Hoog Mogende Heer en! J T^,T jr\E plegtigheid van het overbrengen der Staaten van Oorlog, geeft aan Z. H. en den Raad wederom gelegenheid , om , ter Vergadering van Uwe Hoog Mog., naar gewoonte, deze en geene opmerkingen aan dezelve vrymoedig voonedragen. Opmerkingen , welke , door de omftandigheden des tyds, aan Z. H. en den Raad, als 't ware, in den mond worden gelegd; en niet geheel ongefchikt zyn, om invloed te kunnen hebben op de bevordering der ware belangens van ons dierbaar, Ifchoon wankelend,-en, door dat wankelen zelfs, nog dierbarer geworden Vaderland. Maar het derikbeeïdxÓmftandighedw des tyds: Hoog Mog. Heeren! is thands zo gewigdg, de gefteldheid van Europa zo buitengewoon, en de dagelykfehe gëbèürteniflen zo ontzettend, dat men zig bykans niet durft wagen aan eene zo moeilyke en ingewikkelde öefehouwing: Deze moeiiykheid groeit aan, wanneer men daarby bedenkt, dat men zig, uit de gefehiedenis van ons Gemeenebeft, federt dac hetzelve eenigermate gevestigd was, en een Staatkundig aanwezen verkregen had, geèneri tydknng kan herinneren , waar in het vaderland in grooter gevaar was, van, of door buitenlandfch geweld, of, door inwendige verzwakking, zodanig te wórden gefehokt, verwrongen, of ondermynd, dat de gevolgen daarvan, door de meelt verzwarende verbeelding, mogelyls nog maar gebrekkig zouden worden afgelchilderd. Wie tog, die gevoelt, wat een Nederlander vroeger of later fmaken, wat hy voor zig en voor de nakomelingfcbsp zoude zien verloren gaan, wanneer hy, het zy dan door inwendige magteloosheid, het zy door dwingende övermagt van buiten, zyn vaderland zo laag vernederd zag, dat het den kelk der harsfenfehimmige vrvheid , tegen wil en dank , zoude moeten uitledigen, kan zonder fchrik zig het lot voorftellen, het welk dat vaderland, en hem zei ven , by eene overmeeftering van den vyand, zoude te beurt vallen? Maar wie is er zo blind of vermeten; dat hy de tyden, welken wy beleven, geen tvden van gevaar , van dringend gevaar noemen zal? van gevaar niet alleen voor' ons vaderland, maar te gelyk voorde ruft, de veiligheid en den welvaart van geheel Europa. Dit gevaar, in deze ogenblikken, geheel te ontveinzen ofte verbloemen, zou onverftandig; hetzelve te ontkennen, zou roekeloosheid; het zelve onoverkomelyk te oordeelen, kleingeestigheid zyn: terwyl hetzelve te zien; zonder verbyftering 'er op te blyven zien; en zo bedaard als kloekmoedig naar middelen te zoeken, om hetzelve aftewenden, de ware helderheid, de egte fterkte en grootheid des geeftes is; eene grootheid des geeftes, welke iri 'elk burger voortreflyk is, maar van het beftierend ge- A ■ deeï- Generale Petitie en Staten van Oorlog voor den jan 1795.  C 2) deelte der natie r met regt, als eene hoedanigheid verwagt, en als een pligt gevorderd wordt. Die zig by eene ftille kalmte aan het roer begeeft, moet zig door geen {'tonnen van daar laten verjagen; maar blyven ftaan, zo lang het fchip zelve nog niet verloren is; en zo verre is het, gedankt zy de goede Voorzienigheid; en de ernftige maatregulefi * genomen door hun , wien de verdediging des vaderlands is toebetrouwd , nog met gekomen. Er zyn nog armen en fehacten tot verdediging over. De oude moed, de oude hartigheid, en wysheid, om alle de bronnen van zelfsbehoudem's aantegfypen; en met fpaarfame rykelykheid te gebruiken; ja', in één woofd; alle die vaderlandlche deugden , door welken onze voorouderen zig gevreesd by hunne vyandeu, gezien by hunne nabuuren, en geëerd by hunne bondgenooten witten te maken, hervat; met ernft en aanhoudendheid hervat; en men mag, onder den zegen van God Almagtig, hopen op eene gelukkige uitkomft. Het zien van het gevaar wekt dikwyls flapenoe kragten op; en eene levendige voorftelling van hetzelve, is dikwyls niet alleen voordeelig, maar zelfs van de grt • fte n'oodzakelykheid, om het vuur van dapperheid v-:\ x aanteblazen en gezonken kragten te herftellen. Dit is by Veele natiën, getuige de gefchiedenis, zeer dikwyls van de grootfte en gezegendlte uitwerking geweeft. 2yne Hoogheid en de Raad kunnen, uit de gebeurteniiïen van den voorleden zomer, den geeft der natiën, en den algemeenen toeftand van Europa thans zeer natuurlyk afleiden, dat het, om veilig te zyn, voor eenen Staat in 't algemeen, en voor ons Gemeenebeft in 't byzonder, niet altoos genoeg is, magtige bondgenoten te hebben, gedugte legers voorja zelfs binnen zyne grenzen te. zien, en groote geldfommen aan alle kanten te zien uitfehieten; maar dat er tyden en omftandigheden zyn, waar in de Wet der zelf behoudenis voorfehryft, op zyn eigen veiligheid, naar zyn eigen ftaatkundiginzien*bedagt te zyn; en niet van eens anders wyZe van denken, hoe diep, hoe grondig, hoe vërhe* Ven anders op zig zelfs, aftehangen. Het geen voor het eene ligchaam heilzaam is, kan voor het andere dodelyk Zyn; ja voor het zelfde ligchaam kunnen dezelfde levensregelen, op verfchilleride tydert, eene tegenftfydige Uitwerking hebben. Elke natie heeft haren byzondereh aart, behoeften, deugden, gebreken, kragten, neigingen, enz.: ■welke nog daar en boven, door haare ligging, wetten, zeden en gewoonten, door de omftandigheden des tyds, door den geeft der eeuwe, door byzondere voorvallen, en door duizend kleinere of grootere omftandigheden, gewyzigd worden, van tyd tot tyd verandering ondergaan, en egter alle voor het beftierend gedeelte der natie gewigtig genoeg zyn, om er, met infpanning, op te letten , en daar uit de eenvoudigfte lesfen van ftaatkundige wysheid afteleiden, of in dezelve die behoedmiddelen fe un*  O) ontdekken, welke het meelt gefchikr zyrij om voorteko^ men, dat men zig niet Iaat overhalen tot het doorzetten van plans, waar van de uitvoering hagehlykj de uitkomft onzeker, het gelukken niet zeer voordeelig, en de mislukking alkrgevaarlykft is. /Mie kragten tog in de natuurlvke, zo wel als in de ftaatkundige waereld, hebben hare eigenfehappen zo wel als hare grenzen. Eene alle te orooce, eene ontydige, of verkeerde ipanning heeft doorgaands eene verflapptng en verzwakking ten gevolge , welke veeltyds meer ontneemt, dan men door de fpanning Zelve verkregen had; uf zoude hebben kunnen verkrygeru Of men deze beginfelen, welke zeker in eene eeuw. van verlichting i in ièhrilten, genoegfaam aangewezen en betoogd vindt, ook dadeiyk, by het behandelen der groote zaken van Europa, regelmatig en beftendig in oefening brengt, is iets, het v\ elk Zyne Hoogheid en de Raad niet zullen onderzoeken , veel min ondernemen te bepalen: gelyk zy even min bedillen zullen, of de gilling, welke in de hoofden en harten van duizenden, federt eenige jaren{ befpèurd wordt, menfchkundig aangewend, eh tot nuttige eindens geleid wordt. Zyne Hoogheid en de Raad zullen liever zig bepalen by het geërf dk Gemeenebeft, meer van naby; aangaat; en waar op de opmerkfaamheid thands niet genoeg kan gevestigd worden. Deze Republiek heeft, van alle tyden af, als zuilen van haar Staatkundig aanwezen en veiligheid, boven en behalven hare Conftitutioneele en Godsdienftige vryheid, befchouwd, en moeten befchouwen: i) een wel gevestigd crediet met opzigt tot haar fmantie wezen; 2) een genoegzame, dat is, eene, naar het waar belang der Republiek^ berekende invloed op de