HISTORIESCH S CHOUWTOONEEL   HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL VAN 'S WAERELDS LOTGEVALLEN IN HET JAAR i 7 9 U DERDE DEEL. BEVATTENDE B IJ L A G E N. TE HAARLEM, wj A. L O O S J E S , Pz.   B IJ L A G E N.   B IJ L A G E N. i. Memorie , van wegens het Hof van Deenemarken aan de Hoven van Londen, Berlijn en 's Hage gezonden. Deer.emarten heeft aan zijne verbindtenisfen voldaan* Wij hebben de wezenlijke wenfchen der verbonden Hoven opengelegd , en dezelven door alle drangredenen onderdeund, welke het meest gefchikt waren, om eenen algemeenen zoen , het doel van de belangloosfte wenfchen des Konings , tot fland te brengen. Dit is aües, wat in een tijdftip mooglijk was , waarop wij nog niet gemachtigd waren , om van bevreedigende denkbeelden of voorflagen te fpreken ; maar enkel , om voortellen te onderdennen , welke reeds bekend , en ten deele wederlegd zijn , en ten welken aanziene de weigerende andwoorden de wegen van onderzoek reeds fchenen gefloten te hebben. Ondertusfchen heeft haare Majefteit , de Keizerin , het niet als zodanig befchouwd , maar met ijver het vooruitzicht van een middel , om zich onderling te verdaan , aangegrepen ; en gelijk zij de redenen van de flappen der verbonden Hoven met de grootde oplettendheid heeft aangehoord , zo hoopt zij , dat dezen ook haar dezelve niet zullen weigeren , wanneer zij zich regtflreeks over die gronden verklaart , • * wel-  2 B IJ L A G E N. welke haar tot dus verre den grondflag van de ftatUs quo hebben doen verwerpen. liet zoude oveiboodig zijn , de bewijzen te heihaalen , welken door haare Ministers reeds zijn aangevoerd , en die voornaamlijk tot haar recht , óm eene fchaavcrgoeding voor de nadeden te vorderen , welken door eenen onrechtvaardigen aanval veroorzaakt zijn , alsmede toe haare gemaatigdheid betrekking hebben , van welke zij reeds zulke doorflaande blijken heeft gegeven door haare verklaaring , „ dat zij van haare overwinningen flechts zooveel wilde „ behouden (Oczakoiv), als de duurzaamheid en beften„ digheid van den vrede verzeekeren , en tevens aan „ Rusland geene wezenlijke vergrooting konde toebren„ gen :" doch haare Keizerlijke Majefteit -heeft niet geichroorad., om ook nog aan ons uitgebreider redenen te ontvouwen , en het is onze plicht , dezelven met die getrouwheid en dien nadruk overtebrengen , als wij aan haar vertrouwen en den ijver verfchuldigd zijn , waarmede wij alle de gronden der verbonden Hoven bij haar in perfoon hebben doen gelden. „ Rusland erkent , dat het zich in eenen moeilijken „ toedand bevindt, en het flachtoffer is van eenen on- rechtvaardigen aanval, dien het met de grootde kracht „ heeft moeten afwenden ; doch het verzeekert , dac „ het niet zijne vijanden zijn , welken het vreest; dac „ het 'er veel meer over aangedaan is , tegen Mogea„ heden te moeten worstelen , die het deeds als zijne „ vrienden heeft aangezien , aan welken het dikwerf ,, blijken van de grootde verknogtheid , en meer dan eens de behulpzaame hand geboden heeft ter verwer„ ving van eenen roemrijken vrede , in plaats van hun de natuurlijke voordeden van hunnen voorfpoed te „ heb-  B IJ L A G E N. - 3 „ hebben willen betwisten ; dat het zich bedroefd , „ de zogenoemde billijkheid van eenen tegennatuurlijken „ grondflag tegen zich te zien bijbrengen , welke de „ draf van den aanvaller had moeten zijn , en die niet „ alleen de grootde onrechtvaardigheid werd , wanneer „ men eene aangevallen Mogenheid 'er aan onderwierp, „ maar ook nog alle onzijdigheid uitfloot , vermits de„ zelve ten voordeele van één geheel alleen was ; dat s, de voldrekte flatus quo nimmer. door één' dier Mo» genheden , die denzelven thands deden gelden, voor „ zichzelven was aangenomen 5 dat hunne eigen groot„ heid op Traktaaten rustte , die niet hadden kunnen „ bedaan , indien dezelve plaats gehad hadde , en dat „ dezelve daarenboven zoude ophouden , rechtvaardig „ te'zijn, wanneer men dien niet algemeen, en door „ eene onderlinge overeendemming in tijd van vrede , had aangenomen ; dat ook niets onnatuurlijker was , „ dan eene Mogenheid te willen dwingen , nimmer eene „ fehadevergoediag van hun te eisfchen , door welken ,. zij aangevallen wordt ; dat ■ dit de vermetelheid en „ onrechtvaardigheid zoude aanmoedigen , en dat de oori, logen zouden vermeerderen in plaats van verhoed wor„ den , wanneer-men op deze wijze de gevaaren ver„ minderde , welken aan geweldaadigde ontwerpen ver„ knogt zijn." „ Maar Keizerlijke Majedeit wil niet over uitdrukkin„ gen of afgetrokken denkbeelden twisten ; maar be„ roept zich op de harten der Souverainen, wier vriend„ fchap zij wenscht , of 'er een billijker flatus quo be„ daa , dan dien zij voordek , om , naamlijk , een ,» aantal geheeie Provimien terug te geven , en Hechts „ eene enkele plaats en een onbebouwd didricl: te be02 hou-  15 IJ L A G E N. ,, houden , alleen , om zich eene zekerér grensf'diei„ ding te bezorgen , en of immer eene fleeds zege„ vierende Mogenheid zulke • fterke en beflisfende blij„ ken eener volkomen gemaatigheid gegeven heeft? Haa„ re Majefteit blijft wijders nog op zeer gewichtige aan„ merkingen aandringen : zij wil niet met die ftaatzuch„ tige Souverainen verward worden , wier dreigende „ voordgangen men moet fluiten , en begeert alleen zulk „ een gedeelte te behouden, welk haar enkel voor haare „. zekerheid nuttig , en voor haar Rijk en dat der Tur„ ken een onmerkbaar flip is. Zij dreigt dezen niet met „ verwoesting en ondergang ; maar geeft hun bijna al„ les , en wel datgeen terug , welk zij niet langer :, weten te verdeedigen noch te befchermen. Ook vreest „ zij niet, dat de verbonden Hoven, door de in de plaats„ ftelling van een bepaald flatus quo, hunne waardig„ beid zullen kunnen gekrenkt reekenen : zij herinnert „ zich , dat Enge/and zelve van den eerstgenoemden „ het eerfle gewag maakte ; terwijl 'er bovendien gee„ ne Mogenheid kan gekrenkt geoordeeld worden, dan „ Rusland zelve , welk ^,ene middelen bezit , om de „ geheele waereld te overtuigen, dat het alleen door „ zijne gemaatigheid van alle de voordeelen van den „ gelukkigflen oorlog afstand doet; zullende men het „ altijd aan de noodzaaklijkheid toefchrijven , om voor „ de dringende vertoogen eener vreemde tusfehenkomst „ te wijken." ,, Rusland wenscht hartiïjk de vriendfehap der verbon„ den Hoven , en zal dezelve oprechtlijk zoeken, zo„ dra hetzelve niet meer zal vreezen, bij hen den fchijn „ te zullen vinden , van liever de fcheidsmannen , dan „ de vredebe wei kers van Europa te willen zijn. Haare „ Ma-  13 IJ L A G E N. 5 „ Majefteit verklaart zich daarover op eene plechtige wij5, ze , alsmede over haaren eenigen wensch , om den „ oorlog te eindigen en zich van den duurzaamften vre„ de te verzeekeren. Het kost haar reeds vee! , de 3, goede diensten der verbonden Hoven , ter verkrijging „ van den vrede , van de hand te moeten wijzen ; en „ zich daartoe gebragt te zien , om zich dien , ten koste van het bloed haarer Onderdaanen , zelve te ,, bezorgen ; en ook omtrend dezen heeft haare Kei„ zerlijke Majefteit plichten te vervullen : zij moet hun „ toonen , dat het niet te vergeefsch vergoten , maar „ dat zulks ten minsten gefchied zij , om daardoor, zo „ al niet eenen roemrijken , althands eenen eerlijken , „ vrede te verwerven; terwijl zij zich nog eens op „ het onzijdig oordeel der verbonden Hoven beroept, „ of het een eerlijke vrede zoude wezen , wanneer al „ het voordeel aan den kant der aanvallende , doch te„ rug gedreven en £eflagen Natie ware? Men gevoelt „ ook te Petersburg de natuurlijke zwaarigheden, wel„ ke zich bij de verbonden Hoven zouden opdoen , „ om in alle toekomende gevallen voor eene gemaatigd„ heid der Turken , gelijk aan die van Rusland, inte„ daan , alsmede de moeilijkheid, om daartoe de midde„ len te vinden." Eindelijk zegt haare Keizerlijke Majedeit, „ verzeekerd te zijn , dat zij de Hoven , die „ zij als haare vrienden befchouwt , zoo geneigd tot „ gemaatigdheid zal vinden , als zij zelve is , en men „ van haar vordert. Dit is de eenige naarijver , waar„ voor haar hart zich zal openen ; terwijl het voor die „ van macht en geweld zal gefloten blijven." Koppenhagen, den 8 Maart 1791. « 3 IL  6 B IJ L A G E N. 14. Nota , door het Hof van Deenemarken , bij bovenjlaande Memorie gevoegd. Zijne Majefteit heeft mij gelast , bij het nevensgaande verdag van de gronden en redenen van Rusland de 'volgende aanmerkingen te voegen ; zich verzeekerd houdende , dat de doorluchtige Hoven , wier vriendfchap zij bizonderlijk wenscht , dezelven in hunne wijsheid zullen overwegen , en tevens overtuigd , dat zij ze in dat licht zullen befchouwen , waarin men hun dezelven voordraagt , kennende zijner Majedeits vertrouwen geene paaien. De Koning zoude hartlijk gewenscht hebben , dat de Keizerin de voldrekte ftatus quo hadde aangenomen, en wenscht met de daad , dat haare weigering voor het heilzaam werk van den vrede geen onoverkoomlijke hinderpaal moge wezen. De begeerte , om dit te bevorderen , moet boven alle andere overwegingen het eeifte in aanmerking komen. liet beflisfend oogenblik is daar, en men moet zich naderen of zich voor altijd verwijderen. Het is niet de zaak van Deenemarken , om de wederzijdfche gronden en redenen te overwegen, en nog minder , om dezelven te beoordeelen; maar het bepaalt zich tot de oirzaaken, welke de daadlijke crifis hebben te weeg gebragt; terwijl het onpartijdig den wensch der eenen , om eenen algemeen en vrede te bewerken , en de vrees der Keizerin eerbiedigt , om haare onafhanglijkheid te verminderen , en inzonderheid , om de lief-  B IJ L A G E N. ? liefde eii het vertrouwen haarer Onderdaanen te verliezen , welke haar oneindig waardiger , dan haar roem , behooren te zijn. Zijne Majefteit gevoelt zeer wel , dat het nutteloos en verkeerd zoude wezen , te eisfehen of voorteflaan, dat de een of andere der twistende Mogenhedeu den eerden flap deed , om eikanderen te naderen. Deze last zal de Koning op zich nemen , die ten dezen aanziene volmaakt de juiste kiesheid der partijen zal in het oog houden , welke nimmer in gevaar gebragt of gekwetst zal worden. Ieder denkbeeld zal in den boezem der vriendfehap rusten, tot dat het de gewenschte uitwerking zal gehad hebben ; en ten dezen aanziene geeft en verbindt zijne Majedeit het dierbaarde, wat hij bezit -, naamlijk , zijn woord en eer. Het is blijkbaar , dat de tusfehenkornst der verbonden Hoven reeds van het beste gevolg geweest zij. De vrede van den kant des Keizers is door dezelve verworven ; de bezittingen der Turken in Europa zijn gered , en aan de eisfehen van Rusland, aan den voorfpoed zijner wapenen verknogt , paaien gedeld geworden. De Porte heeft dus reeds de grootde redenen tot eene duurzaame erkendtenis aan haare befchermers. Zij is aan hun alles verfchuldigd , en heeft zekerlijk geen recht , om meer te vorderen, of te begeeren , dat haare vrienden alle banden met Rusland verbreken , om , ten koste van alle anderen , geene verbindtenisfen dan met haar aantegaan. Ook is het duidelijk , dat Oczako-.v , in het bezit der Turken en verderkt zijnde , gevaarlijker voor Rusland , dan nuttig voor de Ottomannifehe Perte is , terwijl alle handelingen en dappen , welken 'er tot dus verre plaats hadden, den wensch ten grondflage hebben , dat de vrede op zulk eene wijze worde herfteld, a 4 dat  3 B Ij L A G E N. dat in die gedeelten van Europa een evenwicht blijve , en in het vervolg gevestigd worde. Het behoort tot dit plan , om alles te vermijden , 't geen zowel den een als den ander , in een oogenblik , waarop de uitgeputte krachten zich herfteld zouden hebben , het beginnen van den oorlog gemaklijk mogt kunnen maaken. 'Er moet , indien het mooglijk zij , eene nieuwe grensplaats bepaald worden, welke niets in zich bevat , 't geen gefchikt is, om een gunstig werktuig voor vijandüjke ontwerpen te worden. Het komt dus zijner Majefteit voor, dat het mooglijk zij , om aan de verbonden Hoven de bepaalde Jla/us quo voorteftellen , welke de Keizerin vooraf fchijnt te hebben toegeftemd , zo Oczakow en deszclfs grondgebied tot aan den Dniefter in het bezit van Rusland blijft , onder beding, dat de vestingwerken dier plaatfe volftrekt geflegt worden, en misfchien wel onder voorwaarde, van dezelve nimmer te zullen herftellen , mooglijk ook onder den bijgevoegden mits, van in dat geheele land geene militaire volkplantingen te zullen vestigen, en weiligt , om 'er eene volflagen woestenij van te maaken. Deze zijn zoveele mooglijkheden , uit de natuur der zaake getrokken , en welke den grond tot eene onderhandeling en middelwegen leggen kunnen. Men zoude dien ook nog kunnen vinden in de blijken eener vriendfchap , door verdragen vernieuwd , welke tot het tooneel des oorlogs geene betrekking hadden ; aan de verbonden Hoven aangenaam waren , en dienen zouden tot een onderpand van eene , in alle zijne deelen , herdelde vriendfchap. / Alle deze mooglijkheden daan ter keuze van de belanghebbende Mogenhcden. Niet één van hun heeft zijne  13 IJ L A G E N 9 ne Majefteit gemachtigd , om 'er bij de anderen eenigen van te doen gelden ; maar de Koning zal het , zodra hij 'er toe zal gelast zijn , met dien vuurigen ijver voor den vrede doen , die zijne vertoogen „iet alleen bij hen, aan welken hij zich thnnds vervoegd, maar ook te Peterburg , den meesten nadruk zal bijzetten. Het gewicht van het oogenblik moet voor het vuur der uitdrukkingen pleiten , en zijne Majedeit bezweert zijne doorluchtige vrienden en bondgenooten , om den roem, van naamlijk het ganfche geheelgl den vrede te bezorgen; dien aan de Porie te verzeekeren; alle twijfelingen aangaande hun waarachtig ftelzel wegtenemen , en de roemrijkfte etsfchen op de vriendfchap en erkendtenis van Rusland te verwerven , boven allen anderen te ftellen. Zijne Majefteit fchroomt zoveel te minder , om deze taal te voeren , daar zij geen verdrag kent, 't geen de Mogenheden , aan welken zij zich vervoegd , in de keus der middelen bepaalt. Alle hunne verbindtenisfen zijn van eenen verdeedigenden aart , en derzelver doel ftrekt , om de algemeene rust te bevorderen ; 't geen geheel Europa zal toejuigchen , zolang dezelve zal gehandhaafd worden. Ook Deenemarken heeft geen ander oogmerk, dan om hiertoe medetewerken, en het zal zulks ook met dien ijver en nadruk verrichten , als de beste zaak verdient. In het Departement der vreemde zaaken. Te Koppenhagen, den 8 Maart 1701. Q.ras geteeiend) A. P. Bêrnstorff, * 5 III.  B IJ L A G E N. III. Afkondiging van zijne Majefteit den Koning van Pruisfen , betrek/ijk het examen der Candidaaten, tot den predikdienst beftemd. Door Gods genade , Frederik Wilhelm , enz. Onzen enz. Naardien wij in het Bevelfchrift nopens den Godsdienst, voor onze gezamentlijke Landen , gegeven den 9 Julij 1788, §. rouitdruklijk gelast hebben, dat de vervulling der Predikantsplaatfen door zodanige perfoonen géïcbieden zoude, die geene thands in zwang gaande dwaalingen in de grondwaarheden van den Christlijken Godsdienst aangenomen , maar de zuivere leer van Jezus , volgends den Bijbel , en naar den inhoud der Symbolifche boeken en de belijdenis der Protedantfche Kerk grondig geleerd hadden , zo achten wij het , ter bereiking van dit oogmerk , noodig , onzen Confidorien , bij welken de examina der tot den predikdienst beftemde Candidaaten gefchiedt, met allen ernst aantemaanen , om deze examina op zodanigs wijze te laten ondernemen, dat alle nieuw aangegeven Predikanten hoofdzaaklijk beproefd worden , of zij, boven de overige godgeleerde wetenfehnppen , voornaamlijk in het Leerdellige (Dogmatiek') van den Christlijken Godsdienst vast gegrond zijn. Om dit heilzaam doel des te zekercr te bereiken, hebben wij goedgevonden , het hier bijgevoegde Schema , wegens het examen der Candidaaten , te laten opflellen , en het volgende daarbij te gelasten , als : 1.  B IJ L A G E N. ii %. De Voorzitter van het Confiftorie geeft aan ieder Examinator een exemplaar van dit Schema over , met uitdruklijk bevel , om zich naar deszelfs inhoud bij het openlijk examen te fchikken, en geene andere, dan de daarin bevonden zaaken, aanteroeren ; maar de overige godgeleerde wetenfchappen, in welken de Candidaaten gewoon zijn, bebeproefd te worden , Hechts in het te vooren gehouden ' tentamen te verhandelen. 2. Wanneer de Candidaat het, naar dit Schema gehouden , examen genoegzaam kan doordaan, en tot het predik-ambt wordt toegelaten , zal de oudde Examinator hem in het aanzien der verzamelde leden van het Confiflorie de vraag doen : ,, of hij be„ looft , naar deze bekendtenis , .bij de waarneming van zijn ambt, den Christlijken Godsdienst „ te zullen leeren?" Waarop hij zich door de Candidaaten de hand zal laten geven. Daar 'er mede ten uiterften aan gelegen is , dat de openlijke examina in het toekomende niet anders , dan naar het hier medegedeelde voorfchrift , gehouden worden ; zo maaken wij het voornaamlijk den voorzitteren van onze Confidorié'n tot eenen bizonderen plicht , om hierop erndig acht te geven , en beveelen het hun derhalven nadruklijk aan , om zich aan geen verzuim , of nalatigheid hierin fchuldig te maaken. Wij zijn enz. Berlijn, den 9 December 1790. Op bizonder bevel van zijne allergenadigfte Koningl. Majefteit. (gcteck.~) von Wöi.lner. IV.  1% I I] L A G E K, IV. Schema , waarnaar het examen der Candidaaten, tot den Heiligen Predikdienst beftcmd , moet worden ingericht. Daar niemand belijdenis kan doen van den waaren Godsdienst , noch met dezen overeenkomstig zijn gedrag inrichten, noch denzelven aan anderen leeren , zonder dat hij deszelfs geboden , gelijk zij in de Heilige Bladeren vervat zijn , wel begrepen en zich eigen gemaakt heeft; moeten zij , die het opzicht hebben over zaaken , den heiligen dienst betreffende, zich voornaamlijk daarop toeleggen , dat zij, bij het aanvangen van ieder theologisch examen, genoegzaam onderzoek doen naar de theoretifche kennis der Candidaaten ; of dezelve de waart zij ? Of dezelve voldoende is tot het wel waarnemen van het predikambt ? Of dezelve met den Bijbel overeenkomt ? Want,'waarlijk , over heilige zaaken dwaaslijk te redentwisten ; met dezelven te lagchen ; de gevoelens, Hellingen en herfenfchimmen van zichzelven of van anderen Vrijer openteleggen dit ('t welk een laater leeftijd heeft ingevoerd) achten wij wel zeer gemakkelijk voor nieuwe aankomelingen , maar voor de Christenheid , ge- ' tuigende des de ondervinding , ten uiterften fchaadeiijk. En dus zal het niet ondienstig zijn , die zuivere artikelen (gelijk zij genoemd worden), welken het menfchelijk verftand, door geene openbaaring onderdeund, nimmer door enkele redekaveling had kunnen deelachtig wor-  B IJ L A G Ê N, 13 worden, zelfs niet eens had kunnen bevroeden ; ik laat liaan door en door had kunnen kennen ; als her, voornaamfte , waarover in het examen zal moeten gehandeld worden , vasttedellert. En zo iemand zich dezen genoegzaam eigen gemaakt , én in zijn hart heeft ingeprent , zal hij naderhand wel over verwarde, en voor de bevatting der menfchen gefchikter, zaaken kunnen oordelen. Derhalven zal in ieder theologisch examen vooreerst en vooral het artikel aangaande Christus moeten behandeld worden , en wel zodanig , dat I. Gehandeld worde over den perfoon van Christus. De Candidaat fpreke r. Over Christus , als God , door a. In het algemeen optehelderen de benaamingen van God als den Eenigen en Drieëenigen. Door b. In het bizonder aantehaalen en te verklaaren de Schriftuurplaatfen , welke hem a. Eenen geheelenal goddelijken naam , volgens P, De oneindige natuur van God , en zijne eigenfchappen , welke aan het gefchapene geenszins kunnen worden toegefchreven : daarna y. De werken , en ten laatden è. De eer, welke men God alleen moet toebrengen , toefchrijven. 2. Over Christus , als mensch. a. Op wat wijs de waarachtige, menschlijke natuur van Christus gekend wordt ? b. Welk onderfcheid 'er tusfchen dezelve en tasfchen onze natuur plaats heeft ? Waartoe a. Den Candidaat, nadat hij de allervolmaakde hei-  14 B IJ L A G E N. heiligheid van Christus, door fehrifinurlijke bewijzen, en de wonderbaare vorming der menschlijke natuur in het ligchaam der Maagd zal hebben aangetoond (Hcbr. II: 14. X: 5. Luc. k 35.) met omzichtigheid zal moeten gevraagd worden, waartoe dit gezegde van Fallus Ram. VIII: 3. iv c;j.Qi&iJ.stxi (rzpy.cs &fj.xpTug, dienen moet -Waartoe hij Moet te kennen geven de waarachtige betekenis van den ftaat der vernedering van Christus , naar welks geaartheid en trappen moet onderzocht worden. Dat II. Gehandeld worde over datgeen, welk Christus gedaan heeft, opdat hij den naam van Jezus (Verlos. fer) door zijn geheel leevensgedrag zoude openbaar maken. t. Door zijne Leer. Van welker a. Geaartheid en inhoud , voor zover a. Dezelve tegen de leer der Joden van die verbasterde eeuw was aangekant ; verder voor zover . & Hij het menschlijk gedacht duidelijk onderricht heeft aangaande datgeen , waarvan allen onkundig waren, (of 't welk in de boeken van het Oude Testament , in de voorzeggingen , zin. fpeelingen en minder duidiijke openbaaring, gelijk ook in de overleveringen vervat werd) de Candidaat zodanige verklaaring geven moet, dac de Examinatores genoegzaam kunnen opmaaken, wat hij van dit alles , zowel van datgeen , 't welk tot de leerllukken , als 't welk tot de  B IJ L A G E N, 15 de zedenlijke geboden, en eindelijk tot de belijdenis van Jezus zelf, aangaande de verzoening , welke hij zoude te weeg brengen (b. v. bij de indelling van het H. Avondmaal Matth. XXVI: 28.) behoort, begrepen heeft, gelooft, en der Christlijke gemeente leeren zal. . b. Van de zekerheid, a. Door wonderwerken en /?»Voorzeggingen gedaafd: eindelijk c. Moet de Candidaat het gebruik van dezelve ontvouwen , en dus datgeen te kennen geven , 'c welk tot het Prop'hetisch-ambt van Christus behoort. 2. Door zijn lijden en fmarten , waardoor de ganfche leevensloop van Jezus bedroefd en zijn uiteinde ten uiterden bitter en fmaadelijk geweest is. Van welk alles a. De gefchiedeuis door den Candidaat beknopt moet verhaald worden, (waarvan zekerlijk de meesten onkundig zijn) b. De manier en geaartheid moet worden opengelegd , voor zover dezelve beandwoorden aan de voorfpellingen; in het O. T. voorgedeld, (voornaamlijk Pf. XXII. en Jef. LUI.) de zinfpeelingen vervullen, ('t welk wij Hebr. IX en X. ontwikkeld vinden) en de verlosfing van het ganfche menschlijk gedacht , de voldoening , welke wel in plaats van anderen gefchiedde, maar echter volkomen was, en de eeuwige verzoening van alle voorgaande misdaaden , ja zelfs de hernieuwing van Gods welbehagen , en door deze die van alle oneindige gelukzaligheid, behelzen en volbrengen.  i6 B IJ L A G E N. gen. In welke zo gewichtige zaak 'de Examinatores moeten oplettend zijn en zorg dragen , dat de Candidaat de verklaaringen en bewijsplaatfen van den Bijbel wel weet , en dezelven niet verkeerdelijk uitlegt', of wel geheellijk daarvan afwijkt ; met één woord , dat hij niet iets voordbrengt, met de dwaalingen der Soeiniaannn en Arininiaanen overeenkomstig. Derhalven moet men den Candidaat op de volde vraagen laten andwoorden. a. Of men een vastgefteld voorfchrift heeft van datgeen , 't welk men gelooven moet van de fmarten en den dood van Christus ? Of het onverfchillig zij, welk gevoelen ons van dit alles het meest behaagt ? 13. Uit welke plaatfen des Bijbels men kan opmaaken, dat Jezus, volgens het befluit van God , ja zelfs naar zijn eigen welbehaagen Joh. X: 18. (niet door den enkelen haat der Priesteren en van het volk , 't welk in de hoop op eenen luisterrijken en naar het opperbewind trachtende Mcsfias bedrogen was) is omgebracht? /.Waaruit het blijkbaar is, dat Jezus zichzelven voor eene offerande gegeven heeft, en dat hij het recht had, om zulks te doen 2. Welke plaatfen des Bijbels te kennen geven , dat God de zonden van alle menfchen , hunne fchuld en draf, op den zoo heiligen en van alle misdaaden onbevlekten Christus gelegd heeft ? En dat Jezus £. Dit allee heeft op zich genomen ? En dat voor deze allen 3. Zijn-  B IJ L A G E N; If 3. Zijn lijden en dood , de waarachtige , eenige , voldoende en altoosduurende zoenofferhande geweesc is ? , 9. Eindelijk , hoedanig wij zeker kunnen weten , dat God dit offer , deze offerhande, en dus de voldoening van Christus , gunstig heeft aangenomen ? 6. Wat de heilige Godfpraaken van de Priesterlijke tu,sfchenkomst van Jezus beweeren , en welk eenen troost dit leerduk den bedrukten mensch, die over het verkrijgen van de goddelijke genade bekommert is, verfchaften kan? En dat God aldus , 't geen hij Pf. CX. aangaande het Priesterlijk ambt met eenen eed belooft had , in onzen Verlosfer vervuld heeft ? (welke vraag nu , tot de leer aangaande de opdanding van Jezus , aangaande zijne menschlijke natuur , tot de hoogde heerlijkheid Phil. II: 9, 10. verheven, en aangaande, het Koninglijk ambt, den Candidaat gemakkelijk zoover zal kunnen brengen , dat in dier voege de vraageu over de verkregene gelukzaligheid worden afgehandeld.) 't Welk alles voor waarachtig gehouden zijnde , ontflaat 'er buiten twijfel deze zwaare en zeer moeilijke vraag, welke ook niemand zonder openbaaring zou kunnen oplosfen : „ Hoedanig, namentlijk, en om welke redenen wij met deze alleruitmuntendde weldaad hebben kunnen begiftigd worden , dat God zijn eeniggeboren Zoon behoudens zijne rechtvaardigheid en noodwendige liefde jegens hem, een xxT&ptuj (Gal. III. i&) een vloek heeft doen worden. * Dit  ,3 B IJ L A G E N. Dit zal het derde zijn , waarover in het examen zal moeten gehandeld worden , dat men III.- Spreke over de zovJe en deu zeer cllendigen daat van den mensch , als zondaar. i. Over den oirfpronglijken ft aal. In welk onderzoek (na een voorafgaand examen over de theoretifche kennis van den Candidaat aangaande den ftaat van den mensch , naar het evenbeeld van God gemaakt, en aangaande het aanwezen van den Satan en deszelfs afval van God) den Candidaat moet gevraagd worden a. Hoedanig de gefchiedenis is aangaande de misdaad der eerde menfchen ? Namentlijk, tot het verkrijgen van een recht denkbeeld der zonde is het zeer noodzaaklijk, te weten : Dat de geest, die God naauwkeurig gadefloeg en den menfchen vijandig was , gebruik gemaakt heeft van het ligchaam eener flang , om Eva te te overreeden, dat God, niet, opdat hij den dood van hun zoude afwenden , maar om hun te beletten , dat zij niet tot de Goddelijke volmaaktheid zouden verheven worden , hun het genot van de vrucht des booms , welke midden in het paradijs uitfrak, verboden had." Men moet zich dan ook geenzints bekreunen aan de lust tot het invoeren van nieuwigheden van zeer veelen , welke voorgeven , dat de eerde hoofddeelen van Gene/Is dichtftukken zijn , uit de liederen der Ouden (naar de wijze der Heidenen) bijeenverzaarnelr. Het is duidelijk uit de woorden van Christus Matth. XIX: 4—6. , hoe verre dezen van het waare fpoor zijn af-  B IJ L A G E N. 19 afgcdwaalt; zaken voortbrengende , welke valsch en den Christen onwaardig zijn : uit de woorden van Christus , zeg ik , welke in de reeds aangehaalde plaats re kennen geefc , dat de woorden Gen. II: 24. door God zeiven zijn uitgefproken ; en dus aan het verhaal van Moses de inblaazinge van Gods geest toefchrijft. b. Hoedanig de aart en manier is der eerde zonde , en van den afval van God ? Want het is eene zaak van het uiterde aanbelang , om dit verbazend ongeloof wel te bevatten , waardoor de menfchen , nadat zij zulke uitdekende weldaaden van God ontfangen had■ den , aandonds zoover zijn afgedwaald , dat zij Gode mistrouwden, en zich verbeeldden, gelukkiger te zullen zijn , daar zij liever, 't geen hunne begeerlijkheid hun aanraadde, wilden ter uitvoer brengen , dan Gode gehqorzaamen. Zodanig zoude de flang Eva verleid hebben door haare listigheid. 2 Cor. II; 3. c. Hoedanig de bedorvenheid van den flaat der eerde menfchen geweest zij ? ff. Van den inwendigen , . 0. Van der uitwendigen ; 't welk beide uit het verhaal van Moses genoegzaam is optemaaken. b. Hoedanig de befchuldiging dezer zonde geweest zij ? «. Van de fcfiahL Hier moet men opletten , hoe hoog de Candidaat delt „ Het verzaakt vertrouwen op God ? „ De geweigerde gehoorzaamheid ? tt De verlorene heerlijkheid , welk God hun * 2 ge-  20 15 IJ L A G E N. gefchonken had , om dezelve tot hunne nakomelingen overtebrengen ? „ De verwatde orde der dingen ? „ Den zegepraal, den Gobe vijandigen geest bereid. P.Van de ftraf, of van den dood, welke God hun gedreigd had i, Over de afstammende ; en wel over a, De erfzonde, der menschlijke natuur, gelijk dezelve thans is, ingeprent , en derhalven door de ouders, bij de geboorte, te gelijk tot de kinderen overgebracht, Jok. III: 6. De Examinaw res moeten zorg draagen , dat zij , zo zij in het exammeeren zomtijds een zagter en naar den fmaak dezer eeuwe gefchikter gevoelen over dit natuurlijk gebrek mogten ontdekt hebben , hetzelve niet onbedaehtelijk ingang geven of over het hoofd zien , maar dac zij van den Candidaat afvorderen , dat hij a. Schriftuurplaatzen bijbrenge, b. v. Gen. III: 21. Pf. LI: '~. de zin van welke aldus is: In ongerechtigheid ben ik geboren , in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen, Eph. IV: 18. Jók. III: 6. Rom. VIII: 6—8. p. Dat hij zich niet vermeete, om zichzelven of anderen datgeen aantemaatigen, 't welk de Schriftuur leert , dat wij niet bezitten : en opdat zij kunnen hooren , waaruit zij dit alles zeker kunnen opmaaken , moeten zij den Candidaat op deze vragen laten andvvoorden: j^.Of het menschlijk vernuft waarlijk en ge> noegzanm de Goddelijke zaaken kan door- gron-  B IJ L A G E N. ar gronden , en wel zodanig , dat men hetgeén men ontdekt heeft, te gelijk , zonder eenige Goddelijke onderfteuning, tot het genot onzes leevens kan overbrengen ? of niet ? i Cor. II: 14. 5. Of het willen en niet willen in den mensch zodanig gelegen is , dat wij het gefchikt kunnen noemen, om Gode en der waare kennis (en dus ook ons eigen bewustzijn) gehoorzaam te wezen ? Of hetzelve ons tot allerhande begeerlijkheden en ijdele verrnaaken dezes leevens vervoert dan of zulks gefchied tegen onzen eigen -wil , tegen de dem van het, ons terugroepend, geweten? ^. Of wij door middel van onze eigene krachten en zielsvermogen goede en braave' gefchiktheden kunnen verkrijgen; dan of wij tot de allerflegtde hebbelijkheden en alle ondeugendheid geneigd zijn ? Jcrem. XIII: 23. Êphef. II: 1, 2> 3- •7. Of ons , (gelijk wij ons thans bevinden) noch eenig vermogen overig blijft, om God met een oprecht gemoed te dienen, en weder in zijne gunst te geraaken, dan of wij zodanig een vermogen niet meer hebben ? Matth. XV: 19. Kom. 16—18. Ij. Over de daadlijke zonde, (naar welkers aart , vermogen, om kwaade gewoontens voortteplanten, en fchuld moet onderzocht worden.) IV. En zo doende komen eindelijk de Examinatores tot de nuttigheid van datgeen, 't welk God gewild b 3 heeft,  35 B IJ L A G E N. beeft, dat Jezus , onze Verlosfer, doen' zoude , en 't welk de liefderijke Zaligmaaker , opdat hij ons in onzen gelukdaat zoude herdeden , genoegzaam volbracht heeft. Aangaande deze zaak nu, welke van het uiterste gewicht is, en den mensch tot de betrachting van waare Christelijke deugden het meest aanfpoort , behooren zij genoegzaam onderricht te zijn, wat de Candidaat van dezelve weet en waarlijk gevoelt, en wat hij anderen leeren kan , overeenkomstig met datgeen , 't welk hij zelf omhelst heeft. Tot wat einde (na voorafgaande vraagen over datgeen , 't welk in den Bijbel aan den H. Geest wordt toegefchreven , en 't welk hij in den mensch , daar hij met den Vader en den Zoon God is , gezegd wordt te weeg te brengen en te werken) den Candidaat moet gevraagd worden a. In 't algemeen a. Met welke benaamingen de H. Schriftuur de herdelling der menfchen tot het verkrijgen van Gods genade en de waarachtige verbeetering huns gemoeds beflempelt ? b. v. Act. XXVI: 18. Eph, V: 8. 1 j'o. III: 14. en tot welk eene hoogte dezelve ons beveelt te geraaken ? 2 Pet. I: 4—8. Rom. VIII: 14-16. Eph. IV; 16-17. B, Welke zaaken het zijn , die in den Bijbel noodzaaküjk en genoegzaam geacht worden , om den mensch , zo hij zich dezelve wel ten nutte maakt , door de verzoening van Christus, welke in onze plaats is omgebracht, Gode aangenaam te maaken , en naar zijn evenbeeld (voor zoveel zulks in dit leeven mooglijk is) wederom te vormen?  B IJ L 4 G E N. 23 b. In het bizonder over de juiste aaneenfchakcling des geluhs. «. Over het berouw. „ Wat wij verdaan door een leevendig denkbeeld van onze zonde ? Of wij hetzelve verkrijgen door de eukele overtuiging van ons geweten , dan of het noodzaakiijk van droefheid en verdriet verzelt moet gaan ? Jacob. IV: 9—10. „ Welke de nuttigheid en het oogmerk zij van deze droefheid (welke 2 Cor. VII: 10. ?.ó^izktci &soö genoemd wordt) en hoe groot derhalven deze waarachtige en heiizaame droefheid wezen moet. Jef. XXXVIII: 15. alwaar men dit gezegde van Hiskias : iiïO&'fyi h11« zeer wel dient optemerken. „ Of de mensch , aangaande den allerellendigde daat van zijn hart overtuigd zijnde, zichzelven zodanig eene droefheid (welke hem van de drift tot zondigen aftrekt, en begeerte doet hebben, om Gods genade te erlangen en een heilig leeven te leiden) kan eigen maaken? ('t welk men moet ontkennen , ja ten allerderkde loogcheuen.) „ Of hij waarlijk door de werking van den H. Geest tot deze droefheid kan geraaken , zo hij zich flechts de ellende zijner zonde gedadig voor oogen delt , (gelijk David Jef. LI: 5.) en hij zich door geene andere zaak van deze zijne overdenkingen laat aftrekken (naar het voorbeeld van Paulus A£l. IX: 9—11. niets doende, dan bidden; of naar dat van Petrus Lac.XXU: 61—62. uitgaande, om zijne traanen te doen vloeien en zijn hart te yerbrijzelen.) Z> 4 0 Won-  H li IJ L A G E N. o Wonder , dat zo veelen van dit alles geheelenal onkundig zijn ! (3. Over het geloof in Christus. De Candidaat moet hier zijn gevoelen openleggen , en op de volgende vraagen andwoorden : „ Of men den zondaar, welke waarachtig (gelijk wij te vooren getoont hebben) den ellendigen Haat van zijn hart beweent , aanftonds naar Jezus Christus wijzen moet ? Jef. LUI: 45. Mattk. Ih 27—30. Rotn. UK 24—25. „ Welke is de kracht en waarachtige beteekenis van het Mofaïfche zinnebeeld , 't welk Christus zelf Joh. III: 14—15. om den aart des geloofs te verklaaren, bijbrengt? En waarin vcrfchilt het waarachtig zaligmaakend geloof van het ingebeelde , valfche en onnutte geloof. „ Hoedanig is de lcevendige kennis , welke tot het geloof vereifcht wordt ? Kan men buiten dit geloof , waardoor wij al ons vertrouwen op Christus verzoendood, welke in onze plaats gefchied is, Hellen •, een eeuwige gelukzaligheid verkrijgen ? „ Hoedanig gaat dit denkbeeld , waardoor de begeerte ontdaat, om Gods genade cn kwijtfchelding van zonden, door Jezus Christus, te erlangen , over in eene veel brandender begeerte , verzelt met eenen onophoudelijken ijver, om Gode te behangen ? „ Is deze begeerte , (door welke men waarlijk van de zonde eenen afkeer heeft) Gode aangenaam? Matth. IX: 2. Verkrijgt men de reeds geboorene en door het getuigenis van den H. Geest  B IJ L A G E N, 2S Geest Rom. VIII: 16. zo aangenaam bevestigde vrede 1 Cor. II: 12. door het bewustzijn van de orde , door Gon tot welzijn der menfchen vastgeftelt, wel te hebben in acht genomen, (gelijk als door eene redekaveling.) „ Hoedanig moet men handelen met zo een , welke zich beklaagt , dat hij tot dit vertrouwen en tot dien vrede niet kan geraaken ? (In welk geval men moet onderzoeken, of de fchuld door eene niet genoegzaame kennis aan de heilaanbrengende leer, of door gebrek aan oprechtheid des gemoeds, of wel door beiden veroorzaakt wordt, en aanmaanen , dat de ternedergeflagene niet van zijn voorneemen afstappe , maar onophoudelijk voortga met bidden , zolang tot dat hij door troost worde opgebeurd.) . „ Zegt men te recht, dat eene brandende liefde tot God geboren wordt uit den troost, dien wij-door de vergiffenis der zonden verkrijgen? Luc. VII: 47. En dat door deze liefde de lust en hefvermogen, om heilig te leeven, ontdaan? Rom. VI: 14. y. Over de heiligmaaking. a, Men vrage den Candidaat , wat 'er door een heilig leeven , 't geen ons zo dikwijls in de H. Schrift wordt aanbevolen , verdaan wordt; waarin hetzelve verfchilt van een welgeregeld , burgerlijk leeven , en waarom het geloof met een heilig leeven op het allernaauwst vereenigd is ? b. Wat men in den Bijbel door goede werken moet verdaan , waarom het niet voldoende is, zo men h 5 decks  2(5 B IJ L A G E N. Hechts tegen de wet niet gezondigd hebbe , en wat 'er meerder vereischt wordt ? c. Welken de hulpmiddelen zijn, om een heilig leeven volkomen te maaken? d. Hoe het mogelijk is, dat, daar aan een heilig leeven zulke uitftekende en eeuwige belooningen zijn toegezegd, in de H. bladeren niettemin alle onze verdiensten worden uitgefloten. e. Hoedanig het gezegde Rom. III: 28. met Jac. II: 24. kan worden overeengebracht. Uit dit alles nu zal men genoegzaam kunnen opmaaken , of de Candidaat , door oplegginge der handen , tot den Heiligen Dienst moet worden ingewijd, dan of h'.j van dezen dienst moet worden geweerd, tot dat hij, door den Bijbel te doorlezen, beter zal zijn onderricht geworden ? V. Nota , door dat Heer D. Hailes , Buitengewoon Gezant van zijne Grootbrittannifche Majefteit bij de Poolfche Republiek, aan de Commisfie tot de buitenlandfche zaaken , te Warfchauw , overgeleeverd. De Ondergeteekende , buitengewoon Gezant van zijne Grootbrittannifche Majefteit, heeft de eer , aan de doorluchtige Commisfie tot de buitenlandfche zaaken te  B IJ L A G E N. 27 te berichten , dat hij bij eene depêche , van den %lcn dezer maand , eene verklaring van de gevoelens van zijn Hof heeft '.ontvangen , be treklij k de Poolfehe zaaken , en hij verblijdt zich , op de duidelijkde en egtfte wijze te kimneu voordellen den oprechtden wensen van den Koning, zijnen Meester, om zich. door nieuwe , fisatkundige en handeldrijvende betrekkingen aan zijne Majefteit , den Koning, en de doorlugtige Republiek te verbinden terwijl hij ten gelijken tijde verzeekert , dat daartoe de eigenaartigde voortjagen zuilen kunnen gedaan worden,, zodra de Republiek eene gelijke geneigdheid zal aan den dag leggen , om een fysthema aantenemen , waarin Pruisfen , hun gemeene Bondgenoot , billijker wijze , zoo eigenaartig moet begrepen zijn. Daar. de Ondergeteekende zich aan zulke verlichtte perfoonen vervoegd, als welkende doorlugtige Commisfie uitmaaken , zal het voor hem niet noodig zijn , wijdloopig de voordeelen aantetoonen, die voor Engeland en Poolen uit eene verbindtenis van dezen aart moeten voordvloeien. Hij zal alleen aanmerken , dat de overeenftemmmg van de nieuwe belangen der beide Natiën , uit eene gelukkigen zaamenloop van omdandigheden voordvloeiende , van dien aart zij , dat zij beiden met het grootde vertrouwen kunnen handelen , en tevens alles aanwenden , wat van haar zal afhangen , om , overeenkomstig wederzijdfche verlangens , eene order van zaaken te weeg te brengen. De Ondergeteekende hoopt, dat de doorlugtige Commisfie zich wel zal willen belasten met de verklaaring dezer gevoelens bij de doorlugtige Stenden , en hun tevens zal verzoeken , om in derzelver wijsheid de zekerde middelen optefpooren en te over-  2S B IJ L A G E N. overwegen , om eene fchikking tot' Hand te brengen , van welke de mooglijkheid alleen van het tegenwoordige oogcnblik afhangt , en hij een volgend tijdftip zoude kunnen verdwijnen. De Ondergeteekende vleit zich , dat de doorlugtige Commisfie een welgevallen zal nemen aan zijne perfooulijke verzeekeringen van het bizonder genoegen , welk hij daarover ontwaart , dat hij zich bij zijne Majedeit- den Koning en de doorlugtige Republiek in eene tijdsomdanuigheid beyiadt , in welke zijn ijver voor het belang van zijn land ongehinderd met dien ijver kan gepaard gaan, welken hij deeds getracht heeft, voor de veiligheid , de welvaart en den roem der Reaan den dag te leggen. Warsciiauw , den 15 Janaarij 179.1, (gcteek.~) D. Hailes. VI.  B IJ L A G E N. 29 VI. ' Nota , door de Commisfie tot de buitenlandlandfche zaaken te Warfchauw , aan den Heer D. Hailes, buitengewoon Gezant van Grootbrittannien , overhandigd. Het is niet dan met het ieevendigde genoegen, dat de Commisfie eene zoo vleiende als Heilige verklaaring gezien heeft aangaande den wensch van zijne Grootbrittannifche Majedeit, om met de Republiek nieuwe ftaatkundige en handeldrijvende verbindtenisfen aantegaan. De geneigdheid van den kant van zijne Poolfche Majedeit, om dezelven te voltooijen , is door eene reeks van niet onduidelijke dappen , zo te Londen als te JVarfchauxv bevestigd geworden , en dus is het noodeloos , de verzeekeringen hiervan thands te hernieuwen. Sedert het jaar 1789 hebben de Stenden hunne wenfchen ten dien aanziene door een wettig en openbaar gefchrift te kennen gegeven , wanneer zij , in het vervolg der openingen , door het Hof van Berlijn tot een verdrag van verdeediging en koophandel met Poolen gedaan , de Commisfie machtigende , om daarover met den Marquis de Lucchesini in onderhandeling te treden, het noodig oordeelden , de volmacht, hiertoe verleend , bij voorraad , tot gelijke onderhandelingen met Engeland uittedrekken. De Heer Bukati had ordre, om het Britfche Minifterie hiervan te verwittigen , en dit is ook hier, op zijn tijd, aan Mijn Heer den Gezant bekend gemaakt. De  $0 B IJ L A G E N. De gebenrdtenisfen, na dit tijddip voorgevadcn , alsmede de tegenwoordige daatkundige omdandigheden , zu'n , welverre van op de oirfpronglijke geneigdheden der Republiek eenigen invloed te hebben , veeleer van dien aart, dat zij de gefchiktheid tot , en den wensch naar , eene wederzijdfche vcreeniging vergrooten , welke niet dan ten algemeenen voordeele der beide Naden kan drekken. Men is in Poolen niet minder overtuigd , dat de deelneming van Pryiifen aan een handeldrijvend verdrag, tusfehen Poolen en Engeland-101 dand te brengen, als eene tusfehen beiden komende (intermediaire') Mogenheid , door zijne plaatslijke ligging , en als bondgenoot van de beide Staaten , zeer noodzaaklijk is, om dit gedrag bedendig en naar genoegen van wederzijdfche partijen te maaken. Daar echter het fyfihema, waarnaar het Britfche Hof zoude weufchen , in dezen te werk te gaan , in de Nota van Mijn Heer den Gezant niet op zulk eene wijze is opengelegd , als gefchikt is , om 'er de giondflagen en het ontwerp van te kunnen bevatten, zo-kan de Commisfie, ten einde mede de juiste geneigdheden der Staaten, met betrekking tot zulk een plan te kennen, niet anders verwachten , dan dat men haar in de onderhandelingen met Mijn Heer den Gezant zodanige nadere openingen zal geven , als haar de Ttiuvve fchets 'er van kunnen doen beze.ïen. De leden der Commisfie achten zich voor het overige gelukkig , met eenen Minister te moeten handelen , wiens kundigheden en gevoelens, geduurenc'e den loop van zijnen last zoozeer blijkbaar, gefchikt zijn, om deze verflandhouding tot wederzijdsch genoegen te doen verdrekken.  B IJ L A G E N.   B IJ L A G E N. 31 VIL Verklaaring van den Keizer en Koning, gedagteekend ip Maart 1791 , betreklijk de Overeenkomst van 's Hage , van 10 December 1790 , en de daarop gevolgde Bekrachtiging van zijne Majefteit. Leopold , door Gods genade Roomsen Keizer, enz. Onze Neef, de Graaf Florimond de Mescij-Argenteau , Ridder van het Gulden Vlies enz. beneffens onze gevolmachtigde Minister bij het Gouvernement Generaal der Nederlanden , in afwezigheid van Haare Koninglijke Hoogheden , de Doorluchtige GouverneursGeneraal , heeft , ingevolge onzen last en onder onze bekrachtiging , op den loden van de maand December laatstl., met de Ministers van Engeland, Pruisfen en Holland, in 's Hage eene Overeenkomst gedoten aangaande de uitvoering der verbindtenisfen, door ons den üjften Julij daar te vooren, met opzicht tot de herdelling van de Conditutie onzer Belgifche Provintiën , te Reichenbach aangegaan : eene Overeenkomst, welke bovendien verfcheiden inwilligingen bevat , die onze liefde voor onze Belgifche Onderdaanen ous gereedlijk deed toedaan ; fchoon de onderwerping aan ons wettig gezag , door eene reeks van handelingen en geweldaadigheden, welke de onlusten in die Provintiën veroirzaakt en gevoed hebben , niet op dien tijd plaats had , welke bij onze verklaaring van 14 October bepaald werd. e En  3i B IJ L A G E N. En fchoon wij met leedwezen vernemen, dat de rust nog niet zoo algemeen in onze genoemde Provintiën herdeld is , als wij van onze zorgvuldige poogingen hadden mogen verwachten, willen wij echter gelooven, dat een overblijfzel van gisting , door onrustige en oproerige geesten, die alleen bij de publieke rampen kunnen winnen, aangedookt, eerlang zal verdwijnen. In deze hoop willen wij niets verzuimen , 't geen ons het vertrouwen en de liefde van alle onze Belgifche Onderdaanen , zonder onderfcheid , kan doen herwinnen , noch langer aarzelen , om de Natie, omtrend de prompte vervulling der verbindtenisfen , door ons in 's Hage aangegaan , gerustdellen ; maar integendeel aan alle onze Belgifche Onderdaanen , op eene vaste en duurzaame v.üze , het genot der inwilligingen en voordeden verzeekeren , welken wij wel aan hun hebben willen toedaan. Het is dan uit dezen hoofde , dat wij , op het bericht van onzen Geheimen Raad , en met overleg van onzen zeer waarden en getrouwen Neeve Florimond, Graave van IVIercij - Argenteau , Ridder van het Gulden Vlies enz. , befloten hebben , om de meergemelde Overeenkomst , welke alle dezelven bevat, beneffens onze Bekrachtiging, op de gewoone wijze en langs wettige wegen , te doen openbaar maaken ; zijnde deze Overeenkomst en Bekrachtiging van navolgenden inhoud : ,, IVij Leopold II. door de genade van God Roomsch ,, Keizer enz. betuigen en maaken bekend voor ons en „ o-.-ze Opvolgers , en allen en een ieder , die zulks „ aangaat. Nadat de Belgifche Provintiën, onder de „ h middeling van de machtige Forsten , de Koningen „ van Engeland en Pruisfen , alsmede van Hun Hoog „ Mog.  b IJ L A G E N. 33 ,, Mog. de Heeren St.taien Generaal der Vcreenigde „ Nederlanden , welke wij met een dankbaar hart er„ kennen en door onze wapenen onderfteund hebben, on„ der onze gehoorzaamheid en ons wettig gezag geluk,, kig zijn terug gebragt geworden , fchijnt ''er nu „ niets meer aan het herflcl en de bevestiging van de „ voor/ge rust dier Provintiën te ontbreken , dan dat de plechtige Overeenkomst , tusjeken ons en de voornoemde Mogenheden tot fland gebragt, op alle moeg,, lijke wijze gehandhaafd worde; gelijk dan ook de„ zelve door ons fub fpe rati , en door de overige Ge,, volmachtigde Gezanten in 's Hage , geteekend is , ,, en de afschriften derzelve' onderling zijn uitgewisfeld ,, geworden. Be Overeenkomst is van dezen inhoud:'''' ,, Het is bekend , dat in de overeenkoraden, te Reichenbach den zjften Juli] 1790. geteckend , en vervolgends tusfehen zijne Majedeit , den Koning van Hongarijen en Bohemen , thands Roomsch Keizer, en hunne Majedeiten, de Koningen van Engeland en Prüisfen , beneffens H. H. Mog. de Heeren Staaten Generaal der vereenigde Provintiën , behoorlijk bekrachtigd , bepaald is geworden , dat de rust en goede orde in de Belgifche Provintiën fpoedig zoude worden herdeld , en de drie bemiddelende Hoven tot herdelling van het gezag van zijne Apostolifche Majedeit in dezelven, onder verzeekering van derzelver oude Conditutie,-beneffens eene volkomen kwijtfchelding en volmaakte vergetelheid van 't geen geduurende de onlusten is voorgevallen , zouden medewerken ; alles onder vrijwaaring der genoemde drie Mogenheden. Sedert dien tijd hebben de Ministers der verbonden Hoven , in 'j Hage vergaderd , niet opgehouden , om , ingevolge de ftellige lastbrieven hun. ✓ c 2 ner  34 B IJ L A G E N. ner Souverainen en in overeenkomst met den Keizerlii* ken Gevolmachtigden , alle hunne poogingen aantewtnden , om de Belgifche Provintiën , onder de vastgedelde voorwaarden , tot eene volkomen onderwerping te brengen ; doch welke niet is te weeg gebragt geworden , dan nadat de Keizerlijke troepen gebruikt werden, om 'er zich van te verzeekeren. Dit heilzaam werk, voor zoover deszelfs gevolg betreft, overeenkomdig de wenfchen der bemiddelende Hoven , volbragt zijnde , bleef 'er ter bevestiging van het gezag van den wettigen Souverain der Belgifche Provintiën ; voor de zekerheid dier Provintiën zelve ; voor het algemeen belang der wederzijdfche Mogenheden , alsmede , om de banden van vriendfehap en goede nabuurfchap tusfehen hen meer en meer toetehoalen, niets meer over , dan het vastdellen der volgende punten , waaromtrend hunne Ministers, uit kracht van hunne volmachten , van welke de afschriften aan deze gevoegd zijn , eenpaarig zijn overeengekomen." ,, Art. I. Zijne Majedeit , op de gewoone wijze de hulde der Belgifche Provintiën ontvangende , zal aan alle en aan ieder derzelven de conditutie , vrijheden en wettige gebruiken bevestigen , waarvan haar het genot wederzijdsch , door de aften van inhuldiging van Keizer Karf.l VI. en de Keizerin Maria Theresia , roemrijker gedachtnis , is verzeekerd geworden." „ II. Zijne Keizerlijke Majedeit zal in eene volkomen vergetelheid dellen alle buitenfpoorigheden en wanorders, geduurende de onlusten gepleegd , en dezelve binnen eene algemeene vergifnis belluiten , welke onmiddellijk zal worden afgekondigd : en fchoon de verklaaring , gedagteekend Fraufort, 14 Oftober 1790, deze kwijt- fchel-  B IJ L A G E N. 55 fchelding bepaald heeft tot dezulken , die vóór den 21 November de wapenen zouden neergelegd en van de ophitzing tegen het wettig gezag afgedaan hebben, wil zijne Keizerlijke Majedeit echter zijne goedheid op gelijke wijze tot allen , en een iegelijk uitdrekken ; behoudende alleen aan zich de uitzondering van een zeer gering getal afzonderlijke perfoonen , die zich door hunn' eigen fchuld in den ongelukkigen toedand gebragt hebben , van deze algemeene vergifnis niet te verdienen. Deze uitzondering zal mede zulke perfoonen betreffen , fchuldig aan misdaaden en wanbedrijven , die geene betrekking tot de wanorders hebben , met welken de opdand is vergezeld geweest: welverdaande nogihans, dat zijne Majedeit , deze kwijtfchelding verleenende , zulks niet wil verdaan hebben , als of Hoogstdezelve daardoor alles erkendt en bevestigt, 't geen geduurende de onlusten tegen de rechten en de hoogheid van zijn fouverain gezag mogt gedaan of bedreven zijn." „ III. Zijne Keizerlijke Majedeit, in de onderhandelingen te Reichenbach , zijne geneigdheid hebbende te kennen gegeven , om aan de Belgifche Provintiën eenige verdere inwilligingen toetedaan , welke geene wezenlijke verandering in de Conditutie zouden maaken , ingevalle de onderwerping het gebruik van militaire macht vóórging, heeft echter , niettegendaande de omftandigheden hem hebben doen befluiten , deze geweldige middelen in het werk te dellen , op de vertoogen der bemiddelende Hoven , befloten , om dezelfde vergunningen te verleenen , tot welken hij zich reeds , onder den mits eener vrijwillige onderwerping , uit eigen beweging verbonden had ; zo als dezelven vervat zijn in eenen brief vaii zijnen Gevolmachtigden Gezant aan de e 3 Mi-  35 B IJ L A G E N. r istett der bemiddelende Mogenheden , gedagteekend 'i Hage, 29 Oclober 1790 , waarvan de inhoud in zijn geheel dus luidt: Mijne Heeren ! „ T;en de Keizer, in de onderhandelingen te Reichcnbaeli , aan de Zee-mogenhcden cn aan het H f van Berlijn hunne vrijwaaring van zijn erfiijk oppergezag over de Provintiën der Oostenrijkfche Nederlanden gevraagd heeft, verhond zich zijne Majefteit , o;n in alle gevallen den regeeringsvorm dier Provintiën te zullen herflellen en handhaaven, en nam %gr genoegen in , dat de vrijwaarende Mogenheden aan de Staaten der genoemde Provintiën van ter zijde ccnige vergunningen, met den regeeringsvorm overeenkomstig , ten loon eener vrijwillige onderwerping , toezegden , ingevalle die onderwerping het gebruik van geweldige middelen voorafging , waarvan het hart zijner Majefteit afkcerig was , en nog is. De Keizer heeft, ftnts lange, door de wijsheid en zagtheid zijner regeering in Toskaanen , getoond, dat het geluk zijner Onderdaanen het eenig voorwerp van alle zijne zorgen uitmaakt, en insgelijks dezelfde beginzels, federt hij den troon der Oostenrijkfche Hecrfchappij beklom , duidlijk aan den dag gelegd. De Belgifche Provintiën konden dus zekerlijk niet beter doen , ten einde het hart van zijne Majefteit geheel te winnen , dan om vrijwillig cn op eene behoorlijke wijze onder zijn gebied terug te keeren , cn zich aan hem in alles overtcgeven , 'i geen voor het geluk van het algemeen van wezenlijk belang kon zijn. Bevreedigd met deze Provintiën , zal zijne Majefteit de gedachtenis van het  B IJ L. A G E N. 37 het gebeurde vergeten ; zich enkel met de .bevordering van het algemeen geluk bezig Iwuden , en zijne kinderen , gelijk een rechtfchapen vader, die zich met vertrouwen aan hem overgeven, in zijne armen ontvangen. Dan , daar het maar al te duidelijk blijkt, dat dit vertrouwen , zoo noodzaaklijk voor het onderling geluk van den Font en de Natie , nog geen plaats heeft, en het noodig is, ten einde deszelfs wcderkeering te vei haasten , dat de vrijwaarende Mogenheden aan de Staaten den aart en de waardij der vergunningen kunnen onder het oog brengen , tot welken zijner Majefteits. toegeeflijkheid hem , ingevalle van eene fpoedige en vrijwillige onderwerping , zoude doen overhellen ,' ten einde het vergieten van bloed , reeds te veel gcd.uurende deze ongelukkige onlusten geffort , voortekomen , en zo fpocdig mooglijk alle de wanorders te doen ophouden , welken \èr de droevige gevolgen van zijn ; zo ben ik gelast , om aan uwe Excellenties te vcrklaaren : " I. Dat zijne Majefteit, ten einde aan het gevoelen omtrend verfcheiden punten , het kerklljk beduur betreffende , te voldoen, — ten welken aanziene döor de wetgeevende macht der Nederlanden, met oogmerken, waarvan de zuiveiheid is miskend geworden , onder de laatfte regeering eenige veranderingen gemaakt zijn — wel wil herroepen alle de bevelfchriften , betreffende de kweekfchoolen , de bedevaarten en andere godvruchtige praktijken , broederfchappen enz. en alle deze zaaken weder onder het onmiddellijk beduur der Bisfchoppen brengen , met toekenning van al die macht, welke zij op het einde der regeering van de Keizerin Maria Thekesia uitoefenden ; zoals reeds in de Provintie van Luxemburg bij een ediét gefchied is, 't geen mede in de c 4 an-  38 B IJ L A G E N. andere Provintiën zal worden afgekondigd ; fcfcoon de meeste befluiten en bevelfchriften , welke herroepen daan te worden , niets in zich bevatten , 't geen tegen den drikden zin van den regeeringsvorm der refpeétive Provintiën aanloopt. 