26 D E B IJ B E L. B 35  EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER 1933  D E B IJ B E L.   D E B IJ B E L, IN 'T KLEIN. Het Fransch, in Dichtmaat, vrij naargevolgd. Te UTRECHT, Bij de Wed. J. van TER VEEN en ZOOIf. 1800.  AAN ALLE HOOFDEN VAN CtïRISTLIJKE HUISGEZINNEN. TJ zij dit Eoeksken opgedraagen : Kan u 't gefchcnk , hoe klein , behaagen, , Mijn arheid is dan tvel beloond. En mag V uw kroost, door vlijtig leezen, Tot Bijbelkennis nuttig zvezen, Zoo wordt het werk met vrucht bekroond. ,  tW* 5 ^ HET, OUDE TESTAMENT. \ Tan toen dc Tijd begon , tot Hij verfchecn in 't licht, Dic't Wezen 4s en 't doel, van Schaduw en Gezicht, Wien 't heilgeloof verwagtte , op wicn t al de Emjlèri ft a aren, Verliep een tijdsbeftek van viermaal dui-' zendjaaren. DE VIJF BOEKEN VAN M O S E S. T\e vroegfte Schrijver fchetst, in 't plan *■* van *t Gods-gebouw, De Schepping door Zijn' magt, den Üit- togt door Zijn' trouw. Verördent Levi's dienst, en IsreVs heirge- talen : Deez' hooren, met belofte en vloek, de Wet herhaalen. A i HET  HET EERSTE BOEK VAN MOSES - GENAAMD GENESIS. riods woord roept, in 't begin, uit niet, hec gansch Heel-al. De Mersch, der fchepslen hoofd, weir- ftreeft Hem, komt ten val. God fpelt aan Adam 't heil dat eens al de aard zou erven. De wreev'le Caïn doet zijn' broeder Abel fterven. Door Setb bloeit Godsdienst wéér in Adam's huisgezin. De Gods-vriend Henocb vaart al vroeg ten Hemel in. Schier duizend jaaren mag Methvfahm bekeven. Aan Lamech wordt een Zoon, ten troost in druk, gegceven. Hanst ziet zich t IYTenr.cbdom, 't welk in zonden fchier verzinkt, Geftraft door 't water, daar 't, op agt na, in verdrinkt. Van  #» 7 % Van dit gevaar wil God fleehts Noach en zijn Zoonen, Met aller Wijven, door een' houten Ark, verfchoonen. De fchimp van Cbam verwerft den vloek, tot 's Vaders fmart, Bij Babefs Toren -bouw wordt taal en fpraak verward. In 't kroost van Sem wil God zijn Kerk en eerdienst ftichten. Aan Japbet wordt dit heil beloofd in vergezichten. Der Brocdren nageflacht verdeelt zich thans op de aard. Maar zuivre Godsdienst wordt bi) 't Menschdom niet bewaard. In Abrams zaad wil God al 't aardrijk heil betoonen, . En doet, als vreemdhng, hem m t land van Canaan woonen; Waar hij, om vredes wil, van Loth, zijn Neef, zich fcheidt. Aan 't gruwlijk Sodom ishethemelschvuur bereid. * ..r . LotFs Wijf, der ftad ontvlucht , blijtt roerloos agterwegetf. De dronkenfchap doet hem een dubb ie bloedfehand' pleegen. ; ■ Aarts-Vader Abraham ontvangt, uit 8 HfSben mond, A 4 B3'  *P 8 % Belofte van een Zoon, en Zegel van 't Verbond. Zijn huisvrouw Sara doet hem, haastend, Hagar trouwen. Uit deze mag hij wel een hmaël aanfchou- wen: Maar, fteunende op Gods woord, ziet hij, nu hoog bejaard , Dat grijze Sara hem, in 't eind, zijn Izaak baart. Moet 's mans beproefd geloof dien Zoon ten Offer wijden: Gods Kngel keert den flag, die 't Vaderhart doet Jijden. Hij kiest Rebecca voor zijn lieven Zoon ter Vrouw'. Zijn dood, hoe fpade, wekt in 't huis den dicpften rouw. Godvruchtige Izaak ziet de tweefpalfc in zijn Kind'ren. Rebecca weet zijn doel in 't zeeg'nen te verhind'ren. De list van Jacöb wordt in 't Godsbeftier geduld; En zoo *t voorfpellingswoord, bij 't nagedacht, vervuld. Mag hij, voor Ezaifs wraak, bij Laban fchuilplaats vinden; Bedrieglijk doet hem deze aan Lea zich verbinden. Hij  $P 9 % HU huwt zijn' Rachel eerst na veertien jaaren dienst; En treft zijn' Broeder wéér , verzoend op 't onvoorzienst. . Moet hij, bij 't wangedrag van kind'ren , zuchtend, zwerven ; Door broederhaat, al vroeg, zijn' lieven JoTeph derven; Hij vindt dien Zoon weerom, gelouterd door den druk; Verhoogd ten top van eer, tot zijn, en 's Lands geluk: -DadrTdëze Egypten fpiist, zijn' Broed'rcn wii vergeeven, ZÜnf Vader de oogen fluit, alöm geëerd mag leeven. HET TWEEDE BOEK VAN MOSES G E N A A M D EXODUS. reii andre Pharaö ziet P.reVj kroost, vergaard In 't land van Go/en: het getal maakt hem vervaard* A 5 °i3  ^ 10 % Op 's wichlaars helfchen raad heeft wel 1 de Vorst geboden: Men moet wat manlijk is, in 's levens i uchtend dooden: Maar 'Mofes, fchoon alreeds aan 't drij- • ven in den vloed, Wordt, door des Konings telg, gered cn.i opgevoed. Men ziet in Midian hem Jethro's fchaa- • pen weiden; Hij, die zijn' Broed'ren uit het diensthuis ; zal geleiden. Met wonder-kracht voorzien, is hij Je? ■ hovaii's tolk, En op Gods hoog bevel, de Redder van 1 zijn Volk. Verharde Pharaö veracht het wonderteken: Hij tracht, door zwaaren dienst, op Isrel j zich re wreeken. Een tiental plaagen wordt door Mozts s hand beftierd: Het bloedig water; vorsen, en luis, en 1 ongediert; Pest; zweer en hagelbui; de fpringhaan;: cktistre dagen. Der eerstgeboor'nen dood doet Pharo's i hart vertzaagen. Terwijl de Egyptenaar zijn dervend kroost i aanflhouwt, Viert  4P ii %> Viert Isrel \ Pafcha, daar 't op Cods beloften bouwt. Het moet op Pbaro's last in haast ten lande uitwijken; Maar ziet zich tevens met Egypten s bint verrijken. Voor LreVs kroost, nu vrij, klieft God het roode meir: Daar Pharo, die 't vervolgt, verdrinkt met al zijn heir. God wil het veilig, door de barre woestenijen , 's Daags met de wolk-kolom, 's nachts met het vuur, geleien. ^ m Hij biedt aan 't morrend volk, zijn'bijftand in den nood; Schenkt water uit de Rots, en, uit den Hemel, brood. Van HoreVs kruin, geeft Hij aart Isrel zijne wetten; 'Vermaant het fteeds den voet op 't Godlijk fpoor te zetten; Vertoont, in 't fchaduvvbeeld der plechtige geboón, Het zaligend bedrijf van JucWs grooten Zoon. En fchoon het gulden Kalf doet Beeldendienst herleeven, Op Mozes bêe wil God ook deze fchuld vergeeven. A 6 Naar  Naar Jethro's wijze les, kiestMeze.f eenen i Raad, Die, onder zijn bcfhmr, 's volks welzijn i gadeflr.ar. Een Godgewijde Tent kan aan het volk ; vcrtoonen De nooce plaats alwaar Gods Majefteit : wil woonen, ;s u.