É   DE DAPPERHEID. toegewyd aan de helden by de overwinning op de engelschen en russchen, in den veldslag by castricum, voorgevallen den öden october 1799, met den daarop gevolgden aftogt. J A A R Z A N G: aan de BROEDERSCHAP van de AALOUDE RIIETORYK KAMER t e HAARLEM, bekend onder de zinspreuk: op den eersten dag van het jaar mdccc. Te Haarlem, gedrukt by Johannes Enschedé en Zoonen.  Aanfpraak van den Knegt, aan de Broederfchap van de Kamer Liefde boven al. Heil zy deez" Broederfchap, by d''aanvang van dit Jaar; Des Hemels milde gunst maake eens die wenfchen waar, Als aan Europa rust en vrede word gegeeven, Die Liefde boven al by 't menschdom doen herleeven. Affcheid. Dat Liefde boven al de Trouw {leeds blvken doet Dit is myn harte-wensch, dit is myn affcheids • groet.  C3> DE DAPPERHEID. 'kij' aan de Dapperheid, myn dankbre zangen toe; Daar 'k aan die helden-rey oprechte hulde doe, Die voor myn Vaderland, hun dierbaar bloed en leeven, In 't barnen van den nood, grootmoedig overgeeven, Wanneer de alarm-trom flaat, by 't fteeken der trompet Te wapen vliegen met hun harnas en heimet; Die toonen, daar zy zien het Vaderland behagen, Dat zy den rok en 't zwaard niet flegts tot opfchik draagen; O neen! de lafheid is geen voorwerp van myn lied; 't Zyn helden, die 'k bezing; — voor laf aarts zing ik niet; 't Zyn helden, welker daên ik in myn zang wil roemen, En fteunpilaaren der Bataaffche vryheid noemen. A a '« Hoo§-  (O 't Hoogmoedig Engeland, op roof en moorden tuk, Dat eeuwen agter een, ons Nederlands geluk En welvaart, zoo jaloers, beftendig bleef benyden, Kwam ons, op eigen grond, met bars geweld beltryden; Een'grond, door helden - moed, twee eeuwen ruim geleén, Van Spanjes dwinglandy manmoedig vry geftrcên.. Naa dat het keer op keer ontrust hadt onze Stranden, Deedt het by Kalans-oog een dugtig leger landen; Een leger, dat niet flegts uit eigen magt beftond, Ook flaaffche Rusfchen bragt op Batoos vryen grond; Terwyl 't zich zeker achtt', door fchans en hinderlagen, Dat dit manmoedig Kroost hen niet van daar kon jaagen, En men door fnood.verraad, by dit gedugt begin, Verpestte Neêrlands Vloot en nam de Helder in; Zoo tragt men Batoos erf, weer cynsbaar aan Oranje, Te brengen onder 't juk van 't roofziek Groot - brittanje. O Ban-  C 5 ) O bange dagen! zoo vol kommer, vrees en fchrik; Het bulderend kanon dcedt ons, elk oogenblik, Al beevend dugten, dat die drom van woeste benden Deez', anders fchoone, ftreek zou ftorten in ellenden; Daar plundring, roof en moord, waar hy zyn voeten zet, De befte kostbaarheên of wegvoert of verplet; Wie beeft niet, daar men moest met bangen fchrik ontwaren, Den brand van Krabbendam, geftigt door die Barbaaren, En zulks nog onder fchyn, als men hun fchriften las, Als of 't voor vryheid en den besten Godsdienst was, Dien zy, als vrienden, tot een eeuwig aangedenken r Schoon niet van hun begeerd, welmeenend kwamen fchenken: Zoo word 't gemeen verblind, zoo word eenvouwigheid, Geblinddoekt door belang en om den tuin geleid, Terwyl opregte deugd, voor 't Vaderland bewogen, Dien blinddoek afrukt van haar fcherpziende aarends - oogen, En hy, die op de kern van 'svolks belangen ziet, 't Befchouwt als beuzeltaal en acht het verder niet: 't Was door