eerste én Tweede DEDUCTIE voor Mr. COERT LAMBERTUS van BEIJMA 3 EDU. ARD MARIVS Van BEJJMA en JOHANNES LAMBERTUS HUBER3 Deducenten. óp èndé tegens Mr. JOHANNES CASPARUS BERGSMA en COVERT DEKETH^ Deduceerden. Aan de JËd Mog. Heeren, gecommitteerd tot het afdoen der gefchüïeii in de vakante Grietenij van ïïanequeradeel overgegeven dc 21 Oétober 1785. ? È F R A AT Ê K E R, Bij D1N0NIJSÏUS ROM AR. Boekverkoper. 17S5,   AAN DEN LEZER. __£. Kr,voldoening aan het verlangen van veele onzer goede Vrienden, bijz.onder der Stemgeregtigde Ingezetenen der Grietenij van Franequeradeel* walkers vertrouwen aan ons in meer dan een opzicht zo duidelijk bevveezen is; zo verfchijnen thans proviüoneel in het licht twee Deductien , óver önderfcheidene queeftien, zoo als dezelve door óns vervaardigd i iVfeafc, in Mnnejn tweemaal 24 uuren 'hebbengieten opgefteld en agtmaal afgefchreven, aan de Ed. Mog4 Heeren Rechters hebben moeten worden overgegeven. Deeze ongewoone, en zeer bekrompëne tijd , jfrrekke ter onzer verfchooning, dat de önderfcheidene ftukken niet nauwkeurig, en met betrekking tot de Leenjïemmen niet breedvoeriger en beeter hebben kunnen uitgewerkt worden! Intusfchen verbinden wij ons bij dezen, wegens het belang der zake voor alle ftemgeregtigde Ingezetenen om de frivole gronden, waarop men van de zijde van Parthij heeft gebouwd, voor zo verre bij de Mondelinge Pleidooije door ons zijn genoteerd, of bij derzei ver Dedudie voorgedragen inogten zijn, bij eene nadere Schriftuur te zullen onderzoeken, en in derzelver waare dachlicht, ontbloot van alle de flikkerende bekleedzelen van een kunftige hand, aan het onzijdig publicq voor te dragen., Met een hiftorisch Verhaal vafi al het gepasfeerde daaromtrent. Daaf  AAN DEN LEZER, Daar nu in een land, waarin de vrijheid van fpreeken en fchrijven niet is geiïremd, of verhoeden, aan een iegelijk behoort vrij te ftaan, om zijn waar, of vermeend recht weereldkundig te maaken, zo protesteeren Wij bij deezen, door dit betoog, nog door het volgende, niet te willen begreepen worden, aan voorfchrevene Heeren Gecommitteerde Rechters eenige atteinte toe te brengen. Nademaalhet ten hoogden mooglijk is, en ons niet onwaarfchijnlijk voorkoomt, dat de Rechter andere redenen van deciüe kan gehad hebben, als door den Heer Notaris Wierdfma zijn geallegeerd geworden! volgens de plicht der Rechters begreepen in den tituhs Codicis, Qua defunt advocatis partium, Judex utfuppkat l  DEDUCTIE voor Mr. COERT LAMBERTUS van BEIJMA/EDUARD MARIUSvan BEIJMA en JOHANNËS LAMBERTUS HUBER, Deducenten. Öp ende tegens Mr. JOHANNES CASPARUS BERGSMA en GOVERT DEKETHj Deduceerden/ EDELE MOGENDE HEEREN! de Deducenten niet onbekend * hoe zeer men opeene partijdige en hatelijke wijze allerweegen heeft zoeken te verfpreiden, dat de meerderheid van Stemmen, die de Deducenten voor zig in de Grietenije Franequeradeel tot de Nominatie ter vervulling van het Grietmans Ampt pratendeeren te hebben, alleen gefundeert was op zulke nieuwe vindingen* die de geheele Conftitutie des Lands om verre wierpen. De Deducenten hoe welganfch niet ongevoelig aan den hoon, hen hier door in het publicq aangedaan, hebben egter gemeend, dat zij dit als eeö uitwerkzel van fpijt, en dus alseenmerkteeken vaneen verloorene en opge- A ges*  c * ) geevene zaak konden aanmerken, voor al, om dat zulke uitftrooifeIs9 hoewel misfchien eens op een impofante toon voorrgebragt, bij min kundigeneenigen indruk konden maaken, dog bij kundiger Lieden, zouden Worden veragt. De Deducenten zullen, zoo veel de buiten gewoone kortheid des tijds hun toelaat, UEd. Mogende bij dit fchriftuur dadelijk doen zien, dat hunnent weege in deeze zaak niets anders is gefchied, dan het geen volkooraen overeenkomftig, ja waarlijk gegrond is, op de confervatieonzer zoo gezegende Provinciale Conftitutie, en dat integendeel bij hunne Parthijenzeer inconftitutioneel is gehandelt. —— Gelijk bij voorbeeld in het Dorp HERBAIJUM. No. i. De (temming is hier gefchied op eene Procuratie, gepasfeerd bij den Grave van Wasfenaar tot Wasfenaar in dato den Bften September 1785. Deeze Procuratie was cus gepasfeerd op een tijd, dat er nog eene nominatie exteerde tot deeze zelve vacature op de Heeren Coehoorn, Schwartzenberg en Hanswijck, welke Nominatie bij Sententie des competenten Regters eerft op den 15 September 1785. en dus zeven