548 B ^ , 34     IETS ZAAKELYKS voor 't VOLK van HOLLAND, vervat in eene REDEVOERING, door den burger B. S.' S I N K E Li GEDAAN IN DE VERGADERING VAN Wyk 8. GEHOUDEN OP WOENSDAG DEN 13 MEY 1795' Vierde Maand der Bataaflcbe Onzekerheids   VRTHEID, GELTKHEID, BROEDERSCHAP. WAARDE MEDEBURGERS! Nooit verfcheen 'er aangenaamer dagenraad aan de kimme onzer Repte bliek, dan op dat vervrolykend tydftip , toen vry gevoelden, dat wy geflaakt waaren van de ketenen eener dwingelandy , de ons zeven jaaren gekluifterd hielt, en toen wy ons verbeelden vry, onaf haakelyk, jaa meer dan ooit gelukkig te zyn. Het geen ons fterkte in dien waan, was de verklaaring der Vertegenwoordigers des Franfchen Volks, gezonden by de Legers van het Noorden, en van Sambre en Maas, den 20 January deezes Jaars, aan Neerlands Volk gedaan. Bataven! dus fprakenzy: in het midden Ier gruwelen des oor logs bielden ivy niet op , Ulieden aan te merken als onze Vrienden en Bondgenooten. Het is opdien met, dat thans in 't midden van U zyn. Wy brengen geen fchrik maar V vertrouwen. Wy geven U de' vryheid weder. Wy komen niet by U, om U onder 't juk te brengen. De Franfche JSatie zal uwe onafhangelykheid • eerbiedigen. Zie daar de taal van Gillet, Bellegarde, la Coste, Joubert en Portier ds rOife. Niets in de daad was bekwaamer, om een Volk, 'r geen de Vryheid lief heeft, in hei denkbeeld te brengen, dat het vry, onaf hangelyk , en zoo als het zig lang beroemd had, een natuurlyke, dus toen reeds een dadelyke Bondgenoot van Vrankryk te zyn , en als zodanig door de Franfche Natie, ingevolge de taal haarer Vertegenwoordigers, befchouwd te worden. Streelend vooruitzigt voor 't herftel onzer kwynende Koophandel , onzer geknakte Zee-magt, onzer gefloopte Fabrieken, onzer neeringloofe enjialf geTuïneerde Medeburgers en'onzer werkeloofe Ambagtslieden, met een woord, van ons allen! Ik voor my wil U gaarne bekennen, dat ik my kittelde met die hoop, die U alle mogelyk nog eeniger maate byblyft, om dat het zeeker is , dat, zoo ons deeze hoop begeeft, het ook tefFens 't laatfte kleed is , dat ons arme Hollanders zal worden, uitgefchut. Immers wat blyft ons over, ons, wier fchatkisten geleedigd, wier bronnen uitgedroogd, wier handel-takken reeds voor een merklyk gedeelte tot ny„ vere Nabuuren, en afgeleegener Volken , zyn overgegaan; wat blyft ons, hervatte ik , anders over, dan het vertrouwen op het Franfche Volk , en het bei-eekend uitzigt op dat geen, het welk 't geluk der beide Natiën kan uitmaken, en ons aller geleedene fchade vergoeden ? De hemel behoede ons, dat wy ooit in deeze verwagting, waar op wy zoo lang geboogd hebben, zouden te leur gefteld worden l A 3 In-  C 4 ) Intusfchen, waarde en mistroostige Medeburgers! kunnen, jaa mogen wy eikanderen niet langer ontveinzen, dat wy by aanhoudendheid in eene duiftere, raadzelagtige, jaa vry onzeekere betrekking met Vrankiyk ftaan; terwyl deeze de wanhoop , geene de mismoedigheid op 't hert drukt, en fommigen reeds vreezen, dat wy alle de befpotting , en veefligt de roof onzer vyanden zullen worden. Alom verheft zig de klaagftem, 'f gemor, jaa de wanhoop vestigt zig op de fnoodfte verdenkingen. Meenigwerf en hoe langer hoe opentlyker begint men te vragen: Wel zyn dan onze Franfche Medebroeders, wier Reprefentanten ons zulke plegtige beloften en verzeekeringen gedaaa hebben, enkel als fchyHvrienden gekomen, om ons alleen zodanige Complimerten te maken, als waar mede 't bedorve Minifterie van Lodewyk de XVI. ons voormaals opfchikte, om ons nieuwe kluifters te doen dragén , en om ons politiek en handeldryvend bertaan uit Europa