50|. mm B dl   I   P R O C E S S U S I N C A S U P R I M /E RE VI S I Ö N IS T U S S E N M. H. VROOM SCHIPPER VARENDE VAN DE NIET AP OP GRONlN, GEN EN VICE VERSA REVIDENT E N DE HEER VAN ULRUM IN DESZELFS BETREKKING ALS HEER VAN DE NIENOORT GEREVIDEERDE,   ■ ( * ) Atquiescente parte in Iudicio ■geproduceert, aét. in Camera Saturdag den 8Septeraber 1793. Secret, GRAVAMINA CASU REVISIONIS OVERGEGEVEN AAN De Edele Mogende H. Heeren Lieutenant en Hooftmannen van de Hoge Juftitie Kamer van Stadt en Lande. door M. H. Vroom Schipper vaarende van de Nietap op Gioningen en vice veria Revident op en tegens De Heer van UI rum in zyne betrekking als Heer van de Nyenoorth Gerevideerde Zullende dienen om te erlangen, dal overeenkomftig «Je condufie Art. r. nader bepaald kwaad werde verklaard zodaene Sententie, als UEdele Mog. op den o juny I7pi tusfcben Parthyen hebben afgegeven, zynde dezelve Sententie hier by overgelegt fob A. Ten welken einde de formalia tam interponendae quam profèquendae revifionis debire et in tempore zynde geobfèrveert, uitwyzens de apoftillea fub B. en C. Art. x. 2j° word uit naam van de Rcvident gecontendeert, ten einde ÜEdele MöZ gende het geinterponeerde revys goed, en dé afgsgevene Sententie, in zoverre daar by is geinterdiceert aan den Remonfi. om door het vaaren met pasjhgiers en pakgoederen den Heer van Nyenoorth in z.yn posfes van het veer te turherent latende denzelven ongeprajudiceert, om ingevalle vermeent meede een veerfchip te mogen aan* leggen» daaromtrent zodaene aftie te infiitueeren als zal vermtenen te behoren, en de kosten zjyngecompenfeert, kwaad zullen gelieven te verklaaren, met expresfen eiseft Van kosten en fchade aan den Revident gecaufeert. A Art,  C * ) Art. z. Om dit te erlangen heeft de Revident de eer ÜEdele Mogende voor tè dragen, Art. 3. Dat hy, zynde een Ingefeten van het Landfchap Drenthe woonagtig op dé Niétap, gedreven door een zugt om op een êerlyke wyze zig een bchoorlyk beïtaan te verzorgen, en tefïens werkzaam te zyn tot geryf en teri nutte zyner mede ingezetenen, Art. 4. Zig hier toe vond in ftaat gefteït door het aanleggen van een Schip, waar roede op eene gemakkelyke en min kostbare wyze zo wel perfoonen als Koopmanfchappen van de Nytap uit Drenthe na Groningen en vice verfa zouden kunnen worden vervoert. Art. 5. ïn dit tê öndernöemen vond hy ter wereld geene fwarigheid, zo uit hoofde van de eerlykheid van het bedryf zelv, als om dat hy op goede gronden moge befluiten, dat er geenig ander ingezeten ter plaatze wierd gevonden, door enig oftroy of uitfluitend regt van den Souverain tot het aanleggen of houden van een diergelyk Schip, met uitflHtting van andere Ingezetenen, te zyn bevoegtj Art. 6. Buiten höedanige byzondefe concesfie dé Revident zig op grond der natuur» lyke egaliteit, welke er tuslchen alle de ingezetenen eener burgerlyke maatichappye moet gehouden worden plaats te vinden, en het egaal regt tot het gebruik der middelen om in de famenleving den eerlyken kost te winnen, daar uit voortvloejende, geene hindernisfen kunnende voorftellen, Art. 7. Zo had dezelve ook met veel Succes en tot genoegen der gemeene ingezet tenen dit zyn voorgenomen plan dadelyk voortgezet j Art. 8. Gebruikende egter in de uitvoering van het zelve vooraf ten overvloede alle mogelyke middelen, welke daaraan de vereischte publiciteit zouden kunnen geven, zo op dat zyn voorneemen aan alle ingezetenen zoude kenbaar gemaakt worden, als op dat, indien er buiten zyn weten of kennisfe iemant mogt zyn, die zig daar door tegens regt mogt kunnen houden te worden bezwaart, dezelve geene ignorantie zou kunnen voorwenden, maar zig behoorlyk kunnen ontdekken en voor den dag komen. Art. 9. Tot dat einde liet hy voor eerst hst vaeren van zyn Schip vooraf door Publicatie in de kerke tot Rhoden van de Prasdikftoel aan de gemeente bekent maken, uitwyzens de gedaene Publicatie hier annex fub D. Art. 1 o. Ten tweden wierd op de Nytap tot dat einde expresfelyk opgerigt een Klok; lloel, om door het luiden der klokke in dezelve gehangen, op de tyden van het afvaaren en aankomen van dit Schip den ingezetenen hiervan opentlyk kennisfe te doen toekomen, gelyk van het cerfte ogenblik af aan, tot zo lange het yaaren van het Schip faitelyk is verhindert, ook is gefchied. Art.  C 3 ) Art. ii. Yerwyl eindelyk de Revident ternontbydenbeginneexpresfel)k, terduidelykc bepaling van zyn oogmerken en bedoeling, boven zyn deur totonderrigt vooreert iegelyk zyn naam als Schipper van de Nyrap op Groningen en vice veria op eene zeer leesbaare wyze had doen plaatzeft, opdat hier door die geene, die van zyn Schip in het vervoeren van goederen mogten willen gebruik maken, zouden weeten , waar ter plaatze men zig tot dat einde had te vervoegen. Art. ii. By dezen ftaat van zaken, geverificeert niet bewysdomroen boven alle exceptie, daar de Klokftoel ten einde voorfchreven aan de pubJique weg opgengt, zo wel als het uithangbord boven de deur van den Revident, zedert zonder eenigc verandering te hebben ondergaan op de plaats hunner oorïpxonkelyke desünatie zyn geMeeven, eh voor het oog van een iegelyk bloot Haan, vind de Revident zig verphgt, Art. 13. Om reden, dat hy de voorname oorzaak van het erreur, hetgeen hy zal bewyzen in dezen in judicando te zyn gecomroitteert, moet toefchrvven aan de grove en ftout gefoüteheerde onwaarheeden ih faclis, waar van de parthy zig in de discusfie dezer zake heeft bedient j Are. 14. In het voorby gaan UEdele Mogende te doen opmerken, dat dè parthy zig hier aan grotelyks Ichuldig fielt, wanneer hy de handelwyze van den Revident en het vaaren met zyn Schip als agterbaks begonnen en voortgezet, en waar van men de oogmerken niet dan door den tyd konde ontwaar worden, aan UEd. Mogende met een weergaloze Fermiteic, eerst fchriftelyk by hetberigcfublS., en naderhand mondeling niet alleen heeft durven voordragen, maar wat meer is even dit zelve; byna eenig en alleen flellen, en opneemen, als een grord om daar uit de wettigheid van zyne daarop gevolgde onwettige onderneeming goed te maaken. Art. 15. Dan (om na deze opmerking den afgebroken draad der begonnen voordragt van zaaken weder op te vatten) wat gebeurt er Edele Mogende Heeren! dc Revident, na dat hy op dezen voet met alle deze publiciteit, voor her oog ett mét wetenfehap van ieder ingezeten, en ook van de parthy, geduurende de tyd van omtrend 7 wceken, vyfmaal in ieder week onverhinderd eh zonder infpieridg van iemanc van de Njtap na Groningen en vice verfa hadden gevaren, Art. 16. En dus op den 29 May jongst de reis met zyn Schip op de gewone tyd van de Nytap hadde ondernoomen, en dezelve airede over het Leekfter of Zultemeer hadde vervordert. Aft. 1?. Word door de Gerevideerde, die bevoorens uit gelyke oorzaken en op eeri felyke wyze een diergelyk Schip had aangelegr, om daar mede te vaaren van e Leek^ ha Groningen, die dus uit oorzaake der nabyheid van de Leek aan de Nytap vreesde voortaan 2yne winften met den Revident te zullen moeteri deelcn, Art. 18. Faitelyk belet, zyne byna halv afgelegde reife van dc Nytap na Groningen verdci voort te zetten, door een fwaar met yzer beflagen balk, welke men zig veroorloovt Hadde, onder het faveur der donkerheid van de vorige nagt, in het A * pUfl  ( 4 ) f>üblique vaarwater over het Leekfter of Zaltcmeer na Groningen, aan deze zyde van het zelve Meer, niet verre van de plaats, alwaar het 2elve vaarwater in het Provinciale trekdiep loopt, te leggen» Art. 19. Hier door vond zig de Revident op het onverwagtst in het geval, om of door dadeiyke remotie dezer balk zig faéfco te verzetten tegens de geene door welke die Balk aldaar was gelegt, en op dat ogenblik nog wierd bewaart en gedefendeei t, Art. 20. Of anders langs den weg van regte zig tegens dit attentaat op de algemecne vryheid, welke een ieder heeft om een publieq canaal te mogen pasfeeren, en den, hinder, welke hem door deze ongeoorloovde nieuwigheid wierd aangedaan, door het verzoeken cener provifie te verzetten. Art. 2.1. Welk laatfte door den Revident zynde verkoozeni zo heeft dezelve, na dat hy van de perfoonen, die op dat pas by de balk praefent wierden bevonden, hadde vernoomen, dat dezelve op order van Gerevideerde was gelegt, Art. 2»» Nog dien zeiven morgen van den 29 May jongst zig geadresfeert by het Hoge Gerichts Hof van UEdele Mogende, als naar 'sLands wetten bekleed met dc magt en het gezag om diergelyke provifien te verkenen, Art. 25. En na een eenvoudige voordragt van bet geval, dooreen atteftatie welke de pasiagiers die hy op dien tyd aan boord hadde, hier van hebben afgegeven bevestigt, daar by allcgeerende dc notoire publiciteit van de vaart en teffens overleggende een onftrafbaar blyk waaruit üEdele Mog. de novispma, pesfesjïo li» lertatis aan zyde van den Remonft. konde geblyken, van UEd. Mog. veizogt* Art. 24. „ Dat UEdele Mogende den Remonft. die nu reeds drie en dertig maaien uïtwy„ zens het blyk fub B, langs deze zelve pasfagie op dezelve wyze met.zyn Schip fowas gepasfeert, ongepraejudiceert het regt van een ieder, zo ten posfesfoir als „ ten petitoir, tegens deze nieuwigheid maintenerende, den Heer van Ulrum zou3, den gelieven te gelasten, omopgemeldebalk, op deszelvs order in de Gave gelegt» „ ten Ipoedigften wederom te removeeren'' uitwyzens de conclufie van het request lub F. met de beide bylagen daarby geappliceert. fub G en H. Art. 25. Op dit request is door UEdele Mog. by apoftille van den 29 Mai 1792 gerequireert het berigt van den Heer van Ulrum binnen drie maal 14 uuren na infinuatie by den Hove in te dienen, zo als dit in margise van het request is te zienr Art. 16. En is ook het gerequireerde berigt, na dat de parthy prolongatie der tyd tot het indienen van het zelve onder praetext van de blyken en befcheidien ter zyner defenfie vereischt zo fpoedigniet te kunnen by een krygen, hadde verzogt ende bekomen, blykfubH. 2do, op den 4Junidaiiraanvolgendeby den Hove ingedient, welk Berigt hier boven ar tic. 14. in copia is overgelegt. Art. 27. Wyders. is aan zyde van den Revident, overeenkomftig den aart dezer zaake ep den dag van het indienen van het berigt terftont inftancie gedaan, dat het ~" — ■ zelve  ( 5 ) zelve mogt worden gelezen, en na gedaene leóture, aangezien de fairen ren requcste gépofeert niet wierden gecontradiceert > zonder eenige verdere ferm van Proces de zaake daadelyk bepleit, Art. a8. Welk pleidooi uit hoofde van de extenfie van her ingediende Berigt, Zo wel als der menigvuldige bylagen daarby geappheeert, (waar onder egter geen een wnrd bevonden, waaruit zelf een zweem van eeiiig by zonder regt of privilegie kan worden gehaalt) dien morgen niet hebbende kunnen worden afgedaan, Art. 29. Zoo is het vervolg daar van, na dat voor af op verzoek van Gerevideerde door den Revident was, geftelt dom. cit. cum proc. acceptante, gediffereert tot den volgenden zaturdag, volgens a&e fub I. Art. 30. "En voorts by apollille hier annex fub K, (ter oorzaeke er toen ter ryd op de zaturdags Rolle buitendat eene zaake-was anbangig, waarin de pleidooijm eedeèltelyk waaren afgehoort, op verzoek van den Revident verftaan, dat deze zaake op denzelven 7.aturdag htt eerst zoude worden geroepen, en voor alle andere zadcen bepleit j Art. lil En hier van was de uitflag, daf de Revident dezen ten gevolge voor alle andere waken zynde afgehoort, door UEdele Mog. overeenkomltig dc woordtl ke inhoud van het diétum van de Sententie aqtta* boven overgekgc lub A, is gedtcideert in dez.r voegen, Art. 3*. , Met wyderen partyen by re en duplicq gehoord, hebbende H. Herren Lieutty „ èn Hooftmannen den Her van Nyenoorth gelast om de gelgde boom te re„ moveren, interdicetrende tevens aan den Remonftr., om door het vaaren met *' pasiagiers en pakgoederen den Heer van Nyenoorth in zyn posfes van het veer " te turbeeren laatende denzJven ongeprayudicerrt, om ingtvalle vermeent, ?? mecde een vcerfchip tc mogen aanleggen, daaromtrent zodatnca&e teinftitu- ■ eeren als zal vermecnen te bthoorenj met compenfatie van kosten. Art. 33- By deze Sententie houd de Revident zig*» de eerfie plaats tegens regtegegraveert, "\ 'M ' Art. 3* , '1 ., Om dat by dezelve niet aan hem fimpliciter is geaccordeert eene provifie, welke hy vermeent jurc optimo maximo van UEd. Mog. te hebben kunnen vragen. Art. 35-. De gegrondheid dog van des RevidentS verzoek, ter erlanging van deverzogtc próvifie, ter dadelyke remotie van de gelegde balk, vermeent hy buiten alle conteftatie te zyn, voor eerst uit hoofde der waarheid van de faiten in het Request ter neder geftelt > Art. 36. En ten tweden uit hoofde van het voorfchrift van Landregte, zowel als gemeene regten, welke verbieden een iegelyk zyn eigen Rigter te mogen zyn, Art. 37. En eindelyk uit hoofde van den zin van het Reglement, en van de inftructie voor den Hove, kragt welke aan UEdele Mogende competeert de magt en het vermogen, om door Hoogst derzelver mttrcesfie de verwoeftende gevolgen,  «He uit de faitelyke overtreding van dit voorfchrift noodzakclyk moeten voortvloeijen, te prasvenieren, Art. 38. Ook is het fadum ten requeste, het leggen namelyk der balk, en den hinder in de pasfagie, aan den Revident daar door toegebragt, zoo als het zelve ten requeste is ter neder gefteld, door de Parthy niet ontleent, maar geavoueeit. Art. 39. Dat voorts de balk is gelegt in een publicq Canaal, konde de Revident ftellcn waaraetic te zyn, om dat het zelve Canaal notoir jaren herwaarts als zodanig door een ieder is gebruikt en befchouwt, en het zelve daar by alle de eigenfchappen heeft, waar door een publicq obieét lig onderichcid van de befitting van etn privaat per loon; Art. 40. Want vooreerst is er geen privaat perfoon, die cenig fchyn van eigendom op het zelve kan daar doen of bewyzen, Art. 41. Het zelve Canaal is, op de plaatze alwaar dc balk is gelegt, een gedeelte van het oude Provinciale Trekdiep van Groningen na het ötrobos, het welk bevorens zoo veel Zuidelyker heeft gelopen, Art. 4*. Dan in het midden van de voorige Eeuw, zo om de weg te verkorten, als om de ongemakken van het water, welke meer Zuidelyk uit hoofde der meerdere laagte van het terrain de pasfagie tnoeylyk maakten, voor te komen, het zelve Trekdiep zynde verlegt, invoegen als het tegenwoordig loopt, Art. 43* Zo is hier door veroorzaakt, dat het gedeelte van de tegenswoordige pasfagifi van Groninaen tot in het Leekfter Meer, waarin de balk ten requeste is gelegt, is opgehouden langer een gedeelte van hec Provinciale Trekdiep uit te maken; welk een en ander uit de oude kaarte dezer Provincie door de Heer Coenders vervaardigt , vergeleken met de nieuwe kaaft, ten duidelykften kan geblyken. Art. 44. Ten tweden loopt dit Canaal niet door de particuliere prond van deze of gee« «e maar de landen van weerskanten behoren aan onderfcheidene eigenaren toe, het geen, als een notoire zaak, nog tegengefproken kan worden, nog bewys vereischt. Art. 4jr. Ten derden loopt dit Canaal an beide einden uit m publique wateren: met het «oordelyke einde loopt het zelve uit, op een zeer kleine diftantie van de plaats alwaar de balk is gelegt, in het tegenwoordige ordinaire Trekdiep, en ten Zuiden loopt het zelve uit in de zoogenaamde Mmnileejloot, Art. 46. ' Voorts in het Leekfter of Zultemeer, door welk Meer de fwettetusfchenDra»-* ty en deze Provincie loopt, en van welk Meer fig nimmer cenig particulier den privativen eigendom heeft onderwonden: Art. 47. Maakende aldus dit Canaal met de zogenaamde Munnikcfloot, welke even wei»  ( 7 ) weinig is in dominio privatorum, de eenige pasfagic re water uit van Groningen na het Leekfter Meer, en alle de plaatzen rondsom het zelve, en dus ook nadat gedeelte van Drenthe aan deze kante gelegen, zonder ergens ftomp of vast te lopen. Art, 48. En cindelyk is dit zelve Canaal altyd onbelemmert door een ieder bevaaren ] zonder dat de vryheid daar toe by menfehen geheugen of weten door eenig particulier is verhindett, of op eenige de allerminlte wyze is geltremr of bepaalt. Art. 49. Dat ook de Revident op den tyd van het leggen der Balk was in pojfes(ion* UbertMit, met opfigt tot het gebruik van dit Canaal, als van een vrye en 0pene weg, is mede door de bylage by het request ten overvloede bewezen. Art. 50. Dat voorts de eigendom van een publique weg of pasfagie by geen privaat perzoon zynde, ook geen pnvaet perzoon vermag eigener au&onteit dezelve te fluiten, en dat dus de daad van het leggen der boom zeker was een ongeocrloovde handel, oordeelt de Revident van zelv te lpreken en geen betoog t* vereisfehen. Art. ri. Dat eindelyk in een land van order niemand zyn eigen Rigter mag zyn, mat* dat een ieder die op een ander heeft te (preken agtervolgens de zekere regel van regten overgenomen in het I. Artic 11. Boek van het Oml. Landr. is verfiigtge» welt te verlaaten en te [preken met regt, en dat voorts, ingevalle iemand mogt kunnen goedvinden den wig van geweld te verkieien, inplaats van den weg delregts, in dat geval het Hoge Gerichts-Hof van UEdele Mogende is btklted met de magt tot het verleenen dtr provifien, ne pax publua woUtur, zyn poicren die even notoir Z)n, als het voorgaande, en dus even weinig nadere adftiucije behoeven, Art. fi. Het is hierom buiten alle conteftatie, dst in zo verre UEdelemogcnde by de Sententie a qua, op grond en in gevolge dit voorgedraagene, de Heer van de Nyenoorth hebben gelast, de boom te removeeren^ gelyk by het cerlle Lid der Sententie is gefchied, de afgegevene dectfie volkomen de toets van regte kam doorftaan. Art. n. Dan, zoo zceker het uit dit een en ander is, dat de Gerevideerde fig aan een ongeoorloovde handel heeft fchuldig gemaakt, en dat de gronden van des Revideuts adres zyn notoir en duidelyk. Art. 5-4. Zo zeker is het ook, dat een diergelyke klagte en verzoek tot provifie tegens aangedane hinder, wordende het onderwerp der Summaire Cognitie de* Rigters, om parthyen de plano daarover te reguleeren, (indien er eenige regelmatigheid in den afloop van zaaken zal plaats vinden,) geene andere gevolgen kan hebben, dan dat alles wederom werde geftelt in dien Haat, waar uit hy, die fig idven als een Rigter had opgeworpen, en dc weg van Landregte hadde geneghgeert, de zaaken hadde gebragtj Art. 55. En alleen op grond hier van vermeent de Revident, dat de difpofitic op deklag. te,  ( 8 ) te door hem by UEdele Mogende ingedient, zig noodzakelyk alleen