dagen later is vervallen. Dus heeft dan den Graave van Wasfenaar een Stem CeduI gepasfeert tot eene Vacature, die er niet was. En derhalven het Stem CeduI op den 8 September 1785 is ab initb ] geweeft eene nulliteit. Dus vervalt ook de geheele teling door den Gelaftigden gedaan. Hier meede nu, zouden de Deducenten al reeds hunne Deduclie op dit poincl kunnen befluiten, waar het niet, dat hen ter ooren gekoomen was, dat men aan de zijde van Parthij van ag teren voorwend, al was het Stem CeduI bij den Graave van Wasfenaar gepasfeert, geweeft een Co» ditioneel Stem CeduI. Dan,  C 3 ) Dan, Edele Mogende Heeren! hier van vinden de Deducenten in dë Stembefogries van Herbaijum geen het minft bewijs. ïnteegendeel! de Stemming is aldaar door den gelaftigden van den Graave van Wasfenaar eenvoudig gedaan, ordinario modo, zonder dat in Templo (waar litis contefiatio gefchied) eenig gewag van eenige conditie is gemaakt. i En dus is het Proreft door Julius Mathijs van Beijma thoe Kingma gefchied, volkoomen wettig, en de Steking op gepretendeerde Jaft van den Graave van Wasfenaar ondernoomen, is eene nulliteit. Om dit nog een weinig nader te ontvouwen, zullen de Deducenten Onderfoeken of zulk eene Conditioneele Laft, als men voorgeeft, dog niet bewijft, door den Grave van Wasfenaar heeft kunnen en mogen Worden gegeeven. üAo. En ten tweeden, doen zien, dat, al was zulk eene laft al eens wettig, (het geen ontkend word) gegeeven, het zelve dog in het prar fente geval niets ten voordeele der ftemming in de Kerk van Herbaijum voor de Deduceerden praetenfelijk gedaan, kan opereeren. Wat dan het eerfte Poinét betreft i De Deducenten houden veel te valt aan de gezeegende Conftitutie deezesXands, en desfelvs zeekerfte befchutting het Stemrecht, dan dat zij zulke inkruipfels zouden willen wettigen, en daar door het Conftitutioneel hun en aller Jngezeetenen recht, verfwakken en benadeelen. Want eeven zeeker als het is, dat omtrent het Stemrecht, naar geene billijkheid, maaralleen, naar ftrikft recht moet worden geoordeelt; Eeven zeker is het, dat het Stemrecht is een regt geaffeéleert op of in den grond van het Hórnleeger of Land, op welk de Stem voor den jaare 1698 is gelegd. En dat de bezitter van dat Stemrecht bevoegd is dat recht door het tee- A * ke-  C 4 ) kenen van eene Procuratie tot eene Dorps of Grietenije vacature van den grond te neemen , en het zelve te affecleeren op eenig perfoon ter vervulling van het vaceerend ampt, In die tusfchentijd nu, vóór dat die acfus is afgedaan, blijft dat Hornleeger of die grond ontbloot van het recht van ftemming in dat geval, waar toe het eerfte Stem CeduI is afgegeeven. DusishetLandofHornleeger niereerder weeder Stemgeregtigd, dan na dat die eerfte aiïus is afgedaan: — Als wanneer het Stemrecht tot zijnen ouden plaats, tot het Hornleeger revetteert: — En de bezitter verkrijgt daar door weeder het recht vanftemming, gelijk meedede faculteit om bij vacature, dat Stemrecht op een ander perfoon weeder-te affeaeeren. Door dien nu inconteftabel zeeker is, dat een Stemhebber op den dag van de verteekening der Procuratie, in de posfesfie van het Stemrecht moet zijn, of de geheele aftus, die hij doet, is eene nulliteit. Zoo is niet minder zeeker dat de Grave van Wasfenaar op den 8 Sept. ,785 wenvas inde posfesfie van het Stemrecht tot het Grietmans ampt van Franequeradeel, vermits het zelve Stemrecht op anderen was geaffecteert, en nog niet tot zijnen grond gereverteert. Weshalven zijne Excellentie uithoofde van non qualificatie een pure nulliteit gedaan heeft, door het verteekenen der pratenfe Procuratie. De Deducenten houden zig te zeer overtuigd van ÜEd. Mog. zugt voor het behoud onzer Conftitutie, dan dat zij zouden durven vreefenUEdele Mog. te verveelen ,indien zij over dit Poinft, overeenkomftig desfelvs gewigt eenigzins breeder uitweiden, dan anders wel hunne gewoonte is. Het Stemrecht in onze Conftitutie geveftigdis een recht van posfesfie. Het Fundamenteele en onverbreekelijke Regiement Reformatoir van Wijlen Zijne Doorl. Hoogheid van den jaare 1748 zegt daarom in het X Articul. Dm  C 5 ) Dat de bezittinge van de Stem geenen anderen oor[prong KAN hebben ah de bezittinge van de grond, waar van dezelve eenfequeele is. Die belle Uitlegger van onze Conftitutie, de infteller van het ( voorn.ReglementRefr.vandenjaare 1748, Prins