behandeling der groote zaken van Europa; 3) voorzigtige alliantien met andere Morenheden, 4) een welgeoefende en genoegfame krygsinagt, 5) eene wel toegerufte vloot, 6) wel voorziene magazynen, en 7) wel aangelegde frontieren. Het zyn deze zuilen , V/elke vooral in deze hagchelyke ogenblikken, de gevestigdftc aandagt en de nauwkeurigfte zorg van de wetgevende zo wel als van de uitvoerende magt behoren na zig te trekken; en dit al meer en meer, naar mate de gevaren toenemen en de nood dringender wordt, t'is zo, Hoog Mog. Heeren! tyden van ruft en vrede zyn eigenlyk de gefchikften om aan de meeften dezer vastigheden van ftaatkundige veiligheid en welvaart te arbeiden; maar niet te min vorderen tyden van oorlog en onfuft dat men het oog op dezelve allen nauwkeurig houdc; dezelve zo veel mogclyk fchrage; immers ende ten fninften zorg drage, dat dezelve niet zo verzwakt, ondermynd, of in vergetelheid geraken, dat men, naderhand', in geruüer tyden, aan.de herfteljing derzelve,even A- 2- atë  als aan de genezing van eenen verzuimden gewonden, moet wanhopen. In zo verre is het van het grootfte aanbelang, in den ftorm zo wel, als by eene matige koelte, voor het behoud van ankers, zeilen én touwwerk, te zorgen; gezwegen, dat zelfs fomtyds tyden van onruft, door het opwekken der veerkragt en het aandryven tot werkfaamheid, de gunftigfte gelegenheid aanbieden, om iets goeds ten algemeenen nutte daar te flellen. Getuigen daar van de Academiën, de Handdmaatfchappyen, de Commercie-Traaaten en foortgelyke inrigtingen, allen door onze voorvaderen, in het hevigft van den hard* nekkigen Spaanfchen oorlog, daargcfteld, en in de gevaarlykfte ogenblikken ftaande gehouden. En zoude men nu minder doen ? Zyne Hoogheid en de Raad vertrouwen, dat alle de Bondgcnooten dezen tyd juift zullen waarnemen, om door eendragtige, vigoureufe en onverwylde middelen, zo veel in hun is, te toonen, dat men ook nu, van de deugden en heldenaart der oude, en in de gefcluedenis zo beroemde Nederlanders niet ontaart is; dat zy allen, door hun voorbeeld, tot hernieuwing van'die deugd en heldenmoed, de geheele Natie zullen .aanfpo> ren; ten einde ook nu, en in 't vervolg, er uit deze tyden van gevaar, gezegende gevolgen voor den bloei en de veiligheid van dit Gemeenebeft mogen ontfpruiten. Zyne Hoogheid en de Raad gevoelen maar al te veel de volflrekte noodzakëlykheid, om, wil men het Vaderland niet zien verloren gaan, in dezen hagchlyken toeftand van zaken, alle mogelyke pogingen in het werk te liellen; ja gelyk men doorgaands (fchoon niet nauwkeurig) zegt, het otjirtégelgé te doen, ten einde deze zuilen ftaande" te houden. Daar nu, in de eerfte plaats, het crediet, met opzigt tot het hnantiewezen, als een grondflag voor alle de andere kan en moet befchouwd worden; daar er zonder crediet, geen geld; zonder geld geen leger; geen vloot; geen binnenlandfche defenfle, noch te. land, noch te water, kan gedaan worden; kunnen Zyne Hoogheid en de Raad niet anders, dan by U Hoog Mog. op het ernftigfte aanhouden, dat de Hoge Bondgenooten hunne provintiale kallen niet toefluiten, of agter openftaande negonatien fchnilen (welke tog te meer mislukken, naar mate men ze flerker dwingen wil,) maar dat zy, elk in den bare, alle middelen in het werk ftellen, om door promte betalingen, als ook door het ftyven der provintiale. kaften, het vermeerderen en meer in circulatie brengen van het numeraire, blyken te geven, dat men aan de önkoften, welke men door zyne ingebragte confenten getoond heeft te willen en te kunnen doen, face maken kan. Wat is tog het crediet anders, dan eene algemeene verzekerdheid, dat hy, die voor het gemeene land arbeidt; voor het zelve zyne kragten, gezondheid, ja zyn leven zelf over heeft; of aan het zelve zyn geld ter leen uitgeeft; op zyn tyd, betaling van zynen arbeid, het loon van zynen dienft, of van zyne geleende gelden, ont-  , i • (5) ontvangen; erj de fchuldbekentenifleri van zyhé aclèenèè Penmngen, als hy zulks nodig heeft, van pSfer faSj ea Ik linnen veranderen^ Door crediet komt derhal Jentet geld, het wek anders 111 de byzondere kaften opVflöten was, en even goed 111 de mynen hadde kunne,; vefbS blyven, m circulatie. Door crediet krygt paPier £fdswaarde ook waar het vertegenwoordigde metaal ont breekt; door crediet vermeerdert dus het numeraire in meer dan een opzigt* en in zo verre is het, in eene" laa?? cht'd^"1??11 2yne warQ srcnze:] perkten z"n waar, dat de dulden vai eene natie, de natie zelvever &eCna^0fde door ee^ool. tere, fterkere en gemaklyker circulatie, niet in wezen maar m gebruik vermeerderen; en dus wel aan dengenen kant de nationale fchuJden, maar ook te gelvk de goede ren en bezittingen der byzondere Ingezetenen, doenkoenemen. 0 ' ^1 LUC Men zoude egter zeer verre van de waarheid afzvn wanneer1 men daar uit wilde afleid™ rïnt- ™iafZ>"s ml > fóhnM ^ • 7 als of menilaande hidd,ïï de Heikte van een menfeh alleen afgemeten moeft wor den, naar de hoeveelheid van fpys en drank, welke men heeri in de natuur niet a£ zynen tyd, maai ook zyne grenzen. Van hier is het dat men ook aan den anderen kant, door eene voorziS fpaarfaamheid, zo wel het crediet van den Staal oitzien en, ten dien einde, middelen uitdenken moet om Sé zl^t^7n iaftefnydCn °F voortekomem " zaamheid en mildheid gaan gaarne hand aan hand, en ver- frnd f£\^\ÓlkWyh t0t Ze'Cl' veel hüIP en onder^ tn r f er -maar op aan' dac de «ronden waar op hunne famenftemrnmg gevestigd wordt, wel overlegd en ftevig in elkander gevoegd zyn. Onkunde of eigenbelang mogen cerhalven de fbaarzaamheid wel lensden voorkomen, als een gevolg van den zogenaamden mercan" ^i!! ^en Nederlander elS2n-cn eene™Sp van zynen bekrompen aangeboren aart, meeftendeels geneigd tot het verzamelen van fchatcen, alleen om die bezitten; en ongefchikt voor beïchouwingen van Zsel vlugt, en handelingen van uitgeftrekter kring, Zv e«eV die den gang der zaken kennen, de kragten der Republiek weten, en niet geheel vreemd zyn in de k mft om volken te geleiden, die door ondervinding gefeerd heS llrrJn TC' maar Zeer onderïcheide belagens, van verfchillende natiën na te fpeuren, en de verfoeiden nuances daar van nategaan, hebben zekerlyk ^geme kt" dat er tuftchen hët territoir van ons Gemeenebeft, het wcik, noe zeer beperkt, hoewel veelfins laag, en uit zig B zelf!