Ju E V E N e'jnt GHAEAG TE. B VAN ALIiARD HUIiSHOrr, YOOUGE S T E li D D O OU WILLEM BE VO S. Te AMSTERDAM, Bij L .VAN HULST EN G .IVARNAUS, MD CCXCY.  VOORBERICHT. jiy het in 't licht geeven deezer Redenvoering, ter Nagedachtenis van mynen overheden Ampu genoot, wenschten veehn3 dat ik niets te rug zou houden van het toen openlyk uitgefprookene , en op die gelegenheid byzonder toepaslyle. —- Zo gaan dan ook inleidende Toefpraak en Gebeden hier nevens. De Aantekeningen Jlrekken deels ter opheldering van de Levens. Gefchiedenis; deels draagen Zy het haare by, om de hoedaanigheden en den imborst des Waardigen Mans breeder te ontvouwen j en om eenige proeven te leveren, ook ■  ü VOORBERICHT. in geringere voorvallen fomwylen zeer lelangryk voor den menschkundigen. Agter aan is eene Lyst geplaatst der Gefchriften van hulshof?, nlgens derzelver jaaren. — Mogten de Leezers dit ft uk met toegeneegenheid ontvangen, en minder letten op myne gebreken als Redenaar, dan wel door de gaaven en werkzaamheden des Overleedenen tot eene waare Deugdlief de ontvonkt, en aangefpoord worden, om met de zaligfte verwachtingen in 'Jezus Christus zich op de beste gronden te vervul' len! W. d. V. Amfterdam 5 December mi- L E-  LEVEN E N CHARACTER VAN ALLARD HULSHOF F, VOORGESTELD DEN 8^11 NOVEMBER 1795. IN DE KERK DER DOOPSGEZINDEN, BY HM LAM. Eiken Minuut of Polsflag fterft wel eenigAard. bewooner. — Doorgaans blyven wy koel by zulk peinzen. Nogthans is iedere Graflegging overryk in dat opweklyke ter leering,'t welk naauwis verbonden met het groote doel deezer Godsdienftige famenkomften. — En raakt dat verfcheiden iemand onzer nadere bekenden, dan worden wy aandoeningen gewaar, welke de Bedachtzaame, met al het pynlyke , niet verbannen wil, die A Hy  ^ 2 Hy lieflyk keurt, en hem heil kunnen aanbrengen. — Deezer Broederfcbap ontviel onlangs een waardig Medelid, een dierbaar Prediker desEuangeliums. ~ Naar het Apostolisch Voorfchrift voegt het' ons nu wel, zyns plechtig te gedenken; — zyns te gedenken, zo als Hy te voorfchyn kwam, opwies, bloeide, vrucht droeg, en verwelkte; doch zyns boven al te gedenken , zo als Hy in het Verftand volmaakt en volwasfeti poogde te worden ; zo nis Hy 'er naar jaagde, om een Kind tc zyn in de Boosheid; en zo als Hy voly vrig greep naar dat eeuwig leven ia Christus Jezus, 't geen wy wel gelooven dat Hem nu ten, erve geworden is. —i Men vergde het van my, Medechristenen, hiertoe openlyk te fpreeken. En thans ben ik, niet zonder ontroering, opgetreeden ter verrichting van dezen treurigen dienst, waar aan Gy lieden Toehoorers, nu om 's Mans wille wenscht te deelen, en 'er door uwe Tegenwoordigheid luister aan byzet. Mogt ook dit alles ter eere des Allerhoogften, ter eere van zynen Gezalfden, en tot ons eigen waare nut gedeijen! — Vereenigen wy ons voorafin ootmoedige aanbidding van onzen volzaligen Oorfprong; en wenden wy ons gefamenlyk, ook om byftand in deezen , tot den Geever alles goeds met de volgende verzuchtingen! Daar  < 3 3* Daar wy gereed ftaan, 6 God! om ons bezig te houden met eenige nagedachten, wegens het Leven en den Dood van Eenen, die voorheen onder dceze byëenvergaderden veele Vrienden telde, en die naar het menfchelyk oordeel wel viel te rekenen, onder de Uitneemcndften, met welke wy hier nog inwoonen , — ö hoe zouden wy het nu daar by aan ons zeiven niet zeggen, en voor U belyden: dat Gy alleen de Heer van Leven en van Dood; Gy alleen de oorfprong en de fleun zyt van ons ganfche beftaan! 1 ó Hoe zouden wy het daarby voör ons zclven verbergen, dat ons eigen uiteinde haast aanllaande zy! Hoe zouden wy kunnen nalaaten, met den wensch, om onze eigen dagen wyslyk te lee- ren tellen, gansch cn al vervuld te wcezen! . Ja, Gy Groote, Gy Ontzachlyke en altoos Aanbiddenswaardige , door uwen wenk ademen wy hier, — of verdwynen wy, en keeren weder tot het ftof! op den wenk van die zelvde Op- permogendheid, kwam eertyds het gansch Heelal hervoort; wordt het zelve nog geftadig onderhouden, en ontvangen wy van die zelvde hand geduurig al het goede en verkwiklyke! — Zekeiiyk Gy, onze Maaker, onze Zegenaar, en A 2 te-,  < 4 >' tevens onze opperfte Wetgeever, Gy zyt' beminlyk! — Gy zyt te gelyk Geducht en Vreeslyk , boven alles , waar toe onze zwakke verbeelding reiken kan ! — Wy gevoelen het daarom ook niet minder , hoe allerakeligst het uitzicht op den fterfdag zyn , en hoe wy wegens de ontflaapenen zonder hoope bedroefd zouden weezen, byaldien wy geene kennis hadden aan de groote Openbaaring en het doorluchtig Betoon uwer Goddelyke Liefde en Heiligheid, in den Eenig-Geboornen, welken Gy om onzentwille niet fpaardet! — Van U is Hy gezegend ,' ons Hoofd en onze Redder, van U is Hy ons de Opftanding en het Leven geworden! In Hem moogen wy nu door het geloove uw aangezichte zoeken, en U noemen , onzen bermhartigen en de overtredingen gaarne vergeevenden Vader! — o God! hoe diep verzonken zouden wy geweest zyn buiten die onderwyzingen ? Met hoe veele fchulden vinden wy ons allenthalven bekaden? Hoe heuchlyk is het aldus toegang te hebben tot uwe Genade? — En wy even wel, die hier prys op ftellen , wat blyven wy allen echter doorgaans agterlyk, en kunnen ons deeze dingen niet erinneren , zonder veele Befchaaming, zonder vernederend gevoel onzer behoeften, werkende opgewekte Be. geer-  < 5 > geerte tot meercbre reiniging ? — Ach ! dat deeze gevoelens nu alömme doordrongen, dat ze oprecht en U welgevallig bevonden wierden ; en deeze Toenadering, volgens het genadig verbond des vredes in Jezus onzen Heer, > nu op ons, zegen, vrede, vergiffenis en fterkte ter meerdere vernieuwing des geests, van U mogt doen afdaalenl Voor U, ö Allerheiligftc God zyn wy allen Zondaars! —Evenwel is uwgunftig oogmerk wel bereikt, met veelen der fteeds gebrekkig blyvenden, onder de opvolgende gedachten. — Onder hen, die als liefhebbers van Jezus op uwe zaligheid wachten, mag en moet de een den ander veeltyds te recht uitneemender keuren, dan zich zeiven ! — Na de aftreeding van hier althans, mag het oog des geests zich wel vestigen op die Getrouwen , welke met de beste gaaven prykten en die zeer overvloediglyk arbeidden ; ten einde alzo hunne navolgers te worden , gelyk zy het waaren van Christus den overilen Herder, naar wiens bevel, deeze Geliefden hun licht hadden laaten fchynen voor de menfehen, op dat men de goede werken zien , en Gy 'er in ver- heerlykt zoudt worden. Mogten wy ook op heden, in een werk van deezen aart uwen A 3 by-  < 6 > byftatid, hwe onderfteunende kracht genieten! —; De fpreeker gefterkt, de toehoorers opgewekt, en onzer aller Geloof, Hoop en Godsvrucht, U ter Eere , en ons tot Zaligheid, daardoor uitgebreid en vastgemaakt worden ! : Wy fmeeken dit alles, en wat wy verder behoeven, van uwe.; Goedheid op het nedrigst» af, in den naam van Jezus, uwen Zoon, onzen Heer en Heiland. Amen! ZA-  < 7 > ZALIG IS DE DIENSTKNECHT, WELKEN ZYN HEER,ALS HT KOOMT,ZAL FINDEN, ALZO DOENDE, Lucas XII. vs. 43. HOOGLEERAAR, LEERAARS, EN VERDERE WERKLYKE OF VROEGERE OPZIENERS VAN DIT ONS KERKLYK GENOOTSCHAP. BEMINDE BROEDERS ENZUSTERS DEEZER GEMEENTE. EERWAARDIGE BEDIENAARS ENVOORSTANDERS VAN DE HEILIGE LEER DER WAARHEID, DIE NAAR DE GODZALIGHEID IS. AANZIENLYKE KRING VAN SCHRANDERE MANNEN, DIE, TER DEEZER STEDE OF ELDERS, GELEERDHEID EN WEETENSCHAPPEN AANKWEEKT, UITBREIDT,EN DEZELVE MET ROEM ONDERWYST. TOEHOORERS VAN ALLERLEIJEN R ANG EN STAND; VEELGELIEFDE MEDECHRISTENEN. „ 1 er openbaare ftaatelyke Vermelding des vol. bragten Levensloops", zeggen fommigen,,, behoorde enkel Beroep en Amptsbediening veel A 4 min-  < 8 > minder in aanmerking te koomen, dan nu doorgaans pleegt te gefchieden. • De zulken, die 'er in de laagere ftanden niet zelden den bes. ten aanfpraak op zouden hebben, moeten nu veelal ftaag in het duister blyven liggen. — En heuchlyk daarom is het vooruitzicht op die gelukkiger dagen , waarin eerlang de Rechten van den mensch, beter, en gelyker, zullen geëerbiedigd worden; — waarin de dwaaze Loftuiting, in Lykredenen zelfs zo te over verbezigd, zwygen zal; — en ook ditEerbewys aan niemand der Overleedenen zal moogen gebeuren, ten zy het gerechtigde daartoe, vooraf beilisd en gevonnisd zy — door eene onpartydige Vierfchaar van famenwoonende Medeburgers." Verbeeldt u Gel. dat die geopperde navorfching met alle fcherpheid waare werkftellig gemaakt; — en dan nog houd ik het daarvoor, dat het tegenwoordig werk begeerd en geëischt zou Zyn geweest, door het eenpaarig verlangen van deeze Christelyke Gemeente, en van duizenden der verdere ftadgenooten. — Hulshoff verwierf zich zulk een uitgebreiden Roem, en Hy deelde derwyze in de waare Hoogachting, dat de maare zyns ongevals en der tocneemende verzwakking, de harten van ontelbaar veelen beklemde. —  < 9 > de. — De Deugdgezinden zagen zyn verfcheiden als een zeer geduchte flag te gemoete. —. Zyn dood noopte alom tot hartelyk fchreijen. — En wat anders, dan dit bekende Loilyke, bragt hier nu byëen, eene zo talryke fchaare van Geleerden en van mingeöcffenden, allen brandende van begeerte, om by de treurige nagedachtenis met eenige verlustiging optefamelen of te herdenken , het weetenswaardige, het uitneemende , 't welk den Mede. Sterveling of Vriend verfierde? — Diep toch ligt in onze Natuuren.de trek tot zulke aangenaame erinneringen nopens de Welverdienftelyken, wanneer zy aan ons fterflyk oog onttoogen zyn! — En hoe bemoedigt het ons niet allenthalven , ter naarvolging van de te recht pryswaardigen ? Zo beurt my dan Toeh., in eene onderneeming , waar tegen ik altoos eenige huivering gevoelde, zo beurt my daarin dan niet weinig op, en myne eigene bewustheid, en uwe algemeene Overtuiging, dat.'er van den Grooten Man zo veel trefiyks te gelyk en ftichtends te vermelden ftaat. — ö Dat ik maar niet tevens van hier het moeilyke bemerkte, om aan Hem die zo te bewonderen viel, recht te doen! ■ Uit meer dan éénen hoofde, zal myneLoffpraak A 5 zy.  < io > zyne waardy niet kunnen evenaaren; het ryke der Stoffe groote befnoeijing eisfchen ; en het Onderwerp meer moeten bekooren, dan de Redenaar, die uwe toegenegenheid zo zeer behoeft , dezelve inroept, en voornaamenlyk al biddend op zegen wacht van boven, ten einde onzer aller ontroeringen ter Heiliging vruchtbaar zyn, en zy ons ten gewenschten ingang in de Eeuwige Woonfteden mede moogen toebereiden. Niet lang kan ons thans bezig houden de afge* leezene taal van Heiland Jezus: Zalig is de dienstknecht, welken zyn heer, wanneer hy koomt, zal vinden, alzo doende. — Dit woord des Heere zy des nu alleen voor uwen geest, onder de gedaante van een zeer gepast bybelsch grafschrift op den Overleedenen. •— De zwakke kinderen der menfchen blyven nu wel altoos zeer onvolkoomen. De Man zelv , van wien wy fpreeken moeten, was hier van, meer dan iemand, overtuigd. Maar zien wy rond op hen, met welken het ons nu gebeurt te verkeeren, hoe mag dan in alle de Trekken der Beeltenis , tot den Tekst en tot deszelvs ganfchen famenhang behoorende, — hoe mag zich in dat alles dan "wel by uitftek aan ons vertegenwoordigen, die  4 ii die Voorganger en Leeraar, welken wy beweenen; — de Ryke in God: — de wel te vredene in het aardfche: — de Zoeker van Gods Koningryk: de Perfoon, verliefd op het beftendige: zyn Hart altoos hebbende waar zyn Schat is:— De Man die zyne kaarsfe brandende wil doen zyn, — en de aanftaande opëisfching en toekomst vaneenen geliefden Heer geduurig voor zich hadt; — met een woord, de Wysgeer, ja de Christen, die van den wandel des Hemelburgers nu reeds zo veel liet uitfchyncn; op de dingen die boven zyn zo geheel was ingefpannen; en den gezegen den Veriosfer lforg eene heerlyker geflalte in zich zogt te doen erlangen ? Van Tydperken en Lotgevallen des uitwendigen Levensloops , flaat my vooreerst het gewichtiglle aanteroeren. Op den 2often van Sprokkelmaand des Jaars 1734. werdt allard hulshoff te Groningen gebooren. — Hy was de eerfteling der zeven tot volwasfenheid opgegroeide kinderen van b a- REND HULSHOFF C1I J O A N N A ftOZINGA, (1) ouders, die in den ruimen middenftand geplaatst, ook by veclen die my hooren, niet onbekend zyn gebleeven, als zeer achtenswaardig in  < 12 > in het Burgerlyke en Godsdienftige. — De Moeder hadt alömme het getuigenis, eene Vrouw te zyn van uitfteekend huislyk Beleid, van minzaame, bevallige, zagtaartige Deftigheid, — en, van zeer gemoedelyken Ernst. — Moeder traanoogde altoos, (zo tekende hulshoff zelve aan) cp de gedachte, wat zy wasj en wat zy kon-, v/at zy behoorde , wat zy wenschte te weezen. — En in den Vader, werkte, by veel ander loflyks , inzonderheid eene fterk bezielende Drift tot het bezige, in eigen beroep zo wel, als tot Raad en Bezorging voor anderen. — In hem aanfchouwde men als ten vollen het oude Nederlandsen Charaéter: het braave en eerlyke, gepaard met dat vlytige, 't welk de Schranderheid uitlokt, de Huishouding regelt, en meestal, gelyk ook hier, tot Voordeel en Winften wordt gezegend. — Beide de Ouders rekten hunne dagen lang, en het is nog geen twee jaaren geleeden , dat de bykans agt - en - tagtig jaarige Vader , geliefd en geëerbiedigd van de zynen, ten grave daalde; terwyl hem in zo hoogen ouderdom , met eene eenpaarige gezondheid en vrolyken imborst, ook eene zeldzaame vaardigheid van Geest en Lighaamskrachten, doorgaans was eigen gebleeven. — Meer door eigen Lust, dan ouderlyke Beftemming, of Aanfpooring van ~ bui-  < 13 > buiten, fchynt hulshoff al vroeg eenigen Levensftand, met deWeetenfchappenverknocht, boven het handelberoep des Vaders verkoozen te hebben. — Althans in zyn negende jaar werdt Hy ter Latynfche Schoole befteld; en verliepen hier mede , gelyk voor veelen , zeven jaaren eener verveelende lastigheid. — Dit werdt vervangen door het volgend tydvak , waarin Hy, onder de Academie-jeugd in zyne geboorteftad opgefchreeven, zich geduurende zes volle jaaren oeffende in meenigerlye vakken; zynde niet alleen van goede Zeden uitfteekend beroemd, maar ook meer Verwonderaars dan Navolgers aantreffende, ten opzichte van die Gezetheid en Yver, waarmede Hy als geheel , en met den borst, viel op alles, wat Hy goed vondt by der hand te neemen. Nu maakte Hy zich gemeenzaamer met de oude Taaien. — Hy genoot ook eenig onderwys