B IJ L A G E N. f9 Geheel beloop. De ontvangst was 96,500 1. De uitgave 76,916 Blijft 19,584 1. „ Nota. De Koning heefc getuigfchrift gegeeven van deze fom, die hem ter hand gefteld is geworden, den 13 November 1791." „ Van deze fom ben ik rekenfchap verfchuldigd aan den Koning. Ik bid hem, om aan zijn Treforier van de Civile Lijst te willen bevelen, dezelve fom te ontvangen, en mij, van wegen den Koning, een Ontlastbrief te geegen, die ik kan uitwisfelen tegen mijne biljetten, welke in handen van den Heer de Bouillk zijn." Parijs, den 2 November, 1791. (was getekend) Choiseul-Stainville. Het geheel gedacht van de Capets derhalven, fpande te famen tegen het Vaderland; en terwijl de Mannen zig wapenden, om het te vernielen, offerden de Vrouwen haare juweelen op, om de onkosten der onderneeming goed te maaken. Het Briefje van Damas behelsde: Mijn rekening met den Heer de Septeüii.. „ Ik heb ontvangen in de maand Junij. 36,000 1. in asfignaaten. e 3 Waai-  j$ B IJ L A G E N. Waarvan de verwisfeling tegen fpecie heeft ge. kost. 5>°°° I» In Julij heb ik 'er van wedergegeeven. 12,000 Ik ben Rekening verfchuldigd van 19,090 Geleend aan den Heer Remy, Quartiermeester van het Regiment. 1,200 Het onderhoud van zeven Officieren, gevangen te Mercy i de mijne 'er afgetrokken. 2,361 13.561 Ik blijf nog fchuldig 15 439 Aanmerkingen. „ Toen de Heer Remy uit de Gevangenis vertrok, was hij van alles ontbloot. Ik heb hem vijftig Louis d'Or gegeeven, S:aat de Koning hem deze als een gunstbewijs toe, dan zullen zij op deze rekening overgebragc blijven; wil de Koning ze niet anders aanmerken, dan als eene Leening! Ik zal 'er rekening van houden." „ Ten opzichte der onkosten van de Officieren van Mercji 'er was vastgefteld, dat de gevangenen niets voor hun onderhoud ontvangen zouden, zo als in de Abtdij. Ik belastede mij met dat gedeelte, het welk hun middagmaal betrof, vermits dit aan' deze Heeren, eiken dag, zes livres kostede, en zij hier toe geene middelen hadden. Zij waren eenigzins afkeerig om door mij onderhouden te worden, en begeerden in deze fchikking niet te blijven volharden, dan na ik hun gezegd had, dat ik deze onkosten goedmaakte, uit het geld, 't welk ik van den Koning had, en dat hij zulks goedkeurde. Ik heb het zevende deel dier onkosten, voor mijn aandeel, af-  B IJ L A G E N. ft afgetrokken, en breng de zes andere gedeelten in rekening-" „ Ik zal aan den Hertog de Choiseul; op zijn order, de bovengemelde rekening ter hand ftellen, bedraagende Ï5.439 U (was getekend) C. D A M A S. Nota. Sedert deze gefchreeven Rekening, ben ik door den Graaf Francois d'Escars, te weeten gekomen, dat mijn Portefeuille, beneffens het Biljet van den HeerHAMiLton en andere, in bewaaring gefteld was bij den Keurvorst van Trier, als ook de overige zaaken, welke aan mij waren aanvertrouwd." Eindelijk, de geheele fom van deze onderneming vaa Varennes, is vastgefteld door den Koning, op den 16 April laatstleeden, bij een brief, getekend, ChoiseulStainville. Wij fchatten dat dezelve, op de Civile Lijst gekost heeft 6.066,800 livres; waarvan 3.200 000 livres geleend zijn geworden aan den Heer Durney , in de maanden Februarij en April 1791. Het overige werd opgefchooten door den Treforier Septeuil, federt Mei en Junij. Vertegenwoordigers des Volks! Gij zult opgemerkt hebben, dat een zekere Coglas is aangeweezen geworden in den Brief van Boüillé, als eene fom van 3 600 livres van hem ontvangen hebbende, en in dien van Choiseul-Stainville, als te hebben ontvangen van dezen laatften de fom van 9,000 livres. Wel nu, deze on¬ deugende en waarfchijnlijk ondergefchikte Agent, want zijn naam wordt aangeduid in den brief van Boüillé, is vervolgens weder ten toneele verfcheenen. Op den zyften e 4. Fe-  Vi B IJ L A G Ë N* Februarij 1792, heefc hij, van de Civile Lijst, eene fom van 60,000 livres ontvangen, van welke hij zig verplicht om rekenfchap afteleggen. Oordeelt welk een rekenfchap hij kan geeven, en met welke zaaken hij belast moest zijn! Gij, Lodewijk Capet! gij zult ons zeggen, en gij zult ondervinden, dat gij ons ten opzigte uwer voorneemens, niet zult kunnen misleiden, wanneer wij u de quiiancien van de Weduwe de Favras voor oogen leggen, aan welke gij een penfioen gegeeven hebt van 4,000 livres, en waarvan de betaaling niet opgehouden heeft, tot den eerHen Junij laatstleden ingeflooten! Wanneer wij u uwe beloften voorhouden , gedagtekend van de maand Maart laatsileden, van aan twee gewezen Kerspelpriesters van Verfailles, (Jacob genaamd,) ieder, hoofd voor hoofd, een penfioen van 800 livres te zullen toeleggen, tot tijd en wijle zij geplaatst zouden wezen. Dit ook is eene der onderwerpen, waarvan gij de geheimhouding aanbeveelt; en, heerschzuchtige Despoot! zeker hebt gij niet verwagr, dat, na zulk een plechtig verbod, dit geheim ontdekt kon worden! Gij zult genoodzaakt worden te belijden, dat gij uwe milddaadigheid niet anders uitflort, dan over de vijanden van het Franfche Volk; van die Natie, welke, met haar overvloedig zweet, zich zo verkwistend jegens u betoond heefc. Zal hij bloozen, mijne Medeburgers ! mijne Medeamtgenooten ! wanneer wij hem waarmaaken , dat 'er geene middelen van verleiding zijn, die hij niet op de zwakke gemoederen beproefd heeft? Dat hij alle zijne zorgen befleedde, om het Volk te verleiden, en dat hij zijne gevaarlijke fchatkist niet opende dan in de hoop, om dit oogmerk te bereiken? Wan-  ?8 B Ij L A G E N. dan dergelijke Helden te beftrijden hadden, ons gelukkig gevolg zou niet twijffelagtig zijn. Maar keeren wij tot ernftiger zaaken weder. Zekeren Gilles, van wien wij geen nader kenmerk hebben kunnen ontdekken, en die reeds gefigureerd heeft, als Ontvanger en Uitdeeler der fondfen, gefcnikc voor den Postillon de la Guerre en der Logograplie; deez' Man, zeg ik, was belast, met het oprichten van een troep van zestig Mannen. In de maanden Mei en Junij laatstleden, heeft hij, ten behoeve van deze troep, eene fom van 12,000 livres ontvangen, en zijne rekeningen behelzen, (want 'er zijn twee van dezelve voorhanden.) dat deze penningen gefchikt zijn,ter oprichting van zestig Man. Wanneer men derhalven onderfielt, dat ieder van deze Dienstelingen, op denzelfden voet bezoldigd wierd, dan heefc een iegelijk hunner een jaarlijks traktement van 1,200 livres gehad. Wat betekende deze verborgenheidsvolle Troep, deze militaire overbevruchting? Hier roepen wij, tegen Lodewijk Capet, de Conftitutie in, onder welker fchaduw hij (leeds gezegd heeft veilig te wezen. Deze eigent aan het Wetgeevend Lichaam, (Tijtel III, Hoofdftuk lil het eerfte artikel.) het Recht toe, om Jaarlijksch, ingevolge het voordel van den Koning, het getal te bepaalen van de Manfchappen en Schepen, waaruit de Land- en Zeemacht zal famengefteld wezen. Intnsfchen had de Wetgeevlng geene de tninfte kennis Van het beftaan van deze bende, en derzelver oprichting is derhalven een misdaad. Zij werd befoldigd door de Civile Lijst, en dus bewijst haar beflaan vijandelijke ontwerpen. Heê  B I] L A G E K. 70 Het is dan door de (lukken beweezen , dat men heij indijk, voor rekening van den gewezen Koning, Volk I aanwierf, en bijaldien wij geene fchriftlijke bewijzen hebIben van de hand der verraaders, anders dan voor de oprichting van deze ééne Compagnie van zestig Man , dan is znlks nog geen reden om te onderftellen, dat men nooit anders, dan dit getal, aangeworven heeft. Ik redeneer geheel anders daarover, en zeg: de geheime oprichting van enkel zestig mannen, zou een volllrekt nutteloos bedrijf geweest zijn, 't welk de moeite niet waardig was, om 'er zig aan de geflrenge draf voor bloot te (lellen, die het lijfftraflijk Wetboek daar tegen bepaalt, in het III artikel van de tweede afdeeling, het tweede gedeelte van den eerften tijtel. Het zeker beftaan dezer zestig Man, bewijst derhalven, dat het aanweeztn van anderen, in 't zelfde geval, moet plaats gehad hebben. Deze waarheid wordt bevestigd door tallooze verklaaringen, gedaan aan de Politie, die dus ook door dit bedrijf bevestigd worden. Wij hebben die al te famen in een otnflag gedaan, gemerkt 18, S, waar zij alle met nommers getekend zijn. Er beftaan, betrekkelijk dit artikel, vier uitvoerige (lukken. Het eerfte is opgefteld uit naam van de Wijk der Gravilliers, op den ï$den Julij, laatstleden. Het tweede is gedagtekend den loften van dezelfde maand. Het derde, waarbij het getal der Koninglijke Dienfteüngen, op zeven of agthonderd gebragt word, is getekend den 2S/Ze» van dezelfde maand, en men leest daarin, dat de vijanden van het algemeen welzijn zig beklaagen, dat de Sam-Culottes, op gisteren zich in het kasteel niet vertoond hebben, waar men  fo B IJ L A G E N. men hen verwoed overhoop zou hebben gefchooten. Hef laatfte, gedagtekend den zelfden dag, is opgefteld uit naam van twee Wijken van Parijs. Ik heb niet kunnen gelooven, dat 'er twijffelingen ontftaan konden, ten opzigte van daaden, die op zulk eene authentieke wijze zijn beweezen: deze verklaaringen echter, ontbloo: van alle andere bewijzen, zijn aan fommige lieden als geene voldoende getuigenisfen voorgekomen! — Dan deze zijn ook alle overtuigd geworden, door het te voorfchijn brengen der Quitancien van Gilles. Dit is de eerfte fchake! van de keten, en alles vloeit zo noodzaaklijk uit dit bedrijf voort, dat het vervolgens Hechts noodig wezen zal, om enkele aanduidiugen ten voorfchijn te brengen. Ook hebben de ongeloovigften, ten aanzien van de echtheid der verklaaringen, aan de Politie gedaan, toegefiaan, dat in weerwil der nutteloosheid van de onderzoekingen der Municipaliteit, zij thans genoodzaakt waren daaraan geloof te hegten, en vastteftellen, dat 'er, werkelijk , verzamelplaatfen van wapenen en oorlogsbehoeften, en het gereedmaaken van Uniformen voor de Rebellen , voor handen geweest zijn. Die alles wordt beweezen door de (tukken, te \inden in den otnflag, 18, S. genommerd, i, 2, 3, 8, 13, 16, 20, 22, 23, 24, 25, 29, 34, 36, 43, 44, 45» 47' 49, 59. 61, en 63. Men heeft geene reden hoegenaamd, op deze verklaaringen, (die, ten grootften deele, de hoogst uitvoerigfte bijzonderheden behelzen ,) iets dan de vruch'elonsH, i van het onderzoek der Politie tegentewerpen1 Maar kan men gelooven, dat, zouder zelfs dit onderzoek te duchten, de bewaarders van wapenen, krijgsvoorraad en uniformen, de  B IJ L A G È N. 8t de onbedagtzaamheid zouden gehad hebben, om alle deze voorwerpen ter algemeene befchouwing overtelaaten , daar de Wet hun de ftraffe des doods daartegen aankondigde? Hun perföoulijk belang derhalven, was voor hun een genoegzaame fpoorflag; en, twijfelt 'er niet aan, of de hun gegeven onderrichtingen waten uitgebreid genoeg, om deze voorwerpen in zulke plaatfen op tefluicen, waarvan de toegangen zeer moeielijk waren. Onder deeze verklaaringen is 'er één, welke als onwederlegbaar is aantemerken , en die zulks te meerder is* om dat zij , in den eerften opflag, tot niemands laste fchijnt. Zij is gedagtekend den giften Julij. Zij behelst, dat, federt omtrent drie weeken, aan den hoek van het eiland St. Lotiis twee vaartuigen zich bevonden, gelaaden met 320 vaten met kardoezen fijn fchroot, 180 bomben, en een groote menigte kanonkogels. De Verklaarders hebben aan de Maire iets van dit fchroot ter hand gefteld, gevonden in een der aan ftukken gebroken vaten, en teveus daarbij gevoegd, dat de vaartuigen djoor niemand bewaakt wierden. Het is zeker j dat deZe fchepen den krijgsvoorraad in hadden, waarvan ik fpreek: het is buiten allen twijfel, dat zij aan iemand toebehoorden, en dat deze oorlogsbehoeften niet zonder oogmerk waren aangebragt. Doch het ;kunnen niet anders dan kwalijkgezinden wezen , vol ftoutmoedigheid; en rekening maakende op ftrafloosheid, die :eene laading van dergelijke natuur kunnen bevelen; en het kan niemand anders zijn, dan het Hof, die voorwerpen van zulk een gewichtig aanbelang, ten prooie overgeeft. Daarenboven waren deze goederen misfchien wel niet eens aan het geval overgelaaten! Misfchien was het, in de ontiworpen plans van aanval, noodig, dat deze krijgsbehoefƒ »ft  &2 B IJ L A G E N. ten daar ter plaatfe waren, waar zij gezien zijn geworden. Doch wie zal, na den dag van den loden Augustus, waarop de vrienden van Lodewijk Capet de aanvallers waren, kunnen betwisten, dat men ontwerpen van aanval gefmeed hadde? Wij hebben daar verfcheiden bijzonderheden van, in de ftukken, die wij geinventarifeerd hebben. Ik ken niet eene betrekking, in welke de Tijran zijne Burgerhaatende gevoelens niet aan den dag gelegd heeft. Hij zag, noch ontving niemand gemeenzaam , dan de vijanden des Vaderlands. Ik lever u, ter befchouwing, een intreekaart van het kasteel, gegeeven aan Desprémenil: en wij zijn het niet die dezelve gemaakt hebben, vermits zij getekend is door den Infpecteur der Tui/kries, die 'er ook, boven aaa, den naam van Despkémenil op gefchreeven heeft. Een iegelijk, die Hechts van Coblents kwam, werd op het kasteel gehuisvest: getuigen daarvan Vioménil. Boüillé zelf, de eerlooze Boüillé, heeft zig aldaar moeten verwonen in de maand Juüj laatstleden. Eene Nota , betrekkelijk tot den dienst der Posten, gevonden in de portefeuille van Septeuil , betoogt de voorkeur, door Lodewijk Capet gegeeven aan de belangen der Emigranten, of der vijanden van Frankrijk. Men leest in dezelve, dat alle de brieven van den geweezen Koning geaddresfeerd waren aan d'Ognij ; dat 'er maar één dag in de week was afgezonderd, gefchikt' tot overmaaking van de Franfche brieven, die men opende, maar die men niet las! Dat, voor de brieven, van de grenzen of van Turin komende, d'Ognij order had, om ze ter plaatfe te bezorgen , waar dezelve aangenomen wierden. Wij  B IJ L A G E N. 83 Wij wisten, alvoorens fchriftelijke bewijzen daarvan te hebben , dat hij pennoenen gaf, aan zijne geweezene Guardes van 1789, en zelfs aan eenige Franfche Guardes. Dat hij pennoenen gaf van 600 Livres jaarlijks, aan zijne Guardes van 1702, na dat zij ontflagen waren. En echter zeide hij, den Koning der Franfchen te wezen! Maar, ja! hij was zulks zonder twijfel: — want een Koning is niets anders dan een tijran. Gij zult, Medeburgers en Amptgenooten ! u nog wel zekere acte der uitvoerende Macht herinneren, getijteldï ■Proclamation du Roi concernant les emigrations, gedagteekend den \\den Oktober, 1791. Ik zal'er flegts eenige woorden uit bijbrengen , die mij , bij toeval onder 't oog komen , want de geheele verklaaring is in denzelfden fmaak. „ Dat zij, (de Franfchen namentlijk,) „ weeten, dat de Koning flechts dezulken als zijne vrien„ den zal befcbouwen, die, beneffens hem, zich vereeni,, gen zullen , ter handhaaving en eerbiediging der wet- „ ten van het Koningrijk. Eene menigte Burgers ver- „ laaten hun Land en hunnen Koning, en brengen, bij. „ de nabuurige Volken, de rijkdommen over, waarop de ,„ behoeften hunner eigen Medeburgeren zo veel aanfpraak „, maaken. Keert dan weder! en houdt op met langer „, het hart van uwen Koning te verfcheuren!" Wel nu! deze zelfde Man, die daarenboven het LijfIftraflijk Wetboek gefanktioneerd heeft, had, in Mei 1701, te Turin, een penfioen doen betaalen aan den Kamerdieinaar van Mevrouw d'Artois , tot loon zijner diensten, aan Ideze Vrouw beweezen; dat zijn de uitdrukkingen zelve (Van het Mandaat. Deze zelfde man deedt, in de maand Februarij 1792, ^onderftand toekomen aan de Vrouw Polignac, aan V»;> / 2 guyon f  84 B IJ L A G E N. guyon, en aan Choiseul-Beaupré , alle drie Emigranten» Deze onderltandgelden intusfchen, waren van geen gering aanbelang, vermits het bloot aandeel van Choiseul, dat zekerlijk het hoogfte niet was, 0,000 Livres bedraagt. Deze zelfde man verzekerde, op Maandag, den 23.... 1792, te Turin, aan de twee zoonen van Artoïs, een penfioen van 200,000 Livres jaarlijksch , tot dat, dus luidt de verzekering, hun Vader zelf in hunne behoeften zou kunnen voorzien; en intusfchen is de acte van befchuldiging tegen hunnen Vader, gedagtekend den $den Januarij 1792. Hij deed meer, op den 15^» April laatstleeden, gaf hij een Mandaat van 16,660 Livres, ten einde hem deze fom te Turin te doen betaalen. Hij deed nog meer: ondanks de Wet, betrekkelijk de Emigranten, van den Zden April laatstleden; ondanks de oorlogsverklaring , gedaan op den soft en van dezelfde maand; en eindelijk ondanks de gefrrengheid der ftraffen, aangekondigd in het lijfftraflijk Wetboek, deed hij , op den jden Julij laatstleden , aan dien Hamilton , die een rol gefpeeld had, bij zijne vlucht na Varennes, eene fom van 3,000 Livres toekomen. En op den i$den van dezelfde maand , vaardigde hij een laatst betaalfchrift af, ten voordeele van een Emigrant, Rociiefort. Het verdient indedaad opmerking, dat, federt den zoflen Maart laatstleeden, tot op den i$den Julij daaraanvolgende, hij aan dezen Rochefort heefc doen toekomen, tot de fom van 81,000 Livres toe. Dusdanig is het getrouw tafereel der misdaaden , van welke de gewezen Koning overtuigd wordt, door de Hukken, welke men aan ons onderzoek heeft ouderworpen. Wij twijfelen niet, of men zou, in andere verzamelingen van deze foort, nieuwe bewijzen en nieuwe wandaaden kun-  B IJ L A G EN. 85 : kunnen opfpeuren; maar wij waren verplicht, u alleenlijk ■ te onderhouden over dat gene, het welk voortvloeide uit den Inventaris, waarmede gij ons belast hebt. Vertegenwoordigers des Volks! de omftandigheden mij genoodzaakt hebbende, om, tot op dit oogenblik , meer , dan anderen, de misdaaden van Lodewijk Capet in overweeging te neemen, verzoek ik, dat gij mij veroorlooft eenige denkbeelden te waagen, ten opzichte van deze ftof; : zij zijn alle in de order van den dag. De Conftitutie van dit Rijk had den perfoon des Ko: nings onfchendbaar verklaard. Zij had geoordeeld, dat de verantwoordelijkheid der Mi* i nisters genoegzaam was , om de uitvoering der wetten te verzekeren. Ongetwijfeld was de onfchendbaarheid des Konings eene 1 noodzaaklijke inftelling in de Monarchie ; maar het was tevens een fpreekend bewijs van de ondeugendheid dezer : foort van Regeeringsvorm , vermits men zig gedwongen ziet, om in dezelve een man te dulden en te erkennen, idie onafhanglijk is van de Wetten! een man, waartegen 1 men niet een eenig middel van gerechtlijk bedwang kan i gebruiken! Maar wat is toch deze onfchendbaarheid? Deze vraag is zo natuurlijk, dat men, zo het mij voorkomt, zich : niet onthouden kon, om 'er den zin van te bepaalen! — Dit heefc men echter in 't geheel niet gedaan , en ik denk, dat, in dit geval, meer verraad dan nalaatigheid heefc plaats gehad. Waarfchijnlijk heefc men aan den Ko- : ning hec onfeilbaar recht verkocht gehad , om het Rijk te mogen verwoesten. Dit is iets, dat men moet opmaaken, wanneer men de verheven bekwaamheden, "van zo veele, maar al te beruchte Mannen in aanmerking neemt, /3 die  B IJ L A G E N. %j bevinden, lang voor alle de Hukken van het proces zijner getrouwe Dienaaren in gereedheid konden wezen. Dat het Hechts de zaak was, om nog eenige uuren den Haat van werkeloosheid te verlengen; eneindlijk, dat, (onderfteund door de macht der Vijanden , tegen welke men geen middel van verdeediging zou hebben, wanneer dezelve , te midden van verftrooide en van alles ontblootte Burgeren, zou gevestigd wezen,) hij als meester fpreeken, zijn gezag herftellen, de oproerige Hoofden doen vallen, en met zijne weldaadigheid overhoopen zoude, alle die genen, welke zijne Koninglijke bedoelingen onderfleund zouden hebben. Zulke welgegronde beloften; want, zonder den opftand van den \oden Augustus , waren zij voorzeker door eene volledige vervulling gevolgd geworden, —deze beloften, zeg ik, waren genoeg in ftaat de zodanigen te verleiden , die reeds misnoegd waren over de Revolutie: zij waren toereikend, ten einde hen vrijwillig het gevaar te doen loopen van eene volftrekt nuttelooze verantwoordlijkheid; vooral, wanneer men bij derzelver gewicht nog voegt de geneigdheid van zo veele Franfchen, om zich voor hunnen Koning opteofferen! en ongetwijfeld zult gij u herinneren, dat deze geneigdheid weleer als eene deugd wierd aangemerkt. Het was gemakkelijk deze bezegelingen van het Hof te voorzien, en ook tevens den deerlijken toeftand, waarin hetzelve ons dompelen zoude. In de daad, zij zijn met de Conftitutie begonnen, en federc niet geftoord geworden! Ik zal meer zeggen, zij gaan heden nog beftendig daar mede voort; want ik weet aan niets anders de tegenkantingen toetefchrijven, die ik zie, dat zich tegen de dringendfte en noodzaaklijkfte wetten verheffen. Ja! /4 mi'  B IJ L A G E N. 8p iaan de Wet, dan ftaat het hem niet vrij dezelve te overi treden, en zijne onfchendbaarheid bereikt dien hersftmfchimimigen eindpaal niet; zij wordt bepaald, (en dit is het, dat : gewoonlijk in een goeden zin gezegd wordt) zij wordt Ibepaald, tot het befpaaren van verontrustigingen, die men Ihem zou kunnen aandoen, wegens'de keuze der middellen, die hij kan beezigen, ter bereiking der uitvoering ■van diezelve Wet. Hieruit vloeit blijkbaar voort, wat ik zo even gezegd i heb, dat, namentlijk, zo Lodewijk Capet aan-iets anders 'fchuldig is, dan aan eenen misflag in de verkiezing der :beste middelen, welke ftrekken, om den Nationaalen wil [ten uitvoer te brengen; zo hij zich opentlijk tegen de i wetten aaukant; zo hij 'er zich onmiddelbaar aan ver- ; grijpt, dat hij alsdan, onder geen voorwendfel vaa : onfchendbaarheid, de firaf van zijn misdrijf kan ontduiIken. Ongetwijfeld zullen 'er zijn, die zich verbeelden, dat ;zij zegepraalende kunnen antwoorden op de gevolgtrekIkingen, die ik mij voordel uit de reeds vastgeftelde beginzelen af te leiden. Deze zullen zeggen : dat de Con'ftitutie, welke de onfchendbaarheid van den Monarch toelaat, intusfchen dezelve grondbeginzelen geheiligd heeft, iwelke ik vastftel, door over den verraaderlijken Koning :de draf der onttrooning uittefpreeken, maar dat zij 'er :ook heeft bijgevoegd, (in het VIII artikel, van dezelve iZitting en van hetzelfde hoofdftuk,) dat, na de voorbedagtelijke of wettige afzetting, de Koning tot de clasfe :der Burgeren zal wedergekeerd zijn , en hij, even gelijk deize, befchuldigd en gevonnisd zal kunnen worden, we[gens misbedrijven, begaan na zijne afzetting. Zij befluiten 'er uit, dat de Monarch , in geen geval ƒ 5 hoe-  B IJ L A G E N. ninglijke onfchendbaarheid onderzoeken. Dit is het eenig- ■ fte middel, om den waaren zin daarvan te begrijpen, en i te beoordeelen, of zij met de Natie zelve in tegenfielling kan gebragt worden. Frankrijk, zeide men, kan, zonder eene Monarchie, niet beftaan, noch de Monarchie, zonder door onfchendbaarheid omringd te zijn. Wanneer de Koning, door het Wetgeevend Ligchaam, kan befchuldigd of geoordeeld worden, dan zou hij van hetzelve afhanglijk zijn, en alsdan  B IJ L A G E N. 9/ Isdan zou, of de Koninglijke waardigheid weldra vernield wezen door die Ligchaam , 't welk alle macht overweldigende, tijrannisch worden zoude; of zij zou zonder ïklem, zonder werkzaamheid zijn, om de wetten ten uit- woer te doen brengen. In alle deze gevallen, zou anen geene vrijheid meer hebben. Het is derhalven, niet Tuit hoofde van des Konings belang, maar uit hoofde van met belang der Natie zelve, dat de Koning onfehendbaar vwezen moet. Intusfchen begreep men , dat deze ou- echendbaarheid gevaarlijk was voor de Vrijheid; doch dit nrachtede men te verhelpen, door de Ministers verantwoordelijk te dellen. Ziet daar, door welke drogredenen men de Natie gertracht heeft te verleiden! Was men dan onkundig , dat de [koninglijke waardigheid, langen tijd, te Spana, en bij andere Volken der Oudheid, beftaan heeft, zonder dat gewaarlijk fchild der onfchendbaarheid ? Dat de Koningen alIdaar onderworpen waren aan de Volks-vierfchaaren ? Dat nuinne afhanglijkheid, hunne beoordeeling, en hunne verwijzing , wel verre van verderflijk voor de Vrijheid te wezen, veel eer de zekerde waarborgen daarvan waren? Wijzer dan de Spartaanen , begon de Franfche Natie met de Koninglijke waardigheid neder te vellen, vóór zij itich met het lot van eenen drafbaaren Koning beezig ihield; en zij had reeds beweezen, hoe zeer zij belasterd i;n verraaden was, toen men voorgaf, dat de IVIonarchaaee Regeering een behoefte ware, voar haar vermogen en voor haaren roem. Maar keeren wij tot de Koninglijke onfchendbaarheid weder. Merken wij, in de eerde plaats, aan, dstzij, ten aanzien van het Wetgeevend Ligchaam, niet voldrekt oppermachtig was. Indedaad, de Conditutie fprak de afzetg tülg  CJt 15 IJ L A G E N. ting van den Koning uit, in het geval, bij voorbeeld,, waarin hij zich niet aankanten zoude, door eene formeele; daad, tegen de onderneemingen van een Macht, welke,, op ziin naam, tegen de Natie zou worden ingericht. Eeni verraaderlijke Koning nu, kon eene bedriegelijke, en geene formeele tegenkanting, ten toon fpreiden. Men moesti derhalven beflisfen, of deze tegenkanting wezenlijk , ofl geveinsd, ware: maar, om zulks te doen, was het blijkbaar noodzaaklijk, het gedrag van den Koning te onder-' zoeken, om hem als Partij te dellen, en hem te beoordeelen. In den daat, waarin de zaaken, als toen, zich! bevonden, kon dit recht'aan niemand anders toebehooren, dan aan het opperde gecondiiueerde gezag. Dus warent 'er derhalven gevallen, waarin de Conditutie de Koning-; lijke onfchendbaarheid, aan het oordeel van het Wetgee-: vend Ligchaam, onderwierp. Had dan de Koning voor zich geene andere voorzorgj te neemen, dan die tegen het geval der afzetting? en was hem, voor het overige, de draffelooshe-id verzekerd, tee gen alle foorten van misdaaden en aandagen? Wij hebben het reeds gezegd; volgens de eigen belijdenis zijner ven deedigers , bedoelde de Koninglijke onfchendbaarheid, aL leen en geheel, het belang des Volks, benevens de hand: having van deszelfs rust en Vrijheid, en nooit moest zL verderfelijk worden, vermits het den Koning voorgefchree ven was , om nooit eenig bevel ter uitvoer te kunnet doen brengen, dat niet door een Minister was getekendI en om dat zijne Agenten, voor alle misdaaden van het bewind, op hun hoofd verantwoordelijk waren. Had Lodewijk de XVI. de uitoefening van zijne mach! op deze fchaal afgewogen, dan zou hij het fchijnbaar voos wendfel gehad hebben, om tegen u te zeggen: in allen v/at.  B IJ L A G E N. 9$ tat ik gedaan heb, bedoelde ik het geluk des Volks, Ik •eb mij zelve kunnen bedriegen; maar het gevoel 'mij•ié onfchendbaarheid moedigde mij aan; om mijne denk' '.eelden wegens het algemeen welzijn, door de uitvoering, • beproeven. Ik heb dezelve, al te famen, aan mijne 'ggenten voorgelegd, cn heb tot niets bevel gegeeven, dat liet het zegel hunner verantwoordelijkheid draagt. Slaat minne Protocollen na. Het is aan deze alleen, dat gij u •trhaalen moet, vermits zij alleen ten waarborge mijner waalingen moeten verflrekken. Doch, hoe weinig kan hij thans diergelijke taal voeren, aanneer hij de Wet gefchonden heeft, welke hem beval, mi zijne misdagen of wandaaden te verantwoorden! Wan» :eer hij dit voorrecht, dat hij, ten voordeele van de Na;e, ontving, ten haaren nadeele heefc omgekeerd! Waneer'hij, met een listig opzet, dit eenig behoedmiddel :er petfoonlijke en openbaare vrijheid, heefc te leur ge- eeldl Sedert lang voorzagen wij, dat men beezig was, :et graf voor de Natie te delven; maar de handen die :ebruikt wierden om het te delven , waren onzichtbaar. det verraad wandelde op alle Hoofden der Burgeren, zon:er befpeurd te kunnen worden. De Koninglijke waardig:eid moest aan den blikfem gelijk wezen, die treft, alvorens te verlichten. En Lodewijk de XVI., die , ten einde da Natie te ;eter te bedriegen, onophoudelijk gewerkt heefc, om de ;este en eerlijkde Leden van het Wetgeevend Ligchaara eerdachtte maaken; Lodewijk de XVI., die, in een tijdijip, waarin hij zich zo nabij geloofde aan 'de inzameling eer vruchten zijner verraaderijen, deze aanzienlijke zaal, aan zijne huichelachtige verkleefdheid aan de Vrijheid p eeedt weergalmen , zou niet in perfoon verantwoordelijk; g * #i«  ioo 13 IJ L A G E N. zijn , voor de onheilen , die hij in perfoon berokkend heeft?' Hij zal zeggen, dat zijn perfoon niet van de bedrijf ven der Koninglijke waardigheid kan afgefcheiden worden : dat, als Koning, ten opzichte van alle daaden dess beftuurs, onfehendbaar zijnde, hij ook, ah een bijzonder' perfoon aangemerkt, onfehendbaar was, wegens alle zijnet perfoonlijke verrichtingen. Wij antwoorden , dat hij befchuldigd wordt, van det mooglijkheid dezer fcheiding maar al te veel beweezenr te hebben. Zijne onfchendbaarheid, als het Hoofd den Uitvoerende Macht, vond haaren eenigen grondflag int eene vinding , welke de misdaaden en de ftraf op dem hals zijner Agenten fchoof! Maar, heeft hij van het uit-t werkfel dezer vinding geen afltand gedaan , indien hee waar is, dat hij zijne complotten fmeedde , zonder de hulp zijner gewoone Ministers , of , zonder zichtbaarc Agenten; of wel, dat hij deze gefteld heeft buiten het bereik eener krachtdaadige waakzaamheid ? En daai het zelfs ftreed tegen de grondflagen der Conftitutie, doo] Lodewijk den XVI. aangenomen, dat 'er inbreuk, zou' der verantwoordelijkheid, op de wet gefchiedde, was La dewijk de XVI. natuurlijk en noodzaaklijk te .befchuldï gen, wegens alle zodanige wanbedrijven, waarmede hei hem onmooglijk was zijne Agenten te belasten. Maar, door wien kan hij nu befchuldigd of gevonniss worden ? Kan zulks zijn, door het Wetgeevend Lig chaam? De reden beveelt zulks ongetwijffeld \ maa: de uitdrukkingen der Conftitutie wederftreeven het. Wij bekleeden de bediening der waarheid. Wij zoude: ons fchuldig maaken, indien wij dezelve vermomden, ht zij in de grondbeginzelen, het zij in de daaden. De wezenlijke macht van het Wetgeevend Ligchaam: bh  B IJ L A G E N. 101 met betrekking tot den Koning, was bepaald door de Conititutie, om het geval der afzetting, 't welk zij voorzien aad, te beöordeelen. In deze gevallen zelfs, kon hetzelve niets meer dan de rraf der ontzetting van den Troon uitfpreeken; buiten eeze gevallen, was de perfoon des Konings onafhanglijk aan het Wetgeevend Ligchaam; buiten deze gevallen kon eet Wetgeevend Ligchaam zich niet inmengen in eenige eerechts-oeffeningen. Ten dezen opzichte, had hetzelve iiets anders in handen, dan de Decreeten van befchuldiiiitig; en wanneer het al zodanig Decreet, tegen Lodewijk den XVI., had kunnen uitvaardigen, voor welke Vierfchaar zou hetzelve hem alsdan verzonden hebben? ))oor de Conftitutie op dezelfde hoogte geplaatst, als het Wetgeevend Ligchaam, was de Koning boven alle ander ■rastgefteld gezag verheven, en hij kon derhalven niet geloordeeld, niet gevonnisd worden, dan door de Natie zelve. Maar, was dan het Wetgeevend Ligchaam, door de ;r;rondbeginzelen dezer Koninglijke onfchendbaarheid, in liliervoegen de handen gebonden, dat het, in een tijdflip wan gevaarsbeflisfing, het algemeene welzijn moest opof'e'eren aan de vrees, om deze grondbeginzelen te overtreden? Moest het dan die Soldaaten van een bijgeloo- wig Volk navolgen, die, in de voorfte gelederen der vijmndelijke armee, Dieren aanfchouwende, welke dit Volk ivoor heilig hield, niet op dezelve fcbieten durfden, en iljldus de Vrijheid van hun Vaderland, voor altoos, ver- cooren lieten gaan? Dat men rekenfchap vraage aan iie Helden van den iaden Augustus, wegens den dijk, ddien zij tegen den ftroom der verraaderijen hebben opgeworpen ! Dat men rekenfchap vraage aan het Wetgeevend ILigchaam, wegens de Decreeten , waardoor Lodewijk de e 5 XVI.  }os B IJ L A G E N. XVI. in zijne bedieningen werd opgefchort, en waardoor bet hem in de plaats, le Temple genaamd, deedt overbrengen ! Zij allen zullen antwoorden: wij hebben de Vrijheid behouden! Bedankt onzen Heldenmoed! Deze Wetgeevende Vergadering, welke, door de aanhangers van het Despotismus, met al de kunst van tegenbefchuldiging, aangetijgd wordt, van het Koninglijk gezag te hebben willen vernederen, ten einde het haare aldus te vermeerderen, en te vereeuwigen, had niet zo ras den grooten flag gegeeven, die hetzelve, overal, voor den Behouder van Frankrijk heeft doen uitroepen, of het zeide tegen de Natie: „ V/ij ftellen de Macht, welke gij „ aan ons had toevertrouwd, weder in uwe handen. Zijn „ wij de paaien van dezelve te buiten gegaan, dan gei, fchiedde zulks alleen bij voorraad, en tot uw heil. Be: „ oordeel ons! beoordeel uwe Conftitutie! beoordeel de „ Koninglijke waardigheid! beoordeel Lodewijk den XVI., „ en onderzoek, wat voor u best zij, of de grondflagen „ uwer Vrijheid te handhaven, of daartoe nieuwe grond-: „ flagcn te leggen." Burgers! de Natie heeft gefproken. De Natie heeft v yerkoozen, om de Werktuigen van haaren onbepaalder wil te wezen. Hier verdwijnen alle zwaarigheden! Hief is het, even als of de Koninglijke onfchendbaarheid nim: mer een beftaan gehad hadde. Wij zullen het onophoudelijk zeggen: de eenige be: dqeling dazer onfchendbaarheid, was, gelijk ik reeds ge; zegd hebbe, de veerkracht der uitvoerende Macht, dooi haare onafhanglijkheid, met betrekking tot het Wetgeevenc Ligchaam, te verzekeren. Hieruit moest, wel is waan voortvloeijen, dat dit Ligchaam het recht niet had, om den Koning te oordeelen in zulke gevallen, welke doo:  B IJ L A G E N. 103 Ide Conftitutie niet voorzien waren; hieruit moest, wel is waar, voortvloeijen, dat hij, in geen éénig geval, kon geoordeeld worden door de andere Conftitutioneele Mach- een, boven welke hij verheven was; maar daar volg- 1de geenzins uit, dat hij niet geoordeeld zou kivinen woriden door de Natie; want, om zodanige gevolgtrekking ee doen, zou men moeten kunnen zesgen, dat de Koning, uit kracht der Conftitutioneele Afte, verheven was )boven de Natie, of van dez lve onafhanglijk ware. Lodewijk de XVI. zal misfchien zeggen : terwijl het Wranfche Volk de gedecreteerde Conftitutie, door deszelfs Wertegenwoordigers, liet bekrachtigen en ten uitvoer brengen , erkende het de onfchendbaarheid, welke mij bij dezzelve is toegedaan. Het erkende, dat ik niet befchuldgd ikan worden, clan om misdaaden, na mijne afzetting beggaan. Het verbond zich, zo wel als de geconduueerde IMachten, door deze indelling, vermits het zich niet uitcdrukkelijk het recht heeft voorbehouden , om mij, uit tkracht zijner Souvereiniteit , gerechtelijk te vervolgen, \wegens voorafgepleegde misdaaden. Neen! de Natie verbond zich niet door de Koninglijke confchendbaarheid; zij kon het zelfs niet doen! Er bedond tgeene wederkeerigheid tusfchen de Natie en den Koning. ILodewijk de XVI. was geen Koning, anders dan door i de Conditutie ; maar de Natie was Souverein , zonder de (Conftitutie, en zonder den Koning. Zij ontleende haare ; Souvereiniteit van niemand, dan van de Natuur, en kon 1 dezelve geen enkel oogenblik vervreemden! Dit eeuwig grondbeginzel, was, in de Conftitutie zelve, uitgedrukt. Maar, zou de Natie deze Souvereiniteit niet vervreemd gehad hebben, bijaldien zij afftand had gedaan van het recht, om alle de bedrijven van een Perfoon, dien zij aan S 4 "«  to* B IJ L A G E N. het hoofd van haar bewind gefteld had, te onderzoeken en te beöordeelen? Het Wetgeevend Ligchaam was insgelijks onfehendbaar, door de Conftitutie. Het was onafhanglijk van den Koning , en van alle andere geconstitueerde Machten. Geene van derzelver Leden kon, voor de Vierfchaaren, gerechtelijk vervolgd worden, zonder dat zulks, door een formeel Decreet, was bevolen. Maar, bij aldien het van deze onléhendbaarheid , van deze onafhanglijkheid, misbruik had gemaakt, en de Natie ware opgeiTaan, om het, wegens deze ontrouwe ainbtswaarneeming, te ondervraagen, denkt gij dan, dat het voldoende zou geweest zijn, een voorrecht aan te haaien, 't welk men aan dit Ligchaam , niet ten behoeve van hetzelve, maar ten behoeve van het algemeen belang, had ingewilligd? De onfchendbaarheid des Konings, gelijk mede die van het Wetgeevend Ligchaam, was alleen beftemd, ter voorkoming van willekeurige onderneemingen, van de eene Macht op de andere. Daar uit moest een evenwicht gebooren worden , 't welk men onderltelde noodzaaklijk te wezen , ter handhaving van de Vrijheid. Volgens dit grondbeginfel, en zo de Koning ware getrouw geweest in de uitoefening zijner plichten, had hij het recht, om zich op de Nationaale Macht te beroepen, tegen elke onderneeming, waardoor zijne onfchendbaarheid bedreigd wierd. Doch, hoe, en onder wat voorwendfel, zou hij thans, daar hij zelve voor de Vierlchaar der Natie is geroepen, zich beroepen kunnen op eene onfchendbaarheid, die hem, om geene andere reden was opgedragen,dan om de Natie te verdeedigen, en waarvan hij zich niet bediend heeft, dan pm dezelve te onderdtukken? Indien de voorbeelden van het Conftitueerend Ligchaam hier  B IJ L A G E N\ 105 hier iets, tot het gezag der Reden, konden toevoegen, dan zouden wij u herrinneren, dat de Conftitutie voltooid was in de maand Jttlij 1791; dat, in de eerfte orde der Conftitutioneele artikelen, het derde van dezelve, den Perfoon des Konings voor heilig en onfehendbaar verklaarde; dat Lodewijk de XVI., agtereenvolgende, en plechtiglijk, alle deze artikelen had aangenomen, toen hij vervolgens vertrok, met eene overhaasting en geheimhouding, welk het voornemen aankondigde, om zich met de Despooten te gaan vereenigen, die aireede, 'm Frankrijk, de Vrijheid bedreigden; dat het Conftitueerend Ligchaam hem rekening afvorderde, wegens zijne vlucht en ontwerpen ; dat Lodewijk de XVI. antwoordde, door zaaken bi] te brengen, welke door zijne eigen fchriften gelogenflraft wierden; dat men derhalven, van wederzijden, erkende, dat het Conftitueerend Ligchaam het recht had, om hem, Lodewijk den XVI., te oordeelen en te flraffen. Het kwam, indedaad, toenmaals in bedenking, om hem te vonnisten. De aanhangers van den Koning bragten het Decreet bij, dat betrekking heeft op de Koninglijke onfchendbaarheid. Zij fielden, zeer ijverig, alle poogingen te werk, ten einde te bewijzen, dat de handhaving dezer onfchendbaarheid, voor die der Vrijheid, noodzaaklijk ware; maar zij pasten deze beweegreden en dit voorwerp alleen toe, op de voorgewende noodzaaklijkheid , om de uitvoerende Macht onafhanglijk te maaken van het Wetgeevend Ligchaam. Nooit beweerden zij, dat deze reeds geheiligde onfchendbaarheid tegenovergefteld mogt worden aan eene Vergadering, bekleed met de geheele macht der Natie; en hoe zouden zij zich ook zodanig voor^eeven hebben kunnen veroorloven, zonder zich in tegeuftrijdigheid te £ 5 Kei-  ic.6* B IJ L A G E N. ftellen met den gang van het Conftitueerend Ligchaam, 't welk den Koning, te Varennes, had doen gevangen neemen; 't welk hem, in zijne bedieningen, had opgefchort; 'c welk hem bevolen had, om fchriftelijk te antwoorden , wat zijne vlucht betrof, en dat het recht niet zou gehad hebben, om eenige dezer maatregelen te neemen , bij aldien het niet in het begrip had gefhan, dat de onfchendbaarheid des Konings , voor de Vierfchaar der Natie, behoorde te zwichten? Maar, heeft de Nationaale Conventie niet bereids Lodewijk den XVI. geftraft, door hem van den Conftitutioueelen Rijksftaf te berooven? Kan hij aan een tweede vonnis, aan een tweede ftraf, onderworpen worden? Zo men deze tegenwerping maakte, zou dezelve niet nauwkeurig, niet gepast wezen. Bij aldien de Conftitutie moest blijven beftaan, en het Wetgeevend Ligchaain de afzetting van Lodewijk den XVI., overeenkomftig deze Acte, welke hem een Opvolger gaf, had uitgi-fproken, dan ware zijne afzetting eene wezenlijke ftraf geweest, ten minden is het zeker, dat de Conftitutie aan het Wetgeevend Ligchaam geenzins zou veroorlooven, om een andere draf aantekondigen: maar de Natie was, door de Conditutioneele Acte, niet gebonden. Zij heeft het ontegenfpreekelijk recht, om haare Conditutie te veranderen. Het zij Lodewijk de XVI. fchuldig, of onfchuldig, ware, de Natie was, ieder oogenblik, gerechtigd , om hem van den Troon te doen dappen, en elk ander Burger in zijne plaats te zetten. Was hij onfchuldig, het recht der Natie zou, ten zijnen opzichte, zich bepaalen , om het vermogen weder te neemen, 't welk zij hem ter hand gefteld had: maar zo hij fchuldig was, zo hij haar noodzaakte, om zich te verheffen, ten einde den loop  B IJ L A G E N. 107 loop der onderdrukking te fluiten , dan was het voor hem niet genoeg, de Kroon te verliezen; dan moest hij, daarenboven, de ftraf ondergaan, welke zijne misdaaden, of aanflagen, verdienden. Wat heeft de Natie hier gedaan? Zij heeft haare Vertegenwoordigers gelast, om eene geheele nieuwe Conftitutie opterichten. Met de geheele volheid haarer macht bekleed, hebt gij niet gezegd , dat Lodewijk de XVI. onwaardig was Koning te wezen; maar gij hebt gezegd, dat in Frankrijk geen Koning meer zijn zoude. Het is niet, om dat Lodewijk de XVf. fchuldig was , dat gij de Koninglijke waardigheid vernietigd hebt, maar om dat gij overtuigd waart, dat geene Vrijheid zonder Geiijkheid, zonder eene Republiek beftaan kan. Gij hebt derhalven Lodewijk den XVI. noch geoordeeld, noch geftraft : gij hebt zelfs zijn perfoon , in dit geval, niet eens in aanmerking genomen. Hij was aileen Koning, door de weldaad eener Monarchaale Conftitutie , geheel natuurlijk moest hij ophouden zulks te wezen , door den eerften ftap die de Natie deedt, tor eene Republikeinfche Conftitutie. Maar, men zal u zelfs de mooglijkheid betwisten, om Lodewijk den XVI. ter ftraffe te kunnen verwijzen. Men zal u de verklaaring der Rechten herinneren, en u zeggen: Dat niemand kan gejlraft worden, dan uit kracht eener wet, gemaakt en verkondigd voor het pleegen der ■misdaad, en wettiglijk toegepast. Men zal u vraagen: waar is de wet, welke toegepast zou kunnen worden, op de misdaaden , waarmede men Lodewijk den XVI. be- fchuldigt ? Waar de wet is ? Zij is in het Lijf- ftraffelijk Wetboek! Het is die wet, welke de verraaderijen in de op?nbaare bedieningen ftraft; want gij weet, dat  io8 B IJ L A G E N. dat Lodewijk de XVI., volgens de uitdrukking der Wet zelve, niet anders was, dan de eerfte der Ambtsbedienaaren. Het is die Wet , welke de verraaders en famenzweerders treft! Het is die Wet, welke haar zwaard doet vallen op het hoofd van een ieder , die laag of fnood genoeg is, om een aanflag op de maatfchappelijke Vrijheid te onderneemen! Te vergeefsch zal men zeggen, dat deze Wetten, welke na de Conftitutioneele Afte , en ter voltrekking van dezelve, ten voorfchijn kwamen, niet toepasfelijk waren op de misdaaden van een' Koning, die door deze Acte zelve onfehendbaar was verklaard. Ongetwijfeld kunnen zij niat worden toegepast, door die Machten , welke, door de Conftitutie , aan den Koning ondergefchikt gemaakt wierden. Maar dit Koninglijk voorrecht is blijkbaar van geener waarde, met betrekking tot de Natie. Is het, daarenboven, in het nieuwe Franfche Wetboek alleen, dat deze Wetten zich bevinden? Beftonden zij niet ten allen tijde, en in alle Landen ? Zijn zij niet reeds zo oud, als de Maatfchappijen zelve? Nergens zijn Koningen gemaakt geworden, dan alleenlijk om de Wetten , welke algemeen voor allen waren, ten uitvoer te doen brengen; dan om, door het beftuur der maatfchappelijke krachten, de eigendommen, de vrijheden , en het leven van ieder lid der Maatfchappij , te befchermen, en om de geheele Maatfchappij tot waarborgen tegen de onderdrukking te verftrekken. Overal, waar zij, in dezen zin , onfehendbaar moesten zijn, was hen te beleedigen, niet anders dan de Natiën te beleedigen, welken zij vertegenwoordigden. Maar, wanneer zij hunnen eed fchonden; wanneer zij de Natie zelve beleedigden , het zij in haare booge rechten , of in haare Leden ;  B IJ L A G E N. 109 den; wanneer zij, in ftede van de Vrijheid te verdeedigen, dezelve den doodfteek toebragten: had dan de Natie , volgens den aart der zaaken zelve, niet het onverganglijk recht, om hen voor haare Vierfchaar te roepen, en de ftraf van roovers en verdrukkers te doen ondergaan 'f Bij onze Voorvaderen , de Celten , behield het Volk fteeds zijne oorfpronglijke rechten tegen den Vorst: maar waartoe deze voorbehouding ? Het recht , dat alle Natiën hebben , om hunne Koningen te oordeelen en te vonnisfen, is dit geene voorwaarde, die noodzaaklijk gepaard gaat met de Maatfchappijelijke Acte, welke hen op den Troon plaatst? Is dit niet een eeuwig en onaffcheidelijk gevolg, van de Nationaale Souvereiniteit? Toen een Fransck Burger, op de boorden van de Seirte, de doodkist van Willem den Veroveraar in beflag nam, hem befchuldigende , dat hij hem zijn akker had ontnomen, en het lijk van dezen Vorst, na deszelfs begraafplaats niet vervoeren liet, alvoorens men hem zijn eigendom had wedergegeeven, toen Don Hendkik, door de Staaten van Castilien veroordeeld, eerst in zijn beeldtenis , en vervolgens in perfoon, de fchandelijkfte vernedering onderging; toen Johanna van Napels lijfftraffelijk vervolgd wierd , als een moordenaares van haaren Echtgenoot; toen de Franfche Koningen, gedagvaard voor de Vierfchaaren der Bisfchoppen en Heeren, die zich de Vertegenwoordigers der Natie noemden, aldaar van hunne waardigheid verftooken, en veroordeeld wierden , om de hairen afgefneden te worden, en het overige van haar leven in een Klooster te gaan doorbrengen ; toen Don Alphonsus, en een Zoon van Güstaaf Vasa , van derzelver Troonen vervallen verklaard , en voor altoos van hunne vrijheid beroofd wierden, deeer-  iio B IJ L A G E N. fte door de Staaten van Portugal, de tweede door dé Staaten van Zv/eeden; toen Karel de eerfte het hoofd op een fchavot verloor; toen alle deze Vorsten, en nog veele andere daarenboven, hunne misdaaden, door een fchandelijk of treurig uiteinde, boeteden ; —— toen had men geene uitdrukkelijke Wetten, die de juiste ftraffen voor fchuldige Koningen bepaalden; maar het berust in den aart der Nationaale Souvereiniteit zelve, om, wanneer het wezen moet, het ftilzwijgeu der befchrevene wetten aantevullen; om de ftraffen daar te ftellen, gehege aan de fchending van haare eerfte Maatfchappelijke Acte, of om, op de misdaaden der Koningen, de ftraffen , betrekkelijk tot de misdaaden van andere Burgeren, toepasfelijk te maaken. Alle Vorsten van Europa, hebberi aan de onwetendheid der Volken opgedrongen, dat zij hunne Kroonen van God ontvangen hadden. Zij hebben, bij dezelve, de gewoonte ingevoerd, om hen te befchouwen als de beeldtenisfen der Godheid, welke het gebied voert over de ftervelingen ; om te gelooven, dat hunne perfoonen onfehendbaar en heilig , en aan geene wetten onderworpen zijn. Maar wanneer nu, bij voorbeeld, de Spaanfche Natie, door den Franfchen geest verlicht, zich eindelijk eens verhief, en tegen haaren Koning zeide : Ik gaf, in den beginne, mij zelve geene Koningen, dan om de Uitvoerders van mijnen wil te zijn. Zij maakten misbruik van de macht, welke ik hen had toevertrouwd. Zij wierden Despooten. Ik wist mijne Souvereiniteit te herneemen. Ik onderwierp hen aan eene Conftitutie, die mijne rechten moest verzekeren. Jaarlijksch verklaarde ik, in de Vergaderingen der Vertegenwoordigers, mijne oogmerken, met betrekking tot den oorlog of den vreede, de belastingen, en  B IJ L A G E N. m t en allle andere takken van het Staats-befhiur. In dien i tusfchentijd, hield een Magiftraat, in mijn naam , de uitI tfreiding van het Koninglijk gezag binnen deszelfs behoor] lijke paaien. Doch een Dwingeland fmeet alle mijne be! fchermende wetten onder den voet. Ik poogde dezelve : te herftellen , doch wierd verpletterd door de uitheemfche macht van Keizer Karel den V. Na de uitfterving van zijn gedacht in Spanje, had ik mijne vrijheid kunnen hemeemen , zo niet het geducht vermogen van twee naarijverige en mededingende Huizen , mij geene andere keuze had overgelaaten , dan die van eenen nieuwen Dmn- I geland. Eindelijk ben ik vrij. Verfchijnt nu voor mijne Vierfchaar, en doet daar rekenfchap van alle uwa Koninglijke verrichtingen. Burgers! zoudt gij wel gelooven kunnen, dat de flraffelooshekl, van welke Karei, de IV. tot op deztn dag toe, het genot heeft gehad, hem het recht geeven zoude , om zich aan zodanige Nationaale Vierfchaar te onttrekken ? Indien het Omtenriikfche vo'k , of dat van Hongarij'en, opftond, en tegen Frans den II. zeide : Niet te vreden : met het eigendunklijk gezag uwer Voorzaaten , ten mijnen opzichte, te vereeuwigen, zijt gij daarenboven henen gegaan, om de Vrijheid in haar geboorteland oantevallen. De Franfchen vetklaarden zich de vrienden te zijn van alle Volken, en gij hebt mij aan hunnen haat, aan hunne vervloeking blootgedeld. Uit vrees, dat de Vrijheid tot mij naderen mogt , hebt gij haar van den ganfchen aardbodem willen verbannen. Aan de volvoering van dit fchandelijk ontwerp, hebt gij mijn goeden bloed ten besten gegeeven. Gij hebt mij gedwongen , om de zaak der Tijrannen, tegen de zaak der Volken, te ver- dee-  iI2 B IJ L A G E N. deedigen. Verachtelijke inbreeker op de rechten der Na* tuur, op de rechten der Menfchen , en op de eeuwige rechten der Volken! U fchiet niets anders over, dan de fchande uwer mislukte aanflagen: maar denkt gij, dat, eindelijk ontwaakt uit mijnen zorgeloozen flaap, ik langer in uwe fchande begeer te deelen? Het betaamt mij , om mij zelve van den blaam te zuiveren, waarmede gij mij, in de oogen , zo der Franfchen, als van alle andere Volken, overladen hebt, en het is niet, dan in uw bloed, dat ik dezelve kan afwasfchcn. Nogmaals vraag ik u, Burgers! of gij gelooft, dat de Despoot van Hongarijen het recht hebben zoude, om aan deze Nationaale rechtvaardigheid , de hérsfenfchim zijner onfchendbaarheid, of de ftilzwijgendheid der gefchreven wetten, betrekkelijk de misdaaden der Dwingelanden , tegen over te ftellen? Maar , zou Lodewijk de XVI. zich dan in een guns- ■ tiger toeftand bevinden ? Behalven dat zijne Conftitutioneele onfchendbaarheid niets betekent voor de Vierfchaar der Natie, zouden wij hem ook nog kunnen vraagen, of' hij wel ooit de Conftitutioneele Koning der Franfchen geweest zij? Wij zouden hem kunnen vraagen, of hij niet, geduurende het tijdperk zijner regeering, even gelijk alle andere nog beflaande Koningen , genoodzaakt, was, om het recht van Ichending en geweld te onder-ftellen ? Wij zouden hem kunnen vraagen, of niet alle; daaden zijner Conftitutioneele regeering, daar heenen Itrek-■ ten, om te bewijzen, dat hij in ftaat was, de zvvaarfte: ondankbaarheid te veréénigen, met de overige wanbedrijven zijner dwingelandij ? Welke boosaartigheid , welke i fchelmfche aanflag is 'er, die hij niet ontgonnen en voor-geftaan heeft, tegen de grondflagen der maatfchappijelijke > in- ■  li IJ L A G E N. u* □aftelling; tegen de eigendommen en de perfoonen , geiduurende de eerfte ontwaaking der Franfche Natie , in In ftede van hem te ftraffen, zo als zij had kunaen, en zo als zij had behoren te doen, had zij de edelmoedigheid , om hem op den Troon te handhaven. Zij ooogde zelfs, door kracht van weldaaden , hem aldaar rechtvaardig te maaken! Maar hoe beantwoordde hij hier sian? Na alle de Artikelen van de Conftitutie te hebben aangenomen , deed hij zijne beruchte tegenbetuiging op den aiften Junij, in welke hij aankondigde, dat hij niet rrij was, en dat alle zijne toeftemmingen gedwongen wa- :ten geweest. Dit was niet anders, dan aan de Uit- aeemfche Mogendheden de leus te geeven, om tot zijne uulpe toe te fnellen. Zij kwamen' niet fchielijk genoeg: ijij begaf zich zelve tot hen , ten einde hunne toebeleidzelen , en hunne marsen, te verhaasten. De Natie eewees hem nogmaals genade. De Conftitutie , welke inen weder over had gezien, ten einde hem te meer en :e beter te begunstigen, werd op nieuw aan zijne toedemming voorgehouden. Hij nam dezelve aan : maar wat deed hij toch, om buiten 's Lands het uitwerkfel zijner iiegenbetuigingen te vernietigen ? Toen hij, in plaats van ijijne Broeders, en andere Uitgewekenen, die, federt de eerfte oogenbükkcn der Revolutie, in zijn naam, om de umenzweering der Despooten beedelden, weder in te roeeen , te beteugelen, en van plan te doen veranderen, colhardde met hen te befoldigen uit de giften der Natie, nn alle voorbehoedende maatregelen van het Wetgeevend .^ighaam te verlammen. Toen hij, in ftede van den 'Pruisfijchcn en Oostenrijkfchen inval voor te komen, het eerraad, in alle de grens- en binnenlandfche fteden, deseelfs vol beflag poogde te doen verkrijgen; moet men, h ült  U4 B IJ L A G E N. uit dit een en ander, dan niet befluiten, dat zijne alge--» meene aanneeming, in de maand September, even mini openhartig was, als zijne gedeeltlijke aaaneemingen? Datt dezelve niet anders waren dan een fpel, om zich op deni Troon te handhaven; om aldaar de Iloofbenden aftewachten, en hen de gemaklijkheid te bezorgen , om, op des puinhoopen der Conftitutie, het Despotismus te herbouwen? Dat hij (leeds in zijne tegenbetuigingen zou volhard: hebben? dat hij, indedaad, nimmer in den Conftitutionee-: len Troon zou toegeftemd hebben? dat hij beftendig met de Natie in oorlog zou geweest zijn ? En thans zout hij, tegen de Nationaale rechtvaardigheid, die Conftitu-i tie komen inroepen, waardoor hij zich nooit heeft wiH len laaten verbinden! die Conftitutie , waarvan hij zicll nergens anders toe bediend zou hebben, dan om he: Fransch grondgebied van bloed te doen ftroomen, er om daardoor de uitvoering zijner famenzweeringen teger. de Vrijheid te verzekeren ! Hoe! wanneer een Dwingeland uwe Vrouw, of Doch! ter, een dolk in 't harte wrong , is 'er dan eene Cont ' Ititutie, die u kan ftraffen, om dat gij u zelve, doo: die eerfte zielsbewceging , liet vervoeren, welke u ge< bood, door den dood van haaren moordenaar, aan haai wraakgefchrei te beantwoorden? of die u beletten kam om, op zijn kop, de beftraffing der Goddelijke en Mem fchelijke Wetten interoepen ? Zijn niet de rechten en plicht ten der Natuur van een rang, verre boven alle inftellint gen verheven ? En een Volk, wiens rechten gelijke lijk gegrond zijn op de Natuur, een geheel Volk , zoi dan het recht niet hebben, om zich te wreeken wegem de verraaderij van een perfoon, die den last had aangenci «nen , om haare opperfte Wetten te doen uitvoeren , e d3  B Ij L A G E N. 115 !| k-ie men van de noodige macht voorzien had, ten einde ! eezen taak te vervullen; terwijl hij dit alles misbruikt> inn zich als onderdrukker en moordenaar te kunnen beeestigen en handhaven ? Burgers! denkt gij, dat het u ririj ftaat, van deze groote grondbeginzelen der natuurlij122 en maatfchappijeüjke rechtvaardigheid af te wijken? Zijn wive plichten niet afgetekend op alle de voorwerpen, die ,, van verre of van nabij, omringen? Zijn ze niet gehhreeven, in de als nog rookende asfche van de moedige aad Rijsfel? Op de poorten van Longwij en Verdun gejandmerkt, met hetzegel des verraads en der fchande? pp de nooit gehoorde wreedheden, gepleegd door een wndvloed van Cannibaalen, die zich geen oogenblik hebtl :en kunnen ftaande houden , voor den oogopflag van de it Mdaaten der Vrijheid, maar die, geduurende eenige daji \elk He Gepenfioneerden van de Koninglijke huistroepen aan He Liquidatie onderwerpt; een Decreet, dat, bij aldien uietzelve door de Vergadering was aangenomen, .de Civiee Lijst van verfcheiden millioenen zou ontlast hebben. CDe fommen, door Sr. Foix, ten voordeele van die Leiiea beflemd, welke het ontwerp van dat Decreet, 011dderfteunden, en, tot dat einde, de vereischte rollen onder zzich verdeden zouden, bedroegen 1,500,000 Livres. Dutrmne fchrijfc aan Delïïssart: „ dat hij zich bee,„ zig hield met de Liquidatie der tot den Koninglijken ,„ Hoffiaat behoorends diensten; dat de Leden van het ,„ Commité zich bekend maakten met de manier , door ,,, hein voorgefteid ; dat het geheel beloop der vereischte k 4 „ kin  152 B IJ L A G E N. „ fom wel niets meer dan agttien millioenen bedroeg, „ maar dat hij dezelve had gebragt op vijfentwintig mil- lioenen, om aldus nog iets te kunnen overhouden."-— Dit ontwerp wierd de Vergadering wel niet voorgelegd, doch de bewijzen van omkooping zijn onwederlegb ar, en de daartoe betrekkelijke Ontwerpen en Memorien zijn voorzien met kanttekeningen , eigenhandig door den Koning gefchreeven. Zodra de Koning zich verzekerd hadde van het karakter en de gevoelens van verfcheiden der voornasmfle Leden van het Wetgeevend Lighaam, zette hij zijne pans verder voort. Zijne voormaalige Lijfwacht formeerde zich, op nieuw, te Coblentz,'en wierd van hem befoldigd. Ook andere Uitgewekenen was hij behulpzaam , in fpijt eener uitdrukkelijke wet, daartegen gemaakt. Veele derzelven, die op de lijst flaan als befoldigden, komen, daar voor tot zelfs op den eerften dag van de maand Au- ■ 'gustus 1702. De Broeders van Lodewijk verzamelen alle Uitgewe-' kenen onder hunne vaandelen. Zij planten, in alle grens-' fteden van Frankrijk, den 'ftandaart des oproers ; zij rich- ■ ten Regimenten op in de Duit fche Staaten; zij negotieeren met buirenlandfche Hoven; zij doen geldleeningen , ent laa'en zich, in den naam des Konings, in onderhandelingen in met geheele Staaten, en met enkele bijzondeies perfoonen. Verfcheiden getuigen bevestigen , de Acte gezien te: hebben, waarbij Lodmvijk zijne Broederen tot dit alles 1 volmachtigde. Voorzeker zouden ook de Prinfen, zondert zodanige authorifatie, bij alle Hoven en Bankiers van Eu-ropa te vergeefsch die bereidvaardigheid om hem te diesel? hebben gezogt, welke zij nu bij dezelve vonden.. De--  B IJ L A G E N. 155 Deze geldleeningen waren gevestigd op de Domeinen der Natie. Lodewijk ontkende zulks , op eene nutteloöze wijze, niet eerder, dan toen hij overtuigd was, dat zijne afkeuring niet langer aan zijne oogmerken kon hinderlijk wezen; dat is, kort voor de inmarsch der vijanden op het Franfche grondgebied. De Uitgewekenen beledigden de Franfchen , bij elke gelegenheid, op de allergevoeligfte wijze, en hadden bereids zich met Duitschland verbonden, eer Lodewijk genoegdoening had gevraagd wegens deze fchending der Tra&aaten , van die Mogendheden , welke het verzamelen op hun grondgebied, van ^ zodanige troepen toelieten , die beflemd waren om Frankrijk vijandig aan te tasten. Eindelijk fcheen hij aan de dringende voortellingen der Nationaale Vergadering gehoor te willen geeven, n.amentlijk, om dat hij dezelve niet langer kon verfmaaden , zonder zich de verachting van geheel Frankrijk op den hals te haaien. Hij opende eene Negotiatie met het Opperhoofd des Buitfchen Rijks, en met den Keurvorst van Mentz. Dan zulks gefehiedde alleenlijk met het oogmerk, om de overbrenger te kunnen wezen van verre uitziende antwoorden, en van onvervuld blijvende beloften. Met dat alles maakte hij geenerhande gewag van het Tractaat van Pilnitz, noch ook van de in de maand November op nieuw aangegaane verhintenisfen , tusfchen den Keizer en den Koning van Pruisfen , en van de toetreding des laatstgenoemden tot het aangegaan verbond tegen Frankrijk. Na dat Lodewijk aangezocht was door het Wetgeevend Lighaam, om de krijgsmacht op zodanigen voet te brengen , dat de onaf hanglijkheid en fouvereiniteit der Natie door dezelve kon gehandhaafd worden, fcheen Nahk 5 bon-  154 B IJ L A G E N. bonne zich werkelijk beezig te houden met oorlogstoerustingen , met het ligten van recruuten, met het aaufchaffen van wapenen en krijgsbehoeften. De Conltitueerende Vergadering had gedecreteerd, dat de Armée op den voet van oorlog zou gebragt worden, en echter was dezelve, ten einde van 't jaar 1791 , nog niet boven de 100,000 man fterk. Het Wetgeevend Lighaam decreteerde, om haar met nog 50,000 man te vermeerderen. Narbonne maakte een begin met deze recruteering, maar Maakte dezelve zeer fpoedig, onder voorwendzel, dat zij reeds voltallig was. Hij zondt zelfs eene menigce Burgeren , die zich tot den krijgsdienst hadden aangegeeven, terug na derzelver haardfleden. Hij had de grenzen bezocht , en verzekerde, dat alle toebereidzelen gemaakt zijnde, men den veldtocht iu de maand Februari] zou kunnen openen. De oorlog wierd eindelijk, den zoften April, verklaard. Degrave volgde Narbonne op , als Oorlogsminister. Deez' nieuwe Minister handelde, zes weeken lang , naar het plan van zijnen voorganger, en onder den invloed van den Troon. De Natie gevoelde al het drukkende daarvan, en hij nam zijn affcheid. Servan trad in zijne plaats. Deze zoude alles doen, alles fcheppen. Hij ftelde aan het Wetgeevend Lighaam de oprichting voor van een Corps van 20,000 man Nationaale Guarden, 't welk uit alle Departementen zou getrokken worden, en zich, gewapend en volkomen uitgerust, na Parijs begeeven zoude, om, op eenigen afftand van daar, een Corps de referve te formeeren , ten einde , of tot verfterking te dienen van de legers, of, ingevalie van nood, derzelver aftocht te dekken. Het Wetgeevend Lighaam decreteerde het formeeren van een  B IJ L A G E N. 155 een Leger, benevens de oprichting van een Corps de referve van 20,000 man. Dit Dtcreet wierd aan den Koning, ter bekrachtiging, voorgelegd, die echter goedvond de uitvoering daarvan te verlchuiven. Servan wierd genoodzaakt zijn affcheid te moeten neemen. DuMOURisz' verkreeg de plaats van Oorlogs-minister. Hij verklaarde, dat de misdaadige achteloosheid zijner voorgangeren hem onherftelbaar toefcheen ,' en hij zijne verantwoordelijkheid niet , op eene onvoorzichtige wijze, in gevaar wilde brengen 5 dat de Natie noch wapenen, noch magazijnen in voorraad had , dat de Vestingen buiten ftaat waren om eene belegering te kunnen uithouden , en het dezelven ontbrak aan oorlogsbehoeften, aan levensmiddelen , met één woord, aan alles wat dezelve ter verdeediging noodig hadden. Op hem volgde Lajard. De Vergadering liet hem, den 22/?e» Junij, de vraag voorftellen, of hij gebrek had aan middelen, en aan de benoodigde vereischtens om den Staat te redden ? Hij antwoordde den 'liften, dat de Koning gemeend had aan de Wetgeevende Vergadering, het oprichten van tweeënveertig nieuwe Bataillons, ter haarer goedkeuring, te moeten voorflaan. Men kon op geenerhande wijze begrijpen, hoe Lodewijk , die een Decreet had opgefchort, 'twelk eene fpoedige verfterking der openbaare macht zou te weeg gebragt hebben, thans een nieuw middel kon voorflaan , 't welk onmooglijk met denzelfden fpoed ten uitvoer kon gebragt worden. De Wetgeevende Vergadering vernam, den %den Julij, door bijzonderen briefwisfel, dat de Pruisfen in aantocht waren , om op Frankrijk aantevallen. Zij eischte een bericht van de Uitvoerende Macht , wegens de tusfchen Frankrijk en Pruisfen plaats hebbende Staatkundige betrek-  155 li IJ L A G E N. trekkingen. Lodewijk gaf, den 6den van die maand ten antwoord, dat de marsch der Pruisfifche troepen, welker getal omtrent 50,000 man bedroeg , en van welke reeds een gedeelte aan de grenzen van Frankrijk was bijeen verzameld, een bewijs was van de verbintenisfen, die tusfchen de Kabinetten van Weenen en Berlijn plaats hadden; dat het gevaar, 't welk de Franfche Republiek bedreigde , maar al te zichtbaar was, en hij haar uit dien hoofde , daarvan kennis gaf. Een nieuwe vijand vertoonde zich aan onze grenzen. Lodewijk , die deszelfs langzaame marsch, voor het Wetgeevend Lighaam, verborgen had gehouden , fcheen denzelven, reikhalzend, midden in zijn Paleis te verwagten. Hij had zorg gedragen de Franfche legermachten te verdeelen. Onder voorwendzel van aannaderende vijandelijkheden, van de zijde des Konings van Sardiniën , hield Montesquiou een gedeelte der troepen, in de Zuidelijke Provinciën, geheel werkeloos.' De Linie-troepen waren verwaarloosd, en in die Departementen, welke het voormaalig Bretagne uitmaaken, in de volflagenfte werkeloosheid gehouden. De binnenlandfche Departementen en de Zeekusten, waren opgevuld met Nationaale Vrijwilligers, en evenwel had het verraaden Frankrijk geene Armee, om zich tegen de buitenlandfche Mogendheden te verzetten. De Federatie van den 14*» Julij was het eenigfte hulpmiddel , waarvan men nog iets goeds kon verwagten. Men had grond om te höopen , dat eene talrijke jongelingfchap, met oogmerk om het Vaderland te hulp tefpoeden, zich binnen Parijs zou bijeen vergaderen. Doch de Minister van binnenlandfche zaaken, Terriër de Montciel, zorgde , in den naam des Konings, dat ook deze bron toege- denipt  B IJ L A G E N. 157 «tempt wierde. Hij zondt, met het begin van Junij, een rondgaanden brief na alle Departementen, waarin hij dezelven gelastte, om geene Gefedereerden te laaten vertrekken , en alle vergaderingen, die ergens geformeerd ïnogten worden, te noodzaaken uit eikanderen te gaan. Dit bevel wierd maar al te flipt opgevolgd. De Oorlogs-minister had, den loden zijn affcheid genomen, en wel met de verklaaririg, dat hij geloofde niet langer van nut te kunnen wezen. Lodewijk liet hem de Portefeuille behouden, tot den nften Julij; en dewijl hij thans geene verdere redenen meende te hebben om te veinzen, vertrouwde hij dat Miniflerie aan Dabancourt, een Neef van Calonne. Het gevolg van alle deze trouwloosheden was , dat Longwij en Verdun, zonder (lag of floot, aan den Koning van Pruisfen wierden overgeleverd, die daarvan, in den naam van Lodewijk , bezit nam; dat men, ten einde deze vorderingen tegen te houden, veertien dagenlang niet meer dan 15000 man in het veld hadde, om dezelve tegen eene vijfmaal fterkere Armée te ftellen , dnt de verlooren en verraaden Natie aan haare vijanden ten prooi was gegeeven ; dat, om haar van den ondergang te redden , wonderen vereischt wierden; dat zij die wonderen verrichtte, en aldus gered wierd. De vernieling der Zeemacht , behoorende al mede in het plan van Lodewijk. De Officieren van dezelve waren uitgeweeken, en niet eens het vereischte getal terug gebleeven, om den dienst in de Zeehavens te verrichten. En nogthans voer de Minister der Zeezaaken , Bertrand, voort, met nog geftadig affcheid te geeven, en paspoorten uittedeelen, toen het Wetgeevend Lighaam, den 6den Maart, aan Lodewijk vooriteU'mgen deed wegens  158 B IJ L A G E N. gens het ftrafwaardig gedrag des Ministers , en verklaarde, dat deze het vertrouwen der Natie had verlooren. De Koning verzekerde daartegen, van zijn kant, dat hij niet deszelfs dfenffefl te vreden was. Bertrand nam nogthans, eenigen tijd daarna, zija ontflag. Lacoste, die, in hoedanigheid van Burgerlijken Commisfaris , gezonden was geweest na de Eilanden onder den Wind, was van daar terug gekomen, om de aanklager te zijn van de Hoofden, zo wel van het Burgerlijk- als Krijgs-bewind , en aan de Uitvoerende Macht, benevens de Nationaale Vergadering, opeengeftapelde bewijzen van derzelver Burgerhaatende denkwijze, in handen te leveren. Aan dezen wierd door Lodewijk de post , als Minister van Zeezaaken, aangeboden. Hij nam dezelve aan, en wierd aldus tot Rechter gefield van de geenen , die hij zoude aanklaagen. Vergeetende wat hij aan de Natie was verfchuldigd , liet hij het opperde gezag in de handen der zodanigen, die hij zelve had gezien, dat het flrafwaardigst misbruik daarvan maakten. De Wetgeevende Vergadering belastte hem met de zorg, om eene toereikende macht na de Volkplantingen te zenden, ten einde de aldaar ontflaane onlusten te dempen , en voor de Nationaale Souvereiniteit de behoorlijke hoogachting inteboezemen. - Hij deedt het tegendeel, en liet, op bevel van Lodewijk , Hechts een zwakke onderfiand derwar.rds vertrekken , van welke de Oproerigen zich weldra meester maakten. Deez', voor den invloed des Troons zo ongemeen vatbaare Minister, die zich in zijne post ftaande hield , tot op het tijdflip van de algemeene dienst-ontzettingen in de maand Julij, offerde het belang der Natie op, en liet  B IJ L A G E N. 15? 1 liet de Volkplanting van Guadeloupe verlooren gaan, wel; ke nog tegenwoordig in de macht is der Rebellen. De inwendige verwarringen maakten het aangrijpen van ftrenger maatregelen tot eene onvermijdelijke noodzaaklijkheid. Den iyfiin November'nam de Nationaale Vergadering een Decreet tegen de dweepzuchtige Priesters, doch waarvan Lodewijk de uitvoering opfchortte. De verwarringen vermeerderden. Alle Departementen waren in de uiterfre beweeging. De bewindvoerende Machten zagen zich gedwongen willekeurige middelen bij der hand te neemen, ten einde grooter wanordes te verhoeden. De Minister van binnenlandfche zaaken verklaarde, dat hij zijne verantwoordelijkheid in gevaar ftelde, indien hij de maatregelen der bewindvoerende Machten handhaafde, maar dat hij de algemeene zaak verlooren rekende , indien hij dezelve moest te keer gaan. Hij begeerde van het Wetgeeven d Lighaam een Heilige Wet, en hetzelve gaf, indedaad, zodanig Decreet , 't welk voor de openbaare veiligheid zo noodzaaklijk , en door den Minister zo nadrukkelijk begeerd was: doch Lodewijk kon nogmaals goedvinden , de werkelijke uitvoering van dat Decreet te fufpendeeren. Aldus weigerde hij hardnekkig deel te neemen aan die maatregelen , waardoor de rust, in het binnenfte des Rijks, kon herfleld worden. ' Arles was wezenlijk in een Haat van tegen-omwenteling. Marfcilk zondt tegen die Had Nationaale Guarden , en tegen deze liet Lodewijk tweeëntwintig battaillons aanrukken. De famenzweering van Dusahaant , ontwikkelde het geheim van alle famenzweeringen, aan welken de Godsdienst tot een voorvvendzel dienen moest, doch welker , hoofd-  i6o B IJ L A G E N, hoofd-doelwir was de wederoprichting van eenen willekeurigen Troon. Wat kon men tot herftel der goede orde vervvagten van de Regeering, terwijl de fondién der Civile Lijst verkwist waren , om daarmede fchoifcbriften te betaalen, ten einde dezelve in Parijs en in de Departementen te verdeelen , om de Volksvergaderingen van derzelver eigentlijke doei afteleiden , om de Vertegenwoordigers der Natie verachtelijk te maaken, en om den geest van verdeeldheid , om verbittering en wraak , over de denkbeelden van broederlijke eendracht te doen zegepraalen. Het Minifterie vereenigde zich , en vaardigde den loden Julij twee brieven af aan Lodewijk. In den eerden gaven de Ministers kennis van hun omflag uit den dienst , en de tweede behelsde daarvan de redenen. „ Verfcheiden „ van ons, wierd daarin gezegd, zijn aan Decreeten van „ befchuldiging blootgedeld. In den moeijelijken en zeer „ bedenkelijken toedand, in welken de Staat zich bevindt, ,, kan ons affcheid ten minsten deze nuttigheid hebben, dat zulks de Gedeputeerden zal gehaat maaken, en hen het voorkomen geeven van lieden, die alles or.t„ hinden." Nogthans liet Lodewijk het Miniderie , tot den 23/len Julij, in handen van dezelfde perfoonen , die opentlijk verklaard hadden, dat zij in hetzelve niet langer van nut konden wezen; en wel, om, dat hunne onbekwaamheid even voordeeiig was voor zijne ontwerpén, als een wel famengedeld Miniderie dezelve zoude tegengewerkt hebben. Het volk, aldus verraaden, eischte recht , en begon zich tegen de onderdrukking te verzetten. Lodewijk dacht inmiddels op eene nieuwe onderneeming, waarvan het plan , en zelfs de dag, op welke zij dond uitgevoerd  B IJ L A G Ë ISf. 161 1 voerd te worden, reeds vooraf in Milaanen, in de voori naamde buiteniandfche fleden, en in verfcheiden Departeimenten, bekend was. Een brief, vóór den loden AuIgustus aan la Porte gefchreeven, ftrekt hiervan ten belwijze. De Antipatriottifche denkwijze zijner Lijfwacht, het afidanken van dezelve onvermijdelijk gemaakt hebbende, beIhield hij deze nogthans in zijne foldij, terwijl ook de voorimaalige Zwitzerfche Guardes, in fpijt van de Conftitutie, :en van een Decreet des Wetgeevenden Lighaams, in zijnen dienst bleeven. Daarenboven (tonden bijzondere Coin:pagnten , tot eene geheime onderneeming beltemd , gereed, om zijne bevelen uittevoeren , en men wierf, heimelijk, nog meer volk ten zijnen behoeve. Eindelijk bewerkte het Hof de gebeurtenis van den loden Augustus, waarvan het eigentlijke oogmerk daar hemen ftrekte, om de inwoonderen der voordeden tot oproer aantezetten. Deze wilde men tot digt bij het Kasteel Jaaten voorttrekken, maar dezelve alsdan met het gefchut dn den rug vallen, en jammerlijk over de kling jaagen, iwelk voorneemen wordt beweezen door een bevel , gégeeven aan den Commandant der Nationaale Guarden, en door eene menigte van getuigenisfen. Den <)den zag men de vertrekken van het Kasteel opgevuld met gewapende lieden, die den nacht in hetzelve Idoorbragten. Den loden deed Lodewijk, in den tuint Ider Tuilleries, de wapenfchouw over de Zwitzers, en liet hen dén eed van getrouwheid aan zijn perfoon afleggen. Kort daarna trokken de Burgers van Parijs en de Gefedereerden , met een onbekommerd vertrouwen , na ihet Kasteel, en uit dit Kasteel fchoot men op dezelven* Zij daan verfcheiden moord-fchoten door; 'er ontflond, / tus-  I02 11 IJ L ft G E N. tusfchen de Burgeren en de Zwitzers een bloedig ge-vecht; de Dwingeland wordt eindelijk overwonnen , eni) zijn Troon , terwijl Lodewijk in de armen der Volksver-J tegeuwoordigers eene vrijplaats zoekt, verbrijzeld. Lodewijk is, wegens alle deze misdaaden, aan welkerr] plan hij, federt het begin der Revolutie , gearbeid , en: -waarvan hij de uitvoering meermaalen beproefd heeft,, ftraffchuldig. Alle zijne flappen, den geheelen loop zijner onderneemingen , waren op een zelfde doel gericht,, en dit was de groote wensch , om zijn voormaalig ge-i zeg te herkrijgen, en alles wat zich jegen zijne pooghn gen aankantte, onder de voeten te vertreden. Veel aan-i houdender en ftandvastiger in zijne oogmerken, dan allei zijne Raadgeevers, is hij nimmer door zijne Ministers ver-t leid geweest. Hij kan zijne misdaaden op dezelve niet fchuiven, gemerkt hij hen, of geftadig na zijne oogmert ken geleid, of eigendunkelijk hun affcheid gegeevet: heeft. ' Het verbond der buitenlandfche Mogendheden, den dooD deze aan ons verklaarden oorlog, de hier en daar noj onder de asfche glimmende vonken van eenen Burgen krijg, de verwoesting der Volkplantingen , de inwendige verwarringen, die hij aangeftookt, gevoed, en aangeblaa: zen heefc: deze zijn de middelen, waarvan hij zich bei diende , om zijnen Troon weder te herftellen , of ziel' onder deszelfs puinhoopen te begraaven. LXIXJ  Ii IJ L A G E N. 163 LXIX. ) Verhoor van Lodewijk den XVI., gewezen Koning der Franfchen, voor de Balie der Nationaale Conventie, op den nden Deber 1702. De President. Lodewijk! hu Franfche Volk befchulli igd u, eene menigte misdaaden gepleegd te hebben , met oogmerk om uwe tijrannij te vestigen, en deszelfs Vrijaeid te verwoesten. Gij hebt, den loften Junij 1789, een aanval gedaan op de Souvereiniteit des Volks, door het opfchorten van de Vergadering zijner Vertegenwoordigers, en door dezeiven rmet geweld te verdrijven uit de plaats hunner zittingen. Het bewijs hiervan is te vinden in het Proces Verbaal, Idoor de Leden der eerfte Nationaale Vergadering, in de Kaatsbaan te VtrfaiUes opgefteld. Gij hebt, den liften Junij daaraan volgende , de wet aan de Natie willen voorfchrijven; gij hebt haare Vertegenwoordigers met troepen doen omringen; gij hebt dexelve twee Koninglijke, tegen alle Vrijheid ftrijdende vertdaaringen voorgelegd , en gij hebt hun gelast uit elkandeeen te gaan. Uwe verklaaringen en de Procesfen Verbaal wan de Vergadering bewijzen zulks. Wat hebt gij hier )jp te antwoorden? Lodewijk. 