Willem de Vierde,zegt inhoogft desfelvs Misfive in dato den 18 December i74P, dieneDde tot antwoord op het Rapport der Heeren Gecommitteerden ter revifie der Cohieren van ftemming. " Dat Zljne Ho°gheid tot een grcndflag van het Reglement Re- * fbrm. van den 21 December 1748 gelegt heeft de oude Conftitutie * dCr Re§eerinêe deezer Provincie, volgens welke alle bewooners van L Stemdraagende Zathen, ftellen of ploeggangen geregtigd waren in zaa- ■ » ken van het gerneene Land te Spreeeen. » In het Iaatft van de Regeering van PHILrPS de tl hebben de Eih genaars begonnen Procüratien te geeven, of aan de Bewoonders vari » W plaatzen onder den naam van Meijërs doorgaans bekend, of aan „ öorpregtërs of Procureurs. " Het recht van Procüratien af te geëvén is dus gekoomen in plaats van het in perfoon SPREEKEN in gerneene zaaken. Het kan dus ook niet verder worden geëxtendcert. Derhalven kan iemand geene Procuratie om voor hem te Spreeken af, geeven, ten zij hij zelve op den dag der afgeeving het recht van /preeken had. Het behoeft nu geen Ver der betoog , dat op den %flen September 1785 geen bezitter van Stèmregt eenig recht tot fpreeken over eene Gnetenije, die niet Vakant was* had; derhalven is ook zeeker, dat de Graaf van Wasfenaar eene nulliteit gedaan heeft. Ook zouden zulke praktijken in haare gevolgen aüernadeeligft voor onze Conftitutie zijn,- en alles op losfe fchroeven ftellen. B Want  C 6 j Want mag er in het eene geval een Stem CeduI onder conditie gegeeven worden, dan mag het ook in andere, ja in alle, gefchieden. En welk is dan het gevolg? Dat de Cohieren vau Stemming geheel en al nuttelooze Hukken worden. Want dan zal ieder een van tijd tot tijd al zijn Stemrecht in allerhande zaaken, onder conditie van dit of dat geval, op een ander kunnen overdragen. En, dit van jaar tot jaar gefchiedende, zalmen nooit kunnen weeten, wie bezitter van 't Stemrecht is. Een Ingezeeten van Franequeradeel kan dan, zoo ras er een Grietman gefield is of wel eerder, reeds weeder een Stem CeduI afDeeven tot ftemming van eenen anderen Grietman als hij er maar de conditiën in voegt, indien de teegenwoordige Grietman bedankt, quiteert, fterft of refigneert. En dan zal geene familie, hoe fterk ook anders van Stemrecht in eene Grietenije, zig verzeekert kunnen houden. Dan zal bij iedere ziekte van een Grietman of ander Amptenaar ieder een met Stem Cedullen voor den dag koomen. En dit zal eene onuitputbaare bron zijn van allerhande dispuiten, verregaande onaangenaamheeden, en kuiperijen. Alle zaaken , die van onze Conftitutie volkooraen vreemd zijn. Inteegendeel is zeer voorfigtig altijd begreepen, dat het Stemrecht was een recht, dat ipfa fua natura altijd ilaapende is, tot zoo lange het geval exteerd, dat de bezitter tot de uitoefening van zijn recht geregtigd maakt. Dit gevoelen, is het gevoelen geweeft van alle tijden her, der geene, die op het behoud der Conftitutie, op de ruft en vreede der Ingezeete- nen,  C 7 ) nen, en op de geheiligde bewaring van een ieders regten hebben toegelegt. De Deducenten hebben dus, zoo zij meenen, overtuigend getoond, dat eene laft, al was ze conditioneel, tot deeze vacature, niet kon, niet mogt worden gegeeven. Dan, al was dit al eens waar (des geenfins) dat eene conditioneele laft voor de vacature kon worden gegeeven \ Dan nog kon zulks, gelijk boven gezegd is, de Deduceerden in het prssfente geval niets baaten. Want in de Stembefoignes is daar van geen bewijs, geen fchaduw zelf te vinden. Onfeilbaar zeeker nu is het, dat uit de befoignes van flemminge inde Kerk gedaan en geperfecleerd, ja daar uit alken moet worden opgemaakt, Wie wettig gefremd is, en wie de meerderheid heeftj Deeze flelling kan worden beweezen. i"50. Vit den aardt der zaake. ódö. Uit de uitfchrijvings Misfive van de Ëd. Mog. Heeren Commisfa. risfen en het daar op gevefligd conftant gebruik. 