HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL   HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL VAN fS WAERELDS LOTGEVALLEN IN HET JAAR 1 7 9 2. VIERDE D EE L. BEHELZENDE B IJ L A G E N. TE HAARLEM, bij A. L O O S J E S, Pz.   B IJ L A G E Ni i Traktaat van Vrede en Vriendschap, tu> fchcn de Verheven Ottomannifche Porte \ en de Keizerin van Rusland. In den naam van den Allerbermhartïgften God ! 2/ijne Majefteit, de zeer hooge en zeer machtige Ottomannifche Keizer , en haare Keizerlijke Majefleit de zeer machtige Keizerin en Alleenheerfcheresfe 'van alle de Rusfen , oprechtlijk en onderling gezind zijnde , om tusfcben hen den vrede te fluiten , welke door eenige toevallen geftoord was geworden; alsmede om een einde te masten aan eenen oorlog, die tot hiertoe tusfchen hunne wederzijdfche Rijken geduurd heeft , en op eene beftendige wijze den vrede, de vriendfchap en de goeda eensgezindheid te herftellen: hebben dienstig geoordeeld, dit goed en heilzaam werk toetevertrouwen aan den vlijt en het beltuur van hunne hooge Gevolmagtigden , naamlijk : van wegens zijne Majefleit, den Ottomannifchen Keizer, aan den zeer doorluchtigen en uitmuntenden Heeï Jussuff Pacha , Groot-vizier van de verheven Ottomana *>i'  2 B IJ L A G E N. nifche Porie , en, van wegens haare Keizerlijke Majefleit van alle de Rus/en , aan zijne Exellentie , den Heer Alexanüeii , Graaf van Besbarodko , haar werklijke Geheimraad , en Ridder haarer Ordens. En op dat het gezegde vredeswerk moge 'voltooid worden door perfoonen , wederzijdsch verkozen , benoemd , en voorzien van de noodige volmachten tot het frellen , fluiten en teekenen van het tegenwoordig vredes-traftaat, zoo zijn daartoe verkozen, benoemd en van de gezegde volmachten voorzien, te weten : van wegens de Ottomannifche Por te, de zeer uitmuntende en zeer aanzienlijke Reis-Efendi , Eiseid Abdallah Birri , l'Ordu Cadissi , gequaüficeerd met den tijtel van Hambol Ejfendi, en Seid Ibrahim Ismet Bei , en de Rusnamddzii , Ervel Mahomet Durri Effendi ; en, van wegens het Keizerrijk van alle de Rus/en, zijne Exellentie , de Heer Alexander de Samoilof , Lieutenant Generaal van de armeen haarer Majefteit, haar werklijke Kamerheer, Directeur van de Kancelarij van haaren opperften Raad , en Ridder van verfcheiden Ordens ; Joseph de Ribas , GeneraaUMajoor der legers , Commandant der vloot te Racues , en Ridder van verfcheiden Ordens , en Serge de Lascarof , Staarsraacl en Ridder; welke , te Jasfij vergaderd , hebben ingefield en gefloten de volgende artikelen , om eenen altoosduurenden vrede tusfchen de beide Rijken te vestigen: Art. I. Tusfchen zijne Keizerlijke Majefteit den Grooten Heer , en haare Majefteit de Keizerin van alle de Rusfen, hunne Erven en Troon-opvolgers , alsmede tusfchen hunne Rijken en Onderdaanen , zullen alle de vijandlijkheden , gelijk ook alle vïjandfcfeap thans voor altoos eindigen, en in eene eeuwigduurëirde vergetelheid be- gra-  B IJ L A G E N. 3 graven worden ; zullende 'er voordaan een' akoosduurenden vrede ter zee en ten lande , benefFens eene ftandvastige vriendfchap en eene onkreukbaare eensgezindheid plaats hebben , en onderhouden worden met de opreehttïe , zorgvuldige en fliptfte nakoming van de artikelen van het thans vastgeftelde vredes traétaat , en dat wel op zodanige wijze , dat geene der beide partijen in bet toekomende jegens de andere , het zij heimlljk , het zij openlijk , eenige vijandlijke daad of verlichting zal ondernemen ; vergunnende de beide onderhandelende pnrtijn , uit kracht van de vernieuwing eener zoo oprechte vriendfchap , eene wederzijdfche amnestie , en een algemeen pardon aan alle diegeenen hunner Onderdaanen , zonder onderfcheid , die eenige misdaad jegens de .eene of de andere der partijen mogten begaan hebben ; Hellende dezulken , die zich op de galeijen of in gevangenis bevinden, in vrijheid. Wijders veroorlooven zij aan allen, die uitgeweken of gebannen zijn , tot hunnent wedertekeeren , . met belofte van , naa den" vrede , hun alle de eer en goederen, welken zij te vooren in bezit hadden , weder te laten genieten , zonder hun eenigen hoon , nadeel of beleediging aantedoen , of te lijden , dat dezelve hun door anderen aangedaan worden , onder welk voorwendzel het ook zij •, maar willende , integendeel , dat ieder van hun leeve , naar de gewoonten, en onder de befcherming der wetten , van zijn .land , en in gelijkheid met zijue landsgenooten. II. Het traétaat van vrede , gefloten den loden Julij 1774, het jaar der Hegira 1188, den iqdén der maar.6 Zemaziel Evel; de ophelderende Overeenkomst van 20 Zcmazid Akir 1193, of van 10 Maart 1779; het vera 2 drag  4 B IJ L A G E N. drag van Koophandel van 20 Ridzel 1197 , dat is vm 10 Junij 1783 , en de A£te , raakende de inlijving van den Crim en den Taman in het Rusfisch Keizerrijk, bij welke de rivier Cuban tot grensfcheiding verklaard wordt, gefloten den 15'Safer 1198, dat is den 28 December 17SÖ , worden bevestigd bij dit nieuw vredes-traftaat in alle derzelver Artikelen; alleen uitgezonderd die, welken door het tegenwoordige of door voorige traftaaten naderhand zijn veranderd ; verbindende zich de beide hooge onderhandelende partijen , om ze heiligüjk en onverbrekelijk te onderhouden , en ze ter goeder trouw en punctueel natekomen. UI. Ingevolge van het tweede Artikel der preliminairen, medebrengende, dat de Dniefter tot eene altoosduurende grensfcheiding voor de beide Rijken zal dienen , derwijze , dat voordaan de grenzen van het Rusfisch Keizerrijk zich tot den gezegden vloed zullen uitflrekken , zijn de beide handelende pmijen onderling overeengekomen , en bepaalen zij bij deze, dat de rivier de Dniefter voor altoos de grensfcheiding zal uitmaaken tusfchen de verheven Porte en het Rusfisch Keizerrijk ; derwijze, dat al het grondgebied, gelegen op den rechtfchen oever des Dniefters zal worden teruggegeven, en altoos onder de volle onbetwistbaare heerfchappij der verheven Porte blijven, waartegen al het grondgebied, gelegen op den linkfchen oever van gezegden vloed , aitijd zal blijven onder de volle en onbetwistbaare heerfchappij van het Rusfifchs Keizerrijk. IV. Ingevolge van deze gemaakte fchikking, raakende de grensfcheidingen van de twee Rijken , en uit kracht van het vierde Artikel der preliminairen , medebrengende , dat alle de andere frontieren dezelfde blijven , als zij  B IJ L A G E N. 5 zij waren tot op het tijd (tip van den tegenwoordigen oorlog , en dat de Landen, door de troepen van het Rusfiich Rijk in dezen oorlog veroverd , aan de verheven Porte zullen worden terug gegeven , met alle de vestingwerken , die 'er zijn , en in den ftaat , waarin deze vestingwerken thans gevonden worden ; geeft haare Keizerlijke Majefteit aan de verheven Porte terug Besfarabien , door haare legers overwonnen ; de grensfteden Bender , Akierman, Kilia en hmaïl, met de vlekken , buurten , en alles , wat die Provintie bevat, gelijk ook de Provintie Moldavien, met alle de Heden , buurten en alles , wat zij begrijpt: alle welke landen en plaatfen door de verheven Porte ontvangen worden op de navolgende voorwaarden, en onder plegtige belofte , van dezelven volkomen te zullen nakomen. 1. Heiligüjk waartenemen en te vervullen alles , wat ten voordeele der twee Provintiè'n IVallachijen en Moldavien bepaald is in het traftaat , gefloten in het jaar der Hegira 1188, den 14^2 der maane Zemaziel Evel, dat is 1774 den loden Julij ; in de ophelderende Overeenkomst van den 20 Zemaziel Akir 1193, dat is 1779 den joden Maart, en in de aéte van 1198 den ï^den der Maane Safer, of den aZ/Ien December 1783, door den Groot vizier , in naam der verheven Ottomannifche Porte , gegeven. 2. Van die landen geene betaaling te vraagen of te eifchen voor oude reekeningen, van welken aart die ook mogten zijn. 3. Van die landen geene belasting of betaaling te vorderen voor den ganfchen oorlogstijd ; maar ze , uit aanmerking van de groote fchadens en verwoestingen , welken zij geduurende den loop dezes oorlogs geleden a 3 hei-  6 B IJ L A G E N, hebben, te ontheffen van alle imposten en belastingen voor twee jaaren , te reekenen van de dagteekening van de uitwisfeling der bekrachtiging van het tegenwoordige traftaat. 4. Aan de familie»-, die verlangen mogten, hun vaderland te verlaten eu zich naar elders te begeven , een vrijen uittocht met alle hunne goederen te verleenen; wordende aan deze familien , ten einde zij genoegzaam tijd mogen hebben , om van hun oogmerk kennis te geven aan hunne bloedverwanten, Onderdaanen van het Ottomavmifche Rijk, alsmede, om hunne roerende en onroerende goederen te verkoopen aan Onderdaanen van hetzelfde Rijk, volgens 's lands wetten , en hunne zaaken te befchikken , tot deze Verhuizing uit hun vaderland toegellaan een termijn van veertien maanden , te rekenen van den dag der uitwisfeling van de bekrachtiging des tegenwoordigen verdrags. V. Ten getuige der oprechtheid, met welke de beide hooge onderhandelende partijen , niet alleen voor het tegenwoordige , den vrede en de goede eensgezindheid tusfchen hen zoeken te herflellen , maar dezelven dok voor het toekomende op eene duurzaame wijze te bevestigen , met verwijdering van alles , wat in het vervolg het minste voorwendzel tot gefchil of verkoeling zoude kunnen geven ; belooft de verheven Porte , onder vernieuwing van den eertijds uitgevaardigden Firman, orders te zuilen zenden aan den Pacha van Ahaltzik, of AhUka, Commandant der frontiereu, en anderen, met verbod, van voordaan , onder eenig voorwendfel hoe genaamd, het zij heimlijk. of openlijk , de landen en inwooners te verontrusten of te kwellen , welke onder de macht ftaan van den Czaar van Tifle of Cartalinie ; hun uitdruk-  B IJ L A G E N. 7 druklijk bevelende , van nergens de goede eensgezindheid en nabuurfehap te (looren. VI. Na dus door het tweede artikel van het tegenwoordig verdrag, onder andere voorige bepnalingen, de ïfle van 28 December 1783 , raakende de inlijving van den Krim en den Taman in het Rusfisch Keizerrijk, door het bepaalen van de rivier de Cuban tot grensfeheiding tusfchen de beide onderhandelende partijen in die gewesten, bevestigd te hebben; zoo belooft en verbindt zich de verheven Ottomannifche Porte plegtig, ten bewijze van haare oprechte zucht , om voordaan alles te verwijderen , wat den vrede , de rustt en de goede harmonie tusfchen de beide Rijken zoude kunnen ftooren , al haar gezag en alle bekwaame middelen aantewenden tot het betoomen en in den band houden van de aangrenzende Volken van den linkfehen oever des Cubav.s, en zorg te zullen dragen, dat zij geene invallen doen op het grondgebied van het Rusfisch Keizerrijk , noch den Rusfifchen onderdaanen en derzelver huisvestingen , den landen en inwooners , het zij openlijk of heimlijk, eenige fchade, vernieling of bcrooving toebrengen , onder welk voorwendzel het ook zijn mogt ; en , opdat zij geene lieden opligten , om ze in flaavernij te voeren , zal ten dien opzichte de verheven Ottomannifche Porte de ftriktfte orders geven aan hun, aan wien het behoort , met oplegging van de iterkfte verboden, en onder de geMrengUe ftranen , welke volflrekt bekend gemaakt zullen moeten worden op de plaatfen zeiven, naa de uitwisfeling der bekrachtigingen van den tegenwoordigen vrede. Indien naa de gemaakte bepaalingen in het tegenwoordig verdrag , en de gedaane verboden aan de gezegde Volken , iemand van hun nog onderftond, invallen te a 4 doen  8 B IJ L A G E N. doen op het grondgebied van het Rusfisch Keizerrijk 5 fchaade of nadeelen hoegenaamd te veroirzaaken ; vee of iets anders te rooven, of Rusfifche Onderdaanen in flaavernij te vervoeren , zal in dat geval, naa dat de klagten gedaan zijn , recht geoefend worden , zonder hei geringfie uitftel met teruggave van hetgeen geplunderd of geroofd zal zijn. 'Er zal inzonderheid geene zwaarigheid gemaakt worden omtrent de teruggave en nafpooring der Rusfifche Onderdaanen, welken zij mogten weggevoerd hebben ; zullende men tevens de onkosten vergoeden , welke mogten gelopen zijn , en flrenglijlt de fchuldigen ftialTen, in tegenwoordigheid van den Rusfifchen Commisfaris , die door den Bevelhebber op de grenzen benoemd is. Dan , bijaldien, tegens alle verwachting , zoodanig eene juftitie niet verleend wierde in den loop van zes maanden, te reekeuen van den dag , waarop de klagten ingebragt zijn, verbindt zich de verheven Porte , om zelve uit haare eigen fchatkist alle de onkosten te betaalen, welken de euveldaaders mogten hebben veroirzaakt , en zulks binnen den tijd van een' maand naa de gedaane opeisfching door den Minister van Rusland; wel verftaande , dat de hierboven genoemde ftraffen, voor het ftooren van de rust der goede nabuurfchap , echter zonder het mintle uitflel zullen plaats hebben. Vil. Daar de Koophandel den waaren en meest beftendigen band der onderlinge eensgezindheid uitmaakt , worde door de verheven Ottomannifche Porte , bij het vernieuwen van den vrede en de vriendfchap met het Rusfisch Keizerrijk , ten bewijze van de oprechtheid , met welke zij begeert, dat 'er een' zekeren en voordeeligen Koophandel tusfchen de Onderdaanen der beide Rijken op de  B IJ L A G E N. 5 ic best nooglijke wijze bloeije , bij deze beloofd de iritandhoiding en nakoming van het 6de artikel van het tnftaat  E IJ L A G E N. 53 den vrede te behouden , en dan zal hij bij haar allen bijlland en nadruk vinden , welke noodig zijn, om den oorlog ie voeren. Het Concert der zaarnverbonden Mogenheden is klaarblijklijk tegen hem gerigt. Dit Concert kan niet meer dan oogenbliklijk zijn , omdat het tegen de orde en alle Staatsbelangen aanloopt. Het kan niet blijven beftaan , en zal noodzaaklijk ophouden , of geduurende , of naa den oorlog. In beide gevallen zal het Opperhoofd van het Huis van Oostenrijk aan zichzelven overgelaten blijven , en van volk en geld beroofd zijn. Al dit gevaar kan van beide kanten voorgekomen worden , door eene ongeveinsde verklaaring van het Hof van Weenen, en door eene wederzijdfche ontwaapening. Het voorwendzel , dat 'er veele troepen in de Nederlanden noodig zijn , om te beletten , dat de geest van omwenteling daar veld winne , is onvoldoende: hoe meer troepen men in die fchoone Provintié'n doet bijeentrekken , hoe meer 'er het Volk zal gekweld , uitgeput en tot den opitnnd geneigd gemaakt worden. De legers kunnen de Volken niet in bedwang houden , wanneer zij willen vrij zijn. Hoe meer macht men tegen hen aanvoert , hoe meer hunne kracht toeneemt en ongeftuimiger wordt. Genua levert daarvan een treffend voorbeeld aan het Huis van Oostenrijk op. Deze ftad, fchoon maar van een' middelbaaren rang en macht , dreef eene :gehee!e armee buiten haare poorten. De Franfche omi wenteling dient tot een nog fterker fprekend bewijs. ! Dat men de Belgen gelukkig maake , dat men hunnen 'regeeringsvorm handhaave, en zij zullen zich ftil hou; den. Het Hof van Weenen weet wel , wie de eerfte I beroerders zijn van de Nederlanden, Het weet , dat i 3 &  54 • B IJ L A ' G E N. de confticueerer.de Vergadering hen heefc afgewezen ? omdat hunne theokratifche omwenteling het tegenovergeftelde was van de onze. Het zijn de nieuwe Bondgenooten van dit Hof , die aan hetzelve dezen flegten dienst hebben bewezen , en wanneer deze zich niec meer met de zaakcn der Oostenrijkfche Nederlanden zul' len bemoeijen , en men aan dezen eene wel iugerigte Regeering geeft , dan zal men niet meer , dan de gewoone guarnifoenen, noodig hebben, om hen in bedwang te houden. De vermindering der troepen in deze Provintiëh is dus een der noodige punten , om ons van - de gunstige bedoelingen van den Koning van Bohewen en Hongarijen te overtuigen , zowel als de verdrijving van alle gewapende en zaamengerotte Uitgewekenen uit alle de Landen , die onder de heerfchappij van Oostenrijk behooren. Dit voorbeeld zoude gevolgd worden door de mindere Vorsten , die leden zijn van het Dititfche Rijk , en weldra zouden alle zaamenrottingen en alle ongunstige vermoedens van beide kanten weggenomen worden. Alle bedreigingen en oorlogstoebereidzelen zouden van beide zijden ophouden , en 'er zou verder niets te doen vallen , dan de zaak der Vorsten , in het vriendlijke , te fchikken. Deze zaak is niet te vereffenen te midden onder het gedruis der wapenen. Wat het Concert der verbonden Mogenheden betreft , daar het alleen eene reden heeft, welke niet meer zoude beftaan , en het een politiek monster is, zou het zich zelf vernietigen, en 'er zou niets van overblijven , dan eeu middel te meer, om Europa bij den vrede te bewaaren. Dezen zijn de gronden , op welke de Koning U beveelt , met het Hof van Weenen te handelen, om een . on-  B IJ L A G E N. 55 ongeveinsd en een beflisfend andwoord te verkrijgen. Ik zal aan zijne Majefleit verflag doen van het gevolg, welk uwe onderhandelingen zullen hebben , en ben verzeekerd, dat, wanneer gij deze krachtige belangen, naar waarheid en met nadruk , aan het Hof van Weenen voordraagt, gij, binnen kort , deze flaatkundige crifis zult ten einde brengen, welke niet lang kan duuren. VIII. Brief van den Heer dumourier aan den Fraufchen Gezant, den Heer de Noailles , te Weenen. Mijn Heer! Ik heb uwe brieven van den 28 en suften Februarij, en 12 en i^den Maart , alsmede dien , van den Heer Gabar, insgelijks van den i^den Maart ontvangen. Ikzie uit uwen eerflen brief , dat uwe onderhandelingen tot in het oneindige zouden gerekt worden , indien gij haar niet voordzettede op die wijze, welke ik U, in mijnen eerften brief heb opgegeven ; dat de Koning geen voldoend andwoord aan de Natie zou kunnen geven , en dat , indien het gevoelen van den Heer van Coeentzel boven dreef, wij nog veraf zouden zijn, van een eind van zaaken te zien; want, het is onmooglijk, dat de troepen , die ons van alle kanten als influiten, geene de minde bekommering , bij ons moeten doen ontdaan , het is' onmooglijk , ons te doen gelooven, dat d 4 het  ftti B I] L A G E N. he,e Hof van IVeenen troepen naar het Brisgaufche behoeft te zenden , de guarnifoenen in het Milaneej'cke zo aanmerklijk behoeve te verfterken , en eindelijk noodig hebbe , eene Armee , voorzien van eénen grooten trein 'oatterij-ftukken , op de been te brengen , en groote magazijnen aanteleggeu , om de rust in de Nederlanden te handhaaven. Daar de Lente nadert , daar het getal der troepen , die ons omringen . van dag tot dag vermeerdert , daar wij geheel Europa bezig zien met het maaken van toebereidzelen , die alleen tegen ons zijn gerigt , is het onmooglijk , dat wij ons langer met deze woorden laten te vreden flellen. De redeneering van den Heer van Cobentzel is niet min valsch , wanneer hij U wil doen gelooven , dat 'er geene reden zij , welke het Concert der Hoven zoude doen ophouden te zijn , 't geen het tot dus ver is geweest, naamlijk eventueel. Ons Gouvernement , wat de Heer van Cobentzel 'er ook van zegge, heeft macht en eenen reeds vasten voet. 'Er wordt bier om geen Republikeinsch flelzel gedagt ; de Koning is bekleed met eene Conllitutioneele macht, welke ver verheven is boven die van het Despotismus. Het is ook met de verstgaande kwaade trouw, dat men verfpreidt , dat wij de onrust bij de nabuurige Mogenheden kunnen doen geboren worden; want indien men gelooft, dat"-.wij in de regeeringloosbeid zijn gedompeld , dan kan men niets van ons te vreezen hebben , en in dit geval kan men zich alleen tegen ons verbinden , om onze eigendommen onder zich te verdeelen; en indien wij integendeel in eenen te duchten (laat zijn , dan heeft men ongelijk, ons te dreigen, en derhal-  B IJ L A G E N. s? kalven is 'er in geen geval eenige reden , om zich tegen ons te verbinden. De vereeniging van Avignon is nog een ander ide! voorwendzel : deze Staat , die midden in onze zuidlijke Provintiën ingefloten ligt, heeft langen tijd toebehoort aan Frankrijk , welk zijn recht daarop nimmer heeft afgedaan. Dit was een proces tusfchen den Koning van Frankrijk en den Paus ; het is een proces geworden tusfchén de Franfche Natie, den Koning der Franfchen en den Paus , en kan dus, even als de zaak, der Di-.it/che Vorsten , op zijn best geëindigd worden door eene fchadeloosdelling. Het gedrag der Nationaale Vergadering en onze regeeringsvorm , welke men moet gelezen hebben, om ons te kunnen verdaan , (een regeeringsvorm , die erkend is door Keizer Leofold) moeten den Minister van Weenen overtuigd hebben , dat wij allen geest van verovering voor altijd hebben verbannen , en wij bij gevolg nimmer de bewooneren der Nederlanden kunnen aanzetten , om zich aan Frankrijk overtegeven. De Heer van Cobentzel gelooft even min , als gij, aan de gegrondheid der aanmerkingen , welken hij U heeft voorgedragen , en die , wel verre van ons tot eenen duurznamen vrede te leiden , ons zouden noodzaaken , om alle onderhandelingen aftebreken. Het is onmooglijk dat de Koning langer wachtte, en dat hij, door eene Commisfie van de Nationaale Vergadering uitgenoodigd tot het vraagen, van eene cathegorifche verklaaring , voordga met eene onderhandeling (kepende te laten blijven , van welke het lot van geheel Europa afhangt , en me: alle agt dagen argumenten te beandwoorden , die reeds zo menigmaalen zijn wederlegd , en alleen gemaakt fchij. nen te worden , om tijd re wiqnen. d 5 Om-  5» B IJ L A G E N. Omkleed met de vertegenwoordiging en het vertrouwen eenen groote Natie, ziet hij alle dagen een ftellig andwoord te gemoet. Uit mijnen eerften brief hebt gij gezien , hoedanig dit zijn moet. Indien de opvolger van Leopold zijne traclaaten met Frankrijk wil onderhouden , moet hij , zonder aarzelen, de verbonden verbreken , welken hij buiten ons weten, en met vijandelijke inzichten tegen ons, heeft gemaakt, en de troepen terug trekken , die ons dreigen , omdat zijn gedrag aan den eenen kant met de verpligting van eenen ouden Bondgenoot, en , aan den anderen , met de belangen van het Hof van Weenen zeiven , flrijdig is. Indien deze verklaaring , niet ipoedig kome , en niet van alle dubbelzinnigheid vrij zij , zal de Koning bij het ontvangen van den Courier , welken gij zult terug zenden , den oorlog voor verklaard houden, en zal daarin onderfleund worden door de ganfche Natie , die naar eene onverwijlde beflisfing reikhalst. Stel alles in het werk, mijn Heer , om deze onderhandeling , op welke wijze het ook zij , voor den i$den April ten einde te brengen. Indien wij in dien tusfchentijd vernemen , dat het bijeentrekken der troepen op onze grenzen voordduurt , en dat derzelver getal vermeerderd, dan zal het ons niet langer mooglijk zijn, paaien te nellen aan de billijke verontwaardiging van eene fiere en vrije Natie , welke men zoekt te vernederen , bevreesd te maaken en met beuzelingen optehouden , tot dat alles in gereedheid is gebragt, wat noodig is , om haar op het lijf te vallen. Ik verwacht van U , mijn Heer , alle de energie , welke aan de Natie voegt, en gij zult de waardigheid , wasrmede gij bekleed zijt, handhaaven , met U rond- bors-  B IJ L A G E N. 59 jborstig te verklaaren , en de zaaken , op de eene of andere wijze fpoedig ten einde te brengen. Parijs , den 27 Maart 1792. IX. Memorie , door den Frijheer van Hop , Gevolmachtigd Gezant van de Algemeene Staaten der Verëenigde Nederlanden , te , Brusfel , aan het Gouvernement Generaal aldaar overhandigd , wegens zeker naamloos gefchrift , getiteld : Tableau de Ia Dilapidation des deniers^ Royaux & Publiés enz. Het is ter kennisfe van hunne Doorluchtige en Koningiijke Hoogheden, den Prins en de Prinfes van Orange, gekomen , dat in een uittrekzel uit de registers der Staaten van Braband, aldaar uitgegeven onder den titel van : Tableau de la Dilapidation des deniers Royaux fif Publies etc, onder de gedaane betaalingen gevonden wordt een artikel , inhoudende : „ dat gelast was geweest , „ te betaalen aan den Intendant van de Prinfesfe van „ Orange, voor deszelfs befcherming, de fom van hon„ derd duizend guldens , en aan haare Kamerjuffer , „ om dezelfde reden , eene fomme van vijfentwintig ,, duizend guldens." Haare Koninglijke Hoogheid heeft niet anders kunnen , dan ten gevoeligfle aangedaan zijn, door te zien , • dat foortgeüjke geruchten zich verfprei- deq  6o B IJ L A G E N. den door middel van een blad, dat, alhoewel het niet geteekend zij , echter allen: fchijn van echtheid heeft, door eene aanhaaling der bladzijden, waaruit deze artikelen getrokken zijn , en door een openbaar vertier, 't geen gefouteneerd en achtervolgd wordt onder de oogen van het Gouvernement. Zo foortgelijke ...zaaken waren voor den dag gebragt geworden in fchotfchriften , of andere onteerende papieren , zou Mevrouw de Prinfes geoordeeld gehad hebben, dat het haar niet voegde, zich met zoodanige ongerijmdheden optehouden; maar, daar men in de, op die wijze publiek gemaakte , uittrekzelen der registers van de Staaten van Braband invoegt, dat twee haarer Bedienden aanmerklijke fommen ontvangen hebben, om haare befcherming te verwerven voor de Infurgenten, heeft zij, zowel als haar Doorluchtige Echtgenoot, geoordeeld , niet onverfchillig te kunnen fchijnen ten opzichte van diergelijke geruchten. De Prins van Orange heeft , gevolglijk , de billijke redenen der klagten van zijne Doorluchtige Gemaalinne gebragt voor hunne Hoog Mogenden , de Algemeene . Staaten der Verenigde Provintien , die , zeiven verbaasd over de verregaande licentie, met welke zoodanige papieren , onder de oogen van dit Gouvernement , gedrukt worden , den Ondergeteekenden gelast hebben , aan uwe Koninglijke.Hoogheden overtebrengen de uitdrukking vau hunne verbazing en gevoeligheid. Volkomen inflemmende met de voorflagen, door zijne Doorluchtige Hoogheid gedaan , hebben de Algemeene Staaten mij geboden , uwer Koninglijke Hoogheden te verzoeken , te beveelen, dat men het naauwkeurigfte onderzoek doe, ora den oirfprong te ontdekken , waaruit de artikelen , in het genoemde Gefchiift aangeduid, kunnen genomen zijn ; i en,  B IJ L A G E N„ öt en , zo zij gevonden worden in eenige registers of reekeningen van deze landen, geduurende den opftand, dar men alsdan handele , volgens de regelen der ftrikfte billijkheid en rechtvaardigheid, ter ontdekking van den perfoon of de perfoonen , die de bovengemelde lommen zouden mogen ontvangen hebben , en van het oogmerk, met 't welk zij zouden mogen ontvangen zijn, ten einde aan haare Koninglijke Hoogheid, Mevrouwe de Prinfesfe van Orange, betreklijk zoodanig eene handelwijze, moge gegeven worden eene genoegdoening, die het overeenkomstigfte zij met de afschuuwlijkheid van dien laster. Gegeven te Brusfel, den 19 januarij 1792. (Geteekend) De Baron van Hop. X. Andwoord van het Gouvernement Generaal der Oostemijkfche Nederlanden op dezelve. „ De Gevolmachtigde Gezant heeft de Memorie, welke de Vrijheer van Hop hem de eer heeft gedaan , den 19 dezer, overtegeven , ter kennisfe van hunne Koninglijke Hoogheden gebragt. De publiciteit, door den druk, aan een Gefchrifc gegeven , ten titel hebbende : Tableau de la Dilapidation des Deniers Royaux & Publiés, is voor het Gouvernement-Generaal der Nederlanden een nieuw grief, om  M B IJ LA G E N. om te lielleu bij allen, over welken de losbandige vrijbeid van de Drukpers hetzelve' reden geeft, te klaagen. Het is 'er ver af, dat hetzelve de hand tot dat voordbrengzel zoude geleend , of hetzelve gedoogd hebben ; en alle deszelfs oplettenheid kan het niet befchermen tegen zulke flukken , waarin het dikwijls zelf betrokken is. Men moet deze buitengemeene losbandigheid toefchrijven aan de gevolgen der gisting en wanorden, door de onlusten van dit land veroirzaakt, en die men nog niet geheel heeft kunnen fmooren , zowel als aan de kwaade voorbeelden , welken onze Nabuuren niet ophouden te geven, door haatlijke uitdrukkingen , die zich niet bepaalen , om fommige partikuliere perfoonen té hoonen , maar zelfs ftrekken , om de waardigheid der Souverainen , voor de oogen van alle Volken , te krenken. Deze toeftand van zaaken moet aan hunne Doorluchtige en koninglijke Hoogheden , de Prins en Priufesfe van Orange, en aan hunne Hoog Mogenden, geenen twijfel overlaten omtrend de moeielijkheden , welken de volkomen wederkeering der goede orde biunen deze Provintie , in weerwil van de zorg en de waakzaamheid van het Gouvernement-Generaal , in den weg zijn. Ondertusfchen heeft het Gouvernement, 't welk zoo weinig middelen heeft , om de losbandigheid te beteugelen, wanneer dezelve de voornaamfte bewerkers raakt , de ftrikfle orders gegeven, om onderzoek te doen naar den Drukker en Auteur van dat Gefchrift, en indien het mooglijk zij, die te ontdekken, zullen zij zeker in rechten opgeroepen worden , ten einde de bewijzen van hun gezegde optegeven , opdat zij , wanneer zij dezelven niet kunnen bezorgen , naar alle gefirengheid, als la*  C IJ L A G E N. 63 lasteraars , zouden kunnen worden gefrrafc , waarbij her. Gouvernement bizonder in het oog zal houden , om hunne Doorluchtige en Koninglijke Hoogheden die voldoening te bezorgen , welke hunne gelasterde Dienaars toekomt ; doch ingevalle 'er waarlijk eenig bewijs gevonden wierde , omtrend hergeen tegen dezelven is ingebragt, zal het Gouvernement zich voorbehouden , om aan de rechtvaardigheid van hunne Doorluchtige en Koninglijke Hoogheden overtelaten de billijke voldoening, welke men aan hetzelve verfehuldigd zoude zijn. Brussel , den 20 Januarij 1792. (JVas geteekend) METTEftNicu-WiNNEBOÜRO. XI. • Extract uit hei Register der Refolutien van Hun Edele Groot Mogende, de Heeren Staaten 'van Holland en West-Vriesland , van Donderdag den gden Fcbruary 1792. De Heer van Boetzelaar, Heer van Kijfhoek, heeft ter Vergadering gerapporteerd de confideratien en het advijs van de Heeren van de Ridderfcha'p en verdere Hun Edele Groot Mogende Gecommitteerden tot het groot Befoigne , hebbende , ingevolge van Hunne Edele Groot Mogende Refolutie Commisforiaal van gisteren , geëxamineert de voordragte van den Raadpenfionaris , Waarbij hij zich heeft beklaagd over. de inculpatie in een naam-  B IJ L A G E N. naamloos Gefchrift, in de Oostenrijkfcke Nederlanden gedivulgeert. Dat zij Heeren Gecommitteerden , met de leevendigfle aandoeninge, hadden belpeurd, dat de laster van boosaartige en agter het gordijn van naamlooze iehrijvers fchuilende lieden , voor welke niemand veilig is , in dit geval had getracht te attaqueeren den eerften Minister van deze Provintie , welke , zonder eene volkome fiducie van Hun Edele Groot Mogende , den post, dien hij zoo waardiglijk bekleed, en waarin hij dat vertrouwen zoo fterk gemeriteerd als opregtlijk heeft genoten , dat ampt niet meer tot zijne eigen eer, en tot luister en nut dezer Provintie zoude kunnen waarnemen , en wel te attaqueren over eene zaak , die hem niet alleen als Minister van deze Provintie , maar zelf als mensch , de verachting van eenen ieder zoude waardig maaken. Dat zij Heeren Gecommitteerden van begrip zijn , dai" Hun Edele, Groot Mogenden , in den perfoon van derzelver eerften Minister, zijn geliedeert. Dat zij Heeren Gecommitteerden noodeloos oordeelen , hunne perfoonele gevoelens van achting en vertrouwen omtrend den Heer Raadpenfionaris aan Hun Edele Groot Mogenden voortedragen, als ten vollen verzeekerd en daarin , (zoo mooglijk) door de mondelinge advijzen van alle de leden , bij het decerneren van dit Commisforiaal , nader verfterkt , dat Hun Edele Groot Mogende Zelve hun Heeren Gecommitteerden daarin < reeds zullen wezen vooruitgeloopen ; dat zij Heeren Gecommitteerden , op de voordragt van den Heer Raadpenfionaris hunne gedagten hebbende gevestigd, hadden geoordeeld , dat de aart der befchuldiging. zoodanig was, dat  B IJ L A G E N. g5 dat dezelve , vergeleken met de bekende en bij alle de leden van Hun Edele Groot Mogenden geadvoueerde candeur van den Heer Raadpenfionaris , voor voIOrekt onmooglijk moet worden gehouden ; dat Hun Edele Groot Mogenden , zo zij Heeren Gecommitteerden verzeekerd waren , geen oogenblik zouden hanteren , daarvan eene openlijke verklaaring aan hem Heer Raadpenfionaris te geven, en dat zij dan ook vertrouwden, dat ofschoon door den Heer Raadpenfionaris geene fatisfaftie' was verzogt , hij zodanige refolutie als eene volkomen justificatie van hem zoude aanzien. Dat met opzicht tot het onderzoek, waaraan de Heer Raadpenfionaris gedeclareerd had, zich volvaardig te wil len onderwerpen, wanneer Hun Edele Groot Mogenden oordeelen zouden , dat eene befchuldiging van dien aart een nader onderzoek vereischte , zij Heeren Gecommitteerden meenden, dat uit het hiervooren geëmitteerde genoegzaam afteleiden was , dat zij hetzelve als geheel overtollig befchouwden, en dat zij Heeren Gecom j.mmeerden bovendien ook niet zouden. weten aan de I hand te geven eenig ander onderzoek, dan hetgeen pro'Vifioneel uit den boezem van het Gouvernement m . Brusfcl zoude moeten worden gehaald , e„ dat de Heer IHop reeds, bij Memorie van den **. Januarij, aa„ :het Gouvernement hebbende doen zien, dat de Heer Raadpenfionaris recht had , aangaande deze zaak van ■het Gouvernement van Brusfel eene behoorlijke fatisfac P K verwach*n , en het Miniirerie van Brusfel daar >«P reeds, den volgenden dag, hebbende geandwoord , dat de meest precife ordres reeds waren gegeven om *e ontdekken de Autheurs van dit hoonend voordbrengM van de licentie der Drukpers, en het Gouvernement Ge-  66 B IJ L A G E N. Generaal aan den Heer Hop zoude doen toekomen het refultaat van de informatien , zij Heeren Gecommitteerden van oordeel zouden zijn , dat , gelijk de Heer Hop zeer wel gedaan heeft met te waaken voor de eer van den eerden Minister van deze Provintie , Hun Edel Groot Mogenden den voorfchreven Heer Hop deswegens bij Misfive , hier agter geinfereerd, derzelver welgevallen zouden behooren te kennen te geven ; dat voorts Hun Edel Groot Mogenden zeer gerust het refultaat der informatien , aan den Heer Hop toegezegd , kunnen afwachten , als welke niet anders zullen kunnen uitlopen ^, I dan tot fchande van de uitdrooiers van zulke lasterlijke gefehriften, en tot verachting van hun, die , ter bereiking van hunne ftrafwaardige oogmerken , zich niet gefchaamd hebben, den naam van een eerlijk man aan te randen. Dat Hun Edel Groot Mogenden van het voorendaande aan den Heer Raadpenfionaris zouden behooren kennis te geven en denzelven te verzeekeren , dat deze atroce calumnie bij geene der leden van Hun Edel Groot Mogenden eenige andere fenfatie dan van verontwaardiging heeft gemaakt, en dat hij Heer Raadpenfionaris zich volkomen kan verzeekert houden, dat hetzelve geene de minde verandering te weeg heeft gebragt in dat ver- • trouwen van de leden , op hetwelk hij Heer Raadpenfio- • naris fteeds eene allesfints gepaste aanfpraak heeft gehad,, en waarvan hij altoos heeft gejouisfeerd, en wijders hem i Heer Raadpenfionaris ten erndigde te verzoeken, van in de--f ze zaak niets in zijn particulier te doen, maar zoo ras het:i refultaat, door het Gouvernement van Brusfel aan dent peer Hop toegezegd, zal wez>en ingekomen , daarvan 1 aan Hun Edel Groot Mogenden kennis te geven, on-i derc  B IJ L A G E N. g7 der verzeekering , dat Hun Edel Groot Mogenden, die zich in den perfoon van hunnen eerden Minister zelve geltedeerd vinden, niet zullen nalaten, die zaak als de hunne te befchouwen en die mefures te nemen, die alsdan zullen geoordeeld worden te behooren. Waarop , in abfentie van den Heer Raadpenfionaris , zijnde gedelibereerd, hebben alle de leden zich met het voorfchreven gerapporteerde geconformeert, en is het voorfchreven rapport, na dankzegging aan den Heer van Boetzelaar , Heer van Kijfhoek, voor deszelfs in dezen genomen moeite, in eene refolutie geconverteerd, waarvan door den Heer van Boetzelaar , Heer van Kijfhoek , aan den Heer Raadpenfionaris, weder binnen verzogt, kennis zijnde gegeven , heeft dezelve verklaart, dat indien hij ooit eenige fatisfactie had gebuteerd, deze refolutie hem die zeer rijklijk had verfchaft , en dat hij Hun Edel Groot Mogenden durfde verzeekeren, dat, zolang de Hemel hem bewaarde bij de principes, die hij in zijne onderfcheiden posten altoos had aangekleefd, Hun Edel Groot Mogenden zich in hun vertrouwen op zijne integriteit nimmer zouden bedrogen vinden, en dat hij voor het overige, ten aanzien van het verder onderzoek dezer zaak , zich aan het goedvinden van Hun Edel Groot Mogenden zoude onderwerpen.   B ,1] L A G E N. 60 Xlt. Nota van de Hoven van Weenen en Berlijn aan het Deenfche Minifterie. De Ondergeteekenden , Koninglijke Hongaarfche en Éoheemfche buitengewoone Gezant , en de Koninglijke Pruisfifche Zaakwaarnemer, hebben de eer aan het Deenfche Minifierie de bijgevoegde Memoiie , betreklijk de Franfche aangelegenheden , medetedeelen , en dezelve met eenige aanmerkingen en verzoeken van hunne Hoven , daartoe betreklijk , te doen verzeld gaan. Het is thans eene , alle Souvereinen betreffende, zaak , en die de gemeenlchaplijke belatigens aller regeerin^en raakt, van welke gefproken v wordt. 'Er volgt uit voor allen de noodwendigheid en verpligting» om door de vereeniging hunner middelen en krachten daadlijk daarin tusfchen beiden te komen , en deze gemeenfchap van poogingen vordert roodzaaklijk eene voorloopige aff-praak , nopens eene beftendige verflandbouding tusfchen deze Hoven , over het beraamde doelwit en de daarbij aanteweuden middelen. Het doelwit vereeriigt tweederleie voorwerpen. Het eene betreft de gefchonden rechten der Rijksvorsten , alsmede dié des Heiligen Stoels , en de gevaaren, waarmede de voordplanting der Franfche grondüellingen de andere Staaten meer of min , vroeger of laater, dreigt, wanneer men niet zoo gelukkig is , dezelven te beletten ; het andere betreft de handhaving der wezenlijke /' grond--  7° B IJ L A G E N. grondbeginzelen der Monarchaale regeering in Frankrijk. Het eerfie dezer voorwerpen is in alle deelen door de aankondiging zelve bepaald , doch het andere is daartegens nog voor geene ftellige bepaaling gefchikt. Alle overige Mogenheden hebben op geenerlei wijze het recht , van eene groote en vrije Mogenheid, als Frankrijk , te vorderen , dat alles aldaar geheel in den voorigen ftaat herfteld worde , of wel , dat het regtftreeks deze en geene andere verzagtingen der regeering aanneme. Hieruit volgt , dat men eene zoodanige verzagting in deze Monarchaale regeering, of binnenlandsch beltiuir, kan , ja moet, aannemen, als waaromtrend een, volkomen vrijheid genietende, Koning met de rechtmaatige Vertegenwoordigers der Natie zal overeenkomen." Daarenboven wordt nog door andere gewigtige bedenkingen aan dè wijsheid en voorzigtigheid der vereenigde Hoven het voorfchrifc, gegeven , om in dezen de grootfte gemaatigdheid te betoonen , en onveranderlijk te blijven volgen. De aantëwénden middelen moeten , wat dezen betreft , toereikende wezen , om het gevolg onfeilbaar, aan de onderlinge krachten der vereenigde Mogenheden geevehreedigd, en naar een algemeen plan van werking bebeflemd te maaken. Deze overeenflémming der bemoeijingen kan , het zij door troepen , het zij door onderllanden in geld , bewerkt vvordeu , in juiste evenredigheid fiaande tot die Mogenheden , welke tot de onderneming een grooter aantal troepen zullen aanwenden, dan hun aandeel, met betrekking tot de eene en tot de andere, mogt vereifchen. In het eene en het ander geval zal het 'er op aankomen , den aart en de quota der middelen te bepaa- len,  D IJ L A G E N. len, welken men zich verbinden zal, te leeveren , alsook den tijd , waarin aan deze verbintenisfen onuitfteibaar zal moeten voldaan worden. Om tot het régelen van alle deze puncten overtegaan, liaan zijne Apostolifche en Pruisjifche Majefteiten de ftad Weenen voor , als he: middenpunt der afstanden , met oogmerk , om dit werk zooveel doenlijk is te verhaasten of te bekorten. Dan , daar het , 'wanneer, ingevolge de te treffen Overeenkomst , de vefzaaiBeling der legers van alle kaaien bewerkt , en daarop eene verklaaring der Mogenheden , om haare gcmeenfchnpp lijfee belangens en de voorwerpen , welker bétering zij verlangen zullen aamekondigen , zal gevolgd zijn , alsdan de zaak zal wezen, een formeel gewapend Congres aanteflellc-n, zoo is het zeer natuurlijk , dat dit Congres niet te IVecnen zal kunnen gehouden worden , als te verre van Frankrijk afliggende , maar in deze of geene andere plaats , welke de verëeöigde Mogenheden daartoe voor de gefchiktfte zullen aanzien. Hunne Apostolifche en Pruisjtfche Majefteiten zijn bereid , van hunne zijde hiertoe met alle vaardigheid en den fnooglijkften nadruk , ter onderfteurimg van de gemeenfchap rjke belangens aller Souverainen en aller Ilegeeringen , medetewerken. Daar de inrichtingen, welken de beide Hoven tot hier* toe gemaakt hebben , enkel verdeedigend zijn , zullen de nog verder te nemen daadlijke maatregelen afhatlged van het werkltellig maaken der voorgeflagen Overeenkomst , en bijgevolg van de medewerking der andere Hoven. De Ondergeteekenden hebben de eer , op uitdruk*  72 B IJ L A G E N. lijken last, en in naam hunner refpeclive Hoven, Deenemarken tot deze Overeenkomst te noodigen , en ta verzoeken , deszelfs Minister te Weenen tot dit einde noodige lastbrieven en volmacht te zenden , naardien zij de eventueele-opgave van de middelen, welken het ter zijner tijd tot het gcmeenfchaplijke doelwit beffemmeii zoude , en van den bepaalden tijd , wanneer dezelven zouden kunnen geleeverd worden , verlangen. Daar het blijkbaar ukeifle der Franfche zaaken, en vooral de vijandlijke inval in het gebied van Duitschland , met naa'.ne in den Bourgondifchen Kreits , dien Frankrijk ondernomen heeft, volflrêktlijk eischt , dat de voltrekking der vereenigde maatregels zoveel mooglijk verhaast worde ; zo vleijen zich de Ondergeteekenden , dat zijne Excellentie, de Heer Graave van Bernstorff , hun weldra wegens de oogmerken zijns Hofs, met betrekking tot deszelfs toetreding tot de voorgeflagen Overeenkomst, zal onderrichten." QWas geteekend) Weguelin. Breunf.r. XIII. Andwoord van het Deenfche Miriijlerie , op bovenjlaande Nota. „ Met alle gezindheden , die het vertrouwen der Sonvereinen , zijne vrienden en bondgenooten , waardig , en  B IJ L A G E N. 73 en het gefchiktfte zijn , om aan hetzelve te beandwoorden , heeft zijne peenfche Majefteit de voorftellingen van hunne Apostolifche en Pruhfifche Majefteiten ontvangen en overwogen. Zijne Majefteit heeft de rechtmaatigfte grondbeginzels en de eerwaardigfte zorg voor het geluk en de rust van Europa, welke door de Franfche regeeringloosheid en door den valfchen glimp van haare ijdele, doch verleidende, gedaante oogenfchijnlijk bedreigd worden , daarin erkend." „ Het aanbieden van eene volkomen Overeenkomst , om de algemeene gronden van de gezellige orde te verzeekeren , en de aanvallen van dezulken te beperken , welken haar miskennen , en Frankrijk op nieuw tot dat geluk bekwaam te maaken , welk het pleeg te genieten , doch dat vernietigd is geworden , kan , mijne Heeren , niet dan vleijende voor den Koning zijn. Wanneer hij zich daarmede niet kan inlaten, zo is dit niet uit verfcheidenheid van gevoelens of oogmerken, maar uit oirzaaken, die in eenen verfchillenden toeftand, in een grooter belang, en in pligten haaren grond hebben , welken hem ten wet en regel moeten verftrekken, en hem niet veroorloven , om of zijne neigingen gehoor te geven, of zijn misnoegen te raadpléegen. Zijne Majefteit zal zich daarover, met de volkomenfte waarheid , vrijmoedigheid en hartlijkheid, verklaaren. Hij weet , dar hij alleen daardoor den Souverainen, welken hij genegen is , en wier deugden hij kent en hoog* fehat, zijne hoogachting en vriendfchap kan betoonen." „ Het is de zaak niet meer , eene uitbarsting door eene ontzag verwekkende Overeenkomst te beletten , of den vre.Ie te bewaaren. De Franfchen hebben onlangs den oorlog verklaard. Het algemeen ftelzel des Konings /' 3 • is  n B IJ L A G E N. is de volkomenfte en pnpartijdigfle onzijdigheid ; doch deze kan niet beftaan met.eene Vereepiging met eene der oorlogende partijen tegens de andere , welke eerst naa den aanvang van den oorlog gefchiedt. Deenemarken heeft , even als de overleden Keizer en de Koning van Pruisfcn, Frankrijks regeeringsvorm erkend , zodra LoDF.wiJK de XVI. zich plegtig daartoe verbonden had. 'Er is nog geen regtftreerfche en openlijke Hap tegens denzelven voorhanden ; de Souverainen , welke geene birondere redenen hebben, zijn nog niet opgeroepen, om de zaak van dengeenen , die zich vrij en te yredèn gelooft en noemt, te onderfteunen of te wreekcn , en inkrimpingen van de Koninglijke macht , welke zonder tegenwerpingen aangenomen zijn geworden, zijn niet voldoende. 