te doen verdwynen ? Ik wil wel bekennen, waarde Medeburgers! dat deeze gedagten vry overdreven zyn, en meer aan het ongeduld, dan aan de rede moeten worden toegefchreven. Dog intusfchen, bloedt my 't hart, wanneer ik my verpligt | zie U den jammerftaat onzes Vaderlands te moeten befchryven. Gintsch hoort men talryke huisgezinnen , door vyandelyke plunderbenden uitgeput, deeze jammerklagt opheffen. „ Zyn dan de Franfche, die vryheidshelden, die wy als onze Verlosfers befchouwden, flegts de boorden onzer Republiek overgetrokken en onze uitgeroofde hutten genaderd , om ons, in plaats van Vryheid, nieuwe keetenen te komen btengen ! Daar wederom hoort men het gekerm van rampzalige Steedelingen, die op de puinhoopen hunner wel eet bloeiende wóoniqg, geen andere troost hadden, dan 't vertrouwen van vry en ras in beeteren ftaat herfteld te zyn , dan, die nu op de verllaauwing van dat denkbeeld, niets meer over hebben, als traanen, bm hun noodlot te beweenen, en hun geboorteland bereids als een vreemd, jaa als een wingewest te befchouwen ! Hier hoort men de radeloos Koopman zyn lang verkropte zugten uitboezemen, over de aanhoudende kwyning en ftilftand zyns handels! Elders doedt zig voor ons oog op een braaf en welmeenend Reprefentant, die te midden in deeze klagten een vrolyk gelaat oP een bedroefde ziel plaatst, om de mismoed over de onzekerheid van ons tegenwoordig en toekomend lot, waare 't hem flegts langer doenlyk, op te beuren. Dan, de tyd heeft de veerkragt zyner aanmoedigingen hoe langer hoe meer verlamt. Een ieder roept hem, hoe langer hoe wanhoopiger, toe: Hoelang zullen wy nog dobberen tusfehen hoop en vrees? wanneer zal het bekend worden, of wy flaaf of vry zyn ? Ziet daar in 't kort algemeene jammerklagten van ons ongelukkig vaderland! Men voege hier by de aanzienlyke hoeveelheid goud en zilver die nog dagelyks in 's Lands fchatkisten word uitgedord, om 'er 't leedige van aan te vullen, en dagelyks doedt vragen: waar toe word dit alles opgebragd, en ten wien behoeven? Mcgen wy, die onder de benaaming van vryivillige , akyd fiaaffche giften opbragten, thans niet vveeteft, of, ten minften in dat opzigte, onzen ftaat verbeterd is ? Gy "  * ( 5 y Gy gevoelt, Burgers! dat men de regtmaatigheid van alle zulke vraagetl niet wel betwisten kan. Maar waar blyft het antwoord? # . Laat ons hier voor een oogenblik met de gezonde rede en regtvaardig- beid raadplegen. _ ,' ^' ' ' \ De Franfche Volksvertegenwoordigers, by de Legers van t Noorden, Sambre en Maas gezonden, hadden de volleedigfte volmagt, om het Bataaffche Volk de opgemelde verzeekering van vry, van onafhankelyk te zyn, te doen, jaa, dan neen. Hadden zy die magt niet, dan gingen zy de beveelen der Franfche JNationaale Conventie te buiten, en fielden'iets daar, waarvoor zy ten uiterften verantwoordelyk waaren. Zy zouden zeektr als dan tot die verantwoording weezen opgeroepen, en de Franfche Natie en haare Vertegenwoordigers zouden hun voor de oogen van 't publiek 'er de uiterfte verontwaardiging over hebben doen blyken en doen gevoelen , niets vin dat alles is 'er gebeurd. Ook ■kan men zeggen, dat deeze Vertegenwoordigers , behalven de volmagt waar Irnede zy zyn bekleed geweest , wel degelyk met de geest van hunne Natte '■hebben geraadpleegt, die de Vryheid en de daartoe vereischte hulpmiddelen heeft aangeboden aan alle volkeren , die onderdruktwaaren, en vry wilden zyn. Wat volk nu, was er meer onderdrukt, dan wy? wat volk minde de vryheid meer dan wy? En wat volk heeft naar evenredigheid van haar vermogen 'er meer aan opgeofferd dan wy ? Wy immers kunnen ons