M 6 van den 20. September 1785. enz. 158 3. Dito, van 11. Octo- bcr 1785. 18a 4. Dito, van 24 December 1785. 204 I. DE(5LAR AT OIR van de Frocdfchapp.n , van der Staal en de Groot, 206 L. 1. Es:ract uit de Refolutien van de Wcihoudsr* 3 fifoi  n I N H O U D. Fladz; fchap van den 10. Januari]' 17SÓ. 2c5 2. Extract uit de Refolutien van de Weth der Stad Rotterdam, van 17. Januari] j786. 226 3. Dito , van a\en 24. Januari] 1786. 241 4. Dito, van den 31, Januari] 1786. 258 M. 1. Dito, van 13. December 1785. 270 s. Dito van 24. December 1785. enz. 28a 3. Dito, van 24. Januari; 1786. f»:. 293 N. 1. Verklaring r«»Jacobus Stoop, C. S. 339 2. Z>;'/o, w!7z D. v. Waasdijk , C. S. 341 O, 1. Extract uit de Refoluiien van da Weth der \ Stad  Inhoud. Vn Bfadz. Stad Rotterdam, van den 18. April 1752. enz. 344 s. Dito, van den 29. ,/ƒptitits*, 34.6 VII. BERICHT »w; Schepenen dc Loches, C. S., ah Leden van de Weth, op dezelve Propofitie, waarop het Bericht, Art. FI. Qhier voor} gedaan is. 347 VIII. DECLARATOIR van zes Schepenen der Stad Rotterdam, van den ji. Februari] 1786. 410 IX. CONTRA-DECLARATOIR van den Schepen Hubert, van den 18. Februari j 178Ó. 41a X. EXTRACT a/V(/« Refolutien van Hun Ed. Groot Mog. , in dato 23. Februari/ 1786. 4I£ XI. AD VIS van Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden te Rotterdam , over het different omtrent de Schutterij. ^ XII. DECLARATOIR van den Secreta¬ ris  *m i ^ H O U- D. Bladz. tis Beelaerts , tegen Jen Schepen van Yzendoorn en Kapitein Ma van. 455 Xni. EXTRACT alt 'de Refolutien van Hun Edele Groot Mog., in dato 25. Maart 178Ö. 4(j9 XIV. Dito, yan 20. April \y%6. 465 XV. PUBLICATIE tot de Disfohtie der Schutterij te Rotterdam, en Oprichting van een Nieuwe. XVI. WAARSCHOUWING deswegens. m  VERZAMELING VAN S T U E E E $*, Betrekkelijk tot het zenden eetiëï COMMISSIE tlHN E DELE GROOT-MO GENDÉN, DE IïEÉ« REN STATEN VAN HOLLAND EN WESTVRIÉSLANfi, NAAR. 3H O T T E R. D A M« M I S S IV E > van [de Vroedfchap der Stad Rotterdam, aan de ordre van de Ridder* fchap en Edelen van Bolland en West -Vriesland, in dat» den 6. Februarij 1786. &OÖC EDELE HEËREnS 33L"et is aan UEd. bekend, dat het Collegia van de Vroedfchap dezer Stad, zich vcrpligt ett genoodzaakt heeft geoordeeld, om bij eene Provi, deel. A po-  pofitie , door de Heefen Gedeputeerden dezer Stad, ter Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. op den n. der gepasfeerde maand Januarij, gedaan , ter kennis en deliberatie van Hun Ed. Gr. Mog. te moeten brengen, de zeer finguliere, illegale en voor het Recht , aan ons Collegie competeerende, en door hetzelve van ouds geufeerde poslesüe allezins prejudiciabele handelingen , welke, zoo bij de Heeren Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden , en eenige Leden van de Wethouderfchap dezer Stad, in Hunne Gecembineerde Vergadering, als bij het Collegie van de Wethouderfchapin 't bijzonder zijn gehouden, met opzigt tot 't beramen en pretenfelijk arresteeren van zeker Plan van redres, en disfolutie van de Schutterij en Burger-Wacht, binnen deze Stad althans fubfifteerende. En gelijk die zaak, zoo uit deszelfs aart en natuur, als ter zake van de gevolgen, welke uit •foortgelijke ondernemingen zouden kunnen proflueeren, naar ons oordeel, is van het uitterlle aan« telang, zoo vour het Collegie van Vroedfchappen dezer Stad, als van die van andere Steden, Leden zijnde van Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering, waar van wij vertrouwen dat UEd. door «le redenen en bewijzen, bij de voorfz. propofitie en de nader door ons te exhibeeren Memorie a'dftructief, aan Hun Ed. Gr. Mcg., van welke wij de vrijheid zullen nemen om aau UEd., zoo ras / de-  X 3 X idézeive gedrukt zal zijn, een Exemplaar te laten" toekomen , ten vollen zullen zijn geconvinceerd; zoo hebben wij gemeend niet te mogen nalaten , om ook UEd. met allen ernst en nadruk te verzoeken , dat dezelve, uit overtuiging van de gefundeerdheid onzes gefustineerde, dc voorfchreven Propofitie ter hoogstgcmclde Vergadering, wel zullen gelieven te appuijeeren en mede te werken , dat daarop 'bij Haar Ed. Gr. Mog., Conform het verzoek bij de voorfz. propofitie gedaail^ teoge worden gerefolveerdi Waarmede ècc. MIS*  ■ X 4 X MISSIVE , van de FroedJchap der Stad Rotterdam, aan de Collegien van Raden en Vroedfchappen in de Steden, co?npofeerende de Vergadering van de Staten van Holland en TV est - Vriesland, in dato den 6. Fcbruarij 1786. EDELE GROOT ACHTBARE HEEREn! Utet zal aan UEd. Gr. Aclub. büiten twijffel reeds bekend zijfl, dat het Collegie van de Vroedfchap dezer Stad, zich verpligt en genoodzaakt heeft geoordeeld, om, bij een Propofitie, door de Heeren Gedeputeerden dezer Stad, ter Vergadering van Haar Ed. Gr. Mog., op den n. der gepasfeerde maand Januarij gedaan , van welke wij de vrijheid nemen, een Exemplaar hierbij te voegen, ter kennisfe en deliberatie vanjrïoogstdezelven te moeten brengen, de zeer fingulierc, illegale, en voor ons Collegie, en de Regten, aan hetzelve conftitutioneel en allezins wettig competeerende, en federt onheuglijke tijden, aan het zei-  X 5 X zelve toegekend en geufeert, zeer prejudiciabele handelingen , zoo bij de Ileeren üun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden en eenige Leden van de Wethouderfchap, in hunne Gecombineerde Vergadering, als bij het Collegie van de Wethouderfchdp in het bijzonder, gehouden, met opzigt, tot het beramen, conftateeren en pretenfelijk arresteeren van zeker Plan van redres, en reforme van de Schutterije en Burger - Wacht, binnen deze Stad althans fubfilleerende ; volgens welk Plan , niet alleen de voorige generale Keuren en Ordonnantiën, op de voorfz. Schutterijen Burger-Wacht, bevoorens altoos met ons Advis en Co n citeniie-, en voor zoo veel ons bekend is, nooit zonder hetzelve geëmaneerd of gepromulgeert, zoude worde» geinnoveerd, en te niet gedaan , en verfcheide onzer Refolutien en Ordjes, van tijd tot tijd, en federt meenigte van jaren op het werk der Schutterij en Burger-Wacht, alhier genomen en tot nu toe geobferveerd , buiten elFect gefield, zonder ons advis of inftemming; maar zelfs het geheele Cerps der tegenwoordige Schutterij totaal zoude zijn gedisfolveerdgeworden; met remotie onder andereu der Collonellen en Capiteinen, Leden zijnde van de ColUfien "van Schepenen en Vroedfchappen dezer Stad refpective. — Wij vermeerren die ban delingen met recht te mogen houden voor nul en onbeftaanbaar, als niet alleen aanlopende tegenshet Recht en Posfesfie van hetCollegie van deVraerifchap A 3 de-  X 6 X dezer Stad, vrnaar ook volftrekt rcnverfeorende liet aloude conftitutioneele Regt, aan alle refpective Collegien van Raden en Vroedfchappen , in da Steden dezer Provintie , buiten allen tegen fpraak toekomende en eigen zijnde; zoo als bij de voor-; fchreve Propofitie uit onze Namen gedaan, reeds zoo als wij vertrouwen op folide gronden is aangetoond. Ons oogmerk is echter in geencn deeien om ans jntekten, in de bijzodenre contestatien en gefchillen , tot welke die geprojecteerde veranderingen en disfolutie onzer Schutterije , tusfehen deze engeene aanleiding hebben gegeven, noch te fouteneeren dat de conftitutie der tegenwoordige Schutter •rij, in de tijden welke wij beleven , zoo volmaakt zoude zijn, dat het niet nodig zoude wezen om dezelve in veelen opzicht| te verbeetcren en te reformeeren , maar wij vermeenen met alle recht te mogen en te moeten vorderen , dat die verbeeteringen en Redresfen, ingevolgen ons voorfchreve Regt en deugdelijke Posfesfie, niet mogen worden, gemaakt of ingsvaerd, zender ens Advis en Concurrentie; En dat niet minder zeker behoort te ziin , dat vooral in een zaak als deze , zijnde mcre Domesticq en concerneerende het beflier vin de Regeering, mitsgaders de helangcns van de Financiën dezer Stad, de Iieeren Gecommitteerden van llun Ed. Gr. Mog., notoir zijn onbevoegd om zich. daarin te iir.misceercn, maar dat dezelve privative- üjk  X 7 X lijk aan de behandeling van de Regeerïng dezer Stad moet worden overgelaten, en wel te meer om dat Hun Ed. Gr. Mog. zelve bij het decerneeren der commisfic, op wel gemelde Heeren Gecommitteerden en den Magiftraat dezer Stad, combinatim tot het doen van een politicq onderzoek, naar de toen fubfifteerende oneenigheden, -en tot het herftel van de ïust en het vertrouwen binnen deze Stad, in Hoogstderzelver llefolutie van den lo. Augustus 1784., (hoe wel zonder ons confent en van verfcheiden andere Leden van Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering genomen) die excep* tie duidelijk hebben gemaakt, en expesfelijk gedeclareerd, geene intentie te hebben, om, door de voorfz. Commisfte, eenige kleinigheid aan de Regeering dezer Stad aaniedoen, of zich in ecnige hunner Huishoudelijke zaken of beft uur te willen immisceeren , veel min om aan de wel herbragte Privé leg: en, Vrij- en Gerechtigheden, van de refpective Steden en Leden, van Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering en in het bijzonder van deze Stad, eenige etteitc of prejudicie toe te brengen. Het is nochtans die zelve Refolutic, dewelke bij de Heeren Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden, met eenige Leden van de Magiftraat dezer Stad, wordt gearripieerd tot een prxtenfe groud, om zicli de befchikking en beftelling over de voorfz. Domefticque en Huishoudelijke zaak , rakende de Schutterij en Burger-Wacht binnen deze Stad, A 4 aaa*  ):( 8 X ^anrematïgen en te fouteneeren, dat dezelve daartoe, zonder advis of toeftemming van ons Collegie ber voegd zouden zijn , op pretens fundament dat aan buö lieden, bij evengemelde Refolutie , door Hun Ed. Gr. Mog. zoude zijn gedefereerd, de- magt om met de voornoemde Magiftraat de bekwaamfie middelen t-e helpen beramen en ter uitvoer te bren-> gen , tot het herflellen van de rust en het vertrou-. wen binnen deze Stad, onder -welke behvaamfte middelen de voorfz. geprojecteerde innovatie en, disfolutie der Schutterij alhier, naar 't oordeel van Welgemelde Heeren Gecommitteerden en eenige Leden van den Magiftraat, naar 't fcliijnt de eer* fte rang zouden verdienen. Dan gelijk die extenfive explicatie, welke de gemelde Heeren en Leden van de Magiftraat, aan de voorfz. Refolutie tragten te geven, ediametro in dit geval ftrijdt met voorfz. zoo duidelijke verklaring en intentie van Hun Ed. Gr. Mog., zoo kunnen wij niet ontveinzen dat die generale exteniie ons boven dien is voorgekomen, van het allerfchromelijkst gevolg te zijn, en de bijzondere attentie van alle de Collegien van Raden en Vroedfchappen in de Steden, Leden zijnde van Hul» Ed. Gr, Mog. Vergadering, refpective na zich te moeten trekken , in confideratie van de pr&judia* b-h gevolgen, welke uit diergelijke commisflen in mük geval, voor een ieder van dezelve nu, of fan, noodwendig zouden moeten oatftaan , go* merkt  )f( 9 X merkt dat indien zoodanige extenfive interpretatieonverhoopt moet worden geadmitteerd, als dan de voornoemde Heeren Gecommitteerden gezamentlijk met de Wethouderfchap dezer Stad,zich uit hoofde der voorfz. commkfie bevoegd zoude kunnen, oordeelen , om zich gedurende hun verblijf alhier, de geheele Regeering en bedel van zaken binnen deze Stad, met feclulie van het Collegie van Raden of Vroedfchappen aan te matigen, en als ex plenitudine poieftatis, zoodanige ordres te Hellen als dézelven zoude komen goed te vhft den, onder voorgeven dat het beramen en uitvoe^ ren dcrzelven, het bekwaamde middel zoude zijn om de rust en het vertrouwen , binnen deze Stad. wederom te herftellen, en in wrelke middelen de-, zelve zich ligtelijk bedrogen zouden kunnen vinden , gelijk wij ook niet zonder bedugting zijn, 'dat in 't vervolg, indien het voorfz. project van disfolutie onzer tegenwoordige Schutterij, t'eeniger tijd rhogt plaats grijpen, bij de uitkomst zoude blijken. En gelijk dus den uitflag dezer zaken, naar ons inzien , is van het alleruitterfte belang en gevolg niet alleen voor onze Stad en ons Collegie, maar ook van alle de refpective Collegien van Raden en Vroedfchappen , in de Steden dezer Provintie, Leden zijnde van Hun Ed. Gi> Mog. Vergadering, hebben wij ons ook daar door aangefpoord gevonden, om aan UEd. Gr. Achtb. bij dezen kortelijk A 5 ec^  X io X eenige opening te geven van de redenen en motieven, die ons hebben genoodzaakt tot het doen van het voorfz. verzoek, in hope en vertrouwen dat UEd. Gr. Achtb. het zelve, zoo bij de voorfchreven Propofitie van de Heeren Gedeputeerden dezer Stad , op den iu Januarij gedaan , als bij de Memorie , van onzentwegen ter Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. nader te exhibeexen, van welke wij, zoo ras als dezelve gedrukt zal zijn , de vrijheid zullen nemen UEd. Gr. Achtb. een Exemplaar te laten toekomen, zoo volledig -geadftrueerd zullen vinden , dat UEd, Gr. Achtb. geen bedenken zullen dragen , om de Jieeren derzelver Gedeputeerden ter Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. expresfelijk te gelasten, om fle voorfz. propofitie van de Heeren Gedeputeerden dezer Stad te appuijeeren, en te helpen effectueeren, dat daer op bij Hun Ed. Gr. Mog. moge worden gerefolveerd conform het verzoek, bij de voorfz. propofitie gedaan, en dat ons Collegie alzoo moge worden gemaintineerd in het aloud en cenftitutioneel Recht, aan hetzelve, even als aan andere Collegien van Raden en Vroedfchappen in de refpective Steden dezer Provintie, Leden zijnde van Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering, naar den aart van derzelver conftitutien , refpectivelijtr competeyende. Waar mede ccc. M I S-  X n X MISSIVE van Eurgemeesn teren cn Regeerders der Stad Rotterdam, aan de ordre van ( « >.( EXTRACT uit de Refoltitien van de Hérren Staten, van Holland en West-Vriesland , in Hun Ed. Groot Rijgenden V ergaderinge genomen op Op Donderdag den 23. Februari]' 1736'. Cl^ntvangen een Misfive van Burgerneesteren en. Regeerders der Stad RoUerd.rn, gelclireven air daar den 22. dezer, houdende, tot voldoening aan Hun Edele Gr. Mog. Refolutie van den 11. Januarij dezes jaars , derzelver Bericht op de Propofitie, ten laatstgemelden dage door de Heeren Gedeputeerden der gemelde Stad, ter Vergadering gedaan; welk Bericht met de Bijlagen van Litter A. tot O-, 2 loco hier navolgt geinfereerd. Fiat infertio. Als mede een afzonderlijk Bericht van de Schepenen de Loches , van Tzendqom , Havart, Suer* mondt, Hoog en de Mirell, als Leden van de. Wethouderfchap der gemelde Stad, op de voorfz. Propofitie; breder hierna geinfereerd. £i-  X *3 X Fiat inferth. Waarop gedelibereerd zijnde , is goedgevonden en verftaan, dat de voorfchreven Berichten, met de Bijlagen bij het eerfte gevoegd, benevens het voorige tot deze zaak, onder de Notulen van 11. Januari]*, 9. Februarij en van heden, zullen werden geëxamineerd door de Heeren van de Ridderfchap, en verdere Hun Ed. Gr. Mog, Gecommitteerden tot het groot Befoigne, benevens de Heeren Hun Edele Groot Mogenden Gecommitteerden te Rotterdam, en de Vergadering daarop gediend van derzelver Confideratien en Advis; en is, dien onverminderd , Copie daar van verzogt door de Heeren Gedeputeerden der Stad Rotterdam, om daarop te verftaan de intentie van de Heeren hunne Principalen. Accordeert met de voorfz. Refolutien», B 4 BE-  x *4 n 9 E RIC H T van Burgemeestwen. en Regeerders der Stad Rotterdam , voor zich zeiven- en voorden Schout Mr. P. Gevers, en den Schepen J. Hubert, Jun., aen Hun Ed. Gr. Mog. de Heeren Staten van Holland en WestFriesland , qp de Propofitie, door Gedeputeerden der gemelde Stad. den ii. Jan. 1786 gedaen, nopens een Redres der Schutterij aldaer. EDELE PR.OOT MOGENDE HEEIU5N* Op den 14. Januarij 1786., is bij de Wethouderfchap der Stad Rotterdam, ontvangen U Edele Gr. Mog. Refolutie van den 11. derzelve maend; waerbij de Propofitie, doorGedeputeerdens dezer Stad, ten dien dage gedaen, is gefteld in handen van de Leden der voorfz, Wethouderfchap, om U Edele Groot Mogenden daerop te dienen van bericht. Dan dewijl over de zaeke , welke het onderwerp van voorfz. Propofitie, en van de Memorie tot Adftructie van dezelve, met eene Misfive in dato 6. Februarij 1786. aen U Ed. Gt. Mog. toe-  )'( =S ):( gezonden, eh vervolgens ook bij ons Copielijkvan' de Secretarij dezer Stad ontvangen, uitmaekt, dezelve Wethouderfchap is verdeeld in tweederleije fentimenten , welke niet voegfaem in één Bericht kunnen worden'gedeploijeerd, zullen U Ed. Gr. Mog. gelieven ten goede te houden, dat wij zoo voor ons zeiven , als Regeerende Burgemeesteren en Mede-Leden van de Weth, als voor den Schout, Mr. Paulus Gevers , en den Schepen Ifaac Hubert Junior, dit ons afzonderlijk bericht aen U Ed. Gr. Mog. doen toekomen en aen de Schepenen de Loches , van Tzendoorn , Suermondt en Hoog, gelijk mede aen de gerecufeerde Schepenen Harait en de Mirell, des verkiezende, hebben overgelaten , of en hoe , voor hen zeiven , aen de voorfz. requifitie van U Ed. Gr. Mog. te voldoen. Het dispofitief van de voorfz. Propofitie is tweeledig; en tendeerende, I. Tot maintien van de wettige en tot hiertoe ongekrenkte Rechten en Posfefie, welke de Vroedfchap onzer Stad fullineert te hebben. II. Tot casfatie eener recufatie en feclufie van de twee Schepenen Havart en de Mirell, uit de Wethouderfchap, met betrekking tot zekere deliberatien. 3. En het eerfte beftaet in een tweederleij verzoek, namelijk: E 5 A, Dat  X X A. Dat U Ed. Gr. Mog. zouden gelieven te verklaeren, dat bij aldien nuttig en oorbaer zoude mogen worden bevonden , dat 'er eenige Alteratien en Redresfen in de forme of Ordonnantiën en Reglementen van de Schutterij der voorfz. Stad zouden worden gemaekt, dezelve Redresfen, Ordonnantiën en Reglementen geen effect zullen forteef ren , ten zij dezelve vooraf zullen zijn gebragt ter kennis en deliberatie van de Vroedfchap derzelver Stad, en met derzelver advis , als naer ouder gewoonte, geconftateerd en gearresteerd zullen zijn. B. En dat, van wegen U Ed. Gr. Mog. aen derzelver Gecommitteerden te Rotterdam , zoude worden aengefchreven, om zich te onthouden van alle deliberatien, tendeerende tot het conftateeren, reguleeren , ariesteeren en executeeren van Redresfen, Reglementen en Ordonnantiën, relatif tot de Schutterije aldaer, maer all' hetzelve als Stedelijk en Domefticq geheel en al privativelijk over te lacten aen het be-! ftuer van de Regeering derzelvc Stad. Terwijl het tweede Lid zich bepaelt 11. Tot een verzoek, Dat het U Ed. Gr, Mog. behaegen mo-  X v M moge, de prarcnfe recufatie enfeclufre Van dc twee Schepenen Havart en de Mirell, als Mede-Leden van de Wethouderfchap , van de deliberatie over de te makene Redresfen , Reglementen of Ordonnantiën voor de Schutterij der voornoemde Stad, als notoir nul en onbeftaenbaer te casfeeren en teniet te doen. En dien volgende aen Schout, Burgemeesteren en Schepenen der voornoemde Stad te gelasten, om dezelve te admitteeren tot alle deliberatien der gemelde Wethouderfchap, over zaeken concerneerende de Schutterij derzelver Stad, en derzelver uittebrengene Vota , even als van andere Leden van het Collegie van de Weth, in hetarrefteeren , decideeren, en rcfolvecren van en op. dezelve zaeke in computatie te brengen. De gronden, waerop dit alles zouden moeten berusten, dient men te vinden in de Memorie, welke men bij de voorfz. Propofitie gezegd heeft te zullen brengen ter Tafel van U Edele Groot Mogenden , ten einde hoogstdezelve in ftaet te ftellen, om over de merites dezer zaeke met volleedige kennis te kunnen delibereer en,. > En om die volleedige kennis, (NB. aen den Souverain) bij te zetten , onderneemt men bij die Memorie het betoog vai vier Pointcn , waer yan , I. De  ):( a8 ):( I. De twee eerde (trekken om te judifieeeren 2 A. Het eerde verzoek bij de Propofitie ge¬ daen , ■ om een Declaratoir nopens het vermeende Reciit van de Vroedfchap , omtrent het maken van Aiteratien of Redresfen in de forme of Ordonnantiën en Reglementen, van de Schutterij onzer Stad. Terwijl het derde Point relatif is B. Tot het tweede verzoek, om een Aen- fchrijven aen de Heeren Uw Ed. Groot Mogenden Gecommitteerdens te Rotterdam , — II, En het vierde of laetfie Point gefchikt is tot addrnctie van het tweede lid der Propofitie, concerneerende de recufacie van de Schepenen Havart en de Mirell. I. Bij de eerfigemelde Pointen dellen de Au* thcurs dier Memorie zich voor te betoogen : t-i De jure Dat de Vroedfchap dezer Stad, volgends het Conditutioneele Recht en Regeeringsform in de Steden van Holland, niet kan of mag werden voorbijgegaen in het beramen , makui of invoeren, van veranderingen en nieuwe Keuren, Reglementen of Ordonnantiën , in of op het Werk van de Schutterij en Burgerwacht binnen de voorfz. Stad met den aenkleven van dien Ë Ei?  X *9 X En de facto Dat de Vroedfchap der gemelde Stad van Ouds is geweest, en alsnog dadelijk is, irt de voorfz. Posfesfie r-i Tot bet eerftewas bij de Propofitie ten grond* flag gelegd, ,, Dat men als eeii zekere en inconteftabele ,, waerheid zoude mogen vastftcllen , dat ,vol* „ gends de wettige Conftitutie en Regeerings* „ form in de Steden dezer Provincie, de Col* legien van Raeden of Vroedfchappen inde* ,, zelve refpectivelijk zijn en uitmaken de ee,, tiige en wettige Reprafentanten van het ge,, heele Corps der Burgerijen in dezelve Steden, en dat alzoo ook het Collegie van de „ Vroedfchap der Stad Rotterdam is bet ee~ „ nig en wettig repnefentatif van her geheele Lighaem der Burgerije der gemelde Stad." Dit kan men zich bij de Memorie naeuwlijks verbeelden, dat bij iemand, veelminder bij een van de Collegien van Raeden of Vroedfchappen deiSteden , en vooral van die, welke mede integreerende Leden zijn van de Souveraine Staets-Vergadering dezer Provincie , bij overweeging .>an het gunt dien aengaende bij de voorfz. Propofitie te geavanceerd , in twijifel getrokken kan worden. Dan . . . . Ed. Gr. Mog. Heeren! ■ wjj voor ons, kunnen ons niet verbeelden dat eenig Lid  X 3° X Lid van U Ëd. Gr. Mog. dit zal kunnen toeftemtóen immers niet zoó generaél en zon¬ der te traceeren het woord eenige, in dat voor- ftel voorkomende. Want wat zijn dan de Collegien van Burgemees teren? Speciael in die Steden, waer dezelve niet teffens zijn, of behoeven te zijn, Leden van de Vroedfchap ? Wij meenen in tegendeel dat de Burgemeester en van alle de Steden, even veel of zij Mede - Vroedfchappen zijn of niet j in die hunne afzonderlijke qualiteit als Burgemeesteren, wel zeker zijn niet alken Mede-Repra:fentanten , maer deeerjfe Reprcefentanten, van het geheele Corps der Burgerij—■ En dat men niet uit het oog had behooren te verliezen dat gedeelte van U Edele Gr. Mog. vertoog van 16. October 1587. het welk dicteert, Dat des Burgemeesters Officie bevolen is het ordinaris beleid ende gebeid in alle politicquezaeken , zoo wel de adminiftratie van Stads Goederen ende Innekomen, als den welftand en de bewaringe der Steden, betreffende, En het is fpeciael in onze Stad even Waer als te Amfterdam (volgens Wagenaers Befchrijving Van die Stad, 10. Stuk in 8. bladz. 126.) Dat de Keuren , doorgaends kennelijk aen de bedreiging van ftrafle op de overtreeding, zedert twee eeuwen of langer worden vastgefteld bij, en afgekondigd doof, mijne Hee- red  X 3* X ren van den Gerechte ( of Weth ,) zijnde? Schout, Burgemeesieren en Schepenen —• en dat Burgemeesteren, in het maken van Keuren, niet mede ftemmen dan van Stadswege , dat is uit naem der ganfche Burgerije, welker belang zij verpligt zijn voor^ teftaen, ibid. bladz. 125. ■— Het welk in het Previlegie, door Graef Willem van Henegouwen aen de Poorters onzer Stad, en haere Nakomelingen, eeuwiglijk gegeven Anno 1340. met deze woorden ftaet uitgedrukt: Deze Poorte zal hebben zeven Schepenen ; die zuilen wij, of onze Bailliuw, jaeriijks verkiezen ende vernieuwen op den eeiften Meijdag: ende wij of onzen Bailliuw zullen kiezen twee Raedmannen ter Poorte oir* baer ende der onzen, op ten Meijdag, zoo wat Keuren deze Schepenen metten Bail*iuw , of metten gewairden Rechter , makert binnen den Vrijheden, omme den Poorter oirbaeren , die zullen geftade blijven dat jaer door ende niet langer, op zulke boeten als zij daerop leggen &c. Het doet dieshalven, naer het ons voorkomt* weinig ter zaeke, of de Vroedfehaps - Collegien , gecontinueerd van de notabelfte uit ten midden van de gantfche Burgerij, zoo oud zijn als de Steden , ofte immers dat geen Memorie en is van haere beginfelen en of bij dezelve worden ge- ko*  X ii X kozen de ordinaris Magiftraeten ,'te weten Burgemeesteren en Schepenen, omme te dienen voor een jaer &c. Zonder te kort te doen aen den Schuldigen eerbied voor de Praedecesfeuren van U Ed. Groot Mog., die voor twee eeuwen , in een tijd van zoö veel confufie, dat vertoog hebben uitgegeven met een geheel ander oogmerk, dan om den rang of de bijzondere Rechten dier onderfcheiden RegeeringsCollegien te bepaelen of op te geven, mag rrien thans, nu de Chartres der Steden meer publicq geworden zijnde daer omtrent meer licht gegeven hebben, wel zeggen , dat de voorfz. zoo generale pofitiven aen eene Historifche of Chronologifche onnaeuwkeurigheid laboreeren, en ten minilcn in alle de Steden niet even prsecies met den inhoud der oude Handvesten &c. noch met de obfervantie derzelve , overeenkomen ieder Lid van U Ed. Gr. Mog. Vergadering zal dit irt 2ijne Stad best kunnen nagaen , en dan teffens (zoo als wij vastftellen ) moeten erkennen : Dat de oudfte Collegien vrij algemeen zijn die Van Schout en Schepenen. Dat dezelven origineel door de Graeven aengefteld wierden, en van dezelven hunne magt ontleenden ; Dat in den beginne aen dezelven niet enkel de zaeken vanjuftitie maer ook van Politie, en daer onder het maken van Keuren zijn gedemaudeerd geweest* Det  X 33 X Dat bet een gevolg van fuccesfive gunstbewijzen is geweest, dat aen dezelven eerst zijn geadjungeerd Thefauriers , Rekenmeesters of Pvaden , die naderhand den naem hebben gekregen van Bur* gemeesferen j En dat de Schepenen (fchoon altijd Graeflijke Ambtenaers blijvende) door de Burgerijen of Reprrefentanten van dezelven, het zij dan Dekens der Gilden, of andere van de Vroedfte én Rijkfte, naderhand de Vroedfchap genaemd, zijn genomineerd of gekozen —; en hunne Wetgevende magt met de Burgemeesteren hebben moeten deelen ; of aen derzelver bewilliging fubmitteeren ; ja aen dezelven de prxfeance hebben moeten af* ftaen. En dat de Vrdédfchappen, immers zdodanigë reguliere Collegien, als thans onder dien naeni fubfifteeren, meest al van later inrichting en bepaelder magt geweest zijn — tot dat de afzwering van den laetften Graef derzelver magt enaen* zien merkelijk heeft vergroot — zoo dat dezeK Ve zedert die gebeurtenis zekerlijk zijn geworden tn gebleven de hoogfte Collegien in de Steden j met betrekking tot 's Lands zaeken en de exercitie' der Souverainiteit, welke aen het Volk vervallen zijnde, döor hetzelve aen die Collegien met en benevens de Ridderfchap en Edelen conjunctim; (en geenzins aen elk Lighaem of Collegie afzon1zonderlijk) is gedemar.deerd. **— ■ifliBEEL. C typst  X 34 X Maer de Souverainiteit was niet vervallen aen ëfk Ingezeten, noch aen het Volk van elke plaets afzonderlijk, maer aen de gekeele Natie; of de gezamenilijke Inwoonders van de gekeele Provincie , men wilde de Previlegien, door welke de eene Stad boven de andere merkelijk bevoordeeld was, conferveeren en in ftand houden, en daerom kon die Souverainiteit niet gefmaldeeld, noch door het Volk op een demoeratifche wijze gebruikt, -worden maer moest aen een vifibel Lighaetn worden opgedragen , de geheele Natie te reprasfenteeren , en alzoo de Rechten der Souverainiteit te bewaeren, en te doen uitoeffenen , even en in gelljker voege, als bevorens door de Graeven had moeten gefchieden. En daeruit volgt, dat de Vroedfchap. - Collegien , als te famen dat Lichaem, het welk met de Hooge Seuveraine magt bekleed is, uitmakende, qua tales en in die betrekking fuperieur, doch in hunne vorige en afzonderlijke qualiteit, van enkele Gemeenslieden of Repratfentanten der afzonderlijke Gemeente of Burgers en Ingezetenen hunner Stad, inferieur zijn aen de eigenlijke Stedelijke Regeerings-Collegien, zeo van Politie als Juftitie, of van Magiftratuere, welke, hoe zeer door de Vroedfchappen of door Gilden3 , of door Kiezers, of op eenige andere wijze, door Repra;fen'tanten der Burgerij genomineerd of geëligeerd zijnde, vermogens de Previlegien of Octroijen, daer >toe  X 35 X toe door den Souverain verleend, *— echtejfi zoo dra zij in functie zijn, niet geconfidereerd kunnen worden als Repnefentanten van de Gemeente hunner Stad in het bijzonder, maer als Officieren en Jufticieren of Ambtenaers van de geheele Natie, befchouwd als Bezitfter der Souverainiteit of, zoo als men het in een Woord , dat teffens die magt en de origine derzelve aen-. duidt, gewoon is uittedrukken, als Officieren van de Graeftijkheid, en bijgevolg niet onderworpen aen een Vroedfehaps-Collegie , dat op zich zeiven niet Souverain is, maer alleen aen die Negentien Corpora, welke te famen vergaderd, en nooit anders* de Rechten, welke van de oude Opper-Hceren op de Natie vervallen zijn, kunnen uitocffenen. Deze bekende waerheden van ons publicque Recht leveren dan ook de eenvoudige reden uit, waerom het Recht van Municipale Keuren te maken, heeft moeten blijven aen die Officieren en Collegien, aen welke hetzelve door de Graeven is geconfieerd , het zij dan aeh Schout en Schepenen alleen j zoo als te Léijden, of aen den Gerechte öf Weth, zoo ^als te Delft, Amfterdam, Gouda , Rotterdam &c. zonder concurrentie met de Vroedfchappen , GildenS of andere Reprasfentanten der Burgerije, dart alleen in die Plaetfen, waer zulks doof de Graeven aen dezelve is vergund, als bij voorbeeld té ■Alkmaer. Wij hebben ons diérhalven niet genoeg kühhëri C % ter».  K 36 X verwonderen, dat aen onze Mede-Vroedfchappen is Uit de pen gevallen, Dat de Wethouderfchap en andere Stads» „ Collegien niet alleen zouden zijn jonger dan de Vroedfchap, maer ook alle magt, die aen dezelve omtrent de Stedelijke Politie zoude ti mogen zijn gedefereerd, originair voortgevloeid uit den boefem van de Vroedfchap, „ en dus ook in het hoofdzaekelijke, en in al„ les 't gunt aen die jongere Collegien niet fpecialijk is gedefereerd, omtrent het beftuur der Stads zaeken en Regeeringe —>~ 5, onderfchikt gebleven aen de Advifen , Refolutien en Dispofitien 'van de Collegien s, van de Vroedfchap &c. —'— en dat zulhs 3, virtualiter door U Ed. Gr. Mog. bij het meergemelde Vertoog zoude worden geindigiteerd met de woorden ; dat bij de Vrtedfchap jaerlijks worden gekozen de ordinatis s, Magiflraten, te weten Burgemeesteren en }, Schepenen , tot een evident bewijs dat de s, gantfehe Stedelijke Regeeriug eigenlijk en „ primario zoude huisvesten bij het Collegie „ van Pvaden of Vroedfchappen, en dat de s, origine en magt der andere Collegien van ff Stads bewind, in de aen hen gedemandeerde zaken uit dat Collegie van Raden of 3, Vroedfchappen ontleend zoude zijn." Oair, immers ia ons Land nists bekender is ,dsn dat  )■( 37 X dat veele Collegien of Departementen en Corperatien, ja Particulieren, verleid zijnde met Hooge of Ambacht-Heerlijkheden , of dezelve als allodiael goed bezittende, de Aenftelling of Nominatie hebben van allerleie Ambtenaers en Colhgien, die echter hunne origine en macht niet ontkenen van hunne Aenftellers, maer van de Souverainiteit, in welks boefem eigenlijk cnprimarie die macht is blijven huisvesten, als nimmer ge«ommuniceerd zijnde , veel min ab origine gecompeteerd hebbende, aen die geenen, die alleen met de keuze en aenftelling der Perfoonen zijn begunftigd , zonder over derzelver functien eenige furint^ndance te bekomen. Trouwens — wie zou zulk eene adfertie hebben kunnen verwachten in eene Stad, en uit de pen van Raeden en Vroedfchappen, in en door welke tegen ons wordt vastgehouden, dat de Electie van Burgemeesteren en Schepenen competeert aen den Heere Stadhouder dezer Provincie? -—Aen wien men immers niet tos zal kennen, dat de gantfehe macht van die Collegien , welke door zijn Hoogheid jaerlijks worden vernieuwd, eigenlijk en primario bij hoogstdenzelven zoude huisvesten, en dat de origine en macht dier Collegien , in de aen hen gedemandeerdezaeken, uit den boe. fem van denzelven Stadhouder, ontleend zoude 3ijn. En h«t is dan ook geene «eer gelukkige redeC neS-  X 3* X neering welke in de Propofitie wordt gehafardeerd: ., Dat, om dat de Vroedfchap de Burgerij reprsefenteert, daer uit van zelfs zoude, „ proflueeren, dat geene Reglementen , Keuren t, of Ordonnantiën , bij dewelke aen de gemelde Burgerij, of een aetunerkelijk gedeelte dere, zelve, eenigerleie, en in het bijzonder Ster delijke, Ordres , Lasten of Plichten zoo Pcrfoneel als reëel zouden worden opgelegd x 3> of die betrekkelijk zijn tot Burgerlijke en Domefticque Stedelijke Arrangementen , ia s, welke het Lighaem der Burgerij isgeconcer,, neerd en geinteresfeerd, wettiglijken met ef-. %, eet zoodanig dat de Burgerij aen de obferyan,, tie en nakoming derzelve zoude zijn verbonden, kunnen worden gefield, geëmaneerd of gein-, troduceerdy zonder het adveu, [concurrentie ,, of advis van de Vroedfchap." Waerlijk eene zeer wijdgapende thefis , welks gevolgen , (indien ze geadmitteerd wierde ) door den Steller waerfchijnlijk niet zijn overdacht! De Burgerij van Rotterdam zou dan niet gebonden zijn aen de obfervantie en nakoming van zoo veeIe en zoo gewigtige Keuren en Ordonnantiën, als van tijd tot tijd door de Wetgevende macht van Schout, Buïgemeesteren en Schepenen zijn gesnsckt, geëmaneerd en geïntroduceerd, zonderad-, veu , concurrentie of advis van de Vroedfchap.'—Mcn'heeft de Keurboeken zoo van Rotterdam als yati  X 39 X- Amflerdam, en andere groote Steden, en vooral Commercie - Steden , maer eens donrrebladeren om te apprehendeeren , welke afïreufè fuites uit dit ongehoorde fijsthema zouden proflueeren. En dit brengt ons teflèns en van zelfs tot het tweede poinct der Memorie, het welk aenlciding geeft tot een onderzoek. j3 Of de Vroedfchap onzer Stad van ouds is geweest, en als noch dadelijk is, in de voor- fchreve posfesfie. i. In het generael kunnen wij U Ed. Gr. Mog. verzekeren, dat juist het tegendeel confteert uit verre het grootfte getal onzer voorhanden zijnde Stedelijke Keuren en Ordonnantiën, in welke geene demiufte mende van de Vroedfchap gevonden wordt, hoe zeer ze disponeeren over de gewigtigfte onderwerpen , en allerleie ftraffen en pcenaliteiten , op het Goed , de Eer ja Lijf en Leven van den Burger exfecutabel, contineeren, en fpecialijk ook concerneeren alle de Gildens, waer van het beftaen van zulk een aental onzer Foor-, ters afhangt; zelfs zijn alleen door do Weth onzer Stad gearresteerd Ordonnantiën en Reglementen, welke gemaekt zijn bij overeenkomst met de Raeden of Vroed» fchappen van andere Steden, als bij voormeld op het Veer tusfehen Rotterdam en C 4 Gm  K 40 X Goes Anno 1763. en 1777., en op het Veer van Haerlem, alleen niet Heeren Burgemeesteren van die Stad, den 14. October 1766. De eenige Keuren of Ordonnantiën , in welke wij yinden dat de Vroedfchap is gekend, zijn de zoodanige, op welke men nodig heeft- geoordeeld approbatie of Octroij van U Ed. Gr. Mog. te verzoeken , ten welken einde men dan zekerlijk reden had, zulks vooraf met de Vroedfchap te overleggen , ten einde dezelve daer inne ter Vergadering van U Ed. Gr. Mog. niet zoude difficulteeren, (hoe zeer zelfs dat denkbeeld van geen ouden datum fchijnt te zijn, dewijl de eerfte Ordonnantie op de Vredemakers-Kamer isjanuarij 1628 en 6 September 1631., en op het ftuk van A.sfurantien, Avarijen en Zeezaeken van 25. April 1635. en 14. Meij 1655. ons voorkomen enkeldoor de Weth te zijn geëmaneerd. Buiten die geoctroijeerde Keuren, en eenige Alteratien en Ampliatten van dezelve, vindt men in geene onzer Stedelijke Ordonnantiën eenige mentie van de Vroedfchap, dan alleen in die op dc Stads-Accijfen en zekere Belasting voor het Gasthuis, op de Vendue, en op de Burgerwacht, — omtrent welke twee laetfte onderwerpen zulks echter niet geconfidereerd fchijnt te zijn van abfolute noodzaekelijkheid of verpligting te zijn, naerdie» op den 2. Maert 1771, eene Alteratie of Arrs- pli-  X 4i X pllatie op de Ordonnantie van de Vendue, en op den 28. April 1774. ten overftaen van de nu medeklagende Heeren Bichon en van Slaveren, als toen Leden van de Weth, eene Alteratie en Am* fliatie van de Ordonnante op de Burgerwacht is gepubliceerd, in welke beiden geen gewag wordt gemaekt van de Vroedfchap. Ook fchijnt de reden, waerom de Vroedfchap over de voorfz. enkele onderwerpen gekend is, doiet gelegen te zijn , in de Ordres, Lasten of Plïgten, zoo perfoneel als reëel, welke daerin aen de Burgerij of een aenmerkelijk gedeelte derzelve opgelegd , en betrekkelijk zouden zijn tot Burgerlijke en Domesticque Stedelijke. Arrangementen &c. (zoo als bij de Propofitie wordt voorgefteld.) Dewijl all* hetzelve even zeer toepasfelijk is op de Ordonnantiën omtrent het weeren en blusfchen van brand, en op de geaffecteerdens tot dezelve , welke alleen door de Weth gemaekt en van tijd tot tijd veranderd zijn, zelfs met bepaling van prsmien ; gelijk in dezelve e» verfcheiden andere Keuren, bij dat Collegie alleen geëmaneerd , zelfs ordres of fchikkingen voorkomen, welker obfervantie aen Leden van de Vroedfchap incumbeert, als bij voorbeeld in de Ordonnantie op het Wijk- meesterfchap en in zekere Keure, bij forme van Refolutie van dato 25. Meij 1773. do wijl  )■( 4» >t wijl de Commisfarisfen van de Wijken en de Fa* brijcqmeesters altijd uit- en door de Vroedfchap worden gekozen. — Maer men heeft de benaeming van alle de (niet geoctroijeerde ) Keuren , in welke de Vroedfchap voorkomt, (Stads-Accjjfen, Belasting voor het Gasthuis, Vendue , Burgerwacht) maer te hooren , om zich overtuigd te vinden, dat het belang van Stads-Financien , de wezenlijke reeden moet zijn, waerom de Wethouderfchap in die zaeken en in geene andere, hoe zeer voor de Burgers en Ingezeetenen, even ja meer gewigtig, gewoon is, het Advis der Vroedfchap acntenemen. 2. Wij zeggen gewoon, om dat ons nog geen bewijs is voorgekomen van verplichting, en vooral niet, ten opzigte van zoodanige Ordres op het ftuk der Burgerwacht, in welke Stads-Financie niet geconcerneerd is. Het reeds aengehaelde exempel |van «8. April 1774., (Bijlage A.) waerin ovef geene Onkosten van de Stad, maer wel van de Burger-Officiers, gedisponeerd, ende Vroedfchap niet genoemd wordt, bevestigt deze distinctie, en doet teffens zien, dat de Posfesfie, welke de Vroedfchap zou mógen fuftineereu te hebben, in allen gevalle niet is ongeinterrumpeert;: Trouwens het eerfte bewijs , het welk onze Mede - Vroedfchappen ajlegecren , doet almeede zie*  X 43 X £ierr dat die Posfesjie geene andere Origine hecfl% dan de evengemelde, en dat all' het geen men van een Recht, en wel van een Recht, uit de repra> iëntative qualiteit en den ouderdom der Vroedfchap gededuceerd , heeft willen beweeren, geen den minden grond heeft, v Om dit aen U Ed. Gr. Mog. ad ocuhim te doen zien, voegen we tot Bijlage B., hier nevens een Extract authenticq uit zekere Condderatien van Collonellen en Capiteinen dezer Stad , behelzende den Brief van Vrouw Jacoba, van dato 16, December 1417., en den Zilveren Sint Joris-of Schutters-Brief van 18. Mei] 141S., welke laetfte in de Memorie alleen wordt geciteerd;:—terwijl de vergelijking dier beide dukken zeer veel licht aen het tegenswoordige gefchil moet bijzetten.— Vrouw Jacoba zegt in den voorfchreven Brief, Te bevelen en willen, dat haer Gerecht te Rotterdam kiezen en ordineeren zullen veertig goede Mannen, onzer Stede Scutte ta wezen < die den Wijntap zouden hebben twee en dertig dagen in het jaer te Verhueren door die twee Hoofdmannen van der Schutte voorfz. diq ter tijd wezen, ?ullen. —re f Voort (zegt Vrouw Jacoba ) willen Wij dat onze Burgemeesteren , die nu zijn of na* ioaels wezen zullen, geven van onzer Stede v. we!'.  ):( 44 X wege eiken Scut, elx daegs te Peesgelde, als zij in onzer Stede reifen uit zijn, zestien , Penningen Hollandsen, en alle jaeren één Mingelen Rijnfe Wijns. — Voort zoo willen Wij, dat onze Stede* voornoemt hen wedergeve die Doelen met allen haren toebehooren, in allen fchijn als zij ze voirtijds gehad en gekoft hebben —i En hebben voort geconfenteert en gemagtigd onzen Gerechte aldaer Keuren ende Or» donnantien te maeken op onzen Schutterijs voorfz. bij tnzen Bailliuw, die in den tijd wezen zal, als henlieden nutte en oirbair dunken zullen , die wij van een iegelijken vast en geftade gehouden willen hebben , op zulke Verbande en poene als onze BaiU Huw en Gerechte daer op zetten. — Alles zonder eenig gewag te maeken van de Vroedfchap. Zie daer dan een origineel Charter van de toenmalige Souveraine des Lands , welke i. Aen den Gerechte ( of Wethouderfchap ) demandeerd , het Kiezen en Ordineeren van nieuwe Schutters , en het maekeit van Keuren en Ordonnantiën op de Schutterij , met den Bailliuw in den tijd , welke van een iegelijken ( dus ook van de Vroedfchap,) vast en geftade gehouden moeften v/orden, op zulken verband en pee-  X 45 X poene , als Bailliuw en Gerechte daerop zetten zouden. a. Aen de Schutterij toeftaet zekere pecunieele voordeden , en aen de Hoofdmans der* zelve de beheering of adminiftratie van die voordeden» 3. Aen de Burgemeesteren alléén en afzonderlijk toekent, zoo veel macht over Stads* Financien, dat door dezelve van Stads-wege aen de Schutters zou werden gegeven een dagelijkfche gagie, en ééns jaers, zekere quantiteit Wijns. 4. En eindelijk aen de Stede oplegt aen de Schutters weder te geven den Doelen , dien zij bevoorens gehad, en gekogt hadden —• doch zonder dat Vrouw jPacoba uitdrukt, door wie deze laetfte verpligting voor of van wege het geheele Corpus der Stede, als in de Posfesfie van dien Doelen zijnde, gepTxfteerd moeste worden. Mogelijk, om dat de Vroedfchap toen nog niet was een vast, en bij den Souverain erkend, Collegie, als waertoe het eerfte confent agttien jaeren laeter verleend is, bij Brieven van Hertog Philips bezegeld 8. Julij 1436, terwijl wij hier boven gezien hebben dat de vastftelling der Raedsmannen, reeds gefchied was door Graef Willem , . Athiq 1340., ea dus bij na een Eeuw vroeger. VCT-  X 46 X Vergelijkt men nu met dezen Brief van Vrouw J-acoba, den daerop gevolgden Sint Joris- of Schutters-Brief van 18. Meij 1418. door onze Mede-Vroedfchappen gereclameerd dan zal men bevinden. 1. Dat dezelve gegeven ie, volgends het bevel der Gravinne, door Schout, Schepenen ende Raeden, dat is den Gerechté of Wethouderfchap denoteerende het Woord Raeden aldaer notoirlijk die twee Raedsmannen, welke in het voorfz. Handvest van 1340. voorkomen , en door Vrouw Jacoba, Anno 1417. reeds worden genoemd1 Burgemeesteren, wier getal in het jaer 1580; tot drie en Anno 1637» tot vier, telkens bij Octroij van U Edele Groot Mogenden, is gcaugmenteereerd. Zoo de Steller der Memorie van onze MedeVroedfchappen, het woord raeden dubbel onderhaeld heeft, om daer door aen te duiden dat men 'er de Vroedfchappen door zoude moeten verlïaen, heeft hij zich groflijk geabufeerd* Dezelve waren geene Makers van dien Schutter-Brief, gelijk zij door de Land-GravinBe daer roe ook niet waren gemachtigd, • Jnaer: ■ 2. Het Gerecht heeft in die zaek ( waertoé het door den Souverain alleen gequalifi* eeerd was) echter gehandeld bij gemeend goeê*  X 47 X goeddenken der Vroedfchap; —— even als Vrouw Jacoba zelve haer Bevel - Brief had gegeven bij gemeenen goeddunken van haeren Raeden -—- wat is dit nu anders dan een onverpligte daed van voorzigtigheid — welke niets derogeert van het recht en vermogen der Uitgevers van zulke Brieven of Ordonnantiën, om, alvorens daerop het goeddunken of advies te vragen of niet te vragen, en hetzelve gevraegd hebbende, te volgen of niet te volgen, zoo als dezelven oordeelen te behooren?— Even als UEd. Gr. Mog. in veelvuldige zaeken het Advies requireeren van den Heere Stadhouder, het Collegie van Gecommitteerde Raeden, dè Hoven van Juftitie &c. &c. zonder daer door aen dezelven eenig recht van concurrentie of mede dispofitie toe te kennen of zich in het nemen der fïnaele Refolutie aen die adviefen te bepaeien gelijk „og onlangs gebleken is in de dispenfatie aen eene Weduwe binnen onze Stad, tegen het advies van het Hof, verleend, om met haer Mans Neef te mogen hertrouwen; De reden, waeromSchout, Schepenen en Raden , of de Wethouderfchap, indien Schutters-Brief, niet gewaegen van het Bevel- fchrift van Vrouw Jacoba, maer van ket goeddunken der Frtedfckap, loopc ook ras  ):( 48 ):( ras in het oog: namelijk, om dat zij teM baete en laste van Stads - Financiert, eene verandering maekten , in de pecunieeie voordeelen, door Vrouw Jacoba aen de Schutterij t§t wederzeggen toegelegd I door , in plaets van den Wijntap, aen de Schutters ten eeuwigen dage te geven den Afflag 'van de Visch > de Visfcherij van de Vaert tot Oüderfchie en in de Stads-Vesten en dat zij haer Wijn en Bier hi den Doelen, ten tijde van het Papegaeij fchieten, zouden drinken, vrij van (Stads) Accijnfen. Dat nu dit exempel in vervolg van tijd vrij con- ftant gevolgdis, erkennen wij geerne meest echter, zoo niet altoos, om dat 'er Stads-Finantien in betrokken waren, als bij voorbeeld, in de eerfte Refolutie, welke daer van in de Registers onzer Vroedfchap voorkomt, en tot onze verwondering in het bij de Memorie gevoegde Extract Litt. A. is achter gelaten namelijk die vaa 1504, 6. dagen in Meije. Gefloten ende geftemmet mette meeste Hemmen , dat de Stede de Schutters van den Handboog, alle jaeren op St. Sebastiaensdagh, uitreiken ende betalen zal XL. Pond Hollands, tot te veeftigh. wederzeggen. Terwijl echter wanneer die dispofitien meer tee voordeele van Stads ■ Kas of andere Fondfen dari  X 49 X Van de Schutterije waren ft rekkende, de Vroedfchap in dien tijd begreep daern. e zelfs de bewilliging van den Krijgs • Raed ( zoo als men nu zoude fpreken) nodig te hebben, blijkends eene Refolutie van 5. December 154L, welke al mede irt het Extract C. is geomitteerd. Geftemmet aengaende die getijden te houden, alzoo daer weijnieh Inkomst is, dat men elcke Schutterije geven zal honderd Carolus, ende het furplus tot profijt van dé getijden , ende dat bij confent van den Iloafdma-ns derzelver Schutteren, En wanneer de Vroedfchap eenige nieuwe Ordonnantiën op de Schutterij nodig bprde,/ldé $ waerin Srads - Financie niet gemelieehl was . dezelve zulks dan overiier aen de YVcthouder'fchapj blijkends de Refolutie bij de i\iemorie geannexeeid Litti E., welke naer den ftijl van dien tijd overeenkomt, met het geen men nu zoude noemen j het maken van zulk een Ordonnantie pcenael aert, de Weth voortejiellen, of' het bij de Weth daer heen te dirigeeren &C; Wel is waer, dat 'er in de verdere Bijlagen van de Memorie wel voorbeelden voorkomen , dat dé Vroedfchap zich al meer en meer in de zaeken der Schutterij heeft geingereerd maer wij twijffelen zeer of alle dezelven wel kunnen dienen tot bewijs eener deugdelijke manutenible posfesfie: VI. D JE £ La D li Om  X 50 X 1. Om dat ze allen getrokken zijn uit de Registers van de Vroedfchap, bij welke niet blijken kan, hoe de Wethouderfchap zich te dien tijde daer inne heeft gedragen: 2. Om dat ze niet vrij zijn van zeer'notabele abuizen bij voorbeeld, dat in de Bijlage der Memorie Litt. N. gezegd wordt, den 9. October 1617. te zijn goedgevonden dat men de Waerdgelders, jegenwoordig in ordre zijnde, ende daer van deze Stad van oude tijden, omme dezelve totdefenfie dezer Stede ende foulagement van de Burgers te gebruiken, altijd in posfesjie geweest waren , — te continueeren &c. ■ Terwijl uit onze Bijlage C. confteert dat maer zeven jaeren te voren, den 17. Maert 1610. eerst bij de Vroedfchap is gerefolveerd, dat tot foulagement ende verligtinge van de Schutterij, tot koste endedienfte der Stede, voor den tijd van een jaer aengenomen zouden worden zestig Stoepen of Waerdgelders, wier Commandeur onder het gebied ende gehoorzaemheid van Burgemeesteren ende ook onder het commando van de Capiteinen ende Lieutenants van de Schutterij ftaen zoude. ■ Welke Refolutie ten dezen te meer aenmerking verdient en daerom bij de Memorie dsr Vroedfchappen niet behoorde te zijn ver-  k 51 )=C Verzwegen, om dat ze duidelijk behelst dal de Vroedfchap toen alleen heeft gedisponeerd over het geen ten koste en laste der Stede, gefchieden zou maer dat bij de Heeren van de Weth ( het geen 'er alleen narrative en bij parenthele is ingevoegd,) goedgevonden was de Schutterij te reduceeren tot zes Vaendelen, ieder omtrent van honderd veertig Man. -3. Om dat ze blijken dragen van zulke eigendunkelijke handelwijzen , welke nimmer eeri 'justus titulüs kunnen uitleveren , waer vart tot 'een preuve t en teffens tot opheldering van de Bijlage P. kan dienen de Refolutien Van 28. Februarij en iï. Junij 1622. ten dezen geannexeerd D. i , en 2. welke doet zien dat 'er wel niet clam , maer echter weieens Vi gehandeld is. 4. Om dat ze ook meest al genomen zijn ter gelegenheid of ten gevolge van extraordinaire en zeer difiicielè lijdsömftandighêdeh } welke noodzaekelijk maekteu dat niet alleen in de Vroedfchap, maer zelfs ter Vergadering van IJ Ed'. Gr. Mog. over het Defenfie-Wezen in de refpective Steden gehandeld wierd zoo als confteert uit onzë Bijlage E. zijnde een Refolutie van «oMeij 1617, welke het vreemd is dai bij de Memorie , in de Bijlagen Litt. M. of N. niet D 2 is  X 5* X is ingevoegd , als zeer dienende tot het regte verftand van de oorzaek dier Gecombineerde Befoignes , welke in de daerop volgende Refolutien voorkomen. 5. Om dat het zeer opmerkelijk is dat de Vroedfchaps-Refolutie, van 16. Februari} 1652. Litt. R., behelzende eene abfolute auetorifatie op Burgemeesteren en Gedeputeerdens van de Vroedfchap , om op het geheele duk van verbetering der Wacht en vergrooting der Burgerij &c. met de Schepenen te befoigneeren en conjunctim eene ordre te beraemen- niet inhoud dat die conjunctim beraemde ordre, op naem van de Vroedfchap, of op naem van de beide Collegien conjunctim moest werden geëmaneerd, maer dat dezelve NB. zoude gaen en gefield worden op den naem van Bailliuw, Burgemeesteren en Schepenen, met advies van de Vroedfchap, welk woord zekerlijk niet beteekent eene enkele kennisgeving tot informatie s( het geen wij hier na toonen zullen, nimmer te hebben geordineerd ,) maer welk woord echter ook geenzins beteekent, eene gelijke en conjunctim met egaele macht verrigte behandeling van zaeken wcshalven wij menen evident te zijn , dat die Refolutie in dezer voege te verdaea is. Das  - - X 53 X V.' Dat het conjunctim befoigneeren en beraemen eener nieuwe ordre op de Wacht niet in confequentie getrokken noch tot praejuditie van het Recht der Wethouderfchap geallegeerd zou\ behoe»ren te worden, en dat men daerom in het uitgeven dier Ordonnantie zou gebruiken een woord van mindere beteekenis , waer door aen de Vroedfchap niets meer wierd geattribueerd , dan geadvifeerd te hebben, en dus de Wethouderfchap niet benadeeld in haer vrije recht van Keuren en Ordonnantiën te maken , fchoon in het ontwerpen derzelve precario en ongehouden meer deel aen de Gecommitteerdens der Vroedfchap gegeven was, het geen dus veel verfchilde van een jus acquifituw. Wij houden het dan voorgenoegzaem betoogd, dat de Vroedfchap buiten de dispofitie overStadsFinancien, noch het recht, noch de posfeslie heeft van door de Wethgevende macht in het ernaneeren van de nieuwe of veranderde Keuren in het generael, of fpeciael op het ftuk der Schutterij of Burgerwacht gekend te moeten worden. Nu had de Wethouderfchap reeds bij haere Misfive van 24. December 17S5. aen de Vroedfchap verzekert, gelijk wij de eer hebben gehad ü Ed, Gr, Mog. bij onze Misüve van 10, Januari] te in. D 3 lor-  X 54. X formeeren, dat uit het geprojecteerde Plan dernieuw in te rigtene Schutterij, niet zoude proflueeren eenig nieuw of meerder bezwaer, dan bevorens heeft plaets gehad, voor Stads-Finantien, in welke de Wethouderfchap, zoo wel als de gecombineerde Vergadering, geenede minfte intentie gehad hebben zich te immifceeren. Onze Mede-Vroedfchappen fchijnen in twijffel te trekken of en in hoe verre die aliegatie conforrn, de waerheid zij, en meenen, hoe het daermede in facto ook gelegen zoude mogen zijn, dat in allen gevalle het onderzoeken en beoordeelen daer van zoude competeeren aen de Froedfchap alleen. Wij daerentegen, zoodanige twijffelingen aen de waerheid, van het geen een Collegie van Burgemeesteren aen den Souverain affirmeert, met de verachting welke dezelve verdienen, pasfeerende, meenen in tegendeel, dat het onderzoeken en beoordeelen wat daer. van zij, niet aen de Vroedfchap competeert, immers niet voor de nieuw te emaneerene Ordonnantie bij de Weth gearresteerd en gepubliceerd zal zijn, om dat dezelve anders per indirectum de cenfure , en een vermogen tot ophouding en vertraeging, van alle Keuren en Ordonnantiën der Wethouderfchap, verkrijgen zoude dewijl het zelden aen voorwendzels zoude ontbreken , om een fchïjnbacre mogelijkheid te vinden, van eenig nadeelig gevolg voor StadsFinancien. —t— Dat de Leden van de Weth van den  ):( 55 X den ftaet der Stads - Financien geheel onkundig zijn, en van dezelve ook geene ouvertures mogen hebben,' is waer in die abftracte qualiteit—; maer 'er zijn altijd ten minften vijf Vroedfchappen in dat Collegie, en wel de voorzittende Leden van dien. Daer nu deze den ftaet der Financien kennen, of daer van ouvertures kunnen en mogen bekomen , behoort men te vertrouwen , dat zij de waerdigheid van hunn' Collegie niet zullen rificee- reh aen het emaneeren van Ordonnantiën, ■ welker dadelijke uitvoering naderhand door de Vroedfckap zoude kunnen worden te keer ge- gaen door het weigeren of inhouden van de daertoe nodige Uitgaven uit Stads Kasfa; — Wagen zij zulks (gelijk daer van Anno 1784., een voorbeeld door eènige der thans klagende Heeren gegeven is , blijkends onze Bijlage F. I) en vindt de Vroedfchap dan goed de betaling te refufeeren, zoo heeft de Wethouderfchap geen reden van ongenoegen, dan over haere eigene onvoorzichtigheid. Maer dit is een geval, het welk niet ligt exteeren kan, wanneer de Wethouderfchap zich , in het maken van nieuwe Ordonnantiën, ftipteüjk bepaclt tot zoodanige Posten ten lasten van StadsFinantien, als bevorens reeds geconfenteerd of geleden zijn. Wij ontkennen niet dat de Vroedfchap uit hoofD 4 de  ):( 56 X de van verandering in de omitandigheden of actueel'n ftaet tier Stads - Finantien , wel eens Jomm.ige Uitgaeven, fchoon te voren toegeftaen, zou mógen verminderen of affchaffen maer d-at'recht blijft hetzelfde, zonder onderfcheid of de Keuren der Wethouderfchap, waerin die Uitgaeven gefnbponeerd worden, oud of vernieuwd zijn. Edoch ten opzichte van de Schutterij binnen onze Stad, kan zulks geen plaets hebben , dewijt dezelve uit kragte van het Bevelfchrift van Vrouw Jacoba en den Sint Joris-Brief (hier voor reeds gemeld) ten eeuwigen dage gerechtigd is tot een eigen Fonds, het welk actueel door de Stad bezeten wordt, en aen de Schutterij gcreOitueerd lou behooren te worden, indien men de Uitgaeven, welke thans uit Stads-Kasfa voor dezelve gedaen worden, zoude willen inhouden of verminderen. Dan! . . . . Wij vertrouwen hiermede van de twee eerfte poinctcn der Memorie te kunnen afflappen., om dat wij voor ons nimmer intentie gehad hebben te fustineeren, dat de Wethouderfchap in het vervolg zou behooren natel-aten, het geen zij Anuo 1760. heeft gedaen, namelijk, tot bet arresteeren eener nieuwe Ordonnantie op de Schutterij en Burger-Wacht de projecten van de Vroedfchap aemenemen, dezelve te exam.ineeren , en 'er behoorlijk reguard op te frasen,, en daer vanin het hoofd der Keu-e, onder den naem van advis  X 57 X vis, mentie te maken het welk als den ge- woonen loop der zaeken, door eenige onzer klagende Mede-Vroedfchappen , wordt opgegeven bladz. 38. der gedrukte Memorie, waer van wij om de volumineusheid, een Extract authenticq ten dezen annexeeren. Of, zoo men het liever verkiest, dien voet te volgen, waerop Anno 1783. de laetfte Ordonnantie op de Burger- Wacht is geëmaneerd, blijkends onze Bijlage G. 1. en 2., waeruit te zien is, dat een en ander onzer Mede - Regenten, zich toen geoppofeerd heeft tegen het geen zij nu beweeren en dat het advifeeren der Vroedfchap te dier tijd niets is geweest dan eene iedele vertoo-> ning, dewijl 'er noch tijd, noch intentie was om over eene zoo uitvoerige Ordonnantie van 167 Articul, in de Vroedfchap, met kennisfe van zaeken , te oordeelen. 1- Maer wij hebben all&en gefustineerd , en fustineeren nog, dat zulks niet te pas kwam , of niet behoefde noch behoorde te gefchieden , in deze bijzondere tijdsomjlandigheid, nu 'er over dat onderwerp, van de oude Schutterij te disfolveeren en eene nieuwe op te rigtcn , als een middel tot herftel van de rust en het vertrouwen binnen deze Stad, gedelibereerd wierd , en gecon-. cludeerd moest worden , in de gecombineerde Vergadering van de Heeren U Ed. Gr. Mog. Gecom-mitteerdens en der Wethouderfchap van onze Stad. £ 5 En  )■■( 58 X En dit brengt ons dus, tot B. Het tweede verzoek bij de propofitie van onze Mede-Vroedfchappen gedaen enjhet derdehooïü- poinct van derzelver Memorie ■ waer omtrent wij, ten einde U Ed. Gr. Mog. eene dubbelelec- tuur van dezelfde zaeken te menageeren, i zeer kort zullen zijn , vastfieilende dat de Heeren Gecommitteerdens bij derzelver door U Ed. Gr. Mog. gerequireerde confideratien en advis . op dat poinct U Ed. Gr. Mog. genoegzaem zullen informeeren, van al 't geen de voorn, gecombineerde Vergadering aengaet. Wij zullen ons dieshalven vergenoegen , met alleenlijk aentemerken: Dat wij voor ons U Ed. Gr. Mog. Refolutie van 10. Augustus 1784., nooit hebben verftaen in diervoege, als onze Mede-Vroedfchappen , na. melijk, dat U Ed. Gr. Mog. Gecommitteerdens alhier zich zouden moeten onthouden van alle bemoeienis over Domesticque zaeken dezer Stad—dewijl wij ons geen denkbeeld weten te formeeren hoe hun Ed. Mog. met den Magiftraet zouden kunnen helpen beraemen en ter uitvoer brengen , de bekwaemfte middelen tot herftel van de rust en het vertrouwen binnen deze Stad , of met anderewoorden, van welken aert, enefficacie die middelen zouden kunnen zijn, indien daer- van wierden uitgefloten alle Domefticque ordres en fchikkingen, en zulks te meer daer die mid-  X 59 X middelen alleen moesten zijn po/itijcque, dewijl in die Refolutie geene judicieele middelen zijn bedoeld blijkends U Ed. Gr. Mog. nadere ordre van 22. December 1784. En dat wij dieshalve de claufulen , in eerstgemelde Refolutie voorkomende, waerbij UEd. Gr. Mog. verklaeren , niet in het oog te hebben om aen onze Regeering eenige kleinigheid toe te brengen, of zich in eenige onzer Huishoudelijke zaeken te immisceeren &c. alleenlijk hebben opgevat, en gehouden , als een acte van nonprayuditie voor het vervolg ten einde dit finguliere geval noch tegen onze, noch tegen eenige andere Stad, immermeer in confequentie getrokken , of ten nadee le onzer Regeering geïnterpreteerd zou kunnen- worden. En in dat begrip vonden wij ons geconfirmeerd door het gedrag, het welk de vorige Wethouderfchap , waeronder de nu klagende Heeren van Beeft'tng, vander Hoeven, en Groenlnx, in December 1784., in de gemelde gecombineerde Vergadering hebben gehouden , met aldaer vrijwillig over te brengen, en ter overweging te geven, een reeds in de Weth geprojecteerd Plan van verbetering der Schutterij, mitsgaders NO. een Concept Am- pliatie der Ordonnantie op de Burger-Wacht en met op den 4. Januarij 1785., bij een gecombineerd appoinctement door de beide Secretarisfen, Maelde, wegens Hun Ed. Mog., en van Nyevelt, we-  X *° X wegens de Weth geteekend, (te vinden in de gedrukte Verzameling van Stukken, 3. Deel, bladz. 4. ) aen de Gecommitteerde Schutters te vergunnen , om aen die Gecombineerde Vergadering voortedragen de gebreken , naer hunne gedagten in de Schutterij fubfifteerende, met de middelen tot redres derzelven &c. Al het welk wij reeds in het breede tot kennisfe van U Ed. Gr. Mog. hebben gebragt, door de ade Bijlagen b'j onze Misfive van 10. Januarij laetstleden. Wij meenden, boven dien , dat het nut, het welk in het vraegen van het advis der Vroedfchap gelegen zoude kunnen zijn, reeds genoegzaem bereikt was, door het requireeren der confïderatien en advis, eerst van de Collonellen en Capiteinen (waeronder vier der thans klaegende Heeren Vroedfchappen) en vervolgends andermaelvan den Grooten Krijgsraed, waeruit geboren waren vier zoo uitvoerige Schriftuuren, welke gedrukt en in de Boekwinkels verkogt, en dus in ieders handen zijn, dat nog al meer confideratien de zaek v (welke de Wethouderfchap in December 1784. reeds geoordeeld had allen fpoed te vereisfchen) wel meer embrouilleeren en ophouden, doch geen noodzaekelijk licht meer bijzetten konden. . En wij begrepen Jaetstelijk dat de Wethouderfchap , zonder zich aen oneerbidigheid jegens UEd. Gr.  ):(6i >( Gr. Mog., als 's Lands Souverain, fchuldig te maken , de maetregulen , welke door de goedkeuringe van UEd. Gr. Mog. Gecommitteerdens vereerd wierden , niet konden of mogten brengen ter deliberatie van de Vroedfchap, daer dezelven in dit extraordinaire geval niet aen dat Collegie, maer aen welgemelde Gecommitteerdens, gecombineerd met de Wethouderfchap, waren gedemandeerd. — En Ed. Gr. Mog. Heeren.' dit alles • was niet enkel het begrip van ons en van den Schout Gevers en Schepen Hubert, uit wier naera thans deze Memorie aen U Ed. Gr. Mog. geaddresfeerd wordt, maer ook van den Schepen de Mirell, en dus van een volkomen en indisputabele meerderheid van de compleete Weth , < ■ blijkends de Refolutien van n. October en 24. December 1785., ten dezen annex H. 1,2, 3. en 4. Dit ons begrip hebben wij nimmer ontveinsd noch bedekt gehouden fchoon het woord kennis geven in de Vroedfchaps-Refolutie van 19. September 1785., niet uit het Voorftel, maer uic her Rapport overgenomen , daeraen niet obfteer- de, vonden wij echter goed bij de refumtie derzelve , en dus zoo fpoedig mogelijk, en toen alles nog in zijn geheel was, op een cordaete wijs te declareeren dat wij daer door niet verftonden in deliberatie brengen, ten fine van advis. De Misfives door de Meerderheid der Vroedfc' ap aen de Weth gefchreven beandwoordden wij, meï en  )i( $* ):( en benevens den Schepen de Mirell, zoo ampel en ouvert als Uw Ed. Gr. Mog. uit de Bijlagen onzer Misfive hebben gezien en zoo dra elf Heeren, wel in quahteit als Vroedfchappen , doch echter -als individues , Hoofd voor Hoofd, dewijl 'er geen Vergadering van dezelve belegd was, en £ij dus geen wettig Collegie konden compofeeren .of vertoonen j zich op den 29. December 1785. ter Kamer van Burgemeesteren fifteerden, bewilligden , ja offereerden wij met de executie van het geen op den 28. in de Weth was, en op den 30. in de Gecombineerde Vergadering zou worden gearresteerd, te fuperfedeeren, tot de bijeenkomst van Uw Ed. Gr. Mog. Vergadering, en toonden dus met der daed de geprojecteerde Maetregulen niet bij vergaeuwing te willen doordrijven , maer ons gedrag gaerne en gerustelijk aen een hooger Oordeel te fubmitteeren. . Het is waer wij hadden aen de Vroedfchap geene legale voorkennis gegeven, van het gearresteerde Plan ( fchoon geene of immers Zeer weinige onzer Mede-Vroedfchappen zullen kunnen zeggen, dat zij het niet gezien hadden ) en het is ook waer, dat wij zulks op den 26. September hadden aengeboden, of verklaerd daertoe genegen en bereid te zijn. Maer het heeft weinig gratie dat dit als een belofte voorgefteld, en ons geimputeerd wordt, dat wij daeraen gemankeerd zouden hebben, Daer onze Mede. Vroed-  Vroedfchappen die offerte van ons niet geaccepteerd , noch daerin berust, en ons dus tct de Nakoming niet verpligt hadden; maer in tegendeel getoond, die kennis-geving niet te begeeren, noch daermede genoegen te nemen , maer dezelve, te verwerpen, door zich op dienzelfden dag bij Misfive te addresfeeren aen de Wethouderfchap zelve, welke demarche wij begrepen, dat onsont- floeg van het geen wij hadden aengeboden. ■ Maer wat is 'er dat ons niet ten kwaden geduid wordt? onze Misfive aen Uw Ed. Groot Mog., van den 10. Januarij wordt geridiculifeerd onder de benaming van een Antidotad 'een woord dat in onze Stad zedert eenigen tijd van eene verachtelijke betekenis geworden is en op onze Misfive in het geheel niet past, daer men zelfs erkent, dat de Propofitie onzer MedeVroedfchappen , natuerlijk en van zelfs , zoude komen in handen der Wethouderfchap ten fine van bericht, en dat het ons dus aen geene gelegendheid konde ontbreken, om onze confideratien en belangens aen Uw Ed. Gr. Mog. te fuppeditee- ren en voortedragen. Men befchuldigt ons van met die Misfive Uw Ed. Gr. Mog. te hebben willen pravenieeren,— zonder te bedenken dat men met dit mogelijk te ftellen Uw Ed. Gr. Mog. meer dan ons beledigt— en dat zulks vooral niét past, in den mond van hen, die goed hebben kunnen vinden circulaire Mis-  ):( r54>r Misfives aen de Ridderfchap en alle de Stemhebbende Steden te fchrijven welke tot niets anders kunnen dienen dan om ( was het mogelijk ) eenige derzelven te pra:venieeren daer wij geene andere intentie gehad, noch geen ander verzoek gedaen hebben, dan om de afdoening dezer voor de rust onzer gefolterde Stad zoo importante zaek, te verhaesten en door het openleggen onzer denkbeelden over die materie, onze disfentieerende Mede - Vroedfchappen des te beter in ftaet te ftellen, om alle hunne vermeende tegen redenen, in hunne Memorie fimul et femel te adduceeren. • Dat wij eene ( quafi ) provifioneele dispofitie van Uw Ed. Gr. Mog. zouden hebben verzogt, door welke de principale questie telfens gedecideerd zoude zijn, is zeer abufif dewijl het Ontwerp door de Gecombineerde Vergadering van Uw Ed. Gr. Mog. Gecommitteerdens en onze Wethouderfchap gearesteerd, zeer wel ter uitvoer gebragt, en daer door de thans ontbrekende rust en vertrouwen binnen onze Stad provifioneel herfteld zoude kunnen worden, en des niettemin bij het decideeren der principale qusftie zoude kunnen worden verftaen, dat de Wetgevende macht ten opzigte der Schutterije binnen onze Stad niet toekomt aen de Wethouderfchap of niet aen dat Collegie alleen, maer dat daertoe noodig is, (zoo als onze Mede - Vroedfchappen beweeren) het advies.  X 65 X vies, dat is volgens Hunlieder uitlegging van dat Woord de Concurrentie en Toeflemming van de Vroedfchap, welke dan in haere hand of vermogen had om de géintroduceerde veranderingen , des goedvindende, weder te casfeeren, en alles te brengen iii den ouden ftaet of op zoodanigeri voet als zij dan zoude prajfereeren; Of d>e Propofitie en de Last op de Gedeputeerdens onzer Stad, tot het doen derzelve van Elf of Dertien Leden der Vroedfchap is afkomftig geweest , doet thans niet Veel ter zaeke, nu de Vroedfchappen van der Stael en de Groot, bij een ongedateerd Declaratoir, den 6. Februarij in de Vroedfchap ingekomen, en ten dezen annex fubI.' dezelve mede geapprobëerd hebben. zdVlaer die twee Heeren , die niet geweest waren onder die Elf Heeren , aen welke wij de toezegging van furcheance gedaen hadden, houden ons ten goede dat derzelver abfentie op den 9. Januarij, ons aenleiding gaf, om önderfcheid te maeken, tusfchen een pasfieve inflemming in de Refolutie van den 1 derzelver maénd, Jwaerbij in hunne prsefentie alleen befloten was : Dat oVer de voorfz zaek en materie eenadres van wege de Vroedfchap ten fpoedig* fteh gedaen zoude worden aen Uw Ed. Gr; Mog. en ten dien einde door den Penfionaris zoude worden gecoucheerd een Ontwerp $ Om ter volgende Vergadering in deliberatie vi. deel. E ge-  X 66 );( gebragt en daerop finael gereiolveerd re worden zoo als bevonden zoude worden te behooren.- En tusfchen de dadelijke approbatie van dat Ontwerp, het welk die Heeren, naer alle waerfchijnlijkhcid niet hebben gezien, voor die Propofitie reeds ter Tafel van Uw Ed. Gr. Mog. was gebragt. En de reflexie, in onze Misfive aen Uw Ed. Gr. Mog., dat de Vroedfchap tot het delibereeren tegen den 9. Januarij, over 'dat Onderwerp niet expresfelijk, veel min met befchrijving der in commisfie en elders abfente Leden, (waer door wij niet verftonden den Heer ran B ere kei, die in America is, maer de Heeren J. P. Boogaert en ■van der Stael, die in 'sHage in Commisfie zijn, de Heer de Groot, die genoegzaem het geheele jner door zich buiten de Stad, en buiten Schieland, waer van hij Bailliuw en Dijkgraef is, onthoudt, en de Heer d'Escurij, die toen toevallig mede uit de Stad was ) is geconvoceerd geweest, diende dierhalven alleen om te doen zien, dat elf Heeren, wel de Meerderheid der prefeute Léden, maer niet de Meerderheid van het geheele Collegie konden vertoonen. En men noemt dit ten onregte eene ingratieufe Capüe, om dat het wel van ons Departement als Burgemeesterenis, om zoodanige expresfe Convocatien en Befchrijvingen te doen, — doch dat wij daertoe zekerlijk niet  X 6? *( hiet Verpligt zijn,, wanneer niemand der Leden, over wier voordellen of ontwerpen gedelibeieerd zal worden, zulk eene expresfe Befchrijving verzoekt , het welk in dit gev;d niet is ge- Fchiedt. Het blijkt wel van achteren dat de zaek op het zelfde zou zijn uitgekomen. fVaer ■ indien de voorn, vier Heeren de Propofitie eens hadden gedesapprobeerd, (het welk wij op den io. Januarij met geene zekerheid konden weten ) hoe zou men dan hebben kunnen goedmaken dat een ftuk, door maer elf Leden uit een Collegie van 23. gegouteerd, echter op den naem van dat ge* heek Collegie gearresteerd ware ? ■ Wij voegden 'er bij dat onder die elf Heeren Éieh bevonden vier Leden , die als actueele Collonel en Capiteinen onzer tegenwoordige Schutterij , zich tegen de geprojecteerde reforme reeds ten fterkfren verzet, en zich aldus buiten hun geheel gefield hadden, om over die materie met dé vereischte Neutraliteit te kunnen delibereeren. —• Hoe amoureus die Heeren zijn op het behoud hunner Capiteins-Plaetzen, in welke zij een particulier belang en eigene perfoneele eere ftellen, hebben zij zeiven op den 29. December 1785. fchriftelijk aen de Weth gedeclareerd (Bijlage K. a.) Eu of zulk een eigèn interest te compasfeerén is, met de Neutraliteit Bti Belangeloosheid, welE * fee  )■■(. 68 ):( ke bij alle deliberatien , in alle Collegien "of Commisfien, behoort plaets te hebben, laeten wij gaer- ne ter beflisfige van ieders gezond oordeel. Hoe men uit bet Declaratoir No. i. van de Capiteins of Collonel en Sergeant - Major Reepmaker en van Hoogftraten wil bewijzen, dat die Heeren in hetzelfde geval waren betuigen wij niet te kunnen penetreeren, daer dezelven zich aeer impartiael getoond en alleen verklaerd hebben: Dat indien de Wethouderfchap mogte inclineeren , tot de geprojecteerde dislblutie der Schutterij te befluiten, zij in dat geval zeer bereid waren om hunne Posten te refigneeren of nederteleggen , als hun grootfte Glorie en genoegen Hellende in zoo wel door het afftaen als waerneemen hunner Posten , naer gelegendheid van tijden en omftandigheden , dienstbaer te mogen zijn tot hcrftelling of bevordering van de rust en het vertrouwen, welke in deze Stad te jammerlijk verbroken zijn, en niet fpoedig genoeg kunnen worden gereftaureerd! Trouwens wij zeiven zouden in de oogen onzer Mede - Vroedfchappen recufabel geweest zijn , om dat wij ons bij de deliberatien van de Weth, buitengemeen fterk (zoo als men goedvindt zich uit te drukken) voor de geprojecteerde reforme der Schutterij hadden geinteresfeerd &c. Maer -jt  X 69 X Maer hoe ftrookt dit, met de remarques, bij de Memorie even te voren gemaekt: Dat in andere gevallen bij, voorbeeld wanneer 'er fchikkingen of reformes in het beltier van Stads Thefaurie of Financien, de Wisfelbank en diergelijke zouden zijn geprojecteerd, die Leden van de Vroedfchap, welke gecommitteerd waren tot ThefauriersRekenmeesters , Commisfarisfen van de "Wisfelbank &c., uit de deliberatien van de Vroedfchap , over de Plans en Redresfen tot dat einde geprojecteerd, niet zijn uitgefloten (als uit hoofde hunner gemelde Commisfien daerin prastenfelijk eenig belanghcbr bende.) Maer dat men tot hiertoe altoos in het tegengefteld denkbeeld geltaen— en de noodzakelijkheid van de Advielën der gemelde Leden, in foorgelijke gevallen gepenetreerd heefi. Dit erkennen wij ten vollen dewijl die deliberatien niet kunnen zijn van zoodanigen aert, dat die Commisfarisfen daerin eenig particulier eigen belang hebben, of dat derzelver disconrinuatie tegen hun genoegen daer van kan dependee- ren, zoo als thans het geval was met relatie tot alle de fungeerende Collonels en Capiteinen — en wel juist uit hoofde vau die Maxime, dat dezelve over de zaken der Schutterij eerst geadvifeerd hebbende , vervolgens als Leden van de E 3 Weth  X 70 X Weth of Vroedfchap refpective mede flemdeu, en zulks alles zonder hunne MeJe-Leden in den Krijgsraed;, de J.ieutenants en Vaendrigs, ooit behoorlijk te kennen, — Deze inrigting, welke in de reeds ge. llegeerde eerde Memorie van de Meerderheid oer Capiteinen (Bijlage B.) bladz. 3b. in detail beichreven wordt, als (trekkende ten faveure der Schutterij is integendeel door het Lirhaem derzelve geconfldereerd als de wortel des kwaeds j, om dat langs dien weg hare belangens nooit neutrael voorgedragen wierden, en men 111 ahc de Collegien enkel zeilde op hetCompa der Capiieinen, die dus te veel gelegenheid h.i I li d , om hunne bijzondere begrippen over de d.rtctie der Schutterij te doen pnevaleeren, en de C'Jinpagnien in zulk eene goede of (legte ordre te houden, en zoo wihekeurig te bellieren, als zij gpedvonden, zonder zich de moeite te geven, van zeiven den Schutterlijken diens aentcleeren en b iior.rü'k wacrteneraen. En dit ij ook. de ipeciale reden der recufatie van de Schepenen Havart en de Mirell, om inde Y. eth roedf e Hemmen, over een Plan van reforme of disfolutie der Schutterij, met her welke hunne eigei e hscpntinuatje als Capiteinen gemelleerd welke recufatie onze Mede-Vroed- fchappèri henben gelieven te maken tot het II. Lid hj 1 er propofitie, en het vierde Hoofdpoinct hunner Memorie, waertoe wij thans zullenovergaen, met  X 7' X met voorbijzigt der odieufe reflexien, welke men bij herhaling op onze Misfive van den 10. Januarij aen Uw Ed. Cr. Mog. geichreven, ja op onze bevoegdheid tot die daed, heeft goedgevonden, met alle mogelijke bitterheid, te maken, even of een eenparig Collegie van Burgemeesteren en Regeerders eener Stad, een requifitie of last zoude nodig hebben, alvorens zich aen den Souverain te mogen addresfeeren. En als of het incordaet, onedelmoedig, onvoorbeeldig, en wat niet al meer, zoude zijn , dat zulk een Collegie dien weg inflaet, wanneer het wettige redenen van beklag en defenfie meent te hebben, tegen de demarches van een ander Collegie , welks Meerdertal zich veroorlooft om op allerlei wijzen de auctoriteit en achtbaerheid van Burgemeesteren te te declineeren , en zelfs zich opwerpt om de particulieie zake van twee Ledèn der Wethouderfchap optenemen , tegen de Meerderheid der overige Leden van dat Collegie, op het welk de Vroedfchap geen het minfte recht heeft, dan alleen om de Perfoonen, daerinneSesfie hebbende, van wege Uw Ed. Gr. Mog. op zekere bepaelde tijd en wijze te veranderen. Het breede narré , het welk men in de Memorie , voor de behandeling van het voorfz. vierde Poinct, heeft goedgevonden te pramitteeren , zullen wij mede pasfeeren , ons ten opzichte van den waren toedracat der zake refereereude tot de Hukte 4 ken  ):( 7* X ken zelve, vervat in de Bijlagen dier Memorie No. 8, waeruit dat narré met eene in het ooglopende partijdigheid, en met inmenging van diverfche ongegronde fugillatien, getrokken is, en voorts tot de wederzijdfche aentekeningen , welke daer over gewisfeld en in de Notulen der Weth gebragt zijn fub datis 10, 17, 24 en 31 Januarij ten dezen annex L. 1, 2, 3 en 4 1. Waerbij wij vertrouwen, nevens den Hoofdofficier Gevers, en Schepen Hubert van allen blaem compleetelijk te zijn gezuiverd en ook genocgzaem te hebben gerefuteerd de zoo hatelijke als ongefundeerde reflexien, welke men van zich beeft kunnen verkrijgen te maken op het admitteeren van Capiteinen en Gequalificeerde Burgers , in de Weth, voor het aengaen der Befoignes tot welke de Vergadering belegd was, doch na de rcfumptie der Notulen van de vorige Sesfie. Tot een enkel ftaeltje, hoe verre de animcufe Partyzucht zich zelve vergeet, verzoeken wij Uw Ed. Gr. Mog. maer één oogenblik te mogen op~ houden bij de vergelijking van het gebeurde in de Weth, op den 28. en 2. December. Op dien eerften dag neemt men ons kwalijk, dat wij eerst vier Capiteinen en vervolgens de drie OudSchepenen ffuieüt, de Monchij en Ferflolk van Soehn , met nog agt andere Burgers admitteerden voor den aenvang der deliberatien, en 's anderen daegs wierden de Oud - Schepenen de Groot en va» Cat*  X 73 X Cattenbureh, met twee andere Mede ■ Burgers niet alleen even fpoedig, met toeftemming van alle onze Mede - Leden, geadmitteerd ; —— Maer wilde men zelfs ons overhaelen, om dezelven te hooren voor de refumptie der Notulen van den vorigen dag en het weigeren van die /oorbeeldelooze verging durft men nu nog bij de Memorie aen Uw Ed. Gr. Mog. fugilleeren ;— even of het behoorlijk zoude geweest zijn, bij de refumptie van het daegs te voren gerefolveerde, niet enkel de extenfie, maer ook de zaek zelve andermael tebe^ oordeelen, en daerin reguard te nemen, op een yerzoek tot niets minder tendeerende: Dan om al het geen gisteren was gerefolveerd, heden weder buiten alle effect te ftdf len, even of 'er ten aenzien van het be^ wuste Plan der Schutterij geene de minfiie Refolutie was genomen. r- Dit Ed. Ed. Gr. Mog. Heeren zou dan legael, regulier en formeel geweest zijn, in de de oogen van die zelfde onzer Mede - Regenten , die nu de Refolutie op den 28. December , na het hooren der Commisfie uit de Burgerij genomen, uit dien hoofde willen befchouwd hebben als illegael, irregulier en informeel. Uit den aert der Wapenen kan men den aert der geenen die dezelven bezigen , en teffens den aert der zaeke, voor welke zulke Wapenen nodig of dien- ftig geoordeeld worden , afnemen. E 5 Na  X 74 X ' Na de cusitieufe recufatie qtto ad formant, te hebben geatracqueerd, met al wat de chicane heeft kunnen opkeveren , en met eene generaele referte tot zekere pro Memoria van de twee gerecufeerde Schepenen afKnntng, welke men al mede heeft goedgevonden onder her oog van Uw Ed. Gr, Mo'g. te brengen, mogelijk om ons in een particulier demellé met die twee Schepenen te engageeren, doch waermede wij het oogmerk van Uw Ed. Gr. Mog., in ons Bericht te requireeren , verre te buiten zouden gaen, en Uw Ed. Gr. Mog. pretieufe tijd en occupatien misbruiken tot de lecture eener nodelooze wederlegging van minuties en abfur .liteiten, welke zich zclven genoeg refutecen, behelpt men zich bovendien, bij de Memorie nog met dit onwaerdige Wapen, dat men niet het ware gefchilpunt, maer een geheel andere, nooit gevoerde, Suftenue als het object der quEeftie voorfteld: Het verzoek der drie Oud - Schepenen en verdere Burgers, op welke de recufatie der Schepenen Havart en de Mirell is gevolgd , heeft niet getendeerd, om die Heeren in het generael van alle deliberatien over de zaeken van de Schutterij, of de reforme dcrzelve, te excludeeren, — maer be- paeldelijk om deizelver Vota niet te doen uitbrengen, of immers niet mede te computeeren, over deze enkele vraege: Of de generaele disfolutie van dezer Stads Schut-  X 75 X' Schutterije behoore plaets te hebben, en dus zij Lieden als tegenwoordige Capiteinen daerin behooren gecomprsehendeerd te worden; dan of dezelven behoorden in die qualiteit te continueeren ? Op dit voorftel alleen, is eene Commisfie gedecerneerd, rapport gedaen, en vervolgens gevoteerd , en met de onbetwistbaere Meerderheid van onze zes (temmen, tegen de vier of vijf overige Schepenen , ( want het (preekt van zelfs , en is in rechten uitgemaekt, dat de ftem van een gerecufeerd Rechter of Magifiraets - Perfoon , wel over de recufatie zijner Mede - Leden , maer niet van hem zeiven, kan worden mede geteld) tot de ad- misfie dier recufatien geconcludeerd, het welk dus niet anders te verfiaen is, noch verder moet worden uitgeftrekt dan conform dat Voorftel zelve. Men doet ons dus een opzettelijk ongelijk met de imputatien, dat wij, maer de helft der Vergadering uitmakende, de wederhelft zouden hebben overftemd dat wij ons fchuldig gemaekt zouden hebben, aen overhaesting en verregaendepra;cipitance, zonder aen de gerecufeerde Leden, de verzogte tijd te geven, om zich tegen de geobjucieerde eenzijdigheid te kunnen verantwoorden, hoedanige allegatie van eenzijdigheid in een politicq Collegie, in het maken van Domefticque Keu-! ren of Ordonnantiën, in welke geen Partbijen : zijn,  X 7■( zijn en dus geene eenzijdigheid, maer wel verfchil van opinien plaets kan vinden, perfé geheel en al gedeplaceerd zoude zijn. Dit laetfre behoeven we thans niet te difcutieeren, want 'er wierd aen de Schepenen Havart en de Mirell niet geobjicieerd, ten minften niet door ons, een eenzijdigheid van derzelver ©pinien daer in Monden alle de Leden gelijk —« daertegen behoefden zij zich dus niet te verantwoorden de recufatie dier twee Heeren dependeerde enkel van dat notorium, dat zij actueele capiteinen waren. Meer behoefde 'er niet onderzocht te worden.—De Vraeg: of alle de tegenwoordige Capiteinen •met de geheele Schutterij moeiten worden bedankt , dan of derzelver dienst voor de Stad nuttig geoordeeld, en mitsdien gecontinueerd moest worden; — was dus van dien aert, dat daerin wel degelijk partijen waren namelijk de ge- qualificeerde Burgers en Schutters, die in grootcn getale de difcontinuatle van alle de Collonellen en Capiteinen, zonder onderfcheid, verlangen, ter eenre, en die gefamenlijke Collonellen en Capiteinen, ter andere zijde; onder de laetfte behoorden de twee gerecufeerde Schepenen, en beiden hebben genoegzame preuves gegeven, dat zij vrij veel voor hunneCapiteins-Plaetfen gevoelden, en dus dezelven zeer ongeerne zouden quiteeren. — Men heeft de annexe Bijlagen M. i., 2. en  X 77 X en 3., maer intezien om zich overtuigd te vinden dat men zich niet fterker tot partij ftellen, en een perfoneel interest ten toon fpreiden kan, dan door den Schepen Havart is gefchied. Terwijl de Schepen de Mrrell zich wel meer gereferveerd gedragen, doch niet te min almede zijn zucht om Capitein te blijven, verraden heeft, door zijne Compagnie te amufeeren, met betuigingen en beloften, welke hij niet voor had, of immers niet goedgevonden heeft, natekomen, in welke handelwijs de Schepen Havart, hem ook was voorgegaen , blijkends de Bijlagen No. 1. en s. Dit onderfcheid tusfchen eene recufatie , wegens eene eantijdigheid van opinien en wegens eene eenzijdigheid, uit hoofde van perfoneel belang, bet zij dan honorabel of profitabel doet in de tegenswoordlge quseftie alles af; de meemoet bewezen worden , en vereischt dus ook eene defen- fie der gerecufeerdens de laetfie wordt door het recht gepraefumeerd, Propria enim nimis nobit et cordi et cura •— en tegen zoodanige prsefumtie juris et de jure, is geene contrarie probatie admisfiebel nog mogelijk. En op deze tweederleie recufatie hadden wij het oog, wanneer we in onze Misfive van den 10. Januarij laetstleden, aen U Ed. Gr. Mog. fchre- »en • dat de merite derzelve niet bij den Sou- ve-  X ;8 X verian kon worden gedifcutieerd maer w—» of aen de Meerderheid der Weth moest worden ov ergelaétèn , namentlijk in het eerfte , en alleen geëxteerd hebbende, geval van recufatie, of, des noods, aen de ordinaire Ju(ritie gerenvoijeeid , indien ( niet de Mede - Leden van de Weth, veel min een ander Collegie gelijk de Vroedfchap, welke met het gebeurde in de Weth niets te doen heeft, noch bevoegd is zich daer over, aen de Juftitie , veel min aen den Souverain, te addresfeeren ) maer de gerecufeerde Leden zeiven daerop infteerden, waertoe het bekend is dat zij bij geene Hoven van Juftitie geadmitteerd zouden mogen worden , indien zij gerecufeerd waren, uit hoofden van eene qualiteit of relatie, welke naer rechten de prafumtie van partijdigheid medebrengt — maer wel indien men de 'recufatie gefundeerd hadde op een prajtens verfchil van opinien. 1 Weshalven men bij de Memorie zich grootelijks abufeert, met zoo veel voordeel te vinden in hetgeen wij, van het Voorfz. Renvoij aen de ordinaris Juftitie, met een enkel woord hadden gezegd — daer wij in dezelfde periode deze duidelijke woor« den geprasmitteerd hadden: Dat de voorfz. recufatie , over welke onze Mede - Vroedfchappen gantsch onbevoegdelijk hebben goedgevonden U Ed. Gr. Mog. te adieeren, niet was een nieuwigheid, mae* eea  X 79 X een oud en conftant point van ordre, in het Collegie van de Wethouderfchap, in alle diergelijke gevallen, geobferveerd. Waer van wij een notabel exempel bij die Mis-r fiive hebben laeten volgen, (het welk men in de Memorie , als onbewezen , ter zijde fchuift, fchoon wij niet kunnen denken dat de Schepen de Loches het negeeren zal) en een zeer fterk geval voorkomt, in de annexe Bijlage O. i. en 2. waer uit te zien is dat zelfs de frem van den Prsefident der Wethouderfchap gerecufeerd is , over de vrage ■ of hij als Hoofd - Officier afgegaen zijnde, in de Kerken zijn Zitplaets zou mogen nemen nevens de regeerende Schepenen waerlijk een ge ring object, doch echter een perfoneel agre- ment, . waerover hij zelfs begreep op het aennemen of mede computeeren van zijn eigen votum niet te kunnen of moeten infteeren hoe zeer hij daer door van zijn verlangen met der daed wierde ontzet. Het is dan ten eenemael buiten de termen, en buiten de intentie, der recufatie, dat de Schepenen Havart en de Mirell, voor het vervolg zouden gefecludeerd zijn van mede te ftemmen over de nieuwe Ordonnantie, welke ten gevolge van de gearresteerde rh'sfolutie der tegenwoordige, en creatie eener nieuwe , Schutterij zal moeten worden ontworpen, en bij de Wethouderfchap geemaneerd. —\ Die  Die disfolutie en nieuwe creatie, en dus hunne eigene discontinuatie , als Capiteinen, was het eenige en onafscheidelijke object , waervan zij, uit hoofde van de actueele bekleeding dier Posten, zijn gerecnfeerd en gefecludeerd. —i— Omtrent alle de nieuwe ordres en fchikkingen , welke bij het maken eener nieuwe Ordonnantie nog in confideratie moeten komen, zullen die twee Schepenen, dan geene Capiteinen meer zijnde, met de andere Leden der Wethouderfchap gelijk ftaen en mede kunnen ftemmen , om dat de reden hunner recufatie ophoudt op het oogenblik, dat zij zich voor het behoud hunner Posten niet meer kunnen interesfeeren. Waermede U Ed. Gr. Mog. zien dat het grootfte gedeelte van het dïspofitief, het welk bij het flot der Memorie, ten opzichte van het laetfte ver* zoek onzer Mede-Vroedfchappen , wordt genomen , van zelfs vervalt en onnodig wordt. — Ter* wijl die Heeren het ook met ons eens zijn , dat het geheele object hunner Propofitie en Memorie is tnere Domefticq doch waeruit zij dit ver* keerde gevolg trekken , dat al hetzelve in de Vroedfchap had behooren te worden gedemelleerd; . daer wij integendeel Vertrouwen gedemonftreerd te hebben, dat daer over wel en wettig, eerst in ons Collegie van den Magiftraet, en vervolgens in de Gecombineerde Vergadering van de Heeren UEd. Gr. Mog.Gecommittcejdefts, met Schout, Bur-  X Bi )< Burgemeesteren en Schepenen dezer Stad, finael ïs geconcludeerd. • En dat het verfchil met de Vroedfchap, over de bevoegdheid tot het arresteeren van dat befluit, wel moest* worden gebragt ter kennisfe van U Ed. Gr. Mog., doch niet anders dan om over die bevoegdheid, en geenzins om over de zaeke zelve , te disponeeren , als Welke in ordinaire tijden ën gevallen alleen aert onze Wethouderfchap, en in de tegenswoordigè extraordinaire omftandigheden aen dat zelfde Collegie met de Heeren , door UEd. Gr. Mog. daeraen geadjungeerd j boven welke de Vroedfchap niet fuperieuris, competeert. — Ons vleijende hiermede aen de requifïtie van Ü Ed. Gr. Mog. te hebben voldaen, en over hoogstderzelver Perfconen en Verrigtingen, 's Hemels zegen wenfehende , hebben wij de eere ons te noemen, Edele Groot Mogende Heeren! (Onder ftond ) U Edele Groot Mogenden dienstwillige Dienaereri. Rotterdam Burgemeesteren en Regeerders tien 22 Febrüarij der Stad Rotterdam. 1 7.8 6. (Lager ftond) Ter Ordonnantie van dezelven; (Was geteekend) IV. W. van Berckel. VI. DEEL; E ^ Bij-  A. BIJLAGEN, Alteratie en Ampliatie van 4e Ordonnantie op de BurgerWacht. sSchout, Burgemeesteren en Schepenen der Stad Rotterdam , hebben , na voorgaande rijpe deliberatie , goedgevonden, het drieën negen tigfte Articul van de Ordonnantie op de Burger - Wacht, van den 30. April 1760., te altereeren en te amplieeren, in manieren hiernavolgende: Dat de Lieutenants en Vaandragers alleen tot een Bienvenue zullen mogen geven de eerfte Wacht bij hunne voorftellinge , aan de Officieren en Adelborsten , een matig glas Wijn, niet excedeercnde vijftien a twintig ftoopen , zonder voor of na op de Hoofd - Wacht, in den Doele, of elders, aan de Adelborsten eenigTractcment te mogen geven, of bij hunne voorftellingen aan hunne Huizen of Vaandrigs-Quartier, warm of koud Eeien, buiten Boteren Brood, te mogen laren prefenteeren , op een boete van twee honderd Guldens, ten behoeve van de publicque Gereformeerde DiaconieAimen dezer Stad , voor twee derde, en ten behoeve van den Major of Provoost, die de calan- ge  X §3 X gé doét, Voor het overige een derde, en zal de Major of Provoost, die eenige contraventie tegens dit vorenftaande verbod zal hebben geconniveerd zonder de calange te döen, verbeuren het dubbeld van hun aandeel in deze boete, ten profijtö Van de gemelde Diaconie - Armen, Dat voorts dj Lieutenants en Vaandragers , even zoo wel als de Capitenen (de twee Colloneileii Uitgezonderd ) wel gehouden zullen zijn om in Perfoon de Wacht op hiiii beurt opteleiden , op de boete bij de Ordonnantie tegens de ahfenten geftatucerd; doch dat het aan hun echter, nelf'ens dê Collonellen ert Capiteitien , zal vrijfhan , om , na de terugkomst der tweede Ronde, te mogen na Huis gaan, ten ware eenige reuenen hurne prefentie aldaar langer zottde mogert requireeren. Dat eindelijk aan alle de Vaandragers zal wor* den gepermitteerd, met voorkennisfe en 'g ledvinden van Hunüeder Capiteinen , het VaandrigsQuartier te doen houden tert Huize van ëen Adelborst of Rotsgezel Van dezelve Compagnie, ert zoodanig Adelborst of Rotsgezel, welk den tijd Van volle zes jaren achter den anderen het Vaandrigs - Quartier ten zijnen Huize heelt gehouden, Voor het vervolg geheel zal worden Vrijgefteld van het waarneemen van Togt- en Wacht, eri derzelver Weduwe van de betaling van het Maandgeld, Aldus gedaan en gearresteerd den 23. April 1774. Fa Eö  y.( 84 ):( En , na voorgaande Klokkegeluij, van het Raadhuis dezer Stad gepubliceerd den 28. April 1774. — Prasfent de Heeren Mr. Jan Cordelois, Vrijheer van IViltenburg, Schout, Mr. Jcan Bichon, Heer van Tsfelmonde, Burgemeester, Gerard Ellinckhuifen, en Mr. Reinier Frederik van Staveren, Schepenen. (Onder ftond) In kennisfe van mij, ( Was geteekend ) A. de Back. Aldus geëxtraheerd uit de Keuren en Ordonnantiën der Stad Rotterdam, den 18. Februarij 1786. ( Nog lager ftond ) In kennisfe van mij als Secretaris. (Was geteekend) W. Ur. van Berckel, EX-  X 85 X C' (*) EXTRACT uit de Refo* Jutten van de Vroedfchap der Stad Rotterdam, genomen op Den 17. Maart 1610. D aarna is in de Vergaderinge bij meerderheid van ftemmen gerefolveerd , dat tot ibulagement ende verligtinge van de Schutterije dezer Stede, (die bij de Heeren van de Weth goedgevonden was te reduceeren tot zes Vaandelen , ieder Vaandel omtrent van honderd veertig Mannen,) tot koste ende diende der voorfchreve Stede, voor den tijd van een jaar aangenomen zullen worden Stoepen ofte VVaardgelders. Tot Commandeur ende Hoofd van welke geeligeerd ende gekoren is, Arien Pietersfe Cranenbroek, die onder het gebied ende gehoorzaamheid van de Heeren Burgemeesteren, ende ook ouder het (*) De Bijlage B reeds in her 4de Deel dezer Verzameling, Bladz. 1-130. geplaatst, en door den Lezer te vinden zijnde, is dezelve hier achterwege gelaten. F 3  X 8 men, omme de helfte van het geene de Capiteinen tot nog toe uit het Pondgeld van de Visch genoten hebben aan de Stad te trekken, en tot hei maken van den nieuwen Doele te emploijeeren, verklarende dat zij niet van meeninge zijn haar Ampten te bedienen, of ook bij provifie waartenemen, ten ware dat de voorfz. Refolutie, ofte de Infinuatie aan den Pagter van het Pondgeld, tot dien einde gedaan, om de voorfz. helfte aan den Trefaurier dezer Stede te betalen, eerst ende alvorens ware afgedaan , prefenteerende niet te min tot de Onkosten van de voorfz. Doele voor dit jaar alleen en uit haare beurfen te betalen, de fomme van drie honderd guldens: Waarop, naar rijpe deliberatien verftaan en gerefolveerd is, dat F 5 de  n

( iöo X Collonellen hebben daarop ten fpoedig-» ftcn een Extra-Vergadering van haar Edel Manhaften doen beleggen, en daar bij is ook eenparig aangenomen aan de Ordres om te fnppercedeeren met alle veranderingen , promptelijk te obedieeren, en voorts is 'er bij die Vergadering eenen korten tijd van beraad genomen om te delibereeren wat 'er op deze ingekomen Extract -' Refolutie van U Ed. Gr. Achtb. bij Collonellen en Capiteinen behoorde té worden verricht. Haar Ed. Manhaften dienvolgende wederom vergaderd zijnde, is'er bij veele Leden bedenking gemoveerd, zoo over den inhoud dezer Refolutie, als over de wijze waarop de Confideratien van haar Ed. Manhaften gerequireerd worden. De reverentie, die haar Ed. Manhaften voor haar Ed. Gr. Achtb. altoos, bezield heeft en welke in hare deliberatien nimmer kan of mag uit het oog verloren worden , maakten veele Leden huivering om de minftc fchijn van oppofitie 'aan de hoog gerefpecteerde Ordres van U Ed. Gr. Achtb. te geven. Eene Meerderheid van Leden vermeenden echter, dat het U Ed. Gr. Achtb. niet ten kwade duiden zouden , dat van wegens Haar Ëd. Manhaften (onderproteltatienog- thani  X 101 x thans van onderdanigheid en refpect) aan haar Ed. Gr. Achtb. vooreerst eenig meerder cclairisfement omtrent harcr intentie wierde gevraagd. Ten andere, op het zedigst en befcheidenst voorgefteld, dat de Confideratien van Haar Ed. Manhaften niet na gewoonc wijze gerequireerd zijnde, Haar Ed. Manhaften verhoopten, dat Haar Ed. Gr, Achtb, Haar in dat voorregt, zoo als zij de gewone wijze om hare Confideratien te fuppediteeren, aanzien , niet zouden willen verhorten. Tot justificatie van deze demarche, Ed, Gr. Achtb. Heeren, meenen Haar Edele Manhaften zich inzonderheid te mogen beroepen op hare Retroactes , waaruit de na» volgende gebruiken confteercn: Eerftelijk, dat in den jare 176a, toen de tegenswoordige Ordonnantie laatftehjfc : is gerevideerd , de Confideratien van Haar Ed. Manhaften zijn gerequireerd, doof en bij Heeren Burgemeesteren, die Heeren Collonellen van hare intentie vooraf hebbende geinformeerd , het formeeren van een Concept Nieuwe Ordonnantie geheel en alleen aan Haar Ed. Manhaften hebben gedemandeerd, welke Conoept vernieuwde Ordonnantie aan HeeG $ sea  ren BLirgcmcesteren door Haar Ed. Manhaften gefuppediteerd , daarna isj gebragt in de Vergadering van de Vroedfchap, cn aldaar met Heeren Burgemeesteren, Reekenmcesteren en Collonellen is gemaakt commisforiaal, door welke wijze van delibereeren Collonellen , in de gelegenheid gefield zijn geweest, om de remarques , die op de Confideratien van Haar Ed. Manhaften mogten vallen , te applaneeren en defendeeren, met dat gevolg, dat deze Confideratien alsdan door Heeren Burgemeesteren, alzoo ter Tafel van Haar Ed. Gr. Achtb. mijne Heeren van de Weth gebragt zijnde, daar wel werden gemaakt commisforiaal , doch echter zonder weinige alteratie wierden gearresteerd. Ten tweede, dat in den jare 1774., wanneer de laatfte Ampliatie op deze Ordonnantie is gearresteerd, de Confideratien van Haar Ed. Manhaften op een bijzonder fujet, namelijk over de Officien van Lieutenants en Vaandrigs gevraagd zijnde, Haar Ed. Manhaften teffens het voorregt hebben mogen hebben, daarover alleen in den haren te delibereeren, en hnre Confideratien directelijk , na voorafgaande communicatie, aan Heeren Bur- ge-  )'C 103 >( gemeesteren, ter Tafel van U Ed. Gr. Achtb. te mogen brengen. Ten derden , dat in de jare 178a., wanneer van wegen Haar Ed. Manhaften een Verzoek gedaan was, ten (einde de Burger-Wacht, bij haar optrekken door het rijden der Koetfcn niet mogten worden belemmerd , Haar Ed. Gr. Achtb. mijne Ileeren van de Weth de vriendelijkheid gehad hebben de Concept-Publicatie, op verzoek van Haar Ed. Manhaften gemaakt, te ftellen in handen van Heeren Collonellen en Capiteinen, om op die Concept-Publicatie wederom alleen in den haren te delibereeren. En gelijk Heeren Collonellen en Capiteinen zich met deze wijze van delibereeren zeer gevleid vonden , zouden zij vermeenen daarvan te minder te mogen afgaan, om dat zij het meenen te moeten aanmerken als een voorregt, dat haar mogelijk bij de primitive inftitutie der Schutterij, in veel ampeler zin , is geaccordeerd geworden , terwijl de woorden van den ouden Schutters^ Brief medebrengen, dat het den Schutteren vrij ftond hare eigene goede Ordonnantiën te mogen maken bij haren Iloofdmans, voor welke Ordonnantiën nogthans de goedkeuring bij haar Ed. Gr. Achtb. gereferG 4 veerd  ):( 'io4 ):( yeerd bleef, en welke Ordonnantiën boven dien altoos door de fangtte van Haar Ed, Gr. Achtb. moesten bekragtigt worden. Om nu zoodanige goedkeuring met fucoes te kunnen verwachten , fchijnt 'er niets gepaster als om zich op de intentie van U Edele Gr. Achtb. Vooraf tiaauwkeurig te jnformeeren, waartoe dan Haar Ed. Manhaften thans ook den zekerden weg willende inflaan, verzoeken , om het zij bij monde van Heeren Burgemeesteren, zoo als na ouder gewoonte , het zij bij interpretatie van de Refolutie van U Ed. Gr. Achtb., te mogen worden geeclairifeerd op de navolgende Pointen; lt. Of de desordres, in de Propofitie gedefigneerd, van dien aart zijn, dat zij uit een defect in de Ordonnantie zelve afteleiden zijn, dan wel a. Of het zoodanige disordres zijn, daarbij de Ordonnantie wel tegens is voorzien, doch waarvan de Articulen indesobforvantie geraakt zijn, 3, Of ook de verfchillende en differente wijze van beheering, welke aanleiding zoude kunnen geven tot een verkeerde naijver zich alleen bepale, tot den egalen yoct in het dragen der Wapenen, dan o.  ):( 105 X dit ook tot meerdere zaken moet worden uitgeftrekr. • Ten 4. Of de gegeven Ordre om, hangende deze deliberatie, te fupercedceren met alle verandering tot de Burger- Compagnien betrekking hebbende ook mede brengt, dat men inmiddels geene verbeetering, conform aan de thans nog vigeerendz Ordonnantie zoude mogen bevorderen , zoo, als, bij voorbeeld is , het voorzien der Adelborften van behoorlijke en egale Pa-, troontasfcn. Uit het vragen dezer ophelderingen zalU Ed. Gr. Achtb. overtuigend blijken , dat hoe zeer het Haar Ed. Manhaften voorgekomen is een nedrig beklag over de nieuwe wijze in het maken eener nieuwe Keur, in decente termen te mogen doen, zij echter verre afzijn van de zaak, daar U Ed. Gr. Achtb. merkelijk belang in fchijnen te ftellen , te hebben willen vertragen; want door de gevraagde ophelderingen meenen Haar Ed. Manhaften dat dezelve merkelijk zal kunnen verkort worden, het geen ter contrarie zoude plaats gehad hebben, indien zij in het begrip gevallen waren , uit eene valfche en ongegronde vreze, als of U Ed. Gr. Achtb. alleen in het oog zouden hou. den wat hun uiterfte magt med^bragt', en G, 5 niet  X ™6 X nfet zoude willen in de minfte eonfideratie nemen de heilfame gevolgen die 'er nog onderdaags, zoo men vertrouwt, befpeurd zijn, wanneer het gantfehe Corps Burgerije getoond heeft hoe zij zich aan de Wetgevende magt verbonden reekent, niet alleen uit pligt maar ook uit overtuiging van achting en liefde , welke gevoelens , met pligt gepaard gaande , een onweerftaanbaaren en onverbreekelijken band genoemd mogen worden , en welke band wij hoe langer hoe meer hoopen bevestigd te zien. Hier mede vertrouwende aan de intentie van onze Commisfie te hebben voldaan, hebben wij de eer de belangen vanHaarEd. Manhaften, en die van onze Schutterij in de gunftige befcherming van U Ed. Gr. Achtb. aantebevelen, met betuiging van den grootften ijver en getrouwigheid aan den dienst van U Ed. Gr. Achtbaren. (Was geteekend) Rotterdam den Ib. Mos fel iS. Maart 1783. J. F. vanHogendorj».. Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan , de voorfz. Memorie te ftellen in handen van de Heeren vander Hoeven, Schout, Boogaert, Burgemeester, Verflolk en Obreen, Schepenen , omaie dezelve te examineeren en daarop de-  ):( m X deze Vergadering te dienen van derzelver confidar ratien en advis. En is na lectuer van dezelve Memorie, door de Heer vonder Hoeven, op fpcciaal verzoek van Jan Jacob Elfevier, Luitenant - Collon-tl, trantcois Willem de Monchij en Eend; ik Adriaan Hofftnan, Capiteinen , bij Monde voorgedragen en veryolgens infcriptis overgegeven een Narré der omftandigheden, welke de deliberatien van Collonellen en Capiteinen , over de Refolutie dezer Vergadering van den 8. Februarij laatstleden hebben verzeld, zijnde van den volgenden inhoud, De Heer vander Hoeven, als Hoofd en Voorzittend Lid van het Collegie van de Weth, wordt door de Ondergeteekenden verzocht aan welgemelde Collegie mondeling en in fubftantie voortedragen: Dat de Ondergeteekendeu! in een Vergadering van Collonellen en Capiteinen, gehouden den 22. Februarij 1783., hebbende geadvifeerd, dat men de Refolutie van het Collegie van de Weth, in dato 8. Februarij 1783. , betrekkelijk tot een verbetering in de Compagnien Burgers dezer Stad provifioneel zoude aannemen voor notificatie cn intusfehen Commisfarisfen benoemen om, des gerequireerd, met Heeren Commisfarisfen van de Weth te befoigneeren, dit advis, door de Meerderheid van eene Stem  ):( io8 >( Stem, is gerejecteerd en befloten, de Heeren Collonellen Mosfel en Van Hogendorp te committeeren, om bij welgemelde Collegie van de Weth elucidatie te bekomen van Hun Ed. Gr. Achtb. intentie , en teffens in de befcheidendfte termen trachten te obtineeren, dat de confideratien van deze Vergadering op den gewoonen voet mogten worden gevraagd en gefuppediteerd, terwijl verders de Leden dezer Vergadering, te gelijk Leden van de Weth zijnde , werden verzocht om dit advis van Heeren Collonellen in het Collegie van de Weth te appuijeeren. Dat de Ondergeteekenden zich met alle befcheidendheid tegen deze Refolutie hebben verzet en zelfs hunne Aanteekening en Pro* test daartegen gereferveerd, het geen dan ook vervolgens bij hun is ingeleverd, doch wederom te rug genomen, op de fterke inftantien daartoe gedaan , op dat toch de onderlinge harmonie niet verbroken mogte worden, dan dat de Ondergeteekenden thans door Hee^ ren Collonellen aan het Collegie gecommuniceerd zijnde, dat mijne Heeren van de Weth verlangden , dat het gedane adres fchriftelijk mogte gefchieden, dienvolgens hebben gemeend ter hunner decharge verpligt te zijn, ter kennisfe van het Collegie van dc Weth te brengen , dat zij Ondergeteekenden geen-  ):( iop X geenzins geconcurreerd hebben tot het nemen van voorfz. Refolutie, die zij zelfs als informeel befchouwen, om dat 'er van de twaalf Stemmen , vijf tegen en vijf voor zijn geweest, en de Meerderheid van een zesde Stem alleen is geobtincerd , door het voteeren van den Capitein de Monté, die, als Lid van de Weth, de Refolutie bij dezelve gearrefteerd heeft helpen nemen, en dus even weinig tot het voteeren bevoegd was als de Capitein Obreen, die, zich in hetzelve geval bevindende , met regt zich van het. Stemmen-geëxcufeerd had. ActumRotterdam aaMaaft 1783. (Wasgeteekend) J. J. Elfevier. F. W. de MoncUj. H. A. Hofman. Als Lt. Col. Als Capitein. Als Capitein. Is door de Heer de Monté, tegens gemelde Voordragt enNarrë, mondeling gereflecteerd en voorts in Gefchrifte gedeclareerd en overgegeven de navolgende informatien: EDELE GROOT ACHTBARE HEEREN! IQe Ondergeteekende, gelet hebbende op het Adres van de Heeren Etfeviet, de Mondlij en Hofman, in qualiteit als MedeLeden der Vergadering van Heeren Collonellen en Capiteinen , door den Heer Hoofdofficier, op Saturdag den 22. Maart ter dezer Vergadering ingediend, zal, tot voor- ko-  X ii° ):f koning van meerdere verwijderingen in de Vergadering van Hun Ed. Man haften , voof het tegenswoordig pasfceren het inconfeqtiente en ingratieui'e in deze demarche van de voornoemde Heeren Elfevler, de Mondlij en Hef man gelegen. Maar kan, ter zijner bijzondere juftificaiie, niet voorbij, U Ed. Gr. Achtb. te iuformeeren, dat in de Vergadering van Hun Ed. Manhaften, op Woensdag .den 19. dezer ( waarin beflooren is te voldoen aan het verzoek van U Ed. Gr. Achtb., om het geen tij Heeren Collonellen op Dingsdag den 18. mondeling -aan U Ed. Gr. Achtb. wasvoorgefteld , fchriftelijk overtegeveu, en van welk befluic de drie voornoemde Heeren zich febijnen te hebben willen excufeeren ) ■de Meerderheid der Leden, bij Haar Ed. Manhaften, zander Stem van den Ondorge- fchreverten méde te tellen, plaats had • dat ook van gelijke des Saturdags bevorens den 15. Maart, de Meerderheid, buiten en behalven zijn Stem , gerefolveerd heeft, oni' het adres bij U Ed. Gr. Achtb,, waartoe bevorens reeds befioten was , tegens den volgenden Dingsdag te maken op den tijd wanneer 'er aller eerst tot dat adres befioten is, (zoo de Ondergetekende meent den 22. Februarij ) geen Meerderheid zou- de'  X in X de plaats gehad hebben., zoo de Ondergéteekendezijn advis hadde gereferveerd, even gelijk de Heer Obreen gedaan heeft, tus.feben welke beide dit onderfcheid is, dat die Heer tot Mede-Commisfaris in de Refolutie van Hun Éd. Gr. Achtb. genomineerd en de Ondergeteekende alleen Lid van de Weth was, dan dat de Ondergefchrevene , apprehendeerende de Confufie , die 'er in die Vergadering bij het gelijk ftaan der Advifen te wachten ftond, en oordeelende dat het zeer onregtmatig zoude zijn, dat zijne Mede-Leden de gelegenheid zoude geweigerd worden, om wegens hetverftand eener Refolutie nader ophelderingen'te vragen , of ook met alle befcheidenheid te repraefenteeren, dat 'er in die Refolutie van U Ed. Gr. Achtb. van den gewoonen weg was afgeweken, welke gewoonc weg hem in deze Vergadering niet ware gecommuniceerd, geen zwarigheid gemaakt heeft om zich bij die Leden te voegen, die daartoe ndvifeerden , zonder dat men zulks van eenige de minfte inprudentie kan taxeeren, waartoe hij de Heeren Elfevier, de Mondiij m Hofman, zoo wel als andere zijne Mede-Leden in eenige Vergadering, 'behoudens alle vereischte confideratie, geheel onbevoegd acht, De  De Ondergeteekende vermeent wijders, nd het voorbeeld van zijne Predecesfeuren , in de Vergadering van Collonellen en Capiteinen , wel degelijk zijn advis aldaar te moeten uiten, terwijl het nimmer, zoo verre den Ondergeteekenden bewust is, aan de Capiteinen , Leden van de Weth zijnde, geweigerd is, om in zaken tot de Burgerwacht behoorende, ook alhier hare perfoneele advifen te uiten. De Ondergeteekende verzoekt, dat dit zijn Declaratoir in de Notulen van deze Vergadering mag worden geinfereerd. Rotterdam 22. Maart 1783; (Geteekend ) Jshan Ph. de Monté, Capt. Welke beide Stukken aangenomen zijn voornotificatie. . Zijn ter Vergadering binnen geftaan Thomas Browne junior, Abraham van de Velde jfsz., Capiteinen-Luitenants, J. van den Bijllaardt en Willem Vogel, Luitenants, twGerardvander Looij Houthof, Vendrig van de refpective Burger Compagnien dezer Stad, aan deze Vergadering overgevende een Request, geteekend door een zeer groot aantal Lieutenants en Vaandragers der Burgerij dezer Stad, waarbij in fubftantie wordt te kennen gegeven dat, hoe zeer zij Supplianten iri h»n-  x m x feunfie Voornoemde qualiteiten, uit kragte van d« Ordonnantie op de Burger - Wacht dezer Stad, irt dato den 30. April 1760, een onbetwistbaar regt hebben om, als Leden van den Grooten Krijgsraad, te helpen handelen en raadplegen, overliet geen in het algemeen bij het 2. en in het bijzonder bij het 3. en 4. Articul van voornoemde Ordonnantie is bepaald en vastgedeld, en mitsdien alle de Vergaderingen van Collonellen en Capiteinen bijtewooneil, waarin . foortgelijke zaken ter overweeging worden voorgeftekl, zij echter maar eenmaal 'sjaars bij een grooten Krijgsraad tegcnswoordig zijn, dat van tijd tot 'tijd Vergaderingen van Collonellen en Capiteinen hebben plaats gehad , welke, hoe zeer de bevordering der goede ordre en nakominge van voorfz. Ordonnantie als zoo veele onderwerpen van het oordeel en de overweging van een grooten Krijgsraad, ten oogmerk gehad hebbende, evenwel buiten de Supplianten gehouden zijn, dat 'er op die wijze telkens een inbreuk gemaakt is op het onfeilbaar regt, aan de Supplianten bij de Weth vergund en toegedaan, waar omme zij Supplianten, begrijpende niemand te beledigen, wanneer men voor zijn regt fpreekt, tot handhaving hunner Regten zich addresfeeren aan deze Vergadering, verzoekende eerbiediglijken erndig, dat deze Vergadering de Collonellen en Capiteinen van de Burgerij dezer Stad gelieven te ordonneeren en te gelasten om, conform de Orvi. o e e l. II don-  X H4 X donnantie op de Burger - Wacht , dezer Stad, voortaan ftiptelijk groote en kleine Krijgsraad te houden over zaken, daartoe, volgens gemelde Ordonnantie, behoorende. En in de eerstgemelde Vergadering de Supplianten, in hunne voornoemde refpective qualiteiten , gezamentlijk , en in de laatstgenoemde kleine Krijgsraad, een der Supplianten als Luitenant, te doen convoceeren en te Mmitteeren, of dat wel anderzins zoodanige voorzieninge moge worden gedaan als tot handhaving van der Supplianten regt in dezen zal worden geoordeeld te behooren. Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan, de voornoemde Requeste te ftellen in handen van Collonellen en Capiteinen der Burgerije dezer Stad, om deze Vergadering te dienen van Bericht, en dat dien onverminderd dezelve Requeste zal worden gefield in handen van de Heeren rander Hoeren, Schout, vander Staal. Burgemeester, Mondlij en Cattenburch, Schepenen, omme dezelve Requeste benevens het daarop te gevene Bericht yan Collonellen en Capiteinen te cxamineeren en deze Vergadering te dienen van derzelver confideratien en advis. Den 29. Maart 1733. De Heer Verjlolk, Schepen, heeft ter Vergadering voorgedragen , dat hij, in deszelfs abfentie, met  friet en benevens de Heeren vander Hoeven, Schout* Eoogaert, Burgemeester, en Obreen , Schepen » f.ijnde gecommitteerd geworden, omme te examilieeren de Memorie van bezwaren van wegens Collonellen en Capiteinen, tegens de Refolutie commisforiaal van deze Vergadering van den 8. Februri] overgegeven en de Bijlagen tot gemelde Memorie relatif, en bijzonder in het ichriftelijk Declaratoir , door den Heer de Merité ingeleverd , heeft gemeend te vinden eenige uitdrukkingen , welke hem fcijn voorgekomen niet buiten bedenking te zijn, dat de kortheid des tijds hem niet hebbende toegelaten om daarover zijne gedachten behoorlijk te laten gaan, veel min om dezelven als nu te kunnen communiceeren, hij mitsdien vertrouwde dat deze Vergadering hem wel zal willen toeftaan omme zijne bedenkingen deswegens bij eerstkomende gelegenheid te proponeeren. Welk gecommuniceerde aangenomen is voornotificatie. Den l. April 1783. Is door den Heer Verftolk, ingevolge deszeifs Declaratoir van vorige Vergadering, bij Monde voorgedragen en voorts inferiptis overgegeven deszelfs confideratien op de Memorie, den 2.1. Maart laatstleden door den Heer de Monté, ter Vergadering ingeleverd, zijnde van den volgenden inhoud. U % Mdsl&  ):( n6 }( Edele Groot Achtbare Heeren! JLngevolge het fummier geavanceerde En ü Ed. Gr. Achtb. Jaatstgehoudene Vergadering, reiatif zeker Declaratoir, bi] den Heer de Monté fchriftelijk den 11. laatstleden, ter Tafel van U Ed. Gr. Achtb. gebragt, en welk (luk den Ondergeteekenden , alsmede Commisfaris ter examinatie van de Memorie van wegens Heeren Collonellen overgegeven , onder de Bijlagen is ter hand gekomen, zal den Ondergeteekenden thans de vrijheid nemen, aan de intentie van U Ed. Gr. Achtb. voortedragen. Dat fchoon des Ondergeteekendens oogmerk geenzins is zich in het breede uittelaten over het verfchil tusfchen gemelde Heer de Monté en de Heeren Elfevier, de Mondlij en Hofman, het echter hem Ondergeteekendentoefchijnt, dat dit verfchil eigenlijk uitkomt op een woordenftrijdt, immers de Heer de Monté erkent, dat zijn WeiEdele Stem overvvigt heeft gemaakt den , niets anders dan een gevolg van de Refolutie bij Heeren Collonellen en Capiteinen  X H7 X nen als toen, met de geringe Meerderheid van één Stem, genomen. Even zoo weinig, Ed. Gr. Achtb. Heeren, heeft den Ondergeteekenden ten oogmerk om te blijven ftilftaan, op het bijzondere dat gelegen zoude mogen zijn, in het gedrag van Welgemelde Heer de Monté, te weten dat zijn Wel-Edele in deze Vergadering heeft helpen nemen een Refolutie, welke met unanimiteit van Stemmen is gearresteerd, en dat zijn Wel-Edele nopens het verftand dier Refolutie nadere ophekieiingen noodig heeft. Eenvoudig bepaalt zich de Ondergeteekende , zoodanige expresfien te releveeren , welke in het Declaratoir van den Heer de Monté voorkomen en directelijk deze Vergadering concerneeren —— welke expresiien waarfchijnelijk bij de fimple gedane lecture aan de attentie der Leden van deze Vergadering zijn geëchappeerd, doch bij hem, als in de gelegenheid zijnde geweest om hetzelve te lezen en herlezen, zijn geobferveerd geworden , en die hem Ondergeteekenden toefchijnen van dien aart te zijn , dat dezelven als lsfief voor deze Vergadering kunnen worden geconlïdereerd, en wel bijzonder als zoodanig bij onze SuccesfeuH 3 rea  ):( n8 ):( ren zouden kunnen geconfidereerd worden , waarom de Ondergeteekende, als Mede.Lid van deze U Ed. Gr. Achtb. Vergadering, zulks niet ongemerkt heeft kunnen laten pasfeeren, maar zich verpligt geoordeeld, op dat niet t'eeniger tijd deszelfs ftilzwijgen voor een genoegzaam aveu zoude worden gehouden, zijne bedenkingen deswegens aan U Ed, Gr. Achtb. medetedeelen, met verzoek dat die op zijn naam alleen, of op dien van alle de Leden dezer Vergadering, buiten den Heer de Monté, of op den naam van zoodanige Leden als met hem van hetzelve begrip mogten wezen , in de Notulen van deze Vergadering geiniereerd worden. De bedoelde expresfien , Ed. Gr. Achtb, Heeren , zijn in het bijzonder dezen , dat namenlijk U Ed. Gr. Achtb. in V nemen der Refolutie , tot verbeetering der BurgerWacht , van den gewoonen weg was afgeweken , en welke gewoonen weg aan hem (Heer de Monté) in deze Vergadering niet was gecommuniceerd. In deze woorden nu, zoo de Onderge* teekende zich niet geheel bedriegt, ligt een pofitive asfertie opgefiotcn. j. Dat deze Vergadering van den gewonen weg  X »*9 X weg is afgeweken , in bet vragen van bet advis van Heeren Collonellen en Capiteinen. e. Dat de Leden van deze Vergadering voor hem Heer de Monté dien gewonen weg hebben verborgen gehouden, en dat hij Heer de Monté alzoo , bij gebrek van eene genoegzame inlichting tot het nemen van meergemelde Refolutie heeft geconcurreerd. Alle welke asfertien en pofitiven, als niet zeer ftrookende met de authoriteit van deze Vergadering, noch met de goede trouw, dien elk Lid van dien moet bezielen, den Ondergeteekende dienvolgens ook niet anders heeft kunnen aanzien, dan allezins la> fief, fchoon hij gaarne voor zich gelooft en vertrouwt dat de Heer de Monté geen de minfte intentie heeft gehad om daarbij iemand van deze Vergadering eenige offenfie te geven , maar dat zulks veeleer is toegekomen door eene abufive informatie aan hem Heer de Monté gedaan, te meer, daar zijn Wel-Ed. voorzeker onbewust en onkundig zal zijn , dat het Collegie van de Weth geenzins verpligt èn ook niet altoos gewoon is, het advis van Heeren Collonellen en Capiteinen te vragen, wanneer hetzelve goedvindt veranderingen omtrent H 4 de  X 14° X de Burger-Wacht te introdüceeren , gelijk hetzelve zoodanige advilen ook niet altoos heeft gerequireerd op dezelve wijze, blijkens de Notulen van deze Vergadering —— dan waar omtrent den Ondergetekenden zich niet zal elargeeren , maar zich referecrcn aan het Rapport van mijne Heeren Mede-Commisfarisfen , met relatie tot de doleantie van Heeren Collonellen op dit refpect tc doen. Acturn i. April 1783. C Was geteekend) A. J. Verftolk van Soelen. . Welke voorgedragene confideratien zijnde aangenomen voor notificatie , hebben de Heeren Mondlij en van San gedeclareerd, zich met dezelven te conformeeren en wel te mogen lijden dat die ook op derzelver naam werden gefield. — En is door den Heer Monté daar van verzocht Copie en gereiërveerd deszelfs Aanteekening. Is gehoord het rapport van de Heeren vander Hoeven, Schout, Boogaert, Burgemeester, Verfiolk en Obreen, Schepenen, hebbende , ingevolge en ter voldoening aan de Refolutie commisforiaal van deze Vergadering van den 22. Maart laatstleden , geëxamineerd de Memorie van bezwaren van wegens de Meerderheid van Collonellen en Capueinea der refpective Burger - C\ m^agnien bin-  binnen deze Stad, overgeleeverd , tegen deRcfolu-. tie commisforiaal bij deze Vergadering op den 8. Februarij laatstleden, genomen. Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan , de voorfz. Refolutie van den 8. Februarij, zoo en in diervoegen als dezelve is leggende, te blijven inhaereeren', als zijnde de wijze, waarop de Confideratien van Collonellen en Capiteinen bij opgemclde Refolutie worden verzocht niet ongewoon, en den inhoud van dezelve na het begrip dezer Vergadering allezins klaar en duidelijk. En is voorts gerefolveerd wanneer Collonellen en Capiteinen, onverhoopt, mogten hxfiteeren , om aan het verlangen dezer Vergadering te. voldoen, door te blijven difficulteeren van met Gecommitteerdens uit deze Vergadering op Maandag aanftaande in conferentie te treden, en over de objecten in de reeds meergemelde Refolutie vervat , derzelver Confideratien te fuppediteeren , dat alsdan de propoficie in dezelve Refolutie vermeld, zal worden geëxamineerd en de Ordonnantie op de Burger-Wacht gerevideerd buiten concurrentie, en zonder dat daarop zal worden ingenomen de confideratien en het advis van Collonellen en Capiteinen voornoemd. En zal dit gerefolveerde gehouden worden voor gerefnmeerd en Copielijk toegezonden aan Collonellen en Capiteinen , om te dienen tor derzelver informatie. De Heeren vander Hejm, van Bazel, van CalH 5 *****  , X *« x tenburch en de Monté hebben gedeclareerd niet gereed te zijn, om zich over dit Rapport te expliceeren, en verzocht tijd te hebben om zich te bekwamen, dan de verdere aanwezende Leden, zonder hunne Hemmen, met de conclufie, bij meerderheid hebbende gelieven voorttegaan , hebben dezelven gedeclareerd, zich met de voorfz. Refolutie niet te conformeeren en hunne Aanteekening daartegens gereferveerd. Den 5. April 17S3. JLs gelezen de Contra - \anteekening, door des Heer de Monté, ter Vergadering overgeleeverd, tegens den voordragt op den t. dezer door den Heer Verftolk gedaan, zijnde van dezen inhoud. Edele Groot Achtbare Heeren ! De Ondergeteekende hebbende gereferveerd zijne Contra - Aanteekening tegen de Aanteekening van den Heer Ferftolk van Soelen, op den 1. April laatstleden in de Notulen dezer Vergadering geinfereerd, relatief het Declaratoir door den Ondergeteekenden op den 22. Maart gedaan, en onder de Notulen van dien dag mede geinfereerd, vermeent volkomen in ftaat te zijn om dat Declaratoir van de reproche van niet te firso'  X 1*3 X ftrooken met de Achtbaarheid van deze Vergadering en met de goede trouwe, die ieder Lid van dezelve moet bezielen, te vindiceeren , doch begrijpt, dat dit, uit vergelijking van zijn declaratoir met de Contra-Aantekening, geheel overbodig zoude zijn. Hij acht het van gelijke bij deze ContraAanteekening onnodig, om zich te expliceeren nopens het gevvooneof ongewoone, waarop Hun Ed, Gr. Achtb. befloten hebben de confideratien van Collonellen en Capiteinen te doen innemen, en vertrouwt , zonder de kundigheden van den Heer Verftolk te taxeeren , dat gemelde Heer Verftolk noch zich, noch zijne Mede-Commisfarisfen , waarop hij zich beroept, voor onfeilbaar zal willen gehouden hebben, alleen meent hij de Heer P'erjlolk te mogen herinneren, dat 'er nimmer noch bij eenig advis van den Ondergeteekenden, noch, zoo veel hem bekend is , in de reprefentatie van Collonellen en Capiteinen is gequestioneerd over het geen waartoe de Weth al of niet verpligt zoude zijn, maar wel en ook alleen over het doen van eene fupplicatie om vorige gewone gunften te mogen blijven genieten, De Ondergeteekende zal zich, tot affnij<üng van alle demellées, in geene verder» dis-  discnsfie, ter juftificatie van dat declaratoir inlaten, als welke hij begrijpt weinig te convcnieeren met de Achtbaarheid dezer Vergadering, ook vindt hij te minder reden , dewijl hetzelve declaratoir tegen niemand der Leden dezer Vergadering is ingericht, maar alleen tegen de demarche door de Heeren Elfevier, de Monchij en Hofman, ten zijnen prejudicie, bij deze Vergadering gedaan. Rotterdam 5. April 1783. (Was geteekend) ' Johan Ph. de Monté. Het welk aangenomen zijnde voor notificatie , is door gemelde lieer Verftolk daarvan verzogt Copie, ten einde zich, des goedvindende , daarop nader te expliceeren. Voorts is door de Heeren vander Hcim, van Bazel ,Cattenburchtx\ de Monté, welke hunne aanteekening , met opzigt tot de Refolutie bij deze Vergadering op den 1. dezer genomen, hadden gereferveerd , overgeleeverd derzelver Declaratoir , luidende als volgt: De Heeren vander ff.i'm, van Bazel, van Catteriburch en de Monté, hunne aanteekening gercferveerd hebbende , met opzigt tot de Refolutie bij deze Vergadering op den  X t*5 X den eerften dezer mannd, zonder hunne concurrentie , genomen, tot inha;fie van die van den 8. Februarij daar te voren, en verklaring dat de wijze, waarop de confideratien van Collonellen en Capiteinen bij gemelde Refolutie waren verzocht niet was ongewoon, met bijvoeging, dat wanneer Collonellen en Capiteinen nog mogten hrefiteeren om aan het verlangen der Vergadering te voldoen, de Ordonnantie op de Burger-Wacht zoude worden gerevideerd, buiten concurrentie en zonder dat daarop zoude worden ingenomen de confideratien en het advis van Collonellen en Capiteinen, declareeren , dat zij van de discretie van hunne Mede - Leden hadden verwacht, dat dezelve wel eenig reguard zoude hebben willen flaan op hun billijk verzoek, om , vermits de onmogelijkheid voor hun om het geallegueerde bij rapport van Heeren Commisfarisfen , momentelijk nu zij van alle aanteekening ontbloot waren, te kunnen rescontreeren, alvorens daarop te moeten advifeeren, een korten tijd van be_ raad tot de naaste Vergadering te mogen hebben, om daar het doch op faiten en retroacta aankwam, te kunnen nazien de Refolutien bij Heeren Commisfarisfen geallegueerd, en hunne zwarigheden daartegens te  X )< te kunnen voordragen , terwijl zij niet oü* duister te kennen gaven, dat veele der geciteerde voorbeelden, en vooral de jongde hun voorkwamen, wel befchouwd zijnde, meer voor het fentiment van Collonellen en Capiteinen als van Heeren Commisfarisfen te werken, en dat zij in allen gevalle niet buiten hoop waren, van te kunnen doen zoodanige voorflagen , waar door de noodzakelijkheid zoude vervallen , om over het gewoone of ongewoone van de wijze waarop de confideratien van Collonellen en Capiteinen , bij de Refolutie van den 8. Februarij dezes jaars waren gevraagd, te moeten decideeren , om , behoudens niet alleen de eer van deze Vergadering , maar ook zelfs van de delicatesfe van de Leden om geene Refolutie op gedaane reprefentatien, te altereeren, bewaard zoude kunnen worden , de nodige harmonie tusfchen deze Vergadering en die van Collonellen en Capiteinen , die als hoofden van het refpec» table lichaam van de Burgerije dezer Stad, hun voorkwamen en nog toefchenen meerder eguards te verdienen als dat hare reprefentatien en verzoeken, om gemaintineerd te worden bij een wijze van hare confideratien te geven over de vernieuwing van de Keure op de Burger - "Wacht, die zij de ge- wo-  X **7 ):( wone noemen en zekerlijk door de jongfte voorbeelden tot driemaal toe in deze Eeuw herhaald, geftaafd is, zouden bejeegend worden met een enkel pcrfiilit en verkaring, dat de wijze van hare confideratien te vragen , waarover zij zich beklagen, niet is ongewoon, dat zij daarop bevoorens zijn gehoord en gelegenheid hebben gehad , om redenen van haar begrip te geven. Dat vermits het haar echter niet heeft mogen gebeuren , dat op haar verzoek het rapport eenige dagen is uitgefteld , of de conclufie daarvan gediflëreerd , maar de Meerderheid integendeel heeft kunnen goedvinden zich met dat rapport te conformeeren , te concludeeren, en de Refolutie te houden voor gerefumeerd en gearresteerd, zonder hare advifen en dat van den Heer Burgemeester vander Staal, tot het waarnemen van de Vergadering van HunEd. Gr. Mog. abfent zijnde, te willen inwachten, de zoodanige deliberatin hebben moeten houden voor geprecipiteerd en zich daarmede niet hebben kunnen conformeeren. Dat zij vertrouwen dat de Leden zich wel zullen herinneren, dat de questieufe Refolutie van den 8. Februarij niet is genomen met volkomen kennis van zaken, zoo veel het point in questie , namenlijk de modus  X ia8 >( dus Van het vragen der confidentie van Collonellen en Capireinen aangaat, maar dat de revifie der Keure, door Heerêh Commisfarisfen van Haar Ed. Gr. Achtb. en het innemen van de confideratien van Collonellen en Capiteinen daarover vastgefteld zijnde , aan den Heer Secretaris is gelaten , om de wijze hoe zulks zoude gefchieden , na vorige exempelen te bepalen , dat de Jjurgemeester vander Heim bij de refumtie abfent is geweest en de prefente Leden hebben berust in de extenfie van den Heer Secreraris , als na vorige exempelen gefchikt, en zoo als de Leden natuurlijk moesten denken na de jongfte voorbeelden, dat zulks intusfchen door Collonellen en Capiteinen tegengefproken wordende, 'er niet veel reden fchijnt te zijn om die Refolutie te irftuereeren , wanneer kan blijken, dat de exempelen, bij den Heer -Secretaris gevolgd, niet zijn de jongfte, noch van die evidentie dat daar uit confteert, dat de Keur op de Burger-Wacht met alteratie behoorlijk kan worden vernieuwd , buiten concurrentie van Collonellen en Capiteinen , waartoe de Refolutie van den ï. dezer fiB.alijk met fubverfie van de op dat fubject eenparige Refolutie van den 8. Februarij teudeert. Dat  X ï*9 X bat, om nu niet te fprekenvan liet sectie geallegueerd kan worden omtrent de voorbeelden uit de vorige Eeuw genomen, nét althans zeker is, dat bij de drie vernieuwingen van de Keur op de Burgerwacht , in deze Eeuw gedaan , de Vergadering van de Weth altoos is gediend geweest van het advis van de Vroedfchap, na dat de confideratien van Collonellen eri Capiteinen bij dezelve waren ingenomen, en niet bij Commisfarisfen van de Weth, Cn dat met eenvoudig dat voorbeeld te volgen, alle zwarigheden van zelve cesfeerden, dat, hebben Hun Ed. Gr. Achtbaarheden in 1748. , onder voorzitting van den Heer va» Berckel, en volgende zijne propofitie , zwarigheid gemaakt, om de Pvefoiut.k van 16. Maart I743-* takende hetCapiteinfchap van de Burgerije, te alterecren , zonder alvorens intcnemen het Advis van de Vroedfchap, om dat die' Refolutie op' derzelver Advis was genomen, 'er altoos geert mindere reden daartoe fchijnt te zijn ,' omtrent de Keur op de Burger Wacht, daar de vigeerende , zoo wel als vorigen , met advis van de Vroedfchap zijn gearresteerd. ■ _ Dat zij Heeren vervolgens van gedachten zijn, dat In de plaats van de Refolutie van' yi; deel; 1 aen  X i3ö X den eerden dezer, behoorde te zijn gerefolveerd, of alsnog gerefolveerd te worden, om het advis van de Vroedfchap over de vernieuwing van de Keur op de Burger-Wacht te doen innemen, en IJeeren Burgemeesteren daartoe te verzoeken. Rotterdam den 5. April 1783. ( Was geteekend ) y. vander Heim. A. W. Senn. van Bafel. Dirk Lodewijk van Cattenburchs Johan Ph. de Monté. Welk Declaratoir almede aangenomen zijnde voor Notificatie, hebben de Heeren ■vander Hoeven, Boogaert, van Berckel, de Monchijy Verftolk, Obreen en van Son ,vzn hetzelve verzocht Copie, en tegens hetzelve gereferveerd , zoodanige aanteekening alszij zullen meenen te behooren. Den 8. April 1783. De Heeren vander Hoeven, Boogaert, van Berc* kei, Verftolk van Soelen, Obreen en van Son heb* ben ter Vergadering ingeleverd de volgende Contra-Aanteekening tegens de aantekening, door de Heeren van der Heim, van Bazel, Cattenburch en de Monté op den 5. dezer gedaan, en onder de Notulen van dien dag geinfereerd.  