HET LEVEN VAN JO HANNES H U S S. Uit het Hoogduitsch vertaald DOOR G. H. R E I C H E, LEERAAR DER LUTHER.SCHE GEMEENTE TE LEYDEN. Met een, over dit Werk, in het Foor' bericht geplaatst oordeel VAN H. MUNTINGHE, HOOGLEERAAR IN DE KERKELÏKB CESC HIEDENISSEN. Te ROTTERDAM, By NICOLAAS CORNEL, 1 7 9 9'   VOORBERICHTE JEJCad ik onlangs het genoegen, de levensbericht ten van Calvyn, Luther en Melanchthon, door my uit het Hoogduitsch vertaald, mynen Landgenoot en mede te deelen, en wier den deeze Werken door hun met eene blykbaare goedkeuring ontfangen ; thands biede ik hun eene F'ertaaling der le* vensbyzonderheden van eenen man aan, die niet flechts als een der eerfte grondleggers van het heilzaame werk der Hervorming , maar ook als een bloedgetuige der waarheid, de achting en aandacht van elk moet tot zich trekken, wien waarheid en godsdienst niet onvcrfchillig zyn. Wie zou niet gaarne eenen man van nader by leer en kennen, die, geenszins uit dweepzieke beginfelen of door eene blinde en onberedeneerde geestdrift vervoerd, maar uit liefde tot de erkende waarheid, met eene edelmtedige ftandvastigheidzyn roemryk en deugdzaam leven op den brandftapel, heldhaftig, eindigde ; eenen man, die wegens zyn edel hart en uitmuntend karakter niet minder, dan om zyne onverdiende, droevige lotgevallen, achting en verwondering verdient! * 2 Htt  IV VOORBERICHT. Het leven van Hufs is, in 'het oorfprongelyk Hoogduitsch,door denzelfden gefchied- en menschkundigen Schryver gefchetst, die de levens der drie voornoemde groote Mannen zoo leerzaam en enderhoudend befchreven heeft. Dit zou, ter aan* pryzing van hetzelve, reeds voldoende kunnen zyn. Dan, zonder te vreezen, dat de herhaaling my tot eenig verwyt zou kunnen verft'rekken, maake ik in dit Voorbericht, gelyk in dat tot het leven van Melanchthon, wederom gebruik van het, over deezen Schryver my fchriftelyk medegedeelde, veel beflisfende, ja, in deeze zaak, alles voldingende oordeel van den voortreftyken en algemeen geachten Hoogleeraar Muntinghe te Groningen {*) , hetwelk woordelyk aldus luidt: „ Toen gy het „ fraie IVerkjen over het leven van Calvyn ver„ taald hadt, was het aanftonds myne begeerte, ,, dat dezelfde Schryver ook op dienzelfden voet „ mogt voortgaan om de levens dier overige uit„ muntende Mannen te befchryven , welke zich „ omtrend dt herftelling van Godsdienst en We~ „ tenfchappen zo zeer verdiend gemaakt hebben: „ 't kwam my toch fleeds zeer belangryk voor, „ dat zy, welke zo veel invloeds hadden op de ver„ lichting en befchavingd es menschdoms, niet al„ leen in hunne bedryven en gevoelens, maar 9, vooral ook in hun beft aan en karakter, meer „ mensch- ' (*) Thans op de Bataaffche Univerüteit te Leyden beroepen.  VOORBERICHT. V „ menschkundig befchouwd, en algemeener be* „ kend werden, dan tot nog toe gefchied was; „ daar de levensberichten van Luther, Melanch„ thon, Calvyti enz. die wy tot nog toe bezaten, „ veelal niet diep genoeg doordrongen tot het ka- rakter dier groote Mannen — iets, dat echter voor de menschkunde en gefchiedenis van 'f j, hoogfte belang is; -— en daar benevens, om veele' oorzaaken, ook niet gefchikt waren om „ tot leesboeken voor het algemeen te ft'rekken. „ Deezen ongenoemden Schryver komt, naar 3, myn inzien, de lof toe, dat hy juist het leven, „ de gevoelens, en de bedryven dier groote Man„ nen van dien kant befchouwd heeft; lerwyl hy „ tevens in zulk een\toon en ftyl fchryft, dat de geleerde zynen arbeid met veel genoegen lezen, ,, ja er zelfs zomts nog welde eene of andere fraie „ opmerking in ontdekken zal, die hy elders te „ vergeefsch zou zoeken; en er tevens de ongelet* „ terde veel nut uit trekken kan, ,, De lezing der levensberichten van Melanch3, thon X geduurig de handelwyze van zyne ambtgenooten met het verhevene karakter van Jezus en zyne Apostelen. Het waste voorzien, welken haatdeeze vrymoedigheid zoude na zich fieepen. Dan dezelve acht een man niet, die door het denkbeeld van zynen plicht geleid wordt. In plaats dat de Roomfche Geestelykheid voorheen zyne yverigfïe belchermfter geweest was, wierd zy nu zyne hevigfte vyandin. Dezelve verëenigde zich met nog eenige Grooten, welken door den yver van Hufs geraakt waren geworden , ftelden een formeel bezwaarfchrifc tegen hem op, en gaven hetzelve aan Koning IVenzel over. Maar aan deezen Heer vonden zy echter den man niet, die hun een gunstig antwoord gaf. De Koning van Bohemen, IVenzel, veel te flim , dan om zich in eene zaak te mengen, waarvan hy geen voordeel had, befchouwde de krakeelen met de Geestelykheid veelmeer als een middel tot vergrooting van zyne macht en zyn gezach. „Gy bezwaart u, aldus liet hy zich te„ gen de vyanden van Hu/s uit, over zyne Straf„ predikaatfiën. De Aartsbisfchop heeft dezelve „ reeds goedgekeurd, wat kan ik er dus tegen „ hebben? Dat dezelve nu tegen de Geestelyk„ hcid zelve gericht zyn, daar zy anders maar „ mannen uit andere ftanden betroffen, maakt in „ de zaak geene verandering. Het geen gy ande„ ren oplegt, moet gy u Jaaten welgevallen, nu „ zelve te draagen." Zoo min welkom en vol- doe-  X 30 X doenende hun d eeze verklaaring was , even zoo min konden zy er iets tegen uitvoeren. Hier by kwam , dat Hufs eene magtige befcbermfter had in de Koningin Sophia. Deeze Vrouw gevoelde voor hem zulk eene hoogachting, dat zy zich in de gewigtigfte gevallen van zynen raad bediende. Daar zy eene Vriendin was van den Godsdienst en ïiet beöeffenend Christendom, moest hy haar dikwyls iesfen geeven over de leerfiellingen van den Bybel , welke zy ge. heele dagen lang met de onvermoeidfte eplettenheid aanhoorde. Hy moest er zelfs toe beiluiten, hoe weinig zin hy er toe had, om haar biegtvader te worden. Alle tegenwerpingen , welke hy van zyne jeugd en onërvaarenheid hier tegen inbracht, wist zy hem op eene wyze te ontneemen, dat by, zonder onbeleefd te zyn, niet langer kon weigeren. Het is ook niet onwaarfchynlyk, dat de Koningin eenigen invloed op het gemelde antwoord van den Koning had , daar zy hem, over 't algemeen, alle mogelyke befchenning deed ondervinden. Zulke gunstige omftandigheden zyn dikwyls in ftaat, eenen man meerder moedig en onderneemend te maaken, dan hy anders geweest zou zyn. Maar Hufs, die niet zoo wel op de Komnglyke onderfteuning, als veelmeer op zyne goede zaak vertrouwde, veranderde deswegen zyn gedrag in 't minste niet. Hy wierd hierdoor noch heviger noch  J< 3» X noch zachter of meer verfchonende jegens zyne vyünden. Zyne pogingen voor deugd en waaren Godsdienst bleven altoos gelyk; flechts ten op. zichte van de grootheid zynes yvers namen dezelve dagelyks tce. En hy genoot ook de belooning van zyne infpanningen. Want hier is belooning voor den braaven , te zien , dat zyne yverige werkzaamheden voor zyne medebroeders van nut zyn. Veele gemoederen kregen nu eene toegenegenheid tot Hufs, en erkenden de noodzaaklykheid eener verandering van leven en wandel. Hufs had over 't algemeen dit byzondere, dat hy met de zuivering van het leven zyne hervorming begon, al eer hy tot de zuivering van het geloof en'de gevoelens overging. Dit deed hem meerdere menfchen winnen, dan wanneer hy dén tegenövergeftelden weg had ingeflagen. Wie op oprechtheid en deugd aandringt en dezelve zelf onveranderlyk uitöeffent — dus redeneerden' zyne Toehoorders — die kan ook in de leer niet dwaalen. Had Hufs met liet eerfle geen begin gemaakt, zyn aanzien zou zoo fchielyk niet ge, vsstigd zyn geweest. VIERDE  X 32 X. VIERDE HOOFDSTUK. Hufs begint eenen Hervormer te worden. T ot biertoe had Hufs niets gedaan, het geen hem tot eenen Hervormer in den eigenlyken zin had kunnen maaken. Hy was enkel een gedrenge Zedenleer'.iar en ia 't byzonder van de Geestelykheid. Gebruiken en gevoelens in de Kerk omver te dooten, vooröordeelen aan te tasten, nieuwe of ten . minden tot hiertoe in vergeetelheid geraakte leerdellingen weder op den troon te herdellen, de hergebrachte leerwyze te veranderen, — dit kwam hem niet in de gedachten. By hem zeiven waren nog geene twyffelingen opgekomen, en kwam er nu of dan eene bedenking in zyn binnende tegen deze of geene kerkelyke mening op, dan was hy nog. veel te angstvallig , om dozelve by zich aan te kweeken of daarover diep na te denken. De Kerk en derzelver leerwyze had by hem den fchyn van onfeilbaarheid. Alle irgevoerde kerkelyke gebruiken donden voor zyne oogen met eenen glans van heiligheid omgeeven, welke hy niet durfde aan te tasten. Met één woord, het viel hem niet in , dat geene te beproeven, het geen hy naelerhand werkelyk uitvoerde. Dua  X 33 X Dus gaat het dikwyls in de waereld. De weinigfte groote vernuften hebben In den beginne geen vermoeden van het geen zy in laatererf tyd tot ftand brengen. Aan een lang te voren genomen en rypelyk overdacht plan is er in 't geheel niet te denken. Geheel toevallig hebben er omHandigheden plaats, wdke hen hiertoe aanfpooren. Zy waren gefchikt tot, en vatbaar voor groote daaden; maar indien zy niet in zekere betrekkingen waren gekomen, indien zekere dingen niet gebeurd waren, die hen tot ondernemingen aanfpoorden, men zoude weinig of niets groots van hen gehoord hebben. Zy gaan hunnen weg langen tyd gerust voort — maar nu gebeurt er iets, het geen hunnen geest, als het ware, eenen fchok geeft. Schielyk komen zy eensklaps uit de duisternis te vooifcnyn, in welke zy voorheen leefden. Zoo ging het ook met Hufs. Het was een toeval, maar een toeval van de ge» wigtigfte gevolgen, dat de koninglyke Huizen van Bohemen en Engeland toen door een huwelyk in verbintenis Honden, en dat beide Natiën hierdoor in eene gemeenfehap geraakten , welke voorheen nooit plaats had. Een gelyk' toeval was het, dat Hierony.nus van Praag, een discipel van Hufs, thands juist van eene reize uit Engeland terug kwam, en de Schriften van Wikhf, eenen Engelfchen Hervormer, niet alleen naar Praag bracht, snar dezelve ook zynen LëerSaf mede deelde'. C Een  X 34 X Een toeval, zegge ik, die in den beginne in 't gïheel niets deed vermoeden. Want Hufs beefde by het gezicht van deeze Schriften, van welker Auteur hy gehooid had, dat dezelve een gevaarlyke Dwaal - Leeriiar zy, die in Engeland menigvuldige fcheuringen had veroorzaakt. Hy deed zelfs den overbrenger van dezelve bittere verwytingen, dat hy zich met deszelfs Schriften ging bemoeien en dezelve naar Bohemen kwam brengen, daar toch, volgens het algemeene gevoelen, dezelve niets dan fchandelyke aanrandingen op Godsdienst en Christendom behelsden. Ach! hoe berouwde de goede man, in laateren tyd, de zonde, iets op enkel hooren zeggen te veröördeélen , het geen men zelf nog niet getoetst en naar deszelfs waare geficldheid onderzocht heeft. En dit berouw volgde wel dra. Want toen hy juist in eene vroome verlegenheid deeze Boeken met eene beevende hand, ongeleezen, wilde terug geeven, verzocht men hem flechts, vooraf alleen eenige regels van dezelve te leezen. Hydecd zulks en vond , toevalliger wyze , juist in het weinige , hetgeen hy las , eene juiste ontleeding van de plichten eens Leeraars van den Godsdienst , zoo als hy dezelve by zich zelven reeds vooraf had overdacht, en ook reeds openlyk geleerd had. Misfchien wist men , dat juist deeze uitlegging met zyne overtuigingen zou overéénftemraen, en men zal deeze plaats wel hebben uitgezocht, om hem  W 35 X Iicrn tot verdere leezen uittenodigen. Men miste zyn oogmerk niet. Hufs nam het befluit, de Schriften, in handen te neemen , met het vaste voorneemen, van geduurig op zyne hoede te zyn, en zich door niets van zyn geloof zoo ligtelyk te laaten aftrekken. Maar wat gebeurde ? De aanvanglyke tegenzin tegen den Auteur veranderde in wantrouwen, wantrouwen in voorzichtigheid, voorzichtigheid in aaunaadering, aannaa* dering in goedkeuring, en goedkeuring in liefde en hoogachting. Hy rustte nu niet eerder, tot dat hy daarmede ten einde was, en een: „dat ,, had ik '-liet gedacht!" was ook hier de uitroeping , welke gcmeenlyk de belydenis van eene zwakheid influit. Hy vond, wel is waar, in dezelve geene nieuwe waarheden, die hem, voor een groot gedeelte zeiven voorgekomen waren, maar nogtkans alles door nieuwe gronden onderfteund en eet eene nieuwe kracht voorgcfteld. Het was een gevoel van fchaamte van de gevocligfle foort, hetwelk hem ieder keer bekroop, zoo dikwyls hy zich aan het harde oordeel herinnerde, hetwelk hy van te voren over den Engelsman geveld hfid. Hoe dikwyls verzocht hy, in zyne gedachten, by hem vergiffenis, met eene weemoedigheid , waarmede men niet ligtelyk vergiffenis kan verzoeken! Hy vreesde, dat men met andere vrienden van waarheid even zoo handelen en de* C 2 zei  X 36 X zelve zonder onderzoek, veröordeelen zoude! Hoe dikwyls hield hy deze droevige ondervinding alle zyne Vrienden tot eene altoosduurende waarfchuwing voor de oogen! Hoe innig dankte hy God voor het gelukkig oogenblik , in hetwelk hem deeze Schriften het eerst wierden medege* deeld ! Zulk eene omwenteling in het binnenfte van de ziel had nog nooit by hem plaats gehad. Hy gevoelde een nieuw leven en nieuwe kracht. Indien het in 't algemeen aangenaam is, daar, waar men langen tyd vreesachtig en angstvallig is te werk gegaan, onverwachts eenen man te vinden, die nog meer gewaagd en in 't werk gefield heeft, dan was het voor Htifs de grootile geïustftelling, optemerken, dat hy niet alleen voor de goede zaak yverde, maar dat Wiklef reeds meerdere misbruiken ten toon gefield en dwaalingen had aangetast. Deeze waarneeming, die voor een tedergevoelend, angstvallig en van allen hoogmoed verwyderd hart zoo aangenaam is, gaf hem nieuwen moed en vastigheid. Hy wilde nu alle de Schriften van Wiklef bezitten , en las van tyd tot tyd, ook dezulke, in welke van geloofszaaken gefproken wierd, zonder ergernis of aanftoot. Het was een 'geluk, dat hy het eerst die Schriften in de hand kreeg, waar Wiklef tegen de verwaarloosde kerkelyke tucht yvert. Want  X 37 X Want hierin hadden beiden eenerlei gevoelens. Hierdoor had Wiklef by hem zoo veel vertrouwen verworven, dat Hufs hem ook in de overige leerftukken gelyk gaf, en zoo doende van flap to t ilap verder geleid wierd. Hufs gevoelde het, hoe veel ky aan deezen zynen Leeraar te danken nebbe, dat hy Wik lef eenen Engel noemde, die van den Hemel gezonden zy, om het menschdom1, na eene lange duisternis, wederom te verlichten. Het behoeft naauwlyks te worden aangemerkt, welk eenen invloed deeze nieuwe kennismaaking op de poogingen van Hufs had. Was hy reeds te voren al het geen hy voor onrecht hield manmoedig te keer gegaan, deeze moed had thands eenen nieuwen aanwas gekregen, doordien zyne kundigheden vermeerderd waren. Onveranderlyk poogde hy, zo wel in de Lesfen, welke hy aan de Studenten gaf, als ook door Predikaatfiën by het Volk, duisternis in licht te veranderen. Hy onderzocht en dacht geduurig meer na over de waarheden, welke de Bybel behelst, en fcheidde dezelve van de byvoegzelen af, welke volgens zyn begrip uit den Bybel niet beweezen konden worden. Het meest yverde hy tegen zulke dwaalingen , welke eenen nadeeligen invloed op het doen en laaten dermenfchen hebben. Waar iemand aan zynen plicht zich onttrekken , en onder den dekmantel van den Godsdienst gebreken verönt-. C 3 fchuj-  X 3» >< fchuldigen wilde, die had zynen toom te vreezen. Gelegenheid tot misnoegdheid veroorzaakte hem derhalven het trouwloos en ichandelyk gedrag van de Praagfche Katholyke Geestelykheid tegen den Koning Wcnzel, Daar deeze Heer een Oostenrykfch gevangene geworden was , bediende dezelve zich van zyn ongelukkig lot, ten einde zyne macht geheel en al te beperken. Hier vond Hufs aanleiding , de toen geheel nieuwe leer intefcherpen , dat de Geestelykheid van de plichten jegens de Overheid geenszins zy uitgezonderd; dat het Ichandelyk zy, van de gehoorzaamheid omtrent dezelve zich te willen los maaken, wanneer dezelve buiten flaatzy, ongehoorzaamheid te ftraffen enz. Dit waren al te bittere waarheden, welke men hem zekerlyk nu reeds zoude hebben behaald gezet, indien niet de Koning, tot zyn geluk, onder betere vooruitzichten naar fiohemen teruggekomen, en het zynen vyaft. den onmogelyk gemaakt had , den verdeediger van zyne rechten nadeel toetebrengen. De terugkeering der Praagenaars tot gehoorzaamheid jegens den Koning was zelfs gedeelte". Jyk aan Hufs toetefchryven. De yver, waarmede hy de burgerlyke plichten op den Predikftoel aandrong, de warmte, waarmede hy inzonderheid voor-den Koning fprak, het tafreel van  ):( 39 X de droevige gevolgen, welke de wanorde geduurende de afwezigheid van den Koning gehad had, de herinnering aan het ongeluk van eenen Staat, in welken ten ieder regecren en niemand gehoorzaamen wil , maakte op alle gemoederen zoo veel indruk, dat vrede en eendracht tusfchen den Koning en zyne Onderdaanen wel dra we« deröm herfteld waren. C 4 VYEDE  X 40 X VYFDE HOOFDSTUK. Hj m Zkk * P««sïyke Aflaatpreeken. Maar thands gebeurde er iets, Waardoor hv z ne Aflnatpreekers gezonden, welke voor een b Paa d geld kwytfchelding van de kerkelyke ft af! fen, doorzwaare nnsdaaden verdiend, Jdeelden D bron van deeze handehvyze was , gelyk by' voorgangers, hebzucht. Eene ondettd welke overal „aar voldoening omziet. ul fdl «*:-ive was van de nadeeligfte gevolgen Wan h erdoor wterd deeze fchandeiykebygel^lh!S bracht, als 0f meD, tegen betaaling van eene zekere (bmme gelds, voorGod van alle zondenword vry ebroken en ongeftraft kon vportzondigeu En welkmenschvaneen gezond.oordeel kan w , dezen waan met e denkbeelden van Gods heilig ^ rechtvaardtghad overéénbrengen. Wie veVc rikt met, wanneer hy de gevolgen zelfs „ppervï g beree ent, welke ten aa„2ien va„ ^ g deugd en zedelykheid daaruit moeten voortkomen ' Bovendo had dit misbruik ook op den welvaart van den Slaat den nadeeligfen invloed. Een Land, waar  X 4% X waar men dit bedrog vergunde, wierd van eene qnnoemlyke fomme gelds beroofd , welke in de Pauslyke Schatkist vloeide, zonder ooit uit dezelve terug te keeren. Hoe fterk ook de Koning van Bohemen, ora de laatstaangehaalde reden , zich thands daar tegen verzette en den Pauslyken Gezant zulks trachtte te beletten, zoo welkom was integendeel het be. vel van den Paus aan de Roomfehe Geestelyk" heid, die van dien affchuwelyken woeker voordeel hoopte te trekken En ziet 1 de laatfte zegepraalde , en in weerwil van het Koninglyk protest, maakten de zondenverkoopers eene groote hoeveelheid van geld uit het Land. Alle verftandJge en weldenkende mannen murmureerden hier over, maar niemand had moeds genoeg, zyn gevoelen daaromtrent openlyk aan den dag te leg. gen. Hoezeer zy zulks ook werkelyk afkeurden, ftonden zy echter, uit hoofde van hunne belan' langen, in bedenking, zulks openlyk te mispryzen en de algemeene welvaart te behartigen. Ach ongelukkige gewoonte , daar te zwyg-n waar men fpreeken moest , en uit eene laage' menfchenvrees zich den mond te laaten floppen hoe veel duizendvouwdig kwaad is daardoor aangericht! Hoe veel goeds is daardoor gehindert! Ach die blodaarts , die voor elk ruifchend blad beeven en terffond alles meenen verboren te hebben, wanneer zy hunne ftem voor de goede C 5 zaak  X 42 X zaak verheffen ! Heii zy u, deugdzaame Hufs; gy behoorde niet tot die verachtelyke zoort van menfchen ! Want toen niemand fpreekcn wilde, betrad hy op Zondag den Prcekfloel, terwyl juist eene groote menig'e van menfchen tut alle .Tanden om hem vergaderd was, en verhief zyne dondeiftem tegen dit affchuwlyk misbi uik mee eenen nadruk, die alle harren doordrong. En wat kan eene nadruklyke Redevoering niet uitwerken? ~- Hier had dezelve de onverwachte uitwerking, dat van dit oogenblik af weinig menfchen van de aanbieding der Aflaatverkoopers gebruik maakten. De Redevoering van Hu/s ging van mond tot mond. Zelfs ongelcerden wisten het eikanderen te vernaaien, wat hy gezegd had. Ook diegenen , welke niet tegenwoordig waren geweest , wierden daardoor overtuigd. En het geen den^ Koning onmogelyk was geweest, dat was voor Hufs mogelyk. Moeite behoefde het hem wel niet te kosten, om gronden op te zoeken , ten einde zyne Toehoorders te winnen. Dan hierin fteKen wy ook zyne verdienste niet. Andere konden hetzelfde doen, maarzy wilden niet. „ Het is zo klaar als de Zon, zegt hy, dat dit „ misbruik met de uitfpraaken van den Bybel ,, niet kan overééngebragt worden. Want overal „ wordt in denzelven de vergeeving van Zonden ,, van eene oprechte verbetering en verandering „ van gezindheden afhanglyk gemaakt. Maar ., wat tegen de Schrift lïrydt, kan ook de Paus „ niet  >; 43 x ,, niet gebieden." Dit was de manier, op welke hy zich hier over uitliet. Hy die een beflisiende overmacht heeft fhat dikwyls verwonderd dat zyn veel zwakkere pany het waagen durft, tegen hem zich te verzetten. Zoo Mond den Aartsbisfchop met zynen aanhang verbaasd, niet zoo wel over de zaak zelve, voor welke hy nog geheel onbevreesd, was , als veelmeer over de ongelooflyke yrypostigheid van eenen geringen man, die tegen hem opliond. Hy meende, dat hy hein oogenbliklyk ter aarde nederitorten en tot zynen plicht zoude kunnen doen wederkc-cren. Maar toen hy zag, dat door deeze Boute daad die woeker werkelyk wierd gefluit, was hy zelf onzeker, of hy den aflaathandel eerder wederom wilde op de been helpen, dan cf hy terder op eene gloeiende wraak tegen Hufs wilde bedacht zyn. Beide hield hy voor even noodzaakiyk. Beide had ook zeer wel met elkauderen kunnen gepaard gaan. Maar geen van beiden kou de Aartsbisfchop in 't werk fteiien. Ten opzichte van het eerfte had hy het algemeen gevoelen tegen zich , hetwelk nu eens door de Prédikaatfiëli van Hufs tegen den Aflaathandel ingenomen was. En tot het tweede was er insgelyks groote voorzichtigheid nodig, daar Hufs van eefi groot gedeelte van het Volk, ja zelfs van den Koning, zoo veel liefde en onderfleuning genoot. ZESDE  X 44 X ZESDE HOOFDSTUK. Hy wsrdt in het 'verfcHÜ met de Duitfcks Studenten ingewikkeld. Dun wie wraak wil oeffenen, vindt dezelve gemaklyk', ten zy hy zeer zwak van geest zy En hoe had het de Roomfche Geestelykheid ooit aan list en fchranderheid ontbroken, wanneer het nodig was om gelegenheid tot wraaköeffening te zoeken ? Vyanden verëenigen zich ligtelyk op bet naauwfte , wanneer hun gemeenfchaplyk belang verëischt. eenen derden te benadeelen. Men ver» toone hun flechts eene zvde, waar hunne verbintenis tot vernedering van eenen nieuwen vyand noodzaakiyk is, en het is gemaklyk , hen voor dat oogenblik te verzoenen. Zoo wierd de Aartsbisfchop en zyn aanhang met de Duitfche Heeren van de Univerfiteit te Praag weldra verëenigd, hoe dubbelzinnig ook anders hunne betrekking was, zoo rasch hei er op aankwam, eenpaarig op Hufs aantc-a'ien. Men overleide gemeenfchaplyk, dat men Huft niet gevoeliger kon beleedigen , dan wanneer men het daarheen bracht, dat de Univerfiteit de Werken van Wiklef als kettersch en dwaalend veroordeelde. Men hoopte zelfs alsdan weldra gelegenheid te verkrygen , dat men hem zei-  X 45 X zelven, die met Wiklef'm alle dingen overéén* (temmend leerde, tot verantwoording kon roepen. Hun plan mislukte niet. De DuitCchers op de riniverfitek haatten Hufs al te zeer als eenen man , wiens geleerdheid en aanzien hunnen roem verduisterde en hun het overwigt over de Bohemers betwistte, dan dat men hen niet fchielyk had kun. nen overhaalen. Hoogmoed en gierigheid boden dus thands eikanderen de handen, om den genen te onderdrukken, die beiden in den weg was. Boven Huf trok een onweder zamen, het geen hy niet verwachtte. Het was de 18 May 1403, toen vyf-en-veertig Artykels uit Wiklefs Schriften in eene opcnbaare Academifche byéenkomst voor kekersch verklaard, en alle met het vuur bedreigd wierden, die het waagen zouden, dezelve te verdeedigen. Deeze Artykels behelsden verder niets; dan verbeteringen van de kerkelyke tucht en voorflagen tor affcbaffing van veelerhande misbruiken. Alhoe* wel men Hufs met geen enkel woord genoemd had, was het toch niet moeilyk , te raaden, tegen wien men eïgenlyk te vefde^rokT Het gevoel van het onrecht, 't geen men Wiklef aandeed, de openbaare bezondiging tegen de waarheid, de kenneJyke oorzaak van dit befluit, de ontzachlyke verbittering , welke hierin doorftraalde — dit alles zamen genomen, ging onien Hufs zodanig ter harte , dat het hem wezenlyk moei-  X 4Ö X moeite kostte, moed te houden en zynen beftormden ge..-st op te beuren. Dan een vriend van w.-.arheid kan nooit zinken. Reeds de gedachte: ik lyde voor de waarheid, geeft hem eene verkwikkender en machtiger vertroosting, da.i alle zoetvloeiende vlyëryen aan den baatzuchiigen huichelaar en ryken deugniet kunnen verfchaffeu. Het geeft de Ziel eene nieuwe veerkracht, en verlevendigt alle geestvermogens, het verheft ons tot eene gelykvormigheid met God, wanneer men tot zich zelven zeggen kan, dat men noch iets ter bevordering van waarheid cn deugd heeft medegewerkt. Deeze zoete en wenfehenswaardige bewustheid genoot onze Hufs in eene ruime maaie. Geduurig zagen meerdere het onrecht in, hetwelk men hem aandeed. Geduurig wierden meerdere van de innerlyke waardy cn voortreflykheid van zyne leerfteilingen overtuigd. Geduurig gevoelden meerdere in dezelfde maate hoogachting voor hem, in welke zy zich genoodzaakt vonden, hem hunne goedkeuring te fchenkcn. Hiertoe behoorden twee Engeifchen , die in het jaar 1404 naar .Praag kwamen, om met Hufs en deszeiis Vriend Hieronynus kennis te maaken. Jakob en Konrad van Kar.terbury — dus zullen hunne naamen zyn geweest — waren een paar ichraidere «ernuften, die reeds in Engeland Wiklejs Schriften befludeerd hadden , en thans met  X 47 X giet Hu/s dikwyls daar over fpraken. Het was hun vermaak, by alle openlyke ondervragingen en redentwistingen van de Univerfheit niet alleen tegenwoordig te zyn, maar ook zelve daaraan deel te neemen. Zy muntten hierin dikwyls zodanig uit, dat hun naam wel haast algemeen bekend wierd. Zelfs de nyd, die anders zoo gaarne alles verkleint, kon hun den roem niet ontneemen, dat zy groote talenten en zielsvermogens bezaten. In 't byzonder leidden zy geduurig het gefprek op de betwiste punten van den Godsdienst en wierpen vraagen op, welke de aangemaatigde macht van den Paus cn het gedrag van de Roomfche Geestelykheid betroffen. Hunns fcherpzfnnige en treffende tegenwerpingen, hunne genoegzaame gronden, waarmede zy altyd gewapend waren, brachten hunne tcgenparty niet zelden in de grootfle verlegenheid. Dit en de omftandigheid, dat Hufs met hen in verbintenis Mond, was genoegzaam, om hen gerechtelyk optehaalen. Maar behalven andere gepaste uitvluchten , wisten zy door de verklaaring, dat het hun oogmerk in 't geheel niet zy, dwaal■ leeringen te verfpreiden , maar dat zy zelve hierin terechtwyzing begeerden, en door gronden en te- gengronden tot zekerheid wilden komen, alle ver- / 3 antwoordelykheid te ontduiken. Des niet te min wierd hunne vrymoedigheid, in weerwil van de ernstige beltraffing , waarmede men hua tósnet i ge-  X 48 X geduurig grooter. Eene verklaaring, welke de Univerfiteit te Oxford in Engeland ter eere van haaren Wiklef en tot lof van deszelfs geleerdheid zo wel als van zyn onberispelyk gedrag had doen drukken , boezemde deeze twee Engelfchea te Praag op nieuw den moed in, de grondbeginfelen en leerlïellingen van Wiklef te verdeedigen. Zy lieten niet na, openlyk en in 't geheim, dwaaliugen, die Wiklef en Hufs reeds bdïraft hadden, fcher'pzinnig te onderzoeken. Zy fpotteden mi en dan over het buiteofpoorig gedrag van de Katholyke Geestelykheid, over de aanmaaiigingen vin den Paus enz. Dan door eenen inval, dien zy nog al gelukk'g ter uitvoer brachten, bereikten zy hun oogmerk beter , dan door alle grondige redentWisüngen. Dezelve was ten minften met fchranderheid na de vatbaarheid van 't gemeene Volk berekend. De Engelfchen verzochten naamenlyk aan hunnen Hospes, dat hy hen wilde vergunnen, eene Zaal in zyn Huis met Schilderyën te veriieren. De Hospes, die geen kwaad vermoeden had , was hiermede te eerder te vreden, hoe meerder winst hy van hunne ruime beurzen had. Maar had hy kunnen vermoeden , het geen zy thands in den zin hadden, hy zou zich voor veel geld daartoe niet hebben laaten omkoopen. De gaandery van beelden , die zy thanda vertoonden, was de volgende. Op de eene zyde wierd  X 49 X wierd een fchildery geplaatst, hetwelk Jezus in dat tyddip vertoonde, toen hy, geheel arm en zonder pracht, op eene Ezelinne rydende, in Je« ruzalem introk , en zyne jongers blootvoets, en eveneens zonder pracht, hunnen Leeraar vergezelden. Op de andere zyde zag men den Paus op een fraai, met goud en edelgefteenten verfierd Paard optrekken. Voor hem reden Soldaaten met zwaarden en fpietfen. Daarop volgde een Choor met trompetten en keteltrommen, en achter aan diklyvige Kardinaalen, aan wiers opfchik pracht en zwier verfpild was. Dit frappante zamenvoegzel van eenvouwdigheid en weelde, liet ook aan den domden mensch geenen twyffel overig omtrent den zin van dit ftuk. De gedachte was te wel verzonnen, dan, dat dezelve het bedoelde oogmerk gemist zoude hebben. Niets kon het gezach van den Paus en zyne Aan» hangers, by het gemeene Volk meerder afbreuk doen. Alles droomde toe , en wie het gezien had , lokte gewis tien anderen om het te zien. Het was grof en flecht gefchilderd, maar het maak. te meerder indrukken, dan het voornaamiTe en kondigde fchildery. Want het is bekend, dat het in veele gevallen veel meer uitwerkt eene zaak belagchlyk te maaken, dan dezelve bondig te we. derleggen. Het moet een aartigheid voor den opmerkzaamen waarneemer geweest zyn, de verfchillende D ooi"  X 50 X oordeelvellingen van de vergaderde menigte over de vertoonde ftukken optemerken. Elk openbaarde door zyne wezenstrekken, oogwendingen en beweegingen , zyn karakter en zyne gedachten. Hier ftond er dén in eene flomme verbaasdheid verzonken ; ginds vertoonde één ander esn beden» kelyk gelaat. Hier verbergde de één zyne ontevredenheid; ginds moest één ander van lagchen het uitbersten. Hier nam de één een diep (tilzwygen in acht; ginds begon één ander een gefprek met zynen buurman. Hier broeide een Monnik heimelyke wraak, ginds liet zyn Collega zich meer luidruchtig hooren. ,, Neen, dat is te erg!" riep de Geestelykheid, en zwaar zou haare onverzoenlyke haat de beide Engelfchen getroffen hebben, indien zy niet ter goeder tyd zich hadden weggemaakt. Thans waren Hufs en zyne Vrienden aan haare vervolgzucht blootgefield , welke men verdacht hield dat eene heimelyke verftandhouding met hun had — hetgeen ook niet onwaarfchynlyk is — maar die er ook in eenen goedkeurenden toon van zouden gefproken hebben. Geen fchimpnaam was te onteerend, geen oogmerk te laag, geen gedachte te onedel, welke men aan hem niet toefchreef. Vyanden van het Christendom , verachters van God, oproermaakers, vredesverlToorders, uitvaagzelen van het Menschdom — dit alles moesten zy zyn, enkel daarom, om dat zy het ergerlyke, aan-  ):C JI K aanflootelyke leven van de Geestelykheid met d« edele eenvonwdigheid en den nederigen wandel van Jezus en zyne Apostelen gewaagd hadden te vergelyken. En by deeze beleedigingen bleef het nog niet. De man zou het duur betaalen, het geen op zyn bedryf gefchied was. Men liep tot den Aartsbis fchop en van deezen tot den Koning en van deezen weder tot den Aartsbisfchop. Beiden gaaven weinig vertroostende antwoorden. De één, om dat hy niet konde , hoe gaarne hy ook Hufs en zyne aanhangers oogenbliklyk verdelgd had. De ander , om dat hy niet wilde. Ei! fprak de Koning , laat Hufs zynen gang gaan ! deeze „ gans zal my nog gouden eieren leggen." Eene zinfpeeling op den naam van Hufs, die in de Boheemfche taal eenen gans beduidt. Van deeze zyde was dus tegen hem niets te beginnen, maar van eene andere zyde des te meer. Zo dra men eenen man waaraan veel gelegen is van zyn ambt wil ontzetten, wendt men zich pf naar boven, of naar beneden. Het eerfte , naa. menlyk, hulpe by den Koning en de Grooten van 't Ryk te zoeken, hadden zy thands te vergeefsch, beproefd- Het tweede bleef hun nog overig, naamelyk het Volk en de Studenten tegen hem optezetten , en kwaade gedachten van hem te verfpreiden, Van deeze elendige kunst bedienden zy zich met een gelukkig gevolg. Ik weet zelf D a niet,  X S2 x niet, of de manier, op welke zy hun oogmerk bereikten, of zy zelven , meer onzen affchuw en verontwaardiging verdienen. Met de zoetste vleitaal, met een geveinsd gelaat van Vaderlandsliefde , met eene gemaakte nederigheid , met een