Wfyy.J^ijuiex v. Cve// s ft % A, 'h*^rh*~ > —
'**r'*-**T' DEDUCTIE
aan de Edele Mogende Heeren, door Zyne Doorl. Hoogheid genomineerd, om de verfchillen, over het Vacante Grietmans Ampt van Westdongeradeei, te decideeren, overgegeeven, uit naam en van wegens Mr. Johan Caspar Bergsma^ Jr. Pieter Edzard van Hatinxma thoe Sloten en Jr. Al* ■L, bertus van Harinxma thoe Sloten,
Deducenten ter eenre;
Op ende teegen Johan Petrus van Hylkama, Eduard Marius van Beyma, en Jr. Rienk van Burmama^ Deduceerden ter andere zyden.
Edele mogende heeren!
Anneer, volgens Publicatie der Ëd. Mog. Heeren Staaten deezer Provin«i cie, in dato den 16 Oclober 1787. door het uitblyven van Jr. S'tcco Douwe van Jylva, het Grietmans Ampt van Westdongeradeel Vaceerde, en de Stemgerechtigde Ingezeetenen, in den beginne deezes Jaars, Procedeerden tot het maaken eëner Nominatie, ter vervullinge dier Vacature, heeft Freullyn Elyfabeth Anna van Jylva kunnen goedvinden op alle Nummers in verfcheidene Dorpen dier
A Griete-



( * )
Grietenye, ten Stem Cohiere van den Jaate 1778. (taande op den naam van Jft Sicco Doawe van Jylva, als Eigenaarfche te Stemmen, en in die Nominatie te brengen, bchalven den meede Deduceerden E. M. van Beyma, de Heeren W. ff. 7'. C. Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg en Mr. JVybrandus van Loon.
Dan hier teegen is destyds reede door der meede Deducenten Vader Jr. Ja» Sippo van Harmxma thoe Sloten geproteftcert, als luftineerende die Heer, dat gedagtc Freullyn geen recht van Stemminge hadde, alzoo de Goederen aanhaar Broeder Jr. S. D. van Jylva toebehoorden.
Het gevolg deezer Stemminge en der dubbelde Bcfognes en Nominatie, toen gevallen, is echter geweest) dat gedngte Jr. /. S. van Harinxma thoe Sloti», Conflderecrendc, dat, al wierde de Stemminge door Freullyn van Aylva, op de Stemmen van haar Broeder, ecne nulliteit verklaard, hy cum foc. echter de pluraliteit niet xoude kunnen bekomen-, by Requeste, aan het Ed. Mog. Collegie der Heeren Gedeputeerde Staaten geprxienteerd, heeft afgezien van de Nominatie aan zyne kant gevallen, en verklaard te mogen lyden, dat uit die van Pari thyen de verkiezing door Zyne Doorl. Hoogheid gedaan wierde.
Hier op de Elcftic van den Heere van Schwartzenberg gevolgd zyndej doch dezelve, als intusfehen tot Grietman van Wonferadeel aangefteld, daar voor be« dankt hebbende, is er, na wettige uitfehryvinge en Convocatie, op den 3de Sep< tember jongftleeden, eene nieuwe Stemminge gehouden, tot het formeeren vatt een ander Nominatie.
By dezelve heeft meergemelde Freullyn van Aylva, eeven gelyk vöormaals, n eigener naame geftemd, ten behoeve van de Deduceerden, op alle Stemmen haaf Broeder toebehoorende, als op No. 1, ai, <z9, 35. onder Holwerd, No. a, 1 39- onder Ternaard, No. a, 4, 7, 8. onder Wierum, No. 6, 9, 1». onder Hantumhuizen, No. 8, u. onder Bornwird en No. 5, it, ia, 14, i& onder Brantgum.
Dan is ook wederom van der Deducenten zyde daar teegen geprotegeerd, * reeden, dat de Stemmer Je geen recht van Stemmen heeft, vermits dit Stemgerecitift Goed behoort aan Jr S. D. van Aylva, dewelke, by Publicatie van den 16 OUè* 1787. verklaard is, onbevoegd te zyn, om in eenige zaaken te Stemmen, en uit hoofde dceze Stemmen voor Caduc moeten worden geteekend.
