KLEENE JAN.   Beiiian,die naar de rots gezrwomiiieiiTvas^naak» ie iet treurig' einde -van Jan 1>eisend . -   GEVALLEN VAM KLEENEN JAN, BESCHRBEVEN DOOR KL E ENEN HEIN. MKT PLAATJSNS. Te AMSTERDAM bij J. W. SMIT, MD C C X C 1*1.  Vernaaien als deczen maaien raeer in* druks op jeugdige gemoederen, dan beginzelen j die dor en drcog aangediongen woider». M0KTHLY REVIEW,  B E R I C H T. Het is geen gemaldijke taak , eenen weg, welke zoo wél betreeden is als die om voor Kinderen te fchrijven, zeer nieuw te maaken ; men hoopt, nogthands s in deeze bladen, ten minden eenea Uevalligen weg aangcweeze» tc A $  < 6 > hebben , om der Jeugd te doen aien hoe veel beter de deugd , dan de ondeugd zij s. De deugd, die ver te boven ftfeeft, Wat eer, of irwgt, of rijkdom geeft.  GEVALLEN: VA N KL E ENEN JAN; EERSTE HOOFDSTUK., Kleene Jan werd in het jaar 17 dó*' ie Bristol gebooren. Zijne ouderswaren, een zeer goed flag van menfchen, maar uit hoofde van veele bezigheden verplicht, om hem bij eene? minne te befteeden. De goede vrouw , bij wie zij hem bedelden , was eene van die > welke God vreezen en haar' naastea» A 4=  8 GEVALLEN VAN liefhebben als zich zeiven — zij nam kinderen ter minne, om dat zij, even gelijk de mieren, te naarftig was, om in ledigheid te leeven. Na dat Jan eenen korten tijd bij haar was geweest, begon zij te zien dat hij een knaapjen van eene zeer Hechte geaartheid was: want zo menigmaal als hij zag, dat andere kinderen zig met het een of ander fpeelgoed vermaakten , was hij altijd op: listen bedagt, om hun hetzelve teontneemen; en wanneer hij het dan kon vernielen, was hij in het beste humeur van de waereld j of wanneer de min nu of dan gaarne hadt, dat de kindereu (liepen, en Jan zich of in eenen fpeelzieken, of in eenen krib-  ylj oordeelde Jurt raadzaamec i.p.m naar eene fcliool te zenden.. {>Iz.g .   KL EENENJAN. 9 b^gen luim bevond — welke laatfte in 't algemeen zijn geval was —zoo maakte hij, om dat te beletten , of geraas, of hij deed iets, w^iar door hij de anderen aan het fchreeuwen hielp. Om decze en veele andere Hechte trekken werd hij altijd op eene gepaste wijze geftraft , maar met zo weinig uitwerking, dat de min oordeelde, dat het raadzaamer voor zijne ouders zoude zijn, hem naar een fcliool te zenden , uit vrees dat hij de andere kinderen zou benadeelen, dewijl hvaade zamenfpreekingen goe* de zeden bederven. Overcenkomftig dat begrip deelde zij hun haare gedachten mede: de ouders volgden haaren raad, en binnen weinige dagen lieten  10 GEVALLEN VAN zij den kleenen Jan afnaaien. Bij zijnvertrek kon de min haare traanen toch niet bedwingen : want zij had hem* lief, hoe ondeugend hij ook ware. Vermijd den fchijn des kwaads, o jeugdI; En wijk nooit af van 'i pad der deugd.  slee ne n jan* ïi TWEE DE HOOFDSTUK-. Zoo dra Jan te huis gekomen was , souden zijne ouders hem naar fchool, en verzogten den meester , om hem tegen de vacantie zo veel van zijne Hechte gewoonten af te wennen, als mooglijk zoude zijn. Vader en moeder omhelsden hem vervolgens , en verlieren hem. — Den volgenden morgen ontwaakte hij door het luiden der klok.-Hij vroeg zijnen flqapkameraad wat dit beduidde. — Deeze antwoordde, dat dit de fchoolklok was, welke des morgens ten zeven auren geluid werd, om de jongens te  ia GEVALLEN VAN doen opdaan, zich te doen wasfchen , en naar het fchool te gaan. Jan zcide, dat hij niet wilde opdaan, ora dat hij nooit zo vroeg was opgedaan, toen hij nog te huis was. Ten tijde dat de meester in het fchool kwam , vroeg hij naar den kleenen Jan, en hem wierd door zijnen flaapmakker Smith verhaald, dat hij niet wilde opdaan: de meester zond vervolgens deezen, om aan Jan te zeggen , dat, zo hij binnen tien minnaten niet in het fchool ware, hij hem beneden zou doen brengen, en draffen. Jan wilde echter niet komen; de meester was dus verpligt zijn woord te houden 5 'diensvolgens liet hij hem beneden brengen , en drafte hem in  KLE ENEN JAN. I£ tegenwoordigheid van alle de fchool. kinderen. Kort na deeze fixafüefening luidde de klok voor het ontbijt, en Jan had zijne les niet geleerd , 't welk de meester hem vergaf, onder belofte dat hij zich in 't vervolg beter zoude gedraagen. Na het ontbijt gingen alle de jongens fpeelen ; een derzelven , nog, thands, kon niet naarlaaten om Jan te kwellen , en te verwijten dat hij geltrafc was geworden. Jan kon dit niet verdraageu, en na weinige woorden kwamen zij tot daaden, met dat gevolg dat Jan het won. Deeze overwinning, fchoon over zijne zwakkere i, maakte hem zo ftout, B  J4 GEVALLEN VAN dat hij grooter jongens uitdaagde » doch, om zijne eerzucht te ftraften , kreeg hij gemeenlijk (lagen. Schuwt de luiheid, lieve kinderen! In uws levens prilften tijd ; Laat zij nooit den lust verminderen, Waarmeê ge u der leering wijdr. Laat nimmer drift uw' geest verheeren, Legt nooit den grond tot ergernis , Poogt, (leeds, de vrede te vermeêren: In 't hart, waarin die woonende is*  XLEENEN JAN. Ï5 DERDE HOOFDSTUK. Kleene Jan maakte flechts traage vorderingen, zoo wel in het leeren als in het verbeteren zijner zeden: want, toen het vacantie werdt ,kon hij nog geen woord van twee lettergreeperi fpellen; echter was hij in het een en ander een weinig meer gevorderd, dan toen hij naar fchool ging, en zijne ouders, verheugd van eenige verbetering te zien , deeden al wat moogIhk was, om hem genoegen te geeven, terwijl hij te huis was; en overlaadden hem met verfnaperingen , fpeelgoed en kleene boekjens, toen hij B 2  }S GB VALLEN VAN weder naar fchool te rug keerde;alles echter miste het bedoelde oogmerk. Jan was een groot liefhebber van iet gene hij een grap noemde. Op zekeren tijd , dat het kermis in de Had was , kreegen hij en twee van zijne makkers vrijheid om uit te gaan : zij kwamen overeen om eenige petfen te fpeelen. Jan ging ten dien einde voor een Huiver kruit koopen, en het zelve in een flük graauw papier gedaan hebbende, liep hij naar eene oude vrouw, die appelen zat te braaden over een'' pot met kooien — Na dat hij eenige appelen van haar gekogt had, wierp hij , onder voorwendfel van zijne handen te warmen , het kruit in 't   De jpan ij>i»n^'| de appelen rolden-over de J raai en de arme-vrouw viel . hlz.rj.  KLEINEN JAN. if vuur en liep weg. Dit had de verlangde uitwerking:het kruit vatte vuur,de pan fprong, en de appelen rolden over de ïlraat. De arme vrouw trachtte Jan te krijgen; doch zoo als zij hem wilde naarlöopen, trokken twee van zijne makkers een touw van de ftraat op, 't welk zij niet-zag, en waar door zij vieL Aanflonds verzamelde zich' volte rondsom haar , en terwijl zij haare droevige historie, vertelde , liepen de kleene deugnieten weg, echter niet zonder gezien te worden. Toen zij eikanderen ontmoetten, wenschten zij zich onderling geluk met den wel-uitgevoerden grap; maar de oude vrouw intusfchen bij hunnen meester geweest zijnde, verraste dee* B s,  18 GEVALLEN VAN ze hen met eene zweep , juist toen zij bijeen (lenden, en roste hen reche duchtig, zonder één woord te fpreeken. Na dat hij hen genoegzaam geftraft had, deed hij hen naar de oude vrouw gaan, niet alleen ombaar vergifnis te vraagen, maar tevens tot één duit toe de fchade te vergoeden, welke zij haar hadden veroorzaakt. Kinderen! doet dus nimmer kwaad: Want ftraf volgt wis, 't zij vroeg of laat,  KL E E NE N JAN, VIERDE HOOFDSTUK. Kort na dit huspoeder - verraad, de dugtige kastijding voor welke misdaad Jan aanmerkelijk fcheen verbeterd te hebben, kwam de vacantie weder aan, en hij wierd naar 'huis gezonden -* Zijne ouders verheugden zich , in eenen zo korten tijd, eene zo groote verandering te zien, overweegende hoe erg hij was , toen hij voor de eerfte maal naar fchool ging, Zij hadden alle mooglijke toegevendheid voor hem : want Jan lag zich toe om ieder* B 4  £0 G E VA L LEN VAIf een' te behaagen, en ieder een poog* de om zulks ook hem te doen. Toen de vacantie bijna ten einde was, gaf ieder, die den kleenen Jan kende, hem eenig fpeelgoed, om met zich naar fchool te neemen: ook hadden zijne ouders even vóór zijn vertrek , buiten zijn weeten, een grooten koek in zijn koffer gelegd. Jan was niet vroeg genoeg ter fchool gekomen, om zijne moeder, welke hem gebragt had , nog dienzelfden avond weder naar huis te kunnen doen keeren : ook nodigde de meester haar om een paar dagen te blijven, 't gene zij deed. Den volgenden morgen toonde Jan laar de fpeelplaats, en het fchool..