3ti0. Uit verfcheidene Art. van 's Lands Ordonnantie, Wat het eerite Poinct betreft. Het is een ieder bekend, dat eene ftemming, zoo als men die noemt,is eene bijeenkomft der Stemgerechtigde, ten einde over eene voorgeflagene zaak hunne ftemmen te geeven, en te raadpleegen, vervolgens het gebefoigneerde of beflootene ter examinatie aan den daar toe geftelden Rechter over te leeveren; ten einde nagezien werde, of de formali- teiten, bij de wetten bepaald, zijn in acht genoomen; — En, in geval van verfchil, te decideeren* aan welke der Parthijen de wettige meerderheid toekomt. B 2 Deeze  ( 8 ) Deeze Vergadering der Ingezeetenen was in zijn oorfprong perfoneel, tot dat in latere tijden gepermiteerd wierd orn zi,ne Stem door eene gelaftigden uit te brengen. Zie de Misfive explicatoir van zijne Doorl. Hoogheid van den 10 December i?49- Deeze gelaftigde nu kan noit meer regt toegekend worden, dan den Laftgeever oorfpronglijk had. De Laftgeever nu heeft geen recht om na het fluiten der Befoignes in de Kerk daar aan iets bij te toegen , of af te reemen. (A) Derhal. ven kan dit ook aan geen Gelaftigde worden toegekend. Dat nu nog Laftgeever nog Gelaftigde eenig regt heeft om veranderingen in de Stem befoignes te maaken of door het produceeren van Stem Cedullen eene onbehoorlijke gedaane Stemming van een gelaftigde van agteren te wettigen, blijkt: ad0- Uit de uitfehrijvings Misfive, volgens welke deeze convocatie der Ingezetenen in Franequeradeel is gefchied, en door welke dezelve alleen wettig word. Daar in word met zoo veele woorden gelaft de Nominatie aan Heeren Commisfarisfen over te leveren. De Stem Cedullen zijn geene Nominatien, maar alleen eene laftgeeving tot het houden der befognes, of liever tot het maken der Nominatie, die overgebragt zal worden. Derhalven hebben deeze Stem Cedullen uitgedient, zo ras de laft is uitgevoert, het zij wel, of qualijk. En hierom wordende befoignes van Stemminge geheel alleen aan den Regter overgebragt, zonder bijvoeginge vau eenige andere (lukken. En te regte; want parthijen worden gerekend in de Kerk de reeden, waar op zij hunne ftemming of gemaakte oppofitie gronden, te heb- ben Uk) Het xiv Altikd van het Stemrecht *ég( dit rhet ronde woorden, " bit fluiten der „ Befognts toe zal men deze fauten mogen mtigeeren, tn da»r na niet. "  ( 9 ) ben bijgebragt Zij worden haderhand k judicia tontradiBorio gehoord s om de wettigheid vart hunne bijgebragte reedenen en geene andere te adftrueeren. Gelijk de Heer Grave van Wasfenaar zelve in den Jaare 5758 teegen der twee eerfte Deducenten Vader met vigeur, en ook met goed gevolg voor zig, gedefendeert heeft. Eindelijk ten derden, zal niemand twijfrelen kunnen * of er wel zoo veel gewigt aan de gehoudene befoignes word gehegt, indien hij overweegt de zorg* die er in de Wetten voor de nauwkeurigheid deezer befoignes door den Wetgeever gedragen wordt; Hier toe immers de menigvuldige formaliteiten, die er bij zulk eene ftemming plaats hebben moeten. Hier van daan het klippen der klok, het fluiten der deur, en andere voorzorgen voor de vergadering. Én dat ook de Wetgeever voor de naukeürighéid in het houden dier befoignes heeft gewaakt, is volkoomen zeeker uit het 14 Art, van 't ftemreeht, alwaar wel uitdrukkelijk bepaald word> dat de, nummer der ftem uitdrukkelijk genoemt moet worden. En zelf deeze geringe fout mag na het fluiten dier plegtig gehoudene befoignes rikt werden geeorrigeert. Daar nu eéne zoo geringe omisfïe als is het niet melden van de nummer, waar op men ftemt, niet mag worden geeorrigeert ex poft faclo; Hoe zal dan een Gelaftigde, wanneer hij bij het uitvoeren zijner laft iets gefweegen heeft, waar van zelf de mogelijkheid zijner gepretendeerde laft afhangt $ zulx van agteren mogen verbeeteren of aanvullen ? De Deducenten hier meede op de duidelijkfte wijze beweezen hebbende, dat de ftemminge te Herbaijum pretenfelijk op No. 1 gedaan is eene' pure nulliteit; zullen tenflotte zig veroorloven nog te toonen devolftrektë G nood-*-  C io ) noodzakelijkheid, die er in is, dat na lm fluiten der befognes geene de minfte verandering in dezelve gepermitteerd word, cn daar en teegen de ongerijmdheid van het gevoelen, dat men naderhand met productie van een Stem CeduI de wettigheid zou kunnen en mogen bewijfen van eene ftemming, die, zoo als hij in de befognes ftaat, geheel onwettig is. Wat tog zouden anders de geheele befognes, en het doen der ftcmminge beteekenen; indien iemand, het die in Perfoon, het zij die als gelaftigde uitnaam van een ander ftemt, aldaar iets illegaals venïgt of zijn laft te buiten gegaan hebbende, van agteren met vcrklarin s en of op eenige andere wijze zoude kunnen bewerken, dat in de gehou 'enebefognes eenige verandering door uitlating of bijvoeging konde gemaakt worden? Indien de praetenfc Heer ftemmcr zelve prefent was, zoo