanmerkingen gronde, welken eerbied dan ook deeze befchuttende formen van onze goedederen, leeven, en perfoonneele vryheid, verdienen mogen : maar zy rusten op grondbeginfels, befiaan hebbende voor het aanweezen van alle Jyfflraflyke Wetboeken; op grondbeginfels zo oud als de Maatfchappyen zelf; op deezen eeuwigen en heiligen grondregel: dat het niet geoorloofd zy iemand te veröordeelen, zelfs de fchuldigfle niet, alvoorens hem ter zyner verdeediging te hebben toegelaaten. Om kortlyk alles zaamtetrekken, vorder ik, dat  VAN FLORENT GÜJOT. dat de Nationale Conventie, op ftaande voet, decreteere, dat Lodewyk de zestiende ter gerechtlyke beöordeeling gefield zal worden,maar dat men alvoorens niets befiisfe, ten opzigte van zyne voorgewende onfchendbaarheid. En ik flel voor, om dit opftel by het artikel van het Comité te voegen, waar door alle dubbelzinnigheid word voorgekomen. Lodewyk de zestiende zal ter gerechtlyk beöordeeling gefield worden. F s GE-  GEVOELEN VAN J?« JF. X O TT V M Gedeputeerden van het Departement DE LA $ O M M E; Wegens de zaak van den geweezen K O N I N G. MEDEBURGERS ! VOLKVERTEGENWOORDIGERS.' Jf k kom niet, om het ontwerp van Decreet van het Comité van wetgeeving, in deszelfs geheel, aantetasten; ik kom enkei, om, aan uw onderzoek) eenige aanmerkingen te onderwerpen, wegens dat gedeelte van het ontwerp , het welk flrekt om, aan de Nationale Conventie, de kennisneeming toetefchryven van dat groote Rechtsgeding, dat op het punt ftaat van aangevangen te worden. Ik zal my, in den beginne, niet bezig houden, met de errinnen'ng der grondbeginfcls, wegens de fcheiding der magten, die, in eene vertegenwoordigende Regeering, ten bolwerk der itaatkuncfige en perfoneele vryheid verftrekt; ook  TAN ?. F. IOÜÏBT. 91 ook nier. met de herhaaling van het geene gevonden word by alle de Schryvers, die over de rederingen gehandeld hebben ; noch met een voor oogen Helling der grondregels , die gemeenzaam zyn aan alle de Leden van deeze vergadering. De Rapporteur van het Comité heeft deeze grondbeginfels niet miskend; maar hy heeft ge wild, dat zy niet toepaslyk waren op eene Nationale Conventie, op eene Conventie, heeft hy gezegd, noodwcndiglyk bekleed met alle magt en gezag, en bygevolg ook met de magt, om gerechtlyk te oordeelen, wanneer zy dit oirbaar zou vinden." Van alle de bewysredcnen, op dit duk bygebragt, fchynt deeze alleen my toe, van ecnio-e kragt te weezen, in de Helling van hun, die beweeren, dat het aan de Conventie Haat, om Lodewyk den zestienden gerechtlyk te oordeelen : maar is deeze bewysreden, by nader onderzoek, even kragtig, als zy by den eerden oogöpflag voorkomt? — lk geloof het niet. Ongetwyffetd, wanneer het hier eene Conventie ware: zaamgedeld uit het gcheele lighaamdes Volks; wanneer het ganfche Volk hier byéén vergaderd was, zo als het genoegzaam altoos te Romen, en in eenige gemeenebestcn van Griekenland, plaats had, zou niemand haar het recht kunnen betwisten, om alles te doen, wat zy nuttig en noodzaaklyk zou vinden. Echter wil ik hier mede niet te kennen geeven, dat een zaamvergaderd Volk, altoos het nuttigde, en het geen meest met zyne belangen drookt, daardelle, dat het nooit in dwaalingen vervalle, dat het nimmer de rechtvaardigheid kwee-  9* -GIVOEPEN kwetfe, en dat het eindlyk voor hetzelve veel voordeeliger zy, om, in eigen perfoon, zyne magt uitteöerTenep, (iets, dat daarenboven voor een groote Natie onmooglyk zy,) dan zull die hem vry brieven heeft verleend  VAN C. D E S M O U L I N S. IIO Jeend, om den Vyand en verraadcr der Natie te weezen. Maar alle deeze aanmerkingen, die goed kunnen zyn, om het afgryzen te verzwakken by de Nakomelingfchap , wegens zyne Zaamenzweeringen , zullen echter, ten opzigte'van de Wet, 'er de draf niet van verzagteni _ Want, hoe! de Rechters zouden een Roover des te minder ftraffen, om dat deeze, ineen moordhol opgevoed,, geloofde, dat alle de eigendommen der Voorbygangers hem toe- ■ behoorde, om dat zyne opvoeding dcrwyzc zyn inborst bedurven had, dat hy nooit anders dan het beroep van Roover oeffenefi kon < £ai het eene reden zyn , dat de verraaderyen van een Koning ongeltraft blyven, om dat hy met anders dan een Verraadcr zyn kan? en om geen voorbeeld aan de Volken te geeven, oni deezen boom ter neder te vellen, vermits dezelve niet anders dan vergiftige Vrugten kan draa- Met twee woorden : door de verklaaring der rechten van den Mensch, door dit eeuwige, onveranderlvke Wetboek, dit voorafgaande Wetboek van alle de Maatfchappyen, tot aan hunne volkomene zaamenftelling \ tot aan dat tydftip toe, waarin de byzondere Wetten van de alfemeene Wetten zyn afgezonderd, ■ en van welk Wetboek de Franfchen, met verrukking, die Artikels aangenomen, en in al dcrzelver zuiverheid herftcld hebben, welke, door de roest des tyds, waren uitgeveegd; — door dit-artikel, dat zy als den grondflag van hunne Conftitutie geheiligd hebben, „ dat de Wet dezelfde is voor allen , het zy ze ftraft, het w ze befchermt," kan Lodewyk de. zesli 4 "en"  lao GEVOELEN tiende, van zyne hersfenfchimmige onfchendbaarheid ontdaan, niet anders befchouwd worden , dan een zaamenzweerder, die, vervolgd door het Volk op den tienden augustus, een ichuilplaats is komen zoeken , te midden van ons, en aan den voet van den troon der Nationale Souvereiniteit, wiens huis opgevuld geVonden is met de bewysftukkcn zyner zaamenzweeringen envvanbedryven, die wy in een llaat van bewaaring gefield hebben in den Tempel, en wiensvvegens ons niets anders overig blyft, dan denzelven gerechtlyk te beöordeelen. Maar wie zal deezen zaamenzweerder gerechtlyk oördeelen? Het is eene verwonderlyke, onbegryplykc zaak, tot welkeen pynbank deeze nieuwe Vraag aan de beste Hoofden der Conventie heeft veritrekt. Wy, verre verwyderd zynde van de natuur en van de oirfpronglyke Wetten van elke Maatfchappy , hebben de meesten onzer niet geloofd, dat men een zaamenzweerder gerechtlyk kan oördeelen , zonder een bezwooren Befchuldiger, bezwcorcn Beoordeelaars en Rechters , die de Wet toepasfen ; en allen hebben zy zig een Vierfchaar verbeeld , min of meer buitengewoon. Dus hebben wy de oude fpooren der gewoonte niet verhaten , dan om in de nieuwe te vervallen , in (lede van den effen weg des gezonden verflands te volgen. Wie zal Lodewyk den zestienden gerechtlyk beöordeelen ? Dit zou het geheele Volk doen , byaldien bet kon ; even gelyk het Romcinfche Volk Manlius en Horatius oordeelde, zonder in tvvyffel te Haan, of 'er een bezwooren Befchuldiger, bezwooren  v a n c. d e s m o u l 'i n s. 121 ren Beöordeelaar, en vervolgens een Vierfckaar, om de Wee toetepasfen, vereiscnc werd, ten einde een Schuldigen te oördeelen, die men op de daad gegreepen hoeft Maar vermits men het pleitgeding niet houden kan met vyfëntwintig milüoenen meufchen, moet men komen tot den grondregel van Montesquieu: „ Dat een vry Volk, zelf alles verrigt, wat het kan, en het overige, door zyne Vertegenwoordigers en Lasthebbcnden, laat verrigten." Maar, ten zy men de zekerheid ontkenne, wat toch is de Nationale Conventie anders, dan eene Commisfic benoemd door het Franfche Volk, om den laatften Koning gerechtlyk te oördeelen, en om de Conftitutie voor de nieuwe Republiek te maaken ? - ,, „ - Men geeft voor , dat zulks eene opeenftapeling van alle magt en gezag zou weezen, naamlyk van de Wetgeevende en van deReclusbedienende. Zy , die onze ooren het meest hebben lastig gevallen met de optelling der gevaaren, verknogt aan deeze opeenftapehng van alle maat en gezag, moeten of de gekfcheeren met onze eenvoudigheid , om ons te doen gelooven , dat zy deeze bcpaahngen eerbiedigen; of zy moeten zig zelve met verftaan: want hebben de Conftitueerenae en Wetgeevende Vergaderingen niet , zelfs honderdmaaien, de bediening van Rechters waargenomen , het zy door de Rechtsgedingen van het Chatelet en van zo veel andere Vierfchaaren te vernietigen ; het zy door te decreteeren, dat 'er , wegens een groot aantal Befchuldigden, al of geen reden tot befchui-  122 gevoelen digfflg was? Mirabeau , of P. Egalité, van befchuldiging te ontheifen , of Lesfart naar Orleans te verzenden, was dit wel anders, dan de bediening van Rechters waarteneemen ? Ik befluit 'er uit, dat deeze Evcngelykweegers, zo als Mirabeau hen noemt, die altoos van overWigt en evenwigt der magten fpreeken, zelf niet gelooven aan het geen zy zeggen. Kan men, by voorbeeld, ontkennen, dat de Natie , zedert zy het alvermogen der Souvereiniteit uitöeffent, niet alle magt en gezag opéénftapelt? Kan men betwisten, dat de Natie een gedeelte van haar vermogen , naar haar welgevallen, opdraagê, aan die geenen, welke 't haar goeddunkt? Kan men ontkennen dat de Natie ons, hier ter plaatfe , by wyze van opccnftapeling, met haar gezag en magt bekleed heeft, zo om Lodewyk den zestienden gerechtlyk te oördeelen, als om de Conftitutie te maaken? Men moge van het evenwigt der magten, en van de noodzaaklykheid, om hetzelve te handhaaven fpreeken , wanneer het Volk , zo ais in Engeland, zyne Souvereiniteit niet anders uitöeffent , 'dan ra de tydftippen der verkiezingen: maar wanneer de Natie in eene aanhoudende werkzaamheid zig bevind , zo ais certyds te Athene en te Romen, en zoals tegenwoordig in Vrankryk, Waar het recht, om de Wetten te fanftionneeren , erkend word , aan hetzelve toetebehooren , en waar het alle dagen , in zyne Municipaliteiten en Seetions vergaderen ,' en zyne ontrouwe Afgezondenen te rug roepen kan , daar ziet men die groote noodzaaklykheid niet meer, om het evenwigt der magten te  VAN C. DESftiÖtJLiNSi !&$ te handhaven; het is aldaar het Volk zelf* dat met zyne yzeren armen, de twee fchaalen van den evenaar ophoud, en gereed ftaat,. cmt 'er die Staatzugtigen en Verraadcr.. van aftewerpen, die denzelven zouden tragren te doen overhellen haar den tegenövergelteiden kant van het algemeen belang. Het is zeker, dat het Volk ons herwaards gezonden heeft, om den Koning gerechtlyk te oördeelen, en om hetzelve eene Conftitutie aantebieden. Is cie eerfte deezer twee bedieningen dan zo moeilyk te vervullen? En hebben wy, nu op ftaande voet , wel iets anders te doen , dan het geen de Burgemeester Brutus deed, toen het Volk hem zelf tot Rechter aanftelde over zyne twee Zoonen , en het zig van dien toetsfteen bediende, zo als het heden, ter beproeving van de Conventie , 'er zig van bedient» Hy deed hen voor zyne Vierfchaar verfchynen, zo als gy Lodewyk den zestienden voor de uwe moet doen geleiden. Hy bragt hen de bewyzen hunner zaamenzweering onder t oo«- , zo als gy insgelyks Lodewyk den zestienden die menigte der treurige bewyzen van zyne zaamenzweeringen te vooren moet leggen. Zv konden niets antwoorden op het getüigerils "van den Slaaf, even gelyk Lodewyk "den zestiende niets zal kunnen antwoorden op de correspondentie van Laporte, en op die menigte van bewysfehriften, waar uit hlykt dat hy zyne Garde - du • Corps, te Cobïents , betaalde en de Natie verried; — en na dit alles , zal u niet anders overfchieten y dan om, (even gelyk Brutus aan het Romein* fthe Volk,) te bewyzen, dat gy waardig z om  124 GEVOELEN VAN C. DESMOÜHNJ. r,wdS RePub]iek en derzelver Conftitutie te ontginnen, en om de fchimmen te bevree- hTlT h?derd duizend BurSers> welke IL I OI?komen, door een zelfde vonnis ™Am te fpreeken-/j  REDENVOERING van j. ar. -imlmjl trxx je; Gedepuceerden van het Departement D£ £OZR£ INFERIEURE; Betreklyk de beöordeeling van LODEWYK DEN ZESTIENDEN, burgers! Tje zaak van Lodewyk den zestienden is ondcrfogt geworden, uit oogpunten, zo zeer van elkander verwyderd, dat, wel verre van opgehelderd te zyn, zy, aan eenige Leden van deeze vergadering fchynt voor te komen, als een vraagftuk, dat hoe langer hoe moeilyker word om optelosfen. . Dan eens heeft men, ten opzigte van Lodewyk den zestienden, het natuurlyke recht ingeroepen; dan weder heeft men jegens hem , het recht van den oorlog willen uitoefenen. Deeze beseerde, dat men hem, volgens krygsrecht en zonder form van proces, ter dood zou brengen ; de andere wilde, dat men hem een gering en fchandlyk leeven zou laaten leiden, totmi  ï§6 REDEÏÏVOSRINO , fchrikbaarend voorbeeld voor alle de Dwfn^ landen ö De zwaarigheeden te verwyderen , welke my yoorkoomeri vreemd aan het onderwerp te zyn; eene vraag,"die door Jangduurige betwistingen, rnoeilyk gemaakt is, tot de eenvoudigfte bewoordingen weder te brengen, dit, Medeburgers! is het oogmerk rayner redenvoering. Ik zal my, ten opzigteeener zeer belangryke ftof, in de engfte perken befluiten. Ik zal, aan de fchitterendc kleuren van hun, die my voorafgegaan zyn; aan de vuurigheid van flyl, en redeneergebaarden, aan de diepte en uitgeftrektheid Van geleerdheid, niet anders tegenöverflellen, dan de zuiverheid der grondbeginfels, debillykheid der gevolgtrekkingen en de kragt der redeneering, Het is hier de zaak niet, om uw medelyder» gaande te maaken, of uwe verontwaardiging optcwekken: men moet tot het verftand fpreeken, en aldaar de overtuiging te wege brengen. Kan men, in dit berugte Rechtsgeding, het recht'der natuur inroepen? Ik denk: dat wy géenzins moeten luisteren naar dergelyk eene beroeping op de natuur. Wy weeten, dar de bur^ gerlyke ftaat weezen'lyk verfchilt van den flaat der natuur : hier is het de flerkte , die het recht uitmaakt; hier wykt alles voor de natuur* lykc voortftuwingskragt, voor den trek en voor de driften ; daar, moet men de reden en geenzins zyne neigingen raadpleegen, de ftem van pjfgt doet zig hooren, en men flelt zig blindling onder de heerfchappy der Wet. ,, In den oorlog, zegt men: keert men tot den flaat der natuur te rug: daar is het geöor* ?, Joofd ,  VAN J. N. M E A U L I» E. \V? loofd, geweld met geweld te keeren en zy„ nen vyand te dooden." Ik item het toe: zo lang het geweld werkt, is men bezorgd om 'er geweld tegen te zetten; zo dra het ophoud, dat het onderworpen word, en dat de tegenfland insgelyks heelt opgehouden, is 'er geen vyand meer te dooden. De overwinnaar bezit geenzins het recht van leeven en dood op den overwonnenen: heeft het tegenovergefleld gevoelen voorheen aanhangers gevonden, het vind ze thans niet meer. Men kan derhalven befluiten, dat, daar Lodewykdezestiende, in den ftryd van den tienden augustus, niet is gedood geworden, men hem heden,volgens het natuurlyk recht, als een overwonnen vyand zou moeten behandelen. Volgens het recht der Volken heeft men geen meer vat op hem. Indien onze Soldaaten den Landrraaf van Hesfen, in een Veldflag gedood hadden, dan ware hyzecrwettiglykomgebragt; maar wanneer hy overwonnen geworden en gevangen genomen was, dan ware het een moord geweest, hem, in zyn gevangenis, ter dood te brengen. Het zou insgelyks een moord weezen, om Lodewyk den zestienden, onverwagt, in den Tempel te dooden. — Ziet daar, wat my toefchynt, uit het recht der Volken voort* tevloeïen. Er is, voor 't overige, geen overéénkomst tusfehen Cefar, door Brutus in den vollen Raad gedood, en tusfehen Lodewyk, in den Tempel gevangen gehouden. Cefar was een Tyran, toen men hem den dolk in 't hart wrong, en misfehien was 'er geen ander middel, om 'er de Romeinen van te verlosfen; hier, integendeel,  128 REDENVOERING is de Tyran reeds geveld, zonder gedood te weezen. Maar waar toe dienen al deeze verfchillen, wegens bet natuurlyk recht en het recht der Volken? Gy hebt niet gevraagd, of Lodewyk de zestiende des doods waardig was? in tegendeel , gy begeert te weeten, of hy, in den tegenwoordigen toefland, gerechtlyk kan en moet geoordeeld worden ? De vraag, indiervoegen als zy word voorgefteld, geeft duidiyk genoeg teverftaan, dat men onderzoeken moet, of het gehouden gedrag van Lodewyk den zestienden moet onderworpen worden, aan deuitöffenende gerechtsmagt, of aan een maatregel der ftaatkunde en der algemeene veiligheid. Ik geloof derhalven, dat het hier de overéénkomflen betreft van den geweezen Koning, met het Souvereine Volk; van den perfoon van Lodewyk den zestienden, met de overige Leden derMaatfchappy; dat is te zeggen, dat men, met uwe burgerlyke en ftaatkundige Wetten in de hand, zyne bedryven] moet onderzoeken. Deeze Wetten beftaan, aan den eenen kant, in dat geene, het wel wy Conftitutie noemen, en in ons lyfflraflyk Wetboek; en, aan den anderen kant, in de opperfte Wet van het ftaatkundig Wetboek van alie Volken, het welzyn des Volks naamlyk. Stellen wy derhalven alle aanmerkingen ter zyden, die vreemd zyn aan ons onderwerp, en die getrokken worden uit het natuurlyk recht en het recht der Volken. > Ontveinzen wy het niet, Medeburgers! de onfchendbaarheid van den Koning is, in de algemeenfte bewoordingen, uitgedrukt, en het is hier uit, dat hy en zyne verdeedigersalle hunne  VAN J. Ni M E A U L h E. 12$ he middelen van verweering putten zullen, Zyn perfoon was onfchendbaar en heilig. Het was niet flegts het opperhoofd der uitvoerende magt ; het was nier flegts de Koning; aangemerkt als Koning en als openbaar Amtenaar, niaar het was ook de Perfoon, de bezondere man, die yoor onfchendbaar en heilig verklaard werd. Redelykerwyze derhalven , kap men geert onderfcheid vastflellen tusfehen den Conflitutioneelen Koning, zig met misdaaden bezoedelende , zelfs in de uitvoering van de opperfle regeering, waar mede hy bekleed was: en tusfeheri den perfoon des Konings, wan bedry ven pleegende, buiten de betrekking der koninglyke waardigheid, en on'afhanglyk van zyne openbaaré .bedieningen. Deeze perfoon was onfchendbaar en heilig, onder allerlei betrekkingen. Deeze waarheid floot alle de bewysredeneu om verre, op dit fpreekgefloelté bygebragt. Ik: moet dezelve tot dep hoogflen graad van zekerheid brengen. , Hier toe is niet anders noodig, dan het Koninglyke prerogatif, of de onfchendbaarheid byjebrengen, en de uitfpraaken, die zig aldaar hooren laaten. De Conflitutionele Koning beliep niét anders dan de afzetting, indien hy zig aan het hoofd jtelde eener armee tegen de Frartfche Natie ingerigt. ... Dezelfde ftraf was uitgefproken, wanneer de Conflitutionele Konining zig niet verzettede, tegen een oorlog, die , op zyn naam , herfrani'chp Volk zou worden aangedaan, Wegens alle andere misdaaden, was hy niet onderhevig aan ee. iu deel; t . P>g§  130 aSBENVÓÉRlKO nige ftraf, noch aan eenige gerechtlyke beöofdeeling: hy was onfchendbaar en heilig. Ziet daar, met zekerheid, wat 'er uit deeze zo uitgeftrekte als algemeen uitgedrukte onfchendbaarheid voortvloeit. Men zegt, dat Lodewyk de zestiende zig in geene van de gevallen der afzetting bevind, en ik zeg, dat men hem zelfs in deeze gevallen plaatfen kan, en indedaad,is de oorlog, dien wy ondergaan hebben, niet, in zyn naam, beftuurd geworden"? Kan hy heden de minfte uitvlugten aan de hand geeven, wegens eenige zyner Proclamatien, in welke hy den oorlog fchynt aftekeuren, — heden, daar wy de blykbewyzen zyner geveinsdheid en fchurkery in handen hebben; heden, daar andere gefchriften en zyne eigene daaden, zyne ydele en bedrieglyke betuigingen leugenftraffen ; heden, daar wy hem, met omwraakbaare bewyz n overtuigen, dat hy, van de civilelyst, alle de verraaders en alle zaamenzweerdersbetaalde? Maar heeft hy zelve niet de Natie den oorlog aangedaan? heeft hy, om de maat zyner wanbedryven vol te meeten, zig niet aan het hoofd van Eerloozen, Zwitfers en anderen,, gefteld, die hy, in het kasteel van de Tuille» ries, byéénverzameld had? zedert langen tyd had hy alles befchikt, alles voorbereid, alles bevolen. Stemmen wy derhalven toe, dat de Conflitutionele Koning juist de twee grootfte Wandaaden gepleegd heeft, waaraan hy zig fchuldig kon maaken: de een, door de Natie den oorlog te laaten aandoen; de ander, door zig aan het hoofd der armée van de Tuilleries te ftellen. Wel nu, zult gy my zeggen; hy heeft de af»  VAN j-. N. M Ê A Ü L L Ei i$t afzetting verdiend. — Ik wil zulks ook: maar hier houd gy óp; en 'kj ik voeg 'er byj dat hy den dood óndergaan moet. Verwondert u niet óver myne gevolgtrekking: iri weinig tyd keer ik tot u Weder: maar ik moet hog eerst eenige uwer verdeedigingsmiddeleti doen gelden. Men heeft gezegd; Lodewyk de zestiende is belaaden niet byzondere wanbedryven; hy is een moordenaar eheenopkooper: ten ópzigte van deeze wanbedryven was hy niét onfchendbaar: want ze zyn, in dé Conditutie, niet uitgedrukt. Ik zeg, dat deeze redëneering niet bondig is: hét is juist, om dat de gévallet! niet ömfchreeven noch uitgedrukt zyn in de Conditutie , dat zy den CónditutioneleU Koning geene draf op den hals kunnen haaien; Wanr zyn perfoon, door een zeer algemeen voordel, onfchendbaar en heilig verklaard zynde, kon dezelve aan geerie gerechtlyke beöordeeling onderworpen worden, ten zy dan in die gevallen,' welke formeel en zeer uitdruklyk zyn uitgezonderd geworden. Doch alle de misdaaden, van welke gy' fpreekt, niet in deeze uitzonderingen begreepen zynde, kunnen nooit dof tot belchuldiging of beöordeeling opleveren. Dit was óngetwyffeld het uitwerkfel van deeze verfchriklyke eri moordige onfchendbaarheid, geduurende zy bedortd, Indien Lodewyk de zestiende myri zoon gedood had, dus heeft een Redenaar uitgeroepen: en ik, op daande voet, den Moordenaar had ter nedergeveld, gelooft gy dan, dat ik drafbaar geweest zou zyn? Ik zie hier niet anders dan een dubbel valfche delling; wanc het is; I a hier'  332 REDENV0E8.INÖ hier, in 't geheel, de zaak niet, om te weeten i of Lodewyk de zestiende wel of kwalyk gedood is; want hy is nog in 't leeven. Men had de vraag in deeze bewoordingen moeten voorftellen: „ Indien Lodewyk de zestiende myn zoon vermoord had, zou hy dan té befchuldigen geweest zyn?" Neen moet men hierop antwoorden, byaldien, op het oogenblik, dat de misdaad begaan werd, hy Conflitutionele en onfchendbaare Koning geweest ware. Ja, byaldien hy de onfchendbaarheid en de Conftitutie niet had kunnen doen gelden. Dit vloeit onmidlyk voort uit de uitfpraak van het agtlte artikel van het tweede hoofdftuk der Conftitutie: het luid aldus: Na den voorbedagtlyken of wettigen afftand zal de Koning in de clasfe der Burgers zyn, en, even gelyk zy, gerechtlyk befchuldigd en geoordeeld kunnen worden, voor daaden, gepleegd na zynen afftand." Wy zyn verpligt toeteftaan, dat een Conflitutionele Koning , niet gerechtlyk geoordeeld zou hebben kunnen worden, voor den voorbedagtlyken of wettigen afftand; dat een dergelyk Man geenzins in de clasfe der burgers behoorde; dat zyne onfchendbaarheid zig niet flegts uitftrckte tot zyne openbaare amtsbcdieningen en Koninglyke wanbedryven ; maar ook tot alle zyne byzondere daaden, tot zyne perfoneele misdryven. Ik zal fny niet ophouden by de voorbeelden der vonnisfen van Koningen en Koninginnen, die u onder den aandagt zyn gebragt, vermits ik denk, dat gy zelf u daar niet by opgehouden hebt, en dat gy u aan geenerlei zoort vannaar- vol'  TAN J. N.' M E A U L L E. I3J volging zoud willen onderwerpen. Men heeft daarenboven u de gelykweezigheid van deeze voorbeelden niet beweezen, en luiden, die vaste grondbeginfels hebben , laaten zig nooit door voorbeelden en aanhaalingen medefleepen. Weeten wy vervolgens ook niet, dat, in alle deeze Koninglyke treurfpelen, de gefchiedenis ons byna altoos flagtöffers te befchouwen geeft, opgeofferd aan Protedlors, aan andere Despoten of ftaatzugtigen ? Hier is niets van dit alles. Een vry en republikeinsch Volk; vry van alle driften; verheven boven alle vrees en partyfchappen; in de fchaal der gerechtigheid zyne rechten en zyne pligten weegende; zoekt bedaardlyk naar de Wet, die toegepast word op de groote wanbedryven , waaronder het moet bezwyken , en voor het zelve is 'er geen voorbeeld van naarvolging. Ter vernietiging der onfchendbaarheid van den Conftitutionelen Koning, heeft men gezegd: dat het Verdrag, daaromtrent gemaakt, van nul en onwaarde was, vermits de Conditutie niet vrywillig door het Volk is aangenomen geworden, en om dat de Natie onfchendbaar was. Deeze verdeedigingsmiddelen fchynenmy toe, meer glimp van vastigheid te hebben, en dienen misfchien tot niets anders, dan om de belemmering te ontdekken , waarin de Redenaars, uit hoofde van de conltitutionele onfchendbaarheid, zig bevinden. Ja! zonder twytfel, de Volken zyn onfchendbaar; zonder twyffel, kan men, wettiglyk, geen inbreuk op hunne Souvereiniteit maakcn, en het is in deezen zin , dat zy ftceds het recht hebben, om hunne SouvereiniI 3 ceit,  IIEÊENVQ ERIèïG teit, benefleps de volheid en de uitÖefFen^ng• van alle hunne rechten, te herneemem Maar zeker is het ook, dat niets een Natie kan beletten , om zig zelve kwaad te doen: zeker is het^ dat het Souvereine Volk meester is, om zig zelve aan de gevaaren der monarchie en der pnfchendbaarheid Van de Koningen blootteftellen. Wy kunnen heden immers niet tegen Lodewyk den zestienden gaan zeggen, dat wy geen goedkeuring hebben gegeeven aan de misdagen der magt, waaraan, de Conflitueerende Vergadering zig fchuldig heeft gemaakt, noch aan die ongelukkige en wreede Conftitutie, noch die ongerymde Onfchendbaarheid, die dezelve behelst ? Hebben wy niet allen, en by verfcheiden herhaalingen , gezwooren dezelve te zullen handhaven? Hebben wy dezelve niet ter Uitvpering gebragt, byzonderlyk door Gedeputeerden ter Wetgeeving te benoemen? Wat kan 'er dan uit de onfchendbaarheid des Volks voorcvloeïcn, in tegenöverfteliing met de onfchendbaarheid van den Conftitutionelen Koning? De eene vernietigt de andere niet: zy beftonden beiden in dat geene, het welk wy de Conftitutie noemden. Dus, om dat de Natie onfchendbaar was, volgt fcr niet uit, dat Zy geenzins aan eenen Conftitutionelen Koning de onfchendbaarheid heeft toegeftaan. Uit de onfchendbaarheid der Natie is derhalven niets te befluiten, ter befchuldiging en getechtlyke beöordeeling van Lodewyk den zestienden. Nog heeft men, ik weet niet welk befluit, poogen te trekken, uit de onfchendbaarheid, yerieend aan de Vertegenwoordigers des Volks; maar  V % N ƒ• N. M B A O ï. t E. 13^ «aar dit is flegts gefchikt, om redenen te meer opteleveren, ten behoeve van den Conftitutionelen Koning. Indedaad, Medeburgers! de onfchendbaarheid der Vertegenwoordigers was bepaald tot hunne gevoelens, en de Wet had gezegd, dat zy befchuldigd konden worden, wegens daadlyke misdryven. Ziet daar een groot onderfcheid! men zou 'er uit kunnen befluiten, dat, de onfchendbaarheid van den Conftitutionelen Koning algemeen en onbepaald zynde, hy, in geene gevallen, hoe ook genaamd, aan eenig gerechtlyk oordeel onderhevig was ; daar de Gedeputeerden befchuldigbaar waren in alle gevallen, uitgezonderd in dat geval, het welk door de Wet bepaald was. Door het onderzoek derhalven , Medeburgers ! van ons Heilig recht en van onze grondbeginfels , ten tyde van het pleegen dier misdaaden , welke wy te ftraffen hebben , zou het fchynen, als of de onfchendbaarheid van den Conftitutionelen Koning zig hoe langs hoe verder uitftrekte , en alle paaien overfchreedde: Zomtyds zou men in de verzoeking gebragt geworden zyn, om te gelooven, dat, ingevalle men genoodzaakt ware Lodewyk den zestienden te beftryden, volgens de uitdrukkingen van de Conftitutie , en door de Conftitutie, men als dan niet anders zou vervolgd hebben, dan een Monfter, 't welk zig onttrok en verfchool, in een ondoordringbaar roofhol. Maar, wanneer men den moed niet verliest, dan geloof ik, dat het mooglyk zy, om deezen wreeden Tyger, in zyn fpelonk zelve, te grypen , en hem in de veréénigde vlakte der evenI 4 «e-  ^36 rèöênvoé r*ï n (f 'gelykheid te brengen, en ifl den rang der ove--ïige zaamenzweerders re plaatfen. Hier toe is het niet noodig, om Lodewyk den zestienden, in een Ver verwyderd tydperk „ op het fpoor te volgen. Ik volg hem flegts tè Varehnes, op den ëénëntwintigflen juny, 1791. Hy Verliet de Natie, na geprotesteerd te hebben tegen alles; wat hy aangenomen of gefunctioneerd had, eh ziet daar,alle de Wetteh kragtloos gemaakt, de geheele Conftitutie vernietigd.. In zyn vlugt werd hy vastgehouden; en ziet daar, voor de-eerftemaal, hem den gevangenen van zyn Volk. Wedergekeerd te Parys, bedient by zig van veinzery en fchurkery.' Hy vraagt, om ue Conftitutie in haar geheel te onderzoeken: zy word hem aangebooden, en, op den Veertiende September, 1791, geeft hy zynetoeftemming: — maar^was "erweezenlykheid en goede trouw in deezè toeftemming? Kon Lodewyk de zestiende, en zou hy, met waarheid, kunnen ftaande houden, dat hy flegts één enkelen dag de Conflitutionele Koning der Franfchcn geweest hebbe? Integendeel , ■■ ziet of hy niet, onafgebrooken, het uitwcrkfel zyner tegenbetuiging van den éénëntwintigften Juny, 1791, gevolgd; of hy niet, tegen zyn toeflemming aan, zig onöphoudlyk in zyn voorigen ftand hcrfteld heeft ? liet was op den tweeden en vyftienden November '1791, datBouillé en Choifeul Stainvilld hem berigt dedèn van den ontvangst van het geld, dat hy hen gezonden had, en hem de rekeningen deeden toekomen van de uitdeeling en het gebruik , dat zy 'er van gemaakt hadden; hoe veel tyd heeft niet wel nodig geweest, tot de , ' ver-  VAN j. N. M É A Ü L L E. l$f Verzending van dat geld? — Is het niet waar* fchynlyk, dat het op de dagen zyner aannee* ming, en beëediging ter handhaving, van de Conftitutie, zelve was, dat Lodewyk de zestiende de Verraaders aanmoedigde en beloonde ; dat hy arbeidde, om alles, om verre te werpen * en regelregt, tegen zyne plegtigfte eeden aan, te werk ging? Wat waren derhalven deeze eeden anders dan valfche eeden? Wat betekenen alle mooglyke beloften en betuigingen, wanneer zy geleugenftraft en te niete gedaan worden, door de daaden van hem, die zegegeeven en afgelegd heeft? Zy zyn niets, dan het toppunt der valsclv beid en der fchurkery: Zy kunnen niet vefbinr dende zyn tegen den bedrieglyken Man: hy kan zig niet doen gelden, door zyn eigen bedrog, en alle aften zyn nul ten zynen opzigte. Lodewyk de zestiende heeft altoos even valsch , even fchurkSgtig geweest. Hy heeft wel eenige bekendmaakingen doen drukken en algemeen maaken; maar beftendiglyk is hy op dien zelfden voet voortgegaan, en zyn geheel gedrag, van den veertienden September 1791 af, tot den tienden Augustus 1792 toe, is niet anders dan een zaamenweefzel van valschheeden , fielteryen , opkoopingen en hoog verraad. Wat vloeit 'er nu, uit alle deeze wanfehiklykheeden, voort? Niets anders, dan dat Lodewyk de zestiende , nimmer de Conftitutie heeft aangenomen : dat hy nooit Koning der Franfchen was, en dat hy fleeds deezen tytel, te gelyk met de Conftitutie zelf, verworpen heeft. Het zeer natuurlyk gevolg hiervan is, dat 15 hy  $3$ R*&EKVOÏK!N« hy heden geene bevoegdheid heeft, om die Conftitutie interoepen , die hy geenzins met waarheid en oprechtheid onderfchreeven heeft; dat hy zig niet dekken kan met den tytel van Koning der Franfchen, welken hy beftendiglylf verworpen heeft. Deeze waarheeden, Medeburgers! zyn gegrond op de algemeenfte grondbeginfels zo wel van het burger- als van het ftaatsrecht. Hy die protefteert, of die zig verzet tegen een acte, tegen een onderhandeling, of tegen een verdrag, hoe ook genaamd, word niet begreepen 'er de uitvoering van te vorderen, in eenig gedeelte, welke het ook zy: alsdan zyn alle Contractanten, alle de geenen, die eenig deel in de overéénkomt genomen hebben, mee betrekking tot hem, in denzelfdtn ftaat, waarin zy zig bevonden , voor het aangaan van het verdrag. I\0;( is het grondregelmaatig, dat hy, die fteeds de uitvoering van de overéénkomst of het Verarag weigerde, niet bevoegd is, om zig eenige van deszelfs byvoegfels of voorwaarden ten nutte te maaken, vermits alle verbonden verbindende en wederkcerig zyn. Te vergeefsch tragt men, de nanneem'ng van Lodewyk den zestienden, de lanftte van verfcheiden Decreeten , den inhoud V»^C|^te Proclamatiën, bycebrengen: alle de '".'V' tuigen van het tegendeel. De kgi rj' wyzen, dat alles niet anders dan bWdrfSglji'k' en geveinsd geweest is, en, gelyk ik reeds gezegd heb, nooit kan men uit zyn eigei ÜÜÉjg go-'h" rechtlyk voordeel trekken. Dusdanig zyn, naar myne gedagten, de een- vou-  VAN J. N. M E A V L L E. 139 voudige grondbeginfels, voor welke het KoninglyK prerogatif en de zogenaamde onfchend' baarheid van Lodewyk den zestienden hezwyken moeten; en volgens hen alleen, zal ik befluiten met te zeggen, dat Lodewyk geftraft kan worden. Maar, zonder van deeze grondbeginfels aftegaan, zal ik deezen grooten Misdaadiger onderzoeken , volgens de Conftitutie zelf, —■ en alhier, Medeburgers! vorder ik uwe aandagt. De denkbeelden, die ik u ga aanbieden, zyn nog niet ter baane gebragt geworden; ik geef ze aan uwe- rechtvaardige beöordeeling over. De Conftitutie ftond tweeërlei afftanddoening toe, de eerfte wettig, de andere voorbedagtlyk. De eerfte had dus plaats, door de daad zelf, en uit kragt van het erikel vermogen der Wet: zy had niet noodig uitgedrukt noch aangekondigd te worden : zy had uit het volle recht zelfs plaats. Thans gaa ik onderzoeken, of Lodewyk de zestiende deezen wettigen afftand niet reeds gedaan hebbe , langen tyd voor den tienden augustus laatstleden. Indien ik, by toeval, U het bevestigende deswegens bewyzen zal, is het dan niet waar, Medeburgers! dat de tegenwerpingen zeer gemaklyk optelosfen zullen zyn ? Openen wy derhalven nogmaals deeze ongelukkige Conftitutie. — Aldaar lees ik: „ Indien de Koning zig aan het hoofd eener legermagc ftelt, en derzelver kragten tegen de Natie inrigt, óf indien hy zig niet, door een formeeie daad, aankant tegen dergelyk eene onderneeming, die, in zyn naam, ten uitvoer gebragt zou  f40 S.EDENVOERIN* Zou worden, dan zal hy gehouden worden afftand van de Koninglyke waardigheid gedaan te hebben." Nu vraag ik my zeiven, of, om deezen afftand tot weezenlykheid te brengen, 'er eenige acte, eenige formaliteit, eenig decreet van het wetgeevend Lighaam, noodig was? — Niets van dit alles, Medeburgers! de afftand was wettig; Zy had plaats, door de enkele daad. Zo dra derhalven gy bewyzen kunt, ,dat Lodewyk de zestiende den oorlog tegen He Natie ingerigt heeft, zo dra kunt gy ook verklaaren, dat hy niet meer onfchendbaar is, en voortaan niet anders meer zy dan een zaamenzweerder. Misfchien zal men zeggen, dat hy Koning geweest is tot den tienden Augustus toe; dat hy, tot op dit tydftip, zig op den' troon gehandhaafd heeft, en dat hy tot daar toe onfchendbaar gebleeven is. Maar het valt niet moeilyk deeze bewysreden , tegen deszelfs aanvoerder , omtekeeren. Hoe heeft Lodewyk de zestiende zig op den troon gehandhaafd? Door bedrog en door kragt vrn verraadery, dat zekerlyk het zelfde is als geweld! en wel nu, indien Lodewyk de zestiende, op den eerften Mei 1792, in het Leger van Brunswyck'ware overgegaan ; indien hy zig, in eigen perfoon, aan het hoofd der Emigranten gefield had, en hy ware, in den maand Augustus, te Parys gekomen, zig fteeds in zyn hoedaanigheid van Koning handhavenende, gelooft gy dan, dat zyne onfchendbaarheid tot in Augustus toe zou hebben voortgeduurd ? Voorzeker neen! Zy zou met den eerften Mei hebben opgehouden, en alsdan had de afftand zyn veils  VAM J. N. M E A U L h E. ^4i volle beflag gehad. Lodewyk de zestiende was befchuldigbaar geweest voor alle wanbedryven, gepleegd,na deezen, afftand, gelyk alle andere zaamenzweerders. — En ziet daar, Medeburgers! hy is juist in dit geval. Heeft hy niet in de daad den oorlog tegen de Natie befttuird? Heeft hy niet de zaamenzweerders en de Emigranten betaald? Zyn afftand derhalven zou zig reeds bepaalen tot den maand november 1791, en voor alle de naderhand gepleegde misdaaden, zou hy de ftraf moeten ondergaan , den zaamenzweerderen opgelegd. Ik zal eindigen met het doen eener voorönderftelling, die dit alles misfchien veel bevatlyher zal maaken. Ik vooröndcrftel dan, dat Brunswyk en de Emigranten hun leger hadden nedergeflagen op de hoogten van Montmartre. Ik voorönderftel , dat Lodewyk de zestiende een onderaardfchen weg gevonden had, en hy zig, langs denzelven, naar de tent van Brunswyck en naar die van zyne Broeders had begee» ven, ten einde met hen in 't begin van july, de bombardeering met gloeiende kogels der ftad Parys te overleggen. Ik voorönderftel, dat Lodewyk de zestiende, alle morgens in de Tuilleries wedergekeerd; in zyne gefprekken en openbaare verraaderlyke aankondigingen,gefcheenen had, deeze bombardeering aftekcuren, en dat hy, door dit affchuuwlyk verraad, het Volk misleid, en zig aldus op d^n troon gehandhaafd had. Ik voorönderftel, dat de dag van den tienden augustus daar was; dat de vyanden verdreeven, en alle zaamenzweeringen en gruuweldaaden ontdekt zyn! — Wat dunkt u, zou Lodewyk de zestiende dan wel beweeren kunnen, dat  14& REbEiMVoERiNÖ dat hy, tot op den tienden augustus toe, öü« fchendbaar gebieeven was ? Zoud gy hem niet antwoorden: Neen, verraader! uw afftand kreeg reeds zyn beflag ori den eerften july, vermits gy toen weezenlyk, u op dien dag, aan het hoofd der vyanden vervoegdet, en den oorlog en het vuur tegen uw Volk hebt ingerigt. Op dat zelfde oogenblik hield gy op de Koning der Frartfchen te weezeru Voor u is 'er geen onfchendbaarheid meer; gy zult fterveh* Medeburgers! Lodewyk de zestiende heeft niet anders gedaan, dan gelyk ik u zeg. Gf kunt deeze taal hem te gemoete voeren, ehhent ftraffen voör alle de misdaaden, gepleegdnaderi tweeden en vyftienden november 1792. Ik herhaal myne twee bewysredenen. i°. Lodewyk de zestiende kan gerechtlyk befchuldigd worden, volgens de termen der Conftitutie zelf. De Wet is aldaar duidlyk en juist; Hy is in de clasfe der andere Burgers, ehmoet$ even gelyk zy, gerechtlyk befchuldigd eh geoordeeld Worden. Het iyfftraflyk Wetboek be'belst uitfpraaken tegen de zaamenzweerdersi dé ftraffe des doods is aldaar over hen uitgelpröken, eb Voor deeze Wet, zyn alle menfchen even gelyk. — 't Is zekerlyk wel zeer te verwonderen, dat fnfen ons hier gezegd hebbe, dat de doodftraf niet moest worden toegepast, uit hoofde, dat dezelve ftrydig fcheen te zyrt met de grondbeginfels van eenige wysgeercn ; maar wy hebber! hief geenzins ónze befluiten naar dergèlyke beweegredenen interigten. De eenigfle Wet, die op een misdryftoepaslyk is, is die, welke beftond, ten tyde, dat dit  VA» J. K. M E A ü L L É. 14J ik misdryf gepleegd werd: geen geconftitueerd, geen vertegenwoordigend Lighaam moet 'eraan denken, om de ltraffen te veranderen, of om genade te bewyzen: dit behoort den Souverein alleen toe, en ik begryp niet, hoe de Souverein dit recht zou uitöeffenen; want wy kennen geenfins een appèl aan het Volk. Houden wy ons derhalven verzekerd, dat, zo Lodewyk de zestiende befchuldigd word, hy niets heeft, om de vierfchaar tegen te zetten, die hem oördeelen zal, en dat de Wet, zonder eenig voorbehoud, hem treffen moet. a°. Misfchien kan Lodewyk de zestiende aartgemerkt worden, als een vreemdling ten opzig» te der Conftitutie; als dezelve nimmer aange* nomen hebbende: als dan zou hy u kunnen zeggen: „ 't Is waar, dat ik niet vry geweest ben; dat alles wat ik deed, gefchied is in omftandigheecfcn, die my het gebruik va*n myn eigen vryert Wil niet lieten. Gy weet zulks: ik heb 'er iegen betuigd; ik heb de vlugt genomen; gy hebt my weder te rug gebragt; ik ben alweder verpligt geworden, om uwe Conftitutie te onderfchryven; maar dit is fteeds tegen myn dank geweest. Gy verwondert u, en noemt my een meinëedigen;maar nimmer heb ik my zelve befchouwd, als verbonden door myne eeden : wanneer men voor her geweld moet w'yken, dan kunnen zelfs de plegtigfte beloften geen verbindtenis daarftellen. Ik verklaar u, dat ik fteeds myne verkleefdheid voor myne oudeprerogativen behouden heb, welke ik befchouw als de rechten myner geboorte. Ten allen tyden heb ik geyverd en geftreeden, om myn oude Koninglyke waardigheid wederom te herftel- len*  144 REDENVOERING ien. — Ik ben te kort gefchooten en bezweeken: behandelt my derhalven als een overwonnenen." Medeburgers! ik denk, dat Lodewyk dezes* tiend hier, noch door de Conftitutie, nochdoor' onze burgerlyke wetten , gerechtlyk befchuldigd en geoordeeld behoord te worden, en ik geloof, dat hy niet langer onderworpen zal weezen aan een daad van onze gerechtlyke magt, maar aan eene raadpleeging, die het welzyn des Volks, en deszelfs fouvereiniteit ter bedoeling zal hebben. Men zal alsdan den Tyran moeten befchouwen, in zyne betrekking met de Natie, en zelfs in zyne betrekking methetgeheelemenschlyk geflagt. Maar, wat is een Tyran? Wat Zyn alle Tyrannen ? het zyn menschëetende monfters. Het is een geflagt, dat de overige ftervelingen verflind, en ik bevind, dat zy in dezelfde betrekking ftaan tot de Volken, als het verfcheurend gedierte tot de runderen en lammeren. — Eri wel nu, indien defchaapen, indien de herders en de getrouwe honden, de wolven ter hunner befcheidenheid ftaan hadden, gelooft gy dan, dat deeze verflindende beesten door hen gefpaard zouden worden ? De fiere bewoonderS van Groot - Brittanje hebben hun eiland van allerlei flag van wolven •gezuiverd, en zedert dit tydftip, gaan hunnp fchaapen vreedzaam ter wreide; zy graazen aldaar in veiligheid, zo wei by den nagt als by ■den dag: zy leveren de heerlykfte wol op, die de fchoonfte werkplaatfen aan den gang houden. De Engelfchen zyn ; in . dit opzigt, in eene gefield-  Van j. n. m e a u l l e. 145 fteldheid, die verkieslyk is boven de onze. Wy zyn fteeds in de wreede noodzaaklykheid, ord de wolven te jaagen en te beftryden, die wy niet hebben weetcn te verdelgen. Wy zullen, eveneens in eeuwigheid gekweld worden , door het broedfel van onze Tyrannen: Hun behoud is onbeftaanbaar met de veiligheid der Volken: men moet 'er het geflagt van uitroeien. Dit 13 de opperfte Wet: het heil des Volks beveelt iict ■ Vreest, dat niet uwe Kinderen uwe gedagtenis vervloeken, en u een valsch medelyden verwyten mogen: vreest, datzy niet wel uw ascb zullen komen verontrusten , om dat gy het despotismus niet anders gedood hebt, dart inden naam; terwyl gy beftemd waart, om hét weeZenlyk en in de daad te vernietigen.- 11. deel. K GE-  GEVOELEN VAN C. T. O V JD O X» Gedeputeerden van het Departement .D £ LA C O T E-D ' O R, Betreklyk de gerechtlyke beöordeeling van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. IVÏedeburgers! ik wil niet anders bybrengen, dan een enkele daad. Ik reisde met een groot aantal Franfchen, die dezelfde reisbeftemming hadden als ik. Wy gingen, met den Kapitein van een Schip, een verdrag aan voor de reis, die Jangduurig en gevaarlyk moest zyn, en fcheepten ons in, in het faizoen der llormen. De Kapitein wilde alleen meester van het fchip weezen, en begeerde intusfchen niet verpligt te zyn, om zig aan eenig zoort van verantwoord! ykheid te onderwerpen. Hy had aan verfcheiden onzer vertrouwen ingeboezemd:hy fcheen daarenboven zo veel eigenbelang te hebben in het welgelukken van onze algemeene reis, dat, in eene byéénkomst, die wy hielden, wy de zwakheid hadden, om fchriftlyk te 6V  VAN C. F- O V D O Ti Hf bepaalen, dat hy niet perfoonlyk verantwoordlyk zou zyn, voor eenige gebeurtenisfcn op de reis, om 't even, welke dwaalingen of misftappen hy zou mogen begaan; en welke nadeeligé gevolgen 'er voor ons uit voort mogten vloeierfl Naauwlyks waren wy in volle zee, of de Kaptein floeg een weg in, die klaarblyklyk de tegenövergeftelde was van dien, welk hy volgen moest. Al ten cerlte verontrustede ons dit gedrag; Onze vermoedens groeiden {weldra, toen wy zagen , dat wy door een Kaper Honden aangetast te worden. Wy bereideden ons niet te min, om een heldhaftigen tegenftand te bieden; maar wy vernamen, dat alle de handelingen van den Kapitein nergens anders toe ftrekten, dan om denzelven vrugtloos te maaken, Als toen overtuigd van zyue verraadery , maakten wy ons meester van zyn perfoon; wy ftreeden met den vyand, en noodzaakten hem de vlugt te neemen. Ónder de papieren van den verraaderlyken Katein vonden wy de geflootene overeenkomst, dien hy met den Kaper gemaakt had, om alle de Reizigers, die zig in zyn fchip bevonden, aan hem overteleveren. Kon intusfehen de onfchendbaarheid, die wy, ter gunde van deezen verraader, befchreeven hadden, hem wel onttrekken aan de ftraf, dié zyne trouwloosheid verdiend had? Franfchen ! deeze verrraderlyke Kaptein was de geheime deelneemer in het verdrag van Pilnitz: hy heeft, met het Hof van Weenen, tot uwen val, zaamgezwooren: hy heeft eeneContrarevoluticgezinde legérmagt te Coblentz onderhouden, en dat wel voor, ge duur en de en zeden de aanneeming der Conftitutie! — Ik K 2 te-  befluic, dat de verraaderlyke Schipper Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeldwerde I AANTEEKENING. Ik geloof, dat deeze gelykenis, met eene treilenae naauwkeurigheid, den toeftand vertoont, waann wy ons met Lodewyk den zestienden bevinden. Zy vernietigt de tegenwerping, ten zynen voordeele voortvloeiende uit de onfchendbaarheid, in de Conftitutie befchreeven. Zy bewyst, dat de aanneeming van deeze Conftitutie niet anders was dan een ftrik, den branfchen gefpannen, ten einde hen andermaal in kluisters te knellen. Lodewyk de zestiende kan geen verdrag inroepen, waarin hy nimmer heeft toegeftemd, en dat hy, met geen ander oogmerk heeft fchynen te willen aangaan , dan om de affchuuwlykfte van alle verraaderyen te voltooien. Nog bewyst deeze gelykenis, hoe min toepaslyk de bewysredenen op den geweezen Koning zyn , die men ontleent uit net artikel der Rechten van den Mensch, het welk wil: Dat men niet gerechtlyk geoordeeld kan worden, dan uit kragt eener vastgeftelde en afgekondigde Wet. Deze verklaaring der Rechten is de grondfiag van het maatfchaplyk verdrag, tusfehen ons vastgefteld: zy behelst de rechten van den Mensch en den Burger, Lodewyk de zestienden was geen Burger: 'er was geen verbond tusfehen hem en tusfehen ons, vermits hy, in dat geen, het welk hy met ons fcheen aantegaan, geen an-  VAN C. F. O Ü D O T. 149 andere bedoeling, van zyn kant, had, dan om ons te bedriegen, dan om ons te verraaden. Hy kan derhalven niet anders aangemerkt worden, dan als een wreede en woeste vreemdeling, die de geheiligdfte rechten der Natie gefchonden heeft. Het is dus klaar, dat wy ons, ten zynen opzigte , in de termen van het natuurlyk recht bevinden, en dat het volgens dit recht zy, dat hy geoordeeld moet worden. K 3 GE*  GEVOELEN VAN £f JCJECJLJE JU Cf Gedeputeerden van het Departement BE BI A I N ET L O I R< Wegens de beöordeeling van LODEWYK DEN ZESTIENDEN, BURGERS.' Ifk ontken niet flegts de volflrekte onfchendbaarheid, maar ook die, welke alleen betrek/yk is tot de oeffening van de uitvoerende mast Ik begryp, dat het, voor het welzyn des Vaderlands, van gewigtzy, dat de Nationale Conventie , ten deezen opzigte, plegtig haar gevoelen verklaare. Ik beweer, dat de Republiek zig door geene, hoe ook genaamde, Staatkundige bedenkingen moet laaten ophouden; en myn gevoelen is, dat Lodewyk de zestiende geoordeeld moet worden, volgens de Wetten, die er tegen de zaamenzweerders bcflaan. ' ' Hoe verder het onderzoek zig uitftrekt, hoe meer ik overtuigd worde, dat men, met behulp, der reden alleen, deeze ydele hersfenfehim der on.-  V A N J. B. L E C L E R C. 151 onfchendbaarheid verdryven moet. Deeze ftaatkundige Ongerymdheid te beftryden uit de grondbeginfels , die haar hebben voorgefchreeven; haar te ae/ervolgen in haare ftikdonkere befpiegeling, om 'er niet anders van te laaten beftaan, dan het geen niet verderflyk is voor de omftandigheeden ; haar toeteftaan in den eenen zin, en in een anderen zin haar te verwerpen , üit is den toevlugt te neemen, tot fpitsvondigheedcn, die eener edelmoedige en openhartige Natie onwaardig zyn: dit is, door eene kwalykbegreepen kieschheid, de zaak der Republiek verachtlyk te maaken. ' , De onfchendbaarheid heeft niet kunnen beftaan. Byaldien het zeker is, dat de Conftitutie haar, in één artikel, daar ftelt, dan is hetklaarblyklyk, dat zy ze verwerpt, in alle de artikelen waarin zy de onvervreemdbaarheid van de rechten van den Mensch erkent; waarin zy gezegd heeft, dat niemand boven de Wet verheven is; dat dezelfde misdaaden met dezelfde ftratïen moeten geftraft worden , en vooral in die waarin zy de onfchendbaarheid der Voken geheiligd heeft, verklaarende, dat zy het onvervreemdbaar recht bezitten, om wederjlana aan de onderdrukking te bieden. Wie zou my kunnen verklaaren, hoe een Volk gebruik kan maaken, van het recht van wederftandbieding tegen de onderdrukking, wanneer zyn Tyran onfchendbaar is? Het geheelefteigerwerkvan 't vryheiddoodend ftelfel van onfchendbaarheid bepaalt zig tot het volgende. „ De Conftitutie had niets anders, om aan de pndp.rneeminfijen van de uitvoerende magt telt 4 Sen"  75* GEV OELEN gejiteftellen, en de zwaarigb.eeden die dit be* boedmiddel der voorzorg naar zig kon fleepen, werden belet door de verantwoordlykheid der Ministers. De onfchendbaarheid was eene maariging voor de Vryheid, zonder welke men de Monarchie, die de Franfchen toen begeerden, piet had kunnen handhaven." ja! ongetwyffeld kan de algemeene Vryheid eenige maatb-ingen beveelen, ten opzigte der perfooneele Vryheid; maar hoe verre is dit van die rampzalige onderdaanigheid , waarin dit wreedc Heitel het geheele Ryk gedompeld had? Welk een belachlyk middel! om aan eene zo men wil, vprmoedlyke ariHocratie te ontlnappen , werpt men zig in het onvermydlyk despotismus van cén Eenigen. _ Doch de Koning kon zyne onfchendbaarheid niet uitöeffénen, zonder oömidlyk tot het despotismus overteflaan. Waarlyk , laaten wy al eens voorönderflellën, het geen niet dan te veel door de ondervinding gele'ugenflraft is, dat de ministers aan de verantwoordlykheid niet ontfnappcn konden, wat kon zulks dan nog den Tyran verfcheelen? Was het voor hem niet genoeg, zyn voordeel te kunnen doen, met de vyandlyke Hagen, die zy aan de Vryheid zouden hebben toegebragt? Wat wint 'er een Volk by, dat alle de hoofden der Viziers, Voor het zwaard der Wet, vallen, indien de Sultan overig blyft? Wat rigten de poogingen toch uit, die"dit ongelukkige Volk aanwend, om de roede te ver-, breeken, waarmede het geflagen word, wanneer die roede zig onöphoudlyk vernieuwt in de hand, die dezelve beffuurt, zonder dat het Volk immer deeze folterende hand bereiken kan? D© uit-.  V A N J. B. L E C h E R C. 153 uitvinders der overziening hadden dit niet dan maar al te wel berekend: het was genoeg, dat de Tyran ons ftrafloos kwellen kon; onze eigen poogingen moesten ons uitputten , en ons vervolgens in een eeuwige flaaverny dompelen. Het recht van wederftandbieding aan de onderdrukking kan zig derhalven niet veréénigen met de onfchendbaarheid. Ziet daar dan, in deeze zo dikwerf ingeroepen Conftitutie^ eene openbaare tegenftrydigheid : doch, zo 'er in deeze worftelftryd van grondbeginfels één is, dat bukken moet, zal het dan dat grondbeginfel zyn, hetwelke van alle eeuwigheid beftaan heeft', en dat niet in de magt der Volken is van vernietigd te kunnen worden ? De Volken hebben het recht, om alle verbindtenisfen aantegaan, uitgezonderd die, waardoor zy hunne Vryheid vervreemden. De onfchendbaarheid des Konings maatigde niet flegts, maar vervreemde ook de franfche Vryheid. De Franfchen gaven zig geene Conftitutie anders, dan om deeze Vryheid zuiver en deugdlyk te bewaaren: alles derhalven, wat haar kwetfte, was te leurftellende en van geener waarde ; 'er is dus in 't geheel geene onfchendbaarheid geweest. Naar myne gedagten , zyn dezulken m een groote dwaaling vervallen, welke gelooven de uitwerkfels der" onfchendbaarheid van den Koning genoegzaam geweerd te hebben, door de zelve te vergelyken met de onfchendbaarheid der Vertegenwoordigers van de Natie: ik begin met de ontkenning van alle gelykheid , en, in 't vervolg, zal ik bewyzen, dat men zeer weinig gewonnen hebbe , met dezelve vastteftellcn. bb K 5 De  **f4 G E V O E 1/ S M De onfchendbaarheid des Konings had de daaden gevry waard; die der Volksvertegenwoordigers diende alleen voor de Vryheid der gevoelens. De eerfte had niet flegts eeuwigduurend, maar ook erflyk geweest; de andere bepaalt zig • enkel tot tydiyke Gevohnagtigden. De eerfte was de omkeering van alle grondbeginfels; de andere word door de reden gebillykt. Eindlyk , de eerfte moest de Vryheid verwoesten; de andere maakt'er nooit de geringfte inbreuk op. IndecUad wat zou 'er van de franfche Vryheid zyn overgebleeven , indien het Volk voor dit bclachlyk Schrikbeeld had moeten agter uit wyken? of wanneer de Tyran, op den tienden Augustus, overwinnaar ware gebleeven? Wat anders, dan een treurige nagedagtenis. Wel nu! deeze opftand is het bewys, dat de onfchendbaarheid zo min in de daad; als volgens' recht beftond; want indien de Natie (*) dezelve erkend had, dan was het kanon niet tegen de Tuilleries gerigt geworden, en de Onfchendbaare zou zig thans niet in de gevangenis bevinden. Neen ! de onfchendbaarheid 'heeft zelfs niet in de daad beftaan. Te vergeefsch fpant (*) Is het noodig hier te melden, dat ik, my van het woord Natie bedienende, niet in de dwaaling verval, waarin zy zig veinzen te zyn , die, om het Volk van Parys te vleien, zo mcmgvuidigniaalen tegen hetzelve gezegd hebben, dat het het Snuverehie Volk is? — Ik denk van neen. lntusfchcn om alle dubbelzinnigheid wegteneemen, voorkom ik den Lcezcr , met te zeggen, dat ik my aldus uitdruk, uit hoofde, dat ik het geval van den tienden Augustus niet befchouw, als een -gececltlyken opltand; maar als een algemecnen opftand; zo, om dat de Verhandelingen van alle Departementen daaraan hebben medegewerkt, als om dat dezelve, door den naciiinaieu wil, is aangeftookt cu onderhouden geworden.  VAN J. B. L E C L E R. C. I55 /pant men der nationale eerlykheid een ftrik, door te zeggen, dat de Franfchen dezelve bezwooren hadden. Zy hadden vooral de .Vryheid bezwooren: dit was hun Hoofdëed ; de eenigfte , die hun veroorloofd was: alles wat, in deezen eed , der Vryheid tegenïlrydig was, maakte 'er geen gedeelte van uit: de fynigheeden, tegen haar, in een ydel formulier, ingcvlogten, zyn, dooide kragt der zaaken, verdreeven geworden. De Hemel ontvangt van den fterveling niet anders, dan een enkelen flaatkundigcn eed, en deeze is eenvoudig en zuiver gelyk zynbelfaan, dat is, van vry te zullen zyn. En hoe zou de eed, van getrouw aan de Natie te weezen, zig kunnen veréénigen met den eed der onfchendbaarheid, die geen ander uitwerkfel, dan het nadeel der Natie, kan hebben? die verwonderlyke eed, by welken men, in eenen adem, belooft van, en getrouw aan het Vaderland te zullen zyn, en de wapens aan zyne Vyanden te zullen leveren ! Maar, byaldien de onfchendbaarheid geen wapentuig is, in de handen van den Dwingland, dan iszy volftrekt niets: want hy, die altoos wel doet, heeft niet noodig , om voor onfchendbaar verklaard te worden. Medeburgers en Medeamtgenooten ! dié geen zitting gehad hebt, in de Wetgeevende Vergadering, gy zyt het, die ik hier aanfpreek. Indien, toen de troon nog overëinde flond, da vertegenwoordigers der franfche Natie de gelukkige ontdekking gedaan hadden derhandtastlyke bewyzen van de verraadery van Lodewyk den zestienden, zo als die zyn$ welke dere- vo-  156 GEVOELEN völutie van den tienden augustus u ter hand gefield heeft; indien zy deezen Misdaadiger aan eene vierfchaar, om 't even weike, hadden overgeleverd, — antwoord my, wie uwer zou hen dan van verraad^ry befchuldigd hebben? zegt my, of dit rechtvaardig bedryf niet de grootHe blydfchap, by de meerderheid uwer medeburgers, zou veroirzaakt hebben? zegt my . hoe dik werf gy het Vo'k, in de vervoering van deszelfs wanhoop in bittere verwytingen, tegen de ftrafloosheid van den verraadcr hebt hooren uitberften ! en zegt my vervolgens, of gy van begrip zyt, dat de onfchendbaarheid, te midden van dergelyk een gefteldheid van een geheel Volk, een beftaan zou kunnen hebben. Neen! zedert lang heeft de nationale wil het artikel der onfchendbaarheid uit de Conftitutie gefcheurd: zedert lang was zy, voor het franfche Volk, niet anders dan een hersfenfchim, die deszelfs aandagt niet trok; zedert lange, voor den tienden augustus, boezemde de vlugtling Van Varennes, de broeder vanStaniflausXavier, de gemaal van Antonetta, niet anders in dan den affchrik, dien men aan booswigten verfchuldigd is. Zedert lange voor den tienden augustus, werd de Revolutie begeerd en verwagt ; ja , ik durf zeggen, dat genoegzaam alle braave Franfchen gezidderd hebben , wegens de onvoorzigtige voorzorg, om den verraader aan het vuur van het kanon te onttrekken. Lodewyk de zestiende moet gerechtlyk geoordeeld worden; zodanig is zyne beftemming: de Nationale Conventie kan 'er niets in veranderen. Wy zyn zyne befchuldigers niet. Zyne mis- daa-  VAN J» B. LECLERG. Itf daaden zyn, voor de oogen van allen,gepleegd geworden; zy hebben zig tot allen uitgeftrekt; zy zyn klaarblyklyk voor allen. Zedert lang is deeze groote zaak voor de vierfchaar des Volks onderzogt: zedert lang is'er daar het vonnis over uitgefproken. Wy zyn hier flegts de mond eener Volksbegeerte, welke het onmooglyk is te ontkennen. Maar, wonneer gy hem ter gerechtlyke beoordeeling gcfteld hebt, dan zult gy nog alles niet gedaan hebben: het is niet wegens deeze of die misdaad, dat hy geoordeeld moet worden; maar hy moet het worden voor alle misdaaden zaamen genomen, en bygevolg is hetnoodzaaklyk, dat gy verklaart, dat gy even min de onfchendbaarheid erkent, die betrek!yk is tot de Koninglyke bedieningen , als de volflrekte onfchendbaarheid. In de eerfte plaats zal ik hier aanmerken, dat, zonder dit, gy integenftrydigheid met u zelvcn vervalt. Gy hebt geene zekere bewyzen van de byzondere misdaaden van Lodewyk, dan na den tienden augustus; gy hebt hem, op dat tydperk, niet aangevallen, dan uit hoofde zyner Koninglyke bedryven; de andere waren u flegts by gisfing bekend, en deeze verdenkingenvloeiden, voor een groot gedeelte, nietanders voort, dan uit de wyze, waarop hy de uitvoerende magt te werk ftelde: maar byaldien de Franfchen, in dit oogenblik, dat gedeelte der onfchendbaarheid niet erkend hebben, het welk men tot Lodewyk den zestienden zou willen uitftrekken, indien het Wetgeevend Lighaam zelve het niet erkend heeft, door den opftand te wet-  158 GEVÓELEN Wettigen, hoe zult gy dan kunnen doen geloöven, dat gy het heden erkent ? Medeburgers! geene agteruitgaande flappen; dit zou ontëerende weezen; dit zou daarenboven de openbaare veiligheid in de weegfchaal Hellen. De Booswigten van een hoogen rang bekreunen zig zelden aan de fchande, die de misdryven achtervolgt; het verfcheelt hun weinig, dezelve, öp het voorhoofd, ingedrukt te hebben; indien beuzelaaryen hen maar aan het zwaard der Wet onttrekken. Hy, welken Antonetta de zorg nam, om voor de trouwloosheid te formeeren, heeft geene middelen moeten verwaarloozen, om zig van de ftrafloosheid te verzekeren. Ik twyffel 'er geenziiis aan, of hy zal zigdikwils van zyne onfchendbaarheid bedienen, ten einde zig te verdeedigen: maar te wel onderweezen, om, in ernst, eenige rekening op deezen broozen rietftaf te maaken, zal hy nietnaargelaaten hebben, om zig een zekerder tocvlugt te bezorgen, vooral in de befchuldigingen, waarin, na de vastgeftelde onderfcheiding, dit prerogatif zal ophouden. Hoopt niet, dat deeze onderfcheiding hem ontfnapt zy. Onderzoekt zyn gedrag, zedert zyn wederkomst van Varennes. Befchouwt hem, geheel den goedaartigen fpeelenden, daar hy zig, met de uitterfte behendigheid, van de Conftitutie bedient, om de paaien zyner magt Wyder uittezetten. Niemand kent beter dan hy de uitgeftrektheid zyner rechten ; niemand kent 'er beter de bepaalingen van. Weest verzekerd , dat oveial, waar de Conftitutie hem niet be- feherm»  VAN J. B. t, E C L E R O l$9 fchermde, hy iets anders in derzclver plaats gefield zal hebben. Dat men my noch van wreedheid, noch van vooringenomenheid befchuldige, Ik begeer geenzins het recht der Befchuldigden te fchenden. Met weerzin fpeur ik de misdaad naar; maar ik vestig een oogöpflag, op den deernis waardigen toefland, waarin één eenig man Vrankryk gedompeld heeft, en al myn weerzin verdwynt. Wat is hier de zaak ? — te voorkomen, dat de moordenaar van verfcheiden millioenen Menfchen zyn gerechtlyk vonnis ontfnappe, temidden van de algcmeene overtuiging. Wel nu, Medeburgers! ik verbeeld my hem voor een vierfchaar flaandc. Men ondervraagt hem, wegens perfoneele bedryven, die hem te laste zyn gelegd. Hy fielt de eene te leur en ontkent de andere; hy vernist deezen en vernietigt geenen: het Algemeen twyffelt; de Rechter is in het onzekere; de list overvalt; het mededoogen vermengt 'er zig mede; en, door de bedryven op zig zelve te doen liaan , word, de Medepligtige der Ministers, die gy in flaat van befchuldiging gefield hebt, vrygefproken weggezonden. Alle de verwytingen, die men hem doet, Ioopen in ééne misdaad zaamen, die zaamgefleld word door de verééniging van alle zyne bedryven , het zy openbaare , het zy byzondere. Verklaart, dat gy dezelve niet verdeelen kunt. Doet de hersfenfchim der onfchendbaarheid geheel verdwynen. Dit middel alleen kan de Natie gerust flellen, ten opzigte der rechtvaardigheid , die zy verwagt, De  t6o GEVOBLEÏ4 De verklaaring, welke hier de zaak is, een* maal gedaan zynde, zult gy niet langer belemmerd vvorden wegens de wyze van beöordeeling; want de zaamenzweering zal zig zelve bewyzen, en de Wetten tegen de zaamenzweerders zyn gemaakt. Dat hy derhalven als zodanig geoordeeld worde. Dat de heilige flraalkrans, waarmede de domheid der Volken de Koningen omgaf, voor den aanblik der reden, verdwyne! Dat men niet zegge, dat deeze vraag ookbefchouwd wil worden uit flaatkundige oogpunten. De maatkunde is, na myn gedagten, niet anders dan een hulpmiddel voor de zwakheid der dwingelanden. Hoe noodzaaklyker zy is, ter handhaaving van de troonen, hoe meer men zig haasten moet, om ze uit de vrye Haaien te verbannen. En, in de daad, wat is doch de ftaatkunde ? wat kan zy ten voordeele der vryheid verrigten ? en wat heeft zy gemeens met het gerechtlyk beöordeelen van den fchuldigen? Uit het minst ongunHige oogpunt befchouwd, is de flaatkunde , volkomen ontleed, niet anders dan de kunst, om met de grondbeginfels te verdraagen, en wee het Volk, dat, door dit middel, zou begeeren vry te blyven. De ergfte van alle republikeinfche regeeringen zou die zyn, welke, op haar voorbeeld, leeren zou, om de flrikfle regels der rechtvaardigheid niet te eerbiedigen. Zo voordeelig het machiavelismus voor de monarchien was, waarvan het gebouw zig niet verheffen kon, dan op de puinhoopen, der algemeene zeden; zo ramp- za-  VAN J. B. L E C L E R C. ïSl sraüg zou het weezen voor de gemeenebestgezindheid, waarvan de grondflagen niet vast kunnen zyn, zo ze niet op deugd rusten. Hoe veel onzekerder daarenboven zyn de flaatkundige berekeningen? en hoe weinig verfcheeide het, of de va'lfche befpiegelingen hadden onze pasöntluikende vryheid geheel vernietigd? Zal ik, onder de veelvuldige voorbeelden, welke ik zou kunnen bybrengen, die valfche voorzigtigheid aanhaal en, die de Conflitueerende Vergadering bewoog , om Lodewyk den zestienden op den troon te herflellen ? Zal ik nog een anderen misflag te berde brengen, waar mede de Dwingland niet dan maar al te veel zyn voordeel gedaau heeft? Is het niet, door eene flaatkundige dwaaling, dat men de geestlykheid tyd gaf, om haare maar al te berugte zaamenzweering te fmeeden, toen, in ftede van Lodewyk den zestienden aanteporren, om het decreet, wegens den eed der priesters, te fanélioneeren, men dulde, dat'hy zulks uitftelde, onder het ydel voorwendfel, dat de voorzigtigheid vorderde, dat men een antwoord van der* Paus inwagtede;een antwoord, zo men voorgaf, dat zyne ftaatkunde vorderde van het niet ie weigeren ? Te vergeefsch tragteden eenige Gedeputeerden, billyk verontrust door dit rampzalig ftelfel, hunne tegenzeggingen te doen hooren; zy werden, in derzelver geboorte, gefmoord. Men verwierp, met een zoort van verontwaardiging, alle de geenen, die hunne bedugtheid te kennen gaven, als Luiden, onbekwaam, om Barnave en Lameth, in hunne verheven flaatkundige denkbeelden, te volgen, il. DEEL L lil-  %6ï <$ F- VOELEN" Intustehen, Medeburgers! gy weet, of de ge~ beurtenisfen deeze fraaie befpiegelingen gerechtvaardigd hebben. De rechtvaardigheid en de kragt der wapenen, ziet daar, de geheele ftaatkunde der Republikeinen. Indien het billyk zy, dat Lodewyk gerechtlyk geoordeeld worde, dan zullen uwe zesmaal honderdduizend bajonnetten, by de uitheemfchen, dit vonnis wel weeten te doen eerbiedigen , en gy zult geen rust van binnen hebben, alvoorens hy het weezen zal. — Ziet daar voor het tegenwoordige. Indien ,het rechtvaardig is , dat Lodewyk geoordeeld worde, dan zal uwe nakomelingfchap het vonnis fancbioneeren , en wee den geenen, die 'er zig van zou willen beroepen ; want indien mentenen, gebooren onder het despotismus , zo gemaklyk de dwingelanden verllrooïen, tot welke bedryven zullen onze kinderen dan niet in flaat weezen? — Ziet daar voor het toekomftige. Het is de dapperheid en geen zins de ftaatkunde. Zy zou veels te gunftig zyn voor de arglistigen: 't is door dezelve, dat zy, op het voorbeeld van Barnave en La Fayette, de vryheid zouden doen influimeren, om z© te vermoorden. Begeert men echter volftrekt flaatkundige aanmerkingen voor de gerechtlyke beöordeeling van Lodewyk den zestienden? — Ziet hier die, welke ik u voorhoude. Laaten wy voorönderftellen, dat wy ons bezig moesten houden, wegens de gedagten, die het overige van Europa vormen zal, over . de  VAN J. B. L E C L E R C. de party die de Republiek neemen zal: —*. dan zyn 'er twee zaaken in aanmerking te neemen , de Volken naamlyk en hunne Des^ pooten. , De gewoonte is , over t algemeen, de eerile tyran der Volken: het zyn niet dan groote fehokken, die hen aan hun juk onttrekken kunnen: hier is geen midden. Het gezigtpunt, waaruit gy Lodewyk den zestienden aan de nabuurige Volken te befchouwei? zult geeven , zal hunne oogen openen, of hen in eene eeuwige blindheid dompelen. Indien gy hem verwonen zult met het minfte oveilchot der Koninglyke waardigheid, dan zult gy flegts hun deernis gaande maaken. 