A 21 182   mU 182 AAN DÉ ED. MOGENDE HEEREN STATEN S'LANDS VAN UTRECHT. Cxeven met allen eerbied te kennen, de ondergetekende alle Burgers, In- en Opgezetenen deezer Provincie. Dat zy met Zeer veel vergenoege zyn ontwaar geworden, dat door hunne mede In- en Opgezetenen aan UEd. Mog. ftond ingedient te worden een addres, concernerende aller befwaaren met opzigte op de Jagt, en ftrekkende tot ver^ nietiging van het Jagtgerigt deezer Provincie, als anders j en waar van het Copie annex*. De Supplianten geen gelegendheid hebbende tot de tekening van het origineel, de vryheid gebruiken met deeze te declareren, dat zy daarmede in allen opzigten met het grootfte vergenoege en van ganfeher harte inftemmen, en overzulks zeer eerbiedig verzoeken, dat de eigenhandige ondertekening hunner namen, hier onder ftaande, ter verzekering hier van aan UEd. Mog, ten bewyze moge ftrekken. Het welk doende &e,   AAN DE ED. MOG. HEEREN STATEN, S'LANDS VAN UTRECHT. Ed. Mogende Heeren ! Irïet zy den In- en Opgezetenen deezer Provincie veroorlooft: UEd. Mog. met alle eerbied, en onder de opregtfte betuigingen van Hoogagting voorUEd. Mog. met dit addres te naderen. En aan UEd. Mog. hoogft refpeclueus te kennen te geven, hoe zy federt zo lange jaaren benadeelt zyn geworden in hunne Regten en Voorregten door de oprigting van een apart Collegie tot de zaaken van de Jagt, gefterkt met een Inftruótie, voor den In- en Opgezetenen nog drukkender gemaakt, vermits zy daar door genootzaakt zyn geworden, om van hunne wettige en Domiciliaire Regten aftegaan ; zonder dat het denzelven geoorlooft is geweeft, om van de gewysdens van dit Collegie aan een meerverligt Gerigtshof, of aan UEd. Mog. zelvs, in cas van befwaar te appelleren. Zulks de ftem van den In- en Opgezetenen dezer Provincie zig hier door van alle kanten laat hooren tot weder vernietiging van dit Jagtgerigt, met den aankleven van dien, in den jaare 1749. voor de twede keer in'deeze Provincie ingevoert. Te meer, nadien kennelyk is, dat voor gemeke jaar de Ordonnantie-op de Jacht van den 13 December 1667. wederom in train was gebragt federt den jaare 1702, en daar mede de judicature over dezelve aan Haar Ed. Mog. Ordinaris Heeren Gedeputeerden te rug was gekeert; gelyk die zelvde Ordonnantie, en de daar by in voege gemaakte fchikking , blykens het 62 Articul aldaar, dan ook bevorens altoos was geobferveert geworden; immers zo men de tyd van 1680. tot 1702., wanneer deeze nieuwigheid intusfchen voor de eerfte keer ingevoert is, daar van uitzondert. De Supplianten vertrouwen, dat het UEd. Mog. niet minder bekend kan zyn , hoe de Heeren Geëligeerde Raaden, beneffens de Vroedfchap van Utrecht en Amersfoort toen ter tyd reets hier omtrent groote bedenkelykheid hebben gehad , aangezien aan den toenmaligen Heer Stadhouder Z. D. H. Willem de 3de wierd voorgehouden, wat prsejudice daar door aan hunner In- en Opgezetenen Regten en Voorregten zoude gelegt worden ; terwyl Haar Ed. Mog., als mede de Steden zeer wel vooruitzagen, dat als dan de judicature over de Jagt, en het geen daar toe fpefteerde, aan deEd.Mog. Heeren, Ordinaris Gedeputeerden, tegens alle billykheid aan, ftond ontnomen te worden, niettegenftaande dit Regt aan Hooggemelte Heeren, zo voorzegt is, van alle oude tyden afwas competerende geweeft , en Haar Ed. Mog. het zelve ook altoos alzo zonder tegenfpraak van iemand