X I3i X Dë Heeren vander Fineven, Boegaert, van beregel, de M"richij, Verftolh van Soelen, Obreen en van Son, zich gerel'erveerd hebbende , hunne Contra- Aanteekening, op de Aanteekening laatstleden Saturdag gedaan , bij de Heeren vander Heim, van Bazel , Cattenburch èn de Monté, en in de Notulen van deze Vergadering geinfereerd, kunnen zich niet onthouden daarop te reflectecren. Dat geen hunner bewust is, in eeniger' mahiere of immer aanleiding te hebben gegeven dat iemand van derzelver Mede-Leden harë discretie en infchikkelijkheid zouden hebben gefufpecteerd, veelmin dat het hemen der Refolutie op den t. dezer, met de Meerderheid van zeven tegens vier iteiümen, zoude worden aangemerkt en geh udert voor geprecipiteerd te zijn gearresteerd. Dan in" welk een voor haar mingunftig daglicht zulks bij gemelde Aanteekening ook mag zijn voorgemeld, zullen zij zich daaromtrent in geen ampele disctisfie inlaten , om zoo veel in hun is alle verdere verwijdering voortekomeh en de harmonie,1 die niet door enkele woordenklanken w »rdc geconferveerd, werkelijk en met 'er daad bij voortduuringte cultiveeren, waarom zij - I s zich  X X zich vernoegen eenvoudig daarop aanic< merken. Dat gelijk het een waarheid is, dat het rapport van Commisfarisfen, betrekkelijk de Memorie door Heeren Collonellen ingeleverd, op faiten en retroactaas van deze Vergadering berust, en de Heer Burgemeester vander Heim, zoo de Notulen als de geëxtraheerde Aanteekeningen van den Heer Secretaris van JJyevelt, een geruimen tijd onder zich heeft gehad, het onbegrijpelijk voorkomt dat zijn W'el-Ed. Geftrengen zoo veel niet heeft kunnen, of heeft goedgedacht te allegueeren, dat zij, inzonderheid Commisfarisfen , gepermoveerd zijn geworden op eenige folide gronden hun rapport uit te hellen, of met het nemen dier Refo* lutie te differeeren, immers daar gemelde Heeren met zoo veele woorden zeggen, dat Hun Edelens in allen gevallen niet buiten hoop waren van te kunnen doen zoodanige voorllagen, waarbij alle verfchillende begrippen na genoegen en behoudens, niet ah leen de eer van deze Vergadering , maar ook zelfs ter bewaring van de delicatesfe der Leden, konde worden getcrmineerd, had men ligtelijk deswegens fummier zijne gedachten kunnen communiceeren , ten einde de Leden, die in begrip waren dat het rap-  X 133 X rapport moest worden gearresteerd, alzoo te disponeeren om met behoorlijke kennis van zaken hetzelve te diflereeren, tot eene nadere Vergadering, terwijl het intusfchen een onbetwistbare waarheid blijft, dat bij aldien het doorgaat dat de deliberatien overeen uitgebragt rapport uitgefteld moeten worden, wanneer een of meerder Leden voorwenden niet in gereedheid te zijn om daarop te helpen refölveeren, alsdan alle handelingen van eene Vergadering infructucus en illufoir zijn te maken , wijl met veelmeer reden een of meer abfente Leden zich zouden kunnen beklagen over het geen in hunne abfentie was gearresteerd geworden , waarom zij vertrouwen dat de Heeren vander Heim, van Bazel, van Cattenlurch en de Monté, bij nadere reflectie geconvinceerd zullen zijn in dezen te veel %.x\ hunne Mede-Leden te hebben gevergd. En met relatie tot den Heer Burgemeester vander Staal, vermeenen zij te veel preuves te hebben yan de equiteit van zijn Wel-Ed. Geftrengen, om haar in eenige maniere te imputeeren, het rapport niet tot zijn Wel-Ed. Geftrengen tegenwoordigheid te hebben gedijTereerd, te meer daar I 3 \m  X 134 X het geene nieuwe zaak was en zijn WelEd. Geftrengen toen dezelve geventileerd is, daarop niet heeft geinfteerd. Maar minder kunnen zij van zich verkrijgen ongemerkt en met fiïlzwijgen tepasfeeren het geen meergemelde Heeren in der-; zeiver aanteekening pofeeren, betrekkelijk her verrichte bij den Heer Secretaris van Nyeveh, even of zijn Wel-Ed. onnaauwkeurig genoeg (om in dezen geen fterker. bewoording te gebruiken ) zoude geweest zijn , in het opmaken en coucheeren der extenfie, aangaande de wijze van het vragen der confideratien van Collonellen en Capiteinen , terwijl zij eenparig en ieder voor zich declareeren , dat gemelde Heer Secretaris daarin prsecifelijk heeft gehandeld conform hun aller begrip en, gelijk zij met allen firiutie veronderfteld hebben, ook volgens het idee van alle de Ledqp dezer Vergadering, dewijl bij niemand, noch bij het demandeeren der wijze van de extenfie aan den Heer Secretaris, gefproken , noch bij de refumptie gevraagd is geworden of zijn Wel-Ed. zich wel de jongfte voorbeelden had ten richtfnoer genomen. Omtrent welke min gratieufe pofitive ten opzichte van den Heer Secretaris, die bij al-  K 135 X alle gelegenheden de overtuigende blijken heeft gegeven van deszelfs accuratesfe, probiteit en onzijdigheid, de Ondergeteekenden niet onverfchillig kunnen zijn, terwijl zij niet hadden voorzien, noch gedacht, dat een verfchillend begrip, fubfifteerende met derzelver Mede - Leden, op hem Heer Secretaris zoude hebben geredundeerd, daar zijn Wel-Ed., naar hun begrip, zich zeer juist en oordeelkundig heeft gerefundeerd en tot een voorbeeld genomen uit gevallen * die met het qua?ftieufe volmaakt parallel zijn , en alzoo , wel verre van eenige indirecte reproches te meriteeren, veel eerder de eenparige goedkeuring van alle de Leden dezer Vergadering kan reclameeren, gelijk wij zijn Wei-Edele onze goedkeuring bij dezen betuigen. Voorts perfiftecren de Ondergefchreven bij derzelver begrip, dat deze Vergadering niet altoos gewoon, veelmin gehouden zijnde het advis van Collonellen en Capiteinen intenemen , deswegens mitsdien ook nimmer* in confideratie kan komen het geallegueerde bij Heeren Collonellen , waar omtrent de Ondergefchreven zich andermaal beroepen op de handelingen van deze Vergaderingen in foortgelijke gevallen, zoo in de voorige als I 4 da-  ):( 136 ):( deze Eeuw, blijkens de Notulen daaryasj gehouden. Rotterdam den 8. April 1783. ( Was geteekend) J. A. vander Hoeven. A. J. Verflolkvan.Soelen. P. Boogaert. M. J. Obreen. P. J. van Berckel. E. van Son Pieter de Mouchij. Be Secretaris van Nyevelt, heeft ter Vergadering voorgedragen, dat, hoe zeer. hij volkomen, koude berusten in het geen op zijn fujet bij bovengemelde Contra-Aanteekening, als voor hem, allezins fatisfactoir, wordt gepofeerd, en vooral dewijl de Heeren vander Heim, van Bazel, Cattenburch e nde Monté ter Vergadering hebben gedeclareerd , geen de minfte bedoeling gehad te hebben , om hem Secretaris bij hunne Aanteekening onder eenig vermoeden te brengen , hij niettemin meende zich verpligt te vinden, naar dien gemelde Aanteekening, echter zoo als het hem is voorgekomen , daartoe eenige aanleiding fchijnt te geven, om zich voor de posteriteit deswegens te zuiveren en disculpeeren en mitsdien verzocht dat aan hem zoude werden vergund, om deswegens zijne justificatie te mogen doen, en dezelve te mogen doen infereeren in de Notulen dezer Vergadering. Welk  ):( *37 H Welk verzoek den Secretaris van Nyeveh geaccordeerd zijnde, is door hem geëxhibeerd de volgende justificatie: Edele Groot Achtbare Heeren ! 30Loe zeer ik mij gaarn altoos moet en zal laten welgevallen de remarques, die bij UEd. Gr. Achtb. mogen voorkomen op mijne gemaakte extenfien, zoude ik echter geheel en al ongevoeiig moeten zijn, om niet aangedaan te wezen, over de bijzonderheid der remarques , welke in de aanteekening op den 5. dezer, door de Heeren vander Heim, van Bafel, Cattenburch en de Monté overgegeven, op mijn f'ujet, met opzigt tot de Refolutie commisforiaal van den }j. Februarij , gevonden wordt. Daar wordt Ed. Gr. Achtb. Heeren , in die Aanteekening met zoo veele woorden gezegd, dat, na dat 'er was gerefolveerd, dat de Ordonnantie op de Burger-Wacht bij Commisfarisfen zouden worden geëxamineerd en de Confideratien van Collonellen en Capiteinen ingenomen,, en na dat aan mij was 0 yergelaten, om de wijze hoe zulks zoude gefchieden , naar vorige exempelen te bepalen, ik bij de refumptie, daar I 5 t had Jen gehad verfcheide Cónférentien en Bf^ foignes, en , met Communicatie van dezelven, hadden geformeerd een ontwerp van een nieuwe en Verbeeterde Ordonnantie op de voorn. BurgerWacht ; welke zij geoordeeld hadden als nu ter examinatie en deliberatie aan deze Vergadering te moeten overleveren. Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan, de gemelde Concept • Ordonnantie te approbeeren , doch tellens gerefolveerd, alvorens dezelve finaal te arrefteeren, Heeren Burgemeesteren te verzoeken en te committeeren d zoo als dezelven verzocht en gecommitteerd worden bij dezen, ommefpeciaal met betrekking tot gemelde Ordonnantie, achtervolgens vorige Exempelen , hierop intenemen de confideratien en het advis van de Vroedfchap en van dezelven ter naaster Vergadering te willen doen rapport. Den 29. April 1783. Burgemeesteren hebben ter Vergadering gerapporteerd dat zij, ingevolge de Commisfie aan hun gepasfeerde Saturdag gedemandeerd , op de bij deze Vergadering goedgekeurde Concept extenfie der Ordonnantie op de Burger-Wacht alhier, hadden ingenomen de confideratien en het advies van de Vroedfchap dezer Stad, dat bij gemelde Vergadering geene Confideratien op dezelven waren  X 145 >( 'ren gevallen, dan alleenlijk op het 41. Articul,, met betrekking tot het Maandgeld, van het welk in hetzelve Articul onder anderen wordt vrijgefteld de Weduwe van zoodanig Adelborst of Rotsgezel, welke den tijd van zes jaren het Vaandrigs-Quartier ten zijnen Huize zal hebben gehouden, welke gemaakte remarque bij deze Vergadering gegouteerd, en de periode, relatie hebbende tot het voorn. Maandgeld, goedgevonden zijnde te rojjeeren, zijn Heeren Burgemeestereri voor hunne genome moeiten en gedaan rapport bedankt , en voorts, na voorgaande deliberatie , goedgevonden en verftaan , de voorfz. Concept - Ordonnantie van de Burger-Wachr, zoo als dezelve is geëxtendeerd, en bij de voorgaande Vergadering geapprobeerd, in diervoegen als nu te anesteeren, dezelve te laten publiceèren, drukken, eri in de Keuren dezer. Stad te infereeren. En daar van een affchrift op heden te geven aan Collonellen en Capiteinen: Is &c. Is gehoord het rapport van de Heeren vander Hoeven, Schout, vander Staal, Burgemeester, Monckij en Cattenburch, Schepenen, hebbende^ ingevolge het gerefolveerde van den 22. Maart laatstleden , geëxamineerd de Requeste van dé Lieutenauts en Vaandragers der refpective BurgerCompagnien dezer Stad. Waarop gedelibereerd en gelet op de bezwaren door de Supplianten getij DEEfc; K prd-  >( 146 X propon«terd; Én voorts in achting genomen zijnde de voorzieningen, welke ten dien opzigten bij de als nu op nieuw gearresteerde Ordonnantie op de Burger - Wacht zijn gemaakt, is goedgevonden en verftaan, de Supplianten mitsdien te renvoijeeren tot den inhoud van gemelde Ordonnantie en ten fine voornoemd te doen toekomen een Affchrift van dezelve. ( Onder ftond) Accordeert met voorfchreve Refolutien. (Lager ftond) Bij mij als Secretaris. ( Was geteekend) W. W. van Berckel. G. 2.  K HZ X G. 2-. EXTRACT uit de Refo¬ lutien van de Vroedfchap der Stad Rotterdam, genomen Den 28. April 1783: ■^Burgemeesteren hebben aan dezé Vergadering gecommuniceerd, dat bij de Heeren van de Weth dezer Stad is geapprobeerd, zeker Concept - Ordonnantie op de Burger - Wacht dezer Stad, doch, dat, alvorens dezelve finaal te arresteeren, Heeiert Burgemeesteren door de Heeren van de Weth voornoemd zijn verzocht en gecommitteerd, omme, fpeciaal met betrekking tot gemelde Ordonnantie j achtervolgens vorige exempelen , hierop intenemen de confideratien en het advis van de Vroedfchap dezer Stad, en van dezelven ter paafter Vergadering re willen doen rapport : welk gecommuniceerde, na voorgaande deliberatie, is gemaakt commisforiaal met Heeren Burgemeesteren , Rekenmeesteren en de vijf oudfte Leden dezer Vergadering, met adjunctie van de Collonellen der Burger-Compagnien dezer Stad, om het Êelve te exainineeren en Vervolgens dezeVerga, K 2 dei  X 14» X dering te dienen vari derzelver confideratien en advies. Den 29. April 1783. Is gehoord het Rapport van de Heeren Burgéfneesteren en verdere Gecommitteerden, hebbende, ingevolge en ter Voldoeninge van de Refolutie commisforiaal van deze Vergadering, in dato den ffi8. April laatstleden, geëxamineerd het gecommuniceerde van Heeren Burgemeesteren, omtrent de Keur en Ordonnantie op de Burger-Wacht dezer Stad: waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan, de Heeren Burgemeesteren te verzoeken en te qualificeeren, om het in de Weth daar heen te dirigeeren, dat dezelve Ordonnantie op de Burgerwacht worde geapprobeerd, alleenlijk met dezen verftande , dat in fine van het een en veertigfie Articul de woorden van en derzelver Weduwen van de betaling van het Maandgeld behoorden te worden geroijeerd. (Onder ftond) Accordeert met de voorfchreve Refolutie. (Lager ftond) Bij mij als Secretaris. ( Was geteekend) ■ W. W. van Berckel. II. xv  X »49 X H. I. Den 13. September 1785. jElCet gerefolveerde, &c. De Heer de Loches heeft ter Vergadering voorgedragen : dat bi] den aanvang der gehoudene Befoignes over het redres der Schutterije dezer Stad , door Heeren Gecommitteerden van Hun Ed. Gr, Mog., als een pra?alabel point is voorge field de disfolutie van de voorfz. Schutterije, en vervolgenseen propofitie is gedaan tot de oprichting van vierentwintig nieuwe Compagnien, Dat hij, benevens twee zijnerMede-Gecommit. teerden, vermeend hebben, over dat voorgefteld prealabel poinct niet te kunnen of te mogen delibereeren, als ftaande zij in het begrip, dat hetzelvar geen object is van de aan hun gedemandeerde Commisfie, en achtende zij zich alleenlijk gequalificeerd tot het voorftellen en beramen van middelen K>t redres. Dat zij mitsdien zich verpligt vonden deze hunne bedenking in den fchoot van deze Vergadering te moeten .brengen, ten einden in een zaak van dat aanbelang het goedvinden en de duidelijke eu gemanifesteerde intentie van dezelve re mogen vernemen , omme zich dien conform tri gemeld*) Befoignes te kunnen gedrageq.- K 3 Waar*  ' Waarop gedelibereerd en de Heeren Gevers en Vingerhoedt van dit geproponeerde Copie hebbende verzocht, met Declaratoir, dat zij zich niet verantwoordelijk wilden ftellen voor het retarde-, ment, het geen daar door aan het houden der Befoignes zoude worden toegebragt, is goedgevonden en verftaan , de Heer vander Goes, Burgemeester, Suermondt en Hoog, Schepenen, te verzoeken en te committeeren , omme bovengemelde voordragt te willen examineeren en de Vergader ring daarop te dienen van derzelver confideratien, en advis. Saturdag den 17. September 1785. , Het gerefolveerde, &c. Is door de Heeren Gevers en Vingerhoedt overgegeven de navolgende Aenteekening : De Ondergeteekenden verzoeken, dat, te-gen het geen de Heer de Loches op den 13. laetstleden ter dezer Vergadering heeft voorgedragen, het volgende, uit hunnen naem, in de Notulen dezer Vergadering worde aengeteekend. Dat op. den 9. Maert dezes jaers in het gecombineerde Collegie van de Heeren Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden en de Weth dezer Stad, goedgevonden zijnde, dat, wanneer de confideratien van Collonellen  X 151 X len en Capiteinen dezer Stad op de Requeste en Memorie van P. Stalker, cum fuis, zouden zijn ingekomen, dezelven, mitsgaders alle de Stukken, de verbetering der Schutterije concerneerende, zouden worden gemaekt commisforiael, en geëxamineerd door eenige Leden van die gecombineerde Vergadering , omme dezelve vervolgens te dienen van hunne confideratien en advis. Dat op den 4. Meij laetstleden, in hetzelve gecombineerde Collegie, nader is geproponeerd om van wege die Vergadering, eenige Heeren te verzoeken en te committeeren, om alle de Stukken, tot de Schutterije relatif, welke op den 17. en 30. December 17S4., mitsgaders op den 11. Februarij, 4. en 17, Maart, 13. en 28. April 1785. waren gefuppediteerd te examineeren , en de Vergadering te dienen van derzelver confideratien en advis , met dat gevolg , dat daarop in die zelfde gecombineerde Vergadering gedelibereerd zijnde, goedgevonden en verftaen is, daertoe te verzoeken en committeeren, van wegens Hun Ed, Mog., de Heeren van Halteren, Fisfcher^ Pottey Turcq , benevens den Secretaris Bael* de, en van wegens Hun Ed. Gr. Aphth,, de Heeren Gevers, Vingerhoedt, de. Z,@ches K 4 eu  en van Tzendoorn, benevens den Secretaris Nyevch, welke negen Heeren, dus te famen uitmaken een Collegium Contractum, of Committé, alleen gefchikt om alles wat in iiare handen is gefteld te examineeren en vervolgens hunne Committenten, dat is de gemelde gecombineerde Vergadering , te dienen van hunne confideratien en advis. Dat ten dien einde dan ook door die gefamenlijke Commisfarisfen op voorfz. Request en Memorie van P. Siolker , cum, fins, zijn gerequireerd de confideratien en het advis van den groote Krijgsraed van dezer Stads - Schutterije, en na dat dezelven , zoo van de Meerderheid, als van ee' nige Lieutenantsen Vaendrigs, uitmakende de Minderheid van den Krijgsraed, ingekomen waren, nu onlangs een begin is gemaekt, met over den inhoud van alle die Stukken, en de daerbij voorgeftelde middelen tot redres der Schutterije te delibereeren , ten einde voorts te refolveeren, wat omtrent de goed- of afkeuringe van elke derzelve aan het gecombineerde Collegie in confideratie gegeven en geadvijterd behoort te worden. Dat op dien voet door den Heer van Halteren, als Pracfident van de Commisfie, in de eerde plaets aen dezelve ter overweging  X »53 X is voorgefteld, de vraeg: of de Schutterije zoude dienen gedisfolveerd of alleenlijk gereduceerd te worden , en voorts of het dienflig zoude zijn, dat dezelve bleef beftaen intwaelfCompagnien, of dat 'er vierentwintig nieuwen wierden opgericht. Dat de Heeren de Loches, van Tzendoorn en van Nyeveld, na de bedenkingen en advifen van de zes voor hen zittende Le=. den der Commisfie te hebben gehoord, gedeclineerd hebben hunne ftemmen of advifen over die Pointen mede uittebrengen, zeggende te menen dat zij daartoe niet waren gecommitteerd, en ter di'er zake alvorens het goedvinden van de Weth te moeten verftaen, ten welken einde dan nu ook het voorftel van de Heer de Loches fchijnt te tendeeren; doch dat die Heeren niet fchijnen te hebben gereflecteerd, dat zij wel zijn gecommitteerd uit en van wege maer niet door de Weth dezer Stad , ncmaer, door de Gecombineerde Vergadering, van welke zij hunne aenftelling en last ontvangen, en aen welke zij d.:n ook, indien zij waarlijk over het verftand van den last dubiteerden , en niet aeu dit Collegie afzonderlijk zich hadden of zouden behooren te adresfeeren, als zijnde de gezamentlijke Leden eener Vergadering, K 5 wel-  X »54 X welke een Commisfie uit haer midden heeft gedecerneerd, alleen bevoegd en in ftaet, en niet een gedeelte derzelve, om hare intentie , nopens de uitgeftrektheid of de hornes van die Commisfie, te expliceeren. Dat ook de Heeren de Loches, cumfuis, uit het oog fchijnen verloren te hebben, dat de voornoemde Pointen door de Heer van Halteren, niet wierden voorgefteld om op dezelve finael te refolveeren, veel min om dat gerefolveerde met de daed effect te doen forteeren , als waertoe de Gecommitteerdens notoirlijk niet gequalificeerd zijn, maer alleen om provifioneel op te maken een voorloopigPlan , hoe door dezelven , als Confiliarii van de Gecombineerde Vergadering , aen dezelve op elk Point behoorde te worden geadvifeerd. Dat wijders door de Confideratien en hes Advis of Rapport van eene Commisfie, het zij met eenparigheid, of bij de Meerderheid der Leden opgemaekt, nimmer eenig prejudicie wordt, en dus ook in dezen niet zal of kan worden toegebragt, aen de vrije deliberatien van de geheele Vergadering , of aen de opinie van elk der Leden yan dezelve, en dat dus de Heer de Loches, cum fuis , indien zij al eens in de Commisfie oyerfiemd wierden, vrijen onver-  X *55 X verlet zouden blijven, om hun eigen bijzonder gevoelen in het gecombineerde Collegie te deploijeeren en aldaer te voteeren, zoo als zij in gemoede, zouden oordeelen te behooren. En eindelijk dat in geval die Heeren met het advis der Meerderheid van de Commisfie zich niet mogten kunnen conformeeren , en meenden, dat hunlieder confideratien; en advis tot betere voorlichting van hunne Committenten zouden kunnen dienen , het hen zekerlik vrijftaet dezelven afzonderlijk aen dat Gecombineerde Collegia te fuppediteeren, ten einde in het afdoen dier zake daerop mede reguard genomen zoude kunnen worden. En dat uit dit alles, naer de gedachten van hen Ondergeteekenden evident is, dat het voorftel van de Heer de Loches is volftrekt nutteloos en gedeplaceerd , en tot niets anders kan dienen, dan om de Befoignes van de Commisfie, en gevolglijk ook die van het Gecombineerde Collegie, optchouden. Waertegen zijlieden over zulks reeds bij monde hebben geprotefieerd, en bij dezen op nieuw ten 'ernftigften prote- fteeren. Declareerende teffens dat zij niet zullen treeden in eenige deliberatie of Refolutie van deze Vergadering, welke ftrek- ken  X 156 ):( ken zoude om vooraf te bepalen het goedvinden en de duidelijke gemanifesteerde intentie van de Weth . hoe de voornoemde Gecommitteerdens zich in derzelver Befoignes zouden moeten gedragen, en welke dus die Heeren tot een uitvoerend Committé van de Weth, in plaets van een vrij advifeerend Committé van het gecombineerd Collegie herfcheppen zoude, maer dat zij integendeel met de verdere Leden der Commisfie de begonnen Befoignes zullen vervolgen , en zoodanig rapport helpen arresteeren , als eenparig of bij de Meerderheid derzelveu , of van die geenen die hunne ftemmen of advifen gelieven uit te brengen , geoordeeld zal worden te behooren. (Was geteekend) Rotterdam P. Gevers: den 17 Septemb. Jacob Herman Vin~ 1785. gerhoedt. Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan de voorfz. Aanteekening te ftellen in handen van de Heeren vander Gces, Burgemeester, Suermondt en Hoog, Schepenen, omme dezelven , benevens de Propofitie door den Heer de Loches, cumfuis, ter laatfte Vergadering gedaan, en in hunne handen gefield, mede te examineeren.  X '57 X ren, en vervolgens deze Vergadering, omtrent beide die Stukken, te dienen van derzelver con« fideratien en advis. En is door de Heeren Ge~ vers, Boogaert en Vingerhoedt, gedeclareerd , niet te concutreeren tot het Comttiisforiael maken van hunne gedane Aenteekening, even min als zij hebben geconcurreerd tot het decerneeren van het Commisforiaal, over het voorftel, door den Heer de Loches, cum fuis, is gedaan. (Onder ftond) Geëxtraheerd uit de Refolutien van de Ed. Gr. Achtb. Heeren van de Weth der Stad Rotterdam. en na gedane Collatie is deze daar mede bevonden te accor- deeren. (Lager ftond) Bij mij als Secretaris , op heden den 21. Februarij 1786. , (Was Geteekend) W. W. van Berckel. IL 2.  X 158 ):( H. 2-. Vergadering van de Weth, ge* houden op Dingsdag den 20. September 1785. , prafeni alle de Heeren en de Secretaris van Nyeveldt, demto de Heer van Alphen. •30e Heer vander Coes , heeft ter Vergadering gerapporteerd , dat hij , ter voldoenine aan dé Refolutien van den 13. en 17. dezer, met en benevens de Heeren Suermondt en Hoog, had geëxamineerd, zoo de Propofitie van den Heer Schepen de Loches, als de Aanteekening tegens dezelven door de Heeren Gevers en Vingerhoedt gedaan, en breeder onder de Notulen van den 13. en 17. laatstleeden geëxtendeerd, dat hij, disfenticerende van zijne Mede - Commisfarisfen , volkomenlijk amplecteerde de gronden, bij de Aanteekening vail de Heeren Gevers en Vingerhoedt ter nedergefteld, en dus van advis zoude zijn, dat de bedenking door de Heer de Loches, van Tzendoorn en van Zuylen van Nyeveldt gemoveerd , en in de propofitie van gemelde Heer de Loches vervat, als zijnde te prEematur en dus voor alsnog geen object der overweging van deze Vergadering kunnende zijn, dan -ook niet behoorde in deliberatie gebragt ie worden^ Bs»  X *59 X De Schepenen Suermondt en Hoog, zich met het gevoelen van den Heer Burgemeester vander Goes, niet hebbende kunnen conformeeren, hebben ter Vergadering uitgebragt, het navolgende Rapport: De Schepenen Suermondt en Hoog, in wier handen, nevens die van den Heer Burgemeester vander Goes, bij goedvinden der Meerderheid van deze Vergadering, ten fine van examen, en om te dienen van confideratien v en advis, zijn gefield de voordragt, welke op den 13. dezer, door de Heeren Schepe. nen de Loches en van Tzendoorn, met den Secretaris van Zuylen van Nyeveldt, als door deze Vergadering gecommitteerd tot de Befoignes van eenige Xeden , uit de Commisfie van Hun Ed. Gr. Mog., alhier refideerende, over het redres in dezer StadsSchutterije, bij monde van eersgenoemde Heer, aan deze Vergadering gedaan, en tendeerende om derzelver goedvinden te vernemen , omtrent jde disfolutie der voorfz. Schutterij en oprichting van vierentwintig nieuwe Compagnien door Hun Ed. Mog., als een prealabel point en propofitie voorgeflagen , mitsgaders het geen door de Heeren Gevers en Vingerhoedt, Mede - Gecom- i mitteerdens uit dit Collegie tot dat Befoigne, op den 17. daaraan volgende, daar- te.  X lé-o y.( tegen in de Notulen dezer Vergadering is gedaan Aanteekenen, de voorfz. Stukken met alle attentie geëxamineerd hebbende, doch zich met het fentiment van den Heer Burgemeester vander Goes, niet hebbende kunnen conformeeren, zijn alzoo genoodzaakt aan U Ed. Gr. Achtb. afzonderlijk te rapporteeren : Dat, offchoon in de gecombineerde Vergadering op den 9. Maart en 4. Meij dezes jaars, wel is goedgevonden de Stukken , concerneerende het redres der Schutterij, tè maken commisforiaal, om geëxamineerd te worden door eenige Leden van die gecombineerde Vergadering , en dezelve van confideratien en advis te dienen, en ook naderhand door die gezamenlijke Commisfarisfen op de Requeste en Memorie van P. Stolker, cum fuis, zijn gerequireerd, de confideratien en het advis van den grooten Krijgsraad van dezer Stads - Schutterij, zulks echter niet anders aan te merken zij, dan als een gevolg van de afzonderlijke deliberatien , zoo van mijn Heeren van de Weth als van Hun Ed. Mog., welke niet in dë gecombineerde Vergadering, maar, naconftante gewoonte, ieder in den hare hunne deliberatien over deze Materie hebben gehouden , en hunne Gecommitteerdens tot he*  ):( i<5i X het Befoigne over het redres der Schutterij , uitwijzens de Notulen der Weth van den i. Maart en 4. Meij laatstleden, refpective hebben benoemd, waar door dan onbetwistbnar vast ftaat,dat de Leden dezer Vergadering zijn en blijven de eenige Committenten van de Leden , die uit hunne Vergadering tot dat Befoigne zijn gecommitteerd, en dat door de communicatie der wederzijdfche Gecombineerdens en agreatie derzelveii in de gecommitteerde Vergadering nimmer aan de Wethouderfchap kan zijn benomen de faculteit, om van hunne Gecommitteerdens ouvertures wegens den • ftaat der Befoignes te vragen, dezelve last en inftructic te geven, die te veranderen, ampiieeren of beperken , ja , des goedvindende , die Commisfie te revoceeren , en de gecombineerde Befoignes dadelijk te doen cesfeeren; trouwens, Ed. Gr. Achtb. Heeren , de aart en natuur der zaak bragt zulks mede, dewijl de gecombineerde Vergadering uit twee afzonderlijke en op zich zelve (taande Corporatien heiraat , die ieder maar een votum kunnen uitbrengen , en ■waarin gevolglijk gtene overftemming plaats kan hebben. Dat gelijk in het generaal zeker is, dat aan ieder Lid van eene Commisfie vrijftaat, vi. deel. L ©ra  X X6i ):( om zoo dikwijls en wanneer hij zulks goedvindt zijne Committenten te adieeren, elucidatie omtrent de uitvoering derzelven en de bedenkingen, hem daarin voorkomende, te vragen, en diergelijke; zoo ook aan den Heer de Loches, cum fuis, niet wel betwist kan worden, maar volkomen vrijilond om zich aan de Leden dezer Vergadering, als hunne wettige Committenten, te addresfeeren, en hunne bedenkingen over de principes , waarop het Plan van redres gefchoeid ftond te worden, in den fehoot van welgemelde Vergadering te brengen: ,, ten ,, einde in eene zaak van dat aanbelang het „ goedvinden en de duidelijke en gemanifesteerde intentie van dezelven te mogen vernemen, omme zich dien conform in ,, gemelde Befoignes te kunnen gedragen." Dat wijders, indien al eens, volgens de begrippen van de Heeren Gevers en Vingerhoedt , wierde vooronderfteld, dat echter geenzins kan worden geadvoueerd, dat derzelver Mede-Gecommitteerdens, over heï verfhnd van hunnen last dubiteerende, na de form, zich niet aan de Weth, maar aan het gecombineerd Collegie hadden behooren te addresfeeren, zulks in dit geval onnoodig geoordeeld zoude kunnen worden , dewijl in het Befoigne aan hun Heeren Geco m-  ):( i*3 ):( committeerdens bereids was gebleken , boe» danig votum Hun Ed. Mog. daarop in de gecombineerde Vergadering (tonden uittebrengen, hebbende derzelverGecommiteer* dens in het Befoigne alk voor de disfolutie der Schutterij en creatie van vierentwintig nieuwe Compagnien geadvifeerd, Waaruit , aangezien die Heeren de Meerderheid uitmaken van de geheele Commisfie van Hun Ed. Gr» Mog., van zeive volgt dat derzelver eenparig gevoelen in'het Befoigne ook gerustelijk als het votum van Hun Ed. Mog. in de gecombineerde Vergadering bij verre meerderheid van Stemmen vooraf kan en moet gehouden werden , Zoo dat zelfs maar eene ftem ontbreekt, omme hunne gemanifesteerde intentie en begrippen voor bet eenparig gerefolve-erde van Heeren Gecommitteerden van Hun Ed. Gr. Mog. te doen doorgaan , waardoor het notoir van de deliberatien der Wethouderfchap alleen afhing, om zich daarmede te conformeeren , of wel een disfentieerend gevoelen deswegens te manifesteeren, tn dus ook het inbrengen der bedenkingen door Heeren Gecommitteerdens in de gecombineerde Vergadering bij mogelijkheid geen ander effect konde gehad hebben, als dat dezelve door de Wethouderfchap zouh a ét  de zijn overgenomen, en alzoo, even gelijk nu, zonder dien omweg is gefchied, poincten hunner afzonderlijke deliberatien zijn geworden. Dat uit dit gepremitteerde niet zonder reden kan werden opgemaakt, van hoe groote aangeleegenheid bij het meerdergetal Heeren Gecommitteerden uit deze Vergadering die zich met het femtiment van de zes voor hen zittende en dus notoirlijk eerstftemmende Leden niet hebben geconformeerd , kan geoordeeld zijn, om zoo ras doenlijk het begrip der Wethouderfchap omtrent de principes, waarop het Plan van redres der Schutterij in het Befoigne was ondernomen , te vernemen, en niet te wachten, tot dat na het eindigen der Befoignes een Rapport wierd uitgebragt, waarvan Heeren Gecommitteerdens van Hun Ed. Gr. Mog., het eene gedeelte dier Befoignes uitmakende , wel zeker zouden zijn, dat hun gelegd principe noch de meutes van het Rapport door hunnen Committent niet konden werden gerenverfeerd , en altoos de Meerderheid behouden, om hun fentiment, als het gerefolveerde van Hun Ed. Mog. te doen gelden, maar waar van die zekerheid niet was bij het ander gedeelte, namenlijk , de Heeren Gecommitteerdens uit de  ):( i65 ï< de Weth , wier Committenten , bij aldien dezelven zich niet met het üitgebragte Rapport op de disfolutie der Schutterije en creatie van nieuwe Compagnien gebouwd, konden vereenigen , natuurlijk in begrip zouden kunnen vallen , dat hunne Gecommitteerdens niet moeiten zijn voortgegaan met ftilzwijgend , zonder kennisgeving aan deze Vergadering, aantezien het arresteeren van een Rapport tot redres der Schutterij, op een principe, het welk zij Heeren Gecommitteerdens zelve vermeend hadden te mogen admitteeren en niet wisten of bij hunne committenten al dan niet geadopteerd zoude worden, in welk laatfte geval, diergelijk gedrag, als dan welligt [zoude kunnen worden aangezien als tot niets anders (trekkende, dan ,, om de Befoignes ,, van de Commisfie en gevolglijk om die „ van het gecombineerde Collegie op te „ houden en te protrahceren;" terwijl men het na het arrefteeren van een formeel Plan in de Befoignes op het üitgebragte Rapport over het principe niet eens kunnende worden , daar uit niet anders dan alleronaangenaam (te discusfien, tegen het begrip en gerefolveerde van Heeren Gecommitteerden van Hun Ed. Gr. Mog. inlopende, te verwachten zijn. L 3 Dat  ):( 166 X Dat mitsdien de Gecommitteerdens Suer* mondt en Hoog, van gedachten zouden zijn , dat de Heeren Gecommitteerden da Loches, van Tzendaern en van Zuylen van Nyevelt, voor derzelver gegeven ouvertures , wegens den Staat der Befoignes met Heeren Gecommitteerden van Hun Edele Gr. Mog, over het werk der Schutterij, behoorden te werden bedankt, en allezins gclaudeerd derzelver voorzigtige handel, wijze in deze gehouden , om namenlijk zonder uitdrukkelijke!! last van deze Vergadering niet ie concurreeren tot de disfoluiie van dezer Stads tegenwoordige Schutterij en het weder opregten van vierentwintig nieuwe Compagnien Schutters, bij Hun Ed. Mog. yoorgeflagen, Dat die Befoignes over het werk de? Schutterij geenen verderen voortgang zouden dienen te -hebben, vooraleer het prealabel poinct en de Propofitie door Welgemelde Heeren Gecommitteerden van Hun Ed. Gr. Mog. voorgefteld, de disfolutie van deze en weder oprichting eener nieuwe Schutterij hij mijne Heeren van de Weth finalijk is gedecideerd, op dat niet van achteren bevonden wierde dat de Befoignes, waarin het redres op deze twee poincten is gebouwd, bij contrarie opinie van Hun Ed, Gr.  X i67 )* Gr. Achtb. deswegens geheel infructueus uitvielen, ja nodeloos gehouden waren, terwijl dit Cardinale poinct, de disfolutie van de tegenwoordige Schutterij en creatie van 24. nieuwe Compagnien , of de bewaring derzelve bij hare form en conftitutic, vooraf vastgefteld zijnde , de Befoignes over het redres in dezelve op zekerder principes en met meerder effect kunnen worden voortgezet , zonder onderworpen te zijn van daarna, wanneer op het uittebrengen Rapport zal moeten worden gevoteerd, geheel te comieeren en op niet te kunnen uitloopen. Dat, dit vastftaande, Gecommitteerden vermeenen zich te mogen veroorloven om aan deze Vergadering voortedragen, dat, naar hun inzien , de Schutterij bij hare form en conftitutie behoorde bewaard te worden, en Heeren Gecommitteerdens tot het Befoigne der Schutterije verzocht, om in hetzelve, namens deze Vergadering, te declareeren: dat Hun Ed. Gr. Achtb., deze materie rijpelijk overwogen hebbende, niet kunnen refolveeren, zich ook geenzins bevoegd houden noch verantwoordelijk kunitellen , om, tegens het daarop ingenomen advis van den grooten Krijgsraad dezer Stads - Schutterij, bij meerderheid van ftemL 4 men  ):( i68 )i( men aldaar wettig uitgebragt, tot znlk eene gewigtige zaak, als is het dislblveeren dezer Stads geheele Schutterij, en het creeeren van een gansch nieuwe te concurree ren, enkel ter contemplatie van eenige, fchoon daaronder notabele Perfoonen, maar echter weinige , in tegen - overhelling van het groot getal Burgeren dezer Stad, die allen hoofd voor hoofd, even zeer in het welzijn der Schutterije zijn gecohcerneerd , en waaronder een vrij grooter getal, niet minder reguard verdienende Burgers, een contrarie verlangen , tot confervatie namenlijk van de Schutterije bij hare form en conftitutie , heeft gemanifesteerd , terwijl uit het fülzwijgen der overigen, geenzins hunne onverfchilligheid, veelmin geneigthcid voor de disfolutie of casfatie van het Lichaam der Schutterij, waarvan zij Mede-Leden zijn, is aftcleiden, maar dat zij Heeren Gecommitteerden bereid en gequaïïriceèrd zijn om, wanneer vooraf vastftaat dat de Schutterij bij hare form en confiitütie geconferveerd blijve, op alle maniere mede te werken tot redres van alle de gebreken , daarin gevonden wordende, zoo als ten mecsten nutte van deze Stad en herftelliiTg van het onderling vertrouwen en lust binnen dezelve zal worden bevonden. Dat  X' 169 X Dat eindelijk, ingevalle , tegens verwachting , bij de Meerderheid dezer Vergadering, tot de disfolutie der tegenswoordige Schutterije en creatie van 24. nieuwe Compagnien mogte worden geconcludeerd , van dit befluit , alvorens daarvan door Heeren Gecommitteerden in het Befoigne over de Schutterije opening wierde gedaan, behoorde kennis gegeven te worden aan de Ed. Gr. Achtb. Vroedfchap dezer Stad, wier advis bij het vernieuwen van vorige en de nog vigeerende Ordonnantie op de Burger-Wacht is ingenomen , ten einde ook nu over dit onderwerp, waarvan niets minder dan het wel of kwalijk wezen dezer Stad zal dependeeren, van derzelver advis te dienen. Waarop gedelibereerd, en door de Heeren Gevers, Boogaert, Vingerhoedt en vander Goes, zijnde gedeclareerd, dat, naardien Commisfarisfen door de gecombineerde Vergadering benoemd waren , dezelven dan ook over hunne bezwaren de voorfz. Vergadering moeiten adieeren , dat zij zich mitsdien in geene deliberatie over deze materie voor alsnog zouden inlaatcn, en voorts protefteerden tegens alle de deliberatien, welke daarover bij deze Vergadering zouden worden gehouden ; hebben de Heeren de Loches, van Tzendoorn cn Havart, zich geconformeerd met het uitgeL 5 brag- t  X 170 X bragte Rapport van de Heeren Suermondt en Hoog, welke bij hetzelve hebben geperfifteerd , hebbende nog de Schepen Havart, met verzoek van inièrtie in de Notulen, overgegeven deszeifs fchrifteüjk advis, luidende als volgt: Edele Groot Achtbaren Heeren ! Cl)ver de Propofitien van de Heeren de Loches , van Tzendoorn en van Zuylen van Nyevelt, met de daar tegens gedane Aanteekening van de Heeren Gevers en Vingerhoedt, thans mijne gedachten moetende zeggen, kan ik niet voorbij mij te verwonderen over de fultenue daarbij gevoerd, en die dus thans allereerst in aanmerking moet komen, namenlijk: Dat voorgemelde Heeren , wegens deze Vergadering gecommitteerd, om met Heeren Gecommitteerden van Haar Ed. Gr. Mog. te examineeren de ingekomen Stukken tot redres van de Schutterije, zouden gecommitteerd zijn van wegens de. gecombineerde Vergadering, en derhalven, indien 'er poincten te berden gebragt werden, waarop een of meer Leden oordeelden niet gequalificee'rd te zijn, zulks alsdan door hun ter cognitie van de  X i7i X de gecombineerde Vergadering zoude moeten werden gebragt: Daar dusdanige fuftenue niet alleen niet kan bewezen worden, maar ook volftrekt inloopt tegen het oogmerk van de door deze Vergadering gedespieieerde Commisfie. Ik durve mij vrijmoedig beroepen op alle de Leden der Wethouderfchap, die gefungeerd hebben ten tijde dat de Commisfie voor het eerst benoemd is, of immer de Wethouderfchap gefuftineerd heeft, dat de verandering der Schutterij een poinct was, eigenlijk behorende tot de gecombineerde Vergadering, en of dezelve immer getoond heeft te begrijpen dat dezelve bevoegd was, om Keuren en Ordonnantiën dezer Stad te amplieeren, altereeren of annulleeren , ncmaar de Wethouderfchap heeft wel degelijk fiaande gehouden, dat het maken van Keuren &c. alleen aan deze Vergadering competeerde , maar om zoo veel mogelijk het misnoegen te zien weggenomen, en wetende den invloed van Heeren Gecommitteerden van Hun Ed. Gr. Mog, op een notabel aantal onzer Burgeren en Ingezetenen , heeft dezelve zich wel van dien invloed willen bedienen om met voornoemde Heeren Gecommitteerdens te overleggen, welke de gefchikfie middelen waren tot redres  X *7* X dres der Schutterij, vertouwende dat wanneer dit poinct eenmaal na genoegen zoude zijn afgedaan, het misnoegen grootlijks zoude verdwijnen, en het is tot dat einde dat deze Vergadering de bewuste Heeren Gecommitteerden benoemd heeft tot het beramen van middelen ter verbeetering van dezer Stads-Schutterij , hebbende dezelve echter nimmer van begrip geweest Ik beroep mij wederom op de voorfchreve Leden van de Wethouderfchap dat door die Heeren zoude worden geconcludeerd tot Poincten die de ganfche conftitutie van de Stad zouden omkeeren , zonder deze Vergadering vooraf daarin te kennen, en hier uit volgt dat de Wethouderfchap, te dier tijd nimmer geoordeeld heeft dat die Gecommitteerde Heeren met Heeren Commisfarisfen van Hun Ed. Gr. Mog. door het doen van Rapport deze zaak in de gecombineerde Vergadering zouden overbrengen , om daarna zulks aldaar te laten concluderen ; want om niet te zeggen dat het een con'ftant gebruik is, dat in de gecombineerde Vergadering maar tweederlei (temmen uitgebragt worden , (temmende daar altoos de geheele Wethouderfchap, of wel de Meerderheid van dezelve, voor het eene Lid, zonder dat de uiiTereerendeLeden van de  X 173 X de Weth zich ooit bij het advis van Heeren Gecommitteerdens hebben kunnen voegen , zoo is htt althans zeker dat 'er van wegens deze Vergadering flegts vier Leden ( en dus een derde gedeelte van de Vergadering) benoemd zijn , terwijl Heeren Gecommitteerdens drie Heeren en dus drie vierde of drie vijfde uit hun midden daartoe dispicieerende, eene disproportie die zoo groot is,, dat elk, die de zaak onpartijdig beoordeelt, overtuigd moet zijn, dat zulks enkel gefchied is om dat 'er nooit meer dan twee Leden in de gecombineerde Vergadering paroisfeerdcn , nadien men anders zeker zeven of negen Leden uit deze Vergadering zoude hebben behooren te benoemen, en men vastelijk begreep dat indien Heeren Gecommitteerdens eenige poincten mogten proponeeren, ftrijdig of althans bedenkelijk met de intentie dezer Vergadering, voorfchreve Commisfarisfen uit deze Vergadering daartoe nimmer zoude concurreeren, zonder alvoorens de meening of het; begrip van de Vergadering zelve op dat fujet verftaan te hebben. Indien het ook doorging dat wanneer eene Vergadering eens eene Commisfie had benoemd , dezelve Commisfie in Cas van verfchil zich niet mpgten addresfeeren bij hun-  X *74 X hunne Committenten voor en aleer zij Rapport doeil , waarom dan hebben Heereil Gecommitteerdens van Haar Ed. Gr. Mog. Eich zoo dikwils in Cas van verfchil bij derzelve hooge committenten gcaddresfcerd, terwijl het gefuftineerde dat de voorfchreve Heeren Commisfarisfen uit de Weth niet gecommitteerd zoude zijn door deze Vergadering, maar wel door de gecombineerde Vergadering, van zelve vervalt, als men nagaat dat nimmer de gecombineerde Vergadering over de benoeming dier Commisfarisfen gevoteerd heeft, nooit is aldaar eenige deliberatie deswegens gevallen , deze Vergadering heeft afzonderlijk derzelver Commisfarisfen benoemd, Heeren Gecommitteerden de hunnen , en daarvan alleenlijk aan de gecombineerdè Vergadering kennis gegeven, zonder dat 'er ooit door de gezamenlijke Leden of elk derzelver over de wederzijds , maar afzonderlijk gequalificeerde Heeren gevoteerd is, het welk alles door de Notulen kan bewezen worden. En hier mede overgaande tot het Poinct zelve , namcnlijk of de tegenwoordige Schutterij al dan vlet behoore vernietigd 'te worden, vinde ik mij verpligt vooraf ten fterkften te betuigen , dat het herftel der Schutterij mij zeer ter harte gaat, en ik  H i7S X ik niet nalaten zal tot derzelver verbetering alle mijne vermogen in het werk te ftellen, zoo als ik vertrouwe daar van reeds proeven gegeven te hebben, en waartoe de goedkeuring van zeer veele mijner MedeBurgers mij niet weinig aanmoedigt , uit overtuiging dat de welgewapende Arm der Schutterij het bolwerk van de vrijheid, en eene gepaste toevlugt tegens deszelfs belagers is , dan zoo zeer ik daar op gezet ben, zoo hartelijk verlange ik ook naar het herftel der rust, nadien ik nu van oordeel ben , dat de disfolutie van onze thans exteerende, en de oprigting van een nieuwe Schutterije geen volftrekt vereischte is tot bereiking van het eerde oogmerk, en ik vreeze dat de rust daar door zeer verre verbannen zou worden, zoo kan ik nimmer tot die disfolutie mijne toeftemming geven , maar vinde mij gedrongen rondelijk te declareeren : dat ik de ongelukkige gevolgen , die zulks naar mijn inzien hebben zou, niet genoeg apprehendeeren kan; mijne bedoeling ook in dezen, is de bereiking van het beste einde, en zoude om niemand, wie hij ook zij, en wat wegen men daartoe ook inlloeg, mij daarin laten te rug houden. Zoo immer, gevoel ik thans de verPh'gting, door mijn duurgezwooren Eed, op  X «7* X op mij gekomen, en het zou mij weinig haten de goedkeuring van Menfcheo te bejagen , indien ik van achteren mij deswegens te verwijten had, neen, Ed. Groot Achtb. Heeren, gelijk ik deze Post nimmer gezocht heb , en veel te warsch ben van om tijdelijke inzigten mijn geweten te bezwalken, dan dat ik door laffe vleijerij iets zoude toegeven dat ik begrijp tot prejudicie van het algemeen zoude ftrekken, zoo kan ik zonder achterhouden mijn gevoelen zeggen , en zoo men begrijpen mogt, dat ik gedreven wierd door eigenbelang, vermits ik zelfs Capitein van een der Burger-Compagnien ben, zoo verklare ik plegtig, dat offchoon ik de eer heb aan het hoofd te zijn van een der luisterrijkfte en bestgeoefl'endfteCompagnien dezer,Stad en ik van dezelve alle eer en vriendfchnp geniet , indien ik maar eenigzins begrijpen kon, dat de nederlegging van dien Post het algemeen voordeel en genoegen bevorderen zou, ik daartoe aauftonds bereid ben; ik hcrhale het, Ed. Gr. Achtb. Heeren, geen eigen belang, maar de behartiging van het ware Interest dezer.Stad, zoek ik mij ten doel te ftellen, en het is uit dat beginzel dat ik ten vollen overtuigd ben, dat, ja , de Schutterije moet verbeterd worden, en wel aan-  X i?7 X fcartrerkelijk verbeterd worden , maar ztilfcj kan , naar mijn begrip , gefchieden met behoud van de tegenswoordige conftitutie, en ik vleije mij , dat indien het Hoofdpoinct, namenlijk de bewaring van de Schutterij bij hare tegenswoordige form, eens gedecideerd en vasrgefteld zal zijn , 'er dan ook wel een voldoenend Plan van verbeetefing, tot wederzijds genoegen , zal kunneri gemaakt worden , waartoe ik mij gaarne wil verbinden ten kragtigften të zullen medewerken', en kau ik dus , als reeds gezegd 6 tot geène disfolutie van de Schutterij befluiten , vooral niet zonder alvorens het advis van de Ed. Gr. Achtb. Vroedfchap ót" zer Stad, die zoo zeer in derzelver welzijn geinteresfcercl, en altoos in de zakert van deze natuur gekend is, over die materie gevraagd te hebben , te meer daar ik mi| zeer levendig herinner, dat een van onze geachte Mede-Leden , bij gelegenheid vari de affchafïïng Van het Vrijcorps, gezegd heeft in fubflantie dat zijnEd* Cr. Achtb. onder anderen ook daarom daartoe geconcludeerd had, vermits dat Corps niet legaal was geërigeerd, als zijnde geweest buiten kennis van de Vroedfchap , ert zouden wij dan nu dezelfde fout wederom begaan , laten wij toch grondig en mee vi. deel, M vraac  ):( i78 ):( vrugt te werk gaan, waarlijk, Ed. Gr. Aclib. Heeren, bet ft uk is te gewigtig, en van een te ver vooruitzigt om hetzelve niet met alle accuratesfe te behandelen, waarom ik het gedrag van de Heeren de Loches , van Tzendoorn en van Zuylen van Neyvelt , als allezins voorzigtig en beraden , ten hoogften laudeere , en begrijpe deze Vergadering verpligt is, de voori'z. Heeren met een bepaalden last te voorzien, conformeerende mij voorts, wat het wezen der zaak betreft, met het gepra:advifeerde van de Heeren Suermondt en Hoog, op dit fujet, dezelve bedankende voor het uitgebragt rapport", en nadien ik vermoede dat onze deliberatien over dit point de aandacht van onze gantfehe Burgertje na zich trekt en ik gaarne overal mij zelve gelijk ben, verzoek ik dat dit mijn Advis in de Notulen dezer Vergadering moge geinfereerd worden. De Heeren de Mirell en Hubert, hebben gedeclareerd van gedachten te zijn, dat het aan Commisfarisfen vrijftond , in het gecombineerd Befoigne over de zaken, aldaar in deliberatie gebragt wordende, zoodanig te advifeeren als zij zouden oordeelen te behooren , en dat dezelve mitsdien in het bijwoonen der voorfz. gecombineerde Befoignes behoorden te continueeren, te meer,  X 179 X fileer, dewijl zij de faculteit hadden om zoodanig rapport of rapporten ulttébrengen , als zij raadzaam zouden meenen te zijn, en waarom zij Heeren de Mirell en Hubert begrepen , zulks geheel aan de voornoemde Heeren Commisfarisfen te moeten overlaren, en mitsdien voor alsnog zich omtrent het al of niet disfolveeren der Schutterij niet te moeten eXi'liceeren; en is dienvolgends, conform het gerapporteerde van de Schepenen Suermondt en Hoog^ goedgevonden en verft-aan, dat de Heeren Gecommitteerdens de Loches, van Tzendoorn en van Zuylen van Kyevelt voor derzelver gegeven ouvertures, wegens den (laat der Befoignes met Heeren Gecommitteerdens van Hun Ed. Gr. Mog. over het werk der Schutterije , zullen werden bedankt, gelijk dezelve worden bedankt mits dezen , en allezins gelaudeerd derzelver voorzigtige handelwijze daarin gehouden , van riamentlijk zonder uitdrukkelijke last dezer Vergadering niet te hebben geconcurreerd tot de disfolutie van dezer Stads tegenwoordige Schutterij, en het weder oprigten van 24. nieuwe Compagnien Schutteren , bij Hun Edele Mog. voorgeflagen, dat wijders de Heeren Gecommitteerdens uit deze Vergadering tot het Befoigne der Schutterij aullen worden verzocht en des nobds gelast, om in hetzelve namens deze Vergadering, aan Hee ren Gecommitteerdens van Htrri Ed. Mog. te declareeren , dat Hun Ed. Gr, Achtb. deze mateiie M 2 .-rij-  >( iSö ):( rijpelijk overwogen hebbende, niet kunnen fefbivecren, zich geenzins bevoegd houden , noch zich verantwoordelijk kunnen ftellen, om, tegens het daarop ingenomen advis van den Grooten Krijgsraad de?cr Stads Schutterij, bij meerderheid van ftemmen , aldaar wettig irtgebragt, tot zulk eene gewigtige zaak , als is het disfolveeren dezer Stads geheele Schutterij, en het creëeren van een gantseh nieuwe, te concurreeren , enkel en alleen, ter contemplatie van eenige, fchoon daaronder notabele Perfoonen , maar echter weinige , *n tegenoverdellii ge van het groot getal Burgeren dezer Stad, die alle hoofd voor hoofd even zeer in het welzijn der Schutterije zijn geconcerneei d, en Waaronder een vrij grooter getal niet minder regoard verdienende Burgers een contrarie verlangen , tot confervatie namelijk van de Stads Schutterije bij hare form en conftitutie, heeft gemanifelreerd , terwijl uit het ftilz wijgen der overigen geenzins hunne onverfchilligheid , veelmin geïieigtheid voor de disfolutie of ensfatie van het Lichaam der Schutterije , waarvan zij Mede-Leden zijn, is afteleiden, maar dat zij Heeren Gecommitteerden bereiden gequ&lificeerd zijn , om, wanneer vioraf vast ftaat dat de Schutterije bij hare form en conftitufie geconferveerd blijve , op alle manieren mede te weiken tot redres van alle dsrgebreken, daarin gevonden wordende, zoo als ten raeesten nutte van deze Stad, en hcrflelling van  X »8i x van het onderling vertrouwen en rust binnen de» zelve , raadzaam zal worden bevonden. En dat van dit gerefolveerdc aan Heeren Gecommitteerden voornoemt Extract zal worden gegeven , ten einde door hun van hetzelve in de to houdene befoignes het nodige gebruik vverde gemaakt. En hebben de Heeren Gevers, Schout, en do Burgemeesteren Boo°aert, Vingerhoedt en vander Goes, tegens de voorenftaanJe llefohuie geprotelleerd, van nulliteit, waartegens de Schepenen de Loches, van Tzendoorn, Havart, Suermondt en Hoog, derzelver contra-Protest hebben gerefert veerd, (Onder ftond) Geëxtraheerd uit de Refolu» tien van de Ed. Gr. Achtb, Heeren van de Weth der Stad Rotterdam , en , na gedane Collatie-, is deze daar mede bevonden te accorde* ren, op heden den n. Fq« bruarij 178Ó. Bij mij als Secretaris. ( Geteekend ) Wi W, im Mtrtht. Ma EX*  ):(■ x82 );( H. 3, EXTRACT uit de Refo¬ lutien van de Edele Groot Ach: bare lieer en van de Weth der Stad Rotterdam. Vergadering van de PVeth, gehouden op Dingsdag den 11. October 1785. Prafet.t, alle de Heeren en den Secretaris van Nyeveit. ÜlXct getefolveefde van de voorgaande Vergadering is gerefnmeefd, en, na voorgaande deliberatie, gehouden voor gearresteerd. De Heer Gevers heeft ter Vergadering in fcriptis overgegeven de navolgende Aanteekening: jDe Heeren Gevers, Schout, en Bosgaert, Vingerhoedt en vander Goes, 15urgemeésteren, tegen de prauenfc Refolutiè van den 20. September 1785. hebbende geprotefteerd van nulliteit, verzoeken dat ten Regilter van deze Vergadering nader op hunnen naem worde aengeteekend, dat zij alsnog pèrfiftèereh bij de Conduite, zoo als  X i83 X als die ten zeiven dage door den Heer Gevets is opgemaekt, n apen lijk: Dat het voorftel van den Meer de Loches en van Tzendoorn, om het goedvinden en de duidelijke gemanifesteer.de intentie van de Weth te mogen vernemen, hoe zich in de befoignes der Commisfie van de gecom bineerde Vergaderinge, omtrent het poinct van een disfolutie der Schutterije, en het oprichten van 24. nieuwe Compagnien , te gedragen , alleen door die Heeren , nevens de Heeren Havart, Suermondt en Hoog, en dus door vijf Leden was gegouieerd. — En dat daertegens door de voornoemde Schout en drie Burgemeesreren , (zijnde de vierde Heer Burgemeester abfent) was gevoteerd , dat over bet voorfchreve poinct nimmer, en door de Schepenen de Mirell en Hubert, dat daar over voor alsnog, in de Wetli, niet behoorde te worden gedelibereerd. En dat dus die zes Heeren eenftemmig hadden begrepen, dat aen de Heer de Loches, cum fuif, de verzochte Inftructie op dien tijd bij deze Vergadering niet koude of behoorde gegeven te worden, en dat dus de Propofitie van dien Heer bij de Meerderheid van zes tegens vijf ftemroen was gedeclineerd. — Doch dat die vijf Heeren bij de Refolutie abufivelijk hadM 4 den  X i84 x den gefuftinecrd, dat hunne (temmen alleenlijk moesten worden gefield tegen die van de Heeren de Mirell en Hubert, en dus de Meerderheid hadden uitgemackt, dewijl de vier andere Heeren zich in die deliberatien niet ingelaten, maer beweerd hadden, dat daer over in de Weth niet gehandeld behoorde te worden. Doch dat die captieufe opvatting van de gezegdens der Heeren Gevers, Boogaert, Vingerhoedt en vander Goes, van zelve vervalt, en van allen grond ontbl »ot is, dewijl die Heeren zich geconformeerd hebben met de fchriftelijke Aanteekening door den Uccr Gevers, en Vingerhoedt* op den 17. overgegeven, en niet het geadvifeerde van den Heer vander Goes. —— wélk een en ander geenzins inhield een weigering om te delibereeren over de vraeg wat op het voorftel van dén He*r de Loches, cum fuis, moede warden gerefolveerd, ,, maer in tegendeel een duidelijk votum , " dat de bedenking in die Propofitie vervat was te prematuur (NB. het zijn de eige woorden van den Heer vander Goes; zoo als die in de Notulen van 20. September zün gefield) 'en voor a.snog geen object der overwetging van deze Vergadering kunnende zijn, dan ook niet behoorde in deliberatie gebragt te Vyor.  