D S AMSTELDAMSCHE BURGERVADER CORNELIS PJETERSZ. HOOFT, in ee ne redevoering geschetst door. G. BRENDER i B RAND IJ. AMSTELDAM, bij j. SLUIJTMAN van der MEER, ln de Kalverftraat, 1787.  AAN DEN WEL EDELEN GROOT ACHT* J3AAREN HEERE HENDRIK HOOFT, danielsz, BURGEMEESTER. BER STAD AMïTELDiK «ra Een Christen Burgervriend te weezen; ( Was 't hoofddoel van den grootèn uoöITk Die, fchoon in Staatzorg afgefloufc, Den fleren maurits nog deedt vreezen : En willem en leijcesters daên. Tot Neêrlands heil dorst tegen gaan. De Aêloudheïd moog' haar Helden roemen: Haar cato's in den Roomfchen Raad: 'Fabritiussen voor den Staat; Wij willen hooft alleen maar noemen: Wijl al hunn' glans, door deugd verdiend, Herblonk in dezen Burgervriend,  (4) Een traan van dankbaar Zielgenoegen Ontrol!' het oog der Burgerij; Die, door de zorg van hooft nog vrij^ Nooit onder 't Graaflijk juk wil zwoegen; Noch geenszins afleid van den fchijn, Dat gouden Slaaven Menfchen zijn. De roest des tijds mooge eeuwig knaagen, } Hij kan de Deugd geen fchade doen. De Wraak mooge op 's Lands braaven woênj Hun luister zal te fchooner dagën: f De Naneef kent, bemind en acht Hun Trouw in 't laatfte Nageflacht. Twee Eeuwen zijn 'er thans vervloogen, En al dien tijd mogt Amfteldam, Op takken van den Ouden Stam Der hoo ft e n , met verrukking, boogen, Nog volgen zij het roemrijk fpoor Dat Arnïlels Burgervriend verkoor. Zo  C5) Zo zien we ook, als in vroeger dagen, & Waardig Vriend der Burgerij! Tot Vreugd der Wacreldftad aan 't Y, Haar Bondelbeilen voor U draagen: Daar gij tot nut van 'c Algemeen, Vaor Vrijheid weer ter Bres zult treêa. De Deugd moet haar beöef'naars toonen: Dus zaagt gij ook in Gijsbrechts muur, Reeds zevenmaal uw wijs beituur, En telkens door meer Vreugd, bekroonen. Dat Amftels Burgerij hier fpreek', Hoe uwe zucht — haar welvaart bleek. Een Schip door ftïlle Zee te ftuuren Eischt kunde, zorg en kloek beleid; Gepaste Trouwe en Waakzaamheid, Ms deugden in zijn Palinuuren. Maar die verplichting treft en groeit, Wanneer een Storm of Onweêr loeit. Het  (O Het Schip van Staat, op woeste Golven 3 Tot aan de Wolken opgebeurd ; Door een Orkaan gefchokt, gefleurd, En ijlings in het nat bedolven: [i Toont nu geen heerlijk Schoufpel aan, Om, in dien nood, aan 't Roer te Haan. Thans komt de kunde, en moed, en ijver 5 Der groDtfte Stuurliên regt van pas: En zo hunn' zorg ooit nuttig was, Nu dringt de nood des Lands nog ftijver. [ Het Amfteldamsch belang fpreekt ffcerk. -» Een kloek beftuur is hooi ten werk, * * Vaar voord, Groot Achtbaar Burgervader, Die Hooft U tot een voorbeeld fteltl Vaar voord; beperk het fnood geweld Der Heerschzucht: blijf Stads fleun en Raader. De Algoedheid kroone, aan 't Scheeprijk IJ, Uw zorg, tot heil der Burgerij! G. Bresder a Brandis*  B E R I C II T. _ïQg tijden van Binnenïandfche Onrusten en Buitenland/die Oorlogen, hoe rampzalig dezelve cok voor het Menschdom mogten zijn hadden echter veelal dit voorrecht, dat zij de hraave en doorzichtige Staatsmannen , naast de grootmoedigfie Helden, in het helderfte licht vertoonden. Niet dat 'er in de Tijdperken van Rust en Eeniragt, geen bekwaame Regenten, noch kloeks Helden zouden zijn ; dit te beweer en , waar dwaasheid: maar het wezenlijke van beiden, zijn karaktermaatige daaden , en wanneer men die r.iet kan vertoonen, dan blijft hunne waare grootheid onbekend , fchoon de grondbeginfden daar toe in hun harte reeds waren opgejloten. Tijden van Kust en Eendragt zijn dus voor hem, die het Zaat van waare Vaderland- en Vrijheidliefde, in zijtien boezem koestert, gelijk een onvruchtbaar Winterweir; daar de tijden van Tweedragt en Vervolging , integendeel eene Lente voor hem zijn, die de kiemtjens van dat Zaat doen ontluiken; dezelve Jlerker maaken , en eindelijk heerlijke Vmgten doen voordbrengen. Welke tijden nu gemakkelijker en welke luisterrijker zijn. kan men ligt cpmaaken. Buiten de Onderneemingen van Willem den eersten en maurits, hadden hooft, oldenbarneveld , GROTius, en andere, zo min Trnnne waare grootheid kunnen toonen; ah capelle tot den Poll, het buiten de Drostendiensten; of de hraave Vaderlanders van dezen tijd., tnder welken ^ccapelles, pallants, hoofts, sevaarts , van berckels, gyselaars > en veelt  BERICHT. yeele anderen uitmunten, het huiten de a&nrm* dingen der Heerschzucjit, zouden gedaan hebben. Het is altijd — maar veornamenlijk heden, eene aangenaame bezigheid $ zicb de eude Helden ohzes Vaderlands; de waare Voorftanders van der Burgeren Voorrechten en Vrijheden, te herin, neren : te meer, daar dit tevens ter aanmoediging van andere Vaderlanders kan verjirekken. *Daar ik nu de Leden, van de zo nuttige als bloeijende Amflddamfche Maatschappij van Ver* '' dienften , bekend onder dennaamvan Felix Meritis, gaerne tot zulk eene aangenaame herinnering aanleiding wïdï geeven; zo verkoos ik den Amftel-; damfchen Burgemeester C. p. hooft, op denlaat' Jïen van Lentemaand 1784. in het Departement van Letterkunde voortejiellen : welk -gewigtig onderwerp dan .ook zo gunftig wierdt aangezien, dat ik, na eene driejaarige aanhouding van verfcheidene mijner geachte Vrienden en Hoor er s , mij nu genoodzaakt heb gevonden, om mijne Redevoering, door den druk algemeen te maaken: in hoope, dat zij den Vaderlandlievenden Leezer zo wel moge bevallen, als mijne Vrienden mij, dien aangaande, hebben durven voor/pellen! Amfteldara den 27^ van Louwmaand, 1787» WEL  WEL EDEL GROOT ACHT* BA ARE ! WEL EDEL GESTRENGE! HOOG ën WEL EERWAARDE, ZEERGELEERDE, en VEEL GE- j ACHTE HEEREN! WAARDIGE VOORSTANDERS VAN NUT- ] TI GE KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN-! j^Jimmer beklom ik deze plaatfe met zó veel gevoel van mijne onbekwaamheid , orri zulk eene aanzienlijke Vergadering te fpree. ken, dan heden : maar nimmer Helde ik ook zo veel vertrouwen op mijn Onderwerp: dat zo fchoon,en zo edel zijnde, mij ten waar* borge bij U zal veritrekken. Iirmers ik durf taV} vleijen , dat de bekoorlijkheden van het Karakter, dat ik voorneemens ben U heden voor te Hellen, uwe aandacht zo wel zal gevestigd houden, dat gij daar door de onvol* ■naaktheden van den Spreeker , die zich meer Cn een' duidelijken dan verheven ftijl toelegt, r A Saers  co gaerne over 't hoofd zult zien, 1 Dit is ten minden heden mijn wensch! Zeer zinnebeeldig en toepasfelijk heeft men het Vaderland veeltijds als een Schip omfchre» ven; waarbij niet alleen, alle de daarop zijnde Menfchen een naauw verband met elkander hebben; en de opklimmende rei, van den geringften Matroos af, tot aan den hoogften Gezaghebber toe, gelijk een welgefchakel.'e keten aan elkander hangt: maar ook , om dat bij deszelfs verongelukken of verbrijzeling , alle de Scheepelingen daar gevoel van hebben; en ieder, op zich zeiven, zijn deel heeft in de algemeene ellende. Het Vaderland kan derhalven niet lijden, of deszelfs Bi;rgers lijden 'er ook alle bij. Eike krak die h?t Schip van Staat op de blinde klippen der Heerschzucht, of de eeuwig uitfteekende Rotfén der Eigenbaat verkrijgt, is een Schok, die op elke Vaderland* fche Ziel, even als de Elektrieke Schokken op het natuurlijk ligchaam, moest werken. Eike aai:ihg op den Welvaart van Nederland in 't gemeen , of op de Vrijheid der Inwooneren in 't bijzonder, zul, uit dien-hojfde, alle de drijfveèreo van het Weldenkend- en.Vaderkindscïi hart in beweeging brengen; zal alle de veie-  (3) vezelen doen tintelen,- en den boezem van eeü heiüg vuur doen gioeijen , om, bij alle gelegenheden , het dierbaar Vacbrland ten diende te Haan; deszelfs luister te beipen vergrocten, deszelfs welvaaren , vóór alle dingen te bevorderen, en geen Eigenbelang te kennen, dan in zo verre het in dm weldaad van nep Vaderland ligt opgefloten. • Dan;, gelijk men in eenen woedenden florrn, wanneer het ranke Scnip een kaatsbal der Golven , en een prooi der V/inden geworden is, eerst den regten prijs , op den ervaaren en kundigen Stuurman leert deden, wiens zorg en doorzicht dan eerst op den toetsfteen beproeft en zuiver bevonden wordt: eo weet men cok, in tijden van gevaar, de xeckame 'Staatsmannen 4 de getrouwe en doorkundige Palinnuren van het Vaderland * eerst naar waarde te eerbiedigen. En' het zijn deze tij; den, in welke een wederkeerend vercrouwes, Tusfcheh den' Burger en den Regent, Rioet plaatfe 'hebben. Hst i'jn deze tijden j in welken'de 'Regeerer verzeekerd moet zijn van de ■trouwhartige- poogingen en de onderfteuringe zijner Burgeren: en deze daar tegen van dé welmesnenheid , 'kunde en doorzicht van den A 2 Re-,  (4) Regeerer: als mede dat hij in alle zijne handelingen , alleen hun nut en geenszins zijne eigene grootheid ten doele heeft. —- Het zijn deze tijden, die in alle ftanden van Menfchen , den grootften moed , de zuiverde trouwe , en de naauwwikkendde opmerkzaamheid vorderen, i Het zijn deze tijden, die ons telkens het oog te rug doen wenden, op Mannen die, in de Gefchiedenisfe van ons Vaderland , eenen voornaamen rol vervuld hebben: die ons, bij de befchouwing en vergelijking der bijzondere Karakters, zomtijds met verontwaardiging en afgrijzen vervullen. Zomtijds ons gefolterd hart, met eenen waaren en alzins voorbeeldigen heldenmoed bezielen: en dus beurtelings, fmarte en vreugde in ons kunnen verwekken. En eindelijk, het zijn deze tijden die wij beleeven, die ons onzen waaren toedand doen zien : die ons met het ftreelendst' genoegen , de loffelijke poogingen der braave Vaderlanderen doen toejuichen , en ons met eene' dubble aandacht op onze uitmuntende Voorgangers , die doorluchtige vraagbaaken • van vroeger Eeuwen, doen flaaren:hunne Vrijheidzucht doen eerbiedigen ; en zelfs dankaltaren voor hunne verdienden, van welken wij de  de vruchtgevolgen nog fraaaken, in ons harte, als 't waare, doen oplichten. Ik he^ voorgenoom en* Mijne Heeren l U heden beezig te houden, met eenige uitmuntende Karaktertrekken van een dier voomaame Mannen, welke de voorige Eeuw in luister zag bloeijen. Ons Vaderland kweekte altoos, wat men ook moge zeggen, ondanks zijn kleinen omtrek, veele groote, en waarlijk uitmuntende Mannen, zo in Kunsten en Wetenfchappen, als voor Godsdienst- en Vrijheidliefde op. Het voorwerp daar ik thans op doele, en dat ik U nader wilde doen kennen, is de beroemde Am(leldamfche Burgervader cornei.ispieter.szoon hooft, wiens loffelijke Vrijheidzucht voor Kerk- en Burgerftaat, zo veele uitmuntende blijken heelc opgelevert, dat ik voor mij ,, geen waardiger voorwerp heb weeten te verkiezen; dat met de gevoelens van mijn hart; met de achting dezer Maatfchappij, en met den luister dezer aanzienlijke Vergadering zo wel ftrookte. Hit is waar, ik zal aan zommige alexanders hier de deugden van homerus vernaaien: of voor appoelo's de fchoonlieid van daphne fchilderen, en mogelijk maar eenen enklen drup water in Zee A ? kun-  (6) kunnen brengen. Dan, wat zwaarigheid ! Hi| die maar één drup v/ater bij draagt:, draagt toch mede .