HISTORIESCH SC H O UWTO ONEEL   HISTORIESCH SCHOUWTOONEEL VAN 'S WAERELDS LOTGEVALLEN IN HET JAAR 17 9 2. ZESDE DEEL. BEHELZENDE MENGELWERK. T'E HAARLEM, wj A. L O O S J E. S, Pz.   GEDACHTENIS-VIERING VAN J. J. ROUSSEAU, Te MONTMORENC IJ. VJ'JV^jgV 'r*£v'rt'^-''*f&*.,'°£vftf*tfffff^^^^i^jj^^jW "SY De eenzaamheid minnende Roupseau verkoos , in Grasmaand van den jaare 1756 , de valei van Montmorencij , en wel de hermitage bij Grosleij , tot zijn verblijf; doch verliet dezelve in Wintermaand van het volgende jaar, wanneer hij zich naar Montmorencij begaf. In de eerstgemelde plaats maakte hij een begin met de Nouvelle Heloife , welke hij in de laatstgenoemde, waar ook nog de -Emilie en het OmtraSt Social gefchreven werd , voltooide. Men vindt te Montmorencij aanmerklijke fpooren van zijn verblijf. Op eene verheven plaats ftaat eenen fteenen tafel met banken , welken hij hier deed zetten , en die door de Wijsgeeren het Altaar der genie genoemd wordt, benefl'ens vkr boomen, die hij met zijne eigen handen plantte. Boven de deur van het huis , waarin Rousseau in dien tijd woonde, heeft men, ruim twee jaaren geleden , het volgende bijfchrift doen Hellen , ,, dit „ huis , 't geen anders den naam van klein MontA louis  2 GEDACHTENIS-VIERING van „ louis draagt , werd door J. J. Rousseau , nadat hij de hermitage verlaten had , federt den ï^den van Wintermaand des jaars 1757 tot op „ den cjden van Grasmaand van het jaar 1762 , bewoond , wanneer hij des nachts ten twee „ uuren door zijne Vrienden, den overleden Maarfchalk van Luxemburg en den geftorven Prins „ van Contij , uit hetzelve gerukt werd , ten „ einde hem van den kerker te bevrijden, waartoe hij , wegens de Emiiie , bij een befluic van „ het Parlement van Parijs , van den Sjlen der„ zelfde maand , was verwezen geworden. Op ., den jden fchreef hij nog aan zijne Vrienden: Ik „ heb de eer van God bevorderd , want ik heb „ voor het geluk der msnfchen gefproken. Voor ,, eene zoo gewigtige zaak wil ik gaarne lijden. Morgen vergadert het Parlement, welks befluit ik bedaard zal afwachten. Behalven de Emiiie, „ fchreef Rousseau hier zijnen brief over de Schouwfpelen , beneÜ'ens zijn ContraB, Social , en eindigde zijne Nouvelle Heloife." Zoo ver het bijfchrift. Ziet hier nu een verflag van de wijze , op welke men zijn aandenken te Montmorencij gevierd heeft. Deze ftad en de bewooneren van de omliggende landftreek hebben omftreeks een bosch , niet vervan Montmorencij gelegen , voor den geftorven J. J. Rousseau een , alhoewel eenvouwig , doch in zijne foort ongetwijfeld pragtig , gedenkteeken opgericht. Hetzelve beftaat Hechts uit fteenen ; maar is  J. J. ROUSSEAU. 3 is zeekerlijk duurzaamer dan goud, want nimmer zal de gefchiedenis het vergeten , op welke wijze zijne landgenooten het aandenken van dezen Wijsgeer geëerbiedigd hebben. Daar hij zelf een groot vriend van alle eenvouwigheid was , heeft men ook dezelve bij de oprichting van dit gedenkteeken getracht in acht te nemen. Hetzelve heeft eene eenigfins onaanzienlijke gedaante, en is zaamengefteld uit ruuwe , ongehouwen fteenen, welken zonder eenige kunst met eikanderen verbonden zijn. Deszelfs breedte is 15 en zijne hoogte 9 voeten ; terwijl mos , ftruiken en wilde planten , onder welken inzonderheid zich het Wintergroen , omdat hij hiervan zeer veel hield , vertoont , 'er de fieraaden van uitmaaken. In het midden bevindt zich een' bank van gras-zooden. Op den hoogften fteen ftaan de woorden : deze was dikwerf de geliefkoosde rustplaats van J. J. Rousseau , en aan de andere zijde : de bewooners van de ftad en den omU ek van ■ Montmorencij, ter gedachtenis van den tijd , waarop J. J. Rousseau in hun midden, woonde. Herfstmaand , f72 het derde jaar der Vryheid. Op de overige fteenen zag men de volgende plaatfen uit zijne Emiiie en het Cor.tradt Social gegraveerd : Mogten toch de Moeders zelve hunne Kinderen voeden , hunne Zeden verbéteren , en de aandoeningen der Natuure op nieuw in aller harten ontwaaken. . . Vrijheid en gelijkheid zijn de beide hoofdbronA 2 wen,  4 GEDACHTENIS-VIERING van nen, waaruit het algemeen geluk van alle menfchen voordvloeit. Het is niet zozeer een machtige arm , maar veel eer de fterkte van ziel , welke de menfchen vrij en onafhanglijk maakt. De tnensch is van natuure goed. Zijt deugdzaam en gij zult gelukkig wezen. Onder aan den voet dezer fteenen ftaat gefchreven : Heil en zegen zij hem , die dit gedenkteeken eerbiedigt. Het eerfte dezer bijfchriften , 't geen op het hovende gedeelte van het gedenkteeken gevonden wordt , wijst naar de eertijds geliefde wandelwegen des Wiisgeers. Daarenboven leevert deze plaats een ruim , lagchend uitzicht op , waarbij nog een dal komt , 't geen door höoge, oude kaftanje-boomen digt belommerd , en van ter zijde door het kanaal van Montmorencij bevogtigd wordt. Dit ftukje lands ligt aan den ingang van het bosch , tusfchen den weg van Andillij en een voetpad, de brandweg geheten , en behoort aan Mevrouw d'Aros , welke hetzelve op verlangen der Inwooneren , met het hartlijkst genoegen , aan deze beftemming toegewijd heefc. De Heer M. Stoof , een jong konstenaar, die door zijne bekwaamheden bekend is , is met de uitvoering van dit gedenkteeken belast geweest. Het was op Zondag , den van Herfst¬ maand des jaars 1791 , wanneer dit gedenkteeken plegtig werd ingewijd , en het gezelfchap van de Vrien-  J. J. ROUSSEAU. 5 Vrienden der Confiitutie van Montmorencij , des namiddags ten 3 uuren , in het huis der Mathuriner (*) , de gewoone plaats van deszelfs zittingen , tot dat einde bijeen kwam. De municipaale Ambtenaaren , en de Nationaale Guarde uit de Parochiën van Groszay , Deuil, Montmagny, SaintBrice , Piscop , Moulignon , Andillij , Margtncij , Aubonne , en Saint-gratien , welke met die van Montmorencij tot het Canton van gelijken naam behooren , plaatsten zich op een open plein; terwijl zich onder hen verfcheiden Grijzaards , een aantal Moeders van talrijke huisgezinnen , en eene menigte jonge Meisjes bevonden , welke in witte kleederen , en met eenen bandelier van de Nationaale koleur, verfierd wnren. Het Genoodfchap van de. Vrienden der Co?ftitutie liet de Municipaale Ambtenaaren, de Grijzaards, de Moeders en de jonge Meisjes door Gemachtigden , welken hetzelve tot het beduur van dit feest benoemd had , noodigen , om in de zaal te verfchijnen , waarop zij zich allen derwaa.rds begaven , en men vervolgens aldaar den trein regelde , waarmede men naar de plaats zou trekken , waar het gedenkteeken was opgericht. De orde , welke men hierbij in acht nam , was de- (*) Mafhüriner zijn Ordens-geesilijken , die de gelofte doen , om voor de bevrijding der gevangen Christenen te zorgen. A 3  6 GEDACHTENIS-VIERING van deze. Vooraf ging een detachement van Nationaale Guarden , welke op het open plein in de gelederen waren ftaande gebléven , en onder een muziek van allerhande fpeeltuigen voordtrokken. Op dezen volgden de Municipaale Ambtenaaren van de wijken der Cantons, met hunne sjerpen omhangen ; -de Moeders en de jonge Meisjes; daarna vier Burgers , die eenen iteen van de Baftille droegen , waarin het beeldtenis van Rousseau , met een bijféhrift , was uitgehouwen , en welke door den Heer Palloy , die dezen kerker mede had helpen vernietigen , gefchonken , en door de Heeren Woilez en Haumont , in zijnen naam , gelijk ook nog door ten Gezandfchap van Vrijwilligers der Bafiille , verzeld werd , en hierop het borstbeeld van Rousseau , 't geen met loofwerk omwonden was , en op eene baar door vier jonge Meisjes uit Montmorencij gedragen werd. Moeders , die hunne Kinders op den arm droegen , omringden het beeldtenis van den deugdzaamen Wijsgeer, die heur derzei ver heilige pügten eertijds zeer diep op het hart gedrukt hadde ; terwijl 24 kleine Jongens en Meisjes , die door bïoemenkranfen aan eikanderen geftrengeld waren , wederom de Moeders omfingelden , en rondom het borstbeeld eenen kring vormden. Agter dezen gingen de boezemvrienden van Rousseau, de eerwaardige Bazile, de braave Gustin met zijne Echtgenoote , en verfcheiden achtbaare Grijzaards , die , geduurende zijn verblijf in dit dal , meer gemeenzaam met hem ver-  J. J. ROUSSEAU. 7 verkeerd hadden. Hierop verfcheen eene bezending Burgers , beneffens een Gezandfchap uit de Burgers van Geneve , die Rousseau , een Agter-neef van den overledenen , aan derzelver hoofd hadden; daarna volgden verfcheiden leden van het Natuurkundig Genoodfchap in Parijs , waarvan ieder een boscbje jonge planten droeg ; een aanzienlijk aantal Geleerden , onder welken zich Bernardin-ee- SaINT-PiERRE , condorcet , GlNGUENÉ , Blll- zard en Mavais bevonden ; veele Konstenaars , waaronder Houdon en Viotti waren ; de Afgevaardigden van het Genoodfchap van de Vrienden der Vrijheid te Parijs; verders een groot getal leden der Nationaale Vergadering , die zich onder het Genoodfchap van de Vrienden der Conftitutie vermengden , en eindelijk een troep Nationaale Guarden , welke den trein befloten. De Nationaale Guarden , die vooruit trokken , hadden reeds rondom het gedenkteeken eenen kring geflagen , toen de ftoet aankwam. Bij de aannadering van het borstbeeld van Rousseau , was 'er eene diepe , eerbiedwekkende ftilte', en deed zich uit liet binnenfte van het bosch , waar men een Orchest gemaakt had , een zagt , lieflijk Concert van eenige Aria's van de Zangers dezes landfcbaps hooren. Het borstbeeld werd op den hoogften fteen van het gedenkteeken geplaatst, en door eenen Burger , die tevens Soldaat was, met eene kroon van eiken-loof, en op, hetzelfde oogenblik door een jong Meisje , welke op de handen haarer ouA 4 ders  8 GEDACHTENIS-VIERING van ders om hoog geheven werd, met eenen krans van witte winterbloemen vejfierd ; terwijl het gefchenk van den Heer Palloy aan de eene zijde van het gedenkfhik , rondom welk zich de geheele trein gefchaard had , gezet werd. Na dit alles beklom de Heer Rozier, Voorzitter van het Genoodfchap van de Vrienden der Conjlitutie , eene. verheven plaats , welke men op eenen heuvel , die met jonge krui den beftrooid was, vervaardigd had, en deed aldaar deze aanfpraak : „ Burgers en Burgeressen ! „ Men hield het fteeds onder alle vrije Volken voor eenen-heiligen pligt, de gedachtenis van groote Mannen en weldoeners des menschdoms te eerbiedigen. De Natiën , welker gefchiedenis wij kennen , namen het gewigt eener weldaad voor den maat (taf heurer erkentenis; want zij vergoodden de grondleggers hunner Vrijheid , en maakten hen tot halve Goden , ten bewijze , dat zij de Vrijheid niet minder , dan heur leevtn , waardeerden. Zij verordenden eenige feesten tot roem dezer groote Mannen ; richtten voor hun eerezuilen en altaaren op , en bragten zelfs eene nieuwe wijze van vereering te wege , ten einde de gedachtenis hunner Burgerlijke deugden te vieren. In tijd van vrede verzaamelden zich de Burgers aan den voet dezer altaaren , en rondom deze zuilen , om over de Staatsbelangen te raadpleegen, en zich naar de deug-'  J. J. ROUSSEAU. 9 deugden der geenen te vormen , welken op deze plaatfen aan hun in -den geest verfchenen. Ook werden' hier de zoo beroemde (pelen der Ouden gevierd , die uit eigen aart bizonder gefchikt waren, om de krachten van de natuur en den geest te ontwikkelen; doch in onze tijden , helaas ! maar al te weinig bekend zijn : en dus verkregen zells hunne vermaaken , terwijl de fchimmen dezer uitmuntende Mannen derzelver getuigen waren , den ftempel van een charakter , en ftrekten ten beste van het vaderland." „ Wanneer de Staat door gevaaren gedreigd werd-, liepen de Burgers naar deze altaaren , en verlieten dezelven , vol van de vuuriglte vaderlandsliefde , welke deze plaatfen in hunne boezems deden ontvlammen , om de zege te gemoet te ijlen. Zolang deze voortreflijke inrichtingen ftand hielden , en de Volken door zulke heilige aandoeningen ontvonkt werden , waren zij onverwinlijk ; en hoe konde men ook menfcheironder het juk brengen , die den dood, boven het verlies hunner vrijheid, verkozen. De overwinnaar konde hen doen omkomen , maar hij was niet in ftaat , óm ilaafiche kluisters voor hun te fmeeden. Voor het vaderland te fterven , wüs bij. hen een roemrijke en aangenaame dood." „ Ondertusfchen ftierf de vrijheid, en eene dikke duisternis volgde den dag; doch de Regeerer van alles , wat beftaat , liet , na eenen langen nacht , een helder licht voor ons opgaan. Rousseau werd geboren , en weldra vertoonde zich aan A 5 - ons  io GEDACHTENIS-VIERING van ons oog een nieuw vooruitzicht. Eene groote ziel, een doordringend en uitmuntend verftand, een onbepaald verlangen , om zijne medemenfchen gelukkig te maaken , en een onbedwingbaare haat tegen alle dwingelandij , waren de hoofdtrekken van zijn charakter. Hij dacht veel over den oirfprong der burgerlijke Maat feu appij ; over ieder voorwerp van Staatsbelïuur y en over de betrekking der Volken tot hunne Regeerers, en fchreef, met rede en waarheid gewapend , zijn ContraSl Social." „ Ons vaderland floeg 'er het oog op, en ftond verbaasd, niet over de waarheden, welken hij aan hetzelve ontwikkelde ; maar enkel , omdat het die zoo lang miskend had. De rechten der Volken en de macht der Koningen werden nu op de fchaal der gerechtigheid en der rede gewogen ; de Natie nam de oppermacht, welke haar toebehoort, terug , en droeg ze aan haare Vertegenwoordigers over. Een uitmuntende , roemwaardige rc-geeringsvorm , welke de vrijheid , de eer en het geluk des FranJchen Volks voor altijd verzeekert , is thans ons loon. Met aandoeningen van vreugde, met de zagtfle gewaarwordingen eener inwendige blijdfehap, zal de waereld het befluit lezen , 't geen zo geheel den geest der oudheid ademt , daar het aan de gedachtenis van groote Mannen , die zich bij het vaderland verdicnstlijk gemaakt hebben , eenen afzonderlijken Tempel toewijdt. Ook heeft men het overfehot van Rousseau , op verlangen van de Burgers van dit Canton , bij een uitdruklijk befluit ,  J. J. ROUSSEAU. ii fluit , eene plaats in den tempel der Deugd en Vrijheid aangewezen , en daardoor aan het aandenken van dezen Wijsgeer een eerbewijs afgelegd , 't geen, indedaad , niemand zoo zeer bij uitftek verdiende. Ik beroep mij ten dezen aanziene op dat uitftekend genoegen , en die blijde verrukking , waarmede alle vrienden des vaderlands dit belluit ontvingen. Wie is , bid ik, deze diepe vereering waardiger, dan hij. Al de lof, dien ik dezen grooten Man zou kunnen toezwaaijen , zoude flechts een blijk van mijn onvermogen opleeveren ; want nimmer zou ik dien naar eisch kunnen vermelden : ja , al wilde ik ook flechts nog een kransje rondom zijne burgerkroon vlechten , dan zelfs zoude mijne hand terug deinzen , ten einde haaren luister niet te bezwalken. De gevoelens, welken ons naar deze plaats, zo dikwerf door zijne tegenwoordigheid geheiligd , voerden , bevatten den grootften , den hartlijkften, en tevens den hem waardigflen lof. O ! indien het waarheid zij , dat de zielen der afgeftorvenen met genoegen naar de plaatfen terug keeren , welke in hun leeven door hen met blijdfchap bezogt werden*, hoor nnj dan , ziel van den onfterflijken Man .' " „ Btfchouw dit gedenkteeken, 't geen onze handen voor U hebben opgericht , als een bewijs van onzen diepen eerbied. Gij bemindet altijd de eenvouwige , kunstlooze" Natuur : naar haar is dit gedenkfluk gevormd , en dus zal het U behaagen. Eenige fteenen , zoals de Natuur die voord- bragt,  12 GEDACHTENIS-VIERING van bragt , zonder kunst te zaamen gevoegd ; eenige heesters ; een weinig' mos en eene eenvouwige grasbank — dit is alles, wat wij U toewijden; doch 't geen ons fteeds de plaats zal aanwijzen , waar gij gewoon waart , te rusten , en , onder eene wandeling in het ftille boschje , over de verheven waarheden nadacht, welke de verdeedigers onzer vrijiieid geworden zijn : en dit zal voor ons deszelfs grootfte waarde uitmaaken. Merk dit gedenkteeken aan als een zoenoffer voor al het ongelijk , 't .geen U door de heerschzucht werd aangedaan , opdat uwe verheven ziel , op het gezicht van alle deze vrienden des vaderlands en der vrijheid, welken uw beeldtenis van alle kanten beftormen , en fteeds uw aandenken zullen zeegenen , zich gerust mege ftellen. Let onder deze menigte op die ftandvasiige Wetgevers, en die Burgers, weiken, door uw onderwijs en uwe deugden verfterkt, zich als uwe waardigfte leerlingen gedragen hebben; uit een vuurig verlangen , om U hun eerbewijs te betoonen, herwaards gefpoed zijn, en met ons de zuiverfte aandoeningen van eerbied voor U gevoelen. Uw menschlievend hart klopte voor alle uwe Broederen , en riep U fomtijds van uwe verheven befchouwingen terug , om ook voor ons genoegen te arbeiden. Gij reekende het uwer niet onwaardig , om onze Letterkunde en Schouwburgen met de vruchten van uwen altijd werkzaamen geest te verrijken , en verfmaadt ook zekerlijk de vereering niet , welke de vrienden der kunsten en wetenfehappen , maar nog meerder die  J. J. ROUSSEAU. 