beroemen, de eerfte te zyn geweest, die na de vrywording van Amerika, de fakkel der Algemeene Vryheid in Europa hebben ontftoken! Zou het teffens niet eene allezmts hoonende, en gelyk wy alle billyk mogen vertrouwen eene gantfche onverdiende verdenking zyn; wanneer men flegts een oogenblik , wilde onderftellen dat de Franfche Vertegenwoordigers by het Leger van 't Noorden, hun pligt vergeeten en de paaien van hunne magt , door 't plegtig afkondigen der Bataaffche Vryheid zoo vermeetel zouden zyn te buiten gegaan. Neen zulk eene verdenking zou de fnoodfte ondankbaarheid zyn, waar voor 't erkentelyk Volk van Holland nimmer vatbaar was! Maar ZOO men 't at» <3c cc„c Wc — uuvM&twndj^s P%* raoet houden, om hieromtrent de beste gevoelens van deeze Franfche Vertegenwoordigers te hebben, en hunne verklaaring moet aanneemen als beftempeld met de toenmaalige goedkeurig des Franfchen Volks en des zelfs Nationaale Conventie; Wat denkbeeld moeten wy dan hebben van de tegenwoordige zoo onzeekere omftandigheden, daar wy ons nu reeds meer dan drie maanden in bevinden, en die (welk eene uitflag zy ook mogen hebben) ons proviftoneel buiten 't vermogen blyven houden, om 't wrak van Neerlandfche Staatshulk weder op te bouwen, of voor 't minst op een gegrond vooruitzigt eenigzints te kalefaateren. Zou 't mogelyk kunnen zyn, dat eene Natie, wier Vertegenwoordigers • verklaard hebben, ons in het midden der gruwelen des oorlogs te hebben blyven befchouiven ah hunne vrienden en bondgenooten, ons thans wilden behandelen als hunne vyanden en flaaven. Zouden zy, die zoo plegtig betuigden opdien voet in 't midden van ons te zyn, om ons geen fchrik waar het vertrouwen aan tebren- A 3 gtu9  C f ) gen, ons langer in de fchrikbaarendfte onzeekerheid willen laaten en ons teffens alle vertrouwen op hun woord beneeraen. Welk eene opzigtelyke vertooning zou dit niet maken voor de oogen der geheele Aarde? Welk voedzel zou dit niet verfchaffen aan de laster van 't Engelsen Minifterie ; 't geen zoo meenigwerf heeft verklaard, dat men op hetFranscb-beftuur geen ftaat konde maken , of 'er eenig vertrouwen op vestigen ? Ook Wat zou 'er in ftaat zyn grooter fchandvlek aan Frankryk toe te brengen, en wat middel bekwaaner , om der algemeene vryheid de hartader af té fnyden? 's Vorflen woord moet heilig zyn, was wel eer de taal der fchynheilige dwingelanden, daar zy 'c te geyker tyd datzelve woord aan hunne heerschzugt en eige belang opofferde. Maar zo deeze ftaats-lis't ook ingang vindt by Repieicntanten van vrye vokeren, ('t geen my ongelooffslyk toefchynt,) tvat is het menschdom dan gebeeterd met de omrukking der Troonen? En op wat prys Helt men dan langer liet bloed dat voor de regtvaardigheid der vryheids z¥ak is opgeofferd ? Neen! Burgers, laaten wy ons door geene verkeerde verdenkingen laaten vervoeren. De Franfchen, die hun eigen Koning ontzielden, als een fchender van zyn woord, zouden die verbreekers zyn van plegtige beloften en verzeekeringen ? . V Maar nog eens, waarom ons dan langer in zulke ontrustende en hoogstna'deelige onzeekerheid gelaaten ? Heeft mogelyk Hollandfch Volk aan Vrankryks verwagting niet beantwoord, of zig zelve der voorige verzeekeriugen en toezeggingen onwaardig gemaakt? Ziet daar een tweede vraag, waar van ik my voorgefteld had de oplosfing aan de rede en de waarheid te toetzen. Men heeft hier maar alleenin 't oog tc houden, dat de gevolmagtigde Vertegenwoordigers des Franfchen Volks, teffens getuigen zyn geweest, van de werkzaamen yver der Bataven, wier heldenmoed en vryheids vuur hun tot ballingen gemaakt had, om zig onder de banieren