co DEDUCTIE, gedaan maakcn, en aan den Hoogcn Raadein Holland, mitsgaders Heeren Adjunóten Revifcurs, overgegeeven, uit den naam en van wegens Mr. Johan Maurits van Pa est, Hccrc van Bingerden, Secretaris der Stad ■Am/Ierdam, in qualiteit, als met en benevens nu Wylen Mr. Johan Franpois van Byëmond 3 in leven Burgemeeflcr van 9s Gravcnbage; Mr. Abraham Calkoen, Heers van Kortehoeff, Oud Hoofd-Officier der Stad .Amflcrdam; en Mr. Gerard de Graajj\ V■yheer van Zuyd- Polsbroek, Purmerland, en lip endam, Scheepen en Raad derzelve Stad; door wyle Geertruyd Leste ven on, Weduwe van Mr. J a c o v, Hop, in leven Vryheer van Lekkerkerk en Zuidbroek, Scheepen en Raad der voorgemelde Stad Am/Ier'dam, mitsgaders Commisfaris van de Pilotagie benoorden de Maafe, by haar Teftament, op den ïf' Maart 1779. gepasfeerd, aangefteid tot Direófceurs X?an baar Sterfhuis en Begravingen als meede om haare Nalatenfchap te redden en tot liquiditeit te brengen, mitsgaders inzonderheid tot Voogden over haareMinderjaarige Kinds-Kinderen, en verdere Minderjaarigen, die in haaren Boedel geïnteresfcerd 20uden bevonden worden, als meede tot Administrateurs van derzelver, en der Kinds-Kinderen Groot-Vaderlyke en Groot-'Moederlyke Goederen; en alzoo voor zich zei ven in gemelde qualiteit , en nog, als Lafl en Procuratie hebbende van voornoemden Mr. Abraham Calkoen en Gerard- de Graa/f, in hunne meergemelde qualiteit; en mitsdien alzoo ten deezen fpecialyk Reprafenteerende zynen Minderjaarigen Zoon, R u d olph Wilhelm Jacob van Pabst Hop , eenigen Kleinzoon en Succesfeur Feudaal van de voornoemde Geerx truïd Les te ve non, Weduwe van Wylen ;VMr' Jacob H op, en in de gemelde qualiteit aan^genoomen hebbende de Arrementen van den ProJ A cesfê,  3 JniroduUie. Kort voorftel dér zaak, en van de Jouree deezer Procedures, ( 2 ) cesfe, bevoorens gevoerd door Wylen den gemelden Mr. Jacob Hop, in qualiteit, als Heer van de Vrye Hooge Heerlykheid van den Alingen Dorpe en Parochie van Lekker kerk, in den Lande van ZuydHolland, mitsgaders Ambachtsheer van Lekkerkerk, en Zuidbroek voornoemd, Gedaagden byMandament van Revifie, ter eenre: Op ende jegens, Mr. CornelisGroenincx vanZoelen, Raad in de Vroedfchap en Oud Burgemeefler der Stad Rotterdam , en wegens dezelve Stad Gecommitteerd in de Holland/che Reekenkamer, als Ambachtsheer van Ridderkerk, Impetrant in het voorfz. Cas, ter andere zyde. EDELE MOGENDE IIEEREN! ^. RT Alvoorens toe te treeden tot eene adftru&ie van de Eifcb en Conclufie, door wylen Mr. Jacob Hop voor den Rade Provinciaal gedaan en genomen, 2 Welke by de Sententie of het Arreft van den Hogen Rade van dato den 22 December 1785, 3 Met te niet doening der Sententie van den Rade Provinciaal van dato i Maart i779> 4 Conform der Gedaagdens billyke verwachting, wel en te rechte (zoo men vertrouwd) is geadjudiceert, 5 Zal het niet ondienftig zyn, kortelyk tot verftand der zaake te pramitteeren Eenige omftandigheeden, 6 Die in het vervolg deezer Schriftuure breeder zullen worden gededuceert, 7 Gelyk meede het beloop der Procedures, die nu door een Gewysde van Uw Ed. Mog. in het hoogfte resfort zullen worden bellist. 8 Tot dat einde neemt de Gedaagde de Vryheid, van kortelyk te remarqueeren, 9 Dat,zoo als hierna op eene onweederfpreekelyke wyze zal worden betoogd, 10 Van alle oude tyden af aan, door de Graven van Holland ter Leen is uitge- geeven de Heerlykheid van de Leek, n Ewfttotew Recht, en daar na tot een Onversterfeex yk Erfleen, 12 Als  ( 3 ) ART. rr > tt -j , 12 Als meede, dat onder die 'generaale benaminge van Heerlykheid van de Leek van ouds zyn gecomprehendeert ge weeft verfcheidene Dorpen en Jurisdi&ien, 13 Waar van Lekkerkerk en Zuy/lbroek de voornaarnfte waaren, 14 De Ambachtsheerlykheid van Ridderkerk heeft niet alleen van ouds af behoord onder die voorfz. Heerlykheeden , 15 Uit welke in vroegeren tyd de Heerlykheid van de Leck|beftond, 16 Maar dezelve is ook altoos ge weeft een Achterleen van de Heerlykheid van de Leek, 17 In dier voegen, dat de Heer van de Leek direótelyk door deGraaven van Holland in der tyd, van Welken de Heerlykheid van de Leek was releveerende, meede mei de Heerlykheid van Ridderkerk wierdverlyd, 18 En vervolgens die Heerlykheid van Ridderkerk door den Heer van de Leek, ais een Agterleen van de Heerlykheid van de Leek, wederom wierd uitgegeeven. 19 Het welk inzonderheid buiten alle Conteftatie is gefteld, 20 Wanneer daar over in den Ja3re 1439 differenten waren ontftaan, tuffchen Roeland van Ukkerke, toenmaligen Heere van Ridderkerk, 21 En Engelbrecht Grave van Nasfau, in dien tyd Heere van de Leek, welkeby üitfpraak van dato den 4 September 1440, 21 Die Vier van den Rade van den Grave, Gecommitteerd tot de zaaken van den Lande van Holland en Zeeland, 23 Als Keerslieden of Arbiters, door beide de litigeerende Parthyen gekoozen, benevens ecu Overman of Super-ArtJiCer, 24 Uit krachte van zeekere A6le van verblyf van 11 Mey 1440, ter dier zaake hebben uitgebragt. 25 Terwyl, hetgeen des aangaande by de evengemelde Üitfpraak noch was ongedecideertgebleeven, nader is bepaald by eene Verklaringe van Die van den voorfz. Rade van dato 21 Juny 1441. 26 In Conformité van welke Uitfpraake en Verklaringe ook zeedert den Jaare i44r, en voorts fucceffivelyk, 27 De Heeren en Vrouwen van de Leek van wegens de Graaffelykheid van Holland meede uitdrukkelyk met de Arnbachts Heerlykheid van Ridderkerk zyn geinveftiêerd, 28 En de voorfchreeve Heerlykheid van Ridderkerk, als een Achterleen van de Leek, is geconüdereerd, 29 Waar van de Heerenen Vrouwen van de Leek fucceffivelyk de Verlyengedepectieert hebben. 30 Ondertusfchen is het in 't begin van deeze Eeuw gebeurt, 31 Dat Maurits van Nasfau, op dien tyd Heere van de Leek, de Hem competeerende Heerlykheeden , behorende tot, en uitmakende de Heerlykheid van de Leek, voor de by hem opgenomene Capitaalen hebbende verbonden en gehypothekeert, 32 Tot verkoop van dezelve Heerlykheeden uit krachte van het gemelde Hypotheek by executie is geprocedeert geworden} A 2 33 Met  ( 4 ) Art. 33 Met welke executie zoo verre ge vordert zynde, 34 Dat het Decreet was geinterponeerd, en geordonneerd, 35 Dat, na behoorlyke verkondigingen, daar van Brieven gemaakt, en inden Raadkamer van den Hove zouden bezeegeld worden, 36 Heeft men als toen bevonden, 37 Dat, byaldien de gemelde Heerlykheden te gelyk en in ééne Koop finalyk wierden verkogt, 38 Zulks tot meikelyke prejudicie, zoo van den gemelden Maurits Lodewyk van Nasfau, a's van deszelfs Crediteuren, zoude verftrekken: 39 Uit dien hoofde, heeft zig de voorn. Maurits Lodewyk van Nasfau by Requefte geaddreffeerd aan Hun Edele Groot Mogenden, 40 En verzegt, mitsgaders op den 24 December 1717, geobtineerd, O&roy of Refolutie, 41 Waar by Hoogfl: Dezelven hebben goedgevonden en verftaan, 42 Dat de Refpeclive Heerlykheden, de Heerlykheid van de Leek uitmakende, 43 En van welke, als van één Leen, tot dien tyd toe maar ééne Brief was gedep:cheert en uitgegeeven, 44 Zouden worden gefplist in vier Leenen: 45 Namentlyk de Hcoge Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuydbroek, 46 Waar onder, volgens eene nadere Refolutie en Interpretatie van Hun Ed. Groot Mogendma, va„ dato dato 10 Febr. 1723, de Ambagtsheerlykheedm van Lekkerkerk en Zuidbroek meede waren begreepen, 47 In één. Leen; 48 De Heerlykheid van Ouderkerk op den Tsfel insgelyks in één Leen, 49 De Heerlykheid van Crimpen op den 2s/el meede in één Leen, 50 En ten laatilen de Heerlykheid van Crimpen op de Leek in één Leen: 51 En dat dezelve Heerlykheeden alzoo indiervoegen by het aftrekken der Zeege's van den wasfche zouden worden verkocht. " . 52 Edoch, by geleegenheid van de voorfz. fplitzing, wyders in aanmerkinge hebbende moeten komen, 53 Hoe het voortaan zoude gaan met de Leenkamer van den Huyze van de Leek, 54 Aan welke behoorden verfcheidene notabele en aanzienlyke Landerven Thienden, enz., ' * 55 En daar omtrent geconvenieerd, en vaftgefteld zynde, 56 Dat dezelve Leenkamer voortaan zoude volgen en blyven aan denKooper van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, 57 Zoo is vervolgens in de Conditiën van verkooping wel uitdrukkelyk, onder anderen, geinfereerd geworden, 58 „ Dat  ( 5 ) A R.T. 58 „ Dat tot de gemelde Heefykhtid van Lekkerkerk en Zuydbroek behoorden verfchti* „ dene notable Agterleenen , 59 „ Breeder gefpecificeerd by zekere Acle van verdeeling, 60 „ Tusfchen den Prince Frederik Hendrik van Orange, en Willem van Nasfau, „ Hare van de Leek, op den 2 February 1616. gemaakt, 61 „ Foor zoo verre dezelve als noch ter Leenregifter bekend ftonien. 62 In welke A&e van verdeeling , (die gemaakt is ter occafie der verdeeling van de Lzenen van den Huize van Polanen, en die van de Leek,) 63 Zoo wel, als in de voorfz. Leenregifters, fpecialyk ook de Ambachts- Heerlykheid van Ridderkerk onder de Leenen , van den Huize vm de Ltck releveerende, gefteid en gevonden word. 64 Op dien Voet, en op de gemelde Conditiën , is de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek^ ingevolge de Brieven van Decreet, van dato den 26 April J723, gekogt geworden door Mr. F ancois Conftantyn Pielat de Blagny, 65 Die dan ook door Hun Edele Groot Mog. met de voorfz. Vrye Hooge H*erlykheid van den Alingen Dorpeen Parocnie van Lekkerkerk, 66 Als meede met de Ambachts Heerlykheeden van Lekkerkerk en Zuydbroek, is verlyd; 67 Zoo als ook, na het overlyden van den even gemelden Mr. Francois Conftantyn P.elat de Blagny, deszelfs Zoon Johan Conftantyn Pielat de Blagny , 68 Daar na op den 7 December 1763. Pieter van Petten» die de voorfz. Heerlykheid had gekogt, 69 En by vervolg Mr. Jacob Hop, Oud Scheepen en Raad der Stad Amfterdam', als iu den Jaare 17/2 daar van Kooper geworden zynde, 70 Op gelyke wyzc fucceffivelyk door Hun Edele Groot Mogenden zyn geinveftieert geworden. 71 Daar het nu , volgens het geremarqueerde, ('twelk in het vervolg by het adftruftief gedeelte van deeze Schrifture in heid van der Lecke, alzoo groot en kleyne, 240 ,, Als ze He r Hynderik, Heer van de Leek, houdende en bezittende was, in „ finen leften leve, 241 „ Ende met alle de Heerlykheeden , alzoo Groet en alzoo Kleyne, alse dair toe „ behooren , 242 „ Dat is, te weeten, het Gerecht van Ridderkerke, van Leckerlerh, 243 „ Van Crimpen óp d'Tsfel, van Crimpen op de Merwede, van Ouderkerk, van „ Zuidbroek, 244 >, Van Streeveland, van Brantwyk, van Ghybenland,] ende van Blaskensgrave, 245 jj Of in wat manieren dat die Heerlykheeden genoemt zyn, 246 „ En dat mit alle de Heerlykheeden, Renten, en Goeden, hoe dat ze daar binnen „ geleegen zyn, D Overgang * ot het £ erte Hoofd oin x. EerJleReflexie: Ridderkerk is reeds van zeer oude tyden door de Graven en Gravinnen van Holland uitgegeten als een deel der Heerlykheid van ie Leek.  ( H ) Art, 247 Eft in Tienden,in Veeren, in Visfcheryen, in Huyzen, in Water, in Erven, 248 ,> O/w wtft manieren dat ze genoemt, o/ geheeten mogen zyn, Uitgenomen „ eigene Erven ; 249 „ En wel met deeze verdere by voeging: welke Ambachten, Heerlykheeden ,Ren. ,, len, en Goeden, Heer 'Jan van po lanen voorfz. van Ons, en onze Nakomelingen, „ houden zal ten rechten Leem. 250 Maar, den gemelden Jan van Polanen geweeft zynde Een der Edelen, die in den beruchten Hoekfchen en Kabeljauwfchen tweefpait de Zyde van Vrouwjj Margaretha koozen, 251 Verkreeg Hy van deeze Gravinne, ter erkentenis van zyne verknochtheid aan Haare belangen, dit zonderiing gunftbewys, 252 Dat alle de voorfz. Heerlykheeden, begreepen zynde onder de benaaminge van de Heerlykheid van de Leek, van een recht, in een onverfterfiyk Erfleen w'erden geconverteert: 253 GeJyk middagklaar blyktuit Haare Gifte-Brief, verleent op Zondag voor St. Bartholomeus dag, ten Jaare 1346^ ten behoeve van den Evengerneiden Jan van Polanen, 254 Welke Brief door den Gedaagden fub. G. 2 loco by Copie Authenticq ten Procesfe is overge'egt: 255 Daar by vergunt Zy aan den voornoemden Jan van Polanen, om zyner getrouwe dienjien wille, alzulke gratie, 255 Dat Hy alle die Heerlykheeden, Huizen, Thienden, en Gerechten, in wat name dat zy genoemd zyn, en die geleegen zyn binnen de Graafflykheid van Holland, 257 Die hy vanHxare Voorvaders gehouden hadde tot dien dag toe, en die Hy nu tot op dien dag van Haar was houdende, 258 Voor Hem en zyne Nakomelingen zoude houden en gebruiken tot eenen onverjlerfivken Erfieaie: . 259 Zynde het buiten allen twyffefj dat de generale uitdrukking, van alle die Heer. tykheeden, Huizen, Thienden, en Gerechten, die Heer Jan van Polanen gehouden had, en toenmaals noch was houdende, welke in deeze Converfie Brief voorkomt, 260 Moet worden betrekkelyk gemaakt tot alk de Heerlykheeden, en de Ap-enDependentien van dezelve ,gamentio:iserd by de Brieven van Verley, 25i Welke flegts vier jaaren te vooren aan den voornoemden Jan van Polanen Waren verleend door den Grave Willem van Henegouwen, 26*2 Die, voor en aleer de evengemeide tweefpait was uitgebarften, in deeze Landen het bewind voerde, 263 En by gevolg mede tot de Ambachts • Heerlykheid van Ridderkerk. 254 In vervolg van tyd hebben wel de Heeren van de Leek een nog erooter voorregt verkreegen, • 265 Dat naraentlyk het Dorp en de Parochie van Lekkerkerk is uitgegeeven tot eene Hooge Heerlykheid, 166 Waar van wederom het onwederfpreekelyk bewys voor handenis in eene Uit. gifte-Brief, 267 Door  ( 15 ) Art. 2 0/ Dm Willem Paltz- Grave aan den' Rhyn, Hertog van Beyeren, verleend aan Zynen Neeve En gelbrecht Grave van Aas/au, Heere van de Leek, opSt.Bavo dag van een Jaare 1413, 268 Welke door den Gedaagden fub G. 3 loco ten Procesfe is overgelegt, en mede gevonden wordt in het Groot Charter Boek van Mieris 4e. Deel pag. 255 en 2; 6: 269 Doch hier uit is tevens manifest, 270 Dat de voorfz. Concesfie van het recht eener Hooge Heerlykheid zig niet verder heeft uitgeflrekt, 271 Dan alleen over den Alingen Dorpe en de geheele Parochie van Lekkerkerk en Zuidbroek, 2ji En dat alle de verdere Heerlykheeden, die deelen en leeden waren 'sLands van der Lecke, zyn gebleeven Ambachts-Heerlykheeden. 273 Trouwens, dat zulks met de daad in diervoegen ook in vervolg van tyd is begreepen, kan nader blyken uit zeeker Verbaal Accord, '274 Het welk tusfchen de Raden en Meefters van Reekeningen van Hun Edele Groot Mog. Domeynen, mitsgaders Burgemeejleren en Regeerders der i>tad Dordrecht, ter Eenre, 275 En Anna Maria van Beyeren van Sch'agen, Douariere van Maurits van Nasfau, in zyn leeven Heere van de Leek, mitsgaders Moeder en Voogdesfe over haar en minderjaarigen Zoon Mauritz van Nasfau, ter andere zyde, 276 Ten overftaan van Heeren Commisfarisfen uit den Hoogen Raade is aangegaan en gefloten, 277 En door Hun Edele Groot Mogenden met Hoogft Derzelver Approbatie is bekrachtigd, in dato den 6 December 1687,• 278 Want by het voorfz. Accord( door den Gedaagden fub G. 4 loco ten proces* fe overgelegt) 279 Hat welk moeft dienen,om uit de weg te ruimen alle de Differenten, 280 Die tusfchen de voorfz. Parthyen waren ontftaan wegens de Hooge Jurisdictie over de Geheele Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, 281 Als meede, over den Rivier , voor by Lekkerkerk lopende, 282 Is uitdrukkelyk bedongen en verdragen, 283 „ Dat aan de Origineele Gerequireerde, (zynde aldaar de Gravinne Douariere „ van Nasfau) in hare voorfz. qualiteit, 2 84 „ Uit krachte en ter voldoeninge van de Sententie van den Rade Provinciaal, van „ datoden 12 Mey 1682, 285 „ En van de Approbatoire Sententie van dcfi Hogen Rade, van dato 2 July 1682, daar by gementioneerd, 286 „ Zoude-volgen Oelyk ann Ha^r word gelaaten by het zelve Accord) De ■ ?> Hooge Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, 287 „ Als meede over den Rivier, voorby Lekkerkerk lopende, D 2 .288 Doch.  Tweede Reüexie-.dat Ridderkerk wede. rom door de Heeren van de Leek is uitge~ geeven tot een Achterleen van de Leek. ( * 6 ) Art. 288 Dich aangaande den Rivier, alleen voorzoo verre, ah de Vüfchery van dezelve aan de gemelde Cravinne in haare bovengenoemde qualiteit was Competeerende, 289 Van welke Jurisdictie zig dienvolgende de Bailliuw van Zuidholland zoude moeten onthouden; 290 Ten preuve mitsdien, dat deeze Hooge Heerlykheid of Jurisdictie daar by wederom niet verder is uitgeftrekt, dan over den Alingtn, 191 Dat is, over den Gehelen Dorpe van Lekkerkerk en Zuidbrcek,i Mitsgaders den daar vo»r by lopenden Rivier, 292 Maar dat integendeel dezelve binnen dien omtrek wel uitdrukkelyk word bepaald. 293 De Gedaagde mag derhalven uit het dus verre geremarqueerde jby wettige gevolgtrekkinge befluiten, 294 Dat ten Procesfe op eene overtuigende wyze is beweezen, 295 Dat de Heerlykheid van de Leek, van devroegfte tyden af aan, in zig heeft begreepen verfcheidene Dorpen, Jurisdictiën, of Heerlykheeden , .296 En daar onder ook in 't byzonder de Ambachts- Heerlykheid van Ridderkerk; 297 Mitsgaders, dat van] die Dorpen] en Jurisdictiën Lekkerkerk en Zuidbrak de Voomaamlte zyn geweefi, 298 En als zodanige Specialyk met het recht eener Hooge Heerlykheid zyn begiftigd geworden. 299 Dan het is in de Tweede plaats mede buiten alle bedenking, 300 Dat de Heeren van de Leek, na dat zy met de Heerlykheid van Ridderkerk waren verlyd, 301 Dezelve wederom hebben uitgegeeven, als Een Achterleen van den Huyze of van de Heerlykheid van de Leek , 302 En dat zy daar omtrent hebben uitgeoeffend alle Zodanige regten en prerogativerj, als den Smal Heeren over zoortgeiyke Leenen Cornpeteeren; 303 Immers,ten bewyze, datDszelven hier toe in de daad zyn bevoegd geweefi, 304 Behoeft zich de Gedaagde eenvoudig te beroepen op het voorgevallene ten Jaare 1439, 305 Wanneer'er tusfchen Engelbrecht Grave tot. Nas/au en tot Vyanden, Heere tot de Leek, en tot Breda, ter Sienre, 30*5 En Roeland van Uit kerke, Heere tot Hee/ier ende van Heemfleede s ter andere zyde, 307 Twifl; was ontftaan, Roerende die Heerlykheid van Ridderkerk, met haren toebehooren, 308 Waartoe een yder van Hen vermeende recht te hebben; 309lTerwyl intusfehen de Gemelde Roeland van Uitkerke niet alleenlyk weigerde, om den Grave van Nasfau als zynen Leen Heer te erkennen, Maar  ( \t) .A R T 310 Maar ook van Hertog Philips van Bourgondien, als Ruwaard en Oir van Holland, had weeten te erlangen een direct Verly van de voorfz. Heerlykheid, 311 Naar uitwyzen der Me van Uitgifte van den 19 December 1427, door den Impetrant 'fub C i Loco geproduceert, 312 En meede voorkomende achter zeeker gedrukt Requeft, door des Impetrants Grootvader aan Hun Edele Groot Mogenden gepraefenteert, aan de zyde van den Gedaagden overgelegt ƒ«& F 3 loco, 313 Gelyk mede van eene noch nadere Alle van Uitgifte, door Dienzelven Hertog Philips op den 3 Juny 1429, QSub C 2 loco by den Impetrant') 314 Welke nadere A£te van Uitgifte bovendien was geconfirmeerd door Jacoba Hertoginne van Beyeren, by zeeker AHe van den %? April 1480, 315 Die onder anderen voor handen is in het Groot Placaat Boek 2e. Deel Fol. 1618 &feqq-; 376 Al het welk ten gevolge heeft gehad , 317 Dat de voornoemde Engelbrecht van Nasfau by Brieven van Dagement, 318 Verleend by den Rade, door den Hertoge van Bourgondien Gecommitteerd over de zaaken van den Lande van Holland en Zeeland, van dato den 9 Juny 143;, 319 Had doen dagvaarden denzelven Roeland van Uitkerke, 320 Om, indien Hy iets op de meergemelde Heerlykheid mogtete zeggen hebben binnen acht dagen daarna dat by te brengen in den Rade voorfz., oöi daar na recht te doen, 321 Zoo als aan Uw Ed. Mog. zal blyken uit een Extracl uit het vyfde Memoriaal van den Rade Provinciaal, 322 Gehouden ten tydevan Mr. Johannes Rofa, Griffier van denzelven Rade, 323 Beginnende met ultimo December 1438, en eindigende met 1 January 1441, 324 Door den Gedaagden fub H. 1 loco ten Procesfe overgelegd: 325 Doch naderhand is door tasfchenfprèeken van Die van den Rade van Holland voornoemt, ter affnydinge van alle Procedures, tz6 Deeze zaak verbleeven aan de üitfpraak van Vier van denzelven Rade, als Keerslieden of Arbiters, "327 Welken de voorfz. Parthyen daartoe hadden gekooren, (namentlyk twee van wederzyden) . 328 En van den Heer van Bingencourd, Gouverneur van den Lande van Holland, ah Overman of Super Arbiter, 329 Naar uitwyzen van eene AÜe van Verblyf'van dato 11 Mey 1440, 330 Die mede is geïnfercert in een Extract uit het zesde Memoriaal van den Rade Provinciaal, 331 Door den Gedaagden fub H, 2 loco, en aan de zyde van den Impetrant fub. C. 3 loco, geproduceerd; E ' 33a Gelyk  ( 18 ) A RT« ' 332 Gelyk ook uit kragte van dat Verblyf de voornoemde Keerslieden, met Hunnen Overman, den 4 September 1440 hebben gedaan eene üitfpraak, 333 Die insgelyks voor handen is in het evengemelde Product H. 2 loco by den Gedaagden, en fub C. 6 loco by den Impetrant; 334 Waar by Dezelve hebben verklaard, en uitgefprooken, in zin en'Tubftantie, 335 , Dat, vermits Hertog van Philips van Bourgmdien aan den gemelden Roeland van Uitkerke had kwyt gefcholden zynen eed en manfchap, ■" »• 336 „ Dien Hy aan Denzelven had gedaan over het Ambacht van Ridderkerk met „ zyn toebehooren, 337 ,, En hem Roeland van Uitkerke voorts had gebooden, 338 „ Om dat voorfz. Ambacht wederom ter Leen te ontfangen van Jonkheere van „ P^asfau voornoemt, 339 ., Indiervoegen, als by zeeker Hmdveft of Alle van Confent en Over ?ifte van den ,, meer gemelden Hertoge Philips van Bourgondien, in dato 4 September 1440, 340 „ En een nader Handveft of Acte van Overgifte, ten zeiven dage by Hem ver» ,, leend, 341 „ En door den Impetrant fub. C. 4 en 5 Locis refpeclivelyk geproduceert, breeder „ was vermeld, 3 4.2. „ De voornoemde Jonkheer van Nasfau dat Ambacht van Ridderkerke voorfz., M met allen zynen toebehooren, verlyen en verleenen zoude aan Heere Roe„ land voornoemt, tot zulken Rechte en Leen, ■343 « Als hy tot dien dage toe van den Grave gehouden had, 544 „ En voorts in allen maniere, als Deszelven Heere Roelands HandVeften „ inhielden enbegreepen, niets daar van uytgefcheiden, 545 „ In voegen, dat gemelde Jonckheer van Nasfau dat voorfz. Ambacht ter Leen zoude houden van den Graaf, zoo dat een Lid was 'sLands van der „ Lecke, 346 „ Gelyk als Hy dat Land van de Leek ook fchuldig was te doen: 347 „ Behoudelyk, dat Heer Roeland voorn., en zyne Nakomelingen, van den „ voorfz. Ambachte van Ridderkerke uitreiken en betalen zouden aan Jonkheere „ van Nasfau twee honderd ponden 'sjaars. 348 Terwyl wyders by deeze Uytfpraak, zoo nopens de wyze en den tyd der betaling, 349 Als met opzigte tot de voorleedene Renten, die Jonkheer van Nasfau van den Voorn. Roeland van Uitkerke had gevorderd, 350 Eenige nadere bepalingen zyn gemaakt: 351 Gelyk ook ten aanzien van de waarde der ponden, waarin die voldoening zoude moeten gefchieden, uitdrukkelyk word gerefereerd, 352 Tot het geen de Brieven, welke de voorn. Engelbrecht van Nasfau daar van zoude moeten produceeren, zouden komen uit te wyzen: 354 En,  ( 19 ) Art. 353 En» wanneer vërvolgens óp den 20 Juny van den Jaare 1441, naar tien inhoud der voorfz Ukfpraake van dezelve Keerslieden, en den Overman, 354 Aan den bovengemelden Rade van den Grave van Holland* van wegens den Grave van Nasfau, waren geproduceerd zulke Brieven , waar uit kwam té blyken, 355 Dat Roeland van Üytkerke verplicht en gehouden was, om voor de hier bovengemelde twee honderd ponden aan deezen zynen Leenheer te betaalen ponden Hollandsch Païsment, 356" Zoo is hier van (mede naar uytwyzen van het voorfz. Extracl Memoriaal, fub H 2 loco by den Gedaagden , 357 Door Die van den voorfz. Rade ten zei ven dage eene Afte of Verklaring uitgegeeven 3 358 Waar by Zy hebben verftaan, een zodanig payement in ponden Hollandfck redelyk en billyk te zyn, 359 Èn tevens bepaald en voorgefchreeven, hoedanig Verley de voorn. Ëngelbrecht Grave van Nasfau aan Roeland van Uitkerke zoude moeten verleenen: 360 Zynde zeer Notabel, dat zulks onder anderen behelft, 361 ,, Dat Dezelve Engelbrecht van Nasfau het Ambacht van Ridderkerk, mei zyn ,, toebehooren , van den Grave ter leen was houdende in zulkèn rechten en „ Schyne, 362 „ Als hy dat Lznd en de Heerlykheid van de Leek fchuldfg was te doem. 363 Deeze Üitfpraak, weike micsdien de verplichting van den Heere van Ridderkerk , om dei Heere van de Leek als zynen Leen Heer te erkennen5 bulten allen twyffel lteld, 364 En die, daar dezelve tusfchen Een der Prsedecesfeuren van des Gedaagdens Pupil, als Heere van Lekserkerk en Zuidbroek, ter eenre, 355'En Een der Pradecesfeuren van den Impetrant, als Heere van Ridderkerk9 ter andere zyde , is üytgebragt, 366 Nog, gelyk hier na zal worden beweezen, ten huidigen dage voor de Par« thyen Litiganten in deezen tot een richtfnoer behoord te flrekken, 367 Isgeenfints eene doode letter geweeft, 368 Maar Zyis integendeel gedurende het tyd-perk, waar meede Wy ons thans beezighouden, altoos achtervolgd, en waargenoomen: 369 Hier van zyn de fpreekende bewyzen voorhanden, 370 Foor eer(l, in de Brieven van Inveftiture der Heerlykheid van Ridderkerks als een deel s'Lands van de Leek , 371 Welke door de Graven en Gravinnen van Holland in der tyd, $7*- p1 ,na de affchudding van het Graaffelyk Juk, door de Heeren Staten VM Hol- / land en Weftfriesland, 373 Aan de Heeren van de Leek fuccesfivelyk zyn vergund; E % 374 Éti  ( 20 ) Art. 374 Enten tweeden, inde Verleven van Ridderkerk voornoemt, als een Achterleen van den Huize van de Leek, 375 Die de Heeren van de Leek wederom aan des Impetrant Voorzaaten verleend hebben. 376 Wat het Eerjïe aangaat, beroept zich de Gedaagde, onder anderen , op een Vtr ey in dato den 4 Maart 1474. en dus niet lange na de voorfz. Uitjpaake van 1440, en 1441, 377 Door den toenmaligen Grave van Holland vergund aan Engelbrecht Grave van Nasfau, Heere tot Breda, (aan deeze zyde fub J i /oeoten procesfe overgelegd) 378 Aan Welken by deeze Brief nominatim tor leen word uirgegeeven de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerke, met den Thienden, èn zynen toebehooren, 379 Mitsgaders die Vrye Hooge Heerlykheid van den Alingen Dorpe en geheele Parochie van Lekkerkerk. 380 En , dat onder de vrye Staats Regeering aan dat recht der Heeren van de Leek geene de minfle atteinte is toegebragr., 381 Zal niet alleen aan UEdele Mog. Confleeren uit de Brieven van Verley, 382 Door Hun Edele Groot Mogenden verleend aan Mauritz Prince van Orange, zynde van dato den n Jannuary 1589, door .den Gedaagden fub J. 2 loco geproduceerd, 383 Waarby aan Denzelven, even als aan Zynen bovengemelden Voorzaat Engelbrecht van Nasfau, word uitgegeeven de Ambachts^Heerlykheid van Ridderkerk, mettên Tienden en zyn toebehooren, ,384 En voorts de Vrye Hooge Heerlykheid van den Alingen Dorpe en Parochie Van Lekkerkerk; .385 Maar zulks word in 't byzonder in een allerhelderfl daglicht gefield, wanneer men in aanmerking neemt, 386 Dat Uitwyzens het Verley , door Hooggemelde Heeren Staaten verleend aan W:Hem van Nasfau, Lieutenan't Admiraal van Holland en Weflvriesland, den Natuurlyken Zoon van Prince Mauritz van Orange, 387 Zvnde van dato den 2 July 1Ó25 , en fub J. 3 loco aan de zyde van den Gedaagden overgelegd , 388 Aan Denzelven wel ter Leen was uitgegeeven de Hooge en Vrye Heerlykheid van .den Alingen Dorpe en Parochie van Lekkerkerk, 389 Item die Gerechten van Lekkerkerk en Zuidbroek, als beboorende tot de Heerlykheid van de Leek, 390 Waar mede Hy by een Codicil, door den voorfz. Prince M;uritz vermogens het Oélroy van Hun Edele Groot Mog. gepasfeerd, was begunfligd geworden ; 591 Doch dat Hy had gcomitteerd, fpecialyk mede Verley te neemen van de AmbachtSrHeerlykheid van Ridderkerk ; 392 En dat dit zelfde verzuim al mede was begaan door de Twee Volgende Heeren van de Leek, 393 Namen tlyk  ( 21 ) A RT. 393 Narnentiyk door Lodewyk van Nasfau, v 594, Die, naar uytwyzen der Brieven van Verly van datoden z$ December 1627, fub J. 5 loco by den Gedaagden, 395 Wel Inveftiture had bekomen van de overige Heerlykheeden, meede onder den generalen naam van de Heerlykheid van de Leek begreepen zynde, 396 Doch geenfints van de Ambachts - Heerlykheid van Ridderkerk; 397 Mitsgaders door Deszelfs Leenvolger, Mauritz van Nasfau; 398 Dan dat de Laaftgenoemde, dat verzuim bemerkt hebbende, en begeerig zynde , om daar van redres te erlangen , 399 Zich tot dat eynde heeft geaddresfeert aan de Edele Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en Weit-Vriesland, 400 En geobtineerd Hoogft Derzelver Opene Brieven van Reliëf, van dato den 20 December 1677, fub J 5- loco by den Gedaagden, 401 Uit krachte van welke Hy is geadmitteerd, 402 Om van de voorfz. Ambachts- Heerlykheid van Ridderkerk, eerft op den naam van den voornoemden Jonkheere Willem van Nasfau, 403 Daar na op'den naam van den mede hier voorengemelden Lodewyk van Nasfau, 404. En eindelyk op den naam van Hem Mauritz van Nasfau zeiven, -405 Ter Leenkamer behporlyke Invefliture te doen, mits daar voor betalende zodanige Heergewaaden en Hofrechten, als eenigzints gerequireerd wierden; 406 En waar by wyders zoo wel de gemelde Mauritz van Nasfau, als zyne beide Voornoemde Praedecesfeuren, zyn gereleveerd van alle de door Hen begane vërzuimenisfen: 407 Ingevolge van welke Opene Brieven van.. Relieff dan ook de evengemelde * Mauritz van Nasfau, op den 30 Juny van den Jaare 1672 , met de voorfz. Ambactits-Heerlykneid van Ridderkerk, en de Thienden, behoorlyk is Verlyd, 408 Naar uitwyzen der Brieven van Inveftiture, fub J 6. Loco by den Gedaagden overgelegt: 6 409 Gelyk ook het zelfde naderhand is gefchied ten behoeve van Zynen Leenvol- . ger, Jonkheer Mauritz Lodewyk van Nasfau, 410 Aan Wien by Verly:brieven, fub J 7. loco door den Gedaagden overgelegt zynde van dato den 30 Maart van den Jaare 1685, 411 Niet alleenlyk ter Leen zyn uitgegeeven de,Hooge Heerlykheid van den Alingen Dorpe en Parochie van Lekkerkerk, met zyn toebehooren, 412 Mitsgaders de Ambachts - Heerlykheeden en Gerechten van Lekkerkerk en Zuydbroek, van Ci impen op den Tsfel, &c. ■ 413 Maar fpecialyk ook de Ambachts-Heerlykheid va sa Ridderkerk, met de Thienden , en haartn toebehooren; 414 Welke dejemeïde Mauritz Lodewyk van Nasfau dienvolgende heeft bezeeten tot aen jaUi' 11 ii \\\ . verzogt en bekoomen O&roy , J02 Om eene Geld-Leeninge temogen doen onder varband van zyne Heerlykheid van de Leek, 503 En dus van die Heerlykheeden, waar meede Hy invoegen voorfz. was Ver- . lyd, 504 Mitsgaders daar op dadelyk genegotieerd eene fomme van Eén Honden Elfm duizend drie Honden Guldens, 605 Te weeten, van Willem B er nar ds, in Zyn keven Grave van Portland, Zeeventig Duizend Guldens, 606 Fan de Kinderen van den Raadsheer Cobmoycr Vier en dertig duizend Guldens, 607 Van de Mey, Heere van Tsfelmonde, twee duizend drie Honderd Guldens, 608 En Van Leendert Schiltman Vyf duizend Guldens. 609 Gelyk onder anderen op het evidentfte blykt uit de Copie Authenticq van de Atte Obligatoir en van Hypotheecq, 610 Door  ( 3i ) 6%o Door Zeekeren Johan Dinckfiee, Solliciteur Militair in den Hage, als lalt en Procuratie hebbende van den Voornoemden Mauritz Lodewyk van Nasfau, oii Voor Stadhouder en Leenmannen van Holland, ten behoeven van den voor• noemden Willem Benards gepasieerd, en by Hun Ed. Groot Mog. geapprobeerd, 612 Welke door den Gedaagden fub O 1. loco ten Procesfe is overgelegt; w-Ai. , a, POta tóSg; ü£ZELy£ H^ den ™°™emden 635 Te weeten * Heerlykheeden van de Leck, die Hy invoegen voorfz , volgens Zyne eygene pofUi^a, ten behoeve der Geldfchieters had verbonden; 636 Ea even te vooren by dat RccueO: had OD^er/eevpn -\* u a j • , . rtr *ƒ vyf hyzorukre Heerlykheeden, reed" ?52n %£S^ * * 6j?urtnZITvern OTGeëxecuteerd> i)«««^fv«^ 638 En dat aan het Voltrekken derzelve Executie alleen ééne Afkondinnz en het (s9 ïssgs^N- •■kapasfm' » «*« 640 ^TlSyaLLHm'ya'ii mn" Lea' beJtmi<<» * 641 Het is mitsdien uit dit Geavanceerde buiten allen twyffel, 642 Dat niet alleen Mauritz Lodewyk van Nasfau alles had verbonden dar & & Heerlykheeden van de Leck, waar meede Hy Verlyd was, behoorde 643 En dus ook de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidhoek, welke d^. Gedeelte was, ' wcute aaar van een 644 Micsgaders, dat uit Krachte van dit General v(rin„j ^ eene Generale Executie op alle diebyzoS 645 t^^^Z fCdedareerd bfP - d< eigene Pofitiven 046 Geen onderfcheid was tusfchen De Heerlykheid van de Leck, 6tf En de byzondere Heerlykheeden, die Verhypothekeerd en in Fr r,- waren, Jtul"^-eia, en in Lxecutione verkocht 648 En dat integendeel de Heerlykheid van de Leck nrPt Ar,A»r, h a befchouwd , dan als pon» r 11, n ec Aï]üe™ konde worden Heerlykheeden in^^zig behelsde ^ * ^ * '» 649 In de rW^^^moet^^/^ worden geremarqueerd, 650 Dat het aan geene de minfte Conteftatie kan onderheevig zyn, 651 Dat tot de voorfz Gecombineerde Heerlykheid van de Lrr-Y \a , • ÊhSïïf" W*-, hier bo^en g^Jjf^^ fo* En  ( 33 ) jA- r t* 652 Én dat van Dezelve waren releveerende verfcheidene Agterleenen j . Ó53 Waar onder zig bevond de Lteerlykheid Ridderkerk, 654 Welke, zoo als reeds by de Verhandeling van het Eerfte Hoofd-Poincl: is betoogd, tot het Jaar 1723 is ge weeft Leenroerig van de Heerlykheid van de Ltcky nsiioifbov abuos afo|fcc!"rq' o^vfcufcsca isboiJniilI 2c3 *od 3»Q p»q €55 Gelyk ook van de Verleyen, die po van Ridderkerk , als van de verdere Achterleenen, door de Heeren van de Leck ter Leenkamer van Lekkerkerk Succesfivelyk zyn verleend, 656 Uyt des Gedaagdens Produ&en fub P. 1. tot 10. loco inclufive kan Confteëren, en hier na breeder zal worden gehandeld. 657 Daar nu deeze Heerlykheid van de Leck, of alle de byzonder e Heerlykheeden i, met derzelver Ap-en Dependentiën, zouden worden Verkocht, Ó58 Zoo moeft ook De Leenkamer van de LEck, als zynde een Notkbel Accesfoir dier Heerlykheid, op den Kooper van dezelve overgaan; 659 En desaangaande was geene de minfte bedenking, 660 Zoo lange men geen ander oogmerk had, dan om de Gecombineerde Heerlykheii van de Leck in ééne Koop te verkoopen, r56i Dewyl het dan van zelfs fprak, dat de Kooper der voorfz. Gecombineerde Heerlykheid wierd Heer van de Leck, 662. En dus ;an Hem in die betrekking moeft volgen de Leenkamer van de Leckt of alle de daar van releveerende agterleenen , 663 Als zynde, om zoo te fpreeken, integreerende Deelen of Leeden van dezelve Heerlykheid: 664 Hierom is'er ook geene byzondere mentie gemaakt van de Leen -Kamer, of van de Achterleenen van de Leck, in de Conditiën van Verkoopmg, en in de Actens van Verkondiging, (5Ö5 Toen men, Al het geen tot de Heerlykheid van de Leck behoorde, in één Perceel, by executie invoegen voorfz. wilde veylen en verkoopen; é66 Maar, na dat daar meede zoo verre was geprocedeerd, dat door Zeekeren Jan Captein deeze Gecombineerde Heerlykheid met al haar toebehooren in ééne Koop was gekogt voor eene Somma van ƒ 50, oóo Guldens , 667 Mitsgaders het Decreet op den 21 February 1714 by den Rade Provinciaal was geïnterponeerd, en geordonneerd, 668 Dat Brieven van Decreet gemaakt, en in den Raadkamer van Denzelven Rade voor denNoene bezeegeld zouden worden den 4 Juny daar aanvolgende, 669 En nadat ook zoo by den Raade Provinciaal, als vervolgens in Appel by den HoogenRade, waren gedecideerd de Diferenten of Procedures, welke in Cas van Oppofitie tegen het voorfz. Decreet waren ontftaan, 47o (Van al het welke uit het te meermaalen aangehaalde ProducTi/wè N. 1 lotfi aan de zyde van den Gedaagden ten Procesfe overgelegd, confteerd; 1 ófi "Heeft  ( 34 ) Art. 671 Heeft zich de voornoemde Mauritz Lodewyk van Nasfau by zyne gemekte Requefte geaddresfeerd aan Hun Edele Groot Mog., en te kennen gegeeven, 672 Dat Hy zoo wel, als de Crediteuren, by de voorfz. Executie geïnteresfeerd zynde, van oordeel waren, 673 Dat het tot HunLieder merkelyke prejudicie zoude verftrekken, (574 Ingevalle de voorfz. Heerlykheeden, tot de Heerlykheid van de Leck behoorende, in één Perceel, of als één Leen, wierden verkogt; 675 Doch dat het daartegen voqrdeeliger zoude weezen, dezelve in vier Leenen te fplitzen, 676 Waar toe Hy mitsdien het nodig Oftroy heeft yerzogt, het welk is geweeft van dat gevolg, 677 Dat aan Hem, by Brieven van O&roy van Hooggemelde Heeren Staaten in dato den 24 December 1717 , (meede geïnfereert in het voorfz. Product van den Gedaagden fub N 1 loco) zyn verzoek is geaccordeerd, 678 En alzoo is goedgevonden en verftaan, 679 Dat de meergemelde refpeétive Heerlykheeden zouden worden gefplifl in de navolgende Leenen, 680 Namentlyk de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, in één Leen; de Ambachts - Heerlykheid van Ouderkerk op den Tsfel, meede in één Leen; 681 Da Ambachts- Heerlykheid van Crimpen op den Ysfel, insgelyks in één Leen; 682 Als mede tenlaatften de Ambachts-Heerlykheid van Crimpen op de Leck, in één Leen. 683 Daar dus, uit krachte van dit O&roy, de Heerlykheid van de Leck, in de bovengemelde byzondere Heerlykheeden beftaande, in vier byzondere Perceelen was gefplitft, 684 En op die wyze zoude worden verkogt, 685 Zoo was het buiten allen twyfrel noodzakelyk, 686 Dat 'er wierd gereguleerd en bepaald, waar nu de Leenkamer van de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck zoude blyven, 687 Als zyn le die Leeekamer (gelyk reeds te meermaalen is aangemerkt) een esfentieel gedeelte derzeive Heerlykheid; 688 En, dewyl de fplitzing van de Heerlykheeden van de Leck gefchiedde ten faveure van Mauritz Lodewyk van Nasfau, 689 Mitsgaders van Zyne Crediteuren, die in de Executie waren geinteresfeerd, 690 Om namentlyk eenen meerderen Koop-Prys te bedingen, dan men zouds hebben kunnen erlangen, indien alles in één Perceel wierd verkogt, 691 Zoo moeft men natuurlyker wyze zorge dragen, 692 Datdie Leenkamer, welke voorzeeker de waarde, van hetgeen men wilde verkoopen, en dus pok den Koopfcbat, zoude vermeerderen, niet verboren gingj 6?3 Maar  ( 35 ) Art. - * 693 Maar aan Een der Vier Gefplitfte Leenen wierdt vaftgemaakt 5 69+ En uit dien hoofde oordeelde men, beft en raadzaamft te zyn, 095 Dat deeze Leenkamer zoude volgen aan den Kooper van het Eerftgemelde Leen, Namentlyk van de Heerlykheid Lekkerkerk en Zuidoroek, 696 Voor welke fchikking zeer billyke en gegronde Redenen waren; 697 Want de Evengemelde Heerlykheid was buiten 'tegenfpraak het Voormamfle e» Aanzienelykfte Deel van de Heerlykheeden van de Leck, •698 En Zy was van die Heerlykheeden de Eénige, 699 Welke bevorens onder de Graaffelyke Regeering met de Rechten en Prajrogativen van eene Vrye Hooge Heerlykheid was begunftigd, 700 Gelyk reeds by de Verhandeling van het Eerfte Hoofdpoinct, uit de Pro* duclen, aan de zyde van den Gedaagden fub G diverfis Locis ten Procesfe Overgelegt, op eene Overtuigende wyze is betoogd; 701 Waarom zelvs al in het Jaar 1677 Ridderkerk door den Man en Momboir van de toenmalige Vrouwe dier Heerlykheid wierd gezegd, Leenroerig te zyn van de Heerlykheid van Lekkerkerk, 70a By zekere mede reeds aangehaalde Aóle van Aanftelling van eenen Nieuwen Ophelder of Bezetman, binnen de Stad Brusfel verleeden, en fub K 3. loco aan deeze Zyde geproduceerd, 703 Waar van het Opftel (gelyk uit de taal en ftyl genoegzaam is op te maken} hier te Lande is geformeerd, en derwaarts afgezonden; 704 En zoo word ook in de Verley. Brief vm Zeker Agterleen, van den Huize ' van de Leck releveerende, door Willem Mauritz van Nasfau op den 15 September ió/7 verleend, en fub P 5, loco by den Gedaagden overgelegd, 705 Door Hem zeiven gezegd, die Brief gegeeven te zyn mie Heerlykheid van de Leck van Lekkerkerk* 706 Terwyl Eyndelyk buiten alle Conteftatie is, en, desnoods, uit deBefcheyden, aan deeze Zyde onder de Letters K, L, M, en P. diverfis locis, over gelegd, kan blyken, 707 Dat van ouds af de Leenkamer van den Huize van de Leck te Lekkerkerk is gehouden, 708 En dat Aldaar de Verlyen van de Agterleenen verleend, Mitsgaders andere Actens, daar toe betrekkelyk, gepleegd zyn. 709 Om dienvolgende naar behooren te efFe&ueeren, 710 Dat Conform die fchikking de Achterleenen, tot dus verre Van den Huize van ne Leek gereleveerd hebbende, zouden volgen aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, 711 Hebben, (naar uytwyzen van het meergemelde Produel: fub N. 1. loco') Na dat het O&roy tot fplitzinge der Heerlykheid van de Leck was vergund, 712 De Respeélive Geinteresfeerdens by de Executie van de Heerlykheid van de Leck zig geaddresfeerd aan den Rade Provinciaal, 71 q En kenttis gegeeven van het evengemelde Oclroy vanfplitzing, op verzoek van Mauritz Lodewyk van Nasfau verleend, f li 714 Mits- Voorfiei van de Schikking, om de Leenkamer van de Leck te doen komen aan Lekkerkebk en Zuideroek. Öewys van die Schikking i°. Uit het verzoek eener nieuwe Verkondiging van de Verkoping, en het Opfteh van dezelve.  4°. Uyt het doen van die nieuwe Verkondiging zei ve. ( 36 ) Art. J14. Mitsgaders verzogt, dat 't Hof den Deurwaarder, de Executie dirigeer ende, zoude Auttorifeeren, tot het doen eener nieuwe Verkondiginge, ingevolge van den voorfz. Oclroye ; 715 Welke nieuwe Verkondiging zoo met opzigt tot de Conditiën, als tot den tyd der finale verkOpinge, in de toenmaalige omftandigheeden der zaak allefints noodzaakelyk was: 716 Hebbende Zy tot dat eynde een Concept Opflel van Zodanige nieuwe Verkondiging aan den voorfz. Rade Provinciaal geëxhibeerd, 717 In het welk, onder anderen, uitdrukkelyk was geinfereerd het meergemelde Beding, 718 Dat tot de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, 719 (Die by fplitzinge van de voorfz. RefpeStive Heerlykheeden, uit krachte van het meergemelde OtJroy, zoude zyn één Leen, en alzo Separatelyk zoude worden verkogt) 720 Behoorden (Dat is, onder dien Koop waren begreepen} 721 Verscheidene Agterleenen, Breeder Gespecificeert by zekere Acte van Verdeeling, hier voeren te meermaalen gemeld; "7 tl En, dit gemelde Opftel der nieuwe Verkondiging door Die van den Rade Provinciaal geëxamineert zynde, 723 Is , Conform bet zelve, op den 30July1722.de verzochte nieuwe Verkondiging aan de Executanten verleend, 724 En vervolgens naar behooren gepubliceerd en geaffïgeerd , 725 Mitsgaders in het byzonder, zoo aan den voornoemden Jan Kaptein, die by de voorgaande Verkooping in Executione by het uitgaan der Wasfche Kaars Kooper was gebleeven, 726 Ais by beftootene Misüve aan Mauritz Lodewyk van Nasfau Zei ven, geinfinueerd geworden ; 727 Zullende aan Üw Ed. Mog. van dit alles nader blyken uit het meergemelde ProducT; van den Gedaagden fub N t. loco bladz. zo. 2i.éf 22, 728 In het welk mede is geinfereerd de voorfchreeve Nieuwe Verkondiging, zoo al§ dezelve dadelyk is gefchied: 729 En Desaangaande is zeer Notabel, 730 Dat niet alleen het Geheele Oclroy tot fplitzinge van de voorfz. Heerlykheeden, aan Mauritz Lodewyk van Nasfau verleend, daar by is genarrëerd, 731 Maar dat ook fpecialyk, onder de Conditiën en Voorwaarden van Verkoping, word gevonden het meergemelde Beding, t 732 Dat tot de Hooge Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek Behooren Verscheidene Achterleenen;enz. 733 Terwyl integendeel by de byzondere Conditiën, waar op de verdere Heerlykheeden 3 734 Welke  ( 37 ) Art. 734 Welke invoegen Voorfz. mede tot de Heerlykheid van de Leck behoorden, zyn verkogt, 735 En die, volgens de Evengemelde Splitzing, de Drie andere afzonderlyke Leenen Zouden uitmaaken, 736 Geene de minfte mentie van eenige Achterleenen word gemaakt, -737 Zoo als blykbaar is uit de voorfz. ASle van Nieuwe Verkondiging, 738 Die, zoo verre zy daar toe betrekkelyk is, insgelyks by het Produft A7"r. loco van Pdg. 39 tot 45 inelujïve voorkomt: - , 739 Het welk dus ten klaaaften aan den dag legt, 740 Dat men geene andere intentie heeft gehad, dan om het recht tot de Achterleenen alieenlyk te doen overgaan op den Kooper van de Heerlykheid Lekkerkerk en Zuidbroek. 741 Gelyk het ook eene byzondere Reflexie verdient, 742 Dat men by den Rade Provinciaal zelvs zoo omzichtig is geweeft, 743 Dat men ten dage, by de Verkondiging tot de finale Verkoping geprafigeerd, (namentlyk op den 22 September 17229 door den Subftituut Griffier, 744 Alvorens daar toe dadelyk te Procedeeren, nog in het openbaar aan den Volke heeft doen verhaalen, of voorleezen, 745 Dat de Verkoopinge van de voorfz. Hooge Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, 746" C Welke by fplitzinge van de bovengemelde Refpeécive Heerlykheeden, tdt kragte van het voorfz. Oótroy, zoude worden één Leen) 747 Separatelyk zoude worden gedaan, 748 En n at tot dezelve Hooge Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek behoorden verscheidene Achterleenen, ereeder gespecificeerd by zeekere acte van verdeeling. 749 Hier op is dan eyndelyk de finaale Verkooping van de evengemelde Hooge Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek gevolgd, 750 En daar van is Kooper gebleeven Mr. Frangois Conftantyn Pielat de Blagny, 751 Zoo als dat alles wederom breedvoeriger kan worden gezien in het evengemelde Predutl; N 1. loco pa?. 46, 47, en volgg. 75» Intusfchen eenige bedenkingen zynde ontftaan, op hoedanige wyze het Verley van den voornoemden Mr. Franpois Conftantyn Pielat de Blagny zoude moeten gefchieden, 753 Vermits, vooreer ft, by de Koop - Conditiën alieenlyk was melding gemaakt van ie Hooge, en niet van de Vrye Hooge Heerlykheid van Lekkerkerk, 754 En, ten tweeden, daar by niet byzonder wasgefprooken van deAmbachïsWeerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, K 7S5 Het s 3°. Uit dt opgevolgde fi. r.aale FerkaPing.  