hadden uytgeoeftent. Terwyl de Supplianten durven geloven, dat deeze nieuwe oprigting daarom ook, en in den jaare 1680, en in 1749. te minder noodzakelyk was,, om dat Hooggedagte Heeren Ordinaris Gedepu„ teerden altoos zeer zorgvuldig , en met alle rigeur tegens alle contraventien „ en mefufes op het ftuk van de Jagt, op aanklagte van den Lieutenant „ Houtvefter conform de Ordonnantie hadden gewaakt, en alles ten deezen opzigten in een behoorlyke order toeging." En hoe zeer dit geen tegenfpraak onderhevig was, heeft men toen nogtans in 1680. deeze nieuwigheid voor de eerfte keer in onze Provincie ingevoert gezien, met een Inftm&ie voor deeze aparte Commisfie, van den 25 Maart, en wel op fterke aandrang van den toemaalige Heer Stadhouder gearrefteert , offchocn onder expres Declaratoir der Steden van Utrecht, Amersfoort en Rhenen, van Her door geenfints verkort te willen worden in hunne Privilegiën, voor zo verre het. Criminele fpeiïeerde. A Dan  (O Dan deeze nieuwe Commisfie tot de Jagt,heeft zig ftaande weeten te houden, niettegenftaande der Ingezetenen gedurige klagten, tot op den jaare 1702* wanneer dezelve eindelyk vernietigt is geworden, en de judicature wederom als voren is gedefereert aan Hooggedagte Heeren Ordinaris Gedeputeerden tot aan de omwenteling van 1747- en 1748, als wanneer er wederom pogingen zyn gedaan, om die aparte Commisfie tot de Jagt, voor de twede keer optengten< en Hooggedagte Heeren van die judicature te ontzetten; het geen dan ook m 1740. gevobt is: zulks als toen dit nieuw, en tans nog Subfifterend Jagtgengt ook met een°nadere Inftruaie voorzien, is opgerigt geworden. Al het welk alzo zynde Ed. Mog. Heeren, zo kunnen de Supplianten ter deezer gelegendheidniet voorbygaan, UEd. Mog. met alle eerbied te herinneren die Extraordinaire koften, door deeze nieuwigheid, eerft in 1680, en naderhand in 1749, veroorzaakt, boven en behalven de ïnfraftie, welke daar door wierd toegebragt op de wettige jurisdiftie van Hooggedagte Heeren Ordinaris Gedeputeerden , en op die der Steden, als op der In- en Opgezetenen Regten en Voorregten 5 maar voornamentlyk , behalven die opentlyke fchenms van dat voor de Neederlanderen zo hoog-gefchatte Regt, de non Eyocando. Daar het teffens een finguliere reflexie meriteert, dat dit zo koftbaare afzoflderlyke Collegie tot de Jagt, op den aandrang van byde de Stadhouders, H. D. Hooghedens Willem de 3de en Willem de 4de js opgerigt m twe genoegzaam egale tvdftippen, en juift wanneer het in het geheel nietfcheen te conveniëren onnodige koften te doen; gemerkt'sLands finantien, door de zwaare Oorlogen uitgeput, en de In-en Opgezetenen verarmt waren, en er behalve de Ordinaire ook nog Extraordinaire fchattingen moeften worden opgebragt om het lieve Vaderland in het generaal, en deeze Provincie in het byzonder wederom in ftaat te brengen; dan van welke penningen, met zo veel moeite opgebragt, mag men het eerbiedig zeggen, de In-en Opgezetenen egter moeften aanzien, dat een gedeelte wierd ten koften gelegt aan byzondere Traftementen en Commisfie gelden , aan het onderhoud van dit nieuw-ingevoert Jagtgengt, aan deszelvs Suppooften, en Jagtbediendens , zo heimelyke als openbaars Coddebyers, Proceskoften, en anderfints. „Vu.