der vryheid-minnendeFranfchen te 'fchaaren. Deeze Vertegenwoordigers verklaarden, ons aantemerken als hunne Vrienden en Bondgenooten, niet by de aanrukking hunner krygsknegten »a «ieëit wvjxJvh, ^ m^x, —ö .., v, yg udi» tö«n «y te mid¬ den van ons waaren ; toen het Jucht-gewelf weergalmde op 't gejuig der dankbaare Bataven; toen hunne erkentenisvolle herbergzaamheid , de weerkeerige minzaame behandeling hunner verlosfers, de edelmoedige gedraging jegens verdwaalde Medeburgers, toen blydfchap, order, rust, met een woord, alles te zaamen liep om in den zedelyken rang der dingen een toneel van wonderen ■op te leveren, waarvan zeeker de menfchelyke jaarboeken geen voorbeeld vervatten , maar waar op (zonder grootfpraak) de dankbaarheid en edelmoedigheid der Bataven de hoofdrol fpeelden. Burgers! herdenkt dit tydftip, het was toen dat de Franfche Volks Vertegenwoordigers , die in 't midden der gruzvelen des oorlogs niet ophielden U lieden aan te merken, als hunne Vrienden en Bondgenooten, in 't midden der vreugden, U als zodanig aanmerkten, en deeze gulle taal beezigden : ■* *s °P dien voet, dat wy thans in 't midden van U zyn. Zie  C 7 ) Ziet daar dan eensflags wëggenoomen deeze bedenkelykheid, zoo 'er fri* mer een plaats konde vinden, als of 't edelaardig en vryheidsminnend Volk van Holland aan Vrankryks verwagting niet zou beantwoord hebben; en mitsdien nu minder dan in de gruwelen des oorloos zelfs zon verdienen als zyri vriend en bondgenoot aangemerkt te worden. Hoe komt het dan, Burgers! dat dit tonetl fins zoo merklyk veranderd is, dat onze vreugd in droefheid, onze rust in onzeekerheid, onze geeftdrift in eene verflaauwing, onze vermeende geluk ftatt in eene onzeeker lot en onze hoop fchier in eene vertwyffeling is afgewisfeld cs Hebben wy dan in de jongfte dagen na de daargeftelde omwenteling een tegenilrydig gedrag met opzigte tot onze Franfche broederen gevoerd. Hier roep ik U ille tot getuigen, Burgers, jaa ik roep U tot uw eigen zelve, tot uwe eige belustheid. Gy alle zoo min als meervermogende hebt de herbergzaamheid tot din graad gebragt, dat de Franfche krygsheld, by garnizoens verwisfeling, u niet verliet, dan met weerzin* en teffens met betuiging van nimmer het dankbaar Dnthaal derAmftelaaren te zullen vergeeten. Waar hangt het eindelyk dan van tf, dat de ons zöo lang beloofde vryheid en onafhankelykheid niet reeds op een onwrikbaare grond gevestigd en met eene werkelyke alliantie gefterkt zyn ? Vergunt my hier omtrent, en de, laatfïe plaats myne gedagten meê te deelen, mogelyk zult gy ze in deeze tyds gewrigten niet ondienftig vinden. Ik geloof, Burgers! zoo ik my hieromtrent niet bedrieg, dat de nierkelyke daarftelling onzer onaf hankelykheid, zoo niet geheel en al, ten minften veel afhangt van de prys, waar op men ons die aan wil reekenen. Vryheid en onafhangelykheid, zyn zeekerhi zig zelfs befchouwd, onfchatbaar; maar op wat prys zal men ze ftellen, wantieer men niets overhoudt, om ze kragtdaadig tegen alle aanvallen te befchermen. De onderhandelingen daaromtrent zyn ongetwyffeld, na de aankomst der twee jongst afgevaardigden van Vrankryk hervat; hoe lang zy duuren zullen is niet wel te bepaalen, en even min wat 'er de uitflag van zal zyn. Dan, welk eene wending zy ook mogen neemen, blyft dit altyd zeker, dat aan de eene zyde .Vrankryk eene billyke aanfpraak heeft, zoo wel op eene redemaatige fchaavergoeding nopens de oorlogskosten, als op or.ze reeds betoonde erkentenis. Maar moet deeze fchaavergoeding dan niet in evenreedigheid ftaan met alle de omftandigheden, die ons deezen oorlog berokkend hebben? En