X ?85 X ssrorden, gelijk ook de Heeren Gevers en Vingerhoedt, in derzelver voorfz. Ae»teekening, mede zich niet hadden ontmakken, om over het voorltcl van den Heer de Loches, cum fuis, te voteeren , maer in tegendeel zich over de merite van dien uitgelaten en gedeclareerd hadden : Niet te zullen treden in eenige deliberatie of Refolutie van deze Vergadering, welke (trekken zoude NB. om vooraf tc bepalen het goedvinden en de duidelijke gemanifesteerde intentie van de Wuli, hoe -de Gecommitteerdens zich in xierzelver Befoignes zouden moeten gedragen : En dus perfect het zelfde , het geen met andere woorden door de Heeren de lïlaell en Hubert was gedeclareerd, in dezer voe- ge; Dat het aen Commisfarisfen vrijftond, in het gecombineerde befoigne over de de zaken aldaer in deliberatie gebragt wordende, zoodanig te advifeeren als zij zouden oordeelen te behooren, en dac dezelven mitsdien in het bijwoonen der voorfz. gecombineerde befoignes , behoorden tecontinueeren , ie meer dewijl zijds faculteit hadden, om zoodanig Rapport of Rapporten uittebreugen , als zij nedzaem M 5 20 u-  X i85 ):( zouden menen te zijn , en wacrom zij Heeren de Mirell en Hubert, begrepen zulks geheel aen de voorfz. Heeren Commisfarisfen te moeten overlaren , en mitsdien voor alsnog zich omtrent het al of niet disfolveeren der Schutterije niet te moeten expliceeren: al het welk ten kortften is uitgedrukt. En de woorden van de Heeren Gevers en Vingerhoedt, Dat zij nevens de Heeren de Loches, van Tzendoorn en van Nyeveldt, niet tot een uitvoerend Committé van de Weth, in plaets van een vrij advifeerend Committé van het gecombineerde Colleue, berfchapen moesten worden. Dat wijders, al ware het eens zoo geweest dat de meergemelde vier Heeren zich op niets ingelaten , en alie deliberatien over bet voorftel van den Heer de Loches, cum luis, geweigerd hadden, dan nog maer door de Meerderheid der Heeren Havart Sueimondt en Hoog, tegen de Heeren de Mirell en Hubert, had kunnen geconcludeerd worden. Dat de Heer de Loches en van Tzendoorn, (die met geene voegzaemheui konden medéftemmen om zich zeiven dat compliment toetezwaijeu) moesten worden  ):( i87 ):( den bedankt en gelaudeerd over derzelver voorzigtige handelwijze daer inne gehouden , van namenlijk, zonder uitdrukkelijke last dezer Vergadering, niet te hebben geconcurreerd tot de disfolutie dezer Stads Schutterij, eh het weder oprichten van 24. nieuwe Compagnien Schutteren. £11 dat dienvolgende de gezamenlijke Gecommitteerdens zouden moeten worden voorzien van een bepaelde Last of Inftructie hoe zich op die matirie te gedragen, —■ maer dat over het arresteeren van dien last dan echter nog niet geconcludeerd, maer een nieuwe en opzettelijke deliberatie gehouden had moeten worden, om dus aen de abfente Heer Burgemeester van Alphen gelegenheid te geven , zich, des goedvindende, alsnog over die gewigtigezaektcexplicecren, als zijnde het geen nu in de extenfie der pratenfe Pvefolutie gevonden wordt, eene volftrekte onwaerhcid , namelijk : Dat Hun Edele Gr. Achtb. , deze materie rijpelijk overwogen hebbende, niet kunnen refolveeren, zich geenzins bevoegd houden , noch zich verantwoordelijk kunnen ftellen om, tegens het daerop ingenomen advis van den grooten Krijgsraed èaztv Stads Schutterij, bij meerderheid van  van (temmen , aldaer wettig uitgebragt, tot zulk eene gewigtige zaak, als is het disfolveeren van dezer Stads Schutterije , en het creëeren van een gantsch nieuwe a te concurreeren , ccc. Het kan waer zijn, dat de vijf voor-? zittende Heeren Schepenen deze materie zoo rijpelijk overwogen hebben, maer die zal dan gefchied zijn op een andere tijd en piaets dan in de Vergadering van de Weth, den 20. September gehouden , in welke piets anders behandeld is , noch behandeld heeft kunnen worden, dan de vrage, of het voordel van den Heer de Loches goedgekeurd of gedeclineerd moest worden, eii dus of aen de Commisfie een bepaelde last gegeven moest worden of niet ?maergeenzins waer die bepaelde last in moest beftaen, veelmin of dezelve moest (hekken tegen de disfolutie der Schutterije , het welk door de Heer de Loches, turn fuis, ook niet voorgelleld, maer in medio gelriten was. Zes van de £/ƒ prefente Leden hebben wel verre van die materie rijpelijk te hebben overwogen , duidelijk gedeclareerd zulks, riet gedaen te hebben, en zich daerover voor als nog niet te kunnen expliceercn ,-— jjjj zijn het ook "iet eeus gevyeebt daerin ,  X **9 X dat de Commisfie eerst moest hebben gs> defungeerd en rapport gedaen, alvorens die materie in deliberatie kende komen, en het zou dus de uitterfie ongerijmdheid zijn hen te willen obtrudeeren , dat zij (zes Heeren ) door vijf andere zoude zijn overfiemd of vervangen , en alzoo in hun recht van Hemmen verkort, omtrent eene materie , waerover zij niet hadden gedelibereerd; en ten dien dage niet verpligt waren te delibereeren, als niet hebbende geweten noch kunnen voorzien, dat bij het rapport der Heeren Suermondt en Hoog, een voordel zouden worden gedaen, zich verder uitftrekkende dan dat van de Heer de Loches, cum fttis, over het welk maer alleen gedelibereerd moest worden. Hiermede de notoire nulliteit der prctenfe Refolutie van den 20. September genoegzaem betoogd houdende, vinden de voorfz. Heeren zich verpligt alsnog te 'mfteeren , dat dezelve nader gerefumeerd, en de Extenfie geredresfeerd worde, zoo als de Conelufie door den Heer Gevers, als Pradident , wettig is opgemaekt , namelijk: Dat 'er bij de Weth geene deliberatien over de disfolu ie of reforme der Schutterij voor alsnog kunnen vaiien. Ee-  X ipo X Eene conclufie, door welke niemand dei' Leden van deze Vergadering eenige prejudicie toegebragt , of verhinderd zal worden in alle zoodanige fuftenuen of opinien , als door ieder refpective, omtrent het disfolveeren of reformeeren der Schutterij zoude mogen worden gefoveerd , en waerdoor dan ook uit den weg zal kunnen geruimd worden de discusfie van het geen door den Heer Visfcher, uit naem van het meerdergedeelte der Heeren Gecommitteerdens van die Vergadering , concerneerende de Redresfen in de Burger-Schutterij, op den 30. September, en door den Heer de Loches, uit naem van het mindertal derzelve Heeren Gecommitteerden, op den 5. October laetstleden, is gecommuniceerd , waeromtrent zij anders genoodzaekt zijn, conform het Rapport op den 8. dezer door den Heer Vingerhoedt, in naem van den Heer vander Cees, uitgebragt, te voteeren, dat deze Vergadering zich behoort te conformeeren met her geen door Hun Ed. Mog. is geadvifeerd namelijk: Dar aen de Heeren, die bij Refolutie der gecombineerde Vergadering van dato 4. Meij dezes jaers, zonder eenige bepaeling, Zijn verzocht en gecommitteerd, omme de Stukken, het Redres der Schut- . te-  X w X terij concerneerende, te examineeren, eQ die Vergadering te dienen van derzelver confideratien en advis, de volkomenfte vrijheid behoort te worden gelaten, omme daerover te delibereeren, en zoodanig rapport ter overweeging van dezelve gecombineerde Vergadering uit te brengen , als zij zullen vermeinen te behooren , zonder zich daerin door een praetenfe Refolutie van de Weth, welke de Commisfie aen de gemelde Heeren bij de gecombineerde Vergadering gegeeven , niet kan limiteeren, te laten ophouden, of op dezelve eenig reguard te nemen. De redenen van dit hun votum, zijn dezelven welke door de Heeren Gevers en Vingerhoedt, op den 17. .September reeds geadduceerd en in de Notulen aengeteekend zijn, en welke niets van hun kragt verlooren hebben door de raifonnementen bij het Rapport van de Heeren Suermondt en Hovgy van den 20. September vervat, noch ook door de verwondering en declamatie van den Heer Havart, welke die Heer, om aen zich zelve overal gelijk te blijven, in de Notulen heeft doen infereeren, fchoon de vijf Heeren, Gevers, Vingethoedt, de Loches, van Tzendoorn en van Nyevelt, afzonderlijk door de Weth gedespicieerd, genomineerd, of  X X bf zoo men wil gecommitteerd zijn , ('effen gelijk de Heeren van Halteren, Vhfchcr, P'Wet'/ 7f«r$f en Baelde, door Hun Edele Mög,) zijn echter die benoemingen in de gecombineerde Vergadering niet enkel gecommuniceerd, maer eigenlijk geaeeomplifeerd, tot ft and gebragt of in eene Refolutie van dezelve gecombineerde Vergadering geconverteerd, en daer door zijn die negert Heeren géworden de Gecommitteerdens van dat gezamentlijk Collegie, —— het welk dierhalven dan ook alleen bevoegd is, die Commisfie te veianderen, amplieercn, beperken , en rcvocecren , dit, en niet het tegen gefield gevoelen van de Heeren Suen fn.cn It en Hoog, volgt uit der? aert en natuur der zaken dat Collegie beftaet uit twee afzonderlijke en op zich zelve ftaende corporatien , welke ieder maer eeti votum kunnen uitbrengen, en dus elkander niet ovcrftemmen het is zoo • en zij konden dus elkander niet conftringeren zulk eene Commisfie te decerneeren s maer zoo dra dit gefchied is, zoo dra zij daerin overeengekomen zijn, kan een dier Corporatien op zich zeiven, dit niet meer veranderen, limittccren, of revoceeren s zoo min 'als eenige andere te famen genomene Refolutien. Dat  ' X *93 X Dat echter aen elke dier Corporatien de faculteit overblijft, om de van hare zijde benoemde Gecommitteerdens ouvertures van den ftaet der Befoignes te vragen, kan toegeftaen worden, dewijl zulks niet van derzelver Commisfie derogeerd, noch hinder toebrengt aen den last der gecombineerde Vergadering, maer dat het ieder van die Gecommitteerden zoude vrijftaen, om zoo dikwils en wanneer hij zulks goedvindt zijne Committenten te adieeren, eiucidatie omtrent de uitvoering derzelver, en de bedenkingen hem daerin voorkomende, te vragen, en diergelijk, kan men zoo gene- rael niet admitteeren, in Commis- fien tot de Executie van iets, dat bij de Committenten reeds gerelblveerd of geordonneerd is, kan dat wel eens plaets hebben , maer zekerlijk niet in Commisfien alleen tendeerende om iets te examineeren , en de Committenten te dienen van confideratien en advis dewijl dezelve door zoodanige ruggefpraken geheel infructueus, en de Committenten , die geadvifeerd begeeren te worden, dan eigenlijk de Advifeuri zouden worden, en zeiven zouden moeten prepareeren dat gunt, waertoe zij, ter bekorting van den tijd en moeite, Gecommitteerden hadden aengefteld. VI. DEEL. N NH  X m ):( Nu is de Commisfie, welke aen de negen Heeren , waeronder de Heeren de Loches., van Tzendoorn en van Nyeveli zich bevinden, is opgedragen, nier gelast om iets iiittevoeren, of tot (land te brengen , maer alleen om te examineeren en advifee- ren e» het is dus geenzins van zoo veel gewigt, als men zich fchijnt te imagineeren, hoe het Rapport van die Heeren , of de Meerderheid derzelve , uitvalle dat elk Lid derzelve in de Vergaderingeven eer:s zal (temmen als hij in de Commisfie geadvifcerd heeft, gaet niet door, niemand is onfeilbaer, en niemand die wel denkt, zal zich fchamen zich door een ander te laten overtuigen en van zijn advis aftegaen; in alle Collegien ziet men daervan niet zelden treffelijke voorbeelden de fuppo- fitie, dat men uit de Advifen der Gecommitteerdens in het Befoigne kan opmaken , hoedanig votum in de gecombineerde Vergadering ftaet te worden uitgebragt is dus niet zeer kiesch ■ en doet weinig eer aen hem die zoo denkt. — Maer .... al ging ze door wat prejudicie kan zulks toebrengen aen dit Collegie, hetwelk in het gecombineerde eene Stem van de twee heeft, en dus niet overftemd kan worden aen de zijde van Hun Ed. Mog. » is  X 195 ):( is het waer, dat de Heeren Commisfarisfen de Meerderheid uitmaken, en dus de Stem dier geheele corporatie kunnen geneeren maer in de Weth heeft het tegendeel plaets, 'er zijn uit de elf maer vier Heeren (behalven den Secretaris) gecommitteerd , door welke de agt overige nooit kunnen overftemd of gevergd worden zich met derzelver Pra? - Advis te conformeeren , en de aritmethica Rekening van de disproportie tusfehen een derde van de eene en drie vierde, of drie vijfde van de andere corporatie, «pereen: dus niet in nadeel, maer wel grootelijks iu voordeel van het Collegie van de Weth, het welk dit boven Hun Ed. Mog. vooruit heeft , dat hare Gecommitteerdens in het Befoigne degroote Meerderheid der andere Heeren kunnen, overrede» en in hun gevoelen overhalen, terwijl deze dat vermogen maer op een derde en dus op At Minderheid van de Weth kunnen oéffenen, welks Meerderheid dus vrij blijft, om zulk een finael befluit te nemen als haer raedfaémst voorkomt. Actum Rotterdam deu n. October 1785. ( Geteekend) 'P. Gevers. p. Boogaert. jFacob Herman Vingerhoedt P. J. v, d. Goes. tik De  )•'( i9« K De Heer van Alphen , Burgemeester , heeft zich met de bovénftaende Aenteekening geconformeerd, en gedeclareerd zich mede bij dezelve te voegen. De Heeren de Loches, van Tzendoorn , Havart, Suermondt en Hoog, hebben tegens de vorenftaende Aenteekening, hunne Contra - Aenteekening gereferveerd. Ingevolge en ter voldoening van de Refolutie dezer Vergadering van den 4. dezer, in deliberatie zijnde gelegd de communicatie door den Heer Visfcher, mitsgaders het Advis, daarop door Hun Ed. Mog. op den 30. September laatstleden, ter gecombineerde Vergadering uitgebragt , en bij Haar Ed. Gr. Achtb. overgenoomen, gelijk mede de communicatie door den Heer de Loches op den 4. October daaraan volgende ter gecombineerde Vergadering gegeven, en gelet op de refpective Rapporten zoo door den Heer vander Goes, als door de Heeren Suermondt en Hoog, op laatstleden Saturdag, deswegens, ingevolge de Refolutie van den 1. dezer, ter Vergadering gedaan, hebben de Heeren Gevers, Boogaert, van Alphen, Vingerhoedt , vander Goes, de Mirell en H'bert gedeclareerd, vaft gedachten te zijn, dat de Refolutie van den 20. September' laatstleden , behoort te worden gerevideerd en geredreslëerd, en voorts verklaard, dat 'er bij deze Vergadering geene deliberatie over de disfolutie ofte ïeforme der Schutte-  X 197 X terije voor als nog kan vallen, en hebben gemelde Heeren wijders, conform het gerapporteerde van den Heer vander Goes, waar bij gemelde Heer heeft geperfifteerd, zich geconformeerd met het Advis van Hun Ed. Mog. De Heer Havart heeft ter Vergadering infcriptis overgegeven zijn Advis, luidende als volgt: Edele Gnot Achtbare Heeren! "^K^anneer ik, op den 20. September jongstleden, mijne gedachten rondborftig hebbe gezegd op de Propofitie van den Heer de Loches, cum fuis, heb ik in het begrip geweest, dat reeds door deze Vergadering gedecideerd was, dat het Adres van voornoemde Heer te regt aan deze Vergadering gefchicd was, immers die Propofitie wierd door agt Leden, en dus door een groote Meerderheid van de Vergadering commisforiaal gemaakt, en het was op dien grond, dat, hoe afkeerig ik anders ook ben om prematuur mijn gevoelen te uitten over een zaek,daer het onderzoek nog niet van voltrokken was, ik niet van mij konde verkrijgen om mijne Medeleden in verlegenheid te laten, en dezelven mijn advis te weigeren. N 3 Ik  ):( i98 ):( Ik heb dus wel zorgvuldig getracht alle perfonalitciten te vennijdcn, maer nogtans mij verplicht gevonden, voor de vuist te verklaren , dat ik van oordeel was, dat de Gecombineerde Vergadering niet bevoegd was, om Keuren en Ordonnantiën dezer Stad te altereeren, amplieeren, of annulleeren , alsmede dat de Gecommitteerden Heeren tot het beramen der middelen tot het redres van de Schutterij, nimmer door de Gecombineerde Vergadering benoemd waren, wam, offchoon iknietontkennedat uit dt Notulen van de Gecombineerde Vergadering, datis 4. Meij, fchijnt te blijken , dat 'er in die Vergadering op dat fuject gedelibereerd is, zoo is het niet te min zeker , het geen eik der Leden weet, dat toen ter tijd , zoo min als ooit, in die gecombineerde Vergadering deswegens eenige deliberatie over dat poinct gevallen is, veel minder dat aldaer over de te benoemene Commisfarisfen zoude gevoteerd zijn, nemaer de Leden van de Weth hebben daer over afzonderlijk gedelibereerd , en hunne Gecommitteerdens benoemd en gequaliliceerd , en welk naer mijn inzien, zoo duidelijk is, dat na het gemelde behoorlijk-te hebben Overdacht, alle twjjffeling moet vervallen. Ik heb uit dien hoofde ook niet gefchroomd vrij-  X 199 X vrijmoedig te zeggen, dat ik begreep de Commisfie niet tendeerde tof een volftrekte disfolutie van de Schutterij: maer wel tot een geheele verbeetering van dezelve, en heb toen ter tijd mijne gedachten over dat onderwerp openhartig gezegd, waervan het gevolg was , dat vijf Leden van die agt , in hetzelve denkbeeld ftaende , de Conclufie aldus is opgemaekt, terwijl de andere vier Leden verklaerd hadden , over dit poinct in deze Vergadering niet te willen delibereeren. Het kan mij dus niet anders dan gevoelig treffen, dat zoodanig eene Refolutie met de naem van informeel befiempèld wordt, is het toch om de zaek dat dezelve niet ter Cognitie van de Vergadering behoorde ; waerom hebben dan agt Leden dezelve commisforiael gcma;kt, daer zulks niet hadde kunnen gefchieden, indien de zaak 'er niet hoorde, en is om het getal der Leden, die de Conclufie hebben helpen formceren , zulks dan niet nog vreemder? daar de Refolutie van Haar Ed. Gr. Mog. zelve, van 22. December 1784., met negen Leden (en dus Jook de Minderheid van die Vergadering, als men nagaat dezelve uit negentien Leden beftaat) tot effect gebragt is. N 4 Uit  ):( aoo ):( tJit welk een en ander volgt, dat ik, zat ik mijn zeiven gelijk zijn, mij thans wederom met net Happart van de Heeren Suermondt en Hoog , wat het wezen der zaak betreft, moet conformeeren, dezelven bedankende voor hunne genomcne moeiten , verklarende niet te min ten fterkften, dat het 'er zoo verre af is, dat ik de vrije deliberatien van Heeren Commisfarisfen zoude willen ftremmen, dat ik in tegendeel begrijpe, dat het aan dezelven geheel dependcert, omme over het ftuk , deverbeetering der Schutterij concerneerende, zoodanig te delibereeren, en een zoodanig Rappoit uit te brengen, als zij in gemoedezullen oordeelen te behooren, terwijl ik hartelijk wenfche, dat zulks zoo mag uitvallen , dat 'er de rust van deze Stad, en het onderling genoegen door zal worden herfteld , gelieft men nu deze mijne rondborstige Verklaring als declamatien te benoemen, ik zal dit niet beantwoorden, maar mij getroosten, als een eerlijk Man mijn pligt betracht te hebben. Rotterdam den n. October 17S5. ( Was Geteekend) Adrianui Havart. Voorts  X ):( Voorts heeft gemelde Heer Havart, benevens de Heeren de Loches en van Tzendoorn, zich geconformeerd met het Rapport van de Heeren Suermondt en Hoog, die daarbij hebben geperfifteerd. En is mitsdien bij de Meerderheid goedgevonden en verftaan, dat de Refolutie van deze Vergadering van den 20. September laatstleden, nader zal worden gerefumeerd, en de extenfie geredresfeerd ; en dienvolgende als nu verklaard, dat 'er bij deze Vergadering voor als nog geene deliberatien over de Disfolutie of Reforme der Schutterij kunnen vallen , en dat voorts aan de Heeren , die bij Refolutie der Gecombineerde Vergadering van dato 4. Meij dezes jaars , zonder eenige bepaling, zijn verzocht en gecommitteerd, omme de Hukken, het redres der Schutterij concerneerende, te examineeren, en die Vergadering te dienen van derzelver confideratien en advis, de volkomenfte vrijheid zal worden gelaten, omme daarover te delibereeren, en zoodanig Rapport, ter overweging van dezelve Gecombineerde Vergadering, uit te brengen, als zij zullen vermeenen te behooren, welk gerefolveerde is gehouden voor gerefumeerd. De Heeren de Loches, van Tzendoorn, Havart , Suermondt en Hoog, hebben verklaard , dat zij iubxreerende de Refolutie , op den 20. September laatstleden , wettig geN 5 no-  X *02 X nomen , niet hebben geconcurreerd tot het nemen der bovenftaande Refolutie, maar die wei expresfelijk te eontradiceeren, en tegens dezelve hunne Aanteekening te referveeren. Nog heeft de Heer Gevers voorgedragen, dat naardien de twee Misfivens, op den 4. dezer ter Vergadering ingekomen, provifioneel waren aangenomen voor Notificatie, hij als nu van gedachten zoude zijn, dat op die, welke ten name van Burgemeesteren en Vroedfchappen dezer Stad was gcfchreven, zoude behooren te worden gerefcribeerd, en bij de cerfie gelegenheid verzonden; Dat hij ten fine voerfchreven had geformeerd een essentie, om te dienen tot Antwoord op dezelve: welke Refcriptie door de Heer Gevers voorgedragen-zijnde, en de Heeren Boogaert, van Alphen, Vingerhoedt, vander Goes, de Mirell en Hubert, zich met den inhoud van dezelve hebbende geconformeerd, en in de verzending geconfenteerd; en is gemelde Refcriptie op voorflag van den Heer Gevers, aangezien de mogelijkheid dat eenige der bovengemelde Heeren bij de aanftasnde Vergadering konden abfent zijn , door de gemelde Heeren ter Vergadering geteekend, en voorts door den Heer Gevers gedeclareerd zijnde, dat hij aan de overige Heeren de vrijheid liet omme zich bij de gemelde Refcriptie op  ):( M3 ):( op aanftaande Saturdag te kunnen voegen; is mitsdien goedgevonden en verftaan, dat van wegens 'deze Vergadering op aanftaande Maandag aan de Vroedfchap dezer Stad , in Antwoord op derzelver Misfive van den 3. dezer, zal worden toegezonden de naarvolgende Misfive , &c. (*). ( Onder ftond) Accordeert met de voorfz. Refolutie. ( Lager ftond ) Bij mij als Secretaris. ( Was geteekend ) W, W. van Merckth (*) Zie de*e Mislive in het Vierde Deel, bladzijde 417. EX-  X oo4 X H- 4 EXTRACT uit de Refo¬ lutien van de Ed. Gr. Achtb. Heeren van de Weth der Stad Rotterdam. Vergadering van de Weth gehouden of Saturdag den a4. December 1785., prefent alle de Heeren en de Secretaris van Nyevek. gerefolveerde, &c. De Heer Gevers heeft ter Vergadering voorgedragen , dat, naardien de twee Misfives ter laatfler Vergadering ingekomen, provifioneel waren aangenomen voor Notificatie, hij- als nu van gedachten zoude zijn, dat op die, welke ten name van Burgemeesteren en Vroedfchappen deze Stad was gefchreven, zoude behooren te worden gerefcribeerd, en bij de eerfte geleegenheid verzonden, exhibeerende gemelde Heer Gevers tevens, om te dienen tot antwoord op dezelve, eene extenfie geteekend, zoo door hem als door de vier Heeren Burgemeesteren, benevens de Schepenen de Mirell en Hubert, zijnde van den volgenden inhoud, (*). Wel- '(*> Zie deze Refcriptie in het VdeDeel, bhdz. 207.  X *°5 X Welke extenfie bij de Heeren Gevers, van Alphen , Vingerhoedt, vander Goes, de Mirell en Hubert zijnde gearresteerd en voor gerefumeerd gehouden , en voorts gerefolveerd dat dezelve hi\ eerfte gelegenheid, als eene Misfive dezer Vergadering , aan de Vroedfchap zal worden toegezonden, hebben de Heeren de Loches, van Tzendoorn, Havart , Suermtndt en Hoog, van dezelve verzocht Copie, en voorts , met inhaefie van hun bevorens gemanifesteert begrip omtrent dit onderwerp, gedeclareerd tot het arresteeren en verzenden van bovengemelde refcriptie niet te kunnen coueurreeren of zich omtrent den inhoud van dezelve te kunnen expliceeren, maar aan zich te referveerert om in de Notulen dezer Vergadering te doen infereeren zoodanige refcriptie, als zij voor hun, in antwoord op de bovengemelde Misfive van de Vroedfchap , zu'len gevoeglijk oordeelen. ( Onder ftond ) Accordeert met de voorfz. Refolutien. ( Was geteekend) IV. tV. van Berckel. D E-  X ^6 ):( £ DECLARATOIR van de Vroedfchappen Mrs. C: vander Staal en P. Cornets de Groot. Ondergeteekende Raden in de Vroedfchap vander Staal tri Cornets de Groot, met verwondering uit de Misfive van Heeren Burgemeesteren aan Hun Ed. Gr. Mog. op den ro. Januarij dezes jaars gefchreven, gezien hebbende, da; Hun Ed. Gr. Achtb. het in dier voegen doen voorkomen, dat de last, aan Heeren Gedeputeerdens den 9. dier maand gegeven , alleenlijk afkomftig zoude zijn van elf Heeren Vroedfchappen, waaronder zij ondergeteekenden hunne namen niet genoemd vinden, declareeren hiermede, dat, daar zij op den 2. Januarij met dertien Heeren Vroedfchappen (vraar bij de Heer S'Escürtj zich naderhand ais veertiende gevoegd heeft) hadden helpen refo'veeren, om wegens die zaak ten fpoedigfte een addres aan haar Ed. Gr. Mog. te maken, de last op den 9. Januarij gegeven , alleenlijk als een fequeele der voorige Refolutie kan worden aangemerkt, en dat zij Ondergeteekenden dus zich compleetelijk voegen C» gehouden moeten worden als zich gevoegd te heb-  hebben fliet de voornoemde last, aan Heeren Stads Gedeputeerdens op den 9. Januarij gegeeven. C Was geteekend ) C. vonder Staal. p. Q, de Groot (Onder ftond) Accordeerd met deszelfs Origineel. (Lager ftond) Bij mij als Secretaris." (Was geteekend) W. fV. van Berckell  X *o8 X L. i. (*). WETH den 10. Janua¬ rij 1786. e Schepenen de Loches, van Tzendoorn , Stiermondt en Hoog, geprotefteerd hebbende tegen de conclufie door zes hunner Mede-Leden, namelijk de Heeren Gevers, Schout, Boogaert, van Alphen, Vingerhoedt en vander Goes, Burgemeesteren, en Hubert, Schepen, in deze Vergadering op den s8. December 1785., op het verzoek van den oud Schepen Hubert, cutn fuis, geformeerd, om de twee overige Leden, de Heeren Schepenen Havart en de Mirell, uit hoofde van derzelver qualiteiten als Capiteinen, te excludeeren van in gemelde Vergadering te voteeren , op de Rapporten en het Plan, concerjaeerende het werk der Schutterij. Als mede tegen de Refolutie , door de voorn, zes Leden genomen met relatie tot de voorn. Rappoiten en Plan zelve. En voorts op de twee volgende dagen tegen de Re- (*) D; Bijlagen K. 1. en i., reeds in het Vijfde Deel, de Eeifte bkdz. 343, en de Tweede bladz. 361, geplaatst zijnde, worden de/elven hier achter wege ge: laten, en den Lezer derwaaids geweien.  Refolutien $ als vooren uitgebr>j zoo nopens het verzoek op den 29. December 1785., door den oud Schepen de Groot, cum fuis, aan deze Vergadering gedaan , als wegens de Publicatie der gerefolveerde disfolutie van dezer Stads Schutterij , in de Vergadering van den 30. December gearresteerd-. Alles breder te zien in de Notulen van deze Vergadering onder de voorn-, datums : Vinden zich in de onaangename noodzakelijkheid om tot hunne decharge, en ten einde zich bij de pofleriteit onopfpakelijk te ftellen wegens de funefte gevolgen,' welke uit de allezins illegale handelwijs hunner |genoemde zes Mede - Leden voor de rust en welvaart dezer'Stad te duchten ftaan, en tot juttificatie van hunne wettige demarches, daar tegen gehouden, in de Notulen vatt deze Vergadering te doen infereeren het navolgende : Dat, offchoon het zeker is, dat de Vergadering van dit Collegie extraordinair belegd was tegen den 28. December 1785., om te dciibereerert of befoigneeren op het fubject der Rapporten j ter gecombineerde Vergadering van dit Collegie met Heeren Gecommitteerden van Hun Ed. Gr. Mog., door de Heeren Commisfarisfen tot het werk der Schutterij ingebragt, en van het Plaii daar nevens door de Meerderheid van het befoigne overgegeven en om vervolgens het vu DEeu O re-  >.( 216 >( refultat van die deliberatien op den 30. December over te brengen ter welgemelde gecombineerde Vergadering , het niettemin zeker is en vastgeÜleld moet worden, dat alle de Leden van deze Vergadering in het eenparig begrip zijn geweest, dat die deliberatien zouden worden gehouden in pleno Colïegio , door alle de Leden , immers dat die allen daartoe geconvoceerd waren, gelijk dezelven almede, zonder uitzondering, ja zelfs zonder eenigen fcbijn van recufatie of «xclufie van iemand tot hiertoe bij de gchoudene deliberatien over het werk der Schutterij hadden geadfifteerd, en dus ook het ftellen van den dag tot de nuvoorgenomene deliberatien hadden helpen refolveeren. 1 Dat derhalven, aan het meerdertal van Schepenen, alleronverwagtst en frappantst is voorgekomen , de apparitie van eenige Burgers en het verzoek , door dezelve gedaan, tot exclufie van twee Leden buiten de deliberatien, waartoe de dag gefield was, of wel van het uitbrengen of eomputeeren van derzelver Vota. Dat, gelijk het admitteeren van die Burgers, nog voor het houden der deliberatien, fchoon aanlopende tegen het eonftant gebruik , door het meerdertal van Schepen gereclameerd, geen twijffel overlaat, of hunne Mede-Leden zijn van het oogmerk dier apparitie zeer wel geinformeerd geweest , en gelijk dit ook gebleken is door hunne on-  K 4ti X «nmiddelijk gedeclareerde gereedheid om, öp de bloote voordragt van het gemelde verzoek, hetzelve intewilligen , zonder de mirites van hetzelve in eenige, veel min geregelde , deliberatie te brengen : Even zoo ook aan de andere zijde, de onkunde welke bij de vier Schepenen , in het Hoofd dezer genoemd, nopens den inhoud van dat verzoek refideerde, dezelven buiten ftaat Teelde om bet, naar deszelfs be'ang, bedaardelijk te bverwegen en hun duS met reden deed infïeeren, dat hetzelve, volgens de gewoone order, commisforiaal zoude worden gemaakt. Dat (wel is waar) de billijkheid van dien voorflag te fterk in het oog liep, om van de hand te worden gewezen, doch dat de limitatie onder welke dezelve wierd ingewilligd en het gedrag vari Heeren Commisfarisfen, welke na eene abfehtie Van weinige minuten, een Rapport uitbragten, juist van gelijken inhoud als dezelven zich reeds bevoorens geëxpliceerd hadden, dit ganfche Commisforiaal deed uitlopen, op eene loutere formaliteit, Welke, met elufie van het heilzaam oogmerk , waartoe de cmmisforiale Pefoignes behooren te dienen , énkel gecapteerd fcheen te zijn om de Leden, welke den voorfiag daartoe gedaan hadden, met eene vertooning van regulariteit te presfeeren tot eene praecipitance, waarvan meri vertrouwt dat de retroacta naauwlijks eenig voorO i beeld  X m* X beeld zullen opleveren, althans niet in eene materie van die importantie, daar de gevoelens der Leden juist half en half verdeeld waren , en daar, bij de twee allernaast geconeerneerde Leden op een uitftel, al ware het voor eenige uuren, wierd aangedrongen. Dat deze precipitance niet wel voeglijk kan worden geeoloreerd met het voorwendzel van noodzakelijkheid, uit hoofde der affpraak , dat het befluit dezer Vergadering twee dagen daarna in de gecombineerde Vergadering zou worden overgebragt, en aangezien bet voorgevallene in confidentie gebragt moetende worden, eene merkelijke verandering in den fiaat der zaken veroorzaakte en dus een zeer billijke reden van uitftal opleverde, terwijl de tijd veel te kort was , om zich behoorlijk te reprsefenteeren, veel min om te decidecren, alles, wat nopens dit verzoek in aanmerking behoorde te komen en waartoe althans zeker behoorden de navolgende poincten, als: i. Of en in hoe verre , een klein getal Burgers , fchoon zeggende veele andere te reprefenteeren, bevoegd zijn om (zonder c-p eene gepermitteerde of legale wijze, communicatie van den fiaat der deliberatien van de Wethouderfchap bekomen te hebben) zich in dezelven te immisfeeren een poinet dat fcrupuleufer onderzoek verdiende,  X «3 X de, eensdeels uit hoofde van het onlangs gedeclareerde begrip der Meerderheid in de Wethouderfchap, welke, bijderzelveeMisfive aan de Vroedfchap, die bevoegdheid, zelfs in Hun Ed. Gr. Achtb. had in; twijf fel getrokken; anderdeels uit hoof- de van de gevolgen, welke uit zulk eene demarche verwacht konden worden en ten volgenden dage dadelijk zijn vernomen geworden. 2. Of en in hoe verre Leden in een Collegie, door de Meerderheid hunner MedeLeden kunnen gerecufeerd worden, zonder eene onbehoorlijke overheerfching te introduceeren, welke de hoogstnodige pariteit der Leden onderling zou wegnemen, en van de allerzorgelijklle gevolgen zijn, wanneer men zich eenmaal toegaf, om zoodanige Leden, welke men wist of vermoedde van een verfchillend fentiment te zijn, onder het een of ander pretext, hunne Stemgerechtigheid te doen Verliezen en zich langs dien weg de Meerderheid te arrogeeren, 3. Vooral of zoodanige feclufie, naar de principes van regt en billijkheid, ja naar het dictamen van de gezonde reden plaats kan hebben in een Collegie van Magiftraturs , gansch ou.derfqheiden van een Regt-. O 3 bank,  M »u M batik, waarin het niét buiten exempel is, dat een of ander Lid, uit hoofde van partijdigheid of gebrek van onzijdigheid, door een der Partijen wordt gerecufeerd, maar in een Collegie het welke politiquement disponeert over zaken, waaromtrent de Ingezetenen onderling kunnen discrepeeren , maar waarin, eigenlijk gefproken, geen Partijen zijn. 4. Of die recufatie kan gefchieden zonder merkelijke lelie, zoo van het Collegie in het gemeen, het welk die Mede-Leden bevorens, in alle de zaken , tot het werk der Schutterij relatief, had geadmitteerd, als van die Leden in het bijzonder, welke in de Vergadering van den 20. September 1785., het v.-)tum van den Schepen de Mirell, met zoo veel ijver hadden willen doen gelden, om de Meerderheid te helpen uitmaken, vooral, of door die recufatie niet eene merkelijke fletrisfure zou worden toegebragt aan de twee bedoelde Leden, welke daar door fcheenen onder verdenking te vallen van capahel te zijn om tegen Eed en, Pligt te handelen. 5. Of al wijders, het geen tot pretenfe adflructie van het gedane verzoek, in dat Gefchrift geallegueerd, wel naauwkeurig en met de waarheid oyereenkomftig was , als zijn-  X *'5 X zijnde het gansch niet uitgemaakt dat iemand die bekleed is met een post, welke hij niet geambieerd, noch uit verkiezing op zich genomen heeft, maar zich ex ordine heeft moeten getroosten , en als een last op zijne Schouders laten leggen , uit hoofde van die accesfoire post, het regt zou verliezen , het welk hem wegens zijn radicale post toekwam, of zelfs zoo iemand gecenfeerd zou moeten worden de vereischte onzijdigheid te misfchen, om over het al of niet beftaanbare van zulk een accesfoire post met het bekleden van het radicale of het Magiftraats - Ampt te kunnen oordeelen; —r- moetende dit geval geenzins geconfundeerd of gelijk gefteld worden met dat gene het welk zou plaats hebben , wanneer in een Collegie gedelibereerd wierd, om een der Mede - Leden , uit hoofde van perfooneele misdragingen, van een Ampt, het welk hij buiten dat Collegie bekleede, al of niet te verlaten. 6. Terwijl al verder het declaratoir, door de bedoelde Leden Havart en de Mirell gedaan , in conformiteit met dat van de Heeren Collonel en Capiteinen Reepmaker, van Hoogftraten, Beelaerts en Ram , het welk door den Heere Gevers met zoo veel nadruk gelaudeerd was , aanleiding gaf tot een bijzonder onderzoek, of en in hoe verO 4 re,  X )»'( re, door dat declaratoir geoccurreerd wierd aan de gemoveerde redenen van excufatie, vooral toen de Heer Havart even dat gee-s ne, het welk de vijf voorzittende Leden» met ïden Heer Hubert geoordeeld hadden aan het gemelde declaratoir te ontbreken, volkomen toegaf, en zich gereed toonde, om , wanneer de zaak daaraan hing, zijne Capiteins Plaats te willen afftaan en vervolgens zijne demisfie dadelijk verzocht, en daarop omvraag begeerde, doch het een en ander te vergeefs. 7. Bij welk onderzoek , in de zevendeplaats , wel had mogen gevoegd worden , eene onzijdige overweeging, of, bijaldien begrepen wierd, dat de verzochte exclufie zonder lsfie der gemelde twee Leden , uit hoofde van hunne relatie tot de thans fubfifteerendeSchutterij, konde plaatshebben, en uit aanmerking der Menfchelijke zwakheid voegzaam was, of dan die zelfde aanmerking niet met ruim zoo veel reden applieabel konde en behoorde gemaakt te worden , op de relatien van andere Leden in dir Collegie, tot fommigeh van de Verzoekers, namelijk of de affectie van een Fader , en de reverentie van een Zoon niet ruim zoo gevaarlijk zijn voor de onzijdigheid, en of de Heer Hubert, die, behal- ven  X ™7 X ven de laatstgemelde relatie, ook nog eene andere relatie bezat, welke hem meermalen zwarigheid had doen maken, om te advifeeren over zaken , waarin hij uit dien hoofde oordeelde niet vrij of onzijdig genoeg te zijn , vooral thans niet gecenfeerd moest worden in die termen te verfeeren, daar het gebleken is, dat die Heer een der Cönftituanten is gewet s: van de verzoekende Burgers, althans of de billijkheid toeliet, dat Leden, waaromtrent zoodanige bedenkingen vallen, zouden concurreeren , om over de onzijdigheid van Mede-Leden , die, wat men ook moge voorwenden, bij de zaak in queftie geen particulier of privatif belang hebben , te helpen decidee- rcn. Veele van deeze poincien , welker onzij^ dige en bedaarde overweeging de voornoemde vier Schepenen achter na meer en meer heeft overtuigd van de onwettigheid der gemelde exclufie, kwamen hun terftond reeds zoo gewigtig voor, dar zij, zonder behoorlijke discusfie van dezelven, zich buiten fiaat vonden , en ook opentlijk verklaarden ongereed te zijn, om op het verzoek van den Oud - Schepen Hubert, cum [vis, in promte te advifeeren, maar ihtteerden dat de zaak ordinario moio zoude worden O 5 b.e-  X oi8 X behandeld, terwijl zij, daar Heeren Schout; Burgemeesteren en Schepen Hubert niet goedvonden op dat billijk verzoek eenige acht te flaan, maar in hunne willekeurige en onregelmatige handelwijs voortgaande, zich het regt aanmatigden om hun advis, fchoon maar door de helft der Vergadering uitgebragt, in een zaak, welke onvoorzien voorkwam en waartoe geen deliberatie was aangelegd, tegen het fentiment en in weerwil der vertogen van de wederhelft, als de Refolutie van het Collegie te doen doorgaan , voor zich niets overig vonden , dan om tegen deze illigale handelwijs en pretenfe Refolutie, als laboreerende aan eene notoire nulliteit , ten ernftigfte te protes» teeren. Terwijl de twee alzoo geëxcludeerde Leden , na het vergeefsch inroepen van hun inconteftabel regt van mede-ftemming in alle zaken , die in dit Collegie geventileerd worden, na op eene decente , doch niet min ferieufe wijze betoond te hebben, dat zij in gemoede oordeelden , zich van de deliberatien, waartoe de Vergadering van dien dag belegd was , niet te kunnen noch te mogen onttrekken, en na te vergeefsch te hebben geinfteerd op eenen convenabelen tijd, ter adftructie van hun regt en bevoegdheid , ech-  X *i9 X echter hebben moeten ondergaan, dat zij door de helft der Leden van dit Collegie, daar van op eene illegale wijze ontzet wierden , daartegen afzonderlijk mede hebben geprotesteerd, met referve van hunne nadere aanteekening. Waarvan dezelve twee Leden thans gebruik makende, in het breede zouden kunnen deduceeren, dat alle de confideratien, welke tegen het recufatoire verzoek van den Oud - Schepen Hubert, cum fuis, hiervoor zijn geopperd geworden , bij eene onbevooroordeelde overweging , geene andere beantwoording kunnen vinden, dan dat de exclufie, waartoe de helft van dit Collegie heeft kunnen goedvinden te concludeeren , en die dezelve feitelijk heeft doorgedreven, voor abfolut wederregtelijk en onwettig, moet worden gehouden, en nier vrij te pleiten is van overheerfching, welke vooral in een Collegie van Politie, geen plaats behoorde te hebben, gelijk zulks wel fommierlijk doch, zoo zij vertrouwen, overtuigend betoogd is in zeker Gefchrift, door de twee genoemde Leden Havart en de Mirell , pro Memorie , gevoeg 1 bij de Misfive door alle de protesteerende Leden aan da Vroedfchap dezer Stad geaddresfeerd, en waarbij dezelven hunne klagten hebben ge- legd  X «° X legd in den fchoot van Hun Edele Groot Achtb., als uitmakende een Lid van Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering. Tot welk onaangenaam middel, Zij-lieden zich door de perplexe omftandigheden hebben genoodzaakt gevonden , onaangezien alle aangewende poogingen om hunne zes Mede - Leden te rug te brengen, van die predomineerende handelwijze, om zich, door onwettige excluficn, van de Meerderheid meester te maken , ten eenemaal infructueus te zijn bevonden. Het blijkt toch uit de Notulen van onze Vergadering, dat niet alleen op den reeds gemelden 28. December, de meergenoemde zes Leden, de deliberatien over het werk der Schutterij , en over de Rapporten en Plan van disfolutie daartoe betrekkelijk op die informeele wijze hebben gebragt tot een conclufie, na genoeg conform het Rapport der meerderheid van het Befoinge, ter gecombineerde Vergadering overgegeven , maar het blijkt tevens dat tegen die pretenfe Conclufie of Refolutie door de zes voorzittende Schepenen almede is geprotesteerd geworden, hebbende de Schepenen de Loches , van Tzendoorn, Suermondt en Hoog, zich gedrongen gevonden, om hunne protestatie tegen die Refolutie interichten, zoo. qm  ):( aai X quo ad formant als quo ad materiam t quo ad formam uit hoofde der tot hier toe behandelde exclufie van twee Leden > quo ad materiam, om dat de voornoemde vier Schepenen het Plan van disfolutie der tegenwoordige en het erigeeren van een nieuwe Schutterij, aanzien als een zaak van geduchte gevolgen voor de rust van deze Stad, en voor de welvaart der goede Ingezetenen; als eene zaak , waardoor de combuftie, welke in veeier gemoederen plaats heeft, en welke zij meenen , dat niet door eene geweldige omkeering der Schutterije , maar wel door eene heilzame verbetering der ingefloopene gebreken , zou kunnen worden uitgedoofd, te eeniger tijd in volle vlam ftaat uit te bersten, en de fcheuring en verdeeldheid tusfchen Burger en Burger, en tusfchen de Regenten onderling, ftaat geperpetueerd en onherftelbaar gemaakt te worden: door wel¬ ke akelige voorüitzigten de Schepenen Havart en de Mirell betuigen insgelijks te worden geinquieteerd. Terwijl de eerstgenoemde vier Schepenen, benevens den Schepen Havart, reeds bevorens, op de aanzoeken van de Meerderheid der Leden in de Vroedfchap, hunne gezindheid getoond hebben, om de zaken der  X m x der Schutterije door eene harmonieufe corj* currentie tusfchen die Vergadering en dit Collegie, tot een gewenscht einde te brengen, daar het hun zeker toefclujnt , dat aan de minnelijke overeenkomst tusfchen die twee Regeerings - Collegien , welke de beftellingen in en nopens de zaken der Schutterij zeden onheuglijke tijden geconmitteerd heeft, en waarvan elke vernieuwde Ordonnantie , door de Wethouderfchap op het Huk der Schutterij geëmaneerd , blijken draagt, alleenlijk te danken is, dat die form en conftitutie van de Schutterij, welke in de vorige Eeuwen zoo veel vuldige maaien gevacilleerd had, federt meer dan honderd jaren in ftand is gebleven en geene merkelijke verandering ondergaan heeft Terwijl zijlieden, erkennende dat de Schutterij, even gelijk het met andere Corporatien, zoo wel als met de MenfchelijkeLighamen gaat, door veroudering en door het infiuipen van diverfe gebreken, tot verval geraakt zijnde , herftel noodig had, tevens begrepen hebben, dat de eenftemmige medewerking der voorfz. twee RegeeringsCollegien het gepaste middel is, om dezelve daar uit als nu weder optebeuren , en , ben. udens hare Conftitutie, tot voorigen luister te herflellen, zonder dezelve door  X **3 X eene totale inverfie en door het Invoeren van geheel nieuwe gebruiken, waarvan de ineonvenienten zich welligt zeer ras zouden openbaren, aan nog grooter en gevaar* lijker val te exponeeren. De meergenoemde Schepenen de Ltches t van Tzendoorn, Suermondt en Hoog, betuigen ten plegtigften dat deze belangftelling en de bevordering van rust en een* dragt, het ware en eenige motif is, waarom zij tegen de conclufie tot disfolutie der Schutterij quo ad materiam hebben gepro» tefteerd. Terwijl de Schepenen Havart en de Miteil, insgelijks van opinie zijnde dat die disfolutie geen plaats behoord te hebben, en, in de Vergadering van den 28. December geweerd zijnde van het uitbrengen van hun advis, nodig hebben geacht zich daaromtrent ten volgenden dage, bij de refumtie, conform het advis der meergenoemde vier Schepenen, te expliceeren , zonder dat echter de Schepen de Mirell verftaan wil worden , met dezelven inteftemmen in hun begrip , nopens het innemen van het advis van de Vroedfchap. Want, fchoon hij gaarne zag dat die zaak tot wederzijds genoegen wierde afgedaan , zoo is zijne denkwijs nopens dit onderwerp nog dezelfden „ wel-  X M4 x Welke hij in de Vergaderingen van dén tii October en 24. December laatstleden gemanifesteerd heeft. De meergenoemde zes Schepenen in de Vergaderingen van den 29. en 30. December 1785. , mede geprotesteerd hebbende tegen de Conclufien alstoen genomen , vermeenen onnodig te zijn , om deze Aanteekening te amplieeren, met eene opereufe aanwijzing der gronden van die Protesten , als zijnde dezelfde , waarop die van den 28. December berusten, en die hier voor aangewezen zijn, vermits Schout, Burgemeesteren en Schepen Hubert voortgingen in het ter uitvoer brengen van hunne eens aangenome maxime , om, namelijk door twee Leden feitelijk te deposfedeeren van hun regt om als VVethouderen mede te advifeeren, zijnde hier aan onder anderen te attribueeren, dat, fchoon Heeren Burgemeesteren zich geëngageerd hadden om het Plan van disfolutie nog niet ter uitvoer te brengen, fchoon dit engagement dus aanwees de weinige noodzakelijkheid tot pres* fance , gemelde zes Leden echter het arresteeren der geprojecteerde Publicatie nopens die disfolutie hebben doorgedrongen. Deze handelingen, die men , zoo men op eene wettige wijze ware overltemd ge- wor*  ):( aa5 ):( worden, zich zou hebben kunnen getroosten , doch welke men , bij gebrek eener wettige Meerderheid, niet anders kan aanzien, dan als geweldig en overheerfchend, hebben derhalven de voornoemde zes Schepenen genoodzaakt, daar tegen als zoodanig te protesteeren, terwijl zij vertrouwen dat de Nazaten, deze Notulen inziende, hunne gedane protestatien ten vollen zullen juftificeeren. Rotterdam den.io. Januarij des jaars 1786. (Is geteekend ) J. D. de Loches. P. van Tzendoorn. Adrianus Havart. IV. Suermondt. Marinus Hoog. F. de Mirell. (Onder ftond ) Geëxtraheerd uit de Refolutien van de Ed. Gr. Achtb. Heeren van de Weth der Stad Rotterdam , en, na gedane Collatie, is deze daarmede bevonden te accordeeren op heden 21. Februarij t>tó, (Lager ftond) Bij mij als Secretaris. ( Geteekend ) W. W. van Berckel. VI. DEEL. P L. 2  X "6 x 2' EXTRACT uit de Refo¬ lutien van de Edele Groot Achtbare Heeren van de Weth der Stad Rotterdam. Dingsdag den 17. Januarij 17SCT. -IHtet gerefolveerde &c. De Heer Gevers, Schout, heeft ter Vergadering overgegeven het navolgende Contra - Protest. De Heeren Gevers, Schout, Boogaert, van Alphen , Vingerhoedt en vander Goes, Burgemeesteren, en Hubert, Schepen, hebben in de Notulen doen aenteekeneh: Dat zij zich niet zullen compromitteeren , of in eenPenneftrijd laten engageeren , met de zes Heeren Schepenen de Loches, Tzendoorn, Harart, Suermondt, Hoog en de Mirell, over den inhoud van derzelveropereufe aenteekening in de Notulen van den 10. dezer geinfereerd . dewijl zulks even gedeplaceerd en nutteloos zoude zijn, als de evengemelde aenteekening zelve, welke zekerlijk aen een ieder als geheel onnodig moet voorkernen , na de herhaelde proteftatien door die Heeren op den 28, 20. en 30. December in dit Colte-  ):( %n ):( kgie gedaen, en de Communicatie of het Narré door dezelve daer van in de Gecombineerde Vergadering ten laetstgemelde dage gegeven , na de Misfive door Hun Ed. op den i. Januarij 3786., aen de Vroedfchap dezer Stad gefchreven, en de Pro Memoria van de Schepenen Havart en de Mirell, daernevens gevoegd, en na dat Hun Edele wisten dat, door directie van die Leden van de Vroedfchap welke met hen van een gevoelen zijn , op den 9. dezer was gearresteerd de Propofitie, bij welke de qusftieufe Poincten op den 11. dezer tot kennisfe van den Souverain gebragt zoude worden, ja dat Heeren Burgemeesteren reeds op den 29. December 1785., aen de Vroedfchap hadden toegezegd, dat inmiddels met de executie der gerefolveerde disfolutie van de Schutterij zouden worden gefuperfedeerd; door all' het welke de voornoemde Schepenea immeW genoeg verzekerd waren, dat het hen aen geen gepaste gelegenheid zoude ontbreken , om de vermeende gronden| van hun gcfustineerde te deduceeren, en te doen appuijeeren in dier voege, als zij zouden oordeelen ter hunner intentie best te kunnen dienen; all' het welke, gevoegd bij het plaetfen derzelve aenteekening in deHaegfche Courant van den 13. ,na dat de Courantier van onze Stad daertoe, zoo hij zeide, door Heeren Schepenen aengezogt, ten dien einde de nodige permisfie van Heeren Burgemeesteren gevraegd, en een weigerend antp 2 woord  X "8 ):( woord bekomen had, om dat bet pnblicq maken van zulke altercatien tusfchen Leden van een Regeerings-Collegie, en wel fpeciael door middel van Couranten, zekerlijk niet kan dienen om achting en vertrouwen te bevorderen , maer wel om onrust, wantrouwen en Partijfehap bij de kleine Gemeente aentekweeken , zulke gedachten over het apparente büt, waermede die aenteekening in de Waereld kan zijn gebragt, doet oprijzen, waertoe het te wenfchen was, dat geene aenleidinggegeven ware. De Ondergeteekenden zullen dieshalven de juftificatic van hun gedrag in de Befoignes, (lemmingen en Conclufie, op den 28. , 29. en 30. December 1785. gehouden, referveeren tot de tijd en plaets, wanneer en waer zij zich daertoe verpligt zullen oordeelen, en zich thans alleen bepalen tot een korte rescontrevan die perfonaliteiten, en 011gemeriteerde fugillatien , welke men in de voorfz. aenteekening, in odium van de Ondergeteekenden , heeft goedgevonden te verfpreiden, en welke de Ondergeteekenden niet waerdig oordeelen , om 'er zich in hun te doene bericht aen Hun Ed. Groot M g'. mede optehouden, en ook niet nodig zouden achten , voor het publicq of in de Notulen van deze Vergadering te refuteeren , was bet niet om hunne nagedachtenis te zuiveren, bij die Nazaten , aen welke de voorfz. Heeren, in het Slot hunner aenteekening fchijnen te appelletren , en de  X «9 X de Ondergeteekenden als geweldige Overheerfchers van dezen tijd willen doen kennen. Om dat de apparitie van de drie Heeren OudSchepenen Hubert, P. de Monchij en Verftolkvan Soelen, met nog agt andere voorname Ingezetenen dezer Stad , aen een ieder bekend in hunne bewezene qualiteit van Geconftitueerdèn van een aanzienlijk aental Gequalificeerde Burgers, aen het meerdertal van Schepenen alleronverwachtst en frappanst was voorgekomen, en om dat die eenige Burgers, zoo als de zes Heeren Schepenen zeggen , nog voor het houden der deliberatien waren geadmitteerd , het welk zoude aenlopen tegen een conltant gebruik , door het meerdertal van Schepenen gereclameerd —-— laet zulks bij die Heeren geen twijfel over, of hunne MedeLeden zijn van het oogmerk dier apparitie zeer wel geinformeerd geweest. De Ondergeteekenden hopen, dat die Heeren , als Regters, nimmers zoo ligtvaerdig hunne twijffelingen, voor zekerheden aennemen, en zoo geprecipiteerd jugeeren zullen, als zij ia dezen een voorbarig oordeel ten lasten der Ondergeteekenden vellen. Die Heeren kunnen immers niet voorwenden ignorant te zijn van de reden, waer door de vijf eerst Ondergeteekenden in de Weth niet gefrappeerd konden zijn over de komst van de voorn, drie Oud - Schepenen , en verdere GecommitteerP 3 den,  X 430 X den, namelijk dat dezelven zich even'te voren hadden aangediend ter Kamer van Heeren Burgemeesteren en aldaer verzegt in de Weth te mogen binnenftaen, voor het aenvangen der Befoignes , welke , volgens publijcque geruchten , op dien dag ftonden gehouden te worden, over het reformeeren der Schutterij, dewijl zij iets hadden voortedragen, het welk tot die Befoignes eene directe betrekking hadde, van welk verzoek vervolgens door Burgemeesteren aen den eerst Ondergeteekenden , als Pradident van de Weth, was kennis gegeven. Eenige andere of vroegere informatien van de komst der voorfz. Heeren , veel min van het voorftel dat dezelven doen zouden , hebben de vijf eerst Ondergeteekenden niet kunnen bekomen , dewijl zij nu van achteren vernemen, dat de Geconftitueerdèn zich daeromtrent zulk eene ftrikte verbindtenis hadden opgelegd, dat zelfs de Zoon van den Burgemeester Boogaert, 'er zijnen Vader niets van verwittigd heeft, gelijk hij ten plegtigften betuigd. Doch wat den zesden Ondergeteekende betreft, die kan noch wil niet ontkennen, dat hij, niet door zijn Vader, maer door een ander van de voorfz. Geconftitueerdèn , Dingsdag den 27. December namiddags, toevallig eenige mondelinge opening van derzelver voornemen heeft gekregen, doch zicli daerop niet uitgelaten, noch 'er eenig het min-  X *3i X minfte gebruik van gemaekt, dan dat hij op den dag zeiven (28. December,) even voor bet aengaen van de Weth, daervan den Heer de Mirell heeft gewaerfchomvd , die, met zijne tocftemming zulks ook heeft gecommuniceerd aen den Heer Havart , en hij zesde Ondergeteekende 'er met den Heer Suermondt ook over gefproken heeft, zoo dat de daerop gevolgde apparitie van de meergemelde Geconftitueerdèn aen het meerdertal van Schepenen niet zoo aller onverwachtst voorgekomen kan zijn, als bij derzelver aenteekening ge- zegd wordt, te meer, daer het allermoei- jelijkst te onderftellen is, dat de Heer Suermondt zijne Mede-Schepenen de Loches, van Tzendoorn en Hoog, onkundig gelaten zou hebben , van het geene hij op voorfz. wijze had vernomen. Dat het een conftant gebruik zoude zijn, geene Verzoekers of Parthijen voor de Weth te admitteeren, dan na het houden der gewoone of aengelegde deliberatien, erkennen de Ondergetekenden niet verder, dan met opzigt op de meest altijd plaets hebbende gevallen : dat de Verzoekers of Parthijen het tegendeel niet folliciteerenmaer zij kennen geen voorbeeld, (men zwijge van een gebruik,) dat geweigerd zoude zijn iemand voor het houden van gewoone of aengelegde befoignes te horen, wanneer hij zulks expresfelijk verzoekt, en te kennen geeft, dat zijn te doene Voorftel van dien aert is, dat het op die befoignes p 4 van  >( «8* ):( van eenigen invloed zoude kunnen zijn. Men mag onze Voorvaderen niet capabel kennen tot bet invoeren van zulk eene irraiConnabele Costume. Dat de Ondergeteekenden terftond gereed waren om het verzoek der voornoemde drie Oud-Schepenen cum fuis, op de bloote voordragt van dien , irt te willigen, kan niemand bevreemden die dat Voorftel gelezen heeft, als zijnde zeer kort, klaer en eenvoudig, en op de bekendfre principes van recht en reden fteunende , en zulks justificeert dan ook, dat de Ondergeteekenden, toen de Heer de Loches, eerst op het houden van eencommisforiael befoigse infteerde, en naderhand weigerde dnerbij te adfifteeren, hetzelve ilieo hebben doen houden, en dat Heeren Gecommitteerden zoo fpoedig hebben uitgebragt een Rapport, overeenkomftig met het geen zij reeds gedeclareerd hadden hun gevoelen te zijn. Dat zulks het gantfehe comtnisforiael deed uitloopen op een loutere formaliteit, enkel gecapteerd om de Leden, met eene vertooning van regulariteit , te presfeeren tot eene praecipitance , waervfln de Retroacta naeuvvlijks eenig voorbeeld zouden opleveren, laet zich met weinige gratie zeggen, door Heeren, die niet onkundig kunnen zijn, dat van zoodanige ftaende Vergadering begeerde en gehoudene commisforiale befoignes en ia'co üitgebragte Rapporten , nog verfehe voorbeelden gegeven zijn, door de Meerderheid van de-  X 033 )=( dezer Stads Vroedfchap, en wel juist over deze zelfde materie van het reformeeren der Schutterij 9 en zulks met veel minder reden van noodzakelijkheid, dewijl 'er toen nog geen dag tot finale afdoening dier zaake bepaeld was , daer men nu , zoo als de Heeren de Loches, cum fuis , zeiven erkennen, zich geëngageerd had, om het refultat der deliberatien van de Weth op den 30. December, en dus twee dagen daerna, intebrengen in de Vergadering van de Heeren Hun Edele Gr. Mog. Gecommitteerden, die zekerlijk ongaerne zouden geleden hebben , dat men die gewichtige zaek al weder dilaijeerde, om zulk een nietig incident, als de ongefundeerde en zelfs zoekende tegenkanting van twee Capiteinen, die uit dien hoofde gerecufeerd wierden, om als Magiftraets- Leden over hun eigen demisfie , waerin zij een perfoneele fletrisfure ftellen, mede teftemmen. Dat de Ondergeteekenden, ten opzichte der Vroedfchap, zouden hebben in twijffej getrokken eene bevoegdheid, welke zij nu aen een klein getal Burgers hebben toegekend, is een zeer abufive alle- ^atie 1 die Burgers hebben immers aen de Weth geen advis gegeven of willen geven, maer alleen een verzoek of fuftenue voorgedragen, en aen het oordeel van de overige Leden van den Magiliraet , buiten de twee Gerecufeerden , onderworpen, en verklaerd, zoo als de Notulen zelf P 5 me-  X 034 X mede brengen, daerin ten vollen te berusten, zonder zich over de zaek zelve, of de wijze van reforme der Schutterije, in het minde woord uittelaten. Met die recufatie het Collegie, in het gemeen, of de twee gerecufeerde Schepenen, in het bijzonder, eenige Lelie, veel min een merkelijke fletrisfure toetebrcngen, is der Ondergetekenden intentie niet geweest, en kunnen zij nog niet zien dat daerin ligt. De Gerecufeerden kunnen daer door in geene verdenking vallen, van capabel te zijn om tegen Eed en Pligt te handelen, maer alleen van fusfeptibel te zijn aen het algemeene zwak der Men-, fciien • kinderen , wier oordeel met de beste trouwe, en zonder dat zij hetzelve weten, ongevoelig wordt weggefleept, door eigen eer, eigen voordeel , ecc. ecc. Dat dit, en niet het vermoeden van opzettelijke Meinëedigheid of Pligtverzuim, de ware reden der Wetten en Rechts - Dispofitien op alle recufatien uitleevert, dellen de Ondergeteekende vast, dat do'or geen Rechter kan worden in bwijffel getrokken. Omtrent de valeur der Declaratoiren, door die gerecufeerde Heeren, en fpeciael door den Heer Havart , gedaen, om zich als neutrael te doen beichouwen , behoeven de Ondergeteekenden niet anders te doen, dan zich te refereeren tot het Declaratoir door die beide, met nog zes andere Heeren  X 235 X ren Capiteinen, op den 31. December geteekend, en aen deze Vergadering voorgelezen en overgeven , en in de Notulen gebragt. Of de Burgemeester Boogaert, en Schepen Hu* hert mede recufabel waren, heeft niet behoeven onderzocht te worden, om dat niemand zulks heeft gevergd of voorgefteld; en hoe kon zulks ook gefchieden door en tegen Mede-Leden van een Collegie, waerin de affectie van een Vader en reverentie van een Zoon niet belet heeft, dat men, het zij dan met of tegen den teneur der Privilegiën , veelvuldige maelen Vaders en Zoonen te gelijk daerin heeft geplaetst gezien. Ook hadden de Zoon van den Burgemeester Boogaert, en de Vader van den Schepen Hubert, geen het minfte perfoneel interest in het verzoek, dat zij als Geconftitueerdèn van een aenzienlijk getal Burgers deeden, beiden zijn zij in geene fi- tuatie om iets te ambitioneeren, en meent men dat de Burgemeester Boogaert en Schepen Hubert, recufabel zouden zijn geweest, uit hoofde van derzelver bekende geneigdheid voor het disfolveeren van de tegenwoordige, en het creëeren eener geheele nieuwe Schutterij, dan meenen de Ondergeteekenden , dat alle de Leden van de Weth in dat geval waren , niemand uitgezonderd , dan mogelijk alleen de Heer de Mirell, die de eenige was die zich over dat poinct nooit duidelijk had uitge- la-  ):( a36 )K laten, ten minften niet aen iemand der Ondergeteekenden. De Schepen Hubert, fchoon een der ConfHtuanten van de verzoekende Burgers, was dan uit dien hoofde niet meer recufabel dan de andere Heeren , die allen 'er voor uitgekomen waren , hoe zij over die materie dagtetj. Dat hij meermalen zwarigheid gemaekt heeft te advifeeren over zaken, waer in hij uit hoofde zijner voorfz. relatie oordeelde niet vrij of onzijdig genoeg te zijn , heeft plaets gehad in zulke bijzondere gevallen , waerin hij vertrouwde dat zijne Mede - Schepenen geheel onzijdig waren; ook is zulks niet altijd, of niet zoo zeer, geweest om zijne relatie als Conftituant der Requestranten , maer om zijne gewezene qualiteit, als Mede-Lid van het Corps Vrijwillige Schutters; bij voor¬ beeld in het arrefteeren der Vragen, waerop het bericht van de Leden der Wethouderfchap, door welke dat Corps is vernietigd , gerequireerd is, en in het approbeeren van fommige Articulen, waerop Abraham de Soete is gehoord; of ook om zijn Familie betrekking tot Abraham Hubert, Daniël Hubert en Michiel Baelde, die tegen den Boekverkooper Hendrik/en hadden proces gevoerd, ter zake van in den Hardlooper van Staet belasterd te zijn; om welke reden hij gemeend heeft niet mede te moeten voteeren op een provifie van Ju- fti-  X o37 X ltitie, door den Heer Hoofd-Officier R. O. tegen, denzelven J. Hendrikfen verzocht, doch door de Meerderheid der Schepens - Bank gedeclineerd. Echter zou hij ter begeerte van zijne MedeSchepenen zich, op den 28. December, ook wel van de deliberatien over de reforme der Schutterij hebben willen onthouden, indien zulks eenige verandering in de conclufie gemaekt zoude hebben ; maer dezelve zou met de vijf ftemmen der eerst Ondergeteekenden eveneens gevallen zijn, en dus deed het niets tot den uitllag, of de zesde Ondergeteekende zich daer -bij -voegde, of zich excufeerde. Hier mede zouden de Ondergeteekenden van de voorfz. aenteekening afftappen, was het niet dat zij daerin nog hadden gevonden een Renvoij tot het Gefchrift Pro Memorie, door de Schepenen Havart en de Mirell op den 2. Januarij laetstleden geteekend, en bij eene Misfive van de zes Heeren Schepenen aen de Vroedfchap gevoegd; • zij zullen echter niets zeggen van het geen in dat zonderlinge ftuk gevonden wordt, de quaeftie zelve concerneerende, als welke in dit Collegie niet behoeft noch kan worden gediscutieerd, maer alleen toucheeren twee onwaerheden door die Heeren Pro Memoria ter nedergefteld. De eerde is: dat de Schepen Havart in de Vergadering van Collo-  'loaellen en Capiteinen, zich als Capitein van alle explicatien van zijn gevoelen , op het fujet der afieheiding van de Pesten van Capitein en Schepen , onthouden , en geene Advifen in deze zijne qualiteit •gegeven , en maer als de jongfte der prafente Leden in die Vergadering, bij abfentie en in plaets van den Secretaris , de bedoelde Memorie onderteekend hadde , &ci &c., daer hij juist het tegendeel met ronde woorden gepofeerd heeft, iu zijne aenteekening tegen de Heeren Reepmaker, Beelaerts en Ram, lub dato den 13. December 1785., in de Notulen van de Weth geinfereerd , behelzende, dat de laetfte Memorie van Collonellen en Capiteinen op den 27. October is gerefumeerd en 'gearresteerd, met volle eenparigheid van de prcefente Leden, zijnde de Meerderheid van't geheel , welke Meerderheid hij bij geene mogelijkheid zal kunnen optellen , zonder zich zeiven mede te com- puteeren , en na lecture van die Memorie zal immers niemand kunnen zeggen, dat dezelve 'niet manifesteert, het gevoelen van die Meerderheid en dus ook van den Schepen Havart op het voorfchreeven fujet , het geen daerbij erkend wordt, (bladzijde 5.) een gedeelte van het Cardinale poinct uit te maken. De tweede, en de Ondergetekenden meer inteïesfeerende, onwaerhcid, refuleert in de odieufe reflexie , dat het vermoeden, om niet fterker te fpre-  X *39 X fprekcn, van illegale menécs dadelijk ontftaet , wanneer men in aenmerking neemt dat dit idé der recufatie niet.fchijnt opgekomen te zijn, of dat hetzelve anders zorgvuldig bedekt gehouden is, — dan na dat bij Schout, Burgemeesteren en den Schepen Hubert kermis verkregen was", dat de Schepen de Mirell, door wiens accesfie zij verwagteden de Meerderheid te zullen hebben tegens den Heer de Loches, van Tzendoorn, Llavart, Suermondt en Hoog, zich niet bij hunne gecombineerde opinien zou kunnen voegen, waerop toen eensklaps de Burgers op de baen gebragt wierden , onder welke de Vader van den Schepen Hubert en Zoon van den Burgemeester Boogaert. De Ondergeteekenden fommeeren den Schepen • de Mirell om optegeven, op welke gronden hij dit alles, en in dien famenhang, heeft durven op het Papier ftellen of jdoen ftellen, en met zijne Naemteekening bekragtigen/■ • Zij nemen het zeer ter harte, op zulk ev-ne hooggaende en allezins ongemefureerde wijze door hem bij de Vroedfchap , bij den Souverain, en bij het Publicq te zijn geproftitueerd , en recommandeeren hem , zich naeuwkeurig te herinneren, in welke bewoordingen hij zich bevorens van tijd tot tijd heeft uitgelaten, niet twijffelende of hij zal dan zijne onvoorzigtigheid gevoelen, en de Ondergeteekenden die Juftitie doen, dat niemand hunner die  ):( a4o ):( die of diergelijke fugillatie van hem heeft verdiend of kunnen verwachten. Rotterdam den 17. Januarij 1785. (Was geteekend) P. Gevers. P. Boogaert. Ifaac van Alphen. jfac. Ilerm. Vingerhoedt. P. vander Goes. Ifaac Hubert, Junior. (Onder ftond) Accordeert met de voorfz. Refolutie. Bij mij als Secretaris. ( Was geteekend ) W. W. van B ere kei.  :>c a+i K h■. EXTRACT uit /iet Regis¬ ter der Refolutien van de Ed. Gr. .Achtb. Eiser en van de Wtth der Stad Rotterdam'. Dingsdag den 24. Januarij 1786-. ■Het gerefolveerde, &c. De Heer de Loches, heeft, ingevolfre de réferyè Van de voorgaande Vergadering, in fcri'ptis. ovèlrgègeven, de navolgende nadere Aanteekening, tegens het Contra -Protest van de Heeren Gevers 4 cUm fuis-. De Heeren Schepenen de Loches, van Tzendoorn, Havart, Suermondt, Hoog en de IVIirelli, jereferveerd hebbende hunne nadere Aanteekening tegen de Contra - Aanteekening van hunne zes Mede -Leden in de Wethouderfchap, hebben in dé Notulen van deze Vergadering doen infereeren: Dat zij, afkeeriger zijnde dan hunne Mede-Leden , van het voeren van een Penncftrijd, de noodzakelijkheid en nuttigheid hunner eerde Aanteekening niet zullen defendeeren tegens h t ongunïlig oordeel der genen, tegen welk.' die is ingericht, terwijl de Ondergeteekenden alleenlijk zul- Vi. DSEfc; Q leii  len rcraarqneeren, dat zij door de Refolutie van Hun Ed. Gr. Mog., in dato den n. dezer, gelegenheid hebbende gekregen, om door een gerequireerd Bericht, den Souverain van de ware geschapenheid van zaken, en dus ook van hun different met de gedachte zes Mede-Leden te informeeren, thans verfeeren in geheel andere omftandigheden, dan bij het doen hunner gemelde eerfte Aanteekening, vermits het toen nog onzeker was welke de gevolgen zouden zijn van hun adres aan de Vroedfchap, en zij zich geenzins verzeekerd konden houden, dat hun de gepaste gelegenheid zou geboren worden, om de gronden van hungefustineerde te deducceren, zoo als hun nu door de gemelde zes Mede Leden wordt aangezegd, na dat op de demarches, zoo bij Heeren Burgemeesteren , als bij de verdere Leden van de Vroedfchap, ter Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. gedaan, de bovengemelde Refvlutie , ten fine van Bericht, MET SURCHEANCE, gevolgd is. De regtmatigheid hunner inzichten en handelingen huil onbefchroom.i makende , om hunne Tijdgenooten zoo wel als de posterireit daarover te laten oordeeler», en voornamenlijk om de Leden der Souveraine Vergadering fpoedig tenvapenen , tegen verkeerde Voordragt van het gebeurde, deed hen pra:fereeren, om zelve hunne Aanteekening pnbücq te maken , dan te moeten zien , da: het lluk, gefuppediteerd zijnde aan den Schrijver of  M 043 ):( , bf Compilateur, van het een of ander partijdig Weekblad, daarin zou paroisfeeren , geaccompagneerd met hatelijke reflexien , waardoor men het publicq tracht voorintenemen, gelijk dit het lot is geweest van meer dan een Huk, in deze Vergadering overgegeven, en nog onlangs van de Aanfpraken der refpective Collonellen en» Capiteinen van de Schutterij. De Ondergeteekenden, zich niet bewust zijnde Van eenige andere oogmerken, zullen zich dientalven niet aantrekken de ingratieulè fugillarie, welke hunne zes Mede-Leden in derzdvtr CobtttAanteekening ten hunnen lasten hebben doei' >;iisfeeren, en alleenlijk remarqueeren , dat die iieerën zich (zoo als zij zich uitdrukken , J r.jet villende compromitteeren, om regtftreeks in discusfie te komen over den hoofdzakelijken inhoud .mi der Ondergeteekendens eerfte Aanteekening , of welligt dien taak te moeijelijk vindende, het echter niet beneden zich achten, om door het capteeren van woorden , of verkeerd voordragen van ömftandigheden, de geloofwaardigheid vnn eenige poincten in die Aanteekening voorkomende, en ■bij confequentien den geheelen inhoud w dezelve , verdacht tc maken, en te midden vsn dar alles, met den toon van onfeilbaarheid, te decideer ft, dat het verzoek van recufatie (leunde op de hekendfteprincipes van Recht en Reden. De Ondergeteekendens vinden zich dus gene n! Q 2 zaakt  X 244 >( zaakt hunne geloofwaardigheid te vindiceeren, en zullen, in navolging der Heeren Gevers, cum fuis, de hoofdzaak voorbijgaande, zich borneeren , tot rescontre der aantijgingen van onwaarheden, waarmede men de Ondergeteekenden , in het gemeen , en twee van hen, in 'r. bijzonder, heeft getracht te bezwalken. Als de Ondergeteekenden bij hunne Aanteekening hadden gezegd, dat de Apparitie van de Heeren Oud - Schepenen Hubert, de Monchij en Verftolk van Soelen, cum fuis, den Ondergeteekenden alleronverwachtst en frappantst was voorgekomen, hebben de Heeren Gevers, cum fuis, dit zeggen willen doen doorgaan voor onwaarachtig, uit hoofde dar de Heer Schepen Hubert, weinige oogenblikken voor dat gemelde Heeren Oud-Schepenen, cum fuis, zich in de Vergadering der Weth fisteerden, eenigen zijner Mede Schepenen daarvan had geadverteerd. Om deze befchuldiging ingang te doen hebben , vindt men goed de zaak in zoodanig licht te plaatzen als of de Ondergeteekenden het onverwachte en frappante enkel en alleen hadden bepaald aan dar tijdfiip toen de Heer Oud Schepen Hubert, cum fuis, zich in de Vergadering vertoonden. Ondertusfchen is dit een loutere captie van het woord apparitie, waardoor men de ware meennig van de Ondergeteekenden tracht te verdonkeren, dit is blijkbaar voor elk, die de Aanteekening in ver-  )•( 245 ):( verband leest, en daarin duidelijk melding vindt van de communicatie , door den Heer Burgemeester Boogaert, bij het aangaan der Vergadering gegeven , dat namelijk eenige Burgers (zoo als hij zich uitdrukte,) zich ter Kamer van Heeren Burgemeesteren hadden geaddresfeerd en verzocht in de Weth binnen te ftaan. Zoo ras de Ondergeteekenden dit in hunne Aanteekening zeiven relateeren , is het klaar, dat zij niet zoo zeer door die apparitie , in het afgetrokkene befchouwd, als door de gantfehe gebeurtenis zijn gefrappeerd geworden. Wel is waar, dat zij geene melding hebben gemaakt van de Advertentie, door den Heere Hubert , hen weinige minuten te vooren gegeven, maar zou die melding eene verandeiing hebben moeten maken in het geene zij van het frappante en onverwachte der gebeurtenis gezegd hebben, of zou daar uit dan gevolgd zijn, dat de Ondergeteekenden wel deegelijk in ftaat waren geweest, om zoo dra het verzoek gefchiedde, daarop ilico te refolveeren, Het gebruik ondertusfehen, dat de Heer Hubert, zelfs van zijn gehoudene gefprekken heeft gelieven te maken , door hetzelve aan Heeren Burgemeesteren te communiceeren , en bij de ContraAanteekening tegen de Ondergeteekenden te doen aanvoeren, veroorloofd en noodzaakt hen om bij deze nadere Aanteekening te betuigen, dat de re> 3 den  X H5 X den van hunne verzwijging eenig én alleen gele^ gen is geweesr in hun begrip, dat de befcheidenheid en welvoeglijkheid niet toeliet van particuliere gefprekken gebruik te maken, het geen zij te meer omtrent de Advertentie van den Heer Hubert , geobferveerd hebben, om dat zij die toefchreven aan een prijslijk oogmerk, om, door eene vertrouwelijke Communicatie, twee Mede-Leden te wapenen, tegen eene bejeegening, die hij zelfs als grievend fcheen te confidereeren, en het was uit dezen hoofden, dat de Ondergeteekenden geene aanleiding wilden geven, om dien Heer wegens die demarche aen laster en verwijten te exponteren . Ondertusfchen volgt uit dit alles nog niet dat de Heer Schout Gevers en de Heeren Burgemeesteren al of niet onkundig zijn geweest, van de toeleg der recufatie, men mag zich verwonderen dat de plegtige betuiging, die de Heer Burgemeester Boogaert daaromtrent doet, door de overige Heeren niet gevolgd is, en die men, zoo wel als de betuiging van den Heer Boogaert, gaarne geloven zou, fchoon het echter dan nog zeker gaat dat Heeren Burgemeesteren, zoo onderling, als niet den Heer Schout Gevers, veel meer gelegenheid gehad hebben, om zich vooraf op een ftuk van die importantie te beraden, dan de Ondergeteekenden die de communicatie bekwamen even Toor het aengaen der Weth, terwijl het kort ge- fprek  >( 347 X fprek daarover gevoerd, fchielijkafgebroken wierd door de komst van Heeren Burgemeesteren tot het houden der Weth. De Ondergeteekenden kunnen van dit onderwerp niet afftappen , zonder te remarqueeren dat de Heeren Schout en drie jongfte Burgemeesteren, in plaats van gemelde betuiging, liever verkozen hebben hunne ignorantie te bewijzen, doch door een argument, het welk weinig afdoet, vermits de onmooglijkheid dat die Heeren van het voornemen der Heeren Oud-Schepenen Hubert, cum fuis, vroegere kennis zouden gehad hebben , gehaald wordt uit de affpraakvan fecretesfe , waaronder de laatstgemelde Heeren zich gebragt hadden , daar ondertusfchen de eerfte Periode , op dat argument volgende , klaar doet zien hoe weinig die fecretesfen, althans voor den Heer Schepen Hu* bert, is bewaard geworden. De communicatie, die de Heer Hubert daarvan aan zijne Mede-Leden gegeven had, en de bewoordingen waarvan hij zich te dier gelegenheid bediend had , gaven den Ondergeteekenden ook allen grond van te denken dat de Heeren Schout en Burgemeesteren hiervan gelijke kennis hadden, men vertrouwt dat die Heer ^fch zijn gefprek herinnerende den Ondergeteekenden , het regt zal doen om te erkennen dat zij geen ander befluit konden trekken , dan zij gedaan hebben, Q 4 en  )••( »4« )-C en dus geenzins meriteeren de odieufe tauxatie Vin hu.me regteiiijke functien. Trouwens wie zou kunnen denken , dat vijf Leden in een Collegie zoo iuconfequent aan zich zelvcn zouden zijn, van hunne vorige handelingen . fchoon iterativelijk gepleegd, met 'er daad voor onwettig te verklaren, en dat op eene bloote voordragt, welke geene bevorens onbekende omftandigheden aan den dag bragt, noch eenige argumentatie behelsde welke nieuw was, en haar blijkbaarheid medebragt. De Ondergeteekenden, zich beklagende, dat het commisforiaal uitliep, op een leutere formaliteit, konnen niet zien , dat dit door eenige klem gerescontreerd wordt. om dat zij geheel zeer twijfelen , of het zelfde zou kunnen gezegd worden van de exempelen van even fpoedig begeerde en gehoudene Befoignes en ilico üitgebragte Rapporten in de Vroedfchap, die door de Heeren Gevers, cum fuis , zijn aangevoerd, veel min achten de Ondergeteekenden , die geen Leden van die Vergadering zijn, zich bevoegd, om over de gelijkheid van die voorbeelden te oordeelen, doch zoo de fpoed , welke bij die aangehaalde exempelen van deliberatien , in de Vroedfchap begeerd wierd. moest ftrekken om iets te verhinderen of voorrekomen, het welk men vreesde dat zonder extraordinaire voorziening plaats zou hebben , kan  X =49 X kan daar uit althans geen argument getrokken worden, om den fpoed te billijken ter daarftelling van iets, waar voor geen periculum in mom Was, of om den eerst Ondergeteekenden te blameeren , wegens zijne weigering om de commissoriale Befoignes met die precipitancc waartenemen. Als de Heeren Gevers, cum fuis, zeggen dat over de ree ".labiliteit • van de Heeren Burgemeester Boogaert en Schepen Hubert, geen onderzoek gevergd of voorgefteld zoude zijn, fchijnt hunuit het geheugen gegaan te zijn , dat dit door een van de Ondergetekenden wel degel'jk geopperd en door anderen geurgeerd is, dan het is nu de tijd niet om dit in discusfie te brengen, veelmin om te onderzoeken of de allegatie van gelijktijdige fesfte van Vader en Zoon , als Leden van de \Veth , dit poinct buiten conteftatie ftellen. Gelijk de Ondergeteekenden al het geene verderop die materie gezegd wordt, geheel zullen pasfeeren en zich ook niet ophouden over de gevallen , waerin de Heer Schepen Hubert zich onthouden heeft van mede te advifecren. Waaromtrent men alleenf jk zal remarqeeren, dat, gelijk de overige Leden der Schepen»- Bank billijk hebben geoordeeld, om aan het gemoed van hun Mede-Scheden Hubert over te laten, in welke gevallen hij door zijne relarieu te rug gebotiQ 5 llen  X *5° X den vvierd, zijn votum tóede uit te brengen, zij. ook van g,ii;ke oordeelen , dat aan bet gemoed van de Ondergeteekende,, Schennen Havart en de Mirell, moest overgelaten worden of zij vrijheid vonden om h^me vota in de voorhanden zijnde zaak mede uLttbieiigeii. Dan dit het poinct zijnde, het welk door de Vroedfchap dezer Stad, in de Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. gebragt is en aldaar zal pn, derzocht worden, zoo vervalt daar door de noodzakelijkheid, om zich hierop breder te elargeeren. En zullen de verdere Ondergeteekenden liever aan Hunne Mede-Leden Havart en-de Mirell, de gelegenheid overlaten om zich te disculpeeren tegens de verregaande aanrijgingen van onwaarheid waarmede het den Heer Gevers, cum fuis* beliefd heeft hunne Contra-Aanteekening te be-, fluiten. • De eerde aantijging, den Ondergeteekenden^. Havart concerneerende, komt hierop uit, dat hij in het Gefchrift pro Meinoria, aan de Vroedfchap. overgegeven , heeft ter nedergefteld. Dat hij in de Vergadering van Collonellen en Capiteinen, zich als Capitein van alle explicatie van zijn gevoelen op het fujet der affcheiding van de Posten van Capitein en Schepen onthouden , en geene ad-  X «Si X advijfen in deze zijne qualiteit gegeven, en maar , als jongfte der prefente Leden in die Vergadering, bij abfentie en in plaatfe van den Secretaris, de bedoelde Memorie geteekend hadde &c. &c. Terwijl hij in een ander frak had gepofeerd ,, dat de laat-r fte Memorie van Collonellen en Capiteinen, op denV27. October was gerefumeerd en gearresteerd, met volle eenparigheid van de prefente Leden, zijnde de Meerderheid van het geheel. In deze twee pofhiven, meent men ecu aperte Contra- Dictie en een duidelijk bewijs te vinden, dat de Ondergeteekende Schepen Ilarar:, zich als Capitein in de Vcrpiderins van Collonellen en Capiteinen wel dr-r.L-lijk op het fujet van de affcheiding van de i'osten van Capitein cn Schepen , tegens die affcheiding , geëxpliceerd , eene groote onwaarheid committeert, door dit ia de pro Memoria tegen te (preken, doch waarmede bewijst men die Contradictie en onwaarheid? met een beroep , op hét geen gevonden wordt, Bladzijde 5. van de gemelde laatfte Memorie, waarin gezegd wordt: Dat dit gevoelen een gedeelte van het Cardinale poinct uitmaakt. Maar als men die geciteerde bladzijde in contextu naleest, zoo zal men ontwaar worden, dat al  X *5* X al het geen aldaar gevonuui wordt, voorkomt als een Relaas of Verhaal van den toedragt der Befo'gnes van de Gecommitteerden uit den grooten K ijgSraad , als het gevoelen van de Meerderheid der Gecommitreerden- in die Befoignes, waaronder dé Ondergeieekenden A. Havart niet behoorde, terwijl (wel is vvaar,) her l'ras- \dviS van' d i\ eerderheid, < ok vervolgens door de Meerderheid van den gro. ten Krijgsraad^ in de Vergadering van den 5. Julij 1785., is gedopteerd geworden , doch in welke Vergadering, gelijk bekend en buiten conteftatie is, hij Havart zich van het mededemmen heeft onthouden , het is dan onbegrijpelijk dat men uit het helpen arresteeren van een Memorie, waarin dat gevoelen verhaald wordt, te zijn geweest het gevoelen van Leden, waaronder de Ondergeteekende A. Havart, zich met bevond, een bewijs tracht te halen, dat hij zich wel degelijk voor dat gevoelen zou hebben geëxpliceerd, te onbegrijpelijker is het, dat dit gefchied door Heeren, die men niet kan onderdellen ignorant te zijn van de divcrfe Aanteekeningen, door den Ondergeteekenden A. Havart, in de Vergaderingen van Collonellen en Capiteinen, gedaan op den 12. April en 27. October 1785. Waarbij hij wel expresfeüjk heeft gedeclareerd niet mede te willen advifeeren om ia de Vergadering van de Wethouderfchap des  ):( 253 K des te vrijer zijne fentimenten te kunnen uitten , terwijl hij bij de laatfte van die Aanteekeningen, wel uitdrukkelijk heeft gedeclareerd zich met de voorfz- laatde Memorie van Confideratien , uit hoofde dat dezelve, zonder te treeden in de middelen ter verbeetering van dezer Stads - Schutterij, alleen dienden tot wegneeming van kwade vermoedens, zoo met opzicht tot die Vergadering, als van eenige derzelver Leden, alleenlijk in zoo verre te conformeeren, dat hij wel mogt lijden , dat dezelve uit naam van die Vergadering wierde gtprefenteerd. Is 'er meer nodig om de befchuldiging van onwaarheid, ten lasten van den Ondergeteekenden, te ontzenuwen. Ondertusfcheii maakt bij Ondergeteekende geen zwarigheid, om te erkennen dat zijne omzigtigheid en de onthouding van als Capitein, op het gemelde fujet te advifeeren, te regt voor meer overtollig dan noodzakelijk kan worden gehouden , en dat indien hij het tegendeel had goedgevonden, hij zijne vrije (temming in de Weth van regtswegen even weinig zou hebben gepr»iudicieerd, als dit voorheen is gecontesteerd aan andere Leden van de Weth over zaken die aldaar uit den grooten Krijgsraad , of uit de Vergadering van  X *54 X ■van Collonellen en Capiteinen in deliberatie waren gekomen, ja even weinig als Heeren Burgemeesteren zich onthouden hebben van, zoo wel als Leden van de Vroedfchap, dan als Leden van de Wethouderfchap in beide die Vergaderingen te advifeeren, voteeren, en helpen concluderen over zaken, welke van de eene in de andere van die Vergaderingen, wierden overgebragt. De Schepen Havart, zich dus compleetelijk gezuiverd hebbende, vertrouwt de laatfte Ondergeteekende Schepen de Mirell, niet minder in fiaat te zijn, om de befchuldiging van onwaarheid iii de Contra-Aanteekening met zeer veel ophef ge. debiteerd, volkomen van zich af te wecren; het .fmert hem ten uitterftendat hij dit niet kan doen, zonder te doen blijken, dat zes Mede-Leden juist fchuldig zijn aan 't geen zij hem te laste leggen en dat bij dit niet doen kan zonder zaken te toucheeren , welke zijne confideratie en veneratie hem , kon het behoudens zijne eer en reputatie gefchieden, gebieden zou te zwijgen. Dan het zij hem gepermitteerd dit ais nog met alle menagément te doen, laat hij , door zijne Mede-Leden gefommeerd zijnde, Om op te geven, op welke gronden hij het gepofeerde in de pro Memoria alles en in dien famenhang hebbe durven op het Pa-  X 255 X Papier ftellen of doen ftellen, en met zijne Handteekening bekragtigen. /Laat bij, op derzelver rcommandatien , om zich ttaauwkeurig te berinneren in welke bewoordingen hij zich bevorens van tijd tot tijd heeft uitgelaten , alleenlijk mogen antwoorden, dat hij, fchoon in fommige poincten, waaromtrent de gevoelens mder de Leden der Wethouderfchap verdeeld waren, zich in gemoede verpligt gevonden heeft zich bij de zes Leden te voegen, en met dezelven de Meerderheid heeft helpen uitmaken , hij echter •geen zwarigheid heeft gemaakt, om bij die en andere gelegenheden, op diverfe tijden en plaatfen te declareeren , dat hij tegen de disfolutie der Schutterije was, en de conclufie tot 'affchciding der Posten van Capitein met die van Vroedfchap of Schepen nooit zou helpen nemen , dat hij dit in het bijzonder meer dan eens heeft gedeclareerd aan zijne Mede - Schepen, den Heere Hubert, van wiens cordaatheid hij geen desaveu hieromtrent verwacht, dat hij dit nader heeft gedeclareerd in de bijeenkomst, op den 25. December 1785., ten huize van een der Heeren Burgemeesteren met de gedagte zes Heeren gehouden, en, volgens het zeggen van een derzelven, expres aangelegd , onder anderen, om over het werk der Schutterije te fpreken. De Ondergeteekende kan zich niet verbeelden dat  X 25^ X dat aïle die Heeren dit zouden ontkennen of voorgeven , dit alzoo niet begrepen te hebben, hij kan dat althans niet verwachten van dien Heer, welke hem, op grond, en om reden van dat zijn Declaratoir den volgenden dag ontried, van het bijwonen der nadere bijeenkomst, welke oplaatstgemelde dag ten huize van een ander Burgemeester, ten bijwezen van de Heeren Hun Ed. Groot Mog. Gecommttteerden, ftond gehouden te worden , en naar wiens raad hij zich om die reden gedragen heeft. Laat hij, op gemelde wijze gedrongen zijnde 4 zich eindelijk , hoewel flegts in algemeene termen , mogen beroepen op de converfatie, zoo tusfchen den Heer Hubert en hem, als tusfchen dien Heer en andere Schepenen, op Woensdag den 28. De^ cember 1785. gehouden; en dan vertrouwt hij, dat dien Heer, herdenkende zijne als toen gedane waarfchouwing en voorfpelling, van het geene op dien dag gebeuren zou, herdenkende de reden die hij gaf waarom het gebeuren zou, (om dat namelijk de laatste Ondergeteekende, niet omtepraten was, van zijn fentiment tegen de disfolutie der Schutterij en eindelijk, herdenkende het gebeurde zelfs, het welk zoo juist beantwoorde aan zijne gedane voorfpelling en , der waarheid hulde willende doen, beter in ftaat zal zijn, dan de laatst Ondergeteekende zelf, om zijne justificatie  X X tie volledig optemaken, en te doen zien aan wiens zijde de waarheid is. Rotterdam den 24. Januarij 1786. C Was geteekend ) y. D. de Loches. P. van Tzendoorn. Adrianus Havart. W. Suermondt. Marinus Hoog. F. de Mirell (Onder ftond) Accordeert met de voorfz. Refolutien. ( Was geteekend ) W. IV. van BerckeU Vï. DEEL. & £X-  X *58 X L- 4- EXTRACT uit de ^Refo¬ lutien van de Edele Groot Achtb. Heeren van de Weth der Stad Rotterdam. Dingsdag den 31. Januarij 17S6. Heeren Gevers , Schout, Boogaert van A:j>hen, Vingerhoedt en vander Goes, Burgemeesteren , en Hubert, Schepen, hebben in de Notulen doen aenteekenen : Dat zij tot rescontre der nadere-aenteekening van de Schepenen de Loches, van Tzendoorn, Havart, Suermondt , Hoog'en de Mirell, den 24. Januarij j786. , in de Notulen dezer Vergadering geinfereerd en den 27. in de Haegfche Courant publicq gemaekt, nodig oordeelen aog eens en voor het laetst dit volgende te zeggen , alleen met ralatie tot de faieten en gefprekken, welke men goedvind tegen de Ondergeteekenden te retorqneeren, en in zulk een licht voor te ftellen, als of de Ondergeteekenden zich' hadden fchuldig gemaekt aen zoodanige onwaerheden of verzwijgingen waertoe geen braef Man, veel min een Re^ gent behoort capabel te zijn j Voor-  Vooraf echter moeten de Ondergeteekendens eetie aenmerking maeken op de vöorgevens waermede de zes Schepenen trachten te palieereh', hunne demarche van derzelver eerde aenteekening, tegen het genoegen van Burgemeesteren , die zulks aen dezer Stads Courantier geweigerd hadden, in de Haegfche Courant van den 13. dezer te doerk plaetfen. Dat is (zeggen zij) voornamelijk gefchied, om de Leden der fóuveraine Verga- dering fpoedig te wapenen, tegens verkeerde. ;, voordragt van het gebeurde." Maer .... op den 9. was reeds gearresteerd en op den n. bij Hun Ed.'Gr. Mog. ingebragt de Propofitie, aeu die Heeren Schepenen ten vollen bekend; dewelke immers geheet bnnoodig maekté ,'■ vooral, na dat daerop het bericht der Wethouderfchap gerequireerd , en duS. gelegenheid tot (te vdlledigde infoimatien gegeeven was, óm de aenteekening nog onder het oog van den Souverain te brengen,' vvaenoe het plaetfen in een Courant ook zekerlijk geen gewoon , gefchikt noch decent middel is. Het geen van het fuppedueeren van zoodanige Stukken, aen den Schrijver ot' Compdateur vari het een of ander partijdig Weekblad gezegd wordt, behoeven de' Ondergeteekenden zich niet aentetrekken * — noch — te onderzoeken of alle hunne Mëde-Regenten zoo vreemd zijn van de RotterR i dam-  K *6o ):( dcmfche Berichten, als zij van den Republikein aen de Maze. Dat zij den taek, om de qusestieufe recufatie te Juftic eeren , niet te moeijelijk vinden, hebben zij door hunn' eigen addres aen den Souverain reeds doen zien , en zal bij hunn' te geven bericht nader blijken,— maer zij zullen zich niet laten uitlokken tot de nuttelooze moeite van tweemael het zelfde te fchryven, en hunne gedeclareerde zoo auimeufe Partijen te willen overtuigen. Dit zou den Moriaen gewasfchen zijn. Ook zeggen die Heeren immers z'elven, dat dit het poinct zijnde, het welk in de Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. gebragt is en aldaer onderzocht zal worden, daer door de noodzakelijkheid vervalt , om zich hierop breeder te elargeeren; wat zouden Hun Edele zeggen, als men hierop commentarieerde: „ dat zij welligt dien taek te -,, moeijelijk vinden?'" Bij de eerfte aenteekening hadden de zes Schepenen het buiten twijfel gefield, dat de Ondergeteekenden van het oogmerk der apparitie van de Geconftitueerdèn der Requcftranten zeer wel geïnformeerd zouden zijn geweest. Alle de redenen van dit voorbarig befluit zijn hen bij onze Contra-aenteekening ontnomen en compleetelijk wederlegt; de voornaemfte, namelijk dat de tweede Ondergeteekende zijn Zoon, en de laetfte Ondergeteekende zijn Vader, onder die GeconfH- tu-  X atfï X tueerden had, is beantwoord met eene directe en duidelijke betuiging van het diep geheim doordien Vader en Zoon gehouden. Nu ontziet men zich niet te capteeren, dat die betuiging niet gevolgd is door de overige Ondergeteekenden, die geene Vaders of Zoonen onder de gemelde Ge' conftitueerden hebben, en bijgevolg dezelve betuiging niet konden doen, dan zeer mal a propos; en daerdoor op zich zouden hebben applicabel gemaekt, den regel: qui 'sexcufe s'accufe; En wie geeft de zes Heeren Schepenen recht om de Ondergeteekenden daenoe te verplichten? als het zoo ver gekomen is , dat men eikanderen niet meer geloofd, dan moet men zulke betuigingen niet nodeloos verfpülen. De zes Schepenen hebben gezegd , dat het bij hen buiten twijfel was! Is dit geen laster, maer een gegrond pofitief waerom dan het bewijs van dien niet te berde gebragt? zijn zij daertoe buiten ftaet, gelijk ze zijn, hebben zij zich op gisfingen gefundeerd, hoe kunnen ze dan kwaed vinden dat men hen erinnerd heeft, hoe ftrijdig zulks is met de denkwijze van een sequitabel Jnge? Het Meerdertal van Schepenen bij hare vorige aenteekening geklitegd hebbende dat hen de apparitie van de oud Schepenen Hubert , &c. aller onverwachtst en frappantst was voorgekomen —— en daerin een reden van onderfcheid (tellende tusR 3 fchen  leliën de contennnce door hen en door de Ondergeteekenden bij d'[ë gelegenheid gehouden , vinden de Ondergeteekenden zich genoodzaakt, daer tegen aentemerken, hoe de vijf eerftc Ondergeteekenden , door de apparitie dienselfde Geconftitueerdèn even te vooren in de Kamer van Heeren Burgemeesteren en de zesde Ondergeteeken- . de door een toevallige-ontdekking : reeds zoo veel van de zaek wisten als door den laetst- gemelden, nog voor die apparitie in SchepensKaraer vaen den Heer de Mirell; en zoo voorts was medegedeeld. — Dit niet ontkend kunnende worden, neemt men zijn toevlugt om het woord apparitie niet meer te doen beteekenen vêffchijning, en te declareeren dat de ware mecning der Heeren Schepenen geweest is, „ dat zij niet zoo ,, zeer door die apparitie, in hetafgetrokkenebc,, fchouwd, als door de gantfehe gebeurtenis zijn V. gefrappeerd geworden," dit geloven de Ondergeteekenden geerne, maer wat zegt dan tog dit alles ! de vijf eerst Ondergeteekenden hebben een zeer korren tijd, —- en de laetfte Ondergeteekende heeft een halven dag te vooren dezelfde ondervinding gehad , ieder Menseh, wordt gefrappeerd door iets dat hem onverwacht, en yoor het eerst, te voren komt, en in dat geval zjju alle de twaelf Leden van dit Collegie even zeer geweest, alleen met een. gering onderfcheid \ajj tijd. 1 ''V"'" Maer.  X *63 X Maer men misduid in den ketst Ondergeteekenden , dat hij. van zijn evengemelde aen den Heer de Mirell &c., gegevene communicatie in deContra- aenteekening heeft gebruik gemaekt &c., • • doch zonder reden dewijl zijne Mede-Schepenen hem daertoe gedwongen hebben. > 't Is waer , dat hij die communicatie heeft gedaen, met dat goede en vriendelijk oogmerk , om zijne Mede-Broeders te wapenen tegen iets dat hij ligt begreep hen te zullen fmerten, zich in hun¬ ne plaetze Hellende, dacht hij: als ik in dat geval was zou ik vrijwillig cedeeren , liever dan door anderen geweerd te worden , vfh mede te Itemmen over mijne eigene continuatie of discontitm- atie als Capitein, hoe meer ik op dien Post gefteld was, zoo veel te meer zou ik 'er mijne jeer in ftellen, dat deVraeg, of mijn verdere dienst in die qualiteit nuttig of onnuttig zijn zoude, buiten mij zeiven beoordeeld en gedecideerd wierde. — Hij fupponeerde ter goeder trouw, dat ten minften de Heer de Mirell 'er misfchien wel zoo over zou denken , en zich dan beklagen, dat hij, van de fuftenue der Geconftitueerdèn niets geweten hebbende , dezelve niet had kunnen prevenieeren. Op dien voet met dien Heer Inrekende, k-eeg hij van denzelven voor het eerst een duidelijk en gedecideerd antwooid, dat hij zoude medeftemmen tegen- de disfolutie der tegenswoordige Schut» terije, . en üe Heereu Suermondt en Havart il 4 he-  X 464 X betuigden beiden voor dat oogenblik mede niet ge« weten te hebben, of de Heer' de Mirell voor of tegen die disfolutie inclineerde. Maer wat is nu het oogmerk der zes Schepenen geweest met van die geheele converfatie in hunne aenteekening een diep ftilzwijgen te houden ? — om geene aenleiding te geven van den laetften Ondergeteekenden aen laster en verwijten te expoaeeren ? Hij kan niet zien dat hij deswegens daervoor bloot ftond. Doch zou echter de zes Heeren voor die discretie wel willen bedanken, indien men hem niet gedwongen had, êti hem nu nog kwalijk afnam, dat hij zelf het voorfz. gefprek heeft moeten openbaren, door de verdenking van illegale menées, als of, na dat bij de Ondergeteekenden , en fpeciael den laetst Ondergeteekenden, kennis verkregen was dat de Heer de Mirell tegen de disfolutie der Schutterij zoude opineeren, de Burgers toen eensklaps op de baen gebragt wierden, onder welke de Vader en Zoon van twee der Ondergeteekenden. Het herdenken aen bet voorfz. gefprek, even voor het aengaen der Weth, 28. December 1785. gehouden, had de Heer de Mirell van die tirade in zijne Promemoria moeten weerhouden, en de vijf voorzittende Schepenen van dezelve te justinceeren. De Ondergeteekenden hebben den Heer de Mirell  X *«5 X r«// gefommeerd om op te geeven, ,, op welke „ gronden hij dat alles , en in diénfamenhang, heeft „ durven op het papier ftellen of doen ftellen, ,, en met zijne uaemteekening bekragtigen. ■ Het fpreekt van zelfs dat dit involveerde een opgave , dat hij aen iemand der Ondergeteekenden , voor den 28. December, zich tegen de disfolutie der Schutterij zoo duidelijk en gedecideerd hadde uitgelaten, dat daerop de Burgers ter bane gebragt konden worden. En dat dus hier niet te pas komt het gefprek met den laetften Ondergeteekenden gehouden op dien dag, toen de Geconftitueerdèn der Requeftranten zich reeds ter Kamer van Heeren Burgemeesteren gefifteerd hadden, en dus, volgens de Promemoria, reeds op de baen gebragt waren. De laetfte Ondergeteekende heeft hier boven reeds erkend, dat de Heer de 'Mirell toen voor zijn gevoelen is uitgekomen, maer hij ontkent dat hij tot reden van de apparitie der Geconftitueerdèn zou gegeven hebben , dat de Heer de Mirell van zijn fentiment tegen de disfolutie der Schutterij niet was om te praten. Hij heeft die of diergelijke bewoording niet gebruikt noch kunnen gebruiken, en beroept zich riaeromtrent gerustelijk op de nadere overdenking van den Heer de Mirell, die dan zal moeten advoueeren, dat hij laetst Ondergeteekende te'lkens, en genoegzaem in elk voorkomend geval, gezegd heeft ,zijn£>.iele R 5 nim-  X **6 X nimmer tot het een of ander te willen perfuadee-* ren of ompraten , dat ftrijdeu mogte tegen het. geen zijn Edele in gemoede overtuigd was te moeten doen. De ontkentenis van den laetst Ondergeteekenden bepaelt zich dus hier toe, dat de lieer de Mirell zich nooit duidelijk en finael aen hem over het disfolveeren der Schutterij heeft uitgelaten, voor den 28. December, of voor de Geconftitueerdèn. der Rcqueftranten reeds befloten hadden ter bane te komen, en dat hij dus daertoe geen aen- leiding heeft gegeven, veel min genomen uit eenig gezegde van dien Heer. Al wie de voorige aenteekening in haer famenhang, en betrekking tot die van de zes Schepenen , onbevooroordeeld leest , zal moeten erkennen , dat dit de duidelijke mening van alle de Ondergeteekenden is. — Namelijk, dat de Heer de Mirell zich aen hen dan eens meer en dan eens min ongunftig over die disfolutie heeft uitgelaten, maer nooit pofuief, gedecideerd, of finael, — en dat dus het geen in de Promemoria gefield is, zoo en in dien famenhang als het daer ftaet, als of zij van het fentiment van den Heer de Mirell waren zeker geweest, en toen de Burgers ter Bane gebracht hadden , malitieus en onwaerachtig was. Schoon zij van geene" bijeenkomst op den 25. December weten, erinnereu zij zjch zeer wel de con«  K ^7 X converfatie aen het Huis van den bedoelden, eu het gefprek van een anderen Burgemeester op den volgenden dag, met den Heer de Mirell gehouden _—3 maer zij vertrouwen dat die Heer bij nader berdenken zal moeten toeflenunen, dat hij te dier tijd wel heeft gefproken van dimculteiten, welke bij hem tegen die disfolutie opkwamen, fpeciael uit hoofde van Previlegien, doch dat hij , na dat één der Ondergeteekenden hem ten dien opzichte had getracht te desabufeeren , zich niet gedecideerd maer zeer irrefolu getoond heeft, en dat hem daerop 's anderen daegs geraden is, de bedoelde nadere bijeenkomst niet bijtewonen, zoo lang hij zich niet bepaeld had, hoe hij over de disfolutie der Schutterij ftemmen zoude ; en dus geenzins uit hoofde van een fteliig, declaratoir dat h'j aen de Ondergeteekenden of één derzelve gedaen zoude hebben: en het welkte minder waer-. fe-hijnlijk is, daer (gelijk boven reeds verhaeldis) zelfs de Heeren Suermondt en Havart op den 28. December nog onzeker waren, bij welk geYoelen de Heer de Mirell zich zoude voegen; Hier mede al het wezenlijke der nadere aenteekening van de zes Heeren Schepenen te famen , en van den Heer d.e Mirell in het bijzonder, gerescontreerd zijnde ,■ resteert 'èr nog maer, om met ecu enkel woord te fpieken van de armhartige defeu-. fie van den Sche„en Havart. ■ Yan de aenteekeningen die hij zegt iri de No* tu-  X *68 ):( tulen van Collonellen en Capiteinen geinfereerd te hebben, weet niemand der Ondergeteekenden iets; maer dit weten zij, dat niet hij, maer de Heer de Mirell, de jongfte en dus Secretaris van die Heeren was, en op den 27. Octoberi785 ook prafent geweest, doch voor het arresteeren der Memorie heen gegaen is, met de Heer Beet. aerts. — Waerom volgde de Schepen Havart dat voorbeeld niet, waerom moest hij juist al- daer blijven ? om de Memorie in plaets van den abfenten Secretaris te teekenen? dit had immers de Capitein de Monté, ook wel kunnen doen; en daertoe was zijn Pen of Naem niet meer nodig dan die van den Heer Beelaerts of de Mirell; waerom dan? om dat men zonder hem maer !:es Capiteinen had, en dus niet de Meerderheid der twaelf, welke nodig was om de Memorie op naem van allen te arresteeren, en aen de Weth inteleveren; dit erkent h'x\ in zijn gedrukte aenteekening van den 12. December 1785., bladz. 4. in de door hem zeiven onderhaelde en daerom Curfief gedrukte woorden ; dit ontkent hij in de Promemoria van den 2. Januarij 1786.;— en dat zelfde erkent hljnu weder bij de laetfte aenteekening' .van den 24. Januarij,—— namenlijk dat hij die Memorie heeft helpen arresteeren, wel met bijvoeging dat hij zich .met dezelve alleenlijk zoude hebben geconformeerd , in zoo verre, dat hij wel mogt lijden  X »«9 X den dat dezelve uit naem van die Vergadering wierde geprsefenteerd. Maer waerom mogt hij dit meer lijden, dan de Heer Bcelaerts en de Mirell? waerom gingen die Heeren uit de Vergadering, en hij niet? Het hing dan immers van hem, ja van hem alleen af, of de Memorie der 14. Lieutenants en Vaendrigs beantwoord moeste en zoude worden, of niet. Zoo hij 'er zich had buiten gehouden, had dezelve niet aen de Weth gepraafenteerd kunnen worden, ten minften niet als een werk van dat Collegie of Corps, welks naem 'er nu toe gebruikt is, en zonder hem niet gebruikt konde worden, dewijl de abfente Leden niet ad Mum actum geconvoceerd, noch van hun Stemregt daerover gefecludeerd waren; Maer! het is de moeite niet waerdig hier over breeder uit te weiden. En de Onderge¬ teekenden declareeren eens voor a>, dat zij na dezen geene aenteekeningen over deze materie, immers van den Schepen Havart, meer zullen beantwoorden. Rotterdam den 31. Januarij 1786. (Was geteekend) P. Boogaert. P. Geven. Ifaac van Alphen. Jacob Herman Vingerhoedt. P. J. vander Goes. Ijaac Hubert, Junior. ( Onder ftond) Accordeert met vorfz. Refolutien. (Geteekend) TV, TV. van BercheL M. 1.  X *7o X M. i. EXTRACT uit het Regis¬ ter der Refolutien van di Edele Groot Achtbare Heeren van de Weth der Stad Rotterdam. Dingsdag den 13. Decembet 1785. overweging zijnde genomen , het Schriftelijk Declaratoir van de Heeren Reepmaker, Beelaerts en Ram, op laatstleeden Saturdag, door den Heer Gevers, Schout, ter Vergadering geexhibeerd: Is goedgevonden en verftaan, het zelve aantenemen, voor Notificatie, en voorts gere^ folveerd, dat, conform het verzoek van Welgemelde Heeren, het voorfz. Declaratoir in de Notulen dezer Vergadering zal worden geinfereerd j zijnde hetzelve van volgende inhoud: De Wel Edele Gefirenge Heer Hoofdofficier , Mr. Paulus Gevers ,■ wordt als Voorzittend Lid der Weth, uit naem en Van wegens de Ondergeteekenden verzocht, ter kennis van Welgemelde Collegie , te brengen; Dat zij Oridergeteekehden tot het conti-  X a7l X cipieeren noch arrefteeren van de ns-'efe Memorie, op naem van Collonellen en Capiteinen, en- dus ook op naem van hun Ondergeteekenden , aen de Vergadering van Hun Ed. Gr. Achtb., mijn Heeren van de Weth geprefenteerd, niet hebben geconcurreerd ; waerom zij Ondergeteekenden zich verplicht vinden , ter hunner decharge te declareeren , geen deel hoe genaemd, aen dat ftuk te hebben ; ja van deszelfs inhoud geheel en al onkundig te zijn geweest, tot dat hetzelve door den druk gemeen gemaekt is; latende vervolgens die nadere Memorie ' voor rekening en verantwoording van die Heeren, door welke dezelve is ingeleeverd geworden. Verzoekende, dat dit hun Declaratoir, het geen de Ondergeteekenden de eer hebben daertoe fchriftelijk overteleggen , in de Notulen van de Weth mag worden geinfereerd, en i, dat Hun Edele Gr. Achtb. daervan het nodig gebruik gelieven te maeken, daer en zoo als Hun Edele Gr. Achtb. zullen oordeelen te behooren. Rotterdam den,io December 1785, . (Geteekend) jf. Reepmaker vz-nStTzvzhhoekitis Collonel. A. W. Beelaerts, als Capitein. $ W. Ram, als Capitein, De  De Heer Havart, Schepen, heeft, met verzoek Van infertie in de Notulen , ter Vergadering overgegeven de navolgende fchriftelijke voordragt: Wanneer op laatstleden Saturdag, door" den fleer Hoofd-Officier Gevers, aan deze Vergadering wierd gecommuniceerd , een Schriftelijk aan hem Heer Hoofd ■ Officier gedaan verzoek, van de Capiteinen Reepmaker , Beelaerts en Ram; ten einde in de Notulen dezer Vergadering, zekere aanteekening van hunnent wegen , concerneerende de nadere Memorie van confideratien van Collonellen en Capiteinen, te infereeren; heeft de Ondergeteekende, als Lid van deze Vergadering, en tevens mede Capitein zijnde, en bij het arresteeren der voorfz. nadere Memorie zijnde prefent geweest, gemeend* best te doen, zich op die voordragt van den Heere Hoofd-Officier, en de deliberatien, daaruit volgende , niet in te laten ; die deliberatien alstoen uitgefteld zijnde to,t heden, blijft de Ondergeteekende ook nog bij dat fentiment perfifteeren , ■ doch meent echter voor deze Vergadering niet te mogen verbergen, maar in tegendeel, zoo aan zijne Mede-Capiteinen, als aan zich zeiven, verfchuldigd te zijn, op de vorige, door den Heer Hoofd-Officier van wegens voorfz, Capiteinen, Reepmaker ,  X m X k«r, Beelaerts en Ram , verzochte oF voorgedrage Aanteekening, in de Notulen van deze Vergadering van de Wethouderen, te moeten aanmerken; Dat het, ja, waarheid is, dat de nadere Memorie van confideratien van Collonellen en Capiteinen is overgeleverd, zonder dat de voornoemde Heeren dezelve gelezen hebben , dan dar het tevens eene niet min zekere waarheid is , dat niet de Vergadering van Collonellen en Capiteinen , maar de voornoemde Heeren zelfs, daar van oorzaak zijn. Alle drie die Heeren toch, zijn tijdig,en op gewoone wijze tot de Vergadering van den 27. October laatstleden, waarin die Memorie is gerefumeerd en gearrfteerd , geconvoceerd, zoo als de Heer Beelaerts daar verfchenen is, maar dat de Heeren Reep' maker en Ram, op die Vergadering, gelijk op de twee daar voorgaande, van den 23. Augustus en 12. September zijn abfent geweest, kan immers niet aan de Vergadering worden geattribueerd ? en dat niet te min alle de toen genomene Refolutien wel en wettig , op naam van Collonellen en Capiteinen gefteld zijn , zal niet kunnen tegen gefproken worden: Of moest de Vergadering om de abfentie Vi. t» eel. S van  X *74 X Van voornoemde Heeren, hunne Refolutie gefurcheerd hebben? met wat fchijn van regt of billijkheid zoude zulks kunnen worden gevorderd? dat uitftel kwam in deze te minder te pas: daar, indien die nadere confideratie immer zouden geprefenteerd worden , 'er niet te veel fpoed mede gemaakt kon worden. De Heer Collonel Reepmaker, heeft daarenboven in de Vergadering van Collonellen en Capiteinen van 12. Maart 17S5., (ter gelegenheid van de eerfte deliberatie over de bij de gecombineerde Vergadering gerequireerde confideratien van Collonellen en Capiteinen , ) zich reeds geëxpliceerd , dat hij begreep in. deze zaak niet neutraal'te zijn, en dus verkoos in zijn geheel te blijven ; verklarende op de Vergadering van 12. April, tijde, dat de eerfte Memorie wierd gerefumeerd, bij Misfive (als abfent zijnde,) bij dat zijn begrip te perfifteeren , waarom hij zich met de toen deswegens genomene Refolutie niet kon conformeeren, gelijk hij op de beide Vergaderingen van den grooten Krijgsraad ter dezer zake gehouden, al mede abfent gebleven is; kon nu dien Heer van de Vergaderingen van Collonellen en Capiteinen vergen , dat daar dezelve materie als nog behandeld wierd, de vobrfis. 3." •'• ' *, j  Voorfchreven nadere'confideratien üit hoofde zijner abfentie, wierden te rug gehouden ? Nog veel minder reden van beklag is 'er Voor den Heer Capitein Beelaerts , dié Heer toch was den 27. October in de Vergadering tegenwoordig, en ftond uit eigen beweging op, declareerende, dat, hoewel hij zich overtuigd hield , dat de voornoemde nadere Confideratien op goede gronden zouden berusten, hij echter begreep dezelven aan Tegenfchriften zouden zijn blootgêfteld, waarmede hij liefst niet te doen wilde hebben, dat hij niet te min daar tegeii ook geen Protest of Aanteekening zoudë doen, als verlangende niets vuriger, dan het zijne toetebrengen tot cultiveering Vart de Vriendfchap en goede harmonie met de Leden der Vergadering van Collonellen ert Capiteinen, en des best dacht te verzoeken j dat de Vergadering hem wilde excüfeeren , van daar over zijne gedachte té zêggén, en hij fiegts in de Notulen voor abfent mogt gereekend worden , en des verkoos heen te gaan , zijnde voornoemden Heer Beelaerts te dier lijd nog verzocht 4 eerst bij de Lecture van het ftuk te asfifteeren, wanneer hij dan nog vrij bleef, orii te deen $ het geert hij verkoos, maar hij S a per'-  X X perfiilcerde bij" zijn verzoek, en is daarop ook cerftond, zonder iets anders gezegd, of de mkifte reflectie op de afwezige Heeren gemaakt te hebben, met vriendelijk affcheid, met den Heer Capitein de Mirell* ( die 'm het geheel met deze zaak niet genieilcerri was geweest,) vertrokken. Ik beroep mij gerustelijk op den hier tegenwoordig zijnden Heer Schepen en Mede -Capitein afe Mirell, of dit laatfte niet precies aldus gepasfeerd is. Wat eindelijk de Heer Capitein Ram betreft, zal het genoeg zijn aantemerken, (jat die Heer mede ter behoorlijker tijd, bij Billiet, als na gewoonte is geconvoceerd, zonder dat de Vergadering wist, of hij in of uit de Stad was, doch daar hij op den 5. Julij , fchoon de Vergadering toen op eene dubbelde boete was belegd , abfent was geweest, en bij het doen van rapport cp den grooten Krijgsraad, mede niet was prefent geweest, was 'er immers geen noodzakelijkheid , om ter oorzake van de abfentie van dezen Heer, de deliberatien, ten dezer zake optehouden. Hier bij zoude men nu oók nogkunnen voegen, dat de Heeren Reepmaker en Beelaerts , op de Vergadering van 5. November, de Refolutie van 27. October hebben hoo-  X V7 X hooren refumeeren, zonder daar tegen iets te zeggen of doen aanteekenen. « De Ondergeteekende vertrouwt bier mede genoeg gezegd te hebben, tot «betoog dat niet de Vergadering van Collonellen en Capiteinen , ( waar van hij zelfs de eer heeft Lid te zijn,) maar voornoemde Heeren Beelaerts, Reepmaker en Ram , zelfs oorzaak zijn , dat de voorfz. nadere Memorie van Confideratien is overgeleverd, zonder dat zij dezelve eerst gelezen hadden, trouwens de Vergadering was tijdig en wettig belegd , alle de Heeren waren behoorlijk geconvoceerd, de Refolutie is met volle eenparigheid, van de prefente Leden, zijnde de Meerderheid van het geheel, genomen, en. het is dus buiten tegenfpraak, dat de voornoemde Memorie te regt , uit naam der Vergadering van Collonellen en Capiteinen geprefenteerd is. Of intusfehen voornoemde Heeren Reepmaker, Beelaerts en Ram, niet beter zouden gedaan hebben, hunne Aanteekening in de Vergadering van Collonellen en Capiteinen, te doen, als in deze Vergadering van de Wethouderfchap , door tusfehenkomsr van den Heer Hoofd - Officier verzoek te doen, dat'er ten hunnen gevalle, eene Aanteekening in de Notulen van de S 3 Wet-  )••( 278 ):( Wethouderfchap gefchieden, wil ik welaa» het beter oordeel mijner Mede-Leden over-, laten, mij vergenoegende, met hier blote-lijk; na mijne kundigheden , zoo verre mijn geheugen mij hielp, de eer der Verdering van Collonellen en Capiteinen, en de wettigheid der Refolutie, van den 2?, October gevindiceerd te hébben. Terwijl ik verzoek, dat indien de Aanteekening van voornoemde Heeren Reepmaker , Beelaers en Ram , in de Notulen van de Weth geinfereerd wordt , deze mijne Aanteekening, ter mijner decharge, daar-r op velgen mag , vertrouwende dat. Heeren Burgemeesteren, indien Haar Edele Groot Achtbaren goedvonden , de Aanteekening van de Heeren Capiteinen Reepmaker beelaerts en Ram, ter Drukperfe te geven, zoo als ik meene dat Hun Edele Groot Achtbaren reeds hebben gelieven te kennen te geven, ook deze mijné Aanteekening daar bij zullen doen volgen.' Rotterdam den 13. December 17S5. ( Was geteekend) Adrfanus Havart. £}e Heeren Gevers, Schout, Boogaert, van Alphen ,  };( 279 ):( phen, Vingerhoedt en vander Goes, Burgemees• teren , hebben van de bovenftaande Voordragt verzocht Copie, en aan zich gereferveerd tegens dezelve, des goedvindende, in de Notulen dezen Vergadering*zoodanige infertie te doen, als zij zullen noodig oordeelen te behooren. (Onder ftond) Accordeert met het voorfz. Register. ( Was geteekend ) J. van Zuylen vati, NyevtlU S 4. M. $.  X 280 X M. a. EXTRACT uit het Regis¬ ter der Refohften van de Ed. Gr. Achtb. Heeren van de Weth der Stad Rotterdam. Saiwdag déh 24. December 1785. Heer Gevers, Schout, heeft ter Vergadering kennis gegeven, dat hij door de Heeren Reepmaker , Beelaarts en Ram was verzocht, om ter Vergadering te communiceeren zekere Elucidatien, welke zij meenden aan deze Vergadering, op de aanteekening van den Schepen Havart, den 13. December op hun overgegeven Declaratoir gedaan , te moeten fuppediteeren, met inftantie tevens , dat dezelven in de Notulen dezer Vergadering mogten worden geinfereerd. Waarop zijnde gedelibereerd, is goedgevonden en verftaan , dat in de Notulen dezer Vergadering zullen worden geinfereerd de navolgende , door den Heer Gevers in fcriptis geëxhibeerde, elucidatien. 33e Wel Edele Geftrenge Heer HoofdOfüder Mr. Paulus Gevers, als voorzittend Lid  X *8i X Lid van de Weth, wordt door de Onder, geteekenden verzocht ter kennisfe van welgemelde Collegie te brengen: Dat zij, geinformeerd zijnde van den inhoud der Aenteekening op den 13. December 1785. door hunnen Mede-Capitein Adrianus Havart, in hetzelve Collegie overgegeven , tegen het Declaratoir van de Ondergeteekenden , 't welk de Heer Hoofdofficier ten hunnen verzoeke aen Hun Ed, Gr. Achtb. had gelieven te communiceeren , noodig hebben geoordeeld daerop deze weinige elucidatien te laten volgen; Dat zij niet hebben, verzocht e n Aenteekening in de Notulen van de Weth, op dien voet, als zulks door Leden van eèn Collegie gevergd wordt , en waertoe zij zeer wel weten , dat niemand anders bevoegd is: maer dat zij gemeend hebben, dat, daer aen Hun Ed. Gr. Achtb. was ingekeverd een Vetzoek, en Memorie ten Name van Collonellen en Capiteinen, zonder dat Hun Ed. Gr, Achtb. konden weten, of de Ondergeteekenden daertoe mede had-» den geconcurreerd, dan niet, het aen hen■ lieden door niemand kwalijk konde werden afgenomen, dat zij, die zich met voorfz. Verzoek en Memorie niet hadden ingelaten , mijn Heeren van de Weth daeromtrent desS 5 abn-  X 28a }( abufeerden, zonder voor het overige zich op den inhoud of de materie zelve te ex- pliceeren; Dat, noch de inhoud van hun Declaratoir , noch de intentie van de Ondergeteekenden daer heenen ftrekt, om te contradiceeren , dat de Meerderheid van een Collegie Refolutien mag neemen en ter uitvoer brengen, op den naem of titul van het geheele Collegie, zelfs zonder gehouden te zijn de naemen der Leden, die abfent zijn ■geweest, of daer in niet mede geftemd, of zelfs 'er uitdrukkelijk tegen geftemd , ja geprotesteerd hebben, te noemen ; — maer dat de Ondergeteekenden alleenlijk fuftineeren, dat, wanneer zulks niet gefchiedt, de Minderheid dan altijd onverlet blijft, om zelve te zorgen, dat aen haer niet werde geattribueerd , een daed of gevoelen, waermede zij zich niet hebben geconformeerd — een fuftenue, waervan.de Heer Havart zelf, nog met vier Heeren Schepenen, nog onlangs gebruik heeft gemaekt in het fchrijven eener Misfive aen de Vroedfchap , behelzende hunne disfentie van de Misfive, den 11. te voren door de Meerderheid van de Weth , ten naeme van dat geheele Collegie, aen de Vroedfchap inge. zonden. Dat  X s83 X Dat dieshalven het inleeveren van der Ondergeteekendens Declaratoir, aen mijn Heeren van de Weth allezins gepermitteerd en wettig is, al was het, dat de Heer Havart gelijk had in het geen zijn Edele pofeert, dat, niet de zeven Heeren, die de voorfz.. nadere Memorie hebben gearresteerd , maer de Ondergeteekenden zeiven , oorzaek zijn, dat zij die niet hebben gelezen , &c. Maer dat de Ondergeteekenden te¬ gen dat pofitief moeten aenmerken , dat 'er in April 1735., zoo als de tweede Ondergeteekende ziCh met volle zekerheid errinnert, door de Commisfie van Collonellen en Capiteinen , uitdrukkelijk was afgefpro-. ken het bij de eerfte Memorie van Confideratien te laten berusten, zonder het Collegie in een verder gefchrijf te compromitteeren, dat 'er ook tot het inftellen eener tweede Memorie nooit propofitie gedaen, veel min eene Commisfie is gedecerneerd geweest, en dat bijgevolg niet als wettig kan worden aengezien eene contrarie Refolutie in eene latere Vergadering 'gansch onverwagt voorgefteld en genomen bij abfentie van Leden , die wel op de gewoone wijze geconvoceerd , doch niet teffens geadverteerd waren van (en geenzins konden ver-  X 284 X vermoeden of fupponeeren) het voornemen der Meerderheid, om van het voorfz. afgefprokene aftegaen, en een daertegens inlopende demarche te doen, daer de laetfte Memorie niet, gelijk de eerfte, dooreen hooger Collegie was gerequireerd , maer gansch vrijwillig en ongevergd in de Waereld wierd gebragt. Bij deze generale reflexien van de drie Ondergeteekenden moet noggevoegd worden. ï. Door den eerst Ondergeteekenden, dat zijn disfenfus van de eerfte Memorie hem niet konde verftecken van het regt, om ook in tijds gekend te moeten worden, eer men het befluit nam, om een tweede te vervaerdigen; en dat zijn ftilzwij» gen in de Vergadering van 5. November laetstleden op de refumptie der fRefolutie van 27. October hem niet kan obfteeren — dewijl de Misfive en Memorie zelve toen niet voorgelezen, maer met fiat infe-rtioge» pasfeerd zijn, ja niet eens in de VergaderKamer voor handen waren en hij in de gewoone omvrage, het gewoone antwoord gegeven heeft, dat hij niet kon oordeelen over de extentie van eene Refolutie in zijn afwezen genomen. II. Door  )K **S Y( 1L Door den tweede Ondergeteekenden; daï het waer is, dat hij op den 27. October de prelecture der Misfive en Memorie heeft kunnen hooren, en daertoe aengezogt is, docli dat. hij verkozen heeft, voor dezelve begon , met den Heer de Mirell heentegaen , en zich als abfent te doen aeuteekenen, zeggende, niet-, dat hij zich overtuigd hield, maer dat hij wilde fupponeeren ( met die of een diergelijke onzekere bewoording) dat die tweede Memorie den Opfteller tot eere (trekken zoude, maer dat hij echter begreep dezelve aen tegenfehriften zoude zijn blootgeftelr? &c, volgens het verhael van den Heer Havart zelve, hebbende hij tweede Ondergeteekende dus in fubltantie gereclameerd , de bevorens raedzaem geoordeelde affpraek, van niet meer te fchrijven, cn' daer hij zag, dat zulks reeds gefchied was, en hij de inleevering en uitgave dier nieuwe Memorie door geen protest of ander middel zoude kunnen tegenhouden, geprefereerd heeft zich te abfenteeren van eene Befoigne, tot-welke hij wel, nevens de andere abfente Heeren , was geconvoceerd, doch zonder 'eenige voorkennis, dat dezelve moeste dienen , om te arresteeren eene reeds in gereedheid gebragte zoo volumieufe fciuiltuur, welke hij zich ook buiten ftaet  ftaet vond, op. eene enkele pralecture te beoordeelen. Hl. En eindelijk door den derden Ondergeteekenden ; dat zijne abfentien in verfcheide vroegere Vergaderingen hem mede niet hebben kunnen verfteeken van het regt, om ook tot de befoignes over de tweede Memorie te worden geconvoceerd, zoo dat hij van het voornemen, om dezelve in de Waereld te brengen , wierd gepraadver- teerd en dus in ftaet gefield zich des goedvindende daertegen te kunnen oppofee- ïen te meer, daer de Vergadering van 27. October niet, felijk die van 5. JuÜj, op dubbelde boete belegd was, en hij dieshalve niet anders kon denken, dan dat 'er over gewoone en min gevvigtige onder* Werpen gedelibereerd moest worden. De Ondergeteekenden verzoeken, dat dezeElu-* cidatie en justificatie van hun vorig Declaratoir, mede in de Notulen van de Weth moge werden geinfereerd. (Was geteekend ) Rotterdam J. Reepmaker, van Strevelshoek j den 24 Decemb. als Colonel. 1785. A. W. Beelaerts, als Capitein. J. W. Ram, als Capitein. De Schepel Havart heeft van bovengenoemde ElO*  X *87 X Elucidatien verzocht Copie, met referve om, des goedvindende, tegens dezelven zoodanige infertie te doen, als hij zal noodig oordeelen te behooren. Woensdag den 28. December 1785. De Schepen Havart heeft ter Vergadering geexhibeerd , deszelfs gereferveerde • Aanteekening op de Elucidatien, door de Heeren Reepmaker, Beelaerts en Ram , ter laatfier Vergadering overgegeven , zijnde van den volgenden inhoud: Be Ondergeteekenden gezien hebbende de Aanteekening, door den Heer Hoofdofficier Gevers, ten verzoeke van de Heeren Reepmaker, Beelaerts en Ram, in de . Notulen van deze Vergadering geinfereerd, ter Elucidatie en Justificatie, zoo zij zeggen , van hun vorig Declaratoir , mede op de voorfiellingvan den Heer Gevers, in dezelve No:ulen geinfereerd, zal zich, ter rescon-. tre van dien, niet in het breede uitlaten ; alleen meent hij te mogen en te moeten aanmerken: I. Dat 'er, naar zijn oordeel, een groot onderfcheid is, tusfchen het declareeren van tot zekere Refolutie niet te hebben gecon- cur*  curreerd, en het beklag, (het zij dan direct of indirect) dat deze of geene Refolutie zonder medeweten van alle de Leden genomen is. 1 Met opzigt tot het eerfte , kon de Ondergeteekende de buitengewoone demarche van de Heeren Reepmaker, Beelaerts en Ram, bij hun vorig Declaratoir,-vrij onVerfchiïlig aanzien, doch met opzigt tot het laatfte , vermeende hij verpligt te zijn , zich de eere der Vergadering van Collonellen en Capiteinen , waar van hij een MedeLid is, te moeten aantrekken, en dezelve van allen fchijn van verdenking te moeten vindiceeren. Hier in vertrouwt hij , vooral na de lecture der bovengemelde Elucidatien en Justificatien, niet ongelukkig gedaagd te zi jn: II. Dat hem Ondergeteekenden nimmer iets voorgekomen is van zoodanige affpraak tusfchen de gecommitteerde Capiteinen , als waarvan de Heer Beelaerts gewag maakt, om namelijk zich, na het fchrijveu der eerRe Memorie, in geen verder gefchrijf te com• promitteeren, zeker althans is zulks nooit bij de Vergadering van Collonellen en Capiteinen gefchied, doch indien eens zoodanige converfatie onder die Heeren Gecom- mit-  X *8q X initieerden effectief in de maand April , zoo' als de Heer Beelaerts zegt, hadde plaats gehad , voor dat de confideratien en advis van veertien Lieutenants eh Vaandrigs in het licht gekomen waren , zoo behoefde dit immers geen regel voor de Vergadering van Collonellen en Capiteinen te zijn, indien dezelve oordeelde, dat die Memorie niét Onbeantwoord moest blijven; en de -Ondergeteekende kan niet geloven, dat de Heer Beelaerts foorgelijke affprtiken , bij toevallige converfatien , van eene verbindende kragt zoude houden. Zijné tegenwoordige handelwijs is ai* ■thans niet zeer te compasfeeren met de affpraken, in bijzondere converfatien onder Collonellen en Capiteinen, voorgevallen, om caufe commune te maken, zoo als de Ondergeteekende zich zeerwel herinhert, dé Heer Beelaerts zich in de Vergadering van Collonellen en Capiteinen des avonds van den 5. Julij, toen des morgens dé grooté Krijgsraacr^ehouden was, waarin de confideratien en advis gearresteerd waren, të hebben hoorén uitlaten. De Ondergeteekenden moet hier bij nog remarqueerefi, dat Collonellen en Capiteinen, in hunne Vergadering den iii September , reeds onderling met den ander gefprb.*!• B*fit. T keft  X *9° X ■ ■ken hebben , over de beantwoording der Memorie van de veertien Lieutenants en Vaandrigs, toen pas in het licht gekomen, en hoe zeer daarop des tijds geene Refolutie is gevallen, zoo hebben de Leden, bij die Vergadering prefent, zoo verre zij tot de eerlte Memorie hadden geconcurreerd, hun volkomen genoegen daarin betoond, dat de voorige Heeren Gecommitteerden dat nieuwllngs uitgekomen duk tot dat einde zouden examineeren; dan misfehien is hier van aan den Heer BeeU aerts, die toen abfent was, geene bijzondere kennisfe gegeven , ter zake hij de eenige der Leden was, die zich in de Vergadering van den grooten Krijgsraad van 5. Julij met het Rapport der Meerderheid conformeerende, nogthans geene Aanteekening tegen de Aanteekening der Minderheid dier Vergadering had gereferveerd, en dus fcheen te verkiezen, zich niet verder met die zaak te willen inlaten. Voor het overige zv\0t Ondergeteekende zich in geene verdere discusfien elargceren, maar de bovcngem-lde elucidatien en juftificarien in haar waarde en onwaarde laten , alle drie de Heeren toegevende ter behoorlijker tijd geconvoceerd te zijn tot de Vergadering van Collonellen en Capiteinen den  ):( a9I >( • den 27. October, en kunnen zich dus niet beklagen, dat men hun van de gehoudené deliberatien in die Vergadering heeft getracht üfttefluiten , gelijk het ook nimmer aan dezelve Vergadering te imputeeren is , dat zij daarbij niet prefent zijn geweest; het geen alles is het geen de Ondergeteekende heeft gemeend te moeren dedueeeren. Rotterdam 28. December 1785. (Geteekend) Adrianus Havart. De Heeren Gevers,- Schout, Boogaert, van. Al pken, Vingerhoedt, en vander Goes, Burgemeesteren , hebben van de bovenftaande Voordrage verzocht Copie, en aan zich gereferveerd tegens dezelve, des goed/indende, in de Notulen dtztf Vergadering zoodanige infertie te doen, als zi^ Kullen nodig oordeelen te behooren. (Öadè ftond ) Accordeert met het voorfz Register. (Geteekend) J. van Zuylen van Nyevelt. T 4 . M. Si  M. 3, EXTRACT uit de Refolutien van de Heeren van de IVetk der Stad Rotterdam, in Hun Ed. Gr. Achtb. Vergadering genomen op Dingsdag den 24. Januarij i?8& iOCet gerefolveerde, &c. Heeren Burgemeesteren hebben in fdptrs over* gegeven de navolgende Communicatie en Propoiitic; —~ Heeren Burgemeesteren hebben ter Vergadering ingebragt, een Copie der Aenteekening van den Heer A. Hhvart, van dea ft8. December 1785., gefch reven door den Clcrcq van Meeckeren, op ordre van den Secretaris Beelaerts, en door denzei ven in handen van Hun Ed. Gr. Achtb. op hare ordre geffeld, en een gedrukt Exemplaer van die zelfde Aenteekening, in deze Vergadering op den ao. Januari] aen de Leden omgcdecld, en het welk voorkomt als gedrukt, na een Ccpie door den Secretaris Vin Zuylen van Nytvelt geauthewifeeid, uit ver-  X *93 X vergelijking van welke blijkt, dat in eerstgemelde Copie ftaen de woorden, te meer daar die Memorie niet wei onbeantwoord konde blijven, en dat in plaetfe derzelve inliet gedrukte Exemplaer ftaet , indien dezelve oordeelde,, dat die Memorie niet onbeantwoord moest blijven. En hebben Hun Ed. Gr. Achtb., daerop geproponeerd: den QXexz^vcn IMeeckcren te doen binnen ftaen, om te gelijk met den Secretaris van Zuylcn van Nycy'eff, over die notabele variatie te worden onderhouden , en tefTens door hen beiden het origineele quatern van de Weth, tegens voorfz. Copie en gedrukt Exemplaer te doen collationeeren, ten einde te ontdekken door wicn en wanneer die verandering is gemaekt, ten einde voorts daer omtrent zoodanig nader te disponeeren, ais deze Vergadering zal oordeelen te behaoren,, Waarop zijnde gedelibereerd , en de Schepen Havart van gemelde Propofitie Copie hebbende verzocht, is goedgevonden en verftaan, dat dezelve zal worden geëxamineerd bij de Heeren Vingerhoedt, Burgemeester, de Loches, en Hubert, Schepenen ; ten einde daarop deze Vergadering te dienen van derzelver confideratien en advis. T 3 &,  X 294 X Saturdag den 28. Januarij 17M. Het gerefolveerde van de voorde Vergadering g' -ivuniincerd, en na voorgaande deliberatie zijnde géhoodên voor gearresteerd, hoeft de Schepen Havart, met verdoek dat dezelve direct bij de refumptie zoude worden gelezen en in de Notulen geinfereerd, ter Vergadering overgegeven de volgende fchriftelijke Vbordragr: De Ondergeteekende overwogen hebbende het gecommuniceerde en geproponeerde van Heeren. Burgemeesteren , op Dingsdag laatstleden, en zich te gelijk herinnerende met welkeen yvèr, om niet te zeggen met welk een emportement voorfz. Heeren Burgemeesteren hebben goedgevonden hun geproponeerde, ,, natnenlijk om den Clerq „ van. Mceckcren te doen binnen fraan, ten einde te gelijk met den Secretaris van 'Zuylen van Nyevelt te worden onderhouden (men had wel kunnen zeggen, s, geconfronteerd) over eene z'obgehaamde notabele variatie fusfefieh de originecle Aanteekening van de'n Ondérgétée^ kenden in dato 28. December hatsilcex>. den, en zekere daar van gedrukte Co„ pk, door den Secretaris van IVyeveltgew autheu'.ifeerd," &c. dadelijk en zöftdet eenige ornyrage ter executie te leggen , met den-  X m » denzelven Clerq van Meeckeren effecticf te doen binnen ftaan en deswegens te onderhouden , heeft gemeend ter decharge , zoo van voorfz. Secretaris van Nyevctt, als van zich zeiven en voorts van ieder die hier bij verder mogt geconcerneerd zijn, te declareeren: Dat hij vernomen hebbende dat deze Aanteekening op ordre van Heeren Burgemeesteren door den druk ftond publicq gemaakt te worden , van den Secretaris van JVy, door den Heer Beelaerts bij01 gebragt, geen regel voor de Vergadering ,, van Collonellen en Capiteinen behoefde t, te zijn, fe meer daar die A&morie. ï 5 « ( &  X *9* X ï, (aWaar in qiucestie) niet wel onbeant,, woord konde blijven , welk bijwoord „ daar hij niet fijnoniem wilde gehouden „ hebben, met "terwijl, maar als af„ hangelijk van het vorige, zoo en indien „ zin als of hij zeide: dat wat 'er van die „ affpraak Had mogen zijn, dezelve in al„ len gevalle niet genoegzaam was om de „ deliberatien van de Vergadering eenig„ zins te geneeren, en nog veel minder „ dan, wanneer die Memorie moest beant ■ „ woord worden, of niet wel onbeantwoord „ kon blijven," het welk nimmer van zijn bijzonder oordeel kon afhangen, veel min afgehangen .heeft, (zoo als de woorden misfehien door fommigen zouden zijn op. gevat geworden , wanneer men aan het woordje daar de beteckenis van terwijl wilde gegeven hebben) maar alleen van het oordeel van de Vergadering zelfs. Deze des Ondergeteekendens ware intentie zijnde geweest, en niet anders hebbende kunnen zijn, zoo wel bij.het opftellen als revideeren zijner Aanteekening , oordeelde hij zich duidelijker uittedrukken, wanneer hij, met behoud van de geheele voorafgaande zin, zich bediende van deze woorden indien dezelve (namenlijk de Verga-  X *99 X gaderïng) oordeelde dat die Memorie niet onbeantwoord moest blijven , welltè woorden de bedoelde dubbelzinnigheid wegnamen. De Ondergeteekende heeft dan ook geen zwarigheid gemaakt, deze eerst onderhaalde woorden ; te meer daar die Memorie &c. onbekommerd en onbewimpeld , met eene zeer openlijke en op het eerfte inzien ontdekt wordende rature in z ijn Kice handschrift, doorte fchrappen, en 'er de laatfte indien dezelve &c boven en in-de plaats te ftellen. In welke verandering de uitkomst nu leert, dat des Ondergeteekendens precautie niet kwalijk 'geplaatst is geweest, dewijl men zonder dezelve, en dus zonder deze voorafgaande uitlegging van zijn eige woorden , uit de periode ligtclijk wel een klaterend argument van Partijfchap zoude geeliciecrd, en Heeren ' Burgemeesteren mogelijk zelve gemeend hebben , dat hierin een van de dugtigfte gronden rot justificatie van de bekende recufatie gelegen was, waar door Heeren Burgemeesteren in dat, na des Ondergeteekenden inzien , ongelukkig en error.eus denkbeeld al wederom op nieuws zoude zijn geft;jd geworden. De Ondergeteekende verklaart al verder , dat hi} deze litterale correctie in z ijn Er-  ' X 300 y.( kige handschrift gemaakt hebbende , hetzelve aan den Secretaris van Nyevelt, heeft te rug gegeven , ignoreerendc echter dat hetzelve Huk, het welk bij de refumptie uit de concept notulen riet was voorgelezen, maer alleen met een fiat infiertia gementioneerd, reeds dadelijk en effectief in het Catern van de Weth, (zoo als Heeren Burgemeesteren fpreken,; was ingefchreven en geinfereerd , hetwelk, zoo hij meent, zeldzaam, althans in deze bijzondere drukke tijd, zoo prpmpt en e.v pedit plaats heeft. De Ondergeteekende deze Vergadering als nu hebbende geinformeerd door uien en. wanneer de bewuste zoogenaamde notabele verandering in des Ondergeteekendens Aanteekening is gemaakt, namelijk doorhem zeiven vertrouwt, dat Hun Ed. Gr. Achtb, als nu genoegzaam in ftaat gefield zijn, om in deze zoodanig te disponeeren als zij zullen oordeelen te behooren, echter meent hij daar door niet anders te kunnen verffaen als eene befchikking in hoe verre de Leden bij vervolg, hunne eige Handfchriften , ter Drukpers gegeven wordende, vermogen of behooren te revideeren , waaromtrent hij van de discretie der Leden alle faciliteit verwacht , doch bij zoo verre de woorden ia Ges  ):( 3oi )j( hét Hot der Propofitie van Heeren Burgemeesteren ten einde &c. een andere beteekenis mogte hebben, en een fooft |van bedreiging involveeren over de zoo gemaakte correctie van den Ondergeteekenden, zoo verklaart de Ondergeteekende eindelijk dat hij' bij {bangelijke deliberatien ter dezer Zaak zich verpligt zou vinden Heeren Burgemeesteren , niet op een pratens of vergezocht prsetext van eige interest, maar op het waarachtig fundament van Aanklagers in deze te zijn, te zullen moeten recufeeren. De Ondergeteekende zal deze befiuiten met inftantie, dat dit zijn declaratoir direct op de refumtie der Notulen van de laatst gehoudene Vergadering in de Notulen zal Worden geinfeerd, en dat de verandering door hetn zeiven inzijneigén handschriff gemaakt , door den Secretaris tv?» Nyevelt, in de Notulen van den 28. December Zal worden gebragt, het zij direct in den text, het zij bij marginale aanteekening, met authorifatie op twee of meer Leden dezer Vergadering, om met hunne onderteekening in marginc te certificeeren % dat dezelve verandering in de Notulen met voorweten van deze Vergadering plaats heeft, op dat het ten allen tijde confteere dat de Ondergeteekenden privativelijk geen de  de minfte alteratie in de Notulen van deze Vergadering gemaakt heeft nog doen maken. Rotterdam den 2s. Januarij i7S6\ (Is Geteekend) Adrianus Havart. WfT is goedgevonden en verftaan5 dat Copie va,, de voorfz. Voordrag! «1 worden gefield in handen van Heeren Com -sfansfen , welke bij voorgaande Vergader" T VSZ0Cht " ^--mmitteerd om de pfopofirif neeren, ten eu.de ook nopens gemelde Voordrag, te dtenen van derzelver confideratien en advis. Saturdag den 4. Februarij i7S6. De Heer Vingerhoedt, Burgemeester, heeft ter Vergadering voorgedragen: 'dat hij met en ben -s zijne Mede - Gecommitteerden in geld S -s, om op de Propofitie, den ,4 Januarij Jaats leden door Heeren Burgemeesteren gedaan rap. ■port uutebrengen, dan dat in het gemelde R Pongeconcerneerd zijnde de Schept Secretans^A,,,^,^ aan hem en zijne Me de-Comnnstaris Hubert was voorgekom „ d at be.e de gemelde Heeren zich zouden behooCte  X 303 M abfenteeren, en dat bij dienvolgens aan den Schepen Havart in bedenking'gaf, of hij zelve niet zoude verkiezen van zich uit de Vergadering te retireeren , waarin door gemelden Schepen Havart is gedifficulteerd en verklaard, dat hij geen Lid der Vergadering bevoegd oordeelende om hem zijn plaats te doen verlaten, niet van voornemen was, om zich te abfenteeren, en is door den Secretaris van NyeveJt zijne bereidwilligheid betuigd om, wanneer de Vergadering zulks goedvindt, zich uit dezelve te retireeren. Welk poinct in deliberatie zijnde gebragt, hebben de Heeren Gevers en Boogaert gedeclareerd, dat nadien zij zich in geene deliberatien , omtrent de zaak in de Propofitie van Heeren Burgemeesteren vervat, om redenen bij hun geallegueerd, zouden inlaten noch over dezelve ftemmen, zij zich ook over het poinct in deliberatie niet konden expliceeren. En is vervolgens hetzelve bij de Vergadering in overweging genomen en bij de Meerderheid geoordeeld zijnde , dat het retireeren uit de Vergadering van den Schepen Havart, niet in deliberatie konde worden gebragt , goedgevonden en verftaan, dat de Secretaris van Nyevelt, bij het uitbrengen van het voorfchreven Rapport zal prefent blijven , en uit dien hoofden zich uit de Ver.gadering niet zal behoeven te abfenteeren, tegens welk gerefolveerde door de Heeren Vingerhoedt en Hu?  