fchynbaare hartelyke liefde voor den Godsdienst, ja zelfs met de onbefchaamdste leugens wisten zy veele gemoederen van Hufs aftetrekken, welke voorheen met alles, wat hy leerde en deed, volkomen te vreden waren. Reeds fmeulde de vonk van tweedracht! Reeds wilde de vlam opkomen, tot dat zy eindelyk in het jaar 1505 in een werkelyk vuur overal uitberstte. Het kwam thands tot openbaare vyandlykheden tusfchen de Duitfche Studenten, tot welke zich dan een grooter, dan een kleiner hoop van het Volk voegde, gelyk ook van de Bohemers en de aanhangers van Hufs. De laatfte zag deeze verwyderingen , als een vriend van eendracht en rust, niet onverfchillig noch onledig aan. Nu eens boezemde hy zynen vrienden verdraagende en lydzaame gevoelens in, dan vermaande hy de vyandlyke party tot vrede. Dan door dit alles verkreeg hy verder niets, dan dat hy des niettegenftaande als de auteur van alle twisten by de kwalykgezinden te boek Hond. Met hetzelfde recht, waarmede men den onderdrukten, die zyne eer tegen onverdiende aanrandingen redt, de fchuld  X 53 X fchuld kan geeven, wanneer twisten daaruit ge« booren worden. Het is waar, zyne aanhangers, de Bohemers mogten nu of dan wel iets zeggen of doen, het, geen hunne tegenparty nog meer kon verbitteren en de goede zaak benadeelen. Tot deeze verdenking gaf de vriend van Hufs , Hierotiymus , byzondere aanleiding. Jonge, driftige mannen kunnen het minst onrecht gedoogen. Een van deeze was Hierotiymus. Maar Hufs, die zyn opvliegend, zeer aandoenlyk temperament kende en de fchandelyke gevolgen van hetzelve kon bereekenen, rustte ook niet eerder, tot dat hy hem voor eenen tyd uit Praag verwyderd en tot eene nieuwe reize buiten 'sLands overgehaald had. Een voldoenend bewys van de vredelievende denkwyze van onzen Hufs. Hierby kwam, dat met de zaak van den Godsdienst, welke men eigenlyk voorgaf te verdeedigen , ook andere oogmerken vergezeld gingen. Dikwyls genoeg, was de Godsdienst alleen de overrok, waaronder men andere gedaanten wilde verbergen. Aan de Bohemers was het reeds lange* een Heen des aanftoots geweest, dat de Duitfchers op hunne Vaderlandfche Univerfiteit meerder begunstigingen en voorrechten genoten, dan de Inboorlingen. Zy geloofden dus, dat zy enkel voor de rechten van hun Land ftreden, wanneer D 3 Zy  X 54 X zy met Hufs tegen de Duitfchers zieh gemeenfchaplyk verzetteden. Maar zo dra die genen , die zich met iemand vereenigen, liog meerdere oogmerken willen doordryven , dan hun bondgenoot — kan dan wel de laatfte de gemoederen van de overigen zodanig hefluuren, gelyk hy wil ? Of kan hem dan alles tot fchuld worden gerekend, wat zyne aanhangers doen? — Dit vergeet men inderdaad te overweegen, wanneer men Hufs voor den auteur vr.n deeze onlusten wil uitkryten. Hoe weinig Hufs dezelve goedkeurde, ziet men ook daaruit, dat hy de zynen aanfpoorde, de zaak in verfchil aan den Koning ter beflisfing overtegeeven en op de dringendste wyze orn deszelfs bemiddeling te verzoeken. Maar deeze Heer toonde hierby eene onverfchilligheid, die, wel is waar, met zyn karakter overédnkomstig, maar toen ter tyd geheel Onverklaürbaat was. „ Wy kunnen ligt gedoo- gen, gaf hy tot' antwoord, dat de Bohemers ,-, met de Duitfchers plukhaken!" Eene uitfpraak, die duidelyk genoeg te kennen geeft, dat hy uit deeze fcheuringen voordeel hoopte te trekken. Maar dit onvergeeflyk gedoogen werkte op beide partyën meer ., dan hy in 't begin vermoed had. De Duitfchers' hadden nu van de zyde van den Troon niets te vreezen, en konden zich aan alle befluiten overgoeyen , welke hunne vervolgzucht en  X 55 X en hunne driften hen ingaaven. En de Bohemers vonden nu nog alleen in hunnen moed en in hunne krachten het middel van tegenwicht om gevaarlyke aanrandingen aftekeeren. De gemoederen wierden van weerskanten meer en meer verbitterd. Mee woorden te vegten, voldeed hen niet langer. Men voorzag zich van waapenen en het kwam in- het jaar 1406 , op de zogenoemde fruitmarkt te Praag werkelyk tot een gevegt, in hetwelk buiten negen perföonen , die op de plaats dood bleeven, nog veele andere gevaarlyk gewond wierden. De Duitfchers meenden , dat zy de overhand hadden behouden , om dat aan hunne zyde de minfien gebleven waren , en fpotteden, zegen1pralend, met de overwonnenen. De Bohemers verdroot deeze befchaaming, en zoo doende wierd de zaak hoe langer, hoe erger. De Koning zag nu wel in, dat hy zich in de gevolgen misrekend had, en dat het zyn .plicht geweest ware, eerder met zyn gezach deeze onlusten voorteko,men. Dat hy zich niet in de verfchillen mengde , was hem niet kwalyk te neemen. Maar toen het tot eene openbaare rustverftooring en tot groote dadelykhaden kwam , had hy met zyne macht tusfehen beiden moeten komen. En des niet te min nam hy er ook thands nog geen deel in, om dat hy vreesde, de eene party nog »eer te verbitteren, wanneer hy zich voor de andere D 4 ver-  X 56* X verklaarde. Even zoo min kon Hufs in den wensch van de Bohemers toeiTemmen, die niet eerder wilden rusten, tot dat zy, met de wapenen in de haud hunne rechten hadden doen gelden. Dit was reeds op zich zelven eene dwaaze onderneeming, daar het getal van hunne tegenparty veel grooter was, maar nog meer, om dat Hufs alle aanmatiging van macht als onrechtmatig verwierp. Inmiddels dat de Duitfchers in vereeniging met de Roomfche Geestelykheid, zich nog geduurig iedere foort van befchimping en fpotterny tegen de Bohemers veroorloofden, en ieder van de laatften, die zich alleen in \ openbaar zien liet, door hun wierd aangerand, was Hierotiymus van zyne reize terug gekomen. Zyne geheele Natie drong nu by hem, en door hem by Hufs zelven, om ernflig bedacht te zyn, dat men zyne eer moest handhaven. Lang bedacht men zich, maar men kon niets uitvinden. Er wierden plannen ontworpen en wederom ter zyde gelegd. De één wilde raad geeven, en kon het niet; de andere kon het, maar zyn raad wierd niet aangenomen. Ondertusfchen behoord het overleg langzaam te zyn wanneer de hoofden eene zoo verfchillende denkwyze hebben. Hufs en Hierotiymus verfchilden, gelyk moed en vermetelheid verfchillen. Had mea den laatften altoos gevolgd, dan ware het reeds lange weder tot vyandelykheden gekomen. Huft  X 57 X Hnfs nam het befluit, in deeze droevige omflan* digheden zich tot den Koning te wenden, en, hem de hagchlyke gefteldheid van zaaken voor oogen te ftellen, in welke zyne onderdaanen zich bevonden. Daar nu, aan de andere zyde, de Duitfchers met foortgelyke klachten by hem aanhielden, gaf de Koning tot antwoord, dat beide partyen zich moesten vereenigen, anders zou hy, tot hunne vernedering, zynen Kok tot Rector van de Univerfiteit maaken. Een grap, die by eepe zoo belangryke zaak, zyn oogmerk geheel en al deed mislukken, en van de Duitfchers nog al meer gebezigd wierd, om de Bohemers te vernederen. Eindelyk vonden de laatften in hunne verlegenheid een middel uit, hetwelk ook zelfs de goedkeuring van Hufs weg droeg. Men kwam naamenlyk hierin overéén, dat men alle befchimpingen van de Duitfchers zich wilde laaten welgevallen , indien men de al te verre uitgeftrekte rechten van dezelve in Univerfiteits-zaaken een weinig wilde beperken. Wanneer naamenlyk by de Univerfiteit een Ambt begeeven, of iets anders befloten en er over geflemd zoude worden, dan hadden de Bohemers , als de Inboorlingen van het Land, maar één Item, en de Beyerfche, Polen en Saxen , — welke men gezamenlyk onder den algemeenen naam van Duitfchers begreep — hadden drie ftemmen. Van de laatften D 5 hin.  fX 58 X hingen dus alle inrichtingen , verkiezingen en ambtsbegeevingen af. Nu hadden de Bohemers den oorfpronkelyken brief der oprichting van de Praagfche Univerfiteit opgezocht , in welken uitdruklyk bepaald werd: de Keizer gebied, dat dee* ze nieuwe Hooge School geheel naar die van Parys zou ingericht worden. Maar in de Academie te Pfirys hadden de Inboorlingen drie, en de Buitenlanders maar ééne flem. Dienvolgens dachten zy, dat het billyk en met den wil van den Stichter overdénkomltig zy, dat hun dit recht ook toekwam. Om dit recht te verdeedigen, fpanden zy alle kragten in. Het was de elfde May van het jaar 1408, op welken dag de geheele Univerfiteit vergaderd was, om eenige opengevalle Ambten wederom te vervullen. Hier zou Hufs in den naam van zyne Natie fpreeken en kunne rechten doen gelden. Hy deed zulks. Met eene warmte , die zyn binnenfle doordrong, met eene openhartigheid, welke niemand ontzag, trad onze Hufs voor deeze tallooze menigte op en verklaarde : dat de tegenwoordige „ inrichting der Univerfiteit met de eerde grond- legging van dezelve- niet overéénftemde; dat „ wel in den beginne, by het gering aantal van Bohemers, aan de Duitfchers meerdere Hemmen „ Staren overgelaaten; maar. dat het thands, by ,. de vermeerdering van de Inboorlingen , ten „. uiter.fkn onbillyk zy, dezelve geheel en al van „ de  X 59 X ,, de Buitenlanders afhang]yk te maaken; dat de „ Duitfchers van hunne begundigingen het fchan,, delykfte misbruik hadden gemaakt; dat aan de Bohemers alle gelegenheid tot bevorderingen en „ tot eerambten ontnomen wierd; dat bykan's nooit', of toch zeer zelden een Bohemer van „ geboorïe op eene Boheemfche Univerfiteit Rector of Decanus geworden zy; dat hun geest door „ de ontnomen hoope, om hunne Natie ook eere „ aantedoen , ter nedergedrukt wierd ; dat het „ geen wonder zy, wanneer onder hun alle lust en liefde tot de weetenfchappen en de ijver, om „ iets groots en' uitmuntends uittevoeren, onder- drukt en uitgedoofd wierd enz." Maar wie onder myne Leezers raadt niet reeds de uitwerking, welke een zodanig voordel op de gemoederen der Duitfchers hebben moest? üpzetlyk hebbe ik alle gronden, waarop de bewyzen van Hufs deunden, volgens de orde aangehaald, ten einde een ieder in daat te dellen , over de rechtmaatigheid of onrechtmaatigheid van zyne eifchen zelf ts kunnen beflisfen , al ware het ook flechts, om ons zedekundig- oordeel te oeffenen. — Hy die weet, dat de mensch gewoonlyk eerder alles waagt, eer hy zich van zyne rechten en voorrechten laat bercloven, al waren dezelve ook op de onrechtvaardigde wyze verkregen, voor dien zal eene bcfchryving van den indruk , welke zyne Redevoering maakte, geheel overtollig zyn. Al-  X 6o X Alles fprak hem tegen, alles geraakte in woede. Men ging, zonder iets te beflisfen, zoo wederom naar huis, gelyk men gekomen was, flechts met dat onderfcheid, dat haat en verbittering zeer toegenomen waren. By beide partyen was bet van dat gevolg, dat men zich naauwer verbond en met eene des te groorere vastigheid het befluit nam, zyn ftuk te blyven volhouden. „ Thands of ahyd verloren" riep men van weerskanten. Ieder een wachte nu met eene ingefpannene opmerkzaamheid , wat hierop zoude volgen. Waar maar twee menfchen in Praag zamen gingen, fprak men ook van de nieuwe gewigtige verfchillen, en er was niemand, die nie£ de ééne of de andere party ge» kozen had. De tegenparty van Hufs wreekte zich terflond hierdoor, dat zy hem op nieuw verketterde, endoor eene zaak, die met den Godsdienst, hoegenaamd, niets gemeen had, echter met denzelven te verbinden. Zy verdoemden thands wederom, in eene academifche zitting, de leeringen van Wiklef en zyner geloofsgenooten, om, als het ware, te toonen, dat aan eene party, welker hoofd een dwaalleeraar en ketter zy, onmogelyk meerdere rechten en vryheden mogten worden toegeflemd. Deeze elendige wraak moest Hufs nog al yvenger doen worden, om eene ongeregeldheid te fluiten, welke enkel in de onbepaalde macht van zyne tegenparty haaren grond had, ea welke by de Aca-  X tfr X Academie, door meerderheid van Memmen, alle» kon doordryven. Echter bleef zyn voornemen onveranderd, om, zonder raadpleeging met den Koning, en zonder deszelfs bevelen niets eigenmagtig te onderneemen. En het fcheen, als of hy voor deeze keer by hem meer gehoor vinden, en de Bohemers zouden zegepraalen. Zyne tegenparty vernam dit naauwlyks, of zy nam ook reeds in het geval, wanneer de Koning zich werkelyk voor de Bohemers verklaaren en hunne rechten vergrooten mogt, haare maatregelen. Een van haare voornaamfte aanvoerders was een zekere M. Reiner, die het werk op zich nam, om de Duitfchers tot de volharding in hunne rechten optewekken. Men vergaderde meermaals, wanneer hy ieder voor eenen lafhartigen en eerloozen verklaarde, die zich tegen ieder beperking niet met alle macht zoude verzetten. Omringen zy een ongunfh'g antwoord van het Hof, dan was hun befluit reeds genomen. Zy wilden — dit was hun plan — zich gezamenlyk uit Praag weg begeeven, in hoop, dat de Koning en de Had hun verlies en hunne onontbeerlykheid tot inftandhouding van de Univerfiteit weldra zouden gevoelen , dat men hen weder weemoedig terug roepen, en hunne vryheden weder zoude fchenken. Zy verheugden zich reeds , hoe zy dan, 'tot de grootfte befchaming van de andere party des te ongeftoorder te Praaggheerfchen, en naar  X 6i x naar goeddunken handelen konden. Tot meerders vasthouding van dit voorneemen moesten alle Duitfche Magisters zich by eede verbinden, met de uitdruklyke by voeging, dat den geenen, die des niettegenftaande in dit geval te Praag terug zoude blyven, de twee voorfte vingeren zouden worden afgehouwen. Dit maakte zoo veel indruk, dat oogenbliklyk, nog voor de Koninglyke beflisfing, een groot gedeelte van de Duitfche Studenten , in vrees en verwachting van dingen, die er gebeuren zouden , Praag verliet. De Koninglyke verordening kwam fpoedig te voorfchyn, na dat Hufs de reeds bovengemelde Acte der oprichting van de Univerfiteit den Koning overhandigd, en hem de gronden van de Boheemfche eisfchen breedvoerig verklaard had» Ik zal het niet op my neemen, tegen het vermoeden van eenige Schryvers iets intebrengen, welke hier Hufs alleenlyk door de Koningin op haren Gemaal doen werken. De naauwe betrekking, waarin hy als Biegtvader , maar nog meer als vertrouwde Vriend en Leeraar flond, maakt zulks niet onwaarfchynlyk. Deeze omweg is zekerlyk niet geheel te rechtveerdigen. Maar of Hufs daarom, de hevigfte verwytingen van kruipende laagheid ia die maate verdient, in welke zyne vyanden hem dezelve toevoegden, en of hy het niet voor geoorloofd hield, den Koning door dit middel tot aanhooring van zyne reclumaatige gronden overte- haa-  X 63 X baaien, —■ dit is eene andere vraag, die bezwaar» lyk ontkend zal kunnen worden. In het uitgevaardigde Koninglyke bevel wierd uitdruklyk gezegd : „Indien het plicht is, voor „ den welvaart van alle menfchen de naauwkeu„ rigfle zorg te draagen, dan mogen hier by die „ geenen, welke door plaats, en tyd, en andere ,, betrekkingen met ons nader dan anderen varj, knocht zyn, volflrekt niet verwaarloosd wor„ den. Daar nu de Duitfche Natie, die geenzins ,, het recht van de Inboorlingen bezit, by de „ Univerfiteit te Praag , gelyk ons met zeker- heid bericht is , zich by iedere gelegenheid ,, drie Hemmen toegeëigend en aangemaatigd s, heeft; de Boheemfche daarentegen, als de eeni„ ge rechtmaatige en waare erfgenaame van het „ Koningryk echter maar ééne flemme geeven kan; maar wy het ten uiterften onbetaamlyk ,, en onrechtvaardig vinden, dat de Buitenlanders begunHigd, en hierdoor de Inboorlingen on,, derdrukt en van alle voordeden uitgefloten ,, worden; zoo gebieden wy — dat gy aan de „ Boheemfche Natie —•« volgens de inrichting van „ de Academie te Parys, drie Hemmen zult toes, laaten, — Den 27 September 1400." Deeze befchimping kwam aan de Duitfchers onverdraaglyk voor. Zy brachten oogenbliklyk hun voornemen ten uitvoer. By de dertig duizend Duitfche Leeraars en Leerlingen — een getal,  X' H X ral, hetwelk door zommige Gefchiedfchryvers nog veel grooter wordt opgegeeven — begaven zich terflond met een wild geraas, met luidruchtige klachten en fmaadredenen uit de lïad. En daar de verwagting van hunne aanvoerders, dat zy na eene korte verwydering weder terug geroepen zouden worden , te leur gefield wierd, zagen zy zich genoodzaakt, hunnen weg verder voorttezetten. Saxen, Poolen, Beyeren, en eenige gewesten van den Rhyn namen de vluchtelingen op, en de UniverfiteitenLeipzig, Erfurt, Ingolflad, Rostock en Krakau hebben aan deeze geleerde uitwyking, die in de Gefchigdenis eenig in haar foort is, gedeekelyk haaren oorfprong, gedeeltelyk „haaren wasdom en haare grootheid te danken. Het is merkwaardig, de aandoeningen van Hufs by deeze in alle opzichten gewigtige gebeurtenis gadeteflaan : ,, Schrik en vreeze bevangen my, ,, fchryft hy, zoo dikwyls ik aan die dagen terug denke. God! hoe verfcheurde het myn hart, „ toen ik man voor man met een gramftoorig ge3, moed langs de ftraaten zag trekken! Het was, „ als of alle menfchen voor m> in den grond' zon- ken, en ik alleen, terug moest blyven. De aan„ voerders hadden my veel kwaad gedaan , dat wist ik. Maar ik hield hunne aftocht, dien ik als iets goeds en voor eene verlosfing van vyart„ den had m gen befchouwen, voor het aller,> ergfte, wat er gebeuren kon. Nu eens floot ,i ik  X 6g X ,, ik rr%* in de donkerde kamer op, dan liep ik „ zelf op rle draat. Nu eens zweeg ik, dan bad en fmeekte ik. Maar alles te vcrgeefsch. Blyft, „ blyft, wy willen vrienden zyn, riep ik. Maar „ zy hoorden' niet. Een hoonend lagchen en ,, fchimpwoorden volgden op myne fmeekingen. „ Wat kon ik doen, dan hen en my aan God „ aanbcvceten !" — Mogelyk kan niets van zyn beminnenswaardig karakter meer getuigen , dan deeze opgave van zyne aandoeningen. Thands hadden Hufs en zyne Vrienden veele vyanden minder tegen zich. Maar zy hadden juist geen groote redenen, zich hierover te verblyden. De hèvigfte vyand, die de eerden eigenlyk maar tot werktuigen gebruikt, en tot aanvallen op Hufs verleid had — ik bedoele, de Roomfche Geestelykheid — bleef altoos nog overig. Deeze kon die gevallen zo veel te minder met onverfchilligheid aanzien, hoe meer dezelve ia de uitgeweekene Duitfchers eenen deun verloor, om den hervormden Prediker te Bethlehem, gelyk men hem noemde , met eenigen fchyn van geleerdheid te wederleggen. Zy kende zich zelven te wel, om niet te bezeilen, dat zy, nu alleen tegen Hufs overgedeld, te kort zoude fchieten, en dar haare onweetenheid met zyne kunde in geene vergely. king konde komen. Met reden moest zy vreezen, dat de leer van Hufs, geduurig verder verfpreiE den  X 66 X den, en het Pauslyk geloof in gewigt en in gezach meer en meer zou verliezen. Om dit voortekomen, namen zy nu alle middelen ter hand, welke zy in hunne macht hadden. Had men zich van te voren van de 'Duitfche Geleerden ter bereiking van zyne oogmerken bediend , thands wendde men zich tot den laageren kring van de gcmeene P/aagfche burgery, dewelke men tegen hem zocht optehnfen. Dit was, by de tegenwoordige omftandigheden, niet moeilyk te bewerken. Want wanneer eene Siad op eens zoo veele en gedeeltelyk zoo ryke iuwoonders verliest, dan moet de ambachtsman en kunstenaar natuurlyk een gebrek aan neering ontwaar worden, 't welk voor hem zeer gevoelig is. Hufs had, wel is waar, het grootfte gedeelte van de Burgery reeds lang op zyne zyde —■ maar hoe gemaklyk is het, de gunst van het Volk aan iemand te ontrooven? En hier was het eigenbelang van de Burgeren zodanig er mede ingewikkeld, dat het niemand kan bevreemden, wanneer alles tot klachten over Hufs zich vereenigde. De een was in zyne neering benadeeld ; de ander had zynen Vriend verlooren; de derde had uitgeleend geld niet terug ontfangen, en alle fchuld viel nu op hem - op den eerlyken Hufs. En diegenen, welken nog onzeker waren, aan wien zy de fchuld zouden wyten , wierden nog door anderen in hun ver-  X S7 ):( vermoeden gefterkt Vooral waren de Monniken by deeze gelegenheid zeer bezig, die van huis tot huis gingen en hunnen wrok tegen Hufs uitfehudden. Men raasde en tierde op alle fïraaten, men fehimpte, men dreigde met vuur en zwaard, indien men de Duitfchers niet weder terug roepen, en Hufs benevens de overige bewerkers van hunnen aftocht ftrafFen wilde. Het is onbefchryflyk, hoe veel Hufs by deeze gebeurtenisfen leed. Niet de fpyt over het verlies van zoo veele oude Vrienden, niet de vreeze voor het onftuimig Volk, niet de bekommernis wegens zyn eigen leven , maar enkel het denkbeeld, zoo veele Burgers , zonder zynen -wil, tot klachten over gebrek aan neering gebracht te hebben, deed zyn teder gevoelend hare aan. Want wat de bedreigingen van de volksmenigte betrof, deeze veroorzaakten hem weinig bekommernis. Het is eene ondervinding , welke niet veel jonger, dan het menschdom zelve is, dat volkshaat even zoo ligt verwekt als geluld kan worden. Dezelve wierd ook thands bewaarheid. Alle klachten hielden op, alle twyffelingen verdweenen, men fchaamdezich over alle bedreigingen , alle oude genegenheid keerde weder, toen Hufs, in de naaste Predikaatfie, tot welker aanhooring eene groo:e menigte van menfchen vergaderd was, zyn gehouden gedrag rechtvaardigde, en het geheele beloop van de zaak, & 2 met  X 63 x jnet haare gronden en aanleiding, met de waarheid overeenkomftig , fchilderde. Dit was dan nu wederom a?.n die geene eene vreugd bederven , die zynen endergang zoo naby zich verbeeldden. ZEVEN.  X 69 X ZEVENDE HOOFDSTUK. Hy word door den Paus gedagvaard. M aar, gelyk het gewoonlyk gaat, vyanden neemen en geeven dikwyls gelegenheid , om die geene fchaade te doen, wien zy kwaad wenfehen. Het moest juist gebeuren, dat Hufs zelve thands gelegenheid tot hunne vervolging gaf, waarvan zy Hechts gebruik behoefden te maaken. Voor elkeu man van doorzicht moest het eene ten hoogden ergerlyke vertooning zyn, toen juist ter dier tyd twee menfchen om de pauslyke waardigheid twistten, en de fchandelykfte middelen bezigden, om, na terugftooting en vernieling van den anderen, den Pauslykeu troon alleen te bezitten. Benedictus de Dertiende en Gregorius de Twaalfde waren het, van welken ieder Paus zyn wilde. En door. dien de eergierigheid beiden te zeer kluifterde en geen van beiden voor eikanderen wilde wyken, hield men in het jaar 1410 te Pifa eene Vergadering , ten einde eenen derden tot den eenigen ea wettigen Paus te verkiezen. Hufs kon niet nalaaten, tegen deeze ftrafwaardige driften van de voornaamfte dienaars van de Kerk te yveren t en hunne eergierigheid en weelde E 3 met  X 7° X met verwen te fchilderen, welke geen voordeelig licht over de geheele overige Roomfche Geestelykheid verfpreidden. Hy fprak thands vrymoediger dan ooit, zo wel tegen .haar door list aangemaatigd gezach, als ook tegen haar gedrag. Het ergfie was; dat in Bohemen zelve het eene gedeelte van de Geestelykheid dan voor deezen, dan voor dien Paus zich verklaarde. Dit gaf tot menigerlei ongeregeldheden aanleiding, welke op her einde zelfs in vervolgingen en geweldaadigheden hadden kunnen uitfaerften. De ergernis , welke hierdoor aan het Volk gegeeven wierd, kon voor Hufs niet verbórgen blyven. Met eene onverzaagdheid, die geen onrecht gedoogt, zonder zich daar tegen te verzetten, gaf hy over alle deeze gebeurtenisfen zyn misnoegen openlyk te kennen. ,i De Paus, leerde hy, heeft in geloofszaaken „ geen grootere'macht, dan ieder ander Lecraar „ van den Godsdienst. Het recht in twyfelach„ tige punten te beflisfen, behoord alleenlyk aan „ de heilige Schrift. Leeraars van den Godsdienst „ hadden, als zodanigen, eene nog grootere ver„ plichting op zich , om eenen goeden levens,, wandel te leiden. Dezelven zyn zoo weinig van „ eene plicht , hoegenaamd , uitgezonderd , dat „ zy nog grootere verplichtingen hadden, om de. „ zelve te volbrengen. Eene enkele openbaare „ fchandelyke daad maakt hen hun ambt onwaar„ dig — Men vindt in den Bybel niet een voor- «, fchrift,  X 7- X ,, fchrift, waaruit men de verplichting kan nflei- den, om zich in Klooiters te begeevcn. Het is „ ook een openbaar nadeel voor de menschlyke maatfchappy, wanneer zoo veele menfchen van „ beiderlei geflacht tot ledigheid zich in Kloosters 9, opfluiten, en de werken, die men in dezelve „ bedreef, konden de goedkeuring van God ou,, mogelyk bekomen. —■ Het gebed voor de doo„ den is eene kunst, om de menfchen het geld uit de zak te krygen, dewelke men aan de be- driegers en landloopers (ziegeuner) moest over* „ laaten, — De heimelyke oorbiegt was eene „ uitvinding, om de heerfchappy van de Paapen „ te bevestigen, en kon tot niets nuttig zyn. — De Kerkgereedfchappen, als het misgewaad, de ,, choorhemden , de kelken enz. kon men mis„ fchien, als een uiterlyk fieraad behouden, maar „ dezelve hadden geen byzondere heiligheid in zich. — Beelden te aanbidden, is een fchan„ delyke afgodendienst, welken fechts het zin„ neloos bygeloof kon goedkeuren. — Het avond5, maal maar onder eenerlei gedaante uittedeelen, en den Leeken of nietgeestelyken den Wyn te „ onthouden, is tegen de inzetting van denStich- ter en tegen het gebruik van de eerde Kerk „ enz." Deeze zuivere leerflellingen, welke men ügtelyk nog met anderen vermeerderen kon, waren in den grond zoo weinig aanltootelyk, dat een redelyk; E 4 mensen  X 72 X mensch dezelve in onze dagen niet ligtelyk in twyiTel zal nekken. Wiens hoofd met oude yooroordeelen niet vervuld is, of in de uitbreiding en onderhouding van het bygeloof zyn voordeel^er vindt, die is verwonderd, hoe men de kracht van deeze leeringen heeft kunnen tegenftaan. Maar. vierhonderd jaaren vroeger waren dezelven zoo nieuw, en even daarom, zoo kettersch, dat eik rechtzinnig genoemde man tegen dezelve opltoad. Alexander de Fyfde was naauwlyks door de Kerkvergadering te Pifa tot wettigen Paus benoemd, toen hy reeds zyn gezach tegen den Praagfchen Rector (hetwelk Hufs inmiddels geworden was,) meende te moeten handhaven. Er verfcheen eene Pauslyke bul tegen hem van den 9 December 1409, waarin niet alleen aan allen de verdere uithreiding van dwaalleeringen verboden, maar ook Hufs zelve tot verantwoording naar Rome wierd gedagvaard. Wat Hufs hierby gevoelde en oordeelde, zulks hoore men uit zyne eigene woorden: ,,De Paus kent my niet, en verdoemt my 5, toch als den flechtften mensch. Stel ik my voor hem, dan vreeze ik minder voor my, als „ voor net woord des Hceren , hetwelk hy op „ eene gruwelyke wyze zal belasteren. Gelyk „ zwaar yzer week hout verplettert, zoo zal hy „ my verpletteren. Maar het woord van deii „ Aimachtigen zal nogthands door den God van „, Israël befchermd worden,'' Hy  X 73 X Hy was dus, naar het fchynt, in den beginne voornemens , aan het Pauslyk bevel tot perfooneele verantwoording te voldoen. En of de bedenking dathy by al het gevaar evenwel niets zon uitvoeren , of de voordellen van zyne vrienden waren oorzaak , dat hy zyn befllut om in eigen perfoon te verfchynen, veranderde, en in zyne plaats twee gevolmachtigden naar Romen zond. Hy bediende zich van het naderhand door zyne opvolgers meermaal gebezigde middel , van den , door de Boheemfche Geestelykheid kwalyk onderrichten Alexander aan den beter te onderrichtenen, Alexander, te adpelleeren. Dit en niets verder had de Pauslyke verordening ten gevolge. Want zyne gevoelens ten opzichte van de voorgedragene leeritellingen te veranderen — dit kon geen bevel in 't werk dellen. En zyne gevoelens heimelyk voor zich behouden — dit hield hy voor eene vernederende menfchenvrees. „ Een Leeraar , zegt hy in eene van zyne „ Predikaatfiën, die dwaalingen niet bedrad en „ valfche leeringen niet wederlegt, is als een „ daal dat geen vuur geeft." De toepasfing van deeze gronddellïng maakte hy thands, Niemand befpeurde ook zelfs de geringde vermindering van den yver en den nadruk , waarmede hy vooraf dwaalende leeringen had aangetast. De geleerdheid van zyne voordellen trok hoe lsrtgs hoe meer geleerden en ongeleerden op zyne zyde. E 5 Zelfs  X 74 X Zelfs buiten Bohemen liet men den Boheemfchen Ketter hier en daar gerechtigheid wedervaaren. Dit was voor hem een dubbeld voordeel: eens* deels vondt zyn wensch, om de leer van Jefus in derzelver eerde reinheid te herftellen, geduurig meerder voedzel ; en anderendeels moest zyn moed op nieuw aangroeien, wanneer hy zag, dat meer geleerde en deugdzaame mannen met hem overéénftemden. Zyne vreeze voor Alexander den Fyfden_ verdween ook weldra, vermirs deeze overleed, nog eer zyne Afgezanten te Romen waren aangekomen. Niet zoo gemaklyk ontging hy de verdere vervolgingen van de Geestelykheid, die zich geheel en al tot zyne onderdrukking fcheen vereenigd te hebben, en het Hechts beklaagde, dat de dood van Alexander voor ditmaal haare poogingen vruchteloos gemaakt had. De Domheer Andreas van Böhmischbrood —- tot zyne altoosduurende fchande wordt zyn naam nog, als dc naam van eenen woedenden Vervolger in de Gefchiedenis genoemd — was een van de hoofdaanvoerders. Hem ontbrak geene van de hoedanigheden , welken tot het kettermaaken vereischt worden. Arglistigheid, onbeperkte eerzucht, ongevoeligheid voor recht en onrecht, fchynheiligheid in ukerlyke Godsdienftige oeffeningen waren de hoofdtrekken van zyn karakter. Dikwyls deelt de natuur zelve aan zulke menfchen in de uiterlyke vvee-  y, 75 x weezenstrekken, in de oogen en de geheele gedaante eene vveldaadige waarfcbuwing voor hunne Medebroeders mede: Eene kruipende, arglistige en achterhoudende geiiartheid kon men ten minden in hem tcrdond ontdekken, Reeds overlang was de ondergang van Hufs voor hem een wensch geweest, aan welken hy reeds veele opofferingen gedaan had. Want zekerlyk het kwaad laat zich duurgenoeg koopcn, voor dat men hetzelve volbrengen kan. Om ongedraft kwaad te kunnen doen, wordt niet zelden meerdere zelfoverwinning vereischt, dan tot het goede. Deeze man ging thands met het denkbeeld om, den Aartsbisfchop Sbinko te Praag tegeu Hufs te doen werkzaam zyn. Dit was waarlyk een moeilykwerk. Want Sbinko. een wankelmoedig en geen werkzaam Heer, was voor de uitvoering van llimme ftreeken volftrekt niet vatbaar, ook zelfs wanneer dezelve hem door anderen wierden ingegeven. Het ontbrak hem aan werkzaamheid, om dat het hem aan verfland ontbrak. En wilden anderen zomtyds hem met hunne fchranderheid te hulpe komen, dan was hy te traag, om van deeze aanbieding gebruik te maaken. Men verhaalt, dat hy niet alleen in alle weetenfchappen onbedreven geweest zy , maar ook niet eens kon leezen en fchryven, Een bewys, hoe 'flecht toen de eerde Gïestelyke Ambten bezet waren! Maar Jndreas van  X 76 X van Bökmischbrood kwam toch eindelyk achter de kunst, dit werktuig in beweeging te brengen. Hufs had juist op eenen Zondag de fielling voorgedragen: menfchen, die in het vrye veld, bosfchen , of elders ergens begraaven wierden, konden even zoo goed zalig worden, als die genen , welken op de Kerkhoven hun graf hadden. De plaats doet er niets toe en af, en bezit geene byzondere heiligheid. — liet blykt klaar, dat dit gevoelen niets aanflotelyks behelsde. Maar voor zyne vyanden floot hetzelve meer dan te veel in ziek. Wat gebeurde? Hufs wierd etlyke dagen daarna, den 14 July 1410 voor den Aartsbisfchop en deszelfs Raaden gedaagd en gevraagd: of hy deeze fielling werkelyk geleerd hebbe ? „ Niet an« „ ders" was zyn antwoord. „Maar het is immers ,, tegen alle heilige gebruiken!" Ln de Schrift ., ftaat hiervan niets, gaf hy tot antwoord." „ Maar op de Kerkhoven rusten immer de Heili,, gen." „Buiten'dezelve kunnen nog heiligere ,, menfchen rusten. " „Maar wie iets tegen de gebruiken van de Kerk leert, die wordt als een Ketter geflrafc, en indien gy van de leeringen ,, van Wiklef geen affland wilt doen , zult gy de ,, ftraf niet ontduiken-" — „Heb ik iets uit een ,, wanbegrip of uit onweetenheid tegen den Bybel „ geleerd , dan zal ik my gaarne beteren." ,, Daartoe helpe u God!" Dit was het, waarmede men,  X 77 X men hem voor ditmad liet heengaan, zonder op. zyne bewyzen eenigzins acht te geeven. Maar hoe was het mogelyk, om partyen te vereenigen, wel, ken beiden een verfchillend grondbeginzel hadden ? Hufs beriep zich enkel op de heilige Schrift en op het gezond menfchenverfrand, en zyne tegenparty op de uitfpraaken van de Heilige en oude Legenden. Dit dagvaarden van Hufs was echter maar een klein gedeelte van de wraak, welke men aan hem dacht te oeffenen. Nog gevoeliger zoude hy voor zyne misdaaden tegen de Geestelykheid b .eten. Men wist zeer wel, welk eene waardy hy aan de Schriften van Wiklef toekende , van welken hy zelfs een groot gedeelte in de Boheemfche taal had overgezet. Men berekende derhalven vooraf de innige fmert, dien het hem zoude veroorzaakten, wanneer men bevel zou geeven, om alle affchriften van dezelve in het Aartsbisfchoplyk Paleis te brengen, en fchikkingen maaken ? dezelven als ketterfch te verbranden. Het ontwerp en de uitvoering hiervan waren niet verre van eikanderen verwyderd. Het bevel hiertoe wierd openlyk aangeplakt, en ieder, die maar één Exemplaar daarvan zoude terughouden, met zwaare Itraffe bedreigd. Hufs en zyne Vrienden maakten geen bedenken, zich gehoorzaam te toonen, of, om dat het de plicht van eenen Onderdaan fcheen te vorderen ,  X 73 X ren, of, om dat zy zelfs wel geloofden, dat hst tot eer van hun en van deeze Boeken zou verftrekken, indien men flechts de moeite wilde neemen, van dezelve te leezen en te onderzoeken. Want deeze eerlyke mannen konden onmogelyk denken, dat men, zonder eenig onderzoek, terHond tot het verbranden van dezelve zoude overgaan. Dan, daar er echter nog eenige twyffelingen des aangaande by ben opkwamen, gebruikten zy de voorzichtigheid, dat zy den Koning zelven van het geheele geval onderrichtten, met verzoek , om op het onderzoek van die Schriften aantedringen, op dat zy en hunne leer toch eindelyk eens in de oogen van de waereld gerechtvaardigd m»gten worden. De Koning, hunnen wensch niet ongenegen zynde, zond terftond eenen Kamerheer met geflrenge bevelen aan den Aartsbisfchop. Maar men was of te zeer verblind, en hield alle onderzoek voor overvloedig en overlang reets gefchied, ofte hoogmoedig, om in dit ftuk van het Koninglyk geweld af hanglyk te willen zyn. Hoe het zy, alle vertoogen wierden in den wind geflagen. De hof van het Aartsbisfchoppelyk Slot wierd, uit vreezc voor de Vrienden van Hufs, gefloten, en door eene genoegzaame wacht bezet, in den«elvcn een houtmyt aangertoken , cn meer dan tweehonderd overgeleeverde Boeken in denzelven geworpen. Dan dit had by het Volk, 't welk Hufs bemin-  X 73 X minde, eene uitwerking, die men niet had kunnen voorzien. Het fcheelde weinig, of hetzelve was in het Paleis ingedrongen en had eene verfchriklyke wraak genomen. Straatliederen en fchimpdichten wierden gemaakt en van buiten geleerd, en de geheele Stad weergalmde van luid-, ruchcige gezangen over deeze brandgebeurtenis. Zelfs de Koning en nog meer de Koningin, zagen, deeze openbaare wederfpannigheid niet onverfchillig aan, en de Aartsbisfchop, die auders nooit berouw had gevoelt — want tot berouw behoort, overleg , waarvoor hy niet zeer vatbaar was — w^nschte, deezen Hap nooit gedaan te hebben. Het fmert my gevoelig , wanneer men zynen vyanden eerlyk en trouwhartig de middelen tot befchimpingen in handen geeft. Dit alleen fielt myne Leezers in (laat, thands in de ziel van Hufs te kunnen leezen. Indien zyn karakter minder edel of tot eene kokende drift genegen was geweest, dan zou hy de flemming van het Volk tot zyn voordeel gebruikt hebben. Maar niets hier vr.n! Hechts heimelyke klachten over onrechtvaardigheid , flechts weemoedige uitdrukkingen over dc verlaaging van den Godsdienst kon men aan hem merken. „ Gelyk een fchaap zyn wol geeft, „ fprak hy, gaf ik myne Boeken, zonder te waa«. „ nen, dat men my zodanig op 't hart zou trap. „ pen." Hy beklaagde het Volk, hetwelk men opzetlyk het dekzel niet wilde ontneemen, maar des-  X 8o )< deszelfs oogen voor het licht der waarheid gefloten wilde houden , op dat men op kosten van hetzelve des te onbezorgder brasfen en zuipen kon. „ Wy leeven, fchreef hy, in de Babyloni- fche gevangenis. Gelyk dejooden toen ter tyd „ in hunnen Godsdienst, van deHeidenfche over- winnaars afhingen, en by alle verkortingen van hunne rechten niet eens luid klaagen raogten, 9, zoo verkort thans de Geestelykheid de rechten „ van het Volk " Hy fchreef een Boek over het behoorlyk gedrag omtrent ketterfche Schriften , aan welks hoofd hy het Motto plaatste: Beproeft alles ! Hierin ontwikkelde hy het begrip van eene kettery, welks bepaaling tot hiertoe de Paus alleen zich aange • maatigd en voorbehouden had. Men beftempelde naamenlyk alles met dien naam, wat met de voorrechten van de Roomfche Geestelykheid niet overéénkwam. De kentekenen van dit begrip vond hy in de volgende drie ftukken : wat met de leer van den Bybel flryd, wat tegen het gezond menfchenverftand aanloopt, en wat eene boosheid van het hart verraadt, dit moet kettersch genoemd worden. Naar deezen toetsfteen wilde hy dat men de Schriften van Wiklef uw de zyne, beöoordeelen en dan beflisfen zou, of die haatelyke naam hun toekwame. Daar te boven was het zeer zonderling, dat men ook die Schriften van Wiklef verbrand had, die niet eens tot den Godsdienst betrekking had*  X 81 X h.iïdcn. Een bewys, tat men niet eens d» Tytels van de Loeken gezien, maa?