--i.u^M * •"• • •'.->'•: p :•;..<' $ HET DERDE BOEK VAN MOSES G E N A A I.I D L E V I T i C ü S. T")e plechtige 'Offerdienst wordt hier, door i Wet op Wet, Bij 't onde Joodi'che Volk, van God zelf ir>gezet. Geho orzaamheid aan God wordt op het ftrengst geboden. Dffn goeden ga?t bet wel: de ftraf vcr- rótó den fnooden. HET i  HET VIERDE BOEK VAN MOSES GENAAMD N U M E R I. *T)e ftam van Iep», tot den heil'gen dienst ^ befteld, Wordt, ia 't getal des volks, afzonderlijk , gemeld. Zes honderd duizend man, drie duizend daar benevcn, Is 't overige deel, ten oorloge ingefchreeven. Haa^t waigt dit volk van Mann', daar 't Go/en s vleesch herdenkt; God ftraft de gulzigheid, terwijl hij Kwak- klen fchenkt. Tra'cht Mirriam 't gezach van Mozes te ondermijnen *, Zij wordt melaatsch: zijn bêe doet wêer * de plaag' verdwijnen. Een tweérlei bericht van 't volk van Canaan , Wekt de hreliten vrees: God ftraft hen met den ban. A 7 Wie  Wie twintig jaaren telt moet in woestij- ' nen fterven: Alleen zal Jofuèi en CaJeb 't land beër- j ven. Smeedt Korab, Datban en Abiram nieuwen twist; 't Pleit, om der Priestren recht, wordt . door God zelf beflischt. Hij zoekt de boosheid t'huis van hen en hunne telgen. Het aardrijk fplijt om 't rot der muit'ren te verzwelgen. Schier vijftien duizend man wordt door het vuur.verfchroeid; Terwijl Adron's ftaf, voor aller oogen, bloeit. 'Twee flagen op de rots, in Mozes toorn, gegeeven Doen 't water vlieten, en de vreugd des Volks herleeven. Daar Tsref Ilarad, Og en Sihon overwint , Toont God dat Hij het kroost van Abram fteeds bemint. Straft Hij met flangenbeet hun ongeloof en zonden; Het zien der koop'ren flang heelt daad'lijk hunne wonden. Genaakt nu Israël den Moiïbietfchen ftaat;  ^ 15 % De Koning Balak neemt de toverkunst te baat. . Kan Bileüm, hoe fnood, 't geliefde volk niet vloeken, Hij doet het listig tot den afgodsdienst verzoeken; lOt eilJtulJK. isiact yjy ~~o-t Den Mid'janiet verwint, en rijkeu buit behaalt. Bij de oevers der Jordaan geeft Mozes nu bevelen, Hoe 't Land van Canaan aan de ftammen te verdeelen. HET VYFDE BOEK VAN MOSES G ENAAMD DEUTERONOMIÜM* Uier wordt de Wet herhaald: Gods lei* ding kort geboekt: 'Den Vroomen heil beloofd; wie God verfmaadt, gevloekt. De grijze Mozes fterft: God houdt zijn graf verborgen; Doch toont in JofuS voor 't weenend volk te zorgen. A 8 HET  *P 16 HET BOEK VAN J O S U A. T}e Zoon van Nun, vervuld met ijver, fterk in God, Wordt nu de Leidsman van het Volk, naar Gods gebod. Hij zendt Verfpieders, die, daar 't ergst hun ftaat te duchten, Met RacbaVs hulp het land van Canaan wêer ontvluchten. Het volk trekt droogvoets door de waat'ren der jordaan Het Mann' houdt op; maar brood is zijne fpijs voortaan. Gods Ark, om Jericho gedragen , doet die wallen , Op 't blaazen der bazuine, al wagg'lend, nedervallen. Het volk van Ai nochtans brengt Israël in nood. De feltuldige Achan wordt ontdekt, en ftmks gedood. Een aantal Vorsten tracht een Hulp-Verbond te diiiten, Om  #17^ Om 't zegepraalend heir van Jofud te ftniten; , ' Daar 't volk van Gibeön, door hst, dien Held verkloekt, En, als uit verren lande, om lijfsgena" verzoekt, Hij doet het ganfche land van zijnen moed gewaagen; De Zon, op zijne bêe, moet haaren loop vertraagen ; Der Heid'nen Vorften-drom moet hukken voor zijn' magt, En 't land wordt uitgedeeld aan Jacobs nagedacht. Men ziet het volk hunn' God op 't plech- tigst hulde zweeren. Nu fterft de grijze Held , die trouwe Knecht des Heeren. HET BOEK DER RICHTEREN. TJet volk van Israël, nu zonder Opper- hoofd, Vraagt God ; die JuMs Stam de zege 't eerst belooft. A 9 Zijn  Zijn wraak wordt uitgevoerd op Canaans wanbedrijven. De traagheid echter doet een deel der volken blijven. 4doni-Bezek wordt geftraft, door 't eigen leed, Waarmêe hij zeventig der Vorften man'len dect. h Gefpaard geftacht van Cham doet brei allerwegen , Met fnoode afgoderij, zijn' verdre gruw'len pleegen. De ftraf volgt ftraks de fchuld ; doch wêergekeerd tot God, Wekt Hij Verk>sfers en verbetert IsrePs lor. Hier wordt de Sirier door Othniël verflagen ; Daar moet de Mo'dbiet van Ebud's zwaard gewaagen; Terwijl de Pbilijiyn, die Lrel vaak beknelt, Door SamgJrY Osfenftok, manmoedig, wordt geveld. Door Dsbora is 't Land van Jabin's dwang ontheven, Daar Jaëi Sifere doet, door een nagel, fneeven. Koor! , &è pM(9$} hoe hij den Altaar SmPs vernielt, qA , De  0 19 ^> De Vorften en het heir van Midian ontzielt. Daar AbimeJech, die met list een kroon wil erven, Moet, door een Vrouwenhand, en kroon en leven derven. Nu richten Tbola, en voorts Jdir 't land in vrêe; Maar afgotlsdienst baart haast, op nieuw, een aklig wee. Held Jephta (laakt het juk; dan door ligt- vaardig zweeren, Moet hij de vruchtbaarheid van zijne Dochter weeren; Daar Ibfan (na wiens dood een Elon richt en fterft) Ook Abdon, die hen 'volgt, een talrijk kroost verwerft. Nu ziet men Isrel door den Pbiliftijn be- rooven. God wil aan Mano'db een Wonderzoon belooven. h ls Simfon die het volk bevrijdt uit zijnen druk: De fchrik <\qs Pbiliftijns, Verbreeker van hun juk. Door Belila verleid, voelt hij zijn kracht geweeken. Al ftervend mag hij zich aan zijne haat'ren wreeken. Ge er.  