'Er is een groot onderfcheid tusfchen de onzijdige en verafgelegen Mogenheden , die door niets ge, terJ;d z'jn » en diegeenen , welke beleedigd zijn geworden ; die zich verdeedigen moeten ; wegens haare verbinteriffen , haare. nabuurfchap , haare macht, en haare- gelleldheid over het geheel gedwongen zijn , eene partij te kiezen , en daarenboven in ftaat zijn, om den eerften rol, die voor haar gdchikt is, te fpeelen. Haar hoofddoel , 't geen haar overwaardig is , is zonder twijfel, derzelver Onderdaanen te behoeden voor de dreigende befmetting , welke zich als het gevaarlijkfte en werkzaamfte gift verfpreidt. Zijne Majefleit is langs eenen , den geest zijuer Natie pasfenden , weg daartoe geraakt, en wil noch kan daarvan afwijken. Deetoewerken is daarenboven eene Zee- en Handeldrijvende Mogenheid , en heeft dus bizondere maatregelen in -agt te nemen , voornaamlek jegens -eene Natie , met welks zij door een .verdraj naa Koophrmdel verbonden is, en dje,  B 'IJ L A G E N. 75 die , naar het fchijnt , de gewoone omzigtigheld niet meer kent. Deenemarkem welvaart hangt niet alleen van den vrede af, maar ook van het denkbeeld , dat dezelve niet verbroken zal worden, en dat ''er niets, gefcbikt , om dien te ftooren , voorhanden zij; en de Koning kan niet toeftaan , daarop inbreuken te doen. „ Zijne Majefteit heeft , onder het voorwendzel, van met anderen te raadpleegen , of zoo lange te willen wachten , dat hij van de overeenkomst, of van de zoo bezwaarlijk vooruit te zien , of te vooronderftellen, algemeene toetreding der Souveraiuen , verzeekerd kon zijn , dit andwoord niet willen verfchuiven, en hiermede willen aantoonen , hoe zeer hij doordrongen is van de waarheid, welke hem in de , met zooveel nadruk en waardigheid, aan hem medegedeelde Memorien is voorgedragen geworden. Hij flemt ook toe en erkent zijne verbintenis, om als Medelid des Rijks tot alle gemeenfchaplijke maatregelen , welken tot verdeediging van deszelfs rechten genomen zullen worden , bijtedraagen , en zal zich altijd even zoo aan het erkennen en vervullen zijner pligten laten gelegen zijn. Uit het Departement der buitenlandfche zaaken te [Koppenhagen, den i Junij 1792. QVas geteekcmT) Bernstorff. f 4 XIV.  76 B IJ L A G EN. XIV. Beknopt Verslag der redenen , welke zijne Majefteit den Koning van Pruisfen bewogen hebben , de wapenen legen Frankrijk optevatten. Zijne Pruisfifche Majefleit meent.zich te kunnen vieijen , dat de Mogenheden van Europa, en het publiek in het algemeen , na dit bericht niet zullen gewacht hebben , om hunne gedachten te bepaalen over de rechtvaardigheid der zaake , welke hij zal verdeedigen. In de daad , zo men niet wilde ontkennen de verpligtingen , welken de verbindtenisfen des Konings en zijne Staatkundige betrekkingen hem opleggen ; den aart der alierzeekerfte daaden veranderen, en de oogen fluiten voor het gedrag van de tegenwoordige Franfche regeering , zal niemand kunnen tegenfpreken , dat de oorJogstoebereidzelen , tot welke zijne Majefleit met weerzin bi-floten heeft, een natuurlijk gevolg zijn van de gewelddaadige bel]uiren , die de drift der partij , weike in dat Rijk heerscht , heeft doen nemen , en van welken de noodlottige gevolgen gemaklijk te voorzien y/aren. Niet te vreden , met openlijk , door het voiflrekt vernietigen van_ de rechten en bezittingen der Duitfche Vorsten, in den EUas en Lottharingen , de verdragen, die Frankrijk aan het Duitfche Rijk verbonden , gefchonden te hebbpn : met die grondbeginzelen voordteplanten, waardoor alle maatfchaplijke oudergefchikt. ; beid  B IJ L A G E N. 77 heid en te gelijk de rust en het geluk der Natiën vernietigd worden ; met getracht te hebben , die grondbégirizelen en het zaad van ongebondenheid en re geringloosheid, die het Franfche Rijk ten onderfte boven gekeerd hebben, te verfpreiden; met toegelaten, ontvangen en bcguniligd te hebben de aBerboJlenlpdorigfte redenvoeringen en gefchriften tegen den geheiligden perfoou en het wettig gezag der Souvereinen hebben zij, die zich van het roer der F.anfc'u regeering meester gemaakt hadden , eindlijk de maat vol gemeten , door een' onrechtvaardigen oorlog te verklaaren aan zijne Majefteit, den Koning van Hangarren en Bohemen, en die verklaarrng terftond te doen volgen door daadiijke vijandiijkheden tegen de Nederlandfche Provinciën van dien Monarch. Het Duitjche Rijk', van 'e welk de OoUenrijkjVic Nederlanden, als den Bwrgondifc'icn Kreits uitmaakende, een gedeelte is , vond zich noodwendig in deze aanranding betrokken. Dan , nog andere daaden hebben maar al te veel de vrees voor eenen vijandtijken inval gebillijkt, welke door de bedriegende toebereidzelen der Frahfchtn op de grenzen', federt eenen geruimen tijd, in Buitsch- ' land is verwekt geworden. Dé landen van het Bisdom Bazel, een önoetwisbaar gedeelte van het Rijk , zijn bezet geworden door een gedeelte Franfchen die ze nog in hunne macht heb• ben en 'er naar goeddunken mede handelen. De invatlen der troupen van diezelfde Natie , of van de rebellen , onder haar opzicht bijeen getrokken , hebben het land van Luik verwoest, en het was zeeker te voorzien, dat, zodra de oraltandigheden van den oorlog zulks fchijnen zouden aarneraaden , de andere Provintien van Duitschland hetzelfde lot zouden ondergaan ; terwijl ƒ 5 mcl1  7« E IJ L A G E N. ratn derzelver plaatslijke gefleldheid flechts behoefd te kennen , om hef dreigend gevaar te begrijpen , aan 't welk zij, zonder ophouden , zijn bloot gefield. Het zoude overbodig zijn, in een'breedvoerig verflag te treden van de omflandigheden der gebeurtenisfen, die men zo aanfionds heelt bijgebragt : zij zijn waereldkundig , en geheel Europa is 'er de getuige van geweest, en is het nog dagelijks. Ook is het gelijkelijk onnoodig, de klaarblijklijke onrechtvaardigheid der Franfche aanranding aan den dag te leggen ; immers , indien het mooglijk ware, dat 'er eenige twijfïéling dien aangaande koude pJaats hebben , zoude die geheelenal weggenomen worden voor hun , die onpartijdig de klemmende bewijzen zouden willen overwegen, weiken in de flaatsrtukken van het Hof van Weenen ten dezen opzichte gevonden worden. Zijne Pruhfifche Majefteit hcefc zich, geduurende een' langen rijd, met de hoop gevleid , dat eindlijk , na zo vecle beroeringen en ongeregelde handelingen, de pprfoonen, welken het Franfche beduur in handen hadden, tot beginzelen van gemaatigdheid en verrtand zouden wederkeeren , en dus de uiterften vermijd hebben , tot welken de zaaken ongelukkig gekomen zijn , en met dat heilzaam oogmerk was het, dat hij, van het begin der krijgstoerustingen van Frankrijk, aan de grenzen van het Keizerrijk , gegrond op het verleencn 'van fchuilplaats aan. uitgeweken Franfchcn, door fbmmige Stenden roegeflaan, zijnen Minifler te Parijs, den Graaf van coltz, gelastte) om aan het Minifterie van zijne Allerchristeüjkfle Majefleit te verklanren , even gelijk de Zaakwaarnemer van zijne Majefleit, den toen regeerenden Keizer, order had te doen; „ dat hij een inval van Franfche troepen, op „ het  B IJ L A G E N. 79 „ het grondgebied van het Duitfche* Rijk, als eene oor, logs-verklaaring aanmerken en 'er zich met alle zijne „ macht tegen verzetten zoude." Dezelfde Gezant voegde zich, ingevolge zijne ontvangen orders , herhaalde maaien bij de vertoogen van bovengemelden Zaakwaarnemer, met op de ftelligfte wijze te verklaaren , ,, dat de „ Koning onveranderlijk denzelfden lijn met zijne Apos„ tolifche Majefleit , ten aanzien der Franfche zaaken , „ zoude trekken." De uitkomst heeft doen zien , hoe ongegrond de verwachting des Konings was , met betrekking tot de uitwerking , welke hij zich van die krachtige verklaaringen beloofde ; doch ten minften zal de partij , welker woeste befluiten de vijandlijkheden hebben veroirzaakt, nimmer bnwetenheid knnncn voorwenden , omtrend de meening van zijne Majefteit ; en het is meer bizonder aan haar , doch algemeen aan de openbaar bekende grondbeginzelen der twee Nationaale Vergaderingen grondbeginzelen , die alle Regeeringen aanvallen , cn op hunne fundamenten willen doen fchud- den dat Frankrijk de vergieting van het menfehen- bloed en de rampen , die de tegenwoordige omftaudigheden aan dat Rijk reeds hebben doen overkomen , en nog over hetzelve kunnen brengen , te wijten heeft. Vereenigd met zijne Apostolifche Majefteit door de banden van eene naauwe en verdeedigende Alliantie, zoude zijne Pruhftfche Majefteit op eene, met zijne verbintenisfen , ftrijdige wijze handelen , door een ftil aanfehouwer te blijven van den oorlog, dien Souverein aangedaan. II j heeft dus niet geaarzeld , zijnen Minister uit Parijs terug te roepm , en z;ch met ernst aan de verdeediging van zijnen bondgenoot overcegeven. Een voornaam lid van het Duitfche licghaam zijnde, is hij, daar-  8° ü IJ L A G E N. daarenboven , uit dien hoofde , aan zijne betrekkingen verpligt, om zijne Mede-ftenden , tegen de aanvallen, die zij reeds hebben ondergaan, en waarmede zij nog dagelijks bedreigd worden , hulp te bieden ; en het is uit de dubbele betrekking van bondgenoot zijner Apostolifche Majefteit en van machtigen Staat des Keizerlijks, dat zijne Majefteit de wapenen aangrijpt ; terwijl de verdeediging der Staaten van dien Monarch , en van Dutiscklimd , de eerfte oogmerken zijner wapening zijn. Dan, de Koning zoude niet, dan onvolledig, de gronden , die hij zo ftraks beleden heeft , vervullen , indien hij de poogingen zijner wapenen niet uitftrekte tot eene andere foort van verdeediging, tot welke zijne patriotfche gevoelens hem gelijklijk verpligten. Ieder weet, hoe de Nationaale Vergadering van Frankrijk, met verachting der geheiligdfte wetten van het recht der Volken , en legenden duidlijken inhoud der verdragen, aan de Duitfche Prinsfen hunne rechten en onbetwistbaare bezittingen in den El/as en Lottharivgen heeft ontroofd; terwijl de vertoogen , welken verfcheiden dezer Prir.sien daartegen zelfs hebben doen publiek maaken , zowel als de raadpleegingen én bc-fluiten van den Rijksdrg , te Regensburg, over deze gefrigrige zaak , aan allen , die 'er kennis van willen hebben , de ovcrtu'igendfte bewijzen kunnen geven van de onbillijke handelwijs der Franfche Regeering , welke, tot nu toe , om de beleedigde partijen te gemoet te komen, niet dan geheel'ongenoegzame en onaanneemliike fchadeloosftellingen , en dat nog op eenen beflisfenden toon, en verzeld met dreigende maatregelen , heeft voorgcflagen. Het is den Koning en zijnen doorluchtigen Bondgenoot waardig , recht te doen erlangen aan die onderdrukte Prinsfen , en  E IJ L A G E N, 81 i cn dus de trouw der verdragen , de eenige zuil der ''vereeniging en van het wederkeerig vertrouwen der ' Volken , zowel als de wezenlijke grondflag van hun: ne zeekerheid en hun geluk , te handhaaven. Eindlijk is het laatfle oogmerk der wapening van den 1 Koning nog veel uitgeftrekter , dan het voorige , en i niet minder waardig aan de wijze en weldaadige gevoe: lens der verbonden Hoven. Het (trekt tot voorkoming i der onberekenbaare rampen , welken nog voor Fi aarrijk , voor Europa % voor' de gehc-tie menschlijkheid, . zouden kunnen ontftaan uit dien rampzaligen geest van een algemeen gebrek aan ondergefchiktheid , van om■ verwerping van allen gezag , en van losbandigheid en regeeringloosheid , welks voordgang reeds , door de droevige ondervinding, moest gefluit zijn geweest. 'Er is geene Mogenheid , die belang heeft in het behoud van het evenwigt van Europa , aan welke het onverfchillig kan zijn, om het Koningrijk van Frankrijk , hetwelk ' voorheen een zoo groot overwigt daaraau gaf, langer ten prooi te zien van binnenlandfche beroerten en de ijslijkheden van wanorde, en regeeringloosheid , walken , om zo te zeggen , deszelfs flaatkundig beftaan hebben vernietigd ; 'er is geen Franschman , die , waarlijk zijn vaderland beminnende , niet vuurig moet verlangen, dezelven te zien eindigen ; 'er is , eindlijk , niemand , een oprecht vriend van het mensehdom zijnde , die anders ka^ wenfchen , dan paaien gezet te zien , het zij aan dat wouderfluk van verkeerd begrepen vrijheid , welker verblindend fchaduwbeeld de Volken ver van den weg des waaren geluks afleidt , door het verbreken der gelukkige banden van de vetknogtheid en het vertrouwen , welken hen  te ü IJ L A G E N. hen aan de Vorften, hunne vaders en befchermers , moeten verbinden , het zij bovenal aan den dollen hoop der boozen , die het ontzag voor de regeeringen enkel zoeken te vernielen , om het op de puinhoopen der Trooneu aan den afgod van hunne onverzadtlijite Staatzucht , of van een andere verachilijke neiging, opteofferen. De regeeringloosbeid in Frankryk te doen ophouden; ten dien .einde 'er eene wettige macht , op de wezenlijke gronden van eene monarchaale regeering te betftellen, en daardoor ook de andere regeeringen tegen de aanvallen en verwoestende poogingen van eenen razenden hoop te verzeekeren ziet daar de groote oog- nierken , welken de Koning en zijn Boncigehoot zich nog voorftellen ; verzeekerd- zijnde in deze edele onderneming , niet alleen de goedkeuring der Mogenheden van geheel Europa , die 'er al de billijkheid en noodzaaklijkbèid van erkennen , maar ook in het algemeen de tocflemming en de wenfehéri van ieder , die oprecht belang in het geluk van het menschiijk genacht fielt, te zullen erlangen. Ondertusfchcn is het 'er zeer verre, af, dat zijne Majefleit aan de geheele Franfche Natie de fchiiïd der ongelukkige omftandigheden zou wyten , welken hem noodzaaken, de wapenen optevatten. Hij is overtuigd , dat een gedeelte, en ongetwijffeld het talfijkfte , van die achtingswaardige Natie een afgrijzen heeft van de buitenfpoorigheden eener al re machtige party ; de gevaaren erkent , waaraan derzelver kunsrgreepen haar bloot" flelt , en vuurig verlangt naar de wederkeering der Ju. Hitte , der orde en des vredes. Ongelukkig doet de ondervinding zien , dat da kortftondige invloed van de-  B IJ L A G E N. 83 deze partij maar al te wezenlijk is, ofschoon de uitkomst de nietigheid van derzelver ftrafwaardige ontwerpen , gegrond op oproeren , die zij zogt te verwekken , reeds getoond heeft. Het verfchil van denkwijze onder welmeenende menfchen , hoe zeeker zulks beftaa , is echter op dit tijdfiip nog weinig in zijne uitwerkzels te befpeuren; dan, zijne Majefteit hoopt , dat zij eindlijk , de oogen openende voor den fchrikverwekkenden ftaat van hun vaderland , al den naadruk zullen vertoonen , dien zulk eene rechtvaardige zaak moet inboezemen ; terwijl zij, de troepen der bondgenooten , die op hunne grenzen vérzaamcld zijn, aanziende als befehermets en waare vrienden , wier wapenen door de Voorzienigheid ftaan begunftigd te worden , de oproerigen , die Frankrijk in verwarring gebragt hebben , en alleen verandwoordlijk zullen zijn voor het bloed , hetwelk hunne misdaadige ondernemingen zullen hebben doen ftroomen , tot hunne juiste waarde zullen weten terug te brengen. XV. Verki.aaring ofManifest , door den RusGfchen Gezant te Warfchauw , aan • het 1'oolfche Minifitfie overhandigd. „ De vrijheid en onafhanglijkheid van de doorluchtige Republiek van Porden heeft ten allen tijde de opmerkzaamheid en het belang van alle haare Nabuuren tot zich getrokken. Haare Majefleit, de Keizerin aller Rusfen, welke bij dien titel nog voegt haare plegtige en daad- lij-  84- B IJ L A G E N. lijke vcibindtenisfen met de Republiek , heeft 'er zicri Dog meer bizonder op toegelegd, om voor de ongsfchondeti bewaaring dezer twee kostelijke eigenfchappen van haar politiek beftaan te waaken." „ Deze geftaadige en grootmoedige zorg van haare Majefteit, de uitwerkzelen van haare liefde tot gerechtigheid en orde , zowel als van haare liefde en geneheid voor eene Natie, welke de gelijkheid van afkomst, taal en van zoveele andere natuurlijke overeenkomsten , met die , welke zij befluurt , belangrijk in haare oogen maakten , hinderden zonder twijfel de ltaatzucht en lust tot regeeren van diegeenen , welken, niet vergenoegd met dat deel van gezag , hetgeen de wetten des Staats hun toeeigenden, ten koste van diezelfde wetten, hetzelve poogden uittebreiden." ,, Met dat oogmerk hebben zij niets verzuimd , aan den eenen kant , om de werkzaame oplettendheid der Keizerin op de onfchendbaarheid der rechten en voorrechten der Poolfdie Natie te vermoeijen , en, aan den anderen , oin de zuiverheid en weldaadigheid haarer oogmerken te lasteren , door dezelven bij alle gelegenheden in een .geheel vreemd daglicht te plaatfen. Op deze wijze hebben zij de (trouwlooze list gebruikt,1 om de afte , waarbij Rusland de wettige Conftitutien dier Natie vrijwaart , als een lastig en vernederend juk voorteItellen ; terwijl de grootfle Rijken , en onder anderen dat van Daitsc'iland , verre van deze foorten van vrijwaaringen te verwerpen , dezelven aangemerkr , gezogt en ontvangen hebben, als de zeekerfte waarborg van hunne eigendommen en onafhanglijkheid." ,-, De tegenwoordige gebeurtenis toont beter, dan alle bewijzen , die men zoude mogen bijbrengen , hoezeer  B IJ L A G E N. 85 geer eene diergelijke vrijwaaring noodig en krachtig kan zijn , en dat de Republiek , na onder de flagen van haare binnenlandfche vijanden bezweken te zijn, thans, zonder dezelve , geen andere aanfpraak zoude hebben , om zich weder door tusfchen komst der Keizerin te heritellen , dan alleen derzelver vriendfchap en edelmoedigheid. Stout geworden door den goeden uitflag, waarmede zij allerhande foorten van betoverende en valfche gevoelens onder een gedeelte der Natie wisten voordte-. planten , bedoelden dezen federt eenen geruimen tijd haare flaavernij en den ondergang haarer aloude vrijheid, en wachtten alleen op een gunftig oogenblik, om hunne verderflijke oogmerken ter uitvoer te brengen , waartoe zij meenden , in de beide oorlogen , in welken Rusland zich gelijktijdig gewikkeld zag , een gefchikt tijdflip gevonden te hebben. In dit tijdsgewricht verzaamelde de Rijksdag te IVarfchauw. De lastbrieven , die alle de Waywoodfchappen aan hunne Landboden gaven, verklaarden dien voor eenen vrijen en buitengewoonen, en eensllags werd dezelve, zonder eenige bekende of waarfchijnlijke redenen , in eenen geconfedereerden Rijksdag veranderd. De akte van verbintenis , welke publiek gemaakt werd , hield de onderwerpen in , waarmede men zich zoude bezig houden , en waarvan de handhaaving der vrije Republikeinfehe Regeering , die der Magijli aatiperfoonen in hunne gewoone bedieningen en bepaalingen , en de bewaaring van der Burgeren eigendommen de voornaamrten uitmaakten. De Poolfche Natie zelve kan uit de gevolgen en den uitflag der verrichtingen van dezen Rijksdag opmaaken , hoe ver zij van deze onderwerpen , die door denzelven aan het pug bliek  83 B IJ L A G E N. bliek vertrouwen waren opengelegd , is afgeweken , tea einde .ze door anderen te doen vervangen, welken met dezelven regtftreeks ftrijdig waren. Zonder in eene optelling te treden van alle de onwettigheden , en alle de geoane inbreuken op de wetten en vrijheden der R publiek , weiken zich deez' verbonden Rijksdag . of liever de kabaal , die op denzelven bovendrijft, veroorlofd heeft , zal het genoeg zijn , aantemerken , dat zij , na vooraf alle de machten, welker vereenigir.g in eene en dezelfde hand fliet de Republikeinfehe beginzels onbegaanbaar is , overweldigd , onder etn gemengd, en in zich vereenigd te hebben , elk dezer machten op de wreedlte wijze misbruikt , den Rijksdag meer dan drie en een half jaar (een lijd , waarvan de jaarboeken van Poolen niet één Voorbeeld op'eeveren) verlengd, en eindelijk alle haare rampzalige poogingen met eene geheele otfikeering van het gebouw der Regeering , onder welke de Republiek zoveele eeuwen bloeide en voorfpoedig was , op den 3den iVJaij 1791 bekroond heeft. Op dien dag zag men herzelve infiorten , en op deszelfs puinhoopen eene Monarchie oprechten , welke , daar de nieuwe wetten, waardoor men dezelve binnen behoorlijke paaien meende te brengen , tegen elkandercn aanliepen , in geen verband met de ouden (tonden , en in alle opzichten ten eenenmaale ongenoegzaam waren , aan de Polakhen zelfs niet een flaauw afbeeldzel van die vriheid en voorrechten overliet , waarop zij altijd zoo jaloers geweest zijn. De Troon , die verkieslijk was , is erflijk verklaard ; en deze wet , welke de. wijsheid hunner voorouderen heeft voorgefchreven , en die verbiedt , om zich , bij het leeven van eenen Koning , mej de verkiezing van zijnes  B IJ L A G E fif. 87 hen opvolger bezig te houden, .is even vermetel gefchonden geworden , dan alle de zodanigen , welke het duurzaam beftaan der Republiek verzeekerden. De middelen , waarvan men zich bediende , om allé deze daaden van geweld te voltooijen , waren eigenaartig gefchikt, om dezelven te kenmerken. Op den dag der; omwenteling werd het Paleis en de Vergaderzaal van den Rijksdag opgepropt met het Gemeen van IVarfchauw; men bragt gewapende lieden binnen dezelve ; haalde het gefchut uit het Tuighuis , en hield het gereed, om lostebranden op allen , die het gelukken van een complot zouden trachten te verhinderen. Men verzaameldé het regiment Artilleristen en Litthauwfche Guardes , om het Gemeen te onderfteunen , welks woede men tegen allen aanhitfte , van wien' men tegenftartd vreesde. Verfcheiden Landboden, die in hunne patriotfche gevoelens volhardden , werden met den dood gedreigd ; terwijl die van Calisz , zich met allen ootmoed naar den troon begevende, om den Koning de heiligheid der eedeu te herinneren , waarmede hij de PaEta Conventa — dien heiligen en onflaakbaaren band, die hem met de Natie verëenigde — bezworen had , zonder eenig mede. dogen , in weerwil van de onfehendbaarheid van zijn karakter als Vertegenwoordiger der Natie , en tot groote fchande van iederen Pool, die niet alle gevoelens van eer en vrijheid heeft uitgefchud , met voeten getrapt werd ; en het is deze omwenteling , op zulk eene wijze te wege gebragt , welke haare bewerkers voor de vrije en ongedwongen ftem der Natie trachten te doen doorgaan. Dan , dezen bepaalden zich niet tot de rampen, welken zij aan hun ongelukkig vaderland van binnen had, g 2 den  SS B IJ L A G E N. den veroirzaakt ; maar zij zogten ook op allerhande wij-» ze, om het van buiten onheilen toeiebrengen , door hetzelve in gefchillen te wikkelen , welken gefchikt waren , om eenen openbaaren oorlog met Rusland, de oude bondgenoote, en de beste en dandvastigtle vriendin van de Republiek en de Poolfche Natie , te doen geboren worden ; en de Keizerin had alle haare grootmoedigheid , en inzonderhied die billijkheid en dat regtm2atig oordeel, noodig , waardoor zij het oogmerk van den geest der partij van het algemeene doel weet te onderfeheiden , ten einde de verregaande uiterden te beletten , waartoe zij onophoudelijk getergd wierd. Eene korte opgave der gebeurtenisfen zal de waarheid van dit gezegde in het helderde daglicht dellen. Ten tijde van de oorlogsvefklaaring der Otloinannifche Porte aan Rusland , overhandigde de Gezant der Keizerin aan het Miniderie der Republiek , toen zonder Rijksdag , eene Nota , om haar kennis te geven van den doortogt der Rusfifche troepen door de Staaten van Poolen , en haar voortedellen , om in de Waiwoodfchappen, het naast bij de kwartieren dezer troepen liggende, Gemachtigden te benoemen, met weiken men over het leeveren en betaalen van voeder en leevensmiddelen zou kunnen handelen. Alles werd gerégeld, en in het vriendlijke en volgens wederzijdfche overeenkomst, vastgedeld , en zulks in weerwil van de aanhitlingen der wangunst, welke zich toen reeds begon te vertoonen ; dan , zodra de Rijksdag werd bijeen geroepen , en het federt lang beraamde ontwerp , om de Republiek te verwoesten , boven alle overwegingen , welke het handhaaven der in- en uitwendige rust aan de hand konden geven , de overhand had verkregen , ,drong men niet alleen derk aan,  B IJ L A G E N. ?9 san , dat de Rusfifche troepen , zonder hiervan zelfs het klein, getal van diegeenen uittezonderen , die de bewaaring der aangelegde magazijnen waren toevertrouwd ; onmidiijk het Poolfche grondgebied zouden ontruimen , maar bragt ook aan hunne verzorging van voorraad allerhande hinderpaalen toe , door zich tegen het aanleggen van nieuwe magazijnen voor hun onderhoud te verzetten , en te vorderen , dat de oude over de grenzen van de Republiek gebragt werden ; terwijl de SchatCommisfie bij deze gelegenheid onredelijk genoeg was, om bij den overtogt van den Nie'fler het betaalen van uitgaande rechten van diezelfde magazijnen voorteftellen, welken met groote kosten en met aanmerklijke voordeelen voor de Poolfche eigenaars verzaameld waren, Dergelijke handelingen beandwoordden in geenen deele aan de achting , welke twee nabuurige Staaten , die bovendien door de banden van vriendfchap en bondgenoodfchap onderling vereenigd zijn , eikanderen moeten bewijzen. De beleedigingen van allerleie foort , welken men tegens de Onderdaanen der Keizerin uitoefende, werden tot het hoogde toppunt gevoerd , zodat fommigen hunner , die zich voor de zaaken van hunnen handel, welken zij overeenkomdig de trouw der verdragen en het recht der Volken dreven , in de landen der Republiek bevonden , kwaataartig befchuldigd werden , de ipwooners des lands tot oproer aanrezetten , en onder dit voorwendzel gevat en in den kerker werden geworpen. De rechters, gelast , om hun proces optemaaken , en geene fpooren van het hun ten laste gelegde misdrijf ontdekkende, namen hunne toevlugt tot pijnigingen , om hun de bekentenis daarvan aftepersfen, en veroordeelden hen , na dezelve op deze wijze g 3 ver-  »o B IJ L A G E N. verkregen re hebben , tot de eene of andere lijfstraf, welke zij op de onmenfchelijkfle wijze deden uitvoeren. Dit eerfte bewijs van onrechtvaardigheid , liefdeloosheid en wreedheid opende een ruim veld voor geloofsvervolgingen van allerhande lbort , welke inzonderheid in het werk gefield werden tegen de Inwooners van die Provintien , in welken men den GriAfchen rechtzinnigen , niet vereenigden Godsdienst belijdt. De Bisfchop van Perejeislaw en Abt van Sluck. , fchoon een Onderdaan der Keizerin zijnde, werd het fhgtoffer dezer vervolging, en, in weerwil van zijnen verheven rang, dien hij in de kerk bekleed, en niettegenftaande de zuiverheid zijner zeden en zijne regtzinnige beginzels, van daaden verdacht gehouden , die enkel door de kwaadaartigheid en de lust , om de verwekte gisting gaande te houden , alle oogenblikken verzonnen werden ; terwijl men dien Kerkvoogd deed vatten , en naar Warfchauw bragt , waar hij nog heden in eene naauwe bewaaring gehouden wordt. Het recht der Volken werd , in het midden dezer Hoofdftad zelve , omtrend de Gezanten der Keizerin niet meer geëerbiedigd ; want hunne Kapél , die geoordeeld wordt , een gedeelte der door hen bewoonde Hotels zeiven uittemaaken , en door het bord van de Rus- Keizerlijke wapenen , van buiten aan dezelve vastgemaakt , duidlijk genoeg toonde, eene bevoorrechte plaats te wezen, werd opengebroken, waarna de Poolfche foldaaten eenen der dienstdoende Priesters met geweld grepen , ten einde hem , zonder eenige reden , voor eene geheel onwettige rechtbank te brengen. . De voldoening , welke de Rusfifche Gezant hiervoor gevraagd heeft, heeft men , onder de beuzelachtig-  B IJ L A G E N. zullen door duizenden, als eene verachtlijke bende, van de vruchtbaare akkers , die zij in de 'woeste flreeken (de Steps van Rusland') bebouwen , verdreven worden , en eindelijk zal de verdeeling van het grondgebied der Republiek , en eene eeuwige uitrooijing van den Poolfchen naam, het Iaatfte, doch rampzalige, gevolg van de tweedragt onder de Burgers der Republiek wezen. Ziet daar , waarde Medeburgers ! den raad , dien de Koning, uw Vader, U op de biilijkfte gronden geeft, den raad van de verbonden Stenden der Republiek. Dan , uw eigen oordeel , de liefde voor de vrijheid , welke de Poolen is aangeboren , geeft ons de aangenaamfle verzeckering, dat eene broederlijke eensgezindheid ook uwe poogingen voor 's lands verdeediging zal vereenigen , en dat de geest van eendragt U rondom uwen Koning en uwen Vader zal verzaamelen, ten einde U gelijkerhand, met eenen onwrikbaaren moed , tegen de ondernemingen van den vijand te verzetten. In den. hagchlijken toeHand  B IJ L A G E N. 121 ftand en het gevaar, waarin zich de Republiek bevindt, ziet gij duidelijk , geachte Landgenooten ! dat het onmooglijk is , den Rijksdag te doen eindigen , of den band der vèrèeniging te verbreken , zonder de onafhanglijkheid en vrijheid der Natie aan eene volflagen vernietiging blootielteileh- 'Er blijven voor ons, weliswaar, nog maar weinige zaaken over, te régelen, maar, daar het 'er- op aankoomt , de wapenen optevatten en te ftrijden ; daar wij , uw Koning , ons haasten , om in perfoon te velde te trekken, en, terwijl wij ons leeven voor die Natie waagen , welke God aan onze zorge heeft, aanbevolen, haar "wezenlijke blijken van onze vaderliike liefde te geven , is het geen >jd , om de raadpieegingen vreedzaam en bedaard, voordtezetten. Om deze redenen hebben wij Koning, gezaamentlijk . met de vereenigde Stenden , voor eenen zo. kort moog/ijkén tijd , onze zittingen moeten lïaaken , den Rijksdag bepaalen , cn de verbinteuis tot een afgelegener tijd moeten rekken. In het gefchrift , onder den titel van Verklaaring , ons door den Gevolmachtigden Gezant van Rusland ter hand gefteld , erkent men den tegenwoordigen Rijksdag niet. Men tracht dien voor onwettig te houden, fchoon dezelve door een dubbel getal van Afgevaardigden , op nieuw verkozen , en door de algemeene Item der Natie is bevestigd geworden. ' Men reckent den wil der geheele Natie , die den Rijksdag met zijn gezag bekleed, en door algemeene dankbetuigingen en verbintenisfen , onder eede aangegaan , op deszelfs befluiten en wetten het zegel der plegtigfte bekrachtiging gedrukt heeft, dus voor niets , zodar de achting , aan het oppergezag der Natie verfchuldigd , vordert > dat dezelve door eene langer duuring van den Rijksdag gehandhaafd en * 3 ■ eeï"  na B IJ L A G E N. eerwaardig gemaakt worde. De vriih.i i der Landdagen zoude geduurende den inval van vreemde troepen niet kunnen plaats hebben : dit leert ons de ondervinding van voorige tijden , en de herdenking van die rampzalige Landdagen , waarop de keus der Landboden van de bevélen eener vreemde krijgsmacht af hing, is nog niet verloren geraakt. De Natie betreurt nog heden de jammerlijke gevolgen , welken zij gehad hebben , en denkt 'er niet dan met afgriizen aan. Het is der* halven , ten einde de Republiek vour dergelijke gewtldenaarijen te verzeekereti , noodzaakiijk , dat de uitoefening van de opperde macht der Natie , geduurende den ooriog, in handen van den Rijksdag blijve, die, terwijl wij het volle gebruik van onze vrbheid hadden , gevestigd werd , en welks heilzaame verrichtingen , door de laaide , insgelijks vrije , Landdagen , die in alle Palts-graafschappen , Rechtsgebieden en Didricte» gehouden werden , met lufspraaken en roem zijn bekroond geworden. Daarenboven zijn de onderhandelingen met den doorluchiigen Keurvorst nog niet afgelopen , en zonder het oppergezag der vergaderde Stenden zullen zij niet tot een eindelijk befluit gebragt kunnen worden. 'Er zal ten laaiden een' tijd komen, waarin de hulp der weldaadige Voorzienigheid ons de rust en kalmte zal wedergeven , en dan moet de Rijksdag noodzaakiijk de volle uitoefening van zijne macht en werkzaamheid bezitten. Met één woord ; daar , waar Uitstand in zijne verklaaring eenen nieuwen Rijksdag eischt , die, onder het juk van vreemde troepen , alle de bevélen van die Mogenheid zoude moeten uitvoeren , vordert de verdeediging van alle de wetten , vrijheden, en van de geheele onafhangüjkheid der Republiek, nog  B IJ t A G E N. 123 nog meer , dat de tegenwoordige, waarlijk vrije, Rijksdag blijve vooiJduuren, om onafgebroken de belangen der Natie waartenemen. Gij ziet uit dit vêrflag , waarde Burgers der Republiek ! in welken toeihuid gij U bevind. Gij ziet de mid.ielen , weüten uw Koning en de verbonden Stenden in bet werk Hellen , om de algemeene zaak te redden. Ach ! mogt het Gods behaagen, dat uwer alle harten en zielen door den vuuriglten wensch , om het Vaderland te verdeedigen , doordrongen wierden ! iVIogt het Hem b haagen , oat de oi.flaakbaare band van vrede en eendragt U in dit moei.ijk tijdllip ten naauwlten aan elkan.leren vereemgde ! Rijst derhalven op , rijst op gij allen : volgt uw K.onb;g , uw Opperhoofd , uw Vader; voigt hem , aan wien gij , als aan eene telg , uit uw gefl 'Cht geboren, den Scepter toevertrouwdet , om U te beftüuren , en die , op het punt van zijn hoofd door ouderdom te zien grijs worden , met U alle de gevaaren zal trotfeeren , ten einde het Vaderland met vereenigde krachten te verdeedigen. Laten wij ons onderling , de een den ander , door onze gefprekken eii ons voorbeeld aanmoedigen ; het geheiligd vuur van vaderlandsliefde in onze harten ontlteken , en moedig voor onze wetten en vrijheden flrijden ! Laten wij alle zwaarigheden trachten te overwinnen ; alle hinderpaalen door moed en ftandvastigheid zoeken te boven te komen , en niet vergeten , dat het lot , 't geen thans ons Vaderland wacht, dat van onze Kinderen en van onze afg-elegenlle nakomeiingfch'p zal beflisfen. „ En Gij, befchermend Opperwezen , God onzer Vaderen ! Gij , die de rechtvaardigheid onzer handelingen , en de zuiverheid onzer bedoelingen van nabij kent! i 4 °P"  j 124 B IJ L A G E N. Opperde Beftuurer van het Geheelal! wapen de Poetfche Natie met dapperheid en waaren heldenmoed , en boezem haar den geest van eendragt en eensgezindheid in ! Zeegen onze krijgshelden, daar wij noch door eene ijdele eer , noch door den wensch , om re heerfchen, noch door de zucht tot veroveren , gedreven worden ! Zeegen hen , o God ! daar zij alleen de verdeediging van hun Vaderland beoogen , 't geen Gii zoo dikwijls , door hetzelve den geest van uwen raad en wijsheid te verleenen , door uwe Almacht befchermd , en uit zijnen vernederenden ftaat, en van den ondergang gered hebt, waarmede het gedreigd werd ! Om deze gunst , o God ! bidden U de Koning en eene Natie , die , aan uwe wetten en uwen dienst getrouw, eeuwig door vreugde-gezangen en daaden van erkentenis de weldaaden zal roemen , welken zij van uwe almachtige en befchermende hand ontvangen heeft." En , opdat dit one Adres aan de Natie , zo fpoedig mooglijk, door het geheele Rijk bekend moge worden, t gelasten wij aan de beftuurende Commisfies van alle Palts- i graafschappen , Rechtsgebieden en Dillricten , om dit l bericht in hunne akten en registers , en die der bizon- h dere Commisfies , en der vrije (leden van de Republiek f te dellen ; hetzelve vier agtereen volgende Zondagen in n alle de Kerfpellen en Kerken te doen voorlezen, en E hetzelve eindelijk aan de deuren der laatften , der Ge- v rechtshoven en Kanfelaarijen te doen aanplakken. Gegeven te Warfchauw , den 29 Maij 1792. (JVas geteekendj Stanislaus Nalecz Malachowski, Refcrendarius van i de  B IJ L A G E N. 125 ie Kroon, Maarfchaik van den Rijksdag, en van de Confederatie van de Landfchappen der Kroon. En ; Casimir Nestor , Prins Sapiéha, Generaal van de Artillerij , en Maarfchaik van de Confederatie van het Groot hertogdom Licchauwen. XX. Brief van den Heer de Noahlles , Franfchen Gezant te Weenen , aan den Heer Du.viuurieu , Minister der huitenlandfche zaaken in Frankrijk, gedagteekend 5 April 1792. Uw brief, Mijn Heer ! van den ijften Maart is mii den morgen van den \den April ter hand gefield door den Kourier Dotville. ik heb op hetzelfde oogenblik voldaan aan uwen daarbij toegezonden last, en den •Vice-, Siacts- en Hof-Kanlelier, Graaf van Cobentzel, gaan bezoeken. Ik heb liever verkozen, mij aan hem te vervoegen , omdat hij ligter te genaaken is , dan de Prins van Kaunitz, en ik langs dien weg zeeker was , van aan den Monarch fpoedig te doen toekomen, 't geen ik verlangde , dat ter zijner kennife kwame. Ik heb aan den Vice Kanfelier alles gezegd, wat om konde leiden tot eene beflisfénde verklaaring , zoals gij die verlangt. Ik heb hem onder het oog gebragt, hoe onze ongerustheid van dag tot dag meer gewettigd werd, door net zien van alle toebereidzelen, welke 'er van ali 5 le  ist> . B IJ L A G E N. Ie kanten regen ons gemaakt werden ; dat men ons te vergeefsch op onze eigen wapening zoude wijzen; dat wij wenschten zoveel vertrouwen te kunnen (leliën in bet gedrag, welk de vreemde Mogenheden ten onzen opzichte houden , als zij reden hebben , om te lieden in onze fchikkingen omtrend hen ; dat , indien de kwaadwilligheid ten onzen aanziene min werkzaam ware geweest, wij ons herflellingswerk vreedzaam zouden hebben geëindigd ; dat het Hof van Wenen had begonnen met het vormen van eene ligue tegen ons, met eene fchmlplaats toetellaan aan onze Uitgeweekenen , en met de grootde b .langneeming fn derzelver Agenten te toonen; dat heizelve tegenwoordig in het Brisgaufche eene macht deed bijeen trekken , welke onze agterdocht te llerker moest gaande maaken , daar dezelve niet noodig was, om de rust in de Nederlanden te handhaaven ; dat wij op eene andere wijze moesten gerust gefteld worden , dan door woorden ; dat alle enkele vei zeekeringen van geneigdheid tot den vrede ons , in de tegenwoordige gelleldheid van zaaken , moesten toefchijnen, alleen het winnen van tijd ten oogmerk te hebben , en eindelijk , dat de zaaken tot die hoogte waren gekomen , dat ik uitdrukkelijke orders had omvangen J om van het Hof van Weenen eene verklaaring te vorderen , bij welke het afziet van zijne wapeningen en zaametifpanning, of aan hetzelve aantekondigen, dat de Koning, ingeval hetzelve die verklaaring weigert te geven , den oorlog met Oostenrijk voor gedeclareerd zoude houden , en daarin krachtdaadig onderdeund worden door de geheele Natie, die alleen naar eene fpoedige beflisfing reikhalsde. De Graaf van Cobkntzrl poogde zijn Hof vrij te pleiten van de vijandlijlte oogmerken, welken-men bij het-  B IJ L A G E N. 127 [hetzelve voorondeiftelde. 'lij b^ft nvij betuigd, dat |de Koning van lloi.gaiijen en Bohemtn zeer ver afwas, van zien in onze bun.enlandfche zaaken te willen mengen , en geenüus bedacht , de belangen der Uitgewekenen voonelhan. Hij heeft mij herhaald, 't geen hij mij reeds meermaalen heeft gezegd , naamlijk, dat men verllerkingen van troepen naar het Brisgaufche had lezonden , omdat men die daar tot bewaaring der rust had noodig geoordeeld , en om in de mooglijkheid te Zijn , van bi;Hand te vi-rleenen aan de nabiiurige Duitfche Voeten, welken dien zouden kunnen vraagen. Ik heb aangemerkt , dat, na het Concert , welk ons bekend was , deze voorzorgen maar al te veel grond gaven aan onze vrees, en inzonderheid aangedrongen op de vernietiging van du Concert , welk zoo (Irijdig is met alles , wat wij met reden van onzen Bondgenoot mogten verwachten. Het andwoord van den Graaf van Cobentzf.l heeft mij bevestigd in het denkbeeld , welk ik heb gehad , ■aamlijk , dat men ons niet wilde aanvallen , maar dat Kien zich gereed maakte tot het doen van vraagen, over ■welke men het niet ééns zoude worden , dan na het .lot der wapenen beproefd te hebben. De Miniller andwoordde mij , dat het bewust Concert niet meer eene Lak was , die alleen den Koning van Hongarijen en iBohemen perfoonlijk betrof; dat hij 'er zich niet van kon los maaken , dan in overeenflemming met de andere Hoven, en dat dit Concert altiid het eigen doel zoude blijven behouden , zolang de zaaken met Frankrijk niet waren gerégeld. " Hij heeft mij de drie volgende punten fpecifiek opgegeven. l. De voldoening der Duitfehe Forsten. 2.  123 B IJ L A G E N. 2. De voldoening, aan den Paus, voor hel Craafschi Avignon. 3. De maatregelen , welke wij van onzer, kant zo, den noodig oordeekn , te nemen , fiiaai die van dii aart zouden moeten zijn, dat onze Regeering eene to reikende macht had, om alles te wieren, wat de ai dere Staaten zoude kunnen ontrusten. Daar alle redeneeringen over deze drie punten v.< onzen kant reeds zijn uitgeput , en men hier nog zc fpoedig niet 'van ftelzêl fchijht te zullen veranderen heb ik den Graaf van Cobentzel gevraagd , of ik t< andwoord op de aanmerkingen , welke ik thans maakte kon melden , dat zijn Hof zich hield aan de Officie* Nota van den i&den Maart. Dan , de Vice-Kanfelier zich gekneld gevoelende binnen den kring, in welken i hem befloot , - andwoordde mij , „ dat hij de order „ van den Koning zoude vraagen , en niet zoude vei „ toeven , mij het and woord bekend te maaken, 't geep! „ zijne Majefteit hem zoude belasten , om mij te g< ,, ven." De Heer van Bisschoffswerder is den $den dezer maan I van hier naar Berlijn op reis gegaan : hij zou reeds eefi zijn vertrokken , maar, zoals men mij heeft gezegd L heelt hij gewacht naar het opftellen van eenen rondga» den brief, die aan alle de zaamenftemmende Hoven , ei waarfchijnlijk ook aan de leden van het Duitfche Rijkl moet gezonden worden , om hun aandeel te vraagen || welk ieder, in geval van oorlog, moet opbrengen, hef zij in manfehup , het zij in geld. Onderrusfcheu he|: ik nog geene zekere berichten van dezen rondgaande* brief. De Heer van Bisschoffswerder zal zich te Praal.' ophouden , om den Prins van Hohenlohe te zien, eX me;  B IJ L A G E N. 129 iet hem den dag en de plaats te beraamen tot het hotten van eene bijeenkomst tusfchen dezen Veldheer en ien Hertog van Bronswijk. Men gelooft , dat deze Samenkomst zal gehouden worden te Leipzig , en wei q deze lopende maand. Volgens de berichten , die mij iijn medegedeeld , heeft het Hof van Weenen befloten , [Heen verdeedigender wijze te handelen , in weerwil van Ie poogingen van het Hof van Berlijn , die hetzelve ien ander plan heeft willen doen aanneemen. (Was geteekend) Noailles. XXI. Rapport , door den Heer Dumourier , Mi' nifter der Buitenlandfche zaaken in Frankrijk , in 's Konings Raad gedaan , op den \%den April 1792 , het ^de jaar der Vrijheid, en voorgelezen in de Nationaale Vergadering den aojlen April 1792. Sire! Toen gij hebt gezworen , den Regeeringsvorm te zullen handhaaven , welke U uwe Kroon verzeekert; toen uw hart zich oprechrlijk heeft vereenigd met den wil svan eene groote , vrije en fouveraine Natie , toen zijt Iglj het voorwerp van den haat van alle vijanden der VryIbeiJ geworden. De trotschheid en de dwinglandij hebben alle Hoven beroerd : geene bauden der Natuur , gee-  B IJ L A G E N. geene verbonden hebben den loop hunner onrecht vaal drgheden kunnen fluiten. Uwe oude Bondgenooten heb ben U géfchrtpc van de lijst der D.spooien ; m;,ar di fravfchen hebben U verheven tot de roemrijke, en oj onwnkbaare gronden rustende, waardigheid van OpperhoM eener herfchepte Natie. Uwe piigten zijn aangew zei door de wet , welke gij hebt aangenomen , en gij zl geene van dezelven onvervuld laten. De Franfche Ni tie is gelasterd ; haare Souven inheit wordt betwist. Uitgeweeken muiters hebben fchuilplaatfen gevonden bi onze Nabuuren , zit rotten zaamen op onze gren zen, en dreigen openlijk , met het vuur en het llaa in de hand, in hun Va Ierland te zullen indringen. Iluu ne woede zoude krachtloos zijn , of mislchien reed! plaats hebben gemaakt voor het berouw , indien zij mei ware aangevuurd geworden door eene Mogenheid , die alle haare verhindtenifen met ons heeft vetbroken, zodri zij gezien heeft , dat onze hufchepping eene andere gedaante zoude geven aan onze verbmrenisfen met haar, en derzelver voordeden noodzaakiijk meer wederkeeri Hond te maaken. Sedert het jaar 1756, heeft Oostenrijk misbruik gemaakt van een Alliamie-tractaat , welk door Frankrijk altijd te zeer is geëerbiedigd geworden. Dit verdrag heeft, federt dien tijd, ons bloed en onze fehatten uitgeput in die onrechtvaardige oorlogen , welued de heerschzucht deed uitbersten , en door Verdragen befloten werden , die door eene llinkfche, logen volla (taalkunde , welke zich altijd middelen vuu> bchk'jd, om nieuwe oorlogen te doen ontltelun , waren voorga? fchreven. Sedert dit noodlottig jaar van 1756 , vernederde Frankrijk zich, om eenen ondergefciiisten rol op de  B IJ L A G E N. 131 ide nog van bloed rookende tooneelen van het Despotismus ;te fpeélen, en maakte zich afhangiijk van de aldjd onru> ige , en fteeds werkzaame , llaatzucht van het Huis kran Oostenrijk, aan welk het zijne natuurlijke verbindteni>fen had opgeofferd. Zodra ouze regeeringsvorm aan het Huis van Oostenrijk deed zien , dat Frankrijk niet langer het flaaffche uerktuig zijner heerschzucht konde wezen , heeft het de vernietiging van dit werk der Rede gezworen , allen dienst vergeten , welken het van Frankrijk heeft genoten, en is, om kort te gaan , daar het niet langer over de Franfche Natie konde heerfchen, derzelver ouverzoenliilte vijand geworden. De dood van Joseph fcheen meer rust van den kant van zijnen opvolger Leopold te voorfpellen , die in zijne regeering over Toskaanen de wijsbegeerte ter zij. per hulpe had geroepen , en zich alleen fcheen te willen bezig houden met het herflellen der onheilen, welken de onbeperkte heerschzucht van zijnen voorganger over zijne Staaten gebragt had. Leopold is flegts even op den Keizerlijken troon verfchenen , en echter is hij het , die alle middelen heeft in het welk gefield , om alle de Mogenheden van Europa tegen ons in het harnas te jaagen. Hij is het , die in de bijeenkomsten van Padua , van Reichenbach, van den Haag en van PUnitz de doolijkfle ontwerpen tegen ons gefmeed heeft: ontwerpen , Sire , welken hij heeft bedekt met het vernchrlijk voorwendzèl van een valsch medelijden met uwe Majefleit ; terwijl gij aan het gantsch geheelal hebt betuigd , dat gij vrij waart ; dat gtj den regeeringsvorra buiren dwang hebt aangenomen , en dien met alle uwe macht zult haudhaaven. Toen  iga B IJ L A G E N. Toen was het , dat deez' Vorst , de Natie lasteren-; de , welker ertlijke Vertegenwoordiger gij zijt, U denj hoon aandeed, van te Cellijnen geen geloaf te liaan aan uwaj vrijheid en aan de zuiverheid uwer oogmerken, en alle ra werktuigen eener arglistige en bedrieglijke fhatkunde bee-tj zigde , ora het getal der vijanden van Frankrijk te ver-] meerderen , onder voorwendzelen , die het minst ge-; fchikt waren, om eene zo hevig dreigende zaamenfpatining te wettigen. Het is Leopold , die , federt langen tijd met Rusland vereenigd, om den roof van Poo* len en van Turkijen te deelen , dien Noordl'cheu- Koning van onze verbindtenis heeft los gemaakt, en wiens onrustige werkzaamheid alleen heeft kunnen gefluit worden door den dood , die hem heeft weggefleept op het oogenblik, dat hij het werktuig der woede van het Huis van Oostenrijk ftond te worden. Het is Leopold , die tegen Frankrijk den opvolger van den grooten Freüerir heeft gewapend , tegen welken wij , door eene al te flipte getrouwheid aan onvoorzigtige tractnaten , het Huis van Oostenrijk 40 jaafen lang befchermd hebben ; het is Leopold, die zich aan het hoofd van eene ligue" heeft gefield , welke alleen is ingerigt , om aan onzen regèeringsvoim den bodem inteflaan ; het is hij , eindelijk , die in officieele flukken , waarover Europa zal oordeelen , een gedeelte der Franfche Natie uitnoodigt, om zich tegen het ander gedeelte te wapenen, en die op deze wijze Frank' rijk het flagtoffer, en van de onheilen van eenen buitenlandfcheu oorlog , en van de ijslijkheden van eenen burgerkrijg , poogt te maaken. Dezen zijn de aanflagen van Leopold tegen eene edelmoedige Natie , welke , zelfs federt haare herfchepping, baal  B JJ L A G £ N. 133 -haafe Verdragen heeft geëerbiedigd , hoe nadeelig , ja hoe verderflijk , zij ook voor haar warert. Het is noodig, de aandacht Van uwe Majefleit té vestigen op 'eene officieele Nota van den Prins van Kaunitz van den ïSden Februarij , om dat deze Nota het laatfte flutc is van de onderhandelingen tusfchen den Keizer Lf.opold en Uwe Majefleit. Het is vooral in deze Nota waarin hij zijne vijandlijke oogmerken aan den dag legt, en die , daar zij -eene wezenlijke oorlogsverklaaring is, op het allernaauwkeurigst verdiend nsargegaan te Worden. De Prins van Kaunitz , die het werktuig is van zijhen meester, begint met te zeggen , „ dat de Keizer nimmer èen duid;j li'jker bewijs -van zijue vrlendfchaplijke en vredelieven,,- de geneigdheid zoude hebben kunnen geven , dan hij „ heeft gedaan ih de zaak der verzaamelingen in het - land van' den Keurvorst van Trier." Het is waar, het Hof van Weenen had ten dien tijde alle de gewapende 'Uitgewekenen uk de Nederlanden doen vertrekken , vreezende , dat de Franfchen , door hunne gevoeligheid gedreven , eenen inval zouden doen in de Belgifeke Provintien , in welke deze verzaamelingen eerst hadden plaats gegrepen , en de rebellen noch een regiments-ftaf hebben , wélke uit Generaals perfoönen beflaat, die zelfs in uniform gekleed en van witte eocardes op de hoeden voorzien zijn. Aan het Hof van Brusfel zelve ontving men , en ontvangt nog dagelijks, tegen alle capitulatieh eh cartels' aan , talrijke benden j en zelf geheele corpfen , met hunne wapenen , b'agagien , Officieren , vaandels en regi'ments-kasfêh, ert verleende dus eene onbillijke befcherming