'Er waren in dien tijd geene wetten, die vmij het een of ander verboden. Pres. Gij hebt een leger, uit Nationaale Guarden en / 2 ge-  164 B IJ L A G E N. geregelde troepen betraande, tegen de Burgeren van Pa- ■ rijs doen aanrukken. Uwe huurlingen hebben het bloed l van veele derzelven doen ftroomen, en gij hebt dat le- ■ ger niet eerder laaten aftrekken, dan na de verovering den BajliUe, en de algemeene opfland u deeden zien, dat hett volk zegepraalde en vrij was. Lod. Ik was in dien tijd meester, om de troepen te: laaten marfcheeren , werwdards ik goed vond, maar ikh heb nimmer eenig voorneemen gehad, om bloed te doem vergieten. Pres. De aanfpraken, welke gij, den oden, izelen enr j^den Julij, aan verfcheiden Deputatien der Conftitueeren-t de Vergadering gedaan hebt , maaken uwe oogmerken kenbaar , en de moorden in de Tuilleries getuigen te-: gen u. Na die gebeurtenisfen, en in weerwil van de beloften, welke gij, den 15de» Julij, in de Conftitueerende Ver-t gadering, alsmede den 7den op het Stadhuis gedaan hebt. volhardde gij echter in uwe aanflagen tegen de Nationaale Vrijheid. Gij hebt langen tijd gedraald, met het uitvoee ren der Decreeten van den xiden Augustus , waardoot alle perfoonlijke Slaavernij, het Leenrecht en de Tiender moesten vernietigd worden, zoekende die zaak telkens tt ontwijken; gij hebt langen tijd geweigerd de verklaarinj van de Rechten van den Mensch te erkennen ; gij heb: het getal uwer Lijfwachten verdubbeld, en hetRegimenr van Vlaanderen na Verfailles ontboden; gij hebt toeget laaten , dat men op vrolijke maaltijden, onder uw 00? gehouden, de Nationaale kokarde vertrapt, de witte opf gezet, en de Natie gelasterd heeft, met één woord, gi; hebt eenen nieuwen opfland noodzaaklijk gemaakt, det dood van veele Burgeren veroorzaakt, en het is niet dan na  B IJ L'A' G E N. 16$ aa de nederlaag uwer Lijfwachten geweest, dat gij van aal veranderd zijt, en uwe verraaderlijke beloften verideuwd hebt. De bewijzen hiervan zijn te vinden in uwe aanmerkingen van den iSden September, op de Decreeeen van den i iden Augustus, in de Procesfen Verbaal eer Conftitueerende Vergadering, in de gebeurtenisfen te Yerfailles, van den jjafct» en dden Oétober 1789, en in lee aanfpraak, die gij denzelven dag aan de Deputatie uit Ide Conftitueerende Vergadering deedt, toen gij tegen de:eelve zeide, dat gij u door haaren raad zoudt doen voorlachten , en nimmer van haar wilde fcheiden. Lod. Ik heb, op de Decreeten, die men mij aangeboden heeft , zodanige aanmerkingen gemaakt, ais it mij* en noodzaaklijk oordeelde. De aangevoerde mishhandeling der Nationaale kokarde is onwaar , en nimmner in mijne tegenwoordigheid gefchied. Ik herinner mij miiet juist, al V geen in dien tijd gebeurd is, maar allies is voorgevallen, vóór het aanneemen der Conftitutie. Pres. Gij hebt, bij de Federatie van den ï^den Julij, eeenen eed gedaan, dien gij niet hebt gehouden. Gij hebt ddaarna poogingen gedaan, om den geest van het publiek ite bederven, met behulp van Talon , die, binnen Pairijs, zijne kunstgreepen daartoe in het werk ftelde , en wan Mirabeau, die de tegenomwenteling in de Departeïmen moest bewerken; gij hebt millioenen verfpild, om , dat bederf ten uitvoer te brengen , en gij hebt uwe ge: meenzaamheid met het volk willeu doen dienen, als een middel, om dat volk zelve weder onder het juk te brengen. Dit blijkt uit eene Memorie van Talon , op welker kant uw eigen handfehrift gevonden wordt, als ook uit een brief, welken la Porte, den \9den April, aan u heeft gefchreeven , in welken hij u verflag doende van / 2 een  166 B IJ L A G E N. een mondgefprek, met Rivarol gehouden, berichtte, dat de miliioenen , welke hij u aangeraden had te verfpreiden, van geene uitwerking waren geweest. Lod. Ik had geen groot er vermaak, dan te geeven aan die het noodig hadden, maar zulks heeft niets gemeens met eenig ontwerp. Pres. • Sedert langen tijd beraamde gij een plan, om te ontvluchten. Den 237?!?» Februarij 1790, wierd aan u eene Memorie overhandigd, die u daartoe de middelen aanwees, en gij hebt uwe aanmerkingen op den kant van dezelve gefchreeven. Den Elften verfpreidden zich eene menigte Edelen en Militairen in uwe vertrekken van de Tuilleries, ten einde deze vluchtte bevorderen; den ï'iden April wilde gij Parijs verlaaten , om u na Saint Cloud te begeeven , maar de tegenftand der Burgeren deed u gevoelen , dat het wantrouwen groot was. Gij zogt hetzelve te verdrijven, door aan de Conftitueerende Vergadering een brief medetedeelen, welke gij aan de Ministers der Natie bij vreemde Mogendheden hadt gezonden, om aan deze bekend te maaken, dat gij de Conftitutioneele Artikelen, die u waren voorgelegd, vrijwillig hadt aangenomen; ondertusfchen naamt gij, den ixften Junij daaraan volgende de vlucht , met een valfche paspoort; gij liet eene verklaaring naa, tegen die zelfde Conftitutioneele Artikelen , gelastte de Ministers geene Acten van de Nationaale Vergadering te tekenen, en verbood den Minister van Juftitie, om het zegel van den Staat over te geeven. Lod. Ik heb geen kennis aan de Memorie van den 23ften Februarij. Mijne reize na Varennes betreffende, beroepe ik mij op de antwoorden, welke ik, diestijds, aan 4e Conftitueerende Vergadering gegeeven heb. Pres.  B IJ L A G E N. 167 Pres. Het geld der Natie wierd verkwist , om den iitflag van da: verraad te verzekeren , en de openbaart nacht moest hetzelve ondertonnen , onder de bevelen nn Bou.llé, die reeds te vooren belast was geweest, ,m oen moord van Nancy te beftuuren, énaaa wren ïij , bij die gelegenheid, hebt gefchreeven , dat hij de Sefde van het volk moest trachten te behouden , ^ dewijl a zulks van nut zoude kunnen wezen. Dit alles wordt beweezen door de Memorie van den 23/?*» Februarij, met uwe hand gefchreeven, door uwe declaratie van den loften Junij, geheel door u zelve gefchreeven, «oor uwen brief aan Boüillé van den 4  22 trouweu (lellen kan. Doch ik kan hier niet van affcheiden, zonder U nog een meer bijzonder antwoord te geeven, op 't geen Gij mij , met opzicht tot de Schelde gezegd hebt. Indien het waarheid zij, dat het gefchil daarover op zich zelve van wefnig belang is, dan kan het alleenlijk dienen, om, ten allerduidelijklten, te bewijzen, dat men hetzelve alleenlijk opgeworpen heefc, met oogmerk om de Boudgenooten van Engeland te beleedigen, door inbreuk te maaken op hunne onzijdigheid , en door het fchenden vart hunne rechten, welke de trouwe der Traftaaten ons verplicht te handhaven. Dan, het kan U geonzins onbekend zijn, dat hier het uiterfte gewicht gehecht wordt aan die grondbeginzelen, welke Frankrijk door dezen flap meent intevoeren, en aan de gevolgen die noodzaaklijk uit de- zel-  B IJ L A G E N. 23* : zelve voortvioeijen ; dat niet alleen deze grondbeginzelen , met derzelver gevolgen nimmer door Engeland zullen erkend worden, maar dat het ook gereed is, en al:tijd wezen zal, om zich, met alle zijne macht, daartegen :te verzetten. Frankrijk kan geenerhande recht hebben, om de bezaaiingen, betrekkelijk tot de Schelde, te vernietigen, ten iware hetzelve ook het recht hadde, om alle andere Tracitaaten, tusfchen alle Mogendheden van Europa, en alle :de overige rechten van Engeland en zijne Bondgenooiten, insgelijks den bodem in te liaan. Zelfs kan Frank\rijk zich op geenerhande wijze aanmaatigen, om zich in Ihet gefchil wegens de opening der Schelde in te laaten, iten zij het de Souverein ware van de Nederlanden , of :het recht had aan geheel Europa de wet voor te fchrijiven. Engeland zal daartegen nimmer dulden, dat Frank1 rijk zich de macht zoude aanmaatigen, om, naar welge■ vallen , en onder het voorwendzel van een zogenaamd 1 natuurlijk recht, waarvan het zich tot den eenigen fcheids: man opwerpt, het politiek fyfiema van Europa , zo als i hetzelve door plechtige verbonden vastgefteld, en door 1 de toeftemming van alle Mogendheden geguarandeerd is, ite vernietigen. Deze Regeering, getrouw aan die Staats-maximen, welke zij meer dan eene eeuw gevolgd heeft, zal, al verder, nimmer met een onverfchillig oog aanzien , dat Frankrijk, het zij rechtftreeks of van ter zijden, zich Souverein maake van de Nederlanden , of zich tot algemeen fcheidsman aanftelle van cle rechten van Europa. Indien Frankrijk indedaad begeerig is, de vriendfchap en den vrede met Engeland te bewaaren , dan moet het zich geneigd toonen, om af te zien van deszelfs uitzichten van aanranding en vergrooting , en zich bepaalen tot  «32 B IJ L A G E N. tot deszelfs eigen grondgebied , zonder de andere Re* ' geeringen te beleedigen , zonder derzelver rust te ftoo» > ren, en zonder derzelver rechten te fchenden. Wat het karakter van kwaadwilligheid betreft, het welk men getracht heeft in het gedrag van Engeland jegens; Frankrijk te vinden , kan ik mij daaromtrent met: geene mooglijkheid uitlaaien, dewijl gij daarvan niets an-■ ders fpreekt dan in algemeene bewoordingen, zonder eene: enkele daad, ten bewijze, bij te brengen. Geheel Europa : is ooggetuige geweest van de rechtvaardigheid en edel- ■ moedigheid, welke het gedrag van den Koning kenfchet-ften. Zijne Majefteit heeft altoos den vrede verlangt; hij verlangt denzelven nog, maar eenen vrede, die wezenlijk, beftendig, en overeenkomftig is met de belangen en waar- ■ cligheid zijner Staaten , en niet de algemeene veiligheid van Europa. Omtrent het overige van uw gefchrift, heb ik niets te zeggen. Wat mij en mijne Amptgenouten betreft, is het aan zijne Majefteit, dat deszelfs Ministers de verantwoording van hun gedrag verfchuldigd zijn, en ik heb U op dat onderwerp geen antwoord te geeven, zo min als op het onderwerp van het Appel, dat gij voorftelt aan de Engelfche Natie te willen maaken. Deze Natie zal ingevolge van de Conftitutie , door welke haare vrijheid en welvaart verzekerd wordt, en die zij altijd tegen alle rechtftreekfche en zijdelingfche aanvallen zal weeten te verdeedigen , nimmer eenige verbindtenisfen of verftandhoudingen aangaan met buitenlandfche Mogendheden, dan door middel van haaren Koning, van een' Koning , welken zij bemint en eerbiedigt , en die nimmer, zelfs voor een enkel oogenblik, zijne rechten, zijn belang, en zijn geluk afgefchtiden heeft van de  B IJ L A G E N. 233 i de rechten, de belangen, en het geluk van zijn volk. — lik heb de eere te zijn, enz. QVas geteekend) Grenville* LXXVII. Manifest van den Generaal Dumouriez * aan de Belgifche Natie. Braave Belgische Natie! Gij hebt, eerder dan wij, dden flandaard der Vrijheid opgericht; doch, door de zo ddanigen uwer Medeburgeren bedrogen, in welken gij uw wertrouwen hadt gefield; misleid door de trouwelooze in* bboezemingen der Hoven, aan dewelken gij U vervoegde, oof die zich'met uwe zaaken bemoeiden, met geen ander ooogmerk, dan om U in verwarring te dompelen , uwen [Despoot te belemmeren, en U eindelijk aan zijne wraak oover te leveren; flachtoffers der listige en wreede Staatbkunde van alle Hoven van Europa , en bijzonder van ddie van Frankrijk ; dat uwe Vrijheid befchouwde als den Idaatften flag toegebragt aan het Despotismus, 't welk men bbij ons wederom wilde invoeren ; hebt gij niet alleen ggeenen krachtdaadigen bijftand genooten van uwe nabuuren, dde Franfchen, maar gij zijt door de Franfche zelve verriaaten en bedrogen geworden, toen zij uwe Provinciën ^intraden. Het was noodig, dat Frankrijk, door de vernietiging q van  I34 B IJ L A G E N. van het Koningfchap, over het Despotismus zegepraalde; het was noodig, dat hetzelve , tot eene Republiek gevormd, zegepraalde over de Trawanten der Despooten, en dat derzelver talrijke legers verfmolten voor de legioenen van vrije mannen, dat deze zelfs hen op hun eigen grond vervolgden, ten einde gij een volkomen vertrou- • wen ftellen mogt in de 'Franfche Republiek , en in de: legers, welke zij tot uwen bijffand zoude afzenden. Wij flaan onmiddelijk"uwen grond te betreden; wij betreden denzelven om U den Vrijheids-boom te helpen planten , zonder ons eenigermaaten te willen bemoeijen mett de Conftitutie , welke gij verkiezen moogt aan te neemen, zo gij maar de fouvereiniteit des Volks vestigt, eni afziet te leven onder eenigerhande Despooten hoegenaamd,, zullen wij uwe Broeders, uwe Vrienden, en uwe Steunpilaaren zijn. Wijf zullen uwe eigendommen en uwe wetten eerbiedigen, en de ftiptfte krijgstucht zal in onze legers heerfchen. Wij treden in uwe Provinciën, om de barbaarfche Oostenrijkers aldaar te vervolgen, welke, in de Departement ten van het Noorden , de wreedfte buitenfpoorigheden; gepleegd hebben. Onze rechtvaardige wapenen zullen zeer; geftreng zijn tegen die onwaardige foldaaten der dwinge-; landij. Gij hebt insgelijks fmaadheden, geweldenaarijen ent euveldaaden te wreeken. Vereenigt U met ons, op dan wij de Belgen niet verwarreu met de Duirfchers, in geval-1 le gij, door ongevoelige traagheid, hen meester zoudt laa* ten van uwe fteden , en wij genoodzaakt zouden zijn tei bombardeeren en te verbranden , ten einde die b^arbaarr fche Horde te vernielen, welke het U ligt zoude vallem voor eeuwig te verdrijven, indien gij uwe wapenen voeg? bij de onze. Bek  t li IJ L A G E N. 235 Belgen, wij zijn Broeders. Onze zaak is dezelfde' Gij hebt te veele proeven van uwe ongeduldigheid onder het juk gegeeven, dan dat'wij vreezen zouden in de veip'ichiing te zijn , orn U als vijanden te moeten behandelen. QVas geteekena") Carel Francois Dumouriez. Luilenant-Generaal. LXXVIII. Instructie van den Commandant en Chef Dumouriez , aan de onder zijn bevel ftaande Legerhoofden. Zo dra de Generaal op het Belgisch grondgebied getreden is, zal hij het Manifest, dat ik hem gezonden heb, doen afkondigen , en hetzelve ter kennis van het Volk brengen. Zo haast hij in eene der Belgifche {leden zal gekomen zijn, zal hij het geheele Volk op de openbaare plaats doen vergaderen, en aan hetzelve, van wegens de Franfche Republiek, verklaaren, dat het Volk niet alleen' vrij, en uit de flavernij van het Oostenrijk fche Huis ontflagen is; maar dat ook het Volk, door het onverjaarbaar Natuur-recht , de waare fouverein zij , en dat niemand eenig gezag over hetzelve heeft, zó het niet zelf eenig gedeelte zijner fouvereiniteit aan een ander overdraagt. Ingevolge van dien , zal hij hetzelve aankondigen , dat het, om met de Generaals van de Armée der Franfche q 3 Re-  836 li IJ L A G E N. Republiek wegens zijne belangen te kunnen handelen, een begin moet maaken, met, op ftaanden voet, door opneeming der ftemmen, zijne Magiftraaten en Beftuurderea te verkiezen, en ook aan alle Burgten en Dorpen van zijn grondgebied het bevel daartoe te zenden. ■ De Generaal zal tevens het Volk aankondigen, dat noch de Franfche Republiek , noch de Generaals welke over de legers het bevel voeren, zich op geenerhande wijze zullen inlaaten met te bevelen, aangaande, of zelfs eenigen invloed te hebben op den vorm van Regeering, noch op de Politieke Conftitutie, welke de Belgifche Provinciën, het zij ieder in 't bijzonder, of te famen, zuilen willen aanneemen , wanneer het Belgisch Volk beginnen zal van zijne fouvereiniteit gebruik te maaken. In afwagting dat de Politieke Conftitutie , alsmede de Regeeringsvorm, door de Belgifche Natie worde vastgefteld, zal de Generaal het Volk te kennen geeven, dat de belastingen en contributien voortaan op dezelfde wijze , en in dezelfde evenredigheid, in den naam des fouvereins, die het Volk is, zullen geheven worden, op dat het aan geene Militaire óf Bewindvoerende dienst ontbreken moge. Maar, in plaats dat deze publieke fondfen, gelijk weleer, worden uitgeftort in de handen van barbaarfche en onverzadelijke Oostenrijkers, zal het Volk, uit zijn eigen boezem beftuurderen aanflelleu , ten einde zijne openbaare fondfen met wijsheid en fpaarzaaraheid te beftuuren, en deze vooral te hefteden tot de oprichting eener Nationaale Armée, volgende, in dat opzicht , den raad der Franfche Generaals , die echter niet het minste bewind over die fondfen willen hebben, maar die , volgens hunne ondervinding, en ingevolge het belang dat zij hebben , om de door hun gecommandeerde Corp-  B IJ L A G E N. 237 Corpfen met Belgifche'troepen te verfterken , het recht? maatig vertrouwen der Belgifche Natie moeten verdienen. De Generaal zal het Volk aankondigen , dat de Franfchen in de Nederlanden komen als Bondgenooten en Broeders ; dat zij dus niet twijfelen, of het fouverein Volk zal zig haasten, om aan de Armeen al het noodige te bezorgen, als rijtuigen, het benoodigde tot het maaken van kleederen en xom te campeeren, eetwaaren, huisvesting, brand, de bezorging van hospitaalen, en alle andere noodzaaklijke voorwerpen , volgens requifitie des Generaals of Commisfarisfen van oorlog, om de wederzijdfche afrekening tusfehen twee Geallieerde Mogendheden vastteflellen. Indien, bij ongeluk, eenige Provincie, Stad, Burgt, of Dorp, door de flavernij "verachtelijk genoeg was geworden, om niet, met geestdrift, den Vrijheids-boom aan te vatten, welken de Franfchen bij hunne nabuuren willen planten , na hunne langduurige maar vergeeffche aanmoedigingen , en na de ongelukkige poogingen, welke de Belgen tot herwinning vnn derzelver Vrijheid gedaan hebben; zo eenig gedeelte van het Nederlandfche volk dom genoeg is, om het voordeel en de majefteit zijner fouvereiniteit niet te gevoelen, in het oogenblik, waarin de Franfchen hunne zo zegepraalende als rechtvaardige wapenen gebruiken, ten einde de Belgen dat Hemelsch gefchenk aantebieden, zal de Generaal aan die Provincie, aan die Stad, aan die Burgt, of aan dat Dorp, te kennen geeven, dat zij behandeld zullen worden als de ver■ achtelijkfte flaaven van het Huis van Oostenrijk,^ en dat de Armeen van de Republiek, om zich te wreeken over de wreedheden, door de woeste foldaatea van dien w'oes. \  L IJ S T der B I] L A G E N. gedragen in de Landen in welke zij de Franfche wapenen overgebragt hebben, lil. 182 LXXI. Ojfcieele brief van le Brun , Minister van buitehlandjche zaaken, over de N'gotiatien met Engeland. Gefchreeven aan den Voorzitter der Nationaale Conventie den aoften December '1792. . • 187 LXXII. Verdeediging van Lodewijk den XVI. voor de Balie der Nationaale Conventie uitgefproken , door den Advocaat de Seze , op den n 4e Belgen , gedagtekend Luik den 2iflen December 1792 % en te Brusfel den ziften van d zelfde maand afgekondigd. . . . 245 LXXXI. Adres van de Vergadering der provifioneele Reprefentanten van het Volk der vrije ftad Brusfel, aan de Nationaale Conventie van Frankrijk. . . 253 LXXXÏÏ Protest van de ptoviftoneele Reprefentanten der ftad Brusfel, tegen het Decreet der Franfche Nationaale Conventie, van den \ylen December 1792. . 260 LXXXIII. Proclamatie van de ptoviftoneele Reprefentanten der ftad Brusfel. . 261 LXXXIV. Extraél uit de formcele verklaaring van zijne Keizerlijke Majefteit Frans II. ten aanzien van de Oostenrijkfclie Nederlanden. .... 265 LXXX7  L I] S T der B IJ L A G E N. LXXXV. Memorie, of Verklaaring , door zijne Excellentie, Lord Auckland , Ambasfadeur van s//'»eGroot-Brittannirchei)ii?jefteit, den i6den December aan Hun Hoog Mogende overgegeeven. . 266 LXXXIV. Antwoord van Hun Hoog Mog., op de voorenftaande Memorie. . . ■ 268 LXXXVII. Memorie van den Graaf van Stahremberg , buitengewoon Envoyé en Gevolmachtigd Minister van zijne Keizerlijke Majefteit, aan Hun Hoog Mog. de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. . . 271   BLADWIJZER. VAN HET HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL, VAN DEN JA ARE x 7 9 2. A. A anhoudende volksverhuizingen uit Ierland II. 411. Aanklagt tegen Lodewijk XVI. II. 238 , hoedanig zijn gedrag voor den \oden Augustus daarin befchreeven wordt II. 239, alsmede het gebeurde op den loden Augustus II. 247 , befluit van deze aanklagt II. S47. f Aankomst van nieuwe krijgsbe» hoeften aan de grenzen II. 54, van Calonne te Madrid II. 61, van den Keizer, den Koning van Pruisfen , en verfcheiden andere Vorsten te Mentz II. 93, geheime on« derhandelingen tusfchen dezelve II. 94, van 15000 Oostenrijkers in de Paliz II. 161, der  B L A D W IJ Z E R van het der Franfchen te Gelder enz. II. 165, alwaar zij brandfchat• ting eifchen II. 165 , van twee Franfche kanonneerbooten in den mond der Schelde II. 384. r - aan welke de doortocht, geweigerd wordt II. 384, memorie van den Keizer ijken Minister over dat onderwerp II. 3r4, en antwoord van H. H. Mog. op dezelve II. 384, 'er komen nog meer gewapende fchepen bij de eerfte II. 386, voor welke insgelijks de doortocht verzocht wordt II. 386, maar die ongeacht het weigerend^ antwoord doorzeilen II. 386. Te Londen van de Prinfen ËsterHazij en Lichtenstein II. 407, eener menigte van Franfche Uitgewekenen te Londen II. 409, infehrijving voor dezelve geopend II. 409, als ook om wapenen te fchenken aan de Franfche Natie II. 409, en nog een ten voordee'le van de Pool/che II. 410. Aankomst (nieuwe) van Franfche vlugtelingen te Londen II 41 o, der Pruisfifche Artille■ rij in Luxemburg II. 420. Aanmerkingen op het verflag van Roland , wegens den toeftand van Parijs II. 195, en daar mede ftrijdig bericht van het j Commité van algemeene Veiligheid II. 196. £ Aanfpraak van den Voorzitter der Conventie, aan de leden en aanfehouwers, bij gelegenheid j van's Konings verhoor II. 253, alsmede aan den Koning bij zijne inkomst in de zaal II. 254- Aanvang der krijgsverrichtingen tegen Oostenrijk I. 30s. Adam, (RO beroemd Bouwkun- \ dïge ftetft te Londen I. 169. Adres tegen de Gefedereerden voor het Kouinglijk Paleis te ■ Parijs ter tekening gelegd II. 275 , en aan de ondertekenaars geld en wijn uitgedeeld II. 275. Afgevaardigden (de) der Confederatie hebben gehoor bij de a Keizerin II. 14, der Gefedereerden verfchijnen in de Nat. Verg. II. 225 , aanfpraak en eifchen van dezelven II. 225 , door den Uitvoerenden Raad na de Legers en Departementen gezonden II. 366, welk voorbeeld door de Gemeenteraad  HISTORIESCH SC HOU WTO ON EEL. raad van Parijs gevolgd wordt II. 366, misnoegen daarover in fommige Departementen II. 366. , Afkeerigheid van al wat met den naam des Konings iets gemeens heeft II. 185. .Aftocht der Duitfche legers uit Frankrijk II. 108. Algini, Mentzifche Staatminister, doet een Nota aan den Franfchen Staatsminister overhandigen II 01 , die daarop naar Parijs vertrekt II 92. AixuDiA (dellertog van) in plaats van Aranda benoemd II. 51, aan wien om zijne jonge jaaren een meer ervaren Staatsman toegevoegd wordt II. 51» trngt alle middelen tot behoud van den vrede aantewenden II. 51, verzekert Frankrijk wegens Spanje II. 52. Algemeene (de) Staaten krijgen kennis van het gefloten verdrag tusfchen Oostenrijk en Pruisfen h 329. Misnoegen tegen de Hoofden der Confederatie II. 21, die zig door een Univerfaal aan de Natie trachten te ontfchuldigen II. 21, fchrik in een gedeelte van i Duitscftland II. 11Ü, welke allengs beuaard , op het verneemen van goede kriigpttrcbtonder, de Êtabfchtn II. 119,, de Raad van Mat feill.-, benevens het Depanement van Aix. befluiten een bijzonder Corps troepen in dienst te neemen II. 243, en neemen de Nationaale gelden tot dat einde in beflag II. 243. Raad en Municipaliteit door de Wijkvergadering afgezet II. 273. Amerika I. 198—204. II. 393— 400. Amerika (verdeeldheden in Noord) II. 393 , misnoegen over het befhiit van den Senaar, om met gefloten deuren te vergaderen II. 393. Amerika (vereenigde Sraaten van) bloei derzelve 11. 3^4, worden met vi;f vermeerderd II. 395 , men viert 'er de Franfche omwenteling II 395, nuttige inrichtingen tl ^95. toenemende bloei daar van II. 396. Amerikaansch volk is te onvreeden over den oorlog met de Ipdiaanen I. 200. Amfteheen, zwaare brand aldaar I. 393- 2 An-  BLADWIJZER van het Ankerström (J. J.) kwetst den Koning van Zweeden h 18, wordt gevat I. 19, zijn bekentenis I. 2o, wordt veroordeeld II. 208 , en te recht gefteld 209, benevens zijn medepligtigen I. 211. Antoine (St.~) Fauxbourg, deszelfsBttrgers verklaaren zig voor de bewerkers van 't gebeurde op den 20 Junij I. 351, een vertoog van derzelver Burgers naar alle Departementen 1.352. Antwerpen en Leuven, bewegingen aldaar I. 3 85, ingenoonien door de Franfchen II. 335 , de bezetting van het Kasteel wil zig verdedigen II. 335, doch wordt belegerd en tot de overgave gedwongen II. 336, plechtigheden welke daarbij plaats hebben II. 3315, men verzet zig aldaar tegen de Volksvertegenwoordigers II. 357, aankomst der eerfte zeefchepen aldaar II. 366, de verdeeldheden neemen 'er geftadig toe II. 367, de Burgerij verkiest haare Vertegenwoordigers II. 367 , welke tegen het Decreet van deu ïSden December protesteeren. Antwoord van den Commandant en Uitvoerenden Raad van Verdun II. 123. Anselme (de Generaal) ontfangt bevel om in Piemont te rukken II. 65, trekt met zijn leger over de Var, ib. 65, in zijn dienst opgefchort II. .80, eu neemt de vlugt II. 80, neemt bezit van het Graaffchap Nizza uit naam der Franfche Republiek II. 71, zijne Zuster is aan het hoofd eener Brigade II. 71, het leger in wanorde II. 79. Aran (het Bondgenootfchap van) ftelt zig in ftaat van tegenweer II. 77, nieuwe oorzaak van bekommering II. 78. Aranda (de Graaf van) volgt den Graaf Florida Blanka in Spanje op I. 53, wordt van zijn post ontflaagen II. 50. Ardennes ('t Departement van) protesteert tegen de opfchorting des Konings II. 302, trekt zijn protest weder in II. 328. Arles, de Burgerij aldaar wordt ontwapend I. 123. Asfignaaten , men poogt dezelve in miscrediet te brengen II. 223. nieuwe II, 363. Avig-  HISTORIESCH SCHOUWTONEEL. .Aftgnon wordt met het Departement Bouches du Rkone vereenigd I. 124. aldaar worden 56 gevangenen losgelaten geleid naar Arles I. 281 , van waar zij in tritirof naar Avignon terug keeren I. 282. ,Avignon(Depan) en Fendee.woelingen aldaar I. 2?3, en in die van Careze, Landes, Samme en Finifterre I. 287, oorzaaken deezer onlusten 1. 287. B. IBachman (de Majoor) van de Zwitzerfche Guarde onthoofd II. 356: \Bazel (de Regeering van) raakt in verlegenheid over het verplaatfen van het Franfche leger naar St. Louis II. 77. IBanges (de pasfen van) door Franfche troupen bezet II. 67. IBedienden (twee) van het Stadhouderlijk Huis worden befchuldigd geld van de Staaten van Braband genoten te hebben I. 181. De Prins doet daaromtrent een verzoek aan de Staaten I. 182. t 3 Begin van oproer in Parijs II. 273- Belgrado door de daaruit verdreeven voormaal ige Ingezetenen ingenomen II. 11. Bergen (in Henegouwen") door de Oostenrijkers verlaaten II. 172, door Dumouriez veroverd II. 326 , nieuwe Regeering aldaar II. 327, welke de heerfchappij van Oostenrijk afzweert II. 137, door de Franfchen ingenomen II. 143*,het volk aldiar eischt de bewaaring van deszelfs Conftitutie II. 350, waarover Afgevaardigden naar Brusfil afgezonden worden , ib. andwoord van den Generaal Morf.ton, ib. Berichten (ongunstige) van de Commisfarisfen naar het leger van Dumouripz afgezonden II. 257, als ook van Dumouriez II. 258 , nadeeligeuit de Westindifche Volkplantingen II. 2Ö7. Bericht der Commisfarisfen van het zuidelijk leger II. 310, en van die na het leger aan den Rhijn II. 310, van de buitengewooneCommjsfie wegens de  B L A D WIJ Z E R van het de redenen van de traagheid der rechispieegingen II, 331, welke oordeelt dat de Vergadering geen recht heeft om een Hoog Nationaal Gerechtshof te vernietigen, II 333, welke nogthands eenige veranderingen maakt in de manier van rechtspleeging II. 333 , der Commiffie van onderzoek wegens de in de Tuilleries enz. gevonden papieren , waarin het Hof en de Koning befchuldigd worden van met de vijanden te hebben famengefpannen II. 363- Bern (de hulptroepen van) komen in Geneve II. 81, beklaagt zich over het inrukken der Franfchen in het Bisdom Bafcl II. 99, en zendt een aanzienlijke krijgsmagt na de grenzen II. 100, reden welke de Franfche daartoe bewogen hadden II. 100, het gefchil hier over in der minne bijgelegd II. 100. Berlijn (het Mof van) maakt fchikkingen nopens de Pruisftfche legermacht II, 68. Befluiten door de vergadering van Kiezers genomen II. 370. Befluitloosheid van dun iVlaarfchalk Luckner II 315. Bevel van den Gouverneur Generaal wegens de Franfche krijgsgevangenen II. 420 , naadeelige uitwerking laarvan II. Beyeren , Wurtemberg en de Fankifche Kreits willen zig onzijdig houden I. 364, neemt een ruiling voor tegen de Oosteni ijkfche Nederlanden II. 95- Bewindvoerende (de) Collegien trachten den moord door het volk gepleegd te ontfchuldigen II. 356. Bill tegen de Franfche Asfigna- T *^ ten II. 307, en tegfcn de menigte van aankomende vreemdelingen II. 307, debatten daarover in het Hoogerhuis II. 308 , inhoud der Bill II. 312, hoe dezelve in Frankrijk befchouwd wordt II. 312. Biron zendt verfterking aan Custine II. 145. tegen wien een menigte van Duit fche troepen van alle zijden aanrukken II. 145, poogt Custine uit den El-  HISTORIESCH SCHOU WTOONEE L. Elfas te hulp te komen II 161, doch moet onverrichter zaaken terug keeren IL )6i. Blanchrlands als Gouverneur van Kaap Francais opgefchort, krijgt last om na Frankrijk te vertrekken U, 399. Bosniakken (de) oproerig II. 10. Botrnonvillk tracht door Trien na Coblentz te komen II. 162, 't geen hem mislukte II. 163. Braband (Stsaten van) derzelver twee eerfte Leden bewilligen in de onderflandgelden en belastingen L 386, die door het derJe Lid van Staat geweigerd worden 1.387, en welk eenige eifchen aan de Regeering doet L 383 , protefteeren tegen de verrigtingen der Volksvertegenwoordigers IL 351. het derde Lid van Staat blijft aanhoudend de onderflandgelden weigeren II, 417. Brand (zwaare) te Gottenburg I. 27. ttWestmaas I. 196,te Amfteheen L 393Brafiliën (de Prins van) aanvaart de Regeering vml'ortugal I.48. Br aiscadüro Aartsbisl'chop vormt in deze Landen I. 392. Brief van den Spaanfche Chargé t d'Affaires te Parijs aan den Minister van buitenlandfche zaaken , waarin de zaak van den gevangenen Koning nadrukkelijk bepleit word II. 56. bijzonderheden omtrent den brief en de onderhandelingen met het SpaanfcheWdi II 58, van Luckner aan den Uitvoerenden Raad II. 316. Brissot doet een redevoering in de Nationaale Vergadering II. 201. Britfehe (het) Hof verbiedt alle vijandiijkheden tegen Frankrijk I. 332, en verklaart zig voor het bewaaren der goede verftandhouding II. 333. Brunsmjk (de Hertog van) doet een verklaaring IL 101 , geeft een nadere verklaaringII. 104, legert zijne Armée bij Montfort II. 113, geeft een nader Manifest II. 158. Brusfel, men wil aldaar het volk opruijen I. 384, het Gouvernement aldaar neemt de vlugt II. 327, vreugdebedrijven aldaar II. 331 > men verkiest provifioneele Volksvertegenwoordigers II. 331, welke de gehoorzaamheid aan het Huis 4 van  BLADWIJZER van het van Oostenrijk afzweeren II. 332) en de goederen der Uitgewekenen in beflag neemen II. 332, het volk aldaar wordt tegen de Franfchen opgezet JI- 352, alle onwettige Volksvergaderingen aldaar verboden II. 352 , het graauw wordt oproerig II. 352, de onlusten vermeerderen II. 353 , het Decreet der Franfche van 13 December wordt aldaar afgekondigd II. 367 , oproerige beweegingen aldaar II. 36',}, ftrenge Publicatie tegen dezelve II. 368, oproer aldaar over het aanleggen van Grondvergaderingen II. 372 , Proclamatie van de Voiksreprefentanten II. 373. Brzesk vergadering der Confederatien aldaar II. 29 , en verkenen eene algemeene amnestie II. 30. Brun (le) bericht der Conventie wegens den ftaat der zaaken met Engeland II. 268, belooft de Nederiandfche Uitgewekenen bijftand van de Franfche Natie II. 380, tegenftrijdigkeden in zijn gedrag II. 380. 1 Burgers (een bende gewapende) begeert, in de Nat. Verg. te worden toegelaaten , 't welk geweigerd wordt II. 287. Burgerij (de) van Parijs geeft verzeekering aan de Nat. Verg. van haar vertrouwen in dezelve II. 278. Burke (Lord) doet een voordel in't Laagerhuis tegen As Franfchen II. 310. Bijzonderheden wegens het verkiezen van eenige Leden der Nat. Conv. II. 370. C. Camper , (P.) gedenkteeken voor hem opgericht in de St. Pieters Kerk te Leyden I. 394- Carpentras wordt met het Departement la Drome vereenigd I. 124. Caste (la) word Minister van het Zeewezen I. 122. Chamberry , komst der Franfchen aldaar II. 64, de Burgerij aldaar doet hulde aan de Franfche Natie II. 64. Ihoczim (de teruggave van) nog  HISTORIESCH S C HOUW TO ON E E L. nog voor eerst uitgefteld II. 20. Chateau Vieux, 40 foldaaten ontflaagen, komen van hier naar Parijs I. qS5' Chauvelin verzoekt vergeefsch gehoor bij Grenville II 313 , waarop hij dcnzelven een Officieele Nota laat toekomen H- 313, waarin hij opheldering vraagt van deszelfs oogmerken jegens Frankrijk II. 314, en de befluiten der Nat. Conv. verdeedigt II. 314, verklaarende geen voorneemen te hebben om de Vereenigde Nederlanden aantetasten II. 314, doch ook den oorlog met Engeland niet te vreezen II. 315, waarvan alle de verantwoordelijkheid op het Britsch Minifterie zou moeten vallen II. 315. Choiseul (de Heer) weigert van zijn' post als Gezant affland te doen II 2, wordt genoodzaakt het Gezantfchaps-hote! te ontruimen II. 6, en het bevel ten aanzien van Semonville ingetrokken II. 6. Clairfait retireert na Luik II. 339, werwaards hij door de Franfchen wordt gevolgd II. 339, en na een hardnekkig gevecht gedwongen wordt het Bisdom te veriaaten II. 339- Clavif.re wordt Minister derbinnelandfche zaaken I. 122. Cleefsland met een inval gedreigd II. 164. Clermont door de Franfchen bezet II. 141, hunne agtethoede geraakt in groote verwarring II. 141. Coblentz in gevaar II. 135, door de Pruisfifche Armée gered II. 136. Commité (het) van Wetgeving beantwoordt de vragen of, door wie? en op hoedanige wijze de Koning kan te recht ge Held worden II. 208, deszelfs bericht wegens de Koningin II. 209. Commisfarisfen na de onderfcheiden legers afgezonden II. 289, derzelver volmachten II. 290, doen een gunstig verflag wegens Luckner II. 318, aan wien zij het bevel weder opdraagen II. 318, nade Armée in het midden te Sedan gearrefleerd II, 321, 't welk door 5 'de  BLADWIJZER van het de Nat. Verg, voor openbaare rebellie verklaard wordt II. 322, te Sedan ontflagen II. 32S, na de Armée terug geroepen IL 335- Commisfie (de) van twaalve levert haar verflag in wegens de laatst ontdekte papieren II. 231 , waarin la Fayette en de overleden Mirabeau als afhangelingen van het Hof voorkomen 11. 