13 die des vaderlands en uwer deugden, U toewijden. " Betchouw daarenboven nog een ander voorwerp, 't geen voor uwe tedere ziel nog aandoenlijker is , naamlijk de Moeders, welke gij zoolang en met zooveel zorgvuldigheid uwe lesfen hebt ingeprent. Zij hebben eindelijk heure oude, ongelukkige dwaalingen afgelegd , welke onophoudiijk door U bedreden werden. Aanfchouw , hoe heure jonge Kinderen , van nu af aan van de banden ontflagen , waarmede eene barbaarfche gewoonte hunne tedere jeugd eertijds prangde , thans vrij en zonder dwang op den moederlijken fchoot fpeelen. . Dus dankt U het Kind in de wieg voor zijne vrijheid even zeer , dan de Man in rijper jaaren ! Slaa tevens een oog op dat aantal van Burgers en Burgeresfen van alierleie jaaren , die hier vergaderd zijn, om met ons uwe nagedachtenis te zeegenen , en let op die heilige vaderlandsliefde , welke hun uit de oogen draalt , en door uwe deugden en uw verdand in hunne harten ontvonkt werd , toen gij nog bij hen waart. O ! kan uw gevoelig hart , zelfs in den fchoot der Godheid , wel zaliger genoegens fmaaken ? Daal tot ons neder , opdat uw Godlijke geest rondom ons- zweeve , en ons geheel beziele , en dort bij deze heilige liefde tot vrijheid , tevens in onzer aller harten den geest van vrede , eendracht , en eerbied en onderwerping aan de wetten , waarvan gij ons bij aanhoudenheid een voorbeeld gaaft , en zonder welke,  14 GEDACHTENIS-VIERING van ke , gelijk gij dikwerf gezegd hebt , de vrijheid een geesfel voor den Staat moet worden. Mogten toch allen , die dit eenzaam en geheiligd verblijf bezoeken , van die aandoeningen, welke ons thans bezielen , worden doordrongen , en met eene gefteldheid , uwer waardig , naar hunne wooningen terug keeren !" Na deze aanfpraak werd 'er eene andere , minder breedvoerige , door den Heer Rousseau als vreemdeling gedaan , bij welke hij der Vergadering voor de uitbundige blijken van hoogachting bedankte , die zij aan zijnen geftorven , dierbaaren Oom bewees , waarop de Heer Cherln de fpreekplaats beklom , en de menigte dus aanfprak : „ Medeburgers , Broeders en Vrienden ! wier harten van eene heilige liefde voor de vrijheid , het vaderland en de wetten gloeien!" „ Het is indedaad zeer opmerklijk , dat het eerde gedenkteeken ter eere van Rousseau, van dien buitengewoonen Mm, die met het uitmuntende verdand tevens het edelde hart verbond ; een verdeediger des Volks , een vriend der Natuure, der gelijkheid , eenvouwigheid en waarheid was ; die als een Kluizenaar , en in behoeftige onhandigheden leefde -r- dat , zeg ik , het gedenkteeken van zulk een Man , door de bewooneren dezer dreeken , door deze braave , eenvouwige en arbeidzaame menfchen , is opgericht geworden. Het eer-  J. J. ROUSSEAU. 15 eerbewijs, de gevoelens van hun, die hetzelve aan hem afleggen ; de keuze der plaats , waar wij verzaameld zijn : met één woord , alles ftemt met zijne denkwijze overeen ; alles is bij deze plegtigheid met het gelukkig tijdperk overeenkomstig , 't geen wij aanvangen ; alles veredelt bij ons deze nieuwe gewaarwordingen, en bevordert ons genoegen met betrekking tot de nieuwe zeden , welken onze tegenwoordige Wetgevers ons, ter bevestiging van ons eigen geluk , hebben aanbevolen , O heerlijke, weldaadige Vrijheid! Ja, uwe voorfchriften te volgen, is zoveel als de zuiverde genoegens te fmaaken. Volks-feesten bewaaren den vrede, de onfchuld , de eendracht , de broederlijke liefde onder de Burgers , en het geluk van den Staat. Bezitten wij vrijheid , dan behoeven wij geenen overvloed , noch den luister eener met moeite uitgevonden pragt, en dan vieren wij onze fpelen, bij welken gelijkheid heerscht , onder den vrijen Hemel , in den grooten tempel der Natuur. Deze geest , mijne Medeburgers ! heeft het tegenwoordig feest voordgebragt. Gij ziet hier niets, 't geen het oog verblindt , niets , welk pragtig is ; maar alleen fteenen , die zonder kunst of evenredigheid zijn zaamengevoegd : dan , vcstigd uw oog op de bijfchriften , welken deze fteenen draagen , en gij zult niet een oogenblik twijfelen , dat de geest van Rousseau hier1 ademt, en U allen bezielt." ,, Wij hebben het gedenkteeken van dezen wijzen leeraar des Volks plegtig ingewijd ; wie zou nu on-  i6 GEDACHTENIS-VIERING van onzinnig genoeg wezen , om hetzelve te ontheiligen of te fchenden ? Wee hem , die daarmede zijne handen bezoedelt ! De toorn zijner Broerieren zou op hem rasten. Maar neen : laten wij deze gedachten verbannen , en gelooven , dat 'er nooit zulk een mensch zal gevonden worden. Gezeegend zij hij , die deze fchuldige bewijzen uwer liefde en hoogachting uit eigen aandrang eerbiedigt! Gezeegend zij hij , die , onder het uitboezemen zijner leevendigfte aandoeningen van erkentenis, deze koude lteenen omhelst , en dezelven met traanen van dankbaarheid befproeit ! Gelukkig is hij , die zijnen Mede-broeder naar deze plaats geleidt ; hem de te lang terug getrokken hand ter verzoening aanbiedt , en met een bonzend hart den eed van broederliefde en eendracht aflegt ! Gelukkig , eindelijk , is hij , die , na de volvoering eener edele daad , herwaards fnelt , om de vergelding van zijnen arbeid te ontvangen ; want hij zal zeekerlijk met vernieuwde fpooren tot deugd wederkeeren. Dezen zijn de beelden, welken wij de menfchen nooit te naauwkeurig onder het oog kunnen brengen , en die U met liefde voor alles, wat goed is, zullen bezielen. Wij hebben. op onze landwegen en velden godsdienstige gedcnkteekens; waarom zouden wij dan ook niet zodanigen oprichten , welken in onze zielen de gedachtenis van Mannen kunnen verleevendigen, die door grootfche daaden bekend zijn , en hun vaderland door het voorbeeld hunner deugden tot het goede vormden en-opleid- , den ?  J. J. ROUSSEAU. 17 den ? Eenige boomen , een plekje gronds , eene beek , en weinige fteenen , toegewijd aan rechtfcbapen leeraars eener Gemeente , aan dienstvaardige en bulpverleenende befchermers van behoeftigen , aan braave Vrede rechters , of aan eerlijke , arbeidzaame Burgers , die rustloos , vrij van laage baatzucht , en niet zelden met gevaar van hun eigen geluk , Voor het welzijn hunner Mede-burgers arbeidden , zouden genoegzaam wezen , om hunne nagedachtenis te vereeuwigen , en anderen krachtdaadig ter naarvolging van hun uitmuntend voorbeeld optewekken." „ Bewooners van Montmorencij ! vestigt uw oog dikwijls op deze fteenen ; leest hunne bijfchriften, en gevoelt telkens met eene vernieuwde kracht de daarin vervatte waarheden. Gaarne zouden wij hun getal nog vermeerderd hebben; maar wij wilden niets overbodig doen. Onderrusfchen zij het mij vergund , om U ook eenige gedachten van Rousseau over den Godsdienst medetedeelen. Ziet hier dezelven. „ Wanneer de mensen allen Godsdienst verwaar„ loost , vergeet hij daardoor ook zijne pligten, „ Overal , en onder alle godsdienstige gezindhe„ den , God boven alles te beminnen , en zijnen „ Naasten lieftehebben , als zichzelven , is de in„ houd der Wet. Het is eene niet te veront„ fchuldigende eigenzinnigheid , wanneer men „ eenen anderen Godsdienst belijdt , dan waar5, in men geboren is , en het is geveinsdheid , B „ 'er  i3 GEDACHTENIS-VIERING van „ 'er eenen te belijden , en dien niet in alle op,, rechtheid te beleeven. Geraakt men op den „ doolweg, dan heeft men voor den troon des „ opperften Rechters eene gewigtige verontfchuldi„ ging te vveiniger; want , zou Hij ons niet veel„ eer eene dwaaling vergeven , welke ons als met „ de paplepel werd ingegeven , dan waarin wij „ voorbedachtiijk gevallen zijn ?" Van het Evangelie fpreekt hij op deze wijze : „ dit Godlijk „ boek , het eenige , 't geen de Christen noodig ,, heeft, het nuttigfte onder allen , zelfs voor die„ geenen , welken het niet zo toefchijnt, behoeft „ men masr aandachtig te overdenken , om van „ liefde jegens zijnen grooten Veroirzaaker door„ drongen te worden , en ons tot de opvolging „ zijner lesfen bereidwillig te maaken. Nergends ,, fpreekt de deugd op eenen zoo zagten toon ; „ nergends heeft zich de volmaaktfte Wijsheid met „ zooveel kracht en eenvouwigheid uitgedrukt, en „ nooit zal men hetzelve nederleggen , zonder te ,, gevoelen , dat men beter, dan voorheen, geworden is." „ Zoo dacht Rousseau over den Godsdienst ; hij beminde alle menfchen , tot welk godsdienstig genoodfchap zij ook behoorden. Welaan dan , mijne Medeburgers ! laten wij hen ook liefhebben, want wij zijn allen kinderen van éénen Hemelfchen Vader. Heiligt uwe harten , in tegenwoordigheid van zijnen geest, die misfchien thans rondom ons zweeft,  J. J. ROUSSEAU. 19 xweeft , tot dit ftandvastig voornemen , en volgt zyn voorbeeld, want daardoor zullen wij zijne nagedachtenis waarlijk eerbiedigen," „ Alles , 't geen immer een groot man bezat , is ons lief en dierbaar. Ik bezit thans iets , hetwelk Rousseau federt 30 jaaren tot zijn gebruik aanwendde. Een hoed is het teeken der Vrijheid , en deze bedekte eenmaal het hoofd van een' haarer vuurigfte verdeedigers. Laten wij dien, zolang dit feest duurt , op eenen hoogen ftaf fteken , opdat wij allen denzelven zien kunnen." Na het eindigen dezer aanfpraak , werd de hoed van Rousseau op eenen zwarten ftok , waarvan hij zich op zijne wandelingen bediende , gezet, en deze vervolgens nabij het borstbeeld geplaatst , waarop de Heer Bose , lid van het Natuurkundig Genoodfchap te Parijs , de fpreekplaats beklom , insgelijks in den lof van Rousseau uitweidde, en aan zijne fchim eenige planten offerde , waaronder zich voornaamlijk het Wintergroen bevond. Ook werd 'er nog eene aanfpraak gedaan door eenen der Afgevaardigden van de vrienden der Vrijheid , alsmede nog door een ander , die in den naam van den Heer Palloy fprak. Hierop volgde een zeer vrdlijk Choor-gezang, en naa het eindigen van hetzelve verfchenen twee jonge Moeders , die eenige Aria's zongen , welke de Heer le Pretrb op dezen plegtigen dag gemaakt had. De Muziek was ongemeen leevendig , en gepaste patriotfche gezangen , eh betaamlijke dansfen gaven het teeken B 2 tot  *o GEDACHTENIS-VIERING van tot eene algemeene vrolijkheid. Het feest duurde tot middennacht , wanneer men aan alle boomen lampen gehangen had, welke de duisterheid van den nacht deden verdwijnen. Gelijktijdig werd', op voorftel van den Heer la Porte , vastgefteld , dat jaarlijks , op den eerften Zondag naa den iqden Julij , ter plaatfe , waar Rousseau's gedenkteeken ftaat opgericht, eene vergadering zou worden gehouden , waarin ieder edele daad , welke geduurende het verlopen jaar in dit Canton , verricht was , openlijk zou worden genoemd , en de bedrijvers derzelve , naar maate van de gefteldheid hunner handelingen , of door burgerlijke eerbewijzen , of door eene loflijke vermelding hunner naamen in de openbaare registers , vergolden zouden worden. , Bij dit feest ontdekte men eene onbekende Dame uit Parijs , welke , naar het fcheen , tusfchen de 5° en 55 jaaren oud was , en door haare gebaarden eene fterke inwendige ontroering te kennen gaf. Zij drong door de menigte heen , om nader bij het gedenkftuk te komen , waar het beeldtenis van Rousseau ftond ; befchouwde hetzelve met allen ernst , en met traanen in de oogen , en viel bijkans in onmacht. Men vroeg haar hierop naar de reden van haar heimlijk verdriet, en ontving een andwoord , 't geen door haar aanhoudend fnikken telkens werd afgebroken. „ Ik was Moeder," zeide 'zij; „ verachtte de lesfen en raadgevingen van „ Rousseau ; vertrouwde mijnen eenigen Zoon , „ als  J. J. ROUSSEAU. ai „ als zuigeling , aan, eene vreemde Vrouw, en „ heb hem verloren. Thans koom ik hier , om „ mijne fchuld te boeten , en den tol mijner fmar„ ten aan hem te betaalen , wiens vermaaningen , „ wanneer ik dezelven hadde opgevolgd , mij zee„ kerlijk niet kinderloos zouden gemaakt hebben." De inwooners van de Stad en het Canton van Montmorencij overhandigden der Nationaale Vergadering een imeekfchrift , waarbij zij op een belluit aandrongen , 't geen Rousseau alle eer waardig verklaarde , en vastftelde , dat zijne asch in het Franfche Pantheon zou gebragt worden , en men voor hem , ingevalle zijn uiterfte wil , om in de landftreek begraven te worden , welke hem bij zijn leeven zoo dierbaar was , wierde opgevolgd , ten minften eene grafnaald in dat gebouw zou oprichten , 't geen voor eene begraafplaats van groote Mannen beftemd was ; terwijl zij , in het algemeen , van het Wetgevend Ligchaam vorderden, om de nagedachtenis van verdienstlijke Mannen te èerbiedigen , en iederen fchandvlek hunner naamen uittewisfchen. Ook de Burgers van Parijs overhandigden der Nationaale Vergadering een verzoekfcbrift ten gelijken einde , die vervolgens op beiden zulk een belluit nam , als met den vaderlandfche wensch der verzoekers overeenkwam. B % L^E.  LEEVENSBIZONDERHEDEN VAN DEN WIJSGEER C E R U T T I. Joseph , Anton , Joachim Cerutti , te Tllrin geboren , werd door de Jefuiten opgevoed, die reeds zeer vroeg den gelukkigfien aanleg in hem ontdekten , en hem , door middel eener kunst , welke zelden bij dezulken hunner Schoolieren mislukte , die zij boven anderen onderfcheidden , tot hunnen mede-broeder maakten. Hij begaf zich derhalven in hunne Orden , en werd Hoogleeraar bij hunne Sociëteit te Lion. Nog zeer jong zijnde , behaalde hij reeds , in één jaar tijds , drie prijzen te Dijon , Montauban en Toulouze , op welke laatfte plaats hij tot dat einde de uitmuntende vraag : waarom bloeijen de nieuwer Republieken minder dan de ouden ? zoo voortreflijk beandwoordde, dat men J. J. Rousseau voor den fteller dezer gekroonde prijsverhandeling hield , vóór dat Cerutti daarvoor bekend werd. Ondertusfchen was de Orden der Jefuiten te talrijk geworden, en begon men op derzelver verftrooi-  W IJ S G E E R CERUTTI. 23 jing te denken , wanneer men aan Cerutti hunne verdeediging opdroeg , en deez' zich derhalven naar Nancij begaf, waar hij onder het oog van den vroomen Koning Stanislaus en den eerwaarden Pater Menou , die zijn Biegtvader was, de Apologie van de Orden der Jefuiten vervaardigde: een zeer belangrijk werk in eenen tijd, waarin men in Frankrijk de goedheid had , om zich met het Jansfenismus en Molinismus ie bemoeijen , en men op een Parlements-befluit ten Avondmaal ging. Dit werk bragt voor Cerutti eenige voordeden te weeg ; want hij verwierf daardoor de gunst van Stanislaus , en gevolglijk ook die van den Dauphin, zijn Kleinzoon, en de Vader van Lodewijk den XVI. Nadat hij als een dapper Soldaat hardnekkig voor de eer der Jefuiten geftreden had , legde hij zijne Ordenskleedereu af, en begaf zich naar het Hof, waar hij door den Kroonprins zeer wel ontvangen werd. Het is , indedaad , iets zonderlings , en 't geen zeekerlijk door veelen niet gereediijk voor waarheid zal aangenomen worden , dat deez' Prins , dien men voor godvruchtig en een vriend van het Molinismus en der Jefuiten gehouden heeft, een diepdenkend Wijsgeer • was , die zich zeer verre boven de dikwijls zoo armhartige godgeleerde vitterijen en twisten wist te verheffen ; ten minften wordt dit door Cerutti verzeekerd , door wien verhaald wordt , dat hij met den Dauphin verfcheiden afzonderlijke gefprekken gehad heeft , welken de geB 4 voe-  24 LEEVENSBIZONDERHEDEN van den voelens en fchriften van MonTesquièu en Voltaire , de verbétering der Regeering , het onderwijs des Volks, en nimmer de Jefuiten betroffen. Sedert zijne komst aan het Hof, verkeerde Cerutti bij aanhoiidenheid met de Grooten , van welken hij echter, buiten eenige gewoonten,' noch hunne ilegte zeden , noch die verregaande onver1'chilligheid omtrend allen overnam , die de eer niet hadden , zogenoemde egte Edelluiden van geboorte te wezen. Eene fterke en ongelukkige neiging nam hem niet alleen zeerveel tijd weg ; maar maakte ook tevens zijn oordeel, en zijne vermogens ftomper, en Hortte* hem in eene jammerlijke moedeloosheid. Weinige Geleerden bezaten eene zoo fterke zugt tot ftudeeren , als Voltaire , die in eenen ouderdom vsn 23 jaaren moeds genoeg had, om alles te verzaaken , waarin gewoonlijk de genoegens en gevaaren van dien leeftijd gelegen zijn ; en fchoon hij zich naderhand aan Mevrouw Dechatelet overgaf, was deze Vrouw eene bijna enkele uitzonde. ring , naardien zij meer in ftaat was , om hem in zijnen arbeid te onderfteunen, dan hem daarin hinderlijk te wezen. De vriendfchap deed Cerutti de fmarten der liefde vergeten, en werkte krachtdaadig mede, om hem te troosten. De Hertogin van Brancas bood hem eene verblijfplaats op haar landgoed bij Nancij aan , en werd zijne Vriendin , zijne Moeder en Leids*  W IJ S G E E R CERUTTI. 