i t 40. Uit de Decreet Brief van 16 April ( 38 ) ^55 Het geen aanleiding had gegeeven, dat dezelve Mr. Francois Pielat de Blagny zig by Requefte had geaddresfeerd aan Hun Ed. Groot Mog., 756 En verzogt Hoogfi: Derzelver Interpretatie van het Oélroy tot fplitzing der meergemelde Heerlykheeden, den 24 December 17ff veneend, 757 Zoo hebben daarop Hun Ed. Groot Mog. by Derzelver nader Ottr$y of Interpretatie, van dato dm 10 February 1723,, al meede in het Produiï N 1 loco bladz. 52 tót 61 ingejl. geinfereerd, 758 Jan denzelven Mr. Francois Conftantyn Pielat de Blagny geaccordeert en toegedaan , 759 Dat Hy zoude worden Verlyd met de Hooge en Vrye Heerlykheid van den Alingen Dorpe en Parochie van Lekkerkerk, 760 Met al het geen tot die Hooge Heerlykheid behoord, tot één Leen, 761 En dat Hy wyders, uit kragte van de'voorfz. Brieven van (jcïroy, en het gemelde Decreet van den Rade Provinciaal, 762 Zoude worden verlyd met de Ambachts-Heerlykheeden en Gerechten van Lekkerkerk en Zuidbroek, mei haar toebehoorm , aldaar■'breeder omfchreevenj mede -tot één Leen , 763 Zodanig en in diervoegen, als de voorn. Mauritz Lodewyk van Nasfau, Heere van de Leck, daar mede by Hun Ed. Groot Mog. op den 3.0 Maart 1685 was verlyd geworden; 764 (Naar uitwyzen der Brieven van Inveftiture, door den Gedaagden fub I. 7. loco overgelegt _). 765 Hebbende wyders Hoogft Dezelven daar by expresfelyk begeerd, 766 Dat zulks in diervoegen inde Brieven van Decreet van den voornoemden Mr. Frcmgois Conftantyn Pielat de Blagny zoude worden geexiendeerd en gefield. 767 Na dit alles, heeft de Rade Provinciaal, by de voorfz. Brieven van onwillig Decreet van dato den 26 April 1713, „ geapprobeerd en geratificeerd, de voorfz. „ Verkoopinge, 768 „ Mitsgaders de andere Procedures, ter zaake voorfz. gedaan en gehouden, 760 1 Ingevolge van de Interpretatie van het voorfz. Oclroy, by Mr. Francois Con„ ftantyn PieJat de Blagny van Hooggemelde Hun Edele Groot Mogenden invoe„ gen voorfz. den 10 February 1723. geimpetreerd, 770 „ En voorts onterfd den voorn. Geëxecuteerden Mauritz Lodewyk van Nasfau , 771 „ Mitsgaders alle anderen, dieeenig recht, Atlie, of toezeggen, zouden willen pra- tendeeren op of asm de voorjz. Vrye Hooge Heerlykheid van den Alingen Dorpe „ en Parochie van Lekkerkerk , met al haar toebehooren, in een Leen, 77a „ Item op de Ambachts - Heerlykheeden en Gerechen van Lekkerkerk en Zuyd„ broek, met al haar toebehooren, mede in een Leen , 773 Zodanig en in diervoegen, als Mauritz van Nasfau daar meede op den 30 Maart 1685 was verlyd geworden: 774 Zynde daar tegen? by dezelve Brieven van Decreet, 775 « Den  ( 39 ) A r r. , Den voornoemden Kooper Mr. Francois Conftantyn Pielat de Blagny, „ Erven, en Nakomelingen, of aftie van Hem hebbende, daar in gevefligd en „ gedecreteerd, 776 „ ^ voorfzVrye Hooge Heerlykheid, en Ambachts - Heerlykheeden, tefpetti, „ velyk in een Leen, te mogen.gebruiken. Behouden, en Bezitten, als zyn Vry „en eigen goed, 777 » Naarvulgende de voorfz. Koop, en den inhoude van deezen Brief, 773 , En den bovengemelden Geëxecuteerden Mauritz van Nasfau, mitsgaders., allen II anderen, desnoods, en behoorlyk zynde, gelaft en bevoolen, Hunne handen ' „ daar van te trekkenen te houden; 779. „ En den meergemelden Kooper, Zyne Erven t Nakomelingen, of Abïi?r van hem 11 hebbende, daar meede te laaien geworden, -80 Omme dezelve Vrye Hooge Heerlykheid, mitsgaders de voorfz. AmbachtS' 11 Heerlykheeden, met hun toehehooren, te mogen gebruiken, behouden,en be„ zitten, als zyn Vry en eygen goed, in maniere voorfz, 781 Met laft aan alle Officieren, Dienaaren,en Onderzaaten der Hooge Overheid, 782 „ Om den meergemelden Francois Conftantyn Pielat de Blagny, op deszelfs verzoek, te zetten, en te ftellen, inde volkomene vreedige Posfesfie en Gebruikenisfe, „ van al bet geen voorfchreeven is , -83 „ En Hem daar in te. houden, fty ven , en te fier ken, en eindelyk met impofitie-van „ een eeuwig zwygen en Silentium aan elk en een iegely'k, van iets ter contrarie „ te doen. 78.1 Na dat deeze Brieven van Decreet alzoo op den 26 April 1723, waren Geinterponeerd, en voorcs by den Rade Provinciaal uitgegeeven , 78? Is vervolgens, de meergemelde Mr. Francois Conftantyn Pielat de Blagny door Hun Edele Groot Mog: op den 12 Oftober 1723 Verlyd met de Vrye Hooge Heerlykheid van den Alingen Dorpe en Parochie van Lekkerkerk, j 786 Mitsgaders met de Ambachts-Heerlykheeden van Lekkerkerk en Zuidbroek} Refpetti* j velyk met al hun toebehooren 787 En ZUlkS OTT KRACHTE VAN DE GEMELDE OPENE BRIEVEN van ONWILLIG DE-. CREET , BY DEN HOVE GülNTERPONEERD, 788 En het Octroy van splitzing, van dato 24 December 1717, in dezelve Brieven van onwillig Decreet geinfereerd, en beneevens het Verley in de Leen- Regifters géregiftréera, 789 Naaf uitwyzen der Brieven van Inveftiture, fub N % loco aan de zyde van den Gedaagden overgelegt: 790 Waar meede ook overeenftemraen de volgende Verleyen, 791 Welke zoo aan Mr. Ifaac Johan Conftantyn Pielat de Blagny, en Pieter van Petten, ,als aan Mr. Jacob Hop, en deszelfs nagehatene Weduwe , Geertruyd Lestevenon, ■ - 792 Mitsgaders eindelyk aan des Gedaagdens Pupil, Rudolph Wilhelm Jacob van Tab ft Hop, zyn verleend, 793 En door den Gedaagden fub N 3 & 4 locis> c ï 6?3 lods, en fub E S loco, refpe&ivelyk zyn geproduceert. gi 704 Wanneer En 5*. m et Verley van 2 QHlober 723, en de ■olgende Ver••yen.  Betoog van den waaren zin van het beding nopens de Leenkamer of Agterleenen van de Leck, uit alle de voorverhaalde omftandigheden gededuceerd. Eerfte Bewys, uit den zin van het Beding zelfs. (4°) Art. 794 Wanneer men nu alle die gebeurtenisfen en omftandigheeden in haaren famenhang befchouwd, 795 Zoo kan men in der daad met geene de minfte fchyn van grond in twyffel trekken, 796" Dat het meergemelde beding, dat tot de Hooge Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidhoek behoor en verfcheidene Achterleenen, 797 Waarïyk dien zin moet hebben, welken de Gedaagde aan het zelve heeft toegefchreeven, 798 „ Dat namentlyk de Leen-Kamer van den Huize van de Leck aan den Kooper van „ de Heerlykheid van Lekkerkerk zoude moeten volgen, 799 5» En dat die Agterleenen , welke tot dus verre hadden gereleveert van den Huizè ,, of van de Heerlykheid van de Leck, 800 „ Vwtaan zouden moeten Releveeren van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuid„ broek": 801 Immers,men moet, volgens de zeekerfteRegelen van eene gezonde uitlegkunde, b & 802 Alle de Deelen en Leeden van een Contract of Obligatoir Inftrument 00 zodanige wyze effecl: doen forteeren, 803 Als de Aard der zaak, en de NatuurJykezin en beteekenis der woorden, aanwyzen: 804 En, dit waar zynde (gelyk niemand zal tegenfpreeken) dan moet de Interpretatie van den Gedaagden gewisfelyk doorgaan, 805 Dewyl 'er geene andere uitlegging van dat beding kan worden uitgedast welke by den ALquitabelen Regter eenige reflexie verdiend: 806 Men herinnere zig fiegts tot dat einde, dat, alles zamengetrokken zynde quod ad fatlum, uit het nu betoogde zeeker en evident is, ' 807 Dat tot de Gecombineerde Heerlykheeden van de Leck, waar meede Mauritr Lodewyk van Nasfau was verlyd, *• 828 En uit welke Hy zelfs, by zyne Requefte om Oétroy, tot fplitzing'der eem Heerlykheeden, heeft erkend, 6 e 809 Dat de Heerlykheid van de Leck befiond, of te zamen gefteld was, 810 Een Leen-Kamer behoorde, of (het geen op hetzelfde nederkomt) dat daar van releveerden Verfcheidene Agterleenen: 811 Dat mitsdien daar uit Natuurlyker wyze voortvloeide, 812 Dat, na dat de Splitzing en afzonderlyke Verkoping der gemelde Heerlykheeden was vaft gefteld, en by Hun Ed. Groot Mog. geaccordeerd, 813 'Er behoorlyke fchikkingen en bepaalingen moeften worden gemaakt Waar die Leenkamer zoude blyven, 814 En van wien voortaande meergemelde Agterleenen zouden Releveeren: 8ï5 Dat  ( 41 ) Art. 815 Dat ook met de daad uit dienhoofde ontworpen is de gemelde nadere en nieit. we Verkondiging , welke voor de te doene finale Verkoping zoude gefchieden , 816 En waar in , by de afzonderlyk te doene Vtrkooping Der Heerlykheid Lekkerkerk en Zuydbroek, zoude worden opgegeeven, 817 dat daar toe vebscheidene agterleenen behoorden , gespecificeerd in Zeekere daar by Gemelde acte van Verdeeling: 818 Dat vervolgens, die Schikking, en het meergemelde Opftel der nieuwe Verkondiging, met het evengemelde Beding nopens de Agterleenen, na onderzoek van zaaken, 819 Mitsgaders na verhoor Van de belang hebbende Parthyen,* 820 En fpecialyk van de Geinteresfeerdens in de Executie, die voor hun recht9 zoo veel mogelyk, vigileerden, 821 By den Rade Provinciaal geapprobeerd, en zulks verftaan zynde, volgens het Verleende O&roy tot Splitzinge der voorfz. Heerlykheeden alzoo te behooren, Zi2 Daar op die nieuwe Verkondiging, waar in het meergemelde Beding uitdrukke-, lyk was geinfereerd, 1 8'3 En welke aan den Geëxecuteerden Mautitz Lodewyk van TSasfau was geinilnueerd, dadelyk is gedaan, 824 Mitsgaders ook alomme, daar het behoorde, is Gepubliceerd en GeafBgeerdj 825 En dat voorts, alle Solemniteiten , in zoodanige Materie vereifcht wordende, Geobferveerd zynde, 826 Eindelyk daar op de Finale Verkoping is gevolgd, en by folemneele Brieven van Decreet van den Rade Provinciaal geapprobeerd geworden. 827 En dit alles in desfelfs oogmerk en dadelyke uitvoering wordende befchouwd, dan is het onmogelyk, om aan het gemelde Beding, in de Conditiën der Verkoping van Lekkerkerk en Zuidbroek geinfereerd, 828 ,, Dat tot die Heerlykheid behoorden verscheide Agterleenen, in de daar by gemelde Acte van Verdeeling gespecificeerd", eenen anderen zin te geeven, $29 Dan dat daar door wierd vaftgefteld en bedongen, g«0 }) Dat de Voorheen aan de Gecombineerde Heerlykheid van de „ Leck behoord hebbende Agterleenen voortaan aan de Heerlyk„ Heid van Lekkerkerk en Zuidbroek behooren^ en daar van Ra* ,, leveeren zouden l 831 En men word dus door de kragt der waarheid ten vollen Overtuygd, en gedrongen, om te moeten erkennen, 832 Dat mitsdien, volgens het gemelde beding, op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek moeft overgaan dat recht tot de Achterleenen van den Huize of Heerlykheid van de Leck, 833 Hetwelk bevorens aan de» Heere der Gecombineerde Hserlykheid van de Leck behoord hadde. L 834 En  Tweede Bewys, uit de A&e van Verdeelinge, tusfchen den Heer van Polanen, en den Heere van de Leck, gemaakt, en by 't Beding gemeld. . Sejtuii uit het gededuceerde. ( 42 ) A rt. 834 En dit word nog klaarder, indien men in Aanmerking neemt, 835 Dat die Agterleenen, welke by den Decreet Brief fub N 1 loco pag.$$ en 40 worden opgegeeven, te behooren of begreepen te zyn onder de Koop van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, 836 By het meergemelde Beding nader zyn omfcbreeven, „ als heeder Gefpeci,, ficeerd by zeekere Alle van Verdeelinge, tusfchen Prince Frederik Hendrik van „ Orange , en Willem van Nasfau, Heere van de Leck , 837 Op den ïden February 1627 gemaakt, voor zooverre die als noch ter Leen-Regu fiere bekend Stonden, 838 (Waar van Copie Authenticq,door den Gedaagden onder de Letter P 1 loco ten Procesfe is overgelegd: ) > 839 Want het is eene ontwyffelbaare zaak, waar van (voor zoo veel des noods) uit vergelykinge van dezelve Atte van Verdeeling, met des Gedaagdens geheele Produüiefub K, L3 M, en P Diverfis Locis, kan Confleeren, 840 En waar van ook noch ook op een ander Refpect. opzcttelyk zal worden gehandeld, 841 Dat de Leenen, welke aan den Heer van de Leck by dezelve Repartitie in den Jaare 1627 zyn toebedeeld, 842 Van dien tyd af aan, tot op de finaale Verkoopinge der Heerlykheid van de Leck in den Jaare 1723, 843 Geenzints zyn befchouwd als Afzonderlyk releveerende van Lekkerkerk en Zuidbroek, 844 Maar integendeel (even gelyk in vroeger tyd} als Leenroerig van de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck, 845 Van welke de meergemelde Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidhoek een deel en Lid was, 846 Zoo als insgelyks met den voornoemden Willem van Nassau, inqualite-iï van Heer der Heerlykheid van de Leck, de meergemelde Partage is gemaakt. 847 Men mag uit dit alles met het boogfie regt befluiten, dat een van beyden waar is, 848 Of, dst het voorfz. Solemneel Beding, dat de Achterleenen, die tot dus verre van de Heerlykheid van de Leck hadden gereleveerd, zouden volgen aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, 849 Moet befchouwd worden, als eene Conditie, die geen het minfte voordeel zoude aanbrengen , 850 En dus even, als of zy niet gemaakt, engeftipuleerd was; 851 Het welk de abfurditeit zelve zoude zyn; 852 Of andersints, dat daar van het notoir en indifputabel gevolg is, en moet wezen, 853 Dat alle de gemelde Achterleenen, uit hoofde van de fplitzinge der voorheen Gecombineerde Heerlykheid van de Leck, zouden blyven ten behoeven van den evenr tueelen Heere van Lekkerkerk en Zuidbroek , S54 Gelyk  ( 43 ) Art. 854 Gelyk door den Gedaagden op onweederfpreekeiyke gronden gefuftineerd word. 855 En 'er refteerd dus niets anders, dan alieenlyk te doen zien,. 85Ö Dat, voor Eerft, de Ambachts.Heerlykheid van Ridderkerk heeft behoord tot dieLecnen , 857 Welke by de evengemelde Repartitie aan den Heere van de Leck zyn te beurt gevallen'. 858 En tentmeden, dat dezelve in den Jaare 1723, en dus ten tyde der meergemelde finaale Verkooping, op de Leen - Regifters van de Leck bekend fioni: 850 Dewyl als dan ook deadplicatie van het te meermalen gemelde beding fpecialyk op de voorfz. Ambachtsheerlykheid, en mitsdien op de ten deezen voorhanden zynde queeftie, uit het geargumenteerde van zelfs zal moeten volgen. 860 Met opzigt tot het Eerfte, daar van confteerd middagklaar uit de vcorfz. Afte van Verdeeling, fub P 1 loco door den Gedaagden geproduceerd, 861 Waar by eerft (namentlyk van Pag. 1 tot 45 incluftve) voorkomt een Staat en Regifter van alle de Leenen, 862 Die zoo van den Huize of Heerlykheid van de Leck, als van den Huize van Polanen, wierden ter Leen gehouden, 863 En waar onder (bladz. 23) worden gevonden zes Pencelen-Leenen, geleegen in Waalnesfe en ischiltmans Kinderen-Ambacht, 864 Van welken het zesde Perceel (volgens bladz. 24 in fine en 25 in initio) is geweefi: de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk; 865 Vervolgens gefchied by de evengemelde A£te eene Repartitie en Scheiding van alle dezelve Leenen , 866 Te weeten, tusfchen de zodanige, die voortaan alleen van den Pr inc e Fr ederik Hendrik, als Heere van Polanen, zouden releveeren, ( bladz. 45 in fine tot pag. 48) 867 En die, welke voortaan, (van den jaare 1627 af) zouden Leenroerig zyn van den Foornoemden Willem van Nasfau, als Heere van de Leck , (breeder gefpecificeerd bladz. 48 49, en 50) 868 En onder de la astgemelden worden uitdrukkelyk gementioneerd de evengemeld. zes P£RceelenLeenen in Waalnesse en Schiltmans Kinderen-Ambacht, 869 Waartoe mitsdien (zoo als reeds is geremarqueerd, en uit de vergelyking met bladz. 24 der meergemelde Me zal confteeren ) de voorfz. Ambachts - Heeh- lykheide van ridderkerk behoorde. 870 De wettigheid en de verbindende kracht van deeze Solemneele Verdeelinge kan ook met geene de minfte fchyn van grond worden betwift, 871 Daar dezelve in behoorlyke forme isgepasfeerd, en geteekenddoor de Hooge Condividenten, Welke by het flot, onder anderen, hebben veikkard, 872 Dat gemelde Leenen alzoo waren gerepartitieerd tot Contentement van Hunlieden, 873 En dat Zy voorts hunne refpeclive Stadhouders en Griffiers der voorfz. Leenen ordonneerden, om zig naar den inhoude dier Afte te reguleeren, 874 Gelyk zulks ook aan de zyde van den Impetrant geene byzondere contradi&ie heeft ontmoet. L 2 875 Dan Bewys f da% Ridderkerk heeft behoord onder de Achterleenen, by de voorfz AEtC Van Verdeeling vermeld.  Beïïys, Dat Ridderkerk ook ten Jaare 1723 op de Leen-Re giflers bekend ftond. Bejluit der AifiruUie van dit PoinÜ. ( 44 ) Art. 875 Dan het is in de Tweede Plaats niet minder zeeker, 876 Dat de Ambaglsheerlykheid van Ridderkerk ten Jaare 1723 nog bekend ftond ten Leen-Register: S77 Waar door buiten twyffel bedoelt zyn de Leenregisters van den Huize van de Leck, 878 Die (zoo als reeds is geremarqueerd ) te Lekkerkerk wierden gehouden: 879 Terwyl de Gedaagde Zich hier omtrend eenvoudig kan refereeren tot het gededuceerde by het Eerfte Hoofd- Poinct, 880 Waar by op eene overtuigende wyze is beweezen, dat Ridderkerk tot dien tyd toe is geweefi een Achterleen van den Huize van de Leck; 881 En Hy zal Zich dus vergenoegen, met op dit Refpeét aan Uw Éd. Mog. nog flegts te herinneren, 882 Dat uit diverfe Exfraéten Authenticq uit zeeker Boek, beruftende ter Leenkamer van Lekkerkerk, (aan de Zyde van den Gedaagden Sub Littera P diverfis locis overgelegd, ) ten duideiykften confteerd, 833 Dat de Ambacht sheerlykheid van Ridderkerk, met alle deszelfs toebehooren, inden Jaare 1723 , aldaar , als Leenroerig aan den Huize van de Leck, bekend ftond, 884 En dat in 't Byzonder, ter Leenkamer van Lekkerkerk, verfcheidene AmbachtsHeerenvan Ridderkerk met deze Heerlykheid zyn Verlyd geworden, 885 Als onder anderen Florens van Merode, op de 7 January 1628, naar uit wyzen van des Gedaagdens ProduEt P 2. loco; 886 Als mede Philippe aVEugene, Grave van Merode, op den 9 Maart 1702, volgens het Produtï P 3. loco. ... . 887 Trouwens men behoefd geen ander Bewys desaangaande te Produceeren, 888 Dan dat nog ten Jaare 172r, en dus naauwlyks twee Jaaren voor de meerger melde finale Verkooping van de Heerlykheeden van de Leck, 889 Zelfs des Impetrants Grootvader, Mr. Cornelis Groenincx , ter Leen-Kamér van Lekkerkerk, de Inveftiture heeft bekomen van de Ambachts - Heerlykheid van Ridderkerk, 890 Zoo als -zulks tusfchen Parthyen in Confesfo is, en, des noods, kan blyken uit de Verly - Brief, door Mauritz Lodewyk van Nasfau, toen nog Heer van de Leck, verleend, 891 Welke in des Gedaagdens Product fubK$ loco BylageD, gelyk mede fub Littera M, voor handen is, en door den Impetrant zeiven fub C14 loco ten Procesfe is overgelegt. 892 Hier mede vertrouwd dus de Gedaagde, tot eene volledigeDemonftratie Ce hebben gebragt, 893 Dat het Recht van den Heere van de Leck op de Achterleenen, van dezelve Heerlykheid gereleveerd hebbende, 894 En in het byzonder of de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk , 895 In den Jaare 1723 is overgegaan op den Kooper van de Heerlykheid Lekkerkerk en Zuidbroek. 8q6 Terwyl het ook inzonderheid de reflexie van UEd. Mog. verdiend, 897 Dat  ( 45 ) Art. 8.97 Dat dit recht niet is geadquireert op eene bedekte of clandeftine wyze, 898 Noch uit hoofde van eene onderhandfche Vcrkoopinge, en een daar op etivol&i Tranfport, 809 Maar op de AllerfolcrnneelITe wyze, uit krachte van een onwillig Decreet, $00 Het welk met de vereifchte formaliteiten is geinterponeerd, 901 Na dat bevorens alle de Procedures, die door de Oppofanten tegen de interpositie van het zelve waren gevoerd , by uitterlyk Gewysde zyn getermineerd geweefi, £02 Mitsgaders by efne Publtcque VerkoopinC, die, na eene voorafgaande nieuwe Verkondiging op fpeciale Authorifatie van den Rade Provinciaal, is gefchied, f,03 En welke vervolgens by Denzelven Rade is geapprobeerd, 904 Zelvs ten dien effefte, dat de Verkooper van het verkogte is onterfden ontgoed, mitsgaders de Kooper daar in is geveftigd ,• 905 En dat eindelyk aan elk en een yder, die iets ter Contrarie zoude willen fujlineeren, 906 Of op het verkochte eenig recht of actie zoude willen prcetendteren, r)o? Is geïmponeerd een eeuwig ftilzwygen en Jilentium : 908 Gelyk ook niemand zich daar tegen op dien tyd, of in het vervolg, verder heeft geoppofeerd, 909 En mitsdien zoo wel de dadelyke Interpofitie van het voorfz. Decreet, 910 Als de Approbatie van de finale verkooping, ingevolge de op nieuws.gedane ' verkondiging, door den Rade Provinciaal verleend, 911 Zyn gegaan in kracht van Gewysde. 912 Na al het welke het mitsdien ten uitterften onbillyk en onbeftaanbaar zoude zyn , 913 Als nu, na verloop van meer dan dertig Jaar en aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, ofte a%n des/elfs Succesjeurm, te betwiften dat recht op de Agterleenen , 914 Het welk Zy op eene zoo Wettige en folemneele wyze per Sententiam JudicisDeclaratoriam hebben verkreegen; 915 Het geen ook zoude aanloopen tegens de zeekerfte Principes van bet Recht, 916 Zoo a's breedvoerig word gededuceert by Antonius Matthaus de Auctionibus Lib 1 Cap 12 N 8, 917 Alwaar Hy, handelende van. het ef7e£t eener finaale Verkooping, of van de dadelvke toeflag, uit kragte van een Onwillig "Decreet, zich in deezer voegen uitdrukt, ■ 918 5) Qjlantum adEffetlum Addictionis , haud'dubie Ea Emtorem facit Dominum, 919 „ Prceterquam enim, quod AdjudicaTIO modis adquirmdi dominii annu„ meratw, —Cl M ~ 920 „ Vel Juridicq gevolg uit al het geavanceerde.  Overgang tot de Obje&ien van den Impetrant op dit PoinSt. Verdeeling dier Objeüien in twee Clasfen. Voorftel der eerfte Objectie van de Eerfte Clajfe dat Ridderkerk is geweeft een Achterleen van de Lpxk, en niet van Lekkerkerk en Zuidbeoek. ( 46 ) Art. ?20 „ Vel ex Formula Addictionis id facile Colligi poteft, Qüa, exheredato deeitose, emtorem heredem, id est, dominum, facimus, 921 „ Vet er es enim heredem pro domino dicebant, et nojlrum Virnaeêhmt Erven , „ Dominii qdquifttiontm fi^nificat : 922 Denique hit finis pene ultimus totius hujus negotii eft, / 923 5» Ut 9 quemadmodum Emtor transfert dominium nummorum, ita contra in Emto- rem transferatur dominiumpignorum; ' 924 En verder ibidem num 12, „ Eft etiam fuperioribus Consequens ,ita per hoe De, „ cretum addici res fubhastatas Emtori, Itaque Excludi atque exheredari Ds- ,, bitcrem, 925 Ut redénere eas ah invite Emtore nonpojfit. 926 Na die allerduidelykft betoog van het gefuftineerde van den Gedaagden op dit refpect, 927 Ztl het Hem ook zeer germkkelyk vallen, om uit den weg te ruimen zodanige Zwarigheeden en Übjectieo, 028 A!s hier tegen aan de zyde van den Impetrant in de beide voorgaande ïnftantien zyn te berde gebragt, 929 Waar toe de Gedaagde volgens de voorgeftelde orde als nu zal moeten overgaan : f- 930 De Argumentatien van den Impetrant op dit Poinel; kunnen gevocglyk in twe? Clasfen worden verdeeld, 931 Dewyl dezelve in het generaal zyn ingerigt, 932 Of, om voor eerft te betwiften , dat het meergemelde Bedingnopens de Achterleenen by de Nieuwe Verkondiging en Verkoop der Heerlykheeden van de Leck gemaakt * 933 Waar op zig de Gedaagde voornamentlyk fundeerd, 934 Zoude hebben een zodaanigen zin en beteekenis, als de Gedaagde, volgens de zieker** regelen van eene gezonde uitlegkunde, aan lm zelve invoegen voorfz heeft ee t tribueerd: - J~' J.&al~ 935 Or wel ten tweeden, om de wettigheid en beftaanbaarheid van het zelveBedin* te contradiceeren. " ö 936 Wat dan aangaat het Eerfte Zoort van ObjeElien, men heeft aan de zyde van den Impetrant zich daar meede trachten te behelpen, 937 „ Dat de Heerlykheid van de Leck niet zoude zyn gekomen op den Kooper van ,, Lekkerkerk en Zuidbroek, 938 „ Dewyl alleen op Hem isgedevolveerd-de particuliere Hooge Heerlykheid, mits j, gaders de Ambachts- Harlykheid en Gerechte, van Lekkerkerk en 7.uidbroek' met haar toebehooren; * 939 5) Doch dat de Gedaagde met geen de minfte fchyn van grond zoude kun. „ nen beweeren, veel min bewyzen, 940 „ Dat Ridderkerk is geweefi een Achterleen van Lekkerkerk en Zuidbroek, 941 „ Daar h$t integendeel in Confesfo was, y 94? 3; Da:  ( 47 ) Art. '942 „ Dat Ridderkerk, tot op dien tyd der fplitzinge en finale Verkooping van de „ byzondere Heerlykheeden, tot de Heerlykheid van de Leck hehoord heb„ bende, altoos is aangemerkt als een Achterleen van de Leck; 943 En hier uit trekt men deeze confequentie, 944 „ Dat, vermits de Gedaagde zelve niet fuftineerd, dat de Kooper van Lekker„ kerk en Zuidbroek is geworden Heer van de Leck, 945 „ Of dat by Gedaagde in zyne qualiteit zoude reprxtentQeren den Jeegenswoor„ digen Heere van de Leck, 946 „ Aan Hem dienvolgende geen het minfte regt zoude kunnen competeeren op de Heer„ lykheid van Ridderkerk; 947 „ Maar dat die Ambachts- Heerlykheid zoude moeten geconfidereert worden ge„ bleeven te zyn een Achterleen van de Leck, 948 „ Zoo lange de Heerlykheid van de Leck in weezen is, 949 y> ®f wel »>'m &e ^genaamde Heer van de Leck van zyn Agterleen op eene ,, wettige wyze heeft afftand gedaan. • 950 Tot Wederlegging van deeze in de daad zeer bedriegelyke Argumentatie, 951 Behoeft de Gedaagde voor als nog niet te treeden in eene breedvoerige Discusfie, 052 En in een gefchiedkundig onderzoek nopens de origine en conftitutie van de Heerlykheid van de Leck ; 053 Noch ook te rescootreeren, al het geen door den Impetrant daar uit word afgeleid, om, ware het mogelyk, goed te maaken, 054 Dat,na de fplitzing en verkoop der byzondere Heerlykheeden, tot de Heerlykheid van de Leck behoord hebbende, 955 Die geheele Heerlykheid van de Leck niet vernietigd, maar desniettegenftaande in-weezen gebleeven zoude zyn; 056 En dat mitsdien Lodewyk Mauritz van Nasfau, na dato van deeze ipJitzing en finale Verkoop, zoude hebben gehad de bevoegtheid , . Qm in qualiteit van Heer van de L-xk afftand te doen van de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk, als quafi gebleeven zynde een Achterleen van dezelve nog fubfifteerende Heerlykheid van de Leck , 958 Zullende by de Verhandeling van het volgende Hoofdpoinct (zoo veel nodig is) hier van meer opzettelyk worden gehandeld. 959 Doch de Gedaagde vertrouwd met gegronde fiducie, dato]) dit refpeSt alieenlyk in aanmerking kan en moet worden genomen, 960 Of dat Regt, het welk aan den Huize en Heerlykheid van de Leck heeft gecompeteerd, met opzichte tot de Leenkamer, en de Achterleenen, va?j Dezelve Heerlykheid tot het Jaar 1723 hebbende gereleveerd, 961 N»et met de daad, uit hoofde der fplitzing van de Particuliere Heerlykheeden, daar toe behoord hebbende, 962 TV elke door Hun Ed. Groot Mog, als Leenheer en van dt Leck, ten Jaare 1717 is verleend geworden, ^ ... ^ Mit?, Wederlegging van dit Objectie, t  ( 4§ ) A RT. 963 Mitsgaders van de daarop gevolgde Finale Verkooping, op zodanigen voet t ah hur voor en in het breede is vermeld, 964 Is overgegaan op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidhoek? 965 Dat zulks nu quod ad fabïum heeft plaats gehad, is zeeker en èvTdént, uit al het geen door den Gedaagden bereids op eene overiuygende wyze is betoogd, 966 Namentlyk voor eerft,dat Mauritz Lodewyk van Nas/au penningen had gene. gotieerd op de Heerlykheid van de Leek, ()6j En dat die Heerlykheid van de Leck, of, het geen op het zelfde nederkomt, de Heerlykheeden, die de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck uitmaakten, 96S Ten behoeven der Geldfchieters fpecialyk zyn geaffecteerd geweefi, 969 En daar op vervolgens' de Executie is gedirigeerd geworden : 970 Ten Tweeden, dat die verbondene en geëxecuteerde Heerlykheeden beflonden uit de: volgende vier Heerlykheeden: Lekkerkerk en Zuidbroek, Crimpen op de Leck, Crimpen op den Tsfel, en Ouderkerk, met haar toebehooren, 971 Zynde zulks door den Eifèngemelden Mauritz Lodewyk van Nasfau zeiven by zyne voorlz. Requeiïe om i'plitzing met even zoo veele woorden gepofeerd geworden; 972 En dat derbalven, volgens het uitdrukkelyk avcu van den toenmaaügen Heere van de Leck, 973 Wiens gedeclareerde begrip tegen den Imp.etra.nt met het hpogfte regt kan worden ingeroepen, ' 074 By en door de Verkoopime van de evengemelde vier Heerlykheeden cum anneris 1 975 De Gecombineerde Heerlykheid van de Leck, welke door dezelve byzondere Heerlykheeden te dier tyd wierd uytgemaakt, in de daad is verkogt. 976 Ten Derden, dat als toen in aanmerking zynde gekomen, dat lot deeze gecombineerde Heerlykheid van de Leck een LeENKAAMËR , en versche1de Achterleenen, behoorden, 977 Welker fplitzing niet gevoeglyk konde gefchieden, en ook door de Geinteresfeerdens in de Executie niet dienftig nog raadzaam wierd geoordeeld, 978 Dezelve gaaf en onverdeeld , of'voor het geheel, zyn gelaten aan de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, 979 Of aan dat aanzienly.kfte gedeelte van de Heerlykheid van de Leck het welk uit de voornoemde Heerlykheid Lckkerkeik en Zuidbroek beftond. ' 980 Ten Vierden, dat zulks ook by de nieuwe Acte van verkondiging, pp Authorifatie of Approbatie van den Rade Provinciaal gedaan, Uitdrukkelyk is bedongen , 981 En dat op dit beding, en op die Conditie, de Verkooping van d« meergemelde Heerlykheeden, en fpecialyk van Lekkerkerk en Zuydbroik, h gefchied. 982 En Eindelyk, dat deeze Verkooping by den Gemelden Rade op de Solemneelfte wyze is geapprobeerd en geratificeerd, 983 Mitsgaders op dien voet het Decreet ten behoeve rariden Kooper var> Lekkerkerk zyn volkoomen beflag heeft gekreegen. 984 Wanneer  ( 49 ) Art. / 984 Wanneer wen deeze 0-;wëderfpreekelyke omftandigheeden in het oog.houd, zoo kan '"nooit cnec eenige febyn van grond worden betwift, 085 Dat de Kooper van Lekkerkerk en Zuidbréek geheel en al is gefuccedeerd in het regt van den tleer van de Leck, 986 Zooveel Sangaat de Leenkamer , of de Achterleenen, tot dien tyd toe van de Heerlykheid van de Leck gereleveerd hebbende. 087 Trouwens, zoomen, tegen de evidentie der zaak, zoude willen ftaande houden, 988 Dat de Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek een zodanig regt niet heeft verkree- 989 Dan zoude men moeten on derft ellen, of, dat Mauritz Lodewyk van Nasfau, na dato van het geinter poneer de Decreet, en d? finale Verkooping van den 'jaare ' 17235 990 Een gelyk regt op de voorfz. Agterleenen zoude hebben behouden, als aan Hem tot dien tyd toe had gecompeteerd! 991 Of wel, dat Hun Edele Groot Mog., 't zy in den Jaare 1717, 't sy inden Jaare 1723, zouden hebben begreepen, 092 Dat de meergemelde Leenkamer, met hst geen daar toe behoorde, na de door HoogfiDezelven verleende fplitzing, wederom aan de Graaflykheid zoude hebben moeten vervallen: 993 Ofetndslyk, dat, door de evengemelde fplitzing en Verkooping, de Leenkamer van den Huize en Heerlykheid van de Leck geheel en al zoude zyn vernietigd, en geëxjlingueerd geworden. 994 Doch, wat het eerste betreft, men kan niet fuftineeren, 905 Dat Mauritz Lodewyk van Nasfau nog eenig recht op de Leenkamer of de AMorleenen van den Huize van de Leck zoude hebben behouden , 996 Dewyl dit direft zoude aanloopen teegen Zyne eigene erkentenis, by gelegendheid van de door Hem verzogte fplitzing gedaan, (waar van te meermaalen is melding gemaakt) 007 En welke mede bragt, dat de Heerlykheeden, die de Heerlykheid van de Leck uitmaakten, door Hem waaren verbonden, 998 Dat daarop executie was gedirigeerd, en dat Dezelve in executione finalyk moeften worden verkogt: 999 Gelyk Hy ook by de Brieven van onwillig Decreet, door den Rade Provin¬ ciaal verleend, 1000 Van alle die Heerlykheeden, met haar toebehooren, is onterfd, en gecondemneerd, om zyne handen daar van te trekken. 1001 En eindelyk moet nimmer uit het oog verlooren worden, 1002 Dat by dffP~übiicque Verkondiging, die op Authorifatie van den Rade Provinciaal is gedaan, en die aan Denzelven Mauritz Lodewyk van Nasfau is geinfinueerd, N 1003 Duide- Nader le'oog der onbslaanbaarheidfan de fu/ienu, iat.de Koper 'an Lekkerlerk niet zcuie hebben vitkreegen het regt op de Agterleenen van de Leek. 1°. Mauritz Lodewyk van Nasfau heeft geen regt op de Agterleenen of op de Leenkamer van den Huize van de Leck behouaen.  ( 5° ) i s 1 1 De Leenkamer van de Leckis oek niet vervallen aan Hun Ed Groot Mog. oo3Tbuidelyk in zin en fubftantie (zoo als overtuigende is beweezen) bedongen en geftipuleerd zynde, :oo4 Dat de Agterleenen, aan den Huize van de iMk tot dien tyd toe gecompeteerd hebbende, rooj m breeder gemeld by de Me van Verdeeling van den Jaare 16*7 > tusfchen de Heeren van Polanen, en van de Leck, lco6 Behoorden of begreepen waren onder de Koop van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, ïoo7 Vervolgens op dit uitdrukkelyk Beding de Verkoopinge is gefchied,enby den Rade Provinciaal geapprobeerd, icoS Mitsgaders de finale interpofitic en bezeegeling van het Decreet gevolgd, Toon donder dat de Evengemelde Mauritz Lodewyk van Nasfau, of Iemand van 9 Zynenlweegen, zich daar tegen, dired óf indirect, heeft verzet. 1010 *£t is ook in de tweede plaats even weinig grond, om ftaande te houden, ' dat Hun Ed. Groot Mog. de zaak zoo zouden hebben geconfedereerd, ion Dat, na de verleende fplitzing , de meergemelde Leenkamer aan Hun zoude zyn vervallen: 1012 Want, behalven dat zulks zoude flryden met het oogmerk van het verzoek om fplitzing , 10«3 Het welk voorzeeker gefchiedde, om eenen meerderen Koopprys te bedin. gen, 1014 En waar mede men dus niet kan hebben beoogd , TOK Dat de Agterleenen , die buiten twyffel de intrinficque waarde van de by Executie verkogt wordende Heerlykheeden of Goederen vermeerderden, daar van zouden worden afgefcheurd , 1016 Zoo hebben Hoogft Dezelven zich niets diergelyks by het vcrJeenen van het O.troy tot fplitzinge voorbehouden, 1017 Maar die verzochte gunft pure en zonder eenige Conditie geaccordeerd: wo np]vk ook zelvs indubio een diergelyk privilegie, of Copcesfie van den Souverain op de allerfavorabelfte wyze (zoo veel de aard der zaake toelaat) zoude moeten worden geinterpreteerd. ioio Trouwens voor de finale Verkooping is de meergemelde openbaare Verkondigin* alomme gepubliceerd en geafirgeerd, 1020 Indien derhalve* de Procureur Generaal van wegens dhGraafljheid van Holland, of van wegens met Gemeene Land, eemg regt of Abli op de gemelde Agterleenen had willen fuftineeren, 1021 Zoude Hy zich notoirlyk daar tegen hebben geoppofeerd; 1022 Maar Dezelve is nimmer opgekoomen, 1023 En hier op heeft het meergemelde Decreet zyn volkomen befiag gekreegen, 't.024 Waar by aan elk en een ygelyk, die iets ter Contrarie zoude willen Sufimeeren, een eeuwig Stüzwygen en tilentium is opgelegd. 1025 4>it  ( Si ) A R, T *Q2* bit Decreet is ook niet verboden gebleeven voor den Souverain, maar welde-, gelyk onder het oog van Hun Edele Groot Mogenden gebragt, iaté Terwyl Hooüftdezelven, Uit Krachte van dies-, aan Mr Francois Conftantyn Pielat de £laSny hebben verleend het Verly van de Heerlykheid Lekkerkerk en Zuidbroek , 1027 Zoo als reeds bier boven uit des Gedaagdens Produft fub P. 2 loco op eens Evidente wyze is betoogd : 1028 En ten overvloeden kan de Gedaagde by dit alles op ditrefpeft nog voegen, 10^0 Dat de Procureur Generaal inde Tegenwoordige Proceduures door wylen Mr. jacob Hop meede nominatim is gedagvaard, IO,o Maar e?ter niet heeft verkoozen, zich tegen het gefuftineerde van denzelven Mr: Jacob Hop Parthy te Hellen; Toor «PhhPnde Hv integendeel by het 48 en 49 ^rt. van Zyne Conclufie vajt 1031 D^atoiren S, fubD 4 loco by den Gedaagden, met zoo veele woorden gepofeerd, ion Dat het, volgens de Hedendaagfche Conüitutie der Leenen en Leenregifters, 3 aan Hui Ed. Groot Mog, als Leenheer en, ten eenemaien indifferent was, IO- Of de toenmalig Impetrant, wylen Mr. Jacob Hop, dan wel de Succesfeur *5 Feudaal vanwylen Mr- Cornelis Groenincx, wegens de voorfz. Ambachts - Heer lykheid Ridderkerk Hoogflderzelver Vafal moeft zyn , *vu En op dat fundament verklaard, zich te zullen gedraagen naar kt uüterlyk Gewy sde , tusfchen Parthy en Litiganten in deezen te vallen. 1035 'Er zoude dus diets anders refteeren, rM< Dan dat de geheele Leenkamer van de Heerlykheid van de Leek , door de voorfz. 3 Mitzinle en feparate verkoopinge der gemelde byzondere Heerlykheeden, de %XkÈid vm de Leck ter dier tyd hebbende uytgemaakt, Geheel en al . zoude zyn Geëxstingueerd en vernietigd; io;7 Maar, indien men dit wil adfumeeren, dan zoude men tevens moeten vaft houden, T ,X Dathet zoo dikwyls gemelde Beding, dat de voorsz. Achterleenen behoo- ren TOt de Hi.tRLYKHEIO van lekkerkerk. en ZüIDBROEK, TO5 0 Het welk beweezen is, alleen zyne betrekking te hebben tot de Leenen, gereleveerd hebbende van de Heerlykheid van de Leck, 1040 Geenen den minften zin, en geen het minfte effect, zoude hebben: 1041 Doch die onderftefling is te ongerymd, dan dat de Gedaagde daar op laag zoude behoeven ftil te ftaan, 1042 Want, zoo dat doorging, zoude men altoos de plegtigfte Conditiën en - Stipulatien elufoir kunnen maaken. jo43 Egter kan de Gedaagde op dit Refpect rojt ge en Stilzwygen ■pa»fce*n,dat dit Geconditioneerde reeds over lange met de daad heeft effect geforteerd, 1044 Dewyl de Regiflers der Leenen, en andere Papieren van ie Leenkamer van te Leck, uitkragte van hetzelve, aan den Hm van Lekkerkerk en Zmdbroe,. zyn overgegaan, ^ 1045 Zoo 3Q. De Leenkamer vdn de Leck is ook door de fplitzing,en feparate verkooping, niet vernietigd'  ( 52 ) Art. 1045 Zoo als in Confesfo moet zyn , 'en ten overvloede door des Gedaagdens Producten fub K+ L, M, en P diverfis locis, word beweezen: 1046 Zynde wyders ook al in den Jaare 17*3- door Mr. Francois Cpnlrartyn Pielat de Blagny, als Heere van Lekkerkeik, eene gelyke Publicatie of Waarfchouwing gedaan, 1047 Als bevorens op den 21 Mey 171door Mauritz Lodewyk van Nasfau, ais Heer van de toen nog gecombineerde Heerlykheid van de Leck, was gelchied, 1048 Waar by namentlyk alle die geenen, wilke hunne Leenen niet behoorlyk hadden verheeven, wier den geciteerd, 1049 Om te Compareeren tot Lekkerkerk , ter Woonfleede van den Stadhouder en Griffier van het Leenhof van de Leck, ten einde zulks als nog te doen, 1050 Zoo a's uit des Gedaagdens Producten fub P 10., 11, en 12. locis ad oculum zal Confteeren* 1051 Dogh daar en boven (cn dit is ten dtzen opzichte volkomen Decifoir) is het ten vollen manifelt, 1052 Dat de Houders en Bezitters der Agterleenen , die voorheen van den Huize van de Leck hadden ge-f eïèveért, 1053 Zoo wel, als de Huren van Lekkerkerk, begreepen hebben, 1054 Dat dezelve Bezitters van die Agterleenen , uit krachte van het voorfz Beding, na dato der Finale feparate Verkooping van de Heerlykheeden van de Leck, gehouden waren, 1055 Om de pligten van Vafallage, die zy voorheen aan de .Heeren van de Leck, als hunne Smalheeren, fchuldig waaren , 1056 Voortaan te prsefleeren aan den Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek: 1057 Hier van zyn de Tpreekende bewyzen ten Procesfe voor banden, 1058 A's zullende uit des Gedaagdens Befcheiden fub P 5, 6, en 7 locis aan üw Ed. Mog. confteeren, 1059 Dit even eens, als voor de fplitzinge der Heerlykheid van de Leck de Heeren dier Heerlykheid Verlyen hebben verleend van verfcheidene Achterleenen, welke van Hun in die betrekking releveerden, 1060 Zoo ook na dien tyd zulks is gefebied door de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek: 1061 Zoo blykt 'er onder anderen uit het Product fub P 7 loco, 1062 Dat op den 31 Auguflus 1605, door den toenmaaligen Heere van de Leck en Polanen, 1063 Zeekere Hendrik Cornelisfenh verlyd geworden'wei een Thiendje, gelcegen in den Ambachte van nieuw Lekkerland, als een Leen vanden Huize vj»n de Leck, 1064 En op den 6 April 1721 is Mr. Hendrik Wevelinghoven door Mauritz Lodewyk van Nasfau, toenmaals Heere van de Leck, verlyd met dat zelfde Perceel, naar uitwyzen van P 8 loco by den Gedaagden, 1065 Dog  ( 53 ) ioóYDoèi vervolgens is op den 10 ^ £*5 f'00i' ^ frangois Conftantyn Pis' idt de Blagny, als by Koop Heer en Eigenaar zynde geworden va#Li»kbb*. kerk en Zuidbroek , 1066 Dat zetfife Ttoije tot een Agterleen uytgegeeven aan Mr. Jan /Inthony van H'emelinghoven, ic6? Zoo als kan worden gezien uit de Brieven van Inveftiture, fub P 9 loco aan deeze Zyde; ic68 Terwvl wyders uit vergelyktfig van de evengemelde Verlyen,met des Gedaagdens Produéten fub P 1 Éf 2 locis, op eene overtuigende wyze confteerd, Ig*q Dat dit Thiendje ook bekend ftaat, zoo op de Repartitie van de Leenen, in den Jaare 1627 toebedeelt zynde aan den Huize van de Leck, volgens P t loco, 1070 Als op het Regifter van de Leenen, ter Leenkamer van Lekkerkerk heruftende, naar uitwyzen van P 2 loco. 1071 Op gelyke wyze ïs door Mr. Francois Conftantyn Pielat de Blagny, Heere van Lekkerkerk en Zuidbroek, op den 9 November 1729, Verly verleend van dat dagelykfch Gerechte van Uytwyk, met ten tien fchellmg, en zyn toebehooren - 10-2 Aan en ten behoeven van Gerard Fabricius, en Jan Jacob Blachard, in ' Dualiteit van Voogden over de Kinderen en Erfgenamen , aan Chriftim van Nobelaar in Huwelyk verwekt door Jacob van Baunickenhmzen, 1073 Zynde het zelve Verly meede voor handen in des Gedaagdens Produft fub P 6 loco, 1074 En noch ten Jaare 1766 door-den Toenmaligen Heer van Lekkerkerk aan Pieter Havart, biykens P 2 loco: 1075 Welk dagelykfch Gerecht of Heerlykheid van Uitwyk ook voorheen is geweeft D een Agterleen van den Huiza van de Leck, 1076 Zoo als ten duydelykften is af te neemen uit een Verly van dezelve Heerlykheid, door Mauritz Lodewyk von Nasfau, als Heere van de Leck, TÓ77 Op den 23 Mey 1700 verleend ten behoeve van Margaretha van Nobelaar, 1 te vinden in des Gedaagdens Produel: P 4 loco, 078 En uit de Brieven van Inveftiture van een Leen van drie morgen Lands, insgelyks geleegen in denBanne van Uitwyk, 1070 Die door Mauritz van Nasfau, Heere van de Leck op den 15 September 1677 zyn uitgegee ven, mitsgaders door den Gedaagden overgelegt fub P 5 loco: io°o T-rwvl wyders de meergemelde' dagelykfch Gerechte of Heerlykheid van ° Uitwyk, benevens dezelve dne morgen Lands, al meede worden gevonden,-'' " ... ^ 1081 Zoo op de Repartitie der Leenen, gemaakt tusfchen den Heer van Polanen, en den Heer van de Leck, onder de Letter P 1 loco, io3: As in het Regifter of Repertorium der Leenen, ter Leeskamer van LekkER" kerk Berustende, naar uytwyzen van P 2 loco by den Gedaagden, O 1083 Alwaar  ( 54 ) Art. 1083 Alwaar onder anderen met zoo veele woorden voorkomt ik Dagelykfch^ G erechte, nu de Heerlykheid van Uitwyk. 1084 Zullende eindelyk uit het zelfde Produft fub P 2 loco op de Volleedigfte Wyze blyken, 1085 Dat door de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek, ter Leenkamer van Lekkerkerk, I08ö Zeedert den Jaare 1723, en dus na dato der Splitzinge en Finale Verkooping van de byzondere Heerlykheeden van de Leck, T087 Noch veele andere notabele Verlyen zyn verleend van diverfe Agterleenen, 1088 Zelvs van Leenen, in Noordholland, en in het Sticht van Utrecht, gelétgen, 1089 Welke, voorheen hadden gereleveert van den Huize of Heerlykheid van de Leck: 1090 En dit is voorzeeker eene byzondere Confideratie overwaardig, 1091 Aangezien in de Refpe&ive. Verlyen , die de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek van Hun Edele Groot Mog. hebben bekomen, 1092 En welke fub C r, 2, 3> 4> 5, et 6, Locis, en L. r. als mede Nz, en$ loeis Refpeétivelyk, door den Gedaagden ten Procesfe zyn overgelegt, 1003 Van deeze Agterleenen geene fpeciaale Mentie word gemaakt, en zy Allen dus begreepen zyn onder de Generale Benaming van de Gevolgen der Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek; 1094 Zelvs vind men by die Verlyen geene byzondere Inveftiture van het zoo Notabel Agterleen der Dagelykfche Gerechte van Uytwyk, waar van zoo even is gewag gemaakt, IOQS Terwyl intusfcben de Bezitters van Het zelve zig nimmer aan de vafallage van de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek hebben onttrokken. J096 Hier meede is dus tot eene Compleete Demonftratie gebragt, I0Q7 Dat hy de Splitzinge en de daar op gevolgde Separate Verhoping van de RefpeÜive Heerlykheeden , die tot de Heerlykheid van de Leck behoord, en dezelve uitgemaakt hebben, 1098 De Leenkamer van de Leck niet vernietigd is geworden. 1099 En, daar tevens hier boven op eene overtuigende wyze is betoogd, 1100 Dat Hun Edele Groot Mog., by het verkenen der fplitzinge van dezelve Heerlykheeden, niet hebben begeerd, nog gefufineera, 1101 Dat deeze Agterleenen aan de Graaflykheid zouden moeten vervallen, 1102 En eindelyk, dat ook Mauritz Lodewyk van Nasfau daar op geen recht heeft kunnen behouden, 1103 Zoo mag men biuyk befluiten, dat geene de minfte reflexie verdiend die Allegatie van den Impetrant, \ H04 Dat Ridderkerkzoude zyn geweefi, engebleeven, een Agterleen van den Huize van de Leck,-' 1105 Dat  ( 55 ) Art. ,1105" Maar dat het integendeel alierzeekerft is, 1 ic6 Dat ook het regt op Riddkrkerk, als een Agterleen van den Huize en Heerlykheid van ds. Leck, ïio7 Even als op de verdere Agterleenen, van de gemelde Heerlykheid tot het Jaar 1723 gereleveerd hebbende, li08 Ah toen, uit krachte van de meergemelde Verlooping en Brieven van Decreet, op dün Kooper van Lekkerkerk; en Zuidbkoek is overgegaan. .1109 En van geen meer gewicht is eene andere Allegatie van den Impetrant, li'o Dat nament!vlr niet de Heerlykheid van de Leck, maar integendeel de j byzonoere ËberlyKHEgDen, Lekkerkerk en Zuidbroek, Crimpen op de } Leck,'Crimpen op den Tsfel, en Ouderkerk, zyn verkogt; [ , 1111 Waar uit de Impetrant dan insgelyks tragt af te leiden, s ïïia Dat de Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek geen recht zoude kunnen pratendeeren op Riddekkerk, im Om dat die /mbachts- Heerlykheid niet had gereleveerd van eene van de " gemelde particuliere Hklrlykheedsn, welke invoegen voorfz. afzonderlyk waren verkogt geworden, irt4 Maar van den Höïze van ds Leck: 1115 Immers behoeven Uw Ed. Mog., om van de nietigheid van dit Raifonnement volkomen te worden overtuigd, zig flegts te herinneren, Tiir» Voor eerft, dat zelfs uit de eigene pofttiven van Mauritz Lodewyk van Nasfau, by zyne meergemelde Requelte om fplitzinge, aan Hun Ed. GrOOt Mog gepreefenteerd, luce meridiana Clarius hier vooren beweezen is, 1117 Dat de Heerlykheeden van de Leck te dier tyd alieenlyk bestonden uit de Vier Particuliere Heerlykheeden, zoo eeven gejpecificeerd, 1118 Als ook, dat deeze Heerlykheeden door voornoemden Mauritz Lodewyk van Nasfau ten behoeven der Geldfchieters waren verbonden, en uit dien hoofde door Hen wierden geëxecuteerd. 