D E DESERTEUR.   D E DESERTEUR. ZANGSPEL. NAAR HET FRANSCH GEVOLGD. DOOR SARTHOLOMEUS RUL O F F S. Tï AMSTERDAM, ïï JAN HELDERS, in de Nes, 178e. Met Previlegie.   TO MWT'JD JWG AAN DB WELEDELE GEBOREN VROUWE HESTEIL HOOFT, * i ECHT-  ECHTGENOOTE VAN DEN WELEDELEN GESTRENGEN HEERE M'. JOAN GRAAFLAND, HEERE VANSCHOOTERVLIE LAND, fcpc. ONTFANGER GENERAAL £T HET ED EL MOGEND COLLÈGIE TER ADMIRALITEIT, TE AMSTERDAM. 't Geviel u eertyds,zich te ontfermen, En 't lot eens deferteurs, met kracht, En op het vriendlykst te befchermen, Daar hy op 't uitterst werdt gebragt, Vermids zyne eer gèboodt, zich niet te laaten hoonen... Wil andermaal uw gunst aan eenen tweeden toonen! Be-  Befchouw hem, trouw In zyne min , Ten doel gefteld aan ongelukken, Door toedoen eener hertogin, Die hem , door list poogde af tc rukken Van zyn getrouwe bruid, waar voor zyn harte blaakt:. Daar hy, door fchyn vervoerd, zichzelv'rampzalig maakt. Laat u zyn zielsvervoering treffen, Als hy, op d'oever van den dood, Te laat zyn dwaaling leert bezeffen , En hooploos zwoegt en zucht, in nood; Laat ook l o u i s a's fmarte en trouwe u 't harte raaken. Die zelfs geen dood fchroomt, om voor 's minnaars heil te waakenl Laat tevens u, die zangkunst mint, Die in bevalPge mengelingen Van fraai muzyk genoegen vindt. 't Muzyk zelfs tot befcherming dringen ; Muzyk, waar meê dit fpel zo zielbekooriyk pronkt, En lieffelyk niet min dan kunstryk elk ontfonkt. * 4 Watt-  Warm eer het, met deze eer, mag praaien, En door uw vriendfchap zy bekroond, Behoeft het niets meer te behaalen, Opdat myn arbeid zy geloond. Myn zangfpel u , mevrouw, welmeenend op te draagen. Doet myne zangeresfe een ftreelend zoet bejaagen. B. RULOFFS. MDCCLXXXIt. E E-  B E R I C H T. twyffel geenszins of gy, myne Amfierdamfchi kunstvrienden, die my , geduurende het vooi leeden jaar, aanfpoordet, mynen Deferteur , zang/pel, in liet licht te geeven, zult te vreden zyn, dat ik u het zelve thans aanbiede. Myne ongezindheid, om het eer in het licht te geeven , zal zekerlyk by u verfchooning vinden, daar gy, den Amfterdamfchen fchouwburg van tyd tot tyd met uwe tegenwoordigheid begunstigende, niet onkundig zult gebleeven zyn, der oorzaake, dat ik niet noodig hadde , my met'ideszelfs uitgaave te fpoeden, ten dienfte van het Amjlerdamsch tooneel, om dat reeds myne Edelmoedige Vriendfchap 't lot onderging, (niet tegengaande dezelve, afgedrukt zynde, uitgegeeven werdt) onvertoond te blyven. Over de goede fchikking, tyd en plaats aan dit zangfpel gehecht, juist niet altyd der zangspellen fraaifle * * hoe-  BERICHT. hoedanigheden, zal ik my niet uitlaaien; kundigen kunnen dezen omflag ontbeeren. Om den aanfchouweren, door het vallen van het gordyn, het geduld niet te rekken, en den afloop van hit fpel aangenaamer te maaken, wordt het tooneel, by het begin des dertienden tooneels van het derde bedryf, voor het gezicht der aanfchouweren, van de gevangenis in eene groote plaats veranderd, en fchoon zulks eene gaaping veroorzaakt, zoude ik verfcheiden voorbeelden by kunnen brengen, dat eene diergelyke gaaping , uit noodzaaklykheid , zeer dikwyls gebezigd ■wordt in de voortreffelykjle tooneelfpellen der kundigjle dichteren. Ik laat den Heer sedaine , auiïeur van dit zangfpel over te zeggen, wat de in dit fpel aangehaalde hertogin 'er mede voorhadde, eene gewaande nabruikft te doen vertonnen, om alexis te pynigen. Het is genoeg, dat hy daardoor gelegenheid kreeg, het gansch beflek zynes zangfpels in dier voege te fchikken, als hy oordeelde, het zelve te moeten fchikken, om een middel uit te vinden, waardoor zyn fpel tene beredeneerde gedaante bekwame : waarin hy niet minder Jlaagde, dan door de verfchillendheid der charatters, die in dit fpel voorkomen , door ernst en boert, of de traanen uit de oogen der aanfchouweren te persfen, of dezelven te doen lagchen. Et-  BERICHT. Eenigen myner goede vrienden wilden, dat ik dt iiaamen der perfoonaadjen , in dit zangfpel voorkomende , zoude verdiLilfchen , gelyk de hoogduitfche vertaaler van dit fpel in zyne overzetting zulks, naar den aart zyner taaie, en de Heer neyïs weder naar dien zyner fpraake, fchikten : doch, daar dit myne goedkeuring, (ik neem niet kwalyk,dat een ander de zyne volge) niet hebbe, volgde ik, ten dien opzichte, myne eigene gevoelens, oordeelende, dat de perfoonen hier in voorkomende , niet alleen onderdaanen des konings van Frankryk zyn, maar zelfs inboorelingcn van deszelfs ftaaten , en, uit dien hoofde, hunne naamen moeten behcu4en. In de naamen verandering maakende, zoude ik, dunkt me , het fpel op eenen anderen bodem moeten deen fpeelen, en dit zoude niet weinig omflags veroorzaaken, zonder het fpel daardoor meer luister by te zetten. Het in geen twyffel trekkende, of kundige vertaalers van zangfpellen zullen reeds ondervonden hebben de moeite, die 'er aan vast is, om de muzykjlukken omanJiootelyk aan het gehoor, op de woorden, te Jlellen, behoef ik geene breedvoerige verfchooning te vraagen, zo dt zeiven in de zangversfen eenige regels aantreffen, dit niet vloeijende zyn, te meer by aldien zulke kundigen fchielyk zullen bef peuren, dat de Defeneur geen der minst moeilykjlen, in dezen opzichte,is. Daar ik durf vastflellen, dat, byaldien de perfoonen, * * 2 wel.  BERICHT. welken in den fchouwburg zamfpellen uitvoeren, met de vermogens, die zy , Meiïn, reeds betoond hebben te bezitten, door eendragt en vriendfchap, (die de kweekflers en voedfters der hinften en weetenfchappen zyn) bezield, gelieven voort te gaan, in oplettenheid en kundigheid , gecne andere natiën zullen behoeven te wyken in het uitvoeren der zwaarfte zangftukken, heb ikgoedgedacht, de woorden van de voortreffelyke en kundig — uitgewerkte Fuga te vertaaien, welke behoort geplaatst te worden voor de Trio op bladz. 47; en, welke gelyk de Trio door louisa, alexis en jean louis moet worden uitgevoerd. Myns oordeels is het in geenen deele ongefchikt, dezelve te zingen, eer men overga tot het ftuk Vertroost u (och myn waarde lrevcn. Het zoude geen geringen lof voor onze zangers en zangeresfen zyn, in de uitvoering der gemelde Fuga wel te ■flaagen, daar men, zelfs by beroemde troepen, zeer zelden onderneemt, de zelve op het tooneel uit te voeren. De reden hier van is niet onduister te gisfen, voor de zulken, die, des kundig zynde, de moeite hebben genomen, dezelve met een opmerkend oog, in partituur, door te hopen. De volgende is de vertaaling derzelver woorden, en volgt op den regel van j e a n l o u i s. Wat is myn in\ ontftcM ! F U-  BERICHT. FUGA. LOUIS A. ALEXIS. JEANLOUIS. Och! myn fmarte is al Neen troost u in uw Hoe! zyn dood is dan te groot, verdriet, gewis'? Ik ben oorzaak van uw . Ik fterf nog niet. Of hier geene uitkomst dood' Helaas! zy weet wat is? Veel minder was myn ongeval, Vergeef liet my , wie zielsvci driet Schoon zy ,tniet dacht > toch bragt u die ty- Was ik die doodlyke my treffen zal. dlnS aan- oorzaak niet, Mw; tod] uw mbe. Och ! dat ik niet voorlichts ! waar trof rouw zag,dat het hem dus waar gevoelde ooit wie km dendoodoM. 2011 Saa"- _ hart. gaan ? Ja, zyn fterven is gc- Zulk een fmarte als my. Scnreinietj de mmm ms' ne fmart? die >k .,an(-chollw Dat me al!ccn te Och ! wat oorzaak van D hevig aan. u T f", . geklas „ ° Helaas! 't is onze „ , " t a ■• t Och! Lomfa weet het fchuld... Dat k uw onheil me' aj "• voorzag, ' ' ó Wat fmart, dat gy ... . Hoe of ik haar troosten nu derven zult. Wyt me, Alexis, wyt zaj " Ul-1VL" me altyd Ik ben oorzaak van uw _ , ,,. ó Vcrbera me ,in myne ' dood. Dat gy zo ongelukkig fmart J 3 zyt. ' ' Vergeef aan my uw' Helaas! in wat zwaar T^ g***6*3* VM bittren nood' verdriet, >. „„„. -i Ik ben oorzaak van de Stort my nu t geen ik plaa(Icn deed r s Die k moet draaacn, Waarom voorzagen wy ' toch niet Vergeet, vergeet Uw, zo treffend harte- Uw harte leed. leed? Och ! myn fmarte is al te gtoot, Ik ben oorzaak van uw' dood. Ja, wyt aan my Uw onheil vry. **s' Dien  BERICHT. Dien het vreemd voorkome, dat ik met de Aria van montaücikl op bladz. fio , ben te werk gegaan , gelyk ik zulks het welvoeglykjle oordeelde} fïellende in de plaatze van Vous etes un blanc bcc, I.andlooper gy zyt gek, neem ik de vryheid, 'er de volgende reden van te geeven. Vooreerst, dat men een gelyk getal letters aan het franfche evenredig moet hebben, vermids dezelven, één voor één, op het muzyk genoemd worden: ten tweeden 3 dat die letters een zin uit moeten moeken van woorden , door welken men den loshoofdigen montaug i e l heeft willen befpotlyk maaken, ten derden, ziük een zin, waar over hy moeilyk konde worden. Dit alles by den Aufteur zyn beflag bekomen hebbende, behoefde ik diergelyk iets uit te denken. Myns gevoelens is het niet weiniger voldoende, dat ik hem doe leezen, voor Landlocper gy zyt gek. Gezoopen. Kapoen. dan de Heer sedaine voor -m Vous etes un blanc boe. Trompette blesfê". een charaSter als dat van montauciel, verbeeld ik my, moest ik uitdrukkingen in den mond leggen, gelyk de mynen of diergelyken, fpeelende fteeds met zyne gedachten op eeten en drinken, gelyk ,by vervolgvan zyne Aria, blykt, daar hy zegt: Ka»  B E R I C II T. Kan taen, zonder leezen, Dan geen kaerel wezen ? En met moed en kracht Als we ons s pyzen — l a avn n, Niet lagchend, bly van zin ? enz. Uit dien hoofde doe ik hem fpelden voor Landlooper. Gezoopen. Voor iemant die niet fpelden kan, eenige overeenkomst voor het gehoor hebbende, gelyk voor Gy zyt gek de k de laatfie letter van de woorden zynde, met het woord Kapoen altoos niet minder overeenkomst heeft dan blanc bec met blesfé. Ik zou zekerlyk het woord Cippier, naar algemeens gewoonte met één p gefpeld hebben; ten ware de aanmerking van een zeer kundig taalkenner my daar in hadt doen wyffelen. Zynes bedunkens , moest men dat woord met twee pp fpelden', gelyk men in den brief, in dit bericht geplaast, zien kan. Ten gevallen myner gezindheid, om, in dezen, ook op de beste gronden te fchryven, raadpleegde ik, dit aangaande nog met een anderen myner bekenden , wiens antwoord ik den taalkundigen leezer ook niet heb willen onthouden: ondertusfchen kwamen my de redenen van den eerstgtnoemden dermaate vast en waar voor, dat ik my bepaald hebbe, om Cippier te fchryven. Dus luiden beide die brieven: MY N  BERICHT. MYN HEER, EN GEACHTE VRIEND! Gy vraagt my na de fpelling van 't woord Cippier ? Ik onderfte!, dat gy vraagt na de redelvke, de regelmatige fpelling, op de ware afleiding van't woord • gegrond : want zy is het ,'welke het recht heeft om onze intfpraak te regelen : de uitfpraak, welke alleen de regel der fpelling' behoorde te zijn; terwvl ze CongelukfeigO tegenwoordig veelal naar eene bedorvene fpelling op ingebeelde gronden /leunende, verwrongen worde" In der daad , 't is beluchlyk, wanneer men de Lieden Cop dat ze hun kunde toch wel aan den dag leggen) met voordaan , pokaal, lagchen, lighaam, dwingen, en honderd dergelyke woorden, letter voor letter uitge fproken, hoort pronken, als of ze 'er op toe leiden om oor en verfland tevens geweld aan te doen En met dit al wint die fchryfwyze «eer en meer veld en al wat de pen flechts kan voeren, gaat V00rt met de zachte, de malfche, en lieflyke moedertaal, welke de Natuur ons gegeven heeft, te verharden, ruuw en voor 't gehoor onverdraaglyk te maken. Gelukkig de Franfchen, die, na hun taal onherftelbaar bedorven te hebben, tot de onmooglykheid zelve om ze uit te fbre ken gebracht zynde, eerst uitfpreken zo zv best kun «en, en daarna hun fpelling 'er zo na mooglvk meê over een trachten te brengen. Wy zyn 'er o'ok niet verre meer af, myn Heer, om tot dat uiterfte te ko men van een gantsch andere taal te fchryven en te fpre-  BERICHT. Tpreken, want immers men moet fpreken, en wat zal men doen, zo het fchrift onuïtfprekelyk is ? 