aan de misdaadigfté defertié, welke met diefstal en verraid gepaard I ging.  134 B IJ L A G E N, ging. Ten zelfden tijde zond het Hof van Weenen, op de onwettige vraag van den Bisfchop van Bafel, guarnilben in het land van Porentru, om zich op deze wijze eenen gemaklijken doortogt in het Departement van. Doubt te bezorgen , door het zenden van welk guarnifo.en gemelde Hof dus niet alleen het grondgebied .van het canton van Bafel, maar ook de Verdragen fchond , die het land van Porentru onder de vrijwaaring van dat iandfchap en van Frankrijk (lellen. Ten zelfden tijde zond het Hof van Weenen een ■ aanmerklijke verfterking van troepen naar het Brisgmufche. , en gaf tevens aan den Maarfchaik Bender order, om met de troepen , die onder zijn bevél (tonden, in het Keurvorstendom van Trier interukken , ingeval de Franfchen daarin vielen , om de zaamenrottiflgen van hunne uitgeweken rebellen te verllrooijen. Het is waar , dat het Hof van Weenen den Keurvorst van Trier fcheen te gebieden , van deze zaamenrottingen niet langer te dulden : het is ook waar , dat deze Keurvorst voor een oogenblik het voornemen fcheen te hebben , om dezelven te verdrijven ; maar dit alles, was flechts fchijn: men zogt uwen Minister te Trier te misleiden door leugens , en te beangstigen door fmaadheden. De zaamenrottingen zijn te Coblentz weder in een veel grooter getal begonnen; hunne magazijnen zijn in denzelfden ftaat gebleven, en men heeft aan Frankrijk, in deze geheele zaak , niets getoond , dan een gedrag vol trouwloosheid , gepaard gaande met bedreigingen en gewelddaadigheden. De Heer van Kaunitz voegt 'er bij, ,, dat de aart „ en de wettige bedoelingen der voorflagen van het Conj, eert, welken de Keizer in de maand Julij 1791 heeft » ge-  É ÏJ L A G' E N. t35 4, gedaan , zowel als de vredelievende en vriendfchap„ lijke oogmerken van die , welken hij' in de maand „ November daaraan vólgende heeft voorgefteld , niet „ onbekend kunnen zijn gebleven aan de Franfche Re3, geering." Deze bekentenis van den 'Prins van Kaunitz bevestigd de vijandlijke oogmerken van het Hof van Weenen , en bewijst , dat dit Hof , met verachting van zijne verbintenis , de andere Mogenheden van Europa heeft aangezogt tot het maaken van een vijandlijk verbond tegen Frankrijk , 't welk door den rondgaanden brief, van den iaden November, alleen is opgefchort geworden. De Heer van Kaunitz zegt verder, „ dat geheel Europa met den Keizer van oordeel is , „ dat die lieden, bekend onder de benaaming van dei partij der Jacobijnen , de Natie willende .aanzetten, eerst , om zich te wapenen , en vervolgens , om „ met den Keizer te breken , zich in de eerfte plaats „ van de verzaamelingen in het Trierfche hebben be„ diend, en nu een voorwendzel voor den oorlog zoe„ ken in de verklaaringen , tot welke zij den Keizer „ hebben gedwongen ; terwijl zij dit hun gedrag heb„ ben doen vergezeld gaan van omftandigheden, die „ zichtbaar alleen zijn ingericht geweest, om het dezen „ Vorst moeijelijk te maaken , in zijn andwovrd, zij„ ne vreedzaame en vriendfchaplijke oogmerken te paaren „ met het gevoel zijner gekwetfte waardigheid en rust , „ welke beiden door hunne gedragingen zijn in gevaar „ gebragt geworden." Deze duistere woorden behelzen eene valschheid , en eene beleediging. Zij , welke de Heer van Kaunitz hier beftempelt met het woord lieden , zijn de Nationaale Vergadering , zijn de geheele Natie , welke haa- k Ifchrijver van Staat bij het Departement der buitenlandifche zaaken, de volgende Nota ter hand te Hellen. „ De Koning der Franfchen, eenen Gevolmachtig! den Gezant naar Londen zendende, heeft hem inzon1 derheid gelast , om zijne zending aantevangen , met aan ide Britfche Regeering de gegronde redenen openteleggen , welke Frankrijk tot deu oorlog tegen den Koming van Hangarijen en Bohemen hebben doen benutten. Hij heeft gedacht, dit verfchuldigd te zijn zowel aan de zuiverheid der oogmerken, die hem befluuren , als aan de pligten van goede nabuurfchap , en aan de waarde , welke hij aan alles hecht, 't geen het vertrouwen en de vriendfchap tusfchen twee Natiën kan onderhouden, die thans , meer dan ooit, redenen hebben , om zich meer en meer te vereenigen." „ Koning eener vrije Natie geworden , nadat hij de handhaaving van den regeeringsvorm gezworen had , dien zij zich zelve heeft gegeven , hebben hem ten diepften getroffen alle de inbreuken, welken mea  i^i B IJ L A G E N. men op den regeeringsvorm wilde maaken , en zijné eigen oprechtheid was genoeg , om hem het verhoeden en keeren daarvan aantebevelen. De Koning heef; eene geduchte zaamenzweering zien vormen tegen Frank' rijk; de bewerkers derzelve bedekken voor hem ,, met een verachtiijk mededogen , hunne waare bedoelingen , en zijne lVIajefteit heeft het verdriet , onder hen Franfchen te tellen , van wier getrouwheid hij zich , uithoofde van' verfcheiden krachtige drangredenen en betrekkingen , fcheen te mogen verzeekerd houden. De Koning heeft geené middelen van overtuiging gefpaard , om hen tot hunnen pligt terug te brengen , en om deze dreigende ligue , welke hunne misdaadigeverwachtingen onderfteuude én vèrfrefkte , te doen ophouden ; maar Keizer Leopold , de verkiaarde bewerker en het hoofd van dit uitgebreide complot, en, naa zijnen dood , Frans , Koning van Hongarijen en Bohemen , hebben aan geené der rondborstige en herhaalde eisfchen des Konings voldaan. Na het ongeduld der Franfchen , dag aan dag door nieuwe tergingen grooter wordende, door uitftellende en nietsbeduideude andwoorden , te hebben afgemat, hebben deze Vorsten, de een na den ander, de zaameufpanning der Mogenheden tegen Frankrijk toegeftemd , zonder zich te verdeedigen wegens het deel, 't geen zij 'er reeds aan genomen hadden, noch omtrend 't geen zij 'er verder aan zouden nemen. Wel verre , van zich geneigd te toonen , om die zaamenfpanning door hunnen invloed te vernietigen, hebben zij dezelve tot daaden zoeken te bepaalen , die 'er volftrekt vreemd aan waren , en waarvoor Frankrijk aooK geweigerd heeft , de daarbij belang hebbende perfoonen recht te doen: en, even alsof de Koning van Hon- ga-  B IJ L A G E N. H$ Lrije* de duurzaamhejd van de door hem gemaakte in* keuk op de Souverainiteit van Frankrijk wilde beftendis maaken , heeft hij verklaard , dar deze laamenftem* ming , even beleedigend voor den Koning als voor dé Natie, niet konde ophouden , zolang Frankrijk de gewigtige beweegredenen niet wegname , die dezelve veroirzaakt hadden; dat is te zeggen, zolang Frankrijk, jaloersch op zijne onafhanglijkheid , in niets van zijnen regeeringsvorm zoude afwijken.' \ „ Zulk een andwoord j voorgegaan en onderfteund door de blijkbaarfte vijandlijke toerustingen , en door de vruchtloos ontveinsde befcherming vder Rebellen , moest der Nationaale Vergadering , den Koning en aan geheel Frankrijk eenen onbetwistbaaren aanval toefchijnen ; want aantekondigen, dat men van alle kanten zijne macht verzaamelt en bijeen roept , om de bewooners van eeri land tot het veranderen van eenen regeeringsvorm te noodzaaken , dien zij vrijwillig verkozen , en welks verdeediging zij bezworen hebben , is zooveel als den oorlog te verklaaren : ten minften is dit de zin , zowel als de korte inhoud, van alle de ontwijkende andwoorden van den Minister des Keizers en des Konings van Hongarijen op de eenvouwige en rondborflige verklaaringen , welken de Koning aan hun gevraagd heeft." • „ De Koning zag zich derhalven gedwongen , in eenen oorlog te treden , dien hem reeds verklaard was» Maar, In allen opzichte getrouw aan de beginzels van den regeeringsvorm , ziet Frankrijk , hoedaanig ook de éindelijke uitflag van dien krijg moge wezen , van allen denkbeeld van veroveringen af. Het wil alleen zijne grenzen, zijne vrijheid, zijn regeeruigsbeftuur, en zijn onvervreemdbaar recht bewaaren , om zieh te her/ Vtt*  153 li IJ L A G E N. vormen, wanneer het dit zal noodig oordeelen, en het zal nimmer gedoogen , dat vreemde Mogenheden , onder welke betrekking ook, zich verfhouten , om hetzelve de wet te Hellen, óf 'er Hechts de hoop van te es teren : en deze zoo natuurlijke als billijke trotsheid is voor alle Mogenheden , die hetzelve niet zullen getergd hebben, zowel eene zeekere waarborg voor zijne aanhoudende vreedzaame geneigdheid , als van den eerbied , dien. de Franfchen ten allen tijde voor de wetten , de gebruiken , en alle de regeeringsvormen der onderfcheiden Volken zullen weten te betoonen- Ook wil de Koning , dat men wete , dat hij v ten hoogden j en met naadruk zal" afkeuren het gedrag van alle zijne Agenten bij vreemde Mogenheden, met Frankrijk in vrede Jeevende , welken een oogenblik dien eerbied zouden durven vergeten , 't zij door bewegingen tegen de vastgedelde orde drijdig , aantezetten of te begunstigen , 't zij door zich , op welke wijze ook , met het inwendig Haatkundig beduur dezer Staaten te bemoeijen , onder voorwendzel van bekeerlingen te maaken : een gedrag , 't geen eene wezenlijke febending van het recht der Volken zou wezen, Wanneer het bij Mogenheden , met eikanderen in vriendfchap- leevende , plaats had." „ De Koning vertrouwt , dat de Britfche Regeering In dit verflag de onbetwistbaare billijkheid en noodzaaklijkheid van den oorlog zal ontdekken , dien de Franfche Natie tegen den Koning van Hongarijen en Bohemen voert , en 'er bovendien een algemeen beginzel van vrijheid en onafhanglijkheid zal in ontwaaren, waarop zij niet minder jaloersch dan Frankrijk moet zijn ; want Engeland is ook vrij , omdat het vrij verkoos te we-  B IJ L A G E N. IS* wezen , en heeft zeekerlijk niet toegelaren , dat andere Mogenheden hetzelve dwongen , om den aangenomen regeeringsvorm te veranderen ; de geringfte onderïreuning aan zijne oproerige Onderdaanen verleenden i of een recht meenden te hebben , om zich , onder' eenig voorwendzel, met zijne inwendige gefchillen te bemoeijen." „ Overtuigd , dat zijne Britfche Majefteit niets vuuriger wenscht , dan de goede verftandhouding en eensgezindheid , tusfchen de beide Staaten , bevestigd en verfterkt te zien , verzoekt de Koning , dat zijne Britfche Majefteit , overeenkomftig het III. Art. van het verdrag van Scheepvaart en Koophandel, van 26 September 1786, aan de Onderdaanen van Grootbrittannien en Ierland gelieve te herinneren , en op de gewoone wijze in deze beide Rijken , en de eilanden en de landen, die 'er onder behooren, het uitdruklijk verbod te doen bekend maaken , om tegen Frankrijk , of tegen de Franfche fchepen , eenigerhande vijandlijkheid op zee te oefenen ; eenig patent , commisfie, of brieven van fchaaverhaaling van de onderfcheiden Prinfen of Staaten aantenemen, die in oorlog niet Frankrijk zijn of zullen komen , of op eenigerleie wijze van zodanige patenten of commisfies gebruik te maaken." „ De Koning verzoekt bovendien , dat alle Artikelen van het genoemde verdrag , die betrekking hebben tot het geval , wanneer eene der onderhandelende partijen zich in oorlog mogt bevinden , en wel inzonderheid Art. III, XVI, XXIV, XXXIX, XL en XLI, ftiptlijk worden naargekomen en uitgevoerd , zoals zijne Maje* / 2 Mé  152 B IJ L A G E N. iteit van zijnen kant befloten heeft , alle de bepaaïingen van dat verdrag te volbrengen." (Was geteekend} Chauvelin. XXIV. Andwoord van het Britfehe Minifterie op bovenftaande Nota van den Franfchen Cezant. De Ondergeteekende , 's Konings Geheimfchrijver vanStaat , heeft de eer gehad, onder het oog van zijne Majefteit te brengen de ambtlijke Nota , welke de Heer Chauvelin den i$den dezer maand aan hem heeft ter hand gefteld. Hij heeft last , om aan dien Gezant te kennen te geven , hoezeer de Koning altoos de blijken van vriendfchap en vertrouwen erkent, welken hij van zijne Aller kristlijkfte Majefteit ontvangt , en met welk eene oprechtheid hij dezelve met wederkeerige gevoelens beandwoordt. De Koning heeft niet dan met het dïepfte leedwezen den oorlog kunnen vernemen , die ongelukkig tusfchen zijne Aller-kristlijkfte Majefteit en den Koning van Hongarije» en Bohemen is uitgebroken, en dit gevoel wordt hem zowel door de liefde tot de menschlijkheid , en door het belang , welk hij bij het behoud van de rust van Europa fielt, als door zijne geduurige wenfchen voor het perfoonlijk geluk van hunne Aller-krist- lijk-  B IJ L A G E N. 155 üijkfte en Apoftolifche Majefteiten , en voor het welzijn hunner Staaten ingeboezemd; doch hij meent, in de tegenwoordige omftandigheden , zich van het onderzoek te moeten onthouden van de beweegredenen der wederzijdfche flappen , welken eene vredebreuk , zoo onaangenaam voor een nabuurig Souverain , die de vriend van beide oorlogende Mogenheden is , veroirzaakt hebben. Schoon zich dethalven bepaalende tot het uitdrukken der wenfchen , welken hij bij aanhoudénheid voor het fpoedig en beftendigherftel van den vrede doen zal, is hij nogthans gereed , om aan zijne Aller-kristlijkfte Majefteit de regtftreeks Heilige verzeekering te geven van zijne begeerte , om ten allernaauwflen de btpaalingen te vervullen van het verdrag van Zeevaart en Koophandel , welke zijne AUer-kristlijkfte Majefteit verlangt. Getrouw aan alle zijne verbintenisfen , zal de Koning de grootfle zorg dragen voor het behoud der goede verftandhoudlng, welke zoo gelukkig tusfchen hem en zijne Aller-kristlijkfte Majefteit plaats heeft , in de vertronwlijke verwachting , dat zijne Aller-kristlijkfte Majefteit , met dezelfde gevoelens bezield , niet anders , dan tot hetzelfde oogmerk zal medewerken , door van zijnen kant de rechten van zijne Majefteit en die van zijne Bondgenooten te doen eerbiedigen, en door ten ftrengften alle flappen te verbieden, welken aanleiding zouden kunnen geven, om die vriendfchap te ftooren , welke zijne Majefteit altijd verlangd heeft, tot welzijn der beide Rijken, te bevestigen en duurzaam te maaken. Te Wiiitehall den i^jien QVas ge teekend) Maij 1792. Grenville, l 3 xxv.  F54- B IJ L A G E W. XXV. Nota , door den Heer Chauvelin , Gezant van Frankrijk aan het Hof van Londen , op den iSden Junij 1792, #an het Bricfche Minifterie overgegeven. De Ondergeteekende , Gevolmachtigd Gezant van zij. ne Majefteit den Koning der Franfchen, heeft aan zijne Majefleit de Officieele Nota doen toekomen , welke Lord Grenville den suften Maij laatsleden, van wegens zijne Grootbrittannïfche Majefteit, in andvvoord op die, welke hij de eer had , aan hem op den i$dtn derzelve maand ter hand te ftellen , aan hem heeft toegezonden, beneffens's Konings afkondiging, welke ingevolge dezelve gedaan is. Hij heeft bevél ontvangen , om aan zijne Groothrittannifche Majefteit de erkentenis van den Koning te betuigen voor de vriendiijke geneigdheden , en de gevoelens van menschlievenheid , rechtvaardigheid en vrede , waarvan dat andwoord zulke duidelijke blijken draagt. De Koning der Franfchen heeft 'er alle de uitdrukkingen zorgvuldig van opgemerkt, en hij vindt 'er vermaak in , om , hiermede overeeukomflig, den Koning van Grootbrittannien op nieuw de Heilige verzeekering te geven , „ dat alles , wat de rechten van „ zijne Britfche Majefteit kan betreffen, fteeds het voor„ werp zijner bizonderfte en zorgvuldigfte oplettenheid „ zal blijven." Hij bevlijtigt zich , om ten gelijken tijde, overeenkomflig den wensch, in dat andwoord  B IJ L A G E N. 155 * woord vervat , aan hem te verklaaren , „ dat de rech„ ten van alle de Bondgenooten van Grootbrittannien, £ die Frankrijk door geene vijandlijke (tappen beleedi„ gen zullen , door hem niet minder (tipt zullen ge„ eerbiedigd worden." De Koning der Franfchen , deze verklaaring afleggende , of liever vernieuwende , geniet daardoor het dubbel genoegen , en van den wensch uittedrukken van een Volk , in welks oog allen oorlog , waartoe men niet door de zorg eener wettige verdeediging gedwongen wordt, wezenlijk onrechtvaardig is , en van zich wel inzonderheid te kunnen vereenigen met de geneigdheid van zijue Majefteit van Grootbrittannien voor de rust van Europa , welke nooit geftoord zou worden, wanneer Frankrijk en Engeland -zich tot derzelver handhaavving vereenigden. Dan , deze verklaaring van den Koning en de geneigdheid van* zijne Britfche Majefteit geTen hem recht, om te hoopen , dat zij ook wel volvaardig alle haare goede dienften bij diezelfde Bondgenooten zal willen aanwenden , ten einde hun het verleenen van eenigen regtftreekfchen of zijlingfchen bijfland aan de vijanden van Frankrijk te ontraaden , en hun ten aanzien van deszelfs rechten, dat is te zeggen, ten aanzien van deszelfs onafhanglijkheid, dien eerbied inteboezemen , welke Frankrijk bereid is , bij alle gelegenheden voor de rechten van alle die Mogenheden te betoonen , die jegens hetzelve eene (tipte onzijdigheid zullen blijven in acht nemen. De poogingen , welken het Hof van Weenen bij verfcheiden Mogenheden , en inzonderheid bij de Bondgenooten van den Koning van Grootbrittannien, heeft aangewend , om hen in een gefchii te fleepen , waarmede ; 4 z'i  f55 B IJ L A G E N. zij niets te doen hebben, zijn aan geheel Europa bekend , en wanneer men de algemeene geruchten gelooven mag , bereidt de goede uitfiag derzelven bij her Hof van Berlijn een even goed gevolg zijner poogingen bij de Fereenigde Provinlien. De bedreigingen , van welke het zich bij verfchillende Leden van het Duitfche Ligchaam bediend heeft , om dezelven van die onzijdigheid aftetroonen , welke hun door derzelver ftaatkundige gefleldheid en dierbaarfte belangen wordt voorgefchreven ; de gemaakte fchikkingen met verfcheiden Vorften van Italien , om hen tot een vijandlijk gedrag tegens Frankrijk te bepaalen , en eindelijk de kunstenaarijen, welken Rusland de wapenen tegens den foolfchen regeeringsvorm hebben doen opvatten alles kondigt uieuwe aanduidzels eener uitgebreide zaamenzweering tegen de vrije Staaten aan , welke Europa in eenen algemeenen oorlog fchijnt te zullen wikkelen. De gevolgen van zulk eene zaamenfpanning , gevormd door den bij (land van Mogenheden , die federt lange mededingers waren, zullen door zijne Britfche Majefteit ligtüjk bezeft worden. Het evenwigt van Europa, de onafhanglijkheid van verfcheiden Staaten, de algemeene vrede , alles, 't geen in alle tijden de oplettenheid van het Engelfche Minifterie heeft tot jtich getrokken , wordt op eenmaal in de waagfchaal gefteld en bedreigd. De Koning der Franfchen fielt deze ernftige en gewigtige bedenkingen aan de zorgen en vriendfchap zijner Britfche Majefteit voor. Leevendig doordrongen van de blijken van deelneming en toegenegenheid , welken hij heeft ontvangen, verzoekt hij den Koning, in zijne wijsheid , gefteldheid en invloed, middelen te willen uitdenken , welken met de onafhanglijkheid der Franfche  B IJ L A G E N. 157 fcbe Natie beftaanbaar, en tevens gefchikt zijn, „ om, „ terwijl bet nog tijd is, de voordgangen deaer ver„ bintenisfen te fluiten, door welken de vrede, de v'rij„ heid en het geluk van Europa gelijklijk gedreigd wor„ den , en inzonderheid alle toetreding tot dezelve aan „ die geenen zijner Bondgenooten te ontraaden, welken „ men daartoe mogt willen overhaalen , of die men s, zelfs , door de vrees , de verleiding en de verfchiU „ lende voorwendzels der meest listige , zowel als haat„ lijkfte, ftaatkunde, tot het toetreden van dat verbond „ mogt gebragt hebben." (Was geteckend) Chauvelin. Gevolmachtigd Gezant van Frankrijk. XXVI. Afkondiging van Hunne Koninglijke Hoogheden , de Gouverneurs Generaal der Oostenrijkfche Nederlanden, betreklijk den oorlog tusfchen Frankrijk en Oostenrijk. „ De muitelingen , die , federt vier jaaren , het Koningrijk Frankrijk verfcheuren , hebben den Aller-kristlijkften Koning bewogen , eene oorlogs-verklaaring tegen zijne Apostolifche Majefteit , onzen zeer geëerden Heer en Neef, te bekrachtigen. De eerfte vijandlijkheden fchijnen tegen deze Provintien gericht te zijn , en de vijanden van alle orde en macht, die een zoo onbillijkeh aanval ondernemen , gronden hunne hoop op den / 5 Sees;  153 13 IJ L A G E N. geest van parrijfchap , die geduurende de laatfte onlusten ongelukkiglijk voordgeplant is." „ Wij zullen aan de verdeediging der Provintien, welker regeering ons is toevertrouwd , alle onze zorg be■ (reeden; ons met vertrouwen verlaatende op de befcherming van den God der Heirfchaaren , die de verwonderlijke uitwerkzels zijner Almacht gelieft te verfpreiden over die geenen , welken een' heiligen eerbied voeden voor zijne wetten en de machten, tot beduur der menschlijke Maatfchappijen, door Hem op aarde aangedeld." „ Wij vleien ons , dat een zelfde geest alle de klasfen van Burgeren zal bezielen, om hun tot handhaaving der inwendige rust, en bewaaring der eigendommen , te doen waaken ; terwijl wij een deel der troepen van zijne Majedeit, onder de twee laaide regeeringen, met roem belaaden en door de overwinning gekroond , naar de grenzen zullen voeren , in verwachting , dat het Concert, tusfchen verfcheiden groote machten gemaakt , den droom der verkeerde oogmerken , die Europa dreigen omtekeeren , zal duiten." „ Wij moeten de getrouwe Onderdaanen van zijne Majelteit onderrichten van alles, dat wij federt een jaar gedaan hebben , om den vrede met Frankrijk te onderhouden, en hun bekend maaken de onberekenbaare foro. van rampen , wier geesfel de vijand zoekt voordteplanten onder den bedrieglijken (luier van het nut eener ingebeelde Vrijheid , welke eene godlooze fekte van invoerers van nieuwigheden, zich Wijsgeeren noemende , als een onfeilbaar gevolg hunner zinlooze ontwerpen , aan het ligtgeloovig gemeen aanbiedt. Zij willen niet den Vorden der aarde den oorlog aandoen, maar aan den Godsdienst onzer Vaderen, aan de Regeeringen der Maat- fchap-  B IJ L A G E N, 159 fchappijen , aan het geluk en de vertroostingen , die 'er de vruchten van zijn. Door de uitwerking zelfs hunher ongerijmde ftelzels, hun vaderland aan alle de rampen der regeeringloosheid onderworpen hebbende; jaloers over het geluk der Volken, die nog de zegeningen der gezellige orde genieten , hebben zij , om zich ftaande te houden , het wreede ontwerp gevormd, om hun in dezelve onzinnigheid te doen deelen , hun dezelfde dwaalingen inteënten, en met deze hun in alle de rampen te ftorten, welken thans het Koningrijk Frankrijk verwoesten." „ Sedert een jaar hebben zij niet dan voorwendzels gezogt voor den aanval , dien zij in den zin hadden. . Door kracht van vervolgingen ,. uit den boezem van Frankrijk, verdreven hebbende alle. de Burgers, aan den Godsdienst van den Staat en de voorrechten , tot dien tijd toe door de grondwet des Koningsrijks geftaafd, verknogt, hebben zij hen op de geheele aarde van . de aangenaamheden der herbergzaamheid , welke de menfchen onderling eikanderen verfchuldigd zijn, willen berooven. Wij hebben alle zorg gebruikt, om zelfs niet tot de minde voorwendzels van ongenoegen gelegenheid te geven , daar wij ons op geenerhande wijze met iets, 't welk het daatkundig bedaur der nabuurige Staaten betreft , willen bemoeien. Wij hebben belet, dat 'er, in deze Provintien, tegen den'regeeringsvorm, die aan het Koningrijk Frankrijk gegeven was , iets ontworpen , zelfs iets gefchreven werd ; en ter belooning onzer op' lettenheid, om de wetten der goede nabuurfchap te onderhouden , heett men eene zwervende horde van muitelingen , met de fnoodde aanflagen zwanger gaande, op onze grenzen verzaaraeld : men heeft de verderflijkde  iSo B IJ L A G E N. gefchriften tegen den Godsdienst, tegen het conflïtutioneei gezag des Souvereins, in deze Provintien verfpreid, en deze fchriften waren niets anders dan de verbreiding van gefprekken, in't midden der gewettigde Sociëteiten gehouden, waarin, men meer dan eens . de verfoeilijkfte misdaaden tot deugden heeft verheven , enkel om de ftraffchuldige drifren van diegeenen te vleien , welken men aan een fiélzel, dat in de gefchiedenis dezer eeuw de fchande ,van het tegenwoordig geflacht zal nitmaaken , zogc te hechten. Alle onze vertoogen ten dien opzichte zijn iedel geweest ; en, terwijl wij de klagten, welke or,s over wapeningen, die geen plaats hadden , en over voorgewende verdrukkingen , tegen Franfchen gepleegd, gedaan werden, hier met de grootfle oplettenheid gehoor gaven, heeft men zich aan zeer menigvuldige buitenfpoorigheden tegen Onderdaanen Tan zijne Majefteit, en op zijn grondgebried, overgegeven, en wij hebben 'op zoveele klagten niets anders dan beloften. van genoegdoening ontvangen, waarvan niet eene van het minfte gevolg geweest is; terwijl men, wanneer wij , van onzen kant, over de zendelingen, welken men roemde in den boezem dezer Provintien aftevaardigen, om dezelven tot oproer en alle foort van wanorde optewekken, een waakend oog, gelijk noodzaakiijk geworden was, hebben doen houden , tegen deze voorzorgen gefchreeuwd, heeft , even alsof 'er herhaalde aanflagen tegen de veiligheid en vrijheid der Franfche reizigers in 't werk gefteld werden: en ondertusfchen keurde men, van den anderen kant, de maatregelen goed , welken wij beraamden , om de verzamelingen der ongelukkige Franfche Edellieden , die uit het Koningrijk vertrokken waren, te beletten , ten einde hen tot de ftrengfte termen van de eenvouwigfte herbergzaam-  B Ij L A G E N. 161 Saamheid te bepaalen , om zelfs de moogüjkheid, om zich te wapenen , of zich in Militaire corpfen te ver:eenigen , voortekomen." „ Deze maatregels , welken Frankrijk fchijnt vergeten te hebben , werden aan de Duitfche Vorften voor:gefleld als een voorbeeld, om in hunne Staaten te volgen , en waarmede de willekeurige eisch der Agen:ten van het Franfche Gouvernement betuigde , zich wel te willen vergenoegen." „ Wij zouden ons onthouden, van alle de rampen , :onder welken Frankrijk zugt» optetellen , en aan :den tijd de zorg overlaten , om den (luier der bedriegerijen , welken eene menigte listige fchrijvers door :hunne gevaarlijke fchriften zogt gaande te houden , opi teligten , indien men niet op het oogenblik zelfs van . den aanval, welken men tegen deze Provintien bedoelt, ; zich gereed maakte , om 'er het vergif eener bedrieglij!ke misleiding over de ingebeelde voordeelen der nieuwe Franfche regeering te verfpreiden , ten einde dezelve aan dat deel van het publiek, welk men zou willen verleiden, fmaaklijk te maaken." „ Maar de Volken , aan ons beduur toevertrouwd , moeten herinnerd worden , dat Frankrijk onder de flaavernij van alle ondeugden, van de toomlooste driften, en van eene onvoorbeeldige regeeringloosheid zugt; dat 'er noch rechten, noch eigendommen meer beflaan; dat de heilige Godsdienst , dien wij belijden , aldaar openlijk met voeten getreden , de altaaren ontheiligd, van hunne waare/ bedienaars beroofd , en dezen , zelfs tot in dc fchuilplaatfen toe , welken zij buitenhndsch verkoozen hebben , vervolgd , en door ingedrongenen , zonder zending , in het Kerkbeftuur vervangen worden ; dat men zelfs  tós B IJ L A G E N. • zelfs de Herders des Volks van hunne onderfcheidendtfl kleedingen beroofd heeft, welke hen bij hunne kuddeef kenbaar moesten maaken; dat men in een wandaltig wetl boek rechten geroemd heeft , welken de mensch iri Maatfchappij niet genieten kan, en waarvan hij , in bel; fchaafde Genoodfchappen gebooren wordende , ftilzwijl; gender wijze tot zijn geluk afstand doet ; dat men on-|o der deze herslènfchimmige rechten gezogt heeft , del waare rechten , onder de befcherming van de grond wet-l ten des Rijks , van gedacht tot gedacht, tot de geëerl biedigfte klasfen , aan welken de Franfche Maatfchappij j in allen opzichte , de meeste verpligting had , voordgeplant , uitterooijen, omtekeeren en te verwarren; dat I men den naam van eigendom voor de zaak zelve in de .plaats heeft gedeld , door de eigenaars (door den tijd, de wetten, en eene dandvastige, honderdmaal vernieuw-1 de, en door de waare Vertegenwoordigers der Natiel erkende, bezitting) op het plegtigst in hun recht ge-I zet, daarvan te berooven ; en dit alles onder den be-l" drieglijken fchijn eener ingebeelde gelijkheid van rech.4 ten , welke indedaad nietig, en op het oogenblik zelf, waarin zij zou mogen bedaan, door de verfcheiden-1 heid word weggenomen , welker karakter de Schepper! de menfchen terdond bij hunne geboorte indrukt, door: hen op eene zeer ongelijke wijze in zedenlijke vermo-: geus te bedeelen , wier onevenredigheid altijd de heer-fchappij van het vernuft, de kracht, het geduld, de vlijt , en fpaarzaamheid , geregeld heeft en zal blijven regelen,!;; over de tegengedelde hoedaanigheden, met alle de voor- I > deelen , die 'er de wettige belooning van knnnen worden, J en die zich even als allen anderen eigendom voordplanten." 1 „ Eindelijk moeten de getrouwe Onderdaanen van zij- •  B I] L A G E N. 1Ö3 tit Majefteit weten , dat , terwijl men zijn best doet , om den voorgewenden roem en voorfpoed van Frankrijk, niet lang geleden den bloeiendften fiaat van Europa, te verheden , 'er geen koophandel, geen geld, geene eecwaaren , geene publieke macht , geen recht, geene burger» regeeiiug meer is, en dat de Philofophifche vervolgers van al dargeen , 't welk niet van hunnen fmaak is, in de buitenfpoorighederr', waartoe zij het Volk opwekken , geene paaien kennen, dan de volheid der misdaad." „ En wie zou na dit alles zoo blind of onzinnig kunnen wezen , om het minfte vertrouwen te ftelien iii de beloften en listige verzeekeringen , welken die tirannen aan de Volken doen , die zij zoeken te onder te brengen, om hunne eigendommen , hunnen Godsdienst, hunne rechten en privilegiën , en hunnen regeeringsvorm te erkennen ; zij , die federt dat zij zich het publiek ge. zag en de macht in Frankrijk hebben aangemaatigd , met eene tot hiertoe ongehoorde onbefchaamdheid en (tamheid , de plegtigfte publieke traktaaten , alle de Godlijke en Menschlijke wetten , en al het onfchendbaarfte , 't geen op aarde is, met voeten treden ; zij , die van het oogenblik af, dat zij zich meester van eene Provintie zouden gemaakt hebben , niet draalen zouden , even gelijk zij teii hunnent hebben gedaan , om de bezittingen der Geestlijkheid, des Adels, en de goederen van alle de Burgers te bemachtigen." . „ Nog eens , ons nimmer met het inwendig beftuur van een nabuurigen ftaat hebbende willen noch gemeend ons te kunnen bemoeien , zouden wij in dit onlangenaam verflag van zaaken , die aan het Gouvernement , dat ons toevertrouwd is , vreemd zijn , niet zijn getreden; maar de Franfche 'fchriften en zende-  154 B IJ L A G Ë N<' delingen , en de handelingen zelve der nieuwe WetgeaJ ving van Frankrijk , (trekken daar heen, om een nieuwf lïelzel , goed of kwaad voor het Franfche Volk, doch«[ openbaar verderflijk voor dat, welk wij befluuren, (door-1 dien het alle politieke organifatie, ontworpen door eenerjl regeeringsvorm, die aan hetzelve lief is, welke de Sou-i verain heeft beloofd te handhaven , en waarop federil; eeuwen het geluk der Belgen rust, omkeert) algemeen!| te maaken. Het was derhalven onze plicht , het Volk! tè waarfchuuwen voor de gevaaren , waarmede het ge-I dreigd wordt. Wij hebben hun waarheden , voor aller»! en een iegelijk klaar en duidlijk, opengelegd : zij zullenll door alfe goede Burgers worden erkend , die buiten twij-|| fel hun best zullen doen, om alles, wat in hun is, bijifc te draagen tot bewaaring der openbaare rust van binnen terwijl wij alle diegeenen, welke ze zouden durven ftoo4l[ ren , niet anders datf als vijanden van den Staat zullea' js kunnen aanzien en doen behandelen." t Brussel , den 29 April 1792. ■ ja QFas geteekend) Maria. \ Albert. f (Laager geteekend') Vrijheer van Feltz. ■ !t XXVltf  B IJ L A G E N, 165 XXVIL Adres van zijne Poolfche Majefteit aan dé Burger-militaire Commisfien der Palatijnfchappesi , Landen en Diftritten, aan de genen die aldaar het bevel voeren over de nieuw opgerichte Krijgsbenden , en , over '/ algemeen, aan alle Burgeren van het Koningrijk Poolen en het Groot-Hertogdom Lithauen. Wij Stanislaus Augustus , enz. Toen wij , na me meer dan twintigjaarige regeering, den roem en het elvaaren eener Natie, welke ons dierbaar is, eindelijk op iste en onwrikbaare gronden meenden gevestigd te heb:n , komen hoogmoed en heerschzucht eensklaps onze jop vergruizen, door ons eenen aanvallenden oorlog te rokkenen. Gebukt onder den last der jaaren, afgemat por langduurigen arbeid, en onophoudelijk gekweld van jievende hartzeeren, hebben wij zoo veele rampen niet rerleefd, dan om dezen vaderlandfchen grond befprengd i zien met het onfchuldig bloed onzer Landgenooten. e Heere had ongetwijfeld befloten nieuwe bitterheden ittegieten, over de dagen, welke hij ons nog wil verliunen; en wij zullen derhalven, zonder te morren, ons uderwerpen aan zijne Vaderlijke befluiten. Hij, de recht.ardige en machtige God , heeft gewild , dat de Natie it welvaaren duur betaalen zoude, 't welk hij haar toe::reidde, dat de herinnering aan de wreede geesfels, dia m van  ié<» B IJ L A G E N. van den oorlog onaffeheidelijk zijn , in de harten der: Poolen ten diepflen ingeprent , hen leeren zoude , hoei hoog zij in het toekomende dien gelukflaat te fchattem hebben , en welke poogingen zij moeten infpannen omi denzelven duurzaam te maaken. In deze noodlottige dagen , terwijl het heil der Natie; gevaar loopt, hebben wij alle de plichten vervuld, en vervullen ze nog dagelijks , welke de Wet en de Eeree ons opleggen. Ons bijzonder geluk is van dat der Na-: tie onaffeheidelijk ; en wij kennen thans maar ééne bezorgdheid, waarin voorzeker ieder vaderlandlievend Pool met ons deelt ; dat is: ,, Om de onafhanglijkheid den „ Natie boven het bereik te Hellen van allen inbreuk;: „ het conftitutioneel bewind, 't welk zij op de wettigde „ wijze haar zelve heeft gegeeven, en door alle Burge-; „ ren ten plechtigften is aangenomen , tot het laatfla „ oogenblik des levens te verdeedigen; de Republiek tet „ bewaaren tegen de voormaals zo dikwerf plaats gehad „ hebbende inwendige onlusten , en tegen de omwente^ „ lingen die het gevolg daarvan waren ; voor eeuwig,, „ indien het mooglijk zij , van haar te verwijderen det „ afgrijzelijke tegenfpoeden, welke aanhoudend over ons; ,, wierden uitgelokt door heerschzuchtige Ariftocraten „ bijgedaan door vreemde troepen, die zij zelve in dein „ boezem van hun eigen vaderland voerden , ten einde: „ hetzelve te verwoesten, gelijk wij alreeds te meermaa„ len ondervonden hebben, en heden ten dage op nieuw; „ zien gebeuren; te beletten, eindelijk, dat geen buiten„ landsch noch huisfeiijk overwicht 'aan een vrij volk on„ rechtvaardige wetten voorfchrijve, welke, in plaats vani „ de onafhanglijkheid der Republiek, de rust haarer Bur-„ geren, en de vrijheid der Natie te bevestigen, eigent-- „ lijk;  B IJ L A G E R 167 j, lijk alleen gefchikt zijn, ten einde de heerschzuchdge „ oogmerken van eenig bijzonder perfoon of Magiflraat„ fchap te begunstigen." Onze troepen geeven dag aan dag blijken van dien werkdaadigen ijver, van die veerkracht, welke door geene hinderpaalen kan tegengehouden worden. Het Patriotismus, dat hen bezielt, verdubbelt hunnen moed; zij vergeeten zelfs de ongenoegzaamheid van derzelver macht, om hun oog op niets anders te vestigen dan het heil des vaderlands, waarvan zij de verdeedigers geworden lijn. De Natie is haare achting, benevens alle mooglijke aanmoedigingen, aan hun verfchuldigd; zij is aan hun ■ verfchuldigd alle hulpmiddelen, die zij in haar vermogen ! heeft , en die alleen derzelver poogingen en arbeid tot een nuttig einde kunnen doen verflrekken. Waarlijk, de middelen ter onzer verdeediging moeten geregeld worden naar die der vijanden, welke ons aangevallen hebben. Men verflerke , zo veel moogiijk is , de onderfcheiden lighaamen van Linie-troepen, welke beftemd zijn om hen het hoofd te bieden, en onderfteune dezelve ook daarenboven door nieuwe recruteeringen. De Wet heeft aan de geheele Natie vergund, de wapenen te mogen opvatten; zij heeft haar zelfs daartoe uitgenodigd. De Burger-militaire Commisfien zijn belast geweest , om de naamen van alle zodanige Burgeren optefchrijven , die zich aan den dienst van hun vaderland wilden toewijden ; en de Hoofd-Ofïicieren, door ons, uit kracht van djezelfde Wet, tot dat einde aangefteld, moesten alle de zodanigen na de - onderfcheiden legers geleiden, die zich daartoe vrijwillig . zouden aanbieden. Onze vaderlijke zorg verwagt, met 1 ongeduld, den uitflag en de vruchten dezer wijze maatrelen. m 2 Diê  if58 15 IJ L A G E N. • Dit ons tweede adres bedoelt derhaiven het voorftel van drie voornaame onderwerpen: i. Beveelen wij alle Commandanten der nieuw opgerechce Vrijcorpfen, welke nog niet na de refpective legers opgebroken zijn, ten einde zich aldaar met onze Linie-troepen te vereenigen , dezelve te geleiden na het campement dat nabij IVarfchamv geformeerd wordt, en werwaards wij in eigen perfoon ons begeeven zullen; op hunnen marsch die krijgstucht in acht neemende, welke aan de verdeedigers van het Vaderland betaamt. 2, Verzoeken wij de Burger-militaire Commisfien, om uit de penningen, voortfpruitende uit de Patriottifche giften, welke zij iu handen hebben, de genoemde Commandanten te voorzien van al het noodige tot het doen dezer transporten , zullende de laatften , van het gene zij ontvangen, behoorlijke quitantien afgeeven. 3. Noodigen wij alle Burgeren tot het opvatten der wapenen , en om hunne macht ter algemeene verdeediging, met de onze te vereenigen. Wij vraagen zulks inzonderheid van dien edeltnoedigen Adel, welke altoos de eerfte is geweest in het befchermen der voorrechten van de Republiek , die alles verwagt van deszelfs deugden, trouwe en dapperheid , welke meer dan eens de fteunpilaar van vreemde Troonen is geweest, en dezelven dikwijls eenen nieuwen luister bijgezet heeft. Aan wien toch kunnen wij veiliger de zorg toevertrouwen , om onze rechten en onzen perfoon te verdeedigen , dan aan die deugdzaame Medeburgeren , welke flechts één wenk afwagten, ten einde om ons henen eene borstweering op te werpen van hnnne eigen lighaaraen ? De Linie-troepeu knnnen niet van elkander gefcheiden worden, indien men begeert, dat zij met nadruk werkzaam zijn, en met een' gewenschten uitflag macht tegen macht ftellen zullen. On-  B IJ L A G E N. 169 önze hoop en vertrouwen is aldus geheelënal gevestigd iop den moed dier braave Burgeren , die zich bij ons :zullen voegen. Onze bijzondere veiligheid en het heil Ides vaderlands zal het werk van hun lieden zijn. Het is de deugd, het is het beffendig en vast befluit der Natie, welke het lot des vaderlands gaat beflisfen ; het is aan die zelfde Natie, dat wij onze eigene verdeediging xwerlaaten , als vastelijk befloten hebbende haar nimmer :te verlaaten, met haar allen arbeid, alle gevaaren, te deelen, en met haar om te komen , nademaal wij niet beïgeeren den ondergang van den Staat, en den zegepraal der ivermetelen te overleeven, welke de grondvesten dezer Republiek trachten over hoop te werpen. Gegeven te Warfchaxw, den 4 Julij 1792. (JVas geteekend) Stanislaus Augustus, Kening. m 3 XXVHI.  iro • B IJ L A G E N. XXVIII. Voor de Kancelaarij van het rechtsgebied der ftad VVarfchauw , in perfoon verfcheenen zijnde, zijne Excellentie de Heer Stanislas Nalecz Malachowski , Maarfchaik van den Rijksdag en van de Confederatie der Kroons-provincien , Ridder van de Poolfche • Ridder ordens enz., heeft deze in tegenwoordigheid der Officieren van gemelde Kancelaa- ■ rij, vrijwillig en uit eigen beweeging, eene ■ verklaaring gedaan , van den volgenden t inhoud. Iu dit treurig oogenblik van beflisfing en wanorde, 't welk het hart moet grieven van ieder Burger, die ge- ■ trouw is aan zijne plichten ; in dit doodlijk oogenblik,, waarin wij met bittere fmert het overwicht zien van eene i vreemde macht, door de toetreding van zijne Majefleit: tot de Confederatie van Targowicz thans gemachtigd, om i het werk onzer nieuwe voortbrenging te vernietigen; dat: heilzaam werk, aangevangen en voleindigd onder de be- • fcherminge der vrijheid ; dat werk, 't welk de geheele: Natie met blijde verrukking toejuichte, en zij bezwooreir- kadde met al haar macht te zullen handhaven wijk. ik voor den aandrang van mijn geweeten, en befchouw het als eenen heiligen plicht, om, in de tegenwoordigheid des Hemels, van het Geheel-al, en zelfs voor de: Nakomelingfchap te verklaaren , dat ik de Confederatie van TwgQWicz, welke geformeerd is onder befcherming van eene vreera-  B IJ L A G E N. 17» vreemde legermacht en door dezelve wordt onderfteund, aanzie en altoos beichouwen zal, als eene willekeurige, zo wel met den men'sck als met de belangen der Natie gekeelënal ftrijdige daad , door welke de geheiligdfte rechten van alle klasfen van Burgeren gefchonden zijn ; "als eene vermetele onderneeming, voorafgegaan door moord en rampfpoeden , en welke onvermijdelijk zal gevolgd worden door regeeringioosheid, flaavernij, en de volflagen ondergang der Republiek. Dit protest bedoelt in geenen deele, om, aan wien het ook zij , eenigerhande verwijtingen te doen. Ongevoelig tegen alie peifoonlijke beleedigingen , geene wraakzucht noch haat kennende, kan ik mij zeiven het getuigenis geeven, dat ik nimmer meer dan éêne hartstocht koesterde , den roem namentlijk en het geluk mijn's vaderlands; dat ik ter goeder trouwe gearbeid heb aan de verbetering van deszelfs tegenwoordigen toefland; dat ik nimmer eenig mensch heb benadeeld, ten miusten niet met opzet; dat ik niet getracht heb, door middel eener laage afhanglijkheid, mij te verzekeren van de befcherming van eenig buitenlandsch Hof, maar ook nooit een zodanig Hof troifeeren wilde , 'dat ik eindelijk, ten allen tijde getrouw aan de verplichtingen , mij door mijne bediening opgelegd , gepoogd heb dezelve met de geflrengfte naauwkeurigheid na te komen. Vol van dit vertrouwen, en overtuigd van de zuiverheid mijner oogmerken, onderwerp ik aan de Godlijke rechtvaardigheid de lotgevallen van mijn vaderland, benevens de maatregelen der zodanigen , die 'er hun vermaak in vinden om de Republiek ongelukkig te maaken. Ik verklaar daarenboven : „ dat de tegenwoordige Landdag en „ deszelfs Confederatie in volle kracht aanwezend blij „ ven; dat hij alleenlijk opgefchon is, en de Koning he*. m 4 » 0X1  V2 B IJ L A G E N. „ onbepaaldfle recht heeft om denzelven weder bijeen „ te roepen, wanneer de behoeften van den Staat zulks „ vereisTcïïen; dat 'er geene nieuwe bijeenroeping heeft „ plaats gehad , en wel verre van deze eerde Wergee„ vende Vergadering ten einde te doen afloopen, men, „ tegen den uitdruklijken wensch en begeerte van alle haa„ re leden, tot eene nieuwe toegetreden is, welke ge„ formeerd was te Targowkz, en die haar onwettig en „ van onwaarde heeft verklaard." Aldus mijn vaderland met de fchroomlijkde onheilen gedreigd ziende, en niet begeerende dat mijn geweeten iets aan mij verwijten zal} dacht ik mij zeiven verplicht, om mijne Medeburgeren te moeten waarfchouwen tegen alle rampen die hen bedreigen. O! Natie, welke ik in mijn hart koesterde! o mijne waarde Medeburgeren! ik deel in uwe ongelukken, maar kan dezelve niet verzagten. Helaas! mij blijven alleen traanen over om u aan te bieden ; doch mijne trouwe, mijne onwrikbaare toegenegenheid zijn aan u lieden bekend. Niets kan in datt zijn deze in mijn' boezem te fmooren, noch zelfs te verminderen: maar ik kan u voortaan geene bewijzen meer daarvan geeven ; want men heeft mij alle middelen daartoe benomen. QVas geteekend) Stanislas Nalecz Malachowski , Maarfchaik van den Landdag en der Kreons-confederatie. (Lager ftond) Pucuala, Regent van de Kancelaarij, XXIX.  