1119 En ten tweeden, dat het in Confesfo is, 1120 Datdezelve Vier byzondere Heerlykheeden, welke op dien tyd alzoo de Heerlykheid van de Leck uitmaakten, vervolgens in Executione fmalyk zyn verkogt: 1121 Waar uit voorzeeker moet voort vloeyen, dat het niet anders 3 dan eene blcote Captie, is, 1122 Wanneer men desniettegenftaande zich daar meede wil behelpen, dat de Heerlykheid van de Leck niet zoude zyn verkogt: 1123 Het zoude immers de grootfte abfurditeit zyn, indien iemand zoude willen ftaande houden, 1 s 24 Dat i wanneer alle de declen, die uitmaaken een geheel , zyn gedimembreerd, en alzoo verkogt, 1125 Dat geheel nochtans eenige exiftentie zoude behouden, ofwel, dat van het geheel nog iets zoude zyn overig gebleeven, 't weïkuog op zig zelve zoude bellaan: o 2 . * 1126 ^an Tweede Obtüie van den 'mpetrant,dat liet de Heer.ykheid van >e Leck, naar de by- [ondere ^eerlyk- ïeeden, zyn verkogt. Wederlegging van die Tegenwerping.  ( 5<* ) m6TDan die abfurditcit reficleerd in de da.d in het Syftema van den Impetrant, % indien by zich eene Heerlykheid van de Leck op z,ch zelve voorfteld, Ttxj Na dat alle die Deelen en Leeden, of byzondere Goederen en Heerlykheeden, „ „rQ„,jon .„„ (Zfheel, 't welk wierd begree1123 Die bevoorens te zamen com po feereen\un uenee,, s pen onder de generale benaaming van de Heerlykheid van de Leck, iii9 Op eene wettige wyze zyn ontbonden, en gefepareerd. „30 Maar, zoo het derhalven buiten tegenfpraak ™fj£h.dat alles, het geen tot de Heerlykheid van de Leek behoorde, « verkogt geworden, 1131 Dan kan men ook niet in twyffel trekken, nor »\t krachte van het zoo dikwils gemelde Beding, dat de Leenkamer van 1132 £ I^yMeld laTdl leek zoude volgen aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, ' , . »t« Oö den Heer van die Particuliere Heerlykheid is overgegaan al het Recht, het 1 33 ïltaanlen Heer van de Leck tot dien. tyd toe op J£ttfrfc£ had gecompe.teerd, t ien Want daar toe behoefd men dan aan de Zyde van den Gedaagden niets andera te doen zien, dan dat Ridderkerk een Leen was van de Heerlykheid van de Leck,- tI„ Doch dit kan de Impetrant met geen fchyn van grond betwiften, als zynde reeds by het Eerfte PloofdPoinct breedvoerig beweezen, 1136 Dat Ridderkerk, van de vroegfte tyden af aan, was uitgegraven als een Lid s'Lands van der Lecke, *T„ Fn dus van geene andere Heerlykheid van de Leck ,dan van dte ,welke 37 als een hoofdleen releveerde van de graaflykheid van hoeland , 1138 Naar uitwyzen, onder anderen, van de Uytgifte Brief van den Jaare 1342, fub G 1 loco by den Gedaagden, tt30 Waarbv Willem Grave van Hensgouwen Heere Jan van Polanen, Heeren Jans-Zoon van Polanen, Verlyd met de Heerlykheid van de Leck, 1140 Ende met alle de Heerlykheeden, alzoo groot en klein, als daar toe behoorden, 1141 Dat is, te weeten, \t Gerecht van Ridderkerke, ende Lekkerkerke enz. t142 Welke Ambachten, Beerlykbceden, Renten, en Goeden-hoe dat ze gelegen en ge- heeten zyn, Heer Jan van Polanen van den Grave en zyne Naarkomehngen , houden zoude tot EER Regten leen , iu3 Gelyk meede uytwyzens de verdere Verlyen, fub Litteris G. en J. Diverfts locis aan de zyde van den Gedaagden ten Procesfe overgelegd. 1144 Terwyl wyders uit het Verbaal Accord van den Jaare 1687, fub G. 4. loco 4 by den Gedaagden , waar van insgelyks by het Eerfte Hoofd Potntt opzettelyfc is gehandeld, ten duidelykften Conlteerd, H45 Dat 'er zelfs geene andere Hooge Jurisdictie aan den Heere van de Leck heeft gecompeteerd, dan over Lekkerkerk en Zuidbroek, 114Ö En  (57) , Art. 1.146 En zelfs ook niet Over den Aangrenzenden Rivier de Leck, dan voor zoo verre dezelve was kopende voorby Lekkerkerk: 1147 En dat integendeel alle de verdere Heerlykheeden, onder den generalen naam der Heerlykheid van de Leck zynde begreepen geweeft, toe den Huidigen dag toe zyn gebleeven Ambachts -Heerlykheeden. 1148 Doch , wat hier van ook zy, in dit Proces word geene andere Quajfte tusfchen Parthyen Litiganten gedemelleerd, dan alleen over de Leenkamer van ., de Leck , 1149 dus over die Leenkamer, welke heeft behoord aan de voorfchreeve nu gedimembreerde en gefplifte Heerlykheid van de Leck, ÏT50 Waar van het Voornaam'fte Deel, met het recht tot de Agterleenen, voormaals van die geheele of onverdeelde Heerlykheid hebbende gereleveerd, op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek is overgebragt. Ï151 Daar en boven worden alle bedenkingen, die daar uiTzouden kunnen refulteeren, H52 Dat by de Verkondiging, en Brieven van Decreet, door den Rade Provinciaal verleend, geen uitdrukkelyk gewag is gemaakt van de Heerlykheid van de Leck, T153 Maar dat daar by de Byzondere Heerlykheeden alieenlyk zyn gefpecifkeerd, 1154 Geheel en al uit den weg geruimd, indien men flegts in het oog houd, 1155 Dat zulks niet alleen allematuurlykft was, voor al na de verleende fplitzinge, 1156 Wanneer de Vier Heerlykheeden, die de Heerlykheid van de Leck ter dier tyd uitmaakten, afzonderlyk wierden verkogt; 1257 Maar ook, dat deeze Specificatie juyil overeenkwam met de Respeólive Vzrlyen, 1158 Die aan de Heeren van de Leck fuccesfivelyk, zoo door de Graaven en Gravinnen van Holland in der tyd, 1159 -Als, onder de Vrye Staats - Regeeringe, door Hun Edele Groot Mogenden, waren verleend: Ilöo Want, offchoon in de meergemelde Uitgifte-Brief van den Jaare 1342, 'fub G 1 loco by den Gedaagden, .1161 (Op welken tyd de Heerlykheid van de Leck dadelyk was in den boezem van den Graave van Holland) 1162 Waarinde Graaf verklaard, die te hebben verkogt, en uit krachte van de gemelde Brief te verhopen, voor Hem, en Zyne Nakomelingen, 1163 Aan Heeren Jan van Polanen, Heeren Janszoon van Polanen, mede voor Hem. en Zyne Nakomelingen, 1154 De Heerlykheid van.de Leck nominatim wierd uitgegeeven, met defigna tie, in welke afzonderlyke Heerlykheeden, Gerechten, en verdere toebehoören. die Heerlykheid van de Leck beftond, 1165 Zoo is egter dat voetfpoor in de volgende Verlyen geenfints gevolgd, P 1166 Maai Bedenking, wegens de niet gemaakte Mentie van 'Je Heerlykheid van de Leck in de Verkon • diging, en het Decreet, opgeloft.  ( 58 ) 1166 Maar daar by zvn flegts Nominatim opgegeeven die byzoSdère Heerlykheeden, welke de Heerlykheid van de Leck uitmaakten, en Cmftitueetden, 1167 Zoo als uit defuccesfive Brieven van Inveftiture, fub Liwris G en J diverfs locis door. den Gedaagden overgelegt, ad oculum zal contteeren. 1168 Ja zelfs, wanneer Vrouwe Margaretha, Gr avinne van Henegouw en, Holland, en Zeeland, die Heerlykheeden, 116Q Welke aan Heer Jan van Polanen. als te zomen compofeerende de Heerlykheid van de Leck, door den Graave Willem van Henegouwen tot een rechten Leen waren uitgegeeven, 1170 Converteerde in een Onversterflyken Erfleene, naar uytwyzen van des Gedaagdens Produel; G 2 loco, 1171 Maakte Zy geene expresfe mentie van de Heerlykheid van de Leck, 1172 Maar van alle die Heerlykheeden, Huizen, Thïezïden, en Ge- rechten, en andere GoEDERiN, en r.enxen, 1173 In wat manier e,-dat zy genoemd , ende geleegen vyn binnen den Lande en Graaf lykheid van Holland, 1174 Die Hy Heer Jan van Polanen van Haare Voorzaten had ter Leen gehouden tot ' dien dag toe, en die Hy nog op den dag des Briefs van Haar houdende was. ii7k vier voorsz. Heerlykheeden, en haar Toebehooren , verlyd zynde geworden, II99 Eo ipso heeft ter Leen verkreegen de Heerlykheid van de Leck, I2go Als zynde (om zoo te fpreeken) het nomenGeneris, hetwelk de verfchillende fpecies, of de de byzondere tleerlykheeden, die in den Jaare 1733 zyn Verkogt, in zig behelsde,- i2or Dus moeft men, zelfs naar de aard en het verband der zaaken, by de Veylinge en Verkoopinge van de Heerlykheid van de Leck, de Byzondere Heerlykheeden noemen en Specificeeren, 1202 Dewyl niemand zal tegenfpreeken, dat men de befte en Voorzichtigfte Weginfloeg, tao3 Met zich te Reguleeren naar de Extenfie van de Brieven van Inveftiture, en van de daar op gevolgde Hypothekatie van den Geëxecuteerden Debiteur; 1204 Doch danr uit was tevens zeeker, dat die Byzondere Heerlykheeden uitmaakten: de Geheele Heerlykheid van de Leck: 1205 Ja dit mogte men aanmerken, als buiten alle dispuut zynde, 1206 Dewyl Mauritz Lodewyk van Nasfau, by zyne zoo dikwils gemelde Requefte om Splitzinge der Heerlykheid van de Leck, had erkend, P 2 Ï207 Dat;  Zeker Echappatoirvan den Impetrant, nopens het Otlroy van fplitzing, op, ge'»/, j ] J ( óo ) Art. 1207 r?pat3VR irgeV°Ige het06lroy/an Hun Ed. Groot Mog-, had genemieerd OP de HiERLYKHEID VAN DE LECK, 6 1?8^^e2^?feft, XE BESTAAN INDIE VO0RSZ- ViEaJ^ti^k 1209 Men heeft md de zyde van den Impetrant ook de Eragt en het gewicht van deeze zoo fohde Argurnentatien Zeer wel gevoeld , S 1210 En, daar door tot de Uitterfte Verleegendheid'zynde gëhrff, zich by de P^eydoye van Duplicq voor den Hoogen Rade hier meede tragtcrI te redder^ 1211 Dat by kt zoo even gemelde OÜroy van Splitzinge, aan Mauritz Lodewvk van JNaslau veneend, niet wierdgefprooken van Splitzinge der Heerlykheid lAZ^, r ' mhei eenvoudi£e> niaar van de Splitzing dek Heerlykheeden van de L.eck , m het meervoudige getal: 12 s 2 Doch de nietigheid en onbeftaanhaarheid deezer Diftinaie moet niet alleen in het oog loopen, indien men flegts remarqueerd, 1213 Dat pas fin by de Decreet -Brief, fub N t. loco by den Gedaagden, de Spreekwvze van Executie op de Heerlykheid van de Leck , Verweid worIwtTeÏÏÏ drukkmge van Executzeo? de Byzondere Heerlykheeden, ah eene en dezeijde zaak zynde ; uz 1214 En dat bovendien door den Gedaagden in maniere voorfz. Zynde gebrapf Kt eene Compleete Demonftratie, y è^rsgt tot 1215 Dat alle de Heerlykheeden, waar mede Mauritz Lodewyk van Nasfau war Ver lyd, als te zamen Uitmaakende de geheele Heerlykheid van de Leck ,%n gefpm, 1116 En na die Splitzing, met Haar gevolg en toebehoren, -zyn verkogt geworden, 1217 Het niet te begrypen is, hoe men zich nog kan prafigureeren dat W iets, op zig zelfs, en buyten die byzondere Heerlykheeden, zoude zvnover gebleeven, waar i0 de Heerlykheid van de Leck zoude beftaan, yn°Ver~ 1218 feilen 5$ b^en is opgemerkt, hoe men zich nog eengeheel kan ,2I%o^ zynontr22o Maar ten overvloeden word ook alle dubiëteit, die men ten onreete in 7?> XftSK? U5t dG Weg geTUinit d00r de Me * C222 Als zynde daar by door denzelven Gemagtigden met zoo veele woorden erkend, 1223 tyllS 77"°;mde Principaal Oclroy had bekomen, om te negotieeren op de Heerlykheid van de Leck, (dus Ui het eenvoudige getal) g0tuereD 224 Mitsgaders overgegeven, dat de Interesfen zouden worden betaald uit de Revenuen van de Heerlykheid van de Leck; ovusua uit ae 225 ^"eyrV%th:Lerdr,band * WWSmtófe af^lyke Heerlykheeden 1226 EQ  C ói ) Art. int En-wyders uit des Gedaagdens Product O. 2. loco Confteerd, 1227 Dat door Willem van Nasfau voor zich zeiven, en als hy Schriftelyke Afte geaualifceerd zynde door zynen Broedereden Heer van Ouderkerk, is geconfenteerd in de A'egotiatie op de Heerlykheid van de Leck. 1228 Wanneer men dus alle deeze zoo klaar beweezene Omftandigheedeft , welke by het adfiruolief Gedeelte van dit Hoofdpoint breeder zyn gededuceerd, 1229 In een kort Befiek te zamentrekti 1230 Dat 'er, namentlyk , OElroy was verleend, om te negotieeren op de Heerlykheid van de Leck: 1231 Dat by het Oclroy de byzondere Heerlykheeden, die zouden worden verbonden, zyn opgenoemd; 1232 Dat die Heerlykheeden hy de Acte van Hypotheek, by eene korteomfchryving, of by wege van referte, worden genaamt de Heerlykheid van de Leck, hier na breeder Tü melden, 12 33 Gelyk Zy dan ook in die Acte, by het Verband, gefpecificeerd en opgenoemd worden ; 12j4 Dat wyders Mauritz Lodewyk van Nasfau zelfs in den Jare 1717 by zyn Requcjl om Splitzing heeft te kennen gegeeven, 1235 Dat de door Hem Verbondene Heerlykheeden van de Leckbejlonden in de meergemelde byzondere Pleerlykheeden ; I236~ En dat eindelyk by een Requejl, door Mr. Cornelis Groenincx, des Impetrants Grootvader, aanHunKd- Groot Mog. Geprcefenteerd , en fub H. 3. loco door den Gedaagden overgelegd, 1237 Gelyk mede in des Impetrants Producten, fub C 17, zynde de prcetenfe Aiïe van Afftand van Ridderkerk, door Mauritz Lodewyk van Nasfau ten behoeven van den Eveng melden Mr. Cornelis Groenincx gepasfeerd, 1238 En fub D 1 loco, zyn le eene Procuratie van Denzelven Mr. Cornelis Groenincx op/ Mr. Johan van den tlonaart verleeden, 1239 En alzoo beyde Documenten, die uit den boezem van den Impetrant zeiven zyn ontleend, of daar in beruften, t240 Met zoo veele woorden word geavoueerd, dat Alle de Dorpen en Ambachten, hebbende uitgemaakt de Heerlykheid van de Leck, waren gedimembreerd,' 1241 Zoo kan immers, na dat alles, met geen fchyn van grond worden ontkend, dat de geheele Hüerlykeieid van de Leck was verforen en verhypothekeerd ; 1242 Maar, zoo die Heerlykheid met de daad alzoo was gsadfecleerd en verbonden, dan kan men even weinig loochenen, 1243 V&het regt op de Agterleenen, daar toe behoor ende, en fpecialyk op Ridderkerk, als een recht en gevolg van de Heerlykheid van de Leck, en dus onder het Verband begreepen zynde, 124; Mede mochte worden verkogt: 1245 En dit is middagklaar beweezen, in dedaad gefchied te zyn, volgens het Beding, of de Voorwaarden, Q. 1246 Ge- Beflu.it uit het gededuceerde op- dit Poinü.  Derde Objectie van den Impetrant, DAT RiDDERKEatC Mg by het ■ OQroy , noch by de Briever, •pan Decreet, is genoemt ge•worden. ( 62 ) Art. 1246 Geftipulecrd by de nieuwe Verkondiging, op expresfe approbatie en authorifatü van den Jiade Provinciaal, 1247 En wel zoo, dat, uyt kragte en ingevolge van dat Geconditioneerde, de LeenKamer , met de Agterleenen,is overgegaan op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidhro%k. 1248 Even weinig grond heeft ook eene andere Tegenwerping van den Impetrant, die houfzaakelyk hierop nederkomt, 1249 Dat, indiende Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, of wel de tegenwoordige Heer dier Heerlykheid, eerdg recht op Ridderkerk zoude hebben kunnen fuftineeren , f250 Men dan zoude moeten bewyzen, -dat de gemelde Ambachts-Heerlykheid meede was verkogt geworden; 1251 Maar dat intnsfehen, nog by het Octroy van fplitzing, inden Jaare 1717 door Hun Ed. Groot Mog. verleend, -nog in de Brieven van onwillig Decreet, daar van eenige de minfte melding is genuakt: 1252 Immers de frivoliteit van deze Al legatie doet zig van zelfs op, vermits door den Gedaagden nimmer is, nog kan worden gelüttineerd, 1253 Dat Je Heerlykheid van Ridderkerk mede by Executie in den Jaare 1723 zoude zyn verkogt; 1254 Dit is'er zooverrévan daan, dat integendeel de Gedaagde ten vollen erkend, dat de gemelde Heerlykheid by die executie niet heeft kunnen Verkogt worden, 1255 Vermits dezelve door Mauritz Lodewyk van Nasfau niet ten behoeven der Geldfchieters was verbonden , 1255 En ook niet had kunnen verbonden worden, dewyl Hy daar toe geen het minfte regt of bevoegthdd had, 1257 Aanpezien die Heerlykheid in dat tydftip heeft gecompeteerd aan Philippus Eugenius Grave van Merode, en daarna aan Mr. Cornelis Groenincx des Impetrants Grootvader, 1258 Aan Welken dezelve fucce.'fivelyk tot een Agterleen was uitgegeeven, zoo als op een ander rcfpecT reeds is geremarqueerd; 1259 En dat het derhalven tegen alle Principes van Recht en billykheid zoude hebben aargeloopen, 1260 Indien men had willen fuftineeren, dat een Agterleen voor de fchulden van den Leenheer amfpr'aakelyk en Executabel yvas: 1261 En hier uit volgt dan ook van zelfs, dat de Heerlykheid van Ridderkerk inhet gemelde Octroy van fplitzing, en inhet Decreet, niet kunde worden genoemd; 1262 Maar dit neemt egter geenzints weg, nog obfteerd in 't minfte aan de wettigheid en waarheid van des Gedaagdens fuftenue, 1263 Dat onder die Verkooping by executie wel degeiyk mede is .begreepen geweeft het Regt, om Ridderkerk uit te geeven tot een Agterleen, 1264. Ofhet regt, dat Ridderkerk van toen voortaan zoude releveeren van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, als zynde een voornaam deel van de Heerlykheid van de Leck, 1265 Even  ( 63 ) A ut. ■ * , 3265 Even gelvk Ridderkerk tot dien tyd toe was leenroerig ge weeft aan de ge- heele toen noch onverdeelde Heerlykheid van de-Leck: xz66 Als zynde ten duydelykften beweezen, dat dit uitdrukkelyk is bedongen ij en door'de Conditie,'in de meergemelde nieuwe Verkondiging geëxpresfeerd, Volgens welke Lekkerkerk en Zuidbroek in den jaare 1723 verkogt is op ' dien voet, dat de Leen - Kamer of de Agterleenen van de Leck zouden zyn een Ac cesI oir van dezelve Heerlykheid, 1268 Onder welke Agterleenen mede getoond is , ook Ridderkerk te behooren, 1269 Dewyl Ridderkerk behoorde tot de Agterleenen, gefpecificeerd by de meergemelde AÜe van Verdeeling van den Jaare 1617 , j270 Waar toe men zig by de A&e van Verkondiging der Voorwaarden van Verkoopinge uitdrukkelyk heeft gerefereerd, 1271 En dewyl Ridderkerk ook in de Leen- Regifter s van de Leck bekend ftond; 1272 Door welke Referte tot die Acte van 1627 , en totde Leen-Regifters,hst ook onnodig was, Ridderkerk fpecialyk te noemen, 1273 Zoo als dan ook -„iet Eén van de Agterleenen, tot de Leen Kamer van de J^eck tot dien tyd toe behoord hebbende , en aan den Kooper van Lekkerkerk en Luidbroek overgegaan zynde, is genoemd geworden. 1274 Even weinig kan zich és Impetrant daar meede behelpen, 1.7c Dat by het voorfz. Beding, inde nieuwe Verkondiging geinfereerd, niet word gefprooken van een Leen of van Leenen, .Releveerende van De. Heerlykheid van de Leck , 1276 Maar van Agterleenen , behorende tot de Hocge Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuideroek : 1277 Want eene zodanige AUegatie, wel ingezien zynde, is niet anders, dan eene vergezogte Ci ïticque, 1278 Daar het buyten alle tegenfpraak is, dat op dien tyd geeneriey Agterleenen van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek afzonderlyk Releveerden , 1279 Maar alle dezelve leenroerig waren van de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck, 1280 En'er dus niets konde worden bedongen Nopens Agterleenen, totLeckerkerk en Zuidbroek behorende, welke toen niet exiteerden. 1281 Maar men moet wederom in het oog houden, dat deeze Clauful of dit Beding voorkomt als eene conditie, 1282 Waarop de Verkoopinge van'de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek zoude gefebieden, 128^ Te weeten, dat tot Lekkerkerk en Zuidbroek behoorden, of onder dien Knop begreepen waaren, en dus aan den Kooper zouden volgen, Verfcheidene Achterleenen, I284 Die breeder waren Vermeld by de Me van Ver de elinge, tusfchen Prince Fredrick Hendrik van Orange, en Willem van Nasfau., Heere van de Leck, ten Jaare 1627 gemaakt, q z 1285 Voor Vier de tegenwerping van den Impetrant, dat 'er niet word gefprooken van een Leen, Releveerende van de Heerly kheid van de Leck, gefoiveeri.  Verfcheide nadere Criticques van dm impetrant, voorden uit den weg geruimd. ( 64 ) Art. 128 c Voor zoo verre dezelve noch bekendJlonden in de Leenregifters ven de Leck, te Lekkerkerk beruftende j T286 En, uit krachte van dat Geconditioneerde , en van die Acte van Ver deeling van dn Jaare 162 j, welke ten dezen opzigte het decifoirt rigtfnoer moeten uytleeveren, 1287 En 'waar uyt ten duidelykften beweezen is, dat Ridderkerk mede is onder die bedoelde Agterleenen, die aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek zouden behoren, 1288 Is de geheele Leenkamer van de Leck, met de daar toe behorende Agterleenen, op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek , en Deszelfs Succesfeuren, overgegaan, u 80 En de tegenwoordige Heer van Lekkerkerk is daar van nog ten Huidigen dage in de wettige en ongeftoorde posfesfie. 3290 En met dit geremarqueerde moeten ook van zelfs vervallen de verdere Aliegatien van den Impetrant,op dit respect, 12 ,1 Dat namentlyk Ridderkerk niet zoude zyn een Ordinair en Regulier Agterleen, I2U2 M aar dat die Heerlykheid, in het geval, by de Üitfpraak van den Jaare 1440 bepaald, (waar van ftraks opzettelyk zal worden gehandelt ) aan de Graaflykheid zoude moeten vervallen; 1293 Gelyk meede, dat het recht, om Ridderkerk als een Leen te houden van ds Graaflykheid, niet nominatim zoude zyn verkogt: 1294 Dewyl op dit Refpect al wederom volkomen peremtoir is, 1295 Dat Ridderkerk is geweefi onder die Agterleenen, welke zyn gefpecificeerd by de Zoo dik wils gemelde AÜe van Verdeelinge van den Jaare 1627 en die ter Leen Regifter van de Leck bekend Jlonden, 1296 Tot welke Acte en Leenregifters zig de Voorwaarden van Verkoping, in de Brieven van onwillig Decreet geinfereerd, uitdrukkelyk gedraagen; Ï2j7 Zynde in het voorfz. Beding ten duidelykften OpgeOooten, 1298 Dat alle de Agterleenen, die hy de voorfchreeve Verdeeling waren gefpecificeerd als Leenen van de Leck, zouden moeten volgen aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, 1299 Waar uit van zelfs voortvJoeid, dat meede is verkogt geworden al zodanig regt, 1300 Als eenigzints mogte worden gerequireerd, om deeze Agterleenen ter leen te houden ; 1301 Zonder dat daar .toe eenige klaarder en duidelyker bewoordingen worden Vereifcht, 1302 Dewyl het genoeg is, dat deeze Conditie geenen anderen zin noch beteekenh konde hebben. 1303 Gelyk zulks ook immediaat na de finale Verkoping door de belan* hebbende Parthyen in dier Voegen is begreepen, 0 [304 Vermits anderzints de Leenkamer niet zoude zyn overgegaan aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, 8 6 • , *l05 En  ( 65 ) Art. Iqos En de Houders der verdere Agterleenen zich aan de Vafallagevan de Heeren van Lekkerkerk niet zouden onderworpen hebben, 1306 Zoo als nogtans in fado heeft plaats gehad, en hier boven op eene overtuigende wyze is beweezen. 1307 Wat wyders aangaat Het Tweede Zoort van Allegaiien van den Impetrant op ditRefpeft, 1308 Welke zyn ingerigt, om de wettigheid en begaanbaarheid van het Geconditioneerde nopens de voorfz. Agterleenen te betwifien, 1309 Men heefc tot dat einde by de Refpetlive Pleydoyen in de beide voorgaande Inftantien voornamentlyk beweerd, 1310 Dat zodanig Beding inde Nieuwe Verkondiging niet had mogen worden geftipuleerd, 1311 Zonder Expresfe toeftemming , zoo van de Ed. Groot Mog. Heeren Staaten van deeze Provincie, 1312 Als in het byzonder van den toenmaligen Heer van Ridderkerk. 1313 Met opzicht tot het Eerfte heeft men zich daar meede beholpen, 1314 Dat Ridderkerk uit Hoofde van het gemelde beding aan een anderen Leen-Heer wierd onderheevig gemaakt, dan aan den Heer van de Leck, 1315 Waar toe quafi de Crediteuren geen regt nog bevoegdheid zouden hebben gehad, 1316 Ten zy Hun Edele Groot Mog. zulks Uitdrukkelyk permitteerden, 15l7 Doch dat intusfchen by het Ottroy tot Splitzing, in den Jaare 1717 aan Mauritz Lodewyk van Nasfau verleend, daar van geene de minfte melding wierd gemaakt: 1318 Dan 'er blykt aanftonds van de Onbeftaanbaarheid van deeze Argumentatie, Indien men flegts Remarqueerd, 1319 Dat 'er in de daad geene nadere toe/lemming van Hooggemelde Heeren Staaten Wierd vereifcht, \ 1320 Dewyl by het Oftroy de Splitzing in dier voegen was geaccordeerd , 1321 Dat alle de Refpe&ive Heerlykheeden, met baar toebehooren, daar door in byzondere Perceelen zouden worden verdeeld, 1322 Zonder dat Hoogfldezelven zich eenig regt op de Agterleenen hebben gerefer? veerd, 1323 Of de gunden, die aan den Heer van de Leck by ditOdroy wierden toegeftaan, bepaald hebben aan eene Conditie, 1324 Dat de Leenkamer aan de Graaflykheid zoude vervallen: 1325 Waar uit derhalven natuurlyker wyze voortvloeide, 1326 Dat de gemelde Agterleenen, als zynde Ap- en Dependentiën van de Heerlykheid van de Leck, die nu zoude worden gedimembreerd, r X327 Ook Overgang tot tot de Tweede Clasle vanQbjeüien. Voorftel der eerfte tegenwerping der tweede Clasfe, dat het beding nopens de Agterleenen niet hudmogen worden gemaakt, zonder expres Confent van de Heeren Staten, er van den Heer van Ridderkerk. Solutie op die Obje&ie. i°. ten aanzien van het cnnfent der Heeren Staaten.  t 66 ) 1327'ook ten nutte der Crediteuren op de gevoegde wyze zouden mogen worden verkogt; 1*28 Het welk meede buiten tegenfpraak overeenko.mftig was, zoo met het oogmerk, waar toe de Splitzing gefchiedde, Namentlyk om eenen meerderen Koopprys te bedingen, ÏS20 Als met de Favorabele Interpetratie, die altoos aan de Concesfien en Privi3 9ilegien van den Souverain, volgens de Zeekerfte regelen van het Regt moet worden gegeeven, zoo als reeds te meermaalen is opgemerkt. 1330 Daarenboven zoude hier toe de Expresfe toeftemming van Hun Edele Groot Mogenden alieenlyk noodig zyn geweeft, • 1331 Indien 'er Nopens Ridderkerk eenige Verandering inde aard en natuur van het Leen -Verband was gemaakt geworden, W Maar zulks had in dit geval geen plaats, want aan de eene zyde zoude Ridderkerk fteeds blyven een Leen van de Graaflytheia, 1333 Waar meede van Hun Ed. Groot Mog. zoude worden verlyd de Kooper der Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, I m Welke uit krachte van het gemelde Beding , dat de Agterleenen onder de Koop van deeze Heerlykheid zouden begreepen zyn, 1335 Ten dien opzichte fuccedeerde inhet regt van den Heere van de Leck; 1116 Terwyl daar tegen, aan den anderen kant , de Heer van Lekkerkerk en Zuid, 33 hrtek in der tyd zoude verplicht zyn, om, Conform de üitfpraak en Verklaaring van den Jaare 1440 en 1441, „„7 Aan de Snccesfeuren of Recht verkreegen.hebbendevan Roeland vanUitkerke, 3 of deszelfs Nakomelingen, de Heerlykheid van Ridderkerk tot een Agterleen wt- tegeeven; 10,3 Dus bleef het Leen-Verband,zoo ten aanzien van deeze Heerlykheid, als van de verdere Agterleenen; op den ouden voet, 1339 AUeen met dit onderfcheid, dat, in plaats van den Heer der Gecombineerde Heerlykheid van de Leck, I5,, De Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek,ah zynde het voornaarcfte deel dier nu gedimembreerde Heerlykheid , daar meede voortaan zoude worden verlyd ,- ï34i Trouwens het was zeeker, èztde Heeren Staaten. daar in geen het minfte belang hadden, En by gevolg was het geheel overtollig, dat Hoogft Dezelven tot dat einde 3 Hun fpeciaal confent zouden interponeeren : j o/» q Terwyl de Gedaagde zich wederom ten deezen opzichte alieenlyk behoefd te beroepen oö het gedeclareerde begrip van den Procureur Generaal by de 48 en 49 Articulen van Deszelfs Conclufie van Declaratoir en Antwoord,Jub D 4 ioco by den Gedaagden, 1544 Dat het (namentlvk), volgens de hedendaagfche conftitutie der Leenen, aan Hun Ed. Groot Mog. ten eenemalen indifferent was, „45 OfdeHeer van Lekkerkerk,dan welde Succesfeur Feudaal van wylen des lmpetrants Grootvader, Mr. Cornejis Groenincx, weegens de Ambachts - Heerlykheid van Ridderkerk Hoogft Derzelver Vafal moeft zyn.  ( 67 ) Art. 1346 Even weinig wierd ook het Expres Conjent van den toemnaligen Heer vanRidJerfcrk vereifcht, 1347 Want hier toe zouden alieenlyk termini babiles zyn geweefi, 1348 Indien de Bezitters dier Heerlykheid by de meergemelde Schikking eenighet minde nadeel of praejudicie kónden lyden, 1349 Doch zulks zal men aan de zyde van den Impetrant nimmer kunnen goedmaken ; 1350 Immers is te vooren reeds opgemerkt, dat de Heer van Lekkerkerk niet wierd ontflagen van de verplichcing, om den Heer van Ridderkerk, als zynen Leenman, te erkennen, 1351 Maar de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk bleef in de daad een Achterleen van den Huize van de Leck, 1352 Dewyl Dezelve onderhoorig wierd aan Lekkerkerk en Zuidbroek, zynde het voornaamfle deel der gefplitfie Heerlykheid van de Leck, 1353 En welke Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuydbroek nu, by en door het meergemelde Beding, zoo veelde Agterleenen betrof, wasvoorzien meteen gelyk regt, 1354 Als voorheen aan de Gecombineerde en Onverdeelde Heerlykheid van de Leck was vaftgehegt. 1355 Zonder dat hier teegen in aanmerkinge kan komen, 1356 Dat, (gelyk de Impetrant voorwend) indien het gemelde Beding zoude moeten effect forteeren, 1357 De Vergunning van Hertog Philips van Bourgondien , aan Roeland van Uitkerke ,'verleend by zekere nadere Atte van Confent, of' Handvejl, van den 4 September 1440, door den Impetrant fubc C5 loco geproduceert, 1358 Geheel en al zoude worden elufoir gemaakt, 1359 Dewyl dan niet zoude kunnen exfteeren het aldaar geëxpresfeerde geval, 1360 Waarin de Heerlykheid van Ridderkerk, als een Hoofdleen van de Graaffelykheid, direct en immediaat van Dezelve zoude worden ter leen gehouden : 1361 Want men behoeft die Acte flegts met een Oppervlakkig oog in te zien» om volkomen te wOrden overtuigd, 156a Dat eene zodanige Allegatie nauwlyks eene Serieufe weederleg"ing verdiend, Ï3 .3 Als zynde daar by aan Roeland van Uitkerke alieenlyk geaccordeerd, 1364 Dat, ingevalle het gebeurde, dat die Heerlykheid van de Leck aan de Graaflykheid op eenige' wyze mogte verfierven of vervallen, ^365 Nochtans dat Ambacht van Ridderkerk, aan Hem Hertog Philips, of aan zyne Nakomelingen, mei zyn toebehooren, niet zoude vervallen en verfierven, 136Ö Maar dat die Geen , welke als dan het zelve Ambacht ter Leen had gehouden van de Heerlykheid van de Leck, 1367 Dat weder zoude houden van de Graven en Gravinnen van Holland, tot een Onverfterjelyken Erflten, R 2 1368 Even Solutie op de gemelde Obie£tie,2a. Nopens het Confent van den Heer van Ridkerkerk. De nadere Injlantie van den Impetrant, uit zeeker Handvejl van Hertog Philips, meede uit ie weg geruimt.  ( 68 ) Art. 1368 Even als Hy daar meede was Verlyd geworden door Hertoge Philips van Beurgmdkn voornoemd op den 19 December 1428 , 1369 Dan welk Verly door de Üitfpraak van den Jaare 1440 was vervallen. 1370 Dus kan de gemelde Vergunning nu,na de gemelde Splitzing der Gecombineerde Heerlykheid van de Leek, geen ander gevolg hebben, 1371 Dan dat, indien ter eeniger tyd ie Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, 1372 Die bevorens beweezen is, met opzigt tot de Agterleenen, tegenwoordig te bezitten bet Regt en de JPrsrogativen, 1373 Welke voorheen eygen waren aan de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck, mogte vervallen aan de Graaflykheid, T374. Als dan de Heer van Ridderkerk zoude hebben de faculteit, om een DireEt Verly - van Hun Ed. Gr. Mog. te verzoeken, en van HoogjlDezelven als een Hoofd Leen te releveeren. 1375 Terwyl men voorts tot Verftand der zaak moet in het oog houden , dat de waare reeden van de gemelde Vergunning alieenlyk daar in is geleegen, 1376 Dat, vermits de Evengemelde Hertog, als op dien tyd zynde Ruward en Oir van den Lande van Holland, 1377 In praejudicie van het goed recht van den toenmaligen Heere van de Leck. de Heerlykheid van Ridderkerk had uitgegeeven als een recht Leen, direct van de Graaflykheid releveerende, 1378 Doch £3» de voorfz. Üitfpraak van de gekorene Arbiters, in dato den 4 September 1440, integendeel verftaan was, 1379 Dat Roeland van Uitkerke het Ambacht van Ridderkerk, als een Achterleen, zoude moeten ontfangen uit handen van den Grave van Nasfau, als Heere van de Leck, 1380 Daar uit mitsdien Deeze zwaarigheid voor den Heer van Ridderkerk refulteerde, 1381 Dat, dewyl, ingevolge die Uytfpraak,deezeAmbachts-Hecrlykheid moeit geconfidereerd worden als een Lid Lands van de Lecke, 1382 Waar meede alleen de Heer van de Leck van wegens de Graaflykheid wierd Verlyd, 1383 En 'er dus geen eigentlyk Leen-Verband meer fubfifteerde, tusfchen den Heere van de Leck, en den Heer van Ridderkerk, 1384 Hier van het gevolg zoude zyn, dat, wanneer eens de Heerlykheid van de Leck aan de Graaflykheid mogte vervallen, 1385 Dan ook het zelfde zoude moeten plaatshebben ten aanzien van de AmbagtsHeerlykheid van Ridderkerk, als een Gedeelte van de Heerlykheid van de Leck : 138Ó Doch, om dat inconvenient voortekomen, cn ter Contemplatie, dat, den Heer van Ridderkerk in dien tyd reeds een Dire£l Verly van Hertoge Philips bekomen hebbende, 3387 Het welk als nu wierd krachteloos gemaakt en buiten effect gefteld, 1388 Het meer of min eene hardigheid zoude zyn,en ook niet wel flrooken zoude met het gedrag, door den voorn: Hertoge ( fchoon verkeerdelyk ) gehouden, I389 Dat  ( 6cj ) 1389 Dat de Heer van Ridderkerk in het evengemelde geval van zyn regt op die Heerlykheid zoude vervallen, 1390 Zoo is aan Roeland van Uitkerke deze fperfaale gunft toegedaan, iqgi DatHv, enzyneSuccesfeuren, in het voorfchreeven geval, de Ambachts-Heer39 lykheid van Ridderkerk in maniere voorfz. wederom zouden houden als eer. Hoofd- Leen van den Graave of Gravinne van Holland m der tyd,, 339* Waar uit dus nader blykt, dat de Impetrant dit Handveftien deezen geheel ten onrechte reclameerd. 1393 Eene andere Allegatie, van welke men zig aan de zyde van den Impetrant tragt te bedienen, ï 94 Omde wettigheiden deverbindende kragt van het 3 dat de Leenkamer van de Leck zoude overgaan op den Kooper van Lekkerkerk. en Zuidbroek, 3395 Specialyk met opzigt tot den Heer van Ridderkerk, ware het mogelyk, te be- tvviften, is hierin geleegen, 1396 Dat dit Beding niet zoude zyn geweefi een Ingrediënt van het Onwillig Decreet, 3397 Als zynde Hetzelve reeds geinterponeerd by eene Sententie van den Rade Provinciaal, van dato den 21 February 1714, 1,08 Welke Sententie, vermits zommige Oppofanten tegen de executie van deHeerlykheid van de Leck daar van hadden geprovoceerd aan den Hoogen Rade, rono twee diflinSie Sententiën van den Hoogen Rade, beiden in dato den 29 Mey 399 f^öT was geconfirmeerd, alleen mee die uitzondering, 1 aoo Dat onder het Verband van de Heerlykheeden nn de Leck, van dato den 13 Juny 1701, en de daar uit gedirigeerde Executie, niet zouden zyn begreepen t>& Visscheryen van de Leck, waar van hier na nader zal worden gehandeld," t4oi Maar dat eerft in het Jaar 1717 de fplitzinge van de Heerlykheeden van ds Leck is verzocht en geobtineerd, Td02 En dat by die gelegenheid de Conditiën en Voorwaarden van Verkooping, welkt voor dato 'van de evengemelde fplitzing waren beraamd en vaftgejteld, Door de Crediteuren, Geinteresfeerd zynde ly de Executie van de Heerlykheeden * van de Leci, zouden zyn veranderd, fAoi En daar in het nieuwe Beding nopens de Agterleenen was geinfereerd, waarop vervolgens tot de finale Verkooping is geprocedeerd: 14o5 Terwyl intusfchen de aard der zaake zoude hebben vereifcht, dat het Dècreet op nieuws nas geinterponeerd geworden, ÏA06 Ten emde een ieder, die zulks voor zyne belangen raadzaam oordeelde, zig téget de Interpofitie van het zelve op zodanigen voet, als de nieuwe Conditiën meedebragten , zoude hebben kunnen Parthy ftellen \ t407 Maar dat, dit niet zynde gefchied, de op dien tyd gedane nieuwe Verkondigd der Conditiën van Verkoop aan den Gedaagden niet zoude kmnsn teftade komm* g 1408 Al 1 Vmftel iet tttgede Objettie van den Impetrant, dathtt Beding nopens de Agterleenen eerft zoude zyn gemaakt na ds Interpositie van het DECRüIT;  Wederlegging der gemelde tweede tegenwerping. ( 7o ) Art. 1408 Als welke, volgens de Suftenue van den Impetrant, op zich zelve geheel ongenoegzaam zoude zyn, om daar uit afteleiden, 1409 Dat het Quaftieufe regt tot de Agterleenen, fpecialyk met relatie tot de Am* hachts - Heerlykheid van Ridderkerk, 14ïo By de daar op gevolgde finaale Verkooping, en Uitgifte van het reeds bevoorens Geinterponeerde Decreet, 1411 Wettiglyk op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek zoude zyn overgegaan. 1412 Maar deeze Argumentatie zal wel dra vervallen, indien men in aanmerking neemt, 1413 Dat, voor eerft,met alleen voor en aleer de Heerlykheeden, tot de Heerlykheid van de Leck behoorende, afzonderlyk zyn verkogt, 1414 En eer daar door de fplitzing, by de nieuwe Voorwaarden van Verkooping bepaald, dadelyk heeft effect geforteerd, 1415 'Er een behoorlyk Octroy van Hun Edele Groot Mogenden is'verzogten Verkreegen, het welk hier booven is beweezen, een dadelyk Confent van Hoogft Dezelven in zig te behelzen, 1416 Om, by de Verkoping der byzondere Heerlykheeden, meede zodanige fchikking te maaken Nopens de Leenkamer van de Leck, 1417 Als met het Inlereftder Refpeétive Geinteresfeerdens meelt zoude overeenkomftig zyn, 1418 Zonder dat het eenigzints nodig was, dat daar van byzondere melding in dat Octroy wierd gemaakt; 1419 Terwyl wyders dat Octroy aan den Rade Provinciaal is Geëxhibeerd, en in de Conditiën van Verkooping geinfereerd, 1420 En derhalven daar omtrend geene de minfte fub of olreptie heeft plaats gehad, 1421. Maar dat ook, in de Tweede plaats-, die feparate Verkopinge zynde gefchied op de voorfz. Conditie , 1422 Dat namentlyk de Leenkamer van de Leck zoude Volgen aan den Koof er van Lekkerkerk en Zuidbroek, 1423 Dezelve Conditie meede nominatim is geëxpresfeert in de Verkondiging der Koop-Conditiën, 1424 Welke Verkondiging bevorens alomme is gepubliceerd en geaffigeerd, en alzoo ter kennis van elk en een ieder gebragt, 1425 Zonder dat tegen dit zoo opentlyk bekend gemaakte en aangekondigde Beding zich Iemand heeft verzet, 1426 Of gefuftineerd, dat zulks niet zoude zyn Conform aan het verleende Ottroy tot fplitzing; 1427 Hebbende integendeel de Evengemelde Verkooping, en het Onwillig Decreet, zonder eenig tegenzeggen derzelver volkomen beflag gekreegen, 3428 Zoo dat hier voorzeeker in alle opzigten fecundum legitimos Juris tramites is geprocedeerd geworden. F  Ut > Art. 1429 En dit blykt nog klaarder > indien men ten derden nog verder in aanmerking neemt, dat die Conditie is gemaakt, en alzoo verkondigd, op fpecidle Auctorifatie van den Rade Provinciaal, 2430 En dat dezelve Auclorifatie niet is verleend, dan na dat het Concept of Opftél der nieuwe Verkondiging By denzelven Rade Provinciaal was Geëxamineerd, Ï431 En na Verhoor van de belang hebbende Partbyen, die zeer waakzaam waren voor hun recht en intereft, gelyk reeds bevoorens is betoogd. 1432 Weshalven het, na dit alles, van abfurditeit niet kan worden Vry gefprooken » 1433 Dat men nu aan den tegenwoordigen Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek wil betwiften de beftaanbaarheid van eene Conditie, 1434 Waarop Deszelfs Preedecesfeur, Mr. Franpois Conftantyn Pielat de Blagny, in wiens regt Hy is gefuccedeerd, Ï435 In den Jaare 1713 de gemelde Heerlykheid heeft gekogt, den Koop-Prys gefchat, mitsgaders zig in alle opzigten volkomen heeft verlaaten: 1436 Terwyl men ondertusfchen geen ander voorwendzel voor die Criticque weet te Arripieeren, dan alieenlyk de prastenfe ongenosgzaamheid eener Openbaar e Verkondiging, 1437 Welke op dien tyd niet alleen door alle deRefpeftive Geinteresfeerdens , maar ook door den Rade Provinciaal, Wettig is gekeurd, en voor voldoende gehouden , 1438 M>sgaders geoordeeld, Overeenkomftig te zyn met het door den Souveraift ■ Verleende Octroy tot Splitzinge , 1439 Het geen voorzeeker alle bedenkingen en twyfFelingen desaangaande moeit uit de weg ruimen: 1440 Voor al, wanneer men ook in het 00» houd , dat de Authorifatieen deApi probatoire Verklaaring van den Rade Provinciaal, waar van zoo even is ge. waagd, reeds meer dan zestig Jaaren geleeden zyn uitgebragt, 1441 En , zonder eenige de minfte Contradictie van de belang hebbendeParthyen, zyn gegaan in krachte van Gewysde. ^442 Terwyl ook de Wettigheid der Solemneels Decreet Brief, die ten behoeven van den Kooper is uitge vaardigt, 1443 Door den Souverain zelven met Spreekende daaden is erkend, 1444 Als zynde Qjiod ai fattum onwederfpreekelyk, en ten Overvloeden hier boven beweezen, 1445 Dat Hun Edele Groot Mogende, uit Krachte van dit Decreet, den meergemelden Francois Conftantyn Pielat de Blagny, als Kooper van de Heer. lykheid Lekkerkerk en Zuidb>oek, met dezelve hebben Verlyd,* 1446 Gelyk ook , Zeedert de voorfz. Finale Verkooping van den Jaare 1723, altoos aan het meergemelde Beding die zin , en dit effect, refpettiyelyk zyn toegekend, 1447 Dat de Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek was gefuccedeerd m de Leenkamer, en in het regt op de Achterleenen, van den Huize van de Leck, 3448 En dat, alleen op fundament van deeze zoo Solemneete Conditie, degeheele LeenKamer, met alle de Regifters en Papieren, daar toe behoorende, aan Mem is overgegaan, S 2 1449 En  ( 73 ) Derde tegenwerpingvan den Impetrant , dat de Heer vanRidderkerk Nominatim had bchotren te worden opgeroepen , gerefuieird. Art. 1449 En de Heeren van Lekkerkerk, het regt, denSmal-Heeren competeerende, tot den huidigen dag toe, zonder iemands tegenzeggen, hebben geëxerceerd op de Agterleenen, 1450 Die voorheen van de Heerlykheid van de Leek hadden gereleveerd, zoo als rèeds op eene overtuigende wyze is beweezen. 1451 En tegen dit Gededuceerde kan met geen fcbyn van grond door den Impetrant worden ingebragt, 1452 Dat de boovengemelde nieuwe Verkondiging, in den Jaare 1723 gedaan, en alomme gepubliceerd, niet genoegzaam zoude zyn geweeft:, Ï453 Om dat de bekende Geïnteresfeerdens nominatim hadden behooren te worden opgeroepen, 1454 Ten einde, des goedvindende, teegen de finale Verkooping op zodanigèn voet, als de evengemelde Verkondiging meede bragt, zig te kunnen oppofeerenj 1455 Doch dat zulks niet was gefchied met opzïgte tot den Heere van Ridderkerk, Welke daar by inzonderheid zoude zyn geinteresfeerd geweeft, 1456 En dat integendeel alieenlyk waren opgeroepen alle de geenen, 1457 Die eenig recht, AMe, of toezeggen, zouden willen pratendeeren op de geproela* , meerde Heerlykheeden: 1458 Want, voor eerft, is de natuurlyke zin van deeze Oproeping, 1459 Dat Allen die Geenen, die eenige contradictie zouden willen doen tegen de verkopinge van de geproclameerde Heerlykheeden op zulke Conditiën, als publicq waren geaffigeerd en verkondigd, 1460 Zich naar behooren zouden moeten bekend maaken: 1461 Waar uit onwederfpreekelyk moet voortvloeyen, dat de Toenmalige Heer van Ridderkerk wel degelyk daar onder was begreepen, 1461 Voor zoo verre Hy zich zoude hebben willen oppofeeren tegen den Over. gang van de Leenkamer, en van de daartoe behoor ende Agter-Leenen, aan din Kooper Van Lekkerkerk en Zuidbroek: 14 63 En Hy konde geenfmus pitetendeeren, dat Uit de Woorden van de Acte van Verkondiging niet genoegzaam was gebleeken, 1464 Dat Zyne Heerlykheid van Ridderkerk fpecialyk zoude zyn begreepen onder de Agterleenen, die op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek zouden overgaan, 1465 Want dit was Ongetwyffeld opgeflooten in het Beding, dat aan den gemelden Kooper zouden volgen alle de Agterleenen , 1466 Gejpecificeerd zynde by de Aüe van Verdeeling, die in den Jaare 1627 tusfchen den Prince van Orange, en den Heere van de Leck, was aangegaan; 1467 En 'er wierd tevens uitdrukkelyk gemeld, 1468 Dat deeze nieuwe Conditie was gemaakt ten Verzoeke van de Geïnteresfeerdens in de Executie van de Heerlykheid van de Leck, die ook ten behoeve van Dezelven was verbonden, Hfy Zoo  ( 73 ) Art. _ , ', * 1469 Zoo als insgelyks was geè'xpresfeerd in het Otlroy tot fplitzing dér byzondere Heerlykheeden, 't welk meede in de A£le van Verkondiging was geinfereerd, 1470 Zoo dat by gevolg De Heer van Ridderkerk, die van de alomtne Gepubliceerde Conditiën van Verkooping geene ignorantie konde praetendeeren, 1471 Zoo wel in de geleegentheid, als in de Verpligting, is geweeft, om zig te Informeeren, I47Z Of deeze Heerlykheid, welke toen voorzeeker Leenroerig was aan Die van dè Leck, niet mede was begreepen onder de Agterleenen, vermeld by de ASte van Verdeeling van den Jaare 1027 , 1473 Waar toe by de Verkondiging in voegen voorfz. uitdrukkelyk wierd gerefereerd; 1474. En, daar Hy des onaangezien bier van is gebleeven in gebreeken, is 't notoir,. dat Hy zulks alieenlyk aan Zich Zei ven heeft moeten imputeeren. 