- i  (O , zelf, in vergeiyking met andere landen, niet zeer vrugtbaar, egter met fpaarzaamheid, overleg, oplettenheid en naarftigheid bebouwd, veel, ja boven vervvagting, oplevert, — en het geheele ftaatkundige werktuig van ons Gemeenebeft eene zigtbare analogie plaats grypt; welke ook, met opzigt tot het laatfte, eene kiesheid, en beleid in het aanwenden van deszelfs kragten aanbeveelt en vordert, byaldien men met het zelve iets wezenlyks uitwerken, en vrugten plukken wil, zonder den boom aftekappen. Hier uit nu volgt, dat men het crediet van den Staat» vooral in tyden van oorlog, wanneer de behoeftens menigvuldig en buitengewoon zyn, in allen opzigte, ftyven, en onderfteunen moet: zelfs door middelen, waar van men anders niet zoude verkiezen, zig te bedienen: ja dat men, op alle mogelyke wyzen, het vertrouwen winnen moet van hun, wier dienft, hulp, en arbeid men niet ontbeeren kan; en zulks ten einde in ftaat te zyn, om die middelen dadelyk by de hand te neemen, welken het belang des Vaderlands, berekend naar deszelfs inwendigen toeftand en de uitwendige omftandigheden, aanraden. Tot ftyving van dit crediet zyn er, in de tegenwoordige gefteldheid van zaaken, twee dingen nodig: i.) Het tydig by een verzamelen van eene genoegzame hoeveelheid van contant geld; of het geen in de plaats van contant geld by reprefentatie daar voor zoude kunnen in omloop gebragt worden: 2.)Het inftellen van een generaalen geregeld werkend fonds tot afloffing der gemaakte fchuiden; of tot intrekking van het geen by reprefentatie in plaats van gemunt goud en zilver wordt geëmployeerd. Het eerfte moet by eene zeek ere negotiatie, of door het invoeren van eene hoeveelheid papieren geld, genoegzaam voor de behoeften van het volgend jaar, gevonden; en voor het andere, door buitengewoone contributien tot de extraordinaire defenfie, gezorgd worden. Buiten deze twee middelen kan Zyne Hoogheid en de Raad er geene uitdenken, om bet crediet ftaande te houden, en de nodige uitgaven te kunnen doen; ten einde het land tegen den vyand te verdedigen; en vervolgens den^eiven van onze grenzen en uit de veroverde landen te verwyderen. Aan het in train brengen van deze twee middelen (waar van Zyne Hoogheid en de Raad de executie aan de Hoge Bondgenoten gaarne overlaten, maar tevens tsn ftcrkften aanbeveelen) moet met hartigheid, met ter zyde ftelling van byzondere belangens, met fpoed, ftandvaftigheid, en eendragtigheid gewerkt worden. Zonder dit is het Vaderland niet te redden; noch de zaken der gemeene defenfie aan den gang te houden. Zonder dit kunnen Zyne Hoogheid en de Raad niet inftaan, dat er eene by de Bondgenoten mogelyk niet genoeg geapprehendeerde, maar by Zy-  Zyne Hoogheid en den Raad, lang gevreesde, vooruitgëziene en meer dan eens gewaarfchouwde ftilftand, in deri omloop des bloeds van het ftaatkundig ligchaam, op eenss zodanig zoude plaats grypen, dat de kragten der verdediging van zelf ophielden. n Wat kan het tog baten, Hoog Mog. Heeren! dat de Raad (welke wederom eerlang byzondere petitiën, offuppletoire van de nog lopende zal moeten doen, tot verfchillende objecten, zo tot hertelling der krygsmagt zelve, als tot de benodigdheid voor dezelve) petitiëndoet, wanneer dezelve geconfenteerd worden, met accrochenicnten, dat de quotes van fommige der confenteerendë irovintien, van Generaliteits wege, by geldleening gevonden zullen worden; en zulks, na dat men reeds, by on dërvmding, gezien heeft, dat het onmogelvk is, die penningen by geldleening te vinden: vermits* men zelfs tot nog toe de quotes van vorige petitiën, op die wvze, nö£ niet heeft kunnen voldoen; wanneer deze wyze'van con^ fent ie dragen verder tot zyn gevolg heeft, dat andere Provinnen, by volgende confenten, declareeren: zig wel niet te villen onttrekken aan de gemeene zaken, maar integendeel alle uitterfte pogingen te willen doen, tot het tfkeeren van den gemeenen vyand, maar egter te ge-yk verklaren, dat, alvorens cenige verdere betaalingen 'te doen, de andere Pro vin tien hunne agterltallen, op de vorige Petitiën, zullen moeten hebben afbetaald; een declaratoir, Hoog Mog. Heeren, het welk, na dat de Hoogé Bondgenoten het bepaald negoüceren voor fommige Provintien, welke voorgaven onmagtig te zyn, (fchoon dé Raid daar altoos veel zwarigheid in gezien heeft) hebben toegedaan, en op dien voet de Petitiën hebben gebragt ter Conclufie, geheel en al ontydig is, ia noodzakelyk üremming en verwarring moet veroorzaken. Zo dra tog het afbetalen van eene quote door huri Hoog Mog. zelve is afhankelyk gemaakt, van het welgelukkea eencr geldleening, kan men, in het vervolg, de betaling der quotes, op eene volgende Petitie, niet vaft maken aan de aanbetalinge van de agterlyke Provintien; welke alleen door het mislukken der geldleening agterlyk gebleeven zyn; en door welk declaratoir, dadeivk, aan den Raad, met opzigt tot zodanige Petitiën, de'handen gebonden, en de geconfenteerdc gelden als 't ware, buiten' hunne handen, gehouden worden. Dit zal de aandagt van U Hoog Mog. niet ontgaan; wanneer dezelve zig flegts eens gelieven te ftefren in de fituatie, waar in Zyne Hoogheid en de Raad door dusdanige Confenten zig meer dan eens gebragt zagen; en wanneer dezelve het embarralfante daar van eenigzints gelieven te penetreeren, zullen dezelve zig niet verwonderen,' dat men alle fterkte Van geeft, en zelfs daar by eene zeekere Stoieynfche ongevoeligheid nodig heeft , om de' B 2 iehaÏJ  (3) , . t ichuidenaars van den Staat, in groote verlegenheid, ja ni perfonelyke bekommernis geraakt, te moeten afwyzen; en £ Styver, aanhoudendheiden ftandvafhgheid, aan de zaken der gemeene Unie en defenfie, téblyven voordwerlen 1 Zyne Hoogheid en deRaad kunnen daarom met geoe- daarop aanhouden, dat hier m beter voorzien en voor zo danige verhinderingen gezorgd werde; en dat ten dien einde 's lands crediet, het zy op de voorgeflagen het zy op eene andere wyze, naar de hoge wysheid I S'BondgenoSn, welker befluiten Zy^ogtoia, de Raad met groot verlangen afwagten, (taande gehouden en geftyfd werde. Zvne Hoogheid en dc Raad zouden vervolgens ook overde 2e zuilen van veiligheid en welvaar veele gewigtige rcfleftien aan U Hoog Mog. kunnen voordragen; dan fv vermeenen, niet alleen daar door de aandagt van raóJgftSTw reize te lang te zullen ophouden, maar zyn tekens overtuigd, dat, wanneer^Jt^^t ïvk en met een gelukkig gevolg de hand gelegd werd, van zelft zoude volgen, dat, voor zo verre de tegenvan zeits am c ö » d onderweipen ÏÏL ■« **** «1 gebeid wor- den. Geïvk tog de Armée van den Staat, behoorlyfe aangevuld vooi zien, was het mogelyk, vermeerderd en volkomen Siftaat gefteld om dienft te kunnen doen, alle vmrouwen inboezemt; (een vertrouwen gegrond op de ondeêvindmg van twee veldtogten, welke beide geleerd hobben dat het aan geene dappere verdedigers van den ^^dSen^nd-Wken heeft; en ook niet zal ontbreeken • zo anders de middelen tot hun onderhoud J'XldS) even zo heeft de Raad geen tyd verzSmd geene gelegenheid gefpaard, geen moeite ontzien, om zo ve^re hun daar toe de nodige penningen m handenMftcTd werden, voor de magazynen te zorgen, en e arb den S het verft erken der frontieren; ge yk zy nog daar mede onophoudelyk naar de W£r^£ W$k TeUrrfgtTe^ ^Idg C^fg. niet met het grootfte regt) verwagtte, met aan gebreRaan vver of werkzaamheid by den Raad, maar aan zodanige oorzaken te wyten, welker wegneemmg buiten het bereik van den Raad was; gelvk zulks nog onlangs by eene gegelegenhekl door den Raad evidentelyk, aan een der bondgenoten, tot wegneemmg van ■ aangewezen. Zullende het in 't algemeen Zyn Hoogheid en den*Raad aangenaam zyn, dat by het minfte vennen, zulks in byzonderheden aan denzelven werde bekend gemaakt: ten einde niet alleen in de daad buiten alle bensping te zyn;, maar ook te fchynen. Er*  * * %*é CO. En wat de zeemagt van den Staat aangaat, hoé kleiii dezelve ook, in vergelyking der vorige eeuwe, zy-\ ook daar van heeft de ondervinding geleerd, dat men veel vërwagten kan, vooral in de tegenwoordige gefteldhcid vari zakert; waar in de veiligheid van den Staat} voor een zeer aanmerkelyke gedeelte, in