Jfubcri, mitsgaders door de Heerên van Alphm en vander Goes, zijnde geprotesteerd, hebbende évengemeide Heeren Fingerboedi en Hubert* In Fcriptis gerapporteerd. Dat zij uit kragte en tér voldoening van de Refolutie commisforiaal van deze Vergadering den =4. Januarij 1786. genomen, öp de propofitie van Heeren Burgemeesteren , concerneerertde eene ontdekte variatie tusfchen de Aanteekening van den Schepen Havart, op den 28. December 1785. in de Notulen geinfereerd, en de gedrukte Exemplaren van dezelve, gemünieerd mét eene authen- tifatie van den Secretaris van Nyevelt. Eér- ftelijk van Heeren Burgemeesteren hebben overgenomen , het van den Stads - Drukker Maasbergen, gerequireerde origineel Gefchrift, waarna hij die Aanteekening hadde gedrukt met èen der Proefbladen. Welk een en ander aan dit Rapport is geannexeerd , fub No./i. en a., en waaruit re zien is, dat het eerfiè door dén Schepen Havart zeiven geteekend , en dat het Proefblad door déri Secretaris van Nyevelt gecorrigeerd is, gelijk die beiden ook aan de Commisfie hebben erkend, en dat in hetzelve origineele Stuk, het welk de Commisfie vernomen heeft te zijn gefchreyeh, door een Comptoir- Bediende van de Sociëteit van Negotie van den Schepen Havart, door dien Schepen zelveu eigenhandig bij den naam van den Heer Gevers is ingevuld, het woord Hoofd- Officier, en voorts  k 305 x voorts de woorden: te meer daar die Memorie niet ■wel onbeantwoord konde blijven , dus verandert zijn dat de woorden te meer daar zijn door gehaald en daar boven gefield, indien dezelve oordeelde, zijnde voorts mede doorgehaald het woord wel, en het woord konde, boven het Welke is gefteidmoes* té, Zoo dat 'er nu te leezen fiaat. Indien dezelve oordeelde dat die Memorie niet onbeantwoord moeste blijven, ' even als in de gedrukte Exemplaren. Dat wijders de voornoemde Schepen Havart, Verzocht hebbende door de Commisfie tot zijne defeufie te worden gehoord, en de Secretaris van Nyevelt, dat de Commisfie deze zaak inoedig zoude afdoen, de Commisfie zulks billijk gevonden , en aan ieder afzonderlijk toegedaan heeft, en dat de Commisfie vervolgens ook heeft geëxamineerd de Memorie of Aanteekening in deze Vergadering op den 28. Januarij laatstleden, door den Schepen Havart overgegeven en Copie daarvan ten dezen, annex, fub No. 3- i ert eindclïJk cene WisÖve van den Secretaris van Nyevelt, aan de Commisfie geaddresfeerd, in dato 1. Februarij i?S6. bij dit Rapport gevoegd No. 4-. Uit welk alles, gevoegd bij de origineele Notulen van de Weth, van den 28. December 1785* aan de Commisfie gebleken is. 1, Dat het voorfz, Papier Nd. , is hetzelfde origineele Stukj het welk de Sche; *t. ofcfcL, V pen  X 3o6 X pen Havart, op den 28. December 1785., in deze Vergadering heeft overgegeven, en dat te dier tijd, in piaatze der gemelde verapderde woorden in dezelve gedaan heeft, te meer daar die Memorie niet wel 'onbeantwoord konde blijven. 2. Dat hetzelve ook alzoo getrouwelijk en naauvvkeurig in de Notulen is geinfereerd, en onveranderd gebleven. 3- Dat de Copie bij de Propofitie van Heeren Burgemeestereifgemeld, en ten dezen annex, lub No. 5., door den Clercq van Meeckeren, mede getrouwelijk en naauwkcung, naar dat Origineel is gevolgd. 4. Dat de voorfz. verandering, door den Schepen Havart is gemaakt, zonder daartoe 1 ermisfie van deze Vergadering verkregen roch verzocht te hebben. 5- En ook 'zonder daarvan aan den Secretaris van Nyevelt, voor of na eenige kennis gegeven te hebben. 6. Hebbende de Schepen Havart, alleenlijk van den Secretaris verzocht en verkregen, dat hij het voorfz. Origineel voor het gedrukt wierd, nog eens terug mogt hebben of nazien . . zonder te zeggen tot wat einde. 7- Dat de oorzaak waardoor de Secretaris -die verandering niet ontdekt heeft, en dus  X 207 X tfjne authentifatie heeft doen drukken , onder een Stuk, liet welk met het Register der Refolutien van dit Colregïe é'ei rccordeert, beftaat in de "verkeerde gewoonte, welke tot heden heeft plaats gehad , namelijk, dat men het origineele Stuk heeft ter Di-ukpersfe gezonden, in plaats van eene Copie authenticq, welke ren dien einde expres behoorde gemaakt te zijn, en waartoe tusfchen den a8. December 1785., en den 20. Januarij 178Ó., op welken dag de gedrukte Exemplaren eerst in gereedheid geweest zijn, tfjds genoeg geweest is, en dat de Secretaris van Nyevelt, de Proeven corrigeerende, zich tot de bloote lecture van dezelve bepaald, immers dezelve niet exact tegen het manufcript fchijnt vergeleken te hebben, dewijl anders door de daarin gemaake verandering, welke hij aan de Commisfie gezegd heeft, wel gezien, maar gedagt te hebben , dat reeds Voor of bij de in'eva-ing dier Aanteekening in dezelve had plaats gehad , aanleiding zouden btkbmen hebben , om de Notulen natezien , of den Schepen Havart daarover le onderhouden. Dat uit deze faken (naar de gedachten der Ondergeteekenden ) preflueert, dat de Secretaüs van Nyevelt, hoe zeer ors'c-liuLdig aan eene op/.cnetijV 2 ke  X 308 ):( ke malverfatie, echter niet is vrij te fpreeken van eene onvoorzigtigheid, door welke het crediet, het welk men aan alle ftukken, waaronder' de authentifatie van een Secretaris gefchreven of met zijne kennisfe.gedrukt ftaat, moet geven, ten uitterfte benadeeld en alles op losfe fcbroeven gefteld wordt, en dat de Ondergeteekenden over zulks noodig geoordeeld hebben daar tegens aan deze Vergadering voorteflaan de volgende voor. zieningen, 1. Dat de Vergadering aan den Secretaris van Nyevelt, haar ongenoegen over dit gebeurde , zoo veel hem aangaat, in convenabele termen, zou behooren te kennen te geven en voorts Heeren Burgemeesteren te verzoeken , omme op nieuw te doen drukken een Extract authenticq uit de Refolutien dezer Vergadering , behelzende de onveranderde Aanteekening van den Schepen Havart, van 28. December 1785., de Propofitie van Heeren Burgemeesteren en Refolutie commisforiaal van 24- Januarij, en dit Rapport met de Refolutie daarop te vallen, omme, even als de voorige Exemplaren te worden gediftribueerd. En dat voor het vervolg behoort te wor« den vastgefield. 2. Dat voortaan op alle Aanteekeningen , Pro-  X 3°9 X Protesten, en andere diergelijke Stukken, door Leden van dit Collegie ingeleverd zijnde, ilico , of ftaande Vergadering , door den Secretaris Exhibitum gefteld zal moeten worden. 3. Dat dezelven nimmer te rug gegeven maar na geregistreerd te zijn, ter Secretarije geliasfeerd en bewaard, en door den Secretaris telkens, als zulks gerequireerd wordt in deze Vergadering geëxhibeerd zullen moeten worden. 4. Dat wanneer eenig Stuk van Stadswege, moet worden gedrukt, zulks niet zal gefchieden naar het origineel, maar altijd naar eene Copie door den Secretaris geauthentifeerd. 5. Dat de Secretaris nimmer eenige Copie of Extract zal mogen authentifeeren, ten zij de Clercq, die dezelve gefchreven heeft, in margine zal hebben gefteld en ouderteekent, dat hij die heeft gecollationeerd. é. En dat die geen aan wien het corrigeeren der Proefbladen wordt gedemandeerd , op elke derzelve zal moeten ftellen en onderteekenen dat bij die heeft nagezien. 7. En eindelijk dat Heeren Burgemeesteren zuilen worden verzocht den Stads-Drukker te ordonneeren , om voortaan de Copieu, naar welke hij heeft gedrukt, en de voorfz. V 3 ge-  geteekende Troefbladen te bewaren, en te exhibeeren, telkens als hem die door deze Vergadering of de Collegien van Burgemeesteren of Schepenen, of den Hoofdofficier dezer Stad, zullen worden afgevorderd. fj.U voorts de Ondergeteekenden, ten opzigte Van den Heer Havart, in confidentie nemende, i. Dat geen Magiftraats-Perfoon gefupponeerd kan worden, zoo onkundig te zijn van in goeden ernst te begrijpen dat het hem vrij zou fïaan in eenig ftuk, fchoon * van hem afkojnftig, na dat het in de Notulen van een Collegie op zijn eigen verzoek geinfereerd en alzoo aan dat Collegie eigen geworden is, ï I'inicu en zonderperfnjsfie, in hetzelve eenige verandering te Raken. 2. Dat de Schepen Havart ook wel gevoeld moet hebben, dat het hem niet vrij ftond, dewijl hij anders den Secretaris van Nyeveit daarvan niet onkundig had behoeven te laten. 3. Dat het ook niet is eene enkele titerale, maar eene , vooral voor den Schepen Ha? vart, en voor het publicq , zeer wezenlijke verandering, welke hij zich in dezen heeft veroorloofd , naardien het woordje daar in onze taal nooit gebruikt wordt, als een Sij- no-  X3»'X nonijnnm van wanneer of indien noch ook van terwijl, maar wel in de beteekenis van ' dewijl, om dat, vermits en dus de eerst door hem gebruikte woorden aanduiden zijn eigen gevoelen dat de eerfle Memorie der veertien Lieutenants en Vaandrigs, niet wel onbeantwoord konde blijven, tei wijdde veranderde woorden dienen om een fehjjn van onpartijdigheid aanteuemen , en het te doen voorkomen (quadï) als of de Vergadering van Collonellen en Capiteinen, {builen hem) geoordeeld hadde dat die Memorie niet onbeantwoord moest blijven, een zeer aanmerkelijk onderfcheid, waarvan liet belang voor den Schepen Havart, bij ieder die zijne andere Aanteekeningen over deze materie gelezen heeft, manifest genoeg is om zonder calumnie te kunnen vastftellen met. welk oogmerk hij die verandering gemaakt heeft. 4. Dat in allen gevajle de Schapen Havart, door die temeraire daad, den Secretaris van Nyeyelt, heeft gebragt in het geval, dat 'er, door deszelfs fiducie op de goede tn uw van een regeerend Schepen, een Stuk op Stads-Drukkerij gedrukt, en met zijne authentifatie gemunieerd in.de VVaefeld is, en nimmer geheel en al vernietigd kan worden , het welk niet overeenkomt met dat V 4 Re-  Register waarmede elk Lezer van hetzelve* op het gezag van den naam daar onderftaan ie moet geloven , dat het ten naauwkeurigften ''accordeert. En dat 'er mitsdien de pubiicque gerustheid, op de heiligheid van Srads Register, en op het-Credit der Ministers aan gelegen legt, en vollfrekt van afhangt, dat deze zaak, welke veel gerugt maakt in diervoegen wierde onderzocht en getermineerd , dat de gemeente grond hebbe van voor het vervolg niets dergelijks te vrezen of te vermoeden. En dat om die reeden de Ondergeteekenden van advis zijn, dat deze Vergadering alle de voorfz. Stukken behoort te ftellen in handen van den Heere Hoofd-Officier dezer Stad, met verzoek, omme zoo fpoedig mogelijk te berichten of hij R. O. meent dat in deze zaak het regt van de Hooge Overheid is gcconcerneerd, en zich verpligt oordeelt hetzelve te vervolgen , ten einde deze Vergadering daarna zoodanig verder refofveeJfe als geoordeeld zal worden te behooren. Dat eindelijk de Ontiergeteekenden mede gedelibereerd hebbende, over het fiot der voorfz. Aanteekening van den Schepen Havart, yan den 28. Januarij , tcndeerende:- 1. Om Heeren Burgemeesteren , als Aanklagers, van de deliberatien over deze zaak te recufecrcn.' En 2.. Om.  X 313 X e. Om de door hem zelve gemaakte verandering in zijne Aanteekening van 28. December 1785., in de Notulen van dien dag geinfereerd, door den Secretaris van Nyevelt het zij direct in den text, of bij marginale Aanteekening te doen brengen , met authorifatie op twee of meer Leden dezer Vergadering, om met hunne Onderteekening in rnargtne te certificeeren, dat dezel- • ve.verandering in de Notulen met voorweten van deze Vergadering plaats heeft, op dat het ten allen tijde confteeren, dat hij (Schepen Havart) privativelijk geene de Hiinfte alteratie in de Notulen van deze Vergadering heeft gemaakt , noch heeft doen maken. s Daaromtrent gemeend hebben te moeten obferveeren, 1. Dat de Schepen Havart bij den aanhef zijner Aanteekening zelf erkent, dat de Propofitie van Heeren Burgemeesteren hem niet heeft geconcerneerd, maar den Secretaris van Nvevelt, of den Clercq van Meecheren dat hij zich echter tegen dit geheele Collegie in vrij fterke termen uitlaat, en zelfs aan hun Ed. Gr. Achtb. imputeert het doen drukken der quEeftieufe Aanteekeningen, fchoon niet anders zijnde dan een gevolg en accesfoir van de wederzijdfche ampele V $ Me,  X SH X Memorien van Confideratien , welke ten verzoeke of dierite van het Gecombineerde Collegie gedrukt zijn, en dat de Schepen Havart geen de minfie grond of reden voor zoodanige recufatie aiiegueert , dan dat Heeren Burgemeesteren zijne Aanklagers zouden zijn, het geen zoo niet is, noch konde zijn, dewijl hun Ed. Groot Achtb. niet wisten, dat hij zijn Origineel geteekend Exemplaar te rug gevraagd en bekomen had,' en dus de fchuld der verandering.niet aan hem konden attribueeren, ja zelfs niet wisten of het gedrukte Exemplaar of het gefchrevcn van den Clercq van'Meeckeren, met dat Origineel overeenkwam. a. Dat het niet anders dan confufie zou kunnen baren, indien het voorbeeld gege-. ven wierd dat aan iemand die vrijwillig ongevergd en zonder noodzakelijke overhaastige een Stuk in eenig Collegie heeft ingeleverd , naderhand en wel zoo lange tijd als in dit geval, na dat het geregistreerd is, gepermitteerd wierde, daarin veranderingen te maken of doen maken , en dat in tegendeel het weigeren van die vrijheid het regte middel is, om ieder Lid der Vergadering behoedzamer te maken om niet zoo fpoedig en driftig te convoleeren tot het in- ge-  ):( 3^5 X geven van onbehoorlijke Aanteekeningen, welke tot niets dienen dan om het Register te cbargeeren. Om welke redenen de Ondergeteekenden van advis zijn, dat de pretenfe accufatie van Heeren Burgemeesteren en de verzogte verandering of marginale Aanteekening in de Notulen van 28. December 1785., niet geadmitteerd behoord te worden , doch dat.alleenlijk zou "kunnen worden tocgeftaan , dat bij de Aanteekening van den Schepen Havart, fub dato 28. December 1785., wierde gefteld een Renvoij tot deszelfs Aanteekening van 28. Januarij 1786. ( Was Geteekend ) Jacob Herman Vingerhoedt. Ifaac Hubert, Junior. Den 4. Feb. • 1786. .. Is vervolgens door den Schepen de Loches, ter zake voorfz. uitgebragt en in fcriptis overgegeven het volgende afzonderlijk- Rapport: lfj)e Ondergeteekende zich met het Rapport van zijne Mede - Commisfarisfen , de Heeren Vingerhoedt, en Hubert , in allen deele niet kunnende conformeeren, heeft de  X 3*6- ie eer afzonderlijk aan U Ed. Gr. Achtb. te rapportecren. Dat met relatie tot het onderzoek , in gevolge van de Refolutie Commisforiaal van U Ed. Gr. Achtb., in dato 24. Januari) laatstleden , namenlijk doer wlen en waaneer, in de Aanteekening van den Heer Schepen Havart op en *8. December laatst* leden ter dezer Vergadering ingebragt, de verandering, in de Propofitie van Heeren Burgemeesteren vervat, is gemaakt, ten vollen confteert, dat die verandering door den Heer Havart, zelfs eigenhandig is gemaakt, toen hij vernam, dat zijne voornoemde Aanteekening ftond gedrukt te worden. Dat die verandering den Ondergeteekenden niet is voorgekomen van dat gewigt te zijn , dat door dezelve aan de esfentie van de voornoemde Aanteekening, eenige attetite wierd toegebragt , maar dat zij flegts involveerde eene klaardere en meer praciefe uitdrukking van zijne intentie. Dat de Ondergeteekende van zich niet kunnende verkrijgen, om de daden zijner Mede-Leden, (wanneer hij door, onwrikbare bewijzen daartoe niet gedrongen wordt) uit een öhgunftig oogpunt te befchouwen , de daad van den Heer Havart in deze, heeft geconfidereerd op het ergst genomen al-  X 3*7 X als eene loutere Bevue , aan welke geen kwaad oogmerk is'toe te fchrijven, vermits de Heer Havart, indien bij begrepen had zulks niet te mogen doen, zonder zich aan onaangenaamheden bloot te ftellen op een faciele wijze zijn oogmerk had kunnen bereiken, en die verandering door een Propofitie aan het Collegie van de Weth voorteftellen, en indien die Propofitie al eens gerejecteerd was geworden, zoude de infertie van dezelve in de Notulen op een duidelijke wijze , zijne intentie aan den dag hebben gelegd. De Ondergeteekende vermeent dus, dat de gemaakte verandering door den Heer Havart in zijne voorgemelde Aanteekening op zijn verzoek' ook in de Notulen zouden behooren te worden gebragt, en dat de Heer Secretaris daartoe geauthorifeerd. zoude kunnen worden. Aangaande het ftellen van het Exhibitum door den Secretaris, op alle de Aanteekeningen , Protesten en diergelijken Stukken, door Leden van dit Collegie. ingelevert wordende, en verdere voorzorg met relatie tot het drukken van dezelven, in de Articuleu a, 3, 4 , 5 , 6. en 7., van het Rapport van de Heeren Vingerhoedt en Hubert voorgefteld, verklaart de Ondergeteekende zich  >C 318 ):( zich daar mede wel re kunnen conformeeren , als zijnde ingerigt tot vermijding van alle abuizen, en tot betrachting van eene meerdere preciesheid. Dan de Ondergeteekenden moet echter hieromtrent obferveeren , dat de Secretaris van Nevelt niet kan aangemerkt worden, in dezen eenigzinsreprochabel te zijn, zoo' door het overgeven aan den lieer Havart van zone eigene Aanteekening, dewijl zulks te meermalen , zonder dat men daaromtrent eenige remarques heeft gemaakt, op verzoek van andere Leden is gefchied, als door het ter goedertrouw authentlfeeren der gedrukte Exemplaren van een Origineel Stuk, door een Medelid dezer Vergadering geteekend, noch ook door het zenden ter Drukperfe van een Origineel Stuk in plaat• fe van een Copie authenticq van hetzelve, dewijl zulks aan den Secretaris voorheen niet is verboden, en veeltijds is gepractifeerd geworden, en hij dus naar het inzien van den Ondergeteekenden niet befchouwd ban worden, deswegens aan eenige inexsctitu.ie fchuldig te zijn. De Ondergeteekende vermeent dus voor zijn adyis te moeten uitbrengen, dat U Ed. Gr. Achtb. met de hier vorengemelde elucidatien genoegen nemende, in de voorge-  )):( 319 )-t gefielde Poincten, tot betrachting van eene meerdere preciesheid amplecteerende, dezelve in eene Refolutie behooren te convertecren , en dat deze zaak daar mede behoord te werden gehouden, voor afgedaan. Rotterdam den 4. Februarij 1786. (Was geteekend) j. D. de Loches". Welke beide Rapporten in deliberatien zijnde gelegd, hebben de Heeren van Alphen en vander Goes, zich met het üitgebragte Rapport van de Heeren Vingerhoedt en 'Hubert, welke daarbij hadden geperfifteerd , geconformeerd , en heeft' ue Heer de Loches daarentegen bij het Rapport, door hem uitgebragt, verklaard te perfifteeren, doch door de overige Leden zijnde gedeclareerd niet in gereedheid te zijn , om in eene zaak van die delicatesfe, waarin twee afzonderlijke Rapporten waren uitgebragt, terfitond te kunnen advifeeren, en geinfteerd, dat ten fine voorfz. een bekwame tijd mcgt'worden bepaald, zijn de verdere deliberatien over die zaak geftaakt, en is tot finale afkomst van deaelve gefixeerd den dag van Saturdag den 1 r. dezer. Wijders door den Schepen Havart, Copie zijnde verzocht van de ui gebragte Rapporten, is daarui door de Heeren Gevers, Bjo^aert, van Alphen,  X 320 X phen, Vingerhoedt en vander Goes en Hubert ge* difhculteerd, uit hoofde dat de zaak nog tot geen conclufie was gebragt, en de Schepen Havart, daarenboven bij' hun geconfidereerd wierd , als niet behoorende prefent te zijn , doch door de overige Leden zijnde gefuftineerd, dat aan een Lid der Vergadering geen Copie kan worden geweigerd en dat dit zelfs geen poinct van deliberatien kontie uitleeveren, is bij de gemelde zes Leden geurgeerd, dat dit gefuftineerde in omvrage mogt worden gebragt, het welk gedaan zijnde: Is daar op, uit hoofde van de pariteit der wederzijdfche gevoelens, geen Conclufie kunnen worden genomen, doch heeft niettemin de Schepen Havartbïï]ven-infteeren, dat de door hem verzochte Copie aan hem zoude worden gegeven, en den Secretaris aangezegd om dezelve aan hem ten fpoedigfien te verzorgen, waartegens door de meergemelde zes Leden is geprotesteerd. Saturdag den n. Februarij 1786. Wijders is tot beter verfiand der Nofulen van den 4. dezer eenparig gerefelveerd (zullende de toeftemming van den Burgemeestes vander Goes, bij eerstkomende Vergadering daartoe mede worden verzocht) dat in de extenfie van de deliberatien van dien dag, rouleerende over het blijven of niet blijven bijwonen der gemejde Vergadering van  X X van den Schepen Havart en den Secretaris van Nyevelt, zullen worden gevoegd deze woorden2 En bij de Meerderheid geoordeeld zijnde, dat het retireeren van den Schepen Havart uit de Vergadering , niet in deliberatie konde worden gebragt. 4 En is voorts, ingevolge het gerefolveerde vaa den 4. dezer, op heden in overweging genomen de op den 24. Januarij laatstleden door Heeren Burgemeesteren gedane Propofitie, wanneer door den Schepen van Tzendoorn ( de voorzittende Heeren , benevens de Schepen Hubert zich deswegens reeds geëxpliceerd hebbende ) deszelfs advis is uitgebragt, met referve, om ter eerfter Vergadering, na dat hij hetzelve zoude hebben gerevideerd , zijn gemelde Advis in de Notulen te doen infereeren, het welk door fommige der voorzittende Leden zijnde gecohtradiceerd, heeft gemelde Schepen van Tzendoorn, onder protestatie van ongehoudenheid, hetzelve fcriptis overgegeven , Zijnde van den volgenden inhoud: De Ondergeteekende gezien en Overwogen hebbende , de beide Rapporten, zoo van de „Heeren Vingerhoedt en Hubert, als van den Heer de Lo-> ehes, in dato 28. Januarij^ houdende den uitflag hunner befoignes over de communicatie en propofitie van Heeren Burgemeesteren, in dato den 14 Januarij, ter dezer Vergadering gedaan,- vermeent op die beide Rapporten te moeten obferveeren, dat dezelven het bedoelde Commisforiaal, eicedee* vi. deel. X tenf  X 3** X ren , aïzoo hetzelve Commisforiaal niet verder gaat; dan tot een onderzoek door wiE e» wann E E a rfe bewuste verandering in de INSERTIE van den Heer Havart was gemaakt, ten einde, dit geweeten zijnde, alsdan nader bij deze Vergadering zoude kunnen worden gedisponeerd, zoo ais bevonden zou worden te behooren, waar uit evident is, dat de Vergadering, eerst en vooraf, van de precife omftandigheden van 'het factum heeft willen onderricht zijn , aivorens' in deliberatie te nemen, veelmin commisforiaal temaken, wat hier omtrent nader zoude kunnen of behooren te worden gedisponeerd. . Het Pr&advis dan in deze beide Rapporten over of omtrent eene nadere dispofuie in deze , komt Aen Ondergeteekenden wat geprecipiteerd voor, echter voor zoo ver de lieer de Locbes bij zijn Kapport zich conformeert, met zoodanige voorzieningen of nadere dispofi'rien, als bij het Rapport van de Heeren Vingerhoedt en Hubert, tegen allerlei abuizen, bij het drukken van eenige Makken, tot deze Vergadering relatief, worden voorgefteld, zoo zal de Ondergeteekende zich ook niet opponeeren, dat dezelven bij deze Vergadering in deliberatie worden gelegd, en daarop gferefolveerd, met infehikking nogthans van die jfcffiarques, die daarop bij de verdere Leden zoukhutisti worden aan de hand gegeven. Edoch, zoo ver die nadere dispofuie bij het ge-  x 3*3 n gëprajadvifecrde 'van de Heeren Vingerhoedt eti Hubert, concerneert het factum zelve, zoo verineent de Ondergeteekende dat dit geprxadvifeerde geheel en al (met welnemen van die Heeren gezegd, ) gedeplaccerd is. Het kómt den Ondergeteekenden onbetwistbaar voor, dat dit geprscadvifeerde berust op eene Bsjumtie van indirecten handel en eene ondeijlelling Van kwade trouw in den Heer Havart, waar door hij ook den Secretaris van Zuylen van Nyevelt, zoude hebben" geëxponeerd , aan onaangenaamheden. Dan noch die nsfumtie, veel min de onderltelling, noch ook dat exponceren van den Secretaris van Nyevelt komt den Ondergeteekenden voor mei de daad zelve , die dan hij dit gepraeadviTeerde , fchoon buiten Commisfie van deze Vergadering, tot een fubject van onderzoek gemaakt is, gepaard te gaan. Alvorens dit te adftrtieeren , meent -de Onder geteekende zich te moeten bepalen tot deze waarheid , j Dat 'er van de Aanteekening van den Heer Havart, in dato 28. December 1785, exfteeren twee Copien , waarin eene onder- fchcide lezing gevonden Wordt, de eene over^enkomfiig met het Handfchrift v«n den lieer Havart, zoo als hetzelve ac- X 2 fK-  X 3*4 ):( laefel onder de Stukken tot het Rapport be. hoorende te vinden is , de andere overeenkom/tig mei de Notulen der Vergadering, waarin dat zelve Handfchrift CoPielijk is geinfereerd; de eerfte door den Secretaris van Zuylen van Nyevelt geauthentifeerd, de laatfte niet geauthentifeerd. Hjer uit word dan niet alleen de Vraag geboor»n, Hoe komt deze 'verfchillende lezing plaats te hebben? of, zoo als Heeren Burgemeesteren het bij hunne Propofitie van den 24. Februarij hebben gelieven voor te ftellen, koor wien en wanneer is de verandering in dezen gemaakt ? Maar ook, Door wien en wanneer is de ongeauthentifeerde Copie , het zij dan uit het Register der Notulen , het zij uit het Handfchrift van den lieer Havart getrokken. Want daar het uit de informatie van den Secretaris van Zuylen van Nyevelt , als Minister van dit Collegie, confteeren kan , dat 'er in allen gevallen , toen dit ftuk terDrukperfe gegeven wierd , nog geene Copie van hetzelve , met zijne kennis uitgegeven was, zoo moet hier een derde Perfoon zijn, die zeer apparent, zonder eenige bevoegdheid ,  M S*5 )*( heid, maar in alle gevalle op eene irreguliere wijze zich van zoodanig eene Copie heeft weeten te voorzien. En hier aan meent de Ondergeteekende, dat «iet alleen bij het onderzoek van het factum in quaïstie, maar ook in het algemeen, deze Vergadering niet weinig gelegen legt. Vinden nu echter Heeren Burgemeesteren , die de Propofitie, waar over deze deliberatie is aangelegd, gedaan hebben, het onderzoek naar die alzoo onbehoorlijk getrokken Copie overtollig, nog overtolliger zoude de Ondergeteekende (nut welnemen van Heeren Burgemeesteren en Heeren Gecommitteerden) het onderzoek naar het factum in deze oordeelen, na dat de Heer Havart in deze Vergadering gedeclareerd heeft, dat Hij Z el ve de bewuste verandering gemaakt heeft, toen hij nog ignoreerde dat dezelve reeds geregistreerd was. Doch het licht, waarin de Heeren Vingerhoedt en Hubert, bij hun Rapport die gemaakte verandering voorftellen, verpligt den Ondergeteekenden, naar zijn oordeel, dat factum zelve, nu nader te gaan examineeren, en te adftrueeren dat daar mede geen indirecte handel, geene onderftelling van kwade trouwe , immers naar zijn oordeel, gepaard gaan, veel min dat de Heer van Zuylen van Nyevelt, daar door zoude zijn geëxponeerd geworden. De Ondergeteekende zal de discusfie vermijX 3 den,  )•( 3^6 ):( den, over het zakelijk of letterkundig onderfeheid, m de eene en andere lezing van het link in qu*stie, hnvoardeeloï nadeel, het verligtende ofbeWende, dat hierin gelegen is, met betrekking tot het factum (de gemaakte verandering) vermeent de Ondergeteekende dat alleen in aanmerking kon komen , wanneer 'er iets culpabels geconftateerd was. Zeker is het in allen gevalle , die woorden moesten de meenig, de intentie van den Heer/W,, die hij zich bij het doen van zijne Aanteekening had vcbrgeiteld , uitdrukken; de Aanteekening moest behelzen, moest mede brengen, het geen de Heer Havart wilde dat geweten wierd, of nu de woorden in de eerfte lezing zijne meenin* waarlijk uitdrukten , of de tweede lezing zijne mecning beter uitdrukt, — of de beide lezingen zeifs wel aan de ware mening van den Heer Haven beantwoorden , komt den Ondergeteekenden voor, dat genoegzaam door niemand, misfciien zelfs niet door dei, Heer Havart, zoude kunnen worden gedecideerd , en dat zulks niet anders dan tot eene zeer wijdlopige, en altoos contesta- ble discusfie aanleiding zoude kunnen geven, - de Leden zouden in het verihnd der woorden en de Heer Havart zdve in de wijze van zich uit te drukken , zeer ligteiijk kunnen erreeren , zonder dat daar ujt eenige confequentie kan getrokken worden, zoo lang het geen vereischte is dat Ma-  X 3*7 X Magiftraats - Perfoonen volleerde Taalkundigen moeten zijn, die zich in de beteekenis van een woord,-gelijk het woordtje daar voor dewijl ol terwijl, of bij zoo verre, of onbepaald naar den farnenhang niet mogen vergisfen. De Ondergeteekenden vermeent dit demelé over bet zakelijke of litterale dezer verandering, ten fine om-daar uit te concludeercn, tot eenigen mdirecten handel of kwade trouwe, nog te meer te kunnen nalaten, daar hier vooral niet uit het oog verlooren moet worden de aart der Aanteekening, waarin die verandering gelchicd is, welke Aanteekening, naar het oordcel van den Ondergeteekenden , van alle gewoone Aanteekeningen , merkelijk verfchilt; het denkbeeld dat men van eene Aanteekening in eenige Vergadering, inzonderheid van de Wethouderfchap, natuurlijk maken moet, of maken kan, is, naar het oordeel van den Ondergeteekenden, dat dezelve concerneert eenig dispofitief, of eene Refolutie bij overftem. ming genomen, of den aanleg eeniger deliberatie, maar de Aanteekening van den Heerffavatt, in quxstie, kan tot geene van foortgelijke zaken , betrekkelijk gemaakt worden , ze is naauwelijks gelijk te (tellen, met eenig geadvileerde; want het onderwerp , waartoe ze relatief is, is nooit in deliberatie gebragt. De Ondergeteekende vermeent dat her hier bij volftrekt noodig is, zich den toedragt der zake X 4 be  X 328 X behoorlijk te reprefenteeren en zal dezelve daar, om zoo kort doenlijk moeten herinneren. De Heer Hoofd-Officier Gevers, doet op den 13- December eene infertie in de Notulen dezer Vergadering, ten gevalle van de Capiteinen, reepmaker, iseelaerts en ram, rakende zekere gehouden deliberatien in de Vergadering van Collonellen en Capiteinen, de Heer Havart, oordeelende de Vergadering'van Collonellen en Capiteinen , waarvan hij zelf Mede-Lid was, daar door te zijn gepraijuclicieerd zonder dat zij daar van kennis droeg, doet daar tegen eene Contra- Aanteekening, Heeren Burgemeesteren vinden geraden zich dadelijk tegen die Aameekenin* van den Heer Havart partij te ftellen, met zich daar tegen, nevens den Heer Hoofd - Officier Gevers, eene Aanteekening te referveeren, De Heer Hoofd-Officier Gevers, komt op dei, Z4- December wederom met eene Nadere Aan ree, kening voor de Heeren reepmaker, beel, AERts en ram, te voorfchijn, die op den aX. December wederom door den fleer Havart beant, woord wordt, en waar tegen Heeren Burgemeesteren zich met den Heer Hoofd-Officier,wederom eene Contra-Aanteekening referveeren. Vraagt men nu welke deliberatie over de Aanteekening van den Heer Havart, hierin qusstie, of over eenig gedeelte van derzelver inhoud gevallW, ox welke Refolutie daarop genomen is, men  ):( 3*9 X pal bevinden geene, uitgezonderd dat niemand zich partij gefteld heeft, den HeerHoofd-Officier Gevers en de . Heeren Burgemeesteren de verzochte Copie te laten volgen, en hunne relérye van Contra - Aanteekening in de Notulen te brengen. De verandering van den Heer Havart, kon vervolgens , naar het inzien van den Ondergeteekenden , geen invloed hebben op of omtrent eenige de» liberatie, die niet aangelegd, of eenige Refolutie, die niet genomen was, en over zulks is het,naar de gedachte .van den Ondergeteekenden, perfé on. mogelijk, om hier eenig oogmerk van misleiding, of inductie van de Vergadering, of Leden van dien, plaats te geven, zonder welk oogmerk nogthans alle denkbeeld van indirecten handel, laat ftaan kwade trouw die niet dan opzettelijk te begaan is, vervallen moet. Trouwens .dit heeft de Heer de Loches bij zijn. Rapport met weinige woorden zoo klaar aangetoond, dat het everbodig fchijnt hier iets bij te voegen , wanneer hij zegt: Dat de Heer Havart, indien hij begrepen had, deze verandering niet te mogen maken, of zich daar door aan onaanger naamheden bloot te ftellen, op eene zeer faciele wijze zijn oogmerk had kunnen bereiken , door eene Propofitie., ten dien efr ;e;te in het Collegie te doen, door  X 330 ):( welke Propofitie alleen, zijne intentie ge. noeg zoude zijn geconftateerd geweest En in de daad, wat denkbeeld van kwade trou- We kan hier toch bij te pas komen? gefteld «e Heer Havart had, ter gelegenheid dat hij ken*'s kreeg dat deze Aanteekening wederom op ordre van Heeren Burgemeesteren ftond gedrukt te worden, (want deze omftandigheid komt den Ondergeteekenden ook niet onverfchillig voor) bijde revifie van zijn Handfchrift geoordeeld, dat M m die Aanteekening voor het Publicq , 200 * op dat dat die order tot dat drukken gegeven wierd, de ftaat van zaken was zich met die qtóffietffe bewoordingen iets had laten ontvallen, het geen hij in het publicq niet wilde geoordeeld worden, te avoueeren. , Gefield verder de Heer Havart had, na'overweging, ongeraden gevonden, dit in de Verandering te coromunicecren, en hij bad gemeend^ altoos in de onderftelling dat het ftuk in de No, tulen nog niet geinfereerd was, blijkens zijn Declaratoir, ) dat hij in deze zijne Aanteekenin* in Dit zijn eigen.Handfchrift, die veranderingver- mogt te maken; maar dat dit zijn begrip deze zijne mening, met het oordeel van alle de' Leden van de Weth ftrijdig was , . . wn' volgt 'er dan nog uit dit allés? is 'er dan nog ee, nige kwade trouw? is 'er dan nog eenige circumventie bewezen? Wie is 'er dan toch, gecircum- ve~  X 331 X . venieerd? of zouden Heeren Burgemeesteren die Aanteekening niet hebben laten drukken, indien zij van deze verandering hadden kennis gehad ? of zoude de Heer Hoofd - Officier Gevers en Heeren Burgemeesteren in dat cas van hunne ContraAanteekeningen, die zij immers v*t. hier toe niet vervolgd hebben, hebben afgezien ? immers neen die verandering deed immers niets tot de zaak die de Heer Havart in deze met de Heeren reepmaker, beelaerts en ram, of met den Heer Hoofd-Officier Gevers en de Heeren Burgemeesteren , voor gemelde Heeren Reepmaker, Beclfierts-en Ram, demelleerde, wat dan? indien de geheele Vergadering al eens vaa oordeel was, dat de Heer Havart die verandering niet alzoo buiten hare kennis had behooren te maken, dan nog zoude, naar het oordeel van den Ondergeteekenden, niets anders plaats hebben, dan een loutere informaliteit. Het denkbeeld van kwade trouw kan hier geen plaats krijgen, zoo lang men niet tevens bewijst, hetgeen onbetwistbaar is, dat de Heer Havart, zelve is overtuigd geweest, dat hij zoodanige verandering in zoodanig zijn eigen Handfchrift, voor het geregistreerd was, niet maken raogt. Maar tegen de gedachten daartoe, ftrijd niet alleen de prefumptie, die ieder van zijn naasten, vooral Leden van eene Vergadering aan elkander fchuidig zijn, maar opk de daad van den Heer Ha.  . X 33* X Havart, in het openlijk en zigtbaar doorfchrappen der eerfte lezing, en in de bijvoeging van het onverfchiilig woord Hoofd■ Officier, bij den naam Van den Heer Gevers, welk een een ander zijne goede trouwe in deze evinceert. De Ondergeteekende vermeent , vervolgens dat ook de Heer Havart voor geen oorzaak kan gehouden worden, dat de Heer Secretaris van Zuylen van Nyevelt, aan de minfte onaangenaamheid •zoude zijn geëxponeerd. Alle bedenking ( want liet komt den Ondergeteekenden voor, dat 'er zoo min ten opzigte van den fleer van Nyevelt, als van den Heer Havart eenige verdenking kan plaats hebben ) alle bedenking in deze zoude, na het oordeel van den Ondergeteekenden , zich eenvoudig behooren te bepalen tot het voorkomen van abuifen, bij het drukken van eenige Stukken tot deze Vergadering relatief, en zou zich daartoe ook bepaald hebben, indien 'er bij de ontdekking van de variatie tusfchen de Notulen en het Handfchrift, of tusfchen het gedrukte Stuk en de Notulen, met de vereisc'me omzichtigheid ware gehandeld geworden en nagegaan, of en aan welke onnozele oorzaken dit toe te fciuijveü ware, indien men tot voorkoming van alle eclat en publiciteit vooraf zoo bedagtzaam ware geweest als met het menagement vaneen ieders reputatie, in deze geconcerneerd, fchijnt overeen te komen, Na  X 333 X Na dit alles vermeent de Ondergeteekende, dat het bij niemand in tWijffel zal getrokken worden, dat het geprsadviteerde van de Heeren Vingerhoedt en Hithert, omtrent de nadere dispofuie van deze Vergadering, aangaande het factum zelve, geheel is gedeplaceerd, namentlijk, Ten einde de Stukken te ftellen in handen van den Heer Hoofd-Officier, om de-» ze Vergadering te berichten of hij ratione tfficït vermeent dat in deze zaak het recht van de hooge Overheid is geconcerneerd, en zich verpligt oordeelt hetzelve te vervolgen. Een Praeadvis, het welk de Ondergeteekende niet nodig acht te eplucheeren, maar wanr omtrent hij echter niet voorbij kan Heeren Burgemeesteren te 'repTefeirteeren , of hetzelve niet zou kunnen gecenfidereerd worden , zich meer of min te resfenteeren van die eenzijdigheid, van welke de Heer Havart, in zijn declaratoir van 28. Januarij gemeent heeft, dat Heeren Burgemeesteren zich reprochabel zoude ftellen, indien zij, na dat hij gedeclareerd had, dat de verandering in zijn Handfchrift, door hem zeiven gemaakt was,door de nadere dispofuie van deze Vergadering in hunne Propofitie vermeld, eenige bedreiging bedoelden, vooral, als Hun Ed. Gr. Achtb. in aanmerking gelieven te neemen, dat dezelve Aanteekeaing, waar over in deze dit micverftand ontftaat, ia  X 334 X is ingericht, tegen eene Aanteekening, die de Heer' Hoofd -Officier, als Medelid van de Wethouderfchap met den Heer Havart, in de Notulen heeft doen nifereeren, ter contemplatie van de Heeren Reepmaker, Beelaarts en Ram, terwijl Heeren Burgemeesteren zich ook gansch ongehouden, in deze, aan de zijde van den Heer Hoofd-Officier tegen den fleer Havatt, gevoegd hebben. Dan dit alles, en wat verder in deze op zoodanig eene w,jze van proeedeeren te remarqueeren mogt vallen, zal de Ondergeteekende ongetouctiecrd laten, in hoope en Verwachting, dat de Heeren Vingerhoedt en Hubert, van hun gepraadvifeerden in deze wel zuilen willen afzien en hetzelve uit de Notulen retireeren, als zijnde daarop geene cohcfufie gevallen, en wijders zich conformeerende met he: rapport van den Heer ds Loches, is de Ondergeteekende van oordeel, dat de Notulen v,;n den 28. December laatstleden op. de gevoeglij^a wijze zouden behooren te worden gerectificeerd.^ Indien de Heeren Vingerhoedt en Hubert nogthr.ns bij hun, gep.readvifeerde , onverhooptelijk n^gten blijvc, pe.fifteeren , rcferveert zich de Omlcrgereekeude de facuheit om dit zijn AdvisUt eer-fte Vergadering, na dat hetzelve bekwaamlijk zal hebben kunnen revideeren , in de Notulen ledoeiiHUc.eeren. ( Is geteekend) P. van Tzendoorn. ' • De  X 335 X De Schepenen Suermondt, Hoog en de Mirell, Zich op de gronden van het gemelde Advis met het Rapport door den Schepen de Loches, op den 4 dezer uitgebragt , hebbende geconformeerd , is mitsdien goedgevonden en verftaan , nadien de Schepen Havart by deszelfs Declaratoir van den 28 Januarij heeft te kennen gegeven, dat de bij gemelde Propofitie gedefigneerde veranderingen in zijn Aanteekening van den 28 December laatstleeden, door hem eigenhandig zijn gemaakt, wanneer dezelve, op order van Heeren Burgemeesteren , ftond gedrukt te worden , en terwijl hij in de perfuafie was, dat de voorfz. zijn Aanteekening nog in de Quatern van de Weth niet was geinfereerd , bij deze te verklaren , dat gemelde daad geenzins gefchikt is, om ten dien reguarde eenige nadere dispolitien genomen, veel min om ten fine van onderzoek gefield te worden in handen van den Heer Hoofd• Officier dezer Stad, maar allezins kan en moet aangemerkt worden als gefchied noch ter kwader trouw, noch met eenige verkeerde intentie of opzet, en dat mitsdien door den Secretaris van Nyevelt in margine der Notulen van gemelde 28 December laatstleden zuilenworden gefteld de bewuste veranderde woorden , zo als die in de origineele Aanteekening van den Schepen Havart, en in het gedrukte Exemplaar gevonden worden, en dat deze zaak ten o'pzigte vau  X 336" X van Welgemelde Schepen Havart, hier medé 2af worden gehouden voor afgedaan. Is wijders goedgevonden, met betrekking tot den Secretaris van Nyevelt, bij deze te declareeren, dat door denzelven, noch door het ter handftellen van het gemelde Stuk aan den Schepen Havort, noch door het ter Drukperfe zenden van het origineele Stuk van gemelde Schepen, noch door het ter goedertrouw accord verklaren van het gedrukte Exemplaar met het Register dezer Vergadering, noch eindelijk door het niet obferveeren van de ratures in het gemelde' origineele Stuk voorkomende, eenig abuis of inexactude is begaart', welke het ongenoegen dezer Vergadering * in welke gepaste termen dat ongenoegen ook zoude mogen worden ingericht, eenigermaten >eriteert, en dat hiermede ook deze zaak ten regunrde van den Secretaris van Nyevelt, zal worden gehouden voor afgedaan ; dat niet te min de nodige ordres en bepalingen zouden behooren te worden beraamd, waarna de Secretaris dezer Vergadering, tot voorkoming van alle abuizen , zich in het vervolg bij het afgeven of inkomen van Stukken en Papieren tot deze Vergadering relatief zal hebben te gedragen. De Heer Fingerhoedt , Burgemeester , heeft woordelijk doen infereeren, de navolgende Aanietkening:- De  X 337 X Üè Hêerert Van Alphen, Vingerhoedt en Hubert hebben zich met deze Refolutie, voor zoo verre dezelve afwijkt Van het Rapport , door de Meerderheid van de Cornmïsfie op den 4. Februarij laatstleden uitgebragt, 'niét geconformeerd ■, maar zijn daarin overftemd, hebbende de Heeren Gevers en Boogaert, uit hoofde van htinnè betrekking tot den Secretaris van Nyevelt, zich van deze deliberatie onthouden , en referveeren gemelde Heeren van Alphen , Fingerhoedi en Hubert, aan zich di faculteit, om daaromtrent verder te'doen het geen zij te raden zullen vinden, en verzoeken Copie van het Advis van den Meet van Tzendoorn, en referveeren daartegen zoodanige Aanteekening te doen , als zij zullen •oordeelen te behooren, en verzoeken Copie van al het gepas'feerde in die zaak. En is vervolgens door den Heer Gevers* Schout, verzocht, dat, hiettegenftaandè hij zich in de deliberatien niet had uitgelaten aan hem mogte worden pegeven Copie authenticq van al het gepisfeerde indé* fee zaak, met de Stukken en Befcheiden, daartoe rélatif. Waarop gedelibereerd-, en dit verzoek door dê voorzittende Heeren „ mitsgaders door den Schepen Hubert geaccordeerd zijnde, hebben de Hee- VI. V EEk» ^ *eI*  X 338 X ren de Loches, van Tzendoorn, Sifcfmondt, Hoog ■en de Mirell, tevens verklaard van gedachten te zijn, dat aan den Heer Gevers, als Lid van deze Vergadering, deszelfs verzoek in deze niet konde worden geweigerd. Laatstelijk is door den Schepen Suermondt, ter Vergadering voorgedragen, of het niet gefchikt ware dat de middelen tot voorkoming van abuizen, bij het inkomen of afgeven van Stukken en ^'Pieren, tot deze Vergadering relatief, wierden geëxamineerd bij eenige Leden dezer Vergadering, en dezelva Vergadering daarop gediend van confideratien en advis. Waarop zijnde gedelibereerd, rs goedgevonden en verftaan, ten fine voorfz. te verzoeken en te cemmitteeren, de Heeren Boogaert, Burgemees. ter, Suermondt en Hoog, Schepenen, (Onder ftond) Accordeert met het voorfz. Register. . ( Was geteekend ) jF. van Zuylen van Nyevelt. N. i.  X 339 X N, i. VERKLARING van Jaco* bus Stoop, C. S. Op den Negenden en Tienden van Februarij, zeventien honderd zesentachtig , compareerden voor mij Jan Petrus van Ede vander Pais, Notaris tc Rotterdam, in tegenwoordigheid van denatenoemene Ge.uigen, Jacohus Stoop, Jacobus de Lange kn WÜteiti Fonteyn Egtbertszoon, alle Adelborflen van de Burger - Compagnie No. 9. alhier, en zijnde van competentcn ouderdom. Dewelke verklaarden, ten behoeven van alle de geenen die daaromtrent eenig belang zouden mo-, gen hebben, de waarheid te zijn ; dat toen den WelEd. Gcftr. Heer Pranfois de Mirell, regerend Schepen dezer Stad, 'pas als Capitein Van gemelde Compagnie was aangekomen , zijn Wel Ed* toen op zekere tijd onder het Stadhuis, vvanheer het eerfte Quartier Was opgetrokken, in tegenwoordigheid van de meeste tot dat Quartier behoorende, zeker in pretentie van den Lieutenant Vos, Vaandrig Costerman, de Onder-Officieren Lans , Maarfchalk, Joukes en van Duyn, en de Adelborften Bel, Krap, Thomas, Boeretibeeker, Toorenburg, Verhoog, de Vlieg en Burgerhout, de toen prefent zijnde Adelborsten (terk heeft aangezet om zeker Plan van exeiceering te teekerten. Dat zij zulks weigerden, 'uit hoofde dat zijbeY a  X S40 X grepen (en het welk zij ook zeiden) dat zulks nadelig zoude zijn aan het nieuwe Plan van de Schutterije, doch dat voornoemde Heer daarop heeft gezegd, dat zulks daaraan geen nadeel konde toebrengen, vermits het exerceeren altoos nuttig was, en behalven dat, dat men ook ftaat konde maken dat zijn Wel Edele nooit tegen dat nieuwe Plan zoude werken , maar altoos daar voor zoude zijn , «n, zoo als den Comparant Jacobus de Lange afzonderlijk verklaart, dat als het van zijn WelEdeie afhing, het dan morgen aan den dag zoude door zijn. Alles in zin en fubftantie, zonder in de juiste bewoordingen behaald te willen zijn. Gevende de Depofanten voor redenen van wetenfehap, het geen voorfehreven ftaat te hebben gezien , gehoord , bijgewoond, of ook zelve gezegd refpective, en daarvan nog zeer goede geheügenïs te hebben; prefenteerende de deugdelijkheid van dit hun gedepofeerde, des noods en zulks gerequireerd wordende, nader met Eede folemneer te bevestigen. Aldus gepasfeerd te Rotterdam voorfz. , ter prefentie van Jacob du Bois en Bernatdus NieuWenhuizen, als Getuigen. He Minute dezer is behoorlijk geteekend. (Onder ftond) Qiwd Attestor. ( Was geteekend ) J. F. van Ede vander Pais, Notaris. N. 2,  ):( 34i X N. %. VERKLARING van D. van Waasdijk, C. S. Op den Tienden van Februarij zeventien honderd zesentachtig, compareerden voor mij Jan Petrus van Ede vander Pais, Notaris te Rotterdam, in tegenwoordigheid van de natenoemene Getuigen, Daniël van Waasdijk, Dirk Coenen, Balthafar Levit en Martimu Taats, zijnde de drie eerfte nog tegenwoordig, en de laatfte. gewezen Adelborsten onder de Burger-Compagnie No. 8. alhier ; zijnde alle van competenten ouderdom. Dewelke verklaarden, ten behoeve.van alle de genen die daar bij eenig belang zouden mogen hebben , de waarheid te zijn: Dat zijlieden Comparanten, in het voorjaar van den voorleden jare 1785. (zander zich den precifen tijd te kunnen herinneren) bij hunnen Kapitien, den Heer Schepen Havart, zijnde, om met zijn Wel Edele over zaken, de Compagnie concerneerende, te fpreken , zijn Wel Edele hebben hooren zeggen, bij gelegenheid dat zij in gefprek kwamen over het ingeleverde Plan ter verbetering van de Schutterije, dat hij wel te vreden was, dat Gecommitteerde Schutters in heuelven hadden gefteld, dat in het vervolg geen Schepens Y 3 Ka-  X 34* X Kapitein zouden mogen zijn, dewijl hij het befchouwde als-ftrijdig met de Ordonnantiën en Keuren , en ook met den Eed als Schepen en Kapitein gedaan, ieder van welke hen noodzaakten bij confulie op een differente plaats te zijn, en dat zij dus in een van beide de gevallen meinëedig moesten worden; dat zoo hij het vooraf geweten had hij nooit de Kapiteins-Plaats zoude hebben aangenomen; dat hij om die reden zijn demisfie als Kapitein reeds had verzocht, en in het vervolg zoude trachten zorge te dragen dat geen Schepen meer Kapitein zoude worden; dat hij het ook billijk keurde dat niemand tot Kapitein wierde aan. gefteld, dan die des kundig was, en moeds genoeg bezat om in tijd van nood te ageeren, , want, wat hem aanging, dat hij zich zelve niet in (laat keurde om in geval van conl'ufie, het behoorlijke commando te voeren, maar 'er onder bezwijken zoude, en dat ze meerder met hem te doen zouden hebben als met die geenen tegen welke zij zich moesten te weer ftellen, en dus de Compagnie in gevaar gebragt zoude worden , en meerder foortgelijke raifonnementen, waaruit hun Comparanten voorkwam , dat zijn Wel Edele met het gevoelen van Gecommitteerde Schutters iuftemde. Gevende de Comparanten voor redenen van we^ tenfehap, het geen voren ftaat te hebben gehoord £.n bijgevyoond , zonder echter in de juiste be- woor-  X 343 X woordingen , daarbij gebezigd , behaald te willen zijn, fchoon zijlieden zeer wel bewust zijn dat die in zin en fubftantie met het gebeurde accordeeren, waar van zijlieden Comparanten verklaarert nog zeer goede geheugenis te hebben ; prefenteexende deze verklaring des noods, en zulks gerequireerd wordende, nader met Eede folemneel te bevestigen. Aldus gepasfeerd te Rotterdam voorfz., terprefentie van Gitahherus Jóannes Juynboll en Barnardus Nieuwenhuifen, als Getuigen. De Minute dezer is behoorlijk geteekend. ( Onder ftond) Quod Attestor. (Was geteekend ) J. P. van Ede van de Pais, Notaris. Y K E X'  X 344 X O. ï, EXTRACT uit de Refo* iutien van de Edele Groot Achtb. Heeren van de Wet^ der Statd Rotterdam, pingsdag den 18. April 1752, Is door den Heer Mr. Arnout Leuven, Sebont, aan deze Vergadering voorgedragen, dat vermits* deszelfs Commisfie als Hoofd Bailliuw dezer Stad binnen korten fiaat te expirëeren, en 'er in de Kerken dezer Stad geen plaatfen zijn geaffecteerd voor de Heeren afgegane Bailliuvven, welke geen Vroedfchapsplaars zijn hebbende, de Heeren van deze Vergadering aan zijn Ed. gelieven te accordeercn in de Kerken dezer Stad de zittingen , ne. vens de Heeren regeerende Schepenen derzelve . Stad. Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verdaan , vermits de abfentie van den Uccr IFal ter $e»ferf, Burgemeester, den dag van heden over acht dagen, zullende zijn op Dingsdag den ?5.. April 1752, te ftellen, om op bet bovenfiaande. verzoek te disponeeren, Dlngs-  X 345 X Dingsdag den 25. April 1752. Is na voorgaande deliberatie goedgevonden en verftaan, dat op Saturdag den 29. April 1752. zal worden gedisponeerd op het verzoek van de Heer Mr. Arnont Leuven, Schout, op den 18. deztv aan deze Vergadering voorgedragen, waarop niet is kunnen worden gedisponeerd op den 25. dezes. (Onder ftond) Accordeert met de voorfz. Refolutien. ( Was geteekend ) y. van Zuylen van Nyevelt, Y 5 O. 2.  X 346'X O. a. EXTRACT uit het Regis¬ ter der Refolutien van de "Edele Groot Achtbare Heeren van de Weth der Stad / Rotterdam, genomen in Hun Ed. Gr. .Achtb. Vergadering op Den 29. Aptil 1752. 3L"s door den Heer Mr. Amout Leuven , Schout, verzocht dispofuie op deszelfs verzoek aan deze Vergadering gedaan , op den 18. April 1752., waarop door de prefent zijnde Heer Burgemeester aan zijn Ed. is gerepliceerd geworden, dat zijn Ed. verzoek voor het tegenwoordige niet konde werden gebragt in deliberatie, vermits maar een Heer Burgemeester tegenwoordig bij deze Vergadering asfifteerde, dewelke in deze zaak als Schout zoude moeten fungeeren, alzoo in de*tegenswoordigheid van den voornoemden Heer Mr. Amout Leuven, over deze zaak niet kan werden gedelibereerd , en gevolgelijk zoo kan door de abfentie van de drie andere Heeren Burgemeesteren niets finaals in deze voor het tegenwoordige worden geconcludeerd. (Onder ftond) Accordeert met het voorfz. Register. (Geteekend) jf. van Zuylen van Nyevelt. BE-  ):( 347 )■(. BERICHT van de Schep* nen de Loches, van Yzendoorn, Havart, Suermondt, Hoog en de Mirell, als Leden van de Wethouder] chap der Stad Rotterdam, op de Propofitie, door de Heeren Gedeputeerden van dezelve Stad, den ij. Januarij 1786. , ter Vergadering van Hun Edele Gr. Mog. gedaan. edele groot mogende heeren? '^/V^ij hebben te zijner tijd ontvangen de Refolutie van U Ed. Gr. Mogenden, in datoden iu januarij jongstleden, waarbij U Ed. Gr. Mog, hebben goedgevonden., in handen van de Leden van de Wethouderfchap dezer Stad, ten fine van Bericht, te Hellen, het geene bij de Heeren Gedeputeerden dezer Stad, ten gemejden dage ter Vergadering van U Ed. Gr. Mog. is geproponeerd geworden. Bij de deliberatien , daarover in de Wethouderfchap  X 348 X fchap gehouden, is begiepen, dat alle Leden zich niet konden verëenigen in het voldoen van ü Ed. Gr. Mog. g<.venereerde ordres, en terwijl Schout, Burgemeesteren , benevens den Schepen Hubert* aangenomen hebben, een afzonderlijk Bericht aan UEd. Gr. Mog. te doen toekomen , zal zulks dan ook op gelijke wijze aan onze zijde gefchieden. Wij hebben bij lecture der gemelde Propofitie, door Heeren Gedeputeerden dezer Stad, uit naam van de Heeren hunne Principalen, gedaan, bevonden , dat dezelve rouleert over drie poincten en dus in fubftantie behelst: I- Dat de Vroedfchap vermeent, dat de Alteratien of Redresfen, die men nuttig of oirbasr zoude mogen vinden , in de forme of Ordonnantiën en Reglementen van de Schutterij dezer Stad te maken, geen effect behooren te forteeren , ten zij dezelve vooraf zullen worden gebragt ter kennisfe en deliberatie van welgemelde Vroedfchap, en met derzelver advis , als naar ouder gewoonte , geconfhueerd en gearresteerd zullen zijn. II. Dat gemelde Vroenfchap verder vermeent, dat de Heeren U Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden alhier nk-t zouden zijn bevoegd , maar zich zouden behooren te onthouden van alle deliberatien, Eendterende  K 349 X de tot het conftateeren, reguleeren, arresteeren en executeeren van Redresf n , Reglementen en Ordonnantiën, relatief tot de Schutterij alhier , maar al hetzelve , als Stedelijk en Domesiicq, geheel en al privativelijk over te laten aan het beftuur van de Regeering dezer Stad. III. Dat de praatenfe recufatie en feclufie van de twee Schepenen Havart en de Mirell, als Mede-Leden van de Wethouderfchap, van de deliberatien over de te maken Redresfen , Reglementen of Ordonnantiën , voor de Schutterij dezer Stad, door welgemelde Vroedfchap werd geconfidereerd als notoir nul en onbeftaanbaar, en daarvan bij U Ed Gr. Mogenden wordt geimploreerd de casfatie, met last aan Schout, Burgemeesteren en Schepenen , om dezelve twee Schepenen te admitteeren tot alie deliberatien der gemelde Wethouderfchap over zaken, concerneerende de Schutterij dezer Stad, en derzelver uittebrengen vota, even als van andere Leden van het Collegie van de Weth in het arresteeren, decideeren en refolveeren van en op dezelve zaken, in computatie te brengen. Alvorens tot het behandelen van ieder dezer drie poincten te treden, zij het den Ondergeteekenden gepermitteerd, preliminair te remarqneeren, dat wij,  C 35° ) wij, onder reventie, vermeenende, dat het Bericht , bij U Ed. 'Gr. Mog. van de Leden der V/ethouderfchap gerequireerd, nier zoo zeer moet behelzen een opzettelijk betoog der regtmatigheid van het geen in de behandeling van zaken, waarover deze drie poincten rouleeren, reeds gebleken is, onze meening te zijn, fchoon ons Bericht niet wel zal konnen worden ingericht, zonder invlegting van een en andere retfcctien., welken konnen dienen tot justificatie van daden, door ons als Leden van de Weth of door de Wethouderfchap in het gemeen , met relatie tot de voorfz. zaken gepleegd, maar dat aan dg intentie van UEd. Gr. Mog. van onzen t'wegen best zal worden voldaan door eene eenvouwige voorffelüng der zaken en gebeurtenisfen , welken aanleiding gegeven hebben tot de voorfz. propofitie van de Vroedfchap, terwijl wij ons Verbeelden de meeste klaarheid te zullen betrachten, door het opvolgen der Chronologifche order, waarin die gebeurtenisfen zijn voorgevallen, zonder ons aan de fchikking, waarin die drie poincten in de propofitie van de Vroedfchap gevonden worden , te verbinden, terwijl hieruit dan zal blijken : I. In de eerfte plaats, bij welke gelegenheid, de Heeren U Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden in deze Stad zich de deliberatien over het werk der Schutterij hebben aangetrokken. H.  )•■( 35* ):( II. Wat demarches omtrent dat werk bij de Vroedfchap zijn gedaan, en welke gevolgen die demarches gehad hebben. III. Wat 'er gebeurd zij bij de laatfte deliberatien in de Wethouderfchap over dat werk gehouden , bijzonder met opzicht tot de pranenfe recufatie of exclufie van de twee Schepenen Havart en de Mirell, buiten die deliberatien. I. Met relatie dan tot het eerfte poinct, zij het ons gepermitteerd U Ed. Gr. Mogenden, zoo en uit eigene bevinding, als uit de Notulen van de Weth ( waartoe de drie laatst Ondergeteekenden , die op Meij 1785. als Schepenen en Leden deV Wethouderfchap in functie zijn getreden, zichten opzichte van het vroeger gebeurde moeten bepalen,) aan U Edele Groot Mogenden kortelijk te berichten. Dat op den 4. December 1784., ter Vergadering van de Weth zijn binnen gedaan , de Heeren Collonel van Hogendorp, Sergeant Major van Staveren en Capitein Beelaerts, dewelken aldaar hebben overgegeven bedenkingen over eenige redresfen en fchikkingen in de refpective Burger-Compagnien dezer Stad, met verzoek, dat hetzelve door 4e Weth mogte worden geëxamineerd, en daarop zoo fpoedig mogelijk gerefolveerd. Dat hetzelve ftuk in die Vergadering op de gewoone wijze is commisforiaal gemaakt, en gefteld in  X 35* X in handen van den Schout, een Burgemeester en twee Schepenen om hetzelve benevens de voorn. Heeren van Hogendorp, van Staveren en Beelaerts te examineeren, en vervolgens daarop te dienen van confideratien en advis. Maar weinige dagen verliepen 'er , of het bleek, dat de voorfz. zaak reeds was geëlimineerd, althans het was op den 17. December 1784., dat zich in de gecombineerde Vergadering van deHee* ren U Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden en de Wethouderfchap fifteerden Pieter Stalker en Johannes Hooft, welken aldaar overleverden een fchriftelijk adres, bij henlieden , benevens nog veertien anderen , zich qualificeerende te zijn Gecommitteerden van een aantal Schutteren der refpective BurgerCompagnien dezer Stad, geteekend, waarbij dezelven te kennen gaven: In ervaring te zijn gekomen , dat 'er werkelijk zoude zijn geprojecteerd een na* der Concept - Plan van verbetering der Schutterij en verzochten , dat, alvo¬ rens het gemelde poinct tot conclufie wierd gebragt, aan hun vergund wierde, aan gemelde Vergadering de dadelijke gebreken, welken daarinne, naar hunne gedachten, thans plaats hadden , en de middela/], welke tot redres van dezelve kunnen dienen, eerbiedig te mogen voordragen. .Schoon dit adres, bij Refolutie der gecombi- neer-  X 353 X Beerde Vergadering, ten gemelden dage, wel provifioneel wierd gefeponeerd en het daar bij gedane verzoek in advis gehouden, tot dat de deliberatien van die Vergadering zouden rouleeren over de materie in het voorfz. adres vermeld; prevaleerden de Heeren U Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden zich aanftonds van de gelegenheid, om op het voorfz. Concept-Plan van verbetering der Schutterij te inquireeren, en, daar de Wethouderfchap , door het overnemen en commisforiaal maken van het voorfz. Concept-Plan van verbetering, getoond had van begrip te zijn, dat die zaak als louter Domesticq tot dezer Stads - Regering behoorde, gaven Hun Ed. Mog. aanftonds te kennen, Dat zij oordeelden , dat de verbetering der Schutterij een der voornaamfb^middelen was, om de rust en het onderling vertrouwen binnen deze Stad te herftellen en op een duurzamen voet te brengen,. ea dierhalven vooral , volgens de Refolutie van 10. Augustus 1784., was behoorende tot het departement der gecombineerde Vergadering. Dan de Wethouderfchap, geenzins zoo gereed zijnde om dit te concedeeren, nam dien voorflag over, terwijl echter, op de fterke inftantie van Heeren Gecommitteerden , eenige Leden der Wet- VI. DE Et. Z hou-  X 354 X hcuderfchap , natnenlijk de aanwezende BurgfT* meesteren toegevend genoeg waren, om bij mon« de van den voorzittenden Burgemeester van Ah phen te declareeren, Dat zij, zoo veel hun aanging, de zaak zouden houden in haar geheel, en zich dus voor hun zeiven engageerden, dat inmiddels geene veranderingen in de Burger - Compagnien zouden worden gebragt. De Wethouderfchap in den haren over dien voorflag delibereeren de, begreep aan de eene zijde , dat, vermits de gebreken in de Schutterij, allerwegen ten breedfte wierden uitgemeeten, en bij veelen gedebiteerd, als de oorzaken der onrust, wanorde en wantrouwen, het belang van de goede Burgerije vorderde, dat daar aan met allen fpoed de hand wierd geffagen; en aan de andere zijde dat, wanneer de Wethouderfchap , confequent aan hare Refolntre van 4. December 1784., de verbetering en het redres der Schutterij aan zich wilde behouden, en zich dus oppofeeren aan het begrip van de Heeren Gecommitteerden van U Ed. Gr. Mog., dit zeer ligt eeil poinct van conteftatie zou «itleeveren , welker determinatie veel tijds sou kosten, terwijl men zich vleide, dat de invloed van welgemelde Heeren Gecommitteerden , op den geest van de Hoofden der Requestranten zeer  X 355 X teer veel effect zou hebben, om deze zaak tot een gelukkig einde te brengen» De Wethouderfchap befloot dan ter gecombi* lieerde.Vergadering te declareeren , Dat zij met Hun Ed. Mog. inlterhmen-^. de, dat de verbetering der Schutterij een voornaam middel kon uitleveren, tot bevordering van rust en vertrouwen binnen deze Stad, mitsdien van oordeel Waren, dat zoodanig eene verbetering niet te fchie lijk kon ondernomen worden, en dat, hoe zeer zij vermeenden, dat aan hun binnen deze Stad als Wethouderfchap ontegenzeggelijk toekomt het regt en de faculteit om directelijk de nodige voorzieningen te doen en over alletleie Onderwerpen, Keuren en Ordonnantie n te doen emaneeren, zij echter , bij aldien Hun Ed. Mog. konden goedvinden, om zoo fpoedig doenlijk het werk der Schutterije, en het beramen der middelen tot redres van dezelve met en benevens Hun Ed. Gr. Achtb. bij de hand te nemen, zeer gedisponeerd waren, om de verzogte ouverture te geven en de deliberatien over het voorfz. overgeleeverde Plan , ( 't welk echter allen fpoed vereischte) provifioneel in den hare te /laken, terwijl zij over dat onderwerp alvorens zeer gaarne de gedachten van Hun Ed. Mog. wilden hooZ £ ten,  X 356 X ren, en bereid waren, met dezelven te concurreeren tot het beramen der vereisehte middelen van redres , vast/lellende en vertrouwende , dat Hun Ed. Mog. de eer der Regeering en het honneur der Magifiratlire ook in dezen wel zouden willen voor/laan en foutineeren. Wij vertrouwen, dat het onnoodig is U Ed. Mog. te verzoeken hoogst derzelver attentie te fixeeren bij het geene uit dit Declaratoir blijkbaar is, namenlijk, dat de Wethouderfchap des tijds geenzins gedisponeerd was, om haar recht van heftelling in de zaken der Schutterij ^finaal over te geven of gedeeltelijk af te liaan of te erkennen, dat zulks uit U Ed. Gr. Mog. Refolutie van 10. Augustus 1784. profloeerde, maar dat de Wethouderfchap, fchoon zich van zeer gemenageerde termen bedienende, tot voorkoming van alle de discusfien, aan zich die faculteit referveerde, om, na de gedachten van Hun Ed. Mog. te hebben gehoord en met dezelven beraamd de middelen van redres, dat recht uit te oeffenen , het welk zij begreep haar ontegenzeggelijk te competeereii. Daags na het geven van evengemelde antwoord, wierd door Heeren Gecommitteerden voorgedragen, Dat zij niet nodig oordeelende zich over de extenfie van hetzelve antwoord in het bree-  ):( 357 X breede uit te laten, alleen zouden declnreeren , daaruit met genoegen gezien te hebben, dat Hun Ed.Gr. Achtb. met Hun Ed. Mog. inftemden, dat de verbetering der Schutterij, als zeer bevorderlijk voor de rust en het vertrouwen binnen deze Stad, eene voorname plaats verdiende onder de middelen , welke tot herftel van dien in confideratie kwamen, en welker beraming en ter uitvoer brenging door den Souverain aan het gecombineerde Collegie was gedemandeerd, en dat Hun lid. Mog. mitsdien bereid waren, om zoo dra de verzochte ouvertures deswegens aan hun zoude zijn gegeven, de deliberatien over dit onderwerp met Hun Ed. Gr. Achtb. aai;telcggen , op zoodanige wijze als meest convenient zou worden geoordeeld, en dezelve voort te zetten met al dien fpoed, welke zo wel de presfance, als de aangelegenheid der zaak zou vereifchen en toelaten. Wij achten al wederom onnoodig , Ed. Gr. Mog. Heeren, om ftil te (laan bij dit Declaratoir, of in onderzoek te brengen, of bij hetzelve niet meerder uit het antwoord der Wethouderfchap geclicieerd wierd, dan in hetzelve waarlijk gelegen was, terwijl Hun Ed. Mog. foigneus vermijdende het regt dat de Wethouderfchap zich gereferZ 3 veerd  X 358 X veerd had, te contefïeeren, of de claufula falutaris , te toucheeren , onder welke de Wethouderfchap hare provifioneele bewilliging verleend had, namenlijk het vaste vertrouwen, dat Hun Ed. Mog. de eer der Regeering en het honneur der Ma, giftrature ook in dezen wel z ouden voorftaan en fou* teneeren, de Wethouderfchap daar doorgepriveerd wierd, airhans niet raadzaam vond het een en ander nader te urgecren. Terwijl dezelve aannam en den volgenden dag (3c December 1784.,; hare belofte volbragt, van namenlijk ter gecombineerde Vergadering te extradeeren en aan Hun Ed. Mog, overtegeven het Concept-Plan van de provifioneele geprojecteerde verbeetering der Schutterij dezer Stad , mitsgaders een Concept,Ampliatie der Ordonnantie op de Burgerwacht. Schoon deze Extraditie niet is verzeld geweest met een Declaratoir, behoeft men echter niet te twijffelen of ze gefchiedde in de dadelijke verwachting, dat deze ftukken zouden moeten dienen tot een bafis der volgende deliberatien. Dan , dat dit de mening niet was van Heeren Gecommitteerden, gaven dezelven zeer ras te kennen , door de Propofitie bij Hun Ed. Mog. op den 4. Januarij 1785. gedaan, en bij de Wethouderfchap overgenomen. Het geheugt de drie eerst Ondergeteekenden nog zeer wel, hoe bedenkelijk die Propofitie aan di-  >( 359 X diwerfe. Leden der Weth in hunne Vergadering voorkwam, dan het befluit viel om zich daarmede te conformferen, en wierd dien volgende bij de gecombineerde Vergadering den 5. Januarij 1785. gerefolveerd: Om aan Pieter Stotter, cum fuis, te vergunnen om aan dezelve Vergadering ten fpoedigfte voortedragen, de dadelijke gebreken , welken , naar hunne gedachten in de Schutterij dezer Stad thans plaats hadden , en de middelen welken tot redres van. dezelve zouden kunneiv dienen en dat aan dezelven Extract uit die Refolutie zou worden ter hand gefteld, omme te ftrekken tot . hunlieder naiigting. Naauwlijks hadden die Lieden, welken zich bij hun adres gequalificeerd hadden te zijn Gecommitteerden van een aantal Schutteren, deze Refolutie bekomen, of zij Bedienden zich van dezelve, om het getal Committenten, het welk men bewijzen kan op dien tijd niet groot te zijn geweest, merkelijk te doen aangroeijen ,' doch waarin zij te werk gingen op eene wijze , die gefchikt was, om veele minkundige Schutters te doen gelooven, dat hunne mede-teekening aan het oogmerk der gecombineerde Vergadering voldeed, terwijl andere Schutters, aan welker gereede toeftemming zij twijlfelden, wierden gepasfeerd en niet toegelaten op de Convocatien. Z 4 De  )••( 36o ).C De k'agten hier van ter ooren van de Wethouderfchap gebragt, verph'gtte dezelve op den 4. Februarij 1785., ter gecombineerde Vergadering voortedragen: Dat zij onlangs door de klagten, aan hun deswegens gedaan , waren geïnformeerd geworden , dat de.Gecommitteerdens, welken bij Refolutie van* welgemelde Vergadering waren gequalificeerd, om de bezwaren en redresfen der Schutterij optegeven, ten zeiven einde in de refpective Compagnien Burgeren alleenlijk fommige Adelbor/7en, met voorbijgang van anderen hadden geconvoceerd, en daar-en-boven die Convocatien hadden gedaan buiten kennis en mede weten van de Opperhoofden der gemelde Compagnien, dat, nadien Hun Ed. Gr. Achtb. met reden bedugt waren, voor het ongenoegen, welke eene zoodanige onderfcheiding tusfchen Perfoonen van een en hetzelve Corps natuurlijk moest veroorzaken , en zich verzekerd hielden, dat Hun Ed. Mog. zoo wel zouden willen medewerken tot het bevestigen van de onderlinge Eendra gt der Burgeren, als tot het helpen bevorderen van de ondergefchiktheid , welke vooral tusfchen Schutters en hunne Opperhoofden moet plaats hebben , mitsdien van oordeel waren, dat de voornoemde Gecom- mit-  >( 3*i X mitteerden voor de gecombineerden Vergadering zouden behooren te worden gerequireerd en geinterdiccerd, het aanleggen van zoodanige ongeregelde- Convocatien, immers gelast, om eer zij derzelver Plan aan de gecombineerde Vergadering overgaven , die alvoorens te communiceeren ieder aan deszelfs Capitein. Dan de Wethouderfchap had het geluk niet, dat deze Propofitie , welke bij de Heeren U Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden ten gemelden dage wierd overgenomen, eenigen ingang bij Hun Ed. Mog. vond, dewelken integendeel elf dagen na dezelve, zich daarop expliceerden op eene wijze, welke diende tot defenfie der Gecommitteerden Schutters, zoo met opzigt op het voorbijgaan van derzelver Capiteinen , op grond namenlijk , Dat in de Refolutie van 5. Januarij 1784. de Communicatie met Capiteinen niet was gerequireerd; Terwijl Hun Ed. Mog. het thuis laren van eeni°-e Adelborsten op de Convocatien , die zich deswegens beklaagd hadden juftificeerden, door de onderftelling. Dat die klagten gedaan waren door zoodanige Leden der Schutterij , welken de qualificatie op de Gecommitteerdens niet hadden geteekend, en die Hun Ed. Mog. Z 5 be-  X 3te X begrepen, dat uit dien hoofde niet hadden konnen noch behooren mede geconvoceerd te worden, Eene onderftelling, welke Hun Ed. Mog. oordeelden als zeker te mogen maken, zonder zich echter te expliceeren, of Hun Ed. Mog. het als even zeker hielden, (waaraan wij echter met reden twijfelen) of tot de gehoudene Convocatien niet waren geroepen anderen, welken bevoorens de qualilicatie mede nog niet geteekend hadden, maar daartoe in die Convocatien waren geïnduceerd en zonder dat Hun Ed. Mog. in deliberatie bragten om de klagende Schutters te hooren, en van dezelven te vernemen, of hun immer de gelegenheid was gegeven om die quafhcatie te teekenen of de redenen van weigering aan hunne Mede - Schutters te exponeeren , 0f om dezelven als nog ter gecombineerde Vergadering in hun belang te hooren. Dan, gelijk reeds gezegd is, deze Explicatie van Hun Ed. Mog. kwam zeer lang na de Propofitie, en wel niet eerder, dan na dat ten zeiven dage ( 15. Februarij 1785.,) reeds was overgeleverd de Memorie van P. Stotter, cum fuis, als Gecommitteerdens van een aantal Schutteren van .de refpective Burger - Compagnien dezer Stad, houdende eene opgave der gebreken, welke naar' hunne gedachten in de Schutterij thans plaats hebben,  X 3*3 X ben , en van de middelen tot redres daar jegens , als mede een ontwerp van een verbeterd Plan der Schutterij hier ter Stede. 'Er was dan voor de Wethouderfchap geen tijd meer, om te urgeeren op de volbrenging harer Propofitie, die Hun Edel Mogenden ook beweerden : Dat door het inkomen der evengemelde Memorie eenigermaten gerekend konde worden vervallen te zijn. En welker beantwoording ( des niettemin door Hun Ed. Mog. gedaan, en door de Wethouderfchap overgenomen) met een wederandwoord te bejegenen, mitsdien een geheel nutteloos en vergeefs werk zou geweest zijn. De gemelde Memorie gedrukt en onder de Leden der Gecombineerde Vergadering gedistribueerd zijnde, wierd, op de Propofitie van Hun Ed. Mog., om dezelve Commisforiaal te maken, door de Wethouderfchap den i. Maart 1785. gerefolveerd tot hetzelve Commisforiaal, en daartoe van wegens die Vergadering fpeciaal verzocht en gecommitteerd , de Heeren vander Hoeven, Schout, Groeninx, Burgemeester, de Loches en van Tzendoorn, Schepenen. Dan het geen bij die Refolutie tevens was befloten, om namelijk de ingekomene (lukken , van wegens het Gecombineerde Collegie, te dellen in handen van Collonellen en Capiteinen, ten einde der-  X 3*4 ):( derzelver Confideratien op dezelve te fuppediteeren, ontmoette den 4. Maart 17S5. eenige bedenking bij Hun Ed.Mog. ,-als begrijpende, dat ook de Confideratien en het advis van den Grooten» Krijgsraad daarop moest worden gerequireerd: — Welk verfchil van begrippen het finaal befiuit op die poincten, voor eenige dagen protaheerde. Terwijl intusfchen ter Gecombineerde Vergade ring den voorfz. 4. Maart 17S5., wierd ingeleverd een Request met eenige Bijlagen van eenige Gecommitteerden van een aantal Burgers , behoord hebbende tot het Corps Vrijwillige Schutters dezer Stad, dienende tot Appui der voorfz. Memorie van P. Stotter, cum fuis. - Waarna eenige Gecommitteerdens der gefamentlijke Tekenaars van het Request aan Uw Ed. Gr. Mog. op den 15. Julij 1784. gepraefenteerd , zich op den 17. Maart 1785., mede addresfeerden terGecombineerde Vergadering met een Request, waarbij dezelven verzogten te worden aangemerkt, als mede Verzoekers van zoodanige of diergelijke reforme in de Schutterij en Krijgsraad dezer Stad, als in de gemelde Memorie van P. Stotter , cum fuis, in fubfiantie was vervat. Die Memorie was bevorens, volgens Refolutie der Gecombineerde Vergadering van den 9. Maart 1785. gefteld in handen van Collonellen en Capiteinen der Schutterij, ten einde op dezelvedeGecombineerde Vergadering te dienen van derzelver C08.  X 3*5 X Confideratien, waaraan den 13. April wierd vol* daan. Gelijk ook door P. Stotter, cum fuis, op den 28. van die maand aan het geen van hen gerequireerd was, voldaan wierd, door overgift van Copien Authenticq van twaalf Acten van qualificatie, door een aantal Schutters in ,de twaalf Compagnien op den voorn. P. Stotter, cum fuis, verleend. Reeds bevoorens 'was door Hun Ed. Mog. ter Gecombineerde Vergadering geproponeerd , om deze zaak Commisforiaal te maken , en door de Wethouderen op die Propofitie den 1.Maart 1785 gedecerneerd, de Commisfie op de Heeren vander Hoeven, Groeninx , de Loches en van 1 zendoorn, hier voor gemeld, doch daarvan was in de Gecombineerde Vergadering geen Communicatie gegeven , zoo min als zulks door Hun ,Ed. Mog. ten opzigte van hunne benoeming was gefchied.— Dan, na dat alle de gemelde ftukken, concerneerende het werk der Schutterij waren ingekomen , wierd door Hun Ed. Mcg. op den 4. Meij 1785. , op nieuws geproponeerd, om van wegens de Gecombineerde Vergadering eenige Heeren te verzoeken en committeeren, om dezelven te examineeren, en die Vergadering te dienen van derzelver confideratien en advis: Op deze Propofitie retireerde zich de Wethouderfchap tot het houden eener afzonderlijke Vergadering, en daarin wierden teirbovengemelden einde verzocht en  X BSO- X eh gecommitteerd de Heeren Geven , Schout rj Vingerhoedt, Burgemeester, (beiden in plaats van de eerst Gecommitteerde, doch op Meij afgetreedene Heeren vander Hoeven en Groeninx,) als mede de voorn. Schepenen de Loches en van Tzendoorn, benevens den Secretaris van Zuylen van Nyevelt De Wethouderfchap, in de Ge« combineerde Vergadering te rug gekeerd, gaf hier van kennis aan Hun Ed. Mog., en vernam, dat Hun Ed. Mog. tot de voorfz. Commisfie benoemd hadden de Heeren van Halteren, Fisfcher, Pot* teij Turcq , benevens den Secretaris Baelde, . En wierd vervolgens in die Gecombineerde Vergadering goedgevonden en verftaan, tot het opgemeide te verzoeken en committeeren, van wegens Hun Ed. Mog., de vier laatstgenoemde Heeren , en, van wegens Hun Ed. Achtb., de vijf eerstgo noemden. Ziet daar Ed. Gr. Mog. Heeren, een gedetailleerd, doch, zoo veel mogelijk bekort narré van den toedragt der zaken, waar uit wij vertrouwen , dat Uw Ed. Gr. Mog. genoegzame eluci* daüen zullen bekomen van de aanleiding, naar welke de Heeren Gecommitteerden van Uw Ed. Gr. Mog. zich in de deliberatien over het redres der Schutterij geimmisceerd hebben , en waaruit wij niet minder vertrouwen , dat Uw Edel Groot Mogenden zullen worden geconvinceerd: i. Dat Welgemelde Heeren Gecommitteerdens  X 36> X dens geenzins door den Magiftraat dezer Stad zijn aangezogt geworden , om zich die zaken aantetrekken. a. Dat aan Hun Ed. Mog. daartoe wel aanleiding is gegeven, door een aantal Schutters , welker verzoek naderhand is geappuijeerd of geadopteerd, zoo door de Le_ den van het gewezene Corps Vrijwillige Schutters, als door de Tekenaars van het Request, aan Uw Ed. Gr. Mog. op den 10. Julij 1784. geprefenteerd, en op welker verzoek die Commisfie bij Uw Ed. Gr. Mog. is gedecerneerd. — 3. Dat de Magiftraat, zonder af te gaan van de reftrictien en limitaiien, onder welke dié Commisfie bij Uw Ed. Gr. Mog. Refolutie van 10. Augustus 1784. was verleend, namelijk : dat daar doer aan de Wetgevende magt van den Magiftraat niets wierde gederogeerd, echter uit loutere condescendance, wel heeft willen komen in het hooren der gedachten van Hun Ed. Mog., en in het beramen van middelen ter redres, in hoop van door gepaste conciliatoiren, en door tusfchenkomst van Hun Ed.. Mog. het • ongenoegen, het welk een groot aantal Burgeren tegen de toenmalige Wethouderfchap had opgevat , te doen cesfeeren, maar geenzins met intentie, om aan Hun Ed.  X 3*3 X Ed. Mog. af te ftaan het regt, om in een ftuk van dat belang eenige finale Refolutien te nemen; terwijl het aan veele Leden der "Wethouderfchap zeer bedenkelijk is voorgekomen, of dezelve daartoe de jure wel bevoegd was, en of het nemen van zoodanige finale Refolutien, zelfs in de Gecombineerde Vergadering, wel zou konnen gefchieden , zonder communicatie, advis en concurrentie van de Vroedfchap dezer Stad. II. En dit brengt ons van zelfs tot het tweede Poinct, in welks behandeling, daar wij den draad van het aangevangen Narré zullen vervolgen , nog wel het een en ander zal voorkomen, het welk zou konnen begrepen worden meer relatief te zijn tot het eerfte Poinct. Im mers de discusfie over het al of niet innemen van het advis der Vroedfchap, is genoegzaam gelijktijdig gebooren met de differenten, welken ontitaan zijn ter occafie van de voordragt, door den eerst Ondergeteekenden voor hem zelve en zijne Mede- Gecommitteerden van Tzendoorn en Secretaris van Nyevelt, op den 13. September 1785., in de Vergadering van de Weth gedaan, deze voordragt behelsde: Dat bij den aanvang der gehoudene Befoignes over het redres der Schutterije dezer Stad, door Heeren Gecommitteerdens van  )k 3*9 X 'vanUwEd. Gr. Mog., als een peseaila* bel Poinct was vastgefteld de disfolutie van de voorfz. Schutterij, en vervolgens eene Propofitie was gedaan tot de oprichting van 24. Nieuwe Compagnien. • Dat hij benevens twee zijner Mede - Gecommitteerden vermeend hadden over dat voórgeftelde prsaUabei Poinct niet ie 'kunnen of te mogen delibereeren , als ftaande 'zij 'in het begrip, dat hetzelve geen object was van de aan hun gedefnandeerde Commisfie, en achtende zij zich alleenlijk gequalfticeerd tot het vóo'rftellen en beramen van middelen tot redres. Dat zij mitsdien zich verpligt vonden deze hunne bedenking in den fchoot van de Vergadering (dér Weth) te moeten brengen, ten einde in een zaak van dat aanbelang, het goedvinden ende duidelijke gemanifesteerde intentie van dezelve te mogen verrïem'en , omme zich dien Conform, in gemelde Befoignes te kunnen, gedragen. Deze voordragt wierd ordinario modo Commisforiaal gemaakt, en daarin tot Commisfarisfen benoemd de Burgemeester van der Goes, en de Schepenen Suermondt en Hoog. — 'Dit géfchiedde echter zonder concurrentie van de Heeren Gevers en Vingerhoedt, Mede - Commisfarisfen tot het redres der Schutterij, dewelken zelfs tegen het Voor- ■VI. DEEL', A a 1 'gs*  X 3?o ).( gedragene van hunne voorfz. drie Mede-Commisfarisfen in de volgende Vergadering een breedvoerige aanteekening deden, en in fubftantie beweerden , dat: Vermits de Commisfie op dezelven benevens de Heeren van Halteren, Visfcher, Pottey Turcq en den Secretaris Baehle van wegens Hun Ed. Mog. was gedecerneerd in de Gecombineerde Vergadering, die negen Heeren te famen uitmaakten een Collegium Contractum of committé, het welk tot Committenten had de Gecombineerde Vergadering, , en dus, dat de Gecommitteerden Leden van de Weth we] uit en van wege maar niet door de Weth waren gecommitteerd , uit welke hijpothefis de voornoemde Heeren Gevers en Vingerhoedt dit gevolg afleidden : Dat het adres van den Schepen de Loches, cum fuis, ten onregte aan de Weth was gefchied, en in dezelve geen object van deliberatie konde zijn, maar dat ?de Gecombineerde Vergadering alleen (en niet de Weth, als fiegts een gedeelte van die Vergadering uitmakende ) bevoegd en in fiaat was, om haare intentie nopens de uitgefirektheid of de hornes van de Commisfie te expliceeren. Terwijl de voorfz. Heeren Gevers en Vingerhoedt, met opzigt tot de zaak zelve, of de propo-  X 37i X pofitie tot disfolutie der Schutterij en oprigting van 24. Compagnien , waarover de voordragt Van den Schepen de Loches, cum fuis, rouleerde , beweerden : Dat die Poincten in het Befoigne niet waren voorgefteld om op dezelve finaal te refolveeren, veel min om dat gerefolveerde jnet de daad effect te doen forteeren , ■ • maar alleen om provifioneel op te maken een voorlopig Plan , hoe door dezelven , als Conliliarii van de Gecombineerde Vergadering, aan dezelve, op elk Poinct behoorde te worden geadvifeerd. Waarbij de voorn. Heeren Gevers en Vingerhoedt voegden een operieus vertoog, waarin dezelven tragtten te bewijzen: Dat dit begrip niet ftrekte tot prejudicie van de vrije deliberatien van de geheele Vergadering, en dat zulks aan de opine van elk der Leden van dezelve, en ook aan den Schepen de Loches, cum fuis, wanneer zij in de Commisfie overftemd waren en zich met het advis der Meerderheid niet konden conformeeren, niet benam de vrijheid om aan het Gecombineerde Collegie hunne confideratien afzonderlijk te fuppediteeren. — Waar na de voorn. Heeren Gevers en Vingerhoedt verder declareerden: Dat zij niet zouden treden in eenige deAa 2 ||«  ïibeffatiè of Refolutie van de Vergadering det Weth , welke (zoo als die Heeren zich uitdrukten) ftrekken zoude om vooraf te bepalen het goedvinden en de duidelijk getóafi'ifelteerde intentie v;in de Weth, hoe de voorn. Gecommitteerden zich in derzelver Befoignes zouden moeten gedragen. — En welke dus (zoo' als bij de voorfz; aanteekening af verder wordt gezegd : ) Die Heeren tot een uitvoerend Committe' Van de Weth, in plaats van een vrij advifeerend Cofnmitté van het Gecombineerde Collegie herfcheppen zoude. Zoo ver de gevoelens der Heeren Gevers en Fingerhbedt (fan die hunner Mede-Gecommitteerdens ve wijderd waren, zoo verfchil/end was ook het begrip' van de Commisfarisfen , in Welker handen de voordragt van den Schepen de Loches , cum fuis, en de bovengerrfelde Aanteekening, bij Refolutien van de Weth, in dans 13--, en 17. September 1785. gefteld waren; en dit veroorzaakte dan ook twee zeer verfchillendê rapporten. Immers de Burgemeester vander Goes, volkornenlijk smplecterende dé gronden, bij de everagemefde aanteekening van' de Heeren Gevers en Fingerhoedi , ter nedergefteld , advifeerde , Dat de bedenkingen, doof de Schepenen d- Loches, van Tzendoorn en Secretaris van NyevJs gemoveerd , en in de propofitie van den  X 373 X den Schepen de Loches vervat, als z-ijndete prematuur, en dus voor als nog geen object der overweging van de Vergadering der Weth kunnende zijn., dan ook niet behoorde in deliberatie gebragt te worden. Daarentegen wierd door de twee Commisfarisfen Suermondt en Hoog, bij hun afzonderlijk rapport , in het breede. beweerd,. Dat de Commisfie, in de gecombineerde Vergadering gedecerneerd, niet anders was aantemerken, dan als een gevolg van. de afzonderlijke deliberatien , zoo van. de Weth als. van. de Heeren U Ed. Gt- Mog. Gecommitteerden., niet in. de gecombineerde Vergadering, maar, naar. confiante gewoomte, ieder Hl den hare gehouden. —r— Terwijl zij zich met nadruk beroepende cp de Notulen van de Weth, van 10. Maart en 4. Meij refpective, waarin- de Commisfien op-eenige-van hare Leden geflagen waren., daar uit bij wettige, gevolge afleiden, Dat die Leden de Wethouderfchap tot hunne eenige committenten had , zonderdat .de combinatie van deze zelfde. Leden., met eenige Heeren. uit U: Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden, welken ook door dezel-, ven afzonderlijk waren benoemd , daarineenige verandering had te wege gebrast, of 4e. Wethouderfchap ontzet van dfifacujtejr, Aa 3. qm.  )•( 374 ):( om van hare Gecommitteerde Mede-Leden dat geene te vorderen en verwachten , waaritoe eene Commisfie vis a vis van derzelver Committenten verpligt is,.. - Waaruit dan vervolgens gededuceerd en geconcludeerd wierd , Dat de voordragt van den Schepen de Loches, cum fuis, te recht in de Vergadering van de With was gefehied. Verder wierd hij dat rapport geremarqueerd. Dat» indien men de befoignes liet voortgaan, zonder alvoorens te fixeeren het principe , waaruit het Plan van Redres zou moeten geboren worden , en als 'er dan een Plan wierd uitgebragt welks principe door de Wethouderfchap niet geadopteerd wierd, daaruit dan zeer onaangenaame discusficu te wachten waren. Gelijk de Commisfarisfen Suermondt en Hoog, al wijders breedvoerig aantoonden, Dat, indien al eens de [gemelde voordragt niet in het Collegie van de Weth, maar in de gecomhhiL --de Vergadering was gefehied , zulks dan nog van geene utiliteit konde wezen , noch dienen tot acceleratie der fpoedvereifchende verbeteringen in het werk van de Schutterij, vermits vier van de vifflleeren , U Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden aich in het Befoigne reeds in faveur derdis- fi>  X 375 U folutie van de Schutterij en voor de oprichting van vierentwintig nieuwe Compagnien geëxpliceerd hebbende, het dus niet twijfelachtig was , hoedanig het eene der t w ee vota in die gecombineerde Vergadering, ftond uitgebragt te worden , en de zaak dus van zelfs dien loop moest hebben, dat alvorens het andere votum, namelijk dat van den Magiftraat, konde worden uiigehragt, die zaak door dezelve zou moeten worden overgenomen en in den haren afzonderlijk behandeld , waar door veel tijds verfpild en de zaken buiten noodzake geprotraheerd zouden worden. De voorn. Commisfarisfen Suermondt en Hoog, dus in het breede gejuftificeerd hebbende de wettigheid en gepastheid van het adres, dat door den Schepen de Loches, cum fuis, in en aan de Weth gedaan was, traden bij hun rappor- verder in de behandeling van de zaak zelve, welke door den Schepen de Loches, cum fuis, was voorgedragen , namenlijk de geproponeerde casfatie der tegenwoordige Schutterij en creatie van vierentwintig Compagnien , waaromtrent hun preadvis was : Dat de Gecommitteerdens uit de Weth behoorden te worden verzocht, om , namens de Wethouderfchap, die propofiiie niet te amplecteeren, maar in tegendeel te infteeren op de confervatie van de teger Aa 4 woofr  X 37* X wonrdige Schutterij bij. hare form en conftitutie, en de befoignes over het redres der. gebreken op dien voet voort te zetten tot lpftelling van het ouderijug vertrouwen en de rust binnen deze Stad. Laatstelijk bragt het rapport van de voornoemde Suerm/mdt eii Hoog mede, Dat ingevalle tegens verwachting bij de Meerderheid van de Weth tot de meergemelde disfolutie der tegenwoordige. Schutterij, en Creatie .van vierentwintig nieuwe Compagnien mogt worden geconcludeerd, van dat belluit, alvorens daarvandqorHeeren Gecommitteerdens in het Befoigne over de .Schutterij opening word/gedaan , behoorde kennis gegeven te worden aan de Vroedfchap dezer Stad, Gelijk wij ons, Ed. Gr. Mog. Heeren, in het voordellen der voorfz. geoppofeerde fentimenten z.00 veel mogelijk bekort, hebben, en de weder, ztjds aangevoerde argumenten voor en tegen de wettigheid, en gepastheid der. voordragt van den Schepen dt Loches, cum fuis, flechtsmet den vinger hebben aangeroerd, zoo hebben wij ons met voordagt., tot. vermijding van langwijligheid en redites in het bijzonder geabftineeid van het opgeven der redenen,en gronden, waarop de Commisfarisfen Stier mondt, en Hoog, derzelver advis nopens de disfolutie der Schutterij en het. cafuquo  U 377 ):( geven van communicatie aan de Vroedfchap, hadden gefundeerd. Het een en ander zal toch zoo aanftonds blijken , wanneer wij aan U Ed. Gr. Mog. kortlijk reprefenteeren den uitflag welke de voorfz. zake, na de gedane rapporten zoo van den Burgemeester vander Goes, als van de Schepenen Suermondt en Hoog, (ad hanc caufam gecommitteerd) ter Ver-i gadering van de Weth gehad heeft. Deze uiiflag bellond hier in: Dat de Heeren Gevers, Boogacrt, Vingerhoedt en vander Goes, declareerden , dat, naardien Commisfarisfen door de gecombineerde Vergadering benoemd waren , dezelve dan ook over hunne bezwaren de voorfz. Vergadering moesten adieeren 1 dat zij Heeren Gevers, Boogaert, Vingerhoedt en vander Goes, mitsdien zich in geene deliberatie over deze materie , voor als nog, zouden inlaten, en voorts protesteerden tegen alle deliberatien , welke daarover bij deze Vergadering (van de Weth) zouden worden gehouden. Dat dit declaratoir door die vier voorzittende Leden gefehied zijnde , vervolgens, De drie eerst Ondergeteekenden zich conformeerden met het uitgebragt rapport van de Ondergeteekende Schepenen Suermondt Aa 5 en  X 378 ):( en Hoog, dewelke bij hetzelve rapport per* Afleerden. En dat de laatst Ondergeteekende benevens den Schepen Hubert, declareerden van gedachten te 2ijn; Dat het aan Commisfarisfen vrijftond in het gecombineerd Befoigne over de zaken , aldaar in deliberatie gebragt wordende , zoodanig te advifeeren als zij zouden oor: deelen te behooren, en dat dezelven mitsdien in het bijwoonen der voorfz. gecombineerde Befoignes behoorden te continueeren, te meer, dewijl zij de faculteit hadden, om zoodanig rapport óf rapporten uittebrengen , als zij raadfaam zouden meenen te zijn. Uit deze eenvoudige en ware voordragt van het gepasfeerde zien U Ed. Gr. Mog. , (dit meenen de vijf eerst Ondergeteekenden althans geene conteflatie te konnen lijden,) dat de gevoelens der Wethouderen zich verdeelden in drie zeer verfchillende opinien , de vier roen voorzittende Leden (den Heer van Alphen abfent zijnde,) opineerden tegen alle deliberatien over het voorgedragene van den Heer de Loches, cum fuis. ■ Terwijl de overige vijf. Leden begrepen , dat die advifen behoorden te worden bepaald. Dien conform wierd dan ook de conclufie volgens  w m )••( gens de opinie der evengemelde vijf Leden , als uitmakende de Meerderheid der {temmende Leden opgemaakt, en , na dankzegging van den Schepen 4e Loches, cum fuis, met approbatie van derzelver gehoudene conduites , gerefolveerd, Dat de Gecommitteerden uit de Vergadering van de Weth, tot het befoigne der Schutterij zouden worden verzocht en des noods gelast, om in hetzelve, namens de Wetlj, aan Heeren Gecommitteerden uit Hun Ed. Mog. te declareeren, dat Hun Ed. Gr. Achtb. deze materie rijpelijk overwogen hebbende , niet konden refolveeren » zich geenzins bevoegd hielden , noch zich verantwoordelijk fielden , om, tegens het daarop ingenomen advis van den grooten Krijgsraad dezer Stads - Schutterij , bij Meerderheid van ftemmen aldaar wettig uitgebragt, tot zulk een gewigtige zaak, als is het disfolveeren van dezer Stads geheele Schutterij en het creëeren van eene gantsch nieuwe , te concurreeren , enkel en alleen ter contemplatie van eenige, fchoon daaronder notabele Perfoonen , maar echter weinige, in tegenoverltelling van het groot getal Burgers dezer Stad, die alle hoofd voor hoofd, even zeer in het Welzijn d^-r Schutterij zijn geconcerneerd, en waaronder een vrij grooter getal niet minder re- guard  M 38o ):C guard verdienende Burgers, een contrarie verlangen , tot confervatie namelijk van de Schutterij bij hare form en conftitutie, had gemanifesteerd, terwijl uit het Itilzwijgeu der overige geenzins hunne onverfchilligheid, veel min geneigdheid voor de disfolutie of casfatie van het lighaam der Schutterij , waarvan zij Mede-Leden waren , was afteleiden, maar dat zij Heeren Gecommitteerden bereid en gequalificeerd waren , om , wanneer vooraf vastftomd, dat de Schutterij bij hare form en conftitutie geconferveerd bleef, op alle maniere mede te werken tot redres van alle de gebreken daar in gevonden wordende, zoo als ten meesten nutte van deze Stad en herftelfing van het onderling vertrouwen en rust binnen dezelve raadzaam zou worden bevonden. Men acht het onnoodig U Ed. Gr. Mog. in het breede verflag te doen van de discrepances welke over deze Refolutie van den 20. September 1785. ontdaan zijn, zoo door de contedatien van de Heeren Gevers, Boogaert, Vingerhoedt en vander Goes, welken tegens dezelve van nulliteit hebben geprotesteerd en daar tegen aanteekening gedaan, waarbij zich de Burgemeester van Alphen naderhand gevoegd heeft, als door de justificatie der wettigheid van de gemelde Refolutie, welke door de vijf eerst Ondergeteekenden bij hunne Contra- Aan-  X 38i X Aanteekening, zoo zij vertrouwen , met het hoogfte recht is beweerd geworden. Zij achten dat te meer onnoodig, vermits de discrepeerende Leden het middel hebben gevonden, om dezelve Refolutie, hoe wettig ook genomen , haar kragt te beneemen , door eene latere Refolutie den n. October 1785., bij de Meerderheid genomen. Immers na dat door den Schepen de Loches, ook uit naam zijner Mede - Gecommitteerden van Tzendoorn en van Zuylen van Nyevelt, van de voorfz. Refolutie van {20. September 1785., in het Befoigne tot het werk der Schutterij kennis was gegeven, wierd die zaak door den Heere VtsJcher gebragt in de gecombineerde Vergadering en aldaar eene propofitie gedaan, welke in eifecte ftrekken moest om de voorfz. Refolutie van 20. September 1785., elufoir te maken: Ook heeft die communicatie het bedoelde effect gehad, vermits na dat dezelve door de Wethouderfchap overgenomen en commisforiaal gemaakt was, daarop den 11. October 1785. is gerefolveerd, Dat de voorfz. Refolutie van de Weth van den 20. September laatstleden, nader zou worden gerefumeerd en de extenfie geredresfeerd , en dienvolgens als nu verklaard , dat 'er bij de Vergadering van de Weth, voor als nog geene deliberatien over de  0e disfolutie of reforme der Schutterij kunnen vallen ,. en dat voorts aan de Heeren , die bij Refolutie van de gecombineerde Ver¬ gadering van dato 4. Meij dezes jaar zonder eenige bepaling waren verzocht en gecommitteerd, om de (lukken tot redres der Schutterij concerneerende te examineeren en die Vergadering te dienen van derzelver confideratien en advis, devolkomenftevrij_ heid zou worden gelaten, omme daarover te delibereeren en zoodanig rapport ter overweging van de gecombineerde Vergadering uittebrengen , als zij zouden vermeenen te behooren, welk gerefolveerde wierd gehouden voor gerefumeerd. De vijf eerst Ondergeteekenden verklaarden dat, Zij, inhrereerende de voorfz. Refolutie op den 20. September laatstleden, wettig genomen , niet hadden geconcurreerd tot het nemen der laatfte Refolutie , maar die wel expresfelijk te contradiceeren en tegens dezelve hunne Aanteekening te referveeren. ■ Te midden van alle deze verfchillen, en wel op den 4. October 1785. wierden door den Heer Gevers, Schout, ter Vergadering geëxhibeerd twee Misfives , de eene gefchreven uit naam van Heeren Burgemeesteren en Vroedfchappen dezer StaiL. Waar-  X 3§3 X ' "Waarbij aan de Wethouderen zeer vrien* delijk wierd verzocht om geen nieuwe Keur of Ordonnantie op het ftuk der Schutterij te arresteeren, zonder dat alvorens daarop zou ingenomen zijn het advis van de Vroedfchap , gelijk zulks altijd en onafgebroken gebruikelijk was geweest. De andere Misfive , gefchreven op naam van Heeren Burgemeesteren , behelsde een declaratoir, Dat Hun Ed. Gr. Achtb. tot de eerstgemelde Misfive, het zij Collegialiter het zij hoofd voor hoofd, niet hadden geconcurreerd of bewilligd, met informatie dat dezelve was gearresteerd niet tegenftaande Hun Ed. Gr. Achtb. in het Befoigne over liet voorftel tot het fchrijven van die Mis,live gehouden, bij herhaling hadden gedeclareerd niet gereed te zijn om daarover in deliberatie te treden, veel min te voteeren. De voorfz. beide Misfives , den 4. October 1785., bij provifie aangenomen zijnde voor Noticfiatie, wierd cp den 11. van die maand door den Heer Gevers, reeds aan de Wethouderfchap voorgehouden eene bij hem geformeerde extenfie om te dienen tot antwoord op dezelve. Deze refcriptie, welke aanftonds door de vier Burgemeesteren en de twee jongfte Schepenen gesp-  X 384 X approbeerd wierd, was ook reeds in die gereed' heid gebragt, dat de evengenoemde zeven Leden die refcriptie nog ten zeiven dage teekenden, om zes dagen daarna aan de Vroedfchap te worden toegezonden; de vijf overige Leden declareerden niet in gereedheid te zijn, om op eene Misfive van zoodanige extenfie en belang op eene bloote prselecture te kunnen advifeeren. • Doch Heeren Burgemeesteren, die zich aan dë Weth beklaagd hadden , over het arresteeren eener Misfive in de Vroedfchap, waartoe zij in een voorafgaand Befoigne hadden verklaard Ongereed te zijn, wilden thans op de inftaiitie van vijf Mede-Leden in de Weth, niet concurreeren tot het houden van nadere deliberatie over eene refcrip» ' tie , waarover geen Befoigne vooraf gehouden was. De gemelde vijf Leden, ( zijnde de vijf eerst Ondergeteekenden van dit Bericht,) behielden dan voor zich niet over, dan de referve om zich op de voorgelezene refcriptie, en de genomene Refolutie nader te expliceeren. Dit gefchiedde ook in de volgende Vergadering, als wanneer dezelven declareerden, zich met de gronden, in de refcriptie der Meerderheid gelegd, en waarop gefundeerd was een declinatoir antwoord, op het voorfz. verzoek, door de Vroedfchap aan de Wethouderfchap gedaan , niet te konnen cotUörmeeren, maar dat zij hadden moéten  x 3*5 n ten betruiten, eene afzonderlijke Misfive aan dt Vroedfchap te doen afgaan. Bij deze refcriptie declareerden dezelven, Dat het innemen van het advis van de Vroedfchap, bij of voor de introductie van eenige notabele veranderingen in de Schutterij hun. niet alleen uit hoofde van het aloude gebruik bij de Vroedfchap gereclameerd, maar ook uit hoofde van derzelver relatie tot het Lighaam der Burgerij als van derzelver directie nopens de Financieele belangens dezer Stad, en nopens de belasting der Ingezetenen (welk een en ander bij de zaken der Schutterij aanmerkelijk geconcerneerd was) allezins gefchikt en voegzaam voorkwam , ja zelfs tot een hoogen trap van noodzakelijkheid zou konnen rijzen; terwijl de vijf eerst Onderge- fchreeven, zonder zich in te laten in het developpeeren der gronden, door de Meerdeheid geallegueerd, betuigden daarin niet te hebben gevonden eene genoegzame foliditeit , om daarop de erkentenis te bouwen , dat bij de tegenwoordige Wethoudei s of derzelver Praedecesfeuren aan de gecombineerde Vergadering zoude zijn overgegeven, de magt en faculteit om in een Huk van dit belang, als is het beflel der Schutterij, eenige finale Refolutie te nemen, vi. deel. B b Schoon  X 386 ):( Schoon de vijf Ondergeteekenden bij de gemel. de Misfive wel erkenden, het geen op de inftantie van Heeren Gecommitteerdens van U Ed. Gr. Mog., te dezer zake in de Wethouderfchap beiloten en vervolgens ter gecombineerde Vergadering aangeboden was, conform het narré daarvan hier voor gedaan, vermeenden zij echter, Dat het aanbod zelve en het nadrukkelijk declaratoir, het welk daarbij gevoegd was, gansch niet was overeen te brengen, met het begrip eener formeele en duidelijke overgift, aan de gecombineerde Vergadering, om die zaak tot eene finale conclufie te brengen , en aan de Wethouderfchap de faculteit te benemen , om vooraf het advis van de Vroedfchap te verzoeken. Terwijl de vijf eerst Ondergeteekenden al verder betuigden , Dat hun, noch in de oogmerken der herHelling van de rust en het ondeiiing vertrouwen binnen deze StaU, noch in den fpoed, welke dat nuttig werk vereischte, genoegzame gronden waren voorgekomen , waarom in dit bijzonder geval, door de Wethouderfchap anders zoude moeten gehandeld worden , dan 'er bevorens omtrent dat onderwerp altoos gehandeld was , daar integendeel de harmonie tusfchen de twee eerde Vergaderingen dezer Stad op de her- fiel-  X 38? )•( Helling der rust, eene zeer aanmerkelijken invloed konde hebben. Laatftelijk, behelsde deze refcriptie eene clau- fule, waar door de vijf eerst Ondergeteekenden, duidelijk toonden afkeerig te zijn, (Gelijk zij ook vertrouwden dat de Vroedfchap niet in de verwachting was, ) van eene ongepaste toegevenheid , waardoor de Wethouderfchap of eenige Leden derzelve in het aan haar privativelijk competeerend Keurrecht, zouden worden geborneerd. Op die gronden, en in die verwachting dan, maakten de eerst Ondergeteekenden geen zwarig • heid om bij derzelver gemelde Misfive te deel»; reeren, Dat zij, voor zoo veel hen aanging, gaarne behoorlijk acht zouden flaan op het verzoek door de Vroedfchap, bij derzelver opgemelde Misfive aan de Wethouderfchap gedaan. Wij vertrouwen, Ed. Gr. Mog. Heeren, dat door dit beknopt verflag eener refcriptie, welke behelsde de gronden, waarop de vijf eerst Ondergeteekenden vermeenden zich met het begrip van de Meerderheid der Vroedfchappen te moeten conformeeren , door ons genoegzaam voldaan wordt aan de gerefpecteerde requifitie van U Ed. Gr. Mog. om hoogst dezelven te dienen van bericht Bb » no-  X 388 X nopens het geene te dezer materie in de Propofitie van de Heeren Gedeputeerden dezer Stad gevonden wordt, en het welk wij ons als een W, foma hadden voorgefteld. Eene breedere aditruetie van dit gevoelen acht men onnodig, om dat men vertrouwt, dat de Vroedfchap zelve haar werk heeft gemaakt, om hare ftiftenue ten dien aanzien te bewijzen en wij oe gewiguge occupatien van U Ed. Gr. Mog ongaarne langer zouden interrumpeeren dan volftrekt vereiseht wordt om te voldoen aan de Refolutie en Ordres van U Ed. Gr. Mog. tot het geven van bericht. Alleenlijk konnen de vijf eerst Ondergeteekenden met voorbij nog kortlijk te toucheeren, het geen b.j Heeren Burgemeesteren wordt geopponeerd en met vee) fiducie is geurgeerd; namenhjk, dat de Wethouderfchap door de gedaane overg.ft ter gecombineerde Vergadering zich zoude hebsen gebragt buiten haar geheel en het redres m de Schutterij overgelaten aan hetzelve gecombineerde Collegie, en dat daar door in efFecte, zoude zijn afgefneden de facnlteit, om in deze zaak communicatif ende concert met de Vroedfchap te werk te gaan. Maar zij vertrouwen, dat uit de lectnre van het Narré, het welk hier voor is gedaan van de aanleiding tot en van den loop der deliberatien over de Schutterij aan U Ed. Gr. Mog.  X 3*9 X Mog. convincantelijk zal zijn gebleken, dat hoe veel condefcendance de tegenwoordige en afgetreden Leden der Weth ook betoond hebben, zulks echter is gefehied met behoedzaamheid voor de eer der Regeering en het honneur van de Magiftrature, en nooit met een anderen geest of intentie , dan om daar door de gemoederen te kalmen, en door palhativen te vereenigen, ten dien einde nodige verbeteringen van gebreken, in het Lighaam der Schutterij te bewerken en aanneemelijk te maken, maar geenzins om eene decifie te doen, waar door aan het verlangen van een gedeelte der Burgerij zoodanig voldaan zou worden, dat een even groot en nog grooter ongenoegen aan een ander niet min notabel gedeelte der Burgerij gegeven wierd, en de d.isfenfie en verdeeldheid daar door geperpetueerd zoude worden, ja waar door partijfchappen gefoveerd zouden worden, welken de rust en eensgezindheid onder Familien en Vrienden voor eeuwig zouden verbannen , en de famenleving in deze Stad tot een allerakeligst Toneel van verwarring misvormen. Wij vertrouwen gaarne, dat de Heeren U Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden, en dat die Leden der Regeering , met welken wij in de keur der middelen tot herftelling der ^rust verfchülen, deze funesile gevolgen niet voorzien, maar wij vertrouwen tevens, met de uiterfte fiducie te mogen vastftellen, dat de animofiteit van die geenen uit Eb 3 de  X 390 ):C " de Burgerij, welken dit Plan van disfolutie allereerst ter baan gebragt of gefecondeerd hebben, fommige Leden der Regeering en van de Wethouderfchap heeft verhinderd om genoegzame aandagt te vestigen op het verlangen van zeer veele anderen , welken zich met eenen anderen uitflag gevleid en zich tot hier toe door hunne Mede-Burgers m den ijver der pogingen, ieder tot deszelf voorgefteld einde, hebben laten voorbijftreven. Dan wij gaan voort, om Uw Ed. Gr. Mog. te berichten den uitflag, welke eene nadere poging van de Vroedfchap, door het afzenden van eene tweede Misfive aan de Wethouderfchap, (doch wederom zonder concurrentie van Heeren Burgemeesteren, en eenige andere Leden van de Vroedfchap) gehad heeft. Deze tweede Misfive behelsde een nader detail der gronden , waarop het verzoek van de Vroedfchap in hare eerfte Misfive was gedaan, doch daarop wierd mede op eene onderfcheiden en zeer verfchillende wijze zoo door de vijf eerst Ondergeteekenden, als door de overige Leden der Weth gereferibeerd. Wij zullen, om reeds gegevene redenen, hier bij al wederom niet ftilftaan, alzoo wij vermeenen, dat Uw Ed. Gr. Mog. van de argumentatien, welken, zoo in de Misfive van de Vroedfchap , als in die der Meerderheid van de Weth gcdeploijeerd zijn, zonder dat ,wij Hoogstdezel- ven  X 391 X •ven noodeloos occupeeren, kennis genoeg zullen krijgen, terwijl de laatfte refcriptie der vijf eerst Ondergeteekenden genoegzaam niets inhield, dan een eenvoudig perfiftit bij hunne eerfte refcriptie, waarmede de vijf eerst Ondergeteekenden vermeenden te konnen voldaan, gelijk dezelven dan ook als nog begrijpen, om de reeds gegevene redenen zich te moeten dispenfeeren van eene breedvoerige refutatie der begrippen hunner Mede - Leden, in de Weth. III. Wij zullen dan, Ed. Gr. Mog. Heeren, hier mede van ons voorgedelde tweede Poinct af-, flappen en overgaan tot het derde Poinct, betreffende de prastenfe recufatie van de Ondergeteekende Schepenen Havart en de Mirell, als Mede-Leden van de Wethouderfchap, van de deliberatien over de te maken Redresfen, Reglementen of Ordonnantiën voor de Schutterij. Om dit Poinct eenigzins in het licht te dellen , zal het nodig zijn met weinige woorden het Narré van het voorgevallene met betrekking tot het werk der Schutterij, het welk hier voor is afgebroken, hier ter plaatfe weder aan te hegten , en derhalve te melden, dat de Befoignes over het werk der Schutterij, ingevolge de Refolutie van de Weth, in dato den n. October 1785. hier voor aangehaald , door de Gecommitteerden , zoo van wegens Hun Ed. Mog. als van wegens de Weth gecontinueerd zijnde, het einde daar van is geBb 4 weest  X 392 X weest dat de Leden van die Commisfie zijn geweest en gebleven in zeer geoppofeerde begrippen, welken dan ook hebben uitgeleverd zeerverfchillende rapporten, terwijl de vier Heeren Gecommitteerden van wegens Hun Ed. Mog. entwee Gecommitteerden van wegens de Weth, namenlijk de Heeren Gevers en Vingerhoedt bij hun rapport, na het aanwijzen der gebreken, welken zij meenden in dc tegenwoordige Schutterij gevonden te hebben Cn van de redresfen, welke in dezelve behoorden plaats te hebben als het «enige middel tot redres voorfioegen: De verlating of disfolutie der tegenwoordige Schutterij, en Creatie van 24. Compagnien, volgens een Plan of ontwerp door welgemelde Heeren Commisfarisfen daarnevens overgeven. Waartegen de overige Commisfarisfen , zijnde dfe twee eerst Ondergeteekenden, benevens de Secretaris van Zuylen van Nyevelt van begrip zijnde : Dat, ten minfte voor eerst, tot eene proeve in dezer Stads Schutterij behoorden te worden ingevoerd alle zoodanige veranderingen en verbeteringen, als met behoud van hare Conftitutie, de tegenwoordigegefteldheid derzelve zouden, mogen vereisfchen , derhalven geadvifeerd hebben: — Dat, comform het op den 5. Julij 1785. wettig uitgebragt advis van den grooten Krijgs-  X 393 X Krijgsraad, binnen zekeren te bepalen tijd > van gemelden grooten Krijgsraad, qf wel van Collonellen en Capiteinen der Schutterij zoude behooren te worden gerequireerd, opgave van alle zoodanige noodige redresfen en verbeteringen, als met in ftandhouding der 12. Compagnien en de tegenwoordige Capitainen (zoo als de Schutterij nu zedert 100. jaren is geconftitueerd geweest) in de beheering en verdeeling van de voorfz. Compagnien en in de principale Poincten , van dienst gevoeglijk zouden kunnen worden geïntroduceerd en in train gebragt, ten einde, na examen en overweging van dezelve, als dan te refolveeren, zoo ais bevonden zou worden te behooren. Beide deze rapporten, benevens het Plan en Ontwerp, aan het eerfte gevoegd, den 13.December 1785., ter Gecombineerde Vergadering overgegeven zijnde, wierden zoo bij de Commisfie van Uw Ed. Gr. Mog. als bij de Weth overgenomen , en ten zeiven dage bij het laatstgemelde Collegie gerefolveerd om tot het delibereeren omtrent die rapporten en Plan, ter Gecombineerde Vergadering voor te flaan, den dag van Vrijdag den 30. December 1785., zijnde tevens gerefolveerd , dat Woensdag te voren over deze materie bij de Vergadering der Weth ampel zou worden gebefoigneerd. B b 5 , Zoo  X 394 ):( Zoo ras het Collegie van de Weth ten laatstgemelden dage vergaderd was, wierd door den Burgemeester Boogaert aan dezelve gecommuniceerd , dat zieh ten zeiven dage ter Kamer van Burgemeesteren hadden gefineerd , eenige Capiteinen van dezer Stads Schutterij, benevens eenige Burgeren , met verzoek van te mogen worden geadmitteerd in de Vergadering van de Weth. De Meerderheid befloot die Capiteinen en Burgeren in de Weth toetelaten voor het aanvangen der deliberatien. Waarop de Heeren Collonel Reepmaker, Sergeant Majoor van Hoogflraten, mitsgaders de Capiteinen Beelaerts en Ram binnen gelaten zijnde , zoo bij monde als in fcriptis een Declaratoir deden , in fubftantie hierop neer komende: Dat zij om te faliciteeren de Befoignes over het Plan van disfolutie der Schutterij het als geene tefie of onaangenaamheid voor zich zouden aanmerken, indien daartoe bedoren wierd, maar bereid waren in dit geval hunne Posten van Capiteinen te refigneeren. Onmiddelijk daarop verfchenen de Oud-Schepenen Hubert, de Monchij , Verftolk van Soeleu en nog eenige Burgers, dewelken mede zoo bij monde als in gefchrifte een verzoek deden, tendeerende in fubftantie: Om de Ondergefehrevenen Schepenen Havart*  X 395 X vart en de Mirell, als actueel Capiteinen zijnde, van en uit de deliberatien en te nemen Conclufie over het lluk van de geprojecteerde disfolutie der Schutterij en de afftelling der tegenwoordige Capiteinen uit dezelve uittefluiten. Naauwlijks was die Commisfie Burgers vertrokken, of de Heer Gevers tracbtede de Schepenen Havart en de Mirell te permoveeren om aan het gedane verzoek te cedeeren, en mitsdien aftezien om in de deliberatie over de disfolutie der Schutterij te advifeeren. Wat repradentatien ook door de voorn, twee Leden gedaan wierden van de onmogelijkheid om zich in een oogenblik te determineeren, en van de redelijkheid van zich daarop, al was het flegts voor eenige uuren te beraden, zij konden geen het minfte uitftel verkrijgen, en hoe zeer de verdere Ondergeteekenden urgeerden, dat het verzoek van zulk een belang was, dat het wel eene rijpe overweging verdiende, terwijl het ook eene merkelijke belemmering toebragt aan de deliberatien , waartoe de Vergadering beleid was , niets was mogelijk om de deliberatien zoo over dat verzoek als over de principale zaak uitgefteld te krijgen, onze zes Mede-Leden verklaarden zich aanftonds favorabel voor het verzoek, en, fchoon zij even daarna, op onze inftantie, in Remden , om bet gemelde/ verzoek Commisforiaal te maken, ce- fchi*d-  X 396 >( fchiedde die inftemming niet dan met beding, dat daarop nog ftaande Vergadering rapport gedaan, en Refolutie genomen zoude worden, en dat de deliberatien over de principale materie tevens zouden voortgaan. Voor het aangaan van het Befoigne declareerden de voornoemde twee Leden Havart en de Mirell nog: Dat, indien het konde ftrekken tot wegneming der bezwaren hunner Mede.Leden , zij zich zouden voegen bij het Declaratoir van den Collonel Reepmaker, cum fuis, hier voor gemeld. Maar de Heeren Gevers, Vingerhoedt en Hubert, uitgetreden zijnde tot het voorgenomen Befeigne, keerden na verloop van weinige minuten te rug, en bragten een rapport uit, overeenkomftig met de explicatie welke reeds voor dat zoogenaamde Befoigne was gegeven , zoo door hen als door de overige drie Burgemeesteren, die zich dan ook bij dat rapport voegden en alzoo nevens hun Concludeerden tot recufatie van de twee meergenoemde Leden buiten de deliberatien concernerende de Schutterij, zonder dat of het Declaratoir van die twee Leden hier boven gemeld, of de ernftige Vertogen van de overige Ondergeteekenden, die met allen ernst betuigden ongereed te zijn, om op een zoo gew.'gtige zaak met zoo veel praecipitance te refolveeren, hier in eenige ver- an-  X 397 X andering te weeg konde brengen, zelfs vond het nader verzoek van den Schepen Havart, om zijne demisfie als Capitein te erlangen, geen het minde gehoor, en wij vonden ons dus door eene overheerfching, waarvan in eene welgeregelde Vergadering , geen voorbeeld te vinden zal zijn, genoodzaakt eene Conclufie te zien nemen , waartegen ous des tijds niets over bleef, dan te protesteren van nulliteit en onze aanteekening te referveeren. Met dien geest bezield begonnen onze zes Mede-Leden de diliberatien over de rapporten en het Plan, ter Gecombineerde Vergadering ingebragt, en hier voor breeder verhaald, en op die wijze arrogeerden zich die zes Leden ^ na de voorfz. onwettige recufatie van twee Leden, de Meerderheid over de vier overige Ondergeteekenden, en concludeerden met zulk eene pretenfe Meerderheid tot approbatie van de geadvifeerde disfolutie en van het daarbij gevoegde Plan, met eenige weinige veranderingen. Daar wij, uit hoofde van de illegale [recufatie van twee Mede-Leden, die conclufie niet voor eene wettiggenomene Refolutie konden houden, en uit hoofde dat wij de disfolutie der Schutterij aanzien als een bron van geduchte onheilen, konden wij in de alzoo nulliter genomene Refolutie niet berusten, en dewijl de tijd kort was, en het te vrezen ftond, dat onze zes Mede-Leden desniet-  X 393 X niettemin die onwettige conclufie tergecombinecrde Vergadering zouden inbrengen, als het votum van de Wethouderfchap, zoo vonden wij in deze embarrasfante omftandigheden ons genoodzaakt hier van prsallabel kennis te geven aan eenige Leden van de Vroedfchap, en vervolgens ons beklag te doen aan die Vergadering , als een integrerend Lid der Souveraine Vergadering van U Ed. Gr. Mog., en wij hebben het aan de intercesfie van welgemelde Vroedfchap te danken, dat niet alleen de uitvoering der voorfz. onwettige Refolutie eerst uitgefteld, en naderhand, op hoog bevel van U Ed. Gr. Mog., hangende hoogstderzelver deliberatien , is gefurcheerd geworden. Wij hebben te meer reden, om.ons over onze alzoo gedane demarches te contenteren , dewijl het vervolg heeft doen zien, dat onze zes MedeLeden onverzettelijk befloten hadden, hun Plan te volvoeren , immers wanneer ten volgenden dage (ao. December 1785.) de voornoemde twee gerecufeerde Leden Havart en de Mirell, als nog declareerden, dat zij de voorfz. Refolutie ten hunnen reguarde bij de voornoemde zes Mede-Leden genomen, bleven aanmerken als geheel illegaal en nul-, en hun Stemregt als Mede-Leden bleven reclameeren , en ook dadelijk hunne vota met betrekking tot het werk der Schutterij uitbragten conform het advis van de vier overige Ondergeteekenden 5 zoo verklaarden onze zes Mede-Leden,  X 399 X tien die üitgebragte Advifen van de Schepenen Havart en de Mirell aantemerken als geen relatie hebbende tot het geen den vorigen dag deswegens was geconcludeerd en gerefolveerd. En wanneer ten zeiven dage bij de Oud-Schepenen de Groot en van Cattenburch, benevens de twee Burgers Buys en Groeneveld, eerst mondeling en vervolgens fchriftelijk wierd overgegeven een verzoek, waarin dezelven ook, zoo zij zeiden in name van een veel grooter getal Burgers, dan de Oud - Schepen Hubert, cum fuis repraefenteerden, zich beklaagden over de daags bevorens genomene Refolutie, en fpeciaal over de meergemelde recufatie, en over de daar door veroorzaakte incompletie der Vergadering van de Weth, en derhalven verzochten intrekking der voorfz. Refolutie, wierd dat Declaratoir en Verzoek door den Heer Gevers wel aangenomen, en gedeclareerd, dat hij.hetzelve in deliberatie zoude brengen , maar twee onzer zes Mede - Leden advifeerden aanftonds, dat hetzelve verzoek als (naar hunne meening) rouleerende over eene afgedane zaak niet in deliberatie behoorde te worden gebragt , terwijl de vier overige van die zes Heeren zich wel bereid verklaarden om daarop terftond te advifeeren, doch echter bewillgden, dat hetzelve commisforiaal zou worden gemaakt, mits het Befoigne daar over nog (taande Vergadering wierd gehouden en Rapport uitgebragt. De  X 400 X De Schepenen de Loches, van Tzendoorn, Suermondt en Hoog, verklarende zich den vorigen dag in een gelijk geval verzet te hebben, tegen alle overhaaste handelwijze , advifeerden derhalve, dat het voorfz. Stuk ordinario modo behoorde te' worden gemaakt commisforiaal en gefteld in handen van Commisfarisfen van de week. De Schepenen Havart en de Mirell, fchoon in de omvraag door den Heer Gevers voorbij gegaan zijnde, bragten echter hun Advis uit om het gemelde Stuk ordinario mode commisforiaal te maken, doch de Heer Gevers declareerde, dat hij het advis van die twee Leden in geene zaak, concenieerende de Schutterij , zoude vragen , waarna hij de conclufie opmaakte, dat het reeds meergemelde verzoek ten fine van examen en rapport zoude worden gefteld in handen van de Heeren Gevers, Schout, Vingerhoedt, Burgemeester, en voorts, met voorbijgang van den Schepen de Mirell, (fchoon Commisfaris van de week,) in handen van de Schepenen de Loches en Hubert. Hier tegen is wel wederom door alle de Ondergeteekenden geprotesteerd , van overheerfching en geweld, dan onze zes Mede-Leden gingen voort en bragten op den volgenden dag, zijnde den 30. December 1785., de praetenfe conclufie van den *8. bevorens in de gecombineerde Vergadering als het votum van de Wethouderfchap, het welk overeenkwam met dat van de Heeren U Ed. Gr. Mog. Ge-  X 4oi X Gecommitteerden, die ook bereids hadden in ge-* reedheid gebragt een Concept Publicatie, tot disfolutie van dezer Stads thans fubfifteerende Schutterij , welke overgenomen en nog ten zeiven dage in deliberatie van de Weth wierd gebragt. Wel is waar, dat de Heer Burgemeester Boegaert communiceerde, dat, op inftantie van een aanmerkelijk getal Raden in de Vroedfchap dezer Stad, den vorigen dag door Heeren Burgemeesteren was aangenomen van te zullen zorgen, dat met de executie van het gerefolveerde, nopens het werk der Schutterij niet zoude worden voortgegaan, voordat aan dezelve gelegenheid zou zijn gegeven, omme zich deswegens te kunnen addresfeeren aan de Vergadering van U Edele Groot Mogenden. Doch niettegenftaande deze communicatie $ en ïiiettegenftaande daaruit bleek , dat althans met het arresteren van die Publicatie geen haast behoefde te worden gemaakt, wierd daartoe echter al wederom door onze zes Mede-Leden geconcludeerd, terwijl wij Ondergeteekenden, allen, fchoon de Schepenen Havart en de Mirell, in de omvraag wederom waren geprasterieerd, met inhssfie van ons bevorens geprotesteerde op die materie, daarenboven declareerden, ons nimmer te zullen leenen, om bij het publiceeren van dezelve' Publicatie te adfifteeren. Dan ook dit mogt niet baten noch verhinderen, \L, DEU> Cc 4*f  X 4oa ):) dat dc gemelde conc.pt Publi . tie ten ze'ven dage nog in de gecombineerde Vergadering gezegd wierd, bij de Weth geapprobeerd te zijn. Wij houden ons verzeekerd, dat deze gedetailleerde en naar waarheid gedane voordragt vanhetgeeflfe in deze zake is voorgevallen, genoegzaam en overvloedig is tot betooning der illegaliteit van de prsteufe recufatie, en der nulliteit van de daarop gebouwde prnetenfe Refolutien , zonder dat het noodig is 3an u Ed. Gr. Mog. voortedellen Van welke allernadeeligde gevolgen zonde zijn, het adopteeren en in train brengen van zoodanige demarches, als wij van onze Mede-Leden hebben ondergaan. Wij zouden als nu kunnen overgaan, tot betoog van de ongefundeerdheid van het verzoek van recufatie zelve , en van de onbevoegdheid onzer Mede-Leden, om dezelve eigener auctcriteit in het werk te dellen , alware die recufatie zoo zeer op de principes van rogt en billijkheid gegrond, als wij in het tegendeel daande houden. Dan wij meenen ons hier omtrent te mogen en te moeten bekorten , eensdeels vermits het een en ander, het geen te dier zaken gezegd kan worden , reeds is aangewezen in een gefehrift, pro Memoria, uit naam der twee pra;tenfelijk gerecufeerde Leden aan de Vroedfchap overgegeven, en *oo Wij vermeenen, als een Bijlage gevoegd bij Memorie adttructief door Hun Ed. Gr. Achtb.  X 403 X onlangs ter Vergadering van U Ed. Gr. MogenT den overgegeven: ten tweeden vermits dit poinct ook bij die Memorie reeds is getoucheerd geworden maar voornamelijk ook, in de derde plaats, 'vermits die Memorie behelst een meet opzettelijk betoog, dat die Leden in de Vroedfchap, welken actueei met de qualiteit van Collonel of Capitein bekleed zijn, fchoon zich reedstegen de disfolutie der Schutterij verzet hebben-, de, echter niet'moeten gecenfëerd worden, zich buiten hun geheel te hebben gefteld, om over die materie met de vereischte Neutraliteit te konnencieiibereefen, en vermits de gronden waarop dat betoog, ten aanzien'van de bedoelde Vroedfchappen, die tevens Leden der Schutterij zijn , berust,, juist dezelve zijn, waarop ons betoog der onwettigheid van de prietenfë recufatie zou moeten nederkomen, en wij dus buiten noodzaak de attentie van U Ed. Gr. Mog. met de repetitie van de* zelfde zaken zouden fatigeren. Wij vertrouwen ook, dat de zaak van die evidentie is, dat ze naauwlijks eenige andere 'adftructtè noodig heeft, dan die natuurlijk kan werden afgeleid uit den aart en conftitutie van ons Collegie j hetzelve is toch een Collegie van politie, waarop niet van applicatie kan gemaakt worden, het geen men uit het regt, ten opzigte der recufatie van Leden in een Regtbank zou willen aanvoeren. £ O ï Irai  X 434 X Immers daar de recufatie van Leden i„ een Regtbank haar grond heeft in eene gevreesde of gebletoe partijdigheid van die Leden , ten voor _ of nadeele van een der litigeerende Partijen; heeft ? 10 .het befil,Ur va" PoKtique zaken geen plaats, £rZ!jn gt'en **ftk geogde Partijen, zelfs aan niet, wanneer 'er In de opinien en gemoeten der Ingezeetenen eene merkelijke verdeeldheid ,s, [de overhelling van Magiftraats-Perfoonen tot een der verfcfaiHende opinien maakt toch geen partijdigheid uit, of het zou van de disfcngerende Leden met even veel fundament gezegd Kunnen worden. Met geen meer grond kan men voorwenden, dat in dit geval een [particulier belang de Schepenen Havart en de Mirell recufabel zou maken want zoo weinig als zij, (zoo pecun[eeI b ' of zugt tot gemak hunne drijveeren waren ) moesten mclineeren tot het helpen nemen eener Refolutie, waardoor zij aan den last van het Capiteinfchap fubject bleven, zoo weinig konden zij hier toe gedreven worden, door de confideratien van perfoneele eer, vermits 'er geene diliberatien Honden te vallen over hunne perfoneele demiffie als Capiteinen, maar in het generaal over het al of niet afhellen van alle de Regeerings - Leden wel ken die post bekleeden; hier hij nu hadden zijgeen meer belang, dan die Capiteinen , welke door hun Declaratoir van den 28. December 1785. getoon J  X 405 X toond hebben van eene andere opinie te zijn , en dus klaarlijk hebben doen zien, dat het Capiteinfchap op zich zelfs geen noodzakelijken invloed heeft, om over die atftelling favorabel of disfavorabel te doen denken. Waaruit bij wettige gevolg blijkt, dat de prastenfe recufatie ook ten dien aanzien van allen grond ontbloot is, zonder dat wij nodig achten dit verder te adftrueeren. Het eenige dat wij nog kortelijk zullen releveren, is de bedenking,'of de gemelde recufatie niet wel zou zijn gegrond in een oud en conftant gebruik en poinct van order, in alle diergelijke gevallen geobferveerd; maar niets is vreemder vau de waarheid , dan even dit, dat 'er federt honderd jaren altoos of genoegzaam altoos, Leden in de Wethouderfchap geweest zijn , die tevens met de post van Capitein bekleed waren, hebben wij nog nimmer eenig voorbeeld van die natuur aangetroffen of hooren allegueeren. Het eenige geval, het welk ten dezen in eenige aanmerking zoude konnen komen , is, dat de eerst Ondergeteekende, benevens den tegenwoordigen Vroedfchap Elfevier, voor de eerftemaal het Schepens-Ampt bekieedende, en zich, bij eene vriendelijke ifchikking, conform de order van Regeering, hebbende laten welgevallen om den last van het Capiteinfchap op zich te nemen, een of ander der Leden van de Weth, hun in confidentie gaf, om zich van de deliberatien over de demisfie Cc 3 van  X 405 X van den Capitein aan wien een van hun fbnd.np te volgen , re abfenteeren, en dat de eerst Ondergeteekenden én de voornoemde Heer Elfevier, |eiden nog Nieuweling en onkundig van de gebruiken , zich dit lieten welgevallen , zonder dat de eerst. Ondergeteekende, aan wien dit voorgevallene C waar van de Notulen van de Weth niet$ vermelden) bijna geëchappeerd was, met zekerheid durve ftellen of ontkennen, dat deze voorm door den doenmaligcn Prscfident - Schepen , Ikr,r Cd[c althans geen Prafident van de Weth was,"-) geopperd zoude zijn, dan wij achten volfirekr oycitpllig, om aan te wijzen de groote dispanten tusfchendat geval en het onze, daar het immers zeker was, dat de beide Leden, welken zich op de gezegde wijze Heten aanraden , om zich' voor eenige oogehblikken te abfenteeren, althans op dien tijd nog geene Capiteinen waren, en de appafentiè dat zij daartoe in die Vergadering geëligeerd Honden te worden, geene termini habiles medebragt, om in goeden ernst die abfentie , indien zulks maar door( iemand ware gecon-' tradiceerd , van hen te vergen. Althans het is 'er ver van daan, dat men dit hij vervolg van tijd als een poinct van orde zou' gpobfervcerd hebben, en wij durven ons dienaan-' gaande^beroepen op allen die immer Leden van de Weth geweest zijn. ïgn wij moeten nog een Hap verder gaan, en UEd. '  X 4^7 X UEd. Gr. Mog. berichten , dat geduurcnde uti tegenwoordig fungeerende Collegie nog gebleken is, dat zulks geenzins een zoulanig Poinct van Orde is, en dat zelfs die Mede-Leden, door we':ken de prsetenfe recufatie gefehied is, voor den s8. December 1785., zulk eene fultenue nooithebben durven opperen, zelfs toen niet, toen bunbelang dit febeen te vorderen, Immers war.. neer de Oud Schepen van Heus den in Meij.1785. zijne demisfie ais Capitein verzogt, zijn wij allen, bij de deliberatien daarover tegenwoordig gebleven , en hebben onze Vota uitgebragt, zoo wel als over het ftellen van den dag tot fuppletje en benoeming van deszelfs Succesfeur, en fchoon 'er, toen die dag verfchenen was , door eenige van.dieLeden, door welke de- exclufie van de Schepenen Havart en de Mirell nu gefehied is,.eene poging; wierd gedaan om de vervulling der vacante Gapiteins- Plaatfen te verfchuiven , welken voorflag,. zij met Meerderheid zouden hqbben konnen doen. doorgaan, indien men den Schepen de Mirell, welke toen reeds gedefpicieerd was tot opvolger van den Heer van Heusden, buiten de deliberatie en conclufie op dat voorftel had durven excludceren; zoo heeft men zulks des tijds niet durvenondernemen, ja zelfs niet geopperd.