1475 Maar, in de tweede plaats, beruft deeze geheele Tegenwerping van dén Impetrant op die sbufive adfumtie, ' 1476 Dat de Heer van Ridderkerk zoude zyn geweeft Een der bekende Geinteresfeerdens in de Executie van de Heerlykheid van da Leck, 1477 Doch de Gedaagde vertrouwd op goede gronden, dat Dezelve daar onder even weinig konde gereekend worden, 1478 Als de verdere Leenmannen van de Leck, die zulks nimmer hebben gefuftineerd; I47Q want niemand konde denken, of onderftellen , dat de Heer van Ridderkerk in het Jaar 1723 zoude willen ftaande houden, 1480 Dat Hy in die fplitzing, en de daar op gevolgde Verkoping, eenig fpeciaai Intereft had, 1481 Daar Hy uit krachte van het Beding, dat de Agterleenen van de Leck zouden volgen aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, Ï482 Even als de verdere Va/allen of Agter - Leenmannen van de gecombineerde Heerlykheid van de Leck, 14.83 Zoude blyven een Leenman van Lekkerkerk en Zuidbroek, zynde een voornaam deel van de Heerlykheid van de Leck , 1484 En daar het ook in fado zeeker is, dat de gemelde Heer van Ridderkerk, zoo min, als de Houders der verdere Agterleenen, zich op dien tyd daar tegen heeft gtöppofeerd. I48 tot Splitzing der Heerlykheeden van dé Leck, fub en obreptivelyk zoude zyn Verkreegen, 1507 En zelvs zoude firyden met zeekere Refolutie van Hun Ed. Groot Mog. van den 4 December 1Ö60, te vinden in het Groot Plac. Boek 3 Deel pag. 002 en 603, 1508 Waar by is verflaan, dat ten regarde van de Heerlykheeden en JurisdiÜien Geene Splitzinge zal worden toegeftaan, i$o<) Dan met fpeciaal Confent van HunEd. Groot Mog., na volkoomene kennis van zaaken, 1510 En  ( 75 ) AïlT. 1510 En zulks, de Geïnteresfeerdens daar op gehoord zynde, deugdelyk geootineerd en Verkreegen: 1511 Immers kan hier geen de minfte fchyn van fub en Gbrepfie worden bygeb;agt, , 1512 Maar het tegendeel is zelfs manifeft, indien men in het oog houd, 1513 Dat van dit Oètroy geen gebruik is gemaakt, dan op Speciale Authonfatie van den Rade Provinciaal, 1514 Mitsgaders dat het zelve in de Publicque Verkondigingen geinfereerd^ enter kennis van een ieder gebragt is, 1515 Waar door aan de intentie der geallegeerde Refolutie van den Jaare 1C60 Com± pleetelyk is voldaan ," 1516 Gelyk 'er ook geene termen kunnen zyn, om de Wettigheid van zodanig Octroy te betwiften, 1517 Na dat, uit kragte en in Conformitê van dien, reeds Zeftig Jaar en geleeden, het Onwillig Decreet zyn volkomen beflag heeft gekreegen , 1518 En Het zelve daar en boven , in vervolg van tyd , door de Heeren Staaten uitdrukkelyk is geratificeerd, 1519 Waar van zelfs, onder anderen, in ie Jongfte Verley en ten behoeven van Mr. Jacob Hop, en Deszelfs Weduwe, fub C 2 en 4 locis by den Gedaagden, de fpree&ende Bewyzen voorhanden zyn. 1520 Terwyl eindelyk by dit Octroy is bepaald, dat de Achterleenen, van de Heerlykheid van de -Leck gereleveert hebbende, 1521 Niet zouden vervallen aan de Graaflykheid, 1522 Schoon de Heerlykheeden, die de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck toenmaals Uitmaakten, 'wierden Gedimembreerd .* 1523 Hier door wierd dus Niemand geprediceerd, en 'er kwam zelfs geen verder Onderzoek van zaakeri te pas, 1524 Aangezien hier boven beweezen is, dat zulks den Heer van Ridderkerk niet Concerneerde, IS2? Maar dat de daarin'belang hebbende Parthyen geene Anderen waren, dan Mauritz. ■ Lodewyk van Nasfau,-toen nog Heere van de Leck, BiehetverzoektOt fplitzing Zelfs deed, 1526 En de Geinteresfeerdetis by de Executie van de Heerlykheeden van de Leck, ter Welker inftantie het zelve gefchiedde. 1527 Eindelyk is het ook te vergeefs, dat de Impetrant op dit refpett zich daar meede tragtte behelpen, 1528 "Dat by de finale Verkooping van de Heerlykheid van de Leck niet meede is.yerkogt geworden Zekere Visjcherye, leggende in den Mond van de Rivier de Leck, 1529 Welke aan de Heeren van de Leck Competeerde, en waar toe de geheele ProduStie van den Impetrant fub H. diverfts Locis betrekkelyk is, '53° E*n on^rtusfchen die Visfchery Zoude hébhen behoord,, tot , en geweeft zoude zyn een integreerend deel van, de Heerlykheid van de Leck: T 2 1531 Omtrent Refutatie van die ObjeEtée. Vyfde tegenwerpingen de Visfchery van de Leck niet onder de Verkooping is begrepen geweeft.  Solutie op dezelve. ( 76 ) Art. 1531 Omtrent welke Tegenwerping dè Gedaagde zich vergenoegen zal, met voor als nog kortelyk te Remarqueeren, 153a Dat, by de Verhandeling van het volgende Hoof'd- PoinSt, op eene Convincante wyze zal worden beweezen, 1533 Dat de Gemelde Visfcheryen nimmer zyn geweeft een Lid en Deel van de Heerlykheid van de Leek, 1534 Terwyl integendeel Mauritz Lodewyk van Nasfau zelfs, in maniere voorfz. by zyne Requefte om Oétroy tot fplitzinge der Heerlykheid van de Leck, heeft erkend, 1535 Dat de Heerlykheeden van de Leck Alleenlyk beftonden in de door Hem daar by gemelde byzondere Heerlykheeden, naar uitwyzen van des Gedaagdens Produel N. 1. loco, 1536 Gelyk zulks ook door andere duidelyke bewyzen word verfterkt, waar van by het volgende Hoofd-PoincT; opzettelyk zal worden gehandeld,- 1537 Ën dat mitsdien de Impetrant geheel ten onregte daar uit heeft trachten afteleiden, 1538 Dat de geheele Heerlykheid, of al, wat tot de Heerlykheeden van de Leck be1 hoorde, niet zoude zyn verkogt. 1539 Maar, wat hier ook van zyn mag, op dit Respelï behoefd men alieenlyk in het oog te houden, 1540 Dat de Visfcheryen van de Leck niet meede zyn verkogt, om dat Dezelve niet behoorden tot het fpeciaal Verband, 1541 Uit kragte van het welk de Executie op de Heerlykheid van de Leck wierd gedirigeerd. 1542 Op welken grond ook alieenlyk heeft heruit, de daar tegen gedane Oppofitie van wegens de RespeEtive Kinderen van Mauritz Lodewyk van Nasfau , 1543 Mitsgaders van Zyne Broeders, Willem van Nasfau, Heere van Oudyk, en van Hendrik van Nasfau, Heere van Ouderkerk; 1544 Gelyk ook daarom by de Sententie van den Hoogen Rade, van dato 29 Mey 1716, 1545 De Sententie van den Rade Provinciaal van den 21 February 1714, met opzicht tot de Interpofitie van het Decreet geweezen, is geconfirmeerd, onder » die mits, 1546 Dat onder het fpeciaal Verband van den 13 Juny 1701 , en de daar uyt gediri. geende Executie, niet zouden worden begreepen de Visscheryen van de Leck. 1547 En eindelyk, ten bewyze, dat, met relatie tot dit Poincl, uit de Exceptie van de Visfcherye niets ten voordeele van den impetrant kan worden geëhV cieert, 1548 Vertrouwd de Gedaagde met eerbiedige fiducie, volkomen peremptoir te zyn, 1549 Dat 'er Expresfelyk is bedongen , dat de Agterleenen zouden behooren aan den Kooper van de Heerlykheid Lekkerkerk en Zuidbroek, 1550 Zoo  ( 77 ) Art. , 1550 Zoo als ook Dezelve, uit krachte van die Expresfe Conditie) dadelyk op den Kooper dier Heerlykheid zyn overgegaan: 1551 Dat Regt op de Agterleenen is hier alleen het PoincT: in quseftie, 1552 En dus raakt het den Impetrant, of den Gedaagden, in geenen deele ,wat ei is geëxcipieert met Opzigte tot de Visscheryen , 1553 Daar die Speciale Exceptie van de Visfcheryen, wel verre van des Impetrants fuftenue te favorifeeren, 1554 Integendeel Summo Jure Tegen Hem mag worden geretorqueerd ,* 1555 Kunnende ook hier van adplicatie worden gemaakt het bekende Axioma Juris, 1556 j> Qj*°d Exceptio firmet regulam in Cafibus non Exceptis. 1557 En hier meede dus alle de tegenwerpingen, welke door den Impetrant op dit toinÜ in de beide voorgaande Inftantien zyn te berde gebragt, op eene Voldoende wyze zynde Wederlegt, 1558 Zoo zal de Gedaagde nu toetreeden tot de Verhandeling van het derde Hoofdpoinct, om namentlyk te doen zien, 1559 Dat het regt± 't welk de Kooper van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, uit kragte van het OStroy van fplitzinge, door Hun Ed. Groot Mog. verleend, en van de daar op gevolgde Brieven van Decreet van den 26 April 1723 , 1560 Heeft verkreegen op de Agter-Leenen, vdn de Heerlykheid van de Leck gereleveerd hebbende, 1561 Als noch subststeerd, Mitsgaders aan den tegenwoordigen Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek nu nog moet worden toegekend. 1562 De Gedaagde vertrouwd, dat Hy zich niet zal behoeven beezig te houden met eene zeer breedvoerige adflruclie van de waarheid en zeekerheid van deeze [lelling, 1563 Want hy de Verhandelinge van het tweede Hoof'dpointi op eene overtuigende wyze zynde gedemonftreerd, 1564 Dat het regt, aan de Heeren van de Leck voormaals gecompeteerd hebbende op de Agterleenen, die van dezelve Gecombineerde Heerlykheid releveerden, 1565 En in het byzonder op de voornoemde Ambachts - Heerlykheid van Ridderkerk, 1566 Na dato van de fplitzinge der Heerlykheeden van de Leck, en volgens de Voorwaarden Van Verkooping, by de opebbaare Verkondiging dier Heerlykheeden bepaald en bedongen, 1567 Heeft moeten volgen aan den Koöper van Lekkerkerk en Zuidbroiè:, 1568 Zoo vloeid daar uit van zelfs voort, dat zulks van den Eerjlen Kooper wederom is overgegaan op zyne Succsfeuren^ 1569 Die by een wettigen Titul zyn geworden Heeren en Vrouwen van Lekkerkerk en Zuidbroek, !570 En alzoo ook op wylen Mr. Jacob Hop, en Deszelfs nagelaatene Weduwe, mitsgaders, na overlyden van de Laatftgenoemde, op des Gedaagdens Pupils als Haaren Leenvolger, V I571 Dewy! Overgang tot de Verhandeling van hei DëRDE Hoofd- PoiN.t. Korte AdJlruEtie van het gcfujlineerde van den Gedaagden op dit refpeiï. Eerfte bewys, uit de aard en natuur van het recht, door den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek op de Agterleenen. verkreegen.  Tweede bewys, uit den dadelyken overgang van de Leenkamer. Derde bewys, uit de IVaarfóhouwïngéh , door den heer van Lekkerkerk geéiatt. i 78) Art. 157ï Dewyl het buiten alle twyffel is, dat een zodanig recht moet worden aangemerkt,'aan de Heerlykheid van Lekkerkerk onaffchtidelyk verknocht zynde of als een Commodum réi Coharens, J 9 1572 En mitsdien van den eenen wettigen Posfesfeur derzelve Heerlykheid tot den Anderen is overgebragt. 1573 In allen gevalle kan dit geremarqueerde aan geene contradictie onderheevig 1574 Vermits by het even voorgaande Hoofdpoinct tot de grootfte evidentie is gebragt, 1575 Dat ook met de daad de Leenkamer van de Leck, met de daar toe behoor ende Agterleenen, is overgegaan op den gemelden Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, en op Deszelfs recht verkreegen hebbenden, 1576 Welke tot den huidigen dag toe Hunne deugdelyke Posfesfie desaangaande, zonder iemands tegenzeggen, hebben gecontinueerd, 1577 Waar van de Spreekende Bewyzen m des Gedaagdens Produtlen fub Lima P diverfts locis, en pasfun, ten Procesfe voor handen zyn, 1578 Namentlyk in de meenigvuldige Verlyen, die door de Heeren van Lekker h>:rk en Zuidbroek fuccesfi velyk zyn verleend geworden, -• / 1579 En nog dagelyks worden vergund aan de Bezitters, van zodanige Achterleenen, 1580 Die Voormaals de plichten van Vafallage verfchuldigt waren, en dadelyk aeprsfleert hebben, aan de Heeren van de Leck. ö 1581 Gelyk ook, in de derde plaats, de Advertenlien en PVaarfchouwingen, 1582 Door den Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek, op het voetfpoor van de Heeren van de L:ck, reeds in de ffaavren 1746" en 1753 fuecesnVeiyk gedaan aan alle de Geenen, 1583 Welke in gebreke waren gebleeven, van Hunne Leenen te doen verheffen, 1584 Ten einde Zy Zouden Compareer en tot Lekkerkerk, ter wonfleede van den Stadhouder en Griffier van het Leenhof van de Leck, om als noch daar van behoorhke . Inveftiture ie.bekoomen-, J 1585 Tot eene duidelyke preuve verftrekken, dat'er door de Heeren van Lektor* kerk en Zuidbroek zorgvuldig is gevigileerd, voor de Confervatie van dit wel en wettig verkreegen Regt, 1586 En dat, by aldien 'er Verzuimen ten Opzigte der. Verlyen van de voorfz. terleenen zouden mogen plaats gehad hebben, T587 Dezelve niet zouden moeten woi-den geimputeert «3» dm o'/wa/-^eer ,maar 1658 Mitsgaders dezelve Ambachts-Heer lykheid,met al deszelfs toebehooren, dan Hooggemelde..timen Staaten, met halm, hand, en monde, heeft opgedraagen, overgegeeven, en quy tgefcholden , 1659 Zmder eenig Recht, Actie, of Toezeggen, daar aan meer te behouden, 1666 En z;ilks ten behoeven van den Bovengemelden Cornelis Groenincx; tó6i Welke Opdragt, Overgifte, en Qjjytfcheldinge, door of van wegens Hun Edele Groot Mog. zynde aangenomen, 16S2 Zoo is daar op ten zeiven dage, Behoudens Hoogstdeezslver , en Een Ieg iLYns Regt ,, 1663 De Gemelde Mr. Cornelis Groenincx Verlyd geworden 'met de voorfz. Ambachts- Heerlykheid van Ridderkerk, met al haar toebehooren, 1664. In. alle manieren, als de Brieven van Verly en Gifte, die Roeland van Uitkerke op den 3 Juny 1429 -van Hertog Philips van Bourgondien had gekreegen. inhielden, t56^:Qm:b.yHepï Mr. Cornelis Groenincx, zyne.Erven , en Nakomelingen, van Èuh Ed."Groot Mog. te houden tot een Onverfterfelyk Erfteen: •f 666 Hebbende Hy , of Zynen Gemagtigden , dien volgende daar van Hulde,, . - Eed i en Manfqhap, gedaan aan de Hooggemelde Heeren Staaten van Holland en Weflvriesland, 1667. Zoo als ook op. gelyke wyze, des Impetrants Vader in den Jaare. 1739, en de Impetrant zelfs in den Jaare 1756, 166B Re.  ( 83 ) A RT. ■ .\ ,ƒ .« •'. ■ . Cjh i i668 ■RefperTtivelyk me£ de voorfz. Ambachts - Heerlykheid door Hun Ed. Grooï Mog. zyn verlyd geworden., 3 66) Gelyk':uit des Impetrants Produtlen, fub D. 2,3, en 4 locis ten Procesfe overgelegd, kan worden gezien Ï670 Edog uit de bloote Voordragt van dit Gebeurde is al aanftonds evident, 10*71 Dat de Impetrant (in abftraBo^) nog uit den Afftand en de Renunciatie, die door den Voornoemden Mauritz Lodewyk van Nasfau ten behoeven van des Impetrants Grootvader Mr. Cornelis Groenincx, volgens onderlinge Schikking of Conventie, quafi is gedaan, 1672 Nog daar uit, dat, die Opdragt en Quytfoheldinge van de voorfz. AmbachtsHeerlykheid door Hun Ed. Groot Mog. zynde aangenomen, 1673 Vervolgens des Impetrants Prtedecesfeuren , en Hy Impetrant Zelfs, Door Hoogfl Dèzelven daar meede zyn Verlyd geworden, - ■ 1674 Eenig regt hoe genaamd, kan afleiden: 1675 Want, voor eerft, is het buiten alle tegenfpraak Zeeker , 167Ó Dat, den ioenmaaligen Heer van Lekkerkerk en Zuidbróèk in de gemelde Renunciatie of Afjlana niet zynde gekend, 1677 Nog daar toe op eenigerley wyze , direfl of indireér., hebbende geconcurreerd, 1678 Dezelve ten Zynen opzichte van geene de minfte kragt of effecl: kan zyn3 1679 Maar dat Zy integendeel moet worden befchouwd als eene res, inter aHöS Atta, qua Aliis nee nocet, nee prodeft, 1680 Ja zelfs, als eene Clandeftine en ongeoorloofde Conventie, 1681 Waar by men van zich beeft kunnen verkrygen, om over het goed recht van een Derden,- buiten zyne kennis, te disponeer en, 1682 Gelyk in het vervolg nader zal worden beweezen. 1683 En, wat wyders betreft het Aanneemen van de gemelde tfuytfcheldinge door Hun Edele Groot Mogenden, en de daar op door HoogftD ezelven verleende t . f^erlyen,: . ' . ., • , ••• ■ - , , . 1684 Het is 'er zoo verre van daan, dat daar door zoude zvn geprajudicieert geworden het goed Regt van den Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek op Ridderkerk, voornoemd, . 1685 Het welk door den Gedaagden bereids op Solide en onwederfpreekelyke ; Gronden is betoogd, '' -tr*Al?» iiio . y. x.xH:jacn."ï .K/.7 w^t«*w1*fr"' *• •'•*'"("" - c.~ J 168(5 Dat integendeel het zelve Expresfelyk is gereferveerd en ongefchonden gebleeven door de bekende Clausola Salutaris , 1687 Welke voor handen is in alle Brieven van Inveftiture, door Hun Ed. Groot Mog wordende vergund, +688 Eh byzonder ook in Die, welke'ten behoeve vél den Impetrant, enzyne Prade' cesfeuren, zyn verleend, - X % i6%9 Dat Refutatie van des Impetrants gemelden Eer* ften grond, ierftelyk dom generale Reflexien op de Aüe van Renunciaciatie van Mauritz Lodewyk van1 Nasfau, en dt Verkende Verlyen aan des Impetrants ProdeaesfeurS, en aan den lm ■ petram zelven.  N'ukre wtdsrkgging , ten tweeden, door het fpeciaal onderzoek der prceienfe gronden van die Renunciatie. Voorjtel van die gronden. ( 84 ) Art. 1689 Dat, hsméntlyk, de Höoggfmelde Heeren Staaten, ingevolge of uit hoofde van den voorfz. Afftand van Mauritz Lodewyk van Nasfau, 1690 Des Impetrants Grootvader 1 Mf. Cornelis Groenincx,en daar na,Deszelfs Suc*> cesfeuren, met de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk Voornoemd NiüT anders hebben verlyd, 1691 Dan behoudens Hunner Edele Groot Mogenden, en een Iegelyks Recht. 1692 Dit dus valt flaande, zoo móet daar uit notoirlyk vóortvloëyèh, 1693 Dat de Impetrant zig bevind in de indifpenfabele verplichting, om aliundë op eene voldoende wyze te doen confteeren, 1694 Dat de Evengemelde Mauritz Lodewyk van Nasfau in het Jaar 17 26 zoude hebben gehad de bevoegdheid j 1695 Om ten behoeven van den voornoemden Mr. Cornelis Groenincx. des Impetrants Grootvader, over de Leenroerigheid van Ridderkerk in maniere voorfz. te difponeeren. i 1696 En deeze Reflexien moeten den Gedaagden dus natuurlyker wyze opleiden tor. een onderzoek, waarop de meergemelde Afftand van Mauritz Lodewyk 'van Nasfau zoude hebben berufl? 1697 En, wanneer men tot dat einde de daar toe betrekkelyk zynde Acïe, fub C ij loco aan de zyde, van den Impetrant overgelegd, wederom by de hand neemt, 1698 Zoo zal men bevinden * dat dezelve in zin en fubflantie daarop word gefundeerd : ( 1699 Dat Mauri'z Lodewyk van Nasfau, zich noemende Heer van de Leck, 17Ó0 In die Qualiteit, op den voet der twee Brieven van Hertog Philips van den 4 September 1440, de Heerlykheid van Ridderkerk wai ter Leenhouden e van Hun Edele Groot Mog., ingevolge Brieven van Verly , van den 30 Maart 1605, tjoi En dezelve Heerlykheid wederom tot een Agterleen had uitgegeeven aan des lmpetrants Grootvader, Mr. Cornelis Groenincx ,• 1701 Doch dat, nademaal alle de Dorpen en Ambachten, oudtyds hebbende behoord tot de voorfz. Heerlykheid van de Leck, waren gedimembreerd, en gekomen in verfcheidene Handen y 1703 Mitsdien, (namentlyk wegens dezelve fplitzinge en Verkoopinge') door den voornoemden Mr. Cornelis Groenincx gefuftineerd' wierd, 1704 Dat de gemelde Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk, mtt al haar toebehooren, wederom o\rectelyk van Hooggemelde Heeren Staaten van Holland en Weflvriesland ter Leen moeft worden gehouden: 1705" En dat Dezelve zig tot dat einde daarop had beroepen, dat by eene AVtecf Handvejl, van dato den 4 September van dln Jaare 1440, 1706 Door Hertog Philips van Bowgondien invoegen voorfchreeveri verleend aan Roeland van Uitkerke, 1707 Welken  ( »5 ) Art. 1707 Welken Hy Hertog Philips, in prajudicie van het goed regt van Engeilrecht van Nasfau, toenmaals Heer van de Leck, bevoorens met een dirett Verly van Ridderkerk had begunftigd, 1708 Wel was bepaald, dat de evengemelde Roeland van Uitkerke dat Ambacht van Ridderkerk wederom zoude ter Leen ontfangen van den voornoemden Grave van Nasfau, 1709 Edoch met dit expres Beding', en onder die Voorwaarde, 1710 Dat, Zoo by Ver fierf, of op eenigerley wyze, de Heerlykheid van de Leck aan de Graaflykheid van Holland kwa'me te*vérvallen, Ijii En dus ook de Leenen, die men daar van was houdende, aan de Graaflykheid vervallen, of verflerven zouden, 1712 Hy Roeland van Uitkerke, en Zyne Nakomelingen, de byzondere gratie zouden genieten, 1712 Dat dan Ridderkerk niet m"de zoude komen of vervallen aan de 'Graaflykheid; 1714 Maar Dat die geen, welke op dien tyd dezelve 'Heerlykheid ter Leen had gehouden van den Heer van de Leck , 1715 Die wederom zoude hebben en houden van den Grave of de Gravinne van Holland in der tyd, 1716 Even gelyk Roeland van Uitkerke daar mede was verlyd geworden door den Hertoge van Bourgondien. 1717 Terwyl eindelyk by dit Document, 't wélkby den Impetrant fub C 5 loco is geproduceerd, word voorgegeeven, Ï71Z Dat Mauritz Lodewyk yan Nasfau tot deeze AfflandenRennnciatievoornamentlyk zoude zyn overgehaald en geperfuadeerd door Zyne geneegentheid, ' ' ■ v. -;: 'Ti . , f ", \ ■ 1719 Om)optevolgen het Verzoek, aan Hem ten dien einde door Mr. Cornelis Groenincx in dier voegen gedaan. 'I720 In deeze Acte liggen dus tweederley Stellingen opgeflooten, 1721 Voor Eerst, dat de Heerlykheid van de Leck was gedimembreerd, 1722 Vermits de daar toe behorende Heerlykheeden, door middel van de boovensemelde Splitzing, en Verkooping, waren gekomen in verfcheidene Handen, 1723 En dat uit dien hoofde dezelve Heerlykheid van de Leck zoude zyn vervallen aan de Graaflykheid , of aan de Ed. Groot Mog. Heeren Staaten van Holland • 1724 (Want anderfints zoude de toenmalige Heer van Ridderkerk niet hebben kunnen fuftineeren, 1725 Dat op dien tyd zoude hebben geëxfteerd het geval, byhet zoo evengemelde Handvejl van Hertog Philips bedoeld en uitgedrukt, J72<5 En dat deswegens de Ambachts-Heerlykheid vdn Ridderkerk ddreElelyk van Hun Ed. Groot Mog. moeft worden ter Leen gehouden) 1727 En in de Tweede Plaats , dat dit Verval van de Heerlykheid van de Leck ten minften van de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk, aan Hun Ed. Groot r j728 öf  1 Generale Rejiexie nopens ae ttegenflryiigheidvan de pree. te [fe g'onde i der Renunciatie. ( 86 ) f\RT. [72% Of wel de bevoegtheid, die Mr. Cornelis Groenincx quaji zoude hebben ytr~ krecgen, . .. [729 Dat'Zyne gemelde Heerlykheid van Ridderkerk immediaat, als een Hoofd Leen, van Hoogfi gemelde Heeren Staaten zoude Releveeren, 1730 Haare fource had in den Afftand, 1731 Die door Mauritz Lodewyk - van Nasfau, in Zyne geadfcribeerde qualiteit van Huere van de Leck , 1732 Ten dien opzigte by de evengemelde AÜe van 14 April 1726 was uitgehragt'-. 1733 Gelyk ook anderfints die geheele Renunciatie zoude zyn geweeft Nutteloos en te vergeefs, 1734 En de meergemelde Samuel GuJdemond by dezelve AEle niet zoude hebben kunnen worden gequaliüceerd, T735 0|T) in naam en van weegens den voornoemden Mauritz Lodewyk van Nasfau, aan Hun Edele Groot Mo,% de voorfz. Ambachts- Heerlykheid , met al haar Toebehooren, mee Halm , Hand, en Monde, optedraagen, overtegeeven, en quyc re icheiden, ten behoeven van des Iispécrants Grootvader, Air. Cornelis Groenincx, 1736 Gelyk vervolgens is gefchied: 1737 En uit kragte van welke prcetenfe Overgifte dezelve Mr. Cornelis Groenincx met de Ambachts - Heerlykheid van Ridderkerk van wegens ' Hooggemelde Heeren 6taaten ome.crELYK is Verlyd, 1738 Zoo als uit des Impetrants eigene Prcduéten reeds is geremarqueerd, 17% 9 En ook de toedragt deezer Zaak door den Procureur Generaal by de middelen van zyne Aele Judicieel van Declaratoir, Prafentatis , en Antwoord, alzoo is voorgefteld. 1744 Maar intusfehen ftryden deeze Argumenten , of die prcetenfe Gronden dier Renunciatie , direft tegen -clkanderen , 1741 Want, indien het waar was, dat door de Splitzinge en Finale Verkoopinge der meergemelde byzondere Heerlykheeden, 1741 Welke m=n by de voorfchreeve AÜe wederom erkend, te hebben behoord tot d* Heerlykheid van 'de Leck, en Dezelve te hebben uitgemaakt, 1743 De Heerlykheid van de Leck reeds inden Jaare 1723 aan de Graaflykheid zoude zyn vervallen, ifefe Dan konde Mauritz Lodewyk van Nasfau, volgens die Suftenue, in den jaare 1726 geen het minfte regt hebben , 174.5 Om j in zyne geadfcribeerde qualiteit van Heere vp de Leck, ten behoeven van des impetrants Grootvader, afftand te doen van Ridderkerk, hec welk was geweeft een deel van die Heerlykheid van de LtcK. 1745 En, byaldien wederom de Heerlykheid van de Leck niet was vervallen aan t di Graaflykheid , ■ \ • , . M:r>r Mauritz.''Lodewyk van Nasfau mcJi was gebleeven Heer van p% Leck, en Hy in die qualiteit daar van, of wel byzonder van Ridderkerk, wec- ttèlyk ver mogte te Renmrcieeren,. „_ 0 1748 Dan  ( 87 ) i748TDan konde nietbeftaan de fuftenue van der Impetrants Grootvader, meede by die Afte vermeld, i74o En welke van wegens den Impetrant by de fuccesfive Pleydoyen in de beide i voorgaande lnftanuen is geïnhaleerd, 1750 Dat, namentlyk, de Heerlykheid van Ridderkerk, als een Hoofd Leen, van de Graaflykheid moeft Releveeren, 1751 Om dat de Heerlykheeden van de Leck waren gedimembreerd,en gekomen ■ in Verfcheidene Handen , 1752 Mitsgaders, dat uit dien hoofde .zoude Exfteeren het Geval, hy het meergemelde Handyeft van Hertog Philips Uitgedrukt, ,7™ Waar uit noodwendig moed volgen , dat MauriJ Lodewyk van W^Mjf ^ 7 3 t* zeggen had op de Heerlykheid van de Leek, of eenig Gedeelte van dezelve. 1754 Doch, wat hier ook van zyn mag, beyde de gemelde Allegatien, waarOp die AcWan Renunciatie prètenfelyl beru(t,zyn.n allen gevallen eeven abufief, V755 En de tmpetrant, die eigentlyk verpligt \% , om de Wettigheid engepaftheid van die Renunciatie te bewyzen, ï756 En mitsdien aan den dag te leggen de genoegzaamheid van de Gronden, waar op dezelve quafi zoude zyn gefundeerd , 1757 Zal daar in merkelyk te kort fchieten. T7<8 Want, wat aanmat Je Eerfte Adfumtie, dat, namentlyk, alle de Dorpen en 7 Ambachten oudstyds behoord hebbende tot de Heerlykheid van de Leck, gedimembreerd,' en in verfcheidene Handen gekomen zynde, T7co Desweegens en uit di en hoofde de voorfz. Ambachts-HeerlykheidIvanRidofrkepk: met al haar toebehoren, directelyk. van Hoogemelde Heeren Sta aten'van Holland en Westfriesland zoude moeten worden ter Leen gehouden, 1760 Daaromtrent wil de Gedaagde gaar re erkennen, dat in een zeekeren zin de Heerlykheid van de Leck was gedimembeerd, 1761 Dewyl door de fplitzinge en afzonderlyke verkoopinge der Heerlykheeden, die de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck ter dier cyd uitmaakten, 1762 De gemelde byzondere Heerlykheeden in de daad waren geköomenin verfcheidene Handen, • ,76% En dat 'er dus, na de Splitzing en Verkooping, niet meer exfteerde die eigentlyk gezegde Hi;£,rlykhkid van de Leck, 1764 Welke voor dien tyd was geweeft vnHen Boezem van Mauritz Lodewyk van ... Nasfau, - " ï76< Edoch het is 'er zoo verre van daan , dat dit aan den Gedaagden zoude kunnen obfteeren , of dat de Gedaagde zyne Suftenue daar op zoude fundeeren, 1766 Dat die onverdeelde Heerlykheid van de Leck nog zoude in weezen zyn, t-67 Dat Hy zelfs (zoo als ftraks nog nader zal blykeo)het Tegendeel van dien óp goede gronden beweerd: y 4 1768 En Betoog der mbejlaatibaarheid van den terjlen grond der Renunciatie, dat door de meergemelde fplitzing en verkoping Ridderkerk; zoude zyn vervallen aan de Graaflykheid.  ( 88 ) Art. 1768 En Hy houd even weinig ftaande, dat zyn Pupil zwde zyn Heer van de Leck, of dat de Heerlykheid van Ridderkerk van Denzelven quatalis zoude releveeren ; 1769 Maar het fundamentum petendi van den Gedaagden is Hier in geleegen, 1770 Dat de J-eenkamer van,den Huize van de Leck, ongedimembreerd of ongefplujt, en onverdeeld, is overgegaan op Den Kooper van Lekkerkerk'en Zuidbroek, en deszelfs Succesfeuren. 1771 Dit is reeds middagklaar by de Verhandeling van hei Tweede Hoof d-PoinSt gebleeken, waar by breedvoerig is betoogd, 1772 Dat 'er, by gelegentheid van de fplitzingder Heerlykheeden van de Leck, in aanmerking zynde gekomen, hoe het gaan zoude met de Leen-Kamer en Agterleenen van de Heerlykheid van de Leck, 1773 Men als toen heeft goedgevonden en raadzaam geoordeeld, dat Dezelve zou. den worden geaccrocheerd of vaftgemaakt aan een gedeelte van de voorheen Gecombineerde Heerlykheid van de Leck; 1774 En wel aan Die geen , die de Kooper zoude worden van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zwdüroek, als zynde het voornaamlte Perceel en aanzienlykfte deel der Heerlykheid van de Leck, 1775 Dat dien volgende, na dat bevoorens een Octroy, tot fplitzinge der Pleerlykhetkreegen ' ^ ^ M°ê'>*ls °PPer-Leenhèer, wasver- 1776" In het Opflel of Concept van de Conditiën en Voorwaarden van VerkoobinsrU geinfereerd een expres Beding, 1777 Dat de Agterleenen of de Leenkamer zOuden volgen aanden Kooper vande voon"* Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek: rmnvwrjz* 1778 Dat dit Opftelof Concept by den Rade Provinciaal geëxamineerd, en de Geinteresfeerde Parthyen daarop in hunne belangen gehoord zynde, 1779 Door Denzelven Rade Authorifatie is verleend, om op dien voet de vomf, Verkondiging dadelyk te doen , vuuri- 1?8° wo"rdeenf6 °°k ^ aI°mïïlC * GePllbliceerd *n Geaffigeert ge- 1781 Dat wyders daarop de feparate Verkooping van ie Heerlykheid van Lekkerker* en Zuidbroek is gefchied op die fpecidle Conditie, 1782 l^^tE^™^^'" ^^deLeck totdientyd 17SS Breeder gemeld by de Me van Verdeeling, in den Jaare 1627 gemaakt tusfchen oen Prince van Orange, enden Heere van de Leck, 1784 Tot du Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek behoorden, dat is, onder der Koop van die Heerlykheid zouden begreepen zyn. 1785 Uit deeze bevoorens volkomen beweezeneToedragt van zaaken is het Aer* halven zeeker en evident, T786 Dat bereids, voor en aleer de Heerlykheeden van de Leck dadelyk zvn *eft>litfi, en gedimembreerd, s Zyn BeJi>lltJl * 17*7 (Het  ( §9 ) Art. jp 1787 (Het welk buiten twyffel eerft heeft plaats gehad by de finale of efettive Verkooping) 1788 Op eene allerwettigfte wyze het regt op de meergemelde Leenkamer, mitsga* ders op de daar toe behoorende Agterleenen, is geconferveerd, 1789 En voorts ongedimembreerd of onverdeeld overgebragt op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek. 1790 De Wettigheid van deeze Conditie is al mede by het voorgaande Hoofd-Poirift op onbetwiftbaare gronden gedemonjlreerd, 1791 En moet ook van zelve voortvloeyen, uit het geen zoo even is aangemerkt; 1792 Daar die Conditie niet eerder is gemaakt, dan na dat door den Souverain OEtroy tot Splitzinge was verleend, 1793 En dezelve vervolgens by de nieuwe Verkondiging der Voorwaarden van Verkooping op de Solemneelfte wyze ter kennis van een Ieder is gebragt,* 1794 Gelyk 'er ook thans geene termen meer kunnen Zyn, om daar over in Discusfie te treeden, 1795 Dewyl Die van den Rade Provinciaal die gedadiïe Verkondiging) en fpecialyk het Beding noopens de Agterleenen, daar by vermeld , 1796 Als öp Deszelfs voorafgaande Authoriiatie gelchied, 1797 Voor zoo wettig hebben erkend , 1798 Dat Zy op dien voet hebben doen Procedeeren tot dè dadelyké Verkooping, en tot finale Jnterpojitie en Uitgifte van het Onwillig Decreet; 1799 Welke Erkentenis en Verklaaringe van den Rade Provinciaal, als meede de daar op verleende Brieven van Decreet aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, .1 , 1800 Reeds meer dan zestig Jaaren zyn gegaan in kragte van Gewysde, zoo ais in fdiïo niet kan worden tegengefprooken, en ten overvloeden Is beweezen. 1801 Dit alles word echter noch klaarder, wanneer men in overweeginge neemt, 180a Dat door den Impetrant nimmer met eenige fchyn van grond kan Worden gefuiiineerd , 1803 Dat aan de zyde van de Heeren Staaten, of van den Procureur Generaal, als waameemende het regt der Graaflykheid van Holland en Weflvriesland, Welken zulks eigentlyk zoude Concerneeren, 1804 Immer zoude zyn begreepen of ftaande gehouden, 1805 Dat, Vermits de Heerlykheeden van de Leck in voegen voorfz. waren gedimembreerd, 1806 Daarom ook de Leenkamer, met de daar toe behoorende Agterleenen, wederom aan HoogftDezelven zoude zyn vervallen, 1807 Omdat Zy hadden gereleveerd van de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck> Welke , na die Dimembratie, niet meer in weezen was: Z 1808 Maar  ( 9° ) A RT tRo8 kaar het tegendeel is zelfs dair uit notoir, dat Hun Ed. Groot Mog, hebben verleend Ottroy tot fplitzinge van de Heerlykheeden van de Leck, 3809 Zonder eenige de Minste bepaaling of Reserve nopens de Agterleenen, 1810 Die (gelyk aan Hun Edele.Groot Mog. niet konde onbekend zyn)ee.« Esfentieel deel waren van de voorfz. Gecombineerde.Heerlykheeden, 1811 Welke toen Separatelyk zouden worden verkogt, om dén Koopprys te ven meerderen, 1812 Waartoe de Verkooping van het Regt op de Leenkamer, en op de Agterleenen, mede zoude Contribueeren, 181 ebben wilIen ">ebrengen aan de Su^enue van den Gedaagden, .TS%i Dat Ridderkerk moeft worden befchouwd als een Achterleen van Lekker^ 1822 En eindelyk is hieromtrent peremtoir het gedrag, in deeze Procedures gehouden door den Procureur Generaal, T«25 Die zich voorzeeker tegen de Eifch en Conclufie, door Mr. Weggedaan 3 en genomen, zoude hebben ^eoppofeerd, ja zich zelfs zoude nebben behooren Parthy te ftellen, '1824 Indien hy voor de .Graaflykheid van Holland had vermeend te moeten fuftineeren, ... l825 Dat Ridderkerks een Hoofd-Leen moeft releveeren van,de Graaflykheid van Holland, i8ió Uit  (m) t8*6 Uit hoofde, dat, de Heerlydheeden, die tót de Heerlykheid van de Leck behoord hadden, gedimembreerd zynde, ook de Leenkamer van de Heerlykéeid van de Leck aan Hun Ed. Groot Mog. was vervallen i 1827 Doch het is daar zoo verre van daan, 1828 Dat Hy integendeel, naar uitwyzen van Deszelfs Conclufie van Deelaratoir, Prcefentatie, en Antwoord, fub D 4 loco by den Gedaagden, zig eenvoudig heeft gerefereerd tot het Gewysde, tusfchen Parthyen,Litiganten in dezen te vallen, 1829 En wel op dien grond, dat het Hun Ed. Groot Mog. volftrekt onverfchillig was., tKqo Of de Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek , dan wel de Heer vanRidDEuKr*'RK wegens de voorfz. Ambachts - Heerlykheid van Ridderkerk , HoogftDerzelver Vafal moeft zyn, zoo als bereids hier boven is genoteerd. mi En met dit Gededuceerde moet dan ook van zelfs vervallen het Voorgeeven 3 van des Impetrants Grootvader, Mr. Comelu Groenincx, by de meergemelde Acte van Renunciatie vermeld, 1832 Waar van men ook aan de zyde van den Impetrant by de Pleydoyen in de vorige Inftantien Employ heeft gemaakt, 1833 Dat, wanneer alle de Heerlykheeden, die voormaals de Heerlykheid van 'de Leck hadden uitgemaakt, waren gedimembreerd, 1834 Zonde hebben geëxfteerd het Geval, by het Handvejl van Hertog[Philips vati Bourgondien (fub C 5 loco by den Impetrant) bepaald en uitgedrukt, 1835 Te weeten, dat,- lyaldien de Heerlykheid van de Leck aan Hem Hertog in .. eeniger wyze verviele s of verflorve, ï8?6 Novtans dat Ambacht'van Ridderkerks met zynen toebehooren, als dan aan ° Hem Hertog , en aan Zyne Nakomelingen, niet zoude verjlerven, noch vervallen; 1837 Maar dat Die geen, welke als dan de Heerlykheid van Ridderkerk ter Leen had gehouden van de Heerlykheid van de Leck, 18^8 Dezelve weeier zoude houden van Hem Hertog, of Zyne Nakomelingen, Graven of Gravinnen van Holland., tot een onverflerflyk Erfleen, ï8 < In alle manier e , als Roeland van Uitkerke dat tot dien tyd toe van Hem o) Hertoge had gehouden: . ' ' ,.: - . 1810 Want deeze- Argumentatie,, wel. ingezien -.zynde, is niet anders, dan eene " Fetitk priitcipii, daar men,wederom, tegen de evidentie der zaak, adfumeerd, 1841 Dat de Leenkavrr van de Leck doordefeparate Verkoopinge der byzondere Heerlyïheedtnvoude zyn vervallen aan de Graaflykheid-.van Holland, 1842 Waar van het tegendeel ten duidelykften Confteerd uit de zoo klaar J>eweezenè'waarheeden, ï 843 Welke zoo even .-aan den aandagt.van.Üw Ed. Mog. zyn herinnerd:- 1844 Dat, namentlyk., daar .voor .gezor§4,-«n .het •r.e.gt.^an.het Hoof(Hpen.gef éonferveerd rs geworden', Z 2- 1*4$ AanSe De nadere tn. Jlantie van den Impetrant, uit het Handvejl van Hertog Philips den Goeden, uit ds weg geruimd,  ( 02 ) Art. i84< Aangezien het Beding, dat de Agterleenen Zouden volgen aan den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek , is geweeft Anterieur aan de dadelyke Splitzinge of effetïive Verkooping, 1846 En wyders, uit kragte van die expresfe Conditie, (welke byopenbaare Verkondiging ter kennis van een ieder is gebragc, 1847 Mitsgaders door den Rade Provinciaal Expresfelyk goedgekeurd, en eindelyk door elk en een ieder, Specialyk ook door den Souverain geratificeerd is,) 1848 Het regt van den Heer of van de Heerlykheid van de Leck op de voorfz , Agterleenen by de evengemelde Publicque Verkooping dadelyk is overgegaan op Eene der Heerlykheeden , 1849 Die een voornaam deel was van de Heerlykheeden van de Leck, namentlyk, op Lekkerkerk en Zuidbroek, 1850 Welks Kooper door de Brieven van Decreet, ten zynen behoeve Uitgevaardigd, daarin is geveftigd; 1851 Terwyl men niet kan tegenfpreeken, dat zodanige Publicque A£tens, van welken op dien tyd niemand Ignorantie konde pratendeeren, 1852 Van eene merdere kragt en effect, moeten zyn, dan de Private of Clandefline Actens, ,to ' 1853 Die Mauritz Lodewyk van Nasfau, en Mr. Cornelis Groenincx, des Impetrants Grootvader, 't zy onderling voor Notaris en Getuygen, 't zy ter Leenkamer, hadden uitgebragt, 1854 Waar van Een Ander, en in het byzonder de Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek, Die daar by zoo zeer was geinteresfeerd , geene kennis of wetenfehap koude bebben, 1855 En welken men te minder konde vermoeden, 1856 Daar nog Mauritz Lodewyk van Nasfau, nOg des Impetrants voornoemde GrootVader, Die reeds in den Jaare 1721 was geweeft Heer van Ridderkerk, zig tegen de gemelde feparate Verkooping hadden geoppofeerd, 1857 En het geinterponeerde Decreet intüsfchen ook ten Hunnen opzigte van eene werkende kracht was. 1858 Daar en boven is het buiten alle bedenking, 18*0 Dat, indien in het Jaar 1723- by de dadelyke Splitzinge van de Heerlykheeden van de Leck , had geëxfteerd het Geval, by de meergemelde Afte of Handvejl van Hertog Philips van Bourgondien vermeld, 1860 Als dan, volgens de duidelyke termen derzelve Aéle, niet alleen Ridderkerk, !%6i Maar ook alle de Agterleenen, die voorheen van de Heerlykheid van de Leck hadden gereleveerd, 1861 Zouden moeten zyn vervallen aan de Graaflykheid van Holland, 1863 Dewyl dit ten opzigte van Ridderkerk nooit konde plaats hebbed, 1854 Of  ( 93 ) Art. - , , 1864 Of de Geheele Heerlykheid van de Leck, met al haar toebehooren., en dus met alle de Agterleenen , zoude in het zelfde Lot hebben moeiten deelen. 1865 En het is even zeeker, dat Hertog Philips door den byzonderengunft, dien Hy aan Roeland van Uitkerke vergunde, 1866 Dat Zyne Heerlykheid als dan immediaat zoude releveeren van de Graaflykheid, 1867 Alieenlyk heeft willen effeaueeren, dat deeze Roeland van Uitkerke, of Zyne Succesfeuren, eo cafu exijlente, niet van dit Agterleen zouden worden verftooken, 1868 Vermits 'er eigentlyk geen Leen- Verband tusfchen Hen, en de Graaflykheid van Holland, fubfifteerde, 186Q En Dezelve, wanneer de Heerlykheid van de Leck, met alle haare gevo'gen, en dus ook met haare Achterleenen, wederkeerde in den boezem van de Graaflykheid, en alzoo van haare exiftentie wierd beroofd, 1870 Dus ook van Hun recht op Ridderkerk zouden moeten vervallen, 1871 Zoo df-eze Concesfle van den gemelden Hertog Philips, als Graaf van Holland, zulks niet had Verhoed, gelyk op een ander refpeft uit de gronden van het Leenregt is opgemerkt. 18-2 Intusfchen is het zoo verre daar van daan, dat de gemelde Agterleenen , na / de da lelyke Splitzinge en Verkoopinge van de Heerlykheeden , tot de Heerlykheid van de Leck ter dier tyd behoord hebbende, zouden zyn vervallen aan Hun Ed. Groot Mog., ïyei Dat integendeel de Leenkamer van de Heerlykheid of denHuize van de Leck, met Confent van Hooggemelde Heeren Staaten, immers, zonder dat Hoogft Dezèlven zich daartegen op eenigerley wyze hebben geoppofeerd , T874 Uit krachte van het meergemelde Beding, mitsgaders de daarop gevolgde Rublicque Verkooping, en de finale Interpofitie van het Onwillig Decreet, 1875 Is overgegaan op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, en naderhand op Deszelfs Succesfeuren, T876 Welke tot den huidigen dag toe met opzicht tot de ZOO dikwils gemelde Anerleenen, die voorheen waren Leenroerig geweefi aan den Huize 0} Heerlykheid van de Leck, 1877 Hebben geëxerceert alle de Rechten, die aan de Smal-Heeren eenigzints competeeren, 1878 Waar van de door Hen verleende Verlyen, en Andere Feudale AÜens, de fpreekende bewyzen ópleeveren, 1879 Zoo als uit des Gedaagdens Produften fub P diverfis locis by het Tweede Hoofd-Poin£t breedvoerig is aangetoond. 1880 Eindelyk kan de Gedaagde met geen ftilzwygen pasfeeren, 1881 Dat, indien, volgens de fuftenue van den Impetrant, Ridderkerk was geworden een Hoofd-Leen van de Graaflykheid, 18 82 Öjn dat de Heerlykheeden , tot de Heerlykheid vari de Leck behoord hebbende, tiaren gedimembreerd, ^ ^ ^  Êejluit vit bet Geremarqueerde met opzigt tot het llandvcft van Hertog Philips den Goeden, (94) 'JS'hH dan & gemelde Ambachts-Heerlykheid,reeds lange voor hetJaari?23* zoude hebben opgehouden te zyn een Achterleen van de Leck; 18% Want dan zoude de Heerlykheid van de Leck bereids zyn vervallen aan de Graaflykheid, 188? Zoo dra 'er Eene vandie Heerhkheeden, welke hebben behoord tot de Gecom■ bineerde Heerlykheid van de Leck, en Dezelve mede hadden Litgemaakt, 1886 Daar van, door middel van Verkooping, of Anderzints, was gefcheiden: 1887 Doch het is ontegenfpreekelyk, dat zulks reeds lange voor het Jaar 1723 heeft plaats gehad, 1888 Want uit de Uitgifte Brief van Willem Grave van Henegouwen, van den Jaare 1342,jub G.i.loco byden Gedaagden overgelegt, zaladoculumConfteeren, 1889 Dar. in vroeger tyd daar onder gereekend zyn geweeft meer andere Heerlykheeden, ' . : 18 o Dan waaruit Mauritz Lodewyk van Nasfau, by zyn Requcft om fplitzinge,, J te vinden in des Gedaagdens Product- N. I. loco, Zelfs heeft opgegeeven," dat de Heerlykheid van de Leck op dien tyd hcEFT bestaan; 1891 A's wordende in het gemelde Produtt Gi loco mede geno-md de Heerlykheid van Sineveland, Brandwyk, Ghybenland, en Bleskens-GraVe: 189a En het is niettemin tusfchen Parthyen in Confesfo, dat Ridderkerk nog tot den Jaare 1723 is geweeft een Agterleen van de Heerlykheid van de Leck; 1893 Maar even weinig, als nu het regt der Heeren van de Leck op Ridderkerk en de verdere /Herkenen, door de voorige Affcheiding van andere Dorpen of byzondere Heer.ykheeden, is verminderd, of gepray udicieerd geworden, i89+ Even wynig heeft ook de Splitzing, en feparatc Verkooping van de noch overig zynde Heerlykheeden, in het Jaar 1723 gefchied, kunnen beletten, 180? Dat de Leenkamer gaaf en Ongflchonden is gekomen op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, als zynde het voornaamfte gedeelte van de Heerlykheid van de Leck, 1B96 Aan het Welk dat byzonder voordeel by een Uitdrukkelyk en plechtig Beding was vaftgehegt. 1897 Derhalven mag de Gedaagde uit dit alles met het hoogfte regt befluyten, 1S98 Dat het Geval, of de Conditie-, by het voorfz. Handveft van Hertog Philips van Bourgondien bepaald en uitgedrukt, geenfmts voorhanden is, 1899 Daar nu meridiana Lm« Clarius is beweezen, 1900 PM de Agterleenen, voorheen gereleveerd hebbende van de Heerlykheid van de Leck, niet zyn Vervallen aan de Graaflykheid, 1901 En dus ook niet de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk, x- 02 Welke niet konde wederkeeren in den boezem van de Graaflykheid, dan f " met en heneevensMXz de Verdere Agterleenen;  ( 95 ) Art. 1903 Ja dat zulks buiten alle bedenking is, dewyl dit nimmer door den Procureur Generaal is beweerd, 1904 En de Impetrant, of wel Desfelfs Preedecesfeur en Grootvader, Mr. Cornelis Groenincx, even weinig gronden heeft gehad , 1905 Om eene diergelpke fuftenue te voeren by de fplitzinge en afzonderlyke Verkooping van de Heerlykheden van de Leck, in den Jaare 1723 gedaan, 1906 Als daar toe termen zyn geweeft, wanneer in Vroeger tyd eenig ander Dorp of Ambacht van Dezelve Gecombineerde Heerlykheid is gedimembreerd en afgefcheiden. ^907 Wat nu aangaat de Tweede Stelling, of Aêfumtie en Argumentatie van den Impetrant, 1903 Dat Ridderkerk zoude zyn vervallen aan de Graaflylheid, 1909 Of dat de Heer dier Heerlykheid zoude hebben verkreegen het regt en de faculteit, om als een Hoofd Leen dirett te releveeren van Hun Ed. Groot Mog, 1910 Door en uit hoofde van de pratenfe Renunciatie van den meergemelden Mauritz Lodewyk van Nasfau, by de voorfchreeve Acte van den 14 April 17 26, ï 911 Mitsgaders de door Hem g"daane Opdragt van Zyne evengemelde Heerlykheid aar, de Heeren Staaten van Holland, op den 16 April 1726 daar aan volgende, 1912 Zoo en in dier voegen, als reeds hier boven in het breede is gemeld, 1*5*3 Dezelve is in de daad van abfurditeit niet vry te fpreeken i 1914 Immers, zoo de Impetrant uit deeze daaden van Mauritz Lodwyk van Nas fau eenige confequentien of Illatien zoude willen trekken , 1915 Zoude het als eene onwederfpreekelyke waarheid voor af moeten vaftflaan 1916 Dat Hy in den Jaare 1726 nog bevoegd zoude zyn geweeft, om Afftand tedoe', van Ridderkerk, ten behoeven van des Impetrants meirgemelden Grootvader, 1917 En om die Heerlykheid aan Hun Ed. Groot Mog. op te draagen: 1918 Want, indien Hy daar toe op dien tyd geenen wettigen Titul, nog regt e; bevoegtheid, had, zoomoet noodwendig alles vervallen, watmen hier ui aan de zyde van den Impetrant zoude willen elicieeren. 1919 Doch, om overtuigd te worden van de onbetamelyke handelwyze van Mau ritz Lodewyk van Nasfau in dit opzigt, behoefd men flegts in aanmerkin te neemen, 1920 Dat, zelfs volgens het gepofeerde by die zoogenaamde Atte van Renunciatie fub C 17 loco by den Impetrant, 1921 Mitsgaders by zeekere Procuratie, door des Impetrants Grootvader, Mr. Coi nelis Groenincx, op Mr. Johan van denHonaart verheden, fub D 1 loco, 1922 En eindelyk by de Verly Brief van denzelven Mr. Cornelis Groenincx, fub 1 2 loco hy dèn Impetrant overgelegt ,1 1923 Alle de Dorpen en Ambachten, oudtyds behoord hebbende tot de Heerlykhei van ie Leckt Aa z 1924 Doe Wederleg- , ging van den tweede Stelling van den Impetrant , dat Ridderkerk zoude zyn geworden een Hoofd-Leen ven de Graaflykheid, noöu bs Renunciatie van m. l. van Nassau by de Acte van 14 April 1726, enz. > l t > i  ( 9<5 ) 19*4 'Door middel van de meergemelde Sêparate Verkoopinge waren gedimembreerd en gekomen in verfcheidene Handen } 1925 En wyders te letten op het te kennen geeven van Mauritz Lodewyk van Nasfau, 1926 By Zyn voorfz. Requeft om fplitzing van de evengemelde Heerlykheeden in den Jaare 17 23 dan Hun Ed. Groot Mog. gepmfenteerd , ( te vinden W des Gedaagdens Product N 1 loco ) 1927 Dat, namentlyk. de Heerlykheid van de Leck beftond uit de meergemelde byzondere Heerlykheeden, 1028 Die door Zyne Crediteuren zoo verre waren geëxecuteerd, dat het Decreet bereids was geinter poneer d: 1929 Want dan blykt aahftonds uyt dat een en ander ten overtuigendften, 197,0 Dit Mauritz Lodewyk van Nasfau, in den Jaare 1726, aan zich geen recht hoegenaamd heeft kunnen toekennen op eenig gedtelte van de Heerlykheid of tieerlykheeden van de Leck, en Derzelver toebehooren, 1931 En dus ook niet op Ridderkerk, nogoPDs verdere Agterleenen, die van het gemelde Hoofd-Leen nadden gereleveerd, 1932 Dewyl alle die Heerlykheeden., welke, Hy Zelfs by Zyne evengemelde Requefte had beweerd, dat de Heerlykheid van de Leck uitmaakten, 1933 Reeds in den Jaare 1723 (gelyk in Confesfo is) by Executie waren verkogt. 