dit fcherpziend' oog, ó wakkere Oorlogshelden! Dat gy voor 't Vaderland U in de bresfche ftelden, En ftraks te wapen vloogt in 't bloedig oorlogsveld: Wie blyft daar van te rug, daar het de vryheid geld? A 3 Ver-  co Verduurende al het leed, 't geen de oorlogXJ deed lyden, Gingt gy dien woesten hoop met leeuwenmoed beftryden! Getuig dit Castricum, op dien gewenschten dag, Toen men hun legermagt als zand verftuiven zag, In hun verfchanfingen, al vlugtende geweeken, Van daar om lyfs - genaê en d'aftogt angftig fmeeken, Terwyl hunne aanflag, met zoo groot een list gefmeed, Mislukt was tot hun fchande en grievend harteleed. Zoo heeft een helden-rey met dappren moed geflreeden; Wy zingen hunnen lof op dit gelukkig heden: Ja Batavieren, ja! dier wakkre heldenfchaar Zy 't offer toegewyd op 't brandend reuk - altaar. Dat wy met dankbaarheid tot d'Oorfprong aller dingen Ook aller Heldenroem met blyde harten zingen! Die nooit volpreezen deugd, van oord tot oord bekend, Blyve eeuwig in het hart van elk Bataaf geprent! Dat heel de waereld zie die dappre heldendaaden, Geboekftaaft tot hun lof, in 'sLands historie - bladen! De helden onzer eeuw, op 't doódlyk oorlogsveld Gekenmerkt, blyven dus aan 't nageflacht vermeld; Dat de oude bestevacr, eêr hy ten grave daale, M.'t craanende oogÊfc aan zyn kleinkind dit verhaale: (Hem  C7) (Hem leidende op de plek, alwaar hunne eerzuil praalt} „ Hier was de glorie - zon van Bato haast gedaald, „ Doch onverfchrokken moed van wakkere oorlogshelden, „ Verjoeg des vyands drom, die, over duin en velden „ Wegvlugtte vol van fchrik, door 't ftryden afgemat, „ Tot dat een trotfche Brit om lyfsgenade badt." Gezegend zy deez' dag! die nimmer zal verjaaren, Dat niet erkentenis en gulle vreugd zich paaren; Dat men dien dag de zuil der blyde vrede noem', En hem, van oord tot oord, met dankfare zangen roenv ! Zoo menigmaal die dag aan de Ooster-kim zal ryzen, Zal hem de Veldeling met zege-zangen pryzen En zingen, dat het klinkt door 't ruim der vrye lucht: „ De Brit is op deez' dag voor helden-moed gevlucht! " Die weergalm rolle alom van Egmonds hoogc kruinen, Door Bergens woud en langs met bloed gemeste duinen, Tot dat die aan het ftrand al klinkend nederdaalt, En van den overkant door d'Echo word herhaald -7 Zoo dat men overal die glorie hoor' bezingen, Door 't landbewoonend volk en nyvre fteedelingen! De werkman volge fteeds de melody en maat, Die hy, al zingend', by zyn handen arbeid Haat; De  (8 ) De weevers-jongen zal de fimpel blyder trekken, Als hem die glorie-zang zyn werklust op komt wekken; Daar 't oude moedertje de boven - zang bedingt, Wen zy van d'aftogt by het gonzend boom - wiel zingt. Welaan, Bataven! daar uw glorie mag herleeven, Wil dan ook held by held de billyke eere geeven, Die, aan hun pligt getrouw, niet wankelden in moed, Schoon hen een kogel ook deed ünooren in hun bloed. Schryft op het Graf van Luck en van zyn lót - genooten: „ Hier ligt het flerflyk deel in 't fomber graf bcfloten „ Van een' roemrugtig' held, vol mannen - moed en fier, ,, Hy ftierf voor 't vaderland, hy ftierf als Batavier: „ Hy wilde, uit dapperheid, geen voet te rugge wyken: „ Gezegend zy de held, die, dervend', TROUW deedt BLYKEN A. de WAAL MALEFYT. FaQor.   I