2, Zijne Majedeit is bereid , om alle zaaken met opzicht tot de Ilooge School te Leuven weder op dien voet te brengen , waarop zij op het einde der Regeering van haare Majedeit de Keizerin waren, en haar inzonderheid te herdellen in het recht van benoeming , welk. zij omtrend zekere kerklijke beneficiën , uit kragï van eenen gunstbrief van den heiligen Apostolifchen Stoel, uitoefende; zich voorbehoudende nogthands de beneficiën van de Provintie van Luxemburg , tot dat daaromtrend minlijke fchikkingen kunnen gemaakt worden. Dan , daar het federt lang is erkend geworden , dac de manier van onderwijs in de Wijsbegeerte , de Rechten en de Geneeskunde in de Nederlanden eene hervorming vereischte, en het een der hoofdplichten van eenen Souverain is, aan zijne Onderdaanen het best mooglijk onderwijs te bezorgen , zo zal zijne Majefteit de beveifchriften opfchorten , volgends welken de graaden te Leuven moeten worden ontvangen , en hieromtrend zolang eene volkomen vrijheid laten , tot dat door nadere fchikkingen , over welken zijne Majefteit met de Staaten zal raadpleegen , eene nieuwe manier van onderwijs op de genoemde Hooge School kan worden ingevoerd. 3. Naardien het niet mooglijk is , om alle de Kloosters te herftellen, welken onder de laatfte regeering zij;i vernietigd geworden , en deze herdélling bovendien aan meer dan eene zwaarigheid , zowel ten aanzien der perfoonen , die 'er zijn uitgegaan , als met opzicht de* goe-  II IJ L A G E N. 39 goederen , welken aan dezelven gefchonken waren, onderhevig zou zijn; belooft zijne Majedeit, de inkomsten dier goederen niet te zullen gebruiken , noch belteeden , dan tot zulke godvruchtige einden , als het meest met de oogmerken der dichters zullen overeenkomen , en zulks op de voorflagen , die hem door de Staaten zullen gedaan worden , met welken hij, zoals mede met de refpeétive dedelijke Regeeringen, over alles zal raadpleegen, 't geen het beduur der genoemde goederen betreft: beloovende zijne Majedeit bovendien, de vernietigde Abtdijen , welke van ouds her het recht hadden , om derzelver Opperden ter vergadering der Staaten aftevaardigen , te zullen herdellen of bevestigen. j. Zijne Majedeit, zich op den moed en de vaderlandsliefde verlatende, welke de Natie ten allen tijde naar roem en de verdeediging van hun Vaderland deed dreeven , wil zich wel ten deiligden verbinden , dat 'er nooit of nimmer, op eenigerhande wijze , militaire omfchrijvingen zullen plaats hebben , en belooft tevens , om nimmer gedwongen krijgsvolk of recruuten te zullen ligten , dan met toedemming van de Staaten , wanneer Zulks mogt vereischt worden. 5. Insgelijks zijn vertrouwen dellende op de liefde der Natie en haare edelmoedige poogingen ter onderdeuning der Monarchie , en zich tevens vleiende, dat hij en zijne opvolgers, na de tegenwoordige onlusten, daarvan dezelfde blijken zullen ondervinden , als de Vorsten , zijne voorgangers , en inzonderheid Haare Majedeit de Keizerin , Maria Theresia , in honderd gevallen mogten ontwaaren , verbindt zich zijne Majedeit , om nimmer , onder welke benaaming ook , eenige belasting op f 5 het  Ao B IJ L A G E N. het volk te zullen leggen , zonder de goedkeuring en de bewilliging der Staaten. 6. Zijne Majedeit zal alle de plaatfen van de Rechters der Opperde Gerechtshoven voor onvervalbaar verklaaren , en onherroepelijk datgeen bevestigen , weik door den Pvegeeringsvorm en de Rechtsgeleerdheid van elke Provintie ten dezen aanziene is vastgedeld. 7. Schoon de vergunning , door Keizer Karel VI , aan de hooge Rechrbanken verleend , ter aanbieding van een drietal , ingeval eene der plaatfen in de genoemde' Rechtbanken mogt openvallen , geen gedeelte van de Conditutie uitmaakt , en tot dus verre na welgevallen konde herroepen worden , wil zijne Majedeit echter, aan den voorheen uitgedrukten wensch der Staaten en der Gerechtshoven voldoende , deze vergunning wel o'iherroeplijk weder in kracht dellen, en 'er een conftitutioneel punt van maaken. 8. Alhoewel, in den regeeringsvorm en de vrijheden van de meeste der Provintiën, niets bepaald wordt omtrend het raadgevend vermogen der Staaten en Gerechtshoven op de aftekondigtnde wetten , neemt zijne Majedeit nogthands voor, om de Staaten en Gerechtshoven , zo dikwijls als 'er over eene nieuwe en algemeene wet zal gehandeld worden , te hooren en te raadpleegen ; gelijk zijne Majedeit ook voornemens is, om de Staaten over de wezenlijke veranderingen te hooren , welken in de plaatshebbende lijsten van de uitgaande en inkomende rechten zouden kunnen gemaakt worden. 9. Ook zal zijne Majedeit zich met de Staaten verdaan over de middelen , om , langs de gewoone wegen der wetgevende macht, de draf opleggende bevelfchriften ten aanzien van de Tolhuizen te doen uitvoeren, en 'ar  B IJ L A G E N. 41 'er de kennisneming van san eene gevolmachtigde Commisfie uit het Hooge Gerechtshof van elke Provintie overlaten. 10. Daar het van zelve fpreekt , dat men in de wijze van regeering vertrouwen moet dellen , zo zal zijne Ma jedeit de inrichting van het Gouvernement en van de Reekenkamer weder op dien voet herdellen , als onder de regeering van wijlen de Keizerin Koningin plaats had, bizonderlijk voor zover zulks de Staats-, Geheim- en Fiuantie-Raaden betreft ; zich voorbehoudende echter het onbetwistbaar recht , om 'er die veranderingen in te maaken , welken de omdandigheden zouden kunnen vorderen ; ten welken aanziene zijne Majedeit zich zal verbinden , om altijd den algemeenen wensch te raadpleegen , zonder immer van de Overeenkomst aftewijken , welke 'er tusfehen de inrichting van het Regeeringsbeduur en de Conftitutie kan plaats hebben. 11. De algemeene Bevelhebber der troepen en de gevolmachtigde Minister zullen onder de orders daan en afhanglijk zijn van de Gouverneurs Generaal, in welker handen de militaire Bevelhebbers in Braband den gewoonen eed zullen afleggen ; terwijl zijne Majefteit , in hoop , dat 'er, wanneer de tegenwoordige onlusten zullen geëindigd zijn , geenerhande voorwendzel zal plaats hebben , 't geen dezelven op nieuw zoude kunnen doen herleeven het éénige geval , waarin het gebruik der militaire macht, ter handhaaving van de openbaare orde en de uitvoering der wetten onvermijdlijk is gaarne als een' onveranderlijken regel wil vast- ftellen , dat de militaire macht, van het oogenblik , dat alles weder tot eene volkomen orde en rust zal terug gekeerd zijn , nimmer .weder tegen de Burgers zal ge-  42 B IJ L A G E N. gebruikt worden , dan om de beduiten en wetten van den Rechter te handhaaven , en op verzoek der Gerechtshoven en dedelijke Regeetingen. 12. Daar de bediening van het burgerlijk en lijfstraflijk recht eene zaak is, welke voor het geheiligd recht der volken op de vrijheid en hun wettig eigendom van het wezenlijkst belang kan gereekend worden, en zijne Majedeit voornemens is , om meer dan ooit , tusfehen hem en de vertegenwoordigers des volks, eene overeenkomst in alles te doen dand grijpen , 't geen de algemeene welvaart en veiligheid zal kunnen bevorderen, zo belooft Hoogstdezelve, om zich met de Staaten over de veranderingen of verbéteringen te zullen verdaan, welken hij in de vastgedelde regels en den vorm voor de uitoefening van het recht mogt goedvinden te maaken ; verbindende zich tevens , om in de orde der rechtspleegingen niets te zullen veranderen , zonder de Staaten te raadpleegen en buiten hunne voorafgaande toedemming. 13. Naardien het niet mooglijk is, om altijd eene beteekenis zoo duidelijk naar de letter der conftitutioneele vastdellingen te bepaalen , dat 'er zich nimmer door het verloop van tijden en de verandering van omdandigheden eenige twijfelachtige gevallen zouden kunnen opdoen , en 'er tot hiertoe niet genoeg in voorzien noch bepaald is , welk in zulk een geval het bedisfend middel moet zijn, om de zaak in gefchil in der minne te vereffenen , ten einde allen misnoegen tusfehen den Vorst en zijne Ondcrdaanen te verhoeden , belooft zijne Majedeit, dat 'er, in alle gevallen , omtrend welken aangaande den zin of de meening van eenig artikel in de conftitutie van de eene of andere Provintie eenige twijfelingen of gefchilieu mogten ontdaan , door Hoogstdenzelven Gemachtigde-a  B IJ L A G E N. 43 den zullen benoemd worden, en dat de Staaten der Proviutie , welke bij het gefehil belang hebben , 'er van hunne zijde mede zullen benoemen, ten einde onderling te handelen , en , zo het mooglijk zij , eikanderen te verdaan ; dat 'er van den uitflag dezer onderhandelingen aan zijne Majedeit zelve verllag zal worden gedaan, en dat , wanneer de gefchillen door middel van Gemachtigden niet mogten kunnen vereffend worden , zijne Majefteit van den eenen en de Staaten van den anderen kant eenige onpartijdige perfoonen , ieder een gelijk getal, benoemen zullen , welke tot dat einde van allen hinderlijken ( obftatif) eed zullen ontflagen zijn , en dat zijne Majedeit, beneffens de Staaten, zich aan de uitfpraak dezer Scheidsmannen zullen onderwerpen. „ Ztweele middelen, door den Keizer aangenomen , tui de Belgifche Provintiën genoegen , en tevens nieuwe blijken te geven van de hoogachting, welke zijne Majefteit met blijdfchap aan de tusfchenkomst der verbonden Hoven bewijst, zullen uwe Excellenties ongetwijfeld aanfpoorcn , om aan de zaak , welke ons bezig houdt , een zo fpoedig mooglijk einde te maaken; en in dit vertrouwen verzoek ik , goedgunstig de verzoeke ring van achting te willen aannemen , met welke ik de eer heb , te zijn, Mij:\e Heeren ! U Excell. zeer ootmoedige en gehoorzaame Dienaar, 's Hage 29 Oftober 179°' (.gei.) Mercij-Argenteau. IV. Hunne Majedeiten , de Koningen van Grootbrittannien en Pruisfcn , en H. H. Mog. de Staaten Gene.raal der feiêenigde Provintiën , zullen op de plechtigfte wijze aan zijne Majefteit , en zijne Doorluchtige Erven en  44 B IJ L A G E N. en Opvolgers, de opperhecrfchappij over de Belgifche Provintiën , thands onder zijn gebied herëenigd , vrijvvaaren, ten einde zij allen een enkel , onverdeelbaar, onvervrecmoaar en onverruilbanr Domein-goed uitmaaken , 't geen van de Staaten van bet Huis van Oostenrijk en Duitschlaad onafscheidbaar zal zijn , en naar den regeeringsvorm , de vrijheden en wettige gebruiken beduurd worden , welke in de artikelen I en III hierboven zijn uitgedrukt ; gelijk ' ook de genoemde Mogenheden op gelijke wijze voor de bewaaring en het vol genot der conditutie, vrijheden en wettige gebruiken zullen indaan , welke in dezelve artikels te vinden zijn. V. De bekrachtiging der tegenwoordige Overeenkomst , in goeden en behoorlijken vorm verricht zijnde, zal tusfehen de hooge onderhandelende partijen binnen den tijd van twee maanden , of zoveel eerder als moog- ' lijk is, te reekenen van den dag der onderteekecing , worden uitgewbfeld. Ter oirkonde van welke wij, ondergefchreven Gevolmachtigde Ministers, deze Overeenkomst hebben geteekend en met ons zegel bekrachtigd. Gedaan in 'i [lage, den 10 December 1790. (Get.) de Graaf van JMercij - Argentsau , fub fpe rati. (L. S.) auckland. (L. S.) de Graaf van Keller. (l. S.) van de Spiegel. (L. S.) „ Ban , opdat 'er geen' twijfel, flinhfche uitleg„ ging, of moeilijk onderzoek over den waar en zin van het „ Ide artikel, waarin over de conftitutie, de vrijheden „ en gewoonten onzer Belgifche Provintiën gehandeld ,, wordt,  B IJ L A G E N. 45 wordt, moge ontftaan , verklaarcn wi'i bij deze , dat ,, wij voornemens zijn , bij dezelfde acte van Inhuldi5» g'"g > door onze voorgangers gebruikt, aan alle on~ „ ze Provintiën in het gemeen en elke afzonderlijk, haa,, re conftitutie , vrijheden en wettige gebruiken te he„ vestigen , even als door hen gefchied is ; doch op gee,, ne andere wijze , dan zij in kracht waren onder de „ regeering der Keizerin Koningin Maria Tiieresia hoogl. ged. dat is : voor dat ,er ecnigcn dier nicuwig„ heden plaats hadden , welke onder de regeering van „ Keizer Josephus II. insgelijks hoogl. ged. tot de jong„ fte onlusten aanleiding gaven. Na deze onze verklaa„ ring betuigen wij goedtekeuren , te bevestigen en aan- tenemen alle artikelen in het gemeen en ieder in het bizonder van genoemde Overeenkomst; heloovende en „ bezweerende op ons Keizerlijk , Koninglijk en Hertog' „ lijk woord, voor ons en onze Opvolgers, alle die ar„ tikelen in het gemeen en ieder in het bizonder ge* „ trouwlijk te zullen vervullen , en nimmer te zullen „ gedoogen , dat Jfrijdig met eenigen derzelven zal ge. „ daan of gehandeld worden. Tot welks bekrachtiging „ wij deze eigenhandig onderteekend en door ons zegel ,, bevestigd hebben" „ Gedaan in onze Hoofdjlad Ween en, den a Januarij „ 1791 , het eer fte jaar van onze Koningl. Keizer l. en Erflijke regeering (Get.) Leopold. Kaunitz Ritberg. Op eigen last van zijne Keizerl. Koningl. e» Apostolifche Majefteit Antonius L. B. A. Spielman. In-  4<5 B IJ L A G E N. Ingevolge van welke verbindtenisfen wij reeds aan Hooge Gerechtshoven gelast hebben , om terdond verfchillende bevelfchriften en verklaaringen omtrend die punten en artikelen uittegeven , waaromtrend wij in 's Hage zijn overeengekomen, en tot weiken de medewerking der Staaten , of eenige andere voarbereiding , niet noodig is ; ons voorbehoudende, om even zoo omtrend alle de anderen te handelen , naar gelang 'er voorafgaande fchikkingen, of overëendemming met de Staaten, zullen plaats hebben. Aldus gedaan en gegeven te Brmfcl, onder ons geheim zegel , waarvan wij ons zoolang bedienen zullen , tot dat ons groot zegel zal gereed zijn, den 19 Maart 1791. Geparapk. Cr. vt. , geleek L. C. van de Velde , daande het geheim zegel van zijne Majedeit ter zijde , gedrukt op eenen gevvijden rooden ouwel , met een wit papier overdekt.  B IJ L A G E N. 47 VIII. Memorie , van wegens de Hoven van Londoa en Berlijn , op den 26 Maij 1-91 , aan dat van Rusland overgelceverd- Sedert het begin van den tegenWoordigen oorlog, hebben de Hoven van London en Berlijn, bij alle gelegenheden, hunne groote begeerte aan den dag gelegd, om denzelven door alle die middelen , welken in hunne macht zijn, fpoedig ten einde te doen lopen, op grondbeginzelen , welken met het algemeen belang van Europa overeen zouden demmen. Zij hebben het genoegen gehad , te zien , dat deze heilzaame oogmerken gedeeltlijk vervuld zijn door de aanneming van de flatus quo , zoals dezelve voor den oorlog plaats had , tot een' gronddag van bevreediging tusfehen Oostenrijk en de Partei Dit zelfde grondbeginzel insgelijks tot een' gronddag der bevreediging tusfehen Rusland en Zweeden gediend hebbende , hadden zij zich gevleid , dat ook het Hof van Petersburg, overeenkomstig dezelve grondbeginzels, zijne toedemming zqu hebben gegeven, om op dezen gronddag over zijne bevreediging met de Porte te handelen : maar hunne wenfehen tot hiertoe vruchtloos geweest zijnde , en de tijd van de opening des veldtogs op nieuw naderende , hebben de gevolgen, welken de voordzetting des oorlogs op hunne gemeene belangen niet na kan laten te hebben , hen in de onvermijdlike nood^ zaak-  48 . U IJ L A G E N. zaaklijkheid gedeld , om zodanige toerustingen te maaken, welken de tijdsomdandigheden zouden kunnen vereifchcn." „ Ten zelven tijde hebben de beide Hoven, begerig zijnde, om alles, wat van hun kan afhangen, in't werk te dellen , ten einde tot herdel der algemeene rust medetewerken , mits de veiligheid der Porie , cn bijgevolg de belangen van Europa , niet gekrenkt wierden, het denkbeeld , door andere aanzienlijke Mogenheden ingeboezemd , om , naamlijk , de oogmerken der belanghebde partijen door eenige fchikking , overeenkomdig het bovengemelde grondbeginzel , met eikanderen trachten te vereenigen , rijplijk overwogen." „ De eisch , door het Hof van Rusland gedaan, om Okzacow met zijn rechtsgebied , het land , tusfehen de JBog en den Nicster gelegen , daaronder begrepen zijnde, is door hetzelve Hof verklaard als eeniglijk gevestigd te zijn op het grondbeginfel, om zich eene veilige grensfcheiding te bezorgen; maar het is klaarbüjklijk, dat de tegenwoordige toedand van Turkijen meer dan die van Rusland eischt , dat hetzelfde grondbeginzel op zijne Staaten en Grenzen toegepast worde, en dat het een duk van het grootde belang voor de veiligheid en onafhanglijkheid van deeze Mogendheid, en voor de behoudenis van de rust van Europa noodzaaklijk is , om op eene krachtdaadige wijze daarin te voorzien." „ Ingevolge deze overweegingen zijn de Bondgenooten bewogen , aan het Hof van Petersburg hunne begeerte te betuigen , om dit grondbeginzel , als de grondflag van alle maatiging van de flatus quo, aangenomen te zien ; en hunne zucht voor de algemeene rust  B IJ 'L A G E N,   B IJ L A G E N. 51 denking gedaan, om alle de voordeelen, welken de voordgang haarer wapenen haar fcheen te belooven , opteofferen , door voor zichzelve niets te bedingen , dan alleen om de duurzaamheid en vastheid van den vrede , welken zij verlangt te fluiten , door eene nieuwe grensfcheiding te verzeekeren, welke, wel verre van de verdeedigende veiligheid der Ottomannifche Porte in gevaar of bloottedellen, dezelve integendeel bevestigt, dewijl zij alle gelegenheid wegneemt tot verfchillen en oneenigheden, waaraan de onmiddeüjke nabuurfchap niet dan al te veel plaats geeft, en welke de oirfprong en oirzaak worden van fcheuringen en bloedige oorlogen." „ Daar eene Rivier , gelijk de Niefler, eene grensfcheiding opleevert, zo natuurlijk als gefchikt, om in het vervolg alle hier bovengemelde ongelegenheden voorteko men en te beletten, zonder in eenig opzicht (gelijk r.ls zeer gemaklijk te bewijzen is) invloed te hebben op de betrekkelijke macht der twee belanghebbende partijen, gelooft haare Majedeit op deze grensfcheiding te moeten aandringen , en dat zoveel te meer, daar zij ter gelijker tijd de vooruitzichten van veiligheid voor de Ottomannifche Porte, voor welke de Hoven van London en Berlijn verlangen te zorgen , doet famendemmen met die van het duurzaam behoud der algemeene rust van Europa , welke altoos op gelijke wijze bij de Keizerin het voorwerp geweest is van haare befteudigfte en leevendigfte zorge." „ Door deze beweegredenen en baarblijklijke grondflagen van billijkheid en rechtvaardigheid geleid , heeft haare Keizerlijke Majedeit derzelver Miniderie gelast, aan de Hoven van London en Berlijn te verklaaren , dat zij altijd volhardt bij de vredelievende en gemaatigde gevoed 3 lens  Si B IJ L A G E N. lens cn geneigdheden , welke zij niet opgehouden heeft te toonen , en dat zij met vermaak en erkentenis zal gebruik maaken van alle vriendlijke en onpartijdige flappen , welke deze Hoven tot voordzetting van het heilzaame werk des vredes raadzaam zullen oordeelen , mits de belangen van haare waardigheid en van het welzijn haarer Onderzaaten daarin zoo in acht genomen worden , als de billijkheid, het goed recht en de reden voorfchrijven en vorderen." (was getcekend') PetersburG den 6 Graaf van Osterman. Junij I7?i. X. Memorie, door de Gezanten van Grootbrit, tannien en Pruisfen aan het Rusfisch Minifterie den 29 van de maand Junij 1791 ter handgefteld. „ Daar de Ondergeteekende gevolmachtigde Ministers van Engeland en Pruisfcn , uit het andwoord , op bevel van Haare Rus Keizerlijke Majedeit op de Memorie der Hoven van London en Berlijn, van den i6ften derlaatsleden Maand, gegeven , meenen te mogen bellniten, dat Haare Majedeit genegen is, aan haar Miniderie toetedaan , om over het grondbeginzel , in de gemelde Memorie , ten aanzien eener verdeedigende Grensfcheiding zoo voor het Rusffche Rijk, als voor de Porte, voorge- lleld ,  B IJ L A G E N. 49 rust heeft hen overgehaald , om de Ondergeteekenden te machtigen , ten einde te verklaaren , dat de refpective Hoven gereed zijn , om door hunnen bijdand tot de vervulling van een zoo wenschlijk doel mede te werken , en daartoe eene onderhandeling te beginnen, mits dezelve met de hierboven gemelde billijkheid en rechtvaardigheid , waardoor hun gedrag altijd bedierd is geweest, overeenkomdig zij." (\vas geteekencT) Petersburg den 26 Charles Whitworth. Ma ij 1791.. Graaf van Goltz. IX. Andwoord der Rnsfifche Keizerin op boven' ftaande Memorie , op den 6 Junij 1791 , van wegens Hoogstdezclve aan de Engelfche en Pruisfifche Gezanten overhandigd. „ Telkens, wanneer de Hoven van London en Berlijn, zowel afs andere Mogenheden , aan de Keizerin derzelver verlangen hebben te kennen gegeven , om den oorlog , welke ongelukkig tusfehen Rusland en de Ottomannifche Porte is uitgebroken , fpoedig te zien eindigen, heeft Haare Majefieit zodanige geneigdheden doen blijken, welke de volmaaktde overééndemming tusfehen derzelver wenfehen en die der Mogendheden bewezen; waarvan in alle Kabinetten de ónweöeripreeklijke bewijzen berusten." di. „ De  5» B IJ L A GEN. „ De Memorie , onlangs door de Minifters der twee bovengemelde Hoven , op den z&ften Maij, N, S., overgegeven , alleenlijk in algemeene bewoordingen gewag maakende van de veiligheid der Ottmannifcht Porie, in welke men bij eenen aanftaanden vrede wilde voorzien, en van eene onderhandeling, over dat onderwerp alhier te beginnen , kan Haare Keizerlijke Majefteit het onderwerp en oogmerk daarvan zoveel te minder opmaaken, als zij zich met recht vleit, van in haare voorüagen alles te hebben aangewend, hetgeen haare vredelievendheid, edelmoedigheid , en zelfs haare infchiklijkhtid voor de algemeene welvoeglijkheid , haar, overeenkomstig met haare waardigheid, de rechtvaardigheid haarer zaak , en de zorge voor de veiligheid en rust van haar Rijk, hebben kunnen aan de hand geven." „ Want , na onrechtvaardig aangetast en uitgeëischt te zijn , gelijk de geheele waereld weet , cn gelijk inzonderheid de Hoven van London en Berlijn in der tijd hebben erkend en toegedemd; na eenen vierjaarigen, kostbaaren, fchoon van de zijde van Rusland met onafgebroken voordeden verzelden , oorlog , welke haar meesteresfe gemaakt heeft van verfcheiden Provinciën en verderkte plaatfen onder het Ottomannifche gebied, zou de Keizerin , volgens de aangenomen en door alle Natiën erkende wetten , volkomen recht hebben , om alle deze veroveringen in haar geheel, of ten minsten grootendeels , te behouden , als eene billijke , maar nog al te zwakke, fchadeloosdelling voor zoveele rampen en onberekenbaare verliezen, waarvan haare Staaten zolang den last hebben moeten dragen." „ Evenwel heeft Haare Majefteit, door een gevolg van haare gemaatigdheid en belangloosheid, niet in beden-  B IJ L A G E N.. 55 wanneer zij Oczakow verderkt in de handen van Rusland laten, ten zij deze voor de Porte zoo gevaarlijke opoffering door de veiligheid der beide Oevers van den Niester vergoed worde : en de voornoemde Ministers vleien zich , dat Haare Keizerlijke Majedeit zulks niet zal kunnen weigeren." „ Indien nogthans Haare Keizerlijke Majedeit eenigen tegenzin mogt gevoelen , om in deze voorwaarden te berusten , bieden de bovengemelde Ministers als het laatde middel aan , den Turken voortedellen, om het didrift van Oczakow, van den Dog af tot aan den Nicfter toe, in volkomen eigendom en fouveraim'teit , tot een prijs voor den vrede , aan Rusland aftedaan ; mits echter Haare Keizerlijke Majedeit hen machtige , om aan de Porte die verzeekeringen. te geven , welke bekwaam zijn , om de gemoederen haarer Onderdaanen te bedaaren , haare bevreesdheid voortekomen , en haar ten aanzien der gevolgen van zodaanige verdeeling van haar Rijk gerust te dellen , alsmede'om daarvoor te kunnen verandwoorden, dat Haare Majedeit de vesting Oczakow wel zal willen doen flechten , en dezelve niet herbouwen ; dat zij geene andere vestingen in dat diftriet zal aanleggen , en de fcheepvaart van den Niefler volkomen vrij zal Iaaren," „ De Hoven van London en Berlijn gelooven, boven en behalven deze voorwaarden, aan de Porte niets te kunnen voordellen ; maar door de keus , welke zij Haare Keizerlijke Majedeit verzoeken , tusfehen deze verfcheidene middelen van bevreediging , allen billijk , gemaatigd en redelijk, te willen maaken , houden zij zich verzeekerd , dat zij zien zal , 'er niet aan te kunnen twijfelen , dat zij eene bijzondere oplettenheid jegens I  S6 B IJ L A G E N. gcns haare perfoon en de uiterfte voorzorg gebruikt hebben , om de waardigheden haarer Kroon , de eer en glorie van haar Rijk, en het belang haarer Onderdaanen te behartigen; Zij beroepen zich desaangaande vrijelijk op het oordeel , welk geheel Europa over hunne oprechte oogmerken, om den vrede en de algemeene rust te herdellen , over hunne onzijdigheid , cn over hunne volkomen onbaatzuchtigheid , duidlijk gebleken door de dappen , welke zij gedaan hebben, zal vellen." ,, Wat aangaat de form van de te maaken fchikking, zullen de meergemelde Ministers geene zwaarigheid maaken , om zich te voegen bij alles, 't geen haare Keizerlijke Majedeit daaromtrend zal goedvinden, bijaldien maar de zekerheid der verbindtenisfen , waaromtrent zij zich jegens de Porte verandwoordlijk zullen moeten del» len , behouden blijve." „ Indien het waar zij , dat de gerégelde bijeenften niet voor heden geopend zijn; het is niet minder waar , dat de Miniders van haare Keizerlijke Majedeit, door vertrouwlijke gefprekken en andere middelen, reeds federt langen tijd, nopens de voordellen van vrede , welken men in voorllag zou brengen , onderrecht zijn. Het is dus te vermoeden , dat het beduit haarer Majedeit over deze gewigtige zaak reeds verre gevorderd , zo niet reeds genomen zal zijn, en haare beflisfing zal met ongeduld te London en te Berlijn gewacht worden. De vriendfehap en achting van Haare Keizerlijke Majedeit voor de Koningen van Engeland en Pruisfen; haare leevendige bezorgdheid voor de rust van Europa ; haare liefde voor haar volk; haare begeerte, om hun den vrede weder te geeven , en het verder vergieten van men-  B IJ L A G E N. 53 fleld, in onderhandeling te treden, zo hebben zij befloten, al hetgeen, 't welk hunne lastbrieven hun vergunnen , over dit onderwerp aan het Hof van Petersburg voortedellen, onder één gezigtspunt bijéén te zaamelen , en zonder omweg of agterhoudenheid onder het oog haarer Keizerlijke Majedeit te brengen. Zij twijfelen niet, of Haare Majedeit zal dezen hunnen ijver en deze vrijheid, met den gewoonen loop der onderhandelingen zoo drijdig, wel willen aanzien als eene ontwijfelbaare proeve der oprechte cn onbaatzuchtige begeerte hunner Meesters , om hunne goede dienden en vriendlijke tusfchenkomst tot eene fpoedige, en voor de oorlogende Mogendheden Zekere en nuttige, bevreediging te doen drekken." „ De voorfchreeven Miniders zijn genegen , om, volgens de opening , door zijne Katholijke Majedeit, gelijk ook door het Hof van Deenemarken gedaan, en welke door het Hof van Rusland niet fchijnt verworpen , noch zelfs afgekeurd te zijn , en volgens het voordel der zwaarigheden , welken uit eene onmiddelijke nabuurfchap ontdaan , die in het hierboven gemeld andwoord gevonden wordt, te gelooven, dat Haare Majedeit zich zou kunnen haten bewegen , haare toeftemming daartoe te geeven , om den vrede te fluiten op voorwaarde , dat het diftrift van Oczakow tusfehen de Bog en tot aan den Niejler voor onzijdig en onsfhanglijk van de eene en andere Mogenheden verklaard wierde. Deze voorwaarde , door de beide handelende partijen getrouw en naauwkeurig in acht genomen zijnde, zou , veelligt , beter dan eenige andere, het [oogmerk kunnen bereiken , en het voordeel eener wederzijdfche verdeedigende Grensfcheiding bezorgen ; en twee groote rivieren , benevens eene onbebouwde en woeste laadftreek van meer dan d 4 2CO  54 B IJ L A G E N. 200 Wersten , welke eerst zou moeten gepasfecrd worden , eer de troepen van eene der twee Mogendheden in de Staaten der andere konden komen , zouden de beide Staaten ten minsten voor alle overrompeling beveiligen , en de Oostoevers der Bog, door Rusland, en de Westoevers des Niesters, door de Turken verderkt, zouden ten aanzien van dit gewichtig duk geene verdere wenfchen overlaten. Zie daar dan het eerde punt van vergelijking , welk de gemelde Miniders, met toedemming haarer Keizerlijke Majedeit, aannemen , den Turken als eenen grondflag van den vrede voortedellen." „ Het tweede voordel , daar het op aan zou kunnen komen , zou den afstand van Oczakow, en deszelfs onmiddelijk Rechtsgebied, met alle eigendom en fouverainitcit, met alle rechten , die daarvan afhangen, hoegenoemd en zonder uitzondering , aan Rusland betreffen; latende , intusfchen , den Turken aan den Oostoever des Niefters eene ruimte , meer of min uitgebreid, naar maate 'er , meer of min gemaklijk , de eene of andere natuurlijke en bepaalbaare Grensfcheiding, zoals , bij voorbeeld , het Meir Teli-OU , of eenig ander, waaromtrent men overéén moest komen , zou kunnen gevonden worden ; wel te verdaan nogthaas , dat zij op eenen genoegzaamen afstand was, om den Turken de vrije fchcepvaart des Niesters te verzeekeren. Men zou zich zelfs kunnen verbinden , om de Turken te bewegen , de onzijdigheid van'dat gedeelte van het afgeftaa» ne didrift , welk tusfehen de nieuwe Grensfcheiding van Rusland en deze rivier zou gevonden worden, toetedaan." „ De verbonden Hoven gelooven niet, de Porte tot het fluiten van den vrede te zullen kunnen bewegen , wan-  B IJ L A G E N. Cl XII. Andwoord van het Deenfche Hof op bovenflaande Nota. Na aan dön Koning, mijn' Meester, van den inhoud der Nota, door den Heer Dkake op den \$den dezer maand overhandigd , verflag gedaan hebbende , ben ik gelast, daarop te andwoorden , dat zijne Majedeit • volkomen recht doet aan de vriendlijke uitdrukkingen , welke , fchoon zij het hartlijk leedwezen over de weigering van zijne Britfche Majedeit niet verminderen , om de openingen, eeniglijk dienende tot behouden herdel van den algemeenen vrede, van gevolg te doen zijn , hetzelve echter verzagt hebben. Zijne Majedeit zal nooit van die beginzels afwijken, welken hij bedendig gehandhaaft heeft, en wenscht vuuriglijk, om eene oprechte vriendfchap , tusfehen Rusland en Gioot-Brittannien en deszelfs hooge Bondgenooten , herboren te zien ; terwijl hij met de diepde fmart alle maatregelen befchouwt , welken dit doel, 't geen het einde van zijne wenfehen is, fchijnen te verwijderen of te benadeelen. Zijne verdeedigende verbindtenisfen met liushnd zijn bekend: hij komt voor dezelve uit, zowel als voor de verdragen , die hem aan Groot-Brittannien verbinden , en delt 'er zijnen roem in , om aan beiden even getrouw te blijven. Gelukkig, wanneer zijne Majedeit dezelven met de poogingen kan overéénbrengen, welken hij bij aanhoudenheid heeft aangewend , om 'er in te flaageu ! Zij leggen zijn ftelzel ten dezen aanziene open, en  60 B IJ L A G E N. en geven hem een nieuw recht op het volkomen vertrouwen, waarmede zijne Majefteit zich overtuigd houdt, dat Engeland en zijne Doorluchtige Bondgenooten nimmer iets van zijnen kant zullen vorderen , 't geen hem bij Rusland in ongelegenheid zou kunnen brengen , of 't geen als eene infchiklijkheid zoude kunnen worden uitgelegd, drekkende, om maatregelen te bevorderen, welke met zijne wenfchen , zijne dringende vertoogen en alle de onzijdige en bevreedigende openingen, door hem ten laatden bij de verbonden Hoven gedaan, ten eenenmaale drijdig zijn." ,, Zijne Majedeit is insgelijks naaijverig op de achting en vriendfchap van zijne Groot Brittannifche Majedeit, en zal alles , wat in zijn vermogen is , aanwenden , om dezelve te verdienen." In het departement der vreemde zaaken te Koppenhagen, den 20 April 1791. Qvas geteckendj Bernstorff. XIII. Wet , omtrend de vrijverklaaring der Ko-1 ninglijke Steden, in de geheele uit ge ft rektheid der Poolfche Republiek, gegeven den iS April des jaars 1791. I. Van de Steden. 1. Wij erkennen alle Koninglijke Steden , in de Staaten der Republiek gelegen , voor vrij. 2. De  B IJ L A G E N. 57 menfchenbloed te vermijden , verzeekeren de ondergeteekende Minifters , dat deze befiisfing bun ten eerden za{ te kennen gegeven worden , en dat zij gunstig zal zijn; te meer, daar men , zich fchikkende naar al 'c geen haare Keizerlijke Majedeit heeft gefchenen te begeeren, van haare goedheid en edelmoedigheid flechts eenige geringe verzachtingen begeert. (was geteekencf) Fetersburg den 29 Charles Whitworth. Junij 1791. W. Fawkeneii. Graaf van Goltz. XI. \ Nota van den Chargé (FAffaire van Grootbrittannien aan het Deenlche Miniflcrie. „ De Ondergeteekende heeft de eer, om het Miniderie van zijne Majedeit den Koning van Deenemarken, ingevolge de bevélen van zijn Hof, van de gevoelens te verzeekeren , die de Koning , zijn Meester , met betrekking tot de vriendlijke geneigdheden bezielen , welken het Hof van Koppenhagen in de verfchillende openingen heeft aan den-dag gelegd, die ten aanzien van den tegenwoordigen daat van zaaken tusfehen de verbonden Hoven en dat van Rusland hebben plaats gehad ; terwijl cle Koning inzonderheid getroffen is over de loflijke beweegredenen, op welken de Deenfche Re- gee-  58 B IJ L A G E N. geering haare Iaatfte poogingen gegrond heeft, om tot herftel der algemeene rust medetewerken , door zich regtftreeka tot het Hof van Rusland te wenden." „ Zijne Majefleit, fteeds geneigd , om der vriendfchap van Deenemarken het volkomende recht te doen , zal ahijd een oprecht verlangen bezielen , om op alle voorflagen , door dat Hof omtrend een zoo belangrijk onderwerp gedaan, de grootde oplettenheid te vestigen. Dan , zijne Majedeit heeft , in de tegenwoordige omdandigheden en in de onzekerheid aangaande het eindelijk befluit van het Hof van Petersburg, noodig geoordeeld , ten einde aan zijne vertoogen , om op billijke en redelijke voorwaarden eene vrede te bewerken, kracht bijiczettcn , om zijne zeemacht zodanig te vcrgrooten , dat hij , wanneer de omdandigheden dit mogten vorderen , zonder uit del eene vloot naar de Oostzee kan zenden ; houdende zijne Majedeit zich overtuigd , dat het Hof van Deenemarken , wanneer zulk eene gebeurdteni3 mogt plaats grijpen, aan zijne fchepen het gebruik zijner havens zal toedaan , en aan dezelven al dien bijdand verleenen , dien zij , of om zich te herdellen , of om zich van leevensmiddelen te voorzien , geduurende den tijd zouden noodig hebben , dat dezelve in de Oostzee zullen gebruikt worden ; alsmede , dat zijne Deenfche Majedeit in allen opzichte de ftipfte onzijdigheid zal in acht nemen, overeenkomstig de reeds gegeven verzeekeringen , zowel als uithoofde der vriendfchap , welke zoolang tusfehen de beide Hoven heeft dand gegrepen, en die zijne Majedeit bij alle gelegenheden wenscht aantekweeken en te bevorderen." Koppenhagen , den Qfa; geteekend) i<; April iroi. Francis Duake. XII.  B IJ L A G E N. 61 2. De Burgers van zodanige lieden erkennen wij voor vrije Burgers , en willen , dat de yaste goederen, die zij in de lieden bezitten , en de huizen , dorpen en bezittingen , welke thands elders rechtmaatig tot de deden behooren , hun erflijk eigendom zullen zijn : alles echter onverminderd de aangevangen en nog niet uitgewezen pleitgedingen. 3. Willen wij Koning aan zodanige deden , wier privilegia locationis zijn verloren geraakt, zodra wij vernemen , dat dezelven werklijk plaats hebben gehad, een Diploma renovationis geven , en heur tevens de bezittingen toekennen , welken tegenwoordig met de daad aan dezelven behooren. 4. Willen wij aan die Koningl. deden , welke tot de Landdagen bedemd zijn , en nog geene piivilcgia locationis bezitten , dezelven fchenken. 5. Wanneer eene volkplanting van vrije lieden zich , uithoofde van de gunstige ligging eener landdreek , op Koninglijken grond mogt nederzetten, en aan heure huizen de bevallige gedaante eener dad geven , willen wij in zulk een geval aan zodanige volkplanting vrijheid verleenen , om eene dad te bouwen , en haar nog bovendien daartoe een gedeelte gronds fchenken. 6. Het zal ieder Erfheer vrijdaan , om in zijne bezittingen deden aanteleggen , welke door vrije lieden bewoond worden ; zijnen Landman de vrijheid te fchenken, en zijne erfeigene deden tot vrije deden te verheffen ; doch kunnen zodanige plaatfen niet anders als vrije deden worden aangemerkt , dan wanneer de Erfheer aan dezelven, te gelijk met het plaatslijk handvest, insgelijks erflijke bezittingen mededeelt; en in dit seval zullen wij Koning , op verzoek van den Erfheer, bij « het-  62 B IJ L A G E N. hetzelve een Diploma confirmationis voegen , en gelasten , dat van dit plaatslijk handvest van den Erfheer in het Diploma gewag gemaakt worde. 7. Gelijk alle lieden aan dezelfde wetten onderworpen .zijn, zo zullen ook alle Burgers van elke dad , volgens deze wet , gelijke voorrechten genieten. 8. Alle inwooneis der fhd , zowel Edellieden als Burgers , welken eenigen tak van handel willen drijven , en in de deden reeds bezittingen hebben , of nog verkrijgen zullen , zijn verplicht , om hun Burgerrecht te nemen en zich daaraan te onderwerpen ; zullende geene Waardigheid , geen' beroep , kunst of handwerk in dezen eenige uitzondering maaken. Daarteboven zal het ook aan ieder Edelman geoorlofd zijn, zijn Burgerrecht te nemen. 9. Het nemen van het Burgerrecht zal op de volgende wijze gefchieden. Ieder, die Burger zal worden , cn of in perfoon , 'of door zijne gevolmachtigden, voor de Regeering verfchijnt , zal dezen eed afleggen: „ lk „ N. N. zweere , den doorluchtigden Koning en der „ Republiek getrouw te zullen zijn ; de wetten en ver„ ordeningen "van den Rijksdag op het naauWkeuriglte te „ zullen naarkomen; der Overigheid der dad N., in „ welke ik als Burger worde aangenomen , onderdaanig te zullen zijn en alle de plichten van eenen Burger te „ zullen vervullen. Hiertoe verbinde ik mij voor mij „ zeiven en voor mijne nakomelingen." En na dezen eedaanen eed zal zijn naam in het boek van de Burgers der dad worden opgefchreven. 10. De deden mogen ni ■mand het Burgerrecht weigeren , en zullen ieder rechtfehapen buitenlander, ieder handwerksman, ieder vrij man , ieder Christen, die  15 IJ L A G E PI. f53 die naar de wetten aan niemand onderdaanig is , om I niet in het boek der Burgers moeten opfcbrijven. n. Het nemen van het Burgerrecht, de bekleeding i van eenig ambt , het waarnemen van eenig beroep, hoe ook genoemd , of het handwerk , 't geen iemand oefent , zal noch den Edelman , noch den Burger, die eenmaal tot de voorrechten van den Adeldand mogt ge, raaken , op eenigerhande wijze benadeelen , of hun zeiven of hunne nakomelingen in de waardigheid van den : | Adeldand en de daaraan verbonden voorrechten eenig na» e ! i deel toebrengen. 12. Daar de vrije verkiezing der Magidraatsperfool nen door de Burgers der dad , naamlijk de verkiezing ; !1 van Burgemeesters , Schouten en alle overige Ambtenaaren , het kenmerk der vrijheid is , zo zullen de Burgers ook deze vrijheid voordaan genieten. Ook zal , het dezen deden geoorloofd zijn , om aangaande het f inwendig beduur inrichtingen te maaken , en daarover ; het opzicht te voeren ; zullende zij echter verplicht ; zijn , hiervan aan de Commisfie der dedelijke Regeering kennis te geven. . 13. Alle Burgers der dad , die als Burgers zijn opge! 'fchreven en erfrijke bezittingen hebbeft , zullen tot de , , verkiezing van alle dads-ambtenaaren worden toegelaten , . 1 en zeiven , bij meerderheid van demmen , tot elke dej ■ delijke bediening kunnen verkozen worden. Ondertus1 1 fchen zal niemand het ambt en den post van eenen ! 1 Gevolmachtigden der dad , te gelijk met de bediening ' van eenen Executor, of met eenig ander ambt in het . I Landfchnp, kunnen bekleeden , of de beide ambten . 1 zullen voor nul en van onwaarde verklaard worden. , i;Ook zal niemand , die eenen militaire rang verkregen i 1 e 2 heeft,  6\ B IJ L A G E N. heeft, en nog in dienst is , ergens eenige ftedelijke bediening bekleeden kunnen. li. Van de voorrechten der Burgers. 1. De hoofdwet: Nominem capüvabimus, niu jur* victum , (trekken wij uit tot alle in de dad gehuisveste perfoonen , behalven tot bedrieglijke Bankeroeiiers , dezodanigen , die geene volkomen borg voor zich bij het Gerecht Hellen , en die op heeter daad betrapt worden. 2. Die deden , in welke Hooger Gerechtshoven zijn, zullen voor ieder gewoönen Rijksdag , bij meerderheid van ftemrnen , eenen Gevolmachtigden uit de Burgers verkiezen , die in de deden erflijke bezittingen hebben, voor den dienst van den Staat gefchikt; aan geene misdaaden fchuldig zijn ; onder geene gerechtlijke veroordeeling liggen , en zich door de bekleeding van een dedelijk ambt hebben onderfcheiden , met vrijheid, om deze Gevolmachtigden ook uit andere deden te mogen kiezen; zullende deze Volmachten zich ten dage, waarop de Rijksdag zijnen aanvang neemt , in die dad moeten bevinden, waar dezelve zal gehouden worden , en hunne aften van verkiezing aan den Rijksdags-Maarfchalk overhandigen. Uit de Gevolmachtigden der deden zullen in de Provintiaale zittingen tot de Stedelijke- en Schatcommi'fie, gelijk mede tot het Asfesforiaal Gerechtshof eenige leden verkozen , en in die zelve zittingen bepaald worden , wie tot eene der Commisfies en tot het Asfesforiaal-Gerecht behooren zullen: en fchoon reeds al-  11 IJ L A G E N, 65 allen , naar de wet , in de genoemde Commisfies en het Asfesforiaal Gerecht zitting kunnen nemen , zullen 'er echter in de Stedelijke- en Schat-commisfie Hechts 2 en in het Asfesforiaal-Gerecht 3 perfoonen uit elke Provintie zitten. Deze Commisfarisfen en Bijzitters zullen in deze CotnrnisOes en het Asfesforiaal-Gerecht, in zaaken, de deden of den handel betreffende, eene daadlijke , doch in andere opzichten (lechts eene raadgevende dem hebben. Wanneer één of zelfs alle de Volmachten dier deden , welke tot derzelver verkiezing gerechtigd zijn , voor eenen langer tijd aangedeld worden , ; kunnen zij hunnen post nog twee jaaren blijven bckleeden ; terwijl wij dezen Commisfarisfen en Bijzitters , bij het vervaardigen eener lijst van uitgaaven , eene jaarwedde zullen toeleggen , doch alleen voor zulk een getal , als bedemd zijn , om in meergenoemde Commisfies en het Asfesforiaal-Gerecht zitting te nemen. 3. Ten einde echter de befcherming der Regeering ook aan alle deden , ten aanzien der aan heur toebehoorende waarneming van het recht, ten deel moge vallen , zo veroorloven wij aan onze deden, om door Bijzitters, of dedelijke Commisfarisfen , die in het Asfesforiaal-Gerecht , de Schat- en Stedelijke-commisfie zitten , de verlangens der deden ter kennisfe van den Rijksdag te brengen ; terwijl dezen , wanneer het noodig zij en zij zulks begeeretr , den Rijksdags-Maarfchalk op den Rijksdag verzoeken zullen , om de zaak te mogen voordragen , 't geen hun niet mag geweigerd worden, en zich bij eene , op die wijze te houden , redenvoering zullen verklaaren , als thands ten aanziene der Commisfies door afgevaardigden in gebruik is. e 3 4.  66 B IJ L A G E N. 4. Na het eindigen van de tweejarige, openlijke waarneming van de genoemde Commisfies , of van het Bijzitterfchap in het Asfesforiaal-Gerecht , zullen de Volmachten , door de lieden daartoe verkozen , op den volgenden Rijksdag , zonder het adelijk Diploma te betaaleu , wanneer zij niet reeds Edelheden zijn , tot den Adeldand worden verheven. 5. Het is en zal van nu af aan ieder Burger vrij» daan , om zich langoederen , gelijk ook andere bezittingen , als een erflijk eigendom aantefchaffen; dezelven met volkomen recht van eigendom te bezitten , en aan zijne nakomelingen als een rechtmaatig , erflijk eigendom natelaten ; alsmede, om goederen, door erfenis, of het recht van potioritas verkregen , te bezitten; zullende zij echter voor deze goederen, fchoon zij al Burgers zijn , voor het Gerecht , waaronder die goederen behooren , verandvvoordlijk wezen. 6 Ieder Burger , die een geheel dorp of een dadje erflijk koopt , 't geen, door de bctaaling der tienden, ten minsten 200 gulden in de lasten draagt , zal op den volgenden Rijksdag, wanneer hij het verzoek daartoe aan de Stenden fchriftlijk aan den Rijksdags-Maarfchalk overgeeft , uithoofde van deze wet , tot den Adeldand worden verheven. 7. Bovendien zullen op iederen Rijksdag 30 Burgers, die in de deden erflijke bezittingen hebben , tot den Adeldand worden toegelaten ; doch zal voornaamlijk in dezen op zulke perfoonen gelet worden , die / zich bij de armee onderfcheiden , in Stedelijke , Burgerlijke of Krijgs-commisfien zitten ; Fabrieken aanleggen , of met de voordbrengjels des lands handel drijven , terwijl onder de-  B IJ L A G E N. 6/ dezen wederom dezodanigen in bizondere aanmerking zullen komen , die door de Landboden of de Steden worden aanbevolen. i>. Het zal voordaan aan ieder inwooner van den Burgerdand geoorlofd zijn , om door verdienden in de geheele armee, (de nationaale Ruiterij uitgezonderd) in ieder Corps, bij elk Regiment voet- of paardenvolk , trapswijze tot den rang van Officier opteklimmen , en allen, die in den dienst tot den rang van Staf-kapitein , tot dien van Kapitein eener Compagnie voetvolk , of tot den rang van Ritmeester ondir de Ruiterij geraaken, zullen , idt kracht van deze wet , met hunne nakomelingen, tot den Adeldand worden verheven , en alle daaraan verbonden voorrechten genieten ; terwijl wij Koning, bij de overgifte hunner acte, hun het adelijk Diploma fchenken zullen , zonder dat zij daarvoor de zegelrechten behoeven te betaalen. 9. Het zal van nu af aan den inwooneren van den Burgerfland, die in de Kanfelarijen en in alle Commisfies van Regeerings - dicasterijen , van Oppergerechtshoven en andere laagere Gerechten zitten, vrijftaan , om 'er het werk van eenen Pleitbezorger of andere diensten te verrichten , en door verdiensten en bekwaamheid in deze Kanfelarijen tot hooger trappen te mogen opklimmen ; zullende diegeene , die onder dezen den rang van Regent in de Regeerings-dicasterij verdient, aanflonds op den eerstvolgenden Rijksdag tot den Adeldand verheven worden , en van den Koning het Diploma daartoe om niet ontvangen. 10. Perfoonen van den Burgerdand zullen , in het Geestlijke , in Collegies de bedieningen van Prelaaten en Kanunniken, doch op den leerdoel alleen die van Doclo- e 4 taa-  65 13 IJ L A G E N. raale Kanunniken , beldeeden kunnen : ook zullen zij alle beneficia Jecularia & regularia genieten , doch zijn hiervan die Gedichten uitgezonderd , welke , bij uitfluiting, voor den Adelftand zijn beftemd geworden. 11. Tot de Stedelijke-, Burgerlijke- en Krijgs-commisfien der Waywoodfchappen, Landfchappen en Diftrikten kunnen uit de deden , tot welken zich deze Commislies uitftrekken , tot elk derzelve 3 Commisfarisfen, van Adelijke afkomst of uit den Burgerlland, verkozen worden, mits zij in de flad erflijke bezittingen hebben. 12. Wanneer de lieden Dantzig en Thorn aan de Stenden iets te verzoeken hebben , zullen zij dit verzoek door derzelver Geheimfchrijver aan den Rijksdags-Maarfchalk moeten te kennen geven , of zelve , des verkiezende , door Afgevaardigden aan den Rijksdag voordraagen , nadat de Rijksdags-Maarfchalk hun vergund zal hebben , op den Rijksdag te mogen fpreken , 'c geen hun niet mag geweigerd worden. 13. De draf derzulken , die voorwenden bezittingen te hebben , bedaat hierin : Al wie iemand een landgoed op een handfchrift pverlaat, zal van hetzelve voor eeuwig vervallen verklaard worden , en het Gerecht zal het eigendom van eene , op zulk eene wijze overgegeven, bezitting aan dengeenen toekennen , die het handfchrift zal aantoonen ; en wanneer zelfs dezodanige , die op zulk een handfchrift iets bezit, aantoond, dat hij daar voor een gegeven heeft, zozal hem het bezit daarvan voor altijd verzeekerd worden ; zullende zodanige zaaken door het Landgerecht pracifa appellatione worden uitgefproken. 14. Alle oude wetten en verordeningen , welke met u'eze wet , ten aanzien der deden , drijden mogten , wor-  B IJ L A G E N. 69 worden door ons vernietigd ; erkennende wij alleen de tegenwoordige verordeningen rnet opzicht tot de (leden voor conditutioneele wetten. III. Van de Burgerlijke gerechts-oefening. 1. Daar wij de lieden het recht laten behouden van hunne eigen rechtpleegingeu , gelijk heur die binnen derzelver vrijheid en voorlieden toekomen, zo bevrijden wij haar ook voor altijd van allen overigen rechtdwang, naamlijk van dien van de Rechtbanken der Landfchappen, Waywoodfchappen , Starostdijen en Adelijke Sloten, behalven in de nog hangende pleitgedingen , welken door di Commisfies uit de Gerechtshoven zijn overgegeeven geworden ; wordende het Rechtsgebied van den KroonsMaarfchalk , 't geen zich enkel , bij 's Konings afwezigheid, tot de Refidentieplaats bepaalt, mede op die verordeningen gewezen , die daaromtrend gemankt worden. 2. Vernietigen wij de kleene geestlijke en waereldlijke Rechtbanken , gelijk ook die der geringer plaatfen , binnen het bedek van dien grond liggende , welke aan de natuurlijke deden oirfprongüjk gegeven werd ; verbieden hun allen rechterlijk gezag in rechts- of lledelijke zaaken , en wijzen hun tot de rechtbank der Stads-regeering ,• zullende echter de fchattingen en inkomsten van allerleien aart aan de eigenaars van dezen grond ten deel vallen. 3. Wanneer echter de deden adellijke Landgoederen erflijk bezitten , zullen de gefchillen , wegens ■ deze c 5 lan-  7o 13 IJ L A G E N. landerijen voorvallende , door die Rechtbanken beflischc worden , waaronder dezelven behooren. 4. Ieder Burger, die in de dad bezittingen heeft, en zich met eenigen tak van handel , of het een of ander handwerk , onleedig houdt, zal aan de ftedelijke Rechtbank onderworpen zijn , en alle lasten , zonder onderfcheid , dragen moeten. 5. In elke dad zal de rechtsoefening door de verkozen Regeerinz worden waargenomen, welke over de ruuniar. mn uiif.i-i™«n aart rer eerder intiantie zal uit- gCll.llllll.ll v..w fpraak doen , en dezelven , wanneer zij niet boven de 300 guldens belopen of eene zwaarer draf, dan eene gevangenis van 3 dagen , vorderen , zonder verder appél, ten vo'.len befliïsfchen ; zullende het echter in gewichtiger zaaken vrijdaan , om zich op hooger Gerechtshoven te beroepen. 6. Voor de Hooger Rechtbanken zullen de volgende deden bedemd zijn , als : in de Provintie Klein-Poolen, de deden Krakau, Lublin , Luck , Zijtomierz, fPin> r.ika en Kaminiec in Podolien ; in Grooi-Poolen , de deden Pofen , Kalisch , Gnefe'n , Leczijc, Warfchauw, Sieradz en Plock , en in Litthauen , de deden fFilm, Grodno , Kowno , Nowogrodek , Mimi; , Brzesc , in Litthauen , en Tinsk. Onder het Hooger Gerechtshof voor Krakau zullen de deden behooren van het Waywoodfchap van dien naam , en de didri&en Sendomir , Wiüica en Checin ; onder dat voor Lublin de deden in het het Waywoodfchap Lublin , in het landfchap Stezjce , in de didriften Radem , Opoczijno en in het landfchap Chclm ; onder het Hooger Gerechtshof in Luck de deden in de Waywoodfchappen Volhijnien en Behk ; onder dat in Zijtomierz de deden in het Waywoodfchap Kio.v .  B IJ L A G E N. 71 Kiow; onder dat in Kamjniek Podolski de deden van het Waywoodfchap Podoliin ; onder dat in Drokijczijn de deden van het Waywoodfchap Podlachijen , en onder dat in Winnica de deden van het Waywoodfchap Braclaw. Wijders zullen onder het Hooger Gerechtshof in Po/en behooren de deden van het Waywoodfchap Pof en en het landfchap Fraufladt ; onder dat in Kalhh de deden van het Waywoodfchap Katish en het dietrift Konin , alsmede de deden van het landfchap Pijzdrij , welk aan deze zijde van den wachttoorn ligt ; onder dat in Gnefen de deden van het Waywoodfchap Gnefen , en het diftrift Pijzdrij , welk aan geene zijde van den wachttoorn naar den kant van Gnefen is gelegen ; onder dat in Sieradz de deden van het landfchap Ulelun ; onder dat in JVarfchauw de deden van het Hertogdom Mafovien en het Waywoodfchap Rawa ; onder dat in Leczijc de deden der Waywoodfchappen Leczijc , Brzesc in Kujarien en Inowroclaw , en onder dat in Plock de deden van het Waywoodfchap Plock en de landfehappen Zaokrezijn en Dobrzijn. Eindelijk zullen onder de Hooger Gerechtshoven in de deden van het Groor-Herrogdom Litthauen behooren de volgende, als: onder het Gerechtshof in Wcllno de deden van het Waywoodfchap van dien naam , van de didriéten Oszmian Lidzki , IVilkomirsk, Braclaw , het Waywoodfchap Trock, en van het didrict Trock ; onder dat in Grodno de deden van het didrict Grodziensk , IFolkowijsk en Merecz ; onder dat in Kowno de deden van het Hertogdom Samogitien , de diflricten Kowiensk , Preusk en Upisk ; onder dat in Nowogrodek de deden van het Waywoodfchap van dien naam , de didrictén Stonim en Sluezk'j; onder dat in Litthausck Brzesc de deden van het  72 15 IJ L A G E N. het Waywoodfchap Brzesc in Litthauen en van het didrict Koblen ; onder dat in Pinsk de deden van de diftriéten Pinsk , Pinsko-Zarzeczne, Mozijr en Rzeczijta, -en eindelijk onder het Hooger Gerechtshof in Minsk de deden van de Waywoodfchappen Minsk , Polock , Jfitehsk en van het didriét Orszan. 7. In deze , voor de Hooger Gerechtshoven bedemde, deden, zullen alle twee jaaren 5 perfoonen, van den Adelijken- of Burgerdand , zelfs Magitlraatsleden, wanneer zij dechts bezittingen hebben , uit deze of andere deden , welke ouder deze Hooger Gerechtshoven behooren , verkozen worden , die alsdan het Hooger Gerechtshof zullen uitmaaken , mits dat Magiftraatsperfoonen of Scheepens, tot dat Gerechtshof verkozen , zolang als zij hunnen post bij hetzelve bekleeden , in de Rechtbank der Magidraat, ter eerder inflantie, zitting noch dem zullen hebben. 8. Deze Gerechtshoven zullen de gefchillen , waarin zich de Regeering op dezelven beroept , en die niet boven de 300 guldens bedragen , of geene zwaarer draf dan eene gevangenis van 3 dagen vorderen, zonder verder appel volkomen afdoen , mits dezelven • wederom niet meer dan 3000 gulden belopen , en geen' zwaarer firaf, dan een gevangenis van 3 weeken vereifchen. In gefchillen , welke deze geldfom of draf te bovengaan , zal zich de Regeering, uit kragt van deze wet, niet meer ter eerder inflantie op het Hooger Gerechtshof der dad kunnen beroepen , maar zich tot ons Asfesforiaal-Gerechtshof, zowel in de Kroon , als in het Groot-Hertogdom Litthauen , moeten wenden. 9. De Magidraat zal in geene lijfstraflijke zaaken mogen vonnisfeu , maar dezelven aandonds aan de Hooger Ge-  B IJ L A G E N. 73 Gerechtshoven moeten wijzen , die 'er alsdan uitfpraak over doen kunnen , mits de misdaadiger , die voor eenigcn tijd tot de gevangenis wordt verwezen , dechts aan de gedrengheid van het vonnis zal onderhevig zijn. Wordt hij echter tot eene altijdduurende gevangenis of tot den dood veroordeeld , dan moet dit Hooger Gerechtshof de verdediging van den befchuldigden en diens vonnis aan het Asfesforiaal-Gerecht zenden, en wanneer dan deez' Opper-rechtbank het vonnis van het Hooger Gerechtshof, 't geen den misdaadiger tot eene eeuwige gevangenis of tot den dood veroordeelt, voor billijk erkent, zal eerst dit vonnis mogen ter uitvoer gebragt worden. Bovendien zullen ook de gefchillen, de flegte waarneeming van een dads ambt , of de dedelijke belastingen en alle overige fchattingen betreffende , tot welker betaaling de eigenaars van goederen enz. verplicht zijn , door het Asfesforiaal-Gerecht moeten worden bedischt. 