1934 Ten overvloeden kan men noch by het Geremarqueerde voegen, 1935 Dat de Evengemelde Mauritz Lodewyk van Nasfau, uit hoofde, datzöowel Zyn Belang, als bet Intreft der Crediteuren , die de Executie van de Heerlykheeden van de Leck dirigeerden, noodwendig vereifchtei 1935 Dat Dezelve ten meeften Pryze wierden Verkogt, 1907 Zelfs, en ten zyne Naame, op dat fundament, van Hun Ed.Groot Mog. in maniere vöörfz. heeft VerZOgt en Verkreegen OÜroy tót fplitzing der Leenen, 1938 Mitsgaders Permisfie en Confent, om de meergemelde Heerlykheeden alzoo feparatelyk te mogen Verkoopen, 1939 Ten einde daar van een meerdere Koopfchat zoude kunnen provenieeren. 1040 En de Gedaagde oordeeld het nauwlyks nodig, om UEd. Mog. wederom te herinneren, het geen reeds zoo meenigmalen op verfcheidene refpeftea is aangedrongen , 1941 Dat men, zonderde allergrootfte abfurditeit teonderftellen, niet kan noch mag praefumeeren,: 1042 Dat die fplitzing, en feparate Verkooping, zouden zyn gefchied met een oogmerk of vooruitzigt, om de Leenkamer en Achterleenen der Heerlykheid van de Leck in effeÜe te mortificeeren, Ï943 Z°° > dat Niemand der Koopers van de byzondere Heerlykheeden zich daar' op eenig regt zoude kunnen toeëigenen, 1944 Maar  ( 97 ) Art 1944. Maar dat Dezelve zouden moeten vervallen aan de Graaflykheid van Hollands 1045 Terwyl egter, wanneer alles te gelyk was verkogt geworden, ïo46 De Kooper van alle de Heerlykheeden > waar uit de gecombineerde Heer? lykheid van de Leck toenmaals nog beftond, voorzeeker zoude zyn geworden Heer van de Leck , en qua talis ook geregtigd zoude zyn geweeft tot de Agterleenen van de Heerlykheid van de Leck. 1947 Trouwens de Gedaagde behoefd zich niet alleen te beroepen op PaAsuMFi tjen, offchoon die de gezonde reeden ende aard der Zaake tot haaren grondflag hebben, 1948 Maar 'er is een Uytdrukkelyk Bewys voorhanden van de Schikkingen en Conditiën, die men met opzigte tot de Leenkamer, by de Splitzing van de Heerlykheeden van de Leck, heeft gemaakt, 194 9 Namentlyk in het zoo dikwyls gemelde Solemneel Beding, 1950 Dat de Agterleenen, (die van den Huize van de Leck tot dien tyd toe - hadden gereleveerd,) behoorden tot, of begreepen waren onder, de &00p van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek. 1951 En quod adfaUum is mede nog al verder buiten allen twyftel gefteld, 1952 Dat dit Beding, op Authorifatie van den Rade Provinciaal, by de Operibarè Verkondiging alomme is bekend gemaakt, 1953 En zelfs aan Mauritz Lodewyk van Nasfau geinfinueerd) 19 j4 Mitsgaders, dat daar op de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek Publicq is Verkogt geworden> I9? dit Pointï. ( 98 ) Art. 1963 Terwyl daarenteegen de Kooper dier Heerlykheid, de voornoemde Mr. Franpois Conftantyn Pielat de Blagny, Zyne Erven, en Nakomelingen, of AStie van Hem hebbende, daar in zyn geveftigd, en gedecreteerd, 1964 Om de voorfz. Vrye Hooge Heerlykheid en Ambagts Heerlykheeden, refpeüivelyk in een Leen, te mogen behouden en bezitten , als Zyn vry en eigen Goed, 1965 Naarvolgende de voorfz. Koop, en den Inhoude van dezelve Brief 1 1966 Met lapt en bevel aan den Geëxecuteerden Mauritz Lodewyk van Nasfau,mitsga. ders Alle anderen, (des noods en behoorlyk zynde) om hunne handen daar van te trekken en te houden, 1967 En den meergemelden Kooper, Zyne Erven, of Nakomelingen, of AÜie van Hem hebbende, daar meede te laaten geworden, 1968 Om dezelve Vrye Hooge Heerlykheid, mitsgaders de voorfz. Ambachts - Heerlykheeden, met kaar toebehooren, temogen gebruiken, behouden, en bezitten, als Zyn vry en eigen Goed; 1969 En eindelyk, met impositie van een eeuwig stilzwygen en silentium aan Elk en een Iegelyk , om iets ter contrarie te doen. 1970 Dit dus vaftflaande, zoo behoorde het buiten alle tegenfpraak te zyn, 1971 Dat, na eene zodanige Publicque Verkopinge, en byzonder, na eene Solemneele Sententie, vervat in de vourfghreeve Brieven van Onwillig Decreet, 1972 IVaar by Mauritz Lodewyk van Nas/au (het geen niet genoeg herhaald kan worden ) is onterfd en ontgoed van al het verkogte, 1973 En aan Elk en een Iegelyk is geïmponeerd een eeuwig stilzwygen, en silentium, 1974 Dezelve Maurits Lodewyk van Nasfau, drie Jaaren naderhand, zich Nullo Jure h eft vermeeten, 1975 Om praïrenfelyk te Renuncieeren van dat Recht, waarvan Hy reeds drie jaaren te vooren door den wettigen en Competenten Rechter was vervallen verklaard. j.976 En daar uit moet dan ook van zelfs voorvloeyen, dat het in de daad van de alleruiterfle liquiditeit is, 1977 Dut nog de zoogenaamde Acle van Af/land van den 14 April 1726, 1978 Nog de daarop gevolgde Opdragt van de Heerlykheid van Ridderkerk aan Hun Ed. Groot Mog , als alieenlyk op die prsetenfe Renunciatie beruftende, Ï979 Aan den Impetrant op eenigerley wyze kunnen te ftade komen, of aan het goed recht van den Gedaagden eenig het minfte praïjudicie moogen toebrengen. 1580 Ja men kan zelfs de handelwyze van Mauritz Lodewyk van Nasfau in dit op■%igt met de goeie trouw niet overeenbrengen, nog van Collufte en onbetaatnelykheid vry pleiten, 1981 Dewyl Hy, na de door Hem Zeiven verzochte en geobtineerde Splitzing, en na al het gebeurde in het Jaar 1723, iotfa Bom  ( 99 ) Art. 1982 Bona fide niet meer konde fuftineeren, eenige aanfpraak te hebben op dé Agterleenen van den Huize van de Leck, en fpecialyk niet op Ridderkerk , 1983 Welke Ambagts - Heerlykheid By voorzeeker niet ignoreerde, dat mede behoorde onder de Agterleenen, vermeld by de AEle van Verdeeling van deh Jaare 1627, 1984 Waar toe by de Verkondiging der Conditiën en Voorwaarden van Verkooping nominatim wierd gerefereerd. 1985 Terwyl Hy desnietteegenftaande heeft kunnen goedvinden , een regt, 't wek drie Jaaren Te vooren door een Ander was gekogt, quali te cedeeren en overtedraagen, 1^85 Zonder zelfs den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, Welke daar by inallen gevallen een zoo Important belang had, op eenigerley wyze te kennen, of in zyne belangen te hooren, 1987 Daar Deeze ondertusfchen dit met veel meer grond konde vorderen, dan de Heer van Ridderkerk zoude hebben kunnen fuftineeren , '1988 Dat Hy , by gelegentheid van de Separate Verkooping der Heerlykheeden van de Leck, nominatim zoude hebben moeten worden opgeroepen, 1989 Gelyk de Impetrant op een ander refpeSt geheel ten onregten(zoo als bereids is beweezen) heeft beweerd. 1990 En hier op mag de Gedaagde met het hoogfte regt de byzondere attentie van Uw Ed Mog, inploreeren, 1991 Dewyl daar uit op het evidentfte blykt, dat het Principe of de eerfte grondi flag van des Impetrants praetens recht voljlrekt Vitieus en ondeugend is, 1992 En men dus zyn geheel Syftema met geen gunftig oog kan aanfchouwen. 1993 Om egter (ware het mogelyk) aan de prsetenfe Renunciatie van Mauritz Lodewyk van Nasfau eenigen glimp te geeven, 1994 En tevens te enerveeren het wettig regt, het welk de Gedaagde in naame van zynen Pupil Suflineerd op de Achterleenen van de Leck, en byzonder op de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk, 1995 Uit hoof de van het plegtig Beding, waar op de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, by Publicque Verkooping,en Brieven van Onwillig Decreet, op den Kooper is overgegaan , 39 :6 Tragt men aan de zyde van den Impetrant in dit Proces te introduceeren en ; intedringen eene geheel andere Gniseftie, 1997 Die (zoo als ftraks nader zal blyken) in de daad geheel alieen is van het Gefchil, 1998 Het welk tusfchen Parthy en Litiganten in deezen by een Gewysde in het Hoogfte Resfort moet worden beflift. 1999 En tot dat einde heeft men zig daar op beroepen, Vo$r Eerft, dat de Peci* fie deezer Zaak hier van zoude afhangen, Bb 2 2000 Of Overgang toé '.ene andereOb'eflfie van den Impetrant, afgeleid uit de. ïen ander , Proces met de draven van Nasfau, en uit ie n»g voorgewende existentie der 3EERLYK3eid van be -eck.  Voorftel der Gronden van het Eerfte Lid of de Eerfteonder(letiing dier OojeHie, nopens het Proces met de Graven van Nassau. ( IOO ) Art haob Of 'er eene Heerlykheid van de Leck heeft hunnen Exsteeren, en ra wezen blyv-en, na de Splitzing en Verkooping der byzondere Heerlykheeden, daar toe ter dier tyd behoord hebbende ? 2001 Eri dat, zoo Mg zulks niet zoude zyn Uytgemaakt, Dit Proces ook niet zoude zyn gedisponeerd, om by een Uitterlyk Gewysde te worden afgedaan: 2co2 En ten Tweeden, dat'er genoegzaame gronden zouden zyn, om te onderftellen, 2co3 Dat de Heerlykhe,d van de Leck niet alleen heeft beftaan in dieHeerlykheeden, welke in den Jaare 1723 zyn verkogt, 2004 Maar dat 'er noch meerdere Regten of Goederen tot die Heerlykheid zouden hebben behoord, 200? En dat derhal ven Dezelve Heerlykheid van de Leck, ookzelfs na het Jaar 1723 > (offchoonjde voorfchreeve byzondere Heerlykheeden daarvan waren afgefcheiden) Zoude hebben kunnen Aanweezig blyven. 2o®6 Wat de Eerftgemelde Onderftelling betreft, dezelve beruft voornamentlyk hier op , 2007 Dat 'ervoor den Rade Provinciaal nog Litispendent is een Proces, Tusfchen Den Gedaagden in deezen, ter Eenre, 2008 En de Erven of Descendenten van Mauritz Lodewyk van Nassau, ofte derzelver Representanten , ter andere zyde , 2000 Waar in zoude moeten worden gedecideerd, off 'er tegenwoordig nog eene Heerlykheid van dë Leck existeerd ? 2010 En Uit deeze Onderftelling trekt men verfcheidene Confequentien, 2011 Namentlyk, voor Eerft, dat, zoo lange het Evengemelde Proces niet by Uitterlyk Gewysde zoude zyn getermineerd, 2012 De Impetrant ook in deeze zaak niet zoude kunnen fuccumbeeren, 2013 Om dat Hy impetrant zoude moeten, fuftineeren, dat Mauritz Lodewyk van Nasfau, na de Executive Verkooping, in den Jaare 1723 gedaan, nog was gebleeven Heer van de Leck, 2014 Welke Suftenue met de voorfz. Quceftie, die voor den Rade Provinciaal aanhangig is, eene direüe Connexie zoude hebben. 2015 Ten Tweeden, dat anderzints zoude kunnen plaats grypen eene Diverfiteit van Gewysdens, in Deeze Zaak, 2016 En in Die, welke door den Gedaagden met de Familie van Nasfau, in voegen voorfchreeven, moet worden gedemelleerd. 2017 En eindelyk, dat de Impetrant zich hier zoude moeten beroepen op het Recht van een Derden, 2018 Namentlyk, op het Recht van Mauritz Lodewyk van Nassau, of van Zyne Descendenten , of Erven ; 2019 Maar dat het Jus Tertii nooit zoude kunnen beoordeeld, veel min benadeeld worden, aoao Wanneer  ( ioi ) Art. 2021 Wanneer Dezc/ve geene occafie heeft gehad, om in Zyne belangen gehoord te worden. 2012 Doch daar teegen vermeend de Gedaagde in ftaat te zyn, om in een allerhelderft daglicht te ftellen, 2023 V00R.eerst,dat op eene zoortgelyke Allegatie door den Rechter geen het minfte regard ten deezen kan worden genomen. 2024 En Ten Tweeden, dat dezelve Allegatie ook op eene valfche Onderftelling beruft: 2025 Door welk Ttveeleedig betoog dit Raifonnement van den Impetrant, met alle de gevolgen , die men daar uit heeft willen afleiden, geheel en al zal moeten vervallen. 2026 Wat Het Eerste aangaat , daaromtrent behoefd de Gedaagde eenvoudig aan Uw Ed. Mog. te herinneren, 2027 Dat het eene bekende waarheid is, dat een Rechter alieenlyk oordeeld Secundum /lUa et Probata, 2028 Cum Judicis Potestas non po fit excedere id, quod in Judicium deduüum eft, volgens de L. 18. D. de Communi Dlvid. 2029 Maar, wanneer men nu de evengemelde Allegatie van den Impetrant aan deeze onwederfpreekelyke Principes van het Recht toetft, '2030 Dan blykt al aanftonds, dat dezelve in geene de minfte Confideratie kan koomen. 20 u Immers men legt aan de zyde van den Impetrant tot een Grondflag van dat Raifonnement, dat 'er een Zeeker Proces zoude litispendent zyn tusfchen den Gedaagden, ter Eenre, en de Graven Van Nasfau, of der zeiver Erven, ter andere, zyde, 2032 Het welk eene Directe Connexie zoude hebben met de alhier voorhanden zynde Oiióftie; 2033 Maar, wanneer het Geding in deeze Zaak, zoo ter eerfte inftantie by denRadt Provinciaal, als in Appel voor aen Hoogen Raade gehouden, ilegts met een oppervlakkig oog word ingezien, 2034 Zal men wel dra bevinden, dat door den Impetrant niets ter waereld is gepofeerd, 2035 Waar uit de Regter zoude kunnen afneemen, dat de\ Impetrant hier op zyne defenfie heeft gebouwd. 2036 Ja daar van word zelfs geen enkel woord in het Geding gerept, 20^7 En de Produétie ,door den Impetrant in de beide voorgaande Inftantien ge. daan, geeft daar toe even weinig aanleiding: 2038 Dus zoude dat gemelde Proces, wat daar van ook zyn mag, den Impetrant niet kunnen te ftade komen, 2039 Zoo lang het Axioma Juris, quod non esfe, et non apparere, in Jure fimïlia ftut, zal blyven vaft ftaan. 2040 Daar en boven zoude de gemelde Allegatie van den Impetrant, die Hy «« het voorfz. Proces ontleend, nooit kunnen dienen tot een grond, c c 2041 Om Wederlegging van dit Eer/Ie Lid dier tegenwerping. Voor eerft word beweezen, dat op die Allegatie geen Regard kan worden genoomen, als zynde buiten en tegen het Geding,  A 2! 2 S Nader aandrang van het Gededuceerde, i°. Uit 'hec Gedrag der Graven van Nasfau zeiven. ( 102 ) ^7 Om ann den Gedaagden te doen ontzeggen de Eifch en Conclufie, die door Mr Jacob Hop ter eerfteinftantie is gedaan en genomen, en m de volgende inftantien is geinhsereerd, Ui Mair dezelve zoude in effefte nederkoomen op een zoort van eene Drlatoire ExcFPfiE, of een Verzoek van Stateering ; o4i En, zoo dat waar is, kan men zig niet voordellen, hoe de Impetrant als nog^n het Hoogfte Resfort zighier meede zoude kunnen of mogen behelpen, 044 baar ?er niets diergeïyks in het Geding voor handen is, maar Hy Impetrant geïiiiscontefteerd heeft over de Principale Zaak, en over de Uuajtie, 045 Of Hy Impetrant, als Heer van Ridderkerk, al, of niet, verplicht zy, ció Om den Heer van Lehkerkerk, met opzigte tot de gemelde Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk, als zynen Leen-Heer te erkennen. .017 Zynde de Eifch en êotfclüne van wylen Mr. Jacob Hop door den Impetrant met eene Ordinaire Contrarie Conclusie bejeegend, Ï048 Zoo als uit des Impetrants Acte Judicieel van Antwoord by den Rade Provinciaal ( Jub D. 6. loco by den Gedaagden*) blykbaar is: ^049 Terwyl integendeel, indien de Impetrant zig van eene zodanige Exceptive deftnfte had willen bedienen, 2050 Hy dan tot dat einde voorzeeker zoude hebben moeten introduceeren eene Preliminaire Suftenue, of een Verzoek van Stateering, 2071 In dier voeden, als Hy vermeende, dat de aard der zaak, of de gerecipieerde Practyk, meedebragt, en tot zyn oogmerk diende, 2052 Maar inden tegenwoordigen ftaat van dit Proces zyn daartoe nog te minder eenige termen voorhanden, 2053 Dewyl de Impetrant zelfs ook door Zyne ProduStie den Rechter niet eens heeft in ftaat gefteld, om te kunnen oordeelen, 0054 Of, en in hoe verre, het meergemelde ander Proces alhier zoude kunnen in aanmerking komen, 2055 Waar toe de Impetrant in allen gevallen zoude zyn verplicht geweeft, ingevaile Hy zig daar op had willen fundeeren. 2056 Trouwens de Impetrant reclameerd het recht van een Derden, namentlyk van de Graven van Nassau, 2057 En wil quafi voor Hunne belangen in de bresfe fpringen ; ,0, q Maar, indien dezelve Graven van Nasfau, of Hunne Representanten, van begrip waren geweeft, dat Zylieden met de daad in deeze zaak zyn geconcerneerd, 2050 Zoo hadden Zy voorzeeker kunnen en moeten gebruik maaken van dat Middel , het weik de Praftyck aan de hand geeft, 20G0 Om namentlyk de nodige inftantien te doen , ten einde Zich voor Hun intreft bekend te maaken, of ten minften Zich nevens den Inpetrant in dit Proces te ,votgeni , » . -f,r>ff • j rL_ , ,\. -• ■ • v £061 Dan, dit• niet gefchied zynde, zoo is.uit hei eygen gedrag van de Erven en Descendenten van Mauritz Lodewyk van Nasfau manifeft, 2002 Dat  ( *°3 ) Art. ' _ 2062, Dat Zy hebben begreepen, dat de.Quasftie tusfchen den Impetrant en den Ge. daagden Hen in geenen deele concerneerd, 2053 Daar men immers niet kan voorwenden, datZylieden geene bewuftheid zouden hebben van dit Proces, 2064, Het welk bereids zoo veele Jaaren is aanhangig geweeft, 2.065 En °°k door den Impetrant, volgens Zyn eigen Syftema, in allen gevallen ter Hunner kennis zoude raoecen gebragt zyn. 20Ö6 Ja het tegendeel is zelfs Manifeft, .dewyl men aan de zyde van den Impetrant by de refpe&ive iJleydoyen in de voorgaande Inftantien heeft geallegeerd, 2067 Dat Hy Impetrant eenige, hoewel (quafi) niet alle bewyzen, van de " voorgewende exiftende eener Heerlykheid van de Leck na de executive Verkooping van den Jaare 1723, hadde bekomen, 2068 Welke bedoelde Documenten buiten twyffel uit den boezem der gemelde Graven van Nasjau ontleend, en aan den 'Impetrant gefuppediteerd zyn geworden. 2069 Gelyk ook eindelyk eene diergelyke Allegatie ftrydig is met het eygen Judi- deel gedrag van den Impetrant, 20-^0 Die, even gelyk in Appel voor den Hogen Rade, ook nu nog in Hoe Revifio- > nis Judicio, deSententie van den Rade Provinciaal defendeerd, 2071 En ftaande houd, dat de Gedaagde in Zyne qualiteit zoude moeten worden verklaard, by die Sententie niet te zyn bezwaard: 2072 Maar nu is by de evengemelde Sententie de Zaalr ten principaalen af gedaan , en de Eifch en Conclufie van wylen Mr, Jacob Hop finalyk ontzegd geworden: SG73 Terwyl ondertusfeben deeze defenfievan den Impetrant (gelyk reeds is geremarqueerd ) alieenlyk zoude dienen , 2074 Om dit Proces in ftate te houden, tot dat de voorfchreeve Qjiaftiemetde Graven van Nasfau zoude zyn getermineerd ; 2075 Gf wel liever zoude het waare oognerk dezer Allegatie van den Impetrant, ' en deszelfs Effect, zoo zy ingrtffie konde vinden, daar toe dienen, 2076 Om dit Proces tusfchen den Impetrant en den Gedaagden in zyne qualiteit teceter. niferen, 2077 Dewyl de gemelde andere Procedures met de Graven van Nasfau eerft zyn be gonnen, Na dat deeze Zaak reeds voor den Rade Provinciaal was voldongen, 2078 En wyders dat ander Proces niet alleen van eene zeer volumineufe extenfie, maar ook van die aard en natuur , is, 2079 Dat, vermits de Quaeftie aldaar, in faiten beftaat, die van wederzyden dooi Verklaaringen van Getuigen moeten worden geverifieerd, 20S0 En dus dat Proces, naar ftyle van den Hove , als eene Befchreevene zaak moe worden geinftrueerd, 2C8i Daar van in verfcheidene Jaaren nog geene Finaale Beftisftng ly eenüitter lyk Gewysde voor den Gedaagden te wagten is. 2082. Maar in de Tweede Plaats is het niet minder zeeker, dat deeze geheele Ar PUmentatie van den Impetrant berud Op eene valfche onderftelling, b " Cc 2 *°83 Da! En 2 °f na het Jaar 1723 de Heerlykheid van de Leck alle exiflentie heeft ver„ /ooraj"? D d 2120 Het Voorflel. eener nadere Injlantie van den Impetrant, nopens de noodZakelykheideener prcellable decifie over de exiflentie der Heerlykheid van d$ Leck.  Ai i Wederlegging ' 2I van aie Injlantie van den Impetrant. 21 2 2 2 2 £er/r*e remarque, afgeleid uit het GefuJiineerde van den Impetrant zelfs. ( 106 ) SJ'Het welk pra?tenfelyk een Objeft van Onderzoek zoude zyn in het Proces ' tusfchen den Gedaagden en de Graven van Nasfau. 21 Immers tot refutatie van dit alles behoeft men zig ilegts te herinneren, het geen aan de zyde van den Gedaagden reeds m een allerhelderft daghcnt is gefteld, 22 Dat 'er, namentlyk, met opzicht tot de Agterleenen de Heerlykheid van de Leck hebbende gereleveerd, waar op het hier alleen aankomt, nietsis geweeft, hetwelk de H&erlykheid van de Leck uitmaakte, [23 Dan de byzondere Heerlykheeden, waar meede Mauritz Lodewyk van Nasfau ten Jaare 1Ó87 is verlyd, en die hy in den Jaare 1723 nog bezat.,- [24 Maar deeze Heerlykheeden zyn niet vernietigd, nog vervallen aan de Graaflyk. heid; . j.: ?* • ±A ' . ':'--nÊÊ~-ti&H top M»*j ! J- 125 Dit kan men, zelfs zonder de grootfte abfurditeit, niet ftaande houden, 126 Dewyl in dat geval die Heerlykheeden nimmer voor de Schulden van den gemelden Mauritz Lodewyk van A'aifau konden zyn verkocht geworden, 't welk echter is gefchied: 127 Maar de Souverain heeft de Splitzinge, en de feparate Verkoopinge van die byzondere Heerlykheeden, by Brieven van Octroy geaccordeerd, en wel op die wyze, 123 Dat het Regt, 't welk aan den Heer van de gecombineerde Heerlykheeden van de Leck had gecompeteerd op deszelfs Agter-Leenen, gaaf en ongefchonden zoude overgaan op Eene der Heerlykheeden, die daar toe meede had. behoord, of op een Gedeelte van het Geheel, 1129 Namentlyk, op Lekkerkerk en Zuidbroek., of op den Kooper van die Heerlykheid. > no Dit is zoo uitvoerig en zoo overtuigend by het tweede Hoof d.Pointt beweezen, dat de Gedaagde onnoodig oordeeld, desaangaande in eenige verdere discusfie te treeden." 2131 Maar ten overvloeden zal men by het Geremarqueerde op dit refpeft nog voegen twee Reflexien, 2132 Welke zyn afgeleid, zoo uit het gefuftineerde van den Impetrant zelven, 2130 Als uit het Gedrag, door Mauritz Lodewyk van Nassau , en Zyne Descendenten, geduitrende een reeks van Jaaren gehouden, 2134 En die ieder op zich zelve peremtoir zyn, om buiten alle tegenfpraak te ftellen, Dat de Qmeftie, over de Exiflentie of non Exiflentie van de Heerlykheid van de Leck na de Éxecutive Verkooping van het Jaar 17 23 > ™ dit Proces in geene de minfte aanmerking kan koomen. 2136 Tot dat einde gelieven ÜEd. Mog. Foor eerft te remarqueeren, 21 q7 Dat het Praiudicie, 't welk aan het prastenfe recht van de Graven van Nasfau, door de decifie van deeze zaak ten voordeele van den Gedaagden in zyne qualiteit, zoude worden toegebragt, is Chimericq, 2138 Niet alleen, Om dat de Gedaagde adfufficientiamjuris bewyft, - ai39 Dat  ( io7 ) Art. 2139 Dat Mauritz Lodewyk van Nasfau, na de Éxecutive Verkoping, in den Jaare 1723 gedaan op zodanigen Voet en op die Conditiën, als waar op dezelve is gefchied, 2140 Zich geen 't minfte recht op de Achterleenen van de Leck heeft kunnen toeeigenen: >b!iw Is < V--c:T.' S 2141 Maar ook byzonder, om dat de Impetrant zelfs, volgens zyn eigen fyftema, moet erkennen, 2142 Dat de Erven of Descendenten van Mauritz Lodewyk van Nasfau op de Ambagts - Heenykheid van Ridderkerk, 2143 Waar over in dit Proces alleenlyk qua?ftie is, geen aanfpradk kunnen maaken, 2144 Daar Hy Impetrant ten Procesfe heeft overgelegt, en (gelyk hier boven is gezien ) tot praetens fundament zyner defenlie employeerd, eene zogenaamde Acte van Renunciatie, ai45 Door Mauritz Lodewyk van Nasfau op den 14. April ÏJ26 uitgebragt ten behoeven van des Impetrants Grootvader, Mr. Cornelis Groenincx, 2146 Als meede de Opdragt der Heerlykheid van Ridderkerk aan Hun Ed. Groot Mog., 2147 Die uit hoofde van den gemelden prcetenfen Afftand, al meede ten faveure van des Impetrants voornoemden Grootvader , door denzelven Mauritz Lodewyk van Nasfau quaft is gefchied, 2148 Naar Uitwyzen van des Impetrants Produtten fub C. ij loco, en d. ï.& 2. 2149 Z )0 dat dienvolgende de Verlyen, Welke Direclelyk door Hun Ed. Gr. Mog. aan Mr. Cornelis Groenincx, des Impetrants Grootvader, en daar na aan 2ynen Vader, mitsgaders aan Hem Impetrant Zeiven, met opzigt 'tot de Gemelde Ambachts- Heerlykheid van Ridderkerk zyn verleend, ar50 Niet anders kunnen worden aangemerkt, dan als fequeelen m gevolgen van de evengemelde Renunciatie, of van de Conventie, die Miwrifz Lodewyk van Nasfau met den Gemelden Cornelis Groenincx had aangegaan. 2I51 En, dit vaft ftaande, ZOO moet immers de Impetrant zelfs beweeren, dat die Renunciatie W^thg is geweeft , en mitsdien aan Zyne zyde als een primüM ver om aanneemen, 215a Dat Mauritz Lodewyk van Nasfau in het Jaar 1725 wel recht zoude hebben gehad op Ridderkerk, 2153 Maar op dat Hy op dien tyd daar van wettiglyk hadde afgeftaan. 2154 Doch, indien Mauritz Lodewyk van Nasfau op die wyze alle aanfpraak op Ridderkerk zoude hebben verlooren, 2155 Dan moet zelfs uit die onderftelling van den Impetrant volgen, dat de Erven en Descendenten van deezen Laat (ten Heer van de Leck geen Intreft hebben in een Proces, 2156 Waar in flechts moet worden uitgemaakt, fVie 'er nu als Leenheer geregtigd is tot de voornoemde Heerlykheid van 'Ridderkerk? Dd 2 z*57 En  Tweede Re. flexie, gederiveerd uit het Gedrag van Lodewyk van Nasfau, en deszelfs Erven, en Defcendenten. 2 2 2 2 2 2 2 2: 2] 21 21 ( 108 ) A r t. 2157 ?w b£3 n M Z5 ^f"in ?iet Zyn 8econcerneerd, zoo kan 00» 00k, door it^^LVl%1,ideiIllipelrMtt Wniyüea», geen Sul 2158 Maar fa de Tweede Plaats, al wilde men aan eene zyde Hellen de ConfeauPn tien, die uit de eigene Stellingen van den /m^rrfl«/voorSjen, 2159 Zoo behoefd men, tot Compleete wederlegging van des Impetrants fbrte Afo/«« j en van Des/elfs Erven, en Descendenten: y n 2160 i?merl' °5"choon de Graven Nasfau hebben kunnen goedvinden, zich ZZ^Vl^eel ten onregte>te a~tn X ï2 £neft Cgier M'Td vm Hm zedert dien M tot toe eenig recht gefuftineerd op de Achterleenen van de Heerlykheid van de Leck, 1162 S" ^hfbben tegendeel & Geheele Leenkamer, met alle de dlartoe behoo Z?£Bfp|i ?? •°Verêelaaten AAN DE H£ERfcN VAN Lekkerkerk Eii Sat - -anige rechten, 165 En dit ftrekt tot een ontwyffelbaar bewys, 166 Dat, al het geen de Graven van Nasfau zouden moren IÏÜÉk* • » 167 Geene kan hebben tot de Tegenwoordige Qustfie in dit Proces, lt* IZrïe^Z^* °l Un ^H of betrekkelyk tot, eenig regt lp de achterleenen, die voorheen van den Huize van de Leck hebben gereleveerd lo"9 Dewyl Zy, en Derzelver foorouders of'P ra de ces Peur en Hnar j factis hebben getoond, van begrip te zyn, Jearen> daaromtrend rebus et i7o Dat dit regt was overgegaan op de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek, ' ft By de Éxecutive Verkoping van het Jaar 1723, uit kragte van het toen '1 maakte Beding, dat de Leenkamer zoude volgen aan den LJ1 ; D ge" Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek. S ™ Kwpar Vm de Snelde 72 So^S "oege^ ** *» 73 loTdeTdtg P,eyd°y T ^ ^ den M 74 Dat misfchien de zoogenaamde Heeren van de Leck no? wel Ou^liü a veer en over de Agterleenen van de Leck, g Z Jl6 ZOudm m' 75 Terwyl altans de Gedaagde niet behoefd te fchroomen voor eene forten™ die door de Spreekende Daden van Hen Zeiven, en van Hunne jvS lu7nue> word wederfprooken. fradecesfeuren, aiZó En  ( 109 ) Art. 2176 En men zoude even weinig kunnen voorwenden, v 2177 Dat de Graven van Nasfau van Hun recht tot de verdere Achterleenen, zoö Zy daar toe al waren bevoegd geweeit, door middel van de voorgemelde Renunciatie van den Jaare 1726 zouden hebben afgeftaan, 2178 Dawyl men die pratenfe AUe van Afftand flegts behoeft in te zien, om te worden ovenuygd, dat dezelve alleen betrekkelyk is geweeft tot Ridjerkbrk , 2179 En dus ook daar uit op het evidentfte blykt, dat Zy nopens de verdere Agterleenen niets diergelyks hebben gefuftineerd. 2180 Het zoude derhalven geenzints nodig zyn, te treeden in eene byzondere Wederlegging van dat geen, 2181 Het welk door den Impetrant by de Refpedive Pleydoyen in de voorgaande Inftantien is bygebragc, om quafi te doen zien, 2182 Dat, na de dadelyke Splitzing, en Separate Verkooping van de byzondere Heerlykheeden, die tot de Heerlykheid van de Leck heiben behoord, 2183 Dezelve Heerlykheid niet zoude hebben Opgehouden te Exfteeren, 2184 Maar dat Mauritz Lodewyk van Nasfau nog uit Anderen Hoofde zoude hebben gehad een wettig regt, om Heer van de Leck te zyn , 2ï%5 En wel een Zodanig regt, het welk niet zoude zyn vernietigd, offchoon de evengemelde Heerlykheeden daar van wierden afgefcheiden: 2185 Want dit alles doed in de daad niets ter zaake, maar is, in de voorhanden, zynde Quasltie in dit Proces, geheel Irrelevant, 2187 Zoo het waar is, gelyk door het bevoorens betoogde buiten alle twyffelin? is gefteld, 5 2188 Dat Mauritz Lodewyk van Nasfau in het Jaar 1723 is vervallen van zyn recht op de Agterleenen , welke tot dien tyd aan zyne Heerlykheid van de. Leck warén Leenroerig geweeft, 2189 En dat de Leenkamer van de Leck, uithoofde van een wettig Beding, is Overgegaan op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek. 2190 En het is dus alleen ten overvloeden, en onder ex pre sfe proteftatie vanongehoudenheid, dat de Gedaagde zal nagaan, wat door den Impetrant op dat refpeór. is te berde gebragt, r r 2191 En kortelyk aanwyzen, dat het zeer verre daar van daan is, 2192 Dat de Impetrant, van de exiflentie van eene Heerlykheid van de Leck na het Jaar 1723, eenige wettige Preuves zoude kunnen bybrengen. 2193 Tot dat einde moet de Gedaagde vooraf met een woord remarqueeren, 2194 Dat men zelfs aan de zyde van den Impetrant fchynd overtuigd te zyn van < de ongenoegzaamheid der Bewyzen, welke men, om die adfumtie eoed te s maaken, heeft te berde gebragt, b < 2195 in? iaarm hier meede heeft dachten te behelpen, dat Hy quafi zoude ' genoodzaakt zyn, om zich te beroepen op het Regt van een Derden E e 21^6 Nament- Overgang tot eene andere tegenwerping van den Impetrant , dat 'er grond zoude zyn om tê onder/lellen, dat na het Jaar 1733. noch eene Heerlykheid van de Leck zoude hebben geèxjleert, Reflexie nopens de JrreLE vance van dié tegenwerping. Generale Re. ïexie op de Jngenoegaqmheid van 'es Impetrants •ewyzen op dit pa.  i 2 2 s s Eeifle Allegatie van den Impetrant, _ nopens de Exiflentie EENER 'HeERLYR;- heid van de Leck, al voor de UtT gifte der byzondere Heerlykheeden. ( no ) roY Namentlyk, op het regt van Mauritz Lodewyk van Nassau, of van Zyne Erven, en Descendenten} 107 Doch dat Hy Impetrant niet in de geleegentheid zoude zyn geweeft , om alle de nodige Befcheiden magtig te worden, en flegts eenige van dezelve zoude hebben bekoomen; 108 Maar de frivoliteit dezer Allegatie loopt van zelfs in 't oog, want, behalven dat deeze uitvlucht wederom beruft op eene Petitio Pnncipu, en op die Adfumtie, ion Dat Mauritz Lodewyk van Nasfau, zyne Erven of Descendenten, na het Jaar 1723, noch eenig recht op de Achterleenen m quceftie zouden hebben behouden , aCo Waar van het tegendeel ten klaarften is beweezen , En ook byzonder met opzicht tot Ridderkerk , na het Jaar 1726, uit des Impetrants eigen Syttema voortvloeid, 1201 7ooishetnietweltebegrypen, of te gelooven, dat de graven van Nas(au, die «S den Impetrant Je Documenten, betrekktlyk tot de Visfcheryen van de Leck, hebben gefuppediteerd, waar van ftraks nader) zwaarigheidzouden hebben gemaakt, 2202 Om, zoo Zy noch eenige verdere Stukken in hunnen boezem hadden, die den impetrant tot dat' bedoelde einde zouden kunnen te ftade komen, dezelve insgelyks aan Hem ter hand te ftellen ; 2203 Doch , wat hier van zyn mag, het is in allen gevallen notoir, 2204 Dat de Impetrant, zoo HyZig daarop wil fundeeren , dat Mauritz Lodewyk van Nasfau, na de Éxecutive Verkooping der Heerlykheeden van de Leck ten Jaare 1723, zoude zyn gebleeven Heere van de Leck, 2205 De Existentie van eene zodanige Heerlykheid den Rechten genoegzaam zoude moeten bewyzen, 2:06 Of dat daarop anderfints geen het minfte regard kan worden genomen. 2207 Om dan egter hier van (ware het mogdyk) te doen confteeren, heeft men zig aan de zyde van den Impetrant, voor eerft, daar op beroepen, 2208 Dat 'er, reeds voor de Uitgifte van de Heerlykheeden van Lekkerkerk en Zuidbroek, 2209 En van de verdere byzondere Heerlykheeden, die mede tot de Heerlykheid van de Leck hebben behoord, 2210 Welke nominatim zyn vermeld en opgenoemd in de refpeftive VerlyBrieven, 2211 Zoo van de Graaven en Gravinnen van Holland in der tyd, als van Hun Ed. Groot Mog , 2212 (Waar van by het Eerfte Hoofd-Pointt breedvoerig is gehandeld) 2213 'Er eene Heerlykheid van de Leck zoude hebben geëxfleerd, 2214 Dewyl men van eene zodanige Heerlykheid vind gewag gemaakt in de Chronyk vanGoudoeven Pag. ï28, aais En  (III) Art. 2215 En wyders by J. A Leidis de origine Dominorum de Breder ode, (welk Trae=taat voor handen is in Matthjei Analectis Tomo i, c? ibi pag. 640) 2116 Reeds in het Jaar 1036 word gefprooken van een Heer van de Lecke, die afkomftig was uit het Buis van de Heeren van Brederode, 2217 Mitsgaders van eenen Hendrik van der Lecke, in zeeker Diploma van Graaf Eloris, toegenaamt den Vetten, te vinden in het Groot Placaat Boek 2 Deel pag. 615 & feaq., 2218 Daar ondertusfchen Lekkerkerk en Zuidbroek, en de andere byzondere Heerlykheeden van de Leck, op dien tyd nog nief bekend waren , 2219 En van Derzelver Uitgifte geene vroegere Gedenk - ftukken zouden voor handen zyn, 2220 Dan in de Koop-Brief of het Verly van Willem Grave van Henegouwen, van den Jaare 134a, ten behoeven van Jan van Polanen, 2221 Het welk gevonden word in het Groot Charter-Boek van Frans van Mieris 2e. Deel pag. 655, en door den Gedaagden fub G 1 loco ten Procesfe is overgelegt. 2222 Doch, deeze Allegatie wel ingezien zynde, blykt'er aanftonds, dat dezelve van geen het minfte gewigt, nog van eenige relevance, is; 2223 Want de Gedaagde heeft nimmer ftaande gehouden, dat 'er voor het Jaar 1342 geene Heerlykheid van de Leck zoude hebben geëxfteert, 2224 Of dat'er voor dien tyd geene Hollandfche Edelen zouden zyn geweeft, die den naam droegen van Heeren van de Leck, 2225 Maar het tegendeel confteerd zelfs uit de evengemelde Uitgifte Brief van Willem Grave van Henegouwen, 2226 Alwaar Hy aan Jan van Polanen, Heeren Janszoon van Polanen, verkoopt de Heerlykheid van der Lecke, alzo groot en klein, 2227 Als ze Heer Heinderick , Heer van der Lecke, houdende en bezittende was in Zynen leflen leven: 2228 Uit welk Charter mitsdien in het byzonder is optemaaken, 2229 Dat 'er , voor Jan van Polanen. een Heinurik vau der Lecke is geweeft, welke heeft bezeeten de Heerlykheeden, 2230 Die Graaf Willem van Henegouwen, in Wiens boezem zy op dien tyd waren wedergekeerd, 2231 In den Jaare 1342 heeft verkogt aan den evengemelden Heere Jan van Polanen Janszoon. 2232 Edoch de Impetrant kan, uit die exiflentie van de Heerlykheid van de Leck voor het Jaar 1342, geen het minfte gevolg trekken, 9233 Wat in de duifier e ty den der Middel-Eeuw onder de Heerlykheid van de Leck mochte zyn begreepen geweeft, . 2234 Het welk met even weinig zeekerheid kan worden bepaald, als, dat de Eerfte Bezitters dier Heerlykheid zouden zyn geweeft Heeren uit het Huis van Brederode, Ee 2 a*35 En Wederlegging van die Allegatie, als zynde geheel iKRELEVANTe  ( ) A R X. 2235 En dat die Heerlykheid vervolgens door Huwelyk zoude zyn gekomen aan den Huize en het Gejlagt van Teyungen : 02^6 Maar, wat daar van ook zoude mogen zyn, het komt Hier in de nu voor ~ , handen zynde Qwestie alleen daar op aan, wat 'er was gecomprehendeerd onder die Heerlykheid van de Leck i 2236* Welke in den Jaare 1342 zig heeft bevonden in den Boezen van Willem van Henegouwen, Grave van Holland, 2237 Doch als toen door den Gemelden Grave in maniere voorfz.is Verkogt enter Leen uitgegeeven aan Heer Jan van Polanen , 2238 En Die, na dat Dezelve Vier Jaaren laater door Vrouwe Margaretha Gr avinne van Holland was geconverteerd in een Onverjterflyk Erflleen ( blykens G. 2. loco by den Gedaagden^) 223; Uit het Huis van Polanen is gedevolveerd aan de Familie van Nasfau, doof Het Huwelyk van Jenne van Polanen van der Leck met Grave Engelbrecht van Nasfau, in den Jare 1404 , 2240 Zoo als men vind aangeteekend en beweezen door den Schryver van den Tegenwoordigen Staat van alle Volkeren 17 Deel Bi. 447 et Seqq. 2211 Met opzichte nu tot deeze Heerlykheid of Heerlykheeden van ds Leck is buiten tegeofpraak, dat Zy beftond ot beftonden uit Verfcheidene Dorpen, Ambachten, of Gerechten, 2242 Welke in de Koob-Brief van Heer Jan van Polanen zyn opgeteld, uyt wyzens G. 1. loco'by den Gedaagden, en waar onder ook was het Gerecht van Ridderkerk: 2243 Terwyl in vervolg van tyd Zommige van die Heerlykheeden wel zyn gekomen in verfcheidene Handen, 2244 Als Streveland, Brandwyk, Ghybeland, en Bleskens- Grave, (zoo als reeds op een ander refpecr. is opgemerkt) 221? Mw de Overige Heerlykheeden zyn Steeds onder den Generalen naam van de Heerlykheid of Heerlykheeden van de Leck gecomprehendeerd gebleeven tot in den Jaare 172.3, 2246 En byzonder is alzoo ook tot dien tyd toe Ridderkerk gebleeven een Deel van dezelve Heerlykheid van de Leck} 47 Tvnde de Heeren van die alzoo Gecombineerde Heerlykheid van de Leck door de Graven of Gravinnen van Holland. en naderhand door tiun Ed Groo' Mog., Verlyd met de Ambachts Heerlykheid van Ridderkerk, als een deel of lid 's Lands van de Lecke, -2218 Terwyl die Heeren dezelve Ambagts-Heerlykheid wederom hebben uit* gegeeven tot een Achterleen van de gemelde Heerlykheid van de Leck, 2249 Gelyk uit de fuccesfive Verly - Brieven, zoo aan de Heeren van de Leck, als aan de Ambachts - Heertn van Ridderkerk , verleend, 22 AkT. a. Dat Daar uit zelfs, dat de Impetrant volftrekt buiten ftaat !S geween:, op eenigerley wyze te doen blyken van eene Aparts Investiture van ds Heerlykheid van de Leck , die aan de Succesfive Heeren van de Leck zoude zyn verleend, 3332 Nog nader ten overvloeden, en op de aller Overtuygendfte wyze, komt te blyken, 2333 Dat Die Heerlykheid in de daad alleen heeft beftaan uit de Byzondere ~ ' Heerlykheeden, 2931 Welke in de Koop en Uitgifte-Brief, ten behoeven van Jan van Polanen in den Jaare (342 verleend, en fub G. 1. loco by den Gedaagden geproduceerd, zyn opgeteld, 2335 En waar meede (Zonder Speciale Expressie van eene Heerlykheid van de Leck) 2**6 De Succesfeuren vanDenzelven Jan van Polanen, tot Mauritz Lodewyk van ■ Nasfau ingejloten, zoo onder ae Graaffelyke als onder de Staats-Regeenng, telkens zyn Verlyd geworden. 2337 Eene andere Allegatie van den Impetrant, waarmeede Hy insgelyks heeft trag- ten te beweeren > ,2qq8 Dat Vin Vroeger tyd eene Heerlykheid van de Leck zoude hebben Gëexjleerd, en ook , na de Meergemelde Éxecutive Verkoping in den Jaare 1723, zoude hebben blyven fubfifteeren , 2339 Die Onderscheiden zoude zyn van de byzondere Heerlykheeden van de Leck , wede in den Jaare 1723 in Executione zyn Verkogt, 2340 Is ontleend uit de üytgifte der Visscheryen van de Leck, van welke reeds op een ander Refpeft is gewag gemaakt, 2341 En waar toe des Impetrants Geheele Productie Sub Littera E betrek- kelyk is: 2342 Hetgeen men, quod ad faüum, daar uit tragt afteleiden, komt kortelyk hier op needer: 2343 Dat reeds In het Jaar 1340, door Deken enhet Kappittel tenDom te Utregt, onder zeekere Voorwaarden aan den toenmaaligen Heere van de Leck in Erfpacht zyn gegeeven de Visscheryen, liggende in den mond van de Lecke , yoor jLem en zyne Navolgeren, die zouden zyn Heeren van de Leck in der tyd, naar uitwyzen van des Impetrants ProduÜen E. 1. & 2 ; *345 Dat de evengemelde Deken en Kapitulairen daar meede ook alzoo hebben gecontinueerd , 2346 En insgelyks aan de Volgende Heeren van de Leck de gemelde Visfcheryen in Erfpacht 'zyn vergund, 2347 Mitsgaders door dezelve Heeren in der tyd daar van Renvers-Brieven zyn ge pasfeerd ten behoeven van het Kapittel, 2348 Die Copielyk by den Impetrant fub E 3. tot 11 loco inclufive zyn overgelegt: 2349 Dat wyders, de gemelde Heerlykheid van de Leck, volgens Aüe Codicillair van den Prince Mauritz van Orange, op Desfeifs Natuurlyken Zoon, Willem van Nassau, zynde gekomen, „ G g 23,5© Dezelve Voorjlel eener andere Tegenwerping , gehaalt uit de uitgifte der visscheryen van de Leck , tot Bewys quafi, dat eene byzondereHeerlykheid van de Leck zoude hebben giè'x* Jleerd.  s Wederlegging van die tegenwerping : i°. Door een Betoog.rfst het geöbjicieerde aan de Heeren van Lekkerkerk niet kan obfleeren, als buiten hun •weeten gefchiid zynde. ( »8 ) Ut. 350 Dezelve al meede de voorfz. Visfcheryen in Erfpacht heeft bezeeten, volgens E. 12, 13, & M> 351 Gelyk ook de Successeuren van deezen Willem van Nassau, volgens E. 15, 16, & 17; 352 Tot dat de gemelde Visfcheryen zyn gedevolveerd op Mauritz Lodewyk van Nasfau, ■ »qc? Wiens Moeder, Isabella van Beyeren, Douariere van Mauritz van Nasfau, als Moeder m Voogdesfe van Haaren gemelden Minderjaarigen Zoon, op den 17 Maart 1684 daar meede is begiftigd , *354 Blykens de Renvers-Brief, waar van Copie is- geproduceerd fub E. 15. loco by den Impetrant ,* z^c Do» dat naderhand, de Heerlykheeden, welke tot de Heerlykheid van de Leck Behon-d hebben, uyt kragte van de Brieven van Onwillig Decreet van den Rade Provinciaal, in Èxecutione Verkogt, en in Verfcheidene Handen gekomen zynde, 2356 Met de gemelde Visfcheryen niet zyn begunftigd geworden de Heeren van Lekkerkerk en ZuiDB'iotK, oicj Maar dit zy toen by Continuatie zyn gebleeven in den Boezem van de Graven van Nasfau, welke zyn geweefi Erven of Descendenten van den Voornoemden Mauritz LootWYK van Nassau, 2358 En wel (praïtenfelyk) In Qualiteit van Heeren van de Leck, 2"sq Aangezien Dezelve Visfcheryen, onder anderen, ten Erfpagtzyn Uitgegeeven in den Jaare 1741 aan Willem Hendrik van Nasfau, zich Noemende .Heers van de Leck , 235o En in den Jaare 17S4 aan Hendrik Karei van Nasfau van de Leck, 2361 Zoo als de Impetrant door zyne Produften/Mfi E. 20, 21, rjf 22 Locis heeft tragten te doen zien. 2161 Doch, al houd de Gedaagde voor vollcedig beweezen , dat deeze Visfcheryen Oudstyds tot een Erfpa^t zyn uitgegeeven aan de Bezitters van de Heerlykheid van de Leck, en, na de Splitzinge dier Heerlykheid, aan de Erven of Descendenten Van Mawitz Lodewyk van Nasfau, en wel onder den prX'tenfen Titul van Heeren van de Leck, 2263 Zoo is het egter, Voor Eerft, in het afgetrokkene zeeker en Notoir, dat het aan den Impetrant in geenen deelen kan obfteeren, i%6± Dat de Graven van Nasfau, inde geadfcribeerde qualiteit!;va» Heeren van de Leck, zig by Continuatie de gemelde lisfcheryen hebben aangematigd, TWvl/fc Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek daar in niet zyn gekend, nog 2365 ieffng gehoordf veel min Dirtét of indired daar in hebben geconfenteerd, 2366 Maar alles, buiten Hun weeten en toeftemming, op eene Qandeftine wyze is gefchied, 2367 En in allen gevallen de Deken en Kapitulairen ten Dom te Utrecht geene • bïvoegtheid hadden., om, zelfs zonder verhoor van de Geinteresfeerde Pr tbyen, te decideeren , 2368 Of  ( i ip ) Art, 53 68 Of de Gemelde Graven van Nasfau; na het Jaar 17 23, zouden zyn geblee* ven Heeren van de de Leck} 2369 En Of Zy in dis Geadsorbeerde Qcjaltteit zich nog een wettig recht bonden toeëigenen,op het geen , voor de Éxecutive Verkoping van 17 2% > direct of indirect had behoord tot de Heerlykheid van de Leck; 3370 Dan of Zy integendeel verpligt waren, om Zulks geheel en al overtelaten Aan de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek, of ten minften, de Pratenfe Qualiteit van Heeren van de Leck daar by niet interoepen ? 2371 Maar in de Tweede Plaats, wat bier ook van zyn mag, de Gedaagde heeft voor zyn Pupil nooit gefuftineerd, 2372 Dat Hy, als Heer van Lekkerkerk, meede zoude geregtigd zyn tot de Visfcheryen van de Leck, 2373 Zynde integendeel reeds by de verhandeling van het voorgaande HoofdPoincl; uit des Gedaagdens Product N. r. loco breedvoerig betoogd, 2374. Dat 'er van wegens de Kinderen en verdere Bloedverwanten van Mauritz Lodewyk van Nasfau Qppofitie is gedaan tegen de Interpofitie van het Onwillig Decreet van den Rade Provinciaal , waar van te meermaalen is gefprooken, 2375 En wel Uit Hoofde, dat de Visfcheryen van de Leck. met de Ap-en Dependentiën van Dezelve, niet behoorden tot het Speciaal Verband, 2376 Uit kragte van het welk door de Crediteuren van Mauritz Lodewyk van Nasfau Executie wierd gedirigeerd, 2377 En dat Mitsdien die Visfcheryen moeiten worden gelaten uyt het Decreet} 2378 Dat, Die van den Rade Provinciaal nogtans by Hunne Sententie van den 21 February 1714, op de Interpofitie van het Decreet geweezen, de gemelde Visfcheryen niet hebbende Geëxcipieerd , 2379 Vervolgens in Appél, by Sententie van den Hoogen Rade,in dato 29 Mey 1 ? 16, de evengemelde Sententie van den Rade Provinciaal wel is geconfirmeerd, maar onder die Speciale mits, i 2380 ,, Dit onder het gemelde Speciaal Verband, en de uit dien Hoof de Gedirigeerde Executie, ds Visscheryen van de Leck niet zouden zyn begree„ pen : -^da^Jci-HW- " '-' ';. • ••.mwèMteia • i.. . 2381 Door welke fpeciale en uitgedrukte mits nopens de Visfcheryen derhal ven wel die Visscheryen , 2382 Maar Gcenzints de Agterleenen van de Leck, (zooals op e.en ander R.efpeci reeds is getoond) off eenige andere Regten of Goederen,, van de meergemelde Executie zyn uitgezonderd : 2383 Waar ujt dus van zelfs volgd, dat het regt van de Graven van Nasfau tot de Visscheryen van de Leck op de Voor handen zynde Quceflie met den hnpepant van geene de de minfte adplicatie nog relevancels. 2384 By dit alles moet nog ten overvloeden worden geremnrqueerd dat deeze Argumentatie van den Impetrant beruft op eene Vrffche 'en Unkweezene Adfumtie, ^HLr2 GS 2 ^5 Dat Nadere wederlegging , 2°. Om dat de Gedaagde vtor . Zyn Pupil, ' als Heer van Lekkerkerk, geen Regt pratendeerd op de Visfcheryen van de Leck. A*f£ verders Wederlegging, der voorjz. tegenwerping; 3". Om dat de gemelde Fisfcheryen geen integreerend deel zyn geweeft van de Heerlykheid van de Lock.  