'Er ontbreekt ons Hechts eene Academie, zo verlicht in onze taal als die der Franfchen in de hunne, om het Neerduitsch geheel te verwoesten. Sints de eerfte Dichter lyke vergadering van Vondels tyd tot op heden , heeft men 'er vlyts genoeg toe befleed, en een enklc Ten Kate en Huydecoper, die zelf nog voor meer dan drie vierden bedorven waren, hebben dit bederf niet kunnen doen Haan. Het moet u derhalve niet verwonderen, indien gy onder zo veel vcrfchillende fchryfwyzen van dit woord , als Sipier, Cipier, Cepier, Sepier, nergens de rechte ontmoet. Het moet u niet verwonderen , indien ik u zegge , dat het woord niet anders gefchreven of uitgefproJcen moet worden, dan ik hier boven gefpeld hebbe: Cippier. Veeleer moet het u vreemd voorkomen, dat het niet meer verandering ondergaan heeft: van Cibary (in 't Latyn is 't Cibariunï) heeft men wel Schapprai gemaakt om een fpinde uit te drukken ; van bédel (in Neêrduitsch een bode") pedel; en dus is 't met duizenden andere. In vierfchaar, in pleijleren, vertellen, landsdouw, paltsgraaf, admiraal , en den zo fraai verbasterden tyfci der Vorften van Rusland, dien men thands Czaar fchryven wil, in bakhuis, in blinddoeken, in bewonderen, enz. enz. enz. kunt ge een klein proefje nemen, hoe min onze Neêrduitfche fchryvers het Neêrduisch verftaaii. —— En dit is in onze taal alleen niet; anderen ma*** ken  BERICHT. ken 't niet beter: het oütil, van ostftal (veldtuig) ge, maakt, marechal, van meerfchalk, dat is, paardeknecht; het oui, van wel, het jour en giorno, van dies (in 'tLatyn dag') verbasterd, het le lendemain, het doresnavant, enz. enz. enz. geeft 'er blyk van. Maar waarom moet men Cippier zeggen ? wat is Cippier ? De uitgang, ier, heeft wat die op er, aar, aart, ert, ard , zyn' oorfprong in de oudfte grondtaal. Het Neêr- en Hoogduitsch, het Oud- en Nieuw fransen, alle de Noordelyke en Zuidelyke Europifche talen , het Latyn, niet alle z.yne aframmelingen, het Grieksch , het Keltiesch, het Gotthiesch, het Angel Saxiesch, het Rimicsch of Kimbriesch, het oud Schytiesch, ja het Turksch-zclf, allen hebben dezen wortel gemeen, om een man aan tev duiden. Wy zeggen dus jlaffier, van Jlaf; piekenier, van pieken; foudenier, van Jouden, dat is bezolden ; gaardenier (waar van 't fransch Jardinier) van gaarden (dat is tuinen,) enz. Dus de Franfchen prifonnier, van prifon; marinier, van marine; enz. Verkcerdclyk (dat ik dit in 't voorbygaan aanmerke) zeggen we dus kamenier voor een vrouw: het woord is kameriere, in 't fransch chambriere, van kamer en chambre. Het Italiaansch heeft 'er cameriera voor van camera, en in 't mannelyke cameriere, waar voor de Franfchen chambellan hebben van chambelle (kamertje;) wy, kamerling, dat ook in het oud Italiaansch overgaan is tot camerlinge, Het Spaansch zegt camarera of camariera in *t vrou-  BERICHT. vrouwelyke, en neemt in het mannelyke de o voor de a aan. Cippier beteekent dan een man : maar welk een' man ? ■ Een man van den cip, gelyk piekenier, een man van de piek. Wat is cip ? Cip en cippe was nog op het eind der zestiende Eeuw in de Vlaamfche fpraak gebruiklyk , in beteekenis van den Jlok, en het werd van daar voor gevangenis gebruikt, gelyk we in de boeien zeggen, voor in de gevangenis. ■ '- Cippier is dan flotbewaarder. Even zo geolier, geool- (dat is Ao/, gat) bewaarder. Cip is in het Latyn cippus: de Italianen maken 'er ceppo van en gebruiken ceppi voor kluisters, en voor gevangenis: het Spaansch koomt hier mede over een : en het Fransch had van ouds cep. Ook het cippier is den Franfchen bekend; chepier fchryvérj zy. Cippier is 't Latynsch cipparius. Vraagt men na het eer/te Thema? het is de voorgaan de Keelletter, holte in alle talen, door de lipletter ge floten, hier van kop; kap, kuip, capere, cupere. Zon der de fluiting heeft men gat, hol, cella , hal, hok , huis hut, hel, kuil, kil, hulk, golf, colfus, en duizend' meer. Dus is dan de fpelling zo wel als de afleiding van het woord genoegzaam geftaafd. Wilt ge een voorbeeld ? Kil. zal het geven op 't woord, die het even zo fpelt apier was oudtyds zeer goed eer men de letters ver^ dubbelde; nu deugt het het voMrekt niet. Sipier zou Omts men dep verdubbelde, gelyk Plantyn doet) goed zyn  BERICHT. zyn in de fpelling van hun, die, om de c te vermyden, fitroen, fyther, fypres, fchryven, doch zal by ons geenen ingang vinden. Sepier gelykt nergens na, en Cepier is niet beter. Want zo men mocht willen ('t geen volfirekt valsch is) dat het van 't Franfche chepier tot ons kwame, zo kon het nimmer Cepier, maar het moest noodwendig Kepier zyn, want ch werd ten tyde van den bloei van dit woord* als de k uitgefproken (en 't behoorde nog zo) en voor de c der Latynen, die altyd k is, gebruikt. Van cepi (ik heb gevangen) het af te leiden, is te ongerymd om 'er een oogenblik op ftil te liaan: waar toch vormde zich ooit een naamwoord van eenLatynsch perfeSum? en waar beteekent Cippier, vanger? Een bedroefde geleerdheid , die zo diepe onkunde beide in 't Latyn en Neêrduitsch ten toon fpreidt! Gy befeft, Lieve Vriend, wat geloof zulke lieden verdienen! By gelegenheid van dit woord, waar voor wy zo vele zeer goede Neêrduitrche hebben, kan ik niet voorby, u nog een Fransch fynonymum 'er van op te geven, be- halven 't bekend Geolier. Het woord chatrain naamlyk, het weike van chdtre (gevangenis) koomt, dat weder zyn' oorfprong heeft in castrum (burch in 't Latyn van de middeleeuwen.) Dus tees ik b. v. in de guinfe Joyes, een werkje van de 14de eeuw: „ par )} ma foy, fon mary e(t fl malhomme, qu'elle a trop „ mal temps. Ha! fait-il (zegt hy, van fan) maudit „ foit le villain chatrain!" Anders wordt 'er ook char- train * L. W. de Chocolade is van geen vroeger tyd dan Maria Therefia van Oostenryk. Dit weet ieder een.  BERICHT. train en chartre gefchrcvcn. Moogiyk van carcer, kerker, en bet is van dit chartre dat les Chartreux (de Kathuizers [Karthuizen moest men zeggen]) genoemd Zyn: 't geen men eigenlyk Kloosterlingen vertalen zou; want ons klooster is van 't Latynfche clauftrum (flot) verbasterd, en beteekent eigenlyk gevangenhuis: anders kluis, dat van 't zelfde is, er» kluister voor boei maakt, waarom men zc ook kluizenaars noemen zou mogen. Dus veel in vliegenden haast, en onder aanbeveling van my-zelven in de aanhoudendheid uwer geëerde Vriendfchap. Geloof, dat het my altoos aangenaam zal zyn, u van dienst te konnen wezen, en datik me oprechteiyk teeken, M Y N H E E R , eilZ. MYN HEER ! Ter beantwoording uwer vraage, of men cepier, cipier, of cippier behoore te fchryven , zo moet ik zeggen,' dat zulks afhangt van de afleiding des woords. Ik weet, dat men deszelfs herkomst oppervlakkig in de werkwoorden capere vangen, neemen, of accip e re ontfangen of neemen ter bewaaring loopt zoeken. In hoe verre men met deze afleiding aan den echten oorfprong des woords voldoen zou, is te ontdekken, wanneetmen zich moeite geeve, om de eigenlyke zo wel als de aangenomen betekenis des woords, in het einde., waar toe het oudtyds gebezigd werdt, te vinden. Zo veel my voorftaat, zult gy hetzelve in de oude handvesten gefpeld zien cipier en ciepier: dit echter beflist *** 3 niets.  BERICHT. niets, 't Is wel zeker, dat men 'er, van het vroegfte gebruik des woords af, in ons land door verfiaan nebbe zo iets en vervolgens zulk een, waar door de gevangenen bewaard wierden. Van daar de benoeming van Jiok en van ftokbewaarder. Het eerlle werdt oulings door cip en , by tongval, cippe en cepp e — het tweede door cip-ier of cep-ier betekend. In de Latynfche taal vindt gy twee zelftlandïge woorden, cippus, in het enkelvouwige cippi in het meervouwige gebezigd. Cippus was eene voctboeijing voor fJaaven , waarfchynelyk eene gelykfoortige met den Jiok, op zommige plaatfen van Gelderland nog in gebruik. Cippi waren voetftrikken , veelligt gelykende naar onze zogenaamde voetangels. Ccefar heeft zich, by zekere gelegenheid, van die val of voetjlrikken bediend. In de Latynfche dichtkunde kan cippus een graf- of grafnaald betekenen, en dus, by onderfchikking, eene gevangenis. Indien gy het woord , naar aanleiding der bovenftaande werkwoorden , wilt fchryven, dan moet cepier of cipier gelden ; maar meent gy , dat de uitgang ter aan het loudtyds in zwang zynde woord cip is gehecht, om het perfonelyk te maaken, dan moet gy fchryven cippier , om dat het woord cipp dan niet, dan in cippus of cippi kan worden gevonden, en ier de plaats van us of i zullende bekleeden, hetaltyd cipp is en blyft met twee pp. zo hebt gy het in onze taaie met herberg-ier, juweel-ier, enz. Gy weet, dat ik de nederduitfche taal meer wysgeerig dan, ei -enlyk gefproken , letterkundig behandel. D zoudt gy niet verwachten, dat ik u, dit aangaande,  BERICHT. de, breedvoeriger of ftellig bericht zal aanbieden. Daar zyn 'er, die zich, veel meer dan ik, en volfirekt in het geheel werktuigchelyke der faalen ophouden. By dezen zult gy beter dan by my te regt raakcn: doch, zo u dit misfe, dan fchryf het my, en ik zal u, na eene nadere overweeging, berichten, wat zyde ik u in dezen raade te kiezen: doch aangenaamer zal het my zyn te hooren, dat myne daar heen geworpen bedenking over het woord, nopens het welk gy raad vraagt, u aanleiding gegeeven hebbe , om zelf zodanige nafpooring, die een goed en gelukkig gevolg verleent, in 't werk te Hellen. Vaarwel ! Ik ben, enz. Daar ik oordeel het noodzaakelyke en noodige, myn zang fpel betreffende, mynen leezeren gezeid te heb. ben s zal ik dit bericht niet verder uitbreiden. Hoopende dat myn zangfpel aan de verwachting zal voldoen der kundige liefhebberen van diergelyk foort van fpellen, en den fchouwburg de gewenschte voordeelen toebrengen, beklaag ik mynen tyd niet, denzelven hebbende ten koste gelegd aan een tooneelfiuk, dat, zo wel door deszelfs treffelyk muzyk als andere hoedanigheden, altyd lof heeft mogen weg draagen. VEll-  VERTOONERS. louisa, minnaaresfe van alexis. alexis , foldaat, minnaar van Louisa. jean louis, vader van louisa. margriet, moei van alexis. bertrand, neef van alexis. jeannette, eene jonge boerin» Montauciel, dragonder. COURCHemin, brigadier. de cippier. eerste tweede en DERDE soldaat. ZWYGENDE. Eenige Soldaaten, mitsgaders eenig ander volk. Het fpel fpeelt in een omtrek van een dorp, eenige my Un van de grenzen van Flaanderen , by den omtrek van welken het franfche leger in 't veld is. D E  D. E DESERTEUR, ZANGSPEL. Het tooneel verbeeldt een landfchap, dat op een gebergte uitkomt. Van verre vertoont zich een buurfchap, en voor op het tooneel een' boom. Aan den voet van denzelven zyn zitplaotzen van groene zooden gemaakt, op welken twee of drie perfoonen kunnen zitten. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. louisa, alleen. ARIA. Zal men dien men mint belaagcn 1 Waarom zyn hart, Gekweld door fmart ? Zal men dien men mint belaagcn, En .zyn eigen hart niet plaagen ? Ik ben, zo lang ik leef, de zyiie, knuii op ha En gy begeert, dat ik hem trouwloos fchyne... toonicl. Ach ! myn vader, verg me 't niet! Zo hy 't my deedt, '1; ftierf van verdriet. Zal men dien , enz. A TWEE.  2 De DESERTEUR, TWEEDE TOONEEL. jean louis, mar6riet, je annkttr, HERTRANDj die eenftekje, waarmede hy /peelt, inde hand heeft. jean louis. Wel nu, ik- wil het zo. louisa, terzyde. 6 Hemel! margriet. Ja, 't is klaar. Dat hy het is geweest, men zag hem. bertrand. liet is waar* «et was aan d'overkant van 't water. louisa. „, , Hem toen ziende-, Wat deedt men ? bertrand. Wat men deedt? Men zag hem aan. louisa, haare fchouders ophaalende. Dit diende En kwam hem zeer te hulp... Men zag hem aan ï.. margriet. En ik, 'k Zag hem naar 't water gaan, maar op dat oogenblik, Tot  ZANGSPEL. 3 Tot zwemmen vaardig,heeft hy toch berouw gekreegen, Hy was met mantelzak en zydgeweer verleegen, En zwom niet: maar hy is den weg heel omgegaan. LOUISA. Zeer wel gedaan. JEAN LOUIS. Zeer wel gedaan. JE ANNET TE. Zeer wel gedaan. BERTRAND. 