haare rivieren en ftroraen; onmiddelyk, gelegen is. Het is ook daarom té wenfcheiï dat het crediet van den Staat de nodige veerkragt en ftérkte aart dit; anders zo verzwakte, gedeelte van 'slands vaftigheid, zal kunnen geevem Onze'Republiek tog heeft aan haare marine éenen onvergelykelyken roem, en de bronnen van haren welvaart en grootheid te danken. Zy voerde, door dezelve, de fchatten harer vyanden in hare havens, en ftélde zig in ftaat om den vyand met verdubbelde kragten , te beftryden ; zy werd vervolgens, door fcheep vaart en handel, boven alle verbeelding, ryk en magrig. Zonder marine kan zy ook nu, noch haren handel beveiligen en uitbreiden, noch hare bezittingen in het Ooiten en Weiten verdedigen; en dienvolgens kan ook zonder de marine het crediet van den Staat, nochherfteld noch gehand!]aafd worden. En wat zal Zyne Hoogheid en de Raad aan U Hoog Mog voordragen, nopens het nemen van maatregulen tot handhaving van de ruft in Europa? Een gewigtige taak in deze tydftip, en met opzigt tot dé natie en de n.ikomelingfchap van eenen uitgebreiden en gevvigtigen invloed! Men behoeft voorzeker niet lang naar bewyzen té zoe. ken, ten einde overtuigd te worden, dat er in Europa ruft en ftilte nodig is, om tot verademing te komen, de ordré te herltellen, en, zo doende, nieuw levert aan dé verftyfde, verdorde, en uitgemergelde deelen van het groot ftaatkundig ligchaam der Europeefche Mogenlieden te geeven. De tegenwoordige ocfrlog heeft daar uit zyn ooffprong genomen, dat men de grenzen der burgerlyke, ftaatkundiges' en goósdie'ntüge vryheid, tot in hef oneindige, heeft willen uitzetten, en dat men, zo doende,- geen palen erkennende, de ftaatkundige vryheid tot regeerïngloosheid, en de godsdiénftige tot ongodsdienstigheid, in eenen grovererr of fyneren zin, heeft uitgerekt. Dit is wederom niet toe-' gegaan, zonder tegenftarid, aan de zyde, zo wel van Vorften en Regenten, als van het voorzigtigfte, fchoon dikwyls niet het grootfte gedeelte der natiën. De algeïriéene betrekkingen, tuffchen de Mogenheden van Europa zo wel, als derzelver byzondere belangens en bedoelingen, zyn mede in het fpel gekomen; en zo doende is" 'er een oorlog, met herhaalde uitbarftingen, voördgekomen; waar van in 't algemeen het oogmerk vooraf niet genoeg bepaald, de beftemming der byzondere bedoelingen niet genoeg was geregeld, en tot een geheel faamgevoegd; en waar- door, zo wel als door een heit* van toe- € val-'  C IC ) vallige gebeurteniiïen, de uitkomft verre is afgeweeft.van het geen men zig daar van, in het algemeen, fchynt te hebben voorgefteld. De byzonderheden van dit alles aantertippen zoude een werk zyn van yerbazenden ornflag, ingewikkeldheid, en door deszelfs kiefchen aart, zelfs, met gefchikt, om ïh 't algemeen van dat nut te zyn, het wekt men egter daar mede bedoelen zoude. Maar wat zal van dit alles het einde zyn? Dit is zeker, dat alle oorlogen op het laaft in eenen vreede hy zv dan hoe hy zy* eindigen. Zelfs de Gothen en Wandalen zagen zig, na alles verwoed te hebben, emdelyk, door honger en pelt, genoodzaakt, de wapens te laten ruften, de ploeg aan te grypen, en zig met het gering ovcrfchot hunner overwonnenen, ten einde den gezamenlvken honger te (tillen., emdelyk te bevredigen. Noodlottige vrede" die, langs zulk eenen weg, en door zulke middelen, wordt daargeftéld! — Egter zal hy die met een wvsgeciïg ftaatkundig oog Europa doorwandelt, en herdenkt, wat 'er van den vrede van I lubertsburg en de eerfte verdeellng van Polen af, tot de onlangs voorgevallene verovering van Warfchauw; van het noorden tot het zuiden toe, als mede met opzigt tot Noord-Anierica zo in het theoretifche vak der ftaatkimde, befchouwd als eene wetenfehao, gedagt, en gefchreven; gelyk ook, op het ftaatkundig toneel van Europa, vertoond, of in de kabinetten verhandeld is (zo verre zulks op deze of geene wyze is openbaar geworden) niet de mogelykheid beietfen, dat de eene oorlog uit de andere voordfpruiten, de behoeften vermenigvuldigen, en eene foortgelyke uitkomft als die der middeleetivve, ook nu, het emdelyk gevolg van alle beroeringen en verwarringen zoude kunnen zyn. De Voorzienigheid verhoede egter, dat dit het lot van het tegenwoordig Europa zy! Zy roepe, alvorens de zaken tot die uiterften gebragt zyn, door den weldadigen arm harer. almagt de ftrydende volkeren, befliilend, toe: tot hier toe en niet verder! Wenfchelyk was het voorzeker, dat eens eene tweede Weftphaalfche vrede die ruft, die orde, die burgerlyke, ftaatkundige, en godsdienftige vryheid herftelde, nader ontwikkelde, en beveiligde, tot welke de eerfte, na eenen rangdurigen, bloedigen, en allerverderfiykften oorlog, onder den naam van den dertigjarigen doorgaands bekend, de grond gelegd...heeft. Akelig en fchrikbarend was de gedaante van Europa in dien tyd; ja het fcheen, dat deszelfs grootfte gedeelte in den ai grond der barbaarsheid zoude te rug zinken, waar uit het,, by het licht der hervorming, opzigtelyk ftaatkunde en godsdienft, nauwlyks het hoofd had opgeheven. En wat zou 'er zelf, byaldien deze vrede niet tot ftand gebragt was, van ons, toen zo klimmend, gemeenebeft eindelyk geworden zyn i De tegenwoordige toeftand der natiën van dit befchaafde wae• ° reld-  C ti ) relddeel, zo wel van elk hunner op zig Zelf, als van die allen, in betrekking tot elkander, is wel, in veele opzigten, zeer ongelyk aan die, welke, by het begin der onderhandelingen over dien vrede, plaats had; maar heeft tog daar mede eenige gelykheid, byzonder daar in, dat de worftelingen om burgerlyke, ftaatkundige, en godsdienftige vryheid, waar toe de hervorming tot welzyn van het menfchdom, den eerllen floot gegeven had, dien oorlog berokkend hadden, even gelyk de bovenmatige, en buitenipoorige denkbeelden omtrend dezelve onderwerpen, federt eenige jaaren, gifling, onruft, en eindelyk dezen oorlog in Europa hebben voordgebragt. Is 'er zelfs niet een punt van vergelyking daar in te vinden, dat de voordduring van dezen oorlog, Europa met een despotismus der vryheid dreigt, gelyk de dertigjarige het despotismus der dwinglandy tot hare hoofdbedoeling had? De menfehelyke driften en ondeugden, hoe verfehillend in den aanvang, voeren dikwyls tot dezelfde uiterflen; en het oorlog geneert deze kwalen niet. Het moge de kragten wegnemen, en daar door de driften matigen; de woede beteugelen, en door overtuiging van de onmogeïykheid, om door geweid zyn bedoeling te verkrygen, leiden tot gematigder gedagten. Maar de middenweg, om naraelyk met bedaardheid en fterkte, gebreken opte fpcuren en te verbeteren; om menfehkunde en menfchelyk gevoel optezamelen en te beoefenen; om welvaard,, deugd, en volksgeluk te bevorderen; kronkelt zagtkens en effen voord, onder de fehaduw der olyf bomen. Alle natiën van Europa, de oorlogende zo wel, als die weinigen, welke onzydig gebleven zyn, hebben belang, dat 'er, aan eenen algemeenen, aan eenen welgeveftigden, en beftendigen vrede, met verftand en deugd, wordtgear-* beid. Denzei Ven, of fteunend op zyne kragten van de hand te wyzen; en de uitkomft, die in alle menfehelyke zaken, maar vooral in den kryg, onzeker is, aftewagten; of lafhartig met gebogen knién by den vyand te zoeken, zyn beide klippen, welke