LEVENSBESCHRIJVINGEN VA N BEROEMDE KINDEREN.   LEVENSBESCHRIJVINGEN VAN BEROEMDE KINDEREN, OF VOORBEELDEN VOOR DE JEUGD, OM TB DIENEN TOT EEN LEESBOEK, E jf TOT ONDERWIJS VOOR KINDEREN, DOOK. A. F. J. FREVILLE, UIT HET FRANSCH. IN DRIE DEELTJES. MET PLAATEN. EERSTE DEEL* tb AMSTERDAM, bij JOHANNES ALLART.   VOORREDE VAN DEN SC HR IJ VER, OVER DE OPVOEDING DER KINDEREN, De Ouden waren met den diepjlen eerlied voor de nagedachtenis van groote Mannen, welke het menschdom of verlicht of verdedigd hadden , ■bezield. Deze wekten hunne verwondering. Fan ■ daar dat zij enen bijzonderen finaak hadden in het vervaardigen van derzelver Levensbefchrijvingen. Zulk eene foort van gèfihrtftcn bracht niet weinig toe tot het volmaken van de beoejfó' ning der Zedekunde , en bij gevolg tot het leiden en bellieren van den inensch op de paden van waar geluk, welke helaas l tot nog toe zo weinig gekend warden. Wat is noodzaallijker, dan de konst van zich zeiven wel te kennen , en wel te gedragen ? IVat baat het ons, zegt zeker Schrijver , altoos oorlogshelden , welke veld/Jagen leveren , volken te onder brengen, rijken en Jieerfchappifen verwoesten, en de aardbe* 3 ween-  VI VOORREDE woondsrs doen zidderen , ons voor ogen te fleU lent Zijn de huislijke verrichtingen van Cijrus , van Csefar, van Lodewijk den XII., of Hendrik den IV. tot bevordering van den inwendigen voorfpoed van hun volk, niet veel aangenaamer en belangrijker 9 dan hunne overwinningen 3 en zegepralen ? Ik zou de wapenen aangorden, zegt Cicero, om den roem te handhaven van doorluchtige Mannen, die geftorveu zijn. Berichten van de -tninjle omjlandigheden van hun leven, zijn on~ Jlerflijke les/en , voortrepjke voorbeelden, geheel aan het nut van het menschdom toegewijd. Be fchilderijen, de borst en Jlandbeelden, welke ons de lichaamstrekken van groote Mannen voorhouden , zijn doorgaans befloten in de huifen van hunne nazaten , en 'er is niet dan een klein gedeelte menfchen , 'twelk dezelyen te zien krijgt, en daar van kennis draagt. Maar lojfchriften , door bekwaame pennen vervaardigd , vertegenwoordigen overal de zielvermogens , het braaye hart, en de edele gevoelens Van die Mannen. Deze gefchriften vermenig' ■ yuldigen zich met weinig moeite; zij worden gemaklijk in alle talen overgebracht ; zij doorwandelen alle plaat/en, en verjchajjen door elle tijden heen voorbeelden ter navolging. In*  van den SCHRIJVER. m Indien, gelijk in geen twijjfel kan getrokken "worden , de voordelen , welken Leyensbefchrijvingen aanbrengen, zich zo verre uitjirekken, hoe komt het dan toch, zal men vragen s dat men nog niet op de gedachte gekomen is om ook zo* danigen te geven, welke meer bijzonder nuttig zijn voor kinderen , zelfs in de vrsegfle jeugd ? Waarom hebben zo vele fchrjvers nog niet ondernomen ons de gefchiedsnis te fckrijven van kinderen, welke zich beroemd gemaakt hebben door hunne natuurlijke vermogens, of goede hoedanigheden ? Van welk gewicht , van welk gezag zouden zulke verhalen van waare gebeur* 'tenisfen niet wefen in tegenoverjïelling van laffe vertelfels , welken men bij duizenden verdicht heeft, en welke, gelijk men voorgeeft, voor de opvoeding nuttig zouden zijnl Het verfuim om ons met zulk eene foort van fchriften te voor* zien , is de onthoudiug van een wezenlijk goed aan rechtgeaarte Vaders; een waare gaping in de boekverfamelingen van de Onderwijfers der jeugd , en ene onrechtvaardigheid , gepleegd aan zovele dierbaare voorwerpen , welker levensdraad in hunne eerjle jeugd wierd afgefneden. Inderdaad, met welke belangneming zou men de JLevensbefchrijv'mgen van zulke beminlijke * 4 en  VHï. VOORREDE en leerfame kinderen niet lefen , welken te ras aan de moederlijke liefkofmgen onttrokken zijn l Door ene niet onbillijke vooringenomenheid voorfpelt men zich van hen alles goeds. Hier aan moet men toeschrijven , dat men in de lente van hun leven reeds die rijpe vruchten meent te ontdekken , welken men eigentltjk eerst van hen in hunnen verder gevorderden leeftijd heeft te wachten ; dat men van het bitterst leedwezen wordt doordrongen , wanneer men zich thans voor den geest brengt, wat zij gewisfelijk in hun laat er en leeftijd zouden zijn geworden. Insgelijks mag men hen het opbrengen van deze billijke fchatting aan hunne gedachtenis niet weigeren, wanneer men overweegt dat zij reeds in den leeftijd, wanneer zij enkel door hunne lachjes en oogjes fpreken , aan hunns jonge tijdgenooten voor de deugd lesfen kunnen geven , en nog lang na hunnen dood zulke voorbeelden opleveren , welke den kinderen in volgende tijden hoogstbelangrijk blijven en ter navolging opwekken. Hoe veel belangneming de helden van Suetonius, van Cornelius Nepos, en van Plutarchus tok verwekken mogen, is dit uitgemaakt zeker a dat het lefen van hunne manlijke bedrijven geen  v ak d K n S C H II IJ VER. jx geen nut aanbrengen kan, dan aan volwasfe» nen,«welke reeds ene genoegfame vatbaarheid van alles bezitten , of die beginnen te verkrijgen. Geheel zonder goede uitwerking zou men zulke gefchiedver halen aan kwekelingen van negen of tien jaren i» handen geven. Het grootfte gedeelte van de oogpunten , waaruit men die bedrijven befchouwcn moet, van de grondregels , waarna men te werk ging , van de daden, van de gezegden, en van de zedelesfsn, gaat hun begrip te boven. Zij verflaan veel meer van een kind van hunne jaren , dan van een door* knedsn wijsgeer of van een grooten krijgsheld. Hos eenvoudig men zulk foort van wefens , wat hunne huishoudlijke bedrijven betreft, ook moge voorflellen, zij worden in hei oog van kinderen neg reufen, tegen welken zij blijven opzien. De meeste Schrijvers over de opvoeding hellen te weinig hierop gelet, dat in voorbeelden , van den volwasfenen ouderdom ontleend, gene evenredigheid, of gefchiktheid yoor kinderen is3 in het tegendeel, dat aan zulke voorbeelden alles ontbreekt , wat tot onderrichting en opleiding van die genen Jlrekken kan , welke naauwlijks beginnen te ontluiken. Welkeen indruk toch kan het op een jeugdigen leerling j die vlug, zonder 5 on-  x - VOORREDE ondervinding is , en van het een op het ander fprinp , maken , als hij leest, met welk een onwankelbaar vertrouwen Alexander den beker met geneesmiddelen uitdrinkt . voor de oogen van zijnen Geneesheer Philipjms , wien Ephcstion bij hem in verdenking had trachten te brengen , als of die hem door vergif wilde van kant helpen of wanneer hij het koelbloedig befiaan van Theraistocles leest , die tegen Euribiades , welke een flok ophief om hem te jlaan, zeide : Sla toe : maar boor mij tcftens ! Indien gij u over deze verhevene bedaardheid in zjne tegenwoordigheid verwondert , hij zal 'er zich , even gelijk gij, over verwonderen : maar het zal alleen wefen om dat gij het verwonderenswaardig noemt, zonder dat hij ti begrijpen zal. Men treft alle dagen in de verkering goedhartige huismoeders met haljlerrige , of fchreiende kinderen aan. Om die kleine dwingelanden van hunne gebreken te recht te brengen , bedienen zij zich dikwerf van het middel om hen bejaarde lieden tot voorbeelden voor te fiellen. Dewijl zulke vrouwen meer kennis hebben van de natuurlijke geaartheid der kinderen , dan de meeste fckrijyers van boeken % dewijl zij meer gezond yerfland bezitten, dan • een  ötf«ta^ onderwijfers der jeugd, zouden zij veel gelukkiger jlagen , indien zij de aandacht van hare jonge kinderen trachteden te bepalen bij andere knaapjes van die zelfde jaren , en hen te gemoed voerden ; Zie eens, mijn lieve jongen! hoe beminlijk en gezeglijk is dit kind,! hoe fraai leest dat andere ! dat kind weder, is dat niet lief en zoet? Waarlijk! wat kan men meer gefchikt, om kinderen tot het goede aantefporen, uitdenken , wat kan men , om hun hart te roeren t beter aanhalen , dan de bedrijven van zulke hunner medemakkers , welke zich door een wijs gedrag van anderen onderfcheiden ? Het gene men ontdekt in ons gelijken , of in de zodanigen, welke in een fldat verkeren, dïe met den onzen vrij veel overeenkomst heeft , zal bijna nocit nalaten onze aandacht optewehken, en kan bij gevolg van den grootflen invloed wefen op onze verrichtingen. — Welk een geluk , als wij op) die wijze voorfchriften tot deugd erlangen l Deze hebben de fpoedigfle , en zekerfle uuwer • hing, en zullen gewis het hart zodanig roeren $ dat men *er de beste vruchtgevolgen van verwachten kan. ■ « Het komt hier te pas gewag te maken van * 6 een  xn V O O R R een vooroordeel, 'e welk vrij algemeen plaats grijpt omtrend de vroege jeugd» Eensklaps van het ene uiterfle tot het andere overmande , befchouwen fommige menfchen de kinderen als poppen in een Marionneltenfpcl, welker yoornaamfte werkingen zich enkel en alleen bepalen tot werktuiglijk huppelen , fpringen, drinken, eten en Jlapui. Men denkt, dat zij, even als de papegaaijen , geen meer vermogen bezitten , dan om klanken nateboot/en. Alen begrijpt, dat zij niets uit zich zeiven kunnen voortbrengen , en niets uitvoeren , welk over een ft emt met het charabter van een gevoelig en redelijk we/en. Zij, die in Z'dke denkbeelden verkeren, hebben de natuur te weinig nageyoracht , en dwalen vrij verre van de waarheid af. Zonder juist ts willen ftiljlaan bij die bevoorrechte wejens , op welken men het Latijnfche fpreekwoord kan toepasfen : gaudcant bene nati (*) : is dit voljlreht zeker , dat de meeste kinderen niet zijn , V gene zij in den eerften •pjlag fchijnen. Dewijl zij volgens de onder- fchei" (*) Gelukkig zijn zij, welke met natuurlijke hehwaamhedcn gebooren worden*  ^ij vek. sm fiheidene caraBers , de een meer dan de ander, voormoed, op merkfaamheid, vernuft, oordeel, en zelfs om iets uiitevinden , vatbaar zijn, openbaren zij zelfs van de wieg af de kiemen van zulke onderfcheidene hoedanigheden , 't welk hem juist niet \n het oog valt, die in dit jluk weinig geoefend is , 't welk doorgaans niet wordt waargenomen, om dat de woeligheid, aan de kinderen zo eigen, zulks moeilijker maak:. Een van onze latere Dichters heeft met veel nadruk gezegd; Rien n'cchappe a 1'enfant , pas même le fiJence Indien de moeders, welker opflag vxn het oog zo doordringen ie is , in dit opzicht meer geraadpleegd waren : indien zij erts hare denkbeelden meer mededeelden, wat zouden wij een menigte vait lichtverfpreidende- waarnemingen , en gewichtige aanmerkingen over den zedelijken aart van hare teerbeminde voedjlerlingen kunnen verfamelen l Geen ding ontfnapt het kind^ zelfs (*) Geen ding ontfnapt het kind , zelfs uw fiilzwijgen niet, * 7  zelfs uw ftilzwijgen niet. Getroffen y en opgetogen van verwondering op "het befchouwsn van 't gene een kind is bij deszelfs geboorte , en in zijne vroege jeugd, en op de overweging van 't gene het eenmaal door den tijd worden kan, zouden zij, welke zich met de opvoeding bezig houden, hunne oude gewoonte vaarwel zeggen. Zij ZQuden met den meesten fpoed andere ontwerpen van opvoeding vormen s meer overeenkom/lig met den aart en de waare gefleldheid van hunne kwekelingen. Als wij ons niet voornamelijk bezig hielden met den kinderen gedurig hunne dwalingen, en misflagen onder het oog te brengen , geffadig te berispen en te kastijden , indien wij niet op alle b.ufelïngen acht gaven , en hen hier mede kwelden: maar indien wij de waare geaartheid der kinderen meer raadpleegden, zouden zij, welken wij ons vleien opteyoeden, daar zij nu niet zonder verdriet zich aan opvoedings • voor fchriften gewennen , hunne dagen meer vrolijk en gelukkig doorrollen. Laar zij nu door onze misflagen , onze tegenflrijdige en niet flrokende handelwijfen , zich ook gebreken aanwennen , zouden wij in tegendeel hen hun ver/land meer zien oefenen : zij zouden inderdaad beter, worden , en hunne vorderin-. gen.  VAN DEN SCHRIJVER, & gen zouden meer beantwoorden aan onze aangewende zorgen , en moeite : pa ! zij zouden ons van hunne zijde teffens de grootjïe vreugde en voldoenirg verfchaffen. Om aan deze onze ftelling meer kracht bij te zetten, zullen wij ze bevestigen door de getuigenisJ"en van de eerste vernuften uit de Oudheid. Sedert dien tijd , zegt Plato , dat de befchaafdheid der zeden de plaats begon inteneemen van de domme onwetenheid der esrfie eeuwen , heeft men door navorfchingen opgefpoord en ontdekt, hoe uitgebreid de vatbaarheid , en welke de Jlerkte van ziel in kin» deren is. Wel ras is men ontwaar geworden , dat zij voor meer andere dingen vatbaar waren , dan enkel voor het fpelen , of hei lopen achter de kudden. - Gegrond op deze zelfde waarnemingen heeft Socrates insgelijks aan zijne leerlingen bewefen, dat , zo dra kinderen kunnen fpreken , en enig oordeel' des onderfcheids vertonen , zij dan niet te jong zijn voor de wetenfchappen. Hiervan volkomen overtuigd, heiben de Grieken, en de Romeinen van deze waarnemingen met den gelukkigften uit (lag gebruik gemaakt. Zo wel in die tijden , wanneer het Romeinfche Gemenebest in den grootjlen bloei was 9>  atvi VOORREDE was, als onder de regering der Kei/eren , zo voor als na Hortenöus. was het gene zeldJaamheid de bloem yan de romeinfche jeugd te voorfchijn' te zien komen 5 voorzien van een fchat van kennis en wijsheid, van de Grieken en andere bejchaafde volkeren ontleend. Zelfs voor den tijd der jongelingfchap hadden zij de Gefchiedfchrijvers , Dichters , Wijsgeren , en Rechtsgeleerden gelefen , en het. nuttige zich eigen gemaakt. Met den ouderdom van achttien of twintig jaren zag men de vomeinfchs jongelingen reeds in den Raad, cf voor hst Volk yerfchijnen, waar zij met zo veel gezord verfland en welfprehendkeid zich horen lieten, als of zij geoefende redenaars waren. Volgens het bericht van Suctonius , heeft Oclavius O , toen hij niet meer dan twaalf jaren oud was, de lijkreden famengejl-.ld op Julia, zijne grootmoeder van moederszijde, welke hij ook uitgefproken heeft onder de algemene toejuiching van de vergaderde r.-enigte. Op zijn dertiende jaar had de groote mededinger van Demosthenes (.'Cicero) reeds een vertoog oyer de konst om wel te fpreken C) Keijer Augustus.  VAN DEN SCHRIJVER. XVft ken opgefteld. Dit gefchrift, waar in hij alle de beginfelen van de kons-t. der Redenaren yerfameld had, was een beknopt, en naauwkeurig famenflel van het gene hij bij zijne meesters gehoord had: 't welk juist niet zo zeer het vsrnuft , als wel de arb eidfaamheid 9 en de oplettendheid bewijst, voor welke elke kwekeling op die jaren vatbaar kan gerekend worden, onder deze voorwaarde , dat de aangewenAs zorg en manier van onderwijs naar zijns vatbaarheid berekend is. Hit is disrhalyen van belang reeds van da tederjle jonkheid af aan met de letteroefeningen een aanvang te maken. Dan toch moet men reeds een voorraad beginnen optedoen van bekwaamheden en kundigheden , welke men naderhand in het woeliger gedruisch der wacreld, niet ligtelijk kan verzamelen* Inderdaad ! met hoe veel doornen de weg tot het verkrijgen van wetenfchappen ook bezet moge wejen , men zal echter moeten toeftemmen, dat die zo wel toegangkelijk is voor de jeugd , als voor menfchen van allen anderen ouderdom. Drijft toch de natuurlijke nieuwsgierigheid der kinderen hen niet^aan tfm alles te bezien j na alles te luisteren , en alle de voor- •wem  acvm VOO'TR REDE werpen , welke hen omringen s te betasten? Even gelijk een gladde plaat, waar in nog niets door het graveerijfer van den kunstenaar is gegraveerd , voor het ontfangen van alle indrukfelen gefchikt is , is ook het geheugen van een kind vatbaar voor alles wat 'er •yerftandige meesters in willen indrukken. Laat ons hier nog bijvoegen , dat het on» fchuldige van hunne zeden , het ledige van hunnen geest; welke naar kennis reikhalst, en de flaap dier driften, vjelke Iten in laaier jaaren zo geweldig fïingert , — dat dit alles dien eerst ontluikenden levenstijd het meest gefchikt maakt voor het ontfangen van onderwijs. • Ervarene Schrijvers en Onderwijfers, welke •door de ondervinding geoefend waren , gevoel'den zich altoos getroffen door de juistheid van deze waarnemingen, en fiemden dezelven altoos toe : doch, gelijk reeds gezegd is, maar weinige hebben het waare oogmerk der letteroeffe». tiingen begrepen. Het geen niet meer wsfen moest , dan een toegift, heeft men als de hoofdzaak befchouwt. Zij hebben van hunne 'kwekelingen niet anders willen maken, dan Dichters , Celeerden, Redenaars , en hebben ver»  VAN DEN SCHRIJVER, tit Vergeten hen te vormen tot menfchen , dat is, tot rechtgeaarte kinderen , tot braave broeders en zusters, tot getrouwe vrienden. Tot die foort van Onderwijfers behoort vooral Baillet, die , in zijn boek over de beroemde kinderen , welke , (om dit in '/ voorbij gaan aantemerken) let wel, meestendeels den ouderdom van zeventig jaren bereikten, enig en alleen blijft jliljlaan bij die Geleerden , welke het Grieksch , het Latijn, of de Oudheden in hunne jeugd reeds meester waren — en hier» toe bepalen zich zijn loffpraken. Maar, wat toch baat het een grooten geest, en uitmuntende bekwaamheden te bezitten zonder de vereischien van een braaf hart en eene edele ziel? Al de roem van verhevene vernuften , alle de laurieren van overwinnaars, in welk vak het ook wifen moge, zijn ze wel te vergelijken bij het leveren van een bewijs van weldadigheid? Kunnen zij opwegen tegen de verkwikkende en zoete trekken van vriendfchap ? Ds Wetenfchappen onder de menfchen moeten nergens anders toe dienen , dan om ons opteleiden tot de verhevene kennis van onzeplichttn. Zonder deze laatjle, zijn de Wetenfchappen van weinig betekenis, dewijl zij doorgaans in de ziel niet en-  XX VOORREDE anders dan eigenwaan verwekken* Dat wij mannen van yerftand en geleerdheid, dat wij bekwame kunstenaars vormen, is loftijk; maar het is nog voortreflijker dat wij menfchen vormen die zich aanprijfen door hunne zedigheid, onbaatzuchtigheid, oprechtheid, en wijsheid* Ziet daar het oogpunt, waar uit ik die jonge lisden , welken ik in deze nieuwe gaanderij van fchilderft ukken ga ophangen , wil befchouwd hebben. Zo zij nergens anders in uitgemunt hadden, dan in de School der Konften en We» tenjchappen , dan door hunne redenvoeringen in de pleitzaal en volksvergaderingen , dan onder de vanen van de Krijgsgodin Bellona, zij zouaen mij zonder enige bedenking vrij min» der waardig geweest zijn om ten toon gefield te warden in dit Pantheon (*) der gefchiedenis. Zij zouden mij den zuuren arbeid niet verzoet hebben, welken ik heb moeten befteden aan het famen (*) Zo werd de Tempel van alle Goden te Komen genoemd. Dezen naam heeft men naderhand gebezigd van die plaatfen , waar men de beeltenisfen van yownaame mannen b>j eest Voegt'  VAN DEN S C H R IJ V E R. xxf famenftellen van dit werk, 't welk mij daar door vrij dierbaar is , en 't welk ik met enig vertrouwen op de goedkeuring van bevoegde beoordelaars in 't licht geve. Ondertusfchen vindt men gelukkiglijk in deze levensbefchrijvingen van kinderen, dit een en ander, zo wel uitmuntende talenten , als goede zeden. Men kan uit onze verhalen een geregeld geheel van alles , wat tot de opvoeding behoort , opmaken. Lesfen en voorfchriften bieden met voorbeeU den eikanderen wederzijds de hand, om het ware doel te bereiken. Het werkje zal dierkalven niet zonder vrucht in handen gegeven worden, zelfs van de jongfte kwekelingen in de kostfcholen , en huifen van opvoeding. Behalven het aanlokkende , ,t welk men gevoelt in het lefen van een belangrijk werk , waar in tejfens gejladig andere onderwerpen behandeld worden, zal dit boek hen ook de overtuigendfte drangredenen aan de hand geven om hun hart, hun oordeel en verftand te gelijk, te vormen. Zelfs kan ik niet twijfelen , of onder het getal onze jonge lefers zal ''er meer dan een gevonden worden , welke ten enigen tijde voorbeelden ter navolging zullen  XXli VOORREDE van den SCHRIJVER." Un opleveren , gelijk aan die, van welken wij hier getrouwe Jchetfen geven. Dit is de hoop die mij ftreelt , en de vleijendjle vergelding voor mijne aangewend* moeite» IN.  INHOUD. i. De Tweelingen , gehooren in een onderaardsch hol, digt bij Romen, in 't Jaar 70 van onze tijdrekening. El, x I L Lilia Fundana , te Romen gehooren , dochter van Fundanus, Conful te Romen, in 't Jaar 99 na Christus geboorte. 4© I I I. Pudkns , of het zedige kind te Hisconien gehooren , bij de Adrialifche Zee , in het Jaar lis van de Christlijke Jaartelling. 6s I V. Marcila Eüphrosijne, te Rome gehooren, in het 116 Jaar van de Christlijke Jaartelling, ?l V. Hendrik -van Nemours , te Leitour, in het Graaffchap Armagnak , thans het Departement Gers , in U Jaar 1472 gebooren, 87 Vi  INHOUD. V I. Michael Verinus, of het waarheid/prekend . kind, te Florence gebooren, in 't Jaar 148?. BI. 96 VII. Justina Nïcoletta de Foix , in *t Jaar 1502 teChateaubriant, in Bretagne, gebooren, en geftorven , toen zij zeven jaar en een maand oud was, in de graftombe van hare Moeder. VIII. Eduard de VI, zoon van Hendrik den VlU, ^ en van Johanna Seijmour , deszeifs derde vrouw, gebooren te Londen in het jaar 15 j 7» en geftorven in 'tjaar 1552. 12S I X. Franciscus de Beauchateau, zoon van een Toneelfpeelder van den zelfden naam , gebooren te Parijs , in 't Jaar 1645 , en op zee geftorven, vijf tien jaren oud zijnde. 13* X. Üaisin en Babet , te Trojes, in Champagne gekoeren, in 't Jaar 1658 , kinderen van Jam Ba?'  I N H O U. D. Baptista Raisin , een beroemd orgelfp'eeTder. El. 15S X I. De Lazarons , tweelingen, te Napels gebooren, in 't Jaar 1659. X I I. Frantchesco Mikeli , te Tempi gebooren , in 't noordlijk gedeelte van Sardinlen t in het Jaar 1654. 180, XIII. \ Karel, Hertog van Glocester, Zoon van de Koningin Anna , en van Prins George van"Denemarken ï te Londen gebooren d$k 24 juli] 1689 , en in dezelfde fad in 't Jaar 1700 geftörven.' zc6 N Candiac van Montcalm , te Candiac bij Nimes s*in 'fjaar 1719 ter wereld gekomen. 2,17 X V. \ SijLvina Joliotta b'Abencourt , in het Jaar 1720, te Pierrefrt, in hst Graaffchap Auyeigns, in Frankrijk gebooren. c.31 I.. Deel. XVI.  I N II O U D. XVI. Christiaan Hendrik Heinecken , gebooren te Lubek uin Neder-Saxen, in 't Jaar 1720, en in de zelfde jlad geftorven in liet Jaar 1725. BI. 255 De PLAATJES te plaatfen. Dat van pag. 2.2 tegen over • • 22 AAN  AAN DE KINDEREN, Naar het Franfche van F RE VIL LE. Beminlijk kroost, de lust van Ouderen en Maagen, In wier geneuchte ons hart door 't zoet herdenken deelt, Hoe fmaakt gif 't vol genot van blijde levensdagen , Daar ge onbekommerd danst en fpringt en lacht enfpeelt! Verzeld van lachjes, die u volgen op uvr lebreden, Verfchijnt ge als in een' zwerm van lieve minnegSon, Daar Venus cn de (loet der drie bevalligheden ü Geren met een' krans of frisfehen roozenkroon. 5t Geringfte fpeeJgoed houit uw hart als opgetogen , Eenznikren penning is voor u een rijk trefoor, Een zeepbol in de lucht, een witje om boog gevlogen, Venukt uw (harend oog, komt u betoovrend voor. Eeu  AAN DE Een huis van baatten worJt door u op 't hoogt geprezen^ Schijnt u een wonderftuk, een heerlijk kunstgebouw; Een fcküderij, geklad met Turken en Chineezen, Behaagt u meer dan 't fraaist van Mieris of van Douw. Geen eerzucht, als een gier gewoon aan 'thartteknaagen, Heeftop uw' boezem vat, fpoort uw begeerten aan. Geen wrokkende afgunst, vaak de pest van laater dagen» Boet in uw teder hart gezetten haat oiuftaan. Geen eigenliefde, voor wier trots het al moet wijken, Heeft ooit uw' fpeelgenoot verdienste of lof ontzegd, * Zij 5'ijk of arm, wie u genegenheid doet blijken, Heeft op uw wederliefde en gulheid alle recht. U, d lacht alles aan: «Ik is met a te vroden, Daarbij geftreeld wordt door uw ongeveinsd gemoed, En »t kwispiend huisdier zelfs., door duizend viiendiijkheden, Elk tieestje op zijne wijze, uwe onfchuld hulde doet. En lust fiat u fomfijd.? uit jokkernij te ftrijden, Dit hnartgetn wrok, <'aar't met goedhartigheid gefcbiedt. De fcerkïle is niet verwaand; en zoudt gij hem benijden? ö Neen ] ook gij die zwicht , haat uw' verwiimaar niet. Uw  KINDEREN. Uw £e«t is riet gewoon zich vruchteloos te kwellen Met ijdle vrees of zorg voor 't mooglijk ongeval, Uw rust te flooren docr een rampenhelr te fj-ellen, Dat, hoe waarfchijnlijk ook, ligt nooit vc-rfchijneu za?. Al gaat uw dierbaarst goed, uw fpeelgoed eens verloren, Raszijtge, als'taazend witje, cp bloemen, weer te vreên, En haast vergeetende wat flus u kon bekooren, Vliegt de eeifte bolle wind met uwe traantjes heen. Maar bovenal hoe moet mijn hart in u niet achten Die onverfchilligheid, waarmee" gij 't zorglijk goud, Om welks ge>mis zich vaak den basten ziet verachten, Skchts als een geele kluit van aarde of klei befcb.ou.wt. Gij volgt natuur op »t fpoor. Gelijk een duif ónfchuWg, Onrozel, neemt ge ons in door t ongeveinsd gelaat; En 't hoopend Ouders hart wacbt, vrolijk en geduldig, De rijpe vruchten van zulk veelbelóovcnd zaad. Zodri het eerst befef in u begint te ér*wraken, Straalt reeds de d.'.nkbr.arheid uw lngcfcende oogjes uiti En eer uw mond den naam van Moeder nog kan üsaken, Verftaat ze uw lieve taal in 't flamelend geluid. * * 3 Drie-  AAN DE Driewerf gelukkig hij, die u ten gids mag {trekken, Daar hij uw buigzaam hirt beftïert met vriendlijkheid, Door zachte lesfen v/eet van Tt dwaalfpoor aftetrekken , Te leiden waar 't vermaak dsn weg ter deugd bereidt. f> Zalige uuren, die wij nooit zien wederkeeren! Wat dagen volgden u! hoe houdt ge ons nog verrukt. Wie-zou uw zorgloosheid niet eindloos meer begeeren Dan 't juk der Reden, dat met zo veel zorgen drukt? 6 Zalige uuren, (ach; wat kan 't herdenken baaten?) Toen ik door zcfïjrs wierd in zachten flaap gefust! Thans Hoort der driften ftorm, te deerlijk losgelaten, Met breidelloos geweld mijn afgebroken rust. 5b Erken 't, mijn Josfè jeugd plag alles fraai te maaien, Nam aan voor waarheid , wat geflepen logen fpfak , Liep telkens groot gevaar van 't rechte fpoor te dwaalen, Daar ondervinding met haar fakkel mij ontbrak. Onkundig van al ?t kwaad, dat mij de Hst kon brouwen, Daar vroome fchijn haar doel vcor mij verborgen hield, Schonk ik te menigwetfmijn onbeperkt vertrouwen, Wijiikgeen argwaan voedde, ook aan den fnoodilen fielt, Ole  KINDEREN. Die dwaaling is voorbij: 'k wierd duizendmaal bedrogen,, Door 't fchoon blankeifel dat onkundige oogen trekt; Doeh 5k heb der waereld en der loosvermomde logen Het masker afgerukt, en — gruwelen ontdekt. Ik zag den boozen mensch de waarheid ftout verheelen, Door zijn gevloekt bedrog de onnozelheid benard, Hem met den naam van deugd als heiligfchenner fpeelen, Haar roemen met zijn mond, haar bannen uit zijn hart. Ik zag den Huichehar, door eigenbaat gedreven , Met een gebronsd gelaat, aan lchaanitloosheid verpand, Den onbedachten vrie. d de kusch der vriendfchap geeven, Eu bij die kusch het ftaal gereed in 's moorders hand. Ik zag hoe voor geweld en list het al moet wijken Den braaven armen, om zijn armoe, laag gebukt, En door een Crafus, die zijn onvërftand deed blijken, De zotheid voorgeltaan, verdienfte in 't ftof verdrukt, Be zag den laagflen guit ten eereftoel verheffen , Den hffen moorder als een Brutus hoog geroemd, Der» eereHjken man het lot des fnoodaarts treffen, ' De braafheid misdaad, en de niisdaad deugd genoemd, Ik  AAN DE KINDEREN. Ik zag de menschheid door de meafchen wreed gefchonden, De Dweepzucht hollen, tuk op moord en roof en brand; Ik hoorde, ö gruweliluk ' uit duizend beulen monden, Steeds zweerea in den naam van God en Vaderland. Ik zag, om vrij te zijn, het volk in ketens zuchten, De Wet der boozen fleun het heilig Recht ten hoon, Het goud alleen geëerd, verdienften *t land ontvluchten, De Burgers fuooder nog dan Vorften op den troon. Ik zag, in 't eind', den mensch de menschlijkheid verzaaken , Den hemel tergen en de vriendfehap laag verraên, Zijn' eigen broeder zélf met drift rampzalig maaken, Nooit met de ellenden van zijn' evenmensch begaan» Zo leeft gij niét, 3 Jeugd J uw hoogde welbehaagen, Is zorgeloos vermaak en openhartigheid : Zo ziet gij de ochtendftond uws levens vrolijk daagen, Gelijk een roos haar geur, door daauw gevoed , verfpieidt. Ijeen; zo mij nog de kees wierd van mijn lot gegosvan r 'k Ontweek het bijzijn van den fnoodontaarden mensen, 6 Kindren! als een kind, fleeds in uw' kring te leeven, • Een kiiidte blijven — achj wie billijkt niet diea wentch ? L E-  LEVENSBESCHRIJVINGEN VAN BEROEMDE KINDEREN, I. t)e Tweelingen, geloren in een onderaard.chhol, digt bij Romen, in 't Jaar 70 van onze tijdrekening. Ten tijde van de onlusten , welken de Gallen den Romeinen veroorzaakten, onder de regering van Otho en Vitellius, verwekte het grootfte gedeelte van de eerfte Romeinfche Veldheren , en de Stadhouders der Wingewesten overal ooiland : en , gelijk in tijden van oproerige bewegingen maar al te dikwerf gebeurde, zij badden elk voor zich geen minder oogmerk, dan om zich de Oppcrïicerfchappij met geweld nantenvatigen ,en zich een weg te banen tot der* Kciferlijken troon. 'Sabinus , een van de Gallifcbe Grooteu , te Langres geboren , was on- l, DSEL, A fa?  a LEVENSBESCHRIJVINGEN der dit getal. Hij wist zich een machtigen aanhang , vooral door het fpiflen van veel goud en door listige kuiperijen , te maken, en werd zelfs voor Keifcr uitgeroepen. Deze nieuwe mededinger naar de Opperheerfchappij had niet lang genot van deze geraarlijke hoogheid. Vespcftanus had In dien tijd te Romen het bewind in handen. Hij trok miet zijn leger, bij groote dagreifen, die opiroerigen tegen. Hij bereikte wel ras de ylaats, waar zij zich verfameld hadden, greep ze aan , en gaf zede nederlaag zo, dat hen ge. »e hoop op herftel overbleef. Sabinus vooral ïiad de wraak te duchten van zijnen machtigen mededinger. Dewijl hij vreesde in de handen van Vespafiaan te zullen vallen , gebruikte hij deze list. Hij ftak zijn huis in brand , en verfprcidde het gerucht, dat hij in de vlammen omgekomen was. Intusfchen vlood hij cn verfchool zich in wijduitgeftrekte mijngroeven, op een afftand van vijf mijlen van de Stad. Sabinus, eensklaps in zijne grootfche ontwerpen te leur gefield , en van het toppunt van grootheid in de uiterfle elcnde nedergeftoxt, had echter nog niet alles verloren. Hij toebield etn goed overig ,;'t welk Vcin oneindig meer  VAU BEROEMDE KINDEREN. § meer waarde was, dan al wat hij had verloren. Dit goed was ene jonge vrouw, welker edel hart en uitmuntende hoedanigheden hare zeldfaame fchoonheid nog vrij verre overtroffen. Eponïna, welker naam alleen ons reeds hare voortreffelijke deugden voor den geest brengt, aarfelde geen ogenblik in het lot er* de gevaren van haren ongelukkigcn Echtgenoot te delen. Zij ging zich ook opfluiten va. hetzelfde onderaardfche hol, en werd daar moeder van tweelingen , van welken de ene Fords geheten werd, uit aanmerking van zijne fterkte, de andere Blandus, om de zachtheid van zijnen aart. Niettegenftaande de zwakheid van hare kun» ne, en volflagen gebrek aan de nodigfte hulp , in de volftrekte noodzaaklijkheid zijnde ont zich alleen te behelpen met de dienflen van Martictlis 9 een' ouden vrijgemaakten flaaf t doch van de beproefdfte trouw , nam dezé moedige vrouw het befluit om hare twee zonen in deze fchrikverwekkende eenfaamheid met de borst optcbrengen , en flaagde zelfs boven hare verwachting in deze zo moeilijke onderneming. De kleine tweelingen bleven niet alleen in het leven , en ontwikkelden gich in d.-ze ijskoude fteengroe* A z ven:  4 LEVENSBESCHRIJVINGEN ven : maar verfchaften. daarenboven aan hunne tedere ouders, door hunne liefkofingen , hunne gezeglijkheid, en goeden inborst, duizcnde genoegens. De ergfte bekommeringen en de grootje ongerustheid werden bij de Echtgenote var; Sabinus verwekt door het kinderlijk gcfchrei van hare dierbare zuigelingen. Het minst, dat zij fchreeuwden , klonk het ver heen , van de ene flecngroef in dit donkere hol to t de andere. De ïichos herhaalden zonder ophouden beurt om beurt het geluid van dat gefchrei, en deden de gevoelige Eponina van angst verftijven. Telken reife vreesde zij, dat verdoolde reifigers op dat gerucht afkomen , en eindelijk hare fchuily laats zouden ontdekken. Zo brachten deze aanfienelijke vluchtelingen pmtrend twintig maanden door, in de bitterfle angften en verlegenheden , welke men-zich verbeelden kan. Maar de jonge deelgenoten van hunne gevangenis hadden naauwlijks, den ouderdom van twee jaaren bereikt, of zij begonden ook begrip te kriigen van den gevaarlijken toefland , waarin hunne ouders verkeerden. Terwijl zij in die tedere jonkheid zich al leerden bedwingen, vermijdden zij ook taeu reeds, met de grootfte zorgvuldigheid, ,. A ; *' ' al  van BEROEMDE KINDEREN. s al wat hunne ouders enige ongerustheid ver'.wekken kon. Hadden zij enig ongemak , le» -den zij aan kwalen , welke bij kinderen vrij , algemeen zijn, zij hielden het fchreicn in, en deden alle moeite om zelfs de minfte zucht, xlie. hen zou outfnapt hebben, te onderdrukken. De kleine Blandus werd op zekeren tij-d door een zwaar kolijk aangetast. De aanvallen waren zo geweldig en menigvuldig , dat hij zich ineen wrong op den fchoot van zijne moeder, welke in tranen weg fmolt. De tra> nen werden ook hem tegen wil en dank uit de ogen geperst. Hij dreef in zijn zweet,'t geheel lichaam over, 't welk teffens door een heet© koorts was aangetast. Wanneer hij bijna op het punt ftond om voorde fmert te moeten zwichten , en het .overluid uittefchreeuwen, beza» dat kind nog altoos de krach/ om zich te bedwingen. Hij hield bij de hevigfte aanvallen aanflonds zijne kleine handjes voor zijnen mond, en onderdrukte op deze wijs de klachten, wejtke zijn grievend lijden hem anders zouden hebben afgeperst. Lief Kind ! zeide dé medelijdende Vader: bedwing u niet'zo aanhoudend: vergroot uwe Imert niet door nog grooter fmert: mijn lieve A 3 Jon*  • LEVENSBESCHRIJVINGEN Jongen! fchep wat'lucht, fchep lucht door *eu poos te fchreien. Mijn lieve Vader , gaf daar op het benaauwde kirid tot antwoord , indien ik fchreeuwde, zou dat oorzaak kunnen vezen , dat Moeder gevat werd : het zou oorzaak kunnen zijn, dat gij ook gevat werd: ik. wil liever fterven , dan gerucht maken. Sabinus verrukt door den onbegrijplijken moed en het goed hart van zijnen Zoon, nam hem in zijne armen ,c"n,, terwijl hij hem tegen zijne borst drukte, kuste hij hem verfcheidene malen, en zeide tegen Eponina , „mijne teder 3, geliefde Vriendin ! Welke troost ! Welke 3, troost in ons ongeluk , zulke gevoelige, hart3, innemende , en wijze Kinderen te hebben !" Het gene de oplettendheid op den Jongen Blandus vooral gaande maakte, was de buitengemeene zwakheid van zijn geitel, zijnde wel de helft kleinder , dan zijn broeder , gelijk hij ook nooit recht gezond was. Uitgemergeld door gedurige pijnen, welken hij leed, was zijn gezicht mede genoegzaam geheel bedorven door de duisternis en de vochtigheid van het onderaardfche hol. Dit zwak fchepfeltje vergat alle zijjie kwalen in de nabijheid van zijne lieve Moeder. En, het gene hij in krachten te kort kwam ? wegens het teder geitel van zijn lichaam ,  van BEROEMDE KINDEREN. 