585 A 149   ROUWKLAGTEN DOOR DE gelderse en amersfoortse S T A A T E N, AAN DE VOETEN VAN DEN STADHOUDER WILLEM de VYFDE, uytgestort, IN HET BYZYN VAN DESZELFS KONINGLYKE GEMALIN en KINDEREN. ^ ie hier 6 DoorlugtigeVorfl! een aantal van uwe beminnaars, een aantal van uwe bereidvaardige Dienaars, die altoos op den wenk van uwe aanbiddelyke oogen vloogen, ter bereiking van uwe gemanifesteerde belangens en oogmerken. — Zie hier ö Doorlugtige Vorst! een aantal ja een aanzienlyk aantal van hun, die geen andere wil dan uw gebod hadden, een aantal dat met verzaaking van eyge eer, belangens en wat meer is met onderdrukking van een vry Nederlands geweeten ,uwe doelë'indens altoos behartigt hebben. Een aantal, dus tedergeliefde Prins, die alle de vereifchtens bezitten en altoos bezeeten hebben, welke gy in uwe vrienden en gunftelingen vordert. — Een aantal, dus tedergeliefde Prins dat door hunne betoonde hoedanighedens het regt, ja het uitfluitend regt heeft om tot uw te naderen, en in deze fombere dagen door uwe aanbiddelyke mond getrooft te worden. Helaas! indien my uw vorige glorie (uit het oude Oranjehuys met zo veel luyfter oirfpronkelyk,) Doorlugtige telg uit het zelve nagaan; a in-  in 2 T ö ' A (J[ 75ï W TT* f~ ' indien wy de daagen die wy thans beleeven, en waariune die fchynendc zon uwer heerlykheid zo eenegedugte taaning ondergaan heeft, en nog dagelyks zo veel van haar voor ons licflyk ligt verlieft , bezigt/gen. — Hoe weinige redenen tot vreugde, hoe veele tot eene tranenbad van droefheid, grievend, ja grievend is deze herdenking voor ons. — Gy ons hooft, onze Leidsman,onze iteun in alderley omftandigheden, heb dan zo veel van uwen glorie en invloed verlooren, en öe verachting, de befpotting in deze treurige dagen, dat zo veel uw deel is .-daalt ook'op ons neder. ö Doorlugtige Prins! gy die wel eertyds de liefde, de achting en het vertrouwen der Natie, in uw Perfoon vereenigde. — 6 Doorlugtige Prins! gy die wel eertyds als, het middenpunt van alieeere en glorie, ö Stadhouder van Nederland! veel geacht en vergoodVièrd; gy word nu vervolgt, befchimpt, befpot, gefcholden, en dat om dat gy de natuurlyke trek van eigenliefde, zelfsgrootheid en daaruit voortvloeijende bronwellen voor uwe Gunftgenooten hebt in het ligt gefteld. — Kunnen dan, Doorlugtige Vorft! de tegenwoordige Vryheidfchreeuwers hunne pligten niet meerder begrypen ? knnne zy niet meerdér bezefFen wat zy aan uw Huis door zo veele Heroique daaden en inzonderheid door de onderdrukking der vryheid beminnenswaardig fchuldïg jo. „v Cgjb^u;^ -j-n 11Uu a «* , ö behoeder! ö behouder! van onze aloude Conftitutie, die met zo veel wysheid, beleid,menfchenliefde, baatzugtige Staatkunde en onverouderde haat tegen eene onlangs verkreegen Bondgenoot, in dc onlangs gevoerde Engelfche Oorlog heb uytgemunt. . Maar waartoe ö Doorlugtige Vorft! eene optelling van Uw bedreeven weldaaden aan Nederland, dat Nederland, in het welke gy een weezen wierd, dat Nederland, dat Nederland, het welke uw tot op dit heden befchouwt: moet van fchaamte bloozen,als zy ziet aan welke Monfters zy het voedzel gunt, Monfters Doorluchtige Verft! die door hun zugt tot Vryheid , uw als hun Medeburger, en niet als dat eminente hooft en achte, en uit die reede uwe daaden en inzigten, ja dagelykfe bedryven, de Vryheid zig aanmatige om te beoordeelen. Maar gevoelt gy Doorluchtige Heer! de gewisfen flaagen uw door een ontwaakt en verbitterd Volk toegebragt. Wy. uw getrouwe Dienaaren, deelen niet minder in dit onverwagte loon voor onze verknogtheid, aan uw, ja uwe Hoogheid weet beft, wat wy voor dezelve en zyn Huys gedaan hebben. Wy moogen ons ook verzekert kouden, dat  ( 3 ) dat indien de begonnen taak, op zyne rechte, en van ons gewenfchtö zyde was uitgevallen, wy ook geen redenen tot klaagen, over behoorlyke belooningen, zoude gehad hebben. Maar helaas! al zyn onze daaden