585 A     AAN DE ROOMSCH CATHOLTKE BUIG ER S INGEZEETENEN HER STAD 3Ï. S' T JE M JD Jf£ Waarde Geloofsgenooten en Medeburgers! Het tegenwoordige Roomsch - Catholyk Meisjes Weeshuis was van overlang een Voorwerp van onze angflige zorgen. Te naauw van omtrek,ten eenemaal bouwvallig, en dus onbekwaam om het aangroeijend getal der Weezen te huisvesten > is deszelfs herbouwing en vergrooting, een dringende noodzaaklykheid geworden. 'De buitengewoone duurte van 't Hout en andere Bouwftoffen, veroorzaakt door den Oorlog: geen plaats om de Weezen intüsfchen te huisvesten; eindelyk gebrek aan de fbmmen ter Herbouwing, hebben zulks tot dus verre verhindert. De Goddelyke Voorzienigheid heeft de twee eerfte beletfelen gelieven weg te neemen : Zo door de Stilftand van Wapenen en het gegrond vooruitzigt der lieve Vreede, als door de Vaderlyke zorg en edelmoedige Menschlievenheid onzer nooit genoeg gepreezen Groot Achtbaare Magifiraat, die onze Weezen intüsfchen om Godswillc, A Huis-  C 2 ) Huisvesting heeft gelieven te verleenen. Welk Hart is niet bezield met dankbaarc Erkentenisfe aan zulke Burgervaderen? wiens Boezem blaakt niet van een heilig Yvervuur om zulk een Voorbeeld na té. volgen, en' een middel in de Hand der aanbiddefake Voorzienigheid te verftrekken, om gezamentlyk het gebrek aan noodige Penningen te vervullen ? Het is onbetwistbaar, dat tot het Stichten van zodanig een uitgeftrekt Gebouw, zal het, zelfs zonder eenige Pragt of Cieraad, doch Hecht en Sterk, voor de Nakomelingfchap gefchikt zyn, ruim een fomme van drie Tonnen Gouds noodig is; waar toe echter by na niets, in vergelyking dierfbmmen, uit de Bezittingen van dit Huis kan toegebragt worden • wiens voorige inkomften daarentegen, ontzachgelyk zullen verminderen; doordien vyf onlangs aangekogte, en verfèheide, nu geheel of gedeeltelyk verhuurt wordende Huizen afgebrooken, en noodzaakelyk aan dit Gebouw moeten getrokken worden. . Zie daar Waarde Geloofsgenooten en Meedeburgers! inderdaad zwaarigheden, doch die door de vereenigde Harten en Handen van zo veele duizenden meer of min gezeegende, wanneer zy door de Eer en Glorie van God hunnen Alzeegenaar, en door de Barmhartigheid tot hunne noodlydende en fmeekende ouderlooze Weezen bezielt wor-, den, wel haast geene zwaarigheden zullen moogen genoemd worden. Een niet gevoelbaar deel van ieders genooten Voorfpoed en Zeegen is hier toe voltrekkende. En daar in deeze Stad de Menschlievenheid ten allen tyde haaren Zetel zo luisterryk gevestigd heeft, waar van getuigen zo veele uitmuntende Gedenkftukken der Christelyke Liefde, door onzeVa-: deren aan ons ter navolgingeof ter befchaaminge nagelaaten, zouden wy dan door onmedoogenheid ontaarten van het meedelydend Bloed door hen in onze Aderen overgeflort? Neen, Waarde Geloofsgenooten en Meedeburgers! neen. Wy  C 3 ) Wy zullen de Natuur, Burger en Goddelyke Wetten gehoor gceven. Deczen gebieden ons, ter plaatfe daar wy Gods zeegenryke Hand ondervinden r ook de onze tot Hen uitteftrekken, die, naar maate zy door de Voorzienigheid minder met tydelykezeegeninge bedeeld zyn, des te dierbaarder, en onder befprek van vloek öf zeegen, door haar onze Zorg en Liefde zyn aanbevoolen. En wanneer doch fpreeken die pligten