in het Hebreeuwsch. Met de oude en nieuwere Geographie werdt hy door en door bekend. Het Fransch en Hoogduitsch kon niet vergeeten worden, waarby, fchoon in laater tyd het Engelsch werdt gevoegd. — O ff erha us was zyn Leidsman in de Aardryksbefchryving en de Gefchiedenisfen. Hy lag zich toe op de Kruidkunde, op de Ontleeding, en de Huishouding des menfehelyken Lighaams, mits- ga-  < 14 > gaders de krachten der geneesmiddelen ; eerst by croeser, en laater ten vollen, by van doeveren en lambergen. Maar bovenal was hy geheel ingenoomen met de Rede» neer-, met de Wis*, en met de Natuurkunde , zo in het proeföndervindlyke , als in dat be. fpiegelend gedeelte derzelve, het welk tot het Onzichtbaare en Onftofiyke voornaamlyk betrekking heeft; — genietende in al dit wyde bevang het onderwys derHoogleeraaren,engelhard en van de wynpersse;— tot dat hy met het einde des jaars 1755 openlyk tot Doctor inde Wysbegeerte werdt bevorderd. Het onderwerp des hiertoe behoorenden Vertoogs raakte eene diep afgetrokken Stoffe , het bewys voor Gods lefiaan van vooren. (2.) En beviel fommigen al minder de Wyze der behandeling, ligt nogthans was 'er uit te befpeuren , hoe zeer de Schryver , der zaaken, waarover hy zich uit. liet, allenthalven kundig was. ~ Weinigen zekerlyk worden aldus verheven met dien vollen Roem, aan Hem door alle zyne Meesters toegezwaaid. — Met de meesten derzelven onderhieldt hy Vriendfchap tot aan hunnen Dood; en tot aan het eigen affterven deelde Hy altoos rykelyk inde Achting en Liefde van den nu nog levenden Leydfchen Hoogleeraar van de wynpersse. Zon-  < 15 > Zonderling vreemde en zeer omflachtige toerusting tot dus verre, denken mooglyk fommigen, om zich tot eenen Bedienaar des Euangeliums te bekwaamen! — Ja Toeh.! ook veel daarvan maakt zeer bekwaam tot al het oordeelkundige , en tot dat verftandig letten op de wonderlyke werken Gods in het gefchaapene, waar op Jezus zo dikwyls wees; en waar in alle Godvreezenden, met afwisfeling, fteeds zo grooten lust betoonden. — En hoe veel Nuts en Sieraads ookdeEuangeliebediening van zulke ruime oeffeningen nu ontvangen kunne, is wel aan hulshoff ten vollen gebleeken. — Het meest bevreemdende echter heeft in deezen nog eene byzondere oplosfing. — Hulshoff hadt, ja,vroeger om het Predik.ampt gedacht; maar dit opzet liet hy eerlang vaaren, des hy zich in de Zomervacantie van 1755. ganfchelyk fchikte om de Studiën in de Geneeskunst, waartoe reeds veele oplaage gefchied was, verder aan Leydens Hooge School .te voltooijen; zo dat hy te dier plaatfe naar inwooning omzag, en dezelve iti eigener perfoon volledig befprak. Dan ziet! zo wonderlyk en onvoorzien wordt veeltyds onze weg geftuurd . Op dien eigen reistocht van Groningen naar Leydens Academie, kwamen hem andere ontmoetingen tegen. En het duurde niet lang , of Hy  #C 16" Hy gevoelde zich overgehaald, om nu weder der Geneeskonst geheel vaarwel te zeggen , tot de welke ook anders zo veele Gefchiktheden famenliepen , en de Lust altoos werdt behouden. — Wilde iemand dit wispel~ tuurig heeten , hoe weinig echter zou het te laaken en te veroordeelen vallen, in dat tydperk, waarin de groote verkiezingen voor deeze baan des levens altoos met zo veele ongewisheid gefchieden, en Luimen of invallende Vooruitzichten ons zo dikwerf flingeren ? — Hoe verre intusfchen hier alles af waare van het enkel grillige , — hoort dit met hulshopfs eigen woorden . zo als ik ze bekorte uit twee brieven, waar in Hy reeds diestyds hier over ongevergd rekenfchap gaf (3). — „ Zestien jaaren bereikt heb„ bende", fchryft hy, „ was myn oogmerk my „ tot den Predikdienst bekwaam te maaken. „ Doch alle vooröordeelen ter zyde zettende, fcheen het my, om de veelheid en bepaald„ heid der Geloofs - Artykelen by de meeste Ge„ zindheden, niet alleen onmooglyk, de plaats „ van Leeraar te bekleeden, maar zelfs by eeni3, ge tot Lidmaat te worden aangenoomen. Dit a, deedt my befluiten tot de ftudie der Medicy- nen, fchoon my de Praktyk derzelve eenigs„ zins vreeslyk voorkwam. Terftond na myne „ Pro,  € i; > „ Promotie in de Wysbegcerte befloot ik dit „ verder door te zetten; Doch aan de Praktyk „ gedenkende, begon ik te aarzelen. Het ver* „ worpen ontwerp trok weder myne aandacht, „ En door eenige kennis en naauwkeuriger ver„ neemen , naar de gefteldheid van fommige f> Doopsgezinde Gemeenten, byzonder te Am„ fterdam, (4) meende ik de voorige tegenwer„ pingen eenigszins te kunnen oplosfen. Hier befchouwde ik de vryheid van gevoelens ea „ prediken in haaren vollen luister, enbefpeurde 5, dat de tydlyke uitzichten voor een bekwaam Leeraar niet zeer duister waaren. — Of dee- ze fchikking over het geheel de beste zy, wil „ ik niet beilisfen. Zy fcheén my zodaanig, voor myn perfoon in 't byzonder. Ik pleegj, de hier op raad met eenige bekwaame man* 5, nen (5). — Niemand derzelveh zogt myn „ inzicht aftcraaden. Veelen zetteden 'er my J} toe aan. En voorts lettende op myne ver9, kreegene, fchoon geringe kundigheden ; en bovenal op eigen genegenheid, heb ik ten „ laatften best geoordeeld, my met oprechten,5, en zo veel ik weet onpartydigen yver, onder „ den zegen des Allerhooglten, tot de ftudie hl „ de Godgeleerdheid, te Amfterdam, te bcpaati len; terwyl ik met aandacht weusch te lee* B j> zen3  < i3 > zen, of liever niet wil ophouden zonder voor~ „ oordeel te leezen , de fchriften van andere Godgeleerden, wier uitgebreide kennis, fchran„ derheid en getal my billyk achting inboezemt; „ en waar van ik fints geruimen tyd reeds ver„ fcheidenen, met vrucht en genoegen, gewoon „ ben te onderzoeken." — Zo Toehoorers, tekende zich toen reeds veel beraad en ernftig wikken. Zo moet men het der ruimere vryheid ter eere rekenen, dat hulshoff werdt, het geen Hy eerlang is geworden. — Zonder dit, waare Hy verlooren geweest voor allen, die op Hem als Christen - Prediker willen roem draagen. — En zo ftaat hier wel duidlyk te leezen het fchaadlyke van veele naauwe beperkingen, waar door ook vaak de Edelften en Besten worden afgefchrikt, en de Waarheid ten betoon haarer eigene kracht, met zo geweldige belemmeringen dikwyls te worftelen heeft. Aan ons Kweekfchool was hülihoff nu een naarfrig en bemind Leerling van den fchranderen nieuwenhuis. Byde Remonftranten hoorde hy k r i g h o u t , en den toen nieuwlings beroepenen van der meersch, in het Kerklyk Gefchiedkundige zo ervaaren. .Gok leidde Hy zich thans meer toe op hetlie- breeuwsch j  < 19 > breeuwsch; terwyl Hy alömme gelegenheid hadt om in klaas de vries dc bevalligfte gaa. ven des openbaaren Spreekers te bewonderen. — Zyne Leermeesters fpraaken ook hier telkens van zyne voortreflykheid tot de overige jongelingen. — En de doorzichtigften van deezen gevoelden het zelve wel ryklyk, hoe Hy onder hen, meer als een reeds kundig voorganger, dan als een medeleerling te befchouwen viel. — Toen Hy met den afloop des jaars 1758. tot Proponent bevorderd was, werden terftond zyne zonderlinge bekwaamheden allerwege opgemerkt. — Van meer dan eene Gemeente kreeg Hy aanzoek. — Die te Mackum in Friesland bragt een volledig beroep op Hem uit. Doch joannes dek natel, Leeraar alhier, inmiddels overleeden zynde, werdt deeze bediening aan a llard hulshoff opgedraagen, en dezelve met den aanvang des jaars 1760. door Hem daadlyk aanvaard. Geduurende vyfëndertig jaaren Waarde B. en Z. deezer Gemeente, heeft Hy alzo, met Yver, met hartelykheid, en fteeds naar zyn beste inzien, het woord Gods, het woord des Euangeliums ter Behoudenis, onder u verkondigd. Hoe vuurig wenschten niet wy, wenschten niet meenige B a an-  < 20 > andere Christenen dat 's Mans arbeid duurzaa. mer, zyne dagen nog meer verlengd hadden moogen weezen ! • Nimmer bezogt met doorgaande ziekten , onder de vaste geitellen te rekenen, en zo maatig en gezet van leven als Hy was , fcheen 'er van verre althans eenige hoop, dat ook Hem in hoogklimmendc jaaren, de fterkte en vlugheid der Onderen en van verfcheidcn Groot Ouderen in zyn gedachte, zou te beurte vallen. (6) — Dan helaas ! Het zinne- . beeld eener voorbygaande fchaduw , hoe eigenaartig past het altoos op den mensch, hoe vast hy ook fchyne; hoe fchrander en nuttig hy ook weezen mag; ja, hoe zeer ook de braafften en hartelykftcn hem nog langer met de opreehtfte ftncekingen van den Heere begeeren moogen! — Den ganfchen jongstverloopen Winter klaagde onze VrierJ over dat verkoudene en overhellende tot het koortsachtige,'t welk by Hem,op de zenuwen of vliesachtige bekleedzelen der grootere ^Spierbundels meermaalen met een lastig gevoel plagt te werken.— Op den 8ften der maand Maart predikte Hy van deeze plaats voor de laatftc reize, bedienende toen het H. en hoogwaardig Avondmaal des Heere, Bedacht was Hy geweest op veele bezuiniging tot kortheid. — Maar dit ontfchoot, zekerlyk ook door het traager fpreeken. . - AL  < 21 > Alles liep langer uit dan naar gewoonte, en Hy gevoelde zich zeer vermoeid. — By het beklemde, over toen reeds aanweezigen huislyken druk, voegden zich nu origunffige verfchynzelen, wegens gekwetfte vaten in de Longe. — Dit deedt Zyne twee volgende Predikbeurten door de Amptgenooten vervullen. — Zynen toeltand min ruchtbaar willende maaken, wenschte Hy op den eerden Paaschdag, den 5den van de Maand April, alhier weder het woord te voeren. — Dan eer dit Feest nog daar was, openbaarden zich de Bloedfpuwingen met zo felle kracht, en zy hielden fints zo herhaalde keeren aan , dat eerlang van de geneesmiddelen meer verzachting dan herftel der kwaaie te hoopen viel ; en ook de Lyder zelve, tegen het meer gewoone in deeze ziekte, zich wel overtuigd gevoelde, dat Hy hier onder de Levenden niet lang meer zou vertoeven , althans de uittcering voor Hem doodlyk worden zou. Zo flcct Hy zestien moeilyke, zeer moeilyke wecken. De Lust tothctbehaaglyke verging. Hy zag en flocg het wel opmerkzaam gade, hoe alles van lieverlcedc verdorde en vermagerde. • Veele treurige, hoogsttreurige toeftanden, waar van ik nu nog zwygen wil, waaren toen inmengzclen in den Beker der bitterheid, die Hem te drinken werdt gegecven. B 3 Van  < 22- > Van de drie fpruiten zyner Echtverbintenis zou flechts ééne, nog zeer jeugdige, Hem overleeven. (7). — Ook ilond Hy eene geliefde Huisvrouw agter telaatcn, die zich doorgaans zwak gevoelde, en met welke Hy 26 jaaren zeer ge- nocglyk was gehuwd geweest (8) Onder al dien aanloop echter, cn al het zwakke des vleeschs, bleef de geest van hulshoff fteeds bedaard en alömme helder. Hy bleef, daar Hy kon, — en meer dan Hy kon, — werkzaam in befchikkingen , en in het nog dorsten naar kundigheden en berichten die de kennis vermeerderen konden. Op de Legerftede was Hy geduurig peinzend , en in de toefpraaken tot de Vrienden vol van berusting en Godverheerlykende overgaaf. — Anderen niet tot last willende zyn, en onzeker hoe lang de ziekte nog gerekt zou kunnen worden, befloot Hy eerlang van Ampt en Jaarwedde ganschlyk afftand te doen. (9) Maar nu fnelde alles ten fpoedigften ter verergering. — Eenige dagen voor zynen Dood, zeide Hy my reeds, niet te bezinnen, hoe de zwakte nog tot veel hooger graad zou kunnen klimmen. — Zo veel gefchieden kon, begeerde Hy meerdere ftilte; cn ging reeds daag. lyks, gcloovig met gerustheid en opbeuring den onbeproefden flaat te gemoete, onder inwachting  < ?3 > ting van dat beloofde Heilgenot voor de ootmoedige Godvruchtigen, 't welk en in gezondheid, en in llaapelooze nachten , en in kommervolle dagen , zyne ganfche ziel zo geduuriglyk hadt bezig gehouden. Hy rekende hier op aarde te hebben afgedaan. Hy dacht dat by Lyders van zyne foort, de geduchte fcheiding, om overtegaan naar de Eeuwigheid , veel al wordt vob bragt, of door eenen geweldigen ftuip, — of door eene diepe bezwyming, werkende ter ontbinding. En daar Hy den Dood niet fchroomde, verboodt Hy, in het laatftc geval,uitdruklyk het toedienen van zulke prikkelmiddelen, waardoor de kaarsfe des Levens nog weder opvlammen , en Hy nog eenige oogenblikken terug gehouden zou kunnen worden. Zulk een Liefdedienst aanfehouwde Hy, als nu geheel overtollig , of als eene gevreesde aanleiding tot nog moeilyker angften voor het zwoegend Lighaam. — Op Donderdag den 3oacn van July werdt de Zieke des ochtends overvallen van eene geweldige benaauwdheid , heftige begeerte verwekkende om verfche lucht te fcheppen. Dan die verzadiging zelv, vermeesterde het nog geringe overfchot van uitgeputte krachten. Alles fchïfcte zich ter fcheiding; en het dierbaar hoofd nederbuigende , blies hulshoff vroeg in den B 4 na-  < 24 > namiddag, zachtlyk den laatften adem uit; ter\vyl die tyding in den toen byëcn vergaderden Kerkeraad aller aandoeningen op het gevoeligst gaande maakte; en de treurigheid, over zyn gemis alöm betoond, zich ongetwyffeld nog langen zal openbaaren door eene Laeilyke en Geze. gende Nagedachtenis, Nu Toehoorers, moet ik met u overzien de eigene geaartheid en zielshoedaanigheden van Hem, aan welken ik by de veertig jaaren kennis hadt, en met wien ik drie-en-dertig van dezelve als Amptgenoot verkeerde. Deeze befchouwing moet eerst algemeen zyn; en zy zal zich dan vestigen op eenige byzondere werkzaamheden des verftorvenen , als Geleerden, als openbaar Onderwyzer en Verkondiger des EuangeUumSy en als voorbeeldlyk Christen. Wenden wy ons dan eerst tot het algemeeuc. — Al wie hulshoff niet heeft toegeëigend een Character, dat onder de oorfpronglyke en zeldzaame, — dat onder de groote en verhevene , dat onder de Achting-, Lof- en Verwondering • waardige te teilen valt , — van deezen durf ik wel ronduit zeggen , dat hy Hulshof? nooit te recht gekend heeft, w En  < z5 > En ik reken voor deze myne Verzekering nu geene andere ftaaving noodig te hebben, noch zoek dezelve elders , dan — in — het algemeen gevoelen, en het zo overvloedig als beftendig medegetuigen aller onpartydigen van zo veele rangen, denkwyzen en tydperken. — Maar van waar , en langs welke mejifchelyke wegen, is, onder den Zegen Gods, dat zcldzaame, dat uitfteekende en Lofwaardige aan Hem eigen geworden? Moest men hulshoff dan reeds vroeg een wonderkind noemen, prykende met de gelukkigfte natuurgaaven; cn wien de beste opfcherpjng fteeds bejegende, om zich tot eenen hoogen vlucht te verhei'fen ? —• Biet eene gepaste aanwending, Aandd., pleegen zulke ruimbcgiftigden ons altoos zeer te verrukken. — Evenwel is hier onder de menfehen eene Verfcheidenheid, trekkende tot hoogachting uit zeer verfchillende oorzaaken, — Ook in de Natuur, zyn de Eik en de Ceder ongemeen Langzaam in den aanwas ; maar eerlang verhelten zy Staatlyk de achtbaare kruinen, en blyven dan zeer aanzienlyk onder het geboomte des Wouds. — Zulkcn die het weeten kunnen, getuigen 'er van , dat de eerst-aankoomende jongeling weinig anders vertoonde, dan 't geen zich ook laat opmerken in duizenden. — Gansch 1) 5 niet  < 26 > niet gelukkig was het Geheugen, en dit is altoos zo bygebleeven , vorderende veel optekenen. Op de Schooien gevoelde Hy dikwerf den Spyt, dat menig een Hem voorbyftreefde, van wien zedert niets geworden is. En fchoon Hy uit naar -yver of keuze zich nu al meest bepaalde tot eene afzondering, waarvan Hy ook door zyne lieffte Vrienden naauwlyks was aftetrekken, ten zy dit vooraf lang beraamd was, en op zekere vastgcftelde dagen inviel, zo neigde Hy geheel niet tot het droefgeestige. — Spelen van ontwerp en overleg, konftige Lighaamsoeffcning, ook het temmen en gewennen van verfcheiden dieren , dit alles viel zeer in den jeugdigften finaak; en het was van hier inzonderheid, dat de kundigfte Beoordeelaars iets in hem vernaamen, 't welk voor de Schoolmakkers verborgen bleef, daar Hy by dit alles van het woeste fteeds afkeerig was, en eene gepaste Zedigheid den imborst verfierde.