Eerfte- Bewys van dit Geallegeerde. Tweede Bewys, ( 120 ) Art. 2385 Dat namentlyk de voorfchreeve Visfcheryen zouden hebben Ui'gemaakt een Integreerend Deel oe Lid van de Heerlykheid v>n de Leck: 2385 Terwyl het intusfchen daar meede infatto zodanig is geleepen , dat dezelve Visfcheryen geheel gedetacheerd zyn gebeft van de leJde Sykteid, ~ 2387 f- rr!eeren uVauude Lcck van Getne'den Deken en Kapittel by Erfpagt die Visfcheryen hebben verkreegen hy Occafievan hunne Pos fes fan, Palmde aan den Rivier de Leck, en van Hunne Hooge Jurisdictie, J ' 2388 Die zig ook heeft uitgeftrekt over een gedeelte der gemelden Rivier, in TVel*« deeze Weneryen meede geleegen waren, gdyk ftraks nader zal bly- 2389 Dit: is, voorerf, wederom evident uit het te kennen geeven van Mauritz Lodewyk van Nasfau, by Zyn Requefte om Octroy van Splitzing der HeerJykheid van de Leck, ■ 2390 Aan HUn Ed. Groot Mog. in den Jaare 171,7 gepunteerd, r fub Ni loco is^ewag^lt8!0 W3ar ^ rCedS meerfflaalen °P verfchiliende rcfpeften 2391 P$:?Zm?%' dS Heerh^id van de Leck beftond uit de byzondere Heer- ™mmatim opgegeeeven, endieHy aan Zyne Crediteuren had 2392 wonord^eTgemeldf * ^Vi^^ ™ van Hy nergens een 2393 Om welke reeden dezelven Visfcheryen ook fgeivk zoo even » a»Tn*u*\ Sententievan denHogenRade uit de\ieven Z On^Te^^i^ 239+ tnt IZf i^ï^È ZUlk£ no« "ader Uit het Krbaal-Accord, in den Jaare 1687 wegens de Hooge Jurisdictie over den Rivier de Leck g ftooten Ten,00" S' ZeaPProbeerd> fuh G 4 loco by den Gedaag- 2395 Waar bv expresfelyk is bedongen, dat deHoooe Rechtsdwang van denHee, Zuidb o^k* %iCh Z°Ude bepaa'en tot de Hooge Jurisdiffie over Lekkerkerk en 2396 En over den Rivier de Leck, voorby Lekkerkerk loopende; 2397 En dat alle de Andere Heerlykheeden, aan den Heer of Vrouwe van de Leck heeden-0"^ toebehoorende, zouden zyn en bly ven Ambachts-Heerlyk- 2398 Zoo dat in de daad aan geen tegenfpraakkan onderheevig zyn, 2299 Dat 'er geene andere Hooge Jurisdictie aan den Heer van de Leck heeft ge competeerd , dan met relatie tot Lekkerkerk, en over den Riyier de Leck l,w I verder , ' * 2400 Dan voor zoo verre dezelve Rivier voorby Lekkerkerk zynen loop is hebbende; 1401 fu^f6' dai die Hooge Juris£me haaren oorfcrong geenOnts was verfcbukhgd aan de vergunning der Visfcheryen in de Leck , door den Deken In het Kapittel ten Dom te Utrecht verleend, 402 Maar aan Willem, Paltz Grave aan den Rhyn, 2403 Die  ( 121 ) Art. 2403 Die den Alingen Dorpe en Parochie van Lekkerkerk in den'Jaare 1413 tot eene Höook Hiir rlykheid had uitgegeeven ten behoeve van Grave En- gelbrecht van Nasfau, 2404 Met zodanigen Rechts dwang, a's Zyne Prcedecesfeuren, de Graven en Gravinnen van Holland, in dien tyd Dezelve hadden bezeeten, 2405 En dus ook over den Rivier de Leck, van welke Jurisdictie over den Rivier, in eonfoniiité van de gemelde Uitgifte - Brief, de Limiten zyn bepaald by het voorfz. Verbaal, 2406 Namentlyk, zoo verre Die was hopende voorby Lekkerkerk. 2407 Men beeft hier tegen aan de zyde van den Impetrant, by de Pleydoyen in de voorgaande inftantien , wel gefuftineerd, 2408 Dat men de Bedingen, by het voorfchreeve Verbaal gemaakt, in zoo verre ten voordeele van den Impetrant zoude inroepen, 2409 Dat daar uit, en uit de refpeStive Sententien van den Rade Provinciaal, en den Hoogen Rade, waar op dat Verbaal-Accord is gevolgd, zoude confteeren, 2410 Voor Eerft, dat het zelve Accord alleen betrekkelyk was tot de Hooge Jurisdiilie over den Alingen Dorpe en Parochie van Lekkerkerk en Zuidbroek , die aan den Heer van de Leck wierd toegekend, 2411 Als zynde de Raden en Meefters van Hun Ed. Groot Mog. Domeinen by de daar by gementioneerde Sententien gecondemneerd, £412 Om den Heer van de Leck met de Hooge Jurisdictie van den Alingen Dorpe en Parochie van Lekkerkerk en Zuidbroek te doen en te laten geworden, in conformité van de Succesfive Verly - Brieven, daar van zynde; 2413 En dat 'er dus op dien tyd zoude hebben geëxfteerd eene Heerlykheid van dc Leck, Onderscheiden van de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek: 2414 En 7e» Tweeden, dat die Jurisdictie over den Rivier de Leck aan de Heeren van de Leck, meede ingevolge het daar by Geconditioneerde, zoude moeten worden gelaten, 2415 Zooverrede Visfcheryen, aan D ezelven Competeerende, zich uitftrekken. 2416 Dog diergelyke Voorwendzels zyn nauwlyks eene Serieufe wederlegging waardig: 2417 Want, wat het Eerfte aangaat, wil de Gedaagde gaarne erkennen, 2418 Dat de Heerlykheid van Lekkerkerk in zoo verre was onderfcheiden van de Heerlykheid van de Leck , als elk Gedeelte van zyn Geheel; 2419 Zynde hier booven reeds te meermaalen geremarqueerd, dat de Heerlykheid van de Leck is geweeft eene generale benaaming, 2420 Waar onder alle de Dorpen, Ambachten, en Gerechten, die aan de Heeren van de Leck fucceslivelyk zyn uirgegeeven, wierden gecomprehendeerd, 2421 En waar van Lekkerkerk en Zuidbroek de Voornaamfte waren. 2422 En wat betreft de Bepaaling, die by het Verbaal is gemaakt, dat de Hoogt Jurisdictie van Lekkerkerk zig ook zoude uitftrekken over den Rivier, H h 242 3 Zot Eenige Critk" ques op den zin en 't Ver~ Jland van het Verbaal Accord van 1687, uit de weg geruimd.  Derde Petoog, dat de Visfeheryengeeneigentlyk deel zyn geweefi van de Heerlykheid van de Leck, gehaalt uit de Renvébsbribven. ( 122 ) A RT. 2423 Zoo verre als de Visfchery dier Rivier aan den Heere van de Leck was comp%teerends, 2424 Daaromtrent behoeft men flegts aan te merken, dat, wat ook de Impetrant zoude mogen voorwenden, 2425 Als of deeze Visfchery zich verder zoude hebben geëxtendeert, dan de Rivier, voorby Lekkerkerk hopende, 2425 Uit den Zin en Samenhang van het Verbaal zelve evident is, dat by het gemelde Verbaal geenllnts is geconditioneerd, 2427 Om aan de Heeren van de Leck, of van Lekkerkerk, eene verdere Jurisdictie te doen vergunnen, dan over den Rivier de Leck,voor zoo verre die voorby Lekkerkerk droomde: 2428 Maar dat integendeel het gemelde Beding in diervoegen fchynt te zyn ingerigt, 2429 Om de Jurisdictie van den Heer van Lekkerkerk, zelfs over den voorbyloopenden Rivier, nader te reftringeeren of te bepaalen : 2430 Immers verklaaren de Contractanten , met elkander te zyn verdraagen, 2431 Dat aait de toenmaalige Gerequireerde, zynde de Moeder en Voogdesfe van den toen nog minderjaarigen Mauritz Lodewyk van Nasfau, zoude volgen, gelyk aan Haar by dat Verbaal Accord gelaaten word, 2432 De Hooge Jurisdictie over de geheele Heerlykheid van Lekkerkerken Zuidbroek, als meede over den Rivier, voorby Lekkerkerk hopende, 2433 Doch aangaande den Rivier alleen zoo verre, als de Visfcherye van den voorfz. Rivier aan de gemelde Gerequireerde in haare Qualiteit competeerde. 243 j. Eindelyk, om buiten alle conteftatie te itellen, dat de Visfcheryen van de Heerlykheid van de Leck , nog door Deken en Kapitulairen ten Dom te Utrecht, ^435 Nog door de Graven van Nasfau Zeiven; 2436 Hebben kunnen worden geconfidereeerd als een Integreerend gedeelte van de Heerlykheid van de Leck, 2437 Behoeft zich de Gedaagde flegts te beroepen op den duidelyken inhoud vam de Renvers- Brieven zelven; 2438 Waar uit voor eerft zal blyken,dat Die niets anders in zich behelzen, 2439 Dan dat de Visfcheryen, die de gemelde Deken en Kapittel leggende hebben in den mond van de Lecke, 2440 Wierden gegeeven in een Erfpacht, om zes en Twintig Vrankrykfche Schilden, aan de Respective Heeren van de Leck, 2441 Zoo dat zulks geene eigentlyk gezegde Leen - Uitgifte of Verly is geweeft, 2442 Maar eme Emphyteufis, of Locatio in tongum tempus fatta, tegen betalinge van eenen Canon Annuus of Jaarlykfche Recognitie, het geen Juift een Erfpajt uitmaakt, 2443 Zoo als onder anderen word betoogd door den Prof. Vinnius in Comment. ad § 3' Jnftit. de Locat. CondutJ. 2444 En  ( ï23 ) Art. 2444 En in de Tweede Plaats, dat deeze Erfpacht is vergund aan de Zodanigen, Die reeds hadden de Qhialiteit of den Titel van Heeren van de Lecke, 2445 Want Alle de voorfz. Renvers-Brieven Contineeren een expres Beding, 2446 Dat, Wanneer Een der Heeren dier Heerlykheid was komen te overlyden, en daar door deeze Uytgifte was vervallen, 2447 Die L env Iger, die Hrere van de Lecke ware, binnen eenen halyen Jaare na dien, dat Hy in de Heerlykheid van de Lecke gekoomen ware, 2448 Wederom voor de voorgemelde Heeren Deken en Kapittel komen zoude, en ont' fangen de yoorfchreeye Visfcheryz, met allen heuren toebehooren, in een eeuwigen Erfpacht; 2449 Ten duidelyken preuve, dat Geen van die Contraéleerende Parthyen hebben begreepen, 2450 Dat het bskomen van deeze Erfpacht eenig deel konde geeyeen aan de Heerlykheid van de Leck, 2451 Dewyl het anderfints de abfurditeit zelve zoude zyn geweeft, te bedingen j 2452 Dat de Heer van de Leck dezelve Erftacht zoude ontfangen linnen een half Jaar, na dat Hy in de Heerlykheid van de Leck was gekomen, 245:3 En m dat Hy dus reeds met die Heerlykheid van de Lecke door den Wettigen Leenheer Verlyd, of daar in geveft:gd was geworden. 2454 Met dit Geretnarqueerde zal ook van zelfs vervallen de Bedenking, die men aan de zyde van den Impetrant by de Plydooyen in de voorige Inftantien quafi heeft voortgebragt, 2455 Ms of de Hooge Jurisdiblie van de Heeren van de Leck, Specialyk over den Rivier, Haare Origine zoude zyn Verfchuldigd aan het Dom Kapittel te Utrecht , 2456 Het welk men inzonderheid beeft trachten afteleiden uit eenige Oude Gedenkfiukken, Mitsgaders Oudheid - Kundige Aanmerkingen , 2457 Te vinden by den Profesfor Anthonius Matthaus in Traftatu de Nobilitate Lib. 2, Cap. 10, 2458 En voorts uit de Concesfie der evengemelden Erfpacht van de Visfcheryen oti de Leck, door het voorfz. Kapittel. 2459 Immers, wat het Eerfte aangaat, zoo behoeft men de geallegeerde Plaatsvan den Profesfor Matthceus ftegts oppervlakkig in te zien, om overtuigd te worden, 2460 Dat Zyn Gevoelen ten opzigte van de Origine en Exiflentie van het Regt, 2461 Hetwelk voorheen aande - Utrechtfche Geeftelykheid op den Rivier de Leck, en de daar aan Belende Landen, zoude hebben gecompeteerd , 2462 Voornamentlyk fteund op een Charter van Keizer Otto den Eersten, waar by die Vorfl aan de Kerke van Utrecht heeft gedonateerd Totum, quod in Pago isle et Lake habuit , H h 2 2463 Mits- Voorftel vati eene Beden kinge van den Impetrant, nopens de Origine van deHooge Jurisdictiedhr Heeren van de LfiCK over den Rivier d^. Leck. Betoog der Ongegrondheid van dia Bedenking Eerft ten aanzien der allegatie uit A. MATTftSUS.  ( lH ) Art. 2463 Mitsgaders op een Cunjlbrief van Keizer Hendrik den V, aldaar meede vermeld, 2464 Waar by word geconfirmeerd de Donatie f die door de Vorige Keizers zoude zyn gefchied aanhet Kloofter van St. Maarten, als meede aan dat van St. Maria binnen Utrecht, 2$6s En Welke aldaar met zoo veele woorden word betrekkelyk gemaakt „Ad Totum, „ quod in Pago isle vel Lake Cognovimus Regali munificentia traditum Duo* „ bus diëtis Monafteriis in Trajecto. 2466 Om nu deeze Charters van adplicatie te maaken op het Recht van de UtrechtfcheGeeftelykheid op de Leck, beweerd Mattiüeus op de zoo even aangehaalde plaats, 2^67 Dat voor Lake zoude moeten geleezen worden Lekke ; 2468 Gelyk meede, dat, fchoon de Woorden van die beide Charters gewaagen van een Dorp , seu de Pago Isle et Lake , 2469 Men het egter daar voor zoude moeten houden, dat 'er eigentlyk bedoeld was een Landschap of Dütrict, het welk door de Leck wierd om* geeven, 2470 „ Pagum (zegt Hy verder) Vocat, Ut puto, Regionem, vel Dip mum , „ quo Lecca undique erat cinüa; Lecca ipfa, turn Rivus, qui Jenfim Crevit. 2,^71 En dus moet alles beruften op onzeekere en zelfs onwaarfchynlyke Gisfingen die zelfs met den Letter der aangehaalde Documenten geenünts overeenkomen. 2472 Even zoo is het inzonderheid ook geleegen met den Oorfprong van de Heerlykheid of Heeren van de Leck, Die de gemelde Schryver vermeend, daar uit te kunnen afleiden, 2473 Dat by de Laaftgemelde Gifte of Confirmatie Brief van Keizer Hendrik den V. Word gewag gemaakt van zeekeren Wilhelmus Comes, qui fuit Leccm PrjeFECTUS , quia Comes idem eft, quod PRjEFECTUS : 2474 Dan Hy is egter voorzichtig genoeg, om deeze ftelling alleen optegeeven als iets, dat niet onwaarfchynlyk was, 2475 Hinc(zegt hy) origo (ut Verifmile) Dqminorum de Lecke. 2476 Dog, wat hier ookvanzyn mag jen offchoonmen wyders zoude willen ftaande houden, 2477 Dat de Utrechtfche Geeftelyken met den Bisfchop aan Hun Hoofd, Die Steeds de bygeloovigheid der Keizers, en van andere Vorften * zig hebben ten nutte gemaakt, om Hunne magt uittebreiden, 2478 Ook het gezag over den Rivier de Leck verder hebben weeten te Extendeeren, dan Hun wettiglyk toekwam, 2479 CHet welk echter meer dan eens, naar het Verhaal van den gemelden Anth Matthaus, aan Dezelven is betwift,) 2480 Zoo is zulks nogtans gefchied in een tyd, waar in dat Bisdom zich veel verder heeft uitgeftrekt, dan in laatere Eeuwen, 2481 Als  ( 125 ) Art. 2481 Als hebbende voormaals, volgens het getuigenis Van Heda inHiftoria Epi$. cop: Ultrajecïin: in vita Episcopijohannis IV, 2482 Daar toe onder anderen behoord Vianen en Kulemborg, welke toenmaals Leenen waar en van het Stigt, 2483 Mitsgaders veele andere Plaatzen, aan de Leek grenzende, 2484 Die naderhand daar van zyn afgefcheiden, gelyk Mattheeus zelfs erkend. 2485 En dit is ten minften zeeker, dztzeedert deEreëtie van de Repuhlicqde Staaten van Utrecht, Die in de plaats der Vorige Lands-Heeren zyn gefuccedeerd, en veel' minder Het Kapittel Ten Dom, 2486" Nimmer eenig regt op den Rivier de Leck hebben kunnen fuftineeren, dan voor zoo verre Die de Landen van het Sticht befpoeld: 2487 Waarom dan ook Matthaus op de meermaalen aangehaalde plaats wel heeft beweerd, £488 „ Quod TrajeÜini in hodiernum usque diem funt Leccje DoMINI in folidum et ex Asfe, A Ripa ad Ripam, 2499 Maar met deeze Notabele by voeging; „ Qua Diocoesin Pr.s:terfluit". 2490 Waar uyt derhal ven van zelfs volgd, dat die van Utrecht daar op geener]ëy Jurisdiétie hebben, of zig kunnen aanmatigen, voor zoo verre dezelve Rivier in Zuidholland zynen loop heeft. 2491 En wyders moet, ten opzichte der Concesf.e van de voorfz. Erfpacht door den Deken en 't Kapittel Ten Dom, alieenlyk worden geremarqueerd, 2492 Dat 'uit de Renversbrieven wel blykt, Dat die van Het gemelde Kapittel aan de Heeren van de Leck hebben uytgegeeven Haare Kerke Visfcherye in den mond van de Lecke. ?493 Met alle de Manfchappen, Heerlykheeden , enGeregten, zoo als zy aldaar geleegen zyn ; 2494 Maar dat uit deeze generaale bewoordingen, welke in dier gelyke Uitgifte-Brieven zeer frequent zyn, geenzints kan worden opgemaakt, 2495 Dat aan dit Kapittel, zelfs in vroeger tyd, gecompeteerd zoude hebben de Hooge Jurisdictie over de Lecke, ter plaatze, alwaar die Visfcheryen geleegen waren; 2496 Nog zelfs, dat Zy zouden hebben gefuftineerd, daar toe bevoegd te zyn, 2497 Dewyl van een zoo aanzienlyk Regaal geene expresfe melding word gemaakt, gelyk ongetwyfFeld wierd vereifcnt, 2498 Nog elders daar van eenig het minfte bewys voor handen is. 2499 Doch de Gedaagde oordeeld onnodig,zich hier meede langer op te houden, 2500 Vermits de Heeren van der Lecke in der tyd (gelyk te vooren is betoogd) wel op de Uitgifte van de Graven en Gravinnen van Holland, 2501 Maar geenfints op de Concesfien van de Utrechtfche Geeftelykheid, Hunne Hooge Jurisdictie over de Heerlykheid Lekkerkerk, enden aangrenzenden Rivier» hebben gefundeerd ; li ajo2 En Betoog vaa de ongefundeerdheidder voorgemelde Bedenking, ook ten tweeden, ten aanzien der Concessie van 't Dom Kapittel, en der Renvess Brieven. Finale Re» flexie omtrent ie gemelde Selenking.  Voor/lel van nog naders Reflexien van den Impetrant, tot prestens bewys der existentie van eene afzonder- lyke Heerlykheid van de Leck. Bemtwotr- ding van die Reflexien met eenige generale remarques Eerfte Refiexie. (126 ) Art. 2502 En bovendien alle deeze Bedenkingen nederkomen oponzeekeregijfmgen, nopens het geen zoude zyn gebeurd in, de duifteve tyden der Middel.Eeuw, 2503 En omtrent de omftandigheeden , die met den Tegenwoordigen Staat der zaakenen met de voor handen zynde Quceflie, geene, veel min dirette, Connexie hebben! 2504 Even zoo is het geleegen met verfcheidene andere Reflexien, die door den Impetrant in de beide voorgaande Inftantien zyn te berde gebragt, om, ware het mogelyk, te bewyzen, 2505 Dat 'er eene Heerlykheid van de Leck zoude hebben geëxfteert, voor en aleer Lekkerkerk en Zuidbroek, en de verdere byzondere Heerlykheeden van de Leck, bekend waren: 2506 En welke Reflexien hoofdzaakelyk hier in beftaan , dat de Agterleenen van de Leck van ouds wierden gezegd, te releveeren van den Huize van de Leck, of van de Hoffleede ter LecKe, 2507 Welke geleegen zoude zyn geweefi onder de Ambachts-Heerlykheid van" Nieuw Lekkerland, die voormaals mede zoude hebben behoord tot de Heerlykheid van de Leck, 2508 Terwyl aldaar, volgens Overleveringen, een oud Groot AdelykHuis, Schonenborg gennamt 3 zoude hebben geftaan, 2509 Wmr van de Hëeren van de Leck Bezitters waren, en Het geen menmeend, Derzelver Stamhuis , als ook in vroeger tyd Hunne woon plaats, tezyngeweefl, 2510 Volgens het verhaal van Oudenhoven in zyne Befchryving van Zuidholland pag. 310 en 311, * 6* 251 r En van den Schryver van den tegenwoordigen Staat van alle Volkeren 17% Deel pag. 423 £72475.; .2512 Waaruit men vervolgens befluit, dat dit alles niet zoude kunnen worden betrekkelyk gemaakt tot de Particuliere Heerlykheeden van de Leck, als Lekkerkerk, Zuidbroek, cyc. * 2513 Maar tot eene Heerlyheid van de Leck, die daar van was afgefcheideni 2514 En het geen men nog nader daar meede heeft trachten aan te dringen, 2515 Dat in het Regifter der Leenen van de Leck, die ter Leenkamer van Lekkerkerk bekendflaan, (fub P 2 loco by den Gedaagden overgelegt9 25,6 Onder de Agterleenen, van de Heerlykheid van de Leck Lekkerkerk en Zuidbroek releveerende, meede word gevonden oud Lekkerland of Lekkerkerk, 2517 En dat mitsdien Lekkerkerk buiten allen twyftel zoude zyn onderfcheiden van de Heerlykheid van de Leck , j n 2518 Dewyl men anderfints zoude moeten onderftellen, dat die Heerlykheid van Lekkerkerk voorheen Leenroerig zoude zyn geweeft van zich zelve. S519 De Gedaagde zal zich vergenoegen, met op dit alles in het generaal te reimr queeren, *c»wr«. 2520 Vooreerfl, dat die evengemelde AHegatien nietfteunen op Echte Charters of Authenticque Befcheiden, maar alleen op oude Overleeveringen, * 2521 Byzonder nopens die Hofstede ter Leck, o/Het Kasteel Schoneneuro waar van de Agterleenen zouden zyn verheft geworden, ' 2522 Gelyk  ( I27 ) Art. 2522 Gelyk zulks uit het voorfz. Verhaal van Oudenhoven ten duidelykften is afteneemen, Üie verder daar by voegd, 2323 „ Dat het even onzeekeris, hoe deeze Burgh 'Schonenbürg was weggekomen, 2524 », Doch dat waarjchynlyk was, dat, wanneer de Heer vande Leck de Ambachts„ Heerlykheid van Nieuw-Lekkerland by Spaayefteekinge heeft verlaaien in het „ Jaar 1456, 2525 „ Die als toen by Dykrecht aan den Alblasfer- Waard is gekoomen, en dat, „ aan dien Burg de hand niet meer zynde gehouden , Dezelve allengskens is ver„ vallen". 2526 Ten Tweeden, dat de Gedaagde niet fuftineerd, dat 'er geene Heerlykheid van de LtCK zoude zyn bekend geweeft voor de Uitgifte van het Jaar 13-.2, fub G 1 loco by den Gedaagden, 2527 Zynde integendeel hier boven reeds geremarqueerd, dat byzonder uit de Koopen Uitgifte - Brief blyst, 2^28 Dat 'er wel degelyk voor dien tyd eene Heerlykheid van de Leck heeft geè'xiteerd , en door de Graaven van Holland in der tyd is uitgegeeven, 2529 Maar dat Dezelve quovis modo zich in het gemelde Jaar 1342 wederom heeft bevonden in den Boezem en in Handen van Willem, Grave van Henegou. gauw en en van Holland, 2530 Die als toen de gemelde Heerlykheid heeft verkocht en ter Leen uitgegeeven aan Jan van Polanen, op zodanige wyze, als daar by is vermeld. 2531 Ten Derden, dat men onderfcheid moet maaken tusfchen de Ambachts Heerlykheid van Lekkerkerk en tmjchen d Hooge Heerlykheid van Lekkerkerk, welke Liaftgem 1de zeeker van laatt-r datum is , 2532 Als zynde eerft in het Jaar 1413 door Willem, Paltz-Grave aan den Rhyn, uitgegeeven aan Engelrecht van Aasfau, blykens G 3 loco by den Gedaagden: 2533 Terwyl de Ambachts Heerlykheid van Lekkerkerk reeds vermeld word onder de Dorpen, Heerlykheeden, en Gerechten, 253 (. Die by de meergemelde Koop-Brief van het Jaar 1342 aan Jan van Polanen zyn vergund toi een rechten Leen, 253 -: En w lke Ambachts-Heerlykheid van Lekkerkerk alzoo was geworden een Deel of Lid 's Lands van der Lecke. 2536 Ten Vierden, dat de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek altoos isgeconfidereerd als het voornaamfte Perceel van de Heerlykheid van de Leck, 2<37 En (zoo als de Impetrant zelfs moet erkennen) ten minften in latere tyden is geweeft de Plaats, alwaar de Heeren van de Leck woonden, en Hunne Agterleenen wier den verheft, 2538 Mitsgaders, dat zulks de waarfchynlyke reeden is, waarom in het Repertorium der Leenen fub' P * loco by den Gedaagden, de Agterleenen worden gezegd te releveeren van de Heerlykheid van de Leck Lekkerkerk en Zuidbroek; 2539 Gelyk reeds is geremarqueerd, dat Ridderkerk by eene Acle van het Jaar 1677 voorkomt, als Leenroerig zyndef van de Heerlykheid van Lekkerkerk, blykens K 3 loco by den Gedaagden, li % 4042 En Tweede Re. marqué tot Solutie op de gemelde reflexien van den Impetrant, Derde Reflexie ttt.Sci iutie, Vierde Rsflexie.  Voorftel van nog eene andere tegenwerping van den Impetrant, dat oe HfiERLYIC- heid van de Leck «iet zoude kunnen zyn uitgegeeven dOOR DE Graven. Wederlegg ing van die ieegtnwerping. ( 1^8 ) A RT. 2540 Efl dat Mauritz Lodewyk van Nasfau een Verley-Brief van zeeker Agterleen van de Leck zegd gegeeven te hebben in de Heerlykheid van de Leck van Lekkerkerk, naar uitwyzen van P 5 loco by den Gedaagden; 2541 En eindelyk, dat geenfints de Heerlykheid van Lekkerkerk en Zuidbroek, in het gemelde Leenregifter fub P 2 loco, word gereekend onder de Agterleenen , releveerende van de Leck Lekkerkerk en Zuidbroek, 2542 Waarvan het tegendeel zoo onwederfpreekelyk confteerd uit de Uitgifte of Verly - Brieven van de Heerlykheid van de Leck, 2543 Die Nominatim een Verly van Lekkerkerk en Zuidbroek in zich behelzen, als een deel 's Lands van de Lecke, 2544 Maar dat zulks betrekkelyk is tot eenige particuliere Perceelen Lands, die onder Lekkerkerk geleegen zyn, en Agterleenen waren van de Heerlykheid van de Leck: 2545 Zoo dat diergelyke Captien in de daad moeten worden toegefehreeven aan de verleegentheid, waar in zich de Impetrant bevind, om zyn vermeeten te bewyzen. 2546 Van geen meerder gewicht is eene andere Allegatie van den Impetrant op dit refpefit, 2547 Waar meede Hy heeft tragten te beweeren, dat de eigentlyk gezegde Heerlykheid van de Leck Origineelyk niet zoude kunnen zyn Uitgegeeven door de Graven van Holland, nog van Hun afkomftig weezen, 2548 Op preetens fundament, dat de Heeren van de Leck reeds Leenen zouden hebben bezeeten, die immediaat Releveerden van het Keyzer-Ryk, 2549 Ten tyde, wanneer de Graven van Holland nog Leenroerig waren van het Keyzer-Ryk: 2550 En tot dat einde heeft men zich, onder anderen, beroepen op Verfcheidene Oude Gedenk/tukken , voorkomende in de Aloude Regeeringswyze van Holland door van Loon 5e. Deel bladz. 226 6? Seqq., 2551 Waar by de Heeren van de Leck worden vermeld onder de Zogenaamde Vrye Edelen , 2552 Die in vroeger tyd wierden gezegd, Hunne Goederen ALLEEN VAN GOD EN VAN DE ZON te Verheffen, Mitsgaders in laatere tydenOnmiddelyk van het Keyzer-Ryk Releveerden, 2553 En welke Heerlykheeden wierden geconfidereerd, als buiten het Graaflyk Rechts-Gebied zynde; 25-54 Zoo, dat de Graven zelfs Niemand van Hen, om eenige bedreevene misdaden, mogten aanfpreeken, 2555 Dan alleen over Verradery, Moord, Vergiftiging der Graaven, of van Derzelver Kinderen, en meer diergelyke zwaare Dood en Strafwaardige Misdaden, 2556 Als welke men alomme door het gantfche Duytfche Ryk konde en mogte Vervolgen: 2557 Doch de Gedaagde behoeft geenzints te treeden in eenig onderzoek, welkt Heeren van de Leck in die Oude Gedenkftukken zyn bedoeld, 2558 En  ( I29 ) Art. 2^58 En of Zy in de daad in Vroeger tyd onder de Vrye Edelen hebben behoord; 2559 Dewyl het in allen gevallen genoeg is, dat uit een Charter, waar van d® Authenticiteit door den Impetrant zei ven word erkend, 2560 Namentlyk uit de meergemelde Koop-en Uyt gifte-Brief van den Jaare 1342? ten duidelykften blykt, 2561 Dat Jan van Polanen als toen de Heerlykheeden van de Leck, die in den Boezem van den Grave v >n Holland op dien tyd berufteden, by titul van Koop en tot een Rechten Leen heeft verkreegen; 2SÖ2 Mitsgaders dat Hv , en zyne Succesfeuren, de Graven en Gravinnen van Holland in der tyd als hunne Leenhëeren en Vrouwen hebben erkend, 2563 Of fchoon De£?E niet alleen voor het Jaar 1342, maar ook in vervo'g van tyd, zyn Leenroerig gebleeven aan het Keyzer-Ryk , 2564 Welke Leenroerigheid zelfs, naar de gedagten van Zommigen, tot op den tyd van de Munfterjche Vrcede heeft bly ven voortduren. 2565 En men kan wyders met geen ichyn van grond beweeren, dat de Heeren van da Leck zekert het Jaar 1342 Vrye Edelen, en onafhankelyk van de Graéven, zouden zyn geweeft, zoo veel (quafi) de Zoogenaamde Heerlykheid van de Leck betreft, 2566 Maar Leenroerig, zoo veel aangaat de Heerlykheeden, tot de Heerlykheid van de Leck behoorende: 2567 Te minder, daar men aan de zyde van den Impetrant geene Landen, Goederen , of Regten, weet aantewyzen', 2568 Waar in die Leenen zouden hebben beftaan, ten opzigte van welken de Heeren van de Leck Immediaat zouden hebben gereleveerd van het Keyzer-Ryk, voor al na het Jaar 1342 ,. 2569 Nog eenige Uitgiften, Inveflüuren, of Concesjien van de Duitfche Keyzers , kan te voorichyn brengen, 2570 Maar alles zich bepaald tot die Dorpen, Ambachten, Gerechten, en Heerlykheeden, 2571 Waar omtrent Zy in hater tyd Door Hun Ed. Groot Mog. als Vasallen der Graaflykheid zyn aangemerkt. 2572 Ook is het uit de Gefchiedenisfen van Ons Vaderland eene bekende zaak, 2573 Dat bereids zedert de tyden van Graaf Florens den V de magt en het gezag van die Zogenaamde Vrye Edelen langzamerhand is verdweenen, 2574 Gemerkt de Graaven, de Gunftige gelegentheid te baat neemende, die de gedurige Verwarringen in het Duytfche Ryk aan Hun verfchaften, 257 K k 2 '^613 Eis jfluitop ($& >inóh Overgang er Vérhanieïirtg van jen Tweedeti ïrcetenfen 3rond van Contradictie i>an den Inir betrant, de Pk a s au triE. Preliminaire Reflexien, 1°. Nopens de verplichting van den Impetrant tot bewys van dk Prescriptie.  En ?«. Omtrent de Str'vdicheid deezer Allegatie met des Impetrants Eerfte Dsfenfie. Voorftel van defaite*, vaar op de Impetrant die prtetenfe Pr;eSCSlPTtEheeft trachten tefundeeren. . (132) A RT. 2613 En ten Tweeden als Adfirmant, in welke betrekking Hy ieseèlvks b2 greepen word, den lafl van Bewys op Zyne Schouders te neemen,° 2614 Voor al ook m materie van Prafcriptie, waar tegen altoos de Prfefumtie moet valien, cum neme rem fuam jattare veile prcefumatur. 2615 En dit heeft tot verder gevolg deeze onwederfpreekelyke Waarheeden, 2615 Dat, wanneer de Preuves van de door den Impetrant gefuftineerde VerJ aaring niet toereikende, of genoegzaam en volleedig, zyn, 2617 Als dan de Sententie van den Regter notoirlyk moet worden aeveld3 M voordeete van den Geëxcipieerden, 0 2618 Vo'gens den nimmer betwiften Regel van het Regt 'quod More, of, f>t geen het zelfde is) Excipiente velAdfirmante, non probante, Reus fit dbfoly'endus , Jecundum L 4 C de Edendo. J J 1619 Gelyk het ook eindelyk aan geene Contradiaie kan ohderbèevig zyn ï 2620 Dat de Gedaagde, zoo dra Hy zig op pwcriptie fundeerd, eo ipfo (lilzvvygende afgaat van Zynen hier hoven gerefuteerden Grond van contra, dictie, waar by Hy quafi getragt heefc te beweeren , 2621 DatdeWervan Lekkerkerkerk en Zuidbroek, na de Éxecutive Verkoopin* van den Jaare 1723, geen wettig recht zouden hebben verkreegen ofi de Agterteener voorheen van den Huize of van de Heerlykheid van de Leck hebbende gerlle- 2622 En dat Hy Impetrant integendeel de gemelde Allegatie en Suftenue rebus J faltis erkend, te zyn onbegaanbaar en ongegrond, 2623 Leerende de natuur der zaak van zelfs, dat niemand door Verjaaring een recht tan verliezen, ten zy Hy bevoorens het zelve geadquireerd en beleeten hebbl 2624 Deeze Preliminaire Reflexien leiden dus den Gedaagden natuurlyker wyze Ot een Onderzoek , op welke Faix»h* Impetrant die prcetenfe PuisCRiP-rrn heeft trachten te bouwen ? ««wutu 2625 En Die zyn in zin en fubltantie hier in geleegen, 26z6 Dat, Mr. Franpois Conftantyn Pielat de Blagny. in het fair blicque Verkoopinge van de Heerlykheeden van de L»ck kH* 1 '1 3' y , van de Heerlykheeden Lekkerkerk en Zuidbroek , P * ë !" 2627 Hy vervolgens wel, uit krachte van de daar op geyohde Brieven van Onwilli* Decreet van den Rade Provinciaal, door of van negens Hu» F,• r , \ g ter Leenkamer van Holland heeft bekoomen Leti^?*??? ff n u°g' lykheeden van Lekkerkerk en Zuidbroek, mnlHtUre Vm * ^ngemelde Heer- 2628 Maar dat, nog de voornoemde Franccis Conftantyn Pielat de Blagny, no? de Lonjtantyn Pielat de Blagny, en Pieter van Petten, J 1630 Dat vervolgens Mr. Jacob Hop, de VOorfz. Heerlykheid van Lekkerkerk en vertui ? «"* ^ *" hemden Pieter van pittenZLnat 2631 Wel  ( 133 ) A- R T. 2631 'Wei van Hoogftgemelde Heeren Staaten1 heef't geobtinkrd Brieven van Reliëfs •wegens de Verzuimen, die Hy >en Zyne voornoemde Drie Pradecesfeuren, hadden gepleegd, 2632 Door zich niet Specialyk te laten verheffen met de gemelde Ambachts • Heerlykheid vm Ridderkerk; 2633 En dat dezelve Mr. Jacob Hop, ook uit hoofde van dat Reliëf, Inveftiture of Verly van de voorfz. Heerlykheid van Ridderkerk heeft bekoomen; 2634 Doch dat zulks eerft is gefchied in den Jaare 1775 , Wanneer'er reeds twee* en-vyfiig Jaaren waren verloopen, zedert dat Mr. Francois Conftantyn Pielat de Blagny , de Eerfte Particuliere Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek, in het bezit dier Heerlykheid was geraakt: Dat integendeel des Impetrants Grootvader, Mr. Cornelis Groenincx, reeds op den 25 April 1726 door of Van wegens Hun Ed. Groot Mog. had Verly benomen van de Heerlykheid van Ridderkerk, als een Hoofdleen van de Graaflykheid, blykens D 2 loco by den Impetrant, 2-6%6 En op diezelfde wyze des Impetrants Vader, Mr. Otto Groenincx, op den 21 Maart 1739, naar uitwyzen vm D 3 loco den ImPetranti 2637 Dat voorts aan des Impetrants Moeder, van wegen Hooggemelde Heeren Staaten, was geconfirmeerd het Vruchtgebruik, waar mede Zy door des Impetrants Qverleedenen Vader was begunjligd, 2638 Zoo als uit de Brieven van Confirmatie, fub D 5 loco by den Impetrant, van dato den 16 November 17535 zoude blyken: 26^0 En dat eindelyk ten zeiven dage Hy Impetrant met Ridderkerk door Hun Fd Groot Mos., ah Hoogfl Derzelver Leenman was gcinveftieerd geworden, volgens Brieven van Verly , fub D 4 loco by den Impetrant ten Procesfe gepro. duceerf, 2640 Dat intusfchen de Succesftve Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek zouden hebben aangezien, en gedoogd, 2641 Dat de Heeren van Ridderkerk met deeze Ambachts-Heerlykheid, als een Hoofd. 4 Lem van de Graaflykheid, van wegens Hun Edele Groot Mog. waren verlyd, 2642 Zonder dat Zy Hun recht als Smal-Heeren zouden hebben doen gelden, 264. Voor en al eer Mr. Jacob Hop ten Jaare 1775 de voorfz. Brieven van , Verly van de Heeren Staaten heeft verkreegen; «ijl Doch dat als toen reeds meer dan negen en veertig Jaaren waren verloopen, zedert dat die Ambachts Heerlykheid aan des Impetrants Grootvader als een Hoofdleen was uitgegeeven. 2645 En uit dit alles tragt men vervolgens, by Juridicque Argumentatien, deeze Confequentie te trekken, 2646 Dat reeds in den Jaare i77S het gefuftineerde Regt van den Heer van Lekkerkerk op Ridderkerk, volgens de gronden van het Jus Feudale, door Prje• scriptie zoude zyn geexftingueerd q<±7 En dat de Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek alzoo alle Aanfpraak op de VafaU lage van de Heeren der Ambachts Heerlykheid Ridderkerk zoude hebben verhoren. 1,1 2048 Maar  Algemeen voorjlel der Contrarie SuJienue vandt Gedaagden i dit refpeSt. Speciale Verhandeling der allegatien van ■den Impetrant. Voorftel der tweeftel1 ineen of Suftenuen, «n hetgeallegeerde van denlmpetrant zynde opgeflooten. ( '34 ) Art. 2648 Maar tegen dit alles word door den Gedaagden Zyne Defenfie en Contrarie Suftenue ten dezen opzigte ingerigt op deeze wyze, " 2(549 Dat Hy Gedaagde in fubftantie erkend de waarheyd der zoo even voorgedraagene Faiten, in zoo verre namentlyk, 2650 Dat de Heer van Lekkerkerk geen direct Verly van Hun EI. Groot Mos. ten opzigte van Ridderkerk heeft bekoomen voor het Jaar I7?5,x 2651 En dat de Heeren van Ridderkerk (hoewel niet, dan fub en obreptivelyk, en buiten weeten en toeftemming van de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek,) 2652 Zedert het Jaar 1726 hebben weeten te obtineeren Brieven van Inveftiture van Hooggemelde Heeren Staaten, wegens dezelve Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk. 2653 Maar Hy ontkend ten fterkften, dat naar waarheid zoude kunnen gezegd worden, 2654 Dat de Heeren van Lekkerkerk, geduurende het voorgemelde Tyd-Perk hunne Agter• Leenmannen nimmer zouden hebben geïnterpelleerd, om aan Hun te prasfteeren de pligten van Vafallage, 2655 Welke Zy wettiglyk verfchuldigd waren aan den Heer van Lekkerkerk, ds ge' fubintreerd zynde in alle de rechten, die aan den zoogenoemden Heer van de Leck voormaals op de Agterleenen, van de gecombineerde Heerlykheid van de Leck gereleveerd hebbende, en fpecialyk op Ridderkerk, hadden gecompeteerd: r 2656 En de Gedaagde contefteerd wyders in den volftrektften zin de Juridicque Confequentie, . 26,7 Die de Impetrant, met opzicht tot Zyne gefuftineerde Prafcriptie, uit de door Hem geadfumeerde faiten heeft trachten afteleiden. 2658 Om dit gewigtig Poina in een gepafte orde te verhandelen, moet noch voor af worden geremarqueerd, 2659 Dat in hetGeailegeerde aan de zyde van den Impetrant tweederley Stellingen of Adfumtien en Suftenuen liggen opgeflooten, * 2660 Waar van de Eerfte haare relatie eigentlyk heeft tot de Edele Groot Mogende Heeren Staaten vanHolland en Westfriesland, en hierin beftaat, 2661 Dat, namentlyk, de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek in eebreeke gebleeven, van aan Hooggemelde Heeren Staaten ten opzichte van Ridderkerk tt> pieren die plichten van Vafallage. welken Zy aan HocgftDezelyen ah Opper.Leen-Heeren, waren verfchuldigd, 67 5 als 2662 Ja datZyzelfs,zederthet Jaar 1723 tot het Jaar x77s ingeftooten, geen Verly van de gemelde Ambachts - Heerlykheid van Hoogft Dezelven verzegt , nog ver- 2663 Terwyl de Tweede Suftenue of Adfumtie van den Impetrant byzonder betrek kelyk is tot de Heeren van Ridderkerk, als hier op uitkomende, 2664 Dat de Heeren van Lekkerkerk zouden hebben gedoogd, dat Die van Riddprkprh ze,dert het Jaar 1726 tot in het Jaar 1775, w' 2665 Met deeze Ambachts-Heerlykheid, als een Hoofdleen van de Graaflyk wwVAN H0LLAND> xïirectelyk van wegen Hun Ed, Groot Mog. waren veriya geworden, 2666 Zonder  ( 135 ) Art. 2666 Zonder van de Heeren van Ridderkerk, ge duur ende dien tyd, eenig Verly of Letn-dienjien gevorderd, of tien daar toe geïnterpelleerd te hebben. 2667 De Gedaagde zal beide die Stellingen, (welke de Impetrant, gelyk reeds is opgemerkt, als hac parte Actor, ad fufficientiam Juris moet bewyzen) aan de waarheid, als meede aan de zeekerfte Principes van het Leen-Recht, toetzen, en, als hac parte Reus, deftruttive toonen , dat de Impetrant met dezelve Stellingen op geenerley wyze de door Hem gefuftineerde Verjaaring zal kunnen goedmaaken. N 2668 Wat dan aangaat de Eerste Stellkg van den Impetrant, dat namentlyk de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek , zeden het Jaar 1723 tot het Jaar i?75, in gebreeke waren gebleeven, 2669 Van zig door Hun Edele Groot Mogenden met de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk te doen verlyen, 2670 Daaromtrent is reeds hier boven gezien, dat de Gedaagde zulks in abftratto niet tegenfpreekt, maar dit, als der waarheid conform zynde,zelfs ten Procesfe erkend. 2671 Dan het is voor den Impetrant geenzints genoeg, dat Hy bewyft de waarheid van een Fait, waar op Hy zig fundeerde 2672 Maar Hy moet ook tevens doen blyken, dat die Allegatie of dat Fait relevant is, dat is, dat daar uit kan en moet volgen de waarheid en zeekerheid van de Juridicque Confequentie, waar meede Hy zyn vermeeten wil goed maaken , s«73 Doch hier in zal de Impetrant nimmer kunnen reusfeeren: 2674 Immers de Gedaagde behoefd flegts te vraasren, wie daar by eigentlyk belang had, of wie 'er geprcejudicieert wierd door de Omisften , welke de Pradecesfeuren van des Gedaagdens Pupil , als Heer van Lekkerkerk, hebben begaan, 267 S In het niet neemen van Verly van Hun Edele Groot Mog. wegens de AmbachtsHeerlykheid van Ridderkerk ï '2676 En Wie dienyolgende daar uit eenig regt konde afleiden? Z677 Zeekerlyk niet db Impetrant, nog de Heer vak[ Ridderkerk in dbr tyd, maar deeze Verzuimen raakten alieenlyk Hun Edele Groot Mogenden, Als Opper - Leen-Heer ,• 2678 En de Impetrant fundeerd zig dus op het door Hem veronderftelde Regt van een Derden, waar toe Hy zeeker geene de minfte qualiteit nog bevoegtheid heeft. 2679 In allen gevallen zal de Gedaagde op dit respect kunnen volftaan, wanneer Hy ten overvloeden aantoond ," 2580 Dat die Omisfien der voorige Heeren van Lekkerkerk aan het goed regt van zynen Pupil thans in geenen deelen meer kunnen obfteeren. 2681 En tot dat einde moet kortelyk worden geremarqueerd, Voor Eerft, dat het in 't generaal, volgens het by Ons gerecipieerde Leen-Regt, ontwyffelbaar zeekeris, 2682 Dat het bloot verzuim,van Verly te neemen, niet kan efte&ueeren een Verval van het Leen, nog ook eenige Prescriptie, ten behoeven van den Leen-Heer. TT * LI 2 26$3 Want r Overgang'tot de eerfte Stelling van den Impetrant, dat de Heeren van Lekkerkerk niet voor het Jaariyys door hun Ed. Groot Mog. met Ridderkerk zyn Ver* Betoog van de Irrelevance er. ongegrondheid der Juridicque Confequentie uit, des Impetrants eerfte Jlelling. Voor eerft, om dat, volgens het Leenregt, een bloot VERZUIM VAN Verly geen verval van het Leen ten gevolge heeft.  ( 136 ) Art. 2683 Want, offchoon het Verly door den Leenvolger moet worden verzogt Binnen Jaar en dag, of wel binnen een Jaar en Zes Weeken, na dat hy regt tot het Leen heeft verkreegen, 2684 Volgens de Leer van Neofladius de Feud. Holl. Orig. ofSucces. Cap. uit 554. & Seqq,, en andere Doctoren, 2685 Zoo word egter (indien zulks is geomitteerd) ex cequitate daar door geene verdere Poenaliteit verbeurd, dan dubbelde Heergewaaden en Hof regten, 2686 Tegen welker betalinge de Leenvolger van de begane verzuimen word gereleveerd ; 2687 Lapfi autem temporis (zegd Neofladius loco alleg N°. 7.) poena Commisfi, uti de Jure,none/l, 2688 Sed duplicato , ut plurimum, Honorario, quod Laudemium feu Relevium yulge» vocitant, Culpa ( modo Contumelia abfit) redimi diluique Confuevit. "2689 En het zelfde word ook geleerd door Mr. Pieter Bart in zyn Traüaat van het Hollandfche Leen-regt op Verfcheidene plaatzcn, als onder anderen, in het 6de deel tit.4. Cap. 1. Art. 4. § 13. fj? Seqq. pag. (m) 293 , 2600 Alwaar Hy zig in deezer voegen uitdrukt § 20 en 21, „ En zulks isgerecipieerd, 2691 „ Dat een Leenvolger, verzuimt hebbende, linnen een Jaar en zes weeken,na „ dat het Leen op Hem ye\ ftorven was, het zelve te verheffen, 2692 „ Daar toe na denzelven tyd niet word toegelaten, dan onder beneficie van „ Reliëf van de Edele GrootMog. Heeren Staaten van Holland en Weft-Vriesland, by den Leenvolger te verzoeken} .2693 „ Welk Reliëf by Hun Ed. Groot Mog., ten Zy het verzuim by quaadwillig. „ heid van den Leenvolger toegekomen is, 2694 „ En het verzoek van Verly uit Smaad en Kleinagtinge van' den Leenheer is onderlaten, 2695 Nooit en word gewygerd, maar altyd toegeflaan en vergund'". 2696 En daar van geeft de gemelde Schryver 7 deel Cap. 8 § 23 en 24 pag. 331 deeze voldoende reden , 2697 „ Dat, nademaal onze onver fier ffelyke Erfleenen by ons worden gehouden, tezyn „ gekomen uit den boedel van de Leenluyden zelfs, 2698 „ Het dienvolgende zeer harden Onreedelyk zoude zyn, Dat uitfimpel verzuim „ ofte nalatigheid, vel non nihil a fide recedendo, een Leenman daar meede van „ jlonden af aan zoude komen te vervallen ah Utili Dominio van zodanige „ zaake, 2699 „ Daar van Hy, bevorens zelfs_ ook het DireUum Dominium hebbende gehad „ het zelve, uit enkele liberaliteit, en om des te beeter geprotegeerd te worden* „ Vry willig -heeft opgedragen aan zyn Leenheer". 2700 Waarom ook (gelyk Hy verder op de laaf gemelde plaats § 32 aanmerkt) 27GI ■.»», Als 'er niet Confteerd de perfracla egregia Vafalli Contumacia,en de Vav fal prcefentatie of verklaring doed, 2702 Va»  ( »8? ) Art. 4702 „ Van zyn Verzuimoftè Nalatigheid met dubbelde Heergewaden en Hofregieh.^ „ of anderfints naar gelegenheid van zaaien , te boeten, 2703 »> ^00 word dezelve Leenman (zélfs offchoon de Procureur Generaal tot Verval ageerd) verklaard, met zyne gedane Pr'cefentatie te mogen voi„ flaan, 2704 „ En den Procureur Generaal zyne verdere Eifch van verval ontzegd ". 2705 Dog in dit Geval is het niet neemen van het Verly Geenzints voortgéfprooten uit Smaad of Kwaadwilligheid tegen den Leenheer, 2706 Nog ook uiteen begrip van de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek, dat Zy geen Recht hadden op Ridderkerk, als Hun Agterleen. 2707 Voor eerft, niet uit Smaad en Kwaadwilligheid met opzigte tot den Leenheer, 2708 Dewyl de gepleegde Omisfien in de daad alleen daardoor zyn veroorzaakt, dat de Heeren van Lekkerkerk ter goeder trouwe verfeerden in een denkbeeld , dat zy geen Speciaal Verly van Ridderkerk nodig hadden; 2709 En Deeze Onderftelling was geenzints vreemd >of ongerymd, maar zelfs Natuurlyk, daar het in Confesfo behoord te zyn, 2710 Dat, met opzichte tot de verdere Agterleenen, van den Huize en Heerlykheid van de Leclt voormaals hebbende gereleveerd, en nu overgegaan zynde op de Heeren van Lekkerkerk , 2711 Geene byzondere Inveftiture wierd vereifcht , maar dat de Heeren van Lekkerkerk daar op een indisputabel Regt verkreegen door middel van de Verlyen , 2712 Welke Dezelven fuécesfivelyk van Lekkerkerk en Zuidbroek, met hun toebehoren , van Hun Ed. Groot Mog. hebben bekomen ; 5713 En in dat denkbeeld wierden Zy te meer verfterkt, dewyl ook in de Brieven van Onwillig Decreet niets word gevonden, 2714 Het welk aanleiding geeft om te vermoeden, dat 'er van iên eenig Agterleen een Speciaal Verly word vereifcht. ö 2715 Ja, wanneer men dit in aanmerking neemd, kan men zelfs in een zeekeren zin zeggen, dat7er geen Totaal defect van Verly is geweeft, 2 7i5 Aangezien het Evengemelde Onwillig Decreet Regt gaf tot Alle de Agterleenen van de Leck, en, uit kragte van dat Decreet, de Respective VerJ van Lekkerkerk en Zuidbroek zyn gefchied. yen 2717 En in allen gevallen kan het niemand vreemd fchynen, dat de Heeren van Lekkerkerk hier in hebben gedwaald, 5718 Daar in Vroeger tyd de Heeren van de Leck bier in op gelyke wyze hebben Misgetaft, offchoon Zy de Speciale Verlyen van Ridderkerk van Hunrte Voor-Ouders waarfchynlyk in hunnen Boezem hadden: 2-, 19 Als zynde reeds hier bövèn op een ander Respect, geremarqueerd, 2720 D&t Mauritz Lodewyk van Nasfau, en Twee van Zyne Pradecesfeuren, meede hadden verzuimd, zich fpecialyk te laten verheffen met de Heerlykheid van Ridderkerk, J ym . Mm 272f jyQch jiiplicatie van dit Regt op het geval in qmjlie. i°. Door een betoog, dat het neemen van Verly niet is ver- * zuimd 'uit fmaad en quaadwilligheid.  A % 2 ■}. 2 En 2°. Door ' het betoog, dat het opgewelde verzuim '. niet is veroorzaakt door een begrip , dat de He&R VAN LEKKERkekk geen Rkcht had CP RlDDBR- KïRK. Be/luit uit bet Gededuceerde, Tweede Grond tot wederleg ging der Allegatie van den Impetrant; Bm dat dezelve niet meer in aanmerkinge kan komen, na het Reliëf , aan Mr. Jacob Hop verleend. ( 138 ) R T. 721 Doch van die begane verzuimenisfen, van Hun Ed. Groot Mog,, hebben, verzogt en verkreegen Brieven van Reliëf, welke door den Gedaagden J. 5. loco ten Procesfe zyn Overgelegd; 722 En wel, op dit Fundament, dat zulks niet was voortgekomen uit eenige de minfte kwaadwilligheid of veragting van de Hooge en Souveraine Macht van Hoogftgemelde Heeren Staaten, 723 Maar alleen, uit eene eenvoudige onkunde en onweetenheid, en om dat zyne Pradecesfeuren, en-Hy Mauritz Lodewyk van Nasfau zelfshadden vermeend, 724 Van de voorfz. Heerlykheid van Ridderkerk, als een Appendix zynde van de meergemelde Heerlykheid van de Leck, geene Separate Inveftiture nodig te hebben. 