En dceze Quaestie is genoegzaam de eenige van belang, waar over Parthijertf dispiut voor UEd. Mog. zal lopen. Zullende dc Deducenten eene onbetwift-
bmc



( 3 )
tere pluraliteit aan hunne zyde hebben, indien het Proteft, teegen meergemelde Stemminge gedaan, door UEd. Mog. wettig verklaard werdc_
De Deducenten zullen deeze zaak Zoo beknopt en klaar voor UEd. Mog. achten open te leggen, als doenlyk iSj en ten dien einde ^ dat deeze Goederen, waarop, door Freullyn van Aylva, ten voordeele van de Deduceerden, gcftcmd is, van verfchillenden aard zyn.
Want het grootfte gedeelte foviAv**. • « n-
b gcaeeite dei zeiver, iS afkomftig van haarc Ouderen, of
Jkver van haar Vader Jr, Hesfel Douwe Ernft van Aylva.
Daar en teegen, is ce„ min aanzienlyk deel, „aamlyk No. az en 35. onder Holwerd en No. 7. onder Wmm door haar Broeds Jr. Sicco Douwe van Ayl» va, namaals geaccyuireerd.
Omtrent beyde deeze zoorten van Stemgerechtigde Goederen zullen de Deducenten aantoonen, dat dezelve aan voorf. Jv. S. D. van Aylva hebben toebehoord, en gelooven niet, dat door de Deduceerden eenige wettige tytel van Ei. gendom of Posfefien, welke deszelfs Suster daar aan zoude moeten hebben, zal Jcunnen worden bygebragt.
Want, wat aangaat het éerile foon, die Goederen, naamlyk, welke van Jr: H. D. E. van Aylv* alleen, of gezamentlyk met zyne wylen Huisvrouw, Vrou* we Bouwim van Burmania, zyn afgekomen 5 hier omtrent ftaat aan te merken, dat gedagte Echtelieden by derzelver Teitament van den „de April I?7o. heUe* geordineerd, dat de fiheiding (des Boedels) aan hunne jongfte Zoonjr. Sicco Douwe van Aylva, indien hy zulks verhos, zouden worden toegedeeld alk hunne Goederen
in mstdongeradeel gelecgen, , ^ zoodanige fumma , als dezelve door tauxatie van
onpartydige en deskundige, hy de gezamentlyke Erfgenaamcn te Nomineeren, waardig gereekend zouden borden. , Zulks alles verder acrocheerende aan eenige Conditiën en Bezwaaren, ten Tcftamcnt vermeld.
Dat nu Jr. Sicco Douwe va, Aylva die verkiezing gedaan en rich, vervolgens, in alles als Eigenaar gedragen hebbe, zonder dat daar teegen door zyne Broeder en Sustere iets gedaan iss vermeenen Deducenten, dat ten allerklaarder, &al Confteeren.
Indien men aanmerkt, dat alk deeze Goederen, in de Stemcohieren van i762. kbbende geftaan op de naam van Jr. H. D. E. van Aylva, in die van 1^8. zyr» overgebragt op de naam van Jr. S. D. van Aylva, alleen.
.SA dit alleen zoude, ten opzichte van 't Stemrecht, genoeg zyn, om Jfcfóf
A ft lyn



( 4 )
lyn E. A. van Aylva van het zelve uit te fluiten, ten zy zy bewees, naderhand die Goederen op de eene of andere wettige wyze van haar Broeder te hebben geacquireerd.
Want het is zeeker, dat, wat het Stemrecht betreft, de Stemcohieren, tot de formeering van welke, alle Geintresfeerdens 't elkens worden opgeroepen, volkomen geloof meriteeren, zoo lange iemand aantoone, daar in een notoir abuis begaan, of het Recht van Eigendom by een ander geacquireerd te zyn.
Jr. Sicco Douwe van Aylva, heeft, ingevolge dier aangave ten Stemcohiere, ook alleen het volle Stemrecht der Goederen, van zyne Ouderen afkomftig, en in
Wcftdongeradeel gelecgen y geëxerceerd- de Deducenten zouden in ftalt
weezen, zulks uit alle Stembefognes, zins den Jaare 1776. te bcwyzenj danzjf bepaalen zich alleen tot het Dorp Holwcrd, waaromtrent uit te Producerenc Stukken UEd. Mog. ten evidentften zal Confteeren, dat meergedagte Jr. S. D. van Aylva, wegens Hornlegers, tot den Ouderlyken Boedel behoorende, alk» voor eene volle Stem hebbe geftemd.