't Is boven allen tegenfpraak , zullen; zy zeggen: dat een Koning een bovennatuurlyk weezen is, vermits de Franfchen, het verlichtfte Volk van het geheelal, de Franfchen, te midden in den fchoot der overwinning, met de magt in de hand, de flipte regels der rechtvaardigheid, ten opzigte van hunnen ouden Monarch , niet hebben durven volgen. En welk voordeel zullen 'er de Dwingelanden, die gy voortaan te beftryden hebt, niet uit trekken! Welke hoop zullen deeze weezens niet opvatten, die, gelyk aan de priesters der aêloudheid, elkander ? zonder lachen, niet ontmoeten kunnen , indien, door flegts de waarfchynlykheid van hen te ontzien, te willen bewaaren, gy hen denken doet, dat de ligtgeloovigheid der Volken als nog voortduurt. o! Dat de Co- losfus der Koninglyke waardigheid geheellyk ter nederploffeJ dat het gerugt van zyn val La frgs  ÏÓ4 Gevoelen het heelal doe oncwaaken ! dat de Tyrannen van verbaasdheid agter uk deinzen, terwyl de Volken, om zyne van een gefpatte leden aandringende, op hun gemak begrypen, dat hy niet anders dan een afgod ware , een belachlyk en lomp werkftuk van de hand der menfehen, van iets weezenlyks, dat geene vertooning maakte , dan door het bedrieglyke van hem op eenen verren afttand te zien. Let wel! de Koninglyke waardigheid is een Monfter, dat op nieuw, uit zyn kleinfte ftukje, zig weder te voorfchyn brengt. Zy zal nooit, noch by onze Nabuuren, noch onder ons, geheel vernietigd worden, dan wanneer *er geene trekken, zelfs niet in de gedagten, meer van beftaan zuilen. Hoe! zullen de Volken van. Europa, zullen de franfche Burgers gelooven, dat Lodewyk de zestiende waarlyk onttroond is, indien eenige uitzonderingen hem aan de algemeene- Wet onttrekken? Hy is of Burger, of Koning. Alle tusfehenweezens zyn buiten het begrip der menigte. De minfte onderfcheiding is, of een overfchot van afgodery, gefchikt om het bygeloof der- flaaverny wakker te maaken, of het is een gunsrbewys, in ftaat, om een billyk gemor te verwekken. Onder het despotismus, wanneer een Misdaadiger ter ftrafplaats geleid werd, gevoelden de zielen der aanfehouwers zig door verfchillende beweegingen aangedaan. Onder het afgryzen tegen de misdaad vermengde zig een ander denkbeeld, dat 'er het uitwerkfel van verzwakte, en, ter gunfte van den Lyder, een zoort van barmhartigheid vorderde. Die-  VAN J. B. L £ C L E R C. 165 pe verzugtingen werden onder de menigte gehoord, en het Volk mompelde deeze droevige en fchandlyke waarheid: De groote misdaadigers beklimmen het, Schavot niet. Medeburgers ! het Volk twyffelt als nog aan de evengelykheid. — Dit zy u genoeg gezegd. Wat my aangaat, wanneer alle de franfche Burgers , wanneer alle de bewooners der waereld , wanneer alle de toekomende geflagten my deeze vraag voorftelden: Kan de Koning ter gerechtlyke beoordeeling gefield worden? Ik zou 'er flegts deeze vleiwoorden ter befcheid op geeven: Hy is alrede geóórdeeld. ONTWERP VAN DECREET. EERSTE ARTIKEL. De Nationale Conventie , in aanmerking neemende , dat het tweede artikel van het tweede hoofdftuk der Conftitutie, 't welke behelst, dat de perfoon des Konings onfchendbaar en heilig is, tegenftrydig is met andere uitfpraakèn van deeze zelfde Conftitutie, en dat het alle de grondbeginfels van vryheid en evengelykheid kwetst, verklaart, dat zy, in den perfoon van Lodewyk den zesdenden, geen de minfte zoort van onfchendbaarheid erkent. TWEEDE ART IK EL. • De Nationale Conventie decreteert be- fchuldiging tegen Lodewyk Capet, den laatften Koning der Franfchen. L 3 RE-  REDEN VOERING van den burger M 33L X V 2L Xi Gedeputeerden van het Departement DE LA CORREZE\ W>.gens de gerechtlyke beöordeeling van Lodewyk capet, Laatften Koning der Franfchen. burgers! ]De zaak, die gy te beöordeclen hebt, is de zaak der franfche Republiek, is die van Europa, van de Volken, van het menschivk '°-eflagt. ö De Tyrannen oeraarde, gewoon de Volken 'als fchaapskudden te befchouwen, die zy kunnen fcheeren en Aagtennaar hun welgevallen» hebben niet dan beevende eene Revolutie aanfchouwt, die hen dat geene zal ontneemen, *t welk zy als hunne rechten aanmerken, uit hoofde , dat zy 'er zo veele eeuwen genot van hebben gehad. De man, dien gy te beöordeelen hebt-, is met alle Despoten verbonden, teneinde  V A N B R I V A L. ^7 de de teugels der tyrannifche regeering te herroemen, die hy met, dan met onwil, verlakten heeft. Deeze fchurkagtige en meineed.ge Koning heeft getragt, door de vermenigvuldigde molrden , welke hy heeft doen pleegen en door de ftraffen, die hy ons voorbereidde, om den loop te {tremmen van die vryheid, welke zig over de geheele aarde verfpreiden gaat. Om tot dit zyn oogmerk te geraaken, werden de fteeds hernieuwende moordenaars complotten geformeerd. De leugenagtigfte yerklaaringen hebben de eenvoudigheid des Volks verleid, en het zelve den (lang doen miskennen, dien het in zynen boezem verwarmde. De ryklyke gitten, eenigiyk gefchikt tot luister van den troon, zyn niet anders gebruikt geworden , dan ter verleiding van omkoopbaare zielen; dan ter aanfchaffing van yzer, om 'er de vrienden der vryheid mede te vermoorden; dan ter opkooping van leevensbehoeften van de eerfte noodzaaklykheid. Het goud der Franfchen is, aan de boorden van den Rhyn, opeengehoopt, om'er de onnatuurlyke kinderen mede te bezoldigen , die kinderen, die zig tegen het moederland wapenden. Onze verraadene Legioenen zyn vermoord geworden, door de heimclyRe bewerkingen van een godloos en bloedgierig Hof. Het bloed der Franfchen heeft gefbroomd te Nanci, op het veld der veréénigihg, in het Graaffchap Yenaisfin, en door de geheele Republiek. — Eindly* ons grondgebied is overgeleverd en bemagugd geworden. Dit afgryslyk voorfpel is door veel grooter wreedheeden agtervolgd geworden.^ Twee ^lonlters, verreezen uit den asch van Karei den L 4 ue"  REDENVOERING negenden en van Medicis, hebben degruuwzaamheeden van derzelvcr regeering hernieuwd. Zidderen wy op de herdenking, toen vreemde Huurlingen, bedwelmd en verblind door de beloften van een verraaderlyk Hof, en aande dronkenfchap overgegeeven, hunne dolken wetteden, om ze in den boezem te wringen van het Volk, dat hen bezoldigde. Errinneren wy ons, dat, toen het kanon, rondom deezen omtrek, donderde, en men niet anders hoorde, dan het gefchreenw der woede en der fmart, deeze Moniters, gemeenzaam met het misdryf, na. zig met fpys en drank opgevuld te hebben, onder de Wergcevers, met hunne lorgnetten, naar de fbgtöffers zogten, en dezulken tekenden, waar van zy het bloed begeerden te drinken. Lodewyk! de gefchiedenis van uwe regeering is de gefchiedenis uwerwanbedryven. "Gy hebt aan uwe trauwanten bevolen, om van de grootfte ff ad van 'tRyk, een graf voor derzef. ver Bewconders t© maaken: gy hebt aldus begonnen , om, in 't vervolg, des te gemaklyker uwe wraak over alle de Departementen uittegieten: gy gaaft bevel, om Vrankryk in eene wocsteny te herfcheppen, en uw troon op deszelfs nsch en puin te vestigen. Het bloed van zo veele flagtöffers fchreeuwt om wraak: alles wedergaimt van de weeklachten der trcostlooze moeders en egtgenooten, die op de graven hunner kinderen en mannen weenen. De Zoonen vorderen den Vader weder, die hen voedede met het zweet en de vrugten zyner nyverheid. Wetgeevers l deeze veriaatene Onmondigen hebben geene anderen dan u tot Voogden; de eerfle weldaad , die zy van a verwagcen, is, dat gy den Yer-  V A I» B R 1 V A L. 169 veröirzaakervan hun ongeluk en van hunne wanhoop ftrafc . Hct aardryk eindlyk, dat nooit ondankbaar was, vordert van u zyne Bcbouwers weder, en het is niet dan tot deezen prys, dat zy voortaan haare Bewooners van voedfel zal verzorgen De vraag te doen, of Lodewyk Capetal of niet gerechtlyk geoordeeld zal worden. is het zelfde als te vraagen, ofiemana, onge^t. de Burgers van deeze uitgeftrekte hootdtl , ■ I verbondelingcn, de bewooners der Dep ■ menten, en het geheele wetgeevende Ligb vermoorden moge* Dat is te zeggen : dat indien Lodewvk alle de fchacten der KepubbeK verkwist had, indien hy Pa-ys in vhramon had gezet, indien hy geheel Vrankryk had afgconrd, indien hy alle de Iccvensmiddelen had weggevoerd, indien by vyfëntwintig milhocncn menfchen om bals had doen brengen ,m dien er eindlyk, op het grondgebied van de Republiek, scène andere menfehen waren overgehlecven, dan hy en wy, dat, indien dit alles zo ware, ZVnc onfchendbaarheid ons dan beletten zou, om hem gerechtlyk te oer loeien. — Maar hoe ieer zouden dan de Gedeputeerden der Wetgeevende Vergadering zig niet moeten beklaafcên van dergcivk een Marrfter, met de onfchendbaarheid " bed :kt te hebben. Welk «en berouw zouden zy onrvraaren, van Z'g tusfehen hem en het Volk geplaatst te hebben, dat wnnk vorderde, en wien zy de rechtvaardigheid onthielden, door beloofd te hebben van ze hem te zullen laaten wedervaaren. Indien dergelyk eene onfchendbaarheid plaats kon hebben, ik zou my bedroeven, niet flegrs van medegeL «j werkt  werkt te hebben ter behoudenis van het leeven, van dit Monfter; maar ook, van niet den verlosfer der Romein(che Republiek op het fpoor gevolgd te zyn; en byaldien, in deeze omftan«ögheid, de vergadering zig niet tot de hoogte zyner waardigheid verhief, de bitterfte zielfinarten zouden my tot aan het graf vergezellen. Zedert vyftien eeuwen heeft Vrankryk onder eenyzeren fchepter gezugt: Vrankryk heeft dien fchepter verbryzeld, en derzelver fplinters hebben eenige onfchuldige flagtöffers getroffen: de dood van allen vordert gelyklyk wraak; maar Lodewyk en zyne Medegezeilinne zyn de eerffie. fchuldigen. Word niet gefluit, in uwe billyke wraakoefeningen , door de drogredenen, die de flaaven van het despotismus niet ophouden te herhaaien. Deeze flaaven beweeren, dat geen Vierfchaar bevoegd zy, om over de twisten te voOTiisfen, die zig tusfehen een Natie en derzelver Koning verheffen. Het zy, zeggen zy, dat mm deeze bevoegdheid aan het Volk toefla, hec zy men dezelve aan een Koning overgeeve , is«j»ödwendig zal er fteeds uit moeten voortvloeien, dat de een of ander rechter in zyn eigen zaak zal weezen. Deeze tegenwerping is zelf van alle waarfchynfykheid ontbloot, en laat zig gemaklyk ©plosfen. 't Is genoeg, natefpeuren, of de Koningen het Volk gemaakt hebben, dan of het Volk de Koningen gemaakt heeft: nog moet men onderzoeken , of de Regeeringen opgerigt Zjn ten voordeele van één eenig mensch, of ten voordeele van alle menleken. Indien de Ko-  VAN BR-ÏVAL. Koningen het Volk gemaakt hebben, dan moet alles voor hunnen wil bukken ; dan is deeze wil de opperfte Wet; maar alsdan zyn ook alle de Leden der maatfchappy niet anders dan beesten, gefchapen om de bloedige kar deezer Despoten voorttefleepen. De ongerymhdeid van dergelyk eene voorönderftelling ontffaat my van de moeite, om 'er op te antwoorden. ■Indien men, met geen mooglykheid, begrypen kan, dat*er een geflagt beflaan hebbe, onrii rt genoeg, om de rechten, die het van-de n ontving, afteftaan, en ze aan één eeni optedraagen, dan begrypt men ligtlyl menfehen, zig tot een maatfchappy verééhigei de, het voordeel van allen zig hebben v org« gefteld, en dat zy> zig een Opperhoofd verkiezende , paaien aan zyn magt hebben gefteld| waaruit men befluiten moet, dat, wanneer dit Opperhoofd deeze paaien overfchryd , het Volk het recht hebbe, om hem deswegens te ftraf- fen. . Zou men nog beweeren willen, dat de INatie zig van dit recht ontdaan hebbe , door eene Wet: die verklaarde , dat de perfoon des Konings heilig en onfchendbaar was? -— Maar weet men dan niet, dat deeze onfchendbaarheid., enkel ten voordeele des Vol ksdaargefteld, nooit een befchadigend wapentuig tegen het zelve worden kan, en dat zy ophoud te beflaan, daar, waar het gevaar des Vaderlands begint? Zou Lodewyk daarenboven de gunst eener Wet durven inroepen, daar hy zelve 'alle de Wetten gefchonden heeft? (*) Door verme- nig- (*')Frustra beneficium lcgis implorat, qui contra legemfacit.  Ija REDENVOER.ING nigvuldigde trouwloosheeden en meinëeden, het Maatfchaplyk verdrag fchendende, heeft Lodewyk zyn prerogatif verlooreri. Na zyn eerfte verraadery hield hy op Koning te weezen, en , van dit oogenblik al", was hy niet anders dan een overweldiger, (o) Met welk eene onbefchaamdheid zou hy de weldaad van zyne onfchendbaarheid durven inroepen? Zou het zyn, om den prys te vorderen voor zyne meinëeden, of om dat hy van Parys een bloedbad en een moordhol gemaakt heeft? Zou het zyn, om dat zyne geheime zendelingen niet aflaatcn, om aldaar een brandpunt van haat en verdeeldheeden te onderhouden, waarvan zy de vonken tot in de Departementen doen overvliegen ? Zou het zyn, van op de grenzen een zwerm van jeugdige Helden te hebben laaten vermoorden? Zou hetzyn, om,met ons goud, de Roovers omgekogt te hebben, die vlamden op den by ons te behaalen buit? — Neen ! Lodewyk zelf heeft van zyn voorhoofd het carafter der onfchendbaarheid weggevaagd, en wy kunnen ons niet ontilaan, van hem gerechrlyk te oördeelen, zonder ons fchuldig te maaken voor de vierfchaar der Volken en der Nakomelingfchap. 't Is waar, 'er beftaat geene burgerh'ke Wet, om de Koningen, die het Maatfchaplyk verbond overtreeden, te ftraffen; maar dit ftiizwygen kan geen verraaderiyk Koning aan de wraak der rechtvaardigheid, noch die van eene onderdrukte Natie onttrekken. Ryaldien 'er, in de Republieken van Romen en Griekenland, gee- ('o) Lodewyk Capet bcpar.'dc de rekeningen vrin zyn Huii, te Co'olentz gevestigd, op den ij) january laatstleden.  V A N B R I V A L 173 o-eene Wet tegen den Vadermoord beflond, dan was het, om dat men 'er de mooglykheid niet van voorönderftelde; maar daarom bleef 'er echter de misdaad van Vadermoord niet ongeftraft. Daar de burgerlyke Wet zwygt, is eene eeuwige, onverariderlyke Wet, die over de ftervelingen van alle eeuwen en van alle geflagten het gebied voert: dit is de Wet der natuur: deeze Wet is in alle harten gegraveerd, en om tot gehoorzaamheid te verpligten, behoeft zy noch gefanclionneerd noch afgekondigd te worden. Deeze heilige en geheiligde Wet gebied ons, om alle bedurven ledenmaaten van het flaatslighaam aftefcheiden; om den woedenden alle moordgeweeren te ontneemen; om eindlyk dat middenpunt te vernietigen, om hetwelk, alle misnoegden en alle vyanden van het algemeens welzyn niet zullen ophouden zig te vereénigen, ten einde den Dwingland en de dwinglandy te herflellen. Indien de aêloudhcid geen lyfltraflyk Wetboek tesen de Despoten had, dan was het, om dat zy, berustede in de zorg der moedige Burgers, die, niet anders vreezende dan de flaaverny, hen wel te ftraffen wisten. Deeze Burgers waren wel zeer verfchillende van dezulke, die, op dit fpreekgeftoelte, op dat der jacobynen en der byzondere Sociëteiten, voor den tienden •ugustus, niet ophielden, met op het vertrek der verbondenen aantedringen, onder voorwendfel, dat men in 't zin had, hen een misdaad te doen pleegen, ■ en deeze misdaad, — durf ik het zeggen? Was een tyrannenmoord. Deeze Burgers waren flegts bevreesd van een Tyran te zullen zien verdvvynen. Het Volk en deszelfs  J74 REDENVOERINO zelfs vryheid waren niets in hunne oogen. Verheven wraak der Grieken en der Romeinen! gy waart eene deugd, en de Franfchen hebben voor «we uitwerkfels gevreesd ? Wisten deeze Burgers dan niet, dat de naamen van Brutus,van Timo^ léon, en van Pelopidas glorieryk tot ons zyn overgekomen? Wisten zy dan niet, dat zy,die den eerften Cefar hebben omgebragt, geenzins als Vorftenmoorders zyn agtervolgd geworden ? En gy, Wetgeevers! Zoud gy niet weeten,dat de ftrafloosheid, waarvan deeze wreekers der vryheid het genot hadden, van gelyke waarde was, als een doodvonnis, uitgefproken door een wettige vierfchaar? Hoe veel verfchiltonze toeftand van die der aêloude Republikeinen! deeze wreekten niet anders dan de vryheid: in Vrankryk hebben wy teffens met deeze zelfde vryheid, ook honderd duizend vermoorde flagtoffers, en vyfentwintig millioenen tot armoede gebragte en uitgehongerde menfehen te wreeken. De zagtheid onzer zeden heeft ons tot dat punt gebragt, om de wraak der Wet voor die van den mensch te verwisfelen. Doet derhalven uitfpraak, Wetgeevers! wegens het lot van Lodewyk Capet: dit is het eenigfte middel,ora de wraak te voorkomen vaneen Volk, verbitterd door het gevoel van zyne onheilen, en dat onöphoudlyk de langzaamheid der bedienaars van de Wet befchuldigd. ^ Zoudt gy u aan de formaliteiten willen verbinden? Zyt gy onkundig waarom de formaliteiten zyn ingefteld? Weet gy niet, dat dezelve een beftaan hebben, ten behoeve van de onfchuld? Is 't u niet bekend, dat hun eenigfte be-  VAN BRÏVAL, I^j fcedoeling zy, om de eer en het leeven te redden, die een onfchuldige, door dwaaling en misvatting, zou kunnen verliezen? Wel nu! onderzoekt uwe harten en uwe geweetens, en ziet, of'er één eenige onder u lieden is, die aan'de misdaaden van Capet twyffelt; die hem niet befchouwt als den g'rootften Booswigtonder de ftervelingen! — dat deeze fpreeke! en jk zal zwygen. Hoe veele onheilen had de Conftitueerende vergadering niet kunnen verhoeden, indien zy by de vlugt van Varennes hun pligt betragt hadden. Indien gy, Wetgeevers! even gelyk zy, toegeeflyken, -— ik durfniet zeggen, verraaders, waart, het geduld des Volks, ze¬ dert langen tyd vermoeid, zou die tooneelen* van moorderyen kunnen vernieuwen, waar by de Franfchen, beurtlings flagtöffers en beulen, der Natie een wreed caraéïer zouden indrukken , dat misfchien nog eenmaal om recht zou kun* nen fchreeuwen. Wanneer ik , op dit fpreekgeftoelte, een vonnis kom eifchen tegen een groot misdaadiger, dan wyk ik voor de aandoeningen myner vertederde ziel, door u voortedraagen, dat ik vrees, of de nieuwe Wet, die gy gaat uitfpreeken, niet, even gelyk die van Draco, zal fchynen 'met bloed gefchreeven te weezen. Ik weet, dat, men geltreng moet weezen, om rechtvaardig te zyn. Het menschlievend en mededoogend caraéfer der Natie weert alle uitterften van geftrengheid. Ik ben Franschman en Republikein, en, onder deeze twee tytels, eerbiedig ik den mensch en den burger. Doen wy het na-  176 REDENVOERIN© nationaal Caracter niet te kort, dat liever vergeeft dan ftrait: maar, byaldien het welzyn des Volks flagtöffers vordert, verdeedigen wy ons dan tegen de tedergevocligheid van ons hart. Mistrouwen wy het berouw der Koningen en hunne fchynbaare bedaardheid. De gekroonde booswigten weeten van niets anders dan van zig te wreeken. Herrinneren wy ons, dat, hoemeer zy vernederd werden, hoe grooter hunne wraakgierigheid was. Vergeeten wy nooic dat deeze doorlugtige dankbaaren greetigst zyn naar het bloed van hun, die de zwakheid hebben gehad van hun vergiffenis te fchenken. Ik, herhaal myne gezegden. De Volken zyn de Rechters der Koningen. Wy zyn de vertegenwoordigers en de Agenten van een Volk, dat door zyn Koning verraaden is geworden. Het voorrecht van onfchendbaarheid bevryd de Koningen geenzins van de ftraffen, die de verra aders, de moordenaars en de meinëedigen zyn opgelegd. Men meet de vervoeringen voorkomen van de billyke wraak, waaraan het Volk zig zou kunnen overgeeven. Wetgeevers! de Natiën houden de oogen op ons gevestigd. Onze Committenten wagten, inftilheid, op het vonnis, dat wy gaan uitfpreeken. Wetgeevers! ik herhaal het u; betragten wy onzen pligt, of cl t Volk, een oogenblik het vonnisfen van zyn ouden Koning opfchortende, en zig op nieuw in eerite Vergaderingen veréénigende, zal een uitfpraak doen tegen deConflitueerendeVergadering,die geen recht geöeffend heeft; tegen de Wetgeevende vergadering, die, recht belooven- dcr  VAN B R I V A L. IJJ 4e, de wreekende armen hebben tegengehouden, en tegen ons, die, door ftrafloosheid, in de misdaaden van den fchandlyken Capet zullen, fchynen te deelen. Ik verklaar derhalven, medeburgers! i". Dar Lodewyk gèrechslyk geoordeeld kan worden. a°. Dat hy gerechtlyk geoordeeld moet worden, door ons. 3°. Dat hy met den dood geftraft moet worden. 4g. Dat de uitvoerende Magt gehouden isr om de tegenwoordige Wet ten uitvoer te doen brengen, op de plaats, van ouds genaamd, La, Place des victoires. 59. Dat, ter-uitvoering van zyn vonnis, 'er vier pedeftalien zullen worden vervaardigd ? waarop men vier .beelden zal plaarfen, verbeeldende de vier Volken, die hunne ketenen, verbroken hebben, welke gekeerd zullen zyt> naar het fchavot, waarop de geweezen Koning? gerecht zal worden. (*} 6°. Dat, om aan de Koningen, aan de Kor ningsgezinden en derzelver vuige onderhoorigen , alle hoop tebeneemen, van de dwinglandy te zullen doen herleeven , de Nationale Conventie de doodftraf decreteere, voor elk, Burger die flegt genoeg zyn mogt , om eenige gunst ten behoeve van Lodewyk den zestienden te verzoeken, of die, door gefprekken of ge- fchrif- (*)De formaliteiten worden nutloos, wanneer de misdnaden ontwyffelbaar zyn, wanneer het de zaak is om eet} Mam te oördeelen, die buiten de Wet it, of het zegt te zyn, en wanneer het welzyn van allen den dood van een ecnigeiï ,Yt»rdéït. ' fX. DEEL. JVJ  1^8 GEVOELEN VAN B RI V A L." fch riften, eenige andere regeeringsform , dan de Volksregeering , zal tragten in te voeren : — en dat zy, by voorraad zulke Burgers voor weldoenders van het Vaderland verklaart, die aan haar de zodanigen zullen overleveren, die op dergelyke bedryven betrapt en overtuigd if orden. CE?  GEVOELEN VAN DEN BURGER jat. x c o ju jd ♦ Gedeputeerden van het Departement DU VAK; Betreffende de gerechtlyke heöordeeling van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. Jf^an Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden'? Dusdaanig, Medeburgers! luid de verwonderlyke vraag, waarop gy uitfpraak te doen hebt. Er doet zig niets moeilyks in op, dan hetonbegryplyk denkbeeld, dat men zig van een Koning vormt; en nog meer , de vreemde en valfche toepasfmg, die men van de onfchendbaarheid maakt. Het is aldus, dat men de grondbeginfels, die alleen onfchendbaar en heilig zyn, zou willen verbasteren, ja! vernietigen. Hec is die op de allerfchandlykste wyze tebeM a lee?  iSo CEVOELEïf leedigen, als men ftaan de houdt, dat één Maa boven de Wetten verheven zy. Motf wanneer men aan deeze grondbeginfels zyne hulde wil doen ; wanneer men dezelve wil eerbiedigen; wannéér men bevreesd is, om *er een heibgfehennis aan te pleegen , alsdan zal men zig gemaklyk overtuigen, dat de Koning niet anders is dan een mensch, en dat hy, als zodanig een, aan de wetten der Maatfchappy onderworpen is, Ik beken openhartig, dat alles, wat ik ten voordeele van de zogenaamde onfchendbaarheid van Lodewyk den zestienden heb 'hooren by-' brengen, my flegts te meer bevestigd heeft, in de overtuiging, waarin ik ben, dat het Opperweezen alleen boven du wetten verheven is, en dat een mensch, hoe zonderling zyn naam ook zy, of hoe vreemd zyne eifchen weezen mogen, gerechtlyk kan en moet geoordeeld worden, zo. dra hy verdagt is van een misbedryf. Het tegendeel ftaande te houden, is de menschjykheid, de reden en de onvervreemdbaare rechten van den mensch te veröngelyken. In de tegenwoordige voorönderftelling, bet tegendeel te beweeren, is de vryheid en de evengelykheid de hartader aftefteeken; is byna zig voor den vyand der Republiek te verklaaren. Zodanig zyn de grondbeginfels, die ten grondflag van myn gevoelen zullen dienen. Ik beweer, dat een Koning geen Godheid is, Deeze waarheid kan geen flof tot eenige twyffeling opleveren. Maar wat is dan de waare betekenis van het; woord Kun'mg? Sou,-  V A ft RIGOR Ö. l8l - \ . . .. VSi&XWZ Souverein? Neen ! want het is een ■grondregel, dat men geen wettigen Souverein hebben kan , anders dan het Volk, en dat geen gedeelte van het Volk, geen eenig byzonder 'perfoon, 'er zig de oelfening van toelchryven kan. Dit woord derhalven heeft geene andere betekenis dan diè van Tyran, overweldiger der Souvereiniteit, ol van eerfte.openbaare Amtenaar van een Souverein Volk: maar, noch de Tyran, noch de Amtenaar, kunnen, in eenig geval, aan de rechtvaardige ftraf hunner misdaaden onttrokken worden. Het Haat zelfs niet in de magt van een Volk , dat plegtiglyk de na'tuurlyke en onvervreemdbaare rechten van dea mensch erkend heeft, om eenige uitzonderingen toeteftaan, die eene beleediging voor deeze heilige rechten zyn zouden; en dergelyk eene ondeugende Conftitutie zou voor geen een Lid "der maatfchappy van een verbindende kragt weezen , vermits alle de Leden, het zy op zig zelve alleen ftaande , of zaam vereenigd, het recht hebbende , om de onderdrukking wederftand te bieden , ook het ontegenzeglyk recht zouden hebben, om hunnen gepriviligieerden onderdrukker den dolk in-het hart te ftooten. Aldus, het zy men Lodewyk den zestienden aanmerkt, als onder de eerfte en de tweede be • noeming te behooren, zal hetgemaklykvallen , om te bewyzen, dat hy gerechtlyk geoordeeld, dat hy geftraft moet worden, dat het welzyn der Republiek zulks vordert, en dat wy, op ons hoofd, verantwoordlyk zullen weezen voor de onheilen, die zyne ftrafloosheid, die zyn M 3 aan-  'ïta GEVOELEN aanweezen misfchien , onfeilbaar naar zie zal iJeepen. ° Ik zal my niet lang ophouden met de verfcheiden bewyzen, ter ftaaving van de onfchendbaarheid gebezigd: de Aanhangers van dit vryheiddoodende itelfel zyn wyd en zyd uitgeweid in redeneeringen, die my verwonderd, maar die, buiten dat, by my geen andere aandoening voortgebragr hebben. ö Deeze hebben getragt u te vertederen, ter* opzigre van het lot van een ongelukkigen Koning, tot den eenvoudigen ftaat van Burger wedergebragt; en, zeggende, dat hy nietgerechtlyk geoordeeld kan worden, hebben zy beflooten, met u vooi teftellen, om hem tot eene «eüwigdüurende gevangenis te verwyzen. Anderen, minder ongerymd, hebben van de onfchendbaarheid een fchild voor alle de misdaaden gemaakt. Verlcheidenen fcheenen my toe Afgodendienaar van een hersfenfehim te weezen. Er zyn 'er die vinden, dat gy de magt niet hebt , noch om deeze al te zonderlinge vraag te bcllisfcn, noch om deezen, ik zal niet met hen zeggen , doorlugtigen fchuldigen, maar deezen verachtlyken misdaadigcr aan gekwetften Volksmajefteit te oördeelen. Het grootfte getal cir.dlyk, om de vreemdfte ongerymdheeden te bewyzen, beroept zig onöphoudiyk op de Cpnftitdüe en de verklaaring der rechten van den mensch. Watmy betreft, ik zal my niet anders beroepen, dan op de verkiaaring der rechten, en wanneer ik van de Conftitutie /preek, zal het al-  VAN RICORD. l33 alleenlyk weezen, om te bewyzen, dat, met *>f zonder haar, Lodewyk de zestiende echter geoordeeld moet worden. Ik zal 'er by voegen, dat onze Mandaaten, ten deezen opzigte, beveelend zyn. Ik errinner u vooreerst eene groote en eeuwige waarheid; deeze naamlyk, dat elke maatfchappy, waarin de verklaaring der rechten van den mensch niet verzekerdis, geene Conftitutie heeft; waaruit noodwendig voortvloeit, dat eene Conftitutie, die inbreuk maakt op deeze rechten , van geene verbindende kragc kan weezen. Derhalven aan de onfchendbaarheid eene uitgeftrektheid geevende, die zy niet hebben kan, zoud gy meer doen dan de Conftitutie, die, na erkend te hebben, dat 'er in Vrankryk geen gezag is hooger dan dat van de Wet: dat dezelfde misdaaden met dezelfde ftraf en zullen geftraft worden, zonder eenig onderfcheid van perfoonen, geen uitzondering heeft kunnen willen maaken, welke een fchending deezer grondbeginfels weezen zou. Dat men dus niet meer zegge, dat de eenige gevallen , in welke hy geftraft kan worden, door de Conftitutie bepaald zyn, en dat hy niet geftraft worden kan in die, welke niet bepaald zyn. De Conftitutie heeft ongetwyffeld moeten voorzien; dat de eerfte openbaare Amtenaar der Natie misbruik zou kunnen maaken van de middelen, die zy in zyn vermogen ftelde, en zy heeft eenige der misdaaden bepaald, op welken zy de flraf der afzetting ftelde: maar het i& jmsc, om dat zy niet alle de misdaaden beft! 4 paald  *S4 <*EVÓÈ1,EÜ Jaald of opgenoemd lebbe, die hy begaan korfde, dat Lodewyk de zestiende, ten deezen opZ!g;.e, onderhevig blyft aan de ftraffen, die door het lyfftraflyk Wetboek zyh vastgefteld geWofdeó, ten opzigte der Staatsmisdaadigers en der verraaderJyke openbaare AmtenaafS. Wat oc Uitfpraak betreft, weJkewil, dat Lodewyk de zestiende biet gerechtlyk agtervolgd kan worden, dan oni misdaaden gepleegd na zyne afzetting, deeze is niet toepaslyk dan op eenvoudige overtreedingen in het beftuur, om dat de ftraf der afzetting groot genoeg was, Voor dei> geJyke rftisdryven. Een ander denkbeeld van de onfchendbaarheid te hebben en ter goeder trouw te handeleri is iets, dat ik, in een eeuw van onWeetenheid Of bygeloof, met moeite begrvpen zou; maar in een eeuw, waarin de wysgeerte, den dikken nevel vericheuréndé, die ons van het licht verftak, ons den mensch vertoond heeft, in allé zyne waardigheid, groot door zyn alvermogen j en meester van alle de middelen, die zyne vryheid verzekeren moeten, is men indiervoegen verwonderd over deezë omkeering Van grondbeginfels, dat men liever verkiest dezelve toetefchryven aan eene dei revolutiefchökken, dan aan eenige andere oirzaak. Intüsfchen, daar hec geweetéb van een waar Republikein nimmer een verdrag maakt met de grondbeginfels, zal het genoeg zyn, hetzelve -te raadpléegen, om doordrongen te worden met de groote grondregels van het algemeene wélzyn, het ëenige oogmerk van onze naarfpeurihgen, van onze zorgen en van onzeh arbeid. Alhiar Vertoont zig de vraag, betreklyk Lo- dë<  VAfc k i c o R n. t"5 dewyk den zestienden , onder een zeer verfchilïend gezigtspunt: zy bepaalt noodwendig geheel onze aandagt tot het welzyn der Republiek, 'en tot het groot belang der Volken, die, als nog (haven zynde, met een treurig ftilzwygen, op eene beïlisfing wagten, van welke hunne vryheid afhangt. En, zoud gy het kunnen ontveinzen ? terwyl wy een der eeuwige grondbeginfels van de evengelykheid tot een vraagftuk Hellen, verlengen wy het beftaan der Dwinglanden, vertraagen wy den val der troonen, die wy zo glorie* ryk hebben doen waggelen, e'n voeden wy de hoop der regeeringloosheid en der Koningsgezinden , waarvan het aantal als nog verbaazend is. Wat zou derhalven uwe beflisfing venraaien kunnen? Is het de onfchendbaarheid?Maar een iegelyk onzer moet haare waarde weeten, en haare geheele uitgeftrektheid kennen. Is hér, o-ebrek aan volmagt? Dit is oók eene der middelen die gebezigd zyn, om de gerechtlyke beöordeeling van Lodewyk den zestienden te Verydelcn: een middel, zo ellendig, zo bedriegjyk, dat zy , die 'er zig, ten behoeve der onTchehdbaarheid, van bedienen , geen ernftige aahdagt waardig zyn, dan alleen Uit hoofde van het gewigt, dat gy, aan eene in zig zelve eenvoudige vraag, verkoozen hebt te hegten. Mét Vertrouwen houd ik ftaande, dat, uit aanmerking van de uitgeftrektheid uwer magt, gy niét ftegts beflisfert "moet, dat Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld moet worden; maar, dat hy het moet worden, door de Nationale Conventie. . M 5 Toen  186 GEVOELEN Toen het Volk tegen ons gezegd heeft: wy geeven u onbepaalde magt, ten einde de vryheid en evengelykheid, op onbeweeglykegronden te vestigen! — heeft het zig niet voorgemeld, zyne dierbaarfïe rechten aan lafhartige zielen toetebetrouwen: ook heeft het geene bepaaling aan'die magt gefteld: zy ftrekt zig derwyze uit, dat wy zeff aan het Volk rekenfchap verfchuldigd zyn, wegens alles, wat wy nala.uen te doen, om, op eene wyze zyner fouvereiniteit waardig, een zending te vervullen, die tot heden toe zonder voorbeeld is. Doortrokken met het denkbeeld van de uitgeftrektheid uwer verpligtingen, hebt gy niet geaarzeld, om, op den twee en twintigften feptember, plegtiglyk de vernietiging der Koninglyke^ waardigheid uittefpreeken, vermitsgy dagr, dat 'er met dezelve noch vryheid, noch evengelykheid beftaan kon, en aldus ftorteden de Troon cn de Conftitutie van 1789, in een enkel ©ogenblik in. Op den twaalfden November, kenden wy insgelyks de geheele uitgeftrektheid van onze magt, en maakten 'er, ten welweezen van de Republiek, gebruik van, door het uitbrengen, niet van een Wet, maar van een Vonnis tegen de émigranten ; zy werden ten eeuwigften dage gebannen, en voor burgerlyk doodverklaard. Als toen beriep niemand zig, ten hunnen behoeve, op de verklaaring der rechten van den mensch noch op het fyfftraflyk wetboek. Getrouw aan de grcndbeginfels, was niemand onzer be:dagt, om, op dit fpreekgeftoeite, te beweeren , dat de Emigranten niet geftraft konden worden , voor misdaaden , welke niet van te voo-  1 V A'N R T C O R D. taf *ooren door de Wet waren bepaalden genoemd geworden. Geen onzer dorst zeggen, dat wy de magten onder een vermengden, door, ten «elfden tyde, de bedieningen van gezwoorene befchuldigers en gezwoorene vonnïsveücrs waar te neemen. Hy, die zig toen zo dut" ven verheffen, tegen deeze geftrenge daad van rechtvaardigheid, zou flegts een geroep mde vergadering, tegen zig gehoord heb • welzyn des Volks is de eerfte en ae keih, van alle wetten. En wanneer het de zaak zou weezen, om eet inisdaadiger aan gekwetfte Volksmajefteit, omeen verraaderlyk openbaar Amtenaar, om den berokkenaar van alle de onheilen van Vrankryk, om hem, die beurtiings met de menschlykheid, met zyne eeden en met de wetten fpeelde, te oördeelen; als dan zou men ons koekjes van eene hersfenfchimmige onfchendbaarheid en van eene zogenaamde onderéénmenging van magten komen fpreeken! Maar hebben wy niet, tegen deeze zo zwakke tegenwerpingen , het groot belang der Republiek te ftellen, dat Nationaal belang, voor bet welk alle formaliteiten verdwynen, zelfs dan, wanneer zy beftaan mogten ? Intusfchen, Medeburgers! deeze zelfde formaliteiten zyn, ten opzigte van Lodewyk den zestienden, allen in acht genomen geworden. Van den eenen kant, het Wetgeevend lighaam , de geheele Natie heeft tegen hem liet Decreet van befchuldiging uitgebragt. Van den anderen kant, legt de onbepaaldheid van uwe magt u de geftrenge verpligting op, om zyn vonnisuittefpreeken. ^  GE VÓELEN VAN R ï'*c O R fli* En byaldien uwe beflisfing zodanig zyn mogr; sedaTnT? ^ ^ teve™oed-' danlnltgyni!» gedaan hebben ter verzekering van de ïrybeid RpnlneVfge ykheid- De eerfte dagen «wer Repubhek zult gy door derzelver ontbinding ^en opvolgen Ais dan zult gy aan u zeiven alle öe ongelukken te wyten hebben van eenen burgeroorlog, die niet eindigen zal dan door de verwoesting van alle de partyen. De vryheid «al zig met vertoond hebben,-dan om plaats re maaken voor den wreeden en onverbidlyken éJ^n ^ ^ der ^publiek, het geluk des Volks vordert ontegenzeglyk, dat het hoofd houwen" §r°° hUMer Vyanden Worde afSe" De vryheid verwagt deeze groote daad van rechtvaardigheid: want zy kan onder ons niet woonen, wanneer gy het aan weezen fpaart van nem, die haar verdelgen wilde. De Volken, die het ftaarend oog op ons vestigen hebben den byl, boven het hoofd hunner Dwinglanden, opgeheven, en, om toeteflaan, wagten zy flegts, totdat gy hun het teKen geeft. Dat derhalven het bloed van eenen Koning «rootte, en het geheelal is vry. Ik befluit dus, dat Lodewvk de zestiende gerechtlyk kan en moet geoordeeld worden; dat fty het moet worden door de Nationale Con- lTÜe 'auÏ ,dat Wel binnen het ko"st moog*yke tydbeflek. b RE-  REDENVOERING van OVER. BE VOLGENDE VRAAG: Kan Lodewyk de zestiende ter gerecht" lyke beöordeeling gefield worden ? burgers! J^Jet is , noch door brommende woot den, noch door hoogdraavende fpreekwyzen,datmen licht verfpreiden kan over .eene diepzinnige Vraag, waarvan al het gewigt beweezen is,door de plegtigheid, waar mede gy derzelver onderzoek vergezeld doet gaan. Hoe meer men dezelve overweegt, hoe meer het fchynt, dat derzelver waare zin u ontfnapt: en daar het, om dezelve met vrugt te behandelen, onvermydlyk js, dezelve wel te onderfcheiden, worden hier overweegingen en geen geestverrukking, reder peeringen en geene leenfpreuken , koelzinnigheid en geene driftigheid gevorderd. Kan Lodewyk de zestiende ter gerechtlyke beöordeeling gelleld worden? Dit is de Vraag, \velke ik, met den burger Mailde ga onderzoeken, en welke ik geloof, onvermydlyk ontwikkeld te moeten worden. Indien nien hier door Lodewyk den zestiendei)  1£0 RE0ENVOERÏN» den den perfoon verftond, die, zedert den tienden Augustus, in den Tempel is opgeilooter* geweest, dan zou ik zeggen, dat hy niet ter gerechtlyke beöordeeling gefield kan worden i want dergelyk eene beöordeeling voorönderftelc eenige misdaad, en niet flegts ken ik hier geene misdaad in hem , maar men heeft *er ook geene , van dit lpreekgeftoelte, tegen hem aangevoerd. Hy is, noch hy kan derhalven de perfoon zyn, welke het hier betreft, maar het is de geweezen Koning: het is niet de Man, maar het flaatkundige Weezen. De vraag derhalven komt op deeze bewoordingen uit. Kan de Koning ter gerechtlyke beöordeeling gefield worden? en alsdan moeten wy ons weder te rug brengen in het tydperk, waarin Lodewyk de zestiende op den croon was. Twee zeer onderfcheidene ,en onderling zeer tegenfirydige denkbeelden zyn, in het woord Koning opgeflooten : het denkbeeld naamfyk, van openbaare magt, en het denkbeeld van den perfoon, die met deeze magt bekleed is. Het is van weezenlyk belang, deeze verdeeling wel te onthouden, als zonder dewelke men fteeds, in de behandeling der vraag, die aan ons onderzoek onderworpen is, in een Chaos van verwarring vervalt. Gy weet, Medeburgers! dat, in eene welgeftelde Maatfchappy , een openbaare magt , nangefleld om de Wetten ten uitvoer te brengen, noodzaaklyk is. Deeze magt geformeerd, volgens de begeerten van den algemeenen wil, uit één of meer perfoonen en byge volg vatbaar, voor verfchillende vormen, heeft verfcheidene benaamingen ontvangen : te Venetien word deeze Magt  VAN JOSEPH GUITER, ï7 ren? — Waar is zyn gezag?Waar is zyn goud? Waar is zyn crediet ? Waar zyn zyne trauwanten en zyne hovelingen? De Perfoon is niets;-de Magt is alles, en de magt vernietigd zynde, is het vervvonderlyk, dat het, onderons, nog de vraag wegens den Koning zy. Dat de Conventie zig bezig houde, met de zaameniïelling der Republiek, en met de middelen , om haar te doen eerbiedigen! Ziet daar de beste wys, ik zal niet zeggen, om den Koning te oördeelen, maar om hem te dooden, byaldien gy gelooven raogt, dat hy nog niet gedood zy. Daarenboven kunt gy altoos een belluit tegen de Bourbons neemen, wanneer het lot der Republiek belang by dat bcfluit heeft. Let hier wel op , Medeburgers! de vraag wegens de beöordeeling van Lodewyk den zestienden ontfpruit misfchien uit een oirzaak,die, wel verre van de zegepraal der Vryheid te be. wyzen, integendeel voet geeft, om te gelooven, dat de yverigfte vrienden der Republiek, bekommering voeden wegens haar lot. Ik weet, dat de Volken , op het oogenblik der gebooren wordende Vryheid, in den flaap der verzekerdheid niet moeten inlluimercn: dat. het zelfs gevaarlyk zou weezen, wanneer zy nie: wantrouwden, als de Vryheid eenige wortels, in hunnen grond, gefchooten had: maar ik weet telfens, dat, in een zekeren graad, het wantrouwen niet anders dan de vrugt der zwakheid zy. Doch indien 'er eenig blyk van zwakheid uit den boezem der Conventie oncfnapt, zal het onder de Burgers herhaald worden, en wcest verzekerd, dat deeze openbaare flaat van bekommering, ten voedfel zal verftrekken voor de hoop van N 3 hen,  tpÊ RÈDÉriVdÈRÏNö hëfi, wie het uw belang zy te verbaazen. En, hoe! het lot der franfche Republiek zal dan afhangen van het leeven of den dood van één Perfoon? Welk ook zyn rang in de Republiek geweest hebbe, welke het gezag ook geweest zy, waarmede hy bekleed is geweest, wanneer wy in hem iets anders dan een Perfoon be^ fchouwen , dan zeg ik, dat wy geene Republikeinen zyn: dan zeg ik, dat wy ons nog doorfchaduwen laaten verfchrikken : dan zeg ik^ dat deeze zwakheid de doodlyke vyandinne der Vryheid is. Het geen eeh grooten indruk, op den geest der weldenkende Burgers fchynt te maaken , is het voorbeeld van Engeland, dat Karei den Eerften geoordeeld, en hem verweezen heeft het hoofd te verliezen* Wel nu! het is dit voorbeeld, waarmede ik myn gevoelen onderfteun: het is dit voorbeeld, het welk ons wyzer moet maaken. Vooreerst, het is geenzins op het voetfpoor der Engelfchen, dat Wy in de loopbaan der ftaatkunde loopen moeten: hunne Revolutie kah de onze niet evenaareft, en, offchoort de laatfte in 't ftuk der Vryheid, hebben wy echter het *recht te vorderen, om hun ten model te verftrekken. — Maar zo het voorbeeld óns verlokt, dat derzelver uitkomften ons dan affchrikken. Het is misfehien, om dat de Engelfchen een Koning geoordeeld hebben, dat dé Koninglyke waardigheid, in hun land, als ge* fiattiralifeerd is geworden. En wie, Medeburgers! zal ü Waarborgen * dat niet deeze of die Staatzugtige, zyn voordeel doende inet het vertrouwen, dat hy, dooreen betoon van volksgezindheidt gewonnen heeft» dó  VAN JOSCFH «UITER. Ip9 de geleegenheid van het vonnis van Lodewyk den zestienden zal aangrypen , om e enigen aan ■flao- 0p de Vryheid te onderneemen. Durft vry bezweeren, dat 'er, in de Republiek, geene Cromwels beftaan; indien 'er flegts éenbeflond, dan zoud gy het pad voor zyne flaatzugt hebben afgebakend, door dat van het Parlement van Engeland te volgen. Misfchien zal men my zeggen, dat rk my, in dit oogenblik, getroffen betoon, door bekommeringen, waartegen ik, zo daadlyk ; zo wel verzekerd fcheen te zyn! — Ja! dat ben ik, byaldien gy, tegen alle grondbeginfels aan, Lodewyk den zestienden ter gerechtlyke beoordeeling roept! Neen! ik ben het met, indien , gétrouw aan de ftcm der rechtvaardigheid en der openbaare zedenleer, het u genoeg zal zyn, de Koninglyke magt geoordeeld en vernietigd te hebben. N 4 HET  HET RECHTSGEDING VAN LODEWYK DEN 'ZESTIENDEN \ Tot zyne waar e bedoeling gebragt, DOOR DEN BURGER G M IV M W O X S S Gedeputeerden van het Departement D E U I $ E R E. ^J|_^oen iks in den boezem der Nationale Conventie, deeze vraag ter baane hoorde brengen: kan Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden ? — Vroeg ik my zeiven , of de Franfchen, na de Koninglyke waardigheid vernietigd te hebben, nog een Koning hadden?-— Onze Na-neeven, die vrye Republikeinen zullen weezen, zullen eenige moeite hebben, om te bcgrypen, hoe mannen, die, in de tegenwoordigheid van de overwinnende Legers der Koningen, (_*) op eene fiere wyze verklaard heb- (*) Het was op den it November, het tydftip, waaröp de vereénigde Legers van Oostcnryk en Fruisfchen het franfche grondgebied overweldigden en Parys bedreigden , dat de Nationale Cohventie de vernietiging der Koninglyke Waardigheid decreteerde.  BOOR GENEVGlS. 191 hebben, dat zy geen Koningen, noch Koninglyke waardigheid meer begeerden, hoe deeze zelfde mannen eene zo befluitlooze verlee^enheid konden doen blyken, voor eenen omverre geworpenen Afgod! zy zullen zig verbeelden de gefchiedenis dier wilde Volken geleezen te hebben, die, getroffen door de nietigheid hunner goden van aarde, dezelve om verre fmyten, en ze vergiffenis vraagen, na ze verminkt te hebben. De handelwys, die men, in het onderzoek deezer zaak, gehouden .heeft, is waarlyk vreemd. Het is in het wetboek eener vernietigde Conftitutie, dat eenige Redenaars angstvallig de drangredenen voor hun gevoelen zoeken; andere afgemat door de uitdrukkingen der Wet, vermoeien zig, om 'er den letrerlykeü zin van te leur te ftellen: men heeft hen zig zien toeleggen, om kleine verhandelingen te fchryven; om pleidooien opteftellen, die men listig zou kunnen noemen, in ftede van die geftrenge taal te doen hooren, welke aan de Vertegenwoordigers eener vryë Made past. Gedrongen eindlyk, om eene kinderlyke bewysreden te laaten vaaren, eindigen zy, met tegen Lodewyk den zestienden, die onver'anderlyke wetten interoepen , welken de inftelling van alle regeering zyn vooraf gegaan; zy willen het Koninglyk gedrag van deezen perfoon beöordeelen volgens de grondbeginfels van het natuurlyk recht, zonder in aanmerking te neemen, dat het beftaan der Koningen eene dier verfchynfels is, die zig met de zaamenvoegingen der natuur geenzins verbinden kunnen. Het verwyt, dat men aan allen zou kunnen doen, is, dat zy een min of meer affchuuwlyk N 5 ta-  202 «Et RECHTSGEDING VAN LODEWYK XVÏ. tafereel ontworpen hebben , van het leeven van Lodewyk den zestienden; terwyl zy allen betuigen, dat zy de voorafgaande vraagen, door het Comité van wetgeeving voorgemeld, met eene geftrenge onpanydigheid gingen onderzoeken: zy zelf, die beweeren wilden, dat Lodewyk buiten het bereik der Wet was, hebben niet nagelaaten hem met de haatlykfte kleuren aftefchilderen, en alles, wat, in deezen redenftryd, voor en tegen gezegd is, fcheen geene andere bedoeling te hebben, dan om in het algemeene gevoelen, de veröordeeling van den Befchuldigden te bewerken , daar men, door den ftaat van het verfchil, te twyffelen fcheen, of hy wel te recht gefteld kon worden. De verftandige lieden konden deeze flïnkfche handelwys niet goedkeuren: zy gaf aan de Nationale Conventie eene houding, weinig waardig het groot vermogen, waarvan zy de Bezitfter is. Republikemfche Wetgeevers moeten toonen, dat zy bewustheid van hunne kragtcn hebben, door vrymoedig uitfpraak te doen over het lot der Koningen. Maar wat is hier de zaak ? -—■ In het groot belang, dat ons onledig houd, is het niet het Rechtsgeding van Lodewyk den zestienden dat men'er'in te befchouwen hebbe ! het is de zaak des franfchen Volks; de zaak der gebooren wordende Republiek. Wat verfcheelt het, of Lodewyk de zestiende zig meer of minder fchuldig gemaakt heeft? Wat verfcheelt het, in de beflisfing van deeze zaak, welk gedrag hy op den troon gehouden heeft? Dit onderzoek, dunkt my, heeft'geene de minftenuttigheid;enmooglyk, zou Lodewyk de zestiende, met eenige re-  » O © R GENEVOÏSi i»£ feden, kunnen ftaande houden, dat gy geenredic hebt, om hem te vervvy ten, dat hy zig als Koning gedraagen heeft, geduurende al den tyd, in weiken gy geduld hebt, dat hy Koning was. üergelyk een onderzoek heelt anders gfeen nuttigheid of noodzaaklykheid, dan wanneer een flaafscli volk alleenl}'k van meeseer begeert te veranderen: alsdan moet men de beweegredenen aari den dag leggen, die het befluk hebben doen nee-» men, om aan een nieuwen Tyran de voorkeur" te geeven , boven dengeenen * welken mea reeds had! alsdan worden de opfielling der gedingftukken, de gerechtlyke beöordeeling, en de verwyzing van den onttroonden Vorst, om zo te fpreeken, het Brevet van den Vorst, die in zyne plaats treed. — Doch, dit geval is het ónze niet. Na de vernietiging de* Koninglyke waardigheid, is de gefteldheid des franfchen Volks,met betrekking tot Lodewyk" den zestienden, even dezelve geweest als die vaneen Generaal van eeri Leger, ten opzigte van een overwonnen vyand, den volgenden dag na de overwinning. De maatregelen, die de Generaal, voor zyn eigen Veiligheid , verpligt is te neemen , beflisfen Volirrekt het lot der overwonnenen. De maatregelen, welken het gevoeglykst geoordeeld zullen worden voor de veiligheid der Natie, ten einde haare vryheid te handhaven, zullen insgelyks en alleenlyk het lot van Lodewyk den zestienden bepaalen* Ik heb gezegd, dat, ter beflislmg van deeze zaak, 'er weinig aan geleegen ligt, om te gaan onderzoeken, of Lodewyk meer of minder fchuldig zy, en met twee woorden zal ik deeze waar-  20+ HET RECHTSGEDING VAN. LODEWYK XVI. waarheid bewyzen. Voorönderftellen wy eens, da:, op het oogenblik , waarin de Franfchen de Koninglyke waardigheid vernietigden , de Koninglyke fchepter in handen van eenen Titus of eenen Marcus Aurelius geweest ware! Welnu, Titus en Marcus Aurelius zouden hun hoofd op een fchavot moeten brengen , indien dergelyk eene opoffering noodzaaklyk geoordeeld werd, ter behouding van de gewonnen vryheid. Ik zal meer zeggen: my dunkt, dat de deugden van een Koning groote misdaaden zyn jegens de Volken, vermits dezelve het Despotismus bevestigen, en de menfchen zelf in zo verre vernederen, van hen de flaaverny te doen beminnen ! Kunnen wy twyffelen of de Franfchen, zonder de wanbedryven hunner dwingelanden, niet nog de ketenen zouden torfchen ? Men moet derhalven de vraagen verwyderen , die alleenlyk {trekken, om, in den perfoon van Lodewyk den'zestienden, als in een middenpunt , al het belang te veréénigen van een onderzoek , dat alleen" het groot belang des Vaderlands, ter bedoeling moet hebben: en byaldien 'er nog eenige onzekerheid in de geesten overfchiet, dan kan dezelve geene andere betrekking hebben, dan op de keus der middelen , die men te doen hebbe, voor het welzyn en nut van de Republiek. Het is hier, maar ook hier alleen, dat ik een ernflig onderzoek gebooren zie worden: want het is niet genoeg, dat alle de gevoelens het belang van het Vaderland ten doeivvit hebben ; men moet ook overéénflemmen in de middelen , die het zekerfle tot dit weezenlyk oog- merk  DOOR GENEVOIS. fiOg merk geleiden: maar alvoorens men zig verklaare, wegens eene gebeurtenis, waartoe de gees. ten, door een foortgelyke andere gebeurtenis, niet voorbereid hebben kunnen worden, moeten noodwendig de gevoelens verdeeld zyn. Sommigen zullen beweeren, dat de franfche vryheid niet bevestigd zal worden , dan na dat het hoofd van deszelfs vyand, door het zwaard van den Beul getroffen zal weezen! zy zullen zeggen, dat men «de Dwingelanden verbaazen, en op hunne troonen doen waggelen moet, door aan het Heelal een groot voorbeeld van rechtvaardigheid te geeven. Anderen zullen, in deeze geftrenge daad, niet anders befchouwen, dan eene nuttelooze ftrengheid; dan eene barbaarfche en gevaarlyke wraakoefening. Zy zullen vreezen, of niet wel de dood van den Tyran eene loopbaan voor nieuwe ftaatzugt zal openen, en of de afkeer en de verontwaardiging voor de Koninglyke waardigheid in den perfoon van Lodewyk, niet door andere gevoelens, wanneer hy niet meer weezen zal, zullen opgevolgd worden. Zy zullen vorderen, dat de Franfchen aan de Volken een grootsch denkbeeld van hun caracter, en aan de Despoten eene gewigtige les geeven, door Lodewyk den zestienden, beneffens de zynen, van het franfche grondgebied te jaagen, en door hen, in alle hunne naaktheid, aan de hefchouwing der Volken overteleveren. In het eerfte ftelfel, zal mende Volksvertegenwoordigers befchuldigen, van met hun pligt een verdrag aantegaan , wanneer zy zig niet haasten, met, in "het bloed van Lodewyk, de bxon van alle de misdaaden der dwinglandy uitte-  £Ot> HET RECHTSGEDING VAN LODEWYK XVL? teputten. De verlenging van zyn aanweezeti zal befchouwd worden, als het fteunpunt van alle de verdeeldheid zoekers, die als nog de haatlykfte ontwerpen durven fineéden. De Volken, zal men zeggen: zullen geneigd worden tegelooven, dateenKofting, zelfs een onttroonde Koning, iets meer is dan een mensch, indien hy, na van de grootfle wanbedryven overtuigd te weezen, de ftrafontkome, die de wetten den Booswigten opleggen. De verdeedigers van het tegenöverftaande ftelfcl zullen insgelyks klemmende redenen, terbegunftigingvan hun gevoelen, aan den dag brengen, Zy zullen aanmerken, dat hetoogenbliklyk fchouwfpel van een bloedig halsrecht geen voordeel in 't minst aan de zaak der vryheid kan toebrengen.: dat zeer dikwils de ftraf van een Koning de aandagt der ftaatzugt op de Koninglyke waardigheid vestigen doet: een menigte voorbeelden , ontleend uit de gefchiedenis van alle Volken, onderfteunen hun bewys, dat byna ;altoos deeze treurige voorvallen nergens anders toe geftrekt hebben, dan om de flaaverny re vereeuwigen. Brutus heeft zig ontfterflyk gemaakt door het vellen van den Staatzugtigen, die ;zyn Vaderland vernederen wilde; maar Romen , dat haare Republiek gegrondvest, en haare vryheid verzekerd had, door de uitdryving der Tarquinen, zag zig weldra, na den moord van. Cefar, genoodzaakt, om het juk der Keizers te torsfehen. Aan de zyden deezer twee gevoelens zal zig mhiichien een derde verheffen: maar ik denk, dat men verpligt zal zyn, om tusfehen de twee eerften uitfpraak te doen; want het is moeilyk,  DOOR C E N E V O I S. 20? om zig gemeenzaam te maaken met het denkbeeld, van in ons midden een Menagerie opterigten van wilde Beesten, Iteeds loerende, om zig in de Maatfchappy te werpen, en aldaar de vernieling en den dood overtebrengen. Thans, wanneer men van my, op (taande voet, een juiste oplosfmg vorderde, zou ik antwoorden, dat myne overdenking, betreklyk die gewigtig onderwerp, my alleen de noodzaaklykheid beweezen heeft, om 'er nog verder over te denken. In tusfehen belyde ik, dat de uitbanning zig aan myn geest vertoont, onder overeenkomlten, die nuttiger aan onze ltaatsgefteldheid , en welvoeglyker voor de majelteie des franfchen Volks zyn. In 't byzonderzou de uitbanning het voordeel hebben, van Lodewyk den zestienden, geheel en al, met zyne vuige Medepligtigen, de Emigranten, te verwarren : zy omvat en beflist, in eens, ver.fcheidene vraagen, die, afzonderlyk ondenaogt, ernltige moeilykheeden zouden kunnen opleveren ! en byaldien het waarheid zy, dat het genoegzaam is, de verlichting voorttezetten, ten einde allerwegen het Ryk der Vryheid te ltig«en, dan zal het voor de Volken geen verboren voorbeeld weezen, om het onvermoogen van een verachten Dwingland met de aegepraalen der Republiek te vergelyken. CE-  GEVOELE N VAN $% JP O xr X T X M JU n Gedeputeerden van het Departement DU N O R D, Wegens het rechtsgeding van den geweezen KONING, JL/odewyk Capet was onfchendbaar door de Conftitutie. Was deeze onfchendbaarheid volftrekt, of was zy betreklyk? Dat is te zeggen, was zy, zonder onderfcheid en volllrektiyk, toepaslyk op alle de daaden van den geweezen Koning? of was zy flegts tot eenige zyner daaden betreklyk? In de voorönderftelling van de volltrekte onfchendbaarheid, is het proces uitgeweezen, vermits de Koninglyke waardigheid vernietigd is. In de tweede vooronderstelling, in tegendeel, doen 'er zig verfcheidene vraagen op: naamlyk, de eerfte: welke zyn de daaden, die de onfchendbaarheid kan vryfpreeken? De tweede: welke zyn de daaden, die door geene onfchendbaarheid vry te fpreeken zyn? — De derde: is de geweezen Koning aan eenige dee-  y A N POULTIER. 500 deezer laatfte daaden fchuldig? —- De vierde j ïndien hy 'cr fchuldig aan is, door wie moer. hy dan gerechtlyk geoordeeld worden ? Er* eindlyk , hoe moet deeze gerechtlyke beöoi> deeling gefchieden ? Alvoorens zig in deeze verfchillende voor* (tellen intelaaten , moet men uitfpraak doen, wegens de natuur der onfchendbaarheid vans den geweezen Koning. Dat zy, die deeze onfchendbaarheid erkend hebben; dat zyr die dezelve hebben aaugebooden; dat zy,die dezelve hebben toegeliemd, ons verklaaren, wat als toen hun gevoelen en voorneemen was! Beftond het hier in, om eene gansch> lyke ftrafloosheid te verzekeren aan den Koning, die onderneemen zou het Volk te vermoorden? die, in het binnenfte van zyn Paleis , de dolken tegen het zelve fiypen deed? die, met het geld van dit fouvereine Volk, de Roovers had uitgelokt, om deszelfs fouvereiuiteit te ketenen, ( want God zelf kon; ze niet vernietigen, ) om de moordery, de brandftigting, de plundering en de verwoesting interoepen teegen de vreedzaame Bewooners van onze Steden en Dorpen? Is let iemand onder of buiten ons, die het voorneemen gehad heeft, om dergelyk eene on* fchendbaarheid toeteftaan? Is 'er een Fransman, ontaart genoeg, om dit te durven bekennen ? Raadpleegt alle de Leden van de Republiek, geen één, neen ! geen één hun>^ ner zal zeggen, dat hy zyne toeftemming aan dergelyk eene ongerymdheid gegeeven hebbe! En ik wed, dat Lodewyk Capet zelf, (wanneer hy voor deeze balie ondervraagd U, PEEL O gaJ  210 oevohlEn zal worden,) de onbefchaamdheid niet her> ben zal, om zyne onfchendbaarheid interoepen voor de misdaaden , welke men hem ten laste legt. Hy zal, in weerwil der zekerheid , ontkennen , dat hy aan deeze misdaaden fchuldig is, en daar mede zal hy zyne verdeediging befluiten. En , hebben de Lanet%s , de Chapelier's, de Barnave's, ons, ten behoeve van den Koning, wel de ftrafloosheid durven voordellen van alle die wreedaartigfte zaame'nzweeringen , en onge- hoordfte vyandlyke aanflagen ? Neen f in weerwil van hunnen dorst naar de civile Lyst , hebben zy geenzins een voorftel durven waagen, zo beestagtjg, en zo overwaardig , om in het wetboek eener Maatfchappy van moordenaars, dieven en roovers te pronken. De onfchendbaarheid derhalven , aan den geweezen Koning toegeftaan , was niet volftrekt; zy was flegts betreklyk tot zekere daaden, onder dewelke men , zonder eene misdaadige partydigheid geenzins de misdaaden kan rangfehikken , die men Lodewyk Capet ten laste legt. In deezen ftaat van zaaken moeten , vooraf, deeze misdaaden gerechtlyk beweezen worden ; vervolgens onderzogt , of zy buiten de Clasfe zyn van die , welke door de onfchendbaarheid niet vrygefproken kunnen worden : behooren zy niet in deeze Clasfe , de Man yan den Tempel moet gerechtlyk geoordeeld worden. Ik vorder derhalven dat, (zonder van te vooren de vraag wegens de onfchendbaarheid te beflisfen,) 'er een naauw- keu-:  VAN PQULTIER* 3.1% keurig onderzoek gefchiede ten opzigte dep misdaaden van Lodewyk Capet; dat een, bezwooren Vierfchaar uitfpraak doe , of hy aan deeze misdaaden fchuldig zy ; als dan zult gy zien , of gy, door middel van de Conflitutionele onfchendbaarheid, hem al of niet kunt vryfpreeken. Het is tyd, dat g$ u bezig houd met deeze maatregelen ; want van alle kanten poogt men 's Volks medelyden optewekken , met betrekking tot het lot eener helfche familie , die het oogenblik der voltooijing van onzen ondergang reeds daar zag. Reeds ontzenuwt men f door klaaglyke gefchriften , het gevoelen des Volks ert den republikeinfchen geestdrift. Uwe Legers doen de uitheemfche Koningen den oorlog aan ; zy fchudden alle de troonen van het Despotismus ; en gy, gy hebt een Despoot in uwe handen, en gy durft 'er geen heilzaam voorbeeld aan Hellen ! Gy begeert vry te weezen, en onophoudlyk verfchuift gy de ftraf van de wanbedryven der dwinglandy. Verre zy varj ons dit noodlottig mededoogen, dat, tot dig oogenblik toe, het lot des Ryks in 't onzekere hield: Slaat fchielyk, en flaat kragtdaadig toe , en gy zult een nieuwen fchok aan den Volksgeest geeven : gy zult de uitr zigten der Aristocraten dooden , die zig be» roemen durven van de Koninglyke waardigheid te zullen doen herleeven , en die, onbefchaamdlyk, den toorn van den Tempel het Graf van Lazarus durven noemen. Wetgeevers ! het is niets, de Koninglyke waar9 $ <%  412 GEVOELEN digheid te vernietigen, de Koningen moeten insgelyks vernietigd worden : men moet de aarde zuiveren van deeze tegennatuurlyke weezens, van deeze pesten des menschdoms, van deeze onverzoenlyke vyanden van ons geluk en onze rechten. Medeburgers ! gy tragt deeze zuiverende rechtspieeging met verlichting en rechtvaardigheid te omringen : maar , tot nu toe, zyt gy foeg°nnen daar, waar gy had behooren ce eindigen : want, alvoorens te onderzoeken, of Lodewyk Capet gerechtlyk geoordeeld moest worden, had gy onderzoek moeten doen , of hy zig fchuldig gemaakt had. Ongetwyffeld word hy door alle goede Burgers befchuldigd , en door my zelf het eerfte ; maar welke wettige form hebt gy gebezigd ter gerechtlyke onderzoeking van zyne misdaaden ? Van welke middelen hebt gy u bediend, om deeze zelfde misdaaden te bewyzen , en die plegtig te ftaaven ? Wanneer gy de voorafgaande naarvorfchingen gedaan zult gebben, en een gezwooren vierfchaar de misdaadigheid van den geweezen Koning zal hebben uitgefproken , dan zal de fchuldige zyne onfchendbaarheid doen gelden, en gy zult onderzoeken, of zyne tegenfpraak al of niet kan aangenomen worden. Byaldien gy , zyne misdaaden wettiglyk beweezen zynde , de uitfpraak zult doen, dat hy, uit kragt zyner onfchendbaarheid , 'er van vrygefprokcn word , dan zal , voor 't minst, deeze onfchendbaarheid hem niet aan de openbaare vervloeking kunnen onttrekken, In* dien  VAN POULTIER. 