zorgvuldig kunnen vermyd worden. Maar met dat alles blyft de zaak zelve gewigtig en noodzakelyk. De natiën allen hebben ruft, en verzagtende middelen, zy hebben bedaarde ogenblikken, noodig; ten einde zig met eikanderen te verftaan, en zig van hunne wonden te herftellen. Ons gemeenebeft is nog daarenboven verre meer gevormd naar vrede, dan naar oorlog. Het zelve begeert geene veroveringen, en vindt daarom, zelfs in overwinningen, meer fchade dan voordeel. In volle kragt kan daarom op onze Republiek worden toegepaft, het geen de Advocaat generaal talon by zyne allergewigtigfte aanfpraak tot den minderjarigen Koning Lodewyk den XIV. en zyne Moeder. Anna in eene openbaare byeenkomft van het Parlement, in den jare 1648. zeide: De palmen en laurieren, om melken optekweken, men duizenden in C 2 eh  t ft) • . tVtinh port, moeten met onder de pierden gereekend werden ï urn dat zy geen yrugtcn dragen, waar mede wen zig vo'reku kan. Duizenden armen, beroofde, weggedrevene ingezetenen, roepen mee tranen om vrede: en de Gudsdienft, dien wy belyden, gebiedt vrede, liefde en famenïtemming; zo wel onder volkeren, als onder menfehen. Moe zeef tog de oorlog, naar eenige nieuwere denkbeelden, onder de weldaden der Voorzienigheid te tellen zy; 'hoe zeer, dool' dezelve, de akkerbouw, de induftrie, en koophandel bevorderd, vermeerderd en aangewakkerd; ondeugden beteugeld; de zwakheid, en het Itaatkundig bederf der na* tien, uit eene langdurige ruft voordgefproten, herfteld;en aan het nationaal karakter lievigheid en veerkragt mede gedeeld mogen worden; zo bh ft het, zelfs naar diezelfde leiding van gedagten, waar; dat deze weldadige hertelling der Voorzienigheid, even zo hare vrugtbare gefchenken uitdeelt, als het onweder; her welk, niettegenftaandeeenige verwoefting, de natuur wel verjongt, het evenwigt in den dampkring wel herftelt, en aan bomen en planten, akkers en beemden, als 't we* eene nieuwe, eene zig hervattende vrugtbaarheid mededeelt; maar egter, zal het die uitwerkingen" hebben, noch lang aanhoudend, noch telkens wederkomend; maar zeldfaam en kortduurend, ja dit laatfte zelfs, in evenredigheid met deszelfs hevigheid, wezen moet* Te regt dan zugt het afgeftreden Europa, naa eenen Zoo hevïgen, koftbaren, en verderflyken oorlog, om ruft; en het was te wenfehen, dat men een punt van vereeniging vinden kon, waar in de ftrydende magten zig famen aantreffen; en waar uit zy allen, aan een duurzaam vergelyk konden arbeiden.. Voor twee en meer eeuwen was de vrees'voor de Ottomanifche Potte, in hoedanigheid van den openbaaren vyand der Chriftenheid, het grootfte middel van vereeniging tufichen de Mogenheden van Europa, in 't algemeen; en bewaarde fomtyds den vrede tufichen die Mogenheden, of vereenigde dezelve nader met elkander. Maar wat zal nu het aanfporend middel tot deze vereeniging kunnen zyn? Z. H. en de Raad mcenen, dat de zugt tot anarchie en ftaatkundige geeftdryvery, twee vyanden der Chriftenheid zyn, zoo gedügt, als immer de bovengemelde geweeft is: en dat deze twee wangedrogten niet beter kunnen beftreden worden, dan wanneer de Mogenheden zig alle vereenigen, om den vrede niet alleen ernftig te zoeken, op goede gronden te treffen, en dien ftandvaftig tebewarcn,maar ook vervolgens zig tebeyveren, om door een wys, yoorzigtig,en deugdzaam beftier waar voor tog bykans alle regeeringsvormen vatbaar zyn) de natiën te overtuigen, dat men in regenten waarlyk de vaders en weldoenders der ingezetenen vinden en eerbiedigen kan: en dat de ingezetenen eens einden k begrepen, dat 'er geen regenten of regeeringsvormen zonder gebreken zyn; dat meit  C ia) rncn mat Jydzaamheid die dragen, en de voordeelen met vergenoegdheid genieten moet. Dat zugt tot nieuwheid wel eens verbetering in de bedoeling heeft, maar vererging in de uitkomft voordbrengt; en dat burgeiiyke on« lullen en beroeringen de ware geeüels zyn, waar van zig de Voorzienigheid dikwyls bedient, om natiën te kaftyden. Reeds in de zeftiende eeuw hoorde men, daaromtrent, leften, en kreeg men wenken van een der eerfte verftanden van dien tyd, welke de ftaatkundigfte wysgeerzig, in de agtiende, niet behoeft te lehamen. Maar welk eene Mogenheid is dan gefehikter, om zulke onder andeüngeh aan teraden, daarin voortegaan, ja, om by dezelve den toon te geven, dan ons gemeenebeft? Niet ais de eerfte in rang; niet als de voomaamfte in magt; maar als die, welke in veele opzigten het middenpunt is der Europefehe Mogenheden, die wegens hare vredenlievende beginlel$, haren afkeer van veroveringen, en goede trouw in be: aangaan en volbrengen van verbintenilfen, en cindelyk haare onaf hankelykheid, meer dan eenige andere moet geoordeeld worden,' om den vrede te willen, en te kunnen zoeken, en geene buitenfporige eisfchen, in vriend of vyand te zullen voorftaan en verdedigen ; die, wegens haren handel, in betrekking ftaat met hun allen; en de handel van welken alle by de hare zeer veel belang heeft; die, -daarenboven, desteineer bevoegd is, om by de Enropeefehe Mogendheden op den vrede aantedringen; uit hoofde dat zy het fteunpunt is, waar op, thauds vooral, het waggelend Europa nog eenigerraate vaftttaat: en wiens val dien van veden, magtiger dan zy zelve is, vroeger of later, zoude na zig liepen ; ja tegen de magtigften zelfs, nieuwe bronnen van tegenftand zoude openen, waartegen zy waarfchynlyk niet befrand zouden zyn. Maar aangezien geen vrede, met eer en voordeel, kan verkregen wordtm, ten zy hy, die dezelve ernftig begeert, tevens in ftaat zy, om zyne redelyke eiffchen gewapenderhand aan te dringen; en de onredelyke vorderingen des vyands kragtdadig tegenteftaan; kunnen Zyne Hoogheid en de Raad niet genoeg daar op dringen, dat, hangende alle vredelievende overwegingen, uitzigten en wenfehen, de bondgenoten in geene opzigten hoe genaamd, de handen zullen laten flap hangen, maar in tegendeel den Raad door pecunieelen onderftand zullen in ftaat ftclien, tot het doen aanwerven der verlorene manfchappea , en tot het verzorgen der krygsbenden. Gclj k ook de veiligheid onzer tegenwoordige frontieren, grensfteden, ftromen, zeegaten met verdubbelden yver moet by de hand genomen; en met alles, wat de kunft en het beleid vermag, voordgezet worden, ten einde men, met alle menfehelyke geruftheid, en zonder eene, in zodanige onderhandelingen, altoos zeer onvoordeelige, ja dikwyls onherftelbaar fchadelyke, overhaaftinj, aan de her- *D ftel-  C 14 ) ftellins der algemeene tufte zoude kunnen arbeiden Alle ; is in deze oogenblikken gevaariyk, en alle ver- «^^^Oïdelyi. In de onderhandelingen over S \Vertphaalfehe vrede, bragt men, door wapens en overln,Vn^ de llrvdende, van flap tot ftap, tot gematigde e Ihen totdat éfndelyk de vrede, het doelwit van % oorlogen, onverwagt opdaagde; aan veele Landen een nieuw leven mededeelde; en ook aan ons Vaderland een gewettigd aanzyn verfchafte. Zvne Hoogheid en de Raad vertrouwen emdelyk, dat de zo nodige, invloed dezer Republiek op de tegenwoorr^/ila -vvldin-i der groote zaken van Europa, en het 2S« Wnofflge6 fchikkingen met andere Mogenheden in deze hagchelyke ogenblikken, voornamelyk daar h ën kukaa ingerigt^ zyn, om de Republiek m hare SSenfie te onderfteunen, en voor hare