(io)Ten aanzien van dat geen, 't welk men onder den tytel van Tempérament rangfchikt, behoorde hulshoff dus nimmer onder hen, by welken een gelukkige inval of wensch al het vuur der Ziele als in één middenpunt fchiclyk famentrekt; die onverhoeds fchitteren, veel in weiriig tyds afdoen; die fbut, moedig en open onderneemen; en waar van ook niet  < 17 > niet weinigen, even fchielyk als zy aanvingen , kwynen en zich verveelen kunnen. Neen! alles was hier geftemd tot dat bedaarde, 't welk lang. zaam en met moeite zyn wit bereikt; in alles geregelde fchikking eischt, en nooit dan plan-maatig te werke gaat. — En fchoon ook zulk eene overneiging ontaarten kunne tot het vreesachtige, tot het befluitelooze, tot het angftig bezorgde, argwaanende, fcherplistige , of tot het lafkruipen en fchikken naar alles uit Baatzucht; Menfchenkenners echter merkten dit zelvde te meermaalen aan als eene voorbereidende vatbaarheid, om diep te peinzen, om op het groote en uitfteekende te verlieven, en om na de overwinning op twyffel en vreeze , tot het heldhaftige in het waare Deugdlyke den weg te baanen. — Dit is zekerlyk in hoogcn maate, cn zeer volledig in hulshof f bewaarheid geworden. Hy doorzag en overrekende wel van jongs af wat Hem alles kosten zou. Geprikkeld door de Lofwaardiglte Eerzucht, die over alle zyne beftemming zich uitftrekte, wilde Hy minder volgen , dan wel Zyn eigen pad afbakenen, en zich door geenen arbeid laaten affchrikken, van iets 't geen Verftand en Hart kon uitbreiden of vertieren. Uit deeze toepasfing nu fproot eindclyk hervoort een hoog te waardeercn Characler, waar-  *C 2?> > waarvan ik het waag deeze volgende als hoofd' trekken optegeevcn: Eene ongemeen ryke Verbeelding, — onbegryplyke gefchiktheid tot fnel en naauwkeurig Opmerken,— Geoeffende fchcrp. te en kracht eens fnedigen Oordeels ter rechte peiling van den grond der zaaken, — en dat geheel verbonden met Herken Trek tot al wat in zyn foort volmaakt te noemen is ; verbonden bovenal met eene diepe eerbiedenis voor den Öneindigen , dringende tot ootmoedige aanbidding, tot Verheuging in de Godlyke Openbaaringen, tot waare Zelf kennis en tot aldatDeugdlykc, 't welk als beproefd wordt goedgekeurd door het Gewceten, en door eene bovendryvende zucht om de Stem der Waarheid te hooren , en daaraan in alles het Oppergebied toetekennen. Hulshoff liet zich veeltyds voordcelig zien van wege eene oorfpronglyke en vruchtbaare Verbeelding. Hy hadt naamlyk, menige Verdichtzels en de bcroemdfte Heldendichten in alle taaien, met Smaak, met Genoegen en Nut geleezen; en prees ze ander ai aan, als wondere vindingen der menschlyke Schranderheid. < Eenig onderwys in Teken- cn' Schilderkunst liet Hy, by gebreke van gepaste opleiding, fpocdig yaaren ; doch de juiste beoordeeling , hiervan al-  < 20 > altoos over behouden , doet vermoeden , dat, waare Hy in betere handen gevallen, Hy ook hier, in ftoute gedachten en fikfehe behandeling met Lof geflaagd zou hebben. Voeg die Levendige verbeelding, Toehoorers, by het koelere temperament, en by eene aandoenlykheid jegens de Lydenden , welke zyn Hart Eere aandoet, en gy zult dan, meen ik, naar de reden kunnen en moogen gisfen , waarom de post van Geneesmeester hem vrceslyk toefchcen. By die Levenswyze duchtede Hy vermoedelyk ook minder eigen meester over zynen Tyd te zullen weezen. En Hy zag zekerlyk op tegen die bedremmeling , welke Hy geloofde dat Hein zou bevangen , byaldien de fpoedig vereischte hulp, telkens na den uitkomst van al weder en weder herhaalde overleggingen zou moeten wachten. Geheel gevormd was Hy verders tot een fnél en keurig Waarneemer, wien maar weinig ontglipte , en die geduurig nieuwe Standen wist te kiezen. — Door korte Vraagen , ook by de ongeöeffendftcn , wist hy veel te ontdekken, uittevorfchen en 'er voordeel meê te doen. Verbaasd ftond men hier altoos over de uitgebreide menfehenkennis met zo weinige en zo bepaalde Verkcering. — Zo ergens anders, Avas hier ge-  < 3° > gemak en ruime begiftiging. Ten deezen was Hy ftaag omzet als met meerder voorraad, dan Hy kon verbruiken. En gelyk hier, zo kon Hy ook in meenige gefchriften, die hy begeerde te leezen , het bedoelde werk niet altoos byhouden-; maar bleef 'er veeltyds agterlyk in , ter zaake van den tyd, Hem noodig om het oppervlakkige naar zynen eisch en op zyne wyze te doorgronden. In alles toch wat Hy onder handen nam, befchroomd te zyn voor het bedrieglyke ; fchyn van weezen te onderkennen; tegen Verblinding te waaken; tot de eerfte beginzelen op'teklimmen; de afgelegenfle gevolgen daarmede in Verband te brengen; en te gelyk de fterkfte tegenbedenkingen zich in de volfte kracht voorteftellen ; dit alles kenfehetjie hulshoff ten zeerften. Die Lust bezielde Hem ganschlyk. — Wanneer plicht Hem niet afriep, Heet Hy alzo den meesten tyd des Levens in het Boekvertrek. Hy was 'er des daags als aan gebonden, en was gewoon het niet dan diep in den nacht, of by het aanbreeken van den ochtendftond te verhaten. Het was voor Hem als het Stookhuis voor den Scheikunftcnaar. Hy verkreeg aldus eene doordringendheid van Geest, eene juist-  < 31 > juistheid en rypheid van Oordeel, en eene zonderlinge gefchiktheid ter lange en onvermoeide aaneenfchakeling van denkbeelden, hoedaanige men maar in weinigen aantreft, alles opleidende tot befluiten ter bevordering van het nuttige, het plichtmaatige en Godvereerende , zo voor anderen , als ook bovenal tot het acht hebben op zich zeiven. Ten aanzien van dit laatfte voorwaar, wie, met hulshoff eenigzins nader bekend, zal het loochenen kunnen, dat in zyn Hart veele, zeer veele edele gevoelens woonden ? • 't Geen de Godsvrucht eigenlyk raakt, zal ik nader moeten aanroeren. Ik fpreek derhalven nu alleen van dat braave en beminlyke, 't welk achting en liefde baart by de omringenden. Men kon Hem, ja, voor agterhoudend aanzien; maar verre, zeer verre was hy verwyderd van eigenlyke veinzery. Nimmer wilde Hy eenige meerderheid vertoonen. Zeer gevoelig voor den Prys en de Eer der rechte kenners, was het afbedelen daarvan voor Hem even affchuwlyk , als het aanhooren van hen , die Hem met opgepronkte loftuigingen overlaaden wilden. Praalzucht zo wel als Afgunst waaren hier derwyze verbannen, dat Hy fteeds overboodig geneigd was, allen voor iiitneemend te  € 3^ > te houden, in welken Hy eenige fïaaijé eigen*: fehappen ontdekte. — Nooit viel het in Hem iemand te haaten of te verachten. — Gcftreng was Hy tegen de ondeugd , en verfoeide zeer den gruwel der Iieerschzugt onder allerlye gedaanten ; maar al zyn medelyden werdt wakker jegens hen, die de verzoekingen der driften niet hadden kunnen wederftaan. — Ten uitcrften fchroomvallig was Hy om het ongunftig beoordeelde tot iemands nadeel te laaten uitlekken. En verdient hier wel als eene edele en fterke trek hoog in hem geroemd te worden, zyne geneigdheid, om ook alles, wat hem het gevoeligst trof, of waar in Hy meende beledigd te zyn, liever afteleiden uit misverftand, dan 'er zich door te laaten verlokken tot afkeeiïgheid; — waardoor Hy veel beklaagde, nimmer heftig beftrafte, welgezind en vriendlyk was jegens allen, en — diepgetroffen gevoelig over al het wederwaardige, 't welk zo binnen als buiten zyn gezicht fteeds geleeden wordt op deezen aardbodem des Heere. Van den uitmuntenden gellert tekent deszelvs Levensbefchryver dit volgende aan, en het past ook meen ik allezins op hulshoff. „ Geene der menschlyke hartstochten „ hadt hier eene ongewoone fterkte. Hy hadt „ geen zwak, waar tegen Hy meer op zyne hoe. „ de  *£ 33 > .„ de behoefde te zyn, dan tegen de overige na„ tuurlyke neigingen. En fchoon in de manlyke jaaren zelden zo opgewekt, dat men Hem eigenlyk vrolyk noemen kon, was hy echter „ geheel niet ftroef of zwaartillend ter vervee3, ling." — Weinig deel nam Hy aan het gezellige , maar decdt Hy het, dan wist Hy het rechte Zout des aangenaamen gefpreks wel aantebrcngcn, en 'er de best gcfteldcn mede te verlustigen. Niets fluitte Hem dan meer, dan Norschheid of ydele Plichtpleegingen. Zelden konden die Uitfpanningcn, welke de meesten behoeven , hem bekooreu. Evenwel hadt Hy ook de Zyne, maar op Zyne wyze. Goede reisbefchryvingen behaagden hem altoos zeer, en in de Jeugd vooral hadt Hy 'er veele geleczen. Op zyn Buitenverblyf in de laatfte jaaren eenige Honigbyen kweekende, vermaakte Hy zich met deeze gadeteflaan, en 't geen virgilius voor zo veele Eeuwen zong, ten keurigften met de nieuwfte ontdekkingen te vergelyken. Hoe kaariger hier voor zichzclven, hoe geneigder Hy tevens was in rykelyke vergunning voor anderen. — Veele jonge lieden weeten het by ondervinding, hoe hy het al te overdreeven werken fchadelyk achtede, cn, binnen de behoorlyke paaien, het blygeestige in den vroegften Levenstyd wel gaarne zogt aan» C te-  34 > tekweeken. —• Eindelyk Toehoorers, hoe won* derfpreukig dit veelen fchyne, van wege het uiterlyk Vertoon; voor de Waare , voor de Zuiverfte Vriendfchap was hulshoff's geheelc hart geftemd. Allard hulshoff, matthias van geuns, wiens tegenwoordigheid alhier ik my tot eere reken (n), en daniël HOVENs(ia), zyn 45 volle jaaren lang, en tot dat nu onlangs in dit eigen jaar twee derzei ven hunne dagen eindigden, Boezemvrienden geweest, in die waare betekenis des woords , waar in het maar weinigen zyn kunnen. — De twee eerstgemelden ten minften Waaren fteeds op het innigfte vereenigd. Zulk een band der Liefde onder de braaven werkt Veelal in 't verborgene, en moet altoos tot maar weinigen bepaald blyven.—Van den Schat eener veeljaarige en geftadig ryke Briefwisfeling met matthias van geuns althans, is nu een zeer voornaam gedeelte voor my door deezen Hoogleeraar ontflooten geworden. — En, 6 Toehoorers , hoe fchoon , hoe luifterryk en gadeloos voortreflyk heb ik hier, by geduurige afwisfeling der Geestigfte invallen, en onder allerlye Lotgevallen, van vroege jaaren af, de beeltenis zien pryken der echte, der altoos Deugd, — Braafheid— en Godvrucht- lievende Vriendfchap !  < 35 > 5 fchap! — De Vriend, die als zeer in de verte en van ter zyde in zynen nog jongen Vriend iets min welftandigs wilde doen opmerken, en dat wel zo het fchynt in eene zaak van geen groote aangelegenheid, kreeg hier van hulsHoff ten antwoord : „ Hoe is het toch zo „ byfter, dat gy my niet beter aandurft, sa „ gy my voordeel wilt aanbrengen, door iets „ ten mynen laste te kennen te geeven? Neen! „ zeg de byzonderheden toch voor de Vuist, „ en zonder ommezwaai; vooral die van de „ ergfte foort; zo gy dit doet, zult gy het „ beter maaken, en my meer verplichten." Wat laater leest men daar: „ Niet zo breed in uwe „ Loftuitingen." Men ontmoet 'er voorts de betuiging : „ Ach dat men van myne onpar„ tydigheid overtuigd waare!" Ja men vindt 'er by eenige teleurftelling ook dusdaanige Belydenisfen: „die te onvredenheid moet ik my zel„ ven dank weeten. Ik verwachtte te vooren „ iets, waartoe ik geene reden had." Of ook: — „ dit zelfde, welk eene dooding is het voor „ myne oude gróotschheid, waarvan nog eenige „ kleine worteltjes in myne Ziel zyn overge„ bleven!" Dan het wordt tyd, dat ik in het opgehangen C 2 U-  3<5 > tafereel eenige enkele partyen wat nader aanwyze; en wel voor eerst op mynen Amptgenoot als Geleerden ftille ftaa. — Wie Aandd. twyffelt 'er hier aan, of niet hulshoff der Doopsgezinde Sociëteit, der Steden zyner geboorte en inwoo. ning , en zyn geheele Vaderland tot Eer en Roem gelecft hebbe. Door zynen Leermeester engelhard opgeleid, maar meest door eigene diep doorgezette oeffening doorzult in de Wysbegecrte cn Leermethode van l e ib n i t z cn woLFf) gaf ,hy herwaards gekoomen , en eer Hy nog tot Proponent bevorderd was, eene Proeve in het licht, onder verfierden naam, ter ganfche ontzenuwing naar het fcheen van den grooten omvang en de voornaamftefterkte, waarop het zogenoemde Stelzel van de beste Wereld rustte; ten einde doorzichtige Aanhangers verder op deszelfs ftrekking uit te lokken en wak» ker te maaken (13). —Met onbedenklyke graagte werdt dit geleezen. De aanval was geweldig. Veelen hielden het gefchrift voor onvvederleglyk; allen voor een Meesterftuk, waartoe men zeer weinigen bekwaam keurde. De groote merian gaf'er in buitenlandfche tydfchriften de vleyendfte en gunftigfte beöordcelingcn en uit* trekzels van. Ook betoonde die Geleerde zelf lust om het in het Fransen, te vertolken (14); en  < 37 > cn by de openbaarwording des Aucteurs baarde alles verwondering; bovenal de nu losfe en alleruitgelcezenfte fchryftrant, midsgaders de verbaazende ommekeer des jongen Schryvers, die befcheiden, maar moedig, het aangewende fpoor verliet, en meer der waarheid dan by hem zelf eertyds hooggefchatte begrippen hulde wilde doen. De Post door hulshoff in deeze Gemeente op zich genoomen, eischte, voor Hem in 't byzonder