113 dien gy, integendeel, den belachlyken Talisman deezer onfchendbaarheid verbryzelt, dan word weldra het fchavot opgerigt , en het zal aan geene dolken ontbreeken, om deezen ontkroonden Tyger te treilen. O 3 GE  Ö E V Ö Ë L Ë N VAN V' M. MlMOTTJËJ&tfi Gedeputeerden van het Departement DES PTRE'NE'ES 0R1ENTALES; Wegens de beöordeeling van LODEWYK DEN LAATSTBW* BURGËRS? J^Jet is onmooglyk, dat men, in eeh zo zeer verlengd onderzoek, niet dezelfde denkbeelden herhaalen zou, en dat men niet dikwerf dezelfde grondbeginfels u onder de aandagt zou brengen. Ik zal derhalven alle die redenen aan een kant laaten , waarmede men , tegen een mishandelend en Verraadetlyk Koning uitvaarende, u poogt te overtuigen van dat geene, waaraan gy en geheel Vrankryk, zedert langen tyd, niet inear getwylfeld hebt. Ik zal my bepaalen, om te bewyzen , dat Lodewyk gerechtlyk geoordeeld worden moét, de grondbeginfels wederleggende , welke zy , clie het tegendeel wil'len, hebben voorgedraagen. De geheèlé Waereld ftemt overéén , dat Lo-  VAN J. E. EI ROTTE AU. 1!$ «lewvk de fchuldigfte der ftervelingen is, en dat hy den dood verdient; maar er zyn Burgeis, die, zig niet buiten den engen kring der ioimaliteiten durvende begeeven, ed « de op uitvlugten der rechtsgeleerde kunstgree pen, welken zy het Recht noemen, tergoeckr trouw gelooven, dat Lodewyk met gerecht^ geoordeeld worden kan. i°. Om dat de Conftitutie hem voor onfchendbaar verkhard. 2 . urn dat ?r geene beteugelende Wet beftaat, geene ftraf is uitgefproken, ten opzigte van het onvoorzien gbeval, waarin de laatfte Koning der Franfchen zig bevind. Voor my , die geloof de vraag uit haar waare oogpunt te befchouwen; ik onderzoek. i« Welke was het oogmerk deezer onfchendbaarheid» *°. Tot hoe verre kan dezelve zig «itftrekken? 3°- ^n de Conftitutie aangemerkt worden als het fchild van Lodewyk? En emdIvk ten 4Ö. in hoe verre moet het franlche Volk een blinde gehoorzaamheid betoonen aan •den wil van hem, die onfchendbaar verklaard was ? Deeze onfchendbaarheid kan voorzeker geen •gunstbrief zyn van ftrafloosheid voor alle zoorten van misdaaden. De Koning werd met onfchendbaar verklaard, dan, om dat men geloofde , dat het belang des Volks vorderde, dat de uitvoerende Magt, in haare verrigtmgen, volmaakt onSfhanglyk ware van de wetgeevende Magt- zo dat deeze onfchendbaarheid alleenlyk bepaald en omfchreeven was, tot alles, wat Koning kon en moest doen voor het geluk der Franfchen. Deeze onfchendbaarheid kon niet ten fchild verftrekken, dan tegen een VierO 4 leraar,  fchaar , tegen een Beftuuringslighaam, tegeli het Wetgeevend lighaam zelf, dat den Koning niet gerechtlyk agtervolgen kon, om eenig© daad, voortvloeiende uit het gezag, dat hem was toevertrouwd geworden , en waarvan hy niet anders was dan de bewaarder: maar moet men daaruit befluiten, dat deeze onfchendbaarheid van den Koning niet behoorde te verdwyhen vöor den algemeenen wil? Moet men befluiten, dat, om dat de Koning onfchendbaar Was, het Conftitueerendc lighaam ongelykhad, van hem te Varennes gevangen te doen neemen; van hem in zyne bedieningen optefchoncn, en Van hem te noopen, om fchriltlyk wegens de reden van zyn vlugt te antwoorden ? "Op dit tydftip, waarin de Koning zulke vuurige aankieevers had,erkende het Vertegenwoordigende lighaam des Volks wel , dat deeze onfchendbaarheid niet anders ware, dan eene fchaduw, gereed om voor de meerderheid van den waaren Souverein te verdwynen. Lodewyk de zestiende, zegt men: kan niet gerechtlyk geoordeeld worden, om dat hy onfchendbaar was. Maar ik vraag: op wat grondflagen rustede deeze onfchendbaarheid? ïs het niet op den eed, dien hy heeft afgelegd, van getrouw te zullen zyn aan de Natie-, en van, zonder eenige bepaa'lirtg,' de wetten ten uitvoer te zullen doen brengen? was hy, de Conftitutie aanneemende , niet onderworpen aan de ftraf dei Afzetting, en van het oogenblik af, dat hy dezelve verdiend had, verdween immers deeze onfchendbaarheid? Moeten zyne verbindtenisfen minder heilig zyn, dan onze eerbied voor de onfchendbaarheid, welke men ten zynen voor» x deele  VAN J» B- BlROTTËAÜ. ïlj deele itiroepc ? Maar byaldien Lodewyk getragc heeft, om die Conftitutie te vernietigen, welke hem onfchendbaar maakte; indien hy alle die geenen bedorven of omgekogt hcett, die hem, hi zyne ontwerpen, konden ftremmen; indien hy bevelen gaf, om onze fteden aan de wanden overteleveren; indien hy, na de vyanden ingeroepen , en hun een onfeilbaaren goeden Uirilag beloofd te hebben, onze grcnsftedcn van alles ontbloot liet, en intusfchen de rykst voorziene magazynen, in deeze muurcrh, op hen wagteden; indien hy, door zyne ciyilelyst, de kas zyner broeders onderfteunde; indien hy de Gardes du Corps te Coblemz betaald heeft; indien hy den dolk in het hart van honderdduizend Franfchen wrong; indien hy eindlyk, aan zo veele verraaderyen zig fchuldig maakte, op het zelfde oogenblik, dat hy, door trotfche verklaaringen , en met eene onbefchaamdheid eenen Dwingland waardig, diegecnen tragtede te bedriegen, welke hy eerlang aan het zwaard der Oostenrykers ftond overteleveren ; — wie js hy dan, die, ten zynen behoeve, deeze onfchendbaarheid zal durven inroepen , waarvan hy zelve aftand gedaan heeft ? Wie is hy , die zal durven ftaande houden , dat Lodewyk de zestiende, na zyne eeden gefchonden te hebben, het recht hebbe, om tegen ons tezeg^ gen • Gy moet getrouw aan uwe eeden weezen? En, indien, uit kragt der Conftitutie, Lodewyk onfchendbaar ware, kunnen wy aan deeze zelfde Conftitutie niet inroepen, en tegen Lodewyk zeggen: Wy hebben niet gezwooren u getrouw te zullen zyn , dan onder voorwaarde , dat gy zelve het ook zoud weezen. Gy O 5 hebt,  aiï «Sevoelêw hebt, door uw gedrag, door uwe wanbedry» ven, uwe eeden gefchonden; gy zult de ftraf ondergaan , door de Conftitutie vastgefteld y de afzetting naamlyk: maar gy zyt verder gegaan, dan deeze Conftitutie voorzien heeft. Gy hebt ons willen vermoorden ; ons onder 'c juk willen brengen ! Wel nu! de Natie, van haar recht gebruik maakende, wil niet langer eene Conftitutie, die haar eenen Koning geeft. Vry, in de uitöeffening van haare rechten, gaat zy tr oördeelen , niet om dat gy de Koning der Franfchen geweest zyt; maar om dat gy zelve van deezen tytel hebt afgedaan, en om dat gy , zedert dit tydftip, van verfcheiden misdaaden overtuigd zyt, waarvan de minfte den dood verdient. ■ Maar, fchreeuwen de Beminnaars der formaliteiten; 'er is geene bedwingende Wet; het lyfftraflyk Wetboek heeft het geval niet voorzien, dat hier de zaak is: waaruit zy dan befluiten, dat Lodewyk niet gerechtlyk geoordeeld kan worden. ik geloof beweezen te hebben, dat de onfchendbaarheid van Lodewyk niet anders dan een hcrsfenfchim zy: dit gefteld zynde, antwoord ik, dat het lyfftraflyk Wetboek de doodftraf uitfpreekt, over een 'iegelyk , die een aanïlag zal onderneemen op de veiligheid en de vryheid van den Burger en de Maatfchappy : maar, Lodewyk is van deeze misdaad overtuigd. Het lyfftraflyk Wetboek fpreek de dooditraf uit, tegen elk openbaar Amtenaar, die zyne verpligtingen verraad , die zyne eeden fchend , en Lodewyk heeft deeze zyne verraaderyen tot eene ongelooflyke hoogte gebragt. Het lyfllraflyke Wetboek fpreekt de dood-  VAN J. B. BIROTtïAÜ. ÊïO aoodftraf uit tegen die degeenen , die voor de Emigranten- volk geworven hebben , en • wie is fchuldiger aan deeze verraadery en aan deeze misdaad , dan Lodewyk de zestiende ? En dan zelfs, wanneer hy, ondanks zyne misdaaden, onfchendbaar zyn mogt, kan men niet ontkennen, dat de toepasfmg der ftraf, die hy verdiend heeft, in waarheid, door een Vierfchaar zou kunnen gedaan worden i maar wie is hy, die aan de Natie, den eenigen Souverein , het recht zal durven betwisten, om dergelyk een Misdaadiger re oördeelen ? Is dit recht eene volftrekte voorwaarde van het Maatfchaplyk verbond? Is het niet integendeel, zo als Mailhe gezegd heeft in zyn fapport, een eeuwig gevolg, oniiffcheidbaar van de nationale Souvereiniteit? Wie is hy, die boven de wetten verheven kan zyn? En byaldien zodanig een weezen beitaan kan, is hy het dan, die alle de wetten gefchonden heeft? Maar de cn^rlte Wet, welke onzen wil bedwingt, die alle overblyffels van mededoogen moet uitdooven, is het welzyn des Volks , is het welzyn van de Republiek. Derhalven , indien, van het oogenblik af, dat Lodewyk geprotefteerd heeft tegen de Conftitutie; dat hy gepoogd hééft, het by de vyanden te ontvlugten; dat hy hen geroepen, onderfteund , bcgunftigd, en van zyne gelden onderhouden heeft ; dat hy alles ingerigt heeft, •om onze lieden overtdeveren, en ons andermaal in Zyne ketens te 11 uiten; indien, van het oogenblik af, dat Lodewyk geloofde, dat de aanneeming der Conftitutie voor hem geen band was, flerk genoeg, om zyne verraaderyen te be-  S20 GEVOELE N1 beteugelen, het bJykbaar is, dat men, daar hy ongedwongen en vrywillig afftand gedaan heeft; van de voordeden, welken de Conftitutie hem verleende, thans die onfchendbaarheid, ten zynen behoeve niet kan inroepen , die deeze zelfde Conftitutie hem toeftond; en eindlyk indien hy niet onfchendbaar is, waarom zouden wy dan het recht niet hebben, om hem te ftraffen voor de misdaaden, die hy gepjeegd heelt, zedert het tydftip, waarin hy, zyne verbindtenisfen fchendende, opgehouden heeft onfchendbaar te weezen? Ik zeg meer, en ik houd ftaande, dat gy niet beletten kunt van hem gerechtlyk te oördeelen. Zy , die voorwenden , dat hy onfchendbaar is, zouden u kunnen zeggen. De ftraf, die Lodewyk zig op den hal9 gehaald heeft, is de afzetting; verre van deeze ftraf uittefpreeken , hebt gy de Koninglyke Waardigheid vernietigd! Maar dit noodzaaklyk bedryf, onvermydbaar om vry te weezen, is volmaakt vreemd, volmaakt buiten het geval van Lodewyk den zestienden, en van zyn gedrag. Nog zouden zy 'er kunnen by voegen: Met wat recht hebt gy hem van zyne vryheid beroofd? Maar het valt gemaklyk deeze tegenwerping te vernietigen. Lodewyk werd, uit hoofde van zyn gedrag, gehouden, afftand van de Koninglyke Waardigheid gedaan te hebben, en, zelfs in de termen van de Conftitutie, had hy 'er afftand van gedaan: het is dus niet als Koning , dat hy van zyne Vryheid ontzet is geworden ; he: is als een, die zig aan de verfchriklykfte misdaaden fchuldig gemaakt had; het is als een Vyand, wiens Le-  TAN J. B. BI R O T TE A U. 221 Legermagt, onder uwe oogen, de Soldaaten der vryheid vermoorde, en die van verre uwe lieden overleverde aan de Oostenrykers, d.e hy niec anders ingeroepen had, dan om zig te herftellen op een troon, waarvan hy zig berooid • achtede. Hem oordeelende, zult gy geen Koning oördeelen, maar een Booswigt, die, na den eed van onze Conftitutie te zullen handhaven als nul befchouwd te hebben, zigintusfchen vestede op onzen blinden eerbied, voor eene onfchendbaarheid, die hy zelve niet anders befchouwde, dan als een vrybrief van ftrafloosheid voor alle foorten van misdaaden. Gy zyt djt groote Voorbeeld aan alle de Volken der aarde verfchuldigd. Gy moet Lodewyk den laatften gerechtlyk beöordeelen, hem befchuldigen, hem hooren, hem overtuigen en hemverwyzen. Misfchien zal het der franfche Natie waardig weezen, om de doodftraf te verwisfelen tegen eene eeuwige opfluiting of uitbanning. Misfchien is het ©nvermydbaar voor het belang en de rust der Republiek, dat deeze Man ten teugel verftrekke aan een Staatzugtigen , waarvan dit hoofd de vorderingen en eisfchen zal fluiten, die van alle hinderpaalen ontdaan zullen zyn, wanneer het word afgekapt. Ik laat aan bekwaamer pennen de zorg over, om deeze vraag te doorgronden. Ik voor my geloof, dat wy, zonder ontrouw aan onze verpligtingen te zyn, zonder debegeerte onzer Committenten te leur te Hellen, zonder de regels der evengelykheid en der rechtvaardigheid te fchenden , ons niet ontflaan kunnen, van Lodewyk den laatften te hooren, te overtuigen, te oördeelen en te verwyzen. — Dit is myn befluit. .  GEVOELEN VAN DEN BURGER X 2L M JL W JL X* Gedeputeerden van het Departemenc DE V A R R I E G Ei Betreklyk de vraag: kan LODEWYK DE ZESTIENDE, gerechtlyk geoordeeld worden ? jL^odewyk de zestiende is gerechtlyk oordeelbaar. Ik ga bewyzen, dat de Conftitutie, dat hec nationaal belang, dat het belang van alle de Volken , die de vryheid hegeeren, gelyklyk zaamenwerken ter onderlteuning van dit ftelfei, Ik open de Conltitutioneele Charter. Volgens het zesde artikel van het hoofdltuk derKoninglyke waardigheid, word de Koning, wanneer hy de vyandlyke magten tegen de Natie doet gelden , gehouden , als afftand van de kroon gedaan te hebben. Dit vastgelteld zynde, merk ik aan, dat, van den vyftienden November 1791 af, Lodewyk de laatfte aanzienlyke geldzommen, aan den verraadcr Bouillé heeft  VAN LAKANAE. $53 fteeft opgefchooten , ter formeering van het contrarevolutionnaire Camp van Montmedy : deeze daad is, met al de kentrekken der klaarblyklykheid , befchreeven in de oirfpronglyke ftukken, verzameld door het Comité van waakzaamheid der gemeente van Parys. Van den, vyftienden November 1791 af, beftuurde Lodewyk de laatfte derhalven de vyandlyke magc tegen de Natie; van toen af moet hy gehouden worden, volgens de letterlyke uitdrukking van de Conftitutie zelf, als afftand gedaan te hebben; en hier is de afftand volgens recht, ver« mits de Wet, die haar uitfpreekt, geene andere Conftitutioneele uitfpraak heeft. -— Gaan wy voort. Ik lees in het agtfte artikel van het zelfde hoofdftuk der Koninglyke waardigheid: Na den voorbedagtlyken of wettigen aflland, zal de Koning in de Clasfe der Burgerszyn, en, even gelyk zy, gerechtlyk geoordeeld kunnen werden , voor daaden, gepleegd na zynen aflland. Derhalven kan Lodewyk de verraader, zedert den vyftienden November 1791 , gerechtlyk geoordeeld worden, gelyk alle andere Burgers, Derhalven zyn de uitfpraaken van het lyfftraflyk wetboek even toepaslyk op Lodewyk den verraader als op andere Burgers: doch het is voornaamlyk zedert het tydflip van zynen wettigen afftand, dat hy ons een uitheemfchen oorlog heeft op den hals gehaald; dat hy het geld der Republiek verkwist heeft, door gewapende Roovers tegen dezelve te onderhouden; dat hy den binnenlandfchen oorlog ontftooken heeft, en het bloed der goede Burgers, byganfcheftroomen, heeft doen vlieten. De Raporteur van uw buitenwogn Comité van vierentwintigen verfpreid, over  32$ GEVOELE N over deeze treurige waarheeden, den helderen dag van onwederfpreeklyk betoog. Gy zult derhalven Lodewyk den verraader treffen , en om zulks zonder onrechtvaardigheid te doen, zult gy niet noodig hebben, misdaaden in hem te zoeken. Zy die bedriegen, of zy die bedroogen zyn, zullen u onvermoeid de Koninglyke onfchendbaarheid tegenwerpen : zouden zy hier mede willen zeggen, dat Lodewyk de verraader, onder het fchild van deeze Godheid van het despotismus, ongeflrafd, zig met puinhoopen en lyken heeft mogen omringen, en dat aldus de Conftitutioneele Wet, zig met het misdryf verftond? Zy zullen geleugenflraft worden , door deeze Conftitutie. Het eerfte artikel van de verklaaring der rechten behelst, dat, „ de maatfchaplyke onderfcheidingen niet gegrond kunnen weezen dan op de algemeene nuttigheid." Het was derhalven voor het nationaal geluk, dat de onfchendbaarheid der Koningen werd ingewyd; zy moest het franfche Volk aan deszelfs eerften Amtenaar verbinden, door middel van beider geluk: derhalven is Lodewyk de meinëedige, van het oogenblik af, dat hy zig van het ver- 1 fchriklyk wapentuig der onfchendbaarheid bediende, om de franfche vryheid den doodfteek te geeven, fchuldig geworden in de oogen der Conftitutie zelf. Hy heeft befchuldigd kunnen worden, ten minften, zo de rechten der Koningen niet alles, en die der Volken niets zyn. En, Wetgeevers! zult gy in twyffel ftaan, tusfehen de onverganglyke rechten der Volken, aangekondigd in de fchoone dagen der Conftitueerende vergadering, en tusfehen de vryheid- ÜQOz ■ \  VAN LAKANAJU Z2j' dodende grondbeginfels van de onfchendbaarheid der Koningen, geheiligd in de dagen der rouwe, toen hetConftitueerende Lighaam kwynde van ouderdom ? Vermits de maatfchaplyk© ■ onderfcheidingen niet anders gegrond zyn, dan op de algemeene nuttigheid, heeft de franfche Natje de leer der onfchendbaarheid van zyn eerften Amtenaar niet kunnen toeftaan, dan voor* zo verre hy verantwoordlyke Agenten onder zig hebben zou: maar is het niet in de order der. mooglyke zaaken, dat Lodewyk Capet misdaaden heeft kunnen pleegen, de ministeriele veiv antwoordlykheid te leur Hellende? Lodewyk Capet derhalven is gerechtlyk oordeelbaar, al ware het dan niet anders, dan uithoofde van. de vraag, of hy de verantwoordlykheid te leur gefield heeft ? Vertegenwoordigers van den Souverein! indien gy decreteert, dat Lodewyk de verraader niet oordeelbaar is, dan zult gy decreteeren, dat de Volken het recht niet hebben , om hunne Amtenaaren te oördeelen : maar gelyk de Volken beftaan hebben voor de Koningen , heeft de Souvereiniteit der Koningen geen. beftaan gehad, dan na de Souvereiniteit der Volken. Dat men ons niet zegge, dat, door het maatfchaplyk verbond , eene Natie zig zelve heeff kunnen verfteeken van het recht, omdefchuldige Amtenaars voor haare vierfchaar te daagen. Ik zou, met denGeneeffchen wysgeerantwoorden: dat dergelyk een verbond bedrieglyk ea •van onwaarde zou weezen: want, in de vooronderftelling, volgens welke wy redeneeren., ftaan de verbondmaakende partyen, onderling, onder de eenige wee der natuur ., zonder eenige w. dee&. P waar*  fi2&" GEVOELEN waarborg hunner wederkeerige verbindtenisfen? doch het Volk, fteeds de magt in handen hebbende, zal ook fteeds de meester weezen van de uitvoering of de verbreeking van het verbond. Er beftaat dus geene grondverpligting voor het geheele Volkslighaam. De onpaaalde fouvereinitcit der Volken over de Koningen blyft derhalven. Zou het waarheid zyn, dat het nationaal belang vorderde, dat men den verraader Lodewyk niet trof? Op het bericht van zyn ftraf, heeft men ons de Dwingelanden en hunne flaaven voorgefteld, als zig beroerende, even gelyk een bosch door de ftormwinden geteisterd. Zwakke en lafhartige zielen! hebben de vyanden der franfche herftelling niet reeds alles, ten onzen opzigte, uitgeput, wat de wreede ziel der Koningen misdaadigs heeft kunnen voortbrengen? Ik beweer, dat het nationaal belang on wederftandlyk de ftraf van den franfchen Tyran. beveelt. Indien de Koningen, van hunne troonen nedergeploft, die geenen waren, 't welk de boozen allerwegen behoorden te zyn, van het ganfche menschdom naamlyk verlaaten, ik zou zeggen: Veroordeel Lodewyk tot de langduurige ftraf van het leeven: maar de ondervinding der eeuwen rangfchikt dergelyke ftraffen in de Clasfe der droomen. Een Koning, ontzet van den luister van den troon, en onder de menigte geworpen, word noodwendig het middenpunt eener gevaarlyke Volksgisting :hy word een punt van verzaameling voor alle de lafhartigen, die zig krommen onder de afgodery der Koningen; en, kunt gy 'er voortinftaan, dat de zo langen tyd geëerbiedigde ziasbeguieheling- ier  VAN LAKANAL. 227 ëer Koninglyke dwinglandy , zig thans nog niet plaatfen kan tusfehen de misdaaden der Familie van Lodewyk den verraader, en tusfehent de Burgers, die, door eene misdaadige toegeeflykheid, op den doolweg zyn gebragt? Ik weet, dat de vryheid van myn land onvergangiyk is: maar zal een enkele druppel onfchuldig bloed, dien gy, door eenefchuldigezagtaamgheid, doet plengen, uwe gedagtenis geene onuitwisbaare fmet aanwryven , Treft dan den Dwingeland! indien hy der ftraffe ontkomt, zul. by vlugtende , gelyk de Partners, u het hart doorfteeken, en, zo lang hy Zal ademen , zulc gy met Tarquin en Italien te ilryden hebben. En het is niet flegts het belang van myn Land', dat het zwaard der wetten op het hoofd van den Tyran nederroept: het is ook het belang van alle de Volken; het belang van alle de aankomende geflagten. De gekroonde Roovers weeten, dat de ftervelingen, die zy zo langduurig hebben doen zugten, onder den yzeren fchepter der onderdrukking, hunne oude ketenen tragten aftefchudden: zy weeten, dat uw arbeid het voorwerp is van de erkentenis der Volken , en uw voorbeeld , dat van hunnen volgyver : zy weeten dat, uitfpraak doende, wegens het lot van Lodewyk den verraader „ gy teffens uitfpraak doet wegens het lot van alle de Koningen. Maar byaldien gy den verraader niet aan het beleedigde vaderland opoffert, dan zullen de Tyrannen, verbitterd door den tegenftand der Volken, en verzekerd van ftrafloosheid, meteen nieuwe vuurigheid, blyven voortgaan-, om tegen de vryheid re worftelen. Het is door middel van de grootfte wanbedryve», P » dat,  £2,8 GEVOEL'EM dat zy naar de ftrafloosheid wegens hunne eerflff misdaaden zoeken: wilt gy hen hierin voorkomen , ftraft dan de wandaaden van Lodewyk den laatflen, en dit twaalftal van Despoten, dat Europa zyn gewigt doet gevoelen, zal den troon aan de fouvèreine Volken overlaaten. De Koningen zyn zo laaghartig wreed, zouden zy dan geen Lafiiarts weezen? Ja! de dag, op welken de verraader Capet den loe>n zyner misdaaden zal ontvangen, zal de eerfte dag der algemeene vryheid weezen. Op den tienden Augustus fchikte zig de franfche Dwingeland, aan het hoofd der zaamenzweerders, waarover hy de wapenfehouw gedaan had, om de Burgers en de Vryheid den dondfteek toetebrengen. Men ftaat toe, dat, op deezen Moedigen en gedenkwaardigen dag, elk Ingezeten der ftad het recht had, om den dolk in het hart van den gekroonden Tyran te ftooten. Hy, die zig tegen allen wapent, verzekert aan altëh het recht, om op hem lostegaan : maar hoe toch heeft men een gevolg kunnen ontkennen, dat zo natuurlyk uit dit grondbWi.nfel voortfpruit, als een bloem uit haar knop? Indien de Dwingland op den dag van den tienden den dood verdiend heeft, dan verdient bv dcnzelven nog heden ten dage. Dat men hier niet ten zynen behoeve het recht des oorloos inroepe: de ontwapende vyand treed, onee"wyfield, weder in al de rechten der natuur, en. word andermaal eenvoudig mensch. Dit crondbeginfèl is onbetwistbaar by alle befchaafde Volken; maar het zelve op Lodewyk den verraader toetepasfen, is 'er den waaren zjp van, te verdraaien; want aldus maakt men van een  VAN LAKANAL. 11% «en grondbeginfel van hec recht der Volken, een regel voor het openbaare recht. Dit grond, beginiel is waar, ten opzigte van Volk tot Volk; maar het is valsch ten opzigte van een. Volk tot een byzonder lid van den burgérftaat en vooral is het vryheid doodende ten opzigte van een Volk tot zyne gelastigdcn. Verfchillende tegenwerpingen zyn van dit fpreekgeltoelte gedaan geworden: ik zal dezelve beantwoorden, niet in dien bitteren ftyl, welken eenige Redenaars gebezigd hebben , orn het lichtverfpreidend en grondig Rapport van uw Comité van wetgeeving te beftryden; maar met al de waardigheid der reden, die naar de waarheid zoekt. — De waarheid! —- ja ! ik zal haar fchoon vinden, zelfs in de mond der Koningen. Men heeft de misdaaden van Lodewyk Capet poogen te bedekken, door eenige bedryven zyner jeugd; maar waar is de Booswigt, wiens geheele leeven flegts een enkel misdryf was? De Natuur heeft de menschlykheid het fchouwfpel befpaard van Monlters te zien, die , alleen door gruuwelen, hunnen leevensweg over de aarde hebben-afgetekend. Die Keizer van Romen, was grooter dan Lodewyk de zestiende immer geweest is, welke, teneinde een ongelukkigen te behouden, éénmaal wenschte van niet te kunnen fchry ven : aldus, na zyne moeder Agrippina en zyne egtgenoote Oéïavia vermoord te hebben, na Burrhus en Seneca te hebben doen vergaan, zou Nero nog vleiers in de Conventie van Vrankryk gevonden hebben. ^Men heeft getragt uwe rechtvaardigheid te P 3 ont-  S^O G&VOEL&M onwapenen, en uwe harten door mededoo» geii week re maaken: men heeft vanmenschlykheict omtrent Lodewyk den verraader durven ipreeken! dooriugtige HeJden van den tienden .August! het is by uwe bloedige fchimmen, dar ik de ^erdeedigers van uwen lafhartigen Moordenaar aanklaag. Ja! de fterke moet edelmoedig weezen. Ja! de overmaat'ge geftrengheid verkleint de zegenpraal der vryheid. Het is ongetwyffeld fchoon den dwaalenden vergiffenis te fchenken: maar is de opzedyke Booswigt immer vergiffenis waardig? Is de zagtmoedigheid jegens Moordenaars geen vyandlyken aanftag op de algemeene veiligheid? Weest menfchen, wetgeevers! maar zonder dat gy daarom ophoud Burgers te, zyn. Alles was genade onder de regeering der Koningen; alles moet rechtvaardigheid weezen, onder de regeering der vryë Volken. Men heeft u gezegd, dat de doodftraf het wetboek der vryë Volken bezoedelt: ongetwyffeld is die Wet godloos, welke niet met de natuur overéénftemt: maar hier hebt gy een maatfchaplyk Monfter te treffen, voor wien de vernederde Rechtvaardigheid ziggenoodperst vond, haar zwaard te laaten zakkenï Indien de dood ten maatftok verftrekt van de nationale wraak, voor de yslykheid der misdaaden, die dit met bloed en brein veizaadigde Monfter gepleegd heeft, dan is zelfs daar door de doodftraf vernietigd ; want wie kan immer de ftraf van Lode-Wyk den laatften zig waardig maaken? Men heeft de verdeedigers der Dwingelanden tegen de Volken onder de befcherming der wetten willen ftellen; maar had hec niet veelncod- zuk-  van lakanal. 131 gaaklyker geweest, om dit behoedmiddel te bezigen ,' ten behoeve van hen, die de Volken tegen de Koningen verdeedigen"? Het rechtvaardig vergooten bloed berzoedelt zelden de handen van vryë Luiden: zy weeten niet anders dan de beleedigingen van hun Vaderland te wreeken: het zyn de wreedaartige Satelliten der Koningen, die, op eene lafhartige wyze, vermoorden. Mauri ademt nog en Mirabeau is niet meer: maar wat vermag de vrees op de ftandvastige en wysgeerige ziel der Gemeenebestgezinden? Wetgeevers! de rechtvaardigheid en de beleedigde reden verwagten Lodewyk op deflrafplaats: tot hoe lange zullen zy over uwe misdaadige langzaamheid zugten? P f GE-  GEVOELEN VAN M M V St JE JL\ Gedeputeerden van het Departement DE L' H E' R AU L T; Betreklyk de zaak i>an Lodewyk gapet, burgers! jfn de uitgeftrekte en majestueuze loopbaan der "Wetgeeving van een groot Volk, doet zig thans eerte gewigtige vraag op, waarvan Vrankryk en Europa zelf, met ongeduld', de beflisfing verwagtcn. Gy hebt uitfpraak te doen, wegens het lot van eeften dier ftervelingen, die, het hoofd met een vorstlyk fieraad gehuld hebbende, zig dunken bóven de wetten verheven te zyn, en die zedert lange genot hebben gebod van eene alfchuwelyke ftrafloosheid. . Is dé Koninglyke Waardigheid vaneen godiyk recht ? of is zy niet veeleer eene overweldiging Van den fferkften op den zwakften, van den ver'mogenden op den onderdrukten ? —- Is de Koninglyke Waardigheid ingefteld ten voordeele der  VAN BRUNEL. 239 4st Volken , of ten vermaak en ten behoeve der Heerfchers? Dergelyke vraagftukken zouden eenig onderzoek kunnen veelen, in eenen •Divan te Conftantinopolen, of in de Dorhars der Despoten vanAfia; maar, in de agttiende eeuw, is voor de vertegenwoordigers der franfche Republiek alle twyffel genoegzaam opgeklaard. Het is derhalven onbetwistbaar, dat, allerwegen, waar men Koningen heeft,£enmenjheeft 'er niet dan al te veel op den aardbodem •>) deeze niet anders dan het welweezen der Volken ter bedoeling moeten hebben. Onderzoeken wy, of Lodewyk Capet dkglorieryk doelwit bereikt hebbe, als het eenigfte, dat hy zig had voortefchryven, gcduurende hy, op den fchoonllen troon van het geheelal, gezeten was. Wanneer wy hem beöordeelen volgens zyne redenen en zyne'daaden, dan vinden wy hem, onöphoudlyk,in tegenftrydigheidmet zig zeiven. Dan eens zweert hy getrouw te zullen zyn aan do Conftitutie, die hy in den grond van zyn hart verfoeit; dan weer protefteert hy tegen de Conftitutie, welke hy als zyn palladium befchouwt, en, na twintigmaalen meinëedig geweest te zyn, zou hy nog de onbefchaamdheid hebben, om het voordeel te vorderen van die zelfde Conftitutie, die hy zo dikwerf gelasterd heeft, en tegen welke hy zig niet ontzietóm byna alle de Tyrannen van Europa optehitfen en te wapenen ! Lodewyk , fchreeuwen zyne verdecdigers : was, volgens de Conftitutie, eerfte openbaare Amtenaar en onfchendbaar; alle verantwoordlykheid , van amcswegen , kwam eeniglyk op p s *y-  234 GEVOELEN zyne Agenten neder: hy kan aldus, volgens de letter der Wet, in zyn perfoon, niet gerechtlyk agtervolgd worden. En hoe, indien de perfoon van Lodewyk zig aan een perfooneele misdaad fchuldig maakte , indien hy wanbedryven op wanbedryven, en gruuwelen op gruuwelen hoopte, zou de Wet dan niet magtig genoeg weezen, om hem te kunnen bereiken en bem deswegens te ftraffen ? Neen! Medeburgers ! 'er is niemand onder u, die zulks denkt, of anders zou hy dergelyk een Wet befchouwen als wreed en ongerymd, ten minften als befpotlyk. Hoe, indien Lodewyk, om zyne misdaadige drift of byzondere wraak te voldoen, my had willen doorfteeken? indien zyn dolk my reeds op de borst ftond? — Welke Wet, voor denkende weezens, voor gevoelige zielen gemaakt, zou my dan het onvervreemdbaar recht durven betwisten, van my tegen de dolkfteeken van den booswigt te beveiligen, door hem zelf te vellen? De Charter van dit heilig recht van zelfverdeediging bevind zig, door de hand der natuur, .met onuitwisbaare letters, in de harten van alle menfchen, gegraveerd. En wel nu! Lodewyk Capet heeft niet flegts één of twee Burgefrs den boezem opengereeten; maar hy heeft de weldaaden der Natie zelve ten haaren nadeele bedeed : hy heeft ganfche vyandlyke benden ingeroepen: hy heeft den eenen Burger tegen den anderen opgeftookt: hy heeft het moordende (taal tegen het Vaderland gekeerd, en nog zou men aan het ftaatkundig Lighaam hec recht betwisten, om den geenen te vellen, die een vyand-  VAN BRUNEL. 235 Vyandlyken aanval op deszelfs maatfchaplyk beftaan ondernam? — Een Volk, uit vryë Luiden beftaande, zou het recht met hebben, om, op zyn beurt, den verraader, den meinëedigen opteöfferen, die het wilde doen krommen onder ketens, duizendmaalen haatiyker dan den dood? De zogenaamde onfchendbaarheid van Lode wyk Capet is derhalven geheel en al k en hy heeft geen grond, om dezelve te nen invorderen ; terwyl men hem , op elke fchrede, het zy, als eerften openbaaren Am tenaar, het zy als eerfte Lid en medeöhderdaatt van den Souverein, fchuldig vind aan gekvverfte Volksmajefteit. Ik zal alhier geen tafereel fchetfen , der veréénigde zaamenzweeringen , der bloedige complotten, noch der wrccde bedryven, waaraan hy zig fchuldig gemaakt heeft: de Redenaars, welken my , op dit fpreekgeftoelte, zyn voorgegaan, hebben u dezelve, met zo veel getrouwheid als nadruk, afgefcbilderd. Verre van ons deeze fchriktafereelen, re veel vertoond, om, helaas! het zwaard der Wet niet op het hoofd van den fchuldigen nedertcroepen. Verleedigen wy ons, om , by de bedaardheid der reden en der rechtvaardigheid, eene beuzelachtige tegenwerping te wederleggen , waarmede men de fchandlykheden van den Tyran te bedekken poogt. De Conftitutie, (want dit is fteeds de leus van verzaameiing voor de Verdeedigers van Lodewyk, hoewel zy 'er in hun ziel van overtuigd zyn , dat hy dezelve honderdmaaien op de ^cha/idlykfte wys verhaten heeft,) de Confti- tu-  2.%6 GEVOELEN tutie, zegt men: fpreekt over hem-geen anders ftraf uit dan de afzetting. Onze eerfte Wetgeevers hebben, 't is waar, het geval niet voorzien, dat de eerfte openbaare Amtenaar, bet hoofd eener verraaderlyke zaamenzweering geworden zynde, van de weldaaden der Natie en van de middelen, die zy hem toevertrouwde, het misbruik zou maaken, om haar aan de dolken der moordenaars overteleveren , die in alles waardig waren zyne barbaarfche ontwerpen te onderfteunen: maar de ftomheid der Wet op dit punt is vreemd noch nieuw. By de Volken, het meest vermaard, door hunre wysheid en hunne wetgeeving, was'er geene ftraf uitgefproken regen den Vadermoord, om dat dergelyk een uitterfte van boosheid vooronderfteld werd onmooglyk te «yn; wie echter zou intusfehen beweeren durven, dat dergelyk eene afgryslyke misdaad ongeftraft gebleeven is? 'Er fchiet derhalven even weinig twyffel over wegens de gerechtlyke beoordeeling van Lodewyk Capet, als wegens den aart en de menigte zyner misdaaden. Maar door wie moet hy geoordeeld worden ? Het geen my het gevoeglykst toefchynt, is, dat men de inftelling van de gedingftukken, en het Vonnis van deeze zo gewigtige zaak, toevertrouwe aan een Vierichaar, beroepen ad hoe, zaamgefteld uit de Prelidenten der lyfftraflyke Vierfchaaren van de Republiek. De Nationale Conventie, geroepen om wetten te geeven en niet, om dezelve ten uitvoer te doen brengen , zou zig te verre van haar oog-  VAN B R U N E Lr. 437 oogmerk verwyderen , door zig te belastert met een zaamgefteld Rechtsgeding. Zou zy al» dus ook niet van haaren gewigtigen arbeid en voornaame zending afgaan ? Is men daarenboven niet verzekerd , van in de zaamenllelling VSin deeze Vierfchaar, Rechters te zullen aantreffen , van zeldzaame verdiensten , van naauwgezette eerlykheid, begaafd met eene verlichte fchranderheid en zuivere burgertrouw; indiervoegen, dat zy alle verdenking weeren van onbekwaamheid, omkoopbaarheid en vatbaarheid voor verleiding? Niets is vervolgens gemaklyIter , dan, ingevalle dit plan werd aangenomen, de nadere ontwikkelingen te dóen, waarvoor het vatbaar is. 'Er fchiet dan verder niet meer over, dan de behandeling van de zoort der ftraf, aan Lodewyk Capet opteleggen , wanneer zyn zaak tot de Nationale Conventie is wedergekeerd: want als de fchuldtoewyzing daarvan aan een byzondere Vierfchaar te beurt is gevallen, dan zou het gevaarlyk weezen, dat de Conventie haar gevoelen openbaarde, uit vrees, van aan dat der Rechters hinderlyk te zyn. De geheele waereld ftemt overéén, dat de ■grondbeginfels eener geftrenge rechtvaardigheid aan het ftaatkundig Lighaam de noodzaaklykheid voorfchryven , om, door het zwaard der Wet, den booswigt aftefnyden, die, in ftede der Wet, zyn eigenbelang, zyne driften of zyne grilligheid fielt: dit is, in 't natuurlyk Lighaam , de afzetting van een verkankerd lid. 'Er is derhalven geen twyffel wegens het recht, en ik aarzel niet, om het uittefpreeken. Te  SOS GEV OE LEvN Te vergeefsch wenden die bloohartigen voor, welke nog verre beneden de liepubiikeinfche deugden zyn , dar. het een gevaarlyk voorbeeld zou weezen , de nationale wraak aantevüüren , en de Dwinglanden van Europa nog rneer te vertoornen : vreezen wy niets, wegens dit laatfte; hunne woede is op het hoogst; de deugdiykheid onzer zaak, zynde de zaak van het menschlyk geflagt, verzekerd ons een onafgebroken reeks van gelukkige uitkomften. Wat de Volkswraak aanbelangt, wanneer zy begreepen is binnen de paaien der Wet, dan is zy eene heilzaame crifis en een zeker geneesmiddel tegen de verraadery en de onderdrukking. Kunnen wy daarenboven vergeeten , dat wy ons nog in de Revolutie bevinden ? Ja! ongetwyfléld in de Revolutie: zy zal niet ophouden , alvoorens wy eene Conftitutie hebben, gegrond op de Vryheid en de evengelykheid, en behoorlyk, door het Volk, aangenomen en bekragtigd. Het is niet dan op dit gelukkig tydftip, dat de crifis der Revolutie haar toppunt bereikt zal hebben. Alsdan zal het alleen weezen, dat wy ons waardig zullen betoonen, de ftemmen onzer Committenten , en de bewondering der Volken, diè de Vryheid beminnen. Lodewyk en zyne Vrouw, beiden begunftfgers en medepligtigcn van dezelfde misdaaden', zyn gelyklyk oordeelbaar voor dezelfde Vierfchaar. Het is niet dan .door hunne vergelyking tegen elkander, door hunne wederzydfche toeftemmingen en Ontkenningen, dat men een volkomen geheel v;-.n bewyzen hunner gemeene misdaaden yerkrygen kan. De  TAN BRUNEL. *J9 De afkeer niettemin , welken ik heb voor bloedvergieten, het onzuiverfte, het fchuldigfte zelf; de aanftaande hoop, van uit ons lyfftraflyk Wetboek de doodftraf te zien verdvvynen , doen my overhellen, om de ftraf der twee fchuldigen te veranderen, en hen, in eene eeuwigduurende gevangenis, aan hunne wroeging en fchande overteleveren. Dergelyk een ftraf, nuttiger dan men denkt, zou een bedryf van zagtmoedigheid vertoonen, dat, ware dit mooglyk, de edelmoedigheid der vrygewordene* Franfchen vergrooten zou ; en deeze daaglykfche les, die zy daardoor, aan de Volken en a^m de Dwingelanden van, 't Heelal, • zouden geeven , zou de eerften verlichten, ten opzigte :van hunne rechten en hun vermogen ; terwyl de anderen 'er door overgeleverd zouden worden, aan alle de verfchriklykheeden van de vrees en de wanhoop. Maar welke party men ook kieze, de algemeene zaak vordert ontegenzeglyk , dat men een onderzoek eindige , dat reeds te lang is uitgerekt geworden , en dat de Nationale Conventie , wegens dit onderwerp , een bepaald befluit neeme; want, twyffelt 'er niet aan, Medeburgers! deeze inlandfche onlusten, deeze gelyktydige beroeringen , deeze ftuiptrekkende beweegingen, die men onöphoudlyk ondervind, neemen ééniglyk hunnen oirfprong uit de verfchillende driften , die het belang der vyanden, by het beftaan van Lodewyk Capet, meer of minder, doet gebooren worden. Haast u derhalven, om den Tyran en zyne eerlooze Medegezellinne te vonnisfen! dat hunne onvermydlyke verwyzing ten uitvoer  540 G E VOEL E ISI VAN B RU NEL," voer gebragt werde! Deeze fchitterende daad van de Soevereine rechtvaardigheid der Natie zal, allerwegen, de order wederbrengen: De Jtalmte en het vertrouwen zullen welhaast herbooren worden, en gy zult de Republiek behouden.  T JL JL T M X DER STUKKEN van het Tweede Deel ccrfle Stuk. erigt van de Uitgeevers. ï. Gevoelen van den Burger Vadïer. Bladz. i. Gevoelen van den Burger Paganel. 18. Gevoelen van J. F. Barailon. . 35. G e v 0 e l e n van S. J. Coren-Fuftier. 42. Gevoeleu van Roger Du Cos. . 52..1 Gevoelen van F. S. Bezard. . 66. Gevoelen van den Burger Girault. 76. Voorstel van Order door Flor ent Gujot. 83. Gevoelen van P. F. Louvet. . 90. Gevoelen van Camille Desmoulins. 104," Redenvoering van J. N. Meaulle. 125. Gevoelen van C. F. Oudot. . 146. Gevoelen van J. B. Leclerc. 150. Redenvoering van den Burger Brival. \ 66. Ge-  ÏI T A A F E L. Gevoelen van den Burger Ricord. BI. 179* Reden voering van Jofeph Guit er. ï8q» Het Rechtsgeding van Lodewyk XVI, tot zyne waare bedoeling gebragt, door den Burger Genevois. 200. Gevoelen van F. Poultier. . ao8. Gevoelen van S. B. Birotteau, 214. Gevoelen van den Burger Lakanal. 222. Cevoelek van Brunei. . 232.  HET MCHTSGED1FÖ VAN LODEWYK DEN ZESTIENDEN, » geweezenen KONING der of volledige en egte VE R2AMELING fan alle de Rapporten aan de Nationale Conventie gedaan , en van de verfcheidcne gevoelens , betreklyk dit Rechtsgeding, door de Verteegenwordigers des Volks , of andere perfoonen, op het Nationaale Spreek gejloelte voorgedragen , of door den druk gemeen gemaakt; en dus van alle /lukken en handelingen , tot dit groote Rechtsgeding betreklyk, tot de eindelyke uitfpraak • van het vonnis toe. TWEEDE DEEL. tweede stuk. te DUINKERKEN, By van SCHELLE en C O M ft En te H A A RL E M, B \ J. T É T- M A N Si M D C C X C l I L   GEVOELEN VAN DEN BURGER. C. JP M O & T» Gedeputeerden van het DepartementD U JURA; Wegens' de onfchendbaarheid van LODEWYK DEN ZESTIENDEN, burgers; ; jj^en openbaar Amtenaar gerechtlyk te oördeelen, is, zyn gedrag en zyne daaden te vergelyken met de Zedenleer, die denzelven beituuren moet; is, 'er het refultaat van te ver* klaaren. Eene groote Maatfchappy heeft zig herfteld; heeft zig een Hoofd gegeeven, gelast, om alle» de dryfveeren der Regeering te doen werken, en 'er, beftendiglyk , de voortzetting van te begunfügen , ten gelukke en welweezcn van het algemeen. Heeft zy, dit Hoofd met een onmaatig gezag bekleedende , tegen hetzelve kunnen zeggen: „ Dat de grootheid uwer verpligtingen j das ïi^deel, Q  242. GEVOELEN de uitgeftrektheid van de taak, welke gy te vervullen hebt, dat de lengte van de moeilyke loopbaan welke gy moet afloopen, dat de deugden, noodzaaklyk voor een Opperhoofd, n niet verfchrikken: Wy fpreeken u, by voorraad, vry van de ftraf, vooralle de misdaaden, welke gy tegen de Maatfchappy begaan zult. Bedien u van den hefboom, dien gy in handen zult hebben, om 'er de algemeene Vryheid mede om te keeren. Verleid , met de fchatten, die ter uwer befchikking zullen ftaan, het eene gedeelte der Natie, om het zelve te doen dienen ter ketening van het andere gedeelte, aan den voet des troons, op welken wy u verheffen. Wees overdekt met de melaatsheid van alle de misdaaden. Maak u gemeenzaam met diefftal, moord, brandftigting en vergif. Open uw hart voor de losbandigfte driften ; en dat wy , in ftede van het maatfchaplyk geluk te fmaaken, 't welk wy grond hadden om van uwe vaderlyke bezorgdheid te verwagten, — vergaan, verfcheurd door binnenlandfche oorlogen en door doodlyke wonden, der Vryheid toegebragt, worftelende onder het mes van het Despotismus. Wandel allerwegen met den fchandlykften hoogmoed, met het afgryslyke beeld der ondeugd en der verleiding. Beproef, om de deugd van de aarde te verbannen. Geen God van u kunnende maaken , aan lyden noch dood onderhevig , verheffen wy u boven de Wet; nimmer zal zy U kunnen bereiken. Antwoord; wilt gy tot zulk een prys regeeren ? Gy moet niet in twyffcl ftaan. Overweeg wat de Maatfchappy, ten uwen behoeve, hier door doet: zy ver-.  TAN C. PROST- verwoest de eerfte grondbeginfels, de eeuwige oirzaaken der rechtvaardigheid , welke bqgeeren, dat de ftraffen en belooningen gemeen zyn aan alle de perfoonen eener Maatfchappy ; welke vorderen dat de SouvereiniteJc nimmer uit haare handen, glippe: dat dezelve onverjaarbaar en onvervreemdbaar zy: Wy ïeveren u dezelve, zonder eenig voorbeding, over: Gy kunt ons niets van gelyke waarde aanbieden; doch dit verfcheelt niets. Verberg het heilige Wetboek der rechten van den Mensch , onder de gouden plaaten van uw hoofdfierfel. De grootfle ftraf, die men u zal kunnen opleggen is, Burger te zyn, of Burger te worden : anderen klimmen tot dien rang door heldhaftigheid en deugd, maar gy zuig *er toe geraaken, door een vloed van wanbe» dryven". Medeburgers! u voorftellende, om te verklaaren , dat een Koning niet gerechtlyk geoordeeld kan worden; dat hy geen rekenfchap verfchuldigd is aan het Volk, dat hem verkoozen heeft, is niet anders, dan van u te vergen, om, voor de oogen van geheel Europa, dat u beöordcelen zal, door een decreet, "dit buitenfpooiig , dit godloos , dit héiligfchendend Verbond te heiligen: dit Verbond, dat zo veele millioenen menfchen, zonder de minfte verantwoordlykheid, ter befchikking «al ftelien van een eenig Dit is van u de vergoeding te vorderen van eene voltooijing van bovennatuurkundige krankzinnigheid, wegens de maatfchaplyke denkbeelden: Tiet is eene pooging om u de vergooding van Bufiris te persfchen , en zodanig is de beerfchappy Q % 4w  244 «EVOBLEN der onveranderlyke grondbeginfels van de or^ der, dat ondanks uwe getrouwheid in het overbrengen van de raadpleegingen over deeze vraag , uwe Nakomelingen, om uwe eer te fpaaren, twyffelen zullen, of men 'er wel ooie ernftig over getwist hebbe. Hoe! het is dan in de asch eener ondeugende Conftitutie, op den altaar der gebooren wordende Vryheid , ten brandoffer verteerd, dat men vonkjes van vernuft zoekt, ten einde eenen gekroonden Roover te verdeedigen, die zig zeiven van den troon ftortede, om zig op onze Broeders te werpen en in hun bloed te banden, een Roover, die alle de verfchriklykheeden van den tienden Augustus te boven zwemt. . . . . Heeft hy zig dan kunnen verbeelden, dat deeze noodlottige Conftitutie een Tuighuis zou zyn, van waar hy de wapenen zig aanfchafte, om ons te overwinnen; de kluisters, om ons vastteketenen; en de zegepraalende middelen, om ons te overtuigen, dat de ftrafloosheid van alle misdaaden eene der hemelfche hoedaanigheeden van de Koninglyke Waardigheid is ? Neen ! Medeburgers ! de krankzinnigheid is tot die hoogte niet gefteegen. Ik wil zeer wel gelooven , dat een overfchoc van godsdienftige dweepery voor deezen conftitutioneelen Afgod, die zig geen jaar heeft kunnen ftaande houden, en die in den brand der Koninglyke waardigheid is omgekomen; — ik wil wel gelooven, dat een zaadje van valfche en bedrieglyke aandoenlykheid , waar van men zig wantrouwen moet, wanneer het de belangen des Vaderlands betreft , eenigen onzer , tot buiten de paaien der reden gefleept hebbe, wel*.  Van f. p r o s t7 'tfö welke ons toeroept, dat de ondeugd ftraf en de deugd belooning moet wedervaaren. Indien de Natie het recht niet heeft, om den Koning gerechtlyk te oördeelen, waartoe dan deeze Gevangenis, en de Wagten, om ze te bewaaken? Wat kan dan zyne gevangenhouding wettigen, daar de Vryheid hem ten minften ala een lyftogt zal overfchieten ? En indien de Wet niet anders dan zyne afzetting kan uitfpreeken, hebben wy dan het recht, om dezelve te overfchryden? Dus, te vorderen, dat hy niet gerechtlyk geoordeeld werde, door de magt der Natie te ontkennen, is u van eene uitgerekte onrechtvaardigheid te befchuldigen, of ten minften , van onbeftaanbaar met u zelve te zyn, en geene deezer vlekken moeten in uw voortreflyk werk voorkomen. o Gy, gedugte Befchermgeest! die boven deeze ontluikende Republiek zweeft; Gy, die aan het verbaasd Heelal les gaaft , hoe men de Koningen ftraft, gy, ftilzwygende en verhevene Redenaar, Brutus! (*) hoe ontmoedigende zal het weezen , om in u niet anders, dan een verachtlyk en ftrafwaardig Moordenaar te aanfchouwen, om dat gy, op de onfchendbaarheid van een zoort van Koning, die op de Souvereiniteit des Volks vyandlyk aanviel, en dien gy fchuldig oordeeldet, vyandlyk zyt aangevallen! Indien het aldus zyn mag, dat dan uw beeldtenis niet meer onze befchouwingen ergere; gy zyt niet groot, dan door een misdaad Maar, neen! vergeef ons liever eene (*) ÏÏTet borsttceld van Brotus is boven den Zetel vanden Prefident der Conventie geplaatst. Q3  «46 gëvoelbn VAM c. prost; têflê dwaalifig, die van geen langen duur kaö iyfit , , 4 Wy gaan voor dezelve boeten, doof de uitfpraak te doen, dat de Koningen menfchert tyü. Blyf in deezen doorlugtigen omtrek, ten einde ïe getuigen, dat de grondflagen eener Republiek , nooit onwankelbaarer zyn, dan wanneef 2y rusten op de verbryzelde Schepters, en de hersfenpannen der verflagen Dwinglanden. GE-  GEVOELEN VAN Gedeputeerden van het Departement DES BOUCHES DU RHONE, En Lid van het Comité van twaalven; Wegens de gerechtlyke beöordeeling van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. TVjIoetik, aan de Nationale Conventie, myne denkbeelden voordraagen, wegens het onderwerp, dat haar thans onledig houd? zal ik, zonder grondreegels en byna ontbloot van kundigheeden in dat gedeelte, het welk men nog de Wet of het Recht noemt, eene vraag durven doorgronden , waarby men wil, dat deeze kundigheeden gelyklyk noodzaaklyk zyn? Deeze tegenwerpingen echter fchrikken mynenyver niet af. Ik zal het gezond verftand en de reden tot Leidsvrouwen neemen , en misfchien dat ik my, met dezelve , minder bedrieg, dan met den geheelen ftoet van vernuft en geleerdheid. De Nationale Conventie heeft verklaard, dat zv alle mooglyke praal en plegtigheid wilde by* Q 4 ze6"  643 S 1 v M t i S letten aart de gerechtlyke beöordeeling van Lodewyk den zestienden. Men moet, heeft een Redenaar gezegd, dezelfde blaam en dezelf- -•dé verwyten niet verdienen, die men der Engelfche Natie heeft toegevoegd. Men moer, niet', met te groote overhaasting en ligtvaardigheid, uitfpraak doen over het lot van Lodewyk* Van ganfeher harte omhels ik deeze grondbeginfels: 'maar is deeze ttaatïgc en majeftüëuze gang, die de Vergadering aangenomen fchynt te hebben , nbódzaaklyk ên gevoeg]yk voor den befchuldigden, die aan haare beöordeeling onderworpen is? is dezelve zonder gevaar voor de Vryheid en het welzyn des Volks? Ziet daar Awee vraagen, die ik my zeiven doe, alvoorens *"de Hoofdvraag 'te onderzoeken. Doch, ik fchroom niet te zeggen, dat deeze t&ngehotnene maatregel, 'in allerlei opzigten, en onfhvatkundig en ondeugend is; want, ofCapet is . hevigl.yk verdagt van -fchuldig te zyïi, of hy is bet niet. Is hy heviglyk verdagt vah fchuldig te weezen, Waarom -zou men dan aan zyh "Zaak meerder plegtigheid willen byzc'tten, dab 2aan die van den vei'figuykften Booswigt ? Waaf- ;tom zou men tusfehen hem en deeze clasfe van menfehen, graaden en onderfcheidingeh willen Vastftellen, welke zouden doen gelooven, dat incu hem nog als Koning wil behandelen, ert dat men hem, langs geheime eh verborgene we* .gen, op den troon wil herroepen? Maar is deeze ftaarige en majeftueuzè gang ooi niet gevaarlyk voor het heil en de vryheid des Volks? Ik cïurf zeggen, dat hét mét bei* den gedaan is-, byaldien de vergadering 'in dee«aat tusfehen Vèrftyving 'en dood Volhard-, ten.  '7AS ». * P È L L i S S ï E R ten Opzigte van het vonnis van Capet. Kan men, in de daad, de gevaaren ontveinzen, die Üe Republiek en de vryheid loopt, door een te zeer uitgerekt beftaan van eenen Koning? Kan men ontveinzen, dat de gefchnften en de gevoelens, ten zynen voordeele, overdaadiglyk verfpreid, hem, eiken dag, Profely ten aanvyin'winnen? Men tragt, ten opzigte van zyn lot, de driften en de aandoeningen in beroering te brengen, Men fchildert hem af, als een ongelukkigen Koning; als den bcdroogenen door zyn toed geloof en zyne Volksliefde; als een Koning, die de eerfte vonken onzer Revolutie verfpreid heeft; die niet anders zou reikhalzen dan Tiaar het geluk en de liefde der Natie; die by baar den glorievollen tytel verdiende van Her* ffeller der franfche Vryheid, en ais een Ko'ning evenwel, die overhadén is met fchande en vernedering, en in een verfchriklyken kerker gefmeeten? • Kan men ontveinzen, datdaag- fvks een menigte van vreemdelingen, een aanwasfende wolk van Emigranten en Priesteren, de oppervlakte van deeze groote ftad bedekt1? Kan men ontveinzen, dat men naamen en handtekeningen verzaamelt, ten einde, ongetwyileld, om ze te berde te brengen , op een gunftig Oogenblik, en om daar door de onzekerheid en hef wantrouwen over de algemecne begeerte te verfpreiden? Nog eenige dagen en het zal veroorloofd zyn, om Godsdienstlyk in twyffel te trekken , of de verraader ons weezeniyk verfaaden hebbe, of de Tyran weezeniyk zyn Volk vermoordheeft ? — Nog eenige dagen, en de dag ■van den tienden, die altoos gedenkwaardige dag, zal een voorwerp van vervloeking en afgryzing q I wor-  250 GEVOEL EN worden, en men zal vergoedingen en burgerkroonen coewyzen en toezenden aan Capet en Antonetta, om hen, wegens zo veele vernederingen , te vertroosten. Ën, wetgeevers! byaldien 'er , onder begunftigmg van deezen langzaamen en afgepasten gang, dien gy hebt aangenomen, in de ffilheid en donkerheid, zig eene fchuldige partyfehap formeert, die, plotsling en met hevig geweld, u dengeenen ontrukt, voor wien gy verantwoordlyk zyt, wat zult gy dan kunnen antwoorden aan het Volk, dat u met zyn vertrouwen bekleed heeft, en dat onwederftandlyk vordert, dat de dwingland gerechtlyk geoordeeld werde? En bvaldien, onder begunftiging van deezen vryhei Jdoodenden gang, 'er te midden van deeze groote ftad, eene beroering ontfl-aat, eengefchrceuw zig verheft, onderftcund dóór de wapenen en het geweld, welke van u afvordert, om Lodewyk den zestienden op den troon te herfkllcn, wat zult gy dan op dergelyk een aanmaaning antwoorden? Wat eindlyk zult gy antwoorden aan het Volk, dat u met zyn vertrouwen bekleed heeft, en dat begeert, dat de Tyran gerechtlyk geoordeeld werde V Voorkomt derhalven , Wetgeevers! deezen af gryslyken ramp! die het zaad zou zyn vaneenen burgeroorlog. Haast u, om uitfpraak wegens het^lot van Lodewyk te doen. Treeden wy toe ter zyner gerechtlyke beöordeeling, zonder haat, zender drift, Befnoeïen wy alle deeze ellendige ukvlugten, deeze kindenigtige onderfcheidingen, die tot niets anders dienen, dan om de waarheid te verduisteren, en die maar al te  V A N D. M. P » L L I S S I E R. 251 te veel zweem hebben naar de kunstnaaryen der hairkloovende rechtsgeleerdheid. Neemen wy , eindlyk, in dit onderzoek eengerechtsformaan, even zo nieuw als het onderwerp, dat dezelve vordert Ziet hier de vraagen, die ik my voorJtcl optelosfen, ten einde eenvoudig te werk te gaan. I. Is Lodewyk de zestiende fchuldig? II. Ingevalle hy overtuigd zal worden vart fchuldig te weezen, kan hy dan volgens de termen der Conftitutie geoordeeld worden ?