- met eene blinde woede alles, wat Wiklefs naam. droeg, aan het vuur had opgeofferd. Ii.dien iViklef nevens het veele goede, ook meenige verkeerde Helling 'er mede had laaten oud r'oopen, dan had men ten minsten de tarwe van het onkruid moeten ziften, indien men anders den regel van Christus niet had willen opvolgen, en alles laaten opwasfen tot den tyd van den oogst. Alle deeze Hellingen, die geen verder bewys vereischten ftaafde hy nog, ten t overvloede, met gezegden van de Kerkvaders, op wier ge, zach men zich anders by elke gelegenheid beriep. w En zoo m} ik dan, fchreef hy, van de eens ,, erkende waarheid niet afvvyken, tot dat men „ my beproefde gronden zal hebben, aangetoond. ,., Want. een verraader der waarheid begeere ik „ niet te zyn. Maar een yerra»der is niet Hechts „ een leugenaar, die dezelve verloochent, maar ,,j ook een huichelaar, die dezelve uit menfchen. „ vrees niet openbaar maakt." Dit was dus zop duidelyk gefproken, dat hetzelve omtrent zyne waare denkwyze geene twyffelingen overig liet. Maar helaas! maar al u duidelyk ten aanzien van zyn tegenparty, welke, nu. wel. gevoelde, dat hy voor haar niet. meer ... p , . - sa * a v ,t$  "X 8a X te winnen was. Aan den Koning wierd een bezwaarfchrift tegen j/overgegeeven, hetwelk in de heviglte uitdrukkingen vervat was., en een dubbeld oogmerk had. Eensdeels wilde men zich wegens het vorig geval by 't Hof rechtvaardigen, en anderendeels den Koning tot ernftige maatregelen tegen den Ketter bevveegen. Men had echter minder listig moeten zyn, als men tot nadeel van de goede zaak werkelyk was, indien men niet had voorzien, dat van de denkwyze van den Koning weinig te verwachten was. Slechts een masker zoude het zyn tot veroiitfchuldiging van de daarop volgende macht, die hy zig zelve aanmatigde. Men verbood namenlyk onverwagts aan Husf al het prediken. Husf verfchrikte, toen hem ket bevel wierd ter hand gefield. Maar. het was niet anders. Zyne verbaasdheid ging Wel dra tot een bedaard overleg. Wat zoude hy doen? Zou hy gehoorzaamen ? maar dan ;was hern zoo veel gelegenheid benomen, voor het volk nuttig te zyn. „ Echter ja, ik wilde gehoorzaam „men, want élk moet onderdanig'zyn aan de „ Overheid, die macht over hem heeft. Maar „ de Aartsbisfchop is myne Overheid niet. Als „ Uhiverfiteitspreéker lTaa ik onmiddelyk onder „ den Paus." Zoo dacht hy en gehoorzarn niet. Eene herhaalde appellatie aan den Paus was  X 83 X was het eenigfïe, hetgeen hem overig blief. Hy vond zich hiertoe des te meer bemoedigd, daar ook de Univerfiteit te Bologna, op verzoek van de hooge School te Praag, het voordeeligfte oor. deel over de Schriften van IViklef geveld, en derzei ver verbranding, als eens tegen dezetoert gepleegde onrechtvaardigheid, niet gepreezen hadDan deeze appellatie was niet meer van noden, om den nieuwen Paus, Johannes den drie cn-twintigfien, met Husf, eerst bekend te mnaken. Men had reeds lang daarvoor gezorgd, hem by deezen Heer van een flegte zyde te vertoonen. Maar de Paus, veel liever met andere dingen bezig, gaf meer aan zyne heerschzuchtige ontwerpen, dan aan de, zyns bedunkens, onbeduidende verfchillen van eene theologifche twist party gehoor. Men moest het hem eerst fterk op het hart drukken, eer hy dezelve met zyne opmerkzaamheid verwaardigde. Maar de befchnldiging, dat Husf ook het gezach van den Paus gewaagt had in twyffel te trekken, wekte hem uit de vorige onveifchilligheid. Nauwlyks had hy deeze woorden gehoord., of hy gaf oogenbliklyk aan den Kardinaal Ce/ounaöen last, om de zaak van Husfteïttond te onderzoeken, en, by ajdieii hy hem fchuldig vond, naar Romea te dagvaarden. Het voonvaardelyk woord by «Wen had hy F •* kun-  X 34 X bunnen weglaaten. Want de zaak onderzoeken, was by den Kardinaal reeds even zoo veej, als hem fchuldig vinden. Het was eene tyding, die fchrik en jammer vcrfpreidde, toen de dagvaarding van Husf naar Praag kwam. Alle weldenkenden verbeeldden [zich reeds, hunnen waardigen Leeraar in levensgevaar te zien. En veelen van hen, die anders tegen hem geweest waren, wierden thands zyne deelneemende vrienden. Want het is eene door alle eeuwen bevestigde ondervinding, dat men hem, wien men al te openbaarlyk onrecht aandoet, eerder bevoordeelt, dan benadeelt. Met de grootheid van het onrecht groeit het getal van zyne vrienden. Weshalven ook de doortrapfte booswichten hunne tegenparty nooit zoo diep ter neder ftorten, dat dezelve een voorwerp wordt van een algemeen medelyden, maar hem altoos nog, by alle belecdigingen, in eenen toeftand laaten, in welken hy nog benyders kan verwekken, ten zy, dat zy aan de uitbersting van hunnen haat, gelyk de vyanden van Husf, geenen tyd konden vergunnen, Dat Husf hierby bedaard was, zal den kenner van 't menschlyk hart weinig bevreemden. Want het verblydt en geeft ons moed, indien wy denzelven ook anders niet hadden, zo dra wy eene bekommtrde menigte rond om ons vergaderd zien, die in onze belangen deel nee»  X 85 X neernen. Wat moest de braavé man gevoelen, toen de geheele Univerfiteit, een groot gedeelte van den Adel en de Burgery, den Koning eenparig verzóchten, dat Hy Kunnen waardigen Leeraar niet mogt laaten zinken, maar zich in dit waarfchynelyk gevaar voor hem in de bres wilde ftellén'? — Hy zoü de groote man niet geweest zyn, die hy werkelyk was, indien hy aan dc vreeze nog voedzel had kunnen geeven. Wenzel zelf was door den yvef en de weemoedigheid der fmeekende zodanig getroffen, dat hy uitriep: ,, Die menfchen kunnen ons het s, hart geheel warm maaken." Eu by deeze uitroeping bleef het niet. Hy bsfloot, in de zaak van Husf Afgevaardigden naar Romen te zenden. Eene formeele verzoening van ff as/ met den Aartsbisfchop fcheen hem echter in die maat noodzaaklyk te zyn, in welke hy den invloed van denzelven op het Roomfche Hof vreesde. Deeze zou dan ook in tegenwoordigheid van het Hof en van veele aanzienlyken op het Slot van den Koning, zelfs op een plechtige wyze, bewerkt worden. Het fcheen, als of de Aartsbisfchop, door deeze fchikkingen, daartoe niet on genegen was. Men had naauwlyks kunnen gisfen, hetgeen werkelyk gebeurde. De Aartsbisfchop verklaarde openlyk, de leer van //w/voor rechtpinnig en beloofde, den Paus er toe over te F 3 haa.  X S5 X haaien, dat hy van. de perfooneele verfchyning van Husf zou afzien. Hoe plechtig de geheele handeling ook was, en hoe veel blydfchap en aandoening dezelve by alle vveldenkenden veroorzaakte, geleek üezelve nochtans meer naar eene Comedie, dan naar eene waar? verzoening. De Koning had, wel is waar, het oogmerk, de zaak van Husf te berchermen, maar zekerlyk ook daar nevens een ander, om met den Aartsbisfchop eenen grap te hebben, en hem op eene goedkoope wyze te vleien. Alles gefchiede met te veel plechtigheden en met eene te gezochte wellevendheid, dan dat hetzelve met het karakter van Wenzel kon overeen gebracht worden. Dikwyls geiukt de pooging, om iemand door vleieryen te gewinnen, in welken voor ieder ander mensen de bitterde belpotting ligt opgefloteu. Het zou ook by den hoogmoedig dommen Aartsbisfchop zekerlyk gelukt zyn, indien hy even onvernuftige Raaden had gehad. Hoe het zy, de Aartsbisfchop vond in deeze gebeurtenis een nieuw voedzel voor zynen haat, en was verre af om zyne gedaane belofte te houden. Want, toen den 14 January in het Jaar 1411. de Koninglyke Gezanten hunne reize naar Romen zouden aanvaarden, weigerde hy, om over de onfchuld van Husf zich fchrif. telyk te verkjaaren, zoo als hy het van te voren mon-  monde'ing gedaan had. Toen de Koning zag, dat 'er van deeze ;yden weinig re verwachten was, nam hy het befluit-, tón im*rrttén dat geene te doen, wat in zyn vermogen was Wy Heide zelf een gefchrift aan den «aus op, waarin hy denzelven nier alleen wegens jjyni leere, maar ook wegens zyne niet verfchyning verontfchuldigde. — Het was voor hem te gevaar'yk, fchreef hy, deeze verre reize te onderneem::,;. Wilde daar en tegen de Paus Afgevaardigden tot onderzoek 'naar Praag zenden, dan beloofde hy aan dezelven alle befcherming en allc cnderfreuning.— Dat Husf dit gefchrift nog mei zyn eigen vergezelde, was flechts in zoo verre van noden, als groote Heeren het gaarne zieti, indien hy die verzoekt het niet aan zyn Voorfpraak overlaat, maar ook zich zelven voor hunne voeten neder derwerpt, omdat zy toch nog het aanzien wilfcn hebben, als of zy, zonder de voorfpraak in aan* merking te neemen, enkel naar recht hebben ge> vonnisd. Dan hier was alles te vergeesch! En hoe kon het ook anders? Welk mensch, die met rede door anderen berispt is, en geen lnst of neiging heeft, om zich te verbeteren, zal aan zynen be* risper gaarne toefhan, om zyne gebreken ook in rt vervolg openbaar te maken? Hus, had de F 4 R ;om.  X 13 K Roomfche Geestelykheid te Ifterk aaligetast en berispt, dan dat deeze hem zoude hebben willen vry fpreeken. Niets was dus natuurlyker, hoewel ook niets onredelyker was, dan dat Co* lonna Husf veroordeelde en hem voor eenen hardnekkigen ketter verklaarde. Het was 'er echter verre van daan, dat deeze onrechtvaardigheid in dien tyd voor Husf van kWaade gevolgen geweest zoude zyn. Veelmeer vermeerderde de liefde van het Volk in dezelfde jnaate, in welke men hem te Romen verdoemde. .Niets kon hem aan de harten van zyne vrienden vaster verbinden, dan deeze vervolging. Het geen hy leed, dacht men, leed by voor hen. Het was dus moeilylc, om te bepaalen, of meer dankbaarheid of medelyden de gemoederen van het volk beftuurden. Ten minsten had het tot beide even veel oorzaak. Dankbaarheid bezielde voornaamlyk de meer verftandigen cn dieper denkenden , welken het bezeften, hoe weldaadig zyn onderwys voor het geheele menschdom was. Medelyden gevoelden beiden in gelyke maat, de nadenkenden en de eenvouwdigen, die zelven zomtyds geene rede wisten optenoemen, waarom zy tot de zyde van Husf waren overgaan. Want waarom zoude het in dien tyd anders zyn geweest, als het tegenwoordig is? Nog in onze dagen ziet men eene menign; van onnozele menfchen eene  X 89 X «ene party kiezen, zonder de goede 'of kwaade oogmerken van dezelve getoetst en onderzocht te hebben. Zy volgen, waarheen die genen, welken zy voor meer fchrander houden, hen leiden. De rede, waarom zy volgen, is dikwyls niets anders, dan een woord, hergeen zy niet verdaan, of eene befpiegeling, waarvan zy geen begrip hebben, ■«n wel nooit zullen verkrygen. Maar juist de duisterheid is voor hen bekoorlyk. Een geluk was het, dat in het tegen* woordig geval, de aanvoerders eerlyke en van alle Volksverleiding verwyderde menfchen waren, dat zy veel meer ten oogmerk hadden, om het Volk niet verder door anderen te laaten mislei. den. Geene fmert is echter misfchien grooter, dan de fpyt van wraakgierige zielen,die alles,wat zy vermochren, tot bederf van hunnen vyand reeds hebben aangewend, en denzelven nogthans altoos onaangedaan en in veiligheid moeten zien. Het kon voor de vyanden van Husf wel niet aangenaam wezen, dat deeze, in fpyt van alle beproefde aanvallen, nog altoos in zyne voorige geruste omftandigheden bleef. Om den ban van den Paus bekreunde hy zich weinig, by lasteringen zweeg hy ftil, den Koning, die te Romen in den perfoon van zyne Gezanten te weinig geëerd wierd, had hy, zoo niet geheel voor, F S te»  X 90 X ten minden onk niet tegen zich- Om kort te zyn, Husf was nog dezelfde, die hy tot hier geweest was- Enjnen tan qiets verder, dan zulks met geduld aanzien, indien dit anders voor verbitteide menfchen mogelyk is. Neen, nog eene 1 Dei ifi men zich van den Keizer Sigismond, die zich toen ter tyd te Prcsb irg in longaaryen onthield Men liet den Aattsbisichop niet eerder in rusr, tot dat hy zich to: nem vervoegd en Husf niet minder, dan zynen waarfchynlyken befchermer, den Koning IVenzel, moest aanklaagen Het wierd den Keizer op 't hart gedrukt, hoe zeer hy als het Opperhoofd van het Ryk verplicht was. den zuiveren Katholyken Godsdienst in Duitschland te befcher. men,, en alles, wat tot ondermyning of omverftooting van denzelven kon (trekken, vroegtydig af te weeren. Dit zou nu het best kunnen gefchieden, indien de Keizer zelf naar Bohemen zich begeeven en het fmeulend vuur van zucht tot nieuwigheden wikie dempen en uitblusfchen. De Keher, niet ongenegen om aan dit verzoek te voldoen, wierd Hechts door den Oorlog regen de Turken, in welken hy was ingewikkeld, tegenwoordig terug gehouden, hetzelve op die manier te doen, gelyk hy wel wenschte. Ondertusfehen liet hy zynen Broeder, Koning Wenae/» erndig verzoeken, om deeze onlusten te ftil-  X ?i X dillen en het welzyn van de Kerk erndig te behartigen. Dit was dan naar den wensch van den Aartsbisfchop wel iets, maar nog niet genoeg. Om eene nog krachtiger medewerking van den Keizer te verkrygen, hield hy zich te Presburg zoo lange op, tot-de dood op die plaats zo wel aan zyn leven als aan zyne haat tegen Husf een einde maakte. Hy bevestigde op nieuw de ondervinding, dat het zeer kwaad is, wanneer zwakke niet uit hun zelven handelende; menfchen, groote macht in handen hebben. Nog dimmer, indien zy daarenboven aan hartstochten van allerly aart zyn overgeeven. Dit gevoelden thans de Gevolmachtigden van Husf te Romen. Want zyn pleitgeding duurde nog altoos voort. Zyne verdeedigers poogden, wel is waar, zyne onfchuld op alle mogelyke wyze te doen biyken, en appelleerden van het vonnis van den Pauslyken Commisfaris Colonna aan den Paus zelven, die de zaak wederom aan andere KajdjnaaJlen opdroeg, hoewel dat dezelve geen beter gevolg had. Men ging daarby zo willekeurig te werk, en men veroorloofde zich zoo veele afwykingen van de gewoone rechtsoeffening, dat zelfs eenige Kardinalen hun ongenoegen daarover te kennen gaaven. Op het laatst wierd het aan de verdedigers van Husf zelf verboden, van  van nog iets tot rechtvaardiging van httinen klient voorttebrengen, en terwyl zy geduurig het tegendeel beproefden, wierp raen eenigen van de yverigften in de gevangenis. Men verbeelde zich, welken invloed deeze bejegening op de bekeering van Husf _ gelyfc men van hem vergde — hebben moest. Nieuwe onrechtvaardigheden zouden hem aanfpooren, om op oude voortduurende onrechtvaardigheden ftil te zwygen. Welk deugdzaam mensch ftaatflechrs het laatfte vry, al is het ook, dat hy door het eerfte niet word aangefpoord. Husf was hiertoe volftrekt niet inftaat. 't Was geen willekeur als hy zynen mond opende by al het geen zyn verftand voor valsch erkende. Doordrongen Van liefde tot de waarheid, kwam het by hem in geen aanmerking, of dezelve door veelen of door weinigen goedgekeurd wierd. Schrifrelyk en mondeling, op de Katheder en op den Kanzei, verdeedigde hy leerltellingen, welke hy uit den Bybel gehaald had. Dat flechrs een deugdzaam leven > maar geen zielmisfen, voorbiddingen , bedevaarten, beelden enz. tot den Hemel bekwaam maaken; het aan elk, ook aan hen, die geene geestelyken zyn, vryftaa, de leeringen van den Godsdienst te onderzoeken; dat een Predikant door de, wanrneeming van de volgende vyf ftukken ■ dan aan zyn aabt vddoed, wanneer hy de waar-  )C 93 ):( waarheid leert, voor de uitbreiding van het Ryk van God bidt, de Sacramenten behoorlyk uitdteldt, den Bybel vlyrig beftudeert en deszelfs ïeere door zyn leven en wandel bekrachtigt; dat de gefchiedenis der wonderwerken van zoo veele Heiligen niet alleen meestal verdicht, maar ook weinig füchtelyk is — deeze en andere waarhe» den droeg hy voor, waardoor de kennis en de beoeffening van den Godsdienst moest bevorderd worden. AG T.  X 94 X AGTSTjE HOOFDSTUK. Hy verzet zich tegen den Paus en wordt < *'» den ha» gedaan. 1 at hiertoe had wel veel gedaan en ge¬ leerd, hetgeen voor den Panslyken Stoel onaangenaam en aanftootelyk zyn moest, echter had hy den Paus zelven toch altoos nog als het Hoofd van de Kerk erkend en zyn gezach op geenerly wyze gekwetst. Zelfs toen te Olmuts in Moravien wegens de vraag, of men aan den Paus moest gelooven? onlusten waren ontdaan, gaf hy hierop een onder zekere bepaalingen be. vestigend antwoord. Maar thands had er een geval plaats, hetwelk eene openbaare breuk met den Paus moest na zich fleepen. Paus Johannes de drie-en-twintigfle was een Heer, wiens Just en neiging, gelyk ook zyn talent en kracht, beter tot een Generaal dan tot een Pans gefchikt was. Eergierigheid en heerschzucht waren de harstochten aan welken hy alles geredelyk opofferde. Wee het nabuurig huis, nevens hetwelk een man woont, die aan deeze hartstochten is over. gegeeven. De buurman zal ;zich of moeten ver- nede»  3f( 95 X ■nederen, or hy zal aan duizend onaangenaam» heden bloot gefield zyn. Geen van beiden wnde de buurman vnn den Paus, Ladislaus, Koning van Napels. Pv aa-- i;u was niets zoo noodzaaklylc» als dat hy op zyne veifgheid bedacht was. Reeds had de Paus het (lout plan ontworpen, om in N'> e!s intevailen, 'sKonings heir teflaan, hem zelven gevangen te neemen, en hem de bekentenis van zyne zwakheid en onmacht afteperken Een bekentenis, welke voor den eer* gieiigen het zeetfle vermaak opleevert. Maar zelfs de misdaad behoefd een bedaard en voor. zichtig overleg indien dezelve haare oogmerken zal bereiken.' Ladislaus was fcherpzichtiger, dan de Paus. Hy nam fchielyk het befluit., om deszelfs onbezonnen inval, voortekómen, en de gedreigde gevsaan n aftekeeren. Nog eer de Paus met zyne toerustingen gereed. was, rukte hy reeds in. het Pauslyk gebied in, beleegerde verfcheide Steden, en bragt den Paus zo fteik in 't naauw dat dezelve niet wist, of hy meer voor het toekomende vreezen, dan over het reeds'gebeurde. zich ergeren en bedroeven, zoude. In deeze verlegenheid nam hy een middel by de band, waarvan hem .niet eens de eer der uitvinding, toekomt. Reeds zyne Voorgangers hadden de gewoonte, om hunne perfi oneele twisten die. uit onedele driften voortkwamen infbe- ten-  X 96 X langen van den Godsdienst te veranderen, en de gevaaren en on reilen, welke hun dreigden, als gevaaren van den Godsdienst te doen voorkomen. In navolging van dit voorbeeld zond hy in verfcheide Landen Gevolmachtigden uit, die aan elk, die tot zyne Armee zich vervoegen en zyn gebied tegen den Koning van Napels zou helpen verdeedigen, vergeving van alie hunne bedrevene zonden moesten beloven. Een prys, die volftrekt niet gemakkelyker verdiend kon worden. Want aflegging van gebreken en wasdom in het goede, waren dingen, van welken men geheel en al zich meende ontflagen te mogen houden, indien men maar kon befluiten, het Pauslyk geweer te draagen. De bul, welke de Paus thands in alle Landen liet uitgaan, üb al te merkwaardig, dan dat ik niet eenige hoofd trekken uit dezelve zoude aannaaien: „ Daar ons de godlyke genade aan de fpits 5, van de ftrydende Kerk gefield heeft, welke 3, het opzicht over alle Landen hebben, en als „ eene glansryke Koningin alles befluuren moet, „ zoo beveelen wy aan elk en een iegelyk, by„ ftraffe van den Kerkelyken ban, die terftond ,, volgen zal, zo dra men weigert, dit bevel op „ te volgen, datZadis/aus in alle Kerken onder .> het luiden van. de klokken en by uitgebluschte ï, en ter aarde nedergeworpene kaarsfen, als een  >C 97 X „ in den ban gedaan, meineedigen afvallig ketter „ verklaard worde Wy ro ipen hierby ^ „ Keizers, Koningen en Vorsten — en alle per„ Tonen van beiderleie fexe, by de befprenging ,, van het bloed van Christus en by de vergeeving van hunne zonden, plechtiglyk op, dat zy zich, „ gezamenlyk tot verdeediging van de Kerk en „ van onzen Perfoon, tegen AtnKomn&Ladislaus „ toerusten en opftaan. In het vertrouwen op de „ barmhartigheid van den Almachtigen, en op de „ aan ons gegeven macht, om te binden en te „ ontbinden - verleenen wy ook aan alle de ge9, nen, die of in eigen perfoon deezen kruistocht „ onderneemen, of door geld zullen onderffcu„ nen, de vergeeving van alle hunne zonden en „ de vergelding in de toekomende zaligheid — SJ dat dus niemand zich verftoute, om dit ons „ bevel te verwaarloozen, of ook de volvoering „ van hetzelve te beletten. Indien echter iemand „ dit Mout beltaan zoude hebben, dien verklaaren „ wy, dat hy de ongenade van den Almachtigen „ en van alle heilige Apostelen zich zal op den i> haIs haalen- Aldus gegeven en gedaan te R0„ men by St. Pieter, den 27. September 141 lm» Kan men zich wel grootere onbefchaamdheid verbeelden l ~ Door dit getrouwe uittrekzel hoope ik zo veel gedaan te hebben, dat ik de moeite befpaaren kan, het gedrag van ff ut/by de bekend, paakuig van dit bevel te bepleiten. Want hot G duin?*  X s>8 -X duurde niet Img, of ook een van de in de geheele vvaereld uitgezondene Werf - Officieren kwam naar Praag. Elk wierd ook hier opgeëischt , of om zelve deezen veldtocht in Itaïiün mede te doen, of ten minden eene bydrage van geld tot denzeiven te leveren. De vergeeving van zonden was het handgeld, 't geen aan elk wierd aangeboden. En het fcheen, als of de Pauslyke Onderhandelaar in Cohemen zyn geluk zou manken. Dan een man trad op, die dit fcbandelyk misbruik niet kon dulden, een man, die het volk onmogelyk zoo bedriegen, zyn Vaderland van geld en menfchen niet zoo ontblooten , deugd en godzaligheid niet zoo te koop kon laaten aanbieden , een man, zegge ik, dien myne Lezers reeds lang kennen, en die dit laag beftaan in Bohemen ten minden erndig tegen ging- Niet flechts in openlyke Predikaatfiën liet Mufs zich daartegen uit, en zocht het volk van deeze afgryslyk bedriegery aftehouden, maar hy bood zich ook aan, door eene aanplakking aan allf kerkdeuren en openbaare plaatfen, met elk hier over te redentwisten en tegenwerpingen te bewyzen, dat het met den Godsdienst van Jezus voldrekt niet bedaan kon, het bevel van den Paus op te volgen. Hoe meer onverwacht iets gebeurt, des te meer aandoening verwekt hetzelve. De Pauslyke Gezant moest over de handelwyze van Hufs des te meer verbaasd daan, hoe minder hy iets foortge- lyks  X 99 X lyks venvacht had, en hoe minder hy, in H aj?e„ meen gewoon was , by Pauslyke verordeningen tegenfpraak te ontmoeten. Alles wierd nu in beweeging gebracht, om tegen deeze onderneemingen krachtige tegenfchikkingen te maker.; Overredingen , beloften , dreigingen, omkoópingen — niets bleef onbeproefd, naar maate deeze of die perfoon voor het eene of voor het andere vatbaar was. Koning (Venzel wierd onder anderen-ook door beloften gewonnen. Hoe zeer ook zyn hart Van de onrechtvaardigheid van het Pauslyk bevel overtuigd was, gaf hy nogthands het' uitdrukiyk bevel, dat niemand, by verlies van zyne genade, het waagen zou, om den Pauslyken Gezant tegenlfand re bieden. Of het voor 't overige recht was , tegen zyne overtuiging :e fpreeken en te handelen, dit beOist wel de Zedenleer, maar niet de Staatkunde der menfchen. Over 't algemeen had Hufs thands nieuwe gelegenheid, om de droevige ondervinding bevestigd te zien, dat de mensen veel eerder in ftaatis, om de waarheid te erkennen, dan om dezelve ftandvastig te verdeedigen. Hy zag zich thands van mannen ver. laaten, die voorheen het met hem eens waren geweest. Veelen hadden met hem zelven tégen de Pauslyke bul geyverd, en dezeiven namen thans hun gevoelen uit vreeze terug. Standvastiger en onverfehrokkener, en juist daarom ook veel verdjepftelyker, was onze Hufs. t)e dag■: djen hy G 2 fer  X ÏOO X ter verdeediging van zyne tegenfpraak tegen cfe opeisching van den Paus — het was de 7 Juny 14'2 — bepaald had, naderde meer en meer en vond hem nog even zoo vol moeds, als toen hy de openlyke aanplakking gedaan had. Het was een dag, welken alle gemoederen met eene ingefpannen verwachting te gemoet zagen. Dezelve was nnauwlyks aangebroken, alles, wat tegen of voor Hufs gezind was, bevond zich reeds in den hiertoe bepaalden zaak Elk was begeerig, te hoo> ren, wat er gebeuren zou. Elk dacht reeds by zich zelven de gronden en tegengronden, welken hy of zyne tegenparty zouden voortbrengen. Elk verbeeldde zich reeds levendig de blydfchap, van zyne overtuigingen tegen alle twyffelingen gered en vrygemaakt te zien. Elk zag de befchaaming in den geest vooruit, in welke de tot ftilzwygen gebrachte en wederlegde regenftander zoude wegzinken. De geheele zaal was opgepropt vol van Burgers en Studenten. En toen de Rector van de Univerfiteit, uit vreeze voor onlusten , de Burgers bad, om zich te verwyderen, wierd hy met zulk wild gedruisch ontvangen, dat Hufs zelf tusfehen beide komen en zyne vrienden en aanhangers door Wenken en bidden ftilzwygen moest gebieden. Alles wierd bedaard, toen Hufs zyne Redevoe. ring begon, in welke hy vooraf de oorzaaken van deeze byeenkomst rechtvaardigde, waartoe hem niets' dan liefde tot de waarheid had aangeboord. Daar-  X i>¥ X Daarop betoogde hy, dat alleenlyk op berouwen verbetering van het leven, maar geenzins op een onrfernomene veldtocht vergeving van zonden kon verwagt worden, dat het een ichandelyk bedrog was, wanneer men anderen enkel uit baatzucht met eene valfche hoope vleide", en eindelyk, dat niemand, behalven Gud zelf, eenen zondaar voor rein en zonder fchuld kon verklaaren. Het ontbrak niet aan tegenfpreekers, die hunne gronden , zoo goed zy konden , voor den dag brachten. Want geene zaak is valsch en ongerymi, da>. men niet, indien men wil, iets , dat eenigen fchyn heeft, voor dezelve zou kunnen zeggen. De een hielp den anderen geduurig uit de verlegenheid, wanneer dezelve overtuigd was , en niets meer tot verdeediging van zyne flechte zaak wist voort te brengen. Alleen Hufs bewees zyn gevoelen met zulk eene bedaardheid en zoo klaar en duidelyk , dat het ook aan de eenvoud:g(ten blyken moest, op wiens zyde de waarheid was. En toen men van de zyde der tegenparty alle gronden had uitgeput, nam men zyne toevlucht'tot verwytin' gen en lastertaal. Maar toen ook dit niet meer wilde helpen, beriep men zich op het Koninglyk bevel en op de bcflisfing van 's Lands Overheid. „Ja, ja, hervatte Ifteronymus van Praag, die ,, zich zedert eenigen tyd Weder te Praag ophield,„ men doe, wat men wil. Men volge of onze „ redelyke gronden, of het onredelyk en ongeG 3 „ grond  X if& X i» grond gefchreeuw.yan de huichelaars ! Maar,5 om dat men zich op'de Overheid beroept, zoo >, willen wy terftond zelven op 't Raadhuis gaan „ en vrympsdig alles zeggen, het geen wy thands 3, gezegd hebben." Hy heeft recht, riepen eenige fiemmen, en recht! recht!, weergalmde de geheele zaal. Er ontbrak weinig', 0f de gemeene hoop had geweld gebruikt, en de Spreekers van beide zyden op het Raadhuis geleid. .Om overhaaste' flappen te verhoeden, dped Haf alle moeke, : om dc in drift geraakte gemoederen te doen bedaaren. En dus ging men gerust uit clkan.icrcn, zonder'in zyne gevoelens iets veranderd te hebben. In de volgende Vergadering, welke de Rector van de Univerfiteit deed byeenkomen, die echter op verre na soo talryk niet was, als de eerfle, ging het even daarom wat vrpedzaamer toe.. Men ftclde' aan Hufs cn zynen vriend Hieronymus het gevaar voor oogen, in hetwelk men de Stad zoude florten, terwyl de groote gisting van het volk maar al te zeer onlusten deed vreezen. Deezen beloofden ook, alle aanleiding hiertoe te yermyden, en geenen oploop °| generlei wyze te begunstigen. Maar, zeide >» Hufsr zal iic zwygen, waar ik'fpreeken moet? 9, Zal de waarheid zelve my niet aanklaagen, my, ,, daar ik dezelve kende en dezelve vreesachtig S5 zou verlaten ? Zal myn leven my dierbaarer », zyn, dan myne plicht?" En toen men hierop 2 O " niet«  X *o3 'X niets voldoende wist te antwoorden- ging men ook wederom uit eikanderen , hoewel met minder verbittering , echter met geen grooter hoop van vereeniging. Ondertusfchcn hadden eenige haastige en driftige menfchen', van de onrechtvaardigheid van dc Pauslyke bul overtuigd, zich by eede met clkanderen verbonden, om in 't vervolg elk eenen, die dezelve verdeedigen of tot opvolging van dezelve aanfpooreri znude, floutmoedig en luidkeels tegen te fpreeken. Dit overyld befluit wierd ook ter uitvoer gebracht. Drie van dezelve gingen den naastvolgenden Zondag