B IJ L A G E K. 1/3 XXIX. Acte van toetreding des Konings van Poolen , tot de algemeene Confederatie van Targowicz. Met hart en ziel verbonden aan eene vrije en republikeinfehe Natie , welke mij , van eenvouwig Burger, :tot den Troon heeft verheven ; begeerig om met haar ;gelijkerhand medetewerken tot dat heilzaam werk, 't welk :een' nieuwen grondflag moet leggen; een grondflag, die Iduurzaamer zij voor de vrijheid, de onafhanglijkheid, de :onverdeelbaarheid der Republiek, en welke flrekken kan :om met meer wijsheid haar Staatkundig en Burgerlijk beduur interichten , volg ik den aandrang van het gevoel ;dat mij bezielt, ja, het is de wensch, het is de drift ivoor het algemeen welzijn (welk ik boven alle andere [belangen moet frellen), en de begeerte tevens om het geHuk te verzekeren vau u , edelmoedige en vrije Natie , tdie mij deze nieuwe blijken van vaderlijke liefde voorIfchrijven, welke ik u heden aanbiede. Oprecht verboniden aan mijn vaderland, geen ander verdriet, geene anidere genoegens kennende, dan de zijne, hebben alle miji ne poogingen altoos ten doel gehad deszelfs geluk, roem ten zekerheid. Doch de bijzondere inzichten van mijne i medewerkers, de fmaak voor veranderingen en voor nieu'wigheden, hebben mij niet altoos toegelaaten de uitfpraak i van een hart te volgen, dat u geheeiënal is toegedaan. De verrichtingen van den laatften Rijksdag zijn hieraan het duidelijkst bewijs. Verleid door nieuwe en ger/i 5 waag-  174 B IJ L A G E N. waagde grondftellingen , die alleen ftrekten om de rust der volken te verflooren , hebben onze Wetgeevers de aclubaare heerfchappij der wetten durven verbreeken, welke federt de eerfte eeuwen der Republiek haar ten grondflag dienden; zij hebben beproefd, om Poolen dienstbaar te maaken aan het juk eener Regeering, die te gelijk Monarchaal en Democratisch zoude wezen. Een enkele Rijksdag heeft zo veele verfchillende wetten zien opkomen , dat, wanneer deze in orde gefteld en ten uitvoer gebragt zouden worden, de moeijelijkheid dier onderneeuiitig het noodzaakiijk maakte, om wederom daarvan aftezien. Ten anderen waren ook de gronden , op welke men dat nieuw conftitutioneel beftuur gevestigd hadde, niet alleen te zwak orn hetzelve te onderfchraagen , maar ook daarenboven regtftreeks ftrijdig met het wetgeevend ftelzel , dat alleen het beftaan van Poolen kan verzekeren. Doch thans , nu alle waare Poolen de voetftappen inzien van hen, die , na hun zelve door heerschzucht te hebben laaten vervoeren , ook deze op eenen doolweg geleid hebben , verklaar ik , en als Koning die het hoofd dezer edelmoedige Republiek moet wezen, en als Pool die zijne landgenooten bemint, dat de Republikeinfehe regeering , in diervoegen als onze voorvaderen dezelve vastgefteld hebben, alleen de duurzaamheid en den roem van Poolen kan vereeuwigen. Indedaad, zo dikwijls eene Natie, in plaats van te verbeteren wat in haare oude regeeringsvorm kan gebrekkig zijn, onderneemt dezelve geheelënal om te keeren, haalt zij haar zelve alle de verfchrikkelijkheden over 't hoofd, welke uit een' fnellen en gedwongen fchok van het Staatslighaam onfeilbaar moeten voortkomen. Na aldus , voor het aangezicht eener Republikeinfehe Na-  Ii IJ L A G E N. 175 ! Natie, de wijsheid en waarheid dezer grondftellingen er! kend te hebben , verlaat ik zo wel de Confederatie in 1788 geformeerd, als den Rijksdag vervolgens te JVarJchauw, onder het voorzitterfchap van den Heer Stanislas Malachowskt , Groot-referendarius der Kroon, bijeengeroepen; welke Rijksdag , om te zekerder eene onftaatkundige en gevaarlijke revolutie te weeg te brengen , tot over de vier jaaren is verlengd geworden , tegens de beftendige gewoonte der Republiek, en met verachting van de uitdruklijkfle wetten. Ik trede dus vrijelijk toe , en voeg mij met hart en ziel bij de nieuwe Confederatie ,' welke , volgens den wensch der geheele Natie, gefloten is te Targéwicz , op den i^den Maij dezes jaars, door de zorgen en onder het opzicht van den Heer Stanislas Felix Potocki, Groot-veldtuigmeester der Kroon , en met welke Confederatie zich thans die van het Groot-hc-rtogdom Lithauwcn, door eene plechtige en openbaare Acte, heeft vereenigd. Ik befchouwe als alleen wettig de verrichtingen door haar erkend, beloovende mij te zullen houden aan alle wetten door haar afgekondigd, en zweer haar behulpzaam te zijn bij alle haare oogmerken , die geen ander doel hebben dan het algemeene welzijn , in zamenftemming met eene republikeinfehe , en federt eeuwen vrije Natie.. Ik doe dezen flap zo veel te wilvaardiger , aangezien het plan van hervormingen, door deze Confederatie ontworpen , het onzijdig oog der goede Burgeren niets aanbiedt , dan 't geen rechtvaardig en heilzaam is; ook inzonderheid, om dat de grootmoedige en belangelooze befcherming van haare Majefleit de Keizerin aller Rusfen , welke de inwendige rust der Republiek doet herbooren worden, voor deze een nieuwe bron van voorfpoed oplevert, en haare rech-  i?6 B IJ L A G E N. rechten en onverdeelbaarheid te zekerder handhaaft. Ingevolge hiervan eifche ik, dat deze Acte van toetreding geregiftreerd worde in de Kancelaarij der algemeene Confederatie van de beide Natiën, als mede in die van de Gerechtshoven der Staaten van de Republiek. Gedaan te IFar/chauw, den 25 Augustus 1792. XXX. Ordonnantie wegens de vrijheid der Drukpers, op den wden Julij 1792, door den Hertog van Sudermanland , als Regent van het Zweedfche Rijk , uit naam van den minderjdarigen Koning uitgevaardigd. Wij Gustavus Adolpiids , enz. enz. doen te weeten; Nadien, wij in overweeging neemen, dat eene onzer eerfte plichten , mitsgaders onze hoogfte roem daarin bellaar, , om de maatregelen aan te neemen en met al ons vermogen te onderfteunen, welke in ftaat zijn het waarachtig welzijn en den voorfpoed van het dierbaar vaderland te bevorderen , als ook dat volkomen vertrouwen tusfchen ons en onze getrouwe onderdaanen te bevestigen , 't welk onze fterkte en wederkeerige veiligheid uitmaakt, en door zijnen weldaadigen invloed op de zeden en denkbeelden, tevens nadrukkelijk medewerkt, ten einde het toekomend geluk , 't geen wij hartelijk wenfchen voor altoos het deel van Zweeden te zien worden , voor te bereiden, voort te brengen, en te vormen. Over- wee-  B IJ L A G E N. I?? ïweegende daarenboven, dat het verfpreiden van kundigheiden de eerfte en zekerfte flap is tot het algemeene welzijn, iterwij! de vrijheid van denken en van drukken het dierbaarst icigendom is van een vrij volk, een onfchatbaar gefchenk, idoor den Schepper zeiven aan het menschdom gegeeven, ieene weldaad, die men niet zou kunnen verkorten, zonder de rechten der Natuur te miskennen en te fchenden. ,Verre van daar, dat deze vrijheid, wel beftuurd wordende, de goede orde en den eerbied aan de wetten verfchuldigd, welke de welvaart en het aanwezen van alle :Staaten uitmaaken , zou verwoesten , bevestigt integendeel de vrijheid om zijne gedachten onbewimpeld temo;gen uitten, derzelver grondflagen , nadien zij de fchadelijke vooroordeelen vernietigt, de duisternisfen der onweeirendheid verdrijft, en in derzelver plaats» door de ont1 dekking der waarheid, den waaren prijs fielt aan de bar1 telijke vervulling onzer plichten jegens God , den Vorst c en het Vaderland, van 'welke wij volkomen overtuigd : zijn, dat de ijverige en volftrekte uitoeffening het voorwerp is der vuurige wenfchen van eiken braaven Zweed, en alleen in ftaat zij om aan ons hart die bedaardheid en rust weder te geeven, welke zo lang van onder ons verbannen zijn geweest , gelijk mede het geluk en den roem van'onze voorouders te doen herleeven , waarvan oprechtheid en wettigheid de grondflag waren. Daar wij nu hoopen en vertrouwen, dat deze vrijheid die edele en waardige gevoelens bij de Natie aanmoedigen , ontvlammen, en krachtdaadig odderfteunen zal, welke haar in alle tijden eigen geweest zijn , en welke te overleeven ons grootfle ongeluk zoude wezen; overtuigd daarenboven, dat deze vrijheid geene afbreuk mag lijden door eenigen dwang, noch belemmerd of verfmoord moge wor-  1?8 B IJ L A G E N. worden onder den last eener menigte van tegenftrijdige ordonnantiën, welke te vooren over dat onderwerp uitgegeeven zijn: verhaasten wij, met een ftreelend genoegen voor ons zeiven, het oogenblik, om die banden en tegenftrijdigheden te doen verdwijnen. En dit zo veel te meer, nadien deze omflandigheid aan ons eene gewenschtë gelegenheid fchenkt, ten einde onze onderdaanen een nieuw bewijs te geeven van onze toegenegene zorg voor hun geluk , en van den eerbied welke ons natuurlijk eigen is voor hunne geheiligde rechten , voor de rechten aan het geheele menschdom verfchuldigd, en thans dubbel opgeëischt in een' tijd , waarin de meeste Vorsten van Europa zich enkel bezig houden met nieuwe borstweeringen tusfchen hunnen Troon en het Volk cp te werpen. Eene maatregel, dien wij gelooven zo i veel te minder noodig te hebben, naar maate wij de getrouwheid en de aankleeving innig kennen , welke onze getrouwe onderdaanen ons toedraagen , en op welke wij ons met volkomen zekerheid verlaaten mogen. Wel voldaan, met onze oprechtheid en de zuiverheid onzer oogmerken, voor het oog der geheele waereld aan den dag te kunnen' leggen ,- en willende tevens , voor het toekomende , een tijdperk beginnen , 't welk meer licht zal verfpreiden ; 't welk voor de waarheid en de ftem des volks den weg zal baanen om tot den Troon door te dringen; 't welk voor de klaagftem van onfchuldigen en onderdrukten een middel wezen zal om zich te doen hooren; 't welk voor de gerechtigheid een fteun , voor de partijdigheid , het geweld en onrechtvaardigheid een voorwerp van fchrik , voor den deugdzaamen Bcr* ger een triomf, voor den fchuldigen en bedorven menscfi een beweeggrond tot vrees , voor den armen eene on- der-  B I] L A G E N, 179 ;derfteuning, voor den ongelukkigen eene wezenlijke verlligting , en voor ons zeiven de aangenaamfte vergelding iwezeu zal, nademaal wij, bij alle onze flappen, niet anders zoeken dan het waarachtig geluk onzer Onderdaanen uittewerken en te bevestigen. Wij twijfelen daartegen niet, of deze zullen, van hunnen kant, met oordeel in onze oogmerken treden , en een goed gebruik weeten te maaken van eene inrtelling , welke geen ander doel heeft dan het algemeene nut, de goede orde , de rust, :en noch voor den een , noch voor den anderen , moet igevaarlijk worden door de misbruiken , welke voormaals ;daarbij plaats hadden, namentlijk het uitgeeven van fchot'fchriften, en het verfpreiden der zaaden van tweedracht, iwelke de verderflijkfte gevolgen hebben voortgebragt. Wij i willen geeneu vrijen loop vergunnen aan deze helfche ivoortbrengzelen, maar zullen integendeel niets verzuimen icm dezelve te ftraffen. Wij verwagten ook , met het Igrootfte vertrouwen, dat gij, dierbaare Onderdaanen! hoe : meer gij verlicht zult zijn omtrent uwe waare belangen, ook des te meer de noodzaaklijkheid zult gevoelen, van zodanige gedrukte fchriften in alle Staaten en in alle tijden te keer te gaan. Wij neemen dienvolgens deze gelegenheid waar , om u in den naam des vaderlands daartoe aantefpooren ; ja, wij bezweeren u in dienzelfdeu dierbaaren naam , om zulks te doen , en eisfchen van u deze opoffering. Uwe rust, uw geluk, kan nimmer wel gevestigd worden , dan voor het altaar der eendracht. Haast u dan , u aan deszelfs voet rondom ons te vereenigen, en aan ons hart dat flreelend genot te gunnen, van getuige te mogen zijn , dat een getrouw volk zich vereenigt , en eikanderen omfietst met de hartelijke oprechtheid zijner voorvaderen. De Voorzienigheid , welker  l!Io B Ij L A G E N. ker hand in deze laatfle tijden zwaar over ons geweest is, zal alsdan oogen van welbehagen op Zweeden vestigen , en haare opgefchortte zegeningen zullen zich op nieuw over ons uitfiorten; de rust en fh'Jte zullen wederfeeeren; in den fchoot des vaderlands zullen wij gelukkige dagen tellen, en het laetde nagedacht zal het oogenblik zegenen , in 't welk de verftrooide en verdwaalde broederen al het gebeurde vergeetende , zich met tedere aandoeningen in elkanders armen zullen geworpen hebben , ten einde de banden hunner vereeniging, en van eene te lang gefloorde broederfchap, op nieuw en onverbreekbaar vast te fnoeren. Deze edele gevoelens aldus van gedacht tot gedacht voortgeplant wordende , zullen van de Vaderen op de Zoonen overgaan, en den dierbaaren vaderlandfchen grond nimmermeer verlaaten. De liefde tot dat zelfde vaderland, de eerde en grootde van alle Burgerlijke deugden , zal onaffcheidbaar zijn van den Zweedfchen naam ; terwijl de vrijheid van denken, van fchrijven, en van drukken , het bedendig bij zijnen luister bewaaren , en tot een voorbeeld voor andere Natiën dellen zal. Om deze redenen, met dat oogmerk, en in deze hoop, hebben wij befloten en goedgevonden, aan onze getrouwe Onderdaanen toetedaan eene volkomen vrijheid van fchrijven en van drukken , onder de eenige navolgende bepaalingen, te weeten: van niets te fchrijven, flrijdig tegen onze waare belijdenis des Geloofs en tegen de zuivere leere van het Euangeiie , noch lasterlijk jegens het Opperwezen , wiens dienst ons tegenwoordig en toekomend geluk alleen kan voorbereiden. Insgelijks wordt hiermede verboden eenigerhande inbreuk te doen op de vastgedelde regeeringsvorm, op de zedenkunde , en op de goe-  B IJ L A G E N. 1S1 I goede zeden-, wijders, van niets in druk te geeven, '■'t welk buirenlandfche Hoven en Mogendheden zou kuni nen beleedigen, noch de drukpefsfen , die enkel aan de ; zuivere taal moeten toegewijd zijn, door fchotfchriften ite bezoedelen. De minste overtreding van 't geen hier verboden wordt, zal geflraft worden naar de geftrengheid der wetten ; doch deze voorwaarden nakomende , is het voor 't overige aan eiken Zweed vrij en geoorloofd, om zich na eigen welgevallen van de drukpers te bedienen , behoudens dat de Schrijver zijn waarennaam, bij welken hij bekend is, onder het gedrukte werk tekene. Dit is eene 'formaliteit, welke den Drukker dekken zal voor alle verantwoordelijkheid , wanneer het gefchrift maar niets beihelst, 't geen flrijdig is met de boven aangeduidde voorwaarden. Voorts zullen, van dezen dag af te rekenen, allecenfuuren of beoordeelingen, gelijk mede alle andere plakaatcn :en ordonnantiën over dit onderwerp uitgegeeven, afgefchaft :en vernietigd' zijn, met uitzondering nogthans van 't geen :den Godsdienst en onze Geloofsbelijdenis betreft , als :blijvende, gelijk voor dezen, altoos onder het opzicht en !de beoordeeling der Confiftorïen van het Koningrijk. Het :is dienvolgens geoorloofd, alle andere foorten van nieuwe boeken, couranten en tijdfchriften uit te geeven, zonider privilegie daartoe verkreegen te hebben , mits maar taltoos die bepaalingen, hierboven vermeld, daarbij in acht te 'neemen. • Eindelijk , gelooven wij , dat het niet moodig zij hierbij te voegen , dat elk en een ieder die 'deze vrijheid misbruikt, geene de minfte befcherming moet verwagten. Wij zullen, integendeel , de meeste zorgs Idraagen, om door eene gelijke bedeeling van het recht, n on-  i8a B IJ L A G E N. onzen Troon, benevens de algemeene veiligheid en h geluk van onze getrouwe Onderdaanen te verzekerd En dewijl een deugdzaam mensch niet begeeren zal É te fchrijven of te laaien drukken, dat het algemeen wi zijn niet bedoelt: zo is het te vermoeden, dat de vooj gefchreeven voorwaarde van het werk met zijnen naa te ondertekenen , aan niemand hindernis zal toebrengeti en deze voorwaarde toereikende zal wezen , om aan I wet, in gevalle van overtreding, haare uitwerking te vj zekeren. XXXI. Verklaaring van den Hertog van Sdds manland , Regent van 'iet Zweedfche Rij: bij het hoogfte Gerechtshof te Drottnin holm, den \$den Augustus ingeleverd , deszelfs protocolle aangetekend. - Dewijl al 't geen de wet voorfchrijft, thans naam keurig nagekomen, en aan de misdaadigers, in het vooi zetten van hun rechtsgeding, niets geweigerd is, w eenigermaaten tot hun voordeel konde ftrekken ; dewi ook het Zweedfche Hofgericht, alsmede het Hoogde G rechtshof, over de fmeekfchriften der aangeklaagden de zeiver laatfte uitfpraak ingeleverd hebben : ontbreekt n nog maar alleen dit eenige, dat wij onzen genadigen Wi •n meening in deze zaak te kennen geeven. Ongeacht de fmarrelijke aandoeningen , welke op nieuv en in volle kracht telkens bij ons verlevendigd moeste! WOji  B IJ L A G Ë N. 183 worden, door de geftadige herdenking aan eenen geëerbiedigden Koning en beminden broeder, die ons door den afgrijsfelijkften moord is ontrukt geworden , hebben wij niet te min , als eene zwaar drukkende plicht , ons alles laaten voorleggen, wat bij deze afïchuwelijke gebeurtenis is voorgevallen, en in de daartoe betrekkelijke Aften wijdloopig vervat is. Wij hebben daarin, met de hartgrievendfte gevoelens , eene ongehoorde zamenzweering Ontdekt tegen het leven van eenen weldaadigen Monarch, beflooten en uitgevoerd op de bloeddorstigfte wijze, voof welke de Natuur en Menschheid beide fidderen , en die wij ons voorzeker niet voorgefield hadden ooit in Zweiden te zullen beleeven. Deze fchandvlek, niet met opzicht tot de geheele Natie, welke, gelijk bekendis, om haare trouwe en eerlijkheid altoos uitgemunt heeft, maaf alleenlijk ten aanzien vaneen klein getal ellendigen, had noodig door de geflrengheid der wetten uitgewischt en verzoend te worden. Dit eischt tegenwoordig onze zorg van ons. Ons gemoed, door zeer kwellende herinneringen bewogen en gefchokt, ondervindt daarbij al dien fchrik en afgrijzen, welke zodanige gruweldaad flechts verzeilen kan. Dan dit gevoel, hoewel toereikende om ons met hartzeer te overftelpen, is echter nog het eenigflc niet, wat ons tegenwoordig verontrust en te nederflaat. De noodzaaklijkheid , om de uiterfte geflrengheid der wetten, (welke wij in dit geval wel het minst verwagten konden ,) op de hoofden dezer misdaadigers te doen nederploffen, moet tot vermeerdering van onze rechtmaatige fmart, thans overeengebragt worden, met de nakoming van de geheiligde beloften, en met de laatfle beden en bevelen van eenen ftervenden Broeder en Monarch. ft a He*  184 B I] L A G E N. Het oogenblik nadert, waarin het noodlot dezer ramp- m zaligen zal bcflist en openbaar gemaakt worden. Door li de hoedanigheid van hun begaan misdrijf, zijn zij reeds in zlchzelve ongelukkiger, dan zij ooit konden worden, door het uitvinden van alle bedenkelijke en welverdiende ftraffen. De wet heeft het oordeel over hen uitgelproken, en wij zijn ten vollen overtuigd, dat zelfs het zwaard , 't welk over derzelver hoofden _hangt, voor hunnen tegenwoordigen jammerlijken toeftand cle grootfte weldaad zoude wezen. Dit oogenblik zoude, door onze bekrachtiging van dit vonnis, de geheele geflrengheid der gerechtigheid bevredigen. Dan hierin worden wij i terug gehouden door de dringendffe en nadrukkeüjkfte beweeggronden, welke wij dan ook, zo..voor ons zelve,, als voor het nakomelingfchap , begeeren dat in de pro-', tocollen aangetekend en bewaard worden. Toen, in eenen der. laatfte levens-dagen van-den hoogstzaligen Koning, wij aan deszelfs frerfbedde met hem ini gefprek waren over het ongeluk, 't welk hem onlangs; getroffen hadde, mitsgaders over de gevolgen welke daaruit konden voortkomen , behaagde het zijne Majefteit,, wiens gevoelig hart altoos tot vergeeven geneigd was,, aan ons te betuigen, dat enkel het voorftel van de welverdiende ftraf, welke de fchuldigen verbeidde, hem ongemeen , en zelfs veel meer dan zijne eigen kwaaien i fmarteden ; daar bij voegende : dat hij ten aanzien van i deze kwellende gedachten niet eerder kon gerust gefteld! worden , vóór wij hem ons Vorstelijk en broederlijk: woord hadden gegeeven, dat in gevalle hij mogt komen t te fterven, deze zijne laatfte bede , tot behoud van het. leven dier ongelukkige eed- en plicht-verzaakende Onderdaanen, zoude worden ingewilligd en nagekomen. Tot:  B IJ L A G E N. 185 Tot manen toe geroerd, over deze trekken van edelï moedigheid , waagden wij het nogthans den Koning te : antwoorden , dat, bij eene zoo verfchrikkelijke gebeurtemis, geene Goddelijke noch menfchelijke wetten gedooIgen konden, zulke verregaande misdrijven de welverdien(de dcodftraf te doen ontgaan , en dat zo wel de eere ' van den Zweedfchen naam , ais de algemeene veiligheid 1 dezelve onvermijdelijk vereischten. De Koning , door .deze welmeenende herinnering tot in de ziel bewoogen, iantwoordde, dat, voor zo verre het flrengfle recht van - wedervergelding bloed voor bloed eischte, en zijne voorlbede, hoewel in deze zaak het meest betroffen zijnde, 1 dien ellendigen , die zijne misdaadige handen aan hem gei flagen had , met geene mooglijkheid van de doodftraf kon 1 bevrijden , hij nogthans uitdrukkelijk begeerde, dat deszelfs dood de eenige wezen zoude, tot welke de zijne aanleiding gaf, als fchenkende het leven aan alle de overige medefchuldigen en aangeklaagden , zonder aanzien van hun getal, of van het meer of minder aandeel, 't welk zij in die misdaad gehad hadden. Eindelijk zeide de Koning, dat dit niet alleen zijne laatfte bede was, welke hij als broeder deedt, maar ook zijn bevel als Koning , nadien de macht om genade te bewijzen, hem , zo lang hij leefde, niet betwist kon worden. Hier over eischte hij van mij de heiligde beloften en verzekeringen, die ik hem niet langer kon noch mogt weigeren. Dit merkwaardig en aandoenlijk bedrijf, 't welk voor altoos het heerlijkst licht verfpreiden zal over de fchoone ziel van Gustaaf den III. , en zijne nagedachtenis onfferflijker zal maaken dan de behaalde zege bij Svcnskfund, is ook thans de grondflag, waarop • wij onze beflisfing en ons oordeel gronden zullen. Als „ ■? Chris-  l8<5 B IJ L A G E N. Christen, a!s Onderdaan, als Broeder, en als Mensch zal: noch kan het ons in geenen deele betaameu , de laatfteat bevelen van onzen ftervenden Koning te overtreden. Hij had volledige macht , in zijne eigen zaak vergiffenis te; fchenken. Nooit hebben wij , bij zijn leven , ons van zijnen wil verwijderd ; en hoe zouden wij hem , in dei laatfte oogenblikken zijnes levens, bedriegen kunnen? Eenig en alleen uit aanmerking van deze beweeggronden, verklaaren wij hiermede, dat de welverdiende dood-! ftraf, over de gewezen Graaven Ccaas Frederikson Horn en Adolf Ludwig Ribbing , alsmede over den Overfte.Lieutenant Carf,l P. Liliehorn en den Vrijheer Carel Fredrikson Ehrensward , door het Zveedfche Hofgericht bij vonnis uitgefproken, zal worden veranderd in eene eeuwigduurende verbanning uit het Rijk, meo verlies van hunne Adelijke en Burgerlijke voorrechten. Zij zullen zich onverwijld begeeven buiten de grenzen van een beledigd vaderland, zonder de minste hoop van ooit weder daarin terug te keereii. Wij laaten de zorg voor hunne verdere ftraffe over aan hun berouw en ontwaakt gewisfen, in de zekere overtuiging, dat knaagcnde wroe-; gingen, benevens een rampzalig leven, veel zwaarder last voor hun wezen zullen, dan de dood zelve. Ik zal zorgen , om hen terflond en voor eeuwig buiten de grenzen te laaten brengen van het Zveedfche Rijk , ten einde, Zo veel mooglijk, de herinnering aan eene zoo verlchrikkelijke en ongehoorde misdaad uittewisfchen , aangezien hunne opfluiting in onze vestingen tot niets anders zoude dienen, dan, om het aandenken aan eene daad te hernieuwen welke uit haaren aart zoo weinig gefchikt isi om ooit vergeten te kunnen worden. Het is noodig, in deze misdaadigers oogenblikkeljjk een land verlaa- £en,  B IJ L A G E N. i«7 ten , welks rust en geluk zij verftoord hebben ; en du wijders, om hunne maat van fchuld vol temeeten, zij weeten, dat het dezelfde Koning is, na wiens leven zij getracht hebben, die, ftervende hun het leven heeft gefchonken. Wat de overige, wegens dit hoog verraad befchuldigide perfoonen betreft, kunnen wij , als door den evengeimelden wil en begeerte van wijlen zijne Koninglijke Majefteit niet bevoegd geworden zijnde, om de geftreng:heid der wetten te verzagten, ons ook in eene zo fchanIdelijke aangelegenheid niet veroorloven, de aangebooren neiging van ons hart tot zagtmoedigheid en verfchooning op te volgen, maar bevestigen en bekrachtigen bij dezen het zo even voorgeleezen vonnis van het Hoogfte Gericht. Ingevolge van dien, zal de Kanfelaarijraad van I Engestrom zijn ampt verbeuren , en een driejaarige ge■vangenfchap in de vesting Maxholm ondergaan; de Majoor van Hartmansdorff wordt insgelijks uit den dienst ontflagen, en zal een jaar op de vesting te MalmCi doorbrengen; de Koninglijke Geheimfchrijver van Engestrom, zal een jaar in zijn dienst gefufpendeerd zijn , en de Generaal-Majoor Baron van Peciilin eene tijd , die wij ra ons goedvinden zullen vastftellen, op de vesting Warburg, moeten blijven. De landrichter Nordell wordt daartegen ten eenemaale vrijgefproken. Dit protocol was ondertekend. Carel A. Wachtmeister , Friedr. Sparrï. Rijks-Drost. Rijks-Kancelier. A. F. Kurek, R. Ruuth, G. A. Reuterholm. Prefident. Prefident. Prefident. J. Rogberg, Carel Ulner. Provintiaal-Rechter. Pvovintiaal Rechter. n 4 XXXII.  B IJ L A G E N. XXXII. Tegen-declaratie van het Hof van Weenen, op het befluit, genomen door de Nationaale Vergadering in Frankrijk den 2often April, waarbij dezelve den oorlog verklaart aan den Koning van Bohemen en Hongarijen. (Ziet Bijlage XXII.) De uitkomst heeft thans bevestigd , wat het Hof van Weenen voorzien en voorzegd hadde, namentlijk: „ dat » zij, die thans Frankrijk regeeren, de Natie eerst wil„ lende aanzetten tot wapeninge, en vervolgens tot eene „ vredebreuk met wijlen den Keizer, na de verzamelin„ gen in de Trierfche Staaten gebruikt te hebben tot „ voorwendzels voor de eerstgemelde, uu ookvoorwend„ zeis zogten te verkrijgen tot eenen oorlog , uit de „ antwoorden welke zij zijne Keizerlijke Majefteit afge„ perst hebben («)." Te vergeefs heeft het Hof van Weenen, de uitwerkzelen hunner vijandelijke oogmerken zoeken af te wenden, met, door herhaalde ophelderingen, de onrechtvaardigheid van alle deze verwijtingen , welke de eene de andere opvolgden, naar maate men het bedrog daarvan ontdekte , te ontmaskeren. Deze zelfde voorwendzelen, deze zelfde poogingen van wegens het Hof van Weenen om de vredebreuk te verhoeden, worden aangehaald als be- <<0 Tn eene Nota van den Prins van Kaunits aan den Fran. Men Gezant, van den Felruarij i79z.  B IJ L A G E N. 189 S beweeggronden voor den oorlog, welke, uk naam van; den Allerchristelijklten Koning en der Franfche Natie, aan den Koning van Hongarije» en Bohemen verklaard worde De eerde dezer beweeggronden, is de openbaare be1 fcherming , aan de Franfche Emigranten verleend. Toen t men deze befcherming aanhaalde, ten einde aan de : toerustingen van Frankrijk , in de maand December ilaatstleeden, eenigen fchijn te geeven, was het maar in :zo verre, als zij in fommige Staaten des Rijks, tot de [gewapende vergaderingen der Emigranten zich uitfirekite (£) ; doch wel verre dat deze befchuldiging het Hof ivan Weenen zoude treffen, had deszelfs gedrag, ten dien :opzigte gehouden , openbaare dankbetuigingen van we:gens de Franfche Regeering verworven (c~). De (Jj) „ Voor 't overige onderftclt de Koning , dat men hem , „ niet zal verdenken, als ware zijn voorneemen om eenige in,„ breuk te doen op de onafhanglijkheid des Keurvorsts van ,,, Trier, of op deszelfs recht, om in zijne Staaten eene fchuil. „ plaats te verleenen." Depêche van den Heer Delessaut 'aan 1 den Franfchen Gezant te Weenen, in dato den a$JIen December (c) ,, Ik heb verflag gedaan aan den Koning , van het ver,,, bod door het Gouvernement-Generaal der Nederlanden gegee1 „ ven, aan de Franfche Uitgeweekenen, die zich in de Belgi.,, fche Provinciën onthouden , om zich aldaar te verzamelen, . „ en het daarbij gevoegd bevel, om zich te hoeden voot alle . „ flappen, welke eenig vijandlijk doel tegen Frankrijk konden . „ hebben. Zijne Majefteic was ongemeen getroffen over deze „ vriendfchappelijke handelwijze , welke zeer gefchikt is om . „ de rust aan dat gedeelte onzer grenzen te bewaaren; en hij . „ belast u , om zijne dankbetuigingen deswegens te doen aan , „ zijne Keizerlijke Majefteit." Depêche van dcnzelyen, in dato liylen November 1791. » 5  i9o B IJ L A G E N. De tegenwoordige omkeering eener oorzaak van dankzegging, in een beweeggrond om vijandelijk op hetzelve aantevallen, biedt zulk een fteik contrast aan, dat het ons vaH de moeite ontheft, om verdere aanmerkingen daar op te maaken. Het Hof van JVeenen had, zelfs met ijver en een goed gevolg , gewerkt, ten einde andere Duitfche Vorsten , Nabuuren van Frankrijk , een dergelijk gedrag te doen aanneemen. Hetzelve had daardoor de fchijnbaare reden zijner dreigende toerustingen doen verdwijnen. Om deze te kunnen voortzetten , moest derhalven een nieuw voorwendzel van bekommering en verwijt worden uitgedagt. Dit werd ook greetig aangegrepen, in het beftaan van een Concert, tusfchen wijlen den Keizer en verfcheidene andere Mogendheden , tot handhaving van de openbaare rust en eere der kroonen. De waare omftandigheden van dat Concert waren aan geheel Europa volmaakt bekend. Niemand was onkundig, dat hetzelve veroorzaakt was geweest door de geweldenarijen , tegen den Allerchristelijkften Koning uitgeoefend , en door de gevangenis van dien Monarch gevolgd; dat wijders, op de eerde hoop, dat hij den wezenlijken trap van vrijheid , zekerheid en gezag, die noodzakelijk vereischt wordt, ten einde het zegel van wettigheid op de conftitutioneele wetten van eenen Monarchalen Staat te drukken , het gemelde Concert, van actief, zoo als het was, op het voorftel van het Hof van Weenen , in een pasfief Concert zou veranderen, 't welk niet langer door algemeene maatregelen tot daadlijkheid moest gebragt worden , ten zij Frankrijk op nieuw in denzelfden ftaat van wanorde en volks-gewelderarij verviel, welke volgens de begrippen van alle tijden den  B IJ L A G E N. 191 Hen ftaat van regeeringloosheid kenfchetst. De geinaatigdheid der Mogendheden , die dit Concert vormden , was dus overeenkomftig met de billijkheid haarer grondbeginzelen. De eenvouwigfte ideën van Monarchale Regeering, wettigden haar, om zich te vereenigen , ten einde den wettigen Koning van Frankrijk bij:teftaan, en aldaar eene Regeeringsvorm, welker grondfla;gen door de nieuwe Conftitutie zelve , als onfehendbaar erkend en bevestigd waren, zonder dat het geval ivan een openbaren opftand plaats greep , niet konden I gekwetst worden , voor den gamschlijken ondergang te I beveiligen. Van den anderen kant werden deze Mogendiheden, om hunner eigen veiligheid wille, genoodzaakt, izich tegen de invoering van een fyftema van Volksregeeringloosheid te verzetten, waarvan men, door de gevaarlijkfte middelen, de fehadelijke grondbeginzelen in alle de Staaten van Europa poogde voortteplanten. Eindelijk vereischte de handhaving der openbaare rust, haare eventueele vereeniging , ingevalle de eene of andere onder hen mogt aangetast worden. En het was bijzonder met oogmerk op deze laatfte beweegreden van het Concert der Mogendheden , dat het Hof van Weenen, op de Franfche krijgstoerustingen en bedreigingen van eenen inval, met recht zeer oplettende, het nodig oordeelde, aan Frankrijk het beftaan daarvan te herinneren, ten einde het te vermaanen , om alle de fouvereine buitenlandfche Vorsten, door het pleegen van daadlijkheden tegen den eenen of den anderen van hun , niet te tergen (d). Niets is derhalven duidlijker , dan de onrechtvaardigheid {f) In de boven aangehaalde Nota van den Prins van Kaunitz.  192 B IJ L A G E N. heid van hec verwijt, alsof men de onafhanglijkheid en veiligheid der Franfche Natie aantastte; waardoor men dit Concert der aanzienlijkfle Mogendheden van Europa durfde lasteren, en welk men niet fchroomt, nog heden op nieuw ten voorfchijn te brengen, offchoon aile fchaduw van verdenking, van misverftand, en dwaaling over den aart van dit Concert, door de verklaaringen van het Hof van IVeenen verdreeven is. Hetzelve bragt daarin de eigen termen der voorftellingen , welke de daadlij ke opening daarvan in de maand Julij 1701, en de eventueele opfchorting in de maand November daar aauvolgende, beftemden. Daar bleek het op de overtuigendfte wijze, dat het alleenlijk maar van hun , die thans Frankrijk beheerfchen , afhing, hetzelve Concert terftond te doen ophouden, door de rust en de rechten der andere Mogendheden te eerbiedigen, en de wezenlijke grondflagen der Monarchaale Franfche regeeringsvorm , tegen de inbreuken van geweld en regeeringloosheid , te guarandeeren. Alle oorzaak van onderlinge ongerustheid hield op, indien zodanige geneigdheden in Frankrijk de overhand hadden gekreegen. En het geheel gedrag van het Hof van Weenen, wel verre van verdenkingen over zijne oogmerken te wettigen , bewees de oprechtheid en de gematigdheid van dezelve. Op verzoek van het Franfche Minifterie (e), liet het- zel- (0 ;, Eene zaak zal misfchien het Keizerlijk Hof in verlegeti„ heid brengen, ten aanzien van de ophelderingen, welke ik het „ zelve onderftel genegen te zijn aan ons te geeven; te weten, ,, de zaak der goederen bezittende Rijksvorsten , in welke „ de Keizer , als Opperhoofd des Rijks, vermeend heeft zij„ ne tusfehenkomst te moeten aanwenden. Ik moet echter, in » de  B IJ L A G E N. 193 zelve, in zijne gemelde verklaaringen , de eisfchen. der Duitfche Vorsten , die in den Elf as goederen bezitten,, .geheelënal weg. En zo de overleden Souverein van Oostenrijk, zich niet had kunnen onttrekken, zijne plichten, als Keizer, ten dezen opzichte te vervullen, toonde zulks miet aan , dat hij hinderlijk zoude wezen aan eene bevrediging , die wezenlijk beftaanbaar en overeenkomftig was met de Conftitutie des Rijks, aangaande onderwerken , bij welke hij, Oostenrijk, nimmer onmiddelbaar besrokken was , en waar uit het bij gevolg te onbillijker is, thans eene bijzondere beweegreden van oorlog tegen [hetzelve te ontleenen, aangemerkt deszelfs tegenwoordicge Souverein geen meer deel daaraan heeft, dan de verdere leden van het Duitfche Rijk. Aan den anderen kant , gaf het IVeener-Woï het duidelijkst bewijs van het goede oogmerk zijner voornee:mens, door zich te onthouden , van zijne verklaaringen ite doen vergezellen van krijgstoerustingen, die evenredig waren aan de zodanigen, waar mede Frankrijk zijne vraagen deedt vergezellen. Terwijl ' die laatfte Mogendheid 150 000 man op de grenzen der Nederlanden en Duitschland bijeen bragt, zond het JVeener-Woï geen enkel bataillon af, om zijne Bclgifche troepen te verfterken, welke federt 1790, over het algemeen genomen, door niet meer dan 3 a 4000 man waren verfïerkt geworden. Alle zijne maatregelen beftonden enkel in het vermeerderen „ de eerde plaats , aanmerken , dat zulks eene afzonderlijke ' zaak is, en welke behandeld moet worden onder andere be", trekkingen, dan waarover thans word gehandeld." Depêche van denzclven , aan den Franfchen Gezant te Weenen, in dato aften Januarij I72.  1P4 B IJ L A G E N. ren van deszelfs Foor-Oostenrijkfche troepen , mee 4000 man, waardoor dezelve op 10,000 gebragt wierden ; en het was niet dan naa den iqden April, dat men fchikking maakte, om meer troepen aftezenden , toen de beledigende manier, op welke de welmeenende verklaringen van het Weener-Woï wierden ontvangen, en de gebeurtenisfen, die kort daarop in Frankrijk volgden, niet langer eenigen twijfel overlieten, van de aanflaande uitbarsting van vijandelijkheden. Het voorftel van eene wederzijdfche ontwapening, den wden Maart door den Franfchen Ambasfadeur te Weenen overgegeeven, en wel ten tijde, dat Frankrijk alleen zich ten oorlog had gewapend , gepaard met den eisch om het Concert der Mogendheden te verlaaten, op een oogenblik , waarin de geftetdheid van dat Rijk van dag tot dag meer ongerustheid verwekte, kon toen, onder alle moogüjke gezichtspunten , niet anders befchouwd worden, dan als een laatfte voorwendzel, om de Franfche Natie mede te verwikkelen in dezen aanval , tot welke alle de voorgaande flappen opgeleid hadden , en waarvan de uitvoering , bijna op het tijdftip zelve gebeurde , waarin de Auibatfadeur de oorlogs-verklaaring. overgaf (ƒ> Er (ƒ) Hij ontving , op den i9flen April , bevel om van We,«en te vertrekken , en de oorlogs-verklaaring niet af te zenden , dan naa dat hij eerst over de Oostenrijkfcb, grenzen was gekomen. Dienzelfden dag rukten de Franfche troepen, gewa^ penderhand, in het gebied der OMenrijkjiH mderlar.de,,. Om de verrasfing noch onfeilbaarder te maaken , verzogt de Waarncerner der zaaken van zijne Apostolifche Majefteit te Parijs , van den Me» tot den %-fltn van diezelve maand , te v*r-  B IJ L A G E N. IPS Er blijft dus niet één van alle de bezwaaren over, «welke, zonder eenig bewijs, in de Franfche oorlogsvercklaaring zijn opeengeftapeld, die den minsten fchijn van gegrondheid en goede trouw in haar voordeel hebben, waarvan de nietigheid niet reeds te vooren was beweetzen, met uitzondering nogthans van het nieuw bezwaar, ft gee* men , tot overmaat van onrechtvaardigheid, daar >bij voegt , met namentlijk aan het Hof van JVeenen de iioop, welke hetzelve had behouden, op de reden , de ser en de billijkheid van het meerder en braaver gedeelte der Natie , als ook de moeite welke het genomen ïhad, om de lasterende vooroordeelen, welke men aan haar jover den aart van het Concert zogt inteboezemen , te rverdrijven (gj , tot een misdaad aan te rekenen. Niet alleen leveren de tegen het Hof van Weenen aangehaalde tbezwaaren geene de minste fchijnbaare beweeggronden op ttot eenen vijandelijken aanval, maar het blijkt ook allerduidelijkst, dat dezelve beweeggronden in zich bevatten, (om zich over de tegenwoordige beheerfchers van Frankirijk te beklaagen. Deze ontzien zich niet, aan het Hof van Weenen de 1 befchenning te verwijten, welke het nogthans tot zijnent 'heeft geweigerd, en elders heeft doen weigeren, aan de ou- vergsefs om een paspoort, ten einde een Courier af te zenden. (g) Alle officieele (tukken van het Weener-tlo(, wierden te Parijs in eene verminkte en vervalsclue gedaante publiek gemaakt; onder anderen wierd de Nota van den Prins van Kaunitz-Rietiero, van den iMm Maart, zodanig verminkt, dat men daaraan, met opzicht tot het Concert, eenen geheel anderen ziu had gegeeven, dan in de oorfpronglijke was uitgedrukt.  n$6 B ij L A G E N. onderneemingen en de zaak der Franfche-. Uitgeweekt-1 nen; terwijl zij zelve de zamenfpanningen tot rebellie Rn de Oostenrijkfche Nederlanden befchermden en aanitook-4 ten. Hunne eigen bekentenisfen en openbaare maatrege-li len, federt den aanval , bewijzen , dat de hoop op hetl gevolg van die verraderlijke handelwijze, en meer andere bedrijven van gelijken aart, {trekkende om de getrouwe Oostenrijkfche troepen te verleiden , hunnen voornaamften grond van vertrouwen uitmaakten. Zij waren het, die een twist ftookten tusfchen Frankrijk en het Duitfche Rijk , door verfcheiden Duitfche ■ Vorsten feitelijk te berooven van rechten en genietingen,, aan hun verzekerd door een. ongeftoord bezit van anderhalve eeuw, en die gevestigd zijn op plechtige Tractaaten. Hunne uitvlugt tegen de verbindende kracht dezer Tractaaten, afgeleid uit eene voorgewende onbegaanbaarheid met laatere en eigendunkelijke wetten van eene der contrafteerende partijen, fteunt op een beginzel, 't welk alle Traftaaten om verre werpt. En dat befluit van i^dea Januarij, waardoor de Nationaale Vergadering, zich te gelijk als rechter en partij opwerpende, zich heeft aangemaatigd om eenzijdig uitfpraak te doen over de wijze en genoegzaamheid van eene fchikkirig , welke tusfchen onafhanglijke Staaten vrij moet zijn, is niets anders dan eene fchendiug te meer van het algemeene recht der volkeren. Zij, die zich federt zes maanden hebben beziggehouden, om, op de grenzen der Oostenrijkfche Nederlanden en van Duitschland, alle toebereidzelen van oorlog en tot het doen van eenen aanval te maaken , klaagen over de minste voorzorg, welke het Hof van Weenen aanwendt tot beveiliging van Provinciën, welke op den af-  R IJ L A G E N. 107 afihud van twee honderd mijlen van het middenpunt zijmer Staaten gelegen zijn. Zij wenden voor , dat de Souvereiniteit der Franfcht 'Natie, gefchonden is door de oprechting van een Con•cert, welks eerfie oogmerk geweest is, den eenigen wetitigen Souverein van Frankrijk te verlosfen , terwijl zij lalle de Souvereinen van Europa , dagelijksch , door de iligtvaardigfle aanrandingen en haatlijkfte lasteringen , uitbanen en aanvallen. Eindelijk betwisten zij aan deze de ibelangneeming en het recht, om zich over de gevolgen ;hunner nieuwe Conflitutie te bekommeren , terwijl zij, ;zoo veel in hun is, alle Regeeringen zoeken om te keeren, door het vergif van verleiding en opftand over geiheel Europa te verfpreiden. De Koning van Hongarijen en Bohemen heeft dus bet volkomenite recht, om, in eène zaak, die de eer sen veiligheid der Regeeringen betreft, de verontwaardiging en onderfteuning van geheel Europa interoepen; en Ihij fielt de opflokers van eenen zo onrechtvaardigen en Ihaatelijken aanval, voor de vierfchaar van het geheel-al «en van de nakomelingfchap, aanfpraaklijk, wegens alle de irampen, welke de onvermijdlijke gevolgen zijn des oor! logs. Wf.enen, den 5den Julij 17024 XXXIII.  ioS B IJ L A G E N. XXXIII. Ferklaaring van zijns Doorluchtige Hoogheid, den regcerende Hertog van Brunswijlfl Lunenburg , Opper-bevelhebber over de vercenigde legen van hunne Majefteiten, den Keizer en den Koning van Pruisfen , aan de Ingezetenen van Frankrijk. Hunne Majefteiten, de Keizer en de Koning van Pruisfen, aan mij bet bevel over de vereenigde legers op de grenzen van Frankrijk bijeen verzameld, hebbende toevertrouwd, oordeelde ik aan de Inwooners van dat Koningrijk, de redenen te moeren openleggen, welke hunne beide Majefteiten daartoe hebben bewogen , zo wel als de oogmerken , die Hoogstdezelve daarmede bedoelen. Na dat men de rechten en bezittingen der Duitfche Vorsten in den Elzas en Lotharingen willekeurig vernietigd, de goede orde in het Rijk ontrust en omgekeerd, de wettige macht vernietigd, en zich veroorloofd hadde tegen den geheiligden perfoon des Konings, en de Koninglijke familie, daaden van geweld te pleegen , welke nog dagelijksch aanhouden, en vernieuwd worden ; hebben zij, die de teugels van het beftuur overweldigden,, eindelijk de maat vol gemeeten, door het verklaaren van: een onrechtvaardigen oorlog aan zijne Majefteit den Keizer, en zijne Provinciën in de Nederlanden aan te val-, len. Eenige der bezittingen van het Duitfche Rijk zijn: in dezen aanval mede ingewikkeld, en verfcheiden andfrj  B IJ L A G E N. 199 Jee zijn dat gevaar niet ontkomen, dan door toe te geeJeen aau de verderflijke eisfchen van de overlieerfchende •martij en derzelver zendelingen. I Zijne Majefteit de Koning van Pruhfcn , door de nauwmés banden eener defenfive alliantie met zijne Keizerlijke ■Majefteit, als eerfte en voornaamfte Lid van het Duit\~cehe Ligchaara, verecnigd , heeft dan ock niet kannen fffzijn, om tot hulpe van zijnen Geallieerden en zijne Iffledeftanden, deszelfs troepen te doen marcheeren. Het Is: onder deze dubbele betrekking, dat Hoogstdezelve de ■eerdeediging, zo wel van dien Monarch als van het Duit'%c'r.he Rijk, op zich neemt. Bij deze gewichtige belangen voegt zich een gelijk icroot oogmerk, 't welk de beide Souvereinen zeer naa iix harten gaat; te weeten, om de regeeringloosheid in een boezem van Frankrijk te doen ophouden, zoo wel \is de genadige aanvallen op den Troon en het Altaar; wijders om het wettig gezag te herftellen, aan den KoHng die zekerheid en vrijheid weder te geeven , waaraan men hem beroofd heeft, en Hoogstdenzelven in ftaat S2 ftellen , tot de wederuitoeffening van die Souvereinie;it, welke hem rechtmaatig toekomt. Overtuigd, dat het beste gedeelte der Franfche Natie lee uitfpoorigheden eener factie verfoeit, welke haar onleerdrukt, en met ongeduld na het oogenblik reikhalst, )um zich openlijk te durven verklaaren tegen de veracheelijke ondernemingen haarer verdrukkers ; zo noodigen munne Majefteiten de Keizer en de Koning van PruisYen, hen, om, zonder uitftel, aan de ftem der reden, Ider rechtvaardigheid, van goede orde, en des vredes geiaoor te geeven. Tot bereiking van dit oogmerk is c 2 het.  205 B IJ L A G E N. het, dat de Ondergeteekende , als Generaal-Bevelhebbe van de beide legers hunner Majefteiten, verklaart. I. Dat de twee geallieerde Hoven , in dezen oorlo betrokken , door onweérftaanbaare omftandigheden , zie geen ander doel voorftellen , dan het geluk van FratA rijk, zonder zich ten kosten van dat land , door ove; winningen, te willen bevoordeelen. II. Dat zij zich niet zullen bemoeijen met het inwet dig beduur van Frankrijk ; maar alleenlijk den Koning de Koningin en de Koninglijke familie uit derzelver g« er vangenfehap willen verlosfen , en zijne Allerchristelijkft ï Majefteit de noodige veiligheid bezorgen , om , zonde k gevaar of tegenfland, die bijeenroepingen te kunnen doen welken hij zal goedvinden , om te werken tot verzekc ring van het geluk zijner onderdaanen, volgens zijne be loften, en zoo veel als van hem zal afhangen. III. Dat de vereenigde legers de Steden , Burgten -ei Dorpen , [Perfoonen en Goederen van alle die zich aai p den Koning onderwerpen, zullen befchermen, en dat zi li zullen medewerken tot het herftel der orde en Politie « door geheel Frankrijk. - IV. Dat de Nationaale Guardes worden gefommeerdl om provifroneel zorg te draagen voor de rust der fteden; « en van het platte land , alsmede voor de veiligheid dei iej perfoonen en goederen van alle de Franfchen , tot de M: aankomst der troepen van hunne Keizerlijke en Koning & lijke Majefteiten, of dat zulks anders bevolen wordt, op b flraffe, van daarvoor in hunne perfoonen verantwoorde- f lijk te zullen zijn. Wijders dat de zodanige der Natio- ne naale Guardes, die zich verzet zullen hebben tegens de ge troepen der twee geallieerde Hoven, en met de wapenen: v iti i:  B IJ L A G E N. aot de hand, gevat worden, zullen worden behandeld als jenden, om te ondergaan de ftraffe van rebellen tegen «innen Koning , en als verhoorders van de publieke f V. Dat de Generaals, Officieren , Onder-Officieren en laaten der gereguleerde Franfche troepen , insgelijks oorden gefommeerd , om tot hunne oude getrouwheid nrug te komen, en zich, ten allerrPoedigHen aan den Koimg, hunnen wettigen Souverein , op nieuw te onderwerpen. n ■ a VI. Dat de Leden der Departementen , Diftncten en llunicipaliteiten, insgelijks met hunne hoofden en goeder ■sri verantwoordelijk zullen zijn , voor alle de misdaaeen, brandftich.ingen, rooverijen, moorden en gewelddaaiigheden, welke zij op hun grondgebied niet klaarbhjkeijjk getracht zullen hebben tegen te gaan. Dat zij ook oplicht zullen wezen, om proviflonccl hunne bedieningen te blijven waarneemen, tot dat Zijne Allerchristelijk11e Majefteit, wederom in volle vrijheid hei-field, daarin eerder zal hebben voorzien , of dat , in dien tusfehen[iijd, in zijnen naam anders zal bevolen zijn. VII De inwooners der Steden , Burgten en Dorpen, welken zouden durven onderflaan zich te verdeedigen, «egen de troepen van Hunne Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten , of op dezelve te fchieten, het zij in het wlakke veld, het zij door vensters, deuren en openingen wan hunne huizen, zullen terftond geftraft worden , volgens de geftrengheid van het recht des oorlogs, en bun,ne huizen worden afgebroken en verbrand. Alle inwoo■ ners daarentegen der gemelde Steden, Burgten, of Dorpen, die zich terftond aan hunnen Koning onderwerpen, door derzelver poorten voor de troepen van hunne Ma«3 ie'  B IJ L A G E N. jefteiten te openen, zullen, op het oogenblik, onder dar-' zeiver onmiddelijke befcherming worden genomen ; zullende hunne perfoonen , goederen en bezittingen ondeï de verdeediging zijn van de wet, en 'er zal voor de algemeene veiligheid van allen en van een iegelijk gezorgd worden. VIII. De flad Parijs, en alle haare Inwooners , zonder onderfcheid, zullen gehouden zijn , zich oogenblikkelijk en zonder nitftel aan den Koning te onderwerpen 5: dien Vorst in zijne geheele en volkomen vrijheid te Hellen, en aan hem, zo wel als aan alle de Koninglijke perfoonen , de onfchendbaarheid en den eerbied te verzekeren, welke de onderdaanen, volgens het recht der Natuur en der Volken, aan hunne Souvereinen verfchuldigd zijn. Zullende hunne Keizerlijke en Koninglijke Majeaeiten, per-, foonlijk voor alle gevallen , op hunne hoofden verantwoordelijk rekenen, en, om naar krijgswet, zonder hoop van pardon gevonnist te worden, alle de Leden der Nationaale Vergadering, der Departementen der Diftricten, der Municipaliteit, en van de Partjfche Nationaale Guardes, Vrederechters, en alle anderen, wie het ook zal aangaan. Kunne hooggemelde Majeffeiten , verklaaren daarenboven, op hun woord van Keizer en van Koning, dat bij aldien het Kafteel der Thuilkries overweldigd of aangerand wordt, en 'er de minste gewelddaadigheid, of de minste hoon gefchied aan hunne Majefteiten den Koning , de Koningin en de Koninglijke familie , zo 'er niet daadlijk in hunne veiligheid, hun behoud en hunne vrijheid voorzien wordt, zij 'er eene voorbeeldige en altoos gedenkwaardige wraak van neemen zullen, door de ftad Parijs overtegeeven aan eene Militaire executie en geheele verwoesting, gelijk ook de aanvallers, aan wan- daa-  B IJ L A G E N. 203 daaden fchuldig bevonden, aan de ftraffen , die zij verdiend zullen hebben. Hunne Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten belooven, daarentegen, aan de inwooneis der ftad Parijs, hunne roede diensten bij zijne Allerchristelijkfte Majefteit te zulien aanwenden , ten einde vergiffenis te verwerven WC Sens derzelver misdrijven en afdwalingen, en de ftrengfte maatregelen te zullen neemen , ten einde hunne perfooaen en goederen te verzekeren, bij aldien zij, vaardig en nauwkeurig , aan de bovengemelde vermaaning zich oniderwerpen. Eindelijk, dewijl hunne Majefteiten geene wetten in 'Frankrijk kunnen erkennen , dan die van den Konmg :zullen voortkomen, wanneer hij eene volmaakte vrijheid zzal genieten ; zo protefteeren wij bij voorraad tegen de cechtheid van alle de declaratien, welke in den naam van ;zijne Allerchristelijkfte Majefteit zouden kunnen gedaan uvorden, zo lang zijne geheiligde perfoon, die der Komin-inne, en de geheele Koninglijke familie , niet indedaad in vrijheid zullen zijn. Ten welken einde hunne Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten, zijne Allerchristelijkfte Majefteit, ten fterkften nodigen en verzoeken, om de digtst aan de grenzen gelegene ftad aantewijzen , in welke hij goedvinden zal, zich, met de Koningin en zijne familie, te begeeven, onder een goede en veilige escorte, welke hem te dien einde zal gezonden worden, op dat zijne Allerchristelijkfte Majefteit, met alle veiligheid bij zich zoude kunnen ontbieden de Ministers en Raadsheeren, welken het hem zal goeddunken te benoemen , zulke bijeenroepingen te doen , als hem gefchikt zullen voorkomen , te zorgen voor de herftelling der <*oede ordre, en het beltuur van zijn Rijk te regelen. o 4 Ten  ?