-  KL EENEN JAN. 21 Des namiddags verzogt zij een halven dag vacantie voor de jongens, en zij gaf hun een daalder om zich vrolijk te maaken ; den volgenden morgen keerde zij weder naar huis. Zo dra mama vertrokken was, opende Jan zijn koffer, en, tot zijne groote en aangenaame verrasfing, vond hij op den bodem den grooten koek. Na weinige dagen was Jan al het fpeelgoed moede , 't welk hem te huis gegeeven was, en hij verkogt zotlijk onder zijne makkers voor drie guldens, wat zes guldens en meer gekost hadt. Dit geld, met dat, welk hij nog overig hadt van het gene meénaar fchool was genomen, beliep omtrent een halven rijder , waarvan hij het  £2 GEVALLEN VAN grootlte gedeelte op eene zeer onheblijke wijze doorbragt, die zoo wel noodig zal weezen om te vernaaien als vermaaklijk om- te weeten. Ziet hij, die fchaars zijn' pligt betracht» Zoo mildlijli zich beloond ; Hoe groot is 't goed, dat op hém wacht» Die leerzaam zich betoont.  KLËENEN JAN. 23 VIJFDE HOOFDSTUK. Op zekeren dag, terwijl Jan bezig was met fpeelen, kreeg hij zulk eene tandpijn 3 dat hij genoodzaakt werd in huis te gaan. De matiresfe zulks van eene der dienstboden gehoord hebbende, zond hem een glas brandewijn, misfchien meer, dan voorzichtig was. Doch zij deed het met een goed oogmerk; en het is ongelukkig, dat wanneer men meent goed te doen, de uitwerking juist het tegenovergeftelde is. Jan vond veel fmaak in denbrau* dewijn, en bleef dien houden , zoo  04 GEVALLEN VAN dat hij, vervolgends, wel eens in een wijnhuis in de buurt indoop. Zijn meester dit verneemende, oordeelde het zijn pligt te weezen dit kwaade beginfel te bedrijden , voorziende dat zulks het bederf des jongens zoude bewerken; diensvolgens ging hij op zekeren tijd, dat Jan daar was, verkleed in een boeren kiel, mede in de herberg, en eischte een glas bier. Dan toen het op betaalen aankwam, zeide hij , onder voorwendfel van geen geld te hebben, dat hij wenschte, dat men hem een duiver wilde lecnen. *-- Jan antwoordde , dat hij hem dien niet wilde leenen, maar wei dat hij met hem 'er om wilde fpcelen. De meester nam dit aan, en verloor   3)e meclter zeide : (, Os zal liet nog eens iraagen" hlz . Jt$ <  KL EENEN JAN. 25 de eerde maal. Toen zeide de meester : „ ik zal 't nog eens waagen , en zoo ik weder verlieze, zal ik mijn kiel voor het gelag moeten laateu, doch hij won , en maakte zig, onder het een of ander voorwendzel, nog daarenboven meester van de ganffche beurs van kleenen Jan. Schuw dronkenfchap, die onheil brouwt, En fehande hegc op jong en oui ; Tot fpel, gevloek, en armosd' voert; De driften wekt, het hart beroert. C  ,&6 GEVALLEN VAN ZESDE HOOFDSTUK. Toen Jan al zijn geld verlooren had, ging hij naar huis; en juist als de kinderen naar bed zouden gaan3 liet de meester hem bij zich in de kamer komen, en deet hem deeze vraag? „Is het bericht waar, 't gene ik hoore, dat gij telkens in de herberg loopt ? " Jan antwoordde , dat hij daar nimmer geweest was. De meester vraagde hem vervolgens , hoe veel geld hij hadt. Jan antwoordde, dat hij niets had: want dat hij het Jiad verlooren,  KLEENEN JAN. 2? toen hij weinige dagen geleden uit fpeelen was geweest. Daarop zeide de raewtej/denkt ge wel om dien hoer? Zie mij eens recht in het gezicht, en zeg mij of gij u dien boer niet herinnert? Jan , zijnen- leugen nog Itaande houdende, zeide, dat hij niet begreep wat hij meende; waarop zijn meester hem op de volgende wijze aanfprak. Gij hebt mij een leugen verteld; ,-, *n het liegen is eene misdaad te„ gen God en menfehen. Menfchen „ moogt gij voor eenen korten tijd „ bedriegen, doch eindelijk zult gij bekend en ook veracht worden; „ maar nimmer kunt gij God be C 2  28 GEVALLEN VAN „ driegen s want die kent alle uwt „ gedachten en handelingen. Ik s, was die boer, en hebbe al uw 99 geld gewonnen, dat ik zóó lang P, zal bewaaren , tot clat ik eens „ zeer groote verandering in uw gedrag zie. — Nu kunt ge naar „ bed gaan. — " Jan ging naar bed, maar kon niet flaapen: want zijn geweten was zodanig ontwaakt door de misdaad, welke hij tegen God begaan had, dat hij geene de minde rust kon genieten voor dat hij opllond, en alle de gebeden opzeide, welken hij kende. Toen weder naar bed gaande.» fliep hij tot aan den morgen. Het gemoed van Jan was neg  KLE ENEN JAN. 29 zo ontroerd, dat bij nu naar zijnen meester ging, en, op zijne knieè'n vallende , hem zeide : „ meester, „ ik heb gezondigd tegen den he* „ mei, en tegen u; ik heb God om vergiffenis gebeden , en ik s, hoop, dat gij het mij ook zult „ vergeeven.