houden de Deducenten zig verzeckert, dat zijn Hoog Geboorene, indien zig zeiven eenigzins gelijk wilde zijn, niet anders kon deen, dan dc ftemming van zijnen gelaftigden nul verklaaren. In den jaare 1758 immers, zeijde zijne Hoog Geboorene in de Deductie, toen ingediend teegen der twee eerftc Deducenten Vader ciiuifoc. met zoo veele woorden: „ Nademaal men op fai&en, die in de Kerken nietgealïegueerd zijn, „ niet verdagt kan weefen; zoo protefteeren de Deducenten " («ptck toen de Heeren C. G. Grave van Wasfenaar T wikkel, F. P. van Wijdenburg en Bavius van Greven) " wel expres van onfehadelijkheid, indien de Deduceerden daaromtrent eenige fai&en mogten voordragen. „ Verfoekende, en op fundament van regte pratendeerende, dat „ op dezelve, ah poft litcm in Templo cwteftatam voortgebragt, in judi„ car.do geen de minfte regpard mag werden genoomen. De teegcnwoorch'ge Deducenten ftemmen deeze fuftenue van den Ilee* re Grave van Wasfenaar volkoomen toeGe-  (ft*) Gelijk co!< dezelve in den jaare 1758 van die notoiriteit is geoordeeÏÉ te zijn j ' Dat zelfs dér twee eerfte Deducenten Vader cumfoc. van deeze allega- tie van faiefcen poft Litem m Templo Conteftatam hebben afgezien; • En, alzco het geheele Dorp van Tium aan den Grave van Wasfenaar cumfoc, gece.'eerts Vermits zij begreepen met den Grave van Wasfenaari dat desfèlvs fuftenue op goed fundament van regte /leunde. En geen wonder! daar er na de LUis conteftatie nooit eenige nadere allegatie Van facla kan plaats grijpen. Hier komt bij in dit geval > dat, wanneer een gelaftigde zijn qualijk verrigte in de Kerk, van agteren koncle redresfeeren, Dan zoude hij een voorregt hebben, dat zijn laftgeever, de origineele bezitters in perfoon ftemmende* niet had, ' Dat nu iemand niets-meer óp een ander kan overdragen, dan hij zelve' befit, is iets dat van zelve fpreekk Zeeker nu is het, dat een Stemgerechtigde in Perfoon ftemmende, en een fout in dezelve begaande, zulx niet kan redresfeeren na het fluiten der befognes. Dat de befognes immers het rigtfnoer in deezen zijn, is boven inconteftabel bes eezen.- Ookwierd dit bi; den Grave van Wasfenaar zelve in de bovenaangehaalde Deductie erkend: Wanneer zijne Exellentie antwoordende op zelvs gemaakte teegeriwerpingen, zegt:- **** wor^ ontkend, en de befognes, bewijfen het teegendeel Indien men dus aan de zijde van de Deduceerden eene paft conditie neek Laft pr&tendeert te vertóonen , C 5 Bes,  C ** ) Behoeven de Deducenten alleen te antwoorden, met de woorden van den prsetenfen origineelen Stemmer zelve: Zulks word ontkend, en de befognes bewijzen het tegendeel. Woorden, die in den Jaare 1758 met fucces door den Heer van Wasfenaar gebruikt wierden als beftaande in de evidentie notoiriteit ; Woorden derhalven, die ook in den Jaare 1785 dezelve waarheid moeten ver- toonen. Zelfs ook de Gelaftigden van den Graave van Wasfenaar requireeren in derzelver contraproteft, op deeze quxftieufe No. 1 gedaan; Dat er geene vague uitdrukkingen worden gebruikt, maar willen, dat de reedenen, waarom men protefteert, fpeeiatim wovósn opgegeven. Moet dit nu gefchieden in een Proteft, hoe veel te meer dan in eene Stemming! Vooral; als het er op aankomt, om de mogelijke wettigheid l der geheele laft te bewijzen, Turpe eft dotion, cum culpa redarguit ipfum! Zoo is dan aan UEd. Mog. volïeedig getoond: imo. Dat de Stemming op eene Procuratie van den %Jien Septemb. 1785 gedaan, is eene nulliteit. ado. Dat eene conditioneele laft tot Stemming, naar alle Regten geen plaats kan, mag, nog moet hebben. En 3tio. Dat, al was het al eens geoorlofd (des géózkts) om eenige conditioneele laft te geeven , zulks in 't prefente geval de Deduceerden niets kan baten, vermits die conditie in de Stem befoignes niet is vermeld, en zelfs, de geheele conditioneele laft niet beweezen is in Templo geproduceert te zijn geweeft. Ditftuk , uit hoofde van het belang,dat het algemeen, dat ieder Burger heeft bij het behoud der conftitutie van Regeering, en dus bij het  C 13 ) teegengaan van alle inbreuken , die daar op geattenteert worden, zeer uitvoerig behandelt en dus aan hunnen pligt als getrouwe Burgers en Ingezetenen, zoo veel hen mogelijk was, voldaan hebbende, befluiten de Deducenten dit betoog. Aldus gededuceert binnen Leeuwarden den 21 O&ober 1785. C L- v. BEIJMA. E. M. v. BEIJMA. J. L. HUBER.  