1f haam , 't welk de pijnen verteerden , vergoedde hij rijkelijk door de edele gevoelens van zijn hart , en door de vurige liefde, welke* hij de beminde tweede oorzaken van zijn aanwezen toedroeg. De tweelingen werden in hun opgroeien van dag tot dag aanioklijker en beminlijv ker. Het gene bovenal opmerking verdient, is dit , dat , ontbloot zijnde van onderwijs en nodige onderneming, de noodzaaklijkheid alleen hen vatbaar had gemaakt, en rijk in uitvindingen deed zijn : met dat gevolg, dat zij zeer nuttig voor hunne ongelukkige Ouders werden , in den benaauwden toeftand s waarin die , van het menschdom afgefneden* en aan zich zeiven overgelaten , zich bevou* den, terwijl de ongerustheid hen verteerde. Marthlis, de getrouwe bediende, van wicn Wij hier boven gefproken hebben, was de enige bezorger van levensmiddelen voor deze aanzienlijke vluchtelingen. Reeds gedurende zeven jaren , dat zijne Meester en Meesteres in het ondcraardfche hol verborgen leefden , diende hij hen , verzorgde hen , en voorzag in hunne veiligheid met ene onvermoeide oplettendheid. Hij ging , bij voorkeur , in den Sacht te Romen de nood wen ii0üe behoeften A 4 ha-  t LEVENSBESCHRIJVINGEN iialen. Zo kwam hij ook te rug langs cenfaame en ongewoone wegen,enkel uic vrees,dat hij flcchts de minfte achterdocht verwekken zou. De arme vrijgelatene was zeer naauwkeurig in de uitvoering van het gene hem aanbevolen •was. Welken verren weg hij moest afleggen , hoe ongemaklijk die ook ware, hoe zwaar de last, welken hij te dragen had, wezen mocht , hij was altoos veel vroeger te mg, dan men van hem verwachten kon. On«lertusfchcn gebeurde het eens , dat hij zich op weg begeven had om in de ftad warmer klederen , en wat wijn voor Sabinus, die krank was, te gaan halen, en dat hij boven den gewoonen tijd uitbleef. Twee dagen en twee nachten waren reeds verlopen , en de brave bediende was nog niet opgedaagd. Ach! Hoe verbafend lang zijn de uren niet, als men lijdt , en met ongeduld ergens op wacht! Met ongelukkige gezin was wanhopig. Doch het gene voor hen het allerergfte was, het begon zich te laten aanzien , dat zij van honger zouden moeten fterven : ene ramp , helaas ! dan te vreeslijker , wanneer men zijne jonge kinderen daarin delen ziet! Laten wij bij dezen akeligen toeltand nog voeden , dat ver-, fchcidene onbekenden , 't welk men niet gewoon  van BEROEMDE KINDEREN. 9 woon was , op dien tijd, voorbij den ingang van het onderaardsch verblijf zwerfden.' ËJtonina toch lie.t niet na op alles acht te geven. Het gene dan hare angst, terwijl zij op de loer zat, bovenmaten vermeerderde, was, dat zij de bewegende fchaduwen van lichamen zag bij het licht van de maan , welke vol was, en hare ftralen liet val'en onder een van de bogen of ingangen van de Steengroef. In dezen hartgrievenden toeftand vonden de ongelukkïgen, tegen alle verwachting , een ongehoopt hulpmiddel tot hun onderhoud. Dit hulpmiddci was hen zo veel te zekerder en ook amgenamer, dewijl het van die twee onfchuldige deelgenoten hunner ila.iffche gevangenis voortkwam. Toen toch de kleine Biandus zag , dat zijne tedergeliefde Moederin de diepfte droefheid gedompeld was, liep hij naar haar toe met een zeker voorkomen van gerustheid, en fluisterde haar flil in 'c oor : „ Moeder ! veroorloof mij cn mijnen broe„ der morgen ochtend bij het krieken van den „ dag uittcgaan. Wij zullen ons na de groote „ rots begeven, waar Martialis gewoon was „ dat gene te bergen , het gene hij niet ten 5, eerften kon mede brengen: misfehien ziühn ?> wij wei iets van hem ontdekken." "As Diï  LEVENSBESCHRIJVINGEN Dit voorftel joeg Eponwa eensklaps ene trilling over het geheel lichaam. Aanftonds .bracht zij zich voor den geest, voor welke gevaren hare dierbare kinderen bloot'ftondcn, als zij zich zo alleen en zonder Leidsman te midden van onoverzienlijke vlakten en zware bosfchen bevonden. Zij verbeeldde zich reeds, hoe zij of door wilde dieren verfcheurd lagen , of een prooi geworden waren van vleescheetende roofvogels. Ondertusfchen wat ZOU zij doen ? Zij verkeerde in ene doodüjke «n onbefchrijfiijkc verlegenheid. Zij moest in dien angftigen tweeftrijd tot een befluit komen , en dat wel zonder dralen , want 'cr bleef anders niets over , dan te fterven van honger en gebrek. Eponina kende het vernuft en de fneedigheid van Blandus , welke weinig weergaê hadden , gelijk ook het beleid en den moed van Foriis. Na dat zij dan hare kinderen elk van een ijzeren werpfpies voorzien had', «eide ze tot hen, terwij! hare ogen in tranen zwommen , en haar hart door angst van een gereten werd: „ bij de liefde, welke uwcVa> 9, der, en uwe Moeder u toedragen, bevcle %, iku mijne lieve kinderen ! verwijdert uniet 3j van de groote rots, en komt ten fpoedigfïen „ te rug." Na  van BEROEMDE KINDEREN, n Na dat zij hunne teder gevoelige Moeder | bij herhaling en ftelüg beloofd hadden dat gene naauvvkeurig te zullen nakomen , 't welk, zij begeerde , en na dat Eponlna hen een voor een omhelsd had, begaven zich de twee broeders op weg. Zij verdubbelden hunne fchreden en kwamen in zeer korten tijd aan de bedoelde plaats. Hoe groot was hunne ontroering en de fchrik , die hen beving, toen zij een naakt uit» gekleed lijk zagen , 't welk met verfeheidü.te fteken was afgemaakt. Goden ! riep de kleine Blandus uit, ik geloof, dat het Mart'nlis i#. Hij 'grng nog nader • bij. Ach! mijn broeder! riep hij toen : H:j is het zelve ! Het is maar al té waar, dat iiij door ftruikrovers van alles beroofd, en vennoord is. De tweelingen waren door ontfteireiris geheel en al bedwelmd on het gezicht van dat akelig fehouwfpel. Blandus vooral was op het punt om te bezwijmen. Na dat hij zijnen broeder op de fehouder was gaan leunen , begon hij bitter te fchreién over dat nieuw onheil. Fords, die vrij meer fterkte van geest bezat, zeide tot Blandus: Houd'u itil, mijn lieve broeder! houd u, bidde ik u té'ÖS ,5 ftil. Een ol' ander rover zBü immers op A 6 5, dat  ia LEVENSBESC HIJ VINGEN „ dat gekerm kunnen afkomen, ons grijpen „ en wegvoeren. Weet gij , wat wij doen „ moeten ? Laten wij fchielijk naar het bosch van Eiicina gaan. Laten wij 'er van die' „ groote witte wortels uit den grond plukken, 3, welken wij met den ongelukkigen Martialis gegeten hebben. Dan zullen wij nog een w partijtje castagnes oprapen voor Papa en p, voor onze lieve Moeder." Het uur, waarop Eponina hare dierbre kin? eieren te rug wachtte , was al lang voorbij. Zij wist niet , wat zij 'er van denken zou, terwijl een doodlijk voorgevoel haar ai meer ■en meer begon te benaauwen. Aan den anderen kant was hare echtgenoot door een heete koorts aangetast, en die lijder had, om zijTien dorst te lesfehen, niet anders, dan koud water , 't welk zijnen oorfprong had van het doorzijpelen door een gefpleten rots , zich in het onderaardfche hol verfamelde , van daar na buiten liep, en 'er verfcheidene beekjes vormde , uit welke dieren van dezen woesten oort kwamen drinken. Bij alle de zielsangsten van Eponina over hare kinderen kwam nog , dat Sabinus van ogenblik tot ogenblik , in zijne ijlhoofdigheid, vroeg, of zijn brave bediende al aangekomen was»  van BEROEMDE KINDEREN. 13 was, cn wat hij medegebracht had. Hij hield ook niet op om zijne kinderen te roepen , welken hij niet meer bij zich zag. Welk mensch , hoe kloek hij ook wezen moge , zou in zulke zielberoercnde gefteldheid , daar het een bij het ander, kwam , het hebben kunnen uithouden! Intusfchen wat beftaat de moed van ene deugdfame en gevoelige vrouw niet te ondernemen ! Terwijl zij de ware oorzaken van de doodlijkc ongerustheid , welke haar de ziel van een fcheurde , ontveinsde , verzon Eponina al de vernuftigfie voorwendfels om haren ongelukkigen Man gerust te ftellen, en zijne gedachten van 't een en ander aftetrekkeu. De zon had haren loop reeds meer dart voor de helft volbragt , wanneer de ongelukkige Eponina begon te wanhopen aan de wederkomst van hare kinderen. Te midden van die pijnigende gemoedsbewegingen , verliet zij haren man, vloog in een ogenblik tot aan den ingang van het onderaarsch verblijf. Ging 'er uit En — welke onverwachte verras- fing! Zij zag, tot hare innige vreugde, zo ver baar oog reikte , de twee kleine jongens, van verre aankomen. Het gevaar, waarin zij haar zelve begaf, A 7 geheel  14 LEVENSBESCHRIJVINGEN geheel uit het oog verliefenae , en ep niets anders denkende , dan op het wedervinden van hare zenen, welken zij reeds voor dood of althans voor verdwaald had gehouden, ijlde zij hen te gemöet. Zij kwamen bij malkanderen. Woorden kon zij niet vinden ora de vreugde uittedrukken, welke haar zo zeer vervoerde. Maar zij omhelsde de kinders fchier bij eiken voetftap , welken zij deden. Eindelijk zeide Blandus. —— „ Gij zljt dan „ wel ongerust geweest, lieve Mamaatje ! terwijl hij hare hand met zijne tranen hévocftf tigde. Ach ! Wij vragen lï wel duizend„ maal verfchoning. Het gene ons zo lang „ opgehouden heeft , is , dat wij Castanjes „ hebben gaan rapen , en Mispelen plukken , „ om uwen honger te fHllen. Wij hebben ook veel rijpe bezijen van de bagedoorns ge.„ plukt, om onzen lieven Vader te verkwik„ ken." Daar die lieve jongens , vol vreugde , dezen voorraad, van 't veld gehaaid, in ecu mand droegen , welke aan hunne werp. fpictfen , die zij dwars over malkandercn gelegd hadden , hing, waren zij genoegfaam uit den adem , terwijl het zweet hen van 't lichaam droop. Zij waren zo-zeer afiema, dat  van BEROEMDE KINDEREN, dg dat zij niet meer konden , en verplicht waren gedurig te rusten , offehoon hunne tedere Moeder hen zo veel bijftond , als zij maar kon. Zij brachten het dan eindlijk zo verre, dat zij hunne fombere verblijfplaats bereikten-, onderwijl zij aan haare tedere Moeder het treurig lot van Martiaiis vertelden, en daarbij hunne doodlijke verlegendheid over zulke treilende omftandighcid te kennen gaven, met bijvoeging vau het gene zij 'ér eindlijk op 'gevonden hadden om zich wat voedfel te verfchaffen. De lieve Moeder , van blijdfehap opgetogen over de voorzichtigheid , zorgvuldigheid en tegenwoordigheid van geest in hare kinderen, viel hen op nieuw om den hals en hield niet op van haare omhelfingén. Daarop bracht zij ze bij hunnen Vader, wiens toeftand haar van tijd tot tijd meer ongerustheid begon te baren. Toen Sabinus zijnen Blandus en Fortis zag opdagen , verminderde zijne krankte van ogenblik tot ogenblik. Hij gevoelde zich eensklaps ontlast van een zwaar pak, 't welk hem de borst toedrukte. Maar teffens vernnm hij , tot zijne onuitfprekeiijke fmert , het dóodlijk ongeval van Martiales ! Groote Goden !  tó LEVENSBESCHRIJVINGEN « riep hij uit, terwijl hij uitberste in een „ vloed van tranen: ik zal dan mijnen getrou- wen vrijgelatenen niet meer zien.» Ach! „ mijne lieve kinderen! Zonder hem W;1t „ zullen wij nu beginnen ? Wie zal ons ;tij„ dingen van Romen brengen ? Wie zal ma,, ken , dat de weinige vrienden , welke ons „ nog overgebleven zijn , aan ons blijven den9, ken? Helaas! Wie zal ons verdedigen! En ,, wie zal voortaan in ons nodig onderhoud voorzien ! " — Terwijl Sabinus dus jammerde, zeide de kleine Blandus tot hem op ene wijze, die het hart moest treffen , en onbegrijpelijk vcelvcrftand ontdekte: „ Ontrust u niet, „ lieve Vader ! mijn broeder en ik kennen ,, volmaakt alle de wegen door deze woeste « ftrek^n, dewijl wij ze zo dikwerf-door* kruist hebben met onzen vriend Martialis. „ Wij zullen ook op de jacht gaan , gelijk hij „ deed. Wij zullen ook vruchten cu worte. ss Icn voor u verfamelen. En ik kan u vety „ zekeren , dat noch u noch onze Moeder „ ooit iets ontbreken zal." -— ^ ja , £, P Vadcr !" liec h**k 'er onmidlijk op'vobScn 9 — si nu wij groot zijn , zulle» wij u s, voeden en de grooifte zoxS voor u dragen."  van BEROEMDE KINDEREN. 17 Te midden van dit aandoenlijk gefprek, kwam Eponina , welke zich een ogenblik verwijderd had om wat fpijfen gereed te maken r voor den dag met een groote fchootel vol gekookte wortelen en castanjes. Lieve Man ! zeide' zij tot haren Echtgenoot : ,, Zie eens wat onze kinderen hebben opgefameld in de bosfehen. Deze gerechten , hoe ge„ ring zij ook wezen mogen , zullen altoos „ onzen honger ftillen. Onze vergenoeging, en ondèrlinge lieve famen woning, zullende „ faus wezen , waarmede zij fmaaklijk zullen gemaakt worden." ——— Dit gezin , 't welk van de wereld afgezonderd alleen leefde, zettedc zich toen tot eten en dat met den grootften fmaak; Sabinus uitgezonderd, die nog afgemat was van de koorts, welke eerst aan 't afgaan was. De kleine tweelingen , die zich zeiven vergaten om voor hunnen lieven Vader te zorgen, zochten met alle naauwkeurigheid de zachtfte en beste wortelen en castanjes uit, en boden ze hem aan met een gelaat, 't welk vergenoeging en eerbied tekende. In deze ogenblikken herinnerde hij zich zijne vorige grootheid, en ze met zijnen tegen* woordigen toefïand vergelijkende, zeide hij, die  18 LEVENSBESCHRIJVINGEN Ah in 't ftaan na die grootheid zo bedrogen Was uitgekomen . tegen zijne Vrouw en Kinderen : „ Ik bezweere u , mijne lieve Vricn„ den , te geloven, dat de lekkerfte drank, „ Welke mijne fchenkers mij met volle bekers „ aanboden , in de dagen van onzen voor* „ fpoed , mij zo fmaaklijk niet waren, als „ het zap van deze vruchten , die in 't wild „ gegroeid zijn: dat de edelfte vleeschgerech„ ten , welke mijne eerfte koks mij gedurig versch opdischten , mij zo aangenaam niet waren , als deze veldwortelen door uliedcn ?, opgefameld en gereed gemaakt. De ,, diepfte buigingen , en eerbe wijzingen , met welken ik geëerbiedigd werd door ene groo* „ te menigte van gedienftige hovelingen, ,, ftreelden mij vrij minder, dan de ongemaak„ te en oprechte ïiefkofingen, welken ik van ulieden ontfangc." Na dat hij dit gezegd had , zweeg Sabinus een poos ftil , en loosde een diepe zucht. Daarna vervolgde, hij aldus: „ maar , helaas S „ zou het moogMjk; nog eens ; zou hetmoog„ lijk wezen , mijne dierbare en braavè „ vrienden, dat wij niet lang meer dit geluk ,, en deze vreedfame eenfaamheid zouden „ genieten? Ik weet niet, welk een verborgen „ voor-  van BEROEMDE KINDEREN. if> $, voorgevoel ik heb , dat de Keifer eindlijk „ ons verblijf ontdekken zal. De dood van „ mijnen armen Marfwlis, die lieden, welke „ zedert enigen tijd gedurig rondom onze ver„ blijfplaats zwerven , dat een en ander maakt „ mij ongerust , en verwekt mij ene vrees > welke ik niet van mij zetten kan! " Bij het uitbrengen van deze aandoenlijke woorden nam de ongelukkige Vader zijne twee kinderen op zijne knieën , en legde zich met het hoofd op den boefem van zijne dierbare Eponina neder. Daar mengden de Echtgenoten hunne tranen onder een, en hielden» niet op gedurig te herhalen , en wel op een toon , welke de grievendfte droefheid van hunne harten kenmerkte: „ Ongelukkige, on- Si noosle kleinen ! Rechtvaardige Goden! }> Wat zal ulieden,mijne khders ! overko» . men?" — De kleine Blandus viel hier op in en zeide: „ Gij weent, Vader ! Gij weent 1 /lek ! Schep moed! Weet gij, wal wij, mijn „ broeder en ik, doen zullen ? Wij zullen bij „ den Keifer genade gaan vragen , en hem wel zo bidden, dat hij ons verziek toeflaan zal. 4, 'Ach! ik ben *er van verzekerd.''' Dat de onfterflijke Goden u verhoren,'* zeide de goede Vader hierop. „ Kon ik nog 7/ eens,  2° LEVENSBESCHRIJVINGEN * 6ens' nict 20 zeer voor mij zeiven, als '» V00r mve lieve Moeder, en voor «lieden, h dierbare kinderen! Kon ik nog eens vrij dit » duistere hol verlaten ! Ach ! dat het mij » vergund wierde u fpoedig onder de men» fchen te brengen , en u eindlijk eens wc-, z> dertegeven aan onze^Ouders, en Vrienden, wdien zij ons nog overgebleven zijn." Helaas ! viel Eponina hier op in. „ He» laas! na het verlies van Martialfs , kunnen «> wij ons niet vleien nog vrienden over-c. *, houden te hebben. Die brave vrijgelatene " ™s het» :^9Hk zo getrouw aan ons veru bonden was ! Ach ! wat heeft hij ons, ge«-durende den tijd van acht jaren, dat wij " e'' als begraven zijn in deze uitgeftrekte * graf°mbc' velc bewijfen gegeven van zijne f> verkleefdheid aan ons ! " - - «Apropos! Moeder!" zeide de kleine Blan^ tusfehen beide , en wel met zekere Ievenchg eid van geest. _ „ Zullen wi] m 99 f0nSeil*kigen Martialis daar zo laten liggen » tot een Pr0oi voor de roofvogelen? Ik heb " ^««kt, dat zijne'ene wang al geheel «opgcfcheurdwas! BijaIdienVaderhetm „ beliefde te vergunnen, zou ik morgen 99 met m>n™ broeder heengaan . om hem met  TAN BEROEMDE KINDEREN. 11 „ met zand cn takken van bomen te bedek- „ Laat ik u tegen mijn hart drukken," riep Sabinus , van verwondering opgetogen, eensklaps uit ! ,, Mijn lieve Zoon ! Mijn lieve „ Vriend! die vroom* inval treft mij zo , dat }, ik het niet uitdrukken kan ! Ik keure met „ mijn ganfche hart uw voorftel goed ! De „ fchoonfte dienst, de heiligde plicht, is on» gct.wijffeld die , welken wij bewijzen aarr „ de nagedachtenis van lieden , welke ons >, dierbaar'waren, en aan welken wij erkentec> nis verfchuldigd zijn !— Gaat nu uitrusten! mijne kinders! en morgen, eer de zon op„ komt, dan! ja! zal ik krachten genoeg be„ zitten om met ulieden te gaan. Morgen „ zullen wij te famen het overfchot van on„ zen dierbaren Martialis gaan bedekken." Welke gevaren 'er ook op lopen mochten voor Sabinus ,alsHij>ich buiten het hol begaf, niets was nu in ftaat. hem van • zijn voornemen aftebrengen. Den volgenden dag , lang voor dat de zon begon op te dagen , nam hij een fpade , en gaf vervolgens, aan elk van zijne kinderen een bijl. met een teenenmand. Zó g'.ngen zij alle drie na dc rots.,, aan welker voet het lijk lag, van den Vrijgelatenen. Daar* , . ter-  «2 LEVENSBESCHRIJVINGEN * terwijl de Vader bezig was, om met alle moei. te de aarde'rondom het lichaam van Martialis wegtefpitten, hakten de kleine tweelingen, het geen nu hun werk was, uit het naastgelegen bosch lange takken van eiken-,.en populierbómen , om de doode romp daar mede te bedekken. Na dat zij verfcheidene takkebosfen gemaakt hadden , brachten zij die met allen ijver en fpoed aan, en legden dezelven op een * gelijken afftand van eikanderen op het graf van den getrouwen bedienden. — Na dat zij zich dus gekweten hadden van het uitvoeren van deze liefdadige plechtigheid, baden de tweelingen hunnen Vader ootmoedigten eerfte na hunne onderaardfche verblijfplaats te rug te keren. Inderdaad , de zon kwam reeds boven den gezichteinder. Sabinus liep meer dan eens gevaar om iemand te? •ntmoeten, en op het onvoorzienst overvallen te worden. Na dat dan Blandus en Fortis hunnen geliefden Vader omhelsd hadden, liepen zij na het bosch om 'ér anderen voorraad op te doen. Terwijl zij aan alle kanten wor. telen en vruchten , die in \ wild wasfehen, zochten , venden zij ook een heerlijk bijennest vol honich in een hollen boom. Nadat «ij de bijen daar uit gejaagd hadden, op gelijke wijs 3  IiaMen. <1« Isleirne tw-eelÏTiö"en — bi. o   van BEROEMDE KINDEREN. *j wijs , als zij Martiaüs. wel meer liadden aien doen, namen zij 'er de honichraten uit, fchikten die zeer netjes op bree.de bladeren van vijgenbomen, en riepen in hartlijke blijdfchap eikanderen gedurig toe : Ach ! wat zal Moeder haar hart ophaakt:. Een brave daad brengt geluk aan. Deze dag was voor de tweelingen ook opmerkenswaardig wegens ene andere gebeurtenis, welke hen bijzonder aangenaam was, en voorviel terwijl zij de honichraten bijeenfameldcn. Fonts kreeg een jong geitje in het oog, 't welk zijne pootjes zeer lief op den rand van de tecnenmand plaatfte , en met graagte aan de takjes van den krieken-boom , waarmede de mand opgevuld was, begon te eten. —- Het kind was vlug , fterk en zo gaauw in het lopen, als een geit. Hij ging op 't geitje, 't welk niet veel grootef was , dan een haas, los, hij vatte het midden op 't.lijf aan, en, na dat hij 't zijn' neusdoek om den hals had gedaan, leidde hij het na het hol. Die kleine verzorgers van levensmiddelen (*), waren zo in hun ishik , dat het niet ::- , ■:■ > h\ nmooy o''3<:ob ?nV *. ' u«- (*) Proviandmeesters,  *4 LEVENSBESCHRIJVINGEN üittedrukfcen is. Vooral konden zij zich naauwlijks bedwingen van hunne blijdfchap uittegalmen , als zij het kleine geitje zagen huppelen en fpringen. Maar zij verheugden zich nog vrij wat meer , toen zij, korten tijd daar na, de moeder van het geitje van verre zagen aankomen om haar jong weder ta halen. „ Ach! broederlief!" riep Fortis, in ene vervoering van blijdfchap , overluid uit : Ach ! mijn vriend ! welke vond! Zie daar „ de geit zelve , welke haar jong naloopt!.... Laten wij zachtjes gaan, en ons wel wach- ten, dat wij ze niet verfchrikken en weg- „ jagen. Goed, goed," zeide Blandus daarop: ,, Indien zij wil blijven bij haar jong, „ wij zullen ze opvoeden met bladeren , en „ verfche kruiden , welken wij alle dagen •., zullen gaan opzoeken." ——— i Zo al geheel den weg over voortfnappende kwamen onze tweelingen aan hunne, door de gewoonte reeds minder affchuwiijke, fchuilplaats. Zij maakten vrij wat haast om na binnen te treden, terwijl zij met veel moeite —- achter zich aan — het kleine geitje voorttrokken , 't welk met alle kracht daartegen aanfpartelde. Wat de oude geit betreft:, daar deze 'ich liet af- fchrik-  van BEROEMDE KINDEREN. 25 fchrikken door de duisternis van het hol, begon zij droevig te bleten , en bleef den ganl fchen nacht voor het hol liggen. Forlis 'er zeer mede ingenomen zijnde, dat hij zijn geitje zou gaan vertonen , nam het lusfchen zijne armen, en liep om het zijnen Vader aantebieden. Blandus insgelijks kwam op zijne beurt, zijne Moeder de honich uit het beiënnest fchenken, daarbij krieken , mispelen, fpreeuwbcsfen , granaatappelen, en groote zwarte mocrbefien, welken zij hadden wezen plukken langs de hagen , die op het zuiden ftondcn. Eponina , verrukt over de zorg, welke hare teergeliefde kinderen met zo veel oplettendheid voor hen droegen, vloog ze om den hals, en omhelsde ze met de grootfte vervoering van liefde, waarna zij uitriep: „mijne Kinde„ ren ! uwe gefchenken zijn ons zo aangeIjp naMn, als zij met mooglijkhcid wezen kun„ nen ; maar 'er is geen kans om 't geitje te blijven houden." Hoe dat toch , Moeder, zeide Foriis met vrij wat ernst, hoe dat toch ? Het is immers zo ïief J — n Dierbaar kind , vervolgde de Moe,, der : Gij kent zonder twijffel bet verdriet met , 't welk die oude geit lijdt, welker I. Deel. g ion»  ï<5 LEVENSBESCHRIJVINGEN „ jong gij weggevoerd hebt. Zij bemint het zelve niet minder, dan ik v. bemin. Zij „ heeft niets zo dierbaar. Bij aldien iemand j, uit vermaak u ook zo van uwen Vader en „ v\m mij kwam affcheuren , zou ik wel re- den hebben om te vrede te wezen? Zuudt ,, gij zelve ook te vrede zijn?" —— Ach neen ! lieve Moeder , antwoordde dé Broeder van Blandus ! — ., Wel nu dan , s, mijn waarde kind! " zeide zij : „ Waarom „ dan uw vermaak gezocht ten koste van dié ongelukkige geit , welker vrijheid met „ geheel de rust van haar leven gij Hoort. Gaat, mijne Kinderen! Gaat morgen vroeg „ het kleine geitje wederbreng'eii aan hare „ bitter bedroefde Moeder. Weet toch, dat „ een vermaak , 't welk enen anderen ene en* „ kele traan kost, gene braave en gevoelige j, ziel past. De tweelingen waren wel bedrogen in hunne verwachting , en ondervonden meer dan ene misrekening. Zij hadden al fleeuen pannen beginnen te maken, met veel behendigheid uitgehold, om daar in de oude geit, welke zij neg niet eens in bezit hadden ,te gaan melken. Zij hadden ook al een klein Halletje gereed gemaakt , en in het zelve een paal in den grond gezet,  van BEROEMDE KINDEREN. 27 gezet, om de geit daar aan vast te maken. Maar de billijke redenen van hunne Moeder deden hen van hun voornemen afzien, en aanHonds befluiten , wat zij zouden doen. Dierhalven nam Fortis den volgenden dag het geitje, en bracht het, volgens den raad van Eponina, met zijnen broeder, buiten de ïpelonk , waar zij het loslieten. Ach ! hoe verflagen waren Blandus en Fortis ! En hoe veel verdriet baarde hen het gezicht van de oude geit, welke den gehelen nacht doorgebracht had met het verlies van haar jong te betreuren .' Zij lag machteloos en uitgcftrekt aan de beek. Maar was 'er verre van af van iets te flapen. In het tegendeel zij fcheen ziek. Doch zo dra de geit op den ve.rflen afftand haar jong hoorde bleten, fprong zij eensklaps op , en begon ook zelve zonder ophouden te Weten. „ Dat arme beest, zeide Blandus toe j, zijnen broeder , ach ! wat is het nu te vre- de ! Moeder had wel gelijk. Waarlijk! zie n eens, hoe moeder en kind eikanderen lief,, kofen!" Op deze woorden maakte Fortis enige beweging , welke de kleine geit deed fchnkkeu , daar het aan 't zingen wilde gaan. «et nam met zijne moeder zo fchieïijk de B * vlucht,  *S LEVENSBESCHRIJVINGEN vlucht, als een pijl uit een boog, en de tweelingen konden zich niet weerhouden haar nog lang natezien, en niet hunne ogen het veld over natevolgen. Blandus en Fortis vermaakten zich nog geftadig met het zien lopen van de geit en haat? jong, op het vlakke veld. Terwijl zij naderden om zulks nog meer op hun gemak te bezien , kregen zij een troep volk te paard in het gezicht ,'t welk in vollen galop dien kant heen kwam aanrennen. „ Lieve Broeder ! „ Zeide Blandus tegen Fortis, lieve Broeder! „ laat ons hals over kop vluchten. Dat zijn „ zeker ruiters van den Keifer om Vader en ' Moeder te gaan vatten. Ja! waarlijk ! was „ het antwoord van Fortis, terwijl een koude „ gril hem over al de leden ging. Zij zien „ hier heen, en men zou zeggen, dat zij ons „ roepen. Kom laten wij Vader en Moeder „ gaan zeggen , dat zij zich ten allercerften ,, verfchuilen. De tweelingen hadden reden om zich ongerust te maken. Naauwlijks hadden zij zich omgekeerd om te rug te gaan , of de ruiters vlogen met losfe teugels op hen aan. In een ogenblik waren zij de vlakte dwars overgevlogen , en 'er fcheelde maar weinig aan, of zij hadden  van BEROEMDE KINDEREN. 2* hadden Blandus met zijnen broeder bereikt in datzelfde ogenblik, toen zij het ecrlte gewelf van het hol intraden. Doodlijk onffteld, en bevende als een blad kwamen de arme jongens door duistere omwegen van 't hol, 't welk wel na een doolhof geleek, bij hunne ouders terug, en wierpen .zich in de armen van hunne lieve Moeder, zonder dat zij een enkel woord konden voortbrengen. Lieve kinders! riep Eporana uit, dewijl zijhen zo bleek zag als de dood, en 't zweet hen van het lijf gutfté : „ Ach! wat is ulieden toch „ overgekomen ? — Moeder l .... Moeder. Doe dé lamp uit;' — antwoordde Blandus met afgebrokens woorden, zonder dat hij 'er 'meer kon bijvoegen. Ta-ftivim toen het woord op, en zeide op een droevigen toon: „ Ach! mijne ongelukkige „ Moeder! berg u toch zo ras gij maar kunt, en gij Vader ! ook : want de foldaten van „ den Keifer zijn daar aan den ingang van het hol." Naauwlijks had de jonge tweeling dit akelig nieuws aangekondigd, of eensklaps liet zie, het grlhneken der paarden horen, 't welk door de Echos van het hol zo werd teruggekaatst, dat B 3 het  jö LEVENSBESCHRIJVINGEN het op ene fchrikverwekkende wijs zich verfcheidcne minuten achter een liet horen. 1 Toen zeide Sabinus, terwijl hij zijne handen na het gewelf van het hol, als na den hemel, uitllrekte : „ Gevoelige deelgenote van mijne „ rampen ! en Gijl. mijn dierbare kinderen: „ het is dan met ons gedaan! Wij zijn vcrlo- ren ! Wij naderen ons laatfte uurt- „ je. Mijn lieve vriend, hervatte Epe- „ nina op enen deftigen toon en vol vertrou5, wen , laten wij ons wachten om zo in eens 5, al den moed te laten zinken. Gedurende 3> de negen jaren , welke wij zuchtende in. „ deze fpelonk hebben doorgebracht, hebben „ wij wel voor nog andere gevaren bloot ge5, ftaan , waaruit wij gelukkig gered zijn ge5, worden. Geloof mij, op mijn woord, wij „ zullen ook dit gevaar nog wel ontfnap- „ pen." Sabinus had maar ai te veel grond om van fchrik geheel en al bevangen te wezen. Hij liet zich intusfchen met zijne vrouw en zijne zonen in de diepte nederzakken , in ene fcheur van ene rots , welke hen meermalen in andere voorvallen tot een fchuilplaats had gediend. Hier hield hij zijne vrouw tusfchen zijnen armen , terwijl deze wederom de twee kiuderen aast  van BEROEMDE KINDEREN. 3I aan hare borst drukte om ze te verwarmen. In dien toeftand bleven die ongelukkigen twee dagen en twee nachten , zonder zich bijna te durven verroeren of adem te halen, terwijl zij zich op het minfte geritfel verbeeldden , dat het laatfte ogenblik van hun deerniswaardig aanwezen daar was. — Gedurende dien tijd ondergingen zij wel duizend angften , in de .plaats van welken men dea dood zelfs, als men het in zijne keus had , liever zou doorftaan. In die diepte van hunne pntoeganklijke fchuiipkuts konden de aanzienlijke vluchtelingen zeer gerust de huiszoekingen van de foldaten , welke bitter op hen tot hun verderf verbeten waren , trotferen. Maar zij waren 'er niet beveiligd voor enen vijand, welke nog veel wreeder was. Volftrekt verftoken van alles , wat tot-voedfel verftrekken kon , hadden zij ook zelfs geen druppel water, om den dorst, van welkên zij vergingen , te lesfchen. Zij gevoelden dat het hen onmooglijk was weerftand te bieden aan zuik een verfchriklijk lijden. Hadden Sabinus en Eponina nog maar alleen geweest, zij zouden in die diepe rots den dood gerust ingewacht, ea kloekmoedig onderB 4 gaan  3a LEVENSBESCHRIJVINGEN gaan hebben; maar zij waren buiten Haat het ellendig lijden van de twee onfchuldige lotgenoten van hunne langdurige rampen langer aantezien ! Hoe zouden zij langer hebben kunnen verdragen, hen te laten vergaan, zonder hen enige hulp ter verzachting te kunnen toebrengen ? „ Mijn lieve Vriend !" zeide dan eindlijk Eponina tot Sabinus: „ laten wij al„ les wagen , om toch onze kinderen te red„ den. Laten wij deze onze fchuilplaats ver- laten , wij kunnen het hier niet langer uit„ houden. Ik bemerke wel , dat de Keifer s, onderricht is van ons droevig aanwezen. „ Laten wij ons overgeven, werpen wij ons voor zijne voeten ;neder, en laten wij zijne ontferming inroepen." -—- Het gevaar, waar in zij verkeerden , nam nog hand over hand toe. Ene groote menigte van foldaten doorkruisten alle» de wegen en zijdwegen van het onderaardfche hol. Zij hielden in de ene hand,welke na prooi fcheen te verlangen, het gefcherpte zwaard, gereed om toe te floten , en in de andere hand droegen zij ene brandende toorts om hunne waggelende fchreden te midden van de duisternis van het hol te kunnen beftieren. Zodra die wreede menfchen de minfte reet in de fteenrots bemerk»  - VAN BEROEMDE KINDEREN. 33 merkten, ftieten zij 'er hun zwaard in tot aan het gevest toe, en riepen bij 't uithalen elkandercn met zeker verdriet toe: Daar in is niets. Onder die feherpe en gevreesde navorfchingen kwam Sabinus eindlijk uit zijne fclmilplaats met zijne vrouw en kinderen te voorfchijn. Hij zeide vrij bedaard tot den eerrteu foldaat, welken hij ontmoette : Hier zijn ze, welken gij zoekt. Doe uw' plicht, en breng^Óns bij uwen Meester. Het verwilderd gezicht der foldatcn , het herhalen van de ijsiijkfte vervloekingen, de blinkende zwaarden , welken zij al dreigende ophieven . en het flaauwe licht van de flambouwen, bij de lijkplechtigheden in gebruik, leverden een toneel op , 't welk veel geleek na een aanval van de helfehe rafernijen. Epomine , die tedere Eponine, was 'er niet langer beftand tegen. Zij befweck , en flortte voor de voeten neder van een van die woedende menfchen. Op zulk gezicht doodlijk ontfteld riepen de kleine tweelingen op een wanhopigen toon uit : Vermoordt Moeder toch niet ! Verwoordt Moeder toch niet. ! . Zo waren onze twee vluchtelingen , door verborgene vijanden verraden , al zedert negen jaren, die bijna verlopen waren, overal B » op-  34 LEVENSBESCHRIJVINGEN opgezocht. Gedurende al dien tijd hadden zij alle navorfchingen weten te verijdelen , zo dat Vcspafianus reeds begon te wanhopen, of hij ze wel ooit ontdekken zou. Het valt niet moeilijk zich de vreugde te verbeelden van de foldaten, zo verhit op hunne .prooi. Dit ongelukkig gezin te grijpen, op ene woeste wijs te knevelen, en na Rome voorttezwepen, was de bezigheid van weinige uren. De rampzalige toeftand , in welken iemand verkeert , verwekt nog altoos een gevoelig medelijden , zo dat men zelfs zich meermalen gedrongen en vrij genegen vindt om de misdagen te ©verzien , vooral als men berekenen kan, dat daar voor — door boetvaardigheid en uitmuntende hoedanigheden — is geboet, en 'er niet meer voor te vrezen is. Toen Sabinus en zijne vrouw de ftad intraden, was 'er ene onzagchlijke menigte van volk op de ftraten» welken zij door moesten. Elk was in verwondering opgetogen over hunne verkleefdheid aan eikanderen , over hunne deugdfaamheid, en ftandvastigheid in den tegenfpoed, en kon niet nalaten te wenfehen, dat de Vorst hen genade bewees. ■• - Uit nieuwsgierigheid onverduldig, en door Wraakzucht verhit, gaf de Keifer , die aan tafel  van BEROEMDE KINDEREN. 