10. De deden zullen , wat de inwendige inrichting en derzelver geheele inkomsten betreft, aan de dedelijke Commisfie zijn onderworpen. (JVas geteelzendj Stanislaus Nalecz Mala- Kasimir Prins Sapieha , chowski , Kroon-Groot- Generaal der Artillerij, Referendarius , Rijksd- van Litthauen , Confoede- dags- en Confederatie- ratie - Maarfchalk van Maarfchalk der Kroon- het Groot-Hertogdom Lit- Provintien. thauen. (Hier volgden de namen der Landboden.~) XIV.  B IJ L A G E N. XIV. Regeering-vorm voor Poolen , zoals dezelve bij den Rijksdag , op den 3den Maij en eenige volgende dagen van het jaar \ja\ is vastgejlcld en door den Koning bekrachtigd. In den naam van God enz. Stanislaüs Augustus , door Gods genade en den wil der Natie Koning van Poolen , Groot-Hertog van Litthauen, Rusland, Pruisfeu, Mazovie , Samogitie , Rioiv , folhinien , Podolien , Podlachle , Lijf and , Smolensko, Sèverien en Czernichovien : Met en benevens de Stenden , in een dubbel getal veréenigd , vertegenwoordigende de Pooljcbe Natie. Overtuigd, dat de volmaaktheid en onwrikbaarheid van eenen nieuwen Nationaalen Regeeringsvorm alleen ons lot voor altijd kunnen verzeekeren ; door eene langduurige en fchaadelijke ervasrnis verlicht aangaande de verouderde gebreken onzer Staatsgedeldheid ; een nuttig gebruik willende maaken van de omdandigheden, in welken Europa zich thands bevindt , en bizonderlijk van de laatde oogenblikken dier gelukkige gebeurdtenis , welke ons aan ons zeiven heeft wedergegeven , ontheven van het fchandlijk juk , 't geen 'ons door een te verregaand gezag van vreemden was op de fchouders gelegd ; eener Natie toegedaan , welker belang aan onze zorge is toevertrouwd , en welker ftaatkurtdige gefteldheid , inwendige vrijheid en buitenlandfche onaf hanglijk- heid  B IJ L A G E N. 75 heïd wij boven ons eigen geluk , ja boven ons leeven dellen ; ons waardiglijk zowel der wenfchen en der erkendtenis onzer tijdgenooten , als die der nakomelingfchap, willende gedragen ; met de onwrikbaarde dandvascigheid gewaapend , en ons boven alle hindeipaalen verheffende , welken ontijdige hartstochten zouden kunnen te weeg brengen ; niets dan het algemeene welzijn beoogende , en de rust der Natie en de onfchendbaarheid haarer bezittingen voor altijd willende verzeekeren: Zo is het , dat wij, ingevolge hiervan , den tegenwoordigen Regeerings-vorm vastdellen , en denzelven , in zijn geheel , voor heilig en onveranderlijk verklaaren tot dat tijddip , waarop de algemeene wil uitdruklijk de noodzaaklijkheid zal erkennen , om 'er eenige veranderingen in te maaken. Voorts willen wij , dat alle de volgende befluiten van dezen Rijksdag , in alle opzichten, met dezen Regeeringsvorm zullen overeenkomstig zijn. I. Heeuschende Godsdienst. De Roomsch-Catholicque en Apostolifche Godsdienst is , en zal altijd blijven de Nationaale Godsdienst , welks wetten met alle gedrengheid zullen worden gehandhaafd ; terwijl ieder , die denzelven verzaaken en tot eene andere gezindheid , van welke benaam ing ook, zal overgaan, aan de draffen zal onderworpen zijn, welke tegen den afval zijn vastgedeld. Dan , daar de liefde tot den naasten een der geheiligde voorfchriften van dien Godsdiens is , zijn wij ook aan alle menfchen, tot welk godsdienstig genoodfchap zij dan ook mogen be- hoo-  ?6 B IJ L A G E N, hooren, eene volkomen vrijheid van geloof, onder de befcherming der Regeering , verfehuldigd ; weshalven wij aan alle godsdienstige belijdenisfen en gezindheden , in alle de bezittingen der Republiek, overeenkomstig de hieromtrent vastgettelde wetten , eetie vrije Godsdienst-oefening toedaan. II. Land-Adel. Vol eerbied voor de nagedachtenis onzer Voorouders, welken wij als dichters van een vrij Staatsbeduur verecren, verzeekeren wij aan den Adel , op de plechtigde wijze , alle deszeifs vrijdommen, vrijheden en voorrechten , alsmede den voorrang , dien aan denzelven zowel in het afzonderlijk als in het openbaar leeven toekomt , en wel bizonderlijk de rechten en vrijheden , welke door Casimir de Groote , Lodewxjk van Hongarijen , Ladislaus Jagellon en Witold zijn' Broeder , Groot-Hertog van Litthauen , gelijk mede door Ladislaus en Casimir , beide afstammelingen van de Jagei.lons , door Jan Aldert , Alexandeu en Sigismundus en eindelijk door Sigismundus Augustus , de laatfle uit de familie der Jagellons , aan dien dand vergund zijn, en welke voorrechten wij goedkeuren , bevestigen en voor altijd als onhcrroeplijk erkennen. Voorts ver- klaaren wij , dat de Poolfche Adel in waardigheid aan dien van alle andere Landen gelijk is , en vestigen eene volkomen gelijkheid tusfehen alle de leden van dat ligchaam , niet flectits ten aanzien van het recht, om in de Republiek alle foorten van ambten te bezitten en alle achtbaare en voordeclige posten te bekleeden , maar ook  ï! 2J L A G E N. 77 ook met opzicht tot de vrijheid , om , op eene geiijke wijze , alle die vrijdommen en voorrechten te genieten , welken aan de Ridderfchap zijn toegekend : willende inzonderheid , dat de afzonderlijke vrijheid en veiligheid, alsmede het eigendom van alle goederen, roerende en onroerende, voor altijd en op de naauwkeurigde wijze, gelijk zulks van onheuglijke tijden plaats had, door icderen Burger zullen geëerbiedigd en tegen allen aanval beveiligd worden. Wijders verzeekeren wij plegtig, dat wij , in de nog vasttedellen wetten , geene verandering of bepaaling zullen gedoogen , welke aan het eigendom, van wien het ook zij, het minste nadeel zoude kunnen toebrengen , en dat noch het hoogde gezag der Natie , noch de 'Uitvoerende Macht , door haar aangefteid , onder voorwendzel van Koninglijke , of andere hoe ook genoemde, rechten , eenigerhande eisfehen ten laste dezer verkregen eigendommen , of op derzelver geheel of eenige gedeelten daarvan, zullen kunnen vormen. Daar wij derhalven de perfoonlijke veiligheid en het wettig eigendom van ieder Burger , als de band der maatfehappij en de grondflag der burgerlijke vrijheid, eerbiedigen ; zo bevestigen, verzeekeren en waarborgen wij dezelven , en willen , dat zij , door alle de eeuwen gewaardeerd, altijd ongefchonden zullen blijven. Eindelijk erkennen wij de leden der Ridderfchap voor de eerde verdeedigers der vrijheid en van den tegenwoordigc-n Regeeringsvorm , en verwachten van de deugd, vaderlandsmin en eer van ieder Edelman , dat hij de een en de andere zoo zal doen eerbiedigen, als hij zelf verplicht is, dezelven hoog te fchatten; alsmede, dat hij boven al voor de handhaaving van dat Staatsbedtiur zal zorgen , 't geen alleen de voormuur van ons ƒ va-  7Z B IJ L A G E N. vaderland en de waarborg voor onze gemeene rechten kan worden. III. Steden en Burgers. Wij willen , dat de wet , door den tegenwoordigen Rijksdag , onder den titel : onze Ktninglijke Steden , in de geheele uitgeftrekthcid van de Bezitingen der Republiek , vrij verklaard, vastgedeld , in alle haare deelen eene volkomen kracht zal hebben , en dat deze wet , welke , indedaad , aan de vrijheid van den adeldand , alsmede aan de onafhangüjkheid van ons gemeene vaderland , een nieuw , wezenlijk en krachtig deunzel bijzet , als een gedeelte van den tegenwoordigen Regeeringsvorm zal worden aangemerkt. IV. IIoef-pachters en andere Land-bewooners. Daar de arbeidzaamheid der Landlieden de vruchtbaar, de bron van Nationaalen rijkdom is; daar zij het grootde gedeelte der bevolking van den Staat uitmaaken , en de voomaamde vastigheid der Republiek , door een noodzaaklijk gevolg, bij hen berust, moeten billijkheid en menschlievenheid , alsmede ons eigen wezenlijk belang, voor ons zoveele krachtige drangredenen zijn , om deze clasfe van onwaardeerbare menfchen onder de onmidlijke befcherming der wet en der regeering te dellen. Het is deihalven cm deze reden , dat wij bepaalen , dat van nu af alle overeenkomsten , wettig tusfehen de Land-  B 1] L A G E N. ;o Lrmdheeren ea hunne Onderzaaten aangegaan , en waarbij , ten voordeele der Jaatfien , eenige vrijdommen of vergunningen , onder deze of geene voorwaarden > bepaald worden , voor de beide handelende partijen , 't zij dat die overeenkomsten met de geheele Gemeente , of met ieder Dorpbewooner afzonderlijk , gefloten zijn , eene algemeene, wederzijdfche verbindende kracht zullen blijven behouden , en zulks wel ingevolge de uitdruklijke verklaaring der genoemde voorwaarden , en den inhoud der borgtogt van dit verdrag, onder de befcherming der regeering. Deze afzonderlijke overeenkomsten, en de verplichtingen, daaruit voortvloeiende , zullen van den eenen kant , wanneer zij door eenen eigenaar van landgoederen aangenomen zijn , voor hem , zijne erven, of den kooper dier landerijen, van die verbindende kracht wezen , dat zij het recht niet zullen bezitten, om 'er alleen , en uit zichzelven , eenige verandering in te mogen maaken; terwijl de Onderzaateu, van de andere zijde , die verdragen niet zullen kunnen verbreken , noch zich van verplichtingen ontdaan , onder welken zij zich vrijwillig gelegd hebben , (hoedanig dan ook de aart hunner bezittingen moge wezen) dan alleen op die wijze en volgends die voorwaarden, bij genoemde overeenkomst bepaald, zullende deze voorwaarden voor hun, of voor altoos, of voor een'tijd, zoals bij dat verdrsg is vastgedeld, van eene verbindende kracht zijn. Terwijl wij nu hierdoor aan de eigenaars van landerijen alle die voordeelen en voorrechten hebben verzeekerd , welken zij met recht van hunne Onderzaaten kunnen vorderen , willen wij tevens de bevolking in de bezittingen der Republiek ten derkden aanmoedigen , en f 2 ver-  8o B IJ L A G E N. verzeekeren derhalven san ieder mensch , van wit rang of daat hij ook zij , zowel aan vreemdelingen, die zich in Poolen mogten willen nederzetten , als aan inboorlingen , die , hun vaderland verlaten hebbende , naar hetzelve mogten willen wederkeeren , de volkomenfle vrijheid. Een ieder , 't zij vreemdeling of inboorling, zal van het oogenblik, dat hij den voet op Poolsch grondgebied zal zetten , vrij en zonder eenige hindernis , met zijne nijverheid op zulk eene wijze en zodanige plaats zijn voordeel mogen doen , ris hem zal goeddunken, en tevens naar zijn welgevallen , en voor zoveel tijd als hij verkiest, betreklijk den fland, dien hij zal wenfehen te aanvaarden , zodanige overeenkomsten mogen (luiten, als hij zal noodig oordeelen ; doch onder voorwaarden van betaaling in geld, of in arbeidsloon. Verders zal hij zich naar verkiezing , in de dad of op het land, mogen nederzetten , en eindelijk in Poolen kunnen blijven , of het Rijk weder mogen verlaten, zoals hij zal goedvinden; mits hij echter vooraf aan alle de verbindtenisfen voldoe, welken hij vrijwillig mogt hebben aangegaan. V. RegESRING , OF KENMERK DER 'OPENBAARD MaCUTEN. ' In eene Maatfchappij daalt alle macht met de daad oirfpronglijk van den wil der Natie af. Opdat 'er derhalven tusfehen de onafhangiijkheid van de bezittingen der Republiek , de vrijheid der Burgers en het burgerlijk beduur voor altijd een volkomen evenwicht moge plaats hebben, moet de Poolfche regeering uit kracht van dtn tegenwoordigen regeeringsvorm verecnigen , en zal de- zel-  15 IJ L A G E N. 81 zelve ook met de daad vereenigen , drie onderfcheiden foorten van machten : zullende de Wetgevende bij de vergaderde Stenden; de opperde Uitvoerende bij den perfoon des Konings en den Raad van Toezicht, en de Rechterlijke macht bij de reeds opgedekte, of tot dat einde nog aantedellen , Gerechtshoven berusten. V I. Rijksdag, of Wetgevende Macht. De Rijksdag , of de vergaderde Stenden, zal in twee kamers verdeeld zijn, naamlijk: in die der Landbooden en in die der Raadsheeren, in welke de Koning zal voorzitten. De kamer der Landbooden , het afbeeldzel der bewaarplaats van • de opperde macht der Natie zijnde , zal het waare heiligdom der wetten wezen , en in dezelve zullen beflist worden alle onderwerpen , betreklijk : i. De algemeene , dat is conditutioneele , burgerlijke en lijfstraflijke wetten , alsmede altijdduurende belastingen ; zullende , ter beflisfing van alle deze onderwerpen , de voorflagen des Konings , die aan de raadpleegingen der Waywoodfchappen , Landfchappen en Diftriften onderworpen zulien zijn , en vervolgeuds in de kamer gebragt worden , uit kracht der gegeven lastbrieven aan de Landboden , het eerst in overweging 1 worden genomen. ■ Verders zal deze kamer beflisfen , 2. omtrend alle andere Rijksdagsbefluiten , als : omtrend tijdelijke belastingen , de waarde der muntfpeciè'n , de openI lijke beleeningen , verheffingen tot den Adeldand en an\ dere toevallige belooningen , den daat der publieke, ge[ woone en buitengewoone, uitgaaven, het verklaaren van I oorlog, het duiten van vrede, het eindelijk bekrackiƒ3 gen  82 B I] L A G E N, gen van verdragen van vriendfcliap en koophandel, en alle diplomaticque aften en overeenkomsten , het recht der volken betreffende; alsmede omtrend quitantics en getuigenisfen , die aan Magidraatsperfooncn gegeven worden , wanneer zij zich bij de Uitvoerende Macht hebben verandwoord , en eindelijk omtrend alle andere publieke onderwerpen , welken van het meeste belang zijn. De kamer der Raadsheerèri, of de Senaat, in welke de Koning voorzit , zal bedaan uit Bisfchoppen , Waywooden , Kastelleins en Ministers ; zullende de Koning het dubbeld recht hebben, en, om zijne dem te geven , en om bij gelijkheid van demmen te beflUfen , 't geen hij in perfoon, of door eenen Afgevaardigden, zal doen, wanneer hij het voorzitterfchap niet zelf zal bekleeden. Deze kamer zal recht hebben , i. om aantenemen, of, tot eene nadere overweging der Natie , en dat wel bij meerderheid van demmen , zoals bij den tegenwoordigen Regeeringsvorm zal bepaald worden, optefchorten elke wet, die, na alvoorens op de gewoone wijze bij de kamer der Landboden tot een beduit gebragt te zijn , onmiddellijk in die der Raadsheeren zal gebragt worden. Deze aanneming zal aan de voorgedelde wet de bekrachtiging geven , welke haar alleen in werking kan brengen ; doch zal de opfchorting derzelver uitvoering alleen tot den • eerstvolgenden gevvoonen Rijksdag kunnen verfchuiven , op welke de Raad , wanneer de Wetgevende Macht goedvindt , de eigen wet te vernieuwen , de bekrachtiging derzelve niet meer zal kunnen weigeren. 2. Ten aanzien van de Rijksdagsbefluiten , betreklijk de bovengenoemde onderwerpen , zal de kamer der Landboden haare befluiten ten ciien aanzkne onmiddellijk aan die der Raadshec-ren mede-  B IJ L A G E N. 83 dedeelen , ten einde over deze zaaken bij de meerderheid der demmen van beide kamers beflist worde , welke meerderheid , wettig uitgefproken , de verklaaring zijn zal van den opperden wil der Stenden. Wijders dellen wij vast , dat de Raadsheeren en Miniders , in alle gevallen , waarin zij zich wegens hunne verrichtingen zullen moeten verandwoorden , zowel in den Raad van Toezicht, als in eenigerhande Commisfie , geene beflisfende dem op den Rijksdag, maar enkel zitting in de Kamer der Raadsheeren, zullen hebben , om die verklaaringen eii ophelderingen te geven , welken de vergadering der Stenden van hun zal kunnen vorderen. De "Rijksdag zal als altijdduurend worden aangemerkt, en de Vertegenwoordigers der Natie, voor den tijd van 2 jaaren verkozen , zullen altijd gereed moeten zijn , om te vergaderen. De gewoone Wetgevende Rijksdag zal alle 2 jaaren gehouden worden , en zoolang duuren , als bij het afzonderlijk artikel, omtrend 'de inrichting der Rijksdagen bepaald is. De Nationaale Vergaderingen , welke in dringende en buitengewoone omdandigheden zullen worden befchreeven, kunnen alleen omtrend die onderwerpen befluiten , waarover zij zullen worden bijeengeroepen , of die federt het beleggen der Vergadering mogten opkomen. Geene wet , op eenen gewoonen Rijksdag vastgefteld , zal geduurende denzelven weder vernietigd' mogen worden. De vergadering der Stenden zal, om voltallig te zijn, bedaan moeten uit zulk een getal leden , als bij het onderdaande artikel, zo voor de kamer der Landboden als voor die der Raadsheeren, bepaald zal worden. ƒ4 Ten  54 B IJ L A G E N. Ten aanzien der regels , omtrend het houden van Landlchaps-vergaderingen in acht te nemen, bevestigen wij op de plegtigfle wijze de wet , bij den tegenwoordigen Rijksdag vastgedeld, welke wij als den eerden grotidflag der burgerlijke vrijheid aanmerken. De Wetgevende Macht door het geheele ligchaam der Burgers niet kunnende worden uitgeoefend , en de Natie zichzelve door haare vrijverkozen Vertegenwoordigers of Landboden verbeeldende , bevelen wij , dat de Landboden , op de Landfchaps-vergaderingen benoemd , als in hunne perfoonen het heilig pand van het publiek vertrouwen verëenigende , uit kracht van de tegenwoordige Staatswet, zowel in hetgeen de wetgeving , als 't geen de behoefte van den Staat in het algemeen betreft, als Vertegenwoordigers der geheele Natie moeten worden aangemerkt. De befluiten van den Rijksdag zullen in alle gevallen, zonder uitzondering , bij meerderheid van demmen genomen worden ; en hierom vernietigen wij voor altijd het Uberum veto, de verbindtenisfen van allerleie foort, alsmede de te zaamverbonden Rijksdagen , als drijdig , met den geest van den tegenwoordigen Regeeringsvorm , en (trekkende , om de fpringveeren der regeering te ver. lammen en de Openbaare rust te dooren. Van den eenen kant de ontijdige en de te menigvuldige veranderingen willende verhoeden , welke in onzen Nationaalen Regeeringsvorm welligt zouden kunnen gemaakt worden , en , van den anderen , de noodzaaklijkheid bezeilende , om denzelven , ten einde het algemeen geluk te vermeerderen , tot dien trap van volkomenheid te voeren , welke de ondervinding , op de gevolgen , die 'er uit zullen voordvloeien , gegrond , alleen kan be-  B IJ L A G E N. 85 bepaalen ; zal de Natie den genoemden Regeeringsvorm alle 25 jaaren mogen overzien en verbéteren , wanneer wij willen , dat 'er tot dat einde eenen buitengewoonen , wetgevenden Rijksdag zal worden bijeengeroepen, en wel in die orde , als afzonderlijk omtrend het houden van denzelven bepaald zal worden. VII. De Koning, of de Uitvoerende Macht. Geene Regeering , zelfs niet de volmaaktde , kan bedendig zijn , wanneer de Uitvoerende Macht niet den meesten nadruk worde bijgezet. Billijke wetten zijn de deunzels van het geluk der Natiën , en van der- zelver uitoefening hangt alle heure uitwerking af. Daar ons nu de ondervinding geleerd heeft , dat Poolen alle zijne geleden rampen aan den weinigen nadruk is verfchuldigd , dien men aan dat gedeelte der Regeering heeft gegeven , zo is het ook, om deze reden , dat wij na aan de vrije en alleen van zichzelve afhangende Poolfche Natie het recht te hebben verzeekerd , om wetten te maaken , voor alle de deelen der Uitvoerende Macht te zorgen en zelve alle haare openlijke ambtenaaren , tot de s waarneming van de onderfcheiden regeeringsposten noodig , te verkiezen de hoogde uitvoering der wetten toevertrouwen aan den Koning en zijnen Raad, welke de Raad van Toezicht zal genoemd worden. De Uitvoerende Macht zal diptlijk gehouden zijn, om voor de uitvoering der wetten te waaken , en zich het eerst met dezelven overeenkomdig te gedragen ; terwijl ƒ5 zij  86 li IJ L A G E N. zij werkzaam zal zijn door haar zelve in alle die gevallen , in welken de wet haar zulks verooriofc ; als bij voorbeeld , wanneer deze toezicht , uitvoering en zelfs een dwingend vermogen zal behoeven. Alle Overheidsperfoonen zijn haar eene volkomen gehoorzaamheid verfchuldigd , en zelfs verleenen wij haar het recht , om, wanneer het noodig zij , tegen dezulken dezer Regeeringsleden gedrenglijk te handelen, die hunne plichten mogten verwaarloozen of aan haare bevélen ongehoorzaam zijn. De Uitvoerende Macht zal geene wetten kunnen geven of verklaaren , noch eenige belastingen of andere fchattingen , onder welke benaaming ook, mogen leggen : zij zal geene publieke fchulden mogen maaken ; zich niet de minste verandering' in het bedeeden der inkomsten van de fchatkist , door da vergadering der Stenden bepaald, mogen veroorloven ; geene oorlogsverklaringen mogen doen , noch eindelijke vredesverdragen , of dergelijke andere diplomatique traktaaten of verbintenisfen , hoe ook genaamd , mogen maaken : zij zal alleen in tijdelijke onderhandelingen zich met de buitenlandfche Hoven mogen inlaten, en in datgeen voor-, zien , 't welk de rust en veiligheid van den Staat, in gewoone of oogenbliklijke gevallen , zouden kunnen vorderen ; zullende zij echter gehouden zijn , om van deze verrichtingen in. de eerstvolgende vergadering der Stenden reekenfehap te geven. Wij verklaareu den 1'oolfchcn Troon verkiesbaar, doch eeniglijk bij Familie. Alle de rampen , die de gevolgen waren van de omkeering van den Regeeringsvorm, welke gp gezette tijden bij elke tusfehenregeering plaats had ; onze duure verplichting , om het geluk van alle de be- woo-  B IJ L A G E N. Z7 wooneren van Poolen te verzeekeren en den invloed van vreemde Mogenheden ten fterkden te weeren \ de herdenking van den roem en voorfpoed onzes vaderlands, ouder de afgebroken regeering van erdijke Koningen; de dringende noodzaaklijkheid , om vreemde en nationaale Grooten van den naarijver terug te brengen, om over ons te heerfchen , en de laatden , daartegen, met den wensch te bezielen, om de Nationaale vrijheid te helpen vestigen alle deze beweegredenen hebben ons te raade doen worden, om de opvolging van den Troon, als het eenig middel ter bevestiging van ons daatkundig bedaan , eens vooral te bepaalen ; gelijk wij dan , ingevolge hiervan , vastdellen , dat da Poolfche Scepter, na het overlijden van den thans zo gelukkig regeerenden Koning , op den tegenwoordigen Keurvorst van Saxen zal vervallen , en de dam der volgende Koningen met den perfoon van Fredeiuk Augustus zal aanvangen; zijnde het onze begeerte , dat de Kroon van rechtswege aan zijne manlijke erven zal toebehooren. De oudde Zoon des regeerenden Konings zal altijd zijnen Vader opvolgen , en met den Prins, dien de Keurvorst van Saxen, ingevalle hij geene manlijke erfgenaamen mogt nalaten , met goedkeuring der vergaderde Stenden aan zijne Dochter ten Echtgenoot zal geven , zal in Poolen de orde van opvolging in de manlijke linie beginnen. Wij verklaaren derhalven Maria Augusta Nepomucena, Dochter van den Keurvorst van Saxen, tot Infante van Poolen; doch laten voor het overige der Natie het onbetwistbaar recht behouden , om eene tweede Familie , na de uitderving der eerde, te verkiezen , ten einde aan dezelve het béduur over haar toetevertrouwen. Ieder Koning zal , bij zijne komst tot den Troon , ge-  8S 13 IJ L A G E N. gehouden zijn , plegtig aan God en de Natie te zweeren , dat hij zich in alles naar den tegenwoordigen Regeeringsvorm régelen, en aan alle de voorwaarden van het verdrag zal voldoen, 't geen met den regeerenden Keurvorst van Saxen , ais met dengecnen , voor wien de Troon bedemd is , zal worden gefloten : een verdrag, 't geen voor hem van eene gelijke verbindende kracht zal wezen , als de voorige verdragen met onze Koningen waren. De perfoon des Konings zal altijd heilig en onfchendbaar zijn. Niets uit zichzelven verrichtende , kan hij ook bij de Natie voor niets verandwoordlijk wezen. — Verre van zich ooit tot eenen volftrekten Alleenheerfcher te kunnen verheffen , zal hij zich alleen als het Opperhoofd en Vader der Natie moeten befchouwen, 't geen •de naam is , dien hem door de wet en den tegenwoordigen Regeeringsvorm gegeven , en het charakter , waarin hij door dezen erkend wordt. De inkomsten , welke bij de Patïa convent» aan den Koning zullen toegelegd worden , beneffens de voorrechten , aan den Troon verknogt, en door den tegenwoordigen Regeeringsvorm , ten behoeve van zijnen opvolger verzeekerd , zullen voor altijd voor alle benadeeling of fchending vêilig zijn. De Gerechtshoven , Regeeringen cn Rechtsgebieden , hoe ook genoemd , zullen in alle openbaare aften in den naam des Konings fpreken , gelijk ook de munten en zegels zijn beeldtenis zullen voeren. De Koning de uitgedrektde macht, om weltcdoen , moetende bezitten , verleenen wij hem het recht , om aan misdaadigers , die tot den dood veroordeeld zijn , zo dikwerf genade te fchenken , als zij zich aan geeue misdaadeu van  11 IJ L A G E N. 8 van Staat hebben fchnldig gemaakt. Wijders zal aan den Kening ook het opperbevel over de troepen , iri tijd van oorlog, beneffens de benoeming van alle de bevelhebbers , toebehooren ; behoudens het recht der Natie , om te vorderen , dat 'er verandering in gemaakt worde. Voorts zal hij macht hebben , om alle Officieren in den krijgsdienst aantedellen , gelijk mede , om de burgerlijke Ambtenaren te benoemen , en dat wel op die wijze, als in de afzonderlijke uitbreiding der onderfcheiden artikelen van dezen Regeeringsvorm , ten dien aanziene , zal worden voorgefchreeven. Eindelijk zal de benoeming van Bisfchoppen , Raadsheeren, Ministers en de eerde bedienden der Uitvoerende Macht insgelijks aan den Koning, mede overeenkomstig de voorgenoemde uitbreiding , toekomen. De Raad , wiens post het is, om, eendemmig met den Koning , voor de uitvoering der wetten en derzelver onfehendbaarheid te waaken , zal bedaan : I. Uit den Primaat , als hoofd der geestlijkheid en voorzitter der Commisfie van opvoeding , aan wien nog diegeene van de Bisfchoppen , die de eerde in rang zal wezen, zal kunnen worden toegevoegd. (Dezen kunnen geenerhande befluit teekenen.) 2. Uit 5 Ministers, te weten: uit den Minister der Stads-regeering , den Groot Zegelbewaarder , den Minister van Oorlog , dien der Schatkist , en den Kanfelier , Minister der buitenlandfche zaaken. 3. Uit 2 Geheimfchrijvers, waarvan de een da notulen van den Raad , en de andere die van de buitenlandfche zaaken zal houden, zonder dat beiden eene beflisfende dem zullen hebben. Zodra de erfgenaam van den Troon tot jaaren van on-  9o B IJ L A G E N. onderfcheid zal gekomen zijn, en den eed op denNatioUai* len Regeeringsvorm zal hebben afgelegd , zal hij aile de zittingen van den Raad mogen bijwoonen , doch geene dem hebben. De Maarfchalk van den ( Rijksdag , voor den tijd van 2 jaaren benoemd , zal mede in den Raad van Toezicht zitting hebben , Zonder echter aan eenigerhande van deszelfs bcfluiten of vastftellingen te mogen deel nemen , en eeniglijk , om den Rijksdag , die gehouden wordt als altijd vergaderd te zijn , in die gevallen bijeenteroeroepen , waarin hij zulks voldrekt noodzaaklijk mogt oordeelcn ; terwij hij , wanneer de Koning zich in dezen weigerachtig mogt toonen , alsdan gehouden zal zijn , om aan alle de Landboden en Raadsheeren eenen rondgaanden brief te zenden , waarin hij hun zal noodzaaken , om in den Rijksdag bijeentekomec, en tevens alle beweegredenen voor hun zal openleggen , welke deze vereeniging noodig maaken. De gevallen welke dc bijeenroeping van den Rijksdag zullen vorderen , zijn enkel de volgenden : 1. Alle dringende gevallen , die op het recht der Volken mogten betrekking hebben , inzonderheid het geval van eenen oorlog digt bij de grenzen. 2. Binnenlandfche onlusten, uit welken eene Staatsomwenteling zoude kunnen voordvloeijen , of eenige oneenigheden tusfehen de Regeeringen. 3. Het gevaar van eenen algemeénen hongersnood. 4. Wanneer de Natie zich , door den dood, of door eene gevaarlijke ziekte , van haaren Koning beroofd ziet. Alle befluiten van den Raad zullen door de onder- fchei-  B IJ L A G E N. 91, Fcheiden leden van denzelven worden overwogen , en wanneer allen hunne dem zullen gegeven hebben , zal de Koning de zijne uitbrengen , welke altijd moet bovendrijven , opdat 'er in de uitvoering der Wet éénen wil moge heerfchen. Ieder befluit van den Raad zal derhalven in den naam des Konings genomen, en door zijne eigen hand geteekend worden. Ondertusfchen zal ook een der Ministers, in den Raad zittende, hetzelve moeten tegenteekenen; en, van deze dubbele teekening voorzien , zal dit befluit van eene verbindende kracht zijn, en of door de Commisfies, of door eenige andere uitvoerende Regeerings-collegien, moeten ter uitvoer gebragt worden ; doch enkel in die zaaken , welke bij den tegenwoordigen Regeeringsvorm niet uitdruklijk zijn uitgezonderd. Wanneer het mogt gebeuren , dat niet een der Ministers , in den Raad zitting hebbende , het befluit in gefeild mogt willen teekenen , zal 'er de Koning van moeten afzien , en zal de Maarfchalk, in geval hij op deszelfs aanneming mogt blijven aandringen , de bijeenroeping va» eetsen altoosduurenden Rijksdag moeten eifchen , en dien zelf bijeenroepen , wanneer de Koning denzelven mogt willen uitdellen. De benoeming der Ministers zal aan den Koning daan, zowel als het recht, om uit deze Ministers voor .ieder Departement diegeene te kiezen , die het hem goeddunken zal, in zijnen Raad zitting te verleenen. Deze zitting zal 2 jaaren duuren, behoudens het aan den Koning toegedaane recht , om dezelve , na het eindigen van dien tijd , te verlengen. De Ministers , die in den Rt.ad zitten , kunnen in de Commisfies geene. zitting hebben, en wanneer ten Rijksdage twee derde van de geheime demmen der beide verëenigde Kamers vóór de ver-  92 B IJ L A G E K. verandering van eenen Minister in den Raad of in eer.ig ander Regeerings-collegïe zijn mogt , zal de Koning onmiddellijk in diens plaats eenen anderen moeten benoemen. Willende , dat de Raad gehouden zij , om voor alle inbreuken te verandwoorden , welken ten aanzien van de uitvoering der wetten , waarover de zorg aan denzelven is toevertrouwd , zouden kunnen plaats hebben, bevelen wij , dat de Ministers , die door de Commisfie , met het onderzoek hunner verrichtingen belast, van eene overtreding van dien aart zullen befchuldigd worden , daarvoor in hunne peifoonen en goederen zullen aaufpraaklijk zijn. Zo dikwerf dergelijke klagten mogten plaats hebben , zullen de vergaderde Stenden de befchuldigde Ministers tot de Rechtbank van den Rijksdank verwijzen , en zulks op de enkele meerderheid van demmen der beide Kamers , ten einde door dezelve of tot de verdiende draf, welke aan hunne misdaad geëvenreedigd zal zijn , veroordeeld , of, wanneer hunne oufchuld duidlijk blijkt, vrijgefproken te worden.1 Ten einde 'er in de uitoefening van de Uitvoerende Macht zoveel te meer orde en naauwkeurigheid moge plaats hebben , zo voeren wij bizondere Commisfies in, welke met den Raad vereenigd en aan de uitvoering van deszelfs bevélen zullen gehouden zijn. De Gemachtigden , welken in denzelven zitting zullen moeten hebben , zullen door de vergaderde Stenden verkozen worden, en tot aan het einde van den tijd, bij de wet bepaald, de plichten moeten vervullen, welken aan hunne bedieningen verknogt zijn; beftaande deze Commisfies uit die van Opvoeding , vau Stadsregeering, vau Oorlog , en vau de Schatkist. De  B IJ L A GEN. 93 De Commisfies ter bewaaring der goede orde , welke de tegenwoordige Rijksdag in de Waywoodfchappen heeft aangefteld , zullen insgelijks aan het toezicht van den Raad onderworpen zijn , en de bevélen moeten opvolgen , welken zij van de bovengenoemde intermediaire Commisfies ontvangen zullen , en zulks met opzicht tot onderwerpen, 'die op het gezag, en te gelijk op de verplichtingen , van ieder van hun betrekking hebben. VIII. 1 Gekechtlijke Macht. De Gerechtlijke Macht kan noch door het Wetgeevend Ligchaatn, noch door den Koning, maar door de Regeeringen, tot dat einde verkozen en aangedeld, worden uitgeoefend; zullende dezelve op die wijze ingericht en verdeeld worden , dat 'er niemand wezen zal , of hij zal 'er dat recht ontmoeten , 't welk hij zal wenfehen ; terwijl ■de fchuldige 'er overal het zwaard'der Opperde Macht gereed zal zien, om zijne misdaad te draden. Ingevolge hiervan vestigen wij : i. In ieder Waijwoodfchap , Landfchap en Didricl de Rechtbanken ter eerder inflantie, welke uit Rechters bedaan zullen , op de Landfchaps-vergaderingen verkozen; die zich hoofdzaaklijk op eene onafgebroken waakzaamheid zullen toeleggen , en altijd bereid moeten zijn , om aan dezodanigen recht te doen , die zulks mogten vorderen. Van de vonnisfen , welken 'er zullen worden uitgefproken , zal men zich kunnen beroepen op de Opper-g .'rechtshoven , die in elke Provintie zullen worden opgerecht , en mede uit leden , op de Landdagen verg ko-  94 B IJ L A G E N. kozen , beftaan zullen. Deze Gerechtshoven , ter eei'fier zowel als ter laatft'er infiantie, zullen als Landfchapsgerechten worden befchouwd , en in alle rechtzaaken en gefchillen, tusfehen Edellieden of andere bezitters van Landgoederen, en zodanige andere perfoonen hoe genaamd, vonnisfen. 5. Bevestigen wij de ftedelijke Rechtbanken , in alle de Heden gevestigd , ingevolge den inhoud der wet , bij den tegenwoordigen Rijksdag ten voordeele der vrije Koninglijke Heden vastgedeld. 3. Willen wij , dat in elke Provintie afzonderlijk een Gerechtshof, referendoriaal geheten, zijn zal , 't geen alle de gefchillen 'der vrije Onderzaaten zal bellisfen, die, uithoofde der oude wetten, onder deze Rechtbanken zullen behooren. 4. Handhaaven wij onze Koninglijke en Asfesforiaale Gerechtshoven , die van relatie, alsmede datgeen, welk ter beflisfing van de gefchillen onder de Ingezetenen van het Hertogdom van Courland is vastgefleld , bij derzelver voorigen Haat. 5. De uitvoerende Commisfies zullen wegens alle zaaken , hun benuur betreffende, voor afzonderlijke Rechtbanken worden gevonnist. 6. Behalven de Gerechtshoven , voor burgerlijke en lijfstraflijke zaaken, ten behoeve van alle rangen van Burgers ingefleld , zal 'er nog een Opper-gerechtshof, onder den naam van Rijksdags-gerccht , plaats hebben , waartoe de leden , die hetzelve zullen uitmaaken , bij de opening van elke vergadering der Stenden , bij wijze van verkiezing, zullen benoemd worden, en 't geen van alle misdaaden tegen de Natie en den Koning , dat is van alle misdaaden van Staat, kennis zal nemen. Ein-  B IJ L A G E N. 95 Eindelijk is het onze wil , dat 'er een nieuw burgerlijk en lijfstraflijk Wetboek door die perfoonen worde vervaardigd , welken door den Rijksdag daartoe zullen benoemd worden. IX. Regentschap. De Raad van Toezicht , de Koningin , en bij haare afwezigheid , den Primaat aan het hoofd hebbende, zal ten gelijken tijde het Regentfchap waarnemen , 't geen in de 3 volgende gevallen zal kunnen plaats hebben : 1. Geduurende 's Konings minderjaarigheid. 2. Wanneer eene aanhoudende verbijstering in het verdand den Koning buiten daat delt , om zijne bedieningen te vervullen. En 3. Wanneer hij in den oorlog wordt gevangen genomen. 's Konings minderjaarigheid zal met den ouderdom van li', jaaren eindigen , en zijne verbijstering in het verdand, of krankzinnigheid, zal niet als bedendig kunnen worden aangemerkt, dan na alvoorens door den altoosduurenden Rijksdag, bij eene meerderheid van drie vierde van de demmen der verëenigde Kamers, als zodanig verklaard te zijn. De Primaat zal in de 3 genoemde gevallen de Stenden van den Rijksdag aandonds moeten bijeenroepen ; terwijl dit , wanneer hij zulks mogt weigeren , door den Rijksdags-Maarfchalk zal gefchieden, die tot dat einde gehouden zal zijn, om brieven van befchrijving aan de Landboden en. Raadsheeren aftezenden. De altoosduurende Rijksdag zal de orde bepaalen , in welke g a de  <)6 13 IJ L A G E N. de Miniders in den Raad van Regcntfchap zitting zullen hebben, en der Koninginne volmacht geven, om de verrichtingen des Konings waartenemen. Wanneer , in het eerde geval , 's Konings minderjaaiigheid zal geëindigd zijn ; wanneer hij , in het tweede , het gebruik zijner verftandlijke vermogens zal hebben terug ontvangen , en , in het derde, aan zijne Staaten terug gegeven zijn, zal de Raad van Regentfchap aan hem voor alle verrichtingen verandwoordlijk , cn bij de Natie in de perfoonen en goederen, van deszelfs leden , voor den geheelen tijd van zijn beduur, aanfpraaklijk zijn, en zuüts wel ingevolge den inhoud der wet in het artikel van den Raad van Toezicht. X. Opvoeding der Koninglijke Prinsen. De Zoonen der Koningen, door den tegenwoordigen Regeeringsvorm tot opvolgers van den Troon bedetnd , moeten als de voornaamde kinderen van het Vaderland worden aangemerkt, en dus behoort der Natie het recht, om over hunne opvoeding te waalten , zonder echter daardoor aan het vaderlijk gezag eenig nadeel. toetebrengen. Geduurende 's Konings leeven , en zoorang hij zelf regeert, zal hij zich , eendemmig met den Raad van Toezicht en den Gouverneur, dien de Stenden over de PHtrifcri zullen hebben aangelleld, met de opvoedirfg zijner Zoonen bezig houden , weike , geduurende het Regentfchap , aan dienzelfden Raad en Gouverneur zal worden toevertrouwd. In beide gevallen zal de Gouverneur gehouden zijn , om aan iederen gewoonen Rijksdag zowel van de wijze , op welke de jonge Prinfen zul-  Is IJ L A G E N. j)? zullen worden opgevoed , als van de vorderingen, welken zij zullen gemaakt hebben , verllag te doen ; terwijl het eindelijk de plicht der Commisfie van opvoeding zal wezen , om zich , onder goedkeuring der Stenden, een plan van onderwijs te vormen, opdat de toekomende erfgenaamen van den Troon , naar vaste en gelijkvormige regels belluurd, ter goeder uure van gevoelens van Godsdienst, Deugd , Vaderlaudsmin , liefde voor de vrijheid, en van eerbied voor den Nationaalen Regeeringsvorm, mogen doordrongen worden. XI. Nationaale Legermacht. Het behoort aan de Natie zelve , om zich te wa-„ paften 'tegen allen aanval , die haare onafhanglijkheid nadeel zou kunnen toebrengen ; zodat alle Burgers de geboren verdeedigers van de rechten en de vrijheid der Natie zijn ; zijnde een leger niet anders , dan een afgezonderd gedeelte van de publieke macht, 't geen aan eene meer geregelde orde gebonden en altijd in daat van tegenweer is. De Natie is aan haare Legermacht derzeiver achting verfchuldigd , en tot belooningen verplicht , welke aan de opoffering van haar Krijgsvolk voor de verdeediging van den Staat geëvenreedigd zijn ; terwijl de troepen, daartegen, gehouden zijn, om zowel voorde zekerheid van de grenzen der Natie, als voor het handhaaven der openbaare rust, te waaken , en , in één woord, het derkde bolwerk voor de Republiek moeten uitmaaken. Dan, opdat de Legermacht nimmer van het doel haarer befiemming moge afwijken , zal zij altijd S 3 > aan  9S B IJ L A G E N. aan de Uitvoerende Macht , overeenkomstig de wetten, welke daaromtrend gemaakt zullen worden , moeten ondergefchikt zijn; zullende de troepen diensvolgens verplicht wezen , om aan de Natie en den Koning te zweeren , dat zij hun getrouw zullen blijven en de. eerde verdeedigers van denNationaalen Regeeringsvorm zijn zullen; terwijl zij hierna voor de verdeediging van den Staat in het algemeen , en voor die der Grenzen en Sterkten in het bizonder, gebruikt, of tot onderdeuning der Uitvoerende Macht , ingevalle van ongehoorzaamheid aan de wetten , bij wien dezelve ook mogt plaats hebben , kunnen gebezigd worden. XV. Brief van den lieer de Montmorin , Minister der Buitenlandfche zaaken, in naam des Konings van Frankrijk, aan de Franfche Gezanten aan vreemde Hoven gefchrevcn. „ De Koning , Mijn Heer, gelast mij , U te berichten , dat het zijn allerduidlijkst oogmerk is , dat gij zime gevoelens over den Franfchen Regeeringsvorm bekend maakt aan het Hof, waar gij U verblijf houd. De Gezanten en Miniders van Frankrijk aan alle Hoven van Europa ontvangen dezelfde bevelen , ten einde 'er geenerleien twijfel moge overblijven aangaande de oogmerken zijner Majedeit; zijne vrije aanneming van den nieuwen Regeeringsvorm, of zijnen onherroepelijken eed van dien te zullen handhaaven" „ Zij-  B IJ L A G E, N. 99 „ Zijne Majefteit had de Algemeene Staaten des Koningrijks bijeengeroepen , en in zijnen Raad bepaald , dat de Gemeente daarin een gelijk getal Afgevaardigden zoude zenden , als de toenmaals aanweezige .beide andere Standen. Deze voorafgaande daad van wetgeving , welke oogenbliklijke hinderpaalen niet gedoogden, gunstiger te maaken , gaf duidelijk genoeg de begeerte zijner Majedeit te kennen , om de Natie in alle haare rechten te herdellen." „ De Algemeene Staaten waren vergaderd, en namen den titel aan van Nationaale Vergadering , toen weldra de oude orde van zaaken , in welke de fchijnbaare macht van het Koningfchap alleen de wezenlijke macht van eenige Ariftocratifche ligchaamen verbergde, door een Staatsbeduur vervangen werd , gefchikt , om het geluk van Frankrijk en dat van den Monarch - te doen geboren worden." „ De Nationaale Vergadering nam den form eener vertegenwoordigende Regeeringaan, bij welke zij het erflijk Koningfchap voegde. Het Wetgeevend Ligchaam werd bedendig verklaard , en de keuze der bedienaars van den Godsdienst , der Bewindvoerers en der Rechters aan het volk terug gegeeven. Men droeg den Koning de Uitvoerende Macht, de zamendelling der Wet aan het Wetgevend Ligchaam , en - haare bekrachtiging den Monarch op. De publieke macht, zo in- als uitwendig , werd naar dezelfde grondbeginzelen , en volgends den fundamenteelen grondflag der onderfcheiding van vermogens ingericht : dusdanig is de nieuwe Regeeringsvorm des Rijks." ,, Hetgeeu men omwenteling noemt is niet dan de vernietiging eener menigte misbruiken , federt eeuwen lang S 4 °P-  ioo 13 Ij LAGE N, opé'engedapeld door de dwaaling des volks, of de macht der Minisjers , welke nooit de macht des Konings is geweest : deze misbruiken waren niet minder noodlottig voor de Natie als voor den Monarch ; terwijl het gezag , fchoon onder gelukkiger Regeeringen niet opgehouden hebbende, dezelven aantetasten , ze echter uiet had kunnen vernietigen. Thands zijn zij niet meer: de Natie , zelve Souverain, heeft niet dan Burgers, in gelijke rechten daande ; geen oppergebieder dan de Wet; geene werktuigen dan de Uitvoerers , en van deze Uitvoerers is de Koning de terfiè :■ dusdanig is de Fi anfcht omwenteling." ,, Zij moest tot vijanden hebben allen , die in een eerde oogeiiblik van dwaaling, om perlbonüjke voordeelen , de misbruiken van het oude beduur hebben betreurd. Van daar de fehijnbaare verdeeldheid , die zich in het Rijk heeft geopenbaard , en welke dagelijks afneemt : van daar misfehien eenige ftrenge wetten , en omdandigheden , welken de tijd zal verbeteren : maar de Koning , wiens wezenlijke macht onafscheidlijk is van die der Natie; die geene andere eerzucht kent dan des volks welweezen, noch eenige andere macht , dan die hein is opgedragen , reekende zich verplicht , om zonder aarfelen een gelukkig Staatsbeduur aanteneraen, welk te gelijk zijn gezag, de Natie en de Monarchie deed herboren worden. Men heeft hem alle macht gelaten , behalven het gedugt vermogen, om wetten te maaken : hij is belast gebleven met de onderhandelingen met vreemde Mogendheden, met de zorg, omzijn Rijk te verdeedigen , en de afweering van deszelfs vijanden. Dan, de 'Franfche Natie zal 'er voortaan van buiten geene meer hebben dan haare aanvallers , en heeft van binnen  Ii IJ L A G E N. 101 nen geene anderen , dan zulken , die , zich nog met dwaaze hoop vleiende , zouden geloven , dat de wil van vierentwintig millioenen menfchen, in hunne natuurlijke rechten teruggekeerd , na het Koningrijk op zodanige wijze ingericht te hebben, dat 'er vau de oude vormen en misbruiken alleen de herinnering overblijft , geene onbeweeglijke , geene onherroepelijke Conftitutie zij" „ De gevaarlijkden dier vijanden zijn zulken, die zich verleedigd hebben , om twijfelingen te verbreiden, over dè oogmerken van den Monarch ; cn dezen zijn, of zeer drafwaardig of zeer blind. Zij waanen zich vrienden des Konings, en zijn de eenige vijanden van het Koningfchap, die den Monarch de liefde en het vertrouwen eener groote Natie zouden ontroofd hebben, wanneer zijne grondbeginzelen en braafheid minder bekend geweest waren. En wat heeft de Koning niet gedaan , om te toonen , dat hij ook in de omwenteling en den Franfchen Regeeringsvorm zijnen roem delde? Na het aannemen en bekrachtigen van alle wetten , heeft hij geen middel verzuimd, om die te doen uitvoeren. Van de maand Februarij des voorleden jaars af, had hij in den boezem der Nationaale Vergadering beloofd , dezelven te zullen handhaaven , waarop hij in 't midden der algemeene Fcederatie des Rijks den eed gedaan heeft. Vereerd met den tijtel van Herfleller der Franfche Vrijheid , zal hij zijnen Zoon meer dan eene Kroon , naamlijk een wettig Koningfchap , overdragen." ,, De vijanden van het Staatsbeduur houden niet op te herhaalen, dat de Koning niet gelukkig is; even als of 'er voor een Koning eenig ander geluk kon zijn, dan dat des volks. Zij zeggen, dat zijn gezag verkort is, even als of een gezag, op geweld gegrond, niet minder g 5 ver-  ID2 B IJ L A G E N. vermogend en meer onzeker was , dan het gezag der wet. Eindelijk geven zij voor, dat de Koning niet vrij is. Dit is een verfoeilijke laster, indien men vooronderdeld, dat zijn wil gedwongen heeft kunnen worden , en eene ongerijmdheid , zo men voor gebrek van vrijheid aanziet de bewilliging zijner Majefteit , om in het midden der Burgers van Parijs te blijven : eene bewilliging , welke hij meer dan eens heeft te kennen gegeven , en die hij aan hunne vaderlandsmin, zelfs aan hunne vrees, cn boven al aan hunne liefde, verfchuldigd was." „ Ondertusfchen zijn deze lasteringen tot aan vreemde Hoven doorgedrongen , en zijn aldaar herhaald door Franfchen , die zich vrijwillig uit hun Vaderland hebben gebannen , in plaats van in deszelfs roem te deeien; en ' die , zo zij 'er de vijanden niet van zijn , ten minsten hunnen post als Burger hebben verlaten. De Koning gelast U, Mijn Heer, hunne kunstenaarijen en ontwerpen te verijdelen. Deze zelfde lasteringen , welke de alleronwaarachtigde denkbeelden over de Franfche omwenteling verfpreiden , hebben bij verfcheiden Natiën de oogmerken der Franfche Reizigers doen verdenken ; en de Koning gebied U uitdruklijk , hen te befchermc-n en te verdeedigeh. 'Geef, Mijn Heer! van de Franfche Conftitutie dat denkbeeld , 't geen de Koning zelf daarvan vormt, en laat geenerleien twijfel over nopens de gezindheid Zijner Majedeit , om die uit al zijn vermogen te handhaaven. Door het verzeekeren der vrijheid en gelijkheid der Burgers vestigt deze Regeeringsvorm den Nationaalen voorfpoed op de onwrikbaarde grondflagen: zij bevestigd het Koninglijk gezag door de wetten ; verhoed , door eene roemwaardige omwenteling , den ommekeer , dien de misbruiken van het oude Regcerings- be-  B IJ L A G E N. 103 beft uur weldra zouden hebben doen veroirzaaken , door mbfchien de ontbinding des Rijks te weeg te brengen , en zal , eindelijk , des Konings geluk uitmaaken. De zorg , om dezelve te rechtvaardigen , te verdeedigen en tot eenen regel van uw gedrag te dellen, moet uw eerde plicht zijn." „ Reeds verfcheiden maal heb ik U deswegens zijner Majedeits gevoelens bekend gemaakt; maar op hetgeen hem is ter ooren gekomen van het denkbeeld , dat men in vreemde Landen tracht te vestigen over 't geen in Frankrijk omgaat, heeft hoogstdezelve mij bevolen, U te gelasten , om den inhoud van dezen Brief, dien de Koning , ter meerdere openbaarmaaking , bevolen heeft te doen drukken , aan het Hof, waar gij U bevind, bekend te maaken." Parijs den 23 April 1791. (Geteekend) mont morin. XVI. Memorie , door zijne Majeftoit, den Koning van Frankrijk , bij stfn vertrek uit Parijs, op den 21 Junij 1791, agtergelaten. Zolang de Koning heeft kunnen hoopen, de orde en het geluk des Rijks, door de aangewende middelen der Na-  !o4 13 IJ L A G E Ni Nationaale Vergadering , en zijn verblijf' bij dezelve in de boofddad des Rijks, te zullen herboren zien, heeft geene perfoonlijke opoffering hem iets gekost, en hij zoude zelfvan de nietigheid, met welke het gemis van vrijheid alle flappen bezoedelt , die federt de maand van Ocrtober J7O9 door hem gedaan zijn , r;iet gerept hebben , indien deze hoop ware vervuld geworden. Maar thands , nu hij ten loon voor zooveele opofferingen de Koninglijke waardigheid ontzenuwd, alle de machten miskend, de eigendommen aangerand , de veiligheid der perfoonen overal in gevaar gc-deld, de misdaaden ongedraft gelaten , en eene volkomen, regeeringluosheid zich boven de wetten ziet verheffen, zonder dat het fchijngezag, hetwelk hem door deo nieuwen Regeeringsvorm wordt overgelaten, genoegzaam zij , om een eenig der onheilen , welken het Koningrijk rampzalig maaken, te weeren nu gelooft de Koning, na plegtig geprotesteerd te hebben tegens alle de Aften, federt zijne gevangenfehap van hem afkomstig, onder het oog der Franfchen en van de ganfche waereld te moeten brengen het tafreel van zijne handelingen, en die van het Regeeringsbeduur, 't geen in het Rijk is ingevoerd geworden. In de maand Julij 1739, werd 'er, om alle reden van mistrouwen wegienemen, zorg gedragen , om de troepen wegtezendett , welke hij niet bij zich had ontboden , dan op de vonken van opftand, die zich in Parijs en in het Regiment van zijne Guardes begonnen te openbaaren. De Koning , zichzelven niets kwaads bewust , fchroomde niet, zich alleen, onder alle gewapende Burgers der hoofdftad , in de maand van October deszelfden jaars, te verroonen , en werd , terwijl hij lang te vooren kennis had bekomen van de bewe- gin-  B IJ L A G £ N. ioS gingen , die de muiters op den dag van den ^den zogten te verwekken, tijdig genoeg gewaarfchuuwd, om te kunnen vertrekken, indien 'hij gewild hadde. Dan , vreezende , dat men zich van dien flap zoude bedienen , om een' burgeroorlog te verwekken, verkoos bij liever, zich perfoneel opteofferen , en , wat het meest zijn hart deedt bloeden , het leeven van perfoonen in gevaar te delien , die hem het dierbaarst zijn. De ganfche waereld weet de gebeurdtenisfen van den nacht van den 6dcn, en de drafloosheid , welke 'er federt twee jaaren op gevolgd is. God alleen heeft de uitvoering der fnoodde euveldaaden belet , en de Franfche Natie voor eene finet behoed, die onuitwischbaar zoude geweest zijn. De Koning , toegevende aan den blijkbaaren wensch der Parijfenaaren , betrok het kasteel der Tuilleries , waar , fints meer dan honderd jaaren , de Konineen geen gewoonlijk verblijf gehouden hadden , rurgenomen geduurende de minderjaarigheid van Lodewijk XV. Niets was 'er tot den ontvangst des Konings in gereedheid , en het fcheelde veel , dat de inrichting der vertrekken den Koning de gemakken konde bezorgen , aan welken Zijne Majedeit in de andere Koninglijke Huizen gewoon was , en die een welgedeld particulier kan genieten. Dan, in weerwil der ongemakken wan allerleien aart, welke op de verandering van de verblijfplaats des Konings volgden , getrouw aan het plan van opoffering 't welk zijne Majedeit zich ter bewerking van de publieke rust had voorgenomen , meende Hij , reeds den dag naa zijne komst te Parijs, de Provintiën, wegens zijn verblijf in de hoofddad , gerust te moeten dellen. Maar, het hart zijner Majedeit moest nog een zwaarer  lotj 13 IJ L A G E N. rer opoffering verduuren. Hij moest zijne Guardes du Corps, van wier getrouwheid hij een roemruchtig bewijs hadt ontvangen, van zich verwijderen; terwijl, in den noodlottigen ochtend van den 6den , twee van hun omkwamen , en verfcheiden zwaar gekwetst werden onder het ilrikt naarkomen van de bevelen des Konings , die hun verboden had, op eene verdoolde menigte vuur te geven. De' list der oproerigen is waarlijk al groot geweest , om een zoo getrouwe troep, die het goed gedrag ten toppe voerde , 't geen zij altoos had gehouden , onder zulke zwarte koleuren te befchouwen. Dan het was niet zoo zeer tegens de Guardes du Corps, dat zij het gemunt hadden, als wel tegens den Koning zeiven. Men wilde hem geheel op zich zeiven doen liaan, door hem van zijne Lijfwachten te berooven , welker gemoederen men niet, zoals die van het Regiment der Fran» fche Guardes, die weinig tijds te vooren het puik der armee uitmaakten, had kunnen omzetten; en het was aan de foldaaten van dit Regiment , in foldij van de Had Parijs overgegaan , en aan de vrijwillige Nationaale Guardes dier llad , dat men de wacht des Konings toevertrouwde. Deze troepen liaan geheel onder de orders de dedelijke Regeering, van welke de Commandant Generaal afhanglijk is. De Koning heeft zich , onder deze wacht, in zijne eigen Staaten gevangen gezien; want welken naam kan men anders geven aan den toedand van eeu Vorst, die over zijne wacht geen verder bevel voert, dan in zaaken van parade; die geene der plaatfen begeeft , en verplicht is, zich omringd te zien van verfcheiden perfoonen , wier kwaade oogmerken omtrend hem en zijne familie hem bekend zijn. Het  IS IJ L A G E N. 107 Het is niet om de Parijfchè Nationaale Guarde en de Center-troepen te befchuldigen , dat de Koning van deze dingen ophaalt , maar om de juiste waarheid te doen kennen ; en terwijl hij deze aan het licht brengt , zal hij gaarne recht doen aan den ijver voor de goede orde, en de verknochtheid aan zijn' perfoon, welke deze troep in het algemeen hem bewezen heeft , toen de gemoederen aan zich zeiven overgelaten, en niet langer door het gcfchreeuw en de logentaal der oproerigen verbijsterd werden. Dan , hoe meer opofferingen de Koning gedaan heeft tot het geluk van zijn volk, zoveel te meer hebben de muiters de gemoederen gaande gemaakt, en de Koninglijke waardigheid onder de meest valfche en haatelijkde kleuren afgefchilderd. De bijeenroeping der Staaten-Generaal , de gevraagde verdubbeling voor de Orden van den derden Stand, de moeite, welke de Koning genomen heeft, dm alle de zwaarigheden, die de bijeenkomst der Staaten-Generaal konden in den weg daan , opteruimen , alle de befnoeijingen welke de Koning in zijne eige uitgaven , alle de opofferingen, welke hij in de zitting van den 237??» Junij voor zijn volk had gedaan, en eindelijk de vereeniging der Ordens , te wege gebragt door de openbaarmaaking van 's Konings begeerte zelve : maatregelen , welke zijne Majedeit alstoen onvermijdelijk achtte tot de werkzaamheid der Staaten-Generaal: alle zijne zorgen , alle zijne moeite , alle zijne edelmoedigheid , alle zijne opofferingen voor zijn volk , zijn miskend , en aan alles is eene verkeerde gedaante gegeven. Men herinnere zich de Memoden, die de oproerigen, toen de Staaten Generaal, den naam van Nationaale Vergadering aangenomen hebbende , zich met den Regee- rings-  lo3 B IJ L A G E N. ringsvorm des Rijks dagten bezig te houden, de behendigheid hadden, uit verfcheiden Provinciën ten voorfchijn te doen komen, beneffens de bewegingen in Parijs, om de Afgevaardigden met verachting te kort te doen fchieten aan tie voornaame bepaalingen hunner lastbrieven , welke medebragten, dat het maaken der wetten met overleg des Konings zoude gefchieden. Ondertusfchen heeft de Nationaale Vergadering , met verachting dezer bepaaling, den Koning geheelenal buiten den Regeeringsvorm gefloten , door hem het recht te weigeren, van al of niet zijne bekrachtiging te geven aan artikelen , welken zij voor conftitutioneel houdt ; door aan zich te behouden , om onder die clasfe alle dezulken te voegen, welke zij verkiest, en door het Koninglijk voorrecht omtrent dezodanigen, die enkel tot de Wetgeving behooren, te beperken tot een recht van opfchorting tot de derde Wetgeving; een recht, dat niets te beduiden heeft, gelijk zooveele voorbeelden maar al te veel bewijzen. De eerbied voor den Koning is niet dan de iedele fehim der Koninglijke waardigheid. Men heeft hem 25 millioenen voor de kosten van zijne civiele lijst gegeven; maar dezen moeten door den luister van zijn huis, dien hij moet ophouden, om de waardigheid van de Franfche Kroon eer aan te doen , en door de lasten, waarmede men dit inkomen zelfs van het tijddip af bezwaard heeft, toen hetzelve bepaald werd , geheel verzwolgen worden. Men heeft hem het vruchtgebruik van eenige Domeinen van de Kroon gelaten , met verfcheiden lastige inrichtingen omtrend de genieting ; terwijl deze Domeinen Hechts een gering gedeeite uitmaaken van die, welke alle de Koningen van alouds bezaten, en van het erfdeel zijner Ma-  B IJ L A G E N. 10$ Majefteit van zijne Voorouderen, die het aan de Kroon hebben vereenigd. Men fchroomt niet te dellen, dat alle deze zaaken , te zamen genomen , veel meer zouden bedragen dan de fommen , welke tot onderhoud des Konings en zijner Familie zijn aangewezen , en dat hij alsdan niets aan het volk zoude kosten. De Koning kan hieromtrend met geen dilzwijgen voorbijgaan de oplettenheid, met welke men, in het régelen omtrend de dnanties en alle de gedeelten daarvan, een onderfcheid gemaakt heeft tusfehen de dienden , aan den Koning in perfoon, of aan den Staat, bewezen; even alsof die voorwerpen niet waarlijk onafscheidbaar , en de gedaane diensten aan den perfoon des Konings niet mede zoodanige voor den Staat waren. Slaat men vervolgens het oog op de onderfcheiden deelen van het regeerings-beduur, en wel vooreerst , op de Juflitie, dan ziet men , dat de Koning geen deel aan het opdel der wetten, maar enkel het recht heeft, om tot de derde Wetgeving die zaaken tegentehouden, welke niet als conditutioneel worden aangemerkt, gelijk mede dat , vau de Nationaale Vergadering te verzoeken,' zich bezig te houden met deze of gene zaak , zonder1 daartoe echter eenen formeeien voórflag te mogen doen. Het Recht wordt in den naam des Konings geoefend, en de provifien van den Rechter worden door hem uitgevaardigd : maar dit is flechts pro forma, en de Koning heeft alleen de aandelling van Koninglijke Commisfarisfen , 't geen nieuw ingevoerde Amptcnaaren zijn , die flechts een gedeelte der voordeden van de voorige Procureurs-Generaal trekken , en enkel beflernd zijn , om tot uitvoering der formen de hand te bieden ; terwijl k ■ het  n» B IJ L A G E N. het publiek gedeelte aan een ander Officier der Juditie is opgedragen. Deze Commisfarisfen zijn voor hun leeven en niet tot opzeggens toe a3ngedeld ; doch de bediening van een Rechter mag flechts zes jaaren duuren. Bovendien is de Koning door een van de laatfte befluiten der Nationaale Vergadering van een der fchoonde voorrechten , welk overal aan de Koninglijke waardigheid gehecht is , naamlijk dat van Genade te bewijzen en de draden te verminderen, beroofd geworden. Hoe volmaakt de wetten ook zijn, is het echter onmogelijk, dat zij in alle gevallen voorzien kunnen; en het zullen dan de Gezwoorenen zijn , die eigenlijk hét recht van Genade te bewijzen zullen bezitten , door naar hun goedvinden den zin der wet te verklaaren , fchoon dan ook de blijken tegen haar mogten wezen. Hoezeer wordt niet door dusdaanige inrichting de Koninglijke luister in de oogen des volks verminderd, 't geen federt langen tijd gewoon was, in zijne nooden en zwaarigheden tot zijnen Vorst den toevlucht te nemen , en in hem een gemeenen Vader te befchouwen , die zijne rampen konde verligten. Het tinneniandsch bewind berust geheel bij de Departementen , Didricten en Municipnüteiten : al te menigvuldige fpringveeren zeker , welke den gang van het werktuig hinderen , en elkander dikwijls kunnen tegenhouden. Alle deze ligchaamen zijn door het volk verkozen , en , volgens de befluiten , niet verder aan het Regeeringsbewind onderhoorig , dan voor zoo verre derzelver uitvoering , of wel de particuliere orders, daaruit voortvloeiende, betreft. Zij hebben aan den eenen kant geenerleie gunst van de Regeering te wachten, en aan den anderen hebben 'er in het draffen of beteugelen hunner misdaadeu, zoals die bij de wetten zijn vastgedeld , zoo-  B IJ L A G E N. ui zooveele formaliteiten plaats, dat de gevallen wel ongemeen zouden moeten zijn , wanneer men 'er toe zou kunnen overgaan ; hetgeen het toezicht , welk de Ministers over deze Collegies behooren te hebben , bij na op niets doet uitlopen. Daarteboven zijn dezelven weinig in vermogen en achting gedegen. De Sociëteiten van de Vrienden der Conditutie, (van welke naderhand zal gefproken worden) die niet verandwoordlijk zijn , zijn veel vermogender, dan zij ; en even daardoor wordt de werking van de Regeering verijdeld. Sedert derzelver oprichting heeft men verfcheiden voorbeelden gezien, dat, hoe geneigd men ook ware, om de goede orde te handhaven , men zich niet heeft durven bedienen van de middelen, welken de wet aan de hand gaf, omdat men het volk vreesde , 't geen door opdookingen van anderen, gedreven werd. De verkiezende ligchaamen , fchoon zij voor hun zeiven geenen kring van werkzaamheid hebben , en zich enkel tot verkiezingen bepaalen , hebben een wezenlijk vermogen door hunne talrijkheid, hunne tweejaarige duurzaamheid , en de natuurlijke vrees, die aan alle menfchen , doch bijzonder aan hun, eigen is, die in geen gevestigden dand zijn , om aan dezulken te mishaagen, die hen dienst of ondienst kunnen' doen. De befchikking over de Militaire macht berust, volgens de befluiten , bij den Koning , die tevens tot Opperhoofd (Chef fuprême) van de Land- en Zeemagt verklaard is; maar het geheele werk van de inrichting dezer beide machten is door de Commisfies der Vergadering gefchied , zonder dat de Koning 'er deel aan had. Alles, tot op het geringde punt van krijgstucht , is door hen geregeld ; en zoo 'er al bij gelegenheid een derde hi of  lis B IJ L A C E N. of vierde van de aanfiellingen voor den Koning overblijft , wordt dit recht door de tallooze beletzeis en tegenkantingen , welken een ieder zich tegens de keuze des Konings veroorloft, bijna geheel krachtloos. Men heeft hem immers genoodzaakt gezien, om al het werk van de Stafofficieren der Armee te herdoen , omdat deze verkiezingen niet naar den zin der Clubs waren. Met dus toetegeven , heeft Zijne Majedeit eerlijke en braave Militairen niet willen blootffelien aan de geweldenarijen, die zekerlijk tegens hen zouden gepleegd geworden zijn, zoals men daarvan maar al te droevige voorbeelden gezien heeft. De Clubs en de beftuurende ligchaamen bemoeijen zich met de innerlijke huishouding der troepen , van welke ondertusfehen , zelfs de laatstgenoemden , geheel onkundig moeten zijn , naardien zij flechts het recht hebben, om de publieke macht ópteé'isfchen , wanneer zij meenen, dat 'er reden is, om ze te gebruiken, waarvan zij zich fomiijds echter zelfs, om de fchikkingen der Regeeritig, omtrend de verlegging der troepen, te dwarsboomen , op zulk eene wijze bediend hebben , dat het menigmaal gebeurd is, dat dezen niet waren, waar zij wezen moesten. De geest van opfland tegens de Officieren en de krijgstucht, welke in veele Regimenten plaats heeft , en die , zo men 'er geen krachtige zorg voor draagt, de vernieling der Armee ten gevolge zal hebben , is alleen aan de Clubs te wijten. En wat moet van eene Armee worden, wanneer zij geene hoofden noch krijgstucht meer heeft ? In plaats van de macht en de veiligheid van eenen Staat te wezen, wordt zij 'er de fchrik en plaag van. Hoe zullen de Franfche Soldaaten, wanneer hunne oogen eens geopend worden, niet bloozen over hun gedrag , en van diegeenen een' afkeer heb-  B IJ L A G E N, 113 hebben, die den goeden geesc hebben bedorven, welke in de Franfche Land- en Zeemagt heerschte ? Moe verderfelijk zijn de inrichtingen , door welke de Soldaaten en Zeelieden zijn aangezet, 0111 in de Clubs te verkeeren ! De Koning heelt altoos gemeend, dat de wet voor allen gelijk moet zijn : de Officieren , die aan hunnen kant ongelijk hebben , moeten gedraft worden ; doch op gelijke wijze , dan hunne onderhoorigen, volgens de fchikkingen , welken ten dezen aanziene bij de wetten en reglementen zijn vastgedeld. Alle deuren moeten opendaan, opdat zich de verdiensten kunnen vertoonen en verheffen: alle welwezen, dat men den Soldaaten toebrengen kan, is billijk en noodzaaklijk ; maar 'er kan geene Armee bedaan zonder Officieren eu krijgstucht , eu>'er zal nimmer eene bedaan , zoolang de Soldaaten vermeenen recht te hebben , om over het gedrag Hunner Bevelhebbers te oordeelen. Wat de buitenlandfche zaaken betreft ; de benoeming van de Ministers aan vreemde Moven is den Koning gelaten , gelijk ook het beleid der onderhandelingen; maar de vrijheid des Konings tot die verkiezingen is even onbeduidend , als tot die van de Officieren der Armee ; (waarvan de laatlle benoeming een voorbeeld opleevert); terwijl de overziening en bevestiging der Traótaaten , welke de Vergadering zich voorbehouden heeft, en de aanllelling van eene Diplomatique Commisfie, voldrekt het recht tot het beleid der onderhandelingen vernietigen. Met recht-van oorlog aantevangen zoude enkel een fchijnrecht wezen, naardien het in een Koning, die geen willekeurig alleenhec-rfcher is noch wil zijn, een blijk van zinloosheid zou wezen, om een ander Rijk, wanneer zulks tegens den zin zijner Natie ware , en zij geenerlei onh 3 der-  U4 B JJ L A G E N. derftand gave , om dien oorlog te voeren , onbedachtzaam aantevallen; maar het recht, om vrede te maaken, is van een gansch anderen aart. De Koning , die met de Natie een geheel uitmaakt , die geen ander belang dan het haare hebben kan , kent haare rechten , kent haare nooden en haare hulpmiddelen , en aarfeit alsdan niet , om zodanige verbintenisfen aantegaan , als hem dienstig fchijnen , om haar geluk en haare rust te verzeekeren : dan , de overeenkomsten door de Nationaale Vergadering moetende overgezien en bekrachtigd worden , zal geene Mogenheid genegen zijn, verbintenisfen te treffen, welke door anderen, dan door hen, met welken zij handelt, kunnen verbroken worden ; en dus vereenigt zich alle macht in het midden der Vergadering. Echalven dit; is het wel mooglijk , hoe rond men ook in de onderhandelingen te werk ga , het geheim derzelve aan eene Vergadering toetcvertrouwen, welker raadpleegingen noodwendig publiek worden? Finantien. De Koning had , reeds lang voor de beroeping der Staaten Generaal verklaard , dat hij aan de Vergaderingen der Natie het recht toekende van fubfidiën te verleenen, en niet langer zonder toeflemming vau het volk hetzelve belasten wilde. Alle de lastbrieven van de Afgevaardigden ter Vergadering der Algemeene S.aaten kwamen overeen, om het heritel der Finantien te brengen onder de eerde clasfe der onderwerpen, welken deze Vergadering flondt te behandelen, Dan , daar eenigen bepaalingen gemaakt hadden omtrend de artikelen , welken het eerst befiist zouden worden , heeft de Koning de zwaarigheden opgeruimd , welke deze bepaalingen hadden kunnen veroirzaaken, door zelf voortegaan , en, in de zitting van den liften Junij, alles toe-  B IJ L A G E N. ïi5 toetedemmen , wat men begeerde. Den i,den Februari] 1790 , heeft de Koning zelf de Vergadering verzogt , zich nadruklijk met een zoo gewichtig ftuk bezig te houden ; doch zij heeft 'er niet dan laat , en wel op eene wijze over geraadpleegd , welke onvolkomen kan fchijnen. 'Er is nog geen naauwkeurige ftaat van ontvangst en uitgaaf, noch van de middelen, welke het te kort komende kunnen aanvullen ; zijnde men enkel tot vooronderdellende bereekeningen overgegaan. De Vergadering heeft zich gehaast, om belastingen, welker gewicht, wel is waar, op het volk drukte , maar die echter zékere hulpmiddelen opleeverden, aftefchaffen , en heeft in derzelver plaats een bijna eenige impost ingevoerd , welks naauwkeurige helling misfchien zeer moeilijk zal zijn.. De gewoone fchattingen zijn thans zeer ten agteren t en het buitengewoon hulpmiddel van de twaalfhonderd eerfte millioenen Asfignaaten is bijna vcrflonden. De uitgaven van de Departementen van Oorlog en het Zeewezen zijn toegenomen , in plaats van verminderd , zonder 'er nog de kosten bij te reekenen, welken de noodzaaklijke toerustingen, in den loop van het laatst voorleden jaar , uithoofde van het beltuur van dat Departement, hebben veroirzaakt; terwijl de oirzaaken hiervan "door de komptoiren van ontvangst aan het beftuur derDiftriéten toetevertrouwen, aanmerklijk vermeerderd zijn. De Koning , die niet fchroomde , de reekeningen van zijn Finantie-beduur het eerst publiek te maaken , en den wensch had te kennen gegeven , dat de publieke reekeningen ten richtfnoer voor het Regeerings-bewind gedeld wierden , is in dit duk , zoo het mooglijk is, nog onkundiger, dan in alle anderen, gehouden , en de vooringenomenheid, de afgunst en de befchuldigingen teh 4 gens  nrS B IJ L A G E N. gens de Regeering , zijn over dit onderwerp nog gróoter geworden. Het régelen der ibndfen , de hellingder belastingen , derzelver verdeeling over de Departementen , de belooningen voor bewezen diensten alles is aan het oog des Konings onttrokken , wien niets dan eenige geringe aandellingen , en zelfs niet de üudeeling van eenige giften tot bijftand van behoeftigen , is overgebleven. De Koning kent de moeilijkheden van dit beduur , en indien het mooglijk ware, dat het werktuig van regeering zijnen gang konde gaan, zonder zijn onmidlijk opzicht over het bewind der Finantien , zoude Zijne Majedeit zich enkel daarover beklaagen, dat hij niet langer zelf konde medewerken tot het daardellen eener bedendige orde, waardoormen de vermindering der belastingen zoude kunnen bereiken, (eene zaak, welke men wel weet, dat Zijne Majedeit altoos levendig begeerd heeft , en die hij zonder de kosten van den Amerikaanfchen oorlog had kunnen werkdellig maaken) en dat hij niet langer te befchikken had over het toereiken van bijdand aan ongelukkigen. Eindelijk is de Koning door de wetten verklaard tot Opperhoofd (Chef fuprémej van het beduur des Koningrijks ; doch andere opgevolgde bcfluiten hebben de inrichting van het Miniderie derwijze gerégeld , dat de Koning , wien zulks meer onmidlijk raakt , echter 'er niets in kan veranderen, zonder nieuwe bedellingen der Vergadering. Het fydhema van de bovendrijvende partij , om alle de uitvoerers van het Regeerings-bewind onder wantrouwen te leggen , is zowel gevolgd geworden , dat het thans bijna onmooglijk wordt, de posten van beduur te vervullen. Geene Regeering kan bedaan, of naar behooren werken , zonder een wederzijdsch vertrouwen tusfehen  B IJ L A G E N. 117 (chen de beduurcrs en de beduurden , en de laatde wetten , welke aan de Nationaale Vergadering voorgedeld zijn , nopens de draden voor de Miniders of de Agenten der Uitvoerende Macht , ■ aan raisdaaden fchuldig, of die begrepen mogten worden de paaien van hun gezag te buiten gegaan te zijn, moeten allerleie ongerustheden doen geboren worden, inzonderheid, daar zich deze drafopleggende befchikkingen ook tot ondergëfchikten uitdrekken, hetgeen alle onderwerping wegneemt, naardien minderen de bevelen hunner meerderen , die voor hetgeen zij gebieden verantwoordelijk zijn, nimmer moeten beoordeelen ; terwijl deze wetten tevens, door de menigte der voorzorgen en der foorten van misdrijven, daarin opgenoemd , enkel dienen, om , in plaats van het zoo noodig vertrouwen, het tegengedelde te verwekken. Deze Regeeringsvorm, zoo gebrekkig in zich zeiven , wordt het nog meer door de volgende oirzaaken. 1) De Vergadering breidt , door haare Commisfies , alle oogenblikken dej paaien uit, welken zij zich zelve heeft voorgefchreven: zij bemoeit zich met zaaken, die eeniglijk tot het inwendig beduur van het Rijk, en tot waarneming der Juditie , behooren ; vereenigt dus in zich alle macht, en oefent zelfs door haare Commisfies van onderzoek een waar Despotistnus uit, barbaarfcher en onverdraaglijker dan eenig ander, waarvan de Hidorie ooit melding gemaakt heeft. 2) 'Er zijn in bijna alle de Steden , en zelfs in veele Vlekken en Dorpen van het Koningrijk, Genoodfchappen opgericht onder den naam van Vrienden der Conjlitutie , welke , tegen den inhoud der wetten, geen ander dulden, dan die met hen eenen lijn trekt , waaruit eene ontelbaare Corporatie ontdaat, gevaarlijker dan eenige van die te vooren bedonden. h 5 Zon-  n8 B IJ L A G E N. Zonder 'er toe gemachtigd te zijn niet alleen , maar zelfs in weerwil van alle befluiten , raadpleegen zij over alle de deelen vau het Regeeringsbewind, houderr-onderling verftandhoudiug over alle zaaken ; geven en ontvangen verklaaringen ; kondigen befluiten aan, en hebben zoodanig een overwicht verkregen , dat zlle de beftuurende en rechterlijke Collegien, zonder zelfs de Nationaale Vergadering uittezonderen , bijna altoos aan hunne orders gehoorzaamen. De Koning oordeelt het niet mooglijk , een Koningrijk van zulk eene ver uitgellrekthcid, en van zulk een groot gewicht, als Frankrijk, te regeeren door zodanige middelen, als de Nationaale Vergadering heeft vastgefteld, en als thands fland grijpen. Zijne Majedeit, aan alle de befluiten , zonder onderfcheid , eene bekrachtiging gevende , welke hij wel wist niet te kunnen weigeren , is daartoe bewogen geworden door de begeerte, om alle redentwist te mijden , welke de ondervinding hem geleerd had, ten minden, nutloos te wezen. Daarteboven vreesde [hij , dat men denken zoude, dat hij de verrichtingen der Nationaale Vergadering, in welker goe-den uitflag de Natie zoveel belang delde, wilde vertraagen of doen mislukken. Hij delde zijn vertrouwen in de verdandige lieden dier Vergadering, die erkenden, dat het ligter valle , eenen Regeeringsvorm omverre te werpen , dan weder eene nieuwen op gansch verfchillende grondvesten optebouwen, Zij hadden meermaalen , ten tijde van de aangekondigde overziening der befluiten, de noodzaaklijkheid gevoeld , om een noodig vermogen van werking en overwerking aan elke Regeering te geven. Zij erkenden mede de nuttigheid, van voor die Regeeriug en voor de wetten, welke tot verzeekering van ieders wel-  B IJ L A G E N. 119 welvaren en fland moeten dienen , zulk een vertrouwen inteboezemen , dat hetzelve alle die Burgers in het Koningrijk deed wederkeeren, welken, eenigen uit misnoegdheid en de meesten uit vrees voor hun leeven of voor hunne bezittingen, zich gedwongen hadden gezien, hun Vaderland te verlaten. Maar, hoe nader men de Vergadering aan het einde van haaren arbeid ziet komen, zooveel te meer ziet men verflandige lieden hunne achting verliezen , en de inrichtingen , welke niet dan moeilijkheden, en zelfs onmooglijkheden, in het bewind der Regeering verwekken , en voor haar niet dan wantrouwen en wrevel kunnen inboezemen, dagelijks toenemen. De andere wetten , in plaats van eenen heilzaamen balzem op de wonden te leggen, welke nog in verfcheiden Provintiën bloeden , doen flechts de ongerustheden aangroeijen , en het misnoegen hooger rijzen. De geest der Clubs regeert en overheert alles; de duizenderleie kwaaddookende en lasterlijke dagbladen en Pamphlets , die dagelijks uitkomen , zijn flechts hunne weerklanken, en bereiden de gemoederen tot de wijze, op welke zij hen willen leiden. Ondertusfchen heeft de Nationaale Vergadering nooit deze losbandigheid , wel verre van eene waare vrijheid te wezen, durven te keer gaan ; zij heeft haar gezag verloren , en zelfs het vermogen , hetwelk zij noodig zoude hebben , om terugtekeeren , en te veranderen , wat haar toefchijnen mogt verbetering noodig te hebben. Men ziet uit den geest, die in de Clubs regeert, en uit de wijze , op welke zij zich van de nieuwe primaire Vergaderingen meester maaken , wat men van hun te verwachten hebbe; en zo zij al eenige neiging toonen , om omtrent het een of ander terugtekeeren , is het, om de overblijfzelen der Ko-  120 B IJ L A G E N. Koninglijke waardigheid te vernietigen , en een bovennatuurkundig en wijsgeerig Regeeringsbeduur te vestigen , 't geen in de uitvoering onmooglijk is. Franfchen , hebt gij het zoo begreepen , toen gij Vertegenwoordigers ter Nationaale Vergadering afvaardigde ? Begeert gij , dat de regeeringloosheid en het despotismus der Clubs de plaats zullen vervangen der monarchaale Regeering, onder welke de Natie veertien honderd jaaren lang voorfpoedig is geweest? Verlangt gij, uwen Koning met finaad overlaaden en van zijne vrijheid beroofd te zien , terwijl hij zich enkel bezig houdt met de uwe te vestigen ? De liefde voor hunne Koningen behoort onder de deugden der Franfchen , en Zijne Majefteit heeft voor zijn perfoon daarvan te treifende blijken ontvangen , om ze immer te vergeten. De oproerigen wisten wel , dat zij, zoolang deze liefde plaats had , hun werk nimmer zouden kunnen voltooijen; zij wisten ook, dat het, om ze te verminderen, noodig ware, den eerbied, met welken ze altoos gepaard had gegaan , zo mooglijk , te vernietigen ; en ziet daar de bron van al den hoon en fmaad, dien de Koning geduurende twee jaaren ondergaan , en" van alle de rampen , welken hij geleeden heeft. Zijne Majedeit zoude hier het treurig tafreel 'er ' niet van afmaaien, indien hij niet aan zijne getrouwe Onderdaanen den geest dier oproermaakers wilde doen kennen , die den boezem van hun vaderland verfcheuren , terwijl zij voorgeven, hetzelve te willen herfcheppen. Zij bedienden zich eerst van de geestdrift , welke 'er omtrend den Heer Necker plaats had , om hem, zelfs onder het oog des Konings, een zegepraal te bezorgen, die  is IJ L A G E N. lal die te meer in het oog liep , doordien de lieden, welke zij daartoe gehuurd hadden , hun best deden , om geenerleie acht op 's Konings tegenwoordigheid te daan. Door deze eerde proef douter geworden , durfden zij reeds 's anderendaags , te Ferfailles , den Heer Aartsbisfchop van Parijs, aanranden; hem onder het werpen van deenen vervolgen, en zijn leeven in het grootde gevaar brengen ; en , toen de opdand in Parijs uitbarstte , werd een kouder , die van den Koning gezonden was , publiek aangehouden , doorzogt, en de brieven des Konings werden zelfs opengebroken. Middelerwijl fcheen de Nationaale Vergadering den fpot te drijven met 's Konings droefheid, door zich te beijveren, om blijk op blijk van haare achting te geven aan die zelfde Miniders , wier verwijdering ten voorwendzel tot den opdand gediend had , en welken federt daarom niet te beter door haar gehandeld zijn. De Koning , het befluit genomen hebbende, om uit zich zeiven de woorden des vredes in de Hoofddad te brengen , werd 'er door lieden , die langs den ganfchen weg gefchaard donden , zorg gedragen, dat men , zoals den Franjeken anders zoo eigen plag te zijn , geen Five le Roi zoude roepen , en de aanfptaaken , welke'aan hem gedaan werden, verre van het kenmerk van dankbaarheid te dragen , waren enkel vol van bittere fchimpredenen. Ondertusfchen gewende men het Gemeen meer en meer aan de verachting der Koninglijke waardigheid en der wetten : dat van Ferfailles bedondt twee Husfaaren aan het hek voor het Kasteel optehangen ; ontrukte een Vadermoorder der verdiende draf; verzettede zich tegens de komst van een hoop Jagers , bedemd om de goede orde te bewaaren ; terwijl een krankzinnig mensch , publiek  122 li IJ L A G E N. bliek bij Palais - Royal, voorfloeg , om den Koning en deszelfs Zoon opteligten en te Parijs te bewaaren , en de Koningin in een klooster öprefluiten; welk voordel , in plaats van met de verdiende verontwaardiging verworpen te worden , toegejuichd werd. De Vergadering , van haare zijde , niet te vreden met de Koninglijke waardigheid door haare befluiten te ontluisteren, vertoonde zelfs eene minachting voor den perfoon des Konings, en ontving, op eene wijze, die men onmooglijk een' behoorlijken naam kan geven, zijne aanmerkingen op het vastgedelde van den nacht van den 4 en 5«few Augustus. Eindelijk zag men den 5 en 6den October opdagen. Het verhaal van het gebeurde zou overbodig zijn , en zijne Majedeit zal 'er zijne getrouwe Onderdaanen niet mede kwellen; doch hij kan niet nalaten, te doen opmerken, welk gedrag de Nationaale Vergadering geduurende deze verfchrikkelijke tooneelen heeft gehouden. Verre van te denken, om ze voortekomen, of om ze althans te duiten , bleef zij dille , en vergenoegde zich met op den voorflag , om zich in één ligchaam naar den Koning te begeven, te antwoorden , dat zulks benéden haare waardigheid was. Van dat oogenbük af, kenfchetfte zich bijna ieder dag door nieuwe voorvallen, waarvan het eene voor den Koning verdrietiger dan het andere was , of door beleedigingen, welke hem werden aangedaan. Naauwlijks was de Koning in de Tuilkries, of een onfchuldige werd, bijna onder zijn oog , vermoord, en zijn hoofd door Parijs rondgedragen. In verfcheiden Provintien zijn zij , die bleken aan den Koning of deszelfs perfoon verknogt te zijn , vervolgd geworden , en  B IJ L A G E N, l23 en voelen zelfs hebben het leeven verlooreh , zonder dac de Koning bij mooglijkheid de moordenaaren heeft kunnen doen draffen, of zelfs zijn misnoegen deswegens betoonen. Zelfs in den tuin der Tuilieries ontvingen alle de Afgevaardigden , die tegens de Koninglijke waardigheid of tegens den Godsdienst gefproken hebben (want de muiters hebben in hunne woede zoo min den Godsdienst als den Throon ontzien) de eerbewijzingen van den zegepraal ; terwijl diegeenen , die verfchillend denken, 'er alle oogenblikken worden beledigd, en hun leeven zelfs geduurig bedreigd wordt. Bij de verbintenis; van den i/^den Julij 1700, heeft de Vergadering , door den Koning bij een uitdruklijk befluit tot* derzelver hoofd te benoemen , getoond , dat zij 'er een ander toe hadde kunnen verkiezen: ook is bij diezelfde plegtigheid is, in weerwil van 's Konings verzoek , de Koninglijke Familie van hem afgefcheiden geworden, hetgeen tot dus verre eene ongehoorde zaak was. (Onder deze verbintenis echter heeft de Koning de aangenaamde oogenblikken van zijn verblijf te Parijs gefmaakt, en hij herinnert zich hier met genoegen de blijken van verknogtheid en liefde, welken hem de Nationaale Guardes van geheel Frankrijk, tot die plegtigheid bijeengekomen, gegeven hebben.) De Ministers des Konings, dezelfden, welken de Vergadering den Koning gedwongen heeft, terug te roepen , of welker benoeming door haar goedgekeurd Was, zijn allen, op één na , door overmaat van beleedigingen en bedreigingen genoodzaakt geworden, hunne plaatfen te verlaten. Mesdames, 's Konings Tantes, die altijd bij hem gebleven waren, uit eene godsdienstige beweegreden naar  I&I B 1] L A G E HF. naar willende reizen , hebben de oproerigen aan heur de vrijheid niet willen laten , welke aan alle menfchen toekomt, en bij de verklaaring van de rechten van den mensch is vastgefteld. Eene bende, door hen opgeruid , is naar Bellevue getrokken, om Mesdames aantehouden ; en toen dit plan , door haar fchielijk vertrek, mislukt was , lieten zich de muiters nog niet afschrikken, maar begaven zich naar Monfieur, onder voorwendzei , dat hij het voorbeeld van Mesdames wilde volgen: en hoezeer zij bij dien flap niets gewonnen hebben, dan hét vermaak van hem eene beleediging aantedoen, is dezelve echter voor hun itelzel niet geheel vruchtloos geweest. Inmiddels , daar zij Mesdames niet te Bellevue hadden kunnen tegenhouden, vonden zij een middel, om heure reis te Arnai-le-Duc te verhinderen, en 'er waren orders van de Nationaale Vergadering noodig, om heur dezelve te laten voortzetten ; terwijl de bevelen des Konings veracht werden. Naauwlijks was de tijding dezer aanhouding te Parijs gekomen , of zij poogden deze fchending van alle vrijheid door de Nationaale Vergadering te doen goedkeuren : dan , dit doel mislukt zijnde , verwekten zij een' oploop, om den Koning te dwingen, Mesdames te doen terugkeeren ; doch het goed gedrag der Nationaale Guardes (waarover hij haar terdond zijn genoegen te kennen gaf) de zamenrotting verdreven hebbende , namen zij hunne toevlucht tot andere middelen. Dan , daar zij gemaklijk konden begrijpen, dat op de minste beweging, ciie 'er ontdond , eene groote menigte getrouwe Onderdaanen zich naar de Tuilieries zouden begeven , en een foort van battaillon uitmaaken , welk in daat was, de kwalijkgezinden in bedwang te houden , verwekten zij eene  B IJ L A G E N. 125 eene opfchudding te Fincennes, en lieten met voordacht ' het gerucht lopen , dat men zich van die gelegenheid bedienen zoude, om naar de Tuikries te trekken, ten einde 's Konings voordanders te laten verzamelen , gelijk zij reeds gedaan hadden , en men alsdan hunne oogmerken bij de Nationaale Guarde in een verkeerd licht zoude kunnen plaatfen , door hun de ontwerpen van euveldaaden aantewrijven, tegens welke zij zich wapenden, liet gelukte hun zoowel, de gemoederen optedooken , dac i de Koning de fmert had, van onder zijne oogen, zonder hen te kunnen verdeedigen, diegeenen te zien mishandelen, die hem de trelfeuulle bewijzen van hunne verknogtheid gaven. Het was te vergeefsch, dat Zijne Majedeit hun zelfde wapenen afeischte, welken-men bij hen verdacht had doen voorkomen; te vergeefsch, dat zij hem die laatde blijk van hunne aankleeving vertoonden: niets konde deze verdoolde geesten te recht brengen , die de doutheid zoover dreven, dat zij de wapenen, welken de Koning in zijne bewaaring genomen had , zich lieten overi geven en in dukken floegen. Oudertusfchen dagt de Koning, van eene ziekte herReld, van de fchoone lente gebruik te maaken, om naar ^St. Cluiid te gaan , gelijk hij 'er in het voorige jaar een Jgedeeite van den zomer en van den herfst had doorgejbragt. Dan , daar deze reis in de Heilige Week ivoorviel , durfde men zich van de bekende verkleefdheid des Konings aan den Godsdienst zijner voorvaderen {bedienen , om de gemoederen tegens hem opteruijen ; |en reeds 's zondags avonds konde de Club der MinderbroeWers van zich verkrijgen een befluit te doen aanplakken, {waarin de Koning zelf als een verbreeker der wet vertelaard wordt. Den volgenden dag begaf Zijne Majedeit i zich  12ö B IJ L A G E N. zich in zijne reiskoets, om te vertrekken; maar, aan depoort der Tuilieries gekomen , ftond 'er een drom van volk , 't geen zich tegens 's Konings doortocht feu en te willen verzetten ; en het is met zeer veel droefheid, dat men hier zeggen moet , dat de Nationaale Guarde , verre van de oproerigen te weeren , zich bij hen voegde en de paarden vasthield. Te .vergeefsch deed de Heer de la Fayette alles, wat hij kon , om aan die Guardes te doen begrijpen, hoe afschtiuwlijk dit haar gedrag was: het baatte niets ; de onbefchaamdde gefprekken , de verfoeilijkde voorflagen klonken Zijne Majedeit in de ooren; de lieden van zijn huis , die zich aldaar bevonden , deden hun best, om ten minden hem te befchermen, indien de voornemens, welken maar al te openbaar geuit werden, mogten werkdellig gemaakt worden ; doch de Koning moest den beker tot den droesfem toe uitdrinken. Zijne getrouwe dienaars werden bovendien met geweld van hem afgefcheurd , en hij zag zich eindelijk , na geduurende zeven quartier uurs alle deze beledigingen uitgedaan te hebben , gedwongen te blijven, en in zijne gevangenis terug te keeren ; want hoe zoude men , na dit gebeurde , zijn paleis anders kunnen noemen? Zijne eerde zorg was, de beduurers van het Departement te ontbieden , hetwelk ambtshalve voor de publieke rust en veiligheid moet zorgen , en aan hetzelve kennis van het gebeurde te geven. Den volgenden dag begaf zich de Koning in perfoon naar de Nationaale Vergadering, om haar te doen opmerken ,hoe tegendrijdig, zelfs met den nieuwen Regeeringsvorm , dit voorval was; doch nieuwe hoon en fmaad was al de vrucht, welke uit deze twee deppen voor den Koning geboren werden. Hij was verplicht, te bewilligen in de verwijdering van zijne Kapel en van de meesten zij-  B IJ L A G E N. 12/ ï zijner voornaarnfte Ambtenaars ; den brief, welken zijn ] Minister in zijnen naam aan de vreemde Hoven gefchreiven heeft, goedtekeuren , en eindelijk de Mis van den i nieuwen Priester van Si. Germain l'Auxerrois, op Pdaschidag , bijtewoonen. Is het dus , na alle deze redenen , en bij de onimoogiiikheid , waarin zich de Koning bevind , om het [goede uitte werken en het gepleegd wordend kwaad te Ibeletten, te verwonderen, dat de Koning getracht heeft, !zijne vriiheid weder te bekomen, en zich met zijne Familie in veiligheid te dellen ? Franfchen , en vooral gij Panjfenaars, gij Inwooners van eene dad, welke het den Voorvaderen Zijner Majedeit deedsbehaagde ,de goede dad Parijs te noemen, vertrouwd niet op de inboezemingen en de leugens uwer fchijnvrienden ; keert weder tot uwen Koning; hij zal altoos uw vader, uw beste vriend zijn. Met welk een vermaak zal hij niet alle zijne perfoonlijke beleedigingen vergeten, en zich wederom midden onder U bevinden , wanneer een Regeeringsvorm, dien hij vrij zal hebben aangenomen , te weeg zal brengen, dat onze heilige Godsdienst geëerbiedigd , de Regeering op een vasten voet zal herfteld , door haare werking, de goederen en den ftand van een iegelijk niet meer zullen ontrust, de wetten niet langer ongedraft zullen overtreden, en eindelijk de Vrijheid op vaste en onwankelbaare grondflagen zal gevestigd worden. Te Parijs den 20 Junij 1791. (Get.) Louis. De Koning verbiedt zijnen Ministers, eenige bevelen in Izijnen naam te teekenen, tot dat zij zijne nadere orders zullen hebben ontvangen, en gelast den Zegelbewaarder i 2 van  138 Ti IJ L A G E N van Staat, hem het Zegel terug te zenden, zodra zulks van zijnen vvege zal geëischt worden. Te Pakijs den 20 Junij 1791. (Get.j Louis. XVII. Extract uit de Refolutien van de Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland. Maandag 23. Maij 1791. Is goedgevonden en verdaan, de Heeren Ordinaire Gedeputeerden dezer Provincie ter Generaliteit aan te fchrijveu en te gelasten , gelijk gefchied bij dezen , om aldaar te declarceren: dat hun Ed. Mog., gedelibereerd hebbende op het Generaliteits rapport van 3 Februari]' laastleden , betrekkelijk de zaken van de Wett-indifehe Compagnie , gelijk mede op dat van 21 Maart, op de inrichting van het beduur der f-Fest Indifche Compagnie, in gevalle goedgevonden wordt, dezelve te disfol-i veeren , in beide voorfchreven rapporten zooveele bedenkelijkheden gevonden hebben , die van een zoover uitzicht zijn voor de belangen van de Republiek in het generaal, en van deze Provincie en derzelver Commercierende en Neringdoende Ingezetenen in het bizonder , dat Hun Ed. Mog. daarop zodanige remarques zullen maaken , als zij provifioneel meenen noodig te zijn , om voor te komen, dat over de Bezittingeu hunner goede Ingezetenen, buiten derzelver toedemminge, op eene wil-  B IJ L A G E K. 129 willekeurige wijze gedisponeerd , veel min , dat, buiten ' het adveu dezer Provincie, zoude worden overgegaan tot Conclufien , die eene irreparabele grief leggen zouden aan al hetgeen de thans fubfideerende adminidratie ■ uit zijn geheel zoude brengen, en voor welke Conclufien Hun Ed. Mog. moeten vreezen , zo zij nagaan ' hetgeen bij het rapport van 3 Februarij wordt voorgedeld , dat, naamiijk , Hun Hoog Mog., zonder zich door de tergiverfatie van eenige Participanten te laten wederhouden , en aan de Participanten , die zich in l Hun Hoog Mog. benevolentie bevolen hebben, het con' venabel genot van hunne bereidwilligheid niet te doen verliezen , zouden behooren te refolveren, om zo fpoerdig mooglijk aanfchrijvingen te doen aan alle de Gou„verneurs , Directeurs of andere Bevelhebbers van de Koloniën en Etablisfementen van den Staat , onder het 'Octrooi van de IFest Indifcbe Compagnie tot nog toe zijnde , zo in Amerika als op de Westkust van Af) i' ia, ten einde dezelven ipfo momento, bij het expireeren van het gemelde Octrooi , hetwelk wezen zal met den laatden December van dit lópende jaar , de Regeering van de Koloniën aanvaarden, in naam en van wegen Hun Hoog Mog. , met provifioneele continuatie der hoogere en laagere Officianten, en van de indruftien, reglementen en orders , door Bewindhebberen van de West-Indifche Compagnie gefield , zowel in zaaken van Politie en Jufiitie als anderfints, met eene autorifatie op de voornoemde Gouverneurs , Directeurs of andere Bevelhebbers, om, wanneer zij onvermijdelijk noodig hebben gebruik te maken van Vivres en Ammunitie , of van iets , hoe genaamd , der West-Indifche Compagnie toe■behoorende, zij daarvan alvoorens eene behoorlijke tauxai 3 tie  I$> B IJ L A G E N. tie zullen maaken en overzenden , welke in de eflimatie en liquidatie van de (Fest-Indifche Compagnie zal worden toegereekend. Dat Hun Ed. Mog. , al verder ingezien hebbende den inhoud van het Generaliteits rapport van 21 Maart laatstleden , met het Plan van directie en opperbeduur der Koloniën hier te lande , in het geval van geene continuatie van het Octrooi van de IVest-Indifche Compagnie , hetzelve tot dus verre aanzien als gevolgen van alle de deliberatien , die over dit gantfche werk ter Generaliteit gehouden worden , en daarin al mede zooveele zwaarigheden ontmoeten, dat zij zich met hetzelve, zoo als het legt, niet kunnen conformeren , noch daarin op den voorgedelden voet berusten. Dat Hun Ed. Mog., ten aanzien van de te doene aanfehrijvingen naar de Koloniën , het daar voor houden , dat alle deliberatien over de al of niet te verleenen verdere prolongatie van het met dit jaar expireerende Octrooi, daardoor, uit haar geheel zouden g. bragt worden , en dat Hun Hoog Mog. door deze daad een irreparabele grief leggen zouden aan de belangen van de Compagnie en van die Participanten, die tot nog toe, om gemoveerde zwartigheden , zich niet hebben kunnen vergenoegen met het aanbod van dertig per Cent voor derzelver aandeelen in de Compagnie , en waarop zij geene elucidatie hebben bekomen, als alleen , dat zij als refractaire Ingezetenen befchouwd worden; terwijl de voorfchreven aanfehrijvingen een begin zouden maaken met de executie zelve. Hun Ed. Mog. willen gaarne aan het equitabel oordeel van Hun Hoog Mog. fubmiiteren, of Hoogstderzelver Dominium «ininens zich zoover uitdrekt, dat over de particulie* re bezittingen der Ingezetenen, op zoodanigen willekeu- ri-  B IJ L A G. E N. 131 rigên voet , in dit ons vrij land, kan worden gedisponeerd ; declareerende Hun Ed. Mog., dat zij voor Hun de reprefentatie der opperde macht van het gantfche Bondgenoo fchap , door de Vergadering van Hun Hoog Mog., ook uit hunnen naam geoefend , zoover niet extendeeren , maar gediendigiijk verzoeken, dat Hun Hoog Mog. zich in het generaal, en fpeciaal in dit geval, daarvan gelieven te onthouden, en te fupercedeeren, om de voorfchreven aanfchrijvingen te doen, tot tijd en wijlen deze of derzelver Conclufie met het eenpaarig adveu van alle de Bondgenooten, „en nadat de disfentieerende Deelgenooten te vreden zijn gedeld, zal kunnen genomen worden. Dat Hun Ed. Mog, op deze beide rapporten gehoord hebben Gedeputeerde Bewindhebberen der JVest-Indifche Compagnie , ter Kamer Zeeland, welke , bij eene Memorie van confideratien, heöben opgegeven al hetgeen zij gemeend hebben aan Hun Ed. Mog. te moeten onder het oog brengen , omtrent den voorledenen en tegenwoordigen daat van de fVest:Indifche Compagnie,en voorts hunne gedagten , dat eene prolongatie van het Oftrooi derzelve Maatfchappij verkieslijk is ; edoch onder alle zoodanige veranderingen en ftipuiatien , als naar de tegenwoordige omftandigheden het meest gefchikt, en tot bevordering van den welvaart der Kolonisten , en de Commercie der Ingezetenen op dezelye, het nuttigst en voordeeligst zoude bevonden worden. Dat deze , door Gedeputeerde Bewindhebberen overgegeven , confideratien aati -Hun Ed. Mog. van zooveel gewigt zijn voorgekomen , en verfcheiden daar van zoo zeer overeenkomdig met de princpes , die Hun Ed. Mog. zich in de - behandeling dezer , voor haare Pro. , 4 vin-  132 B IJ L A G E :L vincie , zoo zeer belangrijke zaak hebben voorspeld , dat zij alle dezelve hier nevens brengen ter deliberatie der hooge Bondgenooten , met ernllig verzoek , dat Jioogsdczelven den inhoud daar van in ferieufe overweging gelieven te nemen , en daarop zoodanig te refolveeren , als ieder der voorfchreven confideratien -geoordeeld zal worden te verdienen ; terwijl dezelven aan Uun Ed. Mog. aanleiding gegeven hebben , om aan Hun Hoog Mog. voortedragcn , dat nader moge onderzogc worden, of het Octrooi van de IFest-tndifche Compynie dezer landen , expireerende met den laaiden December dezes jaars 1791 , niet zoude behooren te worden geprolongeerd voor eenen convenabelen tijd van jaaren, en op zoodanigen voet , als het meest met de tegenwoordige tijdsomdandigheden , den daat der Koloniën en den aart der Commercie, nuttig en noodig wordt geoordeeld; zijnde Hun Ed. Mog. bereid , daar over met hunne Mede-Bondgenooten in overleg te komen, en willende gaarne afwachten zoodanige plans en confideratien, die c-ene wezenlijke verbetering' in het beduur der Maatfchrppij kunnen ten gevolge hebben ; terwijl Hun Ed. Mog. overtuigd zijn , dat het tegenwoordig beduur voor zoodanige verbétering vatbaar is , al was het maar dat Hun Hoog Mog. , bij eene gelegenheid als deze , geliefden zorg te dragen, dat de eene Kamer, door de fuperioriteit van andere Kameren , niet konde onderdrukt wor. den , gelijk de Kamer Zeeland, nu federt jaaren herwaarts , heeft moeten ondervinden. Dat zoodanig een, naar tijdsomdandigheden ingericht, Octrooi Hun Ed. Mog. is voorgekomen aan minder zwaarheden onderhevig te zijn , dan een geheel nieuw Plan van directie , al was hetzelve al eenigfints gemodiliceert, en  B IJ L A G E. N. 133 en zoo bedenklijk niet, als~ het, bij het rapport van c 1 Maart- laatstleden , voorgedeld Plan , vermits het in onzen Regeringsvorm gevaarlijk is, oude paaien, te verzetten , en dat dit aanleiding geven kan, om op een voorbeeld , dat voor handen is , al ras alles los te maaken. De bedenking is in het tegenwoordig geval van te meer belang, omdat met het 'voorgcdelde Plan en de Introductie van een Collegie, alleen dependent van Hun Hoog Mog. Vergadering' ,"■ geen fchadüw meer overblijft van het beftuür der West-Indifche Compagnie ; maar dat hetzelve , integendeel, geheel afwijkt van de primitive Inltitutie : en zoo lang het onmooglijke, om de Compagnie tê behouden , het-geen- wel gezegd maar niet bewezen wordt , niet wordt aangetoond , is er ook geen de minde grond, om dit als eene bewezen waarheid aantenemen , veel min, om daaraan eene blinde toedemming te geven. Om hier van zeker te zijn, moet de daat van de jaarlijkfche baaten en lasten, van het tegenwoordig beduur, aan de Bondgenooten worden opengelegd , en daar uit opgemaakt het te kort, dat er bij vervolg zijn zal; en is dat te kort zoo groot , dat de onmooglijkheid daar gedeld wordt, om hetzelve te fuppleeren , dan zal het eerst tijd zijn , om hier over een juist oordeel te vellen. Dat , om met nog meerder gerustheid nategaati , of een nieuw beduur , ten opzichte der Fondfen , preferabel is boven de tegenwoordige adminidratie , een comparative daat tusfehen de beide adminidratien ten hoogden noodig is , om te kunnen oordeelen , of het te kort van de nieuwe adminidratie met meer mooglijkheid zal kunnen gevonden worden , daar het bezwaar, hergeen uit de overneming der actiën , het betaalen der fchulden, i 5 • het  134 B IJ L A G E N. liet onderhoud van het nieuw beduur , alles te zamen genomen en voor rekening van de Bondgenooten gebragt, zoo aanmerkiijk groot is , dat daar uit aireen een zeer goed Fonds tot fubfidia kan gevonden worden; en buiten dit alles zal de nieuwe directie evenwel nog fubfidien noodig hebben. Dat, om ook eenigfints te kunnen opmaaken, welke de werkzaamheid van den Raad der Koloniën zijn zal, en hoe verre deszelfs macht zich zal uiidrekken, daartoe vereischt wordt, dat er eene inftruétie voor denzelven, conform hetgeen de Provincie Utrecht , by haar Advijs , gerequireerd heef; , had behooren geproduceerd te zijn , en gebragt ter deliberatie van de respeétive Provinciën , hetgeen , naar Hun Ed. Mog. inzien, in eene zaak van dit aanbelang , vooraf moet gaan , eer en alvoorens het van dezelven kan worden gevergd, zich ten principaalen te verklaaren. Dat , bij het meergemeld rapport van 21 Maart , ook wel met een woord gefproken wordt, dat de Commisfarisfen van den West - Indifchen Handel zouden behooren te blijven behouden de expeditie van het noodige voor de Koloniën, op dezelfde plaatfen, waar zulks gefchied is door de West-Indifche Compagnie; doch dat, behalven den voet en de wijze, waarop dit zoude plaats hebben , daar voor geene de minde verzeekering is, noch veel minder, welke werkzaamheid en influentie de Raad der Koloniën in Amerika daarin voeren zal. Dat er even zoo weinig verzeekering gegeven is, of, en welke faveurs de Zeeuwfche Ingezetenen zullen blijven behouden in de vaart op de Koloniën Esfcquebo en Demerarij : dit had alles moeten gecondateerd zijn, om het Plan op eene heblijke wijze aan Hun Ed. Mog. fmaak-  B IJ L A G E N. 135 fmaaklijk te maaken, daar het niet te verwonderen is, dat zulks nu eene tegcngcltelde uitwerking heeft, ja bij veele Ingezetenen dezer Provincie eene groote bekommering veroirzaakt , daar dezelven eene gegronde vrees hebben , dat dit voorgedelde Plan (indien het ten effecte gebragt wierd) die gevolgen hebben zal , dat, vroeg of laat, deze bijna eenige overgebleven tak van Commercie , door den weinigen invloed , die de hooge Regeering dezer Provincie daarin zoude behouden, geheelenal zal worden gedivideerd, en de ruïne van de kwijnende Negotie volkomen gemaakt: gevolgen , die Hun Ed. Mog. vertrouwen , dat bij het Generaliteits rapport, ten nadeele dezer Provincie , niet gebuteerd, maar die de ondervinding geleerd heeft, dat te voorzien zijn f en waar tegen met geen ernst genoeg gewaakt kan worden. Het is daarom , dat Hun Ed. Mog. fpeciaal aan zich referveeren, om, bij eene vernietiging vau de West-Indifche Compagnie, den eigendom op de Koloniën van Esfequebo en Denierarij te kunnen reclameeren , en, des noods, het recht van deze Provincie daarop , door alle gepaste middelen, te defendeeren. Dat Hun Ed. Mog. zich wel voordellen, dat tot het verleenen van een zoodanig nieuw Octrooi , meer gefchikt dan het thans loopende, naar de tegenwoordige tijdsomftandigheden , niet alleen eene meerderheid, maar zelfs eene eenparigheid van alle de Provinciën vereischt wordt, en dat , indien alle de Confideratien , die daarvoor bij te brengen , en ook bij de Memorie van Bewindhebberen geaüegueerd zijn, geen ingang mogten vinden, Hun Ed. Mog. zich van hunne genegenheid daartoe geen effect zouden kunnen beloovenj maar dellen te  136 B IJ L A G E N. te gelijk vast , dat de Cdnftitittia van dit Geraeenebest medebrengt , dat Hun Hoog Mog. geene Conclufie, bij meerderheid , kunnen nemen, tot het aandellen van zoo eenen Raad over de Koloniën, als bij het bewuste Plan van directie wordt voorgedragen , en waaraan Hun Ed. Mog. fuftineeren, dat de belangen van haare Provincie en derzelver Ingezetenen, buiten hun adveu , niet kunnen onderworpen worden, nog veel minder, dat Hun Hoog Mog. over de bezittingen der Ingezetenen willekeurig zouden kunnen disponeeren. Dat Hun Ed. Mog. van hunne Mede-Bondgenooten verwachten , dat Hoogstdezelven , alle deze bedenkingen in eene ferieufe overweging nemende, zorg zullen dragen, dat , hangende de deliberatien , alles gehouden worde in ftatu quo ; met de geproponeerde aarilchrïjvirig naar de Koloniën gefuperfedeerd , en zoodanig gerefoiveerd , dat het beduur der ffést*- Indifche Compagnie , bij een nieuw Octrooi, meer ingericht worde naar de tegenwoordige tijdsomdandigheden , en meer drookende met hetgeen , waarmede Hun Ed. Mog. zich zouden kunnen conformeeren. ' En zal extract dezer Refblutïe , benevens Copie van de Memorie van confideratien der Bewindhebberen van de Wett Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland, daar bij vermeld, worden gezonden aan derzelver Heeren Ordinaire Gedeputeerden , om van het een en ander opening te geven , en op de infertie in de ordinaire Notulen van Hun Hoog Mog. te infteeren. XVIII.  B IJ L A G E N. 137 XVIII. Extract vit het Register der Refolutien van de Hoog Mog. Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Veneris den 27. Maij 1791. Bij refurntie gedelibereerd zijnde op het gerapporteerde van de Heeren van Welderen en andere Hun Hoog Mog. Gedeputeerden, tot de zaaken van de TVes Indifche Compagnie, hebbende , ingevolge en tot voldoeninge aan Hun Hoog Mog. Refolutien van 4 Oétober en 11 November des gepasfeerden jaars, met Gecommitteerde Bewindhebberen uit de Vergadering van Tienen geëxamineerd en overlegd , op welke wijze , wanneer eens goedgevonden mogt worden, de Geoétroijeerde West-Indifche Compagnie te disfolveeren , eene esdmatie en liquidatie van de Effecten, Goederen en Infchulden van de voorfchreven Compagnie , tegen de Schulden ten haaren laste, zoude kunnen gefchieden. Het voorfchreven gerapporteerde medebrengende, dat zij Heeren Gedeputeerden , in onderfcheiden befoignes met Gecommitteerde Bewindhebberen uit de Vergadering van Tienen, met dat oogmerk alhier in den Hage befchre-' ven, getracht hadden, te beraamen den voet er. de wijze, waarop de estiraatie der Goederen , Effecten en Infchulden van de gemelde Compagnie en de liquidatie derzelven tegen de Schulden, ten haaren laste loopcnde, zoude  133 B IJ L A G E N. de moeten gefchieden ; dat zij ten dien einde ook verfcheiden ftaaten en opgaven hadden gerequireerd , doch dat alle de informaden , daar uit bekomen , ongenoegzaam waren bevonden , om de bovengemelde eventuele edimatie en liquidatie te kunnen opmaaken; dat zij vervolgens aan de Gecommitteerde Bcwindhebberen en den Prefident van Hoofd Participanten , ter Kamer Amfterdam , ten dien einde , gelijk ook een Gequalificeerde uit de Hoofd-Participanten ter Kamer Zeeland, expresfelijk tot deze befoignes verzogt , (doch welke laatde niet verfchenen was) geproponeerd hadden , of aan dezelven eenigen anderen voet of wijze bekend was, waar uit kon gevonden worden hoe veel , bij expiratie en geen continuatie van het Octrooi der Compagnie , ieder der Participanten voor zijn aandeel zou behooren te ontvangen of te betaalen , en wijders ,. in gevalle zodanige voet en wijze niet te vinden was , dat alsdan Bewindhebberen zouden zorg dragen, dat aan de Participanten wierd kennis gegeven van de onmooglijkheid eener precife edimatie en liquidatie , ten einde , binnen den tijd van vier weeken , te vernemen, welke Propofitien Bewindhebberen , met overleg van de Participanten, zouden hebben te doen, om de waarde van derzelver refpective aaudeelen bij fckikking te bepaalen, wanneer Hun Hoog Mog, mogten goedvinden, de Compagnie te disfolveren , en de adminidratie van de Koloniën van den Staat in andere handen te doeu overgaan. Dat op deze propofitie , den 9 December 1790, was ingekomen een fchriftelijk andwoord van welgemelde Gecommitteerde Bewindhebberen uit de Vergadering van Tienen,en van den Praifident van Hoofd-Participanten ter Kamer Amjlevdam , te kennen gevende , dat het hun on-  B IJ L A G E N. 139 otimfcoglijk was, eene nadere opgaaf te doen, dewijl de eftimatie gefur.deert was op de van ouds voor handen zijnde boeken der Compagnie , om een Balans te kunnen formeeren , en daar weder uit op te maken de winnen en verliezen , jaarlijks gedaan of geleden , opdat uit de gemelde opmaking zou blijken, of de Compagnie in daat was, eene uitdeeling aan de Participanten te kunnen doen ; doch dat men wel begreep , dat de edimatie , getrokken uit de boeken, niet gevoeglijk konde genomen worden tot een grondflag van overneming, of verkoop , of fchikking , dewijl in die gevallen de edimatie behoorde te gefchieden naar het voordeel, dat zodanige posfesfien aan de Eigenaars afleggen. Dat, dew'jl de Participanten in de West-Indifche Compagnie geene voordeelen meer van dezelve trekken, maar integendeel jaarlijks met meer fchulden belaaden worden, men zoude mogen dellen, dat haare Posfesfien voor haat^ van geene waarde zijn ; edoch dat men met recht aan de posfesfien van de Compagnie eene tweederleie waarde moet hechten , de eene van het interest der Participanten , en de andere van convenientie voor den Staat in het gemeen ; dat zij ook vertrouwden , dat , hoewel er geene waarde voor de Participanten aan te hechten was, er evenwel eene waarde van convenientie voor den Staat uit op te makeu was , uithoofde vau de voordeelen, die alle de Provinciën ,- direct of indirect, en dus alle de Ingezetenen van den Staat, daar uit genieten. Dat Bewindhebberen mitsdien in confideraties gaven, of het niet gevoeglijk zoude zijn, dat, bij overneming van de Eigendommen van de West Indifche Compagnie , de Participanten derzelve naar reden en billijkheid wierden gededoramageerd, naar maate dat haar interest federt eeni- gen  !4° B IJ L A G E N. gen tijd in den ptibliëken Handel waardig geweest is; verder daartoe voorflaande , om in de refpective Departementen van de Compagnie, bij convocatie van de Participanten , hun kennis te geven van de onmooglijkheid eener prccifé edimatie , en vau de goede dispofitie van den Staat, om op eene hebbelijke wijze hen voor verdere fchade te preilrveeren , door een redelijk dedommageinent. Dat zij Heeren Gedeputeerden , onvertuindert de vrije deliberatien van Hun Hoog Mog., de Bewindhebberen van de IFcst-Indifche Compagnie verzogt hadden, de geproponeerde convocatie der Participanten te doen , en aan dezelven van den toedand der zaaken de noodige opening te geven. Dat het gevolg hiervan geweest was, dat de Participanten ter Kamer Amfterdam , waarvan de aandeelen uitmaaken circa drie vierde van de actiën , uit welke het Kapitaal der Hl-si-Indifche Compagnie bedaat, cenpariglijk gerefolveerd hadden,'zich in de benevoiemie van Hun Hoog Mog. te recommandeeren , verzoekende, dat het Hoogstdezelven behaage , de aandeelen der Participanten , bij fchikking, tegen dertig percent over te nemen, tegen contante betaling, of, dit niet jevailig zijnde, tegen rentgevende Obligatien , ten laste van het gemeene Land a drie per cent 'sjaars. Dat de Participanten ter Kamer Zeeland, uitmaakende omtrent twee vijftiende van het Kapitaal der Compagnie, verfcheiden bedenkingen hadden opgegeven , welke , naar hun inzien , alvorens moesten uit den weg geruimd zijn , eer zij zich konden inlaten in het bepaalen der waarde hunner relpeétive aandeelen , het welk zij zeiden met genoegen te zulleu te gemoet zien , en dat zij, daarvan  B IJ L A G E N. 141 van geïnformeerd zijnde , niet konden nalaten, d<_.:? gewichtige zaak in nadere overweging te nemen, en daarop zodanig te refolveereu , als zij met het belang van de West Indifche Compagnie in het generaal , en van de Participanten ter Kamer Zeeland in het bizonder , zouden oordeelen meest overeenkomdig te zijn; 'terwijl zij verder van den gantfchen toedragt der zaake kennis gaven aan de Heeren Staaten van Zeeland, met verzoek van appui , daar zulks van vrucht konde zijn. Dat de meerderheid der Hoofd Participanten en Psrti1 cipantcn bij de Kamer Maze gedeclareerd had, buiten I daat te zijn , om over de gedaane Propofieie te delibereeren , zolang door Bewindhebberen niet is voldaan aan den inhoud van het 15de , 16de , 33de en 44de , Artikel van het Octrooi , volgens welken Bewindhebberen niet alteen gehouden zijn, behoorlijke reekening en 1 verandwoording te doen, maar ook fpeciaal bij het 17de Artikel verplicht zijn , in geval van fcheiding of vernie1 tiging van de Compagnie , eene finaale reekening. en, met kennis van Hun Hoog Mog., eene edimatie te doen van ' al hetgeen der Compagnie toebehoorende is , hetwelk 1 de gemelde meerderheid zegt ten derkden te reclameeren , daar Hun Hoog Mog. bij het 4511e Artikel van het Octrooi beloofd hebben, aan de Participanten alle de 1 Privilegiën, bij hetzelve toegedaan, rustelijk en vredelijk t te zullen doen en laten genieten. Dat in de Kamer Noorder Qiiartier de Hoofd- en I andere Participanten , te Hoorn geconvoceerd , zich :eenparig hadden geconform?erd met de Refolutie, bij die fvan Amfterdam genomen , en te Enkhuizen een gelijke (Refolutie aan den Bewindhebber van die Kamer was ter (hand gedeld , met bijvoeging , van te vertrouwen, dat * Hun  |p . B IJ L A G E N. Hun Hoog Mog. , zoo ten aanzien der Departementen van direétie , als der Engagementen met anderen gemaakt , zodanige fchikkingen zouden beraamen , als het minst aan het oogmerk der primitive oprichting van de Compagnie, en van de goede trouw, bevonden zoude worden pitcjudiciHiel te zijn, ten einde de Participanten te di-culpecren van de verdenking , als of zij bij de BKfödbrie der Compagnie alleen hun interest, en niet dat van de Crediteuren, hadden in het oog gehad. Zijnde tot hier toe van de Participanten bij de Kamer Stad en Lande geen andwoord ingekomen. Dat uit dit allés aan Hun Hoog Mog. zoude condeeren , dat door de ongedecideerdheid der Participanten van eehigen der Kamers, tot nog toe geen vasten voet en wijze van eftimatie der Eigendommen en liquidatie der Schulden van de tVest Indifche Compagnie , in het geval van continuatie van het Octrooi , had kunnen ber paald worden ; dat nogthaus zij Heeren Gedeputeerden gemeend hadden, niet langer te mogen uitdellen, aan Hun Hoog Mog. rapport te doen van de omdandigheden dezer zaak , dewijl de tijd van het ten einde lopen van het Octrooi derk infehoot , en het zeer ligt zou kunnen gebeuren , dat of de Participanten geen nieuw Octrooi kwamen te vragen, geliik het ook onmooglijk was, dat. dezel-en op den tegenwoordigen voet van beduur, en. zonder krachtdaadige fublidien, eenig voordeel van een. nieu v Octrooi konden genieten , of ook , dat Hun Hoog Mog. niet goedvonden, het Octrooi te continueeren , waardoor derhalven alle beduur over en in de Ko¬ loniën , uit naam van de IVest Indijcie Compagnie, tpj$: fatïo met het einde van dit jaar . zoude ophouden, en, deze bezittingen , van zooveel importantie voor den Ilan-  B IJ L A G E N. 143 Handel en Scüeepvaatt dezer Republiek , zouden fluctuè'eren , indien duaiop niet in tijds order wierd gefield. Dat ondertusfchen , vermits alle deze Koloniën behooren onder de Souvereiniteit van den geme-enen Staat, het buiten alle twijfel is, dat, zoodra het ligchaam, hetwelk met de adminidratie derzelven in naam van Hun Hoog Mog. geoctroieerd is geweest , komt optehouden , deze adminidratie daadlijk en immediaat valt in den boezem van Hun Hoog Mog., terwijl de vertraaging der deüberatien van fommige Participanten, over- het bepaalen der edimatie en liquidatie , geen reden of oirzaak behoeft te zijn, waarom Hun Hoog Mog., in het gedelde geval van expiratie van het Octrooi , zouden weêrhoudeu worden, van de immediaate directie te aanvaarden. Is goedgevonden en verdaan, dat, ten einde de Koloniën van den Staat, onder het Octrooi van de WestIndifche Compagnie zijnde, voor verloop en desorders te bewaaren en aan de Participanten, die zich in Hun Hoog Mog. benevolentie bevolen hebben , het convenabel genot van hunne betoonde bereidwilligheid niet te doen verliezen , alle de Gouverneurs, Directeurs of andere Bevelhebbers van de Koloniën en Etablisfementen van den Staat, onder het Octrooi van de West Indifche Compagnie tot nog toe zijnde, zoo in Amerika , als op de Westkust van Afrika , zullen worden aangefchreven , ten einde dezelven ipfo momento bij het expireren van het gemeld Octrooi , / het welk wezen zal met den laatden December van dit lopend jaar , de Regeering van de Koloniën aanvaarden , in naam en van wegens Hun Hoog Mog. ; dat provifioneel en tot nader order work 2 den  144- B IJ L A G E N. den gecontinueerd in hunne refpcctive bedieningen alle hoógere en langere Offirianten , (taande de Adminidratie van de West Indifc he Compagnie aangefteld; dat ook desgei jks tot nader order worden geconfirmeerd de Inftructien, Reglementen en Orders , door Bewindhebbereu van de West Iudifche Compagnie gedeld , zowel in zaaken van Politie en Juditie, als anderfins. Dat wijders, vermits de intentie van Hun Hoog Mog. zekenijk niet kan zijn , om iemand der Participanten in zijn recht of actie te prtejudicieeren , deze orders worden gefield , onverminderd zodanige edimatie en liquidatie , als naar reden en billijkheid zal kunnen gemaakt worden ; zullende de voornoemde Gouverneurs , Di'recteurs of andere Bevelhebbers dus ook worden aangefchreven , om, wanneer zij onvermijdelijk noodig hebben gebruik te maaken van Vivres en Ammunitie , »f van iets hoe genaamd , der West-Indifche Compagnie toebehoorende, zij daarvan alvoorens eene behoorlijke tauxatie zullen maaken en overzenden , welke in de edimatie en liquidatie van de West-Indifche Compagnie zal worden toegereekend. Dat al verder Zijne Hoogheid, als Kapitein-Generaalen Admiraal dezer Landen , zal worden verzogt, zoals verzogt wordt mits dezen , om een genoegzaam aantal Manfchappen onder bekwaame Officieren, of eenige Fregatten , tegen gemelden tijd , naar de voornoemde Koloniën en Etabüsfementen te zenden , ten einde alle desorders te weeren , en de Regeering van Hun Hoog Mog. te doen refpecteeren. Accordeerd met voorfz. Register. XIX.  B IJ L A G E N. 145 X I X. Aanteekening en Declaratoir der Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland , tegen de Refolutie van Hun Hoog Mog. van 27 Maij 1791, raaiende de zaaken der West-Indifche Compagnie. Donderdag 2 Junij 1791. „ Dat Hun Ed. Mog. zich ten derkden beklaagen over het onlangs Concludeeren der aanfciirijvinge aan de Directien der onderfcheiden Etablisfementen, onder het Octrooi der West- Indifche Compagnie behoorende, zoals dezelve vermeld is bij het rapport van 3 Februarij laatstleden ; niet alleen in weerwil van de gegronde reflexien en indantien, daartegen gedaan , bij de Refolutie dezer Provincie , van 23 Maij ; maar zelfs , zonder die Refolutie bevoorens tot een object van examen en deliberatie te maaken." „ Dat Hun Ed. Mog. , alfins approbeerende de reprefentatien , daartegen door hunne Gedeputeerden gedaan , deze Conclufie blijven aanzien als informeel en beleedigend , en op het krachtigfte moeten infleeren , dat dezelve moge buiten effect gedeld worden." „ Dat, door deze geprecipiteerde en willekeurige demarche , nimmer overéén te brengen met de eguards , die de Bondgenooten aan eikanderen niet alleen verfchuldigd zijn ; maar die Hun Ed. Mog. zodanig affefteek 3 ïcn,  146 B IJ L A G E N. ren , dat zij bijna twijfelen , of zij meer , ais zoodanig, in confideratie komen, de zaaken , betreffende het eventueel beduur der Koloniën, zonder nood aak uit haar geheel zijn gebragt , op eene wijze, die Hun Ed. Mog. met geene onverfchilli^heiJ kunnen aanzien, en waartegen zij redenen zouden hebben , om zich door een Adres aan hunne Mede Bondgenooten te verzetten." ,, Dat Hun Ed. Mog. echter hebben geprefereerd, voor als nog , de infchiküjkheid te gebruiken , vau daar mede te fupercedeeren , in het billijk vertrouwen , dac Huny Hoog Mog. , zoodra mooglijk, bij der hand zullen nemen hec onderzoek der gronden en motiven , bij de evengemelde Refolutie dezer Provincie , van 23 Maij laatstleden , ter nedergedeld , tegen de daadlijke overneming der JVest Indifche Koloniën, onder de immediaté Regeering van Hun Hoog Mog. ; maar vooral , dat die Vergadering zich zal onthouden van eenige verdere determinatie te maaken , of Conclufie te nemen op het Generaliteits rapport , van 21 Maart dezes jaars , houdende den voet , op welke alle de Weit-Indifche Etablisfementen tot een eigendom van de Generaliteit zouden overgaan, en bij vervolg geadminidreerd worden, zonder dat alvoorens, met toedemminge van deze Provincie , zij geregtdeerd en vastgedeld." „ Ten eerflen : Hoe veel foms zullen bedragen de Fondfen , benoodigd , zoo tot redelijk dedommagement der Participanten in de tegenwoordige Compagnie , als tot hen betaalen haarer fehulden: voorts tot het bekostigen der nieuwe direftie en fubfidien , die al aandonds tot het gaan ie houden van zaaken in de Koloniën, en vervolgens, jaarlijks , zullen worden gerequireerd." „ Ten tweeden : Of deze fommen , welke aanmerklijk zul-  B Ij L A G E N. i47 Kullen zijn , tot lasten van de Generaliteit , dan wel vau de onderfcheiden Provinciën, zullen komen, en in welke proportie " „ Ten derden : Welke de werkzaamheid en macht van de tfeproponetrde nieuwe Directie en van de bizondere Departementen zal moeten zijn , waar omtrent het nood. zaakliik is, eene Ind.ruct.ie te ontwerpen , en met adveu der Bondgenooten te anedeeren." Ten vierden : Ingevalle Hun Ed. Mog. mogten goedvinden , om , door het beraamen van voldoende fchikkingen over het beduur der Koloniën , aftezien van haar recht op den privativen eigendom van Esfequcbo en Demerarij , in alle gevallen de beheeringe en Adminidratie , die in dezelve daar over , tot nu toe , heeft plaats gehad , blijve dand giijpen ; gelijk ook fpeciaal, dat zii worden gemaintineerd bij de faveurs op het bevaien dier Etablisfementen , die haare Ingezetenen wettig competeeren, en nos laatdelijk zijn toegekend bij Hun Hoog Mog. Refolutie , van 24 November 1789." ,, Dat Hun Ed. Mog. vastflellen , dat de overige Provinciën, even zoo weinig als deze, genegen zullen zijn , toetelaten , dat , buiten hunne expresfe toeftemminge en adveu , eene overneminge der Koloniën gefchiedde , waarvan hunne Finantien of die van de Generaliteit den last zullen moeten dragen ; doch , dat deze Provincie in 't bizonder, uit hoofde van haar di. reét belanjr in het beduur derzelven en in de Commercie, daarop wordende gedreven , nimmer zal kunnen dulden , dat haare rechten ten dezen opzichte eenige atteinte ondergaan of verkort ^worden." ,, Dat echter de Conclufie bij Hun Hoog Mog. , op den 26 Maij laatstleden , tot aanfchrijvinge aan de Di- rec-  14B B IJ L A G E N. refiden der PFest Indifche Etablisfe inenten genomen, tegen de gemanifesteerde intentie dezer Provincie , aan haar een gegrond vermoeden geeft , ais of hec voornemen van Hun Hoog Mog. zoude kunnen zijn , op gelijke inconititutioneele wijze voordtegaan , en verdere meibres ten dezen opzichte , eigendunkltjk, te beraamen." „ Weshalven Hun Ed. Mog. zich verplicht achten , onder repetitie van beklag, hunne Refolutie, van den £3 der afgelopen Maand ', bij dezen te inha;reeren en daar benevens te indeeren , dat aan den inhoud derzelve worde voldaan , Tpeciaal , dat Hun Hoog Mog. zich zullen onthouden, van op het rapport van'21 Maart eenige Refolurle te nemen , buiten concurrentie en adveu dezer Provihtie : verzoekende Hun Ed. Mog. , daaromtrent, zoodra mooglijk , immers binnen den loop dezer Maand, tot haare gerustheid, de dellige verzeekeringe te ontvangen, wijl zij , bij ontdentenisfe van dien , hoe ongaarne ook , zullen moeten overgaan, om, tegen alle verdere infraftie op huune Rechten , zich aan de verdere Bondgenooten, bij circulaire Misfive, en aan Zijne Hoogheid te addresfeeren , en derzelver adfidentie, op de meest krachtigde en gevoeglijkde wijze , tnteroepen en te reclameeren." KB. In de Inleiding tot het Hiflorsscb Scbouwtaiweel, blad 7, reg. I I van onderen , ftaat Turkfcbe golf, in plaats van Finland/eb» golf, en op bladz. 8 , reg. 12 van boven, der Staaten,'c geen zijn njoct dier Staaten.  B IJ L A G E N. II. Deel I. St.   B I] L A G E R L Traktaat van vrede en vriendschap , gefloten en getcekend te Szidove, tusfehen zijne Majefteit den Keizer , Koning van Hongarijen en Bohemen , en de Ottomannifche Porte, op den \den van Oogstmaand des jaars 1791. In den naam der Allerheiligfle en onverdeelbaare Di itënheid. Irïet Keizerlijk en Koningiijk Hof en de Hooge Ou tomannifeh Porte , door eenen gelijken wensch bezield, om de gelukkige banden van vrede , vriendfehap en goede nabuurfchap , welken federt eene halve eeuw tusfehen de beide Keizerrijken dand grepen , te herdellen, en in dit heizaam oogmerk onderdeund door de krachtdaadige bemiddeling van hunne Majedeiten , de Koningen van Pruisfen en Grootbrittanmën , en van Hun Hoog Mogenden , de Staaten Generaal der fereenigde Provintiën , hebben tot hunne Gevolmachtigde Ministers bij het Vredes-congres , te Szifloze vergaderd , benoemd , te weten -. zijne Keizerlijke en Apostolifche Majedeit, de Vrijheer Pierre Philip van Herbsrt-Rathkeal , a 2 zijn  4 B IJ L A G E N. zijn werklijke Rijks-Hofraad , en de Graaf Franco» EsterhaZi] van Galantha , zijn werklijk Kamerheer , Heer van Trotris en Erfheer van het Graafschap Forc.'itenftein ;. en de hooge Ottomanuifche Porie, de- ReisEfctidi , of Minister der buitenlandfche zaaken, Birri Aeuullaii-Effendi , de Ordoti Kaaisji of eerde Rechter des Turkfchen legers, IsmeT-Ibrahim Bey , en de Rouznamedgi , of Controleur-generaal d^r geldmiddelen, Durri Mehmed EyFFJïNDJ ; welken bij dé tusichenkomst, door middel van de goede diensten van de Gevolmachtigde Gezanten der genoemde drie hoogc bemiddelende Mogenheden < naamlijk : van den Marquis Jerome »e Luccjiesim , .werklijk Kamerheer van zijne Majedeit den Koning van Pruisfen, cn diens buitengewoon Afgevaardigde en gevolmachtigde Minister bij den Koning en de Republiek van Pook n , Ridder van de Orden van den Witten Adelaar , zijn werklijke gevolmachtigde1 Gezant bij het Vredes-congres ; van den Ridder Robert Muruay Keith , lid van den geheimen Rtadvsn zijne Britfche Majefteit , Ridder van de Militaire Orden van Lain , Luitenant-Generaal van Hoogstdeszelfs legers , zijn buitengewoon Afgevaardigde en gevolmachtigde Minister bij het Ilof van zijne Majedeit den Keizer, beneffens zijn daadlijk gevolmachtigde Gezant bij het Vredescongres , en eindelijk van den Vrijheer Reusier van Haefie.n , Heer van Op Ifemert en Zennewijncn , Lid van de Orden der Ridderfchap van Gelderland , Afgevaardigde dier Provintie ter vergadering van H. II. Mog. de Staaten Generaal der Feiëenigde Provintiën , hun buitengewoon Gezant bij het Keizerlijk en Koninglijk Hof, cn tevens hun werklijk gevolmachtigde Minister bij het Vredes-congres welken, na wederzijdseb hunne Vol- mach-  B ij L,A G E N. 5 machten opengelegd, en verfcheiden rninlijke bijeenkomsten met eikanderen gehouden te hebben , omtrend de volgende punten en artikelen , die het tegenwoordig , eindelijk Vredis-tractaat uitmaakeu , zijn overeengekomen. I. 'Er zal voordaan eenen altoosduurendqn, algemeenen vrede plaats hebben , zo ten Lande, als ter Zee en op dc Rivieren , tusfehen de beide Keizerrijken , hunne Onderdaanen en Vasfaaleu , beneffens eene .-.vaare en oprechte vriendfehap , eene volmaakte en naauwe eensgezindheid , en eene volkomen en algemeene vergetelheid en kwijtfehelding van alle de vijandlijkheden , geweldenaarijen en beleeuigiugen, geduurende den oorlog gepleegd door de beide Mogenheden , of door dc Onderdaanen en Vasfaalen van de eene, die de partij van de andere gevolgd hebben , en wel inzonderheid door de lnwooners van Blontenegio , Dusnië/i , Serviëu , IFallachijen en Bloldaviëi:, van allerleien rang , die , alleji, overeenkomflig deze kwijtfehelding , gerustlijk naar hunne oude woonplaatfen , en tot hunne voorige bezittingen en rechten , kunnen terug keerén , zonder immer , ontrust, noch gedraft te worden, omdat zij zich tegen hunnen eigen Souverain verklaard , cf den eed van getrouwheid aan het Keizerlijk Koninglijk Hof gedaan heb- t ben. II. De beide hooge handelende partijen erkennen en i leggen tot eenen algemeenen grondflag der tegenwoordi> ge bevreediging den driktcn flatus quo , zoals die voor de oorlogsverklaring , den gden Februarij 1788 , geI weest is , en vernieuwen en bevestigen dus , ingevolge . hiervan , in den drikden en uitgedrekden zin , zonder 1 immer iets daartegen te doen of te gedoogen, het Traka 3 iaat  6 B IJ L A G E N. taat van Belgrado van ill September 1739, de Over eenkomst van 5 November deszelven jaats , die van 2 Maart 1741 , dienende tot verklaaring van het Traktaat van Belgrado ; de Acte van 25 Maij 1747 , die den vrede van Belgrado doet voordduuren ; de Overeenkomst van 7 Maij 1775 omtrend den afstand der BuckoWitte , en eindelijk die van 12 Maij 1776 , raakende de grensfcheiding dier Provintie : alle welke Verdragen, Aften en Overeenkomsten zijn en blijven zullen in derzelver volle kracht en werkzaamheid , even alsof dezelven hier ter nedergefchreven en van woord tot woord in dit Traktaat gevoegd waren. III. Inzonderheid hernieuwt en bevestigt de verheven Qttomdnnifthe Porte in den drikden zin en in alle derzelver uitgedrektheid , zonder immer daartegen iets te verrichten of te gedoogen,, de Sened of Afte van 8 Augustus 1783 , bevattende van de zijde der verheven Porte de verplichting, om de Dititfcke koopvaarclijfchepen , in de havens van het Keizerlijk Hof te huis hoorende, tegen de Barbarijfche Zeeroovers en andere Ottomannifche Onderdaanen te befchermen , en om alle fchaaden te herdeden, welken zij van dezelven mogten komen te lijden ; de Sened of verbindende Afte van 24 Februarij 1784 , ten voonleele van den vrijen Handel en Scheepvaart der Keizerlijke en Koninglijke Onderdaanen op alle de wateren , zeeën en rivieren van het Ottomarnifche gebied ; de Ferman van 4 December 1786, betreffende het heen- en wedertrekken en het verblijven van de veehoeders en kudden vee uit Zcevenbergen , in de Provintie van IVallachijen en Moldavien , beneffens alle andere Permans , Aften , en onderling erkende Minideriëele fchikkingen, die voor den 0 Februarij  B IJ L A G E N. 7 1788 , tot handhaaving van de rust en goede orde op de grenzen , en ter bevordering van den welvaart , de veiligheid en het belang van de Onderdaanen, den Handel eu de Zeevaart der Oostenrijkfche Opperheerfchappij, in kracht waren ; zullende alle deze Seneds, Fermans, Aften en erkende fchikkingen zijn en altoos blijven in derzelver volle en volkomen kracht en waarde , , even alsof zij hier van woord tot woord herhaald , nagefchreven , ingelascht en uitgedrukt waren, IV. Het Keizerlijk en Koninglijk Hof verbindt zich , daartegen , van zijne zijde , ten einde insgelijks de zaaken tot den overeengekomen gronddag van den drikten flatus quo, van 9 Februarij 1788 , terug te brengen , en tevens aan het billijk en vriendlijk gedrag der verheven Ottomannifche Porte te beandwoorden , om aan haar te zullen afstaan , ontruimen en wedergeven , in haar geheel en zonder 'er iets van aftenemen , alle Bezittingen , Landén , Steden , Vestingen, Palanken (*) , onder welke benaaming ook , die door de Troepen van zijne Keizerlijke Majedeit, geduurende den oorlog veroverd zijn ; het geheele Vorstendom van IVallachijen , en de Diftricten van Moldavien , door de Keizerlijke troepen bezet, 'er onder begrepen ; alsmede , om dezelfde oude grenspaalen te herdellen , welken op den meergenoemden 9 Februarij 1788 de beide Heerfchappijen van eikanderen fcheidden. Ten aanzien der Vestingen , Sterkten en Palanken , op de Ottomannifche Porte veroverd, verbindt zich het Keizerlijk Hof, om de- (*) Palanken zijn fchansfen , welke van een dubbele rij paaien , met aarde opgevuld en bedekt , gemaakt worden. a 4  3 B IJ L A G E N. dezelven in dien daat terug te geven , waarin zij bij derzelver verovering waren, met en benevens het Ottomannisch gefchut, welk zich op dien tijd in dezelven bevond. V. Wat aanbelangt de Vesting Chotijm (of Choczini) en derzelver rechtsgebied, gewoonlijk de Raya genoemd ; dezelve zal mede ontruimd ,' afgedaan en terug gegeven worden op dezelfde voorwaarden , als men omtrend de andere Vestingen is overeengekomen ; doch niet dan nadat de verheven Ottomannifche Porte den vrede met het Ruififche Keizerrijk zal gefloten hebben , en binnen den juisten tijd , welke tot het ontruimen van de veroveringan dezer laatde Mogenheid zal bepaald worden ; zullende het Keizerlijk en Koninglijk Hof de genoemde vesting met haar rechtsgebied , tot dien tijd toe , als een onzijdig pand bewaaren , zonder zich verder met den tegenwoordigen oorlog te betnoeijen , noch eenigen regtdreckfehen" of zijlingfchen bijfland aan het Rus- Keizerlijk Hof^ tegen de verheven Ottomannifche Porte te verleenen. VI. Aandonds na het uitwisfelen der wederzijdfche bekrachtigingen , zal men van beide kanten ontruimen , en weder in bezit nemen , alle de gemaakte veroveringen hoegenaamd , en tevens overgaan tot het hérdellen van de oude grenspaalen tusfehen de beide Rijken , en zulks binnen den tijd , die hierna zal bepaald worden. Zorasch de wederzijdfche Commisfarisfen zullen verkozen en benoemd zijn , zoals bij het XIII. Art. van het Verdrag van Belgrado bepaald is , zullen eenigen van hun alle zaaken , met opzicht tot IFallachijcn en de 5 Didricten van Moldavien , op die wijze regelen , dat dezelve binnen den tijd van 30 dagen , te reekenen van den dag , waarop de bekrachtigingen zuilen worden uit- ge-  13 IJ L A G E N. 9 gevvisfeld , ten einde gebragt worden ; terwijl de overigen zich naar de Opper-Unna zullen begeven , om de grenzen van Bomïên , Serviën en den ouden Burg Orfowa , met hun omliggend grondgebied , te herftellen ; alles overeenkomrtig den drikten flatus quo der wederzijdi'ehe bezittingen , vóór den gdcn Februarij 1788 ; zullende aan deze laatde Commisfarisfen den langeren tijd van 2 maanden , te reekenen Van den dag als boven , vergund worden , vermits d-^ez' tijd noodig is , zo om de nieuwe - werken der Vestingen te dechten , en dezelven in dien daat te herdellen , waarin zij bij de verovering waren , als om al het gefchut en de krijgs- en mondbehoeften te vervoeren. VII. Daar de Ottomannifche krijgsgevangenen en daaven, zo Burgerlijken als Militairen, geduurende dezen oorlog gemaakt, zonder eenige uitzondering door het Keizerlijk Koninglijk Hof in vrijheid geftèld , 'en aan Otioman* fche Commisfarisfen te Ruschuck , Widdin en in Bos~ niën overgegeven zijn , en 'er, daartegen , van da Turkfche zijde, geene andere Keizerlijke en Koninglijke Onderdaanen en Soldaaten zijn uitgewisfeld, dan die zich in de openbaare gevangenhuizen , of in de macht van fommige Bosniakfche Heeren bevonden t zodat 'er nog verfcheidenen , hier en daar in Turkijen , in huislijke flaavemij zijn •, zo verbindt zich de hooge Ottomannifche Porte, ten einde zich in dezen te voegen naar den drikten flatus quo , zoals die vóór den oorlog plaats had, en met denzelven tevens alle rampen wegtenetnen , welken hij na zich deept , om voor niet , dat is zonder eenigen losprijs , of randfoen , binnen 2 maanden na het nitwisfelen van de bekrachtiging, terug te geven alle krijgsgevangenen en daaven, vau allen oudera 5 dom ,  io 15 IJ L A G E N. dom , fexe en ftaat, waar zij zich ook mogen bevinden , en aan welke perfoonen zij ook mogen toebehooren , zodanig, dat geen Onderdaan der beide partijen voordaan geen flaaf meer onder de heerfchappij der andere moge wezen; uitgezonderd alleen dezulken, van welken het , volgends de regels , in dergelijke gevallen in acht genomen , blijken zal , dat zij aan den eenen kant den Christlijken , of, aan den anderen , den Maliometaanfchcn Godsdienst omhelsd hebben. VIII. Ondertusfchen zullen de Onderdaanen der eene partij , die vóór dezen oorlog , of geduurende denzelven , naar het grondgebied der andere geweken zijn , aan haare heerfchappij zich onderworpen hebben , en 'er uit eigen verkiezing hun verblijf houden , door hunnen natuurlijken Souverain nimmer kunnen opgecischt , maar voordaan aangemerkt en behandeld worden als Onderdaanen dier Mogenheid , aan welke zij zich hebben overgegeven. Daarentegen zullen de partikulieren , die gelijktijdig vaste goederen onder de beide Heerfchappijen bezitten , hunne woonplaats , naar hunne keuze , en zonder dat men zulks zal kunnen beletten , aan den eenen of anderen kant mogen vestigen; doch , naar hun welgevallen éénen Souverain voor zich moeten verkiezen , en derhalven die goederen moeten verkoopen , welken zij onder de heerfchappij der andere Mogenheid bezitten. IX. De beide hooge onderhandelende partijen , zo fpoedig mooglijk , den handel wenfchende te doen herleevcn , 't geen een heilzaam gevolg van den vrede is, en tevens de voordeelen van het terug keeren tot den drikten flatus quo, bij Art. II en III hierboven bepaald, tot de nuttige klasfe van Kooplieden willende uitftrekken, del-  B IJ L A G E N. ii Hellen vast, dat de tusfchentijd van den oorlog aan de wederzijdfche Onderdaanen, dat is te zeggen san de Keizerlijke en Koninglijke Onderdaanen in het Ottomannifche Rijk , of aan de Ottomannifche Onderdaanen in de Oostenrijkfche heerfchappij, geenerhande nadeel zal toebrengen ; maar dat het aan beiden vrij zal daan, om hunne zaaken te hervatten daar, waar zij dezelve bij de verklaaring van den oorlog gelaten hebben ; hunne rechten en eisfehen, welke ook, die vóór het uitbarsten van den krijgbedonden, te doen gelden; de betaaling van't geen men hun fchuldig is intevorderen; hunne effecten terug te eisfehen; hunne fchuldeisfchers in rechten aantemaanen ; fehaavergoedingen te vraagen voor geweigerde betaaling, of geleden verliezen , ten tijde der verklaaring van den oorlog, tegen den inhoud van het XVllde Art. van het verdrag van Belgrado en het XVIII. van het Tractaat van Koophandel van Pasfarowitz, en , eindelijk , om in alle gevallen den bij fland der Gerechtshoven en der refpective Regeeringen , interoepen ,. welke, van hunnen kant, ten dezen aanziene , aan eenen ieder een Ipoedig en onpartijdig recht zullen doen wedervaaren , zonder immer het verloop van tijd , uithoofde van de duurzaamheid van den oorlog , als eene wettige uitzondering, te doen gelden. X. 'Er zullen aan de Gouverneurs en Bevelhebbers van de Frontierplaatfen der beide Rijken de drikfte orders, voor welker uitvoering zij in hunne perfoonen verandwoordlijk worden gefield, gegeven worden omtrend het onmidlijk herdel der algemeene politie, der openbaare rust en der goede nabuurfchap in de geheele uitgedrektheid der grenzen ; alsmede aangaande de onfehendbaarheid der landpaalen , door de wederzijdfche Commisfarisfen op nieuw  li B IJ L A G E N. nieuw aangewezen , en de zorg , om de geweldenaarijen , ftroopeiïjen en verwoestingen te beletten , aan eenen ieder voor beledigingen cn nadeelen vergoeding te bezorget. , en eindelijk de tegenllreevers en fchuldigen , naar de zwaarte hunner misdaaden , te flraffen , door tot dat oogmerk naar de régels en voorfchriften te handelen , weiken bij voorige traktaaten en fchikkingen tusfehen de beide hooge Hoven zün vastgedeld , ten 'einde hierdoor alle zaaken, onmiddelijk, weder in hunnen voorigen, gerégelden en vreedzaamen daat te herdellen. XI. 'Er zal hun gelijktijdig ten ernftigflen gelast en aanbevolen worden, om de Onderdaanen der andere Mogenheid , welken , uithoofde van hunnen handel of andere zaaken , genoodzaakt zijn , zich over de grenzen te begeven , in het binnenlle der Provintiën te reizen en de Rivieren op- en aftevaaren , te befchermen , door ten hunnen aanziene in acht te nemen, cn te doen in acht nemen, niet alleen de plichten van herbergzaamheid , maar ook alle artikelen en vastdellingeu vim Traktaaten , Overeenkomsten en Aften , met de artikelen II en III. hierboven overeenkomende , zonder te eisfehen of toetelaten , dat 'er, onder welk voorgeven ook , eenige andere betaaling , lasten of tollen gevorderd worden , dan die voor de perfoonen en koopmanswaaren van de Onderdaanen der andere Mogenheid bepaald zijn. XII. Ten aanzien van de oefening van den Christlijken, Catholieken Godsdienst in het Ottomannifche Rijk, derzelver Priesters en aanhangers , het onderhoud der kerken , de vrijheid van Godsdienstoefening en perfoonen , het bezoeken en befchermen der heilige plaatfen van  B IJ L A G E N. 13 van Jerufalem en andere oorden ; vernieuwt en bevestigt de Hooge Ottomannifche Porte , volgens den drikten regel van den flatus quo, niet alleen de vrijheden en voorrechten , aan dien Godsdienst bij het IX Artikel van het Tractaat van Belgrado verzeekerd, maar ook dezulken , die naderhand door haare Fermans en anderen haarer Acten , aan denzelven zijn vergund geworden. XIII. Men zal van weerskanten Ministers van den tweeden rang afvaardigen , zowel om dezen gelukkigen vrede , als om , naar het oud gebruik , de komst der doorluchtige wederzijdjdie Souverainen tot den Troon hunner voorouderen , bekend te maaken. Deze Ministers zullen met die plegtigheid en dat eerbewijs , tusfehen de beide Hoven in gebruik , ontvangen worden , en , uit kracht van den drikten flatus quo , alle de voorrechten van het recht der volken , en andere vrijdommen , aan haar charakter gehegt , overeenkomdig de artikelen der vastgedelde verdragen en gebruiken , genieten. Hetzelfde zal mede plaats hebben , ten aanzien van de opvolgers van den Inter-Nuntius en Gevolmachtigden Keizerlijken en Koninglijken Gezant bij de verheven Ottomannifche Porte , (ten welken opzichte echter het onderfcheid van rang zal worden in acht genomen , waarmede zij mogten bekleed zijn) gelijk ook omtrend hunne onderhoorigen, hun gevolg , hunne huisgenooten en bedienden : en , daar verfcheiden hunner Couriers , van en naar het Keizerlijk Hof, vóór den oorlog beroofd zijn geworden , zal de verheven Potte niet alleen geene middelen verzuimen , om hun voor de geroofde goederen fchaadeloos te dellen , maar ook tevens de krachtdaadigde en zekerde maatregelen nemen , opdat die  h| B IJ L A G E N. die Couriers voordaan volkomen veilig mogen vertrekken en terug keeren , en de noodige befcherming genieten. XIV. Van het tegenwoordig Traktaat zullen twee oirfpronglijke gefchriften , met eikanderen overeendemmende, het ééne in de Franfche taal, van welke men zich. gemakshalve bediend , en het andere in de Turkfehe, getcekend worden , en wel het eerde door de beide Gevolmachtigde , Keizerlijke en Koninglijke Gezanten, en het tweede door de drie Gevolmachtigde Ottomannifche Ministers ; zullende dezelven daarna tegen eikanderen , door tusfchenkomst van de drie Gevolmachtigde Gezanten der bemiddelende Hoven , ukgewisfeld , en weder* zijdsch aan de beide hooge onderhandelende Hoven gezonden worden ; terwijl , na dit alles , en wel binden den tijd van 40 dagen , te reekenen van den dag der reekening af, of zooveel eerder mooglijk, de plegtige brieven van bekrachtiging , door de beide doorluchtige Souverainen geteekend , Insgelijks door de bemiddelende Gezanten , tusfehen de genoemde onderhandelende Volmachten , met de gewettigde afschriften van alle de Verdragen , Overeenkomsten en Aften , voor de beide Rijken hernieuwd , bevestigd en van eene altoosduurende verplichting, zullen worden uitgewisfeld. In gevolge van welk , en uit kracht der Volmachten van zijne Keizerlijke en Apostolifche Mniefteit , wij Pierre Philippe , Vrijheer van Herbk.rt Ratiikeal . en wij Francois, Graave Esteriiazij van Galaatha , zijne gevolmachtigde Gezanten bij het Vredes-congres , het tegenwoordig Traktaat, beneffens de egte Vredes-afte , geteekend en met ons zegel bekrachtigd hebben. Ce-  B IJ L A G E N. 15 Gedaan te Sziftove , in de zaal der bijeenkomflen , ep den t^den der maand Augustus , des jaars 1791. (£. S.j Vrijheer van Herbert-Rathleal. (L. S.~) De GraafFrancois Esteriiazij van Galantha. Wij Gevolmachtigden vau zijne Majedeit den Koning van Pruisfen , van zijne Majedeit, den Koning van Grootbrittannien, en van Hun Hoog Mog. de Staaten Generaal der Verëenigde Provintiën , tot bemiddelaars bij het werk van bevreediging gediend hebbende , verklaaren, dat het bovendaande Vredes-verdrag, tusfehen het Keizerlijk Koninglijk Hof en de verheven Ottomannifche Porte, met alle de bedingen, voorwaarden en bepaalingen, daarin vervat, gedoten is door de bemiddeling van hunne Majedeiten, de Koningen van Pruisfen en Grootbrittannien , en van Hun Hoog Mog. de Staaten Generaal der Verëenigde Provintiën. Ter oirkonde van welk, wij de tegenwoordige met onze eigen hand onderteekend , en ons zegel 'er op gedeld hebben. Gedaan te Sziftove , den t^den Augustus 1791. (L. S.) Jerome , Marquis van Lucchesini. (Z. S.j Robert Mürray Keith. (Z.. S.) R. van Haeften. II.  IS 13 IJ L A G E N. II. Afzonderlijke Overeenkomst , tusfehen zijne Keizerlijke Majejxeit Leopold II. en dé Ottomannifche Porte , ter nadere reguleering der grenzen , gefloten en getcekend , te Sziftove, den 4 Augustus 1791. Het Keizerlijk Koninglijk Hof en de Hooge Öttoihannifch Porte , bij het zoo heilrijk tijddip van den thans getroffen vrede , begeerig, om wederzijds oprechte blijken van vriendfehap te geven ; al, wat hierna de goede verftandhouding der zoo uitgedrekte grenzen van de beide Rijken zou kunnen ftooren , weg te nemen ; en de eenige veranderingen , welke zij , in het heden gefloten Vrede-verbond immer zouden kunnen toelaten, ten wederzijdfehen genoegen en voordeele vastteflellen, zijn door hunne gevolmachtigde Ministers , naamlijk den Vrijheer Pierre Philip van Herbet-Ratiikeal , wcrklijken Keizerlijken Apodolifchen Hofraad , en den Graaf Francois Esterhazij van Galantha , werklijken Keizerlijken Kamerheer, Heer van Trottis, en Eifheer van het Graaffchap Forchtenftein, van wege zijne Keizerlijke Koninglijke Majedeit ; en den Reis-Effcndi , of Minister der buitenlandfche zaken , ïïerri-Abdullaii Effendi , den Ordon Kadisft, of eerden Rechter der Turkfche legers , Ismet Ibraiiim-Bfij , en den Rousnamedfij, of Schatmeester, Durri Meiiwed Effendi , van wege de Doorluchtige Porte , overeengekomen' omtrend de volgende Artikelen: I.  Ï5 IJ L A G E N. x? I. Naardien 'er, vóór den aanvang van den tegen' woordigen oorlog , onderhandelingen begonnen zij» i over de vorderingen van zijne Keizerlijke en Koninglijke ! Majefteit, op de landen van het Bannaat van Teweswar\ die in het bezit der Porte waren , gelijk mede over de Mtreeken , die aan den linker oever der Unna gelegen zijn ; hebben de wederzijdfche partijen , aan den eenen ikant, in aanmerking nemende het gebrekkige der oude | grensfcheidingen aan die zijde , en, aan deu anderen, begeerig , om ten onderlinge genoegen , op eene meer duurzaame wijze, alle hindernisfen deswegen uit den weg te ruimen , de eindelijke fchikkingen gemaakt , welke hierna, onder Artikel If. en 111. dezer Overeenkomst, nader worden bepaald ; door welke fchikking zij , met toeftemming van beide kanten , alle oirzaken van eisen en aanfpraak , welke de onderwerpen van de bovengemelde onderhandelingen uitmaakten , in eens en bepaaldelijk doen ophouden. II. Uit dien hoofde dan demt de verheven Porte toe, dat de Burg van oud Orfova , met deszelfs grondgebied , tot aan de Czerna , wel en wettig , in vollen en oppermachtigen eigendom aan het Koninglijk en Keizerilijk Hof overga ; zoodanig , dat, aan die zijde , de 'Czerna bij vervolg, en voor altijd, de grensfcheiding der ■Oostenrijkfche bezittingen uitmake: met dien verdande nogthans , en onder uitdruklijk beding , dat het gemelde Hof noch het oud Orfova , noch eenige andere plaats Van de bij dit Artikel afgedaane dreek lands, immer ïmder eenig voorwendzel , zal mogen verderken. En , belangende de kleine vlakte , tegen over de Vesting ';;an het Eiland van Orjbva , bepaald door de lijpie van grensfcheiding , volgens Art. V. van den b vre-  ,8 B IJ L A G E N. vrede van Belgrado vastgedeld ; deze zal , ten eeuwfc , gen dage , en in den volkoraenften zin , onzijdig blij-1 ven tusfehen de wederzijdfche bezittingen: dat is, dat de Souvereiniteit derzelve noch aan de eene , noch aan de andere , Mogenheid zal behooren ; verbindende zich de onderhandelende partijen wederzijds, die vlakte volkomen woest te laten , zonder immer te dulden, dat eenig mensch op dezelve bouwe , die bewooue , of 'er den grond beploege. HL Omtrend de landdreeken , aan den linker oever van de Unna, zijn de beide onderhandelende Hoven overeengekomen , dat de grenzen der wederzijdfche bezittingen , in vervolg van tijd , en ten eeuwigen dage , zullen gerégeld zijn op de volgende wijze : de nieuwe linie van afscheiding , op de aangehechte kaart met rood getrokken , zal eenen aanvang nemen in de landen aan den rechter oever der Glina , bij de dip , in de gemelde kaart aangeteekend , en voortgaan langs een daar loopend beekjen , zoodanig, dat Czettin, met zijn grondgebied, aan het Keizerlijk en Koninglijk Hof blijve; vervolgens zal zij zich uitdrekken langs het onderhootige land van de Turkfehi vesting Sturlich, of Stitrlitz, op de kaart met geel gemerkt, en zulks wederom zoodanig , dat die vesting , met haare onderhoorige landdreek , zooverre een kanonfehoot reiken kan , aan de Porte zal verblijven : wijders zal deze linie voortlopen tot de Corana , en den loop dier rivier naar boven volgen , tot aan Dresnikk , met induiting van hetzelve ; zul'ende dit , benevens zijn grondgebied, deu Huize van Oostenrijk toebehooren : hier van daan zal de gezegde linie voortgaan over het gr-bergte Smolianatz, en de plaats Tichicvo , en verder langs het hoog geberg  13 IJ L A G E N. ip ibergte , aan welks voet Lapaz, in de kaart met geel geteekend , gelegen is , en verder doorgetrokken worden tot aan de Unna, een uur gaans boven Facup , mede met geel gemerkt ; van daar zal zij , opwaarts, den linker oever der Unna langs lopen , tot aan de Westlijke bronnen dier riviere, volgens de getrokken rootje dreep , en dus langs den kortden weg ; zodat volgens de drekking der hooge bergen, te eindigen aan de thans bedaande drie dubbele grensfcheiding, Strenitza Turi den Turken zal blijven toebehooren. Dit op deze wijze gerégeld zijnde, verplicht zich zijne Keizerlijke en Koninglijke Majedeit, om nimmer, onder welke ibenaaming of voorwendzel ook , eenige derkte te zullen vernieuwen , of aanleggen , in de ganfche uitgedrektheid , geenen dip uitgezonderd , der landen , bij het tegenwoordig Artikel, door de Porte aan haar afgedaan. IV. Het Keizerlijken Koninglijk Hof, ook van zijne zijde willende beandwoorden aan de vredelievende neigingen , door de verheven Porte, in de eindelijke régeling der grenzen , zoo aan den kant van den Bnrg en het grondgebied van oud Orfova, als aan dien van de Opper-Unna, zoals boven , bij Art. II en III dezer afzonderlijke Overeenkomst bepaald is, aan den dag gelegd , en den , thans zoo gelukkig tusfehen de beide Mogenheden gefloten , vrede tevens willende bevestigen en duurzaam maken , verklaart ten plechtigden , dat het de tegenwoordige régeling der grenzen voor vqlidoende en beflisfende erkent ; zich verbindende , boven het hier toegedaane, om hierna nimmer eenige vorIderingen tegen de Porte te zullen opperen. b % V.  eb 15 Ij L A G E N. V. Daarenboven verbindt zich het gemelde Keizerlijk en Koninglijk Hof, ten einde des te klaarer deszelfs genoegen over de tegenwoordig gemaakte fchikkingen te doen blijken , om alle Steden, Vestingen' en Sterkten, op de Port tc veroverd , weder aan dezelve te zullen terug geven, in den toedand , M welken die tegenwoordig bevonden' worden, en zonder vooraf de, aan dezelve gedaane m verbeteringen , of nieuw aangelegde werken , te Hechten ; ingevolge hiervan afstand doende van den mits, dienhetzelve, bij het dot van het VI Artikel van het eindelijk Vrede-verbond, zich had voorbehouden. VI. Eindelijk demt zijne Keizerlijke en Koninglijke Ma-jedeit, als begeerende der verheven Porte genoegen te geven , in haar verlangen, om ten fpoedigden alle de veroverde Landen en Plaatfen weder in haar bezit te zien, gereedlijk toe , dat de , bij Art. VI. van het gemelde Vrede-verbond, ter ontruiming, bepaalde termijnen verkort worden , en delt met de Porte vast , die termijnen te reekenen niet van den dag der uitwisfeling van de Ratificatien, maar van dien , waarop het gezegde Verbond zal geteekend zijn : te weten , voor de teruggaave der Provintie van Wallaïhijen en de vijf üidriclen van Moldavien 30 , en voor de teruggaave van alle de verdere veroveringen 60 dagen , na den dag der bovengenoemde teekening. Wederzijds verbinden de onderhandelende partijen zich verder , in plaats van binnen 40 dagen , volgens Art. XIV. van het meergemelde verbond , ten langden binnen 14 dagen , de onderlinge Ratificatien te zullen uitwisfelen. VII. Van deze afzonderlijke Overeenkomst zullen de bekrachtigingen afzonderlijk worden vervaardigden uitge- wis-  13 IJ L A G E N. at wisfeld , ten zelfden dage , waarop die van het eindelijk Vrede-verbond zullen' uitgewisfeld wórdenGedaan te Sziftove, den 4 Augustus 1791. (Geteekend) Vrijheer van Herbert-Rathkeal. Graaf Francois Esterhazij van Galantha*. III. Andwoord van het Rusfisch Minifterie op de Memorie, door de Gezanten der verbonden Hoven den 29/len Junij dezes jaars 1791 aan hetzelve overhandigd (f). De tweede Memorie , den 29 Junij Iaatsleeden, door de gevolmachtigde Ministers van Engeland en Pruisfen alhier overgeleeverd, ter kennis van Haare Majedeit gebragt zijnde , is haar Miniderie , met de orders van Haare Majedeit voorzien, heden in daat , om de vriendlijke onderhandeling, welke het voorwerp dier Memorie uitmaakt , voordtezetten. Vooral neemt het voorzegde Miniderie 'er vermaak in , het genoegen te betuigen , waarmede Haare Keizerlijke Majedeit, in den vrijen en openhartigen loop , dien ; (*) Te vinden in het I. Deel van het WJioriescb Scbouwtotmtel |»nder Bijlage X. * 3  22 B IJ L A G E N. dien de Gezanten van hunne Majefteiten, de Koningen vahj>, Grootbrittamüen en Pruisfen , aan hunne onderhandelingent hebben willen geven , de oprechte begeerte hunner Mi-| nifters gewaardeerd heeft, om het wenschlijk werk vair, bevrediging tusfehen Rusland en de Porte te verhaas-l ten. Een dergelijk oogmerk flrookt al te wel met denl wensch Haarer Keizerlijke Majefteit , om het niet vanl haaren kant op alle redelijke wijze te bevordeten; maar J indien zij , federt eenen zoo geruimen tijd den last desl oorlogs , waartoe zij door den onrechtvaardigen aanval! der Turken uitgedaagd was, dragende , meer dan eeni-l ge andere Mogendheid 'er belang bij heeft , het eindel 'er van te verhaasten , meent zij insgelijks het recht tel hebben , jn haare wijsheid en gemaatigdheid de middel len te wegen cn te bedemmen , om aan haare Onder-I daanen , zo niet fchadeloosdellingen , aan hunne poo-l gingen geëvenredigd , ten -minsten eene zékere en on-l verdoorbaare rust , die zij noodig hebben , en welke! de minde prijs van die poogingen zou hebben moetenl zijn , te verzeekeren. De eisfehen , welken Haare Keizerlijke Majedeit inl gevolge van dien gedaan heeft, en aan' de Hoven vanl London en Berlijn zowel , als aan geheel Europa, hceftj doen bekend maaken , booden gewis niets anders, dar dit zoo onfchuldig als billijk oogmerk aan. Alle de 011 zijdige Mogendheden kunnen dezelven niet anders , dar uit dit oogpunt , befchouwen ; en indien 'er eeniger zijn , die deze of geene verzagtingen op deze eisfehen j ofschoon zonder eenig het mïnflfè overleg met hei Hof van Rusland , noch \net deszelfs toedemming, aar de hand hebben gegeven , kan zulks niet zijn, dar uit overwegingen , welke niet uit hunne onbedaanbaap hek  B IJ L A G E N. 23 heid met het flipte recht en het algemeen belang , maar eenig en alleen uit de vrees voordvloeiden , om den oorlog verder uittebreiden. Zoodaanig zal buiten twijfel de beweegreden der openingen geweest zijn , door het Hof van Koppenhagen aan die van London en Berlijn gedaan , maar waarvan het Hof van Rusland nooit eenige regtftreekfche kennis gehad , zomin ais het dat Hof heeft gemachtigd, om de opofferingen, waarvan het melding gemaakt heeft , voortedellen. Tegenwoordig , nu deze vrees uit den weg fchijnt geruimd te zijn, door middel der vriendlijke verklaaringen, waartoe de twee laatstgenoemde Hoven den weg gebaand hebben, is de Keizerin zoo verzeekerd van de eenpaarige toedemming van alle de Mogendheden aan haare voordellen , dat Haare Keizerlijke Majedeit zich verplicht ziet, door de zwaarwigtigde redenen van de handhaaving en de rust haarer eigene Staaten zoowel , als die van Europa over 't algemeen , om van de gemaatigde en onbaatzuchtige voorwaarden , welken zij tot hiertoe in voorflag gebragt heeft, in het minst niet aftegaan. Nademaal de drie grondflagen tot bevreediging, in de bovengemelde Memorie van 29 Junij opgegeven , niet allen even wigtig zijn , en de laatde de eenige is, welke aan het bekende oogmerk van Haare Keizerlijke Majedeit eenigermaate nabij komt, zullen wij tot dezen alleen onze aandacht en aanmerkingen bepaalen. De twee verbonden Hoven bieden aan , om aan het Turksch Miniderie voortedellen :" „ Het Didrict „ van Okzakow, van de Bog af tot aan den Mester toe, „ in volkomen eigendom en Souverainiteit aan Rusland ,, aftedaan , mits echter haare Keizerlijke Majedeit hun j, wel wilde machtigen, om aan de Porte die verzeekeb 4 „ rin-  £4- B IJ L A G E N. „ ringen te geven, welke bekwaam zijn, om de gemoe„ deren haarer Onderdaanen te bedaaren, haare bevreesd„ heid voortekomen , en haar ten aanzien der gevolgen „ van zoodanig eene vcrdceling van haar Rijk alle bekom„ mering weg te nemen, door die Hoven in Maat te Hellen, „ om 'er voor te kunnen inöaan , dat haare Majefteit „ de vesting Okzakos» wel zal willen doen Hechten , ,, en dezelve niet herbouwen ; alsmede dat zij goepe andere vestingen in dat Didrict zal doen flich,, ten." Buiten en behalven dat een beding, vau dezen aart, ftrijdig is met de grondbeginzels van eigendom of volftrekte Scuverainiteit, op den voet van welke de t.vee bovengemelde Hoven toeftemmen, om op den afstand van het land in gefchil bij de Porte aantedringen, beandwoordt het zelfs niet aan het grondbeginzel van volkomen gelijkheid of wederzijdfche zekerheid, welke de onvermijdelijke grondflag dezer onderhandelingen aijri moet. Immers zou haare Keizerlijke Majefteit den Turken volkomen vrijheid laten, om aan hunne oevers alle hunne oude vestingen te behouden , dezelven te verbéteren, en 'er naar hun welbehagen nieuwen opterechten; terwijl verder eene dergelijke voorwaarde het voornaame oogmerk , welk men zich in deze aanwinst voordek , om Rusland eene zekere en duidlijke grensfcheiding te bezorgen , (welker noodzaaklijkheid haare Keizerlijke lVlajedeit zooveel te meer gevoelt, daar de tegenwoordige oorlog zoowel , als de voorgaande , op gelijke wijze door de Turken begonnen zijn) om verre zou flooten en van geene waarde doen zijn. Daarenboven geeft het bouwen van vestingen over 't algemeen geenen toeleg te kennen. om aautevallen; zulks be-  B IJ L A G E N. 25 behoort alleenlijk tot de maatregels van voorzorg en verdediging , en kan derhalven geene gelegenheid geven tot eenige billijke vrees of ongerustheid ; integendeel , boe meer de grenzen , door eene fcheiding, gelijk de Nieffar is, afgezonderd , en aan den eenen en den anderen kant verderkt zullen zijn , zooveel te meer wederzijdfche zekerheid zal 'er wezen voor het behoud van de goede verdandhouding en nabuurfchap tusfehen de aangrenzende Staaten. Men zoude meer andere redenen kunnen aanhaalen , getrokken uit de gelegenheid des lands en het charakter der nabuurige Volken , welke alle zamenloopen , om geene verbindtenisfen te doen aangaan , die op gelijke wijze tegen het oogmerk der Keizerin en tegen dat van de bemiddelende Mogendheden drijden: maar, om aan dezelven op eene duidelijke wijze zoveel toegeeflijkheid als achting voor haare tusfehenkomst te betoonen , aarfeit haare Majedeit niet, om haar de flelligde verzeekeringen te geven , dat zij niet alleen de vrije Scheepvaart op den Niefter niet flooreu , maar integendeel zoveel mooglijk zal befchermen en begunstigen. Zij zal dit nog zoveel te gereeder doen, daar zij geduurende haare regeering het vast grondbeginzel gevolgd heefc, om door alle mooglijke middelen den Koophandel en de Scheepvaart der onzijdige en vriendlijke Volken aantemoedigen. Ondertusfchen hoopt haare Majedeit, dat de Mogendheden zich bij de Ottomannifche Porte wel zullen willen belasten, om dezelve ten dezen opzichte denzelfden regel en hetzelfde grondbeginzel te doen aannemen ; terwijl zij, in het algemeen, fchoon niet onderricht, of de verbonden Hoven door de Ottomannifche Porte bizonder gemachtigd zijn, om in haaren 1> 5 naam  26 B IJ L A G E N. naam te handelen en voordellen te doen , «uit aanmerking van de ijverige zorg en moeite, welke zij zich geven tot herdel van den vrede, van gedachten is, dat hunne poogingen en voordellen al het gewigt, hetgeen zij verdienen, zullen hebben , en dienvolgens zich vleit, dat zij al hun vermogen en invloed bij de Porte wel zullen willen gebruiken , om aan dezelve de overtuiging medetedeelen , welke zij moeten hebben van de billijkheid en zuiverheid van de gevoelens der Keizerin , die ongetwijfeld noch de vernietiging der Ottomannifche Porte , noch de omkeering van het algemeen evenwicht bedoelen , maar integendeel het oprechtde verlangen te kennen gegeven, om alles te bevreedigen, en bovenal eene meerdere dorting van menfchenbloed te duiten." Doch , indien tegen verwachting , en ondanks de gemaatigdheid en billijkheid van de eiïchen der Keizerin, en in weerwil der zorgen van hunne Majedeiten, de Koningen van Grootbrittannien en Pruisfen , om dezelven bij de gemelde Porte te doen gelden , deze wilde volharden in haare onredelijke hardnekkigheid, hoopt Haare Keizerlijke Majedeit in dit geval van de billijkheid en de vriendlchap dezer Sotiverainen , dat zij de zorg, om dezen oorlog te eindigen wel zullen willen overlaten aan den enkelen loop der gebeurtenisfen , welken dezelve zou kunnen aanbrengen. Zij meent deze infchikfijkheid met zooveel te meer recht van hunnen kant te mogen verwachten , daar Haare Keizerlijke Majedeit, (wel verre van te willen ontveinzen, dat-* men grootendeels aan die , welke zij het genoegen heeft, hun van haaren kant te betoonen , de verzachtingen , welke zij in haare voorwaarden van vrede gemaakt had, moet toefchrijven,) bij alle gelegenheden in haar fchïk is, wanneer  B IJ L A G E N. 27 neer zij het belang, welk zij in de behoudenis hunner vriendfchap fielt, gelijk ook de begeerte, welke haar bezielt, om de beste eensgezindheid en de volkomende verdandhoudieg met dezelven zonder verandering aan te kweeken , kan aan den dag leggen. Petersburg , den 20 Julij 1791. (GetJ) Graaf van Osterman. IV. Memorie , door de Gezanten van Engeland en Pruisfen , aan het Rusfisch Miniderie overgegeven. De Ondergeteekenden , buitengewoone Gezanten en gevolmachtigde Ministers van Engeland en Pruisfen , hebben het andwoord op hunne Memorie van 29 Junij, 't geen zijne Excellentie , de Vice-Kanfelier, Graaf van Osterman 5 hun den zoflen dezer maand , op last van haare Keizeriijke Majedeit , wel heeft willen ter hand dellen , met al dat gevoel van erkendtenis ontvangen , 't geen de bizondere bewustheid der gevoelens van vriendfchap en achting van de Koningen , hunne Meesters , voor de doorluchtige perfoone van haare Keizerlijke Majefteit , en het oneindig gewicht, welk zij aan haare vriendfchap en haar' vertrouwen hechten , aan hun moet inboezemen. Het recht , 't geen haare Keizerlijke Majedeit doet aan de zuiverheid der bedoelingen van de Koningen van Grootbrittannien en Pruisfen , en aan de oprechtheid hunner begeerte , om tot een fpoedig herdel  ifj B IJ L A G E N. Hel van den vrede tusfehen Rusland en de Porte medetewerken , en de openbaare rust te haudhaaven cn te bevestigen , kon hun niet dan aangenaam cn ten hoogden fchatbaar wezen ; en de genoemde Gezanten meenen niet beter, in naam en van wegen hunne Souverainen , aan den geest van bevreediging te kunnen beaudwoorden , dien deze uitdrukkingen te kennen geven, dan door alle zwaarigheden ovërtedappen , en alle hinderpaalen wegteruimen , welke de voltooijing dezer zoo wenschlijke zaak tot dus verre nog konden vertraagen. Toen meergemelde Gezanten aan haare Keizerlijke Majedeit voorfloegen , zich wel te willen verbinden , om de vestingen in het Didrift , 't geen haar door de Porte zal worden afgedaan , niet wéér te herbouwen, deden zij dezen voorflag niet met oogmerk, om Rusland van een billijk middel van veiligheid en verdeediging te bcooven, maar ten einde de vrije Scheepvaart van den Niefier meer krachtdaadig te verzeekeren ; 't geen het voornaame onderwerp is , 't welk aan de verbonden Hoven deeds van het hoogde gewicht heeft toegefehenen. Dan , daar haare Keizerlijke Majedeit hun wel de Heiligde verzeekeringen heeft willen geven , dat zij niet flechts de vrije Scheepvaart dier riviere niet zal ontrusten , maar integendeel, op alle mooglijke wijze, zal befchermen en begunstigen , zo is deze voorzorg overboodig en nutloos geworden , naardien de Ondergeteekenden het woord haarer Majedeit als de zekerde waarborg voor haare aangegaane verbindtenis befchouwen. Het is dus ingevolge deze verbindtenis van de zijde haarer Keizerlijke Majedeit , dat genoemde Gezanten geene zwaarigheid maaken, in den naam hunner Meesters, es  B IJ L A G E H. 29 en uit kracht hunner volmachten , te belooven, dat de Koningen van Grootbrittannien en Pntisfen der Ottomannifche Porte zullen voordaan , om den vrede met RusZand te fluiten , op voorwaarden , „ van aan dat Rijk „ in vollen eigendom en fouverainiteit afteflaan het Di„ flrict van Oczakow , van de Bog af tot aan den Niefler toe , waartegen zich haare Keizerlijke Ma„ jedeit , als boven , zal verbinden, om de vrije ,, Scheepvaart der laatstgenoemde rivier niet te zullen ontrusten , maar dezelve integendeel zoveel mooglijk „ te befchermen en te begunstigen : eene voorwaarde , „ aan welke de Ottomannifche Porte insgelijks zal ge„ houden zijn , en die van beide kanten een artikel „ van den te fluiten vrede zal uitmaaken." Hieruit volgt, ,, dat Rusland, bij het fluiten van den vrede , ,, aan de Ottomannifche Porte zal terug geven alle de „ andere Provintiën en bezittingen hoe genaamd , welke „ aan de Porte toebehooren , en door de Rusfifche wa- „ penen veroverd zijn , of nog mogten worden." Ondertusfchen houden zich de meergenoemde Gezanten overtuigd , dat haare Keizerlijke Majedeit den tijd van 4 maanden , voor de aanneming der gemelde voorwaarden door de Turken , en het eindelijk régelen van den vrede , niet te lang zal vinden. De Koningen van Grootbrittannien en Pruisfen hoopefl bovendien van de edelmoedigheid haarer Keizerlijke Majedeit , en haare begeerte , om het verder vergieten van menfchenbloed te daaken , dat zij , zodra de Porte de opgemelde gronddagen van bevreediging zal aangenomen hebben , in eene onmidlijke wapenfehorsfing wel zal willen toedemmen , ten einde aan de Gevolmachtigden , die van beide kanten zullen benoemd worden , om  3o IJ IJ L A G E N om over den vrede te handelen, en dien zonder tijdverzuim tot fland te brengen , alle veiligheid en gerijf te bezorgen; terwijl hunne Majedeiten in deze hunne hoop zoveel te meer verderkt worden , daar de oogmetken der Keizerin hieromtrend , door zijne Excellentie , den Vice-Kanfelier , aan den Graave van Woronzow , Minider van haare Keizerlijke Majedeit te London , reeds bekend gemaakt , en door hem aan dat Hof zijn medegedeeld. 