D E SPREE KENDE S CHILDER Y.  D E SPREE KENDE SCHILDER Y. ZANGSPEL. GEVOLGD NAAR HET FRANSCH VAN A N S A U M E. DOOR BAR THOLOMEUS RU L O F F S. Tr AMSTERDAM, I?y JAN HELDERS, in de Nes.by de PieterJacobftraat, 1781. Met Privihgit.   AAN ME FR O UWE JOHANIADOtOTHEA T ISABELLA. Wie? COLOMBINE. De aanftaande bruidegom. Voorzeker komt hy, om U zyne liefde en eerbied op te draagen. ISABELLA. Casfander!.. Och dat hem myne oogen nimmer zagen! COLOMBINE. Gedraag u naar myn' raad, En toon den goeden man een vriendelyk gelaat. DERDE T O O N E E L. ISABELLA, COLOMBINE, CASSANDER. CASS ANDER. Bekoorlyke Ifabel! 'k verlangde, om u te groeten. Hoe vaait gy? COLOMBINE. Wel, myn heer. Tegens Ifabella. Nu, fta hem toch te woord. CAS SANDER. Ja, Colombine, elk zal bekennen moetenDat zy beminnlyk is. Zy heeft myn ziel bekoord. Haare oogen, die myn hart doordrongen, B Ver-  io De SPREEKENDE SCHILDERY; Verrukken my doen my verjongen. Maar boe... Zy fpreekt geen woord... Tegens Ifabella. Wat fchort u? Tegens Colombine. Kwelt haar iets? colombine. De liefde, die ze u draagt, verdomt haar, anders niets. cassander. Ter goeder trouw? isabella, ter zyde. Wat taal! wat logen'. cassander. Zulk een teken Verrukt myn ganfche ziel. Tegens Ifabella. Myn engel! wil eens fpreeken. Bevestig dit bericht, indien het u gevalP, Dat al myn zorg en vrees volftrekt verdwynen zal. isabella. Geloof me, Colombine is, in u te berichten, ISiet zeer oprecht. Zy trekt gevolgen... colombine. Och! mynheer, UitTchaamte, uit zedigheid, dat vrouwlyk punt van eer, Ontveinst zy haare drift... Laat u door my verlichten... Gy weet, wat ftryd een meisje in 't jeugdig hart gevoelt, Dat  ZANGSPEL. ii Dat gaerne, zo het dorst, zou zeggen waar 't op doelt» CASSANDER, kgchende. Maar eindlyk wordt de tyd geboren, Dat haar zelfs de eer gebie.lt van minnen en bekooren Te fprêeken , en die reeds zo lang begeerde tyd, Zal nu wel haast verfchynen. Niet anders als een lam 't oog van een' wolf verblydt, Die hier en daar,uit hongersnood, liep kwynen, Verheugt de bruiloftsdag den minnaar, die vast wacht, Om het onnozel lam te omarmen... Maar gy lagcht?.. Zoudt gy misfchien dien wolf ook vreezen? COLOMBINE. Ik zweer u, dat hy haar nooit zal verfchrikklyk wezen. CASSANDER. Ta, dat verzeker ik... Wy zyn het eens. WeMan , Gy ftemt d3n toe, met my in 't huwelyk te treeden?.,. ISABELLA. Zo als gy wilt. COLOMBINE, tegens Casfander. Zie nu, hoe uwe zaaken ftaaiv En of ik onrecht had? Tegens Ifabella. Toon toch meer tederheden. B 2' C A9-  « De SPREEKENDE SCHILDERT; CA S SANDER. ARIA. Dat bekoorlylt woord, Doet myn ziel herleeven, Door tedre min gedreeven Verrukt en bekoord.. Let 'er op myn fchoone! Dat men liefde toone, Eischt het teder minnewicht. En dit te wederftreeven, Zou 't misnoegen geeven: Want men verftoorc het ligt; Waar 't is vernoegd en bly, wanneer 't mag ovenvinnen 'k Word reeds zyn kragt gewaar door u getrouw te minnen. Dat bekoorlyk woord, enz. colombine, op eene [clmtzende wyze. Doe dan dat minnewicht uw liefde en tederheid Door eenig teken blyken. CASSANDER, glimlagchende. Hum, hum, dit zou my wel gelykcn. Gy fpreekt gelyk het voegt. colombine. Het geen ik heb gezeid, Zeide ik ter goeder trouw. CASSANDER, ter zyde. Ik moet op alles letten; En hoe naauwkeuriger ik alles weege en wikk', Hoe meer ik word geperst, zelfs in dit oogenb'lik, Om  ZANGSPEL. 13 Om myn geheim befluit onmidlyk voort te zetten. Tegens ffcbella. Ik weet wel, dat ik u bedroeven zal, maar my Bedroef ik zelf het meest... doch 't moet zo zyn... COLOMBINE. HoelGy? CASSANDER. Ik moet, tot redding myner zaaken, My tot de reis gereed gaan maaken , En in de naaste ftad... ISABELLA. Zo daadlyk? CASSANDER. Ja, terftond, En zo myn plicht my niet verbondt, Om met de aanzienelykfte leden Des lands daar in gefprek te treeden, Zou ik niet gaan. Gy ziet, ik ben 't verplicht. COLOMBINE. Ja, Ja. CASSANDER. 't Is hoog tyd dat ik ga. Ik ben 'er noodig, en men zal 'er op my wachten. Ik ftelde deze reis te lang uit... COLOMBINE. Maar 't is vreemd, Zeer vreemd, naar myn gedachten, Dat gy die reis juist onderneemt Op 't punt van trouwen ? B 3 CAS'  J4 De SPEEKENDE SCHILDERY; cassander. Na verloop van weinig dagen Hoop ik hier weêr te zyn, om eindelyk myn min Bekroond te zien... Maar fchoon de reis my moet mishaagen, En ik myn waarde zielsvriendin, Met fmart verlaat, die fmart vermindert, door 't bedenken , Dat gy, myn fchoone, my uw harte en band wilt fchenken. colombine. Gy fpeelt ons daar een' trek, die juist niet teder flaat. Tegens Ifabella. Gy houdt u als een beeld. Toon hem een bly gelaat- isabella, tegens Colombine. Laat my begaan. Tegens Casfander. In deze omftandigheden... Ontfteld... Getroffen door verdriet... Dan weêr door vrees... colombine) ftil tegens Ifabella. 't Gaat wel. cassander. Zy fchreit.nuzymeziet Vertrekken... Nu myn kind, bedaar en hoor naar reden. Uw droefheid — uwe fmart Uw fchreijen treft myn hart. TRIO. cassander. Ik moet, wat kan liet fchreijen baaien?' colombine. Z»\ men haar, die men mint, verlaaten? i s a-  ZANGSPEL. ir isabella. Helaas! wat doe ik hier alleen? cassander. Vertroost u toch, myne uitgeleezen. colombine. Nu zal ze niet te trooften wezen. isabella. Gy kunt dan gaan, en gaat dan heen ? colombine. Gy gaat, daar zy fmelt door geween? cassander. Hoe ftreclen my die tederheên. Bezadig u, myne uitverkooren. Myn hart zal u alleen behooren , Aan u, myn lief en anders geen. isabella. Hoe zal ik, van u afgefcheién, In ftilte en eenzaamheid fteeds fchreijen. En 'toevlucht zoeken in geween. colombine, ter zyde. Hoe loos en listig en vol ftreeken, Weet ze, naar zyn hart te fpreeken. Ik wed, 'er leeft geen eenig man, Dien zy, door list niet doeken kan. ca ss ander. Ik moet, wat kan, enz. colombine. Maar is 't niet mogelyk, om ditmaal t'huis te blyven? Gy ziet hoe hier uw zaaken flaan. ISA-  ie De SPREEKENDE SCHILDERS; i sa BELLAj ftil teg;ns Colombine. Waar moeit ge u mede? Laat hem gaan. cassander. Wel ja, ik zou wel kunnen fchryven, Zo u myn afzyn waarlyk kwelt, Dat ik te zwak, of ongefteld... colombine. Neen, dat vooral niet. isabella. Neen, die heuschheid zou niet voegen. De liefde moet zich vergenoegen, En zwygen, als de reden 't vraagt. cassander. Gelooft gy 't? 