232 , alsmede fommige Leden der Nat. Verg. II. 232 , en veele andere perfoo- . nen II. 233 , eenige Leden der Conventie verandwoorden zig deswegens II. 234. Confederatie (de) verdedigt haar gehouden gedrag voor het oog der Natie II. 19, en vordert dat alle die de voorige Conftutie toegedaan waren, bij eede daarvan sfitand moeten doen II. 19, klaagt over de handelwijze van den Rmfi/cheii Generaal II, 30, en fmeekt om maatregelen te mogen neemen tegen de volksverhuizingen II 31. Congres Q/lmcricaanscJz) ontfangt, en raadp'eegt over den , bekendmaakingsbrief des Ko¬ nings van Frankrijk I. 198, befluit tot een andwoord op denzelven I 109, alsmede tot eene nieuwe wijze van vertegenwoordiging I. 199. Conventie (geene Leden der) mogen binnen zes jaaren na het eindigen van dezelve eenig openbaar ampt bekleeden II. 136, decreteert dat de Koning door haar zal te recht gefteld worden II. 234, neemt verfcheiden befluiten daarroe betrekkelijk II. 234, waar onder een hoe zulks gefchieden moet II. 236. Conventie (Nat.) bepaalt den dag tot het verhoor des Konings II. 256 , verwondering derzelve over het voorneemen van Dumouriez om zijn affcheid van het leger te willen neemen II. 259, uit hoofde van de verbaazende oorlogskosten door haar ingewilligd II. 259, fchrijft aan de Legerhoofden voor, hoe zig in de door hun bezette Landen hebben te gedtaagen II. 262 , Hoofdzaakiijke inhoud van dat' Decreet II. 262, hoe men he;zelve in de Kabinetten van Eu-  HISTORIESCH SCHOUWTOONE EL. Europa befchouwt II. 263, vootltel in dezelve gedaan om de geheele familie der Bourbons uk Frankrijk te bannen II. 264, opfchudding daar over in de Vergadering II. 265 , neemt een Decreet van verbanning de'rzelve , met uitzondering van Ouxeans II. 266, omfangt veele adresfen daarover II. 267, fchort de uitvoering van dat Decreet vooreerst op II. 267, gelast de vervallen Zeemngr te hernellen II. 270, hevige debatten in dezelve wegens * de zaak des Konings II 274 , de partijen liaan op 't punt om handgemeen te worden II. 275, onbetaamdjk gedrag der aanfchouwers II. 276, waartegen maatregelen genoomen worden II. 276 , tedenen voor de beroeping op het volk ingebragt II. 276, als ook tegen dezelve II. 279, zendt Gedeputeerden na de Nederlanden II. 362, zendt troepen naar Port au Pritice II. 399. Custine (krijgsverrichtingen van) in Duitschland , en goede krijgstucht onder zijne troepen II. 117, wil de ftad Mentz in bezit neemen II. 123, en gaat met zijne Armée op marsch 11. 123, doet fchampere verwijten aan de Magiftraat van Frankfort II. 127, en vleit de Burgerij in een Adres II. 128, Tegenadres van de Burgen) op hetzelve II. 129, neemt agt Bankiers te Frank' fort in arrest II. 131 , doet verflag wegens zijne krijgsverrichtingen II. 131 , zijn aanipraak bii het openen van de Sociëteit te Mentz II. 132» poogt in Duitschland As Vorsten gehaat te maaken II. 133, zijne uiinoodiging aan de verdrukte menschheid II, 133» befchuldigt Kellerman van - lafhartigheid en pligtverzuim II. 143, verleent een Sauvegai'de aan het Rijks Kamergericht te IFctzlar II. 146, verandert de Regeringsvorm te Spiers, Mentz en Wvrms II. 149, en laat de goederen van den Keurvorst en het DomKapittel verkoopen II. 150, trekt de Duitfche en Hef fche legers te gemoet II. 151 , fchrijfc een zeer bijzonderen b.ief  BLADWIJZER van het brief aan den Koning van Pruisfen II. 151 , alsmede aan den Voorzitter der Nat. Conv. II. 152, trekt tot Hochst terug II. 152, belooft deMagiilraathaare ftad aan geen beleg te zullen bloot ftellen II. 153, doch geeft heimelijk ftrijdige bevelen II. 154., doet eenige zwakke poging om de bezetting in Frankfort te hulp te komen II. 156, befchuldigt van Helden van pligtverzuirn, en de Ingezetenen van Frankfort van verraad II. 157, zijn gedrag te Mentz II. 161, valt met een Fransch leger in Duitschland en verovert Spiers II. 164. D. Daad (Moedige) van den Commandant van Ferdun II. 124, wiens opvolger de Had'overgeeft II. 124. Danton doet een voorftel bij de Nar. Conv. II. 377. Decreet der Nat. Conv. wegens de Uitgewekenen II. 175, waarbij aan alle volken welke hunne vrijheid trachten te herneemen, hulp en broederfchap toegezegd wordt II. 212, tot vermeerdering der Asfignaaten II. 240, en om de Bisfchoplijke Paleizen ten voordeele der Natie te verkoopen II. 240 , wegens de verantwoordelijkheid der Ministers II. 240, als ook ten aanzien van belegerde fteden en derzelver Commandanten II. 241 , wegens de paspoorten II. 241, en om een legioen vreemdelingen opterichten II. 241, wegens de krijgsgevangenen II. 262 , om de defertie bij de vijanden aantemoedigen II. 26*2 , en om eene menigte van pieken te laaten vervaardigen II. 263, wegens de opfchorting des Konings II. 282, verdere van den ïodcn Augustus II. 291 , wegens de metaalen ftandbeelden II. 303, wegens het Zegel van Staat II. 303, en het verkoopen der Kroonsjuweelen II. 303, wegens de Gemeentegronden II. 303, en het bijeen brengen van een leger onder de muuren van Parijs If. 304, wegens de nagelaaten Weduwen en Kinderen der op den loden Au gus-  HISTORIESCH SC HOUWTOONEEL. gustus gefheuvelde Burgeren II. 302 , wegens de afgezette Officieren II. 303, dm zich van den perfoon van la Fayette te verzeekeren II. 323, waarin zijn ontwerp zou hebben beftaan II. 324, wegens de belegerde fteden II. 340, als ook ten voordeele der vijandelijke Officieren die tot de Franfchen overloopen II. 340, der Nat. Verg. ten aanzien van het gezag der Redelijke Regeeringen II. 367 , wegens de goederen van de Ridderorde van Maltha II. 367, wegens de Conftitutie en tot beveiliging van perfoonen en eigendommen II. 378 , alsmede tot bevestiging der aangeftelde Machten en van de plaatshebbende belastingen II. 378, en de vernietiging der Koninglijke waardigheid II. 379 , wegens het ontflag van alle beftuurende Collegien en Vrederechters II. 388, om door het Volk op nieuw aangefteld te worden II. 388, wegens de vernietiging van het Koningfchap te Parijs afgekondigd II. 389, wegens de dagteekening in alle openbaare Aclen en het Na¬ tionaal Zegel II. 392, wegens het Dictatorfchap en de verdeeling van Frankrijk II. 396 , nadere tegen de Uitgeweken Franfchen II. 175. Delessart wordt van verraad befchuldigd I. 118, en gevangen I. 119. Denemarken I. 28—30. I. 43-— 45. II. 45-49- II- 215-218. Siaat der geldmiddelen aldaar I. 29, het Hof wil deszelfs Contingent tot den Rijks-oorlog niet in manfchap , maar in geld opbrengen II. 43, de Regeering belooft alle bezwaaren te verhelpen II. 45 , doch maakt tevens zekere bepaalingen omtrent het requestreeren der Ingezetenen II. 45, geruste ftaat aldaar II. 45, de Lijfeigenfchap der Boeren afgefchaft II. 46 , gedenkteken deswegens opgericht II. 46, wordt door de Hoven van Weetien en Berlijn tot een overeenkomst van Mogendheden genoodigd I. 215, doch wijst dezelve van de hand I. 216, aanmoediging van den Akkerbouw alda?r I. 217. Departementen (de) G -rd en Var weigeren de Nationaale goe-  BLADWIJZER van het goederen in beflag te neemen II. 243, waarover te Toülon een oproer omffaat II, 243. Departement^ Belluurderen (alle) te Parijs ontflagen II. 303 , ■zenden la Fayette zijn brieven onbeantwoord na Parijs II. 321. Descorches gewezene Franfche Minister verlaat Poolen en vertrekt na Conftantinopolen II. 17. Diest en Mechelen beweegingen aldaar L 386. Diedenhoven wordt belegerd II. 139, en hevig gebombardeerd II. 129, de belegerden ver weeren zich dapper II. 130, en doen een uitval II. 131, het beleg veranderd in een blokkade 11. 131, verdeedigt zich wakker II. 163, de belegerden doen een gelukkigen uitval II. 164, belegerd II. 423, en opgeëischt II. 424, einde der blokkade II. 425. Diefftal in de Garde Meuble te Paiijs II 365. Dilon (de Generaal) fchrijft een' zonderlingen biL-faanden Landgraaf, van Hesfen-Ca wordt van daar terug ontboden II. 407. Engelfche (de) troupen veroveren verfcheiden Forten van Tippo Saib I. 377, die Coum Butour vermeestert I. 378 , en zig tot den vrede bereid verklaatt I. 378, welke eindelijk gefloten wordt I. 379, inhoud van het verdrag I. 380. Ets-  HISTORIESCH S C H OUWTO ONE E L. Euftatius QSt.j verfchriklijk onweder aldaar I. 398. F. Fabrieken (nieuwe) in Amerika II. 395- Fantoy gevecht aldaar II. 115. Fayette (la) wordt befchuldigd van met de Staf-officieren der Nat. Guarde tot ondergang des Rijks te cabaaleeren II. 175, wordt fierk befchuldigd II. 179, zijn leger breekt op II. 237, herhaalde keeren aangeklaagd 210, zijn zaak op nieuw onder handen genomen II. 266, tegen wien de buitengewoonen Cotnmisfie een Decteet eischt van befchuldiging II. 267, van verfcheiden Leden verdeedigd II. 267, en met meerderheid van ftemmen in de Nat. Verg. vrijgefprooken II. 268, misnoegen daarover' bij het Gemeen, 't welk verfcheiden haarer Leden mishandelt II. 468, waarom veele Leden weigeren de Vergadering bij te woonen II. 269, wordt het bevel over zijn leger afgenoomen II, 317 , verklaart het v Decreet wegens de opfchorting des Konings voor onwettig genomen II. 319, en eischt van de Municipaliteit te Sedan om de Commisfarisfen na zijn leger te arrefteeren II. 320, zijne brieven aan verfcheiden Departementen II. 320, en (laat aan zijn foldaaten het opftel van een adres voorleezen, die hetzelve afkeuren II. 320, wordt het bevel over het leger afgenomen II. 323, door een Afgevaardigden uit zijn leger befchuldigd II. 323 , verlaat in ftilte de Armée II. 325, zijn brief aan de Municipaliteit van Sedan II. 325, met zijn gevolg door de Oostenrijk fche voorposten aangehouden II. 326, en als krijgsgevangen na Namen, vervolgends na Luxemburg , en eindelijk na Wezel gebragtII.327,zijn nagelaateu affcheid aan zijne Armée 11.327. Fauciiet Gedeputeerde van Calvados II. 219. Ferüinamd (Hertog) van Bruns* wijk fterft II. 89. Ferrieres verplaatst zijn leger van Humminna St. Louisll.76. Floiuda ELanka (Graaf van) wordt  BLADWIJZERvan het wordt van alle zijne bedieningen in Spanje ontzet I. 52, wordtin hechtenis gezet II. 51. Fox ftelt voor om de Franfche Pvepubliek te erkennen II. 305, doch wordt van de hand geweezen II. 305. Franciscus I. volgt Keizer Leopold II. op als Koning van Hongarijen en Bohemen I. 247, verftaat zig met Pruisfen omtrent de Frankifche zaaken I. 148 , wordt tot Koning van Hongarijen gekroond I. 368, wordt tot 'Graaf van Namen en Henegouwen gehuldigd ï. 389, Koning van Hongarijen en Bohemen wordt tot Keizer verkooren II. 90. Frans de II. als Graaf van Vlaanderen ingehuldigd II. 418. Franklin te Philadelphia een Standbeeld opgericht I. 397. Frankfort (de Magiftraat van) zendt een deputatie aan Custine II. 127, en verkrijgt afflag van een halve millioen II. 127, misnoegen onder de Ingezetenen aldaar II-150, opgeëhcht II. 153» dl2 Gedeputeerden te Parijs, worden al¬ daar gearrefteerd II. 157, door de Plesfen'en Pruisfen ingenomen II. 154. Frankifche Kreits verzet zig tegen het verbond met de Franfche Prinfen I. 145 , neemt een befluit daaromtrent 1.144, 't welk de bedoelde gevolgen heeft. Frankrijk I.61—150. 276—362. II. 106—402. Vraagt aan Sardinicn opheldering omtrent eene verzameling van troupen in het Milaneefche I. 59, antwoord van het Hof van Turin daarop I. 60, de Koning doet een afkondiging' wegens de te fterken ijver der troepen 1.64, de Natie wil den oorlog I 69 , verflag aangaande 's Keizers gedrag omtrent Frankrijk I. 71, heimlijk plan om de Regeeringsvorm aldaar te veranderen I. 82, ongenoegen tegen 's Konings Ministers I. 89, de Koning vordert het ftaaken der gemaakte overeenkomst van den Keizer I. 115 > eischt eene fchriftelijke verklaaring dat Spanje zig onzijdig houden zal II. 49, waarmede de onderhandelingen begonnen worden  HISTORIESCH SCHOUW TOONEEL. den II.50, zwaarigheden welke daartegen opkomen II. 50, hoe men aldaar de betuigingen van hec Spaanfche Hof befchouwt II. 60, worden voor valsch gehouden II. 60 , hoe men 'er het inneemen der Zwitzerfche troupen in Gcneve befchouwt II. 87, verflagenheid aldaar II. 117. fchrijft het inneemen van Longwy aan verraad toe II. 117, de Legerhoofden ftellen verfchillende maatregelen tot verdediging voor IL 126, befluit daaromtrent genomen II. 127, de Koning (lelt een Gouverneur aan voor den Kroonprins I. 306, verklaart het gerucht van Zijn vlucht voor laster en befchuldigtPetiiion I. 326, die zijn gehouden gedrag rechtvaardigt I. 327 , vraagt aan het Britfehe Hof de naarkoming van het verdrag van Scheepvaart en Koophandel I. 331, het Hof verzoekt de tusfehenkomst van dat van Engeland l. 334, de Koning maakt verandering in het Minifterie, I. 338, hetzelve is tegen den zin der Nationaale Vergadering en wordt door eene nieuwe verandering gevolgd I. 339) gebruikt zijn Veto omtrend twee befluiten I. 343 , doet een afkondiging omtrent het voorgevallene in de Tuilleries I. 349, en een vootflel tot het oprigten van een nieuw Corps Vrijwilligers I. 350, vermaant de legers tot gehoorzaamheid aan de wetten I. 359, en verbiedt alle gewapende optochten en onwettige verzamelingen in- en naar Parijs I. 360, op nieuw befchuldigd II. 179, deszelfs toeHand II. 184, de Koning en la Fayette door een Lid der Nat. Verg. befchuldigd van het mee de rebellen eens te wezen II. 183, geefc kennis aan de Nat. Verg. van met haar het vereenigings-feest te willen bijwoonen II. 185, laat de bewijsflukken wegens de Negotiatien der Uitgeweeken Prinfen in de Nat. Verg. voorleggen II. 188, copij van zijn' brief aan alle Europifche Mogendheden ten aanzien van de Franfche Prinfen II. 188, die daarin voor Rebellen verklaard v 2 wor-  B LADWIJZER vanhet Worden II. 189, geeft aan de Vergadering bericht wegens de aanmarsch der Pruisfifche troepen II. 189, doet het voorHel om een legioen Bataven opterichten II. 197, aanfpraak bij die gelegenheid van den Oorlogs-minister II. 197 , verfchillende gevoelens daarover bij de Nat. Verg. II. 199, bevestigt het Decreet tegen Petiiion II. 211, de Koning en de Prefident der Nat. Verg. leggen den Conftitutioneelen eed af 11.-214, laat eene vermaaning afkondigen om de Natie tot den krijgsdienst aantemoedigen II. 227, ftelt nieuwe Ministers aan. II. 231, over het befluit der Nat. Verg. geftoord zijnde, laat den geheelen tuin der Tuilleries openzetten ■ II. 250, bezoekt de gewapen- j de manfehappen in den tuin der Tuilleries II. 276, 'twelk aanleiding geeft tot misnoegen bij de Nationaale Guarde II. j 27Ö, laat de Nat. Verg. verzoeken om tot zijne veiligheid eene Deputatie aan hem te zenden II. 270, en kort daarna om in de Vergadering te worden toegelaaten, II. 279, betuigt aan de Zwitzers bevel gegeeven te hebben , om niet ophet volk te fchieten II. 287, • begeeft zich den 1 iden Augustus weder in de Nat. Verg. II. 296, met de Koninglijke familie na den Tempel overgebragt II. 299, zijn dood door veele Steden en Departementen geëischt II. 222, de Gezant blijft aanhoudend te Madrid II. 55 , loopt gevaar II. 72, de Refident in Zwttzerland erkend II. 79, protefteert tegen het itineemen van Zwitzerfche troepen in Geneve II. 80, verlaat Geneve II. 81, het Minifterie van kwaade trouw befchuldigd II. 191, alle de Ministers leggen hunne posten neder II. 205. "ransch (het) esquader fteekt na een kort verblijf wederom in Zee II. 84, en wordt door een zwaaren ftorm verftrooid II. 84. 7ranfche Prinfen maaken een verdrag met den Prins van Hohenlohe I. 142, de Uitgewekenen moeten Mar.heim , Andernach en het Trierfche ruimen I. 365 , de Minister te  HISTORIESCH SCHOUWTO ONEEL. te Lisfabon legt zijn post neder II. 47 , troepen aan de grenzen van Savoyen II. 58, welke aanmerklijk verzwakt worden II. 58, de legers worden overal verzeld met ftrijdbaare vrouwen II, 71, onder welke de twee zusters Ferning bijzonder uitmunten II. 71, de Uitgeweekenen moeten Coblentz ontruimen II. 88, het esquader zeilt na Genua II. 73, waar deszelfs komst geene geringe verlegenheid bij den Raad veroorzaakt II. 73 , die toegeeflijker wordt ten aanzien van de Ingezetenen II. 73, de vloot verlaat Genua II. Hó, een gedeelte daarvan krijgt bevel om na Napels te flevenen II. 80, waar men toebereidfelen maakt om aan hetzelve het binnen loopen in dê haven te beletten II. 81 , den Gevolmachtigden Minister te Mentz wordt zijn verblijf aldaar ontzegd II. 90, ftaat der legers in het Noorden II. 125, den Gezant wordt Regensburgomzegd II. 135,de Armée breekt na Valenciennes op II. 138, en komt in het gezicht van v het Keizerlijk leger II. 138, twee bataillons ontkomen het gevaar II. 156, maaken toebereidfelen tot een inval in Savoyen II. 59, worden overal met büjdfchap ontfangen II. 63 , worden bij Mons terug geflaagen I. 308 , alsmede te Doornik, en werpen zich in Rijs/el I. 309, bezetten de engten van Porenfu I. 311, en trekken mztGivet I. 312, en bezetten Bouvi I. 313, te Conftantinopolen verlaaten de zijde van Choisüul, cn neemen de nieuwe Conftitutie aan II. 5, ook benoemen dezelve een Agent voor de Franfche Natie , welke van de Porte daarvoor erkend wordt II. 6, vermeerderen omtrent Geneve II. 95, en belettenv den toevoer over land II. 95, komen te PForms II. 115, en eifchen daar een aanzienlijke brandfchatting II. n<5, komen binnen Frankfort, om van die ftad een zwaare brandfchatting te eifchen II. 126% twee worden te Romen in handen van de Inquifitie geleverd II. 66, poogen zich van het Tuuhuis 3 meen-  B L A D W IJ Z E R van het meester te maaken II. 153, 't welk door het volk belet wordt II. 153, nemen Mezzig en Mompelgard in II. 131, de Legerhoofden maaken eenige fchikkingen II. 138, om hun onderfcheiden Corpfen te vereenigen II. 139 , neemen de goederen der Oostenrijkers te Brusfel in beflag II. 333 • Minzaam gedrag derzelve in de Qostenrijkfche Nederlanden II. 347, waar in bijna alle lieden nieuwe Vertegenwoordigers door hen verkooren worden II. 348, men begint aldaar misnoegen tegen dezelzelve optevatten II. 349, 't welk aangeflookt wordt door de Geestelijkheid II. 349, en den Adel II. 349, en Dekens der Gilden II. 350, de Volkplanting uitgenoodigd om Afgevaardigden te zenden tot de Nat. Conventie II. 340, drijven de Oostenrijkers bij Grifelleterug IL 361, en neemen bezit van Meenen , Tperen en Kortrijk II. 262, eifchen een vrijen doortocht doot Maastricht II. 387 , naderen de Republiek II. 390, doch ver¬ mijden haar grondgebied II. 391, doen een inval in Vlaanderen II. 419, als ook in de Provincie Luxemburg II. 419, welke door den Generaal Clairfait gedekt wordt II. 420, verlaaten hunne legerplaats bij Maulde II. 425 , heroveren St. Amand II. 427. G. Gedrag van den Heer Chalgrin Gezantfchaps Secretaris van Frankrijk II. 2, der Porte jegens den Poolfchen Gezant II. 9, die onverrichter zaske wederom vertrekt II. 9, der Regeerings Collegien in Cleefsland II. 164, der Legerhoofden II. 3R4. Geest van misnoegen bij een gedeelte der Zweedfche Natie IL 38. Geestdrift (onvoorbeeldige) der Franfchen ter verdeediging hunner vrijheid I. 137, van het volk te Parijs II. 304, der Burgers van Diedenhoven geduurende het beleg II. 424, de bezetting doet verfcheiden uitvallen II. 425. Ge-  HISTORIESCH SC H O UV7T00 NE E L. Gefedereerden .van Marfeille en andere (leden komen te Parijs II. 250, vijandfchap tusfchen dezelve, en een gedeelte der Nationaale Guarde II. 25». Gefle, Rijksdag aldaar geopend I. 12. Geheime oogmerken ten aanzien van Poolen II. IS« Gemeente (de) eischt de overbrenging des Konings na den Tempel II. 298, Raad van Parijs breidt haar gezag genadig uit II. 328 . fchadelijke gevolgen daarvan II. 329, eischt de vernietiging van het Nat. Gerechtshof te Orleansll. 330, antwoord van den Voorzitter der Nationaale Vergadering LI. 33°. Geneve verdeeldheid aldaar II. 78 , waar de Regeering de vreesachtigen tracht gerust te (lellen II. 79, en beflooteu wordt de nabuurige Cantons interoepen II. 79, verdeedigt het gedrag van Montesquiou IL , 88 , en befchuldigt de Franfchen van gevaarlijke oogmerken jegens hunne ftad II. 89, een gedeelte der Burgerij bedankt den Raad voor zijne v zorg II. 90, de Raad weigert het inneemen van Franfche troepen IL lio , vraagt op nieuw om hulprroepen en verkrijgt dezelve II. 90 , en fchrijft een zeer nadruklijken brief aan den Minister van buitenlandfche zaaken te Parijs II. 91, waarin verzekerd . wordt dat geen verdeeldheden te Geneve plaats hebben II 93 , bewilligt in de eifchen door Frankrijk gedaan II. 103, de groote en kleine Raad opgefchort II 105, geheeleomwenteling in de Regeeringsvorra aldaar II. 106,a's mede in het Bisdom Bafel II. 106, 't welk onder de befcherming der Franfche Republiek wordt | genomen II. 107, begin der omwenteling aldaar IL 104, het volk voert aldaar eene volkomen gelijkheid in II. 104, Generaaie (de) Staf wordt in alle fteden welke 50.000 inwoonderen hebben , buiten dienst gefteld II. 175Genet als Gevolmagtigd Minister na Noord-zhuerika gezonden II. 283. Gent oploop aldaar II. 357 > , waar  B L A D W IJ Z E R van het waar 37 perfoonen gevat worden II. 357. Gerucht als of de Koning wilde vluchten II. 263, verfcheiden lieden in hegtenis genomen II. 263. Geruchten wegens eene nieuwe verdeeling van Poolen II. 31 , Gerustheid te Parijs ten aanzien van de vijandelijke legers II. 400. Gefchrifc (aanmerkelijk) wegens de geldfpilling der Brabandfche Staaten, te Brusfel verkogt I. 176, echtheid deszelfs door fommigen tegengefproken I. 178, verklaaring van het Gouvernement deswegens I. 179. Gefteldheid van het gedeelte van Lotharingen waar de vijandlijkeaanval gefchieddell. 144, van het Franfche leger aan den Rhijn II. 234, van Frankrijk ten aanzien der bnitenlandfche Mogendheden II. 380 , der Nat. Conv. II. 391. Getal der Gefedereerden in Parijs II. 226", der Nationaale Guardes in Frankiijk II. 237, der omgebragten in de gevangenisfen te Parijs II. 355. voornaamfte perfoonen onder dezelve II. 356. Gevangenen in den Tempel worden naauwer dan te vooren bewaakt II. 236, men poogt het volk medelijden met dezelve intëboezemen II. 237, de Zwitzerfche foldaaten op vrije voeten gefteld II. 339, en derzelver Overfter d'Affrij vrij gefprooken II. 339. Gevecht (eerfte) tusfchen de Pruisfen en de Franfchen II. 115, bij Gemappe II. 139, in de Tuilleries II. 284, waarin de Nat. Guarden ten voordeele van het volk deel neemen II. 285 , uitflag van hetzelve II. 285. Gevolgen van het arrefteeren der Gedeputeerden van Frankfort II. 159 , van den veldtocht in de Nederlanden voor fommige Duit fche Staaten II. 164. Gezag (Pausfelijk) in de Volkplanting afgefchaft II. 363, en den uitvoer van goud en zilver verboden II. 364. Gezanten (eenige) leveren Memorien in tot nadeel van den Heer Semonville II. 3, uitwerking van dezelve II. 3. Ge,  HISTORIESCH SCHOU WTO ON E E L. Gezant (de) van Engeland en der Vereenigde Nederlanden ontvangen aanfchrijv'ng om Parijs te verlaaten II. 336, van Hunne Hoog Mog. geeft een Nota bij zijn vertrek aan den Uitvoerenden Raad te Parijs II. 338 , der Republiek Veneïiè'n wordt bij zijn vertrek aangehouden, en na deszelfs Hotel terug gebragt II. 336, van H. H. Mog. uit Parijs ontboden II. 431', verklaaring door dezelve aldaar ingeleverd II. 431- Girondisten (de) verkrijgen de meerderheid in de Nat. Conventie II. 190, poogen den Koning bij het leven te behouden II. 221. Goudmijn (verlooren) in Rusland wordt op nieuw ontdekt I. 8. Goud en zilver te Parijs uit de Kerken naar de Munt gezonden II. 363. Grensfcheiding (de) met de Turkfche Regeering tot ftand gebragt II. 133. Grenzen '(het ontbiooten der) aan opzettelijk verraad toegefchreven II. 235, voornel des¬ wegens 111 de iNationaaie verg. II. 236. Grenville (Lord) maakt eeu fchampere aanmerking tegen de Nationaale Conventie II. 310, antwoord van Chauvelin op deszelfs Nota II. 316. Grootbrittannien I. 151—17°. II.285—320, 370-380, 402— 412, toeneemende bloei van Handel en Scheepvaart in dat Rijk I. 158, men klaagt 'er over kunstgreepen van het Parlement I. 159 , voorbeelden derzelve 1.159, onzeekerheid ten aanzien van de oogmerken van het Miniflerie aldaar II. 285 , de Natie is over 't algemeen tot vrede genegen II. 286, viert den zegepraal der Franfche wapenen II. 286, menigte der Clubs aldaar opgericht 286, het Miniflerie befluit de Republiek der Vereenigde Nederlanden bij te flaan, en zich tegen de vrije vaart op de Schelde te verzetten II. 295, waar over een Afgezant naar Parijs wordt ge. zonden II. 296, inflruétien voordenzelven II. 296", doch < 5 wiens  B L A D W IJ Z E R van het wiens bezending vruchteloos afloopt II. 297 , hoedaarover in Frankrijk gedacht wordt II. 297, verklaaring van Chauvelin II. 297, welke onbeandwoord bleef II. 298, toebereidfelen tot den oorlog aldaar II. 299, oproerige beweegingen II. 299, het Parlement zeer onvervvagt bijeengeroepen II. 300, men poogt eene vereeniging tusfchen de beide partijen te bewerken II. 300, 't welk door de tegenpartij wordt van de hand geweezen II. 300, affchaffing van den Slaavenhandel door het Laagerhuis II. 370 , doch het Hoogerhuis befiuit den ftaat daarvan te onderzoeken II. 372, ftaat van d-ien handel II. 373, de Koning doet eene afkondiging tegen de oproerige gefchriften I. 374, doet een aanfpraak aan't Parlement II. 302 , welke door fommige Leden van het Laagerhuis , fterk gegispt wordt 11. 303 , gelijk mede in het Hoogerhuis II. 304, de maatregelen van het Miniflerie worden goedgekeurd II. 304, nieuwe aauvallen van de tegenpartij II. 305, de tegenpartij doet. het voorftel om alle inwooneren gelijke befcherming der wetten te doen genieten II. 306, 't welk verworpen wordt II. 306, de tegenpartij befchuldigt het Miniflerie van oorlog met Frankrijk te zoeken II. 311, vooruitzichten van oorlog II. 318, voornaame Franfche Uitgewekenen worden zeer gunstig ten Hove ontfangen II, 318, alle de gevraagde fubfidiè'n worden -ingewilligd II. 318, vermeerdering der Zeemacht II. 318, en een klein fmaldeel ter beveiliging der Schelde uitgerust ■ II. 310. Grooten (eenige uitgeweeken) verbinden zich om de Conftitutie van den $den Maij te herftellen II. 24, tegen welke een Patent wordt afgekondigd II. 24, verkeerde uitwerking van hetzelve II. 25. Guineefche (de) Maatfchappij van Koophandel wordt vernietigd II. 43, en de Scheepvaart na de Deenfche Comptoiren aan de Kust van Guir.ée voor alle  HISTORIESCH S CH O UW T O ON E EL. alle Natiën vrij gefteld II. 44. Gunstig raport der Commisfie wegens de zaak van la Fayette II. 229, nieuwe befchuldiging tegen denzelven II. 229. Gustavus III. Koning van Zweden fterfc I. 23, z>e Zweden. H. Heerendiensten in Parijs afge- fchaft II. 3°3Heimlijk wantrouwen tusfchen de Hoven van Petersburg cn Conjlantinopolen II. 8. Henegouwen bewilligt in de on- derftandgelden I. 176. Hertog Regent van Zweden, vredelievende geneigdheid deszelfs I. 212, weigert om troepen tegen Frankrijk te zen den I. 212. Hevige kanonnade in een veld flag bij Dammertin den zojlei September II. 47, geringe uit werking van het grof gefchu alleen II. 148. Hinderpaalen (onoverkomelijke^ tegen'de marsch der Pruisfe, naar Parijs II. 149. Hoogerhuis (het) in Engeland befluit tot een Dankadres aan den Koning I. 152, gelijkook het Huis der Gemeente, doch niet zonder tegenfland I. 153, wordt voorgtfteld om een Gezant naar Parijs te zenden II. 309, waartegen zig het Miniflerie verzet II. 309. Hoog Nationaal Gerechtshof in Frankrijk ingefleld I. 68. Huis der Gemeenten in Engeland vernietigt eenige belastingen I. 157, verwerpt het voorgeflaagen onderzoek omtrent de handelingen van het Parlement I. 160, ontvangt verzoeken tot affchaffing van den Slaavenhandel I. 162, in Ierland wordt in de asfche gelegd I. 167. Huisbezoeking in Parijs na geweeren II. 346. I. ! • Jakobijnen (de) beginnen 'er : openlijk voor uit te komen, om Frankrijk in eene Repu) bliek te herfcheppen II. 224, 1 toeneemende verdeeldheden II. 224, onderfteunen de Gefedereer-  B L A D W IJ Z E R van het reerd"en met geld U. 227, doen een voordel om den Koning in zijne waardigheid op te fchorten II. 227. Jenkinson als Afgevaardigde na Coblentz gezonden II. 405. Ierland, misnoegen der Roomschgezinden aldaar II. 287, die een Commité benoemen II. 287, eifchen dezelfde rechten als de Proteftanten II. 287, misnoegen der Ieren over den fterken uitvoer van koorn II. 288, nieuwe Corpfen Vrijwilligers aldaar opgericht II. 288, als ook eene menigte van Sociëteiten II. 289, bekendmaaking van eene derzelven II. 289, en haare uitnoodiging aan de Ier fche Natie II. 289. Ingezetenen (de) van Guadeloitpe en Martiniquè verklaaren zig voor Koningsgezinden II. 399,weigeren fchepenen troupen uit Frankrijk binnen te laaten II. 400, en zenden Afgevaardigden na Engeland II. 400. Invloed van het Gemeen in de Nat. Verg. II. 231. Indruk der verklaaring van den Hertog van Brunswijk op de Natie II. 260. Inwendige gefteldheid van het Engelfche Rijk II. 408. JoLY(deHeer) totMinister vanju- ftitie te Parijs benoemd II. 1%. Italië I. 55-61, 271-273. II. 55- 61. 78-85. Italiaanfche (de) Mogendheden blijven over 't algemeen onzijdig II. 84. K. Kalmte in de Departementen Aix, Marfeille en Toulon II. 243 , waartegen het in de Hoofdftad van dag tot dag onrustiger wordt II. 244. Kaunitz (de Prins van) neemt zijn ontllag II. 118 , waarfchijnelijke redenen van hetzelve II. 119. Keizer (Duitfche~) maakt krijgstoerusting I. 140 , vermaant alle Italiaanfche Mogendheden den Koning van Sardinië» bij te fpringen II. 63 , geringe uitwerking daarvan II. 67, verbiedt zijne Onderdaanen alle gemeenfchap met de Franfchen II. 132. Kei-  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL. Keizerin (de) van Rusland vernieuwt haare alliantie met Oostenrijk en Pruisfen II. 15, en geeft blijken van haare afkeerigheid van de nieuwe Conftitutie in Frankrijk II. 16. Keizerlijke (de) Internuntius levert eene Memorie in overliet terug geeven der Vesting Choczim II. 7, antwoord op dezelve II. 8. Keizerlijk Decreet op den Rijksdag ingeleverd II. 136. Keil door de Oostenrijkers verlaaten II. 162. Kellekman krijgt het bevel over het leger aan de Alpen 11.78, verdeedigt zijn gehouden gedrag bij de Nat. Conv. II. 144, krijgt het bevel over het leger van Luckner , verflagenheid hierover in het leger II. 317, fchrijft mede ten voordeden van Luckner II. 318. Keurvorst van Trier dringt aan op het zenden der beloofde troupen I. 170, 't welk door 't Gouvernement te Brusfel wordt afgeflagen I. 171. Keurvorsten van Mentz en Keu¬ len maaken krijgstoerustingen I. 14. Klagten tegen de uit Frankrijk geweken Geestelijken II. 53, tegen welke een bevelfchrifc uitgevaardigd wordt II. 54, tegen den Koning en de Uitvoerende Macht II. 345. Koning (de) van Frankrijk, Wet gebeurde met hem in den Tempel II. 251, ontfangt bericht dat hij voorde Conventie moet verfchijnen II. 251, beklaagt zig over de harde behandeling hem aangedaan II. 252, en begeeft zig naar de Vergadering II. 252, verzoekt een Raad, en eischt affchriften van de hem in de Conventie voorgeleezen ftukken II. 255 , 't welk hem toegedaan wordt II. 256, en aan zijne Raaden den vrijen toegang tot hem vergund II. 256, men legt hem, op nieuw veele bewijsftukken voor II. 257, wordt ten tweedemaale voor de Balie der Conventie gebragt II. 271 , verdeedigt zig voor dezelve II. 271, doet een aanfpraak II. 273, wordt ondérvraagd wegens den fleutel van de verborgen kast 1 >>  B -L A D W IJ Z E R van het in de Tuilleries II. 273. neemt het befluit om zig in de Nat. Vergadering te begeeven II. 281, wordt ongehinderd van het volk doorgelaa en II. 282, zijne aankomst in de Zaal der Verg. II. 282, waar hem en zijn gevolg eene bijzondere Loge wordt aangeweezen II. 283. Koning (de) en Koningin van Frankrijk worden genoodzaakt het afgeflaagen hoofd der Prinfes van La»13alle te aanfchouwen II. 356. Koningftein belegerd II. 159, de bezetting verdeedigt zich dapper II. 160, gebombardeerd en bijna verbrand II. 160. Koppenhagen, gedrag van den Franfchen Minister aldaar II. 47, deszelfs verklaaring aan } het Deenfche Miniflerie II. 48, aankomst van een Rusjisch esquaker II. 48 , 'c welk na Kroon ftad ftevent II. 49. Koornfchepen (twee) na Frankrijk beflemd , worden in beflag genomen in Engeland II. 319, en aldaar verklaard dat het Miniflerie niet gedoogen zal dat eenig koorn na Frankrijk uitgevoerd wordt II. 319. Krijgsverrichtingen in Saveyenll, 78. Krijgsleenen QFimars) in Turkyen afgefchaft II. 9, misnoegen daar over II. 10. Kweekfchool voor Dooven en Stommen vordert aanmerkelijk I. 194. L. Landau (aanflag op) door de Oostenrijkers mislukt II. 106. Landen (eenige Nasfaufche en andere) onder Contributie gefteld II. 134. Landgraaf (de) van Ilesfen maakt krijgstoerusting I. 140. Latouche (de Schoutbij Nacht) weigert zich aan het gewoone gebruik te Napels te onderwerpen II. 82, en laat zijne fchepen in de haven binnen loopen II. 82, eischt voldoening wegens zekeren hoon de Franfche Natie aangedaan II. 83. Leden (verfcheiden) van de Nationaale Vergadering verlaaten Pa-  HISTORIESCH SCHOUW TOONEEL. Parijs II. 345 , de Leden der Nar.. Verg. zweeren voor henzelve in 't bijzonder het Koninglij k gezag en de Koningen af II. 362, lijfrenten op den Koning en zijn Broederen afgefchafc II. 363, Leden der Nationaale Conventie verltoozen II. 360. Legerhoofden (de) over de Armée aan den Rhijn verzoeken den zesden man der Nationaale Guarde II. 236, waarin door zeven Departementen toegefiemd wordt II. 237, (Keizerlijke) verzoeken weder om fiilfbnd van wapenen II. 362. Leger bij Londen II. 402. Legioen (het gewezen) Royal Liegiois als ook twee Ierfche regimenten afgedankt II. 382. Leopold II. -fterft I. 146. Lestevenon van Berkenrode komt uit Parijs in den Haag terug II. 437. Leuven door de Franfchen in bezit genomen II. 334 , verdeeldheden aldaar II. 355, waar de Staatsgezinden tegen alle veranderingen in de Conftitutie protefteeren II. 355, derzelver woelingen, alsmede -die der Geestelijkheid II. 356, eenige rustverftoorders worden in hechtenis genoomen II. 356, Litthauwen , krijgsverrichtingen aldaar I. 259. Londen, (de Revolutie Sociëteit te) zendt een adres van gelukwenfehing aan de Franfche Nationaale Conventie II. 290, 't welk door veele nagevolgd wordt II. 291, die ter zeiver tijd infehrijvingen ten voordeele der Franfche Natie openen, en haar gefchenken aanbieden II. 291, in verfcheiden fteden van Engeland worden vrijheidsboomen geplant II. 291, dat aan het volk te Londen belet wordt II. 292, de matroozen aldaar II. 292, valfche geruchten van eene ge' fmeedezamenzweeringll- 292, waartegen zeer ernftige middelen beraamd worden II. 292 , de Landmilitie in verfcheiden Graaffchappen opgeroepen II. 293, de Regeering moedigt nieuwe Sociëteiten aan om haare belangen te verdeedigen II. 294, bekendmaaking van een derzelven II- 294. Longwij en Diedenheven bedreigd  B L A D W IJ Z E R Van het dreigd II. 114, ingenomen II. iifj. Luisterrijk Gezantfchap uit Engeland na China II. 408. Lombardijen en de Kerkelijke Staat maaken toerustinge tot den oorlog II. 25. Luchesini (deMarquis van)ver• laat Warfchauw, en wordt als PruisfischGezam door denHeer Buchholtz opgevolgd II. 27. LüCKNER VOlgt RoCHAMBEAUals Bevelhebber van het Noordlijk leger L 317, fchrijft een brief aan den Oorlogs-minister over de gemaakte veranderingen in zijn plan IL 167, doet verflag wegens het verbranden der voorlieden van Kortrijk II. 160, doet een aanfpraak aan zijne krijgsbenden II. 217, vertrekt na Parijs II. 217, waar hem rekenfchap van zijne krijgsverrichtingen en briefwisfel afgeè'ischt wordt II. 218, zijn antwoord aan de Nat. Verg. II. 218, waarin hij zich beklaagt over de groote onevenredigheid der Franfche legermacht met die der vijanden II. 218, alsmedeover de flegte gevolgen der recru- , teering II. 210, het bericht der Ministers door hem tegengefproken II. 220 , wordt in Parijs verdacht gehouden II. 233, trekt met zijn leger rniMetz II. 316, verdeeldheid in hetzelve II. 316 , verdedigt het gedrag van la Fayette II. 317, wordt tot Generalisfitnus over de Franfche legers aangeftelt II. 318, verliest het vertrouwen , en wordt te Parijs ontboden II. 383, verdeedigt zijn gehouden gedrag II. 397, geeft reden op van zijnen onverwagten aftocht II. 413. Luik, de Franfchen trekken binnen die flad II. 340, toeftand aldaar II. 340, menigte van Franfche Uitgeweekenen aldaar II. 341, die overal veracht en uit de meeste Staaten verdreven zijnde, in een zeer elendigen toefland geraaken II* 341—342 , de Bisfchop met de Leden van het Domkapittel en Franfche Prinfen neemen de vlugt II. 346, Luikfche bannelingen worden teruggeroepen II. 347, de Prins Bisfchop flerft I. 369. Lijfrenten der Prinfen van den Bloe-  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL. Bloede afgefchaft II. 393, en de zitting der Nat. Conv. altoosduurende verklaard II. 393. Luxemburg voorflagen tot een Congres aldaar II. 134. M. Maatregelen door de Municipaliteit in 't werk gefteld II. 274. Madrid (het Hof van) volhardt bij zijne vredelievende gevoelens II. 49, de Ruftfche Gezant van daar terug geroepen II. 49, denkwijze van denGraaf d'Aranda II. 50, het Opper Intendantfchap aldaar afgefchaft II. 51 , het Hof door Frankrijk om Cathegorisch antwoord gevraagd II. 55, verklaart zig onzijdig' en doet een voordel tot wederzijdfche ontwapening II. 56. Mahmüd maakt zig in Albanien onafhanglijk II. 10. Mandat (de Heer) door het volk omgebragt II. 279, alsmede eenige in bewaaring genomen verdachte perfoonen II. 280. Manifest tegen de Franfche omwenteling II. 104, bijzonderheden van hetzelve II. 105. Manheim (de Regeering van) verbiedt de vergadering der Uitgeweekene Parlementsraaden van Frankrijk II. 108. Manuel maakt den Koning de vernietiging der Koninglijke waardigheid bekend II. 184, dek voor om den Voorzitter der Nat. Conv. uitfteekende eere te bewijzen II. 373, 'c welk eenig misnoegen verwekt en verworpen wordt II. 374. Marat fpreekt ten voordeele van t den Koning II. 191, door de Cirondisten bij de Nat. Conv. aangeklaagd II. 191, befchuldigt Roland van kwaade oogmerken II. 191, in daat van befchuldiging gedeld II. 197 , gaat voort met wantrouwen en verdeeldheid aantedooken II. 364, wegens zijn oproerige fchriften aangeklaagd II. 397» Marfeille (de algemeene Raad van) geeft een adres aan de Nat. Verg. II. 224. Maulde (de Heer de) wordt niet langer als Minister van Frankrijk in den Haag erkend H. 431. Mechelen verkiezing van Volks> ver-  BLADWIJZER van het vertegenwoordigers aldaar II. 356. Meersch (van der) Hoogleeraar fterft I. 393. Mersch (de Generaal van der) overlijdt II. 429- Menigte van gefneuvelden op den loden Augustus II. 292, van petfoonen te Parijs in hegtenis genoomen II. 308, van Vrijwilligers die uit de fteden en Departementen het leger verflerken II. 361. Mentz (fterkte der bezetting van) II. 123, opgeëischt II. 123, gaat bij verdrag over II. 124, groote aangelegenheid daarvan II. 125, fchikkingen aldaar IL 126, contributie aldaar geeischt II. 126, 'er wordt een Sociëteit van Vrijheid en Gelijkheid opgericht II. 132, eenige Ingezetenen en van an.lere Duit fche Staaten verzoeken het Franfche Burgerrecht IL 211. Merkwaardig beflnit van een der 1 Wijken van Parijs IL 304. Metternich (Grave van) na Frankfort bij den Keizer ontboden II. 418. Militaire Academie te Stokholm ingewijd IL 36. [Mirabeau (beeld van) door het volk opgehangen II, 234. Miranda ontfangt het bevel over het Noordelijk leger II. 364 , neemt Roermond in , en legt eenige Pruhfifche Staaten onder brandfchatting II. 364. Minister (de) van het recht brengt klagten in wegens de wanorders te Parijs II. 270. Ministers (de) te Parijs worden alle afgezet en nieuwe benoemd II. 291, voor de Nationaale Domeinen verantwoordelijk gefteld II. 367- Servan en Roland vraagen hun ontflag II. 402. Misnoegen over den aftocht der Franfche legers uit de Nederlanden II. 166 , der Nat. Verg. op de Uitvoerende Macht II. 184, van welke rekenfchap afgeëischt wordt, wegens de van haar genomen maatregelen enz. II. 184, der Zwitzerfche Guarde over een Decreet der Nat. Verg. II. 221, in Ierland tegen de Regeering II. 412. Moed der Franfchen in de gevechten II. 384. Moc^tesquiou wordt op nieuw van  HISTORIESCH »SC HO UWTO ONEE L. van flegte oogmerken verdagt gehouden II. 77, befchuldigingen tegen hem ingebragt II. 77, verlaat de Armée en vlugt naar Zwilzerland II. 78 , krijgt bevel om het inrukken van Zwitzerfche troepen binnen Geneve te beletten II. 87, betoont zich ongenegen om Geneve aanterasten II. 95 , doet verllag in de Nat. Verg, wegens de toerustingen des Konings van Sardinijt* II. 58 j krijgt nieuwe beveelen door den Uitvoerende Raad van Parijs II 96, fluit een verdrag met den Raad van Geneve II. 974 van zijn bevel over het Alpiesch leger ontzet II. 102, doet aan de Nat. Verg. verfiag van den toeftand zijns legers en der toebereidzelen des Konings van SardinignW. 