35 tafel zat, zich geen tijd om de maaltijd te e'ndigen. Hij liep haastig na buiten, en begaf zich in den buitenften voorhof van zijn paleis , waar hij met de Heren van zijn gevolg bleef wachten, tot dat men de gevangenen tot hem bracht, op 't horen van welker naam hij beefde van woede. De eerfte voorwerpen , welken Fe'pajitan onder het oog kreeg, waren de kleine tweelingen ,, de ccn aan den anderen gebonden. Die twee onfchuldige kinderen wierpen zich ouenbliklijk voor zijne voeten neder. Zij omhelsden in de ootmoedigfte houding zijne knieën. Zij grepen hem de handen , welken zij wel ras in tranen deden zwemmen, en fmeektcn hem zo toch barmhartig te tvillen wezen. Voor een enkel ogenblik, tegen wil en dank bewogen zijnde, verbande die onverbidlijke Vorst eensklaps alle gevoel van medelijden, 't welk in zijn hart post wilde vatten , en trad met ene barfche ftuursheid achter uit. - Toen ftrekten die ongelukkige kleinen hunne handen nahem uit, en riepen zonder ophouden, met een nadruk, welke alleen de natuurlijke betrekking kan inblafen : 0 > Ccja; l lewijs genade aan mijn' Vader l Bewijs genade &an mijne ïieys M*edt?! E 6 Op  36 LEVENSBESCHRIJVINGEN" Op het horen van zulke aandoenlijke taal, door de tederfte ouderliefde voortgebracht, Hortten het Hof en het Volk trahen van medelijden. Deze tranen, welke de algemene Hem van allen uitdrukten , fchenen uitterocpen : Vergiffenis ! Vergiffenis voor die ongelukkige Echtgenoten ! De hoogmoed en de heerschzucht zijn zulke woeste driften, dat zij, helaas! de zielen der Grooten voor de zachtfte aandoeningen der menfchlijkhcid onvatbaar maken ; dat hari> roerend fchouwfpel van die twee onfchuldige fchepfeltjes, welke voor de oorzaken van hun beftaan om vergiffenis fmcekten, ene vergiffenis , welke die wel verdiend hadden , en de eenparige wensch der Romeinen hadden daarom gene andere uitwerking , dan dat zij den dwingeland , die alle barmhartigheid had uitgefchud , nog meer en meer tot wraak aanhitsten. Vespafianus zou zich onfterflijk gemaakt hebben, als hij deze twee aanzienlijken , offchoon te voren misdadig geweest, in zijnen vriendenkring had aangenomen, daar hij zich nu eeuwige fchande op den hals haalde, door zich te wreken op enen tegenftrever , welke iaem nooit meer gevaarlijk kon worden, Hij liet  van BEROEMDE KINDEREN, 37 liet ze op ftaande voet volgens krijgsgebruik voniiisfen , en ze ogenbliklijk na de gerechtsplaats brengen. Om zijne wreedheid ten hoogften toppunt te voeren , liet hij , zonder de minfte barmhartigheid , de kinderen uit de armen van hunne ouders fcheuren. Eponina verkreeg nog dezen enigen troost, dat zij haar afbecldfèl aan hen overhandigen mocht , en daarbij een vlok hair , met enige papieren, waar op zij de belangrijke gefehiedenis van hare rampen befchreven had. Terwijl die getrouwe echtgenoten hun ellendig leven eindigden, warende jonge erfgenamen van derzelver rampen , in een toren, aan den oever van den Tiber gebouwd , opgefloten. Toen Blandus en Fortis zich voor al» toos verwijderd zagen van den enigen fteu» en toevlucht , die zij in de wereld hadden, was het hen onmooglijk dien ijslijken toeftand langer te verdragen. Zij vierden aan de bitterfte droefheid en verdriet den ruimen teugel, en flocgen tot wanhoop over. Zonder vrucht was al de moeite, welke men aanwendde om ze vertroosten. Zonder vrucht bezorgde men hen fpeeltuig , zo gefchikt anders- om bij kinderen de zinnen te verzetten. Zij weigerden alles, zelfs B 7 tot  58 LEVENSBESCHRIJVINGEN tot voedfel toe , om het leven te onderhouden. Terwijl die ongelukkige en onfchuldige kleinen dag en nacht klaagden en kermden , hielden zij niet op gedurig te herhalen : Moe* der! lieve Moeder ! — Dat men ons onzen lieven Vader , onze lieve Moeder weder geve, of dat men ons ook doe flerven. Het was onder het aanhoudend uitroepen van zulke hartbrekende woorden , dat de. kinderen, van Sabinus , uitgemergeld door het niet gebruiken van voedfel en flaaploosheid , den geest uitbliefen in hunne nieuwe gevangenis. Men vond ze op den grond uitgeftrekt. liggen den een' naast den anderen , met de armen elkanderen om den hals geflagen. Zo leefden deze twee wijze en moedige kinderen , welke van hunne wieg af betoonden doordrongen te zijn met een heiligen eerbied voor de teder geliefde oorzaken van hun droevig leven. Zo ftierven zij. In het verhaal van dat een en ander heeft men getracht de verwonderlijke trekken van hun kortftondig leven bij een te famelcn : om dat aiicts zo fchoon , niets zo treffend is , en de■mcriichheid meer tot eer vcrlirekt , dan een gevoelig hart,, en daarbij doordrongen van dank*  VAN BEROEMDE KINDEREN. *m dankbaare erkentenis. Dat toch de kinderen van onzen leeftijd, dat de kinderen die na dezen volgen zullen , betoonden aan zulke voorbeelden van ware ouderliefde te beantwoorden « Deze zijn de edelfte en de zachtftc aandoeningen van de natuur. Deze is de bron van alle deugd, en het onderfcheidend kenmerk van ene edel geboorene ziel. J ï.  40 LEVENSBESCHRIJVINGEN I I. Lilta Fundana , te Romen gebooren, dochter van Fundanus, Conful te Romen, in 't Jaar 99 na Christus geboorte, Lïlla Fundana was de jongde van de dochters van Pandanus, een Romcinfchen Conful, niet minder achtenswaardig door zijne geleerdT heiil , dan door zijne eerlijkheid en huislijke deagden. Offchoon deze aanzienlijke perfoon eigenaar was van wijd aitgeftrekte bezittingen , zo van landerijen , als huifen , had hij echter weinig op met die goederen van het gelukHij herhaalde meermalen — Het voomaamfle goed, ,t welk ik voorgenomen heb aan mijne khinc Lilia natelaten , is een gepaste opvoeding, een helderen geest bevrijd van vooroordelen , de kennis van de Maatjchaplijke plichten , een gedrag in alles zich zeiven gelijk, en wel beredeneerd, en eindlijk veel talenten met ene nedrigheid, welke de talenten nog verre overtreft. Deze verftandige Vader Haagde allergelukkigst in zijn oogmerk. Zij was verbafend rijk,, als zijnde de eifgenaarae en dochter van een Man -  van BEROEMDE KINDEREN. 41 Man , van wiens fchatten zelfs een naam uitging; maar met dat al was Lilia 'er verre van af, dat zij die hoogmoedige en ijdele vertoning maakte , welke maar al te veel daar ontdekt wordt, waar de overvloed huisvest. Offchoon zij ene kunde bezat, die vrij uitgeftrekt was: offchoon zij talenten, van meer dan ene foort, openbaarde , talenten welke het volmaakte zeer nabij kwamen , zo trof men echter altoos ene ongekunftelde oprechtheid , en de beminlijke eenvoudigheid van de vroege jeugd in haar aan. Toen Lilia den ouderdom van elf jaren bereikt had , was_zij in ftaat alles te naaien en te borduren. Het fnijden van hare tabbaarts , en van klederen voor hare Moeder was niet meer dan ene beufeling voor dat beminlijk en vindingrijk kind. Zij danste met de grootfte bevalligheid , tekende allerliefst, zong in den zeldzaamften fmaak, en nam zelfs aan tafel het welvoeglijke zo ongedwongen in acht, als ene huismoeder had kunnen doen. Was haar Vader in zijn Kabinet bezig aan enigen letterkundigen arbeid , Lilia zocht de onderfcheidene ftukken , welke hij nodig had, uit zijne boekverfameling op, las ze hem voor, en nam den post van pennevoerder waar ,in de brieft  4a LEVENSBESCHRIJVINGEN briefwisfelingen, welken hij hield. Was Futf* dojïü.< afgemat door aanhoudende infpanningen van geest, of door het opftellen van moeilijke ftukken , dan liep zijne verplichtende dochter na hare lier. Dan wendde zij alles aan, terwijl zij het zacht geluid van hare ftem paarde met het MuGektuig, om haren Vader te vervrolijken door alles , wat de Mufiek het meest gefchikt oplevert om de zinnen te verzetten , en den mensen uittefpannen. De Gefehiedfchrjjvefs , welke ons de zeldfaame hoedanigheden van dezé Romeinfche Jonkvrouw gefchetst hebben, hebben met alle reden het fehotme van haar character , hare bemiiiijkheid van aart en uitmuntend hart geprefen. Zij hebben zich vooral bepaald bij haren zonderlingen eerbied , en onafgebroken gedienftigheid , waarmede zij hare ouderen voorkwam. Wij maken ons gereed om 'er enige treffende bewijfen van optegeven, welke voldoende zullen wezen om hare gedacht» nis dierbaar te doen blijven. Lilia, de belangrijke Lilia, was maar even negen jaren oud , wanneer Maniiia, hare Moeder , door ene krankte werd aangetast, welke de Geneesheren van het eerfte begin af aan voor doodlijk hielden. Pandanus daar-  VAN BEROEMDE KINDEREN. 43 enboven was zo getroffen door den wanhopi-gen toeftand , waar in zijne Echtgenote verkeerde , dat hij insgelijks in ene gevaarlijke ziekte ftortte. In deze akelige gefteldheid betoonde het gevoelige kind, na hare jaren, ene vatbaarheid en oordeel, welke elk enen verbaasden. Daar hare Vader en Moeder krank te bed Ingen, elk in ene afzonderlijke kamer , ging Lilia gedurig van den enen na de andere, om hen optepasfen en optebcuren. Terwijl zij gene mindere voorzichtigheid , dan tederheid en licfkofingen bewees , verbergde zij voor den enen en de andere de akelige gefteldheid, waar in beide zich bevonden. Haar ongeruste Vader vroeg eens, hoe vaart uwe lieve Moeder van daag ? Och.' antwoordde de kleine , met ene gemaakte luchthartigheid , Mama is van daag vrij beter * dan gisteren. De Geneesheer heeft verzekerd, dat zij binnen vijf dagen •wat zal kunnen opzitten, en u gezelfchap houden. Maar — in dat zelfde ogen!dik . daar de ziel van het kind bitter veel te lijden had » en zij hare tranen opkropte, wist zij door het fpoedig verzinnen van enig voorwendfel zich wegtemaken om in een hoek aan hare tranen den vrijen  44 LEVENSBESCHRIJVINGEN vrijen loop te geven. Doch zich hervattende én fchielijk hare wangen afgeveegd hebbende , ging zij na hare ftervende Moeder zien. Zij nam een ander voorkomen aan, bootfte zekere kalmte van gemoed na , en vertelde haar Van Fundanus zulk goed nieuws , dat het niet beter begeerd kon worden. Mijn lieve Mamatje, zeide zij, Vader heeft bijna gene koorts meer : ik moest u voor hem twee kusjes geven. Doe geen moeite. — Steek uwe hand maar een weiwg toe, dat ik die küsfe. Ondertusfchen kwam dat doodlijk ogenblik , 't welk de Geneesheren voorfpeld hadden. De jonge Echtgenote van Fundanus flierf aan de gevolgen van haar laatfte kraambed, in den ouderdom van zeven en twintig jaren. Het was de eerflrö dag van Maart (*). Op dien zelfden dag was Fundanus ook veel erger, dan naar gewoonte. Toen Lilia , des morgens C) Het is enigzins vreemd, dat de Schrijver de Latijnfche tijdrekening heeft behouden en gefchreven heeft — de cerfte van de kalender van Maart. Dit toch blijft voor elk duister , welke met de Latijnfche taal niet bekend is.  VAN BEROEMDE KINDEREN. 45 gens van dien dag , in de kamer van hare Moeder kwam , toen zij haar doodbleek en zonder beweging zag liggen, deed de wanhoop haar hare gewone omzichtigheid vergeten. Zij gilde het uit, en viel in zwijm neder. Wanneer Lilia weder bij haar zelve was gekomen , en begon te begrijpen, welke doodIijke ongerustheid zij haren Vader had veroorzaakt, door tot zulk een uiterfte hare droefheid gedreven te hebben, ging haar een huivering over het lijf. Hare eerfte zorg was na hem toe te lopen, en hem de ontfteltenis te vcr.goeden , welke zij hem mocht veroorzaakt hebben. Hare voorzorg kwam net van pas. Fundanus , als het ware, gevoel hebbende van het doodlijk onheil, 't welk hem trof, was in een «allergeweldigfte vervoering van droefheid. Wat men ook mocht bijbrengen , hij wilde nergens na luisteren. Zijne ijlhoofdigheid had het hoogfte toppunt bereikt, terwijl hij zonder ophouden om een degen riep. Hij toch had het befluit genomen zich te doordeken , om zijne dierbre wederhelft niet te overleven. Terwijl men hier over met hem bezig was, iwam de naauw oplettende en moedige Lilia. Eensklaps dc grootfte bedaardheid van geest ver-  4 Wie zou uwe nedrigheid en wijsheid niet 5, bewonderen ! Het is onmooglijk met ene 5, opvoeding ooit meer voordeel te doen, clan „ met die , welke gij ontfangen hebt ! Daar „ gij zelfs in alle* meer beftaanbaar handelt, t „ dan  van BEROEMDE KINDEREN. st £ dan uw Vader , weet gij den raad en de », lesfen ter uitvoer te brengen , welken ik „ mij vergenoegde gegeven te hebben. Jaj „ Het is maar al te waar ! De fmaak in de * wee!de * en in dingen , welke volftrekc ,i overtollig zijn , baart meestentijds niet anders, dan misrekeningen en bitter verdriet. » Op zulke wijs verwoest men zijn geluk," 5, zelfs dat , 't welk onwankelbaar fcheen! & Men kan het zich niet tijds genoeg tot ene gewoonte maken om een matig leven te lei„ den , zelfs te midden van de grootftq rijkï, dommen , op dat men in zijnen Hand kun„ ne blijven, en geen gevaar lope van in? » encn minderen verplaatst te worden. Och * „ mijn lieve Lilia, och! mijn lieve kind»' „ Kom - dat ik u omhelze, dat ik u aanr » miJn hlrt Welk een geluk vooC 3, een braaf mensen zulk een fchat te bezit^ as ten, gelijk gij zijt!" Intusfehen nam Lilia, in welke elk eert belang Helde , zo wel in fchoonheid , ais inf deugden en talenten toe. — ZiJ ontwikkelde, een charaéter , niet minder gefchikt tot een waarborg voor haar eigen geluk, dan voor dac' van dien gelukkigen man, welke zijn lot aa« m hm zou verbinden. De eerite en aanzien. c 2 lijklic  Sa LEVENS13ESCHRIJVIN G E Nf lijkfte i gedachten van Rome hadden al zedcrt een geruimen tijd hare hand voor hunne zonen begeerd. Daar van was de beweegoorzaak meer de hoedanigheden van zulk een perfoon , dan hare geboorte en huwlijksgoed, 't welk men te verwachten had. Offchoon dit jonge menscti nog maar dertien jaren oud was , was zij echter reeds zodanig van gcdalte , zo verftandig, en openbaarde daarbij in alles zo veel redelijkheid , dat haar huwlijk op die jaren al bepaald was. Enige dagen voor dat de huwlijksplechtighcdcn -Honden gevierd te worden, nam Fundanus zijne dochter bij zich alleen , deelde haar zijn oogmerk mede. Zij antwoordde zeer geestig : Lieve Vader ! nooit zou ik enen anderen man , of anderen vriend verlangd hellen, dan u. Maar ik zal mij aan alles onderwerpen , wat u vermaak verfchafen kan. Dewijl het uws begeerte :s , dat ik zal trouwen, geve ik daar aan mijne toestemming, onder deze voorwaarde, dat ik nooit van mijn leven van u verwijderd zal worden, Fundanus zeide daarop , terwijl hij zijne dochter aan zijn hart drukte : „ Dit ;is juist „ mijn oprechte wcusch. O ! gij getrouw en „ juist gelijkend beeld van ene echtgenote , ?, welke  van BEROEMDE KINDEREN. 53 „ welke zo deugdfaam was , dat ik hare na» gedachtenis hartlijk zal blijven beminnen , s, tot mijnen laatflen fnik toe. Ja ! ja [ wij 5, zullen altoos bij een blijven ! Ach! Gij zijc 5, mij zo noodzaaklijk geworden , dat ene ver„ wijdering ondoenlijk is. Zo gij, helaas ! "ti „ van mij afzonderdet, zou het mij onmoog„ lijk wezen uwe teder geliefde Moeder, en »i inv afzijn lang te overleven." Zo dra Fundanus dit gezegd had , nam hij een boek (*) in de hand, 't welk met afbeeldingen (vignetten) en linten opgefierd was. Het behelsde de Ievensbefchrijving van MarJlia, van hare tedere jeugd af aan, tot haren vroeg•ti.'digen dood toe. De onfchuldigc vermaken van baren kindsheid, hare letteroelfeningen en fpelen , hare gebreken en goede hocdanighede waren 'er alle in befchreven met ene eenvoudigheid, die zo natuurlijk, als treffend was. De oplettende en zorgvuldige Vader had dit ■gefchrift opgefteld , om tot onderrichting en voorbeeld voor zijne kleinkinderen te dienen, «n begon het zijne dochter voortelezen. - Hoe C) In dien tijd waren alle boeken handschriften: dewijl dc drukkunst onbekend was C 3  54 LEVENSBESCHRIJVINGEN Hoe meer die brave Vader , die gevoelige Echtgenoot, in het lezen vorderde, bleef hare aandacht zo veel te meer op elke bijzonderheid hechten. Maar toen hij gekomen was tot aan het ftuk van zijne altoosdurende afscheiding van zijne dierbare gezellin, werd bijzo getroffen,.-dat hemde trasen uit de ogen geperst werden. Oy het?hcrde,nken hier van,, daar zij hem zo beminlijk was geweest : Waarom het verlies hem nog zo zielgrievend •was, drukte hij zich met zo veel nadruk uit, en met een vuur, 't welk de innerlijke gefteldheid van zijn hart openbaarde, dat zijne dochter daar door zo, geweldig werd getroffen, dat zij befweek,cn 'op aijue knieën nederzoak. Toen zij wederom tot zich zelve gekomen was , gevoelde het aandoenlijke kind , dat zij door ene bezetheid op de borst was aangetast, en dat ene heete koorts haar noodzaakte na bed te gaan. Fundanus had in het geheel geen denkbeeld van de doodiijke gevolgen, welke deze onverwachte ongefteldheid na zich flepen zou. Terwijl Lilia den geweldigen aanval en kracht van hare ziekte verbergde , uit vrees dat zij haren vader ongerustheid zou verwekken , maakte zij de vertoning van ene gerustheid , welke Zij  VAN BEROEMDE KINDEREN. 55 «ij niet bezat. Ondertusfchen nam bet gevaar hand over hand toe. Hoe donkerder het uitzicht op haren toeftand werd , legde zij 'er zich zo veel te meer op toe , om haren geliefden Vader gerust te Hellen. Zij herhaalde gedurig; Lieve Vader ! hoe ! weent gij ? Heb toch ten vzinften zo veel moed , als uwe dochter > De kwaal was ongeneeslijk. De Geneesheren gaven ook zelfs gene hoop , dat het noj wat duren zou. In twee dagen en twee nachten , daar het verftandige kind begon te bemerken , dat haar einde naderde, hield zij niet op haren Vader over het een en ander te onderhouden. In al dien zo fmertlijken tusfchentijd hield zij zijne hand vast en drukte dezelve , dan tegen zijne borst, dan tegen haar hart, 't welk al zachter en zachter begon te flaan. Welk ene tegenwoordigheid van geest! WelIte moed in zulk een ijslijk ogenblik ! Een poos voor het laatfte Uurtje daar was , zeide Lilia tot haren Vader : „ Lieve Vader! Ik bid u, „ bewijs mij deze ene gunst." Spreek, lief kind, antwoordde hij : Spreek rondborftig: Zou ik u iets kunnen weigeren? Ik had be- geerd (zeide zij) mij te laten uittekenen, en j) u dat afbeeldfel te fchenken. Ik begdipe, C 4 „ hoe  Sfi LEVENSBESCHRIJVINGEN „ hoe dierbaar zulk een gefchenk u wezen Z moet. Op die wijs , lieve Vader ! zult gij „ mij niet geheel en al verliezen" Fundanus fmolt weg in tranen, en kon geen enkel woord voortbrengen: echter liet hij ©p ftaanden voet een van de bekwaamde rekenaars van Rome halen. Toen de kunftenaar gekomen was , nam Lilia ene houding aan om, zich te laten aftekenen , zo dat het met gene tnooglijkheid beter gefchicden kon. Die troost, dat zij aan de.oorzaak van haar beftaan dit geringe overblijffel zou nalaten, deed haar zo veel krachten infpannen, dat het niet haren drocvigen toeftand niet wel beftaanbaar was. Zo lang zij voor den fehilder zitten jnoest, bleef zij onbeweeglijk, en wist de geweldige aanvallen van de doodlijke krankte, welke dat meesterftuk van de natuur vernielde , te wederftaan. Toen de Schilder de hoofdtrekken had ontworpen , vroeg Lilia om dczelven te zien. Zij veud ze fprekende , en, terwijl een glans van genoegen zich over haar aangezicht verTpreidde , zeide zij : o / lieve Vader! de dood althans zal u dat juist afbeeldfel van uwe lieve Dochter niet kunnen ontroven! Waarlijk l Ik hen het zelve. Gij zult dat afbeeldfel wel hangen  van BEROEMDE KINDEREN. S7 haigen naast dat ran mijne dierbaare Moeder. ..... Onder het uitbrengen van deze woorden , gaf dat lieve kind een zwaare zucht. Zij floeg hare zwakke armen om den hals van haren Vader , en bleef in die houding enige ogenblikken zonder zich tc bewegen of een enkeï woord te fpreken. Eindlijk brat? zij die aandoenlijke ffilte af, en zeide tot Fmdanus: ' „ Keve Vader! laat het aan mijne twee zusters „ geoorloofd worden mij tc komen omheizen. n Eaat mijne min ook komen , mijne fpeel„ noodjes, en mijne goede vriendinnen." r? Na dat die alle gekomen waren, vatte Lilia van de ene voor en van de andere na de handen , en drukte die in de hare. Daarop liet zij hare juwelen , hare boeken , hare bene tabberden, en verfcheidene kleine halsfieradcn brengen, welke zij aan elk, na derzei vee t«\aak en genegenheid, uitdeelde. , Na dit gedaante hebben, zeide zij met oen gelaat, Wik verftand en fmert tekende; 99 Mljne goede en oprechte vriendinnen ! Re» waart, bidde ik u, deze geringe gefchenken „ tot ene nagedachtenis van mij. Vooral gij. * hcdsn > raij'ne %ve zusters ! tracht door, 95 uwe zorgvuldigheid en oplettendheid alie?, «< 5 jï wat  S3 LEVENSBESCHRIJVINGEN wat in uw vermogen is , tc doen om bij „ onzen dierbaaren Vader de plaats van onze „ Moeder te bekleden. Helaas! Hij beeft 5, niemand meer , dan ulieden ! Zonder uwen „ bijftand , zal het hem ondraaglijk worden „ langer te leven , en hij zal wel dra niet 5, meer zijn." Fundanus met zijne dochters, hare gezellinnen , en geheel het huisgezin fmolten weg in tranen. Het was een hartbrekend fchouwfpcl den akeligen en wanhopigen toeftand, waar in die allen zich bevonden, te aanfehouwen. Wat Lilia aangaat : offchoon zij net minder getroffen was , dan die gene , welke zo hartlijk deel namen in haar lot , behield zij echter in zulk een vreeslijk ogenblik , zo veel bedaardheid van geest, dat elk 'er zich over verwonderen moest. Terwijl zij reeds met het ene been in het graf was, liet zij zich nog uit over hare erkentenis voor de vriendfchap , en de weldaden , welken die gene, aan welken de zorg over haar in hare kindsheid was toevertrouwd geweest, haar beweren hadden. Zij verzocht vooral van haren Vader, dat hij aan hare min , voor haar, ene groote fom gclds zou geven, met een kleine landhoeve, „ Indien  van BEROEMDE KINDEREN. J9 ff Indien die lieve vrouw," vocjde 'es het jonge weldadige mensen bij, „ hier niet be5, geert te blijven, zal zij ten mirdte ene aan5, gename verblijfplaats weten , waar zij oók „ aan ons kan blijven gedenken. Terwijl zij „ dan zo verzorgd is van een gefchikt en ge„ makiijk verblijf, zal zij met haren man en „ die.lieve kleine jongens onbezorgd het ove„ rige van hare dagen kunnen doorbrengen," i Het doodlijk ogenblik voor de beminlijke en verftandige dochter van Fundanus was daar. Hare ogen begonden zich voor altoos, Voor het licht te fluiten. Me* zng , dat zij nog moeite deed om iets te zegden. Zij be-weegde hare lippen : doch was buiten ftaac enig verftaanbaar geluid te geven. Lindiijk nam zij, toen nog, de hand van haren Vader die meer dood fcheen dan zij, in bare hand , . cn bracht dezelve op haar hart. De houdinj Waarmede zij dit deed , was zo vol uitdruk' king', hare ogen ftonden zo levendig, zo teder en welfprekend, dat zij nog tegen haren Vader fcheen te zeggen : Lieve Vader! liet k opt nog voor ti,...„ Vaarwel! mijn beste Vriind... . * ga na mijne lieve Moeder , en zal haar uw laatjle kusje overbrengen. C 6 Mr fi f  Co LEVENSBESCHRIJVINGEN Brief van Piinius den Jwgen over den vroegtijdigèn dood van Lilia Fundana. De brief, welken ik hier van Piinius overneeme, is in allerleic opzichten een mcesteriluk. Hij vertoont met weinige woorden de belangrijkde tekening van de voortrcflijke deugden van deze Romeinfche jonge Dochter, welke zo waardig is, om aan de kinderen van alle tijden voorgefteld te worden ter naauwkeurige befchouwing en ijverige navolging. Deze brief zal onder anderen door zulk voorbeeld doen zien, hoe verre de opvoedingder ouden die van onzen tijd — met betrekking tot de jonge dochters en vrouwen overtreffe Ndaar de tegenwoordige eer beufelachtig en ongerijmd is. Dus luidt de brief., C. Piinius wenscht z'jnen Mtircellinus heil. Ik fchrijve u dezen , mijn lieve Marcellirtus, terwijl ik in de bitterde droefheid gedompeld ben. De jongde dochter van onzen vriend Fundanus is zo even gedorven. Ik heb in al mijn leven nooit iemand gezien , welke zo lieftallig was, niemand die beminïijker wefen kon , dus waardiger niet alleen om  VAN BEROEMDE KINDEREN, 61 om den hoogften ouderdom te bereiken: maar zelfs om eeuwig hier tc leven. Offchoon zij. nog geen veertien'jaren bereikt had, legde zij al aan den dag de hoogstmoogïijkc voorzichtigheid, welke men in den meergevorderden, ouderdom aantreffen kan. Men befpeurde in haar gelaat ook reeds alle de deftigheid en welvoeglijkheid van ene wel opgevoede en bedaagde vrouw. Dit alles intusfehen benam haar niets van die zedige fchaamtc, van die ongebundelde bevalligheden, welke altoos bij de jeugd, van welke jaren ook, behagen. Met welke eenvoudigheid en zedigheid zag men haar niet haren Vader meermalen om den hals haugen! Met welke genegenheid en eerbied ontfing zij zijne bekenden niet, en allen , welke hem dierbaar waren ! Met welke juistheij| wist zij hare tedere hoogachting niet te verdelen tusfehen hare voedfters en de meesters, welke dienstbaar geweest waren om haar hart en zeden te vormen! Kon ooit iemand lesfen nemen, welke zich daar op meer met de borst toelegde „ en ook grooter gefchiktheid en vatbaarheid had , dan zij!. Was ooit iemand in ftaat om minder tijd aan uitfpanningen te belleden, en zorgvuldiger te aiju m de keus van dezelven! C7 Gij  ft LEVENSBESCHRIJVINGEN Gij kunt u met gene mooglijkheid verbeelden, mijn waarde Marcellinus, de gelatenheid, het geduld en de ftandvastigheid van dit beminlijk en wijs kind, gedurende hare laatfte ziekte. Gehoorzaam was zij aan de Geneesmeesters en boven alle begrip oplettend om haren vader en hare zusters te vertroosten. Zelfs , toen haar reeds alle de krachten van het uitgeteerd lichaam begaven, wist zij hare zwakheid nog te verbergen, enkel en alleen door den moed van hare edele ziel. Deze gemoedigdheid bleef haar bij tot haar laatfte ogenblik, zonder dat of het geweldige van hare kwaal , of de vrees des doods in ftaat waren het zo verre te brengen, dat zij die opgeven moest. Dit volgende Is het vooral, mijn dierbaare Marcemn%s , 't welk onze droefheid, en de fmert over het verlies, het hoogfte toppunt doet b:reiken. — Welk een bitter en vroegtijdig fterfgeval toch! Maar hier komt nog bij, dat de dood haar in een tijdftip heeft weggerukt, 't welk het verlies nog oneindig grooter maakt! Lilia Fundana ftond op het punt om in 't huwlrk te treden met een Jongman, die a'Ie goéde hoedanigheden in zich verenigde. De dag voor het huwlijksfeest was reeds bepaald. Wij waren zelfs al tot hetzelve genodigd. Helaas! welk  VAN BEROEMDE KINDEREN. 63 welk een ommekeer van zaken! Welke iislijkc fmert bekleedt bij ons thans de plaats van vreugde! Ik kan u met gene mooglijkheid uitdrukken , hoe mijne ganfche ziel enkele droefheid, was, wanneer ik Fundanus zelve bevelen hoorde geven, om alles, wat beftemd was voor kostbare klederen, peerlen en diamanten , nu te belleden aan wierook , balfem, reukwerken en doodklederen. Gij weet, Fundanus is een geleerd en wijs man. Van zijne vroegfte jeugd af aan, heeft hij zich toegelegd en geheel cvergegeven aan de gewichtigfte wetenfehappen en de edelfte konftcn, maar tegenwoordig fielt hij den minRen prijs niet op alles, wat hij desaangaande hoorde zeggen, of zelve gezegd heeft. Met een woord , alle andere Deugden fchijnen in deze ogenblikken bij hem hare werking te vergeten, om zich geheel aan de kinderliefde overtegeven. Voor het overige, mijn waarde Marcellh nus , het zal u niet moeilijk vallen her overdrevene in hem te verfehonen. Zelfs zult gij niet kunnen nalaten hem tc prijzen , als gij bedenkt, welken fchat hij verloren heeft. Lilia had niet alleen de zeden van haren Vader overgeërfd: maar ook het uitzicht en de trek-  t54 LEVENSBESCHRIJVINGEN trekken van het aangezicht. Men kon haar met alle reden noemen het afbeeldfel van haren Vader, zijn ander ik, zo volmaakt geleek zij op hem in alles, wat hij fchoons bezat, en voor het uiterlijk aanzien, en wegens de deugdfaamheid van zijn hart. Wanneer gij hem dierhalvcn enen brief zendt om hem te troosten in zijne billijke droefheid en fmerten , hond dan wel onder het oog, dat gij hem niet zo zeer berispt of hard behandelt, dan wel uw medelijden uitdrukt, en hem met zachtmoedigheid tracht optebeuren. Door den tijd zal hij daar aan allengskens gehoor geven. Gelijk men toch bij ene verfche wond voor de naderende hand van den heelmeester beeft, terwijl men van tijd tot tijd gewoon wordt aan zulke behandeling, en zelfs daar na begint te verlangen s zo ook Huift een gewonde ziel in 't eerst op tegen alle de redenen , welken men met veel deelneming aanvoert om ze tc genefen. Maar een weinig tijds daar op is zij na zulke troostredenen begerig en berust in dezclven, wan* neer ze met behoedfaamheid en een gevoelig hart aangevoerd worden, c. pun. Epïji* l, Vé Ep. 16. III,  van BEROEMDE KINDEREN. 6$ I I I. Püdens , of het zedige kind te Hisconien gebooren, lij de Adriatifche Zee, in het Jaar 112 van de Christlijke Jaartelling. TLT J-ict kind, van 't welk wij ene korte beichijving geven zullen, zou voor altoos in hec duister vergeten zijn gebleeven , zo niet een Opfchrift, in de zeventiende Eeuw, door een van de zonen van den voorzitter van het gerichtsïiof te Lamoignon ontdekt, hetzelve bid' békend gemaakt. Dat fïuk, tergedachtnis van dat Italiaanfche. kind opgericht, heeft ons maar twee trekken van zijn voorbeeldig leven bewaard : doch die genoegfaam zijn om de gedachtnis van zijnen roem tot den laatftcn nakomeling te doen voortduren. Lucius Valerius , bijgenaamd Pudens , dat is , de zedige , werd gebooren onder Keifer Trajanus , in dc ftad Hisconien, welke tegenwoordig Guaito heet, ïn Mruzzo aan deze zijde y  6*5 LEVENSBESCHRIJVINGEN zh'de (*) - aan do Adriatifche Zee. Den naam cn ftaat van zijne Ouders hebben wij niet kunnen ontdekken. Echter kan uien over hunne liefderijke genegenheid voor hunnen Zoon oordelen , uit de vorderingen , welken hij in de letteroefeningen heeft gemaakt. Pudens was nog maar dertien jaren oud , wanneer hij zich ook durfde aanbieden onder die gene , welke na den prijs in de dichtkunde dongen. Deze prijs beftond in een voortreflijke gouden eerpenning en een ijvoren lier, welke prijs, om de vijfjaren, dengenen toegekend werd, welke het beste Dichtftuk maakte. Deze uitfpiaak gefchiedde bij gelegenheid van de telling der huisgezinnen , welke om de vi.f jaren te Romen en in het Romeinfche gebied gefchiedde. . Valetim behaalde niet alleen de overwinning over ene groote menigte van mededingers, welke meer dan nog eens zo oud waren. Doch het gene aan zijnen roem een nieuwen luister bijzettede, was het buitengewoone van de eerbewijzingen, welken men hem aandeed. Het C*) Zie over deze plaats hoogstraatens Woordenboek.  VAN BEROEMDE KINDEREN. 