6 Ja, zeer wel gedaan. JEAN LOUIS. Nu moet ge u zo gedraagen, Dat we onze hertogin, in 't geen ze wil, behaagen. LOUIS. Wat grilligheid !.. JEAN LOUIS. Hier is haar brief, zy wil, dat wy Dit doen. MARGRIET. Hier is haar brief, zy wil het... LOUISA. Maar zult gy D.cn brief niet leezen ? JEAN LOUIS. Ja voorzeker. Wel te Weeten, Eerjie Bidrtf. A 2 Zal  4 De DESERTEUR,- Zal ik hem Ieezen; maar op dat we niets vergeeten, Zo luister vlytig toe, verftoort me in 't leezen niet, Maar zyt zo ftil als of ons huisfermoen gefchiedt. louisa. Nu vader lees dan. jean louis. Kom, laat ons geen' tyd verliezers Zet u hier neer. louisa, wyzende naar den boom, die voor op het tooneel ftaan. Hier liefst. j-ean louis. Zo als gy 't zult verkiezen. Neem-hier uw plaats, Margriet. Gy daar, Jeannetterengy Gy hier Louifa. Kom zet u hier nevens my, U raakt de zaak het meest. Zodra zy allen zitten, brengt hy zyn brief te voorfchyn.Nu, zyt gy nu gezeten, En hoort gy toe ? louisa. Ja* margriet. Ja- jeannette. Ja- b S R-  ZANGSPEL. 5 BERTRAND. Ja- JEAN LOUIS. Gy wilt dan weeten, En luistert allen ? LOUISA. Ja wy allen. MARGRIET. Allen, ja. JE ANNE T TE. Ja, allen. BERTRAND. Allen, ja wy allen. JEAN LOUIS. Hoort 'ér na, Tic zal nü leezen; maar, deez' brief is niet gefchreevflo Door onze hertogin ; 't is 't antwooord, haar gegeeven Door eenen officier, op haaren brief... Nu zacht... BERTRAND, zyn ftokje hatende vallen. Ik fprak geen woord LOUISA. Geen woord. MARGRIET. Geen woord. Eer/le Bedryf. A 3 I*"  <5 De DESERTEUR, JEANNETTE. Geen woord. JEAN LOUIS. Dat hy gefproken hadt. , Hy leest. Om te beantwoorden aan de eer, my aangedaan door uwe letteren, brr. brr. Hy mompelt eenigzins binnenmonds, onverjlaanbaar. LOUISA. Van alles wat wy hooren. Ver/laan wy niet een woord. jean louisa. Dit komt u zo te vooren Om dat die woorden, die ik las, naar allen fchyn Niets anders dan een foort van complimenten zyn ' Waardoor de hertogin, 't geen zy bedekt wil houden. Verbergen kan.... brr. brr. mompelende. louisa. Dat kan weI waar zyn ; maar wv zouden Met ee: ig ander werk veel beter onzen tyd Belïeeden, dan dien brief te hooren leezen. margriet. „ .. _ 't Fvdt Geen' twyfiel  ZANGSPEL. 7 jean louis. Wacht; hier is 't. Hy leest. Mevrouw, vat Alexander Spenasfe, foldaat in myn regement betreft, zo durf ik u verklaaren, dat ik niet te veel ten zynen voordeele kan en moet zeggen. Hy bezit alle die hoedanigheden , die een goed foldaat uitmaaken. Hy is van een onberispelyk gedrag , oplettend en Jlout. 't Valt niet te wederleggen , Of door het woord van ftout wil hy hier dapper zeggen. louisa. Wat volgt 'er, vader?.. jean louis, voortleezende. Hy is leevendig en vol vuur. . . Maar indien het al gebeurte, dat hy, deor zyne drift alleen de paaien moge te buiU gaan , hy keert 'er ftraks wéér in... Ik verfta den regten zin Van deze zegging niet. Hy keert 'er ftraks wéér in'... louisa. 't Geen volgt. jêan louis. Ik zou met al myn hart wenfchen, dat hy in dienst wilde blyven, wanneer ik hem in myn regement tot officier zou zoeken te bevorderen. margriet. Zyn regement ? Eerfte Bedryf. «er-  8 De DESERTEUR, bertrand. Zyn regement ? louisa. Naar'kreken, Zal hy niet blyven. jean louis. Zwyg... Gy moet zo veel niet ipreekei:, Wanneer ik leeze. Hy leest voort. Dan nademaal zyn zes dienstjaaren, binnen veertien dagen ,Jlaan te eindigen, zal ik hem zyn ontjlag doen bezorgen. louisa. Hoe, in veertien dagen? margriet. Hoe, In veertien dagen ? jean louis. Ja, zo is 't... Nu luister toe. Hy leest voort. 7'; vaerdig hem naar u af, Mevrouw, om u van myn' eerbied en dankbaarheid te verzekeren. Hy heeft myne bevelen , oj;i zich, terwyl hy zo naby den vyand en de frontleven is , niet verre af te begeeven. De erdres dien aangaande'zyn ten hoógjlen ftreng; ook zal hy dezen dag nog moeten te rug komen, want de Koning, die morgen, twee  ZANGSPEL. 9 vuren van uw kasteel, het middagmaal Jlaat te houden, komt vervolgens in het Leger. By welke gelegenheid alles in de wapenen moet zyn. Ja, als de koning komt, dan moet het al ter wapen... Gylicden weet dit niet. Wat zoudt gy vreugde raapen, Zo gy den kryg eens zaagt! 6, die is voor een man Een fchoone zaak! BERTRANM. By 't eind... J E ANNE TTE. Maar waarom fchreien dan De jongens, om 'er niet te komen ? JEAN LOUIS. Van die zaaken Hebt gy geen kennis... Nu, gy moet u vaardig maaken, Myn dochter, nevens ons, om alles naar den zin En het bevelen van mevrouw de hertogin Te doen... Gy moet de bruid en Bcrtrand bruigom wezen. BERTRAND. Zo veel te beter. JEAN LOUIS. Niets voor 't ovrig, zal in dezen Ontbrecken. Fluit en trom, vioolen en trompet, 't Is alles reeds befield. Tegens Jeanette. En gy, draag zorg en let Op alles, als gy hier Alexis heen ziet komen. Eerjle Bedryf. B Hy  10 D e DESERTEUR, Hy zal, zo dra hy al dien omflag heeft vernomen, Terftond vermoeden, dat Louife al is getrouwd. Houd hem dan in dien waan, dien hy voor ernst befchouwc Draag u als herderin. MARGRIET, 'k Zou dat veel beter maaken. Als zy. JEAN LOUIS. Wy zouden dan niet tot ons doel geraaken, Hy kent u. Hy zou niet zyn moei herkennen!.. LOUISA. Maar, Dit laffe fpel valt, fchoon ik 't meê fpeel, my te zwaar. Indien Alexis my dit aandeedt, ik zou denken, Dat hy, door dit beftaan, ligt myn verlïand zou krenken» JEAN LOUIS. Schoon dit bedryf voor hem nu niet behaaglyk fchyn', 't Zal hem, daarna, tot des te grooter vreugde zyn. MARGRIET. Hy moog', als hy zich floot aan 't geen hy ziet bedryven , Gevoelen wat 'er komt van juist aan u te fchryven, Dat hy u wenscht te zien ——— alleen te zien en dan Wéér heen te gaan. LOUISA. Dit fchreef hy niet; maar wat hier van Mag wezen... En al hadt hy dat nu eens gefchreeven Heeft hy dan juist hierin zo yszelyk misdrecven ? m a rt~  ZANGSPEL. ii margriet. Het zy, hoe 't zy , gy hoort wat men verrichten moet. Mevrouw de hertogin vindt dezen handel goed. Alexis kon haar meer dan anderen behaagen. Zy heeft voor zyn belang fteeds groote zorg gedraagen. louisa. Een groote zorg, voorwaar, voor iemants "waar belang, Wanneer men hem bedroeft! jean louis. 6 't Is maar een bedwang Van korten duur. louisa. Hy zal, wat hy hier komt te aanfchouwen, En zo ik hem wel ken, myn liefde niet mistrouwen. Ligt dat hy alles wel terftond houdt voor bedrog... Want naauwelyks een week geleeden, fchreef ik nog. Hy heeft een' brfef van my. jean louis. Nu, die zal juist verlïrekken, Om grooter argwaan in zyn harte te verwekken. margrie t. Zo veel te meer verdriet en kwelling zal die fchyn Hem baaren... jean louis. Gaat... 't Wordt tyd, om ftraks gereed te zyn; Eerjle Bedryf. Ji 2 Te-  12 D e DESERTEUR, Tegens alle de perfoonen. Verkleedt ü... Tegens Jeannette. Blyf gy hier. Gy moet my eens doen hooren Of gy den rol verftaat, dien men u heeft befchooren. DERDE TOONEEL. jean louis, jeannette. jean louis. Nu, zult gy alles dan, gelyk ik het bedel, Verrichten ? jeannette. Ja myn heer Louis, dat zal ik wel jean louis. Nu plaats u daar. jeannette. Ja» ja. je an louis. Doe nu, of gy gingt rpinneff. jea nne tte. Dat moet ik eerst iets voor den fpinrok gaan verzinnen. Dit Hokje, dunk me, is goed. Zy neemt hetjlokje, dat Bemand heeft haten vallen, op. jean louis. Nu zingen... JE-  ZANGSPEL. 33 JEANNETTE. Ja, als gy Hier heen kont. JEAN LOUIS. Neen, ik niet. Gy doet het niet om my. JEANNETTE. Ik weet het wel; 't is, als Alexis hier zal komen. JEAN LOUIS. Nu, zing dan op... begin JEANNE TTE. Dit ftokje eerst zo genomen. Als of 't een fpinrok was. ZANG. 'k Was onlangs myn klosje kwyt, En zocht het wec-r in onze weien. Colyn kwam by my, op dien tyd, Vraagt me, wat doet myn lief verbeièn ? Alwaar de min het hart bekoort, Sleept ons ftecds zorg en onrust voort. JEAN LOUIS. Jong meisje zyt gegroet. Zy keert zig om. Nu ga met zingen voort. Vervolg, 't Begin was goed. Eerfte Bedryf. B 3 Eer  H DeDESERTEUR, Eer/ie herhaaling der voorige zangv/yzt. je annette. 'k Zei hem toen, myn klosje is weg, lk Heb *t verloeren, by die boomen Hy fnyd een tak van gintfche hegg', En doet me een klosje weêr bekomen. Alwaar de min het hart bekoort. Sleept ons fteeds zorg cn onrust voort. jean louis. Ik bid u, meisje, hoor. Ik wilde u wel iets vraagen. 'Zy keert zich om. Zeer wel. Ga zo maar voort. Tweede herhaaling. jeannette. Hy ging zo gezwind te werk —. Wist zich zo minzaam te gedraagen. liet klosje was zo fraai en fterk, • Dat hy my hierdoor kon bchaagen. Alwaar de min het hart bekoort, Sleept ons fteeds zorg cn onrust voort. JEAN LOUIS. Ka« 't u dan niet behaasren My aan te hooren? JEANNETTE. Heer Louis, ik hoop dat gy My  ZANGSPEL. 15 My zult verfchoonen ? JEAN LOUIS. Gy fpreekt immers niet tot my. Zeg heer foldaat. JEANNETTE. Ja, heer foldaat, 'k heb my verzonnen't Was, om dat ik u zag. JEAN LOUIS. Nu, dan nog eens begonnen. Behaagt het u niet, my te hooren ? JEANNETTE. Heer foldaat, Yerfchoon my. JEAN LOUIS. Nu is 't goed... Gy zoudt my, in den ftaat, Waarin ik my bevind', verplichten, wilt gy zeggen , Voor wien men bezig is die bruiloft aan te leggen, Die ik hier zag? JEANNETTE. Wel voor Louife en voor haar' man , De dochter van Basfet, foldaat cn pachter van Mevrouw de hertogin. JEAN LOUIS. Zeer wel; zo moet gy fpreeken. F.n keer dan naar 't kasteel... Maarblyf in geen gebreken , Hem telkens heer foldaat te noemen... Zie"... zie toe, Daar is hy, zo ik gis- • • Hoe 'o0?1 llv ! • • Eer/Ie Bedryf. JE*  ï6 D e DESERTEUR, jeannette. .Waai-dan?,, Hoe! Wien ziet ge? ö ja, hy is 't jean louis. Hoe (hel ftrykthy daar heeneq ? Verliefden weeten van geen jfcjhtpjm in dg becnen Of armen. Nu ik ga, pas op uw' rol en ibeer Dien yvrig... neen, kom ras, ga met my naar 'tkasteel, VIERDE TOONEEL. alexis, alken. ARIA. Ja, 'k mag herleeven. De rust kan hier verkwikking aan my gecven (*). Louifc, als ik dien boom aanfchouw, Denk ik aan uwe cn myne trouw... Ik zal haar zien, hier zal ik haar Omhelzen en vry met haar fprecken. Wat vreugde wordt myn ziel gewaar!.. Maar hoe ! ik br.vv'! 't hart fchynt re brceken. <") Min... ö Vreugde !.. Ontboei myn fchrik ! 6 Welk een cogcnblik ! Wat of haar drift mag doen verkouden ? Hier is het dat wc elkaar ontmoeten zonden... Ligt CO Hy werpt zyn rok, fifid en mantelzak »p den grom?.  ZANGSPEL. ir I.igt vreest ze, of men haar, zo ze kwam. iu dit geval, Niet voor te aannaaiende zal houden; Maar weet men niet,dat ik haar trouwen zal?... Welaan, ik ga my (troelen... Maar hoe! 't zal my verveelen, Als ieder daar in ons gefprek zal willen declen; Als ik haar, by haar moei, haar' vader, deez' en dien. En by Bertrand zelfs, nog moet zien. Hoe gedwongen zal 'k haar groeten, Oeli! cf ik mogt een kind ontmoeten..! Maar hoe, zegt u de liefde niet, „ Ga heen, ga heen"? Wat vvederhoudt uw voeten * Men houdt u op tot myn verdriet. Ik zal haar zien, enz. 'k Hoor,dunkt my ,het geluid van fluiten en vioolen... Het ganfche dorp te hoop!.. 't Schynt bruiloft... Zo 'k, verhooien , Ditkonbefpiedem.. ja... Hierfchuil — hier ruste ik uit.., Gelukkig leeft dit volk by zang-en fnaargeluid! Etjfie Bednf. C f T'F-  18 De DESERTEUR,- V r F D E TOONEEL. ALEXIS, zich verborgen hebbende, jean Louis margriet, louisa, bertrand, en ^ voorts alle de Bruiloftsgasten, enz. Zy, welken op de vioolen, bas, en eenige andere muzyk infirumenten fpeelen, gaan vooruit. louifa, de bruid verbeeldende, is zeer bedroefd. Bertrand, den bruidegom verbeeldende, heeft eene ennozc le houding. Jean Louis, geeft Louifa de hand. Ceduurende dit ganfche tooneel, wordt de bruiloftsmarsch door de fpeellieden, welken vooruit blyven gaan , gefpeeld. * JEAN louis, tegens Louifa. Zj\e voor u, ginder is hy in een' hoek verborgen, 'En loert naar ons. louisa. Wat fmart gevoel ik cn wat zoreen' Och! of ik hem eens zag! jean louis. Gy zult hem lang genoeg Befchouwen... Nu komt uw verlangen veel te vroc? Tegens Jeannette. Blyf gy hier. ZES-  ZANGSPEL. 