725 En in de tweede plaats kunnen deOmisfien van Mr. Jacob Hop, en van Zyne Prcedecesfeuren, even weinig worden toegefchreeven aan een begrip, 172,6 Dat Zy geen recht zouden hebben verkreegen op de Heerlykheid van Ridderkerk , ij2f Of dat zulks niet zoude zyn een gevolg van de Splitzing, en afzonderlyke Verkoopinge van de Heerlykheeden van de Leck: 2/28 Immers daar omtrent was geene de minfte fchyn van twyffeling voor handen, dewyl de Conditiën, waarop Lekkerkerk en Zuidbroek zyn verkogt, duU delyk medebragten, 2729 Dat de Kooper van die Heerlykheid zoude gerechtigd zyn tot alle de Agterleenen, vermeld by de A£te van Verdeeling* tusfchen den Prince Fredrik Hendrik van Orange, en den Heer van de Leck, in den Jaare 1627 verleeden ,• 2730 Mitsgaders by de eenvoudige infpeftie van die Acle ad oculum bleek, dat Ridderkerk meede behoorde onder de Agterleenen, by die Acïe vermeld, 2731 Gelyk ook, uit kragte van dat Bedingt de Leenkamer van de Leck op de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek is overgegaan, 200 als reeds breedvoerig op verfcheidene refpeften is beweezen. 2732 Uit dit alles vermeend de Gedaagde mitsdien, met het hoogfte regt te mogen bcfl uiten, 2733 Dat, volgens de hier boven aangetOOgene Principes van het by Ons gere. " cipieerde Leenrecht, en de (Jnanime Lelre der Dottoren, Zelfs Hun Eo. Groot Mog. (onder reverentie) niet zouden hebben kunnen Procedeeren tot verval, of prafcriptie van het queeftieufe Leen, ten behoeve van de Graaflykheid, 2734 Wegens het gepleegde verzuim van Mr. Jacob Hop, en Zyne Prcedecesfeuren, 2735 Gelyk het ook zeer verre daar van daan is, dat Hun Ed. Groot Mog. eene zodanige Suftenue zouden hebben gevoerd. 2736 Maar de Allegatie van den Impetrant, dat de voorige Heeren van Lekkerkerk de verfchuldigde Dlichten van Vafallage aan Hoogftgemelde Heeren Staaten met opzicht tot Ridderkerk niet hadden gepresfteerd, en daar meede niet fpecialyk verlyd waren, moet geheel en al vervallen , 2737 Dewyl de voornoemde Mr. Jacob Hop van Hun Ed. Groot Mog. heeft verkreegen Oneven van Reliëf i fub Littera Q. aan de zyde van den Gedaagden overgelegt, ^  ( 139 ) Art. tt 2738 Waar by „ Dezelve,uit fmguliere gratie, en volkomene macht van Hun Ed, „ Groot-Mog., is gereleveerd van het verloop of den laps des tyds, 2739 » Binnen welken zoo wel Hy , als Zyne Prcsdecesfeuren, de voorfz. Ambachts- Heerlykheid van Ridderkerk hadden behooren te verheffen, 2740 „ Mitsgaders van alle Omisfienen Verzuimenisfen, daaromtrent gepleegd, 2741 „ En Hy daar en tegen is geadmitteerd, om als nog met de gemelde Ambachts„ Heerlykheid verlyd en geinveftiëerd te worden, mits betalende de Heerge- waden en Hof Rechten, daar toe ftaande: t74* Zynde het wyders zeer notabel, Voor eerft, dat dit Reliëf niet is verleend ' geworden, dan na ingenoomen Advys van Heeren Gecommitteerde Raden, 2743 dis door Hooggemelde Heeren Staaten geduüorifeerd tot de adminiftratie van de ' Domeinen, en Dominiale Rechten van Hun Ed. Groot Mog., 2744 En na dat ook daar op was gehoord de Heer Raad - Pen/ionaris van Holland, als Stadhouder en Regifter - Meefter der Leenen van Hun Ed. Groot Mog.; 2745 Zoo dat hier voorzeeker eene vry meerdere kennisneeming vanzaaken heeft plaats gehad, 2746 Dan wanneer Mr. Cornelis Groenincx op den 25 April 1726 direftelyk van wegens Hun Ed. Groot Mog. is verlyd geworden met de meergemelde Heerlykheid van Ridderkerk, 2747 Als prEetenfelyk zynde geworden een Hoofdleen van de Graaflykheid van Holland, volgens D 2 loco by den Impetrant: 27i8 Integendeel heeft des rmpetrants gemelde Grootvader als toen die Inveftiture op eene gantfch fub en obreptive wyze verkreegen, zonder dat desaangaande eenge causfce cognitie hoe genaamd was vooraf gegaan, 2749 Alleen uit krachte van de zoogenaamde ASte'vanRenunciatie,fub C if loco by den Impetrant geproduceerd, 2750 Die door Mauritz Lodewyk van Nasfau flegts elf dagen te vooren, namentlyk op den 14 April 1726 , ten behoeve van Denzelven Cornelis Groenincx was uitgebragt, wegens eene Ambachts - Heerlykheid, 27 ziS *» & Proces geen Parthy te 2766 Maar zig naar het Gewysde, tusfchen den gemelden Mt. Jacob Hop, endenlmbetrant indeezen, te vallen, te zullen gedraagen; F 2767 Door welk Declaratoir, nadat het zelve aan de zyde van den Gedaagden was geaccepteerd, en daar op hinc in de Condemnatie was verzogt en gede cerneerd, de Procureur Generaal geheel en ai is geraakt buiten het Proces. 2768 Tegen dit Gededuceerde heeft men zig aan de zyde van den Impetrant wel daar meede trachten te behelpen 3 "*ÜT. *,k 2769 Dat, volgens de Leer van Mr. P. Bort loco Alleg. 6 Deel Cap 1 Art a N in 24 pag. 294, zodanig Reliëf , als door Wylen Mr. Jacob Hop is'verkree gen, zich niet verder zoude kunnen extendeeren, 2770 Dan alleen, cm gereleveerd te zyn, van dat men binnen den behoorlyken tyd geen Verly heeft verzocht, en Anderen onder tusfchen heeft laaten Verly neemen: 2771 En dat het zelve Verzuim niet met eenig effect door den Leen-Heerz^ kunnen geobjicieerd worden ; 2772. Maar dat, byaldien een Derde, in het bezit van zodanig Leen zynde door het zelve verzuim of acquiefcement eenig recht van Pralcriptie, of ander, zoude mogen hebben geadquireerd, ? s 2773 Zulks met kan worden geredresfeerd dpor zodanig fimpel Reliëf, het welk zonder Parthy en te hoor en, word verleend, ' n ilU keren tl Z^l^T'f ^gH**? denhoven zoude moeten addresjeeren aan den Hoogen Rade in Holland, 277S En  ( W ) Art. 2775 En van Denzelven Hogen Rade, ah by den Souverain van den Landegeauthorifeerd zynde tot het Verkenen van alle Subftantieele Relieven, het PoincT; van Juftitie rakende, 2776 Verzoeken een Mandament van Reliëf tegen zodanig adquiej"cement, met Committimus aan den Regter, daar de zaak hangt, of komen moet. 11777 Edogh uit de eenvoudige voordragtvan de GeallegeerdeLeer van denHr.Bort is aanftonds manifeft, 2778 Dat dezelve aan den Impetrant alieenlyk zoude kunnen te ftade komen, 2779 Wanneer door het verzuim of acquiescement van Mr. Jacob Hop, en Zyne Preedecesfeuren, by Hem Impetrant reeds dadelyk een Regt van Prcefcriptie verkreegen was; 2780 Maar de Gedaagde ontkend ten fterkften, dat door den Impetrant eenig Regt uit dien Hoofde zoude zyn geadquireerd, 2781 Fn zulks zal in het vervolg nader blyken, Wanneer de onbegaanbaarheid van de daar toe hetrekkelyke tweede Stelling of Adfumtie van den Impetrant zal worden betoogd; 2782 En dus word dit Reliëf tegen den Impetrant Geenfints gereclameerd, ten dien effecte, 27183 Dat daar door ten Z) nen opzichte de Heer van Lekkerkerk zoude zyn gefteld in zodanigen Staat, 2784 Als of Hy door Verjaaring zynRegto^ Ridderkerk, als een Agterleen van Lekkerkerk, niet zoude bebben verlooren. 2785 Integendeel vermeend de Gedaagde, dat hier in zoo1 verre geene Rejlitutio in integrum nodig was, 2786 Maar dat Mr. Jacob Hop zulks alieenlyk nodig had ten opzigte van den Leenheer, wegens het niet tydig en behoorlyk Verheffen van het Leen; 278' Gelyk ook het zelve alleen is verzogt en verkreegen tegen den Laps van tyd, binnen weiken de voornoemde Mr. Jacob Hop, en zyne drie Prasdecesfeuren, van de vooi fz. Ambagts- Heerlykheid van Ridderkerk hadden behoren Verly te neemen, 2788 Mitsgaders van alle omisfien en Verzuimenisfen, daar omtrend begaan: 2789 Terwvl voor het overige reeds breedvoerig is betoogd , fat het niet neemen van Verly van Ridderkerk door de Heeren van Lekkerkerk, 2790 Geer.fints was voorfgefprooten uit een begrip, dat Zy geen regt hadden op de Heerlykheid van Ridderkerk, als een Agterleen, 2701 Mm uit eene allefmts excufable onkunde, waar in Zy verfeerden, dat'erem fpeciaal Verly van de gemelde Ambachts-Heerlykheid wierd vereifcht. 2792 Waar by wyders nog ten overvloeden moet worden geremarqueerd, 2793 Dat dit verzuim even weinig kan worden toegefchreeven aan eenige negligentie of verwaarloozing van Hun wettig en geadquireerd Regt op de Leenkamer van de Leck, 2794 Daar niet alleen de Heeren van Lekkerkerk reeds inden Jaare 174c», en verVolgens in het Jaar 1753 , N n 2795 In Beantwoording van dit tegenwerping.  ( 142) Art. 2795 In het generaal, nopens Mie die Leenen, die voormaals van den Heer of de Heerlykheid van de Leck hadden gereleveerd , hebben gedaan de nodige Publicatien en.Advertentien aan hunne Vafallen, 2795 Ten einde Zy dezelve Leenen naar behooren ter Leenkamer van Lekkerkerk zouden verheffen, 2707 Gelyk dit uit des Gedaagdens ProduÜen fub Littera P. 11. è? 12 locis confteerd ; 2798 Maar ook ten Procesfe pasjim, byzonder meede in de Produften onder de Letter P. 1. tot 10. loco by den Gedaagden, de duidelyke bewyzen voorhanden zyn, 2799 Dat de Heeren van Lekkerkerk nopens de gemelde Agterleenen, tot den Huidigen dag toe, zonder iemans tegenzeggen , hebben gepleegd alle die Feudale Attens, waartoe Dezelve als Smal-HeerenGerechtïgd en bevoegd waren, 2800 En zulks op dien foliden en onwederfpreekelyken grond, 2801 Dat, uit hoofde van een plegtig Beding , by de Publicque Verkooping der byzondere Heerlykheeden gemaakt, en door de folemneele Decreet-Brief agtervolgd, 2802 Het regt op de Leenkamer en op de Agterleenen der Heerlykheid van de Leck wettiglyk op den Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, mitsgaders desfelfs Succesfeuren, was overgegaan ; 2803 En offchoon het al aan eenige bedenking zoude kunnen onderheevig zyn, 2804 Of'er, weegens het verzuim in het bekomen van eene behoorlyke Inveftiture weegens Ridderkerk, eenig defect mogte zyn geweeft in de bevoegdheid der Heeren van Lekkerkerk, om Verly van de Agterleenmannen te vorderen? 2$ 05 Zoo zal egter in het vervolg deezer Schrifture op eene Overtuigende wyze worden beweezen, 2 806" Dat die gedane Interpellatien altoos moeten worden aangemerkt als zodanige Actens, welke met zich bragten de Dadelyke Exercitie van het Regt, aan den Leenheer Competeerende, 2807 En mitsdien genoegzaam zouden zyn, om, zoo 'er termen waren voor Pnefcriptie, (des geenzints) dezelve wettiglyk te interrumpeeren. 2808 Trouwens 'er is reeds hier boven meer dan eens opgemerkt, dat voormaals de Heeren van de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck een gelyk verzuim hadden gepleegd met opzicht tot Ridderkerk, 2809 En zulks wel gedurende-den tyd vanbyna een Eeuw, namentlyk van het Jaar 1599 tot den Jaare 1677 , en dus nog langer, dan de voornoemde Mr. Jacob Hop, en zyne drie Prcedecesfeuren: 2810 Maar desniettegenftaande hebben de' Heeren van die Gecombineerde Heerlykheid in dien tusfchentyd Ridderkerk als een Agterleen uitgegeeven ; •2*11 En, hoewel ten Hunnen opzichte als toen een gelyk defect in de bevoegd4ieid daaromtrent refideerde, zoo is egter door de Heeren van Ridderkerk nimmer uit dien hoofde gefuftineerd, 2812 Dat de verleende Verlyen onwettig waren, of dat de Smalheer van zyn Agterleen was vervallen. 2813 En  ( 143 ) 2813 En derbalven mag de Gedaagde op dit Refped meede geruftelyk befluiten, 2814 Dat de Impetrant mi de gepleegde verzuimen, door de Heeren van Lekkerkerk en Zuidbroek begaan m^t het niet verzoeken van een behoorlyk Verly van Hun Edeie Groot Mog., wegens de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk, 2815 Nimmer by eene wettige Confequentie eenig Fundament voor zyne gefuftineerde Prafcriptie zal kunnen afleiden. 2816 Wat wyders aangaat de Tweede Onderftelling en Suftenue van den Impetrant, die eigentlyk betrekkelyk is tot de Hae.n>^ van Ridderkerk^ Dezelve beruft wederom, quod ad facTum, op Twee nadere Adfumtien , 2817 Nament'vk voor Eerft, dat de Heeren van Lekkerkerk (pratenfelyk') zouden hebben Gedoogd, dat de Heeren van Ridderkerk zedert het Jaar 1726 met de Gemelde Ambachts- Heerlykheid direct en immediaat door Hun td. Groot Mog. zyn Verlyd geworden, 2818 En Ten Tweeden, dat de Heeren van Lekkerkerk zedert het Jaar 172C> geen Verly van de Bezitters der Heerlykheid van Ridderkerk zouden hebben gevoederd ; 2819 Waaruit de Impetrant dan wederom by gevolgtrekking tot de voorfchrevt Verjaaring heeft tragten te argumenteeren. 2820 De Gedaagde zal dus van die beide Onderstellingen en Suftenuen opzettelyl moeten handelen , en wederom deftrutlive doen zien, 2821 Dat daar in geen de minfte grond voor een wettig regt van Prafcriptie ge leegen is. 2822 Wat de Eerfte Jdfumtie betreft, de Gedaagde ontkend wel expresfelyk, da de Impetrant in ftaat zoude zyn, om te bewyzen, 2823 Dat de Heeren van Lekkerkerk kunnen gezegd worden, te hebben gt doosd . dat door Hun Ed: Groot Mog aan de Heeren van Ridderkerk zyn verleen BHeven van Inveftiture wegens de gemelde Amhagts - Heerlykheid, alt ee Hoofdleen van de Graaflykheid : 2824 En, om deeze Ontkentenis te billyken, moét alieenlyk worden gerema queerd, 282<: Dat de gezonde reden, en de aard der zaak, meedebrengen, dat Nieman kan gezegd worden, iets toetelaten, te gehengen, of te gedoogen, 9826 Dan het geen op eene behoorlyke wyze tot zyne kennis is gekomer en waar tegen Hy zich per legitimos Juris tramites heeft kunnen vei zetten. 2827 Men toetze nu de Handelingen van Mauritz Lodewyk van Nasfau, Mitsgt ders van des Impetrants Prcedecesfeuren, en van den Impetrant zelfs, aandees Onwederfpreekelyke waarheid, 2828 Dan zal men wel ras bevinden, dat die Handelingen van die aard en natui zyn geweeft, 2829 Dat de Heeren vm Lekkerkerk w der tyd dezelve konden en mogten, j zelfs moeften, ignoreeren. N n a a83° ïmme Sejlult ten opzichte van de eerfle onderftelling en Suftenue van den Impetrant, Overgang tot de tweede onderftelling en Suftenue van denlmpetrant, betrekkelyk TOT dp HfE- ren van Ridderkerkkekk. Wederlegging van die tweede ftelling en&uftenue van den . Impetrant. t Voor eerft, door een Betoog, dat de Heeren van - Lekkerkerk 4 d niet kunnen \% gezegd worden .te hebben Gedoogd, dat Die van Rid'- derkerk door Hun Ed. Gr. Mog. met dee, ze Ambachts" Heerlykheid wierden Ver" lyd. i {• ,e ir ?« rs  ( M4 ) 2830 'immers alle de Mens, waar op zig de Impetrant fundeerd , zyn ter Leen* kamer van Holland, of wel ten Overftaan van Notaris en Getuigen, 2831 Buiten eenige de minfte concurrentie of bewuftheid van de Prcedecesfeuren van des Gedaagdens Pupil, en dus in de daad, ten hunnen opzigte, op eene clandeftine wyze, gepleegd: 2832 Om hier van nader overtuigd te worden, behoeft men flegts opteklimmen tot de fource van het pratenfe Recht van den Impetrant, 2833 Namentlyk, de zoogenaamde Me van Renunciatie en Afftand, door Mauritz Lodewyk van Nasfau ten behoeve van Mr. Cornelis Groenincx op den 14 April 1726 uitgebragt, 283+ En de daar op gedane Opdragtvan Ridderkerk aan Hun Ed. Groot Mog., 28^s Mitsgaders het Verly van de gemelde Ambachts-Heerlykheid, als een Hoofdleen van de Graaflykheid, reeds op den 25 April daaraanvolgende aan des Impetrants gemelden Grootvader verleend: 2816 Dit alles is gefchied zonder eenig onderzoek van zaaken, en zonder den toenmaligen Heer van Lekkerkerk in Zyne belangen te hooren: 28*7 En dus konde deeze zelfs niet vermoeden, dat Mauritz Lodewyk vm Nas» fau, en de voornoemde Mr. Cornelis Groenincx, zouden hebben zamen geftemd, 2Rq8 Om Hem, ware hetmogelyk, te ontzetten van het effect- van Zyn Recht op een der Agterleenen van de Leck, waar op Hy eene zoo wettige én zoo gegronde aanfpraak had, 2810 Als zynde dat regt nauwlyks drie Jaaren te vooren , zonder oppofttie, ja zelfs met Concurrentie van den meergemelden Mauritz Lodewyk van Nasfau, aan den Heer van Lekkerkerk zoo plegtig afgeftaan. 2840 Op gelyke wyze heeft de zaak zig toegedraagen by de volgende Verlyen, die inden Jadre 1739 aan des Impetrants Vader, en %n den Jaare 1758 aan den Impetrant zeiven, zyn verleend: 28.11 Terwyl een Ieder weet, dat diergelyke Brieven van Inveftiture periculo Petentis ter Leenkamer verleend worden, 2842 En dat derdens, die in het Leen zouden kunnen geinteresfeerd zyn, nimmer worden geciteerd, om daar by te adfifteeren, of hun tegenzeggen in te brengen, *8a* Derhalven kan de Impetrant even weinig bewyzen, dat de Heeren van Lek» kerkerk hier van kennis of bewuftheid zooden-hebben gehad, 2844 En, dit alles waar zynde, vervalt van zelfs die Onderstelling van den Impetrant, dat zulks door Hen immer zoude zyn gedoogd of toegelaaten. 2845 En, wanneer men wyders ten opzichte der toedragt van de zaak in aanmerking neemt, 2846 Dat Mr Francois Conftantyn Pielat, in het Jaar 17*3 Kooper zynde geworden van de HwlykheiA Lekkerkerk en Zuidbroek, 2847 En,  ( 545 > ^Fn aan de eene Zyde , uit de Acle van Verdeeling, tusfchen den Prince Frer 47 Slik Hendrik yan Orange, m den Heere van de Leek, in den Jaare 1627 verleeden, fctU8 Waar toe hy de Conditiën en Voorwaarden van Verkooping (zoo als hier voren, te meermaalen is gemeld) wierd gerefereerd, 284Q Zynde ontwaar geworden, dat Ridderkerk behoorde onder de Agterleenen van tfe* Heerlykheid van de Leck, waar op Hy , uit krachte van het Onwillig Dt* creeet, een inconteftabel recht had> *8co Mitsgaders aan denanderen kant uit het Regifter der Leenen, ter Leenkamer van Lekkerkerk beruftmde, (fub Littera M by den Gedaagden geproduceerd ) hebbende bevonden, ft < Dat des Impetrants Grootvader daar mede, nog in het Jaar 1721 v ter *85 évêng?me?de Leenkamer was verlyd geworden door Mauritz Lodewyk van Nasfau, 2-852 In Wiens plaatze de gemelde Heer van Lekkerkerk dus nauwlyks twee Jaaren na dat Verhef van 17 21 was gefuccedeerd, tte* EndatHydienvolgende mogte, ja moeft , pnderftellen, dat Ridderkerk door 53 fentenpmehden Mr. Cornelis Groenincx by continuatie W1erd bezeeten als een Agterleen, 2854 Het welk. na de meergemelde Éxecutive Verkooping, behoorde tot Lekkerkerk en ZuiDBROKK , fttf Als ten aanzien der Leenkamer en Agterleenen gefubintreerd zynde in plaatze van de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck, 2856 Zoo blykt daar uit nog nader, *sc7 Dat^n den Heer van Lekkerkerk geene de minfte nalatigheid in het vervol2 57 gen v^n Zyn goed Recht op dit ^Agterleen met eenige fchyn van grond kan worden g/ïrnputeerd: 2S58 Gelyk 'er ook even weinig termini habiles voor handen zyn, om te onder- ftellen, «Rco'Dat, zedert die nalatigheid, of dat prestens gedoogen van den Heer van Lek59 kerkerk, een derde deel van een Eeuw zoude zyn verhopen, 2860 En alzoo een wettig Recht van Prcefcriptie zoude kunnen geallegeerd worden. 2861 En hier tegens obfteerd geenfmts, dat quafi de Heeren van Lekkerkerk niet zouden hebben kunnen vermoeden, «862 Dat des Impetrants Grootvader zedert het J™ W\ «*jf 3aar *77?> geiooten hadde geleefd, of in het bezit van Ridderkerk gebleeven was: 2863 Want, ingevalle men van een diergelyk uitvlucht zoude willen gebruik maaken, 0864 Zoo zoude de Impetrant, Die zich behelpt met eene Allegatie van Prcefcriptie, alwaar het op den prceciefen tyd zeer nauwkeurig aankomt, voorzeeker verpligt zyn, Oo' *8** 0m Zekere Bedenking van dtn Impetrant, 1 nopenshetoverladen van Mr. Cornelis Groenincx, word uit de yveggtruimt.  Voorjlcl eener tegenwerping van den Impetrant, uit zeeker gedrukt Requejl vat Mr Cornelis Groenincx. Solutie op die tegenwerping. C Hó ) Art. 2865 O™ aantewyzen of te bepaalen het juifle tydftip, waar op de toenmaalige Heer van Lekkerkerk zoude hebben moeten onderftellen, dat de voornoemde Mr. Cornelis Groenincx was overheden, 2.866 Of de Impetrant zoude ten minften hebben moeten bewezen, wanneer in de daad dezelve Mr. Cornelis Groenincx was geftorven. 2867 Doch hier van exfteerd in het Proces geen hetminfte bewys, non esje autem, & non apparere, in Jure fithilia funt. 2868 En daarenboven zoude deeze Bedenking notoirlyk vallen in eene andere Queeftie, 2869 Of, namentlyk, een Leen-Heer gehouden is, te inquireeren naar het overlyden van Zynen Vafal, en deszelfs Leenvolger te interpelleeren, om het Leen op nieuwste verheffen? 2870 Waar van by het vervolg deezer Schriftuur het Tegendeel uit de zeekerfte Principes van het Leen - Recht zal worden betoogd. 2871 Even weinig kan de Impetrant zich beroepen opzcker gedrukt Requejl, door Zynen Grootvader Mr. Cornelis Groenincx aan Hun Edele Groot Mog. geprafenteerd, en fub H 3 loco aan de zyde van den Gedaagden overg legt, 2872 Waar by quafi reeds inden Jaare tfïf was gepofeerd en beweerd geworden , dat alle de Dorpen en Ambachts - Heerlykheeden , Oudstyds behoord hebbende tot de Heerlykheid van de Leck, gedimembreerd, en in verfcheidene Handen gekomen zynde, 2873 En Denzelven Mr. Cornelis Groenincx gefuftineert hebbende tegen Mauritz Lodewyk van Nasfau, 2874 Dat de voornoemde Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk, met al zyntoebe-> hooren, toen wederom direÜelyk moeft worden ter Leen gehouden van de Graaflykheid van Holland, 2875 Conform de daar by gemelde Uitgifte van den Hertog van Bourgondien aan, Roland van Uitkerke, 2876 Daarop ook was gevolgd, dat des Impetrants voornoemde Grootvader op den 25 April 17 26 door HunEd. Groot Mog. de Heeren Staat en van Holland op nieuws was Verlyd geworden met Ridderkerk , en al Haar toebehooren; 2877 Immers uyt dat Requejl, en de daar by gemaakte Pofttiven , kan nooit met eenig regt tegen den Gedaagden in zyne qualiteit worden geargumenteerd, 2878 Ten zy de Impetrant alvorens bewyze, dat de toenmaalige Heer van Lekkerkerk Mr. Erawiois Conftantyn Pielat de Blagny van het evengemelde Requeft kennis en bewuftheid gehad zoude hebben, 2879 Waar toe men ondertusfchen niets anders weet te allegeëren, dan dat het zelve Requeft zoude zyn Gedrükt geweeft ; 2880 Doch de abfurditeit van zodanige Confequentie is te palpabel, dan dat de Gedaagde dezelve zoude behoeven aantewyzen; 288r En  ( H7 ) Art. . a8Si En het is integendeel notoir, dat die Allegatie dan alleen eenige Schyn zoude hebben, £882 Wanneer aan den meergemelden Mr. Francois Conftantyn Pielat de Blagny van dit Addres of Requeft van denHeer van Ridderkerk eenige Infinuatie of Advertentie was gedaan, 2883 Maar het we,k door den Impetrant Zei ven niet eens word voorgewend, veel min beweezen. 2884 Trouwens het is ook niet waarfchynlyk, dat de Evengemelde Heer vim Lekkerkerk zoude zyn geïnformeerd geweeft van de Popiven, in het meergemelde Requeft vervat, 2885 Dewyl Hy zoo wel, als zyn Zoon en Opvolger Mr. ïfaac Johan Conftantyn Pielat de Blagny, door de meenigvuldige Procedures, die Dezelve met de Graven van Nasfau, zich noemende Heeren van de Leck, hebben gevoerd, 2886 Wegens de Regten en Prserogativen, aan Hun in Qualiteit van Heeren van Lekkerkerk Competeerende , 2887 Genoegzaam hebben getoond, hoe zeer Zy gezind waaren, om alle Inbreuken en Attentaten , die daar tegen wierden ondernomen , op eene efficacieuie wyze te keer te gaan. 2888 En uit al dit Gededuceerde moet dus van zelfs volgen, dat de Impetrant geheel en al te kort fchiet in het praïtenfe Bewys, 2889 Dat de Heeren van Lekkerkerk zouden hebben geweten, en met goede oogen aangezien, 28 >o Dat de Heeren van Ridderkerk zich, door het neemen van een direit Verly van Hun Édele Groot Mog., aan Hunnen wettigen Leenheer onttrokken. 2891 Maar even weinig is de Impetrant ook in ftaat, om uit die abufive Adfumtie de Jure te kunnen goedmaaken, 2892 Dat zulks een grond van Prescriptie voor de Heeren van Ridderkerk zonde hebben kunnen opleeveren, 2S93 Al hield men zelfs, invita veritate, de voorfchreve Faiten als genoegzaam geverifieerd, 2894 En al waren 'er termen voor Prcescriptie, waar van ftraks het Tegendeel zal blyken. 28QS Immers is het buiten alle bedenking, dat het Verleenen der Inveftiture door Hun Ed. Groot Mog. aan de Heeren van Ridderkerk Wegens die AmbachtsHeerlykheid , als een Hoofd-Leen van de Graaflykheid, 2806 Io de daad raoet worden befchouwd als eene onverfchillige zaak ten opzigte van ie Heeren van Lekkerkerk, 2807 Waar tegen Dezelven zich niet eens behoefden te oppofeeren, dewyl Zy daar door nimmer konden worden geprsejudicieerd, 2898 Zoo lang Zy de wettigheid van die Verlyen door hunne daaden niet erken* den, of homologeerden, 2899 Waar van Intusfchen geen fchyn nog fchaduw van bewys voor handen is, dat iets diergelyks door de Heeren van Lekkerkerk zoude zyn gedaan. O o 2 *9°° &n Nadere wederlegging van de Herfle Adfumie, in des Impetrants Tweede ftelling of Juftenue vervat ALS ook de Jure, ongegrond nynde.  .Overgang tot de tweede Adjumtie, begreepen in de tweede fldling of Suftenue van den Impetrant, WEGENS HET NIET Eisschen van Verly van de Heeren van Ridderkerk door de Heeren van Lekkerkerk- Wederlegging van die Adfumtie en Jlelling van den Impetrant. ( 148 ) Art. 3900 En rrien behoefd ten dien opzigte zig flegts te herinneren de Claüfüld Salutaris, „ Behoudens Ons en een Iegelyks Regt m , £901 Welke alle Brieven van Inveftiture, en byzonder óók die van den Impetrant i en Zyne Prcedecesfeuren, in zig behelzen ,* 2902 Waar door ontegenfpreekelyk het goed regt van den Smal-Heer, of van den Heer van Lekkerkerk, in die 'qualiteit eè Relatie, gaaf en ongefchonderi is gebleeven, 2903 En Dezelve mitsdien, onder de Vrye Staats-Regeering van Hun Ed. Groot Mog., een gelyk vermogen in zynen boezem heeft behouden, 2904. Om de wettigheid van die doorHoogft Dezelven aan de Heeren van Ridderkerk verleende Inveftiture te be wiften, als alleen by fub en obreptie zynde verkreegen, 2905 En te mogen fuftineeren, dat Ridderkerk niet is een Hoofdleen van d2 Graaflykheid, maar een Agterleen van de Heerlykheid van Lekkerkerk, 2906 Welke Heerlykheid van Lekkerkerk, ten aanzien der Leenkamer cri Agterleenen, is gefubintreerd inde Regten van de bevorens Gecombineerde , maar nu Gedimembreerde, Heerlykheid van de heek, 2907 Als wel eer heeft gecOTipeteerd aan Engelbregt van Nasfau , Heere van de Leck, onier de Graaflyke Regeering , In de Vy)tiende Eeuw, 2908 Wanneer de Magtige Hertog Philips van Bourgondien, als Momboir en Oir van Holland, nullo Jure aan Roeland van Ui kerke een direct en immediaat Verly van dezelve Ambachts - Heerlykheid van Ridderkerk had verleend 3 Gelyk by het Eerfte Hoofd-l'oinct is gezien ; 2909 En het Arreft van Dezen Illufiren Hogen Rade, waar van de Gedaagde de wettigheid en billykheid ftaande houd , geeft aan Hem gegronde hoop, 2910 Dat Hy ook in het Hoogfte Resfort eene even gunftige decifie zal erlangen, 2911 A's de gemelde Grave Engelbrecht van Nasfau in vroeger tyd verkreeg door de Uytfpraak van de GekooreneKeerslieden of Arbiters, üit den Rade van Holland gecommitteerd. 2012 Wat wyders aangaatde Tweede Hypothefts of Adfumtie van den Impetrant op dit refpeEt, 2913 Dat namentlyk de Heeren van Lekkerkerk, zedert het Jaar 1723 tot het Jaar 1775 ingefloten, zouden zyn gebleeven in gebreeke, om van de Heeren van Ridderkerk wegens de gemelde Ambachts-Heerlykheid Verly te vórderen, 2914 Ook daar mede zal de Impetrant nimmer Zyn vermeetenkunnen bewyzen. 2915 En dit zal ten o vervloeden blyken uit een nader Betoog van de twee navolgende Poin&en, 2916 Voor eerft, dat in Facto daaromtrent geene de minfte nalatigheid van de Heeren van Lekkerkerk heeft plaats gehad: 2917 En ten Tweeden, dat in allen gevallen, Je" jure, uit dien hoofde geen recht van Prescriptie door de Heeren van Ridderkerk kan worden goedgemaakt en betoogd' 25)18 Azhbehngende het Eerfte Poincï, moet vooraf worden geremarqueerd, c o ü 2919 Dat  ( *49 ) A RTn , r*wrr/i»W Grootvader, Mr. Cornelis Groenincx, is geweeft in de pos- doo 2Q20 Wanneer Hy dezelve inter vivos heeftgedonateerd mi d« /m^r^s Hnfer, ^ < Mr. Otto Groenincx, v™n ™- 1 .w mppde van wegens Hun Ed. Groot Mog. is verlyd kerk oQ2i Die vervolgens daar meede van wegen» LXu Q 9 geworden, naar uitwyzen van des Impetrants ProduEt D 3 toco. rt. Zoo 'er mitsdien eenige Verzuimen «. * ffier« i«» ï#«*"* «oden kunnen worden geimputeerd, (des geenfints) 29z3 Dan zouden dezelve moeten gepleegd zyn, of voor, of na, het gem^QK Jaar 1739- , / 29H Maar voor dien tyd heeft 'er niets diergelyks plaats gehad: 292, Immers is het Juris certisfimi, en heeft dus geen betoog van noden, dat'er vc 9 5 ^en nieuw Verly van eenig Leen of Agterleen word vereifcht, J( »„6 Dan alleen * ^en«g ^r P^P v« d« Vafal of Leenman, J . . • „„„ Tn^r pn 7P<5 Weeken, na dat Hy Rechtheeft fchap te doen: a9*8 En daar uit moet onwederfpreekelyk volgen, tv* dewvl de meergenoemde Mr. Cornelis Groenincx , zedert het Jaar 2929 72I' w oneer Hy in maniere voorfz. door Mauritz Loewyk van Nasfau iet de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk- was verlyd, 2930 3* » het jaar I?29is gebleeven de van DeezenLaatften Heer v*n de Leck, nm een nieuw Verly van Ridderkerk te eisfehen, voor dat de gemelde Va2933 fafbuüen de posfesfie van het Agterleen was geraakt. helpen, S^Jr^m «ver iet Leen-Recht, aldaar geallegeerd, 20,6-Een zoogenaamd EU*.* de teto ««ode worden vereifcht, wan93 wde.Perfoon van den Leenheer veranderd, 2937 En dat de Leenheren insgelyks zouden verpligt zyn, cm hunne Vafallen daar toe te interpelleer en , ' / ■. . P p 2939 Welke, r Eerft , • een Be* 4 , quod actum , er geene tigheid de Heeren Lékkerheeft ts gehad. Eerfte Bejg, dat 'er , or het ar 1739 > ene verlimen zyrï ■pleegd. Voarftel eener tegenwerping va», den Impetrant, dat 'er reeds in het Jaar 1723 een Verhef'met deleedige hand Was vereifcht.  Beantwoording van die tegenwerping: V.Om dat het Verly met de heedige hand eene blonte formaliteit is. f Nadere Beantwoording der gemelde tegenwerping , Om dat zulks geen Grond van Prsefcriptie kan opleeveren. ( i5° ) Art. 2939 Welke, uit krachte van het Onwillig Decreet van den Rade Provinciaal., voortaan van Zyne gemelde Heerlykheid zouden moeten releveeren, 2940 Aan den toenmaligen Heer van\ Ridderkerk zoude hebben behooren te denun*» ceeren, om ter Leenkamer van Lekkerkerk dat Leen op nieuws te verheffen, 2941 Doch dat dezelve egter daar van is gebleeven in gebreeken, offchoon de Heer van Ridderkerk zig nimmer uit eigene beweeging hier toe heeft opgedaan. 2942 Maar deeze Allegatie, wel ingezien zynde, is in de daad van geen het minfte belang, 2943 Want, voor eerft, is een zodanig Verhef met de leedige hand, of het preefteeren van Hulde, Eed, enManfchap, aan den nieuwen Leenheer, uit deszelfs aard en natuur niets anders, dan eene bloote Formaliteit, 2944. Welke buiten eenige noodzaakelykheid is ingevoerd, zoo als Bon diEtoloco N. 36. te regt aanmerkt, 2945 En Hy geeft daar van deeze allezints voldoende Reden „ quod Juramentum „ ex parte Jurantis quidem Perfonale eft, nequeperfonam Jurantis egreditur, 2946 Sed ex parteRecipientis Reale , ejusque vis ad OmnesEjus, Cui juratumeft Succesfores extenditur. J 3 2947 Gelyk ook de Leenheer, wanneer Hy dat goedvind, wel de faculteit heeft om nieuwe Brieven van Verly te verleenen, * 2948 Doch geenfints bevoegd is, om desweegens eenige nieuwe Heergewaden of Hofregten te kunnen vorderen, mede volgens Bort Ibidem Na. 38. 2949 Doch, wat hiervan ook zyn mag, en al ftemd de Gedaagde volmondig 2950 Dat de Gewoonte ook by Ons, in het gemelde geval, een nieuw VerhefFh ooft geintroduceerd, 2951 pJeaHeer?n,dat ** ^ ^ t0t dat dnde zoude moete" *ter« 2952 Zoo kan nogtansM Verzuim van die denunciatie alleen ten gevolge hebben 2953 Dat de Leenheer, geene Interpellatie gedaan hebbende, geen reet heeft nm zynen Leenman te befchuldigen van negligentie, «Bineetc, om 2954 Uit Hoofde, dat Hy niet is verfcheenen, om op nieuws hulde en Manfchan te praefteeren: * 2955 Maar men zal nooit kunnen goedmaaken, dat de Vafal op dat fundament eemg regt van Prescriptie tegen Zynen Leenheer zonde kunnen Siiftï neeren; ->uiw- 2956* Waar toe, nog in Jus Feudale Commune feu Longobardicum , m? in het'U Ons gerecipieerde Regt en Coftumen van Leen, g .«««^j 2957 Noch eindelyk door de yoornaamfte Schryyers over deeze materie eeniee de minfte aanleiding word gegeeven. ' 5 2958 Daar  ( i5i ) Art. 2958 Daarenboven is bet zelfs infacto abuftef, dat 'er geene de minfte Denunciatien of Interpellatien door den Heer van Lekkerkerk zouden zyn gefchied aan die Leenmannen, 2959 Welke voorheen van de Gecombineerde Heerlykheyd vande Leck hadden gereleveerd, maar in den Jaare 1723, uit kragte van het Onwillig Decreet, van den Heer van Lekkerkerk Leenroerig waren geworden. 2950 Terwyl integendeel ten Procesfe is beweezen, dat dezelve Leenmannen van wegens den Heer van Lekkerkerk, reeds in den Jaare 174Ö, by de Publicque Couranten zyn geadverteerd, 2961 Om tot dat einde ter Leenkamer van Lekkerkerk te Compareeren , naar uitwyzen der Haagfche Courant van den 21 OEtober 1746, fub P. 11. loco by den Gedaagden, %()62. En dat in den Jaare 1753 tot het zelfde einde eene Publicatie of Waarfchouwing van wegens den toenmaligen Heer van Lekkerkerk is gedaan aan alle zyne Vafallen, 2963 Die in gebreeken waren gebleven, van Hunne Leenen naar behooren te verheffen , om zulks als nog ten fpoedigften te doen , 2964 Zoo als uit des Gedaagdens Product/^ P. 12. loco zal Confteeren, en waar van hier na nog nader opzettelyk zal worden gehandeld: 2965 Zynde het genoeg, dat op dit RefpeÜ uit het geremarqueerde kan worden afgenomen, 2956 Dat, indien zelfs de nalatigheid van den Nieuwen Leenheer, in het doen der denunciatie aan zyne Vafallen, om hunne Leenen met de leedige hand te komen verheffen, 2967 Eenen grond voor Prescriptie konde opleeveren, (des geenfints) 2968 Dezelve dan egter aan den Impetrant in dit geval niet zoude te ftade koomen, daar het, aan de eene zyde, buiten allen twyffel is, 2969 Dat in het Jaar 1746, en zelfs in den Jaare 1753, nog geen derde van een Eeuw, ja, wat meer is, nog geen dertig "Jaaren, waren verloopen, 2970 Zedert dat Mr. Francois Conftantyn Pielat de Blagny met de Heerlykheid van Lekkerkerk van wegens Hun Ed. Groot Mog. was verlyd, 2971 (Als zynde de aan Wem verleende Brieven van Inveftiture van Hoogft Dezelven van dato den 12 October 1723, blykens JV 2 loco by den Gedaagden, 2972 Mitsgaders de evengemelde Publicatie, of Waarfchouwing aan de voornoemde Vafallen, van den 4September 1753, naar uitwyzen vanP 12 loco by den Gedaagden) 2973 Terwyl door Bort loco fcepius Allegato 6 Deel Cap. 1 Art. 3 5 41 pag. 289 wel word aangemerkt, 2974 Dat het voor een nieuw aangekomen Leen-Heer geraden is, (maar geenfints^ dat Hy verpligt zoude zyn) -2975 Om kort na het Overlyden of veranderen van dengeweezen Leen-Heef dezelve Waarfchouwing te doen, Pp 2 2976 Dewyl Verdere refutatie der gemelde Objectie, 30. vermits het in fado is obuftef. dat *er Nalatigheid in het doen van Interpellatiezoude hebben plaatsgehad,  Eene andere Argumentatie , van den Impetrant word op dit refpect nog opgelost. Bejluit uit het gededuceerde nopens de pr& tenfe verzuimen voor 't Jaar ï739» ( i52 ) ^ R T i975 Dewyl, namentlyk, het Intereft van den nieuwen Leen-Heer zulks meed© brengt, 2 977 Om dat (zoo als Bert immediaat 'er byvoegd ) de tyd van een Jaar en zes Wteken, aan de Vafallen tot het afleggen van hun Manfchap by Ons gegeeven, 2978 Eerft begind te loopen van den tyd der gedane Waarfchouwinge: 2979 En het is, aan den anderen kant, meede onwederfpreekelyk, 2980 Dat *er even weinig een Triens Sceculi, tusfchen de gedane Publicatie van den Jaare 1753, enden aanvang van deeze Procedures in het Jaar 1775, is verloopen. 1 2981 En, dit alles vaft ftaande , zoo moet van zelfs Vervallen, het geen men aan de zyde van den Impetrant, by de Pleydoyen in de beide voorgaande Inftantien, heeft geargumenteerd uit de Prafumtie, 2982 Waar van in het breede word gehandeld by Denzelfden Bort 5 Deel Tit. 6 §• 3 m- 233- 2983 Quod nempe is, qui remfuam ab Alio teneri feit, nee quicquam Contradicit tam longo tempore, 2984 Non videatur, id alio Feciffe animo, quamquia voluit, rem illamnon amplius in rerum Juarum numero esfe, ê? Ejusfore, Quem feit eam tenere: 2985 En welke Prsfumtie men op het voor handen zynde Geval heeft trachten van Adplicatie te maaken, 2986 Alieenlyk op fundament van die cnbeweezene en abuftve Adfumtie, 2987 Dat de Heeren van Lekkerkerk meer dan dertig Jaaren zouden zyn gebleeven in gebreeken, van Hunne nalatige Vafallen tot het doen van Hulde en Manfchap te interpelleeren: 2088 Gelyk ook wyders de geaiiegeerde plaats van den gemelden Schryver eigentlyk betrekkelyk is tot dat geval, 2989 Wanneer Iemandeenig soed, waar op Hy origineelyk geen regt had, ter goeder trouwe t geduurende meer dan dtrtig Jaaren, als Leenroerig heeft be* zeecen: ■ ' 2993 Doch het welk geheel onderfcheiden is van het voor handen -zynde Geval in dit Proces , waar in de Quaeftie hier in beftaat, Of een Leenman zig aan de Vafallage van Zynen wettigen Leenheer door middel van Prcefcriptie zoude mogen onttrekken ? 2991 Het geen in het vervolg gezien zal worden, dat, naar de Principes van het Leen-recht, niet anders, dan in byzondere en hier niet adplic abel zynde gevallen, kan worden geadmitteerd. 2992 Terwyl de Gedaagde intusfehen vertrouwd, op dit refpeét te mogen befluiten, dat uit het" tot hier toe Gededuceerde genoegzaam isgebleeken, 2993 Dat ''er, byzonder voor het Jaar 1739, geen het minfte verzuim, door het niet vorderen van Verly, aan de zyde van de Heertn van Lekkerkerk is ge* pleegd. 2994 Maar  ( 153 ) A. R T a-ooi Maar ten Tweeden is de Impetrant evenweinig in ftaat , om te bewyzen , dat 'er eene zodanige negligentie ten Hunnen opzichte zoudehebben plaats gehad, na hetJx'VAR I7j9> .005 In welk Jaar (gelyk hier boven is geremarqueerd) des Impetrants Groot~V vader, Mr. Cornelis Groenincx, is geraakt buiten de posfesfie van Ridderkerk 2996 Immers is het in Cohfesfo, dat op dien tyd des Impetrants meergemelde Grootvader niet is komen te Overlyden , 2997 Maar dat Hy als toen de Gemelde Heerlykheid heeft Gedonatebrd aan zynen Zoon O ito Groenincx, zynde geweeft des Impetrants Vader, 20g8 Welke daar or> van Hun Ed. Groot Mog. heeft bekooroen de Brieven van inveftiture, {fub D. 3. loco by den Impetrant geproduceerd) 2999 Maarniet anders, dan behoudens Hunner/Edele Groot Mog, eneenlegelyls Regt: TOoo Doch, zoo lang de Impetrant van zyne zyde niet kan doen blyken, dat de toenmalige Her van Lekkerkerk daar van kennis en weetenfchap zoude hebben gehad, 3C01 Vermeend de Gedaagde met eerbiedige fiducie , te moogen vastftellen, oooz Dat de voornoemde Pradecesfeur van zynen Pupil moet verftaan worden. te zyn ignorant geweeft, van het geen ter Leenkamer van Holland, wegens di voorlchreeve Donatie, by het leven van den voornoemden Mr. Cornelis Groenincx, is gebeurd, 3003 Als waartoe Deszelfs tegenwoordigheid of Concurrentie nimmer is gerequi reerd geworden} 0001 En 'dat mitsdien in allen gevalle rene zodanige Private of Clandeftine A6le vóoi 3 den Impetrant geenen wetcigen grond kan opleeveren, oooVerly, eenig verzuim is gepleegd, «022 Zedert het welk een derde deel van een Eeuw, of de tyd, die naar Re°ten tot Prafcriptie word vereifcht, zoude zyn verloopen. 3023 En hier meede het Eerfte Poincl, het welk de Impetrant zig op dit Refpe<5t quod ad FaÜum ten betoge had voorgefteld, zynde afgehandeld, 3024 Zal de Gedaagde als nu, volgens de voorgeftelde orde, toetreeden tot het Tweede PoincT;, om namentlyk te doen zien, 3025 Dat de Impetrant zyne gefuftineerde Prescriptie ook de Jure nimmer zal kunnen goedmaken uit dien Hoofde, 3026 Dat 'er zedert het Jaar 1723 door de Heeren van Lekkerkerk geene Inveflu ture wegens de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk zoude zyn gevorderd. 3027 Op dit Refpeft zal aan de zyde van den Gedaagden (offchoon daar van in voegen voorfz. niets hoegenaamd door den Impetrant is beweezen) voor een Oogenblik worden onderfteld, 3028 Dat Mr. Cornelis Groenincx in het Jaar 1739, of althans meer dun drie.endertig Jaaren voor den aanvang deezer Procedures ten Jaare 1775 was O verleiden: 3029 Maar, al wordt dit toegeftaan, zoo is het egter buiten allen twyffel, dat zulks aan den Impetrant niet kan te ftade komen, 3030 Dan, indien volgens de Principes van het Leenregt, tevens als eene onbetwiftbare waarheid zoude moeten worden befchouwd, 3031 Dat, wanneer een Leenheer van zyn Vafal, of van den geenen, Die zig bevind in de pofesfte van een Leenroerig goed, het welk van hem Releveerd, 3031 Geen Verly, nog Leenmans - dienflen , yorderd binnen een derde deel van een Eeuw, 3033 Daar  ( 155 ) Art. 3033 Daar van dan het Notoir gevolg zoude zyn, dat de Dominus feudi word begreepen, zyn Leenregt door middel van Prescriptie te hebben verkoren. 3034 Dog dit word door den Gedaagden met-het hoogfte regt ontkend, en Hy houd zig verzetkerd, dat de Impetrant nimmer zal kunnen aantoonen öf bewyzen, 3035 Dat Alleen het niet Eysschen van Verhef of Verly een genoegzaam fundament zoude opleeyeren, om daar op in deeze materie eene Exceptie van Prescriptie tegen den Leenheer te fundeeren. 3036 Ja die Allegatie is zelfs ftrydig met fat Jus Feudale Commune autLongobardicum, 3037 En byzonder met dat Regt, en die Maximes vanLeen, welke by Onszyn gerecipieerd : 3038 Totdat einde gelieven UEd. Mog. zich eenvoudig te herinneren, hetgeen reeds hier boven breedvoerig is beweezen, 3029 Dat het zoo verre daar vata daan is, Dat een Leenheer zoude verpligt en gehouden zy n, 3040 Om Zynen Nieuwen Vafal te interpelleer en, teneinde zig naar behooren met het Leen te doen verheffen , 0041 Dat integendeel, wanneer een Leenman zig binnen een Jaar en zes Weeken niet fponte fua aanbied, om Verly te neemen van het Leen, 't welk op Hem is gedevolveerd, 3042 Hy reeds ftricto Jurevm al Zyn recht op het zelve Leen is vervallen, 3043 Mitsgaders alleen excequitate, onder beneficie van Reliëf, en mits betaalende dubbelde Heer - Gewaden en Hof - rechten, 3044 Volgens het by Ons gerecipieerde Leen-recht wederom tot het Leen-Verband en het Verhef word toegelaaten. 5045 Dit is reeds hierboven met de Autoriteit vmNeodjlalius, en van Andere voornaame Schryvers, beveiligd; g Terwyl de Gedaagde zig nog hier op dit refpeél: alieenlyk zal beroepen op de aanmerkelyke Leer van Mr. P. Bort loco Allegato 5 Deel Ttt. 6 § 45 pag. 237, 5-4.7 Die deezeQuajftie zeer uitvoerig behandeld, en, zoo uit deAlgemeene Prmcipes van het Jus Feudale, als byzonder uit de Maximes van Ons Leen-Regt, 9018 Overtuigend bewyft de onbeftaanbaarheid van die Suftenue, welke de Impetrant op°dit refpeét voerd, en, om zyn praïtens Syftema vaft te houden, noodzaakelyk^moet ample&eeren; 3049 „ Kis omnibus (zegd Bort) adjungi potefl, quod feudi Domino nullanegligentia ,, imputari queat, 3050 (Te weeten, uit hoofde, dat Hy Zynen Vafal niet interpelleerd, om zich met het Leen te doen Verlyen) '3051 „ Nam potefl Unus Vafallus centum annos vivere, qui Inveflituram debite petierit,  Befluit uit Ut Geremarqueerde. ( 156 ) Art. S°52 »> Nee tenetur Dominus inquirere, utrum alienaverit, aut ft, primo mor~ „ tuo, Sequens Invejiiturdm non petierit; 3053 „ VaSAIXI nimirumest, a domino invesittjrampetere, non autem d0„ mini, ad hoc invitarej 3054 „ Cumigitur Vafalli defidia, culpa, dolo,fit, ut Dominus fubinde de teudo „ non inquirat, non vero Domini negligentia, 3055 „ Dolus ille non poteft' Domino esfedamnofus, nee Va/allo lucrofus, 3056 Cum Prtefcriptionis bafis & Fundamentum fit Bona fides, id eft, jufta ,, opinio, & reï tamquam exploratce fiducia": 3057 En in de notabele poincten van Leenen, die men ufeeerd in den Leenhove van de Graaflykheid van Holland, welke gevonden worden agter het meergemelde TraSlaat van Mr. Pieter Bort, Art. 17 , 3058 Word uitdrukkelyk gemeld, „ Dat in den Leenhove van Holland niet ge- u/eert en word, 3059 „ Dat men die Fa/allen interpelleer-e, om haare Leenen te komen verheffen, 30C0 „ Zoo men verftaat, in Braband, en elders, welgedaan te worden", enz. 30ÖI Waar mede ook woordelyk overeenkomt het Geadvifeerde door Stadhouder en Leen - Mannen van Holland in den Jaare 1569, en wel fub A;o. 4, 3062 Welk Advï.s meede voor handen is by Bort agter de gemelde Notabele Poincten van Leenen, 3063 En zooveel temeer Attentie verdiend, dewyl als toen de gemelde Stadhouder en Leenmannen van Holland door den Hertog van Alva van wegens Kaning Philips waren gerequireerd, 3064 Om te declareeren, of optegeeven, wat in deeze Provincie Rechtens en Costun.ür was in de materie van Leen, nópens de Poinctemen Artikelen, aldaar gementioneerd, 206? En fpecialyk ook omtrent de evengemelde Qnaftie, namm'lyk, ,,ft les Vasfaux, „ pretendants droit fur aucuns biens, foyent fonci res, rem es, & autres aftions „ Feudales, 3066 ,» Non faifans en dedans fon tems la foi, hommage, ferment de fidelité, fep tous ° „ autres devoirs, requis a caufe de telles leurs parties, ni payans les Droits Seig- neuriaux, 3067 Perdent les dits biens, rentes, & autres aftions, & s'ilny a aucun temps „ limitê, combien? 3068 ,, Ou, sHl eft befoin, d'interpeller les dits Vasfaux, pour faire les dits Devoirs, 3069 „ Avant que pouvoir pretenire droit de devolution , ou autre, par faute de ,, Vomisfiondes tels devoirs'"', &c.? 3070 Waar op door Stadhouder en Leenmannen, by het gemelde Advies, aan den Raad neffens den Hertog van Alva datzelfde is geadvifeerd en gerefcribeerd, 3071 Het geen zoo even in't $osSe. en twee volgende Art. uit Bort is opgegeeven. 3072 Maar, zoo het derhalven eene onbetwiftbare zaak is, 3073 Dat,  ( m ) Art. 3073 Dat, volgens het hy Ons gerecipieerde Regt en Coflumen van Leenen, een. Leenheer geenfints verplicht is, om eenig Verhef van Zynen Vafal te requireeren, of Hem tot dat einde aantemaanen, 3074 En dat integendeel een Leenman zich aan ontrouw en negligentie fchuldig maakt, wanneer Hy Zig van zelfs niet opdoed, om Inveftiture van het Leen te bekomen, 3075 Zoo moet daar uit van zelfs volgen * dat de Impetrant geheel ten onregten en verkeer delyk heeft geadfumeerd , 3076 Dat het niet vorderen van Verly door de Heeren van Lekkerkerk wegens Riiderkerk zoude kunnen worden aangemerkt als zodanig verzuim, 3077 Het welk het Fundament of Jnitium Prafcriptionis voor de Êeeren van Ridderkerk tegen Hunnen wettigen Leenheer zoude kunnen opleeveren. 