* en op deze groncfteiling bouwende, zuilen wij thans ter zaaide koomen. De tijden en Eeuwen zenden nimmer iets van elkander verfehillen, indien 'er geene bijzondere gebeurenïsfen in voorvielen, welken deze? boven andere, kenmerkten, èn aanmcrkelijker. deeden worden. Hier door zijn de zestiende en zeventiende Eeuwen voor ons Land van het grootfte gewigt geweest: zij waren de tijden van vervolging; van wakkerheid... en van zegeviering, Ik durf geenszins bepaalen , of zijaanmerkelijker waren, door het moorden, branden, en ter galge fleepen der Inquificiebeulen j. dan door de manmoedige tegenlland, en het verbrijfelen van het Spaanfche juk door de Nederlanderen. En even zo mjn ^urf ik bepaalen , of het jaar 1547. in het welke de levenstoorfe van drie voornaame Mannen in Europa , uitgeblust wierdt: namelijk van hen* DRiit den VIII?*% Koning van Engeland: van franciscus den Eerjïen, Koning van Frankrijk-, en van Paus paulus, de derde van dien naam; daar door vcor aanmerkelijker moet gehouden worden j; dan door het eerfte levenslicht te.  O) te zien daagen, vair den zo even gemelden eÖRNELis Pieterszoon hooft, welke in dac jaar, binnen Amflels, toen noch zeer naauw beperkte, muuren, reeds vierdt gebooren. Ik flel vast, da,t de deugd de beste adeldom geeft, nadien zij van den Hemel afftamd; en door haare grondbeginfelen in den mensen te leggen; denzalven ook waarlijk edel maakt: maar ik flel tevens vast, dat de hoogegeboorte op deze waereld den mensch nog meer onder de verplichting brengt om zijn adeüjk bloed , ook door adelijke daaden te toonen, nadien de deugd het beste kenmerk voor een adeüjk gedachte is, dat hetzelve verzeegelt en waarlijk edel maakt. Hooft was van een der aan zienlijk Re en talrijkile Familien in de Nederlanden afkomstig. Een genacht dat zich, gelijk een rustige Eik, op den ouderlijken grond verhief, en in zijne flc-rkte ook de fterkte van verfcheidene loo:en en fpronkelen zig aangroeijen. Zijn Vader en Moeder waren , p i eter Willemszoon hooft, en deszelfs eerfte Vrouw jannetje BOOR1KS hendriks doch" TER. die met elkander 5 Zoonen, corneA 4 LI5?  r 8 > XIS, GEERIT, willem, HENDRIK êffl jan, in Huwelijk verwekte, waar van deze,, namelijk cornelis de oudile was: wiens Karakter wij nu verder zullen ontwikkelen, en meer in. 't licht (tellen. Ik zal voor beweezen houden, dat de bijzondere tijdsomfïandigheden van den grootften invloed zijn, om een mensch dus, of geheel anders te deen denken: zijn hart te vormen, en aan alle zijne daaden eene zeekere houding te geeven, die men goed of af moet keuren, naar maate zij met de voorfchriften van Godydienst, en Reden overeen ftemmen. Deze voorfchriften zijn de fpiegels in welken wij ons dagelijksch moesten befchouwen ; en ons zedelijk gebrek daar naar veranderen en verbeteren. Zij toor>en ons, dat den huik (zo men zegt) naar den wind te hangen: met het vooroordeel der tijden alleen te raadpleegen: nu eens als een losbandig Ros, zonder toom of teugel te draaven; en dan weder, als een Dweeper of woedendeGeweetensbeul, de gedachten van andere Menfchen j door alle krachten en middelen te willen dwingen: zuike onhebbelijkheden zijn, die men zekerlijk wel eens met de omftandigheden dertijden kan overeenbrengen;; maar nimmer voor  (9) een almachtig Regeerer, die meer dan uiterlijkedaaden beproeft; met eenige voegzaamheid zat kunnen verdeëdigen. Rampzaaiige menfehen * en nog te rampzaaliger door de wanorde die gij ep deze Aaide verwekt! Gij die nu de Vleiers der Grooten zijt, alleen om dat zij groot zijn: en hen naderhand met dezelfde drift vervloekt, alleen om dat zij vernedeit en klein zijn geworden 1 Hoe weinig kan uw gedrag op den toetsfteen der reden proef houden! Hoe affchuwelijk is het in dc oogen van weldenkende Lieden.' En hoe veel verfebiit gij van eenen hooft, die nimmer iemand naar de oogen zag, maar zijne daaden en denkwijze , door zulke deugdzaame en aanmerkelijke voorbeelden kenmerkten, daC het Nagtflacht 'er zich altoos over moet verwonderen. Ons Vaderland ftond , bij de geboorte van den Heere hoöft, onder de heerfchappij van Keizer kar el den Vijfden, Zijnde in hetzelve Jaar tot Stadhouder over Holland en Zeeland aangeftel.1, de Admiraal maximiliaan van Bourgondien, Heere van Beveren. De Hervorming in den Godsdienst, door lütherus , êalvinus, zwinglius en anderen, in en sa het Jaar J0f gepredikt,, en aangedrongen, A 5 was  ( io ) was door flrenge Piacaaten hier te Lande ver-, booden; zo dat men de Voorftanders daar var^ te vuur en te zwaard vervolgde; en wanneermen in deze Provintie al eens eenige oogluiking* dien aangaande, gebruikte, dan wyt het Hof„ daar achter kocmende, zich regt tegen de Landvoorrechten aan, van de beichuidigden te verzeckeren; en hen voor eene vreemde Vierfchaar^ buiten de Provintie,te recht te ftelien. Het zon overta'lig zijn hier de rampen van onze Voorvaderenin dien tijd, en vericheiden volgende ]ar.ren te fchetfen. Moordfchavotten , Brandftaapels en oma'arte Rechters, waren op alle plaatfen gereed om den OEfchukiigcn te folteren : doch hunne, deugd hield ftand; zij wierdt in 't vuur beproefc; 4e Hel zag verbaast , en. de Hemel zag bewonderd, ben duizend doon voor God en Vrijheid oadergaai. Hunne beulen knarsfetandende van fpijt, zagen, als op een vasten muur van en. ichuldig bloeden foltervuur, het dankaltaar der Nederlandfche Vrijheid grondvesten : en zich zeiven ten prcoije gïlaaten aan een verpest en, knaagend geweeten, Welke ijsfeiijke TooneeleO; voor ieder weldenkend Christen ! Hoe weinig Berichten 'er van de Jeugd en* «ie Jongelingfchap van den Heeje corneii^  ?.ieterszoon hooft tot ons zijn gekoomen , zo blijkt het aan de handelingen zijner verdere levensjaaren echter genoegzaam, dat hij vlijtig in de Letteroefeningen , en de aaoleeringe van eene mcnschlievende Staatkunde geweest is. Ik zeg eene nienschlievende S:aat> kunde , om