althans , aanvanglyk, al zynen arbeid. Tyd echter wist Hy te bezuinigen, hoe duur Hy ze ook koopcn moest. Eigen Lust zo wel als Stand, dreef Hem als geduurig tot het verder en aanhoudend diep bezien der gewichtigfte onderwerpen, raakende de Godheid , derzelver eigenfehappen en bedoelingen; raakende den menschlyken Geest; de eerfte gronden onzer verplichtingen ; en bovenal om de Leer der heilryke Openbaaring met de hoogfte bepeinzingen van den fchranderen Wysgeer faam te ftrengelen. — Uit de penne vanden toen nog ongehuvvden ontving de Hollandfche Maatfchappy der Weetenfchappen te Haarlem in den Jaare 1764. een fchoon vertoog over de Zedelyke Opvoeding, en laater in hun Genootfchap aangcnoomen zynde, was Hy daar van fteeds een vcrdienstlyk Medelid. — By de Academie te Berlin C 3 ( werdt  < 38 > werdt Hy nu nog meer bekend door twee uitmuntende Hukken ; en 't was van daar inzonderheid dat veele vermaarde Duitfchers, zo van beter als Hechter geruchte , Hem fints als om ftryd met hun bezoek overlaadden en Hy met ccnigen briefwisfeling onderhieldt. By de gewichtigfte ontdekkingen in andere Studiën, was Hy fteids opmerkzaam op den ftaat der Godgeleerdheid en Zedenkunde in Duitschland. Met den gang daar van geduurende zyn geheele Leven , bleef Hy ten vollen bakend. En hoe veel verdriets Hem dit ook aanbragt, een Gefchied- en Oordeelkundig verflag deswege, waare van zyne hand allerwenschlykst geweest. — Hulshoff trof den tyd, waarop veele {lichtingen in ons Vaderland, ter bearbeiding van Prysvraagen over Stoffen naar zyn en fmaak , gelegenheid begonden te geeven. Dit is Hem gunftig geweest voor zynen Roem en het nut van 't algemeen. — Buiten dien evenwel , zou zyn Licht als Geleerde niet onder eene koornmaate gebleeven zyn. -Reden heb ik om te gelooven , dat Hy zwanger hebbe gegaan van ontwerpen , die, waaren zy door zynen dood niet gefmoord, waarfchynlyk voor den dag zouden zyn gekoomen. En is het wereldkundig , hoe veel Ecrs Hem door menigvuldige bekrooning beweezen zy,. niet minder waar-  '€ 39 > waarachtig is het, dat hulshoff zelve die Stichtingen verheerlykt en daardoor anderen tot ïoflyken naaryver heeft aangefpoord. — Eenige iosfc {tukjes, en ook een bekroond Vertoog by het Haagsch Genootfchap gingen reeds van overlang op zynen naam. Hier van heeft Hy gewild na zyn dood als Vervaardiger bekend te worden. — Op 's Mans begeerte ftaat ook nog ééne Verhandeling van deezen aart het Licht te zien. — Deeze geheele reeks van Opftellen zal hulshoff altoos blyven fchetzen , als een Geleerd Vernuft van den eerftcn rang. Altoos keurig tot op de geringfle byhangzelen, ja van wegc het fteeds gebrekkige der taaien wel eens het bezwaarlyke gevoelende om naar wensch helder te ftellen , en 'er verfchooning over verzoekende, was hier gelyk elk befpeurde,deSchryver toch altoos kenbaar aan eene ryke Volheid van oorfpronglyke gedachten, van diepe naarvbrfchingen , van fchoone wendingen en hcilryke toepasfingen, alles gewyzigd door zulk eene onnavolgbaare Naïviteit, en eigen manier van uitdrukkingen , dat de ganfche famenzetting fteeds een fterk behaagend geheel uitmaakte, nieuwe gezichtpunten aanwees, er altoos uitgebreide en heerlyke gedachten voor den Geest Helde. C 4 Hoe  € 4° 3* Hoe zal ik nu verder, Toehoorers , onzen hulshoff als Kerkelyk Redenaar en Euangeliesch Onderwyzer levendiger fchilderen, dan gy zelve Hem aan u kunt te vooren fcellcn; daar ik toch denken moet, dat de meesten uwer Hem veeltyds met genoegen hoorden; en daar deeze Vergaderplaats van den vlytigen opkomst tot zyne prediking, ook van meenigen uit andere gezindheden door geheel zyn dienst zo ryklyk getuigen kan? — Het uitwendige baarde hier wel niet tcrftond voor - ingenomenheid , maar alles evenwel was ook van dien kant deftig, natuurlyk, welluidend. En zy die nader wilden toekyken , hoe fchielyk gingen zy over totbewondering?Nu eens fcheen Hy zeer plat en eenvoudig met U in gefprek te treeden; dan geleidde Hy de opmerking tot duidelyke onderfcheidingen en aaneen verbonden afleidingen. Dan fleepte Hy U weg in opgetoogen befpicgclingen over het heerlyke en groote Gods ; het dierbaare des Christlyken Geloofs; of den ftaat der Gezalïgden. —. Welk eene rykheid fpreidde hy ten toon in het toepaslyke ? — Hoe zielroerend waareh zyne gebeden en plechtige toefpraaken ? — Waar was zyns gclyke in het behandelen van Zedenkundige onderwerpen ; 'in het ontvouwen van plichten; of het vermaanen tegen ondeugden ? — Zyne woorden  < 4i > den wist Hy een zonderlingen klem te gc^ven.1 Rollend cn afwisfelend waaren de Zinfneden. Nimmer verviel Hy in het dorre; de aandacht der geringften hieldt Hy altoos gaande; en de bewoogene gemoederen , hoe werden zy niet zelden tot de edelftetraanen geperst? — De enkele begrippen des verftands en afgetrokken redeneeringen (zeide hulshoff) wekken weinig ten goede of ten kwaade ; gelyk de tinteling der vaste Starren maar weinig indruk maakt op ons gezicht. — De koele goedkeuring moet tot fterke overhelling werkzaam worden, gelyk de gisting den most tot fmaaklyken wyn verandert; en hierin befhat de kracht der waare welfprekendheid. — Hierom leidde Hy zich ook in het diepzinnigfte altoos toe op het bcvatlyke en populaire. In het uitkiezen van gepaste bewoordingen bezat Hy een allerfynften fmaak. En om de hartstochten te beweegen, de Verbeelding zonder te groote fpanning te treffen , cn de mistige en verwyderde voorwerpen des Verftands in nadering te brengen, helderheid bytezetten, en den Geest gevangen te neemen, bezigde Hy eene groote konst, zonder het konftige te laaten blyken; alles naar eisch des onderwerps paarende met verfcheidenheden en wisfelingen , gefchikt naar de natuurlyke overgangen der eigen ge. C 5 moeds-  4 42 5* moedsftanden, zo dat men van zeiven begon te gelooven, dat men op even dezelfde wyze zou ! hebben kunnen denken. — Zekerlyk waaren hülshoffs Kerkelyke Redenvoeringen doorgaans te tellen onder de uitmuntendften van deeze foort die ergens voorhanden zyn. En wat daar aan al te kost gelegd werdt, hiervan kunnen de meesten uwer naauwlyks eenig denkbeeld vormen. — Toen alles Jaaren lang in het geheugen moest geprent worden, verflondt die lastige arbeid telkens veele dagen. Toen echter werdt misfehien nimmer één eenige Leerreden door Hem gedaan, zonder het geheele opftel dubbel gefchreeven en het by de tweede overbrenging herzien en in allen deele befchaafd te hebben. By alles wat ter Godsvrucht leiden kan, was intusfchen by hulshoff fteeds in ongemeene achting het dierbaare, het overdierbaare des Euangeliums, ftrekkende ter behoudenis ter Zaliging en rechtvaardiging van Zondaaren, door dat Geloof in den Gekruisten Verlosfer, 't geen ten werkzaamen beginzel wordt, om uit eene vuurige dankbaarheid en wederliefde tot alle Godverheerlykende en den menfehen nuttige vruchten aan te fpooren. —- En is Hy hier, in laatere dagen, wegens fommige bepaalingen nopens de volftrekte vorderingen der Godlyke Rechtvaardigheid,  < 43 > heid, door fommigen minder gunfh'g beoordeeld, door anderen des te hooger gepreezen en gewaardeerd; Gy gevoelt het zelve wel, Toeh. hoe ik my thans niet diep kan fteeken in het byzondere en bepaalde, waar op het ten deezen aan zoukoomen. Hulshoff heeft van zyne eigen veranderde gevoelens fterker en geflrenger gefprooken, dan ik in ftaat geweest ben , uit de vernieuwde vergelyking zyner vroegere cn laatere gefchriften op te maakcn. — Ik erinner my geen tyd zyns Levens, waar in Hy op eigen krachten gefteund, Jezus als eene oorzaak der Eeuwige Zaligheid,zynen dood als gefchied ter vergeeving der zonden op het Geloof in zynen naam, zou hebben voorbygezien; of de eigene kracht der Bybelfche uitfpraaken hier over zou hebben willen wegredeneeren. — Tot dit laatfte evenwel zyn in onze Eeuw veele zogenaamde Verlichters fchroomlyk voortgehold. Hulshoff zag waar dit op uitloopen, waar in het eindigen moest. Ook het meer gemaatigde van veelen, die in alle oprechtheid in het Kruis van Christus meenen te roemen, kon hem eindelyk niet langer voldoen, 't Geen een groot Redenaar zeide van den beroemden h e m s t e r h u i s (i 5), vindt ook hier tocpasfing; „met alle uitmuntende Meesters hadt „ Hy één zwak Gemeen, liet zwak vanbezwaar- » lyk  < 44 > .,; lyk voldaan te zyn over zich zei ven; en hoé „ veel zorg en vlyt hy ook aangewend hadt, „ verbeeldde Hy zich , nimmer genoeg gedaan te „ hebben." Zo vondt Hy eerlang alleen gerustftelling voor zichzelven, door in fommige /lukken nader te koomen aan de meer algemeen heerfchende gevoelens by de Contra-Remonftrantfche Godgeleerden. Ik zeg met nadruk Toeh. in fommige Jlukken i want toch in veele andere verfchilde Hy merklyk. Ver was het 'eraf, dat men Hem in eenig ander Genootfchap , aan veele regelen gebonden, zou hebben kunnen verplaatzen. — Aan het volle geheel van zulk een onveranderlyk famenftel zou Hy niet licht verkleefd hebben kunnen zyn. — En nu B. en Z. dezer Gemeente ziet toch toe, degelyk toe, dat hulshoff u in deezen nooit tot minachting gedye. Verfteld zouden misfchien vcelen ftaan , indien ik hen uit de Levensbefchryving van den hooggewaardeerden gellert, veele eenftemmigheid van uitdrukkingen en begrippen aanwees (16). Zyn 'er onder hen die even zo gevoelen, niet veele waarlyk Geleerden en Verftandigen? Hulshoff voerde altoos zyne eigene en dikwerf nieuwe redenen aan. Niemand was minder dan Hy gezet op Schoolfche benaamingen, zo men ze voor betere verwisfelen kon. Door partyzucht werdt  < 45 > Hy nooit gedreeven Belang kon althans in zynen Stand geheel niet in aanmerking koomen. — Zo moet dan het eerlyk mededeelen zyner beste inzichten, uit yver voor de waarheid; de zucht om meer Gode dan den menfchen te behaagen; Dit alles moet u grootsch, het moetuheerlyk toefchynen, byaldien gy op Vryheid en Verdraagzaamheid niet zeer dwaaslyk roemen wilt. Het onbefmette Heilige in God is zekerlyk eene Stoffe van het allerdiepst gepeins. Het befchuldigbaare van den mensch en de groote affiand der besten van eenig eigen behendig voldoend zelfbehagen, kan niet te veel worden doorgedacht. — Allen trotfehen waan te verdeemoedigen, en door de gadelooze Liefde Gods in het niet Spaaren van Zyn eigen Zoon tot Heiligheid aantedringen, dit is toch de Hoofdzaak van het Euangelie. — Dit moet ons den Verlosfer djerbaar maaken, en ons Hem, benevens dien, die Deezen der Wereld üefderyk fchonk , met de uiterfte Vuurigheid doen beminnen en aankleeven. — Alles dan wat ter opwasfing in deeze genade en kennis dienen kan, hoe hoogstgewichtig moet het u dus niet zyn, om het in de Vreeze Gods te beproeven, cn alzo uwen Meester , uwen Middelaar en Verordineerden Rechter te verheerlyken, door het betrachten van de Waarheid, zo als zy door de on-  4 4 ohmidlyke Gezanten van God en Jezus Chris; tus aan ons is overgeleverd 5 en door deeze te beoeffenen in de Liefde? — Tot deeze laatfte einden ook heeft de Overleedene gewild, dat eenige Zyner Kerkelyke Redenvoeringen , geduurende zyne laatfte ziekte nog door hem uitgezogt, eerlang door den druk gemeen gemaakt zouden worden. Eene Afdeeling fchiet my nog over, Toeh." •waarin ik hulshoff aan u moet vertoonen in het voorbeeldige van Zynen Christelyken Wandel. — Dan waartoe zou ik hier gewaagen van het nedrige,en befcheidene; van het welbedachte in zyne woorden; van het infehiklyke, vriendelyke , en minzaame in zynen omgang; van zyne onbehebtheid met eenige ftootende gebre. ken; van zyne Ryklykheid om gedaanen dienst te beloonen of mildelyk bytedrangen tot onder. Hand der behoeftigen ? — Neen! Aandd. in dit alles liet het onopfpraaklyke, het voorbeeldige zelfs , zich wel kenlyk door een ieder opmerken , zo wel in huislyken omgang als in eenige andere handelingen tot openbaar of byzonder onderwys of vertroosting, aan de Kerklyke be* xJiening op ecnigerlye wyze verbonden. Als Zoon, als Broeder, al: Echtgenoot, als Vader, als  < 47 > als Burger, alsLeeraar, of Meedebeftuurder eri Amptgenoot, was hy in alle die betrekkingen bemind, en veelen nuttig. — Zelden leeft 'er iemand, die ook van de eigen huisbedienden, de fcherpfte toekykers veelal , zo veel ongevergden Lof bekoomen heeft, en zo zeer in hunne Liefde deelde. — Dan ik moet hier meer zeggen. By hulshoff heerschten de Godsdicnffige denkbeelden als over de ganfche Ziel; deeze verhoogden en veredelden alle eigenfchappen , en beftuurden het gebruik aller begaafdheden. Altoos gevoelde Hy ftcrk en hartelyk het gewicht van den Godsdienst, doof het preediken voor anderen zich zeiven te behouden ; naauwe en fcherpe acht te hebben op gemoedsbewegingen cn inzichten; met God te wandelen; de Genade en heerlyke Roeping des Euangeliums voor zich te hebben; en door Aanbidding, Verdeemoediging en Vertrouwen zich toetebereiden tot Lydzaamheid, tot Hoop, en tot de rechte betooning der Liefde, uit een rein Hart, uit een onbevlekt Geweeten, en een ongeveinsd Geloof, —dit was om zotefpreeken hulshoffs genadige bezigheid. -~ Stout, ik beken het is deeze verzekering, en niet gaarne deedt ik ze van-iemand anders. — Evenwel, zo veel wy naar den mensch kunnen aanzien, bleek het  < 43 > liet wel uit den ganfchen famenloop van zyne * Voorftellen, van zyne Gefprekken en Gedraagingen. En zo gy hier myn woord wilt aahneemen, Gel. geloof het dan, dat ik , voor my, hier van de fterkfte, de indringendfte overtuiging, die moogIyk is, heb bckoomen , door die menigte der fchoonfte Brieven niet Hechts, waar van ik boven gewaagde (17), maar ook door het overzien van eenen Schat van eigen daaglykfche aantekeningen , door den oyerleedenen helaas! ter vernietiging verweezen. — By duizend losfè gedachten, — hoe was hier alles doorweeven met, en hoe ademde het op elke bladzyde de verhevenfte Godgezindheid; met de zucht naar het onbefmette; en met den wensch om van den volzaligen Opperheer in Jezus Christus niet ledig noch ydel bevonden te worden; — hebbende ook dit alles zich in onzen Voorganger ten allerluisterrykften betoond, ten tyde dier bezoeking en loutering, welke zynen uitgang zo fmartelyk vergezelde! En hier, Geliefden, gevoel ik my genoopt, ja gedrongen tot eene uitweiding, welker terughouding gy my nu gewislyk ten kwaade duiden zoudt. Huls-    < 49 > Hulshoff hadt eenen Zoon gekweekt," Welken