* TT ï De ondergetekende kunnen zig ook niet wederhouden, Ed. Mog. Heeren! om met UEd. Mog. verlof, hier by te doen, dat dit te meer verwonderlyK moeft voorkomen; om dat het evident is, dat nog aan den vongen Heer Stadhouder Willem de 3de , nog aan delaatft overledene Willem de 4de gl. ged., nee Houtvefters ampt deezer Provincie ooit opgedragen is ; veelmin, dat het zelve ampt aan iemand der Heeren Stadhouders in der tyd Staatsgewyze zoude zyn gedefereert geweeft; terwyl Haar Ed. Mog. de Heeren Staten dezer Provincie, dit kenmerk der Souverainiteit nooit afgeftaan, maar altoos aan zig behouden hebben; en waaromme dan ook de aanftelling van eenen Lieutenant Houtvelter, door zyne Doorlugtige Hoogheid, den tegenswoordigen Heer Stadhouder dezer Provincie, eenige jaaren geleden gedaan, ook nooit in qualité van Houtvelter of Opperhoutvefter'sLandsvan Utrecht gefchied zyn, maar met toeftemming van UEd. Mog.; gelyk ook het verleenen van de jaarlykfche aflens va,n. permisfie tot de Jagt aan Hooggedagte zyne Doorlugtige Hoogheid door IJ . Mog. toegelaten, alleen toetefchryven is aan eene condescendentie van uu.a. Mog. voor den perfoon van zyne Doorlugtige Hoogheid in het particulier , zo lang er een byzonder Jagtgerigt bleef plaats hebben; daar het niet mm zeker is, dat deeze qualiteit van Opperhoutvefter, nooit tacite is erkend, veel min aan Hunne Doorlugtige Hooghedens nog in 1680, nog in 1749- of daar na atgeltaar1, nog geaccordeèrt; en overzulks deeze gezegde toelating en permishe van U£.a. Mog. alleen maarte confidereren is tot wederopzegging toe, en niet langer. En terwyl dit alles conform de waarheid is , en indisputabel, zo vleien ziö au ondergetekende, dat UEd. Mog. hun wel het regt zullen gelieven aantedoen, van te geloven, dat dit alhier niet ter neder word gefteld, om den tegenswooi eigen Heer Stadhouder deezer Provincie, in Hoogftdeszelvs gezag of prseemmentien  (3) te willen-benadeelefl, ofte aan zyne Doorlugtige Hoogheid dat Regt te. ba* twiften, daar hetzelve aan Hoogftdenzelve nooit gecompeteert heeft; Wyders vertrouwen de ondergetekende van UEd. Mog. Vaderlyke goedheid en toegevendheid, terwyl UEd. Mog. kennis gelieven te nemen van de befwaaren der In-en Opgezetenen, en waar op UEd. Mog. een Volkome aanfpraak hebben, dat het hun niet kwalyk zal geduit worden, indien zy al verder met eerbied remarkeren hoe zeer de Inftrucüe voor het Jagtgerigt in den jaare 16&0. opgerigt, en de daar opgevolgde Ordonnantiën op het ftuk van de Jagt de In- en Opgezetenen toen ter tyd zeer hard en drukkende mogte voorgekomen zyn, dat dit alles nogtans in geen vergelyking kan komen met die Inftruclie, welke in den jaare 1749. voor het toen weder ingeftelde Jachtgerigt dezer Provincie is geconcipieert, als mede met die zo menigvuldige Placaten en Or-^ donnantien , die federt dien tyd op dit onderwerp zyn geëmaneert, en voornamentlykmetde laatfte Ordonnantie van den 18 Julyi78i, waar by alle voorgaande Ordonnantiën en Placaten op de Jagt zyn gederogeert geworden : ja's.Lands In- en Opgezetenen fchroomen niet by UEd. Mog. alhier opentlyk uit te zeggen, dat de Obfervantie, ganfeh ongefchikt voor een vrygebooren volk, hoe langer hoe ondoenlyker is geworden; offchoon zy niettemin het voorfchrift derzelver Inftruclie, en de Ordonnantie tot nog toe met een diep ftilzwygen, hebben geëerbiedigt. Het zal UEd. Mog. dan niet vreemd kunnen voorkomen, indien de ondergetekende betuigen , dat hun dit alles zeer mismoedig gemaakt, en alom met het