NADERE REMONSTRANTIE, Van wegens de Heeren Onderteekenaars der ACTE van VERBINTENIS van eenige regenten en ministers in ZEE LAND. Aan de Edele Mogende Heeren Staaten gedaan, den 21. Mey 1787, en betrekkelyk tot de REMONSTRANTIE, op naam van eenige Aïïueeïe Leden en Minïjiers van Collegien, eene dire&e relatie tot de REGEERING hebbende , en woonende binnen de Stad MIDDELBUKG, Aan Hooggêmelde Heeren STAATEN ingediend den 19. April 1787. Aan de Edele Mogende Heeren STAATEN van ZEELAND. EDELE MOGENDE HEEREN! X-Jit naam van dezelve Leden en Minifters der Regeering en Juftïtie in zeeland , welke deJCTE van Verbintenis tot handhaaving der Conflitutie, Regeeringsform en Vryheid hebben aangegaan, vinden wy Ondergeteekende ons wederom genoodzaakt, UWEd. Mogende met fchuldigen eerbied te adiëeren. Wy hadden op den 5. Maart dezes Jaars dezelve vryheid genomen, ten einde ons, en onze mede Onderteekenaars by UWEd. Mog. te verdedigen, tegen den blaam aan dezelve by zeker Advys der Heeren van Vlisfingen te laste gelegd, als of deeze A&e op een heimelyke wyze, en met het ftrafbaar oogmerk om andere Regenten in den haat van 't gemeen te brengen, was geteekend; A en  C O en wy vleiden ons toen ter tyd, de wettigheid en deugdelykheid der Acte en de zuiverheid onzer oogmerken, ten klaarften aan UEd. Mog. te-hebben getoond, terwyl wy nogthans verklaarden geen zwaarigheid te zullen maaken (indien zulks noodig was) de naamen van alle de Onderteekenaars der Aéte voor UWEd. Mog., en zelfs voor het Publyk open te leggen, met de redenen, waarom wy in het begrip ftonden, dat met alle Regenten zonder onaerfcheid, Zig met ons konden vereenigen. Sedert dien tyd is aan UWEd. Mog. ingeleverd en met den Druk gemeen gemaakt, een Remonftrantie op naam van eenige actueele Leden en Minifters van Collegien, een directe relatie hebbende tot de Regeering in Zeeland, en woonende binnen Middelburg, in welke die Heeren fchoon ongevergd (gclyk zy erkennen) en zonder zig daar toe eenigzins gehouden te rekenen, egter hebben willen voorkomen als Regenten die redenen hebben zig over ons te beklaagen, en ons provoceeren, om aan U WEd. Mog. op te geeven de redenen en gronden waar op zoude berusten een befchuldiging, die de Vertooners zig verbeelden dat wy ten hunnen laste hebben. Deeze Remonftrantie derhal ven Edele Mogende Heeren! geeft ons aanleiding, om nader te detailleeren, de redenen waarom wy gemeend hebben en nog meenen, dat niet alle Regenten zonder onderfcheid tot de onderteekening van onze Aéte konden toegelaaten worden. Wy zullen dit nogthans ten aanzien der Vertooners met alle discretie doen, om meerder verwydering tusfchen de Perfoonen van Regenten voor te koomen, op dat de eensgezindheid waar henen onze poogingen (trekken, niet voor altoos worde uitgefloten; en het is ook om die rede, dat wy dezelve Remonftrantie niet van Periode tot Periode zullen volgen, om niet in de noodzaak te komen van fommige uitdrukkingen en argumenten te moeten opvatten, die, wel is waar, een tweederlei zin toelaaten, waar van de uitlegging altyd blyft aan dezyde van den Schryver, maar die zoo .ze alles beteekenen, 't welk een eenvoudig leezer daar uit begrypen zou, voor ons ten uitterften injurieus zyn. De  C 3 ) De Hoofdzaak in de Remonftrantie aan UWEd. Mog., ondèf differente gedaanten voorgedraagen, komt hier op neder: Dat de A$e van Verbintenis door ons onderteekend, niet