'k zal dan gaan, hoe zeer het my mishaagt. isabella. Ja, ga vry. cassander. Zo gy toch... colombine, ter zyle. Pak u maar fchielyk heenen. isabella. En keer op uw gemak. cassander, ter zyde. Dit alles fchynt geen meenen. Hier fchuilt bedrog; maar zacht... Hy gaat het wyst' te werk, die toeziet, loert en wacht. Tegens Ifabella. Dewyl gy dan myn afzyn wilt gehengen, Zo  ZANGSPEL. 17 Zo Iaat u Colombine in uwe kamer brengen; En dat ze u daar vertroost', tot dat ik wederkeer. ISARELLA. Welaan dan.. Nu vaarwel, myn heer. CASSANDER. Vaarwel, vertroost u. ISABELLA. Dat geen dieven u berooven. COLOMBINE. Noch ichelmen. ISABELLA. Want, zo men geruchten mag gelooven, Zyn ze overal op weg. COLOMBINE. Ik denk en onderftel, Dat uw pistoolen zyn gelaaden? Die voorzorg is u aan te raaden. CASSANDER. Ja, zorg 'er maar niet voor. COLOMBINE. Vaarwel, myn heer. CA SSANDER. Vaarwel. Ifabella en Colombine gaan in haare kamer. VIERDE T O O N E E L. CASSANDER, alleen. Ik peins dan hoe ik peins, my dunkt, het kan niet wezen," C Dat  18 De SPREEKENDE SCHILDERY; Dat Ifabella, die my eerst zo koel ontfing, My nu beminnen zou?.. Ik ben niet buiten vreezen. 'k Ducht voor haar hartsverandering... Eerst zo afkeerig! — nu zo teder!... 't is een wonder. Gewis, hier fchuilt iets onder... Ik ben het doel van haar vermaak. Zy, in het bloeijen haarer jaaren En vrouwen—ik reeds grys van hairen... 't Is buiten tegenfpraak, Ik benhet offer, dat ze kiezen... In my te fpaaren zou haar doel zyn' wensch verliezen. / ARIA. Wanneer men eens beflooten heeft, Om 't oog eens gr waards te verblinden, Dan weet men alles uit te vinden; En meid en knecht en kind en vrinden, 't Schynt dat ieder hierin leeft. Hy moog' zich vleijen zien en ftreclen ; Doch dit is flechts veinzery: De vrouw poogt loos zyn hart te ftcelen, Als zy hem lonkend treedt op zy. De goede man wordt dus veroverd, ' 6 Roept hy: „ dit gedrag betovert. „ Ga voort, ga voort". Schoon u dit, dommebloed, bekoort, Weet, dat de hand, die u komt ftreelen', En u zo onbedacht vervoert Gewis een moorddolk kan verhcelen. Terwyl man op uw ieevcn loert. Wanneer men, enz. Wat  ZANGSPEL. 19 Wat my belangt, die al zo oud geworden ben , 't Verheugt me, dat ik reeds de minneftreeken ken. En dat men, fchoon ik juist niet loos fchyn, werk zal vinden, Om my zo ligtlyk te verblinden. Een voorgewende reis legt beide reeds een' ftrik. Ik kan, me in dit vertrek verfchuilende, befpieden Al 't geen 'er moog' gefchieden Van oogenblik tot oogenblik. Nu achten zy zich vry... Men hoort binnen als uitgelaaten lagchen. Maar, welk een yslyk Ieeven!... 'k Hoor lagchen, dat het klinkt... Het gaat daar binnen goed. De droefheid zil haar dus niet dringen tot in 't bloed... Maar evenwel, men fchynt de vreugd geen maat te geeven. Hy roept Waar zyt gy, Colombine? V Y F D E T O O N E E L. CASSANDER, COLOMBINE. COLOMBINE. Ik ben Hoe nog niet weg ? Wy dachten, dat gy reeds vertrokken waart... CASSANDER. Maar zeg, Is dit de reden dan, die u zo uiigelaaten Deedt lagchen? C 2 CO-  20 De SPREEECENDE SCHILDER7; colombine. „. . . Neen, ter goeder trouw Dit is de reden niet: maar om dat uit de kouw, Waarin twee feisjes'zaten, Het mannetje is gevlucht, borst ik in lagchen uit: Want Ifabella, die het wyfje nu zag treuren, Begrypt,dat dit geval iets ongemeens beduidt, En dat 'er wel iets anders zal gebeuren, Om dat men zegt in 't algemeen, 't Blyft nimmer by één ongeluk alleen". cassander. Maar gy?.. colombine. Ik troost haar. cassander. En al Iagchende ? colombine. , , Met reden : En als by wederftuit; want door myn luid gelagen Wierdt Ifabella meè gedwongen, hoe te onvreden lot lagchen. ' cassander. Nu, 't is goed... Maar kom eens voor den dag En zeg de gaarheid, mag ik op dien grondflag bouwen Dat Ifabella my uit liefde wenscht te trouwen ? c o l o m e i n e. Welzeker. Tivyffelt gy? ISA'  ZANGSPEL. 21 CASSANDER. 'k Sta toe dat zy my mint; Maar mint ze op eene wys, daar ik geneuchte in vind ? COLOMBINE. Wat wys? Wat meent ge? Zeg 't my eens. CASSANDER. Ik zou verlangen, Dat ik van haar uit liefde werdt ontfangen, En dat ze my niet nam in hoop, fchoon onder fchyn Van liefde, om in het kort Casfanders weèuw te zyn. COLOMBINE. Wat lelyk denkbeeld! Gaf ze u immer blyk of teken Van zulk een laag beftaan ? CASSANDER. Hoor, Colombine, ik reken, Dat men , van myn geval, Gelyk men is gewoon te denken, denken zal. Zodra een meisje is te overreeden, Om met een gryzaard in den echt, Vooral, wanneer zy fchoon en aartig is, te treeden, Dan zegt de waereld ftraks,,, haar liefde is niet oprecht; „ Die beiden zyn niet voor elkander. „ Het meisje trouwt om 't geld, althans om 't een of 't ander; „ Maar nooit uit zuivre min." En ik heb in die taal geen' zin. 'k wensch in de vrouw, met wie myn hart zich zal verbinden, Een teedre oprechte ziel te vinden. Ja, ik begeer datzy, my trouwende, me ontfang* Met zo veel liefde, en met zo weinig dwang, C 3 Als  22 De SPREEKENDE SCHILDERY; Als jonge meisjes paaien Met knaapen van gelyke jaaren. colombine. Dit is dan uw befluit? cassander. Zo hoort het, naar ik meen, Zeg nu, bemint ze my, gelyk ik voorflel ? colombine. Neen. cassander. Hoe zo? colombine. Gy vordert iets, dat nimmer kan gefchïeden; Maar Iaat dat zyn zo 't zy... Geloof me, als een vriendin, Zo kiesch te zyn op 't ftuk van min, Zal, merkt gy zulks niet zelf? de reden u vei bieden. Men wil u minnen... Dit zy u genoeg. cassander. Misfchien. Verbeeldt gy u, dat ik, die eertyds was gezien, Met zo veel achting by de vrouwen, En voor zo wel gemaakt gehouên, Dat fleeds myn lof zweefde uit haar' mond; Daar elk my 't pronkbeeld van 'tgeflacht der mannen voudt Thans niet begeeren zou, en zonder kwaad te vreezen ' Van haar, die ik bemin of trouw, bemind te wezen? ' colombine. Gy zegt, men vondt u zo... 