grootfte harten leed heeft aangedaan; en inzonderheid, wanneer zy hoe langer hoe meer ontwaar zyn geworden, die gedurige vermenigvuldiging van ac» tien, ter Rolle van het Jagtgerigt gebragt; veel al, of op informele verklaringen , of op geavanceerdens van de, fteets in hunne gegevene atteften wankelende Goddebyers, genoegzaam alle door hun aanftotelyk gedrag reprochabel, het fiegtfte foort van volk, of die weleer de grootfte ftropers zelvs, om de boetens aftekopen , die verragtelyke bediening hebben moeten aannemen, of te traag om te werken zig daar toe laten gebruiken ; en op wien overzulks, nauwlyks onderrigt van het gewigt der Eed, waar op zy hunne pretenfe verklaringen geven, wynigofgeen ftaat te makenis, terwyl nogtans UEd. Mog. In- en Opgezetenen op het zeggen van een eenigen van dergelyke aanbrengers, ook meeftentyds door den drank verhit, worden beoordeelt en gevonnift; zon. der,tegenfpraak, zonder appel. Dat hier uit gemakkelyk optemakenis, Ed. Mog. Heeren! hoe onaangenaam deeze privative Commisfie tot de Jagt, met dergelyke ftoet omringt, voor 'sLands In-en Opgezetenen geworden is; en nog meer, wanneer alleen maar in, aanmerking komt, (zonder eenige byzondere voorvallen en gewelddadigheden optenoemen, alhier opentlyk ten Platten Landen van tyd tot tyd door de Jachtoppasfers of Coddebyers Straffeloos gepleegt) welke hatelyke Propofitie de Heer Lieutenant Houtvefter en Heeren Raaden van het Jagtgerigt dezer Provincie aan UEd. Mog. op den 17. December 1782. hebben gedaan (even of het niet genoeg was de overtreders te beboeten) dat het den Bediendens, of Oppasfers van de Jagt zoude mogen veroorlooft zyn het Schietgeweer te gebruiken , tegens de ondergetekende; tegens vrye menfehen, Ed. Mog. Heeren! in een Republicainfchc Regering; tegens Nederlanders; eindelyk tegens UEd. Mog. goede en getrouwe In- en Opgezetenen, die de laften en fchattingen helpen dragen, waar uit dat zelv.de Jagtgerigt en de Lieutenant Houtvefter, die dergelyke voorftel hebben durven te doen, hunne Tra&ementen en Commisfie gelden genieten , en al derzelver Suppooften en Coddebyers betaalt, en onderhouden worden; even als of het leven van een Vrygeboren menfeh, van een Ingezetene dezer Provincie, minder te agten was dan een weggefchote Haas,of een fchadelyk Conyn, in een ftrik gefmoort! Om welke bovengemelte, en nog meer andere,,was't nood, daar by te doene redenen dc Supplianten van UEd. j Mog* op het allereerbiedigft by A 2 dee-  (4) deeze verzoeken , dat het UEd.Mog., (dit alles in ferieufe bedenking nemende) gelieve te behaagen, om M meemaak genoemde Jagtgerigt dezer Provincie, voor federUEd. Mog. In- en Opgezetenen, van den eerfte Burger af tot den geringfte Daghuurder toe, zo hatelyk geworden, ten eenemaal, en voor altoos ajtejchaffen en te vernietigen, met alle den aankleven van dien. En dienvolgens: dat de judicature over de Jagt wederom mag worden overgebragt aan UEd Mog. Ordinaris Heeren Gedeputeerden, om dezelve als van ouds, en voor deeze tot twemaal toe opgerigte nieuwe' inftelling te exerceeren. En dit alles, onvermindert der Burgeren en Ingezetenen Regt, voortkomende uyt het Privilegie van non Evocatie, om die actiën, waar over zy mogien worden gecalanseert, by preventie te kunnen afmaken. Ofte zo UEd. Mog. liever tot meerder genoegen van alle s Lands ln- en Oosrezetenen, gelievden te ftatuercn ; dat