nog zo veelvuldig en Welmeenend, ten opzigte van uwe Hoogheid geweeft, zo ontbreekert uw de middelen, om uwe dankerkentenisfen te onswaarts werkftellig te maaken, en wy genieten dus de vloek van de Natie , als een voortgebragte vrugt onzer arbeid, zonder eenige de minfte lange verwagte en gewenfchte uitwerkfelen, uwer weldadigheid te kunnen gemeten. Wat trooft, in zodanige droevige omftandigheid. — Uwe Hoogheid is reets op de Grenzen, en op de minfte triumpf, die de andere Party mogt behaalen, verlaat gy ons, — het is waar Doorluchtige Vorft! uw aanzien, uw Gemalin, zal veele dingen in ombruik houden, voor de zegevierende woede: uwe Goederen, uwe Bezittingen, zullen die verwoeftingcn niet ondergaan, die de Goederen en Bezittingen van andren (die uw tot dien einde toe, getrouw blyven, en een zodanige rugfteun, nis gy in uw zelve heb, met uw misfen zullen,) treffen zullen. — Ja helaas! indien het niet gaat, gelyk in andere Volksberoertens, waar van de gehaate voorwerpen, dikwerf ter Slagtoffer geftrekt hebben. lu&üBc Oranje Verft'. 0n7.r> y.ielen fmelten weg in traanen, zy verzinke onder het drukkende Juk van eigen zelfs bezwaar, een druk Doorluchtige Vorft! welke nog eenige trooft zoude kunnenaanfehaffen, indien wy hoopen konde hebben, dat ons lyden, uwe Hoogheid eenige ademhaaling, konde verfchafïen. Maar Doorlugtige Vorft! na wat kanten wy ook onze oogen wenden, dezelve ontmoeten in dit akelyk duifter, niets dat onze rampen verzagt, niets dat onze hoop verlevendigt, of ons eenige toevallige uitkomften voorfpeld, neen! de ftand onzer kwaal word dag aan dag erger, en ieder oogenblik vermeene wy, de iaatfte te zyn van ons bellier en weezen. De droevige trek, die zig over uw gelaat verfpreid, Doorlugtige Vorft! gepaard met die fombere ftilzwygentheid, overtuigt ons, dat wy veel te vreezen en niets goeds te hoopen hebben, datwy aan bei. de zyde een befchuldiging gewaar worden, van nimmer te hebben moeten beginnen, met een zaak, waarvan de onmoogiykheid der uitvoering , door te veelvuldige voorbeelden geftaaft is. Mogt het den Hemel behaagen, de verbitterde Gemoederen tot eeni- A 2 ge  C 4 ) ge iülftand te be weegen, dan Doorlugtige Vorft ! zoude men in deze tyden van verwarring, nog om middelen kunnen denken, die voor ons door haare langwyligheid eenig nut zoude kunnen aanbrengen, daar zo de droom zo fterk haar gang als tegenwoordig blyft houden , zy ons in onze ondergang fleept, en nog voorige eer , nog aanzien, nog tegenwoordige Bezittingen en Goederen, ons zullen kunnen redden, van de rand van een zeeker bederf. Moed dit Schouwfpel, dan met uw Huys (taande, een zo Doorlugtige Echt plaats hebbe,moeit, uwe geliefde Gemalin,dan door daaden en derzei ver gevolgen overtuigd worden, Doorlugtige Vorft! dat'er groot onderfcheid is, tusfchen een Pruyfisch Onderdaan en een Nederlander, moeft haare daagen, zo gelukkig begonnen in haare aangenaamfte ftonden zo een deerlyke ommefwaay van het noodlot ondervinden. Moeft Doorluchtige Vorft! dit Schouwfpel voor uw Huys het zelve zodanig vernederen, tot oneindige fchadens voor uwe Doorluchtige Kinderen, moeft dit ftrekken tot een Leermeefter die in hunne jeugd hun kan onderrigte? wat het Volk vermag, wanneer haat en partyfchap tusfchen haare Regenten heerfcht, ja gebeurtenisfen die niet weinig hun van dat eer en aanzien berooven, met welke zy anders aan ons hooft eens gepraalt zoude hebben. Terwyle wy al wederom nimmer de h°.at,den te&m yvranim,-^ ais ons dreigt geheel ten onder te brengen, zullen kunnen ontgaan, endaar door beproeven zullen, dat wy een verkeerd werk ten believe van uwe Hoogheid, en tot grootmaking van ons zelve hebben onderhanden genomen, een werk, waarover wy ons beklaagen, en door uw beklaagt zullen worden, tot zo lange dat onzer aller zintuigen voor geene zodanige overdenkingen, door den dood het einde aller dingen zullen vatbaar zyn.