°4 B IJ L A G E N. Ten Iaatften verklaar en beloof ik, in mijn eigen naam J en in mijne opgemelde qualiteit, van overal te doen waarneemen door de troepen aan mijn commando toevertrouwd, eene goede en flipte krijgstucht , beloovende met zagtheid en gematigdheid te zullen behandelen, alle weldenkende Onderdaanen, die zich vreedzaam en ondergefchikt zullen bewonen , en geen geweld te zullen gebruiken, dan tegen hen , die zich zouden fchuldig maaken aan weerftand te bieden, of aan kwaadwilligheid. Het is om die redenen , dat ik eifche , en alle de inwooners van het Rijk, op de allerfterkfte en dringendfte wijze vermaan, van zich op geenerhande wijze te verzetten tegen den marsen en de krijgsverrigtingen der troepen, waarover ik het bevel voere , maar hen veeleer overal vrij te laaten intrekken, en alle welwillendheid, hulpen bijftand te bewonen , welke de omftandigheden zouden kunnen vereisfehen. Gegeeven in het Hoofdkwartier te Coblentz, den 2Óften Julij i?92, (Was geteekend) Karel Willem Ferdihamd, Hertog van BronswijkLunenburg. XXXIV.  B IJ L A G E N. 2°S XXXIV, Nadere declaratie van zijne Doorluchtige Hoogheid, den regeerenden Hertog van Brunswijk-Lfmenburg, op die, welke zijne Doorluchtige Hoogheid, den asjlen dezer maand, aan de inwooners van Frankrijk gcadresfeerd heeft. De Declaratie, welke ik aan de inwooners van Frankrijk heb geadresfeerd, en gedagteekend was uit het Hoofdkwartier te Coblentz, den ssflen dezer maand, heeft op eene voldoende wijze moeten kenbaar maaken het onwrikbaar voorneemen hunner Majefteiten , den Keizer en den Koning van Pruisfen, tot welker uitvoering Hoogstdezelve het bevel over hunne gecombineerde legers aan mij toevertrouwd hebben. De vrijheid en veiligheid van den geheiligden perfoon des Konings, der Koningin , en der gamfche Koninglijke familie, een der voornaamfte beweeggronden zijnde, welke de zamenftemming hunner Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten hebben bepaald , zo heb ik, door mijne voornoemde Declaratie, aan de ftad Parijs en haare inwooners kennis gegeeven van het befluit, om deze de allerverfchrikkelijkfle ftraf te doen ondergaan , ingevalle de veiligheid van zijne Allerchristelijkfte Majefteit, voor welke de ftad Parijs inzonderheid verantwoordelijk blijft, flechts in 't minste aangerand wordt. Zonder in eenig punt aftegaan van het %fte Art. der o 5 voor-  2oö B IJ L A G E N. voornoemde Declaratie van den 257?*-» dezer maand, verklaar ik -bovendien, dat, zo tegen alle verwachting, door de trouwloosheid of lafhartigheid van eenige der inwoon, deren van Parijs, de Koning, de Koningin, of ieder ander perfoon tot de Koninglijke familie behoorende , uit die ftad waren vervoerd, als dan alle plaatfen en fleden, hoe genaamd, welke zich tegen hunnen doortogt niet verzet , en den marsch belet hebben, hetzelfde lot zullen ondergaan, 't welk aan de ftad Parijs zal opgelegd worden , en dat de weg, die door »de vervoerders van den Koning en der Koningin gevolgd is geweest, zal gekentekend worden door eene agtervolging van voorbeelden der kastijdingen, verfchuldigd aan aller, bevorderaars, even als aan de uitvoerders zelve van onvergeeflijke fchennisfen. Alle bewooners van Frankrijk worden , over 't algemeen gewaarfchuwd , van het gevaar , dat hun dreigt, en waaraan zij niet zouden kunnen ontfiiappen , indien zij uit alle kragten , en door alle middelen die in hun vermogen zijn , zich niet aankanten tegen den doortogt des Konings en der Koninglijke familie , na welke plaats de oproerigen dezelve ook zouden trachten te vervoeren. Hunne Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten zullen de vrije keuze zijner Allerchristelijkfte Majefleit van deszelfs wijkplaats, niet erkennen , ingevalle boogstdezelve mogt goedvinden , de uitnodiging, door hen gedaan , op te volgen , dan voor zo verre de uitwijking volbragt is, onder het escorte , die wij hoogstdenzelven hebben aangeboden. Alle Declaratien , hoe genaamd, in den naam van zijne Allerchristelijkfte Majefteit, ftrijdig met het voorwerp door hunne Keizerlijke en Koninglijke Ma- je-  B IJ L A G E N. 207 jffteiten gevorderd, zullen dienvolgens als geheel van onwaarde en krachteloos aangemerkt worden. Gegeeven Jn het Hoof kwartier te Cobleniz, den c/ften Julij 1792. I (JFas geteekend) Karel Willem Ferdinand , Hertog van Bronswijk-Lunenburg. XXXV, Manifest tegen de Franfche Revolutie (*). Zije Majefteit de Keizer , en zijne Majefteit de Koning van Pruisfen, beginnende eenen oorlog doorceftaan, welke hun berokkend is door de onrechtmaatigfte en eigendunkelijke aanranding, en geboden door de ©vermagligfte omftandigheden , hebben , fuccesfivelijk en afzonderlijk, (*) Hoewel dit Manifest zonder plaats-, dag-, of naams-ondertekening te voorfchijn is gekomen , is het echter met de twee voorafgaande verklaaringen van zijne Doorluchtige Hoogheid den regeerenden Hertog van BnmswijhWolfcnbuttel te gelijk gedrukt, en, la alle Nieuwspapieren van dien tijd gemeen gemaakt. Wij hebben dus geoordeeld, het in deze verzameling een plaats te moeten geeven, als bezittende in alle opzichten de gedaante van een wezenlijk Manifest , waarin gefproken wordt uit naam vau hunne Majefteiten den Keizer en Koning van  15 IJ L A G E N. lijk, de bijzondere beweegreden van derzelver gedrag openbaar gemaakt. Doch doordrongen van het geheiligd belang der menschlijkheid, is het niet genoeg, dat hunne Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten de Staatskabinetten verwittigd hebben aangaande de omftandigheden, welke hen verplichten de wapenen optevatten; maar de zorg voor hunnen roem, alsmede voor het geluk haarer getrouwe Onderdaanen, eischt daarenboven, dat zij ook tevens alle Volken onderrichten, nopens den aart, de oorzaaken en uitwerkzelen van de beklaaglijke Franfche Revolutie, en, door een Manifest, aan het tegenwoordig en toekomend menschlijk geflacht, hunne beweegredenen , hunne voornemens, en de onbaatzuchtigheid hunner perfooneele bedoelingen, aan den dag leggen. Gewapend ter handhaving van de maatfchappelijke en ftaatkundige orde, bij alle befchaafde Natiën, om aan ieder Staat deszelfs godsdienst, geluk, onafhanglijkheid, grondgebied , en waare conftitutie te verzeekeren , mag men zich vleijen, dat het gebruik, 't geen hunne Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten, ter algemeene zekerheid, zullen maaken van de door de Voorzienigheid ter hunner befchikking geftelde macht, het menschdom, indien moogKjk , troosten zal , wegens de rampen , welke de oorlog eertijds aan hetzelve toegebragt heeft, en van het bloed , dat de verftoorders der algemeene rust nog misfchien zullen noodzaaken te vergieten. In deze hoop van Vruisfen , en de redenen worden opgegeeven , welke de beide Monarchen bewoogen hebben , om zich tegen de heerfchende partij in Frankrijk te vereenigen ; zijnde daarenboven op hoog gezag publiek gemaakt, en door de daarin benoemde ^Vorsten nimmer op eenigerliande wijze afgekeurd.  B IJ L A G E N. 2051 hoop hebben hunne Majefteiten niet geaarfeld , aan alle de volken, aan alle particulieren , het groot voorbeeld te geeven, om, bij het befpeuren van een gemeenfchappelijk gevaar , hunne oude verdeeldheden en bijzondere gefchillen te vergeten, ten einde zich enkel bezig te houden met den algemeenen welvaart. In zulk een geweldig crifis, waarvan de gefchiedenisfen geen voorbeeld kunnen opleveren, hebben zij te recht begrepen, dat alle belangens, alle Rijken en Staaten, als het ware moesten zamenfmelten, en dat alle Souvereinen , ieder voor allen , de guarantie van het geluk des menschdoms op zich nemende, niet konden afzijn van hunne poogingen te vereenigen , ten einde eene talrijke Natie aan haare eigen woede te onttrekken, het menschlijk geflacht te behoeden voor eene wederinftorting in de barbaarschheid , en om de waereld te bevrijden van de regeeringlooze omkeering, welke haar bedreigde. Hoe vermaard ook de Franfche Revolutie bij ongeluk zij, behoort echter een Manifest tegen dezelve het tafereel daarvan aftefchilderen, en door de daadzaaken alleen, moet een ieder in ftaat gefteld worden, om billijke uitfpraak te kunnen doen, over dat groot proces van alle Natiën, tegen alle oproerdrijvers. Sedert vier jaaren, befchouwt geheel Europa, met aandacht , en met eene dagelijksch toeneemende verbaasdheid en verontwaardiging, de Revolutie, welke Frankrijk verdrukt , en in eene verfchriklijke gevangenis houdt een Monarch, waardig de liefde van alle zijne Onderdaanen, de achting, de deelneming , en de vriendfchap van alle Souvereinen. Sedert de komst van zijne Allerchristelijkfte Majefteit tot den Troon, is het waereldkundig, dat Hoogstdezelve zij-  220 B IJ L A G E N, zijne toegenegenheid voor deszelfs Onderdaanen, iïeeds op alle mooglijke wijze, heeft aan den dag gelegd, zoo wel als zijne liefde voor de gerechtigheid , zijne beftendige en nadrukkelijke begeerte, om orde en fpaarzaamheid in het beftuur zijner finantien intevoeren , en zijne getrouwheid jegens de fchuldeisfchers van deszelfs Rijk. Zijne genietingen hebben beftaan in perfooneele opofferingen, zijn vertrouwen, altoos in deszelfs keuze geleid door de algemeene ftem des volks, heeft nooit dan mee deze opgehouden. Steeds bezig met de vermindering der lasten die zijn volk bezwaarden , met derzelver geluk, met het kennen en het voldoen van hunnen algeraeenen wensch, heeft hij met en om hen kunnen dwaalen, meer zijn goedheid dan zijne rechtvaardigheid raadplegen, misdrijven kunnen ontveinzen, in de hoop dat zij verholpen zouden worden , zonder noodig te hebben dezelve te ftraffen •, doch de laster zelve heeft ten minsten altoos zijne oogmerken geëerbiedigd, en de vermetelfle, de allermisdaadigfle Factiën , hebben, onder het aanranden van zijnen geheiligden perfoon , getroffen door zijne perfooneele deugden, dezelve nimmer kunnen , noch durven miskennen. Naa, te vergeefsch, alle middelen te hebben uitgeput, welke hem aangeboden waren om het welzijn zijner Onderdaanen te bevorderen, de publieke fchuld van zijn Rijk rftelosfen; naa ongelukkig geweest te zijn in zijne keuzen, bedrogen in zijne verwachtingen, te leur gefteld door de gebeurtenisfen, maar niet te min altoos ftandvastig in zijne weldaadige voornemens, aangemoedigd, zonder zulks te behoeven, door de Koningin, en door de geheele Koninglijke familie, om, zonder ophouden, naar het doelwit van alle zijne wenfcheu, het eenige behaagen van zijn  B IJ L A G E N. 211 \\L hart, den weivaan zijner volleen, te ftreeven; heeft IJdeWIJK * XVI. , terwijl hij de hulpmiddelen , welke hij najaagde, niet in de vergadering der Notabelen zijns Koningrijks voudt , deszelfs Staaten-Generaal bijeengeroepen. Hij wilde, in de drie Ordens zijner Monarchie, talie zijne Onderdaanen om zich henen verzamelen, cn ,hun zeiven af vraagen, hoe hij eindelijk hen gelukkig zou3de kunnen maaken? Naauwlettend tot in de formahteitteiten, en fchroomende iets op zich te nemen, het hij, cop alle mogelijke wijze, de algemeene gevoelens over de tberoeping der Staaten-Generaal inwinnen; hij zag zich getdrongen, door onhandigheden , van welke zijne goedIheid, zijne grootmoedige heuschheid , hem niet konden 'bevrijden, om in deze beroeping, de aloude form, welke 'zijne voorouders gevolgd hadden f» , te veranderen; hij ondertekende, zonder mistrouwen, bevelbrieven, welke diepzinnig en listig opgefteld waren , en dienen zouden om zijn fouverein gezag te krenken, de tweedracht ime'oepen , en ongevoelig ongehoorzaamheid voor hem medetebrengen. Onder dit jammerlijk vooruitzicht vergaderden de Staaten-Generaal ; en een der beste Komn«en van welke Frankrijk zich beroemen mag, zeide tegen'die toen deftige, doch welhaast misdaadige, Vergadering , deze dierbaare woorden, welke alle zodamge Souvereinen, die ze in hunne eigen gevoelens ontmoeten, met welbehagen herhaalen zullen: „ Mes wat men ver„ wanen kan van het tederfte belang voor het alge" ° „ meen fa) Refultaat van 's Konings Staatsraad, van den vftf» December *788. Beroepings-brieven, geadresfeerd aan de ZwaardDrosten (Grand-B ai Hifi)  Sis B Ij L A G E N. jj ?,vc" Deze gedenkwaardige woorden, welke de meest vervreemi de harten, de meest verbijsterde verflanden zouden te rechrl gebragt hebben, en die zooveel eerder een volk, dat dooi zijnen Koning met weldaaden was overlaaden, met de lei vendigde dankbaarheid moesten doordrongen hebben , waren niet zoodra uitgefproken, of allerwegen wierd het teken van opftand gegeeven. Een dezer drie Orden, zich de gunst van één oogenblik tot een recht aanmatigende, en misJ bruik maakende van eene dubbele vertegenwoordiging, wel-l ke van den kant des Monarchs ten oogmerk had gehad zijne kundigheden te verdubbelen, zonder haar overwicht te bevorderen, wilde, alreeds in den beginne , de twee anderen verdringen, en ze verftooten door haare zamen-i gefielde masfa. Te vergeefsch ftreeden de wetten der Monarchie, het: gezag der voorbeelden, de aart der zaaken, het gehei-IÈ ligd en onvervreemdbaar recht van ieder Orde, met deze:; heerschzugtige, onrechtvaardige en onwettige verwarring. De tegenftand der twee eerfte Orden wierd welhaast overwonnen , door derzelver liefde voor den Koning tegen [ hun-zelven te keeren, door het gevaar des Monarchs te- f gen het gevaar der Monarchie te Hellen, en door een* opftand, welke het leeven zijner Allerchristelijkfte Maje-1 fteit ten hoogden bedreigde. Op het gerucht van een ge-1 vaar > | 0) Aanfpraak des Konings bij de opening van de Staaten-Ge- I neraaJ, den sdea Maij 1780.  B ij L A G E N. ai3 vaar, 't welk de twee eerfte Orden ongetwijfeld zouden veracht hebben , indien hetzelve hun alleen had betroffen, deed de verflagenheid de redeneeringen verftommen; 'er was geen raad meer, maar alleen daad in hst werk te (tellen: de Adel en de Geestelijkheid traden in de kamer van den Derden Staat, ten einde Frankrijk te behoeden voor de ijsfelijkfte euveldaaden , en dat tijdftip, een einde makende van de vrijheid der Staaten-Generaal, maakte ook een einde van hun beftaan. De Monarchie verzonk in eene onftuimige en doldriftige Vergadering. Ontrouwe Onderdaanen , die tot hunnen Souverein waren afgezonden, om zijne befluiten voortelichten, om zijne wetten te ontvangen , onderwonden zich om hem ondraaglijke wetten, onder alle betrekkingen, voortefchrijven, en rukten ftoutelijk den Troon om verre , om welken te bevestigen zij geroepen waren. Hunne heiligfchendende overweldiging begon met de overtreding van den Eed, welken zij, bij het ontvangen hunner volmagten, hadden afgelegd. Zij hadden de vermetelheid , van zich te noemen eene Conjlitueerende Nationaale Vergadering, even als hadden zij zichzelven tot dat gene kunnen conftitueeren , waartoe men hen niet had aangefteld, daar zij toch enkel lasthebbenden waren van de Vergadering der Drostenijen , die de waare Reprefentanten zijn der Natie. Meinè'edig aan den Eed van getrouwheid, dien zij den Koning hadden gedaan, en aan den Eed voor hunne Committenten afgelegd , fielden zij, fchaamteloos, den bijzonderen wil van de misdaadig» meerderheid onder hun , in plaats van den gebiedenden wil hunner volmagten. De Nationaale wilsbegeerte, door alle de Drostenijen uitgedrukt, beftempelden zij, bij voor;baat, met-eene volflrekte nulliteit, gelijk mede alle ver-  214 B IJ L A G E N. dere verrichtingen van dezelve, door zich boven en 1 van hunne volmagten te nellen , en door alle foort van gezag aan zich alleen toeteëigenen. Zij behandeld Frankrijk, even als een land zonder Monarchie, zone Monarch, en zonder Wetten; en om deze aan hetzelve geeven, haalden zij alle de dwaalingen voor den dag, v bijna nog wilde Volken ,■ benevens de ruuwe fchetfen v regeeringsvorraen, welke in den beginne de eerfte proev waren van befchaving,maar die hedendaags het laatfteuiterl van haar verval zouden zijn. Na het voorbeeld van alle ove weldigers , vleiden zij het volk, om hetzelve aan zi< dienstbaar te maaken , onderftelden hetzelve in 't bes van eene fouvereiniteit, ten einde deze aan zich toet: eigenen, fpraken van de rechten van den mensch, ond agterhonding van zijne plichten , en gebruik maakende volgens de infpraak hunner woelzieke en verderflijli heerschzucht, van de dolken der inoordenaaren , van c fakkelen des oproers, van de vooroordeelen en de dri ten der menigte, bewerkten zij daarenboven, nu eens g< brek , dan wederom overvloed , ten einde de helfe de volks aantehitzen, te verleiden, en te overheeren. Tc' overmaat van gruwel , deeden zij de fchuld van hunni eigen euveldaaden werpen op den braaven Monarch, di hen had bijeengeroepen. Verbaasd over de gevaaren, welke hem omringden, ei bedroefd, alleen, om zijns volk; wille , wegens de aan naderende ijsfelijke rampen , poogde zijne Allerchriste lijkfte Majefteit, dezelve te vergeefsch, aftekeeren. In willigingen (Y), welke door noodzaaklijkheid en het gewicht (O Declaratie des Konings van den zijlen Junij , 1789.  B IJ L A G E N. 215 wicht der omftandigheden wierden aangeraaden , en die de geheele uitgeflrektheid der begeerten van de Drostenijen, bij gevolg ook van alle Franfchen , niet alleen vervulden, maar zelfs te boven gingen, prikkelden Hechts de heerschzucht aan der overweldigende Vergadering. Geheel Frankrijk bedrogen, verdoold door de groffte valftrikken, geraakte ten zelfden dage eensklaps in de wapenen (ei). De Natie geloofde dezelve i.ptevatten tegen roovers, en de roovers keerden ze tegen den Koning. Van toen af wierd het fouverein gezag vernietigd. De onbetwistbaare eigendommen («) der drie Orden wierdea opgeofferd, ter voldoening van de roofzucht der famengezwoornen. De Orden wierden uitgebannen (ƒ_), de Koning zelve, benevens zijne Broeders, van het bijzonder erfdeel verffooken , 't welk hunne voorouderen aan de Kroon gebragt hadden , toen zij denzelven beklommen. De Parlementen, de fouvereine Gerichtshoven, de Staaten der Provinciën, alle'die Politieke Lighaamen, bijna zoo oud als de Monarchie, welke haar beurtling ten fteun en ter maatiging dienden , als borgen zijnde voor het volk, ten aanzien van de rechtvaardigheid des Monarchs, en borgen voor den Monarch wegens de getrouwheid des volks, alle deze wierden onder de puinhoopen van den Troon bedolven. Welhaast bezweek insgelijks daar onder de Godsdienst. Zijne Eigendommen wierden ingezwolgen , zijne Outaaren om verre geworpen, zijne Tempelen ontheiligd, verkogt, of afgebroken, en Zijne vervolgde bedienaaren, geduurig geprangd tusfchen hun ; 00 Den i6den Julij 1789. |» (e) Arrest van den e,ien Augustus, en %ïjlen November J?Sj« (ƒ) Arrest van den $dtn November \-ï>% p 2  216 15 IJ L A G E N. hun geweten en den dood , tusfchen de ftraffen en c i meinè'eden, waren dikwijls van de eenen flachtoffers, él zich niet aan de anderen fchuldig te maaken. Aldus, zelfs tegens den Hemel uitfpattende , verlaa I eene godlooze gezindheid alle Godsdiensten, onder voc I wendzel van ze alle te willen dulden. Men veroorloo I de alle foorten van kerkdiensten, onder het toelaaten vi \ ze alle te verftooren , van ze alle op gelijke wijze [ beleedigen. Men voerde, in derzelver plaats, eene ftaa f kundige ongodsdienstigheid in, zonder troost voor deoiï gelukkigen , zonder zedeleer voor anderen , en zond! teugels voor het misdrijf. Het misdrijf zelf wierd ovef al geduld, aangemoedigd, en beloond. De opftand wieil ingewijd, gelijk de heiligde der plichten (g). Plechtig E en openbaare feesten wierden ingefteld voor de flegtftél1 voor de grootfte misdadigers (£); alle wanbedrijven wiel den geoorloofd in den naam des vaderlands, Het bloei1 ftroomde over Frankrijk ; het vuur overdekte het mij' verwoestingen; het oog der vreemdelingen aanfchouwdell niet dan met afgrijzen en fchrik, dat Land, van het welI men nog kort geleden, de wetten, de zeden, de braa I' heid, de voorfpoed, en bovenal de getrouwheid aan de zelfs Koningen roemde; doch 't welk eeue ijsfelijke on wenteling nu eensklaps had gemaakt tot een Land va tweedracht, van vervolging, van uitbanning, van branc dichting, van moord, van verwoesting, en van draffeloo; heid. I Gr) Grondftellingen, door den Heer la Fayetxe voorgeflagen en door de Nationaale Vergadering aangenomen. (£) Voor de folriaaten van de Caleijen ontHagen ; voor d moordenaars van A-igne», Ni/mes, Ar/es enz. enz.  B IJ L A G E N. 217 In de onverzadelijke drift, om die gewaande fouvereiliteit des volks uitteoefenen , heeft ieder een willen regeren , en van de bloedige lappen des oppergezags een luk wegdragen. Van daar die ontelbaare vergaderingen eau Kiezers, van Municipaliteiten, van Cantoris, van DiQricïen , van Departementen. Van daar die noodlottige joonenbosfen, welke aan de kuiperij gediend hebben om de fchandelijkfle verkiezingen voor den dag te brengen, die algemeene loterij van alle ampten, van alle openbaare bedieningen , zelfs van het Bisdom en de Predikftoelen, in welke het geweld, de fchelmerij, en de ongodsdienstigheid bijna alleen de prijzen getrokken hebben. Van daar die Sociëteiten van famengezwoomen of verhitte geesten, door vervolging en door volksftrafoefeningen de flemen het gevoelen der eerlijke lieden fmoorende. Van daar die volksgeftoelten , welke over de ufurpeerende vergadering den meester fpeelen ; van daar de waanzin der vergadering zelve, die geloofde te regeeren, wanneer zij enkel gedienstig gehoorzaamde aan de buitenwaardfche aanporring der Geestdrijvers , en van eene raazende menigte, terwijl zij genoodzaakt was den gang van het rad der volksdriften te moeten volgen. In die algemeene en fyflematifche regceringloosheid, bereekend met eene verfoeijelijke en diepe arglist, vielen allerwegen duizenden flachtoffers. Geheele Provinciën, • geheele Steden wierden onbarmhartig overgeleverd aan barbaarfche ftrafoelfeningen. Al wie Hechts onder verdenking kwam , moest aan kant ; al wie gemaatigd wilds zijn , wierd misdaadig genaamd ; en alle die nog iets te verliezen hadden , waren de vijanden van het gemeene welzijn; om kort te gaan , midden onder de bevolene, gekogte en afgeperkte befchuldigtngen , midden onder de p 3 Co'  si» Ij IJ l a g e n. Comités van onderzoek, van Clubs", en Vergaderingen van allerlei aart, van nationaalegevangenisfen, in welke de tl rannij eigendunkelijk getrouwe Onderdaanen wierp, welken Rechters, door de oproerigen gekozen, niet konden veroorn deelen, noch durfden vrijfpreken ; en in de wanorde en dronkenfchap van alle de te gelijk losgebroken driften! wierd de deugd alleen misdaad , het wettig gezag eene overweldiging, en alles was Souverein, uitgenomen de Souverein zelve. Ook durfde de fpraakvoerder der oproerigen, de Maire van Parijs, oubefchoft den Koning, zijnen Meester, te gemoet voeren, „ dat het volk hem door overwinning „ bezat." Indedaad hield het volk den Monarch gevangen in zijn Rijk , en zijn leeven bleef misfchien enkel behouden, door de heilzaame doch gedwongen vlugt zijner broederen, en van de Prinsfen van zijn bloed. Inmiddels bleeven de Monurch en Monarchie fteeds in fchijn beftaan. Toen haatelijke en onlijdelijke Decreeten aanleiding hadden gegeeven tot eenvoudige bedenkingen van wegens zijne Allerchristelijkfte Majefteit, verbitterde deze beroeping op recht en reden den oproerigen hoop hoe langer hoe meer. Het ontwerp tot de zwartfte misdaaden wierd gevormd; een bende van oproerigen liep na Verj'ailks; het Kasteel werd overweldigd ; de Koning, zoo wel als de Koningin, en de Koninglijke familie, aan allen hoon, aan allen euvelmoed, aan ongehoorde beledigingen blootgefield, was enkel bedagt om het bloed van zijn volk te fpaaren, en traanen, welke hij nimmer voor zich zeiven zoude geftort hebben, ftortte hij nu over de braave en getrouwe Lijfwagten , die op de trappen des Troons zoo onmenschlijk geflscht waren. De Voorzienigheid, die over het lot der Koningen waakt, redde einde-  B IJ L A G E N. 2iS> delijk den Koning , benevens de Koningin en derzelver Doorluchtige familie van de ijsfelijke famenzweering; en ndien de misdaadigers, de bewerkers des verfbeijelijken lachts van den $den op den éden Oftober 1789, tot nog :oe eene haatlijke ftraffeloosheid hebben genoten , heeft Eken twijfel de Godlijke Gerechtigheid hunne ftraf entel uitgefteld, om aan alle Souvereinen , in den perfoon ran hunne Allerchristelijkfte Majefteiten beleedigd , over ie laten , om deswegens de- ruimfte en gedenkwaardigfte svraak te zoeken, en daar te ftellen. Ontkomen aan de dreigendfte gévaaren, dagt zijne Allerchristelijkfte Majefteit zich eindelijk te moeten losmaaken van de gevangenfchap, in welke hij gehouden wierd, en zijne geheiligde perfoon in veiligheid te ftellen, met de wijk te neemen na de uiterfte deelen van Frankrijk. Hij hoopte aldaar, met meer vrucht, te kunnen werken, zo om zijne Onderdaanen te recht te brengen , als om de Monarchie te redden, en om aan de dringendfle van alle wetten , de zorg voor zijne zelfbehoudenis, te gehoorzaamen. Ingevolge van dien protefteerde zijne Allerchristelijkfte Majefteit plechtig, tegens de Aften, welke hij, geduurende zijn gevangenfchap geteekend hadde. Doch de Voorzienigheid , die , in haare wijsheid , dikwijls, tot 's waerelds onderrichting, de best beraamde ontwerpen verijdelt, liet niet-toe, dat een zoo rechtmaatig, zoo wettig, en voor het geluk van Frankrijk zoo noodzaakiijk befluit, door eenen gewenschten uitflag bekroond wierd. Een eerlooze flad , welker naam door het Nagedacht niet dan met afgrijzen zal worden ukgefproken, welker billijke en vreeslijke kastijding ten voorbeeld zal drekken, aan alle weêrfpannige en heiligfchen. dende deden, die ooit de ftrafbaare onzinnigheid mogten V 4 heb'  220 B I] L A G E N. hebben, van haar voorbeeld te willen navolgen , en de vrijheid haares Souvereins aanteranden; deze ftad was vermetel genoeg , om den Koning tegen te houden. Hij kon, met één' enkelen wenk, dezen hinderpaal te boven zijn gekomen; maar 'er moest alsdan bloed gefpild worden, en zijne Allerchristelijkfte Majefteit heeft, bij alle gelegenheden getoond, dat hij liever zelve fterven wilde, dan het leeven zijner Onderdaanen in gevaar brengen. De belooning van zo veele goedheid, van eene zo weêrgalooze edelaartigheid en grootraoed, was, dat hij, onder duizend gevaaren, onder duizenden van telkens herhaalde beledigingen , Ba zijne Hoofdftad geleid , en in zijn Paleis wierd opgefloten, door een Decreet der overweldigende Vergadering ; voorts aldaar in zijn gezag wierd opgefchort, even, ais ware eenig gezag op aarde gerechtigd, om dat eerloos en haatelijk vonnis te vellen. Hij wierd zelfs eindelijk gedrongen te kiezen tusfchen de afzetting van den Troon , en eene fmertelijke toegeeflijk, heid; te weeten , tusfchen een' Burgeroorlog, die geheel Frankrijk tot een moordkuil zou gemaakt hebben, en de aanneeming eener Conftitutie, welke door eene nietswaardige heffe des volks voorgefchreven was aan meinëedigen , die zelve zonder macht of vrijheid waren , onder opgeheven dolken, brandftichtingen, en alle beroeringen des opflands en der regeeringloosheid. De Koning van Frankrijk had, vrij zijnde, ongetwijfeld niets geacht, dan de eere zijner Kroon, het belang van zijn Volk, zijn Protest van den zojlcn Junij 1701, en zijne Religie , die men hem wilde doen verzaaken. Vrij zijnde, had hij zekerlijk, uit grootmoedige zucht voor het heil van allen, zijn leven verlaaten , indien zulks had fogen ftrekken pin zijn volk vrij te koopen van de ge- waan.  B IJ L A G E N. asi waande Conflitutie, met welke men het verdrukte. Doch geheel Europa weèt, dat zijne weigering van aanneeming den dood, welken hij had moeten aanzien, zou veroorzaakt hebben aan de drie getrouwe Guardes , die met hem te Varennes gearrefteerd waren geworden, dat reeds eene gemaakte fchaarsheid van levensmiddelen de grootfte feitelijkheden deed vreezen, dat het vermoorden van de ganfche Koninglijke familie door de famengezwoorenen was befloteu, dat alles wat toen van den Adel, van de aan God en deii Koning getrouwe Priesters nog in Frankrijk was overgebleeven, op ftaande voet zoude opgeofferd zijn geweest, en dat de buitenlandfche Mogendheheden duizenden van woedende wanfchepzels en Koningsmoorders zouden hebben te ftraffen gehad. Ongetwijfeld deed eene hoop , welke blijkt nooit in het hart zijner Allerchristelijkfte Majefteit uitgedoofd geweest te zijn, hem de mooglijkheid van het aanftaande berouw der oproerdrijvers onderftellen. Waarfchijnlijk vleide hij zich met het ontwapenen van hunne woede, en het opklaaren van derzelver noodlottige verblindheid, door deze laatfle daad van toegeeflijkheid- De nietigheid zijner aanneeming, beweezen door de harde onhandigheden, welke dezelve onvermijdelijk geboden, benam dezelve genoegzaam al het nadeelige, 't welk anders daarin lag opgefloten. Zijne Mijefïeit wilde, gelijk hij het ook gezegd heeft, dat de ondervinding rechter zoude wezen over de Conflitutie (<)• Met dén woord , deze moest aangenomen , of Frankrijk veroordeeld worden tot het be- (0 Brief des Konings aan de Nationaale Vergadering van den \%itn September" 1791. (uijlage VIII. van bet tweede Deel, over «t jaar I7QI0 P 5  2S2 B IJ L A G E N. bedrijven der verfoeilijke misdaaden , en om te worden overgeleverd aan alle ijslijkbeden van eenen Burger-oorlog, en daardoor geheelënal bedolven te worden onder zijne eigen puinhoopen. De Koning onderteekende, maar zijne hand gebonden zijnde, was deze daad nietig en van geener waarde. Het Protest van den zoften Junij had dezelve bij voorbaat geannulleerd. Een gevangen man kan zich niet verbinden , noch kan hij iets bekrachtigen of aanneemen, en een Monarch die fchrijven moet dat hij'vrij is, is indedaad niet vrij. Alle de Mogendheden, over dit haatelijk bedrijf verontwaardigd , hadden reeds maatregelen genomen, ten einde de eere der Koninglijke Kroon te wreeken. Wijlen zijne Keizerlijke Majefleit had , door deszelfs Circulaire uit Padua (£), een Concert tusfchen alle Mogendheden opgewekt. De Conventie van Pilnitz had de omftandigheden bepaald, welke zijne Keizerlijke Majefleit, en den Koning van Pruis/en , de wapenen zouden doen opvatten ; doch de aanneeming van zijne Allerchristelijkfte Majefteit , hoe zeer gedwongen en van onwaarde, fcheen echter eene nieuwe orde van zaaken te be.'ooven. Zij maakte het gevaar minder dringend (/); en de laatfte gebeurtenisfen gaven eenige hoop voor het toekomende. Het fcheen , als of het meerder gedeelte der Franfche Natie, bezeilende welke onheilen zij over zichzelve haalde , tot gemaatigder grondbeginzelen terug keerde-, de nood- (*) In Julij 1791. (O Uepeche van den Prins van Kaunitz, aan vcrfclieiden Ministers bij de vreemde Hoven, van den 12*» November X79I.  B IJ L A G E N. 223 noodzaaklijkheid erkende van de eenige, voor eenen grooten Staat, gefehikte regeeringsvorm te handhaaven, en neigde om den Troon de waardigheid en den invloec weder te geeven, welke aan Monarchaale regeeringen eigen zijn. Zijne Keizerlijke Majefteit was door dezen fchijn niet volkomen gerust gefteld, maar begeerde, gelijk ook de Mogendheden die het met hem eens waren geworden , nog een uitftel te beproeven , om, zoo het mooglijk was , de menschlijkheid dat uiterfte te befpaaren , waartoe alle de Mogendheden zich thans gebragt zien. Ondertusfchen kwam een verbaazend aantal getrouwe Franfchen , uit hun vaderland verdreeven, door misdaaden, die, of hen hadden getroffen, of van welke zij getuigen waren geweest, na te vergeefsch toevlucht genomen te hebben tot vreesachtige of omgekochte rechters, en tot wetten, welke men, om hen te verdrukken, deed zwijgen of fpreeken , al naar maate de Revolutie zulks vereischte, zich verëenigen op den roep van eere , van plicht, en van getrouwheid , bij Monfieur en den Heer Graave d'Artois, benevens de verdere Prinsfen van den Bloede, die, even als zij , gedwongen geweest waren, hun vaderland te verlaaten. Eene nieuwe overweldigende Vergadering, welke haare ambitie fcheen te ftellen in nog verder te gaan, dan de voorige , durfde de Koninglijke Majefteit met nog meer vermetelheid na den hartader fteeken f» Zij verzwaarde derzelver boeijen , ftookte meer dan ooit de op- O) Decreet van maandag den 6Jtn Februari] 1792- waar bij bepaald is; dat de I'reiident der Nationaale Vergadering in het fchrijven aan den Koning hetzelfde protocol zoude volgen, waarvan  "4 B IJ L A G E N, opbruisfching aan der Volks-focieteiten, welke haar overheerden, vermenigvuldigde de gevaaren rondom den Troon, hield zich verbolgen over de gastvrijheid door vreemde Vorsten aan de Franfche Uitgeweekenen vergund f» , en hoonde, met eene onverdraaglijke toomeloosheid, alle de Souvereinen van Europa. Ongetrouw aan haare eigene wetten , aan haare gewaande verzaaking van conquesten te maaken , bemachtigde zij hetGraaffchap^j'/g«o», en het Bisdom Bazel, wilde zich eigendunkelijk aanmaatigen op een geldprijs te ftellen den roof der gewijde eigendommen in Lotharingen en den Elzas, van verfcheiden Vorften en Stenden des Duitfche» Rijks, en hield zich eindelijk gebelgd, dat de Politie, in alle de nabuurige Staaten, zich verzette tegen het inbrengen van de oproerftichtende gefchriften , tot welke zij de Schrijvers huurde, en tegen de Zendelingen en Oproerpredikers, welke na alle landen wierden uijgezonderi om de Volken te verleiden, de Eigendommen te doen aanranden, de Koningen te doen onttroonen , en alle Godsdiensten te doen uitdelgen. Haare ftoutheid van dag tot dag toeneemeede , naar maate zij ftrafloos voortging, en daarin geftijfd wordende door de gemaatigdheid der nabuurige Vorsten, vatte deze Vergadering, in haaren waanzin, het ontwerp op van haare ufurpatie, en om de Franfche losbandigheid door het ganfche Duitfche Rijk, gelijk ook, buiten twijfel, door de van de Koning in zijpf brieven aan de Nationaale Vcrgaderinj zich bediende. O) Depêche van den Prins van Kaunitz aan den Heer van Blumenuorff, van den Februarij 1792. (Bijlage III, van 't Eerfte Deel voor 179 a.  Ij 1] L A G E N. a*5 de geheele waereld te verfpreiden. Een Minifterie, 'twelk zij zijne Allerchristelijkfte Majefteit had opgedrongen, wierd het werktuig haarer geheime bedoelingen, mitsgaders der welbekende bedoelingen van alle de Volks-focieteiten. Het Hof van IVeenen wierden explicatien afgevraagd, en deeze gegeeven met de duidelijkheid , naauwkeurigheid en onhandigheid welke der heuschheid en der waardigheid van zijne Apostolifche Majefteit, den Koning van Hongarijen en Bohemen, betaamden; deze in allen deelen voldoende zijnde , moesten wel mishaagen aan eene Vergadering, en aan Sociëteiten, die den vrede wilden verbreeken , en langs alle kunstige wegen en misdaadige handelingen, den Koning noodzaakten toe te geeven aan den doldriftigen aandrang van zijn Minifterie, en van de Vergadering, ten einde den oorlog te verklaaren , tegen alle recht, tegen alle reden , zelfs tegen het klaarblijkelijk belang van Frankrijk, aan zijnen Nabuur, zijnen Bloedverwant , en zijnen goeden en getrouwen Bondgenoot , den Koning van Hongarijen en Bohemen. De ulurpeerende Vergadering had zich gevleid Europa te onder te brengen, even als zij Frankrijk te onder gebragt hadde, door het omkoopen der troepen, door het verleiden en opftooken der onderdaanen, door het vaderlijk gezag der Souvereinen haateiijk te maaken, door het gebieden van misdaaden, door het betaalen van dezelve tegen alle prijzen, door het opzetten en vleijen van de volksdriften, met één woord, door het verbreeken van alle banden der ftaatswijs ingeftelde Maatfchappij en , en der zedelijkheid. Zij had inzonderheid zich gevleid, met hoop, tot het weder opkweeken en uitbreiden der dwaaling, welke onlangs de Oostentenrijkfche Nederlanden op een' gevaarlijken doolweg had gebragt •, zij maakte ftaat aldaar  226 B IJ L A G E N. daar het vuur des oproers weder aanteflooken, 'er eene menigte van medeplichtigen te vinden, het rijk erfdeel der Kerken te verflinden , de bezittingen des Adels ,te rooven, het wettig gezag der Staaten te vernietigen, en, gelijk zij door den Minister van haaren wil , zich met welbehagen liet beredeneeren (o), wilde zij de Muntfpecien uit de Nederlanden wegnemen, om dezelve te doen vervangen door die Papieren-munt, welke in omloop is op het crediet des gewelds, op geene andere vastigheid beftaat , dan op de hypotheek der geufurpeerde goederen, en welker wancredietin haar eigen land van derzelver onwettigheid getuigt. Op deze wijze meenden zij de euveldaaden haarer aanhangers , de werkzaamheid haarer onrustbrouwende Patriotten, te betaalen met den roof op haare Nabuuren behaald, en met den rijkdom van een noest en vreedzaam volk. Op dezen wederrechrelijkén grond , welke voor het oog van alle Natiën aanftooteüjk is, richtte zij haare wilsbegeerte tot den oorlog , haar pian om dezelve te volvoeren, en had zich aan de blijdfchap overgegeeven, bij het afpersfen der Propofitie tot denzelven, van een billijk denkend Monarch , wiens geheele levensloop een bewijs is van zijne liefde tot de gerechtigheid, van zijne getrouwheid jegens zijne Bondgenooten, en van zijne oprechte zucht voor de rust van Europa. Dan deze zegepraal der Vergadering was van geen' langen duur. De Voorzienigheid , de wapenen zegenende van eenen onrechtmaatig aangevallen Souverein, heeft ge- rech- O) Rsport van den lieer Dumoukiez , over het geval te Bergen.  B IJ L A G E N. . 227 rechtigheid geoefend tegen troepen , die rebellen waren jegens hunnen Koning, en, hem te Parijs gevangen houdende , in zijnen naam , de troepen zijner Geallieerden kwamen bevegten. De Armee der Franfche gerevolteerden, te" Doornik en te Bergen terug gedreeven, te Florenne en bij Glisnelle geflagen , onderneemt een' inval in Vlaanderen, een open en van alle middelen van derende ontbloot gewest. En toen zij hetzelve welhaast wederom ontruimen moesten, berichteden zij aan de ufurpeerende Vergadering (?), dat zijne Apostolifche Majefleit niet dan kloekmoedige foldaaten, dan getrouwe onderdaanen had, en deze rebellen Armée droeg van haare ontwerpen niets anders weg, dan fchaamte over het fmeeden van dezelve, dan de haatelijkheid, van, in een Burgerlijk vreugdebedrijf,eenige ongelukkige krijgsgevangenen, die hun plicht gedaan hadden, moorddaadig om 't leven gebragt te hebben, en de fchande, van te Kort rijk, zonder eenig belang, en zelfs zonder militair voorwendzel, uit enkele baldadigheid , de wooningen en eigendommen te hebben verbrand, van drie honderd huisgezinneu, welke niemand iets misdaan hadden. Deze tegenfpoed der ufurpeerende Vergadering wierd echter, bij haar, door andere genietingen wederom vergoed. Tegen den formeelen inhoud haarer eigene wetten, zonder pleitgeding, zonder vooraf ingewonnen bericht, zonder dezelve of iemand voor dezelve te hooren , had de Vergadering eene Guarde , welke onberispelijk was, onrechtmaatig afgedankt, en van den Koning verwijderd; zij O) Brieven van den Heer Luckner , van den c8^«, a{*#» en so/?c Junij 1792-  2^8 B IJ L A, G E N, zij had tot haaren bijftand geroepen landflroopers urt alle de Provinciën, van die landflroopers welker naam een fchandvlek in de meest afgelegene eeuwen zal zijn ; en als of zij een proef van haare krachten en van de werkdaadigheid der bij haare Agenten omgaande fchelmerij had willen neemen, deed zij, op den no/7e« Junij 1792, het verblijf des Konings inrukken , en de grootfle misdaaden ftonden volbragt te worden, indien niet de majefteit van een groot Monarch , zijne deugden , en zijne fermiteit, van klem geweest waren op de bende Koningsmoorders, van welken het duidelijk bleek dat derzelver handen beftuurd wierden, en zij omgekogt waren. Geheel Frankrijk, 't welk men billijk aflcheiden moet van dusdanige oproerdrijvers , was verontwaardigd van afgrijzen wegens dien verfoeilijken dag, en eischte , dat men de fchuldigen ftraffen zoude. Doch hij, die demisdaad weigert te ftraffen, is alleen de misdaadige; en Europa kan zfch niet vergisfen omtrent de beleggers van zoo veele fchandelijke bedrijven. Van dien aart is dan de Franfche Revolutie: onrechtmaatig en onwettig in haar beginzel, ijsfelijk in haare middelen , en heilloos in haare uitwerkzelen. Hunne Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten, die zich niet langer kunnen onttrekken aan de vervulling hunner onderlinge verbintenisfen , ter verlosfing van de menschlijkheid uit zoo veele gruwelen, hebben deze Revolutie befchouwd in derzelver betrekkingen : 1. Tot zijne Allerchristelijkfte Majefteit perfooneel; 2. Tot de Franfche Natie; 3. Tot de in Frankrijk geëigendomde Duitfche Vor- ften; en 4. Tot  B IJ L A G E N. 229 4. Tot de rust van Europa en het geluk van alle Volken. I. Van de Revolutie met opzicht tot zijne Allerchristelijk/Ie Majefleit perfooneel. De ganfche waereld weet, hoe het in het wezen der Fran'fche Monarchie lag opgefloten, en hoe het de wilsbegeerte was van de eenpaarige Cahiers der Drostenijen, dat de Koning van Frankrijk wetgever wezen, dat hij de volle en geheele ibefchikking over de Armee hebben , dat hij de gerechtigheid aan zijne Onderdaanen doen bezorgen, dat hij het irecht van vrede en oorlog, met één woord, de volheid der Souvereiniteit bekleeden zoude. Maar hoe de ufuripeerende Vergadering, onder het laaten aan hem van den itijtel als Koning , met welken zij hem naar den fchijn -begunstigde , hem in de daad van het Koninglijk gezag ihad ontzet; hoe hij, gedwongen om de uitvoerder van ihaar goeddunken haar gedienftig en lijdelijk werk¬ tuig te zijn, zelfs het recht niet had om de noodigfte petten voor te ftellen (r) ; hoe hij geen gezag meer jvoerde over de Land- en Zeemagt (s); hoe men hem het rrecht van Vrede en Oorlog had afgenomen (7); hoe de [benoeming der Magiftraaten had opgehouden in zijne tmacht O), en hoe, zelfs niet eens het recht hebbende van (q) Artikel VIII. der Conflitutie, Afdeeling van het Einnen[ iieltuur. (r) Decreet van den 2.4/ltit September 1789. (sj Decreet van den 28/len Februarij 1790. en aR/7ew April 11791. O) Decreet van iijlen Maart 1790. O) Decreet van lódev Augustus 179°4  230 B IJ L A G E N. van te mogen gaan en komen, 't welk nogthans de Con^ ftitutie aan alle Burgers verzeekert, zijne Allerchristelijkx fte Majefteit genoodzaakt was zich te onthouden in de nabijheid van het vermeenend Wetgeevend Lighaam Cv), en hoe de ketenen , met welke hij daaraan gebonden wierd, zich niet verder mogten uitltrekken, dan tot twin-i tig mijlen in den omtrek. Het opperde gezag in Frankrijk onophoudelijk en on-i verdeelbaar zijnde , heeft de Koning niet ontzet mogen worden, noch zichzelven mogen ontzetten van eenige det Koninglijke Prerogativen, om dat hij verplicht is dezeln ve, met zijne Kroon, in alle derzelver geheelheid , aam zijne opvolgers overtebrengen. De afftand van den Troon kon in dezen hem alleen gelden, maar de Aften, welke hij verricht heeft , kunnen zelfs geen gedeeltelijke afftand genaamd worden, vermits hij zich niet zou kunnen ontkleeden , dan met den prefumtiven Erfgenaam der Kroon te bekleeden, en; dat de wezenlijke voorwaarde van de geldigheid van zodanige Afte moest beftaan in eene volle en volkomen vrijheid, die 'er niet was; want het is zeker waereldkundig genoeg, dat zijne Allerchristelijkfte Majefteit die nooit gehad heeft. Het is eveneens waereldkundig, hoe het geweld , de beledigingen en de gevaaren voor zijn Volk, met welke men hem geduurig teisterde, hem nooit een oogenblik verlaaten hebben. Hoe zouden dan de Souvereinen eene Revolutie kunnen erkennen , welke , tot ergernis der geheele waereld, eenen machtigen en rechtvaardigen Monarch onttroont, zijne vrijheid geduurig aanrandt, zijne levensdagen en die van de Koningin en de Ko- O) Decreet van iijisn Maart 1792. Art. 3.  