Dan Deducenten hebben meerdere en volledige bewyzen, dat Jr. S. D. vn Aylva zich volgens de dispofitie zyner Ouderen gedragen en den vollen Eigendom van meergemelde Goederen bekomen heeft.
Dit blykt ten vollen uit alle publicque Regifters,
In den Jaare 1774. komt Jr. ff. D. E. van Aylva als Eigenaar Voor, in de Reëele Cohieren van Westdongeradeel, ten opzichte van alle deeze Goederen.
In den Jaare 1775. (wanneer deszelfs Boedel nog ongefcheiden was) worden is diezelve Cohieren, als Eigenaaren genoemd zyne Erven.
Daar en teegen verfchynt Jr. S. D. van Aylva in den Jaare 1776- en vervol' gens alken als Eigenaar van dezelve.
Een notoir bewys, dat hy die Goederen in den Jaare 1775. Of begin va» 1,776. volgens het Ouderlykc Teftament van zyne Broeder en Susters by (cheiding, bekomen hebbe.
Deeze aangave ten Reëelen Cobiere is ook niet abuftVj maar naar waarheid gedaan.
Hy immers was Grietman van Westdongeradeel, en die Cohieren wierde» mede ten overftaan van, en door hcm? Geformeerd.
Hy komt in de Huurcontracten allee», als Eigenaar en Verhuurder voor. Hy noemt in dezelve die Goederen, zyne Goederen, die Zathen zyne Zathen.'
9t



Op dezelve wyze gaat hy te werk met opzichte tot de befchryving van Landen, welke hy om zommige Homlegers tot Activiteit te brengen, by dezelve voegde; zeggende die van zyne Zathen te zyn afgenomen, of hem zelfs tot Naastleger te hebben.
En dit niet alleen; maar hier komt by, dat hy zich meede alleen in Rechten, als Eigenaar gequalüiceerd heeft.
Als hebbende aan de Meijer van N. onder Foudgum Fokke Romkes, voor het Gerechte van Weftdongeradcel, op zyn naam alleen, opzegginge der Huur laaten doen en ten dage dienende de ciTecru derzehve geprotcileerd.
Ieder deezer bewyzen en argumenten zonde naar der Deducenten oordcel, in ihiai zyn, om UEd. Mog volkomen te Convinceeren, dat Jr. S. D. van Jylva zich, nopens de overneeminge der Westdongcradcelfche Goederen, naar de Dispöfitie van zyne Ouderen gedragen en daar door den Eigendom derzelve bekomen hebbe zy zouden dus het betoog hier van kunnen eindigen dan zy zyn thans
b ftaat geilek!, om zulks buiten allen twyffel te ftcllcn j ten welken einde zy de attentie van UEd. Mog. op dit Poinct nog voor een ogenblik zullen moeten ophouden.
Indien Jr. Sicco Douwe van Aylva zich niet volgens het Ouderlyke Testament gedragen en de Goederen overgenomen hadde, zoude het van zelve volgen, dat aan zyne Suster, wylcn Vrouwe Wilhelmina Eduarda van Jylva, Douariére wyjen Jr. Tjaülng Douwe van Sixma, zoo wel, als aan hem en zyne overige Broeder en Suster één vierde van meergenoemde Goederen moetite hebben toebehoord; aangezien een ieder hunner door hunne Ouderen, by bovengemelde Testament, voor een vierde tot Erfgenaam is geinditueerd.