19 ZESDE TOONEEL. alexis, jeannette, zy heeft hetfpinkhsje in de hand. alexis. Meisje lief ik bid u, wil toch fpreeken! jeannette, begint te zingen. iu was on angs, enz. alexis. Spreek toch. Jeannette wil voormaren met zingen, doch hy neemt haar by den arm. Zy wil echter het gezang hervatten, het geen'hy niet wil toelaaten. jeannette. Met myn gezant te blyven in gebreken. •/ Dat kan ik niet... Wacht wat, en neem geduld zo lang Tot ik het derde vers zal einden van myn' zangalexis. Geef antwoord, zeg ik... jeannette, ter zyde. 'k Heb een zaak op my genomen, Die ik nooit zal... alexis. Spreek op. £Cr/fc Bedryf. C 2 js-  20 De DESERTEUR, JEANNETTE. Myn heer, gy doet my fchroomen.- ALEXIS. Vrees niet, maar zeg, wat is die bruiloft, die wy zien t JEANNETTE. . Die bruiloft ? ALEXIS.' Ja- JEANNETTE. Die ?.. ALEXIS. Ja- JEANNETTE. Een bruiloft. ALEXIS. En van wien ? JEANNETTE, zingende. Ik was onlangs, enz. ALEXIS.' Spot gy met my ? Houd op met dat verveelend zingen, 'k Bid, geef my antwoord! JEANNETTE. Wat toeh zegt ge ? Door uw dringen Jaagt gy my zo veel fchrik, zo veel ontfteltnis aan, Dat ik onmooglyk kan... 7.J  ZANGSPEL. 21 Zy begint vteêr te zingen. Ik was onlangs, enz. ALEXIS. Hoe zal het langer gaan ? Weer zingen? Spreek terftond, en zeg, of gy moogt vreezen, Voor wien de bruiloft, die hier ftraks verfcheen, zal wezen? JEANNETTE. Wel voor de dochter van Louis Basfet. Soldaat.., ALEXIS. Hertrouwt die man ? JEANNETTE. Wel neen. Louifa. ALEXIS. Hoe! die gaat Zich dari , op dezen dag, in 't huwelyk verbinden? JEANNETTE. Zeis gistren reeds getrouwd...Nu houd ze, met haar vri.iden, De bruiloft. ALEXIS. Ze is getrouwd! cn gistren!.. is dit waar? Ze is gistren reeds getrouwd ?.. Gy zegt dit, meisje, maar Kent gy Louis Basfet?.. Misfchien is u vergeeten... JE ANNE T T E. 'kZouhem niet kennen !. .Daar... daar woont hy, moetgy Hy is een pachter van mevrouw de hertogin... (wecten Dit huwelyk is zelfs zo zeer naar haaren zin, Etrjte Bedryf. C 3 Dat  22 D e DESERTEUR, Dat zy deez' morgen hier opzetriyk is gekomen... Hy , die Louifa heeft ten huwlyk genomen, Hiet Bertrand. 't Is zo goed en zo gefchikt een man. DUO. alexis. jeannette, op tint ZouYwaarheMzyn daïik'moet höo» olyke wyze hem iejchmrcn ? wende. Neen, 't komt my ongegrond te vooren, Neen, neen , of felioon liet waarheid febyn' Louifa kan zo wreed niet zyn. Jt, ik weet hoe 'k my moet gs» Tegens Jeannclte draagen, Liefst meisje,kom, wil zonder draa- Wat men my zegge of kom' te ten, W*agen ■ Aan my toch ongeveinsd vernaaien. Goed ,goed,alzyn verdriet is weg, ö Zeg me, zou, Zodra men hein de waarheid zeg. Ter goeder trouw, Wel nu, wel nu dan zonder draaien Zou dit Louifa's bruiloft wezen ?.. Wat wilt gydat ik zal vernaaien t ó Doe myn hart niet langer vreezen» Ik zeg het, en de zaak heeft fchyn ; Zou dit... kan dit haar bruiloft zyn ï Ja 't moet Louifa's bruiloft zyn. Gy zegt het en de zaak heeft fchyn. Ja 't is de waarheid, dat ge aanllct is dan waar't geen ik moet hoo- fchouwde, ren!„. 't Is met Bertrand dat zy thans Zy heeft dan myn bederf gezwooren! trouwde; En vindt genoegen in myn fmart? Dit is haar vaderlyk befte!, Hoe treft haar wreed beftaan myn Ja het is waar, gy zaagt liet wel. hart... Terzyde. t> Welk een naar en hard verdriet! Hoe weet ik my te gedraagen, 6 Smart! wat ik ook dacht, dit dacht In alles wat men my komt vua- ik niet. S«i Ja,  ZANGSPEL. 13 Hoe treft haar fnood gedrag myn Ja, ja zyn finarte is weg hart! Zodra 'k de waarheid zeg. Zy vindt genoegen in myne fmart. Naarmaate hy my droevig fchyn* Ik kan myn droefheid niet vveêi- Zal zyne vreugde uitiieemend zyn ftaan; 'k Heb meély met zyn droevenit , 't Is met tnyn heillgedaan. En wil hem zeggen zo liet is; Maar zyne finarte is weg , Zodra 'k de waarheid zeg. Ja, ja, zyn, enz. JEANNETTE. Hoe meer ik hem befchouw, hoe minder ik hem kan Misleiden. Ja ik wil de waarheid liever (preeken. Myn heer, ga naar 't kasteel. ALEXIS. Ja, ik zal u doorfteeken, En met dezelfde hand... JEANNETTE. 6 Hemel fta me by... Hy wil my dooden... waar ontvlucht—waar berg ik my ! Etrfle Bedryf. Z  «4 D k DESERTEUR, ZEVENDE TOONEEL. alexis, alleen. RECITATIVO. Trouwlooze ! ai geef my re.'ii: Waar voert u uwe ontrouw heen ? Wie durfde u raaden, My te verfmaaden ? Spreek op, daar fteeds uw liefde My 't hart doorgriefde!.. Welk een fmarte, ó welk een verdriet.! My aan te zien, zulks durft gy niet. Wie leefde ooit in rampzaalger ftaat ?.. Louifa heeft ray hier doen komen, 'k Had naauwelyks haar wil vernomen, Of ik vloog; maar ik zie, ó fmaad! Hoe trouweloos ze my verlaat. ARIA. 'k Wil deze naare plaats verlaaten: My eertyds aangenaam, Wat zou my deez* brief nu baatcn ? ., (*) Herneem hem, dien 'k my fchaam , fin •(*) Hy neemt zyn mantelzak op, in welken de hief van Loilifa is, en werpt hem, met drift weg. Eenige foldaalen verfcliynen op het onna l, en flam in 't yerfchiel, Alexis gade.  ZANGSPEL. 2> E:i wenfche in d'afgrond weggezonken... Uw vader kan myn wraak ontfonken. 6 Wreede! volg, noch denk om my, Dat o:-,3 vaarwel voor eeuwig zy. ACHTSTE TOONEEL. ALEXIS, COURCHEMIN, EERSTE, TWEEDE dl DERDE SOLDAAT. Q^U I N T U O R. EERSTE SOLDAAT. H«ud hier ftand, foldaat. ALEXIS. Ik ga heen. COURCHEMIN. Houd hier ftand, foldaat. ALEXIS. Ik ga heen. DERDE S O LDAAT. Ze.; waar gy gaat. ALEXIS. Ja, ik ga heen. TWEEDE SOLDAAT. Zeg waar gy gaat. ALEXIS. Ja i ik ga heen. Eerfle Bedryf. D ik  *$Dk. DESERTEUR, Ik wil rny eldjrs heen begeeven. COURCHEMIN «1 EERSTE SOLDAAT, Hoe, gy deferteert? TWEEDE «1 DERDE SOLDAAT. Hoe, gy deferteert? ALEXIS. Neen, neen uw oordeel is verkeert. Ik wil my elders heen begeeven. COURCHEMIN dl EERSTE SOLDAAT, Hoe, gy zegt van neen ? TWEEDE en DERDE SOLDAAT. Hoe, gy zegt van neen ? COURCHEMIN, ter zyde, tegens den tweeden Soldaat. Hy zegt dit, en gaat echter heen! COURCHEMIN, TWEEDE SOLDAAT. Hy wil zich elders heen begeeven...Veelligt verveelt aan hem het leeven. EERSTE SOLDAAT, ter zyde, tegens Courchemin. Hy zegt dit, en gaat echter heen ! EERSTE SOLDAAT. DERDE SOLDAAT. Hy wil zich elders heen begeeven...Veelligt verveelt aan hein het leeven, ALEXIS, ter zyde. Laat ons den dood niet wederftreeven. Tegens de Soldaat en. Tc Wil my heen begeeven. Ja, ik.deferceer. ja, *k wil thans vertrekken, BRT'-  ZANGSPEL. *7 COURCHEMI N,E ERSTE en TWEEDE SOLDAAT. Let hoe hy keer'! DERDE SOLDAAT. Tracht wat hy onderneem te ontdekken. ALEXIS. ]a, twyffel niet meer, want ik go. COURCHEMIN,EERSTE,TWEEDE en DERDI SOLDAAT. Men volg zyn trcên zorgvuldig na ALEXIS. Dat wanhoop u vervolge in 't leeven ! TWEEDE eil DERDE SOLDAAT. Hy 's wel gereed, Daar ligt zyn kleed. ALEXIS. Om n wil ik my heen begeven, 6 Wreede! volg, noch denk om my, Dat ons vaarwel voor eeuwig zy. COURCHEMIN,EERSTE,TWEEDE en DERDE SOLDAAT. Men volg zyn treên, enz. Einde van het eerjle Bedryf. D 2 TWEE*  28 D E DESERTEUR, TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt een gevangenis, waarin eenige Jleenen tafels en zitbanken zyn. EERSTE TOONEEL. DE CIPPIER, ALEXIS. DE CIPPIER. Daar is een kruik, gevuld met water, om te drinken , Als u de dorst bevangt. Nu Iaat den moed niet zinken. Dat is uw tafel, dat u ligplaats, dat uw bank. Weet dit u zelv'alleen en nfemant anders dank; Althans behoeft gy, naar uw zaak flaat, niet te vreezen, Dat hier verandring of verbeetring op zal wezen. Uw losfe tong heeft u in deezen Haat gebragr... Te zeggen, als men zelfs u te verfchoonen tracht, ■ Ja , ja, ik delerteer... Wie hoorde ooit, in zyn Ieeven , Die lompe zotheid ? zich in hechtenis te geeven, Wanneer men vry kan zyn !.. Wat zotte vent zyt gy !,. Nu, zo gezeid is, daar is water... 't Staat u vry, Om wyn te vraagen, mids betaaling. Dorst te lyden Behoeft gy niet. Waartoe het drinken te vermyden, Zo gy betaalen kunt, doordien, naar allen fchyn, Uw vonnis, binnen kort, zal uitgefproken syn.'ï Misfchïen... ALEXIS. Neen, neen... DE  ZANGSPEL. 29 DE CIPPIER. Wel uu, zo als gy 't zult verkiezen, Hebtgy geen geld vuor wyn, drink water. ALPAIS. By 't verliezen Van 't leeven, wenschte ik haar, voor't laatst, nog wel te 6 Hemel! Zou dit wel... DE CIPPIER. Wien wenscht gy ?.. 6 Misfchien Begeert ge Montauciel... Ja, Montauciel zal 't wezen. Ik zal hem zenden... Kom, 't is nog geen tyd van vreezen. Spoel, door een frisfchen d:onk,met hem.uw angst en fmart, Die haast ten eind zal zyn, zo veel gy kunt, van 't hart. TWEEDE TOONEEL. ALEXIS, alken. ARIA. J}i dooi is ni«».Men mest toch eenmaal fterve::. Ik moet eens het leeven derven. Elk uur kort onze ciag-n af. Men wandelt ai yd naar het graf. < Maar dc ontrouw,die zy heeft bedreeven, Die vergaande ontrouw te overleeven... Tl: kicsch den doei voor dit verdriet. Die fterft gevoelt die kwelling niet. Tweede Bedryf. D 3 De  30 D e. D E S E R T E U R, De dood is niets... Men moet toch eenmaal fterven. Ik moet eens het leeven derven. F.lk ugr kort on'a Hagen af. Men wandelt altyd naar het graf. Cy waarrt myn eigendom... !k 't uw, helaas! maar nu..; Cy leeft niet meer voor my, ik leef niet meer voor u. Hy haalt eert brief uit zyn zak cn leest denzelven. Kom, 6 myn Hef! zo gy begeert, Dat my verdriet noch lyden deert. Myn vader wacht, met ongeduld, Naar 't uur, dat gy my trouwen zult. En ik, die u zo teder mimi', Haak naar dien blydcn dag, waatia U, die al myn heil vervult, Myn hart en myne hand iford' door 't huwlyh lot verfan/. Ik u beminnen... gy my verraén. Ik zal den dood nu ondergaan. Dan is myn finart gedaan. De dood is niets, enz. 'OER-  ZANGSPEL. 31 DERDE TOONEEL. alexis, montauciel, eenigermaatt door drmk ievcmsent montauciel Gy hebt naar my gevraagd ? ALEXIS. Ik niet. MONTAUCIEL. Ja, wel te weeten, Gy hebt naar my gevraagd, 't Is u misfchien vergeeten.. Wy zyn hier regt ter fteö. De drank is hier niet kwaad. Hei, holla, hospes, hei!., courage, cameraad... Dat we onze kennis hier vernieuwen of die maaken. Dit komt op een uit—dit — dit zyn dezelfde zaaken. Kom... eens gedronken. ALEXIS. Zoudt ge ook weeten, of men hier Kan krygen, eenige inkt, een pen en wat papier ? Ik wilde gaerne hier het een en ander fchryven. MO NTAUCIEL. Ja; zeker; 'k zal 't u ftraks... Men zal u voort geryven. Hei hospes, hoorje niet ? Hei hospes. Seldrement. Gansch honderduizendmaal tien honderdduizend... vent Waar zit je of fleekje ? hei!.. Men werdtin deeze wooning, Al fchynt ze zo wat naar, gediend gelyk een koning. -Tweede Bedryf. Maar  32 D e DESERTEUR, Maar feidrement, compeer, gy hebt zeer zot gedaan... Twee feuten hebt gy hier op uwe reekning ftaan. Wat zeg ik, twee ? neen drie... Hoor toe, ik zal 't u leeren. Hoor... de eerfte is, dat gy, als een' zot, gingt deferteeren; De tweede, dat gy ftraks bekende dat gy 't deedt. 't Is waar, ik ben een beest, dat ben ik wc!, maar weet My veel omzichtiger, dan gy deedt, te gedraagen... t> Montauciel hadt, by het listigfte onderyraagen, Van corpcraal, fergeant en zelfs van generaal Gerproken Hout en fterk, en een ganfche andre taal, Dan gy, gevoerd. Ik had gezeid, „ neen , myne heeren, „ Ik ben het niet van zin... Ik ga niet deferteeren"... Hei hospes, hei! .. Hy gaat, terwyl de ritcurncl der volgende Aria gtfpeeli wordt, als of hy voor hadt iemant teroèpen, en komt te rtigge. ARIA. 'k Denk nooit een deferteur ts zyn, Dan flechts, om met volle teugen, Te drinken van dat nat, 't geen, zonder pyn, 't Gebruik ons afneemt van 't geheugen Men mag wel, voor een korte poos, De maatigiieid vergeeten. Maar nooit moet men zirh trouweloos 't Deferteeren gaan vermceten. 'k Denk nooit 'een defcn;ui|, enz. PIER.  ZANGSPEL. 