had behooren te b-paaiën, by het doen removeren van de bal^, als op zig zelv een ongcoorloovde daad, eigener autoriteit tegens Landregte verngt, ten nadeele van een derdej Art. 56. Waar door fimpliciter alles in voorigen.ftaat.zoo zyn lierftelt geweest, de natuurïyke vryheid, tegen het daadelyk genot van welke voor ieder ingezeten geen ichyn van bewys is bygebragt, en in posfajione wvufima van welke de Revident nog daar en boven toonde te zyn, zo ais redelyk en billyk was, zou zyn gehandhaaft, en mernant in judicio hoe fummariislimo zou zyn geprayudiceert. Art, 57. Verder of meerder ter dezer gelegenheid te beoordeelen gedoogde de aard der zaake niet, welke hier in den Gerichte wierd gebragt, nog ook de wyze en voet, welke omtrent de behandeling derZelve nootzakelyk moest plaats hebben. Art. 58. Het ingediende Request bevat dog alleen en blootelyk eeneklagte, over eene cepraclifeerde nieuwigheid , waar door de vrye paslagie van den Remonltr. langs «en pubheq canaal faitelyk door een privaat perioon was belet, Art. 59. Met applicatie van genoegzaam bewys nopens het geperpetreerde fait, en voorts een verzoek, op grond van de notoire ongeoorloofdheid van het zelve geperpetreerde, tot promte voorziening en redres omtrent het zelve i Art. 60. Het is er dus verre van daan, dat een particulier vermeent regt ten posfesfoir of ten petitoir aan zyde van den Revident uitmaakt de grond van het gedaane verzoek > daarvan word ook, (zo als de Parthy dit zeer wel in zyn Berigt remarqueert, ra het request geen enkel woord gerept, Art. .6.1I En dit te doen zou ook de zaak van een geheel andere aart en natuur hebben doen zyn; in tegendeel maakt hier alleen, de algemeene vryheid van een ieder Ingezet 11 om een gemeene weg vrylyk te mogen pasferen, dc ongecontefteerde regul, dat, fchoon de eigendom van een publique weg is by geen particulier Ingezeten, egter het regt om dezelve te gebruiken is by een iegelyk, Art. 6z. En eindelyk de onbevoegtheid van een particulier Ingezeten, om een ander Ingezetf n deze vryheid faitelyk af te neemen, als hier uit nootzaakelyk voortvloeijende, de grondflag uit van het gedaene verzoek. Art. 63. Het is er dus zeer verre van daan, dat des Revidents gedane klagre, zo als de Parthy, (hier involgende eene geheel andere denkwys, als hy by het Berigteenige dagen vroeger ingedient, had opgevat, in welk Berigt by repetitie word gezegt, dat de Remonftr. nor vosfesfte, nog het petitoire tot een grond van z,yn adres had dttrven opvatten) by zyne gevoerde disputen het ftuk by UEdele Mogende zoekt te doen doorgaan, Art. 64; Immer kan worden aangemerkt als een remedium posfesforium, met dien effe&e, dat, door favorabel op dezelve te disponeren, het daar Voor zou kunnen worden  ( 9 ) gehouden, dat aan den Remonftr. eenige posfesfie werdetoegekent, of aan de beklaagde eenige posfesfie ontnomen: Art. 65. Want hier word niet geklaagt over de turbe in de posfufie van eenig regt» waar van de Remonftr. zou Z)n gedeposfideert, (zo als de parthy disputeert), veel weiniger ingeroepen de intercesfie van UEdele Mog. om daarin door Hoog gezag te worden gemainteneert j , Art. 66. Dit is integendeel geheel buiten den inhoud van het Request, en buiten de gevoerde disputen, by welke meer dan eens aan zyde- van den Remonftr. is geavan* ceert, het daar voor te houden, dat de favorabele dispofitie op het zelve Request, naar den aard der zaake, nimmer posfes konde geven of neemen, Art. 67. Maar de klagte, door den Remonftr. in den Gerichte gebragt, bepaalt zig alleen tot faéta, tot de pofita namelyk, dat er des nagts voor het indienen der klagte in een vaarwater, het welk niet anders dan als een publieq vaarwater konde worden belchouwt, waarin by menfehen geheugen zig niemant had onderwonden door eenig beletzei de vrye pasfagie te belemmeren, een balk was gelegt i Art. 68. Dat hier door de Klager, gebruik makende van dc vryheid aan een ieder ge* fchapen om deze vaart te pasferen, en dezelve de naastvoorgaande dagen en weeken ook onverhindert veele reizen met zyn Schip hebbende gepasfeert, ja zig prasfentelyk midden op dezelve weg bevindende, privata au&orkate in het voortzetten van zyn reis langs dezelve wierd gefluit. Art. 69. Öp de waarheid van deze faiten, en de notoriteit van de verongelyking daar door den klaager aangedaan, zonder meer, rust de Eisch van een provifie tegens dezelve ondemomene nieuwigheid, en het verzoek van een ordinatoir tot daadehke remoêie van de gezegde balk. Art. 76. Dit was dus de materie ter dezer gelegenheid in den Gerichte gebragt; in de-' zelve bepaalc zig het richterlyk onderzoek nootzaakelyk alleen tot de waarheid der geallegeerde faiten: Art. 71. En hierom is des Remonftr. verzoek ook door UEdele Mog. te regte befchouwd niet vatbaar te zyn voor eenige andere dan zeer fummaire discusfie, en daarom deze zaak extra-ordinair buiten eenige form of figuur van proces behandelt en afgedaan % Art. 74. Als zynde by de eerfte apoftille op het ingediende request door UEdele Mog: gerequireert het Berigt van gepetitioneerde binnen 3maal 24 uuren na infinuatie. Art. n. En voorts inwendig weinig daagen, 2elvs zonder eenige onderlinge of eenige wederzydfche communicatie van het geproduceerde, op de blote mondelinge dis» puten en avances afgedaen. c Art.  Art. 74. Zeer natunri-vk hadde dus Revident mogen verwagten, daar by het berigt van de parthy de faiten in het request ter neder geilek met wierden gecontradicecrt, . , tn> gin» 3d SSËJS) ?n/x u^^ftM^^b ^w" Dat zig ook de decifie van UEdele Mogende by het reqnett hadde bepaalt, en dus het gedane verzoek, fimpliciter zoude zyn geaccordeert: Art. 76. Dan dit is in seenen deele gefchiet; maar in plaats van dat is aan den Revident wel zyn Eisch toegekent, dog men vind te gelyker tyd by deze favorabeled.spofitic buiten en boven het geene ter dezer gelegenheid in den Gerichte isgebragt, of heeft kunnen worden beoordeelt, ten naadele van den Remonttr. en ten voordeele van zyn parthy, zo veel gevoegt, Art. 77. Dat aan laastsenoemde daar door by avance veel meer word geadjudiceert, dan hv settelt dat zyne avances, waarop de?e uitfpraake fchynt te rusten, geen verdigtfels, maar legaal bewezene waarheden waaren, zelv agtervolgens zyn «gene »veu oo'rdeeld te mogen vraagen: Art. 78. Zo dat de Gerevideerde langs dezen weg, zonder figuur van proces, of bewys, alles ten nadeele van den Revident Zou öbtineren, wat hem immer by den afloop van een regelmatig proces en behoorlyk onderzoek van zaaken, waarin zeker na regte het onus probandi zou moeten komen ten zynen laste, konde worden geadjudiceert., Art. 79. En hierom houd de Revident de'afgegevene Sententie in regte onbeftaanbaar, en zo verre voor kwMd* Art. 80. Om UEdele Mogende dit egter, Wat meer van naby te doen zien, en dezelve hier van te overtuigen, is het zeker, dat door het didum der Sententie a qua% des Remonftr. gedaane klagte word gewettigt, als zynde daarby de Heer van Nyenoorth giUst de boom te moeten removeeren, Art. 81. Want dus begint het diftum, hebben H. Heeren Lieutenant en Hooftmmnen de Heer van Nyenoorth gelast om degelegde boom te removeeren: Art» Bil Uit welk gedeelte van het dittum, niet anders kan worden befloten, dan dat UEdele Mogtnde de gedaene klagte, wel gefundeerd houden, en teffens van oordeel zyn, dat de parthy nog recht nog magt hadde, om de balk in qu^stie ter plaatze alwaar dezelve was gelegt té mogen leggen, of te mogen houden; Art. 83. UEdele Mogende hebben dus niets gedefereerd aan de avance en fyeculatie van de parthy, dat namelyk het water of canaal, waarin men de balk hadde gelegt, zou zyn een privaat vaarwater aan het Huis dc Nyenoorth gehoong, Art.  ( tl ) Art. 84, imo. Maar overeenkomftig de voordragt van den Remofillr., {leunende öp dé ftotoriteit der zaake, begrepen, dat het Canaal alwaar de balk was gelegd, fnöesE worden befchouwd als een publicq vaarwater, door gene bomen of belttzels van particulieren te lluiten. Art. 84. zdo. En dit is niet alleen aldus door UIidele Mogende gedecideert, maar ook, doof dien er aan zyde vim de party van deze üitlptake met is gerevideeft f ten Zytteti opzigte in rem judicatam ergaan, zor der dat het zelve wederom kan worden gefield tot een poii.it van judicieele discusfie. Art. 85. De vaard dus vry en open moetende worden gehouden, zö is Völftrékt önrnö* gelyk met den zin en fanunhang van dit denkbeeld overeen te brengen, en geheel buiten de klagte ten Requeste, de tnterdtblie welke onmiddelyk hierop by het zelve dictum aan den Revident gelchied, waai by aan hem het vaaren met pasfagiers en pakgoederen door het zo even vry verklaarde Canaal word ontzegt, en dit gehouden voor een tnrbe den Heer van Nyenoorth in '* posfes van het Veer aaa« gedaan} Art. 86. Als kunnende dezelve interdictie niet fletiften, dan op de fuppofitie en asfumtie van een byzonder recht, aan de party geatribueert, om alleen en roet txclufi© van andere dit pubhque water met pasiagiers en pakgoederen iè mogen, paslerens Art. 87. Buiten deeze fuppofitie en opvatting kan er per rerum naturam geen grond worden opgegeven, waarop een diergelyk verbod van een anderfinds geoorloofde handel zou kunnen rusten. Lwd(ïv tdqiW'JKa uL ■ - ^0... ; ■ ; En hier is hec dat de Revident de attentie van UEdele Mogende een weinig moec ophouden, om dezelve te overtuigen, dat het Rigterlyk oordeel door den grooten ophef van de parthy, en het inmengen van onderlcheiöene zeer abufive allegaten, in dezen van het regte fpoor is gebragt, en dat er inderdaad erreur in judicando is gecommitteert} Art. 89. Want dog hebben UEdele Mog. hief, döór aan den Revident teinterdiceeren» langs een publicq Canaal , (gelyk by dezezdve Sententie het vaarwater waar n de boom was gelegt word gehouden,) met pusfagiers- en pakgoederen te pasfertni en dit te verklaaren voot een tnrbe in de posferfie van de parthy, Art. 90. Het judicieel daar voor ggnöu&rr, dat dö parthy zig bevond daadelyk in dè ftti psjte van een uitfluitend r-gt of vSft éerteprivtlégie, waar door de n.rfuuflyke vryheid moest worden gerekerit un déZefl opzigte aan dé overige Ingezetenen te zyjfc ontnoomen, Art. 91: Eft tefFens de Retid^nt 'm het gébruik maken van de natuurlyke vryheid ge* houden voor een turbateur, en dus te verfecren tnfaiïo tikrite. C * Art.  ( li ) Art. qz. Het welk zo zyrïde, gelyk de woorden van het dictum dit bewyzen, zo volgt hier uit Art. 03. imo Dat ter dezer gelegenheid, tegens den aard der zaake, en geheel buiten bet detail der materie, watromtrent het rigterlyk oordeel was ingeroepen teu fterkiten ovei het regt, het geen ich.eikomltig by een regelmatig onderzoek een •bjeft van discusfie tusfehen partyen zou kunnen worden, airede is gedecideert > Art. 94. Als wordende hier door den Revident de exercitie van de natuurlyke vryheid ontzegt, en zyn parthy door UEdele Mog. gehouden te zyn inde posiesfie van tm exclu/tf regt, of privilegie. Art. 95-. Dit vermeent de Revident dat ter dezer gelegenheid niet konde öfmogte gefchieden om reden dat er geene behandel.ng van zaaken was voorafgegaan, waar dit' pomt voor als nog* kon worden een object van hec rigter yk oordeel van UEdele Mog., of dat Hoogstdezelve zouden kunnen worden gehouden te zyn in ftaat gefteltf om over hetzelve een regtmatig oordeel te vellen. Art. 96. Dat dos de klagte , door den Revident op den a9 May inden Gerichte gebragt,1 bevatte eene materie, welke fummair moest worden getrafteert, en dat dezelve in de volftrekfte zin fummair is behandelt, blykt uit de ltukken. Art. 97. Dat in het beloop dier fummaire behandeling geene blyken zyn geproduceerc, waarop door den Rigter aan de parthy zou kunnen worden toegekent de posfesfie van een privilegie, en .tan den Revident de natuurlyke vryheid ont, zegt, blykt even zeker uit de ftukken ten procesfe. Art. S^^L^ê^èL' Want dezelve Zyn geen andere, en bepaalen zig alleen by eene onbeëdigde atteftatie, (waarvan de voornaame atteftant niet is zonder eigen interest by het berigt overgelegt, om te bewyzen, dat de Gave een particulier Canaal aan de Nyenoorth behorende zoude zyn: Art. 99. En voorts tot eenige Staats Refolutien, gevallen over de differenten tuslchen de Nyenoorth en die van Drenthe, welke worden aangevoert om te bewyzen» hoe ongemakkelyk het in de jaren 1746 en 1762. geweest is voor de Nyenoorth om goed regt in den Landfchappe te bekoomen, waaruit men concludeert dat &t Huis de Nyenoorth dus in dit geval ook moeit gehouden worden teeen den Revident als een Ingezeten van Drenthe een meerdere vryheii te hebben, om naar welgevallen te handelen, als men z.g wel anders tegen een Ingezeten dezer Provincie zou durven veroorloven. Art. 100. En hier in beftant de geheele produclie van parthy, in welke geen woord van de toegekende posfesfie word gevonden, en met welke geen fchyn van een diergelyke posfesfie kan worden bewezen. Art.  ( 13 > Art. 101. Dit toegekende point is dus geheel buiten het proces, en alleen overgenoomen op bloote en geheel onbewezene mondelyke avances ten principale, Art. ioz. Welke ten daage dienende door den Revident, zonder zig op dezelve in te laaten, zvn gefouteneert te zyn buiten het pomt van quassue, en overzulks geen object van discusfie te kunnen opleveren > Art. 103. Zynde door de Revident ter dier gelegenheid alleen gemoneert, dat, in cas er eventueel over dit gevanteerde regt ten principale zoude worden gedisputeert, het als dan zoude geblyken, dat hetzelve was een loutere herlen-fchtm. Art. 104. De Revident houd het dus voor evident en bewezen, dat er in dezen extra dU fputata partium, en zonder dat hier toe het proces was gs inflrucert door UEdele Mogende ook over het regt is geoordeelt, en dat uit dien hoofde de Sententie in regte is onbeftaanbaar > Art. 105. Dan 'er is in dezen niet alleen geoordeelt buiten en boven het geen ter dezer gelegenheid konde worden beoordeeld, Art. 105. Maar door de ergane decifie word ten tweeden de zaak verder niet alleen ten nadeele van den Revident buiten zyn geheel gebragt, en hy by avance veroordeeld, maar zelv (hoe wettig en nuttig zyn handel ook ten dezen opzigte mag zyn; aan hem de mogelykheid afgefneden, om vervolgens zyn goed regt op eene behoorlyke wyze judicieel met zyn parthy te kunnen demeleeren. Art. 107. En hier toe gelieven UEdele Mogende in agt te neemen, dat by een verdere discusfie van zaaken, en het onderzoek van het regt, of de beoordetling van dc bevoegdheid of onbevoegdheid van gerevideerde, om het Schip van den Revident op grond daar van het vaaren te beletten, het voornaamelyk daar op zal aankomen Art. 10S. Of de Gerevideerde zal kunnen aantonen en bewyzen, dat het Canaal, waar langs de Revident de pasfagie is belet, is een vaarwater, waar over hy Gerevideerde iets heeft te gebieden of te verbieden: Art. 109. En voorts of Gerevideerde zal kunnen bewyzen, een uitfluitend regt te hebben, uit hoofde waarvan hy kan worden gehouden te zyn gerechtigt, om de Revident te verhinderen, van even zo vry met een Schip van de Nytap na Groningen en vice verfa te vaaren, als hy zich gerechtigt kent om dit van de Leek.tc doen. Art. 110. Dit bewys zou aan dc parthy incumbeeren, om dat de prafumtio juris zo na gemeene als ftatutaire wetten is pro libertate. Het Old. Landregt fchryft dit duidelyk voor in het 111 Boek Art. X. in verbis. Me goederen werden -van natuire ge^ prafumeert vry te wezen van fervituiten en eigendommen, ZO LANGE Ni ET BEWEZEN WERD, dezelve belast te wezen, welk Artic. juist door de Heer Mathjeus in Tra&atu de Probatiombus Cap. 11, § s gedisponeerd, op te kunnen eifchen, dat aan hem alle de kosten en fchaden, -welke nood[akeljK.uit het/lil leggen van zjn Schip pott latam Sententiam zyn gecaajeert, -werden vergoed. Art. 170. zdo. V/aartoe de Revident zig des tc meer houd geregtigd, doordien de parthy in de condemnatoire ten principale volkomen heeft berust, en het dus ten zynen opziste een res judicata is geworden, dat hy door een ongeoorloofde handelwyze deetrfie aanleiding tot deze kosten en fchaden heeft gegeven. Art. jyü Fn hier meede zal de Revident overgaan tot een kort debat der argumenten; zoo in het Berigt, als in dc Sententie a qua vervat, in zoo verre dezelve niet by de Gravamina ten vollen zyn beantwoord. Art. 17*. Men begint het Berigt met een grooten opheff, en vastflelling van een regt het eecn hè huis de rtyenoort zou competecren, om alleen met een Schip te kunnen vaaren; dan hiervan word in dc eerfte plaats niets bewezen, maar het zelve is ook ten tweeden, zo als reeds boven is getoond, een point het geen geheel en al is buiten de tegenswoordige qusstie. Art. 173. Met eeen men verders avanceerd, dat men uit vreze voor de moeijelykheid, om een wcetebrief in Dripthe geëxploiaeert te krygen, hadde geoordeelt te moeten procedeeren tot het leggen van een balk, kan ook niets ten voordeele van de parthy afdoen, doordien men niet mag prasfumeeren, dat die geene welke naar de vastgeflelde Conftitutie tot de handhaving der Juftitie zyn aangeiteld, ontrouw zouden zyn aan hun eed en verpligtingj Art. 174. Terwyl de Gerevideerde, zoo dezelve de zoo zeer gevreesde wyze, ot^^  ( « ) weetebrief in dezen te procedeeren, wilde ontgaan, zeker was verpligt geweest om den weg van regte te volgen, door middel van het bellieren van een arrest, om tefundeeren de judicature van UEdele Mogende in deze Provincie j Art. 175. Zonder dat hy kan worden gerekend, op grond van deze voorgewende vreesagtigheid, gerechtigt te zyn om de weg van rechte te verlaten, en zig zelyen als Richter op te werpen. Art. 176. De Revident kan hierom deze avances niet anders befchouwen, dan als een voorwcndlel, om, daar men overtuigd was als Aanlegger te moeten komen, en geen het allerminftc fundament kon allegeeren tot een behoorlyk medium Contln-* dendi eener aclie, welke men tot dat einde zou moeten uitbrengen, Art. 177. Langs dezen weg, zoomogelyk, goed te maken eene onwettige daad, louter giwaagd, om door dat middei het bewys zo mogelyk over te brengen ten laste van den Revident. Art. 178. Met dit al geeft het beloop van het Berigt, en de excufes van de Gerevideerde, invoegen aldaar zyn ter neder gefteld, geen geringe byflag by het gene hier boven in dc Gravamina breder is gededuceerd: Art. 179. In het een en ander ligt dog zeker eene judicieele confesfie, dat dc Gerevideerde, de pasfagie van den Revident willende