Geen.Richter volgt dien Held: 't bederf kiimt hemelhoog: En iedereen verricht wat goed is in zijn oog. Op afgodsdienst en moord volgt Benjamin''s vernieling. Zes honderd mannen zijn bevrijd van deeze ontzieling. ^^.^^^^^^^^^^^^^ HET BOEK VAN R U T H. Tn Ruth, de Moabietfcbe, erkent men hoe x de deugd Aan God en mensch behaagt, en baant den weg tot vreugd. Zoo wordt haar Stam, hierna, op IsreVs troon verheven, En doet eens 't licht zien aan den Heer van heil en leven. HET  0 2V% HET EERSTE LüLK S A M U £ L S. \fervuld van 's Hf.eren Geest , fpeft jonge Samügl \ Verval van EWs huis, den ramp van Lraël, . Het leger wordt door 't zwaard des Pin- liftijm verflagen. Gods Ark wordt weggevoerd: nu hoort men Isrel klassen. Welhaast ligt Üagon voor die Ark ter nêergeveld. Terwijl een pijnlijk wee te Philiftiji-en kwelt. .. God hoort de bêe zijns volks: zijn Ark wordt wêereegeeven; De vijand overmand, en 't oorlog opgehesen. De Zoonen Samnëh misbruiken hun ge- z?.ch: x Hun'.' fnoodè gierigheid verwekt des Voiks geklag. 't Heeft, wijl 't een Koning eischt, zijn trouw aan God gefehouden. Daar  Daar Saül Ezels zoekt , heeft hij den troon gevonden. Eerst wordt zijn helden-aart door 't gan- fche volk geëerd: . Haast is zijn wank'le ziel doorijd'len waan verheerd. Hij wil, ondanks Gods last, Vorst Agag 't leven fpaaren, Deez' wordt geftreng geftraft , en God laat Saül vaaren. He jonge David wordt gezalfd, op Gods bevel. Een trotfche Goliath hoont God en Israël. Mee fteen en flinger, in de mogenhêen des Heerrn, Wil David hem verflaan, den fmaad van Isrel weeren. Hij velt dien Philiflijn, en redt het Rijk in nood. Naijvrig om dien roem zoekt Saül zijnen dood. , Zijn halsvriend Jonathan doet hem't gevaar ontvluchten. Van plaats tot plaats vervolgd, moet hij als Balling zuchten. Valt Saül in zijn magt; hij hoedt het& voor het kwaad. Deez' vraagt bij SamuSl, door toverkunst, om raad. God  ^ 23 %r God wil zijn afkeer van den wuften Vofst becoonen. Hij ftérft dien eigen dag, met drie van zijne Zoonen. HET TWEEDE BOEK. S A M U Ë L S. T>e vroome David weent om zijnen Jonathan. Hij wijdt zijn klaagzang ook aan Saül zijn Tiran. De Stam van Juda komt hem 't eerst als Koning eeren. Eerlang gaat al het volk hem trouw en hulde zweeren. Hij wreekt, op Rimmons Zoons, den moord van Isbozetb; Onthaalt aan zijnen disch, met vreugd, Mephibofeth. j In vrede en voorfpoed mag hij nu van 't kriigen rusten. Haast boeit hem ledigheid aan eigen zin en lusten. Hij fchaakt Uria's wijf, terwijl haar Echtgenoot m Ten  0 34 % Ten doel ftaat^ op zijn' last, aan een' gewisfón dood. De Ziener Nathan fpelt hem Gods ge- ftrenge plaagen. Van moord en bloed fchand* zal zijn huis de fchandvlek draagen. Zijn dochter Thamar wordt door Amman fnood verkracht; Daar Ahfalom in bloed haare eer te zui- vren tracht. De zachte David wil dit wanbedrijf ver- geeven. De ondankb're ftaat hem naar de kroon, en naar het leven. De Koning wordt, daar hij zijn heil in 't vluchten zoekt, Verlaaten van zijn volk, van Simei gevloekt. Gp raad Achitofels, diens listigen Verraders , Schendt driftige Ahfalom de Vrouwen zijnes Vaders: God ftuit een verder doel; 't orakel van zijn tijd, Miskend in zi-in gezach , verhangt zich ftraks van fpijt. De Iosfe jongeling, nu zelf ten ftrijd ge- vaaren, Blijft, in den tak eens Eiks, geftrengeld «iet de haiien. De  # 25 % De bitft? Joab floot drie pijlen hem in 't hart. Zijn dood baart David, fchoon ver winnaar , diepe fuiart. Men ziet, in 't oproer, 't bloed van Seba, koen vergieten; Een zevental gedood ten zoen der Gibjonieten$ En David, in het eind, tot volle rust herfïeld: De Philiftijn gebukt; de Reuzen neêrgeveld. Hij telt het Volk, door waan of onrust aangedreeven. De Pest doét zeventig maal duizend menfchen. fneeven : ' Een plaag, die X recht van God aan 't zondis volk vertoont, Daar Hij 't van hongersnood en oorlogzwaard verfchoont. Op Hem wil David, niet op eenig mensch vertrouwen. Daar Hij in 't ft-affen zelfs, ontferming doet aanfehouvven. DL  # 26% DE TWEE BOEKEN DER KONINGEN. Qud, en der dagen zat, fterft David 9 en zijn Zoon, De wijze Salomon, beklimt, na hem, den Troon. Eerst moet Adonia 't verbeurde levenderven , Toen doet hij Simei en Joab beide, fterven. Zijn kloek vernuft blijkt bij een' zonderlingen twist, Die, door den jongen Vorst, menschkundig wordt beflischt. De Ceder Llbanons wordt voor hem afgehouwen , Daar hij den hoogen God een prachtig Huis wil bouwen. Dit Meesterftuk der Kunst, voltooid in zeven jaar, Wordt aan Gods dienst gewijd met plechtig feest-gebaar. God fchenkt aan Salomon, reeds in den bloei zijns levens, Daar hij om wijsheid bidt, en eer en rijkdom tevens. Met  ^ 27 % Met roem en goud begroet hem Scheba's Koningin, En Tbarfis