33 VIERDE TOONEEL. ALEXIS, MONTAUCIEL, DE CIPPIER, die wyn en tinnen kroefen opbrengt. DE CIPPIER. lifen jong en aardig meisje Maat Hier buiten voor de deur. Zy vraagt naar een' foldaat. Gy zyt het Montauciel, dien zy zal willen fpreeken. MONTAUCIEL. Dat fpreekt gewis vanzelv'... Zy zou ons hier ontbreeken. Maar om nu voort te gaan in't geen ik werd geftoord... Hy neemt de fles met wyn, doch set dezelve wéér neder , Louifa ziende. De duivel ja... dat is een meisje , zo 't behoort. V Y F D E TOONEEL. ALEXIS, MONTAUCIEL, LOUISA. ALEXIS. t Hemel!.. Hoe gy hier ?.. Komt gy hier voor myne oogen? LOUISA. Ja ik. ALEXIS. Hoe gy ?.. LOUISA. En gy? Twecdt Bedryf. E aléx-  34 Dï DESERTEUR, ALEXIS. Gy hrer ? MONTAUCIEL. Jk ben bedroogen, Myn goede cameraad , zo gy dit meisje niet Veel liever hier alleen, dan in myn byzyn, ziet. 't Is mogelyk uw nicht of zuster... Zy moog' wezen Die zy dan is of wil... Mejuffer wil niet vreezen, Dat ik u hindren zal; myn naam is Montauciel. En fteeds beleefd te zyn verfta ik my zeer wel...' Wanneer men weet, hoe men hier in arrest moet leeven.. Nu cameraad ik ga, en wil u vryheid geeven. Ik ga naar buiten... Gy hebt vryheid, fchep nu moed. Indien hier iemant komt —ik ga. Nu zyt gegroet. " ZESDE TOONEEL. LOUISA, ALEXIS. DUO. ALEXIS. Helaas! Iagcht ge om myn verdriet! Zie ik u kier!., hebt gy beflooten, Myne ontroering te vcrgrooten ? Telt gy op myn wanhoop niet? LOUISA. Zeg me Alexis wat uw kwelt! Och! ik heb niet geloofd, ik heb my niet voorfpeld, Thans a  A N G S PEL. 35 Thans, door myn komst uw droefheid te vcrgrooten ? louisa, ter zyde. alexis. Wie was immermeer zo wreed ? My zo trouwloos te doen lyden Vcelügtdat hy welbedaar', Zich zclv' nog te verblyden Ah hy alles word' gewaar. In myn zielsverdriet en leed! Hoor, hoor my flcchts een woord, De ongetrouwe Hier door ziet ge al uw fmart en Vcrfchynt hier, tot myn fmatte,«p wanhoop ftraks gcitoord. dat ik haar aanfchouwe. ALEXIS. Hoe, fpot gy met myn verdriet ? Z.ie 'k u hier!.. Hebt gy beflooten, Myne ontroering te vcrgrooten ? Telt gy op myn wanhoop niet ? LOUISA. Zeg me Alexis wat tl kwelt! Och! ik heb niet geloofd, ik heb my niet voorfpeld, Thans, door myn komst uw droefheid te vcrgrooten? LOUISA. ALEXIS. Hoor, hoor my flechts een woord, Kan ooit ramp myne evenaaren! Komt gy nog myn leed verzwaaren? De ongetrouwe Hierdoor ziet ge al uw fmart en Verfchyut hier,tot myn fmattc.op wanhoop ftraks geftoord. dat ik haar aanfchouwe. Twttde Btirtf. E 2 Zt  3* D l DESERTEUR, ZEVENDE TOONEEL. E O UI S A , ALEXIS, MONTAUCIEL, in tenttournette van de voorgaande Duo inkomende, neemt de kan wyn, die op de tafel Jlaat. j MONTAUCIEL. Adiplf ' gf/Chr "°g dfUk e" "iet te Wi'IIe" «en. Adieu... fc zal tusfcheubeide eens op uw welzyn klinken. ACH T S TE TOONEEL. LOUISA, ALEXIS. ■p. ALEXIS. JJenk „ïet,dat gy van my verwyting hooren zult. Gy hebt my niet misdaan, uw vader heeft de fcfiuïd. LOUISA. 't Is waar, dat hy belloot. ALEXIS. Moest hy zich 't pleegea van zo vuig een daad befpaaren > Zyn g.eng hart dat flechts door geld gedwongen wordt,* Heeft twee perfoonen in het ongeluk ge/lort Terwyl die zyn geluk bedoelden. Kan het wezen Dat d,e tfouwlooze voor geen wroegingen zou vreezen D,e hy z.ch zeV bereidt? Gy toch bemint me en blyft My fteeds beminnen, wat zyn baatzucht eischt endryfr. Denkt  ZANGSPEL. 37 Denkt hy niet, dat hy drie ellendig ftaat te maaken? Wat my belang', myn lot zal hem het hart niet raaken; Maar't lot van u en hem, dien gy reeds hebt getrouwd!.. Die laage ziel!.. wiens daön myn oog met fchaamte aanfchouwt; Hy geeft u vryheid, my, daags na uw' echt, te fprecken. My, een foldaat, wiens min tot u hem is gebleeken, En wien hy weet, dat gy fteeds teder hebt bemind: Ja zelfs nog hier, hier, daar ik my gevangen vind, En zonder u... Ga , ga, 'k betuig op myn geweeten Dat ik u nog bemin... Ga, poog my te vergeeten. LOUISA. Alexis! ALEXIS. Zo gerust!.. Met welk een bly gelaat!.. LOUISA. 'k Was min gerust, indien ik deel hadde aan die daad. ALEXIS. Trouwlooze... LOUISA. Ik heb me alleen bedient van uw vermoeden. ALEXIS. Van myn vermoeden? LOUISA. Ja. Eén woord kan 't al vergoeden. Tweede Bedryf. Ej al ex-  38 D i DESERTEUR, ALEXIS. Eén woord!.. Spreek, zo gy durft. LOUISA. 'kBen ongehuwd en vry. ALEXIS. Gy zyt... LOUISA. Myn vader wilde alleen».. ALEXIS. Wat raakt die my, Trouwlooze, cn wat legt my voortaan aan u gelegen? L O U I SA. Mevrouw de hertogin... ALEXIS. Gy hebt haar wel verzweegen Uwe ontrouw, of dorst gy voor haar verfchynen, na Het pleegen van die daad? L O UIS A. Wel, buiten twyfel, ja. Zy zelf beval dit ft uk. ALEXIS. Hoe dan ?.. LOUISA. Zy nam behaagen, Gelyk ik het begryp, in u een wyl te plaagen. Be-  ZANGSPEL. 39 —- Beval myn' vader, u, door vrolykheid en fchyn, Te doen vermoeden, of ik ook getrouwd mogt zyn. ALEXIS. Wat wil dit zeggen ?.. LOUISA. Ja, zy hadt dit zo beflooten. De toeftel van dit feest, bruid, bruigom, fpeclgenooten, Zy heeft het al bcftcld. Van deez gewaande trouw, Gaf men Jeannette last, dat ze U berichten zou; Kortom al wat gy hier gezien hebt voor tiwe oogen , Is louter fpel geweest, waardoor gy zyt bedroogen. ALEXIS. Is louter fpel geweest?.. Alexis zich op een bank nederwerpende, valt met zyn hoofd op de tafel. LOUISA. ARIA. Welk een fmart kan 't u geeven , Het geen ik heb gedaan ? Wat, wat heeft men misdreeven, Door 't geen 'er is beftaan ? 6 Gy moest u niet ftooren Aan louter fpel en fchyir. Kwam u wel ooit te vooren Dat ik trouwloos kon zyn * Louifa zoude u dan verlaaten !.. Louifa zoude Alexis haaten!.. Dat uit uw hart die waan verdwyn! Tweidt Btdryf. Uw  4oDe DESERTEUR, Uw tSedre min of't leevenslicht te finaaken', Zyn voor myn hart dezelfde heilvermaaken. Wat in den echt ook my te wachten zy, Zet in het allerminst myn trouw geen' nadruk by. Niets zal me uw hart,zo lang ik leeve, ontrukken, Ik zweer 't u , by uw hand, die 'k thans mag drukken. Schep moed, zo my 't lot ooit myn' wensch verleent, Sterf ik met u getroost, of word met u vereend. Te Zie uw finarte vermeéren ! Gy fchynt nog meer ontftcld!.. Wat toch, wat mag u deeren ? .. Wie is het, die u kwelt?.. 6 Gy moest u niet, enz. ALEXIS. t Hemel!.. LOUISA. 't Was maar fpel, Gelooft gy my dan niet? ALEXIS. Och ! ik geloof u wel. NE-  ZANGSPEL. 41 NEGENDE TOONEEL. LOUISAj ALEXIS, JEAN LOUIS. LOUISA. Gy komt ten rechten tyd ons hier bezoeken, vader, Ik weet niet wat hem deert — vraag — onderzoek hem naEn zeg my de oorzaak van zyn droefheid. Cder. JEAN LOUIS. Waarde vrind, Wat is myn hart verblyd, dat ik u wedervind! Gy fchynt me in fterkte en kracht, by uitftek , toegenomen. Eer zy den oorlog! Dit moet van denkrygsdicnst komen. Gy diende uw' koning en uw vaderland getrouw. Gy zyt geen boer meer. Neen, Louifa, zie — befchouw— Bezichtig hem vry van het hoofd tot aan de voeten , 't Is, waar gy ziet, foldaat... lang wenschte ik u te ontmoeten. Nu zien we elkandren, en Louifa zy uw bruid. ALEXIS. Myn vriend! JEAN LOUIS. Wanneer gy wilt — hoe eer gy'thuwlyk fluit, Hoe liever 't my zal zyn. ALEXIS. Ik bid u , wil gehengen ! Dat zich uw dochter in den hof zo lang doe brengen, Tweede Bedryf. F Tot  42 DuDESERTEUR, Tot dat we een ©ogenblik gefproken hebben. JEAN LOUIS. Hoe! Waarom verkiest gy dit ? ALEXIS. Ik bid u, fta het toe, JEAN LOUIS. Louifa laat ons hier, voor eenige oogenblikken, Alleen. Ik zal u ftraks weêrhaalen. ALEXIS, htar by de hand nemende. Wil u fchikken Naar ons verzoek... Ga heen. Wy zullen het ontbyt Te faamen neemen... och ! in welken langen tyd Heb ik u niet gezien! LOUISA. En gy doet my vertrekken ! .. ALEXIS. Gy komt terftond weer hier. TIENDE TOONEEL. JEAN LOUIS, ALEXIS. JEAN LOUIS. Ik wil u niet bedekken „ Hoe ik verwonderd ben,u in arrest te zien. Uw zaak, (zo zegt men my,) heeft niets om 't Iyf;rnisfchierj Zyt  Z A N G S P E L. 43 Zvt gy haast weder vry... Maar doe my toch eens weeten , Waarom ik op deez' plaats u Montauciel hoor heeten... Daar, zeiden ze, daar ziet gy Montauciel, dit zal Veelligt uw krygsnaam zyn... Myn lieve jongen, al. Waar naar ik heb gewenscht,was, u gezond te aanfehou wen, Wat ben ik blvde.. .en nu , nu zyt ge op 't punt van trouwen. *k Acht u reëds voor myn' zoon... Mevrouw de hertogin Zal u wel helpen... kom, ftel alles uit uw' zin, s Wat u tot droefheid trekt. Uw hart fchynt zo belaadan. Ik twyffel niet, of ik kan uw verdriet wel raaden. alexis. Neen, dat geloof ik niet. jean louis. Ja, ja, naar aflen fchyn, Zal uw geval 't geval van menig krygsman zyn. Men fpeent zich in den kryg, cn, zyndeopvrye voeten , Komt ons, als by geval, een aartig meisje ontmoeten. Wy drinken eens met haar, en... hoe 't hier mede ook zy... Men zag i voor ons dorp ,gy gmgt 't ,zo 't fcheen , voorby. Althans men heeft daarop u uit het oog vcrlooren. Een wonderlyke pots hadt men u hier befchooren; Maar 't geen u overkwam belette dien... Nu zeg, Wat overkwam u toch? Wat is 'er in den weg? Wat hebt gy uitgevoerd ? Iets hebt ge toch misdreeven. Vertel het me... fchrpom niet... Ik ken 't foldaaten leeven. 'k Zal aan Louifa niets vertellen... Spreek maar op. Wy zyn elkaêr niet vreemd... Misfchien een flagof fchop, Of oorvyg... hebt ge... Tweede Bedryf. Fa al ei-  44 De DESERTEUR, ALEXIS. 't Geen ik begeer' ^ ^ ^ ^ volbrengen , JEAN LOUIS. Dan zeker. Z° T Verm°gC" ian gehe^e" • ALEXIS. Ja, gy kunt... Gy en uw dochter moet Met my ontbyten. JEAN LOUIS. Nu, dat is, by uitftek, goed En zeer gemakkelyk... Hebt gy iets meer te vraagen ? ALEXIS. 'k Bid u, onmiddlyk na >t ontbyten, zorg te draapen Dat ge uwe dochter, op het fpoedigst, hier van daan' Wilt mede neemen, en vooral met „ doen gaan 'k Zal aan haar zeggen, dat ik, fchielyk, zonder beiden My voor een «ogenblik genoodzaakt vind te fcheiden ' En by het regement, op ordre , wezen moet 'k Zal u verlaaten. JEAN LOUIS. Ja, ik weet zulks, 't Is zeer goed Doordien de koning komt, moet ge in de wapens wezen! ALEXIS. Keer dan weêr naar het dorp. Gy hebt voor niets te vreezen Myn lot is toch bepaald... kom overmorgen weêr. En  ZANGSPEL. 45 En vraag naar Montauciel. My zult gy hier niet meer Aanfchouwen, maar gy zult van my een'briefontfangen. JEAN LOUIS. Gy zult in 't leger zyn. Wy zullen ons verlangen, Om u hier weer te zien, verdraagen met geduld, En veertien dagen tyds, zyn, eer men 't denkt, vervuld. Dan krygt ge uw paspoort toch. ALEXIS. Kunt gy van u verkrygen, 't Geen ik u zeggen wil Louifa te verzwygen?.. JEAN LOUIS. Wel zonder twyffel. ALEXI S.' 'k ducht, myn vriend en ben bevreesd. Dat zy zal komen. JEAN LOUIS. Neen. ALEXIS. Men hieldt hier bruiloftfeest... Op gistren... JEAN LOUIS. 'k Liet zulks doen... r ALEXIS. De wanhoop trof myn harte Toen ik dat zag... Tweede Bedryf. F 3 JE-  46" De DESERTEUR, JEAN LOUIS. Dat was naar wensch. ALEXIS. En in myn fmart e In myne woede... JEAN LOUIS. Gy wierd woedende om die zaak.'. • Dat is gelyk men 't wenschtc , en ftrekt tot ons vermaak ELFDE TOONEEL. LOUISA, JEAN LOUIS, ALEXIS. LOUISA. Och Vader, welk een zaak—wat leed heb ik vernomen! Die bruiloft Maat ons duur. Moest my dit overkomen!.Alexis deferteerde uit wanhoop, en hy is Ter dood verweezcn... JEAN LOUIS. Wat? ALEXIS. Haar zielsóntrteïtenis, Nu zy myn noodlot weet, doet my het meeste lyden. JEAN LOUIS. Gedeferterd! gevat! verweezen ! welken tyden Beleef ik!.. Is het waar het geen zy ons vertelt ? alix-  ZANGSPEL. 4? ALEXIS. Het is maar al te waar. JEAN LOUIS. Wat is myn ziel ontfteld! TRIO. LOUISA. ALEXIS. JEAN LOUIS. Vertroost u toch myn waarde lecven! Hoe hard hoe zwaar myn lot ook fchyn. Ik zou, hadde ik dit niet bedreeven, U zo getrouw een vriend niet zyn. Myn vader wat ftaatmy te fchroomen! e Noodlot, dat myn haft doorwondt! .. Was my hei leevens- licht benomen, By 't zien van myn' ge- bootteftond! Stort hier geen vruch- 'k Zie u, myn vriend in telooze klagten, dezen nood 1 Daar reeds myn hare vol droefheid is. Kunt ge meuwtraaneii waardig achten, Spaar die voor myn gedachtenis. * Tweede Bedryf. ik  48 D E DF.SERTEU R, Ik ben het,die u brast „ „■ om 1 teven. Uleu'« En juist, toen ik ge. lukkig fcheen!.. Myn vader, h gehoor te geeven, Bragt me in dit ongeluk alleen. Neen, neen,hoezouik E„ gy, myn vriend, Ik ga, ik ga voor u ter hetgedoogen! wil u bcreijen, d0od. Hoe! leeven zonder u Tot troost van haar, zo tezien! teerbemind, Ik ftierf veeleer met u, Denk, dat ge in haar my om wien wcdervindt. Detraanen vloeijen uit Vertroost u toch by 6 Aakligfte onzer d, myne oogen. myn vci.rcheïjen. , dl- De wanhoop treft myn Geen rampfpoetl treft Myn ramp(poed fa n:llte• we nu myn vrind. groor •k Bezwyk door leed Louifa mint me, wil't Lot' treft m» en fmarte. niet rchreijcn. ^ te TWAALFDE TOONEEL. LOUISA, JEAN LOUIS, ALEXIS, DE CIPPIER. DE CIPPIER. IVlen vraagt naar u. ALEXIS, Naar my ?... D I  ZANGSPEL. 