verhinderen, dit door middelen van rechte aan zyn kant had moeten beletten, Art. 180. En dat gevolgelyk, na zyne eigene idees, hy had moeten uitbrengen een Mandaat van Turbe, en dus zyne geprsetenHeerde posfesfie moeten beween. , v. Art.' 181. Waaruit het notoir is, dat aan de Gerevideerde by de Sententie a qua door U Edele Mogende meer is toegekend, dan hy zelf in zyn Berigt durft pofeeren aan hem na rechte toe te komen. Art. lSz. De avance, welke verder in het Berigt word ter neder geftclr , dat de Revident voor een minder vragt de Ingezetenen en goederen transporteerde, dan dit met opzigt van de Gerevideerde plaats vond, avoueerd de Revident, en neemt dezelve voor profytelyk op 3 Art. 183. Als geblykende daaruit het nut en belang der gemcene Ingezeetenen, welke door het aanleggen van zyn Schip zynde ontheven van de willekeurige bepaling, welke de parthy mogt goedvinden te maken, teffens hierdoor worden erkend te zyn in ftaat gefteld, om met mindere belasting even hei zelve nut te kunnen percipiecren. Art. 184. Voor 't overige houd de Revident door her gene by de Gravamina is gealle- F geert  c n ) geert genoegzaam beantwoord de notoire onwaarheid, dat hy by het aanleggen van zyn Schip agterbaks zou hebben gehandelt> . Art. 1S5. Terwyl de fterke en gecircumftantieerde dediiétie, wdkemendienaangaap.de in het Berigt heeft durven ter neder ftellen, vooral dat men zoo lang aan zyde van Gerevideerde onzeker had moeten zyn nopens de ware oogmerken van den Revident, UEd. Mog. ten tterkften zal moeten frappeeren, Art. 1S6. Indien dezelve letten op de publiciteit, waar mede het confteert ten dezen o'">?j<7te alles te zyn behandelt, de nabyheid van de plaatzen, waarop het eene Schip of-de Leek., en het andere op de Nytap dagelyks afvoer en aankwam; Art. 187. Dat het Schip van den Revident, een half uur later afvarende, altyd zoo veel later tot Groningen arriveerde, wanneer de huirsman van Gerevideerde aldaar reeds prsfent was, en dus met zyn eigen ogen kon zien wat er omging} Art. 188. Dat voorts het zelve Schip, ook later van Groningen wederom vertrekkende en dus ook later op de Nytap te rug komende, even die zelvde huirsman Van Gerevideerde aan de wal zynde, en het luiden der klok ter kennisgeving van de aankomst van Revident kunnende hooien, eene volkomene gelegenheid hadde, om, zo hy anders cenig interest by deze zaak was hebbende, volkomen zeker te zyn. \ Art.' 180. Dit een en ander moet UEd. Mogende bevestigen in het meermalen gearVanceerde, dat men nameljk door onware allegaten gezogt heeft dezelve van 'c fpoor te brengen. Art. 190. Hier van Zullen UEd. Mogende eindelyk ten vollen overtuigd zyn, indien UEd* Mogende gelieven in agt te nemen, dat men by 't Berigt de onderneming om de Balk ten Requeste te leggen daar mede zoekt goed te maken, dat de Revident een buitenlander zynde de weg moeijelyk was, om dezelve in rechte te betrekken, Art. 191. En daar by teffens gelieven in agt te nemen, dat er op den 4 Juni 1792. ter requiütie van de Gerevideerde van de Revident, als Buitenlander, hier by den Hove zynde gevraagd domicilwm citandi cnm procttratore acceptante, Art. 192. Ook hetzelve terftond is gefteld, volgens a&e fupra fub I. Art. ia3. Dat niet tegenftaande dit > en offchoon de Gerevideerde hier döor was in ftaat gefteld, om de aétie, die hy vreesde in den Landfchappe niet te zullen kunnen krygen'geëxploiAeert, alhier aan het geftelde domicilium citandi te kunnen exploiteren, egter zig daaraan weinig heeft bekreund* Art„  ( 2.3 ) Art. 194. En, offchoon hierdoor het gcheele fteunfel van zyn ingediend Berigt wierd Weggenomen, egter dit heeft kunnen bcfchouwen als een indifferente zaak.; Air. 195% En, ook na het ftellen van domicilmm citandi turn proc. accept, heeft gefuftincerd, en geconcludeerd gefegtigd te zyn, en te worden gehouden, om in het publique vaarwater een balk te kunnen leggen en te houden: Art. 196. Terwyl de Revident het ongeluk heeft moeten hebben, offchoon alle hinder, wtlke de Gerevideerde zelve hadde geallegeeit, om zyn actie tegen hem Re« vident te inltrueeren, Art, 197. Nu volkomen was uit de weg geruimd, egter door UEdele Mogende te worden gecondemneert, om te treeden in de plaats, waarin Gerevideerde zig zelve hadde gefteld, en om in fteede van Gedaagde te zynj de betrekking van Aanlegger te moeten op zig neemen: a sj, Art. 198. Zoo dat de Revident, door de gevolgen, van zig by UEd. Mogende te adresferen by Requeste, in een veel ongelukkiger fituatie is gebragt, dan waarin hy, wanneer hy gebruik hadde gemaakt van het regt, het geen hem onbetwistbaar toekwam, om narrelyk facto degelegde boom wederom teremoveren, en dus zyne rcize te vervorderen, immer zoude zyn begrepen geweest; Art. 199. Aangezien in dat geval de fartes aUoris, welke natuurlyk aan de parthy, ook overeenkomftig Zyn eigen aveu, incumberen, by dezelve zouden zyn gebleven. Art. zoo. En hier mede vermeend de Revident de onbeftaanbaarheid der afgegevene Sententie genoegzaam te hebben daar gedaan, en daarby de aangevoerde argumenten tc hebben beantwoord: Weshalven dezelve concludeerd; Ten einde UEdele Mogende hetgeinterponeerdeRevys GOED , en de afgegevene Sententie, in zo verre daarby is geinterdiceert aan den Remonft rant, om door het vaaren met Pasfagiers en Pak, goederen dm Heer van Nyenoorth in zyn posfes van het V'eer te turbeeren s laatende denzelven ongefrajudiceert, ew, ingevalle vermeend meedc een Veerfchip te mogen aanleggen, daaromtrend zodane aflie te inflituteren, als zal vermeenen te bt horen, en de kosten zyn gecompenfeert, QUAAD zullen gelieven te verklaren j met expresfen eisch van kosten en ichaade aan den Revident gecaufeert. Q. R Dr. A. P. DRIESSEN Dr. T. A. ten BERGË in qlté. in qlré. BY-  C H ) BYLAAGEN TOT DE GRAVAMINA. A. Copia. J[n de zaak van M. H. Vroom, Schipper varende van de Nytap op Groningen en vice verfa, per requeste Petitionant, Ca. Den Heer van Ulrum in zyne betrekking als Heer van de Nyenoorth Gepetitioneerde: Contendeerde de Perkt, ten einde Hun Edele Mogende, in des Gepetitioneerdens ingediende Berigt geen genoegen nemende, op zyn verzoek favorabel zouden gelieven te disponeren. Ten dien einde wierd door denzelven voorgedragen, hoe hy onverhindert verfcheidcne reizen heen en weer van de Nytap op Groningen hebbende gedaan, met ondericheidene Goederenen Pasfagiers, en zulks ook op Dingsdag den 2.9 Mai pngst willende doen, na dat hy heE Leekfter Meer was overgevaren, in het voortzetten van zyne reis was verhindert door eene zware met yzer beflagene Balk, dien ragt in de zogenaamde Gave gelegd, waar voor hy dus met zyn fchip en lading had moeten blyven liggen: Dat hy daarop van de perfonen, Welke daar by praelcnt waaren, geeifcht hebbende de opening va?) dien balk, om de vrye pasfagie voor zyn Schip te hebben, van dezelve een weigerend antwoord had bekomen, en verder op zyne inftantie, om te weetên op wiens last deze nieuwigheid en hinder was gepraótileerd, tot befcheid had gekregen, dat zulks op ordre van den Heer van Ulrum was gelchied, zoo als dit uit de atteftatie, door eenen Derk Hendriks en nog vyf andere perfonen, welke des-tydes met den Petitt. hadden gevaren, en by het geval praefent waren geweest, konde geblyken. Dat de Petitt. zich wel gerechtigd had gevonden, om zich via fa&i een weg te openen langs een publicq Canaal, voor ieder een openftaande, echter, hoe dringende ook zyne omftandigheden waren, waar in hy zig met zyn Schip en lading bevond, liever tot voorkoming van faitelykheden ?yn toevlugt tot dit Collegie, als aan het welk by Reglemente het verlenen van provifien in posfesforio fummario was gedemandeerd, had willen nemen, met verzoek, dat het Hof den Remonftrant, die toen reeds confecutivelyk drie en dertig malen, uitwyfens het daarby overgelegde certificaat van den Havenmeefter Theodory, langs die zelfde paslagie op die zelfde wyze met zyn Schip was gepasfeerd, ongepraïjudiceert het recht rsn een ieder zoo ten posfesfoir als ten petitoir, tegens deze nieuwigheid maintinerende, den Heer van Ulrum zouden gelieven te gelasten, om opgemelde balk, op deszelven order dien nacht in de Gave gelegt, ten fpoedigften wederom te removeren. Hier op was by apoftille van dien zelfden dag gefequireerd het berigt van den Heer Gepetitioneerde, binnen driemaal Z4 uiren by den Hove in tc dienen j dat het zelve, na bekomen dilay, ook op den 4 dezer was ingekomen, waar in men zig fundeerde in een immemoriaal posfes van het Veer van de Leek op Groningen j dat de Remonftr. langs het Canaal in quaeftie varende zich overzulks aan eene nieuwigheid en turbe had Ichuldig gemaakt, en dat men, uit hoofde van de moeyelykheiö om by Weete-brief tegens eenen Ingezeten van Drenth, gelyk dc Petitt. was, te ageren, als waar in zou zyn gedifEculteerd, zich van dit middel had moeten bedienen; ten bewyze daar van verlcheidene Staats Relolutien, over de qu^ftien tusfehen den Huize Nyenoorth en die van Eden, in het Landfchap Drenthe gelegen, genomen, allegerende. Dan de Petitt, vermeende, dat dit aangevoerde geheel en al onvoldoende ware? om het eigenhcrig verrichte van den Gepctitioneerden eenigzins goed te maken: Het was toch zeker, dat het Vaarwater, waar in de balk door dc Parthy gelege was, een publyk Canaal was, zynde een gedeelte van het oude Diep, waar voor na-  ( ) naderhand het Trekdiep in plaats was gekomen. Dat het zelve, zoo vérre hei; ' menfchclyk geheugen reikte, altoos voor een ieder een een vrye paslage had opgeleverd, c.n van etk bevaren was, als de eenige pas/agie, om van de Leek en het daar by gelegen Drenthe over het Meer langs de Munnekefloot in het Trëkdiep te komen; Dat langs dit Canaal een gedeelte der landen, onder het Nieflcner Zylvest gehorig, waar onder ook het Karlpel Rhodenen Luttingewolde in Drenthe gelegen, uuwaterden in het Trekdiep, en dus onder de pubhea cura van het Zyivest behoorden, waartoe de Ingelanden hun fchot moesten contnbueereiM geyolgelyk dat hier in een Balk te leggen, en wel by nacht, en dus doende een publicq vaarwater te fluiten, in den lterkften zin voor eene nieuwigheid eene faitelykheid en iïïiciteri handel moest gehouden worden: waarover de Petitt zich dus te rechte by dezen Hove hadde beklaagd, als aan het welk by het 2ifte Ait. der lnftructie was gedemandeert, om over posfcslbria iummaria, als zaken van maintenue, turbe, en fpolie, provifien van rechte te verlenen, en die posfesforia te termineren, als welke hier alleen in aapfchouw kwamen, ne panes ad arma vernam, en geenfints de wettigheid of onwettigheid van het posies, welke by den ludex loei .moesten worden gedecideert, en de zaak ten principale toucheerden Dat men ziCh in zyn Bengt wel een üitfluitend recht op dit Canaal zoet aan te matigen, dan de Petitt. vermeende dat zulks door het bóven gededuceerde van zelfs moest vervallen, behalven dat daar van ook niets ten bewyze by het ingediende Berigt was bygebragtj Dat in allen gevalle, wanneer de Gcpétude. vermeende door den Petitt. te worden benadeelt, door langs dat Canaal te varen, hy zyn recht behoorlyk had kunnen invigikren, waar' toe de middelen, zoo ten petitoire als ten posfesfoire, genoegzaam by de wet voor handen waaren, en zich geenfins van zulke tegens gemeene cn Landrechten inlopende en dus flipte middelen had behoren te bedienen: Alwaarom de verfchomng voor de handelwyze, in dezen tegens den Petitt. gehouden, zoo als zulks ten bengte wierd voorgedragen, daar in namelyk gelegen, dat dezelve een Ingezeten van Drenthe was, tegens welken men aldaar niet dan bezwaarlyk recht zou kunnen verkrygen, ten bewyze daar van allegerende eenige Staatlche Reiolutien, roulerende over de quaeftien, welke in de voorige tyden tusfehen het Hurö van Nyenoorth en die van het Karfpel Eden» in gemelde Landfchap gelegen , zeer weinig afdeede. v b Dat men hier by zelvs erkende, dat men den rechten Weg niet was ingeflagen, maar by mandate van Turbe had moeten ageren: behalven dat die Schillen voornamentlyk hunne betrekking hadden tot de Lirmten tusfehen de beide Landlchappen. De Petitt. wyders het nadelige der gevolgen uit des Partys handelwyze, om na willekeur deeze vaart te fluiten, cn voor anderen wederom open te laren hebbende aangedrongen, byzonder, dat door genoegen te nemen in zvn inge! diende berigt eo ipfo aan hem een recht over dit Canaal, tot merkelyke praemdicie van allen die daar langs voeren, en daar by geinteresfeerd waren, zonder genoegzaam bewys, wierd toegekend, inhaereerde als nog zyne eenömene conclufie. ö De Gepetitioneerde hier tegens gehoord contendeerde, ten einde in het ingediende berigt genoegen genomen, en mids dien in het gedaene verzoek moet worden gedifHcultcerd} waar toe diende. Dat uit des Partys eigen request confteerde, dat hier tusfehen Partyen fummane quaestie was over turbe in een posfes: dat zulk eene Actie van maintien van dien aard was, dat de Aanlegger verpligt was om zyn posfes te tonen, Zo wel als de turbe van hem gepleegt« dit leerde de Heer Bort in zyn tracW vanComplainte Tit. 5. § 1. et Seqq.; en wel een posfes niet vitkus, maar deugdelyk, geene posfesGo Violenta;, clandellina, of praecaria, en wel van jaar en dfg» om daar uit de ventas confenfus op tc maken: zoo als hier mede ook inftemde het Oldampller Landrecht 3 Boek Alt. 99, en zulks zeer te rechte, vermids door dit eminente Recht de gehele onus probandi op de Parthy wierd fjelegt, en den posfesleur bevoegd maakte vim vi repellere, en in het posfes moest blyven, tot dat men hem daar had uitgewonnen, terwyl hy aan zyne zyde niets te bewyzen had. Dat, aan deze principes getoest wordende het geen door de Paity was aangevoerd en voorgedragen, het zich contteerde, dat hy op generley wyze aanfpraak G kon  ( x<5 ) kon maken op cenig posfes, veel min van jaar en dag, om met een Veerfchip van de Nietap op Groningen langs de zogenaamde Gave te varen. Als zodanig toch had de Petitt. zich ten requeste gequahficeerd 5 dit was de quaeltic, en geenfins over de vaart daar langs in het algemeen, als welke voor he-t ovenge aan ieder een openftond, en zonder eenigen hinder gebruikt wierd, en ook thauds nog hangende dit gefchil plaats had. Dat men wel om zyn posfes te tonen by het request had overgelegt eene atteftatie van den Havenmeefter Theodory buiten A poort; dandceze verklaarde daar by flechts dat de Petitt. met zyn Schip van den 18 April tot den 29 Mey jongst drie en dertig malen aldaar was aangekomen, en weederom uitgevaren; zonder van een Veerfchip te fpreken, behalven dat dezelve ook met gene zekerheid kan weeten, van waar het Schip was gekomen, en werwaards het zelve was heen gevaren, zoo dat dezelve in dezen niets afdeed, veel min dat dezelve eene Continuatie van vaart daar langs van jaar en dsg zoude bewyzen. Dat men zig wel voornamentlyk daar op beriep, dat het Canaal, waar over het gefchil rouleerde, was een publyk Vaarwater, niet aan den Heer van Nie« noorth in eigendom toebehoorende, maar een Zylroerig objecT:, onder de pubhea cura van het Niefloter Zylvest, en de eenige Waterleiding van de Leek cn dien kant van Drenthe over het Meer na het Trekdiep, ——— dan de Gepetitioneerde repliceerde hier op, dat de Zylroerigheid van deze Gave wel wierd gepofeerd, dog niets daar van beweezen, dat in tegendeel uit de atteftatie van den Schipper Benne Lammerts van de Leek, met nog twee andere Ingezetenen van Oostwold confteerde, dat het Zylvest zich in het geheel met het zelve niet bemoeide, het zelve gefchouwd had, of geruid; dat het zelve onder geen ander opligt was, dan dat van den Huife Nienoorth, voor welks rekening een gedeelte van het zelve, lopende van de Munnekefloot tot het Trekdiep, nog voor weinige Jaren was opgefchoond, om het zelve voor het Nyenoortiche Veerfchip vaarbaar te houden, terwyl het westelyk einde van de Gave naar Oostwold aan onbevaarbaar was, en op twee plaatxcn zelfs met paarden en wagen by ordinair water ge« pasfeerd wierd. Dat dit Diep wyders algemeen gehouden wierd, niet voor eert publyk Vaarwater, maar als enkel en alleen aan de Nyenoorth toebehorende, waar uit dus het ongegronde van des Petitt. fuftenue omtrent dit Canaal ten klaarften in 'toog viel. Dat het daar en boven zelvs uit defituatie evident was, dar niet dit Diep, maar het Lettelberder na Encmatil lopende was denatuurlykeafwateringevan de Drentfche Karfpelen onder het Niefloter Zylvest resforterende; vermids anderfinds die wateren eerst na de PofFert en vervolgens het Trekdiep langs na Enematil zouden moeten lopen$ terwyl het Lettelberder Diep reeds op Eenematil aanliep. Dat de Gepetitioneerde wyders wel erkende, dat de vaart langs de Diepen en Canalen van het Huis de Nyenoorth ten behoeve van de Ingezetenen van Vredewold en Drenthe, en dus ook langs de Gave met Coopmans goederen voor eigen rekening of met Turf wierd gepermitteerd; dan dit moeste niet geextendeert worden tot eenig Veerfchip, in het posfes van welk Veer dit Huis zich zedert onheuchelyke tyden had bevonden, en ook door niemand daar in was onderkropen, zoo als dit ieder een bekend wat. Dat derhalven de confequentie van de eerstgenoemde algemeene vaart tot die van des Petitt. Veerfchip, om daar uit zyn posfes te willen goedmaken, in génen deele doorging. Dat juist om dit te beletten door den Gepetitioneerden in zyn eigen Canaal de balk, ten requeste vermeld, was gelegt, om de verdere vaart van dit zoo Clandeftin en zonder weten, veel miu conlent, van den Gepetitioneerden, als daartoe alleen gerechtigd, aangelegde Veerfchip voor te komen. Dit ordinario modo te effectueren had de Gepetitioneerde, om reden ten berichte ter nedergefteld, niet oorbaar gekeurd, Wyl de Petitt. een Ingezeten was van den Landfchappe Drenthe, waar by de eigenaars van het Huis de Nyenoort in voorige gefchillen, niet over de limiten tusfehen deeze Provincie en gemelde Landfchap, gelyk men het gaarn wilde doen voorkomen, maar ook over particuliere eigendommen, zoo moeyelyk expeditie van Juftitie en overdaging hadden kun-  ( # ) kunnen bekomen, cn gevolgclyk ook nu de Parthy aldaar zouden hebben moe* ten aanfpiek-cn, terwyl de Party inmiddels in zyne ulurpatie zou zyn voortsge varen. Dat aan de eene zyde uit dit gededuceerde, na de gedachten van den Gepetitioneerden , gebleek, hoe hy wel degelyk bevoegd was, om door het leggen van den balk in quaestie zyn wettig recht van het Veer te maintineren, en aan de andere