25 Leidsvrouw , gelijk hij haar gewoon was , te noemen. Hun beider vriendfchapsband duurde 15 jaaren, die de aangenaamften van zijn leeven uitmaakten. Men meende , dat hij heimlijk met haar gehuuwd was ; doch men vergiste zich : ten minsten waagde men het niet te zeggen , dat de vriendfchap het ongeluk gehuuwd had : woorden , waarmede de Hertogin van Brancas op den dag, waarop hij haare aanbieding aanvaardde , hem een' ring aan den vinger ftak. Eindelijk nam de omwenteling' eenen aanvang. Hij had dezelve reeds eenen geruimen tijd voorzien , en dikwijls 'er naar gewerischt; terwijl zijn werk , aan het Franfche Volk , 't geen hij in den jaare 1788 uitgaf, voor een van diegeenen kan gehouden worden , welken de gemoederen tot deze gebeurtenis het meeste hebben voorbereid. Sedert dit tijdftip leefde hij alleen voor de omwenteling : hij diende haar door zijne fchriften en gefprekken , en men kan zeggen , dat hij ook voor haar geftorven ie; want fints hij het recht van verkiezing verkregen had , en inzonderheid federt zijne benoeming tot Afgevaardigde ter Wetgevende Vergadering , deden de nieuwe bezigheden van zijne bediening het overfchot zijner krachten dermaate verminderen, dat hij, als een eerwaardig offer zijner vaderlandsmin en volkomen onderwerping aan het algemeene welzijn, onder den last derzelfe bezweek. Terwijl wij hier Cerutti dezen lof waardig keuren , zullen wij het tevens waagen , om 'er eene B 5 aan-  26 LEEVENSBIZONDERHEDEN van den aanmerking bijtevoegen , welke misfchien haar nut kan hebben, naardien uit dezelve blijken zal, hoe zeer wij nog noodig hebben , om maatigheid, ecnvouwigheid , verachting van het goud , en , met één woord , alle de deugden van zulke menfchen te leeren , die met eikanderen gelijk , en vrij willen wezen. Zoodanig is het met den geest onzer eeuwe gefield , en zooveel invloeds heeft de gewoonte , zelfs op Mannen van eene tterke ziel, dat Cerutti, de wijze Cerutti, onder het bezit van geluksgoederen , die voor eenen ongchuuwden Geleerden aanmerklijk zijn , zich voor arm hield. Meermaalen herhaalt hij , in zijnen laatften en uiterften wil , de woorden : het weinige, 't geen ik bezitte ; noemt zichzelven daarin : een Wijsgeer, die weinig vermogen heeft , en erkent' nogthans bij dienzelfden uiterllen wil, dat hij iets meer, dan elf duizend Livres Lijfrenten, gehad had, en omtrend 400 Louis d'Or in klinkende muntfpecien naliet ; terwijl hij daarbij tevens van- zijnen Kamerdienaar', en van meer andere Bedienden gewag maakte Wat zou Rousseau , die het gefprek over de ongelijkheid der menfchen voor 30 Piltoolen verkogt , geen' Bediende had en niets naliet, op deze taal wel gezegd hebben ? Hij zoude buiten twijfel hebben aangemerkt , dat een Volk , wiens Wijsgeeren den overvloed als eene volftrekte behoefte aanmerken , en zoo ingenomen zijn met rijkdommen , nog niet wedergeboren zij; dat het van geheel andere grondbeginzels moet doordrongen wor-  W IJ S G E E R CERUTTI. 27 worden , en onder Spartaanfche wetten zijne wellustige zeden moet afleggen. Cerutti bezefte ook bij het daarftellen der Volkswetten zeer wel , dat men voor deze nieuwe wetten een nieuw Volk moest vormen , en bijgeloof en onkunde de groottte hinderpaalen der vrijheid waren : en het was hierom , en uit erkentenis jegens de landlieden, onder welken hij zoolang gelukkig geleefd had , dat hij een Journaal fchreef, ten titel voerende : Blad voor dm Landman : een voortreflijk tijdfchrift, welks uitlokkende eenvouwigheid zowel gefchikt is, om te onderrichten, alsom hetzelve aangenaam en ligt bevattelijk te maaken. Gelukkig is deze onderneming niet met hem geltorven , maar in handen van mannen geraakt, die tot derzelver uitvoering in ftaat zijn ; wordende deez' nuttige en vaderlandslievende arbeid door de Heeren Grouvelle , een vriend en mede-arbeider van Cerutti , en Ginguené , een uitmuntend Geleerde , thans voordgezet. Volgens de algemeene verzeekering laat Cerutti een werk na , waarin hij getracht heeft te bewijzen , dat de Roomsch-Katholieke Godsdienst de Burgerlijke en Staatkundige flaavernij , gelijk ook de verregaande domheid en droevige ellende dier Volken heeft te wege gebragt, welken denzelven belijden. Het is niet onwaarfchijnlijk dat dit eenigermaate gegrond zij , en wel mooglijk , dat deez' Godsdienst onder allen de onverdraaglijkfte was , omdat zij onder allen de minst ver-  z'i LEEVENSBIZONDERIIEDEN, enz. verdraagzaamfte is ; doch de meeste anderen zijn het niet weiniger. Wanneer het mooglijk ware, alle dweepzieke Seften van de zucht te zuiveren , om te heerfchen ; van de woede , om eikanderen te vervolgen , en zich onderling ongelukkig te maaken ; wanneer men alle menfchen tot eenen broederlijken , enkel zedenkundigen , Godsdienst vercenigen konde,, die ons enkel de twee troostrijke waarheden van het beftaan van een Opperwezen en de Onfterflijkheid der ziele voor ons geloof aanbood dan, waarlijk, zoude men een der diepfte wonden geheeld hebben , aan welke het menschdom thans , helaas ! zooveel moet lijden. OVER  OVER DE KUNSTEN, WETENSCHAPPEN en BESCHAAFDHEID DER MO OREN. D e Moor en hadden Hooge Schooien, Akademien, Dichters , Geneesheeren , Schilders en Beeldhouwers. Abouhadjad , de beheerfcner van Grenada , moedigde de Geleerden en Kunstenaaren aan , en beloonde hen rijklijk ; doch hunne meeste werken gingen ten tijde van de herovering dezer ftad verloren. De Kardinaal Ximenes liet , naa de inneming van Grenada, alle exemplaaren van den Koran , welke hij meester konde worden , verbranden , én daar de onkundige en bijgeloovige Soldaaten alles , 't geen in de Arabifche taal gefchreven was , voor eenen Koran hielden , werden 'er eene menigte Profaïfche en Dichterlijke werken aan het vuur opgeofferd. Ondertusfchen werden 'er nog eenigen gered, die zich in de boekerij van het Es-  3o Over de KUNSTEN, WETENSCHAPPEN Escuriaal bevinden , en waarvan de meesten over de Spraak-kunst, de Sterren-wigcheiaarij , welke in dien tijd zeer in aanzien was , en bizonderlijk over de Godgeleerdheid , in welke wetenfchap de Aralieren uitmuntten , handelden. Dit Volk moest, uithoofde van zijnen naarvorfchenden geest en zijne gloeiende verbeeldingskracht, groote Godgeleerden voordbrengen ; en het is zeer waarfchijnlijk , dat de ongelukkige fmaak in fchoolfche godgeleerdheid, twisten en fijngefponnen onderzoekingen, waardoor men eertijds zo beroemd werd , doch thans in de duisternis blijft, uit hunne Schooien tot Europa overgegaan zij. De voorgewende geheimen van de Cabala , de Scheid-, de Sterren-aanduidkunde, en de Wigchelröede; alle de eertijds zoo beroemde gevallen van Toveresfen, Duivels-konstenaars en Googchelaars hebben wij van de Arabieren, die ten allen tijde bijgeloovig waren, en men wordt bijkans gedwongen, te gelooven, dat hun verblijf onder de Spanjaarden, en hunne langduurige verkeering met dat Volk , aan hun de zucht tot het wonderbaare heeft ingeboezemd, en dat charakter eener ligtgeloovige godsvrucht heeft doen aannemen , welke zeer naa aan het bijgeloof grenst. Dit verwijt de Wijsgeer met recht aan deze , voor het overige zoo leevendige , gevoelvolle en geestige Natie, welke oirfpronglijk allen aanleg tot groote eigenfchappen had. Vïr kaaien en Romanzen waren bij de Moor en zeer gemeen , en de Spanjaards hebben deze foort van Let-  en BESCHAAFDHEID der MOOREN. 31 Letterkunde van hun overgenomen. De Arabieren waren altijd, en zijn dit nog tegenwoordig, groote fnappers. Zij verzaamelden zich iederen avond, in het midden der woestijnen van Afia en Afrika in de tenten der Beduinen , om eene verliefde gefcbiedenis te hooren , waarbij eene diepe ftilte heerschte , en waaraan zij zooveel deel namen , dat de lotgevallen der beide gelieven , naarmaate zij droevig of vervrolijkend waren, hun traanen deed Horten , of vreugde in hen verwekten. In Grenada kwam bij dezen natuurlijken fmaak in vertellingen ook nog de lust tot de Zang-en Toonkunst. De Dichters bragten krijgsgevallen en verliefde gefchiedenisfen in vaerfen , en de toon-kunstenaaren vervaardigden liederen , welken de jonge Mooren zongen. Sedert bezitten wij verfcheiden Spaanfche Romanzen , die of overgezet, of naar de # Arabifche gevolgd zijn , en waarin op eenen natuurlijken , en' niet zelden aandoenlijken, toon , de oorlogen met de Christenen verhaald worden , of de klagten van verfcheiden mededingers , of eindelijk de bijeenkomsten van twee Gelieven , vervat zijn. Alles wordt in dezelven op het naauwkeurigfte befchreven: men vindt 'er een verhaal in van hunne feesten , en hunne fpelen, waarin zij met lansfen of dunne Hokken naar den ring ftaken , alsmede van hunne ftieren-gevechten, welken zij van de Spanjaards hadden ; voorts eene befchrijving hunner wapenen , die in eenen breeden fabel , een' zeer  32 Over de KUNSTEN, WETENSCHAPPEN zeer dunne laus , eenen korten- wapenrok , en een ligt lederen fchild beftonden , en van hunne Paarden , wier dekken tot op den grond hingen , en met edele gefteenten bezet waren ; eene fcbets van hunne zinnebeelden , die meestal een hart, 't geen met pijlen doorboord was , of eene fter , die aan een fchip ten geleide verftr'ekte , of ook wel den voorden letter van den naam hunner geliefde Schoonen vertoonden , en eindelijk eene aanwijzing van hunne koleuren, waarvan elk haare eigenaartige beteekenis had ; wordende door de geele de fmart , door de groene de hoop , door de blaauwe dejaloezij , en door de paerfche en vuurkoleur eene hartstogtlijke liefde aangeduid. Over het algemeen maakten zich de Mooren te Grenada , door hunne kiesfche en fijn uitgedachte befchaafdheid , door geheel Europa beroemd; terwijl dezelve een , in zijne foort , éénig contrast met de natuurlijke woestheid , welke aan alle uit Afrika komende Volken eigen is , te wege bragt. Deze Mufelmannen, die hunnen roem in veldflagen zogten , en diegeenen voor de bekwaamden hielden , welken op het gemaklijkfte koppen konden afhouwen , die zij dan aan hunne zadels vastmaakten , en naderhand , hoe bloedig zij ook waren , op hunne Stadsmuuren , of op de posten hunner paleizen , ten toon fielden : deze rustlooze , domme en ongevoelige krijgshelden, die altijd bereid waren , om tegen hnnne Vorsten optedaan, dezelven van den troon te bonsfen , en zelfs omte-  In BESCHAAFDHEID der MGOREN. 33 febrengerï , waren de tederfte, de flaafsche en vuufigfte minnaars. Hunne Vrouwen , ichoon zij wel Van langzaamerhand flaavinnen wierden , hadden » zolang zij minnaaresfen waren, eene volftrekte, onbepaalde macht over hen, en werden door den Man» wiens hart zij eenmaal bezaten, als eene Godheid aangebeden. Om der Vrouwen të behaagen, ftreefden sij naar roem ; om in heure oögen te fchitteren * Verfpilden zij hunne rijkdommen , ja waagden hiervoor zelfs hun leeven, en poogden elkanders roem door dappere daaden en pragtige feesten te verduisteren. Of zij dit buitengewoon mengzel van zagtheid en Wreedheid , van tederheid en woestheid; of zij deze neiging , om zich als de dapperfïen en ftandvastigften te vertoonen , van de Spanjaarden, dan Of dezen dezelve van hun hebben overgeërfd , is onzeeker ; doch men heeft dit charakter nooit in AJia , het oirfpronglijk vaderland dezer Arabieren, aangetroffen, en ontmoet hetzelve ook thans niet in Afrika, waar zij door hunne gemaakte veroveringen zijn genaturalizeerd geworden: ook hebben zij , federt hunne, verdrijving uit Spanje, niet den minften trek van deze beminlijke zeden behouden, waaruit men dus met eenigen grond kan befluiten, dat zij dit charakter aan de Spanjaards te danken hadden. Indedaad , het Hof der Göthifche Koningen , Vóór den inval der Mooren, leevert daarvan zelfs voorbeelden op. Naa dit tijdvak ziet men de Vorsten s de Ridders van Leon , van Nayarre en CasG tu  34 Qver. de KUNSTEN, WETENSCHAPBEN tilien in hunne minnaarijen , zowel als in hunne heldendaaden, uitmunten: de enkele naam van Cid brengt ons op eenmaal alle denkbeelden van waarheid en dapperheid voor den geest , en nog langen tijd naa de verdrijving der Maoren hebben de Spanjaarden , ten aanzien van eene meer verfijnde befchaafdheid , boven de Franjehen uitgemunt, en nog heden bezitten zij daartoe eene gefchiktheid , welke alle nieuwer Natiën tegenwoordig verftikt hebben. Dan , hoe dit ook zijn moge; de Vrouwen in Grenada waren zooveele liefde waardig: zij waren , en zijn misfchien dit nog heden , de verleidelijkfte der waereld. Zeker Arabisch gefchiedfchrijver te Grenada, die, volgens onze tijdreekening, in den jaare 1378, onder de regeering van Mahomed den Ouden , leefde , geeft van de Vrouwen van zijn land de volgende fchets: „ zij zijn alle fchoon; „ doch deze fchoonheid , welke bij het eerfte ge„ zicht iemand in verrukking brengt , verkrijgt na„ derhand , door heure innemende aanminnigheid „ en beleefdheid , haare voornaamfte bekoorlijk„ heid. Zij hebben eene tengere geltalte, en heu„ re ligchaamen zijn in allen opzichte zoo fchoon en „ fierlijk gevormd, als immer het oog gezien heeft. „ Heure lange , zwarte hairen hangen tot op de hielen , en heure tanden , die zoo wit als al„ bast zijn , verfraaijen derzelver purper-rooden „ mond , welke zich fteeds tot een zagt, bemin„ lijk lagchje vertrekt.\ Het veelvuldig gebruik,  EN BESCHAAFDHEID der MOOREN. 35 j5 't geen zij van de uitgezogtfte , welriekende fpe„ cerijen maaken , zet aan heur vel eene zekere „ jeugdigheid en eenen glans bij, waarvan de ove„ rige Vrouwen der Mujelmannen volftrekt niets „ hebben. In heuren gang , heure dansfen, met „ één woord, in alle heure bewegingen , heerscht „ eene zekere bevalligheid , en eene ongedwon„ gen houding , welke derzelver bekoorlijkheden „ nog meerder verheft. Heure gefprekken zijn „ leevendig en behaaglijk ; heur juist en doordringend verltand brengt onophoudlijk de fchoonfte „ invallen voord , en nooit ontbreekt het heur aan „ (chrandere uitdrukkingen." De kleeding dezer Vronwen had veel overeenkomst met die van de hedendaagfche Turkfche en Perfiaanfche, en beftond uit een' lange linnen Tunica , of ruimen tabbaard zonder mouwen, die door middel van eenen gordel digt om het lijf gebonden werd ; uit een' Doliman met korte mouwen , en uit Spaanfche lederen muilen. Het goed, 't geen zij tot derzelver kleederdragt gebruikten, was zeer fijn , doorgaans geftreept , met goud of zilver geborduurd , en rijk met edelgefteenten bezet. Heur hair hing bij vlegten over de fchouders ; terwijl eene kleine, kostbaare muts, waar onder een geborduurde fluijer , die tot op de kniën hing, was vastgemaakt , heur hoofd bedekte. De Mannen waren bijna op dezelfde wijze gekleed. In hunnen gordel droegen zij hunne geldbeurs , fnuifdoos, en hunnen dolk ; hun hoofd was met een' witten of C 2 ge-  j6 Over, de KUNSTEN, WETENSCHAPPEN gekoleurden Tulband bedekt, en in den zomer droegen zij onder den Dolirnan een ruim , loshangend , wit kleed , doeh in den winter een' Alhomos , of Afrikaan/dien mantel. Wanneer zij ten ftrijde trokken , deden zij daarenboven nog eenen wapenrok aan , en befJoegen hunnen Tulband met ijzer. Te Grenada had men de gewoonte , om alle jaaren , geduurende den Herfsttijd , in de pragtige landhuizen , die rondom de ftad waren , bijeentekomen. Het oogmerk hieVvan was enkel , om zich te vermaaken , waartoe men geheele dagen en nachten met jaagen, fpeelen en dansfen doorbragt. Deze dansfen waren zeer onbetaamlijk , gelijk ook de liederen , koor-gezangen en Ballades, welken door hen gezongen werden. Wanneer de tegenftrijdigheden van het menschlijk verftand verbaazing konden verwekken , zoude men nog heden ten dage met afgrijzen vervuld worden over deze verregaande kwetfing der eerbaarheid en fchaamte bij een Volk, 't geen de liefde kende : dan , de Oosterlingen hebben over het algemeen weinig gevoel voor deze zoo beminlijke deugd ; zij bezitten meer hartstogt dan liefde , meer naijver dan kiesheid , en kunnen de geneugtens , welken zij moeten koopen , of met dwang verwerven , noch afwachten , noch geil ;im houden. Perdinand en Isabelle maakten in het'^aar 169a aan cie Moorfche regeering een einde , nadat dezelve , van de verovering van Tarik af, 782 jaaren ge-  en BESCHAAFDHEID der MOOREN. 