49 Ja. Gy moet u .bereiden... ALEXIS. Vaarwel... LOUISA. Hoe nu, vaarwel ?.. ALEXIS. 'k Kom weêr, wil my verbelden: Ontftel u niet. LOUISA. Helaas! myn vader. DERTIENDE TOONEEL. LOUISA, JEAN LOUIS, DE CIPPIER. LOUISA. Och. mynheer,! Hygaat... waar gaat hy heen?.. Zie ik hem nimmer, weêr? DE CIPPIER. Hy gaat, op hoog bevel, zyne officieren fpreeken. LOUISA. Zeg, gaat hy niet ter dood? DE CIPPIER. Naar 't geen my is gebleeken, Gaat hy nog niet ter dood; zyn tyd, naar allen fchyn, Zal eerst te vyf—te zes of zeven uuren zyn. Tweede Bedryf. G  JoDe DESERTEUR, Louisa, ö Hemel.' JEAN LOUIS. Schrei niet kind... Geef nog geen hoop verlooren. Mevrouw de hertogin, wat lot hem zy befchooren, Zal wel beletten, dat men hem aan 't leeven raak'. ik ga haar zoeken. LOUISA. Och! zy nam een wreed vermaak In zyn verdriet, en zal hem in >t gevaar verhaten. jean louis. Ik ga .. 'k vlieg naar haar toe. Het fchreijen kan niet baaten k Moet alles onderilaan, wat ik maar denk of kan Om hem te helpen... Och! ik ongelukkig man Wat valt 'er in 't geval te denken of te hoopen» Volg my. Ik ga vooruit, en zal gezwinder loopcn' Dan gy... Daarna... Maar neen , ik ga... VEERTIENDE TOONEEL. LOUISA, de CIppier|> LOUISA?. n , Helaas.' mynhecr ► Ik val voor u te voet... Ik fmeek u... be cippier. Zacht, die eer is  ZANGSPEL. 31 Is niet noodzaakelyk... wat wilt gy ? LOUISA. Komt de koning Hier niet? DE CIPPIER. Wat zou dat zyn ? LOUISA. Indien men, om verfchooning-— Om lyfsgenade bad?.. Men doet hem onrecht aan... Zou onze koning 't oog op onzen toeftand flaan ? — Recht of genade doen ?.. DEC IPPIER. Genade is, naar ik reken, 't Geen gy ^verwachten moogt. LOUISA. Zo 'k hem beflond te fpreeken —Hem knielende de zaak vertoonde, en hoe dat my Alexis wangedrag en fchuld te wyten zy, Wat denkt gy ? zou ?.. DE CIPPIER. Wel ja, zo men 't u toe wil laaten, Spreek dan den koning vry. Kan uw verzoek niets baaten, 't Zal ook geen nadeel doen. LOUISA. Myn goede heer, zo ik Nu eenig geld bezat... Twitde Btdryf. G 2 oi  52 D e DESERTEUR, DE CIPPIER. ö, In het oogenblik Dat gy den koning fpreekt, hebt gy geen geld van nooden , LOUISA. 'tZou zyn, op dat het u door my vverdeaangebooden. DE CIPPIER. Zo, zo, aan my ? LOUISA. Om u te danken, en om ti Te bidden... Waarde heer, ik bid u, help my nu.' Ontfang dit gouden kruis... en tracht de zaak te rekken Tot morgen... DE CIPPIER. Morgen... Ja, het uitfiel kan u (trekken Tot hoop... Dit kruis fchynt hol... Maar het is goud ? LOUISA. Ik ken Geene ongelukkiger op aarde dan ik ben. VTFTIENDE TOONEEL. DE CIPPIER, alleen, het gouden kruis naaiiw? keuriger befchpftwende. Ik kan juist alles, wat gy vraagt, niet wel verrichten; Maar.om u toch, naar myn vermogen, te verplichten, Zo zyt verzekerd, dat hem hier geen drank of wyn Ont-  ZANGSPEL. 5S Ontbreeken zal, zolang hy in arrest zal zyn... Ziende dat Louifa vertrokken is. Het meisje is hups van aart... Haar hart is goed... ZESTIENDE TOONEEL, MONTAUCIEL, DE CIPPIER, BERTRAND. MONTAUCIEL, hy heeft in de eene hand een fes met wyn, onder den arm een rol papier in houd met de andere hand Bertrand by den mou vast. Kom binnen. Wat zou u deeren ?.. Zet de vrees maar uit uw zinnen. Hier doen wy niemant leed. .« Tegens den Cippier. De jongman, d;e daar (laat,. Vraagt naar den arrestant... Waar is nu die foldaat En 't. meisje ? DE CIPPIER. Zc is al weg. • MONTAUCIEL. En hy ? DE CIPPIER. Men moest hem fpreeken. Hy zal hier daadelyk wel weer zyn, naar ik reken; 'k Zal zeggen, dat hy kome, indien ik hem ontmoet. Tweede Bedryf. G 3 Z E-  54 DE DESERTEUR, ZEVENTIENDE TOONEEL. MONTAUCIEL, BERTRAND. _ BERTRAND. Ik wil dan ook maar gaan. MONTAUCIEL. *i„f w „r , Nee"' dat V1'nd ifc ni'et goed • Blyf hier... Wy hebben nu gelegenheid gekreegen ' Om met malkanderen eens kan en fles te veegen ' Zie hier een vel papier, dathy my had belast. ' BERTRAND. Maar weet gy zeker dat Alexis ?.. MONTAUCIEL. tt . . Ja» voor vast Hy is het, een foldaat? Is 't zo? BERTRAND. Ja, wel te weeten. MONTAUCIEL. BERTRAND, Ja, mynheer. MONTAUCIEL, Ga zitten, 't Is uw neef»..  ZANGSPEL. 55 BERTRAND. 8 Ja mynheer. montauciel. Nu zit. bertrand. Myn heer... mon t a u c iel. Nu zit en geef Geen weerwoord...Seldrement,voor'tlaatst,zetu ter neder. Laat ons eens drinken... Strakskomt uw coufin hier weder. bertrand.- Myn heer ik dank u... Wy zyn t'onzent niet gewend, Dat men te faamen drinke, als men elkaêr niet kent. montauciel. 't Zy ik u kenne of niet, dat zal me niet verhinderen Met u te drinken... Kom , foldaaten zyn geen kinderen. Zy weeten, hoe het hoort. De wyn is goed — drink toe. Dat gaat u voor.. . Nu drink en doe gelyk ik doe. Wat zegt ge ? bertrand. Och! ik zeg niets. montauciel. Gy zegt niks ? Nu, dan zingen. bertrand. Mynheer, ik bid u, wil my toch zo fterk niet dringen'. Ik ben in groot verdriet. Twtedt Btdryf. mok-  j5 D i DESERTEUR, MONTAUCIEL. Dan juist, dan is het goed , Dat men eens helder zing'. Dat zuivert het gemoed En maakt de zorg van kant... kom zing eens onder 't klinken. Hy zingt. \ Altyd zingen, altyd drinken, Dat doet a!le zorgen zinken, BERTRAND. Ik kan niet zingen. MONTAUCIEL. Hoe niet zingen en niet drinken.'.. Zing iets... Hoe gy wilt dan niet zingen als men 't vraat! Zing, zeg ik, of ik zal... BERTRAND. Wel, zo 't u zo behaagt, Wacht dan ten miniten wat. ARIA. Ieder een, In 't gemeen, Is zeer goed Van geuiosd. 't Kwaad Komt uit eigenbaat. Onze wensch Is, elk menseh Steeds  ZANGSPEL. 57 Steeds gericht In zyn' plicht, Te zien verkecren. 't Best vermaak Is , dat men haak'. Met geneucht, Des naaatensvreugd Te doen vermeéren. Ieder een, enz. MONTAUCIEL. Wel hoe, noemt gy dat zingen, Gy zoudt defpooken doordien zang tot fchreeuwendwingen. Wat duivels ding is dat ?.. Hoor, hoor eens naar myn lied. ARIA. 't Gaat by den wyn en by de min,' Minnaar en drinker naar zyn' zin. Geen droefheid kan myn hart bekooren. Al had ik al myn goed vcrlooren, 'k Zou nog niet eens bekommerd zyn. Min keert verdriet in vreugde, en , door den wyn, Gaat allerly verdriet verlooren. Wel hoe behaagt u dit.... Spreek op, fmaakt het u niet? Kom zing eens met my... BERTRAND. Maar myn neef! Twetdi Bedryf. H MQN,  J8 D i DESERTEUR, MONTAUCIEL. Gy moet niet fcbroomen, Hy zal hier, zo'ik denk, wel daadlyk wederkomen. Laat ons intusfchen eens te zaamen zingen ? BERTRAND. Hoe, Te zaamen aingen ? MONTAUCIEL. Ja, dat 's vrolyker. BERTRAND. Waartoe Te zaamen?.. Ik kan toch uw lied niet met u zingen. MONTAUCIEL. Wie fpreekt'er van myn lied?..'k wil u hiertoe niet dwingen ■ Zing gy het uw, naar uw gewoonte, en ik het myn'. BERTRAND. Rlaar hoe! MONTAUCIEL. Zing, kaerel. Zing, zing, zeg ik, hoe zal 't zyn ? Hy fchenkt zich een glas wyn in en drinkt. DUO. BERTRAND. MONTAUCIEL. Ieder een 't Gaat by den wyn en by de min , In 't gemeen, Minnaar en drinker naar zyn' zin  ZANGSPEL 59 Is zeer goed Geen droefheid kan myn hart bekooren. Van gemoed. Al had ik al myn goed verlooren, 't Kwaad 'k Zou nog niet eens bekommerd zyn. Komt uit eigen baat» Min keert verdriet in vreugde cn door den wyn Onze wensch Gaat allerly verdriet verlooren. Is, elk mensch Steeds gericht In zyn' plicht Te zien verkeeren. *t Best vermaak Is, dat men haak'; Met geneucht, Des naasten vreugd, Te doen vermeêren. Op het einde van deze Duo neemt Bertrand de vlucht, die door Montauciel achtervolgd wordt. Einde van het Tweede Bedryf. Ha DER-  6o D Ê DESERTEUR, DERDE BEDRYF. Het Tooneel is als in het tweede Bedryf. EERSTE TOONEEL. MARGRIET, JEANNETTE, BERTRAND. MARGRIET. Z/eg wat gy wilt, het is uw fchuld en zal die blyven. Waarom de zotheid tot het uitterfte te dryven ?.. Toen gy zyn woede zo baarblyklyk zaagt en klaar. Waarom teritond toen niet gezeid: het is niet waar. J E ANNETT E. En waarom hadt men my het tegendeel gebooden ? MARGRIET. Maar op het laatsrtiet laatst, toen was'tjuist niet van noo- JE ANNETT E. (den.. 'k Had niet eens tyd ,dat ik myn lied beginnen kon. M A R O I< I E T. Gy moest hem toch... BERTRAND. Maar gy , door wie dit werk begon, En alles is befïuurd, wy hebben u te houden Voor de oorzaak van zyn' dood... MARGRIET. Wat of zy hier al zouden Ver-  ZANGSPEL. 61 Vertellen ?'t Heeft wat fchyn!Ik de oorzaak van zyn dood!.. Ik de oorzaak!.. Heeft men ooit of ooit van klein of groot Zo iets gehoord ?.. Helaas! Ik de oorzaak!.. BERTRAND. Wel te weeten En nu , nu is 't wel tyd... MARGRIET. Wat zoudt ge u al vermeeten Te zeggen.'., laffe gek. Gy ftelt u fraai ten toon... Toen men u zeide, hem te volgen, deedt gy't fchoon... 't Was fchyn... BERTRAND. Wel, kon ik, die voor bruidegom moest fpeelen Doen heen gaan ? voegde dat ? MARGRIET. 6 Hoe, hoe zou 't my ftreelcn, Zo ik u heden in Alexis plaats mogt zien. BERTRAND. In zyne plaats! zo dat gebeurde, zou 'k misfchien My veel omzichtiger, dan hy zich droeg, gedraagen. Ik zou voor 't minst aan al de waereld eerst eens vraagen, Hoe 't met de zaak ware. MARGRIET. Och! ik zal, zo lang ik leev' Het lot befchreijen van Alexis — van myn' neef. Myn arme, och arme neef, ik zal u lang befchreijen;! Derde Bedryf. H 3 JF"  6z De DESERTEUR, jeannette. Schreit zo niet peetemoei. Men zal toch moeten fcheiên. bertrand. Daar komt hy zelf... margriet. Maar hoe veranderd van gelaat! bertrand. Hoe droevig !.. TWEEDE TOONEEL. margriet, alexis, bertrand, jeannette. margriet. O Myn waarde Alexis, in wat ftaat Zyt gy door ons gebragt? Och! onder alle menfchen, Treft my het grootfle leed, en ftoort myn vreugde en wenalexis. (Tenen. Dag moei, ik groet u. margriet. Och! vergeef een daad, zo fnood, Vergeef, vergeef ze ons—wy zyn oorzaak van aw' dood! 'bertrand. Ik was de bruidegom.  ZANGSPEL. 63 JEANNETTE. En ik had voorgenomen U 't al te zeggen, zo gy my niet hadt doen fchroomen. Gy weet het , hoe gy my gedreigd hebt... ALEXIS. Laaten wy Hier nu van zwygen. 't Geen gefchied is, is voorby. Het is een ongeluk. Louifa en haar vader... Zyn zy niet hier ?.. Ik dacht u allen hier te gader Te ontmoeten. MARGRIET. Hadt gy Jean Louis hier eens gezien.. . Hy komt by ons in 't dorp en weet naauw tegen wien Hy fpreekt of fpreeken moet... Hy fchreit zo uitgelaaten. Hy valt en (laat zyn hoofd... Ons bidden kan nietbaaten. Kon men u maar voor geld vry koopen.. .och , geenfehat Was ons te lief geweest... Men hadde al wat men hadt Gegeeven voor uw Iyf.. • 15 ERTRAND. Zie daar, 'k zou voor uw Iceven, Al wat ik heb en nog mogt krygen, gaerne geeven... ALEXIS. Mevrouw de Hertogin weet die hier iets van» MARGRIET. Wy, Wy Hepen aanftonds naar 't kasteel, maar toen was zy Derde Bedryf. Daar  ^4 D e DESERTEUR, Daar nog niet... bertrand. En zy heeft die bruiloft doen verrichtten!., Watnaarder bruiloft!.. Haar, haar heeft men te betichten, alexis. Zaagt gy Louifa niet? mar griet. Och! liecn. bertrand. Het is gewis, Dat niemant van ons weet waar zy gebleeven is. alexis. Hoe niemant!.. niemant niet! Myn hart begint te fchroomen, Dat haar dan zekerlyk iets kwaads is overkomen. jeannette. Neen denk dat niet... 'k Heb haar zien loopen en ik riep Zo fierk ik kon... Zy gaf geen antwoord , maar zyliep Met haast, al verder voort. alexis. Zo ik u iets mag fmeeken, Myn waarde moei, Iaat haar uw byftand niet ontbreeken, Dit is de grootfte dienst, dien gy my doen kunt. Jk, Uw neef, ben nu niet ver meer van het oogenblik, Waarin gy my, voor eens — voor altyd, zult verliezen. MAR-  ZANGSPEL. 