in drie onderfcheidene Kerken» En daar, overeenkomftig met het Pauslyk bevel, over den nieuwen kruistocht gepredikt en het volk tot deelneeming in denzelven wierd aangefpoord, verheften zy onder de menigte hunne ftem, murmureerden en maakten een gedruisch. „ Dat is „ niet waar! Dat is verkeerd! Gelooft .het niet! „ Doet het niet!" Dit hun geroep veroorzaakte eene flooring in den Godsdienst, welke ontzachlyk was. Al'e drie wierden gevat, op 't Raadhuis gefleept en in de gevangenis geworpen. Men vfeésde niet zonder reden, dat zy voor allen het gelag zouden moeten betaalen. Deeze vrees vervulden onzen Hufs met zulk eene angstvalligheid, dat hy aan zich zelven de fchuld toefchreef van het geene, wat deeze ongelukkiger! zoude overkomen, die in den grond niets anders, en flechts G 4 met  p eene te gronte voorbaarigheid, gezegd hadden, dan het geen hy ze)f had geleerd. Hy vond zich te meer genoorit, om voor hen e rpreeken, hoe meer hy vreesde, dat men zyn lhlzwygen voor vreesachtigheid en verloochening van de waarheid mogt honden. Vergezeld van eenige toehoorders, ging hy dus op het Raadhuis, en bad, dat men aan deeze lieden niet te hard eenen misflap wilde feilen , waartoe hen he£ jeugdig vuur en eene overhaaste drift verleid had Men gaf hem tot antwoord, dat zyne voorfpraak' op het lot van de gevangenen invloed zou hebben. Met dit ui den grond zeer dubbelzinnig antwoord, fc hetwelk hy echter alle zyne wenfchen ver,uld , moest hy weder heengaan. Goedhartige inenfchen geeven aan ieder uitfpraak eene zodanige ^legging, welke met de menslievendheid het meest overeenkomt. Dikwyls wierden zy te leur gefield. Te leur gefield wierd ook thans de voor. fpreeker van deeze drie gevangenen. Want zyne bem.ddeling had werkelyk op hun lot invloed'. toaar eenen zeer droevige» en nadeeligen invloed. By zyne terugkeering in zyn huis, vond hy eenen hoop van menfchen, die tot duizenden aangegroeid en vast bepaald waren, het koste ook wathet wilde, de loslaating van de gevangenen te bewerken. I #fs van hun voorneemen onderricht, verammde niet, hen de gerustfrelling mede te dee. len,  X io5 X ïen, welke hy zelf verkregen had. „Gaat maar „ gerust naar huis riep hy. De gevangenen heb. „ ben genade verkregen!" Naauwlyks was men •p zyne aanfpraak onbekommerd en gerust uit eikanderen gegaan, toen onver-wagt de tyding de geheele Stad doorliep, dat de Raad, in Avereentemming met de Katholyke Geestelykheid, heimelyk den Scherprichter had laaten haaien en de gevangenen doen onthoofden. Eene zodanige arglistige te leurltelling vervulde allen, die op de zyde van Hufs waren, met verontwaardiging en gramfchap. Thands was het onmogelyk, de woe. de der zamengevloeide menigte te beteugelen. Ia Weinig oogenblikken was het Raadhuis omringd de gevangenis opengebroken, en juist zou aan de bewerkers van deeze te leurftelling de vreeslykte wraak worden uitgeöeflend, toen - men denke eens - wraakzucht door medelyden wierd overwonnen. Het was eene kunstgreep, welke op dc naauwkeurigfte kennis van het njenschlyk hart volmaakt bereekend was- De mensch kan uit de eene -emoedsbeweeging gemaklyk tot de andere , daarmede vermaagfchapte overgaan, zo dra maar nieuwe en werkzaame voorwerpen aan zyne befchouwmg worden aangeboden. Men had verder mets gedaan, als de drie lyken, helder in 't wit gekleed, op prachtige doodbaaren te leggen. Maar dit gezicht was reeds genoegzaam, om de aandoeG S nin-  ningen dér toegevloeide menigte van de bewerkers van dieft moord af en tot de vermoorden henen te leiden. In plaats van wraak aan de eerden te beffeneh» hielden zy zich bezig, met de eerbétooDingen „-welke zy den laatften nog wilden aandoen. ' Dus wierd hun opgewonden gemoed, hetwefk tóch de eehe of andere ftoffe van onderhouding wilde hebben , voor dat oogenblik bezig gehouden, om langzaamerhand van den hoogen trap van infpanning Wederom tot bedaareri te komen. Om kort te gaan, het volk vatte de lykbaaren met de lyken op, en begon de plechtigfte lykftaatfie, welke men ooit gezien heeft- Alles liep .7,00 gerust af, als of er niets gebeurd was. Alleen deyver, door welke een ieder gaarne wilde helpen dragen, of naby de lyken wilde zyn, Hoorde zomwylen de orde. Sterfgezangen wierden met zulk eene aandoening gezongen, dat alle gemoederen getroffen wierden. Er liepen geduurig meer menfchen toe, die in den beginne niet tegenwoordig waren. Het was een grooter fchaade voor de Afiaatshandelaars, dan alle voorftellen van Hufs veroorzaakt hadden ! Want met de deel neeming in dit geval , vermeerderde de deelneemdng in de oorzaaken van hetzelve. De tocht ging naar de Kerk te Eethlehem, alwaar de lyken, als martelaars , die zich voor de waarheid hadden opgeófferd,- wierden ter aarde befteld. Wat Hufs hierby gevoelde of mede werkte ? — Men  .Men iioore dit uit zyne eigene woorden j „ Opn Sefloten lag ik op dien avond in my„e ïimet* „ als . of ik myne zintuigen verloren had. Handen „ en voeten beefden my. Ik zag en ik hoorde „ niemand, die tot my kwam of met mv fprak. „ Slechts Stasfeck, Kirfchidelco, Wfchejïetzka — „ het zyn de nnamen van -de drie ter dood ge„ brachten - zweefden my voor oogen, die my ,,.als de oorzaak van hunne vermoording aan„ klaagden, wel dra met eenen blydcn opfïng van „ oog zich tot den Verloer wenden en uitrie,, pen : De yver voor uw luiis heeft ons verteerd." Reeds hieruit ziet.men, indien het ook de Gefehiedfehryvers niet. uitdruklyk berichtten, da: hy aan de geheele handelwyze van het volk geen mmfte aandeel had. -IVheji vvas zelfs verwonderd, toen men hem ook naderhand een tangduung Uil. zwygen. zag in acht ncemc.n. Maar altyd kon-hy met zwygen. Hy gevoelde eenen te innigea fpyc over deeze onfchuldige.«ffersr gelyk deze'ven hem thands voorkwamen, Want eene al te groote gefrrengheid mist meestendeels haar oogmerk niet Hechts in de oogen var, de menigte, maar ook van de fchranderen en kundigen. Eene daad, die bcnspenswaardig is,, m^r, te,hard beflrafc wordt, v,erkrygt. dikwyls daardoor , lof en goedkeuring, ZgfaUuft.was thands meer geneigd, dan te vo■m » minder berispelyks in de daad van de tef *)Qd gebrachte te vinden, En toen zyne fmert - uit-  X 'os x uitberstte, verklaarde hy zyne misnoegdheid ovef deeze heimelyke doodftraf Openbaare daadén , dacht hy , moesten ook openlyk onderzocht en beftrafc worden. Hy liet zich met zulk eene warmte hierover uit, dat het hem van de zyde van den Raad ernflig verboden wierd, dit geval ooit op den Kanfel weder aanrehaalen En hoe meer zyn hart geneigd was, om aangedaan onrecht re vergeeten, des te gemaklyker wierd hem lecze maatiging. ' Maar wanneer de waarheid aangetast en tegen de voorfchriften van den Godsdienst voortduurend gehandeld wierd, dan kon geen gebod hem den mond fluiten. Want toen er eene tweede nog fcherpere pauslyke bul van denzelfden inhoud te Praag aankwam, kon hy niet nalaaten, een gefchrift tegen dezelve opteftellen, waarin hy met eene even zoo groote gemaatigdheid als openhartigheid de eisfchen van den Paus onderzocht en bepaalde, wat hem toegedaan of geweigerd moest worden. Ik vergenoege my, met 'ééiie plaats uit hetzelve aantehaalen : „ Elk Christen heeft het „ recht te toetzen en te onderzoeken. Dit recht „ ftrekt zich ook uit over de pauslyke aanbeve„ lkigen. Vindt men dezelve met de voorfchriften van den Godsdienst overeenkomftig, dan „ moet men ze gehoorzaamen. Is iets met dezelve „ ftrydig, moet men zich ftandvastig daar tegen ver„ zetten. Want de uitfpraak by Bieb: wie wil tot „ hem zeggen : wat doet gy ? kan alleen van „ God,  X 109 X „ Gcd, maar gtenzins van den Paus gebezigd „ worden, alleen van hem, die geenen Opper,, heer heeft, of nooit kan dwaalen. Maar wie ,, zou dit zyn, buiten God? "• In de daad, indien de vrienden en vyanden van Hufs maar altoos de gemaatigdheid hadden in acht genomen, waarin hy hun zodanig een lofwaardig voorbeeld gaf, dan zouden de volgende treurtoo» neelen nooit hebben plaats gehad. Onpartydigheid is de belydcnis, dat ook de aanhangers van Hufs, of, gelyk zy toen genoemd wierden, de Evangelifchen, zich dikwyls aan eene overhaaste drift overgaaven, welke geenzins goedgekeurd kan worden. Zoo noemden zy niet zelden hunne tegenparty op openbaare plaatfen : zielverkoopers , zondenhandelaars , knechten van Romen enz, Ook aan fchimpdichten en ftraatliedjens was er geen gebrek, waarmede de verdeedigers van de pauslyke rechten gehoond, en waardoor de partyen meerder verbitterd wierden. Onder allen was de reeds genoemde Hieronymus van Praag eenen zodanigen, die aan zynen yver geene (paaien konde ftellen. Men verhaalt — en waarom zou men het in twyffel trekken, daar het met zyn driftig en onderneemend karakter zo wel overeenkomt — dat hy eens in eene Kerk kwam, waar men met groote aandacht Reliquien en overblyfzelfs van oude Heiligen aanbad, Hy vergenoegde , zich  X iio x zich niet, met over deeze bygeloovigheid te glimp, iagchcu. Neen, hy ging heen, greep de heiligdommen aan, en wierp dezelve in tegenwoordigheid van derzelver aanbidders met een luid gelagen ter aarde. Eene ongelukkige pooging, om vóoroordeelen uitteroeien ! Wie deezen weg inflaat, zal zyn oogmerk zeldzaam bereiken. Hoe geheel vericmilend dacht Hufs hieromtrent! Ik bewyze dit uit eene plaats in zyne Predikaatfiëu, waar hy zegt: „Wie den troon van den Paus wil omfroo„ ten, moet niet met groote fteenen gooien. 3, Groote lleenen maaken te veel gerucht en ge5, raas. De wachter ontwaakt en is op zyne hoes, de. Laaten wy kleine fteenen neemen en het „ gebouw zal allengskens wankelen en inftorten, „ geiyk de toren te Babyion." Eenen nog meer ftouten en overhaasten flap deed Hieronymus, by denwelken hy even zoo min zynen meergemaatigden Vriend geraadpleegd had. Innig bedroefd over de voortduurendë poogingen van den pauslyken Gezant, om het volk tot den kruistocht aantefpooren, nam hy een affchrift van de pauslyke bul , hing hetzelve om een fchandbeeld, trok, vergezeld van Studenten, onder eenen geduurig grooteren toeloop van het volk, op den markt, en verbrandde hetzelve onder luidruchtige fmaadredenen en befchimpingen. Het grootfte gedeelte van het volk hefte een ge-  X ui X gejuich aan, en veelen brachten nog meerdere ordonnantiën van Bisfchoppen en Prelaaten, om dezelve aan het vuur op te offeren. Wie behoeft hier eerst een tafereel van de aandoeningen der Katholyke Geestelykheid ? Dezelve gevoelde deeze belchimping te fterk, dan dat zy niet op wraak zoude hebben uit geweest. „ Hufs „ zal er voor boeten!" fprak de een tot den anderen. Want het geen fommige leden van eene party uitfleekend goeds of kwaads doen , wordt gewoonlyk aan de geheele party, of nog meer aan het hoofd van dezelve toegefchreven. Ieder wezenstrek , ieder opflag van het oog verraadde nn dood en verderf. Ieder befchouwden deezen flap als het hoegften toppunt van vermeetelheid. Men eischte malkanderen op, om hetzelve te wreeken. Men zou den Bybel hebben laaten verbranden en de grootfte misdaad iaaten bedryven , dat zou waarfchynlyk zoo veel opziens niet gemaakt hebben. Het duurde niet lang, of de Paus was van de ontëering verwittigd, welke zyne heilige beveelen hadden ondergaan. Hiervan verwittigd zynde, tnHufs, onder de fcherpfte dreigementen, naar Romen dagvaarden, was een en hetzelfde. Maar om dat men aan zyn komst, of aan de mogelykheid van zyne rechtvaardiging twyffelde, wierd hy reeds vooraf als een ketter geëxcommuniceerd, dat is te zeggen, van alle voorrechten en  X H2 x en rechten van een Lid der Kerk beroofd. Het wierd niet flechts voor geoorloofd , maar ook voor verdienftelyk gehouden, den. genen te vervolgen, die in deeze ftraffe vervallen was. Zelfs de Stad Praag hield men nu door den perfoon van veronthéiligd, en er kwam een pauslyke orde vandenÉ>Juny 14.3,0 't licht, dat in Praag, behah ven in de Hoofdkerk, geene geestelyke verrichtingen mogten worden waargenomen, zo lang Hufs zich daar zoude ophouden. NEGEN-  X H3 X ACHTSTE HOOFDSTUK, Hy tnoet Praag verlaten. Me, een oog vol medelyden moeten wy thands den man befchouwen , die tot dus verre zoo heldhaftig voor de goede zaak gefïreden had. Een der gevoeliglïe flagen trof hem thands; hoe wel nog gevoeliger Hagen op hem wachtten. Hy zou als een booswicht Praag verhaten, eene plaats, waar hy zoo veel goeds geleerd en nog meer goeds gedicht had. Gelyk de reiziger te moede is, wanneer hy, na op een flecht ongebaand voetpad gewandeld te hebben, eindelyk geheel en al van den weg afraakt, zoo was hy thands, toen by van zyne moeilyke, echter gezegende loopbaan, moest aftreeden. 't Was te beklaagen, dat hy gehinderd werd in zyne anders onafgebrokene werkzaamheden; maar hy zelve genoot de kalmte en gerustheid, welke verdienftelyke, maar vervolgde menfchen genieten. De innerlyke Item van zyn hart: gy hebt recht gehandeld! deeze is meer waardig, dan alle nog zoo vleiende lof van dwaaze of omgekochte deugnieten. — Hufs had zelfs boven veele met hem gelyk denkende mannen, dte dikwyls ongekend in het verborgene zuchten, nog een voorrechr. Hy genoot de goedkeuring- vsa H  X " + X alle verftandigen uit de hoogere en laagere fianden van het menschdom. Zyne vrienden waren het onder eikanderen zelve oneens: eenigen van de drifcigften en on« verfchrokkennxn fionden'er op, dathy, in fpyt van het Pauslyk bevel, in Praag zou blyven, en gevoelden zich fterk genoeg,, hem regen alle vyandige aanvallen te befchermen. Anderen , juist niet de vreesachtigften, maar die voor zynen perfoon het tederhartigst bezorgd waren , raadden het tegendeel aan. Hy volgde geen van beiden, tervvyl hy noch de ftoutmoedige beloften -en hoopgeevingcn van de eerften, noch de tegenovergeiielde bekommtrnisfen van de laatften goedkeurde. Maar de vreeze aan de eene zyde, dat zyne verdere tegenwoordigheid tot nog grootere zamenrottingen en tot gevaarlyke, toneclen ,aanleiding geeven., C11 veelen hier door flralfe cn verantwoording mogt berokkenen; en aan de andere zyde 9 de hoop, dat het eens. "uitgeftrooide zaad der waarheid ook in zyne afweezigheid wortel fchieten, opgaan en vruchten voort zou brengen — bepaalde zyn befluit. Hierby is ook het vermoeden, niet onwaarfchynlyk, dat de Koning zelf, by wLen.men fterk .aanhield, om Hufs te ftraffen, hem de» raad zal gegeven hebben, om zich van Praag tejverwyderen. Daar wierden thands veele uitnoodigingen aan hem gedaan van zodanigen, die hem eene verblyf- plaats  X "5 X plaats en befcherming aanboder. Msar hy verkoos boven allen zyne geboorteplaats Hiisftnecz, niet Hechts uit liefde en dankbaarheid jegens den eigenaar van^ie plaats, die niet opgehouden had, hem van ija ,nt tycj bewyzen van zyne voortduurende genegenheid £ ^even, maar om dat hy geloofde, zynen Landslieden W p^dik^atien van nut te zyn, en aan die Landftreek, aan wuo hv zyne eerde befchaaving en opvoeding te danken had, dat gene, gelyk hy zich uitdrukte, weder terug te moeten geeven, het geen hy ontvangen had. Hy kwam aldaar onder de grootfte verwachtingen van allen, die hem in zyne jeugd gekend hadden, en wierd als een man bewonderd, die aan zyne geboorteplaats eer had aangedaan. Van alle plaatfen ffroomde men toe, om den Vyand van den Paus — dus noemde men hem — te zien en te fpreeken. Dit was voor hem niet zeer aangenaam, want hy had voorgenomen, om den eerften tyd geheel eenzaam en in rust door te brengen, en denzelven aan overdenkingen over zich zelven en over zyns lotgevallen toe te wyden. Eene geheele nieuwe beoordeeling van alle zyne gevoelens, leerftellingen en grondbeginfelen zou thans by de hand genomen, zyn gedrag.omtrent zyne Vyanden getoetst, dc oorzaaken van hunnen haat overwogen, en alles veranderd'en verworpen worden, het geen de fcherpfte proeve niet kon uithouden. Hal welk een zalig befluit zou het in H a het  X ntf ):C het leven van ieder mensch niet wezen, indien allen, gelyk onze Hufs, op zekere tyden een zodanig rustpunt vast Helden, en hunne geheele handelwyze aan een geflreng en onpartv^'e onderzoek wilden onderwerpen 1 «"eiKe gelukkige en gezegende gevolgen ~jU een zodanig flil flaan op den we? levens, een zodanig terug zien op net voorgaande, hebben! Hoe veel nut zou de mensch zelve, zou zyne deugd, en het overige menschdom daaruit trekken! De vrucht van deeze wel befleede eenzaamheid waren verfcheide Schriften, welke hy thands had opgefleld: een Boek over de zes Dwaaüngen, gelyk hy het noemde, en hetzelve aan de poorten van de Kerk Bethlehem het aanplakken, tastte vooreerst het bygeloof aan, het welk in de Mis met de Hostie of met het gewyde brood gedreeven wierd ; vervolgens het gevoelen, dat tot het geloof in God en Jezus ook nog het geloof in de Maagd Maria en in den Paus moest komen; verder, het voorgeeven, dat de Paap of Priester, ieder naar jwelbehaagen, zonden kon vergeven ; boven dien, de Helling, dat men hen, die boven ons gefield zijn , in alle Hukken moet gehoorzaamen, het zy zulks naar Godlyke wetten al of niet geoorloofd is; en eindelyk de Simonie of de fchandelyke gewoonte, geestelyke Ambten te koopen en te verkoopen. Even zoo openhartig ging hy ook te werk in zyne Verhandeling over ''éi  X "7 X de Kerk, waar in hy de rechten cn plichten, welken elk lid van de Kerk te betrachten of van dezelve te eisfchen heeft, fcherpzinnig ontleedde. Een Boek, uit het welk in laateren tyd alle de haatelyke gevolgen wierden afgeleid, welke het ongeluk van Hufs bereidden. Dus wierd hy, uit zynen eigenlyken kring van werkzaamheid weggerukt, altoos nog ten hoogflen nuttig voor de waereld. Dan de neiging, om ook door mondelyke voordellen ten voordeele van de goede zaak werkzaam te zyn, ontwaakte in hem op nieuw. De kring van zyne tot dus verre geoeffende bezigheden was voordeezen , aan werkzaamheid gewoonen man veel te naauw , dan dat hy niet, op alle mogelyke wyze gepoogd zou hebben , om denzelven uit t& breiden. Want het is een geluk voor den mensch, die de deugd najaagt, dat goede heblykheden zich bykans even zoo moeilyk wederom laaten afwennen, als kwaade ge. woonten. Voor Hufs was het niet gemaklyk, zyne werkzaamheid te laten varen. Hy leerde, wel is waar, onvermoeid, in zyne geboorteplaats; hy moest, wel is waar, den Heere van die plaats veele uuren tot onderwys toewyden; hy ontfing hier en te Krakowitz, waar hy naderhand zyn verblyf had, bykans dagelyks veele bezoeken van vreemde menfchen, die dikwyls flechts uit nieuwsgierigheid, om hem te leeren kennen, geH 3 ko- t  X "8 X komen waren, maar altoos beter onderricht en overtuigd van hem weg gingen. ' Dan zyn geduurig voorwaarts ffreevende geest vond echter in dit alles geene voldoening, Gelyk een Apostel trok hy door Steden en Dorpen, om dwaalingen en vooroordeelen te beftryden. Het was verbaazend, met welk eene goedkeuring hy overal wierd ontfangen. Zyn oprecht gelaat, zyn goedaartig voorkomen, zyne minzaame (tem, zyn plechtige ernst, wanneer hy over zaaken van den Godsdienst fprak, deeden hem in de Provintie nog meerdere harten winnen, dan in de Hoofdftad. Graaven en Edellieden wierden zyne yverigfte befchermers, die hem van te voren flechts by naam gekend en misfchien uit dien hoofde eene geringe meening van hem gehad hadden. Schriftelyke en mondelyke berichten kwamen thands in de Hoofdftad aan, welke niet alleen zynen lof in 't algemeen, maar ook de verwondering behelsden , hoe men deezen man zoo zeer had kunnen miskennen en vervolgen. Dit had echter geheel verfchillcnde uitwerkingen. By zommigen ontwaakte de wensch, zyne Predikaatfien en Redevoeringen weder te Praag te hooren, en het voorneemen, zyne leer nooit te vermaten, verkreeg eene nieuwe fterkte. Anderen , cue of reeds voor lang eene perfooneele vyandfchap tegen hem koesterden, of wier verderf.  X "9 X derflyk belang het vereischte, zich tegen zyne nieuwigheden te verzetten, meenden thans de noodzaaklykheid ten vollen te gevoelen, om hem uit den weg te ruimen. De vreeze, dat hy geheel Bohemen op zyne zyde mogt trekken, was voor hen te kwellend. Alleen de mogelykheid, om zynen ondergang op de gemaktykftè en konfee wyze te bewerken, was nog niet uitgevonden. Zy wisten ondertusfehen, hoe fmcrtclyk het voor het hoofd van eene party is, wanneer enkele leden van dezelve vervolgd worden. Men kon, dachten zy, vooreerst Hufs niet.gevoeliger kwellen, dan wanneer men zyne yverigftc aanhangers vyandig behandelde. Dit voorneemen brachten zy ook getrouWlyk te*1 uitvoer. En er ontftonden bykans dagelyks kleine twisten en vechtpartyen. Het was er zoo verre van daan, dat de afweezigheid van Sufs aan de Stad rust verfchafte, dat het bykans geduurig erger wierd. Hier fchreef men vóór; daar tegen Hufs. Hier verhefte men hem, als eenen uitmuntenden Leeraar; ginds kreet men hem uit voor den doemwaardigften ketter. Hier fchimpte men op dwaalingen en bygeloof; ginds dreigde men met gevangenneeming en dood. Hier ftfeed men met waapenen der waarheid; ginds met waapenen van den Roomfchen Stoel. Dus ging het langen tyd, zo dat zelfs de Overheid geen rust kon daar fiellen. Op' den 10 H 4 Juny  X 120 X Juny 1413 was 'er jbykans een formeele op. Rand. Reeds was het zoo verre, dat beide partyen handgemeen wierden. Maar de invallende gedachte van een geestig mensch herftelde voor ditmaal de rust. „ Spaart uwe drift, tot dat „ wy Hufs. zelf «djen hebben!" riep een van de Katholyke party, die wel begreep, dat door zulke vechtparryen weinig gewonnen, maar de mogelykheid van eene vereeniging nog moeilyker gemaakt wierd. Het gevolg van deeze uitroeping dient tot een bewys, hoe ligtelyk eene woedende menigte, die voor de onbezonnenfte onderncemtngen vatbaar is, en a!le gevveld zoude ^ feeren, door eene enkele opgeworpene gedachte tot bedaren kan gebracht worden. Alles wierd thands ftil en ging bedaard naar huis. Zèkerlyk fmeulde in het binnenfte van het hart nog het vuur van verbittering, het welk niet ligt ui'gebluscht en nog hier door aangewakkerd wierd dat van den Paus een nieuw ernstig bevel aan den Koning Wcmd kwam , dat hy in zyp Ryk terftond alle Kerkelyke onlusten moest (luiten, by aldien hy niet zelf aan de geftrcnglle wraak zich wilde bloot ffellen. Dan deeze Heer bleef aan zyn grondbeginsel getrouw, om alles te laaten gaan, gelyk het ging, en uit alles voordeel te haaien. Hy zag op zyne Kasteelen Toczxkk. Zïebratk en Conraütze zeer bedaard aan, welk een gewin deeze on-  >•( 121 ):( onlusten voor de uitbreiding van zyne macht, zouden hebben, en mengde er zich dan eerst in, wanneer de zaak eene voor zyne oogmerken ongunstige keer fcheen te neemen. Paus Johannes de drie en twlntigfte gevoelde hierover niet weinig fpyt. Dan deeze ongehoorzaamheid van Wenzel was een van zyne geringde ongemakken. Veel grootere bekommering veroorzaakte hem zyn buurman Ladhlaus , Koning van Napels, die, na eenen korten vrede, in den Kerkelyken Staat weder was ingevallen, Romen en veele andere Steden had weggenomen, en den Paus zelven gedwongen had, om naar Boïogua te vluchten. Tegen deezen zien in veiligheid te dellen en alle Natiën tegen hem op de been te brengen en te vereenigen, was zyne yverigfte werkzaamheid. En indien hy maar de eenigde was geweest, die thands den Pauslyken Titel voerde, zyn oogmerk zou dan nog gemaklyker bereikt zyn geworden. Maar twee mededingers Wilden, behalven hem, op den Pauslyken Stoel zitten, Gregorius de Twaalfde en Rencdkttis de. Dertiende De Kerk had naamenlyk het zonderling geval, dat drie Pausfen te gelyk aanweezig waren , van welken elk de aüeenheersching zich aanmaatigen en de anderen weg dringen wilde. De ergernis, dat hier door gegeven Wierd, de wanorde, welke hier uit ontdond, en de twisten en vyandigheden, welke hier door W 5 wier-  ):C 133 X wierden voortgebracht, — dit alles liep te veel in 't oog, dan dat niet elk gewenscht zon hebben , deeze gefchillen geëindigd te zien. Keizer Sigismond had reeds lang tot dit oogmerk verlcheide plannen ontworpen. Meer dan eens had hy Paus Johannes verzocht, om eene algemeene Kerkvergaadering uit te fchryven, op welke deeze verdrietige verfchillen geflild en voornaamlyk de onlusten in Dohemen weg genomen zouden worden. Maar geduurig was hy met eene ydele hoop vertroost en zyn verzoek, nu onder deeze dan onder die uitvlucht, van de hand geweezcn. Maar langer wilde Sigismond zyn voorneemen niet uitgefteld laaten, te meer, daar hy verfcheide andere oogmerken dacht door te dryven. En langer wilde ook zelfs "Johannes daar tegen zich niet verzetten, om dat hy eene Kerkvergaadering als het beste middel befchouwde, om niet alleen redding tegen zynen vyandlyken buurman, maar ook bevryding van zyne lastige mededingers en van alle tegen lire evers van den Pauslyken Stoel te verkrygen. Daar wierd dus, na een langduurig overleg, het volgende jaar 1414 als het eindelyk tydftïp bepaald , wanneer men tot dat oogmerk zou by een komen. Maar omtrent de plaats, waar zulks zoude gefehieden, kon men nog niet terftond eens worden, tot dat eindelyk Conftants daar toe wierd uitgekozen. Alle Christelyke Vorsten, benevens de hooge Geestelykheid wierden nu  X i23 X nu uitgenodigd, om den i November van het genoemde jaar aldaar, of in eigen perfoon of door gevolmachtigden , te verfchynen, en aan al dat gene, hetwelk men aldaar verhandelen en befluiren zoude, zich te onderwerpen. Het was goed, dat Johamies eens zyn woord, om de Kerkvergaadering uit te fchryven, gegeeven bad. Want de gelukkige omftandigheid, dat de plotrelinge dood van Ladislaus hem gelegenheid verfchafte, zyne verloorene bezittingen wederom in zyn macht te krygen, had hem byna verleid , zyne, door nood afgeperste, belofte weder in te trekken. Een lot, 't welk beloften gewoonlyk hebben, die in veranderlyke omftandigheden ge. daan worden. Maar de fmeekingen en dreigeme.iteu van den Keizer werkten thands meer dan zyn plicht. Deeze alleen hadden het vermogen, om hem dat geene te doen houden, waartoe de verplichting van zyn gegeeven woord hem alleen had behoaren aan te fpooren. Het was natuurlyk, dat onze Hufs by deeze fchikkingen niet vergeeten wierd. Hoe kon ook een man in vergeetelheid geraaken, die zoo veelen menfchen hunne fouten had aangeweezen? Hy ontfing het bevel, om op deeze talryke Vergaadering te verfchynen , wegens zyne verfpreide gevoelens zich te rechtvaardigen en dezelve of plechtig te herroepen, of aan de toegeweezene ftraffen zich te onderwerpen. Hufs was juist, volgens het  X 124 X het verhaal van eenen zyner tydgenooten, eenen dag oppaslyk, toen hem de tyding van dit bevel wierd inede gedeeld. Sehielyk fprong hy van zyne legerflede op, kleedde zich oogenbliklyk, greep naar zyne Schriften en wilde zich aanflonds tot zyne reize vaardig maaken, toen hy, tot zyne fp'yt, gewaar wierd, dat de termyn van zyne verfchyning nog zoo verre verwyderd was. „ Is het nog zoo lang, riep hy, tot dat ik vry voor de „ waereld fpreeken kan, gelyk de Heer deed, ,', wiens Evangelie ik verkondige?" — „ Maar, „ fprak een van de omflanders, gy klaagde im« „ mers over pynen. Men had u, onder deeze „ omftandigheden, geen zoo kwaade boodfchap „ moeten brengen!" — ,, Ziet gy niet, dat de,, zelve my weder gezond gemaakt heeft? Een 5, krachtiger geneesmiddel had ik niet kunnen be„ komen. De Paus is myn paal in 't vleesch, (*) die my nu eens zacht, dan zeer doet." Beminnenswaardig man! hoe noopt gy ons. tot uwen lof! Ha! hier mogt ik n hebben zien op fpringen, mogt ik het vuur gezien hebben, 't welk uw aangezicht doorgloeide! Godlyk groot klopte uw hart, uwe oogen fonkelden, uw mond wilde reeds fpreeken, reeds de waarheid verdeedigen, reeds de zaak van God erj van de gezonde rede (*) 2 Cor, XII: 7. een fcherpe doorn in 't vleesch. St. Vert.  