^ III. Door wie en hoe zal hy geoordeeld worden? § L Is Lodewyk de zestiende fchuldig? Een getrouw en beknopt tafereel van zyn openbaar leeven, zedert het begin der Rcvolurie, Zal, het verbaasd Europa, een lange keten van Vyandlyke aanflagen en misdaaden, voor oogen ftellen, en voor altoos een voordeelig getuigenis geeven van het geduld en de goedheid des franfchen Volks. Naauwlyks waren de generale Staaten beroepen, of het berouwde hem geweldig, van aan het Volk een ftraal van hoop, ter verligüngvan deszelfs onheilen , gegeeven te hebben. Te vergeefsch verfpreide hy, om zyn fpyt te ontveinzen, verklaaringen, die niet anders ademden, dan liefde voor zyn Volk, en begeerte, om 'er zig door omringd te zien. Deeze fraaie verklaaringen werden eiken dag wederfproken door zyn verborgene redeneeringen en gedrag. Kon hy zig niet verzetten tegen de veréeniging der vertegenwoordigers, wat ondernam hy echter niet al, om 'er de belangrykfte clasfe afkeer te»  S52 G E V Ö E EEN tegen inrcboezemën, en om haar ontrouw aan derzelver Jast te maaken? Hy ftelde onderfcheidingen vast; by maakte privilegiën , vleiende voor den een en vernederende voor den ander. Hy weerde, met afkeer, de braave Gedeputeerden der Gemeenten, zelfs toen, wanneer zy uitdruklyk gelast waren, om zig by hem te vervoegen: deeze eere werd byna niet anders vergund dan aan de Geestlykheid en aan den Adel. Eindlyk ftelde hy een byzonder gebruik voor elke Orde in. Zo veele vernederingen eri afkeerigheeden benamen aan de waare Volksvertegenwoordige?s den moed niet. Zy noodzaakten deOrdens om zig te veréenigen; om by hoofden en niet by orden s te ftemmen, en om eindlyk van alle deeze waarlyk haatelyke onderfcheidingen afteÖaan. Deeze eerfte overwinning vertoornde den 'trotfehen Adel, en de heilige Geestlykheid , aan wie Lodewyk ten ftandvastigften fteun verftrekte. Van toen af bereiden zy, onderling veréénd, over Vrankryk allerlei lyden en rampen. De honger, de brandftigting en de burgeroorlog waren in hun verfoeilyk plan begreepen. Arles, Nimes en Moutauban leverden ;de afgrysïyke nitwerkfels op hunner verraaderfyke kimscnaaryen. Men omringde de Nationale Vergaring, met gehuurde troepen, die ter bezolding vari het Hof Honden. Men riep vreemde regimenten in. Verfoeilyke Bacchusfeesten , die Lodewyk cn Antonetta, door hunne tegenwoordigheid", aanmoedigden, werden fchandlyk gevierd: men trad aldaar de geheiligde tekens onzer Revolutie en vryheid met voeten. — Alles was  v a N d. m« p e l I s s ï e R. 253 was tot de vlugt des Konings gereed. - Maar zo hy 'er geen moeds genoeg toe had om bloed t vernieten, hy had ten miniten het vermaak Zn het te zien/ De braave Paryzenaars ver^ kerden zig toen van den huichelen den Monarch, en bragten hem binnen hunne muuren te rug. Was hy, zedert zyn wederkomst te larys, onbewimpelder en oprechter? -~ Neen. zedert dit tydftip, heeft zyn leeven ftegts een nog aftchuuwlyker zaamenweeffel van verraadery en gruuwzaamheeden geweest. Het was, na dat hy zig plegtftaatiglyk ten Hooft der Revolutie verklaard had, dat hy , fchandlyk verkleed, lafhartig uit het midden van zyn Volk ontvlugtte, en dat hy die tegenveridaaring agterliet, die een formeelcn aflland van de kroon was. indien de Conftitueerende vergadering hem, ten dientvde, gerechtlyk geoordeeld had, hoeveel bloed had zy niet aan de Natie, en hoe veele misdaaden niet aan Capet befpaard! Maar zy wilde hem genade bewvzen , zy verbeelde zig, dat zo veel edelmoedigheid zyne woede ontwapenen, en hem beter maaken zou. Hoe wreed werd zv, in haare verwagting, bedroogen. De wreediiartige Lodewyk, gedwarsboomd in zvne ontwerpen, fteeds zaamenzweerenoe en fteeds ontdekt, ftelde nu geene paaien meer aan zvne verwoedheid, en bcfloot, om zyn ongelukkig Koningryk, aan alle de plaagen over televeren, die het zelve verfcheuren konden. Hy riep nog éénmaal den burgeroorlog, en de wapenen van alle de gekroonde Desfpoten, terzynerhulpe,in. De ftad Arles, die ftad, waar eeneContrarevoluüegezinde Party, gnbefchaarndlyk, deonö ge.  554 GEVOELEN gelukkige Patriotten verdrukte, werd het voor* werp zyner gedienftige beleefdheeden. De verraader Lesfart deed haar overvloediglyk geweeren, oorlogsbehoeften, en wat verder ter haarer verdeediging noodig was, toekomen. Men liet, ongeftraft, toe, dat zy zig verfterkte, en een zoort van Armée oprigtede, beflaande uiteen zwerm van Roovers, die het te Nimes ontfnapt waren. Deeze ftad bevond zig in eene openbaare Contrarevolutie, en de uitvoerende magt juichte, in't heimlyk,deezen opftand toe. Te vergeefscb deeden de Patriotten aan den Ko* ning hunne klagten, toekomen en ftelden zy hem hunne ongerustheid voor : hy floeg 'er geen acht op, en bewaarde beftendig, ten bunnen opzigte , een beleedigend ftilzwygen. Te vergeefsch nam de Keurvergadering van het Departemen des Bouches du Rhöne de verftandigfte befluiten, ten einde aan deeze zo vermeetele onderneemingen paal en perk te zetten; de uitvoerende Magt was 'er weldra van onderrigt, en vernietigde de maatregelen , die zo kragtdaadig haare ontwerpen zouden verydeld hebben. Het graaffchap Venaisfin en de ftad Avignon leverden, ten zelfden tyde, een zielverfcheurend fchouwfpel op van de Koninglyke ongevoeligheid. Dit Volk, 't welk zig, met zo veel edelmoedigheid en langmoedigheid, aan de Franfchen had overgcgeeven, vond zig, in y/eêrwil zyner verééniging, door den Pauslyken aanhang, onderdrukt. Het vorderde bemiddelaars: de Koning benoemde Commisfarisfen , die, ondei? voorwendfel van den rust en den vreede te her» ftellen, aldaar het vuur van haat en vervolging  ontftaken. Zy kwamen 'er , verkogt aan de Ariftocratie, omringd doar vreemde Soldaaten, en dood en fcbrik ageer zig fleepende: onder hunne bloedregeering, werden de Patriotten te onder gehouden , de Ariftocratie zegepraalde, en weinig verfcheelde het, of de zuidiyke oorden werden getuigen van eene volkomene contrarevolutie. Het Camp van Jalés, waaralle de Misnoegden en wederfpannige Priesters zig veréénigd hadden, leverde nog een ander rustpunt van hoop op voor den contrarevoludegezinden Capet. De eerlooze Saillant, het hoofd deezer dweepzieke bende, was in volmaakte verftandhouding mee de Broeders van den Koning, en deed niets dan op hunne aandryving. De bewyzen hier voor zyn by het Comité van algemeene veiligheid. Zal ik eindlyk fpreeken van die Legermagt, die, op bevel des Konings, op de zuidiyke Departementen aantrok, en welker byzondere lasc was, de Partyzugtigen en de Roovers te beteugelen? Men ging^de Patriotten verdrukken: Witgenftein overlaadde hen met bedreigingen, en zyn Leger ftond het fchild en de toevlugt van de Ariftocraaten te worden : Gelukkig trok hy flegts door, en de vuurigc Bewoonders van het zuiden verdreeven deezen Kneveldraager van het noorden verre van zig weg. Het was in het oogenblik, waarin Lodewyk zo kragtdaadiglyk arbeidde, ter verllooring van den binnenlandi'chen vreede, dat hy, van een anderen kant, den vyand tot een inval op ons grondgebied uitnoodigde: het was in dit oogenblik, dat zyne Broeders, op zyne aanftooking, van het eene Hof naar het andere liepen, ter fchep-  S5Ö ©EVOELEN fchepping van een Eedgefpan, dat rampzalig voor Vrankryk zon geworden zyn, waren onze yerraaders niet ontmaskerd geworden, en had een Befehermëngei niet over ons lot de wagt gehouden. Onlterflyke dank zy hunner werkzaamheid en hunner zorgen gegeeven ! Gelukkig voor de vryheid der Volken en den val dei? Koningen, veréénigden Oostenryk en Pruisfchen zig, door de overéénkomst te Pilmtz. Rusland en Zweeden vervoegden zig by dit bondgenootfchap: Savoïen wapende zig: Spanje eri Zwitierland maakten toebereidfelen: Engeland eind* lyk hield op alles een waakend oog. Onze grenzen echter waren zonder verdeediging; onze fterke plaatfen in een flegten toeiland, en gefield in 't vermogen van verraaderïyke Hoofden; onze Legers zonder .kragt en zonder krygstugt; onze voorraad was byna van "een betekenis, Te vergeeftch werd de Wetgee? yende Vergadering en geheel Vrankryk door ongerustheid en vrees bezield, wegens deeze voorbereidfels; Capet, altoos verraaderlyk, hield hen in de dicpfte gerustheid: hy bepaalde zig niet, om de Natie ten opzigte haarer gevaaren te verlichten, dan toen hy zig genoeg in flaat gelooide te zyn, om haar te overweldigen en te onderwerpen. Hy veroirzaakte toen de oorlogsvcrklaaring: de vergadering flemde 'er in' toe , en de verwoesting , de plundering, de moord en de brandfligting waren de inleiding van dit verfchriklyk verraad. — Rysfel en Thionville! vqof altoos vermaarde Steden! dat de toekomende geflagten, met verwondering, uwe lfandvastigheid en uwen moed verncemen; maar dat zy tcffens weeten, dat gy «Ml  vand. m. pell1ssier. aan de barbaarseriheid van den laatften onzer Koningen, de brandfttgtirtg en vernieling uwer haartttcden verfchuldigd zyt. Maar wat deed Lodewyk de zestiende, toen S-ehcel Vrankryk in de geweldigfte ongerustheid was, en toen alle vereenigde rampfpocden gelyklyk op hetzelve nederftorteden ? Hy was om-: nngd van inconftitutionele Priesters, die hy? met uitfluiting van anderen, tot zyne Godsdienstoefening bezigde. Hy verdreef' de deugdzaame en vaderlandminnendeMinisters; hen deugnieten en contrarevolutiegezinden tot opvolgers gecvende. Hy betaalde en behield een Garde by zig, die door de Natie was afgezet geworden. Hy riep alle Misnoegden en Dweepzieken van hec Ryk by zig te Parys. Hy onderhield een Milkairhüis te Coblentz. Hy bezoldigde de Libelfchryvers, ten einde de Asfignaten in wankrediet te brengen,en de Wetgeevenr de Vergadering verachtlyk te maaken. Hy deed den moord en de ontbinding der Volksgezinde Sociëteiten prediken. Hy onderhield briefwisféling met onze Emigranten; hen vetmestende van "zyne civilelyst. Eindlyk gaf hy, op den tienden Augustus, het teken tot moord en flagr tin"-, en liet zyn Volk, op eene onmededoogende wys, vermoorden. Lodewyk de zestiende derhalven is overtuigd, van den verklaarden! vyand van den Staat geweest te zyn , en van zig fchuldig gemaakt te hebben, aan de misdaad van hoogverraad tegen de Natie. Slagtöffers van het veld van Mars en der TuilJeries! bloedige Helden! opgeofferd voor onze? vryheid; mogt de ftraf van Capet toereikende weezen, om uwe fchimmen te beyreedigenl , u. deül. R mogr,  *$B GEVOELEN moge deeze ligte vertroosting zo veel bekommering en bitterheid verzagten ! De Natie zil hec u niet weigeren; want Lodewyk kan gerechtlyk geoordeeld worden; ik bewys het. Kan Lodewyk de zestiende, overtuigd van w.isdaad van hoogverraad , gerechtlyk geoordeeld worden^ volgens de bewoording van de Con/litutie, Het is tegen het weezen van het ffaatslighaam,; dat de Souverein zig een Wet oplegt, die hy niet kan verbreeken. Eene groote Natie ontleent haare Souvereiniteit niet anders dan van de natuur: zy kan, wanneer zy wil, haare wetten vernietigen , door zig nieuwe wetten te geeven. De troonen en de koningen zyn niet anders dan haare Amtenaaren; zy kan, elk oogenblik, rekenfehap van hun vorderen en hen vernietigen, wanneer zy misbruik van hunne bediening gemaakt hebben. Men ziet by de Volken zo weinig voorbeelden van de uitöeffenfng van dit hun vermogen, om dat zy ongevoelig hunne rechten vergeeten, en de Koningen dat geene overweldigd hebben, het geen aan den waaren Souverein, aan de Volken toekwam. Doch ik durf aanvoeren, dat de Conftitueerende Vergadering, aan den weezenlyken Souverein van Vrankryk geen volflrekten meester geeven kon, die onafbanglyk van alle wetten was: dat zy, om zo te fpreeken, zyne vryheid niet vervreemden kon , zonder dien zelfden Souverein geraadpleegd, en zyne fanftie verkreegen te hebben. Indien deeze toeflemming niet plegdg en wettig is uitgefproken geworden t  VAK D, M. F E H 1 J S I »5J| den, dan beftaat 'er voor hem geene verbindende Wet. Hy kan door geen verdrag verhouden, zyn, in 't welk hy niet getreeden is. Maar al ware hy 'er ingetreeden, gelooft men dan, dat de Nationale Conventie, thans van een onbeperkt gezag voorzien, dit kinderagtig Decreet van onfchendbaarheid, zonder onrechtvaardigheid , niet vernietigen, en den Kaning gerechtlyk beöordeelen kan, even als ware by 'er niet mede bekleed geweest , en gelyk als een eenvoudig byzonder perfoon? Gelooft men) ( dat hy, die alleen het recht heeft van te beveelen, zig een verbindtenis heeft kunnen opleggen, die hem zelfs de hoop niet zou overlaaten, om éénmaal zyn Amtenaar onder zyn bereik te zullen krygen? Gelooft men eindlyk, dat hy» die de voorrechten en de rechten fchiep, welke by noodzaaklyk oordeelde te weezen voo? zyn geluk, dezelve niet .weder in het Niet kan nederflorten, zo dra zy gevaarlyk voor zyne vryheid worden? De franfche Natie derhalven kan de bevoegdheid niet vervreemden, die zy van de natuur en de rechtvaardigheid ontving, om naamlyk haar Koning te blyven behouden] of te vernietigen, vergiffenis te fchenken ofte ftraffen, en aldus kan geene Conflitutioneele Wet Lodewyk Capet aan eene gerechtlyke beöordeeling onttrekken. Ik zeg meer. Volgens de bewoord ngen van de Conftitutie zelf kan hy gerechtlyk geoordeeld] worden. Ik verklaare my, voor alles, op het groote woord onfchendbaarheid. Nooit heb ik anders verbeeld, in de aanneeming van dit.denk» R * beel|  SÓO GEVOELElt beeld te zien, dan een ftaatkundig middel, om den Koning eerbiedwaardiger en belangryker voor het Volk te maaken: ik zag'er niet anders in,, dan het voorneemen, om hem met eene bevoorrechting te bekleeden, die hem in veiligheid ftelde, tegen de gerechtlyke eifchen en vervolgingen van een byzonder perfoon , van een op zig zelf ftaan.d perfoon, wegens bedryven , tot zyne ftandplaats betreklyk. Ongetvvyffeld moest de Koning, om de eer en de. waardigheid van de Natie zelf, wier eerfte Vertegenwoordiger hy. was, niet verachtlyk gemaakt, niet ontëerd kunnen worden :. ook moest zyn gezag onafhanglyk zyn van alle ander gezag, teneinde hy, in de uitvoering zyner magt,' niet gehinderd of gellremd wierd. Ziet daar, in welke betrekking en in wat zin ik, zonder tegenlireeven, in zyrie onfchendbaarheid bewilligd heb: maar, nooit heb ik my kunnen verbeelden, dat men, door dit pragtige voorrecht, den monarch onafhanglyk van de Natie begeerde te maaken, en zelfs boven de Wetten te verheffen: dit zou hy echter zyn, indien hy, ongeftraft, zyn Volk had kunnen vermoorden, zynen (laat berooven , denzei ven verdeelen en verlooren doen gaan; indien hy eindlyk niet gerechtlyk geoordeeld kon worden. Neen! ik geloof geenzins, dat men, op eene zo verfoeijelyke wys, en het recht der Volken, en de Wet heeft willen fchenden, welke zegt: Dat, zy dezelfde is voor allen, het zy zebefchermt, het zy ze ftraft. Maar ik open de bladen der Conftitutie, en in die zelfde Artikels, die men befchouwt als een  VAN D. iVI. PÈLLlSSlËR» 2ÖÏ een veilige haven, ter vcrmy ding van fchipbreuk voor den Monarch, zie ik niet anders dan klippen en doodvonnisfcn. „ Indien de Koning, word aldaar gezegd: zyn eed herroept; indien hy zig aan het hoofd eener legennagt Helt, of'er de kragten vaninrigt tegen de Natie; of, indien hy zig niet, door een.formeelc daad, tegen dergelyk eene Ondernecming verzet, welke, op zyn naam, ten uitvoer zou gebragt worden; dan zal hy gehouden worden, afftand van de kroon gedaante hebben. Na den voorbedagtlyken of wettigen afftand, zal de Koning in de clasfe der Burgers zyn, en even gelyk deezen gerechtlyk geoordeeld worden, voor daaden begaan na zynen afftand." Welnu, Wetgeevers! Lodewyk de zestiende heeft zynen eed herroepen; hy heeft zig aan het hoofd eener legermagt gefteld ; hy heeft de kragten daarvan tegen de Natie aangewend, wat moet 'er dan nog meer zyn, ten einde hy, als een verraader, gerechtlyk geoordeeld en geftraft werde? Toen Lodewyk de zestiende lafhartig zyn post verliet, naar Varennes vlugtede en eene verklaaring tegen de Conftitutie van het Ryk agterliet, herriep hy toen zyne eeden niet? en deed hy aldus geen afftand van de kroon? Ikbegeer derhalven, dat hy, van dat tydftip af, in de clasfe der Burgers vermengd, en, even gelyk zy, gerechtlyk befchuldigd en geoordeeld werde, voor alle de daaden, die hy gepleegd heeft, tot op den tienden Augustus toe. Toen hy aan den verraader Bouillé eene fteedsduurende erkentenis opdroeg; toen hyhemmilR 3 de  ft&è GEVOELEN denken toevoegde, voor het bloed, dat •: had doen ftroomen, en toen hy eene arde te Coblentz onderhield, fchond eeden niet? en deed hy geen af , .skroon ? Ik hegeer derhalven ,dat ;;: tydftip, met de Burgers vermengd, ïlyk zy, gerechtlyk belchuldigd en wèrde, voor alle de daaden, die g .an hebbe, tót op den tienden Augüstus W. Toen zyne Broeders, op zyn bevel, hetEed•gefpan der Koningen en den geesfel des oorlogs tegen Vrankryk veroirzaakten, bevond hy zig toen niet, pnzigtbaar, aan het hoofd der vy"andlyke Legers? en deed hy aldus geen afftand Van de kroon? Ik begeer derhalven dat hy, zedert dit tydftip, met de Burgers vermengd, en even gelyk zy, gerechtlyk befchuldigd en geoordeeld werde, voor alle de daaden, die hy gepleegd heeft, tot op den tienden augustus toé. Toen 'eindlyk die benden Roovers het FranTche grondgebied naderden, en zy aldaar het «waard en het vuur overbragten, wederftond by toen, door een formeele daad, eene onderneeming, die, in zynen naam , ter uitvoer werd gebragt? en deed hy, door dit zyn ftilzwygcn, geen afftand van de kroon des ryks? Ik begeer 'derhalven, dat hy, zedert dit tydftip, met dè Burgers vermengd, en, even gelyk zy, gerechtlyk "befchuldigd'en geoordeeld werde, vooralle de daaden, die hy gepleegd heeft, tot op 'den 'tienden Augustus toe.. Volgens de onverander! yke regels der natuur t'Tder bilfvkheid; volgens de uitfpraaken der 'Gorr-  VAN D. M, f ï 1 1 U sin, a«3 Conftitutie zelf, kan Lodewyk de zestiende geïechtlyk geoordeeld worden. Door wie moet Lodewyk de Zestiende gerechtlyk geoordeeld worden ? Indien ik niet anders raadpleegde dan de misdaden van den geweezen Koning, en zynen ftaat van eenvoudig Burger, waartoe de LonjHtutie hem, na het pleegen zyner wanbedryven, gebragt heeft, dan zou ik vorderen, dat Lodewyk door een gewoone lyfftraflyke vierfchaar geoordeeld Wierd: die van Parys zou boven anderen de voorkeur verdienen, vermits de voorïiaamfte misdaaden » in derzelver omtrek gepleegd zyn geworden, maar Lodewyk heett Koning geweest: de vooröordeelen zyn nog niet geheel vernietigd: het geheugen van zyne afkomst en zyne majefteit is nog niet uitgewischt: men moet derhalven iets toegeeven aan de beguichelingen en aan de dwaahngen, die zyn oude ftaat gekweekt heeft: men muet hem op een andere wys oordeele n dan de overige Burgers; maar aan wie moet dan deeze gewigtige beöordeeling worrten toevertrouwd? Kan de Nationale Vergadering 'er mede bekleed worden? Wanneer men het oog vestigt op de magt, die het Volk haar toevertrouwd heeft, dan fchiet 'er geen de minfte twyffel over, of zy kan zig niet met dit onderwerp onledig houden, zonder het beftuur deezer zelfde magt te veranderen. De Nationale Conventie is door het Volk geroepen geworden > om aan het zelve Wetten en eene Conftitutie voorteftellen ; maar niet om zig tot een rechtsöeffenend Lighaam te ftellen, en uitfpraak over eenig misR 4 daa*  fc&f BEVOELEN daadiger te doen. Ongetwyffeld kan zy het Decreet van befchuldiging tegen Lodewyk den zestienden uitfpreeken ; het is aan haar alleen, dat dit recht toekomt, als mede dat, öm alle de (lukken te verzamelen, die ten laste vari den fchuldigen zyn; maar daar is het ook, dat haare bedieningen zig bepaalen moeten. Het zou ongerymd weezen , wanneer zy, beurtiings, gezwooren befchuldiger, vonnisvellcr en ftraftoépasfer weezen wilde. Ik zou derhalven voordellen: i° Dat de Nationale Conventie daadlyk de keurvergaderingen van elk Departement der Republiek i in hunne hoofdplaatfen , beroepen doe. aü. Dat aan elk deezer Vergaderingen gelast werde, om, met luider Hem , en eeiu volflrekre meerderheid van Hemmen, twee Burgers te verkiezen, en dezelven te bekleeden met eene .bepaalde magt, om den Koning gerechtlyk te bcöordcelcn. 3°. Dat de verkoozen Leden, onmidlyk na hunne benoeming, zig naar Parys begeeven. '4°. Dat 'er, uit den boezem der Vergadering, eene Commisfie benoemd werde, om alle de (lukken, betreklyk den geweezen Koning te verzamelen, en dezelve i beneffens het Decreet van befchuldiging-, door haar uitgefproken, te overhandigen aan de nieuwe vierfchaar. 5°, Dat de Rechters, in 't bezit van deeze Hukken gefteld, dadelyk overgaan tot de beoordeeling van Lodewyk j volgens de reegelcn Van onze gerechtsordening. 6°. Eindlyk zou ikbegeeren, dat hun von-' bis ouBerroeplyk en zonder appèl ware, en dat hef  VAN D. M. PELLJ.SSIER» 9.6$ het Volk het recht van Hetzelve te fanclionneeren niet wierd voorbehouden, dan m gevalle dat Capet niet ter dood verweezen raogt worden, fclke keurvergadering kon van deeze verftandigé voorbehouding zig verzekeren, by het verleenen der magt, waarmede zy haar zendelingen bekleedede. Dit Artikel zal mooglyk een weinig hard fchynen voor zekere tvyftl* moedise enkiefche perfoonaadjen: maar datzy dan bedenken, dat Lodewyk-ten hoogften fchuldig is, en dat, byaldien hy onttrokken kon worden aan de ftraf, die zyne misdaaden verdiénen, zulks niet anders gefchieden zou, dan om dat zyne Rechters omgekogt zouden zyn, of het vertrouwen des Volks zouden verraaden hebben; X' . Wat Maria Antonetta betreft: zy heeft tteeds tot de gewoone clasfe der Burgeresfen behoort, en men doet haar voorzeker te veel eer aan, door haar een thans zogloricrykrechttoeteftaam Zy moét door eene gewoone lyiftraflyke vierfchaar geoordeeld worden, die het Volk wreeken zal, wegens alle de verwoedheeden, die zy op het zelve heeft uitgeoefend. & 5  GEVOELEN VAN Gedeputeerden van het Departement DE SEINE ET OISB 'Betreklyk de gerechtlyke beöordeeling van den geweezen KONING. BURGERS^ lUw Comiré van Wetgeeving heeft u een verftandig Rapport gedaan, betreklyk het rechtsgeding van den geweezen Koning. De vraagen, welken gy te beflisfen hebt, zyn van een zeer groot gewigt. Europa verwagt derzeiver oplosfing van uwe wysheid. Het is hier vooral, dat wy ons te wagten hebben voor geestvervoering, en dat wy alle driftsberoeringen vermyden moeten. Het is in de zaamveréénde kragt der reden, dat wy onze perfoneele gevoelens moeten voorbereiden en ryp laaten worden , ten einde op de verfchillende punten xm deeze groote zaak een uitfpraak te doen, die  VAN M. }. C H E N I E R. 2(5^ die niet verworpen word door de vierfchaar van Europa, noch door die van de Nakomeling, fchap. . Kan Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden? — Zal hy gerechtlyk geoordeeld worden? Dusdanig zyn de vraagen, welke ik thans ga onderzoeken. Indien ik u myne ganfche gedagten moet zeggen, dan geloof ik , dat deeze vraagen naauwlyks het onderzoek waardig zouden zyn, zo hét alleen de zaak ware, om de Nationale Conventie, of zelf de franfche Natie te overtuigen: maar wy arbeiden voor Europa en voor de waereld, en van het oogenblik af, dat Luiden, die niet zinneloos zyn, geleid door de vooröordeelen der gewoonte, en door eene verflaafdheid aan de befchroomde redeneering, hunne twyffelingen kunnen opgeeven, moeten wy hunne tegenwerpingen vlytig overweegen. Het is geënzins de zaak, om zulke Huichelaars en Dweepers té wederleggen, die voorwenden, dat de Koninglyke magt van den Hemel daalt, en dat deKoningende Zoon-tl van God door aanneeming zyn. Allerwegen zal de 'Koninglyke Godsdienst met zyne tempelen eh apostelen vallen, en wy zullen debuitenfpoorigè leerftellingen van den verëénigden troon en altaar aan die vergetelheid opofferen , welke zy Waardig zyn. De eenigfte tegenwerpingen-, die, zónder krankzinnigheid gemaakt kunnen worden, vloeien voort uit het beftaan der Conft'turie en uit de verklaaringen gegecven aan den Conftiturioneelen tekst De Koninglyke onfchendbaarheid zal de mmst ongerymde bewysredenen zyn voor dezulken, die, in de onSerfcheiden oorden van Europa, zouden willen ftaan-  268 G E V Ó K fc E rf Uaande houden, dat Lodewyk de zestiende nietgerechtlyk geoordeeld kan worden. Zy, die dit gevoelen zullen aanneemen, moeten noodwendig twee zaaken vöorönderftellen! De eerfte , dat de Conlhturioneèle Wet zig formeel aankant tegen de gerechtlyke beöordeeling van Lodewyk den zestienden ; 'de tweede, dat de Conftitutie der drie jaaren, 'die de ftigting der Republiek zyn vooralgegaan, een waar en weezenlyk maatfchaplyk verdrag zy , tusfehen het Volk en den geweezen Koning. Maar, Medeburgers! is het, vooreerst, wel waar, dat de Opftellers der franfche Conftitutie, de Koninglyke onfchendbaarheid, die wondei'baarlyke theorie, u'ic Engeland in Vrankryk evergebragt, en met Zo veel zorg voortgeplant, door alle de Staarzugrigen , die, in de fchaduw van den troon , heerfchen wilden, — zo verre hebben uitgeftrekc? Is het wel waar, dar Lodewyk de zestiende, uit hoofde onzer trecten, het uitlluitend voorrecht bezat, van jiftsdaadig te mogen zyn? Is het wel waar, dat fcy Conftitutionee! het recht bezat, ómdeNatfe tc verraaden en de Burgers te vermoorden ? Zeker, indien een dergelyk recht, ik zal niet zeggen erkend, mrar een oogenblik onderzogt ware geworden in de Nationale Conftitutie, Z'Vj het ook Jcrtcriyk door de Conftitutie moeten vereeuwigd zyn geweest, en ik vraag u, of eene Conftitutie, die dergelyk een recht vereeuwigde, niet het wanfehapenfte gedenkftuk der menschlykc onzinnigheid zou weezen? Nergens, Medeburgers ! zyn de wanbedryven, waarvm hier de vraag is, voorzhn geworden in de Conftiiutioi.eeie Afte: men ipreekt da^r flegts  yp.M. J, C II E S I U. 2.6$ flegts van gevallen, waarin de Koning voor krankzinnig verklaard, of waarin hy gehouden zal worden, afftand van de Koninglyke waardig» heid gedaan te hebben. Ongetwyffeld legt men Lodewyk den zestienden misdaaden te last, die de afzetting moeten naar zig lleepen; maar men, tygc hem ook de misdaad aan van qnöphoudlyfc de& Natie verraadcn te hebben; de misdaad, van tegen het leeven der Burgers zaamcn'zwecringen te hebben aangegaan , en van de banden der groote Maatfchappy te hebben willen ontbinden : doch deeze vyandlyke aanflagen zyn niet vermoed geworden in de Conftitutionecje Afte ; niets is aldaar bepaald geworden, wegens de ftraf voor een Koning, die dezelve begaan zou. Wanneer de Conftitutie zwygt, dan vertoont zig het lyfftraflyk.wetboek, en gy weet welk een uitfpraak dit doet tegen de zaamenzweetders. Maar, wanneer de Conftitutioneele Aéte aan Lodewyk den zestienden aleens, zelfs na das hy alle misdaaden gepleegd had, waarmede men hem befchuldigt , deeze volftrekte onfchendbaarheid toeftond, welke daarin beftaat, van nooit ter gerechtlyke beöordeeling gefield te kunnen worden, zou hy dan de onbefchaamdheid hebben, om, ter zyner verdeediging,eene Conflitutie interoepen, die hy heeft willen omkeeren ? Zou hy voorwenden dat zy een waar en weezenlyk verdrag tusfehen de franfche Natie en hem is? In den naam des gezonden verftands, wat is dan toch dit maatfchaplyk verdrag tusfehen een Volk en een perfoon? Welk is dan dit vreemd maatfchaplyk verdrag, dat, door de verdragmaakende partyen, niet onder -  %T° G B ?- Q S t> $ W h'ng is aangenomen gewordend Medeburgers! moet men u de verduisteringen ernnneren, die het zwakke licht der Conftitueerende Vergadering hebben aangeduid? In uwe eerfte zitting, hebt gy eene plegtige hulde aan de Nationale Souvereiniteit afgelegd; gy hebt erkend, dat het Volk, 'het geheiligd recht heeft, om de Conftitutie, door zyne Amtsbedienaars opgefteld, aanteneemen of te verwerpen: geen uwer Decreeten vereert u meer, en glorie zy de Reden van het algemeen, wier vorderingen zo fneï zyn. Naauwlyks is 'er een jaar verloopen zedert het tydftip, waarin wy de Amtenaars des Volks , even gelyk gy eene Conftitutie opftellende, zien verzoeken, ja! zien koopen hebben, door vryheiddoodende hoflykheeden, de aanneeming van eenen meineedigen Koning,, en niet anders vergeetende dan de aanneeming des Volks. Gy hebt hen, dit kan ik zeggen voor de Leden deezer glorieryke minderheid, die zig onbefmet bewaarde te midden in den boezem der algemeene verleiding, — gy hebt hen de eeden zien beveelen, ten opzigte van. een man, die alle. de zyne gefchonden had; en de fchuldige overéénkomst, tusfehen een Despoot en trouwlooze vertegenwoordigers, zien verzegelen. Het Veld van Verééniging isL bezoedeld geworden met het bloed der Burgers, die, in een manmoedig voorftel, het gerechtlyk vonnis van een verraader vorderden, en, als van verre, de eerfte grondflagen van de Republiek wierpen. ö, Zo Lodewyk de zestiende van de Natie' vorderen dorst, om, ten zynen opzigte, dit zogenaamd maatfchaplyk verdrag niet te overtree-»  TAN M. J. ( H I H 1 ! V *T* treeden, dan zou het zelfs niet eens noodig weezen, hem te doen opmerken, dat, na het, uit al zyn magt, verwoest te hebben, hy het recht niet heeft, om 'er de uitvoering van teeisfchen. Zou de geheele Natie zig niet kunnen verheffen en hem aldus antwoorden; „ Ik erken geenzinst dit maatfchaplyk verdragr.de eeden, door hec geweld afgeperst, wettigen de tyranny niet. Ik heb het voorrecht van te mogen verraaden aan u niet toegedaan. Ga heen, en zoekt de wetgeevers, die u met weldaaden overlaaden hebben , op het oogenblik, waarin zy de overtuiging uwer misdaaden verkreegen: zy waren myne Vertegenwoordigers; zy hebben u, Conftitutioneel, tot een Despoot, en my, Conttitu» tioneel, tot eene Slaavin gemaakt; hun maatfchaplyk verdrag is het myne niet: dit heeft geen ander beflaan, dan tusfehen u en hen: het verbond my even gelyk het oude Despotismus, zonder myne toeflemming en tegen myn dank ; het is derhalven, volgens recht, nul en van onwaarde ; dit was het altoos, en het kan niet ingeroepen worden, tegen myne Souvereiniteit, die gy niet opgehouden hebt met voeten te vertreeden.'' Zodanig zou de taal der Natie weezen, en ik begrypniet, wat men haar redelyker wyze tot wederantwoord zou kunnen geeven. Thans, Medeburgers! klimt tot. eene wysgeeriger hoogte op, die der Nationale Conventie van Vrankryk waardiger is Verheft u tot de oirfpronglyke denkbeelden der rechtvaardigheid, die de natuur, in de harten der menfehen, gegraveerd heeft; dieniet hebben kunnen uitgewischt worden, door de gewelddaadigheeden der dwing, Jan-  %f% GEVOE LEN jartdy en de gewoonten der flaaverny, die niet verduisterd hebben kunnen worden, door de Drogredenen met het fpinrag der Gods- en rechtsgeleerdheid omwoeld, en die zig, zonder wcezensvcriindering, ftaande s>ehoüden hebben, by alle Volken, dwars door den ftroom der erflyke vooröordeelen, en der dwaalingen van veertig eeuwen heen. Luistert naar deeze natuurlyke zedenleer, de bron der algemeenezedenkunde, de grondflag van alle maatfchaplyk verdrag, bet beeld der verklaaring van de rechten van den Mensch: zy is het, die, in de revolutiegezinde Volksbeweegingen, de tusfehenregeering der wetten vervulde: zy is het, die den opftand van de muitery, het tyrannendooden van den moord, de wederftand tegen de onderdrukking van de onderdrukking zelf, de onfterflyke dagen van den veertienden July en den tienden Augustus, van de doemwaardige nagten van den St. Bartholomeus en van den tweeden September, onderfcheid. Wel nu, indien gy in de vraag, die bet hier betreft, deeze eeuwige Wet, deeze Conftitutie van alle Volken, raadpleegt, dan zal zy u zeggen: Hy, die een misdaad pleegt, moet geflraft worden. Hy, die eene Natie verraad, begaat een groote misdaad. Indien deeze Natie hem met eene onmeetlyke magt bekleed heeft; indien zy hem met weldaadigheeden overhoopte, dan is de misdaad van-zodanig iemand, de grootfte, die gepleegd kan worden. Volgens deeze aanmerkingen, Medeburgers! Heflnit ik tot de gerechtlyke beoordeeling van Lodewyk den zestienden. Maar alvoorensgyuitr ipraak doet,, dat hy gerechtlyk geoordeeld zal. ■ . W9Ï-  VAN M. J. C W E N I E Ik.' Worden, vorder ik, met den burger Gregoire, dat deeze laatfte Koning der Franfchen, voor de balie der Nationale Conventie, gebragt, en by aldaar gehoord werde. Terwyl van het noorden tot het zuiden, onze overwinnende Legers den grond zuiveren, die door de dwinglandy bevlekt was; terwyl de vryheidsklok, door geheel Europa, het eerlle uur der Volken, en het laatfte uur der Koningen luidt, ftaat het aan u, Medeburgers! om aan het Rechtsgeding van Lodewyk den zestienden, en der Koninglyke waardigheid , dien indrukmaakende kracht te geeven., die welvoeglyk is voor de rechtvaar^ digheid en de majefteit des Franfchen Volks, *, DEEI,]  GEVOELEN VAN DEN BURGER JP. 7. JD. G- WJLTTJJlMr Gedeputeerden van het Departement i DE LA SEINE INFERIEURE riend der menfchet), was ik fteeds de fëntimenteele vyand der Koningen. Titus Trajanus, Marcus Aurelius, waarvan de Gefchiedenis zo veel goeds vermeld heeft, bezaten een zeer leevendigen zweem van S taatswreedheid. De bezitting van het volftrekt oppergezag zou zelfs de deugd verleid en bedurven hebben. De Mensch-koning, onder hetgezigtspunt der Wysgeerte, is, even gelyk wy, niet anders, dan een ellendig fterveling, die zig niet anders, dan door het gebied der misflagen en des gewelds, aan de ingeeving der wetten heeft kunnen onttrekken. Uit het oogpunt der Wet befchouwd, word myn ziel, door den eerbied voor haar, ter gunfte van Lodewyk getroffen. Het zyn dan de Wetten , die de Dwinglandy befchermen! Franfchen! gy hebt, door de ftem uwer Verte Wegens deeze Vraag: Kan de geweezenet Koning te recht gefield wordend  f A » f. if D. P. r A Ü K t. tegenwoordigers, tegen den laatften uwer Mo.narphen gezegd: Uykuntu, ongeflraft, aar» het hoofd eener vreemde Legermagt Hellen, ten einde ons te beflryden, dit zal u niet anders kosten, dan de afzetting." Barbaarfche, bui- tenfpoorige Wet! — maar zy heeft eep be? ftaan. Ik maan u op uw woord en op uwe geden. Verre van ons, die drogredeneerkundige onderfcheidingen, die het vernuft, op de py nbank gelegd, gebaard heeft, om den Merischkoning aftefcheiden van denbyzonderen mensch r dit zou re fcheiden weczen hetgeen onverdeelbaar is. Verre van ons die listige midder len, die, by voorbeeld, beftaan, in party te trekken van de affchaffing der Koninglyke waardigheid, om op den Befchuldigdendeftraffen van den Burger toetepasfen, even als of de misdaaden niet gepleegd waren geworden in hec tydsgewrigt der doorlugtige hoedaanigheid, die hy verlooren heeft. Verre van ons alle dié rechtsgeleerde fpitsvinnigheeden, ten einde Haande te houden, dat de onfchendbaarheid, vast.gefteld door de Conftkueerende Vergadering^ zig niet kan doen gelden ten opzigte van dar foort van misdaaden, waaraan de Monarch zigj fchuldig gemaakt heeft, even als of die, waarmede men hem begeert te befchuldigen, veel zwaarder waren, dan de mooglykheid, om zig aan het hoofd eener vyandlyke Legermagt te ftellen, om ons te vermoorden. Die Wetheefc de ftraf van de afzetting uitgefproken, en gy kunt 'er de geftrengheid niet van vergrooten, zonder u, in de oogen van het Heelal , mee fchande te overdekken. Hebt gy niet, laatstlyk^ het grondbeginfel geheiligd, dat daar, waar dés •Sa'  Wet zig niet met ronde woorden verklaart, gf dezelveeniet uitleggen kunt, en de misdaad ongelb-aft moet blyven? Van de regels aftewyken ten opzigte van den laatften uwer Koningen, is eene onrechtvaardigheid, waaraan gy u niet zult fchuldig maaken. Slaat, ter vlugt, het oog op de gefchiedenis. De dood van Karei den eerften was de voornaame oirzaak van de herftelling der Koninglyke waardigheid, by een Volk, veel te verlicht, om de Koningen te beminnen. De ftraf van den Vader bepleitte de zaak van den Zoon. Het Volk geeft zig zomtyds aan de beweegingen der aandoenlykheid over, fchoontegenftryd'g met zyn eigenbelangen waar van men noch de uitberfting , noch de zinloosheid berekenen kan. By de omwenteling van jacobus den tweeden , die insgelyks een Zoon had , nam men andere maatregels; men bevorderde zyn vlugt , en zyn Zoon deed vergeeffche poogingen, 'om weder ten troon te ftygen. Geeft aan de waereld een verheven denkbeeld van deugd en grootmoedigheid. Doet Lodewyk Capet in deeze doorlugtige Vergadering komen. Dat hy aan de balie verfchyne,' en zegt dan tegen hem „ Gy zyt geen Koning meer: „ dusdaanig is de wil van het Volk. Wy verwy„ deren het tafereel uwer wanbedryven van voor„' uwe oogen. Wy zyn in dit geval te aandoen- lyk. Wy waren uwe Kinderen, engybegeer„ det ons om hals te brengen, Gy hebt den „ dood verdiend, en wy laaten u het leeven. „ Wy doen meer; wy maaken u tot een fransch „ Burger, ;— een tytel, die grooter is dan ,j dis»  van p. j. ». «• f k v x t. v?f 7, die van Koning. Zodanig was het denkbeeld „ der Romeinen. Fabricius zou met den Ko* w ning van Epirus niet hebben willen ruilen, „ noch de laagfte der Romeinen met Jugurtha. Al„ dus verheft het franfche Volk u, in ftede van „ u te ftraffen." Hoe, Medeburgers! gy kunt u dan niet anders, dan een verfchriklyk denkbeeld vaneen Mensch-koning vormen, die, zonder gevaar in uw midden leevende, alle de wetten def evengelykheid in acht neemt ? Het franfche Volk is dan zo groot niet als een eenvoudig Koning van Engeland, die zyn Mededinger, na hem overwonnen te hebben, in zyn keuken fchikte? Dit was niet anders dan een Gelukzoeker, ik fta het toe; maar handelt de Semiramis van het noorden eveneens, ten opzigte vanPugatchef? Het was Cromwel, en geenzins het Engelfche Volk, die zyn Koning een proces aandeed. Maar wat is Lodewyk Capet, beneffens zyn ganfche geflagt, toch anders dan een Gelukzoeker, met betrekking tot de geheiligde en onvervreemdbaare rechten van het Volk ? Waar zal hy vrienden vinden? In dearmée? daar zal hy vermoord worden. Binnen in het land? Zyne vrienden zyn verachtjyke, lafhartige of zwakke weezens, reeds voorlang tot zwygen gedoemd. Een waar Republikein is wild noch wreed: hy is ftandvastig gelyk Cato; zyn fiere en verheven ziel verjaagt de Koningen; maar hy verlaagt zig niet, om zyn geest te vermoeien, met de betwisting der wetten en der ftaatkunde, ten einde Koningen te llraffen. Een der voorgeflemd hebbende Leden heeft die geenen als zwakken gewraakt, die het gevoelen weigerden te omS 3 kei-  ëÊVöfckfci* jiëizeri, van den geweezen Koning gerechtlyk , të oördeelen; maar ik , ik zeg, dat de zwakheid inzonderheid daar beftaat, waar men bëdugtheid vind voor een leevende fehim, dié jhéh verjaagen wil. n De Conftitueerendé Vergadering had aan Capet dertig millioenen voor de civiele lyst ïoegeftaan, zonder zig te bemoeien met het gebruik, dat hy 'er van maaken zou: zy had hem bet opfchortende Veto toegeftaan, van hetwelk hy Öpenlyk een kwaad gebruik gemaakt heeft: zy heeft hem de verkiezing van zyne Ministers toegeftaan, die, beroepen door Antonëtta; onze doodvyandin, de zwakheid van onzen ongelukkigen Monarch onderhielden , tegen zynë eeden aan, en ten verderve van zyn Volk. Geeft men vergif aan dien geenen, die 'er belang by heeft, óm brand te ftigten? Dit imusfchen is het geene de, Conftitueerendé Vergadering gedaan heeft. Houden wy haare eere op, door «de acte van befchuldiging ter zyde te fchuiven. Zy is het, die u uit het niet getrokken heeft, in weerwil van alle tegenkantingen, die zy te •overwinnen had. Zy is het, die u de middelen voorbereidde; die u het licht aanwees; die ten 'sninften begonnen heeft, met Uwe kluisters tè Vërbreeke'n. En daarenboven, van wat foort zyn de misdaaden van den geweezen Koning? Gy zulttoe'ftaah, dat het gros der onmagtige ftervelingen; ïn de plaats van Lodewyk Capet zig bevindende, in de verzoeking zou geraaken, om zig van 'de wapenen te bedienen, die de Conftitueereh'dè, Vergadering, onbedagtlyk, in zyne handen igtefteld had. Dit Was de boom des leevens of . ', 'des  V A ïï P. J. D. G. F A-O R B Sf^r , des doods, dien men aan een fterveling toebe-i trouwde. De Ooscenrykers, de Pruisfchen, de Civiele Lyst, het Veto, de verkiezing der Ministers, een Vrouw, Bloedverwanten , gegallonneerde Hovelingen en Slaaven, ten grootHen deele, uit de vuigfte en laf hartigfte clasfe getrokken, ziet daar de Beulen van Capet. Dat men niet zegge , dat de Monarch geprotesteerd heeft tegen de Conftitutie, welke hy gefanclioneerd had. Alles wat in 't geheim verrigt word is nul volgens den regel in rechten, en levert geene reden ter beflisfing op. Een der Leden van de Conftitueerendé Vergadering heeft u gezegd: dat het voorftel der onfchendbaarheid zeer beftreeden is geworden: dat hy zelf, vrugtloos, al de welfpreekenheid, die hy bezat, gebezigd heeft, om te betoogen, hoe zeer dezelve tegen de rechten van den mensch inliep: hy heeft een groot getal zyner Medebroeders van fnoodheid befchuldigd, het geen waarheid was: maar wat toch, uit deeze lengte van redenen, te befluiten? Wat anders, dan dat de onfchendbaarheid is uitgefproken geworden in dien zin, als ik zebegryp? Zoniet dan, had de Conftitueerendé Vergadering een zeer verftandig Decreet gegeeven, en men zou ongelyk hebben, om de Leden deswegens verwytingen te doen. Ik weet, dat 'er Wetten zyn, heiliger dan de Conftitutie, falus Populi juprema Lex est. Volgens dit Recht zoudgy Lodewyk Capet kunnen oördeelen, het zou zelfs een pligt weezen, byaldien de veiligheid van vyfëntwintig millioenen menfchen zulks vorderde: maar een Volk, dat, met heldenmoed, syne magtige vyanden heeft durven trotsfeeren, S 4 en  Sêo GEVOELEN VAN P. j. E». G. FAU«.*i €n Weeten te fiaan, behoort niet te beeven ; voor het aanweezen van een fterveling, zonder bekwaamheid en zonder moed, en die ons geene vyanden meer kan verfchaffen,' dan die hy reeds tegens ons heeft zoeken opteftooken, en ik geloof niet, dat zyn hoofd ons ten waarborg zal verftrekken, tegen de listen en fterke poogingen van zyn geheel geflagt. Ik vorder dus, dat men overga tot de order van den dag , op het ontwerp van Decreet Van uw Comité van Wetgeeving, of, dat hetÊtlve verzonden werde, aan alle de eerfte of grondvergaderingen van de Republiek , ten einde gy de begeerte van het geheele Volkzoud kunnen te weeten komen. S3SW  QEVOELEN VAN m ^ JR. j& t\ Gedeputeerden van het Departement VAM PARTS, Wegens de gerechtlyke beöordeeling van den EX--MONAR.CH. JQ)e misdaaden van Lodewyk den zestienden zyn, ongelukkig, maar al te weezehlyk: zy zyn zeker, zy zyn waereldkundig. In omvraag te brengen, of de Natie het recht heeft, om een openbaar Am tenaar tot den hoogden rang verheeven, gerechtlyk te oördeelen, en met de zwaarfte ftraf te ftraffen, wanneer hy Zig bedekt met het momaangezigt der huichlaary, om des te veiliger zyne kunstnaaryen tegen haar te bewerkftelligen; wanneer hy het gezag, dat hem toevertrouwd werd, om zyne mede-'* landgenooten te befchermen, doet dienen, om hen te onderdrukken; wanneer hy van de Wetten een werktuig der woede maakt, om de aanhangers der revolutie, te V-rbryzelen; wanneer S 5 hV  «8a GEVOELE N hy de Burgers van hun gemunt geld berooft, ten einde 'er hunne vyanden. mede te bezoldigen; wanneer hy hen hunne leevensmiddelen ontvreemd, om 'er de barbaarfehe Horden mede te verzaadigen, die in. aantogt zyn „ om hen te vermoorden; wanneer hy geheele Compagnien van opkoopers en hongerveröirzaakersj geformeerd heeft, ten einde de bronnen van overvloed te Hoppen, en het Volk van honger en ellende te doen vergaan; wanneer hy zig ten Hoofd der verraaders en der zaamenzweerders verklaard heeft; wanneer hy de wapenen tegen de Natie keerde, welke hem ter hand waren gefield, om haar te verdeedigen; wanneer hy het complot fmeedde , om de verdeedigers der vryheid te doen vermoorden, teneinde het Volk andermaal in kluisters te klinken: dit is de reden fchande aan te doen, de gerechtigheid te beieedigeh, en de natuurgeweld aan te doen.— In omvraag te brengen, of een Despoot, met allerlei misdaaden bezoedeld, of een Monfter, als nog bedekt met het bloed der vrienden des Vaderlands, die hy heeft laaten ombrengen, ter gerechtlyke beöordeeling gebragt en met de zwaarfte ftraf kan geftraft worden, isdemenschiykheid te befchimpen, is alle fchaamte te verzaaken. Neen! myne Heeren! ik zal ulhet ongelyk niet aandoen van te gelooven, dat 'er, onder u lieden, zig één eenige bevind, die deeze waarheid in twyffel trekt, ten minflen niet, zo hy niet eenig belang heeft, om dezelve wederftand ïe bieden. Zo gy dengrondflaggelegt hebt ter onderzoek, van het grcote Rechtsgeding, dat aangevangen word, is het minder om'een betwist  VAN M A k A T. twistpunt optehelderen, dan om aan de patriottifche Redenaars een byzondere geleegenhcid te verfchaffen, om de ongerymdheid der drogredenen in het daglicht te ftellen, waarvan de creatuuren van den Ex - Monarch, de Aanhan* gers van de Koninglyke waardigheid, de Medeflanders van het despotismus, zig bedienen* ©m dezelve te verdeedigen. Uw Comité van Wetgeeving heeft, door eene reeks van .redenen, ontleend van het natuur yk recht, het recht der Volken, en het burgerlyk recht, doen zien, dat Lodewyk Capet ter gerechtlyke beöordeeling gefield moet worden: deeze "flap was noodzaaldyk ter onderrigtmgvan het Volk; want het is van belang, om ade de Leden der Republiek, door verfchillende cü inet hunne gelleldheid flrookende wegen, tot overtuiging te leiden. Ten opzigte der Vertegenwoordigers van den Souverein, zy kunnen de vraag niet befchouwen , dan van de ftaatkurièlige zyde. , _ Onder de Redenaars, Welken dit fpreekgeTtoelte voor my beklommen hebben, hebben zy, die dezelve uit dit gezigtspunt befchouwd hebben, opklimmende tot een zogenaamd oirfpronglyk verdrag, en bewyzende dewederkee* righeid der bedongen voorwaardene tusfehen de Volken en de Vorften, 'er uit beflooten, dat Lodewyk Capet, door zyne misdaaden, dit verdrag verbroken hebbende, van de Koninglyke waardigheid vervallen is, en voortaan niet anders kan aangemerkt worden, dan als een eenvoudig Burger. Valschgrondbeginfel! naarflig • jyk afgeleid van eene vtugtlooze drogreden, Want hec is valsch, dat 'er ooit een oirfprong- lyk  ®H O S VOELEN lyk verdrag, tusfehen de Volken en hunne be-* Huurders beflond, alhoewel men een formeel verdrag had tusfehen den Souverein en deszelfs Leden. Eene Natie, die haare magt aan haare Amtenaaren opdraagt , gaat geen verdrag aan met dezelve: zy betrouwt hen deeze of geene bedieningen toe, ten nutte van het algemeen belang: bedieningen, waarvan zy zomtyds meesters zyn ze te weigeren, maar die de Natie fteeds, zonder hunne bewilliging, kan intrekken, en waarvan zy altoos gehouden zynrekenfcbap te geeven: derhalven, met welken luister zy ook omgeeven mogen zyn, zy moeten nimmer anders worden aangemerkt, dan alsvereerende dienstverrïgtingen. Dusdaanig, myne Heeren! zyn de weezeniyke betrekkingen, die tusfehen den Souverein en deszelfs Beftuurders fceftaan : het oirfpronglyk verdrag, dat men aan dezelve ten grondflag geeft, is volmaakt ingebeeld; zo 'er een verdrag tusfehen hem beftaat, dan is het alleen by de overwonnen Volden: nog kan dit geen plaatshebben, dan wanneer het Hoofd der Armée, het Hoofd van den Staat geworden zynde, zig gedugt weet temaafren, of liever, wanneer hy in openbaarenoorJog met de Natie is, en dat hy haar zo verre brengt, om zig met hem te moetenverdraagen. Maar hoe! zullen wy deel neemen in de fchul. dïge onderhandelingen van een overweldiger, ten einde zyne prerogativen vasttellellen, en zullen wy de overweldiging van de Souvereiniteit door den eerllen Am tenaar des Volks, voor een gewettigd en geheiligd recht houden? dusdanig niettemin is het haatlyk verdrag, dat tusfehen de Franfchen en hunne Vorften beftaat; on-,  VAN M. A R A T. S8£ onrechtvaardig verdrag, dat, door de Vertegenwoordigers des Franfchen Volks- vernieuwd is geworden, met Lodewyk Capet, den erfgenaam der overweldigde magt van zyne roorzaaten, na dat de buitenfpoorigfte geldverfpilhng hem genoodzaakt had, om de alganeene Staa*» ten te doen vergaderen, ten einde den afgrondte dempen, die zyne verkwistingen gegraaven hadden, en na dat zyne laatfte vyandlyke aan• {lagen, die de Natie tegen zynedwinglandy hadden doen opftaan, hem gedwongen hadden, om zig te vernederen en genade te verzoeken. Dergelyk een verdrag is volmaakt nul, niet alleen , om dat het de duurbaarfte belangen en de geheiligdfte rechten des Volks beleedigt ; maar ook, om dat het geenzins door het Volk bekragtigd is: want die talryke addresfen van bewilliging , die zyne ontrouwe Gedeputeerden hem, met zo veel gedienftigheid, onder de oogen bragten , als de geenzins dubbelzinnige bewyzen van de goedkeuring hem gegeeven , waren allen laaghartig afgebedeld geworden; of laat ik beter zeggen, zy werden genoegzaam allen , ter kwaader trouw, voorgedraagen door de Contrarevolutiegezinde heftuuringsiighaamen. Komen wy tot de zaak. Na dertien eeuwen flaaverny en dwinglandy, ware het Despotismus voor altoos ter nedergeveld geweest, byaldien de Natie, te lang onder het juk geboogen,eene ontzagverwekkende houding had kunnen aanneemen, en met kragt en nadruk het grootmoedig befluit had weeten flaande te houden, om haare rechten te herneemen. Het ware voor «ltoos ter nedergeveld geweest, byaldien de Anj- ïet  §.$6 C E V O E t. 9 ® tenaaren des Volks moeds genoeg hadden bezeten , om van de verbaasdheid van den Despoot en zyne Medehelpers een voordeelig gebruik te maaken; om hem van den troon te bonzen, en óm dg vryheid te herftellen: maar, o fmartf deeze lafhartige Amtenaaren. die in den beginne, ten einde hunne plaatfen te blyven behouden, tegenftand betoond hadden aan de bevelen van den Tyran, zagen zig niet zo dra door gewapende Burgers onderfteund, of zy traden met het Hof in onderhandeling, en vertoonden geen nadruklyke werkzaamheid meer, dan voor zo verre zy die behoefden, om zig te doen koopen: zy vertoefden ook niet, om, op eene ïchandlyke wyze, mét de onvervreemdbaare rechten des Volks koophandel te dryven. Eeni? ge hunner dreeven hunne misdaadige ftoutheidj. zo verre, om zejis het verfchriklyke privilegie aan hem optedraagen, van over de Provinciën te befchikken, en om 'er de Bewoonders van te verkoopen , even gelyk een kudde fchaapen. (*) Met ftilzwygen ga ik die lange reeks van beleedigende, onrechtvaardige, vervolgzieke, onderdrukkende en tyrannifche decreeten voorby, welke eene lafhartige en omgekogte meerderheid , die geen ander oogmerk fcheen te hebben, dan om, onder voorwendfel van het Ryk te herftellen, het despotismus re grondvesten ? van tyd tot tyd, bedrieglyk wist te doen neemen pp eene niet genoeg door denkende en be- fchroomr {*) T)it ontwerp van Decreet, voorgefteld dnor Monnier, deed ik weder intrekken, door het belacblyk te maaken ijl ^ea los blaadje pe Momuur Patricie.  VAN MARAT. aS?, fchroomde minderheid — Noodlottige decreeten, die de Conftitueerendé Vergadering onteerd, en de Conftitutie bevlekt hebben: wreede decreeten, waar tegen ik my zo menigvitldigmaalen verzet heb, met al de bitterheid,die eene heilige verontwaardiging my inboezemde. Wie weet niet, met welk eene loosheid, de ontrouwe gemagtigden des Volks, duizenden drogredenen opééngeftapeld hebben, teneinde den Vorst heilig en onfchendbaar te maaken; ten einde hem met de opperfte uitvoerende magt te bekleeden ; hem de benoeming der voornaamfte bedieningen optedraagen ; hem willekeurige befchikker van den Wetgeever te maaken; hem boven de Wetten te verheffen; ten «inde in zyne handen de fleutels te ftellen van den Nationalen fchat; hem het bewind te geeven over den algemeenen welvaart; de befchikkinkingen over de land- en zeemagt en over het lot van den ftaat, tot op het oogenblik, waarin zyne van fchaamte ontblootte Raadsheeren, het masker afwerpende, en langer geen teugel kennende, het onderneemen zouden, om, met behulp van een overlegden moord, de openbaare magt tegen het Volk te keeren, dat zy verleid en geketend hadden, met voorneemen om het, of te doen om hals brengen, of in nieuwe ketens te klinken? Het was, als toen, dat deeze zogenaamde Vertegenwoordigers van den Souverein, knielende voor een eenvoudig openbaar Beftuurder, zyn tytel van eerften Amtenaarverwisfelden tegen die van gebooren Vertegenwoordiger des Volks; hem bekleedden met het opper» fie gezag; hem alle magten in handen ftelden, en  $Sg ©BVOELEB en duizenden middeïen bezorgden, om, engelhaft , het verderf des Volks te kunnen bewerken, om geweidigerhand de vryheid te vernietigen, en om, zo het weezen moest, te vlugten, ten einde zig aan het hoofd der vyandlyke Legers te Hellen, na hiertegen geene andere ftraf ukgefprooken te hebben, dan het vermoeden van afftand van de kroon gedaan te hebben! een ftraf, die by fteeds, door eene eenvoudige ontkenning te leur kon ftellen. En het is van deeze gedrogtlyke Conftitutie, die gereed ftaat, om, als een droom voorby te gaan, dan die echter niettemin haare Maakers fteeds tot fchande zal verftrekken, en die, in de oogen der verftandigen , een gedenkteken van domheid en krankzinnigheid zou weezen , ware zy niet een gedenkteken van omkoopbaarheid en van boos* heid; het is van deeze gedrogtlyke Conftitutie, dat men, voor Lodewyk Capet, een bolwerlf durft maaken tegen de Natie, die hy verraaden beeft, en waarvan hy zo dikwerf het verderf bewerkte, na 'er zo langen tyd het ongeluk van uitgemaakt te hebben. • Zien, en ftaan wyevenwel, voor een oogenblik, deeze zogenaamde Conftitutionele Wetten toe; neemen wy 'er de uitfpraaken van in aanmerking, waarop men zig beroept, om den Dwingland aan de ftraf te ontrukken. De Conftitutie verklaart de de perfoon des Konings voor onfchendbaar en heilig : maar deeze onfchendbaarheid , die de Wetgeever zig wel gewagt heeft duidlyk te. verklaaren, en die men heden ten dage, ten behoeve van Lodewyk den verraader, inroept, als een gunstbrief van ftrafloosheid , was niet anders be- trekj  VAN M A K. A T. *BJ> fcreklyk, dan tot de wettige daaden der Koninglyke waardigheid; zy was derhalven niet anders dan het privilegie, van niet voor de vierfchaar geroepen te kunnen worden, uit hoofde van de Sceus der middelen, om de Wetten ter uitvoering te brengen: zy heeft geen ander oogmerk icunnen hebben, dan de beweeging van het ilaatkundig werktuig gemaklyk te maaken, door te beletten dat hy, die gehouden was 'er leeven en beweeging aan by te zetten, elk oogenblik gerechtlyk agtervolgd wierd. Belachlyke Drogredenaars! die ondernomen hebt, om den verraaderlyken, den meinëedigen, den moordenden Ex - monarch met het fchild der onfchendbaarheid te dekken , welke uwe verblinding ook zyn moge, ongetwyffeld zalzy zo verre niet gaan, om te beweeren, dat de Wetoeever, Lodewyk Capet onfchendbaar maaiende, hem het privilegie heeft opgedraagen van.ongeftraft, den algemeenen fchat te mogen verfpillen; van de bewaarders van het gezag, dT ministers der Wetten, de Vertegenwoordigers des Volks te mogen omkoopen; van de Legio's van verfpieders, roovers en moordenaars te mogen bezoldigen; van in de handen der vyanden de onderflandgelden, hetgoud,dekrygsbehoeften, en de wapenen der Verdeedigers van de vryheid, te doen overgaan; van, ten verderve des Vaderlands te mogen zaamenzweeren, en hem de middelen te bezorgen, om, ftrafloos, dat verderf te voltooien, en om hem eindlyk, vreedzaamlyk, de vrugt zyner wanbedryven te laaten genieten. Maar, wanneer de Wetgeever dit yoornee? g, deel, T  men gehad moge hebben, had hy 'er dan oék het recht toe? Zodanig echter is, zonder dac gy 'er aan twyffelt, het recht, dat gy vordert, ten behoeve van den onttroonden Despoot, door de onfchendbaarheid interoepen, teneinde hem aan zyn vonnis te ontrukken. Bedriegen wy ons zelvenniet. Hetisnietdart maar al ten. blykbaar, uit de dubbelzinnigheid der Wetten in verfcheiden gevallen, en uithuil ftilzwygen in eenige andere, dat de Conftitueerendé Vergadering, vooral geduurende de overziening, zig fchikte, om den Koning alle middelen te bezorgen, om, ongeftraft, tegent de openbaare vryheid zaamenzweeringen aantegaan: maar dank zy hunne lafhartigheid! de Wetgeevers , fchandlyk overgegeeven aan het Hof, hebben deeze vyandelyke aanflagen niet openlyk durven voltooien. De Conftitutie , hoe gedrogtlyk dan ook, behelst dus nog uitfpraaken, duidel yk genoeg, om den D wingland het proces aantedoen, en hemterftraffete veröordeelen. Zy, die van de Conftitutie een vesting voor . hem maaken, brengen een artikel by uit de Verklaaring der rechten, behelzende: dat niemand befchuldigd, gevangen genomen of gehouden kan worden, dan in de gevallen door de Wet bepaald, en volgens de formaliteiten, welke zy voorfchryft: Waaruit zy befluiten, dat niemand geftraft kan worden, dan uit kragt eener Wet, beftaan hebbende voor zyn misdaad. Laaten wy hun dit toeftaan. Zy gaan verder, en brengen verfcheiden artikels by van de Conflitutionele Acte, waar uir. zy befluiten, dat Lodewyk de zestiende ongeftraft moet blyven, of geene andere ftraf ondeï- gaaa  V A *ï fiïARAf. SOI gaan dan de afzetting. Leezen wy den tekst gelf: IV. De Koning zal, zo dra hy meerder-* jaarig is, by zyn komst op den troon, in iegenwuordigheidvan het wetgeevend Lighaam , den eed a/leggen, van getrouw aan de Natie en de Wet te zullen weezen, i?i van al 10 tnagt, die hem is opgedraagen, te bewerk» ftelligen, ter handhaving van de Conftitutie, gedecreteerd in de jaaren i?ö9-> 1790, en Indien, een maand na de uitnoodiging •van het Wetgeevend Lighaam , de Koning den eed niet gedaan heeft, of indien hy, na dien gedaan te hebben,denzelvenwederroepty dan zal hy gehouden worden, afftand van den kroon gedaan te hebben. VI. Indien de Koning zig aan het hoofd eener Leger magt ftelt, en 'er de kragten van doet gelden tegen de Natie; of indien hy zig niet, door eene formeele daad, aattkant , tegen dergelyk eene onderneeming, die^ in zynen naam, ten uitvoer gebragt zou worden, dan zal hy gehouden worden, afftand gedaan te hebben. VIII. Na den voorbedagtlyken of wettigen afftand, zal de Koning in de Clasfe der Burgers zyn, en zal, even gelyk zy, gerechtlyk befchuldigd en geoordeeld kunnen worden, voor daaden begaan 11a zynen afftand. Doch , in alle deeze gevallen, betrefg> het flegts de weigernig van den Koning, om den eed van getrouwheid aan de Wetten afteleggen ; zyne herroeping van diet? eed, en zyn vlugt aan het hoofd eener LegerT % SjagP'  apa o » r o e h t i» magt, waarvan hy de kragten doet gelden té~ gen de Natie; maar het betreft geenzins de geïineedde zaamenzweeringën in den boezem van de vryheid, en ter nieuwe kluistering of vermoording van het Volk; het betreft geenzins de opkoopingen van gemunt geld en graanen ; het betreft geenzins de zaamenfpanningen om het nationaal bankroet voortebereiden, en een hongersnood in den ftaat te veroirzaaken; het betreft geenzins de ftruikelblokken, den loop van het Recht in den weg geworpen, noch de gebezigde middelen, om de openbaare Amtenaaren omtekoopen; het betreft geenzins de kwellingen , de inbreuken en moorden, begaan omtrent een menigte Burgers, de vrienden der vryheid! In alle deeze gevallen, de Conftitutie het diepfte ftilzwygen bewaarende, kan de Koning echter niet anders dan als eenvoudig Burger worden aangemerkt; want het artikel, dat onmidlyk volgt op dat der onfchendbaarheid, gevorderd door de verdeedigers van Lodewyk den verraader , behelst: Dat 'er in Frank* ryk geen gezag is boven dat van de Wet; dat de Koning niet anders regeert dan door de Wet, en dat het niet anders is, dan in haar naam, dat hy gehoorzaamheidkanvorderen : waaruit voortvloeit, dat hy zelve, gelyk alle andere Burgers, aan het gebied der Wet onderworpen is. Het derde artikel van de verklaaring der Rechten behelst: Dat dezelfde misdaaden met dezelfde flrajfen zullen geftraft worden, zouder eenige aanneeming des perfoons. De Wetren, geftaald tegen eenvoudige Burgers, nioeten derhalven hunne volkomen uitvoering hebï  VAN MARAT. *93 hebben, ten opzigte van Lodewyk Capet; waaruit volgt, dat hy de ftraffen moet ondergaan, die vastgefteld zyn tegen de verraaders en de zaamenzweerders. Eindlyk, wanneer het waarheid was, gelyk het nu leug«n is, dat Lodewyk Capet boven de Conftitutie verheven was, in alle de gevallen , die als Koninglyke prerogativen bedongen zyn, en dat hy, ten deezen opzigte, voorzien was van het uitfluitend privilegie, om alle de Wetten ongeftraft te mogen fchenden, dan echter is het niei minder ontwyffelbaar zeker , dat de artikelen, waarmede men zyne verdeediging te ondcrfteunen tragt, toereikende genoeg zyn, om zyn vonnis te doen uitfprecken. De Conftitutionele Acfte verklaart, dat de Koning, na zynen afftand, gerechtlyk befchuldigd en geoordeeld zal kunnen worden, voor gepleegde daaden na den afftand: doch een formeel artikel behelst, fax Ay gehouden word afftand gedaan te hebben , door de herroeping. van zyn eed van getrouwheid aan de Natie en aan de Wet ; van zyn eed, van al de magt, die hem is toevertrouwd geworden, te zullen bezigen, ter handhaving van de Conftitutie. Zyn afftand dagtekent zig derhalven van het oogenblik, waarin hy een zaamenzweering fmeedde, ten verderve van zyn Land, enwaarinhy begonnen heeft, de Conftitutie omtekeeren, na dat hy ze had aangenomen. Hy kan derhalven gerechtlyk geoordeeld worden voor alle de verraaderyen, die hy, zedert dat tydftip , gefmeed heeft. Een ander artikel behelst, dat hy gehouden *.al worden afftand gedaan te hebben, indien T 3 h%  fcSH BEVOELEN hy zig niet, door een formeele daad, aan* kant, tegen de onderneemingen der Legerfnagten, die, in zyn naam, hunne kragten piogten deen gelden tegen de Natie. Zyn Afftand derhalven dagtekent zig ook van hef. oogenblik af, waarinde Pruisfchen, deOostenl-ykers en de muitende Emigranten een inval in Vrankryk deeden, en daar de moord van de Tuileries gefchied is na deezen inval, moet hy gerechtlyk geoordeeld worden als verraader van \ Vaderland, en ais moordenaar van etlyke duiarenden Franfchen. Wat zal het zyn, wanneer beweezen word, en zulks is niet twyffelagtig,, dat hy zelf deeze Horden van vyandlyke Roovers, die Vrankryk geplunderd hebben, heeft op de been gebragt ? En ziet daar, meer dan 'er noodig is, om de Officieele verdeedigers van Lodewyk Capet tot zwygen te brengen, die, met de Conftitutie in de hand, ftrafloosheid voor zyne wrcede misdaaden zullen komen vorderen, ingevolge het uitfluitend voorrecht van ftrafloos° tegen den Staat te mogen zaamenzweeren, 't welk hy van deeze ontrouwe Volksvertegenwoordigers  VAN J. C. POÜLLATN - GRANDPRSY. 307" De erkentenis intusfchen zou alleen onze toe» geeflykheid kunnen verfchoonen, endengeweezen Koning aan de wraak der Wetten onttrekken: doch zo het ongerymd zy te denken, das hy onze dankbaarheid verdiend hebbe, dan moe* ten wy aan dezelve alle haare werkzaamheid geeven. En wel nu, deeze Wetten, zelfs die, welke de Aanhangers van den geweezen Koninginroepen, om hem met het fchild der onfchendbaarbeid te dekken, zeggen ons, dat hy gerechtlyk geoordeeld kan "worden. Men leest, in geen gedeelte der Conftitutie, het woord onttrooning, zo dikwerf op dit fpreekgeftoelte herhaald: nergens word de ftraf, diehetzelve aanduid, 'er in voorzien; en het vonnis, dat dezelve zou uitgefproken hebben, zou> nooit den Conftitutioneelen Koning hebben kunnen bereiken: maar dit verwonderlyke Weezen , dat, volgens de aanhangers der onfchendbaarheid, ongeftraft alle misdaaden pleegen kon,, zig flegts onthoudende van die, waarvan de 140, 141, 14a en 143 artikels de opnoeming behelzen , deed afftand, wanneer het zig aan eene? der aldaar gemelde fchuldig maakte. Geen rechterlyk vonnis moest de Wet toepas* fen; want de afftand is een vrywillige daad, erf de Conftitutie liet aan het onfehendbaare weezen het vermogen, om zynen wil door woorden, of door daaden aan den dag te leggen, Lodewyk de zestiende verkoos de laatfte wys r om zig te ontdekken. Zyn afftand derhalven, dagtekent zig by de eerfte daad, die op hem de letter van de Wet toepaslyk gemaakt heeft. AUe redeneering verdwynt voor deeze zeer juiste aanhaaling uit het Wetboek> waarin de V * Voor-  30S GEVOELEN Voorftanders der uicgeftrekte onfchendbaarheid! de bewyzen zoeken, om aan den geweezen Koning de iirafloosheid te verzekeren der misdaaden, welke hy gepleegd heeft. Indien de geweezen Koning afftand gedaan' heeft, dan is hy overgegaan in de clasfe der Burgers, dan kanhy, even gelyk zy, gerechtlyk geoordeeld worden, voor daaden, begaan na zynen aflland, waarvan het tydftip opklimt, tot de eerfte vyandlykheeden, die hy voorftond, in ftede van 'er zig kragtdaadiglyk tegen aantekancen. Het is nutloos te blyven ftaan op' de natuur en het getal der misdaaden, aan Lodewyk den zestienden verweeten, zedert deeze eerfte verraadery. *t Is hier de zaak niet, om te wecten, ofhy gerechtlyk geoordeeld moetworden; maar of hy het kan worden? Ziet daar den inhoud der vraag, aan uw onderzoek onderworpen, en het antwoord word gevonden in de aanhaaling der Wet. Men zal dit antwoord niet verzwakken, door aantemerken, dat Lodewyk de zestiende niet opgehouden heeft Koning te zyn. Indien hy, na zynen afftand, 'er de moorddaadige magt, de verderflyke belooning en het belachlyk fieraad van bewaard hebbe, dan is zulks, voor de Natie , een misdaad te meer om te ftraffen; even geJyk zy de floutheid zou hebben geftraft, van een indringer, die, ten tyde der Koningen, zonder recht en zonder zending, door geweld of door Jist, Lodewyk den zestienden den voetgeld* en zig, in zyne flede, op den cropn zou gezet hebben. Dit geweld, deeze list zyn door den geweezen  VAN J. C, POULLAIN- GRANDPREV. 309 zen Koning gebezigd geworden, ten einde zig op den troon te handhaven. vDe geheimhouding der zaamenzweeringen heeft 'er de bewyzen van verwyderd, en zedert langen tyd flegts reden tot verdenking gegeeven: maar heeft de misdaad, offchoon in 't verborgen gepleegd, daarom te minder haar ui twerkfel voortgebragt? Zal een Booswigt, dia zig met verfcheiden misdaaden bezoedelde, waarvan de ontdekking zeer fpade gefchied, daarom te minder geftraft worden? en moet de eerite Conftitutioneele misdaad van Lodewyk den zestienden, uithoofde, dat dezelve miskend is geworden , daarom te minder de ftraf wegdraagen, die door de Wet is voorgefchreeven ? Deeze ftraf is de afftanddoening: deeze eenmaal volvoerd zynde, uit hoofde van de eerfte misdaad van Lodewyk, was hy geen Koning meer,toen hy de tweede misdaad beging. Indien de geweezen Koning den moed en de middelen bezeten had, om zig aan het hoofd eener Legermagt te ftellen, en 'er de kragten van te doen geiden tegen de Natie; indien hy, door zyn gelukkig flaagen, geduurende eenigen tyd, de openbaarmaaking van den nationaalen wil had kunnen ketenen, zoud gy danthansnog aarzelen, om, in zyne eerfte daaden van vyandlykheid, zynen afftand te erkennen, en om de uitöeffening te wraaken, die hy zou hebben kunnen doen, zedert deeze afzetting, van de rechten der Koninglyke waardigheid ? Past het voorbeeld van deeze vinding toe op de gefteldheid der vraag, en zegt beneflèns my, dat de Koning gerechtlyk geoordeeld kan worden. Maar hoe moet hy het worden? Ik denk niet V 3 dat  316 Gevoelen Van j. e. ?