aan alle Regenten, en dus ook niet aan de Vertooners, terjeekening is aangeboden, maar aan fommigen geweigerd y ja zelfs, na dat da at over ten Raade der Stad Middelburg, door een Lid van de Regeering een Propofitie zvas gedaan &c. Wy erkennen Edele Mogende Heeren! in 't generaal deeze waarheid, dat de Acte niet aan alle Regenten, en dus ook niet aan de meeste der Vertooners is aangeboden; doch indien dezelve aan iemand mogte geweigerd zyn, is dit zekerlyk niet gefchiedt met oogmerk om iemand perfoneel uit te fluiten, maar juist om dezelve redenen waarom wy oordeelden, dat niet-alle Regenten, zonder onderfcheid, in ftaat waren zig met ons te vereenigen, en deeze redenen zullen wy nu de eere hebben aan UWEd. Mog. op te geeven. Dezelve beftaan eenvoudig hier in: dat wy zeker wisten, en by ondervinding geleerd hadden, dat niet alle de Regenten even dezelve denkbeelden hadden, omtrent de zaaken tot welker handhaaving wy ons hadden verbonden, en dat wy niemand willende misleiden, ook niet gaarn zelfs misleidt wierden; het zy egter verre van ons, dat wy daarom de Regenten die van ons verfchillen, zouden in verdenking brengen, of befchuldigen van daaden gepleegd te hebben, die tegen hunnen Eed en Pligt ftrydig waren, welke confequentie de Vertooners zonder eenigen grond uit onze woorden trekken; wy weeten zeer wel, dat men ter goeder trouwe met malkander in begrippen kan verfchillen, en gelyk wy die viyheid voor ons zei ven wenfchen te behouden, betwisten wy ze -ook niet aan anderen; maar wy beöogen alleenlyk, de verfchillende gevoelens ook als verfchillend te laaten voorkomen, en geen ftrydige zaaken als éénsluidende te laaten pasfeeren. Wy hebben met opmerkzaamheid geleezen de Verklaaring door de Vertooners in hunne Remonftrantie aan UWEd. Mog. gedaan , van zonder de minfie referve en op den eed, zig te vereenigen met \de betuigingen, beloften en gevoelens in de Adte van Verbintenis m V by zonder opgegeeven En dit fchynt in den eerften A 2- op-  ( 4 ) opflag te kennen te geeven, dat er tusfchen de voornoemde Heeren en ons geen verfchil is, nog eenige rede, waarom wy dezelve op die Verklaaring niet zouden admitteeren tot een gelyke Verbintenis; doch zonder in twyfel te trekken de fmceriteit deezer Verklaaring, mogen wy nogthans daar op refleéteeren, dat wy dit foort van uitdrukking ook in andere Stukken gebezigd vinden, en altoos met curfive letters gediftingueerd, even als of dezelve iets anders beteekende, als zig te vereenigen met de geheele Acte; -en wanneer wy nagaan, wat er verder in de Aéte gezegd wordt, buiten de betuigingen, beloften en gevoelens, vinden wy, dat het juist zulke zaaken zyn, waar mede de vereeniging het moeiiykst te plooien is; want de ganfche rede van onze Verbintenis wordt afgeleidt uit de overweeging van de verzvarringen in de Republyk, veroorzaakt door verfchillende begrippen &c. En deeze overweeging noopte ons, om met zulke betuigingen, en daar na ingerigte daaden, de vreemde en fchaadelyke Nieuwigheden tegen te gaan, zoo dat onze betuigingen niet in het afgetrokken moeten befchouwd worden, maar in verband met het tegengaan der Nieuwigheden» En ten einde duidelyk te doen blyken, dat men zig zeer wel zoude kunnen vereenigen met de betuigingen, beloften en gevoelens in onze Acte voorgefteld, en nogthans in den grond der zaaken verfbhillen, gelieven UWEd. Mog. flegts te reflecteren