X 125 X rede tegen alle aanvallen redden, onbekommerd, hoe het u zou gaan, verheven boven alle gevaaren, die u aanftaande waren. Eraave man, gy zaagt den houtmyt nog niet, welken men voor u oprichtte, gevoelde de pyn nog niet, die uw ligchaam zou aantasten, gy waart van de vlam nog onbezeerd, welke uwe leden zou verteeren. Ach, ik beef reeds voor u! Maar hoe meer ik voor u bekommerd ben, des te grooter is myne hoogachting. Naast u tfaan befchaamd alle laaghartige zielen, die door een handvol goud zich tot alles laaten omkbopen. Bloozen zie ik hen allen, die laf hartigen , die , door duizend onedele oogmerken zich terug laaten houden, en de waarheid liever verloochenen. Neen, ik wende myn oog van hun weg, van hun, die my zoo ter neder flaau en het gevoel van myne menschlyke waardy zoo zeer verzwakken. Een man, gelyk gy, braave Hufs, verzoent my weder met myn lot, dat ik een mensch ben. Is het ook, dat weinigen n gelyk zyn, daar zyn echter nog eenigen, welken zoo zyn, gelyk allen behoorden te wezen. Mannen zyn er, wel is waar, genoeg, die zeggen kunnen: dat is waar! maar zeer weinigen zyn er, die zeg. gen willen: dat is valsch ! Ai kon Hufs ook niet terflond naar Confiants fpoeden, hy kon toch nu onmogelyk langer in eenen naauwen kring van werkzaamheid blyven. De bekoorlykhcij, om dat geen reeds op eene meer  X 126- X meer aanzienlyke plaats te zeggen, het geen hy te Conftants zeggen wilde, was te groot en de yver, geduurig meerdere menfchen voor de goede zaak te winnen, was te dringend, dan dat hy langer buiten de Hoofdftad van zyn Vaderland had kun' nen vertoeven. Hy fpoedde naar Praag, gelyk een mensch, die een groot geluk had gekregen, -en die het nu niet kan afwachten, om er zyne af. wezende vrienden bericht van te geeven. En thands had byna niemand meerder in zyne meening zich bedrogen, dan hy. Hy hoopte blydfchap en genoegen op het aangezicht van zyne bekenden te aanfchouwen. „ Hoe verheugd zul„ len zy zyn, dacht hy, dat de zaak eindelyk zoo verre gekomen is, dat dat gene, wat ik gefpro? „ ken hebbe , door Keizers en Koningen onder? ,, zocht zal worden. Na zal men toch inzien, „ dat alle myne gevoelens niet uit de lucht ge„ haald, maar dat alles met de Schrift en de rede „ volmaakt overeenllemt. Geheele Landen zal nu het dekzel voor hunne oogen worden weg ,, genomen, misbruiken zullen nu weggedaan en „ ondeugden beftraft worden. De Bybel — het „ Boek, dat ik zoo dikwyls las, en dat my zoo „ menigmaal onderwees — zal ik hen voor de „ oogen houden, zo dat niemand iets daar tegen „ zal weeten in te brengen." Bekoorlyke droom, waar aan niets ontbrak, dan de vervulling! Reeds  y< 127 ) •Reeds al ten opzichte van zyne vrienden ontbrak de vervulling. Want rtfen verwelkomde hem met uitdrukkingen van beklag en medelyden. Men vooffpelde hem ongeluk en verderf', hetwelk-zich boven zyn hoofd zoude op een ftaapelen. Men herinnerde hem aan het gedrag, hetwelk zyne vyanden tot dus verre gehouden hadden , en noopte hem, om hier uit eene fluitrede op de toekomst op te maaken. Met één woord, men gaf zyne bekommernis te kennen voor zyn leven en voor zyne gelukkige wederkeering. Maar het ergfte, het geen men hem kon aandoen — men wilde hem zelfs de zoete hoop ontneemen, dat zyne verdeediging veel nut zoude te weeg brengen. Dit alles bevreemde hem , wel is waar, maar kon hem nogthans niet moedeloos maaken. Het was zonderling, dat zyne vyanden thands zynen moed eerder deeden aanwakkeren, dan zyne vrienden. Terwyl deeze hem met bange vermoedens kwelden, waagden de eerften het niet, hem op eenigerlei wyze met aanvallen lastig te vallen. Want het is eene oude ondervinding, dat de mensch dan het gemaklykst eenen vyand verdraagt, wanneer by den zekeren ondergang van denzelven reeds voorziet, en niet eerst zelf op vergelding en wraak behoeft te denken. Daarom lieten de vyanden van Hufs het thands toe, da: hy ongeftoord onder hunne oogen zich te Praag ophield, zonder door hun vervolgd en aangetast te  X 128 X te worden. Conftants hielden zy voor hunnen waarborg, dat hy niet lang meer vrede zoude heb» ben. Waar 'toe zouden zy zich derhalven thans vaardig infpannen, om hem verdriet aan te doen, van wien zy, door anderen, wel dra zouden bevryd worden ? O! dat zy toch niet zoo geheel gelyk gehad mogten hebben! Voor 't overige handelde Hufs thands, gelyk een man in zyne omftandigheden moest handelen. Ten einde aan zyne tegenparty geen twyfFel ten aanzien van zyn genomen befluit mogt overig blyven, oordeelde hy, dat hy zich openlyk daar omtrent moest uitten. De navolgende verklaaring was derhalven, binnen weinig dagen, aan alle Kerken en Kloosters in de Latynfche, Duitfche en Boheemfche taal aangeplakt: „ Magister Johan„- nes van Husfmecz is bereidwillig, op de Kerk„ vergaadering te Conftants te reizen en op alle „ aanklachten van zyne vyanden voor Koningen „ en Vorsten te antwoorden. Houdt men hem „ verdacht van valfche leerftellingen, dan wil hy „ zelfs nog vooraf met elk, die tegen hem wil op „ treden, openlyk, in tegenwoordigheid van den „ Aartsbisfchop, lpreeken. Zy, die niet ophou„ den, op hem te fchelden , kunnen nu opkomen „ en met eene duidelyke ftem aantoonen, ofzy „ iets, hergeen van het Katholyk Geloof afwykt, „ van hem gehoord hebben. Maar indien hy des „ niet tegenftaande niets kan uitvoeren, dan zy het  X ^9 X „ het hier mede openlyk verklaard, dat de fchuld „ niet aan hem ligt. Gegeeven den eerften zondag na Bartholomeus, in het jaar 1414." Hier mede nog niet voldaan, wendde hy zich tot den Landdag in Munster te Praag, en verzocht alle Ridders en Standen, dat zy by den Aartsbisfchop Conrad eene formeele verklaaring omtrent zyne leere, leven en wandel wilden uitwerken. Men voldeed ook werkelyk aan zyn verzoek en de Aartsbisfchop gaf het antwoord, dat hy Hufs van geene kettery wilde of konde befchuldigen, maar hy kon, uit hoofde van zyn ambt, eenen man niet genegen zyn, die door den Paus in den ban gedaan was geworden. Zoo doende wist men hem met allerhande uitvluchten en omwegen op te houden. Des te glansryker en roemvoller was voor hem het getuigenis van de Univerfiteit te Praag uitgevallen, waarvan hy zich, tot zyne eigene rechtvaardiging een affchrift liet geven. Hier in Wierd onder anderen uitdruklyk gezegd, dat alle aanklachten, tegen hem ingebracht, ongegrond waren, en dat hy zich geduurig als een deugdzaam en godvreezend man gedragen had. Zeer opmerkingswaardig is het, dat het getuigenis , hetwelk Nicolaas, Groot Inquifiteur van Bohemen en Bisfchop van Nazareth hem gaf, met het voorgemelde ten vollen overeenftemde. Deeze Heer, wiens ambt het mede bracht, om tegen alle verfpreide dwaalingen te waaken en de verï fprei*  m ï3ö ;$: fpreiders van dezelve oogenbliklyk te ftraflên,. Was nochtans omtrent Hufs zo regtvaardig dat hy fchriftelyk verklaarde J „ Dat hy diku-yls gelegen3, heid had gehad, met Hufs over godgeleerde „ ftoffen te fpreeken, maar nooit eenige dwaaling, „ die tegen het Katholyk geloof aanliep, had kunnen bemerken, en dat ook niemand op des„ zelfs herhaalde uitdaagingen het gewaagd had , „ hem van eene ftrafwaardige leerftelling te over„ tuigen." Men zou denken, indien mannen, die door den Paus uitdruklyk tot waakzaamheid omtrent ketters waren aangefteld, zulke uitfpraaken doen, dat er dan geen verder onderzoek nodig zy. Maar te vergeefsch ! De uitkomst zal leeren, hoe weinig dit loflyk getuigenis Hufs k in van nut zyn. Misfchien hebben ook die Schryvers niet geheel ongelyk, die den genoemden Nicolaas als eenen fchranderen, doorzichtigen en dus van de leerftellingen van Hufs niet ongenegen man ons doen voorkomen. Want wie flechts zonder partydigheid de zaak overwoog, en door de leer van Hufs niets vreesde te verliezen, die beyverde zich ook, om. aan hem in zyne tegenwoordige omftandigheden alle mogelyke hulpe te bieden. Hiertoe behoorden zelfs de Koning Wenzel en de Koningin, benevens eene menigte der voornaamfte leden van den Bo> heemfchen adel. Alle  Men vereenig Jen hunne beden by den Keker Sigismund, om eenen veiligen geleibrief voor Hufs uit te werken. Deeze geleibrief is voor het navolgende te gewichtig, dan dat ik niet een uittrekzel van denzeiven zoude mededeelen: „, Wy „ Sigismund, door Gods genade Roomfche Kei- „ zer — ontbieden aan allen onzen groet» - „ Daar de eerwaardige Magister Hufs. dien wy „ in de befchutting en befcherming van het hei„ lige Roomfche Ryk genomen hebben, wel dra „ eene reize naar Conftants op de algemeene „ Kerkvergaadering zal doen, zoo beveelen wy „ hem met hartelyke liefde aan, een iegelyk, en ,, gebieden, dat men hem, waar hy zal komen, „ vriendelyk ontfangen, en met alles, wat tot „ zyne ieize nodig is, als paarden, wagens, be„ dienden en andere zaaken Wil voort helpen, a, door alle wegen, bruggen, landen, rechtsge„ bieden, fleden, vlekken, kasteelen en dorpen , „ zonder alle belastingen en tollen, zonder alle „ beletzelen en vertraaging: trekken, nachtleger „ houden en wederom terug laaten keeren, dat „ men zich ook niet onttrekke, om hem, waar „ het nodig mogt zyn, door eene byzondere be„ geleiding te beveiligen en tebefchermen. Gegee„ ven te Spiers. den 13 Octoberinhetjaari4i4." Met deeze Keizerlyke verzekering vergelyke nu elk zelfs dat gene, het welk naderhand met Hufs I a ge»  gebeurde! Zekerlyk, indien men gelooft, het geen de heilige Vaders te Conflants beweerden, dat de Keizer zyn gegeeven woord niet behoeft te houden, dan kan de befhsfing niet inoeilyk vallen. Maar welke onbezonnen uitfpraaken en verdraaingen veroorlooft zich de ondeugd niet, wanneer zy haare oogmerken wil bereiken? TIEN-  X 133 X TIENDE HOOFDSTUK. Hy verfchynt op het Concilie te Conflants, donder zelfs dit vrygeleide aftewachten, had Hu ft zich reeds tot de reize gereed gemaakt, en zich ten dien einde, den ir. October naar Krakowitz begeeven, waarheen hem een gedeelte van zyne aanhangers en vrienden volgde. Een angstig voorgegevoel bekroop zyne reisgenooten , toen zy met hem de poorten van Praag uitgingen, „ Of hy wel „ ooit weder hier terug zal komen! " Dit was de twyffeling, welke alle harten vervulde. Elk overpeinsde de gevaaren, die hunnen gemeenfchaplyken vriend te gemoet ging. Elk verbergde zyne droefheid. Geen van hun fprak tot malkanderen een eenig woord. Niemand wilde door uitdrukkingen van bekommering den moed van dien man verdooven. Want zelfs de uiterfte boosheid of de uiterfte domheid , zal eenen ongelukkigen, zonder noodzaaklykheid, zeggen, dat hy ongelukkig is. Te Krakowitz fcheidden zyue vrienden van hem. Geen affcheid kon aandoenlyker en weemoediger zyn, dan dit. Na dat de drie, door den Keizer hem toegeweezene, gdeidsmannen,'de HeeI 3 ren,  ren van Chlum . van Lesten en van S/awata, hem hadden r gehaald, zette hy zyne reize met dezelfde (tandvastigheid voort, met welke hy de. zelve begonnen had. De tocht was uiterlyk zeer aanzienlyk. Zyn. gevolg beftond uit veele wagens en dertig paarden. Hufs zelf was zoo vrolyk van geest, dat hy dikwyls onderweegs verzekerde, dat hy zedert langen tyd, niet zoo wel en gezond zich gevoeld had, als. op deeze reize. Overal, waar hy door trok, gaf men hem bewyzen van achting, of — hoewel zeldzaamer — van verachting, na dat men berichten van hem ontlangen had. Kwam hy in eene Stad, dan be« fchouwde men hem als een wonderdier. By menigte liep men zamen, om den vyand van den Paus — dus noemde men hem — te zien. Hier trok eene oude Nonne, vol medelyden, de fchouders op, maakte een paar kruisjes voor de borst, en nam zich zorgvuldig in acht, om den aartsketter niet naby te komen, en door zynen adem niet ontheiligd te worden; ginds weende een nadenkend man, die hem reeds als het bloedend offer van onverdraagzaamheid en haat befchouwde, eene traan van medelyden. Hier overpeinsde, met eenen boosaartigen glimplagch, een Monnik, hoe veel in zyn gedrag veranderd moest Worden, indien hetzelve naar de grondbeginfelen van Hufs zou worden ingericht; ginds verlustigde zich een jonge , in het gezicht van zoo veele vreem^  X *S5 X vreemdelingen, welker kledy en 'manieren hy hog nimmer gezien had. Kortom, op alle maakte de perfoon van Hufs verfchillende indrukzelen, naar den maatftaf van de gevoelens en vooroordeelen , Welke ieder koesterde, Overal maakte hy zyne komst met de woorden bekend: „ Ziet, ik ben „ Magister Hufs uit Bohemen, van welken gy, zon„ dertwyiTel, veel kwaads gehoord zult hebben. „ Gy kunt, als gy wildt, nu gewaar worden, óf „ gy de waarheid of de onwaarheid gehoord .„ hebt. *' Deugdzaame Hufs! de heilige Vaders te Gonftants, gaven juist geen gelegenheid, om u te leeren kennen. Indien men hen wilde gelooven, dan moest men u voor een uitvaagzei van het menschdom houden. De weg ging over Neuftad, Sulzbach, NenrenV berg en Biberach. Geene Stad zag zyne aankomst met grooter verlangen te gemoet, dan Neurenberg. Hy was naauwlyks binnen derzelver poorten, of men leidde hem de ftraaten op en neder, en verblydde zich, eindelyk den man 'te zien, van wien reeds zoo veel en zoo lange -gefproken was. Zbm-migen hadden sich zynen perfoon anders verbeeld, anderen vonden daar en tegen hunne verwachting voldaan- „Ja, ja, riep een oud moedertjen* ziet ,, kinderen, zoo zien ketters er uit!" Üe Raad aldaar, ontfing hem met zoo veel achting en deelneeming, dat Hufs zelf eenig vertrouwen tot zich 14 nU  X 135 X ïelven begon te krygen. „ Zoo als men my in „ Bohemen behandelt, fprak hy, zou ik moeten „ gelooven, dat ik de fhoodfte mensch ben." De geleerden van de Stad, hielden op zekeren dag, tot in den laaten nacht, eene zamenfpraak met hem over eenige gefchillen van den Godsdienst. De meesten fchepten. behaagen in het geen hy zeide; maar allen behaagde het vuur en de yver welke alle zyne woorden doorgloeide. Het is waar, dikwyls behaagt dat geen, wat iemand zegt, wegens den perfoon, die het zegt. Dan dit was waarlyk hier het geval niet. Zyne gronden waren zoo klaarblyklyk, zyne Hellingen met de rede zoo overeenftemmend, zyne eifchen zoo billyk, zyne uitleggingen zoo duidelyk, en zyne fluitredenen zoo bondig, dat er weinig nadenken toe vereischt wierd, om van hem voldaan te worden. In Neurenberg ten minden zou Hufs niet verbrand zyn. Maar hier waren zekerlyk ook niet zoo veele Heeren, die den Ichyn van geleerdheid wilden hebben, als te Conftants, alwaar hy den 3. November aankwam. Eene zekere vreeze bekroop hem echter, onwillekeurig , toen hy de toorens van Condants in 't gezicht kreeg Maar hy onderdrukte dezelve terftond met de krachtvolle woorden: „ Is God voor „ ons, wie zal dan tegen ons zyn. Zy mogen my kwaad doen; maar de leer, welke ik pre„ dike, kunnen zy toch niet aantasten." Hy had recht!  recht! cie waarheid bleef, maar derzelver verdeedigcr moest ook het offer van dezelve worden. Met een gerust gemoed trad hy in de poorten van de Stad, welker naam door de gefchiedenis van Hufs eenen vlek verkregen heeft, die nooit zal kunnen worden uitgewischt. Men kan zich ligtelyk verbeelden, met welk een verlangen ook hier alles zamen droomde, om den beruchten man te aanfchouwen. „ Dat is hy! dat is hy!" klonk het uit alle huizen, en geen oog verliet hem, zoo lange hetzelve hem nog kon bereiken. De eerfte gedachte van Hufs was de Paus. Met hem te fpreeken, hem beter te onderrichten, en indien het mogelyk was, hem wederom met zich te verzoenen, was zyne tweede. Ten einde hem zoo naby als mogelyk te zyn ,. nam hy, niet verre van het Pauslyk Paleis, by eene oude weduwe, met naam Fida zyn intrek. Geduurig nog leeft de gedachtenis van deeze braave waardige vrouw in de harten der vereerders van Hufs. Want de edele behandeling en de vriendfchap, welke zy aan deezen vreemdeling bewees, was ten hoogden pryswaardig. Tederhartig bezorgd voor haaren gast, deed zy, zoo lange hy in haar huis woon» de, alles, wat zy geloofde, dat hem aangenaam kon wezen. En indien net waar is, hetgeen een gefchiedfchryver bericht, nam zy zulk een innig aandeel in het lot van Hufs, datzy, kort na zynen dood, door droefheid verteerd, ook den I 5 geest  X 133 X geest gaf. Een deelneemend hart dat ook een anders leed kon voelen, vond, zedert zyne aankomst te Confinnts, ftoffe genoeg tot medelyden. Want reeds de tweede dag van zyn verblyf aldaar, kon men niets goeds ten zynen opzichte vermoeden. Het vrygeleide, 't geen de Keizer hem verleend had, kon, weliswaar, genoegzaam zyn, om voor eenen aanval op den perfoon van Hufs te duchten. Dan men kende de Itreeken van den Pauslyken Stoel reeds te wel, om niet op alle mo. gelyke wyze voor zynen veiligheid zorg te draagen. De Boheemfche Hceren van Chlum en van Latzembog begaven zich deswegens reeds den 4 November tot den Paus Johannes, met het verzoek , om niet alleen te zorgen, dat hun reisgenoot, zonder alle benadeeling, zich te Confiants kon onthouden, maar ook dat hy den Keizerlyken geleibrief bekrachtigde en eigenhandig onderteekende. De Paus gedroeg zich hierby met eene waarlyk Pauslyke listigheid. Hy omring de Afgezanten met een vriendelyk gelaat, prees de gehoorzaamheid, welke Hufs betoond had , door, overeenkomfh'g met zyn bevel, te Conftants te verfchynen, en beloofde, zyne gunst aan deezen gehoorzaamen zoon te laaten wedervaaren en zyne zaak ten besten te doen uitlopen. „ Uwen Hufs, riep de doortrapte „ huichelaar uit, zal niets kwaads wedervaren, of. 55 fchoon hy ook mynen eigen broeder vermoord „ had."  X 139 K ,, had." En echter was hy, hoe zeer men hem ook bad, er niet toe te beweegen, om deeze zyne belofte fchriftelyk te geeven Zoo ontziet zelfs de deugniet, anderen gelegenheid te geeven, om hem van zyne boosheden te kunnen overtuigen. Zoo zorgt hy zelfs, te midden van de uitvoering van zyne fchandelyke ontwerpen , altoos het eerst daar voor, dat zyn goede naam gedekt is. Deze Bohemers waren over dit antwoord minder voldaan, dan Hufs zelf, aan wien zy terfiond van den uitflag van hunne zamenfpraak kennis gaaven. Wanneer de eerften aan het enkel pauslyke woord geen geloof wilden geeven , kon de ïaatfte geheel en al niet begrypen, waarom eene monde > linge belofte minder verplichtend zoude zyn, dan eene fchriftelyke. Het is fchoon, dat oprechtheid ook altoos met het geloof, aan oprechtheid gepaard gaat, en geduurig zyns gelyken meent te vinden. M <;:r juist wegens deeze eigenaarligheid, heeft dezelve ook reeds duizend te leurftelliugen moeten ondervinden. Hufs gevoelde niet den minften ergwaan. Hy gedroeg zich te Conftants even zoo openhartig en onbevreesd, als in zyn Vaderland. De tegenwoordigheid van den Paus en zynen aan. hang, maakte in zyne woorden en daaden geen de minfte verandering. Deeze geftadige gelykheid en onveranderlykheid in zyn gedrag, was niet enkel de vrucht van zyn goed gevoelen. Daarj zyn braave mannen, wjer on-  onbefproken levensgedrag, hen voldoende aanfpraak op deeze gelukkige gemoedsgefieldheid had konnen doen maaken, en die evenwel in tegenwoordigheid van hooge en machtige perfoonen, door eene zekere angstvalligheid worden aangetast, welke hen minder doet voorkomen, dan zy waarlyk zyn. Daar wordt een byzonder karakter, eene byzondere vorming van het gemoed toe vereischt, indien de bewustheid van zyne deugd den deugdzaamen in hagchelyke gevallen onwankelbaar zal doen pal ftaan. Hufs genoot deeze voorreen, ten, welke de deugd verfchaffen kan. Hy wenschte thans niets meer, dan, of voor de gezamenlyke Kerkvergadering, of ten minften voor het volk rekenfehap van zyn geloof te kunnen doen. Met deeze ftreelende gedachte hield hy zich bezig, zo dra hy hier was gekomen- „ Spreeken wil ik, „ fchryft hy , en het de menfchen in de ooren „ fchreeuwen, wie ik ben en wat ik geloove. Ik „ ontbloote myn binnenfte, ik daal neder tót op „ den grond van myn hart, en vinde niets, heo ., geen zich zou behoeven te fchaamen, openlyk „ gezegd te worden.f' Het kon zyn, dat hy deezen wensch aan verfcheide inwoonders van Conftants had medegedeeld. En, gelyk het meermaals gaat, het geen Hechts een wensch was , veranderde 't gerucht wel dra in zekerheid. Op alle ftraaten fprak men er reeds van, dat de aangekomene ketter op den aan-  X ut X aanftaanden Zondag zon prediken. Jong efi oud was van voornemen, by deeze predikaatfie tegenwoordig te zyn. Menfchen, wier gewoonte het anders ook niet was, om vlytig de kerk te bezoe^ ken, zouden zich van deeze keer, om veel geld, daar van niet hebben laaten afhouden. Zelfs zieken meenden reeds eenen aanwas van hunne gezondheid te befpeuren, om op dien Zondag te kunnen uitgaan. Dan te vergeefsch zoude ik beproeven, deblyde verwachting te befchryven, met welke men deezen dag te gemoet zag. Maar even zoo vergeefsch zoude het zyn, om zelfs iets vart de ontfteltenis te zeggen, welke oogenbliklyk de pauslyk gezinden gevoelden. En zekerlyk in hunne omftandigheden konden zy deeze tyding niet onverfchillig aanhooren. Men voorzag, dat de innemende toon van 'Hufs, zyne groote welfpreekendheid, zyne edele eenvouwigheid, de fterkste in. drukken op alle'toehoorders maaken, dat geheel Conftants het beste gevoelen omtrent hem opvatten, dat men zyne onfchuld erkennen, en zelfs wel, indien het Concilium hem veroordeelde, eenen opftand tot zyne bevryding beproeven zoude. Want ik aarzele niet, te ondertekenen 'c geen een man van dien tyd, en die van deeze zaak goed onderricht was, verzekert, dat Hufs te Conftants niet verbrand zoude zyn, indien hy flechts eene eenige keer voor het volk  volk openlyk had mogen fpreeken. Want het geval had reeds dikwyls plaats gehad, dat ruuwe en ook meer befchaafde menfchen , die vooraf mei haat en verbittering tegen hem vervuld waren, door het aanhooren van eenige woorden van deezen man zodanig voor hem wierden ingenomen, dat zy niet alleen van gevoelen veranderden, maar ook zyne oprechtfle vrienden en yverigfte befchermers wierden. Alleen de keuze bleef dus aan de vyanden van Hufs overig, om of dit voornemen met alle kracht te beletten, of de gedachte, om hem uit den weg te maken, geheel en al op |te geeven. Met dit oogmerk zocht men hem overal van de ergfte zyde te doen voorkomen. Men fchilderde zyn karakter met verwen, die niet affchuwelyker en vreeslyker gekoozen konden worden. Men Itrooide allerhande geruchren uit, die tot zyn nadeel moesten verftrekken. Om tot dit oogmerk neg nader te komen, ging men zelfs tot hem, verhaalde hem van de genadige gevoelens van den heiligen Vader, verzekerde hem , hoe zeer en hoe dikwyls dezelve reeds voor hem gefproken hebbe, beloofde hem plechtiglyk de voortduuring van deszelfs toegeneegenheid, en dat hy wel dra van den ban zou worden vry gefproken, of mogelyk noch op dir oogenblik vry gefproken was; maar — en dit was eigenlyk het oogmerk van hunne komst en de.grond van alle voorbereidende vleitaal - mea gal" hem te verftaan, dat  X ï43 X hy het vooral niet moest waagen, nu nog by den openlyken Godsdienst tegenwoordig te zyn, nog minder, by denzei ven openlyk op te treden. Hy kon , zeide men tot hem, vry in de Stad omwandelen, maar niet geduurende den kerktyd, en hy moest zich in 't algemeen met den gemeenen man niet te zeer inlaaten, en zich aan hem bloot geeven. De rede van dit verbod — men wist langen tyd niet, welke rede men zoude opgeeven — was de vermyding van alle ergernis, die daaruit zou kunnen ontftaan. Veele zwakke gemoederen, zeide men, konden er toch eenen aanftoot aan neemen, indien hy onder deeze omftandigheden een geestelyk werk wilde verrichten. Dit was te grof verzonnen en byeen geraapt, dan, dat zelfs Hufs anders zo vry van achterdocht, dit weefzel van, loogens en geveinsdheid niet zoude hebben doorgezien. Wat zou hy doen ? Ongehoorzaamheid was in zyne omftandigheden, zoo niet onmogelyk, ten minsten niet raadzaam. Mondeling zou hy zich over niets uitlaaien , maar fchriftelyk — dit had men hem nog niet verboden. En deezen laatften weg koos hy. Het was hem onmogelyk , zoo veel tyd ledig door te brengen. Want niets te doen, is voor den werkzaamen man de moeilykfte arbeid. In deezen ledigen tusfchentyd fchreef hy zyne verhandeling: Over de genoegzaamheid der voorfchriften van Jezus, ten aanzien van het kerkelyk beftuur. Ik kan niet na-  nalaaten, het begin van dezelve mede te deelen r Indien het de plicht van elk vetftandig mensch „ vereischt, om eiken mensch te hooren, en zyne „ gezegden te onderzoeken, al eer hy over den,, zelven zyn oordeel velt, indien nyd, partydigheid en eerzucht by het onderzoek van de waar„ heid onderdrukt moeten worden, dan fmeeke „ ook ik geringe, en, gelyk ik geloove, aan alle „ geleerden onbekende man, myne verklaaringen aan te hooren. — Van Jezus moet elk óprecht „ Christen beginnen, zyne leeringen en voor„ fchriften vergelyken en daar mede bekend wor„ den, dit moet elk doen die aan zyn geloof ze„ kerheid wil veroorzaaken. --» Niets ligt my zoo 9, zeer aan 't hart, dan Gods eer en het nut van „ de kerk, en hebbe, even uit dien hoofde, om ,, dat ik Jezus eerbiedige, — nooit iets met „ hardnekkigheid geleerd en zal het ook verder „ niet doen , het geen tegen de waarheid aan* „ loopt. Veel eerder wil ik den fmadelykften dood lyden, eer ik my tot eenen verdeediger ,, van dwaalingen zou laaten gebruiken." Volgens deeze gronobeginfelen verklaarde hy zich nu omtrent de waardigheid van Jezus op eene wyze, welke' men van eenen zoo yvengen vriend van het Christendom kon verwachien, leidde echter ook uit zyne gegeven verklaringen gevolgtrekkingen af, welke van de pauslyke zyde zekerlyk niet wel moesten worden opgenomen. Dat Jezus alleen, en  X 145 X «li niet de Paus of eenig ander Bisfchop den Christenen wetten kon geeven; dat de voorschriften van den eerften, voor zyne aanhangers reeds toereikend zyn, en tot dezelve noch iets bygevoegd, noch iets daar van afgenomen mocht worden; dat alles overtollig zy, het geen menfphe' lyke venlichtingen er bygevoegd hadden — dh; alles betoogde hy breedvoerig. Wie kon echter een echte leerling van Romen zyn, en nogthans deeze ftellingen, hoe waarachtig zy ook mochten zyn, goedkeuren? Van eenen gelykluidenden inhoud was ook de verklaaring van zyn geloof, in eene Redevoering, welke hy voor het Concilinm wilde houden. De« zelve is vol van juiste uitleggingen van de heilige Schrift en van ophelderingen der gewigtigfte leerftellingen van den Godsdienst, en wederlegt in % byzonder de hem aangewreeven befchuldiging, als of hy de leerftellingen van het Christendom wilde omver ftooten. Daar men ook tot zyn nadeel verfpreid had, dat hy van Maria, de moeder van Jezus, lasterlyk had gefproken, verklaarde hy zich in dit gefchrift omtrent dezelve op eene wyze, waarmede ook de yverigfte Katholyk tee vreden kon wezen. Maar onder zyne fchriften, in dien tyd opge> fteld, munt byzonder de Predikaatfie uit over de woorden „ Vrede zy in deeze huize! " — Gok deezs had hy opgefteld met oogmerk, om dezelys K in  m 140 H in tegenwoordigheid van den heiligen Vader te houden. Men ziet reeds uit den titel, welke gegronde, hoewel aan zyne rechters te Conftants niet zeer behaaglyke, waarheden deeze Redevoering moét behelzen. Slechts uit dit weinige mogen myne Leezers oordeelen : „ Indien Leeraars van den Godsdienst geene vrede houden, hoe zal dan elders vrede gevonden worden? — De „ goede herders worden geduurig zeldzaamer, ,, en de kwaaden worden geduurig flechter. Die genen, welke de zonden van anderen behoor„ den te beletten , bedryven zelven groove en „ openbaare zonden. " In deezen toon en nog fterker beftrafte hy het leven van de geestelyken. Behoeve ik nog wel te zeggen, dat een man, die zoo onbefchroomd en vrymoedig fprak, in Conftants veele vyanden moest vinden? Maar hy behoefde dezelven aldaar niet eerst te vinden, hy had ze reeds medegebracht. Steplianus Pakcz, was hem van Praag tot naar Conftants op de hielen gevolgd. Dit was een deugniet van de eerfte zoort. Eene harde benaaming, welke echter voor deeze man niet te hard is. Want wie tegen zyn betere uitzichten en overtuiging, duor eigenbelang en gewinzucht gedreven , den huichelaar vertoont, en, om by zekere lieden zich bemind te maaken, verftandigdenkenden vervolgt en vyandlyk bejeegent, durft zich toch wel niet befclaajen , indien hy op deeze wyze wordt afge- fchil-  i ):( Hl X fchilderd? Het zoude, wel is waar, onrecht' vaardig zyn, deszelfs goede zyden te miskennen. Hy bezat niet alleen veel grondige geleerdheid, maar had ook tot alle dingen eenen zoo goeden natuurlyken aanleg, dat by, met een gelukkig gevolg , ondernemen kon, wat hy maar wilde. Een ipeelmakker van onzen Hufs zynde, had by geduurig veel liefde tot den laatften betoond, en ook in veele ftukken hem geëvenaard. Gelyk als deeze, had hy tegen zommige Pauslyke buitenfpoorige eisfchen geyverd. Lang was hy aan deeze gevoe» lens getrouw gebleeven , zoo lang de hierdoor verworvene lof van anderen ftreelde. Maar die niets waardige! Tot eigen voordeel en nut waren alle zyne handelingen alleen bereekend. Want toen men hem van de zyde van den Paus allerhande beloften deed, in geval hy zwygen wilde, en in tegendeel met dreigingen aankwam, was de laaghartige zoo ligtelyk om te koopen, dat hy van nu af aan geheel tot de party van Romen overging en een getrouwe aanhanger van den Paus wierd. Waarmede kon hy echter deeze aankleeving beter aan den dag leggen, en waai mede de beloofde voordeden beter verdienen, dan door aanvallen op den vyand van den Paus, op zynen vriend Hufs. In den grond beminde hy Hufs nog geduurig, gelyk hy zelfs openlyk beleed. „ Maar, „ fprak hy, —"die toch met hem in zyn hart het ei «sus was, — ik naate atleea zyn geloof." * a Thanda  Thands in Conftants was nu eer en voordeel voor hem te behaalen. Thands of nooit moest hy voor zyne getrouwe diensten beloond worden, indien hy naar Praag fpoedde, en met alle kunst, die in zyne macht ftond, tegen Hufs op trad. En dit werk viel hem niet moeilyk, daar hy in de beide Magisters Michael van Caufts en Andreas van Bohmischbrood zeer yverige helpers had. De eerfle nog erger en doortrapter, dan Pakcz, offchoon niet zoo geleerd, gelyk deeze, had reeds menig fchelmftuk uitgevoerd. Zyn leven had met het leven van eenen rondgaanden bedrieger, die nergends t'huis is, de grootfte gelykvormigheid. Slechts zoo lange bleef hy op eene plaats, zoo lange men kon goedvinden, zich van hem te laaten bedriegen. Zyne loopbaan begon met een Predikantsambt, hetwelk hy te Praag bekleedde. Hier was het, waar by Hufs leerdde kennen. Maar eene gemeenzaame verkeering met hem te houden, wenschte hy niet. Hufs was voor hem een al te fcherpe Zeedenpreeker, dan dat dezelve recht in zynen fmaak had kunnen vallen. De deugd heeft menigwerf dit lot. Men nadert haar, wel is waar, uit achting, welke men haar niet kan weigeren, misfchien ook uit hoogmoed, om eenen goeden naam te hebben. Maar men begeert haare vriendfchap niet. Want de eerbied, welken men haar moet betoonen, is te lastig, de fchaamte, welke men in haar tegenwoordigheid gevoelt, i ^ is  'is te pynigend , de vergelyking met zich zelven , die men dan van zelve voelt, is voor de eigen liefde te verneederend, dan dat men in haar beliaagen zoude fcheppen. Hufs by wien hy zich geduurig voegde, zoo dikwyls hy zich in iets misgaan en zynen naam gefchandvlekt had, deed hem eens ernltige verwytingen hier over, en — hy verliet een ambt, hetwelk hem zoo veele verplichtingen opleide. Hy ontweek naar Romen, na dat hy Koning Wenzel door onuitvoerbaaae ontwerpen ook noch eenige geld lommen had laten verfpillen, en maakte in eene plaats wel dra zyn fortuin, waar fyne en geflepene vernuften zeer aangenaam waren. Wat wonder, wanneer nu juist deeze man, wiens geweeten met geld zoo ligtelyk te vreden te Hellen was, er toe gebruikt wierd, om tegen Hufs te velde te trekken. Hy verfcheen in het gevolg van den Paus te Conftants, en hy, Palecz en Bohmisckbrood — ook een man, die geenen zeer goeaen naam had —- bewerkten eigenlyk het ongeluk, hetwelk over Hufs gekomen is. Het heeft eenig voorkomen van partydigheid, wanneer ik van de tegenftreevers van Hufs een fchildery ontworpen hebbe, het welk niet zeer be. vallig is. Maar wie kan het helpen, dat alle, ook onpartydige Schryvers ons overeenftemmende berichten omtrent hen hebben na gelaaten ? Zelfs die genen , welke Hufi juist niet zeer genegen K 3 zyn,  X i5o % zyn, hebben nogthans de moeite niet willen op zich neemen, om hunne verdeedigers te worden» Hoe het zy - deeze drie beruchte mannen maakten een gemeenlchaplyke zaak, en maakten uit de Verhandeling van Hufs over de Kerk eenige flelBngen, welken zy konden verwachten, dat dezelve de gemoederen tegen hem in 't harnas jaagen en verbitteren zouden. Het is reeds de moeite waardig, de hoofdtrek, ken van dit gefchrift hier kortelyk mede te deelen , ten einde een ieder in flaat te dellen, om zelven daar over te oordeelen: „ Christus is het hoofd van de Kerk en anders niemand — de geestelyke », ftand zal voor de Kerk zyn, hetgeen de oogen voor het menfchelyke ligchaam zyn — niet de plaats, waar iemand leefc, maar eene waardige 3, navolging van Jezus maakt eenen mensch tot ,, een medelid van de Kerk — de deenrots, op 9, welken Christus zyne Kerk wilde bouwen, was „ geenszins Petrus, nog veel minder zyne, zich „ hier voor uifgeevende, opvolgers, maar Christus. -— De Paus en zyne dienaars zyn niet altoos de heiligde leden van de Kerk — de Paus „ kan dwaalen en mistasten gelyk een ander 5, mensch: — anders moet men God gelooven „ die niet bedriegen kan noch bedrogen kan wor« „ den; anders den Paus, die aan beide gevaaren ,, is bloot gedeld — hst ambt der fleutels is geene „ waereldlyke macht, maar de naauwkeurige ken- n «is  M 151 X ,, nis derEuangelifche Waarheden : — de vryfpree)f king van zonden is van geen kracht, wanneer „ God den mensch niet vry fpreekt: — het is », fchandelyk, geestelyke ambten te koopen:— „ het itaat menfchen niet vry, zich heilig te laaten noemen, dus ook niet aan de Pausfen: — „ het is hoogmoed, wanneer de Pausfen voor zich „ laten knielen en zich de voeten laten kusfen: — „ de kerk kan geregeerd worden zonder Paus en „ Kardinaalen, want in de eerfte drie Eeuwen „ had men beiden niet. — '' Dit zyn hoofdzakclyk de grondtrekken van het zoo vermaard gefchrift, hetwelk deszelfs opfteller het leven kostte. Het is waar, de bezitters van Romen hadden nog niemand gevonden, die hunne rechten zodanig onderzocht, hen zoo ontmaskerd, hunne buitenfpoorige eisfchen zoo by 't liehc befchouwd, hun gezach zoo doen wankelen en hun geheel aanwezen zoo overtollig gemaakt had, dan deezen vrymoedigen Schryver. Maar hier kan men de vraag opperen: hadhy wegens deeze grondbeginfelen den dood verdiend ? In onze dagen zoa derzelver beantwoording niet moeilyk vallen. Maar moeilyk was dezelve waarlyk ook toenmaals niet» Thands zoude men dezelve zonder bedenken met neen beantwoorden; toen beantwoordde men dezelve met ja. Palecz, Michael van Caufis en Andreas van Bohmischbrood waren ten minden van dit gevoelen, nog eer het Concilium K 4 zelve  zelve een von;ris daar over had uitgefpfoken. Zy" namen er de bedenkelykfle artykels uit en vergrootten het in 't oog Ioopende van dezelve op hunne manjer. Ik zegge: naar hunne manier. Want ook de onfchuldigfte (telling kan door uitlaatingen, toevoegzelen, verdraaingen en door dezelve in een ander verband te plaatfen, zodanig veranderen, dat dezelve eene geheel nieuwe gedaante verkrygt. Nuauwlyks waren zy met dit werk gereed, of zy fpoeduen terftond triumfeerende tot den Paus, om hem van deii gelukkigen uitflag van het aan hen opgedragen werk rekenfchap te geeven. Men verbeelde zich nu de algemeene verbaasdheid, welke zo wel den Paus als deszelfs voornaamfte dienaars overviel. Zulke Heeren hebben nooit den tyd , om zelven geleerde Schriften te leezen. De Boeken van Hufs hadden zy in 't geheel niet de moeite waardig geacht in de handen te nemen, en zagen thands tot hunne verwondering, dat zoo veel tot hun nadeel iu dezelve te vinden was. Hunne fpyt was onbefchryflyk. Om terftond aan hunne verbolgenheid den vryen teugel te vieren, plakte men openlyk uitvallen tegen Hufs aan. De vrienden van den laatften bezwaarden zich hier over by den Paus, die echter geene neiging betoonde, om deezen moedwil te keer te gaan. Hufs zelf was by deeze aanvallen zoo gerust , als of hem niets wedervaaren was. Men leeze Hechts, om zich hier van te overtuigen, on-  H 153 X ouder anderen eenen brief, dien hy aan zyne vrienden in Bohemen fchreef: „ Myne Waardfte! „ ik kan u het bericht geeven, dat ik in alle op» zichten Wf wel bevinde — Bid Hechts met my, „ dat God my eene onwankelbaare ftandvastigheid „ verleene, want veele en machtige vyanden zyn „ tegen my opgedaan. — Dan ik vreeze niets, maar hoope, dat op eenen harden ftryd ook „ eene groote overwinning zal volgen. De Paus „ wil de aangeplakte uitvallen tegen my niet doen „ afneemen. Wat, zegt hy, kan ik het helpen, de auteurs zyn immers uwe eigene Landalie- „ den." Zy zyn verwonderd, dat ik tot dit „ alles ftil zwyge, en dat ik hier door, als het „ ware, te kennen geve, als of ik my niet kan „ verantwoorden. Dit dient my tot een bewys, „ hoe zeer zy voor myne verantwoording bevreesd ,, zyn. Komt de Keizer, dan zal dezelve, zoo „ God wil, plaats hebben. — Zeker Bisfchop had „ op myne reize herwaarts van my verfpreid, dat „ ik in ketenen was geklonken en dat niemand my 5, mogt naderen, want dat ik de gedachten der „ menfchen kon ontdekken. Het volk liep zamen, „ als of er iets byzonders te zien was. Maar myn „ vyand wierd door zyne leugens tot fchande ge„ maakr, en het volk betoonde my veel vriende „ lykheid, toen het hier omtrent beter onderricht „ wierd. - Is de Heer met my, dan ben ik onbe,1 komraerd, wat de vyand my ook moge doen. — K 5 „ Wordt  )K 154 )■( Wordt de Kerkvergaadering nog lange uirge„ rekt, dan vreeze ik, dat ik aan de noodzaak» „ lykfte behoeften gebrek zal lyden. In dit geval „ verzoekt die genen, die gy voor myne vrienden „ houdt, om eene kleine onderfleuning." —- ELF-  X *55 X' ELFDE HOOFDSTUK. Hy wordt vast gezet. Hufs had naar den wil van zyne vyanden de verlenging van zyn verblyf in Conftants juist niet te vreezen. Reeds voorlang had men hem gaarne uit den weg geruimd. Want iemand van harte te haaten, en hem echrer niet op eene gevoelige wyze te kunnen vernederen, of hier mede eenen langen tyd te moeten vertoeven, zulks is de grootfte fmert voor wraakzuchtige zielen, eene gemoedsgefteidheid, die niemand aan een booswicht zal benyden. Uit deeze verleegenheid moesten de vyanden van Hufs zich thands zien te redden, het koste ook wat het wilde. Hy, vvien hunne oogen gaarne doorftooken, hunne woorden gaarne verpletterd, hunne wenfehen gaarne vernield hadden, moest eindelyk geheel in hunne macht komen. Daar wierden derhalven van den Paus, de Kardinaalen en derzelver Raaden verfcheide byeenkomsten en zamenfpraaken gehouden. „ Hadden wy hem maar eerst in on„ ze macht!" „ Goed, dan zouden wy hem „ terftond laaten vastzetten." „ Maar onder „ welk eenen fchynbaaren grond?" „ Gronden „ kan men gemaklyk vinden." „ Maar wat zou » het  m T< iSG ).