dezelve te onderfcheiden van hst algemeen woord Staatkunde, dat reeds zo dik maals doori\arc?sbeulen, Waerelddwingers en mindere Vorften, misbruikt is, om hunne poogingen te doen gelukken: gaande zelfs zo verre, dat men de Staatkunde thans wel eens voor een Sluijer aanziet, in welkers ontwikkeling men de geheime oogmerken van zommige Regeerers tc vens ontwikkeld: wier Machiavelfche Staatkunde in geerien deelen tot de grondftellingen van een Vrij Volk kunnen gebracht worden. De Heer hooft behoorde zekerlijk al vroeg tot de hervormde Kerk ; blijkende dit genoegzaam am zijne vlucht voor alba; waar door hij zich, van zijn 22'-*°, tot over zijn 3cfteJaar, buiten deze zijne Vaderftad , naastdenkelijk te Hamburg, alwaar te dien tijde veele gevluchte Arafteldammers waren, moest ophouden ; en zich niet eerder weder hier durfde vertoonen, dan na het tekenen van het verdrag, door Burgemces- te-  (12 > tqten en Raadeo van deze Stad, den I5den va». Lentemaand, des Jaars 1578, in 's Haage bekragtigd; en dus maai- ruim 2 Maanden voorde grooie verandering van ds Regeering alhier.. Zijn Vaders Broeder, cornelis Willemszoon hooft,, had hem hier ook reeds in voorgegaan ; want deze woondeop Zondag den 2iften van Hooijmaand 1566 , de eerfteopenbaare Predikatie van pieter gabriel, in het Veld vso Overveen , niet verre van. Haarlem gelegen , bij; zo dat deze fsmilie reeds, een van de eerften was , welke voor den her-, vormden Godsdienst dorsten uitkoomen, en zich door alle vervolgingen heen » aan denzelven ook heeft vastgehouden. In hetzelfde jaar 1578.5 in SlagtmaancJ trouwde onze pas te rug gekeerde, godsdienstige vluchteling,met anna jacobs blaauw^ Dochter van jacob Willemszoon blaauw cn griepje rijken: v> aar door het geoefend verftand aan reine zeden gehuuwd; en de doorzicht en kunde van den man, met de deugdzaamheid, en de huiszorge van de Vrouw, dikmaals als in evenwigt gehouden wierden: en dus waren deze vier Hoofddeugden in twee perfoonen en in éene huishouding, onüflcheidelijk vereenigti. Vies  < i3; Vier jaaren laater, namelijk A°. 15S2. wierdthij ia de Regeering van deze aanzienlijke Stad, als jongite Scheepen verkoozen : en van dezen tijd af ^begint het aanmei keli.kfte licht,van zijn waarlijk edel karakter, op hetluisierrijkfte door te blinken. De Amfteldamfehe Rechtbank befchouwde in hem eenen salomon, wiens oog door het ■digtfte floers van valfcbe klagten heen drong: terwijl het beleedigt Burgerhart, zijn gezag altoos ter hulpe tiep, nadien zijne ftem enkel billijkheid en oefening van ,xecht, met het ftreelendst genoegen, bekroonde. De Deugdzaamen zagen in hem eenen Redder, die hunne rampen verligtte; en braave daaden aanmoedigde. Snoodaarts en ontuehdgen, die de Wetten van Godsvrucht en Weivoegzaamheid opzettelijk fchonden, erkenden in hem een' geftrengen wreeker, wiens afkeer voor de ondeugd, en wiens eerlijkheid in elke daad, op het luisterrijkfte doorblonk. Hij was een vriend der Armen; een Trooster der Weduwen, en een befekermer der Wezen: en moest zijnen mond, het gezag der Wetten helpen ftaaven, tegen zulke ongelukkigen, die door hunne misdaaden het voorwerp van gerechtelijke ilraföefening geworden waren, dan erkende hij c-chter, in die misdaadigen, nog altoos het verwaar.  ('O Waarloosde beeld der Godheid^ dat niet mishandeld moest worden. In den Jaare 1584,. werd onze Burgervriend tot Raad iri de Amfteldamfehe Vroedfchap verkoozen: een tijdftip dat omtrend twee Eeuwen van dezen dag verfebeiden, geheel gefchikt fcheenj om het, aan het willekeurig1 gezag bijna ontworteld, Nederland, weder onder het QnSËtyk bewind te ftellen. Willem de Eer (ie, de dappere Verdeedigcr en Vader des Vaderlands, die a:Ls aangewend had, óm dit Land en desz:e:fs ïngezeetenen te behouden: die zijn goed daar bij ingefchooten; zijne naaste bloedvrienden op het Slagveld verlooren • én zijn éigen 'leven zo ckkmaals in gevaar gefield had: rmlem de feerfle ftond op het punt om Gvatf'van Edlia.id té worden. Hij had de aanbieding daar van gddn i-f1"' van Oogstmaand des Jaars' 1582*. met Zijne goedkeuring reeds bekrachtigd. Men was ver. zi'kerd dat men in het Vaderland geen waardiger voorwerp daar toe zoude vinden. Nfcmahi was 'er nader toe dan hij, die alles voor ciit'Land gedaan' had wat m zijn vermoogen was. Wil. lt.m de Ecrfie moest derhalven, om allo deze redenen, eerder ftïri' een vreemd ' Verst, Öe Graaflijkheid opgedraag-ja werden. En wie Mond borg,  C 15) fcorg, dat hetzelfde vcorftel, bij zijne weigering, niet aan een buitenlandsch, min kundig, en minder dapper Vorst zou gedaan worden? Eindelijk, witLEM de Ecrfie zou, ondanks de zwaarigfoeden die andere Provintien daar tegen aange. voert, en als ftrijdig tegen de Unie Van Utrecht, dadelijk tegengewerkt-hadden , Graaf zijn geworden: en Nederland zou het bloed zijner Burgeren alleen hebben zien ftroomen, om het willekeurig gezag van een buitenlands en verzwakt geweldenaar, in de Handen van een dapper en zegepraa- lend Inlander te geevén! Waarlijk, men zou , om zulk een dwaazcn , ■ en vriyë menfchen «nteerenden ftap te begaan , eerst een hooft kuiten dc An^leldamfcae Regeering hebben moeten houden. Het zal, troop ik, geenszins onvoegzaam geacht worden, dat wij, bij de Karakterfchetfing van een openhartig én weldenkend Staatsman, hem self, uit zijne eigen liandfchrifcen, 'doen fpreekcn,- na dé zaak, waar over zijne rede liep, een Weinig ontleedt te hebben. Ik heb zo even gezegt, dat men hier te Land op het punt ftond, om wjllem den Eerjïen, Prins van Oranje, tot <:Graaf van Holland te huldigen. Zeeland alleen feield de zaak