zyde hoe verre het er afwas, dat de Petitt. in het poslcs ?ou zyn, om met een Veerfchip langs het Csnaal in quaestie te mogen varen, en dat overzulks niet de Gepetitioneerde, maar de Petitt. ais eigenherig en via facti, buiten eenig conient van den eigenaar, hem in zyn recht van Veer en Vaart willende benadelen, en onderkruipen, voor den TurbatéUr te houden waare, en dus in hoe iudiciö iummario aan dezen Hove competcrende, Zoude moeten fuccumbeerai j terwyl het fuftenue van de Party doorgaande, een ieder zeer faciel van zyn wettig posles zou kunnen worden beroofd. Om welke en meer andere bygebragte redenen de Gepetitioneerde zyne genomene Conclufie als nog inhaereerde. Met wyderen Partyen by Re en Duplicq gehoord, Hebben de H. Heeren JLieutenant en Hooftmannen den Heer van Nyenoorth gelast, om de gelegde Boom te removeren, interdicerende tevens aan den Remonftr., om, door het varen met Pasiagiers en Pakgoederen, den Heer van Nyenoort in zyn posfes van het Veer te turbeeren; latende denzelven ongepraeiudiceerd, om, ingevalle vermeend meede een Veerfchip te mogen aanleggen, daaromtrent zodaene Actie te inftitueren, als zal vermeenen te behoren} met Com» penfatie van kosten. Aétum op de Hoge Juftitie Cainer van Stad Groningen en Ommelanden, Sa^ tardag den 9 Juny 1792. Coll. Conc: & W. TJASS E N S Secret,  i *8 ) B, . Edele Mogende H. Heeren Gedeputeerde Staten van Stad Groningen en Ommelanden. Vertoond UEd. Mog. met verfchuldigde eerbied M. H. Vroom, Schipper, varende van de Nytap op Groningen en vice verfa, hoe tusfehen hem en den Heer van Ulrum, in zyne betrekking als Heer van de Nyenoort, by de Hoge Juftitie Camer van Stad en Lande, op den 9 Juny 1792 is gevallen de Sententie hier by overgelegt, by welke Sententie dc Remonftr. zig vindende befwaard, en hierom wenichende daarvan te Revideren, zo wend ihy zig tot UEd. Mogende met iubmis verzoek Ten einde UEdele Mogende hem van opgemelde hier by overgelegde Sententie onder voldoening der requifita daar toe ftaande in revifie geheven tc admitteren. O, F. (get.) ' Dr. A. P. DRIESSEN Dr. T. A. ten BERGE in qlté. in qlté. {was geapostilleerd) De Heeren Gedeputeerden hebben den Remmfir. onder voldoeninge der Reqttijtta daartoe fiaande, tot de verzogte Revijte geadmitteerd, AH. Gron. in CM. den 2.1 Juni 1792^ E. U. D. HERTOG HE, vt. C;  C *9 ) c. Edele Mogende H. Heeren Lieutenant en Hooftmannen van de Hoge Juftitie Cahier van Stad en Lande! Vertoond UEd. Mog. met verfchuldigde eerbied M. H. Vroom, Schipper, varende van de Nytap op Groningen en vice verft, hoe tusfehen hem efi den Heer van Ulrum, in zyne betrekking als Heer van dc Nyenoort, alhier cp den 9 Juny 1702, is gevallen de Sententie hier annex lub A, by welke de Heer van Nyenoort was gelast, om de Boom (over het leggen van welke zig de Remonftr. hadde beklaagd) te removeren, „ interdicerende tevens „ aan den Remonftr. om, door het varen met Pasiagiers en Pakgoederen, den „ Heer van Nyenoort in zyn posfes van het Veer te turberen, latende den„ zeiven ongeprasjudiceert, om, ingevalle vermeent mede een Veerfchip te mo„ gen aanleggen, daaromtrent zodane actie te inftitueeren, als zal vermeenen „ te behoren, met compenfatie van kosten." Dat Remonftr. zig by deze Sententie ten uiterften vind gegraveert, ter oorzake (offchoon hy ter gelegenheid dezer decifie, met opzigt tot zyne gedane klagte wegens de faitelyke hinder hem door het leggen van een Balk of Boom aangekdaan, is in het gelyk gefteld) egter te gelyker tyd by dezelve Sententie zo veel meer en verder word bevonden te zyn geoordeelt, dat, het Dicfum hierboven opgegeven in der magt blyvende, de Remonftr. zig daar door zou vinden in het geval, dat met opzigi tot de behandeling der zake ten principale, of de discusfie van het regt van parthyen alles in den volftrekften zin ten zynen nadele is gebragt buiten Zyn geheel. Want dog word by hetzelve Dictum niet alleen gedecideert datgene, waartoe, öVereenkomltig de plaats hebbende omftandigheden, de intercesfie van UEd. Mog. was ingeroepen, en het geen zig alleen bepaald tot het oordeel over het geoorloofde of ongeoorloofde van het gepleegde fa&um, waarover door den Remonftr. is geklaagt, en welk point ook alleen by eene fummaïre cognitie, zo ah in dezen heeft plaats gehad, kan worden beflist; maar by hetzelve word ook dejttre oeoordeelt, doordien in de verdere extenfie het varen van den Remonftr, van de Nytap op Groningen, invoegen hy hetzelve op dien tyd excereerde, word gehouden vooreen turbe, en de Parthy daar by geoordeeld te moeten worden gehouden te hebben/w/w/fc,waarin hy door den Remonftr. zou zyn geturbcertjdoor het welke in diervoegen te decideren, reeds in avance ten voordele van de Parthy meer zou zvn afgedaan, en aan dezelve zyn toegekend, als immer by een regelmatig onderzoek van zaken door dezelve kan worden bewezen aan hem te competeren; daar het in tegendeel aan Remonftr., re integra tot gehoor komende, weinig moeite zou kosten om te bewyzen, dat zyn Parthy een diergelyk posfes niet heeft, of kan hebben, veel weiniger dat hy daarin zou zyn of kunnen worden geturbeert Liggende verders in hetzelve Dictum nog hierenboven deze grote prejudicie voor den Remonftr. opgefloten, dat daaruit zou volgen, dat, ofichoonandeifints regelmatig hy, die zig in een privilegie of uitfluitend regt grond, naar rechte i3 verpligt de exiftentie van een diergelyk privilegie te moeten bewyzen, egter in dit geval het bewys, dat er zulk een privilegie niet was, zou worden gefchoven op den hals van den Remonftr., cn hy dus worden verpligt tot iets onmogelyks, Zo als de probatio van de ncgative in dit geval ontegen2eggelyk is: om alle welke en verdere in Gravaminibus te deducerene redenen de Remonftr. vermeend, dat vel ex non bene deduólis, vel non rite perceptis door UEd. Mog. in deze zaak erreur in judicando is gecommitteerd. Weshalven de Remonftr. wenichende door den weg van Revis het aan hem toegevoegde Gravamen wederom uit den weg te ruimen, zo wend dezelve zig, na by apoftille hierby overgetegt door Hun Edele Mogende de H. Heeren Gede- H pu-  C s* ) puteerde Staten van Stad en Lande in revis te zyn geadmitteerd, tot UEdele Mogende met mbrnis verzoek \ Ten einde UEdele Mogende hem op de depofitie van 18 car. Guldens van opgemelde hierby overgelegde Sententie in Revifie gelieven te admitteren, en aan hem een Mandaat, advidendum reproduci Gravamina, zo in tempore ter Secretarie zullen worden geproduceert, gelieven te verlenen. Q. F. (gèt.) Dr. A. P. DRIESSEN in qlté. (was geapóstilleerd) De H. Heem Lieut. en Hoof Mannen hebben den Remonftr. op depofitie vin iS Car. GhU, in revifie geadmitteerd, en het verwgte Mandaat geaccordeett. 'AÜum in Camera SMttrdag den 14 Juli 1792» (gep.) s. gockinga; vt. Tsf Ordonn. der H. Heeren voorfchrj (get.) S. W. TJAS3ENS Sêeret. D.  D. Word bekend gemaakt; dat tot gcryf van Pasfagiers, en transport van Brieven en Goederen, op Dingsdag na Paasfchen en vervolgens alle dagen van de Week (alleen de Zaturdag, de Zondag en andere heilige dagen uitgezondert) varen zal van de Nytap op Groningen en vice veria een bekwaam Vaartuig, en wel van de Nytap des Morgens te 6 uiren uit de gegra^ ven Sloot agter Tedema, Pakjes of Brieven te beftelltn by de Castelein Martén Vroom in de Druif, Cn van de Stad des Nademiddags te 2 uiren fuittn de A Poort, zullende aldaar het Veerhuis gehouden worden in de Stads Herberg. Men belooft prompte bediening, cn verzoekt een ieders gumt. Zegget voort; (onderftond) Dezen word na afkondiging op de beide Paasehdagen te rug verzogt. Dat Ae inbond dezer nfgekindigt ty of den 8^9 April 179Z. te Rheden détr den ondergetekpttden iertifitieri. (g«.) B. V O G E T Ecclen Rddcns. E. CorJia Van het Berigt vM At Heft vM Nimort Exhibitum den 4 Juni 1792". te vindefi onder de Bjlmgen M de SMvaïièh fUb Litt. Is.  ( ^ ) Prod. ter Secret. den 2.Q Mai 179a. F. Edele Mogende H. Heeren Lieiitenant en Hooftmannen va»n de Hoge Juftitie Camer van Stad en Lande! Vertoond UEd. Mog. met verfchuldigde eerbied M. H. Vroom, Schipper varende van de Nytap op Groningen en vice verfa, hoe Remonftr. heden morgen met zyn Schip, geladen met onderfcheidene Goederen en Pasiagiers, als voorheen zynde gevaren van de Nytap na Groningen, heeft moeten ondervinden, dathy, zyne Reize over het Leekfter Meer hebbende vervordert, door eene fvvaar met yzer beflagen Balk, deze nagt gelegt in de zogenaamde Gave, zynde het publicq Canaal waarlangs men uit het Leekfter Meer in het Trekdiep vaart, in het voortzetten van zyne Reize dadelyk is verhindertj zo dat hy met zyn Schip cn Lading, in plaats van na Groningen te kunnen doorreizen , voor deze Balk heeft moeten blyven liggen: hebbende Remonftr. op den eisch, door hem aan de perfonen welke by deze Balk praefent waren gedaan, om namelyk aan zyn Schip de vrye pasfagie over te laten, een weigerend antwoord bekomen, en voorts op deszelfs inftantie» om te weten wie de orders tot het praörizeeren van dezen hinder en nieuwigheid hadde gegeven, tot antwoord bekomen, zulks te zyn gefchied op ordre van de Heer van Ulrum, gelyk UEdele Mogende dit een en ander kan geblyken uit de Atteftatie hier by overgelegt fub A., waardoor de Remonftr. zig hebbende bevonden in het geval, dat hy zig via faéfci wederom had kunnen openen een weg, waar langs hem nimmer de vrye pasfagie konde worden afgefneden, heeft dezelve egter, hoe dringende ook de omftandigheden waaren, waarin hy zig met zyn Schip en Lading bevond, liever verkozen zyn tocvlugt te nemen tot de Hoge Intercesfie van UEdele Mogende, als aan welke by reglemente, ter voorkoming van faitelykheden, het verlenen van provifien in posfesforio fumraario is gedemandeert, met lubmis verzoek Dat UEdele Mogende de Remonftr. die nu reeds confecutivelyk drie en dertig malen, uitwyzens het blyk fub B,, langs deze zelve pasfagie, op dezelve wyze met zyn Schip is gepasfeert, ongepraïjudiceert het recht van een ieder, zo ten posfesfoir als ten petitoir tegens de« ze nieuwigheid maintinerende, den Heer van Ulrum zullen gelieven te gelasten, om opgemelde Balk, op deszeiv» ordre dezen nagt in de Gave gelegt, tenlpoedigften wederom te removeren. Q. F. (was get.) Dr. A. P. DRIESSEN in qlté. (was)  ( 33 ) (was geapostjlleerd) De H. Heeren Lieutenant en Hooftmannen hebben hierop gereefdreerd het Berigt van den Heer van Ulrum binnen driemaal vier en twintig uiren na injtnuatie by den Hove in te dienen, zonder nadere refumtie, AÏÏum in Camera Dingsdag den ao Mai 179a. (was get.) S. W. TJASSENS Secret. (nader geapostilleerd) De H. Heeren Lieutenant en Hooftmannen hebben hierop by Sententie tusfehen parthyen op heden gedisponeert. Ablum in Camera Saturdag den 9 Juni 179*.» (was get.) S. W. TJASSENS Secret. (onderftond) Binnenftaande gemfinueerd, en Copia met twee bh ken daar by overgegeven aan dc Heer F. van Ir en Kniphuizen, Heer van Ulrum, den 30 Mai 179a, 'sMorgens te agt uir. (get.) J. van der KAMP H. Heeren Onderdienaar. Coli. accord. S. W. TTASSENS ;no vii ixtm >|< ?ih J£Ü Secret.  ( 34 ) Coll. accord. S. W. TJASSENS Secret. H Frod.fter Secret. den zo Mai 179a. «W..'"^!^ TT Wy ondergefchreven Derk Hendriks woonagtig onder Rhoden, Tan Meijer woonagtig tot Groningen, Jentr Hjndriks, J. P. Gunter, Jan Hindriks, alle onder Rhoden, Jacob Cornellis Bolt wo magtig onder Helpen, W. C. Gunter woonagtig op oe Leek, verklaren door dez.cn de oprechte waarheid te zyn, dat wy heden morgen ongeveer half zes uiren met de Schipper M. H Vroom, varende van de Nyrap op Groningen, met meerandere Pasfagiers zyn gevaren van de Nytap, en onze Rns voorfpoedig hebbende voortgezet tot over het Leekfter Meer in de Munneke Sloot, en vervolgens inde zogenaamde Gave, zynde de ordinaire en eenige pasfagie na het Trekdiep, aldaar hebben bevonden middel in het Vaarwater gelegd een fwaire Balk met yzer beflagen, ten weerzvden vastgemaakt aan palen, ten dien einde op eene zekere diftancie van het land in het water geplaatst, en aan het een einde met een flot voorzien, dat de Schipper voornoemd van het daarby zynde volk hebbende geeischt dat de pasfagie aan hem wierde geopend, dit aan dezelve is gewéigert, zo dat • hy is verpligt geweest met zyn Schip voor dezen Baik in de Gave te moeten blyven liggen, zynde wyders door dezelve Schipper gevraagd aan het daarby zynde. volk, uit wiens order dezen Balk aldaar was gelegt, en hurop aan dezelve geandvvoord, zulks te zyn gefchied op ordre van de Heer van Ulrum, om al het welke zynde verzogt atteftatie af te geven , hebben wy zulks net willen weigeren, gevende tot reden van wetenfehap dat Wy alles in eigener perfoon hebben°byge\voond, vaard'g zynde des vereischt, dezen nader met eede te bekragti-, gen. Groningen den 19 Mai 1792. (get.) DERK HENDRIKS JAN MEIJER JENTE H1NDRIKS J. P. GUNTHER J. C. BOLT Dat dit »^ mark in onze tegenswoordigheid is getrokken getuigen wy DERK HINDRIKS JAN MEIJER W. C. GUNTHER-  C 3S ) Prod. ter Secret. den 29 Mai 1792. .'• ^ pov : H. Dat de Schipper M. H. Vroöm varende van de Nytap op Groningen en vice verfa, volgens de aantekening in het Havcnbotk het welk alhier door roy ter voldoening van het Havengeld moet worden gehouden, bekend ftaat, reeds op den 10 April tot aan den 29 Mai, en zedert dien tyd drieendertig malen met zyn Schip hier is aangekomen en weder uitgevaren, verklaard de ondergetekende Commisfaris om te ftrekken na behoren, kragt myne vertekening den 29 Mai 179a. Dit bovenftaande na myn beste geweten e» aantekeninge net jso zynde. Gtoningen den 29 Mai 179a. D. THEODORY. Coll. accord. S. Wï TJASSENS Secret; H. zdo;  ( 3« ) H. zdo. Copïa. ExtracT: uit het Boek der Requesten zoo ter Secretarie van de Hoge Juftitie Camer van Stad Groningen en Ommelanden is berustende. Vrydag den i Juni 179*» 9a{«i ^stiï tnYK>rt:}d jsn ns U-Jift 33 «c a;;;:t!'i!WJ '• t-";-:-'J'ci'-'-- •' Ter Vergaderinge zynde gelezen het Request van den E E Heer F. F. Ba^on van In en Kniphuizen Heer van Nienoort, door Dr. W. Entrup in qlté "et. houdende, hoe op jongden Woensdag morgen aan hem was geinfinueerd eene Apoitille van UEd. Mog. van den vorigen dag, ergaan op den Requeste van M H. Vroom, zig quahficerende Schipper varende van de Nytap na Groningen, waarby binnen 24 uiren door Hun Edele Mogendedes Remonftr. berigt wasgerequireerd.hec welk uiterlykkwam tc expireeren: dan dewyl dit Request toucheert het pnvative Veerfchip van de Leek na Groningen en vice verfa varende, en het gebruik yan pnvative Canalen en Diepen van het Huis van Nienoort, cn dus van de uiterfte importantie, waartoe verfcheiden Verzegelingen en Charters zo alhier in de Stad, als op hec Huis te Nienoort moeten worden doorgezogt, het welk met geen mogelykheid in dit korte tydftip kan gefchieden, zo nam Remonftr. de vryheid Hun Ed. Mog. eerbiedig te verzoeken, ten einde Hun Ed. Mog., de tyd om te berigten in dezen tot aan naaften Maandag zullen gelieven te prolongeren. Hebben de H. Heeren Lieut. en Hoofttn. het vérzogte geaccordeert, mits hier van doende infinuatie daar het behoord, zonder verdere refumtie. Coll. accord. S. W. TJASSENS Secret.  ( *7 ) I. Copia. In de zaak van M. H. Vroom, per requeste den 29 May jongst ingediend Petitt C den Heer van Ulrum Gepetitioneerde, wierd door den Gepetitioneerden 'op 'heden ingediend, en daarop ten verzoeke van den Petitt. m den Gerichte gelezen het Berigt, als toen binnen driemaal vier en twintig uiren na mfinuatie van den Gepetitioneerden gerequireerd, doch waar omtrend aun denzeiven, op zyn verzoek van den eerften dezer, een dilai tot heden was verleend, mits hiervan doende infinuatie daar het behoord. Vervolgens door den Petitt. de inhoud van zyn Request zynde geadftrueerd, en daarop door den Gepetitioneerden geantwoord. .<;-'_ o t . Hebben de H. Heeren Lieut. en Hooftmannen het vervolg der dispuiten om den verlopenen tyd tot naalten Saturdag gediffereerd, voords in actis doen tekenen dat, op des Petitt. gedane inftantie, door den Gepetitioneerden tot oormedium citandi is gefteld de Behuizingc van den Procureur Verfteegh, en dezelve tot procurator acceptans genomineerd. Aftum op de Hoge Juftitie Camer van Stad Groningen en Ommelanden^ Maandag den 4 Juni 1793. Coll. accord. S. W. TJASSENS Secret*  ( 38 ) K. Edele Mogende H. Heeren Lieutenant en Hooftmannen van de Hoge Juftitie Camer van Stad en Lande! Vertoond UEdele Mogende met verfchuldigde eerbied de Schipper M. H. Vroom, hoe Remonltr. op den 29 Mai jongst, komende met zyn Schip van de Nytap uit Drenthe in het open Vaarwater van daar op Groningen, niet verre van het Provinciale Trekdiep, in het voortzetten van zyn Reis is verhindert door een Balk, op order, zo als hy by die gelegenheid vernam, van den Heer van Ulrum cle vorige nagt in hetzelve Vaarwater gelegt j dat voorts de Remonflrant zig dien zeiven dag over deze faitelyke ophouding heeft geaddresfeerd met nevensgaande klagte en verzoek van Provifiej dat op hetzelve Request door UKdele Mogende zynde gevraagt het Berigt van de Heer van Ulrum binnen driemaal 24 uir na infinuatie, dat Berigt ook op gisteren , na dat de tyd tot het indienen van hetzelve tot zo lange was geprolongcect, is ingekomen, en als toen, na dat parthyen gedecltelyk waren afgehoord, het vervolg der behandeling dezer zaken is gediftereerd op naaftcn Saturdag: daar nu de dispofitie van UEd. Mog. op gezeide klagte van den Remonftr. naar den aard der zake zonder fequeelc van de uiterfte prasjudicie niet kan worden uitgefteld, maar een fpoedige afdoening vordert, zo wend dezelve zig tót UEdele Mogende met iubmis verzoek Dat het UEdele Mogende gunftig mag behagen, dat deze zaake op naaften Saturdag het eerst werde geroepen, en voor alle andere zaken mag wor> den afgedaan. Q. F. (was get.) Dr. A. P. DRIESSEN in qlté. (was geapostilleerd) De H. Heeren Lieutenant en Hoeftmanne» hebben het gedane verztek^geaccerï deert mits hiervan doende infinuatie. Atlum in Camera Dingsdag den ƒ Juni 179Z. (was gep.) S. GOCKINGA, Yt. Ter Ordonn. der H. Heeren voorfchr.' (g«.) S. W. TJASSENS Secret. (in dorfo Hond) Binnenftaande geinfinueerd aan' de Heer Dottor Entrup, die hetzelve heeft aangenomen voor de Heer van Ulrum, den 6 Juni 179a. * (get.) f J. van der KAMP H. Heeren Onderdienaar.  ( I ) . Acquiescente parte in Iudicio /C ^& geproduccert Saturdag den 6 s. w tjassens S AL V ATIEN Secret. AAN De Edele Mogende H. Heeren Lieutenant en Hooftmannen van de Hooge juftitie Camer van Stad en Lande. Overgegeeven door De Heer van Ulrum in zyne betrekking als Heer van de JNienoort Gerevideerde op en tegens M. H. Vroom, Schipper varende van de Nietap op Groningen en vice verfa. Revident. Zullende dienen tot Salvatie van zodane Sententie als UEdele Mogende op den 9 Juny 1792 tusfehen Parthyen hebben afgegeeven annex fob A. en waar van de Kevident Revys heeft geinterponeert. Art. f: 13- Gedaagde of Gerevideerde ingevolge het 15de Art. van de Revys Ordre vcruiigt zynde, om ingevalle hy zich wil bedienen van een Exceptie van nietontfauglyk in revifie, dewelke in eenige andere redenen, als uit hooide dat de Sententie in waarde minder zoude zyn als drie honderd guldens, invoegen in het voorgaande iade artieul bepaald, gegrond is, dusdane Exceptie by de Salvatien zal moeten proponeren, Art z. Zo is het dat de Gerevideerde, zig na het praefcript van de Wet conduifeerende, by deezen in zyne Salvatien aan den Revident opponeert de Exceptie dat dezelve in Revifie niet ontfanglyk is. Art. 5. Tot welkers admisfie thans in de eerfte plaats word gecontendeert. Art. 4. En om zulks te obtineren zoo zal de Excipient twee poin&cn betogen, 4 L Het  ( * ) I. Het eerfte, dat van Sententien ten posfesfoir fummair geveld geen appel of revifie kan worden geinltitueerd. II. Dat de Sententie a qua eene Sententie is, die over een fummair posfes gevallen is. Art. f. Wat aanbelangt het eerfte poinft, zoo is het ingevolge het eerfte Art. van da Ordonnantie op de Revifen zeker, dat van alle definitivc Sententien en die kragt van definitive hebben, en waar van men ingevolge de Inftructie voor dezen Tavel de dato den 2,7 November 174P. de relpe&ive Landrechten en gemene difpofitie van rechten mag appelleeren, ter waarde van drie honderd Caroli Guldens (of minder, indien eenig fequeele van infamie of andere merkelyke praeiudicie hebben; Revifie mag worden verfogt. Art. 6. De Revis-ordre refereerd zig dus tot de ordre op de Appellen, dewelke in 'teerfte Art dicteert, dat iemand zig bezwaard vindende bv een Sententie, Roof of Zetma, waarvan ingevolge de Inftructie voor dezen Tafel de anno 1749. de relpecrive Landrechten en gemeene Rechten geappelleert kan worden, daar van ook aan deezen Tavel mag appelleren. Art. 7. Het esfentieele requifit is dus in een appel of revys, dat de Succumbent eenbefwaar moet hebben, en dat wel volgens het 26. Art. van voorfchreven Inftructie by een definitive Sententie, of interlocutoire vim definitivae hebbende, waar van na gemeene Rechten geappelleert mag worden. Art. 8. Wanneer men nu de gemeene Reghten en de praktyk nagaat, zo is het geen haefitatie meer onderhecvig, maar zeker, dat van Sententien ïnposfesforio lummario gevallen geen revys kan vallen. Art. 9. Men confulere maar in de eerfte plaats den Heer P. Bort in zyn traclaat van Complainte, die aldaar ex profesfo over de posfesforia fummaria en de Conftante praétyk dien aangaande gefchreven heeft, in Tit. I. §. 48. maar pofitiv bepaald, dat Sententien ten posfesfoir geweezen geenerhande provocatie fubitct zyn. Art. 10. Waar van ook de reeden zeer gemaklyk te vinden is, in de aard en natuur van het onderwerp des verfchils en het proces felvs, want het onderwerp is over een temporaria of momentaria posfesfio, dat altyd in pleno posfesforio of petitorio geredresfeerd kan worden, en nimmer een irreparabel praeiudicie of Gravamcn kan produceeren. Art. 11. En het proces daar over is een procesfus extraordinarius, waar in zonder libel litis-conteftatie of exceptie op onbeëdigde verklaringen, maar op fummair bewys, velo levatoabsqueullo litisfufflaminequocitiuseo melius word geprocedeert. Art. iz. Hier van is het ook, dat in Holland dusdaneiudiciumextraordinarium, evenals eene Commisfie door den Hoogen Raadc of het Hof, aan eenige leeden uit derzelver Collegie daar toe gecommitteerd, word gedemandeerd. Art. ij.  ( 3 ) Art. i}. Die daar op, praevia causfae Cognitioneinftituta, zelvsnaomftandigheedenvan r i in loco contentiofo die quaeftie finaal decideeren, en wel by arrest, ja fa^nr, exe^ ten dkn einde emploieren alle zodaene dwangmiddelen ^ifbe r^Sff^eert, l in cas van P-^=fta| den f, rcumbent ter voltrekkinee van de Sententie noodfaken, door Comminatoiren, dTdeWYe af ^3^^ breSkcn, ja zelvs in cas van hardnekkigheid door dadelyke^^mgyfelfnge fl het welke zeer omftandig uit de eerfte en *de "tulen van dat traS conlfeert, gelyk ook uit diens pdetit., en m't byzonderaldaar § jpen^, Art. 14. Waar meede inftemt de Heer Vromans in Tradatu de a « 8 (in verbis) men mag ook niet appelleeren van een Sententie, ge weezen t as poVLfoir of maintenuf, waar by ïe recredenüe s geadiudiceert , ?{ terlocutorU eft } maar gewezen zynde, fuper pleno pvfesfir», vermag men appelleeren als van andere definitive Sententien. Art. if. fïelvk ook de Heer Toh. a Sande in Decis. CuriaeFrificaeLib I. Tit. \\. definhfv ole Interdiaum quod de posfesfione eft, five fit adipifcendae five renend'a'e five cuperandae^osfesfionis, momentum dicitur et celens re orma" t o et P ulo poft , na dat hy de deftinftie tusfehen het posfeslonum plenanfiV etVlEunF had'de opgegeten zegt hy : „et inter -ea hoe dncnme» ftatu"'HM, quod in plenario liceat appellare, in fummario non item. . Art. 16. En dus ook de H.er Schauwburg in zyn Princ. f^'J^^^^f de procesfu posfeslono■ figLUrf» foir fummair handelende, § 6 des Kigters aent rum haec probado van een Decretum manutenentiae ludias en § 8 „quemaamum " ^ • du omnia media prob .ndiadtmttit, teftmmnempedepofitionem, ~«^™u* Ses iuraJnti *^Zgj&&2Z ^ZS^^ „ procesfus posfesforii momentanci ratio non tolerat. Art. 17. " Camera non recipiuntur. Art. 18. En even zo i, het bepaalt by de f^^^WZiS^^ van Gelderland, Art. 6. volgens den Heer Schia-ltrrm zyn t , mat. Veïaviae, „dat niet geappelleert zal mogen worden, van gewysdens os er „ de fummaire of privifioneele posfesfie van enig goed ot reent. Art. lp. Waar van hy deeze reedenen geeft, „turn quia procesfus in mario eft extraordinarius, minibus ordinarii procesfus «media, « q«*us " eft appellatio, non vanuit, turn quod Sententia m fummarloetfomnun" isfimoPposfesforio lata, eft m ere interlocutoria, quae ^^J^' " netuum fed temporale et reparabile atTert praeiudicium, neut» parti tam in 11 posfesforio ordinano, quam petitoriö praeiudtaalis. ^ zo>  ( 4 ) Art. 20. En dit is ook de Leere van het Romeinfche Recht, ten klaarften te zien uit de Lex unica Cod. fi de momentanea posfcsfione fuerit appellatum, alwaar de Roomfche Keizers dus tfatueren by Refcript: „cum de posfesfione et eius mo„ mento causfa dicitur, etfi appellatio interpofita fuerit, tarnen Lata Sententia „ foititur effecturn. Art. 21. Uit dit alles geblykt dan, dat van Sententien ten posfesfoir fummair geen appel of revifie valt, als ook dat de grond hier in refideerd, dat fuik een proces is een proceslus Extraordinarius, dat by de Sententie de fado, en niet de lure posfesfi mis word gedecideert, en dus geen Sententia interlocutoria is, waar by de Succumbent geen Gravamen kan hebben, maar dat hy in posfesforio, plenario of petitorio kan geredresfeerd bekomen. ' Art, 2i. En dit is iets het welke by onze Statutaire wetten als iets zekers word verondertteld, zoo dat in proceHu pofleflbrii fummarii in het minlte geen acht word genomen op het ius poflefiionis of dominii. Art. 25. Het welk Zonneklaar Confteerd uit het 22. Art. 2de boek Oml. Landrecht (in verbis)' „dat recht zal een ieder holden in het befit daar hy in bevonden word [ „ ter tyd iemand h m met recht daar weder uit wind> dan word wel uit zyn bezit „ gezetter, heimelyk, ofte anders tegens zyn wille, en zig des binnen dat laar „ beklaget, zal men dien vooral in zyn bezit weeder herltellen, en met recht „ daar laten uitwinnen, niet tegenfiaande, of men rede -wel wetet dat hy voorheen met „ onrecht hebbe gefeten. J ~ Art. 24. Waar meede volmaakt inftemd het Old Landrecht ?de boek Art. 100. (dictee^ rende) „Ende werdemand defafto depoffideert, die fig binnen [aar en fes week n „ daar over beklaagd, denzelven zal men over alle dingen in zyn vorig bezit kos„ teloos en fchadeloos reititue en: alwaar 'tfchton de fpoliator praefenteerde dadelyk „ te bewyfen, 't zelve goed hem te behoor en. Art. 2f. Deeze Statutaire wetten leeveren dus Convincante bewyzen op, dat er in proceflu de pofleflorio fummario in het geheel geen regard mag worden genomen op het recht dat er aan zyde van den turbateur mogte refideeren, zo wel ten opfigte van het recht ten pofleflbir als ten petitoir, nog ook opfiatelyk het defea van dit alles by den geturbeerde. Art. 2(5. Maar het is in dit iudicium alleen genoeg te ondeifoeken wie dadelyk in de pofleflie is, en dus de fado poflefiionis en niet de iure pofTcflionis indeezen word gedecideert, gevolgelyk die Sententie een mere interlocutoria'isj en hier van is het ook dat by de Inftruclie Art 22. de Sententiën van UEdele Mogende over pofleflbria fummaria genoemd worden provifen van rechte'. Art. 27. Waar uit dan langs een wettige gevolgtrekking prono alveo komt voort te vloeyen, dat de Succumbent daar by geen Gravamen kan hebben, want zyn Gravamen, dat hy mogte praetendeeren, moet zyn relatie hebben, of tot het ius polkliioms, of dominii: dan op geen een van beiden mag na rechte worden ge-  ( f ) ecrcflefteerd, of het Gravamen moefte refideeren in het defeft van dit alles dat er by den Triumphant mogte refideeren, dan op deezen mag alzo min ra Iudicio Summario, regard worden genomen. Art. z8. By zulk eene Sententie kan dus geen Gravamen plaats hebben, en die Sententie is een mere interlocutoria, en verre er van daan, dat fe vim dennitivae kan hebben. Art. zp. Is er nu geen Gravamen, en is zulk een Sententie een mere interlocutoria, zo als gedemonftreert is, dan kan er ook geen Appel of Revis van vallen, nademaal dit het esfentieel requifit, en een Conditio fine qua non van een Appel en Revys uitmaakt, zoo volgens algemeene als Statutaire Rechten, gelyk ook volgens de Conftante praclyk. Art. 3°- Alwaarom ook de Heer Voet, in Comment. ad Pand. Lib 49 Tit. I. §. iz. zeer duidelyk leert: „ab interlocutoria non appellatur niii damnum irreparabile „ contineat." Art. ji. Het welk ook zeer klaar in onze Statutaire wetten doorftraald, in het byfondcr in de Inftruótie voor dezen Tavel, alwaar ovcr.de Appellen gehandeltwora, en van welke Sententien geappelleert mag worden, altyd gefproken word van gegraveerde Ingefeetenen, ofte die gegraveert zyn, Ordonn. op de Appellen voor deezen 1 avel Art. 1 , die z.ig befwaarA vindt. Art 31. En nog fterker confteerd dit uit de Revys-ordre Art. 6. alwaar totidem verbis word verbooden, van interlocutoire Sententiën te mogen Revideren, wordende deefe Sententien aldaar onder alle de verbodene, in de eerfte plaats gcrangfehikt. Art. 55. Hier meede vertrouwd de Excipient het eerfte poind, dat van Sententiën ten poireffoir Summair gevallen geen Revifie mag worden geinftitueert, volledIg te hebben gedemonftreerd. Art. 54. Belangende het tweede poind, dat de Sententie, waar van by de Parthy thans is Gerevideerd, over een Summair poffes gevallen is, vertrouwd de Excipient even zeker te zyn. Art. jf. Want het forum by de Parthy verkofen, het inftitueeren van de Aftie felv per Requeste, de m^niere van procedeeren by de Parthy gevolgt, de praemisten in deszelvs Request, de Conclufic daar in by denzelven genomen, gelyk ook de eigene difputen van de Parthy, en het gevolgde diftum Uwer Edele Mogende Sententie, geven alle de duidelykfte kenmerken of eflentiele requifiten op, van een proces ten pofleflbir Summair. Art. \6* Belangende het forum, zo geblykt het uit het Request, in Copia fub B. dat de Parthy het forum van UEdele Mogende heeft verkofen, waar voor geen dé J j> minite  ( « ) rninfte grond te vinden is, als alleen in de Aard der Actie zelve, dat het een Aftic van turbe is, ten poflefloir Summair. Art. 37. Waar over ingevolge het zz Art. van de Inftructie voor deezen Tavel, de iudicature aan UEdele Mogende is gedemandeert, om daar op de Refpectivc Provifien van Reehte te decerneren, en die te termineren, zonder onder diens fchyn, posfesforia plenaria aan zig te trekken. Art. 38. Nademaal de Party een Buitenlander is, die alzo min als een Ommclander het regt van evocatie tegens een Ommelander heeft, maar moefte den Lxcipient, die een Omlander is, ter eerfter inftantie Conveniëren, voor zyn domiciliairen Richter, en zo hy aldaar Conftituant is, dan voor het nabuirig Gerichte, na der Sonnen Ommegang Conform Landrechte. Art. 39. Dan deeze Actie uit haar aard geprivilegieert zynde, is dezelve voor UEdele Mogende Tavel gebragt, en op diczelvde grond heeft de Excipient ook het forum geagnofceert, hoe zeer hy anderfints zulks in alle andere zaken op gronden van Landrechte konde declineercn. Art. 40. En op dezelvde grond is ook de Cognitie van deeze zaak by UEdele Mogende aangenomen, conform het geallegeerde Art. van de Inftructie. Art. 41. Ziet men nu op de manier van procedeeren, door de Parthy ingeflagen, en in defen gecontinueert, zoo geevt dat alles de duidelykfte tekenen op vaneen geprivilegieerde Actie, en wel zodanig, dat daar van geen applicatie kan worden gemaakt, als in cas van proces ten pofleflbir Summair. Art. 42. Want men entameert dc Zaak per Requeste, met overlegging van eenige Atteftatien : het daar op gerequireerdc bericht inkomende, laat men het ipfo momento lefen, men difputeert daar op ipfo momento, zander eenige litis Conteftatie hoe ook genaamt, of exceptie, en dat op onbeëedigde verklaaringen, die niet eens ter Formalifatie zyn gepraefenteert. Art. 43. Daar anderfints alle Aéfien, hoe zeer ook weegens derzelver fpoedige Expeditie geprivilegieert, per mandate by Conclufic moeten^wordenbegonnen, volgens de uitdruklyke proces-ordre. Art. 44. Daar anderfints in alle Actiën het poinct van quaeftie, door Litis Conteftatie of Exceptie moet bepaald worden, uitgefondert de Inhibitien die op den tweeden Regtdag moeten gedifputeert worden, zoo egter dat Parthyen occafie hebben om inmiddels productie van blyken te kunnen doen. Art. 4f. Daar anderfins in alle andere Acticn Conform die felvde proces-ordre, op onbeëdigde verklaringen in ludicando geen reflexie mag worden genomen, en dus altyd of beëdigt, of den Eedt verlaaten moeten zyn. Art. 45.  ( 7 ) „ . Art, 46.. « mi c ft3T-fc5o§JB<ï m a-nigsT W>1k Pedrae van Parthv nu volmaakt overeenkomt met de manier van procederen ^po^r Zl^ en welke forma procedendi ook door UEdele Mogende niet konde worden getolereerd als ™*^.P»fW^**£> d™£ die anderfints diametraal inloopt tegens de uitdrukkelyke proces-order, en de Conltante practyk. Art. 47. En valt dus volmaakt in die zelvde termes, als de Regtsgeleerden zeggen, ubi velo levato,qSuo citius eo melius absque allo fufflamine litis proceditur en waar op van den Richter niet anders kan worden verwacht als een interlocutoire Sententie, waar by een provifie van rechte word gedecerneert. Art. 48. Dit felvde teekent de Parthy ook met fterke Couleuren, door zyn eigen prae* misfen, de gevoerde difputen, en zyn Conclufum daar op genomen. Art, 49. Want de Parthy zoekt zyn gewaand recht alleen te gronden in fafta posfesforia} zonder eenig gewag te maaken van iets dat na een regt fweemtmen heef ook geen andere blyken gebruikt, als Atteftauen, feffiouis en de turbatie heeft tragten te bewyfen, en d«r °P *yn °°^ZctvL fputen van Parthy, ten dage dienende, uitgekomen, uitWyfens de verbalen van de Sententie a qua. Art fo. Geevt dan nu het beloop dezer zaak te kennen een A&fe ten. posfesfoir fum, mair, ten aller fterkften word dit bevestigd door het Conclulum felve. Art. fi. Daar hy verfoekt tegens die nieuwigheid te mogen worden ^nt««rd, ongepraeiudiceert het Recht van een ieder, zoo ten posfesfoir als ten petitoir. Art. fi. Klaarder bewoordingen kunnen immers niet g^ondej wordw^o™ « duiden, dar men by de°ze Aftie niets in demellé «f dM^!i«n^S^oSte^S^ wat maar enigfints het recht van de posfesfie of van den eigendom mogte tou cheeren. Art. f3. Maar enkel en alleen de blote posfesfie, en dat hy daar in gemainteneerd mogte worden. * Art. 5-4. En teegens dit pund alleen zyn ook de defenfionalen van f« ^^^Jl richt, dit zich daar teegens ook alleen zonder zyn regt van eigendom aan tc voeren, heeft gedefendeeft, en aangetoond, dat de Parthy geen posfes hadde en dus daal- in niet gemainteneerd kond! worden, uitwyzens de verbalen van de Sen, tentie a qua. Art. yf. Met dit alles ftrookt nu het diftum Uwer Edele Mogende bv UEdele Mogende den Gepetitioneerde gelasten, de gelegde Boom te removeren, en aan den Remonftram tevens interdiceren, om door het vaien met Pas-  ( <* ) faeiers en Pakgoederen, den Heer van Nienoort in zyn posfes van t Veer te turberen, latende denfelven ongepraeiudiceeit, om ingevalle vermeend een Veerfchip te mogen aanleggen, daaromtrcnd zodaene Actie te ïnfhtueeren, als zal vermenen te behoren. Art. f6. Een diaum waar by UEdele Mogende het posfes fummair zeer exa& oo het oog hebben gehouden , als hebbende daar by alleen de fa&o posfesfioms gedecideert, en wel foigneusiyk geforgt, dat er niets opzigtelyk het recht ten posfesfoir plenair, of ten pctitoir mede gemelleert raakte. Art. f7. Want UEdele Mogende decideeren daarby, dat de Remonftrant geen posfes heeft, want hem word geinterdiceert om den Heer van Nienoort, door zyn varen met Pasfagiers en Pakgoederen niet te turbeeren, waar door zyn daden, als van een posfes gefruflreert, genoemt worden A&us turbatorii, dan opzigtelyk het iegt, zo hy vermeende te mogen hebben, word hy falv regtens gelaten. Art. y8. Een diftum dus dat in alles ftrookt met de aard der Actie, de gevoerde difputen en het Conclulum van de Parthy zelvs, jaa ook volmaakt inltemd met algemeene en itatutaire Rechten, gelyk ook met de denkbeelden der Rechtsgeleerden en de Conftante pradyk. Art. fp. Een Sententie dus, die fuiver ten posfesfoir fummair is geveld, die mere interlocutoria is, en met geen mogelykheid vim definitivae kan hebben, en waar by de Parthy geen Gravamen kan hebben. Art. do. En dus een Sententie, waar van na rechte geen Appel of Revis kan vallen. ' Art. ói. Waar meede de Excipient vertrouwd deszelfs geopponeerde exceptie van niet ontfanglyk in Revifie volledig te hebben gefundeert, zoo Gontendeert deZelve tot diens admislïe met Eisch van kosten.  ( 9 ) Dan ingevalle deze Exceptie onvermoedelyk by UEdele Mogende mogte worden gereie&eert, zo gaat de Gerevideerde thans over tot de Salvatien van de Sententia a qua. En word overzulks by den Gerevideerden gecontendeert, ten einde UEdele Mogende de afgegevene Sententie kost en fchadeloos zullen gelieven te Confirmeeren. Art. f. orn tulks te obtineeren, gelieven UEdele Mogende praevie in fafto geinlomieert te zyn. Alt. l. Dat het Huis van Nienoort, waar van Gerevideerde thans bezitter is, zedert onheuchelyke tyden in de vrye en ongeftoorde posfesfie is van een Veerfchip, varende niet Pasfagiers en Pakgoederen van de Leek na Groningen en vice verfa, wfdeszeTvs^Ee Diepen cn Canalen, waar onder de Gave meede gehorig, blvkens de Atteftatie fub A, en waar in ook dat fclve Huis nimmer door iemand ter Wcereld is geintemimpeert of onderkropen ■> en dit Leekfter Veerfchip, zo bv de Inoefetenen van Vredewold, en van die Oorden van Drenthe, zoo wel als vin deefe^Stadt zodanig zedert menfchen geheugen bekend, dat het een rcsnotoria is , en byParthy «lts in prima nog infecunda inftantia heeft durven gecontradiceert worden. Art. 2. Dat de Gerevideerde niets kwaads vermoedende, zoo word hy van den Huirs^ man van dit zyn Veer gcinformcert, dat er nevens hem nog een Veerfchipper voer het welk in 'teefst door de Gerevideerde is in den wind geflagen, met kunnende begrypen, dat zig iemand daar toe foude verttouten, denkende dat tewït\£* T«k<* zoude" varen, dewyl het Huis van Nienoorth ten behoeve van de Ingefeetenen van Vredewolt en Drenthe, daar toe altyd het gebruik van zyn Diepen en Canalen heeft gepermitteerd. Art. 4. Dan dien aangaande in 'tfeekcre geinformeert zynde, dat het een effeclive Veerfchip was, Pasfagiers en Pakgoederen, vice verfa voerende, en waar in door het Addres zelve ex post fafto meer en meer is bevestigd, waar by Revident zig intituleert als Veerfchipper, varende van de Nietap na Groningen en vice verfa. Art. f. Zo dat de Gerevideerde op middelen heeft moeten verdagt zyn om zig teegens deeze turbe te maintineeren. Art. 4f. Waar bv wel ter deegen op 't oog moeste houden, dat die turbateur een buitenlander was, een Ingefeeten van den Landfchap Drenthe, dienaallergedagtenmetaU  ( 1° ) leen gcrugfteund wierdc door een wel begoed Heer in Drenthe meede gedomicilieerd, maar die ook namens dien Heer dit alles verrichte, het wek buiten het bewys, dat men des noods, ingevalle het punct van quaeftie zig daarom Accrocheerde, zoude kunnen daar doen, meer dan waarfchynlyk is, wanneer men maar alleen befchouwd de omftandigheeden van den Remonltrant. Art. 7. Die bekent is voor een Coopman op de Nietap, en niet inferioris Claffis, maar die al een geextendcerde Negotie heeft, die meer dan een Perfoon vereyscht, en die dus niets minder plooit, dan de meeste dagen der week van huis te zyn met een Veerfchip, ten zy hy de Sottife wil hebben, om eene merkelyke beter kostwinningc, zoo geen geldwinninge te doen verlopen. Art. 8. Twee middelen ftonden hem ten dien einde ter handt, om zig hier teegens te maintineeren, of via fa&i, of door een klagte van turbe by UEdele Mogende Tavel. Art. p. In het laafte middel voorfag hy fwarigheden, die zeer aanmerkelyk en van lange adem konden zyn, en per Confequentiam zeer praeiudiciabei in een zaak van zulk een tederen aart als de poslesforia fummaria zyn. Art. 10. Want hy moefte dan den turbateur, door behulp van de Heeren van de Landfchap Drenthe, door weetebrief voor UEdele Mogende Tavel doen overdagen. Art. 11. Waar meede hy gevaar liep dat er in gedifficulteert zoude worden, dewyl die Heeren daar meede feer gereed zyn, adopteerende het principe, dat zoo iemand op een Ingefeeten van Drenthe iets te praetendeeren heeft, dezelve aldaar moet Convenieeren, dewyl een Buitenlander aldaar ook goed recht zal wedervaaren. Art. iz. En in het byfonder als Heer van de Nienoorth, daar dit Huis bevoorens veeIe onaangenaamheden door die van den Landfchappe zyn ontmoet, wanneer de Inpefeetenen van het Buurlchap Een in Drenthe, den Graaff van Kniphuifen op 7.yn gronden in Vreedewold op verfcheiden wyfen turbeerden, zoo dat hy daar teegens door de fterke hand, van weegens deeze Provintie met militaire magt heeft moeten worden gemaintineerd. Art. 13. Waar van de voorgevallene Omftandigheeden zoo wel als de dadelyke gepraeflxerde Adfittentie genoegfaam geblyken uit de Staats Refolutien van den zf Juny en den jo Juny 1746- het rapport van de Wedman en de Sergeant I C. Brielle, in dato den 10 Auguftus 1746. en de Refolutie van den 15 October 1562. lub B. C. D. en E. Art. 14. En immiddels, terwyl hier over op deefe of geene wyfe gequerelleert wierde, hadde de Parthy de beste geleegenheid, om by Continuatie met zyn Aftus turbatorii voort te varen, en om daar van zo mogelyk een posfes te maken. Art. if;  ( « ) Art. if. ii i. mppr dan eene opfiete ten uiterften dangereus was, Zoo dat het voor hem ^^Z^A^r&nxs tusfehen de logefeetenen om emploi te maken van een ^sm dae ontmoeten kun, van de Provincie practicabel, dewyi ncm me ■ vreefen hadde. nen, die hy van niemant anders als van deefe 1 arthy te vieeien nau Art. ïó. TTn daarom heeft hy het raadfaamst geoordeelt, om gebruik te maken van het eerle Sri, hetwelk hem het recht aan de hand geevt, om zig via facti tegens die tin-be te maintmeeren. Art. 17. An„ Unnm pn wel in de Gave, als daar toe om veelc Door het ta^taJWjfl , it Gcreïl'ted ™ Turbe by UEdele Mogende rest van de Havenmeester i. ^^'^„^ de Haven buiten A Poort was 5? Tt ïï^ïte. en Concludeert daar op ten §C^ TiIaT M^nde aan w en het verlenen van provxfien m posfesfono lumemdc UEdele Mogende, "b Art, it. . t> , . pm,,ocfe fub L. door UEdele MoEn op nadere inftantie van }^l^^^xl^a&w^xi, en voor alle gende verftaaa, dat deeze Zaak de eeriie zoude woiucu ö r » andere afgedaan. Art. zz, De Zaak als toen bepleid, is daar op de Sententie a qua gevalkn. Art. 15. «far by VEdele Mogende den Beer van Nyenoorth hebben gelast omtposfes, van met een Veerfchip van de Nietap na Groningen en vice verfa, langs de Nrenoordfche Canalen Pasfagiers en Pakgoederen te vervoeren, en dus een Ache ten poslesloir fummair. Art. ft. Nu fuftineert de Revident, dat hy in zyn posfes door de Gerevideerde is geturbeert, en verzoekt door UEdele Mogende in zyn posfes tegens dat hinder gemaintineert te mogen worden. Art. fz. De Parthy is dus Impetrant van Complainae, nu is volgens rechte zeeker, dat die in dusdane A&ie twee poincfen moet bewyzen, I. Zyn posfes. II. De Turbe aan de andere zyde gepleegd. Art f5 Het welk onder andere confteerd uit den Heer Bort, die ex profesfo daar over sefchreven heeft in zyn TracW van Complainae Tit. r § i en z. De Impeu-ant van Complainae, zegt hy, moet bewyzen twee poinaen, eerst, dat hy hrt goed heeft bezeeten, quod eft fundarmntum et eslentiale requilitum, cum posfesfio eft Fa&i. en ten tweeden, dat hy by den Gedaagden m zyn posfesfie is getutbeert ofte geftoord geweest. Art. f4. Dit posfes moet zodanig gequalificeert zyn, voor eerst, dat hy dit posfes voor zig zelve hebbe in eigener perfoon, en niet voor een ander, ten tweern Har dip nnstesfie deuedelvk zv. non ex vitiofo pnncipio voorkomende, dus'geen posfesfio violenta clandettina vel praecaria, ten derden, dat ze vredelyjfzy, zonder cenig letzel of hindernisfe, en dan eindelyk ten eerden, dat het een posles zy, van ten minucu j««u ui uag, .... .v—"~ — vr — een Jaar gereekend word, een bekwame tyd voor den Eigenaar om na zyn goederen te kunnen omzien. Art. ff. Het welk deeze gevolgen in rechte onder.de handelingen der menfehen in de Maatfchappye produceert, dat iemand de tyd van jaar en dag hebbende gedoogt, dat een derde aaus dominii op zyn goed hebbende gepleegt, zonder zig daar teegens te verzetten, gepraefumeert word, daar in te hebben geconfentcert, dewyl niemand eenig recht op eenes anderen goed kan bekomen, als ex Confenfu domini ibidem § 7. 18. jó. en 37. Art. f6. Waar meede onze Satutaire Wetten volmaakt inftemmen, en dat wel ten allerklaarlten geblykt uit 't Old. Landrecht 3de boek Art op, „alle die gee„ ne dewelke over Jaar en zes weeken eenig goed gepostideert hebben, den„ zeiven zal men daar in maintineeren, ter tyd zy daar uit met rechte ge„ wonnen zyn. " Art. ff. Dat zulk een posfes een esfentieel requifit is in zulk een Aaie als deze, was ook aan de Parthy niet onbekend, en verre er van daan om zulx teegen te ipreeken, daar hy getragt heeft zulks te bewyzen, en daartoe overgelegt het Attest van de Havenmeester Theodory. Dx Art. fd.  c i6 i Art. f8. ' Dan hoe zeer de Parthy in deefen in alles te kort komt, en niets van dit alles door hem is beweezen, is al te zeker. Art. yp. Want nimmer kan de Parthy zeggen, dit Veerfchip van hem in eigener Perfoon te zyn aangetegt, nog ook dat hy die reizen met dat Schip voor hem zelfs heeft gedaan, maar wel voor die Heer in Drenthe, die agter de fcherm zit, 'tgeen de Revident per medium niet zal durven ontkennen, daar die faak al te zeer reeds bekend is. Art. 60. En hoe zal hy die aótus immer kunnen fuiveren van een Clandeftine handelwyze, want daar het Huis van Nienoort aan ieder een permitteerde, om zoo wel ten behoeve van de Ingezeetenen van Drenthe als van Vjedewok, de Nienoortfche Diepen met groote en kleine Scheepen te gebruiken, als ook om lurt en Coopmans-goederen daar langs te vervoeren. Art, fii. Dat men agterbaks, zonder daar van ooit een ander Advertentie aan 't publiek van dit voorneemen te hebben gedaan, met een bchip Pasfagiers en Pakgoederen te Scheep gaat vervoeren, met dat desfein dat het Huis van Nienoorth met geen moeelykheid op een Veerfchip konde verdagt zyn, dewyl er geen exempel, ten miniten van geen twee eeuwen te rug gereekent, kan worden opgegeeven, dat er iemand anders zulk een Veerfchip heeft gehadt, om dien weg in ftilte, en buiten kennis van den waaren posfesfeur A&us poslesfonales te pleegen, en die dan met verloop van Jaar en dag voor goede munt te doen doorgaan, en hec Huis van Nienoorth op reeken te zetten, als Gonfenfu tacito gepermitteerd. Art. 6 tl En dus een Clandeftine handelwyze, want wie legt een nieuw Veerfchip aan ? of hy brengt dat uit eigen interest ter kennisfe van ieder een, cn dat wel op zulk een wyze, als gebrmkelyk is fulx te doen, het welk is door Advertentien in de Couranten, en publyke aardlagen op plaatz; n daar toe gebrmkelyk , waar voor de Revident zig in deezen wel foigneuslyk gewagt heelt, hoe zeer fulx tegens zyn interest was, en dus om geen andere reedenen, als om zo veel mogelyk die A&us posfesforiales in ftilte te doen, en met verloop van Jaar en dag daar meede eensklaps voor den dag te komen. Art. ö"j. En dit heeft de Parthy zelfs ook wel bemerkt, dat deeze agterbakfe handel, vitieus was, en hem obfteerde in zyn posfes, daarom is men nu in Reviue voor den dag gekomen, met een Condigings Cedul van den Predikant te Rhoden fub N. Art. 64. Dan deeze Condiging legt nog meer aan den dag des Revidents Clandeftine handelwyze, nademaal hy zig zelvs daar in met eens durvt noemagtig maaken als Schipper, maar men fteld er in, dat pakjes en brieven befteld kunnen worden by de" Caftelein Xvlarten Vroom. Art. óf. Maar wat fraaie metamorphofis ondergaat die brievebefteller, daar hy eensklaps verandert in een Veerlchipper, varende van de Nietap na Groningen en vice verfa, zo als men zig zells in de klagte van turbe intituleert. Art. 66.  { 17 | Art. 6f. t> A;»n U dusdane kondieing die op den 8 en pden April te Rhoden geBoven dien is dusdane Konoiyi g f gew0onte in deeze Provintie fchied wte*J*>™* SStppye W br fgenfen nTernand kan zig daar mee- rZ^^n%^f^^ - r d°°r aan £Cn ^ dk 1Sn°" rantic en diens gevolgen te imputeeren. Art. 65. Tets anders waare het geweest, wanneer men als dusdaene Vecrfchippcirdaar vJ&^* Ad,crxM&cnt in'de Groninger of Ommelander Courant hadde gedaan, zoo als in deeze Provincie Coftumier ts. Art. 67. to"y™« önto het gehoor is, nog gepraefumcert mag wordente komen. Art. 08. En 20 hy die kondiging nog ,1 gehoord hadde wat zoude ^«J*»»d. meede uitrichten? daar het een ding u, fine nomine, fine die et coniule. Art. 69. Het is en blyft dus een Clandeftine handelwyze, die den grond van Parthy's A&ie vitieert. ^ - J.-iu .Art. 70. *'j,,kmi, aangetoont, .B6;^®"^^™-^ den van den Revident Aclus turbatorii, waar meede hy den Oerevideeide mtyn rngeftoorde posfesfie benadeelt en turbeert, dus A&» leen eeen de minfte recht voor den Turbateur kan gebooien woiden, ot temgen orondg van maintien, maar ter Contrarie aan den anderen kant voor den GeteV^ feTden den grond o'pleevert om zig tegens dezen daad, als een turbe tegens den Turbateur te verzetten. Art. 84. En op dezen grond rust het di£tum Uwer Edele Mogende Sententie waar bv Utdele Mofende aan de Parthy verbieden, om door het varen met Pasfagiers en Pakgoederen, den Heer van Nienoort m zyn posfes van 't Veer te turbeeren. Art. 8f. Waar bv ook de Parthy geen Gravamen konde hebben, want hy geen posfes hebbende zo waren zyne daden alle Aftus turbatom, die gedcft.tueert waen vl het la t confent van den waaien posfesfeur, en welk Confent rog al1 yS den grond moet opleeveren, zal iemand bevoegd zyn, om met rechte ee, nïge Aftus posfesforiales op eens anderen goed te mogen pleegen. De Gerevideerde in de posfesfie zynde, en daar in door de Parthy met deeze nieuwigheid1 wSdende geturbeert, zo was hy bcvoegt om z.g daar teegens te ïrrStS; « zig » ïyn posfes te maintineeren op zodamgen wyze dat hvm Illen opfigte konde profiteeren van de Commoda posfesfioms, buiten alle verphgaucn upiigui. ivui.u y „„jnprmatfn in difcusfie te brengen, waar toe een ting om zyn ius dorninii ter««JgJ^^Sfn. nfct k-n worden wettige posfesfeur teegens een turoateur ui aangehouden. Art. 87. Hv was du< bevoegd zyne defenfie teegens deezen turbateur zodanig in te rigten,alT het recht hem -L den hand gav, en het gereedlte middel was om z,g daar teegens te maintineeren. Art. Hy konde dus, of door het middel van Complainae, de Aótie over turbe, of via fU. zig daa teegens verzetten door het leggen van een Boom, even eens of posfes nemen van zyn Tuin ot Land verhindeit, het ^r^'e^rJr^TPh(. mitteerd, en behoord onder de Commoda posfesfioms, daar een Poslesleur bevoegt is om den Turbateur te wederftaan, et vim vi repeUeie. Art. 89. Hier van zegt onder anderen de Heer Bort in tract. van Complainae Tit. I. S. 1. et z. „quod posfesfor turbatus fe iure potest m posfesfime de fefto con' fervare, et ad opus de faao etiam défi&ó fe in contiaenti opponere, ac fe de" fendere , quo cafu cenfetur posfesfionem fuam continuare, et ledefendere, nee „ vim lacere, fed vim rcpellere.  ( » ) Art. po. Dan om in dezen tegens den turbateur emploi te maken van het rechtsmiddel om een A£tie van turbe te inftitueeren, was om meer dan eene reede niet te praefereeren, nademaal hy het met een Buitenlander te doen hadde, die dan door literae requifitoriales moeste worden overgedaagt. Art. pi. En dit niet alleen, maar ook om dat die een Ingezeeten van Drenthe is, die gerugfteund word door een welbegoed Heer in Drenthe, waar door hem zwarigheeden in deezen ontmoeten, en wel te eerder en groter in relatie van den perfoon van de Gerevideerde, als zynde een bezitter van het Huis van Nienoorth, die hy van niemand anders te vreezen hadde, zoo als boven Art. 6. et Seqq. Salvat. is aangetoont. Art. 91. Buiten en behalven zoo vond hy ook geen reeden om het onus probandi op zig te neemen, zoo als hy hadde moeten doen, wanneer hy aanlegger was geworden met een Actie van turbe, daar hy als posfesfeur er vry van konde, enbevoegt om het onus probandi van hem op de fchouders van den ander te deriveeren, als behorende onder de Commoda posfesfionis, waar van dezelvde Regtsgeleerde loc. cit. zegt. „quod reus et posfesfor relevatur ab onere probandi. Art. oj. Hy heeft dus het gereedfte middel van defenüe genomen om zig via facti te maintineeren, en langs dien weg de Parthy, indien hy vermeende daar door benadeelt te zyn, in die fituatie gebragt om aanlegger te moeten worden, en dus het onus probandi op zig te moeten neemen. Art. P4Ï Zo als de Revident dan ook door het inftitueeren van deeze Actie op zig heeft genomen en den Gerevideerde daar van bevrydt, zo dat er by denzelven niets te bewyzen ftondt. Art. pr. Dan hoe Zeer de Parthy in zyn bewys in allen opzigte is te kort gekomen, en niet het geringfte, opzigtelyk de gronden van dusdane Actie door denzelven is beweezen, vertrouwd de Gerevideerde ten klaarften te hebben aangetoond, en dus ook de gegrondheid van de Sententie a qua. Art. p6. Waar meede de Gerevideerde zal overgaan ter debat van 't geen door den Revident in de Gravamina is bygebragt, in zoo verre het zelve hier boven nog niet is gerencontreerd. Art. 9J. Waar omtrend in de eerfte plaats zeer zonderling voorkomt, het Conclufum by de Parthy genomen. „Ten einde UEdele Mogende het geinterponeerdc Revys goed, en de afgegeevene Sententie, in zoo verre daarby is geinterdi„ ceert aan den Revident, om door het varen met Pasfagiers en Pakgoederen den „ Heer van Nienoorth in zyn posfes van het Veer te turbeeren, (latende denzel„ ven ongepraeiudiceert, om ingevalle vermeend meede een Veerfchip te mo- gen aanleggen, daar omtrend zodaene Actie te inftitueeren, als zal vermenen „ te behoren) en de Costen zyn gecompenfeerd, quaad zullen gelieven tc ver., klaaren, met expresfen Eysch van Costen fub G\ Art. 98.  ( H ) Art. 98. Mpn «raemittcerd ten dien einde de motiven, die men hadde om zulk een Verhip aan H£o«, dc middelen die men werkftellig hadde gemaakt om SKuSi™«^mSThet recht, welk men vermeende daar toe|e hebber, ^ noofde der egaliteit tusfehen de Leeden van een Maatfchappye en du £grond van de posfesfio libertatis, dewyl niemand van zulk oiiflmtend recht hadde nog konde hebben, of 't moeste door den bouverein ge concedeert zyn. .... ... . „ ; ;tV { ' Art. 99. Dat men in de uitoeffening daar van was verhindert door het leggen van een Boom in een publyk Canaal. Art. 100. Al het welk zeer listig door de Parthy word getourneert om,den.weg; te banen tot een geheel ander pund van quaestie, en om , ™re het mogeyk , VKdte Mogende op eene fchoonfchyncnde wyze van het poinft van quaestie al teleiuen. Art. 101. Ten dien einde tragt de Parthy te bewyfen de publiciteit van het Diep de Sat tnrp!rticulier/loon Vr op - recj, kan hebben, en daar op brengt men het dan daar heen, dat de bententie vau &re, de nopensPhet eerfte gedeelte van de Sententie, waar door de B~« W« moveert worden, aUefints na rechte was afgegeven, maar dat hy opfigtclyk het volgende in 'tDiftum mimm m modum tegen rechte was benadeelt. Ait. ici. Dan Edele Mogende Heeren! om thans niet wederom te gewagen van de agS terbakze handelwyze die boven in de Salvatien klaar is -™B«?