-— " De meester, verheugd van zodanige fterke bewijzen van boetvaardigheid en berouw in een kind van zijne jaaren- te zien: want hij was toen flechts elf jaaren oud?-zeide: „ ik vergeeve het u, en hoop dat ,, God hst u zal vergeeven ; en, „... in plaats van uw geld te houden, „ en u een' zwaaren taak te gee„ ven, zult gij uw geld temg,h3bC 3  30 GEVALLEN VAN „ ben, als gij het nodig ht$bt, en „ hoe gij u langer wél gedraagt, des „ te meer zal ik u beminnen.. —" Terwijl Jan vergiffenis vraagde, werd 'er een koffer voor hem gebragt. Zijn meester opende het zelve, en vond 'er een pak zwarte kleederen in, vergezeld van een' brief, dien hij aan Jan gaf, en van welken het volgend een echt affchrifc is. ?, Mijn lieve jongen.» „ Het is met hartbreekende droef«, heid , dat ik u kennis -geeve „ van het verlies, welk ik gister „ geieeden hebbe , door den dood „ van eenen voor mij waarden man ,  ^ijn m eelt er- vond ei- een. pat zwarte Meederen in . Mz.30»   KLEENEN TAN. „ en voor u liefhebbenden vader. Ik „ hoope dat gij mij tot troost zul: „ weezen in mijnen ouderdom. Lie„ ve jongen! gedenk der deugdzaam? „ Iesfen van uwen vader, en der „ genegenheid van uwe liefhebben?> de moeder Bristol i o Aug. 1777. e. Williams. Jan beminde waarlijk zijne ouders, en deeze brief brak hem bijna het hart.—. De meester, zo uit zijne -traanen, als uit de kleederen bemerkende, dat iemand van zijne bloedverwandten overleden was, riep Jan bij zich, om hem te vertroosten: want hij had .zijns meesters hart gewonnen. C 4 *,  32 GEVALLEN VAN Toen de kinderen aan het ontbijt waren, zeide hem zijn meester: „mijn lieve jongen! het verlies „ van eenen vader is zeer groot; „ maar het is een verlies, dat wij „ allen natuurlijk te wachten heb- ben , en wij behooren daarover „ niet. misnoegd te zijn: want Gods „ wil moet gefchieden. " De meester bragt hem vervolgens in de kamer , en liet hem daar eenige dagen in fttlte- bij zich blijven , tot dat zijne droefheid een weinig. bedaard was. Vindt, kindren f reeds in uwe jeugd, In ouderliefde uw hoogde vreugd : • Laat deeds uw lippen waarheid fpreefeem 't Is ligt dat gij den raensch bedriegt; Maar God, die eiken mond, die liegt*,Vei acht, zal ook dat doel verbreeken.  KLRËNBN JAN» 33 ZEVENDE HOOFDSTUK. Zoo dra kleene Jan terug gekomen was van de droefheid, welke het verlies van een' vader natuurlijk moet verwekken, in het hart van ieder kind, dat zijne ouders zodanig bemint, als dezelven. bchoorcn bemind te worden; keerde hij ook weder tot zijne oude fchelmfchs flreeken te rug: want hij was een zeer groot liefhebber van met de ftraatjongeus te fpeelen , die zelden of nooit tot iets goed zijn. De kennis aan deeze jongens bragt hem in zeer veele onaangenaamheden;  34 GEVALLEN VAN de verkeering mst dezelven echter werdt voor eene wijle tijds minder; aangezien de vacantie begon te iïa« deren, en hij, geduurende dezelve, naar huis werdt gezonden. Maar Jan, in plaats van naar Bristol te gaan , ging naar een dorp, werwaards zijne moeder zich had begeeven; en toen hij daar kwam, vond hij, dat zij hem niet met die blijdfehap ontving , welke haar anderszins gewoonlijk vergezelde: hij bemerkte, dat eene zwaarmoedigheid zich over haar gelaat verfpreid hadt: want hoe verblijd zij ook ware van haaren zoon te zien, kon de zij ech« ter niet nalaaten aan haaren man te gedenken, wien- hij zeer fterk geleek.  kleenen jan. 35 Deeze was de droevigfte vacanHe, welke Jan ooit gehad had ; en hij was zeer blijde toen dezelve geëindigd was. Ten tijde dat hij weder naaf. fchool ging, waren 'er in zijns mees-ters tuin zeer goede appelen rijp, die hij zich voorgefteld hadt grootdeels te zullen eigenen : met dit oogmerk ftond hij op een' morgen vroeg op, en wekte tevens zijnen flaapmakker; hem vraagende om mede te gaan, en eenige appelen te neemen; maar Smith, >die een zeer goede jongen was , weigerde hem dit wijslijk, en Jan ging alleen. — Zo dra hij vertrokken was, ging zijn bedmakker den meester opwek-  35 GEVALLEN VAN ken, die zeer te onvrede riep: wie is daar ? „ Smith, meester! die u komt „ zeggen dat kleene Jan den tuin is „ gaan bededen.