37 geduurd hadde. De voornaame orrzaak van den on* dergang van dit Volk moet buiten twijfel in deszelfs charakter , in dien ongeftadigen geest, die liefde tot verandering , en die aanhoudende onrust gezogt worden , welke hun zoo dikwijls van Koningen deed veranderen ; die onder hen zooveele partijfchappen voordbragt ; hun Rijk door tweediagt verfcheurde , en 'er op zulk eene wijze een einde aan maakte , dat zij zich , ontbloot van alle macht, welke zij tot hunnen eigen ondergang hadden aangewend , aan hunne vijanden moesten overgeven. Zij konden zich het meeste befchuldigen over hunne zucht tot pragt , hunne neiging tot het houden van feesten , en tot het oprichten van gedenkzuilen, waardoor zijde openbaare fchatkist uiiputteden ; terwijl hunne geduurige oorlogen den milddaadigften grond geenen tijd overlieten, om hunne vruchten tot .rijpheid te brengen , naardien dezelven fteeds door de. Spanjaards verwoest werden. Daarenboven ontbrak het hun aan wetten , den eenigen vasten grondflag , waarop het geluk der Natie veilig kan rusten , en veroirzaakte hunne despotieke regeering , onder welke de menfchen geen vaderland hebben , dat de deugden , of de béter kundigheden van ieder afzonderlijk perfoon , als een middel tot perfoonlijke achting , maar niet als een erfdeel van den Staat aangemerkt werden. Deze gevaarlijke gebreken , die ook hunnen ondergang ten gevolge hadden , werden echter doos sigenfehappen vervangen , welken de Christenen C ,3 zelfs  3S Over de KUNSTEN, WETENSCHAPPEN zelfs hun moesten toekennen. Even zoo dapper en voorzichtig als de Spanjaarden , doch minder geoefend , zag men dezen in het eerst voor hunne aanvallen wijken. Eindelijk echter moesten zij het opgeven ; doch hun ongeluk maakte hen niet lange neerflagtig, want zij befchouwden hun lot als den wil des Hemels , en onderwierpen zich daaraan met bereidwilligheid. . De leer van een onvermijdelijk noodlot droeg tot deze gevoelens , ongetwijfeld , aanmerklijk veel bij. Als ijverige waarnemers van de Mahomedaanfihe wetten , volgden zij naauwkeurig de zoo uitmuntende les, van milddaadigheid te oefenen , welke Mahomed hun op de volgende wijze had ingeprent. „ De Oppi rfte Rechter zal , ten jongften dage , rondom den,, geenen, die nooit milddaadig was, eene af-chuuw„ lijke Hang winden , die met haaren prikkel on,, ophoudlijk de gierige hand. zal k we Ten , w-lke „ zich nimmer voor den noodlijdenden opende." Zij gaven den armen niet flechts brood en geld , maar ook een gedeelte van hun koorn, hunne vruchten, hunne kudden, en van alles, wat'zij te verkoopen hadden, In de fteden en op het platte land werden de zieken opgezogt , verzorgd , en met eene godsdienstige braafheid onderfteund". De gastvrijheid, welke bij de Arabieren zeer heilig was , werd ook niet minder in Grenada in waarde gehouden. Zij oefenden dezelve met blijdfcbap , en men kan de gefchiedenis van zekeren Grijzaard in Grenada , die door eenen onbekenden , met bloed be- zoe-  en BESCHAAFDHEID der MOOREN. 32 zoedeld en door den waereldlijken Rechter vervolgd , om eene veilige fchuilplaats verzogt werd , zeekerlijk niet zonder aandoening lezen. De Grijzaard verbergde hem in zijn huis , toen juist de Wacht kwam ; den misdaadigen terug eischte , en den ouden man het lijk van zijnen zoon bragt , die door deez' onbekende was vermoord geworden. De ongelukkige Vader gaf echter zijnen gast niet over ; maar zeide , toen de Wacht vertrokken was , tegen hem : „ verlaat mijn huis , opdat ik U verj, volgen , en mij wreeken kan.'l Zoodanig was het met deze beroemde Moor en gefteld , welken de Gefchiedfchrijvers , die hen zoo dikwerf lasterden , weinig fchijnen gekend te hebben. C 4 OVER  OVER DE TEMPELS en MOSKEEN DER M A H OMEDAANEN, -Alle de Tempels der Mufelmamien waren eertijds onder den algemeenen naam van Meszdjid bekend, welk woord een afgezonderd , en voor den Godsdienst beftemd , gebouw beteekent , en waarvan men ontegenzeglijk het in de Europifche taaien gebruiklijke Mefchita, of Moskee, heeft afgeleid. De voornaamften onder deze Tempels werden naderhand Djeamy-Meszdjid , of enkel Djeamy , verzaamelplaars , geheten ; terwijl , met één woord , die Tempels , welken door Vorsten , of Prinsfen en Prinsfesfen van den bloede, gebouwd waren, onder de benaaming van Djewamy-y-Selatine, 't geen zoveel als Hoofdkerk of Keizerlijke Moskee beteekend, begrepen werden. Gelijk de Tempels door hunne naamen onderfcheiden zijn , zo ook verfchillen dezelven in hunne bouworde, grootte, en de godsdienstige, burgerlijke en  Over de TEMPELS en MOSKEEN, enz. 4x en ftaatkundige voorrechten , welken- zij genieten. Zij maaken drie bizondere clasfen uit , te weten : Keizerlijke Moskeen , gewoone Moskeen en eenvouwige Meszdjids. De eerden vindt men alleen in de groote deden des Rijks , zoals, bij voorbeeld, in Adrianopolen , Caïro , Damascus , Konftantino* polen en anderen. In de Hoofstad is de Moskee St. Sophia de aanzienlijkde , en haar Griekfche naam is onder de Mahomedaanen voordgepbnt geworden; want nog heden ten dage wordt zij AjaSofia genoemd. Het is eenen ieder bekend , dat Mahomed H. op denzelfden dag , waarop hij zijn vaandel op de muuren van Konftantinopolen plantte , dit pragtig gebouw in eene Moskee veranderde ; en federt is dezelve altijd de Hoofd-Moskee , of eerde Tempel , des Qttomannifchen Rijks gebleven. De tweede in rang is die van den Sultan Achmed , welke, naar haaren Stichter, Achmed I. geheten wordt. Men noemt haar ook Ally-Minarely , of de Moskee met zes Minarets, uithoofde van de zes toorens , waarmede zij verüerd is, Behalven deze, zijn 'er in de Hoofdftad nog twaalf andere van minder beteekenis, welke voor het grootde gedeelte de naamen der Prinsfen en Prinsfesfen voeren , door welken zij gebouwd werden ; doch allen zijn zij , wegens derzelver pragt, merkwaardig , en daan voor het grootfte gedeelte op een ruim plein, zodat zij zich in heure geheele grootte volkomen aan het oog van eiken nieuwsgierigen befchouwer vertoonen. Daarenboven dragen zij , C 5 omT  42 Over de TEMPELS en MOSKEEN omdat zij op de hoogde plaatfen van Konflantinofolen ftaan , aanmerklijk veel tot het heerlijk gezicht bij, 't geen deze ftad reeds, op haar zelve, door haare ligging aanbiedt. Heure koepels en daken zijn , zoals het Serail en de andere openbaare gebouwen , met lood bedekt. Alle deze Moskeen hebben een gelijk recht,' om op vrijdag, en op de beide zogenoemde Bairamsfeesten, godsdienstoefening te houden, en de Priesters , welken daartoe behooren , genieten boven anderen zeekere voorrechten. De Sultanes hebben in dezelve eene gaanderij , die zij des vrijdags beurtelings bezoeken ; doch 'in den s winter geven zij aan de St. Sophia den voorrang , omdat deze Moskee het naast aan het Serail gelegen is. : Men telt in Konftantinopolen meer dan twee honderd Moskeën , welke tot de tweede clasfe behooren. De oudfte derzelve is de Areb-Djeamisfy: zij ligt in de voorftad Ghalata, en werd door den Prins Meszleme , broeder van den Kalif Soliman I. gefticht, toen hij in het 98/fe jaar der Hedfchra de ftad Konftantinopolen belegerde. Men bewaart nog heden ten dage in dezelve het ebben-houten vat, 't welk men voor datgeene houdt , waarvan zich dat legerhoofd in zijne veldtogten bediende. Het bijgeloof heeft dit vat eenigermaate geheiligd , en de Priesters van den Tempel overreeden de menigte , dat het water , 't geen zij uit hetzelve drinken ,, den fmaak van melk aanneemt , en het vermogen bezit, om bij zwangere Vrouwen de ver-  der. MAHOMEDAANE N, 43 verlosfing gemaklijker en 'voorfpoedig te maaken. Het grootfte gedeelte dezer Tempels heeft op ge* lijke wijze het recht , om des vrijdags en op de beide Bairams , godsdienstoefening te houden, en de Sultanes gaan twee of drie maaien jaarlijks derwaards , om in fommigen derzelven het plegtig Namaz te verrichten. Diegeenen , welken niet dezelfde voorrechten genieten , kunnen ze erlangen , door eenen Iman-Khatib aanteftellen, eenen leerdoel tot het voorlezen der vermaaningen opterechten , en voor zijne Hoogheid eene gaanderij te bouwen : zelfs (laat het iederen Mahomedaan vrij , voor deze (richtingen te zorgen , en den Priester , Khatib , een duurzaam en zeeker inkomen toeteleggen. Hierdoor, en door een Diploma van den Grooten Heer, wordt de Moskee tot den eerften rang verheven , 't geen , zowel in Konjlantinopolen , als in andere deden van het Rijk , zeer dikwijls pleeg te gefchieden. De minst beteekenende Tempels zijn de Meszdjids, welken men als openbaare Kapellen kan aanmerken , omdat 'er in de Dorpen en Landlieden geene anderen zijn. Zelfs in groote fteden vindt men ook verfcheidenen derzelven , en naar de gewoone opgaave beloopt hun getal in de voordeden van Konjlantinopolen drie honderd. De openbaare godsdienstoefening wordt op vrijdag en op de Bairams in dezelven verricht. Zij kunnen , even als de gemeene Moskeen, eene aanhoudende duurzaamheid , eenen Khatib , en eenen leerdoel verkrijgen; want  44 Over de TEMPELS en MOSKEEN want fomtijds ondernemen vroome zielen zulk eene dichting , en maaken de Meszdjid , die dit geluk heeft , tot een' Djeamy, waardoor dezelve tot den rang der gewoone Moskeen verbeven wordt. Ondertusfchen moet men deze Tempels niet met dien , welken zich in Mecca en Medina ' bevindt , en beiden, onder den naam van Meszdjid-Scherif] heilige of gewijde Tempel , voor heilig gehouden' worden , verwarren ; want zij zijn geneel anders, als de overige Moskeen , gebouwd , en bezitten veel meer voorrechten , dan de overige Mahomedaanfche Tempels, Bij dit voornaame onderfcheid tusfchen de heilige gebouwen van het Islamismus , kan men nog het getal der Minarets , of toorens , voegen , waarmede dezelven verfierd zijn. De Meszdjids hebben 'er flechts éénen , daar integendeel de Keizerlijke Moskeen , en het grootde gedeelte van die van den tweeden rang , van twee , vier , of wel zes voorzien zijn , op wier fpits meestal een' maan van koper , of van verguld ijzer , geplaatst is. Niets kan den eerbied evenaaren , waarmede' de Mahomedaanen voor deze heilige gebouwen bezield zijn ; en dit is de reden , om welke zij aan dezelven nier , dan in de uiterde noodzaaklijkheid , eenige verovering toebrengen. Een Tempel moet eerst onvermijdelijk gevaar lopen , van intelïorten, eer men dien mag omver haaien , om eenen nieul wen te bouwen. Ook laat men nimmer toe, dien te vergrooten , dan alleen , wanneer dezelve in een  der MAHOMEDAANEN. 45 «en Dorp de éénige , en volftrekt te klein zij, om alle deszelfs bewooners ■ te bevatten ; terwijl het * indien 'er tot deszelfs vergrooting een daarbij liggend ftuk lands gevorderd wordt , alleen in dit enkel geval, naar de wetten, geoorlofd is , om tegen deszelfs bezitter , wanneer hij weigeren mogt * hetzelve voor eenen maatigen prijs te verkoopen , middelen van dwang en geweld te gebruiken. Alle deze Tempels ftaan bij dag open , en fchoon de Wet aan niemand , geen Mahomedaan zijnde , verbied , om dezelven te bezoeken, durft men dit echter niet Waagen , als onder-het geleide der Caims , die 'er het opzicht over hebben , en zich door hen , Welken hun daartoe om verlof vraagen , daarvoor laten betaalen. Cijnsbaare önderdaanen des Rijks toonen zich zelden nieuwsgierig, om deze Tempels te bezichtigen, want zij worden meestal door voorzichtigheid of vrees aandoeningen , welke wegens hunne volftrekte en aanhoudende onderwerping aan den wil van hunnen heerschiuchtigen gebieder , fteeds bij hen leevendig zijn moeten hiervan terug gehouden. De vreemde Europeaanen , daarentegen ^ kunnen deze Moskeen met meerder vrijheid bezoeken ; doch dit mag nimmer geduurende den Godsdienst geleideden, en dan nog moeten zij , even als de Mahomedaanen, hunne fchoenen voor de deur laten ftaan „ of houten fchoenen aantrekken , ten einde zij het tapijt , waarmede de grond bedekt is , niet be- fmet-  46 Over de TEMPELS en MOSKEEN fmetten. Omtrend de vreemdelingen maakt men de meeste zwaarigheid, wanneer zij de Moskee vari den Sultan Soliman , de St. Sophia , en die, welke men.Eijub noemt, bezichtigen willen; inzonderheid , wanneer de Caim-Bafcha , - of hoofdopziener derzelven, de beginzels van Iman-Schafiy volgt, welke de tegenwoordigheid van eenen vreemdeling in de Moskee als eene ontheiliging derzelve aanmerkt. De vreemde Gezanten verzoeken van de Porte gewoonlijk eenen Firtnan , waarbij hun vergund wordt, om alle de voornaame Moskeen des Rijks te bezoeken en te bezichtigen. Schoon deze Tempels allen eenvouwig zijn, verrasfchen zij echter, doch wel inzonderheid de Keizerlijke Moskeen , door hunne verbaazende grootte en de hoogte van derzelver koepels, het oog. Zij zijn meestal met pragtige pilaaren, van groen porphyr of marmer , verfierd, en enkel van kleine zilveren lampen en zeer fijn gewerkte kroonen voorzien , welke laatften , aan het einde van ieder' arm, met kleine krijftallen lampen pronken, onder welken langwerpige kraaien afhangen , waarop, in gouden letteren, eenige fpreuken uit den Koran te lezen ftaan. Aan de muuren vindt men doorgaans niets dan bijfchriften, of borden , waarop de naam van God, Allah, de naamen van den Propheet, de vier voornaamfte Kalifs, Jtxi van Isiuan-Hassan en Hassein ,. kinderen van Aly , met groote vergulden letters , gefchreven zijn. Men vindt echter aan  der MAHOMEDAANE N. 47 aan deze muuren geene gefchilderde , noch uitgehouwen , beelden of figuuren , want de wet is in dit opzicht zeer geftreng. 'Er zijn voornaamlijk drie voorwerpen , welken alle Mahomedaanfche Tempels kenfehetfen , te weten : vooreerst , het Altaar , Mirab geheten zijnde eene holte, of foort van Nis, welke tusfehen de zes en acht voeten hoog , en in den muur gemaakt is; tot op den grond loopt, en enkel dienen moet , om de Geographifche ligging van Mecca aanteduiden. Ten anderen, de gaanderij der MuStzins, welke aan de linkerzijde des altaars is, en tenderden de Spreekftoel der Scheyks, of Priesters, Kurfey genaamd, welke aan de rechterzijde van hetzelve ftaat, en twee of drie trappen heeft. In de Hoofd Moskeen, welke het voorrecht genieten, dat in dezelrai, buiten de godsdienstoefening op vrijdag, en op de beide Bairams, eene vermaanende redenvoering gelezen mag worden , is nog een andere Spreeliftoel , Minuber geheten, die enkel voor den Priester, of Khatib, die dit gewigtige werk verricht, beftemd ; 1 vijftien, twintig, ja zelfs fomtijds vierentwintig, trappen hoog , en altijd op eenen geringen afstand van het altaar , aan deszelfs linkerzijde, geplaatst is. De Keizerlijke Moskeen , en die , welke de Sultan fomtijds met zijne tegenwoordigheid vereert , zijn insgelijks van eene gaanderij voor zijne Hoogheid en deszelfs gevolg voorzien , welke zich aan de rechterzijde van het altaar , tegen over den fpreek-  4» Over. de TEMPELS en MOSKEEN fpreekdoel van den Khatib bevindt, en waarvan het traliewerk vergald is. In de Mahomedaanfche Tempels zijn geene banken „ of ftoelen , omdat derzelver gebruik aan de zeden der Natie en aan den aart hunner godsdienstoefening , welke in het buigen van het hoofd en in het nedervallen op den grond beftaat , niet voegen zoude. Aanzienlijken en geringen zitten allen,, zonder onderfeheid , op tapijten of matten, waarmede de grond door alle jaarfaifoenen heen bedekt is ; en van hier , dat de Turkm altijd , voor dat zij in eene Moskee gaan , hunne muilen uittrekken. De voorfchriften der wet, oratrend eene betaamlijke houding des ligchaams * geduurende het gebed , en de breedvoerigheid, met welke zij van alles fpreekt , 't geen het gebed en de reiniging des harte vruchtloos kan maaken , ftrekken ten bewijze , met welk eene geftrengheid zij van iederen Mufèlman , van wat ftand , jaaren of geöacht hij ook zijn moge, de volkomenfte en eerbiedigde aandacht, ftaande den Godsdienst, vordert. Om deze reden zal een Mufelman het hoofd nimmer omdraaijen , om naar iets te zien , of om zelfs maar een enkel woord tegen iemand te fpreken ; ten warè' zulks onder het afzonderlijk gebed of in den tusfchentijd, tusfchen het gewoone- en het Boetgebed, gefchieden mogt. De Mahomedaanen doen nooit in de Moskeen, noch ergens anders; onder den Gods-  der MAHOMEDAANEN. 