TWEEDE DEDUCTIE voor Mr. COERT LAMBERTUS van BEIJMA, EDUARD MARIUSvan BEIJMA en JOHANNES LAMBERTUS HUBER, Deducenten. Op ende tegens Mr. JOHANNES CASPARUS BERGSMA en GOVERT DEKETH, Deduceerden. EDELE MOGENDE HEEREN! De Deducenten, het quaïflieufe in het Dorp Herbaijum afgehandeld hebbende in het voorige Schriftuur, komen thans, met prateritie van de overige quseftien, als van minder belang, tot het dorp RIED No. u Men is aan de zijde der Deduceerden wel overtuigd geweeft van de notabele defeften hunner Stemmen in dit Dorp, blijkens de precautien des  f tm*®*™^ te weeten den n 0^ naar Inhoud van Het Stem Collier in het redresfeeren van No. 4 genomen. De onmogelijkheid om die zelve en andere defecten in de overige nummers te redresfeeren ; de gegronde vrees, dat de Deducenten eene meerderheid van valabele Stemmen in dit dorp konden uitbrengen, dit alles heeft vv-aarfchi-nlnk hun tot die finguliere poging doen befluiten, om regens de Stemming, voor de Deducenten op No. * uitgebragtj ceprotefteeren: om twee prjgtenfe redenen. imó. Gm dat de wettigheid der qlt moet gebirjken. m' °m dat de Adminiftratoren niet tot Stemminge geregtigd zijn, gelijk de Heer A. Scheltinga in zijne qlt. quafi niet zoude zijn, Öe Stemming, EDELE MOG. HEEREN.' is gedaan ten voórdeefe der Deducenten, op eene procuratie, in dato den 16 Sept. i78S gepasieert $ de Heer Allert Scheltinga in qlt. ais Teftamentaire AdminiArator der nagelaten Boedel van Cornelis Sivarda thans eigen aan de Heere Junrm Cornehus Munter* Deeze Qualiteit nu geblijkt volleedig uit drie Documenten. Voor eerft. Uit het Extra* Authenticq van hetTeftament van voor- noemde Heer Sivarda, in leeven Dr. juris. Ten tweeden. Uit de acte van Auctorifatie bij het Geregt van Har-- ïingen verleend in dato den 20 Meij 1775. Ten derden. Uit het Formeel declaratoir en Cerrificaat van die zeive Magiftraat in dato den 14 Oetobêr 1785. dat de Heer' A. Scheltinga als nog en wei alléén continueerd in de rl eftamentaire Admini/tratie van dien Boedel. Zie daar EDELE MOG. HEEREN! de wettigheid der qlt. van den Stemmer op dit nummer boven aile contradictie beweezen, ea de eerfte reeden van het proteft in rook verdweenen! D 2 m  C 16 ) De Tweede reden is even ongefundeert» de voordragt van drie Artik. „ic •. Lands Wet, en van de woorden van den Tetaor aulien dit ook raiddag klaar doen blijken. Vooreerft; remarqueeren de Deducenten, dat het niet is een blote Admniftrator, die geftemt heeft, maar een Tefkamentatre Adminiftrator. De Deducenten zouden zig kunnen houden gedechargeerd, met hier alwederomaantehalen,de™ Deductie van den Grave van Wasfcnaar cumfoc. van den Jaare i758- Alwaar de qusftie was, of Teftamentaire Curatoren en Adminiftratoren geregtigd waaren tot ftemming; En dan zouden de Deducenten met de eigen woorden van bovengemelde Deduaie hier kunnen zeggen: „ Allert Scheltinga is gecen blote Adminiftrator door laft van den ei]. „ genaar; : „ Hij is tot Curator en Adminiftrator over dit goed bij Teftament ge„ nomineerd. „ Hij is vervolgens judicieel geauthorifeerd. En geniet deswegens dit „ Stemregtals een fequeele der Adminijlratie. „ Even gelijk een Curator disponeerd over het ftemregt van zijne „ Pupillen. „ Trouwens, dat dusdanigeTeftamentairegeauthorifeerde Adminiftra- „ toren het Stemregt hebben, „ Is reeds op den 17 Febr. 1733 gedecideert bij de Ed. Mog. Heeren „ Staaten deser Provintie, „ Bij desfelfs Sententie over de verfchillen, ontftaanbij deberoepinge „ van een Pradicant in de gecombineerde dorpen, Reitzum, Genumen „ Lichtaard: immers, daar was de eenige en decifoire quaeftie deefe: „ Of het Stemrecht van het goed, afkomftig van eenen Pietje Luit„ jen«, en door die gemaakt op haare kindskinderen, competeerde  c n J ï, aan Di.Lambergen, als Vader over gem.kinderen^ patri* potesta^ k tis'i of aan Anne Ypes als Teilamentaire en Geauthorifeerde Curator „ en Adminidrator over gem. goed. „ En is als doen het Stemregt aan Anne Ypes ia zijn qlt. toegewee« fen bij Sententie door Extradt Ref. te bewijfen. „ En dit is, EDELE MOG. I7EEREN! een Sententie van den h Souverain en Wetgever felve. „ Die desweegens voor eene interpretatio authentica moet aangezien » cn gehouden worden. " Zoo fprak in den jaare 1758 den Graaf van Wasfenaar, en ook viel de Sententie des Regters ten zijnen voordeele. Dit alléén zou dus ook in het praefente geval genoeg zijn i Dog de Deducenten behoeven zig in dit link niet alléén tot dit bewijs te bepalen; Want al was het eens waar (des geenu'nts} dat Adminiflratores bonorum in 't generaal niet geqiialificeert zijn, om wegens hunne geadminiftreerde goederen te ftemmen, zoo zal nooit zuix beweefen kunnen worden van Tejlamentaire Adminijiratoren. 