't Was eertyds, eertyds — maar • Daar fnelde, tusfchen nu en eertyds, menig jaar. ARIA.  ZANGSPEL* 23 ARIA. Gy zyt niet, die gy voor dezen waart, Dat gy toen hadt is lang veriooren, Toen hadt gy iets, dat vrouwen kon bekooren ; Toen hadt gy iets, dat nu geen liefde banrt, Die blyde tyd, die vreugde dagen, Zyn nu voorby en blyven ecuwig weg; Poog u dan wyslyk te gedraagen, En zo de min 11 kan behaagen, Doe wat ik zeg, En overleg, Dat men, in liefdes handelingen , Meest al zich zeiven moet bedwingen. Die, ontevreên, Steeds vraagt naar reên. Vindt duizend rustverhinderingen. Gy zyt niet, enz. CASSANDER. Door my in "t huwlyk te verbinden, Bedoel ik niets, dan 't geen een man, Als ik, in d'echt verheugen kan. COLOMBINE. 't Is billyk, dat gy dit in 't huwlyk wenscht te vinden. CASSANDER. En zo men trachten mogt, om my, Op de eene of andre wys, te doeken, Ik zou 't wel merken... Ja, door alles te onderzoeken... cc-  24 De SPREEKENDE SCHILDERT; colombine. Dat zou ik waarlyk doen, indien ik was als gy. cassander. Om zeker van myn zaak te zyn. colombine. Dat zoudt gy ook, naar allen fchyn. cassander. Ziet gy die oogen wel ? colombine. 6 Ja, 't zyn Argus oogen. cassander. Zy flaapen niet, denk daar vryaan. Een man, als ik, wat men ook moog beftaan, Wordt niet gemakkelyk bedroogen. Vaarwel. colombine. Zo gaat gy nu ? cassander. Voorzeker. colombine. Wel, myn heer, 'k Wensch u dan goede reis: kom in gezondheid weêr. ZESDE TO O N E E L. colombine, alleen. Wat drommel of hem fcheelt! Wat of hem zo doet maaien ? Men treft toch overal een foort van mannen aan, By  ZANGSPEL. sj By wie , al wat men doe fteeds kwalyk is gedaan: Die nooit te vreden zyn, al wil men hun onthaalen Meer, dan ze waardig zyn. Zy waanen fteeds, door ingebeelden fchyn, Dat ieder blind moet wezen voor hun jaaren; Ja dat bevalligheid , en vreugd, Die Hechts maar eigen zyn aan 't harte van de jeugd, Zich met een aangezicht vol rimpels kunnen paaren, Daar 'c ligchaam is beroofd van kracht. Neen, neen, Casfander, gy bedriegt u. 't Kan niet wezen; Natuur heeft op ons harte een onweêrftaanbre magt, Zy doet de drift, die ons bezielt, uit de oogen leezen. Dierhalven, zo zy u niet van uw' waan bevrydt, Is 't zeker, dat gy zulks volftrekt onwaardig zyt. Maar, op myne eer, ik fpreek als of ik heer Casfander Hierby my hadt... Wel nu... Men neemt vaak 't een voor 't Hier Haat zyn beeldtenis, (anderi Zo juist getroffen of hy 't is. Zy beziet de Schildery. Myn Heer,ik groetu...Maar,zoudtgyvolftrektbegeeren Dat men u teêr bemin?.. Gy vordert het, welaan, Men zal het doen, en zo gy 't eischt nog verdei gaan, Men zal u, als een' afgod, eeren. D ZE-  2 5 De SPREEKENDE SCHILDERV; ZEVENDE T O O N E E L. colombine, pier ot. PIERot, w buiten. Hou, Pieter, Karei, Jan... Is hier geen voIkinhuis? colombine, verwonderd. Wie drommelraast daar zo ? Wiemaaktzulk eengedruisch? pierot, ter kamer inkepende Geenknecht, geen meid! HoIIa.. Geeft niemant taal of teken? colombine. Het is Pierot!.. 6 Ja.. Ik ken hem aan zyn fpreeken, En houding... Spreek dan... pierot. Hoe? colombine. Ja- pierot. Zytgy't? Colombine!.. Gy?.. colombine. zyt gy 't ? pierot. Ik ben 't. colombine. Ik ben 't. pierot. Hoe kwam het by Dat  ZANGSPEL. 27 Dat gy hier zyt gekomen? COLOMBINE. 't Is ons gewoon verblyf. PIEROT. Is heer Casfander dan Geftorven, of is hy verhuisd? COLOMBINE. Gansch niet, de man Leeft, en hier woont hy. Maar, hebt gy nog niet vernomen, Hoe hy, tot raazens toe verliefd, op morgen ligt Zyn huwelyk volbrengt. PIEROT. Zyn huwlyk? wat bericht! Wat hoor ik! Heer Casfander trouwen!... Zyt gy misfchien dat puik der vrouwen Waarop hy is verliefd?.. Hoor, Colombine, ik zweer, Indien hy zich dit dorst vermeeten, Dat myn jaloerfche drift hem ftraks... COLOMBINE. Zacht!.. gy moet weeten, Dat ik de geen niet ben, die hy bemint. PIEROT. Gy niet? COLOMBINE. Neen, maar zyn oog is, onder allen, Op myn meestres, op Ifabella . juist gevallen. Nu weet gy wat 'er is gefchied. riEROT, En Ifabelle is hier ? D 2 co-  28 De SPREEKENDE SCHILDER?; colombine. Voorzeker. pierot. Om wat reden ? colombine. Casfander is haar voogd. pierot. Ha, ha! is dat de zaak? colombine. ö Ja; want beide zyn haare ouders overleeden. pierot. Wanneer ik dit Leander kenbaar maak, Ben ik in duizend vreezen, Dat hy niet zal te troosten wezen. colombine. Leander is dan hier met u ? pierot. Zo ik niet mis Geeft onze wederkomst geen kleine hindernis. colombine. Hoe zo ? pierot. Hoe zo? wel is dat vraagens waardig? Leander wordt dus onrechtvaardig ^ Van Ifabella, die hy teder mint, beroofd... En my... Spreek... Is aan my wel beter lot beloofd? colombine. Gy mint my dan ? F I E-  ZANGSPEL. 29 pierot. 'k Zou niet! maar gy ? colombine. Ik kan 't niet zeggen. pierot. Waarom toch? colombine. Hoe! behoef ik dit wel uitteleggen? Verdient gy, dat men u, die, federt dag en jaar, Afwezig waart, en ons hier 't minfte niet deedt weeten Waar gy geftooven waart, of in wat hoek gezeten, Standvastig minnen zou? pierot. Myn lieve kind, befpaar De moeite, om hier van meer te fpreeken. Ik ben zo menigmaal verhuisd. Ik heb het gansch heelal — 'k heb aarde en zeen doorkruist, En kom nu van Cayenne. colombine. Cayenne is, naar ik reken, Dan ver van hier?.. p i[e r o t. Dat wil ik zweeren. colombine. Maar, misfchien Vondt gy de goudmyn daar. pierot. Neen: 'k heb 'er niets gezien D 3 Dan  30 De SPEEKËNDE SCHILDERY ; Dan woeste affchuwe'yke wilden , Die vry veel van ons volk verfchilden; Die, nors van houding en gelaat, In 't minst niet waard zyn, indedaad, Dat men, om hun tè z!en, zich blootftelle aan orkaanen. colombine. Orkaanen!.. 