6?, Het ftuk werd verfcheidene dagen achter een gelefen. Het droeg de algemecne goedkeuring weg, en men kon elke reis niet nalaten, 'er op nieuw met aandacht na te luisteren. Het is te beklagen , dat men zelfs het opfchiift van het diehtftuk ,van Valerhis niet Weet. Het moet ten uitcrften belangrijk zijn geweest , en niet.weinig edele gevoelens hebben uitgedrukt, dewijl het volftiekt door elk bewonderd werd, en wel zo, dat verfcheidene aanzienlijke perfoncn in bedenking gaven, of men niet nog ene bijzondere beloning aan de-zen. jongen Dichter geven moest. Sommige gingen zelfs.veel verderen.fteUlén voor —hem. ter ere — een koperen frandbeeld opterichten. " : Dit laatfte voorft ! werd zonder enigen tegenftuia algemeen goedgekeurd. Men lieï daarop van Rome de eerfte kopergieters komen, weiRe onvermoeid bezig waren aan de voltooing van dit nieuw gedcr.kftuk. Zo dra het afgewerkt was, werd het op de voornaam, ftc plaats van tasconien opgericht. De dag, wanneer zulks gefchieden zou , werd onder trompettengefchal in de eerfte fterien van Italien aangekondigL Deze voorafgaande aan. kondiging had een voortreflijk oogmerk. Het was  69 LEVENSBESCHRIJVINGEN was om de romein fehe jeugd dit feest te doen bijwonen , en haar tot naijver te bewegen, door daarin te ontdekken, dat verdienden zo heerlijk beloond worden. Men zou vermoeden , dat zulke overwinning, welke hij behaalde, het toppunt wezen zou van zijnen roem. Doch daarvan was het verre af. Hij gaf door zijne overwinning een allerfchitterendst bewijs van zijn vernuft : maar bij deze gelegenheid gaf hij geen minder lofwaardig blijk van het edele van zijn hart. De voorfpoed , welke maar al te dikwerf aan waanwijze inbeelding voedfel tot zelfver» heffing geeft,. was in 't geheel niet in ftaat om hem in 't minfte hoogmoedig te maken. In 't tegendeel die groote eerbetoningen maakten hem meer of min neerflachtig. Hij bezat juist die befchroomdheid , welke met waare verdienden hand aan hand gaat , en bleek diep verleden te wezen te midden van alle de toejuichingen , welken men hem van alle kanten toebracht. Een onverwacht voorval deed nog meer, dan al het andere , de waarde rijzen van de hoogachting , welke men den jongen Falerius Pudens , wegens zijne talenten en zedigheid, toedroeg. In dat zelfde ogenbük , wanneer F ■ de  van BEROEMDE KINDEREN. <5<) de eerfte regeringsperfoon van de ftad Ilisconien een kroon van lauren op het ftandbeeld' van den jongen Dichter plaatfte , ontdekte Pudens een weinig verder een' van zijne mededingers, en wel den genen, welke, volgens het, oordeel van het algemeen , Pudens zo na bij kwam, dat men nog enigzins getwijfeld had, wien men den prijs zou toewijzen , waarom die mededinger ook vrij wat ftemmen gekregen had. Ceweldig getroffen door het zien van dezen mededinger, op wiens gelaat vrij duidlijk droefheid en grievende fpijt te lezen was , nam Pudens eensklaps de kroon van het ftandbeeld af, liep na zijnen mededinger toe , en zette hem dezelve op het hoofd. Terwijl hij hem om den hals viel ; riep hij uit. „ Gij verdient ze boven j, mij. Dat men ze mij heeft toegewezen, 'is » ongetwijfeld meer uit aanmerking van mijne » jaren. Men heeft mijne jonkheid wel wil- j, len aanmoedigen." Deze twee mededingers bleven zo een geruimen tijd eikanderen om den hals hangen. Zij Horteden beide tranen , en waren buiten Haat een enkel woord voorttebrengen. Zo zeer waren hunne harten als toegeklemd door •de levendigfle indrukken , van welken niemand  70 LEVENSBESCHRIJVINGEN mand enig gevoel heeft, dan die ene edele ziel bezit, kieschis, en ene waare opvoeding heeft genoten. Dit fchouwfpel, 't welk zo veel verwondering verwekte, deed ene verbazende menigte toefchieten rondom PubUus Valerius en zijnenmededinger , welke nog eens zo oud was, dart hij. Elk een gaf zich in het vervolg alle moeite om die treffende gebeurtenis te verhalen, en de minfte bijzonderheden werden door den een aan den anderen medegedeeld, in alle de gewesten van het Keizerrijk. Zedert dien dag was men met zich zei ven in tweeftrijd , wat men meer roemen zou , of de overwinning van Valerius, bijgenaamd Pudens, dat is, hat zedige kind , ofwel zijne deugdzame handelwijs, en de braafheid van zijn hart. IV.  van BEROEMDE KINDEREN, ft I V. Marcila Eüphrosijne, te Rome geloo* ren, in het n6 Jaar van de Chrisu Hjke Jaartelling. Marcila, welke bijgenaamd werd Euphrofijne 'ï was de enige dochter van Jpolkdorus, zen bekwaam bouwkundige, welke veel roem behaalde onder de regering van Trajanus. De natuur, welke niet altoos even gun Mg is omtrend vele anderen, had behagen gefchept w bet verenigen van de zeldzaamfte vermogens, en de beminlijkfte hoedanigheden ih deze Romcmfche jonge dochter, welker Ievensbefehrijving |k geven zal. Op haar twaalfde jaar was alles bij haar reeds zo ontwikkeld naar lichaam en geest, al» of zij al achttien jaren bereikt had. Zij had lang blond hair, 't welk geheel gekruld haar langs den hals en fchouders hing , groote ogen, vol geest en teffens zachtheid, ene edele houding, en was in alles zo wel befueden, dat men 'er van zeggen moest, dat zij naar een afbeeïdzel, door de" bevalligheden zelve getekend, was gevormd geworden.  fa LEVENSBESCHRIJVINGEN worden. Daar bij had zij ene bevallige en lange geftalte. Met een woord alles liep in haar famen om ene fchoonheid te vertonen , van welke maar weinige voorbeelden zijn. Meer dan eenmaal loerden de beeldhouwers en fehilders op de gelegenheid om dit fchoone mensen enige ogenblikken te befc'aouwen, en wisten zich, onder allerleie voorwendfels , te laten vinden in de gezelfchappen , waar zij Was. Wanneer zij dat geluk genoten} waren zij 'er fpoedig bij om een ruw ontwerp te fchetfen van dat verwonderlijk geheel, 'twelk duizend trekken van fchoonheid in zich zo bijzonder verenigde, als men maar zeer zeldzaam in een en het zelfde onderwerp aantreft. Meermaal zochten zij met den fterkilen aandrang de Moeder te bewegen om haar toeter fjtaan, dat zij dit fchoone en jonge wonder in de natuur mochten uithouwen of uittekenen, om met dat afbeeldfel, onder den naam van Hebe , Flora, of Venus , de Paleizen en Tem* pels te verderen. Maar onze lezers zullen vragen , waarom ik hier zo blijve ftilftaan bij die broofe voorrechten , welken men ook louter toevallig mag noemen ? Waarom zou men zo veel ophebben met bekoorlijkheden , welken de minfte krankte  van BEROEMDE KINDEREN. 7$ krankte in enen dag onzichtbaar maken kan? Behalven dat ziet men meermaal , dat die goederen , welke zo verganklijk zijn, en met dat al zo zeer benijd worden , tea duurften prijs gekocht zijn of bewaard worden , en dierhalvcn duizende verdrietige zorgen en moeiten kosten , zo wel aan die genen , welke zulke fchoonheid bewonderen , als aan hen , welke dezelve bezitten. Men heeft dit en het volgende reeds honderd- en honderdmalen gezegd. Echter getroosten wij ons , het nogmaals te herhalen. De hoedanigheden van de ziel gaan de fchoafiTjeid van 't lichaam oneindig verre te boven, en deze kostbare fchatten kunnen nooit genoeg onze aandachti■ge befchouwing tot zich trekken, en aanfpraak .maken op onze eerbiedige verwondering en /welmenende hulde. • Het was dan vooral van deze zijde beschouwd , dat Marcila elks aandacht tot zich •lokte. Zo groot was de zachtheid en vriendelijkheid van haar character , de vlugheid van haren geest, de opgeruimdheid van haar hart, de bekwaamheid om geftadige afwisfeling aan het onderhoud in h verkeer met menfchen te geven, en de befchaafdheid in hare manieren , .dat.zij aan elk een behaagde , zelfs aan men. I. Deel. D fchea #  74 L E V É N'SBE£C H R IJ V ? N 'G E N fchen , welken men bijna nooit voldoen kan. AI had zij die bekoorlijkheden van lichaam, welke zo velen in 't oog ftflfke« 3 nadc-  78 LEVENSBESCHRIJVINGEN nadelen , verdriet, of moeite aandoen: maar ? daar het haar ene behoefte was geworden > zich op zulke wijs te vermaken en- te fpotten, gaf zij zich zo veel te gereeder over aan beledigende boertcrijen, daar men 'er minder werk van gemaakt had om haar het belachlijke en ook de gevolgen van dezelven te doen bezeilen. Een beroemd Schrijver heeft gezegd, dat een fchimpachtig gezegde zijnen meester dik\verf duur te liaan komt. Zo was het ook zulk een fchimpachtige trek , welke en de dochter van Apolhdorus , en Apollodorus zeiven het leven koste. Deze beroemde bouwkundige had in vroegeren tijd de verregaande onvoorzichtigheid begaan, dat hij Adrianus , eer die den keiferlijkcn troon had beklommen , tegen zich in 't harnas had gejaagd. De oorzaak van dezen onvoorzichtigen Hap was de volgende. Trajanus liet, volgens de tekeningen van Apollodorus ,[ die fchoone brug over den Donau leggen, van welke men gewag gemaakt vindt in het verhaal van zijne overwinningen. Adrianus , welke waande in alle konden en wetenfehappen ervaren te zijn, veroorloofde zich enige gebreken in dat konsftuk te willen aanwijfen, 't welk hij naderhand )  van BEROEMDE KINDEREN. 79 derhand, alleen uit dwaazen naijver, toen hij. de teugels der regering in handen had, liet afbreken. Hoe minder zijne berispingen gegrond waren, met zo veel te grooter hardnekkigheid wilde die Vorst dezelven verdedigen. , j ! Geweldig beledigd door die ongefchikte en ongegronde aanwijfing van gebreken , kon Apollodorus niet nalaten vrij duidlijk aan den Ag te leggen , hoe weinig werk hii vm**» van zulkcn be-oordeclaar. Adrianus , die zo groot een tekenaar wilde zijn, ais bouwkundige , belieedde naderhand verfcheïdene geheele dagen om pompoenen, meloenen, comcommers en paddeftoelen te tekenen, loop Moeder lief! —— riep ze uit — u zo tc ,, moeten verlaten. Helaas! Ik ben de be« heerfcheres niet van mijn noodlot. Ik moet voor hetzelve bukken , en mij bij mijnen Vader gaan voegen." Na dat zij deze woorden uitgefproken had, riep zij al het ovcrfchot van hare krachten, welke haar geheel begonden te begeven , te lamen, knielde ootmoedig op haar bed, legde haar hoofd op den boefem van hare ongelukkige Moeder, en blies zo den laatften adem uit, nog maar dertien jaren en^vijf maanden oud zijnde.  van BEROEMDE KINDEREN. 87 V. Hsndrik van Nemours , te Leitour, in het Graaffchap Amagnak , thans het Departe nent Gers , in *£ Jaar 1472 gebooren, 3~Tet gene in de Boeken der Maccabeën van de geestdrift en den moed der zeven Maccabeè'rs, welken Aniiochus Epiphanes liet martelen , verhaald wordt , is ongetwijfeld vrij minder verwonderingswaardig , dan het langdurige lijden , en het heldhaftig gedrag van Hendrik, van Nemours, met opzicht tot zijnen veel jongeren broeder Franciscus. Om dat gene, waarop ik de aandacht vestigen wilde, te beter te kunnen ontwikkelen en vatbaar maken. is het nodig , dat ik het een en ander uit de gefchiedenis wat hooger ophale. Jakobus van Arrnagnak (*), Konftabel van Frank» (*) Van dit Graaffchap, en van enigen uit dat geflacht, zié men Hoogsïraatkns JVoordenboekt •p het woord Amagnak,  £8 LEVENSBESCHRIJVINGEN Frankrijk , had zich ook gemengd in de famertfvvering van den Hertog van Guines , tegen Koning Lodewijk den XI, welke zijn broeder was. Toen de Hertog van Guines zo wel, als Mevrouw de Montforcau, zijne meeftcres j vergeven was geworden door ene perfik, welke hun Biegtvader hen gegeven had, verenigde zich dezelfde Heer van Armagnak op nieuw met de Hertogen van Brelagne en Boni' gogne, welke de Engelfchen na Frankrijk lokten. Daar Lodewijk de XI van de fameafvvering.onderricht werd, eer zij uitbrak , liet hij Jakobus van Armagnak vatten, juist in een ogenblik , waarin hij zulks het minst verwacht had \ en liet hem het hoofd voor de voeten leggen. De geftrenghcid , waarmede die ftraf bevolen en ter uitvoer gebracht werd, ftrookce met de voorzichtigheid , en werdgeëischt door de gezonde ftaaxkimde. Maar zij bepaalde zich hier niet alleen bij. Zij floeg tot barbaarfche wreedheid over. Zo moeilijk valt het zwakke ftervelingcn den juistcn middelweg tusfehen het goede en kwaade tc bewandelen ! Overeenkomftig ene wreedheid van aart, welke Lodewijk den XI maar al te natuurlijs eigen was , overfchreedde hij vrij verre de regels, welke de rechtvaardigheid hem voor- fch»ee£  tan BEROEMDE KINDEREN. 8* fchreef. Hoe zou meji het kunnen geloven J Hij gaf bevel, dat de twee jonge zonen vanden Hertog met een witten tabbaard zouden gekleed, en zo op het fchavot geplaatst wor-. den, om 'er befpat te worden met het bloed van den fchuldigen. Volgens de wreedfte uitvinding van de ongehoordfee wraakzucht , beeldde die Beul van Frankrijk zich zekerlijk in , dat hij de misdaad van den Vader in de kinderen moest t'huis zoeken. Hij meende dus het billijk recht vejxrcK»* ** faafcfe^ . om die ook een beurt in het ondergaan van ftraf te moeten geyen. Inderdaad , onffiidlijk na de ftrafoeffening , liet die bloeddorftige dwingeland de twee kinderen van Jakobus van dtviagnck, Kpnftahej van Frankrijk , na de BastUle brengen , zijnde de een Hendrik geheten-, acht jaren oud, terwijl Fianciscus, het andere kind, niet meer dan zeven jaren bereikt had. De wilde Cannibaien hebben nimmer ijslijker wreedheden weten uittedenken, dan die, welke men pleegde tegen deze jonge en onfchuldige wichten. Men zou zelfs weigeren daaraan geloof te geven, bij aldien de gefchiedenis ons de ftukken en bewijfen daarvan niet opleverde. Ingevolge de bevelen van Lodewijk den  90 LEVENSBESCHRIJVINGEN den XI , moesten vernuftige en vindingrijke werklieden voor die kinderen ijferen kooien maken. Doch zij verfchilden nog veel van die van den Kardinaal Jokannes de la Bultte (*), welke ook in dien tijd leefde. Het was nog niet genoeg zulk een foort van gevangenis in 't midden van de Bastille uittedenken en daarteftellert. Deze kooien , van' boven wijd uitlopende', werden allengskensnaauwer, en liepen in een punt van onderen te; famen, zo dat zij de gedaante van een trechter - , welke daar in opgefloten waren, in vollen nadruk, met ge-; ne mooglijkheid of overeind fhan of zitten, of liggen konden. Dierhalven welke geftalte' zij ook zochten aantenemen , zij ondervonden' ene wreede en gedurig nieuwe pijniging. Wie ïs 'er, die onder het lezen van foortgelijke wreedheden niet beeft van afgrijzen , en verontwaardiging. Met dat al zodanig was deverblijfplaats en het ongelukkig lot van deze twee onfchuldige fchepzeis. Zou het niet veeb beter zijn geweest, hen in eens ter dood te hebben' (*) Zie van hem Hoogstaatens IFoordtnbtok, op 't woord — Balue  van BEROEMDE KINDEREN. 91 ben gebracht, dan ze van ogenblik tot ogenblik, geheel hun bitter leven door, op zulke wijs te martelen! De wraakzucht van den Koning was nog niet voldaan door zijne buitengewoone pijniging. Hij gaf daarenboven bevel, dat men em de tien dagen aan elk van deze twee jeugdige gevangenen een'- tand zou uittrekken. Toen men deze nieuwe barbaarscbheid zo Hond uitte voeren, fpande Ihhdiik, terwijl hij voor zich zeiven gene vrees had, alles, wat hij kon, in't werk, om voor zijnen broeder, welken hij buitengewoon beminde,te fmeken , dat hij van die fmert toch vrij mocht blijven. Ach! riep hij uit, terwijl hij zich, zo goed hij kon, op de knieën wierp, „ Mijn lieve „ Moeder zal van droefheid fierven , als zij „ hoort, dat men mijn kleine broertje kwaad „ doet!".... De mensen, welke belast was geworden met de uitvoering van dit ijslijk Huk, bracht Hendrik onder het oog, dat, zo hij na zijne fmekingen, welke hem als broeder zo veel eer aandeden, luisterde, hij dan zelve gevaar van zijn leven liep. Begrijpt gij niet duidlijk, voegde hij 'er bij, dat ik de twee tanden aan den Gouverneur van de Bastille ver-  92 LEVENSBESCHRIJVINGEN vertonen moet ? ,, Wel nu," gaf de edelmoedige Hendrik daarop ten antwoord: ,, trek mij „ dan telken reife twee tanden uit , en laat „ mijn broertje de zijnen behouden. Zijn zwak geftel kan die fmert niet doorftaan. Maar ik kan 'er wel tegen." De Heelmeester, welke een uitmuntend hart bezat, gevoelde zo veèl mededogen , dat hij buiten ftaat was te fpreken. Op het horen van zulke aanbieding zonk hij geheel in verwondering weg. Zijne tranen kon hij niet inhouden. Het eerfte denkbeeld , 't welk hem voor den geest kwam, was, dat hij wilde bedanken voor de uitvoering van zulk bevel, 't welk zijne gevoelige ziel zulk een fchok gaf. Maar zich daarop te binnen brengende » dat een ander,naar alle waarfchimliikheid , zomin den kleinen Francucus, die zeer zw.ik en ook krank was , zou fparen , als zijn ouderen broeder , welke veel beter het verdriet van zijne gevangenis wist doorteftaan, tiet hij dien inval varen , en gaf gehoor aan het fmeken van dien braven broeder Hendrik. Hij trachtte zich met zulken moed te wapenen \ als die van den kleinen Hendrik was , en nam hem waarlijk twee ta iden uit den mond. Welke helden - moed in een kind ! Hij gaf onder  VAV BEROEMDE KINDEREN. 03 | ©nder het trekken geen het minfte geluid, ert | vertoonde zich zelfs zeer verheugd , dat hij 1 voor zijnen broeder lijden mocht. Franci.cus 1 aan den anderen kant fchreidde en kermde :j bitter , om dat Hendrik zulks voor hem onï derging. Die barbaarfche wreedheid werd in j derdaad om de tien dagen herhaald, en de jonge I van Nemours betaalde telkenreife , tot den i laatften tand toe , voor hem zeiven en voor zijn jonger broertje. I ; Ondertusfchen kon het gevoelige en moedige 1 kind niet lang wederfrand bieden aan de me3 nigte van rampen , welken men hem de ene | onmidlljk na de andere deed ondergaan. Niet1 tegenftaande ene fterke en bloeiende gezond1 heid , kon het niet misfen , of gebrek aan | lucht, beweging en de nodige zorg, welke ! zijne jeugdige jaren vereischtcn , het zielgrievend en gedurig herdenken aan het treurig uiteinde van zijnen Vader, het verdriet, dat hij Van zijne lieve Moeder, van welke hij ook gene tijding hoegenaamd kreeg , was afgefchcurd, en de aanhoudende martelingen, welken hij ondervond , moesten hem in ene verregaande droefgeestigheid ftorten. Binnen* koortfen overmeesterden zijne krachten, en verteerden hem allengskens, zo dat dit ongelukkig  94 LEVENSBESCHRIJVINGEN lukkig flachtofier van den tegenfpoed, ten einde van enige maanden in zijn graf, 't welk keiaas ! van zijne wieg niet verre verwijderd was, nederdaalde. ■ ■ Daags voor zijn fterven zeide Hndrik tegen zijnen broeder: ,, Mijn vriend ! ik ga u verla„ ten. Ach! wat fmert het mij innig, dat ik „ onze lieve Moeder voor mijn fterven nog niet eens zien kan .' Mijn hart voor- fpelt mij, dat gij ze binnen korten tijd zult „ wederzien. Verzeker haar dan, mijn vriend! „ dat, toen ik ftierf, ik haar nog hartlijker „ beminde, dan toen wij het geluk hadden bij haar te wezen." Na dat hij dit gezegd had , begonden de twee broeders bitter te wenen. Weinige ogenblikken daarna voelde de oudfte, dat hem de krachten begaven. „ Ik kan niet meer," voegde hij 'er toen bij, met een zwakke en afgebroken ftcm...... „ geef uwe hand en leg ze in de mijne A propos , Frait' ,, c'iscus ! draag toch zorg voor mijn muisje".... Hij bedoelde daarmede een jong muisje , 't welk van de kooi van zijnen broeder in de zijne heen en weer liep , en zo gemeenfaam met hem was geworden , dat het na hem toekwam , wanneer hij het riep. Deze waren zijne  van BEROEMDE KINDEREN. ^ zijne laatfte woorden. Zo blies dat voorbeeld van ware broederliefde den adem uit, zonder dat iemand hém bijftond, dan een oude Priester, welke hem godvruchtig voorbereidde tot fterven. Het voorgevoel van den jongen Hendrik had Waarlijk gevolg. Offchoon de kleine Franchcus veel leed , en aan zich zeiven alleen overgelaten bleef, vond hij genoegfaame-opbeuring in zich zeiven. Hij bood wederftand aan al het verfchriklijke van zijnen toeftand. Lodewijk de XI, die wreede beul van Frankrijk, ftierf na enige jaren. Toen werd de laatfte afftammeling van de' Hertogen van Nemours, onder Karei den V1U, opvolger van Lodewijk, gelukkig verlost. Echter bleef dit ongelukkige kind al zijn leven kreupel en mismaakt , 't welk het gevolg was van de onverdraaglijke houding, waarin zijn lichaam zulk een geruimen tijd zich bevonden had. VI.  95 LEVENSBESCHRIJVINGEN VI. Michael Verinus, of het waarheidfpre* kend kind, te Florence gebooren, in 'j jaar 1487. Jhfichael Verinus verdient in allerlcie opzichten ene eerfte plaats in het Pantheon van de 'beroemde kinderen. Bij zijne fterke liefde tot de letteroeffeningen, bij de natuurlijke gaaf van een fcherp en juist vernuft, bezat hij een eharadler, 'c welk allerbeminlijkst was, gepaard met ene edele zachtheid van aart. Daar bij was hij zo zuiver in zijn zedelijk getdrag, dat hij ene zeldüvamheid onder zijne jeugdige gezellen gerekend moest worden. Hugolïn Verinus, zijn Vader, was ook een geleerd man (j*). Deze had het voornemen zijnen Zoon zelve in de eerfte beginfeleu van de Griekfche , Latijnfche en Italiaanfche fpraakkonst te onderwijzen. Maar. daar hij, wei- (*) Van dezen Vader van Michael zie men Hoogstraten in zijn Woordenboek.  ▼an BEROEMDE KINDEREN. 97 weinig tijds, na dat hij zulks begonnen had, door onverwachte bezigheden , verhinderd werd, dien aangenamen plicht in eigen perfoon verder te vervullen , bracht hij zijnen Zoon, die nog heel jong was, na Romen, waar men de letterocffeningen met allen ijver ter harte nam. Dewijl hij zijnen Zoon aan de zorg en het opzicht van Paolo Sasfia di Hondglione had toevertrouwd, maakte de kwekeling, onder dien kundigen Hoogleeraar, zulke fchielijke vorderingen, dat hij met zijn negende , of tiende jaar zijne bcocffening van de voorbereidende wetenfehappen, waartoe taalkunde en wijsgeerte behoren , reeds geëindigd had. De manier , van welke de jonge Michael bi] zijne letteroefeningen zich bediende , was zo eenvoudig, en de ijver, waarmede hij'er zich op toelegde, zo onafgebroken, dat hij even zeer ervaren was in de Griekfchc, en Latijnfche , als inde Spaanfche en Italiaanfche taaien. Op die jaren , wanneer andere kinderen eerst beginnen te leren lezen , was hij ook al vry verre gevorderd in de gewijde en ongewijde Gefchicdenis. Met de fchriften van alle de eerfte Dichters was hij zo gemeenzaam , dat men hem maar een ftuk uit hunne werken be? hoefde voortelezcn , of een vers optezeggen, • L Duel. E Uns-zoon, welken naam hij van zijne Ouders droeg , noemden zijne medeleerlingen hem Verus, dat is , de waarheid - minnaar of waarheid - [preker. Deze roemrijke benaming is hem eigen gebleven , alleen met deze uitE 4 zon-  ïo4 LEVENSBESCHRIJVINGEN ' zondering, dat men het woord Verus (waar) enigzins veranderd heeft in Verin t of Verino, verkleinende woordjes, welke in de Italiaanfche taal zeer gemeen zijn , en lieftalligheid' of vriendelijkheid uitdrukken. Wij kunnen de levensbefchrijving van dit verftandige en wijze kind niet beter eindigen, dan door het opgeven van dezen volgenden trek. Hij had door zijnen voorbeeldigen ijver, waarmede hij zich op alles toelegde, ene zichtbaare meerderheid boven alle zijne medeleerlingen verkregen. Eiken dag , wanneer men een of ander opftel maakte , deed het gevoel van plicht, 't welk hem oplettender en naauwkeurigcr deed zijn , dan zijne medeleerlingen , hem altoos den eerften prijs wegdragen. Een van zijne makkers, Bdricino geheten , fpande nacht cn dag alle zijne vermogens in om hem voorbij te ftreven : doch het kon hem niet gelukken. Het grievend verdriet overmeesterde de ziel van dien jongen mededinger van Michael na den eerften roem. Hij werd , gelijk men hem duidlijk aanzien kon, van tijd tot tijd magerder , zelfs geraakte zijn leven hier door in gevaar. Verinus , wien hij dierbaar was, wegens aelijkheid van charafter, neigingen en hoedanigheden ,  VAN BEROEMDE KINDEREN. 105 heden, terwijl het verfchil tusfehen beiden niet zeer groot was , befchouwde met zekere ongerustheid den gevaarlijken toeftand van zijnen vriend. Toen hij de oorzaak van zijne verborgene kwaal had ontdekt , Hond hij geen ogenblik in twijfel om er zijne eigenliefde aan opteofferen, en zo zijnen vriend zijne gezondheid weder te geven. Al aai ftonds, van het eerstvolgende opftel, 't welk zij vervaardigen moesten, af, maakte hij met opzet enige fouten in zijne griekfche Vertaling , zo dat de eerfte plaats aan Belyicino toegewezen werd. Deze jonge mededinger was zo verrukt over deze onverwachte overwinning, dat zijne blozende kleur, welke hij verloren had, fchielijk wederkwam, en hij volkomen genezen werd van zijne verregaande zwaarmoedigheid. Het gene het meest roemenswaardig was in dit edelmoedig gedrag van den verftandi^en Verinus, is, dat hij in 't geheel niets ontdcLte van deze deugdzaame verrichting. Men vernam 'er niets van , dan in 't vervolg enkel en alleen door zijnen meester Rocinglione, die zonder ophouden bij hem aandrong om van hem te weten, hoer het toch bij gekomen ware, dat hij zulke lompe fouten gemaakt had. E s De-  io6 LEVENSBESCHRIJVINGEN Dewijl het kind een vijand van liegen was1, bekende het edelmoedig, wat 'er van het geval was : maar bad toen ook ootmoedig aan den Hoogleeraar, om 'er niemand iets van te zeggen. Gelijk 'er meer voorbeelden zijn van uitmuntende vernuften , welke hunne dierbaare Ouders te vroeg zijn ontrukt geworden , zo heeft Michael Verinus ongelukkiglijk ook maar énen kleinen loopbaan afgelegd. Ziekten ; welke anders zo veel menfchen , in den eerften Bloei van hun leven, wegrukken , waren de oorzaken niet, welke zijn leven zo vroeg deden eindigen. Neen ! Van zulke ziekte was hij nooit aangetast geweest. Hij toch leefde in alles zeer ma ig en ingetogen. Hij ftierf in 't tegendeel aan al te groote gezondheid. Ene dikbloedigheid deed hem als flikken, toen hij vijftien of zestien jaren oud was. Men leze van dezen jongen Dichter nog na H'ooGSTRATENS Woordenboek , op het woord fortnus, VII.  van BEROEMDE KINDEREN. 107 V I L JüSTINA NlCOLETTA DE FoiX , ffï 't Jaar 1502, te Chateaubrinnt, in Bretag* - ns-, gebooren en geftorven , toen zij zeven jaar en een maani oud was, inde graftombe van hare Moeder. De levensbefchrijving van jfustina Nlcolelta bepaalt zich tot weinige , omtreud alleen tot twee aanmcrklijke gevallen , even gelijk dit doorgaans het geval is met kinderen , welke in hunne vroegfte jeugd afgefneden worden. Zij ook werd maar gebooren, om te fterven. Het behoeft niet altoos een menigte van vcrfchillendc gebeurtenisfen te wezen , ook .niet groote bekwaamheden en verftand , om onze aandachtige cn belangnemende befchouwing waardig te zijn. Een voortrerlijk hart, bewijzen fan een tedere en hartlijke liefdeband, beminlijke aandoenlijkheid van ziel , zachtheid van charafter , vriendfchap en dankbaare erkentenis hebben vooral aanfpraak op onze zuivere hoogachting. E 6 Het  *oS LEVENSBESCHRIJVINGEN Het jonge kind de Foix , bezat van de natuur deze gelukkige gaven, m dien leeftijd, wanneer anders alles kinderachtigheid en zucht tot fpelen ontdekt, had de liefde jegens hare Ouders, of eigentlijk jegens hare Moeder, reeds een volftrekt gebied over haar hart. Deze verhevene deugd veroorzaakte haar zelfs zulke hevige aandoeningen, dat zij haren dood hebben verhaast. Het is dan om ze uit dit ooa punt te befchouwcn, dat wij haar een plaats" Inruimen in deze onze galerij , hier aan gewijd , om 'er de af beeldfels van beroemde kinderen optehangen. Om deze Dochter te beter te deen kennen, moeten wij vooraf van de Moeder iets mededelen. Want de gefchiedenis van de ene (iaat m het naauwfte verband met die van de andere. Vijftien of zestien maanden na haar huwlijk met den Graaf van Chateaubriant, kreeg Francisca de Foix C*), d t kind , welksgefchiedenis wij hier opgeven. Zelve nog maar een kind zijnde , (want zij had naauw- Ujks v*) Van dit geflacht van de Foix worden verfcheidene beroemde mannen vermeid , bij. Hoogstraten in zijn Woordenboek.  van BEROEMDE KT N D E R E N. m Jijks veertien jaren bereikt) , bad de Moeder •nog gene de minfte ondervinding , wei.ke alleen de vrucht is van jaren leeftijd*, cn aandachtige opmerkfaamhcid. Levendig en lugti? van aart, ligtlijk op het eerfte gezicht met het een of ander ingenomen zijnde, verre van zich zelve gelijk te wefen , had zij ook vrij veel van die bedwelmende verbeelding , welke de fchoonheid niet zeldzaam inboezemt , terwijl ze door den verderflijken wierook , welken ijdele bewonderaars aan hare fchoonheid toezwaaiden nog meer werd verbijsterd. Daar dan dit gefchenk der Natuur, h welk wel te fchatten, maar teflèns zo gevaarlijk is, door hare aanbidders in den hoogften top werd opgevijzeld , werd zij al ras aan een eerften misftapfchuïdig. Door hare onvoorzichtigheid ^ veroorzaakte zij verder haar verderf, en dat van hare hartlijk geliefde dochter. Toen Franciscus de L in 't Jaar 1515 den troon beklommen had, kreeg hij den inval en nam het befluit om, op zekere wijs. de in zijn oog nog. woeste zeden van de Heren van zijn Hof te verbeteren. Tot dat einde liet hij de Ichoonfte vrouwen-uit zijn Koningrijk aan het Hof nodigen. De Gravin van Chateaubriant was onder dit getal, en toonde maar zwakken E 7 v/e-  i.io LEVENSBESCHRIJVINGEN wedcrftand tc bieden aan ongeoorloofde aanzoeken. Zij werd wel ras de meest begunstigde Minnares van den Koning Franc:sctis. Daar van "was het gevolg , dat haar man1, welke haar andêrs aanbad , doodlijk verdrietig werd , om dat hij zijne Gade misfen moest. Na dat 'er dan zo al 't een cn ander w«s voorgevallen : doch 't welk tot ons onderwerp zo zeer niet behoort , kwam Francrsca te rug bij den Graaf van Chateaubriatit , wiens hart nog bloede v vatl kaar afneemt. Ik —ik wil uwe dochter j, niet meer wefen." —- Hij was door dat zeggen in 't eerst geheel verbaasd: maar werd wel ras niet minder verbitterd door zulke nadrukiiike en ronde verklaring van zijne dochter. Hij had de laagheid van ziel om zich te laten vervoeren tot een allerwreedst uiterfte. Hij mishandelde het kind zonder dat het ouderlijk gevoel boven kwam. Zelfs fcheelde 'er maar weinig aan, of bij had het vermoord : zo woedend trapte hij het kind. Het zelve werd daar door nog ftandvastiger in haar voornemen om bij hare Moeder te blijven.  lis LEVENSBESCHRIJVINGEN- ven. Hare droefheid fcheen haar gevoelloos te maken. Zij verdroeg daar door al het liaan met den heldhaftigften moed , en zeide zeer koeltjes: „ indien ik mij verwijderd moet zien 5, van mijne lieve Moeder, wil ik liever ogen„ bliklijk fterven." Zulke ftandvastighcid ftuitte den Graaf in zijne woede. Hij begon allcngskens te bedaren , en, daar hij het hart van zijne dochter weder winnen wilde, beproefde hij, of hij zijnen zin op een zachten toon krijgen kon. Maar bij Justina kon dat gene verandering te weeg brengen. Zij befchouwdc de lief kofingen met hetzelfde onverfchillige oog, als de bedreigingen , en dagen. Men befteedde met de grootfle zorgvuldigheid allerleie moei. te aan haar om haar te bewegen. Men drong bij haar vooral aan om fpijs te gebruiken. Maar — zij weigerde , twee dagen aan een , te eten of te drinken. Eindlijk voor zulken moedigen tegendand moetende zwichten, gaf de wrede Echtgenoot het treurige kind aan hare Moeder , welke van droefheid uitgeteerd was, weder. Dat kind was een teder takje gelijk, 't welk met de beminiijke dam , waar van 't afgefchcurd was, wederom verenigd werd. Het kind herleef-  VAN BEROEMDE KINDEREN. 115 leefde, zo dra 't bij de Moeder was, als in een ogenblik. In zijne vervoering van drift, in zijne woede , had de Graaf zijn kind, Nicolelta, op verfcbeidcne plaatfen, aan het hoofd, vrij zwaar gekwetst: maar de lieflijke kusjes van haare Moeder waren genoeg in ftaat die bloedige wonden te genezen. Doch zo was het niet met de wouden, welken haar hart gekregen had. Als zij. den naam van Ckateaubriant maar hoorde, begon het lieve kind te beven, en 'er fcheelde weinig aan, of zij viel telken reize in zwijm. Een levendig bewijs, dat de haat van den Graaf tegen de Moeder ook op het kind nederdaalde, ontdekte men hier in, dat hij volftrekt niets aan dat onfchuldig fchepfeltje, in hare ijslijke gevangenis , verfchafte , 'c welk haar enige verzachting zou hebben kunnen toebrengen. Hij onthield haar zelfs, zo ombarmhartig was hij, het fpcelgoed, 't welk anders het vermaak der kinderen is , bijzonder in hunnen eerften onbezorgden leefdjd. Het kind werd ook met alle geftrengheid veroordeeld tot water en brood. Het had maar naauwlijks zo veel , dat het gekleed kon worden. Tot zijn rustbed had het niet anders, dan de knieën , en de verdorde armen van hare ongelukkige Moeder. Of-  XI4 LEVENSBESCHRIJVINGEN Offchoon Justina Nicoletta alle de aangenaam, heden van het leven, en zelfs de eerfte noodwendigheden derven moest, gevoelde zij desniettegenftaande hare natuurlijke vrolijkheid wederkeren , zo dra zij verzekering meende te hebben, dat zij bij hare beste Vriendin voortaan blijven zou. Zij was dag en nacht bij haar, en maakte hier van zorgvuldig haar werk om hare Moeder te behagen. Zij zocht haar te troosten, zo goed zij kon. Zij hing haar, eik ©genblik bijna, om denhals, drukkende haar met het levendigst gevoel tusfehen. hare kleine armtjes, en riep meermalen, op een toon van vreugde cn vervoering uit: „. Moeder lief!.... Wij zijn dan wederom te famen ! Ik ben dan wederom bij u!" Ach! wat verfchaft het niet veel troost aan ene braave Moeder , als zij een kind heeft, 't welk weet te beantwoorden aan hare hartlijke genegenheid. Dewijl Mevrouw van Chateaubriant bij haar dierbaar kind was, had zij minder fmertlijk gevoel van het ijslijke van haren toeftand. De eigenaardige liefkofingen van Justina Horteden in het dicpfte van haar hart een balfem, welke haar iu het leven bleef houden. Daar zij voorgenomen had haar rampzalig leven zo lang te verlengen, als haar  van BEROEMDE KINDEREN, haar mooglijk was , om het leven van hare lieve kleine te bewaren , bedacht zij al, wat ze kon , om dat kind uittefpannen} en te vermaken. ■ Van alle omflandigheden , in welken iemand verkeren kan , is de onverdraaglijkfte , wan,-, neer men gene bezigheid heeft. Van alle rampen, welke iemand-treffen kunnen, is de allerwreedfte, wanneer men zich door zijnen le* digen tijd verveelt. Juist die is het waar ver» gift , 't welk allengskens alle krachten ver-, teert, en eindigt met het uitblusfchen van het leven. De Gravin voorzag in deze twee doodlijke onheilen , door haar kind , beurt om beurt, te leren lezen en naaijen. Het gene voor de meeste kinderen een last is , was ene aangename uitfpanning voor de jonge de Fuix. Van zo veel uitwerking zijn de lesfen, zo veel nut ftichten zij, als zij uit vriendfehap gegeven, en met liefde ontvangen worden. Door behulp Van ccn Alphabet, 'é welk hare Moeder voor haar met witte zijde flikte op zwart grof doek , leerde Nicoletta, welke tot dien tijd toe nog geen denkbeeld van de letteren had gehad , zo wel de groote , als de kleine letteren. Met dezelfde vaardigheid wist zij die wel ras famen te voe. gen,  116 [LEVENSBESCHRIJVINGEN ' gen, zo dat zij binnen den tijd van vijf maanden allerlei foort van fchrift vrij wel las. Op zekeren dag zeide Mevrouw van Chateaubriant tot hare dochter : „ Mijne lieve „ vriendin! daar gij nu lezen kunt, zal ik u 5, ook het fchrijven trachten te leren. Wan„ neer gij daartoe in ftaat zult wezen , zult gij een aandoenlijken brief aan uwen Vader „ fchrijven. Misfcbien zullen wij hem daar „ door het hart breken, zo dat hij ons uit dit graf verlosfe." De aanmoediging van die hartlijk lievende Moeder had op Justina den besten invloed, en gaf dus aan hare Moeder wederom de begeerlijkfte voldoening. Terwijl het kind van verlangen brandde ©m hare Moeder te verlosfen uit. 