-C „ het volk zeggen, dat hem kent en bemint? ** „ Het volk moet men een rad voor de oogen „ draaijen." ,, Maar de Keizerlyke geleibrief!" „ Wat kan de Keizer belooven, indien de Paus de „ belofte verbreeken wil?" Zoo wist men alle zwaarigheden en twyffelingen , welke in deezen of geenen deelneemer van het gemaakte plan mogten opkomen, op te losfen en uit den weg te ruimen. Het duurde niet lange, of de geheele Stad was er vol van, dat Hufs had willen ontvlieden. Wat, ont„ vlieden?'' „ Ja! ja', zich van niets goeds be„ wust, heeft hy de beftraffmg van zyne misdaaden gevreesd en zich dierhalven willen 4, weg maaken. Maar te rechter tyd heeft men „ hem nog aangehouden en hem de geleegenheid „ tot verdere poogingen van dien aart ontnomen." Nooit kon er eene grootere loogen worden verzonnen, dan deze. Want, behalven dat de denkwyze van Hufs met zulk een gedrag in 't geheel niet over een gebracht kan worden , behelst ook de geheimfte briefvvisfeling met zyne vertrouwdfte vrienden niets, hetgeen eene bedoelde vlucht zou kunnen doen vermoeden. Dat echter zyne verbitterdfle vyanden in derzelver aanklachten van deeze oroftandigheid nooit gebruik gemaakt hebben, wederlegt deze zaak ten eenenmaale en ten vollen. De oorzaak van dit fchandelyk verdichtzel was niet verre te zoeken. ■  X *57 X ken. Dezelve zoude aan den vyanden van Hufs in de oogen van het Volk eenen fchyn van recht geeven, om nu gewelddadig tegen hem te mogen handelen. Van de toegenegenheid, welke Hufs nog geduurig by den gemeenen man ontmoette, heb ik reeds boven gefproken. By de voortduuring van dezelve was het niet wel mogelyk, de handen aan hem te flaan, zonder voor gevaarlyken oploop te moeten vreezen. Maar deze leugen gaf eenen glimp aan hun voorneemen. De 28 November i4I4 was het, op welken eene laagheid ter uitvoer wierd gebracht, waar toe alle de voor af verfpreide geruchten de voorbereiding geweest waren. Op deezen dag was men wederom by den Paus vergaaderd. En na dat men zich onderling de verzeekering gedaan had, dat nu alles gefchied was, het geen noodig fcheen, om den dodelyke flag op Hufs, zonder gevaar of bekommernis, te doen nedervallen, nam men het befluit, denzelven in dit oogenblik te doen vatten en voor zich te leiden. Men verzuimde echter niet, om ook nu met alle voorzichtigheid te werk te gaan. Men verkoos derhalven niet alleen zulke Afgevaardigden, die by Hufs nog het meest in eenig vertrouwen fcheenen te liaan, maar men gelastte hen ook, om Hechts op eene verzoekende wyze te handelen, en onder het voorwendzel, dat hy nu;zyn oogmerk bereiken en de zoo lang gewenschte za-  ë< 158 X zamenfpraak met den Paus en de Kardinaalen houden zoude, hem tot vergezelling in de wooöh*» van den Paus zouden overhaalen. Men kende, wel is waar, zynen man te wel, dan dat men een weigerend antwoord verwnchC had. Dat toch de ondeugd fteeds voor af weet, wat de deugdzaame man in ieder bedoeld geval doen zal! Om denzelven te doen vallen, weet zy de veiligtle maatregelen te neemen. Dit voordeel heeft de deugd niet, wanneer zy tegen de ondeugd zamen fpant, dewelke zich veroorloofd, duizend gedaanten aan te neemen, en zeer onderfcheidene wegen in te flaan. — Ten overvloede liet men echter eenige Soldaaten om de woning van Hufs de wacht houden, die, indien bidden en voordellen niets vermogten, en zyne vrienden hem van de™ perfooneele verfchyning terug hielden, des noods geweld zouden gebruiken. De Afgevaardigden kwamen met hunne op. dragt tot hem. „ Ik ben wel niet verplicht, „ fprak Hufs, om anders, als voor de Kerkver„ gaadering te verfchynen. Maar kan ik hier „ door een bewys van myne gehoorzaamheid en „ van myn vertrouwen geeven, dan zal ik vol„ gen." Ha! welk eene vreugde fchitterde uit de oogen van de arglistige Afgevaardigden, na dat de onfchuld zoo in 't net gekregen was, en hun buit hun niet meer kon ontgaan! Gaarne had-  X 159 X hadden zy zynen getrouwen vriend, den Heere van Chium, de moeite hefbaard, om hem te verzeilen. Maar „-„lét van de plaats, riep „ deeze, indien ik er niet by mag zyni» Met hem zullen wy ook wel klaar worden, dachten zy, en lieten deezen Leidsman mede gaan. Niet lange, of beiden Honden voor hunne hartstochtelyke Richters. Men begon het verhoor, en vraagen, verwytingen, befchuldigingen, vermaa. mngen , uitroepingen wisfelden beurtelings af. Hufs gedroeg zich in zyne antwoorden zoo voor* treflyk, dat zelfs zommigen van de Kardinaalen in hunne befluiten wankelmoedig wierden. Veelen hunner hadden hem flechts uit de befc'hryvin. gen van zyne vyanden gekend en vonden hem nu niet zoo, gelyk men hem had afgeichetst. Een van hun verklaarde uitdruklyk, dat eenigen wel in fchaapsklcederen gingen en inwendig verfcheurende wolven waren; maar even zoo dikwyls kon men een fcbaap eene wolfsvacht omhangen, en dit, meende hy, dat hier geval was. Dit was van dat gevolg, dat men omtrent het lot van Hufs niet zoo fchielyk kon over een komen. Men raadpleegde langen tyd, ging ujt malkanderen, vergaaderde wederom en Hufs moest inmiddels met zynen geleidsman afwachten, wat zyn Rechter over hem zoude befluiten. Omdat flechts eenigen onder hun weigerden , eerder in zyne gevangenneemjng toe te item-  flemmen, tot dat zij meer voldoende gronden van zyne fchuld voor oogen zagen, kostte het aan de doortraptheid weinig moeite, om ook deeze gronden op te zoeken. Het is vertroostend, om te zién, hoe de ondeugd altoos vreemde hulpe van noden heeft, om zyne oogmerken te bereiken. Monniken waren in de toenmaalige tyden het werktuig, waarvan men zich bediende, wanneer men ftrikken wilde fpannen. Een Monnik, misfchien de doortrapfte van zyne broe. ders, was het ook thand.% dien meu tot den ondergang van Hufs gebruikte. Men droeg aan hem op, om, onder den fchyn van een deelneemend medelyden de kennis van Hufs te zoeken, gelyke gevoelens te veinzen, en zo dan door al» lerhande ftrikvraagen zodanige antwoorden uit hem te lokken, welke ftrafwaardig genoeg waren en de bülyk denkende Kardinaalen konden bepaaien, om in zyne vastzetting te bewilligen. Dit gelukte. De Monnik had weinig ftrikken van noden, om zynen vogel te vangen. Het was toereikend, dat hy begeerte toonde naar onderrichting en onderwys, om Hufs tot openhartigheid en mededeeling van zyne gevoelens aan te fpooren. Het gefprek. 't welk beiden met eikanderen gehouden hebben, is ons, wel is waar, van de gefchr.dffhryveren niet zoo geheel getiouw i ergeleeverd, Zoo veel is echter zeker, dat dg man in de monnikskap h§t gefprek op<  X ïöi x opzetlyk op de hoogere geestelykheid te Romen leidde, en dat Hufs over de ergernis, die dezelve gaf, zich duidelyk verklaarde. Chlum, die dit alles aanhoorde en de menfchen beter kende, waarfchouwde zynen vriend door oogwenken. Deeze begreep dezelve, wendde zich tot den Monnik en zeide: „ ja, ja, myn goede man, „ gy kunt hun, die u gezonden hebben, vry „ alles voor af verhaalen, het geen ik voor de ,, Kerkvergaadering zeggen zal." De Monnik meende nu aan zyn plicht voldaan te hebben, en verwyderde zich even zoo fchielyk, als hy ter behoorlyke plaats berichtte het geen hy gehoord had. En die deed hy, op zoo eene wyze, dat alle twyffelingen omtrent de ftrafwaardigheid van Hufs op eens verdweenen. Zoo lange het dierbaar ik nog onaangetast blyft, laat men nog altoos anderen gerechtigheid wedervaaren. Maar de gedachte: het betreft ook mij, hetgeen de andere zegt of doet; ik zelf koome door hem in gevaar, noopt gewoonlyk ook den genen tot veroor. deeling, die anderszins niet veroordeeld zoude hebben. Daarom itemde ook het betere gedeelte der Kardinaalen thands tegen Hufs. En het ove« rige der goede aandoeningen wisten de andere wel haast te onderdrukken. Want toen een hunner nochtans de vraag op wierp, of Hufs niet tot de aankomst van den Keizer op vrye voeten kon bly* ven, bejeegende hem de reeds bekende Pakcz I* met  K iffa X met deze woorden: „ Heer Kardinaal, indien de leer van Hufs gelden zal, dan kunt gy bezwaarlyk Kardinaal blyven!" Dit woord was van kracht, en de gevangenneeming van Hufs wierd eenpaarig befloten. De nacht was alroos de tyd, wanneer grüweldaaden uitgevoerd wierden, die geheim moeten blyven. Zy was het ook thands- Laat in denzelven werd de Hervormer door eenen Officier en eenige Soldaaten uit de wooning van den Paus weggeleid en in het Stift van de Kathedraalkerk opgefloten. De«ze voorzichtigheid was, van wegen het volk, niet overtollig. Echter had men, gelyk reeds gezegd is, zorg gedragen, om ook de liefde van den gemeenen man den gevangenen te ontrooven en door allerhande uitgeftrooide geruchten hen het kwaadfte van denzelven te doen gelooven. Ik houde het voor eene geringe moeite, welke eene doortrapt mensch behoeft in bet werk te ffellen, wanneer hy ligtgeloovigen voor of tegen iemand wil innemen. Zelfs de Officier, die Hufs naar zyne gevangenis vergezelde was een bewys van het veranderde volks gevoelen. Zynen gevangenen flyf in 't aangezicht ziende, riep hy uit: „ ja, ja! gy ziet er „ ook waarlyk uit, als een ligchaamlyke heiden!" De man had waarfchynlyk nooit eenen heiden gezien, maar wat willen zwakke, door vooroordeelen verblinde, menfchen niet alles in anderen zien!  X iö3 X ziëhl Had men hem gezegd, dat Eufi eenen moord gedaan had, by zoude zulks waarfcbynlyk ook in 't aangezicht geleezen hebben. Dus wierd een onichuldige het offer van driftige menfchen, die in zynen ondergang hunne rechten meenden te befchermen. Te vergeefsch zoude ik trachten de aandoeningen op te geven, welke het hart van deezen ongelukkigen thands moesten beltonnen. Innerlyke liefde tot de waarheid, welke hy zocht te verfpreiden, en daar en tegen eene bevreemdende verwondering over den tegenftand, welken dezelve ontmoette — een ftandvastige yver, dezel. ve jnooit te verzaaken, en een hartelyk medelyden omirend allen, die haar licht niet konden verdraagen «... een vast voorneemen, voor dezelve alles te dulden, en eene levendige verbeelding van al het kwaad, dat hem noch kon overko. . men — een hevige fmart over de trouwloosheid, waarmede men hem had in 't net gekregen, en een Christelyk vertrouwen tot zyne Richters dat zy toch eindelyk zyne onfchuld zouden inzien — dit alles wisfelde in zyne ziel zoo geweldig af,: dat zyne hem anders eigene gerustheid niet weinig wierd afgebroken. Zyne eenzaamheid in de gevangenis gaf hem gelegenheid, aan zyne aandoeningen den ruimen teugel te vieren. Hoe meer men over het kwaad nadenkt, des te fmertelyker valt hetzelve. Hoe meer men * L 9 het  X 164 X het vuur aanblaast, des te Merker ontbrand het. „ Zy hebben my overweldigd, fchryft hy aan „ zyne vrienden in Bohemen. Hier zit ik in de „ gevangenis en bid u, myner in uwe gebeden „ indachtig te zyn , dat de Heer my met zyne „ kracht verwaardige , om in de belydenis van „ zynen Naam te kunnen volharden. Wil hy my „ nu ontbinden, dan gefchiede zyn heilige wil. „ Wil hy my aan u wedergeeven, ik aanbid ook „ deezen zynen wil. Dat hy my maar niet zwaar„ der wil laaten verzoeken, dan ik het verdraagen „ kan. " Maar wat begon nu thands de wakkere Chlum, de trouwe befchermer van Hufs? hoore ik myne Leezers vraagen. Wy kennen denzelven reeds ta wel, dan, dat wy ons in het gevoelen omtrend hem zouden bedriegen. — Die braave man leed in zeker opzicht meer, dan Hufs zelf. Als een uitzinnige dwaalde hy om, toen men zynen vriend op eene geweldige wyze zynen handen ontwrongen had, en toen men hem beduidde, dat hy gerust naar huis kon gaan. Zyn hoofd was thands volllrekt niet in Haat, om fyne en doordachte middelen tot de bevryding van Hufs uit te denken. Slechts roepen kon hy by herhaaling: „dat is te „ erg ! dat mag niet zyn! hy moet weêr in vry„ heid! de Paus moet woord houden!" Zeer drif. tig kwam hy in het vertrek van den Paus inftuiven. Met eenen toon, dien men zich verbeelden kan,  X IÖ-5 X kan, eischte hy de vryheid van den hem aanvertrouwden man. Zoo nadruklyk zal de Paus misleiden nog van geenen Ridder aangefproken zyn geworden. De Paus, hierover verfchrikt, wilde antwoorden uitftamelen, maar geen van dezelven gelukte hem. Met ieder woord vermeerderde zyne verlegenheid en teffens de vrypostigheid van Chlum. In den Paus worstelde het gevoel van het gedaane onrecht met den ontwaakten hoogmoed. Maar nu moest eens zyn hoogmoed onder doen. Hy beleed de waarheid: „ Kan ik by de tegenwoor„ dige omftandigheden, zoo als ik wil? Hangt „ niet myn toeftand zelve van den wil der Kardi„ naaien af, die zich thands voor eenen van „ myne mededingers behoeven te verklaaren, om „ my van myne waardigheid te ontzetten!" Dat hy openhartig genoeg was, zulks te belyden, was goed. Maar het geen hy beleed, was des te erger. Een man, die uit vreeze onrecht laat gefchieden, die de onfchuld laat lyden, om dathy anders zelve kon lyden, is altoos verachtingwaardig. Gefield ook, dat de Paus den goeden wil had gehad , de befchermer van Hufs te zyn, het was dan des te onedeler, dat hy zich door baatzuchtige bedoelingen liet terug houden Want geene gedachte aan eigen verlies mag dan gehoor vinden, wanneer ambt en plicht ons opleggen, om den onfchuldigen te befchermen, en aan de waarheid behulpzaam te zyn. Het is waar, L 3 de  " X 166 ):( de Paus bevond zich in onaangenaatne omftandig* heden. Van de gunst of ongunst der Kardinaalen had hy alles te hoopen of te vréezen. Maar gaf hem deze toeftand tusfchen vreeze en hoop een recht, om tot ftrafwaardige dingen zyne toeftemming te geeven, en de bewaaring van zyne waardigheid door laagheden te koopen? Wie daartoe lust heeft, moge het beproeven, zyn gedrag te veromfchuldigen. Zekerlyk zou eene zodanige pooging, geen kenmerk zyn van een gegrond ze» dekundig oordeeh Chhim dacht b,)ter, en maakte alle zyne voor< wendzelen door deeze enkele vraag kragteloos l j. Maar waarom hebt gy my ten aanzien van de „ veiligheid van Hu/s, uw woord gegeeven, in. ,, dien gy voorzien kon, dat gy hetzelve niet kond houden?" Daar ftond de ontmaskerde huichelaar, en gevoelde innige fchaamte in de tegenwoordigheid van eenen man, van wien hy zich in edelmoedigheid en deugd verre zag overtreffen. Het is een byzonder fmertelyk gevoel, hetwelk den deugniet l?eftormt, wanneer hy in zyne nabyheid eenen onbedorvenen edelen man aanfchouwt. De glans van de deugd is te groot, dan dat hy van denzelven niet verblind zoude worden. — Chlum zag nu wel in, dat 'er met den Paus niets was uit te voeren. Ondertusfcben behoorde hy niet tot de zoort van die moedeloozen, die door eene mislukte pooging zich terftond-laaten terne, . der  X 16; X der flaan. „Goed, dan wende ik my tot de Kar,, dinaalen!" fprak hy niet alleen , maar deed he:zelve ook. Edele man, gy zult ook hier uw oogmerk niet bereiken! Men zal uwe fmeekingen, dreigingen, uwe gronden met geweld, uwe bewyzen met fpitsvinnigheden te keer gaan! Eenige zullen zich door kunftige verdraaingen verontfchuldigen , anderen u met valfche beloften ophouden, en nog anderen u eindelyk met onftuimigheid de deur uitzetten! Het is te vergeefsch, wanneer gy op de gerechtig, heid van uwe zaak u beroept. Gy hebt met men. fchen te doen , die alleen aan hunne driften gehoor geeven. Neem den tyger zynen roof af, of bevry Hufs van zyne beulen — beide is een en hetzelfde, beide even onmogelyk. — Hufs zuchtte in fpyt van alle poogingen van den deagdzaamen Chlum nog altoos in zyne gevangenis. Het is de moeite waardig, de gronden en tegengronden tegen eikanderen op de weegfchaal te leggen, waarmede de Kardinaalen op de eene, en Chlum op de andere zyde eikanderen tegenfpraken. „De gevangenzetting van Hufs, fprak Chlum, „ is eene openbaare ongehoorzaamheid jegens den „ keizerlyken geleibrief, volgens welken hem „ veiligheid en vryheid beloofd zyn." — „Wie„ mand, antwoordden zy, kan eenen ketter een „ zodanige belofte geeven , zelfs de Keizer E 4 „niet.  X i«8 X }, niet. Dit is buiten zyne macht, en hier heeft het geval plaats, dat men God meer gehoorzaa„ men moet, dan de menfchen. Een dwaalende, ftaat alleen onder de heerfchappy van de Kerk."— Maar dit toegeftemd, het geen lange nog niet „ beweezen is, dan heeft de Kerkvergadering hem „ immers nog niet voor eenen dwaalleeraar ver„ klaard. Tot op zo verre behoorde zyn gelei„ brief van kracht te zyn.'' — „De geleibrief, „ wierp men hem tegen, zoude flechts voor Hufs „ een middel zyn, om zich hier in Conftants on„ geftoord te kunnen verantwoorden. De gerech,, tigheid zoude hier door niet beperkt, maar be,, vorderd worden. Nu heeft hy zich niet kunnen ,, verdeedigen, derhalven is ook de gegeevene be„ lofte verder van geene kracht." — „ Wie zegt „ dat, dat hy zich niet kan verdeedigen? Wenscht „ hy niet, dat men zyne verdeediging wil aan„ hooren ? Bidt, ftneckt, haakt hy daar niet „ naar?" —> Dat zal hem ook geworden! Wy „ moesten ons flechts van zynen perfoon kunnen „ verzekeren. Wy befloten zyne gevangennee„ ming, om dat hy ook hier in Conftants niet op„ houdt zyne dwaalleer te verfpreiden.''—„Wie „ noemt zyne leerftellingen dwaalleer ? Wil hy ,> niet bewyzen en rekenfchap daarvan geeven? Kan men hem eerder als eenen ketter behandelen, eer men hem van eene dwaaling overtuigd „ heeft?  X 169 X heeft ? Is het niet eene kwetzing van alie trouw „ en geloof, denzei ven gevangen te zetten, eer „ men zyne zaak onderzocht heeft ?" Dus' ftreden beide partyen met eikanderen. Op wiens zyde het recht was, mogen myne Leezers beflisfen. Chlum ten minften kon in 't geheel niet begrypen, hoe men zoo blind tegen de bondigfte bewyzen, zoo doof tegen de ftem van het geweeten, zoo wederfpannig tegen de redelykfte voorftellen kon wezen. Het was voor hem zeer fmer. telyk, dat hy anderen van dat geene niet kon overtuigen , waarvan hy toch zelfs zoo vast overtuigd was. De goede man had zich het verdriet kunnen befpaaren; want men wilde in 't geheel niet begrypen , hetgeen men in dén grond zeer wel begreep. Myne gronden, dacht hy, moeten toch ergens gehoor vinden. Vol misnoegdheid verliet hy de Kardinaalen; en liep, als ontfteld, in de Stad rond. Wie hem bejeegende, moest het zich laaten welgevallen, het onrecht, hetgeen men zynen vriend had aangedaan, in een wydloopig verhaal te aanhooren. Wie met hem fprak, aan dien vertoonde hy de eigenhandige Keizerlyken geleibrief. Wie het ook was, vriend of vyand, dien bewees hy de onfchuld van Hufs. Dat was noch niet genoeg! aan den Keizer zelve ftelde hy een fmeekfehrift op, hetwelk met vuur en nadruk gefchreven was. De Keizer, zegt hy in het zelve, kan het onmogelyk laaten gefchieden, dat van de L 5 eene  X i7o X eene zyde de onfchuld zoo verdrukt, en van de andere zyde het Keizerlyk gezach zoo weinig geacht wierd. Hy mogt dus, tot redding en hand» haaving van zyne eer, oogenblikiyk het bevei geeven, om Hufs in vryheid te ftellen. Maar wyl hy vreesde, dat de fmeekingen van eenen enkelen man niet genoeg gewicht mogten hebben, fpoorde hy de Boheemfche Standen aan, om een fmeekfchrift van gelyken inhoud aan den Keizer over te geeven. De Keizer, welke Hufs toen nog niet geheel ongenegen of ten minften door de Kerkvergaadering toen nog niet opgewonden was, ontfing beide gefchriften naauwelyks, of hy keurde ook terftond het gedrag tegen denzelven af en liet door zynen Gezant te Conftants het bevel geeven, dat men den gevangenen aanftonds op vrye voeten zou ftellen, met het uitdruklyk byvoegzel, dat men, in geval van weigering, het verlies van zyne genade aan zich zelven te wyten zoude hebben. Wie tot hier toe in den ongelukkigen belang (lelde en in dit bevel eene flraal van hoope voor denzelven meende te zien, die dwaalde grootelyks. Men kon het naauwlyks waarfchynlyk vinden, dat alle deeze fchikkingen juist de tegenovergeftelde uitwerking zouden voortbrengen. En echter was het zoo! verre vandaar, dat men, overeenkomstig dit bevel, aan zyne loslaating begon te denken , hield men het voor raadzaam, nog fcljerpere maatregelen by de hand te neemen. Het was Hechts  'X ffi X flechts eetie oogenbliklyke ontffekenis, welke de ;' Keizerlyke Gezant, door de bekenkmaaking van * den wil van zynen Heer, onder de Kardinaalen ;' veroorzaakte. „ De Keizer kent den man nog )■ „ niet; maar hy zal hem wel leeren kennen,3' 1 zeiden die genen, die nog eenigzins befcheiden ;c waren. „ De Keizer heeft over ketters geene „ macht; deeze is aan ons voor behouden," rie:i pen de trotfehen en hoogmoedigen. „ Wy moe:; „ ten de zaak fluiten en hem onze macht toonen ." fchreeuwden de wreedaartigen, i' - In de nabyheid van Conftants, aan de Boodeni zee, ftond een eenzaam Klooster der Franciskaa■ nen. Hier meende men Hufs het veiligfle te kun, nen brengen , om dat men den haat van de aldaar : zich bevindende Monniken tegen hem kende. De orde der Franciskaanen had zich byzonder door de vrymoedige verklaaringen van denzelven over het Monniksleven beleectigd gevonden en de in; wooners van dit Klooster verheugden zich reeds, r hunne afgezwoorenen vyand in hun midden te zien lyden en te zien kwynen. Een vochtige on: gezonde kelder moest den ongelukkigen Hufs op ! , den 5 December 1414 op neemen , en niets verge; zeide hem iu deeze akelige moordenaarskuil, dan hartzeer en kommer. Want wie isinftaat, het lyden zich te vertegenwoordigen, welke het ge i zicht van zyne nieuwe verblyfplaats den armen man veroorzaakte? Eenen man, die niets misdaan  X I?2 X daan had, dan dat hy waarheid geleerd had, dieniet allen welkom was. Maar hy leed onTchuldig. En, wat men ook zegge, dat onfchuldig lyden minder fmertelyk is, dan waar aan men lcbuldig is. Wie tot zich zelven zeggen moet: dat is hes noodzaaklyk gevolg van uwe ftrafwaardige daaden; gy zelf, en geen ander, zyt de oorzaak van uw ongeluk; gy had dit myden, en dat moe. ten doen; hier voorzichtiger, daar plichtmaatigerj hier driftiger, daar bedaarder; hier alleen, ginds met hulp van anderen moeten handelen —-die gevoelt in deeze verwytingen het gewigt zyner rampen dubbeld. Zyn eigen ik klaagt hem aan en deeze aanklachte vergroot zyne ftnert. Ligter, duizendmaal ligter wordt den fchuldloozen het uur der droeffenis. Het is geene ftraffe, die hy zich zelfs bereidde, geen gevolg van zyne misdryven die hy ondervind, maar een kwaad, waar van hy geen oorzaak is. Komt het kwaad van laaghartige menfchen voort, dan gevoelt hy een hartelyk medelyden met hunne blindheid. Zyne eigene denkwyze vertoont zich aan hem daar en tegen in een zoo beminlyk licht, dat hy hier in zyne gerustheid vindt. Een gedagte aan zyne onfchuld geeft aan zyn lyden verdraaglykheid, en aan zyn be. ftaan onderfteuning. Deeze leer kon men in de gevangenis van Hufs leeren. De geest van deezen man was nog zoo vrolyk, itond nog zoo oprecht en verheven, als of  X 173 X of hem niets kon ter neder buigen« Het fcheen als of hy in 't geheel niet was aangetast. In tegen! deel zag zyne levendige geest in deeze eenzaamheid, als het ware, naar bezigheid om. Een enkele ftraal van licht, kwam door eene kleine opening in zyne onderaardfche wooning. Eene omftandigheid, welke hem niet onaangenaam was. Hy maakte van dezelve, gelyk wy terftond zien zullen, op de bestmogelyke wyze, gebruik. Zyne wachters waren goedaartige , eerlyke menfchen, die hunnen gevangenen met de ingefpannenfte op. lettendheid gade floegen. Hun ontfnapte de zielsrust niet, in welke zy hem ieder keer aantroffen* Het was hun onbegrypelyk, hoe een man, die, waarfchynlyk, wegens groove misdaaden in deeze plaats vast gezet was geworden , evenwel eene zodanige bedaardheid van geest kon betoonen. Hy is, dachten zy, of een van de ergfte booswichten, of hy is ook dat geene niet, waarvoor men hem uitgeeft. In beide gevalle verdient hy onze opmerkzaamheid. Zy mogten wel recht hebben. Ondertusfchen zochten zy met hem in een gefprek te komen, hetwelk by Hufs juist niet zwaar viel. Zy onderzochten by hunne Overheid naauwkeurig naar de misdaaden, welke men hem te last leide, en trachtten dan hunne zamenfpraak zodanig interichten, dat hy zich over de dingen, waar mede men hem befchuldigde, moest verklaaren. Een gezond en voor on-  X m X onderwys vatbaar verfiand was alles, het geen zy haddenmaar meer behoefden zy ook niet, om te begrypen , dat zyne gevoelens juist niets kwaads behelsden. Echter konden zy een zeker wantrouwen omtrend alle zyne woorden niet geheel onderdrukken. Het geen de Paus en alle zyne Kardinaalen voor waar houden, zou deeze man alleen anders kunnen weeten — dit kon. den zy volftrekt niet begrypen. Zy hadden jverder geenen twyffel, dan alleen deezen, die echter ook zoo machtig was, dat dezelve alle gron» den van overtuiging ter neder floeg. Het gebeurde dikwyls, dat zy, te midden van het opmerkzaam aanhooren van. zyne, woorden , hem misnoegd verlieten , wanneer dit denkbeeld by hen opkwam. Het is eene moeielyke gefteldheid voor zwakke gemoederen, de gronden van eene waarheid in te zien, en echter het geloof aan dezelve eene mis» daad te weezen. Dus kwelden deeze goede menfchen zich geduurende eenen langen tyd. Geduurig namen zy zich voor, met den welfpreekenden Hufs niet weder te fpreeken, en geduurig veranderden zy wederom van befluit. Hufs bemerkte niet zoo haast hunne verlegenheid, of hy poogde, hen van dezelve te bevryden. „ Gy dwaalt, „vrienden, fprak hy, indien gy gelooft, dat. „ myne leerftellingen nieuw en ongehoord zyn, „ Het geen ik geloove, gelooveu Paus en KardU •• naa-  X 175 X „ naaien. Wat ik zie, zien zy ook. Slechts s, hebben zy er hun voordeel by, wanneer de ge* „ heele overige waereld het niet gelooft en ziet." Dit voorftel was van vrucht. Van nu af verdween de angstvalligheid, met welke zy hem hoorden fpreeken. De fteen des aanfioots was uit den weg geruimd. Zedert de gedachte : hy gelooft iets, het geen van de gevoelens van alle overigen afwykt, hun ontnomen was, wierden zy voor zyne leerftdlingen vatbaarer. Het wantrouwen veranderde in verdraagzaamheid, de verdraagzaamheid in vertrouwen, en het vertrouwen in toeftemming. Kortom, Hufs had aan hun niet alleen de tederfte vrienden , maar ook de yverigfte leerlingen en vereerers. Zoo kan men de waarheid naderen, indien men de neiging heeft, om niet by zyne dwaalingen te volharden. Geen dag ging er voorby, dat zy niet uuren lang met hem zich onderhielden, en geene zamenfpraak liep er af, van welke zy niet meer overtuigd, verflerkt en wyzer henen gingen. Maar om dat zy vooruit wisten, dat zyn verblyf by hen niet lange zoude duuren, en zulks ook, ten minften in deeze omftandigheden, niet wenschten, baden zy hem, dat hy hun eenige fchrifcelyke opftellen over de gewigtigfte ftukken van den Godsdienst ontwerpen, en tot zyne gedagtenis zo wel, als tot hun gebruik bun wilde ualaaten. Hufs voldeed aan dit verzoek te eerder, hoe  'k 176 ):( hoe bereidvaardiger hy over 't algemeen was, om zynen medemenfchen van nut te zyn , en hoe meer tyd hem zyne tegenwoordige omftandigheden verfchaften. De kleine opening, die een weinig licht in zyn onderaardsch verblyf afleidde, maakte hem het fchryven mogelyk. Hy ftelde tot dit oogmerk eene menigte van kleine gefchriften op. " Eene verklaaring van de tien geboden, heeft zeer veel overeenkomst met die van Luther in deszelfs kleinen Katechismus. Ten einde beiden te kunnen vergelyken, moge het begin van die, welke honderd jaaren ouder is, hier eene plaats beflaan: Aanbid dien God alleen, die hemel en aarde fchiep. — Gebruik niet ligtvaardig den Naam van God tot eeden, noch by waarheden noch onwaarheden. — Verricht op den Zondag voornaamlyk goede werken en vermyd de ondeugd. Houd u op deezen dag bezig met het nadenken over God, met het gebed, met aanhooring van de Christelyke leer, met het onderwys van uwe medebroeders en met onderfteuning van behoeftige perfoonen. Onthoud u van lichaamlyken arbeid, welke n van geestelyke befpiegelingen aftrekken, maar voornaamlyk van de zonden, van onmaatigheid en van ledigheid. — Gehoorzaam uwe Ouderen in alle geoorloofde dingen; behandel dezel. ven met eerbied, en onderfteun hen met het noodzaaklyke, indien zy het behoeven. — Benadeel het leven van geenen mensch, noch door geweld, noch  noch door beleediging, noch door verkeerde raad. geevingen, no'ch door valfche getuigenisfen. Onttrek hem ook uwe hulpe niet, waar door gy hem in 't leven kunt behouden enz. By dit voegde hy eene verklaring van het Onze Vader. Na dat hy de beste voorfchriften omtrent het Gebed over 't algemeen, en in 't byzonder over het gebruik van het Onze Vader had laaten voorafgaan, begint hy de volgende uitlegging: Vader, Gy, die onze Schenper, Onderhouder en Befchermer zyt, en ons door den doop der kinderen hebt aangenomen! Onze, niet flechts myn Vader, (op dat alle gelegenheid tot hoogmoed weggenomen worde,) maar van alle menfchen, ook van de armen en geringen de algemeene Vader, die Gy overal door uwe almacht en alomte* genwsordigheid aanwezig zyt, maar in 't byzonder in den Hemel, waar door wy U van andere Vaders onderfcheiden. Mogten wy Uwen Naam geduurig met eerbied noemen, en in gedachten houden! Mogt het getal Uwer vereerers, welken voornaamlyk Uw Ryk uitmaaken, en onder welken Gy geduurig heerfchen zult, meer en meer toeneemen! Geef, dat wy alles, wat Gy van ons eischt, zoo betrachten, gelyk de vroomen in den Hemel hetzelve betrachten, ten einde wy Uwen wil nooit wederftreeven ! Verleen ons het geen wy tot onderhouding van ons ligchaam behoeven! Scheld de ftraffen onzer zonden kwyr, op dat wy M rein  X i?8 X rein in den geest en vry van ftralfe zyn, gelyk als wy aan onze beleedigers nooit wraak oeffenen en hun kwaad willen wenfchen ! Laat ons niet bezwyken, wanneer wy tot het kwaade verleid worden, maar verlos ons van de volharding in zonden en van de eeuwige ftraflen! Toen een van zyne wachters, met naam &obert> op het punt ftond, zich in 't huwelyk te begee. ven , fchreef hy ook een leezenswaardig opftel over den echten ftaat en deszelfs gewigt. Meerdere fchriften, welke hy thands voor deeze zyne nieuwe bekende, ter gedagtenis en tot nut vervaardigde, zal ik thands met ftilzwygen vootbygaan. Maar niet ligtelyk zullen Boeken zoo vlytig-geleezen en zoó zeer in eere gehouden zyn geworden, als deezen. De eerlyke menfchen, tot welker gebruik dezelve het meest gefchikt waren, onderzochten dagelyks in dezelve enj bewaarden ze als een onkreukbaar heiligdom. Geduurende , dat Hufs in de gevangenis zoo yverig voor anderen bezig was, hield men niet op, met hem zich bezig te houden. De getrouwe Chlum had wel, naar het fcheen, alle middelen tot deszelfs bevryding reeds uitgeput. Maar de gedachte aan het ongeluk van zynen vriend vergunde hem geene rust. Zyn hart eischte dat hy nog meer zoude doen. En heeft men flechts den wil tot iets goeds, dan vergezelt zich ook de kracht hiertoe in duizend gevallen. Hy overleidde of  of het goed zoude zyn , de onrechtvaardige be. handeling van Hufs aan het