'k beef'er van... Zaagt gy 'er wel?.,. pierot. Ik zag. Eens zulk een fterk'orkaan. Hy duurde een'ganfchen dag Wat wierdt ons fchip gefold.'Niets fcheen een'weg te baanen Tot uitkomst, 'k Sidder, als ik denk. colombine. Heugt het u nog, Zo zeg van dien orkaan het een of 't ander toch? pierot. Met groot vermaak wil ik u dit genoegen fchenken, Want, na 't gevaar,aan het gevaar te denken, Gelyk een krygsman doet, by 't keeren uit-den ftryd, Behaagt ons. Luister toe, zo gy nieuwsgierig zyt. ARIA. Wy gingen fcheep, niet duchtend voor gevaaren, En ftaken af en roeiden bly van land, Gerust op roer en wand: De westewind boodt ons de hand, En ftuwde ons langzaam voort, by 't wentelen der baaien. De lucht betrekt ganscli onverwacht, 't Wordt, in een uurtyds , donkre nacht. De winden baldren, en daar onder Verneemt men blixemfhaal en donder, Dien  ZANGSPEL. 3i Dien elk van ons te ontwyken tracht* De Huurman, die nu beeft, En bang voor 't branden Van klip of fbranden ,1 Ziet, dat hem bet compas begeeft. Nu vliegt de kiel Tot aan de wolken , Dan weêr zinkt ze in 't diepst der kolken, Wen vondt geen ziel, Die iets dorst boopen. Ieder ducht hoe 't af zal loopen. Men houdt zich uaauwlyks op de been, - rolt onder een En vloekt ontzind. By 't naar gehuil van weêr en wind; En by 't gekraak —— gewoel en fchrik, Van oogenblik tot oogenblik; Niet af maar veeleer toegenomen, Doen ons de golven fchroomen In dezen nood, Voor een' gcwisfen dood. Eindlyl; zienjwy zee en winden, COLOMBINE. Uitgeftormd en uitgewoed. PIEROT. 't Licht vcrfchynt en wy bevinden Ons gerust en welgemoed. Door vreugde en goeden wyn, Ziet men allen fchrik verflinden. Door vreugde en goeden wyn Is al ons verdriet maar fchyn. Eindlyk zien wy, enz. mrét door Colombine enPiem,te zemen zingende,herhaal. co-  32 De SPREEKENDE SCHILDER?; colombine, lagchende. Myn vriend Pieroc, gy komt, naar ik kan hooren, Voorzeker ver van hier. pierot. Och dit, dit tel ik niet: Ik keer, fchoon niet zeer zwaar van geld, gelyk gyziet, Gezond en vry, en heb niets by dien ftorm verlooren. Al wat ik nu bedoel, wilt gy, beftaat hierin, Dat ik myn zwerven rtaake, om u, die ik bemin , In 't eind te trouwen. colombine. Wel... dievoorilag...NuwyfPreeken Elkandren nader... 'k Zeg intusfchen nog geen neen. pierot. Maar alles wel bekeeken, Waar zal het met Leander heen? Wat moet hy doen ? Zal hy gedoogen, Dat Ifabelle een' ander trouw? En hy, dus in zyn hoop bedroogen Haar woord... colombine. Zy mint hem nog, en zo zy kon, zy zou Haar hand niet aan Casfander geeven, Tenzy ze, door ontzag, hier toewierdt aangedreeven. pierot. Indien de zaak zo is, dan moesten wy dien echt, Door list of door geweld, beletten. colombine. Ja, te recht. Om  ZANGSPEL. 33 Om Ifabella en Leander te verbinden, Zal ik me, al wat ik kan, met blydfchap onderwinden, Casfander is van honk. pierot. Voortreflyk! colombine. En hy keen Eerst weder na drie dagen. Wy moesten dan dien tyd befteedenen iets waagen... pierot, de hand van Colombine neemer.de. Gy fpreekt gelyk behoort... 'k wil doen wat gy begeert. colombine, haare hand terug trekkende. Zwyg dan. pierot, ftoeijender rJoyze. Ja, fchatje lief. colombine, hem afwerende. Toon toch bedaarder zinnen. pierot. Gewis, want in het eind., .ja 't huwlyk... onder't minnen... Geloof me, laat ons dezen band Toch fpoedig fluiten. colombine. Wel, ik geef u hart en hand, Zo gy me maar bemint. pierot. 'k Zou 't zelfde kunnen zeggen, Maar 'k wil door achterdocht myn min geenHrikken leggen, En ik betrouw, dat my uw liefde, ö fchoonlle beeld, Nooit kwaade parten heeft gefpeeld. E co-  34 De SPREEKENDE SCHILDERT; COLOMBINE. Neen, nooit, pfcrot, neen, nooit... Gy moogt me vry geloo. Geen mensch kost u myn hart ontrooven ; (ven Het heeft alleen op u gedoeld. 'k Heb voor geen' ander man een gryntje min gevoeld. DUO. COLOMBINE. "k Zal eindeloos tot u in liefde blaaken: PIEROT. De dood alleen zal my gevoelloos maakcn. COLOMBINE. Ik zweer by 't hemellicht. PIEROT. Ik by uw fchoon gezicht. COLOMBINE. Neen, nooit wordt n myn min ontroofd,. PIEROT. 'k Hou u fteeds 't geen ik heb beloofd. Cy mint my dan ? COLOMBINE. Ja, wel te weeten. Maargy, Pierot? PIEROT. 'k Zou u wel eeten. Hy kuscht haan handt COLOMBINE. Ach L.. zacht, gy byj, pjerot. HE-  ZANGSPEL. 33 PIEROT. Wat beil!.. wat lot!.. 'k Zal tot u fteeds in liefde blaaken , En nooit trouweloos befhan. COLOMBINE. 't Graf zal my Hechts gevoelloos maaken 'k Bid Uj tot myn' dood toe, aan. Maar als ge my eens mogt verfmaaden En breeken het gegéeven woord? PIEROT. Maar zo ge my eens mogt verraaden-, En flappen met een' ander voort? COLOMBINE. Door wanhoop, dan beroofd van zinnen... PIEROT. Verlegen, wat ik zou beginnen... COLOMBINE. Pierot, myn lief, ik hielp u ftraks van kant. PIEROT. Myn tweede ziel,'k verworgde u met deez" hand, COLO MBINE. Welk een blyk van tederheden! PIEROT. ö Myne eenigfte aangebeden! COLOMBINE. Door deze hand ftierft gy met wond by wond. PIEROT. Met deze twee verworgde ik u terftond. 'k Zal eindeloos, enz. £ 2 Pil-  & De SPREEKENDE SCHILDER?; uac neer Leander nog niet opdaagt. colombine. Waar is by? pierot. Hy is gegaan hier digte by Om zich een weinig naar behooren ' Tweeden, en daarna zyn neêdrig compliment, Gelyk nien, onder zynsgelyken, is gewendt, Aan zyn' heer oom Casfander Te maaken. colombine. Hoe! is dan Leander De neef van Ifabelles voogd? pier ot. Gewis. colombine. Gy hem wel zoeken, en hier haaien. pierot. F,fmwt, Ja.raynfchoone! Hy weet de weg en kent defpraak- Voor my ik fchep te veel vermaak in u te zien, dan dat... colombinf. «pk™ tq j Neen' dat men Mp betoone • ïewys Leander uw gedienftigheid, ik zal Jntusfchen van dit zonderling geval Aan  ZANGSPEL 37 Aan Ifabella... PIEROT. Wel, 'k hoor, dunkt my, iemant komen; Het is Leander zelf.'