op deeze weinige exempels: Het is by onze voorige Remonftrantie gezegd, dat wy tragten te weeren alle Nieuwigheden,-welke onder clen fchoonen naam van Herftelling worden getenteerd, gelyk ook de middelen waar door deeze Nieuwigheden worden voortgeplant: de Heeren Vertooners geeven ook aan UWEd. Mog. te kennen, afkeerig te zyn, van de zoo zeergewenschte Herftelling te willen bevorderen door ongeoorlofde Middelen en fchaadelyke Nieuwigheden; wy fchynen dus oppervlakkig het ééns te zyn, maar zoude het overtollig zyn, alvoorens op die eenftemmigheid volkomen te vertrouwen, dat 'men malkanderen duidelyk verftaa, wat de één en de ander voor ongeoorlofde Middelen en fchaadelyke Nieuwigheden houdt? immers  CS ) mers worden fommige Sociëteiten en Exercitie Gcnootfchappen, die iets meêr beöogen dan gezelfchap en vermaak; immers wordt een zoogenaamd Vaderlands Fonds, de onbepaalde licentie der Drukpers, en meêr diergelyke zaaken, uit een te verfchillend oogpunt befchouwd, dan dat men zoude oordeelen opregteiyk en in trouwe vereenigd te zyn, terwyl de één die zaaken voor heilzaam, een ander voor fchaadelyk, en een derde voor overfchillig aanziet. Het oogmerk van onze Verbintenis, Edele Mogende Heeren! was, om het Systema door. de Heeren Staaten deezer Provintie, * fchoon met meerderheid der Regcering, aangenomen, meêr en meêr eenparig en beftendig te maaken; maar om daar toe te komen , hebben wy geoordeeld, dat het niet genoeg was, met malkanderen in bloote klanken over een te ftemmen, en met de hand woorden te onderfchryven, waaraan yder de explicatie, naar zyne opvatting zou kunnen geeven; maar dat het boven al noodig was, malkander in den grond der zaaken wel te begrypen; en uit dit rondborftig beginfel te werk gaande, hebben wy de handteekening van niemand verzogt, althans niet aangenomen, dan van de zoodaanige, waar van wy meenden verzekerd te zyn, dat zy door de gebruikte bewoordingen even dezelve zaaken verftonden, die wy er door verltonden, zonder dat wy door deeze handelwyze (gelyk de Vertooners ons verdenken) ons wilden aanmaatigen de beoordeeling van 'tgene yder eerlyk Regent verpligt is by zig zeiven te bepJsfen: Neen! wy laaten die beoordeeling aan 't gemoed van yder Regent over, maar wy gebruiken alleen de omzigtigheid, die de goede trouw in alle Verbintenisfen eischt, dat men malkander verftaat over de termen, ^en onderfcheidend kent dat gene waar toe men zig verpligt. De Heeren Vertooners allegeeren zekere gebeurtenis, om te bé•wyzen, dat wy in effeéte eenige Regenten der Stad Middelburg hebben willen uitfluiten; maar deeze gebeurtenis in haar waaragtig licht geplaatst, zal juist het tegendeel bewyzen, naamelyk dat wy geen perfoonen, maar wel gevoelens hebben willen uitfluiten; want toen het Lid der Regeering van voornoemde Stad, de Propofitie deedt, in de Remonftrantie opgegeeven, meenden die Leden van A 3 ons,  C 6 ) ons, die ook Leden van dezelve Regeering zyn, dat het gewenschte tydftip geboren was, om tot een hartelyke vereeniging van gevoelens te komen, door een openhartige explicatie niet alleen van de maximes die yder Regent voor de waare gronden van onze Conftitutie, Regeeringsformen Burgerlyke Vryheid aannam, maar ook van de middelen waar door hy oordeelde, dat dezelve worden bevordert of tegengewerkt, en met dit loffelyk oogmerk werdt, door één der eerfte Onderteekenaars onzer Aéte, op de