geheele Publiek bekend te maaken. Misfchien, dacht hy, zal men hier door in fchrik gejaagd worden en dat geene gedwongen doen , het geen men vrywillig had behooren te verrigten. Ten dien einde plakte hy op alle openbaare plaatfen de volgende verklaaring 9, aan: „ dat hy met Magister Hufs, onder een ,, keizerlyk vry-geleide, naar Conftants gekomen was, ten einde de laatstgenoemde omtrend zyne „ leer, rede en antwoord zou geeven. Maar eer hem zulks vergund was geworden, had men „ hem, tegen alle recht en billykheid, in de ge „ vangenis geworpen: Oflchoon nu de Keizer zyn 9, ongenoegen hier over te kennen gegeeven, en „ de loslaating van denzelven bevolen had, han„ delde men echter tegen alle wetten en orde, „ zoo dat de Keizer en het Ryk eene zodanige minachting noodzaaklyk moest wreeken-" Elk las en herlas zulks. De een haalde de fchouders op ; de ander ftond verbaasd over deeze vrymoe-digheid. De een fchimpte op den Schryver; de ander op de Kardinaalen. De een beklaagde Hufs; de ander juichte over den zegepraal van de Ketterrichters. Echter maakte deeze pooging. indrukken, en zoude dezelve nog meer gemaakt hebben, indien de tegenparty niet reeds zoo wel gedaagd was in haare popgingen , om het volk kwaads denkbeelden van Hufs inteboezemen, M » De«  ):( i8o ):( Dezelve gaf ten minften gelegenheid tot nieuwe zamenkomsten en raadp'eegingen van de Kardinaaien en derzelver Dienaaren. De laatften ontfingen nieuwe bevelen , om alles te beproeven, waar door zy hunne handelwyze omtrent Hufs in de oogen van den gemeenen man konden rechtvaardigen. Geduurende, dat deezen die lastgeeving getrouw volbragten, zullen wy onzen Hufs in zyne gevangenis opzoeken. Daar was iets met hem gebeurd, het geen ligt te voorzien was. Want wat is natuurlyker, dan dat een man, die op eens aan de ruime lucht en alle beweeging onttrokken, in eenen doffen kelder wordt opgefloten, wel haast ziek moet worden. Eene hevige koorts, gepaard met de vreeslykfte ligchaamspyn , overviel hem thands te midden van zyne nuttige werkzaamheden. „ Ik gevoele, fchryft hy, de zwakheid van 9, den mensch en verwondere my flechts , hoe ,, menfchen, die het zelfde ligchaam , als :k, „ hebben, echter zoo trotsch kunnen zyn. In„ dien gy my zaagt, gy zoudt my beklaagen. De „ pyn vergunt my weinig rust. Dezelve doet my „ zamenkrimpen, gelyk eenen worm. Zodanig „ moet ik my krommen en my op myne elendige „ legerftede omwentelen. Maar beklaagt my niet, ,, want ik vreeze , tot nog veel grooter lyden „ bewaard te zyn , indien de dood my vooraf „ niet verrascht." Wel  ):( i8i X Wel haast zou zyn vermoeden gebeurt zyn. Zyne ligchaamlyke omftandigheden verergerden zodanig, dat men aan zyne opkomst twyffelde. Zyne Richters, die hier van bericht ontfingen, wierden hier over meer bekommerd, dan over de ftoute poogingen van Chlum. Zouden zy hem eenen natuurlyken dood laaten fterven ? Maar dan ontging hun immers de gelegenheid, aan hunnen vyand wraak te oeffeuen. Zouden zy voor zyne herftelling zorg draagen ? Maar dan hadden zy hem immers eene weldaad beweezen? —■ „In 't ,, leven behouden moet men hem tot aan het for„ meele doodsvonnis, maar dit laatfte, op alle mogelyke wyze, verhaasten !" Hierop liep wel niet juist de meerderheid van ftemmen uit — ter eere van de menschheid kan men dit niet wel gelooven — maar dit was het oogmerk van eenige booswichten, van welken zich de overigen lieten leiden. Ingevolge van dit befluit wierd aan eenige bekwaame Geneesheeren opgedraagen , om den zieken te bezorgen. Daar deezen echter wel dra de oorzaak van de ziekte ontdekten, maar aan het goed gevolg van hunne kunst twyffelden, indien de zieke niet oogenbliklyk in een gezond vertrek gebracht wierd, werd ook dit toegeftaan. Aan. ftonds begon ook de zieke beter te worden. Maar naauwlyks bemerkte men, dat lieden uit alle ftanden, die nu eenen vryen toegang tot hem hadden , hem bezochten, en in zyne omftandigheden M 3 deel  X i8a X deel namen, of men verzuimde ook niet, deeze verzachting hem weder te onttrekken, en hem op nieuw in zynen vochtigen kelder neder te ftoo» ten. Hoe meer men hierby het verergeren van zyne gezondheid vreesde , des te meer haastte men, om zyn proces zo haast mogelyk op te maaken. Bovendien was het voor de Kardinaalen eene Vleiende gedachte, nog voor de aankomst van den Keizer hunne zaak door te dryven, en hier door hunne onafhanglykheid van Keizer en Ryk op het klaarblyklykfte te bewyzen. Brachten ook zommigen bedenkingen daartegen in, dezelve wierden door de overigen haast uit den weg geruimd. Eene Commisfie van Kardinaalen en Bisfchoppen werd benoemd, die haar rechterlyk vonnis over den gevangenen moest uiifpreeken. Dit waren mannen , die allen in de zaak reeds beflisd hadden, nog eerder dezelve door hen onderzocht Wierd. Maar nog flimmer waren de aanklaagers, die men verordend had, om klachten tegen Hufs in te brengen. Deezen hadden reeds te lang daarop gewacht, dan dat zy eerst eene voorbereiding tot het ontwerpen van de klaagpunten behoefden. Met eene fchielykheid, welke men anders niet zon weeten te verklaaren , verfcheenen zy voor de Commisfie, en overhandigden aan dezelve de volgende negen klaagpunten |: „ i. Hy gelooft, dat r> ieder mensch het Avondmaal onder beiderlei »> ge-  „, gedaanten genieten kan ; a. dat onwaardige „ Priesters de Sacramenten zelve onwaardig bedie„ nen, en dat ook Leeken tot bediening van de„ zelve niet onbekwaam zyn; 3. dat de Kerk niet „ noodzaaklyk den Paus en de Bisfchoppen betee. kent , en dat de goederen van dezelve door „ waereldlyke Vorsten kunnen worden aan zich „ getrokken; 4. gelooft hy, dat alle Priesters, „ volgens hunne beftemming, gelyke macht heb„ ben, en] dat alle voorrechten flechts gevolgen „ zyn van hoogmoed en gierigheid ; 5. hy ont„ kent, dat de Priesters, die in doodelyke zon-; „ den leeven, niet het ambt der fleutelen heb„ ben; 6. hy verwerpt de kracht van den kerke„ lyken ban en heeft, ten fpyt van denzelven, de „ Kerken ontheiligd ; 7. hy verklaart de inwy„ dingen der Priesteren voor onnodig en beweert, „ 8. dat aan eenen ordentlyk gewyden Priester het preeken niet kan worden belet. Hy is ein„ delyk 9. oorzaak, dat de Duitfche Studenten „ de Univerfiteit te Praag verlaaten hebben, "s By deeze hoofdbezwaaren voegden zy nog veele andere, welke de bovengemelde des te meer verfterken en in 't licht zouden (lellen, by voorbeeld, dat hy de leer van IViklefopenüyk predikte; dat hy het volk tot ongeregeldheid en oproer aanfpoorde; dat hy oneenigheid tusfchen de Vorsten en de Geestelykheid (lichtte enz. In den grond was de overgeeving van deeze aanklachten een, enkel M 4 klugt-  X i«4 )i( klugtfpel, daar beider; , Richters en Klaagétt, het reeds lang met eikanderen eens waren. Voor de eerften was het dus in 't geheel niet onverwacht, het geen de laatften hadden opgefteld. Er wierd hierop bedoren, om afgevaardigden naar de gevangenis van Hufs te zenden, die hem of voor de Commisfie dagvaarden of, indien zyne ziekte zulks niet gedoogde, hem terftond op zyne legerftede ondervraagen zouden. Hoe ongevoelig deeze af. gevaardigden ook mogten zyn, moesten zy zich echter geweld aan doen, om voor het gezicht van dien ongelukkigen niet te fchynen, als of zy te zeer aangedaan waren, Want toen zy in de ge. vangenis intraden en naar hun flachtoffer omzagen , richtte zich eindelyk eene menschlyke gedaante met een bleek uitgeteerd aangezicht, met holle, ingevallene oogen, in eenen hoek van zyn ftrooieger op. Het fcheen, als of de aandoeningen van menschlykheid in hun de overhand zouden behouden. Lang befchouwden zy hem met deelneeming en medelyden. Dan de gedagte: een ketter, een vyand van onze voorrechten en onze goederen! onderdrukte wel haast alle goede aandoeningen. Naauwlyks hadden zy hunne verwondenng en nun medelyden over zyne droevige omfrandigheuen te kennen gegeeven, of zy kwamen ook terftond met hunnen last voor den dag. „ Zegt flechts dat geen aan de Commisfie, fprak * de zieke met eene beevende item, het geen gy •> hier  X 185 X „ hier gezien hebt. Oordeelt, of het mogelyk is, „ dat ik in perfoon kan verfchynen — echter myn „ ligchaam is flechts ziek, maar myne ziel — God „ zal dezelve verfterken! Welaan, ik zal my niet ,, onttrekken, ook uit de gevangenis myne zaak ., te verdeedigen, indien my maar vergund wordt, „ eenen gerichtelyken byftand te hulp te neemen." Hadden zyne vrienden hem deeze gedagte niet ingegeeven , ze zoude hem bezwaarlyk ingevallen zyn. Want mannen van zyne denkwyze bekommeren zich om de uiterlyke form van hunne verdeediging zoo weinig, dat zy alleenlyk op de rechtvaardigheid van hunne zaak vertrouwen. De Comniisfie wierd door zyne begeerte zodanig verrascht, als dezelve onverwacht was. Men wist niet aanfronds, wat men doen zoude. Men gevoelde, dat, indien men zyn verzoek inwilligde, het proces met hem bondiger en regelmaatiger gevoerd moest worden. Men befloot dus , zyn verzoek van de hand te wyzen. Maar voor de waereld moest 'er toch een voorwendzel gebruikt worden, indien men de verdenking van eene openbaare onrechtvaardigheid wilde ontwyken. En tot welk voorwendzel nam men zyne toevlucht? „Er is „ eene oude kerkelyke wet, zeide de Commisfie, „ naar welke aan geen mensch vergund wordt, 5, de zaak van eenen ketter te verdeedigen." Kon er een ongerymder grond ooit verzonnen worden? Was deeze uitfpraak niet toereikend , om de M5 fchan-  fchandelyke oogmerken van deeze wreedaarfs te ontdekken? Hufs nam dit antwoord met het innigfte hartzeer op. Het was hem niet verdrietig, dat hy nu aan zich zelven bleef overgelaaten en zonder bepleiter , zonder byftand zyne zaak zelve moest uitvoeren. Alleen die gedagte was hem onverdraaglyk, dat by voor eenen mensch moest doorgaan , wiens verdeediging te beproeven , reeds eene verbreeking van de wet was. „ Zoo diep, „ dacht hy, moet ik gevallen zyn, dat het reeds „ onrecht is, een woord voor my te fpreeken. „ God, tot welk een lyden hebt gy my geroe„ pen! Ben ik by u, gelyk by menfchen aange» „ zien, dan ben ik de ellendigfte!" Hoe zeer ook zyne vrienden hem verzekerden, dat nog veele braaven hem beminden en eerden, en dat er ook nog menfchen genoeg waren, welken voor hem alles zouden opofferen, was toch deeze foort van vertroosting niet in ftaat, zyne fmert geheel weg te nemen. Onder alle hem tot hier toe overgekomene wederwaardigheden , had hem nog geene zodanig, ter nedergeflagen , dan dit weigerend antwoord. Het kon niet misfen, deeze zielsfmert moest op zyn ligchaam eenen nadeeligen invloed hebben. De Geneesheeren drongen op nieuw daarop aan, den zieken eene andere verbiyfplaats in te ruimen, en konden het niet verkiygen, tot dat eindelyk de  X i87 ):( de Keizer zelfs te Conftants aankwam. Een nieuw bedryf in dit vreeslyk treurfpel! Het fcheen, als of de tegenwoordigheid van denzelven aan de Hufs gezinden nieuwe kracht en leven had gegeeven. Alle Bohemers fmeekten den Keizer, om aan zyne eer niets toe te geeven en op de kracht van zyn gegeeven bevel te doen werken. ^ Maar ook Sigismund was zwak genoeg, om onder den invloed van de Kardinaalen te ftaan. Niet als of zyn geest onder de vooroordeelen van dien tyd geheel ter nedergebogen ware. Zyne handelwyze zou dan nog verfchoonlyker zyn geweest; want een Vorst, die waarheid en bedrog niet weet te onderfcheiden, is te beklaagen, inindien hy misleid wordt. Maar dit was het geval Van Sigismund niet. Hy kende, gelyk deeze, de onbepaalde heerschzuchtigheid van de Katholyke Geestelykheid. Van de gebreken der Kerk onderricht, was hy echter geene voorfpraak van derechtvaardigheid. Hy zweemde naar die foort van zwakke en vreesachtige menfchen , die niemand aantasten, waar zy zelven aangetast kunnen worden. Een Heer van veele baatzuchtige bedoelingen zynde, ging hy niet altoos den rechten weg, maar vervolgde overal zyne byoogmerken. Maar indien dit verontfchuldiging verdient, dan zal het gemaklyk zyn, alles te verontfchuldigen. Het ontbreekt, wel is waar, niet aan befchermers, die hem hierin verdeedigen. Men zegt, dat hy in zyn ge-  m iss x geval niet anders kon handelen- Hy kon zoo veele grooten en machtigen niet tegen zich in 't harnas jaagen* om de zaak yan eenen enkelen geringen man op zich te neemen. Of, wat kon hy onderneemen tegen 34 Kardinaalen , 4 Patriarchen, 20 Aartsbisfchoppeii, 160 Bisfchoppen, 2joPrelaaten en Abten en tegen 4 Keurvorsten , 20 Hertogen , 80 Graaven , en het ontelbaar heir van Monniken en Geestelyken , want uit zoo veele perfoonen zou de Kerkvergadering te Conftants beftaan. -— Maar waarom kon by niet, het geen hy moest. Het geen men moet, kan men ook. Het geen de plicht eischt, moet ten minften beproefd en niet eerder daarvan afgezien worden, tot men bezwykt. De Keizer fpeelde ook werkelyk op de Kerkvergadering eene niet vergeetfchen rol, Zyn oogmerk was echter minder op de belangen van Hufs , dan op de zaak van de drie Pausfen gericht. Zeer yverig werkte hy in vereeniging met de Kardinaalen er aan, om deze ergernis uit den weg te rui • men, en alle drie tot den vry willigen afftand van hunne waardigheid te beweegen. jfohannes, die deezen ftorm lang kon voorzien, liet zich hiertoe gewilliger vinden, dan men hoopte. Maar zyne bereidwilligheid was Hechts een gochelfpel. Want nauwlyks had hy zyne verklaaring gegeven , of hy verwyderde zich , verkleed zynde , uit Conflants. Afweezig hoopte hy veel krachtiger maat- re-  X 189 X regelen tot bewaaring van zyne waardigheid by de hand neemen, en de Kerkvergaadering tot het erkennen van dezelve te kunnen noodzaaken Hierby was het hem meer dan waarfchynlyk, dat de Vergaadering, van haar hoofd, als het ware, ontbloot, onverrichter zaak uit elkander gaan en alles by het oude blyven zoude. Maar in beide verwachtingen wierd de huichelaar, die anderen om den tuin wilde leiden, te leur gefield. Want de Kerkvergaadering verklaarde niet alleen haare zittingen voor voortduurend , maar bepaalde ook, dat de befluiten van eene algemeene Kerkvergaadering nog boven den wil van den Paus zouden gaan. Hy zelf wierd met geweld weder ingehaald/, en bevond zich 'in eenen nog meer hagch'lyken toeftand, dan te voren. Deeze gebeurtenisfen, by welken wy niet lang kunnen vertoeven, trokken voor eenen tyd lang de opmerkzaamheid van onzen Hu/s af, die echter hierin geene verzachting van zyn lot vond. Dit enkele uitgezonderd, dat hem de Bisfchop van Conftants op zyn Slot Gouleben, naby Conftants liet brengen. Hier was hy, wel is waar, nog fteeds geboeid, kon echter by den dag wandelen en de verfche lucht genieten. Hierdoor verbeterden zyne gezondheid op eene zoo merkelyke wyze, dat by volkomen herlleld werd. Maar naauwlyks hadden zyne iigchaamsfmenen opgehouden, of  K 190 X of zyn geest had weder met nieuw lyden te ftry- de, Zyn leerling en vriend Hierotiymus van Praag, van de mishandelingen van zynen voortreflyken Leeraar onderricht, had zich gedrongen gevonden, de verdeediging van denzelven op zich te neemen. Reeds was hy de Stad Conftants genaderd , en had de Kerkvergaadering om volkomene veiligheid voor zyne intrede in de Stad en voor zyne terugreize verzocht. Het antwoord, hetwelk hy ontfing, was echter zoo dubbelzinning ingericht, dat hy, zonder onbezonnen te zyn, zich aan hetzelve niet kon toevertrouwen. Zeer misnoegd, befloot hy, om weder naar Bohemen te gaan, en het geheele Koningryk tot redding van zynen Leeraar op te eisfchen. Maar eer hy zyn Vaderland noch bereikte, wierd hy, onderweegs, gevat, aanjeenen wagen vaslgefmeed, en, tot de hoogfte blydfchap van de tegenparty, in Conftants ingebragt. Men raadpleegde op het Concilium niet lang, wat met hem te doen was. „ De ver» „ deediger van Hufs" klonk het door de geheele Stad. Oorzaak genoeg, hem in het lot van den eerften te deen deelen. Met eenen keeten om den hals wierd hy kruiswys geboeid en in eenen toren gefloten, waarin hy langer, dan één jaar» elendig moest kwynen. Het is onmogelyk, den trap van medelyden zich  ):( i9i X te verbeelden, hetwelk Hufs over het droevig lot van zynen Vriend gevoelde. Het was eene diepe zwaarmoedigheid, in welke dezelve viel. Aan zich zelven gaf hy de fchuld van het geen deezen was overgekomen. „ Zyne vriendfchap voor my, „ zeide hy dikwils. heeft hem in de boeien ge„ legd. " De getrouwe Chlum mogt hem. vertroosten , hoe hy wilde ; hy was naauwlyks voor eenige vertroosting vatbaar. De wensch, om te fterven, kwam fomtyds fterk in hem op, om maar niet meer vrienden in zyn ongeluk intewikkelen. Hy bad derhalven een iegelyk, die de vergunning verkreeg, om hem te bezoeken, alle vriendfchap met hem aftebreeken, of ten minften te verbergen , en aan het lot van Hieronymus een voorbeeld te neemen. „ Wil men my tot den dood veroordeelen, fchryft hy aan zyne vrienden in Bohemen, waarom talmt men dan daarmede? Waar„ om trekt men nog anderen in myn lot ? Veel „ eerder den dood, dan eene langere gevangenis. „ Bid alleen den Keizer, dat myn zaak ten einde ,, kome, en ik niet levendig alhier verrotte!" Zyn toeftand was treurig genoeg! Hy leed dikwyls gebrek aan de noodzaaklykfte levensmiddelen. De weinige eleudige kost, welke hem in zyne gevangenis gegeven moest worden , wierd hem dikwyls niet eens fchielyk medegedeeld. Het gebeurde dikwyls , dat de gevangene vergeeten wierd, en had de edelmoedige Chlum hem niet dik-  X 192 X dikwyls heimelyk voedzel gebracht, dan had hy, zeer zeker, dikwyls honger moeten lyden. En by dit alles zag hy geen einde van zyne rampen. Alles, het geen de vergaaderde Vaders deeden, ging enkel over fchikkiugen tegen den ontweekenen Paus Johamies. Het Concilium hield verfcheide openbaare zittingen , waarin echter geen woord van Hufs gerept wierd. Vergeeten was hy wel niet, men wilde de zaak flechts uitftellen. De agtfle zitting, welke op den 4 Mey 1415 gehouden werd, liet reeds het aanflaande vermoeden. In dezelve wierd Wiklef voor een dwaal - leeraar verklaard, zyne leere veroordeeld en zyne gedach» tenis vervloekt. Dit was, als het ware, het voor* fpel van de volgende toneelen. „ Zoo zal het „ Hufs zelven gaan" dagten zyne vrienden, en zy hadden gelyk. De Bohemers waren in 't algemeen, hoe langer, hoe ongelukkiger. Vervolgingen en fmaadredenen troffen hen op alle hunne wegen. Waarheen zy kwamen, fchimpte men op hun Vaderland ^n hunnen Godsdienst. Al fpottende vroeg men hen , hoe veele Schoenmaakers en Kleermaakers in Bo. hemen reeds Predikanten waren geworden ; of men nog Kerken en Kerkhoven had; of men nog aan 't Avondmaal ging, enz. Alle fpotvraagen, die in eene valfche uitlegging van de leerftellingen van Hufs haaren grond hadden. Veele fJphemers konden onmogelyk in eene plaats langer vertoeven*  X 193 X ven, waar hun naam tot eenen fchimpnaaffl was geworden. Zy verlieten Conftants en fpoedden naar hun Vaderland terug. Anderen, die aan de goede zaak niet ontrouw wilden worden, hoorden deeze befchimpingen met koelen bloede aan , en beantwoordden dezelve met eenen glimplagch, Zy bleeven echter hierby niet ledig. In den naam van hunne Natie gaaven zy aan de Kerkvergaadering een gefchrift over, in hetwelk zy niet alleen om de eindelyke beflisfing van de zaak van hunnen leidsman verzochten, maar ook om onderzoek omtrent de nadeelige geruchten, welke men van hunnen Godsdienst en hun Vaderland verfpreid had. En daar dit gefchrift flechts met dubbelzinnige antwoorden werd terug geweezen, kwamen zy met een nieuw voor den dag, waarin zy de Kerkvergadering dringend verzochten, Hufs m vryheid te ftellen, of hem ten minften aan eenige Bisfchoppen ter bewaaring over te laaten, indien zy zich tot borgen voor hem ftelden. Maar hoe bedroefd wierden zy, toen zy tot antwoord ontfingen, men kon in de zaak van eenen ketter geen borgtocht aanneemen, te minder, daar men voorneemens was, Hufs den 5. Juny weder naar Conftants te laaten brengen , en hem omtrent zyne leer openlyk te verhooren. Eene nieuwe beleediging voor den braaven man , die als een mensch befchouwd wierd, aan welken men geene N rich-  X 194 X richterlyke weldaad mogt betoonen. „ Het is ,, haast met my gedaan," fchryft hy, „want ,, wat voor ieder ander mensch recht en billyk „ is, dat kan het voor my niet zyn. Ik vreeze bykans, dat men roovers en moordenaars voor i, betere menfchen houdt, dan my. Bidt voor my, indien gy my awer voorbidding waardig i, houdt." TWAALF-  X 195 )••(TWAALFDE HOOFDSTUK. Hy word tot den dood veroordeeld. A-lles zag nu niet ingerpannen verwachting op den bepaalden dag , wanneer Hufs gedagvaard zoude worden. Het was zonderling, beide par. tyen verheugden er zich over. De Bohemers, om dat zy hoopten , hunne zaak nu onderzocht en voor de oogen van de waereld gerechtvaardigd te zien; en de tegenparty, om dat zy nu aan hunnen wrok den ruimen teugel zouden vieren. Den j Juny 14 ij verfcheen, en zag reeds de heilige Vaders vergaaderd. Men wilde de zaak recht kort afdoen, wilde de tegen Hufs opgeftelde Artykels voorleezen en, zonder verder uitftel, dezelve eer hy nog tegenwoordig was veroordeelen. Maar een vriend van de goede zaak kon dit onmogelyk toelaaten. Het was de Notaris van de Kerkvergaadering, Petrus van Mladonowitz. Deeze hoorde naauwlyks, het geen men voor had, of hy ylde terftond tot de Bohemers , om hun daarvan kennis te geeven. Met groote haast vervoegden deezen zich by den Keizer, met het ootmoedig verzoek, dat hy zich tegen eene zoo openbaare onrechtvaardigheid N 2 wil-  X 10 ):C wilde verzetten. „ Her is toch zelfs omtrent -„ kwaaddoeners gébruikelyk, Zuiden zy, dat men i, hen eerst zelven hoort, eei men hun het proces >, opmaakt. * Daar waren weinig redenen van noden, om den Keizer het fchaiTdelykë van dit voorneemen begrypelyk te maaken. Hy begreep meer, dan men hem tegenwoordig kon zeggen. Het was maar jammer, dat hy zich ■niet altoos .verplicht hield , zyne begrippen op te ■ volgen ! Maar deeze aanklacht kwam hem toch voor, zodanig gefield te zyn, uat hy daarby niet kon 11:1 Zwygen i Uogehbiiklyk -fcf hy aan de Vergaa•denug het bevel, over Hufs niets eerder te be. 'fluiten, alvorens dezelve perfoonlyk van hun verboord was geworden , 'en ; ten einde hy zich zelven van de zaak ©HdetritS en, en zyne Godgeleerden om raad kon vmgen , en de Artykels die tegen denzelven opgefteld waren, kon mede deelen. i Hieraan wierd voldaan , en niet voldaan. Het eerfte bevel werkte ten minden' zoo' veel uit, dat men de veroordeeling van Hifi aanftonds opfchorrte. Maar betreffende het tweede punt, verklaarde de Vérgaadering, dat de Keizer in zaaken ■van den Godsdienst niets kon beflisfen , en de heöordeeling , of eene leer dwaaiend en veroor. deelen, waardig zy , kwam geheel aan de Kerk toe. Sigismund, die zich reeds zoo veel had laaten welgevallen, zweeg ook op dit weigerend ant- woord.  woord- Hufs wierd nu voor de eerfte keer voor het Concilium geleid. Lang liet men hem in eenen afgelegenen hoek van de zaa! Haan, zonder iets tg doen, dan oogen van verachting op hem te werpen. Dan men moest toch eindelyk den ketteraanfprcken. Men lei te hem dan zyne Boeken met de-vraag voo; : .,hv deeze Schriften vervaar-; „ digd nebbe?". Hufs, dezelve doorblaaderende, s, ja, i| beu de Schryver " was zyn antwoord» „ Dan zullen wy maar aanttonds de Artykels te„.gen hem laaten voorleeaen" zeide de Voorzitter. En naauwlyks. was het eerde klaagartykel afgeleezen , waarop Hufs zyne verantwoording wilde laaten volgen , of er ontftond een wild ge. raas, hetwelk ieder van zyne woorden geheel onverftaanbaar maakte. Alle hoeken van de zaal weergalmden van fchimpnaamen, verwytingen en lastertaal. Allen wilden fpreken, en geen hunner wierd verftaan. Poogde iemand hier met zyne ftem door te dringen , dan verheft? zich ginds wederom eene andere, welke dezelve verdoofde, Jn dit fchreeuwend wild geraas kon Hufs geen woord voortbrengen. Beproefde hy het zoms eens, dan fehreeuwden die naast hem zaten; dat is niet waar! dat geid niet! Kortom, een zodanig verhoor , is er, zoo lange de waereld ffaat, niet gehouden. fiec was niet, als of Hufs voor eene Kerkvergaadering, maar voor e^ncu zamengeloopenen lioop van uitzinnige menfchen ftond, Wie N 3 kaa  X 198 X kan het hem kwalyk nemen, als hy, by eene eens plaatsgrypende tusfchenpoozing, uitriep: „Hier, „ had ik het my toch anders verbeeld !" Eene nieuwe onftuimigheid verflond deeze weinige woorden; de zitting wierd geëindigd, en Hufs op den 7 Juny wederom gedagvaard, maar onder« tusfchen tot eene bedaarde overdenking van het gebeurde, in zyne gevangenis terug geleid. Tot overdenkingen gaf men hem zekerlyk (lof genoeg en nog meer tot verdriet, zo dat hem de tyd tot den 7 Juny niet lang viel. Op deezen dag verfcheen hy wederom, en hoe verbaasd ftond hy, toen hy alles veranderd vond, en in plaats van dit wild geraas rust en ftilte in de Vergaadering waarnam. Hoe verblydde hy zich, dat zyne Vrienden den Keizer hadden overgehaald, om perfooniyk tegenwoordig te zyn, en door zyne tegenwoordigheid de rust te bewaaren. Man- groote rede tot blydfchap had de arme man niet; want kon hy de voorige keer geen woord voortbrengen, dan zou hy thands in geen woord recht behouden. Men opende de aanklacht; „Gy hebt beweerd, „ dat het brood in het Avondmaal, ook na de in„ zegening nog bloot brood blyft " „IkroepeGod „ tot getuige aan, dat ik dit gevoelen nooit gehad „ noch minder geleerd hebbe. En indien hon„ derden my van deeze leer befchuldigen , dan s, verklaare ik hetzelve, of voor misvatting of voor * kwaadfpreekendheid." — „ Gy hebt Wiklefs „ leer«  ):C 199 )•( „ leerftellingen verdeedigd en tegen de yerbran. 9, ding van zyne Boeken te Praag, geyverd." „ Dwaalingen heb ik nooit in befcherming geno„ men, en zal het ook in 't vervolg niet doen. „ Dat ik de kvvaade behandeling van deeze Boe,, ken luidkeels hebbe afgekeurd, belyde ik even „ zoo gaarne , als ik nog tegenwoordig er niet „ over voldaan ben , om dat dezelve ononder„ zocht en ongetoets verbrand werden, en er „ toch veele leerftellingen in dezelve gevonden „ worden, die met de Katholyke leer overéén„ Hemmen. — Gy hebt dikwyls den wensch „ geuit, in het toekomende leven daar te komen, waar de ziel van den aartsketter Wiklef is." „ Dat heb ik gewenscht en wenfche het nog, daar „ ik weet, dat Wiklef een wys en deugdzaam „ man geweest is. Ik ontken het niet , zyne „ Schriften hebben mygeflicht, gefield ook, dat dezelve niet in alle deelen aanneemlyk mogten „ zyn." — Gy hebt het Volk tot oproerigheid „ aangefpoord, om het zwaard optevatten." —• „ My is dat nooit in den zin gekomen. Veelmeer „ heb ik fteeds het volk tot rust en onderwerping „ aangemaand, en gevaarlyke opflanden zoeken 3.te verhinderen. Ik heb, wel is waar, my zom„ tyds van de bybelfche uitdrukkingen bediend, „ dat men den helm des geloofs en het zwaard „ der gerechtigheid moest aangorden, maar ook „ altoos er bygevoegd, dat hieronder geen eigen* N 4 »■ iyk ),  )?( 200 ):( „ lyk zwaard verfraai, moest worden.» - Gy hebt „ door uwe leer de waereldlyke Overheid met de „ Bisfchoppen en de Geestelykheid in orieenigheid „ gebracht." - „Niet myne leer, maar byzon. „ dere oogmerken en inzichten hebben zulke on„eenigheden en fcheuringen veroorzaakt.»„ Gy hebt de Univerfiteit te Praag van haare bloei „ beroofd, e„ de Duitfche Studenten van dezelve „ verdreevcn." _ „Zy zyn van zelve gegaan, „ na dat ik de rechten van myn Vaderland zocht st voorreftaan.'' Dit zyn omtrent de punten, over welken Hufi ondervraagd wierd, en welke breedvoerig in de Verhandelingen van de Kerkvergaadering opgeteekend zyn geworden. Het is altoos goed, dat wy alle punten weeten, al was het ook maar, dat wy nu kunnen beöordeelen, welke gevoelen voor vier honderd jaaren met den brandftapel geftrafd wierden. De zitting was nu afgeloopen, en men ,af het teken tot zyne wegleiding. Nog in het wegleiden vraagde hem een Kardinaal die naby den Keizer zat, waarfchynlyk , Om hem ver'achte/yk en by den Keizer gehaat re maaken: „Blyft gy, er » nog by, het geen gy verklaard hebt, dat noch „ Keizer noch Koningen u hadden kunnen dwin„ gen, om voor de Kerkvergaadering te verfchy. „ nen mdien het niet uwe vrye wil geweest „ was. - „ja, antwoordde Hufs, maar in „ eenen wat zachteren zin, dat naamenlyk veele 9, van  X 2oi x „ van niyne begunstigers en vrienden my hadden kunnen verborgen houden." „Ik zelf, myn „ Heer, dé Kardinaal, vervolgde de getrouwe, „.altoos tegenwoordige Chlum, had hem een geheel jaar lang willen befchermen, en ik ben toch „ een van de armfte en onmachtigfte Ridders." De. Kardinaal, hierover verfbord, zeide: .,Nu.? „ het is dan goed, dat gy hier zyt. Maar hier „ moet gy u of beter verantwoorden , of verwach. 5, ten, wat over u beÖöteu zal worden." In 't kort, de Kardinaal hield Hufs opzettelyk zoolange op, dat de Keizer niet kon nalaten om te zeggen: Ik moet openlyk bekennen , aan n een veilig „, geleide verleend te hebben, op dat gy hier on„ gehinderd kond verfchynen. Daar ik echter „ hierdoor de geftrengheid van de gerechtigheid >, niet wil verhinderen, en een geleibrief eenen s, overtuigden ketter niet kan befchermen , zoo raade ik u, van alle hardnekkige verdeediging „ u te onthouden, en u aan de Kerkvergaadering „ te onderwerpen. In het tegenovergefielde geval „ zal ik eerder met deeze myne hand eenen brand„ ftapel ontfteeken , eer ik uwe hardnekkigheid „ met een geleibrief wil behulpzaam zyn. " Naauwlyks dat Hufs den Keizer beantwoorden en hem zyne bereidwilligheid kon verzekeren, om alle zyne gevoelens te laaten vaaren, zo dra men hem van iets beters zou' hebben onderricht, of men trok hem reeds aan zyne ketting voort. N y Men  X ):( Men ging thands met eenen fpoed te werk, welke den heiligen Vaderen geheel ongewoon was. De volgende 8 Juny waren zy reeds weederom vergaaderd. Ook de tegenwoordigheid van den Keizer ontbrak er niet. Even zoo min de aanklaagers van Hufs, die uit het reeds bovengemelde Boek: over de Kerk , negen en dertig artykels hadden getrokken, en die thands met een byzonder genoegen voorlaazen. Het zou my te lang ophouden, indien ik deeze artykels thands, hier wilde byvoegen. Ik kan dezelve des te eerder voor. bygaan, daar ik reeds boven de grondtrekken van dit gefchrift van Hufs gefchikt hebbe. Alle aanklagten betroffen naamenlyk zyne gevoelens omtrend de macht van den Paus, omtrend het ergerlyke onwaardige leven van de Katholyke geestelykheid en omtrend de plichten van eenen Christelyken Leeraar. Hetgeen Hufs hierop antwoordde, valt van zelve in de oogen. Hy onderfleunde zyne Jeeritellingen met nieuwe uil de fchrift en de rede ontleende bewyzen, of hy ontkende, dat de hem tot last gelegde gevoelens in dien zin, in die uitgefirektheid en algemeenheid in zyn Boek te vinden zyn. Hy merkte aan, dat men dikwyls op eene boosaartige wyze de noodige, van hem bygevoegde bcpaalingen van eene (telling weggelaaten en daardoor eene openbaare dwaaling aan 't licht had gebracht, alwaar hy eene onfchuldige, voor niemand aanflootelyke waarheid beweerd had. Maar  ):( 203 X Maar alle zyne herinneringen wierden niet geacht. De Voorzitter gaf hem te kennen, dat hem thands maar twee wegen open ftonden , van welken hy eenen kiezen moest. Hy mogt of de gevoelens van de Kerkvergaadering omhelzen en zich aan derzelver uitfpraak gerust onderwerpen , of voortgaan, zyne gevoelen te verdeedigen. Het laa'fle geval zoo veel te minder raadzaam, hoe onbezonnener het is, tegen zoo veele in den grond geleerde en wyze Heereu iets anders te willen beweeren. „ Ik ben een mensch, fprak Hufs, en kan, als zodanig, dwaalen. Even daarom ben „ ik gekomen, om my te laten onderrichten, „ waar ik misfchien eene dwaaling koestere. Ver,, gunt my dan, my nog uitvoeriger over eenige „ twistpunten te mogen uitlaaien, en ontbreekt „ het my aan gronden, dan wil ik my uwe on„ derrichting zeer gaarne laaten welgevallen." Op zulke onzekere verklaaringen, hervatte de Voorzitter , kunnen wy ons niet inlaaten. De Kerk„ vergaadering begeert, naar een eenpaarig be,, fluit, deze drie dingen van u: Gy zult de leer.. „ Hellingen waarmede gy befchuldigd zyt voor „ dwaalend verklaaren, dezelve afzweeten, en „ ze openlyk herroepen " „ Ik moet, antwoord„ de Hufs, een onderfcheid tusfchen deeze Ar- tykels maaken. Zommigen behelzen werkelyk „ myne gevoelens, en deeze zal ik afzweeren, „ als men my betwist, dat dezelve dwaalingen „ zyn.  