voordaan en in 't vervolg de beoordeling over de qualificatie tot de Jagt, als mede het uytgeven van aflens van nermisfie om te mogen Jagen aan ongequalificeerdens, permanent zoude zyn, en blvvcn by UEd. Mog. Ordinaris Heeren Gedeputeerden; maar dat de vervolging der mefufes op het ftuk van de Jagt, even als alle andere civiele aflien, waar in tot een geld boete gecontendeert word, zoude kunnen overgelaten worden aan de Heeren Maarfchalken van het Quartier, om dezelve hunne aftien, even als andere, te inftitueren voor den Ed. Hove Provinciaal, op de Ordinaris MaarfchalksRolle;en waar mede zig de Heer Procureur Generaal, m cas van criminele deliflen, als dan zoude kunnen voegen, met opzigten tot de Opgezetenen van het Platte Land; en aan de Heeren Hoofdofficieren der Heden met Optrekking tot de Burgers en Ingezetenen aldaar, om de delmquanten ter hunner Rolle te aflionereiï. Ten einde door UEd. Mog. Ordinaris Heeren Gedeputeerden van een aantal minutien en laftige fittingen, Extraordinaire bezigheden te ontheffen; en ten twede deze Procedures in cas van overtreding op het ftuk van de Tagt voor s'Lands In- en Opgezetenen minder koftbaar te maken- en eindelyk om door dit middel het Officie van Houtvefter, met alle deszelvs Suppooften, Jagtoppasfers der Provincie als drukkende voor s'Lands Inen Opgezetenen teffens en voor altoos te amortisferen, en te met te doen. Gelvk mede- dat het als dan ook in het vervolgaan UEd. Mog. Ordinaris Heeren Gedeputeerden alleen ftaan moge, om de actens vanpermisfie tot de Jagt aan ongequalificeerdens of niet geregtigdens na goedvinden zonder onderfcheid gehouden zyn zal, zig by de Ed. Mog. Ordinaris Heeren Gedeputeerden daar toe te addresferen. Dat de Supplianten UEd. Mog. ook teffens durven te verzoeken, omme de het voren opgenoemde Ordonnantie van den 18 July 1781. op het ftuk van de Jagt, en waar bv alle voorgaande Placaten en Ordonnantiën op dit onderwerp zyn gederoeeert, te refumeren, en eenige van de aldaar gefielde Articulen te.altereren, en andere geheel en albuyten effett te ftellen,- daar in dezelve Ordonnantie , overeenTebrast met de reets opgenoemde Inftruflie voor dat Jachtgengt van 1749f dan het zy met eerbied gezegt) zulk. een allcrzigtbaarft defefl te vinden is. Ofte zo UEd Mog. konden goedvinden, dat er een ganfeh-meuws Ordonnantie ot de ¥a*i wier de gemaakt, meer overeenkomftig met den aard van UEd. Mog. Vrve Ingezetenen, en teffens ook beter aan het waare oogmerk van de Jagt, en aan de belangens van het algemeen beantwoordende; en waar door de Boer niet meer gevexeert, of de Daghuurder geplaagt zal kunnen, worden, wanneer hv flegts de Veldvrugten van zyn eigen Hof of beflooten Tuyn tegens de vernieling van het Wild tragt te bevyligen. En zulks dan ook de van ouds gequalu -Hceerdens en geregtigdens tot de Jagt in dit hun bewezen Regt zullen worden herfielt. J Enterwyl Ed. Mog. Heeren! de kwynende ftaat van den Akkerbouw in deeze Provincie, onder anderen ook grootelyks toetefchryven is, aaneen alvernielend Wild, uyt hoofde dier gearrefteerde Ordonnantiën, onder voorgeving van de confervatie der Wildbaanen, gefpaart; en het aan de andere kant een bekende zaak is, dat er geen vryheid, geen geruft bezit van elks eigendom, en ge-  (5) eevoleebfk geen geluk zyn kan in een Land, daar de Akkerbouw gedrukt wordfmaar dat in tegendeel de nyverheid , verzekert