49 Godsdienst, noch in burgerlijke gezelfchappen, hunnen fluijer af; zelfs houden de Vrouwen, fchoon zich alleen in een vertrek bevindende s wanneer zij in huis het Namaz verrichten , het voor eenen pligt , zich met een kleed of fluijer te bedekken , waarin zij het hoofd hullen , ten einde , overeenkomstig den geest der wet , zoveel te betaamlijker voor den Almachtigen te verfchijnen. De Tulband wordt bij de Mufelmannen alleen bij bizondere gelegenheden , wegens eene gelukkige of ongelukkige gebeurtenis , en wanneer zij dronken van vreugde of wanhoopend van droefheid zijn , afgezet , om of den Hemel te danken , of hem om zijne befcherming te bidden. Deze voorbeelden zijn echter zeer zeldzaam, voornaamlijk onder de Grooten , en wel het bizonder onder de Vorsten ; en de jaarboeken des Turkfchen Rijks keveren 'er flechts één enkel van op , te weten dat van Selim I. die , wanneer bij op den vrijdag , naa de verovering van Cairo y in de Moskee verfcheen , om het morgen-gebed te verrichten , zijnen Tulband afzetlede; het kostbaar tapijt * 't geen onder zijne voeten lag , - liet wegnemen ; zich met het hoofd ter aarde wierp ; vreugdetraanen ftortte, en den Oneindigen hartlijk voor het uitnemend geluk dankte , waarmede Hij zijne wapenen bekroond had. De voornaam fte grondflag van den geheelen Mahomedaanfchen Godsdienst is een gebed , 't geen Namaz geheten wordt , en eenigermaate de geheele D Li-  5o Over de TEMPELS en MOSKEEN Liturgie der Turken bevat. De angstige bezorgdheid van den Mufelman , om dit gebed op een bepaald uur te verrichten , is met de aandoeningen van eerbied en ontzag , welken de Godsdienst van de menfchen vordert, wanneer zij hunnen Schepper , door gebeden , de aan hem toekomende hulde willen bewijzen, ten vollen overeenkomftig. Dit gebed wordt over het algemeen, ingevolge de voorfchriften van den Koran , aan allen , van welken rang ook , zonder onderfcheid, geboden, en moet iederen dag ettelijke maaien , gelijk ook op onderfcheiden tijden van het jaar , i en bij zekere voorvallen in het menschlijk leeven , herhaald worden. Het is zaamengefteld uit verfcheiden Rikats , welke in menigvuldige houdingen beftaan , en zowel van ligchaamsbuigingen , als van een geduurig nedervallen op den grond , verzeld zijn , waarbij gebeden verricht en lofgezangen , in den Godsdienst bevolen en voorgefchreven, gezongen worden. Mahomed befchreef alle deze houdingen en het gebruik der wasfching , zoals de Engel Gabriel in het hol van den berg Hiram hem geleerd had, en drukte tevens op het Namaz het zegel der heiligheid , zodat dit gebed altijd hetzelfde blijft, het zij men het in 't openbaar, of afzonderlijk voor zich zeiven, verrichte. Het eenige onderfcheid beftaat in het getal der Rikats, welke, naar de uuren van het gebed , en de verfchillende plegtigheden zijn ingericht, die de Godsdienst gebiedt, getrouwlijk te onderhouden. De Propheet zelf beftemde en ver-  i der M A H O M E D A A N E N, 51 verordende de uuren , welken aan het Namaz toegewijd moesten worden , in de volgende woorden: „ waarlijk, Gdd gebiedt aan iederen Mahomedaan, „ 't zii Man of Vrouw, den pligt, om dage„ lijks , den nacht 'er onder begrepen , vijfmaal „ te bidden." Ieder geloovige is , ingevolge hiervan , zonder uitzondering , gehouden , om dezen pligt dagelijks, op vijf onderfcheiden uuren, waartenemen, te weten : 's morgens, 's middags, 's namiddags , 's avonds en omtrend middernacht , ten einde daardoor naartevolgen , 't geen de oude Propheeten eertijds deden. Men vindt niet één Mufelman , die dezen pligt niet met de uiterfte naauwgezetheid in acht neemt. Drie van deze uuren blijven , ten aanzien van den opgang , den hoogden ftand en den ondergang der zonne, in ieder jaarfaizoen onveranderlijk dezelfden, naardien zij zich naar haaren gezetten omloop régelen. Dus neemt het eerfte , of morgen-gebed , altijd zijnen aanvang 45 minuuten vóór, het tweede , of middag-gebed , 40 minuuten naa, zonnen opgang , wanneer de zon reeds over den middagscirkel heen is , en het vierde , of avond-gebed , 20 minuuten naa haaren ondergang zijnen aanvang; terwijl de derde uure des gebeds tusfehen 's middags en 's avonds, en de vijfde tusfehen 's avonds en het aanbreken van den dag plaats heeft. De tijd , waarop deze vijf dagelijkfche gebeden beginnen , wordt door het Ezzan , 't geen bijna op één en hetzelfde oogenblik in alle de Moskeen D a des  5a Over de TEMPELS en MOSKEEN des Rijks gegeven wordt , zeer juist aan het publiek aangekondigd. Van dit Ezzan bedient men zich in plaats van klokken, welker gebruik de Mahomedaanen niet kennen , en die noch in hunne Tempels , noch in het Serail , noch aan het Hof, noch in eenig afzonderlijk huis te vinden zijn. De Mtt&zins , wier taak het is , dit teeken te geven, onderfcheiden zich doorgaans door eene fchoone en bevallige (tem ; klimmen boven op de Minarets ; wenden hun gelaat naar Mekka-, fluiten de oogen; houden de handen, uitgeftrekt, om hoog; (leken de beide duimen in de ooren , en donderen op deze wijze het Ezzan uit. In deze houding gaan zij de kleine gaanderij , Schurfe genaamd , welke aan ieder der Minarets gemaakt is , zeer ftaatig in het rond. Elke Moskee is met twee of vier zulke toorens verfierd; doch 'er zijn weinige in het Rijk, welke , zoals de Moskee' van den Sultan Achmed , van zes voorzien zijn. ' De beide gebeden bij dag , naamlijk het tweede en derde , worden, gewoonlijk , van de fpitzen van alle de Minarets aangekondigd. De buitengewoone itiite , welke in alle Turkfche fteden heerscht, vermits men nooit door het luiden van klokken , noch het geraas van wagens, gefloord wordt , veroirzaakt , dat de ftem der Muftzins, op alle uuren , tot het gebed beftemd , doch inzonderheid des morgens , wanneer het begint te daagen , zeer ver klinkt. Ook hebben deze gezette aankondigingen iets groots en (batigs, en verwekken, zelfs bij den on- gods-  der. MAHOMEDAANEN. 53 godsdienst'gften, eene zekere aandacht : en, indedaad , het hart wordt op eene aangenaame wijze geroerd , wanneer men , met het aanbreken van den dag , op het zagte dons liggende , eene menigte welluidende [temmen , allen te gelijk, deze woorden hoort uitroepen : „ koomt tot het gebed t „ Begeeft U naar den Tempel des heils ! Voor het „ gebed moet den flaap wijken !" Dit Ezzan wordt dagelijks vijfmaal herhaald , en even zoo dikwijls brengt het alle belijderen van den Godsdienst van Mahomed in beweging; terwijl ieder Mufdman , van wat ftand , jaaren of geboorte , op het oogenblik , waarop zich de ftem der Muezzins doet hooren , zijnen arbeid ftaakt , en zich aan de vermaaken onttrekt, om het gebed te verrichten : een pligt, dien men in de Moskeen, Huizen en Winkels , op de Markten en openbaare Wandelwegen , en , met één woord, waar men verkiest, kan waarnemen. Zij , die nooit in Turkijen geweest zijn , kunnen zich van de onvermoeide en naauwgezette zorgvuldigheid , welke Mannen en Vrouwen , jongen en ouden , rijken en armen , Priesters en Leeken , aan eene behoorlijke verrichting dezer Namazs befteeden , flechts een zeer onvolkomen denkbeeld vormen ; en men zou bijna kunnen zeggen , dat deze zoo talrijke Natie flechts één eenig godsdienstig Genoodfchap uitmaakt. Men ziet dagelijks Ministers en aanzienlijke §taatsdienaaren hunne pennen nederleggen , en hunne gewigtige bezigheden ftaaken , ten einde zich , in D 3 het  54 Over de TEMPELS en MOSKEEN, enz. het midden van het vertrek , waar zij dezelven verrichten , zelfs , fchoon zij van een aantal perfoonen omringd zijn , op het tapijt nedertewerpen , om den pligt des gebeds te oefenen. Wanneer de Heer van het huis zijn Namaz geëindigd heeft , ruimt hij gewoonlijk zijne plaats voor dengeenen in , die , onder hen , welken dezen pligt volbrengen, naast hem de aanzienlijkfte is; terwijl lieden van eenen zeer laagen Hand zich in een ander vertrek begeven. BE-  BESCHRIJVING DER OMMESTREEKEN VAN ROME. Ostia was voorheen eene bloeijende ftad , door Ancus Martius , den vierden Koning van Rome , gebouwd , en den naam voerende van Ofiia Tiberina. Daar de arm van den Tiber deszelfs loop heeft veranderd, is de haven droog geworden, en uit dezen hoofde , en ter oirzaake van de ongezondheid der lucht, is deze plaats thans van weinige beteekenis. Zij is echter een Bisfchoplijke zetel gebleven, en haar Blsfchop is fteeds Deken van het collegie der Kardinaalen , die de krooning van den Paus verricht. De oude ftad werd door de Saraceenen verwoest, en de nieuwe beftaat enkel uit de Hoofdkerk, met eenige verftrooide huizen. Zij ligt omtrend 12 mijlen ten zuiden van Rome af. Tivoli , oudtijds Tibur , was weleer eene vermaarde ftad. Zij is gelegen op de overhangende kruin van eenen berg, omtrent 23 mijlen van Rome. Schoon tegenwoordig eene geringe plaats , is zij echter het verblijf van eenen Bislchop , die onmidC 4 del"  56 BESCHRIJVING der dellijk onder den Paus ftaat. De Hertog van Madena bezit 'er eene landhoeve , en op de markt ftaan twee Egyptifche beelden van Oostersch graniet. Ook zijn alhier, en in de ommeltreeken der plaats , verfcheiden overblijfzèls en gedenkftukken van de landhoeven des alouden Adels te zien , onder welken het lusthuiSJ van Hadriantjs wel voornaamlijk uitmunt en het meeste bekend is. Niet verre van Tivoli, doet zich de cascade, of waterval , van de rivier Tiverone op : het water valt hier plotfelings regtllandig van eene rots, en maakt een vreeslijk gedruis. Digt hierbij is het Lago de Bagni, waaruit de rivier Solfatara ontfpruit , en waarin eenige drijvende eilanden zijn , die met den wind telkens van legplaats veranderen. Het water, zo van het meir als der riviere , is zeer zwavelig. Van de watervallen te Tivoli , geeft ons de Abt Dupatij de volgende leevendige belchrijving. „ Langzaam nadert hier de rivier Anio , over een „ glad en effen bed , befpoelende , ter eener zij„ de, eene ftad, langs haare oevers verfpreid, en, „ aan den anderen kant , dikke olmboomen , die „ hunne hooge, verheven takken över haar uitbrei„ den : dus zagtkens , majeflieus en- ftil naderen„ de , begint zij , eensflags , 'in eene onbefehrijf„ lijke woede uittebersten ; kletst haar water tegen „ de klippen ; fchuimt ; vliegt opwaarts , en valt „ op nieuw , met onftuimige golven , die tegen „ eikanderen Haan , zich in een mengen en terug „ fluiten. Vpor een oogenblik vormt zij zich in „ eene  OMMESTREEKEN van ROME. 57 '■, eene groote rots ; maar fchielijk , met geweld , „ doorfchietende , verfneld zij haaren onftuitm'gen „ loop met een donderend geraas. Ik bevinde mij op den afstand van 200 ellen , en het gefpat „ van deze gebroken golven bedaauwd en overftelpt „ mij : hetzelve valt in een' foort van geftadigen „ regen naar alle kanten neder , in den omtrek „ van meer dan 200 ellen ; doch ik hoor fteeds „ het gebruisch van deze golven. Ik verlangde , „ om daarop een ander uitzicht te hebben , en „ men bragt mij bij de grot van Neptun. Hier „ fchiet een' hooge , uitgeholde , gewelfde , rots over een' vreesfelijke golf heen, zich ftout fchra., gende op twee ontzaglijke boogen. Door de„ ze boogen , door deze geftadige regenboogen , „ die het water hier op zulk eene verwonderlijke „ wijze vormt; door verfcheiden planten en mos„ fchen , festonsgewijze van derzelver toppen af„ hangende , zie ik op nietiw deze woedende baa„ ren , die geftadig op de punten van klippen val„ len ; zich daarop breken ; tegen eikanderen in„ dringen ; terug kaatfen , en eindelijk in den af,, grond verdwijnen. Maar luister ! hoe deze bon„ fende golven, donderend, voordrollen: hoor die „ overal klinkende echo ; en welk eene ftilte aan „ alle kanten ! „ Hoe aandoenlijk en betoverend zijn mij deze „ baaren , die verheffing , dïe afgrond , dat ge„ raas , de overhangende kruinen van deze klippen , waarvan eenigen , door den tijd , zwart D -5 „ gc-  58 BESCHRIJVING der „ geworden, of in een groen kleed van weelige „ mosfchen gedoken, en anderen met braamen en „ allerleie foorten van wilde planten overdekt zijn; „ die zwervende zonneftraalen, welke zich af„ breken en op de rotfen , op het water en tus„ fchen de bloemen , fpeelen ; die vogelen, wel„ ken het gedruis en de wind verfchrikken en ver„ jaagen , en wier ftem men onmooglijk kan hoo„ ren ! Horatius ! gij kwaamt hier , ongetwij„ feld , meermaalen , om uwe verbeelding te ont„ vlammen eu uwe lier te ftéllen." Deput. Reizen 155. Met even veel vuur en leeven fchildert ons dezelfde Schrijver de kleine watervallen. ,, De weg, „ die naar de kleinere 'vallen leidt , is indedaad „ bekoorlijk. Dezelve loopt onder de fchoonfte „ boomen , door boschjes van moerbeziën , vij„ gen , populieren , en ahornen , en is gefcha„ keerd met de groenfte graszooden , en de wel„ riekendfte bloemen. In de nabuurige wouden „ hoort men een concert van duizend vogelen, en „ men ziet paarden van de bergen klimmen, welker „ toppen, door de daarop weidende kudden fchaa„ pen, zich wit vertoonen. Op eenmaal doet zig „ de Tempel van Vesta en van Sjbijle op voor „ het gezicht. Met welk een vermaak ftaart het „ oog op die fraaije kolommen! Welk eene fchil„ deragtige vertooning maaken deze braamen , die „ klimop , en alle deze planten , welke de kapi„ teelen dezer pijlaaren voor den Corintifchen Acan- „ thus  OMMESTREEKEN van ROME. 59 thus niet behoeven te doen wijken ! Eindelijk' „ komen wij bij de kleinere vallen , waaraan ik „ boven de groote cascade , de grot van Neptu„ nis , en alle de wateren , die ik mij kan te ,, binnen brengen, de voorkeur geef. Hoe gel.uk- kig kroonen deze heuvels de ftad , en deze we„ derom dit heuveltje ! Hoe fraai is deszelfs „ langzaame fchuinte van deze - zijde , die met „ graanen van allerleie foort bedekt ftaat! Hier ziet „ men een korenveld , daar een bomgaard , ver- der op latwerk , met wijngaarden bedekt , en „ op eenmaal komt, uit het midden van al dit „ afwisfelend groen , een geweldige ftroom voord„ bruifchen , welke zich in vijf beekjes verdeelt , „ die door zoveele engten dringen , vloeijen en af„ ftorten , en laager andere ftroomen ontmoeten , „ die van alle kanten toefchieten, om zaamen over „ een tapijt van fmaragd heen te lopen. „ Hier was het zeekerlijk , dat Propertius „ zich meermalen ophield, om zijne vaerfen te be- peinzen en zaamenteftellen. Hier verzelde hij , „ tegen het vallen van den avond , zijne fchoone „ Cijnthia. Hier , ongetwijfeld , terwijl deze „ jeugdige Schoone al kwijnend aan zijnen arm hing, „ vermaakte hij zich , met haar alle de tooneekn „ aantewijzen ; met haare wandelende oogen naar „ die wateren te leiden, die , bij wege van koorn„ fchooven , in de lucht rijzen ; op die golven te „ richten, die in zilvren vlokken vloeijen; op den „ gindfchen altoosduurenden regenbooog te vestigen; „ naar  6o BESCHRIJVING der ' „ naar de mosfchen te wenden, die door vogtig (tof „ gevoed , of op de tallooze planten te bepaalen, „ die door de beweging van het ruifchend water „ nooit in rust gelaten worden. „ Is het niet bij deze watervallen geweest , dat „ uwe Zangnimf, ó Horatius , verrukt door de„ ze zelfde betoverende tooneelen , de bekoorlijk- heden van Tivoli ,[in zulke fraaije vaerfen, roemde, Me nee tam patiens Lacedtemon , Nee tam Larisfe percuflit campus opimse , Quam domus Albur.es refonantis , Et prauceps Anio & Tiburni lucus , & uda. Mobilibus pomaria rivis. Hor. Lib. i. od 7. JVoch 't larie Sparta , noch Larisfa's rijke velden , Verrukken zo mijn hart , als mij let lieflijk lof Am  73 CHARAKTERSCHETS van den ner, zo dra 'er een Departement onder zijn befchik kwam, juist dezelfde magt in zijne werking uitoefende. Men verzeekert, dat de Hovelingen de fpeeltafel des Konings verlieten , en zig naar Choiseul begaven , of naar de Hertogin de Choiseul , des Ministers zuster , welke Lodewhk den XV. niet onder 't juk brengen konde, en daarom den beheerfcher des Monarchs onder 't juk bragt. Sedert dien tijd hebben de Hovelingen gezwooren , altijd de grendelen der Koninglijke fchatkist toegedaan te zullen zijn, dezelve, flegts tot hun eigen voordeel, te zullen helpen aanvullen, en den Koning flegts daarom op de Jagt te vergezellen , om zelf daaglijks op de Jagt van een' of anderen indringbaaren post, te gaan. Dit beurtelings laag en onderneemend charakter ontfing , door een fchamel meisjen , eene nieuwe Maitresfe des Konings, een geweldigen fchok, Choiseul weigerde naamlijk aan hetzelve, de eerebewijzen, welke hij omtrent anderen verfpild hadde, en dit onevenredig gedrag veroorzaakte zijn val. Men zoude gedagt hebben dat déne laagheid te meer, hem zo veel niet gekost zoude hebben. Hij maakte Madame de Pompadour tot hem genegen, om haar vertrouwen naderhand te verraaden, daar tegen viel het hem in, een trotsch gelaat aanteneemen, zo dra 'er van Madame du Barrij gefproken werd. De eerzuchtige Minister maakte in dit geval de verkeerdfte rekening. Choiseul heeft de Franfchen ook Maria Antonetta gefchonken. Wij moeten flegts opmerken, dat  STAATSMINISTER. CHOISEUL. 