'Er blijft voor de opgenoemde Gezanten thands niets meer over , dan aan het Miniderie van haare Keizerlijke Majedeit hun oprecht genoegen daarover te kennen te geven , dat zij tot werktuigen gediend hebben van het daardellen eener fchikking , welke de gelukkigde gevolgen hebben, en van den gunstigden invloed moet wezen op de goede verdandhouding en eensgezindheid , welke reeds tusfehen haare Keizerlijke Majedeit en de verbonden Hoven dand grijpen. Deze gevoelens kunnen alleen dienen , om de blijken van vriendfchap en hoogachting aantekweeken en te verderken , welken deze Souveraiuen eikanderen in het aanzien van geheel Europa geven ; terwijl het gunstig getuigenis, 't geen haare Majedeit van den ijver en de openhartigheid der genoemde Gezanten wel heeft willen afleggen , voor hun van eene onfehatbaare waarde is, en door hen als eene zeer roemrijke vergelding voor hunne moeite en hunnen arbeid befehouwd wordt. Te Petersburg , den 22 Julij 1791. (JFas get.~) Charles Wiiitworth. W. Fawkener. Graaf van Göltz. V.  B IJ L A G E N. 31 V. Andwoord van het Rusfisch Minifterie op bovenftaande Memorie van de Eiigelfche en Pruisfifche Gezanten. De Keizerin heeft uit de Memorie , den nften dezer aan haar Miniderie door de Gezanten der Koningen van Grootbrittannien en Pruisfen overhandigd , met volle genoegen gezien , dac die Vorsten volkomen recht doen aan de gemaatigdheid en billijkheid der voorwaarden, welke haare Keizerlijke Majedeit heeft voorgeflagen , om tot een' aanleiding en middel van haare bevreediging met de Ottomannifche Porte te dienen , en dat zij zich diensvolgends wel willen belasten, om deze voorwaarden bij de laatde te doen gelden , en te trachten , om haar dezelven , in alle haare zuiverheid en uitgedrektheid, te doen aannemen. Daar haare Majedeit in deze oogmerken eene volkomen overeendemming met haare bedoelingen ontdekt , welken zij zelve heefc aan den dag gelegd , zal zij zekerlijk , zoveel van haar zal afhangen , alle infchiklijkheden gebruiken , en alles aanwenden , wat drekken kan , om de vervulling van het voorgedelde doel te bereiken ; vertrouwende van de vriendfchap en den ijver , van welke haare Grootbrittannifche en Pruisfifche Majedeiten betuigen doordrongen te zijn , dat zij in hunne bemoeijingen, om de Porte tot een befluit overtehaalen , met al die 1aacht en dien nadruk zullen te werk gaan , welke het gewicht der zaa-  32 B IJ L A G E N. zaake vordert , cn met het belang overeenkomt, 't geen zij daaraan fchijnen te hechten. Daar alles , wat kan ltrekken en medewerken , om het verder vergieten van menfchenbloed te (haken , haare Keizerlijke Majedeit, als belanghebbende partij , meer bizonder en meer onmiddellijk , dan eenige andere Mogenheid betreft, kan men aan de bereidvaardigheid niet twijfelen, met welke zij het oogenblik zal aangrijpen , waarop zij , zonder gevaar en hinder , zodra zij van de zuivere en eenvoudige bewilliging der Turken in de voorllagcn , welken men hun doen zal , verzeekerd is , in eene fchorsfing der vijandelijkheden zal kunnen treden. De tijd van 4 maanden , bij de Memorie der Engelfche en Pruisfifche Gezanten voorgellageu , is meer dan genoegzaam tot de aanneming en toellemming der Ottomannifche Porte, zodat de voltooijing van het vredes-werk eenjglijk van haar zal afhangen, en allen uitftel en alle beletzelen , met derzelver gevolgen , alleen aan haar zullen moeten toegefchreven worden. Haare Keizerlijke Majefteit, iutusfehen , op de krachtdaadige poogingen ftaac maakende, welken de Koningen van Grootbrittannien en Pruisfen op zich nemen , om een gelukkig einde aan hunne bemiddeling te geven , vormt zich daaruit een gunstig voorteeken , en reekent het zich bij voorbaat een genoegen , hun te betuigen , hoe aangenaam het haar zal wezen , uit de vervulling haarer wenfehen tot den vrede eene gelegenheid te zien geboren worden , om haar een nieuw blijk te geven van haare beftendige begeerte , om hunne vriendfchap en hun vertrouwen aantekweeken. Te Petersburg , den 27 Julij 1791. (was gct.j Graaf van Osterman. VI.  B Ij L A G E N. 33 VI. Verklaaring van 290 Afgevaardigden ter Nationaale Vergadering van Frankrijk, omtrent de befluiten ter opfchorting der uitoefening van het Koninglijk gezag. Wij ondergeteekende Afgevaardigden, Naauwüjks zijr 'er drie maanden verlopen federt het tijdftip , dat wij aan onze Committenten onze vorderingen tegen een befluit, waarbij het geheiligd grondeginfel der onfchendbaarheid van's Konings perfoon werd aangetast, hebben te kennen gegeven. De ijver, waarmede hetzelve door verfcheiden onzer verdeedigd is geworden, bij gelegenheid van dm i'iften Maart; de overtuiging, in welke wij waren , dat het onmooglijk was , dit aan alle Alleenheerfchingeu zoo wezenlijk grondbeginfel ongedraft te {"ellénden , zijn niet dan te veel gerechtvaardigd geworden door de gebeurdtenisfen , die onder onze oogen voorvallen, en het treffend fchouwfpel, waarvan wij thans de fmart hebben ooggetuigen te zijn. De Koning , et de Koninglijke Familie , op het gezag der befluiten van de Nationaale Vergadering, gevangen gevoerd ; de Monarch in zijn paleis door foldaaten, die niet ter zijner bevelen daan, bewaard; de Koninglijke Familie, betrouwd aan eene lijfwacht, over welke de Koning geen1 de minste macht heeft ; het recht van bet opzicht te hebben over de opvoeding van den vermoedelijken Erfgenaam des troous ontnomen aan c hem,  Si 15 I] L A G E N. hem , die, in hoedanigheid van Vader en Koning beidé , het zekerde recht cn de naauwfte verpligting had , om 'er het beduur over te hebben ; eindelijk de Monarch , omtrent wiens onfchendbaarheid, zelfs door den nieuwen Regeeringsvorm , uitfpraak gedaan was, door een belluit in de uitoefening van zijn gezag gefchorst zie daar het hartbrekend fchouwfpel , over het welk wij , met alle braave Franfchen, zugten , en zie daar de al te ligt gefchatte , maar tevens al te doodlijke , gevolgen van eene eerfte beieediging, aan dat grondwettig en geheiligd begirife! toegebragt. Eii wij moeten het zeggen, daar wij ons tot dat uiterfle gebragt zien , van zelfs dat befluit interoepen , waartegen wij uitgevaren zijn , en in dit oogenblik nog te heviger uitvaren niet een der genomen maatregelen is 'er , die niet bij voorraad , door diezelfde regeerings-inrichting , in welker naam zij genomen zijn , verbannen en gedoemd is geworden. De geheiligde perfoon des Konings was onfchendbaar verklaard : een enkel geval had men voorzien , waarin men , tegen alle aan eene Monarchie natuurlijk eigen grondbeginfelen aan, meende, die onfchendbaarheid te kunnen doen ophouden. Dat geval heeft zelfs niet eens plaats gehad , en echter heeft men den Koning, als eenen drafschuldigen, naar zijne hoofddad gefleept : men zet hem in zijne eigen paleis gevangen ; ontbloot hem van zijne voorrechten; en dus , na de onfchendbaarheid des Konings door zijne befluiten gefchonden te hebben , vernietigt men die befluiten , om de vernietiging dier onfchendbaarheid te voltoo.jen. Wat is toch, temidden van die verongelijkingen, aan den Ko-  II IJ LAGE N. 35 Koning, aan zijne luistertijke Familie, en, In hunne perfoonen , aan de geheele Natie toegebragt , vau' de Monarchie geworden ? De befluiten der Nationaale Vergadering hebben in haar de Koninglijke macht geheelenal vereeuigd : het zegel van den Staat is in haare burcaa ter bewaaring gefleld ; haare befluiten hebben eene uitvoerende macht verkregen , zonder eenige bekrachtiging te behoeven ; zij geefc onmidlijke bevelen aan alle de ambtenaaren der uitvoerende macht ; in haaren naam doet zij eeden afleggen , in welken de Franfchen zelfs niet meer den naam van hunnen Koning aantreffen; gemachtigden , die enkel van haar hunne zending ontvangen hebben , doorlopen de Provintiën , om de eeden aantenemen , die zij afvordert , en bevelen te geven aan de krijgsmacht ; en dus is , van het oogenblik, dac de onfchendbaarheid van des Konings perfoon vernietigd is geworden , ook de alleenheerfching vernietigd : de fchijn zelfs der Koninglijke waardigheid beftaat niet meer, en eene republikeinfche tusfchenregeeriug is in derzelver plaats gekomen. Verre zij van allen, die de régelen van ons ge» drag kennen , (en wij durven gelooven , dat 'er maar zeer weinige Franfchen zijn, die 'er geenen prijs op dellen) verre zij van hun het denkbeeld, dat wij met die befluiten zouden hebben kunnen indemmen: zij bedroeven onze zielen , naarmaate zij van onze grondbeginfelen afwijken. Nimmer hebben wij met eene fmartlijker aandoening de gedrengheid onzer pligten gevoeld ; nimmer hebben wij meerder gezugt over de noodlottige gevolgen, die men trekt uit de zending , met welke wij belast zijn , dan wanneer wij gedwongen geworden zijn, getuigen "te wezen van daaden, die, in onze c 2 eo^en  36 B IJ L A G E N. oogen niets anders waren , dan drafschuldige asnfagen ; dan wanneer dezulken ónzer; die meestal onze voorfpraaken zijn, voor de eerdemaai vreesachtig geworden , genoodzaakt zijn geweest , zich tot dilzwijgen te doemen , om eene .geheiligde zaak niet te doen deelen in de ongenade , in welke men ons heeft weten te wikkelen. Buiten allen twijfel , zo wij niet dan de gewoone régelen raadpleegden ; zo wij toegaven aan den fchrik , dien ons het denkbeeld van te laten gelooven , dat wij door onze tegenwoordigheid befluiten goedkeuren, welke ons zoo tegen de borst zijn , inboezemt , zouden wij voor altijd vluchten ; zouden wij , zonder een oogenblik in twijfel te daan , ons afzonderen van eene vergadering , die zelve zich heeft kunnen losrukken van grondbeginfelen, welken zij zich gedwongen gezien heeft, te bewaaren. Maar in zulke vreemde, in zulke buitengewoone omfiandigheden , zijn het noch de gewoone régels, noch onze eigene gevoelens, die wij ten gronddage van ons gedrag kunnen leggen. Wanneer onze beginfelen , wanneer onze eer, misfehien in het denkbeeld van eene groote menigte , het ons tot eene wet maaken ons te verwijderen, Ichrijven oneindig dringender beweegredenen eene aüerfnJartlijkde opoffering voor; die van op eene plaats te blijven, waar wij nog de hoop behouden , van grooter rampen te kunnen voorkomen. Vóór het noodlottig' tijdllip , dat wij thans bereiken, hadden wij ten minsten het genoegen, van het fchaduwbeeld eener Alleenheerfching te kunnen omhelzen : wij dreden op haare droevige overblijfzelen, en de hoop van haar nóg te bewaaren wettigde ons gedrag. Tegenwoordig  B IJ L A G E N. 37 dig is de karde flag aan die Alleenheerfching toegebragt geworden ; maar, bij gebreke van deze groote beweegreden , doen zich pligten van eenen anderen aart ter vervulling voor. De Monarch beflaat pog; hij is gevangen ; het is met het belang des Konings, dat wij ons moeten vereenigen ; het is ten behoeve van hem , ten behoeve van zijne familie, ten behoeve van het dierbaar en hooggefchatte bloed der Bourbons , dat wij ons verpligt zien , in eenen post te blijven, in welke wij waaken kunnen voor een zoo kostlijk pand. Wij zullen dan dien geheiügden pligt nog blijven vervullen , die alleen ons ter verfchooning moet flrekken , , en daardoor bewijzen , dat in onze harten de Monarch < en de Monarchie nimmer, de eene van den anderen, kunnen gefcheiden worden. Maar , wanneer wij aan dien dringenden pligt gehoorzaamen, dat dat onze Committenten verder niet verwachten onze flem te hooren over onderwerpen , die daaraan vreemd zijn. Wanneer een enkel belang ons kan dwingen , zitting te blijven houden met hen , die een wandaltig gemeenebest oprichten op de puinhoopen der Alleenheerfching; het is dan ook aan dat belang alleen , dat wij ons geheelenal toewijden. Van dit oogenblik af, zal het gedreugde , het volkomende dilzwijgen omtrent alles , wat daartoe niet betreklijk is , onze gevoelvolle droefheid aankondigen, en ter zelfder tijd zal het de eenige uitdrukking zijn onzer dandvastige tegenkanting tegen alle de befluiten. Eindelijk , dat onze Committenten in de omflandigheden , in weiken wij ons bevinden , hunne oogen van ons afwenden. Zo wij tot het oogenblik , welk wij tegenwoordig bereiken, 'er onzen roem in gefteld c 3 heb-  38 B IJ L A G E N. hebben , de eerden te zijn , die de voeten hebben gezet in de flappen, welken de eer, en voor hun en voor ons zeiven, ons aantoonde , legt onze tegenwoordige gefieidheid ons, in dit tijddip , pligten op , die enkel en alleen hunne betrekking op ons hebben. Voor ons wordt de eer niet langer op den betredenen weg gevonden ; voor ons beftaat 'er geene andere eer , dan de geheiligde zaak, welke onzer zorge toevertrouwd is , te doen zegeprialcn : maar dat zij bij voorraad verwittigd worden , dat , wat 'er ook moge gebeuren , tot welt ke uiterften wij ons ook mogen gebragt zien , nimmer iets uit onze harten zal uitwisfehen den nooit vernietigbaaren eed, die ons, onherroepelijk, aan den Monarch en aan de Monarchie verbindt. Ingevolge der boven opgegeven aanmerkingen, die ons voorkomen , gegrond te zijn op het waar belang der Natie , en op het eeuwig welzijn der Volken , het geen wezenlijk en indedaad van eene Alleenheerfching afhanglijk is , verklaaren wij aan alle de Franfchen s ,, Dat, na ons tot hiertoe ftandvastig verzet te hebben tegen alle belluiten, die, de Koninglijke waardigheid, of in haar bedaan , of in haare rechten , aantastende , de volken hebben voorbereid , om , zonder verontwaardiging , zowel als zonder onderzoek, de tegen eene Alleenheerfching zich verzettende grondbeginfelen , die deze dagen van regeeringloosheid hebben zien geboren worden , aantenemen ; na, tot deze lastde oogenblikken toe, de Alleenheerfching, in haare grondflagen geduurig ondermijnd , verdeedigd te hebben ; na haare vernietiging , door de raadpleegingen der Nationaale Vergaderintï, te hebben zien voltooijen (want den perfoon van den Monarch aautetasten is de Alleenheerfching te  B IJ L A G E N. SS> te vernietigen, en de Alleenheerfching optefchorten is haar uitterooijen) dat , na dit alles, niets ons langer machtigen en gelasten kan, deel te nemen aan raadflagen , die , in onze oogen , fchuldig worden aan eene wandaad , in welke wij niet verkiezen deel te nemen; maar , dat wij -— de Alleenheerfching onophoudelijk beflaande in den perfoon des Konings , van welken zij onafscheidelijk is ; zijne rampfpoeden en die zijner doorluchtige Familie ons eene naauwer verbindende verpligting , dan ooit, opleggende, van ons omtrent zijnen perfoon te vereenigen , en dien te befchermen tegen de toepasfing en werkftelligmaking van grondbegin- felen, welken wij wraaken onze eenigfte eer, onzen geheiiigdften pligt Hellen, in , met alle onze vermogens , met alle onze zucht voor het bloed der Bourbons, met alle onze gehechtheid aan die grondbeginfelen, welker verdeediging onze Committenten ons hebben toevertrouwd , de belangen des Konings en der Koninglijke Familie , benevens hunne onvervreemdbaare rechten , te verdeedigen." „ Dat wij gevolglijk zullen voortvaaren, door de enkele beweegreden , van de belangen van den perfoon des Konings en der Koninglijke Familie niet te verlaten, ons te laten vinden bij de raadpleegingen der Nationaale Vergadering ; maar dat wij , noch derzelver grondbeginfelen kunnende toedemmen, noch de wettigheid van haare befluiten erkennen , in vervolg van tijd geen het geringde deel zullen nemen in de raadflagen , die niet ten onderwerp hebben die belangen , en die belangen alleen , welken ons nog overblijven te verdeedigen. e 4 VIL  io B. IJ L A G E N. VII. Fransche Regeeringsvorm, door dc Natie* naak Vergadering aan den Koning ter bekrachtiging aangeboden , den "iden Scptem* ber 1791. Verklaarikg der rechten van den mensch en burger. De Vertegenwoordigers van het Franfche Volk , in eene Nationaale Vergadering gevestigd , in overweging nemende , dat de onkunde , het vergeten , of verachten der rechten van den Mensch , de «Bigde oirzaalten der algemeene rampen , cn van het ontnanen der Regeeringen zijn, hebben bcfioten , om, bij eene plegtigc verklaaring , de natuurlijke , onvervreemdbaare en geheiligde rechten van den Mensch openteleggen, ten einde deze verkiaaring , geduurig onder het oog van alle de leden der Maatfchappij gebragt , aan hun onophoudelijk hunne rechten en verpligtingen moge herinneren ; de daaden van de Wetgevende en Uitvoerende Macht , ieder oogenblik met het oogmerk van alle daatlïtindige indellingën kunnende vergeleken worden , daardoor des te meer mogen worden geëerbiedigd , en eindelijk de vorderingen der Burgers , voordaan op eenvoudige en ontegenzeggelijke beginzels gegrond , altoos op het bewaaren van den Regeeringsvorm , en op het geluk van allen en een iegelijk mogen uitlopen. Diensvolgens erkent en verklaart de Nationaale Vergade.  B I] L A GEN. 4i dering , in tegenwoordigheid en onder de befcherming van het Opperweezen , de volgende rechten van den 'Mensch en Burger. Art. I. De Mensch wordt vrij en gelijk in rechten geboren , en blijft zulks altoos. De Maatfchappelijke onderfcheidingen kunnen niet anders, dan op het heil van het algemeen gegrond zijn. II. Het oogmerk van alle daatkundige vereeniging is het bewaaren der natuurlijke en onverjaarbaare rechten van den Mensch. Deze rechten bedaan in vrijheid, het recht van eigendom , de algemeene zekerheid , en het vermogen, om zich tegen de onderdrukking te kunnen verzetten. III. De grondflag van allen oppergezag berust wezenlijk bij het Volk. Geen ligchaam {corpora), of geen bizonder perfoon kan eenig gezag uitoefenen, 't geen niet uitdruklijk van hetzelve afdaalt. IV. De vrijheid bedaat in alles te kunnen doen , 't geen een ander niet fchaaden kan , en dus kent de uitoefening der natuurlijke rechten van ieder Mensch geene paaien , dan die , welken aan de andere leden der Maatfchappij het genot van diezelfde rechten verzeekeren , en die alleen door de wet bepaald kunnen worden. V. De wet heeft alleen het récht, om de daaden, die de Maatfchappij kunnen fchaaden, te verbieden. Al hec geen niet door de wet verboden is kan ook niet belet worden , en niemand kan worden genoodzaakt, om te doen , hetgeen zij niet uitdruklijk beveelt. VI. De wet is de uitdrukking van den algemeenen wil. Alle Burgers hebben recht, om of perfoonlijk, of door hunne Vertegenwoordigers , aan haare vorming medete- c 5 wer-  a2 B IJ L A G E N. werken. Zij moet dezelfde voor ieder een wezen, het zij dat zij befchermt , of draffe dreigt. Alle Burgers [, in haar oog gelijk zijnde , kunnen dus tot alle openbaare waardigheden , bedieningen en ambten , volgens hunne bekwaamheid, worden toegelaten , en zulks zonder eenige andere onderfcheiding, dan dis hunner deugden en begaafdheden. VII. Geen Mensch kan befchuldigd , gevat, of in hechtenis gehouden worden , dan in de gevallen door de wet bepaald , en volgens de wijze , welke zij heeft voorgefchreven. Diegeenen , welken om willekeurige bevélen aanzoek doen , dezelve afvaardigen , uitvoeren of doen uitvoeren , moeten gedraft worden ; doch ieder Burger , uit kracht der wet geroepen of gevat , moet terdond gehoorzaamen , en maakt zich door het bieden van tegendand fchuldig. VIII. De wet kan geene andere draden, dan die voldrekt en blijkbaar noodzaaklijk zijn, vastdellen, en niemand zal vermogen gedraft te worden , dan uit krachte eener vastgellelde, en vóór de begaane misdaad afgekondigde wet , welke volgens de duidlijke letter van dezelve toegepast is* IX. Naardien een ieder voor onfchuldig gehouden moet worden, tot den tijd toe, dat hij fchuldig verklaard is, zo zal aUe gedrengheid, welke niet noodzaaklijk mogt zijn, om zich van zijn perfoon te verzeekeren , ingevalle het voldrekt noodig werd geoordeeld , hem te vatten, op het derkst door de wet beteugeld moeten worden. X. Niemand mag om zijne gevoelens, zelfs niet om godsdienstige, ontrust worden , mits derzelver openbaarmaaking de algemeene rust , door de wet vastgedeld , niet doore. XI.  B IJ L A G E N, 43 XI. De vrije mededeeling der gedachten en gevoalens is één der uitmuntendfte rechten van den Mensch. 211^ Burger kan dus vrijlijk fpreken , fchrijven en drukken , mits verantwoordelijk zijnde , wegens het misbruik dezer vrijheid , in de gevallen door de wet bepaald. XII. Tot een waarborg der rechten van den Mensch , en Burger , wordt noodwendig eene openbaare macht vereischt. Deze macht is derhalven ingedeld ten voordeele van allen , en niet ten bizonderen nutte dier geeHen , waaraan zij is toebetrouwd. XIII. Tot bet onderhoud van eene openbaare macht ,' en voor de uitgaaven van het bewind , is eene algemeene fchatting onvermijdelijk , welke over alle de Burgers , naar maate van derzelver vermogen , gelijkiijk moet verdeeld zijn. XIV. Alle Burgers hebben , of door hun zeiven of door hunne Vertegenwoordigers , het recht, om de noodzaaklijkheid der algemeene fchatting te bepaalen ; dezelve vrijwillig toetedaan ; het gebruik 'er van nategaan , en de hoeveelheid , de verdeeling , de invordering en duuring van dezelve vasttedellen. XV. De Maatfchappij heeft het recht , om van ieder openbaar Ambtenaar, wegens zijn beduur , rekenfchap te vorderen. XVI. Alle Maatfchappijen , in welken de zeekerheid der rechten niet veilig , nog de juiste fchifting der onderfcheiden machten bepaald is , bezitten geenen Regeeringsvorm. XVII. Het recht van eigendom onfchendbaar en heilig zijnde , kan niemand daarvan beroofd worden , ten zij het algemeen belang , wettig bewezen , zulks klaar- blij-  4+ li IJ L A G E N. blijkelijk vordert , en onder voorwaarde van eeiie billijke en voorafgaande fchaadeloosllelling. De Nationaale Vergadering, den Franfchen Regeeringsvorm op de grondbeginfelen willende vestigen , die zij erkend en verklaard heeft, vernietigt onherroepelijk de inftcllingen , die de vrijheid en de gelijkheid der rechten kivetfet» 'Er zullen geen adel, pairfchap, erflijke onderfcheidingen van ordens , leenroerigheid , nog erflijke rechtbanken meer plaats hebben ; alsmede geene tijtels , benaamingen en voorrechten, die daaruit voortfproten ; ook geene ridder-ordens, noch corporatien of verfierfelen , voor welken men bewijzen van adeldom pleeg te vorderen , of die onderfcheiding van geboorte vooronderftelden, en eindelijk geen oppergezag, dan dat der openbaare Ambtenaaren , in de uitoefening hunner bedieningen. Geene openbaare bediening zal meer kunnen verkogt worden , of erflijk mogen zijn. 'Er zal voor geen gedeelte van de Natie , noch voor eenig bizonder perfoon, een uitfluitend voorrecht, noch uitzondering op het algemeene recht vau alle Franfchen t plaats mogen hebben. 'Er zullen geene gildens noch faamenvoeging van handwerkslieden , kunstenaars en ambachtslieden meer zijn. De wet erkent geene godsdienflige geloften, noch ; eenige vetbindtenis, die met de natuurlijke rechten of met den Regeeringsvorm zou drijden. EER-  B IJ L A G E N. 45 EERSTE T IJ TEL Grondwettige fchikkingen, door den Regeeringsvorm verzeekerd. De Regeeringsvorm verzeekert als natuurlijke en burgerlijke rechten : 1. Dat alle Burgers tot ambten en bedieningen kunnen toegelaten worden •, zonder eenige andere onderfcheiding , dan die hunner deugden en bekwaamheden. 2. Dat alle de fchattingen over alle de Burgers , gelijkelijk , en naar niaate van derzelver vermogen , zullen verdeeld worden ; En 3. Dat dezelfde misdaaden met dezelfde draden, zonder eenig onderfcheid van perfoonen, zullen gedraft worden. De Regeeringsvorm verzeekert insgelijks als natuurlijke en burgerlijke rechten : De vrijheid aan ieder een, om te gaan, te blijven, of te vertrekken ; zonder te kunnen aan- of vastgehouden worden , dan volgens de door den Regeeringsvorm voorgefchreven wijze. De vrijheid aan ieder een, om te fpreken , te fchrijven , zijne gedachten te doen drukken en uitgeven ; zonder dat de gefchriften aan eenige beoordeeling of onderzoek vóór derzelver uitgaave kunnen onderworpen worden ; als mede van den Godsdienst , dien hij belijdt , te mogen uitoefenen. De vrijheid aan de Burgers van vreedzaam en zonder wapenen te vergaderen , mits voldoende aan de burgerlijke wetten En eindelijk, De vrijheid van aan de vasrgedelde Machten verzoek- fchrif-  46 U I] L A G E N, fchri&en, hoofd voor hoofd geteekend, te kunnen overgeven. De Wetgevende Macht zal geene wetten mogen maaken , die aan de uitoefening der natuurlijke en burgerlijke rechten , in dezen tijtel en door den Regeeringsvorm verzeekerd, nadeel of hindernis kunnen toebrengen; doch dewijl de vrijheid alleen beftaat in te kunnen doen al, wat niet aan de rechten van anderen , noch aau de openbaare zeekerheid, fchaaden kan, mag de wet draden bepaalen tegens de daaden , die , of de algemeene zeekerheid , of de rechten van anderen behagende , der Maatfchappij nadeelig zouden zijn. De Regeeringsvorm verzeekert de onfchendbaarheid der eigendommen , of de rechtmaatige en voorafgaande fchaa■deloosftelling van diegeenen , waarvan bet algemeen belang, wettig bewezen , de opoffering zou vorderen. De goederen , befrernd tot de uitgaaven van den Godsdienst , en ten algemeenen nutte , behooren der Natie , en zijn ten allen tijde ter haarer befchikking. De Regeeringsvorm verzeekert de verkoopingen der goederen , die gedaan zijn , of die gedaan zullen worden , volgens de door de wet vastgedelde fchikkingen. De Burgers hebben het recht , om de bedienaars van hunnen Godsdienst aantedeilen of te verkiezen. 'Er zal eene algemeene dichting van openbaare onderflanden opgericht en in werking gebragt worden, om de verlaten kinderen optevoeden , ziekelijke armen te onderdeunen, en -aan gezonde behoefugen werk te verfchaffen , die zulks niet zouden kunnen bekomen. 'Er zal mede een openbaar onderwijs gevormd en in het werk gedeld worden , hetwelk voor alle Burgers Se-  B IJ L A G E N. 4; gemeen zal zijn , en , ten opzichte van die zaaken, die alle menfchen onvermijdelijk behooren te weten , om niet zal gegeven worden ; zullende de inrichtingen daarvan trapsgewijze verdeeld worden in eene zamengeftelde betrekking met de verdeeliug van het Koningrijk. 'Er zullen Nationaale Feesten worden vastgefteld , ten einde het aandenken van de Franfche omwenteling te vereeuwigen ; de broederlijke liefde onder de Burgers te onderhouden , en hun aan den Regeeringsvorm , het Vaderland en de Wetten, te verbinden. 'Er zal een Wetboek van burgerlijke wetten, ten gebruike van het geheele Koningrijk, ontworpen worden. TWEEDE T IJ T E L. Van de verdeeling des Rijks en den (laat der Burgers. Art. h Het Koningrijk is één en ondeelbaar ; deszelfs grondgebied , ten aanzien van het beftuur, in drieentagtig Departementen ; ieder Departement in Diftriéten, en ieder Didriét in Cantons verdeeld. II. Voor Franfche Burgers worden gehouden : allen , die in Frankrijk van een Franfchen Vader geboren zijn ; die, in Frankrijk van een vreemden Vader geboren , hun verblijf in het Koningrijk genomen hebben ; die , in vreemde landen van een Franfchen Vader geboren , in Frankrijk zich weder zijn komen vestigen , en den burgerlijken eed afgelegd hebben; en eindelijk diegeenen, welke, in een vreemd land geboren , en afstammende , in welken graad het ook zijn  4g Vi IJ L A G E N. ■zijn moge , van een' Franfchen Burger of Franfche Burgeres , ter zaake van den Godsdienst uitgeweken , in Franh ijk komen woonen , en den burger-eed afleggen. III. Dezuiken , die buiten het Koningrijk van vreemde ouders geboren zijn en in Frankrijk hun verblijf • houden , worden Franfche Burgers na eene agtereênvolgende inwooning van vijf jaaren in het Koningrijk , indien zij daarenboven onroerende goederen verkregetV, of eene Franfche vrouw gehuuwd , of zich op d i Landbouw of Koophandel toegelegd , cn den burgereed gedaan hebben. IV. De Wetgevende Macht zal om gewigtige redenen aan een vreemdeling eene afte van inboorlingfchap kunnen geven , zonder andere voorwaarden , dan van zijn verblijf in Frankrijk te bepaalen en aldaar den burgereed afteleggen. . . V. De burger-eed behelst : Ik zweer , aan de Natie, aan de IFet en aan den Koning geitouw te zullen wezen , en met al mijn vermogen den Regeeringsvorm \an hd Rijk te zullen handhaaven , zoals dezelve door de Conftitueerende Nationaale Vergadering in de jaa•ren 1789, 179°) cn 1791 is vast ge field. VI. Men verliest-het Franfche burgetfehnp : 1. Door de aanneming tot burger in een vreemd land; 2. Door de ' veróordeeling tot de ftraffen , waardoor men het burgerfchap verliest, zolang als de veroordeelde niet wederom herfteld is; 3. Door een vonnis bij verftek , zolang als het vonnis niet vernietigd is. En 4. Door de vereeniging met alle vreemde ridder-ordens , of met alle buitenlandfche corporatien , die bewijzen van adeldom, of onderfcheiding van geboorte zou-  B IJ L A G E N. 4j» zouden vooronderdellen , of die godsdienstige geloften zonden vorderen. VII. De wee befchouwt het huuwlijk niet anders , 'dan als eene burgerlijke overeenkomst; zullende de Wet;gevende Macht voor alle de inwooners zonder onde'r'fcheid bepaalen de wijze, op welke de geboorte," huuwlijken en het overlijden zal bewezen worden, en de :openbaare Ambtenaaren aanwijzen , die daarvan de iaéten zullen aannemen en bewaaren : VIII. De Franfche Burgers , befchouwd ten opzichte van derzelver plaatslijke betrekking, welke voortfpruit uit Iderzelver vereeniging in de deden, en de verdeeling van ihet grondgebied des platten Lands , maaken de Gemeen* tem uit ; doch zal de Wetgevende Macht de uitgedrektheid van den omtrek van elke Gemeente kunnen bepaalen. IX. De Burgers, die elke Gemeente uitmaaken, hebben het recht, van voor zekeren tijd te verkiezen , volgens de door de wet voorgefchreven bepaalingen, die geenen onder hen , welken , onder den tijtel van municipaale Officieren , belast zijn met het beduur der 'bizondere zaaken van de Gemeente, en die met eenige bedieningen , betreklijk het algemeen belang van den Staat, zullen kunnen voorzien worden. \ X. De fchikkingen , welke de municipaale Officieren gehouden zijn te volgen in de uitoefening, zo van da municipaale bedieningen , als van dezulken , met welken zij, ten nutte van het algemeen belang, bekleed zijn , zullen door de wetten bepaald wezen. II. Deel I. St. DER-  5» B IJ L A G E N. DERDE T IJ TEL. Fan de Openbaare^ Machten. Art. I. De Souverainiteit is één , ondeelbaar , onvervreemdbaar en onverjaarbaar , en behoort aan de Natie-, kunnende geen gedeelte van het volk, noch een bizonder perfoon, zich daarvan de uitoefening aanmaatigen. II. De Natie, uit welke alleen de machten voortvloeijen, kan dezelve niet anders, dan door gevolmachtigden uitoefenen. De Franfche Regeeringsvorm is vertegenwoordigend, en de vertegenwoordigers zijn het Wetgevend Ligchaam en de Koning. III. De Wetgevende Macht is aan eene Nationaale Vergadering afgedaan , faamengedeld uit afwisfelende vertegenwoordigers , vrijlijk door het Volk verkozen , om door dezelve met de bekrachtiging van den Koning uitgeoefend te worden op zodanige wijze, als hierna zal worden bepaald. IV. De Regeering is Monarchaal , en de Uitvoerende Macht aan den Koning afgedaan, om onder zijn oppergezag , door Ministers en andere bedienden , die verandwoordelijk zijn , uitgeoefend te worden op die wijze , als hierna zal voorgefchreven worden. V. De Rechterlijke Macht is aan Rechters afgedaan , die voor eenen tijd door het Volk worden verkozen. EER-«  ■ B IJ L A G E N. 51 EERSTE HOOFDSTUK. Van de Wetgevende Nationaale Vergadering. Art. I. De Nationaale Vergadering, het Wetgevend Ligchaam uitmaakende , is altoosduurend, en bedaat maar uit ééne Kamer. II. Dezelve zal alle twee jaaren door nieuwe verkiezingen gevormd worden, en ieder tijdvak van twee jaaren zal ééne Wetgeving uitmaaken. III. De bepaalingen van het voorige artikel zullen geen p'aats hebben ten opzichte van het eerstvolgend Wetgevend Ligchaam , welks gezag met den laatden April 1793 zal ophouden. IV. De vernieuwing van het Wetgevend Ligchaam zal met het volde recht geleideden. V. Het Wetgevend Ligchaam kan door den Koning niet ontbonden worden. EERSTE AFDEELING* Getal der Vertegenwoordigers , en grond/lagen der vertegenwoordiging. • Art. I. Het getal der Vertegenwoordigers in het Wetgevend Ligchaam bedaat uit zeven honderd vijf- enveertig, verdeeld over de drie - en-tagtig Departementen , waaruit het Rijk is faaraengedeld ; behalven die geenen , welke aan de Volkplantingen zouden kunnen toegedaan worden. d 2 II.  p IS IJ L A G E N. II. De Vertegenwoordigers zullen over de drie-entagtig Departementen verdeeld worden , volgens de drieê'rleie evenredigheid van het grondgebied , de bevolking, en de directe fchatting. III. Van de zeven hoaderd vijf- en veertig Vertegenwoordigers , worden 'er twee honderd zevenenveertig voor het grondgebied gefteld, Ieder Departement zal 'er drie benoemen , uitgezonden het Departement vai Parijs , hetwelk 'er maar één zal verkiezen. IV. Twee honderd negenenveertig Vertegenwoordigers zijn aan de bevolking toegekend. Het geheele beloop van de werklijke bevolking des Rijks is in twee honderd negenenveertig deelen afgedeeld , en ieder Departement benoemd zooveel Afgevaardigden, als hetzelve gedeel tens van bevolking heeft. V. Twee honderd negenenveertig Vertegenwoordigers zijn gefchikt voor de directe fchatting , van welke de geheele fom insgelijks in twee honderd negenenveertig deelen is afgedeeld, en ieder Departement benoemd even zooveel afgevaardigden, als hetzelve gcdeeltens in de. fchatting betaald. TWEEDE AF DEELING. Primaire Vergaderingen. Benoeming der Kiezers. Art. I. Om de Wetgevende Nationaale Vergadering te vormen , zullen de werklijke Burgers zich alle twee jaaren , in primaire Vergaderingen , in de Steden en in de Cantons vereenigen. Deze Primaire Vergade-: ringen , kunnen met volle recht den tweeden Zon-  15 IJ L A G E N. 53 dag in Maart bijeenkomen, indien zij niet eerder, door i de openbaare Ambtenaaren , bij de wet bepaald, zullen te faamen geroepen zijn. II. Om werklijk Burger te wezen, moet men Franschman geboren of geworden zijn; volkomen 25 jaaren bereikt hebben ; in de Stad of in het Canton gezeten zijn [federt den tijd, door de wet voorgefchreven; in de een of andere plaats van het Rijk betaalen eene direéte fchatting, ten minsten gelijk aan de waarde van drie werkdagen , en daarvan de quitantie vertoonen; in geen daat van dienstbaarheid, en eindelijk ingefchreven zijn in de municipaliteit van zijn verblijf op de lijst der Nationaale Guardes, en den Burger-eed afgelegd hebben. III. Alle zes jaaren zal het Wetgevend Ligchaam het minde en het meeste der waardij van een werkdag vastdellen , en de beduurers der Departementen zullen daarvan de plaatslijke bepaaling voor ieder Didriét maaken. IV. Niemaud zal het recht van werklijk Burger op meer dan eene plaats kunnen uitoefenen , noch zich door een ander doen vertegenwoordigen. V. Van de uitoefening der rechten van een werklijk Burger zijn uitgefloten diegeenen , welke rechterlijk befchuldigd zijn , en zij , die , nadat zij bankroet gefpeeld of infolvent geworden zijn , en zulks door wettige bewijzen is gedaafd geworden , geene algemeene kwijtfehelding van hunne fchuldeifchers kunnen vertoonen. VI. De primaire Vergaderingen zullen de Kiezers benoemen , in evenredigheid van het getal der werklijke Burgers , in de Stad of in het Canton woonachtig. Men zal tegen ieder honderd zodanige Burgers , het d 3 zij  ;4 B IJ L A G E N. zij dat deze in de Vergadering al of niet tegenwoordig lijn, één Kiezer benoemen, van 151 tot 250 Burger» twee , en zo vervolgens. VII. Niemand zal tot Kiezer kunnen worden benoemd, I indien hij niet boven de noodzaaklijke vereischtens, om werklijk Burger te zijn , ook nog in zich vereenige , dat hij in een der Heden , boven de zes duizend Inwooners bevattende , eigenaar of bruiker van een goed zij , op de fchattinglijsten gewaardeerd op een inkomen, gelijk daande met de plaatslijke waardij van 200 werkdagen , of huurder van een wooning , op, dezelfde lijsten gewaardeert tegen een inkomen met de waardij van 150 werkdagen gelijk daande. In de deden , geene zes duizend Inwooucrs bevattende , moet men eigenaar of bruiker van een goed zijn , op de fchattinglijsten gewaardeert tegen een inkomen , volgens de plaatslijke waardij gelijk aan 150 werkdagen, of huurder wezen van eene wooning , op dezelfde lijsten gewaardeert tegen een inkomen, aan de waardij van 100 werkdagen geëvenreedigd; terwijl men op het platte land het vereischte moet bezitten , van eigenaar of bruiker van een goed te zijn , op de fchatting' lijsten gewaardeert tegen een inkomen , met de plaatslijke waardij van 150 werkdagen gelijk daande , of van pagter of bruiker van goederen te wezen , op dezelfde lijsten gewaardeerd tegen de waarde van 400 werkdagen : zullende ten opzichte van hun, die ter zelfder tijd gedeeltelijk eigenaars of bruikers, en gedeeltelijk huurders , pagters of hoevenaars zullen zijn , derzelver vermogen in die verfchillende betrekkingen te faa< men gereekend worden tot op de noodwendige tax* waardoor hunne verkiesbaarheid bepaald wordt. DER-  B Ij L A G E N. 55 DERDE AFDEELING. Vergaderingen der Kiezers. Benoeming der Vertegenwoordigers. Art. I. De Kiezers in ieder Departement benoemd , zullen vergaderen , om het getal der Vertegenwoordigers , waarvan de benoeming aan hun Departement behoort , te verkiezen , beneffens een getal van toegevoegden (Suppleanteri) gelijk aan een derde gedeelte der Vertegenwoordigers. De vergaderingen der Kiezers zullen met volle recht den laatden Zondag in Maart bijeenkomen , indien zij niet reeds eerder , door de openbaare Ambtenaaren , door de wet bepaald , faamengeroepen zijn. II. De Vertegenwoordigers en de toegevoegden zullen bij meerderheid van demmen verkozen , en alleen uit de werklijke Burgers van het Departement genomen worden. UI. Alle werklijke Burgers , hoedanig ook hun daat, beroep of fchatting moge zijn, kunnen tot Vertegenwoordigers der Natie worden verkozen. IV. De Mmisters echter en andere bedienden der Uitvoerende Macht , die na willekeur kunnen afgezet worden : naamlijk de Commisfarisfen van de Nationaale Schatkist, de inzamelaars en ontvangers van de directe fchatting , de gedelden tot den ontfangst en tot het beduur van de indirecte fchattingen en der Nationaale goederen , en diegeenen, welken , onder wat benaaming ook , bedieningen in het militaire en civile huis van den Koning bekleeden; gelijk mede de adminidrateurs, ond 4. der-  5j Ambtenaaren , als voor anderen , die 'er van voorzien moeten worden. IV. De Koning doet de lijst der jaargelden en beloo- • ningen ontwerpen , om aan het Wetgevend Ligchaam I in elke zitting overgegeven , en, indien het noodig zij, J tot befluit gebragt te worden. EERSTE AFDEELING* Fan de afkondiging der Wetten. Art. I. De Uitvoerende Macht is gelast , om de wet-* ten , met het zegel van den Staat, te doen zégelen, en dezelven te doen afkondigen ; alsmede met de afkondiging en uitvoering der befluiten van het Wetgevend Ligchaam , welken de bekrachtiging des Konings niet behoeven. II. 'Er zullen twee origineele uitvaardigingen van el-, ke wet gefchieden , beiden door den Koning geteekend, door den Minister der Rechtszaaken mede onderteekend ,~ en gezégeld met het zégel van den Staat; zullende de eene in de archieven van het zégel bewaard blijven, en de andere in de archieven van het Wetgevend Ligchaam bezorgd worden. III. De afkondiging der wetten zal in deze bevvoordin-j gen vervat zijn : „ N. (de naam des Konings) door t Gods genade, en door de conflitutioneele wet van den p Staat , Koning der Franfchen , aan allen en een iege> è lijkj  B IJ L A G E N. Ü3 lijk , fehit : De Nationaale Vergadering heeft befloten , en wij willen en beveelen , het geen volgt." (De letterlijke copij van het befiuit zal zonder eenigi verandering hier ingevoegd worden.') ,, Gebieden en bevélen wij aan alle bewindvoerende en rechterlijke corpora , dat zij deze in hunne registers doen bewaaren , en in hunne Departementen en Rechtsgebieden voorlezen , afkondigen aanplakken , en uitvoeren als eene wet van het Rijk : waarop ons verlatende, hebben wij deze geteekend , en daarop het zégel van den Staat doen dellen." IV. Indien de Koning minderjaarig zij , zullen de wetten , placaaten en andere befluiten , van het Koninglijk gezag voortgevloeid , geduurende het Regentfchap , ia dezer voege , luiden : „ IV. (de naam van den Re* gent) Regent van het Rijk , in naam van N. (de naam des Konings) door Gods genade , en door de conditutioneele Wet, Koning der Franfchen &c. &c. &c." V. De Uitvoerende Macht is gehouden om de wetten aan de bewindvoereude corporatien en aan de Rechtbanken te zenden , om zich van die afzending te doen verzeekeren , en daarvan aan het Wetgevend Ligchaam te. doen blijken. V. De Uitvoerende Macht kan geene wetten maaken, zelfs niet bij voorraad , maar alieen afkondigingen doen overeenkomstig de wetten , het zij om daarvan de uitvoering te bevélen of te herinneren. TWEE-  Sf 1) IJ L A G E N, TWEEDE AFDEELING. Fan het Inwendig Beftuur. Art. I. 'Er zal in ieder Departement 'een opperst beftuur plaats hebben , en in ieder Didriót een ondergefchikt beftuur. II. De Befluurers bezitten geen de minfte hoedanigheden van vertegenwoordiging ; maar zijn bediendens , voor een tijd door het Volk gekozen , om, onder het toevoorzicht en het gezag van den Koning , de bewindvoerende bedieningen uitteoefenen. III. Zij kunnen zich niet in de uitoefening van het Wetgevend gezag mengen , of de uitvoering der wetten opfchorten , noch iets ondernemen tegens de Rechtsorde , noch omtrent de fchikkingen , of militaire bewegingen. IV. De Deduurers zijn hoofdzaaklijk gelast met de directe fchattingen omteflaan , en toevoorzicht te hebben op de penningen, uit alle de fchattingen en openbaare inkomden voordfpruitende , welken hun grondgebied opleeveren. Het komt der Wetgevende Macht toe, de inrichting en de wijze hunner bediening te bepaalen, zo ten opzichte van de zaaken hier boven uitgedrukt , als omtrent alle de andere gedeeltens van het inwendig beduur. V. De Koning bezit het recht, om de befluiten van de bewindvoerers der Departementen te vernietigen , wanneer die met de wetten of met de bevélen , die hij aan hun zal gezonden hebben , mogten drijden , en kan , iu geval van eene hardnekkige ongehoorzaamheid, of  B IJ L A G E N, 85 •f indien zij door hunne befluiten de veiligheid of algemeene rust in de waagfchsal Hellen , dezelven in hunne bedieningen fchorsfen. VI. De Beduurers van een Departement hebben insgelijks het recht, om de befluiten van de Onderbeduurers der Didriéten te vernietigen, wanneer die met de wetten , of met de befluiten van de Beduurers des Departements , of met de bevélen , welken deze Iaatden hun gegeven , of overgebragt hebben , mogten drijden. Zij kunnen insgelijks , in gevalle vau eene hardnekkige ongehoorzaamheid der Onder bewindvoerers , indien deze laatdeu de veiligheid of de openbaare rust in de waagfchaal dellen , dezelven in hunne bedieningen fchorsfen ; mits daarvan den Koning bericht doende , die de fchorsfing kan opheffen, of bevestigen. VII. De Koning kan , wanneer de Beftuurers van een Departement geen gebruik gemaakt hebben van de macht, die aau hun , in het voorgaande artikel, is afgedaan , daadlijk de befluiten van de Onder beduurers vernietigen , en , in dezelfde gevallen , hun in hunne bedieningen fchorsfen. VIII. Zo dikwijls als de Koning de Beduurers of Onder-beduurers in hunne bedieningen gefchorst, of die fchorsfing bevestigd heeft , zal hij daarvan het Wetgevend Ligchaam kennis geven , 't geen de fchorsfing zal kunnen opheffen , of dezelve bevestigen , ja zelfs de fchuldig bevonden wordende Adminidratie ontbinden , en, indien daar redenen voor zijn , alle de Beduurers , of eenigen onder dezelven , aan de crimineele Rechtbanken verzenden , of tegens hun een befluit tot befchuldiging nemen. ƒ3 DER-  «0 B I] L A O E Ü. DERDE AFDEELING. Van de Buitenlandfche Betrekkingen. I An. I. De Koning alleen kan de (Taalkundige betrekkingen van buiten onderhouden ; de onderhandelingen beduuren; oorlog's-toebereidzelen maaken , geëvenredigd aan die der nabuurige Staaten ; de Land- en Zeemacht verdeden , zoals hij het noodig zal oordeelen , en daarvan het gebruik in geval van oorlog régelen. II. Alle Oorlogsverklaringen zullen in deze bewoordingen gefchieden : van wegens den Koning der Franfchen , en in naam der Natie. III. Het behoort aan den Koning, om met alle vreemde Mogenheden alle vredesverdragen , verbindtenifen én traktaaten van Koophandel te' teeketien , alsmede' de andere overeenkomsten , die hij tot welzijn van den Staat zal noodig oordeelen; behoudens de bekrachtiging van het Wetgevend Ligchaam. VIJFDE HOOFDSTUK» Van de Rechterlijke Macht. Art, I. De Rechterlijke Macht kan in geenerlei geval, door het Wetgevend Ligchaam, noch door den Koning, uitgeoefend worden. II. Het recht zal voor niet bediend worden door Rechters , voor een tijd door het Volk verkozen , en in hunne bedieningen gevestigd door patentbrieven van den  B IJ L A G E N. «7 den Koning, die dezelven niet zal kunnen weigeren ; kunnende zij van dezelve niet beroofd worden , dan om misdaaden , wettig geoordeeld , noch daar in gefchorst, dan door eene aangenomen befchuldiging. De openbaare aanklager zal door het Volk benoemd worden, IH. De Rechtbanken kunnen zich in de uitoefening van het Wetgevend gezag niet mengen , of de uitvoering der wetten opfchorten , noch iets ondernemen tegens de bewindvoerende bedieningen, of de Beduurers , ter zaake van hunne bedieningen, voor zich roepen. IV. De Burgers kunnen door geene commisfie, noch door eenige vergunningen , of beroeping voor hooger recht, behalven die door de wet bepaald zijn, afgetrokken worden van de Rechters, welke de wet hun toewijst. V. Het recht der Burgers, om hunne.verfchillen door den weg van uitfpraak , door goede mannen , beflisfend te vereffenen, kan door geene befluiten van de Wetgevende Macht eenige benaadeling ontvangen. VI. De gewoone Rechtbanken kunnen geen burgerlijk verfchil aannemen, zonder dat aan hun gebleken zij, dat de partijen verfchenen zijn , of dat de eisfcher zijn tegenpartij voor bemiddelaars opgeroepen heeft, om tot eene bevreediging te geraaken. VII. In de Cantons , en in de Steden , zullen één of meer Vrede-rechters zijn , waarvan het getal door de Wetgevende Macht bepaald zal worden. VIII. Het behoort aan de Wetgevende Macht, om het getal en het gebied der Rechtbanken te régelen, alsmede het getal der Rechters, waaruit elke Rechtbank zal bedaan. ƒ4 1X-  83 B IJ L A G E N. IX. In lijfstraflijke zaaken kan geen Burger geoordeeld worden , dan op eene befchuldiging , door Gezwoorens aangenomen , of door het Wetgevend Ligchaam befloten in de gevallen , waarin het aan hetzelve gelaten is, om de befchuldiging te vervolgen. Nadat de befchuldiging aangenomen is , zal de misdaad erkend , en door de Gezwoorens daarvoor verklaard moeten worden. Den befchuldigden zal het vrijdaan , om 'er tot twintig toe aftekeuren , zonder daarvan redenen te geven. De Gezwoorens , die de zaak misdaadig verklaaren, mogen niet beneden het getal van twaalf zijn. De toepasfing van de wet zal door Rechters gefchieden. Het geding zal in het openbaar gehouden worden , en men zal aan de befchuldigden de hulp van een raadsman niet kunnen weigeren ; zullende een ieder, die door een wettig Gezwoorene vrijgefproken is , ter zaake van dezelfde misdaad , niet wederom gevat noch befchnldigd kunnen worden. X. Niemand kan gevat worden , dan om voor den Officier van de Politie gebragt te worden , en niemand in bewaaring genomen of gevangen gezet, dan uit krachte van een last van de Officiers der Politie , of uithoofde van een bevel tot gevangenneming eener Rechtbank, of van een befluit tot befchuldiging van het Wetgevend Ligchaam , in. de gevallen , waarin hetzelve zulks kan nemen, of eindelijk uithoofde van een vonnis tot gevangenis , of tot bewaaring in een verbéterhuis. XI. Een ieder , die gevat en voor den Officier van de Politie gebragt is , zal daadlijk , of ten langden binnen vierentwintig uuren , verhoord worden. Indien uit het verhoor blijkt , dat 'er geene reden van befchuldiging tegens hem zij, zal hij daadlijk in vrijheid wor-  B IJ L A G E N. &o worden gefield ; of indien 'er reden zij , om hem in eene verzeekerde plaats te brengen, zal hij zodra mooglijk derwaards gebragt worden , hetgeen in geenerlei geval drie dagen mag te boven gaan. XII. Niemand , die in bewaaring genomen is , kan vastgehouden worden , indien hij voldoende borgtogt flelc , .naamlijk in alle de gevallen , waarin de wet toelaat , om onder borgtogt in vrijheid te blijven. XIII. Niemand kan , in de gevallen , waarin zijue bewaaring door de wet gedaafd wordt, gebragt of bewaard worden , dan in de plaatfen , die wettig en in het openhaar aangewezen zijn , om tot bewaarplaatfen, gerechthuizen of gevangenisfen te dienen. XIV. Geen bewaarder of cipier kan iemand ontvangen of vasthouden , dan uit krachte van een last , bevél tot gevangeneming , befluit tot befchuldiging , of vonnis, in art. X. hier boven gemeld , en zonder dat de overfchrijving daarvan op zijn register gedaan is. XV. Alle bewaarders of cipiers zijn gehouden, zonder dat eenig bevél hen daarvan kan ontheffen , om den gevangenen voor den civielen Officier te brengen, die het gezag over het huis van bewaaring heeft , zo dikwijls als hij zulks zal vorderen. De vertoouing van den gevangenen kan insgelijks niet geweigerd worden aan zijne bloedverwanten en vrienden , welke van een bevél van den civielen Officier voorzien zijn , die altoos gehouden zal wezen, zulks toetedaan , indien de bewaarder of cipier geen bevél van den Rechter, op zijn register overgefchreven , vertoont , om den gevangenen buiten accés te houden. XVI. Een ieder, hoedanig ook zijne waardigheid of bediening moge wezen behalven zij , aan welken de ƒ5 wet  po B IJ L A G E N. wet het recht, van in bewaating te nemen, opgedrages heeft die een bevél zal geven, teekenen, uitvoeren of doen uitvoeren , om een Burger in bewaaring te nemen ; of een ieder , zelfs in geval van aanhouding , door de wet gedaafd , die een Burger geleiden, ontvangen of aanhouden zal in eene plaats van bewaaring , die niet openbaar en wettig daartoe aangewezen is ; en een bewaarder of cipier , die tegens de bepaalingen van het bovendaande XIV en XV. art. zal gehandeld hebben, zal fchuldig gehouden worden aan de misdaad van willekeurige aanhouding. XVII. Niemand zal kunnen gezogt , noch vervolgd worden ter zaake van gefchriften , die hij zou hebben doen drukken of uitgeven , over wat onderwerpen zulks ook zoude mogen zijn ; mits/ hij niet met voorbedachten wil de ongehoorzaamheid aan de wet, da verachting van de vastgedelde machten , het wederdreeven van derzelver befluiten , of eenige andere daaden , die door de wet voor misdaadig verklaard worden, zal aangedookt hebben. De beoordeeling van de handelingen der aangedelde machten is geoorlofd ; doch de opzettelijke lasteringen , tegens de eerlijkheid van de openbaare ambtenaaren , en de rechtmaatigheid van derzelver oogmerken , in de uitoefening van hunne bedieningen, kunnen door hen , die 'er het voorwerp van zijn , vervolgd worden. De lasteringen en beleedigingen, tegens wien het ook zijn moge, betreklijk de daaden van hun huislijk leven , zullen op derzelver vervolging gedraft worden. XVIII. Niemand kan noch in het burgerlijke, noch in het lijfstradijke , geoordeeld worden om misdaadige gefchriften , die gedrukt of uitgegeven zijn , zouder dat er-  B IJ L A G E N. oi erkend, én door een Gezwooren verklaard zal wezen, I. of 'er in het aangeklaagde gefchrift iets misdaadigs is ; 2. of de vervolgde perfoon daaraan fchuldig zij. XIX. 