'die ijslijke gevangnis , waarin zij zuchtende hare dagen flect, legde zich dat gevoelige fchepfeltje met alle hare vermogens op het fchrijven toe. Zij bracht zelfs verfcheidene uuren van den nacht door om de letters wel te leren fchrijven , en , zo dra zij woorden aan een wist te voegen , fchreef zij , volgens de opgaaf van hare Moeder , enen brief aan'haren Vader, welke zo eenvoudig , als ootmoedig was. Offchoon zij denzelven ten eerften afzond , was het ongelukkig gevolg , dat de Graaf  van BEROEMDE KINDEREN, n? jGraai' 'er geen antwoord op gaf. Een tweede brief volgde al fpoedig op den eerften. Kort daar aan een derde , en nog verfcheidene anderen : docli alle zonder een gelukkigen uit. flag. . Dewijl dan het beproeven van dit hulpmiddel, waarvan de Gravin zich zo veel voorgefteld had , vruchtloos was afgelopen , begon zij het lot te berekenen, 't welk haar te wachten ftond. De hoop , dat laatfte plechtanker van OHgelukkigen , welke tot hier toe hare ftralen nog verfpreid had over hare ziel , begon die ftralen intetrekken. Zij liet zich geheel ter nederflaan, en gaf zich over aan de grootfte zwaarmoedigheid, terwijl hare necrflachtigheid zeer fchielijk van haar op haar kind , 't welk onophoudend in tranen fmolt, overflocg. Daar waren al twee en twintig maanden verlopen , zedert Justina met hare ongelukkige Moeder in deze graffpelonk was opgefloten geweest. Offchoon zij volftrekt van alle uitfpanning verftoken was, waar bij de bedorven lucht, en het flechre voedfel kwamen ,had dat .alles tot hier toe hare gezondheid niet kunnen krenken. Zij had tot dien tijd toe nog al die levendigheid van geest en fterkte behouden, welke  118 LEVENSBESCHRIJVINGEN welke de vrolijke en gelukkige jeugd bijblijven , zelfs tot in de ketenen toe. Maar toen dat arme kind den kwijnenden toeftand van hare Moeder bemerkt had : toen zij die gedurig in hare tranen zag zwemmen , terwijl zij geen ogenblik rust genoot , werd zij op hare beurt ook door de bitterfte droefheid overmeesterd. Zij teerde van dag tot dag uit. Zij had geen lust meer tot flapen. Zij bemoeide zich met niets meer, dewijl het toch niet baten kon ter verlichting van het rampzalig lot Van die gene , aan welke zij haar leven ver* fchuldigd was. In zekeren nacht, wanneer Justina Nicoletta nog meer door droefheid overftelpt was, dan naar gewoonte , overviel haar ene korte fluimering , waarin zij begon te dromen , en zag in den droom het rampzalig einde van hare lieve Moeder vooruit. Zij verbeeldde zich ene bende krijgsknechten in den toren te zien komen, met brandende flambauwen voorzien, en met ontbloote zwaarden in de hand. Zij zag den Graaf van Chateaubriant, aan het hoofd van die bende, met verwilderde ogen toefchieten, en den dolk op de borst van zijne vrouw zetten. Op dat gezicht werd zij van fchrik eensklaps wakker, en fchreeitwde uit:  van BEROEMDE KINDEREN. 119 Vader ! ... Vader t laat mijne lieve Moeder niet fterven. Na dat zij een weinig tot Mar zelve geko» men was van dat ijslijk gezicht, legde Nicoletta hare handjes,dan eens op het lichaam, dan fiens op hec aangezicht van hare Moeder. De-» wijl zij gene beweging gevoelde, zo riep de kleine op enen wanhopigen toon: Moeder.... * Moeder Zijl gij dan dood? „ Mijn dierbaar kind IV zeide daarop de Gravin : „ zijt gerust: ik ben wel. Zie, dat „ gij wat rust." — „ Ach l wat ben ik dan „ vergenoegd ," liet 'er Justina opvolgen, terwijl zij aan hare moeder den droom vertelde ,• ,, wat ben ik blijde, het is dan maar een „ droom geweest." Nicoletta deed toen wel alle moeite om nog wat te Hapen: maar het was haar niet mooglijk. Zij was nog te zeer aangedaan door dien verfchriklijken droom. Haar jeugdig hart was van den fchrik geheel beklemd : zij kon naauwlijks adem halen. Een heete koorts taste haar vervolgens aan, en nam hare krachten weg. Zij beurde zich eens op, en, terwijl zij niets deed dan zuchten en tranen Horten , begon zij aldus te fpreken. Ik heb u wat te zeggen, lieve Moeder.' - Zeg lief kind, was het antwoord. ,,-Ik  Xï.0 LEVENSBESCHRIJVINGEN M — Ik. — ik wil gaan fterven." — Waarom toch ? zoudt gij mij dan willen verlaten ? — *Ja! lieve Moeder 1 om dat ik u niet langer „ zo kan zien lijden. Waarlijk! wij zullen „ veel gelukkiger zijn, als wij beide niet meer „ leven." — Gij hebt wel gelijk, zeide Mevrouw van Chateaubriant, terwijl zij een vloed van tranen ftortte Moeder ! liet 'er Justina met eene zwakke ftem opvolgen: „ geef „ mij een hand Ik gevoel dat mijn kart „ mij begeeft kusch mij nog eens, en la- „ ten wij te famen fterven." Zij had deze woorden niet uitgefproken, of dat ongelukkige kind blies inderdaad den laatften adem uit, op den fchoot van hare Moeder, welke daar door in zwijm viel. Dewijl Mevrouw van Chateaubriant na het verlies van dit kind, 't welk haar zo dierbaar was., gene reden meer had om iets te ontzien, heigde zij , van dat ogenblik af aan , na niets anders , dan om haren droevigen loopbaan, zo dra mooglijk, te eindigen. Zij drukte haar kind tegen haar borst, als of zij het nog wederom verwarmen wilde. Zij noemde het duizend en duizend maal bij den naam, en berstte eindlijk wanhopig in deze woorden uit „ Helaas i de jeugdige deelgenote van mijne „ ram-  VAN BEROEMDE KINDEREN, izi „ rampen, is zonder beweging , zonder le- " ven !" Na dat zij dan haar kind nog voor het laast met hare tranen had bevochtigd, nadat zij. hetzelve, zonder bijna te kunnen ophouden,voor het laatst,kusch op kusch gegeven had, rukte deze wanhopige Moeder een ftuk van haren tabberd af, en wond daar in, zo goed zij kon, het ijskoude lichaam van haar kind. Hierop fchreef zij den volgenden brief aan haren man: „ Gij dieniet vermurwd werd „ door de tranen der onnofelheid , zoude gij „ ook gevoel hebben kunnen van berouw ! . „ Neen! — Mijne dochter is niet meer. — Kom „ nu een einde maken aan mijn lijden, en ver« ënig mij door den dood met mijn dierbaar kind." Da Graaf van Chateaubriant wachtte in der *daad nerSens ^ders na, dan na den dood van zijne dochter, om de moeder volkomen het Ilagtoffer van zijne wraakzucht te maken Den volgenden dag, reeds in den vroegen morgenftond, klom hij na den toren, vergezeld van vijf gewapende knechten, en twee heelmeesters. Hij liet de Gravin op vier plaatfen een ader openen. Om te fpoediger aan zijn oogmerk te beantwoorde» bet hij zulks doen op beide handen en voeten Daar de barbaar zich geheel vervoeren iietdoor" r ene  122 LEVENSBESCHRIJVINGEN ene ontmenschté woede , waar toe de jaloersheid hem aanzette, rekende hij reeds vooruit op het wreed vermaak van het bloed te zullen zien vlieten van dit zijn flachtoffer. Doch hierin bedroog hij zich; want zij was wel gezond: maar zodanig uitgeteerd, dat 'er geen druppel bloed uit baar lichaam , 't welk door verdriet verdroogd was, voortkwam ! Onder al dien ijslijken toeftel intusfehen ftierf deze ongelukkige Vrouw , terwijl zij niet anders deed dan, op de tederfte wijs , voor 't laatst vaarwel roepen aan-het ontzielde overfchot van hare dochter , welke uit^eflrekt aan hare zijde lag. VIII.  van BEROEMDE KINDEREN. 123 VIM. Eduard de VI, zoon van Hendrik dm VIII, en van Johanna Seijmour, deszelfs derde vrouw, gebooren te Londen in het jaar 1537, en geftorven in 't jaar 1552. (*) Indien men aan een groot getal menfchen van minderen rang het voordel deed om den engen kring, in welken zij onbemerkt leven, te binten te gaan , en te fchitteren : doch onder deze voorwaarde, dat zij daar toe een onderwijs cn opvoeding erlangen moesten , gelijk ?JJ ontfangen , welke rijken regeren moetendan is het zeker, dat zij hunnen middclmatigen dand verre ftcllen zouden boven de uit* muntendde ereposten. Wanneer men toch dë': gefchiedverhalen doorbladert van groote en maguge perfonen , moet men verbaasd daan over O Men lefe van dezen Eduard ook HoogSTgatens Woordenboek. F 1  I24 LEVENSBESCHRIJVINGEN over het groot getal meesters , welke hen, omtrend van hunne wieg af aan , omringen. Daar hun lot inderdaad veel minder benijdenswaardig is, dan het in den eerften opilag wel fchijnt, zal men onder anderen niet durven ontkennen, dat zij, zelfs in hunne vroegfte jeugd, meer ingefpannen worden , dan de kinderen van het gemeen, die eiken dag zich nitfpannen , en hun hart ophalen , terwijl de kennis, die zij opdoen, zich meestal alleen bepaalt tot zekere Godsdienftige belijdenis, welke zij doorgaans, enkel als werktuigen , afleggen. Eduard de VI. werd gebooren met een teer en zwak geftel. Desniettegenftaaude was hij naauwlijks de handen der vrouwen , aan welken de eerfte zorg van zijn lichaam was toevertrouwd geweest, ontwasfehen, of hij werd overgegeven aan twee groote mannen om zijne opvoeding te regelen. Zij waren de Leraars Fox en Cheex. De eerfte , welke zeer beroemd was, als een man van waare vroomheid,, nam hem voor zijne rekening, wat het zedelijk charaéter betrof. Den anderen , die bijzonder ervaren was in konften en wetcnfchappen , was aanbevolen hem in de Wiskonst en Taien onderwijs te geven, Deze  van BEROEMDE KINDEREN. ïaj Deze twee leermeesters hadden nog niet lang met hun onderwijs bezig geweest, of zij hadden alle reden om zich met den besten uitflag geluk te wenfchen. Boven en behalven ene voorbeeldige leerfaamheid, boven en behalven ene zachtheid van aart, welke zeld'faam is in kinderen van rijken en aanfienlijken, dewijl laage vleiers hen, geheel fchaamteloos en onophoudend , honich om den mond fmeren , en zo hunnen hoogmoed kittelen, openbaarde deze jeugdige kwekeling vooral nog zekeren waaren fmaak voor de Letteroeffeningen. Met zijn achtfte jaar had hij al ZUlke. voldoende vorderingen gemaakt in de Latijnfche taal , welke anders een van de moeilijkfte is onder de oude talen, dat hü ia Haat was om zedert dien tijd aan zijnen Vader , Koning Hendrik den VUI, in het Latijn te fchrijven. Hij had gene hulp hoe genaamd Hod.g om zulke briefwisfeling gaande te houden. Ondertusfchen was daartoe vrij wat nodig. Die Vorst toch , welke een groote gee.t, maarteffens een wreedaart was, zou mm zoon zo min gefpaard hebben, als zijne vrouwen , welken hij zelfs onder allerleie gezochte voorwcndfels onthoofden liet Omzijn jeugdig doopkind nog meer aantcF % •> moe-  ;32(5 LEVENSBESCHRIJVINGEN moedigen tot de beoeffening der Wetenfchappen, fchreef hem de Aartsbisfchop van Canterburij alle weken. Die Kerkvoogd begeerde onder anderen van hem ene fchriftlijke opgaaf van dat alles, wat hij- in zulke week geleerd had. De zorgvuldige leerling maakte daarom een juist dagverhaal op van zijne letterocffe" ningen. Op een vel papier , in vijf delen gevouwen , gaf hij aan zijnen Doopheffer rekenfchap van zijne vorderingen in de Gefchicdenisfen , in de Godenleer der Ouden , in de Rekenkunde, in de Aardrijkskunde, en eindlijk in de Zedekunde. Hieronijmus Cardanus , een Italiaan (*) '• maar teffens een der beroemdfte geleerden van Zijne eeuw, was zo bekoord door de vroege geleerdheid van Eduard , dat hij hem zijn boek , de rerum yeritate (over de waarheid der dingen), opdroeg. Vooral verdient opmerking , dat die opdracht in 't geheel niet gelijk was aan de meeste andere opdrachten, welke • - door- (*) Hij was eigentlijk te Parijs gebooren: doch zedert zijn vierde jaar in Italien opgevoed. Zie van dezen man Ho»gstrateks Woordenboek,  VAN BEROEMDE KINDEREN. doorgaans een laag hart kenmerken , of een verachtlijk eigen belang verraden , en dierhaiven geen ander oogmerk hebben, dan befcherraing te vinden, of beloningen op te doen. Deze opdracht was niet anders dan eene rechtvaardige fchatting , welke de verwondering van den Schrijver, over dien jeugdigen Geleerden, hem drong aan denzelven optebrengen. Offchoon Cardanm , wat zijn zedelijk gedrag aangaat, in't geheel niet ingetogen van aart was, en zelfs een groote verkwister, handelde hij echter in dit geval zonder enig eigenbelang : want hij weigerde edelmoedig ene fomme gelds , weifee de Koning van Engeland hem bij deze gelegenheid liet aanbieden. : Toen Eduard in zijn veertiende jaar getreden was, offchoon zijn zwak lichaam beftendig veel leed, was hij echter zo verre gevorderd , dat hij kunde had van zeer onderfcheidene wetenfchanpen. Behalven het Engelscb , fprak hij het Fransch en Latijn ook vrij naauwkeurig. Hij kon in het Grieksch fchrijven zo Wel, als zijne ongelukkige Nicht Johanna Gray, welke op haar zeventiende jaar op een fchavot, geheel omfchuldig, haar leven eindi* gen moest. Met hel Spaansch en Italiaansch was hij insgelijks gemeenfaam genoog bekend, zo F 4 dat  »8 LEVENSBESCHRIJVINGEN dat hij zelfs in beide die talen vrij aardige verfen kon maken. Dit was het nog niet al. Neen ! Deze Vorst, welke zo veel fmaak in de Letteroeffeningen vond, was mede ervaren in de Wiskunst , in de Redenkunde , en de Staatkunde. Met zulke gegronde kennis paarde hij nog vele aantreklijke hoedanigheden. Een van de latere Schrijvers heeft van dezen beminlijken Prins aangetekend , dat zijne gefjjrekken , even gelijk de trekken van zijn gelaat, zulke zachtheid van aart bij hem uitdrukten, dat elk 'er door verrukt werd. Hij opende zijne mond niet, dan om aangenaame zaken voorttebrengen. Dewijl hij niet minder mildadig was , dan vernuftig en kundig, vroeg hij meermalen geld aan zijn Vader: doch tot geen ander oogmerk , dan om het te fchenken aan behoeftige Officiers , die ongelukkig waren geworden. Ook beftcedde hij het wel eens om goede boeken te kopen, welken hij dan kostbaar liet inbinden: niet zo zeer om daar mede te pronken : maar om ze aan dezen of genen te fchenken. Deze jonge Geleerde , toen hij gekroond was geworden, had juist het ongeluk van Staatsdienaars te hebben , welke zo bedorven van hart en zeden waren , als hij deugdfaam was.  van BEROEMDE KINDEREN, rao was. Men moet aan hunnen hoogmoed en met aan hem wijten al het kwaad , en de 'oproerige bewegingen, welke 'er voorvielen gedurende het korte tijdperk van zijne regering Hij ftierf op zijn zestiende jaar: niet om dat hij zich afgewerkt had , gelijk fommige Gefclnedfchrijvers voorgewend hebben : maar aan de gevolgen van een langfaam werkend vergif, 't welk zijn eerfte Staatsdienaar hem gegeven had 6 h Schoont trek uit de kindsheid van Eduard den VI. Gelijk het doorgaans gaat met de kinderen van rijken en grooten der aarde , zo 0ok was Eduard v*n zijne wieg af altoos omringd van «nes, wat nem kon verman , , . • 1 ^eimaken, bijzonder van fcT', k-ÏÏ™ *ee,t°iS- Zii«1oophefr,r> de A^blsfchop vm Cs •oen I„j omrrend vijf jam, oud ms ( e(ffl' klein O Men raadplege ook hier over Hooo STRATENs Woordenboek. F S  «O LEVENSBESCHRIJVINGEN klein koffertje , waarin volftrekt alles was, 't welk tot een huishouden behoorde. Schotels, asfietten , kopjes en fchoteltjes, vorken , Iepels, zuikerbos, theebos, koffijkan, e» alles, wat men van dat foort begrijpen kon , vond men daarin. Niets ontbrak 'er aan. Het was daarenboven alles van zilver, en uitmuntend gewerkt. Toen de Kamerdienaar van den jongen Prins dit kostbaar gefchenk bracht , zeide hij tot hem: „ Mijnheer! Ziedaar: dit is voor u. „ Maar let wel op, dat 'er gene andere aan„ komen. Anders zou 'er fpoedig van zulk „ een uitmuntend huishouden wat bedorven „ zijn , of daar aan ontbreken " - Hoe zo ? was op ftaanden voet het antwoord van het kind aan dien onverftandigen bedienden: Hoe - denkt gij dat , mijn lieve Spindrok? Indien niemand, dan ik, mijn [peelgoed mag aanraken, dan kan men de moeite wel [paren van het mij te geven. Inderdaad, Eduard verfchilde hemelsbreedte van die onhandelbaare , trotfe , fpijtige, alleen voor zich zeiven levende , en geheel bedorven fchepfeltjes , die zelfs niet dulden kunnen, dat men hun fpeelgoed aanziet , die nooit iets willen fchenken aan een ander, en zo  van BEROEMDE KINDEREN. *8i zo ook niets gemeenfchaplijk willen doen met hunne fpeelnoten. Zo dra dan had de jonge Vorst dat kinderlijk huishouden niet ontfangen , of hij liet verscheidene aanflenüjke kinderen , voor welken hij ene bijzondere genegenheid had , roepen. Hij het hen uit zijne nieuwe huishouding alles voordienen, en na dit vriendfchapiijk onthaal, nodigde hij ze met allen mooglijken aandrang, om die Hukken mede te nemen , welke aan elk het meest behaagden. Daarop omhelsde hij ze hartlijk , en liet hen met deze woorden gaan : ti mijne lieve vrienden .' maak 'er v0 „ veel verfchoning,en beweging niet over,dat » &J zo iets mede neemt. Ik zal wel ras wat » anders in de plaats hebben." F 6 IX.  X$* LEVENSBESCHRIJVINGEN I X. Franciscus de Beauchateau , zoon van een Toneelfpeelder van * denzelfden naam , gebooren te Parijs, in 't Jaar 1645, en op zet geftorven, vijftien jaren oud zijnde. Gelijk een diamant , welke door een vernuftigen arbeider in dat foort van ftenen, wel geflepen en gezet is , in glans cn luistel fchittert; even zo kan men dit , in vollen nadruk zeggen , van een wel onderwefen en wel opgevoed kind , dat wegens zijne fchoonheid, waarde, en deugdfaamheid, in betoog van eiken aanfehouwer uitblinkt. Niets is zo aan genaam, niets is zo belangrijk, dan het wel geflaagd onderwijs van de jeugd , en uitmuntende natuurlijke bekwaamheden. Vooral is het de opvoeding, welke zulk een verbazend or.derfcheid te weeg brengt tusfehen menfchen en menfchen , zo dat, wanneer men maar een weinig opmerkzaamheid gebruikt, men doorgaans uit een enkel woord, ja! zelfs aan de hou-  van BEROEMDE KINDEREN. 133 houding of gelaat van iemand , hem vrij duidlijk ontdekken kan , welke het geluk gehad heeft zulk een groot voorrecht te genieten , en aan den anderen kant hem ook , die zo on. gelukkig was van daar van verftoken te zijn geweest. Onberekenbaar gelukkig in het vooruitzicht zijn die ouders , welke bezef genoeg hebben van de waarde van zulk een fchat, en daarom alle middelen , welke hen moogiijk zijn, bij de hand nemen om hunne kinderen dien fchat, de beste opvoeding, te bezorgen ! Maar nog veel gelukkiger zijn die jonge lieden , welke door hunne geboorte, in zulke gelegenheid geplaatst, ook lust en ij ver genoeg betonen, om met dien fchat voordeel te willen doen ! Het kan gebeuren , dat aan kinderen de grootfte erfnis, waarop zij aanfpraak hadden, ontgaat. Het kan gebeuren, dat zij beroofd worden van de oorzaken van hun beftaan, van welken zij teffens alle onderhoud genieten. Bij aldien zij dan genoegfaam voorzien zijn van letterkundige , en zedekundige wetenfehappen , zullen zij in hunnen tegenfpoed nog voldoende middelen van beftaan vinden , en geen gebrek hebben aan dat gene , 't welk hen tot onderfteuning dienen kan in de akeligfte om* F 7 ftan-  134 LEVENSBESCHRIJVINGEN Handigheden , waarin zij door het gemis hunner ouderen geraken. Franciscus de Bcauchateau , had inderdaad gene reden zich te beklagen , dat hij zijnen Vader , in zijne vroege jeugd, verloren had. In het tegendeel zijn Vader betreurde het verlies van een voorwerp, van zulke groote verwachting , hem zo vroegtijdig óntrukt. De Levensbefchrijvers, welke het een en ander omtrend den jongen Franciscus hebben aangetekend , hebben hem ons afgefchetst als een kind, waarin zich alle lichaams- , en zielsbekwaamhedcn , en voortreflijks hoedanigheden verenigden. Hetgene , boven al het andere , opmerking verdient , en zeer bemoedigend is voor Kinderen , welke niet al te vlug zijn, is dit, dat hij niets leerde , of het kostte hem vrij wat moeite. Maar, het gene hem ontbrak aan vlugheid , vergoedde hij door 'er zich met de borst op toe te leggen , en door zijne ftandvastigheid in den arbeid. Van daar kwam het, dat hij een Geleerde wierd> omtrend van zijne wieg af aan. De Vader van de Beauchateau. had genen anderen zoon, dan dezen. Hij lpaarde niets oia deszelfs hart te vormen , cn.hejm onderwijs m alles te doen geven. Offcliqon hij een Toneel-  VAN BEROEMDE KINDEREN. 135 neelfpeelder was, zijnde dit een beroep , waar mede niet altoos een zeer geregeld leven gepaard gaat, had hij des niette min alles voor zijnen zoon over. Hij befteedde het grootfte gedeelte van zijne inkomften aan zijnen zoon, en bezorgde hem de uitmuntendfte meesters van a'. lerlei foort. Zijne Echtgenote , welke ook op het toneel fpeelde , aarfelde mede niet haren man natevolgen , en dezelfde opofferingen voor haren zoon te doen. Zij verkocht meer dan eens hare juwelen , en andere kleinöo. dien, en vergenoegde zich met de eenvoudig. He foort van kleding, om toch de oogmerken van haren Echtgenoot, welken zij oprecht beminde , in de opvoeding van hun kind , te bevorderen. De jonge kwekeling beantwoordde volmaakt aan die tedere zorgen , en was zijne Ouders tot de grootfte vreugde, zo wel door zijne vorderingen, als door de edele hoedanigheden van zijn hart. • Niets brengt zo veel toe om den geest op. tefcherpen, dan dat men in het geheugen enige uitgezochte Hukken , 't zij in gebonden of ongebonden ftijl , prent. Dit middel, 'c welk in onze dagen zo zeer verwaarloosd wordt, bezigde men in vroegere jaren met den gelukkigften uitflag tot bevordering van de kennis  «6 LEVENSBESCHRIJVINGEN kennis in de letteroefTeningen. Offchoon de Beauchaieau niet al te fchielijk de dingen kon bevatten, las en fchreef hij evenwel middelmatig , toen hij vijf jaren oud was. Hij kende de beste fabelen van Lafwtaine van buiten , en wist ze zeer naauwkeurig op te zeggen. Hetgene wel het meest diende om zijne vorderingen te befpoedigen , was , dat zijne Leermeesters hem geen regel lieten leren, of zij verklaarden hem vooraf den letterlijken, of zinbeeldigen zin van de woorden , en gaven hem daarbij van alles de naauwkeurigfte betekenis op. Wanneer iemand de moeite en tijd , welken hij aan het een of ander befteed, wel weet te verdelen, en met overleg de gepaste middelen gebruikt, kan het niet anders, of hij is tot vele dingen in ftaat „ zonder dat hij zich juist al te zeer behoeft aftewerken. Offchoon de kleine Franciscus , in alles en alles, geen drie uuren op een dag in de letteroefeningen bezig was , bezat hij echter met zijn achtfte jaar reeds de bekwaamheid om de eerfte Griekfche en Latijnfche Schrijvers, waar men het boek maar open fioeg , te verftaan. Hij vertaalde vrij goed voor de vuist. Dit kwam daarvan daan , om dat men hem die talen , welke anders zo moei-  van BEROEMDE KINDEREN. 137 moeilijk zijn , geleerd had volgens dé manier van den Vader van Montaigne, dat is , enkel cn alleen door het gebruik , en onderlinge gesprekken , waar door men voorkomt dien, anders onoverkoomlijken , afkeer, welkende menigte van afgetrokkene beginfels en verbijsterende regels, in het leren ter talen, bij de kinderen veroorzaken. Men befchouwt doorgaans, als zekere zeldfaame verfchijnfeïs , die vroegrijpe vernuften, welke reeds enige menfchen-kennis of kunde aan den dag leggen , als zij nog aan den leiband lopen. Maar laten wij ophouden ons daar over te zeer te verwonderen. De zorgen , welke aangewend worden , ene verlichte opvoeding , en een aanhoudend geduld doen hier onbegrijplijk veel toe , en vervullen in velerlei opzichten dat gene , 't welk van natuure aan den mensch ontbreekt. Even gelijk fteenachtige , en onvruchtbaare landen, welken een onvermoeide arbeid eindlijk vruchtbaar maakt, alzo kan men zulke vernuften aan welken men anders minder nut fehijnt te kunnen doen , gelukkig vormen door middel van enen aanhoudenden arbeid. 'Er zijn maar weinige uitzonderingen op dezen regel, zo dat het gene de een cn ander, welke zulke opvoc-  138 LEVENSBESCHRIJVINGEN ■opvoeding niet genoten heeft, alleen van buiten leert, door hem , welken zulk geluk te beurte viel, in dien zelfden tijd , i yerftaan wordt. Dewijl wij hier niet fpreken van vernuftige uitvindingen , is het uitgemaakt, dat 'er alleen tijd vereischt wordt voor hem , die minder vlug is , en dat 'er onbegrijplijk veel afhangt van de manier van onderwijfen , en de bekwaamheid der leermeesters. De talen zijn de fleutels om den toegang te krijgen tot de wetenfchappen , welke voor het menschdom nuttig zijn. Hij , die 'er de meesten van kent, heeft daar door de middelen ïn zijne hand om in de wetenfchappen te vorderen. Behalven op het Grieksch en Latijn , die twee talen , welke den grondflag leggen tot de fchoone wetenfchappen , legde de jonge de Btaufhateuu zich ook toe op het Spaansch en Italiaansch, dewijl juist deze talen in dien tijd overal door menfchen van opvoeding gcfproken werden. In zijn elfde jaar, was hij zo bedreven in deze twee talen van het zuiden , dat hij volftrekt geen tolk nodig zou gehad hebben om na Florence , of Madrid te gaan. Het zou vruchtloos wefen , wanneer men zich met alle kracht en aanhoudend op de let-  van BEROEMDE KINDEREN. m letteroefeningen zo toelegde , dat men al zijn tijd alleen befteedde aan het lefen van de uitmuntendfte Sehrijvers. Dat alles toch zou nietgenoegfaam wefen voor ene kunde, welke men volmaakt zon mogen noemen. Men moet daartoe vooral zijne krachten beproeven m zelve opftellcn te maken, cn zo iets van eigen maakfei voor den dag tc brengen. Dit •was het geluk van den jongen .Franciscus. Zijne onderwijfers verfuimden geenzins hunnen leerfamen kwekeling te gewennen om veel overtezetten : maar bijzonder om hem uittrek fels te laten maken uit de beste ftukken welke hij gelefen had. Bovenal oeffemfrn $ hem in het maken van opftellen over alierleie onderwegen, zo, wel in ongebonden ftijl, als in verfen. 'Er is iets 't welk men, zonder dat ik er de reden van begrijpe , doorgaans volftrekt verwaarloosd, zo in de openbare, als bijzondere opvoeding : ik bedoele het maken van verfen. Ondertusfchen is juist dit zeer gefchikt om onzen ftijl te befchaven Niets fcherpt het verftand meer op, niets brengt meer toe om zich' aangenaam te saaien, en kracht en naauwkeurigheid aan zijne denkbeelden bijtezetten , dan de dicht- kunde»  i4o LEVENSBESCHRIJVINGEN kunde. Terwijl de jonge de Beauchateau verfen van anderen vertaalde, leerde hij ook zeive zeer aardige verfen maken , en wist zich daar door vrij fchielijk in die fchoone konst beroemd te maken. De voortbrengfelen van dezen nieuwen en jeugdigen Dichter droegen geue kenmerken van zijne jonge jaren. Daar zij overal gezond verftand, dichterlijk vernuft, en fcheppende verbeeldingskracht openbaarden , werden ztj niet alleen in de hoofdftad : maar zelfs m alle de overige gewesten gezocht, terwijl niemand reloven kon , dat zij van een kind afkomftig waren. Verfcheidene menfchen van aanfien en roem wilden zich volkomen overtuigen van de waarheid , dat een kind maker van die verfen was. Zij nodigden daarom den Vader van Franciscus , om met zijnen zoon bij hen te komen, om met hem te fpreken, en zelve te kunnen beoordelen het gene men van alle kanten van hem verhaalde. Bij den aanvang der ontmoeting waren zij aonftonds zo zeer voldaan , als verwonderd. Elk was in de grootfte verrukking, en kon niet nalaten te erkennen , dat ene zorgvuldige opvoeding , van welke een goed gebruik is gemaakt, vnj verre de voorkeur verdient boven die oppervlakkige  van BEROEMDE KINDEREN. m vlakkige , en in geen onderling verband ftaande onderrichtingen , welken men zich gewoonlijk vergenoegt aan de jeugd te geven. Anna van Oostenrijk, moeder van Lodewijk den XIF. was mede onderdo begerigcn, welj ke dat beroemde kind wilden zien. Toen zij j kern na het Koninklijk Paleis Louvre (*) j had laten komen , ondervroeg zij hem over verfcheidcne onderwerpen , waarop hij zo naauwkeurig, als ongedwongen antwoordde. De Vorftin vroeg hem eindlijk, hoe het bijkwam , dat hij op die jaren zo veel vernuft en kunde bezat. De jonge Dichter zeide I daarop : „ Och! als men de eer heeft tot de „ Goden der aarde toegelaten te worden en „ vooral tot de Godinnen der' fchoonheid „ kan het niet wel anders , of daarvan moet J s, iets blijven aankleven." Verbaasd en tcffens gevleid door zulk een antwoord , 'c welk vooraf niet kon bedacht zijn geweest, omhelsde de Koningin het kind, en liet het overladen met rijke gefchenken, onder welken een doos met lekkernijen , die met edele geftcenten bezet was, gaan. De p Over dit Paleis zie, men hoogstratens Woordenboek,  142 LEVENSBESCHRIJVINGEN De beruehte Kardinaal ds Richelieu , wef verre van zich geheel en al in den onpeilbaren draaikolk der Staatkunde te laten wegflepen, of zich zonder tusfchenpofen door de werkfaamheden van het Franfche hof te laten bezig h©uden , befteedde ook nu en dan , zo veel hij maar immers kon , enigen tijd aan den aangenamen omgang met de Zanggodinnen. Daar hij heel veel gevoel had van den roem, welke de fchoone letteren bezorgen , dewijl deze een nieuwen luister , en wezehtlijke waarde aan andere verdiensten bijzet, maakte dat groote vernuft 'er geen minder werk van om een vers te maken , dan om een of ander TracTraat te fluiten, cn te bekrachtigen. De verbreidde roem van den jongen Schrijver, maakte zijne nieuwsgierigheid insgelijks gaan* de. Even gelijk 'Anna van Oostenrijk gedaanhad, welke hem hare verwondering over dat kind had te kennen gegeven, liet hij de Beauchateau tot zich halen in zijn rijtuig, en rekende het niet beneden zijne grootheid enen vrij geruimen tijd met hem doortebrengen. Deze reis liep het onderhoud aanftondsniet zeer gelukkig af voor den jongen Franciscus , om die hooge denkbeelden , welken men van hem had opgevat, nog te blijven voeden.  van BEROEMDE KINDEREN. r45 voeden. De verheven getto* van den K<Ü mnglijken Staatsdienaar, deszelfs lange purperen tabbaard, de glans van den ftc-ec, welke kern omringde, de deftigheid van zijn luisterrijk voorkomen , het doordringende van zijne zwaarc,en gebiedende ftem , het geftrengeen daar door het verbijsterende van zijn uitzicht, dat een en ander bracht de Beauchateau geneel van zijn ftel. Hij b]eef zonder fpre«MP, cn kon niets voortbrengen, dan eni^ "iets beduidende enkele woorden , tusfehen welken zelfs weinig famenhang te vinden was. -Oewijl de Kardinaal zulks bemerkte, -ei* het kind zocht optebcuren, om vertrouwlijk «net hem te fpreken , decd hij zijn ^ ^ ZhU hm 0p ^ftöe wijfen intencrocn. flfet was juist etenstijd Hij n^e l^t kind , om S °fhCt m 2ii" «*& « was, zielv ^e ,an tafel te fclükken. Hij plaarfte het *n zijne zijde, en aan den anderen kant mast ene van zijne nichten, de fchoone Hor- ^ " tXatïjn' da" * hetltaliaansch, dan ue bedremaeld bleef, antwoordde niet, dan »et enkele woorden. Zo zeer knelde hem l k*' datllij" ecn ®^ zou begaan in de  144 LEVENSBESCHRIJVINGEN de tegenwoordigheid van zulk een verheven perfoon. In 't voorbij gaan moeten wij hier opmerken, dat deze bevreesdheid , en verregaande omzichtigheid een bewijs opleverde van zijne groote gevoeligheid. Hij die zo naauwkeurig op zich zeiven acht weet te geven, is niets minder, dan een zot. De befcheidenheid levert een zeker kenmerk bp van ene gefchikte opvoeding. Het is aan den anderen kant ook uitgemaakt, dat onbedachtfame menfchen, die geen opvoeding genoten hebben , zich doorgaans vrij los uitlaten , en dat bedorven kinderen overal, waar zij zijn , doen, wat hen goeddunkt. Ondertusfchen zocht de jonge de Beauchateau, zo drahethem mooglijk was, uit zulke bedremmelende gelleldheid , welke daarenboven , voor zijne eigenliefde, in ft geheel niet vleiende kon gerekend worden , te geraken. Dit gelukte hem , en zelfs zo , dat hij 'er met allen glans van afkwam. Na dat het nageregt was afgenomen , had hem de Kardinaal in zijn geheim vertrek mede genomen , waar hij hem een onderwerp opgaf, om in verf n te brengen. Toen herkreeg de jeugdige Dichter zijne gewoone vrolijkheid weder, en gevoelde de vorige  vam BEROEMDE KINDEREN. 145 vorige vlugheid van zijn 'vernuft. Behalven het onderwerp, 't welk hem opgegeven was , maakte hij nog een vers , of lofreden op Richelieü , waarvan het begin aldus was (*): Les Dieuxfefont mépris; tu deyois naitre a Rome. Lesgrands dejlins des rois, tu les tiens dans tes mains. En guerre comme en paix ton pas eft d'un grand homme, Et je vois Mn de toi ïorateur des Romains. ■ In deze loftuiting fchepte de Kardinaal vrij - - , . ■ ' wat O Wij moesten dit in het oorfpronklijke afschrijven, dewijl men daaruit den Dichter moet kennen. Voor die genen, welke de Franfche taal mctverllaan, geven wij de volgende vertaling: De Goden heiben zich vergist: gij moest te Romen gebooren zijn. Gij houdt de teugelsyan de lotgevallen der Ko* ningen in uwe handen. Zo wel in oorlog als vrede handelt gij als den grooten man, En ik zie u den beroemden Romeinfchen Redenaar verre oy er treffen. I. Dmel, q  *46 LEVEN SB ES CKRIJV-ITVGEN wat behagen , vooral daar hij juist de man was , die onverzadelijk op lofredenen verzot was. Van dat ogenblik af aan koesterde hij bet verhevenfte denkbeeld van den jeugdigen Schrijver , en maakte hem op ftaanden voet een jaarlijksch inkomen van vijfhonderd Franfche ponden. Daarenboven fchonk hij hem een zak-uurwerk , waarop men van achteren de Zanggodinnen met Apollo getekend zag, zo als die bezig waren zijn borstbeeld te kronen. Bij dat gefchenk voegde hij nog ene uitmuntende verfameling van Franfche en Uitlandfche Dichters, keurig in inaroquin gebonden, en met zijne wapens verfierd. Eindlijk bracht hij zelve met zijn^rijtuig het voortreflijk kind bij deszelfs Vader te rug, welke zich niet weerhouden kon tranen van vreugde te Horten. Dewijl Franciscus de Beauchateau zich , nog zo geheel jong zijnde, op de voorbereidende wetenfchappen had beginnen toeteleggen , cn hij met de grootfte nauwkeurigheid de kostbaare ogenblikken van zijne jrmgelingfchap wist uittezuinigen , en juist te belleden , fchoot hem , tusfchen zijn veertiende en vijftiende jaar, bijna niets meer tc leren overig. Omtrend dien tijd nam hij zijne gemaakte Dichtftukken we -  van BEROEMDE KINDEREN. 14? wederom in handen, befehaafde dezelven nog nader, en liet ze toen drukken, onder den titel van Mufe du petit Beauchateau (_*). Hij verfierde het werk daarenboven met de afbeeld» fels van die groote Mannen, en beroemde Vrouwen van den eerften rang, welker lof hij in zijne Gedichten bezong. Binnen zeer korten tijd was die gehele eerfte uitgaaf aan den man. 