B IJ L A G E N. 231 SKoninglijke familie bedreigt, en die, door een fyfteiHa vsn 'algemeene regeeringloosheid, alle Souvereinen in de nood;zaaklijkheid zoude brengen , al maakte de eer van een Kroon te dragen het hun tot geene wet, om als perfoomeele beledigingen, een ieder van hun aangedaan, te beifchouwen, de beledigingen, welke Hunne AllerchristelijkIfte Majefteiten ondergaan hebben, of welke hun , in het (toekomende nog mogten aangedaan worden. Geleerd uit het voorbeeld van voorige tijden, uit de Idagen bijzonder van den i^den, i^den, en \jden julij, ruit die van den sden en 6deu Oaober 1789; zoo zonIderling door den Gemeen-Raad van Parijs beloond (»') •, mit den door een gevangen Monarch op den \den Feibruarij afgelegden eed , uit de in het eigen vertrek des nen, en het wezenlijk belang van alle Volken van haar' èisfchen , verklaaren hunne Majefteiten, aan geheel Euro- ■ fa: dat zij, in den recbtmaatigen oorlog, dien zij ondernemen , geenerleie bedoeling van eenige perfooneele! aanwinst hebben , maar dezelve uitdrukkelijk verzaaken.. En verklaaren wijders aan Frankrijk : dat zij niet meenen eenige inzage te willen hebben in deszelfs regeering, noch zich te zullen bemoeijen met haare binnenlandfche adminiftratie, maar dat zij vastelijk en onwrikbaar beflofenhebben: De publieke orde en zekerheid in het land te herftellen. De perfoonen en goederen, van alle die zich aan den Koning, hunnen wettigen Souverein , zullen onderwerpen, te doen ontzien en befchermen. Allen wederftand tegen hunne wapenen, op eene gedenkwaardige wijze te doen ftraffen. De ftad Parijs overtegeeven aan een vreeslijke en fchrikbaarende rechtsoefening , en aan eene geheele omkeering, waarvan haar niets kan bevrijden, als mede ook de andere (leden , die met haar medeplichtig mogten worden, ingevalle eenige de minste belediging, of hoon, den Koning, de Koningin en de Koninglijke familie alsdan worde aangedaan, of dat zij zich niet bevlijtige, haare dwalingen te beteren , en zich de tusfchenkomst van  B IJ L A G E Hf. 245' van hunne Keizerlijke en Koninglijke Majefteiten waardig ïe maaken, ten einde vergiffenis te erlangen , door terftond hunne Allerchristelijkfte Majefteiten alle vxmnaalr ;ge vrijheid, eere en eerbied wederom te doen genieten. Eindelijk aan den Koning alle zekerheid te bezorgen rin eene frontierftad zijns Koningrijks, en de middelen van zich aldaar te begeeven met zijne familie en de Prinfen ;zijne broederen, tot tijd en wijle zijne Allerchristelijkfte iMajefteit, op eene honorabele wijze kan wederkeercn in :zijne hoofdftad, om aldaar genot te hebben van het berouw zijner Onderdaanen, van de nieuwe weldaaden wel:ke hij hun zal te weeg brengen , van hun geluk, van ihunne wezenlijke vrijheid, en ook bij gevolg van hunné londerwerping aan zijn opperfte gezag. XXXVI. Vericlaaring der gevoelens en oogmerken vafi de Prinfen , broeders van zijne Allerchristelijkfte Majefleit , en der met hen vereenigde Prinfen van den bloede, aan Frankrijk en geheel Europa. Hoewel het waereldkundig is, dat de vereenigde Mogendheden, welke haare krijgsbenden op de grenzen van Frankrijk verzameld hebben, geenzins den Koning, noch de Natie beoorloogen , maar alleen de oproermaakers % die den Koning , zo wel als de Natie , onderdrukken i, en hoewel de verktaaring, door den regeerenden Hertog van Brujnswjik , uit naam van hunne Majefteiten , den f Kei-  1 24 B IJ L A G E N. Keizer en den Koning van Pruisfen afgegeaven, de be-< weeggronden en oogmerken dezer geduchte vereenigde macht duidelijk ten toon fpreidt: kunnen echter de Prinn fen, broeders van zijne Allerchristelijkfte Majefleit, mits-i gaders de met hen verbonden Prinfen van den bloede, de dappere Adel, welke zich bij hen gevoegd heeft, en: de bloem der Natie, hun zelve niet vereenigen met dei vreemde Arméen, door eene oorlogsverklaaring, uit naam: van Frankrijk gedaan, in hun vaderland geroepen, zonder aan hetzelve, gelijk mede aan geheel Europa , van: hnnne beweegredenen rekenfchap te geeven, zonder hunne gevoelens open te leggen , en zonder het oogmerk bekend te maaken, 't welk hunne handelwijze bellier t. De reden, waarom wij beflooten, het Rijk te verhaten , was niet zo zeer, om ons eigen leven , als veel meer het leven des Konings te beveiligen , terwijl wij een voorgenoomen fchelmfluk, waardoor hetzelve gedreigd wierd, verijdelden, en, ter zijner behoudenis, om bijftand aanzogten, welken hij zelve, uithoofde van zijnen toefland, buiten fiaat was te zoeken. Terwijl wij ons nu gereed maaken , om wederom in het vaderland te treden : gefchiedt zulks met dat 'genoegen, dat wij beide deze groote oogmerken vervuld hebben, en op het punt ftaan de gelukkige gevolgen daarvan te genieten. Onze verhuizing uit het vaderland is de befcherming van zijne Majefleit geworden; onze wederkeering kondigt de naderende verlosfing aan van Hem en zijne Onderdaanen. De eerstgenoemde, een gevolg der geweldenarij, heeft derzelver laatfte buitenfpoorigheden gefluit. De laatstgemelde deed, door de grootfte macht onderfteund, de ftraf- ü  B IJ L A G E N. 247 ttlrafwaardige rebellen fchrikken , den welken de Voorzienigheid ingegeeven heeft, deze macht te tergen. Het tafereel der ongehoorde bedrijven, tusfchen beide lleze tijdperken voorgevallen , is eene opwekking der cchromelijkfte herinneringen , en der bitterde fmarten; doch in dezen tijd, welke de oplettendheid der geheele waereld gaande maakt, in dezen tijd, waarin men geheel Europa, om zijne rust te bewaaren, in beweeging ziet, in dezen tijd, waarin de verdedigers van den Troon voor rebellen verklaard worden door de genen, die den Troon willen om verre rukken, oordeelen wij ons verplicht, Dm de reeks van de voornaamfle gebeurtenisfen , welke :evens dat gene rechtvaardigen wat wij doen en wat men (/oor ons doet , onder het oog der Natiën te brengen. en aan de nakomelingen over te leveren. Drie jaaren is het geleden, toen dolzinnige menfchen iet ontwerp fmeedden , om, in plaats van het oude geóouw onzer Monarchie , het wanftaltig maakzel van een onbegrijpelijke regeeiing intevoeren , welke , om dat zij ;>eenen zamenbang heeft, óok geene andere uitwerkingen neeft kunnen voortbrengen, en in de daad voortgebragt ueeft, dan een woeste regeeringloosheid. Uit den boezem eener vergadering der algemeene Staaten, die in den ueginne reeds ontaartte, zag men dit gedrochtelijk ftelzel oprijzen, 't welk oproer leeraart , alle takken der openinaare magt verbreekt, en alle banden der maatfchappelijite orde verfcheurt. De Koning , deze Vergadering bijeenroepende , had gezegd; „ Wat moet ik doen , om u „ gelukkiger te maaken?" En deze uitmuntende daad, ,-van zijne weldaadigheid getuigende, is de bron van alle rampen geworden. In de eerfte zittingen, tastte de Burgerftand, het overr 3 wicht  B IJ L A G E N. wicht misbruikende, 't welk hem was bezorgd door een' trouwloozen Staatsdienaar, de twee overige Standen aan» deze wierden daarvan het flagtoffer, en kort daarna vormde zich de Vergadering, die door eene roekelooze Demagogie werd bettierd, haare volmachten te buiten ging, haaren eed fchond, en de voorwaarden van haar beftaan met voeten trapte, tot eene Conftitueerende Vergadering, en maakte zich meester van de geheele Wetgcevende Macht; eene aanmatiging, die alles, wat zij zints dien tijd gedaan heeft, zelfs reeds in haare grondbeginzelen, gebrekkig gemaakt , en met een oorfpronglijke onwettig, heid gekeni'chetst heeft. > Het nakomelingfchap zal de gruwelijke buitenfpoorigheden bezwaarlijk kunnen gelooven, welke een gevolg waren van deze eerfte afwijking van de orde; het zal niet kunnen begrijpen, dat verfoejelijke kunstenarijen , binnen den tijd vau drie maanden, zodanige verwarring hebben kunnen veroorzaaken , waardoor eene zagtzinnige en aan haaren Koning verkleefde Natie geheel verdweenen is; en benden van Roovers, Kannibaalen en Koniiigs-moorders, in haare plaats getreeden zijn. Konden wij toch , met al ons bloed de herdenking uitwisfehen van deze verfchrikkelijke dagen, welke onze jaarboeken voor eeuwig zullen fchandvlekken, en in welke men de wooning der Koningen door het geweldplegend gepeupel fchenden, het leven der Koningin bedreigd, de Guarden van zijne Majefteit voor deszelfs oogen vermoorden , en de zegevierende misdaad een jong Monarch , die (leeds de vader Zijns volks was , na denzelven met beledigingen overlaad te hebben , gevanglijk wegvoeren zag! Men zou denken , dat het algemeen gefchreeuw van mia-  E IJ L A G E N, 249 misnoegen, verwekt door de gruweldaaden, op den $den en 6den Oftober gepleegd, en voorgegaan door de fnoo:de bedrijven van den 14a?*»'Julij , het volk te Parijs :over de zinnelooze buitenfpoorigheden, waartoe het zich :had laaten wegfleepen, fchaamrood gemaakt, en de Franfchen voor eene nieuwe fchande van dien aart, bewaard zoude hebben ; doch de wreedheden, den igden April 1791 bedreeven, en de beledigingen, aan zijne Koningllijke Majefteit toegevoegd , verlengden den loop dezer lafzichtige misdrijven, welker maat, door het arrefleeren te Varennes, op den volgenden ziften Junij, en door ide daarmede gepaard gaande fmaadelijke omftandigheden , 1 ten eenemaale wierd vol gemeeten. De Antimonarchaale partij , gebelgd door te moeten zien , dat haare Souverein getracht had , de fchande en kwellingen zijner gevangenfchap te ontwijken, maar nog veel meer , dat hij zich van het eerfte oogenblik der vrijheid , 't geen hij na verloop van bijna twee jaaren genoot, gebruik had gemaakt, om tegen alle akten, toeftemmingen , redenen en bekrachtigingen , hem door de vrees afgeperst, te protefteeren , verftoutte zich , hem voor het verhoor te roepen , zijne banden en die der Koningin nog fterker toetehaalen, en te raadpleegen, of zij hen beiden , als misdaadigers , voor haare vierfchaar wilde dagvaarden. Zij onthield zich wel daarvan ; bediende zich echter, door middel van een even wreede, en haare oogmerken meer begunstigende verfrning der aanflagen, te gelijk van zeer barbaarfche dreigemenren en van de trouwlooste begoogelingen, om den ongelukkigen Monarch te dwingen, de vernedering van zijnen Troon en den ondergang zijns volks te ondertekenen. Geen perfoneel gevaar , had hetzelve hem alleen ger 3 drcigd,  25» B IJ L A G E N. dreigd , zou zijnen geest tot toegevendheid hebben kunnen overhaalen ; hiervan heeft hij nog onlangs blijken gegeeven; maar men toonde hem den dolk, boven het hoofd van wat hem het dierbaarfte is; men deed hem zien, dat, bij aldien hij bleef volharden bij zijne weigering, zijne getrouwde dienaaren alsdan vermoord zouden worden ; men vleide hem echter te gelijker tijd met de hoop op het berouw van zijn volk, en op de bijlegging der onlusten, en hij ondertekende. Wat heeft zulks kunnen baaten? geene herttelling van rust verfchafte aan zijn hart den troost, waarop men hem had doen hoopen; en de kortduurende verzachting van zijne gevangenfchap, welke flechts ten oogmerk had om vreemde Natiën zand in de oogen te werpen, wierd welhaast door nieuwe geweldenarijen gevolgd. Is 'er wel een verbaazender geweldoefening , dan deze, dat men hem gedwongen heeft , aan zijnen Bondgenoot, zijnen Neef, een Souverein , wiens hulp hij kon inroepen, den oorlog te verklaaren? zou wel deze Koning, die zich zo dikwerf heeft opgeofferd, uit vrees van zijne Onderdaanen te zullen benadeelen, hun ook nog deze fchrikkelijke geesfelroede bij alle de rampen, die zij haar zeiven op den hals hadden gehaald , hebben doen gevoelen, indien hij vrij was geweest? Geredelijke bewilligingen konden nimmer de woeste uitberstingen eener oproerige woede, en nog minder de welberaamde kunstenarijen van onwettige geweldenaaren tegenhouden. Hunne domheid wordt gevoed door den fchrik , welken zij inboezemen , en zwictit alleen voor den fchrik, welken men haar aanjaagt. Alles wat de Koning geleeden , alles wat hij tegen zijnen wil gedaan, gezegd, of gefchreven heeft, kon zijne I bar-  B IJ L A G E N. 251 (barbaarfche Kerker-meesters niet terug houden, van hem rmet fmaadheid te overiaaden , zijne verheven Gemaalin iaan de beledigingen van een bezoldigd Gemeen prijs te seeven, zijne klachten met bittere verwijtingen te beantwoorden , en hem zelfs het recht te betwisten, om bij izijn volk medelijden te verwekken. Elke zegepraal, door ahen behaald, toonde aan, dat zij buiten den Koning hunine oogmerken uiet bereiken konden. In de verfchillende [trappen zijner aanhoudende gevangenfchap , bedienden zij zzich van hem, als van een fpreek-trompet, om Europa van zzijne gewaande vrijheid te overreden ; en hoewel deze Ibittere befpotting niemand heeft kunnen bedriegen , volIharden zij niet te min in hunne onbefchaamdheid, en rnoodzaaken hem daar te boven nog te zeggen , dat hij wrij is, terwijl zij over zijnen Raad befchikken , zijne ] Ministers laaten gevangen neemen en vermoorden , zijne : Lijfwacht vernietigen , en derzelver getrouwe Kapiteinen : in de gevangenis werpen; terwijl zij nogthans toelaaten, dat zijne Majefleit zelve aangeklaagd, gedreigd, openlijk beledigd wordt, en het woeste Graauw , na de poorten van het paleis met geweld open gebroken te hebben, met de piek in de vuist , het welk op den laatstleden tojlen Junij gebeurd is, toefchiet, om, met de grootfle onbefchaamdheid, aan den Koning zijnen wil te kennen te geeven, en deszelfs geheiligd hoofd met de fchandelijke zinnebeelden van oproer te bezoedelen. De fhaf, feloosheid van zodanige gruweldaaden verwekt afgrijzen. Wel verre van de kwaaddoeners te vervolgen , vermeerdert zij derzelver getal, en ontbiedt de roekelooste booswichten uit alle gewesten naar de hoofdfiad , alsof zij onder het oog van Europa , tegen zoo veele fchendar,den gewapend , wilde bekend maaken , dat haare gruwe, , len  352 B IJ L A G E N. len in de laatfte uuren der omwenteling, de afgrijsfelijke buitenfpoorigheden, welke zij fcheen geëindigd ie hebben, nog zouden te boven gaan. Dit tafereel van de aanvallen op 's Konings perfoon gedaan, doorgrieft ons gemoed met eene te bittere fmart, dan dat wij ons langer daarbij zouden ophouden. Wij moeten nu ook nog de overige gewelddaadigheden ter loops aanftippen, waardoor alle wetten des Rijks zijn gefchonden , en de openbaare orde ten eenemaale omgekeerd. Na de macht en de waardigheid van den Troon vergruisd te hebben, wierd het gezag , in deszelfs geheele uitgeftrektbeid overgegeeven in de handen van eene oproerige meerderheid , die , door oproer-ademende Clubs beftierd, innerlijk door omgekogte hoorers, uiterlijk door oproerige famenrottingen onderlteund, zonder het minste ontzag, een eigendunkelijk geweld en Despotismus öefenr de, terwijl zij evenwel aanhield daar tegen haare ftem te verhellen. Men heeft haar, zonder onderfeheid , misbruiken en rechten zien vernietigen , terwijl zij omkeeringen met verbeteringen paarde, eene toomelooze losbandigheid in de plaats ftelde van eene gemaatigde vrijheid , welke een weldaan'ig Monarch zijn volk had aangeboden , zich alleen met vernietigen beezig hield, alles in een puinhoop veranderde, het geheele eigendom ondermijnde , al'le ftan. den, maar bovenal die, welke den Troon tot een fteun verftrekt , aanrandde , de van de Monarchaale Regeering onaffcheidelijke, en door eene eeuwige bezitting geheiligde onderfcheidingen affchafte, da Kroon van de voorrechten, welke de geheele Natie, volgens de eenpaarige begeerte haarer deelen gelast had te éerbjedigen, beroofde.  B IJ L A G E N. 553 de, en de Koninglijke macht, zelfs tot beneden een ijdeJe vertegenwoordiging, vernederde. Men heeft haar de handhaaving van het recht zien vernietigen , terwijl zij de goederen , de rechten en perfoo- y nen overgaf aan onkundige cndergefchikte Rechters, die van hun ampt konden ontzet worden , aan het opperbewind van het hoogde Opperhoofd des Staats onttrokken waren , en afhingen van de willekeur des volks , het welk derzelver verkiezing en hun lot meester was. Men heeft haar de goederen der Geestelijkheid, juist in het oogenblik, dat zij de geldmiddelen van den Staat opofferingen aanbood, welke voldoende waren om dezelve te verbeteren, zien bemachtigen, de grenzen van het geestelijk rechtsgebied veranderen en verwarren, van de Priesters eenen eed eifchen , welke hun geweeten hun verbood, en hun de keus te laaten tusfchen afvallig te worden of hun ampt te verliezen. Na dat de Franfche Geestelijkheid, behalven een zeer gering getal'van afvalligen, die zichzelven brandmerkten door hunne afzondering van een lighaam , den algemee,nen eerbied waardig, aan haare pligten getrouw was gebleeven: heeft men gezien, dat de Vergadering zich niet alleen verfioutte , de doelen der Bisfchoppen vacant te verklaaren , de Apoftoüfche amptsverrichtingen aan dezulken te verbieden , aan welke dezelve van God waren opgedraagen , en ze met onwettige tiiteKvoerders te vervullen, die van geen Kanonijke aanftelling waren voorzien; maar tot overmaat van alle gruwelen, ook de vervolging daarmede, paarde, de Diennaren van den Godsdienst aan de woede van een losbandig Graauw overleverde, hen in ketenen klonk, bande, en beflniten tegen r 5 hen  254 B IJ L A G E N, hen nam, welke niet dan een ontmenschte dweeperij Haaf had ingeblaazen. Het is op den Godsdienst zelveu gemunt, wanneer men deszeirs Dienaaren zo wreed behandelt. De vijanden van al het wettig gezag weeten zeer wel , dat de Godsdienst de veiligfle waarborg voor 's volks gehoorzaamheid is; zij weeten, dat 'er geen' Godsdienst zonder deszelfs uitoefening , geen Godsdienst-oefening zonder Priesters, geen Priesters zonder wettige aardelling , en geen eerbied jegens de Priesters plaats heeft , wanneer hun onderhoud onzeker is en genoegzaam afgebeedeld moet worden. Zij willen derhalven, ingevolge bun ftelfel van volflrekte onafhanglijkheid , den Godsdienst vernietigen , terwijl zij te gelijk deszelfs openbaare oefening, deszelfs Dienaaren , en derzelver wettige aanftelling, alsmede den aan dezen (land toekomenden eerbied aanranden. Haare Sophisten, die in 't openbaar Ongodisterij en Zedenloosheid prediken , zijn onvermoeid beezig , om het volk te berooven van den troost en van den tengel der Godsdienstige begrippen •, het ergerlijk gedrag en de godloosheid worden plegtig aangemoedigd, ja zelfs beloond; de Tempelen worden ontheiligd en voor de Kstholijken geflooten; de Priesters worden tot aan den voet der AItaaren vervolgd; tagchtigjaarige Geestelijken worden, zonder mededogendheid, opgeofferd; beledigingen, welke de f fchaamte doen beeven, worden vermenigvuldigd, geduld , £ en zelfs in de heiligde plaatfen gewettigd, terwijl klagten tot nieuwe geweldenarijen sanfpooren, en de Beflierders zijn ongevoelige getuigen , of zelfs deelneemers aan alle , deze gruwelen. Dit zijn de vruchten, welke de geest , van oproer in de ongelukkige vereeniging met de wijsgeerige dweeperij, bij de omwenteling voortbrengt. Wel-  B IJ L A G E N. 255 Welke verfoeijelijke middelen heeft men niet, zedert Idrie jaaren, te werk gefteld , om deze ongelukkige zamenzweering tegen alle Goddelijke en Menfchelijke wetten te beftooken, aan te kweeken , en voort te planten. De aanleggers van dezelve , hebben hunne Pvegeering , idoor omkooping van het gemeen, door list en geveinsdheid aanvaard, en door vuur en zwaard gehandhaafd. Hunne dolken en brandftigters-toortfen dreigden ieder, die ■het waagde te belijden , , dat hij zijne wettige Overheid ; aankleefde. De rebellen , haakende naar nieuwigheden, hebben , ter verkrijging en het voortzetten hunner aanmaatigingen, zich bediend van alles wat .de lastering aan vergiftige zwadder, de inquifitie aan gehaatte onderzoekingen, de tirannij aan middelen van verdrukking, de verI leiding aan heerfchappij over de ligtgeloovigen, en de l fchrik voor het gezag aan de zwakken oplevert. Met deze wapenen hebben zij zich verftout, den oorlog aan alle Rijken te verklaaren, het oogmerk, om hun oproerig ftelzel overal uittebreiden, zonder achterhoudendheid aantekondigen en werkltellig te maaken door hunne zendelingen, die het volk beroeren, Konings-moord prediken , en oproeren aanteprijzen , welke zij zich niet fchaamden, den heiligden aller pligten te noemen. Men had kunnen vermoeden , dat het middel tegen eenen overdreeven onzin zichzelveu zoude ontdekken in deszelfs buitenfpoorigheden, in het misnoegen, dat dezelve verwekt, en in de verachting welke hij verdient. Doch zijne voortgangen hebben de Aileenheerfchers indachtig gemaakt, dat het tijd was hunne krachten te vereenigen, ten einde de ziekte in haaren zetel te vernietigen , hen , die na de ftem der rede niet meer wilden luisteren, door gewerd tot hunnen pligt te doen weder- kee-  356" B IJ L A G E N, keeren, en dezulken een' heilzaamen fchrik aan te jaagen , die een onbegrijpelijke razernij gevoelloos maakt tegen Je ellende, welke zij ondergaan moeten. Wie kan zijne droefheid verbergen, die ziet, dat dit fchoon, onlangs nog zoo bloeijend Rijk , aan het welk de Natuur zo veele middelen in overvloed verleend heeft, om zulks te wezen , dat dit aan volksmenigte zo vermaard, aan voortbrengzelen zo vruchtbaar Rijk, 't welk grooten overvloed aan geld had, endoor de bronnen van zijnen koophandel, door de nijverheid van zijne bewooneren , door de voordeelen zijner volkplantingen zo vermogend was; dat dit Rijk, het welk zich van de nuttigfle inrichtingen kon beroemen, en waarin men zo zeer trachtte een gelukkig verblijf te vinden, thans enkel het gezicht oplevert van een barbaarsch, aan rooverijen bloot gefield, met bloedige puinhoopen overdekt, en van zijne voornaamfte inwooneren verlaaten Land ; dat men enkel een in verwarring weg gezonken , door inwendige verdeeldheden verfcheurd, van alle zijne rijkdommen beroofd, met alle foorten van gebrek bedreigd, door een driejaarige wanorde uitgemergeld Rijk ziet ; op het punt (taande , om zich door regeeringloosheid geheel en al te vernielen; dat flegts een Natie ontdekt zonder Zeden, zonder Politie, zonder Regeering, die even zo onkenbaar is aan haar zedelijk karakter, als in haare (taalkundige gefteldheid, en waarin geen omloop van geld, noch openbaare inkomsten , noch credit, noch kooophandel , noch krijgsmacht, noch recht, noch drijfveeren der openbaare macht meer gevonden worden. Wandaaden hebben alles den bodem ingeflaagen. Had de fmartelijke indruk van zo veele rampen het volk niet van gevoelen moeten doen verauderen ? Is 'er wel  B IJ L A G E N. 257 we! iemand , die , met opzicht tot de ongelukkige uitwerkzelen der omwenteling, nog blind zou kunnen wezen? Is 'er wel iemand , die dezelven niet ondervindt, die 'er niet min of meer onder lijdt ? De Landman, dien men heeft weeten te blinddoeken, met de bedrieglijke hoop van geene lasten meer te zullen opbrengen , vindt zich , door de eens zo zwaare fchattingen , dan welke hij voormaals te betaalen had , onherftelbaar aan den ondergang gebragt. De Ambachtsman zucht , dewijl hij weinig of niets te doen heeft, en om de duurte der levensmiddelen. De Winkelier is bedorven, om dat de voornaamfte zijner begunstigers het Land verlaaten hebben; de Koopman, de Zeefteden door de verwoesting van onze voortreffelijkfte Volkplantingen, gelijk beide door den geesfel van het papieren geld, en door een algemeen mis-credit verarmd zijn. Ieder eigenaar wordt aan den grooten hoop zonder eigendom opgeofferd , door gewettigde rooverijen ftraffeloos geplunderd", en is onophoudelijk bloot gefteld aan de woede dezer zamengerotte menigte van roovers , welke de rebellen tot hunne werktuigen, bondgenooten en befchermers verkooren hebben. Schoon de Rentenier minder te beklaagen zij, dan de overigen , deelt hij echter mede in de openbaare rampen. Hij zkldert voor de veiligheid zijner uitftaande gelden , en oordeelt de bankbreuk onvermijdelijk, welke de bewerkers van onzen oufpoed, door hunne boosaarftge lasteringen , den Koning en de Regeering befchuldigden, dezelve bedoeld te hebben; die bankbreuk, welke in een Rijk als Frankrijk, nimmer noodzaakelijk zijn kan, en een welgeregeld beftier fteeds befchouwen zal als een verkeerd hulpmiddel, waardoor een wezenlijk hulpmiddel ver-  1 553 B IJ L A G E N. vernield, en den Staat eene gevaarlijke wonde toegebrsgt zoude worden , door de ftremming van vervallen betaalingen , door het verbreeken van veele openbaare verbintenisfen , door den aftrek en de formaliteiten , waaraan de betaaling der renten onderhevig is, door het verminderen tot op de helft, waardoor buitenlanders, uit hoofde van den laagen prijs der Asfignaaten groote fchade lijden, en door de onmogelijkheid van aan de verbintenisfen te voldoen , zo lang Frankrijk regeeringloos blijft, en de belasting, uit naam van een verachtelijk bellier, ook van dezulken zal geè'ischt worden, die de wapenen draagen. Op deze wijze heeft een algemeene ellende , zints drie jaaren , zich in brankrijk over alle Standen uitgebreid ; op deze wijze zijn de bronnen van deszelfs macht en welvaart opgedroogd; op deze wijze is deszelfs krijgsmacht en achting in de ftaatkundige waereld vernietigd; op deze wijze zijn de 80 millioenen, waarmede St. Domingo de balans des koophandels van Frankrijk verrijkte, de hulpmiddelen, welke de Zeehavens uit deze Volkplanting trokken, de verkoop-plaatzen, welke deze voortreffelijke Colonie voor deszelfs levensmiddelen en fabrieken bezorgde , de onderfteuning , welke zij aan de fcheepvaart toebragt, het vermogen van meer dan twintig-duizend huisgezinnen, en de bezigheid van eenige millioenen, verdweenen. De vrijheid tot zodanigen prijs, met zoo veel verlies , met zoo veele openbaare en bijzondere rampen te koopen , was immers haar te duur betaalen ; dan welke vrijheid . . .! kan deze wel beftaan zonder een befchermende oppermacht? En was dit Volk, van welks vrijheid, ja van welks Souvereinheit men met den grootften na-  B IJ L A G E N. 259 nadruk zo veel ophefs maakt, ooit minder vrij , minder meester van zijne daaden? Waren afzonderlijke perfoonen wel ooit minder verzekerd van hun vermogen , hun leven , hunne eer te behouden? vond men, zelfs onder de Nero's, wel zo veele geheime aanklagten, zo veele naar inquifitie zweemende onderzoekingen, zo veele drukkende ketenen , zo veele fchendingen van wijkplaatzen , zo veele vergieting van burgerbloed? zijn dan dertig-duizend moorden, waardoor de regeering der wreede Demagoogen heeft uitgemunt, de karakter-trekken van het gebied der vrijheid? Ach! al te ligtgeloovige Franfchen! Helaas al te ongelukkig Vaderland! kunt gij ons, wanneer wij den grond van die landplaagen, die u drukken, willen vernietigen, wanneer wij onze wapenen vereenigen met de krijgsmacht der Monarchen, die wij om hulp tegen uwe wreede onderdrukkers gefmeekt hebben, kunt gij ons dan wel als uwe vijanden befchouwen? Neen! neen! ziet in ons uwe landgenooten, die u willen bevrijden. Beide Souvereinen, met wier onderfteuning wij tot 11 naderen, hebben , door den mond van dien held , die de opperfte aanvoerder van hunne krijgsbenden is, verklaard: „ dat „ Frankrijhs geluk hun eenig doel is, zonder zich , ten " kosten van hetzelve, door veroveringen te zullen ver" rijken; dat zij zich met de inwendige regeering van „ het Rijk niet bemoeijen , maar enkel en alleen den Koning, de Koningin en de Koninglijke familie uit „ hunne gevangenis verlosten , en aan zijne Allerchriste„ lijkfle Majefteit de vereischte veiligheid bezorgen zul„ len, om, zonder gevaar en tegenkanting, dat gene te „ kuunen doen, wat hij dienstig oordeelen zal, ten einde „ het  2öo Ij IJ L A G E N. ,, hec geluk zijner onderdaanen, volgens belofte, te bevei„ ligen." Deze edelmoedige, deze grootmoedige veritiaaring, aan welke de Bowboufche Koningen, onze uitmuntende Nee* ven , de Nestor der Souvereinen , onze zeer geëerde Schoonvader, de Noordfche Heldin, onze verhevene Be> fchermfler, de jonge erfgenaam van den ongelukkigen Gustavus , wiens bloedig graf wij met onze traanen befproeijen , deel neemen , verzekeren deze doorluchtige Verbondeiingen van de onvervvelkelijke palmen der overwinning, welke den verdedigers van eene zaak toekomen, die tevens de zaak der Koningen , der geregelde orde en der menfchelijkheid is $ en daarbij verzekeren zij u ook, o gij Franfchen! dat de macht, waarmede wij ons vereenigen , veel meer vóór u , dan tegen u is; dat zij flegts voor kwaaddoeners geducht is; dat zij alleen het hardnekkig oproer zal vervolgen, en dat gij, door liever u met ons te verëenigen, dan hunne overmacht te wederflaan, gij daardoor tot de reden , tot uwe pligten wederkeeren , en de uitnoodiging ter behartiging van uwe duuifre btlangens aanneemen zult. Dit vaste vooruitzicht is het , 't welk ons deswegens rechtvaardigt, dat wij onze vaandels terzijde van die der vreemde Mogendheden laaten wapperen. Zij hebben onzen ftap door de bekendmaaking van hunne bedoelingen gewettigd , en onze wenfchen voor eenen gelukkigen uitflag hunner poogingen , voegen wij bij die , welke wij voor de welvaart van ons vaderland nimmer verzuimd hebben uitteboezemen. De rebellen , uwe en onze waare vijanden , hebben ook uitgellrooid, dat wij met woedende en onverzoena- üj-  B IJ L A G E N. s6t iijke gevoelens bezield waren; niet dan wraak, bloedfiorting en bannisfementen ademden, en dat 'er geene infchikkelijkheid te hoopen ware van eenen Adel, die al te zeer beledigd is, dan dat hij niet onbarmhartig zoude wezen. Zij, die deze taal tot u fpreeken, zijn juist degenen, Idie, federt drie jaaren , hun werk gemaakt hebben van u te bedriegen , die zich voornaamelijk daarop toegelegd, en werkplaatzen van loogen en valfche berichten onder u opgericht hebben , welke de redenenaaren van het fpreekgeftoelte ■voordellen , de Clubs voor geloofwaardig uitventen, en ide Paskwil-fchrijvers wijd en zijd verfpreiden. Belang iftellende in u van die genen te verwijderen, wier onveranderlijke verkleefdheid aan den Koning, en aan de grondwetten der Monarchie, zij kennen, trachten zij uwen haat tegen uwe uitgeweeken Medeburgers aan te biaazen; zij lasteren ons, terwijl zij ons niet verleiden kunnan ; en ten einde bij u de neiging uitteroeijen, welke gij de erf;genaamen van eenen naam toedraagt, die zich federt veele Eeuwen van uwe liefde konden beroemen, wenden zij alle ipoogingen aan , om u, met opzicht tot de gevoelens, die ■ wij mede in het Rijk terugbrengen, fchrik aan te jaagen. Dan laat u door hunne ftrafwaardige kunstenarijen niet Hanger om den tuin leiden; wij verklaaren en betuigen • voor de oogen van geheel Europa , zo wel voor ons : zeiven, als ook uit naam van alle de Franfchen, die met ons optrekken, en wier denkwijze met de onze overeenfremt, dat wij, vereenigd, om den Koning en het Volk van de dwingelandij der overweldigers te verlosfen, ons voegen bij alle de genen , die hetzelfde oogmerk hebben ; dat geen geest van bijzondere wraak onze daaden beftiert , dat wij , wel verre van de Natie met de verkeerde verleiders, die dezelve op het dwaalfpoor gehol, pen  2Ó2 B IJ L A G E N. pen hebben te verwarren , veelmeer de zorg aan de Rechtbanken overlaaten, om de ftrafwaardigen te vervolgen, als mede alle de genen , die aan de misdaad der rebellen geen deel neemen , en die hunne dwaaling afzweeren , en haasten zullen tot hunnen pligt weder te keeren, de behulpzaame hand te bieden. De Franfchen , die hun Vaderland hebben verlaaten, hebben de wapenen niet aangegord, om met den degen in de vuist de rechten, hun ontweldigd, te herwinnen; het komt den vrijen Koning toe, om hun dezelven terug te geeven; met vertrouwen zullen zij alle hunne eigene belangens aan de voeten van zijnen bevrijden Troon nederleggen: en wij, de eerfte Burgers van den Staat, zullen aan allen. een voorbeeld van gehoorzaamheid jegens de wet en den wil van zijne Majefteit geeven. Met dit alles zouden wij , als gebooren verdedigers van den Troon onzer Voorvaderen , getrouw aan den Godsdienst onzer Vaderen , en verkleefd aan de grondwetten der Monarchie, liever al ons bloed plengen, dan van deze allergewichtigfte (tukken in het minste af te zien. Onze gevoelens, welke onze brief aan den Koning, gedagtekend den loden September laatstleden , reeds behelst, en die wij in onze bekendmaaking van den poften October in 't kort herhaald hebben , blijven onwrikbaar. De protesten , toen reeds door ons afgegeeven, hernieuwen wij heden nog eenmaal ; en vermits zij ons doot de eere worden ingeboezemd, en door plicht in onze harten geprent zijn, zal niets in ftaat weezen, om dezelven ooit te veranderen. Wij zullen niet verder gaan, en de onderfteuning der Hoven, welker geduchte krijgsbenden Frankrijk van alle zijden omringen, doet ons niets meer wenfchen. Bezield met  B IJ L A G E N. 5tó3 tmet den geest der maatiging, waarvan hunne Keizerlijke ■en Pruisfifche Majefteiten een plechtige getuigenis hebiben afgelegd, een getuigenis, dat het gebruik, 't welk zij van hunne macht maaken , eer aandoet en vereeuwigt , verklaaren wij ten krachtigflen onder hunne br> ïcherming, dat wij niets anders bedoelen , dan den Moitiarch en deszelfs Gemaalin , de vrijheid van het verheven Opperhoofd des Staats en van zijn Volk, de openibaare orde en de befchermende macht van elks rechten, ignze oude Wetten, onze Zeden, onzen Godsdienst, de eere der Natie, rechtvaardigheid, vrede en veiligheid, van !de overweldigers terug te eifchen. Zou 'er wel één verftandig en redelijk denkend Fransenman zijn, die deze oogmerken niet volkomen zoude billijken ? Zou 'er wel één zijn, die niet met ons wenfchen zoude te beleeven het einde van dezen vreesfelijken men[gélklomp, waarin men alle takken der regeering geworipen heeft, de herftelling der geldmiddelen , door den 'd'chrikkelijkfren roof verflonden, de vergoeding der openibaare inkomsten, door onkunde vernietigd, eene vaste en [geregelde orde, om den afgrond toe te fluiten , waarin 1de rebellen drie duizend millioenen kapitaal hebben doen verzinken , de veiligheid van het onderpand der fchuldüHchers van den Staat, en de herfleliing van het credit, (t welk moet bewerkt worden door eene ftrenge vermiuIdering der uitgaven, en door de van den Koning altoos jbedoelde verbetering der misbruiken, welke', zinds eenen rgeruimen tijd , bij de Regeering waren ingeflopen , en klezulken nogthans, die alles, zelfs de denkbeelden overïhoöp hebben geworpen, getracht hebben met de Regeeiring zelve te verwarren? Terwijl wij, op deze wijze, onzen wensch uitboezes 2 men,  *ö+ B IJ L A G E N. men, dezelfde wensch, welke het algemeen belang vordert, dezelfde, welken de geheele Natie door haare Vertegenwoordigers geuit heeft: vertrouwen wij te mogen boopen, dat alle de genen, die geene dolle rebellen, alle de genen, die geene vijanden van de Koninglijke waardigheid, geene vijanden van de gewettigde macht, geene vijanden van de openbaare rust zijn , niet aarzelen zullen , zich met ons te vereenigen , en dat de groote meerderheid van 's Rijks Ingezetenen , die tot hiertoe door de volks-woede, of door de vrees voor derzelver gevolgen, wederhouden wierden, doch thans nopens beide deze flukken gerust gefield zijn, zich bij het Koninglijke vaandel, 't welk wij volgen, zullen voegen. Bezield met dit vertrouwen, en overtuigd , dat 'er in Frankrijk Hechts twee partijen zijn, de Koningsgezinde, waarvan wij, geduurende 's Konings gevangenis de Hoof» den zijn, en de partij der rebellen , welke alle de verfchillende invoerders van nieuwigheden onder zich begrijpt, die gedeeltelijk voorgenoomen hebben, den Troon omverre te werpen , gedeeltelijk denzelven te vernederen, vermaanen wij alle de genen , die aan de gruweldaaden der rebellen niet medepligtig zijn , alle de genen, die terwijl zij flechts misleid waren, niet begeeren gelijk gefteld te worden met de overweldigers, die 'er zich onverzettelijk op toeleggen , om de Franfche Regeering te vernietigen, of dezelve in haaren aart te veranderen , alle de genen , die de roekelooze leere verfoeijen, welke ten doel heeft, onlusten bij alle Natiën te brouwen. Wij bezweeren hen , met ons dezelfde denkwijze te koesteren, niet te twisten over de manier, hoe de Staat moet ingericht worden, wanneer het 'er op aankomt, de genen te beoorloogen, die deszelfs ondergang  B IJ L A G E N, 265 igang bedoelen; maar wel degelijk te bezeffen , dat , zo haast het noodzaakelijk wordt, misbruiken te verbeteren, iwelke, door den tijd, bij de beste fchikkingen influipen, idke nieuwigheid in de oorfpronglijke grondlegging van iGene Regeering, waarop de oudheid haar eerwaardig zeigel gedrukt heeft, altoos gevaarlijk en bijna altoos een : ongeluk is. Wij twijfelen niet, of de Bisfchoppen , vooral in de 1 Grens-provincien, zullen thans hunnen ijver verdubbelen, iom de Priesters moed in het hart te fpreeken, die, door ide vlucht der genen welke ingefchooven zijn , welhaast :in hunne amptsbedieningen zullen herfleld worden, en de i inwooneren van hunne Parochiën te vermaanen, om den 1 ftorm , welke hun reeds boven het hoofd hangt, door 1 eene Ipoedige onderwerping te ontwijken. Wij noodigen de Koninglijke troepen zeer nadrukkelijk, ja wij gelasten dezelven , als waartoe wij wegens den ftaat van 's Konings gevangenis in zijnen naam bevoegd zijn, dat zij, ingevolge de oproeping, door zijn Doorluchtige Hoogheid , den regeerenden Hertog van Brunswijk, in het dercte artijkel van zijne verklaaring gedaan , en zonder zich aan eenen befpottelijken eed , welken zij ten nadeele van hunne eerde verplichtingen niet wettig hebben kunnen afleggen , verbonden te achten, haasten, om tot hunne voorige trouwe jegens derzelver wettigen Souverein weder te keeren , da' zij , in naavolging van het grootfle gedeelte hunner Officieren, zich vereenigen met de troepen, waarover wij , Broederen des Konings, in plaats van zijne Majefteit , het bevel voeren, dat zij ons alle de toegangen openen, ten einde den Koning te hulp te fpoeden , en nevens s 3 ons,  s<56 B IJ L A G E N. ons, aan denzelven blijken ie geeven van eene onveranderlijke verkleefdheid aan zijnen dienst. Wij verklaaren bijzonder uit naam des Konings , alzo wij thans de naasten zijn , die zijnen wil moeten bekend maaken, dat alle Commandanten der freden , iterkten en vestingen des Rijks, zullen gehouden wezen, na de eerfte opeifching van ons , of van dan Generaal die onze bevelen tot dat einde zal overbrengen , de poorten te openen , en de neutel» over te geeven , als mede de troepen binnen te laaten, die met ons zullen verfchijneu, om dezelven, uit naam van den Koning onzen Broeder, in bezit te neemen; en bij aldien een der Commandanten , tegen onze verwagting, zulks zoude weigeren , zal hij , in zijn perfoon voor de gevolgen inftaan , wegens ongehoorzaamheid tegen den Koning aangeklaagd, en als een rebel behandeld worden. De Inwoonderen van plaatzen en vestingen, alsmede de in dezelve liggende bezetting , welke tegenftand bieden , en de Aanvoerders en Commandanten , die hen tot hunnen plicht willen terug doen keeren , niet zouden willen gehoorzaamen , zullen als verraaders geftraft worden , en geene genade of vergiffenis te verwagten hebben. De ftem der afftammelingen van Hendrik den IV., zal door de Franfche Armee niet miskend worden. Voor een gedeelte kennen wij reeds haare denkwijze, en weeten , dat zij haar zelve fchaamt de Hoofden te volgen der ftmengezwoornen, die zij met verontwaardiging befchouwt, en flechts op een gunstig oogenblik wagt, ten einde haar rechtmaatig misnoegen tegen de verleiders, wel-, ke haar ontè'eren, te doen uitberften. Dit oogenbiik nadert, en wij hebben reden te gelooven , dat, zodra de Li-  B IJ L A G E N. 267 Linie-troepen zullen zien aanrukken , de benden der Franfche Ridders, geleid door de Bourbons, en voorgegegaan van de oude Orifiamme , welke in alle tijden de leus van roem voor onze Arméën is geweest, als dan de ftem van een gevoel, geduurende veertien eeuwen in fland gebleeven, zich in haare gelederen, gelijk in de onzen, zal laaten hooren, dat zij tot haare oude vaandelen terug (hellen, en, bij het gezicht van de onverganglijke zuiverheid der Leliën, de fchandelijke kleuren, door dweeperij aangenomen, verlaaten zullen. Mogten wij , op deze wijze , zonder het bloed van onze Medeburgeren te doen (hoornen , toch een einde kunnen maaken van eenen oorlog , welke alleenlijk gericht is tegen den ftrafwaardigen hardnekkigen tegenftand. Mogten toch de oproerigfte Inwoonderen der Hoofdftad kunnen getemd worden door den fchrik voor eene zo rechtvaardige als fchroomelijke wraak, die hunne Keizerlijke en Komng\\)k-PruisJïfche Majefteiten deze ftrafwaardige ftad gedreigd hebben, „ ingevalle den Koning, de „ Koningin en de Koninglijke familie voortaan de minfte „ belediging zou aangedaan, en niet terftond voor der„ zeiver veiligheid, behoud en vrijheid zorg gedraagen „ worden." God verhoede, dat roekelooze booswichten het waagen, deze bedreiging te trotzeeren! wanneer zodanige gruweldaad' al ons bloed kookt, op dit denkbeeld , in onze aderen. Veeleer zullen wij ons met de hoop vleijen, dat het rijk der harsfenfchim'men eindigen , dat het bindfel van de oogen afvallen, dat de rede haare rechten herneemen zal. Dit is de voornaamfte onzer wenfchen. Wij bidden den God van rechtvaardigheid en vrede, dat de onderwerping der rebellen ons moge ontheffen van de noodzaakelijkheid om hen te s 4 be-  2(53 B IJ L A G E N. beoorloogen; word echter deze noodzaakelijkheid eene onvermijdelijke plicht •, moeten wii de vijanden van het Altaar en den Troon den oorlog aandoen: dan zullen wij den God der Heirfchaaren , met vertrouwen , om zijne hulp aanroepen. Aldus gedaan in het Hoofdkwartier bij Trier , den iflen van de maand Augustus 1792. (JVas geteekend) Lodewijk Stanislaus Xaverius van Frankrijk, Zoon van Frankrijk, 's Konings Broeder. Karel Philip van Frankrijk, Graaf van Artois, Zoon van Frankrijk, 's Konings broeder. Lodswijk Anthonij van Artois, Hertog van Angouleme, Kleinzoon van Frankrijk. Karel Ferdinand van Artois, Hertog van Berrij, Kleinzoon van Frankrijk. Lodewijk Josephüs van Bourbon, Prins van Condé. Lodewijk Hendrik JostPHüs van Bourbon, Hertog van. Bourbon. Lodewijk Josephüs van Bourbon, Hertog van Enghien. XXXVII.  B IJ L A G E N. 260 XXXVII. Memorie van den Generaal Dumouriez , aan den Koning van Pruisfen. De Franfche Natie heeft haar lot onherroepelijk beflist, en de vreemde Mogendhedan kunnen deze waare Helling niet ontkennen. Het is niet langer die Nationaale Vergadering, welker macht beperkt was ; welker befluiten noodig hadden, óf bevestigd óf afgekeurd te worden, ten einde kracht van wet te hebben, die niet dan een betwist gezag in handen had, 't geen als een ufurpatie kon worden aangemerkt , en die de wijsheid heeft gehad om de geheele Natie op te roepen, en van de 83 Departementen zelve het ophouden van haar beftaan, tevens met haare plaatsvervanging door eene Reprefentatie te begeeren , welke plaats is bekleed geworden met al het gezag, en de geheele Souvereiniteit des Franfchen Volk , gewettigd door de Conflitutie zelve, onder den naam van Nationaale Conventie. Deze Vergadering heeft terftond , in haare eerfte zitting, uit eene vrijwillige beweging, welke in alle de deeJen des Rijks eenpaarig is, de vernietiging der Koninglijke'waardigheid befloten. Dit Decreet is alom met blijdfchap ontvangen ; overal zag men hetzelve met het grootfle ongeduld te gemoet ; het wekte alom de werkzaamheid op, en thans zoude het geheel onmooglijk zijn de Natie zoo verre terug te brengen, dat zij wederom een Troon oprichtte, welke demisdaaden, die denzelven omJ 5 ri"S-  27o B IJ L A G E N. ringden, om verre gefloten hebben. Frankrijk moet dus noodzaakiijk als eene Republiek befchouwd worden; vermits de geheele Natie de vernietiging der Monarchie verklaard heeft, en men moet deze Republiek of erkennen, of haar bevechten. De tegen Frankrijk gewapende Mogendheden hadden hoe genaamd geen recht, om zich te bemoeijen met de debatten der vergaderde Natie, over haare regeeringsform. Geene Mogendheid heeft het recht, aan eene zoo groote Natie wetten voor te fchrijven ; ook hebben deze de partij genomen, om zich het recht van den fterkflen aantemaatigen. Doch welk is het gevolg hiervan geweest? de Natie word flechts te meer vergramd , gaat geweld met geweld te keer, en voorzeker hebben de voordeden , door de talrijke legermacht des Konings van Pruisfen en zijner Geallieerden behaald , zeer weinig te beduiden. De tegenfland dien hij ontmoet, en welke vermeerdert, naar maate hij voorttrekt, is te groot, dan dat hem zuiks niet overtuigen zoude, dat de overheering van Frankrijk, welke men hem als eene zeer ligte zaak heeft voorgehouden, volftrekt onmooglijk zij. Hoe geweldig ook het onderfcheid in grondbeginfelen zij , tusfchen den achtingswaardigen Monarch, wiens gedachten men heeft doen dwaalen, en het Franfche Volk, kunnen echter Hij en zijne Generaals, dat Volk en die Annéën, welke zich tegen hem verzetten, niet langer als een hoop rebellen aanzien. De rebellen zijn die zinnelooze Adel, welke ', na zeer lang het Volk verdrukt te hebben in den naam der Monarchen, welker Troon door hun zeiven gefchokt is geworden, nu de tegenfpoeden van Lodewijk den XVI. ■voltooiden, door de wapenen tegen hun eigen Vaderland optevatten, door Europa optevullen met hunne loogen- taal  B IJ L A G E N, 571 taal en lasteringen, en door een gedrag te houden, zoo dwaas als ftrafbaar, waardoor zij de gevaarlijkfle vijanden van Lodewijk den XVI. en van hun Vaderland zijn geworden. Ik zelve heb Lodewijk den XVI. menigmaal hooren zuchten over hunne misdaaden , en over hunne harsfenfchimmen. Ik laat den Koning van Pruisfen en zijne geheele Armee, wegens het gedrag dezer gevaarlijke Rebellen oordeelen. Worden zij geacht, of verfmaad? Ik begeer geen antwoord op deze vraag ; want ik ken hetzelve reeds, Intusfchen zijn het deze lieden, die men in de Pruisftfche Armee duldt, en die, met een klein getal Oostenrijkers, welke even zoo barbaarsch zijn als zij zelve, haare voorhoede uitmaakc-n. Wat de Oostenrijkers betreft. Sedert het ongelukkig Traclaat van 175Ó, is Frankrijk, na zijne natuurlijke Alliantie opgeofferd te hebben, de geftadige prooi geworden van de hebzucht van het Weener-ïioï. Alle onze fchatten moesten dienen, om de gierigheid der Oostenrijkers te verzadigen. Ook zag men , bij het begin onzer Revolutie, bij de opening der Nationaale Vergadering, onder den naam van Staaten Generaal, al ftraks de woelingen van her JVeener-Woï vermenigvuldigen , ten einde de Natie wegens haare waare belangen te misleiden, een' ongelukkigen en van fnoode lieden omringden Koning te bedriegen, met één woord , om hem mdnëedig te maaken. Het is het Hof van Weenen , waaraan Lodewijk de XVI. zijn verval te danken heeft. Wat heeft dat Hof, welks fchandelijke Staatkunde al te fijn gefponnen is, om een rondborstig en moedig gedrag aantenemen, gedaan? Het heeft de Franfchen afgefchilderd als wangedrochten , terwijl het te zamen met de üitgeweekenen, ge-  °72 B !J L A G E N. gehuurde roervinken en zamengezwoornen betaalde, en alle mooglijke gedaanten, de verfchrikkelijkfte tweedracht aanftookte. Deze Mogendheid , geduchter voor haare Geallieerden, dan voor haare vijanden , heeft ons den oorlog berokkend tegen eenen Koning dien wij hoogachten, tegens eene Natie welke wij beminnen, en die ons bemint; deze omkeering van alle ftaatkundige en zedelijke grondbeginzelen, kan onmooglijk duurzaam zijn. De Koning van Pruisfen zul ten eenigen dage bekend worden met alle de misdaaden, door Oostenrijk bedreeven, van welke wij de bewijzen in handen hebben , en hij zal hetzelve alsdan aan onze wraak overgeven. Ik kan voor de geheele wacreld verklaaren, dat de Arméën, welke vereenigd zijn tegen de ons aanvallende machten' van haar zelve niet verkrijgen kunnen , om de Pruisfin als hunne vijanden, noch den Koning van Pruisfen ais het werktuig der trouwloosheid en van de wraakzucht der Oostenrijkers en der Emigranten, te befchouwen. Zij hebben een edeler denkU-eld van die moedige Natie, en van een Koning, wien zij met vermaak, voor een rechtvaardig en eerlijk man houden. De Koning, zegt men, kan zijne Bondgenooten niet verlaaten: maar zijn deze zijner waardig? zoude iemand, die zich met Roovers verbonden had, wel het recht hebben om te zeggen, dat bij zodanige verbindtenis niet verbreken mag? hij kan, zegt men, zijne verbindtenis niet brceken ; maar waarop is cleze gevestigd ? op trouw- . loosheden, en op ontwerpen van overheeriug. Van dezen aart zijn de grondbeginzelen, naar welke de Koning van Pruisfen en de Franfche Natie behooren te redenkavêlen, om zich onderling te verftaan. De Pruisfen beminnen de Koninglijke waardigheid, nadien zij federt  B IJ L A G E N. *73 dert den grooten Keurvorst, altijd goede Koningen gehad hebben, en dewijl Hij , die hen aanvoert , ongetwijfeld hunner liefde waardig is, De Franfchen hebben de Koninglijke waardigheid afgefchaft, om dat zij, federt den onflerflijken Hhndrik den IV. befteudig niet dan zwakke, of trotfche , of lafhartige Koningen gehad hebben , die zich beft uuren lieten door Bijzitten, Biechtvaders, onredelijke of onkundige Ministers, laage en fchraapzuchtige Hovelingen , welke het fchoonfte Rijk der waereld met alle plaagen geteisterd hebben. De Koning van Pruisfen denkt te edel, om deze waarheden niet te erkennen. Ik houde hem dezelve voor oogen , om zijne eigen roems wille, en inzonderheid ten behoeve van twee grootmoedige Natiën , van welke hij , door één woord uit zijnen mond, het geluk of ongeluk kan verzekeren. Want, hoe zeer ik overtuigd ben zijne wapenen te kunnen wederftaan, en ook zeer wel overtuigd, dat geene Mogendheid in flaat zal zijn Frankrijk te veroveren, fidder ik nogthans op het denkbeeld van het akelig onheil , om namentlijk onze velden bezaaid te zien met de lijken van twee achtingswaardige Natiën, ter oorzaake van een ijdel Point (Thonneur, over welk de Koning zelve eenmaal bloozen zal, wanneer hij zijne Armée en zijne fchatten opgeofferd ziet, aan een zamenftel van trouwloosheid en heerschzucht, waarin hij niet deelt, en waarvan hij eens het flagtoffer wezen zal. Zoo zeer de Franfche Natie , Republikeinsch geworden , heftig is, en bekwaam tot alle nadruklijke poogingen hoe genaamd jegens haare vijanden; zoo zeer is zij edelmoedig jegens haare vrienden. Buiten ftaat, om het hoefd te bukken voor een gewapend Heir , beeft zij alle haare hulpmiddelen, zelfs haar bloed, veil, vooreen groot-  274 B IJ L A G E N. grootmoediger! Bondgenoot: en indien'er ooiteen tijdfïip was , waarin men op de vriendfchap eener Natie konde ftaat maaken, is het juist dan, wanneer de algemeene Wil de onveranderlijke grondbeginzelen eener Regeering uitmaakt; wanneer de Tractaaten niet langer onderworpen zijn aan de looze ftaatkunde der Ministers en der Hovelingen. Indien nu de Koning van Pruisfen goedvindt met de Franfche Natie in onderhandeling te treden, zal hij een grootmoedig, machtig en onveranderlijk Bondgenoot aanwinnen. Maar verkrijgt in tegendeel een bedrieglijk Point tPhonneur het overwigt over zijne deugden , over zijne menschlievendheid, en over zijne waare belangen , als dan zal hij vijanden vinden zijner waardig, die tegens hem, met leedwezen, maar zeer hevig flrijdig zullen, en die geduurig opgevolgd zullen worden door wreekers , welker getal dag aan dag vermeerdert, en aan welke geene menfchelijke pogingen beletten zullen, om vrij te leven of te fterven. Is het mogelijk , dat, tegen alle voorfcbriften eener waare Staatkunde, van eeuwige rechtvaardigheid, en van menschlievendheid , de Koning van Pruisfen goedvinden kan , de uitvoerder te zijn van de oogmerken van het trouwloos Weener-Hof; dat hij zijne braave Armee en zijne fchatten opoffert aan de heerschzucht van dat Hof, het welk , in eenen oorlog ,. die het zelve maar alleen onmiddelbaar aangaat, de loosheid heeft deszelfs Geallieerden te verwikkelen, en voor zich zelve Hechts een zwak aandeel daartoe levert, terwijl nogthans hetzelve , zoo het zich edelmoedig en braaf wilde voordoen , het gewicht daarvan alleen behoorde te draagen ? de Koning van Pruisfen kan , in dit tijdftip, de fchoonfte rol fpelen , die ooit een Koning fpelen kan. Hij alleen is gelukkig geweest ;  B IJ L A G E N. m weest', hij beeft twee fteden ingenomen; doch ook dat geluk heeft hij maar alleen te danken aan verraderij en lafhartigheid. Na dien tijd heeft hij vrije en moedige mannen gevonden, aan welke hij zijne achting niet heeft kunnen weigeren. Hij zal dezelve nog in veel grooter aantal ontmoeten ; want de Armée die zijne marsch tegenhoud , word alle dager fterker. Zij is gezuiverd van die verraders, van die blocdaarts, welke konden doen denken, als ware de verovering van Frankrijk een gemaklijk werk; en welhaast zal deze Armée aanvallen , in plaats van zich enkel te verdeedigen, indien eene billijke onderhandeling geène onderfcheiding maakt tusfchen den Koning en zijne Armée, welken wij hoogachten, en de Oostenrijkers benevens de Emigranten , welken wij verfoeijen. Het word tijd, dat eene rondborstige en onbewimpelde verklaaring een einde maake aan onze gefchillen , of dezelve bevestige , en ons onze waare vijanden leeren kennen. Wij zullen ze bevechten met kloekmoedigheid; wij zijn op onzen bodem; wij hebben de buitenfpoorigheden te wreeken welke op onze velden gepleegd zijn; en men zal weldra overtuigd worden, dat een oorlog tegen Republikeinen, die hoogmoedig zijn op hunne vrijheid, een bloedige oorlog is, welke niet kan eindigen, dan met de geheele vernieling der verdrukkers, of der verdrukten. Deze verfchrikkelijke vooruitzichten moeten het hart beweegen van een menschlievend en rechtvaardig Koning; hij moet bedenken, dat wel verre van door zijne wapenen het lot van Lodewijk den XVI. en van deszelfs familie te befchermen , bij hunne rampen gefladig meer verzvvaaren rad. Ik hoop , wat mij betreft, dat de Koning,  27ö B IJ L A G E N. ' 1 rang, wiens deugden ik eerbiedige , en die mij blijken van achting heeft doen bewijzen, met welke ik mij vereerd vinde, deze Memorie, die mij is ingeboezemd door de menschlievendheid , en door de liefde tot mijn Vaderland , met opmerkzaamheid leezen zal. Hij zal ook de overhaasting en de onnauwkeurigheid , waarmede deze waarheden voorgedragen zijn , wel ontfchuldigen willen in een oud Krijgsman , die nog wezenlijker bezigheden heeft met het beraamen der militaire operatiën, welke het lot van dezen oorlog bellisfen moeten. De Generaal en Chef van de Noordelijke Arm.