238, misnoegen over het fluiten van eten tuin der Tuilleries II, 247, men geeft voor dat in het Kafleel eene meenigte van wapenen verborgen zijn II. 248. 't welk op's Konings verzoek onder/.ogt en onwaar bevonden wordt II. 248 , men poogt het volk te x vergeefsch tot geweld aan te zetten II. 249 , .befchuldigd II. 396, en van het bevel over het Zuidelijk leger ontzet II. 397, doch welk Decreet nog voor eerst opgefchort wordt II. 397. Mojntmürin voor de Balie der Nat. Verg. verhoord II. 349 > als ook de Gouverneur Montmorin van Fontainebleau, eu beide na de gevangenis gezonden II. 349, de laatfte wordt vrij gefproken II. 349,'twelk aan het volk zeer veel ougenoegen geeft II. 349. Morison (Advis van) over den dood des Konings II. 217. Municipaliteit (de) te Straatsburg protefteert tegen de opfchorting des Konings II. 312, Commisfïe door een Decreet der Nat. Verg. vernietigd II. 347, waar aan dezelve weigert zich te onderwerpen II. 347- N. Namen veroverd door de Franfchen II. 337, HoHP.Nr.oiiE en Beaulieu poogen hetzelve 2 te  BLADWIJZERvan hst te ontzetten II. 337 , nederlaag van Beaülieu II, 339- Napels (het Hof van) weigert een geruimen tijd den Fran- : fchen Gezant te erkennen II. 73, mr.ar neemt thands deszelfs geloofsbrieven aan II. . 74, waarna de Gezant plegtig gehoor heeft bij den Koning II. 74. de Koning fiaat eene minnelijke fchikking voor en biedt zijne bemiddeling aan 1 om den vrede te bewerken II. 84, 't welk afgeflagen zijnde, voldoet de Koning aan alle de 1 gedaane eifchen II. 84. Narbonne wegens verraad aangeklaagd II. 276, doch onfchuldig verklaard II. 277. Natie (de) toont zich volvaardig voor de verdeediging haarer vrijheid I. 300 , en brengt . aanzienlijke gefchenken I.301, . waarbij zich de Vaderlandsliefde des volks in verfchillende gedaanten vertoont I. 303, en fielt haar meeste vertrouwen in Dumouriez II. 309. Nationaal (het) Gerechtshof te Orleans gefcheiden II. 363. Nationaale (de) Domeinen wor¬ den door onbevoegde lieden beroofd II. 367. NationaaleVergadering (de) neemt een befluit van befchuldiging tegen de Franfche Ptinfen I. 61, neemt een flreng befluit tegen het deel neemen van een Congres I. 74, verklaart 's Konings oudflen Broeder vervallen van het recht van Regentfchap I. 75, befluit tot het aanwerven van manfchap 1.83 , handelt over de te neemene maatregelen tegen den Keizer I. 84, en befluit tot eenige verzoeken dien aangaande aan den Koning I. 86, die daar over een brief aan de Vergadering fchrijft I. 87, ontfangt Patriotfche gefchenken I. 88, derzelver Afgevaardigden klaagen over onbeleefde behandeling ten Hove I. 91, neemt een befluit tot het reizen met paspoorten I. 93, Helt de goederen der Uitgeweekenen in handen der Natie I. 94. verbiedt den uitvoer van katoen, wolle, herinip, huiden enz. zorgt voor het verval der Asfignaaten 1.97, partijfchappen in dezelve I. 106, eenige  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL. ge bijzondere charakcertrekken der Leden I. 108. — Dülessart doet aan dezelve verflag van den ftaat der onderhandelingen met den Keizer 1.110, verleent vergiffenis aan de gevangen moordenaars te Avignon I. 125 , 't welk misnoegen verwekt I. 126, maakt fchikkingen omtrent de beflagen goederen der Uitgeweekenen I. 129, waarvan verfcheidene in het Rijk terug keeren I. 131, befluit tot het vermeerderen der Asfignaaten I. 278, vernietigt alle waereldlijke congregaties, en verbiedt het draigen van Ordens kleederen I. 279, waarover groot gemor ontftaat I. 280, onlusten in de Departementen Gard, Ardeche en Tanne I. 280, vergunt de eer der zitting aan de foldaaten van Chateau Vieux I. 285, welke in dezelve verfchijnen I. 287, en een optogt door Pdrijs doen I. 288, neemt een befluit tot den oorlog met Oostenrijk I. 298, 't welk de Koning bekrachtigt en de Natie goedkeurt I. 299, verbazing van Oostenrijk hier x over I. 299, befluit tot het vervolgen der Moordenaars van Dillon I. 310, befluit tot het afdanken van 's Konings Lijfwagt I. 329, hun Bevelhebber naar Orleans gebragt I. 330, befluit tot het aanleggen van een leger bij Parijs I. 335, ontevredenheid hier over I, 336, en wel inzonderheid der Nationaale Guarde van Parijs I 337, ontfangt een Herken brief van de Marfeillaanen\.2,\\; en bericht van eene beraamde fnmenkomst van gewapend volk I. 344, 't geen in de zaal wordt toegelaten 345, befluit een inval in Savoyen te laaten doen IL 59, befluit alle Zwitzerfche Regimenten in Franfchen dienst aftedanken II. 73, en zendt aan de Cantons de noodige ophelderingen II. 74, de Afgevaardigden van eenige Cantons dringen aan op een oorlogsverklaring tegen Frankrijk II. 75, waartegen anderen voor het behoud van den vrede ijveren II. 75 , de meerderheid befluit bij de voorgenomen onzijdigheid te volharden II. 76, 3 de-  BLADWIJZER van het decreteert dat Luckner haar vertrouwen en dat der Natie verdient II. 169, befluit de fchaaden van Kort rijk te vergoeden II. 171 , decreteert dat alle zittingen der befluurende Collegien voortaan openlijk gehouden moeten worden II. 172 , moedigt de Burgers aan die het Federatiefeest te Parijs komen bijwoonen II. 176, decreteert wat 'er moet in acht genomen worden bij de verklaaring dat het Vaderland in gevaar is II. 181 , krijgt een voorffel om agt Com rnisfarislen na de Armeen te zenden IL 183, krijgt verflag van den Oorlogsminister, wegens de genomene maatregelen tot verdeediging II. 186, en van den Minister der buitenlandfche zaaken IL 187, wordt toteendracht vermaand II. 191, het welk eene gelukkige uitwerking doet II. 192, nadien zulks eene algemeene verzoening tusfchen de partijen te weeg brengt II. 193, waarvan aan den Koning door eene De» putatie kennis wordt gegeeven II. 193, die hierop zelve in de Vergadering verfchijnt II. 193, zijne aanfpraak aan dezelve IL 194, antwoord van den Voorzitter II. 194, bewilligt in het voordel des Konings, om 42 bataülons Vrijwilligers in dienst te Hellen II. 197, doet een voordel om te verklaaren dat het Vaderland in gevaar is II. 200, welke de Ministers gelast hun bericht daarover in te leveren II. 201, befluit de redevoering van Brissot te laaten drukken en na alle Departementen te verzenden II. 203, bericht door de Ministers aan de Vergadering ingeleverd wegens den inwendigen toefland van het Rijk II. 204, verklaart het Vaderland in gevaar II. 209, haar adres aan de Natie II. 210, en aan de legers II. 210, vernietigt het Decreet van den Koning tegen PethionII. 212, blijdfchap over zijn herftel II. 212, befluit de legermacht tot 450,000 man te vermeerderen II. 220, decreteert het ligten van den zesden man der Nat. Guarde II. 237, doet een gedeelte van den tuin der Tuilleries  HISTORIESCH SCHO ÜWTOONEEL. ries voor het volk open zetten II. 248, 't welk zich daar mede te vreden ftelt II. 249, bepaalt den oden Augustus om te raadpleegen over de onttrooning des Konings II. 259, vier Wijken verklaaren zig tegen den gedaanen eisch II. S59, tumult daarover in de zaal der Verg. II. 259, derzelver uitgaven in Julij overtreffen verre de inkomsten II. 262 , ontfangt bericht dat het volk dreigt het Paleis des Konings te overweldigen II. 206, befluit om den Koning voor eerst buiten bewind te ftellen II. 2H8, wordt door Afgevaardigden uit de Wijken bedankt II. 289, befluit alle ftandbeelden des Konings te doen wegneemen II. 295 , decreteert het bijeen roepen eener Nationaale Conventie II. 296, gelast de Gemeente om eene bekwaame wooning vóór den Koning te bezorgen II. 297, keurt het Paleis van Luxemburg af II. 297, nader Decreet wegens den Koning II. 297, laat de redenen bekend maaken welke haar tot de bijx eenroeping eener Nat. Conv. en de opfchoning des Konings bewogen hebben II. 300, treedt in onderhandeling met de Municipaal Commisfie II. 348, zendt Commisfarisfen af om het verder bloedvergieten te beletten II. 354, gelijk mede uit] de Gemeente, doch even vruchteloos gefchiedt II. 354, wordt verdagt gehouden van het Koningfchap te willen herftellen II. 362, krijgt door een Adres kennis van het afzweeren der Koninglijke waardigheid II. 363 , verder befluit der Nat. Verg. omtrent de onbeëedigde Priesters II. 363, eindigt haare zittingen II. 373 , Nationaale (de) Conventie haar eerfte zitting II. 373, zendt Commisfarisfen na Orleans II. 387, de Commisfarisfen komen in het leger van Montesquiou, die reeds zijn ontflag gevraagd hebbende , van hun overgehaald wordt om het hoofd daarvan te blijven II. 68, neemt de zaak van Savoyen in overweeging II. 76, en decreteert de inlijving daarvan in de Franfche Republiek II. 4 76»  B L A D W IJ Z E R van het 76, te Parijs geeft last om van den Paus de ontflaaking der gevangen Franfchen te eifchen II. 75, herroept het traftaat van guarantie van 't jaar 1782 II. 96, is misnoegd over den brief van DjllonII. 177, neemt maatregelen tegen de oproeren II. 226, eenige van haar Afgevaardigden worden mishandeld II. 226, einde van het oproer IL 227, merkt den brief van Roland als zeer overdreeven aan II. 229, verdenkt de Buitenlandfche en inzonderheid de Engelfche Bankiers, als bewerkers der fchaarschheid van levensmiddelen II. 230, en verbiedt op doodftraffen het uitvoeren van levensmiddelen II. 230, hernieuwt het Decreet wegens de onbeëedigde Priesters II. 303, neemt een befluit omtrent de papieren des Konings II. 307, befluit de Municipaliteit te Straatsburg aftezetten II. 313, en de Maire na Parijs te ontbieden , die hierop de vlucht neemt II. 313» haar befluit omtrent la Fayette II. 313 , decreteert den eernaam van Franfche Burgeren voor Buitenlandfche Wijsgeeren en Schrijvers die ten voordeele der Vrijheid en tot lof der omwenteling gefchreeven hebben II. 339, krijgt een bericht van de Commisfie, behelzende zeer veele befchuldigingen tegen den gewezen Koning II. 203 , haare aanmerkingen omtrent deszelfs onfchendbaarheid II. 204, aan Debatten onderhevig II. 207, ontfangt gunstige tijdingen uit de legers II. 210; befluit den vijand overal te vervolgen II. sii, en de vrije fcheepvaart te openen op de Maas en de Schelde II. 211, ontfangt een voorftel tot het geeven van Burgerrecht aan eenige Ingezetenen van Mentz enz. II. 212, flaat de eifchen van Dumouiuez af II. 216, hervat de raadpleeging over de zaaken des Konings II, 216, berispt het gedrag van Dumouriez II. 177, doch deeze verdeedigt zich in perfoon II. 177, bepaalt het gezag der Legerhoofden II. 178, en benoemt een Comité van Conftitutie II. 179, ge-  HISTORIESCH SC HOUWTOONEE L. gelast de papieren welke in de Tuilleries gevonden zijn te onderzoeken II. 183, wordt gedrongen om de zaak des Konings te onderzoeken II. 190, vraagen daarover aan het Comité van Wetgeeving voorgefteld II. 200, ontfangt veele papieren van aangelegenheid tb 200, waaruit men de onderhandeling ontdekt met de Porie II. 200 , alsmede die wegens het Regentfchap II. 200, en van een protest des Konings II. 201, ftelt de papieren in handen van een Commisfie II. 202. Nieuwe eisch van den Rusfifchen Minister om hulptroepen en oorlogfchepen II. 34, waarop een weigerend antwoord wordt gegeeven II. 34, gerugten wegens de ruiling van Beyeren II. 418. Nederlanden {[Vereenigde') II. 391-395- Nottingham en Birmingham oproer aldaar II. 375, als ook te Edimburg II. 345. Nizza en de vesting Montalban door de Franfchen ingenoomen II. 66, gelijk ook Villa Franca II. 66, de Ingezetenen van Nizza klagen bij de Nat. Conv. over de geweldenarijen der Franfche troepen II. 79- Nota van de Keizerlijke en Napelf che Gezanten II. 412, van den Keizerlijken Gevolmagtigden in 's Hage II. 435 , refolutie van Hun Hoog Mog. op dezelve II. 436. O. Oczacow ter bevordering van den handel verbeeterd I. 7. Officieele Nota van den Franfchen Refident aan den Raad te Geneve II. 86. Onbaatzuchtigheid van het Gemeen te Parijs II. 293. Onbegrijpelijke werkloosheid van de zijde der bewindvoerende Machten II. 355, welke nogthans den Koning en de Koninglijke familie poogen te beveiligen II. 355. Onderhandeling tusfchen de wederzijdfche Veldheeren II. 151, aanleidende oorzaak hiertoe II. 152. Onderfcheidingstekenen voor de x 5 Bur-  BLAD W IJ Z E R van het Burgerlijke Amptenaaren II. 222. Ongeregeldheden in Parijs II. Ongerustheid onder de Ingezetenen der Departementen van Frankrijk II. 54, hun verzoek deswegens aan de Nat. Conv. II. 55, befluit daarover in dezelve genomen II. 55. Onlusten in de meette Braband'fche (leden II. 374, behalveu in Vlaanderen , Henegouwen en Doornik II. 375. Ontdekte lamenzweeriug te Marfeille II. 242. Onwettige (de) gearrefteerde gevangenen op bevel der Nat. Verg. in vrijheid gefteld II. 305- Oorlog (vooruitzichten van) tut fchen Frankrijk en Engeland II. 268. Oostenrijksch Lombardi Sn zendt hulptroepen aan den Koning van Sardinie'11 II. 61 , doch die te laat aankomen om iets van gewigt te onderneemen II. 62 , met Frankrijk wordt gevreesd II. 382 , in Amerika met de Indianen II. 396, die de Afgevaardigden vermoorden II- 397» verzoening tusfchen de Blanken en Gekleurden te Kaap Franeois , te Port au Prince enz. II. 398 , waar de Gouverneur befchuldigd wordt II. 398. Ooftende omwenteling aldaar II. 334- Oostenrijk (het Miniderie van) zijn werkzaamheid II. 83. Oostem ijkers (de) en Franfche Uitgewekenen verlaaten het Keurvordendom Trier II. 98 , hun aanflag mislukt N. 133, neemen verfcheiden plaatfeuin II. 139, trekken overal terug I'. 329. groote defertie onder dezelvtn II. 329, hunne plunderingen II.330, armée legert zich op Franfchen bodem II. 232, en Pruisfifche troepen, hun pofitie voor het inrukken in Frankrijk II. 112, Generaal van Erlach marcheert met 10,000 man na7/ /  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL. 173, doet fommige perfoonen vatten I. 174. Oostenrijkfche Nederlanden II. 320—376. Verdeeldheid en misnoegen onder de Ingezeetenen II. 320, onderhandelingen tusfchen het Gouvernement en de Staaten II. 321 » welke door de Staaten worden afgebroken II. 321 , dreng verbod tegen het leezen van Franfche Nieuwspapieren II. 322 , verfcheiden perfoouen worden in hechtenis genoomen II. 322, worden met een aanval der Franfchen bedreigd II. 323, begin van den inval der Franfchen II. 325, misnoegen aldaar over de Franfche Asllgnaaten II. 364 , alsmede over het Decreet der- Nat. Conv. van 17 Dec. II., 365, waarover Afgevaardigden uit Henegouwen zig beklaagen II. 365, doch door andere goedgekeurd wordt II. 366, de Gouvernante geeft twee verklaaringen II. 328, wordt te Leuven door het volk gehoond II. 328. Oostenrijkfche (de) Armée legert zich in de vlakte van Malplaquet II. 416, en trekken na een kort verblijf van daar na Namen terug II. 417 , hunne handelwijs op Franfchen bodem II. 417 , en Pruisfifche legers trekken na Frankrijk II. 422 , nemen vetfcheide plaatfen in II. 425. Oostgothland (de Hertog van) jongde Broeder des overleden Konings door den Regent bevorderd II. 38. Onderhandeling van Zweeden met Denemarken II. 35. Ongegrondheid der befchuldiging van Custine II. 158, zelfs volgens het getuigenis der Franfche krijgsgevangenen II. 158. » Ongehoorzaamheid van eenige Paella's II. 10. Onlusten te Aurillac en Caen I. 76, te Arles en Auch I. 77, te Avignon en Carpentras I. 78, te Parijs over de duurte van koffij en fuiker I. 79, maatregelen tot duiting derzelve I. 80, oorzaaken deionlusten in Duinkerken I. 104. Ontwerp om uit alle Departementen een wacht voor de Nati-  B L A D W IJ Z E R van het tionaale Conventie te formeeren II. 393, Qrchies ingenomen II. 233. Orleans (gewezen Hertog van) van gevaarlijke oogmerken befchuldigd II. 237, verdedigt zig daar tegen in een verklaaring aan zijne Medeburgers II. 237, komt hóe langer hoe meer in verdenking II. 263 , onderhandelingen in den Haag worden afgebroken II. 383, verzoekt de Gemeenteraad van Parijs om zijn naam te veranderen II. 371 , en verkrijgt dien van Egalité II. 371. Oproer te Orleans fpoedig gefluit II. 382 , de Burgerij klaagt tegen de Regeering II. 386 , geweldig te Duinkerken I. 102, oorzaaken daarvan I. 104, van DufaillantXl. 199, in Ardeche gedemt II. 222. ] Opfchorting (de) des Konings door bijna geheel Frankrijk \ goedgekeurd II. 301. Opfland onder de Zwitzerfche I Guarde des Konings I. 328. Oxenstierna (de Baron van) van Coblentz terug ontboden ll' 37- F P. Paeha van Akhifka wordt onthoofd I. 5. Paciie (deOorlogsminister) wordt verdagt gehouden , en veele Levetanciers in hechtenis genoomen II. 260 , waaronder drie vrienden van Dumouriez II. 260. Payne geeft een advis over de terechtftelling des Konings van Frankrijk II. 221. Paltz (de) verzameling van een Corps Oostenrijkers aldaar II. 96, en neemt bezitting van de Vesting Kehl II. 97. Paltz (de Keurvorst van de) en de Frankifche Kreits wapenen zich II. 368. °altzisch (het) Hof in verlegenheid II, 117. 'antheon te Londen wordt in de asfche gelegd I. 168. 'apieren in de Apartementen des Konings gevonden II. 306. arletaent van Engeland wordt geopend I, 15!, wordt geflooten I. 376, binnen Londen uitgefleld II. 408. arte (la) Tritdad verwaarloosd 337- Pa-  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL. Parijs aldaar wordt het draagen van wapens buiten de Nationaale Guarde verboden I. 99, onrustige beweegingen in Kuffijhuizen en Schouwburgen aldaar I. 100, men ontfangt aldaar de tijding van 's Keizers dood L 121 , men kiest aldaar gezwoornen I. 131> «agtbijeenkomften die bedenklijk zijn I. 122, men houdt die voor Oostenrijkfche Comitées II. -s.23, de Koning ontkent hun beffaan 224, oproer in fommige Departementen II. 225» oorzanken van hetzelve II. 225, fehaarschheid en duurte van levensmiddelen aldaar II. 227, nieuwe vrees voor onlusten aldaar II. 350, de Burgers van St. Antoine verklaaren zich voor de bewerkers van 't gebeurde op den aojien Junij II. 352, doch 't geen die van Róuan en Havré afkeuren II. 354, als ook die van Straatsburg, alsook de Departementen la Somme, VEure, V Aime en anderen II. 355 , alsmede de legers van Luckner en la Fayette II. 356, welke laatfte in de Nationaale Vergadering verfchijnt H. 357 , et eenige verzoeken omtrend hec gebeurde in de Tuilleries doet II. 358, en ontevreden naar het leger terug keert II. 359, door veele harer Ingezeetenen verlaaten H. 264, men neemt aldaar voorzorgen tot onderhoud der rust H. 250, tragt aldaar een' opftand te verwekken IL 270, mistrouwen in fommige Departementen II. 189, de Raad van Gemeente mede aangeklaagd II. 192, op nieuw aangeklaagd II. 193, eenigeWijken eifchen den dood des Konings II. 280, hun verzoek wordt door de Conventie afgeflagen II. 280, door de Nat. Conv. gecasfeerd II. 198, poogt een nieuwe Rechtbank te doen oprichten II. 310 , 't welk door de Nat. Verg. naa eenige tegenkanting goedgekeurd wordt II. 310, de Uitvoerende Raad is misnoegd Op MONTESQUIOU II. joi, en weigert zijn gefloten verdrag mttGeneve tebekrachtigen II. 101, tweede verdrag geflooten II. 102, 't welk nieuwe reden geeft tot misnoegen II. 102 , het Oorlogs Departement beveelt den aanval  B L A D W IJ Z E R van het val tegen de Siaaten van Sardinië» II. 60 , en geeft aan de Nat. Verg. de redenen op welke hen daartoe bewoogen hebben II. 61, goedkeuring der Nat. Verg. van dien Hap II. 62 , begin der vijandelijkheden II. 62, een der Wijken verklaart Lodewijk XVI. nietlan-* ger als Koning te erkennen II. 261 , welk befluit door de Nat. Verg. als eene inconflitutioneele daad wordt vernietigd II. 261, eenige Wijken trekken derzelver volmagt weder in . W- 347- Paus (de) beklaagt zig bij den Keizer over de ontneeming van Avignon I. 55, ontvangt antwoord van Rusland I. 55, dreigt de Franfche Bisfchoppen met den ban I. 56. Pausfeiijke (de) Nuntius verzoekt de vooifpraak van het Keurvorstelijk Collegie I. 02, welke toegeftaan wordt I. 03. Petersburg (het Hof te) houdt zijne aandacht geves'igd op de Poolfche zaaken II. 14, befluit een Buitengewoon Afgezant na Polen te zenden II. 27, om aldaar de Conftitutie te helpen formeeren II. 27, waartoe de Confederatie ook uit vijftien fteden A'fgevaardig- j den der Burgerij laat oproepen II. 27. Pethiom en Santerre voor de Nat. Verg. aangeklaagd II. 171, laat een waarfchouwing aanplakken 11. 173 , verdeedigd door een tweede Volksdeputatie , welke de afzetting der Generaale Staf eischt II. 174, en Manüel in hunne ampten opgefchort II. 105, befchuldiging tegen dezelve ingebragt II. 105, waarover het Gemeen oproerig'wordt II. 195, geeft van zijne opfehorting aan de Burgerij kennis II. 196, verdedigt zijn gehouden gedrag voor de Nationaale Vergadering II. 212, aan het hoofd éener aanzienlijke Deputatie, eischt de onttrooning des Konings II. 257, 's nachts in de Tuilleries als Gijzelaar gehouden II. 277, maar ingevolgen een Decreet der Nat. Verg. wederom losgelaaten II. 278, en aan hem , benevens den Heer Manüel huisarrest aangezegd^II. 278, tot Voorzitter  HISTORIES CjH SCHOUW TOONEEL. ter der Nat. Conv. verkooren 372, het Gemeen dringt aan op- zijn herfteliing IL 211. Plan van een aanval tegen Frankrijk II. 95. Plegtigheden bij het vieren van het Federatievest II. 213. Poogingen om de Nat. Verg. na een andere plaats te verleggen II. 346, befluit daartegen genomen II. 346, nieuwe ora Geneve optezetten II. 350. Poolen I. 37-47- M' 10~^17-34. 46-48. 221-266. ftaat der onderhandeling van Poolen met den Keurvorst van Saxen I. 42, nieuwe regeeringsvorm door de Landdagen goedgekeurd I.43, de Koning en den Raad van Toezicht wordt een onbepaalde macht verleend I. 224, de Regeering beandwoordt de verklaaring van den Rusjifchcn Gezant I. 239, en verzoekt de bemiddeling van het Hof van IVeenen I. 243, gelijk ook den bijftand van dat van Berlijn 244, en zulks ten aanzien van het laatfte op goede gronden 275, ontfangt van hetzelve eeu weigerend antwoord I. 271, zo als ook van dat van IVeenen I, 254, en doet een adres aan de Natie bekend maaken I. 256, het inrukken van Rusjifche troepen aldaar I. 258, flaan zich bij Lubar neder I. 261, trekken naar Polanen I. 262, en wijken terugnaar Dubienka I. 263, de misnoegden vormen een TegenConfederatie te Targowitz I. 204, zaaklijke inhoud van derzelver Akte I. 264, welke door de Natie met verontwaardiging ontvangen wordt 1.265, en door het Opper-gerechtshof van Litthawen gelaakt I. 266, misnoegen in Litthauven en andere Provinciën II. 23, drie Maarfchalken protefteeren tegen de genomen maatregelen II. 23, de Koning verzoekt de Keizerin van Rusland om vrede II. 15, befluit tot de Confederatie van Targowicz toetetreden II. 18, de Koning wordt het opperbevel over de troepen afgenomen II.24, 't welk overgaat in handen van eene Cornmbfie II. 25, die ook de bezorging van alle Staatszaaken op haar neemt II. 25, teekent  B LA D WIJZE R van het kent de A£ts van toetreding tot de Confederatie van Targowicz II. 25 , de Gezant wordt te Petersburg aangezegd om de ftad te verlaaten II. 27, ongelukkige toeftand des Konings II. 28 , fchrijft hem een beledigende brief II. 29, krijgt een Deputatie II. 31, de Confederatie verbiedt denzelven eenige Aften buiten haare toeflemming te onderteekenen II. 31, de vrijheid der Drukpers verboden II. 33, de Franfche Gezant niet langer in zijne waardigheid erkend II. 34, de Confederatie maakt zig bekend als een wettig aangefteld fouverain Lighaam II. 34, belooft fchaevergoeding aan de Ingezetenen II. 35, en befluit de legermacht te verminderen II. 35 , de Poolfche Gezant uit Conftantinopolen terug ontboden II. 35 , de Koning wordt verneedert II. 26, blijft fteeds in denzelfden ftaat II. 46, gefteldheid van zaaken aldaar II. 28, wordt met nieu- 1 we rampen bedreigd II. 20, gunstige vooruitzichten voor Poolen 11.10, welke verijdeld worden door de kuiperijen van misnoegde Grooten II. 11, die de Republiek In eenen oorlog met Rusland wikkelen II. 11, de wederzijdfche Gezanten blijven in hunne posten II. 13, adres van denKoning aan de Natie II. 13, 'er ontftaan nieuwe Confederatien II- I5» gevecht op den lyden en ïüden Julij II. 16, antwoord van de Keizerin, op 's Konings briefII. 17, Raadsvergadering deswegens gehouden II. 18, waarop de vijandelijkheden geftaakt worden II. 19, voorwaarde op welke zulks gefchiedt II. 19, die door den Koning en anderen ondertekend worden II. 20, misnoegen hierover in de Hoofdftad II. 21, waar een oproer dreigt uittebarsten II. 22 , veele Grooten verlaaten hun Vaderland II. 22, verfcheiden Generaals en Officieren eifchen bun ontflag uit den dienst II. 23. 'eolsch leger wordt in een beweegbaaren ftaat gefteld I. 41, Poolfche Rijksdag befluit tot de gedagtenisviering der omwen- i  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL. wenteling I. 45, Poolfche Heden, begraaven van Lijken in dezelve verboden I. 47. Porentru ontruimd door de Oostenrijkfche troepen I. 274. Porte (la) ter dood veroordeeld II. 334. Porte (de) fluit den vrede inet Rusland I. 1, inhoud van het verdrag I. 2, ftelt den ReisEffendi tot Gezant naar Rusland aan I. 6. Portugal I. 47—49. de Koningin wordt ziek I. 47. Potocky en Rzewusky weigeren den eed I. 37, worden van hunne posten ontzet 1,40. Priesters (eenige verkleedde) aan een der poorten van Parijs aangehouden, en na de gevangenis der Abtdij gebragt II. 352, en aldaar door het volk vermoord II. 353, 't welk vervolgends alle gevangenisfen overweldigt II. 353, en onder fchijn van rechtspleegingen eene menigte gevangenen om hals brengt II. 353- Prins Karel van Lingen fneuvelt II. 140. Procureur Generaal (de) te Parijs vreest vooroproer II.270, waarvoor de Maire minder vrees betoont II. 271. Provinciën (de) Zeelanden Friesland verkrijgen kwijtfchelding van eenige achterflallige fomme II. ,434. Pruisfen I. 31-37. II. 219— 220. de Koning neemt bezit van Brandenburg Anfpach en Bayreuth, eischt de Landshoogheid aldaar I. 33, ftaat het verblijf der Franfche Prinfen in die Landen toe I. 34, zo ook te Wezel, Cleef en Westphalen I. 36, denkt om* trent Frankrijk even als de Keizer I. 115, maakt zich gereed om een gedeelte van Poolen in bezit te neemen II. 32, waarover men door den Groot Kancelier eene Nota aan den Pruisfifchen Minister doet ter hand ftellen II. 33, die ontkent eenige kennis daar van te hebben II. 33, en Hesfen komen bij Verdun II. 110, de Armée opent zich den weg na Chalons II. 148, en Hesfen gaan op marsch na Frankfort II. 152, deKoning komt te Coblentz, het leger breekt op II. 99, very dee-  BLADWIJZER van he* deeling der gezamentlijke legers II. 100, de Uitgeweeken Prinsfen geeven een verklaaring KManheimll. ioo; de Koning komt te Verdun II. 124, de Armée blijft eenige dagen bij Verdun II. 137, breekt op na Landres II. 137, de Koning befluit de wapenen optevatten tegen Frankrijk II. 210, en geeft reden van dit zijn gedrag II. 220, de Armée redt Coblentz II. 150 , en Hesfifchen naderen Frankfort II. 150. Plunderaars (verfcheide) in 't leger van Custine met den dood gefltaft II. 114. Publicatie tegen de Vreemdelingen in de Generaliteits Landen II. 382. Q. Quoten (hieuw geregelde) inde Vereenigde Nederlanden voor 25 jaaren vastgefteld II. 435, het werk der Quoten wordt tot fland gebragt II. 431. R. I Raadpleeging over de zaak des Konings van Frankryk uitgefteld II. 271, waar over het Volk zich ten uiterften misnoegd betoont II. 272. Reden waarom in de Oostenrsjkfche Nederlanden bij de komst der Franfche Legers geenerhande opftand plaats hadde II- 4'5- 'Regsenng(_Ottomannifche') tracht den ftaat der geldmiddelen te vetbéteren I. 207, (de Oostenrijkfche) doet eene afkondiging omtrent den Oorlog met Frankrijk I. 381. verbiedt het verblijf van alle Franfchen die geene Uitgewekenen zijn 383, als ook den uitvoer van wapenen enz. naar de Franfche grenzen 384. Regensburg (de Keizerlijke Gezant te) dringt aan op het verklaaren van eenen Rijksoorlog tegen Frankrijk II. 121, vraagen aan de Rijksvergadering deswegen voorgefteld II. 121, waar over de raadplegingen voor eerst worden uitgefteit II, 122; Legent (de) van Zweeden volhardt bij zijne vredelievende gevoelens II. 35. Reis  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL. •Reis van Simonville voor eerst opgefchort II. 5. Reprefentanten (de) van eenige Steden zenden afgevaardigden nas. Parijs ibid. 359, hun verzoek aan de Nat. Conventie ibid. 360. Antwoord daar op gegeeven ibid. van Brusfel veranderen van gedrag ibid. 371. doen voorfteliingen aan de Conventie wegens het Decreet van 15 Dec. ibid. en leveren een protest in ibid. 372. Reynolds een beroemd Schilder derft te London I. 169. Roijespierre verdeedigt zijn gehouden gedrag II. 137' wordt befchuldigt na het Diétatorfchap te daan II. 307. Rochambeau ontvangt zijn ontdag en befchuldigt Dumourier 313. Roland wordt Minister der Binnelandfche zaaken II. 122. (de Minister) misbillijkt de handelwijze van Custine II. 158 dek voor een Lijfwagt voor de Nat. Conv. op te richten, doch dit geeft aanleiding tot verregaande partijfchappen II. 187, welke overdaan tot' de Clubs der Jakobijnen II. 188, doet een ongundig verfiagwegens den toeftand van Parys II. 197, ontdekt nieuwe papieren in een verborgen hoek van de Tuilleries II. 224. welke in handen van eene Commisfle gedeld worden II. 225,' klaagt den Gemeenteraad aan als oorzaak vau de fchaarsheid der levensmiddelen te Parijs II. 227, fchrijft een brief hier over aan de Nat. Conv. II. 227, aangeklaagd als een opkooper van graanen II. 230, geraakt hoe langer hoe meer in den haat des Volks II. 231, welke haat tot de Girondisten overdaat II. 231 , loopt gevaar II. 352. Romen (het Hof van) deszelfs gedrag II. 65 , gedeldheid van zaaken aldaar ib. 74. Roomsgezinden in Ierland verkrijgen eenige rechten I. 163, geeven eene ve klaaring wegens fommige hunner gevoelens ib. 165. Rouan en Havre keuren het zelve af 354, als ook die van Straatsburg 355 , en Somme TEure ï'Aisne ea anderen 355- y 2 ROU-  BLADWIJZER van het Rouzet geeft een ndvis wegens de te rechtftelling van den Koning van Frankrijk II. 220. Ruiterij (de) van Parijs weigert hunnen Commandant te gehoorzamen II. 21)5. Rusland I. 7-71, IL 7-1®, 14-17, Rusland doet afftand van de door de Porte beloofde vergoeding der krijgskosten I. 4, herftelt den Chineefchen handel I. 7, vermoedelijk gedrag omtrent Frankrijk en Poolen I. 9, De Franfche Gezant aan het Rusfisch Hof ontfangt een Nota van den Staatsdienaar II. 7, waarbij hem aangeduid wordt om de Hoofdftad en het Rijk te verlaaten II. 7, de Keizerin fchijnt zich met de andere, verbonden Mogendheden te willen vereenigen tegen Frankrijk II. 8 , haare toetreeding tot de Conventie van Pilnits II. 19 , toebereidfelen ter Zee ibid. 9, toekomende Gemaalinnen van de twee jonge Grootvorften ib. 10, Deputatien aan dezelve II. 130, (de Gezant van) doet op nieuw aanzoek om hulptroepen tegen Frankrijk ibid. 36, weigerend antwoord van den Regent ib. 36. Rusfen (de) betrekken een leger bij Warfchauw ib. 27. breeken hunne legerplaats bij Warfchauw op ib. 26".; Rust (de) in Parijs herfteld II. 383. Rustig antwoord van den Commandant van Diedenlytven bij het opeifchen dier Stad II. 4-24. Rijksdag {Poolfche) neemt een voorbereidend befluit tot verdeediging I. 222 , ontfangt federt nog ongunftige berichten 224, bezorgt het nog ontbreekende aan den Oorlogsftaat22Ö, en belooft de fchade te vergoeden door eenen inval te wege gebragt 227, die door den Rusfifchen Gezant aangekondigd wordt 228, de Koning deelt deszelfs verklaaring aan den Rijksdag mede 231, en geeft middelen van verdeediging aan de hand 232 , draagt hem het opperbevel over het Leger op 237, beneffens de macht tot het aangaan van alle Krijgsverdragen en het uitdeelen van beloo-  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL. looningen , legt eene belas-, ting op de vaste goederen 235, neemt maatregels omtrent hen die den vijand hebben opgehitst 236, en zorgt voor de buiten- en binnenlandfche rust 236, wordt krachtdaadig door Vcderlandfche giften onderfteund 237, en eindigt zijne Zittingen 239. Rijsfel ( het beleg van) en Diedenhoven opgebroken II. ui. zwaar belegerd en gebombardeerd II. 168, zendt Afgevaardigden na Parijs II. 170, verweert zich dapper II. 171, krijgt toevoer van levensmiddelen en verlterking II. 171, (het beleg van) opgebroken II. 172, deerlijk verwoest II. 172, als mede de omliggende dorpen II. 172 , wordt met eene belegering gedreigt II. 426, opgeeischt ib. 422, weigerend antwoord van den Commandant ib. 422, als mede van de Municipaliteit ib. 429, begin van het bombardement ib. 423. S. Samenkomst der Leden vaa de Nationale Conventie ib. 371. Santf.ere als mede de Stads Regeering fpreekt den brief van Roland tegen II. 229, en fchrijft de duurte der levensmiddelen aan de kunstgteepen der Koningsgezinden toe II. 229. Sardinien doet den nieuwen Franfchen Gezant aanhouden I. 271, waar voor Frankrijk vruchtloos voldoening vordert 271, krijgstoerustingen aldaar I. 272, als mede in Napels, Toskaanen en Genua 273, dezelve in den Kerkelijken Staat 273, ftaat der zaaken in Sardinien II. 55, — de Koning fluit een verbond met de Hoven van Weenen en Berlijn II. 56, zijn Krijgsmagt II. 57, vraagt hulp van den Keizer II. 60, (de troepen van) vlugten zonder tegenweer te bieden ib.6s, en verlaaten hun ftetkfte posten ib. 63 , vlugten lafhartig ib. 66, men doet hen in 't binnenfte van Piemont bijeen trekken ib. 67, zijn recht op Savojen vervallen verklaard II. 70. Saxen (de Keurvorst van) neemt y 3 deel  BLADWIJZER van het deel in het verbond tegen Frankrijk II. 85. Saxen Teschen (de Hertog van) biedt de uirgeweeken Brabanders en Luikenaars vergiffenis aan II. 324., die zulks van de hand wijzen ibid. 325, verzoekt een flilftand van wapenen ib. 333, welke hem geweigerd wordt ib. 333, waar na hij van het bevel over de Armee afftand doet ib. 334, noodigt de inwoonderen van Fransch Vlaanderen om onder de gehoorzaamheid des Konings weder te keeren II. 427, het welk door die van Rijsfcl wordt verworpen ib. 427. Savoyen proclamatie aldaar afgekondigd tot gerustftelling der Ingezetenen II. 68, waarop Gedeputeerden tot eene algemeene Vergadering verkooren worden ib. 69, die zig tot een Nation. Conv. formeeren ib. 70, Schikkingen ten aanzien van de inkwartiering der Rusfifche en Poolfche troepen II. 20. Servan wordt Oorlogsminister I. 317. Sierk door de Pruisfen ingenomen IL 113. Spanje I. 50-54. II. 48-61 267-270. twintig Feestdagen aldaar ingefteld I. 50, invoer der Franfche boeken aldaar verboden I. 51, wordt gemaatigder omtrent Frankrijk I.52, trekt het bevelfchrift omtrent de Vreemdelingen in I. 54. het Hof erkent de terugroeping van den Franfchen Gezant I. 267, en de geloofsbrieven van den Ridder van Bourgoing 268, en ftaat den Negerhandel op St. Domingo enz. we- ' der aan Frankrijk toe 269, als mede den invoer van alle Nieuwspapieren 270, het Hof doet poogingen om den Koning van Vrankrijk bij het le. ven te behouden II. 281 , boe deszelfs brief dieswegens door de Conventie aangemerkt wordt ibid. erkent niet langer de hoedanigheid des Franfchen Gezant II. 53, Oorlogstoebereidzeien aldaar II. 53. Spaanfche (de) waarneemer van zaaken aan het Hof van Frankrijk keert van daar te rug II. 52  HISTORIESCH SCHOUWTOONEE L. 52, die een ongunflig verflag doet van de gefteidheid der zaaken aldaar ib- 53Spiegel (van der) wordt befchuldigd geld van de Brabandfche Staaten getrokken te hebben L 185, fchrijfi aan den Heer Hop I. 185, 'egt zijn zaak voor de Staaten van Holland open 1. 