nog draaiende, en deedt daar door P9k  ook Jmflelda-n en Gouda te rug b'ijven. . Het belang van den Koophandel, had binnen deze Stad altoos, zo als nog , een' grooten invloed op de befluiten van den Raad. En geen wonder, daar het de zenuw van den Vaderlandfchen welvaart is! Men had in Zeeland de Koning van Spanjen nog niet afgezwooren: 'er was tusfchen die beide Landen altoos een oogluikenden Handel gevoerd. Welke nadeelen konden daar niet door ontitaan: te meer daar Holland en Zeeland altoos onder „éen Heer gedaan hadden, en nu nog orëenig'over de verkiezing daar van waren! Men zag in den Haag het draalen vmJmJïeldam en Gouda, en men zond uit dien hoofde, de voorwaarde aan beide deze Steden niet, volgens welken men de Graaflijkheid aan den Prins van Oranje wilde opdraagen. Om de zaak te verhaasten , en de oude Slavernij weêr in te voeren , benoemde men een drietal Heeren, welken alsGemacbrigden van de Staaten van Holland, op den 8fc; van Zomermaand 1584, hunnen last in de Vroedfchap dezer Stad openden; en de opdragt -van 'een Juk, aan fltps ontwrongen, aan de fchoonfte zijde vertoonden. Den volgenden dag werdt 'er over dit voorflel in de volle Vroedfchap geraadpleegt, en het was bij die gelegenheid, dat de  i*7) 'de Oudfcheepen en jongde Vroedfchap, onzé beroemdecpRNELis Pieterszoon hooft zich op deze wijze in den Raad liet hooren. „ Meermaalen heb ik aan zülken, die mij geneigd fcheenen, om zijne Doorluchtigheid té verheffen tot de Graaflijkheid van Holland, gevraagd, wat voordeel zij zich daar uit voor den Lande beloofden, zonder dat ik des aan^ gaande eenig licht heb kunnen bekoomen. Van toen af begon mij het werk zwaarer voor te (laan, en meer en meer verdacht te worden* 'c Scheen mij toe, dat de ij veraars voor 's Prinfen verheffing zulks minst deeden uit eigen overtuiginge; meest op het aandrijven van an« deren, die 'er veelligt, redenen voor hadden, welken zij niet goedvonden te openbaaren* Wel heb ik den Heer van der aa, op gisteren hooren bijbrengen, dat de Prins zich zeer bevlijtigd tot voorftand van de Scheepvaart; dat ook de Gezanten, die in Denemarken geweest zijn, breed opgeeven van de eer, die hen daar, ten aanzien van zijne Doorluchtigheid, aangedaan is; doch ik kan niet zien, wat voordeel zulks aan den Lande geeft. Immers hebben wij, terwijl wij onder het gebied van den Prins geilaan hebben,.het Lastgeld in de  ( 18) 2mt, het welk te vooren afgefchafc was, wederom moeten betaalem Zelfs is dit Lastgeld, na het aanneemen van den Hertog van an jou, nog wederom verhoogd, moetende wij nu een oord daaler betaalen van ieder last, welke de Scheepen voeren kunnen, zo dat wij de eer, den Gezanten aangedaan, duur genoeg hebben moeten boeten. Ook heb ik de Heeren Burgemeesteren hooren aanmerken, dat de vijand, ïn Vlaanderen, die van Gent kleinmoedig zoekt te maaken, door hen voor te houden, dac zij sach niet verlaaten kunnen op Holland, welk in zich zeiven onëenig is, en zich met Jmfleldam niet verflaan kan, wegens het verheffen van den Prins tot de Graaflijke waardigheid: als of zij zeggen wilden; dan deze aanleiding tot kleinmoedigheid zou wech genoomen zijn, zo Amfteldam zich hier in voegde met de andere leden. Maar fchoon de Stad in dit opzicht met de meeste leden verfchilt, blijft zij zo geneigd als eenig Lid, om de Bondgenooten krachtdaadiglijk bij te Haan; zo dat die van Cent, geene reden altoos hebben kunnen, om zich, uit aanmerking van dit gefchil, den moed te laaten beneemen. Of, zo het Land machtiger zijn zou, als zijne Doorluchtigheid Graaf was?  ( 19) was, 't welk mij nog niet blijkt, moest het den Gentenaaren moed geeven, dat de meeste Leden van Holland, zo men zegt, in dit Huk reeds van één gevoelen zijn. Zo de Raad van Amjkldam, ondertusfchen , al eenigzins neigen mogt tot deze handelinge , moest dezelve, mijns oordeels , wederhouden worden , door het eerfte Lid der Unie van 't Jaar 1579 inhoudende , dat de Provintien altoos vereenigd zouden blijven , als of zij maar één Provintie waren. Maar zulk een werk te beginnen zonder de andere Provintieq , zou ons doen voorkoomen als ligtvaerdigendie ons niet langer hielden aan eden en verbindtenisfen, dan het ons goeddacht. Zulk een verwijt zou ons Voor de fcheenen fpringen; zo dra wij in nood kwaamen: de Bondgenooten zouden ons met reden mistrouwen, en bewoogen worden toe het inflaan van wegen, die, beide voor hen en voor ons, verderfelijk zouden kunnen zijn. Holland heeft voor dezen veel last geleden van zijne nabuuren. 't Zou te beduchten ftaan * dat zulke tijden eens zouden wederkoomen 1 wanneer het kwaad, gelijk men fpreekt, zijnen Meester loonen zoü. Doch, zo men de Unie al klein wilde achten B 2 m  (20) m Holland, zo heeft men te bedenken, dat, zo men 't werk zonder Zeeland ondername, onze Schepen, onder eenig ander voorwendfel, Jigtelijk zouden aangehouden worden, in Spanjen, daar het Volk tot Slaaven gemaakt, of anderzins vijandelijk gehandeld zou worden, waar uit groote beroerte ontflaan moest, in de Waterlieden en ten Platten Lande. En zo de Spanjaard, die van Zeeland nog eenen tijd lang vrij liet vaaren, zou zulks, vermoedelijk , met geen ander oogmerk gefchieden, dan om, onder den fchijn eener zachte behandeling , nu en dan, een onzer Bondgenooten van ons aftetrekken. Zij, die ook, over dit werk, met eenige uit de Burgetij gefprooken hebban, bevinden wel, hoe zwaar het veelen voorkomt > zelfs tot zo verre, dat veele voornaame Burgers liever ver. trekken zullen, dan op zulk een' voet bij ons blijven: 't welk dan ook geene kleine opfpraak onder de fchaamele gemeente