belangen te zorten einde aan de uitzigten op eene algemeene nflegdno' der wapenen, gerüftelyk en bedaard te kunnen VoOTdWerken De Republiek heeft, van hare zy de, meer zï- dan men van haar hadde kunnen eisfchen, gedaan; en zy mag dan ook, met allen grond verwagten; dat men haar niet ten prooi van hare vyanden zal overlaten; ofte vorde^Sgen doen, welke hare kragten te boven gaan. Zvne Hoogheid en de Raad vertrouwende, dat deze hare befchouwingen, en gevoelens, ook die zyn van U Hoog Mog., en van de Hoge Bondgenoten, zullen daarom deze hunne overwegingen niet langer uitftrekken. Alles kan, op zulk eene (toffe, in dit tydsgewrigt, met gezegd maar veel moet er flegts met den vinger of van ter zvde aangeroerd, en aan de overweging worden overgelaten. Zyne Hoogheid en de Raad verheugen zig met dankbaarheid, dat de goede Voorzienigheid, welke deze Republiek, in veele hagchelyke oogenblikken, bewaard, en van den ondergang des verderfs meer aan eens heeft weggerukt, ook nu, dezelve, tot hier toe heeft ftaande 'ehouden; en wenfehen vyenglyk, dat diezelfde goedheid hare' hulp aan het Vaderland , verder, met ontzeggen, maar met haren magtigen arm dezelve beichermen, en redden zal. Het is 111 deze hoop, de fterkIte dryfveef, in dezen gevaariyk en tyd, tot werkzaamheid en vver, voor het belang des lieven Vaderlands, dat Zyne Hoogheid en de Raad aan U Hoog Mog. overbrengen: O Den ordinaris Staat van Oorlog benevens den Extraordinaris, beide ingevolge de Refolutie van Uw Hoog Mog. in dato 7 September 1792 mgengt, en by dezelve o-earrefteerd: zullende het aan U Hoog Mog. blykens den ftaat fub No. 1 agter deze Petitie gevoegd, confteeren , dat die beide de, by de Bondgenooten bepaalde, fomme niet te boven gaan. 2) Den  C'5 ) 2) Den Extraordinaris Staat van de Augmentatie, ingevolge do Refblutie van Uw Hcog Mog. in dato den 6 en 21 February,, als mede 2 April 1793» gelyk ook die Augmentatie, welke, uit hooide dat de Brunswykfche en Anipaohfche troepen, gelyk ook de Munfterfche Regimenten, uit den dïenft van deze Republiek zyn ontflagen, tot gedeeltelyk remplacement derzelven gefchied is; ingevolge U Hoog Mog. reipective refolutien, in dato 16'January, 19 Mey, 26 July, en 8 Augullus 1794, gelyk* ook hier bygevoegd zyn de Mecklenburgiehe troepen, over welken een vernieuwd Subfidie-Trachiat gefloren is tufichen U Hoog Mogende en den Hertog van Mccklenburg Schwerin, in dato 27 September 1794; en welke troepen gevoeglyker in dezen Staat der Augmentatie, ingevoegd," dan alleen op eenen geheel afzonderlyken Staat, daar toe opzettclyk te formeeren, gebragt werden ; Zyne Hoogheid en de Raad zagen met genoegen, dat er, door de bondgenoten, op de Staten van Oorlog voor den jaare 1794, geene, of weinige, reflectien zyn gemaakt, en dat die, weiken de Provinticn Gelderland, Utrecht, en Oven hel opgaven, van dien aart zyn, dat daar omtrent gemaklyk aan het gerequireerde dier provinticn voldaan, "of deswegens de nodige elucidatie gegeven kan worden* De Heeren Staten van Gelderland confentceren, onder inhaefle van de remarques, by hun confent in de Petitie van het jaar 1793 gemaakt, in zo verre die nog van applicatie zyn; fpeeiaiyk met opzigt tot de reflectie omtrent de poft van Logisgeïden, Scheeps- en Wagenvragten. Dan Zyne Hoogheid en de Raad vertrouwen., _ dat zo verre deze refle&ien den kring der werklaamheid van den Raad fpefteeren , men van dezelve geene andere oplosfïng of elucidatie verwagten kan, dan die, welke by de generale Petitie van den jare 1794 gegeven is, by welke Zyne Hoogheid en de Raad, om die reeden, insgelyks blyven perfiftéefen. Met de reflectie van diezelfde provintie over de poft van ƒ30000- o- o voor den Ambafiadeur in Vrankryk, en de tractcmenten van deszelfs twee Predikanten, ais of die poften van den ordinaris Staat van Oorlog behoorden afgelaten, ofce wei, by memorie, gebragt te worden; kan de Raad zig niet conformeeren : immers niet, tot zo lang zulks aan haar, van wegens U Hoog Mog. is verzogt; en dit te minder, om dat het onzeker is, of niet mogelyk, onverwagt, deze poft zal herleven; en er5 daar en boven, by de Rcfolutie van 7 September 179Z, bl. 62, gezorgd is voor de liquidatie van foortgelyke poften; byaldien dezelve langer dan een jaar onvervuld blyven: eii het dus, voor zo verre de Raad zulks inziet, de inten- D 2 tie  C 16 > tïe der bondgenoten zelve, fchynt geweeft te zvn, om geen poften, ook dan, wanneer men dezelve als flapende zoude kunnen aanmerken, van den ördinaris Staat van Oorlog aftelaten; waar omme de Raad zo lange aan die intentie moet voldoen, tot dat zy van eene andere, van wegens haar Hoog Mog. zal wezen geïnformeerd. Gelyk de Raad insgelyks gaarne de traktementen van Zee-Officieren, als zynde voorzeker aan liquidatie onderhevig, op den Extraordinaris Staat van Oorlog brengen zal, zo dra de bondgenoten deswegens eene Refolutie by haar Hoog Mog. effeétueeren: zynde anders de Raad gehouden aan het fchema van den ördinaris Staat, zo als het zelve by de Refolutie van dato 7 September 1792 is vaftgefteld; moetende Zyne Hoogheid en de Raad egter reflecteren, dat het quotesgewyze repartitieeren van de gemelde traktementen, aan het oogmerk der gemelde Heeren Staten niet geheel zoude voldoen; uit hoofde dat de gemelde traclementen, door het dadelyk dienfl doen deiZee - Officieren (gedurende welken tyd die traktementen ceffeeren) aan gedurige en vry aanmerkelyke veranderingen en furcheances onderhevig zyn. Gelyk ook de Raad het oordeel over eene andere reflektie van de Provïntie van Gelderland aan de hoge bondgenoten zal overlaten: waar namelyk, en wanneer, de Raad der Colonien in de Weft-Indien, verantwoording zal doen, van de honderd zes en zeftig duizend guldens, welke, ten haare behoeve, op den Staat van Oorlog, en ter repartitie van Holland, gebragt zyn. De remarque nopens de Scheeps - Artilleriften vervalt thands geheelenal; aangezien de Soldyen , geheel verdiend wordende, deswegens geene liquidatie te paffe komt; en voor zo verre zulks het voorledene fpefteert, is dit onderwerp, by de Petitie van den voorleeden jare, airede in het licht gefield; zonder dat men, in deze, eenigen grond ziet, waar op men alsnog zoude kunnen ïnfteeren op eene gedeeltelyke liquidatie, zynde namelyk alle de penningen, wegens deze Compagnien, op den Staat van Oorlog gebragt, of dadelyk tot foldyen of tot aanritsgelden geé'mployeerd; en dus geene termen meer overig, tot hét vorderen van liquidatie. En wat de gedurige verplaatiing van penfioenen aangaat, als mede de reflectie, dat men dezelve op die Provintien behoorde te repartitieeren, binnen welke de Officieren, welken dezelve genieten, thands belmoren, daar omtrent kunnen de Provintien zig verzekerd houden, dat men genegen is, alle mogelyke inichikkelykheid te ge* bruiken: maar daar en tegen gelieven de Bondgenoten egter in aanmerking te nemen, dat deze penfioenen, zynde poften van geringe fommen, doorgaands gebezigd worden, om de quotes der refpeclive provintien aantevullen, en  (-17 > . ,<., K , . ,.. ëri te ègalizeercn; waaromme men niet aköos derzelvei plaatfing naar welgevallen kan regelen. ; En daar de Provintie van Gelderland te regt heeft geremarqueerd, dat zy; boven hare