èe. QVas geteekend) ÜL'MOURIEZ. XXXVIII." Manifest van den Hertog van Brunï- WIJK. Toen hunne Majefteken, de Keizer en de Koning van Pruisfen, aan mij het bevel over de Armée opdroegen, welke de twee Geallieerde Souvereinen in Frankrijk deeden trekken , en mij den aenkondiger hunner gevoelens maakten , vervat in de verklaaringen van den 25/len en 27/ien Julij 1792. waren hunne Majefteiten verre af, Van de moogelijkheid te onderftellen dier ijsüjke tooneelen , welke de gevangenneeming van hunne Majefteiten, den Ko-  D IJ L A G E N. 277 : Koning en Koninginne van Frankrijk , en van de Koninglijke familie, zijn voorgegaan en veroorzaakt hebben. Zulke aanvallen, waarvan de gefchicdenis der minst befchaafde Natiën naauwlijks voorbeelden oplevert, waren :echter de laatfte ftappen niet, welken de euvelmoed van fommige oproerigen , dien het gelukt was het Volk van \Parijs tot een blind werktuig van hunnen wil te maaken, aan derzelver ftrafbaare heerschzucht had voorgefchreven. De opfchorting van alle de bedieningen des iKonings , aan hem opgedragen door diezelfde Conflitutie, welke men zo lang als de begeerte der geheele Natie had opgevijzeld, is de laatfte misdaad geweest der 'Nationaale Vergadering, welke over Frankrijk de twee , verfchriklijke plaagcn, oorlog en regeeringloosheid , ge:bragt beeft. 'Er bleef nog maar één ftap over, om beide te doen ivoortduuren ; en de geest van verbijstering, welke de ; droevige voorloper is van den val der heerfchappijen, ;deed hen, die zich den tijtel geeven van Afgevaardigden i der Natie , ten einde haare rechten en geluk op veel • vaster gronden te vestigen, denzelven eerlang ondernee1 men. Het eerfte Decreet, door hunne Vergadering genomen, 1 was de vernietiging der Koninglijke waardigheid in Frank: 1 rijk, en de ongegronde toejuiching van een klein aantal Ibijzondere perfoonen, waaronder zelfs verfcheiden vreem1 delingen, heeft zich het recht aangematigd, om de denk' wijze van veertien agtereenvolgende gedachten, welke de ■ veertien eeuwen der Franfche Monarchie vervuld heb1 ben , op te weegen. Deze ftap, waarover de vijanden van Frankrijk alleen t zich  •78 . 15 IJ L A G E N. zich verheugen moesten , indien deze onderftellen konden, dat dezelve van eene duurzaame uitwerking zoude wezen , flrijdt rechtftreeks met het vast befluit , 't welk hunne Majefteiten, de Keizer en de Koning van Pruisfen, genomen hebben, en waarvan die twee Geallieerde Souvereinen nimmer zullen afzien , te weeten: om aan zijne Allerchristelijkfte Majefteit deszelfs vrijheid, veiligheid en Koninglijke waarde weder te geven , of eene billijke en gedenkwaardige wraak uitteoefenen aan hun,, die onderneemen durven nog langer tegen dezelven te: misdoen. Uit dien hoofde verklaart de Ondergetekende, aan de: geheele Franfche Natie in het algemeen, en aan iederi Franschman in 't bijzonder, dat hunne Majefteiten, de: Keizer en de Koning van Pruisfen , onveranderlijk bijj die grondftelling volhardende, van zich nimmer te zulleni bemoeijen met de inwendige Regeering van Frankrijk,, ook te gelijker tijd, volharden bij hunnen eisch, dat zijne Allerchristelijkfte Majefteit , benevens deszelfs geheele Koninglijke familie, door hun, die zich veroorlc-■ ven dezelven gevangen te houden, in vrijheid worde gefteld. Ook dringen hunne Majefteiten niet minder aan , dat de Koninglijke waardigheid in Frankrijk, zonder uitftel, zal worden herfteld in den perfoon van Lodewijk den XVI. en zijne Opvolgeren ; en 'er gezorgd worde , dat die waardigheid voortaan beveiligd blijve tegen de vernederingen, waaraan dezelve federt eenigen tijd is bloot gefteld geweest. Bij aldien de Franfche Natie niet geheelenal haare waare belangen uit het oog heeft verlooren , en dezelve , vrij zijnde in haare befluiten , wenscht, om de ram-  B I] L A G E N. £79 rampen van eenen oorlog fpoedig te doen eindigen, welke zo veele Provinciën, aan alle onheilen , die de legers volgen, bloot fielt, zal zij geen oogenblik aarfelen, zich gunstig te verklaaren , omtrent de voorloopige vraagen, die ik-haar, uit naam van hunne Majefteiten , den Keizer en den Kouing van Pruisfen , doe ; en welke, in gevalle van weigering, ongetwijfeld over dat, eertijds zoo bloeij end Koningrijk , nieuwe en verfchriklijke rampen zullen te weeg brengen. De partij, welke de Franfche Natie op deze verklaaring nemen zal , zal de droevige gevolgen van eenen rampzaligen oorlog of verlengen en doen voortduuren, indien namentlijk door het vernietigen der Koninglijke waardigheid, alle middelen worden weg genomen, om de oude betrekkingen, tusfchen Frankrijk en de Souvereinen van Europa , te herflellen en te onderhouden; of zal den weg kunnen baanen tot onderhandelingen , ten einde den vrede, de orde en de rust weder te brengen, welke zij, die zich den tijtel van Vertegenwoordigers van Iden wil der Franfche Natie aanmaatigen, het meeste belang hebben, om, zo fpoedig mooglijk, aan dat Koningrijk te bezorgen. Gedaan in het Hoofdkwartier te Hans, den 28 September 1792. (Geteekend) Carel Wilhelm Ferdinand, Hertog van Brunswijk- LUNENBURG. t 3 XXXIX.  3§0 B IJ L A G E N. XXXIX. Brief van den Heer Manstein, Gener aal- Adjudant des Konings van Pruisfen , aan den Generaal Dumouriez. Mijnheer ! ■ Ik ben gelast u het orgineel te doen toekomen van de nevensgaande Declaratie, welke zijne Doorluchtige Hoogheid , de regeerende Hertog van Brunswijk, zich in het geval bevindt van te adresfeeren aan de Franfche Natie, in naam van hunne Majefteiten den Keizer en den Koning van Pruisfen. Het gewicht en de authenciteit van dit ftuk, eifchen, mijn Generaal, dat gij het, zoo fpoedig doenlijk, brengt ter kennis van de Natie, aan welke het geadresfcerd is. Welke wegen en perfoonen ook door U mogten gekozen worden , om het fpoedig bekend te doen worden, van onzen kant zal zulks door den druk gefchieden , en men zal de Franfche Natie waarfchouwen, dat het origineel dezer Declaratie, heden, door mij aan u is toegezonden. Het fpijt mij, Mijnheer, dat de redenen, welke ik aan den Aide de Camp, dien Gij mij gisteren had toegezonden, opgaf, mij beletten U deze Declaratie in eigen perfoon over te brengen , "en de «iiscm>fien voorttezetten, met welke wij dezer dagen onledig geweest zijn; doch niets zal mij weerhouden, van het aandenken te bewaren wegens het vriendelijk onthaal welk Gij mij hebt doen ge-  B IJ L A G E N. 281 genieten; en om gelegenheid te zoeken U te overtuigen, ,van de gediftingueerde confideratie, waarmede ik de eer heb te zijn. In het Hoofdkwartier te Ham, den zSjlen September 1792. (Geteekend) Manstein. XL. Antwoord van den Generaal Dumouriez , aan den Adjudant-Generaal des Konings van Pruisfen, den Heer Manstein. Het bedroeft mij, deugdzaame Manstein, tot antwoord 1 op de redekavelingen, welke menschlievendheid en waar] heid mij inboezemden, niet dan eene Declaratie te ontvangen , welke een vrij Volk flechts verbitteren moet. Van dit oogenblik af, moet alle wapenfchorsfing ophouden tusfchen de twee Arméën, en wij moeten enkel bedacht zijn om te vechten , nadien wij geene gronden meer tot onderhandeling hebben. Ik zal morgen ochtend alle mijne voorposten doen waarfchouwen van het eindigen des wapenllilftands: doet aan uwe zijde desgelijks. Ik ben gevoelig wegens uwe vriendfchap; ik beklaag twee braave Natiën , die aan den eigenzin van eenige perfoonen onderworpen zijn, maar gij zult de Franfchen waardig bevinden, de door hun verkreegen Vrijheid, en bereid , om aile de genen die hen dezelve ontrukken /' 3 wU'  2ü3 13 IJ L A G E N. willen, zulks te doen berouwen. Ik zal her gefchrift des Hertogs van Brunswijk aan de Nationaale Conventie zenden. Ik zal het doen aflezen in mijn Leger, en overal zal het met hetzelfde gevoel van verontwaardiging gelezen worden. Op deze wijze handelt men niet met eene groote vrije Natie , noch fchrijft men aan een Souverein Volk de wet voor. Sr. Meneiioud den nSften September -1792 , in het vierde jaar der Vrijheid, en in het eerjïe der Republiek. De Generaal en Chef van de Noordelijke Armée. (Geteekend) Dumouriez. xll Brief van den Heer Manstein, aan den Generaal Dumouriez. Mijnheer ! De Brief, dien ik zo even van U ontfangen heb, door den Lieutenant Qualtini , verwondert mij : het fchijnt mij toe, dat Gij, mijn waarde Generaal, ongenegen zijt in den zin der Declaratie te komen, of den waaren geest, welken zij medebrengt, te vatten; en Gij U ophoud bij het geen de Natie behoorde te befluiten, aangaan-  B IJ L A G E N. a83 gaande iets , 't welk het voornaamfte ftuk daarvan met uitmaakt. Het zoude mij oneindig leed doen , dat, bij gebrek van elkander nader te fpreeken, de beide Arméën zullen weggelleept worden in maatregelen, welke hadden kunnen verhoed worden, indien wij ons nog eenmaal gezien en gefproken hadden. Deze bemerking en tevens de menschlievendheid , doen mij het van mijnen pligt achten, U eene nadere conferentie voorteflaan tegen morgen middag , bij de voorposten onzer beide Arméën; de onze zal niet beginnen met den wapenftilftand aftebreeken. Ik verwagt Uw antwoord; en wat ook het uitwerkzel onzer zamenkomst zijn moge , zal ik ten minsten het voordeel daarvan hebben , om U mondeling de verzekering te herhaalen, van de hoogachting, met welke ik de eer heb te zijn. (Geteekend') Manstein. . XLII. Antwoord van den Heer Dumouriez , aan den Heer Manstein. Het is mij onmooglijk , Mijnheer , te volharden , het zij bij wapenftilftand , het zij bij de onderhandelingen, indien Gij, als een grondflag tot dezelve , het Manifest van den Hertog van Brunswijk aanneemt. Ik heb het gisteren, met een buitengewoon Courier, aan de Nationaale Conventie gezonden. Ik heb zelf order gegeeven tot de Publicatie van dat i A nuk,  2"4 B IJ L A G E N. ftuk, volgens de begeerte, welke Gij betuigd hebt , en vermits Gij daarbij kennis hebt gegeeven dat Gij zelve het zoudt publiceeren. De Armee van KellermaN en de mijne kennen het reeds, en ik kan thans alleen wagten op de bevelen van mijnen Souverein, zijnde het Franfche Volk, in de Nationaale Conventie, door deszelfs Vertegenwoordigers bijeen verzameld. Het wordt mij zelfs onmooglijk, het ge-, noegen te hebben van U te zien, zoo lang dit Manifest in wezen blijft. Wat ik fchreef, was een bijzonder gefchrift ; wat de Hertog van Bkunswijic fchreef, is.een openbaar Manifest. Dit Manifest ademt bedreigingen en oorlog, en ftrekt dus tot afbreking van den draad der onderhandelingen. Het (temt in het geheel niet overeen met dat geen, waar over wij in de laatfte vier dagen gefproken hebben; zelfs is zulks daarmede ganschlijk de bodem ingeflagen; het is zelfs ftrijdig met de converfatie , welke de Hertog van Bronswijk den Adjudant Generaal Thouvknot de eere heeft gedaan, met hem te houden. Oordeel zelf, Mijnheer, zonder vooringenomenheid; vergeet voor een oogenblik , dat Gij een Pruis zijt ; wees onzijdig. Wat zoudt Gij denken van eene Natie, die, zonder overwonnen te wezen, bukte voor een Manifest, en handelen zoude onder flaaffche voorwaarden, wanneer zij zich rot een Republiek hadde verklaard? Ik zie onheilen voor de ganfche waereld te gemoet, en dat denkbeeld doet mij zuchten. Mijn gevoelen omtrent den eerlijken man en Koning uwer agtingswaardige Natie, en omtrent U zeiven , doet mij met het grootfte leedwezen bemerken, dat Negotiatien onbeftaanbaar met Manifesten zijn. Ik  B I] L A G E N. 235 Ik zal daarom niettemin , geduurende al mijn leven, het genoegen erkennen , van U gekend, bemind en geacht te hebben. (Geteekend') Dumouriez. XL III. Proclamatie van den Koning der Franfchen, over de gevaaren des Vaderlands. Burgers, het Vaderland is in gevaar! De Nationaale Vergadering heeft zulks gedeclareerd. De Wet komt een iegelijk zijnen post aan te wijzen, en de Koning dringt bij u aan, om u zelve derwaards te begeeven. De gemeene Moeder roept alle haare Kinderen op: deze zullen niet doof zijn voor haare Hem. Het geldt de beveiliging uwer eigendommen; uwer perfoonen; het geldt de redding van alles wat u dierbaar is: van uwe Moeders, van uwe Vrouwen, van uwe Kinderen, Franfchen! het geldt uwe Conflitutie, uwe Vrijheid. Het is thans geen tijd meer van raadpleegen en redekavelen ; het is die van fchitterende daaden te verrichten. Geheel Europa verbindt zich, om u te bevechten ; vereenigt u, ter afweering haarer poogingen. Vijandelijke Legioenen bedreigen de grenzen des Rijks: derwaarts is het dat men moet heenen trekken; het (taal moet tegen het fraai gewet worden ; het is de ondergefchiktheid en 't vertrouwen op uwe Gebieders, welke men moet aanwenden tegen de krijgstucht en blinde gehoor/ 5 zaam-  sSS 13 IJ L A G E N. zaamheid, die de fterkte hunner Legers uitmaaken; het is de onveranderlijke overeenftemming van alle braave liurgeren , die men ftellen moet tegen het verbond der Mogendheden. Uwe vijanden hebben de ondervinding des oorlogs , en de hebbelijkheid der gevegten in hun voordeel; gij hebt boven hun het groot belang van uwe eigen zaak te verdeedigen, benevens de aandrift der vrijheid , welke den mensch boven zich zeiven verheft, en hem in een held herfchept. Edoch de tijd dringt; haast u, om u te fpoeden onder uwe vaandelen; vliegt na de Iegervelden en na de grenzen; gedenkt, dat wanneer de Staat zich in gevaar bevindt, ieder Burger een Soldaat moet wezen , en de grootmoedigfte opoffering alsdan niet langer eene deugd , maar een pligt geworden is. Gewisfelijk zullen alle lieden des Rijks de edele eerzugt betoonen, om derzelver naamen getekend te willen zien op de Ioflijke lijst der zodanigen , die wel bij het Vaderland verdiend hebben. Geheel Frankrijk gaat zich bedekken met Burgeren , onderworpen aan de Wetten, onderling vereenigd door de onverbreekbaare banden der eendracht, en door hunne verknochtheid aan de Conflitutie, aan welke zij allen hebben trouw gezwooren. Bewindvoerders, Magiftraaten, Krijgslieden, Burgers, ziet hier het tijdflip om , in een broederlijk gevoel van vereeniging en vreede , die tweedracht en dien haat te verdooven, welke ons verzwakken, door ons te verdeelen. Ziet hier het tijdflip, om voor eeuwig de Vrijheid te verzekeren, door de verzekering van de heerfchnppij der wetten, zonder welke niets beftaat, .dan verwarring, wanorde, rampen, regeeringlooze dwinglandij, duizendmaalen wreeder dan die van het Despotismus. De  B 'ij L A G E N. 2S7 De wet ftelt u allen in flaat van beflendige waakzaamheid ; bedient 'er u van om gewicht aan 'c gezag, om nadruk aan de Regeering te verzorgen; bedient 'er u van tot herflel der orde en tot bijfhmd van Frankrijk, 't welk niet wederflaan kan , zo niet alle de machten , de wil van allen, en aller moed, zich ter haare redding vereenigen. Het is de Koning, die u roept; het is een Koning, grootsch op het gebieden over een vrij Volk , die u bidt, in den naam der Vrijheid , welke hij lief heeft, in dien der evengelijkheid, welke hij, even als gij, heeft befloten te handhaven, om u onder de banieren des Vaderlands te verzamelen, om hem te helpen kracht aan de Wet te geeven, tegen de weêrfpannelingen vai. Hinnen en van buiten; om met hem te zweeren voor de rechten der Natie te verwinnen, of te fterven, en u eerder te laaten begraven onder de puinhoopen des Rijks , dan te dulden, dat vreemden of weêrfpannelingen aan Frankrijk ■ de wetten zouden voorfchrijven , en dat de eere des Franfchen naams, door een fchandelijk verdrag, bezwalkt zoude worden. De Koning , uit hoofde van alle deze bedenkingen, in de bezorgdheid der Nationaale Vergadering deelende , welke, bij derzelver Aéte van den uden Julij, het Vaderland in gevaar heeft verklaard; ten innigften overtuigd, dat het tijdflip , waarin de algemeene Vrijheid bedreigd wordt, ook dat is, 't welk het meeste vordert den.Burgeren en Magiftraaten opteroepen tot de ftiptfle waarneeming der wetten, die dezelve verzekeren, en bijzonder, die van l'ften Julij, bepaalende de maatregelen welke moeten genomen worden wanneer het Vaderland in gevaar zal wezen, haast zich om, thans, voor het oog van alle  £83 B IJ L A G E N. Ie Franfchen, op nieuw de plichten af te fchetfen, welke deze onderfcheiden wetten aan hun opleggen. Zijne Majefteit noodigt dienvolgens, in de eerfte plaats alle Burgeren, in ftaat om de wapenen te voeren , en bijzonder de zodanigeu, die bereids de eere gehad hebben, in welken rang het ook zijn moge, het Vaderland te dienen, om zich terftond te laaten infchrijven, ter voltalligmaaking van het geregeld Leger. 2. Noodigt hij alle Burgeren, de vereischte hoedanigheden bezittende, en welke zich op de rol der Nationaale Guarde nog niet hebben laten aantekenen, zonder uitftel aan die verplichting te voldoen. 3. Gelast hjj aan alle bewind voerende Collegien, mitsgaders aan alle Regeeringen , zich terftond te gedragen naar de fchikkingen, voorgefchreeven door de Wet van den Zften Julij, en betrekkelijk tot het oprichten van de bataillons Nationaale Guarden , die beftemd zijn ter verdeediging der grenzen. 4. Hij beveelt hun, allen Burgeren te onderrichten aangaande de bijzondere plichten, welke de daadlijke omftandigheden hen opleggen , derzelver ijver te verlevendigen, en hen aantcfpooren om henen te fnellen na alle plaatfen, waar de gevaaren des Vaderlands hun roepen zullen. 5. Dezelven inzonderheid aanbevelende, om niets te verzuimen, ten einde hen met allen fpoed te wapenen , derzelver marsch te verhaasten , en daartoe aan hun allen bijftand te verleenen, welke in derzelver vermogen is. 6. Vermaant hij alle Burgeren , die de eere zullen verwerven , om in de eerfte plaats tot hulp des Vaderlands optetrekken , tot ondergefchiktheid aan derzelver Opperhoofden , tot ftipiheid in den dienst , tot eenen ijver , der edele zaak waardig, voor welker verdediging zij geroepen  B IJ L A G E N, 289 pen zijn; en noopt hen aan , om eveneens den Franfchen naam te vereeren door hunne menschlievendheid jegens de ontwapende vijanden , als door hunnen moed in de gevegten. 7. Vermaant hij ook zodanige Burgeren, die tot bewaaring van de binnendeelen des Rijks zullen blijven, om de bewijzen van hunne Vaderlandsliefde te geeven, door perfoonlijken dienst te doen , door de veiligheid van perfoonen en eigendommen, de uitvoering der gewijsdens, en de eerbied aan de gefielde machten te handhaven. 8. Herinnert hij alle openbaare Amptenaaren aan derzelver verplichting, om hun verblijf te houden ter plaatfe aan hun door de wetten opgelegd, en welke de gevaaren van den Staat nog enger en onvermijdelijker maaken. Gelast wijders zijne Commisfarisfen bij de Rechtbanken , de Procureur-Generaal-Syndics bij de beftuuring der Diftriaen, om, ieder in zijne behoorlijke plaats de hand te houden aan de geflrenge uitvoering dezer Wet, en aan te geven de inbreuken , welke daarop zouden mogen gedaan worden. 9. Verzoekt hij eindelijk alle Bewindvoerders , en andere openbaare , zo Burgerlijke als Militaire Amptenaaren , om hunnen ijver en aanhoudendheid in de uitoefening hunner functien te verdubbelen; gelijk alle Burgeren , om hun zelve te herinneren , dat alleen door het doen van opofferingen, en door het bewijzen van onfchendbaaren eerbied voor de Wet, zij zich der Vrijheid waardig betoonen kunnen. Gelast voor \ overige , dat deze tegenwoordige Proclamatie aan de bewindvoerende en rechterlijke Collegien zal gezonden, gedrukt, geleezen, afgekondigd en aangeplakt worden , overal , waar des nodig zal zijn. Ge-  2£o B IJ L A G E N. Gedaan in den Staats-Raad den noften Julij 1792. het \de jaar der Vrijheid. (Geteekend") Louis. (Laager) Dejolij. XLIV. Brief van den Koning der Franfchen, aan de Nationaale Vergadering, den 3 Augustus 1792. 'Er verfpreid zich, Mijnheer de Prefident, federt eenige dagen, een gefchrift, getijteld: Declaratie van zijne Doorluchtige Hoogheid den regeerenden Hertog van Brunswijk Lunenburg ; Commandant der Vereenigde Legers van Hunne Majejleiten den Keizer en Koning van Pruisfen, aan de Ingezetenen van Frankrijk. Dit gefchrift draagt geenerhande kenmerken, welke deszelfs authenticiteit aanduiden. Het is niet gezonden door den een of ander van mijne Ministers aan de verfchïliende Hoven van Duitschland , die het naast aan onze grenzen gelegen zijn. Ondertusfchen fchijnt mij de verfpreiding van 'dit ftuk eene nieuwe verklaaring van mijne gevoelens en denkwijze te vorderen. Frankrijk ziet zich bedreigd door eene groote vereeniging van macht. Laaten wij allen erkennen, dat het hoogst nodig zij ons te vereenigen. De lasterzucht zal moeite hebben om de droefheid van mijn hart te geloo- ven,  B IJ L A G E N. 291 ven, op het zien van de plaats hebbende verdeeldheden, en van de rampen, welke te wagten ftaan; maar zij, die weeten, hoe dierbaar het leven en de goederen van het Volk in mijne oogen zijn, zullen wel geloof flaan aan mijne bekommeringen en aan mijn hartzeer. Ik heb vreedzame gevoelens op den Troon gebragt, dewijl de vrede , de eerfte behoefte van het Volk, de eerfte plicht der Koningen is. Mijne oude Ministers weeten , hoe veele pogingen ik gedaan heb , ten einde den oorlog te verhoeden. Ik begreep hoe noodig de vrede was. Hij alleen kon de Natie, nopens de nieuwe vorm haarer regeering inlichten; hij alleen, het Volk van rampen bevrijdende, kon mij in ftaat ftellen om het karakter te handhaven, het welk ik in die revolutie wel heb willen nemen: dan, ik heb mij overgegeeven aan het eenpaarig advijs van mijnen Raad , en aan de begeerte van een groot gedeelte der Natie , zoo als die , herhaalde keeren, door de Nationaale Vergadering was te kennen gegeeven. Den oorlog verklaard zijnde, heb ik geene middelen verzuimd om denzelven een' goeden uitflag te doen hebben. Mijne Ministers ontvingen bevel , om deswegens te raadplegen met de Committies der Nationaale Vergadering, en met de Generaals. Indien de uitflag niet beantwoord heeft aan de hoop der Natie, moeten wij zulks dan niet wijten aan onze inwendige verdeeldheden, aan den toenemenden geest van partijfchap, en boven al aan den toeftand van onze legers, die nodig hadden geoefend te worden , voor dat men dezelve ten ftrijd aanvoerde ? Maar de Natie zal mij mijne ■ poogingen zien verdubbelen , naar gelang van die der vijandlijke Mogendheden. Ik zal, met de Nationaale Vergadering, alle middelen bij ■ie  292 li IJ L A G E N. de hand neemen, om de onvermijdelijke rampen van den oorlog te doen gedijen , ten voordeele van haare vrijheid en roem. Ik heb de Conflitutie aangenomen: het grootfle gedeelte der Natie begeerde zulks : ik heb befpeurd dat zij haar geluk daarin ftelde , en dat geluk te bevorderen is de eenigfte bezigheid van mijn leven. Sedert dat oogenblik heb ik het mij tot eene wet gemaakt, aan dezelve getrouw te wezen; en ik heb mijne Ministers bevolen, haar voor den eenigen regel van hun gedrag te houden. Ik heb mijne denkbeelden niet willen ftellen in de plaats van mijn eed. Ik moest arbeiden aan het geluk van mijn Volk , ik heb gedaan wat ik doen moest, en dit is genoeg voor het hart van een weldenkend mensch. Nooit heeft men mij den roem en het belang der Natie zien verkleinen, door de wet van vreemdelingen of van de eene of andere partij aan te nemen. Ik houde mij aan de Natie, en doe niets dan met haar; geen eigenbelang zal mij ooit van haar fcheiden ; aan haare ftetn alleen zal gehoor gegeeven worden. Tót mijn laatfte oogenblik zal ik de onafhanglijkheid der Natie handhaven. De perfoonlijke gevaaren zijn niets, in vergelijking met de algemeene rampen. Ach ! wat zijn toch perfoonlijke gevaaren voor een* Koning, wien men de liefde des Volks wil onttrekken? Dit is de waare wonde vau mijn hart. Misfchien zal het Volk nog, den een of anderen tijd, zien, hoe zeer mij deszelfs welvaart ter harten gaat, hoe die altijd mijn eenigfte belang, en mijne eenigfte zorg geweest zij. Hoe veel hartzeer zou 'er niet uitgewischt worden, door het geringde blijk van deszelfs wederkomst. (Geteekend') Louis. XLV.  B 1} L A G £ N. XL V. Proclamatie van den Koning der Fran* fehen» van den ?den Augustus 1792. Franfchen! Terwijl talrijke legers tegen onze grenzen aanrukken, en voorafgegaan worden door verklaaringen, welke de onafhanglijkheid der Naiie bedreigen , behoorde de verontwaardiging wegens de taai die in dezelve wordt gefproken, benevens de wensch om het Vaderland te verdeedigen, in aller harten Hechts één gevoel, flechts één befluit over te laaten. Eenigheid is alsdan de voornaamfte behoefte: al wie deze trachten te verftooren, wie dezen band , de grootfte kracht der Rijken, poogt te verbreken , wie door wantrouwen de gemoederen afvallig maakt, en ze door lasteringen aan het gisten brengt, wie de Naiie van den Koning tracht aftefcheiden : deze zijn de waarachtige algemeene vijanden , welke aan de ons aanvallende Mogendheden den eenigen bijftand bewijzen, die dezelven kan doen zegepraalen. Zoude het mooglijk zijn, dat de eerzucht van eenige bijzondere lieden, die, in hunne verdooldheid, het waagen durfden om na zeker aandeel in de hoogfte Uitvoerende Macht te ftreeven , de Franfche Natie ook maat flechts voor één oogenblik zoo doodelijk heeft kunnen verblinden, dat zij haare allerdierbaarfte belangen uit het oog verliezende , haar zelve het flachtoffer en de prijs wilde maaken van derzelver fnoode aanflagen ! is het dan niet eene gemaklijke zaak, de ontwerpen van een hand- y VOS  S94 B IJ L A G E N. vol zamenzweerders het masker van Patriotismus afterukken? van lieden, die, om aan hun klem getal gewicht bijtezetten, zich verbeelden, dat zij, door hunne onrustige beweegingen, zich eene meerderheid verwerven, het Nationaal gevoelen door hun gefchreeuw verdooven, door hunne onderneemingen fchrik inboezemen, en, terwijl zij de wetten en gerechtigheid met voeten treden, hunnen wil en begeerten aan het Franfche Volk opdringen zullen? Tegen deze dweepzuchtige poogingen, moet de Koning gematigdheid en reden ftellen ; zijne Majefteit moet aan de gemoederen, welke men op een dwaalweg heeft geleid , de waarheid toonen •, hij moet het vertrouwen, dat men hem ontrooven wil , terug doen keeren , zich wederom tot het Volk naderen, van 't welk men vruchteloos zijne zaak poogt aftefchefden ; want de belangen des Konings zijn de belangen des Volks; het laatfte kan niet gelukkig zijn, dan in zijn geluk, niet machtig wezen dan door zijne macht; terwijl dezulken, die niet ophouden hetzelve' tegen zijne Majefteit optezetten , het nu reeds pijnigen door veelerlei foort van mistrouwen, zijne kwaaien verergeren, door de oorzaak en het hulpmiddel voor hetzelve te verbergen , en het onoverzienlijke rampen en langduurig berouw voorbereiden, door hetzelve tot geweldige en ftrafwaardige befluiten aantezetten. De Koning vreest niet de Majefteit des Troons , van welke hij aan de Natie rekenfchap verfchuldigd is , in gevaar te ftellen , wanneer hij in haare tegenwoordigheid die lasteringen logenftraft, welke men tegen zijn perfoon opeengeftapeld heeft: want hij fpreekt niet tot de genen die de uitvinders daarvan zijn; maar hij begeert te fpree- ken  B IJ L A G E N. sof ken tot het hart van alle Franfchen , om deze hun waar belang onder 't oog te brengen , dezulken , die wegge* fieept konden worden, te waarfchouwen, hen, die men reeds verleid heeft, van derzelver dwaalingen terug te brengen , en aan allen het gevaar aan te wijzen van het ontwerp der heerschzuchtigen , de fchandelijkheid van derzelver bedriegerijen , en de onwaardigheid der middelen waarvan zij zich bedienen. Sedert het oogenblik, waarin de Koning de Conflitutie heeft aangenomen, kan men hem niet verwijten, dat hij, wij zullen niet zeggen eenigethande inbreuk , maar zelfs niet de minfte en onbeduidendfte flap tegen die wet begaan heeft, welke hij gezwooren had te zullen handhaven. Deze befchouwde hij als de uitdrukking van den algemeeuen wil, en hij had voor zichzelven geenen anderen wil, dan om deze in alle zijne deelen te doen nakomen. De Koning heeft zulks aau de buitenlandfche Mogendheden bekend gemaakt; hij heeft alle Agenten, die weigerden, door het afleggen-van den eed, zich daaraan te onderwerpen, terug geroepen; hij heeft andere in derzelver plaats gefield, welke bekend waren wegens hunne verkleefdheid aan de Conflitutie. Zodra de oogmerken der tegen Frankrijk verbonden Mogendheden ter kennisfe van zijne Majefteit zijn gekomen , heeft dezelve alle poogingen aangewend, om die door den weg van onderhandelingen tegen te gaan , en haar te doen afzien van een ontwerp, 't welk even ftrijdig is met derzelver wel begrepen belangen, als met de welvaart van die Rijk. De Koning heeft, om, ware het mooglijk, deze ligue te ontbinden, zich niet alleen bediend van alle officieele middelen, welke den Koning der Franfchen toekomen , maar ook al het aanzien en den v 9 in-  I 20 B IJ L A G E N. invloed, welke men aan zijne Majefleit wegens de banden des bloeds, en wegens het belang van zijn perfoonlijken toefland, kon verfchuldigd wezen. Heeft men, toen de geflrengheid der wetten de ernfiigfle Happen tegen de Prinfen van zijn Huis en van zijn Bloed vereischten, hoe fmertelijk dan ook zulks voor zijn gemoed geweest zij , wel den Koning één oogenblik zien wankelen tusfchen de flem der Natuur, en de plichten zijner Koninglijke waardigheid? De Koning heeft ontegenzeggelijk alles gedaan, ten einde den oorlog te vermijden ; en het was niet dan met tegenzin, toen hij zich niet langer daaraan kon onttrekken , dat hij tot dit wreed middel befloot, waarvan het Volk den geheelen last maet draagen. Wat mensch zon barbaarsch genoeg zijn , om dezen tegenfland te misprijzen ? welk vijand der menschheid en van Frankrijk, zoude zulks aan zijne Majefleit tot een misdaad kunnen toerekenen? men zou hem veeleer kunnen verwijten, dat hij in den oorlog toegeflemd hadde, indien niet de Nationaale Vergadering en de Ministers, welke diestijds zijnen Raad uitmaakten, te farnen vereenigd, hem zodanig befluit tot eene noodzaaklijkheid gemaakt hadden. Zijne Majefleit heeft aan deze vereeniging toegegeeven ; en den oorlog eens verklaard zijnde, heeft hij niets gefpaard, om den roem der Franfche wapenen te handhaven. Als het eerfte Opperhoofd der Armée, was de Koning aan dien roem te naauw verbonden , dan dat hij dezelve niet in zijnen vollen luister zou hebben flaande gehouden. De keuze der Generaals, die hij aan het hoofd der Arméën plaatfte , verwierf de toejuichingen der Natie; en hij heeft, door de uitfteekende graaden met welke de Nationaale Vergadering voorftelde dezulken te be- klee-  B IJ L A G E N. S97 kleeden, die tot dezelve bekwaam waren, getracht hunnen dienst-ijver te verdubbelen. Indien de verzorgingen voor de Armée niet beantwoord hebben aan den fpoed, waarmede de oorlog is verklaard geworden; indien het door de Ministers eenftemmig aangenomen plan van den veldtocht, op valfche combinatiën berust heeft; indien derzelver misdagen , na over onze wapenen fmertelijke tegenfpoeden gebragt te hebben, het gemor der Armée, de klagten der Generaals, en een algemeen misnoegen ten gevolge hadden , zou het nogthans openbaare ongerechtigheid zijn, de misdagen van het Minifterie, waarvoor deszelfs Agenten verantwoordelijk moeten blijven, perfoonlijk aan zijne Majefteit te willen toerekenen. Op het getuigenis van zijn geweeten fteunende, heeft de Koning, van de fchijnbaare of kortftondige meening, zich fteeds beroepen op het wezenlijker en meer verlicht gevoelen der Natie. Door de uitoefening van zijne conftitutioneele rechten , heeft hij voor het oog van Europa zich veel vrijer betoond, dan hij had kunnen doen door de nadruklijkfte verklaaringen. Heeft hij, ter verzorging en vermeerdering der Arméën, niet alle noodige bevelen gegeeven ? De Koning heeft zich niet verzet tegen het formeeren van een Leger van 20000 man in het binnenfte des Rijks , en bijna onder de muuren van Parijs , dan om het oprichten van nog talrijker bataillons Vrijwilligers voorteftellen, die op eene nuttiger wijze zouden verdeeld zijn. Onze geheele macht, welke meer dan 300000 man bedraagt, ftaat aan de grenzen, en is verdeeld, ten deele in de verfterkte plaatfen , welker verdeediging van 't grootfte aanbelang is, en ten deele in de onderfcheiden legerplaatfen ; alles ingevolge van de fchikkingen, gemaakt door de Legerhoofden, aan welke v 3 zij-  898 li IJ L A G E N. zijne Majefleïc alle vertrouwen, en de macht om alles te doen wat recht is, verleend heeft. Kon de Koning zijue belangen wel inniger verbinden met die der Natie? kon hij wel, met meer naauwgezetheid, nakomen wat de Conflitutie aan hem tot een' plicht maakt , dan wanneer hij alle wegen van onderhandelingen uitput, ten einde den geeslél des oorlogs van Frankrijk aftekeeren; dan door zich fpaarzaam met het bloed der Franfchen, zuinig ten aanzien van derzelver fchatten, en als een nauwkeurig waameemer van de vreedzaame grondbeginzelen der Conflitutie, te betoonen? en, toen hij deze ramp vsn haar niet kon afkeeren, welke andere plichten bleeven hem toen over te vervullen, dan de geheele Nationaale macht op de been te brengen, en, gelijk hij werkelijk gedaan heeft, der Fianjchen eere en liefde voor het Vaderland aantefpooren, om nadruklijk de zaak der Vrijheid te verdeedigen. Vreemde krijgslieden bedreigen al Franfchen,. het (laat aan u , door uwe flandvastigheid , en vooral door uwe eendracht, eerbied aan dezelve inteboezemen. Zij doen inbreuk op uwe onafhanglijkheid: vernieuwt , uit dien noofdc, met den Koning uwen eed, om deze te verdeedigen. Zij hebben haaren naam misbruikt, ten einde het Fransch grondgebied vijandlijk aantetasten: maar heeft zij deze beleediging niet vooraf gelogenfiraft, door zo lang haar mooglijk was, zich tegen eenen oorlog te verzetten welke men durft voorwenden , dat voor haare belangen ondernomen wordt? had zij dit niet vooraf gelogenftraft , toen zij haare macht bijeen verzamelde , ten 'einde zich tegen de poogingen der vijandlijke legermachten te verzetten ? heeft zij dit naderhand niet gelogenfiraft, door eene formeele en met de Conflitutie overeenkom-  B IJ L A G E N. *99 komftige Acte , zodra zij deze onwaarheid vermeld zag in eene verklaaring , welke aan het Legerhoofd der vereenigde Arméën wordt toegefchreeven? k Franfchen , kan uwe Koning wel verantwoordelijk zijn, voor de taal die uwe vijanden voeren? zal het in derzelver macht ftaan , de banden te verbreeken , welke tusfchen u en hen beftaan? en zullen deze door Manifesten, die misfchien nog fchadelijker zijn dan hunne wapenen , tusfchen ons verdeeldheid zaaijen, terwijl het, tegen hunne hoop en verwagting, aan hen niet gelukte, om vrees aan te jaagen? Franfchen, in de legers die uwe grenzen aantasten, fchuilen alle uwe vijanden niet : leert deze kennen aan de ontwerpen door hun gefmeed, om tweedracht onder u te verwekken, en weest verzekerd dat de zodanigen niet verre af zijn van een algemeen belang te hebben , die zo eensgezind zijn in de begrippen welke zij trachten te verfpreiden. Zij, die Frankrijk zullen overweldigen, zeggen, dat zij de wapenen ten voordeele des Konings hebben opgevat; en dezulke die in het binnenfte des Rijks onlusten poogen te verwekken, durven insgelijks zeggen, dat het ten zijnen voordeele is , dat men hem beftrijdt. Zijne Majefteit ontkent hiermede dit voorgeeyen van beiden partijen op het allerplechtigst. Aan alle goede Franfchen, alle die de eere der Natie, de belangen der Vrijheid, en het heil des Vaderlands ter harten neemen, is het een wezenlijke plicht , deze trouwlooze en listige overredingen te verwerpen; het is voor hun een plicht , tegen de wapenen der eerstgenoemden een onverwinnelijken moed , en tegen de aanflagen der iaatften eene onwrikbaare verknogtheid aan de wet, te ftellen. ( Om alle deze redenen , oordeelt de Koning het van v 4 «an'  B IJ L A G E N. aanbelang te wezen, de uitoefening der wetten, mitsga= ders den eerbied aan de conltitueerende Machten verfchuldigd , weder te roepen, en aan de Nationaale macht alle veerkracht bijtezetten, waarvoor dezelve vatbaar is, door aan allé meeningen , aan alle wilsbegeerten, en aan alle poogingen eene algemeene richting te geeven, ten einde alleen na het welzijn van den Staat te ftreeven. Zijne Majefteit beveelt derhaiven de algemeene Raaden en Beftuurderen van Departementen en Diftricten, gelijk mede de breede Raaden der Gemeentens en Municipaliten, hunnen ijveren werkzaamheid te verdubbelen, ter handhaving van de openbaare orde, het heffen der contributien, de veiligheid van perfoonen en van eigendommen, en over 't algemeen ten aanzien van alle onderwerpen , die aan hunne zorg en waakzaamheid zijn toevertrouwd. Wijders gelast hij alle , zo burgerlijke als pijnelijke Gerechtshoven, Vrederechters, en Officieren van de Politie en Burgerlijke zekerheid, om, ieder voor zo veel hem aangaat, te zorgen, dat de wetten , welker handhaving . aan hun in 't bijzonder is toevertrouwd, overeenkomftig met derzelver vorm en inhoud ter uitvoer gebragt worden. Eindelijk herinnert hij aan alle Franfchen, dat, terwijl de wet aangaande de gevaaren des Vaderlands, alle open- ' baare, zo Burgerlijke als Militaire Beampten, in een (laat ftelt van (leeds voortduurende werkzaamheid , deze wet aan hun tevens de noodzaaklijkheid oplegt, om alle derzelver plichten, als Burgers, met vernieuwden ijver na te komen. Hij noodigt dienvolgens alle aftive Burgeren uit, om zich ftiptelijk te laaten vinden in de wettige Vergaderingen, tot welke zij geroepen worden, ten einde hunne ftem uittebrengen , en aan het Vaderland de (chat-  B IJ L A G E N, 301 fchatting van derzelver inzichten te betaalen : insgelijks noodigt hij ze uit, om in eigen perfoon dienst te doen onder de Nationaale Guarde , de Wet kracht bij te zetten , de voltrekking der Vonnisfen behulpzaam te zijn, en den vrede, benevens de algemeene rust te helpen handhaven; hij vermaant dezelve bovenal tot eene onwrikbaare verknochtheid aan de Conflitutie, waaraan zij getrouwheid gezwooren hebben. Gegeeven in den Staats-Raad, den 7den Augustus 1702, in het vierde jaar der Vrijheid. (Geteekend') Louis. (En laager geteekend) Dejolij , Dubouciiage , Champion, Dabancourt, Leroux-i.a-Ville , Bigot Sainte-Croix. XLVI. Decreet der Nationaale Vergadering -, genomen den iaden Augustus 1793, waarbij de Koning, als het hoofd der Uitvoerende Macht, in zijne funüien opgefchort wordt. De Nationaale Vergadering overweegende, dat de gevaaren des Vaderlands ten hoogften top zijn gereezen; dat voor het IVelgeevend Lighaam, het de heiligde zijner plichten is, alle middelen tot deszelfs redding aantev 5 wen-  B IJ L A G E N. wenden; dat het onmooglijk zij daartoe krachtdaadige te vinden, zo lang men niet onderneemt de eigentlijke bron van deszelfs onheilen te dempen: overvveegende, dat deze onheilen inzonderheid voortvloeijen uit de kwaade vermoedens , welke ingeboezemd zijn door het gedrag van het Hoofd der Uitvoerende Macht, in eenen oorlog, die, in zijnen naam, tegen de Conflitutie en de Nationaale onafbangelijkheid is ondernomen; dat deze kwaade vermoedens in verfcheiden deelen van het Rijk hebben aanleiding gegeeven tot eene wilsbegeerte, om het gezag te herroepen, 't welk aan Lodewijk de XVI. is opgedragen. Hierbij echter overweegende, dat het TVetgeevend Lig. haam het zijne niet mag noch wil vergrooten door eenigerhande ufurpatie; dat, in de buitengewoone omftandigheden, in welke gebeurtenisfen, door geene va'n alle de wetten voorzien, hetzelve geplaatst hebben , het dat gene wat het aan zijne onwrikbaare getrouwheid jegens de Conflitutie is verfchuldigd, niet kan overeenbrengen met deszelfs vast befluit, om veeleer zich te laaten begraaven onder de puinhoopen van den Tempel der Vrijheid, dan toetelaaten dat deze om verre geworpen worde, dan alleen door toevlucht te neemen tot de Souvereiniteit des Volks , en tevens de onvermijdelijke voorzorgen aantewenden , op dat deze toevlugt niet te leur gefield worde door verraaderijen , decreteert het navol- j gende: Art. I. Het Franfche Volk wordt uitgenoodigd tot het formeeren eener Nationaale Conventie: de buitengewoone Commisfie zal morgen een ontwerp inbrengen , om de wijze en tijd dezer Conventie te bepaalen. II. Het Hoofd der Uitvoerende Macht is provifioneel op-  B IJ L A G E N. 3<=3 ©pgefchort in zijne functien, tot de Nationaale Conventie uitfpraak zal gedaan heoben wegens de maatregelen, welke zij zal noodig oordeelen, ten einde de Souvereittiteit des Folks en de Regeering van Vrijheid en Gelijkheid te verzekeren. III. De buitengewoone Commisfie zal nog dezen dag een voorftel inbrengen , over de wijze om een nieuw Minifterie interichten : de thans in werkzaamheid zijnde Ministers zullen provifioneel in de uitoefening van derzelver functien aanhouden. IV. De buitengewoone Commisfie zal nog heden het ontwerp van een Decreet inbrengen, over de benoeming van een Gouverneur voor den Koninglijken Prins. V. De betaaling der Civile Lijst blijft opgefchort tot de beflisfwg der Nationaale Conventie. De buitengewoone Commisfie zal binnen 24 uuren het ontwerp van een Decreet aanbieden, wegens de fom, welke de Nationaale Vergadering tot onderhoud des Konings en der Koninglijke familie intusfchen behoort te bepaalen. VI. De registers van de Civile Lijst zullen ten comptoire der Nationaale Vergadering in bewaaring gelegd worden, na alvoorens ondertekend te zijn door twee Commisfarisfen der Vergadering, die, tot dat einde , zich bij den Intendant der Civile Lijst zullen begeeven. VIL De Koning en zijne familie zullen in den omtrek van het Wetgeevend Lighaam blijven , tot de rust in Parijs zal herfteld zijn. VIII. Het Departement zal bevel geeven, om nog dezen dag een verblijf voor dezelven te doen gereed maaken in het Paleis Luxemburg (*), waar zij onder bewaard) Nogthans werd de Koning niet na dit Paleis, maar na den  3°4 B IJ L A G E N. waaring der Burgeren ea van de Wet zullen gefield worden. IX. Alle die in openbaare bediening zijn , ieder Soldaat , Onder-Officier , Officier van welken rang hij ook zij, en ieder Legerhoofd, die in deze dagen van bekom- 1 mering zijn post verlaat, wordt verklaard eerloos, en een | verraader van zijn vaderland. X. Het Departement en de Municipaliteit van Parijs zullen dit Decreet, terftond en op eene plechtige wijze, i doen afkondigen. XI. Hetzelve zal gezonden worden met buitengewoone i Couriers aan de 83 Departementen , die gehouden zijn, 1 hetzelve, binnen 24 uuren , aan de Municipaliteiten onder hun Departement behoorende, te doen toekomen, ten einde aldaar met dezelfde plechtigheid te worden afgekondigd. XLVII. Verklaaring der redenen, welke de Natio-, naale Vergadering bewoogen hebben om eene overeenkomst van het gantfche Volk uitte* roepen, en de Uitvoerende Macht in de handen des Konings optefchorten. De Nationaale Vergadering is aan de Natie , aan Europa, en aan de Nakomelingfchap, eene geflrenge rekenden Tempel overgebragt , om redenen , zo als ter behoorlijker plaats is aangeweezen.  