's Lands Ordtie Boek 4 Tit. rp. Art. 0, zegt. „ Aan ieinant, bij uitterfte wille, van een wettig Eijgenaar, eenig „ Stémgeregtigt goed" wetende gelegateerd, word yerftaah, defeiye', zonder regtspleeginge, aanflonds ra het verderven des Teflateurs , in de posfesrie der gelegateerde goederen té wefen, ten ware dezelve eenigé tijd bepaald, of het gelegateerde van eenige conditiën haddé gefuspen„ deerd. " Hier zijn Stemgeregtigde goederen verërft op den Jongen Heer Munter/ Maar de Teftateur heeft een tijd bepaald. Voor dat deeze bepaalde tijd verftreeken is eri.aan de conditie voldaan E word*1  C 18 ) wórd, kan de Erfgenaam niet komen in de bezitting van goed, terwijl Teftator tevens wil, dat de Adiiiiniftrator de goederen inmiddels zal ■ bezitten. Bij gevolg dè posftsfie usque ad *Wem perfeiïam PupiHi blijvende bij den Heer Scheltinga, zoo is dezelve in zijne qlt. volkomen geregtigt tot Stemming volgens de duidelijke letter van het 41 Art. van 't Stemreglc ment in 's Lands Ordtie., luidende: „ Zoo wanneer cenige Stemgeregtigheid aan iemand bij Uitérfte wille „ zoude mogen gemaakt worden, zal egter de bezitter der goederen de „ Stemgeregtigheid genieten." Hier is de Stemgeregtigheid aan iemant, dat is aan den Jongen Heer Munter, gemaakt bij Uitterfte wille; maar tot desfelvs meerderjarigheid word de bezitting der goederen gelaten aan den Heer Scheltinga, dus deefe laatfte alléén gequalificeerd tot de ftemming. Mogelijk dat men van de zijde van de Deduceerden voorgeeft^ dat de Voogden over den perfoon van den Jongen Heer Munter hadden moeten ftemmen. Dog dit argument vervalt van felve, als UEd. Mog. zullen gelieven te reflecteeren. Dat de Jonge Heer Munter niet in de bèzjttmge van Het goed komt voor zijne meerderjarigheid. Dat de Teftator den Adminiftrator Scheltinga in die qTt. het bezit gelaten heeft. En dat het Stemregt altijd een gevolg is van de bezitiinge volgens het 10 Art. van 't Reglement Reformatoir van 1748 en het 34 Aru van het Stemreglement in 's Lands Ordiie., luidende; „ Iemant wegens zijn perfoon wefende gequajificeert om te mogen ftem- „ men  i, ma,m&+ m depsfisjie der goederen, hetzijeijsentfinqlt.vi » de e eerft doen etc. " De Heer Scheftinga in qlt ah bij Teftamente benoemde AdainnW 3 m de m im felllSere;;tigde Zathe ^ ^ dus in die qk. te regt geftemd. ' m hafle bi'e"St **ÉWM* ffl »Ive tot deeze Finaie remarque, wette alleen voldoende is om het proteg van Pa.-tbij te ontzenuwen . Te weten bij het 30 Artikul van het feu, Keflen,e?f? worden van ^ te ftemgeregrigheid uitgefloten a!!e goederen door f,èlique Veegden mr. dende geadmimjlreerd, fu^ue Veegden worden „itge(]oten) m geen(.ws Adminiftratoren bij private Perfonen in hunne Teftamenten genomineert. * H'tr"a'VCr re*«'geert deeze prohibitive Wet, tot pubftjue Voogden of Adminiltatoren : Wat regt heeft Parthij, om dit tot particure en Teftamentaire Adminijiratoren te exteodeeren ? Het Stemregt ja een regaal, het uitmuntend* gedeelte van de bezitting. Dit word door den Wetgeever om wijZe redenen geeaduceerd * • P0lm Vodden; dit is * een > fmguhre qmJ ad « %i verbismn comprehtof^ m iQgm0i ■■ 15 > D. de legibus. Terwijl zoo ,ange niet bleien wort, dat iemant bij een ipeciale prohibitive van het ftem,-egt is uitgegoten, hij tot zoo .ange M i« -gr, hem uithoofde der bezittingen, kan, mag, en moet jouisfeeren. - ! E s RIED  ( 20 ) r i £ i> No. 10. Op deeze Stem is voor de Deducenten geitemd op eene procuratie, gepasfeert bij Neeltje Zijlilra, Wed. Nicolai, in qlt. als moederen wettige Voogdes over haaren minderjarigen Zoon Roelof IWai in die qlt. bezitterfe van deefe Zathe en Stem. Tegen deeze toming is geprobeerd, om dat de flem Caducq zoude wezen, en dat de ftemmerfche geen regt tot ftemm^e zoude hebben. Weinig moeijte zal het koten, om deeze twee redenen van het proteft voor UED. MOG. te ontzenuwen. Datdebezittinge van't Stemregt geen andere oorfpronk kan hebben dan de bezittinge van den grond, zegt zeer duidelijk het ,o attl. van onverbreeklijk Regiem. Reformatoir van den jaare 1748. •s Lands 6t& B. 4 T. 19. »t. 34 leert, dat iemant zijnde in de posfisfie der goederen, 'tzij eigm, de temminge zal doen. Dus zal het genoeg zijn hier te bewijzen dat de Wed. Nieolai in qlt. Uzittersfe is 'van deefe Zathe en Stem. Zij is Moeder en wettige Voogdes over haren Zoon Roelof Nicolai. 