'Er zal voor het geheele Rijk maar één Gerechtshof tot te nietdoening wezen , hetwelk nabij het Wetgevend Ligchaam zitten zal. Deszelfs bediening zal bedaan in uitfpraak te doen: i. Over de eifchen tot vernietiging van de vonnisfen , in de hoogde uitfpraak door de Rechtbanken gewezen : 2. over de eisfehen van verwijzing , van de eene Rechtbank na de andere , ter zaake van wettige agterdogt ; en 3. over de reglementen van de Rechters , en de rechtsgedingen van een bizonder perfoon tegens eene geheele Rechtbank. XX. In zaaken van vernietiging zal het Gerechtshof tot te niet doening nimmer de zaaken in den grond mogen onderzoeken ; doch , nadat het vonnis zal vernietigd zijn , hetwelk op een geding geflagen is, waarin de vereischtens niet in acht genomen zijn , of hetgeen eene duidelijke overtreding van de wet in zich bevat, zal het de gronden van het proces aan de Rechtbank , die daarvan kennis moet draagen , terug zenden. XXI. Wanneer na twee te niet doeningen het vonnis van de derde Rechtbank , door dezelfde middelen als de twee eerden, zal aangetast worden, kan het verfchil in de Rechtbank tot vernietiging niet verhandeld worden , zonder ter tafel van het Wetgevend Ligchaam gebragt te zijn , 't welk een befluit tot verklaaring van de wet zal uitbrengen , waarna de Rechtbank tot te niet doening gehouden zal wezen , zich te gedragen. XXII. Ieder jaar za! de Rechtbank tot vernietiging gehouden zijn , voor de balie van het Wetgevend Ligchaam  92 B IJ L A G E N. chaam eene bezending van agt zijner leden aftevaardigen , die aan hetzelve den daat van de geflagen vonnisfen zullen overgeven; moetende ter zijde van ieder derzelven de korte inhoud van de zaak , en de text van de wet, die de uitfpraak bepaald heeft , aangeteekend zijn. XXIII. Een hoog Nationaal Gerechtshof, faamengefteld uit leden van de Rechtbank tot te niet doening , eu uit hooge Gezwoorens , zal van de misdrijven der Ministers en voornaamfle bedienden van de Uitvoerende Macht kennis nemen; alsmede van de misdaaden , dia de algemeene zekerheid van den Staat belaagen , naamlijk , wanneer het Wetgevend Ligchaam een befluit tot befchuldiging zal genomen hebben. Hetzelve zal niet vergaderen , dan na eene daartoe gedaane afkondiging van het Wetgevend Ligchaam , en op een afstand van ten minsten 30,000 voeten verwijdert van de plaats, waar de Wetgeving haare zittingen zal houden. XXIV. De gerechtlijke uitvaardigingen der vonnisfen van de Rechtbanken, zullen in dezer voegen vervat zijn. „ N. (de naam des Konings) door Gods genade, en door de conditutioneele Wet van den Staat , Koning der Franfchen ; aan allen en een iegelijk fa/ut: de RechtDank van heeft het volgende vonnis geflagen : (Hier zal het vonnis afgefchreven zijn , waatin van de naamen der Rechters melding gemaakt zal worden.) ,, Gebieden en bevélen wij aan alle Deurwaarders , van op deze vordering , het voornoemde vonnis ter uitvoer te brengen; aan onze Commisfarisfen bij de Rechtbanken , om daaraan de hand te houden , en aan alle Bevelhebbers en Officieren van de Openbaare Macht , om , wanneeer zij daartoe wettig geroepen worden, da?r-  B IJ L A G E N. 93 daaraan de fterke hand te Ieenen : waarop wij ons verlaatende, is dit vonnis door den Voorzitter van de Rechtbank, en door den Griffier , geteekend." XXV. De bedieningen van Commisfarisfen des Konings bij de Rechtbanken zullen daarin bedaan , om de naarkoining der wetten , in de uittebrengen vonnisfen , te vorderen , en de gedagen vonnisfen te doen uitvoeren. Zij zullen geene openbaare aanklaagers zijn, doch over alle de befchuldigingen gehoord worden , en geduurende den loop van het geding moeten toezien , dat de vereischtens wel in acht worden genomen , alsmede , dat, vóór het vonnisfen , de wet wel toegepast worde. XXVI. De Commisfarisfen des Konings, bij de Rechtbanken , zullen aan den voorzitter van de Gezwoorens, het zij uit krachte van hunne bediening, het zij volgens de bevélen , die aan hun door den Koning zullen gegeven zijn , aanklaagen : 1. De aandagen regens de perfoonlijke vrijheid der Burgerstegens de vrije vervoering van leevensmiddelen, en andere zaaken van koophandel , en tegen den ontvangst der fchattingen. 2. Drj misdrijven , waardoor de uitvoering der bevélen , door den Koning gegeven , in de uitoefening der bedieningen , die aan hem zijn afgedaan , zouden verhinderd of belet worden. 3. De beleedigingen tegens het recht der Volken , en de oproeren , ontdaan over het uitvoeren der vonnisfen , en van alle uitvoerende befluiten , die van de vastgedelde machten voordvloeijen. XXVII. De Minister der Juditie zal aan de Rechtbank tot te niet doening , door middel van den Commisfaris des Konings, en zonder benadeeling van het recht  n B IJ L A G E N. recht der belanghebbende partijen , de befluiten aanklaagen , waardoor de Rechters de paaien van hun gezag zouden te buiten gegaan zijn. De Rechtbauk zal ze vernietigen ; en, indien dezelven aanleiding geven tot verbeuring van dc bediening , zal de misdaad aan het Wetgevend Ligchaam aangeklaagd worden , hetwelk , indien daar rede toe zij , het befluit tot befchuldiging zal nemen , en de befchuldigde naar het Hoog Nationaal Gerechtshof verwijzen. VIERDE T IJ T E L. Fan de Openbaare Macht. Art. I. De Openbaare Macht is ingefteld , om den Staat tegens de vijanden vau buiten te verdeedigen , en van binnen de handhaaving der goede orde , en de uitvoering der wetten te verzeekeren. II. Dezelve bertaat uit de Land- en Zeemacht; uit hec gewapend Volk , bizonder gefchikt tot den binnenlandfchen dienst, en , ter meerdere verzeekering , uit de werklijke Burgers en derzelver kinderen , die in fiaac zijn , de wapenen te dragen , en op de lijst der Nationaale Guardes zijn ingefchreven. III. De Nationaale Guardes maaken geen militair ligchaam , noch eene inftelling in den Staat , uit. Zij bedaan uit de Burgers zeiven, opgeroepen ten dienste van de Openbaare Macht. IV. De Burgers kunnen zich nooit vereenigen , noch als Nationaale Guardes handelen , dan uit krachte vau eene wettige oproeping of volmacht. V.  B IJ L A G E N. 55 V. Zij zijn in deze hoedanigheid onderworpen aan eene inrichting, door de wet bepaald ; kunnen in het geheele Koningrijk dechts onder ééne krijgstuchc daan , en een zelfde Uniform hebben. Het onderfcheid van rangen, en dë ondergefchiktheid , zijn dechts betreklijk tot den dienst, en bedaan alleen, zolang dezelve duurt. VI. De Officieren worden voor een tijd gekozen, en kunnen niet wederom op nieuws gekozen worden, dan na een tijdverloop van dienst als Soldaaten. Niemand zal over eene Nationaale Guarde van meer dan één Didrict het bevél voeren. VII. Alle de gedeeltens van de Openbaare Macht, tot de veiligheid van den Staat tegens vijanden gebruikt wordende , zullen onder de bevélen van den Koning te werk gaan. VIII. Geene verzameling , of bende , van krijgsvolk kan binnen het Rijk werken , zonder eene wettige oproeping. IX. Geen bediende van de Openbaare Macht kan in het huis van eenen Burger treden , ten zij ter uitvoering van de bevélen der Politie en Juditie , of in de gevallen , duidelijk door de wet voorzien. X. De oproeping van de Openbaare Macht, in het binnende van het Rijk, behoort aan de burgerlijke Officieren, volgens de bepaalingen, door de Wetgevende Macht vastgedeld. XI. Indien een geheel Departement door onlusten beroerd wordt , zal de Koning , onder de verandwoordlijkheid van zijne Ministers , de noodige bevélen geven tot ujtvoering van de wetten en ter herdelling van de goede orde; mits daarvan aan het Wetgevend Ligchaam, in-  $C> B IJ L A G E N. indien hetzelve vergaderd zij, kennis te geven , en hetzelve faamen te roepen , zo het gefcheiden mogt zijn. XI. De Openbaare Macht is uit haar' aart en natuur gehoorzaamheid fchuldig. Geen gewapend ligchaam kan beraadflagingen houden. XIII. Het Leger , zo te land ais te water , en het gewapend Volk, gefchikt voor de inwendige veiligheid , zijn aan bizondere wetten onderworpen , zo ter handhaaving van de krijgstucht, als wegens de wijze van vonnisfen , en den aart der draden , in militaire wanbedrijven, V IJ F D E T IJ T E L. Van de Algemeene Schattingen. Art. I. De Algemeene Schattingen zullen jaarlijks door het Wetgevend Ligchaam overwogen en vasrgedeld worden , en kunnen niet langer , dan den laatden dag van de volgende zitting, in wezen blijven , indien dezelve niet uitdruklijk hernieuwd zijn. II. De noodige fondfen tot afdoening van de Nationaale Schuld, en'tot betaaling van de civiele lijst, kunnen, onder geenerlei voorwendzel , geweigerd of opgefchort worden: ook maakt het onderhoud der bedienaars van den Roomfchen Godsdienst, het zij dat zij jaargelden trekken , aangebleven , verkozen of benoemd zijn , uit krachte van de beduiten der conditueerende Nationaale Vergadering , een gedeelte van de Nationaale fchuld uit. Het Wetgevend Ligchaam kan in geenerleie ge-  B IJ L A G E N. 97 gevallen de Natie belasten met de betaaling der fchulden van een bizonder perfoon. III. De uitvoerige reekeningen van de uitgaaven der Miniderieele Departementen , geteekend jéw bekrachtigd door de Ministers of algemeene bewindslieden , zullen door den druk , bij den aanvang der zittingen, bekend ge1 maakt worden. Hetzelfde zal mede plaats hebben omtrend de daaten van ontvangst der onderfcheiden fchattingen , en alle algemeene inkomsten. De daaten van deze uitgaaven en ontvangden zullen , volgens derzelver aart, onderfcheiden worden , en de ontvangen en uitgegeven fommen , jaar voor jaar, in ieder Didrift uitdrukken. De bizondere uitgaaven van ieder Departement , en die , welke de Rechtbanken , de beftuurende ligchaamen , en andere inrichtingen betreffen , zullen , insgelijks , openbaar gemaakt worden. IV. De Adminidrateurs van de Departementen, en onder-adminidrateurs, kunnen geene algemeene fchatting hoe genaamd vastdellen, noch eenige verdeeling, boven den door het Wetgevend Ligchaam bepaalden tijd en fommen , maaken , noch eindelijk eenige plaatslijke leening , ten lasten van de Burgers van het Departement, in overweging nemen of toedaan , zonder daartoe door hetzelve gevolmachtigd te zijn. V. De Uitvoerende Macht beduurt , en heeft het toevoorzicht over den ontvangst en het richtig inkomen der Schattingen , en vaardigt alle de noodige bevélen tot dat einde uit. II. Deel I. St. ZES-  n IJ LAGE N. ZESDE T IJ TEL. Van de betrekkingen der Franfche Natie met de vreemde Volken. De Franfche Natie ziet af, om een oorlog hoegenaamd te ondernemen , met oogmerk , om overwinningen te maaken , en zal nimmer haare macht tegens de vrijheid van eenig Volk gebruiken. De Regeeringsvorm laat geen recht van aubaine toe (*). De vreemdelingen , in Frankrijk gevestigd of niet , erven van hunne vreemde of Franfche Bloedverwanten. Zij kunnen goederen , in Frankrijk gelegen , aankopen , verkrijgen en ontvangen , en daarover , op dezelfde wijze als ieder Fransch Burger, door alle middelen , bij de wetten gewettigd , befchikking maaken. De vreemdelingen , die zich in Frankrijk bevinden , zijn aan dezelfde lijfstraflijke en burgerlijke wetten, even als de Franfche Burgers , onderworpen ; behoudens echter de gefloten overeenkomsten met de vreemde Mogenheden : ook zijn hunne perfoonen , goederen , nijverheid en Godsdienst onder de befcher.ming der wet. ZEVENDE T IJ TEL. Van de overziening der Conftitutioncele befluiten. Art. I. De conditueerende Nationaale Vergadering verklaart , (*) Het recht van Anhainc beftaat in een recht des Konings op de erfenis van eenen vreemdeling, die in zijn land is geftorven.  13 IJ L A G E N. 09 klaart , dat de Natie het onverjaarbaar recht bezit , om haaren Regeeringsvorm te veranderen ; doch , in aanmerking nemende, dat het met het Nationaal belang meest overeenkomt , om alleen door de middelen, door den Regeeringsvorm zeiven aangewezen , van het Recht gebruik te maaken, om de Artikelen, daarin vervat, en waarvan de ondervinding de zwaarigheden heefc doen zien , te hervormen , delt zij vast, dat daarin door eene Vergadering van herziening , op de volgende wijze , zal te werk gegaan worden. II. Wanneer drie agtereenvolgende Wergevingen haar gelijkvormig verlangen tot verandering van eenig conditutioneel Artikel zullen aan den dag gelegd hebben, zal de gevorderde herziening plaats kunnen grijpen. III. De eerstkomende Wetgeving en de volgende kunnen geene hervorming in eenig conditutioneel artikel voordellen. IV. Van de drie Wetgevingen , welke in het vervolg eenige veranderingen kunnen voordellen , zullen de twee eerde zich alleen daarmede bezig houden , geduurende de twee laatde maanden van derzelver laatde zitting, en de derde, op het einde van haare jaarlijkfche eerde zitting, of in het begin van de tweede. Derzelver raadpleegingen , over dit onderwerp , zullen aan dezelfde vereischtens , als de wetgevende befluiten , onderworpen zijn ; doch de beduiten , waardoor zij hunne begeerte te kennen gegeven hebben , zullen niet aan de bekrachtiging van den Koning onderhevig wezen. V. De vierde Wetgeving, vermeerdert door twee honderd negenenveertig leden , in ieder Departement verkozen , bij verdubbeling van het gewoone getal , 't geen hetzelve voor zijne bevolking opleevert , zal de g 2 Ver-  loo B IJ L A G E N. Vergadering van herziening uitmaaken. Deze twee honderd negenenveertig Leden zulien verkozen worden, nadat de benoeming der Vertegenwoordigers in het Wetgevend Ligchaam zal afgelopen zijn ; zullende hiervan een bizonder proces verbaal worden gehouden. De Vergadering van herziening zal flechts uit ééne Kamer beftaan. VI. De Leden van de derde Wetgeving , die de verandering zullen gevraagd hebben , kunnen niet voor de Vergadering van herziening verkozen worden. VII. De Leden van de Vergadering van herziening , nadat zij gezamenlijk den eed van vrij té leeven of te fterven uitgefproken hebben , zullen vervolgens hoofd voor hoofd zweeren , van zich alleen te zullen bepaalen , om over de zaaken , die aan hunne beraadflagingen door de gelijkvormige begeerte van de d: ie voorafgegaane Wetgevingen onderworpen' zijn , verordeningen te maaken ; om voor het overige met al hun vermogen den Regeeringsvorm van het Rijk te zullen handhaaven , zoals die door de conftitueerende Vergadering, in de jaaren 17S9 , 1790 cn 1791 , is v ast gefield, en om voorts in alles aan de Natie , aan de Wet , en aan den Koning getrouw te zijn. VIII. De Vergadering van herziening zal gehouden wezen , om zich vervolgens , en zonder uitdel , bézig te houden met de zaaken , welke aan haar onderzoek zuilen onderworpen zijn , en zodra haar werk zal geëindigd wezen , zuilen de twee honderd negenenveertig benoemde Leden , waarmede de Vergadering vermeerderd is , dezelve verlaten , zonder in eenig geval aan de Wetgevende befluiten deel te kunnen nemen. De  B IJ L A G E N. IOI De Franfche volkplantingen en bezittingen in Apa, Jf ika en Amerika , hoezeer dezelven een gedeelte van het Franfche Rijk uitmaaken , zijn in dezen Regeeringsvorm niet begrepen. Geene der door den Regeeringsvorm ingedelde machten heeft het recht, van denzelven in zijn geheel noch gedeeltelijk te mogen veranderen ; behoudens echter de verbéteringen, welke daarin door middel vau de herziening , 'overeenkomstig de bepaalingen van den bovengemelden VII. Tijtel , zouden kunnen gemaakt worden. De conditueerende Nationaale Vergadering vertrouwt de bewaaring van denzelven aan de getrouwheid van het Wetgevend Ligchaam , van den Koning en de Rcch. ters , aan de waakzaamheid van de Vaders der huisgezinnen , aan de gehuuwde Vrouwen , en de Moeders, aan de toegenegenheid der jonge Burgers, en aan de kloekmoedigheid van alle de Franfchen. De befluiten , door de conditueerende Nationaale Vergadering genomen, die niet in de Afte van Regeeringsvorm vervat zijn , zullen als wetten uitgevoerd , en de vroegere wetten , waaraan dezelve geene verandering toegebragt heeft, insgelijks in acht genomen worden, indien de eene of de andere, door de Wetgevende Macht, niet herroepen, noch verzagt zullen zijn. • Geteekend, Vernier, Voorzitter; Pougeard, Couppé, Maillij-Ciiateaurekard. , Chaillon , Aubrij , Bisfchop van het Departement vau de Maas, en Darché , Gehcimfchrijver. g 3 VIII.  102 B IJ L A G E N. VIJL Brief des Konings van Frankrijk aan de Nationaale Vergadering. Mijne Heeren ! Ik heb , met oplettendheid , de Confh'tutioneele Acte , die gij mij , fer aanneming hebt aangeboden, overgezien en onderzogt. Ik neem ze aan , en zal de hand houden aan haare uitvoering. Eene zodanige verklaaring zou in een ander tijdftip hebben kunnen voldaan; dan , in het tegenwoordige, ben ik aan de belangen der Natie en aan mij zeiven verfchuldigd , mijne beweegredenen aan den dag te leggen. Van den aanvang mijner regeering af, heb ik eene begeerte gevoed , om de misdagen te verbéteren , en in alle verrichtingen van het beftuur is het mij een vermaak geweest , de denkbeelden van het volk ten regel te nemen. Verfcheiden oirzaaken, onder welker getal men fteüen moet den ftaat der geldmiddelen, bij mijne komst tot den troon , en de onraaatige kosten van eenen roemrijken oorlog , langen tijd gaande gehouden buiten eenige vermeerdering van belastingen , hadden eene aanmerklijke onevenredigheid te wege gebragt tusfehen de inkomsten en uitgaaven van den Staat. Getroffen door de grootheid van het kwaad , heb ik niet flechts gepoogd , 'er een hulpmiddel tegen werkftellig te maaken ; maar tevens de noodzaaklijkheid gevoeld , van 'er de vernieuwing van voortekomen. Ik heb het ontwerp gevormd , om 's volks  B IJ L A G E N. 103 's volks geluk op vaste grondflagen te vestigen , en zelfs, om het gezag , dat aan mij toevertrouwd was , aan onveranderlijke regelen te onderwerpen. Ik heb het volk rondom mij verzaameld , om dat ontwerp uittevoeren. Geduurende den geheelen loop der gebeurdtenisfen van de omwenteling, zijn mijne oogmerken ten allen tijde dezelfde geweest. Wanneer gij, na de oude inftellingeu veranderd te hebben , eenen aanvang gemaakt hebt , met de eerde proeven van uwen arbeid in derzelver plaats te ftellen , heb ik, om 'er mijne toedemming toe te geven , niet gewacht gehad tot de Regeeringsvorm mij in zijn geheel bekend ware: ik heb de'vastftelling van zijne gedeelten , alvoorens nog in ftaat te zijn van over het geheel te kunnen oordeelen, begunstigd , en wanneer de ongeregeldheden , die bijna alle de tijdperken der omwenteling vergezeld hebben , menigmaalen mijn hart bedroefden , hoopte ik altijd , dat de wet , in de handen van hun , die met het nieuw gezag bekleed waren , haare kracht zou hernemen , en dat , naar maate gij het einde van uwen arbeid naderde , elke dag haar dien eerbied , en dat ontzag , zou wedergeven, zonder welke het volk noch vrijheid, noch geluk , bezitten kan. Eenen geruimen tijd heb ik in die hoop volhard, en ik ben niet van voornemen veranderd , dan in het oogenblik , toen mij die hoop begeven heeft. Dat elk zich het tijdftip te binnen brenge , in hetwelk ik mij van Parijs verwijderd heb. De Regeeringsvorm was op het punt van voltooid te worden, en ondertusfchen fcheen het gezag der wetten van dag tot dag aftenemen. De denkbeelden , wel verre van zich eens te bepaalen , verdeelden zich in eene menigte van partijfchappen. De g 4 over-  104 B IJ L A G E N. overdrevenfte , de buitenfpoorigde gevoelens fchenen alleen gunstig ontvangen te worden ; de toomloosheid der gefchriften was ten top gedegen ; geen gezag werd gefpaard , en ik kon niet langer het kenmerk van den algemeenen wil gewaar worden in wetten , die ik alomme krachtloos . alomme onuitgevoerd zag. Bij aldien gij toen (ik moet het zeggen) mij den Regeeringsvorm had aangeboden gehad , zou ik niet geloofd hebben, dat het belang des volks, de dandvastige , de eenige regel van mijn gedrag, mij toedond , dien aantenemen. Ik had dechts ééne begeerte ; ik vormde dechts één ontwerp ; ik wilde mij van alle de partijen afzonderen , en weten , welke met de daad de wensch des volks ware. De beweegredenen , die mij beduurden, bedaan tegenwoordig niet meer ; de ongefchiktheden , en de gebreken , over welke ik mij beklaagde , hebben U , federt dien tijd , even als mij , tegen de borst gedooten: gij hebt den wil laten blijken van de goede orde te herdellen ; gij hebt uw gezicht, geflagen op de verwaarloosde krijgstucht bij de troepen , en de noodzaaklijkheid erkend , van de misbruiken der Drukpers te beteugelen. De overziening van uwen arbeid heeft , in het getal der wetten van orde , gefteld .verfcheiden Artikelen , die mij als conflitutioneel waren voorgedragen 'geworden. Gij hebt wettige formen vastgelteld voor de overziening van die , welke gij in den Regeeringsvorm hebt gerangfchikt. 's Volks wil , eindelijk , is niet langer twijfelachtig voor mij ; ik heb het dien te gelijker tijd , en door zijne overeenflemming met uwen moed, en door zijne verkleefdliLid aan de handhaaving eener opperhoofdige regeering, zien aan den dag leggen. Ik  B IJ L A G E N, 105 Ik neem dan den Regeeringsvorm aan. Ik neem de verpügting op mij van dien te zullen handhaven van binnen ; dien te zullen befchermen tegen alle aanvallen van buiten , en te doen uitvoeren door alle middelen , welken dezelve in mijne macht gefield heeft. Ik verklaar, dat ik, onderricht van de toeftemming , welke verre de groote meerderheid des volks aan den Regeeringsvorm geeft , afsta van die algemeene toedemming , welke ik , in dat werk , gevorderd heb , en dat, daar ik aan niemand, dan aan het volk, verandwoordlijk ben , ook niemand anders , wanneer ik daarvan afzie , het recht heeft, om 'er zich over te beklaagc-n. Intusfchen zou ik der waarheid te kort doen , indien ik U zeide, dat ik in de middelen van uitvoering en beduur alle die veerkracht, al dat vermogen heb waargenomen , die 'er we! nooduj zouden wezen , om beweging te geven aan , en de eenheid te bewaaren in alle de gedeelten van een zoo uitgedrekt Rijk ; maar, daar de gevoelens over die onderwerpen tegenwoordig verfchillend zijn , dem ik toe, dat de ondervinding alleen 'er rechter over zij. Wanneer ik, welmeenend , en overeenkomstig de wetten , alle de middelen , die in mijn vermogen gedeld zijn, heb te werk gedeld , kan mij geen het minste verwijt gedaan worden , en het volk , welks belang alleen ten regel dienen moet, kan zich vervolgens verklaaren door die middelen, die de Regeeringsvorm aan hetzelve heeft voorbehouden. Maar , mijne Heeren , voor de verzeekering der Vrijheid , voor de vastdelling van den Regeeringsvorm, voor het bizonder geluk van alle de Fianfchen , zijn 'er beg 5 lan-  ia6 B IJ L A G E N. langen , omtrend welken een oppermachtige pligt ons beveelt, alle onze krachten te vereenigen. Die belangen zijn het ontzag voor de wetten , de herftelling der orde, en de vereeniging van alle de burgeren. Tegenwoordig , nu de Regeeringsvorm bepaaldlijk is vastgefleld, moeten de Franfchen, die onder eeue en dezelfde wetten leeven , geene andere vijanden kennen, dan hen, die dezelven verbreken. Ik bedoel de tweedragt , en de regeringloosheid : deze zijn onze gemeene vijanden , die ik, met al mijn vermogen, zal beltrijden, en het is van belang, dat gij en uwe opvolgers mij , hierin, met alle macht, bijftaat, en dat, zonder over de denkbeelden te willen gebied voeren , de wet gelijklijk alle diegeenen voorfla , die hunne daaden aan dezelve onderwerpen. Dat zij, die de vrees, voor vervolging en oproeren, uit hun Vaderland mogt verwijderd hebben, verzeekerdmogen zijn, dat zij 'er , wederkeerende , de rust en veiligheid zullen aantreffen. En , om allen haat uitteblusfchen , om de rampen te verzagten , die eene groote omwenteling altijd naar zich fleeot , en opdat , van dit oogenblik af, de wet beginnen moge eene volkomen uitvoering te hebben, liaan wij toe , dat al het gebeurde vergeten worde. Dat de befchuldigingen , dat de vervolgingen , die geenen anderen grondflag hebben , dan de gebeurdtenisfen der omwenteling , mogen gedempt worden , en uitgedoofd in eene algemeene verzoening! Ik fpreek niet van diegeenen , die door geene andere beweegreden zijn gedreven geworden , dan hunne genegenheid te mijwaarts : zoudt gij dezen als flrafschuldigen kunnen befehouwen ? Wat hun betreft, die door fpoorloosheden , door welke ik eenige perfoonlijke beiee- di-  B IJ L A G E N. 107 digingen zou hebben mogen ondervinden , zich de vervolging der -wetten hebben op den hals gehaald ; ik gevoel , ten hunrten opzichte , dat ik de Koning van alle de Franfchen ben. Qgeteekend) Louis. den 13 September 1791. P. S. Ik heb gemeend, Mijne Heeren, dat het op de plaats zelve was , waar de Regeeringsvorm is ontworpen en gevormd geworden , dat ik 'er de plegtige aanneming van moest uitfpreken. Gevolglijk zal ik mij morgen, ten middage , in de Nationaale Vergadering vervoegen. IX. Afkondiging des Komngs van Frankrijk, van 28 September 1791. Loois-dcör de genade Gods , en de conftitutioneele Staatswet , Koning der Franfchen ; aan alle Burgeren falut: Ik heb den Regeeringsvorm aangenomen , en zal alle mijne vermogens aanwenden , ' om dien te handhaven , en ter uitvoer te brengen. Het einde der omwenteling is gekomen ; het is tijd, dat de herdelling der orde aau den Regeeringsvorm dien deun kome bijzetten , die haar tegenwooidig het noodzaak-  io3 D IJ L A G E N. zaafclijkst is ; het is tijd , de denkbeelden van Europa omtrend het lot en de bedemming der Franfchen te vestigen , en aan hetzelve te toonen , dat zij waardig zijn , vrij te wezen. Maar mijn ijver, mijne waakzaamheid, en zorgen hebben nog noodig , onderfleund te worden door de medewerking van alle bcminnaaren des Vaderlands en der Vrijheid: het is door onderwerping aan de wetten; door aftezweeren dien geest van partijfchap , en alle driften , die denzelven vergezellen •, door eene gelukkige faamendemming van gevoelens , van begeerten en poojngen , dat de Regeeringsvorm zich zal moeten vestigen , en dat de Natie zal kunnen genot hebben van alle de voordeelen, welken zij aan haar verzeekert. Dat alle infpraak van onverdraagzaamheid dan voor altijd verbannen zij ; dat de onberaden drift naar onafhanglijkhéid niet langer verward worde met de liefde tot de vrijheid ; dat de haatlijke aantijgingen , door welke men het volk tracht optezetten en te beroeren, voor eeuwig verre worden weg gedaan ; dat de Godsdienstige denkbeelden niet langer eene bron zijn van vervolgingen en doodlijken haat; dat elk , die de wetten in acht neemt, naar zijn goedvinden , dien eerdienst oefene , aan welken hij verknocht is , en dat men , van de eene en andere zijde , niet langer diegeenen verongelijke , en beleedige , die , elk eene bizondere meening volgende , van oordeel zijn , dat zij voldoen aan de infpraak van hun geweten. Dan, het is nog niet genoegzaam, alle buitenfpoorigheden te vermijden, in welken een geest van overdrevenheid en vervoering U zou kunnen medefleepen : het is ook  B IJ L A G E N. ook noodig, dac gij aan de verpligtingen voldoet , welke een algemeen belang U oplegt : eene der eerfte, eene der wezenlijkde , is de betaaling der , door uwe vertegenwoordigers vastgeftelde , belastingen. Het is , ter voldoening aan de verbindtenisfen , die de eer der Natie geheiligd heeft; het is voor de inwendige rust van den Staat , voor deszelfs veiligheid van buiten , en voor de bedendigheid van het Staatsbeduur zelve, dat ik U dien pligt herinnere , aan welken gij U niet onttrekken moet. Burgers , die gewapend zijt ter handhaving der wetten : Nationaale Guarden! vergeet nimmermeer , dat het is ter befcherming der veiligheid van perfoonen en eigendommen ; dat het is voor de invordering der algemeene belastingen , de vrije inlandfche vervoering van graanen en leeftogt , dat de wapenen , die gij voert , U in de handen gegeven zijn : het voegt U te gevoelen , dat de billijkheid en een wederzijdsch nut vorderen , dat, tusfehen inwooners van een en hetzelfde Rijk, de overvloed , ter hulpe dér behoeften , toefchiete, en dat het eene der pligten is van het algemeen vermogen , de vrije oefening van den Koophandel te begunstigen , daar dit het middel is , om san de ongunstige gedeldheid der jaargetijden te gemoet te komen; den ongelijken uitflag der oogllen te verhelpen ; alle de deelen van het Rijk- onderling te verbinden , en de verfchillende voortbrengzels van deszelfs grond en de nijverheid zijner bewooneren onder allen gemeen te maaken. En gij , die het volk verkozen heeft , om zijne belangen te bewaaken ; gij mede , aan welken het de geduchte macht heeft opgedragen , van uitfpraak te doen omtrend d'e bezittingen, de eer en het leeven der Bur- ge-  na B IJ L A G E N. geren ; gij eindelijk , welken het heeft aangefteld , ter vereffening van hunne gefchillen; leden der onderfcheiden ligchaamen van beftuur , rechters der vierfchaaren, vrederechters! Olieden beveel ik aan , U wel in de gedachten te prenten het gewigt , en de waardigheid uwer verrichtingen: vervult' dezelve met ijver, met moed , met onpartijdigheid ; beijvert U , met mij, om den vrede, en het gezag der wetten te herdellen; voorbereidt , begunstigt , op die wijze , door het geluk des volks op vaste grondflagen te verzeekeren , de terugkomst van zulken , wier verwijdering geene andere beweegreden gehad heeft, dan de vrees voor ongeregeldheden , en geweldaadige bejegeningen! En gij allen , die , uit verfchillende beweegredenen, uw Vaderland verlaten hebt , uw Koning roept U tot uwe medeburgeren terug; hij noodigt U , te zwichten voor de algemeene begeerte , en het belang des volks. Keert met vertrouwlijkheid terug , onder de vrijwaaring der wetten ; en deze eerlijke , U vereerende terugkomst, in het oogenblik, dat de Regeeringsvorm bepaaldlijk is vastgedeld geworden , zal het herdel der orde en rust, en te gemaklijker , en te fpoediger, doen geboren worden. En gij Franfchen, gij , federt zooveele eeuwen , beroemd ! en doorluchtig volk , betoont U grootmoedig , betoont U edelaartig , bij het tijddip der vastdeiling van uwe vrijheid ; herneemt uwen zoo gelukkigen inborst; dat uwe gemaatigdheid en wijsheid tot uwent doen herboren worden die gerustheid en veiligheid , die de dormen der omwenteling van U verwijderd hadden , en dat uw Koning voortaan, vrij van kommer , vrij van onrust, het genot moge fmaaken van die blijken  li IJ L A G E N. in ken van genegenheid , liefde en trouwe, die alleen in daat zijn , zijn geluk te verzeekeren. Gegeven te Parijs den 28 September 1791. (Geteekend) Louis. (Laager ftontf) de Lessart. X. Brief van zijne Aller-christlijkjle Majefteit, den Koning van Frankrijk , aan Hun Hoog Mog. de Heeren Staaten Generaal der Verëenigde Nederlanden. Zeer Beminde , goede Vrienden , Geaillieeuden en Bondgenooten. „ De Nationaale Vergadering heeft ons de door haar vastgedelde Conditutioneele Afte aangeboden, en wij, van onzen kant, zijn overgehaald , om dezelve aantenemen , door de overweging, dat men dezelve befchouwen moet als het gevolg der begeerte van verre de groote meerderheid der Natie. Wij hebben niet willen vertoeven , U kennis te geven van dit gebeurde , wetende , dat gij zowel belang delt in het geluk der Franfche Mo-  lis B IJ L A G E N. Monarchie , als in 't geen ons in het bizonder aangaat. Wij verzoeken U , wel verzeekerd te zijn , dat de verandering, in den Franfchen llcgeeringsvorm te weeg gebragt , in het minde onze genegenheid niet verminderen zal , om de betrekkingen , welke tusfehen Ons en de Verëenigde Provintiën bedaan, hoe langer hoe meer aantekweeken en te bevestigen. —— Hierop bidden wij God, dat Hij U, zeer beminde, goede Vrienden, Geaillieerden en Bondgenooten! in zijne heilige en dierbaare befcherming neme." Parijs, den 19 Uw goede Vriend, Ccailleerde Sept. 1791. en Bondgenoot, QVas geteekendj Louis. (Langer ft011 dj M o n t w 0 r i Ni  B IJ LAGEN.   B tj L A G E N. XI. Andwoord van Hun Hoog Mog. de Algemeene Staaten der Verëenigde Nederlanden , op den brief des Konings van Frankrijk, van 19 September 1791. 1 ' Sire! Wij hebben den brief ontvangen , dien uwe Majefleic ons , den i$den der voorige maand, de eer gedaan heeft, te fchrijven , en waarbij uwe Majedeit ons wel heeft willen kennis geven , dat zij bewogen was , om de Conditutioneele Acte, welke de Nationaale Vergadering befloten en aan haar aangeboden had , aantenemen. Wij zijn zeer gevoelig wegens dit nieuw blijk van Vriendfchap en goedwilligheid, 't geen uwe Majedeit ons geeft , door ons deze gebeurdtenis bekend te maaken , en haasten ons , om U daarvoor onze dankbetuigingen te doen. Wij bedienen ons volvaardig vau deze , zowel als andere gelegenheden , welke zich aanbieden , om aan uwe Majedeit het groot belang te doen blijken, welk wij zowel in alles , 't geen uwen doorluchtigen Perfoon , als 't geen den voorfpoed en het welzijn def Franfche Monarchie betreft , dellen. Wij hebben met het grootde genoegen, op nieuw, irf den brief van uwe Majedeit de verzeekering gevonden van derzelver begeerte, om de betrekkingen, welken II. Deel. II. Stuk. h 'ef  I,4 13 IJ L A G E N. 'er tusfehen haar en onze Republiek beftaan , langs hoe onveranderlijker te maaken ; en daar wij met dezelfde gevoelens bezield zijn , zullen wij van onzen kant alle zorgen aanwenden , om die betrekkingen aantekweeken, en de gelukkige banden meer en meer te verderken, welken de 'Franfche Natie met de onze verëenigen. Waarmede enz. 's Hage , 4 Oclober 1791. XII. Andwoord van den Keizer, op de kennisgeving des Konings van Frankrijk van zijne aanneming van den Regeeringsvorm. Zeer doorluchtig en zeer machtig Vorst en Heer, onze waarde Broeder, bizondere Vriend en Bondgenoot! De Gezant uwer Majedeit heeft ons den brief ter hand gedeld , waarbij zij ons kennis geeft van haare aanneming van den, haar aangeboden , nieuwen Regeeringsvorm. Hoe naamver wij door de banden vau bloedverwandfehap , vriendfchap , bondgenoot- en nabuurfchap met eikanderen verbonden zijn , zoveel te meer belang dellen wij bij het behoud uwer Majedeit en haarer Koninglijke Familie, zowel als bij de waardigheid haarer kroon en de welvaart der Franfche Monarchie. Wij wenfehen derhalven met eene oprechte toegenegenheid, dac  B IJ L A G E N. n5 dat de partij , welke uwe Majedeit, in den tegenwoorgen daat van zaaken , gemeend heeft , te moeten kiezen , die uitwerking moge hebben , welke zij 'er van verwacht; dat zij aan haare wenfchen voor het algemeen geluk moge beandwoorden , en tevens , dat de redenen , welke Koningen en Vorsten met eikanderen gemeen hebben, en, uithoofde vau het laatst gebeurde, tot donkere vooruitzichten hebben aanleiding gegeven , in het toekomende mogen ophouden , en men de noodzaaklijkheid moge verhoeden , om erndige maatregelen tegen het op nieuw plaats grijpen derzelven te nemen. Weenen, 25 Oclob. 1791. ' v XIII. Andwoord van den Koning van Sardiniè'n, op de kennisgeving des Franfchen Monarchs van zijne aanneming van den Regeeringsvorm. Mijn Heer , mijn Broeder en Vriend l Ik heb den brief, dien het uwer Majedeit behaagd heeft , mij den zsjlen der maand September te fchrijven , ontvangen. Het recht, 't geen zij mijner gevoelens doet wedervaren , door niet aan het belang te twijfelen , 't welk ik onophoudelijk in alles neem, 't geen zowel haar in perfoon, als 't geen den voorfpoed van haar huis en van haare Onderdaanen betreft , zal mij alh * tijd  Hf B IJ L A G E N. tijd het grootde genoegen verfchaffen. Ik verzoek uwer Majefteit, om insgelijks overtuigd te willen zijn van mijue erkentenis voor de nieuwe verzeekeringen, welken zij mij van de voordduuring haarer vriendfchap wel heeft willen geven. Die , welke ik haar toedrage , zal bedendig en onveranderlijk blijven , en niets zal mijnen ijver verflaauwen , om haar daarvan te overtuigen. Waarmede enz. Turin , den 9 November 1791XIV. Afkondiging des Konings van Frankrijk, met betrekking tot de Uitgewekenen. De Koning heeft niet tot dezen dag gewacht, om zijn misnoegen aan den dag te leggen omtrend de bewegingen , die een groot aantal Franfche Burgeren uit het Rijk drijven, en zich daar buiten doen ophouden. Maar , na gefchikte maatregelen genomen te hebben , om Frankrijk in eenen daat van vrede , en onderlinge goede verdandhouding met de buitenlandfche Mogendheden te houden , en om de grenzen des Rijks te beveiligen tegen allen inval , had zijne Majedeit gemeend, dat de overtuiging en de zagtheid de gefchiktde middelen zouden zijn , om menfchen naar hun vaderland terug te doen keeren , die 'er, door daatkundige verdeeldheden , en verfchil van denkenswijze , voornaamlijk uit verwijderd waren. Of-  B IJ L A G E N. 117 Ofschoon het grootde gedeelte der uitgeweken Franfchen niet gelchènen heeft van voornemen te veranderen) , federt de afkondiging en gedaan e (tappen des Konings, waren dezen echter niet geheelenal zonder vrucht geweest : niet alleen was het uitlandig gaan verllapt ; maar zelfs waren alreeds eenige uitgeweken Franfchen in het Rijk terug gekeerd , en de Koning vleide zich met de hoop , van hén eiken dag , in grooter getale te zien wederkomen. De Koning , nog zijne hoop vestigende op diezelfde maatregelen , heeft dus zijne bekrachtiging geweigerd aan een befluit der Nationaale Vergadering , waarvan verfcheiden gedrenge artikelen hem toefchenen , het oogmerk , dat de wet zich behoorde voortedelien , en 's volks belang vorderde , te wederdreeven , en geheel niet te drooken met de zeden der Natie , en de grondbeginfelen eener vrije Regeeringsgedeldheid. Dan, zijne Majedeit is aan zich zelve , en aan hun, die , door deze daad van Koninglijke begunstiging, zouden kunnen bedrogen worden omtrend haare oogmerken , verfchuldigd , 'er de dellige verklaadng van te herhaalen, en, zooveel in haar vermogen is , het gewigtig oogmerk te vervullen van die wet , welker voorgedelde middelen zij gemeend heeft, niet te moeten aannemen. De Koning verklaart dan aan alle diegeenen , die een geest van wederdreeving zou kunnen wegfleepen , doen bijeen verzamelen , of zich ophouden buiten de grenzen des Rijks, dat hij niet dechts met fmart, maar ook met een gevoeligst misnoegen, aanfchouwt, hetgeen dienen moet tot verdooring der openbaare rust, welker bewaaring het groot voorwerp is van alle zijne poogingen, en dat ten " 2 oog-  n8 B IJ L A G E N. oogmerk fehijnt te hebben , die wetten aantetasten, welken hij, door zijne plegtige aanneming, geheiligd heeft. Diegeenen , die in den Koning eenen anderen wil zouden vooronderdellen, dan dien hij openlijk heeft aan den dag gelegd , en zulk eene dwaling ten grondllage zouden willen leggen van hun gedrag , en ten deunpunt hunner hoop , zouden zich , op eene verregaande wijze , bedriegen. Met welk eene beweegreden zij die dwaling , in hunne eigen oogen , ook hebben mogen bedekken , deze beweegreden bedaat tegenwoordig niet meer. De Koning, zijn voorrecht uitoefenende omtrent de maatregelen van sedrengheid , die tegen hun genomen waren , geeft daardoor een bewijs van zijne vrijheid , hetgeen hun niet vrij daat , of te miskennen, of tegentefpreken ; terwijl alle twijfel aan de oprechtheid zijner opgmerken , wanneer zij van zijne vrijheid overtuigd zijn, voor hem de gevoeligfte hoon zou wezen. De Koning heeft de fmart niet ontveinsd , welke hem de wanordes , die in het Rijk hebben plaats gehad , hebben doen gevoelen, en langen tijd heeft hij getracht, te gelooven , dat de fchrik, welken deze inboezemden , alleen in daat was , een zoo groot aantal Burgéren verre van hunne woonlleden verwijderd te houden; maar men heeft het recht niet meer , van de fchuld te werpen op de onlusten van zijn vaderland, wanneer men , door eene voorbedachte afwezigheid , en verdachte faamenrottingen , woelt, om , in het hart van hetzelve de onrust en de bewegingen gaande te houden. Het is niet langer geöorlofd , te zugten over de verwaarloozing der wetten , en de zwakheid der regeering , wanneer men zelf het voorbeeld geeft van ongehoorzaamheid , en weigerig blijft, voor verbindende te er-  B IJ L A G E N. 119 erkennen den vereenigden wil der Natie , en van zijnen Koning. Geene regeering kan bedaan , wanneer ieder niet de verpligting toederat; van zijnen bizonderen wil aan den algemeenen wil te onderwerpen. Die voorwaarde is de gronddag van de orde der maatfchappij , en de waarborg van alle rechten ; en kunnen 'er wel , het zij men zijne pligten of zijne belangen wil raadpleegen , voor menfchen , die een vaderland hebben , en in deszelfs boezem hunne bloedverwanten, en eigendommen agterlaten , wezenlijker bedaan, dan die , van 'er den vrede en de rust van te eerbiedigen ? dan die , van in deszelfs lotgevallen te deelen, en zijnen bijdand te verleenen aan de wetten , die voor de veiligheid van hetzelve waaken? De Regeeringsvorm , die de onderfcheidingen en titels vernietigd heeft, heeft echter hen , die dezelve bezaten , niet uitgefloten van die nieuwe middelen, van zich invloed te bezorgen, en zich de nieuwe eernaamen te verfchaffen, die uit haar zijn geboren geworden; en zoo zij, in plaats van het volk, door hunne afwezigheid en gedaane flappen, te verontrusten , zich bevlijtigden , om medetewerken tot het algemeene welzijn , het zij door de verteering van hunne inkomsten in den boezem des vaderlands , het zij door aan de beoefening der algemeene belangen die gelukkige onafhanglijkheid van de behoefte , welke hun door hunnen rijkdom verzeekerd wordt , toetewijden , zouden zij dan niet deelen in alle de voordeelen, die de algemeene achting , en het vertrouwen hunner medeburgeren kunnen verfchaffen? h 4 Dat  lao B I] L A G E N. Dat zij dan ontwerpen verlaten , die gewraakt worden door de rede, den pligt , het algemeene welzijn , en hun perfoonlijk behing. Franfchen , die niet opgehouden hebt van op uwe genegenheid Voor mij te doffen, het is uw Koning, die U naar uw vaderland terug roept , en U in den naam der wet, welker hoogde uitvoering aan hem behoort , rust en veiligheid belooft, en ze U, in den naam van het volk , met 't welk hij onafscheidbaar vereenigd is , en waarvan hij de treffendde blijken van vertrouwen en liefde ontvangen heeft, verzeekert. Komt terug : dit is de wensch van ieder uwer Medeburgeren , dit is de begeerte uwes Konings : maar die Koning , die nu als Vader tot U fpreekt , en uwe terugkomst als een bewijs van uwe genegenheid en trouwe zal aanmerken , verklaart U , dat hij vast befloten heeft, om de veiligheid van het Rijk , 't welk aan zijne zorgen toevertrouwd is , en die wetten , tot welker handhaving hij onveranderlijk is verbonden , met alle middelen te befchermen , die de omdandigheden zouden mogen vorderen. Hij heeft van zijne voornemens kennis gegeven aan de Printen, zijne Broeders ; hij heeft 'er kennis van gegeven aan de Mogendheden, op wier grondgebied zich de faamenrottingen der Franfche Uitgewekenen gevormd hebben , en hoopt , dat zijn aanhouden bij U het gevolg zal hebben , dat hij recht heeft 'er van te verwachten. Dan , zo het mooglijk ware, dat dit zijn aanzoek ijdel, en zonder vrucht bevonden wierde ; weet dan , dat 'er geene vordering is , welke hij niet doen zal bij de vreemde Mogendheden ; dat 'er geene billijke , maar gefcreoge, wet is , die hij niet voornemens is aan te ne-  B JJ L A G E N. 121 nemen , eerder dan U langer het geluk uwer Medeburgeren , het uwe , en de rust van uw land aan eene ftrafbaare hardnekkigheid te zien opofferen. Gedaan te Parijs, den 12 November 1791. (Geteekend) Louis. QOnderftoticf) de Lessart. XV. Brief van zijne Majefteit den Keizer, aan den Koning van Frankrijk , nopens de klagten van fommige Duitfche Forsten. Leopold II. enz. Overeenkomstig onze ConditutioneeJe wetten , hebben wij niet nagelaten , aan de Keurvorsten , Prinfen en Staaten des Keizerrijks de klagten der Getrouwen van ons Rijk , ten welken aanziene wij ons reeds , ingevolge den wensch van ons Keurvorstlijk Collegie, den \/tden van de maand December des voorleden jaars aan uwe Majedeit vervoegd hebben , beneffens het andwoord van uwe Majedeit , medetedeelen. Hoe meer wij ons met allen ernst hebben toegelegd, om naauwkeurig alles te overwegen, wat tot deze zaak betrekking heeft , met hoeveel meer leedwezen wij ontwaaren , dat het andwoord van uwe Majedeit niet aan onze allerbillijkde verwachting voldaan heeft; want, beh 5 hal.  122 B IJ L A G E N. ha!ven dat hetzelve in eene taal gefchreven was, welke niet gedoogd wordt in zaaken , die tusfehen het Rijk en uw Koningrijk verhandeld worden , zien wij , dat daarin nog in twijfel wordt getrokken , of de Getrouwen van het Keizerrijk recht hebben, om bij den Rijksdag onze hu'p interoepen , ten einde onze Keizerlijke zorg en die van het Rijk , hun bij de openlijke vredes-verdragen toegezegd, ook thans de uitwerking moge hebben, dat diezelfde verdragen door uw Koningrijk behoorlijk in acht worden genomen. Uwe Majedeit vooronderdelt, gelijk wij dit uit haaren brief moeten opmaaken , dat alle de bezittingen onzer Getrouwen , over welken verfchil is , aan het oppergezag uwer Kroon onderworpen waren , en zij dus bevoegd was , om over deze bezittingen , zoals het algemeene welzijn van uw Koningrijk fcheen te vorderen, naar welgevallen te befchikken , mits daarvoor aan de beleedigde partijen eene geé'venreedigde fchaavergoeding bezorgd wierde : dan , wanneer uwe Majedeit flechts de vredes-verdragen zeiven , en de traktaaten , federt 1648 met ons Rijk aangegaan , meer naauwkeurig gelieve te bel'chouwen , zal het haar doorzicht niet ontfnappen , dat deze vooronderdelling ten dien aanziene in geenen deele kan plaats hebben. Men ziet uit deze verfchillende verdragen ten klaarden , welken de landen zijn, die tot dus verre onder het Oppergezag uwer Kroon , met toedemming der Keizers eH der Rijksdenden , zijn gebragt geworden , en hieruit volgt dan tevens , dat de overige bezittingen onzer Getrouwen , in den Elzas , Lottharingen , en elders liggende , die niet op zulk eene wijze, en onder zodanige toedemming, afgedaan en onder de opperheerfchnppij uwer Kroon gebragt zijn, altijd  B IJ L A G E N. 123 tijd in haare oude betrekkingen tot ons en ons Keizerrijk behooren te blijven. Bovendien behelzen dezelfde vredes verdragen, ten aanzien van de afstanden zeiven, die ten voordeele van het oppergezag uws Koningrijks gedaan zijn , duidlijk eenige bepaalingen, welke gedeeltlijk de geestlijke, en gedeeltlijk de waereldlijke rechten onzer Getrouwen betreffen : bepaalingen , die gevolglijk door Frankrijk als in alle opzichten onfchendbaare grenzen , aan uw oppergezag gefield , moeten geëerbiedigd en erkend , en door uwe Natie , door middel van eenige nieuwe befluiten , welken zij naar believen maakte , in geene deele mogten gefchonden worden. Daar men dus , federt het begin van de maand Augustus 1789 , aan de zijde uwer Natie begonnen heeft, om deze vredes-verdragen en overeenkomsten , met het Duitj'che Rijk gefloten , te krenken , bebbeu wij alle reden , om ons over de inbreuken te beklsagen, welken daardoor op onze rechten , alsmede op die van het Keizerrijk en van onze Getrouwen , gemaakt zijn geworden ; en het is hierom , dat wij ons verpligt reekenen , niet alleen , om in onzen naam en in dien van ons heilig Keizerrijk , in deze zaak met onze plegtigfte protestatie tusfehen beiden ; maar ook om de bezwaarden op zulk eene wijze te hulp te komen , als de waardigheid onzer Keizerlijke kroon , de verbindtenisfen van het Rijk, en de algemeene grondwetten van hetzelve zulien vorderen. Dit is het befluir , 't geen wij met onre Rijksflenden genomen , en 't welk wij reeds door alle de krachtdaadi.re middelen , vvelken in onzen macht zijn , zouden ter uitvoer gebragt hebben , indien de gevoelens van recht  124 B IJ L A G E N. recht en billijkheid , welken uwe Majefteit bezielen en ons ten vollen bekend zijn , ons niet de hoop hadden ingeboezemd, van , door vriendlijke middelen , eene volkomen herftelling en teruggaave van alles , overeenkomstig de vredes-verdragen en verbintenisfen met het Keizerrijk, te zullen erlangen. Uwe Majelteit zal met alle noodige voorzichtigheid de gevolgen inzien , welken , buiten dat, uit de wijze zouden voordvloeijen , op welke uw Rijk verfcheiden landen van den Elzas en Lottharingcn , het eene na het andere, verkregen heeft, ingevalle men weigerde, de beloften te vervullen, welken wederzij Is aan ons Rijk door uwe Kroon gedaan , en door deze laatde , door de bekrachtiging en onderhouding van den vrede zeiven , bevestigd zijn , en de Natiën van geheel Europa , zelfs die , welke zich buiten hetzelve bevinden , tegenwoordig in dit geval zagen , dat Frankrijk de heiligheid van openbaare beloften niet wilde eerbiedigen ; maar zich bevoegd reekende , om dezelven te fchenden , zorasch zulks met zijn tegenwoordig eigenbelang beter overeenkwam. Uwe liefde voor die billijkheid , welke de Natiën onderling moeten in acht nemen , gevoegd bij uw verlangen , om de vriendfchap met ons Rijk aantekweeken , zullen ongetwijfeld zwaarer weegen , dan dit in. gebeelde voordeel, 't geen zich de uwen, mooglijk, door het fchenden der genoemde vredes-verdragen meenen te bezorgen ; en het is hierom , dat wij bijna niet kunnen twijfelen , of onze tegenwoordige vertoogen , welken wij thans in onzen naam en in dien van het geheele Rijk vernieuwen , zu'len zooveel te weeg brengen , dat de veranderingen, federt het begin van de maand  B Ij L A G E N' 145 nnand Augustus 1789 met opzicht tot de Stenden en Getrouwen van ons Rijk gemaakt, ten ipoedigden herfteld worden 5 dat men hen op de best mooglijke en meest gcfchikte wijze vergoeding bezorge voor de voordeelen , welken men hun tot dus verre onthouden heeft, en over het algemeen alles in dien daat herdelle , welken bij de vredes-verdragen en overeenkomsten , door onze voorgangers en het Keizerrijk gedoten, wordt aangewezen. Hoe fpoediger wij door uw andwoord , naar de met ons Rijk gebruiklijke wijze gedeld en ingericht , vernemen zullen , dat dit het allerbillijkst en krachtdaadig voornemen uwer Majedeit zij , zoveel te minder zullen wij aan uwen oprechten wensch, en die van uwe Natie , kunnen twijfelen , om den vrede met het Duitfche Rijk te bewaaren. Wij , van onzen kant, wenfchen haar den raeesten voorfpoed. Gedaan te Weenen , den 3 December 1791. enz. XVI. Manifest , of Verklaaring , aan het Franfche Folk en aan Europa, aangaande de denkwijze der Franfchen. In een tijddip , waarin , voor de eerdemaal, federt Jen dag zijner vrijheid , het Franfche Volk zich tot de noodzaaklijkheid kan gebragt zien , van gebruik te moeten maaken van het fchrikverwekkend recht des oorlogs, zijn deszelfs Vertegenwoordigers aan da: Volk reekenfcbap ver-  j2fj B IJ L A G E N. verfchuldigd van de beweegredenen, die hen hebben overgehaald tot het goedkeuren van maatregelen, die zijnen moed waardig zijn , en aan geheel Europa de verklaaring der grondbeginselen , die "ten richtfnoer zullen verdrekken van het gedrag van Frankrijk. Het Franfche Volk daat af van het ondernemen van alle oorlogen , met oogmerk om veroveringen te maaken, en zal nimmer zijne krijgsmacht gebruiken tegen de vrijheid van eenig Volk. Zoodanig is de uitfpraak van den Regeeringsvorm. Zoodanig is de geheiligde gelofte , door welke wij ons geluk aan het geluk van alle Volken verbonden hebben , en wij zullen dezelve gefiaud doen. Maar wie zou dan ook als het grondgebied van eenen vriend befchouweu kunnen dac, waarop zich een leger onthoudt , hetgeen , om ons aantevallen, enkel de hoop van eenen goeden uitdag inwacht? Eu is het dan niet ons den oorlog verklaard hebben , wanneer men , uit vrijen wil, zijne deden leent, niet dechts aan vijanden , welken dien verklaard , maar aan faamgezwooreuen, weiken dien , reeds fints lange , begonnen hebben. Alles legt dan aan de onderfcheiden Machten , die door den Regeeringsvorm, tot handhaving van den vrede en veiligheid , zijn ingedeld, de dringende wet op, van geweld te gebruiken tegen muitelingen , die uit den fchoot van een vreemd land hun vaderland dreigen te verfcheuren. De rechten van beleedigde Volken; de waardigheid van het gehoonde Franfche Volk; het drafschuldig misbruik van den naam des Konings , dien bedriegers tot eenen dekmantel hunner heillooze ontwerpen doen dienen j  B IJ L A G E N. 127 nen; het wantrouwen, hetgeen valsch verfpreide geruchten , door alie de deelen van het Rijk , onderhouden ; de hinderpaalen , welken dat wantrouwen aan de uitvoering der wetten , en het herdel van het crediet in den weg legt; de middelen van omkooping, te werk gefield, om de Burgers te verbijsteren en te verleiden ; de geduurige onrust, die de bewoouers der grenzen beroert; de onheilen , aan welken ook de ijdelde, en met den eerden verijdelde poogingen dezen zouden kunnen blootdellen ; de altijd ongedraft gelaten beleedigingen , welken zij hebben moeten ondergaan in die landdreeken , waar de oproerige Franfchen eene fchuilplaats vinden ; de nooddwang , van aan de muitelingen den tijd niet te laten, om hunne toerustingen te voltooijen, en hun vaderland nog gevaarlijker vijanden te verwekken ziet daar onze beweegredenen : nimmer heb- ben 'er billijker , nimmer dringender bedaan; en in het tafereel, dat wij hier voordellen , hebben wij eerder onze beleedigingen verkleend , dan grooter gemaakt, daar wij niet noodig hadden , de verontwaardiging der Burgeren aantezetten, om hunnen moed gaande te maaken. Ondertnsfchen zal het Franfche Volk nimmer nalaten , als zijne vrienden te befchouwen de inwooners der landdreeken , waar de muitelingen zich ophouden, en die door Vorsten geregeerd worden, welken dezen befchermen. De vreedzaame Burgers, wier land door deszelfs legers zal worden ingenomen, zullen geene vijanden voor hetzelve zijn. Zelfs zullen zij zijne Onderdaanen niet wezen. Het openbaar geweid , waarvan het Franfche Volk , voor eenen tijd , de uitvoerer zal worden, zal niet worden aangewend, dan"om hunne rust te verzee-  tiS B IJ L A G E Ni zeekeren , en hunne wetten te handhaaven. Fier ' op het voorrecht , van zich de rechten der Natuur herkregen te hebben , zal het die , in andere menfchen , niet beleedigen ; naijverig over zijne onafhanglijkheid , en vast bepaald, om zich eerder onder zijne puinhoopen te begraaven , dan te dulden , dat men zich verftoute , hetzelve wetten voortefchrijven , of zelfs zich borg te ftellen voor die , welken het zelf maakte, zal het nimmer eenigen inbreuk toebrengen aan de onafhanglijkheid van andere Volken. Zijne foldaaten zullen zich op een vreemd grondgebied gedragen , gelijk zij zich gedragen zouden op het Franfche , zo zij zich gedwongen zagen , daar te drijden. De onheilen, die zijne troepen , onwillig aan de Burgers zouden mogen doen lijden , zullen herdeld worden. De fchuilplaats, welke het den vreemdelingen openzet, zal niet gefloten zijn voor de bewooneren van die landen , wier Vorsten het zullen gedwongen hebben , hen aantetasten , en zij zullen in zijnen fchoot eene verzeekerde toevlucht vinden. Het zal aan Europa het fchouwfpel weten te vertoonen van een waarlijk vrij Volk , 't geen , getrouw aan de voorfchtiften der billijkheid te midden van de woedende dormen des oorlogs , overal , ten allen tijde , en met betrekking tot alle menfchen, de rechten eerbiedigt, die voor allen dezelfde zijn. De vrede , dien de logen , de list, en het verraad van ons verwijderd hebben , zal niet ophouden de eerde onzer wenfehen te wezen. Frankrijk zal , in weerwil van zich zelf, de wapens opvatten voor zijne veiligheid , voor zijne vrijheid , voor zijne inwendige rust, en men zal het die met vreugd zien nederleggen, op het oogenblik , wanneer het niet langer zal te vreezen  B IJ L A G E N. 120 zen hebben voor die vrijheid , en die gelijkheid , welke de eenige hoofddof geworden zijn , in welke Franfchen kunnen leeven. Het vreest den oorlog niet, maar het bemint den vrede ; het weet , dat het dien noodig heeft , en heeft te veel gevoel van zijn vermogen , dan dat het fchroomen zou , dit te bekennen. Wanneer het zich , daar het van de Volken vorderde , dat zij zijne rust zouden eerbiedigen , voor eeuwig verbonden heeft , de hunne nimmer te zullen flooren , zou het misfehien verdiend hebben , dat men aan hetzelve hadde gehoor gegeven , en mooglijk behoorde die plegtige verklaaring , dat onderpand van de rust en bet geluk der nabuurige Volken , aan hetzelve de achting verworven te hebben der Vorsten , welke die Volken regeeren. Maar diegeenen onder deze Vorsten , die hebben kunnen vreezen, dat het Franfche Volk niéts anders zogt , dan in andere landen binnenlandfche beroerten te dooken, zullen leeren, dat het wreede recht van wederwraak, door het gebruik gewettigd , doch door de natuur gedoemd , hetzelve zijne toevlucht niet zal doen nemen tot die middelen , waarvan men tegen zijne rust heeft gebruik gemaakt; dat het billijk zal zijn , zelfs jegens diegeenen , die het niet geweest zijn met opzicht tot hetzelve ; dat het alomme den vrede , zowel als de vrijheid , zal eerbiedigen , en dat menfchen, die waanen , zich nog de meesters te kunnen noemen van andere menfchen , niets van hetzelve zullen te duchten hebben , dan het gezag van zijn voorbeeld. Het Franjche Volk is vrij , en , hetgeen meer is , dan vrij te wezen , het heeft gevoel van zijne vrijheid. Het is vrij , het is gewaapend , en kan niet onder het juk gebragt worden. Vruchtloos zou men daat maaken II. Deel. II. Stuk. i 0p  i3o B IJ L A G E N. op zijne inwendige verdeeldheden : het is het gevaarlijk oogenblik der hervorming van zijne Burgerlijke wetten te boven gekomen , en te wijs, om de lesten van den tijd vooruit te lopen , wil het enkel zijnen Regeeringsvorm handhaaven en befchermen. De verdeeldheid tusfehen twee Machten , die uit denzelfden oirfprong voortgevloeid en naar hetzelfde doelwit gericht zijn , die laatde hoop onzer vijanden , is verdwenen op de dem des zich in gevaar bevindenden vaderlands ,, en de Koning doet , door de plegtigheid zijner gedaane dappen en de welmeeneodheid zijner maatregelen , de Franfche Natie aan geheel Europa befchouwen , voorzien van alle haare middelen , van verdeediging zowel , als van geluk. Zich de onheilen, welken de vijanden des menschdoms, tegen haar vereenigd , haar kunnen doen verduuren , getroostende , zal zij over dezelven de overwinning behaalen door haaren moed en haar geduld; en de zege bekomen hebbende, zal zij noch fchaavergoeding noch wraak zoeken. Zoodanig zijn de gevoelens van een edelmoedig Volk, welks tolken hier te zijn, zijne vertegenwoordigers zich tot eene eer reekenen. Zoodanig zijn de ontwerpen der nieuwe Staatkunde , welke het aanneemt. Het geweld te keer te gaan ; der onderdrukking wederdand te bieden ; alles te vergeten , wanneer het niets meer zal te vreezen hebben , en niets, in zijne overwonnen , verzoende , of ontwapende tegendanderen te zien , dan broeders : ziet daar , wat alle Volken in den grond van het hart der Franfchen vinden, en ziet daar, welk een oorlog het is , dien zij verklaaren zullen aan hunne vijanden. XVII.  