™» kuiten rwvffel dat de Parthv, alhier de geheele ftaat van quaeftie zoekt te veran ET, eenfot hie"& puna vanVftic zig enkel en =dleen bepaa d to een hinder in een publicq Canaal, op grond van een P^g.e ™»r d£ g£ poina van quaeftie thans is over turbe in het pofle» van het Ve«,«^ gier* en Pakgoederen te varen, is in 'tbegin der Salvatien door denten reeds zoo klaai geaemonftreerd, dat hy het niet nodic>»£b^ wederom een enkeld woord te reppen, en dus de vryheid gebruikt zig aaar toe te refereeren. Art. ioj. En hierom baat het de Parthy ook niet, dat hy zig met veel omflag van woorden e«er zonder eenig bewys, afüooft om te willen bewyfen dat de Gave een »Sïvk6Vaamater, ja een Zylvester Canaal zoude zyn, fchoon het de Geiev 1Öe welnil moeite zoude costen het *«™™£^£%S$&L toe de quaestie zig niet bepaald, en even daarom zulks maar aooi dc in deeze lummaire zaak maar voorlopig aangetoond. Art. 104. Daar de Vaart hier niet van de Gave of Munnekefloot begint, maar direct: van de Leek af, waaromtrend de Parthy nevens een ieder een wel wiste dat aldaar buiten alle Conteftatie het Canaal privativ aan het Huis van Mienoord behoorde, zoo dat hy, met zyn Schip uit die Thedemafloot de Scheepshelling direft in eèn eigendomlyk Canaal van dat Huis kwam, ^^V^J^^ vel domino niet mogte doen , en waar toe dat Huis geen privilegie van een fouvevein nodig hadde, ja die daar op niets te zeggen hadde. p Art. ioy.  ( 21 ) Art. iOf. Men rukt dus die quaestie uit zyn verband, cn verbeeld zig met ter zyden Helling van het geheele Leekfter Diep, even eens als of hy met zyn Schip terftond agter de Scheepshelling in de Lugt was opgenomen, en by bet Leekfter Meer of de Gave als met een Lugtbol was ter neer gezet. Art. 106. Vervolgens is de Parthy bezig om met een groten apparatus te betogen, dat, offchoon hy opzigtelyk zyn klagte over die hinder in dat publicq Canaal was in 'tgelyk gefteld, en waar in dc Gerevideerde door het niet levideeren hadde geacquiesceevt, de Sententie van UEdele Mogende onbettaanbaar en teegens rechte was afgegeeven, dewyl daar by ter gelyker tyd was gedecideert over een Regt, dut nog niet onderzogt was, en aan hem ontzegt om zulk een publyk Canaal te mogen bevaaren, en aan ons daar van de posfesfie geadiudiceert, het welk nimmer by een reegelmatig onderzoek hadde kannen gefchieden, waar by men dan een verwonderlyk Gravamen vindt. Art. 107. Dan dewyl al het geene de Parthy dien aangaande difputeert buiten het poinct van quaestie is, en iteunt op een valfche hypotheefe, zoo vind de Gerevideerde zig niet verpligt om zulks Articulatim en van pund tot punct de Argumentatien van den Revident te beantwoorden. Art. 108. Alleenlyk moet de Gerevideerde in 't Generaal daar op aanmerken, dat de Parthy het weezentlyke punct van quaestie ter zyden Hellende, m het geheel uit het oog heeft verlooren, dat op hem rendeerde het onus probandi, te weeten zyn posfes, en de daad van turbe, maar dat er aan zyde van den Gerevideerde niets te bewyzen ftond, en dat of dit Canaal de Gave een pubhcqdan privativ Water was, en of het een of het ander nopens dit Diep waar ol beweexen was, in deeze quaestie nopens Parthy's posfes fummair niet ter decifie was gebragt, buiten en behalven dat het maar een gedeelte van 't Vaarwater uitmaakte, waarlangs de Revident het posfes fouteneerde van 't Veer. Art. 109. Gelyk ook dat UEdele Mogende by deeze Sententie, dieniet anders als een verleening is van een provifie van rechte, niets hebben gedecideert over het publy cke of privative van dit Canaal, maar zulks tusfehen beiden gelaten, trouwens hier toe was het proces niet ingericht, daar toe was hinc et mde geen productie gedaan, nog ook was daar toe het oordeel van den Richter ingeroepen. Art. no. Maar UEdele Mogende daar by over de posfesfie van dit Veer gedecideert, en verftaan dat de Parthy geen posfes hadde, en zyn daden geconfidereerd als een turbe gepleegd teegens het posfes van den Gerevideerde, dan dewyl het punct over de publyke of privative eigendom van die plaats alwaar de balk hadde geleegen, ter deezer geleegenheid niet wilden decideeren, en dus dat nog de een nog de ander van Parthyen opzigtelyk dat Canaal zouden kunnen fouteneeren, in *t gelyk gefteld te zyn. Art. in. Zoo hebben UEdele Mogende aldus gefententieert, dat de Boom zoude worden geremoveerti dan om teffens te tonen, dat de Parthy in zyn onderneeming ongegrond was, en dat het posfes van 't Veer by het Huis van Nienoord rendeerde, zoo interdiceeren die aan de Parthy om door het varen met Pasfagiers cn Pakgoederen het Huis van Nienoorth te turbeeren in het posfes. Art. iu.  ( *3 ) Art. ii t. ftenue nopens dat Canaal, als mee gedecideert, in allen opz.gte is Salv. rechten» gebleeven. Art. 11$. Zoo als de Parthy ook, indien tot zulk een Veer zig bevoegVreekend1, in alle7 opfigtetotidem verbis ongepraeiudiceert is gelaten en hier meede komt a dat onlerym^dè, waar meede men de Sententie befchuldigt en het Oravamen, fchfon mere imaginair, dat men zoo wyd en breed zoekt uittemeeten, in rook te verdwynen. Art. 114. t7. , . , . jp Gerevideerde, hoe zeer hy de kortheid heeft zoeken te be- het zoeken van erreurs teegens de Sententie. Art. iir. Want A„. „S « S -^J^^-^^^ dat alle andere te boven gaat uitgcu«.ctc.. u. mPrde een Feerfchip te „ nen te behooren. Art. uö. Het welk daar in beftaat dat UEdele Mogende het woord van ^hiP£ krnifern dan wat het fraaifte er van is, dat men ten dien einde een eigendunke\Z"interX^ aan dat woord geevt' en gelyk fteld met een Schip, dat vaa de Souverain door een privilegie geo£fcroyeert is. Art. 117. Dat die naam van Veerfchipper de Parthy zig zelvs niet hadde aangematigt. Art. 118. En dus van onoverkomelyke bezwaaren en praeiudicie in eventum zoo wel voor hem als alle andere ingezeetenen. Art. iio. n n^-u ivf^nde Heeren' is de Parthy niet terftond, na dat hy als brieveJStfS dendag gekLen jU » in de oFfpuiten met d,e zekde oualnek bekleed gebleven , xonder dat et m d* wytïopigc dP,rPuiten door de Parthy ZelvS in •tger.ngfte op geremarqueett word. Art, ïzo. Ja heeft de Parthy in 'tbegin zyner Gravamina door de kundiging, teRho- den z,g in diervoegen doen intituleeren, ja wat meer is heeft.de d£ zelvs met bekragtigt door zyn eigen Avances, meede in de <^™™™* zyn bordje voor zyn huis op de Nietap pronkende met de naam van^«». F 1 Art'  ( H ) Art. 121. Hoe nu deeze befchuldiging van vermeetelheid kan worden gezuivert zal ten uiterften moeyelyk zo niet onmogelyk zyn. Art. 122. Maar het fraaifte is, zoo koomt de Parthy Art. 149. en eenige volgende daar van ook te rug, en bezwaart het laafte gedeelte van het diétum zelve, dat die laefie zo enorm als Extraordinair is. Art. iaj. En hier in beftaande, dat het moreel onmogelyk was zulk een A 6tïe te kunnen inftitueeren, als waar omtrend hy Saiv. rechtens was gelaten. Art. 124* Dan het morele onmogelyke is alleen een gevolg van Parthy's herfchenfchimme, dat Üfcdele Mogende by deeze Sententie overeen privilegie zouden hebben gedecideert, dat onwaar isj cn wanneer de Parthy het waarepuncl: van quaestie maar op het oog houdt, zoo is het zeeker, dat het onmogelyke, dooreen gezonder denkbeeld wel ras verdwynen zal, en de Parthy overtuigt raaken, dat hy den bal volftrekt heeft misgeflagen. Art. izf. Eindelyk komt de Parthy op de Compenfatie van kosten, waar by hy zig ook zeer gegraveerd bevind, fuftineerende dat hem niet alleen de kosten, maar ook de fchaden door het ftil liggen van zyn Schip veroorzaakt, door den Gerevideerde moesten worden vergoed. Art. 12.6. En dat alles op grond dat het recht aan zyn zyde was. Art. 127. Dan dewyl het Gravamen van de Parthy ten Principaal louter ideaal is, en fteund op een valfche hypotheefe, zoo vervald het zelve ook opzigtelyk de kosten en fchaaden, want de Parthy nog posfes fummair nog turbe hebbende beweezen, die het esfentieele van zyn ^crie uitmaken, zo kan hy geen bezwaar by de Compenfatie hebben, dan dit zoude beter geplooid hebben inden mond van de Gerevideerde, indien fulx by de Revys-ordre was gepermitteerd geweest 5 dan die een interlocutoire zynde een provifie van Rechte, zoo is er ook by Parthyen geen reeden van doleances over Compenfatie van kosten. Art. iz8. Art. 171. et Seqq. Grav. tot 'teinde houd de Parthy zig op met een debat van het berigt} dan dewyl dit alles in zig behelst een herhaling van 'tgeen'men in longum et latum in de Gravamina hadde gededuceert, zoo dunkt de Gerevideerde met het opneemen en beantwoorden van al dat geene veilig te kunnen fuperfedeeren, daar het tog op redites zoude uitkoomen en UEdeie Mogende attentie misbruikt worden. Art. up. Daar teffens de Gerevideerde vertrouwd dat UEdele Mogende daar in niets zal voorkomen, of het is door de Gerevideerde reeds in zyn Salvatien gerencontreerd. Art. 69. Waar meede de Gerevideerde als nog concludeert ten einde UEdele Mogende de Sententie a qua zullen gelieven te confirmeeren, met expresfen Eysch van kosten. Dr. W. ENTRÜP (get.) Dr. J. de G R A A F F in qltc. in qlte.  ( 1J ) R Y L A 'A G E N TOT DE SALVATIEN. A COPIA Sententie k pa van den p Juny 179. « ™to onder * B>' ,' ëgp.rvttr^uLt^Me van den * Mey te vinden onder de Bylaagen tot de Gravamma lub LUX f. A. Copia. Ve,?,aten wy «°» d & D, die by ordinair water met raaiden en W agens geb RX: vor S turbeeren, en dezelve met Boekweite te befa vin en tot haar eigen voordeel Turf daar uit te graven. En geconfideS 'dat by Staatfe Refolutie van den 1. December 1744 is verrtaan, dat e'tfbezaayen'.er teegens iets wierde ondernomen, maar daar en tegens zodane mefures zullen worden genomen, als tot mamuen van* regt van onze Ingezetenen zullen vinden te behoren. T m -nn(„t He Heeren Ge2 In nu bv nadere Staats Refolutien van den zy Tuny jongst, de Heeren Oedeputeerden zynde geauthorifeert de nodige orders te ftellen, dat den inhoud Xb?JênIemdde Refolutien haar volkomen effecl: gemeten. De Heeren Gedeputeerden derhalven hebben goedgevonden en verftaan, dat tot bxecutie van dien een Sergeant van de Compagnie Guardcs, zal wortot cxecuuc v*u & d ■ dezen, om met zes man, voorzien £ re^n^lrlrireï fiX £de eerfte requiVitie van den Heer van Nyeïoorth te gaa8n na de Leek, en de Bediendens die met kenmsfe van het E. Gerichte van Vredewold zullen worden geemployeert en gezonden, om de wevdende Beeften en Schaapen van die van Eden, op de Nyenoortfche roeden bevonden wordende na de Schutftal, de Turf door haar uit het Veen f daar ^graven naa de Leek te brengen, en de. zeiver gezaeyde Boekweyte ti in nemen, met zyn onder hebbende manfehap te affifteren, ten einde dat geme te Bedienden haar werk volkomen kunnen verrichtenden te beletten, dat door die van Een of iemand anders hier tegens eenige verhindennge worde toeeebraPt, geweld met geweld kerende, ingevalle zulks by iemand onvermoedelyk mogte worden ondernomen, altoos de voorfigt.gheid gebruikende, dat er geen ongelukken mogen voorvallen. (onderft.) Coll accord. Coll. conc. „ n T XT n S. W. TJASSENS L. BECKERING Secret. ' „ Secret' , Coll. accord. Aftum den 18 ?ber 1775. (get.) W. BECKERING Secret. G 1 Prod.  ( *8 ) Prod. ter Secret. den 6 7ber 1775- p. Copia Copiae. Extract uit de Refolutie der Edele Mogende Heeren Gedeputeerde Staten van Stad en Lande. TTebben goedgevonden> er; verftaan dat een ^-^S^ ü «de. ^0^h^^tmi7c7L^d op de eerfte requiütie van den 2es man voorzien met h'X nodige ivr B£diendcns die met kennis van Heer van Nyenoorth te Saa° n* en gezonden, om de 'tE. Gerichte van Vredewold zMen^oracn^^^yL NvCnoortfche eronden órdende Beeften en bevonden wordende n^ niet graven na de Leek te brengen, en oen ivc B gemelde Bediendens haar onderhebbende manfchap, te ^^.^^aj^fe van Een of iemand werk volkomen konnen ^"f^J* worde t0cgebragt, geweld met geweld anders hier tegens eenige yerhinüeringe wuiuc & & , & ondernomen (onder ftond) Bovenftaande Extract accordeert met de origineele Refolutie by my ondergefchreven Secretaris gefien op heden den 9 Aug. 1746. (get.) J. BECKERINGH Secret. (Lager ftond.) Sergeant komende op de Leek zal zig addresfeeren by de Weddeman D A Santee terftond by W^™*^^ Militaire Commando deBoekVolgens vorenftaande Last met adfiftentie vande w'»™ f dfi Heer van weyt lor de Eender buiren gezaait ^ ^ de Turf op Nyenoorths grond binnen d.e deVenente week dezelve Venen door de>Jgd«J™™ derhalven deW gerumeert, cn bevonden om na de Leek te brengen , geen weydery bevonden, gedaan in dato den 10 Aug. 1740 (vertekend) A. Santee Wedman. Ten praefentie van my en onderhebbende I. C. B R l E L L E Sergeant. Coll. accord. S. W. T J A S S E N S Secret.  ( 29 ) Prod. ter Secret. den 6 7ber 1773» E copia Copiae. Rapport Der Heeren Gecommitteerden tot de Limitfcheidinge. Edele Mogende Heeren! -TV Heeren UEd. Mog. <3«^*-^ D den z4 Juni en 30 Sepu )^^°™^^%Ln der Landm^komene Miflive van de Heeren Drost en Gedep t ^ fchap Drenthe, gefchreven den if May en ^ni PDoleances door de Markeer te rapporteeren dat de een ^IS>Ja? df Grietenye v«» VredewolI genoten van Eden, leggende op de Gre n*e" * derl k ov/r het aanbreken of foorgebragt over geattenteerde ^'^^.Vcen, onlangs door de Heer aanleggen van een important PerceeV^TeIwLn de Heeren van de Landvan Nyenoorth ondernomen, verzoekende des wegen oe n ^ Ny£_ fchap /dat het vervolg van deze meuwe:gepl*fta» «» Compromis in ». " noorth mag worden geinterdicecrt, en door leaslumtie v yan iaar 1710 gemaakt dit verfchil mag gorden gceywigt,^^ ^ de twe'edeMiffivebeftaat in een voorflag■nopens ^ ™^ inoogBoekweyte, dog welke volgens onze informatien door g fting van zelfs komt te cesfeeren. Mifl;«,e als uit de Retroaaen is gelfan vermids het zo uit de eerstgem ^f ^ de Heeren Staten bleken, dat de Matkgenoten van ^n ^erauve m kkglen over van de Landfchap, en vervolgens V hé.Mog. » over locale indeze qmestieufe grond Wzyn g^^gSieB gehouden .te: hebbe» fpeftie n 't aar i7z7 door u Ed. ïviog. w het minfte reChc -Jat de Markgenoten van Eden^dat zonder nadef . kgen te cultlhebben om te beletten, van de Grondenfinnen ^ £ dien!halvenmet zouveren of met Boekweyte te befaayen, en U Edele Mogen Nyenoonh by den nalaten de Provincie by haar territoriaal ^^e^loaJdc Comprozyn immemoriaal posfes te maintineeren, en voorts J g niet fchynt ter mis van den jaare 1710 door onwilligheid van een der y Gecomeffeft te kunnen worden gebragt zo zoudan de Heere , ^ Bitteerden van advys zyn, dat onder inbx* v™l°J> dat nadien het different ren van 't Landfchap behoorde te■wor^iXe7to Provincie en 't Landlchap niet beftaat over de Limitfcheidinge mstenen^ deze 1 _ £n de Drenthe, maar alleenlyk tusfchen de Me*B«^™ £n Posfofic van opHeer van Nyenoort ter andere zyde,-W*™^*^ fid. Mog niet gewoon gemelte grond, binnen deze Provincie SelegeQ, cn u jften aan de gefyn zig te meieren met particuliere: verlchivem,ek niet kunnen woone*Cours van de Juftitie, dieshalven aan gedaan ^ deMarkgedefcreeren, egter gaarne die gerustheid v» engeven, ^ dom Gi posfes noten van Eden mogten vermenen aan haai eemg r ^ ^ henLieden op en over het quxftieule te zyn gefchapen, de weg va j wanneer in eten zeer, als Lr alle andere ^^^^^^Sit ongetwyffeld haar rechts proceduiren geen verhindenng zullen onu na Cours van Rechte juftitie alhier crUngen. d hunne Gecotnmit- Dat intusfehen U Ed Mog. niet hebben nagelen 0^ ,t i7 teerden de Heer van Nienoorth tot reasfumtie van tC m ïOI° nde, veel 'SÏÏSt tc fonderen, dog, Hoogstdezelve daar toe 0 «nc^ een *an beyde bedenkelykheid hebben gevonden, of zulks by onW1^,n kende ook uit een mParthyen zoude kinnen ter e&ft worde* gebragt., gcblykena ^  ( 3° ) fiantie, die de Markgenoten op den 30 November 1743 by de Heeren Lieutenant cn Hooftmannen van de Hooge Jufticiekamcr dezer Provincie hebben gedaan, ten einde de Heer van Nyenoorth mogte declareren, of zich aan het gemaakte Compromis dagte te houden of niet, dat zulks merap voluntat.s en geen zaak van verpligting zoude zyn: dog dat U Ed. Mog. ook dit pomcc niet willende decideeren , afn de ordinaris Cours van Rechtspleginge zouden overlaten, en immiddels niet in gebreke blyven, om ten allen tyden preuves te geven, hoe zeer UEd. Mog genegen zyn om met de Heeren van 't Landfchap de aloude Vnendfchap, Harmonie en Correfpondentie te cultiveren en onderhouden. Aldus gedaan in 't Prov. Huys binnen Groningen, op Woensdag den 13 October 176Z. u ,„ SYSKN (Was get.) ?V;„A?DoIk.NGE. ¥;thTulMEvlaNB0RGH' a. GERLAC1US. Coll. accord. Dr. H. UPMLYkR. T H T DMMAN Coll. accord. J.H.LUrtMAïN. s W. TJASSENS Ad den 18 7ber 1773. Secret. W. BECKERINGH Secret. F. G. H. Copia: Van het Request en Apofiille van den 29 May i79z met de Bylagen te vinden on^ der de Bylaagen tot de Gravamina Sub L*tt. F. G. H. Exhibitum in Camera Maandag den 4 Junii (get) *• ^°Pia* S. W. TJ ASSENS ' „ , „ ,T t- ^ * Secret. Edele Mogende H. Heeren, Lieu¬ tenant en Hoofdmannen van de Hooge Juftitie Camer van Stad en Lande. UEd. Mog. op den Requefte vanM.H Vroom, zig qualificeerende als Veerfchipper van de Nietap na Groningen en vice verfa varende, by Apoftille van den zo May jongst hebbende gelieven te requireeren het Berigt van den Heer van Ulrum binnen 3 maal *4 "urcn5 welke tvd bY Apoftille van den eeriten dezes tot op heden Maandag is geprolongeerd, zoo heeft de Heer van Ulrum in zyn betrekking als Heer van de Nienoort de eere U kd. Mog. eerbiedig te berigten, dat aan het huis van de Nienoord, waarvan hy thans bezitter is - nimmer is bedifputeerd of onderkroopen het Veer van daar na Groningen 'en vice verfa varende met Pasfagiers en Pakgoederen, zoo uit Vredewold als uit die Oorden van Drenthe; nog ook heelt zig nimmer iemand verftout om met een diergelyk Schip de Nienoortfche Diepen, en Canalen te gebruiken, waar onder de Gave meede gehoorig, zoo als voorlopig wegens de kortheid des tyds te zien is uit nevensgaande Atteftatie fub A. en boven dien een res notoria is. . . Dan wat gebeurt er? voor v/einig weeken word de Bengter door den Huirsman van desfelfs Veerfchip