186. Slachting (verfchrikkelijke) in het Kasteel de Tuilleries II. 285. Slegt gedrag der Franfchen bij het heroveren van St. Amand II. 422, waar door zij genoodzaakt zijn de ftad te verlaaten II. 428. Standbeelden (de) des Konings van Frankrijk omvergehaald II. 295. Staat der Geldmiddelen in Engeland I. 156, der zaaken tusfchen Frankrijk en Engeland II. 282, vetflag deswegens door den Minister der buitenlandfche zaaken ibid. det Franfche Zeemagt II. 325 j der Franfche Legers II. 361, der Franfche Krijgsmagt II 382, der Geldmiddelen U Parijs IL 389Staaten Generaal dringen t Brusfel op onderzoek over twee befchuldigde perfoonen, aan I. 183, en bekomen antwoord van het Gouvernement aldaar I. 184. Staaten van Holland befluiten op de klagt van den Raadpenfionaris van der Spiegel L 188, ontfangen een gunftig verflag van de Gemagtigden in deeze zaak ibid. en befluiten overeenkomftig het zelve I. 190. Staatsgevangenen (de meeste) naar Orleans gevoerd II. 309 1 worden van Orleans naar Perfai lies gebragt H. 359- en aldaar door het Volk vermoord ib. 359- Stenai bezet door de Oostenrijkers II. 181. Stenden (verfcheiden) van het Duitfche Rijk neemen deel in den Oorlog II. 120. Sterkte van de Franfche Legermagt volgends hunne opgave en derzelver verdeeling II. 204, ftaat der Franfche legers II. 215, dar wederzijdfchelegersll. 382. Soldaaten mogen hunne eigen Officieren verkiezen II. 3°3: Stokholm (het Hof van) weigert 3 4 Zij-  B L A D W IJ Z E R van het zijne Contingenten tot den Rijks-oorlog tegen Frankrijk «• 37- Sudermanland (Hertog van) wordt Regent van Zweeden I. 24. Slaavenhandel wordt indeDeenfche W. L Coloniè'n afgefchaft ï. 28. T. Tartaarfche Forflen (drie) omhelzen het Christendom I. 10. Teftament van Gustavus III. Koning van Zweden T. 24. Thurlow Opperkanfelier ontfangt zijn ontflag , 377. Toebereidzelen om den Koning van Sardiniën te helpen II.64, te Bergen tot eene belegering H. 423. Toerustingen aan de TurkJ'che grenzen II. 16. Toeftand van den Koning van Frankrijk II. 342. Toeftel tot de verdeediging in de Tuilleries II. 274, in welke zeer veele perfoonen worden toegelaateu ib. 275. Totaal der Engelfche Zeemagt II. 403. Trier (Keurvorst van) doet een Nota door de, Uitgeweekenen aan den Franfchen Gezant te Coblentz ter hand ftellen 1.66, door de Franfchen ontrust II. 161. Truguet (de Admiraal) zeilt uit met een Eskader om bezit te neemen van Oneglia II. 72, en zendt eene Deputatie in een Sloep met eene Vrede-vlag aan de Ingezetenen ib. 72, die eenige Officieren en manfchappen om 't leven brengen ib. 72, waar over eene zeer ftrenge wraak genomen wordt II. 72. Tuilleries het gewapende Volk pleegt aldaar geweld I. 346, doch gaat op raad van Pethion uit een ib. 348, de Koning fchrijft wegens het gebeurde aan de Vergadering 378, welke alle onwettige gewapende verfchijningen van Burgers verbiedt 349, (de papieren in de) gevpnden worden in hanpen gefteld van eene Commisfie II. 181, eerfte bericht dier Commisfie ingeleeverd II. 181, 't welk tot hevige gefchillen aanleiding geeft II. 182. Tu-  HISTORIESCH S.CHOUWTOONEEL. Turin oproer aldaar L 58, (het Hof van) neemt vetdete maatregelen II. 57, beklaagt zich wegens den inval der Franfchen en ontfchuldigt zijne troepen II. 67, zoekt vergeefsch hulp in Engeland en Zwitzerland II. 62. doch flaagt daar in bij het Hof van Weenen II. 63. Turkyen I. 1-6. II. I-I3- H« 205—207. Frankrijk benoemt een nieuwen Gezant bij de Porte II. 1, tegen wien verfcheide andere Gezanten de Porte tragien voor in te neemen II. 2, 't welk hen ook gelukt ib. 3, hevige brand te Konftantinopolen II. 3, als mede in Perfiên en Bcsnièn ib. 4, Belgrado door een hoop misnoegde Turken ingenomen ib. 5 , verdrag tusfchen hun en den Pacha geflooten ib. 6, de pest verfpreidt zich tot in de uiterfte Provinciën van het Turkfche Rijk ibid. U. ükraine (de) krijgstoerustingen aldaar I. 260. Uitgeweekenen (Franfche) beklaagelijke toeftand derzelve I. 141, hunne goederen verbeurd verklaard II. 271, hoe dezelve in de Oostenrijkfche Nederlanden behandeld worden II. 343 ■> de meesten begeeven zig naar 't Bisdom Luik ibid. 345, waar zeer veelen van hun uit den krijgsdienst ontflagen worden ib. 345. — Ne. derlanders houden bij den uitvoerenden Raad in Frankrijk aan op de vervulling van voormaalige beloften ib. 380, aanfpraak van eene Deputatie uit dezelve aan de Commisfarisfen der Nat. Conventie te Duinkerken ib. 381, merkwaardig antwoord op dezelve ibid. wreedheid derzelve II. 173, plunderen het dorp Vonk ibid. 174. Uitvoerende (de) Macht voor eerst gevestigd in het Miniflerie II. 302, Raad belast denzelven in geene onderhandelingen te treden met den vijand, voor deeze den Franfchen bodem zoude vc-rlaaten hebben II. 401. Uitwerking van het Edikt tegen 3-5 de  B L A D \V IJ Z E R van het de weelde in Zweeden IL 37, en de vergunde vrijheid van de Drukpers ib. 37, der verklaaring dat het Vaderland in gevaar is II. 227. V. Vaart (vrije) op het flolfteinfcke geopend I. 212. Valence trekt op tegen Namen li. 337 , komt in Charleroi ibid. verovert de ftad Namen ibid. Valsch bericht wegens het overlijden der Koninginne van Portugal II. 47. Vallede geruchten wegens het influiten der Franfche Armée II. 142 , onzekerheid wegens de oogmerken van dat gerucht ib. 142, patrouille aangehouden II. 275. Venetien (de Raad van) wordt door veele redenen tot onzijdigheid bewogen II. 69. Verandering in de Politieke en IViilitaire gefteldheid van Turksch Illyriên II. 12, inde denkwijze der Zwitsers omtrent de Franfche zaaken II. j>2, in het laatst genomen Decreet. II. 176. Verbonden (de) Mogendheden houden zig verzekert van den uitflag van den Franfchen Oorlog II. 8. Verbod in Spanje tegen het invoeren van boeken en nieuwspapieren vernieuwd II. 53. Verdeeldheid in de fteden tusfchen de Municipaliteit en het volk II. 326, boven al te Orleans ib. Verdun door de Pruisfen belegerd II. 122, en ten tweede maale opgeëischt, 122, men befluit om een leger van 60,000 man alleen uit Parijs tot ontzet dier ftad aftezenden II 351 , zonderlinge vrees voor de gevolgen die daar uit zouden kunnen ontftaan II. 351, Longwy en andere plaatfen door de Franfchen veroverd II. 110. Vereenigde (de) Armée verzuimt de nodige pasfen in tijds te bezetten II. 154, Armee trekt uit Parijs II. i6o# Legers in een ongunftige toeftand II. 153, Vereenigde Nederlanden II. 376-392- 431-437- aanhoudende verdeeldheden al. daar II. 376, voorzorgen door de  HISTORIESCH SC HOUWTOONEEL. de Siaaten van Holland genomen ib. 377 > aanfchrijving deswegens aan de Bailliuwen enz. ib. 378 , oprichting van een Corps Zee artilleristen aldaar ib. 379, de rang van Commandeur ter Zee wordt herfteld ib. zwakke ftaat derzelve ib. 387. Vergniaux doet een Redevoering in de Nat. Verg. II. 177. Verjaaring van het Federatie feest te Parijs gevierd 11. 212. Verjaardag der Franfche omwenteling* in Londen en elders gevierd II. 406, als mede in Schotland en Triand ib. 406. Verklaaring (de) des Hertogs van Brunsvijk ter kennisfe gebragt van de Nat. Verg. II. 252, welke de voorleezing daar van weigert ib. 252, 's Koning; brief daar over aan dezelve ib. 252, welke veel gemoi veroorzaakt ib. 254, en aan leiding geeft tot verregaandi befchuldigingen ib. 254, vat den Keizer ten aanzien vat de Oostenrijkfche Nederlandei II. 375, voorzorgen jen aan zien van de grensfcheidingei der Nederlanden II. 394. Verkoeling tusfchen het Hof van JVeencn en de Porte_ II. 7, over het niet te rug geeven van de Vesting Choczim ib. 7. Verlegenheid in de Kabinetten van Italien II. 61. Vermoedens omtrent de bewindvoerende macht II. 358. Verrichtingen der geformeerde Nat. Conv. II. 70, van de nieuwe in gefielde Vierfchaar te Parijs II. 333VerfcheidenMogendheden zoeken de vriendfchap der Porte II. 1. nabuurige Pacha's verzamelen hunne krijgsmacht II. 11. waar na die van Nisfa door een krijgslist Belgrado herovert ib. 12, Raaden van het Parijfche Departement neemen hun ontflag II. 232, Deputatien eifchen de fpoedige afzetting des Konings II. 287. Verflag wegens den toeftand van het Franfche Rijk ten aanzien i der buitenlandfche Mogendhe1 den II. 206. 1 Verflagenheid te Parijs over den 1 fnellen voortgang der vijandelijke wapenen II. 350. 1 Verfterking der Nederlandfche grenzen I. 391. Ver-  B L A D W IJ Z E R van eet Verzoek van het Spaanfche Hof aan de buitenlandfche Ministers II. 53. Vlaanderen ( Inwooners van) erlangen een volftrekte kwijtfcheiding I. J74, krijgsverrichtingen aldaar II. 334. aldaar ontmoeten de Volksvertegenwoordigers weinig tegenfland ib. 357. Vloot (een) in Zee gezonden onder bevel van den Admiraal Hood II. 403. Volk (Ottomannisch) is misnoegd over den vrede I. 205, beweegingen in Holftein ontfiaan II. 29, (het) van Parijs geraakt weder aan 't bedaaren II. 229, van Parijs laat de Zwitzers aanzeggen dat het tegen dezelve geen vijandelijke oogmerken heeft II. 234, die niet te min op het Volk vijandelijk aanvallen ib. 234, van Parijs beklaagt zich over het niet te recht ftellen der gevangenen II. 330, van Brabandtracht de Vonckisten verdagt te maaken II. 353. wordt bijeen geroepen om de Staaten van Braband te herftellen ib. 354, voorzorgen door den Commandant van Brusfel genomen ib. die de eifchen van het Volk weigert ib. en de Hoofden der Staatsgezinden bedreigt ibid. Volkplanting (nieuwe) in Afrika II. 408. Voorbehoedfelen in Spanje tegen het verfpreiden der Franfche grondbeginfelen II. 252. Voorflag om de Armée van den Staat met 15 man per Compagnie te vermeerderen II. 391. Voorflagen tot een vergelijk met Frankrijk II. 133. Voorftel om drie Dictators aan te ftellen en met de uitvoerende Macht te bekleeden II. 245, anderen begeeren het bewind in handen van den Koning te laaten ib. 246", welke partij de minfle voorflanders heeft ibid. 247, om de Nat. Verg. uit Parijs na eene andere plaats te verleggen wordt verworpen II. 269, door de Ministers in de Nat. Verg. gedaan om de geheele Natie tot verdeediging van het Vaderland op te roepen enz. II. 335, en door dezelve goedgekeurd ib. 335, om op de hoofden des Konings van  HISTORIESCH SCHOUW TOONEEL. van Pruisfen en andere Vorften eene premie te ftellen ib. 340, om een Corps van Konings moordenaaren op te richten II. 341 * beide deeze voordellen door de Nat. Verg. verworpen ib. 341> bij de Nat. Conv. om terftond een daad van uitfteekend gezag uit te oefenen II. 375Voorflellingen (vruchtelooze) van het Britfehe Miniderie tegen de vrije Vaart op de Schelde II. 383Vorden (Uuitfche) verfcheiden derzelve verklaaren zich tegen den Rijks-oorlog II. 147 > de meerderheid befluit tot het opbrengen van een driedubbeid contingent II. 147. Vredelievende geneigdheid van het Brilfch Miniderie II. 404. Vrees voor een tweede vlugt des Konings van Frankrijk ; maatregelen daar tegen I. 326, voor oproer in Stokhohn II. 71, in Frankrijk voor eene nabij zijnde vredebreuk met Spanje II. 48, verdeeldheid daarover in den Staatsraad ib. 49. Vreugde in Poolen over den voor fpoed der Franfche wapenen II. 23. Vrijheidsgeest (toeneemende) in fommige plaatzen in Duitschland II. 148. Vrijwilligers (een menigte) neemen dienst in Parijs II. 228. W. Wallis (Dr.) keert na Engeland terug I. 16. PVarfchamv men viert het Jaarfeest der omwenteling II. 225. Weenen (het Hof van) andwoordt op de jongde eisfehen des Keizers I. 134- welke op een meer bedisfend andwoord aandringt I. 135. C de Hoven van) en Berlijn hun merkwaardig gedrag, II. 26, (het Hof van) doet nieuwe poogingen II. 52, verklaaring des Franfchen Gezant .aldaar ib. 53, verdere toebeteidzelen ib. 54, die egter van veelen als enkele voorzorgen aangezien wierden ib. 55, vertrek van óenTurkfchen Gezant vandaar ib. 21, (het Hof van) deszelfs Staatsfchulden ib. 23, bank-  ■ BL ADWIJZERvan het bankbriefjes mislukte pooging met dezelve ib. 27, (de Hoven van) en Petersburg vernieuwen hun Alliantie traétaat II. 27, (het Hof van) doet een tegenverkiaaring op de Franfche Oorlogsverklaring ib. 85, (het Hof van) maakt verbazende krijgstoerustingen ib. 87, maatregelen genomen om den Oorlog voort te zetten II. 120, (het Hof van) geeft aan de buitenlandfche Gezanten kennis van den gevaarlijken toeftand van Duitschland II. 120, (de Hoven van) en Berlijn zoeken den Oorlog met Frankrijk tot eene Rijks oorlog te maaken . II, 135, (het Hof van) blijft onbuigzaam I. 290, en geeft •een onvoldoend andwoord op de jongde eisfchen van het Franfche Hof ib. aor, en blijft 'er bij volharden ib.. 297, . ( het Hof van) doet zijn troepen tegen Frankrijk trekken ib. 364, (de Hoven van) en Berlijn dringen op het toetreden der Stenden tot eene Rijksverbindtenis I. 366. terugkomst van den Keizer aldaar II. 118. Werkzaamheid van den Uitvoerenden Raad te Parijs II. 304. Willekeurige handelwijze der Gemeente van Parijs II. 343. Woelingen van eenige Dagbladfchrijvers en anderen II. 305. Wurtemberg (de Hertog van) beklaagt zig ten fterkften ovet het inneemen van de Vesting Kehl II. 97. Z. Zes Commisfarisfen benoemd om de gefteldheid van het Rijk te onderzoeken enz. 393. Zorglijken toeftand des Konings van Frankrijk II. 264, die in eene proclamatie zijn gedrag verantwoordt ib. 264, welke door het Volk afgefcheurd en verbrand wordt, ibid. Zweeden I. 11—28. 208—244, II. 36. 44. fchort de Oorlogsrenten op I. 11, befluit op den Rijksdag te Gefle om dezelve te waarborgen I. 13, Koning van (famenzweering tegen den) I. 15-18, wordt ge-  HISTORIESCH SC HOU WTOONEEL. gekwetst I. 18, ftelt een Regeeringsrand aan I. 23, fterft,, I.23, ( Kroonprins van) wordt tot Koning uitgeroepen 1. 24. fluit den vrede met Algiers I. 217, Zeemacht in Zweeden verfterkt II. 35- en eenCommisfie tot verbetering der .Geldmiddelen benoemd ib.|36, (de Regent van) wordt in naamlooze brieven bedreigd II. 39, waar over de Schrijver van denzelven in hechtenis genomen wordt ibid. 39, twee audere perfoonen aldaar om hunne fchrit'ten in de gevangenis gebragt ib. 40. Volksbeweegingen welke daar uit ontftaan ib. 41, de weduwe Maria Louiza fterft I. 369, (da Regeering) ontfangt een verklaaring van den Agent der Franfche Prinfen II. 37, Koel antwoord op dezelve ib, 37, de gebannen Overften Mokt. gommery en Lëanstedt uit derzelver balliuglchap ontflagen ib. 39, vrijheid der Drukpers aldaar toegedaan ib. 39 , bedenkingen tegen de daar toe ftrekkende Ordonnantie ib. 40, de voetval voor den Koning aldaar afgefchaft ib. 40; Edict, tegen alle hazardfpeelen ib. 41, en tegen de toeneemende weelde aldaar ib. 40, eene Staats Commisfie benoemd tot het verbeteren der Financiën ib. 42, Staatsfchulden van hes Zweedfche Rijk , ib. 42, de ter dood veroordeelde Staatsgevangenen worden na he£ Kasteel te Friederikshof verplaatst, ib. 42, het Hoog Geregtshof bevestigt de tegen hun uitgefproken vonnisfen ib. 43, welke door den Hertog Regent in bannisfement veranderd worden ib. 43 , hun vertrek uit Zweeden ib. 44, het weik onder het gemeen eenig misnoegen verwekt ib. 44. Zwitzerland I. 274-276. II" 86—107, de Cantons befluiten tot een onzijdig gedrag y jegens Frankrijk I. 275. en het verzamelen van een leger bij Bafel ib. 275, verflagendheid over het gebeurde 1 te Parijs, op den 10 Augusius II. 70, waar over in het Canton Bern den rouw wordt aangenomen ib. 71, Landdag te Bern uitgefchreeven ib. 72Eeni-  B L A D W IJ Z E R van het Eenige Zwitzerfcke Regimenten in Frankrijk zenden Afgevaardigden aan hunne Cantons om uit den Franfchen dienst terug geroepen te worden tt 73- Zwitzers (de) te Courberoi willen hunne,landgenooten in de Tuilleries bijfpringen II. 294, welk nog in tijds wordt af¬ gekeurd ib. 295. .Zwitzerfcke Officieren en die van de Parijfche Ruiterij befchuldigd dat dezelve bevel gegeeven hadden om op het Volk te fchieten II. 296, Regimenten worden uit den Franfchen dienst ontflagen II. 338, een derzelven deferteert 'met wapenen en bagage II. 339.        HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL  ■  HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL van 'S WAERELDS LOTGEVALLEN IN HET JAAR 17 9 2. VIJFDE DEEL. BEHELZENDE B IJ L A G E N. TE H A A R L E Mr bij A. L O O S j E S, Pz.   B IJ L A G E N. LI. Memorie van den Baron van Herbert, Internuntius van zijne Roomsen-Keizerlijke Majefieit te Conftantinopolen, en aan het Turksch Minijlerie aldaar ingeleverd, den loden Augustus 1792. De bloeddorstige faftie der Jacobijnen , willende overal den geest van tweedracht en regeeringloüshcid, met welke zij bezield is, voortplanten, komc naar Conftantinopolen te zenden een van haare gevaarlij kfte Leden, genaamd Semonville , een man , die wezenlijk bekend ftaat om zijne verdorven grondbeginzelen, dien reeds verfcheiden Hoven afgeweezen , of geweigerd hebben hem in de hoedanigheid van Minister te erkennen, of zelfs op hun grondgebied toe te iaaten. De verfoeilijke ontwerpen van dezen zendeling, gekend bij het Keizerlijk Koninglijk Hof, bedoelen niets minder dan die volkomen harmonie, welke zo gelukkig tusfehen de beide Keizerrijken herfteld is , om verre te werpen , ten einde eene gunstige diverfie te doen opkomen ten behoeve van fchurkenbenden, welken zijne Keizerlijke Majefteit en deszelfs Doorluchtige Geallieerden beezig zijn buiten ftaat te ftellen, van geheel Europa het onderfte boven te keeren.  2 B IJ L A G E N. De ondergetekende Internuntius heeft te dikwijls onder zijn bereik gehad, in de handelingen der verheven Porie de hooge wijsheid en het rechtmatig bezef haarer waardigheid gade te flaan , dan dat hij zich een enkel oogenbiik zou durven veroorloven te vermoeden, dat zij zich zoo verre vernederen zoude, om voor den Troon, welke de zetel is van Eere en Majefteit, den flegtst befaamden der Faétiedrijvers, met de bedrieglijkfte voorftellen gelast, in een publiek karakter te ontvangen. Doch nadien 'et lieden zijn, die, of kwaadwillig of onkundig, de toelaating van Semonville veinzen te befchouwen als eene onverfchillige zaak in zich zelve, is het de onvermijdelijke plicht des Ondergetekenden , de ftera dezer lieden te fmooren door eene formeele reclamatie; en te verklaaren, dat indien, tegen de verwagting van de Geallieerde Mogendheden, en tegen alle waarfchijnlijkheid, Semonville mogt worden toegelaaten, het Hof van JVeefien in dat geval zal moeten onderftellen, dat de machtigde belangzucht, opgewekt door glimpige aanbiedingen , de overhand verkreegen heeft boven de eenige partij, welke de verheven Porte wierdt voorgefchreven door haare uitneemende kieschheid, eershalven, namentlijk de volftrekte afwijzing van een' Zendeling, die losgelaaten is door de-vijanden niet alleen van de Geallieerde Mogendheden, maar ook van het geheele menfchelijk Gedacht. De Ondergetekende is, voor het overige, wel verzekerd, dat de explicatie, welke hij de eer heeft officieel bij deze Memorie te verzoeken, dienen zal tot flaving van het vertrouwen, 't welk zijne Keizerlijke Majefteit reeds ftelt in de fchatbaare vriendfchap, en in de voortreflijks denkwijs van de verheven Porte. Daar zijne Keizerlijke Majefteit verzekerd zal wezen, dat  B IJ L A G E N. 3 dat de vetheven Porte door mij is onderricht geworden, zal hij dan niet ir, I jt geval zijn van de grootfte verkoeling aan den kant zijner vriendin te vermoeden , zo deze niet weigerde een der voornaamite Leden dier Seéle, zijne perfooneele vijandin , te ontvangen eu te erkennen als Ambasfadeur? Zullen de Mogendheden, Nabuuren van het Ottomannifche Rijk, niet ontrust wezen, uit hoofde der mogelijkheid aan het Hagen van Negotiatien, die ten doelwit hebben op nieuw de Porte tegen hen te wapenen ? Deze ontrusting zal maatregelen veroorzaaken, welke de voorzichtigheid voorfchrijft, en wantrouwens, die noodwendig de goede harmonie zullen krenken, welke gelukkig door den vrede is herfteld geworden. Wanneer ik aan de verheven Porte voorflel, den Heer SeMonvilre afcewijzen, verftaa ik daardoor niet haare afwijzing van elk ander Minister, welke Frankrijk haar mogt toezenden; zulks zoude zijn zich vijandig tegen de nieuwe Conftitutie te verklaaren ; maar een Minister niets anders zijnde dan het werktuig, dat tusfchen de twee Hoven de banden eener volkomen vriendfchap onderhoudt, kan een Hof , dat in eenig perfoon hoedanigheden zoude vinden, welke aanltootelijk voorkomen , zeer wel zijne aanneeming van de hand wijzen , en een ander eifchen. Dierhalven zal de verheven Porte, met te weigeren den' Heer Ssmonville te ontvangen, op geenerlei wijze haare verbintenisfen met Frankrijk afbreeken. * 2 LH,  4 B IJ L A G E N. Lil. Extract uit de Memorie van den Heer van Knobelsdorff , Afgezant van zijne Majefteit den Koning van Pruisfen bij de Porte. Zo dra de Ondergetekende vernomen heeft, dat de Heer Semonville benoemd was tot Ambasfadeur van Frankrijk bij de Ottemannifche Porte, heeft hij het van zijn' plicht, en tevens van het grootst belang geacht voor de verheven Porte , haar wegens dit fubjeiü te waarfchouwen. Hij heeft dienvolgens op het dringendfte verzogt, dat zij zijne komst mogte afweeren ; doch de vruchteloosheid van dusdanige vertoogen , dringt hem thans aan , in c.eze Memorie de redenen open te leggen, welke hem tot de gemelde flappen bewoogen hadden. De Heer Semonville , voor eenigen tijd , benoemd Fransch Minister aan het Hof van Turin, is aldaar geweigerd geworden, om dat hij bekend ftond als een ijveraar voor de Jakobijnen, door zijn gehouden gedrag te Genua, alwaar hij het Volk heeft opgeruid tegens de Regeering , de geliefde en gewoone handelwijs der Jakobijnen , die, na den Troon van Frankrijk om verre gerukt, en de losbandigheid benevens de wanorde alom in dat Koningrijk verfpreid te hebben , tot grondbeginfels hebben aangenomen om alle Volken te verleiden, door aan dezc-lve opftand en het vermoorden hunner Souvereinen te prediken. Het  B IJ L A GEN. 5 Het aanwezen van den Heer Semonville is gevaarlijk in alle Landen; want hij is een Jakobijn, dac is, van eene Schurken-feéte, betraande uit tóomelooze Dweepers, door Democratifche onzinnigheid beheerscht, gezwooren vijan4 den en bekende moordenaaren van alle Souvereinen, tegen welke zij verraad , trouwloosheid , dolk en vergift gebruiken; alles is hun om 't even, zo zij maar de aarde bevrijden van de Despooten, een fcheldnaam, dien zij aan de wettige Souverainen geeven. Dit is hunne Taal en Zedeleer; eene helfche leere, welke zij zich niet gefchaamd hebben voor het oog der ganfche waereld van zich af te geeven. Zodanig zijn alle de Jakobijnen, zodanig is de Heer Semonville , en zulk een monfter zal tot aan den voet van den geheiligden Troon van den Keizer der Ottomannen naderen? Dit denkbeeld heeft mij doen ijzen; mijn hart bekommerd voor levensdagen die aan hetzelve waard zijn, heeft gefproken ; maar indien het mooglijk was dat deze warme taal van mijn hart niet gehoord wierde , zoude ik nog die van de Staatkunde daarbij kunnen voegen, alzo het ftrijdig is met de waardigheid van zulk een grootmagtig Souverein , een Minister te ontvangen, die reeds door een ander Hof geweigerd en afgeweezen is, enz. a 3 LUI.  6 B IJ L A G E N. LI II. Brief van den Croot-Vifir aan den Minister van Frankrijk, den 22(ten OStober 1792. ter kennis gebragt van de Nationaale Conventie , door den Heer le Brun , Minister der buitenlandfche zaaken te Parijs. Onze zeer waarde en zeer oprechte Vriend, wiens einde moge gelukkig zijn, de eerde Minister van het voorbeeld der Christen Vorsten , en van het richtfnoer der Grooten, die belijders zijn van den Godsdienst van Jezus , de zeer machtige en zeer achtbaare Keizer van Frankrijk1. Na U complimenten, door de zuiverde vriendfchap ingefproken , aangeboden te hebben , doen wij U te weeten, als Vriend, dat het ontegenfpreeklijk is, dat tot de handhaving der goede harmonie, welke heerscht tusfchen het Hof van Frankrijk en de Verheven Porte, van weerskanten behooren in acht genomen te worden , met eene naamvkeurige oplettendheid, de Opitulatien en Traftaaten , welke daarvan de grondfbgen zijn, en dat men moet trachten elkander allerlei goede diensten toe te brengen, ten blijke van eene zo onkreukbaare vriendfchap. De Verheven Porte heeft zich altoos gekweeten van de grootje naauwgezetheid, in zich volgens dat grondbeginzel te gedragen, nadien het Hof van Frankrijk, van zijnen kant daartoe even zorgvuldig bijdragende, deeds ge- zogt  B IJ L A G E N. 7 zogt heeft de banden van goede verflandhonding naauwer toetehaien. Een ander niet minder ontegenfprekelijk poindt is, dat, voor het welzijn der beide Keizerrijken , vooral van belang moet geacht worden , dat de Ambasfadeurs, door het Hof van Frankrijk gezonden om te refideeren bij de Verheven Porte, en aldaar volgens de Capitulatkn, de zaaken voor te ftaan van de Kooplieden en andere Franfchen, die in de Ottomannifche Staaten komen , lieden zijn van bekende rechtfchapenheid, wijsheiden fchranderheid , ten - einde zij alle fmet mogen afwenden van de goede harmonie, welke tusfchen de beide Mogendheden plaats heeft. De Verheven Porte heeft, tot hiertoe, niet dan reden van tevredenheid gehad, wegens de handelingen en goede gedragingen der Ambasfadeurs , welke het Hof van Frankrijk haar heeft toegezonden ; en vermits alles haar aandringt te geloven-, dat het genoemde Hof van meening is, dezelfde middelen te gebruiken om meer en meer de banden van vriendfchap , welke de beide Rijken vereenigen , toe te haaien , zoude het overtollig zijn, langer op dit onderwerp te blijven flasn. Dierhalven dan : wij hebben federt kort vernomen, dat de Ambasfadeur van' Frankrijk , thans bij de Verheven Porte refideerende, is herroepen, en benoemd geworden om hem in die zelfde hoedanigheid op te volgen , de met naame Semonville. Zonder te willen inbreuk doen op de rechten, welke de Mogendheden hebben , van , naar welgevallen , hunne Ambasfadeurs te veranderen , moeten wij echter U te kennen geeven , dat 'er redenen zijn te vreezen , dat opgemelde Semonvjlle een weinig voegzaam gedrag houden zal, aangezien de bekende richting van zijn karakter, 't welk hij reeds op zekea 4 re  8 13 IJ L A G E N. re manier heeft aan den dag gelegd. En vermits het geenzints dienstig is, dat tot eene Ambasfade, welke de gewichtigfte Commisfie is, waarmede men bij de Mogendheden kan belast worden , lieden worden benoemd van zodanig min gematigden geest ; maar het in tegendeel noodzaaklijk zijnde, die bediening te geeven aan elk anderen perfoon, dien men zal willen verkiezen , mits dezelve zij van bekend fchrander oordeel, en bekwaam om zich wijsfelijk en overeenkomftig de vriendfchap te gedragen , welke het Hof van Frankrijk en de Verheven Porte verbindt: zoo fchrijven wij U dezen vriendfchappelijken brief, ten einde U onder het oog te brengen, dat wanneer, met Gods wil, deze brief U zal zijn toegekomen, Gij klaarlijk weeten zult het onze begeerte te zijn, dat, om volgens de capitulatien, in hoedanigheid van Ambasfadeur , bij de verheven Porte te refideeren , een ander perfoon verkoren en benoemd worde, meer bekwaam zich te gedragen met die rechtfchapenheid en wijsheid , welke deze gewichtige zending vereischt, en die meer gefchikt is om de zaaken , welke zouden mogen voorkomen, tot genoegen van de beide Mogendheden te behandelen, zoo wel als tot meeste.voordeel van de tusfchen hen plaats hebbende vriendfchap en goede harmonie. Heil den geen die in den weg des heils wandelt. Te Conftantinopolen , de wel bewaarde. L1V.  B TJ L A G E N. 9 LIV. Nota van den Hertog d'Alcudia , eerjle Staatsminister des Konings van Spanje, behelzende de verklaaring van Neutraliteit. Dewijl de Franfche Regeering aan die van Spanje haar verlangen te kennen gegeeven heeft, om de Neutraliteit, welke tusfchen de beide Natiën werkelijk beflaat, bevestigd te zien: zo heeft zijne Catholijke Majefteit den Ondergetekenden, deszelfseerden Staatsminister, gemachtigd, bij deze Nota te verklaaren: Spanje, van zijn kant, de jlriktfte onzijdigheid zal bewaarcn in den 'oorlog , waarin Frankrijk met andere Mogendheden is verwikkeld. Deze Nota zal ta Parijs uitgewisfeld worden tegen eene andere, door den Minister der buitenlandfche zaaken ondertekend, waarin men dezelfde verzekeringen van de zijde van Frankrijk geeven zal. Madrid den i^den December. {Geteekend~) Firmada. De Hertog van Alcüdia. " 5 LV.  ÏO B IJ L A G E N. LV. Nota van den eerden Staatsminister des Konings van Spanje, betrekkelijk tot de voorgeftelde ontwapening. Ingevolge van de tusfchen den Koning van Spanje en de Regeering van Frankrijk afgefproken Neutraliteit , en in de verzekering van de vriendfchap en goede trouwe der Ffanfche Natie , wil zijne Catholijke Majefteit wel bevel geeven, dat de troepen, die de grenzen bezet houden, van daar terug trekken , mits het noodig getal ten dienfte der Vestingen, en van hunne refpective Detachementen , aldaar blijven ; 't geen onmiddelijk zal gefchieden, zo dra Frankrijk eene verklaaring van gelijken inhoud als deze, met beloften om op dezelfde manier van zijn' kant te handelen, zal hebben afgegeeven. Men zal van weerszijden Commisfarisfen benoemen, welke de voltrekking hiervan, op den daartoe bepaalden tijd , zullen bijwoonen; wijders zullen alle maatregelen met gemeenfchappelijke overeenftemming genomen , en in alles met behoorlijke goede trouw gehandeld worden. Deze, door den eerften Staats-Secretaris van zijne Catholijke Majefteit ondertekende Nota, zal te Parijs wórden uitgewisfeld tegen een andere, door den Minister van buitenlandfche zaaken ondertekend, in welke dezelfde verzekeringen aan den kant van Frankrijk zullen gegeeven worden. Te Madrid den. ï/Am December. (Jfas geteekcnd) De Hertog van Alcudia. LVI.  15 IJ L A G E N, L VI. Brief van den provifioneel Uitvoerenden Raad der Franfehe Republiek, aan den Prins Bisfchop van Romen. Vrije Franfchen! Telgen der Kunsten, wier verblijf te Romen aldaar die fmaak en kunstvermogens ftaaft en ontwikkelt, op welke de ftad haaren roem draagt, ondergaan , op uw bevel , eene onrechtvaardige vervolging. Op eene eigendunkelijke wijze aan hunne oefeningen ontrukt, in eenen akeligen kerker gefloten, aan het Publiek voorgedragen en behandeld, als fchuldigen, zonder dat eenige Rechtbank hun misdrijf heeft aangekondigd , of liever, terwijl men hun geen ander aantijgen kan , dan hunnen eerbied betoond te hebben voor de rechten der Menfchelijkheid , en hunne liefde voor hun Vaderland, het welk hun erkend, beftempelt men hen als flagtoffers , welken het Despotismus, met het Bijgeloof vereenigd, weldra moeten opofferen. Gewisfelijk, zo het geoorloofd ware immer, ten kosten der onfchuld, de zegepraal eener goed zaak te koopen , zou men dien uitflap moeten laten begaan. Het gerchokte Rijk der Inquifitie eindigt, van dien dag zelf, op welken zij haare woede nog durft oefenen, en de Opvo'ger van St. Petrus zal niet meer een Vorst zijn, ten dage hij zulks zal gedoogd hebben. De reden heeft haare machtige ftem overal doen hooren ; zij heeft in het hart van den onderdrukten mensch het medeweeten Zijner plichten, en het gevoel zijner kracht verlevendigd; zij  lz 15 IJ L A G E N. zij heefc hst fcspter der dwinglandije, de tooverring van 't Koningfchap, verbrijzeld. Vrijheid is het algemeen verzamelpunt geworden , en de Souveroinen , op hunne Troonen wankelende , hebben ter vermijding van eenen geweldigen val, niets beters te doen dan haar te begunstigen. Edoch het is der Franfche Republiek niet genoeg, het tijdflip van de vernietiging der dwinglandij in Europa te voorzien , maar zij moet ook de werking daarvan fluiten, ten aanzien van alle die haar toebehooren. Reeds heeft haar Minister van buitenlandfche zaaken de loslaating gevraagd der Frqnfihêiï, te Romen op eene eigendunkelijke wijze gevangen zittende: thans eischt haar Uitvoerende Raad dezelve terug , in den naam der Rechtvaardigheid, welke zij niet hebben beledigd; in den naam der Kunsten , welken gij belang hebt te begunstigen en te befchermen ; in den naam der Rede , welke over zo vreemde vervolging verontwaardigd is; in den naam eener vrije , fiere en edelmoedige Natie, die, wel is waar, de veroveringen veracht, maar welke haare rechten wil doen eerbiedigen ; die gereed is zich te wreeken aan alle die dezelve durven miskennen , en welke deze over haare Priesters , over haare Koningen, niet heefc doen zegepraalen; om ze te laaten beledigen, door wien op aarde het ook zijn moge. Opper-Priester der Roomfche. Kerk, Vorst als nog van eenen Staat, gereed om U te ontvallen ; gij kunt niet langer een Staat en Kerk behouden , dan door de belanglooze belijdenis dier Euangelifche grondbeginzelen, welke de zuiverfte volks-gezindheid, de tederfte menschlievendheid , de volmaaktfte gelijkheid ademen , en met welke de Opvolgers van Christus zich met geen ander oogmerk wisten te bekleeden, dan om eene heerfchappij te  B IJ L A G E N. ,3 te doen aangroeijen , welke heden ten dage door ouderdom ia duigen valt. De eeuwen van onweetendheid zijn voorbij ; de menfchen kunnen niet langer onderworpen worden dan door overtuiging, niet meer geleid dan door de waarheid, niet langer aan iets verkleefd zijn, dan aan 't geen hun eigen welzijn bevordert; de kunst der Staatkunde , en het geheim van Regeering zijn gebragt tot de erkentenis hunner rechten en tot de zorgen om derzelver uitvoering gemakkelijk te maaken, ten meesten beste van allen, en ten minst moogelijke fchade voor elk een. Dusdanig zijn thans de grondftellingen der Franfche Republiek; al te billijk om iets, zelfs in Staatshandelingen, (Diplomatie) te verzwijgen te hebben; te machtig om toevlugt te neemen tot bedreigingen; en te fier om eenen hoon te ontveinzen, is zij gereed dien te ftraffen, bij aldien bedaarde eifchen zonder uitwerking mogten blijven. Gedaan in den Uitvoerenden Raad, den drieêntwintigften November zeventien honderd twee en negentig. (Geteekend) Roland, Claviere, Le Brun, Monge, Pache en Garat. Fan wegens den Raad Qgeteckend*) Grouvelle , Secretaris. LVII.  i/j. B IJ L A G E N. LVII. Aan boord van het Oorkgfchip der Republiek de Languedoc, den I7den December 1792. en in het eerfte jaar der Republiek. Ik kom, in den naam der Franfche Republiek, voldoening en betering eifchen van de verongelijking , die mijne Natie is aangedaan , waarvan gij een bewijs zult vinden in de nevensgaande Nota van Acton. De Burger Semonville, als Ambasfadeur bij de Ottomannifche Porm te, door mijne Natie benoemd, is op de grievendfte wijze beledigd. Ik heb last om U cathegorisch af te vragen, of dit op uw bevel is gefchied, doi niet? ■ Ik heb last , U af te vorderen de goed- of afkeuring van dit gedrag , het welk geen moedig Republikeinsch en vrij Volk kan of moet dulden. Indien, gelijk ik veronderftel, gij deze trouwlooze en verraaderüjke daad afkeurt, zult gij zulks wel bewijzen willen door een Afgezant aan de Republiek te zenden , en hem van Confiantinopolen terug te roepen, die zich aldaar van zulk eene eerlooze lastering heeft bediend , om het karacter van Semoni/ille in een zo haatlijk daglicht te ftellen. — Daar uwe Majefteit zo gereed is geweest de fouvereiniteit des Franfchen volks, en deszelfs nieuwe wijze van Regeering te erkennen, twijfel ik niet, of zij zal ook gereed zijn, om de Republiek die billijke voldoening te geeven, welke ik gelast ben te vorderen, en welker weige-  B IJ L A G E N. iS gering mij bevolen is te aanfchouwen als eene oorlogsverklaaring. Uwe Majefteit zal zonder twijfel da dreigende gevaaren bemsrken , aan welke zij de inwooners van Napels, gelijk ook Haar Koninglijk huis en haare HoofUftad zou bloot/tellen , indien zij dezelven wilde waagen aan alle de ijslijkheden van eenen oorlog, die geen einde zou ntemen, voor dat haar Land verwoest, en mooglijk haar gezag vernietigd ware. Ik reikhals te verneemeu, dat de ftem der menschlievendheid de taal van uw hart zijn moge, en dat ik aan mijne Natie een nieuw getuigenis zal kunnen geeven, dat gij gezind zijt, de goede verftandhouding met de Franfche Republiek te onderhouden. QVas geteekend) Latouche. Commandant eener divifie van de Zeemacht der Republiek in de Middelandfche Zee. LVIII. Brief van den Heer Acton, aan den Schout bij Nacht Latouche, in antwoord op den brief, door dien Officier aan den Koning van Napels gefchreeven. De Koning der beide Siciliè'n gelast mij, mijn Heer de Commandant, U te fchrijven, dat zijne Majefteit de flappen van zijnen Minister bij de Porte, ten einde te verhinderen en te verkrijgen, dat de Heer Semonville bij de-  i6 B IJ L A G E N. dezelve niet mogt toegelaaten worden , ten fterkften afkeurt. Zijne Majelteit verklaart daarenboven geene oflicieele maatregelen tot dat einde aanbevolen te hebben; en doet zulks te gereeder, dewijl hij zodanige, door de openbaare nieuwspapieren bekend geworden flappen , alreeds opentlijk en authentiek gedesavoueerd, en zijne genegenheid om deze verklaaring algemeen bekend te maaken, daardoor aan den dag gelegd hadde , dat hij bevel had gegeeven om den Heer Ludolf aan te fchrijven, van zich met de Koninglijke aangelegenheden bij de Porte niet langer op eenigerhande wijze in te laaten. Nadien ook zijne Majefteit bereids bedacht is geweest, een zijner Ministers bij de buitenlandfche Hoven, en wel bepaaldelijk dien , die zich thans te Londen bevindt, tot zijnen Gevolmachtigden Minister te Parijs te benoemen: zo wil dezelve zeer gaarne deze gelegenheid waarneemen, om hem ten allerfpoedigften derwaards te zenden, ('t geen dan ook door het afvaardigen van een Courier terftond zal gefchieden,) ten einde aldaar de bovengemelde uitgedrukte afkeuring nogmaals te herhaalen , en door dusdanige afzending voort te gaan, met het goede vertrouwen, 't welk tusfchen zijne Majefteit en de Franfche Republiek plaats heeft, gefladig meer te bevestigen. Napels den I7den December 1792. (Geteekend) Jean Acton. LIX.  