quote, op den Staat der Augmentatie voor den jare 1794, is aangeflagen geweeft, heeft men daar op, by dezen Staat agt genömènl en diezclve provintie beneden hare quote gefteld 1 waar door van. zelf eene egaliteit is te we'ge gebragt. Met opzigt eindeiyk tot Het gedeclareerde der provintie van Gelderland, nopens de poft voor de Marine op* den Sraat van Oorlog, kan de Raad niet anders, dan by deze voor herhaald houden, het geen zy, by de generale Petitie des voorleden jaars, des aangaande, heeft voorgedragen. De provhitie van Utrecht heeft verzogt, dat 'er geene uitftervende poften van den Extraordinaris Staat van Oorlog , zonder benoeming der perfonen, ofte zonder behoorlykc atteftatien de vita, op dien Staat mogen gebragt Worden; en men kan niet tegenfpreeken, dat daar voor eenige reden miiitëert, offchoon het tot hier toe niet is' gepraclifeerd geweeft ; waaromme men die provintie verzoekt, voor dezen Staat, zig te laten welgevallen, dat alleen die benoeming gefchied is, van zodanige perfonen j welker namen alhier bekend zyn, of hebben kunnen wor-, den nagefpeurd; zullende men, by een volgend jaar, des> wegens, de nodige praecautien, in tyds, te v/erk ftellen. Maar welke reden de provintie van Utrecht, by het inbrengen van hare confenten, gehad hebbe, om niet alleen te infteeren op de verbetering der Finantien van de Generaliteit, .maar tevens zig te verwonderen over de traagheid, waar mede dit poinét zoude behandeld worden; kan Zyne Hoogheid en de Raad niet begrypen ; aangezien de bezigheden des Raads , gedurende het voorleden jaar, en vervolgens, getuige derzelver Regifters, zo zwaar, eit zo menigvuldig geweeft zyn, dat er geen tyd tot het opvatten van zulk een onderwerp, het welk niet ftuksgewyze, of ter loops, kan behandeld worden, heeft overgefchoten, en zulks aan de Heeren Staten van Utrecht immers niet kan onbekend zyn. Met opzigt tot de refleföë' del provintie van Utrecht-, nopens de foldyen en reeruutgelden der Brunswykfche troepes, welke op den Staat der fubfidiaire troepes gebragt zyn voor den geheele jaare 1794, niettegenftaande het jaar der capitulatie met den 22 February geëindigd was; moeten Zyne Hoogheid en de Raad aan gemelde provintie doen opmerken, dat de gemelde troepes. Van jaar tot jaar zynde gecontinueerd m den dienft en de •foldy dezer Republiek, de Raad ook deswegens onzekef was voor het jaar, het welk. met den 23 February 1794 £/ éér  ( ï8 ) . , w een aanvang zoude genomen hebben; zo dat men mt hoofde van deze onzekerheid, gelyk ook om denregul, dat de Sta* imvw Oorlog voor een geheel jaar van i january tot uitmo Decembe? bereekend worden, met anders met de lolden en bet recruutgdd konde handelen, en dat deze foldyen, zo wel als de recruutgeldcn, zullen moeten komen in de liquidHt e voor-eflagen by de Miffive van den Raad variSrate,, SJI?» 1794, ^n haar Hoog Mog. toegezonden, en by haare Hoog Mog. Miffive van 4 February aan de refpeétive provintien nader aangedrongen, en welke voorflag, by de refpeftive Bondgenooten, en Ipeciaal by de Herren Staten van Utreent, ingevolge derzelver Refolutie van 27 Maalt laatftleden, op den 8 April daar aan volgende, ter vergaderinge van haar Hoog Mog: ingebragt, Zig nebben laten welgevallen. De provintie van Overyffel heeft, behalven de remarmies, welke alreeds door de prcvmtie van Gelderland gemaakt en dus aireede beantwoord zyn, nog opgemerkt: d^ er'tweeuUementen te veel voor Zee-Capitemen gebragt zyn. - Men heeft deze reflectie gegrond gevonden, en daarom, zulks, by dezen Staat van Oorlog, geredreffeerd. Vervolgens moeten Zyne Hoogheid en de Raad , nog ■fin U Hoöü Mog. voordragen: dat, met opzigt tot het irTdement vim den chirurgyn Lifte, op den Staat van Oorlog des jaars 1793 niet geplaatft, en daarom onbetaald gebleven, is aantemerken, dat dezelve aireede op den Staat van den iare 1794 gebragt; en, daar door, dit abuis was g?edi-efLrd;evtn gelyk ook de misflag omtrent depiSeurEiffert,by dezen Staat, gebeterd is. Dat er derhalven 1ti niets meer overfchiet, dan dat de Heeren Staten van■ Overyffel, als nog, het traetement van den gemelden Lift-, over den "jaare 1793 , aan denzelven voldoen ; aangezien de perfoon van Pfenninger, welke op den Staat van dat jaar, in plaats van Lifte, by abuis, gefteld was niet bv de provintie van Overyffel, maar we by die van Holland alwaar hy te reet gebragt was, is betaald geworden, SdttïSövSryfffel Vöör^etjaar i793 geen chirurgyn by dat Regiment betaald is, fchoon de fomme daar voor was uitgetrokken. Zullende, met opzigt tot den pijieur Giimer, in plaats van den bovengemelde Eifiert gefteld, dezelfde cynofure moeten gehouden worden. Met deze oplosfingen van de, door de Bondgenooten, gemaakte refleftien, kan Zyne Hoogheid en de Raad dsnu overgaan tot dat geen, het welke dezel ven, nopens deze Staten, aan U Hoog Mog., moeten doen opmerken. In de eerfte plaats vinden Zyne Hoogheid en de Raad zig verpligt, aan Uwe Floog Mog., en door dezelve, aan de Hoge Bondgenoten, voortedragen: dat de ondervinding geleerd heeft, dat de poft voor de koften en milen der Militaire Juftitie, op den Extraordinaris Staaf van Oorlog  gebragt, en geraamd op zeftien duizend guldens, veel te klein is, om daar uit alle de gemelde onkoften, op dit objekt noodzakeiyk vallende, te betalen; dat de provintie van Holland, op verzoek van den Raad, by deflelts Mitïive van den 10 Oktober dezes jaars, aan gemelde Heeren Staten gedaan, ingevolge deMiilive derzeive, van 20 December laaftleden, de agterftallen van die poft voor den jare 1793 wel heeft betaald , uit de poft, op denzelve extraordinaris Staat, ter hunner repartitie, gebragt, voor alle andere Voorvallende zaken bedagt of onbedagt, hier voren niet genoemd; doch dat het tevens zeker is, dat die poft voor dit object niet gefchikt, en alleen voor deze reize daar toe geemployeerd is, ten einde verwarring voor te komen. Hier uit zullen Uwe Hoog Mog. kunnen opmaken, dat daar omtrend, voor het vervolg, eenige voorzorge behoort genomen te worden; en Zyne Hoogheid en de Raad zoude dienvolgens voorflaan, dat de Raad werd geauktorifeerd; om, in het vervolg, te beginnen met den Extraordinaris Staat van Oorlog voor den jaare 1796, deze poft, in plaats van tot ƒ16000- o- o, gelyk tot hier toe gefchied is, tot eene lbmme van ƒ26000- o- o te verhogen. Zynde de laaftgemelde fomme het montant van het geen, waar op Zyne Hoogheid en de Raad menen, dat deze poft, voor het vervolg, zoude behoren geraamd te worden; en dat daar en boven voor de agterftallen van de jaren 1794 en 1795 op den eerftvolgende Extraordinaris Staat van Oorlog zal worden gebragt zodanige fomme, als door de Raad bevonden zal worden, gebragt te moeten worden, ter betalinge der aktens van verzoek, daar uit, op de Bondgenoten, te verlenen, voor bovengemelde jaren, boven de gemelde ƒ16000- o- o. Eindelyk moet men nog, opzigtclyk den Extraordinaris Staat, opmerken het navolgende; Daar er eenige dagen geleden, ingevolge het hoogwys advis van Zyne Doorlugtige Hoogheid, en de daar op gevolgde Refolutie van U Hoog Mog., in dato 13 December laaftleden, eenige verandering in hèt Corps van den Liëutenant Collonel vonlieidte (tevoren Matthleu) gekomen, en het zelve van 1 Compagnie