geïnformeerd, dat er nog een Veerfchipper nevens hem heen ende weer voer, het welk by den Berigter m het eerst inden wind vierdegeflaeen, denkende dat het een Schip was, hetwelk Coopmans goede-, ren voor eigen reken tranfporteerde, waar by toevallig een of ander Pasfagier meede was opgeraakt, waar toe het huis van Nienoort altyd het gebruik. van desfelfs Diepen, en Canalen, zoo ten behoeve van de Ingezeetenen van Vice-  ( 3' ) dewold, als Drenthe heeft gepermitteerd: dan nu voor weinig dagen word hv in het zeekere geïnformeerd, dat dit Schip neven zyn Veerfchip dezelfde Pasfacie nam, en Pasfagiers met Pakgoederen zoo wel uit Vreedewold als Drenthe, en wel voor een minder Vragtloon, dan zyn Huirsman gewoon was te ontfangen, van daar na Groningen, en vice verfa tranfporteerde > waardoor ook zyn Huirsman meikelyk wierde benadeeld, en waar in de Berichter vofkoomen word bevestigt door dit Request, waar in die Schipper zig maar pofitive durft noemen Veerfchipper: Zoo dat dit een nieuwigheid, en turbe zynde waar van het menfchelyk geheugen geen exempel opleeverd, over zulks Beri ) het Veerfchip dc Scheepshelling by de Leek pasfeerde, hy direct in het Nienoortfche Canaal kwam, dat nog voor korte jaaren door dat huis met groote kosten funditus was uitgegraven, en dus zonder permisfie niet mogte doen: daden dus, die op geen de minlte grond iteunen, en waar toe hy zelfs geen een fundament durft opnemen, en totidern verbis in zyn Request, zoo wel het posfesfoire, als het petitoire ter zyden fielt: hoe zal hy dan nu met eenige mogelykheid uk zulke daden, een fuort van regt, al is het ook maar van het geringfte posfes , hebben bekomen } dit moeste tog altyd volgens de eerfte principes van regte geërueert kunnen worden ex tacito confenfu, of toelatinge van den Berichter, waar toe in dezen geen termini habües zyn; de Remonftr. beroept zig wel op zyn een-en-dertig-malige pasfagie, waar toe het blyk van de Havenmeelter overlegt} dan dit in 't genei aal befchouwt is bedroefd kaal, want het zelfde konde hy dan ook met een twee of driemalige pasfagie doen, en dan konde langs dien weg een ieder turbateur een ander maar noodzaken, om zyn regt, het zy ten petitoir het zy ten posfesfoir tegens den turbateur, en wel by zyn domiciliairen Rigter te moeten maintineeren, en waar toe deze handelwyze, en klagte van den Remonftr, fteunende op de proteftie van zyn domiciliairen Rigter, alleenlyk fchynt ingerigt te zyn} dan wanneer men dit eens wat nader van naby befcnouwd, zoo vervalt flegts alle fchyn van een tacit confent of toelating van den Berigter: want voor en aleer de Berigter zig tegens deze daad verzette, moeite hy eerst in het zekere geinformeert zyn, dat het een nieuwigheid, en hindernisfe was} ten dien einde moefte hy zeker wezen, of die Schipper met da Schip Coopmans goederen voor eigen reken, of Turf uit de Mienoortfche Veenen voerde, dan of hy Pasfagiers en Pakgoederen vervoerde. Wat het eerfte aan belangt, hier tegens zoude de Berigter zig niet verzetten, dewyl het huis van Nienoort ten behoeve van de lngezeeten van Vreedewold, en den Landfchappe daar toe de pasfagie van hunne Diepen, en Canaalen permitteert } en in dien gevalle was het geen nieuwigheid, of turbe, dan in het laaAe geval was het zulks, waaromtrent hy eerst zeker moeite zyn, voor en al eer zig daar tegens verzetten konde, het welk zoo ras niet te ontdekken was, dewyl het huis van Nienoort op zulk een ongehoorde zaak niet konde verdagt zyn, nog ook anderzints daar toe Oppasfers cmploijeeren, en wel te minder daar de Remonftr. van dit zyn voornemen geheel geen advertentie aan het publiq of gegadigden hadde gemaakt, zoo als anders by het aanleggen van nieuwe Veeien gebruikelyk is, maar verkozen heeft zulks agterbaks te tracteeren, waar meede zyn onderkruiping gecharactenfeerd, en langs dien weg zig in ftaat heeft geftelt, om dat wel eenige maaien te pra&ifeeren, voor dat de Berigter van deze nieuwigheid verzekert konde worden. Dan, zoo ras de Berigter daar van volleedig was verzekert, heeft hy dit middel werkftellig gemaakt, zoo dat met geen mogelykheid eenige de minfte toelating aan zyde van den Berigter, dat tog het eenigtte fundament van den Remonftrantis, kan worden geërueert, en waar toe dat Certificaat van dc Havenmeelter de Parthy boven dien ook niet dienllig kan zyn, want die Man neemt in zyn qualiteit geen verklaaring in, v/aar het Schip van heer komt, nog ook attefteert hy, wat deze Schipper telkens heeft in, of uitgeladen, of hy Pasfagiers of Pakgoederen, dan of hy voor zyn eigen reken of Turf tranfporteerde, zelfs noemt hyhem ook niet als Veerfchipper, zoo als de Parthy zig zelfs tituleert, waar mede dit gehele en enigfte fundament van Parthy's klagte komt te vervallen, en waar uit ook ten overvloede confteerd, dat zyne daden aótus illiciti zyn, die geen de minfte regt tot een posfes, hoe gering het ook mag zyn, kunnen opleveren, en hem in het minftp niet bevoegt kunnen maken, om zulk een expert middel by de hand te kunnen nemen, als hy by dit Request doet: zoo dat U Ed. Mog hier uit teftens wel zullen hebben gepenetreert, dat deze! geheels handelwyze, en dit Request van den Remonftr., voornaamlyk wanneer UEd. Mog. gelieven te letten, dat de Remonftr. geen de minfte posfes voor zig durft allegeeren, enkelen alleen is ingerigt, om deze quaeftie over dit Veerfchip, en met het zelve het gebruik van de Nienoortfche Canaalen, waare het mogelyk, te brengen voor des Remonftr. domiciliairen Richter, op welkers protectie dezelve tegens het huis van Nienoort is vertrouwende, en waar toe de Berigter, in-  ( 33 ) ingevalle deze Boom weder geremoveert moefte worden, .volftrekt genoodzaakt word, daar in het ander geval de Remonftr. den Berichter voor UEd. Mog. Tavel, of in deze Provintie opzichtelyk deze nieuwe qu&ftie zoude moeten convenieeren, hetwelk hy verre prasfereert boven die Procedures, die hy anderzints in Drenthe, en tegens de protectie van een Ingezeten van Drenthe, zoude moeten voeren, als wel overtuigd, dat hem by U Ed. Mog., het zy m prima, het zy in fecunda inftantia goed recht zal wedervaren: waar mede verhoopt aan de intentie van U Ed Mog , ten fine van berigt, in dit korte tydftip te hebben voldaan: verzoekende, dat U Ed. Mog. in dezen het huis van Nienoort maintineerende, in het Berigt genoegen zullen gelieven te nemen, en in het Request te difficulteeren: kunnende de Remonftr. ongeprsjudkeert verblyvcn, zoo ten petitoir als ten posfesfoir. Was get. Dr. W. ENTRUP in qlté. Coll. Conc. S. W. TJASSENS. Secret. K. Copia Van de Gerigtsatle Van den 4 Junf 179*: te vinden onder de Bjlage» tot de Gravamina fub Litt. I. L. Copia Van het Request en Apofiille van den y Juny 1792. te vinden onder de Bjlagen tot de Gravamina fub Litt. K. M. Copia Van het Request en Apoftille van den 14 July 179a. te vinden onder de^yla. gen tot de Gravamina fub Litt. C. I N. Co-  ( 34 > N. Copia Van de Kondiging over de Kerk, van Rhoden te vinden onder de Bjlagen tot de Gravamina fub Litt. D. O. Copia Van het Attest van Derk, Hendriks enz, te vinden onder de Bylagsn tot de Gra vamina fub'Litt. G. P. Copia Der Verklaring van de Havenmeefter Tbeodori te vinden onder de Bjlagen tot de Gravamina fub Litt. H.  ( IJ ) Exhib by den Hove den i8 0&ober 17^4. Prod. ter Secret. den iS October 1791. Art. 1. Art z. n j„ „rvhe'd by deszelfs antwoord en debat UEdele Dezelve neemt alleen de vryhc.a, uy Mog te doen opmerken, Art. 3. Dat er in & adftruaie der Exceptie invoegen ^^Jg^ £££££ behoeït 'c worden gerencontreert. Art. 4. Daï, *ig de Revident tot net „. Art. *«*J«$7«$* ^ethS' ™ org„en van W»«-JJ^'*«SK brengen een Helling onderkoelden Regtsgeleerden re Wen en »t applicabel is. van Regte, welke zeer mier op oet ge«al in qn»™ niet pp Art. f< ANTWOORD AAN De Edele Mogende H. Heeren Lieutenant en Hooftmannen van de Hooge Juftitie Camer van Stad en Lande overgegeeven door M. H. Vroom, Schipper varende van de Nietap op Groningen en vice verfa, R evident op en tegens De Heer van Ulrum in zyne betrekking als Heer van de Nienoort, Gerevideerde. Zullende dienen ter debatteering van zodane Exceptie van niet onttanglyk 10 Revifie, als door de Gerevideerde iq Salvationibus is geopponeert.  ( 3< ) Art. f. Welk gepofeerde een iegelyk terftont in bet oog loopt, die in agt neemt, dat de fuppofitie welke Art. ff. et feq. der adftructie voor waarheid word angenomen, (in welken zin de voorafgegane Regtsgeleerdheid was aangevoert,) notoirlyk onwaar en valsch is. Art. 6. , By dit ff. Art. et feq. vind men goed, als een waarheid op te nemen, en als zeker te Hellen, dat er by het diétum der Sententie a qua niet meer en niet verder is gedecideert, dan hetgeen naar den aard der zaake in dezen tuslchen parthyen konde en mogt worden beflist, dat overzulks de Sententie a qua niet anders konde worden befchouwd, dan als eene decifie ten posfesfoir fummair, zuiver interlocutoir, zonder te bevatten eenige fequeele ten principale. Art. 7. Dan daar juist in de onwaarheid dezer ftelling is gelegen het bezwaar, den Revident by de Sententie a qua toegevoegt, en by de Gravamina is bewezen, dat heterreur, in judicando gecommitteert, juist beftaat daar in, dat er verder is gegaan, dan in judicio posfésforio fummario naar regte kan en mag worden gedecideert, Art. 8. Zo volgt het ook natuurlyk hier uit, dat de adftructie en het betoog van het Gravamen, den Revident in dezen toegevoegt, in Gravaminibus ter neder gcftelt, ook uitmaakt het betoog der onwaarheid van des Parthy's ftelling, waar op de geobmoveerde exceptie alieenlyk rust. Art. 9. Revident zou zig dus ter dezer gelegenheid moeten begeven in eene repetitie ran het gene hy, ten bewyze van het aan hem toegevoegde bezwaar, in het brede by zyne ingediende Gravamina heeft aangevoert, dan dezelve agt dit nutteloos, maar houd den inhoud zyner Gravamina hier ter plaatze voor gerepeteert} Art. 10. Vermeinende des te veiliger zig daar toe tc kunnen refereren, door dien de meriten der geobmoveerde exceptie, by de ingediende Salvatien geopponeert, zo wel als het antwoord op dezelve Exceptie, naar proces ordre te gelykertyd met de Gravamina een object van onderzoek en discusfie by UEdele Mog. Collegie moeten worden. Art. 11. Om egter niet te fchynen in het debat der geobmoveerde exceptie van niet ontfankelyk in Revifie in defefte te blyven, neemt de Revident, ter beantwoordinge van het geene door de Parthy by het meergemelde ff. Art. et feq. word gepofeert, de vryheid kortelyk de attentie van UEd. Mog te bepaalen by het initium van dit proces, of het verzoek door den Revident aan UEdele Mog. gedaan, waar op de Sententie a qua vervolgens is gevallen. Art. iz. Dit Request, by de Gravamina overgelegt, behelst eene klagte van den Revident ooirfpronkelyk Petitionant, dat namelyk de Gerevideerde had kunnen goedvinden , hem op het alleronverwagtfte via facti, door het leggen van een Balk in een publicq Canaal, te beletten om met zyn Schip langs het zelve vry te pasfeeren. Ait. ix.  ( 17 ) Art. ij. Verzoekende dezelve tegens deze ongeoorloofde handel, met overlegging van oenocgzaam bewys, waar uit konde confteren dat hy als klager was m pofeffioTïibfrtatis, met betrekking tot de pasfagie langs dit Canaal, eene.proviTie van UEd. Mog. waar door deze hinder en nieuwigheid wederom wieid^uit den weg geruimd, en hy herfteld in de exercitie van dat recht, het welke hem naJu^* t4™». en van die vryheid, waar in hy voor het leggen der Balk dadelyk aantoonde te zyn geweest. Art. 14. De gronden eh motiven tot het doen van dit Adres waaren geen andere, dan de ongeoorloofdheid van het fadum door de Gerevideerde gepleegd, in het e.genheerig fluiten van een publicq Canaal, op zig zeiven befchouwt, Art. if. Vn voorts de magt en auftoriteit van UEd. Mog. om in diergclyke ftiteïyke ondemernmgen, termaintien van de goede order, en publique rust, dadelyk de vereischte provifien te kunnen verkenen. Art. 16. Het onderzoek konde derhalven, en ook gevolgelyk de Sententk „aan dan de beoordeeling, of het nedergeftelde in het ingediende Request was na baarheid, en of de voorgedragene fafta aan zyde van den klager al, dan met bewezen wierden, Art 17: Zonder dat er in hoe procesfu fummarisfimo op eenige wyze het recht kon gorden in aanfehouw genomen, ofte daar over gedecideert. Art. 18. Zoo dit nu by de Sententie, waar van gerevideert, blotelyk wasgefchied, dan had dezelve noodzakelyk niet verder kunnen gaan, dan alleen tot een ordinatoir ter remotie van de gelegde Balk, als zynde het leggen daar van op zig zelv een ongeoorloovde daad, terwyl in dat cas het recht van farthyen zou zyn gebleven onangeroerd, en een ieder gelaten volkomen m zyn gelieei. Art. 19. Wanneer ook de decifie zou zyn gevallen in die termen, dat de rechtsgeleerdheid, zoo wydlopig door de Parthy in de adftruftie der exceptie aangevoerd, op dezelve applicatie had kunnen vinden: Art. zo. Dog dit is niet gefchied, maar by de Sententie a qua is veel verder en meerder geoordeelt, zelv tot die maate, dat er teffens ten nadeele van de Revident de jute is gedecideert; Art. ti. Want het confteerd uit het diftum der Sententia a qua, by de Gravamina overgelegt, dat UEd. Mog. wel den Revident, ooirfprongelykeklager, inzyn verzoek tot remotie der gelegde Balk gefundeert hebben verklaard, en dus dat geene, dat als een faüum in dc klagte was ter neder gefteld, voor waaragtig hebben gehouden, K Art. zz.  ( ?* ) Art. zz. En daar by de onderneeming van de Parthy, a's eene nieuwigheid en on« wettige handel, hebben veroordeeld. Art. 25. Dan hier by word het niet gelaten, maar de verdere inhoud van het diétum itrekt zig uit tot het jus, en decideert ten nadeele van den Revident de juret met betrekking tot een Proces en verfchil, het welk eventueel tusfehen hem en de Gerevideerde zou kunnen erryzeu. Art. 24. De Gerevideerde had namelyk, ter goedmaking van den onwettig verklaarden handel door hem gepleegt, met het leggen van de Balk, waar over de klagte, zig beroepen op eene voorgewende Posfesfie van een exclufiv regt of privilegie, kragt het welke hy zou zyn bevoegd, om alleen en met exclusie van elk en een jegelyk het Canaal, waar in de Balk was gelegt, met een Veerfchip van de Leek na Groningen te mogen pasferen. Art. zy. Aan de allegatie van dit geheel imaginair recht, waar van de beftaanbaarheid ter gelegenheid der fummahe discuffie, welke er in dezen heeft plaats gehad, geen objeft van onderzoek by den Richter kon zyn, is zoo veel door UEd. Mog. gedefereerd, dat het zelve by de Sententia a qua, fchoon onbewezen, voor waarheid is opgenomen. Alt. 25. En, als een gevolg van deze opneeming , word by de Sententia a qua de Revident tegens de Gerevide. gehouden voor een turbateur * en daar by aan Gerevide. toegekend eene Poifejfie van iets, waar van, zoo als dit in Gravaminibus is beweezen, dezelve nimmer eenige PofTeflie heeft gehad, of heeft kunnen hebben) Art. 27. Dit te gelykertyd te decideeren, zoo als naar inhoud der Sententie zulks is g:-fchied, kan de Revident niet anders befchouwen, dan als eene deciiie, waar by, boven en buiten het geene ter dezer gelegenheid in den Gerigte was gebragt, en in hoe judicio fummarisfimo tot een poin£t van discusfie was getteld, ook de jttre ten zynen nadeele word gejugeert: Art. z8. ' Want dog door het begroeyen der Sententie, zo als dezelve ligt, zou het met betrekking tot de Revident eene waarheid blyven, dat de Gerevide. hadde de Posfeffie van een gevanteert privilegie, waar in hy door de Revident met het vaaren van zyn Schip, zoo en in diervoegen zulks tot het pleegen van den dadelyken hinder door hem is gefchied, zou kunnen worden geturbeert. Art. 29. Welk poincf, alleen, hoe zeer hem ook by de Sententia a qua zyne actie tegen de Gerevide. word opengelaten, nimmer anders kan worden befchouwd, dan als ten uiterften pnejudiciabel, en ten principale ten zynen nadeele decifoir. Art. 50. Door dien de Revident niet alleen hier door in eene materie, waar in natuur-  ( 39 ) tuurlyk het bewys incumbeert aan zyn Parthy, egter zou worden gebragt in de noodzakelykheid, om eene onmogelyke probaneop zig te neemen, Art. 31. Maar ook de Gerevideerde, by anticipatie door de Sententia a qua in de Posfejfie zynde gewettigt, langs dien weg zou worden toegekent zonder eenig bewys al dat geene, dat hy na een volledig bewys immer, met opfigt tot het regt ten principale, zou kunnen vorderen: Art. jz. Terwyl Gerevide. hier door zou worden ontheven van een bewys, dat hem notoir incumbeert, dog het welk hy, als geen regt hebbende, ook met in ltaat is te kunnen produceeren. Art. 55. Want het ltaat vast, dat niemand door het gebruik van een publique weg of Canaal immer eenige Posfesfie, of recht in verkorting der vryheid van de gemeene Ingefetenen, nog naar gemeene, nog ftatutaire wetten kan hebben, of aan zig verkrygenj Art. 33. Op grond waar van in de behandeling der zaak ten principale het gehele denkbeeld van de reeds toegekende Posfesfie van zelve moet verdwynen, en de onmogelykheid, dat Gerevideerde voor een diergelyk posles eenig bewys kan hebben, nader zal worden aan den dag gelegd. Art. 3f. Dit heeft de Revident vermeend, ter gelegenheid van het Debat der adftru&ie van de geobmoveerde Exceptie van niet ontfangelyk in revifie, alleen te moeten allegeerenj Art. 30*. Terwyl dezelve voor het overige, om in geene repetitien te vallen, ter dezer gelegenheid inhjereerd, en voor gerepeteerd houd, het geene in het breede by deszelfs ingtdiende Gravamina is betoogd. Art. }7- Uit welk een en ander de Revident vertrouwd, dat het UEdele Mogende zal confteeren, dat Parthyen hier in geenen deele verfeeren in het cas eener bloote decifie in posfesfono fummario, veel weiniger in het cas, dat de argegevene Sententie zou kunnen worden befchouwd als eene mterlocutie, zonder eenige fequeelen ten principale. Art. 38. En het is op grond daar van dat de Revident deftelling, welke de Gerevideerde ter ad Itruftie zyner geobmoveerde exceptie heeft aangevoerd, met dit gede?u" ceerde houd voor gedebatteerd j waarom hier meede concludeert, ten einde Ukdele Mogende de exceptie van niet ontfangelyk in revifie, by de Salvatien geopponeerd , zullen gelieven te rejecteeren. Q. F. Dr. A. P. D R I E S S E N. Dr. T. A. TE N BERGE. in qlté. io 1lté'    Te GRONINGEN, By JANNES van GROENENBERGH, Boekverkoper au de Breede Markt. » 7 9 3*