B IJ L A G E N. 305 kenfchap verfchuldigd, aangaande de beweegredenen , welke haar tot het neemen der laatfte befluiten hebben overgehaald. Zij, verbonden haare gedaane eeden te ftaaven, en het Vaderland te redden, heeft aan die beide verplichtingen gelijktijdig willen voldoen , en alles in 't werk ftellen, wat het algemeene welzijn vereischte, zonder zich eenige macht aantematigen , welke door het Volk aan haar niet was opgedragen. Bij de opening van haare zitting, hield eene Vergadering van Uitgeweekenen, op de grenzen famengeraapt, verftandhouding met die vijanden der Vrijheid , welke nog in de Departementen en onder de troepen van Linie zich fchuil hielden ; terwijl de dweepzugtige Priesters, de bijgelovige gemoederen ontrustende, de misleide Burgeren poogden te overreden , dat de Conflitutie ftreed met de infpraak van het geweeten, en de Wet de waarneeming van den Godsdienst aan fcheurmakers en heiligfchenders had toevertrouwd. Eindelijk wierd ook de Franfche Vrijheid bedreigd, door eene verbintenis tusfchen machtige Koningen , die het recht meenden te hebben, om , volgens het belang hunner heerschzugt, onze Vrijheid te bepaalen , en zich vleiden, dat zij de fouvereiniteit des Volks, alsmede de onafhanglijkheid van het Franfche Rijk , zouden doen bukken voor de wapenen hunner flaaven. Aldus fcheen een Uurger- en Godsdienst-oorlog ons te bedreigen van binnen , terwijl een buitenlandfche oorlog weldra dit gevaar ftond te vergrooten. De Nationaale Vergadering heeft het van haaren plicht geoordeeld, die Uitgeweekenen te beteugelen, en de oproerige Priestirs door geftrenge befluiten in bedwang te hou-  So5 B IJ L A G E N. houden; maar de Koning weigerde deze befluiten te bekrachtigen , welk recht hem door de Conflitutie is toegedaan. Oudertusfchen deeden die Uitgeweekenen , die Priesters, alles in den naam des Konings ; het was om hem te herdellen in 't geen zij des Konings wettige magt noemden, dat de eerden de wapenen tegen hun Vaderland hadden opgevat, en de laaiden alom moord en verraad predikten. Deze Uitgeweekenen waren de Broeders van den Koning, het waren zijne Bloedverwanten , zijne Hovelingen , zijne gewezen Lijfwagten; en , terwijl de vergelijking van die daaden met het gedrag des Konings toelieten, zelfs eischten, dat men hem mistrouwde, toonde zijne weigering van die beduiren te bekrachtigen, welke niet opgefchort konden worden , zonder dat dezelve tegelijk wierden vernietigd, ten duidelijkden aan, hoe dat volgens de Wet enkel opfchorrend Veto, op die wijze , zoo als hetzelve wierd gebruikt , befiisfend was geworden , en aan den Koning eene onbepaalde en willekeurige macht in handen delde, ten einde alle maarregelen te vernietigen, welke het Wetgeevend Lighaam , tot handhaaving der Vrijheid, noodzaakiijk oordeelde. In dit oogenblik betooude het Volk, van het eene einde van het Rijk tot het ander, eene droevige ongerustheid, welke groote beweegingen voorfpelde , en het wantrouwen jegens de Uitvoerende Macht bleek openlijk, en op eene geduchte wüze. De Nationaale Vergadering bleef intusfehen even moedig. De Vorsten, die hun zelve Geallieerden der Franfchen, noemden , hadden aan de Emigranten niet alleen fchuilplaats vergund op hun grondgebied, maar ook aan dezelve toegedaan, dat zij zich wapenden, dat zij gewapende Corpfen oprichteden, recruteerden, en krijgsvoorraad  B IJ L A G E N. S07 raad opdeeden 5 de Koning wierd, door een plechtig Gezantfchap verzogt , niet langer op dit fehenden van het recht der Volken ftil te zwijgen , het geen maar al te lang had plaats gehad. Hij fcheen aan den wensch der Natie te willen voldoen, en gaf last toebereidzelen van oorlog te maaken; doch weldra bemerkte men, dat de onderhandelingen van een zwak of verraaderlijk Minifterie, zich alleen bepaalden, tot poogingen, om nietsbeduidende beloften te erlangen, welke niet wierden agtervolgd, en die niet anders dan als listig of beledigend konden worden befchouwd. De verbindtenis tusfchen de Koningen wierd ondertusfchen op nieuw werkzaam , en aan derzelver hoofd ftelde zich de Keizer , Schoonbroeder van den Koning der Franfchen, die echter aan de Natie was verbonden, door een voor hem alleen nuttig, tractaat, het welk de voorgaande Nationaale Vergadering , door het Minifterie misleid, niet alleen in ftand gehouden , maar ook , tot behoud van hetzelve, de toen gegronde hoop op eene alliantie met het Huis van Brandenburg daaraan opgeofferd had. De Nationaale Vergadering geloofde, dat het voor de veiligheid van Frankrijk noodzaakiijk was, den Keizer te noodzaaken om te verklaaren, of hij de Bondgenoot, dan wel de vijand van dat Rijk wilde zijn, en één van de twee tegen elkander ftrijdende tractaaten te kiezen, waarvan het een hem verplichtte, bijftand aan Frankrijk te verleenen, en het ander om dit Rijk aantevallen; tractaaten, die hij niet te gelijk konde houden, ten zij hij toeftemde het voorneemen te hebben , om den Koning van de Natie te onderfcheiden, en het voeren van eerjen oorlog tegen het Franfche Volk , aantemerken als een bpand aan zijnen Geallieerden. Het antwoord des Keizers  3°8 13 IJ L A G E N. zers vermeerderde het wantrouwen, dat uit die overeenftemming van omstandigheden zoo natuurlijk voortvloeide: hij uitte tegen de Nationaale Vergadering, en tegen de Volks-vergaderingen binnen deze ftad opgericht , dezelfde affchuwelijke lastertaal , waarmede de Emigranten en aanhangers van het Fransen Minifterie, federt lang de Vrijheid-haatende Drukpersfen hadden doen zweeten Hij beweerde, de Bondgenoot te willen blijven van den Koning, en ondertekende te zeiver tijd eene nieuwe verbintenis tegen Frankrijk , ten behoeve van den Koning der Franfchen. He verbintenisfen, de onderhandelingen , de listige poogingen der Émigranten , alle in den naam des Konings gefchiedende, waren door de Ministers geheim gehouden voor de Volks-vertegenwoordigers. Geene openbaare afkeuring hoe genaamd van die listige poogingèn, geene maatregelen om die zamenzweering der Koningen óf voor te komeu, of te verijdelen, hadden noch aan het Franfche Volk, noch aan Europa eenigerhande bewijs opgeleverd, dat de Koning oprecht de zaak des Volks aankleefde. Deze oogenfchijnlijke overeemlemming tusfchen het Franfche Hof en dat van Weenen, verbaasde ieder een; de Nationaale Vergadering oordeelde zich verplicht, om het gedrag van den Minister der buitenlandfche zaaken ten ftrengften te onderzoeken, waarvan het gevolg een befluit van befchuldiging was. De Amptgenooten van dien Minister verdweenen te gelijk met hem , en het nieuw Minifterie wierd famengefteld uit Patriotten. De opvolger van Leopold volgde het fyftema van zijnen Vader. Hij begeerde voor de Vorsten, die in den Elzat bezittingen hebben , zodanige fchaavergoedingen, die  B IJ L A G E N, 30O die zoo wel ftrijdig waren met de Franfche Conflitutie, als met de onafhanglijkheid des Volks. Hij wilde , dat Frankrijk trouwloos handelen , en de rechten fchenden zoude van het Volk van Avignon. Hij voerde ein¬ delijk nog andere bezwaaren aan, die hij zeide, dat niet dan door de wapenen konden beflist worden. De Koning fcheen te gevoelen, dat die uitdaaging ten oorlog niet kon worden geduld , zonder dat men eene fchandelijke zwakheid aantoonde; hij fcheen te gevoelen, hoe trouwloos deze taal was in den mond van eenen vijand , die alleen in zijn lot fcheen deel te neemen, en zijn Bondgenootfchap te begeeren, ten einde tusfclun hem en zijn Volk het zaad van tweedracht uitteflrooijen, aldus de krachten van het Rijk te ontzenuwen, en deszelfs werking en beweeging óf te doen fl.il ftaan, óf te ontrusten; met eenpaarige Hemmen van zijnen raad ftelde hij den oorlog voor, en dezelve wierd befloten. Door het begunstigen van de verzamelingen der Emigranten, door hun toetelaaten , onze grenzen te bedreigen , door het bijeenbrengen van troepen , gereed, om wanneer derzelver eerfte pooging gelukte, hen te onderfteunen, door hun eene veilige wijkplaats voortebereiden, door bij eene dreigende verbintenis volftaudig te blijven, wierd Frankrijk door den Koning van Hongarijen genoodzaakt tot het maaken van toebereidzelen ter verdeediging; aldus wierden deszelfs finantien uitgeput, de ftoutheid der zamenzweerders, in de Departementen verfpreid, aangemoedigd, de Burgeren ongerust gemaakt, en oproerige beweegingen aangeftookt en gekoesterd. Nooit hebben openbaare vijandelijkheden eenen oorlog meer gewettigd, en deze te verklaaren, was alleen denzelven aftekeeren. « De  3io 13 IJ L A G E N. De Nationaale Vergadering kon toen beoordeelen, tot welken trap alle verdeedigings-toebereidzelen, ondanks de 1 zo dikwijls herhaalde beloften, waren verwaarloosd. )| Niettemin bepaalden de daaruit voortkomende ongerusthe- g( den en wantrouwens, zich nogmaal alleen tot de voorige (i Ministers, of tot de heimelijke Raadslieden des Konings; 4 doch weldra zag men ook de Patriotfche Ministers in oi hunne werkingen dwarsboomen, en dezelve met verbittering aangevallen , door voorflanders van het Koninglijke i gezag , door lieden , die 'er opentlijk hunnen roem in g Helden, dat zij den perfoon des Konings waren toegedaan. i Onze legers wierden ontrust door ftaatkundige verdeeld- pi beden ; men zaaide allerwegen tweedracht, zo wel tus- t fchen de Bevelhebbers der troepen, als tusfchen de Ge- i neraals en het Minifterie. Men zogt die legers , welke tot verdeediging van de uiterfte grenzen van Frankrijk, t en ter handhaaving van de onafhanglijkheid des Volks, c beftemd waren, te doen dienen tot werktuigen van die t partij, welke openlijk het oogmerk aan den dag leide, l om haaren wil boven dien van de Vertegenwoordigers der Natie te doen gelden. De listige woelingen der Priesters, die op het tijdflip i van den oorlog, meer en meer werkzaam wierden, maakten eene wet, ter beteugeling van dezelve, allernood- i zaaklijkst: deze wierd gedecreteerd. i Het formeeren van een leger tusfchen Parijs en de i grenzen , was zeer gelukkig gefchikt tot verdeediging tegen i buitenlandsch geweld, en te gelijk tot behoud van de rust van binnen. Ook het oprichten van dit leger wierd bevo- i len: dan deze twee befluiten wierden door den Ko- i ning van de hand geweezen, en aan de Patriotfche Minis- i ters hun affcheid gegeeven. i De  B IJ L A G E N. 3il De Conflitutie had aan den Koning eene wacht van 1809 man toegeftaan; doch deze wacht gaf openlijk en op eene onbefchaamde wijze , blijken van haare onburgerlijke denkwijze, welke alle Burgeren verontwaardigde en verbaasde; haat tegen de Conflitutie, en vooral tegen de Vrijheid en Gelijkheid , waren de beste aanprijzingen, om in die wacht te worden aangenomen. De Nationaale Vergadering vond zich genoodzaakt, ;deze wacht te ontdaan, ten einde zo wel de beweegin;gen voor te komen, welke zij weldra onvermijdelijk on;der het Volk had moeten verwekken , als om de comIplotten, die zich reeds ter uitvoering van eene tegen1 omwenteling maar al te veel begonnen te openbaaren, 1 den bodem inteflaan. Dit befluit der Vergadering wierd door den Koning bekrachtigd, doch hij zelve weidde in den lof van hen, die hij uit den dienst ontfloeg, en welken hij wist, dat te recht als vijanden der Vrijheid waren befchuldigd, ten breedften uit, in eene van hem gedaane Proclamatie. De nieuwe Ministers verwekten -een gegrond wantrouwen, en dewijl dit wantrouwen niet meer tot hen alleen zich bepaalen kon, deelde de Koning in hetzelve. Het weigeren van zijne fanftie aan zodanige befluiten, als door de tijdsomftandigheden noodzaakiijk waren geworden , en welker uitftel allerfchadelijkst was, wierd algemeen befcbonwd als eene uitlegging van de Conftitutioneele Wet, ftrijdig met de Vrijheid , en met de bedoeling van de Conflitutie zelve. De gemoederen des Volks te Parijs geraakten in de hevigfte gisting: eene verbaazende menigte van Burgeren vereenigde zich tot het voordragen van een verzoek: zij begeerden de terugroeping der Patriotfche Ministers , en dat de weigering om bex 2 Au»-  312 B IJ L A G E N. fluiten te bekrachtigen, voor welke de begeerte des Volks zich zo openlijk verklaard hadde , mogt worden ingetrokken. Zij verzogren, om zich gewapend voor de Nationaale Vergadering te mogen vertoonen, na dat derzelver Gedeputeerden hun verzoek ' zouden hebben voorgelezen. Dit wierd, dewijl zulks reeds te vooren aan andere gewapende Corpfen was vergund, bok aan hun toegedaan. — Zij wenschten vervolgens, om dit zelfde verzoekfchrift aan den Koning te overhandigen , en hunne begeerte, ónder de door de Wet bepaalde gebruiken, aan hem voorredragm; dan, op het oogenblik, dat de Officieren der ivlunicipaliteit deze Burgeren kwamen aanzeggen, dat derzeiver Gedeputeerden , aan welken eerst gehoor was geweigerd , zouden worden toegelaten , ging de deur open , en de menigte drong het Kasteel in. De iever van den Maire van Parijs, de invloed, welke zijne braafheid en Vaderlandsliefde op de Burgeren hadden, de tegenwoordigheid van de Volksreprefentanten, welker Afgevaardigden den Koning aanhoudend omringden , kwamen de wanordens voor, en zeer zelden zijn , bij zulk eene talrijke volksverzameling, 'er zo weinige voorgevallen. De Koning had de teekens der Vrijheid opgezet, hij deed den Burgeren recht, door te verklaaren, dat hij in hun midden veilig was; de dag der Federatie naderde; van alle kanten vloeiden de Burgers na Parijs , om aldaar te zweeren , dat zij de Vrijheid zouden handhaaven, voor welke zij op de grenzen gingen ftrijden , en alles kon toen nog weder te recht gebragt worden. Maar de Ministers zagen, in het gebeurde op den nojlen Junij, niets anders dan eene gunstige gelegenheid, om twist te ftooken tusfchen de Inwoonders van Parijs en die der De-  B IJ L A G E N. 313 Departementen, tusfchen het Volk en het Leger, tusfchen de vercheiden gedeelten der Nationaale Garden, tusfchen de Burgeren die te huis bleeven , en hen die ter beïchermiog van het Rijk na de grenzen trokken. - Reed's den volgenden morgen veranderde de Koning van taal; eene lasterlijke Proclamatie wierd met overhaasting, door de legers verfpreid; één van derzelver Generaals kwam, in naam van het zijne , wraak eifchen , met aanduiding der flagtolfers. Eene tamelijke menigte Departemems-befluurderen, lieten, in hunne inconftitutioneele benutten, derzelver federt lang gevormd ontwerp doorftiaalen, om zich tot eene tusfehen-macht tusfchen het Volk en ütszelfs Vertegenwoordigers optewerpen. De Vrederechters begonnen, zelfs in het Paleis des Konings , vijandelijke pleitgedingen aan , in welke men zodanige Patriotten hoopte te betrekken, welker ijver en bekwaamheden 'men ïhet meest vreesde. Reeds had een dier Rechters getracht, ;een aanval te doen op de onfehendbaarheid der Volks■ vertegenwoordigers , en alles duidde aan , dat men een listig plan had gefmeed , om, bij wijze van reebtsoefening, een meer willekeurig gezag aan den Koning te bezorgen. De Minister der-binnenlandfche zaaken gaf, bij brieven bevel , dat men de Gefedereerden , die na Parijs wilden komen, om te zweeren voor de Vrijheid te zullen vechten, met geweld te keer zoude gaan , en het is alleen aan de werkzaamheid der Nationaale Vergadering, aan de Vaderlands-liefde van het Leger, en aan den ijver der verlichte Burgeren te danken, dat men de verderflijke uitwerkingen van dit alles vernielend ontwerp afkeerde, waaruit anders zeer zeker een Burger-oorlog had moeten ontflaan. Een drift van Patriotismus doofde , in eene broederx 3  3H B I] L A G E N. lïj'ke hereeniging, het vuur van verdeeldheid uit, dat maar al te dikwijls in de Nationaale Vergadering' was ontdoken , en daaruit kon nog één middel van behoud gebooren worden. De vervolgingen , op bevel des Konings, en op den eisch van den Intendant der Civile Lijst begonnen , konden nog worden gefluit. De braave Pethion, geflraft, door eene onrechtvaardige opfchorting in zijnen dienst, om dat hij het Burgerbloed had gefpaard, kon door den Koning weder herfteld zijn geworden, en het was moogüjk, dat die lange reeks van misflagen en verraaderijen nogmaals geheelenal vielen op die trouwlooze Ministers, aan welken het Volk van ouds gewoon is, alle de misdaaden der Koningen te wijten. De Nationaale Vergadering befpeurde thans , dat het algemeen behoud buitengewoone maatregelen eischte. Zij was met allen ernst bedagt op de middelen , om het Vaderland te redden, en ftelde eene Commisfie aan, ten einde die middelen voor te dragen en gereed te maaken. De verklaaring, dat het Vaderland in gevaar was, riep alle Burgeren op tot de algemeene verdediging, alle openbaare Amptenaaren tot hunne posten ; en ondertusfchen, terwijl men onophoudelijk en bij herhaaling klaagde over de werkeloosheid van het Gouvernement, over het verzuim of de verkeerde inrichtingen der oorlogs-toebereidzelen, over de nuttelooze of gevaarlijke beweegingen der legers, welker bekend oogmerk was, de ftaatkundige inzichten van eenen der Generaals te begunstigen, zag men onbekende of verdachte Ministers elkander als fchaduwen opvolgen, en onder hun beftier , met nieuwe benaamingen, dezefde werkeloosheid en dezelfde grondbeginzelen voortduuren. Eene  R IJ L A G E N. 315 Eene verklaaring van het Legerhoofd der vijanden, die alle vrije lieden ter dood veroordeelde , en aan de lafhartigen en verraaders zijne fchandelijke befcherming beloofde , vermeerderde de verdenkingen. De vijand van Frankrijk fcheen maar alleen bedacht te zijn op de verdediging van den Koning der Franfchen. 26 Millioenen menfchen waren niets bij hem, in vergelijking van eene met uitfteekende voorrechten befchonken familie; derzelver bloed moest ftroomen, om de m/ufte beledigingen te wreeken; en de Koning, in plaats van zijne verontwaardiging aan den dag te leggen wegens een Manifest, dat gefchikt was, om hem het vertrouwen des Volks te ontrooven, fcheen, nog met leedweezen, hetzelve flaauw en koel aftekeuren. Wie behoeft zich aldus te verwonderen , dat het wantrouwen tegen het Hoofd der Uitvoerende Mach:, aan de Burgereu den hartelijkften wensch inboezemde , om die macht , welke tot de algemeene verdeediging was beflemd, niet langer in de handen des Konings te zien, in wiens naam Frankrijk was aangevallen , en de zorg, om de rust van binnen te bewaaren, niet meer toevertrouwd aan hem, wiens belangen het voorwendzel waren van alle plaatsgrijpende oproeren ? Bij deze algemeene beweegredenen, in, welke geheel Frankrijk deelde, kwamen nog andere bijzondere , raakende de inwoonderen van Parijs. Deze zagen, dat de Huisgenooten en Bloedverwanten der zamengezwoornen van Coblentz het gewoone gezelfchap des Konings en der Koninglijke familie uitmaakten. Schrijvers, uit de Givile Lijst bezoldigd, zogton, door allerlei laage en lafhartige lastertaal, de Parijfenaars haatlijk en verdagt te maaken in de oogen van het overig gedeelte van Frankrijk. Men poogde x 4 twee"  3'6 15 IJ L A G E N. tweedracht te zaaijen tusfchen de Armée en rijke Bun geren ; men hitfte de Nationale Garden aan door de Verraaderiijkfte listen, of trachtte hen tot de Koningspartij overtehaalen. Om kort te gaan , de vijanden der Vrijheid fcheènen gedeeltelijk te Parijs , gedeeltelijk te O bUnfz, zich gevestigd te hebben , en hunne ftoutheid groeide met derzelver getal aan. iï. '^ens de (ponffitutie, moest de Koning aan de Nationale Vergadering kennis geeven van alle groote vijandelijkheden , en niettemin heeft men lang aanhoudende Verzoeken moeten doen, ten einde van het Minifterie zeer laat wegens de aanmarsch der Pruisfifóhe troepen onderricht te worden. Volgens de Conflitutie , is de Koning van de Kroon wettig vervallen verklaard , wanneer hij zich, bij eene plechtige Aéte, niet verzet tegen alle onderneemingen, die, in zijnen naam, tegen de Natie worden gedaan ; nogthans deeden de Uitgeweeken Prinfen openbaare geldleningen in naam des Konings; namen, in zijn naam , vreemde troepen in hunnen dienst; hadden buiten Frankrijk, een Militair huis voor hem opgericht' en alle deze daaden waren , federt meer dan zes manden reeds bekend, zonder dat.de Koning, wiens openbaare verklaaringen en voorftel lingen bij vreemde Mogendheden , den voortgang van alle deze küttftenaarijen konden gefluit hebben, aan dien plicht voldeed, welke door de Conflitutie aan hem was opgelegd. Het was na alle deze dringende beweegredenen , dat uit eene menigte van Departementen verzoekfehriften te voorfchijn kwamen; dat verfcheides Wijken van Parijs benevens de geheele Gemeente, derzelver wensch voor' droegen, ftrekkende daar henen, dat de Koning afgezet of het Koninglijk gezag opgtfehort zoude worden , en de  B IJ L A G E N. 317 de Nationaale Vergadering kon zich toen niet langer onttrekken, van deze groote zaak te onderzoeken. Zij oordeelde het van haaren plicht, deswegens geene uitfpraak te doen, dan na een rijp en wel beraaden onderzoek , na eene plechtige raadpleging , en na de meening van allen wel gehoord en ovenvoogen te hebben. — Dan het geduld des volks was ten einde; eensklaps kwam het, geheelenal vereenigd, met hetzelfde oogmerk en met denzelven wil op de been, begaf zich na de verblijfplaats des Konings, en de Koning kwam eene fchuilplaats zoeken in den boezem van de Vergadering der Volks-vertegenwoordigers, welke hij wist , dat door de broederlijke vereeniging der Inwoonderen van Parijs, met die der Departementen , tot eene altoos oufchendbaare en heilige fchuilplaats was gemaakt. De Nationaale Garden waren gelast , om des Konings Paleis , het welk hij nu verliet , te befchermen ; maar men had bij hen Zwitzerfthe Soldaaten geplaatst. Sedert lang zag het Volk, met ongerustheid en verwondering, dat Zwitzerfche bataillons mede de wacht bij den Koning hadden, niet tegenftaande het, volgens de Conflitutie, aan hem niet geoorloofd was, eene wagt van vreemdelingen bij zich te hebben. Men kon federt lang zeer ligt voorzien, dat deze openbaare fchending der V/et, welke een ieder onophoudelijk in de oogen flak, vroeg of laat groote onheilen zou moeten na zich fleepen. De Nationaale Vergadering heeft niets verzuimd, ten einde dezelve voortekomen. Sedert verfcheiden maanden was de Koning, door berichten, door raadpleegingen, door voorflellen van de Leden der Vergadering , welke aan de Committées ter onderzoek verzonden waren , gewaarfchouwd, hoe noodzaakiijk het was , zodanige perfoonen van zich te x 5 ver-  318 B IJ L A G E N. verwijderen, welke de Franfchen , overal elders, altoos als vrienden en broeders zouden belchouwen, maar die zij, in fpijt der Conflitutie, niet nabij den Conflitutioneelen Koning konden dulden , zonder te vermoeden , dat zij de werktuigen van de vijanden der Vrijheid waren geworden. Door een Decreet waren zij verwijderd: hun Overfte, door het Minifterie onderfteund, verzogt daarin verandering, het welk de Nationaale Vergadering toeftond. Een gedeelte dezer Soldaaten moest bij Parijs blijven, doch zonder eenigen dienst te doen, waaruit nieuwe argwaan kon worden gebooren; en het is, in fpijt der Wet, dat zij ep den loden Augustus een dienst deeden, tot welken zij, door alle redenen van menschlievendheid en voorzichtigheid, niet moesten gebruikt geweest zijn. Zij ontvingen bevel, om op de gewapende Burgers te vuuren, terwijl deze hun de hand van broederfchap toereikten , welke zij ook, door onbewimpelde tekenen van vriendfchap , fcheenen aanteneemen , en juist in hetzelfde oogenblik , dat men eene Deputatie uit de Nationaale Vergadering in het midden der gewapenden zag komen, om hen tot vereeniging en het bewaaren der rust aantemaanen, en de bloedftorting voortekomen. Toen kon niets de wraak des Volks langer beteugelen, dat het flachtoffer van een nieuw verraad was geworden, in het oogenblik zelfs, waarin het zich kwam beklaagen over die, waarvan het zo langen tijd de fpeelbai was geweest. In het midden van dezen ramp , deed de Nationaale Vergadering, bedroefd maar bedaard, eenen eed van Gelijkheid en Vrijheid te zullen handhaaven , of op haare zitplaatfen omtekomen. Zij zwoer Frankrijk te redden, en zogt tot dat einde de gepaste middelen. Zij  B IJ L A G E N. 3ï9 Zij vond daartoe flegts één middel: dit was de opperfte begeerte des Volks te gemoet te komen , en het te noodigen, om terftond dat recht uitteoefenen , het welk onvervreemdbaar is van de fouvereiniteit, door de Conflitutie erkend, en welke aan geene bepaaling hoe genaamd heeft kunnen onderworpen worden. Het algemeen belang eischte, dat het Volk zijnen wil zou aan den dag leggen door de ftem eener Nationaale Conventie, gevormd uit van het Volk verkoozen, en door het zelve met eene onbepaalde macht bekleedde Vertegenwoordigers; even zeer eischte het algemeen belang, dat de Leden van zodanige Conventie, in ieder Departement verkoozen wierden op dezelfde wijze, en volgens eene geregelde fchikking. Dau, de Nationaale Vergadering kon den wil van het fouvereine Volk, van 't welk zij alleen haare macht ontleent, geen wet voorfchrijven ; zij kon het alleen in den naam des Vaderlands bezweeren, die eenvouwige regelen te volgen, welke zij voor hetzelve had afgebaakend; zij heeft de ingeftelde wijze van verkiezen geëerbiedigd, dewijl de invoering van nieuwe wijzen van verkiezing , fchoon zij al boven de ouden de voorkeur verdienen mogten, van eenen langen nafleep , en welligt de bronnen van verwarring zouden geweest zijn. Zij heeft geene der voorige bepaalde vereischtens, ten einde verkiesbaar te kunnen zijn, of te kunnen verkiezen, behouden, nademaal deze wetten, welke als zo veele bepaalingen zijn omtrent de uitoefening van het recht der Souvereiniteit, bij eene Nationaale Conventie niet te pas kwamen, aangezien bij dezelve dat recht in de volkomen- fte onafhanglijkheid moet worden uitgeoefend. De onderfcheiding tusfchen 's Lands lasten draagende Burgeren en anderen, wierd weggenomen, om dat door dezelve  3" B IJ L A G E E ve de Wet bepaald wierd. De eenigfte vereischtens waren dezulke, als door de Natuur zelve worden voorgelchreeven, gelijk vaste inwooning te hebben ter plaatfe waar men het ftadsrecht oefende, den door de wet der Natie bepaalden ouderdom te hebben bereikt, zijne eigen -perfoonlijke rechten te kunnen uitoefenen , en onafhanglij'k meester over zijnen eigen wil te zijn. Dan er wierd tijd vereischt, om de nieuwe Volksvertegenwoordigers te verzamelen; en hoewel de Nationaale Vergadering den tijd tot de verkiezingen zo veel mooglijk heeft verkort, en het tijdflip van de zitting der nieuwe Vergadering heeft verhaast, om daardoor de minfle vermoedens van zich te verwijderen , als of zij heerschzuchtige denkbeelden koesterde, zou echter de tijd van 40 dagen het Vaderland nogmaals hebben blootgefteld aan de grootfle onheilen , en het Volk aan gevaarlijke beweegingen, bij aldieu men den Koning in de uitoefening van dat gezag had-geiaaten, 't welk hem door de Conflitutie was toegedaan. De opfchorting van dit gezag kwam de Vergadering allernoodzaaklijkst, en als het eenigst middel voor, ten einde Frankrijk en de Vrijheid te behouden. De Vergadering is door deze opfchorting des Konings haare magt niet te buiten gegaan. De Conflitutie geeft haar hiertoe het recht, in geval de Koning afwezend is, Wanneer het tijdflip, binnen welk die afwezendtieid eenen wettigen afftand na zich fleept , nog niet daar is , dat is, in het geval, wanneer 'er nog geen beflisfend befluit, maar wel eene provifioneele voorziening daaromtrent kan en moet plaats hebben, wanneer het allergevaarlijkst zou zijn , die macht te laaten in handen , die daarvan niet meer een vrij en nuttig gebruik kunnen maaken. - Nu  B IJ L A G E N. pa Nu liep alles klaarblijkelijk tot dat geval te (amen , het welk door de Conflitutie zelve voorzien was , en wij hebben, haare fpooren .volgende, aan haare uitfpraak gehoorzaamd , in plaats van daar op , met fchending van onzen eed, eenen inbreuk te doen. De Conflitutie heeft voorzien, dat de vereeniging van verfcheiden machtén in dezelfde handen gevaarlijk was, en hen, die niet anders dan 's Volks-vertegenwoordigers moesten zijn , zeer ligt in Dwingelanden kan doen ontaarten; maar zij oordeelde te gelijk, dat dit gevaar eerst kon worden veronderfleld door eene langduurige uitoefening van die buitengewoone macht, en heeft in alle gevallen , waar zij het noodig oordeelt, die verfcheiden machten in dezelfde handen te vereenigen , het welk zij anders zoo geftreng heeft verboden, bepaald, dat dit niet langer dan eenen tijd van twee maanden zal mogen duuren. De Nationaale Vergadering, wel verre vsn dien tijd te verlengen , heeft dezelve alleen op veertig dagen bepaald; en wel verre van het tijdflip, door de Wet voorgefchreven, te overfchiijden, heeft zij hetzelve veel verkort. De Conflitutie heeft vastgefteld, dat, wanneer de macht van de wetten te bekrachtigen , is opgefchort, de befluiten der Wetgeevende Vergadering, alsdan, zonder die bekrachtiging, allen gezag zouden hebben •, en daar hij, aan Wien de Conflitutie het verkiezen van Ministers had toege flaan, zijne posten niet meer waarnemen kon , moest eene nieuwe Wet die macht in andere handen ftellen. De Vergadering heeft dezelve aan zich behouden, daar zij niet kon worden gegeeven dan aan Kiezers, die de geheele Natie toebehoorden, en haare Leden in dat tijdflip,  322 B IJ L A G E N. flip, alleen die hoedanigheid hadden. Zij heeft echter het minfte vermoeden niet willen overlaaten, als of zij, door zich die macht aantematigen, eenigerhande heerschzugtige of bijzondere oogmerken had bedoeld ; en daarom heeft zij befloten, dat de verkiezing met luider Hemmen zou gefchieden, dat ieder der Leden in tegenwoordigheid van alle Vólks-vertegenwoordigers, en van de groote menigte aldaar vergaderde Burgeren, opentlijk zijne Item zou uitbrengen, dat ieder van de Leden zijne Amtgenooteu tot Rechters, en het Volk tot Getuigen zouden hebben, en dat hij wegens zijne keuze , aan de geheele Natie zou verantwoordelijk wezen. Franfchen! laat ons alle onze krachten vereenigen tegen de geweldenaarij van buiten , welke 26 millioenen vrije menfchen met haare wraakzucht durft bedreigen. Binnen zes weeken zal eene macht , door alle Burgeren erkend , uitfpraak doen over onze verfchHlen ; wee hem, die, geduurende dezen korten tijd, alleen zijne bijzondere denkbeelden volgende, zich niet geheelenal zou toewijden aan de algemeene verdediging! Wij hebben geene andere vijanden meer, dan de zamenzweerders van Pilnitz en hunne medeflanders. Het is in 't midden van eenen buitenlandfchen oorlog, het is op het oogenblik , dat talrijke legers zich gereed maaken om eenen geduchten inval te doen, dat wij de Burgeren oproepen, ten einde in eene vreedzaame Vergadering te raadpleegen over de rechten der Vrijheid. Wat bij eenig ander Volk eene roekelooze daad zou geweest zijn, gaat, naar onze gedachten, den moed en vaderlandsliefde der Franfchen niet te boven; en voor zeker zullen wij de fmert niet hebben, ons in onze verwagting bedroogen te zien, toen wij ulieden waardig ach- te-  B IJ L A G E N, 323 teden, om elk ander belang voor dat der Vrijheid, elke andere aandoeningen voor de liefde tot het Vaderland opreofferen. Burgers! het ftaat aan u te oordeelen, of uwe Vertegenwoordigers tot uw heil dien post hebben waargenomen , welken gij hun hebt toevertrouwd , of zij aan uwe wenfchen hebben voldaan, door van hun gezag een gebruik te maaken, het welk noch zij, noch gij lieden, hebt kunnen voorzien. Wij voor ons , hebben onzen pligt voldaan, in het moedig aangrijpen van het eenigst middel , dat zich tot behoud der Vrijheid aan ons voordeed. Gereed voor die Vrijheid en dien post te fterven , in welken gjj ons hebt geplaatst, zullen wij, denzelven verlaatende, ten minften dezen troost wegdragen , dat wij hem getrouwelijk hebben waargenomen. Hoe ook onze tijdgenooten en de nakomelingfchap over ons zullen oordeelen, ons geweeten is gerust; aan welke gevaaren wij ook zouden mogen blootgefteld zijn, wij zullen nogthans dit geluk behouden , dat wij ftroomen Fransch bloed gefpaard hebben, welke , door flaphartigheid van onze zijde, zeker den grond zouden hebben bevlekt. Geen naberouw zal ons wroegen, en wij zullen ons niet te verwijten hebben , dat wij eenig middel ter redding van het Vaderland hebben gezien , en hetzelve niet hebben durven aangrijpen. (Geteekendj Guadet, Prefident. Goujon, G. Romme, Marans, Crestin, Arena, Lecointe, Puiravaux, Secretarisfien. XL VIII.  324 B IJ L A G E N. XLVIII. Brief van den Heer Dundas , Secretaris van Staat , aan den Grave Gower , Gezant des Konings van Engeland in Frankrijk. Whitehall den i?den Augustus 1792. Mjjlord ! In de afwezigheid van Lord Grenville, heb ik uwe laatfte Depêches onder het oog des Konings gebragt. Zijne Majefteit de uitgebreidheid der onlusten, die te Parijs hebben plaats gehad , en derzelver beklaaglijke gevolgen verneeraende, is daarover zeer gevoelig aangedaan geweest , uit hoofde zo wel van zijne perfooneele verknochtheid aan hunne Allerchristelijkfte Majefteiten , en van zijne ftandvastige deelneeming in derzelver welzijn, als wegens zijne zucht voor de rust en het welvaaren' van een Rijk, waarmede hij in goeae verftandhouding is. Dewijl het blijkt, dat, bij de tegenwoordige gefteldheid van zaaken, de oefening der UitvoerendeMacht uit de handen van zijne Allerchristelijkfte Majefteit is genomen, en de geloofsbrieven , welke uwe Excellentie tot hiertoe gediend hebben , niet langer van kracht kinnen zijn, heeft zijne Majefteit geoordeeld, dat gij niet langer te Parijs moest blijven, zo om die reden, als om dat deze ftap hem meest overeenkomftig fchijnt met de grondbeginzelen van onzijdigheid , welke hij tot heden toe ' in  li IJ L A G Ë N. 325 in acht genomen heeft. De wil zijner Majefteit is dcrhalvcn, dat gij die ftad verlaat, om na Engeland terug te kéeren , zo ras gij daartoe de noodige Paspoorten kunt bekomen. In alle gefprekken, welke gij, met wien het ook zij, voor uw vertrek kunt hebben , zult gij zorgen u overeenkomftig deze thans medegedeelde gevoelens te uitten; en vooral zult gij geene gelegenheid verzuimen ren einde te verklaaren: „ dat, ten zelfden tijde als zijne Majefteit het „ vóornëemen.heeft, de grondbeginzelen van onzijdigheid „ ten aanzien van al 't geen de fchikking van het inwen„ dig beituur, in Frankrijk betreft, waar te neemen, bij „ niet gelooft op eenigerhande wijze van die zelfde grond„ beginzelen af te wijken , wanneer hij , door alle „ mooglijke middelen , zijne bekommering aan den dag „ legt voor den perfoonlijken toeftand hunner Allerchris„ telijkfte Majefteiten en de Koninglijke familie." Hij verwagt met het levendigst verlangen, dat zijne hoop in dezen niet zal te leur gefteld worden ; dat dezelve beveiligd zullen blijven tegen alle daaden van geweld, welke niet zouden nalaaten eene algemeene verontwaardiging in alle landen van Europa te verwekken. Ik heb de eere te zijn, enz. (Getekend') Henfüj Dundas. * 1. . * j LXIX.  3°-6 B IJ L A G E N. XLIX. Nota aan Lord Grenville , Minister van zijne Grootbrittannifche Majefleit bij het Departement der Buitenlandfche zaaken, ter hand gefteld door den Gr ave van Stadion, en door den Prins van C/.stelcicala , buitengewoone Afgezanten en Gevolmachtigde Ministers van Hunne Majefteiten den Keizer en den Koning van beide Siciliè'a. De Ondergetekenden , buitengewoone Afgezanten en Gevolmachtigde Ministers van zijne Keizerlijke en Koninglijke Majefteit, en van zijne Majefteit den Koning der beide Siciliën, hebben, uit hoofde van de naauwe banden van Bloedverwantfchap en van vriendfchap, welke Hunne Souvereinen aan den Koning en de Koningin van Frankrijk hechten, de eere zich tot Mijlord Grenville te wenden, om aan denzelven het naakend gevaar voorteftellen, waarmede het leven van Hunne Allerchristelijkfte Majefteiten en van derzelver Koninglijke familie wordt bedreigd , en de al te gegronde vrees, dat de wreede behandeling, welke de tegenwoordige Factie in Frankrijk zich omtrent die Doorluchtige Perfoonen veroorlooft , niet dan met de volvoering der misdaad zal eindigen. Dezelve zijn deswegens gemachtigd, aan zijne Excellentie kennis te geeven van de wenfchen hunner refpec- ti-  B IJ L A G E N. 3»7 tive Hoven, dat het namentlijk aan zijne Grootbrittannifche Majefteit moge behaagen , noch verblijf, noch befcherming, noch wijkplaats, aan zulke perfoonen toe te ftaan, welke op eenigerhande wijze, hoe genaamd, deel daar aan zouden kunnen hebben. (Getekend) Stadion. Castelcicales. L. Antwoord van Lord Grenville, op bovenflaande Nota. De Ondergetekende, Staats-Secretaris des Konings, heeft de eere, tot antwoord op de officieele Nota, die hij, onder de dagtekening van gisteren, van den kant van den Heere Grave Stadion en van den Prins van Castelcicai.a ontvangen heeft, aan deze Ministers de verzekering van het oprecht belang te vernieuwen, het welke de Koning fteeds genomen heeft in al het gene Hunne Allerchristelijkfte Majefteiten perfoonlijk betreft , en door de noodlottige omftandigheden van den toeftand, waarin zich Hunne Majefteiten thans bevinden , noodzaakiijk moest vermeerderd worden. De Koning boezemt de vuu- rigfte wenfchen uit, dat de, in de Nota van den Grave Stadion en van den Prins Castelcicala , uitgedrukte vrees, niet mogte bewaarheid worden \ doch, zo ongeil 2 lUK-  3*8 B IJ L A G E N. lukkiger wijze het tegendeel mogte gebeuren , zal zijne Majefleit niet in gebreken blijven , de krachtdaadigfte maatregelen te neemen , om te beletten , dat de perfoonen, die zich aan zulk eene verfchrikkeiijke misdaad mogten fchuldig gemaakt hebben , geene fchuilplaats in de Staaten zijner Majefleit zouden kunnen vinden. Het is den Koning zeer aangenaam, aan Souvereinen, die zo naauw met hunne Allerchristelijkfte Majefteiten en derzelver Koninglijke familie door bloedverwantfchap zijn verhouden , deze uitdruklijke verzekering te kunnen geeven , welke zijne Majefteit als een onmiddc-Iijk en noodzaakiijk gevolg befchouwt van die grondbeginzelen en gevoelens , welken fleeds deszelfs gedrag geregeld hebben. VVhitehall, den 2iften September 1792. (Geteekend) Grenville.  L IJ S T DER B IJ L A G E N, BEHOORENDE TOT HET EERSTE DEEL VAN HET HISTORIESCH S CHOUWTOONEEL, VAN DEN JAARS 1 7 9 2. L Tra&aat van vrede en vriendfchap , tusfchen de Verheven Ottomannifche Porte, en de Keizerin van Rusland. , . Bladz. 1 II. Uittrekzel uit eenen brief van den Heer Delessart, Minister der buitenlandfche zaaken aan den Franfchen Gezant den Heer de Noailles te Weenen. . . 13 III. Ambt lijk Berigt ven den Prins van Kaunitz, aan den Keizerlijken Gezant te Parijs, den Heer van Blumendorff , gedagteekend 17 Februarij 1792. . • • 24 IV. Brief van den Graave van Goltz , Buitenge¬ woon Gezant des Konings van Pruisfen, bij z het  L IJ S T dek B IJ L A G E N. het Hof van Frankrijk, aan den Heer Delessart. . .- . . V. Officieele Nota van den Franfchen Gezant, den Heer de Noailles , aan den Keizerlijken Hof- en Staats-Kancelier, den Prins van Kaunitz». » . . . ^2 VI. Officieel Andwoord van den Prins van Kaunitz , op bovenjJaande Nota van den Heer de Noailles. . . • • 45 VII. Brief van den Heer Dumouriez, Minister der buitenlandfche zaaken, aan den Heer de Noailles, Gezant van Frankrijk te Weenen, gedagteekend 19 Maart 1792. . 48 VIII. Brief van den Heer Dumouriez, aan den Franfchen Gezant den Heer de Noailles te Weenen. . •. . . ^. IX. Memorie door den Vrijheer van Hop, Gevolmachtigd Gezant van de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden te Brusfel, aan het Gouvernement Generaal aldaar overhandigd , wegens zeker naamloos gefchrift, getijteid: Tableau de la Dilapidation des deniers Royaux & Publies, enz. . 59 X. Andwoord van het Gouvernement Generaal der Oostenrijkfche Nederlanden op dezelve. - 61 XI. Extraèï uit het Register der Refolutien van Hun Edele Groot Mogende, de Heeren Staaten van Holland en West-Friesland , van Ponderdag den aden Februarij 1792. . 63 XII.  L IJ S T der B IJ L A G E N. XII. Nota van de Hoven van Weenen. en Berlijn aan het Deenfche Minifterie. . Bladz. 69 XIII. Andwoord van het Deenfche Minifterie, op bovenftaande Nota. . • • 7a XIV. Beknopt verflag der redenen, welke zijne Ma¬ jefteit den Koiiing van Pruisfen bewogen hebben , de wapenen tegen Frankrijk optevatten. . . • * ?*• XV. Verklaaring of Manifest, door Rusfifchen Gezant te Warfchauw, aan het Poolfche Minifterie overhandigd. • • 83 XVI. Tegenverklaring van het Poolfche Minifta- fterie , ter beandwoording van de bovenftaande van den Rusfifchen Gezant. 95 XVII. Brief van den Poolfchen Monarch, aan den Koning van Pruisfen , gedagteekend Warfchauw den zifitn May 1792. . 109 ' XVIII. Brief van den Koning van Pruisfen, in andwoord op den bovenftaanden, gedagteekend Berlijn den ziften Junij 1792. • 111 XIX. Adres aan de Pooifche Natte; of algemeen verflag van den Koning en de vergaderde Stenden der Republiek, nopens den tegenwoordigen toeft and des Vaderlands . 113 XX. Brief van den Heer de Noailles , Franfchen Gezant te Weenen , aan den Heer Dumouriez , Minister der buitenlandfche zaaken in Frankrijk, gedagteekend 5 April 1792. . • • "5 z 2 XXI.  L IJ S T der B IJ L A G E Itf. XXI. Raport, door den Heer Dumouriez, Minister der buitenlandfche zaaken in Frankrijk, in 'j Konings Raad gedaan, op den iSden April i7p2. het t^de jaar der Vrijheid, en voorgelezen in de Nationaale Vergadering den aoften April 1792. XXII. Befluit. genomen door de Nationaale Vergadering, in haare Avondzitting van Viijdag den soften April 1752. . I44 XXIII. Nota, door den Heer Chauvelin , Gevol¬ machtigden Gezant van Frankrijk te Londen , aan het Engelfche Minifterie ter hand gefteld op den i$den Maij 1792. H? XXIV. Andwoord van het Britfche Minifterie op . bovenftaande Nota van den Franfchen Gezant. * ' • - 152 XXVI. Nota, door den Heer Chauvelin, Gezant van Frankrijk aan het Hof van Londen, op den i%den Junij 1702. aan ^/Britfche Minifterie overgegecven. . ^ XXVII. Adres van zijne Poolfche Majefteit aan de Burger Militaire Commisfien der Pala ti ju fc happen , Landen en Diftrieten , aan de genen die aldaar het bevel voeren over de nieuw opgerichte krijgsbenden, en over't algemeen, aan alleBurgeren van het Koningrijk Poolen en het Groot Hertogdom Litthauwen. . l0-j XXVIII. Voor de Kancelarij van het rechtsgebied der  L IJ S T der B IJ L A G Ë N. der ftad Warfchauw, in perfoon ver- fcheenen zijnde, zijne Exellentie de Heet Stanislaus Nalez Malachowski , Maarfchaik van den Rijksdag en van de Confederatie der Kroonprovinciën , Ridder van de Poolfche Riddcrordens enz., heeft deze in tegenwoordigheid der Officieren van gemelde Kancelarij vrijwillig en uit eigen beweeging eene verklaaring gedaan , vdn den volgenden inhoud. . Bladz. 170 XXIX. Acle van toetrecding des Konings van Poolen , tot de algemeene Confederatie van Targovvicz. . , 173 XXX. Ordonnantie wegens de vrijheid der Drukpers, op den 11 den Julij 1792, door den Hertog van Sudermanland , als Regent van het Zweedfche Rijk, uit naam van den minderjaarigen Koning uitgevaardigd. 176 XXXI. Verklaaring van den fferfogvan SuderjiaNland, Regent van het Zweedfche Rijk, bij het hoogjle Gerechtshof te Drottinghoim, den \$den Augustus ingeleverd, in deszelfs Protocolle aangetekend . 182 XXXII. Tegendeclaratie van het Hof van Weenen op{ het befluit genomen door de Nationaale Vergadering in Frankrijk den zoften April, waarhij dezelve den oorlog verklaart aan den Koning van Bohemen en Hongarijen. (Ziet Bijlage XXII.) . . 1S8 XXXIII. Verklaaring van zijne Doorluchtige Hoogheid, den regeerenden Hertog van Bruns- = 3 wijk  L IJ S T der B IJ L A GEN. wijk Lunenburg, Opperbevelhebber over de vereenigde legers van hunne Majefteiten, den Keizer en den Koning ^«Pruisfen, aan de Ingezetenen van Frankrijk. BI. 129 XXXIV. Nadere Declaratie van zijne Doorlugtige Hoogheid, den regeerenden Hertog van Brunswijk Lunenburg, op die welke zijne Doorluchtige Hoogheid, den ssften dezer maand, aan de Inwooners van Frankrijk geadresfeerd heeft. . . 205 XXXV. Manifest tegen de Franfche Revolutie. 207 XXXVI. Verkiaaring der gevoelens en oogmerken van de Prinfen , broeders van zijne Allerchristelijkfte Majefteit, en der met hen vereenigde Prinfen vah den bloede, aan Frankrijk en geheel Europa. . 245 XXXVII. Memorie van den Generaal Dumouriez, aan den Koning van Pruisfen. 269 XXXVIII. Manifest van den Hertog van Brunswijk. 276 XXXIX. Brief van den Heer Manstein, Generaal Adjudant des Konings van Pruisfen, aan den Generaal Dumouriez. . 280 XL. Andwoord van den Generaal Dumouriez, aan den Adjudant Generaal des Konings van Pruisfen den Heer Manstein. 281 XLI. Brief van den Heer Manstein, aan den Generaal Duaiouriez. . . 282 XLII. Ar.dwoordvan den Heer Dumouriez, aan den Heer Manstein. . . 283 XLIII.  L IJ S T der B IJ L A G E N. XLIII. Proclamatie van den Koning der Franfchen , over de gevaarcn des Vaderlands. • • • Bladz.285 XLIV. Brief van den Koning der Franfchen , aan de Nationaale Vergadering , den iden Augustus, 1792-, XLV. Proclamatie van den Koning der Fran fchen, van den 7den Augustus 1792. 293 XLVI. Decreet der Nationaale Vergadering, genomen den loden Augustus 1792, waarbij de Koning , als het Hoofd der Uitvoerende Macht, in zijne funflien opgefchort wordt. ' • • . 301 XLVII. Verklaaring der redenen, welke de Nationaale Vergadering bewogen hebben , om eene overeenkomst van het gantfche Volk uitteroepen , en de Uitvoerende Macht in de handen des Konings optefchorten. . . • * ^°4r XLVITI. Brief van den fleer Dundas, Secretaris van Staat , aan den Grave Gower, Gezant des Konings van Engeland in Frankrijk. ... 324 XLIX. Nota aan Lord Grenville , Minister van zijne Grootbrittannifche Majefteit bij het Departement der buitenlandfche zaaken ter hand gefteld door den Grave van Standion , en door den Prins van Castelcïcula, buitengewoone Afgezanten en Gevolmachtigde Ministers van Hunne Ma-  L IJ S T der B IJ L A G E N. Majefteiten den Keizer en den Koning van beide Siciliën. . . . • . 326 L. Andwoord van Lord Grenville op bovenftaan- de Nota. . ^