B IJ L A G E N, 17 LIX. Uitnoodiging aan de verdrukte memchheid in Duitschland, uit naam der Franfche Republiek , door Adam Philip Cüstine , Fransch Burger , en Generaal der legers van die Republiek. Toen de Franfchen befloten den oorlog te voeren, wierden zij daartoe genoodzaakt, ten einde den onrechtvaardige!! aanval tegen te gaan der.Despooten, deze door veroordeelen ingewiegde menfchen , welke zich verbeelden , dat de Volken der aarde met geen ander oogmerk aanwezig zijn, dan om voor derzelver onderdrukkers neder te knielen, en zo wel door hun goud, als bloedig zweet, de trotschheid, de hebzucht enden wellust hunner plicht-verzakende Opperhoofden te verzadigen. De Franfche Natie en haare Vertegenwoordigers, zullen, ingevolge van derzelver rechtvaardigheid, altoos de volkeren onderfcheiden , welke ongelukkig genoeg zijn, van zich genoodzaakt te zien, hunne halzen onder het onteerend juk van het Dejpotismus te moeten buigen. Eene Natie , welke allereerst aan alle Volken het voorbeeld heefc gegeeven, om tot hunne rechten terug te keeren, biedt U Broederfchap biedt U de Vrijheid aan ! Uwe eigen ongedwongen wil zal uw noodlot beflisfen. Zelfs dan , wanneer gij de flavernij boven de welidaaden zoudt verkiezen, met welke de Vrijheid U roe^ wenkt,  if B IJ L A G E N. wenkt, zal het aan U overgelaten blijven, te bepaalen , van welk eigendunkelijk gezag gij uwe kluisters zult willen terug neernen. De gewoone lasten zal ik handhaven ; flechts van zodaanige menfchen zal ik brandfchatting vorderen , die aan U drukkende lasten opleiden, aan welke zij hun zeiven wisten te onttrekken. Ik zal alle geconllitueerde rechten zo lang befchermen, tot een vrije wensch den wil der Burgerij, der Opgezetenen en Boeren, in de fteden en ftreeken van het Aartsbisdom Mentz, der Bisdommen Worms, en Spiers, en aan alle andere oorden van Duitschland, waar de vaanen der Franfche Republiek geplant zullen worden; tot dat, zeg ik, een vrije wensch den wil van eenen iegelijken dezer Duitfche volkeren , zal hebben bekend gemaakt. Mijn voornemen is, om deze Vesting in een geduchten ftaat van verdeediging te brengen; en, hoewel men onder U heeft willen verfpreiden, dat mijn oogmerk was dezelve te verlaaten , zo zweer ik toch haar te zullen verdeedigen, offchoon alle de legers onzer vijanden gezamentlijk tegen haar in aantocht kwamen. Mogt zij tot een fchild en borstweering der Vrijheid van alle volken des Duitfchcn Rijks verftrekken! Mogten, uit haaren boezem, deze grondftellingen van eeuwige waarheden te voorfchijn komen ! Mogt de klaarheid van die grondftellingen alle menfchen overtuigen , welker halzen nog onder het juk der flavernij geboogen zijn! Wat mij betreft , fier op den fchoonen tijtel van Fransch Burger, heb ik alle onderlcbeidingstekenen, door de trotschheid der Despooten uitgevonden , afgezwooren. De eenige eerzucht , eenen verftandigen mensen  B IJ L A G E N. ,j, mensch waardig, is deze: in het hart zijner Medeburgeren te keven. De Franfche Burgergeneraal van de legen der Republiek, ■ CUSTINS. Gelijkluidende met het origineel, Dr. G. W. Böhmzr. LX. Proclamatie van den Franfchen Generaal Cüstine, ten aanzien van den Landgraaf van Hesfeu-Casfel , in alle van hem veroverde plaatfen afgekondigd en aangeplakt. De Landgraaf van Hesfen-Casfel verzamelt , bij zijne Refidentieplaats, talrijke benden van krijgslieden. — Denkt hij dan niet, dat de dag des oordeels voor alle onrechtvaardige Vorsten, en die van verlosfing voor alle door hun misleide volken , is verfcheenen ? Hij verzamelt dezulken rondom zich, door welken hij zijnen wankelenden troon hoopt te onderfchrasgen, die het beste gedeelte van zijn volk uitmaaken , en welker bloed hij verkogt heêft, om met het goud, 't welk de prijs daarvan was, zijne fchatkisten te vullen. Dit alleen, zal over het lot van dien tijran beflisfen. Monfterl over wiens hoofd reeds zo lang , de vloek * 3 d«r  aa B IJ L A G E N. der Duitfche Natie, de traanen der weduwen, die door U ongelukkig zijn geworden, het gekerm der behoeftigen en weezen welke' gij ellendig hebt gemaakt, als zwaare onweers-wolken zich opeenftapelden ! uwe mishandelde foldaaten zullen U aan de billijke wraak der Franfchen overleveren, en gij zult derzelver handen niet ontvlugten kunnen ; want hoe zou het mooglijk zijn, dat eenig volk op den aardbodem aan een tijger, als gij, eene ichuilplaats zou willen verleenen? (Getcckenu) Ph. Adam Custine. Fransch Burger, Generaal van de Armèe der Republiek. LXI. Brief van den Generaal Custine aan den Voorzitter der Nationaale Conventie, gedagtekend uit het Hoofdkwartier te Eldesheim, den löden OStober 1792., en in de zitting van den 2oflen derzelfde maand voorgeleezen. Burger Voorzitter! Op het oogenblik verneem ik, door eenen mijner Correspondenten , door een man, die, bij een verlicht verftand , de voorzichtigheid en doordringendheid voegt, en dus voor een goed gedeelte in de geheimen der Hoven is doorgedrongen, dat 19,000 Rus- fen  B IJ L A G E N. 21 fen na Duitschland op marsch zijn , om de zaak der Mogendheden en der Uitgewekenen te handhaven. Wij. ders , dat in de vooronderfteJling, dat Frankrijk te mach'ig wezen zal voor zijne vijanden , om van deze overwonnen te worden, de gemelde Rus/en, kort daarna gevolgd zullen worden, van een verbaazend leger , met oogmerk om in Sikfiën te rukken, en dat land, bij wijze van (chadeloosllelling voor den Keizer Frans te veroveren. Dit is het uitgebreid ontwerp van de Beheerfcberesfe van het Noorden. Sedert lang wist ik , dat beide deze Mogendheden zich toeleiden om het Huis van Brandenburg te verzwakken. Ik heb dit ontwerp uit den Prins Potf.mkin , en uit Joseph den II. zelve verftaan. Ik heb den Koning Fredrik Willem, bij zijne komst tot den Troon , daarvan verwittigd. Buiten twijfel zal hij zich een mondgefprek herinneren, hetwelk ik met hem had in de Gallerij van Ckarlottenburg, eenige dagen na zijne Krooning. Hij trekt tegenswoordig zijne legers terug , beflemd om zijn vermogen te handhaven. Hij heeft verkoozen den raad van onverftandigen te volgen , die Frankrijk vernietigen willen , ter oorzaake van de middelen , welke ik hem toen voorgeflagen heb, en welke mijn Zoon hem, federt, nog meer- maalen heeft voorgehouden. Dat het waereldkun- dig maaken van dit bericht , waarvan gij de moeite wel op U zult willen neemen, en het welk ik als zeer echt aanzie, hem het lot doe verneemen , dat op hem wagt.— Verzeker , Burger Voorzitter , de Vergadering van den wensch die mij bezielt, om alom den roem van Frankrijk voortteplanten. (JVas getekend) Custine. b 3 LXII.  B IJ L A G E N. LXII. Brief van de Franfche Officieren , te Marburg krijgsgevangen, aan den Voorzitter der Nationale Conventie. Wij verneemen met leedweezen, dat verfcheiden gedrukte papieren zich niet ontzien, tegen de Magiftraat en goede Burgerij van Frankfort lasteringen uit te ftrooijen, waar van wij het onzen plicht achten de doodelijke gevolgen voor te komen. De eere der Franfchen , hunne beginzelen van rechtvaardigheid, welke zij ten toon gefpreid hebben, en die hun de liefde van alle Natiën moeten verzeekeren, verplichten ons , om nimmer den fchuldigen met den onfchuldigen te verwisfelen. Wij zullen niet ontveinzen de buitenfpoorigheden, welke het Gemeen van Frankfort, en vooral de vreemde Handwerks-gezellen, zich veroorloofd hebben ; wij zullen voor de geheele Natie niet verbergen , dat hunne woede, hunne verbittering om den vijand in de hand te werken, het oogenblik van onze neêrlaag verhaast, de middelen van verdeediging verijdeld, de ordres van den Generaal gedwarsboomd hebben. — Maar, Burger Voorzitter! het ware de waarheid en de rechtvaardigheid zelve te kort gedaan, zo men het haatlijke van dien ongelukkigen deg wilde wijten aan hun, die zelfs een groot deel der Franfchen aan de eerfte woede van den overwinnaar onttrokken, die onze gekwetften verzorgden, en onze krijgsgevangenen trouwhartig bijgedaan hebben. Bur-  B IJ L A G E N. 33 Burger Voorzitter! na de eere der Natie, door eene moedige verdeediging tegen de macht der vijanden , gered te hebben, meenen wij het onzen plicht te zijn, om, zelfs te midden uit onze ballingfchap , aan de geheele Natie te toonen, dat onze liefde voor recht en waarheid gelijk ftaat aan de trouw en den ijver , waarmeede wij aan de welvaart der Republiek verbonden zijn. Marburg, den iaden December 1792. (JVas getekend) Van Helden , Maarfchalk de Camp , met bijv teging der namen van nog 43 andere Officieren. LXIII. Raport van Louis Jerome Gohier , Gedeputeerde van het Departement Isle & Vilaine, betrekkelijk de geinventarifeerde papieren , in het Comptoir van de Civile Lijst gevonden. Gedaan uit naam der daartoe aangejlelde Commisfie , in de zitting van de Nationaale Conventie, op zondag den ióden September 1792. De flukken , gevonden in het Comptoir der Civile Lijst, zijn u zo gewichtig voorgekomen, dat gij niet alleen bevolen hebt dezelve te doen drukken, en naar de Armeen en de drieëntachentig Departementen te verzenb \ den,  24 IJ IJ L A G E N. den, maar mij ook gelast hebt dezelve te ontleeden, en u een tafereel van dezelve voor de aandacht te brengen. Uit naam van alle uwe Commisfarisfen, kom ik u dezen arbeid aanbieden, welke men den tijtel zou kuunen geeven: De noodzaaklijkheid van den dag vau den \oden Augustus, bewezen door de gefchriften zelve, die geinventarifeerd zijn bij de voornaamjle Hoofden der Contrarevolutie, Wanneer de Nationaale Vergadering de macht, welke zij ontvangen heeft , wederom in de handen des Volks fielt, en zij 'er niets van te ontweldigen tracht; wanneer zij de Uitvoerende Macht in de handen des Konings niet opfchort, dan om den laatften aanflag op de Vrijheid te beletten , dan behoeft zij voorzeker haar gedrag niet te rechtvaardigen; maar zij is aan de Nationaale Conventie, die het groot rechtsgeding van Lodewijk den XVI. moet opmaaken, alle de bewijzen verfchuldigd, welke zich tegen hem ophoopen. Aan het volk is zij alle de verlichtingen verfchuldigd, die gefchikt zijn , om het , ten opzichte van deszelfs gevvichtigfle belangen, waarop het, in dit oogenblik, zijne aandacht gevestigd houdt , voor te lichten. Het is op dat tijdftip, waarin het, beflisfender wijs, de form zijner regeering gaat faamenftellen, dat het belang heeft , te weeten , in hoe' verre het op de getrouwheid van eenen Koning reekening kan inaaken. De voorhang is eindelijk verfcheurd. De handelingen der beftuurders van de Uitvoerende Macht , zijn in het helderst daglicht gefield. Thans weet men, door wie- de inwendige vijanden des Rijks befchermd wierden, en wie hnnne poogingen onderfteundcn. Men weet wie , met de Uitheemfche vijanden, in verflandhouding is, en wie hunne misdaadige vooruitzichten aanmoedigt. Men weet einde-  B I] L A G E N, 25 delijk, aan wie alle de onheilen toe te fchrijven zijn, die, over de eerde oogenblikken onzer Revolutie , een' treurigen nevel verfpreid hebben ; en om wat reden dezelve , in plaats van zich te verfterken en te bevestigen, geene andere flappen deedt, dan om, met wankelende fchreeden agter uit te gaan. De edelmoedigheid eener Natie, altoos groot, zelfs tegen hem, die zich een wreed fpel maakt van het verzaaken zijner heiligde eeden, heeft het hart van Lodewijk den XVI. niet kunnen treffen. Het Erffchap van den Troon, in zijn Geflacht bewaard, door eene Conflicutie, die alle overdraging van perfoonlijke Privilegiën vernietigt; de geheiligde onfchendbaarheid van zijn perfoon; een Civile Lijst, die, naar evenredigheid, zo veel bedraagt, als de inkomsten van meer dan eenen Staat van Europa; de uitdeeling van alle genaden en gunstbewijzen ; de benoeming tot de gewichtigde posten; de tijtel van erflijken Vertegenwoordiger; het noodlottig vermogen , om alle de werkingen der verkoozene Vertegenwoordigers te kunnen dwarsboomen : zo veele prerogativen , (hoe verontrustende , zo de een als de ander, ze ook voor de Vrijheid zijn,) zijn door hem , aan wien zij zo onbezonnen zijn toegedaan, niet anders befchouwd, dan als de overblijfzelen van een vermogen , 't welk hem uit de handen glipte, en waarop hij bedacht moest zijn, om het weder te krijgen. Lodewijk de XVI. zag in de Conditutie niets anders, dan de onmeetelijke voordeelen , welke dezelve hem aanbood , en de partij, die hij daaruit trekken kon , om tot zijne oogmerken te geraaken (1) ; dan de middelen , CO Uitdrukking in den brief van den Ex-minister Dabancourt, b 5  2É B IJ L A G "E N. len , die hij daarin vond , om de Conftitutie te verwoesten. Een uitgeftrekt plan van famenzweering was geformeerd, en niet alleen hebben wij, in de nukken, geinventarifeerd bij den Adminiitrateur der Civiele Lijst, bij andere befluurderen der Uitvoerende Macht, en bij den Koning zeiven , de bewijzen gevonden van verfcheiden complotten, die niets anders waren dan de ontwikkeling van deze ftoute onderneeming tegen de algemeene Vrijheid ; maar ook alle de geheime drijfveeren , welke in werking gebragt zijn geworden, zijn thans ontdekt. Niet alleen zijn wij zeker, dat wij verraaden wierden ; maar wij weeten ook, hoe wij het geworden zijn: wij kennen alle kunstenaarijen der verraaders. Lodewijk de XVI. heeft reden gehad, o'm te zeggen: Dat, in den loep der gebeurtenisfen van de Revolutie, hij nimmer veranderdwas (2). De proef, die hij nam van den volkswensch, toen hij van den Troon flapte, om zich in de armen van Bouillê te gaan werpen, en toen hij, in zijne vlucht gefluit wierd , heeft nergens toe gediend, dan om hem van plan , maar niet om hem van befluit te doen veranderen; en toen hij zelfs voor den wil des volks fcheen te wijken , durfde hij de ondervinding tot Rechter {tellen, over de Conftitutie , welke hij aannam ! Op het tijdftip, waarin een fchrikbaarend vermogen hem weder ter hand gefield was, waarin de volkomenheid eener Uitvoerende Macht aan hem werd toevertrouwd, had hij de floutheid van zich te beklagen , wegens de ongenoegzaamheid der middelen, die hem (a) Uitdrukkingen in 's Konings brief, van de maand September, 1791.  B IJ L A G E N. a7 hem noodig zj>uden zijn , om de beweegingen te [lillen, en om de eensgezindheid in alle doelen van een zo uitgeftrekt Rijk te bewaaren (3). Even als of hij toen reeds de geesten had willen voorbereiden tot die fchuldige werkeloosheid, welke alles kluisteren, alles verlammen moet; en om, bij voorraad, op de gebreken der Conftitutie, alle de misdaaden der geconftitutioneerde machc te werpen. Maar het is niet flechts eene fchuldige werkeloosheid, die wij aan den Opperften Befchikker der openbaare macht te verwijten hebben! Lodewijk de XVI. heeft zich enkel bepaald, om dat gene na te laaten, wat hij behoorde te doen, om een zuiver lijdelijke rol te fpeelen: maar hij heeft ook beftendig de werkzaamheden zijner Agenten tot een oogmerk befluurd , tegenovergefteld aan dat, het welk hij had behooren voor te Hellen! Hij heeft beftendig de begeerte des volks verworpen, en de vijanden der Vrijheid begunstigd! Mij heeft, zo door het gene hij gedaan heeft, als het gene hij nagelaaten heeft te doen, op een verfchrikkelijke wijze , het algemeen welzijn in de waagfchaal gefteld. Tweeërlei foorten van vijanden, inwendige en uitwendige, bedreigen, met gelijke woede, het vrije Frankrijk, De papieren, onder verfchillende zegels gevonden, ftrekken ten bewijze, dat de Koning de poogingen van da een en andere gelijkelijk begunstigde. Om de ge'neene zaak te doen verlooren gaan, moest men tevens de middelen verwaarloozen, gefchikt ter verdeediging tegen de fa- Cs) Uitdrukkingen in den brief van de. maand September,  28 B IJ L A G E N. famenverbonden machten, en tevens zich veriïaan met de rebellen aan den BovenRhijn! men moest ondereen zelfde' banier, de binnenlandfche Contrarevolutionarisfen vereenigen, de vrienden der Vrijheid verdeelen, en de regeeringloosheid begunstigen, door de macht, van welke de wetten voortvloeijen, in verachting te brengen ; men moest de ontbinding veroorzaaken van het Wetgeevend Lichaam, na het vernederd te hebben, en, alle deze middelen zijn , door Lodewijk den XVI. en zijne Agenten, in 't werk gefield (4). De flaac , waarin onze legers zich bevonden, op het tijdftip, toen het Vaderland verklaard werd in gevaar te wezen, toont reeds duidelijk de werkeloosheid en kwaaden wil aan van de Uitvoerende Macht. De oorlog werd gedecreteerd, federt den i6den April. De Minister verklaarde (4) Vermits de bewijzen, die wij bijbrengen, ten grootften dcele getrokken zijn uit de ftukken, geinventarifcerd bij den Adminiftrateur der civile lijst, is het van belang, dat men weete, niet welke plechtigheden dit onderzoek gefchied, cn derzelver inventaris gemaakt zij. De zegels zijn gezet , in tegenwoordigheid van den Heer de Li Porte. De Commisfarisfen, benoemd door de algemeene Vergadering van de wijk waar zich het Comptoir bevond, maakten de Inventaris, in tegenwoordigheid van de Commisfarisfen der Nationaale Vergadering, en van de Commisfarisfen der Gemeente, Elk ftuk is getiommerd en ondertekend, en het Proces verbaal door allen getekend , die deze zitting bijwoonden. De Commisfarisfen der Nationaale Vergadering zijn de Heeren, Gohier, Audrien Pinet, de oudfte Duval, Benoiston, en Oguijes. De Commisfarisfen van de wijk der Louvre zijn, de Heeren Legendre , du Vivier, Charpentieü , en Touzet. Die van de wijk der Pieken zijn de Heeren Rohert, Grenakd, Garnier, Launaï, Michel, cn den Heer Bosset Lid van de Gemeente.  B IJ L A G E N. 29 de macht genoeg te hebben, om een veldtocht te openen, en, ondanks de dringendfte vertoogen van het Wetgeevend Lichaam, ondanks deszelfs onophoudelijke klachten , zijn onze legers, na het verloop van vier maanden, nauwlijks in ftaat om verweerender wijze te kunnen werken , en bevinden zich volftrekt van alles ontbloot 1 En wanneer was het, dat de Koning, door zijn' Minister, ons daarvan deedt onderrichten ? Het was, na ons beroofd te hebben van de middelen , die een nederlaag , welke ongelukkig maar al te waarfchijnlijk was , onontbeerlijk maakte. Het was, na zijn Veto gezet te hebben op een Decreet, om een tusfchenliggend Camp van 20,000 man op te richten! Om te weten, met wat geest de Koning zich aankantte tegen de oprichting van dit Camp , moet men de Contrarevolutionarisfen, die in het Comptoir der Civile Lijst gebruikt zijn geworden, zelve , in het geheim hunner "correspondentie, de vreeze hooren uitdrukken, die deze aangroeijing van macht hun inboezemde, „ Mij dunkt," (dus leest men in een brief van den \iden Februari]':) „dat „ de Vergadering bedacht is, om zich te verfterken. De Pa„ triotteu, in regimenten verdeeld, waarvan wij hier een „ klein guarnifoen hebben, zeggen, dat zij na St.Denisge„ zonden zullen worden. In het begin van Maart zal men „ hun, ten getalle van 15,000 man , in den omtrek van „ het rechtsgebied verzamelen ! Ziet daar hunne gezeg„ den. . . . Men moet dit gezegde onderzoeken langs „ alle wegen , welke gij in uwe macht hebt, en een „ fchrik tegen deze verzameling inboezemen. Dit is een „ zeer ernflige zaak, mijn Vriend! wij moeten behendige „ verfpieders 'er op uit zenden. Misfchien is deze zaak „ niet waar! maar het fpoor volgende, vangt men het wild. Wanneer men zich mogt verbergen agter het „ voor-  3e B IJ L A G E N. „ voorwendfel van Parijs in veiligheid te Hellen tegen de „ aanvallen der Prinsfen, moet men, deze voorzorg be„ lachende, het waare oogmerk naakt aan den dag leg- „ gen, en weldra fchrijven. Ik haaste mij, om u „ mijne verbeelde ontdekking mede te deelen , die men ,, te gemoete moet gaan, even gelijk dat van het regiment „ Sans Culottes. 't welk Saint Huruge te Lyon is gaan „ oprichten." Alle de raadgeevingen, in dezen brief voorkomende, zijn letterlijk gevolgd. De fchotfchriften tegen de formeering van dit Camp, wierden publiek gemaakt. De muuren van Parijs zijn behangen geworden met plakfchriften , die aan deze oprichting de haatelijkfte oogmerken toefchreeven, en na aldus op het algemeen gevoelen gearbeid te hebben , door opftookende gefchriften; na alle behendige verfpieders ''er op uitgezonden, en een fchrik tegen deze verzameling ingeboezemd te hebben, werd het Koningüjk Veto op dit gewichtig en heilzaam Decreet gezet. Het is aldus , dat Lodewijk de XVI. alle groote maatregelen, door de Nationaale Vergadering genomen, nutteloos maakte! Het is aldus, dat onze geheele krijgsmacht door hem verlamd is geworden, en dat men, tot op dit oogenbük, getoefd heeft, met het formeeren van dit tusfchenliggend Camp , waarvan hij zelve, in 't vervolg, verplicht was, de onvermijdelijke noodzaaklijkheid te erkennen. Maar het waren de Franfche Legers niet, waarop Lodewijk de XVI rekenen kon, of waarop hij in der daad rekening maakte. De troepen, gefchikt om de Koning, lijke macht, op de puinhoopen van den Conflitutioneelen Troon, te herftellen, waren het, welken hij in zijn hart, met zijne goedkeuring vereerde, en welks zegepraal de  B IJ L A G E N. 31 de zijne zou geweest zijn! Heeft hij den oorlog voorgefteld, het was niet anders, dan om den aanmarsch zijner verlosfers te bevorderen en te verhaasten. Het was, volgens de betaalde Correspondenten van de civile lijst, om alle de Mogendheden te noodzaaken, hunne macht te vereenigen en ten toon te /preiden, tegen de Partijzuchtigen en Booswichten, die Frankrijk tijrannifeerden, op dat derzelver kastijding fpoedig ten voorbeeld ftrekte aan allen, die poogen zouden de Troonen omtekeeren, en de rust der Koningrijken te verjlooreu. In één woord, (om de taal te blijven fpreeken van den brief, gefchreven uit Milaan den 277?*» April laatstleden) de Nationaale Vergadering, den oorlog verklaarende, had zich in den ftrik begeeven: dit was alles, wat gelukkigst aan de Contrarevolutionarisfen gebeuren kon, en eene zo goede tijding verdiende zeer wel, door buitengewoone Couriers, afgevaardigd van Parijs na Turin, en van Turin na Milaan, te worden overgebragt. De waare Armée van Lodewijk den XVI was famengefleld uit 20,000 Uitgewekenen , en 150,000 Man ten minjlen, zo Pruisfen, Oostenrijkers, en Keizerlijken, als Zwitzerfche Protejlantfche Regimenten, welke Sardinien betaalde, tot men dezelve aan Frankrijk kon wedergeeven. Ziet daar de machten , waarop hij zijne verwagting grondvesten kon. Gij kunt rekenen op 150,000 Man ten minflen, zo Pruisfen, Oostenrijkers als Keizerfchen. De Uitgewekenen kunnen een leger formeeren van 20,000 Man, enz. De brief van Milaan gefchreeven, is de eenigfte niet, welke de legers der tegen Frankrijk verbonden Mogendheden aankondigt, als zo veele troepen ter hulpe van den Koning der Franfchen gezonden. Alle de brieven van  32 IJ IJ L A G E Ni van een perfoon, die niet opgehouden heeft de werkzaamfte correspondentie te hebben niet de Bureau der civile lijst; van een der bijgeloovigfte Agenten van de Contrarevolutie, bevestigen deze zelfde fchikking. „ De „ vereenigde troepen, (zegt hij, in zijn brief van den „ ijlen Oétober 1791-) verzamelen zich langzaamerhand, „ en verwagten , dat een Congres hen in beweeging „ brenge. In dien tusfchentijd loopt alles gevaar. Zes,', tigduizend mannen zouden meer dan toereikende we„ zen voor den arbeid, waartoe men driemaalhonderd „ duizend man beftemt. De overigen zullen zich in be,, weeging ftellen, om, indien het noodig zij, door de „ opening in te dringen, welke men gemaakt zal heb„ ben." „ Indien het onwsar is, (zegt dezelfde Correspon„ den-t, in zijn brief van den iften November, 1791.) ,-, dat de geheime kunftenaarijen, waarvan men eenige „ trekken meent te befpeuren, het klein Traclaat van „ Pilnitz in de war geholpen hebben, dan fchijnt het ,, onmooglijk te zijn, dat men, ten onzen behoeve, ,, voor de aanftaande maand April, zich in beweeging ,, ftelle. Oordeelt zelve, hoe veel kwaad men, in ., dien tusfchentijd kan berokkenen!" „ In Junij, (zegt de brief van den i^den Mei;) zal „ de Armée der Prinsfen met zekerheid Frankrijk intrek,, ken. Ik kan hier geenzins aan twijffelen : het is mij „ verzekerd door mijn jongden Zoon , die in daat is „ alles te kunnen weten, wat men voorneemt. ... Alles „ gaat wel, mijn Vriend! Gij ziet het van uwen kant, ,, en ik verzeker het u, voor zo verre een blinde, wiens „ arm men gebruikt om de drijfveeren eener belangrijke „ Manufactuur in werking te brengen, zulks verzekeren „ kan,  B IJ L A G E N. 33 », kan, want dit is mijn rol.... Mij dunkt, dat de macht 8 van onze tegenpartij wel zeer aan 't afneemen is. Hun „ val is op handen, voor zo verre ik daar over oordeei, len kan." Niet minder duidelijk drukt men zich uit, in den brief van den i^den Februarij, waarin men den weg afgetekend vindt, welken de Koning volgen moet, bij de intre' de der Uitgewekenen in Frankrijk. >, De Koning zal .,, zich , op ftaanden voet, op marsch begeeven met zijne :„ Gaarde, en een gelijk getal uitgekozenen van die van ,;, Parijs, ten einde voor de Prinsfen te komen, en zal 1» Leopold en de overigen bedanken; vervolgens zal hij , „ de revue doen over de Uitgewekenen, en zal de beste ,,, corpfen daarvan houden, om dezelve te zenden ter ,„ onderbrenging van Bretagne, Languedoc, enz. Hij zal , „ zich buiten eene ftad ophouden', op dertig mijlen af,„ fland van Parijs, en even zo veel van de grenzen, ••>» ten einc1e niet beheerscht te worden: van daar zal hij, , „ agtervolgens , het ontzaglijk Corps , gecommandeerd „ door de Prinsfen, Frankrijk doen intrekken, en het:„ zelve, ten algemeenen nutte verfpreiden." Het is derhalven maar al te zeker, dat de vereenigde Leggers onzer vijanden, door al de Agenten van eenen toe [Contrarevolutie genegen Koning, befchouwd wierden, als ;een gedeelte der macht, gefchikt, om hem, in de volkoimen volheid van een overheerfchend gezag, te herfrelelen; dac zijn geliefkoosd vooruitzicht was, een gedeelte Ider Natie te doen om hals brengen, ten einde over het ander gedeelte despotiek te kunnen regeeren. En, wie kan dén oogenhük twijffelen aan de misdaaIdige verftandhouding van Lodewijk den XVI, met de te;gen ons famenverbonden Mogendheden, en met de Uit< ge-  34 B IJ L A G E N. gewekenen , die hen van zijnenc wegen aanmoedigden, om het vuur en ftaal te brengen in den boezem van dat land, 't welk hen gevoed heeft? Daar de vorderingen, van welke hij, voor het uitwendige, afftand fcheen te doen, echter het eenigfte voorwendzel zijn, van den oorlog, dien wij te voeren hebben? Daar de famenzweerders de beledigende onbefchaarndheid hebben, om zich voor zijne verdeedigers, en voor onze vijanden te verklaaren? Daar zijn naam gefchreven is, op de banieren der Muitelingen , en daar de Hoofden dezer Muitelingen zijne etgen Broeders zijn? En eindelijk, daar de algemeene vijand, in den naam des Franfchen Konings, bezit neemt van de fteden, welke hem door de Verraaders worden overgeleverd? Deze treffende gevolgtrekkingen veranderen in zekerheden , wanneer men tot in de onrechtvaardige en duistere verborgenheden der Civile Lijst, doordringende, den Man befchouwt, die, belast met de beftuuring der geldfommen, welke aan den luister van den Conftitutioneelen Troon zijn toegeheiligd, het oogmerk daarvan verdraait, en in den rang der uitgaaven, ten laste van den Koning, de onkosten plaatst, van het drukken van alle de werken , die voor de Contrarevolutie pleiten; zelfs van zodanige werken, die geadresfeerd zijn aan de famenzweerders van den Boven-rhijn, of, in hunnen naam, publiek gemaakt; gelijk daar zijn: Les petitions des Emigrans ; La "reponfe des Emigrans; Les Emigrans au peuple; Les plus courtes folies font les milleures; Le Journal a deux Hards; L'ordre, la marche & l'entrée des Emigrans en France &c. &e. (5). Het (S) Zie de Memorie der uitgaven, federt de maand Otfober.  