veroorzaaken zal. Ook achte ik, dat zyne Doorluchtigheid, tjs hij zich in den aanvang des Oorlogs, ook maar eenigzins had laaten verluiden, dat z j-.e meening tot dit werk ftrekte; ze.r weinig zou hebben uit* gericht; en dat de Gemeenten, die hem nu domme dc  (21 ) de Steden geopend hebben, daar toe fikt zoufieH hebben verftaan. Maar men was toen beezig met het lieve voor de Wet, den Koning en bei Volk, en de Vrijheid van de Landen, het Volk voor te houden; zonder dat 'er, zo veel mij bekend is, eemg woord gerept werdt, om zijns Doorluchtigheid Erf beer der Landen te maaien. Ook is reeds met het drijven van dit werk, zo veel te weege gebracht, dat men mistrou» wen gekreegen heeft op de Gemeente , die zich met groot gevaar, aan zijne Doorluchtigheid onderwerpen, en zommige Steden, met verlies van veele duizend perfoonen, tegen den Vijand befchermd heeft. Uit hoofde van welk mistrouwen, wij een groot deel onzer middelen fpillen moeten, om ons tegen de Gemeente te verzeekeren , die men veel eerder , tegen den gemeenen Vijand behoorde aan te leggen. Immers is de Gemeente de getrouwfte Lijfwacht van een' Vorst, die gunst bij zijne Onderzaaten heeft. Ook is zij 'er, in vroeger tijd , dikwils door zijne Doorluchtigheid toe gebruikt; waarom mij wel noodig dunkt, dat op deze zaal, niet alleen ds Kapiteinen en Luitenanten van de Schutterij en Wylen gehoordworIsm maar ook alle andere Burgers, en wwül befi  I 22 > T.eevaarend Volk; welk den eerften aanftoot te wachten heeft, en waarin onze meeste fterkte beftaat. Men zegt, \ is waar, dat de zaak te ver gebragt is, omze nu te laaten fteeken; waar van ik niet veel zeggen kan, als voor mijnen lijd gefchied zijnde. Doch ik kan mij niet genoeg verwonderen, over de wijze waar op,, en de middelen waar door, men het werk zo ver gebragt heeft; alzo ik, zelfs nu, na dat de zaak zo lang op het tapijt geweest is, nog niet verneem, wat voordeel voor het Land daar in gelegen zij; daar men te vooren nog minder van zal hebben kunnen zeggen. De Wethouderfchap in deze Stad en in andere Heden, heeft nu al lang onder een'anderen eed geftaan, dan de Gemeente. Zou men zulk eene zorgelijke Verfchillenheid, in dezen gevaarlijken tijd gedoogd hebben, zo men kans gezien, had , om de Gemeente ligtelijk onderdenzelfden eed te brengen? En zo men haar dezen eed niet durft afvorderen, zal men haar onder haasten ouden eed moeten laaten. Maar welk een grondflag de dingen dan hebben kunnen, in tijd van nood, daar de Gemeente, door welke 4e dingen moeten uitgevoerd worden, en zondes  (23) der welke dezelve niet beftaan kunnen, door eenen bijzonderen eed af gefcheiden is, van de Wethouderfchap; geef ik elk te bedenken. Te waanen, dat de Gemeente niet veel te achten is, en ligtelijk te dwingen zal zijn, om zich aan deze verandering te onderwerpen, is, mijns oordeels, verkeerde rekening gemaakt. De Gunst en de Liefde der Gemeente beeft onze zaak meest bevordert, en zo ver gebragt als zij tegenwoordig is. Doch zo het Volk , 'c welk God wil verhoeden, eens wars werdc van de Regenten, zou zij, is het te duchten, eenen kwaaden uitflag hebben- Heeft al va met zijn geweldig: Laat zij mij laaten, als zij mij maar vreezen, de Landen niet onder zij-; ne magt kunnen behouden: ik vrees dat wij daar toe nog zwakker zullen bevonden worden , zo het Volk eens een afkeer krijgt van de Regenten. Mijn gevoelen is dan, dat ik tot deze zaak, voor als nog, niet verflaan kan; voor eerst om dat ik 'er geen voordeel uit verwagt ; ten anderen, om dat mij de gemelde Unie daar van wederhoudt, ten derden, om dat die van Zeeland, zijne Doorluchtigheid nog niet voor hooge Overheid hebben aangenoomen, en ons niet geraaden B 4- is>  C H ) $5, ons van hen te fcheiden; en eindelijk e&: vooral, om dat men 'er de Gemeente nog niet toe za! kunnen brengen, zonder welke het werk evenwel niet uit te voeren is. Ik meen dan, dat men daarmede eene andere gelegenheid behoord af te wachten, op hoop, dat onze Bondgencoten, en onze eigene Gemeente, beter tot de zaak gezind zijnde, dezelve Eendrachtelijk bij der hand genomen, en met Gods hulpe te beter uitgevoerd moge ;worden." Men kan, uit deze geheele en welingerichte ïedevoeringe van den Heere hooft, geenszins afleiden, dat hij eenig misnoegen of afkeer, tegen zijne Doorluchtigheid, willem jen erjien had. Hij vraagde enkel naar het Voordeel dat het Graaflijk bewind, ons Land. zou aanbrengen; en men had hem geheel geen voldoende reden daar op kunnen geeven. Hij moest derhalven uit overtuiging van zijn geweeten, en tot welzijn der Burgerij, in dit geval, de redenen melden, welke hij tegen deze aanftelfing had. Hij wist uk het gedrag van flips den tweeden, en de Gefchiedenisïp van zijnen tijd, te wel, hoe aangenaam het ^.egeeren den Vorsten fmaakt. Hoe dikmaals hij:  C 25 ) bet menfchelijk hart, in grootheid en magt verheven zijnde, een willekeurig gebruik maakt van het aanbetrouwd gezag. En hoe moeielijk het is, gefchonken Vrijheden weder te krijgen wit de handen der Grooten. Zijne reden maakte derhalven ook zo veel indruk, op de meeste Leden van de Amfteldamiche Vroedfchap, dat men befloot na een tweede affchrifc, van gemelde Voorwaarden, te wachten: dezelve naauwkeurig na te zien, of ze ook hier of daar, met Stads Voorrechten ftreeden: tot geene goedkeuring of tekening te koomen, voor dat bleeke, dat Zeeland zo ver als Holland met dit werk gekoomen was; en zelfs dan nog niet, zonder 'er de Schutterij en andere hraave Burger,* op gehoord te hebben. Tijd gewonnen, zegt men met recht, is veel gewonnen. Het geen de Heer hooft, en andere voornaame