.. Hy heeft my pi vernomen, Maar gy kunt daarom hier by ons wel blyven. COLOMBINE. Neen. 't Is beter, dat ik u met hem hier laate alleen. ACHTSTE T O O N E E L. PIEROT, LEANDER. PIEROT, ter zyde. •t Is alles geen verdriet... Men heeft ook dikwyls reden , Om vergenoegd te zyn. LEANDER. Hebt gy myn' last volbragt? PIEROT, ter zyde. ik had dit voordeel niet verwacht. LEANDER. Hebt gy den ouden vos van myne tederheden Verwittigd, en hoe ik opzettlyk herwaardkoomV Om hem, als mynen oom, Te groeten, en zo hy genegen is te fterven, Als bloedverwant, zyn goedren te erven? PIEROT, ter zyde. o Wat vermaak ! E' 3 t{'  38 De SPREEKENDE SCHILDERY; leander. Spreek, fchurk! eer ik u fpreeken leer. pierot. Ho, ho, zyt gy 't myn heer? Gy moogt u wel, naar myn gedachten, Door 't goed fortuin begunftigd achten, Dat u hier bragt. Het is wel waar Dat gy 'er juist niet aan zult treffen Al 't geena gy zoudt wenfchen; maar Een ander goed geluk, dat gy niet kunt bezeffen. Gy vindt een' andren Gy, en Ik een' andren Ik. leander. n Wat meent ge, lomperf! pierot. Wel, 'k vind, in dit oogenblik, U veel gelukkiger dan gy u dacht te wezen; Maar 't geen-u mooglyk zal doen vreezen, Is, dat gy hier, misfchien , Een' medeminnaar, en wel binnen kort, zult zien; Doch laat u dit verhaal niet al te zeer verfchrikken Uw zaak Haat goed, en ik zal alles wel befchikken. leander. Zo gy me tergt, ik zal... pierot. Indien gy hier eens vindt Een minnares, die u, ondanks uw afzyn, mint. leander. Zyt gy beroofd van zinnen? Gy weet wel wie ik min en altyd zal beminnen Af-  ZANGSPEL. 39 Afwezigheid en tyd, gelyk u is bewust, Heeft nooit dar liefdevuur gebluscht. Heugt u niet hoe ik my ftandvastig heb gedraagen. Toen een der negerinnen my Geduui ig kwam op zy, En al deedt, wat ze kon , om my flechts te behaagen: Heugt u wel hoe ik wederkeer , Beflreeden door de min ,—'tmeêdoogen : hoe'k myne eer Steeds heb beveiligd met myn zuivre liefide en zeden? Da.ir ik u zeide: 't Is geene Ifabelle... V I E R O T. Heden Is 't Ifabella wel... Verftaat ge my... Zy is 't; En 't hart, dat men u nog betwist, Heeft zy -voor u bewaard... Hier woont ze... LEANDER. Kan het wezen? Wat wonder, myn Pierot, myn vrind! Is't mooglyk, woont ze hier en heb ik niet te vreezen ?... PIEROT. Zy woont hier en gy wordt oprecht van haar bemind. Zy zal hier aanftonds zyn, dierhalven wil niet fchroomen. LEANDER. Waar is, waar blyft ze dan, Pierot? PIEROT. Ik zie baar komen. ME-  40 De SPREEKENDE SCHILDER?; NEGENDE T O O N E E L. leander, pierot, isabella, colomb ine. isabella, naar Leander kepende, £yt gy 't Leander ?... leander. Ach! myn waarde! isabella. tm , Worden wv Ihans door geen' fchyn bedroogen. pierot. ó Neen, geloof uwe oogen, Ik ben uw borg, verlaat u veiliglyk op 'my. isabella. Komt gy dan hier, om my te redden uit myn lydm? leander. •k Beken wel,dat ik u hier niet te vinden dacht- Maar u, myn lief, zo onverwacht Hier aan te treffen, kan myn ganfche ziel verblydên Ik kwam hier, om myn' oom... isabella. ' n j . In dien °om vindt Uw medeminnaar, die, hadde ik gewild als hy S" Reeds in den echt met my zou zyn verbonden. En gy zoudt dan, niet meer^ gedenkende... I SA-  ZANGSPEL. 41 ISA BELLA. Ach! HaJt.ge u eens in myn plaats bevonden!.. Dat Colombine u zegg', hoedat ik nacht en dag Om u getreurd heb, en in traanen fcheen te baaden; Maar door den nood geperst... LEANDER, tegens Colombine. Gy zoudt haar dan geraaden— Geholpen hebben, om zo trouwloos... COLOMBINE. Hoe mynheer, Men wist niet waar gy waart gebleeven, 'En Ifabelles jeugd en eer Verboodt haar, zonder man te Ieeven. Casfander biedt zich aan, en fchoon ik graag bekenn', Dat ik meer op uw zy dan op de zyne ben. Want gy zyt jong, bekoorelyk en vaardig, Casfander oud en zwak en niet beminnenswaardig, -Zo weet ik, dat geen mensch my toch betwisten zal, Dat zulk een oude bloed meer is dan niet met al. PIEROT. En fomtyds ook niet meer. COLOMBINE. -Zou zy, naar uw gedachten, Dan op u hebben moeten wachten. 'Het zy gy kwaamt of niet ? LEANDER. Voorzeker. „ F ISA  4* Be SPREEKENDE SCHILDER?; ISABELLA, tegens Leander. Gy weet, een juffer flaat f/gt bloot voor hoon en fmaad, LEANDER Gyhebtgelyk, en 't komt my nu te vooren Dat, zo ik u in 't eind al hadd' verlooren ' Myn liefde toch, door oom Casfanders trouw, Geen nadeel lyden zou. Neen, neen 'k blyf u gettouw^teralle uw vrees ter zyd& Leander was ten allen tyde, En is'en blyft, in lief en'fmart, Te diep getekend in myn hart. ARIA. Als 'k, by nacht myne oogen fliur, Dan droom ik van myn lief LeanderVan ben, alleen en van geen' ander..'. Wryf ik den flaap ten oogen uit, Dan ftaat hy, waan ik, voor myne' oogen. Toon, roep ik, toon my rhededoogen. Keer fpoedig, toch, Leander, keer, Of anders ziet gy myniet weêr. DUO, LEANDER. Jk moest ook het zelfde lyden. En bezweek fcbier onder 't ftryden. Ver-  ZANGSPEL. 43 Ver uit uwe oogen, In 't hart bewoogen, Wat fleet ik toen een' bangen tyd. ISABELLA. Nu mag liefde zegcpraalcn, Zy komt al ons leed bepaalen. Na zo veel fmarten, Streelt ze onze harten , En maakt ons onderling verblyd. LEANDER. Laaten wy den dag vereeren , Waarop al ons leed verdwynt. ISABELLA. Kan uien wel iets meer begecren Als bet ecbtgeluk verfchynt V ISABELLA EN LEANDER TE S A A M E N. Beide deelen we in die liefde, Die voorlang ons harte griefde; Daar wy gevoelen. En ook bedoelen Den zelfden lust, Dezelfde rust. COLOMBINE. Men zou, al praaiende, vergeeten, Bat onze minnaars, die ftraks aangekomen zyn, Naar allen fchyn, Iets dienen te eeten. ISABELLA. Gy hebt gelyk. Befchik hier 't een of ander. . F 2 TItk  44 DE SPEEKENDE SCHILDERT; PIEROT. De keuken, naar ikonderftel, Zal hier niet fchraal zyn... COLOMBINE. Fn h»i Laat my zorgen voor die zaakea, En help my maar gereedheid maaken. PIEROT. Uw voorzorg, in dit opzicht, is Zo tydig, en zozeer tepryzenl Dat ik u aanftonds moet faetvyzen De kracht van myne erkentenis. Hy omhelst haar. COLOMBINE. Al zachtjes.. PIEROT. Goed! maar naar ik reken ïsmyn vermaak ook uw vermaak. * ISABELLA, tegens Leander. 