Dat nu eeven gemelde Vrouwe IV. E. van Jylva, by haar overlyden in den Jaare 1783. geen eigendom aan dceze Goederen gehad hebbe, blykt ten duideb/kftcn art het Inventaris van deszelfs nalatenfchap door Jven Ernst Frans en Sicco Douwe van Jylva, ais haare Testamentaire Erfgenaamen, onder ecde overgegeeven, om daarna het collateraal aan den Lande te voldoen; want fchoon daar in •wel eenige Vastigheeden in Leeuwarderadecl en Baardcradeel, haar hebbende toebehoord, gevonden worden, wordt 'er echter geen woord van eenig Huk Goed, of gedeelte van dien, in Westdongeradeel geleegen, geiprookm, gclyk Ivadde behooren te gefchieden, indien die Goederen niet door Jr. S. D. van Jylva waaren overgenomen.
B Daa<



C '6 )
Daar en teegen, wordt In die Inventaris opgenoemd, eene Obligatie, ten laste van N. N. groot 18308- 18-6, doch waarfchynlyk ten laste van Jr. S. D. vs,% Aylva, en uit voorf. overneeminge ipruitende.
De Deducenten dus ten vollen betoogd hebbende, dat meergenoemde Goederen aan Jr. S. D. van Aylva alleen, in vollen Eigendom hebben toebehoord, zal het nu flaan te onderzoeken, by wat wege Freullyn E. A. van Aylva haarc prxtenfe Eigendom hebbe bekomen.
Deducenten twyffelen niet, of Deduceerden zullen zich ten deezen opzichte Fundeeren, op zeekere prxtenfe fcheiding op den 14 Jan. 1788. aangegaan, en opgericht, tusfehen meergemelde Freullyn als Reqrnte. en Yske de Jong Executeur van Baardcradeel, als gelastigde van Jren. Ernst Frans en Sicco Douwe van Aylva, als Reqde.-, waarby, na dat voorf. Jren. gezegd worden, alvorens te hebben afgezien van het recht van keufe, by het Ouderlyke Testament aan hun gemaakt, alle de Goederen in Westdongeradeel gcleegen, en van Jr. H. D. E. van Aylva cum uxore, afkomftig, aan de Reqrnte. worden toegefcheiden, en zy gefield in de rcëele en aclueele posfesfie dier Vastigheeden.
Ten minflen Deducenten zyn ontwaar geworden, dat Freullyn van Aylva haat op zoodanig inftrument beroepen hebbe, in zeekere Procedures, teegens den Sequcster over de Goederen van Jr. S. D. van Aylva voor den Hove geëntameerd.
Dan het zal de Deducenten weinig moeite behoeven te kosten, om het onbc Jiaanbaare en onwettige dier prxtenfe Acte van fcheidinge aan te toonen.
De onbefiaanbaarheid derzelve loopt terftond in 't oog, en is duidelyk uit 't hier voorgaande betoog, dat Jr. S. D. van yfylva, alle die Goederen, zeedert den Jaare 1776. alleen, als Eigenaar bezeetcn hebbe.
Want zulks waar zynde, gelyk het is, fpreekt het van zelve, dat het voorgeven van Parthijen Dividenten by voorf. Acte, als of zy gedagte Vailigheeden, tot dien dag van fcheidinge masfaal en ongefchciden Zouden hebben bczeeten, en dus alle fundament van fcheidinge, noodwendig vervallen moet 5. want Deducenten behoeven bykans niet te zeggen, dat eene fcheidinge geen plaats kan vinden, wanneer de Goederen reeds door een der Erfgenamen, of Deelgenoten, by .de eene, oft andere wcege in Eigendom worden bezeetcn.
En hoe kan men toch geloof geeven aan zóódanige vcrklaringe van Masfaliteit, als door den gelastigden van Jr. S. D. van Aylva, by die Acle gedaan
wordt,



( 7 )
wordt i daar dezelve volftrekt aanloopt teegens eene reeks van door hem gepleegde Aften van vollen Eigendom, gelyk hier vooren getoond is. , Dm alwaar het eens zoo Ed. Mog. Heeren dut de Kinderen van Jr. II. D. F. van Jylva cum uxore de dikwerf aangeroerde Goederen tot den 14 January jongiUeden in Communione bezeeten hadden, (des geenzins) dan nog zelve zonde Freullyn E. A. van Aylva door die pnetenfe fcheidinge geen het minfte Recht van Eigendum hebben kunnen bekomen, op de aandeden van haare Broeders; maar zy zoude haare één vierde alleen behouden hebben. Deeze fcheiding is immers Onwettig en daar door eene nulliteit. Want het is zoeker, dat iemand die zich aan gekwetire Majefteit heeft fchuldig gemaakt gcene alienatie vermag te doen, zoo dra hy die misdaad hebbe begaan-, en het is eeven zeeker, dat Jren. Ernft Frans en Sicco Douwe van Aylva, een geruimen tyd voor het oprichten van meergemelde fcheidinge zich daar aan itebben fchuldig gemaakt.