'Er was toch bijna geen Vader of Moeder des huisgefins , die niet met het grootfte vermaak dit boek van dezen jeugdigen en aankomenden Dichter kocht, om het aan hunne kinderen te geven , en dezelven daar door aantemoedigen , om de konften en wetenfchappen te beminnen , en door dezelven naar roerat te ftreven. De meeste dingen hangen veel af van den eerften indruk , welken zij op het menschlijk hart maken. De wetenfchappen , en het beoeifenen van dezelven waren ene behoefte geworden voor dat uitmuntend kind , 't welk zó waardig is , dat wij van hetzelve ene Ievensbefchrijving geven. Van "daar kwam het dan C*j) De Zanggodin van den kleinen Beauchateau, G 2  1,8 LEVENSBESCHRIJVINGEN dan ook, dat , offchoon de Engelfche taal in dien tijd in 't geheel niet in algemeen gebruik was, hij zich evenwel op het leren van dezelve mede met allen vlijt toelegde , waardoor hij wel fpoedig in ftaat was , om dezelve niet alleen te verftaan , maar zelfs te fpreken. Doch , op dat hij zijne kennis van die taal zoude kunnen volmaken , verzocht hij van aiinen Vader de vrijheid om enige maanden in Engeland te mogen gaan doorbrengen. De. ze vrijheid verkregen hebbende , vertrok hij met den Ambasfadeur van Frankrijk, aan wien hij was aanbevolen geworden. Wanneer de Beauchateau te Londen aangekomen was , werd hij 'er door ene groote menigte van Heren van aanzien, en van den 'Protector zeiven, met die zelfde onderfcheiding, cn hoogachting ontfangen en behandeld , als aan het Hof van Lodt wijk denXlll. Hij was lieftallig in zijn voorkomen: maar anders zeer klein van perfoon : echter van ene goede lichaamsgesteldheid. Dit een en ander veroorzaakte , dat hij dertien jaren oud zijnde , het voorkomen had van een kind van negen of tien jaren , 't welk niet weinig toebracht om zijne uitmuntende bekwaamheden nog beroemder te maken. Dit zeldfaam voortbrengfcj der na-  van BEROEMDE KINDEREN. i49 natuur had daarbij een innemende vriendelijkheid , terwijl zijne zachte geaardheid volmaakt beantwoordde aan die voordelige gedaante. De eerfte vrouwen van rang , de eerfte adelijke jonkvrouwen betwistten eikanderen het vermaak om dat beminlijk en belangrijk kind te mogen onthalen. Zij zetteden het meermalen op hare knieën, terwijl het onderfcheidene reilen in die gedaante verfen maakte , welke de vrolijkfte luimen , de grootfte geestigheid, en aardigheid kenmerkten. De jonge ds Beauchateau had den ouderdom van veertien jaren nog niet bereikt, toen hij dat reisje na Engeland , waar men zijnen lof ook tot het hoogfte toppunt deed rijfen, ondernam. Op die jaren, toen hij in Engeland enigen tijd had doorgebracht, nam hij, die altoos onverzadelijk dorste na vermeerdering van kennis , het befluit om zich , met twee vermaarde Aardrijkskundigen van Oxford , in de haven van Plijmouth, te fcheep te begeven na Perfien. De fchrijver van zijne levensgeschiedenis geeft zonder enige reden het vermoeden op , als of dat uitmuntend vernuft misfehien het oogmerk zou gehad hebben , om de Zanggodinnen wnP/utus, den God der rijkdommen , opteofferen, en hij dierhalven deze G 3 reis  350 LEVENSBESCHRIJVINGEN reis zou hebben aanvaard gehad , om fchatten te verfamelen. Bij aldien in dit kind zulke ilerke trek na rijkdommen had plaatsgegrepen, zou hij wel middel gevonden hebben, in den fchootvan zijn Vaderland, dien trek voldoening te bezorgen. Het is toch uitgemaakt zeker, dat men hem, voor zijn vertrek, aanbiedingen gedaan heeft van posten, welken hij had kunnen bekleden, en dieniet minder aanfienlijk, dan voordelig, en daar bij vrij gemaklijk waren , om waartenemen. _ Men vermoedt met veel meer waarfchijnhjk. heid, dat dit zeldfaam letterlievend verfchijnfel een geheel ander oogmerk heeft gehad, namentliik, om zich in de Oosterfche talen te gaan oeffenen. Men had van zijne kindsheid af een zekeren fmaak daar voor bij hem ontdekt, waar door het hem altoos een buitengemeen vermaak was geweest Turken , of Perfianen met eikanderen te horen fpreken. Wat 'er dan ook van het oogmerk , waarmede deze reis ondernomen werd, moge geweest zijn , de jonge de Beauchateau begaf zich in 't Jaar 1670 te fcheep. Het fchip , waarop de jonge reifiger was, werd, den tweeden dag na hun vertrek , door een geweldigen ftorm overvallen. De Schepelingen , welke zeer veel  van BEROEMDE KINDEREN. 151 veel leden , hadden alle moeite van de wereld om zich te redden. Ene menigte van menfchen verdronken . dewijl zij zich in ene boot hadden begeven , welke door overwigt te gronde ging. Men meent, dat het ongeluk-, kig kind hier onder ook geweest is. Zedert dien tijd toch heeft men van hem niets meer gehoord. Geleerdheid en bekwaamheden hebben op haar zelve reeds veel , 't welk zich aanprijst. Maar de waarde van dezelven rijst vrij meer, als men 'er geen hooge borst op draagt: als in bet tegendeel ene ongekunfielde zedigheid daar mede gepaard gaat. Het is nodig , dat hij , welke zulke zeldfame bekwaamheden; bezit, in zeker opzicht daarvan onkundig is.. Het is nodig , dat hij zijne meerderheid, onder betoning Van de grootfte vriendelijkheid, en innemendheid , ja ! met ieder, een , zo veel mooglijk > te gemoet te komen , nuttig en dienstbaar maakt voor de Maatfchappij. Gaat 'er dit niet mede gepaard, dan hebben die bekwaamheden- êne geheel verkeerde uitwerking, gelijk men maar al te dikwerf ziet gebeuren. ^Dewijl de Toneelfpeclder de Beauchateau zijnen zoon de beste opvoeding bezorgde, gaf G 4 hij  ï5ï LEVENSBESCHRIJVINGEN hij vooral ook hierop wel naauwkeurig acht, dat het kind zich op generlei wijs , wegens zijne groote vorderingen, iets liet voorftaan. Inderdaad , offchoon de kleine Franciscus ene kunde bezat, een lid van ene Akademie waardig , openbaarde hij desniettegenftaande de ongemaakte eenvoudigheid , en gulhartigheid van andere kinderen. Hij fpeelde zo wel met de tol, als zij. Hij ftoeide zo ■wel, als zij. Nooit gaf gij hen enig blijk, dat hij met zijnen grooten geest, of kunde enige vertoning wilde maken. Het gebeurde eens, dat zijn Vader met hem op zekeren middag bij een rijk : doch onbebeampt man ging eten, waar hij verfcheidenë kinderen van zijne jaren aantrof. Gedurende een groot gedeelte van de maaltijd ging he£ gefprek dan eens over de Dichtkunde , dan over de Mufiek , dan wederom over de Spaanfche taal, welke in dien tijd zeer in gebruik was. De vrouwen, toen veel beter onderwefen, dan in onzen tijd, haalden zelfs verfcheidenë ftukken uit fchrijvers aan , waar over men in- een vriendlijk gefchil geraakte , uit welke bron zij gefchept waren. Offchoon de jonge de Beauchateau) alle die ftukken op zijn duimtje had, hield hij zich , of hij 'er niets van  van BEROEMDE KINDEREN. 153 van wist, en onderhield zich zeer lief met de andere gasten van zijne jaren. Na het eindigen van de maaltijd viel het gefprek wederom op de Mufiek , en men verzocht de jonge juffrouwen een of ander ftukje op de Clavecimbal te fpelen. Na dat zij zich heel lang hadden laten bidden , eer zij wnren overtehalen , plaatften zii zich eindlijk voor het Mufiektuig. Toen zij enige zeer gemaklijke ftukken vrij middelmatig gefpeeld had. den, werden zij fterk toegejuigd, en toonden niet weinig gevoel te hebben, van hare waarde , dewijl het haar , gelijk zij meenden , zo wel gelukt was. Beauchateau, welke de Clavecimbal meesterlijk behandelde , ftond onder dat alles zeer ftil , en bedaard bij zijnen Vader : zo dat het geheele gezelfchap volftrckt niet op het denkbeeld kwam, dat hij m Maat was dezelfde , ja ! billijker toejuichingen te ontfangen, dan die jonge juffrouwen. . Terwijl men nog bezig was die jonge jü£? . frouwen toetejuichen , kwam Pazzari J, een der beroemdfte Violesten van Toskanen, binnen. Deze kende den jongen Franchcm, welken hij meer dan eens op de Con^rten had gezien, en metwien hij zich dikwerf vermaakt had door hem ia het Italiaan^ te ouderhou6 5 c'em  154 LEVENSBESCHRIJVINGEN den. Die eerfte liefhebber van de Mufiek fprak hem toen aldus aan : „ Is 't mooglijk t „ Is 't mooglijk ! Speelt gij niet L Mijn lie„ ve vriend , fpeelt gij niet! Ach ! Gij zijt een klein guitje, daar gij dit gezelfchap van het vermaak beroofd van u te horen fpe„ len." Dit gaf aanleiding, dat elk eens¬ klaps het oog op dat kind liet vallen , op 't welk niemand tot hiertoe enige gedachte had gehad, terwijl het geheel befchaamd werd over die vleiende aanfpraak. Men bad hera dan om zich op zijn beurt nu ook eens voor het Clavecimbal te plaatfen. Hij deed dit met zulke bedeesde bevalligheid , als maar mooglijk was. Hij fpeelde , en zong teffens verfcheidene Spaanfche airtjes met zo veel fmaak, en zo veel blijken , dat hij zijn ftuk meester was, dat elk zich daarover verbafeir-moest. Toen de Beauchateau met fpelen uitgefcheiden was, omhelsden hem de Vrouwen van rang , die verrukt bleven, en niet ophouden konden hem te liefkofen. Zij fpraken hem vervolgens dan in het Italiaansch, dan in het Spaansch aan. Hij gaf hen in die zelfde talen antwoord. Hij fprak zelfs over de zeden , gewoonten , de regeringsvorm , en de wetenfchappen , in die landen in zwang. Het gehele  van BEROEMDE KINDEREN. 155 Ie gezelfchap was zo zeer in verrukking , dat men niet wist , mt men het meest bewonderen moest, of die zeldfaarne bekwaamheden, of zulke buitengewoone bescheidenheid , eu dat vooral op die jaren. Tot verdere onderrichting , en vermaak van mijne jeugdige lefers , zou ik wei sewenscht gehad hebben bier enige dichtftukken van den ' jongend auchateau te hebben kunnen mededelen. Maar daar ik ze niet bij de hand heb, zal ik mij vergenoegen met alleen de titels van enige ftukken optegeven, voor zo veel die mij thans invallen. In den derden druk van zijn dichterlijk werk vindt men C) : - De Vlieg en de Spinnekop. De grijfe Muis. Plet Rondeel aan zijne Moeder. De Brief aan zjnen Vader. Het Maall jdje. Het kegelfpel. Het vliegende Hert. De Zeepbelletjes. De koddigfte verbeeldingen bovenal treft men in die lieve dichtftukken aan, welke vervuld zijn met kortswijl, en vrolijke luimen. Men vindt in een ftuk van den Galanten Met, emus Cf) van dien tijd een vers, 't welk ons vit • katl ( ) Wij geven die titels hier vertaald op. (t) Le Mercure galant was een tijdfebrifr, ï welk de H«r du Fresnij dIeil tfjd uitgaf; G 6  f|S LEVENSBESCHRIJVINGEN enigzins kan doen oordelen over het vrolijke, en geestige vernuft van dit kind- Het is een vierregelig vers, gemaakt op de dochter van een Banketbakker , welke in dien tijd tegen over het fchool van den Kardinaal le Moine, alwaar de Beauchateau zijne letteroeffeningcn voltooide, woonde. De jonge Juffrouw droeg den naam van Juliana Deformeaux, was buitengewoon wel opgevoed , en bijna ook zo beroemd door haare bekwaamheden , a's de jonge Dichter. Dus luidde het vers : Vous ayez, Deformeaux, plusd'un attrait yainqueur. Fouschantez, yous dan fez, vous pat lez comtne tin ange. Que je ferois heureux de toucher yotre cceur ', Et fur tout vos gateaux de fleur cforange! dat is: Meer dan een ding maakt u aanlreklijk. en doet u harten winnen. Gij zingt, gij danst, gij [preekt gelijk een engel. Wat zou ,k gelukkig zijn, zo ik uw hart mocht raken, Hoyenai uwe taartjes van orange-bloesfems. Hij zat eens op den fchoot van Hendrika van Wind-  van BEROEMDE KINDEREN. i5r Windfor, de Minnares van den Edelman Chesiburij , welke bij hem aanhield omheen vers te maken. De Beauchateau ontwierp 'er ten eerften een vaor de vuist, \ welk hij uit het Fransch tellens in het Engelsen vertaalde. Het was het volgende:- Sur vos genouxje fens, queplus d'un Dien m" infpire. Ty firois mille ven pour chanter vos attraits : Mats tandis ^'Apollon vient y monter malyrc\ Eh ! Ie fripon d'amour m'y kleffe de ces traits. ' dat is: Op uwenJckootgezeten gevoele ik, dat meer dan ene godheli mij aanblaast. Ik zou wel duizend verfen maken cm uwe bekoorlijkheden optezhigen. Maar terwijl Apollo mijn lier komt Hemmen, Word ik door de pijlen van den fchalkdchtigen Cupido gekwetst. G?  Ï3S LEVENSBESCHRIJVINGEN X. Raisin en Eabet , te Trojes (*) , in Champagne gebooren, in 't Jaar 1658, kinderen van Jan Baptista Raisin , een beroemd orgelfpeelder. De veelheid van kinderen is aan behoeftige Ouders nooit anders tot een last, dan door gebrek van onderwijs , waarvan het gevolg is, dat zij hunne vermogens , zo natuurlijke, als zedelijke , niet genoeg ontwikkelen. Indien men wist nut te doen met de moeite , welke de natuur bijna nooit nalaat te belleden aan elk fchepfel , is het zeker, dat de kinderen, zelfs in de vroegflc jeugd, zich nuttig zouden kunnen maken voor de maatfchappij, en reeds vroegtijdig hunne kost zouden kunnen winnen. Het volgende verhaal zal deze waarneming bevestigen. Jan {*) Van deze hoofdplaats van het Graaffchap Champagne, zie men Hoogstratens Woordenboek*  van BEROEMDE KINDEREN, 15» Jan Rapüsta Raifin, een Orgelfpeelder, te Trojes , in Champagne, wonende, had 'ene zwaare huishouding van veel kinderen. Hierbij kwam, dat de verteringen van ene vrouw, welke zeer voor de zwier, en vermaken was, en daarbij ene fleeine huishoudfter, hem het hoofd op den hol brachten , daar hij anders van een goed gedrag was, cn veel bekwaamhe. den bezat. De nood maakt den mensch vindingrijk. Onder zijne vier kinderen, van wel¬ ken hij zijn werk maakte om hen in zijne konstook optekweken, was 'er een , 't welk zeer vlug was, en daarbij veel natuurlijke neiging voor die konst bezat. Dit kind was de jongde zoon. Van deszelfs derde jaar af, gaf de Vader dat kind al onderwijs in het fpelen op de Clavecimbal. In weinige maanden maakte die kleine jongen zulke fooedfee. rn uUm. derlijke vorderingen , dat het alle verbeelding te boven ging. Zelve verbaasd over den gelukkigen uitflag van zijne poging, daar die lieve jongen, de Jongde Raifm , zfch met alIe kracht ipejj^ de op het onderwijs, 't welk hij ontving, kwam de Vader tot het befluit, om te beproeven , of hij door dat kind een beter fortuin zou kunnen maken, Hij bedeedde alle zijne zorg  16e LEVENSBESCHRfJVI N G E N -zorg aan hctzel/e, en werd in zijne hoop, en verwachting niet te leur gefteld. Onze Orgelfpeelder, de Vader , vond een Spinet uit, ,van een nieuw maalt fel. Het had drie zicht ■ bare Clavic-ren. De lengte was ten naasten bij drie voeten , en de breedte tweeënvijftig duim. De innerlijke waarde van dat Mufiektuig overtrof alle anderen dubbel. Men zal uit het vervolg van dit gefchiedverhaal de reden van dit gezegde begrijpen. Na dat de kunstenaar de laatfte hand aan zijne uitvinding had gelegd , verliet hij zijn Vaderland , en kwam te Parijs met zijne Vrouw en Kinderen, vooral met zijn voltooid Spinet. Hij meldde zich bij de regering aan , en gaf zijn oogmerk te kennen om ..een ongemeen fchoon fchouwfpel te geven. Hij verkreeg .wel ras de vrijheid om op de, kermis van ■ Saint-Cr ar mam te verfchijnen. Om de ogen van het menschdom , 't welk zo venmr derlijk en onbeftendig is , op zich bijzonder te doen vestigen , is 'er iet bui engewoor.s no.dig, vooral wat potfenmakcrij. Jan Baptista liet ene aankondiging drukken , bij welke, hij verklaarde , da: zijn Muiiel.tuig , op zijn bevel , en enkeï op het uitfpreken' van zekere .\voorden , van zelve allerlei foort van airtjes zou fpelen. . Bij  VAN BEROEMDE KINDEREN. 161 Bij de eerfte vertoning, gelijk de Schrijver verhaalt, uit wien wij ons bericht ontlenen, was de toeloop reeds zo groot, dat zij de' verwachting van den Konstenaar verre te boven ging. Maar bij de tweede was zij nog veel talrijker, en daar door voorden ouden Raifm nog meer aanmoedigende. Dat bewonderd Spinet was , gelijk men vertelde , een werktuiglijk wonder. Dit gerucht ver. fpreidde zich in korten tijd na alle kanten been , met dat gevolg, dat omtrend al, wat leven ontfangen had , te fameuliep, om dat ftuk om ftrijd te bewonderen. Dezelfde Schrijver, welken wij in ons verhaal volgen , heeft aangetekend , dat bij elke vertoning op een na de jongfte Raifm, vijf en een half jaar oud zijnde, met zijn kleinder zusje ' Jiabet, zich elk aanzijn Clavier plaatfte, even gelijk de Vader mede deed, dat zij zo te famen aan de drie Clavieren een ftuk fielden voor het oog der aanfehouwers. Wanneer zij het ftuk uitgefpeeld hadden , hieven zij alle drie de armen om hoog , zo dat men duidlilk zag , dat zij geen Clavier kouden aanraken. E>an herhaalde het derde Clavier van de Spiwelks ftukken zich zonder hulp ran enige mcnschlijke hand bewcegcen, het zelfde liöf.  ftfe LEVENSBESCHRIJVINGEN lieflijk en wel overeenftemmend geluid , van 't begin tot het einde , en dat met ene naauwkeurigheid, en welluidendheid, welke alle de aanfchouwers in verrukking bracht. Onze vernuftige en loofe Orgelfpeelder, op dat hij zelfs het naauwziendst oog zoude verfchalken , maakte ook gebruik van een aardige vond, een gochelaar waardig. Deze vooral deed het oog van de flimfte menfchen minder opmerkfaam zijn op 't gene 'er mocht achterfteken: zo dat zelfs de eerfte werktuigkundigen hier door om den tuin geleid werden. Na dat toch het derde Clavier alles van zelve herhaald had , hield hij zich, of hij de beruchte Spinet wederom opwond. Hij gebruikte daar-» toe een getand rad, 't welk bij bet opwinden een vreeslijk geluid maakte. Hij fcheen water en bloed te zweeten, wegens den zwaren arbeid van dat rad te draaien. Die vond had ene goede uitwerking. Want het vermaak , 't welke de aanfchouwers zo onmidlijk te voren gehad hadden , werd ongemerkt, wegens dat ijslijk geraas, vervangen door zekere angst, welke de menfchen tegen wil en dank bekroop. Want men zou gezworen hebben, dat dit werktuiglijk konstftuk de hel in zijn ingewand verbergde; zo verfchriklijk toch wil het  VAN BEROEMDE KINDEREN. i6jT het leven en geraas, 't tvelk men daaruithoorde. ,, Ziet hier den grooten Tovenaar, riepen „ meermalen verfcheidene aanfchouwers in „ ernst uit! Dit ding mag niet anders genoemd „ worden , dan een groote Canarijvogel * „ welke airtjes zingt door middel van een „ Cijlinder , welke tot dat einde behoorlijk „ geplaatst is geworden." — juist dit was het doel,'t welk onze man zocht, en bereikte. Hij liet dan ook op zijn bevel R ai fin en Babet heen gaan. Als die vertrokken waren, vattede hij 't woord op, en zeide , op een gebiedenden toon, tot het verwonderlijk werktuig: Spinet l fpeel dat of dat ftuk. De gehoorfaame Spinet begon ogenbliklijk dat ftuk te fpelen, 't welk opgegeven werd. Dan was 't — Spinet.' houd op, en de Spinet fpeelde niet meer. Vervolgens riep hij — Spinet! ga voort, en de Spinet vervolgde. Wederom beval hij SpU net < uu eens een vrolijk jlukje, èn de Spinet deed zich op zulken dartelen toon horen , dat vreugde en vergenoeging in de harten geftort werden , terwijl men de lever teffens van lachen voelde fchudden. Op zulk ene wijfe, waar voor alle reden fcheeti te zijn, verrast, en niet minder verrukt, keek men  164 LEVENSBESCHRIJVINGEN men eikanderen met bevreemding aan, en bon niet nalaten de een den anderen toeteroepen . kei is ongehojlijk! Het kan niet tnisfen , of deze man yeiftaat de kunst van toveren. Offchoon de gewaande Tovenaar minder onder dat foort van wezens te tellen was, dan men wel dacht, was het voor hem evenwel van een gezegend gevolg. In minder dan vijf weken verfamelde hij de voor hem machtige fom van twintig duizend Kronen, welke zijne Koffer , anders groot genoeg , geheel vervulden , en hem in de gelegenheid brachten om nu met zo veel vermaak te leven , als hij te voren gebrek en armoede geleden had. Hier bij moeten wij wel onder het oog houden, dat Raifm een groot gedeelte van dit geluk verfchuldigd was aan dat knaapje , van vier jaren , 't welk mede fpeelde , en wel ras ook zichtbaarder op het toneel verfchijnen zal, om den eerften rol te vertonen.— Terwijl de roem van het werktuig, cn van den kunstigen uitvinder van dag tot dag nog grooter werd , wilde ook de Koning het een en ander bezien, cn teffens aan de Koningin en het Hof datzelfde vermaak verfchaffen. Rui fin, de Vader, bracht dan zijn konstftuk na Verfdilles, en fpande alle krachten cn vermogens in om  ▼an BEROEMDE KINDEREN. 165 om daar toch zijne verkregene achting te bewaren. Allerlei foort van oorlogsmarfchen tedere airtjes, en mufiek-ftukken van de eerfte meesters , werden gelukkig uitgevoerd door Mn , op een na den jongftcn , en de klei- Z/wbl! maar dC uitvoeri"S van dat alles g fdnedde nog veel beter door het verborgen Clavier. fci^rjl de,oude Raifm z°nder «* ^ fchud van plaats gebruik maakte van de list, aan welke hij reeds zo gewoon was gewor- kwam ^ d°°r "ie£ °P h££ dcnkbee^ kwam dat verandering van plaats wel e^ns verandering in handelwijs vereifehen, tfJ onze beroemde Orgelfpeelder ook hier aan het draaien van zijn groot rad. Het verfehriklijk geweld,'t welk dit in kamers maakte, trof de tedere oren van de Prinfesfen , en de Juffers v n clerzelver gevolg zo , dat haar een kille fchrik over het lijf ging. De Koningin, welke nog veel meer verfchrikt was, dan de andere, gaf bevel om het werktuig aanftonds te openen , en te zien wat 'er toch in was. De Orgelfpeelder was met dat ftuk verlegen, en zocht 2ich teverfchonen>ente redden ^ ^ vlucht, dat hij den fleutel vergeten had. Dat is gene zwarigheid, zeide de Koning daarop: dan  ÏÖ6 LEVENSBESCHRIJVINGEN dan moet het maar opengebroken worden. Raifin was toen geheel ontfteld, Hamerde nog wel enige woorden: maar moest 'er aan om te gehoorfamen. Wat Hond Anna van Oostentijk verbaasd, wanneer zij bij het openen van de Spinet, daarin een heel klein kind zag , 't welk , zo fchoon als Cupido, de God der liefde, in 't midden zat, juist vooreen Clavier, daar voor hem gefchikt. Hier zag men de ontknoping van hetraadfel, 'twelk ene talloofe menigte van kenners zich vruchtloos had doen pijnigen om het uittevinden. Men liet'er de lieve kleine ten eerften uitkomen. Hij toch kreeg het daarin nu vooral te kwaad. Want hij was 'er al veel langer in geweest, dan anders zijn Vader gewoon was. Dit werd gevaarlijk , om dat hij 'er de lucht zo vrij niet kon inademen , als buiten zijne gevangenis. Daarenboven was het kind met weinig verfchrikt door deze onverwachte opening, en het gezicht der omftanders. Dewijl hij gevaar liep geheel en al in zwijm te vallen , bracht men hem allengskens bij , door hem fterkriekende watertjes onder de neus te bonden. Toen deze kleine Orgelfpeelder wederom vol-  VAN BEROEMDE KINDEREN. iö> volkomen tot zich zeiven gekomen was, eindigde dat kind de vertoning voor den Koning en de Prinfesfen , door nog eens alleen te fpelen. Terwijl hij ook op de Clavieren, welke buiten.de Spinet waren, fpcelde , floeg de kleine Babet de maat. Hij gaf aan alle de hoorders het grootfte genoegen. Hij werd overladen met loftuitingen , welken hij waarlijk verdiende. Men wierp hem van alle kanten doofen met lekkernijen, en gouden Louifen toe : zo dat Vader en Kind handen te kort kwamen om alles opterapen. • Dewijl Jan Bapiista Raifin zag, dat de ontdekking van zijn geheim zulk een ongelukkig gevolg voor hem niet had , als hij wel in 't eerst vreesde, vatte hij nieuwe hoop op, om nog enige duizend Kronen te zullen kunnen Winnen met die kleine lieve jongen , en de Spinet. Hij kwam dierhalven het volsende Jaar wederom op de Kermis Saint Getmain, Hij het ene andere aankondiging drukken «U gaf daarin breed op van den gelukkigen n-Kfiag, welke zijne Spinet aan het Hof had gehad In het flot beloofde hij, dat hij zich plechtig verbond , om zijn geheim te openbaren. - Hij hield zijn woord getrouw , waarop alle aanfchouwers niet ophielden hem toctcjui- chen,  Y68 LEVENSBESCHRIJVINGEN tfhén j en verklaarden niet te weten , of zij zich over het vindingrijk vernuft van den Vader, dan over de bekwaamheden van zijne kinderen meest verwonderen moesten. . Men kon zich vooral niet genoeg verfadigen van den jong" ften Raifin te befchouwen , daar dit kind, 't welk zeer klein was , maar toen ook zo vet als een mol, de fchoonfte, en te gelijk allermoeilijkfte, ftukken zo uitmuntend uitvoerde, als menfchen handen doen Üunnen. De Vrouwen van rang vermaakten zich met dat kind van eikanderen overtenemen , en het met liefkofingen te overladen. 'Ieder wcnschte met zijn ganfche hart zulk een kleine jongen te mogen hebben , die zo lief, en zo beleefd was , en teffens zo vele bekwaamheden , en vaardigheid, in zulken tederen ouderdom, aan den dag legde. i Het Italiaanfche fpreekwoord zegt: una cirieggia tira un attra (*)• Zo gaat het ook met liet geld. Als vele menfchen één ftuk geld hebben verkregen, verwekt dat bij hen doorgaans een vuurig verlangen na een tweede, en zo vervolgens, tot dat 'er geen verzadigen meer aan is. Raifin , de Vader , had zijne kinderen nu ene goede opvoeding kunnen gej ven: (.*) De ene kers geeft trek tot een volgende.  eindigde dat Imd dc vcrtoiiui^T -iffv.   VAN BEROEMDE KINDEREN. x£9 ven : hij had zich een eerlijk beftaan kunnen verfchaffen , en zijne dagen zeer genoeglijk flUten , van meer dan honderd duizend Franfche ponden , welken zijn jongfte kind hem binnen den tijd van vijftien maanden had doen winnen. Maar hij kon zich daar mede niet vergenoegen, hij reikhalsde na meer. Dewijl Raifin zijne berekening van 't geld 't welk hij wel nodig zoude hebben , ontleende van de behoefte der menfchen , zo als zij die doorgaans vermeerderen , door zich uitbanningen en vermaken te verfchaffen , en dewijl hij van dag tot dag in zijne kinderen ene zonderlinge vatbaarheid en bekwaamheid ontdekte , welke volkomen beantwoordden «n de opvoeding, welke hij zijn kroost gaf, fchaamde onze Orgelfpeelder zich niec een troep Toneelleiders van hen te maken. De kleine jongens, met haar zusje Babet, waren maar al te ras geheel gevormd voor dac nieuwe beroep. De ion » •* onv ut • v J°ngfte Raifin muntede ookmer in niet minder uit, dan inde Mufiek : maar het fleepte hem in het graf terwijl zijn Vader, wiens gelddorst nu geheel ongelijk was geworden, zich eten on e. ^kig2ag,aIs tevoren, wanneer de overd . digheui van zijne vrouw hem bedorven had n Onder  170 LEVENSBESCHRIJVINGEN Onder de Toneelftukken, welken de kleine troep van Raifin vertoonde , was 'er een , 't welk de aanfchouwers onbegrijplijk veel vermaak verfchafte , en van dag: tot dag nog grooter toeloop kreeg, bijzonder van het gemeen, 't welk zo kicsch niet is. Het was een kluchtfpel, 't welk dezen naam droeg — De worst van Trojes. De kleine Raifin fpeelde daarin de eerfte rol, en deed zulks zo kluchtig , en bedacht daarbij "zo vele grappen , dat hem alles onafgebroken aangaapte, en na hem luisterde. De kleine lieve jongen was zwak van geitel , en daarbij zo mager als een hout. De vernuftige Vader kwam op den inval om hem van »l hoofd tot de voeten te winden in ligte bruine taf, en hem zo de gedaante te geven van ene lange worst. Hij liet vervolgens dat levendig gerecht op tafel disfchen, bij gelegenheid van ene maaltijd , welke, volgens het flot van het derde bedrijf , moest gehouden worden, Mijne Heren de Toneelfpeelders, zich rondom de tafel geplaatst hebbende, fchenen vrij hongerig te wefen , en deden de maaltijd in 't geheel geen onëer aan. Na dat zij van verfcheidene gerechten met veel fmaak gegeten hadden, maakte een van .de gasten 'de ver-  van BEROEMDE KINDEREN. 17» vertoning, als of hij van dat zonderlinge eindje worst wilde proeven : hij fnecd 'er in deidaad , van een van de einden , verfchcidenc fchijfjes af, welken hij zo voordiende. Na dat dit vooraf gegaan was, opperde een gulfigaart van de vrolijke bende, om de worst midden door te fnijden. Zo gezegd, zo gedaan. Hij zcttede omtrend in het midden het fcherpe van een groot mes. Toen zag men een wonder verfchijnfel. De worst gaf een harde fchreeuw. Hier door begon het Toneelgezelfchap van fchrik te beven, als een blad. Elk verbleekte, en zocht een goed heenkomen. Verder geraakt e de worst aan 't rollen dooide borden cn flesfen heen. Eindlijk verfcheurde de worst een dun beklecdfel, waarin zij gcwonden was, en verfcheen in de gedaante van een fpeenvarkje, 't welk, als een dolle? heen en weer liep, en elk, welken het ontmoette, in 't dikke van 't been beet. Een van die gene , welke het mede op een vluchten had gezet , riep met een bevende ftem : „ Op mijn woord, mijne Heren! Wij » zijn wel lompe dieren of bloodaarts 1 Het „ is immers maar een klein fpeenvarkje. Hec is immers niet met al het aantepakkeu , en in 5, ftukken te houwen. Dat is een lekker hapH * » ie.  171 LEVENSBESCHRIJVINGEN je. Het fmaakt keurig. Wij zullen het „ maar opknappen, als of het gebraden „ was." — Na dat die held dit gezegd had , kwam hij een (tap vooruit: maar ging ook wederom wel twee te rug. Evenwel hij naderde nog eens: in het zelfde ogenblik , dat hij bukte om het diertje bij de ftaart te grijpen , zag men een nieuw verfchijnfel. Het veranderde in een klein duiveltje. Het was zwart,en affchuwlijk van gedaante. Op het voorhoofd was het met twee lange hoornen gekroond, en droeg aan de zijde een degen met een fcherpe punt. Dit duiveltje van leer trekkende , liep na alle kanten heen om die worstëters in de billen te ftcken , waar door zij, doodlijk ontfteld, de een over den anderen heen rolden , en het duiveltje om genade fmeekten. Een van de kleine Toneelfpeelders, welke verder wilde gaan , dan zijn rol medebracht, nam eens het befluit om onder zijn kleed een heel fcherp houten pennetje te verbergen. Zodra hij dan wederom door het duiveltje werd nagezet, begon hij zich te verdedigen , en bracht het vrij ruwtjes enige ftooten toe. Het werd eindiijk een treurfpel. In de drift toch van dien ftrijd , ftak hij met al zijne kracht  VAN-BEROEMDE KINDEREN. m kracht zijn pennetje in het onderlijf van zijne tegenpartij. Hij herhaalde dit nog eens, ea bracht hem een doodlijke wond toe. Mijn God! riep toen de arme kleine uit: ik fterve. Men nam hem ogenbliklijk op , om hem alle mooglijke hulp te bewijfen. Maar — helaas 1'alle moeite was te vergeefsch. Dra volgenden dag, reeds voor den middag, blies hij den laatften adem uit, na dat bij nog voor het laatst uitgeroepen had : ik wil het Leféyre met geweten hebben. Het is zijne fchuld niet ... Wat zal 'er toch van mijne lieve zuster Babet worden /..... Dat vernuftig kind kon niets meer uitbrengen. Hij ftierf in zijn zesde jaar, met alle reden bewonderd, en betreurd door geheel de wereld. De kleine Raifin,en zijne zuster Babet, waren niet alleen beminnenswaardig door hunne bekwaamheden , en,het nut en voordeel 't welk hunne Ouders daarvan hadden : maar hunne volmaakte eensgezindheid , de tederfte vriendfchap en liefde , welken zij eikanderen bewefen, verdienden niet minder geroemd te worden. Zij zijn daarom anderen ten voorbedde, om kinderen van allerleie jaren aangeprefen te worden. Toen de kleine Babet zag, dat haar broertje II 3 een  S74 LEVENSBESCHRIJVINGEN een doodlijke wond gekregen had , werd zij 'er zo van aangedaan, dat zij ogenbliklijk in , zwijm viel. Dat lieve kind kwam zo dra niet wederom bij haar zelve , of zij ftortte enen vloed van tranen, en gaf zich aan de bitterfte droefheid over. Niets was in ftaat haar te troosten. Zij hield niet op gedurig haren broeder tot zich te roepen. Met de krachten van haar lichaam verminderde ook ongemerkt hare fterkte van geest, zo zelfs dat zij geheel buiten haar verftand geraakte , en in dien toeftand , dertien cn een half jaar oud zijnde, ftierf. XL  VAN BEROEMDE KINDEREN. J75 XI. DehAZAROiss, tweelingen, te Napels ge* booren, in 't jaar 1659. Van alle de bekwaamheden, voor welken de menfchen in 't algemeen het meëst vatbaar zijn, en waarin zij, zelfs van de eerfte jeugd.af aan-, het meest behagen fchijnen te fcheppen , is ongetwijfeld de Mufiek. Dit laat zich ook gemaklijk begrijpen : want deze voortreflijke konst vereischt zo zeer gene geftrenge en lastige infpanning van de zielsvermogens , om daarin ervaren te worden. Dewijl zij op verre na zo veel afgetrokken denken niet vor. dert, als de talen en andere wetenfchappen, moet men het hier aan toefchrijven , dat zelfs Wel eens de domfte verftanden, in de mufiek, Omtrend zo verre, als het iemand maar brengen kan, bedreven zijn. Vlugge vingers met een Welgefteld werktuiglijk, en fcherpluisterend oor zijn voor dê Mufiek genoegfaam. Om ze tot volmaaktheid te brengen wordt niets meer gevorderd , dan beftendigheid , geduld , en langdurige oeffening. « 4 Even  176 LEVENSBESCHRIJVINGEN Even gelijk de Aardrijkskunde niet anders nodig heeft, dan de ogen : zo ook behoeft de Mufiek niet meer, dan de oren. Daarom moest men dezelve altoos bij alle andere wetenfchappen , welke bij de opvoeding in aanmerking komen, voegen. Hoe verftandig zou men niet handelen, bij aldien men de bekoorlijkheden van de Mufiek liet voorafgaan , als ene gefchikte en voorbereidende wetenfehap, om zo tot gewichtiger onderwijs overtegaan. Op zulke vermaaklijke wijs zou de mensen in zijne jeugd , langs een pad met roofen bezaaid, inderdaad blijmoedig den tempel bereiken, zelfs van die wetenfchappen, op welker weg men anders vrij.veel doornen aantreft-. Ook zou hij langs dien weg tot het heiligdom der zedekunde en deugd den gemaklijken toegang vinden kunnen. In de Stad Napels heeft men wel dertig , of veertig duizend bedelaars , welke half naakt lopen , en van dag tot dag meer baldadig en onaf hanglijk worden , zo dat men ze volftrekt nier weet te beteugelen. Dat foort van bedelaars noemt men Lazarusfen QLazaronO , waarfchijnlijk den naam ontlenende van dien Lazarus uit den Bijbel, welke geen vuur of haardftedehad,en zelfs gene klederen om zijne naakt-  van BEROEMDE KINDEREN. i77 tiaaktheid te bedekken. Van een tab dat foort van ongelukkigen , kwamen dc twee Lazarons , welken ik befchrijven zal , ter wereld. Deze tweelingen waren uitmuntend fchoon : maar daar bij zeer klein van perfoon. De Vader won het fober kostje, met op de fluit te fpelen. Hij bezat de konst om op twee verenigde fluiten te gelijk te blafen , waar door hij het kwinkeleren, en zingen vaneen groote menigte vogels wist natebootfen. Dewijl deze man in zijne twee kinderen ene groote vatbaarheid ontdekte, leerde hij hen zijne konst reeds , toen zij nog niet ouder, dan achttien of twintig maanden waren. Hij leerde hen eerst , met een eindeloos geduld, hunne kleine en buigfaame vingertjes., zo als ?t behoorde , op zijn geliefkoosd fpeeltuig leggen. Hij leerde hen verder het zelve am den mond brengen , cn daar op luchtig bla. fen : alles met dit gelukkig gevolg , dat deze twee kinders in zeer korten tijd, met hunnen meester, een zeer juist overeenftemmend geluid op de fluit maken konden. De oude Lazaron, welke zeer verrukt was over den goeden uitOag van zijne zorg , én aangewende pogingen , kreeg in het hoofd met zijne twee kinderen op die kütfs't te gakn verklaart ook, dat Frantchesco volkomen daagde ïn zijne onderneming om vogels te onderwij fen. Hij kwam eens op het denkbeeld om patrijfen , als foldaten in het krijgskundige te ocffenen. Hij voorzag zich van een nest, waar in 'er vijftien waren. Doch maar «en daarvan bleven in het leven. Na dat hij ze geheel tam gemaakt, cn in 't algemeen eerst geleerd had zijne bevelen uittevoeren, fpande hij ze voor ligte kanonnetjes, en maakte ze gewoon om die met vrij gelijken tred, geheel de lengte van ene tafel over, voorttetrekken. Met  VAN BEROEMDE KINDEREN, igp Met een klein fabeltje op zijde, en ai twee •gelederen gefchikt , bleven de nieuwmodische kanonniers onbeweeglijk ftaan , elk bij zijn ftuk. Op het eerfte bevel van Mikeli „ ftaken de patrijfen, welke aan de rechterzijde Van de ftukken ftonden , een dun takje van een berkenboom aan in een pot met brandende kolen , en* zo gaven zij vuur , met een vrij harden flag. Daar na gaf hij bevel aan de patrijfen , welke aan de linker zijde van de ftukken ftonden. Deze ftakcn dezelven op gelijke wijs af. Dat afgaan der ftukken, met -den flag, deed haar in 't geheel niet fchrikken. 