3078 En tegen dit Geremarqueerde kan met geen fchyn van grond door den Impetrant worden ingebragt, ,079 Dat de Heeren van Ridderkerk buiten ftaat zóuden geweeft zyn, om van de Heeren van Lekkerkerk als hunne Agter-Leenmannen of Vafallen Verly van Ridderkerk te verzoeken, 3080 Zoo lange de Heeren van Lekkerkerk Zeiven daar meede door Hun Ed. Groot Mog. niet waren verheven , 5081 En dat ook de Heeren van Lekkerkerk voor dien tyd geene bevöegtheid zouden hebben gehad, om van dit Achterleen eenige Inveftiture te verleenen: OAo. vtfin- fchoon het waar is * dat de Heeren van Lekkerkerk hebben geverfeerd 3 in Sn ataC^denkbedd,' dat Zy geen Byzonder Verly van Ridderkerk nodig hadden, oog, Maar meenden,te kunnen vólfam met het Verhef, hetwelkZy van de Heer lykheid van Lekkerkerk Cum annexis hadden bekomen uit krachte van het Onwillig Decreet«, _o \vaar door Zy meede tot alle de Agterleenen , en dus ook tot de gemelde Amhschtsheerlykheid van Ridderkerk, als geweeft zynde een Agterleen van de Gecombineerde Heerlykheid van de Leck, waren geregtigd geworden, . g 200 zoude egter die misvatting waarfchynlyk door Hen bemerkt, en ook 3' 3 geredresfeerd zyn geworden, 9,6 Indien de Heeren van Ridderkerk Zig ter goeder trouwe hadden opgedaan, 30 en kennis gegeeven Van de verandering van Leenman: 0087 Do"b, wat hier ook van zyn mag, het is in allen gevallen zeker, dat dit Argument alleen tot zoo verre zoude kunnen gelden,, ■~rr D-t daardoor, op zyn beft, zoude kunnen worden geëxcüfeerd dé nalatig3 heid van de Heeren van Ridderkerk, in het niet verzoeken van Verly we. gens het zelve Agterleen van Hunnen wettigen Smal-Heer, ,ö8ö Maar dat de Impetrant zich daar meede direct of indiredniet kan behelpen, 3 om zyne gefuftineerde Prafcriptie goed te maaken , „.go Waar toe te minder eenige termen voor handen zyn , dewyl de Heeren vm Lekkerkerk geenzints hebben ftü gezèeten, Rr $091 Maa Voorflel eener tegenwerping van den Impetrant, quafi wegens de onbevoegdheidvan den Heer van Lekkerkerk, om, zelfs met Ridderkerk niet verlyd zynde, verly te eisJchen van den Heer van Ridderkerk. Beantwoording van dit tegenwerping, I 1 t  Voorftet van nog twie peretntoire j gronden tegen de geobjicieerdt Prcejcrip- tie. ( 158 ) Art. 3091 Maat, ten overvloeden, alle pratenfe Verjaaringe is geinterumpeerd daoF de Publi. catien, en Waarfchouwingen, in den Jaare 1746 en ij53 gedaan , waar van té meermaalenjs gewag gemaakt; 3o;2. Gelyk ook eindelyk door de vorige Heeren van Ridderkerk ninjmer iets diergelyks is gefuftineerd, 3093 Wanneer de Heeren der toen nog Gecombineerde Heerlykheid'van de Leck, gedurende byna een Eeuw, hadden verzuimd , om zig met de Heerlykheid van Ridder, kerk door Hun Ed. Groot Mog. te doen Verlyen ; 3094 Als zynde integendeel reeds op een ander Helpee! geremarqueerd, 3095 Dat zoo wel in dien tusfchentyd, alsnadat het gemelde verzuim was gepurgeerd, de toenmalige Pofesfeuren van de gemelde Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk het Leenverband hebben blyven erkennen, 3096 En met Ridderkerk, zonder intermisfie, ter Leenkamer van de Leck zyn verheeven. 3097 Hier meede zoude de Gedaagde ook op dit Refpeél: kunnen volftaan, dewyl het Gededuceerde reeds genoegzaam is, 3098 Om den Rechter te overtuigen, dat de lnapetraht zeer verre te kort fchiet in het bewys van die Adfmntkn, 3099 Waar meede Hy zich, zoo qvod ad factum , als qjjod ad jus , heeft tragten te behelpen , 3100 Om, ware het mogelyk , een glimp te geeven aan de Exceptie van Verjaaring t waar in de Impetrant eigentlyk zyne voornaamfte fterkte zoekt. 3101 Doch, om alle zwaarigheeden en twyffelingen uit de weg te ruimen, en het Gefuftineerde van den Gedaagden op dit refpé£t meede te brengen tot eene compleete Demonftratie, 3102 Zal het niet ondienftig zyn, om noch de eene en andere Reflexie aan UEd. Mog. te fuppediteeren, 3103 Die men eerbiedig vertrouwd, nognader en ten overvloeden te zullen dienen tot peremptoire folutien, op al hetgeen door den Impetrant, omtrent of op fundament van eene praetenfe Prsefcriptie, is of nog mogte worden tegengeworpen , 3104 Tot dat einde zal de Gedaagde voor eerst doen zien, 3105 Dat, offchoon 'er in deeze materie eenige termen zouden kunnen zyn voor Prescriptie, Dan egter in het Voorhanden zynde Geval geheel en al ontbreeken die Vereischtens, 3106 Welke, volgens de Principes van het by ons Gerecipieerde Leenregt, ende Al* gemeene Leer der Doctoren, daartoe noodwendig moeten plaats hebben, en za- menloopen; 3107 En ten Tweeden, dat in allen gevalle de Verjaaring, die de Impetrant wil leggen tot den grond van Contradictie tegen des Gedaagdens Eisch en Conclufie, 3108 Lynrechl aanloopt tegen, en expresfelyk afgekeurd is by, eene duidelyke Land" Wet van Hun Ed. Groot Mog. 3109 Wat  ( 159 ) ^'WudenEerjtm^ndvm deeze bedoelde nadere Defenfie van den Gedaagden . betreft, daar omtrent moet voor af worden aangemerkt, , rj 3Iro Dathetwelw^J^gem^ewmö^oaan geene bedenking onderheevig is, ƒ Tr nat 7no naarhet lus Commune Feudale, als volgens het by ons aan-. i jgfitóri* zyn regt op bet Leen kan verliezen , ! 3I12 En hetzelve daar en tegen door § ëk|| ^f^SenSSS regt had, maar egter jer goeder trouw vermeende, dat het Leengoed n.m peteerde, kan worden bekomen, %t\ Vorens de Leer van Bort loco citato 5. Deel Tit. 6. §. 8- pag, 233, - * m Tr«a, /e/id , «Jdaar ï 0114 Maar het is geenfints eene uitgemaakte zaak, O/, ff^^TS zynen wettigen Leenheer zoude kunnen onttrekken, 3nS En zoo Ja, hoe veel tyd 'er tot eene zodanige Verjaaring word vereifcht 311Ó Over Welkè beide Poinclen door de Schryvers over het Leenregt zeer getwift word, 3117 Terwyl Zommigen geenerley Verjaaring in dat geval Admitteeren, -on8 Als inzonderheid Charondas in Mm^^f^^^f^tlti kegetuigd, quod Secundum Wam SenUnnam aliquoties aSupremis Gallis Curus judicatum fuit: , ■ ■ • ,no En Die Geenen, Welke daar in zamenftemmen, dat eene Prsfcriptie in hac materia zoude zyn gerecipieerd, 3l20 Disfentieeren wederom nopens den tyd, die daar toe zoude moeten worden bepaald; Wordende door Zommigen gemeend dat daartoe ^fff^/f^ zoude genoeg zyn , g'lyk Cujacius in Comm. ad Feild. Llb. 4. Ut. 49- W- 719" Üperum , quee edi voluit) 3I22 Terwyl Anderen integendeel vereisfehen den tyd van Veertig Jaaren, En nog Anderen alleen eene Prescriptie van Honderd Jaaren voor genoeg31 3 zaam houden, 3124 Zoo als onder anderen Julius Clarus in Qiteoft. Feud. quefl. 45. oro , Het is intusfeben zeer notabel, dat zelfs M de Naburige Provincie van Gelder- 3 land, alwaar de L?enmmeenigvuldiger zyn, dan in Holland, , 126 Volgens het meert aangenomen gevoelen van Des Kundigen, geene Prescrip- 3 tieTww pen Leenheer kan worden geageerd» ,«7 Uvtwyzens bet getuigenis van Fredericus Sande in Comment,ad Confuet 3 ffek Ge/ri« Trtó 2. Tit. 1. Cap. I. §• 6- » 1Ö5, 3128 „ ^1 Czegd.Hy)ffw j, Cenfent, R r a 3l29 >» Eaiu Verhandeling an Het zelve rondelyk, en ten eenemaalen klaar uit, aan zynen Leenheer heeft „ geweigerd gehad, . , 3146 „ Uit oorzaake, datHy fuftineerd, het goed,'t welk Hy bezit, endeLeenheer „ zegdzyn Leengoed te weezen, en van Hem te dependeeren, geen Leen en is, „ maar Hem Bezitter Vry eygen toekomt: 3147 ,, Want (voegt Hy "er verder § 48. by~) als na zoo uitdrukkelyke en abfolute ,, weigering, uit zodanige oorzaak gefchied, noch een derde deel van hondert ,, Jaaren is verloopen, 3I48 Gediu  ( ï6i ) fi48*„ Gedurende welken tyd geen dienst ten opzigte van het zelve Ouceflieufe ftfefc „ goed en heft gedian, 3149 „ En zulks de Leeneer die. weigering zoo langen tyd heeft geadquiefceerd, en „ dezelve daar meede geftyft, 3150 „ Zoo word daar door Verftaan, a Vafallo Libertatem te zyn geprceScribeerd: „Ia Het zelfde (Vervolgd Bort ibid § 49■ ) rnede plaats, «fr de Leenman * helft ontkend, zeekerftuk of gedeelte van het Leengoed mede ueen te zyn, o-rca Ofte tot eenige óienpn van den Leenheer verzogt wezende, Hem dezelve, " invoegen als vooren, en als daar toe ten opzigte van het Leen met wezende " verbonden, heeft geweigerd gehad, ,t„ , Alm door zulke weigering, met een verloop vaneen derde deel van Honderd l, Jaaren bekragtigd, mede Vryheid word verkreegen, van het geen op zodanige „ w^ze is geweigerd geweejt. ,t ^ ^ Voorftel eener Infiantie van den Impetrant, wegens de niet gevorderde uitkeering van twee honderd Ponden Jaarlyks , zederd het Jaar 1723. Refutatie van die Inftantie. 1 > t k r  ( i66 ) A RT. 3246 Even gelyk ***** üf«r En  • ( Iöp ) Art. 3j°? -5 P-n voorts meede, om dat per expresfam illdm denégationem word 'weg-, „ genomen de probubilis Domini ignorantia, 3308 „ Mitsgaders de Prcefumtie, qua femper eodem jure & modo posfidere,'& ai ,, Domino ferviendum Vafallus paratus esfe Creditur ". 3309 En hieruit moet ook verder voortvloeyen ,d,)t, al waren de Heeren van Lekkerkerk geheel en al negligent geweest in de Confervatie van Hun regt op Ridderkerk» 3310 En al hadden Dezelven nimmer Hunne Agter - Leenmannen geïnterpelleerd, (waar van het Tegendeel Confteerd) 331 r Dan evenwel nog altoos het Defect van eene directe denunciatie, door "den Heer van Ridderkerk met klaare en ronde woorden aan den lieer van Lekkerkerk gedaan, 3312 Aan de Exceptie vah Verjaaring, die de Impetrant aÜegeerd, Notoirlyk zoude obfteeren, en dezelve geheel en al doen vervallen. 3313 In de Derde Plaats is het al meede buiten twyfrul, sht,. zedert de evengemelde Interpellatien van de Jaaren 1746 e» 1753 , geen Tiiens Scecull is verloopen, 3314 Dewyl deeze Procedures al in den Jaare 1775 zyn begonnen: 3315 Zooals meede reeds op een ander refpeft is pcremprqneerd, dat ook niet . tusfchen het Jaar 1723 , wanneer de Heerlykheid van de Leck is gedimembreerd \ 3316 Eb het Jaar 1746, wanneer de meergemelde Advertentien in de Couranten zyn gefchied, 3317 Mii nog minder tusfchen %éi Jaar 1739, (wanneer des Impetrants Grootvader Mr- Cornelis Groenincx ,aan zyn Zoon Otto Groenincx de Ambachts-HeerJykheid van Ridderkerk heeft gedonateerd , en daar door de Perfoon van dm Leenman veranderd wierd) 3318 En hit meergemelde Jaar 1746, 3319 Jaa ?.eifs niet tusfchen het bekomen Verly door den Eerjlen Byzonderen Heer van Lekkerkerk, van dato den 12 O£tober 1723, 3320 En de bovengemelde nadere Waarfchouwing of'Publicatie, in dato 4 September 1753 > 3321 Nog eindelyk tusfchen het Jaar 1739, en het Jaar 1753 , 3322 De tyd van dertig Jaaren, min nog een derdedeel van een Eeuw, is verloopen; 3323 En dat mitsdien, uyt Hoofde van die Interpellatien, de voorfchreeve preeteriïe Prescriptie (al konde dezelve plaats hebben alleen uit hoofde van het verzu;m, door den Leenheer gepleegd, des geenzints ) 3324 Nimmer geadimpleerd, maar reeds lang geïnterrumpeerd zoude zyn geworden. 3325 Eindelyk vertrouwd de Gedaagde, dat ook de Feudale Attens , die de Heeren van Lekkerkerk zedert het Jaar 1723 ten opzichte van de verdere Agterleenen by aanhoudendheid hebben gepleegd, 3326 Met het hoogfte regt tegen de door den Impetrant gefuftineerde Verjaaring kunnen en mogen geallegeerd worden , Vv 3127 Als Ten derden word getoond, dat 'er ook , zedert'de gedar.e intertel'r latten door den Heer van Lekkerkerk, gen; derde van een Eeuw is verkopen. Vierde Argument tegen de Prafcriptie, uit hoofder Feudale Aüens nopens de verder»/ dgterleenin.  A 33 3: 3: Bedenking 3; hieromtrent, gefolieerd. 3 2 Btftuit uit htt j gededuceerde. Finale Reflexie op dit iefpea,«g«n de Prdferiptie, uit hoofde van het liquide regt van den Heer van Lekterkerk, en bet manifeftt ênregt van den Impetrant. ( l7° ) ?7TA1s notoirlvk meede brengende de dadelyke Exercitie van het Regt en de kameren Agterleenen, bevorensvan de gecombineerde Heerlykheid van de Lak hebbende gereleveerd, ;i8 Het welk dus juijl het tegengeflelde opleeverd van eene negligentie en veria- ring van dat regt en van dezelve posfesfie, j i9 En mitsdien geheel en al alle denkbeeld en grond van Prescriptie deftrueerd, en doet vervallen. »*o Zonder dat hier tegen wederom kan worden ingebragt, dat zulks tegen den Heer van Ridderkerk niet zoude ftringeeren, ka, Om dat de Heer van Lekkerkerk, om Aflens Feudaal ten opzigte va» Ridder33 kerk te kunnen pleegen, een apart Verly van Ridderkerk moeft Hebben gehad, waar mede Dezelve tusfchen de Jaaren i75i en X7J$ niet » voorzien geweeft; 33a Want die Bedenking is hier voren reeds wederlegd, en kan ook in dit op* zigt niets ter zaake doen, «a Om dat, (zoo als onder anderen meede reeds is betoogd) de Heer^van 333 Lekkerkerk in den gemelden taslchentyd ter goeder trouwe heeft geverfeerd in een begrip, tau Dat Hy ten aanzien van de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerkgeemby33 zonden"inveftiture nodig had, even weinig, als nopens de andere Agterleenen, ,„? En dus niet kan Verftaan worden, daaromtrent nalatig te zyn geweeft, uithoofde van een begrip van onbevoegdheid, of van eene mentie, om van zyn Regt op Ridderkerk te willen afzien. ,aa<5 En uit dit alles vertrouwd de Gedaagde mitsdien, met het hoogfte regt te mogen befluiten, dat tot eene Compleete Demonftratie is gebragt, 3337 Dat, zoo 'er zelfs eenige termer. zouden kunnen ^ ™;^eS> a,*8 Aangezien de Impetrant merkelyk.ja geheel en al, te kort fchiet inhet bewys 333 van die Vereifchtens, welke tor de Pr*scriptie in deeze materie, vorens het hier boven gededuceerde, zouden moeten plaats hebben, en zamenloopen. Jade Gedaagde kan nog ten overvloeden hier hy voegen tot eene finale reflexie* en tot lefluit op dit Poinct, _ rw Hewvl ten deezen liquido Confteerd, aan de eene zyde, de Originali 334 ^^S ^hamnitm, Orgineele, en Deugdelyke, Regt vandes Gedaagdens Pupil, „ot _plk de Kooter van Lekkerkerk en Zuidbroek in den Jaare 17*3, uit 33 krTgte vt een ptgtig Zing, by Publicque Verkondiging der Voorwaarden van Verkooping gemaakt,. en opentlyk gedenuncieerd, 334a En van de daar opgevolgde folemneele Decreet Brief van den Rade Provinciaal, ,2A, Heef, verkreegen op alle de Agterleenen, voormaals van de Heerlykheid van 3343 Ï^A^tJb^a^;^ mitsdien ook op de Heerlykheid van Ridierkerk, 3344 MitSga-  ( l7l ) ill:M**êm döor Denzelven, ***** Cmmim reUehtrm, op ityne 3344 fefeufenlde Heerlykheid van Lekkerkerk is overgebragt, 3 Contradictie van den Impetrant, „+s Welke rfc* voornaamentlyk fandeerd of h **** «*Ze ew ^f/ïand vm dato den n ^nï 1720» 3347 Die (gei* ^ttl^A^^f*0^ wyze, tegens alle Principes van Kegt, ja van w opzichte Heer van de Leck, hoeren, was ontgoed en onterfd geword.n, vervolgens is verleend, .,«0 H«O*. «««««ter, deSafis en het *UMf,« destapetrahts geüüegeerde Prescriptie moet opleeveren; gicq leerd, 3353 Dat zelfs in znlke gevallen, ^h^^£S^^ 33 en de nodige verëyfchtens zouden fcbynen te concurreeren, *,*4 Evenwel Prescriptie niet kan nog moet worden .oegelaaten, nog efFefl mag hebben, ■ 3355 „ ZuanSoeertoVliiuido confiat de originali veritate, Cui Prescriptie adver- fatur, :aH^a»*8»^..,, .. * TUXC EN1M NON PMtVALET PrüESCRIPTIO , SED STATUR ÖK.IGINALI VBRI- 3356 taxi". „ Maar in de Laatfte plaats zal de Gedaagde nog een ftap verder treeden, en 3357 ovefgaan, öm nog tentweeden kortelyk te betoogen, 0 nnr offchoon zelfs alle die fol.de reflexien, welke tot dus yerre door 3358 Hem «gendes Impetrants gefuftineerde Pr^fcriptie zyn geallegeerd en betoogdj u «««.tok donr ÜFd. Mos zouden mogen worden geoordeeld, niet 3*59 gSe^Ef of nS vo^eï/tezyn tot wederlegging van dezelve Pr.- fcriptie , Westvriesland; Vv * 330a D' Overgang iit dm Tweeden naderen Grond vin dsfenfie van dtri Gedaagden ttgcn de Prafcriptie, namtntlyl,da£ dezelve Jirydig ismethttPla* «aal van %66»* i  Art. ? 36z De Gedaagde bedoeld Namentlyk Hoogft Derzelver Placaat van den S December 10É2 , .3363 Te vinden in het Groot Placaat-Boek 2. Deel Fol. 2887, als meede bv Bort loco allegato 5. Deel Tit 1. § 29 pag. 56: 3354 tVaar by Nominatim in Twee Gevallen de Prcefcriptie ü afgekeurd en Uitgefloten: ö 3 365 vvant daar by word niet alleen, voor eerst , door Hoogftgemelde Heeren Staaten verklaard en vaftgefteld, 3366 ,. Dat geene Veranderingen, Alteratien, noch ïnnovatim, in eenige Invefti- turen van Leenen, van Hun Ed. Groot Mog. gehouden worde,:de, 3367 5j Py Derzelver Stadhouder vm Leenen en Leenmannen, buiten, boy en, of te- » Se\?eB teneur vm de terfte Uitgifte, gedaan of gemaakt hebben kunnen, of zullen mogen worden, 3368 „ Zonder Hunner Ed. Groot Mog. fpeciale en extresfe Cbncesfte, ofte van den „ Prince van den Lande, in der tyd geweeft zynde: 3369 Maar ook in de tweede plaats , „ Dat, zoo eenige Leenen zouden mogen wor„ den bevonden, abufivelyk verlyd en verleend te wezen aan Perfoonen , 3370 „ Die daartoe, volgens de natuur en Conditiën van de Uytgifte derzelve Leenen }) niet en waren gerechtigd, --ff 3371 „ Dezelve zullen worden gehouden voor kragteloos en van onwaarde, en zulks »> m Rechten j of daar buiten, geen effect kunnen of mogen forteeren, 3372 ,s ZONDER DAT EENIGE LAPS VAN TYD, OF PR/ESCRIPT!F „ DAAR TEEGENZAL KUNNEN OBSTEÜREN, OETE GEALLiL' „ GEERT MOGEN WORDEN". *jl.AL,LIv B373 En dit h door den Souverain alzoo geftatueerd (gelyk uit de Pntmifen van het Placadt op het evideritite blykt) 3374 „ Om dat aan Hoogft Denzelven diverfe maaien verfcheidene moeyelykheeden waren „ voorgekomen, alleen daar uit RefulteerCnde, %37S „ Dat eenige Latere of Jongere hveftituuren van Leenen zodanig niet waren „ geextendeerd, 5 3375 „ Als wel naar inhoud van de Eerfte Uitgifte der Voorfz. Brieven had behooren „ te gefchieden; 3377 » Waar aoor Verfcheidene inconvenientcn waren veroorzaakt: 337S „ Tegen allé welke abuifen, en daar uit volgende inconvenienten voor de Hee „ ren Staaten Zeiven, en voor Hunne goede IngeZeetenen en Vafallen, eenige „ Goederen van Hun te Leen houdende, Hun Ed. Groot Mog. by dit Placaat „ wilden voorzien, mitsgaders dezelve voorkoomm en verhoeden. 3379 Waarom ook te regt'door Bort loco alleg §. 2S, is aangemerkt, dat dit P!a coat alzoo is geëmaneerd, en daar in Expresfis verbis geinflueerd het Verbod van Prescriptie, 3380 „ Ten einde daar over in toekomende geene moeyelykheeden zouden ontftaan , en de ïi Leenmannen zig niet zouden komen te flatteer en met eenige Prescriptie, 338f „ Die  ( 173 ) iu\ du l,* 2SS „ g«* * r.eAnen en Judarimtm van Richten tn Kegtsgeleeraen, n'itór. piÉtieere»''. ^82 De Gedaagde oordeeld het onnodig, z;g beezig te houden met eene breed- A 3° voerige Interpretatie van deeze uytdrukkelyke Landwet, z 3383 Nadien uit de eenvoudige iufpeflie van Dezelve ten duidelykften blykt, % 3386 ^ den alle de Verlyen, die op zodanige ^^g^^nl^uen van geene Waarde, zouden wezen, en m regten ofdaar buiten geen ejjee ~ den moogenforteeren; tegen de Uytgifte en Conditiën van het Leen, S388 M dan zelfs geen Lafs van tyd, nog Prescriptie zoude moogen geallegeerd worden door den geenen, die alzoo abufivelyk is verlyd. o ^ 1 • 1, /UKUratie of toetasfinz van deeze Haare en duidelyke Landwet op 3389 ^:JLdAJ^ -nifeft, en allereenvoudig 0.00 Want, voor eerft, blykt uit de Uitfpraaken Verklaaring van f ^ 339 ZZli, (van welken gedurende het beloop van deeze Schriftuure zoo meenigmalen is gewaagd ) „9I Dat Ridderkerk voorheen is geweeft een Leen, Direü en Immediaat Relevee- rende van de Graaflykheid van Holland, 3392 Waar meede de Heer van de Mmoeft worden Verlyd, als een deel en Lid 's Lands van der Lecke, 000. En bet welk door Hem wederom ter Leen moeft worden uitgegeeven aan 3 den Ambachts-Heer van Ridderkerk. Het is, inde Tweede plaats, even zeeker, en hier boven op eene overtuigende wyze betoogd, nnp m m ]iet Otlroy van fplitzinge, door Hun Ed. Groot Mog. in den Jaare 3395 Dat, naMU^ ry ^ jv^j^ ,^ ^ ^ ^ ^ > de Heer van Lekkerkerk, Als «efubintreerd zynde , zoo veel aangaat de Agterleenen, enidus ook ten op339 z^erl Ridderkerk, in al het regt, ee» den Heer van die Combineerde Heerlykheid van de Leck daar op voorheen gecompeteerd hebbende, «07 Ingevolge en uyt hoofde van dat Ottroy en Decreet, met de Gemelde Ambachts- 3397 Shkhddvan Ridderkerk had behooren te worden Verlyd. 3398 Ten derden , is al meede Notoir en evident, «00 Dat abufivehk , zonder wittige reden, en zonder kennis of toeftemming vanMu ■jr• 34oa Des indrong van n duidelyken in en de inntie van die 'et. Betoog der Applicatie van het Placaat op het voor handen zynde gival.  Nader IeWys der Applicatie van het Placaat van 1662, vooreerft, uit den Inhoud der Verly-brieven. Ententweeden,uit den geheelen Samenhang van het Placaat. ( 174 ) Art. 3400 Des Impetrants Grootvader, Mr. Cornelis Groenincx , in het Jaar 17.6 mei Ridderkerk is Verlyd geworden, 3401 En dat daarna in het Jaar 1739 aan des Impetrants Vader Mr. Otto Groenincx, en eindelyk in het Jaar 1758 aan den Impetrant zeiven, even abufive Vïrlyen zyn verleend: 3402 En dus behoord het buiten tegenfpraak te zyn, 3403 Dat hier dit Achterleen in de Jaaren 1726, 1739 , en 1758 , is uitgegeeven aan Perfoonen, 3404 Die daar toe volgens de natuur en de conditiën van dit Leen notoirlyk niet gerechtigd waren; 3405 En dit is juift het Geval van het gemelde Placaat, welks dispofide mitsdien buiten allen twyffel adplicabel is. 3406 Trouwens, zoo hier omtrent nog eenige bedenking konde overig bly ven, behoefd men, tot nog meerdere en overvloediger overtuiging, alleen die refpeêidve Verlyen van den Impetrant, en van Zyne gemelde Prcedecesfeuren , inte zien, 3407 En byzonder de Eerflc Brieven van Inveftiture, aan Mr. Cornelis Groenincx in den Jaare 1726 verleend, en door den Impetrant fub D 2 loco peprodii ceerd, 3408 Welke Nominatim inhouden, dat Hy met de gemelde Heerlykheid van Ridderkerk wierd verlyd, volgens de Brieven van Verly en Gifte, die Roeland van Uitkerke van Hertog Philips van Bourgondien in den Jaare 1429 had verkreegen, 3409 En waar van bevoorens op een'ander refpeél; by deze Schriftuur is gehandeld: b 3410 Maar intusfchen is aan deeze zyde op eene onwederfpreekelyke wyze betoogd , 3411 Dat dit Verhef niet had behooren te gefchieden aan den voorn. Mr- Cornelis Groenincx , VÓLGENS de V00RSZ. BRIEVEN van het JaAR I \20 door Hun Ed. Gróót Mog., als een Hoofdleen van de Graaflykheid, 3412 Maar, volgens de meergemelde Uitspraak en Verklaaringb van de Jaaren 1440, en 1441 , door den Heer van Lekkerkerk, als een Anerleen van dezelve Heerlykheid, ■ 3413 Die in zoo verre was gefubintreerd in de Rechten van de Heerlykheid van 3414 Wanneer men dit in het oog houd, en men befchouwd wyders het gemelde Placaat in zynen zamenhang , • 3415 Dan word de Suftenue van den Gedaagden tot nog meerdere klaarheid ia zelfs tot eene compleete demonftratie, gebragt; ' ' 3416 Namentlyk, de W7etgeever veronderfteld een zodanig geval, dat, voor eerft, de rechte Leenman geen Verly heeft genomen, 3417 Tèn tweeden, dat-een Ander, in plaats van den waar en Vafal, by fub en ohreptiede Inveftiture heeft verkreegen, 3418 (fm  ( 175 ) ^rJVImmers is dar de zin van de reeds gelegeerde Periode uit het Placaat, 3418 (Imme s: « ^ p f % die daar toe , ;,' Wgmr ie JVêikur en KCkt^ van de Uitgifte der Leenen,nut waren ge„ rechtigd" ) 34,0 En ten Derden, dat zedert dat abuftve Verly meer dan een derde deel van een Eeuw is verloopen: ,420 (Want het fpreekt van zelfs, dat 'er anderzints geene termen zouden kunnen zyn, om eenige Verjaaringe te allegeeren ) o Aii En dan ftatueerd de Souverain uitdrukkelyk in dat Geval, dat die Verlyen, en dat 34 A^Sm^vvtogttoutonvovr nuf, krachteloos, en vangeener waarde, 3422 En dat geen Laps van tyd, nog eenige Prtfcriptie, int dien hoofde zal kun- nen obfteeren, of geallegeerd mogen worden. 0423 Maar nu hebben de evengemelde omftandigheeden juift in dit gevalplaats; van Ridderkerk, 3425 Maar een Ander, die daar toe niet was bevoegd, te weeten, Mr. Cornelis Groenincx, 3426 Heeft in 't Jaar 1726 de Inveftiture of het Verly daarvan van Hun Ed. Groot Mog. weeten te verkrygen: 3427 En eindelyk zedert dat Verly is een derde deel van een Eeuw verloopen; o4i8 En (feboon 'er aliunde blykt, dat de Heer van Lekkerkerk inmiddeb 34 eoed regr heeft leevendi? gehouden) fundeerd de Heer van Rietkerk:egtr zVoPdat verkeerdelyk verleende Verly , en allegeerd Prcefcriptie uit hoofde van den Laps van tyd , welke zedert dat gebeurde is verloopen: 3429 Dit is dus firydigmet de dirette Prohibitie van den Wetgeever; o43o Ende Gedaagde mag derhal ven geruft beduiten, volgens de difp^Jjwn de Wet, dat Je die Verlyen, waar op de Impetrant zig fundeerd, moeten WOrden geconfidereerd, als nul, kragteloos , en van ontarde, Dat cffzéivi in Rechten, of daar buiten, geeneffeü mogen forteer en, en dat alle Allegatie van Prcefcriptie ten deezen is uitgejlooten, "A«2 Dewvlmen geene klaarder woorden kan uitdenken, dan die, waar van Hun Ed. Groot Mog Zig op dit refpeót hebben bediend, 0,„ Wanneer dezelve in het Placaat hebbengeïnfereerd deeze uitdrukking, zon» 3433 DER rjvVT EENIGE LAPS VAN TYD , OF RRiESCRtPTIE, ZAL KUNNEN OBSTEEREN, OF MOOGEN GEALLEGEERD WOrden. 0.434 En waarlyk, indien in dit Geval deeze gereclameerde Land - Wet geene werkende kragt moeft hebben, 3435 Zoude het zeer weinig moeite koften, om dezelve altoos elufoir te maken. 3436 Het is dus ook niet anders, dan een vergezogt Umlugt, ™<™ ^ 343 Declamatie, wanneer men aan de Zyde van den Impetrant hier tegen wii inbrengen, Xx ^ ■ %m Dat Bejluit uit het Gededuceerde op dit refpeSt,  Eene Criticque van den Impetrant, dat uit de Adplicatie van hei Placaat van ió62. op het geval in Qua]jlie zoudt vutgen, dat dt Prcefcriptie in feudis nooit plaats zoude kunnen heblen> word uit de weg geruimt. Voorftel eener andere Tegenwerping, uit hoofde eener piEtenfe distinctie tusfchen HoofdLeenenen Agterleenen. Wederlegging van die tegenwerping. ( '76 ) Art. 3457 Dat op die wyze de Prescriptie in Materie van Leenen Geheel en al zoude worden infructueus gemaakt, '. 3438 Maar dat egter door Verfcheidene Schryvers, Als inzonderheid door den Heer de Groot in zyne Inleiding tot de Holl. Regtsgel.z. Boek 43 deel No. 11 , in het algemeen en Heilig word geleerd, 3439 Dat door Verjaaring van een derde deel van Honderd Jaaren een Leen word Verhoren, 3440 Want dat by het Leen Hof was verftaan, dat zulks ook in leengoederen plaats had. 3441 Immers alle die Bedenkingen zyn geheel gedeplaceerd, en het komt niet te pas, te onderzoeken, 3442 In hoe verre nog termini habiles zouden mogen zyn voor Pr descriptie in Feudis, neg hoe deeze Materie door Zommige Schryvers begreepen word, 3443 Wanneer uit de duidelyke woorden van eene fpeciaie Land-Wet, en de daar by verklaarde en klaarblykelyke intentie van den Wergeever, Confteerd, 3444 Dat in een zodanig geval * als thans voorhanden i$ de Verjaaring door den Souverain uitdrukkelyk is afgekeurd. 3445 Terwyl wyders met opzigt tot den Heer de Groot moet worden aangemerkt', dat Hy het gemelde Placaat heeft geïgnoreerd, 3445 Als zynde eerft in den Jaare 1662, en dus in later tyd, geëmaneerd en afgekondigd , 3447 Zoo dat de Aangehaalde plaats van dien Onvergelykelyken Man, fj waar van reeds op een ander refpeél is gewaagd j tegen eene zoo duidelykepofterieure Landwet ten onrechte word ingeroepen. 3448 Met even Weinig grond heeft men zich aan de zyde van den Impetrant daar meede tragten te berielpen, dat het gemelde Placaat op dit geval niet zoude kunnen worden toegepaft, 3449 Om dat Het zelve alleen zyne betrekking zoude hebben tot Hoofd-Leenen, immediaat van Hun Ed. Groot Mog. releveerende, 3450 Daar hier alieenlyk Quaeftie zoude zyn over een Agterleen van de Leck, of van Lekkerkerk. 3451 Want, Vooreerst," is dit Placaat inhet generaal betrekkelyk tot de Leenen, die uit dén Boezem van Hun Ed. Groot Mog., als Opper - Leen - Heeren, afkomftig zyn, 3452 Hoedanige de Agterleenen zoo wel zyn, als de Hoofd-Leenen. waarom dus hier gelden moet de regel, Lege non diflinguente, nee noflrum eft ,diftinguere'' 3453 Om niet te zeggen , dat de Smal- Heeren meeftal gelyke regten en Praëminentien bezitten ten opzigte van hunne Agterleenen, als de Graaflykheid heeft ten regarde van Haare Hoof dieenen, 3454 Byzonder ook in de Materie van Prescriptie. 3455 Wordende onder anderen by Bert Loco alleg. 5- Deel Tit. 6. f 42. pag 234. uitdrukkelyk geleerd, 3456 Dat  i m) txJ'Dat, indien de Leenheer een Vafal is van den Prince van dm Lande, tegen Denzelven meede geene Verjaaring behoord plaats te hebben. ia<7 Maar, wat hier ook van zyn mag, zoo is Ten tweeden deeze Argumentatie 3457 van'den Impetrant in de daad niet ander,, dan eene ongegronde Captie, 0,1,3 Want, offchoon de Gedaagde Suftineerd, dat de Heer van Ridderkerk den Heer van Lekkerkerk als zynen Smal-Heer moet erkennen, 3,59 En het dus in zoo verre een Poinft van gefchil is , 0? Ridderkerk moet worden geconfedereerd als een Agterleen van Lekkerkerk, 4460 Zoo kan egter daar van nooit worden afgefcheiden de Oj^ftie, Wie va* Bsiden door Hun Edele Groot Mog. met Ridderkerk moet worden Verlyd, 3461 Des Gedaagdens Pupil, als Heer van Lekkerkerk, dan wel de Impetrant, als Lieer van Ridderkerk? 346a Want de Heer van Ridderkerk kan niet verklaard worden, te zyn een Vafa en Agterleemnan van Lekkerkerk , -U6*. Of 'er moet tevens worden uitgemaakt dat Hy niet is geworden een Vafal, direü en immediaat releveerende van Hun Ed. Groot Mog. : ,46a En derhalven kan de Impetrant in goeden ernft niet ftaande houden, dat hier &*rte Ouaflie zoude weezen over een Hoofoleen, oa*« Integendeel word zelfs door den Impetrant Zyne Exceptie van Prcefcriptie 34 5 daaïïp TuaJi gefundeerd , dat Ridderkerk reeds zedert langen tyd zoude zyn geweeft een Hoofdleen van de Graaflykheid, .466 En, om dat goed te maaken, beroept de Impetrant zich op het Verly, in den Jaare 1726 aan des Impetrants Grootvader dirett en immediaat door Hun Ed, Groot Mog. verleend, Mïrctraders ob de volgende Brieven van Inveftiture, door des Impetrants Vader, 24 7 en dot den Impetrant zeiven, mede van Hoog-Gemelde Heeren Staaten verKreegen; 5468 Doch dè Gedaagde fuftineert daar tegen, dat dezelve Verlyen abufivelyk zyn verleend aan Perfoonen, 3469 Die daar toe, volgens de Natuur en Conditiën van de Uitgifte van dit Leen, niet waren gerechtigd; 5470 En bier uit moet dus notoirlyk voortvloeyen, dat op het voorhanden zynde Geval van eene peremtoiré Adplicatie is het meergemelde Placaat van den Jaare 1661, 3471 Waar by diergelyke Verlyen worden verklaard te zyn nul en krachteloos, ,,72 En uitdrukkelyk is verbooden, daar uit eenigen laps van tyd, of Prcefcriptie, te aüegeeren, zoo als hier vooren op eene overtuigende wyze is betoogd. 3473 En daar meede moet dan ook van zelfs vervallen eene andere Allegatie van den Impetrant, 3474 Dat Hy quafi zig niet zoude behelpen met eene ahufive Extenfie van Zyne Britven van Inveftiture, y y 3475 Nadere In« ftantie van denlmpetrant tegen de Adplicatie van het Placaat vm den Jaan 1662.  Eene Criticque van den Impetrant, dat uit de Adplicatie van het Placaat van 1662. op het geval in Quceftie zoude vutgen, dat de Prcefcriptie in feudis nooit plaats zoude kunnen heblen, word uit de weg geruimt. Voorftel eener andere Tegenwerping, uit hoofde eener prstenfe distinctie tusfchen HoofdLeenen en Agterleenen. Wederlegging van die tegenwerping. ( 176 ) Art. 3437 Dat op' die wyze de Prescriptie in Materie van Leenen Geheel en al zoude worden infructueus gemaakt, 3438 Maar dat egter door Verfcheidene Schryvers, Als inzonderheid door den Heer de Groot in zyne Inleiding tot de Holl. Regtsgel.i. Boek43 deel No. 11 , in het algemeen en Heilig word geleerd, 3439 Dat door Verjaaring van een derde deel van Honderd Jaaren een Leen word Verhoren, 3440 Want dat by het Leen Hof was verjlaan, dat zulks ook in Leengoederen plaats hal. 3441 Immers alle die Bedenkingen zyn geheel gedeplaceerd, en het komt niet te pas, te onderzoeken, 3442 In hoe verre nog termini habiles zouden mogen zyn voor Prescriptie in Feudis, neg hoe deeze Materie door Zummige Schryvers begreepen word, 3443 Wanneer uit de duidelyke woorden van eene fpeciale Land-Wer, en de daar by verklaarde en klaarblykelyke intentie van den Wergeever, Confteerd, 3444 Dat in een zodardg geval, als thans voorhanden if de Verjaaring door den Souverain uitdrukkelyk is afgekeurd. 3445 Terwyl wyders met opzigt tot den Heer de Groot moet worden aangemerkt', dat Hy het gemelde Placaat heeft geïgnoreerd, 3445 Als zynde eerft in den Jaare 1662, en dus in later tyd, geëmaneerd en afgekondigd, 3447 Zoo fat de Aangehaalde plaats van dien Onvergelykelyken Man, (waar van reeds op een ander refpeót, is gewaagd j tegen eene zoo duidelykepoflerieure Landwet ten onrechte word ingeroepen. 3448 Met even Weinig grend heeft men zich aan de zyde van den Impetrant daar meede tragten te benelpen, dat het gemelde Placaat op dit geval niet zoude kunnen worden toegepaft, 3449 Om dat Het zei ve alleen zyne betrekking zoude hebben tot Hoofd-Leenen, immediaat van Hun Ed, Groot Mog. releveerende, 3450 Daar hier alieenlyk Quteftie zoude zyn over een Agterleen van de Leck, of van Lekkerkerk. 3451 Want, Vooreerst, is dit Placaat inhet generaal betrekkelyk tot de Leenen, die uit dén Boezem van Hun Ed. Groot Mog., als Opper - Leen • Heeren, afkomftig zyn, 3452 Hoedanige de Agterleenen zoo wel zyn, als de Hoofd-Leenen. waarom dus hier gelden moet de regel, Lege non diftinguente, nee noürum eft,diflinguere'- 3453 Om niet te zeggen , dat de Smal-Heeren meeflal gelyke regten en Pree'minentien bezitten ten opzigte van hunne Agterleenen, als de Graaflykheid heeft ten regarde van Haare Hoof dieenen, 2454 Byzonder ook in de Materie van Prescriptie. 3455 Wordende onder anderen by Eert Loco alleg. 5. Deel Tit. 6. (J 42. pag 234. uitdrukkelyk geleerd, 3456 Dat  ( *77 ) t^Dat, indien de Leenheer een Vafal is van den Prince van dm Lande, tegen Denzelven meede geene Verjaaring behoord plaats te hebben. L7 Maar, wat hier ook van zyn mag, zoo is Ten tweeden èeezehxg^^\t 34 7 van den Impetrant in de daad niet ander*, dan eene ongegronde Captie, Want, offchoon de Gedaagde Suftineerd, dat de Heer van Ridderkerk dert Heer van Lekkerkerk als zynen SmaUHeer moet erkennen, *4rlyen, aan des Impetrants Prcedecesfeuren, en aan den Impetrant, ver- 3480 Welk gefchil mitsdien buiten allen twyffel, volgens den wil van den Sou* verain, die by het voorfchreeve Placaat middagklaar is gemanifefteerd, 3481 Moet worden beflift op zodanige wyze, als hier vooren is aangeweezen, 3482 Bat, namentlyk, alle diequceftieufe Verlyen, als abufivelyk verleend, zynnul, kragteloos, en van onwaarde, en dat hier geene Prcefcriptie gelden kan. 3+83 Men is dan ook eindelyk aan de zyde van den Impetrant, door den duidelvken inhoud der meergemelde Wet, wel overtuigd geworden, dat met geen't minfte regt kan worden betwift, 3484 Dat, indien het waar is,"dat de gemelde Verlyen , by des Impetrants Grootvader, en byZyn Vader, mitsgaders by den Impetrant zei ven , geobtineerd, abufivelyk zyn verleend, als dan het gemelde Placaat ten deezen notoirlvk Adplicabel is. 1 3485 Maar men heeft by de Pleydoyen in de voorgaande Inftantien nog eene laatfte pooging aangewend, om wederom Zyne toevlugt te neemen tot eene Adfumtie, waar van rnen zig ook reeds op verfcheidene andere refpeclen had bediend, r 3486 Dat, namentlyk, volgens de Uitgifte van den jaare 1440, aan Engelbrecht van Nasfau verleend, niet de Meer van Lekkerkerk, maar de lieer van de Leck met de Ambachts-Heerlykheid van Ridderkerk moeft worden verlyd; ' 3487 Waar uit men dan wil goed maaken, dat de Brieven van Inveftiture, of yan 3488 Die des Impetrants Grootvader in den Jaare 1726 Van Ridderkerk heeft verkreegen , 3489 Niet ftrydig, maar integendeel overëenkomflig, zouden zyn met de Origineele Uitgifte van het gemelde Agterleen, en dus niet abufivelyk, maar wel en te regt, zouden zyn verleend: 3 490 Doch het zal onnodig zyn, deeze Allegatie wederom breedvoerig te beantwoorden, 3491 Dewyl zulks reeds opzettelyk is gefchied by het tweede Hoofd-Pointl van deeze Schriftuure, het welk voornamentlyk was ingericht, om te betoogen, 3492 Dat al het Recht van den Heer van de Leck met opzicht tot de Agterleenen, van dezelve Heerlykheid gereleveerd hebbende, is overgegaan op den Heer van Lekkerkerk en Zuidbroek, 3493 En  ( m) Art. 1493 En inzonderheid, dat zulks is gefchied reeds in den Jaare 1723, en welo de Aller wettigfte wyze, Zoo uit kragte van het OStroy tot fplitzing der Heet lykheeden van de Leck, door Hun Ed. Groot Mog. Verleend, 3494 Als uit Hoofde van de Conditiën van Verkooping, by den Rade Provinciac geapprobeerd, en by eene Acte van Verkondiging behoorlyk gepubliceerd en gt affigeerd, 3+95 Mitsgaders door de dadelyke Verkooping, en het Onwillig Decreet van de Rade Provinciaal, Solemneelyk bekragtigd: 349Ö Terwyl wyders ook, indien zulks niet had plaats gehad, de Heeren van Lel kerkerk geen regt zouden hebben kunnen verkrygen op eenig Agterleen va den Huize van de Leck, 3497 En het ondertusfchen buiten alle tegenfpraak zeker is, dat, uit kragte va de Gemelde Verkooping, de Leenkamer van de bevorens gecombineerde Heerlyk heid van de Leck, met alle de Agterleenen} daar toe behorende, op Hen is oven gegaan , 3498 In welke deugdelyke posfesfie Zy ook, zonder Iemants tegenfpraak of op politie, tot den Huidigen Dag toe hebben gecontinueerd; 3 t99 Het geen dus een onwederfpraakelyk hewy3 oplccvcrd, dat de waare van hec meergemelde Beding, by de voorfchreeve Verkooping in der Jaare 1723 gemaakt, geen ander is geweeft, 3500 Dan dat de Kooper van Lekkerkerk in het regt van den Heer van de Leef met opzigt tot de gemelde Agterleenen moeft fuccedeeren, en dat zulks alzoc ook door alle de verdere Vafallen of Agter-Leenmannen is begreepen, 3501 ?^'f,Wf ki °°k door dohHeer van Ridderkerk met geenede minfte bevoegt heid heeft kunnen, of nog kan, betwift worden, na dat het voorfz. Onwillig Decreet van den Jaare 1723 reeds lang in kragt van Gewysde is gegaan: 3502 Gelyk ook eindelyk middagklaar is gebleeken, dat het Verly van Ridderkerk inden Jaare 1726 aan des Impeirams Grootvader Mr. Cornelis Groenincx verteend? Gr°°C M°S"' Wd degdyk abüJlvh ' m ^ fub en obrePtle > is 3503 Als zynde ftrydig met het zoo evengemelde Onwillig Decreet, waarop Mr Francois Conftantyn Pielat de Blagny, als Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek de Inveftiture heeft bekoomen , 3504 En alieenlyk quafi gefundeerd op het ondeugend Prcetext der trcetenfe Renmu natie van Mauritz Lodewyk van Nasfau, 3505 Die weinige dagen te vooren, op eene wyze, die met de goede trouw nooit is overeentebrengen, en by handtaftelyke Collufie tusfchen Hem en des Impetrants voornoemden Grootvader, buiten eenige Kennis, veel min toeflemming, van den Heer van Lekkerkerk, was uitgebragt, 3506 Enwaarby Dezelve Maurits Lodewyk van Nasfau quafi afftond van een Regt H welk Hy reeds drie Jaaren tevooren op de folemneelfle en wettigfte manier was'rntyt geraakt, en dat door den Heer van Lekketkerk aller deugdelykft en plegtig ver- S507 Wyders is het niet anders, dan eene Petitio Principü, wanneer de Imoe texeerd ^ Refpe£Hvc Pleyd°yen in de vorige Inftantien heeft gepne- 2 35o8 Dat I h 1 1 Eene Critic. que van den Impetrant,dat, Mr. Jacob Hop het Regt in quajlie niet zoude hebben , gekogt, wori uit de weg geruimd*  A 35 35 3; 3 3 3 c Be [luit uit hit gededuceerde lp dit ReJ'peB, Recapitulatie en Bejluit van deeze Schriftuur. ( 180 ) tl T T T 08 Dat Mr ¥akob Hop b en nu de Gedaagde voor zyn Pupil, als Heer van Lekkerkerk [ door middel van dit Proces zoude tragten te verkrygen, een Regt op Ridderkerk, op Hetgeen Dezelve Mr. Jacob Hop niet zoude hebben gekogt, en dat ook niet meer zoude annex zyn aan de Heerlykheid van Lekkerkerk: io Want het is buiten allen twyffel, fat Mr. Jacob Hop, Die deezeProcedures heeft begonnen, wettiglyk had verkreegen, en dat ook by vervolg op des Gedaagdens Pupil wettig is gedevolveerd, al dat Regt, Ui Hetwelk, uit kragte van het Onwillig Decreet, op Mr. Francois Conftantyn Pielat de Blagny , als Kooper van Lekkerkerk en Zuidbroek, was overgegaan , fx* Zoo als ten overvloeden uit de Verly.Briefvan den f^f^Jt^J^ Hop, fub C. i. loco by den Gedaagden, blyken kan, als waar by tot de Oudere Brieven en de Leenregifters word gerefereerd. aoEn, daar nu bevorens is betoogd, dat daaronder ook heeft behoord het 3 Regt op de Achter leenen van de Leck, gefpecificeerd in de meergemelde ASte van Verdeeling van den Jare 1627, ,14 Mitsgaders, dat by die AEte de Ambachts - Heerlykheid van Ridderkerk mede nominatim onder dè Achterleenen, die van den Huize van de Leck moeftm Releveeren , is vermeld, dat in het laar 172. de refpetiive Heerlykheeden, tot dientyd toe tot ^ 4 mmr^kMd lande Leek behoord hebbende, by Executie zyn verkogt: 0' . tr„ tweeden , dat uit krachte Van het Oüroy tot fplitzing, door Hun Ed. 35 5 rZ MoT oP den\4 December 1717 verleend, en van de daar op gevolgde Brten vln IZ^ Decreet van den ,6 April tf4 i, J* voren gemeld, 3526 De 'Kooper van de Heerlykheid Lekkerkerk en Zuidbroek ook heeft verkreegen dat onwederfpreekeiyk Recht, ,07 Dat de Agterleenen, tot dien tyd toe van de gemelde Heerlykheid vm de Leck 3 gereleveerd hebbende , en daar onder ook Ridderkerk, „28 Zyn geworden Agterleenen, en mitsdien moeten releveeren, van de Hmlyk- heid van Lekkerkerk en Zuidbroek : 0^0 En eindthk tfn derden , dat het evengemeldeRecht nochfubfifteerd ,mitsga- 3529 ders m feho^^m Heer van Lekkerkerk moet worden toegekend, 3530 ZooMen^ te worden geconfedereerd als een Agterleen, re^y^i heid van Lekkerkerk! 3531 Welke drie Poina.n.men zig by deeze Schriftuure ^ verhandeling had voorgefteld, en uit welker betoog wyders van zelfs voortvloeyd, & Tmmrant als Amh acht s - Heer van Ridderkerk verpligt is, om den Ie* 3532 ^^^TrnfJlekkerke^Tn Zuidbroek, Die door den Gedaagden word gerepnefentserd, als Zynen Leen-Heer te erkennen, 3533 En Zigmitsdien te gedragen naar de üitfpraak en Verklaring van den II Mey 1440 en 11 Juny I44I ,i ,«4 Waar toe de Eifch en Conclüfie , door wylen Mr. Jacob Hop gedaan en ge3 nomen , in Zin in Subftantie heeft getendeerd; ,„r Fn hv nader gevolg, Dat dezelve Eifch en Conclufie by de Sententie of het Arrè]l 3535 f^meïLSleVyiin^o den 22. December 1785 , ten deezen m auaftie, ,5,6 Met te nmdoemng van de Sententie van den Rade Provinciaal, van dato 1. Maart 1779, ™el en regt is geadjudiceerd, „„ Fn iat alzoo de Impetrant Daar by in geenen deeleis bezwaard: 'r welk het 3537 Poinct was, dat te betoogen stond. « Vnnr het overige zal men aan de Zyde van den Gedaagden zich gelukkig 353 alten , indien door deeze Schrifture eenig nader licht is verfpreid over het door Hem Gefuftineerde, «00 Mit^aders over de Regtmatigheid van de Sententie of het Arreft van den Hoogen Rade, ten deezen in quseftie, Fn rno zulks ten gevolge mogte hebben, dat de eenvoudige waarheid, die 3540 Se\^n"e%e fan d!n Impetrant heeft tragten te beneevelen door allerley Zoorten van Tegenwerpingen en Cnticques, 3541 fDoor welker wederlegging deeze ^^^.^t^S^ 3 des Gedaagdens defenfie in meer dan eén Adfpeót voorgelteld, Detoogu, en geadpliceerd hebben moeten worden, „e- Toteenemeer dangewoone volumineusheid, die men om de gemelde redenen 354 vertrouwd, te zullen verfchoond worden, u uytgeloopen,) ^ Z z 3543  ( 18a ) Art. 3543 Wederom in Hoe Supremo Revifionis Judicio zal zeegenpraalen: 3544 Gelyk de Gedaagde in die billyke en gegronde Hoop deeze zyne Deduélie beiluit, 3545 Na n°g alieenlyk de vryheid te hebben gebruikt, om, indien en voor zoo veel het een of ander mogte zyn geomiteerd, het geen voor de Belangen van des Gedaagdens Minderjaarigen Pupil had kunnen en moeten worden geallegeerd, 3546 Het Doorzigt en de meer geëclaireerde Kunde van Uw Ed. Mog. totfuppletie van het zelve intéroepen, 3547 En tot dat Einde die heilzaame Maxime van Rechten aan Uw Ed. Mog. te herinneren, ur, oym. oesunt jdvocatis partium, Judex sufpleat. Implor eer ende daartoe op alles üEd. Mog. Nobile et Benignum Judicis Officium. • • E R R A T A. Pag. Art. Staat. Moet Jiaan. 3 31 Maurits Maurits Lodewyk 5 60 1626 1627 — 67 Johan Izaak Johannes 6 84 15 Apri 26 April 11 196 23 December 1 24 December 15 284 1682 j68i — 285 2 July 21 July 17 314 1480 1430 21 407 1672 1Ó78 45 913 dertig zedig 52 IO47 21 Mey 2ï AuiUlftus _ 1063 Hendrik Cornelisfe, Gorneiis Hendrikfe 53 10J2 aan en ten behoeve vanGerard na gedane opdragt door ; Fabricius en Jan Jacob Blo- GerardPabricius en Jacob chard, in qualiteit van boogden Plachard, in qualiteit van over de Kinderen en Erfgena Voogden over de Kinderen men, aan Chrijiina van Nobe- en Erfgenamen, aan Marlaar in huwelyk verwekt door garetha Chrijiina van No Jacob van Baunickenhuizen, belaar in huwelyk verwekt door Jan Jacob van Bruyninchaufen, aan en ten behoeven van Jacoba du Bois, IVeduwe van Mr. Adriaan Boon, 64 In Margine woorden worden 68 1383 Tusfchen den Heere van de Tusfchen de Graaflykheid, cn Leck, en den Heer van den Heer van Ridderkerk , Ridderkerk , 80 1622 Tot totaal totaal 95 1911 26 April 25 April 118 2367 Pr thyen Parthyen 142 2809 • 1599 1589 146 2872 1727 1733 180 3517 mede ten behoeve van tèn behoeve van en en mede door mede door   DEDUCTIE, Mr. JOHAN MAURITS van PABST qq., Gedaagde by Mandament van Revifie, Contra Mr. CORNELIS GROENINCX van ZOELEN, als Ambagtsheer van Ridderkerk, Impetrant. Mrs. F. j. Gallé en O.F.van derSptck, L.]. Vitringa, Procureur. Advocaten.