van de vrugt en onbelemmerde genieting haares arbeids in de fchaduwe van goede en billyke wetten, zeivs de barre en onbetrede Heyftreeken in vrugtbaare Landouwen, en m voordelige Bosfchadien kan doen veranderen. . , Zo durven de ondergetekende UEd. Mog. m bedenking geven, of met de • ïagt uvt dat oogpunt diende befchouwt te worden , dat dezelve met legts ftrekke tot vermaak van den Jager, maar ook om de gebouwde Koornakkers en nlantfoenen in zekerheid te Hellen tegens de vernieling van een fchadelyk Wild ten einde daar door voortekomen den ondergang van den Landman en de totale ruine van zo veel jonggepootte Lot, en onmeetbaare Bosfchen hakhout; Terwyl het grootfte gedeelte der Ingezetenen dezer Provincie van de inkomfte der Landeryen en het hout hun beltaan hebben, en uyt dit hun beitaan de ichattingen aan het Land moeten opbrengen. En dienvolgens, of het niet gevoegelyk zoude kunnen gefchieaen , dat ook aan dezulke van s'Lands In- en Opgezetenen de vrye Jagt-uitoefFenmg vergunt wierd, ofte aan derzelver Bruykers voor hun, dan alleen maar op hun eige land , tot afkering en vernieling van het fchadelyk Wild, welke Ingezetenen een zeker aantal mergen Lands of Bosfchen in deeze Provincie , het zy van den anderen afgezondert, het zy onder eene Hofftede, gelegen hebben; ofte wel anders, in de Ordinaris en Extraordinaris ongelden jaarlyks een bepaalde jomme gelds lajten; om dat deze UEd. Mog. Ingezetenen door hunne menigte bebouwde Landen en in hunne Bosfchen het Wild meer voedende als anderen, daar door ook meer nadeel lyden, en dus ook naar evenredigheid meer aanfpraak op het Wild kunnen Alles egter, met zodanige bepaalingen, als UEd. Mog. na hunne bekende billykheid, Hooge wysheid, en Vaderlyke zorgvuldigheid zullen goedvinden teErnd°e°ykn'Ed. Mog. Heeren! durven de Supplianten UEd. Mog. met alle eerbied nog een befwaar voortedragen , en zy geloven dat het hier met te pasfen komen kan, namentlyk over de judicature, welke het Jagtgerigt van t Gooyland uy toef ent over de In- en Opgezetenen dezer Provincie. Het kan UEd. Mog. niet onbekend zyn, dat dit opgenoemde Jagtgengt van Gooyland zig niet ontziet om de genen onzer In- en Opgezetenen , die gedelinqueert mogten hebben in de privative Jagt, aan zyner Doorlugtige Hoogheids P.'Eedecesfeuren gedefereert onder Soeft, Baarn, en zo voort, en in de Leusdenfche Bosfchen, zo verre en wyd dezelve ftrekken, zig niet ontziet voor hunne Regtbank te dagvaarden, en dezelve het zy zig fisterende, het zy niet comparerende, te beoordelen, en te vonnisfen. Dat het hier uyt zoude kunnen febynen, er ltilzwygende eene 1 erntonale jurisdictie voor dat Jagtgerigt in onze Provincie ingevoert is, en waar door evident is, dat UEd. Mog. In- en Opgezetenen ten allerfterkfte befwaart worden ; om dat zy dusdoende tegens wil en dank na een vreemde Regtbank gefleept, en van hunnen wettige en domiciliaire Regter afgetrokken worden, allezints ftrydig tegens de Regten van een vry en onaf hankelyk volk , tegens dat zo dierbaar voor Neerlands Ingezetenen Privilegie de non Evocando. Maar ook, om dat die invoering eener pretenfe Territoriale jurisdictie van gemelte Jagtgerigt van 't Gooyland in onze Provincie direct aanloopt tegens dat aller notabelft Articul der Utrechtfe Unie, waar by nadrukkelyk tusfehen de Hooge Bondgenooten is bevoorwaard, en verboden geworden, dat geene