öüllain - 6r.anoprv. dat de heilzaame gerechtsvormen , door onze Wetten ingevoerd, gewraakt kunnen worden* •daar het een der vermaardfte daaden van rechtvaardigheid betreft, die de Natie heeft uicteoeffenen. De opéértftapeling der bedieningen van gezwooren befchuldigers , van gezwooren vonhisvellers en van rechters, is eene affehuwlyke .gedrogtlykheid. Verzend Lodewyk den zestienden naar de vierfchaaren; want hy is een mensch, gelyk aile de overigen. Indien gy denkt, dat de misdaaden, waarmede hy befchuldigd word, voor de Natie van een te weezenlyk aanbelang zyn, dan dat zy geen deel in zyn veröordeeling neemen zou, raadpleegt haar dan, en formeert een Volksvierfchaar, waar de rechten der vertegenwoordiging nauwgezet bewaard worden. Ik Ipreck hier niet van de ftraf, vermits het aan ons niet ftaat, om kennis van het misdryf te neemen; maar indien ik éénen wensch mogt doen, dan zou het deezen zyn, om, van dit oogenblik af, de nuttelooze en barbaarfche doodftraf aftefchaffen , niet ter gunfte van den geWeezen Koning, omtrent wien men geene uitzondering kan dulden, en die'er geene verdient; maar uit naam der menschlykheid, die de vernietiging van bloedige Wetten vordert. ♦ » * *  GEVOELEN VAN J. X- , C JL JU M JL 9 Gedeputeerden van het Departement DE SAO NE ET LOIRE; Wegens de gerechtlyke beöordeeling van den geweezen Koning. LODEWYK CAPET. JJ^Jet geen my het meest, zedert de Revolutie, verwondert, en het geen, ongetwyffeld, het Nagefiagt, insgelyks verwonderen zal, is, dat men, voor een oogenblik, heeft kunnen vraagen, of een Verraader , een Moordenaar een Monfter, bevlekt met alle gruuwelen, en, ten aanzien van hemelenaarde, overtuigd van alle misdaaden , gerechtlyk geoordeeld kan worden? Een lang onderzoek, wegens dit ftuk, is 'er aangevangen geworden, ten einde, zo men «zegt: aan de grondbeginfels der rechtvaardigheid van de Nationale Conventie, eene groote flaatigheid bytezetten; evenals of de een of anV 4 der  §ti «E VOELEN dere Natie van Europa zig verzet had tegen de blykbaarheid en de natuur der misdaaden, door Lodewyk Capet gepleegd, en van het franfche Volk andere bewyzen vorderde, dan die, waarvan geheel Europa getuigen is geweest, van den veertienden July 1789 af, tot den tienden AugüstüS 1792 toe. Neen! de nabuurigeVolken , de Nakomelingfchap, de algemeene Rechtvaardigheid en de geheele Natuur vorderen, in dergelyk eene omftandigheid, niet anders dart eehe vaardige ftraföeffening, met al den toeftel voorzeker, en de plegtigheld, waarvoor de te iechtfielling van een gekroonden Booswigt vatbaar is. — Het is daar, het is in het vertoon der ftraf, en niet in de langWyligheid of het kinderagtige van het onderzoek, wegens de vraag, Of de grootfte der Misdaadigers, die immer op aarde verfcheenen zyn, gerechtlyk geöordèeld kan worden , dat men de rechtvaardigheid en tle majefteit der Vertegenwoordigers van het franfche Volk, in al haar luister aanfehouwen ëal. Vergeefsch heeft men, óm dit onderzoek te wettigen, de onfchendbaarheid van den geweezen Koning , cn de Conftitutie, dié hem deeze Onfchendbaarheid byzettede, aangehaald. Met weinige regels zal ik het ganfche gevaarte vau bovennatuurkundige redenvoeringen, die men, wegens dit onderwerp, heëft kunnen doen en als nog doen kan, om verre Werpen. Iii de eerfte plaats Vraag ik, of Lodewyk Capet een God bf een Mensch is* Is hy een mensch, ( wan't niemand zal my durven antwoordden , dat hy een God is, ) Waar is dan de mensch, buitenfpcerig'en verbysterd genoeg in zyne b©- va*$  VAN j. L. CARRA- gij ▼attingen en denkbeelden, om 'er een oogenblik aan te twyffelen, of Lodewyk, even gelyk andere menfehen, gerechtlyk geoordeeld kan worden? En hoedaanig zou de laagheid van geest en de botheid van oordeel van den geenen moeten weezen, die geloofde, dat een mensch, om dat hy Koning is geweest, of zelfs het nog is, boven alle andere menfehen verheven zy? Ik zeg het met fmerte, het is aan het overblyf/el van dit zotte vooroordeel, dat ons opdringen wil, dat de Koningen van een andere natuur waren dan alle andere menfehen, dat men dit kinderlyk onderzoek, wegens de vaaag, of Lodewyk Capet gerechtlyk geoordeeld kan worden , verfchuldigd is* Komen wy thans tot deeze onfchendbaarheid, die, behendiglyk inde artikelen der Conftitutie van 1791 is ingelast geworden, en die zo veel onzekerheid en duisterheid te wege gebragt heefc by zekere vernuften, die weinig geöeffend waren in de ontleediging van grondbeginfels en in de zaaraenvoeging van denkbeelden. Wat kan men toch, ter goeder trouw en volgens eene gezonde redeneerkunde, verftaan, door de onfchendbaarheid van eenen Koning of eenig ander Vertegenwoordiger des- Volks, anders dan datze een (telling van Godsdienftige Staatkunde zy, waardoormen den geenen, die de Wetten maakt, en hem, die dezelve doet uitvoeren, met een algemeenen eerbied wil bekleeden, en vrywaaren tegen alle zoorten van beleedigingen en aanvallen. — Maar deeze onfchendbaarheid, door het Volk, of deszelfs" Vertegenwoordigers, aan een Koninggegeeven, de eigen hocdaanigbeid van het Volk en de V $ borg-  814 GEVOELEN borgtogt zelf van de uitvoering zyner Wetten 2ynde, kan nooit anders zyn, dan voorwaardlyk, en fteeds omfchreeven door de verpligting van de uitvoering dier zelfde Wetten, en om, in alles, tot welzyn van dat zelfde Volk werkzaam te weezen. Indien derhalven, in ftede van de Wetten, die van den algemeenenwildes Volks voortvloeien, ten uitvoer te doen brengen, de Amtenaar,om deeze ftellige daad voor onfchendbaar verklaard , deeze Wetten overtreedt, en de zaak des Volks verraadt, dan is het klaarblyklyk, dat hy de onfchendbaarheid fchendi, waarmede h y begiftigd is geworden, door hetverdigtfel van eenen ftaatkundigen Godsdienst, en dat hy 'er van ontzet word, in weerwil van alle mooglykbeftaanbaare Conftitutiëh, op het zelfde oogenblik, dat hy op heeter daad betrapt word. Doch, op den tienden Augustus laastleden, is Lodewyk Capet, reeds overtuigd zynde •door alle zedelyke en flaatkundige bewyzen, van, in allen opzigte, de maatfchappy, de Conflitutie van 1791, de veiligheid en de Souvereiniteit des Volks, beleedigd en verraaden te hebben, — op heeter daad betrapt geworden; en van toen af, zyn alle de verkreegen bewyzen4- der voorgaande misdaaden, ("wat 'er ook de zulken van zeggen mogen, die willen, dat men niet tot het voorleedene te rug mag keeren,) de onmidlyke gevolgen geworden van het op heeter daad betrappen van den tienden Augustus, en verzaamelen zy zig allen in het middenpunt van dit misdryf, ten einde tegen den fchuldigen te getuigen, enhemhandtastlyk te overtuigen van alle zyne misdaaden. De  VAN J. t. C A R R A. 315 De onfchendbaarheid, uit wat gezigtspunt men dezelve dan ook befchouwe, derhalven ipfo fatio vernietigd zynde, door het op heeter daad betrappen van den tienden Augustus, vloeit 'er onwederroeplyk uit voort, dat Lodewyk Capet, van dat oogenblik af, niet geweest is, en niet anders zyn kan, dan een gewoon perfoon, en dat hy geoordeeld moet worden volgens het Heilige en gemeenc Recht, met al de geftrengheid der formaliteiten. Maar indien hy, door eenige artikelen der Conftitutie van 1791 bytebrengen, 'er zig van bedienen wilde, ten einde te ontfnappen aan de rechtvaar iige ftraffe , welke hy verdiend heeft volgens ftellige recht, als dan zal men hem het nau. lyke recht tegenzetten, hetwelk, geene antiConftitutie kennende v dart die eener uitdeelende gerechtigheid, die hem betoogt, dat hy deeze zelfde Conftitutie, zo dikwils valschlyk door hem bezwooren, in 'allen opzigte gefchonden heeft, — hem veroordeelt, volgens de Wet der wedervergelding, tot de ftraf, die hy verdiend heeft, door de moorden, op zyn bevel en in zyn naam, op den tienden Augustus laatstleden, aan het Volk gepleegd. Het ftaatkundige recht vordert insgelyks een groot voorbeeld van rechtvaardigheid, zo voor de Volken onze Tydgenooten, als voor de Nakomelingfchap. Bebalven dat dit voorbeeld, op eene egte wys, de vernietiging der Koninglyke waardigheid in Vrankryk en de billyke opftanden des franfchen Volks van den veertienden July 1789 , en van den tienden Augustus 179a, zal rechtvaardigen, zal het ook de andere gekroonde Dwinglanden een fclirik aanjaagen, en ten  $ï6 GEVOELEN VAN J. L. CARRA, ten grondflag en hulpmiddel verftrekken vooï de Revolutien, waartoe men zig allerwegen, in Europa, voorbereid, ter begunftiging van de rechten van den mensch, de Souvereiniteit der Volken, en de algemeene vryheid. Ik befluit derhalven, dat de tegenwoordige vraag, in de Nationale Conventie, niet langer zyn moet, of Lodewyk Capet gerechtlyk kan en moet geoordeeld worden, maar ofzyn doodvonnis door de Conventie zelf zak worden uit* gefprooken, f waarvoor ik zeer fterk ben,_) e» welk de voorbereiding zyner ftraf zal weezen. RE-  REDENVOERING VAN DEN BURGER CONTM'- Gedeputeerden van het Departement DES BASSES PTRE'NE'ES, Tegen het ontwerp van Decreet, voor. sedraas.cn uit naam van het Comité van wetgeeving, betreklyk de zaak van LODEWYK DEN ZESTIENDEN, T republikeinen! Jfndien ik zeg, dat Lodewyk de zestiend* niet te recht gefteld kan worden, dan gefchied bet geenzins onder voorwendfel, dat de Conftitutie zyn perfoon voor onfchendbaar verklaart, tegen de misdaaden, gepleegd voor zynen afftand. Ik erken dat een onderhandeling, of eenige andere daad, hoe ook genaamd, waarby de Souverein, aan een perfoon, de ftrafloosheid zou toeftaan, voor alle de openbaare en heimlyke wanbedryven , die hy zou kunnen jpleegen, van een volftrekte onwaarde en kragt- loos-  Sl3 REDENVOERIN6 loosheid zou zyn, of *er voor verklaard zou moeten- worden, op het enkel voorftel; vermits dergelyk een daad, een vyandige aanflag zou weezen op de Souvereiniteit en op de rechtvaardigheid, beiden onveranderlyk en onver-* vreemdbaar: maar ik beweer, dat Lodewyk de zestiende niet gerechtlyk geoordeeld kan worden, om dat zulks reeds in de daad gefchied is, en overéén komflig de * Wetten, met betrekking tot de ftoffën', die wy verhandelen, vastgefield. Deeze Wetten hebben voorzien, dat de Monarch zig aan de grootfte misdaaden zou kunnen fchuldig maaken, en ten gelyken tyde hebben zy, in dit geval, zyne afzetting bevolen. De Wetgeevende Vergadering fchortede Lodewyk den zestienden in zyne bediening op: gy hebt de Koninglyke waardigheid vernietigd: hy js derhalven voor altoos verfleeken van het Koninglyk prerogatif: hy is derhalven, uit kragt van uwe decreeten, geoordeeld en geftraft. Trekken wy een derde gevolg: de verraaderlyke, de heiligfchendende Lodewyk de zestiende kan niet ten tweeden maale te recht gefteld worden, ten minften niet, zo men niet, tegen het ftellige recht van Vrankryk, en het recht van alle befchaafde Volken aan, wil ftaande houden, dat een burger, in het lyfftraflyke, om de zelfde daaden, om dezelfde wanbedryven , aan twee vonnisfen kan onderworpen worden, De Burger Rapporteur fchynt zyne ftelling gebouwd te hebben, op de dwaalende vooronder!Telling,datdeConftitutioneele Wet geene ftraf uitfpreekt tegen den Monarch voor zyne-  VAN ANTOINE CONTÉ' 3ï»> misdaaden, begaan voor zyne afzetting, ik noem dit dwaalende; want de Wet verklaart de afzetting, als een ftraf voor deeze zelfde misdaaden. Wetgeevers! zoud gy geftrenger kunnen weezert dan de Wet ? Ik denk zulks niet, en wel te minder, daar het een algemeen erkend grondbcginfel is, dat de lyfftraflyke Wetten, wel verre van vatbaar te zyn voor 'uitbreiding, integendeel binnen hunne naauwfte perken moeten bepaald worden. De Burger Rapporteur ftaat toe, dat het wetgeevend Lighaam , aan Lodewyk den zestienden , niet anders zou hebben kunnen opleggen, dim de ftraf der afzetting: hy voegt 'er by, dat de Natie, niet bedwongen zynde door de Conftitutie, het recht hebbe, om dezelve te veranderen. Ik ftem toe in de waarheid van dit grondbeginfel; maar ik ben het niet eens, ten opzigte van de gevolgen, die 'er door den Burger Mailhe uitgetrokken worden. Voorönderftellen wy , dat de Conventie de Conftitutie verandere; alsook, dat zy'er het recht toe hebbe, en dat zy het zeer zeker doen zal. Wel nu! is dit te zeggen, dat zy, in het ftraften der reeds gepleegde misdaaden, ftraffen zal opleggen, veel zwaarder dan die , welke de afgefchafte Wetten hadden voorgefchreeven? neen! en des te minder als het onmooglyk is, dat zy verandering zou willen maaken, in het weezen van een der grootfte grondbeginfels, die de rechten van den Mensch in zig bevatten, en waar van hier het letterlyke: Niemand kan geftraft worden, dan uit kragt eener JVet, vast gefteld en aangekondigd voor htt pleegen der  g20 REDENV0ER.IN6 der misdaad. En, Medeburgers! is het niet, in de daad, volgens deezen grondregel, dien de eeuwige reden, in het doorlugtigfte dergedenkftukken , heiligde, dat een Boosdoener den volgenden dag ontflagen wierd, ingevolge van een uwer decreeten, daarop gegrond, dat de Wet niet by naame de misdaad voorzien had, waarvan hy overtuigd werd: ondertusfchen betrof het hier niets minder, dan het by nagt inkomen in een huis, door behulp van een valfche» fleutei, en het geweld reeds aan een kas gepleegd. Toen de Ellendeling verrascht en op heeter daad gegreepen werd, begeerdet gy der waereld, voortaan uw vaderland , dit fchitterend voorbeeld van uwen diepen eerbied voorde Wet te geeven. Heden zal zy geenzins gefchonden worden, neen! dat zal zy niet, en des te minder, als 'er, tusfehen de twee voorönderltellingen, dit weezenlyk onderfcheid is, dat de byzondere perfoon, befchuldigd van eene zwaare en wel beweezene misdaad, geene ftraf ondergaat, en zulks om deeze eenige, maar onwederfpreeklyke reden, dat het lyfftraflyk wetboek dit geval noch voorzien, noch bereikt had: de Conftitutie integendeel , voorziende , dat de Monarch, door een onwaardig misbruik van de gedrogtlyke magt, die zy hem toevertrouwd bad, de grootfte misdaaden zou kunnen pleegen, beveelde, in de klaarfte en duidlykfte bewoordingen, de ftraf der afzetting, en begeerde, dat hy, voor het vervolg, even gelyk de andedere burgers, geftraft zou worden, voor de de misdaaden, begaan na deeze zelfde afzetting: het'zou derhalven naar deeze zelfde Wet zyn, dat men hem zou moeten oördeelen. indien de ^aa»  TAN ANTOINE CONTS. 32* zaaken nog in haar geheel waren; doch dit zyn ze niet. Lodewyk de zestiende heeft zyne ftraf ondergaan: hy is voor altoos van den Conftitutioneelen troon afgezet: nog meer, hy is gerechtlyk geoordeeld! ziet daar het woord, waar tegen alle de drogredenen zig zullen verbryze3en, waarmede de diepzinnigfte bovennatuurkunde zig zou kunnen fcherpen. Ware het anders, dan zou men ons, en me? goed recht, verwyten, van tweeërlei gewigten en tweeërlei maaten te hebben, — ja! tweeerlei gewigten en tweeërlei maaten. Is het in der daad niet waar, dat wy, de billykfte en leevendigfte gewaarwording geweld aandoende , den deugdzaamen hoogmoed gehad hebben, van niet te dulden, dat een Burger, van een groote misdaad befchuldigd en overtuigd, eenige zoort van ftraf onderging, vermits de Wet 'er geene voor aanwees? Wel nu! hoe zullen wy, eenige dagen na dit verheven voorbeeld, ik zegr niet, het ftilzwygen van de Wet aanvullen, maar, dat nog fterker klinkt, eene ftraf toepasfen kunnen, verfchillende van die , welke de Wet uitdruklyk en alleen bevolen heeft, voor de misdaaden, waarmede wy ons thans onledig houden? Hoe zullen wy, met verachting var* het natuurlyk en ftellig recht, dat wy eensgezind verdeedigen, deeze ftraf kunnen verzwaaren, en vooral wanneer, volgens de voorönderftelling, de fchuldige reeds de wettige ftraf heeft ondergaan? Medeburgers! ik wee niet, of ik my klaar genoeg en mee die kragt uitdrukke, welke de leevendige indr.uk vordert, die deeze groote waarheeden op my9e ziel gemaakt hebben; maar ik vrees dat het JL, PEEL, X <&e«j  gil REfcENVóËRINC diepe, het maar al te billyke afgryzen, dat'de wreedfte van alie booswigten u inboezemt, u geen oogenblik aflèide in het Heiligdom der Wetten en der rechtvaardigheid , waarvan de toepasfing onfchendbaar moet weezen, gelyk zy zelve het zyn in heur grondbeginfel. Maar, voegt de burger Mailhe'er by, de vernietiging der Koninglyke waardigheid was onafhanglyk van het goed of kwaad gedrag van den geweezen Koning, en de Conventie, dezelve vernietigende, heeft niet anders getragt, dan om de vryheid en de evengelykheid, die ftrydig zyn, met de monarchie, opterigten. Hy be- 1 fluit 'er uit, dat de afzetting van Lodewyk den zestienden geen ftraf, maar eenvoudig de uitQeffemng is van het recht van den fouverein. Ziet hier myn antwoord. Volgens dereden, onveianderïyk geheiligd in het wetboek der rechten, gefchied de opftand volgens het hoogfte recht, tegen de onderdrukking; maar, buiten dit geval, houd zy op heilig te weezen, en ontaart zy in regeeringloosheid: het is derhalven % om dat Lodewyk de zestiende en zyn verraaderlyk Hof, onöphoudlyk, zig in afgryslyke wandaaden wikkelden, ten einde de vryheid en de evengelykheid te vernielen, dat de opftand van den tienden Augustus, en de vernietiging der Koninglyke waardigheid hebben plaats gehad: het is derhalven, om zyne misdaaden, en ter ftrafffrjg van zyne misdaaden, dat de Dwingeland van zyne buitenfpoorige prerogativen verfteeken is geworden. De Conftitutie was, in zekere opzigten,zeer gebrekkig: alle wéldenkenden gevoelden, welke 'er de rampzalige gevolgen van zyn konden r iös  VAN ANTOINE CONTI. «JftJ fntusfchen, medeburgers! zwoeren wy allen, en by verfcheiden herhaalingen, dat wy haar op 't nauwgezetfte zouden in acht neemen, en, i$ het niet waar, dat wy onze beloften vervuld zouden hebben, byaldien Lodewyk de zestiende de zyne vervuld had? Is het niet waar, dat, indien hy, in ftede van de rol te fpeelenvaneen tyger, dorftende naar ons bloed, integendeel de rol gefpeeld had van een goedaartig Vader, yan een vriend, wy vreedzaamlyk den tyd, bcftemd ter overziening, zouden afgewagr hebben, endatwy, op dit tydftip misfchien, als goede vrienden, de gevaarlyke misflagen ent dwaalingen, die de Conftitutie behelsde, zouden verbeterd hebben? Twyffelen Wy 'er geenzins aan, of wy zouden ditoogenblik hebben afgewagt, en befluiten wy 'er uit, dat de fouverein niet is opgeftaan, dan uit haat tegen het monfter, en om hetzelve te ftraffen, overéénkomftig de Wet, die zy zig zelve heeft opgelegd. De burger Gregoire, de zwakheid der redeneeringen van den Rapporteur, en de onwederflandlyke gevolgen der Conftitutioneele Wet gevoelende, heeft gedagt, in deeze zelfde Wet, het bewys te vinden, om de Helling van het Comité te bevestigen. Lodewyk de zestiende, heeft hy gezegd: handelde nooit ter goeder trouw. Wanneer men zig de reis naar Varennes voor den geest brengt, dan zal men een formeele tegenbetuiging vinden van de zyde van den vlugtling: en dat, zyn leeven niet anders geweest zynde, dan een zaamenweeffel van misdaaden, men de eerX 2 ge.  324 REDENVOBRIN© fte van dezelve moet aangrypen, die reden gaf rot den wettigen afftand, en den meinëedigen oördeelen volgens het lyfftraflyk wetboek, voor de misdaaden, na deezen wettigen afftand gepleegd. Ik antwoord in de eerfte plaats; dat het denkbeeld , om zig de reis naar Varennes voor den geest te brengen, een vreemd denkbeeld is: niemand in de Republiek is het in de daad onbekend, dat, zedert dit berugte tydftip, de Conftitutie overzien werd, dat is te zeggen, bedurven en ontëerd , in de oogen van alle weidenkenden: niemand is het onbekend, dat, zedert deeze overziening, onder het opfteeken der vryheiddoodende dolken, de Conftitutie door Lodewyk den zestienden werd aangenomen, als ook door het Volk, dat, in de vervoeringen van zyne zinnelooze vreugd, naar de Tempel fnelde, om aldaar, in tegenwoordigheid van den Eeuwigen God zyn doodvonnis te ondertekenen. Het denkbeeld van den wettigen en volftrekten afftand is het meest lichtverfpreidende niet, in de redenvoering van den burger Gregoire. ïk zal het met twee woorden bewyzen. De Wet wyst aan en omfchryft de ftraf, waarmede zy elke misdaad bereiken wil; maar' de Rechter, en hy alleen, heeft het recht, om dezelve toetepasfen. Nog meer: de grootfte der booswigten, zelfs die, welke befchuldigd en bezweeken is, onder het gewigt zyner ketenen , word gehouden, alle burgerlyke rechten te genieten, en zyn onfchuld vermoed, in alle de oogenblikken van zyn leeven, tot aan datzv-  VAN ANTOINE CONTÉ. 315 ïier eindlyke veröordeeling toe. Deeze grondbeginfels, denk ik, hebben geene ontwikkeling noodig, om leevendig gevoeld te worden. Ondertusfchen heeft een Redenaar, op het gevoelen van den burger Gregoïre zig verheffende, na gefproken te hebben van den voorbedagtlyken afftand, die in onze voorönderftelling, niet voorkomt, begeert, dat de wettige, ipfo fa&o is ondergaan. Het zyn zyne eigen uitdrukkingen, ik zal niet zeggen hernieuwd naar de Grieken, maar naar de Schryvers aan geene zyde van 't gebergte. Wy weeten wel, dat de Dwingland van Romen dwaas genoeg is, om een volftrekt gebied, zelfs over de gedagten, ten behoeve van de affchuwlykfte grondregels, te willen uitöeffenen; wy weeten ook, dat 'er Schryvers zyn, laag en godloos genoeg, om dezelve, in den geest der Volken, achting te bezorgen; maar, dank zy de verlichting eener gezonde wysgeerte; zeden langen tyd is niemand onweetende van de verfchriklyke onheilen, waarmede deeze grondregels de waertld overdekt hebben, en ik hoop, dat alle deeze kinderagtige onderfcheidingen, alle deeze van het fpoor helpende drogredenen van het Despotismus, over de geweetens, voor altoos verbannen zullen worden uit het Nationale wetboek van het oirfpronglyk onderwys. Maar dit is te veel, meer dan te veel tegen het ipfo faclo, dien begunftigden dolk van hethedendaagfche Romen; en ook, vergenoegen wy ons, met te herhaalen, het zy tegen den burger Gregoire, het zy tegen deszelfs vermeerderaar, dat de Wet de ftraf aanwyst enomfchryft, X 3 wel-  31Ó" RËBENVOÊRING Welke zy begeert", dat elke misdaad bereiken zal: de Rechcer alleen heeft het recht, ora'er de toepasfing van te maaken: de met de grootfte misdaaden befchüldigde bewaart zyne burgerlyke rechten en de dierbaafe vermoeding vart zyn onfchuld, tot óp het oogenblik zyner eindlyke veröordeeling toe. Trekken wy alles zaamen. Lodewyk de zestiende kan niet te recht gefteld worden, om dat hy reeds gerechtlyk geoordeeld en geftraft geworden is. Indien hy als nog geoordeeld worden kon, dan zou her alleen weezen, volgens de voorlifbeftaanhebbende Wet, en die, by uitfraiting, hem alleen betreft. Deeze wreedaartige Dwingeland is voor altoos uit onze harten verbannen; mogten wy hem ook teffens uit ons geheugen kunnen wisfen. Eindlyk, dat hy alle zyne misdaaden overleeve, en dat zyne verlengde ftraf de onheil voorfpellende voorlooper zy van den blikfem, die, zedert langen tyd de godloozen bedreigt, welke naar hem gelyken. Medeburgers! indien 'gy, tegen myn gevoelen , bevinden mogt, dat Lodewyk de zestiende filet gerechtlyk geoordeeld, niet wettiglyk geftraft geworden is, niettegenftaande hy, door een uwer Decreetcn, van den Conftitutioneelen troon verftgseken is,- en dat, als een noodZaaklyk gevolg, hy te recht gefteld moet worden, dan aarzel ik niet, om u te zeggen, dat Wy Zyne Rechters niet zyn kunnen. i °. Om dat wy allen , of genoegzaam allen, Openlyk erkend en verklaard hebben, dat Lodewyk de zestiende een afgryslyke burgermoorder is. 2°,  VAN ANTOlNE CONTÉ. n°. Om dat het tegenftrydig is, dat de Conventie, ten zelfde tyden, de bediening van befchuldiger en rechter kan vervullen. 3°. Om dat de Souverein , die ons de magt gegeeven heeft, om Wetten te maaken , geenzins de gerech'tsmagt op ons heeft overdraagen. • 4°. Om dat, indien wy, by de Conftitueerendé en Wetgeevende magt, die ons, in de daad, op dit oogenblik toebehoort, de gerechtsmagt voegen , wy dan niet anders meer te doen hebben dan een kiemen overfprong , om de haatfyke , de fchandlyke dictatoriale magt op onze hooofden te ftapelen , ja ! de dictatoriale magt: en hier toe , hebben wy niets te doen , dan het decreet te doen werken , het welk een gewapend Corps ter onmidlyke befchikking van de Conventie fielt. Maar ik hoop, ja ! ik hoop, dat wy, getrouw aan de groote grondbeginfels , waarvan wy , met eene deugdzaame, ik wil zeggen, republikeinfchegrootschheid , belydenis doen , eerlang , ten aanzien van het heelël , verklaaren zullen , dat wy ons , onveranderlyk, bepaalen, tot de zorg , om aan Vrankryk eene Conftitu. tie te geeven, die haarer en onzer waardig is. Ik vorder , dat de Nationale Conventie verklaare , dat Lodewyk de zestiende niet te recht gefteld kan worden , vermits hy reeds gerechtlyk geoordeeld , en , overéén- * komftig de Conftitutioneele Wet, geftraft geworden is. — In alle gevallen , indien de X 4 Con-  gS8 RÈDENVOÈRING VAN ANTOlNE CONTeT Conventie verfchillende denken mogt, vorder ik j dat zy decreteere , dat de Souverein, in deszelfs eerfte Vergaderingen, gelieve te be* flisfen , of Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld moet worden? Volgens welke Wet? én door wie? GE?  GEVOELEN TAN Gedeputeerden van het Departement DU PAS DE CALAIS* Betreklyk de gerechtlyke beöordeeling van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. BURGERS.' jj^jfet zal uwer waardig weezen, om aan da onfchendbaarheid der Volken, eene fchitterende hulde afteleggen, en de menschmoordende Koningen te ontzetten van het privilegie van ftrafloosheid. Ik begryp, dat Lodewyk gerechtlyk geoordeeld kan worden; maar zal hy zulks worden door de Nationaale Conventie ? Dit is een ander privilegie , van het welk ik u verzoek, dat gy geen fcheppers zyt. Ik zal my tot de vraag, of Lodewyk gerechtlyk oordeelbaar is ? een oogenblik bepaalen, enkel en alleen, om de grondbeginfels vastteftellen, waaruit, zo als het my voorkomt, voortvloeit, dat hy niet door u gerechtlyk geoordeeld worden moet Onder deeze grondbeginfels zyn'er, X 5 die  33a GEVOELE N -die u reeds, uit een groot aantal gezigtspunten , zyn voorgedraagen geworden: ik zal my onthouden van dezelve cp nieuw te ontwikkelen, en flegts op de denkbeelden ftaan blyven, die men u, of nog niet heeft aangebooden, of die niet genoeg doorgrond zyn geworden. Het zal my derhalven genoeg zyn u te errinneren, dat, byaldien Lodewyk niet oordeelbaar zyn kon voor de daaden van zyn uitvoerend beftuu', hy het ten minften weezen zou, voor zyne afzonderlyke wanbedryven, voor zyne per- 'lboneele verraaderyen tegen zyn Vaderland. Hy zou het zyn, niet flegts, om dat de Conftilurie tot dat punt, de heilige Wetten der natuur en der maatfehaplyke reden niet zou hebben mogen affchaften; maar vooral, om dat de Conftitutie dit zoort van perfooneele booze aanflaagen niet verwart met de eenvoudige misflagen eener geconflitueerde magt, en om dat zy nergens zegt, dat iemand zyn vaderland mag verkoopen, 'zyn Medeburgers verflaaven en vermoorden, en echter ongenaakbaar kan blyven voor de wraak der Nationaale Wetten. Aldus waren 'er, zelfs onder de regeering der Conftitutie, in het lyfftraflyk wetboek, Wetten tegen alle de verraaders van het vaderland, al waren zy Monarchen of Wetgeevers: maar het geen ontbrak, ten opzigte van een Koning, fchuldig aan dit zoort van misdaaden, was een Magt, waar aan het toekwam, om deeze openbaare Wetten op hem toetepasien. Ziet daar, Medeburgers! de zeer groote misdaad, de hoogfte verraadery der Overzieners van de Conftitutie : zy hebben een zaamenzweerenden Koning geplaatst, niet boven de Wet; maar xbui-.  T1D p; c. r. t> a ü fj o u. 331 büiten het bereik van alle geconftitueerde Magten. Wanneer ik deeze onderfcheiding maak, dan denk ik niet, ueenebeuzelagtige fpitsvindigheid aancebieden; maar u te verzoeken van te willen onderfcheiden, het geen de aart der zaaken niet toelaat onder één te vermengen. Ongetwyffeld zal niemand zeggen, dat 'er geene Wetten waren voor Lodewyk den zestienden; dat hy door dezelve geenzins tot het een of ander • verpligt was; dat geen bedryf van zyn kant een misdaad kon heeten, en dat de Conftitutie hem , op eene burgerlyke wyze, onvatbaar voor het zondigen gemaakt had. — Medeburgers! dat hy heilig, dat hy onkwetsbaar, ten opzigte van alle magten, geweest hebbo; de Conftitutie feegeerde zulks : maar de Conftitutie begeerde ook, dat de Wet heilig voor hem ware. Indien hy, door middel zyner onfchendbaarheid, aan de handen der magten ontfnapte, men had voorzeker hem het recht niet gegeeven, om de Wet te fchenden, en zyn perfoon was niet vreemder aan de burgerlyke Wetten, dan 'er zyn gezag niet boven verheven was. Waarom zouden dan de misdaaden van den Koning,zelfs zyne perfooneele en burgerlyke, niet gerechtlyk onderzogt kunnen worden? Om één eenige reden, die men misfchien niet genoeg heeft opgemerkt; om dat 'er geene Magt beftond, die hem kon bereiken. Er zyn derhalven tweeërlei wyzen van onfchendbaar te zyn : 'er zyn, voor een misdaad, tweeërlei wyzen, om ongeftraft te blyven ; of, om dat 'er, tegen deeze misdaad, geene vooraf aangekondigde Wet beftaat; cf, om dat geen Ge-  33* GEVOELEN Gezag zig de gerechtlyke beöordeeling over den fchuldigen kan aanmaatigen. Van deeze twee onfchendbaarheedenisde eene onveranderlyk in derzelver uitwerkfel, en de ftrafloosheid, die zy verzekert, overleeft alle Revolutic-n. Ik zal eeuwig onöordeelbaar zyn, vooreen daad, op gisteren bedreeven, en welke eene Wet zou kwetfen, die gy heden deezen dag eerst decreteerde: maar de ftrafloosheid van de tweede zoort, die naamlyk, weike voortvloeit, niet uit het ftilzwygen der Wet, maar üit het onvermogen der openbaare Magten: deeze ftrafloosheid verdwynt, in alle opzigten, voor alle voor heen gepleegde misdaaden, op het zelfde oogenblik, waarin men de hinderpaal wegruimt, die deeze magten onvermogende maakte, 't Is genoeg, dat de Wet beftaan hebbe voor myn misdaad. Wat de magt betreft, die my oördeelen moet, het tydperk van haare inftelling of van de uitbreiding haarer gerechtlyke bevoegdheid, heeft gansch niets te maaken met de wettigheid van het vonnis, dat zy tegen my moet uitfpreeken. In alle Regeeringen vind men voorbeelden van Vierfchaaren, geformeerd, om, voonifgepleegde misdaaden te oördeelen, en het is klaarblyklyk, dat een befchuldigde, aan de Wet alleen, en geenzins tegen zyn rechter, ter zyner verdeediging zou kunnen zeggen.- „ Gy had geen beftaan, toen ik de misdaad beging." Deeze denkbeelden pas ik toe op Lodewyk den zestienden, en wanneer hy ons zou zeggen, dat 'er tegen de daaden, waarmede men hem befchuldigt, noch voorïifbeftaande Wetten noch magten v\ aren; ik zou hem antwoorden, dat het al-  VAN P. C T. O A U N O Ü. 355 alleen zyne perfoneele verraaderyen betreft; dat 'er, in deeze betrekking, Wetten waren, welke hem verpligteden, en dat, ten opzigte van het onvermogen der openbaare Magten teeen zyn perfoon, dit een zoort van ftrafloosheid was, die hy verlooren heeft, op het oogenblik , waarin hy ophield Koning te weezen. Wetgeevers! het was toen gy de Koninglyke Waardigheid vernietigdet, dat gy Lodewyk den zestienden, in de hand der openbaare magten hebt overgegeeven, die ingefteld zyn, om, volgens de algemeene Wetten , de perfoonelyke verraaderyen te oördeelen, van alle de geenen, die geen Koningen meer zyn. Met een woord , hy heeft Wetten tegen zig, byaldien hy een perfooneele zaamenzweerder zy; en Magten, byaldien hy geen Koning der Franfchen meeris. 'tls ongetwyffeld ingevolge der aanmerkingen van deeze natuur, dat verfcheiden Leden van uw Comité van wetgeeving, in den beginne, gedagt hebben, dat; ,, Lodewyk de zestiende niet meer genot van eenig privilegie moest hebben • dat hy niet onderfcheiden moest worden van'andere burgers, noch ten opzigte van de wyze zyner beöordeeling, noch ten opzigte van de natuur der Vierfchaar." De Rapporteur van uw Comité heeft u rekenfchap gegeeven, wegens de beweegredenen, die het tegenövergeftelde gevoelen in het Comité hebben doen zegevieren: „ Het is, om dat alle de thans beftaande Vierfchaaren door de Conftitutie zyn gefchapen geworden; om dat het uitwerkfel der onfchendbaarheid van den Koning juist daarin beftaat, dat hy niet gerechtlyk geoordeeld kan worden door eenige der.geJ ° con»  3,34 «svoEtts confHtneerde Magten; dat deeze onfchendbaarheid niet verdwynt, dan voor de Natie, en. de Natie alleen het recht heeft, om Lodewyk den zestienden gerechtlyk te agtervolgen, om Conftitutioneele misdaaden." Zonder twyffel, zyn de thans beftaande Vierfchaaren, door de Conftitutie gefchapen geworden ; maar zy ftaan daarom niet te minder ter befchikking van de Nationaale Conventie: hunne bevoegdheid ftrekt zig uit, of bepaalt zig, uit kragt van uwe decreeten, en het is genoeg, om een perfoon, aan hun rechtsgebied, onderwerplyk te maaken, dat gy hem ontdoet van het caraéter, dat alleen 'er hem aan zou kunnen onttrekken. Ongetwyffeld beftond, toen men een Koning had , het uitwerkfel zyner onfchendbaarheid juist daarin, dat by niet gerechtlyk geoordeeld kon worden door eenigen der geconftitueerde magten; maar nu 'er niet anders is dan een Man, befchuldigd met perfooneele misdaaden , die het lyfftraflyk wetboek voorzien heeft, nu verfcheelt het zeer weinig, wat hy geweest hebbe; en ik begryp niet, welke betrekking 'er langer tusfehen hem en de geconftitueerde Magten beftaat, die belet, dat hy, gelyk alle andere burgers, door hen zou geoordeeld worden. Ongetwyffeld heeft de onfchendbaarheid van Lodewyk den zestienden, of het onvermogen der openbaare Magten ten zynen opzigte, niet anders kunnen yerdwynen, dan door een daad van den Nationaalen wil, en deeze wil alleen, de Koninglyke waardigheid vernietigende, heeft Lodewyk den zestienden en zyne misdaaden kunnen plaatfen, onder het rechtsbedwang der alge-  VAN P. C. F. t> A U N O Ü. 335 gemeene Magten; maar wanneer deeze onfchendbaarheid éénmaal niet meer zy, dan verdwynt zy ook," ten zelfden tyde, in alle andere opzigten, en de Vierfchaaren, die haar nietwraaken konden, toen zy een beftaan had, moeten haar niet meer befpeuren, wanneer zy heeftopgehouden te zyn. Ik geloof eene in 't oogloopende dubbelzinnigheid optemerken in deeze woorden, voor de Natie, gebezigd door uw. Comité. Het is flegts door het gezag der Natie „ maar het is voor de oogen én ten opzigte van elke magt, dat alles verdweenen is, het geen van de onfchendbaarheid van Lodewyk den zestienden verdwynen kon. ; Ongetwyffeld eindlyk, is het aan de Natie, dat Lodewyk verantwoordlyk word voor de misdaaden, waarmede hy befchuldigd is; maar de andere zaamenzweerders , fchuldig, gelyk hy, aan perfoneele kwaadfmeedingen, worden gerechtlyk agtervolgd, uit naam van de Natie, en worden door haar niet geoordeeld. De Narionaale Conventie befchuldigt hen; maar fpreekt geenzins hun vonnis uit. Te vergeefsch zal men zeggen, dat de misdaaden van den geweezen Koning Conftitutioneele misdaaden_ zyn: deeze tegenwerping heeft geen beftaan, in het ftelfel, dat ik voordraag; want het is geenzins, om dat hy kwalyk geregeerd, maar om dat hy perfoonlyk het Volk verraaden heeft, dat deeze man gerechtlyk 'geoordeeld zal worden, en dit zoort van misdaaden is niet meer Conftitutioneel in Lodewyk Capet, dan in Antonetta ofin Barnave. Ik befpeur derhalven niets van genoegzaame vastigheid in de beweegredenen, door uw Comité van Wetgeeving tegengefteld aan dezul-  33Ó «EVOBI.ES zuiken zyner Leden» die Lodewyk den zestienden , door de gewoone vierfchaaren , wilde» laaten oördeelen, Andere Leden van dit Comité hadden deformoering voorgelteld van een afzonderlyke vierfchaar, voor welke Lodewyk de laatfte, door de Conventie, zou befchuldigd worden. De Rapporteur onderrigt ons, dat het Comité dit ontwerp verworpen, en de voorkeur gegeeven heeft aan dat, om Lodewyk den zestienden, door . de Conventie zelf, gerechtlyk te doen oördeelen; maar men heeft u geen rekenfehap gedaan van de beweegredenen deezer voorkeur. Ik kan derhalven, dit gedeelte van het gevoelen van uw Comité, niet te keer gaan, ten opzigte der grondbeginfels, die 'er ten grondflag van hebben mogen verltrekken, ik kan zulks alleen doen ten opzigte van de gevolgen, die 'er Uit voortvloeien, en van de grondbeginfels, die my toefehynen, 'er mede te ftryden» Wetgeevers! indien gy de geheele Natie, indien gy de Souverein waart, ik zou beginnen„ met u de diepzinnige waarheeden te errinneren, die de Schryver van het maatfchaplyk verbond, C Contrat focial) aan de Volken geopenbaard heeft; ik zou u, beneffenshem, herzeggen,dat de algemeene wil, om waarlyk zodanig te weezen, het ook zyn moet in haar bedoeling; dat zy derhalven geen afzonderlyke bedoeling hebben kan; dat zy geen uitfpraak kan doen noch over een perfoon, noch over een bedryf; dat de veroordeeling van een Misdaadiger eea afzonderlyke daad is; dat aldus deeze veröordeeling niet aan den Souverein toebehoort; dag dit een recht zy, dat hy tan overdraagen aan aa-  V A N P. C. F. i) A Ü N O ü 23f anderen, zonder zelve het .te kunnen uitoeffenen. Eeuwige grondbeginfels, waarvan de Waarheid niet enkel rtist op de.natuuriyke onmooglykheid, om een geheele Natie totdeveroordeeling van één eenigen perfoon;tc doen medewerken; maar grondbeginfels, die weezenlyk rusten.op de pcrfooheele rechten, die altoos voor elk lid, der maatfchappy eerbiedwaardig zyn. Indedaad, gelyk Rousfeau nog aanmerkt, 1 indien de algemeene wil altoos zuiver is, dan is het, om dat 'er niemand is, die, Voor allen ftemmendé, niet pp zig zelve denkt i en indien deeze wil zomtyds zyne natuurlyke zuiverheid verliest, dan is het, wanneerzy over eenig byzonder voorwerp gaat, om dat, wanneer wy oördeelen over het geen ons vreemd is, Wy geen waar grondbeginfel van billykheid hebben, dat ons geleid." Indien ik derhalven :tegen de geheele. Natie fprak, zou ik niet aarzelen tegen haar te zeggen : Gy mobgt u vrylyk wreeketl op deezen Man , die u onderdrukt en yerraadeh heeft; maar geeft, ten minften, aan deeze wraak den naam niet van een openbaar vonnis; zy kan zeer wel rechtvaardig zyn; maar voorzeker zou zy niets hebbeh y dat naar het gerechtlyke zweemde. Het hangt flegts vari u af, om hem, gelyk alle andere befchuldigden, wettiglyk te doen oordéelen: maar Zyn vonnis, aangekondigd door u zelf, uitgefproken derer een geheel Volk, zou geen vonnis genaamd kunnen Worden. Gy kunt hem niet oördeelen, dan op gelyke wyze, als hy u weleer Wetten heeft kunrteü voorfchry ven', dat is te zeggen, doot Ü. DEEL. Y  338 GÊVOÉLÊ» alle gronddenkbeelden der maatfchaplyke infïelling omtekeeren en te verwoesten; Het is derhalven niet, wetgeevers! door u zeiven aantemerken als de bewaarders van het Na«* tionaal alvermogen, dat gy^ de gerechtlyke beoordeeling van Lodewyk den zestienden, u zelve zoud kunnen voorbehouden. Behalven dat u zeiven als zodanigen aantemerken een fchuldige dwaaling zou zyn, is het juist, omdat gy de Souvereiniteit der Natie uitöeffent, dat Lodewyk niet door u geoordeeld worden moet. Alles wat 'er dan overfchiet, om optehelderen, is naartefpeuren, -ofgy de Vierfchaar niet zyt, die het Volk ter deezer gerechtlyke beöordeeling , heeft ingefteld ? In de dringende behoefte der ómftandigheeden, heeft het Volk, dat ü gezonden heeft, den tyd niet gehad, om, op eene zeer naauwkeurige wyze, de verfcheiden onderwerpen van uwen last te bepaalen. De Keurvergaderingen hadden flegts één recht uitteöeffenen, datnaamlyk* van u te Verkiezen, en de Eerftevergaderingen hebben, ten grootflen deele, geen gebruik gemaakt, dan van één eenige der oirfpronglyke? rechten, die hen toebehooren; zy hebben naamlyk de Kiezers benoemd: zo dat, Medeburburgers! het moeilyk zal vallen, om, op eene genoegzaam geloofwaardige wys, te bewyzen, dat het Volk u ftelliglyk de magt, om Lodewyk den zestienden gerechtlyk te oordeelert, gegeeven of geweigerd hebbe. Vryheid en Evengelykheid, ziet daar den opperflen last, en de eenige inflruéh'e, die gy, over 't algemeen , van uwe Committenten ontvangen hebt. Hee  VAK P. C. F. D A U N O ü. 330 Het is derhalven niet in de. duidlykcgeder.kftukken van hunnen Souvereincn wil, maar alleen in uwe eigen zaamenltelling, dat gy de oplosling moet zoeken van liet vraagftuk; Of het aan u Haat, om den geweezen Koning gerechtlyk te oördeelen? In de eerfte plaats merk ik aan, dat gy, ten minften tot wederopzeggens, het wetgeevend Gezag uitöeffent, en ik geloof'er, met Montesquieu, te kunnen by voegen : Dat, in't algemeen, de rechterlyke magt geenzins ver* ééntgd moet worden, aan eenig gedeelte van de magt om Wetten te maaken: dat een Wetgeevend Lighaam niet gerechtlyk oördeelen kan ; dat het zulks nog veel minder doen kan, wanneer het eene openbaare misdaad, eene 'fchending dér rechten des Volks betreft, om dat, in dit afzonder lyk geval, het Wetgeevend Lt'haam, de belanghebbende party vertegenwoordigt, welke party het Volk zelf is, en dat volgens eene bekende, maar niet minder betwistbaare waarheid, niemand rechter en party weezen kan; dat bygcvolg, de Wet* geevende magt niet anders kan weezen,' 'dan befchuldiger ,en dat, om aan dezelve gerechtlyke verrigtingen toeteëigcnen, men de toevlugt zou moeten neemen, tot de cngerymde en driewerf haatlyke Helling van twee Kamers, waarvan de eene befchuldigen zou voor de andere. . Maar deeze, misfchien voor eenh;c rnaarigingen vatbaare, theorie aan een zydc hatende, geloof ik het genoeg teweezeri, Medeburgers! om het plan, dat uw Comité heeft vourgcfield, in aanmerking te neemen, ten einde te efken- Y % im  34° GEVOfcLÈN rien, hoe onöverwinlyk moeilyk het zy, óm èene de Natiönaale Conventie in eert Iyfitraflyke Vierfchaar te hervormen. Wetgeevers! gy zyt geënzins de grondbeginfels der natuurlyke billykheid en van het maatfchaplyk belang vergeeten, die u, in de zaamenftelling der Vierfchaareri, geraaden hebben, öm den perfoon des befchuldigers van den perfoon^ des rechters te fcheiden; öm de bediening van gezwoörenen, die de daaden bewyst, aftefcheiden van de bediening der Vierfchaar, door Wie de Wet Word toegepast; om de gerechrsmagt niet te plaatfen dan in verantwoordlykè handen-, en aan den befchuldigden teveroorlooven, om de zulken zyner rechters te wraaken, die perfooneele gevoelens, ftrydig met zynë zaak, mogren hebben aan den dag gelegd. Eti wel tiu! ziet daar gerechtsvormen, die uw Comité u verzoekt te vèrfmaaden. In deszelfs ontWerp zy t gy gezwooren befchuldigers, gezwooren vonnisvellers, rechters, die niet verantwoordlyk, rechters die niet Wraakbaar zyt, en, tér rechtvaardiging van dit ontwerp, ziet hier de fedeneering, die uw Comité u voorhoud. „ Het breed vertoon der lyfflraflyke rechtsgedingen Zou blykbaar nutloos zyn , indien dei maatfchappy zelve uitfpraak deed over de misdaaden haarer Leden: doch de Conventie vertegenwoordigt geheel en volkomen "de franfche Republiek; derhalven kan de Conventie Lodewyk den zestienden1 gerechtlyk óordéelcn, en dit oordeel, voegt uw Comité 'ér by, zal niet aan de békragciging van' den Souverein' onderworpen worden." Reeds heb' ik, byna alle de gedeéltens deezer'  VAN P. C. F. D A U N O Ü. 34I zer redeneering te keer gegaan. Vooreerst, indien de gerechtlyke beöordeeling van Lodewyk den zestienden waarlyk een daad van Souyereinjteit was, dan kan ik niet begrypen, waarom, zy niet aan de fanctie des Volks zou onderworpen worden; want ikbegryp, dat'er niemand anders is dan het Volk, die als Souverein handelen kan, ep ik wederhoud my van de ontwikkeling van di: grondbeginfel, alleen om dathet, zo al niet vreemd, ten minften overtollig is,aan het gevoelen , dat ik beweer, 't Is my genoeg, vi te errinneren wat de Schryver van bet Contract: Social u reeds gezegd heeft: dathet naamlyk, niet aan de geheele maatfchappy toekomt, om zelve uitfpraak over de misdaaden baarer Leden te doen. Nog eens, Medeburgers! verwart geene Nationaale wraak, die wel verdiend, maar nooit gerechtigt kan weezen, met een crimineel vonnis, dat, byzonder in zyn onderwerp , even min uit den algemeenen wil kan voortvloeien, dan een openbaare Wet bet voortbrengfel zyn kan der begeerten van eenige byzondere perfoo nen. Buiten deeze grondbeginfels, en, moet men het zegden, buiten deeze gerechtsvormen, die ik u heb afgefche.tst, is 'er geene gerechtlyke beöordeeling, is 'er niet anders dan oorlog en wraak. En de burger. Saintjust ftemt zplvehierin.toe, niettegenflaand0 hy teffens wil, dat het vonnis van Lodewyk den zestienden, door de Nationaale Conventie uitgefprooken werde. Hyilaat tóe, dat gy hem niet anders dan in.hoedaanig-heid van vyand kunt oördeelen, en dat dit veel, minder een gerechtlyk oordeel, dan wel eene. wraak, een firyd, eene krygsverrigting zv. Y 3 1 Mc-  §42 GEVOELEN Medeburgers ! de vraag tusfehen my en Sainj; just bepaalt zig ftiptlyk , oiri te weeten: Of men Lodewyk den zestienden gerechtlyk moet oördeelen, dan of men hem moet opófferen gelyk Cefar en andere Dwingelanden ? Misfchien zal ik aan het kragtige gevoelen van Saint just nietanders tegenflellen, danfehroomhartige aanmerkingen, eerder voorgefchreeven doordeheblykheid en de vrees, dandoordegeftrengheid der repubhkeinfche wysgeerte, die hy alleen' ondervroeg. * Intusfchen zal ik zeggen, dat Cefar regeerde, toen de Raadsheeren hem opofferden: dat het niet altoos genoeg zy, dat de wraak door het flagtöffer verdiend is geworden : dat wy nog gewoon zyn, te wenfehen, dat ze edelmoedig zy: dat dit zoort van krygsyerrigting zig weczenlyk bekleed met een revol utiecaratler, al te vreemd aan de omftandigheeden, welke ons omringen:' dat wy , niet aan ons zelve % maar aan het Nationaal belang, tot eenige1 oplettenheid verfchuldigd zyn, wegens het geen mén van ons zeggen zal: dat het Volksgevoelen, en vooral het gevoelen onzer eigen burgers, wegens de wyze van gerechtlyke beöordeeling, niet onverfchillig zaï kunnen weezen, met betrekking tot hetgoedgevolg onzer andere 'flaatkundige verrigtingen: dat eindlyk, 'volgens de grondregels, die zeer wel onderzoek kunnen verdienen, maar waarvan de valschheid nog niet beweezen is, het der Nationaale Conventie veel waardiger zal weezen, cm een zaamenzweerder te bcfchuldigen , dan om den oorlog te voeren tegen een geweezen Tyran, die op zig zeiven flaat, ontwapend en gevangen is.  VAN V. C F. D A U N O U. 343 Wetgeevers! levert dan Lodewyk den zestienden aan de algemeene rechtsvordering der Wetten, aan den natuurlyken loop der openbaare rechtvaardigheid. Wat u betreft, be» reid voor Vrankryk een Conftitutie, waardig het Volk, dat de evengelykheid herwonnen heeft. Gy zyt meer oplettenheid verfchuldigd aan vyfentwintig millioenen menfehen, die verdiend hebben gelukkig te weezen, dan aan een éénigen, die verdiend heeft gerechtlyk geoordeeld te worden. Zeker, ik wil niet zeggen, dat de uitoeffening der rechtsmagt beneden de waarde uwer zending zy: in een Republiek zyn 'er niet anders dan doorlugtige bedieningen; maar gy zyt Wetgeevers, en ik vorder, ten diende der benoodigdheeden van een geheel Volk , de uuren en de zorgen , die gy befteeden zoud aan de gerechtlyke beöordeeling van een enkel perfoon, Medeburgers! dit oordeel zal plegtig genoeg weezen , wanneer het rechtvaardig genoeg is, en het.zal rechtvaardig genoeg zyn, wanneer het omgeeven word door wettige formaliteiten, die befchermëngelen der natuurlyke rechten van elk befchuldigden. Indien gy eenigepligt,omtrent de Koningen, te vervullen kunt hebben , dan zal deeze pligt edelmoediglyk voldaan worden, wanneer gy hun Medebroeder te recht ftek, even zo als men een uwer te recht ftellen zou; en, indien de Volken het ftaarende oog op u vestigen, geeft dan aan de Volken geen gedugte ergenis, door, tot in de pragtige ten toon fpreiding van het rechtsgeding van uwen geweezen Koning toe, de reusagtige denkbeelden te herroepen, die men, maar, al te lang, aan den perfoon der Vorften, en zelfs aan hunY 4. ne  344 GEVOELEN ne misdaaden, gebegt heeft. Durven wy het zeggen; dit ontwerp, om Lodewyk den zestienden door eene Nadonaale Conventie te doen oördeelen, heeft indedaad nog veel meer,dan men denkt, van die onmaatige denkbeelden van Koninglyke groothe'd en majefteit, die zig, als van zelve, hervoortbrengen, en die, om zo te fpreeken, buiten ons weeten, zig vertoonen, tot in onze gevoelens van haat en afgryzen toe , welke wy tegen de. Koninglyke waardigheid betuigd hebben. Medeburgers! wy'weeten als nog de Koningen niet genoeg te verachten. ' Wat de ftraf betreft, die Lodewyk de zestiende ondergaan zal; zyne rechters zullen dezelve gaan zoeken in het lyfftraflyk wetboek der Natie, en ik begryp, dat het noch in hunne, noch in uwe magt zyn zal, om; ten behoeve van een enkel perfoon, een uitzondering op de algemeene Wet te maaken: maar vermits, ter deezer geïeegenheid, eenige uwer Redenaars, die my voorafgegaan zyn, eene der heiligfre vorderingen, een gefchrei, het meest grievende voor de menschlykheid, hebben doen höorien, klaag ik insgelyks de doodftraf aan, als een misdaad der Wetgeevingen, als een uitvinding der Koningen, als een bfoekvlak, diegy misfehieri, uit het wetboek der Franfchen, had behooren uittcwisfeben, ten zelfden tyde als gy'er de Koninglyke waardigheid uitgewischt hebt: maar', zo lang dezelve'aldaar beftaan zal , zó lang zy aldaar de 'natuur rot opftand zal 'uittarten', 'zal het dcoderde zwaard, waarmede de' Wet zig \vapent, gelyklyk zweeven moeten, over alie de hoofden, wier gelyke overtreedingen, aan deszelfs flagen worden aangeweezen. Al-  VAN F. C. F. D A U N O U. 345 Alvoorens te befluiten, dat Lodewyk, in allerlei opzigten , gerechtlyk geoordeeld moet Worden, gelyk alle andere zaamenzweerder, moet ik' mv bepaalen tot eene gewigtige tegenwerping. Zou Lodewyk de zestiende, beeft men ü gevraagd, ten' minflen zo hy geene Rechters vordert, vatbaar, om door het goud der vreemde Hoven te worden omgekogt, een Vierfchaar kunnen begieren, die minder yerdagt word gehouden, of onlydlykèr is, dan de Conventie? Alhier, Wetgeevers! verzoek ik die perfooneele omftandigheeden terzyde te mogen Hellen , die de verëerende voortekens van Uwe owpartydigheid zyn; verzoek ik, dat het my geoorloofd zy, om in u niet anders dan een talryke Vergadering te befpeuren, en om, voor een oogenblik , uwe befchouwing te doen vestigen , op&de Vergaderingen, die u, in de gefchiedenis der Volken voorafgegaan zyn. Ik breng de Conftitueerendé Vergadering by, en ik geloof daar door een groot voorbeeld aantevoeren; want zó gy dezelve bcfehouwt, in de eerfte tydperken van haar beftaan en van baare zegepraalen, welke andere Vergadering,' by eenig Vólk, fpreide immer doorlugtiger en belangryker carafter ten toon? Intusfchen de Koning ontvlugte het; men nam hem gevangen; hy word in deeze muuren weder te rug gebragt,; en zyn ontrouw word openbaar. Een klein; getal Leden drukt, befchroomdlyk , de verontwaardiging van een vcrraadcn Volk uit, en deeze verontwaardiging zou toen, even gelyk heden ten dage , alvermogende hebben kunnen zvn, en de'"'Koning!vke waardigheid verflonden Y 5 ' -heb-  S4Ö 6BVOELEN hebben; maar eensklaps knielt de menigte derWetgeevers aan den voet van den troon, en legt aldaar, met eene trotfche laaghartigheid, de verachtlyke hulde af, waarby zy de vernederingen des Volks , en de voorrechten der dwinglandy vastftelt. Derhalven, o Medeburgers! waren noch de uitgeftrektheid der verlichtingen, noch het vermogen der bekwaamheeden, noch de heblykheid van ftryden en van overwinnen, noch de medebewustheid van den algemeenen geest, toereikende, om eene Nationaale Vergadering op de hoogte der onöm-, koopbaarheid te handhaaven. Het behoort aan groote Vergaderingen, om het maatfchaplyk geluk te fcheppen: maar wy durven zeggen, dat, terwyl deeze fchepping hen onledig houd, zy meer of minder gekweld worden door ziekten , welken haar eigen zyn, en die eindlyk dat zoort van omkoopbaarheid kunnen daarftellen, waarvan de Rapporteur van het Comité gefproken heeft. Ik zal alhier de aanmerkingen niet errinneren , Wetgeevers ! die tot heden toe, en voor u,tot de natuurlyke gefchiedenis der talryke Vergaderingen behoord hebben: ik zal niet treeden in omftandighecden, die fteeds vreemd zullen zyn aan eene Conventie van Republikeinen, maar ik zal zeggen, dat, in eene eenvoudige Vierfchaar, de verantwoordlykheid van elk rechter, in een omgekeerde reden, toeneemt, naar het getal zyner Medeamtgenooten. Ik zal zeggen, dat aldaar, in deeze verantwoordlykheid, alles juist en onderfcheidenlyk is; het onderwerp, haare wyze, en de perfoon, waarop zy nederkomt; dat aldaar eindlyk, de openbaare waakzaamheid fteeds  VAN P. C. F. D' A U N O Ü. 347 fteeds werkzaamer en beteugelbaarder zal weezen. Medeburgers! wie weet of Lodewyk de zestiende niet liever befchuldigd zal willen worden voor agthonderd rechters dan door vyftien ? Ik befluit met te vorderen, i", Dat, de daaden, betreklyk de perfooneele misdryven van Lodewyk dén zestienden, door uw Comité van algemeene veiligheid en uwe Commisfien van vierentwintigen en van twaalven verzaameld geworden zynde, gy uitfpraak doet, of'er befchuldiging plaats tegen hem hebbe. 2°. Dat, door u befchuldigd zynde, hy gerechtlyk geoordeeld werde, volgens de gebruik-, lyke vouwen, of door de crimineele Vierfchaar van zyn Departement, of door een Gerechtshof, dat mooglyk van belang zal zyn, om te herftellen, niet voor de enkele beöordeeling van Lodewyk den zestienden, maar voor alle andere gevallen van dezelfde natuur; AAN-  AANMERKINGEN VAN DEN BURGER Gedeputeerden van het Departement VAN PART S; Betreklyk het. crimineel proces van den ge~ weezfften K O N I Tf 'G. burgers! H et zal zyn, met de Conftitutie van alJe Volken in de band , dat ik-den tweeënzestigften en laatften Tyran der Franfchen zal agtervolgen. Ik zal deezen lathartigen doodflager, deezen moordenaar der Natie agtervolgen, tot op' het oogenblik, waarin ik, onder den by] der Wet, zyn hoofd, in het Carrousfel, zal zien rollen, Ik zal my geenzins wapenen met het wetboek, der Hunnen en Vandalen waardig. Ik zal my wel wagten, om die barbaarfche verzaa-  VAN LAVieoftïTERIK. J4 ven is Rechters en.^vnn de gezworenen xelf.  VAN L. M. LIPELLKTIER. 35/ Het onderzoek heeft reeds zeer veel licht over dit groot ftaatkundig vraagfluk verfpreid. Myn bedoeling is geenzins, om ter befchouwingvan de Redenaars , die my voor af gegaan zyn, nieuwe ontwikkelingen voortedraagen ; maar veeleer, om de vraag duidlyker te maaken, en vooral, om haar te ontdoen van de ftoffen, die my toefchynen, vreemd te moeten zyn aan derzelver beflisfing. Zal het, om te weeten, of Lodewyk de zestiende ter gerechtlyke beöordeeling gefteld kan worden, noodig zyn, om de geheugenis te hernieuwen der onheilen , die de Koninglyke waardigheid, geduurende zo veele eeuwen , over het menschlyk geflagt heeft uitgeflort ? De Koninglyke waardigheid is reeds, en voor altoos, geoordeeld. Teftens verwyder ik van myne denkbeelden alles, wat de misdaaden, aan Lodewyk den zestienden ten laste gelegd, afgryslyks moeten in- boe- Eindlyk moet het, by oproeping der naamen ,met luider Hom, en onder de oogen des Volks zyn, dat de Vertegenwoordigers des Volks, in deeze zaak, hun gevoelen uitten, voor het welk zy verantwoordlyk zyn by de geheele Republiek, (t) (|) De burger Lepelleder opfteller van dit gevoelen, is daags yoor de Executie van'het Doodvonnis aan Lodewyk den zestienden, door zes perfoonen overvallen geworden, aan het huis van ten Logement- of tafelhouder, Fevrier genaamd, waar hy als na gewoonte zyn middagmaal kwam neemen, ter zaake hy yoor de dood van den geweeztn Koning geflemd had; en is op ^ene verraderlyke wyze met een foort ven Poignard vermoord geworden door zekeren Paris, geweezene Garde du Corps van Lodewyk den zestienden. — Die moordenaar wierd eenige dagen ■na den geplecgden moord agtsrhaald, dan heeft zyne jlrufweetcn te ontduiken, door zig zeiven, op het oogenb/ik dat men hem &£ffgtigcn wilde neemen, met een Pistool dood te fchietcn. Noot van de uit ge evers. Z 3  55* aevoÈLtu boezemen. -— Dit gevoel behoort aan al het overige van Vrankryk; maar ik merk aan, dat het misfchicn aan ons alleen verbooden is; en het is betaamiyk, dat wy, het zy als rechters Van Lodewyk, indien wv ons de kennisneeming Van deeze gewigtige zaak voorbehouden ; her 2y als zyne befchuldigers, voor eene Nationaale Vierfchaar, bet zy zelfs als Wetgeevers, ons1 . daartegen wceten te behoeden. Waarom heeft men ons toch de jaarboeken der Gefchiedenis doen doorloopen? Daar is immers de oplosfing, van het vraagfhik , dat ons onleedig houd, ook niet te vinden. Zedert den tyd der Egyptenaaren, die, na den dood hunner Koningen, derzelver gedaeeze onfchendbaarheid is geenzins volftrekt; as alleen betreklyk. 'al , met weinig woorden, deeze twee -elden ontwikkelen* ware het toppunt van ondeugendheid en onzinnigheid geweest, om, aan een perfoon , ten gevalle van zyn perfooneel eigenbelang, bet barbaarfche prerogatif toeteftaan, van z\V ftrafloos , met alle zoorten van misdaaden °tè mogen bezoedelen* Uit dit gezigtspunt, zoude de onfchendbaarheid zo ongerymd als wreed worden. Maar de| dwaaling der Conftitutie is veel Ichoonfchynender geweest - zy heeft van de Koninglyke onfchendbaarheid een volmaakt Natio. naai privilegie gemaakt. Het is éénig en alleen voor het belang, ten rmnften zo hetfchynt, van het Volk, dat zy dit prerogatif heeft vastgefteld. Voor de rust der Natie, en ter vermydingder volkslchokken en der regeeringloosheid, die door de befchuldiging van den eerften magi' Jtraatsperfoon, in den ftaat veroirzaakt zouden kunnen worden, heeft de Wet hem gefteld buiten het bereik van haare gewoone werktuigen. Be Koning was op eene verhevene wyze belast met de uitoefening der uitvoerende magt, dat is te zeggen: met een bedryf, dat geeft oogetv  f A N I" M. ttPtLtET i'E S.. 36r oogenblik geftuit kan worden, zonder het ryksgebied te verlammen. Hem ter gerechtlyke beöordeeling te Hellen , zei men, was de beweeging van elk Ilaatkundig werktuig op te fchorten. Indien, in deeze Helling, de redenen met onwederlegbaar waren, dan moet men ten rninften bekennen, dat 'er geen voorwendlels ontbraken- want elk die befchuldigd kan worden, wanneer hy befchuldigbaar is, moet, offchoon onfchuldig, alle onderzoekingen en gerechtsformaliteiten ondergaan, töt dat hy zig gerechtvaardigd hebbe. Gy gevoelt, hoe gemaklyk het ware, de hindernisfen en gevaaren te voorönderltellen en te vermeerderen, van, onöphoudlyk. den eerften Magiftraatsperfoon ter gerechtlyke beöordeeling- geroepen te zien; Van dit Opperhoofd der uitvoerende magt afgebragt te zien van de zorg voor de Staatsregeering, door te moetett antwoorden op de fteeds hernieuwd wordende befchuldigingen der kwalykgezinden , altoos gereed om het Staatkundig lighaam uit eén te werken, door leugenagtige aantygingen, ingericht tergen hem, waarvan de voortduurende werkzaamheid overmydlyk is, om het de beweegt en het ieeven te behouden. Ik heb beweezen, dat de onfchendbaarheid des Konings een zuiver Nationaal privilegie was; het zal gemaklyk zyn te betoögeil, dat zy niet anders dan betreklyk geweest 1S' De Koning kan voor geene der geconftitueerde Magten gedaagd worden.  gfo GEVOE LES Hy. was gelyk aan de eene, en verheven bo> ven alle de andere. Hy zelve was een Magt; juist daarom moest hy onafhanglyk weezen, en hy had opgehouden zulks te zyn, indien hy hetgerechtsbedwang van eene andere Magt onderhevig was geweest. . Zodanig zyn de grondbeginfels, of liever de dwaalingen, waarop de Conftitutie gevestigd is geworden: maar trekken wy thans het gevolg, dat noodzaaklyk uit deeze ftelling moet voortvloeun. De uitzondering der onfchendbaarheid kandoor den Koning , uit naam van dt Natie , onder voorwendfel van het nationaal. belang , ingeroepen worden, tegen dti bereiking van de geconftitueerde magten. Blaar zy kan niet, ten behoeve van het perfooneele welzyn des Konings , ftrydig met het belang der Natie, aan de Natie zelve worden tegengefteld. Verbeeld u hier, onder welke affchuwelyke gezichtspunten, een Koning, door de Souvereine Natie gedagvaard, voor haar verfchynen zal, geheel overdekt met zyne misdaaden en voorgewende onfchendbaarheid. Welk eene taal zal 'er op zyne lippen, en hoedanig zal zyne verdeediging kunnen zyn V , Daar zal het nationaal belang niet langer kunnen worden tegengeweld aan de Natie, die 'zelve alle haare rechten uitöeffent: de befchuldigde zal haar niet langer kunnen fpreeken van dat evenwigt der magten; van de handhaaving der algemeene rust; van die opperde Wet,verheven boven alle andere Wetten; vandatgeene, 't welk  Y AN U M. LIP EUETtER. 