'Zij ftonden , of 'er niets gebeurde. Op een 'ander teken , vielen onze kleine oorlogshelden, als of zij getroffen waren,. op zijde , en hielden zich, of zij dood waren. Andere na!men al hinkende de vlucht, en fchreeuwden, of zij de fchoot beet hadden. De Opperbevelhebber , onze Mikeli , roerde daarop de 'trom , dan kwamen alle de patrijfen, in een ogenblik , voor den dag , elk wederom op haar post. Dit deden zo wel de gefncüvelden , als -de gewonden. Na dat teken toch bleef geen van dezelven meer dood. Wij hebben vooral nog gebrek aan een werk voor de jeugd. Wij bedoelen ene zedelijke 1 4 ge-  too LEVENSBESCHRIJVINGEN gefchiedenis van de tam gemaakte vogelen. Eiken dag bijna ontdekken wij een' of anderen trek , waaruit men genoegfaam bewijfen kan, hoedanig de gelukkige uitüag is van de aangewende pogingen in het geven van ene geregelde opvoeding aan vogelen. Ouder de krijgskundige patrijfen van onzen Mikeli was 'er vooral me, welke ene bijzondere, fehranderheid bezat. Hij noemde haar Rofole.ua. Zij Tolgde haren meester overal , gelijk een hondje. Zij fprong en vloog van het ene huis op het andere, als het in de ftad was, en van den enen boom op den andereu , als het buken was : maar bijna nooit was zij hem een ogenblik uit het gezicht. Ging zij op zekeren tijd wat verder weg , wegens een klapje, met de fluit gekregen, Frantchesco deed haar ten eerften te rug komen , waar na zij op zijnen arm zitten kwam, begon te trekkebekken, en van tederheid met de vlerken klapte. Eindlijk hief zij aan op hare wijs te kwinkeleren. Dewijl Rofoletta buitengewoon leerfaam van aart was , gehoorfaamde zij niet enkel en alleen haren onderwijfer: maar zij fcheen ook enigermaate bezef te hebben van de oneindige moeite en arbeid, welken hij aanwenden moest  van BEROEMDE KINDEREN, eci moest om zijne overige leerlingen te 'onderrichten. Zij bewees hem daarom ook hare hulp om de wildfte en domfte vogelen te regeren, en te leren. Wanneer een onbefuisde, of koppige vink den gehelen hoop zo wat in wanorde bracht: wanneer een of andere vrolijke bastaard-nachtegaal zich vart de plaatsbegaf, waar zij wefen moest, dan liep 'er de patrijs na toe , floeg van ter zijde met de vlerk , en bracht het vogeltje zo tot zijnen plicht. Onze jonge opkweker , en leermeester der vogelen had onder anderen eens een fraai puttertje tam gemaakt , en met alle zorgvuldigheid onderwefen. Die ondankbare kwekeling vloog op een vroegen morgen uit zijn kooitje, floop 11,eisgewijfe na een open venster, vloog zo in een naburigen tuin , cn was in een ogenblik onzichtbaar. Ëtdhukclt-i was wanhopig , over het verlies van dezen leerling. Hij had daartoe te meer reden, om dat hij die vink beloofd had aan ene Mevrouw , welke dcnzelven binnen kort voor hare Dochter zou komen kopen , waar voor hij dierhai- i ven een goed prijsje wachtende was. Al vijf dagen was het kleine zwervertje afwezig geweest; men begon alle hoop op zijne [ I 5 terug  m LEVENSBESCHRIJVINGEN terug komst reeds optegeven : wanneer men op den zesden dag s heel vroeg in den morgenftond , Rofoletta , op de lindebomen, een vogeltje voor haar heen zag drijven , h welk lüt alle macht fchreeuwde , en op allcrleie wijfen zocht te ontfnappen. Wat ftond Mtksll verbaasd, toen hij zag, dat het zijn puttert;e zelve was. Afgemat door de patrijs , welke het onvermoed vervolgd had , en bleef geleiden , kwam het beestje , met langftamen tred aan , en plaatfte zich , als uit fchaamte zeer bedrukt , in een hoek van de groote vogelkooi. Wat Rofoletta betreft: deze vloog dan eens rond den voortvluchtigen , dan wederom kwam zij zitten rusten op het hoofd van haren meester. Zij was van blijdfchap niet aan het bedaren te brengen. Het was als of zij zeide: Zie hier is de kleine , en ondeugende guit: maar het heeft mij vrij wat moeite gekost. De jonge Frantchesco leefde op deeze wijs gelukkig , en vergenoegd. Door middel van zijn vernuft, en aanhoudenden arbeid had hij het zo verre gebracht, dat hij den bitteren toeftand van zijne lieve Moeder, aan welke hij zo zeer tot eer verftrekte , en den zoetften troost verfchafte , aangenaam verzachten kon. Maar — helaas 1 die braave Zoon werd op  VAN BEROEMDE KINDEREN. 203 op het onverwachtst aan dat ongelukkige en troostloofe gezin ontrukt. Dit was het toeval. Hij nam op zekeren avond het befluit cm Oronges , een zeker foort van lekkere Champignons , te gaan plukken. Hij had het ongeluk om dc fchadeiijke niet van de goede aftefcheiden. Dewijl hij 'er zeer hartïijk van gegeten had , ftierF bij , met zijne jongfte Zuster, weinige dagen daarna, aan de gevolgen , niettcg.enftaau de men allerleie m'ddelen , om hen te redden , bij de hand genomen had. Het is een algemeen aangenomen gevoele" dat de ondankbaarheid ene gewoone öige«r fehap van de vogelen is, Ondertusfchen treft men 'er overal aan , die betonen zeer wel re weten, wat erkentenis is, en hunne erkentenis met genegenheid weten uittedrukken jegens die menfchen, door welken zij opgevoed zijn • zo dat zij niemand willen nagaan,dan hen en' mt gene andere hand, dan uit die van hu-en weldoender, zouden willen eten. HHtoe behoorde vooral de raaf, van welke ik ge- ZZ7k12Jni'm Gefchiedenis *>» *m*W Men kan zeggen, -nat dit ook hier pjaais greep; want gedurende de drie d%en * dan 1 6 het  eo4 LEVENSBESCHRIJVINGEN v het vernuftige en braave kind , welks kortftondig leven ik hier befchrijvc , in doodsgevaar lag , vlogen de meeste vogeltjes , met zekere deelneming , rondom het bed , waar op hij lag. Sommige , zegt de Abt Répéron. ci, zaten met hangende vlerken op zijn hoofdkusfcn : andere liepen, met betoning van zekere ongerustheid , over en rond zijn hoofd : anderen nog begonden jegens hem te trekkebekken , en gaven een klagend, en afgebroken geluid , nog andere eindlijk wilden bijna niets eten, zo lang Mikeli ziek was. Hoe dooklijk krank Franlchesco ook ware , bemerkte hij evenwel de groote verkleefdheid aan hem van die kleine vogeltjes , welken hij met zo veel zorg opgekweekt had. Het aandoenlijke kind had gene de minfte ongerustheid over zijnen gevaarlijken toeftand , voor zo veel 't hem zelve betrof : maar het gene hem geweldig kwelde, was, dat hij zijne lieve Moeder in de grootfte ongelegenheid overliet. Ook trof hem het verlaten van zijne vogeltjes niet weinig. Hemel! riep hij van tijd tot tijd uit: wie zal toch mijne lieve Moeder ,tn mijne vogeltjes voortaan te eten geven i De Schrijver, van wien wij al dit aannaer- kens-  van BEROEMDE KINDEREN. aog kensvvaardige ontlenen , en welke ons zeer veel gewichtige bijzonderheden over het op. kwelden van vogelen aan de hand geeft, bericht ons ook van Rofoletta, dat zij zeer vee! droefheid betoonde over den dood van Franu chesco. Hij verzekert , dat , toen men het kind ten grave bracht, de patrijs fchreeuwende rond en over het lijk vloog , en 'er zich eindlijk op nederzettede. Men deed vergècffche moeite met haar verfcheidene malen daar van te willen afjagen, en 'er dan van aftehouden. De dankbaare patrijs kwam altoos weder , cn volgde ten einde toe de lijkftatie tot aan het graf. Wanneer de trein aan de begraafplaats gekomen was , ging Rofoletta op een populierboom zitten, welke daar een eind ver af-' ftond. Dewijl zij aldaar zittende opgemerkthad, waar men het lichaam van haren vriend neergelegd had , ging zij 'er zeeiert dien tijd nooit langer van daan, dan alleen om te eten cn te drinken. Zo lang de vogel geleefd heeft, kwam zij altoos zitten, cn flapen in de goot van ene kapel, welke op dat kerkhof door ene gifte was geplaatst geworden, welk kerkhof nog heden ten dage den naam draagt van, Het kerkhof, van den kleinen vogelkweker. I 7 XIII.  *o3 LEVENSBESCHRIJVINGEN XIII. Karel, Hertog van Glocester, tóón van de Koningin Anna , en van ■ Prins George van Denemarken, te Londen gebooren den 24 Julii 1689, in zelfde ftad in *t Jaar 1700 geftorven. Voor een groot gedeelte menfchen is het dikwerf al , wat zij menen-te kur.ucn verlangen , af komftig te zijn van een rijk , cn in aanzien verheven gedacht. Het gevolg mui zulke afkomst is ook meermalen , dat men geheel zijn leven door in groeve achting is. Het ontbreekt insgelijks niet aan voorbeelden van de zodanigen , welken men .zelfs nog na hunnen dood roemt, als voorbeelden ter navolging , offchoon zij niets uitfickends bezaten , behalyèn hunne geboorte. Niet zeldfaam treft men belangzoekende vleiers , of domme bewonderaars aan,; wcILe zeer gereed zijn om 'de uitnr.mreiKllio aocluiighedeu aan hunne  van BEROEMDE KINDEREN. 2or hunne zo genaamde helden toetefchrijven. Men verfpilt zelfs machtige fommen gelds * om hen prachtige gedenktekenen opterichten. De groote hoop , welke alleen naar het oppervlakkige oordeelt , herhaalt dan zo van eeuw tot eeuw alle die loftuitingen , welke genen anderen grond hebben, dan bedrog en inbeelding. Offchoon nu wel de jonge Hertog van Glocesicr ook uit Koninklijken bloede gefproten was, mag men echter op hem in 't geheel die aanmerkingen , weiken wij thans maken, niet toepasfen. Ifaaj de Larre-j, en andere Gefchiedfchrijvers hemmen hierin overeen , dat onze Karei de zeldfaainfte vcrdienften had, en dat zo wel de natuur, als de opvoeding] van hem een kind gemaakt had, waar in men omtrend niets anders , dan beminlijkheid en wijsheid aantrof. Alle dagen heeft men voorbeelden voor ogen van kinderen uit den burgerftand, welke zo mal opgevoed worden , dat men zich gedraagt , als of zij ogenbliklijk vatbaar waren voor allerleie ongelukken. Daarom moet men ze , onder allerleie voorwendfels , zo veel men kan, [paren. Men iaat daarom ook dikwerf de kostbaare uuren , welken men aan hun  *o3 LEVENSBESCHRIJVINGEN hun onderwijs hefteden moest, verloren gaan. Hier aan moet men toefchrijven, dat men zo menigvuldige volwasfchen Dochters , en Jongens van zestien jaren aantreft, welke op zijn best goed kunnen lefen , cn zich behoorlijk uitdrukken. Al te dikwerf zijn zij buiten ftaat vooral om een goeden brief te fchrijven, ja ! zelfs twee woorden wel op een te doen fluiten. Geheel anders is het bij de Engelfchen, vooral met de kinderen van den eerften rang. Even gelijk Johanna van Albret (*), zo ook had Koningin Anna nimmer de minfte reden om zich enig verwijt te doen over zulk vcrfuim, of laffe toegevendheid voor haren zoon. Offchoon hij de laatfte was van elf kinderen, welken zij ter wereld had gebracht, offchoon hij zeer teder van lichaamsgefteldheid was, zij liet hem evenwel daarom geen lui en ledig leven flijten , cn gaf hem ook niet toe in het opvolgen van zijne lusten. Dewijl men in tijds het character van dit kostbaar fpruitje had weten te gewennen aan het (*) Van dit Gcflacht van Albret zie men Hoogsïratens Woordenboek.  van BEROEMDE KINDEREN. »pj het betonen van gehoorfaamheid, en zijne ziel tot den arbeid was opgeleid, had hij ene bijzondere hebbelijkheid voor het arbeiden gekregen. Hij moest wel zeer ziek welen , als 'er een dag voorbijging , dat hij niet een of andere les nam. Men zag hem altoos bezig, of met lefen of met iets optefchrijven. Het: ■gebeurde eens , wanneer hij zeer ongefteld •was , en veel pijn leed, dat zijn leermeester in de Aardrijkskunde , welke dit bemerkte , de Landkaarten oprolde , en hem aanfpoorde om wat te gaan wandelen in een bloemperk, 't welk naast het vertrek was , waar hij zijne Ietteroeffeningen hield. De jonge Hertog , welke toen nog maar negen jaren oud was, gaf daarop dit antwoord : „ Mijn lieve „ vriend ! Indien ik zo na mij zeiven luiste„ ren wilde , en mij zo toegeven , zou ik, „ wanneer ik groot zou geworden zijn, vol• „ ftrekt niets weten." Toen hij omtrend, tien jaren oud was, nam de gezondheid van den jongen Prins zo merkbaar hand over hand toe , dat men 'er van verbaasd ftond. Van dien tijd af aan waren zijne Ietteroeffeningen , en zijne vorderingen ook geëvenredigd aan de fterkte van lichaam, en ziel. In zeven of agt maanden, bracht hij het  sie LEVENSBESCHRIJVINGEN het vrij verre in de Wiskunde. Toen maakte hij ook vorderingen Hl de Gefchiedkunde, en , alleen door onderlinge gefprekken , gelukte het hem teffens om het Italiaansch, Spaansch, en Fransen vrij wel te fpreken. De Engelfchen zijn zonder tegenfpraak de eerfte beminnaars van de Zeevaart in Europa. Daaraan moet men tcefchrijven, dat de Zeevaartkunde bij hen ook ene wetenfehap is, welke bijzonder aangemoedigd wordt , waarom men zeer zorgvuldig hier op acht geeft, dat kinderen , welke eens aan de regering ftaan te komen j daar in wel onderwefen worden. De jeugdige afftammeling van Koningin Anna had zich daar op ook zo zeer toegelegd , dat hij niet alleen alle de delen van een fchip kende : maar zelfs al het ftaande en lopende wand. Hij wist zeer juist , welke gedaante het fchip hebben moest, hoe het famengcfteld behoorde te wefen , welke masten het voeren kon , hoe het beftierd , en uitgerust moest zijn, zo wel in tijden van vrede , als van oorlog. Hij was niet meer, dan elf jaren oud, wanneer hij reeds proeven en bcwijfen gaf van zijne kunde in dat vak , en wel zodanig, dat de eerfte Krijgsbouwkundigen, en Zeelieden 'er van verftcld ftonden. 1 jMcn  VAN BEROEMDE KINDEREN, au Men fprak in dien tijd veel van een nieuw fregat , 't welk beftemd was om ene reis na Boston te doen. De jonge Hertog vaa Glocester gaf zijn vuurig verlangen, en dolle nieuwsgierigheid te kennen , om dat fchip te zien. Men rekende het plicht en vermaak aan zijne begeerte te voldoen , en bracht hem op het fchip. Na dat hij met alle opmerkfaaraheid dit nieuwe vaartuig had bezien , zeide hij tot een van de Officieren : ,, Let eens, „ bid ik u , • op de huid van het fchip aan „ ftuurboord. Ik weet niet , of ik mij beU driege. Anders zou ik zeggen , dat , hoe „ het fchip ook beballast moge worden, het „ altoos te veel na bakboord zal overhellen. Behalven dat zou ik gisfen , dat het fchip „ een Hechte zeilder wefen zal." Wij kunnen 'er nog niets van zeggen , gaf hem de Officier ten antwoord. Laten wij eerst afwachten , dat men de proef van het fregat zal genomen hebben. Toen dit gebeurde , werd de voorfpelling van den jongen Karei volkomen bewaarheid. Het fchip toch was niet zo dra afgelopen , of men was verplicht het wederom op de helling te halen, en wat men 'er aan deed , het fchip zeilde* altijd  *I2 LEVENSBESCHRIJVINGEN tijd zeer ficcht, en kon tot het bedoelde oogmerk niet dienen. ■ De doorluchtige Erfgenaam van de Kroon van Engeland nam , bij zijn opwasfchen, zo wel in wijsheid , als in kennis toe. Onder zijne beminlijke en prijfenswaardige zielshoedanigheden , bezat hij vooral ook een juist oordeel, en een braaf hart. De Engelfchen , welke op mannen van verdiensten den waren prijs weten te Rellen , befchouwden dezen jongen Vorst met een innerlijk-genoegen, cn vestigden de grootfte hoop en verwachting op hem. Tot hunne bittere fmert waren zij in deze hunne verwachting geheel te leur gefteld: want dat beminlijk kind werd hen op het onverwachtst ontrukt, cn de rofen , waar mede zijne jeugd pronkte , werden wel ras door lijkcijpresfen vervangen. De Gefchiedfchrijvers geven ons dit bericht van den vroegtijdigen dood van den jongen Hertog van Gh.cester. Dewijl hij buitengemeen teder van geftel was , hadden hem zijne Geneesheren een ftrcngen levensregel voorgefchreven. Ongelukkig floeg men tot een niterfte over. Daar men hem alle overdaad wilde doen vermijden, gaf men hem niet half ge-  VAN BEROEMDE KINDEREN. 2IJ genoeg tot het nodig onderhoud. Hier door had hij altoos een rafenden honger: waar door veroorzaakt werd , dat hij fteelsgewijfe al^opknapte, wat hij maar meester worden Op zekeren tijd gebeurde het, dat een on voorzichtige , maar goedhartige bediende hem op zijn bed een groot deel van een pastij gegeven had , 't welk het hongerige kind guL bmnenflokte. Dit voedfel, 't welk voor zijn! maag veel te zwaar was, bracht in dezelve gebrek aan koking te weeg. De jonge Her! tog verzweeg de oorzaak van het ongemak uit viees voor zrjnen getrouwen Kamerdienaar, en ftierf door deze onvoorzichtigheid binnen weinige dagen. b lht hmaf 'Chara£t*r »** den Jongen Hertog van Glocester. vernl*" i0"5en Htrt°« ™ „ o^b ikk"; U'Ite*mn™ diemeni5vuldiEe ,„„„ . ' wanneer Ui ongelieW was, had l eden °P CdaCht gCWeest' *» ook onge |*fcn van zijne jaren bij hem te brengen. Een  4I4 LEVENSBESCHRIJVINGEN Een van die , Warburti geheten, zijnde allerbeminlijkst en vrolijk van aart, had door zijne gedienstigheid en infchikkelijkheid de genegenheid van den jongen Vorst volkomen gewonnen. Doch , daar hij zeer levendig en zelfs wild was, gebeurde het meermaal, dat hij het een of ander , in den tuin, of op de kamers, omver wierp , en ook wel aan Rukken brak. Eens gebeurde het dat hij met den jongen Karei uit al zijne macht liep, en op denzeiven viel, zo dat die het hoofd aan ftuk ftootte op den arm van een leuningftoel. .jHet ■ bloed liep 'er tappelings uit." Mijn hemel', riep toen de kleine onbefuisde jongen uit: „ wat zal ik gaan beginnen, als men te weten $, komt, dat ik u heb doen vallen l " 1 De jonge Hertog viel hem om den hals , en zeide: „ heb toch gene vrees: ik zal zeggen, „ dat mijne voet is uitgegleden : van u zal „ ik niet fpreken." Na dat hij dit gezegd had , keerde hij zich na een ouden Kamerdienaar , welke bij het geval tegenwoordig was geweest, en gaf hem deze waarfchouwing : „ draag wel zorg, dat „ gij mijne Moeder niet verteld, dat Warburti „ mij heeft doen vallen. Gij zoudt maken, " » dat  van BEROEMDE KINDEREN. 2if i, dat zijn Vader hem bekeef, en dat zou mij ,-, meer fmerten , dan het ongeluk , wat hij „ mij veroorzaakt heeft," Dat eigen onvoorzichtige kind, 't welk denjongen Hertog die wond had toegebracht,, wierp op een anderen tijd een tafel vol porcelein het onderfte boven, zo dat het grootfte gedeelte verbrijfeld was. Daar onder waren, koppen , die zeldfaam en uitmuntend fchoon, waren, wegens den menigvuldigen arbeid, daaraan befteed. Zij hadden vooral hier door ene dubbele waarde, dat het een gefchenk was van den Hertog van cta»^gcfchilderd met geestige zinfpreuken, alle ter ere van Koningin Anna. De Zoon van de Koningin begreep ten eersten, welk gevolg dit ongeluk voor zijnen Vriend Warburti hebben kon. Hij intusfchen wist hem met veel behendigheid uit dien bedenklijken toeftand te redden. Hij liep zonder uitftel na zijne Moeder, en zeide haar op een aandoenlijken toon : Ach ! ik ben het ongelukkigfte , en beklagenswaardig/Ie van alle kinderen! — Wat is het dan , vroeg hem de Vorftin zeer driftig? •<— Ach! ik ben wanhopig. • Zult gij het mij wel vergeven , lieve Moeder! „ Vrees niets, was haar ant- „ woord; vrees niets, mijn Zoon l Zeg rui- „ terlijk,  116 LEVENSBESCHRIJVINGEN terlijk, wat'er is." ■ lk heb de ebben- houten tafel onder het fpelen omver re gefloten, ea uwe fchoone koppen Zij zijn zekerlijk gebroken ? — Ach ( — ja i — Wel nu , »ijh Jongen! zeide de Koningin : „ dewijl het ongetwijffeld uwe fchuld niet is , waarom " ftelt gij u dan zo wanhopig aan ? Waarom 91 verwekt gij mij zelve zo veel aandoening? Zou ik u niet meer beminnen, dan wat por„ celeiu?" - ■ XIV. .  tan BEROEMDE KINDEREN. 117 X I V. Caxdiac van Montcalm , te Candiac, lij Nimes, in 't Jaar 1719 ter wereld gekomen-, De Gefchiedfehrijvers, welke ons het leven" befchreven hebben van den jongen Candiac, weiden^zeer breed nit over zijne vroegtijdige geleerdheid : maar, tot mijne groote verwendering , honden zij een diep IHlzwiigen en geven genen enkelen trek op van zijn zedelijk charaöer, en braafheid. Datintusfehen is het, t welk denmensen vooral prijswaardig, e„ belangrijk maakt voor de Maatfchappij. Welk voordeel toeh kan het ons aanbre gen et hoofd vol talen te hebben ■ alIe konsten, en wetenfehappen, ook v lLn van negeren en lateren tijd te kunnen opnoemen^ bijaldien dat alles „iet dienstbaar gemaak wordt om ons zeiven te kennen , en om an zijn ? Wanneer wii lnVi- -k*** 1 wnrr , , J Iliei ^kerhalven alleen gewag maken kunnen van ^„ ■ j. Mac als e™ " jeusdlgen Can- 1 Dkel ver^ünrel van geleerd- K beid,  ^3 LEVENSBESCHRIJVINGEN heid , bedoelen wij daar door alleen dien naijver bij onze kwekelingen optewekken , en ben te doen.opmerken, dat men met zorg en urbeid allerlei foort van wetenfchappen zieh eigen maken kan, zelfs in de yroegfte jeugd. Den ouden Marquis van Monicalm , was door de befchikking van zijnen Vader ene grondige, en uitmuntende opvoeding te beurt ^evallen. Deze Vader van onzen Candiac had darrom ook het voornemen, aan zijnen Zoon ene opvoeding tc verzorgen, die niet minder was. Hij wist uit de ondervinding van alle tijden, dat titels van Adeldom, datvoorfpocd , en gW voorrechten zijn, welke gene beftendj beid, gene zekerheid hebben : maar dat bekwaamheden, wel genoten onderwijs, en wijsheid niets te vrefen hebben van de grillen van een onzeker geval, en van omwentelingen. Op «MMt Tan deze waaiheid , bezorgde de Vader wel^e zo verlicht, als liefderijk was., dat zijn ion,e en crf=enaam al" toos genoegfaam van de beste leermeesters, welken hij maar bezorgen, kon, voorzien was. Hij aarfelde nimmer een ogenblik , om tot zulk een heilfaam einde, de grootfte uitgaven 1C doen , en fomnicn te hefteden , welke andere verkwisten aan dingen , die overtollig zijn,  van BEROEMDE KINDEREN. zijn, terwijl zij, voor het gene nuttig cn nood- zaakiijJs is, niets overhebben. - De Onderwijfers van den kleinen Candiac, hemelsch-breedte onderfcheiden van dat gewoon foort van Leermeesters \ welke de zaken nooit recht nagegaan, en doorgedacht hebben, en evenwel zich volkomen bekwaam rekenen om te ondcrwijfen , alleen om dat zij in de gewoonte zijn van onderwijs te geven , maakten hem voor de eerfte gronden der we-' tenfehappen door hunne duidlijke onderrichting , terwijl zij hem alles ook eenvoudig ontwikkelden , zo vatbaar , dat het niet misfen kon, of hij moest groote vorderingen maken. Zij richtten hun onderwijs op zulke manier in, dat zij gedurig het een met het ander verwisfelden, en alles tellens zo behaaglijk voorftelden, dat hunne kwekeling nooit met enigen weerzin aan 't leren ging, of in 't leren bezig was. 'Er is een ding ,'t welk wij dikwerf moeten doen opmerken. Het is dit, dat het gene zich aan ons oog zonder veel omflag, en ongedwongen vertoont, zich zonder veel moeite in het geheugen inprent. Om deze reden bedachttea zijne Leermeesters hun onderwijs aldus aan te vangen, dat zij hem deletters leerden, door K s de-  afó LEVENSBESCHRIJVINGEN dezelven op kaarten, of andere losfe fuikjes pipier te fchrijven , of ergens op te fmiden. Dewijl zij hem die lieten zien , leerden noemen dezelven wederom onder een mengden, cn het kind vooral op de gelijkheid, en het verfchil der letteren deden merken, was hij, nog maar vijftien maanden oud zijnde, reeds zo verre gevorderd , dat hij alle de letteren volmaakt kende. Men had hem maar een b , een X, of Z enz. tc vragen, en hij liep al, wat hii kon , heen, en bracht, met zeer veel vergenoeging en blijdfchap , de begeerde lettel aan den genen, welke hem dezelve gevraagd had. Dezen eerften ftap gelukkig gedaan zijnde, bcz-de men wederom andere middelen, niet minder vernuftig uitgedacht J om den jongen leerling ook fpoedig de beginfelcn van het lefen te leren. Alhoewel men in de Franfche £asü om die wel te lefen , ene menigte van tegenftrijdige regels aantreft, en men in het lofen gedurig nieuwe zwarigheden ontmoet, «te het kind daar in evenwel de grootfte vorderingen. Men verzekert zelfs , dat hij, drie jaren oud zijnde , het-Fransen, Gneksch, cn Latijn, zo wel in handfehriften, als m een gedrukt bock , las, en ook uitfprak.  ▼an BEROEMDE KINDEREN. 2ai Men is ongelukkiglijk dikwerf genoodzaakt zijne toevlucht tot bedreigingen en kastijdigen te nemen, om vele kinderen aan het leren te krijgen, en te houden. Doch zo was het niet met den leergierigen Qandi c. Daar hij buitengemeen gezet was op loftuitingen, was een innemend woord , en ene liefkoüng hem «efterkfte prikkel om zijne eigenliefde gaancio te maken Van daar kwam het, dat het kind dikwerf meer deed , d,n men hetzelve vocr^ fchreef. Zijn ijver om te Jeren was zelfs zo groot, dat men verplicht was de boeken voor hem te verbergen , terwijl hij 'er met zulke graa0te in las, als 0f hij, geIijk tnen 2 dezelven wilde opeten. ïoen hij vier jien oud was geworden, ving men aan hem de regels te leren om het Latijn , 't welk hij reeds voor lang kon lefen , en uitfpreken , te vcrftaan, en in minder dan tien maanden was hij in Haat de Levensbefchrijyingcn Yan Cornelius Nepos, en de Algenuene Gefchiedenis yan Justinus overtezetten. Behalven deze talen der Ouden, leerde dat leergierige kind teffens de Rekenkunde , de Aardrijkskunde , de Gefchiedenis , de Landmeetkunde, en de Oudheden. Alle deze wetenfchappen, voor welken hij fcheen geboo^ * , ren  LEVENSBESCHRIIVINGEN ïen te wefen , maakte hij zich in korten tijd 5L , zo dat zijne meesters moeite genoe, hadden om hem in alles behoorlijk te volgen , en voor alle zijne vragen gereed te z,n , cn S «iet minder verbaasd ftonden over zijne buitengewoon fpoedig gemaakte vorderingen , dan over de juistheid van zijne redenenng- Terwijl veie andere kinderen zegt: de Ab ^,niet meer kennen, ™ ^ moeite een kr*is maken , zo als het bc Lort, had de Zoon van Mat^MontcaUn reeds ene menigte van GeRhted ichrijvers , Redenaars , Schrijvers , en Uitgc brieven, Wijsgeren, en SpraakkonsZ Js gelefen , ja I zelfs uittrekfels Uit te boeken gemaakt. Zijn roem groeide van dag tot dag aan, en bepaalde zich niet binnen , weinigpasfen alles daarvan.'te zeggen, wat 'er „ van kon gezegd worden. Evenwel mag ik „ veilig daar omtrend dit verklaren, dat ik voor „ mij niet gelove, dat wij door het goud van „ Peru veel rijker zijn ge worden, of ook veel „ gelukkiger door het verkrijgen van behoef» ten' welke 0Rs tevoren onbekend waren » De Mevrouw was zo voldaan en verrukt over het gepaste en oordeelkundige van zijne antwoorden , dat zii h^r h,nj ~ j , u,ic zij net kind om den hal» vloog. Haar oog toen op den Marcmis van K 7 Mmu  a3o LEVENSBESCHRIJVINGEN Mvntcalm vestigende , riep zij uit: welke eer ! welke troost voor een Vader, e$n Kmd tc bezitten, zo wel onderwefen en opgevoed! Hoe gaarne gaf ik al, wat ik bezit, om zulken Zoon te hebben. Ik zou mij rijk genoeg rekenen, als ik alleen maar zulken fchat had» XV.'  van BEROEMDE KINDEREN. 231 XV. SJJLVINA JOLIOTTA D'AuBEKCOUftT , in het Jaar 1720, te Tier re fort, in het Graaffchap Aüvergne, in Frank, rijk gebooren. .Het gebruik der reden komt met langfaame fchreden bij den mensch. Welke moeite en zorg men befteede aan het onderwijs, in de eerfte jaren , ontdekt men doorgaans niet anders, dan wispelturigheid, onbezorgdheid, en losheid. Maar al te dikwerf hebben de kinderen geen het minfte begrip van de wezentlijke waarde der dingen ,-en zij worden doorgaans niet eer wijs, voor dat zij zeer veel leergeld gegeven hebben voor hunne dwalingen, afwijkingen van het waare fpoor, ongelijkheid aan zich zeiven, en gedurig herhaalde gebreken. Evenwel is dit over het algemeen zo niet : met het vrouwlijk genacht. Al is het, dat de meisjes de . beste opvoeding niet. genoten hebben , het verftand en oordeel zijn bij haar r meestal vroeger rijp.. Wanneer een meisje twaalf , jaren oud is, heeft het al meer hou* ding.  s3a LEVENSBESCHRIJVINGEN ding, ingetogenheid, goed gedrag, bekwaamheid , verftand en oordeel om iets uittevoercn , en bewijst op die jaren al meer diensten aan het huisgezin, dan een dozijn kleine jongens van dien ouderdom. Men moet het misfchien aan deze gelukkige , en natuurlijke geneigdheid van het vrouwlijk gedacht toefchrijven , dat de mannen , welke niet weinig ondankbaar , en heerschzugtig zijn , en niet dulden kunnen , dat zij door Vrouwen overtroffen worden , wreed genoeg zijn om het vrouwlijk gedacht van het onderzoek van belangrijke wetenfchappen aftehouden , onder voorwendfel, dat zij daar door in 't vervolg minder bekwaam zouden wcfen voor de waarneming van het huishouden. Hun hoogmoed zou ongetwijfeld te veel gefnuikt worden , bij aldien zij verplicht werden te erkennen , dat de Vrouwen hen vooral m andere dingen overtroffen, dan alleen in optooifel, beufelingen, netheid, en goede manieren. Maar hoe ongelukkig en flecht is zulke verwaarlofing ! Wat is het niet te beklagen, dat de mannen hun waar geluk, en belang niet beter raadplegen! Dewijl zij van de wieg af onder de handen der vrouwen zijn i dewijl zij reeds in de jongelingfchap zo veel hartlijk gevoel  *AN BEROEMDE KINDEREN. ajj voel hebben voor het vrouwlijk gcflaeht: dewijl zij in den manlijken ouderdom dooide natuur, en billijke wetten ten naauwften met haar verbonden worden: dewijl zij zelfs in hunne hopge jaren geen aangenaamer gezelfchap , geen zoeter omgang , en geen oprechter en inniger vriendfehap weten te vinden: dewijl eindlijk dat welen, 't weik zich zo veel laat voorftaan op zijne vermeende meerdere fterkte , eiken dag van zijn leven , ja ! eik ogenblik op nieuw de hulp en bijftand van ene vrouw nodig heeft , moest geen man de hand lenen om die liefde , en dienden zo onrechtvaardig , als fieebt te belonen., door deze harde behandeling van de vrouwen onkundig in wetenfchappen te laten. Waarlijk! wat zou de man , en niet minder de Maatfcbappij , 'er veel bij winnen, wanneer hij aan de geduldige, en moedige deelgenote van de onr behendige vermal:en, en de aanhoudende zorgen, en kommer van dit leven ene opvoeding gaf, welke zich raeer tot wezentlijke. dingen uitftrekte. Wat is het toch niet aangenaam, wat is het niet betoverend , wanneer men zijn leven doorbrengt in het gezelfchap van iemand , welker ziel de. kenmerken oplevert, dat zij ene  S34 LEVENSBESCHRIJVINGEN .ene meer dan beufelachtige opvoeding genoten heeft. Ene vrouw, die wel opgevoed, wel ouderwefen is, en daar bij beminlijk en innemend van aart. kan men ene godheid op aarde noemen. Maar heeft zij gene bekwaame opvoeding gehad, derft zij de nodige verlichtingach ! welk. een onderfcheid, welk een verfchil levert dat niet op ! Zulk ene vrouw mag men vergelijken bij iets, 't welk enige fchitterende vertoning maakt: maar inderdaad een vod is, bij een pop die aardig opgepronkt wordt , en bij een weerhaan , welke door den wind heen en weer gédr^ ven wordt*. Hendrik a* Aubencoitrt, welke het bevel over een Oorlogfchip voerde, was al zeer-vroeg getrouwd met Miria Robertina de Sohfnc , zijnde ene rijke dochter,en erfgenaame uit de landftreek de Saint - Flour. Het geld was de voornaame beweeggrond geweest van deze vereniging , welke anders met geen rijp overleg was aangegaan. Het gevöig van dién onberaden flap was ook een allerongelukkigst huwlijk.. Het is zeker uitgemaakt, dat men omtrend geldmiddelen niet onverfchvllig wefen mag : maar maken zij de enige beweegreden bij eenbuwlijk uk',,dan verliest zulke ver-  van-BEROEMDE KINDEREN. 