Territoriale Regten aan eenig Generaliteits Collegie, of particulier zouden worden afgeftaan, of daar mede gemeen gemaakt. . . Daar het nu indisputabel is, dat een Jagtgerigt in een andere Provincie t nuis behorende , door wien ook ingefteld, niet anders is of zyn kan ten aanzien van deeze Provincie, als een particulier Collegie; zo is niet min zeker, dat overzulks aan gedagte Tagtgerigt van 't Gooyland in geenen deelen competeert, ot o ö j o w d g com-  competeren kan het Regt om op het Territoir deezer Provincie de In- en Opgezetenen door hunne Jagtbode, Oppasfers of andere te doen arrefteren, of voor hun te dagvaarden, te vervvyzen, en uyttewinnen. Zulks hier uyt dan van zelfs zoude voortvloeien, wanneer gemelte Collegie eenige aanfpraak maken wil op iemand der In- en Opgezetenen dezer Provincie, wegens toegebragt nadeel aan de gedefereerde privative Jagt, of afgefloote warande van Zyn Doorlugtige Hoogheid , den Heere Erfftadhouder , in deeze Provincie leggende, dat het zelve Collegie tot de Jagt van Gooyland, even als een ander particulier perfoon , aan wien insgelyks eene privative Jagt competeert, in deeze onze Provincie te confidereren is, en niet anders, met wien volgens gezegde Articul der Unie geene Territoriale Regten ooit kunnen zyn gemeen gemaakt; en dus dat hetzelve Collegie tot de Jagt, zitting hebbende in 't Gooyland, of waar het zelve zig ook plaatfen mag, Regtens geene judicature over zaaken van de Jagt binnen deeze Provincie zoude konnen exerceren; dan wel integendeel dat die delinquanten zouden behoren gedagvaart en te regt geftelt te worden alleen voor dat (en geen ander Collegie,) het welk by UEd. Mog. is aangefteld, om over de mefufes op het ftuk van de Jagt binnen deeze' Provincie begaan, teoordeelen en te vonnisfen. Rede waarom de Supplianten ook UEd. Mog. voorzieninge daaromtrent voor het vervolg met alle eerbied zyn verzoekende, ten einde dit point der onbevoegdheid van het Jagtgerigt van 't Gooyland, om den In- en Opgezete. nen deezer Provincie voor hunne competente Regtbank te dagvaarden, ofte op het territoir deezer Provincie te arrefteren, en gevange wegteflepen , eens voor altoos werde afgedaan en beflift, en dat de Supplianten en voornamelyk dezulke die aan den Bergkant onder gezegde privative gedefereerde Jagt-ftceeken woonagtig zyn, tegens den indragt op hunne Regten en Voorregten worden bevyligt, en geruft geftelt. Ziet daar Ed. Mog. Heeren! de befwaaren van de In- en Opgezetenen deezer Provincie met betrekking tot het ftuk van'de Jagt; blykende aan zo veele ondertekenaars deezer. De Supplianten vertrouwen eerbiedig, dat UEd. Mog. inzonderheid het welzyn van den Akkerbouw, en Landlieden, zoo wel als de confervatie van het Houtgewas zullen gelieven in het oog te houden, en teffens ook in deezen niet zullen ophouden te waaken voor de Regten en Voorregten van een vry volk, UEd. Mog. In- en Opgezetenen. Intusfen kunnen de ondergetekende niet afzyn dit tydftip waartenemen, om UEd. Mog. de opregtfte verzekeringen te geven van getrouwigheid en bereidwilligheid , om als brave Burgers en Ingezetenen ten allen tyden voor s'Lands Hoogheid, voor UEd. Mog. wettig, en wetgevend gezag, waar op onzer allervryheid gegrondveft is, en voor UEd. Mog. dierbaare perfonen, daar het offeren ^ ZaI' en vereifcht mogt worden, hun goed en bloed vry willig op te. Zulks doende &c. C