Staatsleden vreesden; en denkelijk, ondanks al hunne zorge en waakzaamheid, toch voortgang zou gehad hebben ; werdt door een vreesfelijk geval voorkoomen. willem de Eerste wlerdt, door de verraderlijke hand van balt ha sar. Gerards, in het zelfde jaar 1584, den roden van Hooijmaand, te Delft doerfchooten. Het Vaderland vtrloor B 5 »  in hem eenen braaven Voorlhnder en Verdeediger; die, indien 'er ooit iemanc waardig geacht kon worden , om over een vrij Volk als Neêrlands Graaf te regeeren, [dat met reden betwist wordt], bier alleen, tot nog toe,_ de waardigfte voor geweest zoude zijn. Dan zijne Levensdraad werdt, op eene moorddaadige wijze, tot droefheid van de meeste Nederlan-, deren afgefneeden $ en \ ., *.. het Vaderland bleef vrij l Het is mijn oogmerk niet, om deze vlek in willems karakter, wegens het al te ijverig, liaan naar den Graaflijken hoed, duidelijker te maaken, dan noodig is, om het zoo veel t§ edeler gedrag van C. P. hooft, die in dit geval, recht tegen hem over ftaat, aan den dag te leggen. Herinneren wij ons, aan wien wij het behoud der Vrijheid verfchuldigtzijn. Aan wien wij het, in die dagen, te danken hebben, dat onze Voorvaderen, noch wij, onder een Graaflijk Juk behoeven te zuchten: dan erkennen wij ras, dat die Eer geenszins aan 'willem den serjien toekomt, die zelfs zijne Afgezanten zond, om de ketenen een bevallig aanzien te geeven: maar wel aan den kundigen hooft; die het vernisch en de fchijn fchoone gron»  C n) gronden dier Afgezanten niet enkel ontdekt; maar ook met eene ronde, en oud Nederland, fche mannentaal, te keer gaat: den fluier der on-. kunde oprolt, en al het valfche der Staatkunstige doeleinden , zo klaar ontzwagtcld , dat een geheele Vroedfchap overtuigt wordt, dat men aan 's Vorsten wensch geen gehoor moet geeven, indien men vrije menfchen tracht te blijven. Er zijn weinig Menfchen geweest, welke zo veel verandering van Regeering in ons Land beleeft hebben, als de Heer hooft, doch hij bleef onder die allen, in zijne grondftellingen onveranderd. Een ware zucht tot de Vrijheid, en het wezenlijk belang der Burgers, in welk belang hij ook het zijne alleen gegrondvest achtte i deeden hem altoos manmoedig in de bresfe treden, en voor de zaak van het Vaderland uitkomen. Van hier was het, dat ook de Engelfche Graaf leijcester, meer gewoon om zijne Koninginne te vlijen, dan zich door Amftelciamfche Burgers de wet te hooren fte'len; eenen verrengaanden haat tegen dezen vriend der. Burgeren voedde. Geen wcnder! deze Amfteklammer had de Graaflijke opdragt aan wilcem tegengehouden; ea  OS) en zou hij de vaffche oogmerken, van eenert Vreemdeling zonder verdiensten in ons Vaderland , niet ontdekken en te keer gaan ? Een Vreemdeling, die zo veele blijken gaf, dat hij willekeurig wilde regeeren, en Neêrlands vrijë Burgers als flaaven zou behandelen J Een Vreemdeling die reeds zo veel verdeeldheid gezaait had : die eenige heethoofdige Geestelijken, door zijne fchijn- Godsdienstigheid, tot Vrienden had; welke openlijk voorzijn gezag uitkwamen; en in hunne oproerige Predikatiën uitvoeren tegen zodanige Burgervaders, welken om 's Lands Vrijheid en Godsdienst, als ballingen hadden moeten rondzwerven. Zulk een Vreemdeling kon met onzen Burgervriend hooft nimmer over een ftemmen. Hun doel was geheel verfchillende: de eerfte zogt de flavernij, maar de laatste, in tegendeel de Vrijheid van hec Volk te bevorderen. Nacht en Dag kunnen niet fterker op elkander affteeken. Het jaar 1-587 was voor Nederland, vooj deze Stad, deszelfs Regeering, en boven al,, voor hooft gevaarlijk. Leijcester had den toeleg gefmeed, om eenige der voornaamfte Steden van ons Vaderland te overrompelen waas-  ( 29 ) ■waar onder oik Amfterdam, bij zijn medevalfchaarts de Kerke genaamd, was. Men had hem in het voorgaande Jaar met allen luister op het Stadhuis onthaald, en hij kwam nu geheel onverwachts, op den 3den van Wijnmaand, van Utrecht hier aan; eene hjst bij zich hebbende van 14 He-eren, welken hij dacht te doen tuimelen, onder welken hooft geen van de laatste was; en wien hij beflooten had, eenen fcnaadelijken dood te doen fterven. Dan deszelfs Nfeef jaï» korneliszoon hooft toen Regeerend Scheepen en Kapitein der Burgerij, droeg mee de Schutters zo wel zorg; en de Burgemeester riETiiii corneliszoon boom kwam zo tijdig in de Zaal van leij cester, dat deze aanflag gelukkig te niet liep: en leij c ester, vervolgens bij 's Lands Staaten en de meeste Steden in 't oog loopende; dat niet verminderde, door het verraad van Deventer in dat Jaar door s t an l e i j verricht; met fchaamte en fpijt weder naar Engeland moest vertrekken. Laatende het Land in onrust en zorge, zonder het deszelfs Vrijheid te hebben kunnen ontrooven : noch dc braave Staatsmannen stooFi en oldenbarneveld, op wier dood  (sO dood hij vooral gedoeld hadde, magtig te kun* nen worden. Alies liep derhalven te zaamen, om de groot* beid van onzen Regent te meer in luiffcer té verheffen. De Nijd toch oefent zijne wraake zelden aan Voorwerpen die beneden hem zijn, hooft werdt in den jaare 1588 Burgemeester* van deze Stad; en deze aanflelling, die naar den wensch der Burgeren, en op eene beproefde trouw volgde, kon niet dan voordeelig zijri voor Amflels Burgenjë. Zijne Grondfiellingeli waren bekend: Hij was een beminnaar der Burgerlijke Vrijheid; en tevens een Christen* die volgens zijne verplichting handelende, de verkiezing van een Albeftuurer moest eerbiedigen ; welke hem dien hoogen rang in Nederland had opgelegd. Men zegt niet te veel, wanneer men het Amfteldamfche Burgemeesterfchap, een der aanzienlijkste rangen van het Vaderland noemt; eens. deels wegens den aanmerkelijken invloed, die dat achtbaar Viertal, op de meeste befluiten van de geheele Vroedfchap heeft; anderdeels om den gewigtigen invloed, die gemelde befluiten zelve, als de Volkftem van zo veele Dui.  (31 ) Duizenden, op den algemeenen toefland van ons Vaderland hebben. Maar ook deze invloed en luister van het Burgemeesterfchap , hebben noodzaaklijk ten gevolge, dat elk Burger, die iets van het belang zijnes Vaderlands in 't gesneen, en van zijne eigene verplichting, om de dierbaare Vrijheid voor zich en zijne Kinderen te behouden, in het bijzonder weet; met een opmerkend en naauwkeurig oog altoos gade flaat,welke Perfoonen men tot Burgemeesteren verkiest ; en of zij dezen hoogen rang wezenlijk verdienen. Immers zij, die de duidelijkfte blijken geeven, dat zij meer naar Heerschzuchtige, dan Mecschlievende Grondbeginfelen , hunnen wandel beftuurén; en derbalven veel liever Bw gertneester, dan Burgervader wenfchen te worden ; moogcn zich op geenerhande wijze ver» beelden , dat zij, even als de Burgervriend C. P. Hooft, de lust en liefde der Burgerije zullen worden ; noch ooit de algemeene flemme des Volks, tot het inhuldigen van dezen gewigtigen post zullen erlangen. Hun hoofddoel toch; is enkel Eigenbaat en Zelvliefde; gebreken die nimmer met het algemeen belang kunnen ltrooken; en die eerder in flaat zijn, omdenheersch> sucb/vigen indringer, gelijk de Pest te doen haa- ?en.  ( 32 ) ten, dan eenige achting voor hem te voedert Hoe meerder hoop eene Burgerij op zijne Regenten durft Hellen: hoe mee zij zich op de Deugd en Wijsheid van den Burgervriend wil verlaaten; en uit dien hoofde ook een blijkbaar genoegen bij deszelfs aanftelling toont; te meerder groeit ook de verplichting van den Man, op wien alle oogen flaaren. Niets kon hooft derhalven wederhouden , om het verlangen van Amftels Burgerij te voldoen: en febeon meer ge* neegsn om de Overigheid te gehoor zaamen, dan zelif te regeeren, zo ftelde hij echter} alle andere en grootere voordeden ter zijde, om dezö Stad en de goede Burgerij van dienst te wezen i en zijne verkreegen Talenten, ten nutte van het algemeen, op winst uit te zetten. .Geduurende het Medebeftuur van den Heere hooft, welke, als met den geest van cato bezield, het Amftels Capitool, doorzijn fijnen doordringend Oordeel, kloek vernuft, mannelijk» Redenen; en vooral door zijne Billijkheid en edele zucht voor de Vrijheid verlichtte; gefchiede 'er nu cn dan voorvallen die de grootheid ert edelmoedigheid vah zijn hart, zonder éenig doel op eigen grootheid, ten duidelijkfle kenmerkten. W>j zullen eenigen van dien bcknoptelijk mede deé-  .( 33 ) deélcn: en *s mans denkbeelden uit zijne Re* devoeringen zelv' doen hooren. In het Jaar 1597 werd hier tér llede* zeker Fluweelwerker, met naame p ie ter vogelzang, in heehten's genomen, wegens het voojr.ftaan van eenige bijzondere gevoelens, welken met de Leer der Hervormde Kerk in geenen deele ftrookten. Eenige Predikanten waren te dien tijden reeds vergeeten, dat veele Nederlanders goed en bloed opgezet hadden, om de vrijheid van Geweetco te verkrijgen. Burgermeester hooft, toen voorde vijfde maal regeerende, nam om die reden op zich t zijne bedenkingen daar tegen voor te draagen. Hij deedt dit ook den I5den van Wijnmaand deszelvenjaars, door eene uitvoerige en meesterlijke Redevoering ; waar in de Vrijheid minnende Christen en de deugdzaame Staatsman, op eene edele wijze doorblonken. Hij bewees in dezelve dat het den Hervormden geheel niet voegde eene vervolging aan te rechten, die zij in anderen afgekeurd hadden. Dat het den Predikanten geheel niet Wel ilond, zich het Ambt van de Overheid aaa te maatigenj daar de Leere van het Euangelium dit Wederfprak en dezelve altoos Liefde en Eendracht ademende, hunne aandacht meerder opG lef»  C 3+) lettende behoorde te maaken, om denPredikftoel tot nutter einde, namelijk tot koestering van "Eendracht en Liefde, te gebruiken. Eer gemelde vogelza n g in hechtenis genomen wierdt, had de Amfteldamfche Kerkenraad een vertoog aan de Magiftraat overgeleverd, behelzende vier bijzondere verzoeken ; als i) het te recht nellen van dien Fluweelwever, voor den Kerkenraad. 2.) het vorderen van geloofsbel«jdentsfe, van zekeren lubbert cerritsz, Leeraar de Doopsgezinden alhier. 3) het verbieden vanzommige Boeken, welke den Hervormden Godsdienst bedreden; en eindelijk 4) het verbieden van alle waarzegginge en Toverijen <, welke kunst zommige Lieden voorwendden te bezitten. Het eerde verzoek werdt van de Regeering, door middel der opgevolgde gevange cisfe, gedeeltelijk toegedaan,- dan omtrent de twee volgende begreep dezelve, dat het toe» {baan van zodanige verzoeken, gevaarlijk was; en dat de aanzoekers van openbaare Godsdienstige TwiStredenen}en ondervraagers van gevoelens, gemeenlijk meer vervolgzucht en Geweetensdwang in het hoofd hadden. De Burgerrader hooft vondt zich verplicht,om zijn gevoelen dien aangaande bloot te leggen, in degemeldeRe. de-  ( 35) devoering, in welke bij, onder andere, zeide: dat hij geenszins verdaan konde, dat men iemand eenig bedwang in zijn gemoed behoorde aan té deen; maar oordeelde, dat men elk in vrijheid moest laaten leeven, in zo verre dit buiten gevaar van onze, door Gods genade verkreegene* Vrijheid mag gefchieden: dat men anders doende , met reden zou tegengeworpen kunnen worden, het geen valerius en horatius, ten tijde van de verandering ,der Tien mannen j het Volk te Rome voorwierpen: Uit afkeer voor wreedheid vervalt gij tot wreedheid; en eer gil zelfs naawShf