„Ik dank u," zeide de meester, ga in de zaal, en ik zal oogenbliklijk bij u zijn, Hij ging, en de meester volgde hem fpoedig met eene zweep in de hand; zij gingen vervolgens te famen, en kwamen ongemerkt bij den boom, In welken Jan zat , en bezig was zijne zakken te vullen. De meester begroette hem met te zeggen: Schurk J kom naar beneden. Jan viel oogenbliklijk uit den boom, en zich omkeerende, zag hij zijn' meester en den jongen Smith : hij meende 'er toen weder in te klim-    TKTE EISTEN JAN. Jfr. ^rsen.; maar de meester gaf hem geen tijd, en ftrafte hem daadlijk naar verdienften. Dit gedaan zijnde, vraagde hij hem, waarom hij zijne appelen ftal: gij weet, voegde hij 'er bij, dat, wanneer gij mij om eeaigen daar van had gevraagd, ik u die zou gegeeven 'hebben. De meester doorzogt vervolgens zijne zakken, en gaf alle de appelen, die hij *er ia vond, aan Smith. Jan kreeg een zwaaren taak, en werdt opgeflooten, terWijl de andere jongens fpeelden. Sommigen van mijne kleene lee-, zers zullen zeggen, dat Smith niet had behooren te klappen; maar eea van de Godlijke geboden is: gtj Utk niet fteelen, D  $S G E V AX L,E N VA N AGT.STE HOOFDSTUK. Den morgen , na dat Jan zijtf swaaren taak afgedaan had , Hond hij vroeg op , en liep van fchool., met oogmerk om zijne moeder te huis te verrasfen , zelf eer zij zoude ,opgeftaan zijn, om zich te beklaagen over de flechte behandeling, welke hij meende ondergaan te hebben. Ka dat hij eenige uuren rond gezworven had: want hij was beducht cm den rechten weg te gaan , uit vreeze van achterhaald te worden8  f* kwam «I °P «en bijpad, op den hoek van eell bosqh , wm eene bende ï8a heidens haare WH zat gereed te maaken. hefteen. de iB een van een fchaap, da, *l weinige naci-.cen te voren Bitte «actden gedood, en het welk zij J den vorigen mi>rgea den eigenaar af. gebedeld hadden.. Kleene Jan, niet weetendo dat dit volk gewoon was kinderen te be«eelen, en dikwila zelf volwasfchenmenfchen, g!ng vrijmoedig op hen aan, en vraagde hen «aar den we* welken zij hem gereedlijfc. zeiden' Een van hnn vraagde hem vervolgen,* om eene aalmoes, waarop hij „m een man K rd,ijnen > al ^ ' ^ D 2  4P GEVALLEN VAN uit den zak haalde, 't welk hem ©3 «rfcheidene tijden door zijne moe. der was gezonden, heloopende etlijke. guldens ; en gaf een ftuwer" aan den genen, die hem de aalmoes gevraagd hadt;. maar de bende , ziende, dat hij meer gelds en ook goede klee. deren hadt, befloot , om hem van. alles te beroovcn. Met dit oogmerk Iprak een dezelven hem in deezer voege aan: „lieve jongen! gij moes* „ bü ons blijven: gij zoud zo geluk„ kig zijn als een koning, M Na. eenige overreedingen en zeer veele. bedreigingen gaf Jan ztjne toeftem, ming. Den volgenden nacht ging een «ui de. heidens in eene fchaapskooi „  . loopen; dewijl ik ieder ogenblik yt verwagtte , dat hij zou te rug „ komen: ook dagt ik dat hij uwer „ aandacht en zorg onwaardig vvas, „ en ben van oordeel, dat, zo hij j, eenige bezigheid of beroep zal ter „ hand neemen , het nu tijd is om ,, daarmede aantevangen : want- ik>  KL EENEN JAN. 47 1, kan hem niet weder aanneemen, „ om dat hij verfcheidene van mijne „ beste leerlingen bijna bedorven 9, heeft. — Zijne moeder volgde deezenraad, en na met den meester vereffend te hebben, keerde zij met Jan naar huis* iïoe zeer gepijnigd in 't geweten, Door knaagend wroegen gantsch vervuld. kon Jan zijn nukken niet vergecten j Vergrootend daaglijks zijne fchuld.  43 GEVALLEN VA* NEGENDE HOOFDSTUK. Den volgenden dag begaf zich 8e moeder van Jan bij zijnen oom*, een koopman te Bristol, met wien zij raadpleegde om hem op een eomptoir -te plaatfen; doch welke eindelijk zelf beiloot hem te.neemen. ^"erwijl zij derwaards gegaan was, lieten zijne booze heblijkheden niet toe, dat hij niet het een of ander kwaad bedreef: hij nam vier nootendoppen, vulde die met pik, en deed die vervolgens onder de pooten yau de kat» Omtrent een uur ca   Juist toenliüie Wdde o'Ihq'i kwam iets in de Jkanier vlieden . Uk. 40.. O  KLEENEN JAN.