gemelde Proppfitie geadvifeerd in zulke termen, als hy nog voor 't grootfte gedeelte infctiptis onder zig heeft, en de meeste van de Vertooners zig ook wel zullen kunnen herinneren, dat het hier op neder kwam: „Dat indien alle Regenten het ééns waren, men geen Aéte „noodighadt; dat niemand er aan kon twyfelen, of er waren dis„fènfien, en wel zulke die de gronden van de Conftitutie raakten: „ dat de Aéte van Verbintenis, welke hy zig tot een Eer rekende „ geteekend te hebben, geen Stuk was, daar men een wasfchen „neus aan geeven kon, maar dat men door daaden moest toonen, „ zonder reftrictie bereid te zyn, het zyne toe te brengen tot her„ftel van de rust, en tot wegneeming van de oorzaaken der on„rust: dat niemand wordt uitgefloten van het teekenen, mits hy „volkomen inftemme, niet alleen met de woorden, maar met de „ gronden der Acte, en dat men vast gerefolveerd is, dezelve door „niemand te laaten teekenen, dan door zulke van wier gronden „men volkomen overtuigd is: dat alvoorens eenige poinéten moe„tengeconftateerd worden, eer men kan zeggen het in den grond „ ééns te zyn. &c." Het. is dienvolgens Edele Mogende Heeren! aan ons niet te wytten , dat een eenig Regent van onze Verbintenis uitgefloten is, en op dat niemand aan de opregtheid van onze Verklaaring twyfele , ftaat het aan yder Regent om daar van de proef te neemenden zoo zeer akwy af keerig zyn , om een gelykformigheid van woorden en klanken voor cenftemmigheid van gevoelens aan te neemen , zoo zeer zullen wy altoos bereid zya, hart en handen te vereenigen met alle de genen, die door onbewimpelde woordenen fpreekende daaden toonen, Waaragtige.Liefhebbers te  ( 7 "> te zyn van 's Lands gevestigde Conftitutie, en Vyanden van aiie Nieuwigheden, die, of in haare bedoelingen of in haare gevolgen, tot verandering uitloopen. Totbefluit van dit Vertoog vinden die der Ondergeteekenden, welke geen a&ueele Leden of Minifters van de H'öoge Vergadering van UWEd. Mog., of van Steden dezer Provintie zyn, zig verpligt te declareeren, dat zy oordeelen geconfidereerd te mogen worden als zoodaanige, die in de posten welke zy actueel bekleeden, niet uitgefloten zyn van de kennis en behandeling der zaaken van Regeering en Juftitie, en die boven dien door hunne geboorte, bezittingen en betrekkingen in den welvaart van de Provintie grootelyks deelen, en zig daarom ook gehouden rekenen voor de bewaaring der Conftitutie, waarop de publyke Veiligheid en Burgerlyke Vryheid, is gegrondvest, openlykuitte komen, hunne Mede Regenten en Burgers met raad en daad te adfisteeren en voor te gaan, laatende niet te min het dagelyks beftuur van zaaken aan die genen die zulks wettig toekomt, zonder eenig aandeel daar in te begeeren. Wy zullen ons allen gelukkig agten, indien deeze Remonftrantie, en de Stukken daar toe betrekkelyk, een onderwerp van UWEd. Mog. deliberatien mogen worden, ten einde door wyze maatregelen de eenpaarigheid en onderling vertrouwen tusfchen de Regenten en Ingezetenen meêr en meêr te bevorderen, waar toe wy hartelyk bidden, dat de Opperfte Wysheid haaren gezegenden Invloed mildelyk over UWEd. Mog. believe uit te ftorten. (Was geteekend) Van de Pe/re, de Nieuwerve. J. P. V. D. Brande, Baronet. W. Tbibaut, d'Aagtekerke. J. J. de Bruyn. G. F. Godin. Wïïhem Jarnout van Otters. Cornelis Kien van Otters. J. H. Schorer. NB. De Heer N. Steengracht d'Oostwland, abfenc zynde.