't Geviel uftraks te fpreeken \ an myn getrouwheid... Mpp ;t „, .. o u. . Mag !fc naar die zelfde zaav Ten uwen aanzien, ook eens vraagen " Hebt gyU wei getrouwin ^ ^ LEANDER. Getrouw altyd getrouw. Pie.ot kan u hefcheid Van myn gedrag e„ iiefde geeven. »a L PIEROT. •^yii heer Leander.. ? Ta r- Ja... Gy zaagt in al uw leeven, Ge ca  ZANGSTÈL. 45 Geen grooter held in liefde en tederheid. Zarhi tekens Leander. Mag ik haar van de negerin wel fpreeken?,. LEANDER, zacht teems Purot. •k Zon, zo gy dat beftondt, u hals en beenen breeken. T "er-s Ifabella. Maar in dat afgelegen land Kan men zeer ligt getrouw zyn en het blyven. Hy die al ontrouw gaat bedryven , Toont dathy, ongevergd, daar trouwloos zyn wil, want De vrouwen zyn 'er onbevallig: In houding noch in fpraak lieftallig, Zy hebben niets dat eenig man, Naar myn begrip, verleiden kan. ISABELLA. Vergeef het my... Ik heb gehoord en ook geleezen Dat men geen vrouwen vindt, die fchooner kunnen wezen. LEANDER. Geloof veeleer het tegendeel. Die 't zeggen, zwetzen tot dier vrouwen lof te veel, Of willen by vergrooting fpreeken, Gelykde reizigers, die hunne minneilreeken Bewimplen, en hun trouweloos beftaan Bepleiten, door ons aan te toonen, Dat zy hun trouw en plicht te buiten zyn'gegaan , En dat men dient hun zwakheid te verfchoonen, Om dat zy, door de kracht van tedre aanminnightii, Betoverd wierden en verleid. Voor my, ik heb 'er niets van die bevalligheden, F. 3 Waair-  46 De SPREEKENDE SCHILDERT; Waarmede uwe Sexe in deze landen pronkt; Niets van die tederheid, die hier de min ontfonkt, En zo doordringend is in oogen en in leden, Gevonden. Neen myn' lief, 't heeft geen den minflen fchyn, Dat men daar vrouwen vindt, die zeer bevallig zyn. isabella. Die landftreek moet dm wel bedorven wezen In fmaak en leevenswyz'. leander. 't Is zo myne uitgeleezen. Ze zou niet kwaad zyn, zo ze maar Niet al te zeer verwaarloosd waar'. colombine, ttiéw Pierot. Hoe Haat gy zo, zeg, wat bedenkt ge ? pierot. Ik heb myne oogen Juist op die fchildery, en worde ik niet bedroogen... Mynheèr Leander, zo gy dit portrait beziet, Kent gy dan nog dat wezen niet? leander, de Schildery dom een vergrootglas bejchou ■ wende. Zo ik my niet bedrieg... of zou ik my vergisfen? Neen: 't Is Casfandefs fchildery. colombine. ó Ja, myn heer, dat kan niet misfen, 't Is zyn portrait... isabella. , „ Wel Zeg eens, wat oordeelt gy? Gelykt het ?.. b> L E-  ZANGSPEL. 47 LEANDER. Ja, 't gelykt; maar 't fchynt me of zyne jaaren Zich in de trekken van 't gelaat reeds openbaaren, Oom fchynt hier ouder dan toen ik hem 't laatfte zag. ISABELLA. Befchouw het hier, myn heer... 't Staat daar niet op zyn' dag. COLOMBINE, tegens Pierot. Laat ons het by die tafel zetten. Colombine en Pierot plaatzin de fchildery vooraan by. dj tweede fcherm. LEANDER, het portrait befchowwende. ja, die 'er nu maar op wil letten, Kan 't klaar bemerken. COLOMBINE. Wel, indien het u gevall' MejufFer dat men hier gereedheid maaken zal, Gaat u dan beide wat in onzen tuin vermaaken, 'k Weet anders hier niet klaar te raaken. TIENDE T O O N E E L. PIEROT, COLOMBINE. PIEROT. Gy fpreekt juist naar myn' zin. Maak haast, 'k Weet naauwelyks myn' buik, die van den honger raast r Te paaijen... COLOMBINE. Help my eens... Zy  48 'De SPREEKENDE SCHILDERT? Zy brengen een gedekte tafel, met vier borden, midden op het toeneel. 'Zet hier de kaersfen neder. Men zet twee waschkaarsfen op de tafel, waarna Colombine een pasty brengt. pierot. Uitmuntend! een pasty. Straks fpreek ik die van nader by Ach, lieve Colombine!.. Ach! wist gy eens hoe teder.. c o l o Ivl n i N e. Nu, houd uw rust, i>ierot, en Iaat dat maaien ftaan. Of ga hier ook van daan. pierot. Die geurige pasty!.. Wie zou 'er niet naar taaien ? colombine. Ik moet nog wyn gaan haaien. En durf u hier alleen niet laaten blyven gy 2oudt vast aan >t ftoepen gaan.. .Kom ga dan liefst met my.. ELFDE T O O NEE L. cassander, alleen. Ih komt zeer zachtjes uit het vertrek, waarin hy zich hadt verborgen, h fpeel haar nu een' trek, dien zy geenzins verwachten. Hier ga ik uit, daar fluip ik in. ?t Gaat alles wonder naar myn' zin.  ZANGSPEL. 49 'k Ben fhuis, fchoon zy me afwezig achten. De gedekte tafel ziende. Maar hoe, wat keurelyke disch'. Of die voor my vervaerdigd is? Neen zeker niet... Wie of dit werkje dorst bellieren ?. De tafel is gedekt voor vieren... En my acht men van huis... Genomen, 'k was het niet. Men dacht me eens t'huistezyn;ditonderfteld,danfch:e t De vierde hier toch over. 't Is noodloos.dat men tover' Om hier bedrog te zien... Het zy ook hoe het zy Men discht voor andren op, en denkt niet meer om my. Hy telt op zyne vingers. Een bord voor Ifabell'.voor Colombine een tweede, Het derde en vierde..! Ja..! Zy bragten beide een' gast, Elk zyn' bekenden, mede... Welnu, 't is ongemeen, uitmuntend opgepast. ARIA. Zo zocht men my in flaap te wiegen, 6 List! 6 fnoode ondankbaarheid ! Maar neen, men zal my niet bedriegen. Neen, neen, 'k word niet zo ligt misleid. Ik had wel fchroom, ik dacht wel iet, De veinzery viel ligt te ontdekken: Maar dit, dit zeker dacht ik niet. Voor wien toch zal dit alles (trekken? Ik zal hem zien.. . Loos tegen loos. . Ik zal de waarheid uit doen lekken... Maar is de duivel wel zo boos? Zo zocht m*n w, enz. Waap  50 De SPREEKENDE SCHILD ER Y; Waarom is myn portrait verdraagen ? « | - »?? ^ het'' * Waarom ftaat h« daar? Wie deedt zulks..? Zou het haar behaagen, My, rn myn aangezicht, te hoonen..! Ja, * is klaar. Maar dit, dit zal ik haar betwisten; M'ontdekt