fterker,dan nu, daar de allerdringende noodzaakelykheid, de Stem der Barmhartigheid tot ons verdubbeld, en geen uitftel meer mogelyk is ? Ach.! had gy in de jongde bezoeking der aanfleekende Ziekte, kunnen befchouwen, zo veele zieltoogende SlagtófFers van de al te naauwe beperkingen van dit Huis en daar door bedorve Lugt, dan zoud gy alle met ons traanen geftort, en van: zelfs uwen milddadigen boezem, ter verbetering van! zulk eene rampzalige woonplaats des doods geopent hebben, Onze Weezen hebben tot dus verre van uwe meededeelzaam-) heid het brood genooten ; geeft hen dan ook nu de plaats om het met eenig genoegen te eeten; om geene zaaden van Ziektens, en daaruit volgend kwynend leeven in te ademen, en by wederkeerende bezoekingen eikanderen door een vergiftigde lugt als te verflikken. B-efchouwt uwe dierbaarfte Panden, uwe kinderen, uwe Bloedverwanten, uwe Vrienden ! Wie onzer is zo verre boven de menfchelyke rampen verheeven, om zig te durven verzekeren dat niemand van hen, of hunne nakomelingfchap ooit zyn toevlugt tot dit geftigt zal moeten neemen? en is 'er een middel om dit te ontgaan, het is voornamentlyk de Barmhartigheid, want die Spaarzaam zaait zal Spaarzaam maaijen, maar die in Zeegening zaait zal aok in Zegening maaijen; hy ontSermt zig, en zyn zaad zalgezeegend zyn. Dus een nieuwe ruimer en gezonder Woonplaats te helpen ftigten voor onze ouderlooze Weesjes, die door uwe Liefdadigheid, der onkunde en losbandigheid ontrukt, met A 2 veel 2 Corinth. 9. vs. 6. Pfalm 36. vs. 26.  Pfalm Ui. vs. £>. C 4 ) veel zorg beftierd, en Chriüelyk opgevoed, te eeniger tyd nutte Leeden der famenleeving geworden zynde , de verzugtingen van dankbaare Harten ter Heil van ü en de Uwen, niet zonder vrugt Hemelwaarts zullen zenden. Ziet daar Waarde Geloofsgenooten en Meedeburgers het ge'wigtig voorwerp waar toe wy ulieden thans aanfpreeken: Een voorwerp het geen aan niemand, die een gevoelig en Godsdienftig Hart bezit onverfchillig. en zyner milddadigheid onwaardig kan toefchynen. Dit zyn dan ook de reedenen, die verfcheide onzer Liefdadige Geloofsgenooten met ons bewoogen hebben reeds hunne milde Giften tot het begin deezer Christelyke onderneeming edelmoedig aan te bieden. Vastelyk dan vertrouwende op den heilryken invloed van dit Voorbeeld; op de veelvermoogende Voorfpraak van onze Eerwaardige Priejlerfcbaar, de zo oprechte Vaders der Armen en Weezen ; en vooral op ulieder milddadigheid; zullen wy zelfs, of door vertrouwde Perfoonen een Lyst ter inteekening aanbieden, om uit de by een ieder ingeteekende Sommen, als voorzigtige Beftierders; in het herbouwen van dit Gefticht, onze ftaat te kunnen maaken. Het behaage den God der Barmhartigheid, den Vader der Weezen, alle indrukfelen van Liefdeloosheid en Laster omtrent dit Heilzaam Werk te verydelen; uwer aller Harten met een blaakend Vuur van Liefde en Christelyk medelyden te ontvonken, en in u alle te vervullen Zyne plegtige Belofte: by heeft uitgedeelt en den Armen gegeeVen, zyne Regtvaardigheid blyft in der Eeuwigheid, zyn Hoorn zal in Heerlykheid verbeeven worden. De BEZORGERS van het ROOMSCH-CATHOLYK MAAGDENHUIS. T e A M S T E R D A M, By T. CRAJENSCHOT, Boekverkooper op den hoek vun de Heertngragt cn Heifteeg. 1783.