kan Vrankryk in dat geval, zonder aan zyne edelmoedige en regtvaardige denkwyze te kort te doen, uit het oog verliezen, dat het ons oneer 't minifterie van Lodewyk den XVL hoe zeer toen reeds onze bondgenoot, ons aan ons noodlot overgelaaten, en ten prooy onzer vyanden gegeven heeft; vyanden die onze ingezeetenen uitgeput, onze Koophandel buiten befcherming gelaaten, ons door ongehoorde heffingen en verdubbeling van lasten gednkt en onze Vryheid verpletterd hebben. Zou Vrankryk nu (het zy met eene Hollandfche rondborftigheid gezegd) de herftelling deezer onzer Vryheid, db het ons voormaals heeft doen verliezen, ons nu ten duurlTen willen aanrekenen, ons, die hunne natuurlyke bondgenooten zyn, ons, by wier vryheid Vrankryk zelve* zoo ten aanzien der po-  ( 8 ) politieke als Cömmercicele betrekkingen, het uiterfte belang heeft? zou. ; '. . . maar het ftaat aan ons niet, Burgers! in te treeden in den aart en wyze der onderhandelingen zelfs; min noch, om de wyze Raadsbefluiten onzer Repre■ fentanten vooruit te loopen. Dog wy moeten voor 't minst door onze bekommering, die wy over ons lot hebben, doen blyken, hot zeer ons de reeds toegezegde en egter zoo lang uitgeftelde vryheid en onaf hatkelykheid ter herte gaan. Zou zelfs niet eene ftrimering hier omtrent als eene onverfchilligheid worden opgevat, die ons na deeze gewenschte vryheid, taar wy voorheen zoo lang na verlangt hebben, als nu zou fchynen onwaardig te mftakert? Welaan dan, waarde Medeburgers! gy weet hoe zeer deeze Wyk zig de zaak des Vaderlansen ter hertc neemt. Gy herinnert Ü 't voorftel, dat zy deswegens bereids ter Hoofdvergadering gedaan heeft. Gedoogt derhalven, dat ik U andermaalen dit voorftei voordraag, met deeze byvoeging: „ Omniet alleen door eene 'Commisfie pan eenige leden uit de Algemeene Vergaderingen der Wykvergaderingen deezer Stad en derzelve Jurisdictie te benoemen, zig te vervoegen byde PrOvjionede Reprefentanten des Volks van Holland ofwel by haar Haar Hoogmogenden, en by de Reprefentanten der Franfche Natie, zoo hier als elders, en aldaar in gepaste termen, uit naam van zulk een notabel getal Burgers en Ingezeetencn, als uitmaken de Leeden der Wyk vergaderingen deezer Stad en der zelve Jurisdictie, cathegorisch antwoord te vragen, hoe onze betrekkingen tot de Franfche Natie tegenwoordig zyn, en of daar zedert hunne intrekking in deeze Provinte, verandering is in gekomen , ja , dan neen? ' als mede hoe verre de ftaat der onderhandelingen thans is gevorderd , en wat ons Lot moet zyn, indien dezelve niet tot ftand kunnen komen? enz." Maar boven dien, (en dit is myne nadere voordragt) „ dit voorftel ten al„ Ier eerflen , door de Commisfie van Correspondentie aan alle Corpora, waar „ mede men actueel reeds de Correspondentie geoopend heeft, en nog zouwil„ len openen, te zenden, ora gelyke of nadrukkelyke aanvraag aan de voorfehreeve Coilegien en Volks Vertegenwoordigers, of waar het verder oorbaar x zal zyn, tc doen." Dan zal (gelyk ik vertrouw) de reeds gevestigde Volksftem der Amftelaaren, en door 'r gewgt der zaak zelve en door de medewerking van andere Volks vergaderingen in deezen wel ras de ftem der gantfche Natie worden één Item, die met haar veelvermogende invloed zal doordringen, om ons uit den ftaat deezer afgrysfelyk onzeerkerkid, te redden , enteffens gelyk men vertrouwt, de ipoedige daarftelling onzer vryheid en onafhangelykheid verkondiger). Heil en Broeder fchap ! ■ Uit Naam van Wyk 8. (was get.^ JULIUS, Secretaris. ' Te AM S TER D AM, By Brengers, ten Brink, Daahvyk, Emenes, Garan, van Resteren9 Lan«eveld, Romyn en Schuurman.