fomtyds een zaak door listen t Ia billyk dat ik haar hier, naar verdienften ,'ftraf ' fPeI' dat zy voor my berokk'nen, zelf verfchaf Maar hoe zal ik dit werk beginnen ? Vertoon ik me onverhoeds, dan zal Men listen, Iaagen, wat niet al, Om my te doeken, ligt verzinnen.' Wat dan?.. My dunkt ze komen.. Neen Hoe zal ik toch de zaak bekuipen ?.. Hier, onder deze tafel kruipen? Of hier ?.., of daar Wat dan ?.,. Waar heen L Hy 'plaatst zich onder de tafel. Hier zou het beter zyn... De zaak is al'gevonden Men wil ju.st.dat ik hier in myn portrait verfcbyn Zy hebben zich den ftrik zelf om den hals gebonden Wel nu, Casfander zal hier zynNiet inzynbeeldtenis.. Laat u dit niet verblyden Maar, dat de fchildery, Terwy! ik u befpie, my ter vermomming zv Welaan! ...Maar hoe Zal ik myn beeld aan ftu'kken ^ ? ün fchenden dit gelaat?... i Ja...'k weet geen' beter raad. « 1 ortrait behoort aan my. Voor wien heb ik te vreezen? lh  ZANGSPEL. 5i Hy fnydt het aangezicht uit het portrait. Het zy zo, nu het zo moet wezen,.. Ten koste van myn beeldtenis, Zal ik my zelv* behouden moogen, En nu befchouwen met myne oogen, Hoe (nood, hoe trouweloos men is. Men zal, by t kaerslicht ,my zo ligtelyk niet ontdekken: Ook zal haar vrolykheid, misfehien, Beletten, my naauwkeurig te bezien; En, hoe 't ook uitvalï, 't kan my tot geen nadeel ftrekken, Doordien ik dan, in dit geval, Zo als zy doen met my, ook met haar handlen zal. Hy plaatst zich achter de fchildery, en fleekt het hoofd door de opening, mikt hyaan de zelve gemaakt heeft. TWAALFDE en LAATSTE TOONEEL leander, PIEROT, ISABELLA, COlomeïNEj CASSANDER, achter de fchildery. LEANDER, tegens Ifabella. Gy zoudt dan na zo weinig dagen, Casfander hebben aangeflaagen? CASSANDER, Zü(h\ My dunkt ik ken dat aangezicht. ISABELLA. Voorzeker. G 2 cc  32 De SPREEKENDE SCHILDERY; COLOMBINE. Laaten wy 't voorleedene vergeeten. Men denke aan hartzeer of verdriet Nu langer niet. Aan tafel. ISABELLA. 'kBen gereed. PIEROT. 'k Verlang met fmart naar 'teeten, LEANDER, aan tafel zittende. Neen, Ifabella, 't kon volftrekt niet anders zyn... PIEROT. Men proev' toch eerst den wyn. LEANDER. Of ik had, zonder iets te fchroomen, In woede, daadlyk wraak genomen Op hem, die my van u zo eerloos hadt beroofd... PIEROT. ö Ja, en zo men my gelooft, Als heer Leander raakt aan 't woeden, Dan houdt hy vol, niets kan zyn' vyand dan behoeden. ISABELLA. Zoudt gy uw' Oom... CASSANDER, zacht. Men mint my teder. LEANDER. 'k Zou, misfehien, Om dat by oom is, hem ontzien, En  ZANGSPEL. 53 En wachten, (want hy kan zo lang toch niet meer leeven,) Tot dat ik hem den geest zag geeven. cassander, zacht. Die booswicht! isabella, tegens Leander. Dat men drink'. leander, het glas neemende. Gedoog, dat ik met o', myne Ifabelle, eens klink'. Zy klinken te zaamen. cassander, zacht. Daar gaat myn wyn. Wat fmart! isabella. Uit al myn hart Leander. pierot. 't Ging Colombine en my veel beter dan 't u ging. Wy voelden geen vermindering Van liefde, en waren fteeds zeer teder voor elkander. colombine. Meer dan gy hebt verdiend. isabella, tegens Leander. Waar kunt ge u van beklaagen? Ik fleet in droefheid myne dagen, En zonder hoop, en in bedwang, Twee jaaren lang. Myn reden en myn plicht gebooden my te trouwen; Schoon ik den man, die my zyn liefde boodt, Slechts nam uit nood, G 3 En  54 De SPREEKENDE SCHILDERY; En met geen weermin kost befchouwen. Ik toonde hem wel tederheid, Als hy zyn hart my open kwam te leggen; Maar al wat ik hem heb gezeid, Dat dacht ik nooit aan hem, maar fteeds aan u te zeggen. cassander, Zacht. Wat ondernam ik toch ? colombine. En 't geen nog verder gaat cassandee, Zacht. Ik barst van enklen fpyt. colombine, Men weet byna geen raad, Om d'ouden nar, vol liefde grillen, Te minnen naar zyn' fmaak... De zotskap zou wel willen, Dat men hem teder minde, als of hy jong en frisch, En nog behaaglyk was, hoe oud en grys hy is. cassander, zacht. Caronje. colombine, tegens Pierot, hem een klap geever.de Schurk! pierot, verbaasd. Wel hoe? Wat heb ik tog misdreeven.! Gefchiedt dit uit vermaak ? colombine. Gansch anders is de zaak, 't Is dat ge my zo fchoon een' fcheldnaam hebt gegeeven. isa be l la. Foei, Colombine, foei, zo driftig!.. c o.  ZANGSPEL. ss COLOMBINE. Op myne eer,1 *t Gefchiedt alleen, op dat hy beter leer l PIEROT, zyne hand aan zyn wang leggende. Ik heb u niets miszeid... COLOMBINE. Zwyg. Ik verila geen rede. En eet en drink met vrede. PIEROT. Ik heb geen honger meer... COLOMBINE. Maar waarom fcholdt ge my?... Nu, word niet gek... Kom, kusch me, en alles is voorby. Hy kuscht haar. LEANDER, tegens IjabeUa. Dat wy 't ook deeden ? ISABELLA. Met vermaak. CASSANDER, zacht. Kan ik gedoogen ?.. LEANDER. Terwyl wy nu voor onzen echt... ISABELLA. Maar wyl Casfander meent, dat ik myn woord oprecht... COLOMBINE. Daar is niet aan verbeurd , al wordt die gek bedroogen. Al hadt gy u, met eed op eed, G 4 Aan  5ö De SPREEKENDE SCHILDERY; Aan hem, ten plecbtigfien verbonden, Dat raakt Leander niet.,. Woordbreeken is wat wreed, Maar al de waereld pleegt die zonden-, Ten aanzien van de min. Men zweert fteeds in dien zin Dat mén zyne eeden naar zal komen, Zo lang ons oogmerk eischt, dat men ze houden moet. pierot. Die vond is wonder goed. cassander, zacht. Hadde ik haar eens getrouwd... Wat ftondt my dan te fchroo- colombine. (aiel11 *" Ik moet u zeggen, zo ik denk. Leanders komst verandert hier de zaaken. Zyt zo onnozel niet. Gedraag u wys en fchenk Leander 't geen hem hoort... Casfander mag het maaken Zo goed en kwaad hy kan. isabella. Maar, moet Casfander dan My zyne ftem, als voogd, tot onzen echt niet geeven. leander. Hy zal het doen. isabella. Ik vrees... leander. Hy zal ons niet weêrftreeven. Zyn hart is goed, hy heeft een eerelyk beftaan. Zie zyne fchildery flechts aan, Gy zult in zyn gelaat, in geenen van de trekken , Iets  ZANGSPEL. 