X 204 X }, zyn. Anderen daarentegen zyn my enkel toe. „ gefchreven. Indien nu afzwoeren heet: van „ eene dwaaling by eede afiland doen, die men ,, voorheen heeft goedgekeurd; dan kan ik ook „ deezen niet afzweeren, daar zy my nooit in j, den zin zyn gekomen." Waarom niet, viel thans de Keizer zelf in. „ Ik wil alle ketteryen in 't Roomfche Ryk af. „ zweeren, zonder dat ik een ketter moet ge- „ weest zyn." Dan neemt Uwe Majefteit 9, het woord in eenen anderen zin. Ik kan aan „ myne zyde myn geweeten niet bezwaaren, dat „ ik eene dwaaling zou bekenne, die ik nooit „ geleerd hebbe, of dat ik voor dwaaling vers, klaare, hergeen ik voor waarheid boude. Maar om alle misverfland voortekomen, fmeeke ik „ nogmaals, dar het my vergund worde, my om„ trend myn geloof breedvoeriger te mogen ver- „ klaaren." „ Waartoe dat? Wat b^oeven wy verder getuigenis?" fchreeuwden yeele Hemmen, en, om het overtollige van zynen laatften eisch aan een ieder te doen gevoelen, bracht de een deeze, de andere die nieuwe befchuldiging te voorfchyn. Daar ftond de ongelukkige, over wien alle tongen hunnen zever uitfpoogen ! Elk woord, dat by (prak, wierd met een hoonend lagchen beantwoord. Ieder antwoord gaf aan zyne tegenparty gelegenheid tot nieuwe verwytingen en beIcedigrtigen. Goe«  X 205 X Goede man, dat gy dit alles kon verdraagenJ Dat gy, van allen verhaten, echter het befluit niet kond neemen, de waarheid te verlaaten! Dat gy niet, by de a'gemeene zamenrotting tegen u, ter neder zonk! Dat u het grimmig gelaat van uwe vyanden niet verfchrikten, hunne oogen u niet doorboorden, hunne dreigingen niet ter neder floegen! Ach , wy bewonderen uwe grootheid! Wy flaan verbaasd over uwe ftandvastigheid! Wy zien u ook niet wankelen, toen reeds de bevelhebbende dienaars u by den arm greepen en u uit de zaal van wrok en verbittering weder in uwe vreedzaame gevangenis terug leidden. Dit was nog eene verzagting in uwe rampen, want gy waart hier van die geene verwyderd, welke dood en verderf fpuwden. Uwe getrouwe Chlum vergezelde u naar dezelve, terwyl hy u opbeurde, en toeriep, dat de waarheid toch meerder waardig is, dan het leven. Wy laaten u aldaar over aan uwe befpiegelingen en keeren weder in de Vergaadering terug. Maar, helaas! — hooren wy hier eene Redevoering, welke geen getuigenis van liefde tot gerechtigheid, opleevert. „ Hufs, fprak de Kei« zer van zyne Troon, heeft nu zulke dwaalini, gen deels zelf beleeden, en is deels van de„ zelve overtuigd geworden, waarvan elk den dood verdient. Wy zullen hem nu de keuze „ laa-  X 30Ö X „ laaten, wat by doen wil. Herroept en zweert „ hy dezelve niet af, dan zal hy tot het vuur veroordeeld worden. Maar voegt hy zich „ naar onzen wil, dan zullen hem ten minflen „ in het toekomende alle geestelyke verrichtin„ gen en in 't byzonder de terugkeering naar „ Bohemen verboden worden, op dat het Jaat- fte kwaad niet erger zy, dan het eerfte." Met deeze uitfpraak, in welke de geheele Kerkvergaadering toeflemde, wierd de zitting geëindigd. Hoe veel ernst deeze verklaaring ook fcheen te hebben, zou men echter grootelyks dwaalen, indien men hierin de waare gevoelens van Si' ghmund meende te vinden. Het was, in 't geheel zyn oogmerk niet, om Hufs aan den brandftapel opteofferen. Want, behalven dat zyn verftand niet zwak genoeg was, om onrechtvaardigheden niet optemerken, en zyn geweeten niet verhard genoeg, om dezelve moedwillig te bedryven, had hy ook nog verfcheidene byoogmerken, die hem ongenegen maakten, op eene geweldige wyze tegen Hufs te handelen. Tot zyne zeer uitgeflrekte ontwerpen had hy de liefde van de Bohemers te veel nodig, dan dat hy dezelven door de te rechtüelling van Hufs tegen zich in 't harnas wilde jaagen. Maar liet hy zich de redding van Oen gevangenen te zeer aangeleegen zyn, dan had hy het met de Room . fche Geestelykheid en het Duitfche Ryk te doen , en  X 2or X cn zyn roem, van een verdeediger te zyn van het Katholyke geloof, lag aanfbnds in duigen. Hetgeen wy dan den Keizer tot hiertoe hebben zien doen, was een geduurig wankelen nu op deeze dan op die zyde. Nia deed hy eenen flap ten gunfte van de Bohemers, dan wederom tot voordeel van hunne tegenparty. Dat hy zich by het laatfte verhoor zoo fterk tegen Hufs verklaarde , was een enkel maske, van hetwelk hy geenerc kwaaden uitflag vreesde. Nimmer kon hy zich verbeelden, dat het met Hufs zoo verre komen zoude, als het werkelyk kwam. Want niets was voor hem zekerder, dan dat Hufs herroepen en hierdoor beide partyen zou te vreden ftellen. Om dit te bewerken en aan zyne verlegenheid een ein. de te maaken, bragt hy alles in beweeging. Van daar de bedreigingen, welke den moed van Hufs ter neder flaan en zyn befluit kon doen wankelen! Van daar de harde toon, met welken hy hem in het verhoor behandelde ! Van daar zyn onverklaarbaar toezien, by allen moedwil der aanklaagers van Hufs! Maat van daar ook de herhaalde poogingen, om dat geftrengheid niets kon uitrichten, den tegenovergeftelden weg in te flaan en hem door bidden en beloften overtehalen! Ridders en Bisfchoppen moesten zich tot den gevangenen begeeven, en hem door alle kunften van welfprekenheid tot herroeping zoeken te beweegen. Men leide hem de zachtfte formulieren van afzweering  X 208 x ring voor, van welken men maar eenïgzïffs kof! denken, dat dezelve door hem zouden worden aangenomen. Men ftelde hem de noodzaaklykheid der Herroeping nu eens van de zyde van de verplichting omtrend zyn leven, dan van de zyde van * voorzicno'ii.Jid, dan van de zyde van zyne vrienden: weiken zyne volharding aan nog grootere veiv -igingtn zoude blootfteüen, dan eindelyk vai; de zyde van zyn Vaderland voor, in hetwelk onvermydelvke onlusten zouden omftaan. Men beloofde hem geld en een gemaklyk voortreffelyk verhlyf in het een of ander Klooster. Maar alles te vergeefsch! Het gedrag van den Keizer was op eenen gewoonen mensch berekend, by wien zyne genomene maatregelen mogelyk een goed gevolg zouden gehad hebben. Maar Hufs was geen gewoon mensch. De fpyt, die gewoonlyk volgt, wanneermen alles op gewoone menfchen berekend heeft, en nu, tegen zyne verwachting eenen edelen wysgeer ontmoet, trof ook den Keizer. Hy had er berouw van, dat hy zich zoo verre in de zaak gemengd en de Kerkvergaadering zoo veel had roegegeeven. Terugrreeden wilde hy niet, want hy had immers Hufs reeds openlyk veroordeeld en over hem zyn vonnis uitgefproken. Wat was er te doen? Niets, als nu te laat te be grypen, d~. i/;en zich eerder in zwaarigheden inwikkelt, dan mt dezelve redt, wanneermen inbedenkelyke gevallen niet terftond. de waarheid belyat. Hufs  m «op 'm Hufs was minder verlegen, dan zyn Richter. Een manlyke moed had hem tot hiertoe vergezeld en dezelve verliet hem niet, toen zelfs de verfchrikkingen des doods hem bevingen. „ Ik heb „ u nog willen fchryven, lieve vrienden, dat zy „ my met geen bewys uit de Schrift, noch an„ ders door eenen redelyken grond overwonnen, „ maar met verfchrikking en list aangevochten hebben, op dat ik zou herroepen en myne leere „ afzweeren. Maar de barmhartige God wiens „ woord ik verkondigd hebbe, was met my, ei* „ is het ook nog en zal het blyven. Gefchreven 9, in banden, toen ik den dood te gemoet zag." Ja, zekerlykzag hy den dood te gemoet. Want wy naderen dien verfchriklyken dag, voor welken elk deugdzaam mensch beeven moet. De 6 Juhus 1414 was tot zyne terechtftelling bepaald. Deeze dag wierd met eene ftaatfie geopend, die niet grooter zyn kon. Het zy nu, dat men door deeze fchikkingen zyn geweeten verdooven, of aan zy. nen haat tegen hem nog de laatfte voldoening wilde geeven. Wy willen het eerfte gelooven, om-dat het tot eer verftrekt aan het laatfte te twyfe. len. Alle leden van de Kerkvergaadering vergaaderden vroeg in de Hoofdkerk van Conftants en zetten zich rondom den Keizer, die, prachtig gekleed, op zynen Troon tusfchen twee Hartogen zat, waarvan de een den ryksappel en de andere een zwaard in de hand hield. Er wierd de misfè O ge,  ):( aio >•( geleezen, en, zoo lange deeze duurde, de aangebrachte gevangene buiten de deur van de Kerk gehouden, om door zyne tegenwoordigheid den Godsdienst niet te ontheiligen. Na eindiging van denzelven leidde hem de wacht binnen, waar hy naast eene daartoe gemaakte ftellaadje plaats moest neemen. Een Bisfchop beklom deezen preekftoel, hield eene rede over de woorden uit Rom. 6, 6". het zondig ligchaam zal ophouden, fprak van het affnyden van het verrotte vleesch by wonden aan het menschlyk ligchaam, van uitroeing van de fchurfde fchaapen uit den fchaapftal, van demping van een klein vuur enz. en kittelde hiermede alle vroome ooren van rechtgeloovige yveraars. Thands wierden de klaagartykels nog eens openhyk voorgeleezen, en toen Hufs de artykels, van welke men hem valschlyk befchuldigd had, als de zyne niet wilde erkennen, gebood men hem ftil te zwygen. „ De tyd, om te fpreeken, heette het, „ is met u voorby." ,, Maar, riep hy, wat zal „ het Volk van my gelooven, indien het hoort, ,, dat ik zulke dingen geleerd hebbe?" Hieraan ftoorde men zich echter te minder, hoe meer men opzettelyk bezig was, kwaade denkbeelden van hem te verfpreiden. Zyne wachters wierden gelast, hem den mond toe te ftoppen, indien hy nog meer fpreeken en het voorleezen afbreken zoude. Wat zou hy doen? Hy moest gedu' het over hem uitgefprokene vonnis aan'  X 3» X Hetzelve luidde zakelyk aldus: „ Johannes Hufs ,, wordt door de Kerkvergaadering voor eenen halstarrigen Ketter verklaard, zyne fchriften tot het vuur verdoemd , maar hy zelf van zyne „ Priesterlyke orde ontzet en aan de waereldlyke ,, Overheid tot de verdiende ftraf overgegeeven." Hufs, die dit hoorde, viel neder op zyne knieen, vouwde de handen en zeide: „ Heer, gy „ alleen weet het, of deezen my recht richten !•' Meer mogt hy niet fpreeken. Men gaf een teeken, dat hy het ftellaadje beklimmen en de op fiene tafel liggende priesterlyke kleeding zoude aantrekken. Hy deed het, en deed het met de grootfte zielsrust en bedaardheid. Men vraagde hem nog eens of hy niet gezind was te herroepen, „ Neen, fprak hy, het aangezicht naar het volk „ gewend, ik kan en zal niets doen, hetgeen myn „ God, en daarom ook myn geweeten verbieden. M Ik zal dwaalingen belyden, die ik nooit voor „ waarheden hield, en zal dat geene war ik voor ,, waarheid houde, voor dwaaling uitgeeven! Beiw de mag ik niet doen, zoo waar my God helpt!" „ Hy blyft halstarrig! was het geroep." Men ontnam hem zyn priesterlyk gewaad! En zoo begon de befchimpende plechtigheid. Men ftelde zich in eenen kring rondom hem, trok hem de geestelyke kleeding uit, fchoor hem de tonfuur af en ftiet hem hiermede uit eene Orde, waarvan «en lid te zyn, thands niet veel eere was. Ms» O a hi«  >:( ais k hier aan had men nóg niet genoeg! Men zettede hem eene papieren, met yslyke duivels befchilderde muts op, welke tot opfchrift had: Een Ketter, Hiermede, fprak men, geeven wy uwe ziel aan „ den duivel over!" — En ik, zeide hy, beveele „ dezelve in uwe handen, gy, die eens eenen „ doornenkroon droegt.'' . Thands had men zyn vernuft in de mogelykheden, om Hufs ie. befchimpen, uitgeput. Er ontbrak niets, dan dat die Heeren zelven het ambt van eenen beul hadden op zich genomen. . Dit wilde men toch noch niet. Men wendde zich dus tot den Keizer en gaf aau hem het flachtoffer, dat men befloten had nu eindelyk eens te doen vallen , ter verdere behandeling over. Op bevel van den Keizer werd de gevangene aan eenen Officier uitgeleverd-, die hem voor de Kerkdeur met agthonderd man fbldaaten en eene nog veel grootere menigte van gevvaapende Burgeren ontfangen moesten. De optocht begon, welken veele Vorften en Bisfchoppen, te paard en in wagens,aanvoerden. Dezelve ging het.bisfchoplyk Paleis voorby, voor hetwelk, als het ware tot een voorfpel vau het volgend bedryf, een brandflapel ontfloken , en de fchriften van Hufs voor zyne oogen verbrand wierden. Ook deeze grievende beleediging had men nog verzonnen, om toch vooral den ftervenden recht veel onaangenaame aandoeningen voor het andere leven mede te geeven. Men ver- toef-  X 2i3 )•( toefde echter hier niet lang, want de dolle woede van deeze verblinde menigte wilde den fchryver van deeze Boeken gaarne zelven zien branden. Het trok naar de gerichtplaats. Een klein ei* land, hetwelk de Rhyn by Conftants formeert, was opzetlyk daartoe gekozen, ten einde de rustplaats van den Ketter van de overige aarde afgezonderd zy. De nieuwsgierigheid, welke altoosby zulke gelegenheden menfchen byeenroept, had ook thands zulk eene menigte zamengebracht, dat men, uit vreeze voor gevaar, dezelven alleen by partyen de poort kon laaten uitgaan. De ongelukkige was naauwlyks aan de plaats zyner martelingen aangekomen, of hy vouwde knielend de handen, bad den dertigften en vyftigften Pfalm en befloot zyn gebed met de woorden: ,, In uwe „ handen beveele ik mynen geest; gy begeert „ hem, gy God der waarheid." De gloeiende yver van den bidder, zyne hemelfche aandacht, zyne godsdienftige verrukking maakte hier en daar onder de omftanders een hart gevoelig, maar het woeste gefchreeuw vaa de overigen verdoofde iedere goede aandoening. „ Wat hy „ anders gefproken heeft, riepen eenigen, dat „ weeten wy niet; maar wat hy thands fpreekt, „is toch waarlyk recht christelyk!" Zommi. gen kwamen ook op de gedachte, hem nog eenen Biegtvader toe te zenden, dien hy ook niet weigerde, „ Niemand durft hem de abfo-, O 3 „ li»,  X m X „ lutie (vryfpraak van zonden) geevén, fchreeuw„ den eenige Bisfchoppen, alvorens hy niet her* i3 roept." —- „ Ook dat behoeve ik niet, ant„j woordde Hufs; ik heb reeds gebiegt." Onder zyn gebed was hem de papieren muts afgevallen. ,, Zet ze hem weder op, fchreeuwde „ men, want de duivels moeten ook mede ver„ brand worden." Thands nam hy op het tederfle van zyne Vrienden affcheid, bedankte in ?$ byzonder zyne Cipiers en Wachters voor alle beweezene liefde en dienstvaardigheid, bad nog de omftanders, om niet zoo veel kwaads van hen* te denken en aan de befchuldigingen van zyne vyanden geen geloof te flaan, en klom, door de beulen geleid, bedaard op den brandftapel. Hier wierd hy aan eene paal gefield, zyne handen op den rugzamengebonden, en zyn geheele ligchaam, van boven tot beneden, met zeven vooraf voch«tig gemaakte touwen, maar de hals met eene kef ting, aan het hout vastgemaakt. Dit was reeds byna gefchied, toen een van die hem veroordeeld hadden de richting van zyn aangezicht bemerkte. „ Hy ziet naar 't Oosten, riep hy. Een Ketter mag niet naar de opgaande Zon heenen zien. Men keere hem tegen 'ts> Wresten." En toen ook dit bevel voltrokken was, wierden takkenbosfchen en ftroo rond om hem gelegd. Een bewys, hoe verre de vroome Verblindheid gaan kan, gaf nog een boer, die uit eenen  % «5 )?C eenen werkzaamen yver regen den Ketter nog een bosch hout op den brandftapel wierp. Zo ras Hufs dir bemerkte riep hy medeiydend uir: 6 SanEia fimplicitas! — Reeds wilde de beul het hout aanfteeken, toen nog de Keurvorst van de Palts toereed en hem vroeg: of hy nog niet geneigd was, om te herroepen? Hoe kan ik, alvorens men my niet uit de Schrift bewyst, „ dat ik gedwaald hebbe! Intusfchen vergeeve „ God mynen vyanden!" Thands vatte de vlam de takkebosfchen en de wind floeg de vlam in zyn aangezicht. Van hem kon men niets meer zien; maar men meende, nog driemaal de woorden van hem te hooren: Jefus! Zoon des levendigen Gods, ontferm u over my 1" Toen echter de wind wederom wat ftil wierd, vertoonde zich nog het bovenfte gedeelte van zyn ligchaam, hetwelk met eenen ketting aan den paal was vastgemaakt. Hy geleek reeds half verteerd en gebraden te zyn. Ver1'chriklyk gezicht! het benedenfte gedeelte was reeds los gefcheurd en in den gloed nedergeftort. Men ftiet den paal omver, wierp nog droog hout daarop en verbrande alles ten vollen tot asch. Het wordt, wel is waar, verhaald, datontmenschte deugnieten met zommige onverbrande deelen van zyn ligchaam nog hunnen moedwil gedreeven heb (*} Heilige ecnvouwigheid! 04  ):( ai ff X hebben; rnrjr w'e trekt niet gaarne dingen in twy. fel, welktn de eere van de menschheid fchandvlekken, en ons gedacht zoo zeer verlaagen ? — Zoo veel is intusfchen zeker, dat men, om zyne gedagtenis geheel van de aarde te verdelgen, ook hiet eens zyne kleederen aan de beulen liet, die dezelve reeds onder zich verdeeld hadden. Tegen de belofte, om anderen te zullen verkrygen, ontfingen 2y bevel, om ook deezen te verbranden. Ja, de asch wierd zelfs, nadat het vuur was uitgebrand, verzaameld en, op dat de aarde van de overblyfzelen van eenen zoo aflchuwelyken man mets meer te draagen mogt hebben, in den voorbyftroomenden Rhyn geworpen. DER.  )ïC at? )K DERTIENDE H ü < F D S-T U K. Nog een overzicht op he, . jL/eezer! met welke aandoeningen hebt gy dit alles vernomen? Welke befchouwingen heeft deeze ftervende in uwe ziel verwekt? Of, wie is in ftaat, by eene daad, de traanen te weêrhouden, welke tot een eeuwig verwyt voor de menschheid in de jaarboeken van derzelver gefchiedenis ftaat opgeteekend? Wie fchaamt zich niet, dat er leden van ons gedacht waren, die in hunne verblindheid zoo diep konden vallen? Of wiens oordeel zou nog in onze dagen zoo bedorven zyn, die niet met oogen van het levendigst misnoegen op dit tooneel van verfchrikking terug ziet ? Dan wy willen ons liever afwenden van het leelyk gezicht van deeze ontzinden, welker haat eerst met de laatfte vonk van den brandftapel werd uitgebluscht en by veelen zelfs naderhand nog voortbrandde. Schooner, verkwikkender, zachter en reiner is de lichtftraal, welken de deugd van Hufs rond om zich verfpreid. Vrolyker vertoeft de geest by^de befpiegeling van zyne volhardende kracht. O s Vleien-  X 218 ):( Vleiender voor onze eigenliefde is het, eenen man onder onze broederen te vindén, die eene zoo vaste aankleeving aan recht en waarheid bewaarde. Al mogt alles, tegen hem samenrotten! Hy wankelt niet. Al mogt men met glansryke beloften op hem aandringen, om de waarheid ontrouw te worden! Hy iet daar niet op. Al mogt men Zyne verbeeldingskracht in befchimpir-gen en martelingen tegen hem uitputten t Hy verfchrikt niet. Gloed moge zyne leden braaden en verteeren ! Hy volhardt by de waarheid. De waereld zelf moge boven bem initorten! Hy fiaat pal; want zyn bewustheid geeft aan zyne ziel kracht en aan zyn beftaan ©nderfteuning. Nooit kan ik van my verkrygen, alle martelaaren in de gefchiedenis, welken voor de waarheid hun leven meenden opteofferen, mynen lof toetezwaaien. Want eene duidelyke kennis van de waarheid zelve was het niet altyd, hetgeen de meesten den dood deed te gemoet gaan, maar flechts duistere, verwarde denkbeelden; niet een bedaard overleg, maar een overfpanne geestdrift; niet de bewustheid van plicht, maar de roem,' een martelaar re zyn. Maar nu vergelyke men deii gang van Hufs naar de gerichtsplaats» Hier was het geenzins een vertoon makende dweeper, die den brandftapel beklom, maar een koelbloedig, nadenkend man. Het was geenzins een aangeworven medelid van zekere party, wiens verhitte verheel -  X 219 X beeldingskracht zynen geloofsgenooten eere wil aandoen, maar een enkel mensch, die aan niemand toebehoorde, als alleen aan zyne eigen onderzoekingen. Het was geenzins een ongelukkige avonturier, die na een lang heen en weder zwerven nog mét roem zyn leven eindigen en in den marteldood vergiffenis voor af het voorgaande hoopte te vinden , maar een flille menfchenvriend , die in den fchoot zyner vrienden het gelukkigfle leven leidde- Het was geenzins een vroomfcbynende heilige, die in eene godsdienftige enthufiasme zyne aanflaande verhevene plaats in den hemel zich reeds vertegenwoordigde, maar een bedaarde en oprechte vereerder van God. Eri een zodanige alleen kan eene rechtvaardige aanfpraak maaken op de bewondering van zyne medemenfchen. Hufs kon dezelve maaken; want achting omtrend de godlyke wet, was een trek van zyn karakter, die boven alle andere uitmuntede. Zyne zeden waren derhalven naar eenen geflrengen regel gevormd, zo dat men geene zyner handelingen openlyk kon berispen. Het is een loflyk bewys voor de deugd van deezen man , wanneer de Praagfche Univerfiteit een ieder na zyne terechtftelling uitdaagde, om maar eene enkele ondeugdte noemen, aan welke Hufs, geduurende zyn verblyf te Praag, zich zou hebben fchuldig gemaakt. Maar reeds het voorkomen van dien man en  X 220 X en 2yn dienstvaardig, m aap elk»-ook aan dea «eringften mensch mededeelend, beitaan, pleitten Weifpreekender voor hem, , dan alle tongen der menfchen en alle getuigenisfe,» van Urnverfiteiten. Hy had een bleek, mager aanzien, c-ene tamelyke lengte van ligchaam, een helder oog en een verheven voorhoofd. Wie hem zrS en niet vooraf tegen hem ingenomen wierd,, geloofde niet, dat een zodanig voork ., lett kc ,. d, ifgen. Van daar de ingang, welken by by de meeste gemoederen vond! Van daar de fcbielykheja, jn weike dik. wyls de tegen hem verbitteidfte menfchen door eene enkele redevoering door hem gewonnen en tot bedaaren gebracht wierden! Van daar de hoor ge trap van liefde, welke zyne vrienden hem fchonken ! Maar zyn hart was ook zoo week en zoo teder gevormd, dat het voor ieder vreemde aandoening, dewelke men in zyne tegenwoordigheid openbaarde, zeer fchielyk vatbaar wierd. Niet lang behoefde iemand hem om iets te verzoeken, hetgeen hy geeven en doen kon, zonder zynen plicht te benadeelen. Of hy daardoor fchaade, ongemak of moeite en verdriet zich op den hals haalde, dit was zyne minile zorg. Arme. Studenten te Praag, die, by voorbeeld, eene Disputatie houden, of gepromoveerd wilden worden, en het geld,: dat.hu.rtoe veieischt wierd, niet konden betaalen, wachten fteeds tot den tyd, wanneer hy  hy Decanus was, om dat men op zyne mildaa. dfgheid en infchiklykheid kon ftaat maaken. Zelf arm zynde kende hy de hezwaarnisfen der armoede en deelde te rykelyker aan ieder behoeftige mede , hoe minder hy, by de ingevoerde geftrengheid en, maatigheid, tot zyn eigeu beftaan noodig had. Maar geftreng omtrend ziehzelven zynde, was hy ook geftreng omtrend de zeeden van anderen. Zyn innerlyke neiging, om de heerfchende on« deugden van de Katholyke Geestelykheid aan den dag te brengen, zyne menigvuldige ftrafpredikaatfien tegen de gebreken der dienaars van de Kerk, zyne geduurige tegenkanting tegen de baatzuchtige oogmerken der Eisfchoppen en Kloosters, zyn onverfchrokken moed, ook zelf* dat hy de grooten hunne gebreken niet onbeftraft liet bedry. ven — geeven ons hiervan overtuigende bewyzen. Hy maakte zich hierdoor vyanden. Maar wat geeft de deugdzaame man om de vyaudfchap van deugnieten, wanneer de liefde tot zynen plicht hem aanfpoort? En echter konden zelfs ook zyne vyanden dikwyls de hoogachting niet verzaaken, waartoe- het aanfchouwen van zyne deugd hen noopte. Dan deeze geftrengheid was geenfins van eenen terugftootenden aart. Het is onbefchryflyk, hoe zeer zyne vrienden naar zynen omgang begeerig waren. Eene ontelbaare menigte vergezelde hem naar Conftants, deelde met hem vervolging en frnaad,  fmaad, enkel om zyne tegenwoordigheid niet te misfen en voor hem iets te kunnen onderneemen. En hoe treurden zy, tne.n de toegang in zyne gevangenis hen wierd belet en zelfs door gekl en omkoopingén niet te verkrygen was i Het is teeds boven aangehaald, dat de asch van zynen brandftapel verzameld en in den Rhyn geworpen wierd. Dit belette echter de Bohemers niet, om het nog overige (lof byeen te gaêren en in'hun Vaderland mede te neemen. Om hunnen landsman en vriend nooit te vergeeten, wierd de zesde July, de dag van zyne verbranding, dewelke ook tevens zyn tweeënveertigfte geboortedag was, veele jaaren plechtig gevierd. Op alle aangezichten was eene algemeene treurigheid en neêrflachtigheid te leezen. Men kwam openlyk zamen, hield lof. redenen op hem, en zong hem ter eere liederen. Op dat zelfs de wyze van zynen dood onvergeetelyk zou blyven, ontiTak men op de hoogten groote vuuren, floot eenen kring om dezelve, en florf te traanen over hem. De predikftoel in de Kerk te Bethlehem, waar hy zoo dikwyls met kracht en nadruk gepredikt had, verkreeg van nu af eene nieuwe waardigheid. Men iheed fpaanderen van de bank af, op welke by voor den predikftoel gezeeten had, ten einde zelfs eenige overblyfzelen Van hem te hebben. Zoo zeer wist men zyne waarde te Ichattén. Maar  ):( 223 ):C Maar hy was ook hunne hoogfchatting waardig. Zyne natuLrlyki. begaaldheden waren niet fchitterend. Het was meer vlyc dan aangebooren talenten; meer oeff'ening dan natuur. Derhalven was zyne geleerdheid grooter, dan zyne fcherpzinnigheid; zyne beleezenheid uitgebreider dan zyne verbeeldingskracht; zyne oordeelskracht fterker dan zyn vermogen om uitvindingen te maken. Al heeft ook de waereld aan hem geene nieuw ontdekte waarheden te danken, zoo geeft hem echter de menigte van fchriften, welke wy nog tegenwoordig van hem bezitten, een recht tot eene aanzienlyke plaats onder de geleerde Schryvers. Een verftaanbaare fchryftrant , een inneemende voordragt, een juist oordeel, eene ligt in de oogen vallende orde zyn de grondflagen van dit recht. Zyne fchriften munten door zoo veel gezonde fchriftverklaaringen, door zoo veel treffende bevattingen van den waaren zin van bybelfche ge. zegden, door zoo veel kennis met de oudfteKerkvaderen uit, dat dezelve boven de toenmaalige tyden zich aanmerkelyk verheffen. Luther zelf, wiens gelukkige voorlooper hy was, drukt zich omtrend hem op de volgende wyze uit: ,, Voor „ my is er geen twyffel, wie deeze Brieven (van „ Hufs) leest, indien hy anders verltand bezit of „ een geweeten voor God heeft, die moet zeg„ gen, dat een voortreflyke groote geest in dee„ zen man geweest is. Wie zoo christelyk fchryft „ en  X 224 ):( „ en leert, zoo ridderlyk met de aanvechtingen „ van den dood kampt, zoo geduldig Iydt en èin„ delyk zoo manlylc den fchandelykften dood om „ der waarheid wil ondergaat, onder zoo gewei. „ dige grcoten, uit de geheele waereld ver°-aa,, derd, en hy alleen, als een fchaap onder keu„ wen en wolven, ftaat; zal die een Ketter we„ zen? dan is er zeketlyk nog nooit een recht „ Christen op aarde geweest. - Want wyl de gruwelyke predikaatfie van den Paus (den aflaat) ,, geen ezel nog varken dulden kon, indien zy „ menfchen waren, verzette zich Johannes Bufs ,, daartegen en beftrafte dezelve, als of de Paus geen macht daartoe had. En daar hy zich zoo H ver m zyn preken uitliet, dat de Paus kwa„ lyk deed, (hetwelk toen eene veel ergere ket. « tery was, dan wanneer iemand Christus verloo* „ chende) toen moest hy voort en deeze fpreuk verdeedigen : als de Paus een bedrieger is, dan „ is hy niet vroom! Toen fchreeuwden alle var „kens tegen hem, ftaken de borstels omhoo» ■„ fcherpten de tanden en liepen zamen, tot dat s, zy hera verraaderlyk verbrandden." — „ Maar het is overal bekend, ' hetgeen ook » zyne tegenparty beleeden heeft, dat hy zeer», hoog geleerd, en geleerder als alle Doctoren „op het concilie geweest is, hetwelk zyne „ Boeken ook nog aantoonen. En toen my « <*» te Erfurt, als een jong Godgeleerde, n W  yc 225 x „ in het Klooster op de Boekery een boek in de „ handen viel, waarin de Redevoeringen (Sermo- nes) van Hufs waren opgeteekend, uit nieuws- gierigheid begeerig werd, te zien, wat toch die ,, aartsketter geleerd had — toen vond ik waarlyk zoo veel, dat ik er over ontftelde, waarom toch „ zulk een man verbrand was geworden, die zoo „ christelyk en nadruklyk de Schrift kon verklaa- ren. Maar om dat zyn naam zoo gruwelyk ver„ doemd was, zo dat ik toen ter tyd dacht, dat de witte muuren zwart worden, en de zon haar fchynfel verliezen zoude , indien iemand den ,, naam van Hufs noemde, deed ik het boek toe 9, en ging met een gewond hart van daar; maar ik vertroostte my echter met deeze gedachten: Mo9, gelyk heeft hy dat gefchreven, eer dat hy een „ Ketter geworden is; want ik kende toen de ge- fchiedenis van het Concilie te Conftants nog niet." Luther pastte ook op zich de vertelling toe, naar welke Hufs kort voor zynen dood gezegd zou hebben: „ heden braadt gy eene gans; maar over ,, honderd jaaren zal er een zwaan komen, dien ,, zult gy wel ongebraden moeten laaten." Daar uaamelyk de naam Hufs in de Boheemfche taal eene gans beteekent, zou hierin eene dubbelzin? nigheid te vinden zyn. Maar daar geen gelyktydige fchryver van deeze voorgegeevene voorzegd ging van Hufs gewag "maakt, is dezelve waarfchyn* iyk de uitvinding van eenen van zyne vereerders, die Hufs maar al te gaarne tot den rang van eenen P Pro-  Proleet Wilde verheffen* O)kzouhy, ïtervende, uitgeroepen hebben : Centum revolutis annis De» fefpondsbitis et mihi, na honderd jaaren zult gy Godè en my rekenfchnp moeten geeven. Ten min. ften lieten de Bohemers hem ter eere eenen gedenkpenning flaan, welke, behalven het beeld van Hufs, ook dit omfchrift had. Het kan ook wezen, dat hy, in hoop op betere tyden, als er meer licht en •vryheid zyn zoude, zich van deeze woorden, zonder juist een Profeet te zyn, bediend heeft. Misfchien verheugde hem het denkbeeld, drt zyne naVolgers in hunne onderneemingen gelukkiger zyn en de vruchten van zynen arbeid zouden iuoogfïen. Maar welken waren deeze vruchten? Of wat Werkte nu Hufs eigenlyk uit? Het is waar, zyn geloof week nog maar weinige Hukken van het Katholyke geloof af. Alle afwykingen waren grooterideels verdraaingen, die men zich veroorloofd had, om hem met eenigen fchyn met den haatelyken naam van eenen Ketter te kunnen beftempelen. Even zoo waar is het, dat hy niet het eerst dwaalingen en verkeerde gevoelens ontdekte, masr hy beftreedt dezelve. Hy zou niet zoo veel hebben uitgevoerd, indien hy de voetitappen van Wiklef toiet getrouw gevolgd was. Het is eindelyk waar, dat veele door zyn droevig lot afgefchrikt, in laateren tyd den moed lieten zinken, die anders als Verdeedigers der waarheid zouden zyn opgeftaan. Maar zouden zyne poogingen daarom wel vruchteloos zyn geweest? Ach, dan beklaage ik u, gy vol-  X 2=7 X voleindigde! Dan had gy te vergeefsch lydzaatüheid geoeffend, te vergeefsch u opgeofferd, te vergeefsch voor de waarheid nw bloed geplengd! Indien zoo veele ongelukkige omftandigheden niet waren zamengeloopen, welken voor de poogingen van Hufs niet gunfiig waren, dan zouden de vruchten van zynen arbeid reeds vroeger tot rypheid zyn gekomen. Misfchien dwaale ik niet, indien ik beweere, dat zyn lot eenen anderen keer genomen zou hebben, indien het geval met de Duitfche Studenten te Praag niet had plaats gehad. Men overweege flechts, welk eenen haat de braave man door de verdeediging van de Boheemfche rechten zich op den hals haalde; welke meningen en gevoelens de uitgeweekenen in alle gewesten van Duitschland omtrend hem uitflrooiden, met welk eene bitterheid-dezelven nu alles verwierpen hetgeen hy leerde, enkel daarom, om dat hy het leerde. Want dat lot heeft eene leer dikwyls, dat zy in veele gevallen flechts wegens den perfoon, die dezelve voordraagt, verworpen of aangenomen V/ordt. Hierby voege men de politieke om Handigheden van den Keizer, die, by zyn dubbelzinnig gedrag, aan het Concilie zich geheel en al over gaf, om dat hy zwak genoeg was, in het karakter van Hufs zich te misrekenen. Men vergeete eindelyk niet, dat Hufs in zynen Koning Wenzel, eenen man van eene onftandvastige denkwyze, geenen zoo machtigen befchermer vond, alsLuther in zynen Keurvorst i  X 228 X vorst; dat de le^rftellingen van Hufs, door middel van de voortreflyke boekdrukkunst nog niet zoo fchielyk en gemakiyk tot kennis van alle landen en (landen konden komen; dat men in 't algemeen eene Eeuw laater tot meerdere kundigheden gekomen was ; dan zal men in ftaat zyn, eene juiste vcrgelyking tusjcben Hufs, en tusfchen de onderneemingen van Luther, zynen navolger te kunnen maaken.- Want wie zal het ontkennen, dat het nut, hetwelk Hufs liichtte, in het naauwfte verband ftaat met de gebeurcnisfen der volgende Eeuw ? Wie zal itcgenfpreeken , dat zyne werkzaamheden als eene gelukkige voorbereiding tot het groote werk der hervorming moeten befchouwd worden? De opmerkzaamheid, welke hy tot zich trok, was, by alle^tegenkautingen van zyne party, altoos nog' groot genoeg, om indruk te maaken,' Men dacht er geduurig meerder over na, zo fq hetgeen hy beftreden als in hetgeen hy beweerd had! Geduu rig wierd men meerder geneigd, om voorde waar. heid de oogen te openen! Geduurig wankelde al meerder het vaste geloof aan ingevoerde misbruiken en dwaalingen • Geduurig nader kwam de aanbrei kende dageraad! Leezer, zegen dankbaar zyne gedagtenis en ge. niet de vruchten van zynen arbeid en van den arbeid van zyne navolgers. EINDE.