79 idat bij die Prinfes, welke hij den Zion ten Geroaallinne gaf, voor den Vader ten Maitresfe beftemd Ihad. Maar door welk eene noodlottigheid hebben :Huwlijksverbintenisfen invloed op Koningrijken? zijn Koningrijken fomtijds flegts Landhoeven? De Edelen zagen met een geheime weltevredeniheid een'hunner een' oppergebied uitoefenen, welks uittermaate groote inkomften zij ook afzonderlijk onder elkander deelden. Choiseul had zig met de Pairfchap uit neiging, en met der Meigiftratuur uit vrees verbonden'. Hij bediende zig van de Parlementen eveneens, gelijk men zig in het fchaakfpel van de boeren bedient. Inmiddels waren deze verre af van dit fpel te vermoeden. Hunne ftdfheid en pedanterij nam de zaak in ernst op. Naa dat hij aan veele Afgodsbeelden geofferd hadde, liet hij verklaaren, dat het Parlement van Parijs wezenlijk en bij voorkeur het Gerichtshof des Konings en der Pairs ware. Choiseul rigtte dien geheelen toeflei op , wijl hij zelve een Pair des Rijks ware. Hij zette daardoor de andere voor het Hof een weinig hinderlijke Parlementen af, en maakte zig tevens een borstweering tegen de magt van zijnen Heer , zoo die eens de oogen geopend hadde. Te midden in dit Gerechtshof der Pairs hoorde men den Prins van den bloede Contij , met een ijferen ftem uitroepen : dat het volk van natuure cijns- en dienstbaar ware. Deze de menschheid zo zeer beledigende flem, werdt indedaad door de, door Choiseul geliefkoosde, grondfteilingflegts herhaald. i [F 3] Wel-  9o CHARAKTERSCHETS van den Welke meer helfche woorden toch , zoude de God I des Kwaads in Milton's Pandemonium of aller Duivelen Tempel, hehben kunnen uiten? Choiseul werd, offchoon hij zig als den waaren Koning van Vrankrijk befchouwen mogt, daarom echter niet trotfcher. Integendeel hij tragtte Minister eener buitenlandfche Mogendheid te worden. Hij verbond zig met Oostenrijk, of veeleer hij onderwierp zjg aan dat Hof, en werd de lijdelijke uitvoerer van deszelfs wil. Weenen bezat geen linantiëri , Choiseul bezorgde het de Franfche. Hij zoude gaarne te gelijker tijd Minister van het Rusfifche Hof geworden zijn, doch hij deed hier dezelfde misltappen, welke hij bij Madame du Barrij begaan hadde. Hij werd namentlijk, wegens een ijdel ceremonieel , dat hem perfoonlijk aanging , zeer kwaad, en maakte zig daardoor dat Hof ten vijand. De ftaatkundige belangen van Frankrijk hebben daar-, door een langen tijd moeten lijden. Het Kabinet van Petersburg heeft een geheim vetlangen naar wraak tegen Vrankrijk behouden ; het voedt nog vijandlijke voorneemens tegen dat Rijk, wanneer het zig j aan alles herinnert wat Choiseul aan hetzelve ge- i kust heeft. Zonder twijfel gevoelde Choiseul , hoe lastig de verbinding met Oostenrijk aan de franfche Natie i vallen moest, doch hij bekommerde zig weinig over i den ondergang van Frankrijk. Hij vreesde flegts zijn plaats te zullen verliezen en tiagtte-daarom be- ] ftendig het Kabinet van, Verfailles aan dat van Wee- \ nen  STAATSMINITER CHOISEUL. t£ nen ondergefchikt te maaken. Dit wilde in het Franfche Minifterie geene andere mannen dulden, dan zulke die geheel aan het Weener Kabinet toegedaan waren. Thans zag men Choiseul het Tractaat van den Kardinaal be Bernis verzwakken, ja, door eene dwaaze uitbreiding ten eenemaal vernietigen. Hij was daadelijk de uitvinder van het Familie- traftaat, 't welk ons ftaatkundig credit in Europa , en ons aanzien als Mogendheid, zeer verlaagde; om kort te gaan, het Familie-traclaat heeft de ketens van drie Volken gefmeed. Maar waarom offerde Choiseul ons belang aan dit oogmerk op? Slegts daarom, op dat hij zig daarmede geheel aan den Throon zoude kunnen ketenen , en niets hem van denzelven zou kunnen afrukken. Met hetzelfde uitzicht befchermde hij de Spaanfche Kroon, en plaatfte dezelve met de Franfche in een gelijken rang. Op deze wijze was hij de Minister van Lodewijk den XV. om andere Mogendheden na hunn' wensch te kunnen dienen. Ten zelfden tijde dat hij zig voor Spanjen verneederde, wilde hij, noch het vernuft, noch de magt van den Koning van Pruisfen kennen; even zo weinig beminde hij de Engelfchen; wijl zij een' vrijen Regeeringsvorm bezaten. Men kan zeggen dat Choiseul een vijand geweest is van al wat groot ware en op vrijheid uitliep. Men weet dat hij , in 1761 , de voorflagen van Pitt , met betrekking op den vrede , afgeweezen hebbe. In zijne dwaaze ijdelheid meende hij Vrank[F 4] rijk  H CHARAKTERSCHETS van den rijk te zullen vernederen, indien hij met eene Republiek in onderhandeling trade; al deze fnorkerijen verhinderden echter Engeland niet om den Franfchen naderhand veel hardere bedingen opteleggen dan zij hun voorheen voorgeflagen hadden. Hij dreigde te vergetfsch; gaf ondertusfchen alles weg wat Frankrijk van Louifiana nog overig gebleeven was, en dat alles om overeenkomflig den luim des SpaanJchen Konings te handelen, Op .deze wijze oilërde hij, en wel op eene laage wijze, het fchoonfte Land in Noord-America, en het etablisfement van Cayenne op. Welk een onderneeming! In dezen kleinen trek zijner Gefchiedenis, ziet men alle de affchuwelijkheden der ondeugd en der eigenbaat, met al het befpottelijke der onkunde en trotfche domheid vereenigd. Zoo Choiseul het is die in de Americaanfche Volkplantingen het zaad verfpreid heeft, 't welke zig daar naderhand ontwikkelde, dan zijn de Franfchen hem bijna dankbaarheid verfchuldigd; immers het voorbeeld dier volken , heeft derzelver moed opgewekt; maar Choiseul zag in de geheele waereld niets dan een famenfpanning van Koningen, onder beding, dat alle Koningen de fpeelpoppen der Ministers, moesten zijn , en arbeidde ten voordeele van Vrankiijks vrijheid, zonder hetzelve te weeten, en voorzeker zonder die voorzien te hebben. Weenen nu te vrede gefield zijnde, was hem al het overige om 't even. Het Weener Hof heeft door geenerlei opoffering ooit de ongemeetcn voor- ' dee-  STAATSMINISTER CHOISEUL. 83 deden vergoed, die het van deszelfs verbinding getrokken heeft ; integendeel het wist Frankrijk altijd in eene werkelooze gedeldheid te houden. Het verhinderde dat Rijk, wanneer dat zig wapenen wilde, offchoon hetzelve gewapend bleeve. Eindelijk heeft Frankrijk ook de Ottomannifche Porte , om het Weener Hof, verwaarloost. Fa vier zuchtte toen daarover , doch werd niet gehoord. Favier was een foort van Propheet, wiens voorzeggingen in laater tijd werkelijk bewaarheid werden. Ue ondaatkundige Minister drong zijn zaaken door , en de Burger werd in de Badille gezet. Geduurende dezen tijd , gaf Choiseul aan zijnen haat tegen de Engelfchen alleen gehoor. Zij moesten beoorlogd worden, die trotfche Republikeinen; om dat hij hen niet tot zijn' wil buigen , en tot zijn perfoonlijke eergierigheid bezigen konde. Alle de tallooze be-. fchimpingen die Frankrijk te dier tijd geleeden heeft, zijn aan Choiseul en aan zijn verbinding met vreemde Mogendheden, die het Goud en Zilver van dat Rijk naar zig fleepten, te wijten. Choiseul gaf geloof aan hunne bedreigingen, of fcheen ten minden geloof aan dezelven te geeven. Hoe durfde hij het waagen, den tijtel van een' Staatsman aanteneemen, daar hij niets grootsch ten voordeele der Natie verrigt heeft ? Maar hij had zijn creatuuren die hij verrijkte , en die hem, ten loon voor deze diensten, in de zaaien der Hoofddad, met loftuitingen overhoopten. Hij veroverde Corfica. Men zal lang zoeken naar [F 5] 'c ge-  84 CHARAKTERSCHETS van den 't gene wat die verovering aan Frankrijk opgebragt heeft, dat dit Rijk voor alle de kosten aan dezelve befteed fchadeloos kan (tellen. Tevens wilde hij de Zwitzerfclte Republiek wetten voorfchrijven ; maar een klein Canton bood hem wederlland , en liet zig, zo min als het Genüeefche Volk^ door hem ringelooren. Wat heeft Choiseul derhalven gedaan? Hij verhief zig tot Koning van den Adel; (leunde op de befcherming van Oostenrijk tegen den Koning zeiven; maar daar hij dezen, 't zij dan door een gevolg van vooroordeelen, of uit hoofde van eenen blinden haat tegen de Engelfchen, in een Zeeoorlog inwikkelen wilde , moest hij eindelijk de (Iraf eener verbanning ondergaan. Lodewijk de XV. die zo vuurig voor het vermaak, en zo koud voor de belangen der Natie was , wilde de millioenen die hij voor zijn vermaaken gefchikt had, niet aan den oorlog opofferen ; en vernietigde door middel eener geheime briefwisfeiing met den Koning van Engeland, dat gene wat bij in zijnen Staatsraad ondertekend hadde; tot uitvoerer van-dezen list gebruikte hij den Ridder d'Eon , wiens geflagt en loosheid bij hem bekend was ; zo bedroog de Koning zijn* Gezant, en dreef den fpot met zijn' Ministers. De fcherpzinnigheid van Choiseul konde hier voor ditmaal niet doordringen ; hij konde de hand welke zijn plannen verijdelde, noch raaden, noch uitvorsfchen. Doch dit is het gebrek der menfchen , die zig  STAATSMINISTER CHOISEUL. 85 zig te veel van hun verftand inbeelden, en niet gelooven , dat die gene welke zij verachten , even zo veel verftand. kunnen toonen, als zij. Daar hij Chef van het Postwezen en de Politie geweest ware, en daar altijd zijn creatuuren in aangefteld hadde, verkogten de Lieutenants der Politie Sartine en le Noir , die met fchande gebrandmerkte perfoonen, hem," geduurende zijn lange ballingfchap alle de geheimen van den Staat. Zijne intrigues gingen nu zo verre , dat hij reeds op het punt ftond om uit zijn ballingfchap herroepen te worden. Dezelve had echter in zijn aangebooren fmaak voor het Despotismus, ten minften voor het Minifteriaale Despotismus, geen de minfte verandering te wege gebragt. Men weet dat Madame de Pompadour ftierf; dat de vermoedelijke Erfgenaam des throons ftierf; dat deszelfs Gemaalin ftierf; dat de Gemaalin des Konings ftierf; in 't kort dat al de gene, welke Choiseul niet dulden konden, allen, korten tijd naa elkander , ftierven. De Minister had door geheel Europa eenen naam, van welken hij nooit iets weeten wilde, en die hij, op geenerlei wijze tragtte te vernietigen, uit vreeze van een nader onderzoek. De lieden, die naa zijnen dood de Inventaris van zijne meubilen en kasten opnamen, dagten in 't geheel niet aan zijnen ouden en zonderlingen naam; en verfcheiden ftierven ook, zegt men , even eens als zijn vijanden. — In een nog wat laateren tijd zal men, ongetwijfeld een licht over deze daadzaakcn bekomen ,  86 CHARAKTERSCHETS vaü den men, dat tegenwoordig nog in een' nevel gewikkeld is, door welken men echter heen kan zien. Indien Choiseul thands geleefd hadde, dan zoude hij zeer zeker de groot de vijand der Vrijheid geweest zijn. Overeenkomftig met zijn fydema , zoude hij geheele Provinciën weggegeeven hebben, als maar de Koninglijke fpeelpop daardoor alvermoogend gebleeven ware, en hij deze pop vervolgends na believen hadde kunnen beftuuren. —— Wanneer het nut van het algemeen boven alles gefield wordt , dan is eer e Regeering goed ; maar wordt dat voor niets geacht, dan is zij (legt. Choiseul deed de opperde magt flegts ten voordeele van een klein getal perfoonen , welke door hunne geboorte of rijkdommen uitmuntten, werkzaam zijn. Onder hem zeide de Adel dikwijls, wegens zijne talrijke verbindingen met vermogende Burgers , dat hij zig verneederde , wanneer hij gelegenheid vond eenige gelukkige regelen tegen baar geld te verruilen. Choiseul nam hen dit niet kwaalijk af; hij bemoedigde de Edelen in de betrachting der rampzalige eigenbaat aan , in plaats van hun verwijtingen daaromtrent te doen. Het komt thands iemand zonderling voor, te zien hoe alle de takken der magt zig in dén hand vereenigd bevonden. Het is onbegrijpelijk, hoe Choiseul bij den boogen trap van magt welken hij beklommen had, niet inzage, dat Frankrijk, Holland niet verhaten, met de Ottomannifche Porie niet bree, ken, en geene opoffering bij een trotfche Mogendheid,  STAATSMINISTER CHOISEUL. 87 heid, om niets, behoorde te doen , een Mogendheid die een' ingewortelden haat tegen Frankrijk bezat, en heure onverzoenlijke ijverzucht niet verbergen kon , zelfs dan wanneer heur eigenbelang het fcheen te vorderen. De ftoutmoedige Staatsdienaar leerde zijn' Meester kennen , en daardoor viel het hem ligt zig in deszelfs plaats te ftellen. De Koning gehoorzaamde flegts, om te geruster zijne vermaaken te kunnen genieten; doch hij was 'er zeer op bedagt , om van de rijke Koninglijke waardigheid, zo goed als hij flegts konde, zijn aandeel te trekken. Choiseul bleef niet in gebreke, om hier zijn bewilliging toe te verkenen; immers hij gaf zig alle moogelijke moeite , om den Koning in alle de deelen van deszelfs magt te verneederen. Hij wilde ook, dat de Genealogisten een overwinning over de Philofoophen zouden behaalen; hij vermeerderde de begoogcheling der meeste Edellieden , welke daerin beftond, dat zij meenden, hun Adel ware in hen een natuurlijk charakter. De Edelen waren dus, ten tijde van Choiseul, niet de Slaaven, maar de Heeren van het Despotismus; immers voor één' logen, voor eenige buigingen, en voor eenige verneederingen , behielden zij hunne waardigheid, ampten en rang, welker grondflag altijd de magt uitmaakte, en die geen' anderen pligt opleiden, dan die van den Heer een weinig zigtbaarer te vleien. Wij bekennen, dat Choiseul bijna nooit op zijn' eigen naam de Koninglijke Gevangenisfén, Citadellen , en Baltilles deed openen, hij bediende zig van geen  88 CHARAKTERSCHETS van den geen Cipiers , noch Kerkermeesters; doch deze ondergefchikte bezigheden liet hij aan de Lieutenants der Politie en aan de andere Ministers over. Daar 'er geen Edelman van zijne partij gevat wierde, zag hij de gevangenis van elk ander perfoon, in 't geheel voor geen misdaad aan. Choiseul beftuurde alles door middel van Goud, en daar hij geen andere drijfveders dan geldbelooningen kende, zo had hij ook zulke Agenten , gelijk men ze voor geld verkrijgt, Voltaire fidderde te Ferney voor de flagen welken hem het Priesterlijke en Koninglijke Despotismus toebrengen konde. Wanneer het óp zekeren dag Lodewijk den XV. eens inviel om iets te leezen, werdt bij over een naamloos papier ten uiterften ver.ftoord ; hierop fchreef Choiseul aan Voltaire ilegts deze drie woorden : zwijg oude gek! Ook ontfuapte Voltaire de Baflille flegts daardoor, dat hij om zijn grooten naam, voor een foort van Edelman gehouden werdt. Onze Minister had een' begunstiger aan d'Aiguillon, die, zonder twijfel meer ;gaaven dan hij bezat, en die, op verfchillende wijzen , op het punt\ flondt om hem te verdringen. d'Aiguillon hadde zijnen Koning beter gediend , en niets voor de vrijheid der Natie gedaan; hij zoude derhalven flegts een weinig gefchikter in zijn Despotismus geweest zijn. 't Geen men Choiseul voornaamentlijk verwijten moet, is dit, dat hij nooit uit het openbaar gezag een  STAATSMINISTER CHOISEUL. -89 een geheel heeft weetcn famenteltellen. Het Franfche volk leed door eene verfchriklijke menigte tafelfchuimende medeleden, onder den naam van Officiers , ontzaglijk veel. De Officiers beeldden zig naaderhand in, dat de Soldaaten bun in eigendom toebehoorden , 't welk tot onheufche en flegte behandelingen aanleiding gaf. Elk Oorlogsminister wilde militaire inrichtingen met zijn' naam beftempeld hebben ; niets heeft de Franfche magt meer verzwakt. De affchuwelijke Ariftccratie , welke zig in de Franfche legers, verfpreid, en dezelven aangeftoken had , was aan Choiseul te wijten. Wat kan 'er belagchelijker zijn, dan de groote hoop jonge Overften die hij gecreëerd had, welke lui, meesfïragtig, hard tegen de Soldaaten , ijverige verdeedigers en aanhangers der Tweegevegten en Ordonnantiemaakers waren. Allen hadden zij het Vaderland vermoord in den naam des Konings hunnen Heer ; de beste Staatkundige is een waar werktuigkundige , die de zwaarffe lasten met ligte werktuigen beweegt, zo dat men een groote werking gewaar wordt, zonder de oorzaak derzelve te zien; Choiseul wendde altijd groote kragten aan , om zeer geringe dingen tiittevoeren. Hij verkogt Frankrijk om het ia vrede te bewaaren; hij maakte het tot pachtgoed van het overige gedeelte van Europa ; buiten 's Lands noemde men hem den grooten Minister, en Vrank* rijk konde hem den verkee'rden Minister noemen. Hij had een ander middenpunt als het Vaderland; van daar ook andere doeleinden; eene andere eergierig*  oo CHARAKTERSCHETS van den righeid, en een ander belang dan het algemeen belang der Franfchen. Het Kabinet van Choiseul verbrokkelde zijn gebied ten gevalle der gekroonde Hoofden; het kwam hem nooit in gedagten,dat de eerfte pligt van een Monarch ware , alles op het volk te betrekken. Wij moeten ons derhalven niet verwonderen, dat de Edelen zo zeer aan Choiseul denken , en hem zo zeer misfen, dat zij het vernuftige dat gefchied is , voor wonderbaarlijk en verbaazend houden ; dat zij in 't geheel niet verftaan, wanneer men hen zegt, dat 'er niets aan gelegen is, dat de magt zig in handen van een eenigen bevinde, en de uitoefening onfcheidbaar van de wet zij; eindelijk dat de uitdrukking Nationaale Souvereiniteit hun oor beledigt. Zij waren gewoon een huns gelijken tot Koning en een Monarch die alles ten hunnen voordeele deed, tot Casfier te hebben. Ach ! de goede tijd ! Dat was eene Regeering, gelijk de Edelen die voor zig wenschten. Schoon ze het juist niet waagen overluid 'er van te fpreeken, geeven ze zig ten minsten alle moeite om Wet, Volk, Gelijkheid en Vrijheid te vernietigen. Hoe is het hun ook mooglijk zig eene Regeering zonder eene foort van Bloedzuigers, zonder Adel, uittedenken ? Wanneer men bedenkt, dat te dier tijd niemand meer goeds doen kónde , dan een zogenoemd Minister des Konings van Vrankrijk ; dat deze door liefdeen toegenegenheid over zijn volk, zijn volk door befchaafdheid van zeden over Europa, en Europa door  STAATSMINISTER CHOISEUL. 91 door zijn magt over alle de overige deelen der waereld heerschte ; dan zal men zien , dat Choiseul , in plaats van die gefreldheid en dat voordeeïig overwigt zig ten nutte te maaken, in eiken zin het Koninglijk en Nationaal gezag verminderde en het Franfche Rijk bijkans ongelooflijke wonden toebragt. De Geest van Choiseul heeft het Manifest van den Hertog van Brunswijk gediékerd. Mengelw. 1792. • [G] DE  D E JACOBIJNEN GESCHETST IN DE MAAND AUGUSTUS 1702. DOOR. J. W. van ARCHENHOLTZ, (Dit fluk 't welk alle de kenmerken eener eenzijdi~ ge denkwijze draagt, is hier alleen geplaatst, ten einde daardoor aantetoonen , welke kunstgreepen men te dier tijd bezigde om de Club der Jacobijnen verdagt te maaken.