- 49 dat het huisgezin te bed was ge. gaan , zette hij de poes néér in, zijne eigene kamer, welke tegen over die van de dienstboden was, die hij voorgenomen had te verfchrikken; hij maakte geweld, om het arme dier vrees aan te jaagen. De kat begon vervolgens rond te loopen 5 maar juist toen hij te bedde ging, en het gevolg van zijnen list meende te.zullen zien, kwam onverwacht iets in de kamer vliegen, 't welk hij dacht een fpook te zijn. ja!1 fchrikte, fchreemvde luidkeels en viel nederin flaauwte. Het gedruis had het geheels huis. gezin wakker gemaakt, met fpook « al. Het fpook was de meid, E  g€> GEVALLEN VAN die hij gemeend hadt-te doen fchi ken. Deeze , gewoon in haaren ftaap om te wandelen, en ziende dat hij zeer verfchrïkt was , deet alles, wat mooglijk ware om hem tot bcdaaren te brengen; maar juist ■ toen hij bij zich zeiven kwam , merkende, dat zij, die hij nog dagt dat een fpook was, hem vast hield, fchreeuwde hij nog harder dan te voren, en viel op nieuw in flaauwte< Ondertusfchen kwamen de andere dienstboden , die alles fpoe* dig te recht brachten. Den volgenden dag ging Jan naar •jijn' oom te kristol ; maar beviel niet zeer aan ciie familie: want zijn ©om, die een vroom man was, had  KL-EISNEN JAN. 51 des avonds , als de zaaken afgoloo* pen waren, de gewoonte, in den bijbel te leezen, waarbij het geheels huisgezin moest tegenwoordig zi;u, en dit gedaan zijnde , vereenigden zij zich in dankzeggingen aan God voor de ontvangene weldaaden en blijken zijner voorzienigheid geduurende den dag. Jan zag hiervan, gelijk elk een *t ook behoort te zien , weldra de nuttigheid , en begon zich fpoedig zeer gezet en eroftig te betoonen; zo fterk zelfs , dat, wanneer zijn oom genoodzaakt was, om uit de Had te gaan , zo als dikwils gebeurde, Jan de avond - voorleezingen voor het huisgezin pleeg te E %  5^ GEVALLEN VAN doen. In 't kort hij werd zo oplettend en naarftig, dat zijn oom groot vertrouwen in hem Helde, en hem, op een kersmis, het land door zond , om zeer aanmerkelijke lommen te ontvangen, en andere zaaken van belang te verrichten. Nooit zult ge, o ondeugd ! zegevieren, Uw'-helft-hen aanflag ztlf ten lpijt, A's Reden onder de banieren Van Godsdienst heel uw heir beftrijd'.  KLEENEN JA Ni TIENDE HOOFDSTUK. Het fneeuwde fterk, en waaide geweldig , toen Jan zeker dorp inkwam \ en daar hij dagt, dat de ftorm niet fpoedig zou bedaaren, begaf hij zich in eene kleene herberg , waar hij, toevallig, zijn oog llaande op een tooneelbillet, dat op de tafel lag, met verwondering den naam las van Dolleman, een' ouden fchoolmakker en een' van zijne geliefdfte fpeelgenooten; en daar da fchouwplaats juist achter de herberg was , liep hij aanftonds achter op  J4 GEVALLEN VAN het tooneel, en zag 'er Tom Dolleman weldra afkoomen. Jan , zich bekend gemaakt hebbende , en het Huk geëindigd zijnde , gingen zij te famen in de herberg. Jan begon Tom zeer ernftig te fpreeken over de ellendige wijze, waarop hij leefde,, Hoe! " zeide Tom, „ ik win mijn brood fat„ foenlijk , leef als een heer, en „ ben nooit gelukkiger geweest , „ dan nu; " zich van verfcheidene zulke valfche uitdrukkingen bedienende , om Jan tot ondeugd te verleiden. „ Indien gij lust hebt , om ,, bij ons te komen," zeide Tom, „ dan zal ik mijn best doen dat gij », aangenomen worde: want ik ttm  KLEENENJAN. 5£ „ zeer in gunst bij onzen beftuurder." „ Zo ik al wilde," zeide Jan, op wien de drank, dien zij gebruikten , zo wel als de redenkracht van Tom thans begonnen te werken, „ wat zal ik dan doen met het „ geld, dat ik voor mijn' oom heb „ ontvangen?" — „Ho! ho.' dat „ is juist de zaak, " zeide de ander, ,, hoe veel hebt gij wel?" —. „ Twee duizend guldens," antwoordde. Jan — „ Zeer gelukkig," riep Tom uit, „ voor deeze fom kunnen „ wij de geheele troep hebben, en 5, dan zullen wïj zoo gelukkig zijn „ als de koning zelf." Men zond om den beftuurder, en de koop werd geflooten, terwijl E 4  5^ GEVALLEN VAN Jan in eene foort van zwijmeling was ; en zij vertrokken omtrend middernacht. Geen fpee'rooneel, ondanks zijn vreugd, Trooiie immer u van 't pad der deugd*  KLEENE N JAN. 57 ELFDE HOOFDSTUK. Jan zich in het bezit van zijnen Hieuwen aankoop ziende, en Tom tot beftuurder gemaakt hebbende, begaven zij zich naar eene andere plaats; waar zij fleeks weinige dagen geweest waren , toen zijn gewaande vriend Tom , met eeè paar looze knaapen , een van welken de vorige beftuurder zelfwas, het befluit nam om hem de troep weder afhandig te maakeiié Tom wist zeer wél dat Jan een lief-hebber van het fpel wa*, diens-  5§ GS VALLEN VA N volgens lokte hij hem daartoe, e& liet hem op zekeren avond een goede fomme gelds winnen. Men nam echrer vóór, hem den volgenden avond van alles te berooven , door een aanzienlijk kapitaal regen zijne troep te zetten; doch dit oogmerk werd verijdeld: vvanc het ftuk , dat dien avond vertoond zoude worden, was George Bawxell, waarin Jan, voor de eerde maal de rol van George aoude fpeelen. —. Hij begon mes veel levendigheid; dan, aan dat gedeelte van zijnen rol komende, waar George zijnen oom eerst berooft , en daarna vermoordt, gevoelde hij, dat hij weinig minder deed, dan zijn eigen rol fpeelen; zoo vermogende   Mom. eiLjiftool-vxelen lu-m uit tle lami . I>lz./-g.  