hy teder lief hadt. — Willem van öosterwyk hulshoff (18) was een zonderling Sierfel des jeugdigen Levens. Op Hem wees meri gaarne andere aankoomlingen Om 'er zich aan te fpiegelen: Hy was eene fchoone Proeve der recht-verftandige Opvoeding. Hy deelde met vrolykheid in alle onfchuldige genoegens. Bejaarden en jongeren onder de tydgenooten betoonden Hem van alle zyden hunne achting en liefde. Die Zoon was als het volle beeld des Vaders, zo niet gevormd om deezen nög te overtreffen. Schoon zyn Lighaamsgeftel van vroeg af bekommering baarde, weydde ook die Zoon zich der Wéetenfchappen,en der Godgeleerdheid. In de eerfte beginfelen der oude Taalen reeds vry verre gevorderd, werdt Hy daarin voorts al fpeelende by de hand geleid, doof den in alles uitmuntenden, in alles Verwonderenswaardigen nieuwlajsd. — Wytten- bach, van swinden, walraven, Hesselink, bonnet, en meerderen j waaren eerlang zyne Onde'nvyzers j en roemden om ftryd zynen Geest, zyn Oordeel, en zyne Zeden. Reeds in den Jaare 1792. tot Proponent onder ons aangefteld, zonder voor als nog de bedoeling te hebben om een vast beroep te aanD vaar-  *£ 5o > vaarden, wilde Hy zich nog verder te Utrecht oeffenen, alwaar hy vervolgens volledig bevoegd verklaard werdt, tot het aanvaarden der waardigheid van Meester in de Wysbcgeerte Ook tot openbaare ftichting liet Hy zich nu en dan in onderfcheiden Gemeenten hooren,met uitfteekend genoegen. Hy deedt veel verwachten. En hoe kundige Rechters over zyn werk geoordeeld en het met Eerepryzen bekroond hebben , is , en nog by zyn leven, en na zynen dood alömme openbaar geworden. (10). Die Jongeling naderde nu aan de 24 Jaaren? en hadt den loop zyner Letteröeffeningen volbragt. — Meenigerlye bloedftortingen hadden zich voorheen eenigermaate herfteld ; maar dezelve braaken nu in Sprokkelmaand zo geweldig ait, dat 'er niets dan een langzaam uitteeren te voorzien was. — En fchoon de hoop des Levens hier langer aanblikte ; Hy, die in weinig tyds lange Leefjaaren vervuld hadt, was ook wel bereid tot fterven. — Wat gevoelt hier de Ziel niet Aandd., wanneer zy zich den toeftand van hulshof f's huisgezin, cn de fchokken van het ouderlyk hart ten dien tyde vertegenwoordigt? Daar lag nu de zö geliefde, voor wien, veel voorraads tot kennis opzetlyk was verzameld,  < 5i > meld, en die 'er alhier nimmer baate van hebben zou! Daar lag Hy, voor wien zo veele gebeden waaren uitgeftort, en van welken , alle Ouderliefde buiten geflooten, het doorzichtigfte Ver* fland en het beste hart toch zeggen moesten: ziedaar den Zoon en Jongeling, die den weg des Heere hartlyk gehouden heeft , zynde allezins uitmuntend in zyn geflachte! — Eenerlye kwaal fcheidde eerlang , onder het zelfde dak, den Vader, van den Zoon. Beiden begeerden zy elkanders troost; maar ook beiden fchroonlden zy het fchadelyke der Ontroering, terwyl ook beiden zich even zeer bekommerden voor deVrouw en Moeder,— welke de geliefde Lyders te bezorgen hadt,— die de berichten moest overbrengen, — en van welke riet te vreezen was , dat zy door bovenmaatige infpanning haarer krachten ook zich zelve zou benadeelen. Dit gezamenlyk hakkelen duurde zes volle Weeken. — Tien Weeken voor onzen Vriend ging willem van oosterwyk hulshoff zynen Vader voor; en is Hy op den 17^11 van Bloeimaand zachte- tyk in den Heere ontllaapen. ö Geweldige affcheuring en allertreffendst fcheiden! — Dan Toeh. als of de Stof der treurigheid hier nog ruimer moest worden toegemeeten. Die eigenftedag hadt nog eene andere maare der bitterftc droefcD a nis,.  *C 52 > nis. Schier gelyktydig met het affteïven alhier van den jongen hulshoff , gaf te Utrecht den geest, een van zyne allerbeste en waardfte , Vrienden, een deugdzaam Vriend van hulshoffs gantfche huis; ja de Zoon van hulshoffs oudften, vertrouwlykften en beftendigen Medegenoot op de reize deezes Levens, van de jeugd tot aan de tegenwoordige Jaaren. — Deeze was steven jan van geuns, matthias» zoon, Hoogleeraar der Geneeskunde te Utrecht en aldaar zyns Vaders Amptgeno'ot, ook dier Houge Schoole, zyner Echtgenoote, zynen Ouderen en Vrienden helaas! ontrukt, eer Hy nog 28 Jaaren bereikte. — Wat moesten hier Vriendenmet Vrienden wecnen ! En wat moest gy niet ïyden, 6- Vaders! altoos zo naauw aan een verknogt! Vaders, zo gelyk in de Loopbaaue van Roem en van Geluk! Vaders, die zulke Zoonen hadt gewonnen, en die nu ookLotgemecn waart in eenerleije allerdiepfte rouwe. — Wie kon zich van geween bedwingen by het toefprecken van eencn zo gegriefden, en zelv reeds ter dood verzwakkendenVader? —In dit alles ondertusfehen toonde hulshoff eene grootheid en. gelaatenheid , enkel uit den Godsdienst te fcheppen , en van daar nu. alle haare kracht ontleenende. TcrwyL anderen fchreidden bleef Hy bedaard. „ Ik Lyde veel ï;  < 53 > „ veel," (waaren tot my zyne veelzeggende woorden ,) „ doch lang heb ik my tot dien flag bereid. Ik ben geftcrkt geweest om de maare van w i l„ l e m s dood aantehooren, als den Wil des Hee„ re, my door alle verfchynzelen reeds genoeg „ verkondigd. By die tyding genoot ik zelfs „ eenige verheuging, na dat ik my gemoedigd „ had gevonden, tot het bidden om de ontbin„ ding uit zyne finart. Zekerlyk had ik Hem „ lief, en voormy was Hy het waardig. Wat „ lydt niet de beste Vriend myner Jonglingfchap „ en myner hoogcre Jaaren ! Welk een Zoon „ was ook die verftorvene! en hoe fcheen al het „ begeerde daar ter plaats reeds ryklyker ver„ vuld! Hoe, zou ik durven wenfehen mynen „ Zoon niet gehad te hebben ? Neen! ik wensch „ 'er God voor te danken. Vol ben ik van ver„ trouwen , wegens den zaligen uitgang der „ Jeugdigen , die nu zyn afgetreeden. — En „ wel haast is de tyd daar, wanneer ik aan den „ mynen, ja aan de beide op éénen dag gefcheid» „ de en vereende Vrienden zal wedergegeven „ worden." Hcerlyke gevoelens in de daad, te fterk fchilderende, dan dat ik nu , op het helder byblyven van dezelve tot aan de uiterfte bezwyking, een oogenblik langer zou behoeven ftilteftaan! D 3 Dj»  < 54 > Dus Toch. heb ik den my opgelegden taak afgedaan. — Van Hem die zo veel aan God gedacht , en door het geopenbaarde zo diep in het nog verborgene wenschte intezien, van Hem is nu de verbeelding Lieflyk, hoe hy in betere gewesten den arbeid des Geloofs en der Liefde ryklyk vergolden ziet; en, verëcnigd met aardfche cn hcmclfche Vrienden , zich verlustigt in Zaligheden, ook in eeuwigen aanwas des te ryker, naar maate verftandige en zedelyke begaafdheden hier hooger klommen. Den geringflen Christen onder de levenden verzoeken wy om byftand. Wy rekenen het niet beneden ons, hen te danken voor het goede aan onsbeweczen. ■ Maar Bygeloof cn Heiligfchennis waare het zulke betuigingen interichten tot de ons bekende overleedcnen, of fchoon wy zelfs iemand geplaatst •mogten achten op den hoogften trap van de Geheiligde Erfgenaamen der Zaligheid. — Ook de allerbesten van deezen waaren op meenigerleye wyzc bevlekt, buiten Jezus den ccnigen Rechtvaardigen , door welken zy volle Reiniging en Vrymoedigheid bekwaamen, en buiten wien geen andere naam gegeven is, waar door wy den Vader moogen aanroepen. — Van alle de ovrigen, en ook van onzen Vriend , zyn wy nu gefcheiden door die wyde kloovc, welke alle weder- zyd-  < 55 > zydfche gemeenfchap voor tegenwoordig ganfchelyk onderfchept. Voeden wy dan nu alleen die nagedachtenis daartoe , om Hem gelyk te worden, en ook met Hem aantelandcn by den Overften Leidsman en Voleinder des Geloofs en onzer Zaligheid. Is het ons waarde B. en Z. dcezer Gemeente, by het treurige over hglshoff's gemis, aangenaam geweest ons zyn nuttig en voorbeeldig Leeven te vertegenwoordigen , by de droefheid woone ook nu in onze harten eenige Godverëerende blydfchap om eerbiedig te betuigen: de Heere heeft gegeeven, de Heere heeft genoomen; de Naam des Heere zy geloofd! —In zyn Licht hebben wy ons lang moogen verheugen. Het is by ons gelukiichting, dat wy door Hem gefticht, verkwikt, vermaand en getroost zyn geweest. Ook de Liefde die Hy ons toedroeg worde daarom aangezien als een fpoorilag, om in hartelykhcid tot het goede nooit te verflaauwen ! Mogten zy die met mindere gaaven echter oprechtlyk onder U arbeiden , Gel. U verder dierbaar blyven; en de Oppcrftc BeHuurder zyner Kerke 'er zo toe doen, dat het "geleden verlies door cenen waardigen Opvolger eenigermaate geboet wierde S D 4 Huls-  € 5$ > H v l s h o f f's Nagedachtenis, geëci d: Amptgenooten, wekke ons, om ons ook den Heere ftaag meer beproefd voor te Hellen, en in alles de onderwyzingen gade te flaan van dien Meeflcr, die wy weeten dat de woorden des eeuwigen Levens hadt. — Liefhebbers en hoogfehatters der Wysheid, Uitbrciders en Bevorderaars der Menfchelyka Kennis in allerlye Vakken, fchoon al ons kennen hier ten deelc en enkel ftukwerk zy, hoe hcerlyk evenwel is de Loopbaane der geenen, die ds verftandighcid in alles najaagen cn 'er nut door zoeken te verfpreiden onder de tydgcnooten! — De onleschbaare dorst naar Haag toericemende kundigheden verwekt ook wel veele moeite, maar die moeite tevens, welke ryke verzadigingen brengt dezelve niet aan; en hoe heeft zy haare uitneemende vergelding, in de naamen der pryswaardigen, ook hier beneden nog langen na den dood voor de vergetelheid te bewaaren! Kweekelingen, die u op ons Leerfchool tot het Predik-ampt toebereidt, of wie voorts nu nog den tyd beleeft, om u tot eenig ander bedryf aanvanglyk te oeffenen, merkt toch in de beij  < 57 > beide Ovorleedenen, het voordeelige eeuer vroege Godsvrucht; als mede, wat een onvermoeide, vlyt in alle werk vermooge! t— Sprcekende bewyzen hebt gy hier, hoe deeze vlyt gaaven opwekke, en hoe ze tot eene voortreflykheid den weg baane, die men anders,van wege oorfpronglyke geaartheid, licht onbereikbaar zou oordeeJen. rf Medeburgers , hoe gezegend waare de Maat-' fchappy , by aldien elk dus zynen ftand luister wilde byzetten, en 'er zich met alle macht toe bepaalde! Ouders, die met Kinderen zyt gezegend, hier hadt gy een fchittcrend blyk van Deugdzaame opvoeding! Jeugdigen van Jaaren, lang nog blyve by U iq 't geheugen die altoos eerbiedige , altoos zedige cn liefhebbende Zoon; die altoos blymoedige en opgeruimde Jongeling, welke U en ons zo vroeg ontviel, en die binnen en buiten zo veel goed getuigenis hadt van Geloof en van goede Werken! Verflagenen door meenig Lyden, beurt u ook hier op, door het bepeinzen van die kloekheid en blymoedigheid, welke gy verneemt, dat de vertroostingen van den Godsdienst, en deeze D 5 al-  < 55 ■> alleen , hen die den Heere liefhebbén, kunnen aanbrengen! Eindelyk Toeh. in 't gemeen, Medereizigers naar de Eeuwigheid, en beminden in den Heere Jezus! Is het ons goed geweest, den ftryd en de overwinning des Christelyken Geloofs te bezichtigen, in den een en den anderen der Vrienden, die den Heere leefden, cn den Heere ftierven; •—• ach dat dit ons toch vermaane, wegens het hoostbelangryke onzer eigene voorbereiding in dit dal der fchaduwen! Haastig zullen ook wy ondervinden , wat het zy te flerven, en van alle aardfche betrekking los tc worden. Het gordyn der Eeuwigheid zal fpoedig voor ons worden opgehaald, en welzalig zy, die nu toezien om ook fteeds waakende bevonden te worden ! Voor de aldus geftelden fchemert reeds , zo lang zy nog hier zyn, de Dageraad des volgenden Levens „ Het Oosten" (en deeze ook zyn grootendeels woorden van hulshoff, waar van ik my nu tot èen gepast befluit bcdiene) „ het Oosten is reeds verlicht! zo dra de oogen deezes Vleeschs ge,, fiooten zullen zyn voor het Licht der tegen„ woordige Wereld, zal de dagtoorts der Eeu- wigheid voor ons uit de kimmen opgaan, om'„ vangende ons met den gloed van een wonderj> baar Licht, eenen dag voortbrengende, door „ den  < 59 > den avond of nacht nimmer opgevolgd, maar „ fteeds toeneemende in glans en helderheid. „ Dan zullen wy geen onderwys van Prophee„ ten, Apostelen of Leeraars behoeven, maar „ overvloeijen van Vergenoeging in God, en in „ alle zyne Werken en Wegen. — Ja, geheel „ verrukt door het gekende beeld des Onzienly„ ken in den verhoogden Zaligmaker, zullen wy „ dan genot hebben van dat Gebed des Heere: „ Vader! ik wil, dat, waar ik ben, ook die, by „ my en met elkander zyn, die ik myne Vricn„ den noem, en welken gy my gegeven hebt op „ dat zy myne Heerlykheid aanfehouwen! ■ „, Die Luister zal ons den Engelen Gods gelyk „ doen worden , cn wy zullen deelen in den „ Ecrcdienst en de Vreugdefeesten der uitver„ koornen, welke den Throon des Almachtigen 3, omringen tot in alle Eeuwigheid." Amen! Navolgende Bede bcfluite deeze Godsdienstoeffeningen — Ilemelfche Vader! by den algemecnen Lof voor uwe ontelbaarc goeddaadigheden , voegen wy onze ncdrige dankbetuigingen voor al het fticht-  ■ < 6o > 'ftichtlyke , dat nu genaoten is; voor alle de heil' ryke aandoeningen,bewegingen en opwekkingen, welke nu ontftaan of ondervonden mogten zyn, t>y de Nagedachtenis van Perfoonen, voor de welken wyU, ter verlenginge des Levens, van deeze zelfde plaatze zo dikwerf hebben aangeloopcn. — Ach! dat deeze leeringen toch .niet weder gelyk een Morgenwolk haastiglyk vervliegen; en de nu nog levenden wyslyk in hun harte wegleggen het nuttige van die verkeering in het Klaaghuis, welke uwen Weg ook met de uitnemcndften deiStervelingen poogt te aanbidden ; — die verkeering ■in het Sterfhuis onzer bekenden, welke uit de aangenaame erïnnering van al hun doen, van al hun flryden, eigene aanvuuring en toerusting ten allen goeden werke zoekt afteleiden! — Geef gy ons 6 God, door uwen goeden Geest, dat wy allen dit nuttige meer en meer bedenken, en het zelve tot ons eeuwig heil in ons binneniïe bekrachtigd worde! « Uwe vertroosting behoede, geleide en verfterke de zo zeer ter nedergeflagcne Weduwe des Mans, — de bedroefde Moeder van den Zoon, welke ons beide dierbaar waaren, en die wy als Christenen nu be. weenden! —Wil gy in alles de Scherm en Schutsheer zyn, in de jeugd zo wel als by het verder opwasfen, van de agtergeblecvene Dochter van  < 6t > van onzen Overleedenen Vriend! — Doe haar het aandenken aan de heilige Gezindheden en den zangen Uitgang der naaste Bloed ver wanten, der wyze kostlyk zyn aan de Ziele, dat zy 'er tot uwe Liefde, en ter najaaging van al het eerlyke en welluidende, ter eeuwige behoudenis , alömme door worde aangeprikkeld ! Laat verder deeze Christelyke Gemeente in uwe gunst rykelyk bloeijen, en zy nog Langen- vrucht hebben van den dienst van bekwaame en nuttige Leeraarcn , Leeraaren, welke door U daar in Zegen ontvangen , dat het hen gebeure, aangenaamheid te vinden by anderen , hunnen loop met blydfchap te voleindigen, en zich zclven 20 wel te behouden als de geenen die hen hooren! Stort voorts bidden wy, ö., Almachtige Opperheer £ ftort voorts uwe beste zegeningen uit over geheel het menschdom ; over de Christenheid; over onsVaderland; over deeze Stad;over alle Beftuurders en Beftuurden;over alle Bronnen van den gemee. nen Welvaart; en over alle Lyders en Lyderesfen! Ontvang de erkentelykheid der dankbaaren in het eigen loffpreeken en in 't medeverheugen! En wil gy eindelyk den gang onzes voets; door deze valeije der wisfelvalligheid zo bewaaren, dat ook het Sterven, ons gewin zy,. en wy at-  allen eerlang aanlanden ter plaatze ons door Jezus naar uwen wille toebereid, alwaar wy met alle Cwerleedene Vroomen, met onze heilzotkende Maagen, Onderwyzers en Vrienden, en met den Grooten Apostel en Hogepriester onzer Belydenis, Zynen en Uwen Lof beter hoopen te verkondigen , vefblydende ons in het behendig genot van ongeftoorde en onverganglyke Zaligheden tot in alle Eeuwigheid. Amen! A A N-  < ^3 > AANTEKENINGEN. (1) Bladz. Ut barend hulshoff was Geboorctt in Maart 1706. Overleedt December 1793. joanna rozinga kwam ter wereld in Maart 1708. en ftierf December 1788. (2) Bladz. 