- —-—.Tem bewijze hoe vreemd en ongehoord zulk eene fastenue tot op dien tijd geweest is , en zelfs , noglang daarna gebleven , niet alleen in het geen men Cc. 4. hst.  X 4c8 >( feet Votum van den Schepen de Mirell nodig had om de Conclufie van den ao. September x785. te doen corrigeèreh, maar ook in alle andere deliberatien over bet vre.k der Schutterij, waartoe de Schepenen Havart en de Mirell zijn geadmitteerd geworden , zonder dat daar omtrent ooit of ooit, voor den 28. December 1785. eenigen twijffel gemaakt of zelfs de minfte bedenkelijkheid gerezen zij. Alvooreng dit Berigt te befiuiten zonden wij wel genegen zijn, de attentie van ü Ed. Groot Mog. te implorceren op de finguliere wijze, waarop Heeren Burgemeesteren hebben goedgevonden den goeden naam van de beide gerecufeerde Schepenen te exponeeren, en deze hunne Mede-Leden in de Wethouderfchap te chagrineeren, den eenen , ter zake van eene litterale correctie in zeter zijn eigen Handfchrift, na dat hij hetzelve ter iufertie in de Notulen had geëxibeerd, toen dit Stuk op ordre van Heeren Burgemeesteren ter Drukperfe gedetineerd wierd, van welke verandering nogthans de volkomende innocemïe ten klaarde kan gedoceerd worden —— den anderen ter zake van bijzondere converfatien, waarop de zes Mede-Leden zich bij hunner publicq gemaakte Aanteekeningen alzoo beroepen, als had hij z.ch op eene zeer reprochabele wijs inconfequentelijk gedragen. Pan wij vertrouwen, dat bij een nauwkeurig PP'  X 4°9 X onderzoek van zaken, aan het doorzigtig oog va* U Ed. Gr. Mog. niet echappeeren zal, dat dergelijke imputatien , pyoflueerende uit perfoneele resfentiment, tot de zaken, waaromtrent U Ed. Gr. Mog. ons Bericht gerequireerd hebben, niet directelijk behooren, terwijl wij billijk verwagten, dat indien onze disfentieerende Mede-Ledenmogtpn goedvinden bij hun Bericht eenig gebruik te maken van deze bijzonderheden, aan ons of aan die dezelven in het naast betreffen de gelegenheid niet zal afgefneeden worden, om zich daar over nader te expliceeren en [dit Bericht alsdan te amrdieeren. Terwijl wij hetzelve hier mede fluitende, na U Ed. Gr. Mog. de protectie des Allerhoogften eerbiedig toegebeden te hebben, ons met fchuldigc v£iieratie teekenen, Edels Groot Mogende Heeren! (Onder ftond ) U Ed. Gr. Mog. Onderdanige en Gehoorzame Dienaren. (Geteekend ) J. D. de Loches, JP. van Tzendoorn, Adrlanus Havait. IV. Suermondt. Marinus Hoog. f, de Mirell, Rotterdam den Februarij 1786» Cc $ PE?  K 4lo x DECLARATOIR, van zes Schepenen der Stad Rotterdam. Be Ondergeteekenden , uit de laatfte Aanteekening van de Heeren Schout , Burgemeesteren en Schepen Hubert, in de Notulen van deze Vergadering, van dato den 31. Januarij laatstleden, geinfereerd, geven hebbende, dat die Heeren geen verdere Aanreekeningen van de Ondergeteekenden, fpeciaal van den Schepen Havart zullen beantwoorden, zullen zich daarvan niet pnevaleeren, en dus die laatfte Aanteekening van hunne gedag' te Mede-Leden niet refuteeren, hoe zeer zij daaY toe de deugdzaamfte gronden hebben , en fpeciaal om de merites der converfatie van den Heer Hubert, tegens zijne formeele doch onbegrijpelijke ontkentenis, in haar waar en overtuigend licht te ftellen: Hoe weinig menagement toch de gedagte Heeren voor hunne Mede-Leden in de Wethouderfchap toonen, hoe zeer zij zich in het bijzonder fchijnen te laaten gelegen zijn, om de beide onwettig gereeufeerde Leden in verdenking te brengen en hoe veel reden die Leden ook fchijnen te hebben om gebruik te maken van 't geen zij met fiducie vertrouwen, tot hunne  X 4H )•( rre volkome zuivering te kunnen dienen, zal echf ter de bovengemelde Confideratie de Ondergeteekenden voor als noch te rug houden, van deze, hunne laatfte Aanteekening daar mede uit te breiden, afvvagtende, welke gelegenheid hun zoude kunnen voorkomen, om daar van een gepast gebruik te maken, wanneer hunne Mede-Leden zich met geen voorafgaand Declaratoir van niet te zulJen antwoorden, zullen kunnen behelpen. Actum Rotterdam den n. Februarij 1786,, ( Was geteekend ) jf. D. de Loches. P- van Tzendoorn. 4drianus Havart. IV. Suermondt. Marinus Hoog. F. de Mirell. CON-  X 41* X CONTRA.DECLARATOIR van den Schepen Hubert, in de Notulen van de ïVeth der Stad Rotterdam. JBCoe zeer de Ondergeteekende afkeerig i$ van het voeren en perpetueeren van Penneftrijden, vindt hij zich, zijns ondanks, genoodzaakt, wegens infimulatien van zes Heeren Mede - Schepenen , in hun Declaratoir van den u. dezer in de Weth ingeleverd, en particulier tegens hem ingericht, het volgende, met verzoek van infertie in de Notulen, te doen aanteekenen. Die Heeren fchijnen fpeciaal het oog re vestigen op de merites van eene conyerfatie, waarvan zij pretendeeren de Ondergeteekende het een of ander ontkent. Hierop zal de Ondergeteekende alleen kortelings aanmerken, dat drie van de zes Heeren, (zoo als in vorige aanteekening vermeld) zijnde de Heeren Havart, Suermondt en de Mirell, alleen met hem voor den aanvang van de Weth op den 28. December 1785., gefprooken hebben, met relatie tot het geen dien dag ftond te gebeuren; dus hij niet weet wat met de Heeren de Loches, van Tzendoorn en Hoog, deswegens te  X 4^3 X te debatteeren zoude vallen, en op wat voet dre Heeren althans hem deswegens zouden kunnen attacqueeren. Met den Heer de Mirell, heeft hij alleen, zonder dat 'er een van de andere Heeren bij tegenwoordig geweest is, gefprooken. Hij deukt niet dat die Heer uit dat discours iets zal hebben kunnen opvatten, vooral naar Fde explicatie deswegens in zijne voorigc aanteekening gegeven, waarvan hij hem naderhand Van eene formeele, doch onbegrijpelijke ontkentenisfe zoude kunnen befchuldigen. Met de Heeren Havart en Suermondt, heeft hij te famen gefprooken, en het zal dus waarfchijnlijk van die Heeren zijn, dat hij met een diergelijke accufatie , op hunner beiden overeenkomend getuigenis wordt bedreigd • dan wat kan 'er door hem aan die Heeren in dit opzicht gezegd zijn s het welk ftof tot zo menige refutatien in de Notulen dezer Vergadering geven kan ? Die converfatie fchijnt toch de voorname aanleiding gegeeven te hebben, tot het Declaratoir van de zes Heeren, waarvan het oogmerk blijkbaar is, den Ondergeteekenden te prostitueeren- De voornaame questie, moet hierinne beftaan ; voor eerst of de Ondergeteekende, van het fentiment van den Heer de Mirell, wegens het al of niet disfolveeren der Schutterij dezer Stadt, voor den  X 4U X den .8 December i785., voor zeker ffifófr |g geweest, of niet? Ten tweede: of bij Ondergeteekende, van of aan den Heer ft iW>,//20ude gezegd liebbenjdat lnj niet omtepra^ten zoude zijn ? Is het der moeite waardig over iets van zo wein>g aanbelang, die debatten in de Waereld té brengen? Moet men hier uit niet natuurlijkerwijs oordeelen , dat die Heeren diergelijke kleinigheden opperen, om de wederzijdfche refutatien aan den gang te houden ? De Ondergeteekende declareert daarom alleen, dat hij zich wegens het eerfte poinct refereert aan het geen in zijne met den Heer Hoofd - Officier en Heeren Burgemeesteren gezamenlijk iageleeverde aanteekening, in dato 2i Januarij laatstleden, is gezegd, enperfifteert, wat het tweede aangaat, bij zijne ontkentenisfej laat wijders aan de contemplatie van die Heeren over, of hen voegt, te-ens hun gegeeven woord, van een vertrouwelijke converfatie tusfchen hun en den Ondergeteekenden plaats gehad hebbende, gebruik te maaken: hij fustineert van neen. Echter de bewustheid van de Candeur, waarmede hij dit geval getrakteerd heeft, en op dat hij door achterhoudenheid geen plaats aan verdere infimulaticn zoude geven,' doet hem refolveeren, die Heeren de permisfie te geeven, dat geheele discours Publicq te makend  )•( 4i5 X . behoudens zijne reproche en contradictie in geval 'er zaken mochten zijn , welke (om voor als noch de moderaatfte uitdrukkingen te gebruiken ,) dus gezegd en anders verftaan mogten zijn; het welk diergelijke discourfen zekerlijk zeer ongefchikt maakt, om tot aslertie van een zaak van die natuur te dienen, door dien uit dezelve aanleiding kan gegeeven worden tot refutatien, waar van niet ligt een einde te vinden zal zijn. Dit een en ander heeft den Ondergeteekenden aangezet, dit Contra-Declaratoir te laaten notujeeren, voornemens zijnde geene Memorien of Declaratoiren, relatif tot deze zaak, welke hi] voor afgedaan houdt, te rescontreeren , of beantwoorden , ten ware dezelven zoodanige perfonaliteiten mogten bevatten, die hij ter handhaving van zijne eer en goeden naam, met geen ftilzwijgen, zoude kunnen pasfeeren. Actum den 18. Februarij 1786. (geteekend) Ifaac Hubert, Junior, EX-  X 4«6 ):( extract uit de Refolutien van de Heeren Staat en van Holland en West - Friesland i in Hun Èd. Gr. Mog. Vergaderinge genomen op Donderdag den 23. Februarij 17S6. Ontvangen een Misfive van de Heeren Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden te Rotterdam, gefchreven aldaar op heden, houdende, tot voldoening aan Hun Ed. Gr. Mog. Refolutie van den ïi. Januarij laatstleden, derzelver confideratien en advis op de Propofitie door de Heeren Gede» pureerden der gemelde Stad, ten laatstgemelden dage ter Vergadering van Hun Ed, Gr. Mog. gedaan ; welk Advis hier na volgt, geinfereerd. Fiat infertio. Waarop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan, dat het voorfz Advis , met het bovengemelde geproponeerde, onder de Notulen van den 11. Januarij dezes jaars, en q. dezer, zal \vorden geëxamineerd door de Heeren van de Ridder»  x 4x7 fa aerfchap, en verdere Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden tot het groot Befoigne, benevens de Heeren Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden te Rotterdam, en de Vergadering daarop gedient van derzelver confideratien en advis; en is, dien on verminderd, Copie daarvan verzocht door de Heeren Gedeputeerden der Stad Rotterdam, om daarop te verftaan, de intentie van de Heeren hunne Principalen. 'Jcctrdeert met de voorfz. Refoluiieri'. •■•j D d Édels yï. DEEL. ^ u  X 418 ):( Edele Groot Mogende Heeren! Tl) JkJm wij niets meerder verlangen, dan eenmaal het einde te zien aan eene Commisfie , in ■welker uitvoering wij alle mogelijke tegenkantingen en te ieurftelhngen hebben moeten ondervinden ; hadden wij wel gewenscht eerder te kunnen , voldoen aan de intentie van U Ed. Gr. Mog., vervat in hoogst derzelver Refolutie den n. Januarij laatstleden genomen, op de Propofitie ten zelfden dage door de PJeeren Gedeputeerden der Stad Rotterdam gedaan; dan , vermits het de Vroedfchap derzelve Stad heeft goedgedagt den uiterlijken termijn door U Ed. Gr. Mog. gefteld tot het inleveren der Memorie bij die Propofitie gementioneerd , af te wagten , en dezelve Memorie en Bijlagen niet voor den g. dezer ter Vergadering van U Ed. Gr. Mog. zijn ingebragt, vinden wij ons thans eerst in de gelegenheid, U Ed. Gr. Mog. van onze confideratien en advis te dienen. Gelijk de waarheid zich nimmer klaarder vertoont, dan wanneer zij eenvoudig wordt voorge field, zullen wij ons ontbonden, om het voetfpoor der Rotterdamfche Vroedfchap te betreeden y en UEd. Gr. Mog. aandacht door prolixe, en de qureffie niets beti-elfende argnmcntatien te fatigecren; maar wij .zullen ons bepalen, om alleen dat  k 4*9 K dat Pöiuc't, het welk eigenlijk het gefchil tusfchen ons, en de gemelde Vroedfchap; of liever, dat gedeelte van dezelve, van welke de Propofitie af- komftig is , uitmaakt, te behandelen. En dit Poinct Ed. Gr. Mog. Heeren! vermeenen wij te beftaan in deze vrage: Of wij, Uwer Ed. Gr. Mog. Gecommitteerdens , ingevolge de Refolutie van 10. Augustus 1784. gequalificeerd , om gefarnenlijk en gecombineerd met den Magiftraat onderzoek te doen naar de fources, uit dewelken het voorgevallene binnen deze Stad, en het fubfifteerd ongenoegen en Wantrouwen is veroorzaakt; : • en om de rust en het vertrouwen binnen dezelve wederom te herftellen, en daartoe met den 'voornoemden Magijlraat de hekwaamjlè middelen te helpen beraamen en ter uitvoer brengen; bevoegd zijn tot het arrestceren en executeeren van Redresfen , Reglementen en Ordonnantiën , relatief tot de Schutterij binnen deze Stad? Want zijn wij, ingevolge de Refolutie van 10. Augustus 1784., hier toe bevoegd en gercgtigd ± gelijk wij met alle fidutie fuftineeren ; dan moet daar uit van zelve voortvloeijen, dat het verdoek van wege de Vroedfchap bij meergemelde Propofitie gedaan , ten einde Uwer Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden zouden worden aangefchreven : — Dd a ii Om.  X 4*o y.( ,, Om zich te onthouden van site deliberatien, s, tendcerende tot het confhteeren, reguleeren, „ arresteeren en executeeren van Redresfen, Re,, glementen en Ordonnantiën relatif tot de Schut„ terij; maar al hetzelve, ais Stedelijk en Dome- fticq, geheel en al privativelijk over te laten aan „ het beftuur van de Regeering derzelver Stad." Bij Refolutie van U Ed. Gr. Mog. als ten eenemaal ongefundeerd, zal moeten worden gedeclineerd. Wij hebben om deze reden dan ook niet nodig, Ed. Gr. Mog. Heeren ; te treeden in eene discusfie der gronden, welke in de twee eerffe Hoofd- deelen der Memorie elargo geadftrueerd zijn. Of de Wethouderfchap in alle andere tijdenen omHandigheden verpligt zij het Advis der Voedfchap omtrent bet emaneeren van Keuren in het algemeen * en in het bijzonder van die, welke relatif zijn tot de Schutterij, in te nemen;- — en of de Vroedfchap in eene deugdelijke Posfesfie van dit Recht verfeeré; behoeven wij hier niet te onderzoeken. Wij willen zelfs ten bewijze hoe weinig gewigt wij aan de applicabiliteit dezer grónden op het Poinct in qua;fti attacheeren , dezelve» met ft'ifzwijgen voorbijgaan, en daar tegen geene refiexicn aanvoeren hoe meenigvuldig en gepast dezelven anderzins zouden kunnen gemaakt worden, om aan ■ te toonen, dat zoo i* the'fi nis in hijpvthefi deze fustenue der Vroedfchap aan  X 4*i X aan notoire erreurs en verregaande abfurdi- teiren laboreert. Dewijl, al eens toegedaan zijnde, dat die fustenue gefundeerd ware, het welk wij nogthans ver af zijn van te advoueeren , daaruit als dan nog geene gevolgen zouden kunnen afgeleid worden , die tegen ons, en de Wethouderfchap, als ten deze uit eene Commisfie van UEd. Gr. Mog. ageerende , zouden kunnen militeeren. Immers indien de Vroedfchap de onbevoegdheid van het Gecombineerde Collegie om reformes om- . trent de Schutterij te maken, uit dit haar Hecht en Posfesfie zoude willen deduceeren; dan zoude daar uit te gelijk moeten volgen, dat 'er nimmer gevallen kunnen zijn, waarin de Souverain voorzieningen zoude kunnen doen expünhudine poiestatis, welken zonder adüs en adveu der Vroedfchap van zoodanig eene Stad, tot welke dezelven betrekkelijk gemaakt wierden, eene verbindende kragt zouden hebben. Hoe abfurd deze fuftenue zij, welke nogthans uit de vorengemelde gronden noodzaakelijk moet voortvloeijen, zullen dezelven van eenige applicatie zijn omtrent het Poinct thans in quaJtie, achten wij onnodig hier te detailleeren ; daar een ieder die zich gezonde denkbee't'ren van het Souverain gezag in het algemeen en van de magt van U Ed. Gr. Mog. in het bijzonder , vormt, de ongerijmdheid derzelve terftond moet opmerDd 3 ken.—  H 4^ X ken. . En mogen wij dus als een grondregel ftellen, welke aan geene contradictie kan fuhject z>jn, dat UEd. Gr. Mog. als den Souverain dezer Provincie de magt competeert, pm in zoodanige gevallen, waarin de rust en veiligheid der Ingezetenen zulks vcreifchen , vporzieningcn in en omtrent het beleid der politie binnen de Steden te mogen doen; dan zal het geene adfiructie behoeven, dat U Ed. Gr. Mog. het doen van de nod.ge voorzieningen aan eene bij hoogstdezelve gedecerneerde Commisfie ook hebben kunnen de- inaiideeren. En dit leidt ons van zelve tot het Poinct, het Welk het eigenlijk onderwerp van de questiè tusfchen ons en de Meerderheid der Wethouderfchap aan de eene- en de Vroedfchap der Stad Rotterdam aan de andere zijde uitmaakt. De be¬ voegdheid namelijk der Gecombineerde Vergadering, van Uwer Ed. Gr. Mogenden Gecommitteerden en de Wethouderfchap, om de nodige reforme omtrent de Schutterij binnen deze Stad te arresteeren en executeeren. Om deze bevoegdheid , welke de, Vroedfchap aan de voornoemde Gecombineerde Vergadering ontzegt, doch welke wij met alle vertrouwen vermeenen, uit de Refolutie van 10. Augustus 1784, aan dezelve te moeten toekennen, te betoogen, zal het nodig zijn na te fpooren de oorzaaken' welke aanleiding tot het neemen der voorgemelde' Re-  X 4*3 X Refolutie, waar bij onze Commisfie is gcdecerneerd, gegeven hebben; en hiertoe verzoeken wij U Ed. Gr. Mog. om hoogstderzelver attentie te willen vestigen op de Adresfen door den Vroedfchap Elfevier, mitsgaders een notabel aantal der aanzienlijkfte Burgers en Ingezetenen dezer Stad, aan U Ed. Gr. Mog. gedaan, onder de Notulen van hoogstderzelver Vergadering in datis 15, 16. en ai. Julij 1784. vermeld; als waar uit aan U Ed. GivMog. zal confteeren ; dat de klagten, bij dezelve Adresfen .voorkomende, niet alleen betrekkelijk zijn tot de aanhoudende tumultueufe beweegingen , welken zedert een geruimen tijd binnen deze Stad hadden plaats gehad; maar ook voornaamlijk tot den vervallen ftaat, waarin de Schutterij zich bevond; welkergefteldheid: (Volgens den voordragt van een groot aantal zoo Opper- en Onder - Officieren als Adelborsten , uit gemelde Schutterij, in een derzelver Requesten aan U Ed. Gr. Mog. gepraefenteerd) „ Zoodanig, was, dat de verdeeldheid en oneenigheid l, onder de Schutters zeiven, zoo wel als deon„ bedrevenheid en vervallen ftaat der meeste Compagnien aan de gewapende magt der Stad die fterkte hadden doen verliezen, welke bij ', eenen algemeenen Opftand, ter beteuge¬ ling van het geweld genoegzaam zoude kunnen „ geoordeeld worden." ■ En dat. vervolgens de verzoeken, bij dezelve D d 4 Ad"  X 4?4 X Addresfen refpective gedaan, niet flegts tendeereq tot een onderzoek naar de fonrces van voornoemde tumultuenfe beweegingen, — en eene voor, ziening tegen alles bet welk de rust en veiligheid zoude kunnen ftooren ; maar inzonderheid ook zijn (trekkende tot het neemen van maatregulen, waar door de Stad en Burgerij voor het toekomen, de zouden kunnen beveiligd worden. Terwijl aan U Ed. Gr. Mog. al verder uit een examen der Memorie door den Vroedfchap Elfevier, op den 6. Augustus deszelven jaars ter. Tafel van hoogstderzelve Vergadering ingeleverd, zal blijken, dat de bezwaaren en grieven, bij dezelve voorgedragen, ten grooten deele tot den vervallen ftaat en gebrekkige conftitutie der Schutterij relatif zijn. Vergelijkt men nu die Adresfen , Ed. Gr. Mog. Heeren! met het Bericht op dezelven door den Magiftraat den ai. Julij. daar a.anvolgende ter Verga, dering van U Ed. Gr. Mog. ingeleeverd, waarbij Hun Ed. Gr. Achtb. betuigen: , „ Dat zij „ niets hebben nagelaten, om op allerlei wijze „ bij alle gelegenheid i , en in alle omftandig- „ heden, dien fterken arm (de Schutterij) HOg „ zoo veel mogelijk te verfterken en getragt ia „ ftaat te ftellen, om des noods de Rechten en „ Privilegiën dezer Stad, efficacieufelijk voor te ,, ftaan, te befchermen en te beveiligen." En waar bij zij dolerende; „ Dat hunne po. gin-  gingen bijna geheel Ülufóir worden gemaakt;" teffens erkennen: „ Dat eenige Compagnien niet zijn geconftitueerd, in diervoegen, dat zij zich 3, geheellijk bij onverhoopte toevallen , zonder ,, hulp en medewerking van andere Compagnien > op dezelven zouden kunnen verlaten." Wij zeggen , vergelijkt men die Adresfen , met het voorgemelde Bericht, en befchouwt men dezelven dan in verband met Uwer Ed. Gr. Mog. daarop gevolgde Refolutie van 10. Augustus 1784 , waar bij wij worden gecommitteerd, om geza-, tnenlijk met den Magiftraat de rust en het vertrouwen binnen deze Stad wederom te herftelhn, en daartoe met den voornoemde Magiftraat de bekwaam-, fte middelen te helpen beraamen en ter uitvoer brengen ; dan kan 'er , zoo wij ons verbeelden , geene de minfte twijffeling overig zijn, dat U Ed. Gr. Mog. aan ons en den Magiftraat — het gecombineerde Collegie uitmakende, niet dadelijk zouden hebben gegeven de magt, om ook omtrent de Schutterij , welker vervallen ftaat een voornaam object was der klagten van de Requestranten , en welker defectueufe gefteldheid geen gering voedzel verfchafte aan het misnoegen en wantrouwen der aanzienlijkfte Ingezetenen omtrent de Regeering hunner Stad, zoodanige hervormingen te maken, als hetzelve Coliegie, na een na.auwkeurig onderzoek van de gefundeerdheid dier klagten , mitsgaders van het fubyitcerend'misnoegen en waimouD d 5 wen  X 4*6 X wen zoude nodie oordeelen, om de rust en het vertrouwen te . ■ . , Wij ten minden, Ed. Gr. MagvHeeren ! moeten met die curdnarheid, waarmede wij van den aanvang onzer ©bmtóisfie gewoon zijn geweest aan U Ed. Gr. Mog. onze gevoekr* open te leggen, omtrenr de middelen om dezelve tot een faiutairen met de digniteit van den Souverain overeenkomend einde te brengen , verklaren, dat indien de intentie van U Ed. Gr. Mog. niet mogt geweest zijn, om het Gecombineerde Collegie i door hetzelve te committeeren tot het beraamen en ter uitvoer brengen van de middelen, tot herjlelder rust en het vertrouwen binnen deze Stad te qualificeeren, om naar exigentie van zaaken, de nodige reformes omtrent de Schutterij te arresteeren en executeeren; Wij als dan buiten ftaat zijn om aan het tweede gedeelte'onzer Commisfie 5 de herftelling van de rust en het vertrouwen te voldoen; alzoo wij moeten betuigen , zoodanige gebreken in de gefteldhcid en conftitutie der Schutterij te hebben gevonden, welke niet flegts de klagten der Ingezeetenen deswegens aan U Ed. Gr. Mog. gedaan, volkomen justificeeren , maar welken wij van dat gewigt voor het herftel der rust en vertrouwen binnen deze" Stad hebben geconildereerd, dat wij na het attenst examen derzdven vermeent hebben, geen andere weg te mogen inQstan , dan de tegenswoor- di-  X 4*7 >t dige Schutterij te disfolveeren, en eene geheele nieuwe te creëeren. En hoewel wij ons voor het tegenwoordige niet zullen inlaten, in een detail der redenen en motiven, die ons daartoe hebben gepermoveerd, om dat wij van dezelven aan U Ed. Gr. Mog. bij ons Rapport een omftandig verflag zullen geven; kunnen wij nogthans niet nalaten , om U Ed. Gr. Mog. alhier in het voorbijgaan te informeeren, dat een mistrouwen op veeJen der Bevelhebbers eene verdeeldheid onder de Schutters en eene onwilligheid en onbedrevenheid , de plaats van vertrouwen ■ eensgezindheid bereidwilligheid en kunde in dezer Stads Schutterij meerendeels hebben ingenoomen; — ja, Ed. Gr. Mog. Heeren! wij moeten het hier herhaalen, dat indien wij niet bevoegd zijn, om gezamenlijk met den Magiftraat de verëischte hervormingen omtrent de Schutterij te maken, het tweede gedeelte onzer Commisfie geheel vervalt; daar wij U Ed. Gr. Mog. moeten verzekeren, dat wij tot hier toe piet hebben kunnen uitdenken noch door de Wethouderfchap of eenige Collegien of Perfoonen aan ons voorgeflagen zijn, eenige andere middelen, welke in onze magt zouden wezen , om de heilzame intentie van U Ed. Groot Mog. tot het herftellen der rust en vertrouwen binnen deze Stad te volvoeren, dan de reforme tyi het gecombineerde Collegie omtrent de Schutte-  , >( 4^8 ):( terij vastgefteld en welke daar de te doene Publicatie dien aangaande in hetzelve Collegie ook bereids was gearresteerd, zonder deze tergiverfatie der Vroedfchap, reeds op dit tijdftip dadelijk ten effecte zoude gebragt zijn. — Wij vertrouwen dat dit eenvoudig voorftel onzer begrippen, omtrent de ware intentie der Refolutie van den 10. Augustus 1784. genoegzaam zal zijn om U Ed. Gr. Mog. te convinceeren, dat het Gecombineerd Collegie met alle recht de nódige reformes omtrent de Schutterij heeft gearresteerd ; mitsgaders dat de klagten deswegens, door de Vroedfchap ter Vergadering van U Ed. Gr. Mog. gedaan , van allen grond gedeftitu- eerd zijn. • En wij zouden mitsdien kunnen overgaan om U Ed. Gr. Mog. te demonftreeren, dat wij niet flegts van het begin onzer Commisfie in die begrippen nopens het verftand der gemelde Refolutie hebben geverfeerd; maar dat ook allen, die eeaig belang in deze zaak konden hebben , daar in met ons hebben ingefremd; ware het niet dat wij nog kortelijk wilden toucheeren , de argumentaticn door de Vroedfchap bij haare Memorie tegens onze bevoegdheid aangevoerd. . Argumentaticn , Ed. Gr. Mog. Heeren 1 die geene geringe bewijzen uitleveren van de verlegenheid, waarin men zich bevindt, om het eens aangenomen fijstema te verdedigen. Voor eerst, zegt men bij de voorfz. Memorie : „ Dat  ):( 4=9 X Dat dé intentie van U Ed. Gr. Mog., bij het decerneereu onzer Commisfie , geen andere zoude geweest zijn, als om zich alleenlijk op eenepoliticqüe wijze omtrent de (toen ) fubfifteerende onëenigheden te doen informeeren, om vervolgens daarop nader te kunnen delibereeren en zoodanige ordres te /lellen , als naar gelegenheid der zaake zoude mogen geoordeeld worden te behooren , zonder daar mede in het oog te hebben om hier door eenige kleinigheid aan de Regeering der Stad Rotterdam toetebrengen , of zich in ee, nigen hunner Huishoudelijke zaken of bef uur te , willen immifceeren , veel min om daar door aan , de welherbragte Privilegiën, vrij- en geregtigheden van de refpective Steden, Leden van U Ed. Gr. , Mog. Vergadering, in het bijzonder van de Stad Rotterdam, eenige atteinte of prajuditie toetebrengen; alzoo uit die verklaring adoculum confteert, ( zoo als de Vroedfchap zich uitdrukt) Dat de gecombineerde Commisfie van Uwer Ed. Gr. Mog. Gecommitteerdens en de Wethouderfchap zich nullo modo vermogte immisceren, „ in eenige Huishoudelijke zaken of beftuur van de Regcering der Stad Rostirdam , veel minder noch, eenige deliberatien aanleggen of befluiten nemen, door welken aan de welherbragte Pri„ vilegien, Vrij- en Geregtigheden der gemelde Stad „ eenige atteinte of prajuditie zoude mogen worden toegebragt, en dat dezelve volftrekt onbevoegd „ is  H 43ö ):( *i 5s tni net onderzoeken, beraamen , ihftëliënj *» arr?steeren, en introduceeren van Plans tot refi forme der fubfifteerende Schutterij, als zijnde f, eene mere Domesticque en Huishoudelijke zaak, „ volgens de welherbragte conftitutioneele Regee„ ringsform en Geregtigheden der Stad, alleen aan „ de Stads- Regeering, en geen andere co mpeteerende" Wanneer men , Ed. Gr. Mog. Heeren! dit raifonnement der Vroedfchap in verband met U Ed; Gr. Mog. Refolutie van 10. Augustus 1784., befchouwt, moet men zich verwonderen, ofovei de gehafardeerde (telling, die in hetzelve gelegen is °f wegens de fingulière redenkunde, die daar in doorftraalt,- want, daar de argument tatie der Vroedfchap hier in beftaatr.dat de reforme van de Schutterij eene mere Domesticque en Huishoudelijke zaak zijnde, dezelve alleen aan dé Stads Regeering, en geen andere competeert, vermits U Ed. Gr; Mog. in dezelve Refolutie heb; ben verklaard geen. atteinte te willen toebrengen aah de welherbragte Privilegiën en Geregtigheden der Stad Rotterdam, zoo is het evident, dat hier uit als dan ook teffens moet volgert, dat alles het geen mere Domesticq en Huishoudelijk is j aan de Stads Regeering alleen, en aan geen anderen competeert; ■ en bij verdere gevolgtrekking dat Uwer Ed. Gr. Mog. Gecommitteerdens alhier niets, hoe genaamd, hebben kunne* ea  X 431 X en fiïogett verrigten, dewijl het geen tegenfpraak kan lijden, dat al het geen, waartoe wij door U Ed, Gr. Mog. zijn gecommitteerd, even zoo wel het onderzoek als het beraamen van de middelen tot herftel der rust en vertrouwen, ordinarie behoort tot de Collegien van Politie en Justitie de* .zer Stad, en aan dezelve ook zoude verbleeven zijn, indien U Ed. Gr. Mog. niet hadden goedgevonden, op de klagten van notable Ingezetenen daar omtrent uit hoogst derzelve Souveraine raagt voorziening te doen. Dog deze is de eenige reflectie niet, die wij op dit argument bij de Memorie der Vroedfchap voorgefteld, moeten maken; wij vinden ons verpligt al verder U Ed. Gr. Mog. te verzoeken hoogst derzelver attentie te willen bezigen, om de Refolutie van den 10. Augustus 1784., met de woorden uit dezelve bij de Memorie aangehaald te vergelijken , wanneer terftond aan U Ed, Gr. Mog. zal confteeren, dat men de woorden door ii et nemen van voorsz. resolutie in de periode; en is tot voorkoming &c. uitgelaten, en voor dezelven de woorden daar door gefubftitueerd heeft. — Én Eu van deze alteratie heeft men zich dan ook bediend, om de zaak zoo voortedragen, als of de bijvoeging: en is tot voorkoming &c., welke achter de Refolutie van U Ed. Gr. Mog. gevonden ?wordt, eene bepaaling contineerde van de magt aan  X 43* X aart ons eenige regels te voren bij de gemelde Refolutie gegeven ; daar bet intusfchén zeker is , ëri ilit den inhoud der Refolutie, in zijne connexie béfchouwd, ten klaarden blijkt, dat de gemelde bijvoeging niet relatif is tot de magt aart ons aldaar gegeven, maar dat zij alleen.in verband ftaat met de actus zelve van U Ed. Gr. Mog. door het zenden der Commisfie gepleegd, trouwens, dit is zoo evident, dat wij vermeenen zouden, aan het verligt oordeel en de hooge wijsheid van U Ed. Gr. Mog. te kort te doen, indien wij tot adftructie van onze begrippen dezen aangaande iets meerder deeden , dan de abfurditeit det eonfequentieri, die uit der Vroedfehaps explicatie noodzaakelijl; moeten proflueeren , te indigiteeren. Waartoe wij aanmerken, dat indien de magt aan ons gegeven om de fources van het voorgevallene — en het mistrouwen te onderzoeken en de middelen tot herftel der rust en vertrouwen te beramen en ter uitvoer te brengen, bepaald Wordt door de in die bijvoeging gevonden wordende claufule dat de interltie van U Ed. Gr. Mog. niet is, om zich in eenige der Huishoudelijke zaken te immifcecreh , veel min om ifcttb r het nemen VAN dé V o o r'Schreve resolutie aan de wel herbragte Privilegiën &c. eenige atteinte oj prajaditie toete- brengen - als dan, zoo a'ls hier voren reeds gezegd is, door ons niets hoegenaamd, had kunnen verrigt worden; want uit welk oogpunt Wij den  X 433 X «ren aart en de onderwei pen onzer Commisfie befchouwen, wij vinden altoos, dat dezelve is eeri Extraordinair middel, door U Ed. Gr. Mog. gebruikt , om, op de klagten van aanzienlijke Ingezetenen , voorziening te doen omtrent objecten, welke ordinatie aan het beleid der Collegien van Politie en Juftitie competeeren en mere Polhlcq en Huishoudelijk zijn; en wij willen gaaru de Vroedfchap vragen , welke zaken van bet departement onzer Commisfie zouden zijn, indien hare explicatie ten d'ezen doorging?- Wij moeten ad- voueeren dezelven niet te kennen. Maar zijn wij bij onze Commisfie, zoo als die in het Lighaam der Refolutie voorkomt, ook gequalificeerd; om tot herftelling der rust en het vertrouwen met den Magiftraat Politicque en Huishoudelijke middelen te beraameu, zoo als uit het hier voren gededuceerde notoir is, dan kan men immers, zonder ongerijmdheid, aan ons en den Magiftraat, uit hoofeie der bijv-.egiug door de Vroedfchap gereclameerd + niet onttrekken die magt, welke aan ons daar omtrent is gegrven, — Of kan en mag men fupponeeren , dat U Ed. Gr. Mog. door die bijvoeging aan ons zouden hebben willen benemen de cognitie van en dispofuie over zoodanige objecten, welke aan ons te voren Waren toegekend, en zonder welk vermogen noch aan het eerfte, noch aan het tweede gedeelte der aan ons gedefereerde Commisfie konde worden deel. E e vol-  x 434 x votdaah ? —— Die bijvoeging is tót een geheel ander einde in de gemelde Refolutie gefteld; en men heeft flegts de Refolutie in hare connexie meteen oppervlakkig oog te leezen, om terftond te zien', dat deze bijvoeging niets anders is, dan eene acté van wrt prajuditie, alleenlijk ingericht om de Steden -—— Leden van Uwer Éd. Groot Mog. Vergadering in het algemeen, en de Stad Rotterdam in bet bijzonder gerust te ftellen, dat,niet tegenflaanrie U Ed. Gr. Mog,' nodig oordeelden', om in deze bijzondere tijdsomftandighedert door eéneCommisfiê te doen informeeren naar het voorgevallene binnen deZe Stad en door die' Commisfie gecombineerd met den Magiftraat j de inwendige rust en vertrouwen te doen herftelïen éii aldu3 door dezelve te laten verrich¬ ten, dat geen^ het welk tegitlariter Stedelijk en Domefiicq was, hoogst dézelven echter geen voornemen hadden om daar' door eenige kleinigheid aan de Regeèring te doen, of zich voor het vervolg in eenige hunner Huishoudelijke zaken of beftuur te willen immifceeren, veel min óm door het nemen der gemelde Refolutie , ( die volmaakt in haar geheel en ongelimiteerd bleef,) aan de wel herbragte Privilegiën,- Vrij- en Geregtigheden van de refpective Steden en Leden eenige atteinte of jiraejuditie toetebïengen, en dus in effect» dezelven t'e verzekeren, dat dit een Extraordinair i&iddé in een Singulier geval was, het welk niet? JU  ):( 435 X Ë confequentie, ten nadele der Privilegiën van de Steden, konde getrokken worden. En het is 'er dus zoo verre van daan ,Ed. Gr. Mog. Hee* ren! dat het fijftema van de Vroedfchap eenig fundament in gemelde clauful of bijvoeging zoude kunnen vinden, dat integendeel dezelve acts var, non prejuditie een convincant bewijs oplevert voor de bevoegdheid der Gecombineerde Vergadering^ om zich met Stedelijke en Domestique zaken, t& mogen bemoeijen , voor zoo verre de refcrrncsr omtrent dezelven kunnen (trekken ,( gelijk het geval is omtrent de redresfen der Schutterij,) om de rust en het vertrouwen te herftellen ; dewijl die. bijvoeging of acte van non praejuditie, niet te paszoude zijn gekomen, indien U Ed. Gr. Mog. al» les, het geen Stedelijk en. Huishoudelijk was, aart het ordinair beleid der Collegien van Politie eii justitie hadden willen doen verblijven en hoogstderzelver Commisfie niets dien aangaande laatenv verrichten. • > , ... .,. Van geene meerdere foliditeit, dan het argument het welke wij thans gerefuteerd hebben, ia ons voorgekomen te zijn eene andere affegatie^ welke door de Vroedfchap is gebruikt, om de bevoegdheid der Gecombineerde Vergadering te beftrijden: „ De twijffeling, (namenlijk, ) welke „ toch het oogmerk der Gecombineerde Vergadering, met de door dezelve gearresteerde dislb- lutie der Schutterij, zoude mogen zijn *► Ee i 11 es  X 436* X „ en of de generale exrentie (welke wij, zoo Wel „ als Burgemeesters aan de Commisfie geven, en „ die men van een wijd uitgeftrekt en geducht „ vooruitzigt befchouwt,) niet wel een voorbo„ de van nog meerder en fterker voorgenomen „ veranderingen bij het Gecombineerd Collegie in 5, het Stedelijke Huishouden en beftuur der Re„ gecring hunner Stad zoude kunnen zijn, tot „ dewelke de Gecombineerde Vergadering zich „ uit hoofde der voorfz. generale extentie hunner „ Commisfie tot het beramen en ter uitvoerbren„ gen van al hetgeennmx hunne idéés , alware het „ een geheele omkeering en vernieuwing der ur„ de van Regeering, de rust en het vertrouwen bh* „ nen de voorfz. Stad zoude kunnen her/lellen , ge„ qualificeerd fchijnt te houden." Terwijl men zich niet ontziet aldaar verder bij te voegen: „ En ingeval de magt der voorfz. Ge„ combineerde Vergadering, zich, volgens de aan „ hun gedemandeerde Commisfie , zoo ver en zoo „■ uniferveel zoude uitftrekken, zoo datalleStads „ Rechten en Privilegiën, geduurende het fubfiftceren der voorn, gecombineerde Vergadering, „ a's het ware zoude moeten fiaapen, en niet eer' „ der als na hef vertrek van Hun Ed. Gr. Mog. J5 Gecommitteerden wederom zoude kunnen revi„ viseeeren; zou het zeker te vergeefs zijn, om „ Hun Ed. Gr. Mog. langer over deze zoo ge„ wigtige materie bezig te houden , en zoo voor d©  X 437 )■( „ de Vroedfchap als verdere Leden van Regeering ,, der Stad Rotterdam, niets anders overig blij- ven, als zich al het geen de Gecombineerde Vergadering, onder voonvendzel van herftel van ,, rust en vertrouwen, zouden mogen goedvinden binnen de gemelde Stad te ordonneercn en ter ,, uitvoer te brengen, blindelings te onderwer- pen." Is de Vroedfchap, of laten wij liever zeggen die Meerderheid derzelve, welke geen gelegenheid heeft laten voorbijgaan om de uitvoering onzer Commisfie te verhinderen, in twijifel, welk het oogmerk der Gecombineerde Vergadering met de bij dezelve gearresteerde disfolutie der Schutterij zoude mogen zijn , wij, Ed. Gr. Mog. Heeren! moeten bekennen in geen minder twijffel te zijn vervallen omtrent het oogmerk, welke dezelve Vroedfchappen mogen gehad hebben , om eene zoodanige ingracieufe allegatie hier neder te ftellen. i Want, hoe zeer wij ons beijverd hebben , om derzelver oogmerk te penetreeren , wij hebben daar voorgeen motiven kunnen vinden , dan dezulken welken hun voorzeker zeer weinig eer kunnen aandoen: voor eerst: om dat uit de explicatie, welke wij van de magt der Commisfie geven, nimmer dat gevolg kan afgeleid worden dat oliede ' Stads Rechten en Privilegiën, geduurende het [-.tbfifteercn der Gecombineerde Vergadering, ah het .vare zouden moeten Jlapen, en niet eerder ah da het E e 3 yer-.  )••( 438 K . vertrek va» Uwer Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden revivifèeren . of $ zoo als men zich elders (in de Circulaire Misfi -e door de Vroedfchap, ter gelegenheid van deze hare propofitie, aan de refpective Leden de Vergadering van U Ed. Gr. Mog. compofeerende gefchreven) uitdrukt: dat de Gecombineerde Vergadering zich zoude kunnen aanmatigen de geheele Regeering en beflel van zaken binnen deze Stad, met feclufie van het Collegie van Raaden en Vroedfchappen: . als zijnde het evident dat onze explicatie aan de Gecombineerde Vergadering geen andere magt toekent, als om middelen tot her/lel der gefchonde rust en het ■verhoren vertrouwen te beramen en -ter uitvoer te brengen; iets het welk hemelsbreedte ver- fchiit van de bevoegdheid om alle de Privilegiën te doen ftapen en de geheele Regeering en be¬ flel van zaken tot zich te nemen; als waartoe wij .gaarn advouëeren niet gequalificeerd te zijn, ! volkomen overtuigd zijnde, dat de middelen tot herftel van de rust en vertrouwen binnen deze Stad, waar van de beraming en uitvoering aan ons gecombineerd met den Magiftraat is gedemandeerd, zich moeten bepalen tot de zoodanigen, welken op de gedaane klagten der Ingezetenen betrekking hebben, en waartoe de Stedelijke Regeeringen op zich zeiven bevoegd zijn; en mits-*' 'dien oordeelende , dat voorzieningen van meerder belang, wanneer dezelve nodig geacht zullen worden ,  )'■( 439 )?( den, door U Ed. Gr, Mog. zelve mreten wnrden geëffectueerd, gelijk dan pok hoogstdezelven aan Zich gereferveerd hebben, om, na een omftandig Rapport onzer bevindingen, en verrichtingen te "hebben gehoord , daarop verder zoodanig te dispeneeren , als bevonden zal worden te behooren. Maar ook ten anderen, om dat wij ge- rustelijk de klagende Leden der Vroedfchap durven fommeeren, om eenig bewijs op te geven , van zoodanige voornemens of verrichtingen van ons of het Gecombineerd Collegie, die eene gegronde vrees kunnen opleveren, dat deze gearresteerde disfolutie der Schutterij een voorbode van meerder en fterker voorgenomen veranderingen zoude kunnen zijn, Maar, daar wij ons verzekerd hou¬ den, dat men zulks njmraer zal kunnen doen. — Daar de Leden der Vroedfchap integendeel door de ondervinding (geduurende den tijd van 18. maanden, die wij hier, ten koste onzer andere betrekkingen, door de menigvuldige entraves aan de uitvoering onzer Commisfie gelegd, hebben moe. ten doorbrengen, ) hebben kunnen of ten minden hadden behooren te Jeeren , dat wij ons in de zaken van haar beftuur nimmer hebben geimmifceerd, waartoe anderzins de gelegenheid zich meer dan e^ens heeft voorgedaan , uitwijzens de Adresfen ever de non obfervatie van Stads Privilegiën- en de incompatibiliteit der. Admiraliteits Ampt-en., (ge. met kt: bekleden van de refpective RegeswgsEe 4 Pot-  X 44® ),:( Posten binnen deze Stad, aan U Ed. Gr. Mog. fuccesfiyelijk gedaan; ja daar wij zelfs in het concipieeren en arresteeren van het Plan tot erectie der nieuwe Schutterij., het poinct der kost. geheel onveranderd latende, en alleenlijk bepalende, dat de nieuwe Schutterij zoude fuccedeeren in alle de Rechten, Privilegiën en Beneficiën , welke aan de vorige Schutterij hadden gecornpeteerd , wederom op de zigbaarfte wijze hebben getoond, dat wij ons in het Financieel of eenig ander beduur, het welk niet van ons departement was, geenzins wilden ingereeren; . B?dden wij dan niet billijk mogen verwagten Ed. Gr. Mot. Heeren! dat de klagende Leden der Vroeflfchap, die toch niet zullen affecteeren onkundig te zijn, van het geen 'er in de Gecombineerde Vergadering verhandeld is, na zulke eclatante voorbedden , door ons gegeven , zich omtrent hunne chimerique vrees zouden gerust gebeld hebben; ren minfien zich onthouden, om ons voor het oog van U Ed. Gr. Mog. op eene zoo ongepaste als ongemeriteerde wijze te fugil- leréü? Doch wij zullen hier omtrent niets Verder bijvoegen; maar als nu overgaan om Ü Ed. Gr. Mog. te demonftreeren, dat Wij niet alleen federt den aanvang onzer Commisfie, rnrjir dat ook allen, die 'der bij hebben kunnen geinte-"*^ rèsfèer I zijn, in het begrip gèftaan hebben , waarin wij als nog met de beste trouw verieereu, dat de  K 441 X de Gecombineerde Vergadering ingevolge U Ed, Gr. Mog. Refolutie van 10. Augustus 1784. optimoj-ure bevoegd is, de nodige reformes omtrent de Schutterij te arresteeren en executeeren. Dat Wij in geen andere gevoelens hebben kunnen ftaan, zonder te gelijk de geheele esfentie van het voornaamfte gedeelte onzer Commisfie weg te nemen, behoeft, na het geen wij de eer hadden hier voren te betoogen, geen adftructie; even gelijk het ook niet nodig zijn zal U Ed. Gr. Mog. een aaneengefchaakeld verflag te doen van de differente tijden en gelegenheden, waarin wij deze onze gevoelens openlijk en directelijk hebben gemanifesteerd.—I—■ De Notulen der Gecombineerde Vergadering en de ampele Confideratien , Berichten, • en Memorien aan dezelve fuc- cesfivelijk ingediend, zouden dit kunnen bewijzen , doch wij vertrouwen dat niemand onbefchaamd genoeg zijn zal , het geen wij daar omtrent hier pofeeren, te willen tegenfpreeken. —Het zij dus tot ons oogmerk voldoende, dat wij U Ed. Gr. Mog. kunnen informeeren , dat reeds op den 17. December 1784., ter gelegenheid dat door de Gecommitteerden van een aantal Schutters der refpective Burger-Compagnien ter Gecombineerde Vergadering een Request geprajfen'teerd wierd, tendeerende, dat aan hun, alvorens een concept Plan ter verbeetering der Schutterij', het welk zij in ervaring gekomen waren, dat zouEe 5 dc  )'•( 44* X fa geprojecteerd zijn , ter conclufie wierde gebragt, gegunt werde derzelver gedagten omtrent de gebreken in en de middelen ot redres van de Schutterij, aan de Gecombineerde Vergade- -ring te mogen voordragen; , door ons is ge- peni  x iê x pen beramen en ter uitvoer te brén- ;»gen-"" — Wij zeggen, na dat U Ed. Gr. Mog; dit eert èn ander zullen hebben gezien, zoo twijffelen wij geen oogenblik, of hoogstdezelven zullen zich billijk verwonderen over de conduite der Meerderheid van de Vroedfchap, óm, na dat zij meer dan «en geheel jaar kennis had gedragen, dat het redres der Schutterij een object was van de deliberatien der Gecombineerde Vergadering, eindelijk hettijdftip, dat het geprojecteerd Plan van refor- me der Schutterij reeds waS gearresteerd en dadelijk tér executie zoude gelegd worden , te arripieereh, om, door het doen van eene Propofitie ter Vergadering van U Ed. Gr. Mog., de uitvoering van de gearresteerde hervormingen te ftremmen; en daar door onze Commisfie J Welke na het executeeren der gearresteerde reforme in de Schutterij, alhier had gedefungeerd—■ ten koste van 's Lands Finantieri te protrahee- ren. , Wij onthouden ons voor het tegenwoordige; Ed. Gr. Mog. Heeren! om over dit zoo fiirgulier gedrag alle die reflectien te fuppediieeren , welken Wij deswegens zouden kurtnen maken, èensdeels : óm dat wij convenabeler oordeelen , dezelven bij ons te doen Rapport in dat verband te plaatfen , waarin zij geen gering licht over de oorzaken veelêr gebeurtenisfen, waar van deze Stad federt een -vi; dkel, Ef fe-  X 450 X |eruimen, tijd het ongelukkig toneel geweest is, zullen kunnen verfpreiden; — en ten anderen, om dat wij voorgenomen hebbende, alle mogelijke kortheid te betragten , vermeenen reeds genoeg gezegd te hebben, om U Ed. Gr. Mog. te convinceeren, dat de fuftenne door de Meerderheid der Vroedfchap, bij haare Propofitie voorgefteld, en in de Memorie van adftructie aangedrongen , — zoo erroneus is in haare pofitiven, als ongerijmd in de confequentien, welke daar uit noodzakelijk voortvloeijen. Dewijl wij aan U Ed. Gr. Mog., gelijk wij ons vleijen, hebben doen zien: dat afware men eens genoodzaakt te advoueeren, de twee eerfte Hoofdpoiacten bij de meergemelde Memorie geadftrueerd , hoewel wij verre afzijn van zulks te admitteeren , dezelven echter .van geen de minfre applicatie zijn op het poinct in qiuellie. Dat het gefchil, of de Gecombi¬ neerde Vergadering bevoegd is, om omtrent de Schutterij al, of niet, de nodige reforme te maken, alleen afhangt van de intentie, welke UEd. Gr. Mog. bij het neemen der Refolutie van 10. Augustus 1784. gehad hebben; en dat die intentie geen andere geweest is , of heeft kunnen zijn, als die wij aan dezelve van den beginne onzer Commisfie af hebben toegekend, om dat dezelve Refolutie op eene andere wijze ge rterpreteerd zijnde , van alle realiteit zoude ontbloot zijn; en wij ingevolge van dezelve niets hoe ge - aaam$  X 45i X haamd hadden kunnen verrichten. Terwijl wij eindelijk ( na de explicatie die wij aan de Refolutie geven , te hebben gevindiceert tegen de argumentaticn , waarmede men dezelve in de Memorie heeft getragt te beftrijden)" hebben gedemonftreert, dat de algemeene begrippen omtrent het verftand van meergemelde Refolutie met onze gevoelens dien aangaande altijd hebben ingeftevnd ,— tot dat het eenige Leden der Vroedfchap heeft goedgedagt, na verloop van meer dan een geheel jaar, dat de zaak der Schutterij een onderwerp van de deliberatien der Gecombineerde Vergadering geweest was; —:— en hoewel een gedeelte derzelve zoo met woorden als daaden had gemanifesteerd in geene andere gevoelens omtrent onze bevoegheid te ftaah, als waarin Wij verfeerën , — Op het tijdftip dat de geprojecteerde reforme reeds gearresteerd was , de executie derzelve door een Adres aan U Ed. Gr. Mog. te ftremmen. — Wij zouden dus, Ed. Gr. Mog. Heeren! (daar wij, in afwagting van het Bericht der Wethouderfchap over de recufatie der Schepenen Havart en de Mirell, referveeren , om Ons omtrent het vierde Hoofddeel der Memorie te éxpli'ceërëh, tot dat wij daartoe in het te houden befoigne met de Heeren U Ed. Gr. Mog. Commisfarisfen gelegenheid zullen verkrijgen, ) deze onze cchfideratiën kunnen beft uiten , ware het niet, dat wij ons onvermijdelijk verpligt vonden aan de ferieufte attentie F f 2 van  >j 45* X t%n Ü Éd. Ör. Mog. voorteftellen de ongelukkige gefteldheid, waarin deze iints lang gefolterde Stad zich nog bevindt, eh het akelig vooruitzicht, dat reeds iiiet zeer ver af zicTi vertoont, wanneer de goede Burgerij zonder eene genoegzame befchërming, in eene wei ingerigte Schutterij te vinden, zoude blootgefteld zijn, aan de woede van een oproerige Gemeen, het welk federt ons verblijf alhier wel in het plegen van' openlijk geweld is beteugeld —:— doch door meer dan eene gebeurtenis nogtans maar af te veel heeft doen zien, dat de Vrees voor eene efficacieufe tegenftand alleen in fiaat is haare muitzucht onder te' houden. ■ ' Wij ten minften,' die overtuigd zijn, dat'er geene middelen, hoe fchandelijk ook, gefpaard worden , orri aan den geest van Oproer nieuw voedzel te verfchaffcn , apprehendeeren zoo zeer' de fatale gevolgen , wefke voor de rust der Stad en de veiligheid der weldenkende Ingezeetenën te Voorzien Zijn; dat wij met al den ernst, welke de aart der zake en het vertrouwd., waarmede LJ i\d. Gr. Mog. óns vereerd, hebben, vereifchen , Éi'oéten verklaren', dat, indien de Schutterij, welke niet alleen door thans exfteerende femporaire omftandigheden zich iri een diep vernederden ftaat! Setïndfj rriaar in haare form en conftitutie geheeif ii bedorven, moet blijven in dien ftand, waarin' tfrjj tiiar.s is- hét allezins te dugten fcaat, dat ia-  X 453 X üeze Stad zich welhaast na ons vertrek, in eene nog ongelukkiger gefteldheid zal bevinden, als die, waar tegen U Ed. Gr. Mog. door het deccrrieeren onzer Commisfie hebben getragt voorzie,ning te doen. Om alle deze redenen, en in confideratie dy gronden door ons hier voren aangewezen, maken wij dan ook geen zwarigheid om pravijioneel^ X) Ed. Gr. Mog- omtrent het eerfte gedeelte der Propofitie door de Gedeputeerden der Stad Rotterdam pp den n. Januarij laatstleden gedaan, te advifeercii; dat U Ed. Gr. Mog.. behooren dezelve te declineeren, en te verklaren, dat de Gecommitteerden yan U E.d. Gr. Mog. gecombineerd me: den Magiftraat, ingevolge U Ed. Gr. Mog. Resolutie van iq. Augustus 1784., bevoegd en geregtigd zijn, om omtrent het Redres der Schutterije, als een gepast middel tot herftel van de rusi en vertrouwen binnen de Stad, Rotterdam te delibereeren, zoodanige voorzieningen te deen, als zij nodig oordeelen ; met aanfehrijving a*« de Vroedfchap der gemelde Stad, om de voorfz,Kun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden gezamenlijk mee den Magiftraat, de gearresteerde Refolutien ter executie te laten leggen , en behoorlijk effect forteeren; mitsgaders om zich daar mede niet te bemoeijen ,'veel min daar tegen eenig empechc^enl: te veroorzaken, directelijk of indirectelijk. Wij vermeenen voor het tegenwoordige aan &e> F#« lilt»  >( 454 X' intentie v.m U- Ed. Gr. Mog. te hebben voldaan , en zuilen dus deze onze confideratien en advis eindigen, in het vertrouwen dat IJ Ed. Gr. Mog. door eene fpoedige dispofitie aan ons de gelegenbeid zullen verfchaffen, om deze gewigtige zaak te volvoeren , en een einde te maken aan onze Commisfie, welke door deze nieuwe hindernisfen alleen thans wordt opgehouden. Hier mede , Edele Gr. Mog. Heeren! zullen wij God Almachtig bidden, U Ed. Gr. Mog. te hou-, den in zijne heilige belcherming, en hoogstderzelver deliberatien te willen zegenen. GefchreeK™. ff. Rotterdam den 23. Februarij i786. (Onder ftond) U Ed. Gr. Mog. Dienstwilligen.1 De Gecommitteerden van de Staten van Holland en WestVriesland, te Rotterdam. (Lager ftond) Ter Ordonnantie van dezelven. ( Geteekend ) Rudo/f Baelde. Loco Secr.  X 455 X DECLARATOIR, van den Secretaris Beelaerts, tegen den Schepen van Yzendoorn , en den Kapitein Havart. De WelEdele Geftrenge Heer Hoofd-Officier Mr. Pauius Gevers, wordt als Voorzittend-Lid der Weth, uit naam en tot decharge van den Ondergeteekenden , verzocht ter kennisfe van Welgemelde Collegie te brengen: Dat dë Ondergeteekende met veel bevreemding in het Catern van de Weth, fob dato n. Februarij 1786., gezien heeft, het Advis van den Heer Schepen van Tzendoorn, waarin zijn WelEd. Geflrenge meent, dat deze Vergadering niet weinig gelegen legt, aan het onderzoek der vrage, door wien en wanneer, de ongeauthentifeërde Copie, het zij dan uit het Register der Notulen, het zij uit het Handfchrift van den Heer Havait getrokken is, ( van de aanteekening van dien Heer ,van den 28. December 17S5. ) en zulks met deze bijvoeging. Want daar heruit de Informatie van ,, den Secretaris van Zuylen van Nyevelt; „ als Minister van dit Collegie, conjleereiï Ff 4 »» *««»  )< 45* H ,, kao, dat 'erin allen gevallei toen da*, ,, Stuk ter Drukpersfe gegeven wierd, nog geene C»p!e van hetzelve met zijne ken„ nisje uitgegeven was, zoo moet hjer een „ derde Perfoon zijn, die zeer apparent, zonder eenige bevoegdheid, maar in allen „ gevaljen op een irregu/iere wijze, zich »» van zoodanige eene Copie heeft weten, te voorzien." De Heer van Tzendoorn, fchijnt zich niet e.rinnerd te hebben , dat Heeren Burgemeesteren bij derzelver Propofitie den 24. Januarij i?86., reeds aan de Vergadering hebben gecommuniceerd, dat die Copie door den Clercq van Meeheren, „ Op ordre van den Secretaris Beelaerts, „ gefchreven, en door denzelven , op ordre van Hun Ed. Gr. Achtb., in handen van Heeren Burgemeesteren gefield was." Noch ook dat ik bij zekere gelegenheid, in tegenwoordigheid van alle de Heeren Schepenen ,en .van mijn Confrater van Zuylen van Nyevelt, de ganfche toedragt van deze zaak heb verhaalt, en wel op zoodanige, een wijze dat de Heeren Havart en van Nyevelt, welke deze zaak betrof, en mij ook verdagt hielde, de bewuste verandering ontdekt te hebben , mij zeer gracieus de grootfte j> ftice hebben gedaan,

fi;ie, door de Heeren Gedeputeer lerii der Stad Rotterdam, op den n. Januarij laatstleden gedaan, tot maintien van de wettige, en tot hiertoe ongekrenkte Rechten en Posfesfie, welke de Vroedfchap fustineerd te hebben, zouden behooren te declineeren, en te verklaren, dat de Heeren Gecommitteerden van Hun Ed. Gr. Mog. gecombineerd met de Magiftraat, ingevolge Hun Ed. Gr. Mog. Refolutie, van den ra. Augustus 1784., bevoegd en geregtigd zijn, om omtrent het redres der Schutterij , als een gepast middel tot herftel van de rust en het ..vertrouwen binnen de Stad Rotterdam, te delibereeren en zoodanige voorzieningen te doen, als zij nodig oordeelen; met aanfchrijving aan de Vroedfchap der gemelde Stad, om de voorfz. Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden gezamenlijk met den Magiftraat, de gearresteerde Refolutien ter Executie te laten'leggen en behoorlijk effect forteeren; mitsgaders om zich daarmede niet te bemoeijen , veel min daar tegen eenig empechement te veroorzaken, directelijk of indirectelijk; en dat Hun Ed. Gr'. Mog. het tweede Lid derzelve Propofitie, tot casfatiê der recufatie en feclufie van de Schepenen Havart en de Mirell, uit de Wethouderfchap , als ongefundeerd, zouden behooren te declineeren. Waar.  3-c 464 K Waarop gedelibereerd en Copie van het vöör*' fchreeven gerapporteerde , verzocht zijnde door de Heeren van de Ridderfchap en Edelen, offihetzelve tin de ordre nader te examineeren j en' door de verdere Leden, Om daarop te verftaart de intentie van de Heeren Hunne Principalen, is de finale Refolutie uitgefteld tot nadere delibe* ratieni Accordeert met de voorfz. Refolutien,.  X 465 X ÉXTRACT uit de Refolutien van de Heeren Staten van Holland en Westvriesland , in Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering genomen op Donderdag den ao April 178Ó". Ï*Jij refumtie en tot finale afkomst op heden. Volgens Hun Ed. Gr. Mog. Refolutie van den 6. dezer, gedelibereerd zynde op het Rapport, den 05. der voorleden maand ter Vergadering uitgebragt door dë Heeren van de Ridderfchap en verdere Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden tot het groot Befoigne, hebbende, ingevolge en tot voldoening van Hun Ed. Gr. Mog. Refolutie Commisforiaal van den 23. Februarij dezes jaars; benevens de Heeren Hun Ed. Gr. Mog. Geccrmmitteerden te Rotterdam, geëxamineerd de Propofitie door de Heeren Gedeputeerden der gemelde Stad den ïi. Januarij te vooren ter Vergadering gedaan , ten einde Hun Ed. Gr. Mog. zouden gelieven te verklaren, dat, bijaldien nuttig en oirbaar mogte worden bevonden, dat 'er eenige alteratien of redresfen in de Refonne, Ordonnantiën vi. deel» G g m  X 466 X J fcC  X 47° X gedeclareerd, niet verantwoordelijk te willen zijn voor de nadcelige gevolgen, welke daaruit zou' dén kunnen refulteeren, maar die te laten voor rékening van de Meerderheid. Aanteekening der Stad Rótter dart* I5e Heeren Gedeputeerden der Sud Rotterdam hebben de vorenilaande Refolutie, met inhafie hunner Propofitie, op den u. Januarij dezes jaars ter Vergadering gedaan, expresfelijk gecontradiceerd, en daar tegen ten kragtigfte geprotesteerd* niet rel'erve van zoodanige nader Aanteekening ea middelen tot redres, als de Heeren Hunne Principalen zouden mogen te rade worden, declareerende voorts zich onfchuldig te houden en niet verantwoordelijk te willen zijn voor de nadeelige gevolgen en coniiffie, Welke uit de executie der voorl'z. Refolutie zouden mogen refulteeren; maar dfe te laten voür rekening en ter verantwoording van die Leden, welke tot het nemen; der voorfz. Keiblutie hebben geconcurreerd. Aanteekening der Stad Bri'elk. 13c Heeren Gedeputeerden der Stad Brlellc hebben gedeclareerd tot de vorenftaande Refo]ufcre niet te hebbel geconcurreerd. Aan.  X W X Aanteekening der Stad Hoorné ][3e Heeren Gedputeerden der Stad Hoor* hebben gedeclareerd, dat zij, volgens den last van de Heeren Hunne Prncipalen , uit hoofde van de door dezelve gedane Cortradictie, tegen de Refolutie Van io; Augustus 1784., zich in de deliberatien over deze zaak, als een gevolg daarvan zijnde, niet hebben ingelaten. Aanteekening van drie StedcJi. ]0)e Heeren Gedeputeerden der Steden Enkhuizen, Edam en Medcmblik hebben de Conclulie der voorfz. Refolutie aangezien. Aanteekening van tien Steden. D e Heeren Gedeputeerden der Steden Dordrecht, Haarlem, Leijden , Gouda, Gorinchcm , Schiedam, Schoonhoven, Alkmaar, Monnikendam èh Purmerende hebben tegen de voorfz. Protesten en Aanteekeningen zoodanig Contra - Protest en Contra - Aanteekening gereferveerd, als geoordeeld zal worden te behooren. Accordeeid met de voorfz. Refolutien, Gg4 PU-  X +73 X PUBLICATIE Schout, Burgemeesteren en Schepenen der Stad Rotterdam, doen te weeten, dat bij de Gecombineerde Vergadering van de Edel Mogende Heeren Gecommitteerden van Hun Edele Gr. Mogenden , de Heeren Staten van Holland en WestVriesland, en de Edele Gr. Achtbare Magiftraat dezer Stad, als bij Refolutie van Hun Ed. Gr. Mogenden, in dato 10. Augustus 1784., gequalificeerd , omme de rust en het vertrouwen binnen deze Stad te herftellen, en daartoe de bekwaamfte middelen te beramen en ter uitvoer te brengen, na rijpe deliberatien geoordeeld zijnde tot dat heilzaam oogmerk zeer dienftig. te kunnen zijn, eene generale reforme van dezer Stads Schutterij, zoo ingericht, dat alle de Leden derzelve, zoo Officiers als Schutters, beftaan inperfonen, die uit hoofde van eenige publicque Bedieningen niet verplicht zijn elders te vaceercn op zoodanige tijden, als derzelver prafentie in de Schutterij bij Brand, Alarm of andere voorvallen meest nodig zijn zoude, en teftens in Perfoncn, die in hun middel van beftaan, niet van de gunst of bevelen van een enkel Mensch afhangen; maar door hun eigen goed, industrie, neering of handte-  X 473 X tering, Comptoirdienften of andere Burgerlijke» Eerlijke en Vrije beroepftaat fubfisteeren. Dat ook de Compagnien, ten einde behoorlijk gecommandeerd en in orde gehouden te worden, riiet grooter zijn dan van circa 100 Perfoonen, ■ en dat bij gevolg het getal van zoodanige Compagnien naar proportie van de grootte en volkrijkheid dezer Stad, worde vermeerderd; al het welk op geene andere wijze geëffectueerd konde worden, dan door de tegenwoordige Compagnien , welke maar twaalf in getal, doch door elkander elke meer dan driehonderd Man fterk waren, te disfolveeren, en zoo uit dezelve, als uit de verdere Burgers en Ingezetenen dezer Stad, thans niet Wachtvrij zijnde, zoodanig getal, als men genoegzaam acht, op nieuw aanteftellen, en bij Lotinge in onderfcheidene Compagnien te yerdeelen; en dat dieshalven bij welgemelde Gecombineerde Vergadering is goedgevonden en verftaan , naar het voorbeeld van 't geen, in vroegere tijden, meermaals binnen deze Stad heeft plaats gehad, alle de thans fungeerende Officieren en Schutters te dimitteeren, en van derzelver in die qualiteit gedanen Eed, (behoudens den BurgerEed , te ontflaan, zoo als dezelve daarvan ontllagen en voor hunne gedane diensten bedankt worden bij dezen, des dat ieder van hen verpligt blijft, zich in de nieuw aanteftellene Schutterij op nieuw te laten eroploijeeren, en beëedigen tot G g 5 zoo-  m m jst Éjrjdarilgêri post, als' hem daarifme zal worden opgelegd, als moetende alle de voorfchre- Vé Officiers, én Schutters geconfidereerd worden niet uit eenige perfoneele oorzake, maar alleen , omdat zulks tot de generale reforme der Schutterij, volftrekt noodzaaklijk was, en mitsdien zonder eenige flétnsfure of benadeling van derzelver eer en goeden naam, gedimitteerd, en bij gevolg èligibel gebléven te zijn. En zal deze na gedane Publicatie alommc worden geaffigee/d ora te dienen tot een ieders ha»chr. Aldus, na voorgaande Klokkegelui, van het Raadhuis dezer Stad gepubliceerd den 39. April 1786. j prajfent de Heeren Mr. Paafai Gevers, Schodt^ Mrv Jacob Herman Vingerhoedt, Vrijheer van Esfelickerwoude eh Heer Jacobs-' Woude, Burgemeester, Fnmcóis de Mi■ telt" ën Ifaac Hubert, Schepenen. In kennisfe van mij als Secretaris, J"« van Zuylen van Nyevelt. WAAR-  x m x WAARSCHOUWING jSchout, Burgemeesters èn Schepenen der Staê Rotterdam hebben goedgevonden , bij deze t* viaarfchouwen, en kennisfe te geven: Dat de vorige Schutterij gedisfolveerd en eea nieuwe opgericht zijnde, als nu heden avond ter Wacht zal trekken de Compagnie Nom. I en morgen Nom. 2. en zoo vervolgens; Dat gemelde Compagnien ten fine voorfchreve, zich des avonds ten half tien uuren zullen moeten bevinden op de Beurs, alwaar de verzamelplaats der te Wachttrekkende Compagnie elkea avond zijn zal, en voorts van daar ten 10. uuren bet Stadhuis moeten betrekken. Dat dagelijks voor en agter de Beurs, des morgens het Nummer der Compagnie, Welke dien avond de Wacht moet hebben, zal worden geplaatst. Dat, tot zoo lang geen behoorlijke Ordonnantie op de Burger-Wacht zal zijn gearresteerd, men gehouden zal zijn zich te reguleeren naar het Ontwerp der Verbeterde Schutterij, waar va» een Exemplaar aan de Officieren zal worden ter hand gciküi Dat  X 476 X Dat eindelijk, ingevolge en op poene bij de Waarfchouwing van 24. Maart 1784., geftatueert, niemand zich zal hebben te verfhouten om gemelde optrekkende Burgeren eenigzins hinderlijk te zijn, of eenige attroupementen te maken. Aldus, na voorgaande Klokkegelui, van het Raadhuis dezer Stad gepubliceerd den 29. April, 1786., praefent de Heeren Mr. Patthis Gevers, Schout, Mr. Jacob Herman Vingerhoedt, Vrijheer van Esfelickerwoude en Heer Jacobswoude, Bur* gemeester, Francois de Mirell en Ifaac Hubert, Schepenen. *" In kennisfe van mij als Secretaris v J. yan Zuylen van Nyevelt.- . Minde yan het Zesde Deel.