65 MARGRIET. Och! u verliezen ? och! wat ramp!.. ALEXIS. Wil haai- nu kiezen En neemen voor uw nicht in myne plaats, en doe, Doe dit om mynent wil! MARGRIET. Dit fta 'k u gaarne toe. ALEXIS. Hoe kon Louifa toch zo wreed een üuk bcdryvcn? MARGRIET. Zy fcheen onwillig tot het laatfte toe te blyven, En fchreeuwde luidkeels , „ och myn vader verg my 't niet \' , Zo hy 't my deed dan ftierf, dan ftierf ik van verdrietMevrouw de hertogin, (wat zal men hier op zeggen,) Beval het zo. Men dorst haar toch niet wederleggen. Louifa 's vader, cn ik met hem, dwongen haar. J E A~N NETTE. Voorts fprak ze nog: hy zal, al wordt hy dit gewaar, Het geen zyne oogen zien, toch nimmermeer gelooven... ALEXIS. 't Is zo, en in de daad 't gaat myn verftand te boven , Dat ik geloof aan die vertooning floeg. BERTRAND. Gy zyt Te fchielyk door den fchyn bedroogen , op dijn tyd. Dsrde Be'rjf. I alexi*  66 D e DESERTEUR, ALEXIS. Myn lieve moei, ga heen, poog Jean Louis te vinden. En zend hem hier... Wil zich 'tLouifa onderwinden , My nog té zien, zy kom'. Doch blyf fteeds by haar , mar griet. 'kGa,. En doe hei geen gy zegt. alexis. Belooft ge 't my ? margriet. 6 Ja, Ik zweer het u... och!.. och!.. jeannette, tegens ïïêrirand, ter zyde. Zeg, zal het nog watduuren? Eer men hem breng' ter dood ?.. bertrand. Men dacht, omftrecks vier uuren. alexis. Vaarwel, myn lieve moei cn Bertrand! zo ik kon Herroepen... Wie is deze ?.. margriet. Een dochter van Gafon.. alexis. Is zy dat meisje, dat ik vaak in deze ftrecken Gezien heb ? Kind, zo gy uw' vader komt te fpreeken, Groet  Z A N G vS P EL. 67 Groet hem dan toch van my... Hoe is ze in korten tyd Gegroeid !.. Nu lieve moei, hoe droevig gy ook zyt, Wy moeten fcheiden. MARGRIET.. Och Alexis! moet men fcheiden! Vaarwel, myn waarde neef. BERTRAND. Moet ge u ter dood bereiden! Vaarwel dan. DERDE TOONEEL. ALEXIS, DE CIPPIER. DE CIPPIER. Hier is nu papier, en inkt. De pen Is goed, 't papier,is wit. Gy ziet, hoe zeer ik beu Genegen tot uw' dienst, en, om nu niet te draalen, Zes ftuivers kost het... maar wie zal het my betaalen ? ALEXIS. Daar is een gulden. DE CIPPIER. Goed, ik zal de rest u weêr Bezorgen, als ik ftraks of t'avond wederkeer! Maar, zo 'k my wel bezinn', 't zal beter voor u wezen Als ik u 't overfchot betaaie in uiigeleezen En keurelyken wyn... Als ook voor Montauciel. Derde Bedryf. I 2 VIER-  68 D e DESERTEUR, VIERDE TOONEEL. alexis, montauciel. montauciel, Ai vaardig zo 't behoort, gelyk een hups gezel... Met fchryven bezig!.. Hoe gelukkig moogt ge u heeten Dat gy die kunst verftaat! ik heb ze nooit geweeten, Hoe fpyt, hoe rouwt my dit... alexis. Wat let o ? montauciel. Wat my let ? 'k Ben raazend, dat men my niet meer heeft aangezet Om iets te weeten. Wat, wat zult ge toch verwachten Van zulk een' fchelm als ik, die, hierin te verachten, Voor 't overig zich zclv' zo braaf, als iemant, houdt? Morbleu! Wist ik als gy te fchryven, 6 gy zoudt Tot brigadier my reeds lang hebben zien verheffen, 't Is waar, in 't regement, Celk kan dit wel befeffen,) Leeft men wat los en vry; men drinkt met deez' en dien; Ik heb my in arrest doen zetten, om te zien Of 't mooglyk was daar een half uurtje te lludeeren, En nu , terwyl ik kan voldoen aan myn begeeren,. Nu, nu ftudeer ik niet!.. Ben ik, in dit geval Geen fchelm ? geen beest ? al e x i's. Studeer dan nu maar. m o n-  [ZANGSPEL. 69 MONTAUCIEL. Kom ik zal... Een cameraad heeft my onlangs dit fchrift gegeeven. 'k Ben , wat het fchrift belang' reeds min of meer bedreeven. De letters weet ik al te noemen. ARIA. L. a. 11. d. 1. 0. o. p. c. r. er. psr. Gezoopen. G. y. z. y. t. g. e. k. Kapoen. Loop, loop, zotte kwant, ' Met uwe mymeryen. 't Raakt wal nocli kant. Wie kan 't immer lyên ? 't Is Hechts zottcrny. Al uw mymery. Kan men, zonder leezen, Ban geen kaerel wezen. En met moed en kracht, Als we ons fpyzen laavcn, Niet lagebend, bly van zin, kloekmoedig heenen draavcn, Als helden, door des vyands magt? Loop, loop, enz. ALEXIS. Cameraad r Derde Btdrtf. 1 S Stlï-  7oDf. DESERTEUR, Studeer, zo 't mooglyk is, wat zachter,- in de daad , Gy hindert my, ik kan niet fchryven. montauciel. Seldreweeken, Hoe zou 'k my zelv' verftaan zo ik niet hard mogt fpreeken? Ik moet my toch, zo ik (hideeren zal, verftaan: Maar om u dienst te doen zal ik wat verdergaan, En my, om u niet in uw fchryven te beletten , In dezen hoek, met myn gefcbrift, gaan nederzetten. Hy gaat naar achteren op het tooneel. alexis. Ik dank u. montauciel. Zoi'dt gy (welverftaande, zonder u Te hindren,) als ge uw' brief voltooid hebt, of ook nu, Zo 't u gevalt' my niet iets anders kunnen geeven , Om op te leczen; want de regel, hier gefchreeven, Ben ik alreeds ten eind... Maar evenwel het moet U, in uw eigenwerk, niet hindren. alexis. Het is goed. 'k Zal ftraks doen 't geen gy vraagt. montauciel. Men moet zyn' tyd verdrvven, En gy hebt tyds genoeg, om iets voor my te fchryven. ALZX-  ZANGSPEL. 7.1 ALEXIS. ARIA. Indien ili nog 't geluk, het heil, verwierf, U hier te zien te onhete 'li, eer ik ftierf. 't Zon me, in d'angst, dien ik moet lyden, Strcclcn ; maar in myn verdriet, Is 't ons beter, my te myden, 'k Zie dan voor 't minst uw traanen niet. In 't midden van het volk, dat my welhaast omgeevea En mynen dood befchoüvveu zal, ; Verbeeld ik me, 11 befchreid te zien, om myn geval... Uw naam, zo lang ik lecv', zal met my leevcn. 6 Dat myn naam nw hart vervulle nu cn dan. Verzuim toch niet uw' vader te beminnen. Nooit wroeg' mvn lot dien zo bedroefden man. .. Gy komt hier niet!.. Myn fterfuür zal beginnen.... 'k Vereeef't uw' vader, al is by 'cr de oorzaak van. Gy komt hier niet!. . Myn llerfuur zal beginnen... Indien ik nog 't geluk, enz. MONTAUCIEL. Gy, die toch kezen kunt, weet gy ook cameraad, Zo 't u gelegen komt, wat hier gefchrceven ftaat ? ALEXIS, het papier inziende, en hem het zelve wedergeevende. Landlooper, gy zyt gek. Derde Bedryf. mom-  72 De DESERTEUR, montauciel. Wien meent gy ?.. h dit leezen ?.. Landlooper, gy zyt gek!.. Dat moogt gy zelf wel wezen. Zo 'k u een oorvyg gaf, dien hadt gy wel verdiend. Mantauciel dreigt hem met de vuist. Alexis Jlaat op en geeft hem een fioot, die hem doet vallen , de Cippier, komt op den eerften fchreeuw van Montauciel binnen en brengt wyn mede. alexis. Wat wreeder volk is hier... Men treft hier heul noch vriend. V T F D E TOONEEL. montauciel, de cippier. de cippier. Wat is hier toch te doen... Hoe! zyn hier zulke zaaken ? 'k Dacht, dat ge u met elkaêr hier vrolyk wilde maaken , Hoe vechten?.. montauciel, zyn aangezicht afveegende. Hy zal dit betaalen, vroeg of Iaat. Hoe Montauciel een gek... Wat duivel, een foldaat, Als ik , zou men voorgek, landlooper, durven fcheiden... de c ippier. Wat is u toch gebeurd... Kom wil my de oorzaak melden . Van uwen twist... Spreek op. MOM-  ZANGSPEL. 73 MONTAUCIEL. 't Is zeker en gewis Dat hy niet altyd hier zal zyn in hechtenis. Komt hy maar vry, ik zal hem voor den degen daagen... Hoe, een landlooper— gek...morbleu,hoe durft hy waagcn My dit te zeggen.. ? Maar het zy hier meê zo 't wil, De degen moet alleen beflisfen ons gefchil. DE CIPPIER. Dit zult gy toch niet doen! MONTAUCIEL. Niet doen! DE CIPPIER. Neen, wel te weeten, Gy zult uw gramfchap na twee uurcn wel vergeeten; Dan is hy dood en weg. MONTAUCIEL. Ja, daar dacht ik niet aan. 'k Ben niet verwonderd... DE CIPPIER. Maar, hoe is 't hier toegegaan ? Wat was de reden van uw' twist ?.. Ik hield voor zeker, Dat gy met hem in vrede en vrolykheid den beker Zoudt Horten. MONTAUCIEL. Hy en ik, wy waren wel gezind, Ik zelf gedroeg my zo dienstvaardig als een vrind; .Derde Bedryf. K Want  74 D e DESERTEUR, Want hy is wys— verftaat zich 't Icezen en het fchryven: Ik ging daar in een hoek zo wat myn', tyd verdryven, Met (pelden, midlerwyl hy vaardig fchreef zo'tfcheen... Ik vind toen in myn fchrift een' regel, dien 'k alleen Niet leezen kan , en vraag hem om, my te onderrichten, Hy neemt het fchrift, en 't fchynt, dat hy me wil verplichten Door onderwys... Ik had my dapper uitgedoofd, Hy zegt: Landlooper,gek,en fmyt me 't fchrift naar 't hoofd, En... DE CIPPIER. Hy hadt ongelyk. MONTAUCIEL, het papier opneemende. Wel nu , gy kunt ook leezen, Zie daar, hier is het fchrift, hoe moet die regel wezen? Lees, lees, op dat men van myn drift de reên ontdekk'. DE CIPPIER. Landlcoper, gy zyt gek... MONTAUCIEL. Landlooper, gy zyt gek?.. Staat dat op dit papier ?.. Wil 't eens met ernst befchouwen » Zie daar, lees het nog eens. DE CIPPIER. Gy moogt 'er op vertrouwen. MONTAUCIEL. Landlooper, gy zyt gek..? DE CIPPIER. Dat ftaat 'er. mók-  ZANGSPEL. 75 MONTAUCIEL. Staat 'er dat? DE CIPPIER. MONTAUCIEL. Gy zyt gek.. ? G. e. k. DE CIPPIER. Gek. MONTAUCIEL. G. e. k. DE CIP PIER. 't Staat 'er. MONTAUCIEL. 'tStaat'erl.Wat!, Wat ftaat dan daarvoor aan dat tweede woord gefchreeven? Wil dat niet duidelyk en klaar te kennen geeven Gezoopcn ? en het geen daar volgt, Kapoen ? Ondek Het my. DE CIPPIER. Wel neen,daar ftaat landlooper, en daar,gek. Land, loo, per, gy, zyt, gek. Ziet gy 't? MONTAUCIEL. Dan hadt hy reden, Om, toen ik hem de vuist voor't oog hield,zeer te onvreden Te worden... Maar gaf hy me een vuistliag ? Derde Bedryf. K 2 de-  76- De DESERTEUR, de cippier. Hoe dit zy Is me onbekend; want toen ik binnen kwam, laagt gy Alreeds in 't zand. montauciel. Ha! daar is Courchemin.. ZESDE TOONEEL. montauciel, de cippier, courchemin. de cippier. Kom binnen. Wel Courchemin? courchemin. Ik weet niet wat ik zal beginnenVan dorst. Myn keel is droog. Had ik een fles met wyn... Dag erik, dag Montauciel. montauciel. Gy kunt geholpen zyn. Op 't oogenblik. Daar drink... Van waar zyt gy gekomen? courchemin, na gedronken te hebben. 'k Bedank u voor dien dronk... Ik heb hem frisch genomen, 'k Liep hier heen op een draf; men hadt het my belast... Hoe zweet ik!.. Heb ik niet uitmuntend opgepast ?.. ■ Ik heb, niet ver van hier een meisje op weg vernomen. Zy  ZANGSPEL. 77 Zy liep al barrevoets, en fcheen voor niets te fchroomen. Nooit zag ik vlugger ding. Zy liep en onder 't gaan Zag zy noch hegg'.noch ftruik.noch floot.noch doornen aan. Haar jaagde iets zonderlings. DE CIPPIER. Maar wat komt u hier jaagen ? COURCHEMIN. Ja, wat my herwaard jaagt, dat moogt gy toch wel vraagen. Ik heb hier den provoost een brief "gebragt. DE CIPPIER. En is. De Vorst in 't leger ? C OURC HE MIN. Ja- MONTAUCIE L. 'k Verhang me, nu is 't mis. Dat honderdduizend maal myn kop... ó fpyt? DE C IP PIER. Wat raaken, Myn goede Montauciel, u toch des konings zaaken? MONTAUCIEL. Hoe! ik 'er niet, terwyl de vorst 'er is! COÜRCHE MIN. Gy zyt De zelfde zotskap nog... Derde Bedryf. K 3 H0B'  78 D e DESERTEUR, MONTAUCIEL. De Vorst op dezen tyd In 't leger, en ik niet ? ik niet! foei... 'k zal nu zweeren Nooit in myn leeven meer zo duivels te ftudeeren. Hy fcheurt het papier aan ftukken. DE CIP PIER. Maar weet ge of 'er iets nieuws in 't leger is gefchied ? MONTAUCIEL. Morbleu! COURCHEMIN. Zwyg dan toch ft.il en roer uw fnaater niet, 't Betreft een jonge meid. DE CIP PIE R. Een jonge meid ?.. MONTAUCIEL. Nu vaardig Dan maar verteld... C OURCHEMIN. 