~) Het navolgende ftuk is een Fragment van een groot Charakter Tafereel der nieuwere Franfchen, waartoe ik de trekken zorgvuldig in Parijs opgezameld hebbe, 't welk veel nieuws en zonderlings in zedelijke fchilderingen van allerleien aart, door daadzaaken opgehelderd, bevatten zal, en ter zijner tijd in 't licht verfchijnen zal. Een diergelijk werk kan niet met overijling bearbeid worden. Het tegenwoordig Fragment, alhoewel nog onafgewerkt, was misfchien thans noodig zonder uitftel opgefteld te worden, daar het waarfchijnelijk menige denkbeelden ten aanzien  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 93 gien dezer beroemde en magtige Sociëteit te regC brengen konde. v. Archenholtz. De Patriottifche Gezelfchappen in Frankrijk, derzelver verband, grondftellingen en werkzaamheden, zijn van alle de zonderlinge gevolgen der omwenteling de meest buitengewoone. De Franfchen vonden het voorbeeld derzelve bij de Britten, die door een honderdjaarige ervaarenis geleerd, diergelijke Gezelfchappen in den doelmaatigften vorm gebragt hebben , waarin het goede zo wel ten beste van enkele menfchen, als van geheele corpfen , ja zelfs ten besten der geheele Natie bevorderd kan worden, zonder de wetten te na te komen, en zonder de grenzen der gezagvoerers enger te maaken, noch in te fcheuren. De Franfchen agteden egter dit voorbeeld niet; zij maakten gebruik van de reeds in den beginne in het Rijk ontftaande Regeeringloosheid, om hun eigen weg te gaan ; zij legden in alle Provinciën, in alle groote en middelbaare , ja zelfs in veel kleine fteeden Revolutie-colonien aan, om de Staatsveranderingen te bevestigen, waaruit dan ook allengskens het fyftema ontftondt om den Staat zeiven te regeeren. Deze Patriottifche Gezelfchappen hadden , in het eerfte Tijdperk van hun ontftaan, alleenlijk het geluk der verworven Vrijheid en derzelver inftand[G 2] ^ hou-  94 DE JACOBIJNEN GESCHETST. houding voor oogen. Alle derzelver poogingen ftrekten daar heenen. Haare grondftellingen waren over 't algemeen Philanthropisch, en haare daaden grootendeels prijswaardig. Parijs ijverde hierin om ftrijd met de Provinciën , en 'er werden tallooze fchikkingen gemaakt, welke den dank der Natie en van het Naageflagt verdienen. Het duurde echter niet lang , of eerzuchtige mannen in de Hoofdftad vormden ontwerpen om deze geweldig groote, vastaaneengefchakelde machine tot hunne bijzondere doeleinden te gebruiken , en op deze wijze Frankrijk te beheerfchen: Men was in de Provinciën niet op zijn hoede, wijl alles op den toon van het Patriotismus Itemde. Ja zelfs de Sociëteiten te Parijs lieten zig door woordenzwier en fchoone bloemtjens der Redeneerkunst misleiden, en volgden blindelings de leiding eeniger heethoofdigen, welken door anderen van denzelfden ftempel in het beftuur opgevolgd werden, en zodanig werd het eertijds vreeslijk ftelfel der Jefuiten aldaar ingevoerd en voortgeplant. Het verheven denkbeeld, 't welk de Franfchen altijd van hunne Hoofdftad hadden, de beroemde mannen van allerlei foort , die tot de groote Sociëteit van Parijs behoorden, de veele nieuwe Wetgeevers, die zig bij dezelve bevonden, het onnoemlijk groot getal haarer Leden , de kragt en uitbreiding , die zij aan hunne befluiten geeven konden en ook gaven; een krijgsmagt die het volk eerbied inftortte, het Hof deed beeven, en zelfs de grootfte EuropiJche Mogendheden verontrustte, dit alles werkte gewel-  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 95 Weldig op de Patriottifche Gezelfchappen in de Provinciën, die zig nu aan de groote Moeder-focieteit te Parijs vast verkleefd hielden, en derzelver voorflagen en wenken bijkans altijd, als waren het orakelfpreuken, involgden. Derwijze ontftond 'er een uitgebreid, maar te famenwerkend lighaam, van meer dan 400.000 menfchen, onder welken zig een menigte der aanzienlijkfte, rijkfte en fchranderfte Burgers van den Staat bevonden , die gevolgelijk door hunne betrekkingen, op meer millioenen andere Burgers werkten. Zij beheerschten alle de clasfen des Volks, den Senaat der Natie zo wel als het gering.fte volk. De geweldige Colosfus ftond daar onbeweeglijk , en befloeg het geheele Rijk, eer men het regt gewaar kon worden. Een groote menigte van medeleden der Conftitueerende Nationaale Vergadering, vereenigde zig met deze Sociëteit, en naauwlijks had de nieuwe Nationaale Vergadering zig gevormd, of 'er fchooten ten eerden ook eenige honderden van dezé Wetgeevers toe, om onder de vaanen van het vermoogend Bondgenoot fchap hunne eigene eer- en gewinzuchtige ontwerpen uittevoeren , of befchutting tegen hunne perfoonlijke vijanden te vinden, of uit liefde tot cabalen, of ook op denzelfden beweeggrond, welke zekere volkeren verleidt, den kwaaden Genius te ofFeren. Deze Sociëteit, die in Parijs, in de geweezene Kerk der Jacobijnen bijeenkwam, behield derhalven bij het volk den naam van de Jacobijnfche , welke de Sociëteit zig ook naderhand zelve toeëi[G 3] ge«*  yd DE JACOBIJNEN GESCHETST. gende, en die ook voornaamentlijk aan de faamverbondene Gezelfchappen in de Provinciën gegeeven werd, alhoewel deze zig Vrienden der Conjtitutie noemden, en nog blijven noemen. De beethoofdigften onder de Parijfchs Patriotten traden tot dit Gezelfchap toe, en namen deszelfs grondftellingen en vooroordeelen aan; zo werden deze mannen allengskens tot Staatkundige Dweeperij beftemd, of werden wapendraagers der intriguante Opperhoofden. Om nu den invloed dezer Sociëteit tegen te werken , vormde zig in December 1791 in Parijs eene andere Sociëteit, onder den naam van Feuillanten; een benaaming, die mede van hunne vergaderplaats, zijnde een Kerk der geweezene barvoeter Munnikken, genoomen^ werd. Deze plaats was zeer nabij den zetel der Nationaale Vergadering. Bij dit nieuwe Gezelfchap vervoegden zig terftond veele Leden der Conftitueerende Nationaale Vergadering, een menigte waare Patriotten, en andere gemaatigde mannen , als ook bij de tweehonderd der nieuwe Volksvertegenwoordigers. De Jacobijnen en het volk dat hun toegedaan was, trachteden terftond bij den aanvang, door herhaalde oproeren de vergaderingen van hunne tegenftreevers te verftooren. Het gelukte hun ook ; het kwam tot fchaudelijke uitflappen en tot daadelijkheden , waarbij eenige perfoonen gewond werden. De kort te vooren door den invloed der Jacobijnen verkooren Maire Pethion, liet, bij deze gelegenheid het eerst eene onverzoenlijke partijfchap blijken, welke naaderhand nog meer 1 ont-  DE JACOBIJNEN GESCHETST, 97 ontvlamde, en hem in de oogen van alle braave lieden verneederde. Het nieuwe Gezelfchap konde 'er niet boven op komen, en des te minder de gunst van'het gemeene volk tot zig trekken, daar het deszelfs vergadering niet, gelijk de Jacobijnen , in 't openbaar hield , als ook deszelfs verhandelingen niet, zo als gene, deed drukken, en in 't licht verfchijnen; eene omftandigheid die een ruim veld aan de lasteringen opende. In de maand Maart 1792 was deze Sociëteit der Feuillanten bij de 1600 Leden fterk; maar had de eerde Leden niet meer. De beste en aanzienlijken hadden dezelve verlaaten ; eenige, wijl zij zig in de hoop op groote uitwerkingen bedroogen zagen ; andere uit vrees voor de Jacobijnen, die op' zo menigvuldige wijze fchrikbaarend aan hunne vijanden waren; andere uit liefde tot rust; nog andere uit vervee'ling, die in een Staatkundig Gezelfchap van deze foort moest influipen , een Gezelfchap, dat bij het ernftig voorkomen eener Raadsvergadering, zig eigentlijk flegts met kinderfpel bezig hield, daar hunne befluiten zonder eenige uitwerking bleeven, en ook als een verlustiging voor den geest geen voldoening gaf, zo dat het ook in dit opzicht op geenerlei wijze met de voornaamfte Disputeergezelfchappen in Londen vergeleeken konde worden. De Franfche Patriotfche Gezelfchappen waren geheel origineel. Behalven dat zij , even als gezag hebbende Corpfen, requesten aannamen, en klagten [G 4] hoor'  9- m JACOBIJNEN GESCHETST. hooiden, ja die zelfs beflisten, verbonden zij het doel van beide de foorten der Britfche Gezelfchappen tot 'een ; zij fpraken te famen af, correfpondeerden en maakten befluiten, even als de Patriotfche Clubs in Engeland, en twistten onderling over de ftcffen , even als de Disputeergezelfchappen in Londen, flegts met dit onderfcheid, dat deze laatften, offchoon flegts door perfoonen der middelbaare en laagfte voiksclasfe bezogt wordende, ongelijk beter? Redenaars bezaten , gelijk zelfs de uit zo veel duizenden beftaande Sociëteit der Jacobijnen te Parijs, nog in het begin des jaars 1792 uitwijzen kan. Perfoonen , wier armhartig gekakel men hier een half uur lang duldde, zouden in het Londens Gezelfchap in de Wagenmaakers ftraat (Coachmakers hall) geen drie minuuten lang gehoord zijn ; dus niet hunne welfprekendheid, jmmers deze was zeer gering, ook niet hunne rijkdommen, want zij hadden 'er geene , maar de volksmenigte en liet heerfchende Enthufiasmus der Vrijheid , maakten de Franfche Sociëteiten vreesfelijk. Zij waren in allen fpoed ontflaan , waarom ook het geval meer dan een diep doordagt fyftema, deel aan dezelve hadde; van daar was ook de algemeene drijfveer der menfchelijke onderneemingen , het Goud naamlijk , bij het groote plan voorbijgezien. De onbedenklijk groote clasfe der Politieke Dweepers had met genoegen rijklijk ter'aanvulling eener Societeitskas het hunne bijgedragen, die in meer dan duizend takken verdeeld," een fchat daar gefield hadde,' welker wijs of onwijs' ge-  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 99 gebruik de buitengewoonfte gevolgen gehad moest hebben. Dweeperij met Goud vereenigd! wat kon men daarvan niet verwagten, hoopen of vreezen? Deze guldene wapenen ontbraken , wel is waar, ten eenemaal aan de Jacobijnen, evenwel waren hunne bijzondere kasfen niet zo ledig, dat niet zekere fyftema's daardoor werkelijk bevorderd, en menigerlei ontwerpen daardoor uitgevoerd konden worden. Parijs was natuurlijk het middenpunt, waarin zig hunne magt voornaamentlijk ontwikkelde. Zij hadden hier hun eigen Tijdingfchrijvers en Journaalisten. Zij lieten aan de meest bezogt wordende plaatfen der ftad aanfpraaken aan het volk aanplakken , en droegen daar bij zorge, dat de'aangeplakte antwoorden hunner tegenpartij terftond afgefcheurd wierden. Zij onderhielden Motionaires (Beweegingmaakers,) die in Palais Royal, in Koffijhuizen en Wandclplaatfen, zekere voorflagen doen , of meeningen moesten uitftrooijen ; voords bezoldigden zij onder de laagfte clasfen des volks' Straatredenaars , Caricatuurmaakers en Toejuigchers op de Tribunen ia de Nationaale Vergadering. Een groot deel der Municipaal-beampten dezer Hoofdftad, was of Jacobijnen , of ten minsten aan dezelve toegedaan, en dit was- ook het geval met de Volksreprefentanten in de Nationaale Vergadering, en eindelijk in Maart 1792» zag men ook het geheele Minifterie met Jacobijnen bezet. Hiertoe behoort de verbetering van zekere, in bijna alle Landen, voornaamlijk ,iu Duitschland uirgebrei[G ?] de  ioo DE JACOBIJNEN GESCHETST, de vooroordeelen van een Jacobijnfche Propaganda, van buitenlandfche Emisfarisfen dezer Sociëteit, van ver werkende plannen , van revolutie ontwerpen , verfpilling van groote lommen en gifmengingen. Wie flegts de geringlte kennis van de Jacobijnen heeft zal die vertellingjens belagchen. In de daad zijn het de belagchelijkfle hersfenfchimmen, die ooit door den geest van partijdigheid, of een op onweetendheid gegronde argwaan uitgevonden zijn, en die verftandige menfchen blindelings geloofd hebben. Van dezen oorfprongsgrond kan elk tot de hoogde zedelijke blijkbaarheid opgevoerd worden, welke de vergaderingen dezer Sociëteit aanhoudend bijgewoond, hunne journaaien , haare tijdingen, de verzamelingen haarer correfpondentiën geleezen, hunne innerlijke en uiterlijke gefteldheid, flegts eenigermaate naargevorscht, en zo wel de charakters als de handelingen hunner Hoofden bedaardelijk befchouwd heeft. Konde men deze kennis wel van de Gezanten der Hoven uit het middenpunt van hunnen Ariftocratifchen kring in Parijs verwagten ? Zo worden buitenlandfche Staatsmannen en Philofophen bedroogen. De intriguen der Jacobijnen, bepaalden zig alleenlijk tegen Vrankrijk ; en wanneer zij met buitenlandfche Sociëteiten , b. v. in Engeland en Zwitserland, gelijk ook met bijzondere perfoonen buiten 's Lands eene correfpondentie onderhielden; dan gefchiedde dit alleen , om zig een aanzien te verfchaffen; ook ging deze briefwisfeling niet fpoedig, en derzelver inhoud had doorgaands niets te be»  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 101 i beduiden ; geen berichten of wenken ; maar enkel (complimenten en wenfchen. Dikwijs zonden ook ireizende Franfchen, die geen Jacobijnen waren, brie■ ven uit vreemde landen aan de Sociëteit, deels uit i ijdelheid, deels ook om zig bevordering van toekomende uitzichten , en in Parijs vrienden te verwekken , deels ook om ongeroepen, en zonder eenigzins daartoe gelast of verzocht te zijn , uit een kwalijk begreepen Patriotismus, het Gezelfchap berichten en waarfchuwingen te geeven , die echter als vreemd van het doelwit der Hoofden van de Sociëteit , in het geheel niet geacht , en flegts nu en dan in de Debatten van behoeftige Redenaars aangehaald werden. Zoo 'er Emisfarisfen buiten 's Lands afgezonden, en aldaar allerlei aanflagen uitgevoerd zouden worden , dan moest dit, of een daad der Sociëteit, of van enkele menfchen zijn, die heimelijk zonder last, in naam van het Gezelfchap, of wel voor zig alleen handelden. Eene daad der Sociëteit konde het niet zijn, daar alle haare onderneemingen , correspondentieu, verhandelingen, belluiten en ontwerpen bekend waren, ja zelfs de ingekomen Sociëteitsgelden bereekend moesten worden , waarbij de invorderaars wel zeer goed voor hunne voordeden zorgen, maar geen overgroote lommen, (die zij ook niet hadden,) tot geheime uitgaven bezigen konden. Dit was het geval zo wel te Parijs , als in de Provinciën. Daar het dus de Sociëteit der Jacobijnen niet wezen konde , die buiten 's Lands handelde , zo moe-  102 DE JACOBIJNEN GESCHETST. moeten het zeer rijke, bijzondere perfoonen van dit Gezelfchap geweest zijn, die daaraan hun eigen vermoogeri befleedden; dat wil zo veel zeggen , als zig opofferden, om in afgelegen Landen onrust te verwekken, en groote aanflagen uittevoeren , waarvan zij met betrekking tot hunne eigenen , of in 't geheel geene, of immers zeer onzekere en zeer verwijderde bijzondere voordeelen verwagten konden. Men kan ftoutelijk onderftellen , dat dit het geval niet ware , noch zijn konde. Dweepers, die enkel uit liefde tot vrijheid, ten behoeve van zulk eenen in 't geheim miilioenen zouden uitgeeven, kunnen onder de hedendaagfche Franfchen niet onbekend blijven , en nog minder de rijke booswigten die met de Vrijheid fpeelen, om hunne uitzichten te bedekt ken. Zo iets konde of uit eene overdreevene Philanihropie, of uit eene diepziende Staatkunde voortkomen, om door eene buitenlandfche uitbreiding van de grondftellingen der Vrijheid, Vrankrijks Conflitutie zo Veel te zeekerer te redden en te bevestigen. Men moest de hoofden der nieuwere Jacobijnen over 't algemeen miskennen , wanneer men flegts één oogenblik ftilftaan wilde bij de gedagten der mooglijkheid , dat zij overgroote geldfommen, die rijke Dwaazen in het geheim tot ver uitflrekkende Philanthropifche doeleinden ook opgefchooten hadden, tot zo iets ook werkelijk gebruikt zouden hebben. En wat nu den ftaat der Conftitutie aangaat, de Franfchen, inzonderheid de Jacobijnen waren  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 103 ren nog- tot in Junij 1702 te verre vervreemd van eenige vrees van dezen aart, dan dat zij ftaatkundige intrigues buiten 's Lands gelijk een noodzaaklijk hulpmiddel hadden kunnen befchouwen. De vervolging der Societeits vijanden, onder welken ook de Koning behoorde , was hunne eenigfte , hunne alles verflindende gedagte , de groote alles overftijgende beraoeijing hunner Opperhoofden. Zelfs de Republikeinfche ontwerpen waren aan deze vervolging ondergefchikt, welke bij de zittingen het grootfte gedeelte van den tijd wegnam, en alle zielskragten der aanvoerers bezig hield. Een Orleans konde, vervoerd door zijn raazende eerzugt , millioenen aan zijne bijzondere uitzichten te koste leggen, en gaf die ook ten besten; de gevolgen die daar uit voor hem reezen, waren armoede en fchande. Maar noch zijne, noch de ontwerpen zijner medegenooten befloegen geen andere Landen; zo verre ftrekten zig hunne bekrompene geesten niet uit, die flegts door het tegenwoordige, door het in Frankrijk gebeurende, door het gene zij voor oogen hadden, beheerscht werden ; en in de daad alle deze voorwerpen waren zodanig opeengeftapeld, zo in elkander gewikkeld, zo nabij werkende, cat zij geen plaats voor veruitziende plannen overig lieten. Zelfs de groote, op Vrankrijks gefteldheid invloed hebbende uitlandfche gebeurtenisfen in dat jaar; de dood van Leopold, de moord van Gustavus, de verandering van het Miniflerie in Spanje, de uitgeborsten oorlog in Polen , trollen de Jacobijnen flegts  104 DE JACOBIJNEN GESCHETST. flegts zeer weinig , daar hunne denkbeelden flegts eeniglijk op de grondvestiging eener Republiek, op de verdrijving des Konings, op de wraak tegen hunne vijanden gerigt waren; van daar de teugellooze