Vloot brengt hem den njkften voorraad in. ... Het zilver wordt als Heen geacht, in zijne jaaren. Geen Vorst kan hem in pracht of wijsheid evenaaren. Maar, in den ouderdom, in fpijt van Gods geboón, , , Dient hij, door vrouwen-list vervoerd, de vreemde Goón. Zijn Zoon Rebabedm wil ftreng den meester fpeelen. r Men ziet het koningrijk in tweeën zich verdeelen. . Schier al de Vorften doen wat kwaad is in Gods oog. Hij wekt, tot heil der Kerk', Propheeten van om hoog. Elia doet het land van zijne wond ren waagen. Men ziet een vuur'ge wolk hem naar den Hemel draagen. Hij laat Ellza nu den Geest, dien God hem gaf, En deez' behoudt die gaave, ook in het duister graf. De Vorften Israëls tot negentien te tellen , Doen  i W 28 % Doen tot afgoderij het Volk fteeds overhellen. Jerobeam, die 't eerst den Kalverdienst befchikt, Wordt, door pefcheurd altaar en dorre hand, verfchrikt; En Nadab ziet zich door Baëza haast ontzielen : Deez' laat al 't nagedacht Jerobeams vernielen. Zijn volger Eli wordt door Zi mri weèr vermoord, Die zich, in vlam en rook, uit vrecz' voor Omri, fmoort. De godlooze Achab dient den Baal op fnooder wijze: Zijn Huisvrouw Izebel verftrekt den hond tot fpijze. Abazia zijn Zoon vraagt Belzebab om raad : Daar Joram, minder boos, den Moabiet verliaat. 't Bedreigd Samaria krijgt van Gods bijHand blijken; Maar Joram kan den pijl van Jehu niet ontwijken, Die AchcVs huis verdelgt, en ftijgt op hreVs troon. D^aröp wordt Jca'Hiz, dan Joch, nu zijn Zoon  *p 29 % Jerobeam, en Zacharia, toen, verheven. Hij komt door Sallum, die door Mena- bem om 't leven. Deez' bukt voor Asfur; daar zijn Zoon, Pekabia, Door Pekab fneuvelt in de Stad Samaria. Hofed doet zich 't laatst als hreVs Koning kroonen. Nu moet het volk, verftrooid, Asfyrien bewoonen : Daar Judcfs Vorftenrei, eer 't Rijk wordt overheerd, Juist twintig in getal, nog honderd jaar regeert. Rebabeam ziet Stad en Tempel ftout berooven. Abia doet den roem van Isrel gansch verdooven. In Aza's ouderdom vertrouwt hij God niet meer. De Godsvrucht Jofapbats verwerft hem fchat en eer. Maar Joram is godloos als Vorst, en wreed als Broeder. Ahazia dient Baal op raad van zijne Moeder. Atbalia vergiet al 't koninglijke bloed: Slechts Joèis wordt gefpaard voor haaren euvelmoed. De»  *P .10 % Den Zoon van Jojada doet hij, ondank- ■ baar, fnee/en. Door zwakheên aangetast beneemt zijn o volk hem 't 'leven. Amazia fchijnt eerst gehecht aan Davidys t God; Maar 't hart verheft zich, en hij deelt in ï 's Vaders lor. Uzzia wordt melaatsch, doch Jotham ziet l zich eeren. D'afgodifché Achaz doet zijn Zoons door r 't vuur veneeren. Hiskia's vroomheid wordt beloond, zijn 1 kwaad bezocht; Manmfe en Ammon 1 zijn aan afgodsdienst i verknocht. Na hen regeert de oprechte en ijv'rige ï J o ff as } Joahaz; Jojakitn; Jechonja ; Zedehias. Dit is de laatfte Vorst, uit Davtds nagegeflacht. Gevangen wordt nu 't volk naar Babd l heen gebragt. HET 1 

Qp Jefaïa's toon doet Micbfs ftem zich hooren. Hij dreigt aan Jacob's huis zijns Gods geduchten tooren; Belooft aan Betblebem de komst van ifrePs Heer. De Kerk werpt need'rigzich aan zijne voeten neêr. DE PROPHEET NAHUM. „ Wilt gij, o Nimvê! uw trotschheid niet betoomen," Roept Nahum, „ Gods gericht zult gij niet weêr ontkomen." B A DE  44 % DE PROPHEET H A B A K U K. "^u tekent Habakuk de krijgsmacht der Cbaldetn; Dan hoort "men voor Gods volk zijn' vuurige gebeên. ®®®©©®@®®©®©®®®©®®©©©@ DE PROPHEET ZEPHANJ A. 2^pbanja doet met kracht zijn' boet- en dreigtaal hoor en, En fpelt de zaligheid, den Heid'nen eens befchooren. DE  *F 45 % DE PROPHEET H A G G A ï J-Toor Haggdi hoe hij den bouw das Tempels drijft, En, boven 't eerfte huis, zijn' heerlijkheid befchrij ft. DE PROPHEET ZACHARIAS. Jn veel gezichten, diep van zin, fpelt Zacbarias Het lot van Volken, en het heil van Vorst Mesfiat. B 5 DE  *p 46 %. M A L E A C H I. Tn Maleachi fpreekt de laatfte Godsgezant Bij Juda's ftam , nu wc ér herfteld in 't heilig Land. Hij ziet de Heilzon aan de kim der Kerk' reeds naad'ren, Van ouds af toegezegd, aan IsreVs vroo- sie Vaad'ren. DE PROPHEET DE 

Ons hier vervulling zien van 't oud Orakel-plan. Het Euangeli laat alöm de heil-maar hooren: Gods Zoon in 't fterflijk vleesch, voor zondig vleesch geboren, Emanuël verfchijnt teii juist beitemden tijd. In armoe leeft Hij, en Hij fterft na bangen ftrijd. Die levensloop is door 't Propheetisch woord berekend; Geboorte, lijden, dood, met wonder- da3n getekend. B 7 OVER-  W 50 %f OVEREENSTEMMING DER VIER EU ANGELÏEN. Aan Zacharias, grijs, maar nog van zaad beroofd, Wordt , bij 't altaar , een Zoon, door Gabriël beloofd. , De Priester kan van zijne twijf'ing niet bekomen: Ten blijk van zekerheid iMiem de fpraak benomen. De zwang're Elizabeth toont dat Gods woord niet faalt, Als de Engel andermaal op de aarde nederdaalt. Een viaagd uit Tïazurttb mag dit bezoek ontvangen: „ Mark," fpreekt hij, „ haast zult gij een' Zoon erlangen. „ P.Tchaduwd door Gods Geest, wagt u dit wonder lot; „ Des wordt dit heilig Kind genaamd de Zoon van God." ^ ' De  De grijze Elizabeth mag haare Nicht ontmoeten v En voelt haar vrucht, verheugd, zijn' Heer, al fpringend, groeien. „ Van waar," roept /.ij, verrukt, „komt mij die zeldzame eer, „ Bezocht te worden door de