B IJ L A G E N. i3i XVII. Memoire van den Keizer , in andwoord op de aan zijn Hof gedaans mededeeling vati de eer fte flappen des Konings van Frankrijk bij den Keurvorst van Trier , ter verfpreiding der in zijne Staaten vcrzaamelde Franfchen. De Hof- en Staats-Kanfelier , Prins van Kaunite Uitberg , aan den Keizer verflag gedaan hebbende van de ambtelijke kennisgeving, door den Franfchen Gezant, van eene depêche van den Heere ds Lessart , gedagteekend den i^den November laatstleden , is hij gelast geworden, zich daarover aan den Heer Ambasfadeur » omtrent den inhoud van zulk eene depêche, en voor zoverre dezelve van zijn Departement is , te verklaaren met die volkomen openhartigheid , welke zijne Majefteit meent te moeten in acht nemen omtrent de onderwerpen , die betrekking hebben op de gewigtige crifis , waarin het Franfche Koningrijk zich bevind. De Hof- en Staats-Kanfelier heeft dus de eer, hem Van zijnen kant medetedeelen , dat Mijnheer de Keurvorst van Trier, insgelijks , aan den Keizer kennis heeft gegeven van de Nota, welke de Minister van, Frankrijk, te Coblentz, gelast is geweest voortedragen, zowel als van het andwoord , dat zijne Keurvorstlijke Doorluchtigheid op die Nota heeft doen geven: dac i 2 die  i3a B IJ L A G E N. die Prins, ten zelfden tijde, aan zijne Keizerlijke Majedeit heeft doen weten , dat hij , met betrekking tot de gewapende verzaamelingen van Franfche Uitgewekenen en Vluchtelingen, alsmede omtrent het bezorgen van wapenen en andere oorlogsammunitie, dezelfde gronden en regels heeft in acht genomen , als in de Oostenrijkfche Nederlanden plaats hebben : maar , dat hij , daar men onder zijne Onderdaanen , en in den omtrek, zeer bezorgd was , dat in weerwil van die wijze maatregelen , de rust zijner grenzen en daaten zou kunnen worden gedooid door drooperijen en gewelddadigheden , den bijdand des Keizers ingeroepen heeft , in. geval deze ongerustheden eens door gebeurdtenisfen bevestigd werden. Dat de Keizer op de billijke en gemaatigde oogmerken van den Allerchristelijkden Koning volmaakt gerust, en niet minder overtuigd is , dat het groottle belang van het Franfche Gouvernement vordert , om zich alle de vreemde Souvereine Vorsten niet op den hals te haaien, door daadlijkheden tegen een van dezelven in het werk te dellen ; doch dat zijne Majedeit , daar de dagelijkfche ondervinding niet genoegzaam de bedendigheid en het overwigt verzeekert van de grbndbegirifelen, in Frankrijk aangenomen, met betrekking tot de ondergefchiktheid der Machten , en vooral in de Provintiën en Municipaliteiten , om niet te vreezen , dat de bovengemelde daadlijkheden begaan zouden worden , in weerwil van de meening des Konings , en in weerwil van het gevaar der gevolgen , zich genoodzaakt ziet, om, uithoofde zijner vriendfchap voor den Keurvorst van Trier, uit achting, die hij voor het algemeen belang van Duitschland heeft, en uithoofde zijner belangen als nabuur,  B IJ L A G E N. ,33 buur, den Maarfchalk van Bender , Algemeen Bevelhebber zijner troepen in de Nederlanden , te gelasten , de daaten van zijne Keurvorstlijke Hoogheid de fpoedigde en krachtdaadigde hulp te verleenen , ingevalIe dezelven door vijandlijke invallen gefchonden of daadlijk daarmede bedreigd werden. De Keizer is te oprecht aan zijne AHerchristelijkde Majedeit verbonden , cn neemt te veel deel, zoo in het welzijn van Frankrijk, als in de algemeene rust van Europa , om niet vuuriglijk te wenfehen , deze uiterften te verfchuiven te gelijk met de onvermijdlijke gevolgen, welken zij zouden hebben, zoo van de zijde van het Hoofd en de Staaten van het Duitfche Keizerrijk , als van den kant der andere Souverainen , te zaamen vereenigd , om de publieke rust, de zeekerheid en de eer der Kroonen te handhaaven ; en het is een gevolg van dien wensch , dat de Hof- en Staats Kanfelier , Prins van Kaunitz , gelast is, zich met den Gezant van Frankrijk , zonder iets te ontveinzen , te onderhouden , aan wien hij , voor het overige , de eer heeft, de verzeekeringen van de hoogde achting te vernieuwen." Weenen den 21 December 1791. (Geteekend) K a u n 1 t z. »• 3 XVIII,  B IJ L A G E N, XVIII. 's Keizers bekrachtiging van het Rijksbefluit van 6 Augustus 1701 , betreklijk de klagten van fommige leden van het Duitfche Rijk over de befluiten der Franfche Nationaale Vergadering , raakende hunne bezittingen in den Elzas en Lotihariugen. De zeer Doorluchtige Principaal-Comrnisfaris , Karel Anselmus , des Heiligen Roomfchen Rijksvorst van Tour en Taxis , bij den tegenwooïdigen algemeenen Rijksdag aangefteld , geeft van wegens zijne RoomschKeizerlijke Majefteit, Leopold II, onze genadigde Keizer en Heer , aan de Keurvorsten , Prinfen en Stenden Van het Heilige Roomfche Rijk , alhier vergaderd, en aan hunne doorluchtige Raadsheeren , Afgezanten en Ministers , door dezen te kennen hetgeen volgt. Zijne Roomsch-Keizerlijke Majefteit heeft uit het zeer eerbiedig Rijksbefluit, van 6 Augustus dezes jaars, met de gunstigfle goedkeuring gezien , dat de Keurvorsten , Prinfen en Stenden rijplijk overwogen hebben de klagten der leden en anderen , tot het Duitfche Rijk in den Elzas en Lottharingen behoorende , en door de befluiten der Franfche Nationaale Vergadering benadeeld, welke klagten door het befluit der Keizerlijke Commisfie van 26 April ter overweging van den algemeenen Rijksdag waren gebragt geworden 5 dat zij den brief, dien de Keizer onmidlijk op den it^den December 1790, ten be-  B IJ L A G E N. 135 behoeve der beleedigde partijen, en volgens den wensch van het Keurvorstlijk Collegie , aan den Franfchen Monarch gefchreven had , met gepaste dankbetuigingen hebben vereerd , en te gelijk zijne vaderlijke zorge in dezen erkend, en eindelijk, dat zij hunne aandagt, inzonderheid, op datgeen gevestigd hebben , 't welk, overeenkomdig met de beginfels , die men verder in deze zaak moet volgen, uit de vredes-verdragen voordvloeit, welken tusfehen het Heilige Roomfche Rijk en de Franfche Kroon plaats hebben. In den wankelbaaren daat, waarin zich tot hiertoe de zaaken van Frankrijk bevinden, had men ten minsten mogen verwachten , dat men uit zich zeiven eenige acht zoude gedagen hebben op de noodzaaklijkheid , om aan Duitschiand geene verdere reden te geven , van zich over uitdruklijke fchending der vredes-verdragen te beklaagen : dan , daar deze verwachting niet is vervuld , maar de Franfche Regeeringsvorm , integendeel, op den i^den September, zonder de gewenschte uitzondering , is bekrachtigd geworden, en de beleedigende nieuwigheden , ingevolge hiervan, in Lottharingen onafgebroken blijven voordduuren zo heeft zijne Majedeit het noodig geoordeeld , om thans , volgends de maatregelen, op het onderdaanigst door de Keurvorden , Prinfen en Stenden aangeraaden, verder voordtegaan , en tot dat einde het Rijksbefluit , 't geen in deze , in alle opzichten voor het Duitfche Bondgenoodfchap , zoo hoogstgewigtige zaak ten richtfnoer moet verdrekken, op de volgende wijze te bepaalen. i. Om zich , aan den eenen kant, bedendig te houden aan de vredes-verdragen , welken met de Kroon van Frankrijk bedaan, alsmede aan de overeenkomsten, door i 4 de  I3C5 B IJ L A G E N. de voorgangers van zijne Keizerlijke Mredeit, in hoedanigheid van hoofd des Duitfchen Rijks , met toedemming van de Keurvorsten , Prinfen en Stenden van hetzelve , gefloten , en, aan den anderen , van wegens zijne Keizerlijke Majedeit en het Duitfche Rijk , geenen den minden acht te flaan op alle ondergefchiktheid of onderwerping , welke de leden van het Rijk , of bizoudere perfoonen , daartoe behoorende , betreklijk hunne onmidlijke bezittingen in den Elzas en Lettharingen , voor zich zeiven, buiten toedemming van den Keizer en het Rijk, mogen beloofd hebben; op deze overeenkomsten geen acht te geven , dan voor zover zij aan de rt-cliten van den Keizer en het Rijk geen nadeel toebrengen , cn dezelven voor het overige als van geene verp:igting en van onwaarde te befchouwen. 2. Dat de onbepaalde uitvoering der Franfche befluiten federt de maand Augustus 1789 , en hunne toepasfing op de Stenden , of bizondere perfoonen , tot het Duitfche Rijk inden Elzas en Lotthariugen behoorende, willekeurige aanvallen zijn op , en berooving van de rechten en bezittingen derzelven , zowel als eene fchending en belcedigende aanranding van de oppei heerfchappij van den Keizer en het Rijk , en dat dus de fchikkingen , door de Franfche Nationaale Vergadering , op eene gewelddaadige wijze , tegen de Stenden of andere bizondere perfoonen , tot het Rijk behoorende , in den Elzas , Lotthariugen en elders , ten nadeele van hunne bezittingen, inkomsten, rechten en eigendommen, zowel geestlijke als waereldiijke , gemaakt en ter uitvoer gebragt, van onwaarde moeten befchouwd worden, drijdig met dc vredes-verdragen , en van zulk eenen aart, dat niet alleen de rechten van zijne Keizerlijke Majedeit en  B IJ L A G E N, 137 ven het Rijk, in dit opzicht, ongefchonden moeten worden gehandhaafd ; maar ook , dat men , volgens de Duitfche regeeringsgedeldheid en de algemeene overeenkomsten van het Rijk , niet kan nalaten, om in deze zaak, ten behoeve der beleedigde Stenden en andere bizondere perfoonen , overeenkomstig die regeeringsgedeldheid , deel te nemen. 3. Zijne Majedeit heeft , wel is waar , met zeer veel leedwezen gezien , dat het ontvangen and woord van den Koning van Frankrijk , in eenen vorm gedeld was , welke van den bekenden gebruiklijken afwijkt , en tevens in eene taal gefchreven, verfchillende van die, van welke men zich altijd , in dergelijke openlijke onderhandelingen , tusfehen de beide Rijken bediend heeft; alsmede , dat dit andwoord , wat deszelfs wezenlijken inhoud , en inzonderheid de overeenkomsten betreft , welken tusfehen de klaagende Stenden en , het Duitfche Rijk bedaan , in geenen deele aan de algemeene verwachting heeft beandwoord. Dan , daar men van de liefde tot de rechtvaardigheid, welke zijne Majedeit de Koning van Frankrijk perfoonlijk bezielt , zowel als van zijne verlichte denkwijze , met reden kan verwachten , dat hij op een nader vertoog, in naam van den Keizer en het Rijk aan hem gedaan , zich wel zal willen genegen toonen , om de grieven , over welke men zich beklaagt, in het minlijke te herdellen ; der beleedigde partijen fchaavergoeding te bezorgen voor de vruchten en inkomsten , waarvan men heur tot hiertoe beroofd heeft, en alles op eenen voet , met de vredesverdragen overeenkomende, te herdellen zo is zijne Majedeit niet in gebreke gebleven , om nog eens aan den Koning, zijn Broeder eu Schoonbroeder, te fchriji 5 ven,  J33 B IJ L A G E N. ven , en inzonderheid in dien brief te doen opmerken , hoe valsch de gronddelling is, dat alle de bezittingen , over welken de klagten lopen , dermaate aan de opperheerfchappij vau het Franfche Rijk onderworpen zijn , dat hetzelve 'er naar welgevallen kan over befchikken , zodra men zulks nuttig oordeelt, mits incn aan hun , die door deze fchikkingen mogten beleedigd zijn , eene fchaavergoeding bezorge ,• dat dezodanigen dezer bezittingen , welke buiten toedemming van den Keizer en het Rijk zijn afgedaan , integendeel , in hunne oude betrekkingen tot den Keizer en het Rijk blijven moeten , en dat men , wat afgeflaane bezittingen betreft , de voorwaarden , bij den afstand bedongen , ongefchonden moet handhaaven ; dat de Keizer om deze redenen bij dien brief , in zijnen naam en in dien van het geheele Rijk, plegtig protesteerde tegen alles , 't geen federt de' maand Augustus , tot fchending dezer verbindtenisfen , ten nadeele der Stenden of anderen , tot het Rijk behoorende , was gedaan geworden; dat men zich reeds gehaast zou hebben , om aan de beleedigde Stenden of anderen , tot het Duitfche ligchaam behoorende , den krachtdaadigften bijdand te verleenen , gelijk de waardigheid der Keizerlijke kroon en de banden en gedeldheden van het Rijk vorderen , indien de bekende billijkheid van den Franfchen Monarch niet deed hoopen, dat alles nog in het minlijke in eenen daat zou herdeld worden , welken met de vredes-verdragen en aangegaane verbintenisfeu van het Rijk overeenkomt, en, eindelijk, dat zijne Majedeit wel met alle voorzichtigheid bij deze gelegenheid de gevolgen zou willen overwegen , welken 'er wederkeerig, zelfs ook ten aanzien van het recht der Franfche bezittingen in den Elzas en Lottharingen, uit zouden  B IJ L A G E K. «35» den voordloeijen , ingevalle rnen tegenwoordig weigerde , om op de heiligde wijze de bepaalingen te vervullen, welke bij den afstand dezer bezittingen gemaakt, en door Frankrijk zelve, in hoedanigheid van Vrijwaarer dezer vredes-verdragen , bevestigd zijn , en alle Europifche Natiën en anderen , met welken Frankrijk immer een traktaat doot , tegenwoordig moesten ondervinden , dat deze kroon zich van alle verpligting ontflagen reekende, zodra eenig eigen voordeel, 't geen zij in deszelfs fchending meende te vinden, haarden wensch inboezemde , om 'er van aftewijken. Het is te hoopen , dat deez' brief, dien zijne Majedeit thans niet dechts in zijn eigen naam , maar ook in dien van het geheele Rijk , gefchreven heeft, het uitwerkzel moge hebben , dat alle nieuwigheden , federt de maand Augustus 17^9 , tegen de Stenden en anderen , tot het Rijk behoorende , gemaakt en ingevoerd, herdeld worden; dat de vruchten en inkomden, welken men aan hun heeft onthouden , hun onmiddellijk worden terug gegeven , en alles, over het algemeen, op eenen, met de vredes-verdragen en verpligtende verbintenisfen des Rijks overeenkomdigen , voet herdeld worde. Hoe fpoediger zijne Keizerlijke Majedeit van deze billijke en krachtdaadige fchikkingen van den Franfchen Monarch bericht zal ontvangen , zo veel te minder zal hij aan het oprecht belang twijfelen , 't geen de Koning en zijne Natie dellen in het bewaaren van den vrede met den Keizer en het Rijk, Men heeft hier een afschrift van 's Keizers brief zeiven bijgevoegd, en zijne Majedeit zal der vergaderde Stenden in het vervolg de uitwerkzels dezer dappen bekend maaken , ten einde de raadpleegingen overeenkomftig de gebenrtenisfen te kunnen  i4o B IJ L A G E N. nen voordzetten , en hierop een eindelijk Rijksbefluit uitbrengend Voor het overige heeft zijne Keizerlijke Majefteit met zeer veel misnoegen befpeurd , dat men voor het meerendeel vreemde , en gedeeltelijk ook binnenlandfche gefehriften , in Duitschland doet rondlopen , en beginfels verfpreid , welken eeniglijk gefchikt zijn , om den Onderdaanen eenen geest van wederfpannigheid tegen hunne Regeeringen intcboezemen. Zijne Majefteit vertrouwt , wel is waar , ten vollen , van alle de Onderdaanen des Rijks, dat zij zich door niets dergelijks zullen laten verleiden , om van de Duitfche getiouwheid aftewijken , veel minder , om zich tot een oproer te laten aanzetten , 't geen voor de geheele maatfchappij fehaadelijk , en voor ieder lid derzelve in het bizonder niet min verderflijk en gevaarlijk is; doch is , op de leevendige herinnering zijner gedaane belofte , bij zijn aangegaan verdrag ten tijde zijner verkiezing tot de Keizerlijke kroon , (te vinden onder Art. I. §. 2 , Art. II. §. fi , Art. XV. §. 1 , Art. XVI. §. 1 en Art. XXVII. §. 3.) niet in gebreke gebleven , om overeenkomdig met zijne vaderlijke geneigdheid jegens het Rijk , en ingevolge den zeer agtenswaardigen raad der Keurvorsten , Prinfen en Stenden , aan alle de Kreitzen te fchrijven , etj hun aantemaanen , om de verfpreiding van oproerige fchriftèn en beginfels te beletten , en, overeenkomstig de regeeringsgedeldheid van het Rijk , den daat van verdeediging , waarin zich het Duitfche Ligchaam ter haudhaaving der rust en openbaare veiligheid moet bevinden, op eenen goeden voet te herdellen , ten einde daardoor, aan den eenen kant, met zoveel te meer zekerheid te verhoeden , dat onnozele lieden zich hier en daar doo;  B I] L A G E N, 141 door -alfche vertoogen tot eenige kwaadwilligheid jegens hunne Overheden , of wie het ook zij , of zelfs tot openbaare bewegingen of wanordes laten verleiden , en , aan de andere zijde , om , wanneer onverhoopt op de eene of andere plaats eenen opdand ontdaan mogt , een kwaad van dien aart kragtdaadig te keer te kunnen gaan. Wijders verzeekert de Doorluchtige Heer PrincipaalCommisfaris enz. Regensburg den 10 (L. S.) December 1791. (Was geteekend) Karel, Prins van Tour en Taxis. XIX. Brief van Hunne Koninglijke Hoogheden, de Gouverneurs Generaal der Oostenrijkfche Nederlanden , aan de Staaten van Braband. Zeer Eerwaardige, Eerwaardige Vaders in God, Edele , Waarde en welbeminde. Het gedrag, dat gij , ten opzichte van den Keizer , en in de zaaken van zijnen dienst , federt de terugkomst zijner troepen , gehouden hebt, noodzaakt ons, U , voor en in den naam zijner Majedeit, te kennen te geeven hetgeen hier volgt: De Keizer heeft, federt het weder inrukken zijner troe-  142 B IJ L A G E N. troepen in de Belgifche Provintiën , zich uitgeput in illes , wat gemaatigdheid , goedheid , en een vuurig verlangen , om de rust en den vrede herdeld te zien,, konden inboezemen aan eenen Monarch , zoo dandvastig werkzaam , als zijne Majedeit is , omtrent alles , wat aan alle de gedeelten van zijne uitgedrekte Staaten, onder de befcherming hunner wetten , en bepaalde Regeeringsinrichtingen , al dat geluk , waarvoor eenige maatfchappij vatbaar is , zou kunnen verzeekeren. Inzonderheid met zoodanige gevoelens bezield, jegens alle de Belgifche Provintiën , heeft zijne Majedeit met zeer veel genoegen gezien , dat alle die Provintiën , Braland alleen uitgezonderd, door haare medewerking , en die van haare reprefentanten, tot de heilzaame oogmerken zijner Majedeit, aireede verdiend hebben, 'er de uitwerkzelen van te ondervinden , en tevens niets verzuimd , om U gelijkerwijs op den goeden weg terug te brengen ; maar uwe dwaaling heeft alle grootmoedige genegenheid van den Monarch tegengedaan: geleid door het vertrouwen , van U ook in deze Provintie de zuiverheid zijner inzichten te zullen zien erkennen en waarderen, en de begoocheling te niete te zullen kunnen doen , aan welke gij U zoo vrijwillig , tegen de dein der rede en de belangen der Provintie aan, fchijnt te hebben overgegeven , heeft zijne Majedeit zich, met geduld , geleend aan alle vertraagingen , die gij , de eene na de andere , hebt uitgedacht , om te verhinderen , of zelfs te beletten , dat men met U tot een befluit, hoe dan ook , kwame omtrent de verfchillende onderwerpen , die , ook met de Staaten der andera Provintiën behandeld zijnde , bij dezelve gevolglijk geregeld zijn geworden. Het  (. B IJ L A G E N. 143 He: moe: elk en een iegelijk nog in het geheugen liggen , dat de Keizer , wanneer hij weder bezit nam van deze Provintiën , de belangloosde grondbeginfelen , omtrent onderfcheiden onderwerpers, had aan den dag gelegd : ongetwijfeld had hij , op eene wijze, geheel verfchillende van de gemaatigdheid , van welke hij gebruik gemaakt heeft , kunnen handelen met Onderdanen , die , om zich te onderwerpen , zich niet hadden verkiezen te bevoordeelen van den bepaalden tijd, dien zijne goedheid hun daartoe vergund had : ongetwijfeld had hij , in allen gevalle, die onfchatbaare terugvorderingen kunnen doen, waartoe hij een onbetwistbaar recht had , uithoofde van het in beflag nemen van zijnen fchat, ten tijde van den opdand , zowel als van zijne magazijnen ; uithoofde ook van het innen van allerleie Koninglijke inkomden ten zelfden tijde, en van de hem noodzaaklijk gemaakte krijgskosten , en die van den marsch zijner troepen , uit de andere Keizerlijke Staaten afgekomen; maar, getroffen door de rampen, welker gevolgen, na een zoo noodlottig jaar, de Belgifche volken te zeer zouden gedrukt hebben, heeft zijne Majedeit , ten opzichte van die vorderingen , een allerzeldzaamst voorbeeld van gemaatigdheid gegeven in da onderhandelingen , welke zij heeft doen openen over die onderwerpen van algemeen belang , tusfehen haare Commisfarisfen en de Gedeputeerden , ten dien einde bizonderlijk door de Staaten der onderfcheidene Provintiën gelast. In deze bijeenkomsten alle zoodanige punten , die gemeenzaamerhand dienden vereffend te worden, doende behandelen , wendde zijne Majedeit te gelijker tijd zijne zorgen tot de fchaavergoedingen , die men , volgens eene billijke fchikking, behoorde toetedaan aan die  j4* 15 IJ L A G E N. die bizondere perfoonen, die door de plonderingen , en andere buitenfpoorigheden , waarmede de laatde onlusten hebben vergezeld gegaan , verliezen geleden hadden. Op deze wijze den weg van billijkheid, en zelfs der rechtvaardigheid volgende , had zijne iVIajefteit in aanmerking genomen , dat eene diergelijke febikj^ig krachtdaadig zou hebben kunnen medewerken tot het doen verdwijnen van alle fpooren der onheilen van het laatst verloopen jaar, hetgeen haare vuurigde wenfchen waren. Aireede zijn die gewigtige punten gerégeld met de Staaten der andere Provintiën , U lieden alleen uitgezonderd ; en het is met een wezenlijk genoegen , dat zijne Majedeit in die Provintiën de eendragt ziet herleeven , en 'er van langzaamerhand gelukkige néigingen ziet ontwikkelen , ter volkomen herdelling der grondflagen van de voorige eensgezindheid. Het is met een wezenlijk genoegen, dat zijne Majedeit' de Staaten over het algemeen, achtervolgens haare begeerte , die zij genoegzaam door haare Commisfarisfen heeft aan den dag gelegd , ziet medewerken ter aanwijzing van fondfen , tot de teruggevingen , fchaSdeloosdellingen , en andere boven aangeroerde kwijtingen , zelfs met perfoonlijke opofferingen van den kant der onderfcheidene orden van den Staat , ter vermijding vau alle vermeerdering van lasten voor het Volk. Maar zooveel gemaatigdheid , goedheid, en grootheid van ziel , zijn ten uwen opzichte vruchtloos geweest : zijne Majedeit heeft , van uwen kant, niets ondervonden , dan verwijtingen , hinderpaalen , en valfche aanbiedingen , beurtelings voorgedeld, en beurtelings we- der-  B IJ L A G E N. 145 derom ingetrokken ; en, hoezeer ook zijne Majefteit gehoopt had , nog te mogen twijfelen aan eene zoodanige gezindheid , konden echter de meenigvuldigheid, de aanhoudelijkheid , en blijkbaarheid dier feiten, hem geenen den minsten twijfel meer overlaten. De feiten zijn kenbaar , en kunnen niet tegengefproken worden : niemand is 'er , die onkundig is van de kunstgreepen vau allerleie foort , die men heeft te werk gefield , en nog te werk fteld, om het Volk van Bra* band te verleiden en te verbijsteren ; om het te beletten , van terug te keeren, en zich met volle vertrouwen aan zijnen Souverain overtegeven ; en , eindelijk , om in alle harten te verhinderen alle nieuwe ontwikkeling van gehoorzaamheid , en die oude verknochtheid aan den Souverain , die zoo langen tijd het onderfcheidend kenmerk van deze Natie geweest zijn. Het is bekend , dat gij , in weerwil van het verbod, gegeven bij de Depêche van 10 Februarij laatstleden, voordgevaren zijt, met betaalingen te doen aan zoogenoemde Officieren , en een aatital bedienden der gewezene Belgifche Armee; zonder de andere uitgaaven van dezelfde foort te reekenen, die gij U daarenboven Iédere verftouwt hebt te doen , en welker voorwerpen altijd zijn ingericht geweest volgens de grondbeginfelen , die door ü zijn gevolgd geworden geduurende den opdand, aan welken gij een aandeel , en op welken gij eenen invloed gehad hebt, die zoo blijkbaar zijn , en van welken uwe vergadering altijd het voornaame middelpunt geweest is. Gij hebt durven bedaan, om den 24 en 25 Maij laatstleden, befluiten te nemen, die de derkde inbreuk doen op de rechten van het Souverain gezag , door II. Deel. II. Stuk. k n  H6 B JJ L A G E N. U te verzetten tegen de wettigheid van den Raad der Provintie , zoodanig, als die, bij de afte van den 25/len Februarij laatstleden , op nieuw is georganifeerd geworden : befluiten, die het algemeen Miniderie genoodzaakt is geweest , door den weg van rechten , te doen vernietigen. Zonder verbaasdheid , met verontwaardiging gepaard , kan men zich niet te binnen brengen het fchandelijk gebruik , dat gij nog kortelings , zeifs in vertoogen aan het Gouvernement , gemaakt hebt van deszelfs papieren en archiven, geduurende den opdand , door U of door uwe Agenten , opgeligt , of vervreemd , en die nog niet terug zijn gegeven geworden : gij zijt onbefchaamd genoeg , van 'er uw voordeel mede te doen, in weerwil van dat die dukken niet in uwe macht gevallen , noch ter uwer kennisfe gekomen zijn , dan door eenen onbillijken weg, en eene vermetele fchending van een vertrouwd goed , dat gij had behooren te eoibiedigen. Gij hebt uitvluchten gebeezigd , en op allerleie wijze de fchikkingen, die door de'Staaten der andere Provinden waren aangenomen, getracht te ontduiken, en dat wel met eene foort van ophef , met betrekking tot de teruggevingen , op welke zijne Majedeit uithoofde deivoorwerpen van terugvordering, die boven zijn opgegeven , een zoo ontegenzeglijk recht heeft: fchikkingen ondertusfchen , die zich bepaalen tot eene vrijwillige gifte , te betaalen in vijf jaaren , en die zich tot niets verder uitdrekt, dan tot een gering gedeelte van het beloop dier terugvorderingen ; ten doorflaanden blijke van zijner Majedeits verregaande gemaatigdheid , die zoo zeer door U miskend wordt. Ein-  B IJ L A G E N. i47 Eindelijk, na alle foorten van nieuwigheden, zoo van beginfelen als faiten , ingevoerd te hebben , houd gij niet op van in uwe vertoogeu klagten bijtebrengeu , over voorgewende inbreuken op den Regeeringsvorm, die niet anders kunnen dan het volk verbitteren , aanhitfen , en zijne wederkeering tot het vertrouwen jegens zijne Majefteit vertraagen; terwijl gij zeiven, misbruik maakende van de Blijde Inkomjie , en altijd tegen het Conftitutioneel gezag zijner Majedeit , in de klaarde zaaken, de kinderachtigde en ongerijmdde zwaarigheden Hellende , enU van eene reeks hairklooverijen bedienende, die zelfs in verfchillen tusfehen bizondere perfoonen fchandelijk zijn zouden, onophoudelijk, door de haatelijkfte verrichtingen, inbreuken doet op dienzelfden Regeeringsvorm, waarvan de Souverain de wezenlijke Schutsheer is. Bij alle deze omdandigheden , welker blijkbaarheid aireede tegen U zulke billijke klagten hebben doen ontdaan , van de zijde van hun, die het herdel der orde en van den vrede in hun vaderland verlangen , hebt gij nog onlangs een nieuw blijk gegeven van de gevoelens , die de meerderheid van U lieden beduuren, door uw befluit omtrend de ordinaire en gewoone fubfidie; en , daar gij dus, bij uw voorig gedrag, een nieuw blijk van ongehoorzaamheid gevoegd hebt , heeft de Keizer , na, ten uwen opzichte, alle mooglijke middelen te hebben beproefd , om U terug te brengen toe een gedrag en gevoelens, hoedanige zijne Majedeit en zijn Volk recht hadden uit dien hoofde van U te verwachten , befloten , ook niet tot U uittedrekken de genade en gunstige fchikkingen , die zijne Majedeit wel heeft willen vergunnen aan de Staaten der andere Provintiën , die, uit goeden wil , hebben medegewerkt k a tot,  14» B IJ L A G E N. tot, en toegedemd in de fchikkingen, die van de zijde zijner Majefteit zijn aan de hand gedaan , met oogmerk , om de voorleden rampen en onheilen te heritellen. Gevolglijk , U overlatende aan alle terugvorderingen en adtien , die uw beftuur, geduurende de troebelen , en uw gedrag kunnen hebben doen geboren worden, verklaart zijne Majefteit : 1. Dat zij befloten heeft, niet te legitimeren, noch met haare Souveraine bekrachtiging te bekleeden , eenig gedeelte der fchulden , door U gemaakt , uithoofde , en bij gelegenheid der onlusten , en even min de geldleeningen op renten , federt den aanvang derzelfde onlusten door U gedaan , noch eenige andere van uwe verbindtenisfen van die foort, die ook daarenboven, zonder de toedemming van haar Souverain gezag , nul en van geener waarde zijn ; en ten einde te gemakke. iijker voortekomen , dat geen gedeelte der algemeene penningen , onder uw bewind daande , gebruikt worde tot eenig einde, dat vervreemd is van haare bedemming , heeft zijne Majedeit de diptde bevélen gegeven ter verhaasting der naauwkeurige overziening uwer opendaande rekeningen , waartoe onlangs bevél gegeven , en die aireede begonnen is. 2. Dat het zijner Majedeits oogmerk is , dat de ingedelde of nog intedellen aiftïen , voor zooverre Braband betreft , door haare Raaden Fiscaal , ten laste van die het aangaat , wegens het in beflag nemen haarer Koninglijke effecten , de verfpilling haarer penningen , zoo van die , welke bij den opdand in beflag zijn genomen , als van de inkomden , welker genot gij U , geduurende denzelven , hebt aangemaatigd , gelijk mede wegens de papieren en documenten , die uit de bewaarplaat-  B IJ L A G E N. 149 plaatfen der Archiven genomen , en door U , of door uwe Agenten, vervreemd, of verborgen zijn, met aile mooglijke kracht worden voordgezet. 3. Dat zijne Majedeit zich voorbehoudt de bijvoeging haarer Rnaden Fiscaal aan hun , die eenige gerechtelijke actie zouden hebben te intcntercn, ten laste van U, of ten laste van fommigen uwer, uithoofde van bevélen , die grond zouden kunnen geven aan attien van die foort , voor fchaaden , intresfen , vergoedingen , fchaadeloosdellingen, en dergelijke. 4. Dat, hoe zeer zijne Majedeit te vooren geneigd ware , gelijk zij zelve aireede heeft doen hoopen , om tot het kleenst getal mooglijk te bepaalen de uitzonderingen op de amnestie , voor het Hertogdom Braband, in het vertrouwen, dat gij , met al uw vermogen , zoudt medegewerkt hebben tot het wegnemen der onheilen van den opdand , door eene redelijke onderdeuning haarer weldaadige , vredelievende, en bevredigende oogmerken, echter de bovengemelde redenen en vruchtlooshcid van alles , wat zij beproefd heeft , om U tot uwen pligt te doen wederkeeren , haar tegenwoordig, offchoon met weerzin , hebben doen befluiten , de publicatie dier amnestie uittedellen , gelijk zij die heeft uitgedeld gehad in de andere Provintiën , tot de conduite der ontworpen fchikkingen ter herftelling van de rust, en het recht zijn gang te laten gaan tegen elk en een iegelijk , die , voordgaande Braband in rep en roeren te dellen , op deze wijze die Provintie zoude blootdellen aan nieuwe rampen : verklaarende echter zijne Majedeit, dat zij, daar zij zich dus overgeeft aan eene billijke gedrengheid , het gros der Ingezetenen aanmerkt als onderworpen en getrouw, en k 2 hun  150 li IJ L A G E N. hun gevolgiijk verzeekert , op de plegtigfle wijze, van haare genegenheid en Koninglijke belchenning. Voor zooveel , zeer Eerwaardige, Eerwaardige Vaders in God , Edele , Waarde en Welbeminde , neme God U in zijne heilige hoede. Brussel, den 13 December 1791. Op den kant Cr. vt. (Geteekend) Maria en Albert. (Lagerflond') Ter Ordonnantie van H. K. Hooghededen. (Gecontrajïgneerdj L. C. van de Veld. (Onder aan) Aan de Staaten van Braband. XX. Nota , door den Vrijheer van Haakten , Gezant der Algemeene Staaten der Verëenigde Nederlanden bij den Keizer, op den $den November 1791 aan het WeenerHof overhandigd. Her heeft aan Hun Hoog Mogenden toegefchenen , uit onderfcheiden berichten , dat, hoezeer ook de Souverainiteit zijner Keizerlijke Majedeit, in de Oostenrijkfche Nederlanden , openlijk is herdeld, en erkend ge- wor-  B IJ L A G E N. 151 worden in alle de Provintiën , echter dezelfde geest van ongenoegen en tegenkanting, die , aldaar , en in andere nabuurige landen , zooveele onlusten en verwarringen veroorzaakt heeft , nog blijft" aanhouden en plaats grijpen , in zooverre zelfs , dat , op de grenzen van eene dier Provintiën , talrijke faamenrottingen gefehieden , die gevaarlijk zouden kunnen worden voor de algemeene rust, en wel des te eerder nog , dewijl zij niet Hechts beftaan uit Onderdaanen der Oostenrijkfche Nederlanden , maar uit misnoegden en heethoofden van andere landen , die eene foort van verbindtenis fchijnen aantegaan , ten einde hun grondbeginfel van ongehoorzaamheid , en de tenietdoening van allen wettig gezag , te kunnen voordzetten , en het , ter eerfler gunstige gelegenheid , doen gelden. Hunne Hoog Mogenden oordeelen , dat die daat van zaaken de uiterde oplettendheid verdient , niet flechts voor het Gouvernement der Oostenrijkfche Nederlanden, maar ook voor alle Rijken en Staaten , die in de ge. volgen zouden kunnen deelen , ingevalle dat , door zulk een allerfchadelijkst grondbeginfel , in de gezegde Nederlanden onlusten zouden komen uittebarsten. Hunne Hoog Mogenden zijn daarenboven onderricht , dat het Gouvernement der Oostenrijkfche Nederlanden, die de eerde aan dat gevaar blootgedeld zijn , niet nalaat , het oog 'er op houden , en dat het , ten zelfden tijde , aan hunnen Gevolmachtigden Minister te Brusfel, den Heer Baron Hop , eenige openingen gedaan heeft, omtrent de noodzaaklijkheid van eene verbindtenis aantegaan met hunnen Staat, om het kwaad voortekomen , dat uit den gezegden toedand van zaaken zou kunnen voordvloeijen. k 4 Hun- '  I5* B IJ L A G E N. Hunne Hoog Mogenden zullen , met het grootfle genoegen , blijken geven van hunne welmeenende genegenheid , om , met 'nadruk , het hunne toetebrengen ter verderking der banden van vriendfchap , die zoo gelukkig tusfehen zijne Majefteit en hunnen Staat beftaan , en ter bevestiging van de orde en algemeene rust in de nabuurige Nederlanden , onder de Souverainiteit zijner Keizerlijke Majefteit , en het Gouvernement , dat deze 'er heeft ingefteld. Dat , zoo , gevolglijk, zijne Keizerlijke Majefteit noodig mogte oordeelen , dat 'er eenige algemeene maatregelen genomen wierden , Hunne Hoog Mogenden wel genegen zouden zijn , deswegen in onderhandeling te treden op zoodanige plaats , als zijne Keizerlijke Majefteit verkiezen zou , en eene overeenkomst van vriendfchap en goede nabuurfchap te fluiten , tusfehen zijne Keizerlijke Majefteit , als Souverain der Oostenrijkfche Nederlanden , en hunnen Staat, ter wettige handhaaving van het Gouvernement in de gezegde Nederlanden , en bevordering van de goede harmonie en faamenftemming tusfehen de onderdaanen van die landen. Dat de punten, op welke Hun Hoog Mogenden wenfehea zouden , dnt men zijne aandacht vestigde , de volgende zijn : Dat men ten grondflage legde de overeenkomflen, die gefloten zijn te Fantainebleau , den 8 November 17IÏ5, en in 's Hage , den 10 December 1790. Dat zoodanige verfchillen , als tot heden nog beftaan, zoo omtrent de fcheiding , die men gemaakt heeft in de Oostenrijkfche Nederlanden , als omtrent den Koophandel en de Visfcherijen , vereffend worden , en dat men voor altijd uitfluite de middelen van retorfie en daad-  B IJ L A G E N- 153 daadlijkheden , die zoo ligtlijk aanleiding kunnen geven tot tweedracht tusfehen twee naauwverbonden en aan eikanderen grenzende Volken. Dat, ingevalle van opdand en muiterij tegen de wettige Regeering , in eene van beide de landen , de Hooge contracterende partijen , door die Regeering daartoe verzogt zijnde , zich onderling ten vaardigden zullen bij daan , ter herdelling van de goede orde, en ten dien einde, ten koste van de verzoekers, zoodanige hulp van troepen geven , als de nood zal vorderen. Dat het Generaal Gouvernement der Oostenrijkfche Nederlanden gemachtigd zal zijn, den gevorderden bijdandteverleenen, ingevalle de omdandigheden niet mogten toelaten, de bevelen van zijner Keizerlijke Majedeit intewachten. Dat de wederzijdfche Hooge Contractanten zich verbinden , aan de wederzijdfche misnoegde en rebelleerende onderdaanen geene plaats op hun grondgebied te zullen geven , ten einde zich daar te verzaamelen, of een corps te formeeren , en nog minder hun te zullen verkenen eenigen bijdand in geld , fchepen , troepen , wapenen krijgsbehoeften , of levensmiddelen , of wel te zullen toedaan , dat deze hun verkogt of bezorgd worden door bizondere perfoonen , onder hunne heerfchappij woonachtig. Dat men , in de wederzijdfche Nederlanden , niet zal .ontvangen eenige gedeclareerde rebellen , of vluchtelingen, en 'er dezelven zich met 'er woon laten nederzetten , of wel hun eene fchuilplaats verleenen ; maar dat men , op requifitie der refpeétive Hooge Contractanten, hen het grondgebied, binnen acht dagen, zal doen verlaten. QGeteekendj Van Haaften. k 5 XXI.  D IJ L A G E N. XXI. Andwoord, door den Keizerlijken Gezant,, van vegen zijn Hof t op bovenfaande Nola gegeven , op den 27 November 1791. Re Keizer heeft, met een des te wezenlijker genoegen , het voorftel, dat de Staaten Generaal hem hebben laten doen , en vervat is in de woordelijke Nota, door den Heer Baron van Haaften overgegeven, ontvangen , omdat hetzelve volledig overeenkomt met het beflendig verlangen zijner Keizerlijke Majefteit, om, voor altijd , de beste verftandhouding met Hun Hoog Mogenden aantekweeken. Het heeft zijner Keizerlijke Majefteit behaagd, mij ten dien einde te gelasten , niet flechts , om , in haaren uaam , te verklaaren , dat zij geneigd was , om tot de voorgedelde overeenkomst toetetreden , maar daarenboven ook , om 'er de laatfte hand aanteleggen , althans zo Hunne Hoog Mogenden niet liever verkozen, dat dit onderwerp te JFeencn behandeld wierde ; hetgeen voor het overige zijne Keizerlijke Majedeit volkomen aan hunne eigen keuze overlaat. 'Er doen zich eenige voorloopige refleftien op , omtrent de eerde punten van het , door den Heer van Haaften medegedeelde , voordel , die ongetwijfeld des te minder hinderpaalcn zullen \ontmoeten , dewijl zij niets inhouden , hetgeen iets ter waereld zou kunnen drij-  B IJ L A G E N, 155 flrijdig zijn met de belangen van Hun Hoog Mogenden. Dus is het noodig aantemerken , met betrekking tot het eerde punt , dat de voorgeftelde grondflag volmaaktlijk overeenflemt met de oogmerken van den Keizer ; in de billijke verwachting, dat de difficulteit ten opzichte der Haagfche Overeenkomst vereffend worde , overeenkomftig den geest der referve, die zijne Keizerlijke Majefteit zich heeft voorbehouden bij zijne acte van ratificatie. Die referve heeft gediend ten grondflage aan het herflel der orde in de Nederlanden. Die orde eens herfteld zijnde , zullen Hun Hoog Mogenden in hunne wijsheid zeer wel kunnen bezeffen , dat de Keizer datgeen niet zou kunnen veranderen , waarop die orde rust, zonder zijn Gouvernement aan nieuwe moeilijkheden blootteftellen. De Staaten Generaal , zoo min als hunne Geallieerden , kunnen 'er geene door lijden , wanneer zij die referve met gedienftigheid onderfchrijven : en indedaad zullen zij niets onderfchrijven , dan waarmede het Belgifche volk , voor hetwelk zij zich geïntresfeerd hebben , met reden zeer te vrede is. ., Wat het tweede punt belangt, raakende eene eindelijke fchikking, met betrekking tot de rechten van Tollen , den Koophandel, en de Visfcherij; het is zoodanig, dat, dewijl dit geene voorwerpen zijn , die , door hunne natuur, iets gemeens hebben met de overeenkomst, die hier de zaak is , en zij bovendien niet onverwijld kunnen gemiddeld worden , men liever verkiezen zon , afzonderlijk over dezelve te handelen ; wel te verdaan , dat~zulks in geenen deele zal vertraagen de oplettendheid,  156 B IJ L A G E N. hsid , die de Staaten Generaal verlangen , dat men hoe eer hoe liever zal aanwenden omtrent het voorwerp van de grensfcheiding. De Keizer gelast mij , intusfchen , wat de andere bovengemelde punten aangaat, plegtig te verklaaren, dat hij zich met vermaak leenen zal , om zich gelijklijk omtrent die artikelen te verdaan , op eene voor Hun Hoog Mogenden aangenaame wijze ; bij voorraad overtuigd , dat hun verlangen zich bepaalen zal tot eene redelijke en alleszins billijke wederkeerigheid. Het derde punt aangaande; Hun Hoog Mogenden zullen een nieuw bewijs vinden , hoe oprecht de dispofitien van het Hof van TFeenen zijn, dewijl het, van nu voortaan alles, tot zelfs het twijfelachtige, wil wegnemen, hetgeen zou zou kunnen geboren worden uit de weinige naauwkeurigheid , met welke dit punt is ter neérgedeld. Het zal die naauwkeurigheid , die het behoort te hebben , bekomen , door, bij voorraad , te bepaalen de fom , die voor een bepaald getal troepen zal moeten betaald worden; door vasttedellen , bij voorbeeld, zoovee! ioo man Infanterie, zooveel voor een gelijk getal Cavallerie, de artillerie 'er onder begreepen. Ik heb, bij deze gelegenheid, bevél ontvangen, om den Minister van Hun Hoog Mogenden vertrouwlijk te berichten , dat, uithoofde van een traflaat van alliantie tusfehen den Keizer en den Koning van Pruisfen, waarvan de pradiminairen aireede vastgedeld zijn, het van de Staaten Generaal , die genoodigd worden daarbij toetetreden , zal afhangen , om daaraan zoodanig deel te nemen , en onder zoodanigen form , als zij zullen dienstig oordeelen ; welk toetreden niet weinig zou toebrengen tot  B IJ L A G E N. 157 tot het genoegen zijner Keizerlijke Majedeit, die zich , door dat middel, onder verfchillende betrekkingen met Hun Hoog Mogenden zou verbonden zien. (Geteektnd") Büol, van Schauensteis. XXII. Extract uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en West-Friesland , genomen in Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering, op Donderdag den 5 November 1791. In deliberatie gelegd zijnde enz. En — gelezen zijnde, de requeste van , als houder van diverfe recepisfen , wegens anticipatie penningen, ten laste der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Amfterdam , tot ƒ71000 - : om de daarbij geallegueerde redenen nogmaals verzoekende, dat Hun Ed. Groot Mog. aan geene verdere verzoeken van Bewindhebberen der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Amfterdam, om continuatie van handfluiting , gelieven te defereeren, en integendeel aan den Suppliant vrij te laaten de aflosfing van zijn voorn, al. nog , des noods, door middelen van rechten te vorderen, en dat dit Requste, ten dien einde, mag worden aangenomen voor antidotaal, enz. Is, tot voorkoming van confufie , andermaal goedgevonden en verdaan, Bewindhebberen in de Hollandfche Kameren der Oost-Indifche Compagnie, explenitudine po- tes-  li IJ L A G E K. testatis van Hun Ed. Gr. Mog., bij dezen ie quaüficeren, om, na expiratie van den termijn , bij Hunner Ed. Gr. Mog. Refolutie van den i^den Julij dezes jaars, die zijn zal den zesden dezer maand, de betaling en aflosfiug der Recepisfen, wegens anticipatie penningen , nog voor den tijd .van veertien dagen optefchorten, zonder dat Bewindhebberen daarover, geduurende dien tijd , eenigzins in rechten zullen mogen worden aangefproken, veel min gecondemneerd, en zonder dat dezelve zullen wezen gehouden , ter zaake van de niet gedaane aflosfing van de opgezegde recepisfen , te admittceren eenige rescontre van al hetgeen de houders derzelve, wegens inkoop van goederen als anderzins, aan de Compagnie zouden fchuldig wezen, of nog worden: dat mitsdien dezelve houders , door het allegueren van zoodanige compenfatie , de aflosfing en betaaling van voorn, recepisfen per indireclum aan zichzelven niet zullen mogen verzorgen ; waarvan Extract aan voornoemde Bewindhebberen , tot hun naricht , zal worden gegeven. Accordeert met voorzegde Refolutie, voor zoveel het geëxtraheerde aangaat. XXIII. Extract uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en West-Friesland, genomen in Hun Ed. Cr. Mog. Vergadering , op Woensdag, den 16 November 1791. Bij refumtiè gedelibereerd zijnde op de Concept-extenfie, den 28 September dezes jaars, door den Raadpenfiouaris, ge-  B IJ L A G E N, 159 gefuppediteerd, nopens de converfie der recepisfen van Anticipatie penningen, ten laste der Oost-Indifche Compagnie ; alsmede op den requeste , door —- tegen de continuatie der handiluiting gedaan. Is goedgevonden en verdaan, Bevvindhebberen der HUlandfche Kameren, daar nog ongeconverteerde recepisfen worden gevonden, bij dezen te auftorifeeren, om nogmaals de converfie van dezelve recepisfen en obligatien , ten laste van de Oost-Indifche Compagnie, onder guarantie van Iiun Edele Gr. Mogenden, op zoodanige conditiën, als, bij de Refolutie van den <\den Maij 1782, is uitgedrukt , welke alhier wordt gehouden voor geinfereerd, te offereeren aan de houders der voorn, recepisfen, welke zich, binnen den tijd van zes maanden, aan hun daartoe zullen aanmelden , en tevens genegen zullen zijn, bij de overgifte van voorfz. recepisfen, te fourneren in contante penningen, zoodanige fom, als de helft van het capitaal derzelver recepisfen zal bedragen. Wordende de handfluiting, bij diverfe refolutien van Hun Ed. Gr. Mog., nog laatst op den $den dezer maand November verleend, voor den voornoemden termijn van zes maanden gecontinueerd , en mitsdien Bewindhebberen in de Hollandfche Kameren der Oost-Indifche Compagnie , ex plenitudir.e pstestatis van Hun Ed. Gr. Mog.', gequalificeerd, om, na exfpiratie van de veertien dagen na den éden dezer , de betaaling en aflosüng der Recepisfen wegens anticipatie penningen nog voor zes maanden optefchorten, zonder dat Bewindhebberen, daarover, geduu-^ rende dien tijd, eenigzins in rechten zullen mogen worden aangefproken, veelmin gecondemneerd, en zonder dat dezelve zullen wezen gehouden, ter zaake van de niet gedaane adosfing van de opgezegde recepisfen wegens anti-  tfjo B IJ L A G E N. ticipatie penningen, te adinitteereu eenige rescontre van al hetgeen de houders derzelve, wegens inkoop van goederen als anderszins , aan de Compagnie zouden fchuldig wezen, of nog worden; dat, mitsdien dezelve houders, door het allegeeren van zoodanige compenfatie, de aflosfmg en betaaling van voorzegde recepisfen per inclirecturn aan zichzelven niet zullen mogen verzorgen; zullende omtrent zoodanige houders van recepisfen, welke binnen den voornoemden tijd hunne recepisfen niet hebben laten converteren, het zij, omdat zij ongenegen zijn, om van de voornoemde converfie gebruik te maaken , het zij, omdat zij zich daartoe niet in daat bevinden, de handfluiting tot nader order worden gecontinueerd; wordende bij deze mede afgeflagen het verzoek van — — tegen de voornoemde handfluiting gedaan. En zal extract dezer gezonden worden aan de Heeren Hunner Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden tot de zaaken van de Oost-Indifche Compagnie , alsmede aan Bewindhebberen der Hollandfche Kameren, tot hunne informatie en naricht, en aan den voornoemden zooveel hem aangaat, enz. Accordeert met voorzegde Register, voor zooveel het geëxtraheerde aangaat. NB. Op bladz. 21. der Bijlagen van het II. Deel van 't Hifio* riescb Sebouwtooneel, Haat in de aaiueekening: Te vinden ia bet 1. Oeel van bet Hiftoriescb Scbtuwtioaeel , onder Bijlage X,- 't geen eigentlijk , vermiis deze (lukken met de Ltevens en Plaatsbefchrijvingen een afzonderlijk , en wel het lil. Deel uitmaaken , had moeten zijn ; Te vinden op bladz. 52. der Bijlagen , tot bet I. Deel van bet Hiftoriescb Scbouivtooncei behoorende  L IJ S T DER B IJ L A G E N, BEHOORENDE TOT HET EERSTE DEEL VAN HET HISTORIESCH SCHOUWTONEEL, VAN DEN JAARE i 7 9 ri I. Memorie, van wegens het Hof van Deenemarken aan de Hoven van Londen , Berlijn en 's Hage gezonden. . . • Bladz. i II. Nota, door het Hof van Deenemarken, hij bo¬ ven/taande Memorie gevoegd. . 6 III. Afkondiging van zijne Majefteit, den Koning ^ van lJruisfen , betrekhjk het examen der Candidaaten , tot den Predikdienst beftemd. .... '° IV. Schema , waarnaar het examen dier Candi¬ daaten moet worden ingericht. . i * I. Deel. / v<  i$o LIJST dec BIJLAGEN. V. Nota, door den Heer D. IIailes, buitengewoon Gezant van zijne Groorbrittannifche .Majefteit bij de Poolfche Repjibiick, aan 'de Commisfie tót de buitenlandfche zaaken te Warfchauvv overgeleeverd. . 26 VI. Nota , door de Commisfie tot de buitenlandfche zaaken te Warichauw aan den Heer D. [Iailes, buitengewoon Gezant van Grootbrittannien, overhandigd. . 29 VIT. Verklaarii:g van den Keizer cn Koning, 'gedag'cekend 19 Maart 1791, betreklijk de Overeenkomst van 's Hage , van 10 December 1790 , cn de daarop gevolgde bekrachtiging van zijne Majefteit. . 31 VIII. Memorie , van wegens de Hoven van Londen en Berlijn, op 26 Maij 1791. aan dat van Rusland overgegeven. . 47 IX. Andwoord der Rusfifche Keizerin op bovcnftaande Memorie , op 6 Junij 1791 vau wegens Hsogstdezelve aan de Engelfèhe en Pruisfifche Gezanten overhandigd. . 49 X. Memorie , door de Gezanten van Grootbrit¬ tannien en Pruisfen aan het Rusfifche Miniserie den 29 Junij ter hand gefield. 52 XI. Nota van den Charge d'Affaire van Groot¬ brittannien aan het Deenfche Minifterie. 57 XII. Andwoord van het Deenfche Hof op dezelve, j . . • . . 50 XIII. I-Vet, omtrend de Vrijverklaaring der Koninglijke Steden, in de geheele uiigeftrekt- heid  L IJ S T DER B Ij L . A G E N, BEHOORENDE TOT HET TWEEDE DEEL VAN HET HISTORIESCH SCHOUWTONEEL, VAN DEN JAARE i 7 9 i. L Tratïaat van vrede en vriendfchap , gefloten en geteekcnd te Sziftove , tusfehen zijne Majefteit den Keizer , Koning van Hongarijen en Bohemen , en de Ottomannifche Porte , op den $den Augustus des jaars 1791. .... Bladz. 1 H. Afzonderlijke Overeenkomst, tusfehen zijne Keizerlijke Majefteit Leopold II. en de Ottomannifche Porte , ter nadere reguleeriHg der grenzen , gefloten en geteekend te Sziftove , den $den Augustus 1791. • 16" II. Deel. / m-  ifj2 LIJST der B IJ LAGEN. III. Andwoord van het Rusfisch Minifterie op do Memorie , door de Gezanten der vei bonden Hoven , den ziften Junij 1791 aan hetzelve overhandigd. . . . 21 IV. Memorie, door de Gezanten van Engeland cn Pruisfen aan het Rusfisch MiniJIerie overgegeven. . . 27 V. Antwoord van het Rusfisch MiniJIerie op dezelve. . . . 31 VI. Verklaaring van 290 Afgevaardigden ter Nationaale Vergadering van Frankrijk, om trend de befluiten ter opfchorting der uitoefening van het Koninglijk gezag. . 33 VIL Franfche Regeeringsvorm, door de Nationaale Vergadering aan den Koning ter bekrachtiging aangeboden, op den ^den September 1791. • . . . 40 VIII. Brief des Konings van Frankrijk , aan de Nationaale Vergadering, ter aanneming van denzelven. . . . 102 IX. Afkondiging des Franfchen Monarchs, van 28 Siptembor 1791. . . 107 X. Brief van zijne Allerchristlijkfle Majefteit, den Koning van Frankrijk, aan Hun Hoog Mog. de Heeren Staaten Generaal der Verëenigde Nederlanden. . . . 111 XI. Andwoord van Hun Hoog Mog. op denzelven. . . . . . . . 113 XII.  LIJST der BJJLAGEN. 163 XII. Andwoord van den Keizer op de kennisgeving des Konings van Frankrijk van zijne aanneming van den Regeeringsvorm. v XIII. Andwoord des Konings van Sardinién op de¬ zelfde kennisgeving van den Franfchen Monarch. . . • • ll5 XIV. Afkondiging des Konings van Frankrijk met betrekking tot de Uitgewekenen. • 116 XV. Brief van zijne Majefteit den Keizer, aan den Koning van Frankrijk, nopens de klagten van fommige Duitfche Vorsten. 121 XVI. Manifest, of Verklaaring , aan het Franfche Volk en aan Europa , aangaande de denkwijze der Franfchen. . . . 125 XVII. Memorie des Keizers , in andwoord op de aan zijn Hof gedaane mededeeling van de eerfte flappen des Konings van Frankrijk , bij den Keurvorst van Trier, ter verfpreiding der in zijne Staaten verzaamelde Franfchen 131 XVIII. 's Keizers bekrachtiging van het Rijksbefluit van 6 Augustus 1791 , betreklijk de klagten van fommige leden van het Duitfche Rijk over de befluiten der Franfche Nat. Vergadei ing , raaiende hunne bezittingen in den Elzas en Lottharingen. 134 XIX. Brief van Hunne Koningl. Hoogheden, de Gouverneurs Generaal der Oostenrijkfche Nederlanden, aan de Staaten van Braband. 141 11 XX.  K4 L IJ S T der B IJ L A G E N. XX. Nota , door den Vrijheer van Haaften , Gezant der Algemeene Staaten der Verëenigde Nederlanden bij den Keizer , op den fjden November 1791 aan het Weewnt-Hof overhandigd, . . Bladz. 15a XXI. Andwoord, door den Keizerlijken Gezant, van wegen zijn Hof, op bovenflaande Nota gegeven, op den 27 November 1791. 154 XXII. Extraêi uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en West Friesland , genomen in Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering, op Donderdag den 5 November 1791. 157 XXIII. Extraft uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en West-Friesland, genomen in Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering , op TVoendag, den 16 November 1791. .... 158  LIJST der B IJ LAGEN. 151 beid der Poolfche Republiek, van 18 April 1791 . • • BIadz« 60 XIV. Regeeringsvorm van Poolen , zoals dezelve bij den Rijksdag , op 3 Maij en eenige volgende dagen des jaars 1791 , is vastgefleld, en door den. Koning bekrachtigd. . • • «74 XV. Brief van den Heer de Montmorin, Minister der buitenlandfche zaaken , in naam des Konings van Frankrijk, aan de Franfche Gezanten aan vreemde Hoven gefchreven. .... XVI. Memorie, door zijne Majefteit , den Koning van Frankrijk , bij zijn vertrek uit Parijs op 21 Junij 1791, agtergelaten. 103 XVII. Extratï uit de Refolutien van de Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland. . 128 XVIII. Extract uit de Refolutien van Hun Hoog Mog. de Heeren Staaten Generaal der Verëenigde Nederlanden. . , . 13" XIX. Aantetkening en Declaratoir der Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland tegen bovenflaande Refolutie van Hun Hoog Mog. 145