Dat dit rechtens is, zullen de Deducenten uit verfcheidene Wetten middagklaar kunnen aantoonen.
In L. 3r. $. uit. fF. de Donat. wordt met ronde woorden gezegd, RaU donatio-
ms esfe non posfunt, pft crimen perduellionis commisfum.
En, op dat men niet zoude mogen denken, dat alleen Donatien en geene andere Aden van alienatie verbooden zouden zyn, behoeven Deducenten alleen maar te allegeeren L. ao. ff. de Accus: alwaar met zoo veele woorden gezegd wordt, ex quo aliquod ex 'kis caufis crimen (repetundarum feil & majeftatis) contraxit, nihil ex bonis fuis eura alienare posfe.
Dan allerduideïykft wordt dit geleerd in verfcheidene Wetten, Tit. Cod ad L jul. maj. en wel vooreerit in L. 5. §, 4. dotes, donatienes, quarum Bet poftreme rerum alienationes, qms ex eo tempor e, qualib et fraude vel jure fatnas esfe conftiterit, qm primum memorati de mrnnda faclione vel focietate cogitavmnt, nulüus fiatuimus esfe momenti.
■ En niet min duidelyk in L. 6. §. 1. qnï vero incidit in hoe crimen, neque vendere potefi, neque mannmittere, neque ullo modo alienare en in L. 8. pr. Divi feverus cj? Antoninus confiitmrma, ex quo quis taJe crimen contraxii, neque alienare, neque manutnittere eum posfe.
Deeze Wetten achten de Deducenten zoo klaar te zyn, dat zy zich kunnen dispenfeeren, UEd. Mog. attentie met de allegaten van veele uitleggers, ter be■kragtigingderzelver, lastig te vallen. Ba



( 8 )
Dit recht dus vastftaande, zal het Deducenten weinig moeite behoeven te kos* ten, om UEd. Mog. te doen zien, dat Jren. E. F. en S. D. van Jylva Ma* jefteitfchennis hebben begaan, en dat dus dit recht op hen allezins toepasfelyk is.'
Het is immers eene wereldkundige zaak dat zy zich in de Maand September des voorleeden Jaars 1787. hebben begeevcn by die onwettige Staats Vergadcringe tc Franeker, welke met haaren aanhang, zoo veele onheilen over den Lande gc« bragt, en teegen den wettigen Souverain deezer Provincie opgeftaan, Ja zelfs de Wapenen gevoerd heeft.
Dit bewyzen de Informatien daar omtrent, ten hunnen laste, door den Procr. Genrl. deezer Lmdichappe Rat. O/F. genomen, en daar op door den Hove verleende pr/fe de Corps en edictale Citatie teegen hen uitgegeeven.
Dit bewyst hun uitblyven en gegronde vreefe, om zich voor hunnen ordinairen en competenten Rechter te rechte te ftellen.
Dit bewyst eindelyk 's Hofs dispofityv, in dato den 15 Jan. 1788. ten opzichte der Confiscatie hunner Goederen.
Ja wat meer is, de Ed. Mog. Heeren Staaten deezer Provincie nebben, bf hunne Publicatie van den 16 October 1787. zulks duidelyk verklaard} daar in zeggende, dat H. Ed. Mog. genoegzaam gebleeken is, dat Sicco Douwe van Jyh va Ernfl Frans van Jylva — — geweezen Leedcn van H. Ed. Mog. Vergade¬
ring, zich in de onlangs plaats gehad hebbende oproerige beweegingen binnen deeze Pro* vincie hebben gemengd, niet alleen; maar ook daar van de Hoofdbeleiders zyn geweejlt en, met vertreeding der bezworene Confiitutie en 'x Lands fundamenteele Wetten zich op eene hooggaande wyze teegen H. Ed. Mog. en de Hoogheid des Lands hbben ver* greepen.