336 't welk zomtyds alle Wetten tot ftilzwygen kan bren-en, het heil des Volks naamlyk; ?vk van die Conftitutioneele voorwendlels, St weV een Koning zig bedekken zou, "o al niet met rechtvaardigheid ten mmften donder brJbefchaamdheid; tegen de dagvaarXgeh;, die hem ter gerechtlyke beoordeeiirS riepen, voor een Magt, gelyk aan de zyne, of voor de Vierfchaaren, die hem ondprccfchikt waren. öntdaan van het dekkleed der algemeene nuttigheid, zon het belang van den befchut di-den zig wel geheel ongedekt moeten \ ei toonen; zou de befchüldigde het privilegie Sr Onfchendbaarheid, ten behoeve van zig zelve, wel moeten verdeedigen , en alsdan, ziet hier de eenigfte bcwysredcn, die hem °VGvhhebt mv bedroegen; want gy had my de ftrafloosheid beloofd. ' Ik heb ftaat gemaakt op uw woord; want nimmer zou ik rty Sdio gemaakt hebben aan de misdaaden, die K? my Verwyt , zonder de waarborg my„cr onfchendbaarheid. Indien gy my te recta - ftelt, dan hond gy uw belofte met; dan verbreekt cy een wederkecrig verpligtènd verdrag, d n fchend gv de voorwaarde, óp welke ik de Koninglyke waardigheid heb aangenomen en zonde? ' dewelke ik ze niet aangenomen 70u hebben : want ik heb niet toegeftemd Koning, te weezen, dan, om dat gy, aan deezen tytel de magt gchegt had, om naar welge-vallen en ongeftraft, alle misdryven te pleegen. Deeze verdeediging verontwaardigt u: deeze verfchooning'baart u afgryzen: ziet daar ech-  S°4 8 » V O E L E N nin/6 S?8*? -ryS' WaaröP een fchu% Koa Se V erPrTlIeg,,e ^ Wendbaarheid, vermomt hy zig daar, met het beJang des Volkl Gedagvaard voor de Natie, kanhv 'erniet ierera^^^"'/311 °m Z'S ze'™ « gemisf W° ^ verdeedi« e™ er- ; Ik durf zeggen, dat het gevoel en de reden z.g veréémgen, om, op deeze wyze, de ge" £Seid vTd derT,Conftitu«oneeIe onfchendoaarhezd van den Koning te bewyzen. liet is een Nationaal privilegie • het h, ingefteld, dan ten behoeve vanlle Nae nie gefchapen dan enkel vóór haar belang- het kan aiec dan voor haar worden ingeroepen zv T ken heeft het recht, om hetere do™ geiln ^aar teffens is zy ook bevoegd, om het vaar ? r?M2Cggen; Cn fteeds ishet blykbaa da dit fchild waarmede zy, onvoorzigtigmi£en haar eerften magiftraatsperfoon bedekt , tegen deverngtmgen haarer andereAmtenaaren,nook tegen haar zeIve gebruik(. kan n,nooit . tk beP^aI W ">'er. Ik geloof, dat dit de fel vande V™S V. Andere befpiegelingen kunnen fch.tterende, andere denkbeelden E -nenftoutzyn; maar dit, mag ikmy dus uitdrukken fchynt my toe, het waare te weezen. Na het betoog van dit vraagftuk tot zulke eenvoudige bewoordingen gebragt te hebben! "y het my veroorloofd, 'er voor één oogenblik van afrewyken; doch flegts, om twee Reden ars te wederleggen, die zelve, alhoewel langs verfchü- ley«  r VANL. M. 1EFHLET1EH. 365 lende wegen, 'er zig van verwyderd hebben. Een hunner heeft u\ als een ftaatkundigenmaatregel, voorgefteld, om Lodewyk den zestienden, aan eene langduurige en fchand yke opfluiting overtegeeven: een ftraf, nadruklyker en voorbeeldiger dan de dood. ■ De andere heeft integendeel beweerd, dat indien het hoofd van Lodewyk het zwaard der Wet ontfnapt, aan hfet Volk het recht toekomt, byna had hy gezegd, dat het verpligc ware, om het zelve je doen vallen. . Vooreerst zal ik antwoorden aan *auchec> en hem zeggen dat, even gelyk hy, ik de Helling verdeedigd heb, om de doodftraf te vernietigen; maar toen begreep ik, en ik beweer het nog heeden, dat indien de reden en de menschIvkheid deeze fchoone overwinning op de aeloude dwaalingen behaalen , de ftaatkunde en het opoerfte belang der Volken misfchien een enkele uitzondering beveelen, juist ten opzigte van hen, welker beftaan eene aanleiding is tot Staa sonïu'stTn, een middenpunt van yolksberoenngen, een hoop voor de kwalykgezmden, en eene bekommering voor de burgers. In een woord, de doodftraf moet, voor allen, uit ons wetboek gebannen worden, behalven voorde hoofden der partyen, waarvan men het keven niet verlengen kan, zonder een gevaarlyk zaad van tweedragt en onheilen te bewaaren. Ten opzigte van de andere ftelling, betrelfende de theorie van een zogenaamden wettigen moord, ik beken, dat ik dezelve niet aanneernen, dat ik ze nooit begrypen zal, ik bewonder Brutus, Cefar vellende. Waar-  166 o I V O E L I J» om? Om dat deeze de magt in handen had: een -Tyran opteofferen is te ftryden. Maar ten opzigte yan den ter neder gewor. W?,r/wD gene" L°deWyk' ^hoort hetalJeenaan de Wet,om hem teftraffen. Zelfs wanneer ik dit verfchrikiyk woord, aan het patnotismus van een onzer medeümtgenooren ontfnapt, wederom ophaal, gefchied zulks Piet, om dergelyk een gevoelen in uwe zielen inttedelgen; ik weet, dat het tot daarnietheeft kunnen doordringen: maar ik heb geoordeeld het van belang voor het Volk, datons hoort, te weezen, ten einde geen dwaaling aantekweeken, die, voortgebragt in deeze Vergadering des te gevaarlyker zou worden, ais derzeivw bron haar eerbiedwaardiger zou maaken Zal ik het waagen, om alle myne denkbeelden aan den dag te brengen ? My dunkt, dat Roberteene waarheid ontdekt maar dezelve kwalyk geplaatst heeft: herhaalen wy deze ve aan het Volk, en dat het alle zyne ZtteST:' dnde * gCene ZyMr Indien het gebeurde, dat wy, wegens het lot van Lodewyk, uitfpraak kwamen te doen op eene wyze, blykbaar tegenftrydiv met de rechtvaardigheid, methet algemeen belanden de inncrlyke bewustheid van geheel het franfche Volk Zou het dan tegen Lodewyk in den Tempel zyn dat dit zelfde Volk, zonder £L Neen! want daar is het verraad ontwapend. Het zou tegen de trouwlooze Gelastigden der N«5  TAN L. M. UïEIrtETIER: 30> tïatie zyn, dat de opftand wettig zou worden, om dat daar het verraad en de nwgt vereemgd zouden weezen. Haasten wy ons, om deeze haatlyke vooronderftellingen te verwyderen : maar dat er on volgens dit onbetwistbaar grondbeginfel, Lodewyk den zestienden oördeelen? Want', wel vérre van uit dei^ftaat verdreeven -ge™ wor-  V 'a m j. a. i V b 1 e' k e li Worden tè zyn, heeft hy'cr, iri tegendeel,alle de voordeden van genooten; ten hy tt rnogt zeggen, dat gy hem, in de maand Ju'hy 1791, belet hebt de vlugt te neemen: maar in alle gevallen, indien het beweezen is, dat Capet een zaamenzweerder is, dan is hy een vyand; en indien gy een Vyand is, dan moet hy gerechtlyk geoordeeld worden! — en door wie? — niet door u, Wetgeevers! want gy zult, benefféns my , gevoelen, dat, een zo pragtigen omflag aan de beöordeeling van Gapet te geeven, een al te groot gewigt gehecht zou zyn aan den naam der Koningen. Waaróm zoud gy zelve hem willen oördeelen? Zou het zyn, om aan de vcrflaafde Volken een voorbeeld van Souvereiniteit te geeven? Zou het daarom zyn, dat gy zo veele formaliteiten zoud bezigen? Wel nu! dat zal nergens anders toe dienen, dan om te doen zien, dat gy nog den heiligen naam van Koninglyke Majelleit eerbiedigt; dat zal nergens anders toe dienen; dan om den hoogmoed der Koninglyke Dwinglanden te vleien; eindlyk, dat zal nergens anders toe dienen, dan om hen 'te doen bezeffeh, dat wy nog zwak of onkundig genoeg zyn, om hen van de andere fterveiingea te onderfcheiden. Dat deeze vernederende denkbeelden verre mogen zyn van het republikeinfche hart. Indien gy aan de Volken en aan de Dwinglandeneen verheven voorbeeld van grootheid wilt geeven, doet hun dan weeten, dat de Koningen nietaaders zyn dan menfehen; dat hunne misdaaden .geftraft moeten worden, met dezelve geftrengheid als, de misdaaden'van andere booswigten; éat dezelfde byl hunne fchuldige hoofden moet Aa 5 tref-  «78 ÖStroïtÊM VAK J, A. ?E'tf!E'llIS, treffen, en fcmdïyfc, dat zy, voor de majefteit der VoJken, in het niet moeten wederkeerem Het is, volgens deeze eeuwige waarheeden; net is, volgens de overtuigende bewyzen der misdaaden van Capet, dat ik voorftel, om befchuldigmg tegen hem te decreteeren, en hem te verzenden na de crimineele Vierfchaar van riet Departement van Parys, om aldaar zyn vonms te ontvangen. P. S. Ik heb het noodeloos geacht om, ter onderfteuning van myn gevoelen, de misdaaden van Capet te vermelden; zy zyn te over befcend, om ze op nieuw te doen drukken. GE*  GEVÖEtEN VAN DEN BURGER g% :t i ja x m 3l * Gedeputeerden van het Departement DE LA CV TE fl'OA; wegens de vraag: Kan en moet Lodewyk de zestiende ter gerechtlyke beöordeeling gefteld worden ? burgers! wetgeevers! .#^al Lodewyk de zestiende ter gerechtlyke beöordeeling geiteld worden? Een vraag, weezenlyk zaamgeiteld uit de twee volgende vraagen: Kan hy het v/orden? Moet hy het worden? Kan hy het worden ? En het is by een republikeinsch Volk, het is in een eeuw van verlichting en van wysgeerte; het is in eene Regeering, die de evengelykheid ten grondllag heeft, dat eenige Hemmen zig verheffen, ten «inde deeze vreemde vraag voorteitellen: of'er een  §8© is £ v ó e i, è is een mensch is, ten wiens opzigte, de Wettel onvermogende en nul zyn? Ik verander dit voorftel en vraag: Kan Lo. Hewyk de zestiende wel niet gerechtlyk geoordeeld wbrden? ö Medeburgers? Lodewyk is een Gevangène; een menigte Hemmen befchnldigen hem, van op het maatfchaplyk recht te hebben aangevalJen, van een verraader des Vaderlands geweest te zyn. Het is aldus, dat, te-midden der.groote Volksbeweegingen, eene pro vifioneele gevangenzetting begonnen is, die het geheele Volk, door zyne Magiftraaten, heden fnoet bekragtigen of vernietigen. Lodewyk den zestienden gerechtlyk te oördeelen, of hem op vry yoeten u fidieni Ziet daar de pJ. ^ eeR Volk, onbekwaam, buiten twyffel, tot eene rechtsweigering. - En zeker zult gy, zonder dat hy gerechtlyk geoordeeld werde, den Man niet ontflaan, die, door het algemeen gevoelen, van verraad tegen zyn land befchuldigd word. Er móét een vonnis zyn: hy zelve zou het kunnen inroepen, en de eeuwige rechtvaardigheid wil, dathetgegeeven werde. ° & Alhier hóór ik my door éenigen toeroepen: s, Alles is geoordeeld: Lodewyk de 'zestiende was onfchendbaar: zyn éénigfte en höoéfte ftraf was de afzetting: de vernietiging der Koninglyke waardigheid heeft de toepasiing 'er van doen ophouden. Er zyn geen andere -ftraffen, om uittefpreekeh." Lodewyk de zestiende onfchendbaar'! -dit woord t is waar, vind men gefchreeven in het Wetboek.dat roennoemde, en zelfs nog noemt, de  t A M T. 1U>H £ $W de Franfche Conjlitutie-, betekende het derhalven, dat de Koning boven de Wetten geplaatst was ? Medeburgers! zeggen wy, ten einde deeze yreemde hoedaanigheid, met de eerfte denkbeelden der reden, te veréénigen, dat zy eenvoudig hem» die 'er mede bekleed was, plaatfte boven het bereik van een enkel perfoon, van een gedeelte des Volks zelfs: zeggen wy, da? de geconftitueerde magten hem niet treffen konden. Dit prerogatif was ongetwyffeld onmeetlyk groot. Maar was Lodewyk de zestiende immer on« fchendbaar in dien zin, als de geheele Natie hec is; kon de waare, de eenige Souverein hem geen rekenfchap vraagen, hem niet ftraffen, wegens de vyandige aanflagen tegen denzei ven? -— Neen nimmer heeft het verdrag indeezervoeger* kunnen beftaan : had het in deeze termen een aanweezen gehad, het had geenzins verpligtende geweest: het ware wedergekeerd in de clasfe van die verdragen, welke, door de ftellige wetten, voor nul en van geener waarde verklaard worden, als tegenftrydig met de natuur, of met de zeden. Indien ik, eenvoudig burger, een verdrag aanging met een ander, die my het leeven of myne goederen zou kunnen beneemen, zonder dat hy gerechtlyk agtervolgd kon worden, wat zou de uitwerking van dergelyk verdrag weezen? — Maar nu vraag ik, zou de toeftand van den Souverein erger kunnen zyn dan die van een byzonder perfoon? Dat men dan ophoude, met aan dit woord tnfchendbaarheid eene verklaaring te geeven,  die door de Jetter en den geest van het verdraf beide worden afgekeurd: befluiten wy de onfchendbaarheid binnen haare waare perken, en beichuldigen wy niet, met te veel geftrengheid op dit punt, eene Conftitutie, die, ondanks de vlekken, welken haar ontfieren, nimmer een zo^ongerymd grondbeginfel geheiligd heeft. Wil men 'er den waaren zin van vatten ? De Conftitutie zelve levert my eene vergelykingop, die tot eene eenvoudige en gemaklyke Oplosfing geleid. Gy en ik, Medeburgers! wy zyn onfchendbaar, m al het geene wy doen, in al het geene wy zeggen, als Gelastigden des Volks: onze dwaalingen zelf zouden geen billyk recht van befchuldiging tegen ons verfchaftem Maar byaldien de Volksvertegenwoordiger verraaderlyk're werk ging; byaldien hy tegen zyn Vaderland handelÖe, door zig met ongeoorloofde wervingen te bemoeïen, of het vlugten te bevorderen, of op eenige andere wyze, zou hy dan zyne onfchendbaarheid kunnen inroepen, en zou men zig te vrede houden, met hem de eerepost, we|ke hy bekleedde, te doen verbaten? Ongetwyffeld neen! na de uitgebragte afte van befchuldiging tegen hem, zou hy geoordeeld en verweezerj worden, tot de ftraffen, die zyn wanbedryf zou verdienen. Lodewyk de zestiende is hier in geen anderen toeftand: hy kon flegte Ministers verkiezen,hy kon veldflagen verliezen, zonder daarom oplehouden onfchendbaar te weezen, vermits dergelyke voorvallen aan onkunde of ongelukken geweeten konden worden. De zedelyke mensch bidd niet op onfchendbaar te weezen, zo lang hy  TA» T. B E R t I X n, S8J hy in zyne bedieningen bleef; zo lang de Natie Zig verhaalen kon op de verantwoordlyke Agenten. Maar byaldien Lodewyk, zo als hy befchuldigd is geworden, onze vyanden befchermd, gewapend en bezoldigd heeft, nam hy dan, by dergelyke misdryven, deel in de bedieningen der uitvoerende magt? Waar bevonden coenzig zyne verantwoordlyke Agenten? Ik zou in hein niet meer dac zedelyke weezen, door de Wet onfchendbaar verklaard, kunnen vinden. Ik zie in hem niet anders dan den boosaartigen man, dan den vyand van zyn land. Alles, wat hy alsdan van zyne bevlekte en verloorene onfchendbaarheid heeft kunnen behouden, was en is als nog het recht, om geoordeeld te worden door de Vierfchaar, de eenige Vierfchaar der Natie, waaraan hy toebehoort, en door zyne bedieningen, en zelfs door zyne wanbedryven. Maar hier befpeur ik de verdeedigers van Lodewyk den zestienden, genoodzaakt dit al« gemeene ftelfel van onfchendbaarheid vaarwel te zeggen, zig verfchanzende in de afzonderlyke uitdrukkingen van eenige artikels der Conftitutie, en 'er uit befluitende, dat alles, zig aldaar bepaald vindende tot de ftraf der afzetting, zelfs Lodewyk fchuldig vooronderftellende, hy aan geenerlei vonnis onderhevig is. Maar Medeburgers! wat is doch dit gedrogtlyke Wetboek? Welke leerftellingen , welke Wetten zouden het zyn, die den diefftal niet ftraffen zouden, anders dan door hem, dien ze gepleegd had, van de vrugt zyner rooveryen te verfteeken? Weese  Ss4 » * y • s r, » n; ' Weest verzekerd , Medeburgers! dergelyï eene ppzedenkundige Wee heeft geen beftaan^ Ik""onderneem" het, om" deeze- gefcholdene. Cónfticutie van dir verwyt tè zuiveren, dèezè ongetwyffeld, in verfcheidenopzigtèn, gebrek-, kige Conftitutie. is het in zo verre'niet, dat de groctfte misdaaden aldaar, eene verzekerde fchuilplaats, in eene zo zagte ftraffevinden. Op dit punt, ik ontveins het niet, 'breng ik eene vraag: ter baan, die men flegts ter loops heeft aangeroerd: vreest men dan, van aan Lodewyk den zestienden den zwakken fteun niet te zullen kunnen'ontrukken, dien hy uit deeze Conftitutie "trekken wil ? Wanneer ik dezelve open, lees ik aldaar vier voorziene gevallen voor de afzetting. Vooreerst de weigering of de herroeping van desaeed; en zeker de weigerende had dan ten overvloede de afzetting zig op den hals gehaald: de kroon werd hem aangebooden, of voor hembe' waard, onder voorwaarde van deezen eed: weigerde hy dien intewilligen ? het was voorzeker geen misdaad, en de voorgefchreeven voorwaarde, ter formeering van bet verdrag, kon, ingevalle van weigering, niet anders medebrengen dan de derving van het aangebooden rechf. Een ander geval van afzetting was de afweezigheid buiten het ryk, ha wettige aanmaaningen , om 'er weder binnen te komen; en de ge° heele waereld'bégrypt, dat deeze eenvoudige afweezigheid genoegzaam geftraft werd door dé afzetting. Insgelyks was de Konings afgezet, indien hy niet, dooreenformeeje daad,zigaankantedeteger» elke ondernecming, die, in zyn naam, tegen de fran»  ir A N T. B B R h I E 3^5 franfche Natie, ten uitvoer werd gebragt. Wie begrypt den uitterften aflland niet, die 'er is, tusfehen de zuiver lydlyke daad van zig nietaaniekanten tegen den inval op het grondgebied, en tusfehen de zeer ftellige en fchuldige daad van dien inval te begunftigen ? Tot daar toe vind ik niet anders dan eene juiste evenredigheid tusfehen de daad en de ftraf: tot daar toe befchouw ik niet anders dan eene verftandige en genoegzaam beteugelende Wet. Betoont een Amtenaar verwaarloozing of kwaadwilligheid, in de uitöeffening van zyn bediening, men zet hem af, en zulks is genoeg: is hy een trouwlooze en een verraader, dit is een weezenlyk misdryf, het welk wraak vordert. Maar ongetwyffeld zal men zegden, dat de Conftitutie een veel zwaarder geval voorzag, waarin naamlyk, de Koning zig aan het hoofd eener vyandlyke legermagt zou ftellen, en het is dit voorbeeld, 't welk men zig haasten zal toetepasfen op den toeftand van Lodewyk den zestienden, ten einde 'er uit' te befluiten dat, in dit geval zelf, de afzetting de eenigfte ftraf zynde, door de Wet aangeweezen, het ook de eenigfte. was, die, voorde vernietiging der Koninglyke waardigheid, hem kon worden opgelegd: doch kan de vergelyking hier, ter goeder trouw, worgden ingeroepen? Welke andere Wet, dan die der afzetting, kon 'er uitgebragt worden, tegen een Dwingland, geplaatst aan het hoofd van zyn Leger? Vooronderftelt hem overwinnaar te zyn; wat wierd 'er dan zelfs van de afzetting? De gelukkige Misdaadiger zou weder in het bezit zyner onderdrukkende rechten treeden, ji, deel. B b Vogr-i  3%6 gevoeletï Vooronderftelt hem overwonnen te worden: de vlugt, zyne natuurlyke toevlugt, zou hem* ontrukken aan elke andere ftraf dan de afzetting, die alleen in de magt des Volk blyven zou. 3 En ziet daar, om wat reden de Wet zig aldaar fchynt te bepaalen: haar waarfchynlyk onvermoogen rustede niet, dan op de afperkingen, door de natuur der zaaken zelve aangeweezen. ö Ik zeg, haar waarfchynlyk onvermoogen; want wilt gy nu voorönderftellen, dat de gel meene vyand in onze magt ware gevallen ? Wel nu, dan was het niet langer de eenvoudige afzetting, die plaats moest hebben. Zig aan het hoofd eener vyandlyke Leger magt ftellende, werd de Koning gehouden af/land gedaan te hebben-, dit zyn de eigen woorden der Conftitutie : van dit oogenblik af zou hy in de clasfe der burgers wederkeeren, en de Wet zou hem, even gelyk deeze, kunnen bereiken. Aldus, afgezet in het begin van den veldtogt, gevangen genomen op het einde, kon hy geftraft worden gelyk elk ander burger, die tegen zyn Vaderland gewapend was. Onder alle deeze gezigtspunten was de Wet, alhoewel zy den Monarch niet aan de algemeene ftraffen onderwierp, dan wegens daaden, gepleegd na zynen afftand, des niettegenftaande de meestbeteugelende , die mooglyk was. Indien de eerfte daad van opftand niet geftraft werd, dan met de afzetting, vermits het niet gemaklyk is, om, met een ftraffer hand, hem te bereiken, die zig aan 't hoofd van een le^er bevind; de tweede daad kon hem, overwonnen  ? A N IER LIER» «en en gevangen voorönderftellende, eene hoofd** flraf doen opleggen, en waarom? om dat 'er eene openlyke misdaad was, die, veröorloovende de daaden te onderfcheiden, insgelyks veroorloofd zou hebben, om, zonder uicflei, op de eerfte, de wetciglyk aangeweezene ftraf toe te pasfen: een ftraf, in dit geval, veel naauwkeuriger in de voorbereiding, dan in de beflis;ftng. En het is deeze ftraf, maar eenvoudig en ontdaan van al derzelver gevolgen, die men zou willen toepasfen op de misdryven, waarmeede Lodewyk de zestiende befchuldigd word; is *ep dan eenige overéénkomst? Verbeelden wy ons vooreerst, een Koning * het vaandel der muitzugt opfteekende, en geplaatst aan het hoofd eener vyandlyke Leger? raagt. By voorraad geftraft, door de afzetting, kan hy zyn misdaad niet voltooien, zonder onr dervverplyk te worden aan de algemeene ftraffen^ vastgefteld tegen alle andere burgers. Befchouwen wy thans deezen Koning, die, opgeflooten in zyn paleis, aldaar, op zyn geraak , een lange reeks van zaamenzweeringen be* ftudeerten ten uitvoer brengt. Er een, of honderd, uitgeoeffend te hebben , dit moet dan hee zelve zyn, 'er is geene trapsgewyze ftraf; de eenige, de eenvoudige afzetting, ziet daar hec fystema, dat ons tegengefteld word. Alhier zou de reden in gebreke blyven. De fchuldigfte zou het minst door de Wet kunnen: getroffen worden. En is dit zeer groot verfchil indeuitwerkfels,1 geene volzekere aankondiging, dat het insgelyks in de oirzaaken beftaan moet? B b *  388 gevöe E « ijIk zie hier twee Zeer onderfcheidene misdaaï den, en by deeze geleegenheid, merk ik met gevoelige fmerte op, dat de zwaarlle die is, waarmede Lodewyk de zestiende befchuldigd word. Ik verdeedig my tegen den vyand, die zig openlyk vertoont: ik betaal, ik onderhoud hem niet; ik beflryd hem. Indien zedert lang Lodewyk de zestiende zig gefield had aan het hoofd der Emigranten, dan had, zedert lang, de algemeene fchatkist ook opgehouden, om hem wapenen te verfchaffen tegen zyn eigen Vaderland; dan hadden, zedert lang, onze ontkluisterde handen verrigt, het geen zy, tegenhouden door de hand zelf die haar beftuuren moest, niet ten uitvoer konden brengen , dan na hunne ketenen verbryzeld te hebben. Thans zoek ik , in de Conftitutie, een toepaslyk artikel op den verraaderlyken Koning, die zig niet in het beftuur zou gehandhaafd hebben, dan om des te zekerer verderflyk voor het Volk te weezen ,en om in dezelve te gemaklyker de middelen te vinden, om de vyanden van zyn eigen land te befchermen, te wapenen en te bezoldigen. Een zo groote misdaad is niet voorzien geworden in het Wetboek, dat door de verdeedigers van Lodewyk den zestienden is ingeroepen: de afzetting word aldaar wei befchreeven tegen den muitenden Koning; maar he tbetreft hier een Koijiing, befchuldigd van te zyn,zaa~ •menzweerdefc, verraader, en dat nog meer is, de moordenaar van het Volk, op den dag van den tienden Augustus. Zai  VAN T. B E R L IER. 38^ Zal men zeggen, dat, juist om dat de Conftitutie in dit geval niet voorziet, 'er geene ftraf op hem toepaslyk zy? Niemand eerbiedigt meer dan ik dit bewaarend en heilig grondbeginfel , 't welk geene andere ftraffen duld dan die, welke door de Wet bepaald zyn geworden: maar ik vind, in de Conftitutie , het algemeen lyfftraflyk Wetboek voor de misdaaden der Koningen niet : ik zie aldaar niet anders, dan eenige gevallen, die, als uitzonderingen op de grondregels aangemerkt kunnende worden, des te geftrenger binnen hunne perken moeten bepaald worden. Ik zie vervolgens het gemeene recht en de algemeene Wetten tegen de zaamenzweerders en de moordenaars. Het is derhalven de wederkeering tot deeze Wetten, welke ik inroep: geheiligde wederkeering, die ons zal wederbrengen tot die grondwaarheid, befchreeven in de verklaaring der rechten van den mensch, dat de Wet voor allen dezelfde is, het zy ze befchermt, het zy ze jlraft: eeuwige grondregel, die alleen de vraag beflisfen moet. Ik geloof, Medeburgers! betoogd te hebben , dat Lodewyk de zestiende , met geen vrugtgevolg, de Conftitutioneele Acte kan inroepen: my fchiet nog over, een enkele aanmerking op dit punt te maaken. Indien ik my bedroogen had; indien dit verdrag, letterlyk gevolgd, een anderen zin opleverde, dan dien ik 'er in gevonden heb, zou Lodewyk de zestiende 'er dan voordeel uit kunnen trekken, wanneer de Natie hem 15 b 3 bc-  §5*Q ÖEVOEtÈI* befchuldigde, van het zelve gefchonden te hebben? Lodewyk, luister! en doe zelf uitfpraak; ij truien gy, vol van de vooröordeelen, die ftwë .voninglyke kindsehheid vergezelden, en 9;é u, in den Jranlyken ouderdom, volgen, 0 fierheid had gehad, om den waarenSouc ' i iet te erkennen: indien, in ftede van Kidrag aanteneemen, 't welk hy u aany her zelve had Verworpen: indien idlyk, van deezen tyd af aan, openlyk kragten en listen, waarvan hy u zederf befchüldlgt de geheime bewerker te zyn, tegeii hem had te werk geheld: -— overwonnen zynde, waart gy voor de Vierfchaar der Natie gedaagd geworden, en, gelyk zo veele Koningen, fchuldig aan dezelfde misdaaden, had gy de ftraf kunnen ondergaan, opgelegd door de Wetten, die een beftaan hadden Voor het verdrag, dat gy voorwend aangenomen te hebben." „ Wel nu ! indien men zig bepaalt tot de idem, die u befchuldigt, wat hebt gy gedaan? Iets ergers dan dat alles! gy hebt een misdaad te meer gepleegd. Gy zyt mcinfeedig geworden, ten opzigte van die Conftitutie, welker hulp gy inroept: gy hebt uw Vaderland verraaden , waaraan gy getrouwheid gezwooren had. hoe kunt gy dan voordeel trekken uit het verdrag zelf, waardoor gy te fchuldiger word? Hoe! fchuldiger door de Conftitutie, dan gy zonder haar geweest zoud hebben , zoud gy te minder geftraft worden ?" Het  VAN T. BERLIËR. 391 Het is hier, Medeburgers! dat de eeuwige Jfegels der rechtvaardigheid, openlyk, zouden gefchonden worden; dit kunnen, dit moeten zy niet zyn: de Conftitutioneele onfchendbaarheid en derzelver prerogativen, indien zy, naar het welgevallen van derzelver aanhangers kónden uitgelegd worden, zouden fteeds, met de overtreeding der aéte, die dezelve behelst, verdwynen. Verwyderen wy derhalven dit ydele fchrikbeeld, en zeggen wy, dat, byaldien Lodewyk de zestiende rechtvaardiglyk betigt is geworden, met de zwaare misdaaden tegen de Natie, hy, onderhevig aan de algemeene ftraffen der Wet, ter gerechtlyke beöordeeling gefteld kan worden. Moet hy het worden? Om ter gerechtlyke beöordeeling gefteld te worden, moet men genoegzaam befchuldigd weezen van een misdaad: is Lodewyk de zestiende zulks? Ik zal niet zeggen, zo als een der Redenaars, die my, op dit fpreekgeftoelte voorafgegaan zyn ; dat hy misdaaadig is, alleen om dat hy Koning, en bygevolg, overweldiger was. Het is niet op dergelyke grondOagen, dat wy de inftelling van dit groote rechtsgeding moeten doen nederkomen. Indien Lodewyk niet anders tegen zig had , dan de duidiyk geöpenbaarden wil der franfche Natie , om naamlyk vry en zonder Koning te leeven, het Volk, voor wien de' rechtvaardigheid een pligt is, zou hem niet anders ftraffen, dan door iie berooving van den troon, van de toevalBb 4 lig  392 © E V O X L E M ligheid zyner geboorte, en der zwakheid onzer vaderen. Maar, indien Lodewyk de vyanden van dit VoJk voorftond, indien hy zelf een vyand Werd; als dan is hy fchuldig, en het is alleen m deezen zin, dat het recht hem ondervraagen kan. En hoe nog te twyffelen, dat hy het zy? Brengen wy ons tot die rampzalige tydperken te rug, waarin zyne verraaderlyke handen, alle de dryfveeren van den ftaat deeden werken. Bcfchouwt de kunstnaary, waarmede zyne bezorgde iVlinisters alle de hinderpaalen opruimden, die het gelukkig flaagen der vyanden fluiten konden. Befchouwt het gedrag der Generaals en de verraaderyen, die de wederkeering tot de oude flaaverny voorbereideden. Befchouwt in tegendeel, na de ontwaaking van de Natie, die heilzaame nadruklyke werkzaamheid, welke haar behouden heeft. Welk een contrast! o Lodewyk ! is^het thans de Memel en ons geluk zelve niet, die u befchuldigen ? Intusfchen weet ik, dat gy, en op uwe Milusters en op uwe Generaals, het gewigt van deeze fchüld zoud kunnen werpen, indien niets bewees, dat gy de hand geleend had in hunne zaamenzweeringen; en ik wil u geenzins van het Voordeel eener wettige verdeediging verfteeken. Maar wanneer ik my wénd tot het Rapport, door den Burger Gohier aan de Wetgeevende Vergadering gedaan; tot dat, het welk de Bur, ger Valazé aan de Conventie deed; wanneer ik air  VAN T. B I R l I K ï. 393 alle de daaden uwer Conftitutioneele regeering naarga; wanneer ik my eindiyk den dag van den tienden Augustus te Vooren breng, —■ Ja! dan zeg ik, met dat gevoel van fmart, dat de innerlyke overtuiging van het aan Weezen van een groot misdryf inboezemt, Lodewyk! ik geloof u fchuldig te weezen ! mogt gy u kunnefl zuiveren Van de misdaaden, die u ten laste gelegd worden, Wanneer gy voor dc vierfchaar der Natie verfchynen zult; maar zo gyditnietdoct, de eeuwige gerechtigheid is thans voor de Koningen, het geenzy voor alle andere menfehen is. Hier hoor ik de Hem van het zag:aartig medelyden, 't welk my toeroept, dat men, in de overwinning, edelmoedig moet weezen, tegen eenen ontwapenden vyand. ö ! Zo ik hier voor my zei ven alleen te handelen had, misfehien zou ik het dit edel gevoel gewonnen geeven: maar, vertegenwoordiger van het Volk zynde, zie ik niet anders dan myne verpligtinsjen. Wy allen, die hier zyn, wy moeten beflisfen , of Lodewyk al of niet verdiend hebbe, om ter gerechtlyke beöordeeling gefield te worden. De Vierfchaar, welke die Ook zy, zal beflisfen, of hy verweezen, dan of hy vrygefprooken moet worden. Het recht, om edelmoedig te zyn, of genade te bewyzen, laat zig niet overdraagen. Zouden deeze eerffe bedoelingen der natuurlyke en uitdeelende gerechtigheid, hierdan gedwarsboomd worden, door het ftaatkundig belang? „ Indien gy, zegt men: de perfoon van Lodewyk den zestienden treft , dan zullen de ongelukken en de onfchuld van zyn Zoon, voor Bb 5 den-  §94 GEVOÊ LKN denzelven de Aanhangers doen herleeven, die het gedrag van den Vader vervreemd of verkoeld heeft. Bewaart hem derhalven zorgvuldigJyk, maar wagt uw teffens voor een TCftrengheid ten zynen opzigte, die niet anders dan Verderflyk voor de Republiek zou kunnen worden. ' Indien het my geoorloofd ware, om het onderzoek der voornaame zaak vooruitteloopen i dan zou ik deeze zwakke ftervelingen, die geVaar zien in de uitfpraak wegens het lot vaneen Koning, die talryke voorbeelden errinneren van Volken, die, zonder vrees en zonder geVaar, dit geheiligd recht uiröeffenden. o Myn Vaderland» wat zult gy zyn in de weegfchaal der Volken, wanneer gy gelooven kunt, de vryheid, tot deezen prys, in gevaar te zyn? Maar is het dan, in dit oogenblik, de zaak, om emdlyke uitfpraak te doen over Lodewyk den zestienden? Neen! het is hier de zaak, om te beflisfen, o( hy al of niet ter gerechtlyke Leoordceling gefteld zal worden, en door welk eene noodlottigheid zou 'er eene ftaatkunde beflaan , die hier zig tegen verzettede. ó! Zo ftaatkunde, die heillooze Beftuurfter van zo veele bedorvene en bedervende reo-eeringen, nog eenigen tyd, in ons onderzoek, figuur moet maaken, dan roep ik, in dit opzigt, de beweegredenen in, die ontwikkeld zyn geWorden, in het gevoelen van Thomas Payne. Maar verhaasten wy het oogenblik, in het welk onze ftaatkunde niet anders beftaan zal, dan in het groote boek der natuur. Dat de Wet den fchuldigen bereike, welk vermogen hy dan ook bezeten mag hebben , en datzy den onfchul-  VAN T. BERLiÉRt 35*5 dteen fpaare! Ziet daar de waare, de eenige ftaatkunde, eener republikeinfche regeermg waardig, die weezenlyk op de deugd gegrondvcsc is Lodewyk Karei! ongelukkig kind! de franfche Republiek, te fterk , om u te vreezen, is te rechtvaardig, om u te onderdrukken; - Maar uw vader. . . * . . Ik befluit, dat hy ter gerechtlyke beoordeeling gefteld werde, volgens de algemeene Wetten van den Staat, gemaakt tegen az groote saamenzweerders. GE*  GEVOELEN van , Gedeputeerden van het Departement t r>' U L O T- i\ wegens DE vraag: 1 Qf Lodewyk de zestiende gerechtlyk g& oordeeld kan worden P burgers! Jjji alle Genootfchappen, is een iegelyk der Leden, die dezelve! zaam en (lellen, welke zyne bedieningen dan ook zyn, en hoe eerwaardig en verheven de plaats, die hy bekleed, weezen moge, fteeds onderworpen aan de Wetten; fteeds verpligt om 'er aan te gehoorzaamen, en onderhevig aan de ftraffen, gefteld voor hen, die de Wetten fchenden. Een tegen over gefielde overéénkomst zou van geener Waarde' zyn, vermits ze degoede'zeden zou kwetfen, door de ondeugd te volmag- ti-  Van j. b. c a v a i g n a «JOJJ tigen, en de ftrafloosheid der misdaad te verzejccrcn* Indien men, ten opzigte van de eerfte vraag; Voorgefteld door uw Comité, wegens de beoordeeling van Lodewyk den zestienden, getrouw geweest ware aan dit grondbeginfel, deeze vraag was nimmer op 't tapyt gekomen, en drie zittingen , naar myn gedagten verlooren, hadden beter befteed kunnen worden, om eene vraag te onderzoeken, die weezenlyk kieschenaanvanglyk moeilyk is: Hoe en door wie moet Lodewyk de zestiende geoordeeld worden ? Maar vermits het onderzoek op de eerfte vraag reeds begonnen is; vermits een iegelyk onzer zyne denkbeelden wegens deeze groote zaak moet mededeelen, laat ik de ontwikkeling van het grondbeginfel, dat ik begon te vermelden, en waarvan gy de blykbaarheid gevoeld moet hebben, aan haar plaats, ten einde my eeniglyk te bepaalen, tot de voornaamfte tegenwerpingen van de Verdeedigers der Koninglyke onschendbaarheid. Lodewyk de zestiende was onfchendbaar, volgens de Conftitutie; de eenige ftraf, waaraan hy onderworpen was, is de afzetting van den troon: zy is uitgefproken geworden: hy kan niet tweemaalen voor dezelfde misdaaden te recht gefteld worden. Toeftaaade, dat zyne onfchendbaarheid niet toepaslyk is op het tegenwoordige geval, zon 'er eene vooraf beftaande Wet moeten zyn, voor de misdaaden, waarmede men hembefchuldigt, en deeze Wet is nog te maaken. Vooreerst moet men zig bepaalen tot de daaien. Lodewyk de zestiende werd gegreepen,' zX~  © E V O E h E M zyne handen bezoedeld zynde met het bloed des Volks. De Wetgeevende Vergadering fprak, by voorraad, zyne llaatsöpfchorting uit, endeed hem brengen en opfluiten in den Tempel. Dus ftonden de zaaken, toen de Nationaals Conventie zig veréénigde: derzelver eerfte opmerkingen gingen over de onheilen, veroirzaakc door de Koninglyke waardigheid, en de Koninglyke waardigheid is vernietig geworden. Deeze maatregel was noodzaaklyk voor het geluk des Volks, en dit geluk was 'er het eenigfte doel van : is het toen Lodewyk de zestiende geweest daar men zig meede bezig hielt? Was het, om hem te ftraffen, dat de troonverbryzeld, en de vrugtbaare bron der algemeene rampen geftopr is geworden? Veel grooter belangen hielden de gedagten der Volksvertegenwoordigers onleedig: door de Koningen te verdryven, werkten zy voor deszelfs toekomftig geluk; want zy waren overtuigd , dat de Koningen, onder wat Conftitutie die ook regeeren, fteeds Tyrannen zyn. Kun voprneemen was toen, noch om Lodewyk den zestienden gerechtlyk te oördeelen,noch om hem te ftraffen: men moest hem hooren; men moest eenig rechtsgeding, boe dan ook, ontginnen: men moest,om hem te ftraffen, de bewyzen zyner misdaaden verzaameld hebben. Niets van dat alles is door de Conventie gedaan geworden; intusfchen had de Wetgeevende Vergadering enkele maatregels by voorraad, tegen Lodewyk den zestienden genoomen: zy verzekerde zig van zyn perfoon, even als van een, die befchuldigd werd met de misdaad van gckwetfte Volksmajesteit: zy liet hem in de boeïe^  VAN ƒ. Bi € A V A I G N A C. 3$>> boeien der zwaarfte befchuldiging. Hy is 'er nog in, Het is derhalven ten hoogflen billyk, dat hy door een vonnis, uit deezen Haat van onzekerheid gebragte werde. Het belang der Republiek vordert , dat men hem ftrafte, zo hy fchuldig, of vryfpreeke, zo hy onfchuldig is. Men zal zéggen, dat alles, ten zynen opzigte, afgedaan is, door de vernietiging der Koninglyke waardigheid: dat men hein geene andere ftraf, dan de afzetting, kan opleggen, om dat 'er geene vooriifbeftaanhebbende Wet is, voor de misdaaden, met welke men hem befchuldigd. Het is waar, dat, door de daad zelf, Lodewyk de zestiende van zyn vermogen is ontzet geworden; maar, hy heeft de eerfte hetlotondergaan, 't welk alle de Koningen van Europa tc wagten hebben. De Volken zullen flegts hunne , zedert lange cerweldigde, rechten te herkennen hebben, wanneer zy niet anders zullen uitmaaken, dan Familien, allen onderling verbonden , door de vriendfchap en het algemeen belang. Maar eene Natie is daarom nog niet gewrooken van een Koning, befchuldigd van tyranny en vryheid moordende zaamenzweeringen, wanneer deeze Koning van den troon gefmeeten is, geworden. Zou een verraaderlyk Magiftraatsperfoon, fchuldig aan een hoofdmisdryf, genoeg geftraft worden, door de ontneeming van zyn eereplaats? en wat is een Koning anders, dan de eerfte Magiftraatsperfoon vanhetryk? Het gebrek aan eene vooriifbeftaanhebbende Wet is de laatfte verfchanfing van hen, die het ontwerp van het Comité beftryden: maar, men moet  moet onderfcheid maaken, tusfehen het geval, waarin eene Natie, aangevallen in haare vryheid en in haare rechten, deeze vyandige aanfiagen, in eigen perfoon te ftraffen hebbe, en tusfehen het geval, waarin de Magiftraatsperfoonen uitfpraak doen, volgens het gezag en de magt, die zy van de Wet ontleenen, Alhier bepaalt de magt van den Rechter zig daar toe, om de misdaad door bewyzen te bevestigen; om den befchuldigden te overtuigen, cm om op hem de toepasfing te maaken van de Wet, welke he.t hem verbooden is, te verklaaren of verder uitteftrekken. Maar het is geheel anders, wanneer de Natie .zig tot een Vierfchaar opwerpt, of'ervoorbedagtlyk een oprigt, ten einde zig te wreeken, wegens de onderdrukking van een Dwingeland. Welke is, in dit geval, de Wet, die zy volgen moet ? haare rechtvaardigheid, haar belang en het recht, dat een Volk heeft, om deno-eenen te ftraffen, die deszelfs vertrouwen misbruikt heeft; die het verraaden heeft; die het aan zyn ftaatzugt heeft willen opofferen, en hec aan de woede van zyn vyanden heeft willen overleveren. Is het noodzaaklyk, dat 'er eene voorafbeftannhebbende Wet zy, die de Koningen vermeid, wat ftraf zy te wagten hebben, wanneer zy hunne Volken onderdrukken? Is het niet de wcezenlykheid zelf van het verdrag,'twelk een Volk verbind aan het gezag van het Opperhoofd, dat het zig verkoozen heeft, dat, wanneer dit Hoofd 'er misbruik van maakt, hy geflrafc moet worden? Wie is de Man, ondeugend genoeg, genoeg ontbloot van redenlyk- heis?  V 4 S ƒ. Él C A V A I G W A C. AO*» heid en goede trouw, die weigeren zou de blyfcbaarheid te erkennen, van deeze wederkeerigheid van gehoorzaamheid aan den eenen, er* van befcherming en veiligheid aan den anderen kant. Is het te denken, dat eene Natie Wetten gemaakt zal hebben , om de misdaaden van alle de Burgers te ftraffen, uitgezonderd van dien Burger, die de grootfte, de heillooste en noodlottigfte kan pleegen? Is het te denken, dat zy de uitvoering der Wetten zal hebben toevertrouwd aan een Man, die aan geen eene Wee onderworpen is, en die ze allen ftrafloos fchenden kan? Een Volk, op dergelyke gronde» zaamgefteld, zou een bedurven Natie weezcji, verzonken in de fchande en de eerloosheid. Ten alle tyde en by alle Volken, is deeze waarheid erkend en, door de toepasfing, geheiligd geworden. Te Romen had men geene uitdruklyke Wet tegen de Dwinglanden, toert de Raad Nero veroordeelde, om , als vyand der Republiek, langs de ftraaten gefleept te worden ; toen Vitellius, na, op een fchandlyke wyze, door de ftad omgeleid te zyn, ter dood gebragt werd. Er was 'er ook geen in het Engelfche wetboek, toen de Gemeenten, aan wie niet anders, dan de Nationaale vertegenwoordiging ontbrak, Karei Stuart deeden oördeelen. Het oirfpronglyk recht, het belang der Volken, ziet daar, Medeburgers! de voorafbeftaan hebbende Wet: zy kwam voort uit de handen der Godheid, op het oogenblik toen zy, den mensch fcheppende, deszelfs vermenigvuldiging, verééniging in maatfehappyen, en de ftaatzugt voorzag va# hen, die deszelfjs meesters. AI. ÖEEt.» Cc m  {03 GEVOBtEï* en onderdrukkers zouden willen worden. Ift beroep my op deeze Wee, die beftaan heeft voor alle menschlyke Wetten. Geene magt kan haar vernietigen of dwarsboomen: zy is gegraveerd in het hart van alle menfehen. Daar is herwet» boek, waaruit de Rechters de onveranderlyke grondbeginfels der rechtvaardigheid, en het geheiligde recht der Volken, putten moeten Het komt hier te pas bytebrengen, bet geen Keizer Trajanus tegen den Overften der Hofbenden, hem teffens het zwaard aanbiedende, zei: Ik beveel », dat gy u hier van, ter myner lïulpe, bedienen zult, -wanneer ik regeer gelyk het behoort: maar ik wil, dat gy ''er gebruik van maakt tegen my, wanneer ik anders handel! De Koningen , die de waarde wilden bepaalen van het geen zy waren', en die wisten, wat zy verfchuldigd waren aan het Volk, dat zy regeerden, begreepen derhalven, in deeze barbaarfche tyden, dat hun hoofd verantwoordlyk ware, voor de kwellingen, waarover het Volk zig te beklaagen zou hebben Waarom moet men dan, op het einde der agttiende eeuw, in den boezem der Nationaale Conventie van Vrankryk, twyffelen, of een Koning, die, door zyn nietigheid of verraadery, de Natie op den rand van haaren ondergang gebragt heeft; die, door de verfchriklykfte gebeurtenisfen en de algemeene ftem, van de grootfte misdaaden befchuldigd word, twyffelen, of deezen Koning gerechtlyk geoordeeld kan worden? Ik zal niets zeggen tegen de zogenaamde on* fchendbaarheid van Lodewyk den zestienden. Zy, die my, op het fpreekgeftoeite, zyn vooraf-  1 K N J. Et CAVAIGNAft A-Q^ afgegaan, hebben die bewys genoegzaam vernietigd, dat even zo belachlyk, even zo onge» rymd is, als de Wet van Engeland, die den.Koning onbekwaam verklaard, om kwaad te kunnen doen, als het leerftelfel van de Kerk, dat des onfeilbaarheid van de Conciliën vastftelt Medeburgers! die tyd is niet meer, waarin de Stiatkundige en Godsdienftige kecteryen her, despotismus der Koningen en der Priesters begunlh'gden. Aller oogen zyn geopend. Alle menfehen denken, en de wysgeerte heeft het bygeloof der Volken en der geloovigen verdelgd» lkbcfluit, dat, op de vraag, of Lodewyk d» zestiende gerechtlyk geoordeeld kan worden, de Nationaale Conventie tot de order van der» dag zal overgaan, om dat elk Burger zonder onderfcheid, der Wetten onderworpen zynde,gerechtlyk geoordeeld moet worden, wanneer hy befchuldigd word dezelve gefchonden te hebben; en dat zy, op ftaande voet, het onderzoek zal beginnen op de vraag: Hoe, en door wie, Lodewyk de zestiende geoordeeld ^al worden^ Cc % GE*  GEVOELEN VAN DEN BURGER, JD JL JU T X G O. X* T JE % Gedeputeerden van het Departement DES LA ND E S; wegens de vraag! Kan en moet Lodewyk de zestiende ge* recht lyk geoordeeld worden? «• burgers! wetgeevers! ï*ÏeE '1S eene zeer verwonderlyke zeldzaarnhèid, de Franfchen, op eene fiere wyze, den troon om verre te zien fmyten, en intusfchen nog den ouden Afgod te eeren, zo verre zelfs, van in goeden ernst, in omvraag te brengen, of de Wetten hem bereiken kunnen? Men (preekt u van de Conllitutie; maar dit Palladium der Aristocraaten belfond nooit wettiglyk: zo, om dat het Volk niet geraadpleegd werd, om zyne toeftemming of weigering aan den dag te leggen, als om dat de geweezen Koning , niet met die getrouwheid en oprechtheid te werk ging, die alleen de verbonden van waar- dy  Van d a r t i g o y t e. 405 dy doet zyn. Lodewyk zelf had, by voorraad, zyne aanneeming vernietigtigd, protesteercnde tegen alle daaden, waarin hy zou kunnen toeftemmen, door gebrek aan vryheid. Zeggende, dat hy toen niet vry was, deed hy bet maatfchaplyk verdrag vervallen ; veröntfchuldigdè hy zig wegens het verwyt van meinëedigheid; en fpeelde hy met de goede trouw even als met het lot der Franfchen. Eene bcnd^ omgekogte mannen en vuige loonfchryvers, hadden op eene laage wys herhaald , de Koning \vr,s liét vry, en gy zoud onder het fchandlykire juk der flaaverny gebragt zyn geworden. Het was, om deeze verraaderlyke taal te voeren, dat de geweezen Koning de verraadcrs bezoldigde ; de moorderyen beval, en de Pruisfchen en Oostenrykers op ons grondgebied riep. Het is derhalven onbefchaamdheid de Conflitutie interoepen. Maar al beftond deeze zogenaamde Conflitutie, te vergeefsch zou men 'er de onbegryplyke onfchendbaarheid in zoeken, die een monfter fchiep, waarvan het niet geoorloofd zou weezen, de aarde te zuiveren, door hem het wreekende ftaal in den boezem te drukken. Indien de Conftitueerendé Overzieners, aan den erflyken Vertegenwoordiger, een oproerig privilegie wilden toeftaan; indien zy de Nationaale Souvereiniteit wilden ketenen, men moet ten minden bekennen, dat zy zulks niet durfden uitdrukken; en zeker, men mooge vry tragten te verdragen, men mooge vry den letteren tekst der Conftitutie tragten te verklaaren, de onpnrtydiVe burger zal 'er nooit dien fchrikbaarenden grondregel in vinden, die een geheel Volk aan Cc 3 da  '4ött GÈVOÊtffiW de woede van één eenige byzonder perfoon overlevert. De onfchendbaarheid laat zig niet begrypen, dan met betrekking tot de daaden van het beftuur , om dat de Ministers daarvan de waarborgen waren by de Natie, door middel van hunne verantwoordlykheid. Er beftond geene onfchendbaarheid in den perfoon des Koning, dan om dat 'er verantwoordlykheid beftond in de perfoonen der ministers. Men moet deeze grondbeginfels toeftaan, of alle denkbeeld van gezond verftand verzaaken; want het tegenövergeftelde fystema vertoont het zeer ongerymde denkbeeld, dat de Natie zig overleverde aan de grilligheeden van een Despoot, in ftede van zig een Vertegenwordiger te geeven, ter handhaving van het grootfte belang van allen. Steeds zal deeze menschverflindende grondregel verre van myn hart vervvyderd zyn; een grondregel, die een magt durft fcheppen, verheven boven de Nationaale magt; die eene ftrafloosheid heiligt, zo onzedenkundig als onftaatkundig; die -de msgtsbevoegdheid verleent om de Natie te verflaaven, en om zig in het bloed der ÏSunrers re baaden. Welke vreemde noodlottigheid is het dan, die ons onze rechten deed herwinnen, om ze Vervolgens, op eene waarlykdomme wys, weder afteftaan ? Ik beroep my hier op de goede trouw der Aanhangers van Lodewyk Capet; dat zy het verfchil 'nanwyzen tusfehen hunnen Conftitutionecien Koning en den Tyran van 1739 , die aan de Godheid aïléén* Van wie hy zig'hetafbeeldfcl durfde noemen , rekenfehap verfchuldigd was  VAN DARTÏGOYTE was. Moest 'er dan eene Conftitutie weezen^ om dezelfde vryheiddoodende zedenleer te heiligen? Moest dan de geheele kragt der Franfchen uitberften? moest 'er dan zulk een menigte opofferingen en edelmoedige poogmgenzyn, ten einde ons eenen onkwetsbaaren Despoot te geeven ? Wat verfchilt daarenboven de meerdere ot mindere uitgebreide beteekenis van het woord onfchendbaarheid, wanneer het bewysfehriftvan de rechten der Volken eindlyk is wedergevonden ? Kondigen wy groote waarheeden aan, en dat elk zig een juist denkbeeld van de Koninglyke waardigheid formeere. Een Koning is niet anders dan de eerfte Amtenaar van het Volk. Alle byzondere perfoonen, alle magten verdwynen voor de Nationaale majefteit. Lodewyk moet gerechtlyk geoordeeld worde, daarom alleen, om dat het Volk wil, dat hy geoordeeld werde, of de Souvereiniteit des Volks zou niets meer dan een hersfenfehim weezen. En hoe! gy zoud, zonder medelyden, de begunftigers van Lodewyk treffen, en gy zoud in twyffel ftaan, wanneer het 'er op aan kwam, om den Hoofdmisdaadigcr te ftraffen ? Wanneer het 'er op aan kwam, om dien verdervenden man te ftraffen, die het Vaderland van een gedeelte zyner kinderen berooft? Misfchicn zouden zy als nog deugdzaam zyn, indien de dorst naar het despotismus den geweezen Koning niet de booze ftreeken der loosheid en der verleiding had ingeboezemd. Ik zal my niet vernederen, om de ftaatkimCc 4 di-  40$ . GEVOELEN dige aanmerkingen te wederleggen, waarmede men deeze zaak te omringen poogt. Vertegenwoordigers van een vry Volk! gy weet, dat de grootheid van ziel beftaat, inde onpartydige rechtvaardigheid; en nooit te verdraagen met de geftrengheid der pligt; in het' Wreeken der zo langen tyd verdrukte menschïykheid, en in het doen eerbiedigen van zyn Vaderland, in ftede van het, door eene misdaadige zwakheid, te ontëeren. Ik zeg het openhartig: tien jaaren oorlog met den Koning van Pruisfchen en zyns gelyken zyn minder fchadelyk dan een vreede, gegrond op de niet te rechtftelling van Lodewyk, dien moordenaar des Volks. Ik zou 'er kunnen byvoegen, zonder my aan grootfpraak fchuldig te maaken, dat, Lodewyk Capet treffende, gy onmidlyk alle de Despoten van Europa treft. Lodewyk Capet is een groot misdaadiger. Dit woord is voldoende. Gy zyt aan het heelal , dat het ftaarende oog op u vestigt; aan de Volken, die aarzelen tusfehen de vrees en de behoefte, öm de dwingelanden te ftraffen, de nuttige en weldaadige waarheid verfchuldigd, dat de Koningen geenzins onftrafbaar zyn. Laaten wy dan den moed hebben , om ons als egte "Republikeinen te vectoonen, en verdienen wy , heden decreteerende, dat Lodewyk Capet gerechtlyk geoordeeld zal worden, dat de Gefchiedenis, met een dik floers, de langwyligheeden bedekke, die eene befluitloosheid fchynt aantekondigen, ongetwyffeld wel zeer verre verWyderd van het caracter der Nationaale Conventie, maar die ons ten vollen zou ontëeren, het minfte dat ze zig verlengde. Ons  VA« DARTIGOYTE. 409 Ons gevoelen is bepaald. Het franfche Volk lest zvne ongeduldige ongerustheid aan den dag. De kwalykgezinden, Hellen de openbaare rust in de waagfchaal, door kunstnaaryen, waarvan het middenpunt in den Tempel beftaat. Duizenden flagtöffers vorderen wraak van u. Het word tyd de menschlykheid te troosten, door een verfchriklyk, maar noodzaaklyk geworden voorbeeld. Lodewyk, na dit alles, is niet meer dan een mensch; maar een mensch overlaaden met wanbedryven, en waaraan gy een gewigt begt, dat fcbier aan afgodery grenst. Ik ftel dus voor, om te decreteeren, dat hy gerechtlyk geoordeeld kan worden, en om vervolgens het onderzoek, wegens de wyze van beöordeeling te ontginnen. Cc 3 GE-  GEVOELEN VAN JP. c. ar X O € jÈC JE ; Gedeputeerden van het Departement DE niNDRE ET LOIRE; BETREKLYK DEEZE TWEE VRAAGEN : Kan Lodewyk de zestiende gerechtlyk geóórdeeld worden? Zal hy het worden door de Natioiiaale Conventie? D e eerfte vraag kan geen fïof tot twyffeling opleveren, en ik beken, meer verwonderd te weezen, dat men dezelve gedaan hebbe, dan ik 'er mede belemmerd zal zyn, om 'er op te antwoorden. Te vergeefsch maakt men de zo dikwerf herhaalde tegenwerping van de conflitutioneele onfchendbaarheid van Lodewyk den zestienden: zy is niet heiland tegen het onderzoek der reden : eene onderfcheiding, die zig natuurlyk aan den geest voordoet, bewyst de waarheid van dit gezegde. Lodewyk de zestiende moet, in tweeëerlei be-  VAN p. e. N i o o h è. 4l* betrekkingen befchouwd worden: als Koning, dat is te zeggen, als bekleed geweest zynde, door het maatfchaplyk verbond, met de uitvoerende magt; en als mensch; en in deeze betrekkin"-, treed hy in de clasfe van alle andere buro-crs, en word hy aan dezelfde Wetten onderworpen. De onfchendbaarheid, waarmede de Conditutie Lodewyk denzostienden bekleed had kon derhalven nooic anders dan betreklyk, en geenzins voldrekt weezen. Het is als het opperde Hoofd der uitvoerende magt, het is als de Vertegenwoordiger derNatie,ineene deruitmuntendde bedieningen van de regeering, dat hy onfchendbaar moest weezen , om dezelve uitteöeffenen. — In eene Monarchie is de onfchendbaarheid derwyze noodzaaklyk, dat zy het is, die het weezen van deezeregecringsvorm zaainenftelt. Aldus moest Lodewyk de zesticntiende in de weezenlyke uitöeffening der bedieningen van de Koninglyke waardigheid, inalles wat de uitvoering der Wetten betreft,onfchendbaar zyn; om dat, in deeze betrekking, zyne onfchendbaarheid, de volheid zyner magt, waarmede hy bekleed was, ten voordeele der Natie moest doen keeren; en om dat, in deezen zin , de Koning, met haar, één en onverdeelbaar was, doch alleen ten opzigte van de magt, die hem was toevertrouwd. Het zou ook voldrekt waarheid weezen te zeggen, dat geen vicrlchaar, dat geen byzonder gezag, zo min als ecu enkel perfoon, het recht had, om Lodewyk den zesdenden gerechtlyk te befchuidigen, te vervolgen of te oördeelen. De reden hier vo^i is tastlyk: het is om dat, verheven boven allegeconditueerde masten, en hebbende, door de Wet,  41» SE VOELEN Wet, over hen de hoogfte gerichtsmagt, hy, van geen één hunner afhanglyk weezen kan. Zyn gezag niet ontleenende dan van de geheele Natie, kan hy ook alleen door haar, of door haare Vertegenwoordigers, gerechtlyk agtervolgd en geoordeeld worden. De betreklyke onfchendbaarheid, waarvan Lodewyk de zestiende genot moest hebben, is derhalven betoogd en beweezen; het is die, welke men weezen lyk de Conftitutioneele onfchendbaarheid kan noemen: maar daar, waar de fchending van het maatfchaplyk verdrag begint, daar eindigt de Koninglyke onfchendbaarheid; want de oirzaak niet meer beftaande moet, met dezelve, hetuitwerkfel ophouden. Indien Lodewyk de zestiende, door zyne misdaaden, het maatfchaplyk verdrag 't welk hem onfchendbaar maakte, gefchonden heeft, dan kan hy het niet ten zynen behoeve inroepen; want het is uit het maatfchaplyk verdrag alleen, dat zyne veröordeeling moet voortvloeien. De volftrektè onfchendbaarheid is eene bygeloovige ongerymdheid, uitgevonden door de laage pluimftrykery; gevestigd door eene bedrieglyke en dwaalende ftaatkunde: zy kan niet beleeden worden, dan door de grofile onweetenheid. Eenige eenvoudige aanmerkingen zullen ditlaatfte gezegden klaar en duidlyk maaken. Het maatfchaplyk verdrag word verph'gtende voor alle burgers, zonder onderfcheid: deeze algemeene verpligting verdeelt zig, als ik my zo eens mag uitdrukken, wanneer het de zaak Word, om de uitvoering van dezelve aan openbaare Amtenaars toetevertrouwen : 'er ontftaat, tusfehen hen en de geheele maatfchappy, een af-  TAN T. C. N I O C H E.' AI? afzonderlyk verdrag: deeze nieuwe overéénkomst» brengt eene wederkeerige verpligting voort; want men kan niet begrypen, hoe een der verdragmaakers verpligt zou weezen, terwyl de andere het ten zynenopzigte, niet ware. Aldus, zonder breeder uitteweiden, laaten wy van die weezenlyk waare grondbeginfel de toepasfing; maaken op Lodewyk den zestienden, en weldra zal men het wonderbaarlyk fystema van volftrektè onfchendbaarheid zien verdwynen. Het refultaat der 'ftilzwygende of uitgedrukte overéénkomst, tusfehen Lodewyk den zestienden en de Franfchen, heeft nooit andere bedoeling kunnen hebben dan deeze: de Franfchen hebben gezegd, zie daaar de Conftitutie, volgens welke wy geregeerd willen worden, tot zo lang het ons behaagt dezelve te veranderen of te hervormen: wy ftellen 'er u de uitvoering van ter hand; wy zullen u gehoorzaamen in alles, wat gy ons, uit naam der Wet, beveelen zult, en, in dit geval, zullen wy vry weezen, vermits wy niet onderworpen zullen zyn, dan aan de Wet, die de uitdrukking is van den algemeenen wil. Om dezelve ten uitvoer te doen brengen, bekleeden wy u met de volheid onzer magt: zo lang gy , uit naam der Wet, te werk zult gaan, zal uw perfoon onfchendbaar en heilig weezen: niemand onzer zal zig kunnen aankanten tegen het gezag, dat wy u toevertrouwen, zonder zig tegen de ganfche maatfchappy fchuldig te maaken. Lodewyk de zestiende heeft de Conftitutie niet kunnen aanneemen, dan alleen op deeze eenige voorwaarde; zyne onfchendbaarheid derhalven heeft nooit andere oirfprong kunnen hebben, dan deeze zelfde voorwaarde. Indien gy Óf.  4*4 SEVOELe de betreklykc onfchendbaarheid met de volftrefete onfchendbaarheid verwart, dan zal 'er uit volgen, dat 'er nooit overéénkomst was, en 'er nooit een beilaan kon, tusfehen Lodewyk den zestienden en de Franfchen: want zo hy bekleed Wa.s* met eene volftrektè onfchendbaarheid, dan Was hy onftrafbaar, en bygevolg boven alle Wetten verheven: in dit geval, kon hy nimmer fchuldig weezen, zelfs niet burgerlyk misdaadig; want hy, die boven de Wetten is,kart dezelve niet overtreeden, en, bet geen weczfefilyk het warfbedryf uitmaakt, is de inbreuk op de Wet. Ik geloof niet, dat men dergelyk eene ongerymdheid kan ftaande houden. Aan iemand een gun stbrief van ftrafloosheid toeteftaan, voor alle de misdaaden die hy zou kunnen of willen pleegen, is eene zo verfoeilyke zaak,dat men niet zonder ziddering kan bezeffen, hoe dergelyk een denkbeeld in eenig hart kan opkomen. Ik ga nog verder en zeg, dat, byaldien, hetonmooglyke voorönderftel lende, het waar zou zyn, dat dergelyk eene ftrafloosheid, uitdruklyk, beflooten had kunnen worden, door het maatfchaplyk verdrag, en dat Lodewyk de zestiende een misdaad gepleegd had, die ftraf baar was volgens de Wet, hy echter zelfs deeze Conftitutioneele onfchendbaarheid niet ten zynen behoeve zou kunnen doen gelden, vermits d© geheele Natie, even weinig'als een enkel perfoon, het recht zou gehad hebben, om hem de magt van leeven en dood over haar te verleenen; dewyl het in het weezen der zaak gegrond is, dat men geen recht kan overdraagen, dac men zelve niet heeft; en het is bekend, dac eene  V A IT C'. 8 I O C H ü. $1$ eene Natie, even zo min als een enkele perfoon , het recht kan hebben, om zig zeiven te verderven. Er zyn paaien, die men nimmer overfchreeden mag: want voorönderfteliende„ dat men Lodewyk den zestienden met eene vol- ■ ftrekte onfchendbaarheid had kunnen bekleeden, dan zou, daar hy niet verbonden zou hebben kunnen worden omtrent iemand, elk burger, ten zynen opzigte, in het recht der natuur getreeden zyn. En hoe zou Lodewyk de zestiende de wraak det Wetten tegen anderen hebben kunnen vorderen , wanneer niemand ze te-, gen hem vorderen kon? Ziet my hier gekomen tot de tegenwerping , die de verdeedigers der onfchendbaarheid mee zo veel verzekerdheid doen gelden, als zy dezelve als onöverwinlyk befchouwen. Zy gronden zi°- op een artikel van de Conftitutie, het welk behelst: „ Na den voorbedagtlyken of wettigen afftand, zal de Koning in de clasfe der burgers zyn, en zal hy, even gelyk zy, gerechtlyk befchuldigd en geoordeeld kunnen worden, voor daaden, gepleegd na zynen afftand." Ik zal de bezwaaren niet tragten te leur teftellen. Ik zal onbewimpeld zeggen : ziet daar de best toegeruste en de volftrektfte gunstbricf van ftrafloosheid, die Lodewyk de zestiende ten zynen voordeele kan doen gelden. Zy, die zyne onfchendbaarheid beweeren, hebben ook derwyze overtuigd geweest, dat deeze Conftitutioneele vryverklaaring alle misdaaden uitwischte, waarmede hy zig bezoedeld kon hebben, dat zy, zonder eenige befpaaring, alle de verraaderven, alle de fchelmltukken en alle de moorden, Waaraan Lodewyk de zestiende zig fchuldig gemaakt  + 16 »RVO»S8» maakt heeft, errinnerd hebben, en het tafereel daarvan was zo afgryslyk, dat ik hunnne redenJ voeringen eerder heb aangemerkt, als een bitter fpotfchrift tegen de ongerymdheid van die artikel, dan als eene egte verdeediging der onfchendbaarheid. In de daad, het is my vreemd voorgekomen, dat men, om te betoogen , dat een perfoon niet gerechtlyk geoordeeld kon worden, bewyzen moest, dat hy , ongeftraft, de wreedfte misdaaden pleegen kon. Ik val dan ftoutlyk op de zwaarigheid zelve aan, met de innerlyke overtuiging, dat ik ze overwinnen zal. Ja! dit artikel, alhoewel het niet uitdruklyk aankondigt, dat Lodewyk de zestiende niet geftraft zal kunnen worden voor de misdaaden, die hy zal hebben kunnen pleegen voor zynen voorbedagtlyken of wettigen afftand van de Koninglyke waardigheid, geeft zulks echter duidlyk te verftaan, daar het zegt: dat hy niet gerechtlyk geóórdeeld zal kunnen worden, dan yoor daaden, gepleegd na zynen afftand: dat met andere woorden zeggen wil, dat deeze afftand de eenigfte ftraf zal weezen, die alle zyne voorige misdaaden za? uitwisfehen : maar het gevolg, dat de verdeedigers van Lodewyk den zestienden Uit dit artikel trekken, is volftrekt valsch, om dat de Wet zelve, van welke zy het afleiden, verwoestende is voor het maatfchaplyk verdrag. Laaten wy deeze waar» heid bewyzen. De Wet kan niet anders weezen , dan de uitdrukking van den algemeenen wil: daar, waar krankzinnigheid of belachelyke ongerymdheid is, feeftaac 'er geen wil, vermits men niet begrypen kafl  Van p. e, w i o e flf b, 4if kan, dat redenlyke weesens , voorbedagtlyk ± hunne verwoesting begeeren kunnen: want hec, is zyne verwoesting te begeeren, zig aan denj eigendunklyken wil van één enkel perfoon te) onderwerpen, Maar het geen nog het ongerymdfte van allen is, is zig , door het maatfchaplyk verdrag, te verbinden met een man, zonder dat deeze verbonden is met hen, diej een verdrag met hem aangaan. Lodewyk de zestiende zou aldus gewapend geweest zyn, met de geheele magt der Franfchen, ten einde dezulken onder hen te doen ftraffen, die het maatfchaplyk verdrag fchenden zouden, — en, hy alleen, bekleed met de volheid van een zo groot vermogen, zou, naar zyn goeddunklyk welge-s gevallen, de^helft der Natie om hals hebbent kunnen haten brengen , zonder, uit hoofde van> dit raisdryf, gerechtlyk befchuldigd of geoordeeld te kunnen worden! Ik betytel deeze gedrogtlykheid niet; 'er is geen naam in de taal, om dezelve te benoemen. Keeren wy weder tot de tegenwerping, en vernietigen wy de dwaaling door de grondbegin? fels. Het derde artikel, dat het agtfte voorafr gaat, waarvan ikgefprokenheb, behelst:,, 'lizal in Vrankryk geen gezag zyn, verheven boven dat van de Wet: de Koning regeert nietanders dan door haar, en het is alleen uit naam van de Wet, dat hy gehoorzaamheid vorderen kan, Alhier haal ik adem: de reden neemt die grondbeginfel aan: het is de waarheid, die het voorgefchreeven heeft, en het is even onveranderlyk en onvcrdelgbaar als zy zelve. Het vierde artikel, da* onmidiyk volgt, he? li deel. Dd fefllR  418 GEVOELEJJ helst: „ dat de Koning den eed zal doen, va» . getrouw te zullen weezeu aan de Natie en de Wet; dat hy alle magt, die hem is opgedraa, gen, zal bewerkffelligen, om de Condkutie te handhaaven, enz. enz." Alhier worden alle de fpitsvindigheeden, alle de ydele drogredenen der verdeedigers van de voHÏrekte onkbendbaarheid, verbryzeld: zy verdwynen voor de oogen der reden, en de waarheid alleen fchiet over. Ik gryp harre overwinnende wapenrusting, cn beilryd, op myn beurt, al derzelver tegen. ftreevers, Ziet hier myn antwoord. De monarchaale Conftitutie is gevestigd geworden op deezen grenefflag van elke maatfchappy, dat men aldaar geen geza.!; kan hebben, verheven boven dat der Wet; dat. dc Koning niet anders dan door haar kan regeeren; niet anders dan in haar naam kan gehoorzaamd werden : Lodewyk dezestiende heeft dit grondbeginfel erkend ;-hy heeft 'er zin- aan onderworpen, vermits hy gezwooren heeft getrouw te zullen zyn, aan de Natie en aan de Wet. Als Koning, voor zo verre hy niet anders deed, dan de Conditutie ten uitvoer bicngen, heeft , zyn perfoon onfchendbaar en heilig moe'ten zyn. Ziet daar de betreklyke onfchendbaarheid. Als mensch, als enkel perfoon heeft by onderworpen moeten blyven aan die zelfde Wet; want hy heeft gezwooren, 'er zo wel getrouw aan te zullen weezen, dan aan de Natie, die 'er hem ten Bewaarder van gemaakt had. Zyn aanneeming van het maatfchaplyk verdrac, en de eed van het ten uitvoer te doen brengen, hebben het zo verpotende voor hem gemaakt, als het voor alle undere burgers was. D 1 e-  VAN P. C. N I O C H E. 419 Tegen het Vaderland zaamen te zweeren, is hec maatfchaplyk verdrag te fchenden. Elk Franschman is des doods fchuldig, wanneer hy een zaamenzweering tegen zyn Vaderland aangaat. Indien Lodewyk de zestiende een zaamenzweering tegen den Staat gefmeed heeft, dan moet hy met dezelfde ftraf geftraft worden, vermits hy als dan den eed heeft gefchenden, dien hy deed, van denzelven getrouw te zullen weezen. Deeze gevolgtrekking fchyric my toe zo waar te weezen, als het grondbeginfel, waar uit het voortvloeit, klaarblyklyk is. Heeft het agtfte artikel, dat men heeft aangehaald , Lodewyk den zestienden met eene volftrektè onfchendbaarheid kunnen bekleeden? Neen ! want bet zou hem boven de Wet verheven hebben, en zyn eed van getrouwheid zou even zo nutloos, als ydel en bedrieglykgeweest zyn; vermits buiten het bereik der Wet te zyn, in den zin van het maatfchaplyk verdrag, volftrektlyk betekent, onderwerping aan de Wet: volftrektè onfchendbaarheid betekent noodwendig verhevenheid boven de Wet: doch het is eene tegenftrydigheid, getrouw aan de Wet te zyn, zonder onderwerping aan de Wet; getrouw aan de Natie te weezen, zonderverpligtingvan, ten haaren opzigte, getrouwheid te bewaaren ; vermits zyn eed ohgeftraft te kunnen fchenden, volftrekt het zelve'is als vry te weezen in zyne verbindtenis. Ik daag alle Koningsgezinden, zo die gebooren zyn, als die nog gebooren moeten worden, uit, om op dit bewys te antwoorden. De vraag vind zig derhalven tot de eenvoudigfte bewoordingen gebragt. Of het derde en Dd a vier-  4"2C G EVOELEN vierde artikel onderwerpen Lodewyk den zestien-* den, onwederihndi vk, aan de Wet, gelyk alle andere Burgers, en moeten in hun volle kragt blyven; of zy worden vernietigd door het agtfte artikel , en, in het een en ander geval, moec Lodewyk de zestiende, indien hy fchuldig zy, gerechtlyk geoordeeld en gcllraft worden. Bewys voor dit ftelfel: indien 'er. in Vrankryk geen gezag beftond, verheven hovende Wet; indien Lodewyk de zestiende niet regeeren kon, dan door haar, en niet gehoorzaamd kon worden, dan in haar naam, dan moest hy haar immer onderdervvorpen zyn ; dan was hy immers met geene volilrekte onfchendbaarheid bekleed; dan kon hy immers gerechtlyk befchuldigd en geoordeeld worden, maar niet anders, dan dooreen Nationaal gezag? Indien het agtfte artikel, het derde en vierde artikel, of deszelfs ukwerkfel, vernietigt, dan is 1er geen wederkeerigheid van verpligting meer jn het maatfchaplyk verelrag; want Lodewyk de zestiende, onitrafbaar zynde, kon niet onderworpen worden aan de Wet, waaraan zy onderworpen waren, met wie hy het verdrag aanging. 