Jagers, en 2 Compagnien Musketiers , op 4 Compagnien Jagers gebragt is, en daar gens,'de bondgenooten, als mede het Landfchap Drenthe, zorg zullen moeten dragen, dat, voor den laatlten dag der maand September van ieder jaar, am den Raad ove gegeven werde eene fpecifique notitie, of declaratie van alle betalingen , door hun, op de Capittelen van den Extraordinaris btaat van Oorlog gedaan; zo en in diervoegen * als zulks, by de Refolusie van 7 September 1792, is gearrefteerd. Na het gezegde, Hoog Mog. Hee~en! fchict 'er voor Zyne Hoogheid en den Raad niets meer over, dan alles kort faamtctrekken : en aan U Hoog Mog. en door dezelve aan alle de Hoge Bondgenooten, nogmaals, zoo wel met bedaarden ernft, als met diepe overreding; zo wel met fmartelyk gevoel van den tegenwoordigen nood, als met ftille hoop op verbetering en redding; zo wel met het oog op God, als met befef, wat menfehelyke vcrpligting gebiedt, toetcroepen : Het Vaderland is in gevaar f'ermo^t voor het wanklend, voor het vallend, crediet gezorgd worden! de gedragene confenten, en die men no% vervolgens, zal moeten dragen, moeten, niet door°te rug wyzing op. mislukte negotiatien , maar door dadelyke furni flemen ten en betalingen, agtervolgd worden. Zonder dat kan de krygsmagt, zo veel geleden hebbende, niet herfteld, tot de defenfie van haardfteden en altaren, niet in ftaat gebragt, tot het dragen van moeilvken arbeid* en het zig bloot ftellen aan de gevaaren des oorloos, niet aangemoedigd worden; zonder dat kan de marine nier in ftaat gehouden, de commercie niet beveiligd, de coionienniec he-  C 23 ) bewaard, de binnenlandfche Aromen en zeegaten niet gedekt worden; zonder dat kunnen de magazynen niet aangevuld, de frontieren van den Staat, welke thands voornamelyk de rivieren zyn, niet in dien weerbaaren toeitand gebragt, of gehouden worden, dat zy aan eenen alles ondernemenden vyand den overtogt beletten : en daar door zoude men, by het geen 'er aireede verloren is, nog het overige gedeelte, aan zyne roofzugt moeten overlaten. Eigen kragten, zyn de belle bondgenoten, moeten altoos de voorhoede uitmaken; en nimmer, als het op eigen verdediging aankomt , en re/erve gehouden worden. Zyne Hoogheid en de Raad zouden daarom niet durven vermoeden, dat een enkel regent onder de bondgenooten zo weinig prys zoude ftellen , op den Vaderlandfcheri grond, op de Nederlandfche Vryheid, en den Godsdienft dtr voorouderen, om, door traagheid, ftugheid,, of kleinmoedigheid, de gemeene zaken te verwaarlozen, veerkragt en werklaamheid, yoor zynen meede bondgenoot overtelaten; en zo doende, de gulde les van Vader Willem: bewaart uwe Unie wel! onherftelbaar, buiten oefening té brengen. De Republiek tog der Vereenigde Nederlanden, eens ontbonden, eens overmeefterd, eens ten prooi der nieuwerwetfche vryheid , en gelykheid overgegeven, zoude zig, tot nadeel van gantfeh Europa, onze vyanden zelfs niet uitgefloten, nimmer uit hare puinhopen opheffen; en deze zelfde puinhopen zouden getuigen, dat de Spreuk: Vigilate Deo Confidentes! zo diep in het hart der Vaderen geprent, en in hunne daden vertoond, uit die hnnner verbafterde nakomelingen, fchandelyk was uitgewifcht. Aldus gedaan, en gepetitioneerd by den Raad van State der Vereenigde Nederlanden, op den 30 December 1794; ( Was geparapheert) II. J. Stavenijfe Pous, Ter Ordonnantie van deii Raad van Staate, (Was getekent) H. Muller*.    Is0, I. Het geheele montant van den ördi¬ naris Staat van Oorlog voor den jaare 1795 bedraagt f 9898349-17' 0 MiB I r dan de i .Hoven de Quote. Quoie. in het voorfz montant is de Quote van Gelder- | land — ƒ598025 6 o De Polten ter Repartitie van die Provincie be- draagert — 598355 6 o | De Quote van Holland - 01419261 1 8 Poften daar op gebragt - 61418x5 6 o| |"I0',5' g De Quote van Zeeland — 376137 5 n Poften daar op gebragt - 3?6o88j 8 oj , 1 48 17 11 - . De Quote van Utrecht - 445425'14 10 j Poften daar op gebragt - 445403! 8 o 22 610 - - De Quote van Vriesland - 925495114 3 Poften daar op gebragt - 9254*9 7 0 J 1 1- 76: 7 3 - - De Quote van Overyffel-I 343967ji.3 2 Poften daar op gebragt - 34395° 8 o' 1 ' '1 De Quote van Stad en Lande — 532861 34 Poften daar op gebragt - 532834 10 o De Quote van Drenthe - 98158 12 8 j Poften daar op gebragt - 98152 13 o , 5 19 8 - - De Quote van de Generaliteit — 436352 5 2 Poften daar op gebragt - 43633o 11 o «— 21 14 2 - - ) j j— 1 1 330 o o1/ 330, O O  liet geheele montant van den exttaordimm Staat van Oorlog voor den jaare 1795 bedraagt ƒ3313048- 3- o. Minder dan de Boven da ^ Quote. Quote. In het voorfz montant is .1 de Quote van Gelderland ƒ 200163 6! 6 De Poften ter Repartitie van die Provincie bedragen -— 2coi8oi4:o ______ _ 17 'ö De Quote van Holland - 3055746! 76 1 Pollen daar op gebragt -j 2055779'18 o ■p. ~ „ , , 1 1 " - ; 33 IO| '6 De Quote van Zeeland -j z 25895'16 7 Poften daar op gebragt - 125905:16 o I —— - - 9 19 r De Quote van Utrecht -j ,,noo7 d A f Poften daar op gebragt - 149iCo 4 c De Quote van Vriesland-|~~ ~! , 13 o 8 Poften daar op gebragt - 309780 io' o | j— - - 10 9 11 De quote van Overyflel n.I2g _! 5 Poften daar op gebragt -j 115105 13I o ' — 22 15 6 De Quote van Stad en Lan-j de ! 178352 8 6 ] Poften daar op gebragt -| 178336 15} o De Quote van Drenthe —. 32854 7 10 I5|13 Poften daar op gebragt - 32808 9 o De Quote van de Gene- "~~ 45 18 IO raliteit ~- I4<5050 4 2 Poften daar op gebragt - I4Ö050 4 0 -— 002 ' ƒ 84 8| oj/ 84 8 ö De ördinaris Staat van Oorlog bedraagt — , „ . nQnQ „ Ja De extraordinaris Staat van I " * 98983491?\ 6 Oorlog bedraagt - JJ . _j^0+8 3 0 Dus tezamen - , j .] . . De ördinaris en extraordinaris Staat van Oorlog voor den jaare 1794 hebben bedraagen . . J r»n<-,n,< - b . . 1336331617 o Dus bedraagen dezelve voor den jaare 1795 ■ _____ minder — __'__!.!. . .l/"ilÏÏ 0    N°. z. Memorie waar uit bfokt, k 1794 boven de Quotes waren a&% dan de Ouote u De Staat over 1794 heeft bedraagen ƒ 3384161- 6- o. Hebben betaald, Quotes in de gemelde jZyn aangefltagen Boven de Quote.. Minder; V fomme. _ geweeft. __J^ Gelderland —!ƒ 214048 4 o ƒ 21672019 o ƒ 267215 0 — Holland 21977301;5 2 21981611.2 o 4311810 —- Zeeland 134520 8 3 I39Q54 2 o 453313 9 —" Utrecht 1594781111 t61248 00 1769 8 1 — Vriesland 33108315 6 33004913 o - - ^ Overyffel 12295717 3 11960719 o - - 334: Stad en Lande — 190782)111 18766211 o ■ - - ^ .©uenthe. 33559^ o 31655 8 o - __ ^ ƒ3384161 6 0/3384161 6 of 9^15 öj jjj  ie Provinciën > welke in den jaare: lagen, in bet montant van deeze Staat, minder a ie taaien % en vice ver ja.. De Staat voor 1795 bedraagt ƒ 4073109- t> o. I Betaalen. "T" Quotes in de gemelde 2Vn aangeflaa- Boven dc Quote. 1 Minder dan ds: 1 fomme gen. . j Quote. 'C. Gelderland f 257624! 211/ 255273 isf 0 I - j - ƒ 23501011 ...Holland 2645E4J17 5 264471916 0 " " 425 1 5 .-Zeeland: —— ' iStyoi 1 8 1-5837418 o — - - 3531 3 2 . .Utrecht — 1919451 5 3. i9oi53J3 > — - - 179112 3. ,2 6Vriesland — ?'■ 39907© 2 o> 584 5 5 « - - j3 Overyffel 147989rar© ? 15092c 9 0 2930x^6 6 - „. ju Stad en Lande* — 229621 ioj 5 232712 1 o 309°10 7 - ~ JoDrenthe 40391 13; S 4188490 149215 9 ~— jj /407310c q c/4073109 o o 8098 8 3 8098 8 3: 3'| | | ^ M iin ■ ,, s t |J «waai a