Moeder van mijn' Heer!" De dankbaarheid doet ftraks heur beider toonen rijzen: Men hoort in maatgezang Gods wond're liefde prijzen. Elizabeth verkrijgt een Zoon op haaren tijd: De raaagfchap is verheugd: die Spruit wordt God gewijd. De Vader fchrijft den naam die de Engel hadt gegeeven. Zijn tong wordt los; Gods lof door hem in zang verheven. Maria, die haar Nicht drie maanden lang bezocht, Keert weêr: haar Zwangerheid baart Jofeph agterdocht. Met heimlijk haar te ontvliên , wil hij alle opfpraak weeren, Een En^el fpoort hem aan, haar, als zijn' Huisvrouw', te eeren. Nu wordt, door Gods beftuur, 't Propheetisch woord volbragt: B 8 Een  52 % Een Maagd, uit Judas ftam, van David's nagedacht, Moet, daar een ieder wordt, op 's Keizers last, befchreeven, Van Nazaretb, naar 't kleine Betblem zich begeeven. Hier ziet Mesfias 't licht, de Schepper van * 't Heel-al: Zijn wieg is eene krib, zijn Hof een beestenftal: Hier moet Hij hulde van de Herder- fchaar ontvangen, Gewekt door Eng'len-taal, verrukt door Hemel-zangen. Ten agtften dag wordt Hij befneden, naar 't gebod: En Simeön voorfpelt, al zegenend, zijn lot. Uit vergelegen oost verfchijnen achtbre Wijzen, 1 Om aan den nieuwen Vorst hunn' hulde te bewijzen. Jlerodes is ontroerd met gansch Jerufilem, • > Nu Cbristus 't licht aanfchouwt," naar t woord, te Betblebem. Hij laat de Wijzen, als verfpieders, derwaards trekken. De Ster doet hen de plaats, waar Je fis is, ontdekken. ' Ze  53 %f Ze aanbidden 't Godlijk Kind, zo dra hun oog 't aanfchouwt, En brengen wierook tot gefchenk, met mirrhe en goud Een droom vermaant hen, langs een an- d'ren weg, te keeren , En Jofeph in Egypte een fchuilplaats te begeeren. lierodes, om 't gedrag der Wijzen , gansch verwoed, Doet Betbleins teder Kroost verfmooren in zijn bloed De dood des Dwingelands doet Jofeph's vreez' bedaaren. In 't ftille Nazareth leeft Jefns twaalef jaaren. Toen zag men Hem op 't Feest, daar Hij de Leeraars hoort In 't wijde Tempelruim, en ieders hart bekoort. „ Mijn Moeder," zegt Hij, „ zoekt ge mij? bedenk u nader: „ Moet ik niet bezig zijn in 't werk van mijnen Vader ? " Hij blijft gansch onbekend tot in zijn der- tiust' jaar. Door God gehuldigd, treedt Hij nu in 't openbaar. Men hoort des Doopers (tem in woest» plaatfen leeren, B 9 Den  *T 54 % Den Jood vermaanen zich van zonden te bekeeren. Mesfias" zegt hij, komt: haast ziet gij 't heilrijk uur, „ Dat hij tl doopen zal met Geest en ook met vuur." De Heiland zelf verfchijnt, daar Zr/c/op mogt hoopen, Hij wil, joünnes zal ook Hem met water doopen. Nu fpreekt een Hemeltrem : „ Dit 's mijn geliefde Zoon!" Hij kiest, op 's Geestes drift, zich een woestijn >ter woon. Vergeefsch tracht hier de . Hel zijne on- fchuld te belaagen. Den honger ftaat Hij dóór, een reeks van veertig dagen. Jot'ïiuies, om zijn ernst, bukt voor He- rodes zwaard. Maar nu wordt Jeflts, door zijn' won- d'ren, meer vermaard. Hij roept, Hij die uit niet het waereld- ruim kon ftichten, Geringe Visfchers, om zijn rijkstroon op te richten. Hij doet zijn heilleer van eenvoudigen verdaan, En zit gemeenzaam, ook met Tollenaaren, aan. Zoo  *F 55 % Zoo tracht Hij zondaars van hunn' dwaalweg te bekeeren. Zijn teek'nen doen hem als Gezant van God verëeren. De bruilofts-disch mag 't eerst daar meê besunftigd zijn. Te Cana fpreekt Hij, en het water wordt 'er wijn. In woorden toont Hij fteeds voor deugd en God te ftrijden: ln wond'ren geeft Hij blijk van werkzaam medelijden. ' De Zielen-artz zorgt ook voor 'tLighaam, in den nood, Geneest de Kranken, en fchept leven uit den dood. Ziet blinden, ftommen, met de kreup'len, lammen, dooven, Bezeet'nen zelfs, zijn' liefde en Go'dlij- ke Almagt looven! Het brood gedijt; de 'zee is vlak; de wind is ftil; De visch geraakt in 't net, op Jefus hoogen wil. Gij, Ndins Jong'ling met Jairus Dochter, t'zamen, En Lazarus\oxat uit! gij moogt den dood befchaamen! 't Orakel is vervuld: Mesfias draagt ons juk, Neem:  *P $6 % Neemt onze krankheên weg/bevrijd ons van den druk. De trotfche Jood wil naar zijn liefde-ftem niet hooren; Maar fluit, naar 't oude Schrift, verhard, en oog en ooren. „ Is deze niet de Zoon des Timmermans ?" dus lpreekt De mond, terwijl het hart het ftugst vooróórdeel kweekt, „ Zijn maagfehap is bekend: uit laag gemeen geboren. „ is hij de Cbrimis niet, ons Volk tot heil befchoren „ Indien hij wonderdarln vertoont aan ons gezicht. „ 't Is door Bt'èlzebuï, dat hij die heeft verricht." Dien laster wil Gods Zoon door wijze taal verdrijven: ,, 't Verdeelde Koningrijk kan niet be- ftendig blijven. „ Zou dan de Duivel zelf zijn eigen magt weêrftaan ? , „ Wie van u lieden tijgt de kleinfte vlek mij aan? „ Gewaande Godsdienst-plicht ftelt nimmer Hem te vreden, ., Die 't hart als bron aanfehouwt van booze en vuile zeden. „ Wet  *r 57 % „ Wet en Propheeten hangt geheel aan dit Gebod : „ Bemin uw Even-mensch, en, boven alles, God." Zijn wijze Lesfen, en doelmaatige verhaaien , Doen fteeds dit hoogst Bevel, met Kerker glansfen ftraalen. Het Euangeli fpoort den mensch tot heiligheid , En voert, langs de enge baan, hem op naar de Eeuwigheid. Die Jefus is de weg, de waarheid en het leven i Aan die in Hem gelooft, is Hij van God gegeeven. „ Komt herwaards," roept Hij, „ die vermoeid zijt en bela$n; „ Ik geef uw' zielen rust; zoo wordt uw wensch voldaan." Hij wil d'Apostel-fchaar drie jaaren lang geleiden, Maar tevens hun gemoed voor bangen druk bereiden. Joannes, Petrus en Jacobus zijn met Hem Daar Hij verheerlijkt wordt, door eene Hemel-ftem. Hij fpelt ziin' jone'ren 't leed dat eer' lang Hem zou naakcn; Ver-  Vermaant hun droevig hart voor ergernis te waaken. F.er pog zijne uure komt breekt Hij met hen het brood, En deelt den wijn hen rond, ten teken van zijn dood In dezen laatften nacht, verklaart zich Jefus nader: ,, Een van uw twaaleftal wordt heden mijn verrader." En ftraks tot Petrus , die zich boven 't ftruik'len acht: „ Gij lochent driemaal mij, nog dezen eisen nacht." De ftraf des menschdoms wordt nu door den Borg gedraagen. Getbzemané moet van zijn' zielen-ftrijd ge- waagen. Hier klaagde Hij: „ mijn ziel is angftig tot den dood ! " Terwijl het bloedig zweet uit al zijne aad'ren vloot. De Apostel-fchaar, vermoeid, kan, tot zijn' troost, niet waaken. „ Staat op," dus fpreekt Hij, „ ziet den vijand reeds genaaken." Het moord gefpan verfchijnt, gewapend en verlicht; Een Judas-kusch bevlekt zijn heilig aangezicht. Zij  *P 59 % Zij zoeken Jefus; dan op zijne ftem: fjo wonder!) „ Ik ben 't," valt gansch de bende, sis weerloos door'den donder. Hij teugelt Petrus drift, zoo liefderijk als bedaard, En heelt aan Malcbus't oor, getroffen door her zwaard. Zie Mem, verlaaten van zijn' Jong'ren, grijpen , binden! De orakel-rol moet nu in Hem vervulling vinden. Voor Cajaphas geleid, wordt Hij daar valsch beticht. Hij zwijgt: 't onfchuldigLam ftaatfpraak- Joos voor 't gericht; Maar zegt Hij, ,, 'k ben Gods Zoon!" het rot, van deugd verbasterd, Roept als uit éénen mond: „ Nu heeft hij God gelasterd." Men geeft Hem flag op flag ; geblind, beklad met fpoeg, Wordt (pottend Hem gevraagd, „wie was het die u floeg?" Hier lochent Petrus Hem, door menfchen- vrees bevangen: De Haan kraait, Petrus weent; en Judas gaar zich hangen. Nu (leept men Jefus voor Pilatus richter. ftoel, Die  60 % Die Dem onfchuldig keurt: zoo mischt de lood zijn doel. Ook zendt lierodes, die geen fmet aan Hem kan vinden, Hem aan Pilatus weer: die beiden worden vrinden. Op 't ftrengst gegeesfeld, en door 't woest Soldaaten-rot Gekroond met doornen, wordt Hij thans van elk befpot. De Richter tracht zich als zijn voor- fpraak.teNdoen hporen. De moorder Sarrabas wordt boven Hem 'verkooren. Pilatus zwicht; de vrees des Keizers knakt zijn' moed. Hij wascht zijn' handen van 't onfchuldig menfchen-bloed. Dit doet de kreet ontftaan, in fteè van 't woên te mind'ren: „ Zijn bloed kome over ons , en over onze kind'ren!" Daar torscht Hij nu zijn kruis en Hijgt op Goigotba. Maar Simon fchraagt dien last, en volgt zijn' Heiland na., Een fchaar van Vrouwen wekt zijn innig mededogen. Nu wordt Hij naakt gekruist voor aller menfchen oogen. Hij  6t % Hij bidt voor zijne Beuls, in hun wreed- aartig woên: „ Vergeef 't hen , Vader ! zij verftaaa niet wat zij doen." Het woedend Volk houdt aan op zijne macht te fmaalen: „ Zijt gij de Zoon van God? kom dan . van 't kruis afdaalen 1" Een moord'naar, nevens Hem gekruisd, befchimpt zijne eer; Maar de and're fluit dien hoon, noemt need'rig Hem zijn' Heer, En hoort zich ftraks met deeze blijde taal begroeten: „ Op heden zult ge mij in 't Paradijs ontmoeten." ,„ Mijn God verlaat Ge mij!" zoo luidt zijn jammerklacht. Men biedt Hem edik aan: Hij roept, „ Het is volbras t'." De zon mag 't lieflijk licht van 't moordtooneel verbergen, De laster wordt niet moê Hem onbefchaamd te tergen. De heifge Jefus, nu bemoedigd, onbedeesd, Roept: „ Vader! in uw' hand beveel ik mijnen Geest!" Hij fterft: het aardrijk beeft: men ziet het voorhang fcheuren, De  De rotfen fplijten, en de lijken 't hoofd opbeuren. Terwijl een onverlaat Hem in de zijde fteekt, Zorgt God dat niemand Hem , naar 't woord, de beend'ren breekt. De Raadsheer Jofefa gaat het lijk Pilatus vraagen. Met Nicodemus Iaat hij 't ftraks ten grave draagen. Een nieuw graf in de rots bewaart zijn koude lefiri, Beveiligd door de wacht, bedekt met eenen ftcen. De derde dag, daar zij verfchijnt aan de ooster-kimmen , 2\tx. Jefus in triumph uit zijne Graf-plaats* klimmen. Vriendinnen zoeken 't lijk : een Engel fpreekt haar, aan : „ Wat zoekt gij Jefus hier? Hij is reeds opgeftaan!" De Vrouwen gaan die maar' de Apost'len ftraks berichten. Deez' waanen , moedeloos , dat zij 't verhaal verdichten; Daar Petrus ijlings met Joiinnes grafwaard fpoedr. 