't Geval is wel aanhoorens waardig. Maar wacht, dat ik bedenk hoe 't ft.uk werdt uitgevoerd. ARIA. De koning kwam, men floeg de trom. Toen zag men daar een aartig meisje komen; Zy knielt, zo dra zy heeft den vorst vernomen. D«  ZANGSPEL. .79 De Koning hoort haar en elk zwygt, de ganfche troep, Daar na, wordt door vreugde aangedreeven. Een ieder roept. „ Lang moet de koning leeven :" Dat hy leeve, is uit elks mond thans het bly geroep. Men heeft verhaald dat zy dus heeft gebeden : „ Genade, ö Vorst! hoor, hoor toch naar myn reden. „ Indien myn minnaar fterven moet, „ Dat men my dan met hem naar 't graf doe treeden ; „ Maar zo 't kan zyn dat hy nog word' behoed, ,, My trefT de (lag! Aan my is niets gelegen „ Ik ben , helaas ! voor boeren werk te zwak: „ Maar hy, hy zal myn vader allerwegen, „ Verftrekkèn tot een groot gemak". Men zag 'er fchreijen cn foldaat en hoveling, 't Was of elks moed door fmart verging! — Den vorst zag men niet wcenen; , Doch zyn gunst fchonk lyfsgenaê. MONTAUCIEL. En verder? •i DE CIPPIER» Wat toen? COURCHEMIN. Ik zei het u. MON TAUCIEL. Zeg het dra. Deris Bedryf. covi-  <8o De DESERTEUR, COURCHEMIN. II; zei liet n. De koning kwam daar heenen. De Koning kwam, enz. montauciel. En teon de koning kwam , wierdt toen de trom geroerd ? DE CIPPIER. En nam men haar toen niet in hechtenis? COURCHEMIN. Naar 'k reken, Wordt niemant, -dien de vorst gezind is vry te fpreeken, In hechtenis gezet. Zo veel ik merken kon. Gaf men haar een gefchrift by 't roepen van pardon. MONTAUCIEL. En wat zou dat gefchrift voor haar ?. . COURC HE MIN. Kan ik dat weeten > Nog is 'er iets gebeurd, dat ik niet moest vergeeten Te zeggen; naauwlyks hadt men van pardon gehoord, Of aanftonds ('tmeisje hadt naar't fchynt elks oog bekoord,) Vertoont 'er zich een ltoet aanzienelyke heeren, Zij fpreeken 't meisje zeer befcheiden, en begeeren Dat zy haar voorfchoot vatte, en werpen in haar' fchoot .Veel goud en zilver geld. DE CIPPIER. Hoe, geld ? COUR-  ZANGSPEL. 81 COURCHEMIN. Ja, klein en groot; Maar weet ge wat ze deedt ? DE CIPPIER. Wel neen ik. COURCHEMIN. By't vertrekken Wierp ze alles op den grond;'tzou,dacht ze,haarveritrekkeu Tot last in 't loopen. MONTAUCIEL. Nu, dat was vry zot, zo 'k meen. DE CIPPIER. Maar wierp zy al dat goud en zilver zo maar heen ? COURCHEMIN. Och ja. DE CIPPIER. Loop, zotte praat. Wat zoekt ge ons wys te maaken? Men fmyt zo 't geld niet weg. COURCHEMIN. Maar die gebeurde zaaken Betreffen mogelyk den deferteur, dien wy Hier by ons hebben. MONTAUCIEL. Dat was zeer gewenscht voor my: Wy zouden dan elkaêr eens nader kunnen fpreeken, En hy zou me, of ik hem, den hals nog kunnen broeken. Derde Bedryf. L de  82 De DESERTEUR, DE CIPPIER. En dat, om dat gy ftraks... MONTAUCIEL. Wel zeker... DE CIPPIER. Zwyg toch itü, Zo gy niet wilt, dat ik... Men hoort eenige trommeljlagen. COURCHEMIN. Wat of dat zeggen wil ? Wat hoor ik ? DR CIPPIER. Het appél. Daar is iets voorgevallen. MONTAUCIEL. Kom laaten wy 'tgaan zien, 'tbetreft misfchienons allen ZEVENDE TOONEEL. ALEXISj hy komt van een anderen kant dan zy uit zyn gegaan. ARIA. Eik fchynt hier om my te komen, 'k Heb reeds de wacht vernomen... Der vrienden troost zwicht in 't verdriet. Te vraagen wat myn lot zal worden, durf ik Biet... Nu  ZANGSPEL. «3 Nu zal ik, zonder u, voor 't allerlaatst te groeten, 6 Myn Louifa! 6 fmart! Dus fterven moeten. Hoe treft dit denkbeeld thans myn afgefoltetd hart! 't Was gistren wel te vreden, En ik liep naar myn graf. Wat hartelsed heb ik geleeden! Och! verdiende ik zulk een ftraf ? Nu zal ik, zonder u voor 't allerlaatst tc groeten, 6 Myn Louife, ó fmart! Dus fterven moeten. Hoe treft dit denkbeeld thans myn afgefolterd haatl ACHTSTE TOONEEL. ALEXIS, MONTAUCIEL. MONTAUCIEL, een fles wyn en een beker in de hand hebbende. Ik zocht u al. Ik zie gy zyt hier, dit is goed. Nu komt het 'er op aan; hebt gy m hart en moed? ALEXIS. Waarom, zeg ? MONTAUCIEL. Wel, men komt u haaien. Eens gedronken. Kom, drink... De wyn kan 't hart van een foldaat ontfonkenIk dacht, dat gy pardon ontfangen hadt; maar neen. Derde Bedryf. L =  84 De DESERTEUR, ALEXIS. Men komt my haaien ? MONTAUCIEL Ja. Kom drink. ALEXIS, Drink maar alleen, 'k Dank u... Louifa !.. och. MONTAUCIEL. Gy weet wel, welke zaaken Straks tusfchen u en my... Maar Iaat ons vredemaaken: >k Vergeef ,'k vergeef het u... fterfmaarin vrede als vriend, 'k Had onrecht, en het geen gy aan my deedt, verdiend. Drink, fmeek ik u, gy zult den dood dan minder vreezen, Dit zal de laatfte dronk wel van uw leeven wezen. ALEXIS, neemt den beker, en houdt hem Montauciel toe, die hem infchenkt. Nu geef dan. Zyt bedankt. MONTAUCIEL. Myn arme jonge.' nu Nog eens gedronken.. ■ ALEXIS. Neen... Voor al niet... 'k Heb aan u Iets te verzoeken. MONTAUCIEL. Wat ? AL EX-  ZANGSPEL. 85 ALEXIS. Kan ik my overgeeven Aan uwe trouw ? MONTAUCIEL. Voor vast, in fterven en in leeven. ALEXIS. Beioof, dat gy deez' brief beftellen zult... MONTAUC IE L. Welaan. Waar moet hy zyn ? ik ga. ALEXI S. Gy kunt niet heenen gaan; Gy zyt gevangen... MONTAUCIEL. Maar deez' dag word ik ontflagen. ALEXIS. Een Jean Louis, een boer, zal naar my komen vraagen, Geef hem dan dezen brief, of, zo hy hier niet kwam, Bezorg dien dan aan hem. M O N T A U C I E L. Wat ik ooit op my nam Bezorgde ik op myn woord. Maarzo 'k ooit iets vergeeten Mogt hebben, dit toch, dit,'k zweer 't u by myn geweeten, Zal ik volbrengen. .. Eenige foldaaten komen binnen. Daar, daar zyn die honden al, Derde Bedryf. L 3 Die  ?>6 De DESERTEUR, Die beulen... die... ja wel, my fmart uw ongeval, 'k Zou ligt in uwe plaats ter dood gaan. ALEXIS. Laat ons fcheiden, Vaarwel, myn vriend. MONTAUCIEL. Ik kan, ik mag u niet geleiden. Och ! dat ik u omhelze... och!.. ALEXIS. Mooglyk komt hier wel Dat meisje, dat gy hier gezien hebt, Montauciel; Zeg haar dan, dat, fchoon ik de gunst niet heb verworven Haar hier te zien, ik, als haar minnaar ,ben geftorven. Zeg haar nog, dat myn hart haar toebehoort, en ik Haar bleef gedenken tot myn uitterfle oogenblik. MONTAUCIEL. Myn braave jonge... ja... Myn lieve cameraaden, Treft hem toch wel. NEGENDE TOONEEL. ALEXIS, eenige foldaaten, met de bayonnetten op hunne fnaphaanen. ALEXIS. Helaas! Hoe is myn hart belaaden! Gy komt my haaien... Ik ben vaardig; indien nu... Wien 2ie ik?.. och! zy is het zelve TIEN  ZANGSPEL. 87 TIENDE TOONEEL. ALEXIS, SOLDAATEN, LOUISA, fchielyk op het tooneel komende, haare Jchoenen in de hand hellende. Het hair hangt los om haar hoofd. LOUISA, zo dra zy te voorfchyn komt, zegt zeer fchielyk de volgende woorden. Alexis, u... Zy lezwymt in de armen van Alexis, die haar langzaam naar een ft oei Irengt, op welke zy, zonder het minst lezef, blyft zitten. ALEXIS. ARIA. Vaarwel, vaarwel, Louife,in eeuwigheid, vaarwel! Ik leefde alleen voor u... Ik fterf.. Leef,leef in vredea. Dat u geen droefheid kwell'! Dat u fteeds heil verzeil'!. . Hoe ftraf en wreed Treft my uw leed! Och! gy hebt te veel geleeden. Wanrom toch fterft men niet Van liefde en van verdriet 1 . Dan ftierf ik voor uw oog. > • wilde eens liet lot gehengen,.. Derde Bedryf. Mjp  88 De DESERTEUR, Myne fmart. Overftefpt myn hart. Tegens de Joldaaten. Welaan, wilt my ter ftrafplaats brengen... Dat ik fterve, als foldaat... Komt, dat my niets ontfteU*.,. Vaarwel, vaarwel, Louifc,in eeuwigheid, vaarwel! Vaarwel, vaarwel, Louife. Ik ga... Vaarwel! ELFDE TOONEEL. louisa, alleen. Allengskens tot zich zelve komende.] RECITATIVQ. "W^aar ben ik ! och ! en barrevoets ? Wie bragt my hier ter plaats? waarom my toch begeeven!... Waar is al 't volk? Dit zegt my niet veel goeds. Myn hart, helaas ! 't voelt naauwlyks eenig keven... De Koning zag my gnnftig aan. Och! ik kan naauwelyks blyven Maan. Ja, hy heefc pardon gekreegen .• Maar... Ik weet niets te overweegc-n... Laat, laat af... daar 't zeker is... Maar hier was zyn gevangenis. Hy fprak my hier nog, ja 't was hier. Hy fprak my nog.... Men hoort van achter het tooneel roepen: De Koning leev' \ . Maar wat getier?,, Lou-  ZANGSPEL. 39 Louifa, het papier, in haaren boezem verborgen, gewaarwordende, op het welk het pardon van Alexis gefchreeven is. 't Is tc fpaê, bier is 't papier. Men herhaalt het geroep: de koning leev'. Zy gaat naar de zyde van het tooneel, tegens over welke Margriet en Jean Louis uitkomen. TWAALFDE TOONEEL. R E C I T. C H O O R, enz. MARGRIET, JEAN LOUIS. MARGRIET. Louifa,hy is vry gefproker. JEAN LOUIS. Hy is vry gefproken. C H O O R. Hy is vry gefproken. Wat geluk! MARGRIET en JEAN Louis, zich met veel blydfchap omhelsd hebbende, gaan fchielyk van het Tooneel. Derdt Bedryf. DER.  po De DESERTEUR, DERTIENDE TOONEEL. Het tooneel wordt veranderd in eene groote openbaare plaats, waar men de foldaaten onder de wapenen ziet. Alexis wordt door eene menigte van menfchen omringd, waarvan hy zich poogt te ontjlaan. Hy wordt door twee foldaaten onderfteund en, alle moeite vergeefsch doende, zegt hy de volgende woorden: ALEXIS, gevolg van foldaaten. RECITATIVO. Ga heen, ga heen, zy is van hulp verdoken. C H O O R. Hy is vrygefproken, wat geluk ! ALEXIS. Ca heen, ga heen, haar bracht is verbroken. C H O O R. Jly is vrygefproken, wat geluk. ALEXIS. Helaas ! houdt my niet in myn druk. PIER''  ZANGSPEL. 91 VEERTIENDE TOONEEL. ALEXIS, JEAN LOUIS, MARGRIET. JEAN LOUIS, hopende Alexis met veel drift te gemoet, om hem te omhelzen. ]Vf ag ik u , my» vriend, ontmoeten ? ALEXIS. Helaas houdt my niet, enz. MARGRIET, fchielyk naar Alexis toeloopende. Zie 'i; u \ve6r op vrye voeten ? ALEXIS. Ga heen, ze is van hulp verdoken. JEAN LOUIS en CHOOR. Daar is zy. ALEXIS. Ga heen, haar kracht is verbroken. MARGRIET. Daar is zy. VYFTIENDE EN LAATSTE TOONEEL. MARGRIET, JEAN LOUIS, LOUISA, ALEXIS, MONTAUCIEL, BERTRAND, JEANNETTE, eenig volk, foldaaten, die zich van eikanderen fcheiden. LOUISA, fchielyk toeloopende. Alexis! Derde Bedryf. M 2 al ex-  Ik 92 De DESERTEUR, ALEXIS. Louifa! ALLE DE OVERIGE PERSOONEN. Hy is vry. BERTRAND, door de menigte dringende. Maak my plaats, 'k wil hem zien. 'k Wil hem omhelzen, daar 'k hem vinde. Het C H O O R. 't Zal zyn beminde of wel zyn zuster zyn, misfehien. MARGRIET, 't Is zyn beminde. MONTAUCIEL, door de menigte dringende. Maak my plaats, 'k wil hem zien. 'k Wil hem omhelzen , daar 'k hem vinde. C H O O R. 't Zal zyn beminde of wel, enz. MARGRIET, 't Is zyn beminde. ALLE DE PERSOONEN. Wat vreugd, by 's vry van allen druk, Lang leev' de vorst, hy gaf genade, 6 wat geluk! LOUISA, BERTRAND, MONTAUCIEL, JEAN LOUIS. Nu zy alle fmart vergeetcn, Dat de vreugde ons hart verrukk'! Nu wy zyne vryfpraak weeten, Eindigt onze fmarte en druk. AU  ZANGSPEL. 93 Alle de perfoonen hethaalen de voorgaande vier regels, doch Alexis verandert de twee laatjle in dezér voege: Nu zy myne vryfpraak wectcn, Eindigt aller fmarte en druk. ALEXIS, tegens Louifa. Wat kan my liet leeven liaaten, Zo 't tot uw geluk niet (trekt? LOUISA, tegens Alexis. Helaas! gy moest my verlaaten, Ik hadt uwen ramp verwekt. JEANNETTE. 'k Bid u, wil het my vergeeven Zo'k verwekte beider leed !.. Nooit vergeet ik in myn leeven, Hoe zeer ik u fchreijen deedt. ALLE DE PERSOONEN. Nu zy alle, enz. JEAN LOUIS. Daar Louife u kost behaagen , Hadden wy uw ramp gefticht. MARGRIET. Al de vreugd van onze dagen Zyn we aan uw geluk verplicht. MONTAUCIEL. Zulk een meisje? en dan het leeven!. Gy ontfangt op eens te veel. Derde Bedryf. M 3 »t wordt  94 De DESERTEUR, 'k Word tot afgunst aangedreevcn. W/e bcnydt niet zulk een deel ? ALLE DE PERSOONEN. Nu zy alle, enz. Lang lcev* de vorst, 6 wat geluk ! Lang lcev' de vorst! inen kent geen druk. LOUISA en ALEXIS. Rouw zy uit ons hart gedreeven, Reeds te zwaar voor u en my. Liefde bragtJ^JJyj] khiet om 't leeven, Dat ze ook nu te fterker zy. Alexis en Louifa herhaalen de laatfte vier regels, alle de overige perfoonen zingen. Nn zy alle fmart verdweenen, enz. EINDE,  DRUKFEILEN. BL 3 Reg. 15 ftaat Louis lees Louifa. 6 13 . . Jean Louifa . . Jean Louis 7 15 • • gebetirte dat by deor. . . Gebeurt dat hy door 9 8 . . Bertramn . . Bertrand 13 J • . kont. . . tomr. %z o . . Huvvlyk . . Huwelyk. , 8 . . fcbyn . , fchyn< 30 5 • • gy waarrt . . gy waart. 31 12 . . eens . . cens 57 7 • . naattens vreugd. , . niiMtens vreugd  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Ocfroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den 5den November Ï772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van De DESERTEUR , Zangfpel, vergund aan jan helders. Amjleldam , den 17. February, 1782. Geene Exemplaren zullen voor echt erkend worden dan die, door één' der Heeren Gecommitteerden, onder, teekend zyn. '