14. Disfertatio inaugtfralis, qua Entis Reaïisfimi Exiftentia a priori demonftratur. Groningse 1755. (3) Bladz. 16. Deeze Brieven waaren van September en December 1756. ingericht aan den Profesfor d. tam de wynpersse, wiens zorg en vriendclykheid ik hier in dankelyk erkenne. (4) Bladz. 17. Te Groningen behoorden de Ouders tot de Gemeente dier Doopsgezinden, welke den Naam droegen van Oude Vlamingen. (5) Bladz. 17. Deezen waaren inzonderheid t. nieu- wenhuis, p. fontein, k. Dl vries , J. wage- . WAAR, j. van maürik en anderen. (6) Blads. 20. De Grootvader van hulshoff, van Vaders zyde , was abraham hulshoff , gebooren December 1674. en overleeden December 1759. — De Grootmoeder van Moeders zyde , heette martje r ekkes. Haare geboortetyd was Juny 1674. en zy ontfliep December 17Ó7. Deeze beide lieden, de vooriga Echtgenooten verlooren hebbende,- begaaven zich in den Jaare 1737. in den Echt. Hulshoff, nog een kind zynde , hadt de plechtige voltrekking deezes Huwhks tusfehen zynen Grootvader en zyne Grootmoeder byge- woond ,  K 6+ > ttoond, en zag nog, geduurende 22 Jaaren, die geluk* kijje verbintenis Hand hóuden. (7) BladZ. 22. maria aletta hülsiioff, ge- booren 30 July 1781. 14 Jaaren dus oud öp den dag vaii haars Vaders overlyden. _ Eene oudere Dochter, joanna hulshoff was gebooren 28 December 176$. en verdorven 16 September 1778. — Wegens den Zoon, zie het vervolg dcezer Lykrcden. (8) Bladz. 22. anna debora van oosterwvic, Gebooren 25 Oclober 1745. (o) Bladz 22. Op deezen aftand volgde van wege den Kerkeraad, het aanbod van een Emeritus Traérement, 't welk men in den tegenwoordigen toeftand op de helft der gewoone bezoldiging bepaalde. Hulshoff kreeg hier van nog ruim een week voor zynen dood bericht; erkende hartlyk dit blyk van genegenheid ; doch floeg met dankzegging het aanbod van de hand, hoe het ook vertier met Hem loopen mogt. (10) Bladz. 26. In twee Brieven,de eerfte van abraham isaaksz. hulshoff, de andere van j.- cumm e r , Medio. Dr. te Groningen, welker Schryvers hier by mynen dankbetuig, en die beiden ónder de nu nog levende tydgenooten van hulshoffs vroegftc jeugd te tellen zyn , koomeft voor deeze berichten , die natuurl)k fchilderen, en om het charaÊter, denk ik, wel behaagen zullen: ,, hulshoff was van zyne kindfche te Jaaren aan, een zedige, doch vry vernuftige, en ook „ fomwylcn, grappige Jongen. Veel vermaak vond hy, in t Jonge Musfchen, met de pen, zo als men 't noemt t w op  < $5 > S, op te brengen, en hen te leeren dat zy op zyn lokkeu „ of fjerpen Hem navloogen. — Vooral vondt Hy, jong „ zynde, veel Lief hebbcry, in 's jaarlyks een of twee jon„ ge Aakuers de tong te befnoeijen en te leeren klappen; „ de looze en lloute verrichtingen deezcr Vogels gade te „ liaan, en hen uit cn in zo te gewennen, dat ze buiten's „ huis in hunne Kooijcn vloogen. — De gehechtheid aan „ deeze Vogels bleef hem zo by, dat Hy, reeds Student „ zynde, 'er nog één by zyn kamer hadt omvliegen. — „Een verdien flelyke Hond, Condé, was jaaren lang zyn „ byflatip en groote Lieveling. Wonderen wist Hy van de „ goede geaartheid en 't vernuft van doezen Hond aan „ zyne Speelmakkers te vertellen. — 't Was toen reeds zy„ ne eigen fchap om alles wat Hem fmaakte zeer belangryk „ op te necmen. — Lighaamlyke OefTeningen , het Kegel„ fpel, het vervaardigen van hoogstlïygende Vliegers, het „ gaan op Stelten en het balanceeren op een gefpnnncn „touw, zyne voorkeuze. — Tegens den Groningfchen „ Viöoriedag — (dit was eene Hoofd- Lief hebbery) \er„ vaardigde Hy met zyne makkers Voetzoekers, Vuur„ pylen &c. — Onderneemend te zyn en vooraf plans te „ maaken , was al vroeg zyne geaartheid." Het andere bericht fpreekt.onder andere zaaken , in de Lykrcden zelve opgegeeven, voorts aldus: — „ In zyn „ eeriïe Schoolwerk moest vooruitzicht op nut bgrn gaan„ de houden. Hy was Uil, welgemoed, niet naargeestig, „evenwel nooit luidruchtig, zelden buiten's huis, meer „ by familie dan by vreemden te vinden. En in den by„ zonderen omgang met twee of drie Medefcholieren , „ konde hulshoff wel grappig zyn. Wegens zyne „ kunde in de befchouwende Philofophie, naar de vooi» lichtingen van engelhard, vooral in het Wgljiaanjcht E . „ SteU  < 66 > „Stelzel, of liever in dat van Leibnitz , zal zyne „ Academifche Verhandeling altoos met meer roem en ze„ kerheid kunnen getuigen, dan immer eene daar op vol„ gende Bulk vermag. — Aan de Academie was Hy fteeds „ bedaard. — Wel verre van droefgeestig, ook wel voor „ een klugtje, en dikwyls in ftaat, by het ernftigst gelaat „ en ook wel koddige houding, zyne Medeftudenten te „ vervrolyken en te doen lacchen. — Dit is het, wat ik „ my van mynen byzonderen Vriend , ik zeg het met „ glorie, uit die tyden, kan herinneren." (11) Bladz. 34. matthias van geuns, HoOg- leeraar in de Geneeskunde, wel eer te Harderwyk en nu aan de Hooge School te Utrecht, mitsgaders Archiatcr dier Provintie. (12) Bladz. 34. daniel hovens leidde zich te Groningen eertyds toe op den Boekhandel; kreeg kennis met hulshoff en van geuns; woonde inzonderheid eenige Godsdienftige Oéffeningen van bejaarder en jonger lieden aldaar naarftig by; bezat veele Lust tot Oeffening , en werdt verders Geacht Leeraar by de Doopsgezinden te Barfingerhorn en Colhorn — te Sneek, Monnikkendam, West-Zaandam — en Leyden. Sedert 1790. was Hy rustend Leeraar der laatstgemelde Gemeente, en overleedt te Rotterdam in January 1795. (13) Bladz. 36. beschouwing der beste weke ld, of Filofoophifche bedenkingen over Gods Goedheid en Wysheid, de Vryheid der menfehen, en hunnen ftaat in dit en het toekomend Leeven van aietuofu lus fileusebius, Jmft. 1758. Johannes petsch, nu onlangs te Ysfelftein in den Ouderdom van 75 Jaa-. rca  < 6> > ren overleeden, fchreef 'erin 1760. tegen: eene Wysgeerige en Godgeleerde Verdeediging der beste Wereld, Haarlem by c. h. bohn, met twee byvocgzelen. En hiertoe behoort ook nog het Huk, door den zelfden, Haarlem 1761. uitgegeeven , getyteld : Redding der Eere en Leere van leibnitz en wolff. — Doch over het algemeen werdt geoordeeld , dat dit tegengefchryf weinig doei raakte. Hulshoff was geheel ongevoelig om 'er iets op te antwoorden , en Hy heeft zich in twistschriften nimmer laaten inwikkelen. Hoe hoog hulshoff, door petsch zei ven, in vervolg van tyd gefchat zy , zou licht te bewyzen vallen door overvloedige getuigenisfen. — Ten Jaare 1765. fchreef Hy 'er reeds openlyk van , dat het Hem verwonderde, daar de Heer gotsched zyne nieuwfte uitgaave der Hoogduitfche VertaaJing der Theodicee van leibnitz, met een Gefchicdkundig bericht hadt vermeerderd , van de Lotgevallen der Theodicée en de Tegenfchriften ter beftryding van dezelve , men 'er nogthans niets in vondt, raakende het iïuk van aulthofilus. Zo weinig (zegt Hy) worden ónze Nederduitfche Schriften in Duitschland bekend; laatendes 'er dan voorts opvolgen:,, Schoon wy ons zeiven verplicht i, gerekend hebben, tegen deezen Nederduitfchen Beftor„ mer der beste Wereld op te koomen, — wy moeten s, echter betuigen, dat, voor zo verre wy de waarde der „Schriften, die, volgens het bericht van gotsched, „ tegen de Leer van den Heer leibnitz opgekoomen „ zyn, naar en uit hetzelve bericht beöordeelen moeten, „ het Werk van alethofilus fileusebius, voor geen „ derzei ver behoeft te wyken. - Zie het Leren van leib» nitz, en de Lotgevallen van deszelvs Theodicée of Gods» verdeediging , door jo h a n n e s p et s c h , Utrecht 1765. E 2 „ W.  , < „ M. 96. fa* UI. deel der Nederdètfitö Vertaalïrtg „ van leibnitz proeve, door den zelfden. (14.) Bladz. 36". In de Nouvelle Bibliothéque Germani* que van July, Aug. Sept. 1758. Articlc XIII. koorht eene Recenfie voor der befchouwing van JLETUOPHlLUS, groot 25 bladzyden. - En ik acht het plichtelyk 'er hier eenige melding van te doen. Het Bericht van merian (uit het Fransch vertolkt) begint aldus i A Niet te omzichtig en bedachtzaam kan men zyn, „wanneer men eenig Lcerftelzel beftrydt door de ge„■ volgen, die 'er uit voortvloeijen. Deeze wyze van doen „ is door het misbruik, dat men 'er van gemaakt heeft, „ haatlyk geworden; heeft de gefchillen tot kibbelaaryen „ doen ontaarten; heeft haatdraagen en vervolgen ver„ wekt; en de Lyst der Ketters nodeloos vermenigvul„ digd. Zeldzaam is men ook dus te werk gegaan, bui„ ten kwetzing van Rechtvaardigheid of van Liefde.„ Maar, hoe moeilyker het hier zy de omringende klip■ „ pen te ontwyken, des te meer lof verdienen dezulken, „ die zich van deeze wyze des aanvals buiten misbruik „weeten te bedienen. „ De gevolgen , welke men ten nadeele van eenige „Leer uit dezelve afleidt, zyn, of enkele Valschheden „en ongerymdheden;,of, zy raaken nukken,- nadeelig wvoor den Godsdienst en de goede Zeden. Over dit „ laatfte foort wordt hier gehandeld. „ Zedenkunde en Godsdienst zyn ongetwyffeld zo „kostelyk, en zo wezcnlyk voor het Geluk der Maat„ fchappy, dat men voor derzelver belangen niet genoeg „ waaken, noch de menfchen te veel kan voorbehoeden, „ tegen beginfelen , Leerbegrippen , of Samenftelzels , „ wei-  < 69 > „ welke op Vernietiging van Zeden en Godsdienst kurr„- nen uitloopen. Die ondernecming evenwel is van zeer „ tederen aart. — Zal men daarin flaagen, dan is het „niet genoeg, groote kundigheden te bezitten. 'Er be„ hoort daarenboven toe, eene volledige Braafheid; een „ Geest die op geene kleinigheden vit; cn een hart, los „van driften. Men moet zich bovenal wachten, om „ nooit op Rekening van den Wysgccr te zetten zulke „ gevolgen , die hy zelf loochent en verfoeit. Zulks is „ in alle gelegenheden onbillyk en zeer onheusch; doch „ vooral in het Huk van Godsdienst en Zeden. Dus te „ werk te gaan is hetzelfde, als zynen Tegenftander per„ foonlyk te beledigen. Men tast dan niet zyne Gevoe„ lens aan, maar zyne Eer; en men vervalt daardoor als „ in eene Zedelyke tegenftrydighcid met zichzelveu. „ Men werpt zich op tot verdediger van den Godsdienst, „ en men overtreedt te gelyk écne van deszelvs hci„ ligfte verplichtingen. „ De geleerde Schryver van het boek dat wy aankon„ digen, Is zeer wel op zyne hoede geweest tegen die „ beide uiterften. Schoon Hy uit het Stelzel der leste „ Waereld de vreeslykfte gevolgen trekke, betuigt hy zeer „ verre te zyn, van die gevolgen , als gevoelens, te „ willen opdringen aan de groote mannen, die dit Stelzel „ gevormd en verdedigd hebben. Hy gelooft, dat zy „ zelve de eerlïc- geweest zouden zyn om 'er afftand van „ te doen, by aldicn zy de daaruit voortfpruitende gevolgen bemerkt hadden; en hy wenscht hartelyk, dat „ men hem bcwyze, dat die gevolgen 'er niet in liggen opgeflooten. „ In het cerfie gedeelte deezes Wcrks ontmoet men „ eene frjiaije en keurige voordragt van het Stelzel der E 3 „ bes.  *t 7° > „ leste Waereli. — Aan hetzelve worden bygezet alle .„ fteunzels waarvoor het vatbaar is. — En de gaapingen .