Klaare bewyzen van hunne begaane misdaad van gekwetflre Majeftcitj en wel van de ergfte zoort dier misdaad, welke in Rechtqn perducllio genoemd wordt} nam perduellesfunt zegt voet ad. tit. ff. ad Leg. jul. Majeft. op aucloriteit en met de woorden der Wet. Quorum opera dolo malo confilium i uit urn fuerit, quo armati homines cum tclis lapidibufve in urbe fint, conveniantve edverfus Rempublicam, locave tccupentur ■ quove quis aclverfus Rempublicam arma fcrat.
Belette dceze misdaad hen om hunne Goederen van hunne Ouderen afkomflig tc alieneeren cn by fcheiding aan hunne Suster over te dragen, het zelve zy gezegt nopens die Vafligheeden, welke Jr. S. D. van Jylva alleen aangekogt en by prrctenfe Koopbrief van den 4 September 1787. aan zyne Susrxr weder zoude yerkogt hebben. Hy



( 9 )
Hy immers is op dien zelve 4de September te Franeker gekomen, heeft zig aldaar by de prxtenfe Staatsvergaderinge gevoegd, en dus getoond, op dien tyd rcede de ineunda fafthne ac focïetate adverfus rempublicam te hebben gedagt} het welk volgens de aangehaalde L. 5. §. 4. C. ad Leg. Jul. Maj. alle Alienatie bekt.
En hoe toch kan het iemand, die gezond verftand bezit, waarfchynlyk voortomen, dat hy op dien Dag op Reis uit 'sHage naar Franeker zynde, een gedeelte zyner Goederen zoude hebben verkogt en daarvoor de Koopfchat, eene fumma van 10,000. L. rendeerende, en pasfant zoude hebben ontvangen.
Deeze Koopbrief, zoo wei, als de Acte van Scheidinge, draagt dus alle kenmerken van gefabriceerd te zyn, om daar door, waare het mogclyk, de Con£s-
catie der Goederen te voor koomen; en de Freullyn van Jylva en haare
Raadslieden behoorden zich te fchaamen, om Inftrumentcn te hebben opgerigt, en te produceeren, welker egtheid zoo zeer fuspect is.
Dan het zy voor een ogenblik met dit alles eens zoo het wil; Freullyn E2 4' van Jylva mist het geheele Fundament en de ganfche bazis van het Stem*
recht j zy js immers niet in de Posfesfie der Hornlegers, op welke zy ge<*
ftemd heeft.
Dat de Posfesfie abfoluit gerequireerd wordt, om te kunnen Stemmen is eene alge«^ meen aangenomene waarheid, welke by niemand, in't Stemrecht eenigzins ervaa»' ren, de minfte tegenlpraak lydt de meede Deduceerde E. M. van Beyma begreep het ft.uk dus ooi:, in eene Deductie door hem benevens zyn Broeder en /. L. Huber teegen den meede Deducent /. C. Berg/ma cum foc., nopens de vacante Grietenye van Fraiaekcradee] in den Jaare 1785. overgegceven j daar in met ronde
voorden erkennende, dat het Stemrecht altyd een gevolg is van de. bezittinge. -
Trouwens 's Landswetten kennen dat recht ook duidelyk aan den posfesfeur, en m dien alleen, toe; men zie maar het aa en 34 Art. van 't Stem Regl. en 10 Art. van 'r Regl. Reform.
Het zal 'er dus ten deezen opzigte maar alleen op aankoomen of Freullyn van Jylva, ten tyde der Stemminge in de posfesfa geweest zy, dan wel niet.
Deduceerden zullen zeekerlyk het affirmative moeten Surtinecren; dan zullen geen ander Fundament voor die Sustenue kunnen bybrengen, dan de Scheiding en Koop-} brief, waar van hizx voor reeds meermalen melding gemaak: is. --- Waarlyk een zwak
£ Fu:id^-



( 1° )
Fundament. ——— Het is \rel waar, dat Freullyn van Jylva, by die beide gefield wordt in de posfesfie der overgedragene Goederen; dan'het is ceven onbetwistbaar, dat haare Broeders, aan wien het recht van alienatie door de Wet benomen was, gelyk hier voor getoond is, meede geen recht hadden, om haar te {tellen in de Posfesfie, alzoo dit meede eene fpecies alienationis is.