33it gebrek aan verbindtenis ontzenuwde en vernietigde het verdrag, in deszelfs weezenlykheid: hy kon derhalven niet begeeren, dat de Franfchen verbonden waren ten zynen opzigce, vermits hy het niet was ten opzigte van hen : hy treed dus in de clasfe der andere Burgers, en kon, gelyk zy, gerechtlyk geoordeeld worden. De grondbeginièls doen zig eerder gevoelen dan bewvzen : het is genoeg de^elvtn te Hellen; men verzwakt ze, door ze te onder. beken. Zender Laat, even gelyk zonder drilt s wenscfree ik Wet,  V A N F. C. tï I O C H 2. 4a! wel, dat trien my kon overtuigen, dat ik kwalyk gezien had, en met genoegen zou ik van myn dwaaling te rug keercn: maat tot Zo lang, zal ik niet meer geloof flaan aan de onfcnendbaarheidvan Lodewyk den zestienden, dan aan üe onfeilbaarheid van Pius den zesden. De twee onfchendbaarheeden , de eene natuurlyk en de andere zedelyk, zyn gezusters; zy hebben dezelfde moeder, het bygeloof. Ik kan nog minder begrypen, hoe men iemand voor altyd kan gevangen houden, om dat hy onfchendbaar en niet oordeelbaar is, en ik belyd myn onmagt, om op alle de fpreuken der welfpreeketmeid, die gy over dit onderwerp gehoord hebt, te antwoorden. Ook heb ik moeite om te bezeilen, hoe 'er grootheid, edelmoedigheid, en grootmoedigheid zou kunnen beftaan, m vergiffenis te fchenken aan Lodewyk den zestienden, byaldien hy fchuldig zyaan de misdaaden, waarmede men hem befchuldigd. Ziet daar de zwaarigheeden, die ik my zelve maak. De Wet moet onlydlyk, één en onverdeelbaar weezen: zy moet gelyklyk alle Burgers treffen, die het maatfchaplyk verdrag lchcnaen: indien een enkel perfoon zig aan de gcftrengheid der Wet kan onttrekken, dan is de maatfchaplyke band verbroken; want 'er ispartydigheid, en overal, waar partydigheid is, is geen lechtvaardigheid meer. De Agenten van Lodewyk den zestienden te ftraffen, en hem genade te bewyzen; deeze daad, wel verre van my grootsch, edelmoedig en grootmoedig voor te komen, fchynt my veelëer toe, een bekrompen en laaghartig bedryf te zyn. Brutus offerde zvne eigen Zoonen aan de Wet op, vermits ny r b Dd 3 g^.  +£2 GEVOELEN gevoelde, dat hy hun geen vergiffenis kon fchenken, zonder teffens genade te verleenen aan hunne Medepligtigen. Medeburgers! het borstbeeld van deezen grooten man, dat gy, in het heiligdom der. vryheid geplaatst hebt, ten einde u, onöphoudlyk, de manlyke deugden te doen vertegenwoordigen, die alle de oogenblikken van zyn republikeinsch leeven vervulden , zegt u, welfpreekender dan ik zou kunnen doen , dat, om waarlyk groot en edelmoedig te weezen , men onlydlyk moet zyn gelyk de Wetten. De gerechtigheid is dezelfde voor de Volken als voor de byzondere perfoonen. Tot hetgeen een eenig mensch niet, billyker wyze, zou kunnen doen, zouden millioenen menfehen even ■weinig het recht hebben. Indien Lodewyk ele zestiende ftrafbaare daaden, ingevolge de Wet, gepleegd heeft, dan kan de geheele Natie hem geen genade verleenen, zonderde grondbeginfels der rechtvaardigheid te kwctfën, zonder zig zelve te kort te doen; en ook zou zy ophouden rechtvaardig te weezen tegen de Medepligtigen van Lodewyk den zestienden, als zy deeze Zoude ftraffen. Het maatfchaplyk verdrag zou gefchonden worden, en een iegelyk zou, met betrekking tot Lodewyk den zestienden, in het recht der natuur treeden, en het onbetwistbaar recht hebben, om zig recht te verfchaffen op den Tyran. Ik befluit dus; Lodewyk de zestiende moet gerechtlyk geoordeeld worden! Lodewyk de zestiende moet geftraft worden, byaldien hy fchuldig is! Maar zal Lodewyk de zestiende door de Conventie geoordeeld worden? Zy heeft, noch zy fcan daartoe het recht hebben. Waarmede moet de  v a » *. e. n i o c h ï. 4>3 M rnnvenüe zich onledig houden? Mee de LvS Lodewyk den zestte^ ^lleen bt»^^#t ge. Jooren beöcrdeelaar zyn? Neen! de kicschzwooren d o ^ da Conventie iuu uw0 ^ u0rt;pnino- van beöordeblaar ; zy zou ook de bediening Rechter bekleeden: doch ik vraag u, Medebur LÏers ! wie uwer zou de bedieningen van geS van befchuldigers en van rechters terfens X'waarneemen? Het ontwerp van dec ee vni uw Comité aanneemende, zoudgy, gelyk^dig en getuigen, en befchuldigers en rech- teOZfLodewyk de zestiende is een tnisdaadiger de Uhyeen mïsdaadiger van een byzonder zoort, ev moet, even daarom, welverre van meerde.e Se aan de gewoone forma nten - gee ven dezelve des te geftrenger m acht nee S in evenredigheidbvan het zoort van nusS êS van de hoedaanigheid van den befchul- 'tSoort hy in tegendeel in de clasfe van alle fchuldige zaamenzweerde^rs, waarom dan, z^  4H ® s v © * x E N zynen behoeve, eene uitzondering te maaken* len t fZl> , Mrna de fehul<%n te oordee, 'S ? .^erandercn, na het pleegen Van huri gens dewelke hen te ftraffen Vaneen'Jr hd?i-d,e fT ^ te" voordeelê Si« rf? Chuldlfden ftrekt 5 dac ^ «et is in* getij* dan voor hem alleen; dat zy een recht t tn?ldV™ hGm »^hoorc%n dat gy er geen inbreuk op maaken kunt, zonder eene ^rechtvaardigheid te pleegen. De vastgeftelde form voor de crimincele beboideelmgen is, dat de gezwooren befchull men befchuldigd 1S, de lyf- of de doodftraf Veg raagt, en bygevolg, of 'er reden eer beïchuldiging plaats hebbe. De gezwooren -beöordeelaar doet uitfpraak, of de misdaad beftaat, en hier word de befchul d-igde misdaadig verklaard DeTechtei- zoekt de Wet , die de misdaad voor- opleg Deeze form is debewaardfterdero-e, heiligle rechten van den mensch: in geen eert Voorzeker zuk gy geene bedieningen onder «en verwarren-, die, in de oogen der reden* StiÖC**? —te! ïrénf i^ï^ f<%* deeze gVond'begmfèls'er- wïLS 1 fe.^ de ^ *>eeft aangeweest^ op welke men zig zou kunnen gedraai gen,  VAN ?. C. Jl ! '8 É H I» 4*S irën, öm Lodewyk den zestiendén gferechtlyk te lordeelen, zonder kwetfing der formen, vastgefteld ter beöordeeling van andere uusdaaüi- SeZiet hier 2yne woorden. h Volgens deeze wy£e, zal men vooreerst, door het lot, de zuiken der Gedeputeerden moeten trekken, die ae bediening moeten waarneemén van beftierders der gezwooren befchuldigers; die van, openbaare befchuldigers; en die van rechters. Vervolgens zullen de overige Leden der Conventie, ^ door middel van het lot-, geplaatst worden, ot ender de gezwooren befchuldigers, ot onder ae gezwooren beoordeelaars." Hy voegt er by . Deeze wyze heeft geene andere verdienlte, dan dat zy belet,dat de befchuldigde, denzelfden bvzonderen perfoon wedervind, die, in den loop Van zyn rechtsgeding, -twee verfchiliende bedieningen uitöeffenen." Dit is geenzins den knoop te ombinden* maar denzelven doortehakken. Indedaad, wanneer u. Conventie zig in vyf Clasfen verdeelt, als, itt beftierders van gezwooren befchuldigers; m openbaare befchuldigers; en rechters: vervol, gens, door middel van het lot, in gezwooren befchuldigers; en in gezwooren beoordeelaars; dan zie ik, in deeze "nieuwe wyze van rechtsgeding, onöverkomelyke zwaarigheeden: want het zou niet de Conventie zyn, die oordeelde, maar gadeelten van de Conventie. Het zou kunnen gebeuren, dat, doormiddel van het lot, zulke Leden, die openlyk hun gevoelen, het zy voor» het 'zy tegen de beöordeeling van den koning» hadden aan den dag gelegd, de gezwoorer.cn Van beöordeeling of van befchuldiging zouaen * Dd5 zaam-  426 GEVOEIrET N zaamenftellen: en, in hec een en ander geval, gevoelt gy het gevolg 'er van, dat onnoodig is 'er uit te trekken. Deeze tegenwerping fchynt my zonder wederlegging te zyn. Ziet hier een andere, die my even gewigtig voorkomt: indien, geduurende den loop van het rechtsgeding, 'erzwaarigheedenontftonden, het zy met betrekking tot de rechtsweigeringen , het zy met betrekking tot eenige formaliteiten van het proces, aan welke geconftitueerde magt zouden zy zig kunnen vervoegen? Indien het de Conventie niet is, by wie zy zig, zouden kunnen aandienen, dan ken ik geene andere:doch, JVi edeburgers! ik vraag u, of de Conventie zou kunnen beflisfen in een zaak, waarin zy rechter en party, zou weezen ? Ik heb, ter goeder trouw, naar antwoorden op deeze tegenwerpingen gezogt, maar 'er geene kunnen vinden. Indien men het laatfte artikel van het decreet aanneemt, dat naamlyk, na de opftelling der gedingftukken, de Nationaale Conventie" haar vonnis zal uitbrengen, door oproeping by naame, dan herneemt myn eerfte tegenwerping haar volle kragt; want, in dit geval, zou de Conventie drie volflrekt onderfcheidene bedieningen op één ftapclen. Waarom zou zy voor Lodewyk den zestienden doen, het geen zy voor geen arder byzonder perfoon zou kunnen doen? Tot heden toe, heeft, zy verfcheiden dccrecten vsii befchuldiging uitgebragt, maar zy heeft geenzins en zy kon ook met, zig de bedieningen van gezwooren beoordeelaars voorbehouden. Indien Lodewyk de zestiende fchuldig is, dan is hy het ais verraader en zaamenzweerder tegen het Vaderland. Zy, die als zodaanigen veroor-  V A N P- C. N I O C H I. W oordceld geworden zyn, of het nog zullen worden, zyn&zulks geworden, of zullen het worden'volgens de v'ascgeftelde formaliteiten. Er kan derhalven geen uitzondenng we en v een daad, die weezenlyk van dezelfde natuur is: zo 'er eene uitzondering ware, dan zou zy, of gunftig, of ongunftig voor den befchukhgSen zyn: in het een en ander geval tellens zou iet recht gekwetst worden. Dit dubbel bewys, geloof ik, is onbeantwoordlyk. Lodewyk de zestiende derhalven, kan recbtlyk geoordeeld worden, door de gewoone Vierfchaaren; want by is niet meer dan een enkel perfoon, en nooit kan hy, in een andere betrekking, in aanmerking komen Lodewyk de zestiende is geen Koning meer; hem als zodaanig te oördeelen, is eene hoedaanigheid te doen herleeven, die hy niet meer bezit, die hy niet meer bezitten kan; is, in het Volk, andermaal, die bygeloovige denkbeelden van c ne ontleende grootheid optewekken, terwyl ha in den Dwingland niet anders zien *™e™ inisdaadiger , de wraak der Wetten waaidig. Het is in de Adle van befchuldiging, die de Conventie tegen Lodewyk den zestienden zal in brengen, dat die majestueuze eenvoud.gh.d Let heertenen , der republikeinse fierheid waardig. Het is, in die Atfe van befchuldiging, door den Souverein zelfs uitgcfprooken, dat het eewigtig vertoon moet huisvesten, t welk europa en de Nakomelingfchap verwonderen moet. Lodewyk de zestiende, door de Conventie, gerechtlyk oordeelbaar verklaard; een decreet van befchuldiging door haar tegen hem verleend, dit is genoeg: 'er is verder niet meer dankte i  fcfc Gevoelen van t, o nioche; Wet, die de-ftraf moet uirlpreeken; en het VefLT* de%DwinSIand «"«et, door derz 2 rf? va]len- DegewoohereehtershefaÏShrïi ? te d06"' dan ftraföpleggend rein ;Penen' Indien 'ereeneWeTbedan ifS , samenzweerders en verraaders, heloJïl u V™ den ^tienden m' J-hapIyk verdrag gefchonden heeft, enhy, in Siï ^ zi§ *^<% gemaakt "heeft S?zelve ia V- ,bAgeert men daar' dat de Nadeelen moet? N,ets is zo eenvoudig. Dar 'er itV' ,DePa"e^ een gezwtrenTbe™Zl W°rde' Cn dat dee2e Gezwoorenen te namen eene weezenlyke Vationaale Vierfchaar Weren , we ke Lodewyk den zestienden gerechtlyk oördeelen zal. De formaliteiten zullen gevolgd; de wensen der Natie uitgefproken, en en renanVan ? befchu]diSden bewaard wor" flen. Dan , m dit geval, 2ou ik flegts een vertoon zien, dat geene nuttigheid heeft 7 en ik geef de voorkeur aan de gewoone Vierfchaar blyft fteeds een mensch, en waarom, ten zynen behoeve een uitzondering te maaken, vooral tn dZ ^ ,« Zaak iS' °m de W« WetèpS «en, die dezelfde is voor allen? GE'  GEVOELEN VAN * Gedeputeerden van het Departement j Z> £ £ ^ DORDOGNE; ( fl«r-«*ty* ^ gerechtlyke beöordeeling van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. TVf en vraagt of de moordenaar van yerfcheiin duizenden menfehen gerechtlyk geoordeeld kan worden? door wie, en hoe hy geoordeeld ïnoet worden? Hoe meer ik deeze vraagen onderzoek, hoe meer ik my verwonder dat men dezelve in ernst heeft kunnen voortellen, en het geene my nog meer verbaast is van te zien, dat, om dezelve optelosfen, bet vernuft al zyn fcherpzinnigheid ten toon fpreids het vertand alle zyne hulpmiddelen te baat roept, en de welfpreekenheid alle haare krameryen uirtalt. . Een ongelukkige Sansculotte, die, dood- , fleur, en moord aan zyne medepligtigen beveelende, op heeter daad, even gelyk Lqdewyk Capet, gegreepen ware geworden ,  *3® as voelen zou weldra, door het verliezen van zvn hoofd op een fchavot, voor zyne misddaaden geboet hebben. Zou Lodewyk dan het een of ander meer zyn, dan een Sansculotte? Ongetwyffeld neen! Maar hy was nog onlangs Koning, zal men my zeggen: *K weet, hoe hy Koning was; maar welk een Brutus ziet Een nieuwe misdaad zelf in deezen ichandaaam niet? De edele geestdrift, waarmede de Amtenaaren des Franfchen Volks eenpaariglyk de Republiek itemden, deed my gelooven, dat indien de Nationaale Conventie niet 'zaamgefteid was, uit zo veele Cato's, als zy Leden had, zy zulks ten minften weezen zou uit zo veele gezworene vyanden der Despoten. Ik bedroog my zeiven misfehiën; maar myn vuunge liefde voor het Vaderland doet my myne dwaaling aankleeven. Ik wil liever denken dat het medelyden, eerder dan een overblyffel van eerbied, voor de hersfenfehim der Koninglyke waardigheid, Lodewyk Capet verdeedigers heeft doen vinden in de Conventie. Wat my aangaat, die, zedert dertig jaaren, een bcflenaigen haat tegen de Koningen in myn ziel, gevoed heb, ik beken, dat het medelyden my niet in 't minst voor hen kan voormneemen, cn dat, onöphoudlyk , het verfchnkiyk tafereel voor den geest hebbende van de wanbedryven deezer menigte van gekroonde Tygers, die, geduurende zo veele eeuwen, het mcnschlyk geflagt aan hunne wreedheid hebben opgeofferd, ik fteeds de vernietiging zal ftemmen van hun kwaaddoend  , V-A N * B O U Q U I E RÏ Hf* «pflaa. Een Koning «^*ÖmÏÏ& kern niet anders dan een verflindend Monfter, ^%r^t onrchendbaarhe^ aanvallen. %én verliest flegts tyd met hen beTyden van hersfenfchimmen. De eeuw d r begnichelingen , der droomeryen en de. v ftandierbyfteringen heeft plaats gemaakt loor die der reden , der Wysgeerte en der waa heid. Niemand moet het thans onbeCweezen, dat dit ^J^^ mede de Despoten altoos grootlyks bezorga waren, om hunne fnoodheid te bedekken, hen niet langer kan waarborgen tegen het fnydende zwaard der gerechtigheid. Ik zal der Conventie geenzins de lyst der misdaaden van den Gevangenen in den T», „el onder de oogen brengen. De verraa 5 yen , de zaamenzweeringen de vryheidSende ontwerpen, de meinëedigheeden, de doodflagen cn moordaadige aanvallen van deeSi Menfchenëeter zyn, door gehee Europa, Send Hy moet derhalven gerechtlyk getonnisd worden. Indien de ontginning van het rechtsgeding , dat men tegen hem had moeten houden, als moordenaar , op heeter daad gegreepen, op den gedenkwaardigen Dag t n dge1 tienden Augustus, is opgefchort ge. worden tot op deezen dag, dan heeft zulks niet anders kunnen veroirzaakc worden dan door een overfchot van vreeze, als nog mceboezemd door een perfoon weleer me ' fen gewigtig masker bedekt. Maar thans nu Ti beiachlyk masker komt afcevallen, vorder  43$ G % y a * . ^ « " B I, |j j| S» lak S^S^ onaaJe Conventie m? TS vfdienc, de Nati- overga, ' Ven?ie' *K de order van den dag  «6 E V O Ë LËN VAN % M 0 0 ^ ^ Gedeputeerden van het Departement D E LA ME U S E ; JTegens de onfchendbaarheid van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. TVf net de grootte van alle misdaaden ongèfrafr blyven? Kan de fchuldigfle van allen zig aan het zwaard der Wet onttrekken ? Zodaamg Z in andere bewoordingen, de vraagen, Xrmèdè'niehi zedert langen tyd, zig, op dit foTe ïgeftoelte, onledig gehouden heeft; Men onderzoekt geenzins de klaarblyklykheid Medeburgers ! gte onderton , om haar te bewyzen, of haar te vernietigen is, ng te willen verliezen in alle de verbeeldbaare fpitsvmnigheedert, zo voor als tegen. De groote bewysredenen, ten behoeve van Lodewyk Capet, zyn ontleend van de Confectie- om dezelve te wederleggen bevat ik myn Bevoelen, in zeer weinige woorden. S In myn huis had ik een Dienstknegt. Ik ver-  454 öEVOELEN VAN p. l. póïïs; heelde my, ftaat te kunnen maaken op zyne getrouwheid en zyne vcrknogtheid. Overhoopt met myne weJdaadigheeden, had hy my dikwerf het een en ander bezwooren. Die verraader ! door zyne herhaalde eeden, befpaarde hy zig de gunftigfte geleegenheid, om ze allen te fchenden. Ik wist, dat myn leeven door Roovers bedreigd werd. Ik deelde hem hunne ontwerpen en myne bedugtheid mede. Wees verzekerd, zei hy tegen my, dat ik, zo het weezen moet, fterven zal, om u te verdeedigen. Tot fchreiëns toe getroffen, door deeze zyne verkleefdheid aan myn perfoon, omhelsde ik hem , en deed hem een gefchenk van een beveiligend wapentuig! hy aanvaarde het zelve met een geveinsde vervoering. Thans, dus fprak hy tegen my, hebben wy niets te dugten. Op een avond, dat wy zaamen reisden, zag ik my door Roovers aangevallen: het was ter pfaatfe,, waar de Eerlooze my verwagtede. Zy waren aldaar op zyne bevelen, gekoomen, en geplaatst. Hy vereenigde zig. met hen, enkeerde myne eigen wapens tegen my. De Hemel dulde niet, dat een zo zwarte misdaad haar beflag verkreeg. Die wapenen werden in zyne hand verbryzeld. Toen hy in de tegenwoordigheid der Rechters was, beweerde hy, met eene koele onbefchaamdheid, dat zy hem noch gerechtlyk konden, noch moesten beöordeelen, om dat, ten opzigte van het wapentuig, waarvan hy zig tegen my bediend had, ik het zelve was, die het hem had ge geeven! zyne verdeediging was zyne gerechtlyke beöordeeling en zyn vonnis.  |j | V O E L Ë S VA» gEJN-BON SAINT- ANDR&A Gedeputeerden van het Departement* D 17 LOT; BETREKLYK DEEZE VRAAG! Kan Lodewyk de zemende gerechtlyk geoordeeld worden ? T}eeze vraag, aldus gefteld, is niet anders aVeen byzondere vraag, die niet dan een enkeïmensch ten onderwerp heeft, en welkevorde en zou, ten einde in order behandeld te worden, dat men bevooreris de misdaad bevestigde, waa aan de geweezen Koning zig fchuldig gemaakt heeft, om vervolgens hetbefluiropcemaaken of de natuur der misdaad zodanig is, dat hy 'ter gerechtlyke beöordeeling gefteld ka» W°Men' moet zig tot algemeener denkbeelden verheffen: men moet de vraag behandelen, met flegts voor u, maar voor alle de Volken van de waereld. Door uwe revolutie, de noodzaakIvke Leermeesters van het menschlyk geflagt geerden zynde, zyt ey bet niec flegts een groot  43^ GEVOELEW voorbeeld van rechtvaardigheid, maar ook eer} groote les van vryheid verfchuldigd « A,\ Wdke beImndeld moet worden, Kftfl deeze: k««nen, moeten de Volken! oe Koningen gerechtlyk beöordeelen? en is de onfchendbaarheid, waarmede men hen allerwegen bek eed heeft in de daad een gunstbrief van ftrafloosheid, of is zy niet anders dan een ydele herslenfchim, die verdwynt en vergaat voor de eerfte ftraa en aer waarheid? Indien ik bewys 9 dat de onfchendbaarheid niet anders is, dan een ingebeeld weezen; dat zy nimmer eene der voorwaarden van het maatfchaplyk verdrag heeft kunnen zyn en dat elk verdrag, waarin zy bedongen werd, volgens het volfte recht nul is, dan zal i derg''ondfla?e» gelegd hebben, met welker behulp de byzondere vraag, betreklyk den geworden S' g£maklykzal kunnen 0Pgelost Men heeft op ditfpreekgeftoehe, gezegd, dat de Koningen gebooren vyanden der Volken zyn; dat ze zig met dezelve in een geduungen ftaat van oorlog bevinden, en dat een Koning, alken om dat hy Koning is, fchuldig 1S jegens de menschlykheid, want de Koninglyke waardigheid zelve is een misdaad. Deeze waarheid is treffende.-, de natuur heeft dezelve, met gïoeijende letters, in het hart van alle menfehen gefchreeven, en de onverdelgbaare liefde voor de vryheid , welke zy ons inboezemt , is eene Afte van befchuldiging, uitgebragt door den Maaker van ons weezen zelf die hen ter dood veroordeelt. De onfchendbaarheid derhalven is- tegenftrydig met die eeu. wge waarheid, waarvan wy, in ons binnenfte, hec'  Van jean-bon s aint-and re'. 43? het kostlyke zaad omdraagen, dat de vooroordeelen wei voor een pogenblik ten onder kan houden; maar dat eindlyk opgroeit en zig; uitbreidt in weerwil van alle tegenkantingen. bK^d% midden van dien -ndvloed va» dwaalingen, die, agtereenvolgende , de wae reld overftroomd hebben, ziet.gy deeze heilige waarheid onöphoudlyk beftreeden, fteedsonder. drukt en ten trótsch der Dwingelanden herboomi worden , en onder duizend verfoeiende gedaanten weder bervoortkoomen. Lr is , ze dert Homerus, die de Koningen ^?ep «en noemde, tot op onze eeuw, geen d.gter geen "ed naa , «reen wysgeer, geen ftaatsfchryver waarby nWngcen trekken vind,van deeze w.iarE, welket mag ik het eens zegge*, aan den bodem hunner ziel ontfnapt zyn, en die de Despoten befehuldigen, van de vyanden van h menschlyk geflagt, en met het zelve ineen flaat Coork>g?ezyn. Allen, zonder'er zelfs dien fcïryver v&an uitzonderen, wiens treffendeleevendigbeid aan de wysgeerte eene onbefl*ryfbaare bekoorlykheid byzet, erkennen, dat het St door de rechtvaardigheid maar door het geweld en den fchrik is, dat de Koningen re- SeHent*z waard is dus de fchepper, de bewaarder en de (leun vanalle troonen. Eris er geen een, 'er kan 'er niet één zyn, die niet op lyken nedergezet, en in menfchenbloed gevestigd is. Indien ik, om dit te bewyzen, het eerwaardig gezag heb ingeroepen, gefchiede het met voor u die het niet noodig hebt. Maar misfchieti is het niet rutloos aantemerken, dat de flaatkundige leer, welke gy belyd, niet nieuw is, vermits Ee 3 ZV  ?34 «BV(0PI,Eï, zy tot den ohfprongdermaatfchappyen opklimt; zo dat men zeggen kan, dat, zodra 'er een onderdrukker m de waereld verfcheen, de item der rechtvaardigheid zig luide deed hooren, tegen zyne onderdrukking. Het was voor u bewaard, Republikeinfche Wetgeevers.' om voor die langduurige onrechtvaardigheid, voor die bloedige beleedigingen, deKoninglyke waardigheid, geduurende een zo groot aantal eeuwen, der menschlykheid toevoegde, vergoeding te bezorgen. Gy hebt de Koningen geoordeeld; gy hebt hun vonnis uitgefprooken; wat zeg ik? Gy hebt reeds begonnen met het ten uitvoer te doen brengen. Waarom zyn uwe overwinnende legers, na den yyand van het grondgebied der Republiek verdreeven te hebben, in Belgica getreeden ? Waarom heeft Montesquipu bezitting genomen van feayoien; Anfclmus van Nice? Custine van Spiers, van Mentz en van Frankfort? Hebt gy niet deeze Volken willen vry maaken? Hebt gv hun met gezegd, dat de oorlog, dien gy voerdet, de oorlog was der vryheid tegen de dwinglandy? Dat gy, gewapend tegen de Koningen, aan de Volken hunne Souvereiniteit wedergaaft? Hun de vryheid Jaatende, om een regeerings"form te verkiezen, die hun welgevallig was hebt gy hun immers, ten minltendoor uw voorbeeld , geleerd, om dat zogenaamde maatfchaplyk verdrag te verbreeken, het welk, zo als men eertyds fprak, de Koningen aan hunne ondaanen verbond? De vraag is derhalven bepaald; gy hebt derhalven de afzetting der Koningen gewettigd s foch vopr hen, die deeze afzetting als eene ge- ; ■' fêcht-  e atn t-andRe'. 439 van jean-bon s ain 1 fechtlyke ff beibh^j *feïïï zulken, di^er nl«a°^ Helling der natuu^yj^^^'cr Reene onfchend- klaard worden. ^kiftè niet verzwak- Men zal deeze gevolgtrekkmg m« ken, door te zeggen, dat gy, door ae ning, het recht «gg^/JSi ,«d«i handelen; want gy hebt WW™» natuur van overw^lng^onre^ ^ g? is, of bever, dat het m lveQce den oorlog niet voeren> kost dan o verdeedigen of omaa^e te ve Indien derhalven de ken»gen, q vyanden der Volken zyn £ kan «ge ^ ftaan. W elke o\ ei ^" d zoU ik kun- ken met myn vyand? Welk.verat g „en onderfchryven damettang het dat niet oP zou houden my oogenblik, datik W^f??**- door het om het te verbreeken? De■g~*n» ld ver- geweld gelegd; ^^^Uted^ bryzeld, om dat er geen w verts\wt„ dan J verbindtenis 18, die waarlykvcipUgfe Ie vrylyk is aangegaan gewenden, doch fchen de verdragmaake^ vryheid, wanneer er geen even S drf gS:g^,^ £ kon, die men het * J derhalven, uit m°n 'waa v n wy Goden gemaakt hebben, de SaadT beveiliging en" de rechtvaardiging rallen wy niettemin een CónftitU; /TywU^g door het Volk toegeftaan, en u,t; dmklyk de gift der onfchendbaarheid voor den Monarch behelzende:.zou deeze ü ft dan een verbindrems zyn voor de Nvie,ai? fllve aan haaren Koning gedaan had? Ongefwyffeld neen, om dat de Natie zuIk zoort v n verdrag niet zou hebben kunnen maaken. Een  44* GEV OELEN Volk kan niet zeggen tegen een byzonder per- hei^nV/™ '? T ,ang °f ™ waioS lied zy nood'g oordeeJc hem te verheffen- Ik bekleed u met het recht, om alle misdaaden te nogen pleegen. Gy kunt, ongeSonze hüfeen verbranden , onze velden verwoesïn onze vrouwen en kinderen vermoorden!eS TfVlah hïenSen> of' ^ nog erger ?s dn de dood, gy kuur ons van onze vryheidberoo" ven en ons zo wel totde hardde alsfchandlvkfte flaaverny doemen, en wy zullen de hand 2genen , die ons flaan zal, en, met eene godsdienflige onderwerping, den yzeren fclfept r kusfen, onder welken wy gedwongen zullen weezen, onze hoofden te bukken. -öEen Volk heeft wel zyne Magiftraatsperfoonen kunnen omringen met die waardigheid, welke eerbied inboezemt, en die ten voordeele der Wet ver«rekt, door de gehoorzaamheid, welke zv inboezemt; maar het heeft hun geen recht kunnen geeven, waar tegen de rechtvaardigheid zi> verzet, om dat het Volk niet heeft kunnen lillen af™ .van zvn geluk, en om dat de Volken niet gelukkig zyn dan door de in achtneeming van het natuurlyk recht, dat niet andersis, dan de rechtvaardigheid zelf. Indien derhalven, door onwcetenheid of door verrasfching, een Volk dergclvk een gift gedaan had, dan zou het recht hebben, om dezelve weder te eisfchcn, op het oogenblik dat het zyne dwaaling erkennen zou, en de Dwingland, met wanbedryven bezoedeld zou 'er niet minder ftrafhaar om weezen, van de dwaasheid gehad te hebben, van te gelooven dat zyn tytel hem buiten fchoots der ftraf ftelde* Deer  v a N jean-BON SAINT" ANDRe'. 443 Deeze waarheeden zyn onbetwistbaar. Niemand kan aan de billyke ftraf zyner misdaaden SnappSi, en onder wat betrekking men Lodewvk ook befcbouwen wil, de ftem der na Èu7 of d?e der Wet veröordeelen hem ter dood Befchouwt gy hem als eenvoudig burger, dan fs hv Telyk alle onderdaanen van den Sonveeiny,'aganyden algemeenen wil oiiderworpe« de Wet is voor hem, gelyk voor alle ande e niisdaadigers, dat gedugtc ^-.«J een Wysgeer fpreekt, het welk, in deszel« zich v/Lrpas' richtende beweeging, alle hoofden afkapt die 'er zig boven durven verheffen, Merk gï hem aan ahfcen afzonderlyk weezen beWeefniet een, voor hem byzonder privilegie • alsdan, niet meer de pligten van een Burèer te vervullen hebbende, kan hy er ook Sneer de rechten van vorderen; want in de maatfchaplyke order, zyn deeze wee: waken échten In fligten , ^^Vt^*£2hS Een Koning zou, door zyne onfchendbaarheid - zelve, met betrekking tot de andere menfehen in den ftaat der natuur wederkeeren, yemifc-hy buiten de maatfchappy zou zyn, en, deWet de magt verlooren hebbende, om hem te treffen, zou elk byzonder perfoon, door hem beleedigd, gevolmagt weezen, om wraak over zyne vyandige aanvallen te neemen. Waarom zyn de menfehen, toen zy zig tot eene maatfchappy veréénigden, oyeréengekonien-, om hunnen afzonderlyken wil aan den aleemeenenwü te onderfchikken? Waarom heb|en zy, vooral in lyfffraflyke zaaken, gewild, dat niemand, onder eenig voorwendfel, zig ze£ yen wreeken mogt, wegens oncvangene beleem- m  444 c e v o E h e H , 2f «L25 dff ^voeId hebben»dat ds wr^ nol VCrF°Gt-> e" di^anwasfende door de poogingen zelve, welke men aanwend, om haar voldoening te verfchaffen, eindigt met geene paa. en aan h,nre woede te ftellen. Hefwas derhalven zeer -gevoeglyk, dat de maatfchappy zig meester maakte van het recht, om de iljfen opteleggen De maatfchappy fa onlydiyk: f bemint alle haare kinderen; zy flaat ze niet dan met leedweezen, en haare flagen overfchryden. noot de maat van het wan bedryf: maar de maatfchappy heeft het recht, om ftraffen uitte! fpreeken,met anders, dan om dat de Burgers er zig van ontdaan hebben, om het aan haar overtedraagen. Maar wanneer de Wet 0f om juister te fpreeken, wanneer haare werktui-' gen verwaarloozen, om van de magt om te ftrafien, dat rechtvaardige en wettige gebruik te maaken , 't welk hun is voorgefchreeven, als dan treed ae burger in her gebruik zyner rechten: hy wederftaat de onderdrukking, hyftrafc hy verbryfelt zyn vyand, en, indien hy de paaien der gemaatigdheid overfchryd, dan is het huitenfporige zyner ftrengheid de misdaad van den verraaderlyken Magiftraatsperlbon, die het zwaard liet glippen, dat de Wet hem ter hand Hier uit volgt, dat een fchuldig Koning niet flegts gerechtlyk geoordeeld kan worden, maar ook, dat gy hem biet ongeöordeeld laaten kunt is du het oogmerk uwer zending niet, Medeburgers? Is dit de last niet, dij gy van uwe Committenten ontvangen hebt? Het Souvereiae Volk,  va N JEAN-BON SA^T-AhW. 445 Volle dat u verkoozen heeft, om zyne Wetten I mkken vetwagt dat niet insgelyks van «, L^fSt wreS zult van vier jaaren doorgcdat gy net wree* 5fferinEen en onheilen ft^«d<Ï^AkK de misdaaden van Kdewïï16„ie" erriS! Anderen hebben^ ^niy, 'er ir, ten overvloede, het afgryslyk XS van voorgehouden. Wie zou me« beeven van verontwaardiging en afgryzen op de berd nking deezet gedrogtlyke wreedhe. den, waarvan wy de getuigen en * StV'eTn^Lge de.verfchnklyke uitwerkfels van te zullen gevoelen / De openbaare verontwaardiging zwygf, t rs waar- maar, Wetgeevers! bedriegt u niet; dit S71 dat van den eerbied, dien men aan Ie f et verfchuldigd is. De openbaare verontwaardig is, uwï beflisfing afwagtende, flegts Schort. Gelooft gy, dat zo veele troostS weduwen, dat zo veele kinderen die va?hunne Vaders beroofd zyn; zo veele Vade sche! aan hunne zyden, hunne kinderen hebben zien vergaan; gelooft gy, dat zo veele M jen, tot debafgryslykflewanhoopvervoerd; gelooft gy , dat Vrankryk, onderdrukt, vettrtd wesgefleept ineen oorlog, waarvan hec ~ goed Vevolg den indruk van onze eerfte tegenIpoeden niet heeft uitgewischt; gelooftgy, met een woord, dat de Natie denveroirzaaker van naare ellenden, met onverfehilligheid, zal kun"/enz n vryfpreekcn? - Neen! gy ge ooft  445 c***'*£é# Mks niet. Gy zyt te veel verlicht, gy zytië rechtvaardig, om niet te gevoelen, d5, £3 de vervul mg van de geftrenge amtsbediening welke u ls toevertrouwd, te weigeren, gy Sri het volk zelve de zorg van zig" te wreeke" zoudt overlaaten. b ™iCC"-cH> Ik zal dft denkbeeld niet verder doorzetten dat ondertusfchen ftof tot meerder ernZe n! werkingen zou opleveren. Het Volk verwagc van ü de rust, en deeze zal het niet verkrygé? dan door den dood van den Dwingeland. Alhier wederhoud men my, en vraag* men:Maar veroorlooft de mehschlykheid deeze bloedige te rechtftelling? _ Menschlykheidf is dat nie dat zagt en toegeneegen gevoel, dat de natuur ons gaf, ten emde medelyden te oeffenen met de onheieti van onze evennaasten? Is dat niet d!e zedelyke band, die weezens van dezelfde zoort vereenigt en hen daarheen brengt, om hunne zwakheeden te vergeeven? — Maar • zyn dan de Koningen weezens van dezelfde' zoort als wy? Welke overéénkomst kan'erzyn tusfehen hen en de andere ftervehngen? Ten tyde van hunnen voorfpoed, zyn het fchrikbaarende Godheeden, fteeds met den blikfém gewapend. In het ongeluk fmeeken zy om me™ dedoogen. Zo lang 'er een ftraal van hoop flikkerde voor den laatften uwer Koningen, zolang hy heeft kunnen gelooven, dat hy, over uwe opéengeftapelde lyken heen, tot het despotiskon genwken, heeft hy geenzins uwmedeiyden afgefmeekt. Men heeft u gezegd, met welk eene koude onverfchilligheid hy het eedonder van het kanon der Tuüeries hoorde 'c welk, op zyn bevel, op de Burgers, op dé Fr»!?-  VAN JE AN «BON SA INT - AND R Ê*. 44? Franfchen gelost werd! én het is ter gunde van dergelyk een monfter, dat men uwe menschhevcndheid in beweeging zou willen brengen. Om daaroo eenige aanfpraak te maaken, moest hy ten minften iets van het menschlyke bewaard heDcn'menschlievendheid ! maar deeze deugd bevat, in haare uitgeftrektheid, het geheele mcnschïyk geflagt, en wanneer zy genoodzaakt is zie te beperken, dan bepaalt zy zig altoos toe hetVootfte getal. Maar , wat word u hier voorgefteld? mcnschïyk te zyn jegens éen eemecn, en barbaarsch jegens alle de anderen! vergiffenis te fchenken aan een Koning, en een geheel Volk ten verderve voor te bereiden! Wet* geeversl uwe keus kan niet twyff'elagtig weezen. , T 1 i Dat men niet zegge, dat Lodewyk genoeg geftraft zal weezen, wanneer hy, ontbloot van de trotfche heerlykheid, die hem omringde, overgeleverd aan zyne wroegingen , genoodzaakt den last des leevens te torsfehen, verweezenzal zyn, om in eeuwige gevangenis te kwynen.— Wroegingen! de Tyrannen hebben 'er geen. —. Wroegingen! — by den man, die wreed geweest is van zyne kindschheid af; die koelbloedig de wanbedryven zyner broeders, de eerloosheid en ongebondenheid van Zyne vrouw en zusters aanfehouwde; die nooit iemand beminde en die het goed en bloed der burgers verkw'istede! — Wroegingen! by denman, die, in zyn gevangenis opgeflooten, met geleerd heeft zyne misdryven te kennen , dan op het oogenblik, dat hem verpligtte voor zyn leeven te Adderen Wroegingen! weet gy dan met, dat  448 è e v ö E t i H icn, in Met hart datze ondervind, en zeet mv öf gy gelooft, dat 'er in hetharrV™ f ? 7,* eenige deugd huisveste? ^y^tZa 1 m „™i genade, welke eenige Redena an voorgefteld hebben, om hem opteUgemaar hy Z0U leeven, om u te haaten- 0m?a ' menZweeri„gen u re ftneed n"' om mis feuen eene dier ontknoopingenvoort bere deu die by de verliezen, welken wy zo3 ondervonden hebben, andere verzen mé? minder onherftelbaar, voegen zou ' w\WCet' de6Ze bed»gtheeden, als hersfenfehimmen zyn befchouwd geworden Dé mtheemfche Mogenheeden zjmgeflag n zvP '*f6c ren adem, de lugt, die het reeds al te lang heeft ingeademd, zal blyven befmetten. Maar, zal men vraagen: is Lodewyk niet alrede geftraft geworden? De Wet fpreekt zyne afzerting uit, en by is afgezet r maar is het niet ftrydig met alle grondbeginfels , dat men, voor een zelfde misdaad, een dubbele ftraf oplegt? Ik heb reeds beweezen, dit de afzetting vaneeii Koning geene ftraf kon zyn; dat dezelve, malle gevallen, een daad van rechtvaardigheid was, en dat wanneer de Volken wys genoeg zyn, om, by deezen maatregel , die der vernieuging vaa de Koninglyke waardigheid te voegen, het eene verandering in de regeermgsform zy, welke zy daarftellen, en geenzins een lyfftraflyk vonnis, *t welk zy uitfpreeken. Zal men aan de Volken het onvervreemdbaar recht betwisten van hunne Conftitutie te mogen veranderen? Ongetwyffeld, neen! en het geeneten bewys verftrekc, dat Lodewyk, wegens zyne misdaaden, nietgeftraft is geworden, door dat geene, 'twelkraea m  *AN J*A*?-*°H SAiNT-ANÖRfe*. 45* «™r ierdoor verftaan: De jlaatkundige zaamenZllin* van eenen Staat, gegrond op de onP^aarlaare, leekten van den Mensch en den Burg{er, b$ ZrZd gedecreteerd door «neNaf^, Conventie, ^^%nTSrtn% ieffenend* ^ qs  Gy ziet, dat 'er twee weezenlyke voorwaarden gevorderd worden, om eene Conftitutie te formeeren,; de waarborg der rechten en de vrywillige aanneeming. Indien men dit grondbeginfel aantast, zal ik het vyfde artikel van de verklaaring der rechten 'tegenzetten, 't welk zig in deezervoegen uitdrukt : Be iVet is de uitdrukking van den ai' gemeenenwil: als ook het zestiende artikel van dezelfde verklaaring, 'twelk behelst: «latelkc maatfchappy, waarin de waarborg der rechten niet verzekerd is, geen Conftitutie heeft* Groot en heilzaam grondbeginfel 1 op 't welk de vryheid en de Souvereiniteit der Volken rusten : kon de verklaaring der rechten ?er wel eea Schitterender hulde aan afleggen ? Ik heb derhalven, in de eerfte plaats, te bewyzen, dat de Conftitutie, gedecreteerd in de jaaren 1789, 1790 en 1791, geenzins de rechten van den Mensch en Burger waarborgt. In de tweede plaats, dat deeze Conftitutie, door liet franfche Volk, noch onderzogt, noch vry» ■willig is aangenomen geworden, zyne rechten fn zyne eerfte- vergaderingen tótöeffènende. Ten eerften, om zig te overtuigen, dat de rfationaale evengelykheid, vryheid en Souvereiniteit , deeze drie eeuwige -en heilige grondflagen van elke wettige regeering, door deConIHtucioneele acle, niet gewaarborgd zyn geworden , is het genoeg de-zelve flegts te doorloo|>en. Het eerfte artikel der verklaarmg van de rechten zegt, met-uitdruklyke en formeele bewoordingen : dat alle menfehen gelyk in rechten gebooren worden en blyven. De Conftitutie ver-  Verdeeld hen in twee clasfen, in ftemgerechtigden ( AÜin en niet ftcmgerechtigden ( JSon ■ ao HfX. Zy laat deezen tot de eerfte vergaderingen toe, en fluit 'er de anderen buiten. Het vierde artikel der verklaaring behelst. Bat alle Burgers het recht hebben , om , *» .per/oe*, e/rfoer hunne Vertegenwoordigers, medetewerken ter formeering van de Wet, De Conftitutie berooft een zeer groot gedeelte Burgers van de uitöeffening van dit reent. Hoe vreemd is het ook niet, dat zy, na de perfoonaadjen der Leenregeering gedood te hennen, de Prinfen doet herleèven. Dat zy , na de evengelykheid der ftraffen te hebben mtgefcroken, een weezen tehept, hetwelk door de xeden niet begreepen word; een weezen, dat jng met alle misdaaden bezoedelen kan, en dat door de Wet niet bereikt kan worden; een onfchendbaar en heilig weezen ; een weezenlyk Monfter in het' flaatkundige, dat zy Koning noemt'' Heeft het wetboek van het Despotistnus wel ietsongérymder, wel iets haatelyker? Maar indien de Conftitutie zulke noodlottige' Slagen aan de evengelykheid toebrengt, eerbiedigt zy dan de vryheid temeer? — Neen I Wet. ïgeevers! , , Zonder my te bepaalen, om te bewyzen, dat 2V byna altoos 'er de vrye uitöeffening van belemmert, haast ik my, om u te errinneren, dat zy *er den moorddaadigftenaanval op doet,. ™Tg' °P.Zyneige»™> bedroogenenver? raaden te zien, verhief zig en vernielde haar Uetgeevers ! zonder de Nationaale Èagt od ie Conventie had geen beftaan gehad, envreem. de Barbaareq zouden de treurige óverblvSE van dn beklaaglyk Ryk gedeeld feb^n ^ Hoe zyn wy vry geworden? door de vernie. gZoguden /76 ?Conftitutie mi6ï Zouden Lodewyk de zestiende, en zy die m heftig uitvaaren, toegelaaten worden, lm, franfche Natie heeft kunnen verbinden, om dat zy de waarborg van derzelver rechten niet verzekerde ; om dat zy, npch onderzogt, noch aangenomen is geworden, door de franfche Natie, zelve haare Souvereiniteit uitöefFenende^m haare eerfte vergaderingen: een duurbaar enon! betwistbaar recht, dat&b*voorens u, n eHs er! ' * * ^ U - I* de Wetgeever, die niet anders kent dm de  wam u i««««ïT: de grondbeginfels, een recht dfJ^j^J tefiV nit zyn natuur, oirfpronglyk en blikbaar nol en van f^*™£*£ dat het franfche Maar vooronderftellen v,y> da^ ftkuciQ Volk, wetciglyk er^ vryw^g' d ^ t ge'woofen hee'ft, dezelve met alle mag: » SülS, handhaaven, en die, zedert zyn eed al£ aanwende, om haar ^verwoesten; hy ,die zo binnen als buitenlands, ^^..f6.^ zoenlykfte vyanden verbond; hy, diei»chmec anders dan contrarevolutiegezmde Mmisters be riep, en dezulken van zig dreef, we^ „S omkoopen kon; by, die niet opgehouden ï efc met de begeerten te wedergeven die do Natie ten nadruklykften aankondigde? zou hy tl met gelukkiger gevolg inroepen; hy die alle ^eJlen verlamde, gedecreteerd door de Sfvende Vergadering\ter beteugeling va» de woede der dweepzieke Priesters, en ter (luifing van de verontrustende voortgangen der emw X! hy, wiens verraadery onze grensfteden fonde voorraad en zonder verdeediging, en onze foldaaten zonder wapenen en zonder^lederen Het, die onze bataillons vrywilhgers aan het ftaal der Pruisfchen en der Oostenrykers overleverde, die voor Brunswyck de poorten vin Longwy en Verdun opende, enRysfeldeed lombaren; hy, die het bffidooftó^ de, de muitery bezoldigde, en de andere Tyran „en van Europa tegen * ï^fë^ ftookte; hy, eindlyk, wiens geheel Conftitiuu oneel leeven niets anders geweest is, dan eene saamezweering tegen de Conftitutie?  404 »**o*i5W «mZ heden de onbefehaamdheid hebberik om de«Ive mteroepen? Wetgeevers! hy heef? Sgf T\ ? hf Franfche Volk ^ 3r J eft met dan maar aI fe veel SnCd r T°- Zynen Souverein gt tejL? dlConftlcu"e' ^e hy niet bezwoer te zuilen handhaaven, dan om dezelve te zeker! der te verwoesten, zou hem onttrekken aan de reeotvaardige ftraf zyner meinëedigheeden zl ner verraaderyen en barbaarsheeden? zy zou dan ;Iie z/ne wanbedryven kunnen wettigen? He" zou dan geene Jastering meer weezen^egen de Godheid en de mensehheid, om te zeggen dat de Koningen alles kunnen doen wat zf willen en dat zy, aan geene menschiyke magt,™' fchnp van hunne bedryven verfchuldigd zyn * aan de", • .feawfee dank^iiVingen aan de voorzienigheid geeve! die dagen der fchande en der barbaarsheid zyn niefmeer S in*?? ^beidd-dende gPOndrel gels, in onze Tempels, wedergalmden- toen het zwaard der Wet, in onze Vierfen'aarel in den boezem der onfchuld zonk; eindlyk h"t gk des gewelds, des bygeloofs en derleJ™ iaardi^ein3 ^ het geMed *» «** * vaardigheid, der reden en der waarheid. Het is volgens hunne Wetten, dat wy de hersfen- Jchim der Koninglyke waardigheid kunnen oor- M? Wmaai" Zd ^ ™^**« onve£d£ lyke Wetten , eerbiedwaardiger zyn dan eeuwige onfchendbaarheid der natuur' en der menschlykheid^- Neen ! VertegenwoorXers" ten zy dan, dat eene Wet, die aan een enkel perfoon, het zo barbaarfcheals buitenlpoonge ftf? geelc' om vyfëntwintig miiliocncn ■men- fch||  J?' brnnZèebroloe^blmiimen,'tenzydan, fchen als onze broecterbi besunttiging dat dieTygermensch, d.e ond& ^ ^e'Tenn vy enïwinlg rmllioenen mendand,vek g en'zy dan! dat men verklaaren moet, f dWft»ff^nSk Bénin moet vry fpreeken, 5'^e^deeltag rnbec wetboek der dwingde eerfteatdeen g ^ de tyranny) d landy' 1, kI J, ziameezwooren tegen het menschaltoos ^bent^aemfe5en • het heilige wetboek £ gvrvhe cl en der evengelykheid te decreteed It daar uwen last. Was immer een ben/zo fchoon als de uwe, indien gy mee van rLogte nederdaalt, waarop het grootfte ^^ïSS^^^^ die der reden het eewdd: dat al derzelver gewigt u tegen het gewem doordnnge: omvat ze in iw«u h i\tn by het Vaderland. |i. peel. v1»  ftrektheid. Werpt een veelvattend en beftendig befpiegelend oog op de tegenwoordige en toekomende geflagten. Berekent al het loedo en kwaade, dat uwe gerechtlyke beöordeeling doen kan: maar zult gy in twyffe] ftaan tusfehen de grondbeginfels en de vooroordeelen ? tusfehen de Republiek, tusfehen het menschlyk geflagt, en een enkel perfoon ? Neen fey zyt Republikeinen : gy zult rechtvaardig weezen. Gy hebt, aan de eenezyde, de Volken, uwe broeders en uwe vrienden. Hoort hen, die om eene Nationaale Conventie vraagen. Gy hebt, aan de andere zyde, de Koningen, die hen beroofd hebben van hunne Souvereiniteit en die hen doen zugten in de flaaverny. Ik zal u niet aanzetten, om de Koningen erger te befchouwen, dan ze zyn; 't is my genoeg, wanneer gy ze zodanig ziet, als ze altoos waren, zo als ze heden zyn, en als ze fteeds weezen zullen: natuurlyke vyanden naamlyk der Volken befchermers van den fterken, onderdrukkers van den zwakken, en geesfels voor de bekwaamheeden en deugden. Waar leeven de Koningen van? van het bederf der zeden, van de algemeene ellenden , en van de vernedering des Volks, Waar leeven de Koningen van? van plunderingen , brandftigtingen en moorderyen. Gebooren op den Troon, of Overwinnaars der btaaten . die hen gehoorzaamen , verandert caarom hunne magt van carafter? Deeze magt' onrechtvaardig in haar aart, wreed in haare ontwerpen laaghartigin haare hulpmiddelen, verIchrikiyk in haare uitwerkfels, is fteeds verwoestende voor derechten van den mensch en den burger. Welke bezitting, welk verdrag zou haar kusr  f 'a n t>. L o ü C H E T. A*>? r^DVS ik r -,ebr„y alteen, tekener, king. De (S WJ, . ln een woord, de HB . * e iriïreerende en on- •tJ ' k wTzelen; als eenen der MedeonaerlyKiic , aldaar, te vuur en te? |Ë °0rln Jen Wyl e Weaen zyn tot hier toe de^KoSngU of van hunne medepligSL ^weesr: Ook zyn ze allen mgengttegen ■FvJken en geene tegen de koningen. • HebfdeJhdven den moed, om Lodewyk der» • aerechtlvk te oördeelen, volgens zestienden ge eehtlyk di heid ZQ WetC-n'. al &de natuur, voorafgaande aan onveranderlyk als van de God- ""J ZThanSe ffvan de Godheid; wanC  der eeuwige rechtvaardigheid zaamen en rf« ïaf I ÖftSfc^ de £" zaakiyke eigenfchappen van de Godheid. «en de" S K$ ' P"ttende uit de aTies wat her f f «S^W* en ontdaan van 'er vr^^Sf10^ 60 df Koningsgezindheid vreemas onder gemengd hebben n n«r«r duVsen7endinf ^ ^ Het ^ S;e 2 df eerite» ^ *ult, in een wet, Lr re,cbcvaardlS vonnis, over de Koningen uittefpreeken; een vonnis, dat de andere Vol ken der aarde zal doen opftaan, omTnsgeIvks hunne Dwinglanden te oordeel en; « J t aan het Heelal zult bekend maaken dat S eene vrye Natie, die het recht haarer'Souvere? nueit unöeffent, het hoofd van eenfchSS n.ng, welke kunst hy ook bezitte, omz f ™" der de eene of andere gedaante vóorTe doen Men werpt my tegen, dat niemand geftraft ^et vorden dan uit kragt eener Wel"™* gefield en afgekondigd voor de misdaad ï~ wettiglyk toegepast. misaaaa, en  VA* t. LOUCHÉ* $J SnïïSSl /dit grondbeginfel niet klaarblykvk ond^e chikt aan een nog grooter grondbeJinfd hegt welk de openbaare vryheid tot de Seder Wetten,naakt; een grondbeginfel da de reden, ten allen tyden en in allepharfeniheef aangekondigd, en dat de natuur in alle gewee wetboek beiden niet de doodftraf uit, tegen de die de emigratie aangeraaden en bevorderd hebTJ e n deeze ftraf zou hem niet bereiken, die de hevigfte befchermer der Emigranten die het hoofd der samenzweerders was, eenKoL die de Legers der Roovers bezoldigde, edelen boezemen zyn Vaderland te komen r£r!dTverdeedigers van ^-n^j dat hy aan de grootfte misdaaden fchuldig is, en t komen zo\erre, om, te" zynen behoeve de goedertierenheid en de edelmoedigheKdet Natie te verzoeken. Ik antwoord , dat: de eerfte deugd eener Natie de rechtvaardigheid is, en dat gde rechtvaardigheid geen vergiffenis fchenkt aan het wanbedryf. t?r ik Maar hier is de misdaadiger een Koning ! ik antwoord, dat eene repubUkeinfche Natie mm-  "4?6 è i » è i t é S . Sner'.vergiffenis fchenkt aan de Koningen of hiift medepligtigen. Moet gy 'er een fchrikbaarend voorbeeld van hebben? Vestigt het oog öp de wieg der Römeinfche Republiek, en gy zult een Vader aanfchouwen, die, door het zwaard des Halsrechters, de hoofden zyner twee Zooneïi doet vallen , om dat zy, ter gunfte van de Koninglyke waardigheid, een zaamenzweering hadden aartgegaan. £n gy, Franfchen! gy zoud aan den laaghartigffen, aan den wrcedllen, aan den oridankbaarli.cn der Koningen vergiffenis verleéien •'?"' Gy zoud vreezeh, vart niet edelmoedig te zyn? En welk Volk was het ooit zo veel als gy het zyt? Welk Volk heeft ooit, gelyk gy, cle wapenen opgevat, Om andere Volken vart het juk der flaaverny te verlösfeh; heeft ooit, gelyk gy, de algemeene broederfchap aangekondigd, en de vryheid gefchonken aan de landen, die door derzelver zegevierende wapenen «verwonnen waren? Medeburgers ! g'y hebt genoeg gedaan vöpl uwe edelmoedigheid. ' Men poogt uwe goedertierenheid te gewinren ! maar voor w'icn? voor een Man, die misdaaden en meinëeden ademt; voor een monfter, rookende van het bloed der Franfchen; voor ccn monfter, 't welk zyn vaderland heeft overgeleverd aan alle de verfchriklykheeden van een 'uitheemfchen oorlog, en die niets verzuimd heeft, om hetzelve ten prooie over te geeven, aan alle de geesfels vah den btirgerkryg. De fc'ecreurenswaardigfte binnenlandfche tvveedragt; di  V A. N t. L O Ü C H E f. 47* öe tederfte banden der natuur verbryzeld; de Egtgenoote tegen den Egtgenoot, de Zoon tegen den Vadef, de Dogter tegen de Moeder gewapend; onze broeders omhals gebragt, onze Steden in brand; onze Departementen geplunderd en verwoest, door een leger van honderd duizend Cannibaalen ; het wreede beiluit, om liever te heerfchen over van een gefcheurde lyken en puinhoopen, dan te jegeeren over vyfëntwintig millioenen menfehen , die een fchaduw van vryheid fmaaken; welK ^« afgrvslyk en zielverfcheurend tafereel! — ^« evenwel, vertegenwoordigers! dit is flegts een flaauwe fchets der wanbedryven van Lodewyk. De Gefchiedenis zal, met bloedige letters, alles befchryven, wat hy ge daant heeft omi ons te doen verloeren gaan. Ik beef als ik gedenk , aan het geen hy nog zou hebben kunnen voortvaaren-te doen, indien dedapperften onzer broeders, door de verhevenfte opoffering, alhier den loop zyner vyandlykheeden niet geftuit had- dCEn ziet daar den man, voor wien men uwe barmhartigheid poogt gaande te maaken. Vuige aanhangers van eene bedurvene en bedervende regeering! die niet anders ten voedfel hebt, dan het zweet, dan de traanen en het zuiverst inkomen des Volks. Gy, wiens ontaarte en wreede harten zig nimmer ontfluiten, voor het zielverfcheurend gefchrei der lydende menschlykheid, van waar komt u heden ten dage deeze overmaat van gevoeligheid > Waarom onderhoud gy ons onöphoudlyk van Lodewyk, en nooit van onze Broeders, welke hy heeft doen vermoorden? Zyn dan de martelaars Gg 4 4eï  der vryheid uwe traanen onwaardig? Mann«f ues bloeds! wy kennen u: gy verheugt u over hunnen dood, en zyt niet anders bedagt, dan op de redding van uw Opperhoofd, om dat, verHest CZende' gY ^ UWe verwaScinSen . £n gy, eerlyke maar zwakke zielen! door welke beguicheiing heeft men u zo verre weeten te brengen, van u te laaten overtuigen, dat een Koning, Burger kan worden? Zytjgy vergeeten dat de Tygers zig nooit laaten temmen ? Ziet daar, Brutus; vraagt hem wat het deel moet zyn der Dwingelanden , die dit zig zeiven geen afftand doen van een magt, op hetSouvereme Volk overweldigd? Het fchavot: zal hy u antwoorden. Dit vervloekt geflagt verbetert zig niet; het weet niet anders dan van onderdrukken en zaamenzweeren, Gedenkt, vertegenwoordigers! dat de groote Kevoiutien zig niet doorfchoonewoorden, maar door pieken en bajonnetten laaten daarftellen; uat het fystèma der goedertierenheid de ridderende ftaatkunde der zwakheid is;-en dar, zonder hêt fchavot, de Koningen óver de Volken zul en zegepraalen. Hebben de vennffenisfen tvel naargelaaten, om ons in onze ketenen wedertebrengen? Doen wy eindlyk ons voordeel met onze ongelukken, en zoeken wy het wel2yn der Republiek nergensanders dan in de rechtvaardigheid. Ten einde de genade voor den fchukhVen ré verkrygen, vertelt men ons heden, dat hy voor ons met langer verderflyk kan weezen. Laat ü het zwaard der Wet ontrukken, en morgen zal toen u zeggen, dat gy de wraak der andere  Van L. l o v c H b- f. '47$ Souvereinen van Europa te dugcen hebt; dat gy u hulde hebt afgelegd aan de onfchendbaarheid, aan het heilig cara^er van Lodewyk; dat gy erkend hebt, dat de fchuldigfte der Koningen fteeds boven de Wet verheven is-. Vertegenwoordigers ! uwe talryke vyanden willen u het grondbeginfel doen fchenden, om "'er zig van te bedienen tegen u en tegen de Natie. Ziet niets anders dan het grondbeginfel. 'Haast u om te oördeelen, en doet fchielyk uw vonnis ten uitvoer brengen. Uw nadruklyke ernst verbyftert de kwalykgezindheid. Alle de Volken zullen u naarvolgen, en hec geheelal is vry. Wat my betreft, ik zie in Lodewyk niet anders , dan een verraaderlyk en meinëedig Koning, dan een Koning, den beul en moor denaar des franfchen Volks, dan een getrouw Agent van een. groote zaamenzweering tegen de Volken. De talryke bewyzen zyner misdaaden zyn gefchreeven en getekend met zyne Koninglyke hand. ïk ontlast myn gewisfe, ik doe wat ik verfchuldigd ben aan het vaderland en aan de menschlykheid, door hem tot de doodftraf te verwyzen. Hebben zy , die voor eene altoosduurende gevangenis ftemmen, de gevaaren wel berekend, waarmede de bewaaring van Lodewyk de Republiek bedreigt? Hebben zy wel in opmerking genomen, dat een Volk te vergeefsch zig vleit de dwinglandy gedood te hebben, wanneer de Dwingland nog adem haalt? Hoe, zal men my vraagen: gy wilt de ketenen van alle flaaffche Volken verbryzelen, en gy hebt nog vrees voor een geketend mensch ? Gg 5 Ik>  474 b E V 6 E L È & Ik, enkel mensch, ik vrees voor niets; maar ik, Amtenaar des Volks, ik vrees alles, ert moet alles vreezen, Wat deszelfs geluk verftooren kan. Ik beweer, dat, in het midden on« zer, eenen onttroonden Tyran te dulden, dié ook onder zyne Familie gekroonde Tyrannen telt, en om wiens perfoon, alle de Roovers der oude regeering, op het eerfte teken, gereed zyn te verzaamelen, niet anders is, dan, aan zyne talryke Agenten, die, in deeze uitgeftrekte ftad, in beweeging zyn ,eh dieinde Departementen de oproeren aanftoóken, de toooglykheid te doen befpeuren, van hem op den troon te herftellen. Wetgeevers! zal deeze mooglykheid hunne heiligfchendende flout« ïieid , hunne moorddaadige raazerny niet aanmoedigen? Zal men hen niet allerlei gedaanten, zelfs die der burgerliefde, zien aanneemen, tert einde hunnen flag te zekerer te neemen? Zal men, zo binnen als buiten, geene nieuwe zaamenzWeeringen zien fmeeden, tegen de openbaare vryheid, geene nieuwe dolken zien wetten tegen derzelver vuurigffe verdeedigers, en de Volksberoeringen zien uitbreiden en vereeuwigen? Zal het goud en zilver aan de Zaamehzweerders ontbreek en ? Zullen de Koningen , de Edelen, de dweepzieke Priesters van geheel Europa het hun niet genoeg opleveren? Van een anderen kant, zullen niet alle misdaaden deugden worden voor de vyanden van onze Revolutie? Het is aan ons, Wetgeevers! het is aan ons, om, niet door eene misdaadige uitsondering op de algemeene Wet te maaken, maar door derzelver volle en vaardige uitvoering  1fr i: N tT. L O U C H K T. 47t fruig^ ten opzigte van Lodewyk, die verfchriklyke ftuiptrekkingen te voorzien en te voorkomen, door middel van welke, de contrarevolutiegezinde Party , die overwonnen is, maar die nog höopt, 'er tóe geraaken zou, om de Republiek te verfcheuren en omtekeeren; ot een minden, om 'er nog langen tyd, die bedaardheid, dien vreede, die order uitte verbannen, die de eerfte, de eenigfte grondftoffen zyn van het algemeen en byzonder geluk. Wetgeevers ! de overwinnaar van Fontenoi zeide: De vreede is in Maastrigt; en ik zeg u; De vreede is in den Tempel. Bereiden wy ons zeiven geen nutloos berouw» door aan het Hoofd der zaamenzweerders een leeven te laaten. zo gevaarlyk voor de Republiek. Stellen wy ons ook niet bloot aan het verwyt, van hem der Republiek, door een misdaad, ontroofd te hebben, dan zelfs, wanneer de natuurlykfte oirzaak den grond der vryheid van zyn aanweezen zou komen te verlosfen. Eindlyk, het is met meer kunst dan reden, dat men ons de verfchriklykheeden van eené «euwigduurende gevangenis gefchilderd heeft, •ïndedaad, plaatst eens iemand aan den voet van het fchavot, en aan den ingang van den donkerden kerker: zegt tegen hem: gy hebt de vrye keur, om dit fchavot te beklimmen, ten einde aldaar met den dood geftraft te worden; of om jn dien kerker nedertedaalen, om aldaar , door eene eeuwige gevangenis, voor uwe misdaaden te boeten. Welke party gelooft gy , datjhy neemen zou"? Zou hy wel lang in bedenking ftaan kusfehen een voor oogen zweevenden dood, en de  $?6 ö k v o i t 4 i# «le hoop wrtn nog eenmaal uit zyn ketter tezufc len ontfnappen? Wetgeevers! ik heb 'er nog maar een woord cytevoegen. Weiëer beweerde Cefar, in den Raad van Komen, insgelyks het gevoelen, 't welk ik beStryd. De dood was, in zyne oogen, niet anders, dan de gelukkige eindpaal der menschlyke ellenden, en geenzins een ftraf, geëvenreoigd aan de grootheid der misdaad van de zaatoenzweerders. Na dat Cefar ophield te fpreeken, beftrafte Cato zyne drogredenen, en de doodftraf werd beflooten. Ik blyf'er op aanhouden, om Lodewyk den Zestienden tot dezelfde ftraf te veröordeelen* als de Medepligtigen van Catilina óndergingen. Maar alvoorens zig verder met hem intelaaten , cn om alle nutloos onderzoek aftefnvden, vorder ik r i°. Dat uw Comité van Wetgeeving, en uwe Comités van twaalven en eenentwintig, zaamen veréénigd, u, op morgen, een Adte van befchuldiging tegen Lodewyk den zestienden , aanbieden. 2°. Dat aanftaande Maandag Lodewyk de zes-tiende voor uwe balie gebragt worde, om de leezing van deeze Aéie te hooren, en dathy, na een tydbeftek van agt dagen, zyne redenen van verdeediging hervoortbrenge. SQ. Dat de redenen van verdeediging, die hy zal hebben voortgebragr, gedrukt en uitgedeeld worden aan de Leden der Conventie. 4° Dat, drie dagen na de uitdeeüng, Lodewyk de zestiende, door hoofdlyke (lemming', tot de ftraf zyner misdaaden veroordeeld worde, 'Wh  VAN I» L O 0 C H B T 47f ' Wat de geweezene Koningin aangaat, ik gedraag my aan het ontwerp van het Comité, e» ben van gedagten, dat men haar daadlyk voor een gewoone crimineele vierfchaar moet geleiden, om aldaar geoordeeld te worden. Wat den jongen Zoon van Lodewyk den zestienden aanbelangt; men kan hem geen andere misdaad verwyten, dan die van aan een Koning zyn geboorte verfchuldigd te weezen. Ik denk echter niet, dat men hem, ter oirzaake van zyne tedere jeugd, in vryheid moet ftellen. Het eerfte gebruik, dat hy 'er van maaken zoude, zo dra zyne jaaren hem de bekwaamheid geeven , zou zyn, te arbeiden, om zig in de zogenaamde rechten van zyn Vader te herftellen. Ik befchouw hem derhalven als een Gyzelaar, die onvermydlyk bewaard moet worden, en die de voorzigtigheid niet dujd pm overtegeeven, dan na dat de Republiek, zegevierende over alle de vyanden der evengelykheid, geduurende tien jaaren» een diepen vreede zal genooten hebben9  GEVOELEN VAM A Cf TMJPB^lJJBJEJz&T? i Gedeputeerden van het Departement P E L 4 V I E N N E; ' Betreffende de gerechtlyke beöordeeling va® LODEWYK DEN ZESTIENDEjfc medeburgers! ITXt vuige flaaven, naauwlyks ontdaan varï hunne ketens, nog een godsdienftigen eerbied voeden, voor den afgod dien zy ter neder geworpen hebben, heeft niets verwonderiyks in zig: maar dat Franfchen, zedert vierjaaren vry, republikeinen en de wreekers van de rechten der Volken, 'er eene vraag van maaken, of een Volk een Koning kan oördeelen? dit is het toppunt van fchande en verontwaardiging; dit is eene belediging aan de Nationaale Souvereiniteit, de zedenleer, de rechtvaardigheid en de Wetten aan te doen, dit is eene verfoeijelyke lastering tee-j gen de vryheid. Zal de Nakomelingfchap het kunnen gelooven, dat de vertegenwoordigers des Franfchen Volk?  f A W j. C. TKIBABBIAO, 479 Volks langen tyd gefleeten hebben, met te on* derzoeken, of 'er onder de vierentwintig millioenen menfehen, zig niet één mensch bevinden, moest, die verheven was boven de Wetten? of een groot booswigt, geheel overdekt met men* fchenbloed, niet wettig onftrafbaar ware, ter-? wyl gen'nge zaamenzweerders, zyne medepligtigen, het hoofd opeen fchavot verlooren ? Zal Europa, dat u begluurt, zonder gevoel van menschlykheid, zien, dat mannen, door het Volk benoemd, om deszelfs rechten te verdeedigen, en deszelfs wraak uitteöeffenen, gepoogd hebben, om dit moorddaadige Monfter te verontschuldigen, 't welk zonder fchaamte, de geheiligdlle rechten der natuur en der menschlykheid fchond. Hoe durft gy hoopen, dat, op uw voorbeeld, de flaaffche Volken hunne Koningen onttroonen, zullen, indien gy nog flaafsch aan de voeten kruipt van hem, dien gy ter neder geveld hebt? Medeburgers! het is hier niet alleen de vraag wegens het rechtsgeding van een Koning; maar wegens de zaak van alle Volken, en van de vryheid van het menschlyk geflagt. De formaliteiten, de rechtsgedingen , de Wettetf, alles bevind zig in het algemeen belang, en in den Nationaalen wil. Al dit kinderëgtig onderzoek, dat het vonnis van Lodewyk den zestienden ver-, fchooven heeft, doet onze redenen onzen heldenmoed ongelyk aan. Aanhangers van het ongerymde fystema der volftrektè onfchendbaarheid van een groot misdaadiger! gy immers hoop ik, betwist de vol* ftrekte onfchendbaarheid der Volken niet? Wel nu, waarom doet gy dan, Rechters geworden zyn-  GEVOEfcftrt ^ zynde tusfehen een Natie, onwaardiglyk verrat den, en een moordcaadig Koning, defchaalten zynen behoeve overflaan ? Waarom, hardgevoelig voor het gefchrei der wanhoop en der verontwaardiging van een menigte burgers,vertederd gy u, door eene valfche menschlievenheid ? ten opzigte van het lot van den misdaadigen! Het is, om dat de fchuldige een Koning is; het is , om dat gy, als nog met demelaatsr heid der oude vooröordeelen bedekt, een Ko* ning befchouwt, als een godsdienftig en heilig voorwerp. Verandert dan, heeft Mirabeau gezegd, her, woord Koning derwyzen de denkbeelden en de zaaken, door de enkele klank van zyn uitfpraak, dat hy, die deezen naam draagt, eerbiedwaardig word, in weerwil zynpr fchurkeryen? Medeburgers! zyn wy Republikeinen ? Wel nu ,oordeelen wy dan vaardiglyk Lodewyk den zestienden, en dat het fchavot van een meineedig Koning den troon der algemeene Republiek worde! Gy hebt zelfs niet eens te beflisfen, of Lodewyk de zestiende gerechtlyk geoordeeld worden zal: gy zyt gezonden geworden, om hem te ftraffen. Geeft acht op uw vermogen, op den tyd, waarin gy het ontvangen hebt, op de zaaken en op de gebeurtenisfen. Indien gy niet wilt, dat hy geoordeeld worde, dan verzet ik my ook tegen het ftraffen van alles, wat deKoningsgezinden, deAristocraaten de Emigranten en gansch Vrankryk, onzuivers hebben uitgebraakt. Indien Lodewyk de zestiende niet oordeelbaar is, dan hebt gy geen recht gehad, om de wreedheeden, de roovery-  VAR A. C. THlïAUBE A U. 48 £ en, demoorden en brandftigtingen, door zyne befaamde Agenten gepleegd, te doen ftraffen. En hoe ! in deeze groote nationaale misdaad, die alle de geesfels van den verderflvkften en wreedften oorlog over het Vaderland heeft gebragt, en de Natie op den rand van den diepften afgrond geleid heeft, zoud gy tweeërlei gerechtigheid hebben? De onderschikte Agenten, de medepligtigen, voor altoos uit hun Land gebannen en vogelvry verklaard , zouden met anders vinden dan het fchavot en den dood, en bet Opperhoofd ademt nog, en zal onge-' ftraft blyven? Indien Lodewyk de zestiende niet oordeelbaar is- indien hy, met behulp van de hersfenfchim de'r onfchendbaarheid, ongeftraft zaamenzweeringen kon aangaan tegen de franfche Natie, dan zyn de Emigranten niet fchuldiger dan hy ; «Tan moet de onfchendbaarheid hen insgelyks aan het zwaard der Wet onttrekken. Ik beweer dat, zo gy ooit het grondbeginfel aannaamt, dat Lodewyk de zestiende niet te recht gefteld kan worden, gy dan echter hee nog niet eens verklaaren kunt. Gy hebt wel hee recht, om hem te ftraffen, maar niet om hem genade te bewyzen, zonder uwe magt te overfchryden, en op de Souvereiniteit des Volks inbreuk te doen. Te vergeefsch zal men zeggen, dat hy onfchendbaar is; want zo het Volk deeze voorgewende onfchendbaarheid een misflag noemt, kunt gy dan deszelfs ftem fmooren, en u tegen zyn begeerte verzetten? 