1 En in die qlt. bezit zij het St. Jans Leen en daar onder deeze Zathe. Zijne Doorl. Hoogheid, den Hecrc Rrffedhouta en de Ed. Mog. Heeren Gedeputeerde St,ten Üè#n É de brieven van Placet in dato den ïóNovemb. I78j, „ Bevelen daarom wel ezpresfelijk eerae.'er, die deeze verder zouden ' „ mogenaangaan, mitsgaders alle Officieren en Jufficierên, hemRoelof Ni„ colai in de POSSESSIE van het voorfchreeven Leen - geenfints te ver-  C M ) verhinderen, i Maar veel meer het effect van deezen onfen corf „ Tent en de approbatie in 't verkenen van deefe brieven van placet rufte. „ lijk en vrcedelijk te laten genieten. . Ook is hier aan bij het maken van het eerfle Ste n Cohier nooit getwijffelt; In het Cohier immers van 1640 ftaat wel uitdrukkelijk. iLeenslandeti M bij Floreniius Abvema n Wifdum GEPOSSIDEERT. En waarlijk, indien men in den jaare 154o het regt vaii ftemming niet, zin dit Leengoed had toegekend, can had men eene abfurditeir £edaan, methetfelve goed op het Cohier te brengen, die men niet prafumceren mag. Het was immers toen reeds Leengoed, en kon nooit worden veralieneert; dus, indien het Leengoed geen regt van ftemming had, dan was het ook Eeuwig zeekef, dat hetfelve door verandering van Eijgenaaf, nooit ftemgeregtigt kon wórden- Terwijl er felf geen verfoek tot allenatie mogt geschieden aan éeriigé tegtbarik. Waarom dan dit goed op het Stem- Cohier gëbragt ? ' -Om geene andere reeden zeefeer J als om dat men erkende, dat het 'flemregt als een fèqueeie der poslèsfie, door den bezitter van het Leen kon iingeoefiênd worden- In het Cohier van den jaare 10*98, dat na herbaalde befoignes en met veel omfigtigheid en nauwkeurigheid geëxamineerd, door de Ed. Mog, Heeren Staten authenticq is verklaart; ■ h dat Cohier v» I698 rtaat als tageregügde de Schepen Mem No;nine Filii. En dat meer is; er is in dat Cohier zelvs bi^ele nummer aangetekend, NB dat de itemgeregtigde gereformeerd was, om daar door te tonen, dat hij deperfoonlijke qlt. had om in alle gevallen te tomen. Ier*  ( 22 ) Terwijl bfj de Remmen daar en tegen, die toen als Caducq wierden aangezien, defe qlt. niet is aangetekend gelijk bij No. 5, 6, en 7 m 'tCo- hier van dit dorp te zien is. Dus is Roelof Nicolai en Vrugtgebruiker, en hij is bezitter van deefe Zathe, en Stem. En ook bij het protelt zelve is niet ontkend, dat de Wed. Nicolai in qlt. bezitterfche was, maar men ontkend haar regt om te ftemmen. Het ftaat nu aan de Deduceerden, om eene prohibitive wet, waar bij deefe bezitterfche is uitgeüoten, te produceeren. Dit kan in Eeuwigheid niet gefchieden, men foeke in de Lands Ordtie, in het Reglement Reformatoir of waar men wil; onder de menigvuldige Exceptien, daar geboekt, vint men geene bezitters van Leenen. Dus hebben die de generale wet voor zig, en moet parthij de Exceptie bewijfen. Het doet niets zake, dat wegens dit Leen in langen tijd niet geftemd is. De laatfte periode van 't 10 Art. van het Reglement Reformatoir van 1748 en dus de onverbrekelijke grondwet deefer provincie, zegt duidelijk; „ De bezittinge van de ftem kan geen andere corfpronk hebben dan „ de bezittinge van den grond, waar van defelve een fequeele is, en „ daar van door geene toevalligheeden van verfuim, dolinge, of lifl kan „ of behoort gefepareert te worden. " Hier in cas fubjeft, is voorfeeker dan -verfmn begaan, waarfchijnlijk heeft ook dolinge plaats gehad, en misfehien heeft er niet weinig lifi van de belang hebbende ondergelopen. Het is dus uit de Eenvoudige tafpeftie van de brieven van placet, niet alleen zeeker, jaa boven alle contradictie zecker, dat Roelof Nicolai is vrugtgebruiker van deefe Zathe en uit dien hoofde tot ftemminge geregtigt, even als alle andere vrugtgebruikers volgens Art. 28 van het ftem- Maar regt.  C n ) Maar tevens is dezelve Roelof Nicolai beweefèn U*ltt».U aijn om dat de overige disputen van die Notorieteit zijn dat daaromtrent geene htefitatie kan vallen. Aldus g^uceert binnen Leeuwarden den ». Odtober i78j. ' C.L.V.BEIJMA. E. M. v. BE IJ MA. J. L. HUBER.