KLEEKEN JAN. ff Waren in de daad de overtuigingen van zijn geweten, dat mom en pistool hem uit de hand vielen, eri hij op het tooneel nederzeeg. Hij werdt -terftond binnen ge draagen , en men moest verfchooning vraagen s want hij was buiten Haat om verader door te fpeelen , en zijn rol werdt door een' ander' opgenomen, Dit gelukkig geval voor jan, welk hem in zijnen 1 loop ter ondeugd (tuitte, en hem eene andere gelegenheid gaf om weder tot het pad der deugd te keeren, was echter zodanig tot zijn nadeel ruchtbaar geworden, dat hij den volgenden dag gevat, en vcor een' rechter gebragt werdop vermoeden,  O E VALLEN VAN dat -hij eenig kwaad gedaan had? doch wijl niets tegen hem kon beweezen worden , werd hij weder op vrije voeten gefield ; en daar hij zich met veel verlies van de troep hadt afgemaakt, ten behoeve van Tom en de andere looze gasten, vertrok hij, om van zijnen beledigden oom en moeder die vergiffenis te verwerven, welke hij, waarlijk, zoo wei. Big verdiende. tracht ge ooit, ojonfling! naar vermaak, Denk iteeds dat ook op roozenpiên Niet fchaar, de fcberpfte doornen fraa«..rt Wee hem, die ze, onvoorzien, g<;naakM  KLEENEN JAN. 6l TWAALFDE HOOFDSTUK. Toen Jan te Bristol kwam, werd sein gezegd, dat zijne moeder zeer ziek lag , en zijn oom haar was gaan zien; hij ging dus naar haar huis, en in haare kamer komende, vond hij haar naauwlijks meer in het leven. Zij riep hem met eene flaauwe item, en fprak hem in deezer voege aan: „ Waar zijt gij geweest, mijn „ zoon! Hij zeide haar dit met zo weinige woorden als mooglijk was. " ^ Maar, waarom , " vraagde zij, F  62 GEVALLEN VAN „ hebt gij mij niet doen weeten, „ waar gij waait: dit zou mij nog* „ tot eenigen troost geweest zijn. „ Och, mijn zoon! had gij flechts „ de deugdzaame vooibeelden van „ uwen overleden' vader, en van „ uwen verongelijkten oom gevolgd, „ zo zoudt gij nog een fteun voor mij geweest zijn in mijnen ouder„ dom; maar nu hebt gij mijne grijze „ hairen met droefheid ten grave „ gebragt. Ik vergeef het u, mijn „ zoon, en hoop dat God het u ook „ zal doen. Volg in het toekoo„ mende den raad van uwen oom, „ en ik twijffel niet, of gij zult j, berouw hebben over uwe begaa* „ ne dwaasheden, en u gédraagen  KLEENENJAN. 0*3 jj gelijk het een' goed' christen be9, taamt. " Hij wilde nog antwoorden, maar zij ftierf; en Jan ziende dat zij dood was, gaf eenen geweldigen fchreeuw, en viel oogenbliklijk van zich zeiven. Weder bijgebragt zijn de, f}>rafc zijn oom hem aldus aan: „ Uwe lieve moeder is nu over„ leden, en gij hebt in deeze wae» reld geene andere leidslieden , „ dan mij , en uwe eigene voor„ zigtigheid ; maar indien gij dat j, pad gehouden had , welk gij ,, fcheen te bewandelen, toen ik „ onvoorzigtig genoeg was, mooge „ ik zeggen, om u op reis te zen„ den, zoud gij zeer waarfchijnlijk F 2  &J- GEVALLEN VAN „ nog eene deugdzaam e , tedere» en toegenegene moeder gehad „ hebben , om uwen gang te be„ ftuureu. " Jan beloofde, zich in 't vervolg beter te zullen gedraagen, en zijnoom vergaf hem alles, wat gebeurd was; maar fchoon beiden oom en moeder hem vergifnis gefchonken hadden, was hij toch buiten ftaat» om zich zeiven kwijt te fchelden. Zijne droefheid was groot en werdt van eene gevaarlijke koorts gevolgd. Na zijne hei Helling richtte hijeen e marmeren graftombe op , ter gedachtenis van zijne moeder, met het volgende opfchrift.  