Om deeze reeden ook heeft het Hof van Friesland ■ dat beroemd en
achtbaar Gerechts Hof Freullyn van Jylva niet erkend in de Po/fes/ie tc zvn.
Want, wanneer de Scquester der Goederen van Jr. S. D. van Jylva, in het begin deezes Jaars, eenige Landen ftond te Verhuurcn, en meergedagte Freullyn zich, deswege, by Requeste aan den den Hove beklaagde, verzoekende, uit hoofde van dikwerf gemelde Scheidinge en Koop, Ordonnantie teegen denzelvcn, om zich daar van te onthouden; en dus de Qua;stie, wie in de Posfesfic geacht moeste worden te zyn, geventileerd wierd, heeft het Hof na Requeste re- en contra- refcriptie voorf. verzoek met nihil afgeweezen, onver' kort des Snpplntes Recht om uit de Scheidinge van den iide Jan. 1788. en Koopbrief va* den a^de Scpt. 1787. beide ten Requeste gedagt in petitorio te ageeren, zoo als vet* fiaan zal te behoren, en parthy advers in zyne defenfien ter contrary.
In petitorio zegt het Hof en wie kan dus duidelyker bewys verlangen, dat
Freullyn van Jylva niet in de Pos fes/te der Westdong?radeelfche Goederen is?
Dit Appt. is ook niet het eenige, waar in het Hof zulks verklaard heeft; all hebbende by Appt. van den ude September 1788. den zeiven Scquester op nieuw tot het doen van Verhuuringe Gequalifïccerd; die zulks ook, zonder dat daar teegen iets door de Freullyn van Jylva is gedaan, ter uitvoer heeft gebragt.
En wat meer is. Wanneer *s daag? voor de Stemminge door dezelve op
No. ai*, onder Holwerd en No. 4 en 8. onder Wierum, Huisjes gebouwd waaren, om daar door haar practens Stemrecht tot activiteit te brengen, en voorf. S.quester zich desweege, als eene turbe in zyne posfesfie aan den Hove hadde gcaddresfeerd, met verzoek, dat dikwerf genoemde Freullyn van Jylva koft efl fchadeloos mogte worden geordonneerd, omme die gebouwde Huisjes binnen tweemaal vier en twintig Uurcn te amoveeren; heeft het zelve Hof op nieutf een fterk bewys gegceven, dat Freullyn van Jylva zich niet dan te onregte, de
Posfesfie der Hornlegers aanmatigde: ■ Want, fchoon de Huisjes reeds voor
het indienen der Refcriptie waaren geamovcert, en dus in zoo verre aan het verzoek was voldaan, is echter het volgend Appt. in dato den 14 Oclober jongftlce-
dca



( " )
den verleend. „Het Hof alles gezien, houdt het verzoek van den SirjH
„ pliant door de amotie der Stemhuisjes, breeder ten Requefte gemeld, vooï „ voldaan, ordonneert niet te min de Refcribente, de koften wegens de gedaane turb*S hitte inde gevallen, te bet aaien. Deducenten moeten weeder vragen, hoe men duidelyker bewys der Ontwettig-
heid van haar prxtcns Recht van Posfesfie kunne verlangen. Het woord turbe
doet alles af.
Deducenten vertrouwen hier meede ten opzigte deezer Quxstie genoeg gezegd te hebben.— Zy zouden deeze Deductie merkelyk hebben kunnen extendeeren, dan zouden vreezen, UEd. Mog. attentie met een ömflagtiger narrd te verveelen: —Om die reeden zullen zy by deezen niet fpreeken van andere VerfchiUen en Pro-1 testen door Partijen weederzyds, ten opzigte van veele Stemmen onder verfcheide Dorpen, teegen eikanderen gedaan-, te meer daar dezelve veel al door Productie
van bewyzen van Eigendom en andere ftukken zullen ftaan of vallen. Zy;.
perfifteeren dus hier meede voor Deductie, UEd. Mog. Decille gerustclyk afwagtende.