B IJ L A G Ë N. Het was derhalven Lodewijk de XVI., die van we* gens de Uitgewekenen aan de Franfchen fchreef! Het was Lodewijk de XVI., die zich vervolgens belastede, met voor de Uitgewekenen aan de Franfchen te antwoorden! Het was Lodewijk de XVI., die, ((leeds dezelfde, 't zij bij fprak uit naam der Rebellen, tot de verijdeling van wier ontwerpen hij zich verbonden had, 't zij hij zich ten Tolk dorst opwerpen van het Volk, dat hij gezwooren had te verdeedigen,) door de verachtelijkfte kunstgreepen, de algemeene Vrijheid en zijne eeden verraadde ! Hij, eindelijk, was het, die, na alle vermogens des Vaderlands te beftrijden, koelbloedig de order, de marsch en de intrede der Uitgewekenen in Frankrijk regelde. Het zijn niet alleen de gefchriften der befoldigde perfoonen op de Civile Lijst, waardoor zijne verfrandhouding met de Uitgewekenen bevestigd wordt: Lodewijk de XVI. heeft, in alle omffandigheden, niet opgehouden de "onverzoenlijke vijanden onzer Confh'tutie onder zijne befcherming te neemen, en zulks met al het vermogen, 't welk de Conflitutie hem in handen gefield had. Hield de Nationaale Vergadering zich met de middelen beezig, om de misbruiken der uitwijking te verbeteren $ verklaarde zij de verzamelingen te Worms en te Coblentz voor verdacht; of bepaalde zij eene ftraf voor de verraa» ders: Lodewijk de XVI. weigerde zijne fanctie aan dusdanige Decreeten. Hij bepaalde zich tot het uitvaardigen van ijdele, niets afdoende proclamatien, welke de Wet te leur fielden, die alleen de Franfchen aan hunne haardHeden kon terug houden. Lodewijk de XVI. deedt zelfs meer, hij betaalde de Uitgewekenen. Zijne voormaalige Guarde du Corps, de zulken zelfs, :die, bij de buitenfpoorigheden eener zwelgpartij, waarbij es. «te  36 B IJ L A G E N. de Koning en zijne familie geene bedenking droegen tegenwoordig te zijn, de eerften durfden wezen, om de witte kokarde optezetten, begaven zich daarna bij de rebelleerende Prinsfen, en formeerden aldaar, order den naam van Guarde du Corps van den Koning, het eerftë gewapende Corps der troepen van de tegenomwenteling. Verre vim over dezen hunnen ftap zijne verontwaardiging te betuigen, behield Lodewijk de XVI. hun op de Lijst der genen, die in zijnen dienst waren; in diervoegen, dat dit zelfde Corps, gelijktijdig, een gedeelte van de Armée te Coblentz, en een gedeelte van het huis des Konings uitmaakte (6). Het briefje geadresfeerd aan den Koning van wegens zijne Broeders, ondertekend met de voorfte letters van de naamen der twee Franfche Prinsfen, en geheellijk door de hand van een hunner gefchreven, zou alleen de fchuldige verftandhouding van Lodewijk den XVI. met de Uitgewekenen kunnen bevestigen (7). Ik (6) Ziet den brief van den Heer De Poix, dien namentlijk, welken hij ontvangen heeft te Coblentz, en de Nota door hem aan den Koning ter hand gefteld. Bij deze Nota ftelt de Heer De Poix hem voor, om de Gardes du Corps te betaalen, en dat niet Hechts de zulken, welke hier hadden kunnen blijven, maar het geheele Corps. Is bet de meening van visie Majefteit niet, dat bet Corps betaald'zal worden tet den eerften Januari; 179a, mits^ van nu tot dien tijd, nieuwe bevelen van uwe Majefteit tt vraagen? En indedaad de Guardes du Corps bevinden zich onder den tijtel vamincienne Maifm militaire du Roi, begreepen onder de betaalingen der Civile Lijst, en het is beweezen, dat de betaalingen gefchied zijn, tot den i\ilen Augustus laatstleden. (7) Dit briefje was gefloten in eene portefeuille, gevonden in het Apartement van den Koning, door de Commisfarisfen, gelast  B IJ L A G E N. 37 Ik heb u gefchreeven, zegt dit briefje, maar het was met Je post. Ik heb niets kunnen zeggen. Lodewijk de XVI. derhalven onderhield met zijne Broeders eene dubbele correfp'jndentie , waar van de vertoonbaare gefchikt was , om onder de oogen te verfchijnen van 't volk, 't welk hij misleiden moest; en de andere geheime was beftemd voor den Monarch alleen ; om daardoor onderricht en verzekerd te worden. Wij zijn hier met ons beiden, die fiechts één aitmaaken : dezelfde gevoelens, dezelfde grondbeginfelen, dezelfde ijver, om u te dienen! • Is dit de taal van de Hoofden der Contrarevolutie, die overtuigd zijn, dat zij fpreeken tegen hem , die zich oprecht en ter goeder trouwe verbonden heeft , om hen te beflrijden? Zouden Louis Stanislas Xavier en Charles Philippe dit aan hun Broeder geantwoord hebben, bij aldien de geheime taal van Lodewijk den XVI. dezelfde ware geweest, als die hij in 't openbaar voerde? Zouden de uitgewekene Franfche Prinsfen hem van hunne gevoelens hebben durven fpreeken ; zouden zij hem ! hunne grondbeginfelen hebben durven herinneren, en den i ijver om hem te dienen betuigen, zo zij niet overtuigd waren geweest, dat de gevoelens en grondbeginfelen der 'Contrarevolutie, welke zij beftuurden, aangenaam konden : zijn aan Lodewijk den XVI., zo zij gedacht en veronder: fleld hadden , dat Lobewijk de XVI. niet gediend kon worden, dan in den fmaak der omwenteling, en niet ani ders dan door hen, die dezelve wilden handhaven? Wij bewaar en het ftilzwijgen; maar wij doen zulks, om '. last tot het doen van onderzoek der papieren van het Kas, teel. c 3  38 B IJ L A G E N. om dat, door dit te fchielijk te verbreken, wij u in de waagfchaal zouden (lellen: doch wij zullen fpreeken, zo dra wij van den algemeenen onderjland verzekerd zullen zijn, en dit oogenblik is nabij! De vluchtende Prinsfen ontdekken aan hun Broeder , tot de beweegredenen van hun ftilzwijgen toe, en de hoofdzaak is, de vreeze van hem in de waagfchaal te ftellen. Zij waarfchuuwen hem van het oogenblik, in het welk zij fpreeken zullen. Dit oogenblik moet dat geen weezen , waarin zij zeker zouden zijn van den algemeenen onderftand ; en het is aan de poogingen van Lodewijk den XVI. niet te wijten, dat dit oogenblik niet gekomen is. Wanneer men ons fpreekt van wegens die zekere lieden, dus vervolgen de Prinsfelijke Uitgewekenen, dan zullen wij in '/ geheel niet hoor en: maar het is van uwent wege, wij zullen luisteren; doch, wij zullen regtuit onzen weg gaan. Derhalven, indien men begeert, dat gij ons het een of ander laat zeggen, vermoei u daar niet over. Welk een licht verfpreidt deze enkele uitdrukking over het gedrag van Lodewijk den XVI.! hoe leert zij ons de waardij zijner opentlijke flappen kennen. De rollen waren uitgedeeld. De taal der fpreekers was bepaald. Alle zijne vertoonbaare brieven , welke zo zorgvuldig publiek zijn gemaakt; alle zijne nmtelooze uitvaaringen en uitroepingen , waarvoor men hem echter zo veel dank weet, waren niets anders dan een afgefproken fpel, tusfchen hem en zijne Broeders, ten einde ons te beter te kunnen bedriegen. Na Ludewjjk den XVI. gerust gefield te hebben, wegens alle de uitvaatingen, die men van hem zou hebben kunnen afvorderen, eindigen de uitgeweken Prinsfen, met hem de vrees te benemen voor de gevaaren , aan welke zij  B IJ L A G E N. 39 zij ongetwijfeld vreezen, hem, door zijn gedrag, bloot gefield te zien. JVeest gerust ten opzichte van uwe veiligheid! wij leven niet anders, dan om u te aienen! wij arbeiden met ijver, en alles gaat wel. Onze vijanden zelve hebben te veel belang bij uw behoud, om eene nuttelooze misdaad te begaan, welke hunnen val zou voltooijen. Faart wel! L. S. X. Ch. P. (8) Ja! ongetwijfeld zullen de Ingezetenen van Parijs die Hoofden zorgvuldig bewaaren, welke hun tot Gijzelaars verftrekken. Zij weeten, dat dezelve aan de drieëntachtig Departementen toebehooren, die billijke redenen, om zich te verontwaardigen, zouden hebben, wanneer men, zonder hunne toeftemming , daarover befchikte , en die deswegens ftrenge rekenfchap zouden vorderen. Zij weeten , dat deze Gijzelaars verantwoorden moeten, niet Cechts voor de behoudenis van Parijs, maar ook voor het welzijn van geheel Frankrijk; dat zij, in zekeren zin, een Nationaal eigendom zijn , vermits de geheele Natie hen befchuldigt. Voorzeker zullen de Franfchen zich geenzins door misdaaden, wreeken , zelfs niet op het hoofd van den fchuldigften der Koningen. De Nationaale Conventie alleen zal zijn lot beflisfen. Lodewijk de XVI. heeft niet te duchten, dan het zwaard der wet. Maar zo de verfoeilijke hoop van den meinëedigen Koning vervuld (8) Dit betekent Louis Stanislaus Xavier, naam van den franfchen Prins, weleer Monjieuri en Charles Philippe, naam van den Franfchen Prins, weleer Graaf van Artois. c 4  4o B IJ L A G E N. vuld kon worden; zo het mooglijk ware , dat de Vrijheid onder de poogingen der vijandelijke lVlogendheden bezweek, dat Lodewijk de XVI. zich, in dat geval niet voorftelle, dezelve te zullen overleeven! onder derzelver puinhoopen zou Lodewijk de XVI., met den laatHen onzer , zich begraaven vinden. Het zou derhalven van de hand zijner Broeders zelve zijn, dat hij de verdiende ftraf voor zijne verraaderij ontvangen zoude. De Franfche Prinsfen, de eenigfte moordenaars der Vrijheid, zouden ook de zijne wezen. Zal men nu voortaan zich noch verwonderen, dat Lodewijk de XVI., ftoutmoedig door de geheime correfpondentie zijner Broeders, beftendig deel heeft genomen in alle hunne complotten? Zal men zich verwonderen, dat hij de onkosten gedragen hebbe, van alle gefchrifien ten hunnen voordeele , en zelfs van die , welke op hunnen naam uitgingen? Zal men zich verwonderen, dat, zelfs op het oogenblik, waarin de verklaaring van den Hertog van Bkunswijk te voorfchijn kwam, de Agenten van de Civile Lijst zich noch veel lieten dunken , op de uitdrukkingen van den vijandelijken Generaal , en aan de Pariifche Guardes durfden voordellen, om de eerden te wezen, met het vaandel der Contrarevolutie op te fteeken? Om, toen de Vrijheid bedreigd wierd , in Parijs camp?menten te formeeren , waarvan de eenigfte bedoeling was , de bewaaring van het Kasteel der Tuilleries, en het behoud van een' Meester (9); want dit oproerig woord vindt men in dit verachtelijk gefchrifc. Was Co) Tn het Journal de la Cour & de la rille, ftelt zekeren Heer Dorfi uk. voor, ten eerften: het formeeren van een Camp rondom het Kasteel, van tienduizend eerlijke lieden, gekoozen  B IJ L A G E N. 41 Was Lodewijk de XVI. in verftandhoudlng met de buitenlandfche vijanden, hij befcherrnde ook ten allerfterkfien de inlandfche. Men zag ze onderling zicb verdringen óm hem heenen; zich aan den voet van zijn' Troon verzamelen ; hen alleen de bedieningen verkrijgen, die betrekking tot zijn perfoon hadden; hen alleen, op de Civile Lijst , begunstigd worden ; de intrede zelfs in den noodlottigen Tuin, waar de wreede Lamüesc het eerst het bloed der Franfchen plengde, die voor de Vrijheid (treden, was niet vergund dan aan hun, die blijken van derzelver burgerhaat aan den dag gelegd , en de kaart ontvangen hadden , welke de Ridders van den dolk onderfcheidde van de Burgers , aan welken deze wandeling verboden was. uit de Nationaale Ouarde en uit alle andere klasfen; vervolgens ontwikkelt hij, in een brief aan den Adminiftrateur der Civile Lijst gefchreeven, de geheele uhgeftrektheid van zijn ontwerp. Dit obfervations corps, 't welk, (volgens den fchrijver,) wel„ haast tot een dubbeld getal zal aangroeijen, moest tot een ,, middenpunt van verédniging verftrekkcn voor alle eerlijke „ lieden, die, in de oogen der Natie, gelchikt waren, om de „ geheiligde van alle plichten te vervullen, die namentlijk, van „ de verzekering van het behoud zijnes Meesters.... De Ko„ ninglijke Familie, zou dan ten mintten in den tuin der Tuilh„ ries kunnen wandelen, te midden van ha"re getrouwe onder„ daanen. Om dit Camp te formeeren, zou men infehrijven bij „ de Notarisfen, en, op den beftemden dag, zich op zijn post ,, laaten vinden enz." De Bureaux der Civile Lijst gevoelden het belangrijke, om een denkbeeld voort te planten, dat hun ontwerp zo zeer begunfiigde, en men zag, op het tijdftip, waarin de verklasring des Hertogs van Brunswijk verfcheen, van de drukpers, die zij betaalde, te voorfchijn komen : Le confeil & la Guarde Nationale Parijïenut, e 5  4i B IJ L A G E N. was. Het volk, dat zich zelden bedriegt, werd dus ongelukkig te zeer befchimpt , om het Terras, 't welk de Nationaale Veigadering, als zijn buirenften omtrek had afgetekend, te befchouwen als de grenzen van een vijandlijk land (10). Dezelfde geest heerschte, dezelfde taal deedt zich hooren aan 't Hof der Tuilleries, en aan dat van Coblentz; dezelfde rollen, dezelfde listen , dezelfde middelen, om tot dezelfde ontknooping te geraaken; de plaats van het toneel en de namen der Acteurs waren alleen veranderd. Hervormde de Koning zijne Guarde, het was een nieuw Corps van Contrarevolutionarisfén , welke hij voorftelde op te richten. Lieden, die ontwijfelbaar bekend Honden voor vijanden van de Revolutie , wterden tot Hoofden daar van benoemd. De Memoden , door hen ingeleverd, die deze foort van dienstbaarheid bejaagden, leeren ons, welke de voorwaarden en vereischten waren , om zelfs maar in de hoedanigheid van gemeen foldaat, daarin toe gelaaten te worden. Deze kondigden zich aan , onder tijtels, door de nieuwe orde van zaaken verboden , en verklaarden opentlijk vijanden daar van te zijn ; anderen waren Officiers, of, laaten wij liever zeggen , onwaardige flaaven van den post, waarop eene toevallige geboorte en befeherming hen geplaatst hadde : die de baniere der Vrijheid verlaaten hadden , om zich te verzamelen on- (10) Men zie de brieven; gefchreeven, ter verkrijging van dusdanige wtree-kaartjcs. De Marauifen , de Graaven, de Ridders, die dezelve verzogten, droegen even groote zorg, om hunnen haat tegen de Revolutie te doen blijken, als om hunne verkleefdheid aan den Koning aan den dag te legggen. Het eea fcheen bij hen een gevolg van 't auder.  B IJ L A G E N. 43 onder die der Koninglijke dienstbaarheid. En Lodewijk de XVI. , in ftede van zich eene Burger lijfwacht te formeeren, bloosde niet, zich door dezen hoop Contrarevolutionarisfén te doen omiingen 1 Week hij voor de inzichten eener behendige Staatkunde; vergenoegde hij zich, met troepen van linie, en , uit de drieëntachtig Departementen, zeker getal Burgers te ontvangen, het was, om dat hij hoopte , dat de Ariftocratifche eed , welke het grootfte gedeelte van het Corps befmettede, weldra de geheele masfa zou bederven, en alsdan zouden deze voorwerpen in alle regimenten van Frankrijk, in alle de deelen van het Rijk, verftandhouding bezorgen. Het beleedigend gedrag van deze Burgerhatende Guarde, noodzaakte de Nationaale Vergadering, om dezelve te doen fcheiden. Lodewijk de XVI. veinsde zich te onderwerpen aan het Decreet, 't welk de afdanking daarvan aankondigde, doch bepaalde zich enkel tot de verwijdering van dit Corps van zijn perfoon. Ieder van de leden, waaruit het Corps was famengefteld, bleef op de Civile Lijst, en droeg met zich het getuigenis van perfoonlijke goedkeuring des Konings. Lodewijk de XVI. vond aldus het middel, om den wil der Natie te leur te ftellen , en om een daad van ontflag, in eene eenvouwige verfirooijing te herfcheppen, die de Contrarevolutionarisfén, welke hij niet ophield te betaalen, door alle deelen van het Rijk zou verfpreiden, en welke hij, op den eerften wenk, weder om zich henen kon doen verzamelen. Volgens het plan, in de Bureau der Civile Lijst gevonden, fcheen het, dat Lodewijk de XVI. zich voorftelde, om, onafhanglijk van de foldij zijner afgedankte Guarde, eene andere op te richten; en, zo uit hoofde der grondbeginfelen , volgens welke derzelver famenftelling moest ge-  44 B IJ L A G E N. geregeld worden, als uit aanmerking der voorwerpen, die zich tot derzelver fainenftelling aanbooden , is het gemaklijk op te maaken , dat het plan beftendig was, om de vijanden der Conftituiie te wapenen , onder voorwendzel, van aan den Conftitutioneelen Koning tot Lijfwachten te verftrekken, en dat deze Guarde niet vertoefd zou hebben , zich het lot van de eerfte waardig te maaken. Wat zou 'er dan eindelijk uit alle deze afdankingen zijn voortgevloeid? Dit, dat de Decreeten zelve, die gefchikt waren om deze Burgerhaatende Corpfen uit één te drijven, een middel te meer in de hand des Konings zouden geworden zijn, om den geest der Contrarevolutie voort te planten , en de Contrarevolutionarisfén aan zich te verbinden. Lodewijk de XVI. zag, dat , tot de uitvoering zijner ontwerpen, het niet toereikend was, zich door omgekogte dienstelingen te doen omringen: hij begreep, dat hij een punt van vereeniging moest hebben, om het welk alle vijanden van de nieuwe orde der zaaken zich verzamelen konden , en het was in den Godsdienst, dat hij dit punt verkoos. De Jaarboeken der menfchelijke dwaasheden , de Gefchiedenisfen, leerden hem , hoe gunstig voor alle overheerfchers en tiirannen het masker was , waarmede hij zich poogde te bedekken. Daarenboven hadden Wijsbegeerte en Reden reeds zodanige vorderingen gemaakt , dat de vijanden van Vrijheid en Gelijkheid , zelfs niet meer hunne buitenfpooriae eifchen in een helder daglicht durfden Hellen. Geen hunner had de ftoutmoedigheid, om opentlijk te zeggen: „ Wij begeeren dat de Adel herfteld wor„ de; dat eenige Leden der Maatfchappij groot worden, „ en alle de overigen altoos klein blijven, dat alle voor- , 51 dee-  B IJ L A G E N. 45 „ deelige bedieningen, alle eerposten, aan eenige weinige „ verblijven zullen , terwijl de lasten en bezwaaren der „ algemeene zaak, de arbeid en fchattingen, het deel der ,j anderen zij." Geen hunner zou hebben durven zeggen: Wij willen „ dat het Leenrecht, die waardige medgezel der Adeldoms, „ wederom herleve, met alle deszelfs vernederende hoe„ danigheden; dat men als nog Heeren, als nog Vasfalen „ hebbe; dat men op nieuw den eerlijken Landman aan ,", de fchandelijke Heerendienfien onderwerpe; dat hij bij „ aanhoudendheid , overgeleverd blijve, aan de tijrannij „ der Fiscaalen." Geen hunner eindelijk, die durfde beleiden, dat hij de oude Regeeringsvorm, met alle derzelver monftreufe gebreken , terug wilde roepen; dat hij het verlies der Tienden beklaagde, der Tienden, gefchikt om zwelgende Monniken, en wellustige Kerkvoogden te verrijken, —— der Tienden, die belasting, welke alleen veel drukkender is , dan de grondpacht, die zich in de Nationaale fchatkist uitftort, en waarvan het eerlijk gebruik, de infaraeling zo belangrijk maakt. Zodra vorderde het algemeen belang der Contrarevolutionarisfén niet, dat Altaar en Troon, ten einde zich onderling te onderfteunen, zich op het allernauwst vereenigden , of zij wierpen een heilig dekkleed over de fchandelijkfte driften, die hen bezielden. Zij, die eenige dagen geleden, de fchandvlekken van den Godsdienst en der Zeden waren , veinsden eensklaps geen ander belang te hebben, dan dat van den Hemel zeiven. Volgens de Ontvangers, is er in Frankrijk geen Godsdienst meer, om dat er geene generaale Hoofdpachten meer zijn, om dat de zouttollen, de fecoursgelden, en de  46" B IJ L A G E N. de tabakspacht zijn afgefchaft. Voigens de oude Ma- giftraaten is er geen Godsdienst meer, om dat men geene Parlementen meer heeft. Volgens de Priesters is er geen Godsdienst meer, om dat de gewijde dienst tot zijne eerfte inftelling is terug gebragt, en om dat de Bedienaars van den Godsdienst voortaan niet anders zullen zijn, dan Bedienaars van den Godsdienst. Eindelijk is er, volgens de zogenaamde Edelen, geen Godsdienst meer, om dat de eene mensch, uit hoofde eener toevallige geboorte, niet meer boven den anderen zal verheven wezen, en om dat de heilige Gelijkheid herfteld is! Met alle deze onderdrukkers verbindt zich de Koning, en in flede van de toorts der dweeperij, welke het geheele Rijk met vernielende vlammen bedreigt, uit te dooven, zwaait hij met dezelve. liet gefchreeuw tegen de onbeëdigde Priesters, verhief zich aan alle kanten; en van alle kanten wierden hem de oproeren aangeklaagd, welke zij verwekten. Lodewijk de XVI. Helde echter niet alleen geene daadlijke middelen, hoe genaamd, in 't werk, om hen te dwingen, maar hij verijdelde tevens, door zijn noodlottig Veto., alle die middelen, welke het Wetgeevend Lichaam decreteerde. Zijn Paleis werd de fchuilpiaats der opraerigfte onbeëedigde Altaarbedienaars. Uit de Bureau van zijn Civile Lijst kwamen alle die pennevrnchten te voorfcbijn, welke vergiftigd waren door die dweepzieke Horden; alle die fchandelijke Anecdoten, uitgevonden, om de gemoederen te verontrusten van dezulken, aan welken de Godsdienst dierbaar was; alle die Journaalen; met één woord, alle die gefchriften, opgefteld om twijffelmoedige zielen fchrik in te boezemen, en, in de hartelijkst vereenigde huisgezinnen, wanorde en tweedracht aan te ftooken. Het verlei-  B IJ L A G E N. 47 leidend geld der Civile Lijst, wierd aan de bedrieglijkfte gefchriften, aan valschverzonnen gerechtelijke oordeelvellingen, met de rijkfte verkwisting weggefmeeten. Wilde men de koopers der geestelijke goederen verontrusten , dan had men de ftoutheid, om een twistgeding te verzinnen, gehouden voor de vierfchaar van het Diftrict. van Arles, tusfchen den Affranddoender eener Landhoeve van dat foort, en den tweeden kooper! De beledigendfte gesprekken wierden publiek gemaakt, bij wijze van eene Memorie, op naam van een voorgewend Defenfeur Officieux, en aan het flot van dit eerrovend Libel ontziet men zich niet, om het vonnis zelve te doen drukken, dat men, ter kwader trouw, toefchrijft aan de 'Rechters, voor welke men onderflelt, dat deze zaak gebragt is geworden. En ziet daar de foorten van gefchriften, waarmede de Bureau der Civile Lijst is opgevuld; 't geen alles de bron genoegzaam aanwijst, welke hen heeft voortgebragt, en na de middelen doet gisfen, waarvan men zich bediend heeft, om ze aan den man te helpen. Wie kan 'er aan twijffelen, dat zij, die Plakfchriften lieten fabriceeren, ten einde de Asfignaaten in wancredit te brengen, niet ten zelfden tijde die goederen poogden te doen minachten, welke hun tot onderpand en waarborgen dienden? De memorien, de quitantien der Drukkers bewijzen, dat alle Plakfchriften, ingericht tegen het algemeen credit, gedrukt, publiek gemaakt en aangeplakt zijn geworden, ten kosten van de Civile Lijst. Invoegen met de fcbat der Natie, de Befluurders van de uitvoerende Macht het ondernemen durfden, om het credit van de Natie den doodfteek te geeven. Het is aldus, dat de Contrarevolutionarisfén van de Ci- vi-  48 B IJ L A G E N. vile Lijst, met de toorts des bijgeloofs in de hand, niee ophielden het Voik angftig te maaken en te verleiden, door het ten opzichte zijner dierbaarfte belangen te verontrusten. Het is aldus, dat zij, in alle opzichten geflaagd zijn, om dit zachtaartig en menschlievend Volk tot uiterften te vervoeren; om een vuur van haat te ontlieten, dat door niets uit te dooven is; om Burgers tegen Burgers, Broeders tegen Broeders, üchtgenooten tegen Echtgenooten in 't harnas te jaagen ; om den bloeddorst op te wekken; met verbanningen tegen verbanningen te ftellen, en eindelijk om die verfchriklijke tooneelen voor te bereiden, welke de waare vrienden der Vrijheid, ten kosten van hun leven, uit de gefchiedenis der Franfche Revolutie, wenfchen te kunnen uitwisfchen. En welke kunftenaarijen heeft men niet in't werk gefield? wat heeft men niet ondernomen , om ons tot die afgrijsfelijkfte gevolgen te brengen, welke wij beweenen ? Men wist maar al te wel, dat onze geheele kracht befiond in onze vereeniging, en dat deze vereeniging, die van de eerfte oogenblikken der Revolutie af, een Volk formeerde, 't welk uit Broeders was fiunengefteld, het werk was van die edelmoedige Sociëteiten, welker al^emeene band het Patriotismus, en welker eenige bedoeling de Vrijheid der waereld was. De fcheuring van de eerfte dezer 'Sociëteiten, het oprichten eener nieuwe Sociëteit, die haar beftaan niet anders verfchuldigd zijnde, dan aan deze ongelukkige fcheuring, in haare oprichting zelve het zaad eener noodlottige verdeeldheid befloot; de haat eindelijk, welke deze twee Sociëteiten zich onderling betoonden , booden welhaast een ruim veld aan voor de looze ftreeken van de Uitvoerende Macht. Deze liet niet na te gevoelen, dat zij gelijkelijk, tot bereiking haarer diep ver- bor-  B IJ L A G E N. 4ooo 1. Aan den Heer de Mandel, Lieutenant Co- lonel van het Regiment Royal Allemand. 40,000 Aan den Heer Graaf de Bosel, Colonel van Chainborant. 26,000 Aan den Heer de la Salle, Commisfaris te Metz. 6,ooo Dus het geheel, waarvan ik de quitaucien heb. 915,000 1. Blijft in mijne bewaaring. 78,000 Aan Asfignacen, die omtrent hebben moeten opbrengen. 65,000 Gebruik. „ Voor daadlijke uitfehotten, gedaan aan de Jooden, voor provifie van Stroo, Vleesch en andere zaaken, voor het Camp van Mont- , medy, omtrent. 12,000 1. Men kan hier geene quitancien hebben. Gegeeven aan de Heeren Heyman, deKlaingler en Dospelite , Ofïïciersgeneraal, bij. hun vertrek uit Frankrijk met mij, ter gemoedkoming in hunne onkosten, als alles verlooren hebbende, aan ieder, 5,400 1. 16,200 Ik heb 'er de quitancien van. Aan den Heer Heyman, voor zijn reis na Pruisfen, werwaards ik hem, ten diende des Konings gezonden heb. 3>4oo lik heb 'er een quitancie van. iAan het Regiment Royal-Allcmand, toen ik e üet«  ótf B 'ij L A G E R. hetzelve, ter hulpe van den Koning, heb doen opzitten, 350 Louis 6oo Aan verfcheiden bijzondere Officieren , die, beneffens mij, uit het Koningrijk vertrokken zijn, bij de gevangenneeming van den Ko' ning; omtrent. 6,oco Verlooren op één mijner Luiden, die genomen is geworden , twee rolletjes elk van 50 Louis a"Or. 2,4°° Het geheel, 54)400 „ Mij is in handen gebleeven 8 a 10,000 livres, die ik gebruikt heb tot goedmaaking van mijne onkosten, als geen den minften onderftand uit Frankrijk hebbende kunnen trekken, waar alle mijne effecten en mijne inkomften zij» aangeflagen geworden; maar die ik in ftaat ben, om, oogenbliklijk, aan den Koning wedertegeeven, wanneer hij mij zulks bevelen zal, als mede de 6,000 livres, gelaaten te Metz in handen van den Heer de la Salle, die hij voor mij gebruikt heeft." Mentz, den 15 December 1791. (getekend) Boüillé. Dus, Lodewijk Capet! kunt gij niet langer u verdeedigen, van niet ge>ieeid re hebben in het complot, waarVan de eerlooze Boüillé al de haatelijkheid en zwartheid  B Ij L A G E ft. 6/ heid ten toon gefield heeft, in zijne beleedigende Manifesten. Dus kunt gij niet langer zeggen, dat gij geen deel gehad hebt in de vlucht van uwen Broeder! Dus kunt gij niet langer uwe verffandhouding, met het Hof van Berlijn, ontkennen, zo min als uwe poogingen, om aldaar de Oorlogsverklaring tegen Frankrijk voortebereiden. —— Moet 'er meer dan één getuige zijn, om den fchuldtgen te overtuigen? Welaan! ik zal nog twee andere daarbij voegen! Deze zijn de genoemde Choiseul-Stain- ville , en Charles Damas, van welke de gefchriften, door hen eigenhandig getekend, een gedeelte van dezelfde Lias uitmaaken. De brief van Choiseul-Stainville luidt aldus. Rekening van het geen ik de eere gehad heb aan den Koning weder te geeven, van de mij ter hand gefielde Gelden door den Heer de Boüillé, „ Ontvangen van den Heer de Boüillé de fomme van 06,500 liv. in asfignaten van 200 liv. met last, om dezelve tegen goud te verwisfelen, en de noodige uitdeelingen en onkosten daarvan te doen." Ter hand gefield aan den Graaf Charles Damas, op order van den Heere de Boüillé, de fomme van 36,000 liv. van welke hij mij federt heeft wedergegeeven 12,000, dus hier. 24,000 h 'Wisfel van 60,000 liv. in goud, tegen 20 ten honderd. 12,000 e 2. . Tef  68 B IJ L A G E N, Ter hand gefield aan den fleer Hamilton, op order, in goud, de fomma van 24,000 1. Ter hand gefield aan den Heer na Goglas , in goud, waarvan het biljet hier nevens is bijgevoegd. Zij zijn hem ontftolen bij zijne ~gevangenneeming. 9,600 Gek', ter hand gefield aan den Heer Daupouin, hem ontftolen bij zijne gevangenneeBling; en onkosten van het Detachement te Saint-Menehould'; in alles, 2.514 Geld, wegens verfcheiden voorwerpen uitgedeeld , en waarvan de helft geftolen is ge worden; ten naasten bij 200 Louis a"Or. 4.800 Het geheel 76,914 1. Aanmerkingen. „ De 24,000 livres in goud, ter hand gefteld aan den Heer Hamilton, moet zig bevinden in de Krijgskas van het Regiment Infnnterie van Nasfau. De Heer de Boüillé had aldaar het geld in bewaaring gelegd, waarover hij I te Metz bevelen kon." „ De Graaf Charles zal, bij zijne wederkomst, rekening doen van de 24,000 livres, die hij in handen heefc, en waarvan ik zijn biljet heb." „ Ik heb een fchriftlijke bekeudtenis op den Heer Ha- Milton: zij is in de portefeuille, die ik, te Varennes,, toevertrouwd heb aan den Officier der Husfaaren , genaamd I Boudet, dezelfde, die aan Monfieur de juweelen van Mevrouw Elizabeth ter hand gefteld heeft. Sedert dient tijd heb ik niets meer van hem gehoord." Ge-  B IJ L A G E N. n Wanneer wij hem bewijzen zullen, dat de Schrijver van den Postillen de la guerre, in de maanden Mei en Junij laatstleden, eene fom van 8,000 livres van hem ontvangen heeft! Dat die van de Logographe, in het beloop van drie maanden , eene fom ontving van 34 560 livres (*). Wanneer wij hem voor oogen zullen leggen eene Nota, ontleend uit de portefeuille, welke, in zijn naam, een borgtocht aankondigt van één Millioen en twee honderd duizend livres, tot onderhort'! van de Boekverkoopers van Parijs. Wanneer wij hem een brief zullen doen zien van la Pokte aan Septeuil , van welke ik geloof, dat het belang der zaak vordert, om u de leezing daarvan aantebieden; want het zou moeijelijk vallen 'er den zin van uirtedrukken. Edelmoedig Volk! aan welke ftrik- ken hebt gij u weeten te onttrekken! Maandag. ,, Ziet hier, Mijnheer! nog twee Mindaaten. In de daad, ledert veertien dagen bewijst men de goede uitwerking van deze onkosten." „ Teffens vroeg ik hier bij twee ordonnantiën, ah het vervolg der uitgaven van deze ongelukkige Guarde" Getekend met een merk, dat herkend is geworden voor dat van la Porte. „ Er zijn eenige beweegingen in de Voorlieden; maar meu (*) Twee bijzondere Perfooncn zijn in deze zaak ingewikkeld gewordon, de Bnrgers Kaudouin en i.e Hodey. Men heeft ze geIdagvaard, ze zijn verfcheenen, cn de Commisfie heeft hen voor lonfchuldig erkend. t 5  ^4 B IJ L A G E K, men is 'er van verwittigd, en men heeft 'er maatregelen tegen genomen." - Vertegenwoordigers des Volks! ik ga uwe werkzame bezorgdheid opwekken, en uwe deugdzaame zielen pijnigen : betaalt ook nog deze fchatting aan het Vaderland ! Ik kom u onderhouden over de verklaaring, voor deze iJalie aan u gedaan door het Commité van waakzaamheid der Gemeente van Parijs. Het heeft u eenen brief van la Porte voorgeleezen , die u eene opoffering aankondigt, ontworpen ter betaaling van een Decreet. Het is het eenigfte blijk, dat wij van dit bedrijf ontmoeten; en, op onze eer, 'er befiaan geene andere fpooren van , in den zondvloed van papieren, welke wij doorfnuffeld hebben: de misdaad derhalven blijft geheel en alleen voor rekening van den Tijran! Ja! mein- eedige! dit zal beftendig blijken, dat gij u gevleid hebt, om , voor den prijs van één millioen en honderd en vijftigduizend livres, het geeven van een Decreet te zullen koopen , 't welk de Civile Lijst ontlasten zoude van een gedeelte der Penfioenen, die gij verleend hebt ten einde dezelve op de Nationaale Kas overtebrengen. Nog zal het beftendig blijken, dat gij insgelijks getracht hebt, voor den prijs van 50,000 livres, een gunflig Decreet te verkrijgen, betreklijk de liquidatie der ambtsbedieningen van uw gewezen Huis. Burgers! mijne Medeambtgenooten! noch het een noch het ander dezer Decreeten is gegeeven geworden. De vuige Verleider zag geene vruchten van zijnen arbeid, en werd overlaaden met de fchande, aan dezen zijnen ftaj» verknogt. Waar was dit Monfter niet toe in ftaat! Gij zult hem op het ganfche menschlijk Geflacht zien aanvallen. Ik  B IJ L A G E N, , 75 Ik klaag hem bij u aan, als een Opkooper van Koorn, van Suiker en van Koffie! Septeuil was met dezen haatelijken Handel belast waaraan wij zien, dat hij verfcheiden millioenen heeft opgeofferd. Was het tot dit verfchrikkelijk gebruik, dat de Natie den Verraader met rijkdommen overhoopt had? Het hart van een Koning is alleen in fiaat tot dergelijke ondankbaarheid. O! Ik verwonder mij niet meer over de ongenoegzaamheid der wetten, met betrekking tot de opkoopingen. Men Helde alles te werk, om de aandacht der Wetgeevers van dit onderwerp afteleiden. Men leide het fieeds ligtgeloovige Volk ftilzwijgen op, door het te zeggen, dat 'er geene opkoopers waren noch wézen konden : dat alle gedeelten van het Rijk, door hunne Municipaliteiten en Nationaale Guardes, daar toe al te werkzaam en te bezorgd waren. Het volk zweeg; —- want het laat zich zeer gemakiijk overtuigen! en den volgenden dag deedt men het, onder het groot voorwendfel van den vrijen loop aan den graanhandel te laaten, men deedt het, zeg ik, optrekken, ter onderfteuning van de Opkoopers! Met deze les zal ik mijn voordeel doen, en ik dring alhier de verplichting aan , om , met eene bijzondere bezorgdheid, waakzaam te zijn bij het opftellen van wetten, de levensmiddelen betreffende. Gij begrijpt wel, Vertegenwoordigers des Volks! dat men dien haarelijken handel, welke ik bij u aanklaag, met alle de duisternisfen der verborgenheid bedekt heeft, en federt lang hebben wij zelve geloofd, dat onze navorfchingen vruchteloos zouden wezen. De geldfommen, die daartoe gebezigd wierden , en de naam van hem, die ;zulks deedt, laaten ons geen den minflen twijffel over, we-  76 B IJ L A G E N. wegens het aandeel, 't welk Lodewijk Capet , op het voorbeeld van zijn Grootvader, in dezen handel neemen moest. Wij kenden de (reeds zich vernieuwende behoeften van een verleidelijk Hof. Wij hadden de verlegenheden onder 't oog van Septeuil , in welke hij zich fomtijds bevond, om aan deze behoeften te voldoen ; en intusfchen wisten wij, dat de trotfche Dwingeland, op het oogenblik gehoorzaamd wilde zijn. Wij zien dezen zelfden Septeuil tot twee millioenen en meer opofferen aan dezen handel, dien hij op Hamburg, London en elders dreef; flechts het eenvoudig voorbehoedfel beezigende, om zijne Correspondentie, in dit geval, onder een ontleenden naam te doen adresfeeren. Ten zelfden tijde waren wij verzekerd , dat de Tijran onderrigt was van de Commercieele overeenkomften tusfchen zijn Agent en de uitheemfchen, vermits wij de quitancien van zijnentwege in handen hadden, die in Wisfelbrieven op London beftaan. Wij hielden niet op te herhaalen, dat Septeuil niet onvoorzichtig genoeg wezen zoude, om zich van het hulpmiddel van verfcheiden millioenen te verfteeken, wanneer men hem, eiken dag, tot buittn^ewoone uitgaaven. noodzaakte; ten minden, zo hij alsdan geen antwoord in i gereedheid had. Eindelijk, na honderdmaalen de Liasfeni te hebben gezien en herzien, welke de Lijsten en Correspondenten behelzen, die betrekking hebben tot dezeni Handel, en gedreeven is geworden van de maand Junijj 1791 , tot de Revolutie toe, hebben wij een behoorlijk: blijkbewijs aangetroffen. Het is getekend Lodewijk, ent gedagtekend van den (>den Januarij 1791. Dit ftuk verklaart alles. Septeuil wordt aldaar gevolmachtigd, omi de vrije fondfen van den Tijran, het zij op Parijs, hett Zij op den Vreemdeling, te mogen plaatfen ; en daar,, vof-  B IJ L A GE N. 7? volgens de natuur van den ontworpen handel, men aan blijkbaare gevaaren onderhevig was, behelst deze volmagc insgelijks;, dat Septeuil voor de gebeurtenisfen mee verantwoord lijk zal wezen. Om e.nige tusfehenpoozing aan uwe aandacht te bezorgen , en u in onze rustuuren te doen deelen, zult gij, Wetgeevers! ons wel veroorloven, u te onderhouden mee de beuze)agtige middelen, door het Hof uitgevonden, ora zich Aanhangers te verzekeren. In de Portefeuille van Bertrand hebben wij eene nota gevonden, welke de oprichting bewijst van eene nieuwe Ridderorde, onder den naam van de Ridders van de Koningin. De Medailje, hangende aan een kraprood lint, verbeeldt, aan de eene zijde, de beeldtenis der Koningin met haar naam, en op de andere zijde leest men dit opfchrift: Magnum regina nomen obumbrat. De Brevetten of Patenten van die Orde hebben deze fpreuk: Dux femina facli, parloqtie ibit regina triumpho. De Nota, waarvan ik fpreek, bewijst, dat verfcheiden Zwitferfche Officieren, onwaardig het Land 't welk hen 2ag gebooren worden, en de eeuw in welke zij leeven, zich door dat kinderlijk fpeelgoed hebben laaten verleiden , en zich niet ontzien hebben, om 'er zig mede te verfieren, op het oogenblik der Volksberoerte, die in de Stad Lyon heefc plaats gehad. Wanneer wij niet anders dan  £5 B IJ L A G E N. die aan de Conftitutie medegewerkt hebben. Het is, ia> dedaad, onmooglijk, dat zij niet gezien zouden hebben, dat, wanneer zij de onfchendbaarheid begreepen in dien zin, welke men heden ten dage daaraan poogt te hegten, de verantwoordlijkheid der Ministers een onvermogend middel zoude zijn, om de ontwerpen tegen te gaan van een Koning, wien het verraad zo wel beweezen was. Hem onaangetast laaiende, kon men, het is waar, zich verzekeren van den Minister, zijnes waardig, die, door zijne handtekening , de bevelen gevolgd hadde, welke ftrijdig waren met de Wet , of die, door zijne voorbedachtelijke nalaatigheid , (en dit is het onfeilbaarffe ea minst te agterhaalen middel,) de openbare Magt verlamd, en Frankrijk aan deszelfs vijanden overgeleverd had. Maar de tijd , om de misdaad te ontdekken , de tijd om dezelve aanteklaagen , om dezelve te onderzoeken; die om den fchuldigen te onderwerpen, aan eene inflelling der gedingftukken , noodzaaklijk van eenen zeer langen nafleep, door de menigte en afweezigheid der getuigen; deze tijd, zeg ik, wierd die niet doodelijk, wanneer het: hoofd der uitvoerende Macht en der famenzweerders beflendig opzijn post bleef , om aldaar te heerfchen, eni zijne verwoestende ontwerpen voort te zetten? Ik gevoel zeer wel , dat, alvoorens deze ontwerpen! waren uitgevoerd, bet mooglijk was, om nog een of meen Ministers aanteklaagen, en dat men hier uit de hoop kom fcheppen, om de lafhartige Hovelingen te zullen verfchrikkep. Valfche hoop! —- De onfchendbaare Man was daar,, die hun zeide, die hun bewees , dat hij Hechts eenige; dagen meer noodig had , om aan den eindpaal te geraa-ken) dat de vijand zich in den boezem des Rijks zaui be-  88 B IJ L A G E N. mij dunkt, wanneer men zich vermoeit, om de Nationaa-. le Conventie te verlammen, dat ik alsdan de Werktuigen van Lodewijk Capet aanfchouwe, die zijne duiftere ontwerpen volgen. Deze befpiegelingen intusfchen, hadden geenen anderen grondflag, dan de onfchendbaarheid van den Monarch, in dien zin, welken men thans aan deze uitdrukking poogt te hegten! Erkennen wij dan, dat de weldenkende meerderheid der Confiitueerende Vergadering dezelve niet heeft kunnen verftaan, en dat zij dezelve geenzins in dien volftrekt en zin verftaan hebbe, onder welken men haar thans tracht te doen voorkomen. Zij heeft geloofd, en dit was eene dwaaling, dat Frankrijk een Koning moest hebben: Zij belastede dien Koning met de uitvoering der wetten; en, ten einde het Rijk niet zonder zulk een Hoofd blijven zoude, 't welk zij noodzaaklijk keurde, verklaarde zij hetzelve onfchendbaar ten opzichte van de middelen, die het, ter bereiking van de uitvoering der Wetten, zoude bezigen; dat is te zeggen, dat de Koning niet verontrust, niet lastig gevallen kon worden, uit hoofde der wezenlijke of voorgewende misflagen, de middelen van uitvoering betreffende. Het is tot daar toe alleen, dat, in den geest der Wetgeevers, de onfchendbaarheid van den Monarch bepaald is! Begeert men 'er een onwederfpreeklijk bewijs van? Het is in de Conftitutie zelve befchreeven. Ingevolge van de verklaaring der onfchendbaarheid, is de Koning, in zijne hoedaanigheid als eerfte Burger, gehouden , den eed van gehoorzaamheid aan de Wetten afteleggen ; bijgevolg is hij niet gefteld boven dezelve. Nooit heeft het ontwerp geweest, om hem tot dien ingebeelden rang te verheffen: maar, is hij onderworpen aan  oo B IJ L A G E N. hoegenaamd, en zelfs niet om de zwaarde misdaaden, anders geftrafc kan worden , dan door de afzetting. Ik da hier een oogenblik ftil, ten einde aan mijne Medeambtgenooten te doen opmerken, dat dit Artikel daar tusfchen ingevoegd was, als ware het, om aan de recbtmaatigfte inzichten genoeg te doen; maar dat het teffens ten ftrik en ten lokaas verftrekte voor de eerlijkheid der weldenkendde Wetgeevers, vermits het grondbeginzelen vasiftelde, regelrecht drijdig met die der gezonde reden, en dat het alle de wanordens wettigde, van welke wij de flagtöffers moesieu wezen. Vertegenwoordigers des Volks! doet uw voordeel met de misdagen van hen, die u zijn voorgegaan; laat u door niemand leiden, waar gij verdwaaleu zoudt! Ik keer weder tot het vervolg mijner redeneering. Ik heb twee antwoorden te geeven op de tegenwerping, welke ik heb bijgebragt, en die men als zegepraalende befchouwt. Vooreerst, erken ik de zo zeer gepreezene afzetting thans niet langer als een draf; dezelve uittefpreeken kan niet langer plaats grijpen, vermits de Koniuglijke waardigheid in Frankrijk niet bedaat. De misdaaden van Lodewijk Capet zijn intusfchen bekend. Alle bevestigde misdaaden moeten gedraft worden. Men moet hem dus eene andere draf opleggen , niet verfchillende van die , welke alle andere Franfche Burgeren, in dit geval, zouden ondergaan! of wel, men moet verklaaren, dat zijne misdaaden ongedraft zullen blijven. Maar ook dan, wanneer 'er nog middel was om de afzetting uittefpreekeu , zou deze zelfs de eenigde draf van den gewezen Koning niet zijn kunnen. Wan-