't Is ledig: dit verwekt geloof in hun gemoed. Bij  *3P ^3 %? Bij 't graf blijft Magdaleen om haaren Heiland weenen. Haar is Hij 't eerst, daarna de Vrouwenrei , verfcheenen. De Wacht wordt omgekogt, en ftrooit het valsch gerucht: „ Discip'len zijn des nachts met Jefus lijk ontvlucht." Op weg , fchoon onbekend, met twee van zijne Vrinden, Vraagt Hij: „ wat reden toch doet me u zoo droevig vinden? " „ Hoe," fpreekt C/co^w , die in Hem een Leeraar ziet, „ Zijt gij een Vreemd'ling? weet gij deze dingen niet! „ Wij hoopten dat door Hem, wiens magt ons is gebleeken, „ 't Vernedert Israël, het hoofd weêr op zou fteeken. „ Dan, ach! Hij ftierf, en 't is nu reeds de derde dag. „ Men zegt wel dat Hij leeft ; maar niemand die Hem zag." BeftrafTend vraagt Hij nu: „ Moest niet de Christus fterven, ,, En zoo de heerlijkheid bij zijnen God beërven ? " Nu te Emmaus ingetreên, breekt Hij voor ken het broud. Ze  Ze erkennen hem , terwijl Hij hun gezicht ontvloodt. De Heiland komt zich aan de Apost'len openbaaren. Op 't zien der wonden, laat ook Thomas twijf'ling vaaren. Hij zegent hen voor't laatst op den Olijfbergs-top; En, daar zij 't allen zien, vaart Hij ten Hemel op. Dus eindigt Hij @p aard zijn zoo ver- dienstlijk leven, 't Voornaamfte alleen, is ons, tot nut der Kerk befchreeven. DE HANDELINGEN DER APOSTELEN. T\c Apostel-fchaar vereend, voltallig door het lot, Volhardt nu in 't gebed, en wagt het heil van God. Op Pinxt'ren daalt de Geest, die, door een vuurig teken, Hen onderfcheidt, en doet in vreemde taaien fpreeketi. De  sjfp 65 *% De menigte is ontzet, op 't hooren va?t die reên. Men vraagt elkander: „ zijn niet dezs uit Galileen?" Daar vuige fpotters voor geen fchamp'ren laster fchroomen, Rijst Petrus om hunn' fchimp en moedwil te betoomen. Hij ftaaft door 't Godlijk woord: „ Mes- fias, lang verwagt, „ Is Jefus, dien gij hebt aan 't kruishout omgebragt. „ Ik weet gij hebt het in onweetenheid bedreeven: „ Bekeert u en gelooft, zo is uw' fchuld vergeeven." Een kreup'le wordt door hem, en door Joan, herfteld. De Joodfche Raad doet ftraks hen grijpen met geweld. Vergeefsch verbiedt zij hen, in Jefus naam te leeren. ,, Men moet," is hunne taal, ,, God, meer dan menfchen, eeren." Men ziet de Kerk reeds tot vijfduizend aangegroeid, Daar ze in geloof en liefde en eensgezindheid bloeit. Tracht Ananias met Sapbira God te liegen, Hij  *P 66 % Hij ftraft, naar Petrus woord, 'tgeveinsd en ftout bedriegen. De vrees voor God vervult een ieder die dit hoort. De Apost'len fchraagen fteeds, door won- d'ren , 't godlijk woord. Zij moeten, andermaal, in bange ketens zuchten. Maar de Engel doet hen, 's nachts, hun naar verblijf ontvluchten. De Raad laat hen in 't eind met gees'ling heenen gaan. 't Verblijdt hen deze fmaad voor Jefus door te ftaan. Zij doen, in 't openbaar, het woord der waarheid hooren. Een zevental wordt tot der armen dienst verkooren. Diaken Stephanus weêrftaat der Jooden waan. • Nu wordt hij valsch beticht: men valt hem woedend aan. Vol geest beftraft hij hen: men ziet het oproer fmeulen: Hij fterft den marteldood en bidt voor zijne beulen. Samaria aanfchouwt Philippus wonderkracht. Daar Simon deze gaav' vcrgeefsch te koopen tracht. Can-  Caniacè's Kamerling, Cde Koningin der Mooren,) Mag uit Philippus mond, met vrucht, de heilleer hooren. Een Saulus woede en dreige alöm vervolging, moord; Op weg roept Jefus hem: hij predikt zelf het woord. Der Jooden bitt're haat ftaat hem op t ergst te duchten. Men doet hem in een' mand', des nachts, de Stad ontvluchten. Daar Petrus Tabitba aan de armoê wederfchenkt, toont God dat Hij, in gunst, ook aan den Heiden, denkt. Comtlius mag 't eerst den Christen-doop ontvangen , En Petrus op zijn doen, van allen, lof erlangen. fn Antiochiën wordt ook Gods Naam geroemd. 't Gelovig Volk wordt daar als Cbrist nen 't eerst benoemd. Herodes wreedheid doet door 't zwaard Jacobus fneeven. i Het zelfde vonnis ligt voor Paulus ook gefchreeven. Een Engel Gods verlost hem uit den ijzren band; En  In 't vuil gewormt verteert Herodes ingewand. TePapbos ziet men hem Elimd's weêrftand lïrafFen; Te Iconiën den gang een' kreuplen man verfchafFcn. Afgodifche eer wordt daar door Paultts afgeweerd; Waarna hij, 't doodsgevaar ontfnapt, naar Derben keert. Hij doet, met Si/as, tePbiüppis, Pytbon zwijgen. Men fluit hen in den ftok: hier mag de dood hen dreigen; Maar de aarde beeft, en 's nachts ontfluit zich 't donk're kluis. De Stokbewaarder wordt gedoopt met heel zijn huis. Apostel Paulus leert te Atbenen de geleerden. Hij predikt daar den God dien ze, onbekend , vereerden. Corinthe ontvangt zijn'leer: de Jood trekt bem voor 't recht; Doch wordt door Gallio, gansch koel, den eiseh ontzegt. Te Ephefen ziet men hem de grootfte kracht verrichten. Der Zilver-fmeden kunst, doet fchiereen oproer flichten. Ia  69 %. In Troa's leerend', valt Euticbes plotsling dood: Hij wekt hem op, en fpelt zich zelfs den bangften nood. De Ephcfifcbe Ouderling kan naauwlijks van bem fcheiden: Zij bidden 't zamen , en men gaat hem icheep geleiden. In 't Joodfche land gekeerd , gewaar- fchuwd van zijn lot, Reist bij kloekmoedig in den dienst van zijnen Gód. Jcrufalem ziet hem, in 't oproer fchier bezwijken. Straks doet hem Lifias naar Cefareci wijken. Hier grijpt zijn waarheids-taal een Felix in 't gemoed. Bij" Festut dingt de Jood arglistig naar zijn bloed. Hij wil, voor 's Keizers ftoel, zijne on- fchuld gaan betoogen. Agrippa wordt, door zijne reên, bijna, bewogen. Door fchipbreuk wordt hij op MeUtes ftrand gebragt. Da'ar geeft hij menig blijk van wonderdoende macht. Gevangen, laat hij z^ch gerust naar Komt n voeren. Geen  7° % Geen marteldood kan zelfs zijn* vasten geest beroeren. DE Z END-B RIE VEN VAN P A U L U S. AAN DE ROMEINEN. TJier fchrijft de Kruis-gezant aan Romen': Christen-fchaar , De hoofd-fom van de leer die hij erkent als waar. Geen Jood kan op gedacht of wet zich oit beroemen. ,, Rechtvaardiglijk kon God geheel de waereld doemen, j, De wet veroordeelt, en is voor ver- fchooning doof; „ De Zondaar wordt