„ worden aangevuld door gevolgen, welke men meent „ dat-geen aanhanger van leibnitz kan nalaat en toe„ teftemmen. In het tweede gedeelte wordt eene aller„ gewichtigft'e vraag geopperd; — en, na vruchtelooze „ poogingen, om deeze vraag door dit Stelzel optelo^„ fen, wordt 'er getoond, dat dit gantfche bevang der „ Bestheid 1'OptimiJme) regelrecht leidt tot die gevaarlyke gevolgen , waarvan gefprooken is; zo dat Zeden„ kunde en Godsdienst daar haar graf in vinden." Nu volgt 'er een meer ftukswys verflag wegens den Inhoud, welk alles aldus geëindigd wordt. „ Zonder in „ dit Gefchil party te kiezen , laat ik voor. de Leibnit„ ziaanen de zorg over, om deeze voornaame Sterkte, „ dit Heiligdom hunner Leer, zelve te verdedigen. Doch „ik kan niet eindigen, zonder den Hollandfchen Wys„ geer het recht te doen , 't geeii men hem verfchuldigd „ is. Zyn gefchrift is diep overdacht, deszelvs deelen „ zyn zeer zamenhangend. — En om het te wederleg- gen, zal het, gelyk maar alteveel gefchiedt, niet ge„ noeg zyn, deeze of geenc enkele zinfneden of afdec„ ling aantetasten. Noch minder zal hy hier kunnen „ flaagen, die zich ten ftryde vertoont, enkel gewaa„ pend met eenige der gemeen bekende Stellingen uit de „bovennatuurkunde van wol ff. Men ontmoet hier „ fcherpc redeneeringen, keurige ontvouwingen ; geheel „ het onderwerp met konst behandeld; en terzelfder tyd „ met juistheid cn naauwkeurigheid; — met één woord, „ men moet iets meer zyn, dan enkel behooren tot den „ grooten hoop der Bovennatuurkundigen, om met zo „ bekwaam een Tegenftander eenen kans te waagen. — „De  < 7i > », De fraaije Styl, waarin dit Werk gefchreevcn, cn de „ fchoone Trekken, waarmede het doorzaaid is, wyzcn „ eenen Opfteller aan, die aan Nederland en aan des5, zelvs taal Eere ddet. — Men ziet 'er indedaad uit, „ hoe ryk de Nederduitfche taal zy in haaren eigen aart: „ hoe vruchtbaar bovenal dezelve zy in Wysgeerige uit„ drukkingen. Hiertoe heeft zy eigen oorfpronglyke be99 woordingen , niet ontleend van uitheemfchen, en „ welke de meeste taaien niet inftaat zouden zyn haar „ aan de hand te geeven." Welk eene Lofreden van een Buitenlander over onze taal, over den toen nog onbekenden Schryver, en over hulshoff , toen nog onder de Scholieren op ons Kweekfchool verkeerende! — Ik moet 'er nog byvoegen, hoe my uit de brieven van hulshoff vermoedlyk is, dat dit werkje fpoediger door hem vervaardigd moet zyn, dan Hy anders immer is gewoon gev/cest. _ In April 1757. fchryftHy: „ ik hoop myne Verhandeling by myn „ leven nog uittegeevcn, doch de tyd is my geheel onbe„ kend." _ In Juny wordt van het ontwerp eener Anti Theodicee, of, zo als het daar heet, Baelius Redivivus gefprooken , als van eenen inval van vroegere jaaren, die nog veel bewerkt moest worden , en waar over nader viel te raadplecgen als over nieuw opgebaggerde gedachten. _ 29 July, lees ik dit: ,, het ftukje dacht ik eerst, „ zou pas een vel in Oaavo bedraagen, iru is, of zal het „ tot over de honderd pagg. worden; 'er moeten nog 48 „ pagg. gedrukt worden, en hier mede zal de andere week „ ten einde loopen." — Het voorbericht der befchouwitig intusfehen , is gedagteekend 4 Aug. 1757. Eindelyk in een brief van 23 OQober 1758. Mt E 4 huls-  < 7^ > hulshoff dit volgende: Ik heb het Stukje iii da „ Bibliothêque zelv geleezen. De Schryver is niet f o r~ „ m e y, — (onder ftaat — eet extratt a êté foimii) , maar „de Heer merian, een voornaam Bovennatuurkun„ dige onder de Berlyuers. Wectcnde dat hy liet Neder„ duitsch machtig was, heb ik hem, zo wel als den Heer „ formey , voorlecden winter een Exemplaar toege„ zonden, door middel van Profesfor KRieHODT. Ik „ kon het nooit beter getroffen hebben. Het uittrekzel „ is over het geheel uitfteekend; en toont dat deszelfs „ Schryver my volkoomen verdaan heeft. De Loftuitingen zyn zekerlyk Extravagant; doch zy kittelen de „ Eerzucht op eene zeer aangenaame wyze. Van Pro„ fesfor krighout heb ik verfiaan, dat de Extracï„ maaker het Stukje wel in zyn geheel wilde overzetten, „ indien eenig Hollandsch Boekdrukker het wilde aan„ neemen." (15) Bladz. 43. d. ruhnkenius, Li/reden op Ilemperhuis. (16) Bladz. 44. Gellert's Leven door j. a. crame r, Amft. 1774. pag. 160 — 165. (17) Bladzi 48. De. Hoogleeraar m. van geuns onderhieldt met hulshoff 45 jaaren lang eene als geduurige briefwisfeling, waarin weeklyks , of om de veertien dagen, althans by alle voorvallen van belang, de elkander hoogfehattende vrienden zich onderling onderhielden over het gebeurde, raadgaaven, opwekten, vervrolykten, of vermaanden, en altoos-de volle taal van het harte fpraaken. Het kon niet gerekend worden der Vriendfchap eenige kwetzing toc-tebrcngcn, daar 'er geen bc-  < 73 > (bevel was ten tegendeele, ook door deeze óverblyfzsleü der gedachtenis van den Overledenen eere aantedoen. Grootlyks heeft de geleerde van geuns my en anderen verplicht, door my de leezing te vergunnen, vao by de 140 brieven van hulshoff's hand aan Hem door alle de opgevolgde jaaren heen. Nog een veel grooter getal is 'er aanweezig, welke minder opmcrklyk, of althans meer met aanmerkingen over byzondere huislyke zaaken vervuld waaren. Zedelyke gevoelens , korte fpreuken , gewichtige vraagen, invallende aanwyzingen, (Hints) koomen hier voor in zulic eene menigte, dat 'er eene kcurlyke Vcrzaameling van hulshoff's losfe gedachten uit zou te vervaardigen zyn. Met gefaamenlyk overleg hebben wy geoordeeld, dat eenige weinige Uittrekzelcn niet onaangenaam z\n zouden, die echter altcos te bezien zyn , als het fchr;ven van een vriend aart een vriend , waarover men niet vermoeden kon , dat iemand anders ooit het oog zou laaten gaan, Voortreflyk toont hulshoff zich inzonderheid van den Zedelykeu en Godsdienftigen kant, reeds in zyne vroegere jaaren. — — De Vader van matthias van geuks was ovcrleeden in Maart 1757. toen de Zoon nog geen 23 jaaren bereikte. — Hier over hadt hulshoff eenen eerften korten brief gefchreeven , willendo toen maar weinig uitweiden , en der cerfte droefheid haaren loop hiaten. Doch 14 April zondt Hy hem een anderen van dezen krachtigen inhoud: Geliefde vriend! „ Ja! uw Vader is hier geweest! Hy zal 'er nooit wcêr „ koomen ! — Op zulke gevallen ftil te Haan, cn dezelve j, grondig te bedenken , fchynt niet wel mooglyk te zyn , „ ten zy eenigp byzondere gebeurtenis ons daartoe opE 5 „ wek-  < 74 > „ wekke. — Onder de 50 of 60 Eeuwen die 'er verloopesi zyn, was 'er eene halve, in welke uw Vader te voor„ fchyn moest koomen. Voor ruim eene halve Eeuw, „ was 'er nooit iets van hem gehoord. Nu is hy reeds ge. weest! Zyne korte rolle is afgefpeeld! — Wy kinderen volgen onze Ouders.- — Als de Zon nog eenige maaien „ onzen keerkring bereikt heeft, wordt de maate onzer dagen ook vervuld Wy moeten voor anderen wy ken. _ Wy hebben eikanderen , ons zeiven, en de zaaken die ,, buiten ons zyn,naauwlyks van verre leeren kennen,of » het tydftip ,op 't welk wy aan de Waereld en alle des- zelfs begeerlykheden, voor eeuwig en altoos vaarwel „ moeten zeggen , — op het welk wy zeiven zeker zullen ondervinden, wat het zy, den Geest te geeven, om over„ tegaan in een nieuwen, ons zeer onbekenden, doch veel o, beftendiger Staat; — dat ontzachlyk Oogenblik, 't welk ons zal noodzaaken , van alle geluk aan de aarde ver'„ bonden aftezien, en 't welk ons alle onze gefmeedde ontwerpen zal doen vaaren laaten , — dat naderend „ tydftip is daar! — Dit weet gy; dit weet ik. Men „ hoort, denkt, en leest het geduurig. — Maar, won„ derlyk is het, dat het ons naauwlyks raakt. —Zulk een „ geval als het tegenwoordige kan ons uit onze bedwel- ming van Geest doen ontwaaken. — Te eeniger tyd, „ ik mag zeggen binnen korten, zult Gy, met betraande „ oogen , my» leven, daaden , en uiteinde, aan anderen „ vcrhaalen, en u zeiven alles, 't geen op my betreklyk „ is, trachten te herinneren. — Of, uw affterven zal een „ van de Igrootltc wederwaardigheden mynslevens zyn. — „ Ik gevoel op deeze befchouwing eene fterke opwek,, king, om de dingen die boven zyn, meer te bedenken „ dan die beneden Z£.-n. ó God ! mogte ik my nimmer van „ die  < 75 > j, die gedachte kunnen ontflaan ; ik zou nooit anders dan „ deugdzaam, bedacht en los van het aardfche kunnen ,, zyn ! — Een wezen, 't welk zich eene eeuwigduurende „ gelukzaligheid kan voordellen, 't welk een denkbeeld heeft, en eene zucht tot grootere volmaaktheid , dan „ het hier ooit aantreft, of bezit; — een Wezen, 't welk „ daardoor zelfs bevindt, voor eene grootere gelukzalig„ heid en volmaaktheid vatbaar te zyn ; — het welk de veranderlykheid en kortftondigheid van het ondermaan„ fche duidclyk voor 't verftand heeft, kan zich met dit „ tydlyke niet vergenoegen, maar verlaat den Aardbol, en „ zweeft op tot het volmaakfte Wezen, den oorfprongal„ les goeds. — Ik ftclle my het tydelyke eens op het aller „ voordccligst te vooren; maake my zo gelukkig als ik, na 'er langen op geftudcerd te hebben, zou wenfehen dat ik wierd ; — Wellust, Rykdom en Eer, alles vloeije my toe ;ik leeve in de gelukkigfte omftandigheden ; geniete gezondheid naar Ziel enLighaam ; voldoe in alles aan „ myne redelyke zo wel als zinnelyke begeerten ; — my„ ne echtgenootc is een Engel; — myne wooning een „ aardsch Paradys &c. &c. — Maar, wat is het? — Niets, geheel niets, in vergelyking van het geen naar „ 't welk myne Ziele dorst! — Ik begin het te genie„ ten ; — volvoer eenige ontwerpen, maar, ik bedenk, „ dat 20 of 30 Jaaren gepasfeerd zynde, alk de Vermo„ gens der gehcele Natuur niet in ftaat zyn , om my voor de pylen van den Koning der verfchrikkingen te „ beveiligen ! Bedenk dan , bedenk geduurig, dat wy hier „ gcene blyvende plaats hebben. Laaten wy beftendig ., onze voeten zetten op de paden, die naar ons eeuwig „ Vaderland leiden. — De dood van uwen Vader drin„ ge dit aan — Sec. Ik raade u dus , het afïtcrvcn van „ uwen  < ?$ y uwen Vader tot een memento mori voor u zeiven, u „ dikwyls voor 't verftand te brengen ; en die gedachten „ te gebruiken tot eene opwekking en aanzetting, ora „ uwe wel en met ernst opgevatte voorneemcns ter uit- voer te brengen. — Ja myn Vriend, ik zal uwer in my„ ne Gebeden , welke ik om die zelfde gaave te ver* krygen voor my zeiven uitftorte , helaas Geestelooze „ Gebeden! dikwyls gedachtig zyn. Vaarwel!" 24 Febr. en 22 April 1757. fchreef hy aldus: „Ik verëisch meer in een Hemelburger, in een welgeftcld „ Christen, dan meenig ander." — En over het ftuk van vrieudfcbap : — „ zou dan eene naauwe vriendfchap verflaauwen, zonder dat 'er eene zeer in 't oogloopende en uitftekende verandering tusfchen beide koomt ? — Zou dan ook de onze aan zulke Lotgevallen ouderheevig zyn ? — Akelig denkbeeld! — Neen ,, antwoordt myn gemoed , indien Hechts onze Deugd toeneemt (althans, 't welk God verhoede! niet vcrërgert,) en ons oordeel op eene natuurlyke wyze be- „ ftendig blyft, of aanwast. Het laatfte kunnen wy hoopen. — en het eerfte moogen wy op onze ernftige ge- „ willige en opregte poogingen verwagten". — Toen hulshoff in het laatst van 1757. als Student aan het opftellen zou gaan van Leerredenen, hoort men hem aldus tot zynen Vriend : „ Wonder fraay praat gy ,, in 't algemeen , van het voordeel, dat ik preekende, met myne bekwaamheden kan doen. Dit vervliegt, ,, als men tot particularia koomt. Voor anderhalf jasr dacht ik ook zo. De redeneeringen en Meditatiën, „ op welke ik prys ftel, kunnen in geen preek dikwyls ,, plaats vinden. En daar ik fomwylen iets ongemeens  < 77 > 5, en gewichtigs misfchien zou kunnen mededeelerï\' ,, moet ik altoos, wanneer ik een preek maak, vast den„ ken, dat 'er door anderen over die Stof beter gepre„ dikt wordt; — Ja, wat zeg ik ? Buiten twvfTel zyn 'er ,. altoos verfcheiden Preeken, die beter zyn, in't licht ,, gegeeven. Dit bedenk ik nu eerst , nu ik kennis „ begin te krygen aan het geen 'er toe behoort. Doch „ ik meende minder te morren. Ik fcheid 'er af , en „ houd my met myn lot, zo goed ik kan, te vreden." 6 November 1756. „ Profesfor van doeveren heeft ,, my een hupfchen Brief gefchreeven. Hy gratuleert „ de Theologie en condoleert de Medicynen over het „ veroveren en verliezen van myn waard Perfoontje —„ aartig compliment P' 27 Sept. 1793. ,,Ik meen my en u al heel wat goeds „ toetewenfehen, als ik genade bid om leven en kracht „ te behouden in deeze overtuiging: meent gy u vast „ te houden aan den Middelaar, in welken alle, alle uwe zonde vergeeven wordt, zo dat gy zult overkoo,, men in een zalig duurzaam leven? — dan, waarlykl „ moet gy altoos zeer wel met God te vreden z>n , by „ alles wat u wedervaart in deezen Staat der Miferie. „ Amen." Nu nog iets van geestiger toon — den I9den Jaiiuary 1795. dien merkwaardigen dag in ons Vaderland ; was hulshoff niet buiten's huis geweest; hadt alles alleen by geruchte vernomen, en gaf 'er nogthans zynen Vriend deeze fraaije tekening van. — ,, Het gebeurde alhier, „ waarde Vrieud! fchynt Miraculeus, — of een Droom! Nog gistren ochtend fprak men van dapperheid in het „ ver-  < 7° > vernielen der Environs van Schoonhoven en Woerden, ,, als of men Holland wilde defendeeren. 's Avonds was „ Dr. CRAAijENHorr reeds bekend als Commandant. „ De toevloed op den Dam, in 't Wapen van Embdeu en andere Clubs, boven alle befchryving De vreug- „ de was Luidruchtig, maar niet woest. Na elf uuren was alles ftil, en de Nacht zeer vreedzaam , ongc„ ftoord. — Voor 8 uur heden, de Dam , de Eitvirous, „ Raadhuis, binnen en boven in den Toren, vol. — „ Vryheidsboomen &c. — zonderlinge Geestdrift! eene „ nooit geziene, algemeene vriendlykheid, behulpzaam,, heid, begroeting, veiligheid; zonder vloek op iemand, „ — als waare 'er geene andere party geweest, — als „ waare vergeeflykheid mode en peint d honneur l — Na „ het afgaan der Regeering, eene Interim - Municipali„ teit verkooren , die bedaard delibereeren kan , over ., Burgemeesteren , Schepenen en Vroedfchappen , en „ ondertusfchen de zaaken aan den gang houden; — ,, Een groote trein, in orde gefchaard, heeft de Mannen „ uit het Werkhuis afgehaald, en men zegt dat vlsscher ,, tot Hoofd - Officier is benoemd. — De Schuttery van „ 1787. aanvanglyk Gcorganifeerd. — Kleinere Offician;, ten uit, en eenigen weder in den Eed genoomen. — „ Onze dienstdoende Militairen moeten nog 1 a 2 dagen „ op orde wachten. — Naar en van de Posten hebben ,, de Duitfche Knechten een Carmagnolen Leidsman. — „ Van waar koomt het Lint, reeds in gebruik door twee a drie honderd duizend Perfoonen? — Couranten, ,, Boekjes en Prenten , moeten en detail verhaalen. —■ ;, Ik meld maar zo algemeen , dat alles hier perfeci „ vreedzaam en befcheiden toegaat, zonder dat men ergens cenig ongeluk verneeme. —Te Haarlem fchynt ,, mcu  < 79 > „ men even ver te zyn. — Wat groote dingen nu te ,, wachten! — Plannen, om Zeven onderling kibbelen„ de Souveraine Staaten tot één te maaken; — met ,, éénheid in alles; — met affchafling van &c. &c. &c. ,, Doch ik moet niet vooruit loopeu. — Gaave de goede „ Voorzienigheid dat vervolg en uitkomst aan dit goede begin mogten beantwoorden!" (18) Bladz. 49. Gebooren 6 Maart 1771. (19) Bladz. 50. Door het Haagsch Genootfchap werden in de maand April deezes jaars met Zilveren Eerepryzen bekroond twee Vertoogen van den Jongen hulshoff, het eene getyteld: Joseph, jira zyne Kinderliefde en Trouwe ; — het andere handelende over het wederzien in de toekoomenden Haat. — De Maatfchappy tot Nut van 't Algemeen bekroonde ook op haare algemeene Vergadering in de maand Augustus 1795. met de Gouden Medaille een gefchrift, de Gefchiedenis van joke p h een Schoolboek; waar van Opfteller bleek te zyn onzen reeds overleedene willem van oosterwyk hulshoff. By vergisfing wegens den tyd der uitfpraak op die uitgefchreeven Prysvraag , hadt de Schryver dit een Jaar vroeger, dan noodig was, ingeleverd. Het vertoom dvs zyne arbeidzaamheid en kunde reeds invrocgerentyd. — Deeze ftukken zullen eerlang in de uittegeevene Werken der genoemde Genootfchappen te vinden zyn. — Ook is nog van den Jongen hulshoff te leezen, eene Reden voering, over het nut onzer onkunde wegens toekoomends gebeurtenis/en , in het Nieuw Algemeen Magazyn van Weetenfchap, Konst en Smaak , IJlde Deel, N°. IV. by de Erven p. meijer en g. warnars 1795. LYST  LYST der SCHRIFTEN V A N ALLARD HULSHOFF. 