57 Iets wreed, iets boos of fnood ontdekken. ISAüELLA, Dit is zyn fchildery... Maar, zo hy zelf hier was... COLOMTSINE. Wel neem de proef eens, op wat wys ge u zult gedraagea, Wanneer hy komt en gy hem fpreekt. Kom ras. Ga hem, in zyn portrait verlof tot trouwen vraagen. ISABELLA. Wat buitenfpoorigheid!Maar wilt gy 't zo , welaan. & moet dan zeggen.. Zy Jlaat op. HEROT. ' Gy moet u onnozel toonen. ISABELLA. En ook myne oogen nederflaan? LEANDER.- Zeer goed. ISABELLA. Neen, wil me toch verfchoonan; Uk kan 't Met doen. COLOMBINE tn PIEROT, te gelyk. Ja wel... Heel goed!.. ISABELLA, tegcm de fchildery fpreekendi. Mynheer Casfander, Zie hier den man,dien ik verkieze... Uw'neef Leander. Dat uwe liefde my van myn belofte ontfla.... Zoudt gy myn' echt met hem gedoogen willen?' C AS S AS B% R » zyne fltm veth ffende. Ja... II UPIN-  58 De SPREEKENDE SCHILDERY; £> ü I N T U O R. ISABELLA. LEANDER. cassander, Hat wreed verduet! Wat wreed verdriet! 'k Zm aile, aan. «udV« SJLïïS^SJÊi In dit figuur,dendui- Hoe listig is dituitge- HvV Z^ons 9an nvocrd> Ik twyffel nog, fchoon i ;., H S ' Uy Z3S ons aan. il! 'ietzag, Heeft ons verttaan. enz. 'k Tref aller juist met ■ 6 Wreed verdriet! eenen flag, Dit wachtte ik niet' \Z-8L fde Hoe' Pa*Mn of recn Hoe zal hy nu, ffiÊV" »" m« ^ ! , F.n my en U, Dat ieder nu onfchul- Met harde taal enfeher- ..Ai" rd^" ! pc i-eÊn, Men moet 20 ''as niet Doen fchcjden, »«b! fpraikloos zyn. waar wil dit heen? ?,ï rP"dc mï Och ftemt gv wel ïller loos ecn ner» In dit bevel "? Myn loosheid hecfr m» Wat hier «efchiedr, list belet. Dit Item ik niet, ' Ha.' ha.' ha' ha> WM Ik fterf veeleer van ben lk Wy' zielsverdriet. COLOMBINE. pierot. Wat wreed verdrier' ,„„ , ... Dit wachtte ik n ét! ™& V?dn-e Wie kon dit gisten? wachtïf ,k "ieti Maar 't kan „og rnisCen n * '• T * V^eezc", 'tZouknnnpri ,™ ju? . , .. De duivel wezen. In dkfi£uXi* twT^™' }')verdomd geheelontfteld; Hv zao- ons lk hen benaatiwd en uitliet veld. Hopfi.6 lï' Hy zag ons aan, ^.hoe^uTy^^aHeen ^«jtó. Valt nu de wraak, en anders geen Waar zal ik vliên ? IIy zimt dezelfde woorden Hem aan te zien, ^ CMwiH*. Schoon hy 't gebiedt, Dat durf ik niet. Ik wacht 'er van, De ftrengfte wraak, Nu ik de zaakNiet Ioog'nen kan. CAS-  ZANGSPEL. 59 CASSANDER, tegens Ifabella. Hoe! fchynt u nu de tong te ontbreeken? Waar peinst gy op!.. Wel nu... of durft gy dan niet fpreeken ? LEANDER. Mynheer... CASSANDER. Zwyg, losbol, zwyg. Tegens Ifabella. Gy waande dan, misfehien, My 't offer van uw fnood bedrog te zien ? ISABELLA, verlegen. Mynheer... Ik fprak oprecht... en zonder te overleggen. Ik hoopte geenzins... en het geen ik kwam te zeggen, Om nu uit deze onzekerheid... 'k Heb Colombine al meer dan eens gezeid... Spreek, Colombine... CASSANDER. En wat of zy me al zal berichten? COLOMBINE. Dewyl gy alles weet, baat hier het veinzen niet. Men heeft u dan befpot!.. 'k Beken, het is gefchied; Maar gy zoudt ons verplichten, Indien ge ons dit vergaaft; en , ziende dat gy meer Dan wy 't verftrikken kent, mynheer, Belooven wy u nooit weêr, op die wys, te hoonen. CASSANDER. Moest men, door dit verraad, myn liefde en zorg beloonen ? H 2 PIE-  'o De SPREEKENDE SCHILDERT; PIEROT. Ga niet te ver, mynheer, en oeffen wat geduld, Noch Ifabella, noch Leander, hebben fchuld. Men moet het minnewicht, waardoor de jeugd leert muiter, En de ouderdom zo ver van Tt fpoor gedreeven wordt Dat men dien dykwils op moet fluiten. De misdaad wyten.,. CASSANDER. Hoe!.. PIEROT. Hier is het, dat het fchort Dat minnewicht, wanneer het ons doet blaaken Brengtonswaarheênhet wil... t vervoert ons, en wy raaken Daardoor verlinkt... en zo gy alles wel beziet, Zeg, blyft uwelfabelie in uw familie niet? Wat hebt gy dan, fchoon zy Leander trouwt,verlooreu? CASSANDER. VoortrefTelyk bepleit! 't zyn wondren die wy hooren. Tegens Leander. Maar, op dat ik bewys van myne gramfchap geeV Wil ik, dat ifabelle u trouwe, en met u leev • ' Door die verbindtenis zal ik my t beste wreeken, ' En Iagch nog lang na u... COLOMniNE. Uw wraak is wel gebleektn ■ftan Ifabella en Leander, dan,daar wy V. meer misdeeden en ftrafbaarer zyn dan zy, Wilt gy n dan geen wraak verfchaffec .  ZANGSPEL. «i Wyzenie op Pierot. En op dezelfde wyze ons ftrafTen? CASS ANDER. ;,oop voor den duivel... Trouw... COLOMBINE, beleefd neigende. Wy wenfchen ook niet meer. En wy bedanken u voor deze ftraf, mynheer. BEURTZANGEN. C H O O R. ALLEN, t f fclit W! C A S S A NDER. CASSANDER. 't Is in den bloei der jaaren. Gelukkig, die de plaage» , Dat liefde nor.pt tot paaren; Der wufte minnevlaageu. Maar zy ontvlucht alom, Als een ftoutmoedig man, Jatoerfcben ouderdom. Altyd weêrftrccven kan. ' ' Dat men thans 1,1 voor my» Zanc noch dans Hoe't ook zy, Voor liefde poog te fpa.iren . «W ni" !ll,gec t3rs;lSc»L'it ons hart ons hart Bant ze fmart Brengt ze fmart, gu kan genoegen baaren. En geeft ons bange dagen, CASSANDER, alleen. ï)c Liefde is als een kind, xvel, —■ dan ontevreden ; — Zo los gelyk de winH Als ze iets begint. HS  62 De SPREEKENDE SCHILDERY; Al haar gedienfhgheden Doen ons ten dwaalfpoor treeden • Die haar 't gewilligst dient, Is 't minst haar vriend. Zy hernemen allen te zaamen het Cheor. LEANDER en ISABELLA te zaamen. De min ftreelt, ongeftoord, Ons beider zielsverlangen; Men roem haar, zo 't behoort, En dans en juich in blyde maatgezangen, Nu wy van haar ontfangen Al wat het hart bekoort. Zy hernemen te zaamen het Choor COLOMBINE. Gy zyt myn vreugd, Pierot. PIEROT. Gy houdt me als opgewogen. COLOMBINE. My dan en myn Pierot. PIEROT. Ons treft een heilryk lot. COLOMBINE.. Dat gluuren van uwe oogen. PIEROT. Die houding vol vermoojen. co-  ZANGSPEL. 6% COLOMBINE. Voorlpelti voM2ogt een gloed, PIEROT. Voimaakt en goed. Zy Jierneemen allen te zaamen de woorden van het Chotr. EINDE.