alleen rechtvaardig door 't Geloof. „ 't Ge-  *p 71 % „ 't Geloof komt in den ftrijd van Vleesch; en Geest te ftade : „ 't Is niet des menfchen werk; maar gave Gods, Genade." EERSTE BRIEF AAN DE CORINTHEREN. T"\e Apostel klaagt dat , bij Corintbe's Kerk-gemeent', De liefde, in ootmoed, niet de Christ'nen hadt verëent; Daar trotschbeid vaak door twist de harten doet verkouden. „ Ue Waereld- wijsheid wordt bij God voor dwaas gehouden. „ Gods rijk beftaat niet flechts in woorden , maar in kracht. „ Onreinheid, afgods-dienst zij fteeds geweerd , veracht. „ Beproef u als ge zult aan 's Heeren disch verfchijnen. „ Tracht naar de beste gave, en twist zal haast verdwijnen. „ Wat  72 % „ Wat kennis of geloof men ook bezitten moog', Hij die de liefde mischt is niets in Pan* lus oog. ,, Is Jefus opgedaan , die hier, als 't graan, moest derven: „ Eens zal dit derdijke ook de onfterf- lijkheid verwerven." 1^*» ffyy '^ïg^' vjg* *=^* f^p* TWEEDE BRIEF AAN DE CORINTHEREN. Vie hier hoe Paulus met de valfclie Apost'len drijdt. „ 't Geloqf geeft goeden moed, hem die verdrukking lijdt. „ Begeeft ons 't aardfche huis; God wilde een beter bouwen. „ Wij wand'len door geloof, en. nog niet door aanfchouwen. ,, Ook hij hadt, langen tijd, in lijden doorgebragt; ,. Dan God was zijnen roem, in zwakheid zijne kracht." AAfl  *F 73 % aan de GALATEREN. ]T)e Apostel leert hier aan de Christ'nen van Galaten, Dat Jefus zalig maakt, de Wet hen niets kan baaten; Bewijst hoe Godlijk zijne roeping zij geweest ; Vermaant hen rijk te zijn in vruchten van den Geest. aan de E P H E S E R E N. J^adt Paulus 't woord met vrucht gepredikt in Ephefen, Hij doet die Christ'nen hier hunn' groote dankftof leezen. C Zij,  *P 74 % Zij, Heid'nen naar het vleesch, die leefden zonder hoop, Zijn nu geroepen tot één' Heêr, geloove en doop. Het voegt hen dan in liefde en heiligheid te leeven. „' De Wapenrusting Gods doet naar de zege ftreeven." AAN DE PHILIPPENSEN. TJit Romers kerker zendt de Apostel! dezen brief Den Pbilippenjen toe,'hem zoo uitnee-.j mend lief. . . ' ■ m Het heerlijk deugdenbeeld van Jefus doetl hij «rekken, Om hen 'tot eenigheid en ootmoed op tel wekken. 1 En is volmaaktheid voor een beter ftaatj bewaard i . ,1 „ Te loopen naar het wit, is zahgheidl op aard." AAM  *F 75 v^v v^v v^v *5Jp *»gv «^v. AAN DE COLOSSENSEN. T~)e Apostel wil met ernst de heil'gen van Colosfen, Van ijd'le wijsheids praal en fchaduw- wet verlosfen. „ Zijn wij , door 't waar geloof, met Christus opgewekt, „ Geen waereld boeije ons hart, dat zich ten Hemel ftrekt." v^v •^v *=^v EERSTE BRIEF AAN DE THESSALONICENSEN. Y^Tas Thesfalonica door Pauïus onderwezen ; |bd, die den wasdom gaf, wordt hier door hem geprezen. Ci .. Ge-  , Getroost, hoe zeer verdrukt, houdt," " zegt hij, ,, goede wacht, | „ Daar 's Ikcren dag eens komt, gelijk | een dief bij nacht." „ Zoo laat dan ook uw' liefde, en ijver niet verkoelen. ,, Toetst alles, kiest alleen wat fiichting kan bedoelen." TWEEDE BRIEF AA N D E THESSALONICENSEN. Tn dezen tweeden brief roemt hij de lijdzaamheid , Die, in verdrukking, 't heil van Gods gericht verbeidt. „ Maar, eer die ftond verfchijnt," dit moest hij hen verklaaren, „ Zou zich de Mensch der 'zonde, en de afval openbaaren." EER-  *P 77 %■ EERSTE BRIEF AAN TIMOTHEÜS. r£imotheüs., die thans de Eplefer Kerk beftuurt, Wordt hier door PauJus tot volharding aangevuurd. En eiken levens-ftand tot zijn' bijzond're pligten, Om zoo de Kerk van God, door woord en daad, te ftichten. ,, De wortel alles kwaads is heete dorst naar geld: j, Godzaligheid is fteeds met groot gewin verzeld." C 3 TWEE-  T W EED E BRIEF AAN T I M O T H E Ü S. Ctondt Paulps nu welhaast de martelkroon te ontvangen. Hij toont zicli welgemoed, bezield met fterk verlangen. Hij itrcedt den goeden ftrijd, en eindigt zoo zijn' loop. Schoon overal vervolgd, op Jefus ftaat zijn' hoop. Was voor den Rechterftoel hem niemand bijgebleeven , Hij wekt zijn' Leerling fteeds der waarheid aantekleeven. AAI*  *F 79 % AAN T I T U S. Tyas Titus met de zorg voor Cretefs Kerk belast, 's Apostels onderwijs is juist voor hem gepast. AAN PHILEMON. Qnefimus, al hadt hij ook zijn' heer beitelen , Wordt hier, door Paulus, aan Philemoti's hart bevolen. C 4 AAN  •jsS O- ...>....>-...>-...>...>....>....>...^..>T>....> DE TWEE BRIEVEN VAN PETRUS. - J)onr P*trus wordt den pligt eens Christens aangeweezen. Om , tegen fchimp gehard, Gods toekomst niet te vreezen. DE  DE DRIE BRIEVEN VAN J O A N N E S. ^oannes, daar zijn hart van zuiv're liefJ de gloeit. Bewijst dat Jefus woont, waar liefde en eendracht bloeit. DE BRIEF VAN JUDAS. j^aar Judas 't wis verderf der valfche Christ'nen fchildert, Verhoedt hij dat hunn' leer de harten niet verwildert. DE  DE OPENBAAPJNG VAN T O A N N E S. TITie is 't die al 't geheim der tekenen . verklaart, Jodnnes, door den Geest, op Patmos g'o- pen baard'? Nu wordt een ftrijd vertoond, die 'twaereld-rond doet beeven, Dan 't nieuw Jerufalem in al zijn glans omfchreeven. Hier roept ons Jefus toe: „ haast kome ik met mijn loon, „ Die ieders werk vergeld', die elks geloof bekroon'. „ Zoo ziet de booze zich in 't eind door God befchaamen." „ Och ! kom, roept Geest en Bruid, ja, kom, Heer Jefus! AMEN."  Alle echte Exemplaarcn zijn aldus getekend : - -~