1755ï7571764. S765- 'ï DlSSERTATIO philosophica inauguralis, qua Entis Reaiisfimi Exifïentia a priori demonftratur. Pro Gradu DoQoratus pnblico & folemni examini fubnut't. a. hulshoff, Gtaning. 1755. Beschouwing der beste wereld, of Filofoofifehe Bedenkingen over Gods Goedheid en Wysheid , de Vryheid der Mer.fchen enz. van ALETHOFILUS Fi:,EUSEBlUS, Amjlerd. 1758. De ev 1 dent 1 a , in Metaphyfices &Thcologite Religionisque Naturalis Principiis ad Acadehiicos Berolinenfes disferuit ECLECTICUS. Memoires de VAcadein. Royale des Sciences Belles - Lettres de Frusfe, Berlin 1764, Verhandeling over- de zedelyke ofvoeding. Ilollandfche Maatjeliappy der W:"Ml\r. /chippen te Haarlem, Deel IX. 2de Stuk. De grondslag der wetgeevende magt, waar door God, inzonderheid in de Openbaaring eischt, dat de Mcnfchcn hunne Zedel} ke bedryven naar zyn voorfchrift inrichten. Verhandelingen van het Scolpiaansch Legr.at, 1765. 1766;  < Ci > 1765. 1767. 1768. 1769. 177a. 17731789. 1790. K. de vries, Leeraar by de Doopsgezinden te; Amftcrdam , gefchetst in eene Lykrede, Amji. iy66. De vryheid omtrent de onkunde, Holl. Maatfchappy der Weetenfchappen te Haarlem, Deel X. ilte Stuk. Onderzoek om gods bestaan van vooren te betoogen. Perhandelingen van het Stolpiaansch Legaat, 1768. Discours sur les penciians , traduit du Hollandois en Fraucois, Berlin 1769. Verhandeling over gods regtmaatig welbehagen, op de vraag : of God enkel willekeurig zyne Wctgecvcnde Magt oeffene &c? Verhandel, van het Stolpiaansch Legaat, 1770. Hst waare stelsel der natuur, of de gebeurlykheid en afhanglykheid der waercldfche dingen. Verhandel, van het Stolpiaansch Legaat, 1773- Beöordeeling van het Scientifisch Bewys voor Gods aanweezen uit de onvolmaaktheid onzer zelfkennis , opgègeeven door Mofes Mendelssoon. Hollandfehe. Maatfchappy der Weetenfchappen te Haarlem, Deel XXVII. ifte Stuk. Zeno, o\er Ongeloof en Zeden, Amfl. 1790. Onstoflykheid en onsterflykheidder menschlyke ziel. Verhandelingen van Tey* ler's Godgeleerd Genostfchap, Deel X. F I79l>  < 8s > 1795' Kerkelyke redenvoeeingen, in 2 deden of 4 Stukken. De twee laatsgenoemde Stukken zyn by den Boekhandelaar c. warnars op de Pers. I N Verhandeling, waar in aangetoond wordt, welke de voornaamfte oorzaaken zyn, dat allerlei Schriften, die, of den geöpenbaarden.Godsdienst in 't gemeen, of de voornaamfte Waarheden van den zelvcn in 't byzoiuicr, beiïryden, in onzedagen grooter opgang maaken dan voorheen enz, door christiaan. Verhandelingen van het Haagsch GenootJchap ter verdediging van den Chrütelyken Godsdienst, 1791. De bestaanbaare protestant regt-» .zinnig, Amfl. 1791. Over-de godlyke hartstogten. Verhandelingen van Teyler's Godgeleerd Genootfchap, Deel XIV. Aart en inrigting der bewyzen, vereischt tot eene gegronde en volkomene overtuiging aangaande de Godlykheid der Christelyke Openbaaring ; zullend? eerlang te vinden zyn in de Verhandelingen van Teyler's Godgeleerd Genootfchap, Deel XV. Philosophische gesprekken over de voldoening, Amfl. 1795.  i n LAUDATIONEM FUNEBREM ALLARDI HULSHOFF, quam puelice dixit DIK VIII ROVEMERIS 1IOCCSCÏ GULIELMUS de VOS. Vos siüs hulshoffi defcripfit tempora vitae, Atque animi dotes pinxit & ingenium; Quamque pium Chrifti pedus flagravit amore, Moribus & niveis dixit ut enituit, Immatura tulit conftans ut funera nati, Delicias hominum quem fore fpes aderat, Et, phthifis invalidos poftquam confumferat artus Ipfe ut pacata mente fuit moriens. Fertilis hinc orta eft magnarum copia rerum, Quas vos si linguae gratia difpofuit. Signa dabat, devota Deo queis corda probantur, Peftoris & puri nofcitur intcgritas; Ingeniumque fagax hulshoffi, exponere diQis Abdita, quae denfae faepe tegunt tenebrae; Raraque dos, verbis nativum inferre leporem, Dicendi magnum quod decet artificem; F 2 la  € 84 > In coelum & penetrans patuit rationis acumen, Vcraque de falfls cernere judicium; Ardor & iile animi, doarinae extendere fincs. Sacraque fcita novis fpargere luminibus; Quaeque dedit Chriflus praecepta falutifer orbi Enarrare fuis Suada potens fociis. Illa perorrabat facundo vossius ore, Ut pia ■vïrtutis corda moveret amor;. Argumenta fuo dum colligat omnia nexu, Et manct in tanta par fibi materie; Floribus cxornat dum difta fevera venuftis, Queis novus allardi furgat honos tumulo. Omnibus hic fermo, quos fenfus tangit honeftij Quique putant fancrum nomem amicitiae, Has habcat vires, haec ornamenta miniftret, Queis fine nee pictas nee datur ulla falüs; lila falus, qua fulta Dei conjun claque cultu Vita hominum cxfequitur munera coelicolum. HIERONÏMÜS DE BOSCH. O P  OP HET AFSTERVEN VAN ALLARD HULSHOFF. By zo vele edelen, te vroeg der aarde onttogen. Velde ook da fchicht des doodsu, dietbrehulshoff! netti Een tranenvloed, dien naauw de hand des tytls kon drogen, Ontrolt, by dezen ramp, aan Mier ogen weêr. Een vrome Christenfchaar, door uw gemis verflagen, Zit fpraakloos by uw graf. De Godsdienst, die, verrukt, U zag met wys beleid haai^ achtbren tempel fchragen, Oogt haren Iievling na, om dit verlies bedrukt. De Wysbegeerte laat een droeven klaagtoon horen, Wier rechten uwe psa uiet roem heeft voorgedaan. Ach ! (zucht ze) zie ik ooit my zulk een zoon geboren, Wiens opgeklaard verftand geen nevel dekt van waan? Ja billyk doet uw dood een vloed van tranen ftromen: Waar toch aanfcliouwt ons oog uw wedergaê op aard ? Waar Menfchenviiend zo braaf? Waar Christen zo volkomen? Waar Leraar zo getrouw? Waar Wysgeer zo vermaard? F s Men  < 86 > Men zag bedrukte elende uw woning nooit verlaten, Op wier ontfronsd gelaat de vreugd niet was verfureid. Cy holpt, waar gy vermogt; of, kon uw kuip niet baten, Dan was den lydenden uw raad, en troost bereid. De Godsvrucht fierde uw hart met onbevlekte zeden; Zy fprcidde in al uw daên haar' vollen glans ten toon. Uw hoogde doelwit was in 't fpoor des heils te treden, Het fpoor, voor ons gebaand door Gods geliefden zoon.' Op Hem, wiens dierbaar bloed aan 't vloekhout werd vergoten, Zonk 't anker uwer hoop in tyd, en toekomst neêr. Laat vry het ongeloof Hem fiuaadlyk van zich floten ; Hem minnen was uw heil, Hem dienen was uwe eer. Zyn byfiand beurde u op, toen ziel, en lichaam tevens Door ziekte, en bittren rouw op 't hevigst werd beftreên; Toen gy de hoop zyns Stams , den troost uws vegen levens, Gelyk een veldbloem, door den dood zaagt afgefneên. Die noordftar, op wier licht ge op 's waerelds zee bleeft (laren, Weest gy ook anderen ten gidfe en toevlugt aan. 't Herdenken doet uw beeld nog voor onze ogen waren , Als gy den fchat ontfioot van Gods gewyde blaên. Wie was niet ftraks gezind, den Heiland naar te ftrevcn, Wanneer gy moed, en kracht hem in het harte fpraakt? ■Wie denkt nog aan uw rcCn', zo leerryk, als verheven, Die niet in heilig vuur voor God, en Godsdienst blaakt ? D.ni  < 87 > Dan zou myn zwakke zang, naar eisch, uw' lof doen horen ? Ik fchetfen uwen geest, door 't helderst licht beitnald? O neen. die grootfche taak was een de vos befchoren, Wiens mecsterlyk pinceel uw beeld naar 't leven maalt. Genoeg, 't is met een hart, gevoelig voor uw vraaide, Dat, Zalige! u myn hand dit ncdrig bloempje biedt. En, zo gy van omhoog nog nederziet op aarde, Verfmaadt gy wis dit hart, cn zyne gifte niet. M. SIEGENBEEK.   By de Erven P. MEIJER en G. WARNARS, zyn de volgende Werken gedrukt en te bekomen. Huhlioff, Befchouwing van de beste Waereld, (uitver- kogt.) • Zeno, over Ongeloof en Zeden, 8. . de Beltaanbaare Proteftant rechtzinnig, 8. K. de Vries, Gefchets in eene Lykrede, 4. ■ Kerkelyke Redevoeringen,Eerfte Tiental,8. — Gefprekken over de voldoening, 8. De Vos, Verhandeling over het beste Huwelyk, 8. Hesjelink, Uitlegkundig Woordenboek ter opheldering van de Schriften des N. Verbonds, 2 deelen. 8. Zolikoffer, Leerredenen in XI deelen, 8. • Nagelaten Leerreden, IX deelen, 8. — Overdenkingen en Gebeden, 4 deelen, 8. ■ Christelyk Huisboek,'in klein 8. Tillotzon, Predicatien, 6 deelen. 4. Hesf, Leven v. Jefus, 3 deelen , 8. .. ■ ., der Apostelen, 2 deelen, 8. —— Gefchiedenis der Israëlieten, 12 deelen , 8.1 . Verhandeling over Gods Koningryk,2 deelen, 8. Hamelsveld , de gewiehtigfte Gefchiedenisfen des By» bels met 252 Afbeeldingen, in fol. Piiïet, Cnrisielyke Gebeden, 8. Bachine en v. Emdre , Heilige Geographie , 4 deelen, 8. n Emdre, Kortbegrip der H Geographie, 8. Bybel Atlas, door Bachine, in fol. y. F. Ostervald, Sleutel des Bybels , 2 deelen. 8. 'Lucas, Zedelesfeii des Euangeliums, 8. Proeven over de oogmerken van het Lyden en Sterven van J. C. 8. Stivjlra. Natuur en Geficldheid van Christus Koningryk, 8. Vernede, drie Leerredenen over de Voorzienigheid, 8. Doddridge, Huisuiilegger des N. Test. 6 deelen. 8. Bybel in qimto, door Muilman uitgegeven. Het Lied van Salomon op nieuw vertaald, 8. Beinlmrd, Plan door den Stichter van het Christendom ten beste der mentenen ontworpen, 8. Warbwton , Leere der Genade , 8 ' Crygton, Verhandeling over 't menfchelyk Geloof, 8. Cuno, Jfaac, of de affebaduwing des Heilands, 8. Ahrctr  JbiSKmi, Beknopt Vertoog der Gelykluidende Tex- len, 8. . . Vernet, Christelyke Zedekunde, § deelen, 8. Santin, ICatecbismus der Jeugd, 8. Leiand, BefchouvW van de Schriften der Deïsten, 3 deden, 8. Hervey, Theron en Aspafio, 4 deelen. —— Overdenkingen, 8. ——1 Befpiegelingen, 8 - ■' Mengelingen, 2 deelen, 8- « Godvrugtige Brieven, 2 deelen, 8. >■ . Tyd van Gevaar, 8. ., Twee [.eerredenen over Rom. V. v. 19. 8, Pearfal, Befpiegelingen, 2 deelen, 8. Gellerts, Zedekunaige Lesfen, 2 deelen, 8. . Fabelen, 3 deelen, 8. . ,. , Mengelfchriften, 8. .,, Gezangen, 8. . Blyfpeelen, 8. ._ Leven en Brieven, 2 deelen, 8. Toimg, Nachtgedachten, 4 deelen, 12VO. _ Centaurus, ge^n verdientzel, 8. »' Roemzucht, 8. " de Onderwerping en de Jongde Dag, 8. Daniël, Befpiegelingen over *t Graf, enz. met pi. 8. Thmnjon, Jaargetyden, door J. Lublink, met pi. 8. Twisk,Vaderlyk Gefchenk, met pl. 8. Algemeen Oeffenfehool van Konlien en Wetenfchap- pen, 31 deelen, met pl. 8. Tafereel van Natuur en Konst, 21 deelen, 8. Algemeen Magazyn, 5 deelen, 8. Nieuw Algemeen Magazyn, 3 deelen, word vervolgd. Esdre , Inleiding tot de Kennis der Natuurl. Wysbe- geerte, 6 deelen, 8. Berkhey en Raff, Natuurl. Historie voor Kinderen, 3 deelen, 8. ——— 't zelve met afgezette plaaten. Watzon, Dierlyke Waereld, met pl. 8. Martin, Philolbpbifche Onderwyzer, 8. Fergufon, Sterrekunde voor Heeren en Juffjrs, 8. Rost, fieginfeleri der Sterrekunde, 8. Bode, Handleiding tot de Sterrekunde, 3 deelen, 8. Campen, Verhand, over den Orang Outang, 4. Merian, over het oneindig getal der Waerelden, 8. Richard, over den Dampkring'; 4. Sus-  Susmilich , Goddelyke Orde in de Schepping, 2 deelen , 3. l'osmar , Befchryv. van Zeldzamen Schepzelen met pl». Bonnet, over de Vermogens der Ziel, 2'deeien , 8. Keil, Genees-, Nat. enz. Woordenboek, 5 ceelen, S. Cravefande, Inleiding tot de Wysbegeer'te, 8. Vtïet en Fontein, over de Ziektens der Paarden, 8: ChapetiQ, Verhandeling over ae Buikfpreekers, 8. Verbrugge, over het Gefchutgistcn, 4 Hjst, en Gedenkfch. van de Maatfcnappy der Drenkelingen, 3 deelen 8. Nozeman, over de Gellagten der Vogelen, 8 Baster en Miller, Inleiding tot de Kruidkunde, 8. Mnew, liefchouwing van 't Schepnü, 2 deelen, 8. J-'u Hamel, Baak der Gezondheid voor Zevaarenden, 3. Vlaming , kort Samenftel der Perfpectief, 8. Perebovm, Geneeskundige Verhandeling, fi. Zimmerman, over de Geneeskunde, S. Woenfel, Konst van Waarr.eemen, 8. Meeze, over de Paalwormen, 8. JSIierop, over de Zeeftranden, 8v. Howwimngen, over het verdiepen van het Y, 8. Barneveld, Rivierkundige Verhandelingen, 8. i.. IV. v. Merken, Da id, met pl. 4. * j\jut oe,- Tegenfpoeden, 4. Germanicus, met pi. 4. "' ■ en v. Winter, ToneeJpoëzy.iiTe deei.4. v. Winter, Jaargetyden, 4, Am (Wl droom, 4. B.d.Boich, Dichtlievende Verlustigingen, 4 deelen, 4, hangeniyk, Gedichten, 4 deelen, 4, Steemvyk, Claudius Civiles, 4. Gidion, 4. Fef.e;ni, Thelemachus, 4. ■■ Nagelaten Dichtwerken, 4. • Hendrik de Grooten , 4. v. d. Wup, Gedichten, 4. Pater, Poczy, 4. Nagelaaten Poëzy, 4. en 8. Gedaantewisfeling van Ovidius met 140 piaaten, 4; Huizinga Bakker, Poezy, 3 deelen, 8. Jufv, Ue Aeufville, Befpiegelingen, 8. Pfalmen door 't Genootfchap Laus dco [dus Populo. — —— by de Lutherfche Gemeente in gebruik. B*k  Bakker, (J.J) MèngeJpoëzy, 2 deelen, 8, de Haas, Nagelat. Gedichten en Spraakkonst, 8. C. r. Befpiegelingen, 4 fliikjes, 8- C. Bruin, Zededichten, 2 deelen. 8. Elzevier, Dichtproeven, 8. Veldhoven, Befpiegelingen, 8^ Hubner, Algemeene Geographie, 6 deelen, 8. Tegenwoordige Staat aller Volkeren, 42 deelen, 8. Hand Atlas, ra fol. h. eng. b. fttlas der Steden in 8. Cabinet veii Nederl. Gezichten, X deelen, 4. Rdlin en Tailhür, Gefchied. der Waereld, n deelen, 8. Wagenaar, Historie van 't Stadhouderfchap, 8. . — Verkorte Vaderl. Hist. door Te Water, 2deelen, 8. ValJetl Hist. verkortin Vragen en Antwoorden, 8. Klinkhamer, Dagwyzer der Gefchiedenisfen, 2 deelen, 4. Cerifier, Nederl. Gefebiedenisfen, 10 deelen, 8. Historie van Marlborouch, 4 deelen, 8. Natel. Schriften van Fredrik de II. 6 deelen, gr. 8. Janicon, Republiek der Nederlanden, 4 deeien, 8. Slingerland. Nagel. Schriften, 4 deelen, 8. Bata°via. 4 deelen, 4. stnfon's Reize rondom de Waereld , 4. Historie van Grandifon, 7 deelen, 8. - — Clarisfi, 8 deelen, 8. ^_ . Psmela , 4 deelen , 8, Bellizarius van Marmontel,- 8. Zedelyke Brieven tot verbetering van 't Hart, 2'deeien. Gedenkfchriften van Scriblerus , 8. Spcflatorialen Schouwburg, 25 deelen, Zedelyke Verhaalen , 14 deelen, Wyseeerige Landman, door Hirsveld, 2 deelen. Rabener, Hekelfchriften, 5 deelen, 8. Brieven van Lady Montague, a deelen, 8. De Rhapfodist, 5 deelen, 8. „..■',", , , Bib'roteek voor Dames en Heeren , door Wieland, sdeelen. Campe, volledig Leerftelzel'van Opvoeding, 4 deelen. Leesboek voor Kinderen, 2 deelen, 8. Hoogftraten, Zelfltandige Naamwoorden, 8. Moonen. Nederduitfche Spraakkonst, 8. mioë, Nederduitfelie Spraakkonst, 8. Peyton, Enge!fche Spraakkonst, 8. L'frfpine, Intrest-Boekje , 8. Calkoen, Verhandeling over dc Misdaaden en Straffen, 8.