235 vereniging wel ras al hare aantrekkelijkheid: bittere zorgen , en naare kommer nemen de plaats in van alle die vermeende genoegens, met welken men zich vooruit zo ongegrond ftreelde. De jonge Vrouw Rohertina bezat ene fchoonheid, welke haren rijkdom evenaarde. Maar zij was verftoken van al dat gene, 't welk het waare lïeraad van rijkdom , en fchoonheid is. Zij was zo- onkundig, dat 'er bijna geen voorbeeld van- gevonden werd* Van hare vroegfte jeugd af bedorven zijndegeworden door een bijgelovigen ,en uit zwakheid in alles toegevenden Vader, bezat zij een ruw en bits charakter. Dewijl zij in alles even'vinnig en fcherp was, vol grillen, oplopend van aart, ligtgelovig, .in haar doen zeer los, nooit zichzelve gelijk,cn voor dc zwier, had zij in 't geheel geen denkbeeld van de toegeeflijkheid , en genoeglijke infchikkelijkheid , waar mede echtgenoten elk anderen behandelen moeten , noch van die vriendlijk»heid, waar mede de een den anderen zo gelukkig kan voorkomen, waar door de harten ook wederzijds gewonnen worden. Deze onbedachtzaame Vrouw , welke vol ijdele verbeeldiug was , meende ,. dat haar man i  ftSö LEVENSBESCHRIJVINGEN man aan haar alles, en zij niets aan hem ver-fchuldigd was. Dewijl zij volftrekt wilde; heerrchen, en dat wel overeenkomftig harem grilligen aart: dewijl zij na genen wijfen raad hoegenaamd begeerde te luisteren , tegen alle; redeneringen opftoof, en met dezelven den; fpot dreef: dewijl zij veel geld verfpilde aan: nietige optooifels, en duizende beufelingen , welke zeer kostbaar waren : dewijl zij gecni hegrip van haren plicht, als huishoudftcr had, en hare kinderen in den grond bedierf, wenl zij onverdraaglijk voor haren man. Men be-; gon te fpreken van te fcheiden. Men kwam 'er eiidlijk toe, en de een ging van den ande-c ren af. Uit dezen onberedeneerden, en ongelukkig uitgevallenen echt waren drie kinderen geboo-: ren , twee Zoons en ene Dochter. De Doch.: ter droeg den naam van Sijlvina JoWittU cP'Aip, lencourt, en is die gene, van welke wij ifj dit artikel handelen. Haar Vader ftond bij del fcheiding aan zijne Vrouw zeer veel af, ondox deze voorwaarde, dat hij ook zijne Dochter bij zich houden zou. Rohertina gaf hier aan hare toeftemming, zo dat de jonge S'-jlylna iri het huis van haren Vader opgevoed werd dooi den Leermeester van hare twee Broertjes. Bink  van BEROEMDE KINDEREN. 12? Binnen den tijd van twee jaren ontdekte zich reeds het zeer groot onderfcheid , dat 'er is :usfchen een kind , 't welk men door malle oegevendheid laat opgroeien, entusfehen een ;ind, welks verftand, hart en zeden men volensde waare regelen der opvoeding aankweekt, il opleidt. De onderwijfer maakte 'er fpoedig ijn werk van om zijne kwekelingen te onderechten in de Talen, Gefchiedenisfen, en anere Wetenfchappen , welke met de fchoone puften in een naauw verband ftaan. Het is eb end dat zulke kundigheden alleen de waare pvoeding niet uitmaken. Zij zijn niet meer dan iddclen om het zedelijk characf er en het hart beelden. De Heer d'Aubencourt doorgrondï deze waarheid Daarom begeerde hij, dat cn in de opvoeding zijner kinderen, en het rderwijs der Wetenfchappen vooral hierop :ht zou geven. Zij werden dicrhalven tot en ander oogmerk in die kundigheden onderefen, dan voor zo verre die dienstbaar zou* n kunnen zijn , op dat de vermogens zijner aderen zich gelukkig ontwikkelden, en zij ten igen tijde in de Maatfchappij die bekwaamhen zouden aan den dag leggen , welke voor t munschdom van zo veel belang zijn. Wat voordeel toch heeft men van een eersten  ,2i LEVENSBESCHRIJVINGEN ten Dichter, zo hij daar bij verwaand, of gek is en niets dan beufelingen , dan nietigheden i bezingt? Wat baat het ene Jonkvrouw, welkem* bedreven is in de Mufiek;, bij aldien zij gene voortreflijkhcid van hart , en edele denkbeelden bezit, maar alleen deze, welke de toppen van hare vingers opleveren? Terwijl de bekwaame Onderwijfer van de kinderen den gclijktijdigen bijftand genoot van cene verftarr digc , en wijze Opzienftcr (Gouvernante; over het meisje; dewijl deze de jonge Sljlvma M de onderfcheidene handwerken, waar in het vrouwliik geflacht ervaren moet wefen, onderrichting gaf, flaagdehlj volkomen, voord tot genoegen van den Vader, in ene ondernejnlng-, welke op verre na zo moeilijk met » al, men doorgaans denkt, doch welke echter bijna altoos verwaarloost is geworden , namentlijk de geleerde opvoeding van deze jonge Dochter. ' Toen de jonge Juffrouw d'Miencourt m haai twaalfde jaar getreden was, was zij even knaj met de naaide, als met de pen. Zij las o| ene wijs, welke elk een overtuigde , dat zij verftond, wat zij las. Zij ftelde brieven opj welke aangenaam waren om te lefen. Zij deéi vertellingen met zo veel juistheid, en vaardig heid.  van BEROEMDE KINDEREN. 23^ hcid, dat ieder een 'er door ingenomen werd. :DewijJ zij de oude gefchiedenisfen zo wel, als die vanlateren tijd, met opmerkfaamheid dooriefen had : dewijl haar geheugen opgefierd was met de beste ftukken uit de voornaemfte weruen , was het bijzonder aangenaam met haar te verkeren: om dat zij het onderhoud gedurig wist aftewisfelen, én belangrijk te maken, geil k zij ook alle gefprekken doormengde met bijzonderheden., welke de nieuwsgierigheid gaande hielden. Haar Vader was mede een man, welke veel kunde bezat: waarom hij zich zeiven geluk wenschte met de getrouwe pogingeu , door den Leermeester van zijne Dochter aangewend, en raet hare buitengemeene vorderingen. Hij bracht menigen aangenaamen avond door met dat beminlijk kind, en ontdekte in haar alle de bekoorlijkheden, welke den waaren omgang met menfchen zo bevallig maken. ■ Het gene nog veel meer waarde aan hare groote bekwaamheden , welke de vruchten waren van een onderwijs , 't welk met veel verftand geregeld was geworden, bijzettcde, was dit, dat Sijlyina met hare kunde ene groote maat van zedigheid paarde. Zij alleen fcheen •gene bewustheid te hebben van hare groote geleerdheid. Wanneer zij zich in de noodzaak- lijk-  040 LEVENSBESCHRIJVINGEN lijkheid bevond om van hare bekwaamheden iets tc doen blijken, deed zij het met zo veel ingetoogenheid, en zulk een lieflijk voorkomen, dat zij, in zeker opzicht, door haar gelaat hier over verfclioning fcheen te vragen, dat zij boven meest alle andere Juffrouwen, en Vrouwen zo zeer den voorrang had. Wanneer Stjétuè in gezelfchap was met Mevrouwen of jonge Juffrouwen, welke niet veel wisten, ftelde zij voor om te famen een airtje te zingen, of zij fprak van de nieuwfte dracht, en van onderfcheidene optooifels. Zij hield zich zelfs dan zo, als of zij met die dingen ook onbegrijplijk veel op had, offchoon zij het meest behagen fchepte in dc eenvoudigfte kleding, en zij, zedert hare vroegftc jeugd, zich niet had laten kappen. Dewijl zij zich altoos zelve kleedde, en zich mede zelve kapte , had zij volftrekt gene andere kamenier , dan zich zelve. Zij borduurde tabbaarden voor haar zeiven , of kamifole.i voor haren Vader. Zij maakte kanten, breide netten , vervaardigde allerlei foort van tapijtwerk. Zij rekende het insgelijks niet beneden haren rang , koufen voor hare Broeders te breien. Met een woord, zij was «ooit ledig. De bezigheden teffens , welke haar  van BEROEMDE KINDEREN. c4i haar onledig hielden, waren niet van gat feort , welke anders zo veel bij menfchen in zwang zijn , en alleen dienen om ene groote Menigte van gebreken te verbergen , vooral gebrek aan verftand., en gezonde denkbeelden. Men vond ene voortreflijke , en voor alles berekende huishoudfter in het huis van tfAubencourt. Wie meent gij , dat deze was ? Gene andere, dan de jonge Juffrouw , dan JoUotta zelve. Zij volgde in het beftier van de huishouding de geregeldfte voorfchriften , en zag zelfs de gc-~~ ringfte plichten niet over het hoofd. Zij wist in alles ene verwonderlijke orde , en gefebiktheid te bewaren , daarbij ene netheid, welke uitmuntend was-, eindlijk de ftrengfte, 1'choon geenzins overdrevene , fpaarfaamheid , ene deugd , zonder welke men in een geduurig gevaar verkeert om tot gebrek te vervallen, althans zich bloot ftelt voor veel bange zorg en kommer. Dewijl zij alles achter het flot hield , gaf zij gene gelegenheid tot fhoeperijen : voorts langde zij aan alle de dienstboden, wat die, elk in zijn kring, nodig hadden. Dewi.il zij door hare vlugheid, en oplettendhpkl. bijna overal te gelijk was, had zij op alles een waakfaam oog, voorkwam vele verkeerd-, h Deel. L he-  -42 LEVENSBESCHRIJVINGEN lieden, terwijl 'er niets gebeuren kon, 't welk haar ontfnapte. Zo dra zij het een of ander ontdekte , 't welk niet inden haak Was, gaf zij daar van kennis aan baren Vader , om zijnen raad intewinnen, of de verbetering hem toeteverti ouwen. Gebeurde 'er iets , 't welk eiken dag niet voorviel, kwam'er, bij voorhceld, gezelfchap, dat lieve kind ontfinghct zelve met zo veelhartlijkheid, en beleefdheid, als maar immer mooglijk was. Het gene zij in zulke omftandigheid, wegens gebrek aan ondervinding, achterlijk was, vergoedde zij dubbel door de welmenendheid, en bekoorlijke oprechtheid, welken zij ongedwongen aan den dag legde. Zij deed altoos haar uiterfte best om de eer van de tafel, cn van het huis optehouden. Zij gaf zich alle mooglijke moeite om elk zijne juiste plaats te geven , en trachtte eiken gast naar zijnen fmaak te bedienen. Ondervond zij tegenfland , wanneer men het over het een of ander niet eens was, dewijl zij vauhare vroegftejeugd af zich ge wend had, en gewend was geworden zich naar de omftandigheden te fchikken, wist zij een voMïrekt gebied over haren geest te voeren. Zelfs verftond zij de konst in aflest ene verwonderlijke opgeruimdheid van tukt* met ene onfchuldige vrolijkheid te paren , welke  ▼ AN B E R O E M D E KI ND ER EN. 24a welke hoedanigheden meer, dan alle andere, toebrengen om het leven aangenaam te maken, zelfs de ruwfte harten te treffen , en in bedwang te houden. Offchoon de jonge Juffrouw d''Aubencoutt zo menigvuldige foorten van bezigheden had, dewijl zij oplettend op alles was, offchoon zij ook tijd nodig had om haar hart en verftand te vormen, en te verfiercn , en duizend huishoudelijke dingen haar van alle kanten beflommerden, belettedc dit alles echter niet, mede hare plichten als zuster te vervullen , terwijl zij in gene andere hoe genaamd t'e kort fchoot, bijzonder welken zij als een eerbiedig en tederlievend kind aan haren vader verfchuldigd was. Hare oplettendheid, arbeidfaamheid, en braaf hart brachten te weeg , dat zij aan alles juist beantwoordde. Wanneer haar Vader, gelijk dikwerf gebeurde , wegens het waarnemen van zaken van belang , afwefig was , kon men gene zorg , geen toeverzicht bedenken, welken zij niet befteedde aan hare broertjes. Zij was voor dezelven, in de volfte betekenis van het woord, ene Moeder. Terwijl zij zo min rust nam , als mooglijk was, en vooral de verrichtingen der dienstboden regelde, droeg zij bovenal in eigen perL 2 fooa  «44 LEVENSBESCHRIJVINGEN foon zorg voor hare broertjes, en voorzag zo in derzelver behoeften , dat die nooit enig gebrek leden. Zij kon dezelven zo beftie. ren , dat zij zich geregeld gedroegen , en altoos zeer netjes voor den dag kwamen, Hadden zij een of ander gering verdriet, gelijk men bij kinderen meermalen aantreft, zij bezat de kunst om ze fpoedig te vrede te gel, len. Speelden ze met eikanderen , zij deed al eens mede , wanneer zij bemerkte , dat zulks hen .aangenaam was. Waren zij met leren bezig , zij ruimde alle zwarigheden uit den weg , welke het leren anders hinderlijk zouden hebben kunnen-zijn. Waren zij meer of min ongefteld , dan paste zij zelve hen op , bewaakteze en .dat alles met ene zorgvuldigheid , welke niet te verbeteren was. Wanneer men breed uitweidt in den lof van jonge Juffrouwen , gaat dat doorgaans over derzelver fchoonheid , bare bekwaamheid in de Muf ek , in het danfen , en de keurigheid van haar kapfel en kleding. Doch , alhoewel Sijiyha van alle die aangenaame bekwaamheden, welke het vrouwlijk gcflacht tot lieraad verftrekken , mede gene geringe maat bezat, alhoewel zij een beminlijk voorkomen had, wel gemaakt, cn geenzins van bevalligheden ont"  VAN BEROEMDE KINDEREN. 245 ontbloot was, deden, om het zo eens uittedrukken , hare zedelijke bekwaamheid , en braafheid van hart, alle die overige voortreflijkheden , welke minder beffendig zijn , dea aandachtigen- befchouwer bijna geheel uit het oog: verliefen, Nieiumd r,r..k v.in baar, of het gefprek liep Vooral over haar character , t welk zo allcrbeminlijkst was. Men was verrukt over hare vernufü^he'd ,. h iren onvermoeiden ijver, hare geestigheid, hare vatbaarbeid voor alles , hare levendigheid van geest, en openhartigheid, welken zij-altoos open' baarde. Men ftond verlegen, wat men meest bewonderen zou y of hare- ouderliefde jegens haren Vader,.of hare zusterlijke genegenheid voor hare Broertjes , of de braafheid van haar hart, of. hare zeldfaame zielsvermogens.. In cie afgelegenfte oorden van het Land fpraken de Moeders tot hare Dochters van deSfi jonge .Juffrouw , als- van het uitmuntend^ voorbeeld ter navolging. Wat men ook van dat buitengemeen kind mocht vertellen, 'er ontbrak altoos nog magtig veel aan, zo dat zij inderdaad alles , wat men van haar verhaalde , zeer verre overtrof. Maar — hoe ongelukkig ! Zij die volftrekt sabooren zijn tot ficraad, en vermaak van hun' ' E 3 ne.  .46 LEVENSBESCHRIJVINGEN nenaastbeftaanden , maken meermalen alleen ene voorbijgaande vertoning op dien aardbol, welke zo vele ondankbaaren , zo vele logge hommelbijen, die geen voordeel aanbrengen, met een woord , zo veel fleehte menfchen draagt! S'ijlvi'ia ook trof zulk een lot,- 't welk meermalen aan verdienften , en deugd befchoren fchijnt. Dit gaf 'er aanleiding toe. Zij had de gewoonte om eiken dag, na het middagmaal, ene wandeling te doen met haren Vader , en Broertjes , in de nabuurfchap van het flot ti'Aubencourt.. Daar vermaakten die lieve kinderen zich, dan eens met vrolijk fpelen op de groene weiden , dan eens met bloemen en planten, welken de aarde zo menigvuldig in foorten en getal oplevert ,. te plukken. Dat boek der natuur, 't weik altoos voor elk open ftaat, en. overal even belangrijk is,. verfchafte aan het leergierig oog van de jonge Juffrouw beffendig bezigheid , en verzorgde zo altijd nieuw voedfel aan hare edele.nieuwsgierigheid, en leerfaam hart. De Ridder d'Abencourt was, wegens zaken van het grootfte gewicht, in de noodzaaklijkheid zich van huis te begeven, en zich niet verre v«a.Rlom optehouden , zijnde hij vergezeld van den-.  VAN BEROEMDE KINDEREN. 247 den genen , aan wien de opvoeding van zijne Zoons was toevertrouwd. Die gene , welke het opzicht gehad had over Sijlyina , en zo voorzichtig , en zorgvuldig was , als iemand wefen kon , trachtte in al'cs de plaats te bekleden van den afwefigeu Opziender van de jonge Ridders, cn was daarom, ook altoos aan het hoofd bij de wandelingen , aan welken men gewoon was. Al zedert enigen tijd .had Joliotta een fterk verlangen gekoesterd , om eens ene wandeling te ondernemen na een? bosch, 't welk wat verder aflag, om zich met Hare broertjes aldaar op ene, cn andere verfnapering te vergasten. Alles werd vooraf gereed gemaakt om aan dat voornemen te voldoen , terwijl men gebruik maakte van den eerften dag, den besten, dat het weer fchoon* was, wanneer men zich op weg begaf. - Toen het jeugdig gezelfchap de plaats , na welke men zo lang begerig had uitgezien, bereikt had , zettede men zich in een ronden kring op den grond neder, onder zwaare eikenbomen , v/elker kruinen als door eengevlochten waren. Men ging 'er met aïle graagte aan den gang om wat tc knappen van dat gene , 't welk het landleven oplevertv Terwijï de kinderen zich zo overgaven aan 4* hunne  LEVEN SB ESC HTR Ij VINGE N-, hunne natuurlijke vrolijkheid, en zij met den giootften fmaak aten, begon de lucht aan den gezichteinder met wolken bedekt te worden. Men begon reeds van verre enig dof geluid van donderdagen te horen, 't welk niet weinig verwarring onder het gezelfchap te weeg bracht, en het vermaak van dat feest ftoorde, 't welk zij zich voorgefteld hadden te vieren, en waar mede zij maar even begonnen waren. In het eerst koa niemand deuken , dat het onweer zo zwaar wefen zou. Ondertusfchen zeide Sijhintt , welke altoos met het verftand, en de voorzichtigheid raadpleegde,, tegen bare voormaalige Opzienfter : „ mijne waarde Vriendin ! Laat ons leb e lijk na huis gaan." De raad werd ogcnblikiijk 'gevolgd. Naauwlijks waren zij het bosch uit , of het onweer werd van ogenblik tot ogenblik zwaarder ,. en verfchriklijker. Een. vliegende ftorm, welke daarbij kwam, rukte de bomen met wortels en al uit den grond, en wierp de woningen der landlieden omverre. De fchrik kreeg toen zo veel invloed op de Zoons van f 'Aubencourt, dat zij niet meer voort konden. De braave Gouvernante nam den grootften op den arm, en Sijlyina den iongfteti. Zo , met dien last beladen , deed elk  tf'AN BEROEMDE KINDEREN. 24^ ziin best om mee verdubbelde fchreden voorttekomen. In minder dan een halfuur hadden zij eneir -weg afgelegd ,. welke meer dan drie kwartier' tóög was. Zij zagen reeds' van verre de torentjes van het Kasteel , wanneer 'er in een ogenblik zulk een regenvlaag viel , dat het was ,.. 0f het met bakken uit den hemel ftortte. De regen viel zo geweldig fterk ne«e*, dat alle landen en wegen in korten tijd als een zee ftonden, zo' dat men niets dan water zag,, waarheen men het oog wendde.. Het geen den ongelukkigen toeftand van het gezelfchap nog het allerergst maakte , was, dat het, om op het flot Aubencourtte komen, volftrekt een foort van beekje over moest. >Vat men deed , zulks kon niet vermijd worden. Het gevaar werd van ogenblik tot ogenblik grooter. Het was dierhalven in 't geh-el met raadfaam met dien overtocht te wachten; want, dewijl de hemel nog enkel water was, ftond het gevaar meer en meer toetenemen. ferwijl het beekje nog kon doorwaad worden, trad Sijhina met hare Opzichtfter kloekmoedig daar in. Zij beftierden hare treden zo voorzichtig, en met zo veel tegenwoordigheid van geestdat men 'er maar weinige voor--  2So LEVENSBESCHRIJVINGEN voorbeelden van aantreffen zal bij menfchen, welke in zulk een ogenfchijniijk gevaar zich bevinden. Offchoon het water hand over hand aanwies -, zo dat het haar reeds aan den middel kwam,, en zij elk ogenblik dreigden nederteftorten , dewijl zij het niet alleen te kwaad hadden met het onweer , en met dien watervloed : maar vooral ook met de doodlijke benaauwdheid der twee kinderen , welken zij droegen, daar die tegenfpartelden , en luidkeels fchreeuwden , hielden zij evenwel het hoofd boven.- Dewijl zij wel twintigmaar op het punt ftonden,.om in dezen kolk, gelijk het beekje eensklaps geworden was, nederteftorten, en te verdrinken, grepen zij, zo dra zij een boom aan de andere zijde onder haar bereik hadden,denzelven aan, en hielden zich daar aan met alle kracht enigen tijd vast, en wel de een zo digt aan den anderen opgefloxen, als doenlijk was, om zo veel te beter ivederftand te kunnen bieden aan de groote 4 tl ~* Jrt. HTItl- menigte van golven en baren, .weiu.cu uC den met de grootfte woede tegen haar deden aanrollen, en als opeenftapelden. Het zou zelfs mannen moeilijk gevallen hebben , zich uit zulken gevaarlijken toeftand «:-redde»} geüjk niemand ra iwvw ~ zal.  -en Hielden zirfx daai. aan ^ast.£f^/-   van BEROEMDE KINDEREN. 251 zal , welke in aanmerking neemt , dat deze menfchen vooral met die kinderen zo beladen waren. Sijtvina, welke geheel afwas van vermoeidheid, en daarbij zo door nat,dat zij geen droogen draad aan het lijf had, bereikte wel eindlijk met hare broertjes de woning: maar met dat al bevond zij zich in ene befchreienswaardige gefteldheid. Na dat zij een weinig ftil gezeten had , beving ene doodlijke koude alle haare leden. Een ogenblik da-iraa werd zulks door een brandende koorts afgewisfeld. Hierop volgde fchielijk ijlhoofdigheid , en in die vlagen hield zij niet op te roepen : „ Va,i der lief.' ik heb mijne twee Broertjes behou- „ den. Zijt niet ongerust : ik ben ook „ wel." Het was met de jonge Juffrouw d'Juhen-court gedaan : de krankte, welke haar had aangetast, was doodlijk. Welke zorg en moeite men aanwendde, om haar te redden, ene zinking op de borst fleepte haar in het graf, eer zij nog in haar vijftiende jaar getreden; was. Haar deugdfaame Vader was niet te troosten. Zijne- reden ftond ftil , zo dikwerf hij zich zulk een onherftelbaar verlies voor den geest bracht. Hij beweende zijne bemin-lijke-Docbter , zo lang hij leefde. Hij zeide' k 6 €#n«,3  vgi LEVENSBESCHRIJVINGEN eens, enigen tijd , na dat dit bitter ongeluk voorgevallen was, tot zijne twee Zoom: „ Mijne lieve Kinderen ! terwijl gij uwe Zus„ ter verloren hebt, hebt gijlieden teffens ene 3, tweede moeder verloren , ene waare vrien„ din, en een bijzonder deugdfaam voorbeeld, „ in alles navolging waardig.... En wat mij „ betreft: ik ben onherftelbaar een ongelukid„ ge Vader: ik toch ben mijn fieraad , en mijn „ troost in mijne klimmende jaren voor altoos kwijt!" . ,,0 XV1,  van BEROEMDE KINDEREN. 253. XVI. Christiaan Hendrik Hetnecxen , gebooren te Lubek , in Neder-Saxen,, in 't Jaar 1720, en in de zelfde Jl ad geftorven in het Jaar, 17.25. Dat kind , van 't welk wij hier ene levensbefchrijving zullen geven , was waarlijk een zeldfaam letterkundig verfchijnfel. Bijaldien niet meer, dan één geloofwaardig Schrijver ons verfcheidene ftaalties opgaven, van zijne verbafende geleerdheid , en van de wijs, op welke hij opgevoed is geworden , zou men in verzoeking komen, om in twijffel te trekken , ©f zulk een kind , 't welk zo zeer alle verwondering te- boven gaat, wel immer heeft beftaan; Inderdaad toch ! kan iets zonderlinger begrepen worden , dan een kind te zien, 't welk nog aan de borst, en dierhalven zeer jong is , en evenwel duidlijk fpreekt, toont denkbeelden te hebben, met verftand een gefprek te kunnen voeren , en te redeneren! E 7. Zulk .  254 LEVENSBESCHRIJVINGEN' Zulk een wonder bevestigt ons , dat de natuur fomtijds hare fpelingen heeft , en meermalen den eenen boven de meeste anderen bemint', dat zij aan den een' of anderen een verwonderlijk vernuft fchenkt, terwijl zij aan duizcn.'e naauwlijks gemeen menfchen-verftand verleent ,• ■ bij welken men daarom , den meesten tijd,, niet anders ontdekt, dan gebreken en ondeugden, in alles ene affchuwlijke mismaaktheid, zo dat zij, als mensch befchouwd, volftrekr van gene betekenis zijn. Dewijl de opvoeding zo onbegrijplijk veel toebrengt , om den mensch te vormen, dewijl zij het enige middel is, 't welk de natuurlijke bekwaamheden van den mensch, Waar aan dikwerf zo veel ontbreekt , volmaakt , is het van het grootfte belang goede voorbeelden ter navolging uittckiefen, en dezelven onder het oog van onze kwekelingen te brengen. Dit is het beste , wat men bezigen kan , om hunne eerzucht en naijver aanteprikkelen. Op zulke wijs, en niet zo zeer alleen door ijdele woorden en opwekkingen , kan men hen fmaak voor de Ietteroeffeningen, en ene begeerte na roem inblafen. Christiaan Hendrik was de Zoon van zekeren Heinecken, Hoogleéraar in de Gefchiedenis- fen  tan BEROEMDE KINDEREN, 255 fen aan de Hooge School te Leipfig. Deze. Man was in geleerdheid een buitengemeen wonder, terwijlhij daarenboven begaafd was met het voorrecht , 't welk niet minder zeldfaam, dan moeilijk is , namentlijk van wel te kunnen onder wij fen. Daar bij nog gene andere kinderen had, dan den Zoon, van welken wij hier fpreken, maakte hij 'er zijn werk van om, bij wijfe van uitfpanning, dat kind reeds; te leren fpreken , wanneer het niet meer dan acht maanden oud was. Hij vertoonde het,zo veel hem doenlijk was, alle voorwerpen, over welken hij met hetzelve handelen wilde». Na, dat hij ze zijnen Zoon enigen tijd met naauwkeurigheid had laten befchouwen , noemde hij vervolgens zeer onderfcheiden , en met een duidli jke ftem, den naam, het gebruik , en de eigenfehappen van het voorwerp. Niet lang na dat deze ervaren Onderwijfer zijne eerfte lesfen aan zijnen Zoon gegeven had, vernam hij tot zijne overgroote verbaflng, dat zijn kwekeling niet alleen woorden uitfprak: maar zelfs zo vele woorden bijeen , dat die een zin uitmaakten , waarin men zelfs het gebruik van zijne reden , en veel gezond verftand ontdekte. Het gene men het zonderlingfte rekende bij het [  S5o" LEVENSBESCHRIJVINGEN liet onderwijs van den kleinen Hendrik, Was dit, dat zijn Vader hem gene wetenfchappen leerde , doorhem te laten fchrijven , of te doen lefen: maar, fchoon hij zeer wel lefen kon, enkel met de levendige ftem. Deze manier van onderwijfen is ongetwijffeld veelaangenaamer, cn van beter uitwerking, 'dau de gewoonc door boeken en fchriften. Dit zal blijken uit het volgende verhaal. Toen het tedere kind niet meer dan zestien, of achttien maanden oud was, zag men het. al in ftaat om in ene juiste orde alle de voornaamfté bijzonderheden van de gewijde Gefchiedenis optenoemen, en zich daar over met ene genoegfaame naauwkeurigheid uittedrukken. ——- Wanneer Hendrik den ouderdom van twee en een half jaar bereikt had> had hij, op gelijke wijs, reeds enige algemeene denkbeelden van de Aardrijkskunde , van de Griekfche en Romeinfche Gefchiedenis. Om dat een en ander te beter in het geheugen te prenten , had men 'er op bedacht geweest, hem de voornaamfté ftukken, welke daartoe behoren, op kaartenpapier te fchetfen, en die elk zijn nommer te geven. Hij had dat alles ook zo vast in het geheugen, dat hij ogenbliklijk gereed was om ©p, alle vragen , welken men niet- verfuimde hem''  van BEROEMD E KINDEREN. £37 hem over dit onderwerp te doen, gepast te antwoorden., Onderwijl men op deze wijs hier in met den jongen Hendrik te werk ging, kreeg hij daarenboven ook kunde van de afkomst, en geflachtlinicn van de voornaamfté gedachten- in Europa. Maar dit ongelooflijke, en ©verdrevene van zijne geleerdheid doet den fmaak van zijnen Leermeester de grootfte eer niet aan. Het is toch zeer te beklagen, dat men het geheugen van dat kind zo overladen heeft met een ballast van .woorden en dingen, welkerherinnering 20 dor is, als nutloos, en daarom niet nalaten kon eindlijk weerzin te verwekken. De kleine Heinecken leerde intnsfehen mede, enkel door het over- en wederfpreken de Latijnfche en Franfche taal , welke laatfte hij zo vlug fprak , als het Hoogdüitsch „ 't. welk zijne moedertaal was. 'Er ging een naam van het kind uit, welke van dag tot dag. beroemder werd. Zelfs fprak men van dat kind in vreemde landen. Ene mcn'gte menfchen van den eerften rang, onder anderen de Koning van Denemarken , hadden grooten trek om dat kind te zien. Deze laatfte deed zijn best om in zijn oogmerk te flagen, en nodigde de ouders met het kind aan zijn Hof..  238 LEVENSBESCHRIJVINGEN Hor. Dit gelukte hem: want het kind kwam ,onder het geleide van zijne Moeder, na Kuppenhag Men zou moeite hebben om alles te geloven,, wat men van dit zeldfaam wonder verhaalt, bijaldien Martini het niet op ene voldoende wijfe, in zijn geleerd opftel, 't welk hij in 't Jaar 1730 in 't openbaar verdedigd heeft, bewefen, en bevestigd had. Hdnecken verfeheen voor den Koning, en vertoonde alle die bevalligheden-, welken men in een kind bemint, en daar bij die edele vrijmoedigheid , welke zekere ftille overtuiging , dat men nog al enige verdienften heeft, medebrengt. Het kind had ene lengte en gezetheid, welke meer dan gewoon was op die jaren. De trekken van zijn. gelaat tekenden alles, wat men gelukkig noemen kan' Zijne blaauwe óögen duidden ene kinderlijke vrolijkheid aan. Zijn uitzicht ontdekte zo veel vernuft, als gezond oordeel.. De fchoonfte blos lag op zijne wangen Lan^e blonde - gekrulde hairen hingen hem op het voorhoofd, cn fflngerden over de fchouders : met een woord! dat geleerde kind, van zijne wieg af, had alle andere dingen ook in zijn voordcel. Maar — nictzo dra had het den mond open  van BEROEMDE KINDEREN. 259 gedaan , of zijn duidlijk , en bedaard fpreken, zijne aangenaame manier van uittpraafe , de toon, waarop het alles voortbracht, zijnde zofijn, als lieflijk, trok op ene bijzondere wijs al de aandacht tot zich. Hij ving het onderHoud aan met een foort van redengvoeringje , of aanfpraak in het Latijn. Dit duurde omtrend twintig minuten. Alhoewel het ktnd hier ftond in 't midden van een groot gezelf chap, 't welk r zo wegens de menigte , als bijzonder het aanzien , ligtlijk verlegen zou hebben kunn. n ken, wist de jonge Ueineckm Ter niets van , -terwijl hij daarbij het geluk had,dat zijn geheugen hem in deze ogenblikken bijzonder tent • dienfte ftond. Na dat hij uitgefproken had, \ welk achtervolgd werd van de levendigfte toejuichingen • Zeide hij in 't Fransch, een vernuftig uitgedacht, zedelijk verdichtfel op. Het was in verfen opgefteld, en behelsde vrij wat , 't welk zeer ftrelende was voor de Koningin, en de Prinfesfen , welke alle daar tegenwoordig waren. Na dat de jonge Reden sar geëindigd had , namen verfcheidene Vrouwen van' het Hof dit kind, 't welk , gelijk wij opgegeven hebben , daarbij zulke lichaams - fchoonheid lezat,ook ©P den fchoot, om het te liefkofcn.  aCa .Ï,E VENSBESC H R Ij VINGEN Een kind van vijf jaren tc horen redenvoeren, en wel tot lof van een gekroond hoofd;, in het midden van ene groote menigte Krijgsbevelhebbers , en Hovelingen, van onderfcheidenen rang en fexe , was on^etwijffeld een verfchinfcl, 't welk met alle reden elks verwondering gaande maakte : doch hier bij kwam nog ene bijzonderheid, welke dat aanfienlijk gezelfchap veel meer verbaasde, en opgetogen deed ftaan. De Koning van Denemarken naderde tot de Moeder van Heinecken, om haar geluk te wenfchen met zulk een beminiijk en geleerd kind., en vroeg haar teffens , hoe het mooglijk ware geweest, dat men in zulkcn korten tijd dat kind zo veel dingen had kunnen leren. „ Sire.' was „ haar antwoord! ik kan uwe Majefteit verze,, keren, dar wij nooit een enkel ogenblik ge„ weid gebruikt hebben, om hem dat alles zo „ te leren. Hij heeft die geiecrdh.'id omtrend y, van zelve opgedaan , enkel door met zijnen „ Vader te praten. Op die wijs is hij zo verre gekomen , als gij hem hoort en ziet. Hij „ heeft ene natuurlijke neiging om de weten- „ fchappen te leren." Is het al lang geleden , dat gij het kind gefpeend hebt, vervolgde de Vorst? -— „ Ver- „ geef  VAN 'BEROEMDE KINDEREN. zft *i geef I was het antwoord : hij 8öig| nog : *' di£ is 31 z[in vermaak." Na dat Mevrouw Heinecken dit gezegd had , vroeg zij den Koning de vrijheid ie mogen hebben om het kind de borst te geven : want , voegde zij 'er bij, „ hij heeft, gelijk te begrijpen is , gewis nu „ meer dorst, dan gewoonlijk, naar maate hij „ meer moeite aangewend heeft om de goed„ keuring te verdienen van enen Vorst, welke „ niet minder verlicht , en kundig is , dan „ rechtvaardig en deugdfaam." Die liefderijke Moeder had haren boefem niet zo ras ontbloot , of de kleine redenaar ging aan.het zuigen, en fmaakte dien aangenaamen godendrank met even dezelfde onbeschroomdheid, waar mede hij te voren zijne redenvoeringen gedaan had. Op dit gezicht kon niemand zijne verwondering bedekken, aan den enen kant over de moeder , cene fchoone zoogmin van twee en twintig jaren, welke eene fchat van gezondheid op haar ge. laat vertoonde, en ook de vergenoeging zelve was: aan den anderen kant over den jeugdigen zuigeling , welke in alles zeer veel geleek op Cupido, den God der liefde , liggende op den fchoot van Venus, terwijl het meer vrolijke fcüerts, dan waarheid fcheen te wefen, een man  oft LEVENSBESCHRIJVINGEN man van geleerdheid te zijn , en met dat al nog te zuigen. Dit reisje van den Zoon, en van zijne jeugdige Moeder was voor beiden ene zegepraal. Na dat moeder en kind op allerleie wijfcn vergast, en van alle kanten overladen waren gewordenmet blijken van de zonderlingfte , en vleiendfte • hoogachting , welke men zo genegen bewijst aan vernuften , die reeds vroeg veel verdienden hebben, nam de jonge Ue\nicken affcheid van het Hof. Hij vertrok met een fchat van loftuitingen, dofen met fpeelgoed en lekkernijen, en met kostbare gefchenken. Ouder anderen had hij ene boekverfameling gekregen van ene menigte boeken, welke niet minder leerfaam, dan zeldfaam , en fchoon waren. Toen de jonge kwekeling te Leipzlg weder aangekomen was, befloot zijn Vader dat kind voortaan meer geregeld , en op de gewoone wijs, aan de Ietteroeffeningen over te geven. Tot dat einde leerde hij hem fchrijven. Zonder tegenbedenking is het, dat , welke wetenfchap men ook moge verkregen hebben , zij fpoedig vervliegen, en verloren zal geraken, of ten minften niets meer wefen zal, dan een ruwe bajert, bijaldien men niet, door middel van zekere tekens of afbeeldfeb, het geheugen te hulp  van BEROEMDE KINDEREN. wi^^^tfif<^^ begrepen -re, 2ic]l gedurig te kunnen ^ , 15 gCen onder™^ Vvvelk dien naam C zo msgelijks geene grondige geleerdheid zonder behoorlijke waarnemingen dat i / d-l-eenenanderargerebre;:; r^r; ^ngemaakcee hebben. zonder een beftendig gebruik van het fchrhvt ^izi- «ra -~ de onnv roT et onderzoeken van ae 0Une talen en wijsseerrp te » zetten a«s r wlJ*eerte te kunnen voort tenen, of liever om dmn™», ^-meer geregeld: ^ ^rr^; I van ziine.Moeder on^end vijTt cn of '0 dagen was afgezonderd sZZ oLT' S diCn *d * gemakt "r' || ï ---oedfel te gewennen, kon de arn ^ ,C dlt verdri« over zulke wreede feh!; iet te boven komen w - 7 lcbeuung ver dag fit?'t^j^de zich daar ... . , ennachl- Hij wilde niets gebruik™ ^ ^mnanc UiflorHu^ moest honderd-  Sé4 LEVENSBESCHRIJVINGEN ENZ. derdmaalmeer verbaiing verwekken, dan Pic yan Mirandola O- Het heeft zich maar een enkel ogenblik vertoond aan de wereld, welke yerftomd ftond bij het befchouwen van pik cen wonder. Had hij een langoren loopban mogen genieten, zou hij gewis een eerfte üeSJw het menschdom zi,n gebleven. Dcw„l hij nu te kortftondig geleefd heeft om den roem zijner-Ouders, wegens hunne zorgvuldig o> S te vermeerderen , en hen nog meer voor.bunnen ^id te ver=, kan men echter dit van hem zeggen, dat hij lang genoeg .elcefd heeft om hoogachting te verwek- blijven behouden onder de beroemde kinderen. r~) De Schrijver zal bij bet opgeven van dit ondeTcheid, vooral bet oog bier ben, dat/,, yan Ml^la meerder jaren bereikt heeft. Dc" e -Iers ftaat ook voor een dertig jaren oud geworden. Men zie Hoogstraten* Woordenboek, op het Alt. Einde van het Eerfte Deel.