KLEENEN JAN. DIT GEDENKTEKEN WERDT OPGERICHT, DOOR EENEN DER SLECHTSTE ZOONEN, TER GEDACHTEN'SSE VAN ClifrMÜ Wittw EENE DER BESTE MOEDERS, IN HET 4PSTE JAAR HA ARS OUDERDOMS , VAN DK OEFHEID , GESTORVEN, WEGENS HET SPOORLOOS GEDRAG VAN HEM, DIE HAAR DIT TREURIG GEDENKTEKEN STIGT VAN HAARE DEUGD EN VAN ZIJNE ONDEUGD. Wendt nimner, onbedacht, 't oog naar dit graf gefteente, Dat hulde en eerbied eiscllt van ouderdom en jeugd; Tot aan der vvaereld eind bewaarer van 'c gebeente Der Godsvrucht, minzaamheid, der <*oedbeid en der deugd: Van haar, wier edel hart van moederliefde gloeide, Behoefte en krankheid met een' traan van troost befproeide. F 3  66 GEVALLEN VAN DERTIENDE HOOFDSTUK. Jan beweende eenigen tijd oprechtlij k het verlies van zijne moeder en luisterde met aandacht naar de wijze lesfen van zijnen oom. Op raad van deezen had zijne moeder hem tien duizend guldens bij testament gemaakt, om betaald te worden, wanneer hij den ouderdom van een en twintig jaaren zou bereikt hebben. De renten van het overige kapitaal, nog twintig duizend guldens daar en boven, moesten hem weekli,ks uitgekeerd wor-  KLEENEN JAN. 67 den. Dan naauwïijks bereikte Jan dien ouderdom, of hij had de onbcfchaamdheid van zijnen oom te verwijten , dat hij zijne moeder, uife beginfels van eigenbelang , had af. geraden, om hem meester van het kapitaal zelve te maaken. Terftond na het ontvangen der tien duizend guldens nam hij de reis naar Londen aan; en bij het tooneel onderzoek doende naar zijnen ouden vriend Tom Dolleman, vernam Jan weldra , dat hij voor eene fchuld van honderd guldens-in hegtenis zat, en was dwaas genoeg om deezen voor hem te betaalen waarna hij Tom met zig nam naar eene" herberg, en hem de bijzonderF 4  68 GEVALLEN VAN heden van het verfchil met zijnen oom verhaalde. Tom roemde Jan zeer, wegens het geene hij zijnen geest noemde , en hem vervolgens tot alle de buitenfporigheden leidende, welken de ftad oplevert, verminderde hij de hoofdfom van zijnen vriend weldra tot de helft. Tom bekende hem vervolgens, dat hij bevreesd was om in Engeland te blijven, dewijl hij verfcheiden ftraat- en ftruikroverijen bedreeven had; en raadde Jan om voor het overfchot van zijn geld eenige goederen te koopen, en een togtjen naar de WestIndiën te doen, alwaar gelegenheid zoude zijn om dezelven met groot voordeel te verkoopen, en zich for-  KLEENEN JAN. {)£ tuin te bezorgen. Jan vergaapte zich aan dit lokaas, en kogt diensvolgens eene menigte goederen, met welken zij zich , weinige weeken daarna, aan boord begaven van het fchip den waager, beflemd iuar Barbados. Jan en Tom bemerkten fpoed ig, dat al het fcheepsvolk, uitgezonderd één man, die de fpot was van allen, genoegzaam even flecht was , als zij zeiven: want ieder woord , dat zij fpraken, eindigde met ijslijke vloeken, en lederen avond in drcr> kenfehap. Tom , ziende dat de kapitein even zeer genegen was tot den drank als alle de overigen, haalde  70 GEVALLEN VAN Jan over, om het grootfte deel van het volk tot muiterij te verleiden, en wierp vervolgens, met twee anderen, den kapitein, op zekeren nacht, dat hij zwaar befchonken was, over boord. Der overige manfchap werdt het fchieüjk beduid , om Jan voor hunnen bevelhebber te erkennen; uitgezonderd die goede man , welke het altijd waagde om hem te verwijten wat hij gedaan had. Dan, zij gaven bevel om hem optefluiten, en dreigden hem van kant te helpen; doch uit hoofde van een' fpoedig opkoomenden ftorm waren zij verplicht hem te ontdaan, omdat hij de eenige was , die het fchïp  K L E E N E N JAN, ft wist te beftuuren, en de meesten reeds begonnen te vreezen voor de mooglijkheid om het te behouden. De ftorm had hun verfcheidene dagen op en néér geworpen, en het fchip was ieder ogenblik in gevaar van tegen de rotfen verbrijzeld te worden , toen Jan bevel gaf om de groote fioep uit te zetten. De goede man, echter, zeide dat zij beter zouden doen met in het fchip te blijven en te bidden , dan zich wel in de floep te vertrouwen ; doch niemand gaf acht op dit zeggen : want oogenbliklijk werd zij uitgezet , en eik, die greetig was om zijn leven te behouden, fprong *er in, uitgezonderd hij , die God  7i KLEENE JAN, wilde bidden : deeze zwom naat 'eene rots; maar Jan en Tom en alle hunne Hechte makkers werden , na eene korte wortteling, met de floep omver geworpen, en zij verdronken. De man, die naar de rots gezwommen was, werd den volgenden dag, bijna magtloos,gered door een fchip, dat naar Bristol zeilde , alwaar hij alle de bijzonderheden van het treurig einde van Jan bekend maakte. Leezers! roept in alle uwe tegen» fr>oeden tot god , en Hij zal u verlogen ; maar wanneer Hij u verlost heeft, moet gij Hem ook niet ver- fieeteïU J. W. H. oud 14 jaaren-.