'Er is, zegt men, geen Wet, die toepaslyk is op Lodewvk d«p zestienden: .... maar j by- li. DEEL. ' Hh &i2  482 GEVOELEN aldien het Volk het hoofd van Lodewyk deti zestienden begeert, dan moet het vallen! ziet daar de Wet; want zy is het befluit van den algemeenen wil. Men zal tegenwerpen, dat pene Wet geene terugwerkende uitwerking kan hebben: dit moet plaats hebben in alle gevallen, in welke zy gemaakt is door vertegenwoordigers, vocbaaryoor griften en vooröordeelcn. Maar, indien het Volk telkens kon vergaderen, wanneer 'er een fchuldige bellond, ten einde denzelven te oördeelen, en het hem verwees tot eene Uraf, tot dien tyd toe onbekend, dan zoue dit grondbeginfel niet meer toepaslyk weezen; om dat het vergaderde Volk, niet onderwerpen kan worden aan eenige dier formali-; teiten , welke noodzaaklyk zyn ter bedwinging van zyne Vertegenwoordigers; om dat de Souverein niet anders kan begeeren, dan het geen hem voordeelig is, en dat niets hem voordeelig is, dan het geen rechtvaardig is. Maar weest verzekerd, gy zwakke en fchroomvallige Mannen! die een Wet begeert, welke beftond bevoorens de misdaaden van Lodewyk den zestienden, dat 'er zulk eene Wet beftaat; het is door die Wet, dat het Volk de Bastille -verwoest, de Tuileries terneder geblikfemd, de zaamenzweerders opgeofferd, cn zyne vryheid her? wonnen heeft! het is door die Wet, dat Lodewyk de zestiende, vrygefproken of ongefixaft weggezonden, blootgelteld zal worden aan de wraak van elk burger, wedergekeerd tot zyne nacuurlyke rechten, met betrekking tot den moordenaar der Natie. Indien het noodzaaklyk ware, om de uitge- ftrekt-'  V A W A. C. T HlB A ü D E KV. 4^3 ftrcktheid te onderzoeken van de onfchendbaarheid, vastgefteld door de Conftitutie, dan zoü ik zonder moeite bewyzen kunnen, dat zy-gceu dè minfte toepasfing hebbe op de misdaaden, aan Lodewyk den zestienden ten laste gelegd, maar ik befchouw dit onderzoek zo nutloos aks onwaardig voor republikeinfche zeden, Zy is daarenboven, ten overvloede , doorgrond geworden, door hen, die my zyn voorafgegaan: ik bepaal my derhalven tot eenige algemeene aanmerkingen. Niemand is boven de Wet verheven, aheeft daarom, om dat hy Koning is. De gefchiedenis geeft ons een menigte voorbeelden aan de hand, dat Volken, die de yverigfte aanbidders waren van de Koninglyke waardigheid, de Koningen onttroond, geoordeeld-en veroordeeld hebben. De onfchendbaarheid van een perfoon, welken zin men dan ook aan dit woord hegte, kan niet anders zyn dan het gevolg eener overéénkomst, tusfehen dien perfoon en den Souverein» Het denkbeeld van dergelyk eene overéénkomst is oproerig, en ik daag een iegelyk uit, om my te bewyzen, dat het ooit is aangenomen geworden, in het maatfchaplyk verdrag van eenig Volk, dat Vry lyk de volheid zyner rechten uitöeffende. De Conftitutien zyn eeniglyk gemaakt voor het geluk en het voordeel der Volken. Zy kunnen nooit een verpligtend verdrag worden voor een Volk, met betrekking tot hen, waaraan hetzelve zyne regeering wel heeft willen toevertrouwen. Ziet daar grondbeginfels, die ten antwoord lil; a oi<ïs  4&4 GEVOELEN dienen op de drogredeneerkundige uitvaarinron der verdeedigers van Lodewyk den zestienden _ iVJaar deeze verdeedigers zyn tegenftrydig mes zig zelve; want zelfs dan, wanneer zy voorgeven , dat hy buiten het bereik der Wet is. kunnen zy zig niet wederhouden van te belyden dat hy een affchuuwlyk Monfter is, waar tegen* de Conventie maatregels van algemeene veiligheid neemen moet, zo als uitbanning of akoosduurende gevangenis. Intusfchen is het hun niet onbekend, dat men geene ftraf, hoegenaamd, kan opleggen, dan uit kragt eener Wet, toegepast doorben vonnis. Zy erkennen derhalven „ dat deeze Wet noodzaaklyk beftaat in het heil des Volks, en dat, om Lodewyk den zestienden te baunen of ter gevangenis te doemen, men hem moet'oor. deelen. En in de daad, dit is de eenige maatregel ,aan de geftrenge oprechtheid van de Vertegenwoordigers eener groote Natie waardig; want hier is geen een burger, welke voor durft(lellen om een Lettre .de Cachet tegen Lodewyk den zestienden te verleenen. 'Kr zyn 'er, die, hem befchouwende ais genoeg geftraft, door de gedwongen afzetting welke hy onderging door de vernietiging der Koninglyke waardigheid, voorftellen, om hem in vryheid vvegtezenden , en hem te veroor'deelen om te leeven als een eenvoudig burger. Zy, die, in ernst, dergelyk eerMnaatregel voordellen,^ hebben een vreemd denkbeeld van het belangryke hunner ftaatkundige rechten, — Lodewyk de zestiende, fransch burger! —1 Indien dë Nationaale Conventie het voorbeeld gaf van dergelyk eene ontëeiing van den fchoonfteri «y-!  VAN A. C. THIBAWDEAO. tytel, die een Republikein hebben kan, dan doe HcVjOp het oogenblik, afftand van myn burgerrecht. .A Veel verheevener denkbeelden zyn ontwikkeld geworden door eenige der gefprooken hebbende Leden; zo als naamlyk, dat Lodewyk de zestiende zelfs niet eens gerechtlyk geoordeeld worden moest als burger, maar dat hy het worden moest als vyand van de Natie, volgens de Wetten van den oorlog en van het recht der Volken. Hy moest geoordeeld worden , heeft Paine gezegd: als een der medepligtigen_ van die groote zaamenzweering der Dwinglanden tegen de Volken. Indedaad, Lodewyk de zestiende heeft, na lano-cn tyd de Natie verraaden, zaamenzwecringen tegen de vryheid aangegaan, en deplegtigfte eeden gefchonden te hebben, openlyk het franfche Volk den oorlog aangedaan, op den tienden Augustus. Hy is het, die de moordenaars befluurde; hyishet, die duizenden van vaderlandlievende burgers opofferde; hy is overwonnen; hy is gegreepen geworden, met de wapenen in de hand. De Wet moet Lodewyk den zestienden treffen, even gelyk alle andere tegen hun Vaderland gewapende Franfchen; met een woord, zyn lot moet bepaald worden, door de eeuwige regels der rechtvaardigheid, of onderworpen aan het recht van den üerkften. Medeburgers! Lodewyk de zestiende zou niet zo fchuldig weezen , dat hy gerechtlyk geoordeeld zou moeten worden! Hy wierd opgefchort in zyne bedieningen, en in flaat van gevangenis gefield, door het Wetgeevende LigHh 3 haam  486* «èvoelem haam , wanneer de Natie u benoemd heeft, Lr moet derhalven uitfpraak gedaan worden, • wegens de redenen van zyne opfchorting en gevangenzetting ; want de affchaffing der Koni$-lyfce- waardigheid, de opperfte magt vernietide, waarmede hy bekleed was, heeft niets vooraf beoordeeld, ten opzigte van zyn gedrag , en uttipr2ak te doen, dat hy niet rergerechtlyke beöordeeling gefteld kan worden, is teffens uitIpraak te doen, dat het Wetgeevende Lighaam net recht met had •, om hem gevangen te doen neemen ° Medeburgers \ beflist eindlyk deeze vraag, «e de onkunde of de kwaade trouw zo belangryk hebben weeten te maaken; beflist ze vaardiglyk voor uwe eer, voor de glorie en de rusè van het Franfche Volk, voor het onderwysvan Wie Volken, voor de verdelging der Koningsgezinden, en de eeuwige verwoesting der dwingelanden. ° Laat u niet medcfleepen door eeniiie bewee- gmg ygn edelmoedigheid. Indien gy viy mk blyven, dan is het niet genoeg edelmoedig te weezen, men moet rechtvaardig zyn.' \dkcn, die hunne onderdrukkers vergiffenis fcbenken, bereiden zig altoos tot nieuwe ketenen. Dat Lodewyk de zestiende derhalven gerechtlyk geoordeeld worde, en dat, op de plaats daar hy zyne ftraf zal ondergaan hebben, een gedenkteken worde opgerigt, het welk de Nakomeimgfchap leert, dat alle menfehen gelyklyk aan de Wetten onderworpen zyn, Volgen wy de Arcadiers naar, die dit fchooa opichnft deeden graveeren op de kolom, wel-  VAN A. £. THIBAÜDÏAÜ. 4%? ke zy in den Tempel van Jupiter Lyceus oprigteden, na Jriftodem/s hunnen Koning, verraader van zyn Vaderland, ter dood gebragt r© hebben: 7 De mcincedige Koningen wórden, met bahulp van Jupiter, vroeg ofHaat geftraft. Eindlyk heeft men de trouwloosheid ontdekt van den geenen, die Mesftna verraaden heeft; zo mocilyk is het voor de meincedigen, am de wraak der Goden te ontfnappen. Groote Jupiter! lof en dank werde u toegebragt. Befcherm Arcadial II h 4 GE.  GEVOELEN VAN DEN BURGER * M * T TT € J3L T, Gedeputeerden van het Departement DE s^O NE ET LOIRE; degens de gerechtlyke beöordeeling van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. 1 Lodewyfc de zestiende gerechtlyk oordeelJaar voor de misdaaden , Welke hy op den Conununoneeien troon begaan heeft? P Ja. zal ik antwoorden, en ik vraag aan hun t^x^fbeweeren' ^ Hoe! vrye Volken konden, met een byzonder perfoon, dit verdrag aangaap: „ Wy ve£ kiezen u tot ons opperhoofd.0 Zie ari on. n ï? i" misdaMen Van enKo- m,-_j0^ ^lccëCIJo wy zullen daarom geene te " rd n fTWC Wfrneem^ van de voorwardea vanhet verdrag zyn, en gy kunt ons met  Van bertucat. 489 met den dood ftraffen, byaldien wy deswegens in gebreke blyven. In die uitgeftrekte veld van wanbedryven, verbieden wy "er u flegts twee of drie, die gy ongetwylfeïd bezorgd zult zyn van te vermydeu, vermits 'er duizend anderen u veroorloofd zyn, en die even goed aan alle uwe oogmerken zullen kunnen beantwoorden en voldoen, en wees verzekerd, dat, indien gy zelfs die weinigen te pleegen komt, welke u verbooden zyn, gv, om het begaan van dezelve, het hoofd niet "verliezen zuk: dryft uwe misdaaden, koelbloedig, tot het uirterfte, want zo gy 'er niet in flaagt, zult gy voldoen kunnen, met gehouden te worden, als allland van het verdrag gedaan te hebben: dan is het, als of *er niets tusfehen ons was voorgevallen. Hebt gy drie vierde gedeelten der Burgers doen vermoorden , of zelf vermoord, geen vierfchaar zal u gerechtlyk kunnen oördeelen , vermits gy voor onfchendbaar verklaard zyt; vermits 'er , in het lyfftraflyk wetboek, geene ftraf is, toepaslyk op dergelyke misdaaden, voor zo verre het u betreft." ö ! Schande der Volkvertegenwoordigers, die dergelyk een Wet gemaakt hebben! blinde afgodery der Koninglyke waardigheid! Maar de geest van den mensch kan zig niet 'verheffen, dan by trappen. Wy hebben aanvanglyk gekroopen aan den voet van den troon; eene eerfte Revolutie beeft ons opgebeurd; by een tweede hebben wy den altaar onzer vooroordeelen om verre gefmeeten; de afgod blyft, en zo dezelve voor ons als nog van belang kon zyn, zou ik'er uit befluiten, dat esaederde ReHh 5 vo-  %$* GEVOELEN volurie noodzaaklyk zou weezen, om hem te vernietigen. Maar neen ! wy zullen ons haasten, óm deezen, grootcn ftryd ten einde te brengen, en ten zelfden tyde zullen wy den afgod en den altaar verbryzekn. Ik zal betoogenf dat deeze afgod niet onfchendbaar is, en dat de gëweezen Koning gerechtlyk geoordeeld worden kan. Is het dan niet waar, dat, onder het getal de* rechten van den mensch, de vryheid en de tegenltand aan de Onderdrukking behooren ? dat dit onvervreemdbaare en onverjaarbaare rechten Zj n die, noch door de Vertegenwoordigers van het: Souvereine Volk, noch door den Soeverein *elf, mmer verkogt of in de waagfchaal kunnen gefield worden door een daad, met volle Wa7r^fne\fpÖ tydcn' nuI en vangeener Waarde? Derhalven vraage ik thans, of % gevorderde onfchendbaarheid aan den geweezen Koning roeteftaan, de openbaare vryheid niet m de waagfchaal te Hellen, niet te verkoopen geweest is? Ik Vraag, 0f de vryheid in dedaad" d araoor, met verkogt is geworden; en waar het van afgehangen heeft, zo zy zig niet in de lluisters bevind? Ik vraag het unogmaals, Wee! geevers! is de onfchendbaarheid van eenige menfehen met een bron van onderdrukking voor alle de anderen? En brengt het heilige, het on~ vervreemdbaare, onverjaarbaare recht van wedcrftandbiedmg aan de onderdrukking, het recht ZLSt °m de voorgewende rechten van deil onderdrukker te ontkennen? Ik ontken derhalven het voorgewende recht der onfchendbaarheid vandengeweezenKoning.. Maar, zalmeri zeg-  VAN E E R T U C A T. 42* zeggen, her is nutloos de vraag op het tapyt te brengen, of de Koning al of niet oordeelbaar /y; want wanneer het al beweczen zal zyn, dat hy oordeelbaar is, dan kan hy niet geftraft worden , dan uit kragt eener Wet, afgekondigd voor het pleegen zyner misdaaden: en 'er zyn , met betrekking tot zyne misdryvcn, geene andere vooraf aangekondigde Wetten, dan die, welke de ftraf der afzetting tegen hem uitfpreeken; een ftraf, welke hy reeds ondergaan heelt, door de vernietiging der Koninglyke waardigheid; die men derhalven niet meer op hem kaft toepasfen; en dus word het nutteloos hein gerechtlyk te oördeelen. . Hoe! 'er is, in het lyfftraflyk wetboek, geen 'ftraf tegen de Hoofden der misdaadige zaamenfnanniugen ? tegen de zaamenzweerders en de fchuldigen aan gekwetfte Volksmajcileit? Deeze ftraf is 'er, antwoord men , maar zy kan den geweezen Koning niet bereiken. 'Er zou derhalven een Man zyn, die, om den ftaat ten verderve te fleepen, door fchurkea boven de Wetten verheven zou hebben kunnen worden ! Deeze Wetten derhalven zouden niet gelyk zyn voor allen, het zy ze ftraffen, het 2y ze befchermen? Met zou derhalven valsch weezen, dat wy elkander gelyk in rechten blee* ven, vermits 'er één Man zou zyn, die volftrektè ftrafloosheid zou kunnen vorderen voor zo veele misdaaden, terwyl alle de overige burgers 'er geen zouden kunnen vorderen voor een eenig misdryf! Hoe ! om dat wy den eed zouden gedaan hebben, om de algemeene zaak den doodfteek toetcbrengen, door eene heilloozc Wet, tegenftrydig met de onfteiflyke verklaaring de*  rm «» E t o E L Er ■« onze vyanden^ tets * ^tó,* pery te hoopen hadden ? TaV Me^burwr^ der rechten van dten Mensch overal in eene volmaakte tegeaöverftelling met de Wet der onfchendbaarhei Kiest.' erkent de eene, ofel ftaan enl?" ^' Sy zuh niet in twyffel meerln dïr !? °m UW SevoeIen uTftTeTkenr * ^ ^ ^ Zült Maar wanneer wy verpligt zullen zvn om hè" wc^tn" d-CoXut^ verkharr tlS^™ K°ni"S °^hendbaar deeze twe^ a WJ-\ genoodzaakt tusfehen eeeze twee tegenftrydigheeden te kiezen befluiten zullen tot dat scène v ■ i rrprrron^ u j gtene^ t welk met anders gegrond is, dan op de verraaderlyke bedoelingen van eene bende fchurken uit de Conftitueerendé Vergadering, cf op het gevodefvan eenige zwakke perfoonen, die ZI/niet ontfla n tonnen van de vooröordeelen der KonSyke waardrghefd; wanneer eindlyk, wyde voEr zullen moeten geeven aan de Wet de • ConftTuI t-oneeJe onfchendbaarheid boven alle de grond regels van de verklaaring der rechten van den Mensch; wel nu, dan zeg ik, dat in dit geS ■ zelfs, de geweezen Koning als nog gerechtlyk oordeelbaar is; en om zulks te bewyzen heb ïk met anders noodig, dan dit artikel ïan deContoe: „ Indien de Koning zig ftelt aan het hoofd eener legermagt, en 'er de kragten van beftuurt of mrVgt tegen de Natie; of, indien hy zig met verzet, door een fonneele daad,!™ gen  VAN BERTUCAT. 493 gen dergelyk eene onderneeniing, die, in zynen naam, een uitvoer zou gebragt worden, dan zal hy gehouden worden aflland van de Koninglyke waardigheid gedaan te hebben." Wel nu de Legers zyn, in naam van den geweezen Koning, ingerigt..geworden tegen ons; men moet derhalven zien, of hy 'er zig, door eenformeele daad tegen verzet hebbe: ziet daar dus den geweezen Koning onderworpen, en dat door de Conftitutie, die men, ten zynen behoeve, inroept; ziet daar, zeg ik, hem onderworpen aan eene gerechtlyke beöordeeling: derhalven hy is oordeelbaar , zo hy 'er zig niet tegen verzet. Zedert deeze niettegenverzetting, word hy gehouden aflland gedaan te hebben; als dan wedergekeerd te zyn in de clasfe der andere Burgers, en kan hy geftraft worden, even gelyk zy, voor misdaaden, gepleegd, zedert deezen vermoedlyken afftand. Behalven deeze aanmerkingen, ontleend van de rechten van den Mensch, die onvervreemdbaar en onverjaarbaare rechten, en zelfs van de Conftitutie, die men ten behoeve van Lodewyk den zestienden inroept, en die u bepaalen, om de uitfpraak te doen, dat hy gerechtlyk geoordeeld moet worden, zullen ftaatkundige . aanmerkingen, die door Wetgeevers niet ver-' waarloosd moeten worden, het u ten pligt maaken , om dit Decreet uittebrengen; want zo gy aan de Volken het voorbeeld geeft van de Koningen te oördeelen, wat Koning is 'er dan die, by den aantlaanden veldtogt, zyne zogenaamde Onderdaanen, tegen onze vryheid, zal durven wapenen; en als nog hun bloed en hunne leevens aan zyn despotismus opofferen? Wie zyn de  4?4 & É V' 0 E L % de Koningen, die alsdan nog zullen durver?, even gelyk Lodewyk de zestiende, zaamenaweerep tegen de vryheid, wanneer zy bedenken, dat eene Revolutie, gelyk aan de onze, te hunnent msgelyks hun hoofd op het fchavot kan brengen, en het bloed kan wreeken van zo veeIe ongelukkige flagtöffers, als zy zullen opgeofferd hebben aan dat geene, het welk zy de eer en de waarheid van zeven of agt gekroonde Ween noemen? Ja 1 dit gedugte vonnis van i-o^wyk den zestienden zal de vryheid bevestigen, en aan alle de Koningen wanbedryven Jpaaren. De Koningen zullen ais dan bedaardlyk van hunnen troon afflappen, op welken zy tttet langer zuilen kunnen blyven, dan om den ml van het Souvereine Volk optevoleen, en deszelfs geluk .te. bewerken, bvaldren het moogiyk zy, dat een eenig mensch, door hovelingen, door vajfche en bcdriegelyke perfoonaadjen omnhgd, het geluk van een geheele Natie bewerken kan: en, doof ftoutiyk getoond te hennen dat gy het bloed kost doen plengen van een Man , dien gy allen als een monfter t-fenouwt zult gy het bloed van honderdduizend omchuldigen befpaaren, dat misfehien nog gelengd zou moeten worden, oro der vryheidd-r Volken, tegen de poogingen der Dwingelanden te verzekeren: poogingen, te grooterdoor de ftoutheid en de zekerheid, dat een recht van onfchendbaarheid hun kan inboezemen, hetwelk door eene magtige en vermaarde Natie is erkend ' geworden, indien men hier tegen fchreeuwt: DeConfHtutie, de geheele Conftitutie, niets anders dan ueConftuime.' zp als nog onlangs Makmeten Vsmblar^  VAN BERTÜCAT. 495 Vaublanc deeden: wel nu! ik doe, zo ik meene, zien, dac niets anders dan de Conftitutie, dat zy alleen, Lodewyk de zestiende aan eene gerechtlyke beöordeeling onderwerpt: maar zo dat niet voldoet, dan zal ik ook fcbreeuwen: liet heil des Volks, het geheele heil des Volks, niets anders dan het heil des Volks! en zeke», daar is het heil des Volks, waar men, door het hoofd van een monfter te doen vallen, het ganfche geflagt een fchrik aanjaagt. Men moet derhalven Lodewyk den zestienden gerechtlyk oördeelen. Ik heb de Redenaars, van dit fpreekgeftoelte , hooren belyden , dat Lodewyk de zestiende fchuldig is, en dat hy geoordeeld moet worden; maar gevoelens van menschlievendheid verbanden uit hun hart de doodftraf, welke hy verdiend mogt hebben. Medeburgers! Wetgeevers! zouden het gevoelens van menschlievenheid weezen, die in uwe zielen gebooren zouden worden, op het denkbeeld van den val van een door! ugtigenMisdaadiger, daar gy met onverfchilligheid de hoofden van zo veele onvermaarde misdaadigers vallen ziet? Indien deeze gevoelens van menschlievenheid wel doorgrond wierden , zou men dan niet veeleer bevinden , dat zy een overfchot waren van die oude afgodery met de Koningen, welke ons fchandlyk vernederde? want het is nog geen drie maanden, dat wy Republikeinen zyn. Welk een flaaffche geest heerscht 'er nog in onze gevoelens! Om dat 'er een zogenaamde Groote vergaat, fchynt het, als of de geheele natuur in de uitterfte doodsbenaauwdheid moest weezen : men zugt, — men vertedert zig. Dat saen heen fnelle, om zig te vertederen in onze ver-  4p5 GEVOELEN verwoeste velden, op de opééngefrapelde lyken onzer broeders, door de hand van deezen Barbaar geflagt, en onder het gekerm der droefheid en der ellende, opgeheven door de Burgers, die niet aan alle de yslykheeden derflagtingontfnapt zyn, dan om zig ten prooïe te zien aan alle de grnuwzaamheeden van den honger; en dit, dit is het werk van den verraader!yken en barbaarfchen Lodewyk den zestienden. Men hoeft gezegd, dat zy,. die den dood van den geweezen Koning willen, zo hy. dien verdiende , mibfchïen wei een anderen voor hem in de plaats zouden willen fïellen. Zeker, byaldien ik het patriorismus 'niet kende van hun, die aldus gefproken hebben, het zou my eene groote verdenking baaren. Ik zou gelooven , dat zy het waren, die als nog aan de Koninglyke waardigheid dagten; dat zy het leeven van Lodewyk den zestienden enkel te fpaaren zogten, in het uitzigt, van aan hem de voorkeur te geeven op den troon, dien zy hoopten nog éénmaal te zuilen herftellen : ten minflen zou ik gelooven , dat het eene party ware , die zig hulpmiddelen „befpaarde tegen eene andere party, even als ware het door een geest van fteeds misdaadige partyzugt, dat de Vergadering een party beftryden moest. Ik geloof genoègzaam beweezen te hebben , dat Lodewyk de zestiende gerechtlyk oordcelbaar is ,en dathygeöordeeld' moet worden. 'Er rest thans nog te onderzoeken, door wie en hoe hy geoordeeld zal worden? Ik antwoord, dat de Koning geoordeeld moet Worden, gelyk elk ander Burger, befchuldigd met de misdaad van hoogverraad. Want, beweezen hebbende, dat de Wet der pn«  van b e r t u c a t, 49t, onfchendbaarheid befchouwd moet worden, als nul en niet in weezen, om dat zy nooit daargeiteü heeft kunnen worden, in zo verre zy te* genilrydig is met de onvervreemdbaare rechterj •van dén Mensch; weetende, dat wy allen, aa» elkander in rechten gelyk, gebooren wordenv en zodaanig blyven, dat de Wet gelyk moes weezen voor allen, het zy ze ftraft, het zy zes befchermt; dat dezelfde misdaad dezelfde ftraf verdient; befluit ik hier uit, dat de geweezen Koning gerechtlyk geoordeeld moet worden , ge-' lyk alle andere burgers. Maar ik wil wel, voor een oogenblik, die rechten van den Mensch ter zyde (lellen, waartegen geen artikel van de Conftitutie ooit ftryW den kan, zonder dat de Conftitutie, in dit gedeelte, nul worde, vermits, ik herhaal hetj deeze rechten onverjaarbaar en onvervreemdbaar zyn; ik vind daarom echter niettemin in deCon* ftitutie, dat de geweezen Koning, zig niet, door een formeele daad, verzet hebbende tegen d# kragten eener armée, in zyn naam, tegen de Natie aangevoerd, en, dat nog erger is, dezelve onderlteund hebbende , en zulks geduurend? een zekeren tyd, zedert dat tydftip gehouden) •word, afftand gedaan te hebben, en zedert dac tydftip, in de clasfe der andere burgers is wedergekeerd, endathy, even gelyk zy allen, ge* oordeeld moer worden, voor misdaaden, welke hy gepleegd heeft, zedert deezen vermoed* lyken aflland. Maar, zal men zeggen, alvoorens Lodewyk: den zestienden te oördeelen , voor zyne daaden, gepleegd na zynen vermoedlyken afftand, moet men immers beöordeelen, wanneer hy in deo j.r deel. li £g§  498 C E V OELEW zen vermoedlyken aflland word begreepen re zyn, cn wie het is, die dit vonnis moet uitbrengen? Dit bezwaar is geen bezwaar; want, daar het niet mooglyk was iets vastteftellen wegens daaden, gepleegd na den afflind, vermits men het tydftip van deezen afftp.nd niet wist; daar de kennis van een deezer zaaken niet verkreegen kan worden, dan door de kennis van de ander, en zslfs die voorönderfteit, daar beeft dezelve vierfchaar, die het recht heeft, om de naderhandgepleegde daaden te oördeelen, even daardoor, derhalven ook het recht, om in de eerfte plaats te onderzoeken, zedert wanneer de afftand vermoed word. Lodewyk de zestiende moet derhalven , na dat gy u een kort begrip der ftukken hebt doen bezorgen, die tot zyn proces moeten dienen, voor uwe balie verfchynen; gy moet befchuldiging tegen hem decreteeren,zo 'er die plaats heeft, en hy moet geoordeeld worden, gelyk alle fchuldigen aan hoogverraad, door de gewoone viericiiaar, werwaards gy hem verzenden zult. Ik heb niet, gelyk zommigen gedaan hebben, in dit onderzoek, de onderfcheiden misdaaden van Lodewyk den zestienden nagegaan en derzelver zwaarte gewoogen, vermits dergelyk een onderzoek het werk zyn moet van de vierfchaar, dje het rechtsgeding zal bcöordeelen. Even weinig heb ik onderzogt, of het vonnis van Lodewyk den zestienden aan de fan drie van het Souvereine Volk moet onderworpen worden. Jntusfchen geloof ik een woord te moeten zegsen, wegens liet geen ik, ten deezen opzigte, denk. Ik denk, dat 'er veel overéénkomst is  VAN BER.TÜCAT. 499 tusfehen de Koninglyke waardigheid en den Koning, en vermits wy erkennen, gelyk wy verfchuldigd zyn, dat men de vernietiging der Koninglyke waardigheid aan de fanftie des Souvereinen Volks onderwerpen moet, beft uit ik 'er uit, dat wy wel zullen doen, met, aan diezelfde fan&ie, het vonnis van den geweezen Koning te onderwerpen. Neen! Wetgeevers!hee is nier, door, in groote omftandigheeden, toe, het Souverein gezag den toevlugt te neemen* dat wy ons het vertrouwen van den Souverein onwaardig zullen maaken. Ik voeg derhalven. tot myne voorig? befluiten dit, van aan d& famftie des Volks het vonnis van Lodewyk derjf zestienden te onderwerpen, zo dra het zal uitgefproken zyn, en ik begryp teffens, dat men niet vertoeven moet, met het uittefpreeken, langer dan den tyd, die gevorderd word tot dc opfielling der gedingilukken ; want Lodewyk de zestiende is als nog het verzaamelpunt van alte onze vyanden , en het middenpunt van alle onlusten, alle wanördens en alle demisdaadijepoor gingen, waartoe de aristocratie als nog in ftaat is« tiet is in den tusfehentyd, die verloopen zal tot aan het einde van dit Rechtsgeding, dat men alle dryfveeren zal in beweeging brengen, en vooral die, welke gefchikt zyn, om het Volk te verleiden, om het, met verachting van deWetten, tot den opfland te brengen, en van daar tot den burgeroorlog, in welken wy, den een den ander om hals brengende, onze vyanden fchoon fpel zullen geeven. Zy hebben ons niet kunnen overwinnen door ontzaglyke Legermagten tegen ons aantevoeren; maar zo wyniet i»p onze hoede zyn, gelyk de verftandjge Perion li • Wgtjj  £0-0 GEVOELEN VAN BERTUCAT; zegt, dan zullen zy ons door ons zeiven overwin-i nen. Franfchen! na zo veele opofferingen voor de overwinning der vryheid gedaan te hebben; na alle dé zaamenfpanningen onzer vyanden verydeld te hebben; op het oogenblik vandevrugten der overwinning te zullen plukken, zullen wy ons in de laatfte hinderlaag deezer vyanden werpen. Geeven wy toch geen aanleiding, dat de Volken , die ons tot hier toe bewonderd hebben, en die ons beginnen naartcvolgen, zeggen zouden, dat het Franfche Volk niet anders is, daa een Rooversbende, en dat "er by ons noch Wetten, noch geheiligde en onfchendbaare eigendommen zyn!  GEVOELEN VAN JDX7DXJEM TM.XMX017 ? Gedeputeerden van het Departement DE LA M O S E L L E ; Betreklyk de gerechtlyke beöordeeling van den geweezen K O N 1 H G LODEWYK DEN ZESTIENDEN, jj^en geflagt, ten uitterfïen [nood, heeft, zedert omtrent agt eeuwen, aan andere Overweldigers, (zekerlyk minder boos, indien niet alle Koningen het ten naasten by evenveel zyn,) de flerkte, de magt en de nationaale Souvereiniteit ontweldigd: dergelyk een vyandlyke aanflag, zo van den eenen als van de anderen, verdiende ongetwyffeld den dood; want welke grootere misdaad zou men immer kunnen pleegen, dan die, van een geheel Volk zyne onvervreemdhaarfte rechten te ontrooven, van het te ketenen, van het onöphoudlyk te drukken, en van het ten eeuwigen fpeelbal te maaken der ydellte grilIi 3 Hg-  $0Z CSY0R7, RW ligheeden en der verfchriklykftc hartstogten? Welke gröotere misdaad, dan aan een geheele ■Natie de regeering te ontweldigen, en 'er een volftrekt en dictatoriaal gebied overte* voeren, en vervolgens te begeeren, om, het, ak een eigendominelyk goed, aan denganfchcra Teeks zyner Nakomelingfchap erfiyk overtedraagen? Het is intusfchen de ïaatflre Tyran van dit vloekwaardig geflagt, dien men thans zou willen beproeven, om' onfchuldig te verklaaren, ten 3iiifli1en,om hem aan de ftraf te onttrekken,door bet beuzelagtige hulpmiddel van een verdicht* tooverkragt , voorbedagtlyk uitgevonden door onze hedendaagfche Machiavels, ten einde den yzeren fcepter, dien het Volk hem ontrukte, te Vaster in zyne bloedige vuisten te klemmen; daar wy, indien wy ons op de hoogte der eeuwige grondbeginfels bevonden, 'er op uitmoesten Weezen, niet flegts om Lodewyk den laatften ter dood re verwyzen; maar om ook, in de gedagtenis der menfehen, alle de Koningen , zyne voorzaaten, opklimmende tot Clovis toe, door een uitdruklyk vonnis te fchandvlekken; jen einde, door dit gedenkwaardig voorbeeld, alle de Volken aantezetten, om insgelyks alle de Koningen der waereld te oördeelen , en de meuscblykheid recht te doen wedervaaren, wegens deeze geesfeis der aarde. Maar, zegt men ons, Lodewyk de zestiende moet een uitzondering maaken op de algemeene helling, vermits hy, door de Conftitutie, wettig, erfiyk en onfchendbaar Koning geworden is. Wettig, erfiyk en onfchendbaar Koning! — en, kan men "er zulk een hebben? KüTj  VAN DIDIER THUION 50j Kan men, ten behoeve van een perfoon, der* gelyk een magt fcheppen, zonder inbreuk te doen op de onvervreemdbaare rechten van het Volk-, en op de NationaaleSouvereiniteit? Welke weldaaden had hy ons dan beweezen? Welke waren zyne zonderlinge bekwaamheeden , zyne onvergclyklyke deugden, ten gevalle van dewelke, wy ons, ten zynen behoeve, voor altoos ontdeden van het recht, om ons zeiven een Opperhoofd, haast had ik gezegd, een meester, te geeven? En wanneer wy zulks al eens hadden kunnen doen, voor ons zeiven, hoe konden wy 'er dan onze kinderen van berooven? Beftond dan het onbetwistbaar grondbeginfel van de vei klaaring der rechten niet meer, dan naamlyk de Souvereiniteit des Volks onverjaürbaar en onvervreemdbaar is? Beftond het niet meer, toen de Conftitutie gemaakt en overzien werd ? Of liever, hebben wy ooit eene Conftitutie gehad ? en moeten wy dat geene met deezen naam benoemen, het welk niet gevestigd geworden is, op dien eeuwigen en onveranderlyken grondllag der rechten van den Mensch en van den Burger ? Door wie is deeze zogenaamde Conftitutie gefchapen geworden? dooreen onwettig Lighaam , zaamgefteld uit hoofdftoffen, die weezenlyk niet ovcréénftemden. Hoe heeft het Volk, die aangenomen en bekragtigd ? Hebben het gedonder van 't kanon en het befchouwen der moordery, hetzelve niet oogenbliklyk tot een diep ftilzwygen gebragt? Maat is ten minften deeze Conftitutie, zo voordeelig voor den geweezen dwingeland, niet door hem, overéénkomftig zyne eeden, getromvlyk gehandhaafd en ten uitvoer gebragt? Heeft LoIi 4 de-  Öewyk t de eerfte Koning der Franfchen, éë Jnisdaaden doen vergeeten van Lodewyk, den laatften Koning van Frankryk? Neen.' de ge* weezen Tyran is geen oogenblik van ftelfel of gedrag verandert: wat zeg ik? heeft hy, by alle oude wanbedryven, niet die der meinëedigbeid i der wreedfte verraadery en der fchurkégtigfte buichlaary gevoegd? Heeft hy niet, elk Oogenblik, alle artikelen gefchonden van die Conftitutie, die hy heden, ten zynen voordeele $ durft inroepen ? Heeft hy niet, ten einde ons andermaal in de ketens te klinken, nieuwe ftroomen bloedsdoen -vloeien? in zyne Staaten den buitenlandfchen oorlog gelokt, en den binnenlandfchen aangeftóoke? de dolken van het bygeloof gewet? bet fiaal der moordenaars beftuurd? en allerwegen •het vuur eener algemeene muitery ontfteeken? Met een woord, is Lodewyk, de Koning der Franfchen niet nog veel fchuldiger, dan Lodewyk de Koning van Vrankryk? Maarhees!hef is niet anders, dan om dat hy de eene was," dat hy de andere geworden is-; het is fteeds hetzelfde monfter, dezelfde Tyran ! het is, om dathy en zyn geflagt zig het recht aanmaatigde, om ons als verachtiyke beesten te behandelen, die hy, naar zyn welgevallen, in't gareel kon fpanncn, of ter flagtbank zenden; het is, om dat de beguicheling, waarmede hy de oogen des Volks betoverd had, ais nog beftond, en om dat zyne verbindtenisfen, zyne betrekkingen, inet de Menscbverflindeudc Monfters, zyn ge£elyken, een ydel alarm hadden ingeboezemd: met een woord, het is, om dat hy, in deeze iaatfte oogenblikken , het gevloekte handwerk Ya4  *t A ft fcïsiï* * a t R l « ®< f 0* fctfl Koning heeft weeten teoeffenen, zeggen, te verleiden, omtck3open,te verfchrik* ken en te verraaden; - dat hy zeer behendig gedaagd is< om den verfleetcn tytel van Koning Van Vrankryk te vermillen voor den veelgcwigtiger 'tytel van Koning der Franfchen, door middel van welken hy zig beloofde, fchielyk zyne oude prerogativen te zullen wederkrygen. -—D och de voorzienigheid heeft het anders be- fchikr! ., , , De Natie „ wiet vêrfchriklyke arm , zedert eeuwen, verftramd was, en die, in den begin* lië, te aarzelen fcheen, of zy, in het bloed yan 'den verraader, de geheugenis van zo veele beleedigingen en wreedhecden zou uitdelgen, da Natie heeft zig vergramd over de laatfte trek* hen zyner verraadery: even gelyk een ftier, aan -den byl des ilaagers ontfnapr, heeft zy eensklaps zig verheven in de fierheid van haar heldenmoed; alhoewel bloedende, heeft zy haare kragt gekend, en het despotismus is verdweenen. o •Mogt het zelve geen fchuilplaats meer vinden op denaardbodem! mogt de vryheid, die dogter des Hemels, voor altoos aldaar haar rykvestigen ! dat alle de Dienaars der Despoten ver.gaan, of ten minften, dat zy de ftraf der evengelykheid beproeven! Het is aan deeze ftraf daï 5e aanhangers van Lodewyk Capet hem niet •zullen kunnen onttrekken, dan byaldien zy, ui een reeds te langduurig en te plegtig rechtsgeding, 'er toe geraaken konden, cm, door kragt van fpitsvinnigheeden en bovennatuurkundige hairklooveryen, eene vraag van natuur te doen veranderen, die niet gedaan zou geworden zyn-, by een JPjik minder verkleefd aan de Koningsli 5 «»  §0$ GïTOEtEEt afgodery. Maar heeft men geene Volken gezien, die de duivelen vereerden? alhoewel, om de waarheid te zeggen, deeze laatfte my minder ongelukkig toefchynen, vermits de Koningen, met de daad, al het kwaade doen, het geen de duivelen niet anders dan in de verbeelding verrigten. Ik keer weder tot myn onderwerp, en zeg, oat, door tot hier toe ongeftraft gebleeven te «yn, de misdaaden van Lodewyk, Koning van Vrankryk, daarom niet te minder weezenlyk, niet te minder gruwelyk en beweezen zyn; dat, wel verre van geboet en uitgedelgd te weezen, zy nog zyn aangegroeid en vermenigvuldigd , door de nieuwe wanbedryven van Lodewyk den Koning der Franfchen; dat deeze blykbaar een gevolg zyn van geene, of liever, dat zy niet anders dan een reeks van voortduurende misdaaden uitmaaken, die naamlyk der dwinglandy; dat Lodewyk de zestiende nimmer weezenlyk een Conflitutioneeie Koning, nimmer een wettige en cnfchendbaareKomnggeweestis,om dat hy nooit, m goeden ernst, de Conilitutie heeft aangenomen ; dat 'er zelfs nimmer een waare Conftitutie beftaan hebbe; met een woord, dathyfteeds een Tyran was, en geen oogenblik ophield het te weezen. Dat men my bewyze, dat een Tyran , aan duizend moorden, aan duizend vyandlykheeden fchuldig, verfchoonbaar is! Of liever, wie zal duiven bevestigen, dat dergelyk een monller niet duizend dooden waardig is? Welk ander vornis hebben wy uittefpreeken, dan hem ten lhafgerichte te zenden? Hebben wy zulks niet rteds met minder piegtigheeden gedaan, ten opzigte van eenige zyner medeplig- ti-  T>* ****** f tlp-en» Welk Recht is het dan, dat tweeêrly ge- S/en veeërly maate heeft? Moet de Wet £1 dezelfde weczen, het 2y ze ftraft? Indien Lodewyk de » J a Mensch is, dan kan hy ongetwyftel l ge«thtlyk geoordeeld worden; indien hy een God is, dat hy dan blyk van zyn alvermogen geeve en on l handen ontfnappe; indien dan een Koning, dan is hy een monfter, dat Dff ^ liy niet denke, zig te zullen behouden door zyne onfchendbaarheid bytebrengen. xu* Toch is\ in de daad, deeze onfchendbaavl^d, zelfs naa de letter, en in derzelver volle bete kenis genomen? Het is een Wet, dte hem verklaard buiten de Wet te weezen: maar M er ceene blykbaare tegenflrydigheid in deeze uitdrukkingen? En indien Lodewyk buiten de Wee ff is hy dan even daardoor niet zelfs bevende ^verheven?'Is 'er alsdan eene VVet? en is hy dan niet de Wet zelf? Indien Lodewyk bu ten de Wet is, met welk recht zal hy dan derzelver hulp en bescherming kjoepeo. tejeng billvke fchaêverhaalingen van hun, die hy hee c S om hals brenfen? Wat Wet i^eekter ftraf uit, tegen hem, die, zyn eigen lyf vei dte digende, zyn tegenparty ter dood brengt? Zyn w? allen dan niet de tegenpartyenvanLodevvy,. Heeft hy niet getragt ons allen te ontëeren , ons allen te kluisteren, ons allen te vermoorden Heeft men dan aan Lodewyk het recht kunnen o-eeven, om alle de Franfchen, den een na den ander, om hals te brengen, zonder dat de laatfte zelf, hem zou kunnen voorkomen? 01 voor zyne vyandlyk moorderyen ftraffen? En byal-  $°8 • ■ v o e t g « dien 'er g*en middel is, om den toèvtót tot ds tóe TL et?fkn' treed eIk onzer «au ÏSkSrl natuu^ykrecht, om zyne aanvallen om Ir!, Pu "Zen Semecnen vyand te weezen, «nh,VM y 'MS °nze Seva°g«* is? En zo 2*4? °nZr SevanSeRe te zyn, kan men dari twyfci n, of hy zig niet als een nogverwoeder vyand tegen ons betoonen zou? Onze dwingeland zal niet overwonnen worden, zo lang hy be l an zal: een iegelyk onzer derhalven heel het recht hem te dooden, overal waar hy hem ontmoeten zal, zo dra hy niet langer onder de J dtt Wec zd zvn> e" hy zal geen lodn hlb 0I"'" langer onder te weeSn" *o dra hy voor onfchendbaar erkend zal worden, «•at is re zeggen, boven de Wet verheven dac [s te zeggéfi, de Wet zelf, dat is Sm ten weezenlyk Tyran, waarvan een nleuw^B tus , op het ipoechgst, zyn Vaderland zal moe- ZZ»fe\ aanhanSers der Koninglyke onfchendbaarheid vervallen aldus in een ondeuyenden kring, en byaldien hun fystema gelden moetdan zal hun Client, onverrigrer zaak uft de pleitzaal weggezonden, flegts?e eerder buiten ftaat gefteld worden, om teSonnen verder%en; dan zullen zy 'er niet anders by gewonnen hebben dan de bekorting van een menigte forïnahteiten van een Rechtsgeding, dat ?eeds te hmg word Uitgerekt, De wa/vnn denïetpel £k rl ~:\ reCh\ T if;"-er he^en om Lodewyk Capet te weerhouden, noch verpligt zyn om hem te verdeedigen, want hy was nooi Burger en kon het nimmer worden. Hy C zelfs  VAN DIDIER THIRION-. $0$ p.elfs geen mensch meer worden; gewend, ge« ïyk hy is, van Vader tot Zoon, om alle de Wetten der menschlykheid te fchenden, is hy niet anders dan een verflindend beest, dat men het aanweezen kan laaten behouden, zo lang het zorgvuldig in eene menagerie is opgeflooten, maar dat men, hoe eerder hoe beter, van t leeven moet berooven, wanneer het vrylyk in de Velden kan omwaaren. Waarom zullen wy ons, blootnellen, om het op nieuw onze akkers te zien verwoesten? Is dit Dier thans niet nog meer vergrimd1? Wyden wy liever dit flagtofter aan de fchimmen onzer broederen , die het aan zyne bloedgierige raazerny heeft opgeö&erd! Vernietigen wy vervolgens de doodltraf; want wie zal voortaan verdienen kunnen geftraft tejyorden, gelyk Lodewyk? GE-  GEVOELEN Van «3P 3BL JE S S JLT X jW* 'Gedeputeerden van het Departement &ZI RHONE ET LOIRE; Betreklyk het rechtsgeding van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. medeburgers! C3m de vraag optelosfen, die u word voorgehouden, wegens de gerechtlyke beöordeeling van Lodewyk den zestienden, zal het van belang zyn, dezelve onder de eenvoudigfte verklaaring re brengen , en derzelver oplosfing te vestigen op klaarblyklyke grondbeginfels, die dereden genoodzaakt is toe te ftemmen , en die, doorde drogredeneerkunde, niet bereikt zullen kunnen worden. Ik zal deeze ftraf verhandelen, niet als regtftreeks betrekking hebbende met den perfoon, die 'er het onderwerp van ;s; maar als eene Helling, waaraan noodwendig het lot van alle de Koningen der aarde verbonden moet weezen»  VAN PRESSAVIN. 511 en om dezelve met te minder vooringenomenheid te behandelen, zal ik, zo het weezen kan, myne gedagten verwyderen van alle die afgryzingen, die een verraaderlyk en meinëedig Koning en de moordenaar van een Volk, zynen Souverein, inboezemt. Elk mensch in de maatfchappy, in welken rang hy ook geplaatst zy, is haar noodwendig rekenfchap van zyn gedrag en zyne daaden verfchuldigd, vooral wanneer dezelve geflrekt hebben, om de maatfchaplyke order te verftooren. Volgens dit grondbeginfel, dat ik geloof onbetwistbaar te zyn, is her, blykbaar, dat de Koningen, van hunne daaden en van hun gedrag, rekenfchap aan de Volken verfchuldigd zyn, ten minden, zo men niet het ongcrymde en belachlyke voorwendfd wil laaten gelden, dat zy hunne kroonen niet anders dan aan God en hun degen verfchuldigd zyn. Maar daar de heilige wysgeerte, op welke onze eeuw zig beroemt, alle de ydele vooröordeelen, alle de weidfche hersfenfchimmen, waarmede de Koningen hunne troonen omringen , verdreeven heeft, blyft het onbetwistbaar zeker, dat een Koning, die niet anders is dan een mensch, even gelyk alle andere menfehen, onderworpen moet weezen aan de Wetten, vastgefteld ter verzekering en ter verdeediging van de rechten der maatfchappy; zonder dat zou hy niet anders weezen, dan een verwoestend monfter, dat men zig zou moeten haasten te verdelgen. In deeze betrekking moet Lodewyk de zestiende, gelyk ook alle Koningen, rekenfchap geeven van zyn gedrag en zyne daaden, en als «en openbaar , en als" een byzonder perfoon; maar  jnaar, als openbaar perfoon, heeft de Conftft iuth neele Charter Lodewyk den zestienden on* fcheudbaar verklaard, 't Is derhalven de zaak t» onderzoeken, tot hoe verre zyne onfchendbaarheid zig kan uitftrekken, in den zin der Conftitutie, die hy heeft aangenomen; want zo gy aldaar geene paaien vind, dan denk ik, dat gy hem niet zult kunnen aanvallen, in zyne hoe daanigheid van openbaar Amtenaap. 'm Onderzoeken wy derhalven, in de Conftitu» tione.de Charter, of zyne onfchendbaarheid zon* der paaien is. Ongetwyffeld heeft de Conftitueerendé magt hem dit prerogatif niet gegeeven, om het zelve ten werktuig ter verwoesting van de Conftitutie te doen dienen ; zy heeft niet begreepen hem het recht te geeven, om, ongeftraft, op de vryheid en de Souvereiniteit des Volks re mogen aanvallen, welke aan deeze Conftitutie ten grondflag verftrekken, en zonder dewelke zy zig vernietigd zou bevinden. DeConftitueerende Magt integendeel heeft hem met de onfchendbaarheid bekleed, ten einde hem zelfs in ftaat te ftelicn, om te kragtdaadiger deeze Conftitutie te befchermen, door hen» te ontdaan van eene verantwoordlykheid , die hem zou hebben kunnen beiemmeren of doen verflaauwen, in de werkzaamheid zvner bedieningen: maar om te gelykertydde Natie te waarborgen tegen de onheilen, die de dwaalingen ■van een enkel Man haar konden veroirzaaken, heeft de ConftitutioneeleCharrer hem niet veroorloofd zyn gezag uitteöeffenen, anders dan door de tusfehenkomst van zyne Ministers, op wier hoofden zy al bet gewigt zyner vcrantwoordiylcbeid, waarvanzy hem ontbefte, deed neder.komea, In»  VAN PRESSAVïKK *P$ Indien derhalven Lodewyk de zestiende zyn gezag hadgeöeffend , en de bevelen doen ten ufe voer brengen, zonder de mededeeling en zon^ der het zegel zyner Ministers, 'en deeze beve-* 3en een vyandigen inbreuk gedaan hadden op da rechten des Volks, zynen Souverein , alsdan 30U de onfchendbaarheid, waarmede hy bekleed Was, zig niet kunnen uitftrekken tot dergelyka verraaderyen. Hy zou derhalven befchuldigbaar kunnen en moeten zyn voor de Natie, er» deeze zou het recht hebben, om 'er de fchadevergoeding van uktefpreekcn. Zyn onfchendbaarheid niet anders rustende, dan op de verantwoordlykheid zyner IViinisters, ftaat hy, op> het oogenblik. dat hy deeze verantwoordlykheid te leur fielt, van de onfchendbaarheid af, waarmede de Conftitutie hem bekleed had. Uic deeze grondbeginfels vloeit voort, dat, indien Lodewyk dë zestiende zig verraadcrlyk gedroeg jn zyne bedieningen, zonder mededeeling van zyne Ministers, zyne onfchendbaarheid hem niet zou kunnen beveiligen tegen de gerechtlyke ver.-^ volgingen, die de Natie het recht zou hebben* te doen tegen hem, ter vergoeding der verongelykingen , die zy 'er door ondergaan mogt hebben. Indien de Conftitueerendé Vergadering begreepen had zyne onfchendbaarheid uitteftrek» ken tot buiten de paaien, die ik befchryf, zou zy zig medepligtig gemaakt hebben aan alle de vryheiddoodende onderneemingen van Lodewykj den zestienden, door de onbepaalde onfehend-s baarheid, waarmede zy hem bedekt zou hebben ; en het zou de pligt der Conventie weezen, haar proees aantedoen, als fchuldig zynde H. DESI,. Kk . W  5r4 BEVOELEN yap de rechten en belangen der Natie,- die haar,' op de heilige trouw van den eed, waren toevertrouwd, verraaden te hebben. Dusdaanig is het denkbeeld, dat men zig formeeren moet, wegens de Conllitutioneele onfchendbaarheid vau deezen verraaderlyken Koning : zy maakte hem onbefchuldigbaar voor alle de misdagen, alle de dwaalingen, alle de wanbedryven zelfs, die hy zou hebben kunnen pleegen , tegen de belangen der Republiek, wanneer deeze misdagen, deeze wanbedryven zig Qegrs gedekt vonden door de verantwoordlykheid der Ministers; maar voor alle de zodaanige, die hy, voor zyn eigen hoofd, en zonder ceineeming der Ministers , zou hebben gepleegd, bleef hy in eigen perfoon verantwoordlyk , en zyne Conllitutioneele onfchendbaarheid kon hem van de vergoeding niet bevryden. Lodewyk de zestiende is derhalven, naar myne gedagten , befchuldigbaar als openbaar perfoon, en als Conllitutioneele Koning. Als byzonder perfoon., heeft Lodewyk do zestiende misdaaden kunnen pleegen tegen de Natie; als dan zou zyne onfchendbaarheid hem niet hebben kunnen waarborgen tegen de gerechtlyke vervolgingen, die de Natie hetontwyffelbaar recht zou hebben, hen aan te doen, ten einde 'er vergoeding voor te krygen, vermits zyne onfchendbaarheid niet anders, dan tot zyne openbaare hoedaanigheid behoort. Indien hy, als byzonder perfoon, verraaderyen gefmeed heeft tegen de Republiek; indien hy geheime onderhandelingen met onze vyanden gehouden heeft,; indien hy hun middelen aan de band deed, om ons aantevallcn en op ons grondge-  VAN PRBSSATÏK» '$'t$ gebied te komen; indien by aan hen onze plaats ïöp deed overleveren; indien hy de muitelingent bezoldigde; indien hy, inhetbinnenltedesryks» verdeeldheeden aanftookte, ftrekkendc om aldaar de regeeringloosheid en den burgeroorlog voorttebrengen; indien hy hen belchermde, die: onder ons onlusten en verdeeldheeden zaaiden £ indien hy, eindlyk, het bloed onzer broeders? vergooten heeft, — zouden dan allcdeezc misdaad den van hoogverraad, in zyn perfoon, in eene andere betrekking aangemerkt worden, dan iiï die van elk ander burger van den Staat? Behal-j ven dat, ais eerfte Amtenaar van de Republiek « alle deeze misdaaden in zyn perfoon zig verzwaaren, om reden dat zyne verraaderyen gepaard" gaan met de zeer fchuldige overtreeding dcE verpligtingen, hem door zyn ftandplaats opge-., legd; waaruit voortvloeit, door een gevolg, getrokken uit het natuurlyk recht, dat Lodewyk de zestiende befchuldigd kan worden, en als Conllitutioneele Koning en als byzonder per-i fbon; om dat. aan den eenen kant, zyne on^ Schendbaarheid zig niet kan uitftrekken, dan toe de dwaalingen en misdryven, gedekt door da verantwoordlykheid zyner Ministers; en dat,; aan den anderen kant , onder geenerlei voor-j wendfel, zy zig uitftrekken kan, tot misdaan den, door hem als byzonder perfoon gepleegd* Maarzal men misfehien zeggen: de daaden van den Koning waren onverdeelbaar : zy moe-: ten allen tot zyne Conftitutioneelc hoedaanigS heid gebragt worden. Ik antwoord, dat dergelyk eeue tegenwerping niet gegrond kan zyn , dan op* een diepe onkundewegensde grondbeginfels: wanE tik Maatfchaplyk mensch beftaat, vooreerst ' Kk a noodt  G E v O E L E N noodzaaklyk in de maatfchappy als een by. zonder perfoon: deeze hoedaanigheid is by hem onuitwisbaar: welke plaats, welken rang hy ook m het beftuur verkrygen moge , hy kan er zig met van ontdoen,.om dat 'er noch rang noch plaaisis die hem, aan de natuurlyke bet hoeueuen driften kan onttrekken: het is door het misbruik van deeze behoeften , door hec misbruik van deeze driften, dat hy fchuldig kan Worden m de oogen der Maatfchappy, dan zelfs wanneer hy zeer vcrdienstlyk kon weezen ,< in üe uitoeffenmg der openbaare bedieningen, die hem toevertrouwd waren. Deeze waarheid is maar al-te vycl beweezen, dan dat zy een grooter ontwikkeling zou behoeven: ongetwyffeld zal zy voldoende weezen, om de ongerymdheid te betoogen der voorgewende onverdeelbaarheid, waarmede men den perfoon van Lodewyk den zestienden zou willen omringen, ten einde de misdaaden, die hy gepleegd heeft, als byzonder perfoon te verwarren met die, waaraan hyzig als onfchendbaar Koning fchuldig maakte. . Indien wy vervolgens de vraag or.derzoeken, m de betrekking, waarin zy zig voordoet met de algemeene wraak, dan zal het gemaklyk te bewyzen vallen, dat het van veelmeer belan°-js voor het geluk en de handhaaving der n?aatfchaplyke order, om de misdaaden der Koningen, door voorbeeldige ftraffen , te beteugelen , dan de misdaaden van gemeene bun-- i s, waarvan de uitwerkfels nimmer zo verderflyk voor de Maatfchappy kunnen weezen, als de wanbedryven der Koningen, die haar in alle haare Leden aantasten. Dit voorbeeld zyt gy vcf.huidigd aan de Vol.  Van prbssAvïw. 51^ Volken, die u omringen, die het van u ver-' Wagten, die hunne vryheid, of ten minsten de Verhgting hunner ketenen, gronden op de les, die gy aan alle de Koningen van den aardbodem geeven zult. Wat poogingen toch zullen de onderdrukte Volken, tegen "de Dwingiandy der Koningen, durven aanwenden , indien gy zelf, die den moed hebt gehad, om den afgod der Koninglyke waardigheid ncdertevellen, hun het vooi beeld geeft, van het gebied, dat deeze afgod, in zynen val, nog op u behoud, door Lodewyk den zestienden niet met het zwaard der gerechtigheid te durven treffen ? Gelooft niet, dat men de genade, die gy aan een verraaderlyk en meinëedig Koning bewyzen zoud, aan uw goedertierenheiden edelmoedigheid zal toefchryven; men zal ze veelëer toefchryven aan uwe kleinmoedigheid , en de dwinglanden zullen zig verhovaardigen, wanneer zy ü een hoofd zien eerbiedigen, dat zy als heilig voordellen. Ontveinzen wy het niet: het is niet anders dan uit een overfchotvan afgodifchen eerbied voor deeze gekroonde Weezens, dat men bedugt kan zyn, om een fchuldig Koning te recht te Hellen : het zou derhalven der franfche Natie onwaardig weezen, om dit kinderlyk vooroordeel te blyven koesteren, na dat wy 'er zo veele anderen, agtervolgende, beflreeden en verdelgd hebben : indien dit alleen ons overbleef, dan hadden wy te dugten van ze allen te zullen zien herleeven. IVlen heeft u gezegd, dat Lodewyk de zestiende niet te recht geleld kan worden, en om ^idoor deeze dwaahrg .vegterukken, heeftmen Kk 3 niet  $1% « S V * E k £ Ï5 - 'niet gefchroomd, om voor uwe oogen, de geyaaren ten breedften uittemeeten, die den val van dit gekroonde hoofd met zig zou kunnen floepen. Welke zyn toch de grondbeginfels Tan hun, die dergelyk een taal tegen u hebben durven voeren; die u de gerechtigheid, welke gy aan de ganfche maatfchappy verfchuldigd zyt, hebben durven affchilderen als een onrechtvaardig bedryf tegen een haarer Leden ? Indien Lodewyk de zestiende onfchuldig zy , dan vorder ik uwe rechtvaardigheid ten zynen behoeve ; dan heeft hy dezelve noodig, om zig te zuiveren van de misdaaden, waarmede men hem befchuldigd: indien hy fchuldig zy, dan vorder ik dezelve insgelyks, ten einde het voorbeeld te geeven, dat men niet flegts aan de Republiek, die hy verraaden beeft, maar aan alle de Volken der aarde fchuldig is. Schonken de dwinglanden immer vergiffenis voor de misdaaden, tegen hunne perfoonen of tegen hunne overweldigde Souvereiniteit gepleegd? Indien Lodewyk de zestiende gedaagd ware in zyne Contrnrevolutiegezinde ontwerpen, twyffelt gy 'er dan aan, of hy had, met za veel wreedheid als barbaarschheid, de Natie geftraft, van hem een despotiken fcepterontruktte hebben, die hy van zyne voorvaders behield? Zeker, 'er ware geene de minlre genade geweest voor alle die edelmoedige verdeedigers der heilige vryheid, die wy herwonnen hebben; niet een hunner bad het fchavot entfnapt, dat hy hun toefchikte. Zonder de roevlugt te neemen tot de jaarboeken der vernederde Volken, om de voorbeeijitfE te gaan epsa&skfl der talryke fiagtgffers,  V ». ÏJ V R * 5 S A V I N. §HP fee aandoen , die een aanflag op zyn leeven bad dïven onderneemen? Deeze over**d|«.te Souvereiniteit hebben ons het voorbeeld ge ee ven van den eerbied, dien men haar ver enulLd is: dat deeze derhalven, dat alle de gee tn d é een vyandigen aanval oP de Volks - Sou, Snkeit waagendm-ven, zonder verwyl, door deetv^een Koning» Zeker, 'er£ nog een veel grooter in het niet te doen. * Skater ons voor in , dat niet eenmaal, zo alsin Engeland ten ongelukke. van de Republiek, een Sige dag, voor de vyanden onzer vryheid yaTaanlichtcn^ Wie Haat 'er ons voor m, dat Sttn einde den geenen op .Jen ***** Vnrneren dien gy 'er zo rechtvaardiglyk van verdre ven hebtfzyne verdeedigers hunne e,sfchen, ten zynen behoeve, gronden zullen op gebrek aan befchuldiging en vonnis, waar, vL 'y u onthouden zoud hebben? Zy zouden, en het zou niet zonder grond weezen, tegen u kunnen zeggen: Gy hebt pleguglyk met Lodewyk den zestienden ingeftemd m een veidrag, het welk gy zonder reden gefchonden hebt. De Natie had aan hem, als ook aan zyneNakomelincfchap, de uitvoerende magt toevertrouwd: Intusfchen heeft men hem dezelve ontnomen, zonder dat hy, van zynen kant, in eenigerlei wyze, de voorwaarden overtreeden bad, tot «eiker vervulling fo ife verbond. De Natie  G E V O E L ï ft geëgde dus ten zynen opzigte, eene groote onree tvaard,gheid en deeze o'nreehtvaidig! beid is des te klaarblyklyker, daar zy zelfs geen of gevonden heeft ter befcm,Idiging^egenbden Koning, dien zy heeft afgezet. h b Hoe beuzeiagtig dergelyk een bewys, in dit eogenbifk, ons mag toéfchynen, 'e/z'oU een tyd voor onze vyanden kunnen komen, gunftig genoeg om het zelve met voordeel te doeh gelöem dy kan, door een ongelukkige zamen* loop van omftandigheeden, eene maft verkrygen, Waartegen de Natie moeite zou hebben zigte verdeedigen. Hy zou ten minnen (leeds dl! mgl hebben om voor de oogen van Europa, Be franfche Natie, als onrechtvaardig cn mXeed.g jegens i/ódewyk den zestienden 7 aftefchfr «eren: het isdopr zoortgeiyke fpitsvohdigheedefi, dat men m Engeland geflaagt is, 0m 'er de Ko- ;eKne5nhhSePen' ^ *i**M*k.k Hebben wy , om voor het tóekomftigê feene volKomen zekerheid te behouden den grond der vryheid gezuiverd, van alle dié Vuige aanhangers van den troon, van alle dié weieer getytelde. Roovers , die, in't heimhï op het gebit knabbelen, Welk wy hü en' hoogmoed eh hunne ftaatzugt in den he? hebben gewrongen? Kunnen wy ons vleien van voor altoos het godsdienftïge monfter ces bygeloofs gekluisterd te hébben* fen ' i\]eeeburgers! alle deeze befchadiaende Wee' SfeS?? onöPno'jdJ3* om ons heen: Zy befpledcrt het oogenblik van onze lluimerm.om m het bloed onzer ' broeders, de ontluikende vryheid te verfmooren. De Voikefl  VAN ?si SSATiS. £11 fïaapcn, en de Dwinglanden houdenzigalroos ivakker. - . 4J Indien wy eenmaal, met zekerheid , geno. Willen hebben van de voordeden, waarvan eene vrye regeering ons het gelukkig.«itzigt- opent-, Öntrtcemcn wy dan aan onze vyanden, en de voor~ wendfels en de middelen, om haar te verdelgen. Weezen wy ftandvastig en geftreng in de grond* beginfels der rechtvaardigheid. Dat de Boozeil leeren, uit onze geilrenghcid in het ftrafieri der misdaaden, dat zy geene genadé te verwagtcn hebben. Dat onze rechtvaardigheid, gelyk aan die van den Eeuwigen , zonder onderfcheid alle fchuldige hoofden treffe,-zonder uitzondering van rang of ftaat. Leeraaren wy het heelal , dat het hoofd van een verraaderlyk en meinèedig Koning vallen moet door hét zwaard des rechts, even gelyk dat van een eenvoudig Burger. Zo veele fchuldige Koningen zyn 'er ontfnapï aan de ftraf, die hunne misdaaden verdienden, wat zeg ik? hebben genot gehad van het bloed cn de traanen, die zy de Volken, gekneld onder het juk hunner barbaarfchetyranny, hebben doen vergieten, dat het meer dan tyd word, om 'bun eindlyk recht te laaten weaervaarert, cn in den perfoon van den laitltcrt der Lodewyken te leeren, dat, na de maat hunner misdaaden vol gemeeten te hebben, de dag der wraake Zig toerust, eri dat hunne waggelende troonen .weldra zullen inftorren voor den (landaard der vryheid, ontrold door het franjche Volk, 1 Kk5 ' CE*  GEVOELE N VAN r. M O 2Y M JL T O M , Gedeputeerden van het Departement $ U L O T; Betreffende de gerechtlyke beöordeeling van den geweezen, K o n ï N g; Vertegenwoordigers der Franfche Republiek! Jndien ik gevorderd heb te fpreeken, wegens de gerechtlyke beöordeeling van Lodewyk den zestienden, het was, om dat ik geloof, dathet de pligt van elk waar Republikein is, zyn gevoelen te uitten over het vonnis van een Dwm. geland. Zedert ik befpeurd heb, dat men, in goeden ernst, ten vraagfluk maakt, of Lodewyk dezesrienue gerechtlyk geoordeeld kan worden, vraag 3k, of een meinëcdige, een verraader, eenmoordenaar, een hoofd der zaamenzweerders het vcrfchnklyk privilegie vau flwfloosheid kan  VAN J. M O N M A Y ö W. 5^3 tegenwerpen ? Men zegt my i een mensch, die koningis, heeft het onverltoorbaar recht van dit u teöeffenen. Lodewyk was Koning, toen hj de misdaaden pleegde, waarmede men hern befchuldigt; niemand heeft tot hier toe gezegd» dat hy onfchuldig was, en geene recht hebben, om 'er hem voor te ftrtflfen, „iet, om 'er hein rekenfchap van te vraagen . Een verdrag , gemaakt tusfehen de Vercegewwoordïgers dèrfLfohe Natie enhem, ftwbe» dit zo ongeryrade als barbnarfche prwogatit c . Overvallen door verwondering open ik de vaklaaring der rechten van den Mensch: bot eene artikel vernietigt alle onderfcheidingen; een an* ïe vereert de evengelykheid der rechren en der ftraffen; een derde, afgodisch en kwalykgeplaatst belang zou hegten ann het lot der wilde beesten, die, ten allen, tyde, het menschlyk geflagt vernield'hebben.  GEVOELEN VAN DEN BERGER JE w & •* ■ M T 9 Gedeputeerden van het Departement ®U PAS DE C A L A I S; Betreklyk de gerechtlyke heóorèelïng van LODEWYK DEN ZESTIENDEN. MEDEBURGER:** TK an Lodewyk de zestiende, volgens-de Co», fidoneele Afte , onderworpen worden aa* eene gerechtlyke beöordeeling, en de ftraf on EINDE VAN HET TWEEDE DE-U  T Jl 3? JE Z DER STUKKEN van het tweede Deels tweede Stuk. (^voelen v.d. Burger C.V.Prost. Gevoelen m D. M. PcUis/ïer. . Gevoelen van M. J- Chcnlcr. . Gevoelen v-d-BurgerP-^AG.^.^ 281. Gevoelen van Ba ar at* Gevoelen van Noël Pointe. * 3°°' Gevoelen van J. C. Poullain-Grand2>r. Z. Pons. . .Ge voele n y^Jean-BonSalnt-André. 435. Ge voelen van L. Louchet. . . . ^5 Gevoelen van A. C. Thibaudeau. . ^8. Gevoelen van den Burger Bertucat. 488. Gf.\ o £ l e n van Z)/V/er fhirïon. , j Gevoelen van Presfavin. Ge voel en van Monmayon. . . . j02' C £ v c e l e n van den Burger J. 31 Calès. 5^ Gevoelen van den Burger £«/*r/. 53o,