Republikeinfche taal, zo wel in hunne vergaderingen, als in alle hunne fchriften ; van daar de me. nigvuldige onwaardige kunstgreepen, om den Koning tot de vlugt te beweegen, ten einde , alsdan den Throon voor opengevallen te verklaaren ; van daar hunne aanklagten tegen braave Mannen, die zij als magthebbende tegenpartijen befchouwden, tegen eenen Delessart, du Port du Tertre en Nareonne; van daar het woedend gefchreeuw tegen la Fayette , Baili en andere Patriotten, die derzelver verachting tegen eene misdaadige Sociëteit niet hadden kunnen verbergen ; van daar hunne affchuwtlijke poogingen, om zonder naagedagten op de gevolgen in den aanvang van een fchrikbaarenden oorlog, de ongedifciplineerde foldaaten tegen hunne niet Jacobijnfche aanvoerers optezetten. Frankrijk was dus bij uitzondering de kring der Jacobijnfche handelingen ; en wanneer men buiten 's Lands Franfche Zendelingen vond , van welken men honderd vertellingjens uitftrooide, dan hebben die andere afzenders gehad. De grootendeels Patriottifche Ministers, naa het aftreeden van MontmoRin, hadden belang 'er bij, om de geneigdheden der Hoven, ten opzichte van Frankrijk beter te leeren kennen , dan zij dat van hunne Ariftocratisch gezinde Gezanten verwagten konden; daarom lieten zij hun-  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 105 i hunne boden rondreizen , die daarbij ook wel I geheime lasten hadden , om invloed hebbende perfoonen tot zekere oogmerken te gewinnen. In het Franfche Kabinet heeft men daarvoor een' eigen zeer uitdrukkend kunstwoord travailler une Cour , (een Hof bearbeiden). Toen de Minister Delessart , zijn Paleis met een Gevangenis verwisfelde, en voor Jacobijnfche Ministers plaats maaken moest, werd dit fyftema van Hof bearbeiding veranderd; ook floeg men geen agt op het beproefde Patriotismus , den ijver of de bekwaamheid der Gezanten, Agenten of Emisfarisfen; immers het was genoeg, dat zij door den voorigen Minister gebruikt en geen Jacobijnen waren, om hen terug te ontbieden, of hen den hun medegedeelden last te onttrekken, welke dan aan eigentlijke Jacobijnen gegeeven werd. Maar dit waren nu geen handelingen der Soeieteit, maar daadelijke Kabinets operatiën van Ministers, die daarvoor, gelijk aan alle Hovén, geheime gelden ontfingen. Dumou- • riez befteedde de door dezen naam bekomene zes millioenen, grootendeels om de Belgen daarmede te bearbeiden, en hierop werd dan het ontwerp tot den oorlog gegrond. Men heeft dus den Jacobijnen de onverdiende eer beweezen , van hen meer magt en verftand toetefchrijven dan zij in de daad bezaten. De Sociëteit van Parijs leidde die in de Provinciën, en deze waren altijd bereid om die leiding te volgen, zeer weinige gevallen flegts uitgezonderd. Daar nu de menigte der Jacobijnen te Parijs zig mede aan de leiding  2o6 DE JACOBIJNEN GESCHETST. ding haarer Opperhoofden overliet, zo valt de vraags wie waren dan deze Hoofden, die in het jaar 179a, in het vreeslijkst tijdftip der omwenteling Frankrijk beheerschten? Het andwoord is eene fatyre op onzen leeftijd en het menschdom. De opmerkende befchouwer is genoodzaakt te zeggen: eenige intriguante, met opzicht tot genie en kunde zeer bepaalde mannen, gerugfteund door andere nog onkundiger, en ten eenemaal van gemoedsgaaven ontbloote menfchen , die zonder zeden , ja zonder eenige opvoeding zijn, en geen verdiensten bezitten, dan om in de vergaderingen der Sociëteit onbeteugelde driften voortedraagen, reukelooze voorflagen te doen , en vrijheidslpreuken met woedende gebaarden van den fpreekltoel af te galmen. Wie dit altijd herhaald ziet, en daarbij het Dagboek der Jacobijnen leest, zal zig onmooglijk kunnen overreden, dat zulke elendige Demagogen ooit in ftaat zouden zijn buiten Vrankrijk groote zaaken te bewerken, ja dat ze 'er zelfs aan zouden kunnen denken. Daarom zeide ook de beroemde André Ciienier met veel recht: Het ergfte fchimpfchrift dat ooit tegen de Jacobijnen van Parijs gefchreeven is, ware hun eigen Dagboek; een in Duitschland geheel onbekend werk , waarin alle de handelingen hunner Sociëteit opgeteekend ; alle de redenvoeringen en gefprekken, deels geheel, deels bij wijze van uittrekzels, faamgebragt zijn, en waarin de inhoud van alle de ingekomene brieven aangeteekend is. De Hoofden der Jacobijnen, die min of meer de So-  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 107 Sociëteit beheerschten en partijen in dezelve hadden, waren: Pethion,. Robespierre, Brissot, Collot d'Herbois , Merlin , Chabot en Carra. Anderen waren, uit gebrek aan volksgunst, of aan ge.noegzaame onbefchaamdheid om in het openbaar te [Tpreeken en te handelen, bij eene groote bekwaamheid , en niet minder goeden wil om intrigues te bewerken, enkel wapendraagers dier Opperhoofden. Dnder dezen waren de Volksvertegenwoordigers, la Source, Duhem, Taillefers, Albitte, Bazire , le Comïre , TituRioT en anderen van deze ïbort, ja zelfs die van de eerfte clasfe der Wetgee/vers , met opzicht tot de daartoe behoorende gaaven, Condorcet , Vergniaux , Fauchet , Guadet , Gensonné , Ducos ; voords de Magiftraatsperfoomen Roderer en Manuel , en de Journalisten Des.moulins , Marat en anderen. Aan het hoofd der Sociëteit (tonden de Maire Pethion en Robespierre , beide Volksreprefentanten bij de eerfte Nationaale Vergadering, die te dier tijd door het volk reeds in hooge achting gehouden /werden, doch in de vergadering zelve, flegts niets :beduidende rollen fpeelden. Zoo ooit menfchen, :door een reeks van de ondubbelzinnigfte daaden, hunne groote boosaartigheid beweezen hebben , dan izijn het beide deze mannen , de eerfte van welke imooglijk de intriguantfte man van de geheele Hoofd[ftad is. Pethion met grootere talenten dan zijn mededinger begaafd , bezit daarbij ook eene grootere tonbefchaamdheid , en een' meer onderneemenden Mengelw. 1792. [H] geest,  to8 DE JACOBIJNEN GESCHETST. geest, waarbij een welgemaakt lighaam komt, dat de Vrouwen tot hem geneegen maakt , welke in Parijs door de omwenteling niets van haare ou-i de heerfchappij verlooren hebben. Hij is indedaad de man met het ijzeren voorhoofd. Zijn naam waj heilig aan de Jacobijnen , en een enkele wenk van hem, deed bij deze Sociëteit dikwijls meer werking! dan geheele Redenvoeringen van hunne andere lievelingen , fchoon die ook een geheel uur lang duurf den. Zo zag ik eens in de vergadering der Jaco-i bijnen de roode Vrijheidsmutfen , waarmede veek Leden zig bedekt hadden, en voor welken men toen juist van begrip ware tot een beftendige dragt tci ftemmen, ja, die de Minister Dumouriez tot fchann de van alle onpartijdigen , in dat oogenblik medei op het hoofd droeg, eensflags van alle hoofden ver-: dwijnen, daar een brief van Pethion dit gebruik af-: ried. Hij kwam federt hij Maire geworden was, niet dikwijls in de Sociëteit, als hij 'er echter eens; kwam, werd hij met eerbied ontfangen, gelijk ook! zijn brieven , die hij geduurende de zittingen in-t zond , ten eerften met opfchorting van alle anders bezigheden werden voorgeleezen. Pethion en Robespierre waren vertrouwde vrienden , en fcheenen eenftemmig te handelen; deze laatfte verzuimde nooit eene zitting, en altijd fprak hij in dezelve. Hij was van alle de Jacobijnfche Redenaars de grootfte lieveling des volks , waarom hij ook vóór allen gehoord werd , fchoon ook andere na de orde en de regelen der Sociëteit den voor-. rang  DE JACOBIJNEN GESCHETST. ico irang hebben. Daar hem deze gunst bewust is, zet 1 hij niet zelden alle welvoeglijkheid ter zijde ; hij 1 klimt in het oogenblik1, wanneer een andere zijn ] Redenvoering beginnen wilde , op den fpreekftoel, .dringt 'er den daar op Baanden Redenaar, 't zelve •wie "bij ook wezen moge, af, klemde zig met beide ; handen aan den Lezenaar vast, en zo verwagtte hij, : zonder op het verzoek of de herinnering van den Prefident acht te geeven, den uitflag, die doorgaans ten zijnen voordeele uitviel, als de hem toegedaane of hem vreezende Prefident het tot een (temmen komen liet. Slegts eenmaal' zag ik hem, vol verdriet, ter (luik deze kampplaats verhaten, daar hij dezelve aan den bekenden Wetgeever Guadet , inruimen moest; wijl de toenmaalige Voorzitter Lasource 'er op aandrong om de orde in acht te neemen of de zitting terftond te eindigen. . Robespierre had, van alle de Jacobijnfche Redenaars de beste wijze van voordraagen. Niemand was beter dan hij in ftaat , om het volk op zijn zijde te lokken , door hevige Dechmatien, Vrijheidsbloemtjens, eene bevallige voordragt, ftoute Behingen en fatyren op de tegenpartij der Sociëteit; dit • alles in een zeer verftaanbaare taal, en niet bij wijze van voorleezing, maar alles uit zijn hoofd voor de vuist, en met de daarbij voegende gebaarden vergezeld. Hij had nog voor weinig tijds bij zijn aanhangers den naam van een groot Patriot te zijn, doch verloor een groot gedeelte van zijn vertrouwen, toen hij in April 1792- z'g zeiven verklaarde. [ff 2] Hij  iio DE JACOBIJNEN GESCHETST. Hij was naamlijk reeds voor lang door het volk tot openbaaren aanklaagergekooren geworden , ook had hij dezen veelbeduidtnden post aangenoomen, en men verwagtte dat hij veele van zijn eigene als Jacobijn in de Sociëteit, gemaakte aanklagten, als Magiftraatsperfoon voordaan vlijtig vervolgen zoude, edoch in het oogenblik dat hij dit zijn ampt zoude hebben moeten oefenen gaf hij het op ; daar hij het even zoonmooglijk vond zijne opgeraapte befchuldigingen tegen voortreffelijke perfoonen, thans voor de oogen der Natie te vernieuwen, als de geduurig opgehoopte misdaaden zijner vrienden met ftilzwijgen voorbij te gaan. Sints dien tijd wierd hij door veele Vrijheidsdweepers niet meer voor zo zeer zuiver gehouden; evenwel de grootfte hoop zag dezen misftap over het hoofd, en hij bleef naderhand, even gelijk te vooren, het orakel der Sociëteit, fchoon deze zig echter menigmaal verftoutte van zijne flegts te dikwijls zinnelooze voorflagen te verwerpen, zo droeg, b, v. Robespierre, in Maij 1792, voor, om alle van de regimenten weggejaagde foldaaten , (dien hij allen, zonder eenige bepaaling, voor Patriotten hield ,) famen te roepen , en uit dezelve een leger te vormen , 't welke hij op 60,000 man fterk bereekende , en deze foldaaten , zeide hij in uitdrukkelijke woorden, zullen de redders des Vaderlands zijn. Beussot bezoekt de Sociëteit flegts zeldzaam, en wanneer het al eens gebeurde, dan was het om den fpreekftoel te beklimmen, waarop hij even als in de Nationaale Vergadering zijne denkbeelden in gefchrift voor-  DE JACOPJJNEN GESCHETST. in voorlas , die op den Jacobijnfchen toon , vol vrijaeidsfpreuken en verachtelijke uitdrukkingen tegen 1.11e waare Patriotten opgefteld, en daarbij niet zonder redeneerkundige fieraaden vervaardigd waren. Hij declameerde zeer middenmaatig , en toonde bij het geraas der partij eene groote koelbloedigheid. Deeelfde man, die in de Nationaale Vergadering, met weinig kunde, maar zo veel,te grooter onbefenaamditieid, den ftaat van alle Europifche Vorsten opgaf, »f losfe en verouderde aanklagten tegen Ministers voor Iden dag bragt, en met een belagchelijken hoogmoed iden grootften Monarch hoonde; juist die zelfde man «fcrfcheen van tijd tot tijd bij de Jacobijnen, om op :een kruipende wijze om hunne gunst te vrijen. Naa ede factie van Robespierre , die met die van Pethion verbonden is , had Brissot den fterklten :aanhanginde Sociëteit; waarom hij ook zeer voorzichtig was om den gewonnen grond niet te verniezen. Brissot konde echter de pijlen van Robespierre • niet ontgaan, die in de Sociëteit alleen en onbeperkt heerfchen wilde, en daarom op zekeren dag in Maij Brissot, Condorcet, Vergniaux en Guadet, recht toe recht aan als valfche Patriotten en verraaders aanklaagde. Dit verwekte een tooneel 't welk vier uuren agtereen duurde , of veeleer een reeks van tooneelen der verbaazendfte verwarring, die boven alle befchrijving was. Dit was de laatlle zitting welke ik bijwoonde. De taal is te arm om daar flegts een fchets van te kunnen ontwerpen. [H 3] Dui'  .na DE JACOBIJNEN GESCHETST. Duizend rasenden die vereenigd van hunne ketenen i losbreeken, en hun vrijheids Sabbath aanheffen, gee-ven flegts een zeer onvolkomen denkbeeld van 25000) bijeen vergaderde menfchen, wier grootfle gedeelte; wezenlijk raazend fcheen te zijn. Het viel niett zwaar een Robespierre te ontmommen, en dit deelden de aangeklaagde VVetgeevers nu ook met zo* veel bitterheid als overtuigende bewijzen. De aan-, hangers desleerften aanklagers wilden 'er niets vani hooren, waaV daartegen de andere factiën, alsmede: de onpartijdige aanfchouwers, op de voleinding der verdeediging ftaan bleeven. Alles was op de been,, men fchreeuwde luidkeels , kraste en brulde , men floot met door de ooren gillende fluitjes , klapte met de handen en ftampte met de voeten. Robespierre, wiens pooging zo verkeerd uitgevallen was, zat zo bleek als de dood op zijn gewoone plaats, aan de linkfche zijde van den Prefident , en affecreerde bedaardheid; eindelijk viel deze mom mede af; hij viel op zijn partij aan, fprong op den fpreekftoel, verdrong met geweld hen die 'er op ftonden, hief beide handen om hoog, als iemand die gekruist ware, en brulde om gehoor te krijgen, 't geen de tegenovergeftelde factiën hem thands over 't geheel niet wilden inwilligen. Het was de laatfte leus tot opbreeken voor alle dezulken, die naa de onuitfpreekelijkfte verdooving , hun bezef weder wenschten te bekomen. Meer dan duizend toehoor rers verwijderden zig , en nu fprak Robespierre , om als de laatfte op den fpreekftoel zijnde , waar I 't mo-  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 113 Vt mogelijk, de door de waarheid gemaakte kwaade iindrukzelen weder uittewisfchen. Condorcet was Brissots vertrouwde vriend, ten werd ook altijd met grooten ijver door hem vertdeedigd, daar de eerfte in intrigues zeer fterke , in Ihet fchrijven moedige man, in het fpreeken moedelooze geleerde, in de Nationaale Vergadering flegts zelden, maar bij de Jacobijnen noöit den fpreekftoel betrad , en over het geheel bij deze Sociëteit, een ondergefchikte rol fpeelde. Een Carra daartegen, die als fchrijver zo verre beneeden Condorcet was, ftond als een Bout fpreeker en fchaamteloos Journalist, bij de Sociëteit in eene niet geringere agting. Deze hoewel zeer bejaarde man , gaf daaglijks een Politiek papier in 't licht , betijteld: Amales Patriotiques , in het welke hij in reukelooze Hellingen, fatyren tegen alle Anti-Jacobijnen , en lasteringen tegen het Hof, maar voor zeer weinigen •onder deed. Op den tijtel van dit blaadien ftond ook den naam van Mercier als Uitgeever genoemd, die 'er echter bijna geen het geringfte deel aari hadde , maar alleen zijn' naam daartoe leende. Brissot fchreef de Patriote Francais, en Condorcet het ftaatkundig Artikel der Chronique de Paris, beide zeer getrokkene Journaalen, die te famen met de journaalen van Carra, en met de woedende Volksjournaalen van Desmoulins, Marat en anderen een Jacobijnfche fchriftverzameling opleveren , die meer dan al het andere gefchikt is, om vooroordeelen te bewerken, grond-  ïi4 DE JACOBIJNEN GESCHETST. Hellingen te verbreiden, de waarheid te verminken, en de gevoelens des volks zo wel in Parijs als in de Provinciën te beftemmen. Verder behoorden tot de hoofden der Jocobijnen, de Procurator Syndicus van Parijs, MaNuel, een boezemvriend van den rylaire Pethion, en hem in onbefchaamdheid gelijk, flegts met dat onderfcheid, dat hij zich niet, gelijk de anderen, moeite geeft, om zijn gevoelens.en charakters te verbergen. Niemand drijft den haat tegen den Koning verder dan hij, van waar dan ook zijn groote Religiehaat voorkomt, van daar ook zijn aanmoediging der Entrepeneurs van Theaters, om hunne Schouwburgen op goeden Vrijdag niet te fluiten, en aan de inwooners van Parijs, de gewoonlijke Aandagts-ceremonien op den H. Sacramentsdag agter te laaten. Zijne en Pethions, deze beiden voornaamfte Magiftraatsperfoonen , groote werkzaamheid, die altijd vefeenigd en naar een doelwit gericht was , en hunne geaffecteerde populariteit, welke zij, zo dikwijls gelegenheid vonden om uitteflallen, maaken den grooten invioed, welken hunne gevoelens bij de Jacobijnen , bij de Municipali, ( teif, en bij het Volk hadden, verklaarbaar. De door de Jacobijnen zo hooggefchatte Wetgeever Merlin, was een flegt opgevoed , onbefchaamd Jongeling, op het uiterlijke volmaakt naar een liederlijken Duitfchen Student zweemende, die even als in de Nationaale Vergadering, zo ook in-den Club der Jacobijnen, in alles en over alles fpreekt, alle grondftelliijgen van Staatkunde, Zedekunde en Ver-  DE ACOBIJNEN GESCHETST. 11$ i Verftand befpot, en alle verband met voeten treedt. IDeze eigenfchappen maakten hem bij den grootften lboop van zijn verbondsbroeders aangenaam , ook Jhad hij grooten invloed op hunne befluiten. Het -was daarom een zeer Boute ftap van den Vrederechter la Riviere , dezen zo zeer hooggefcbatten Merlin als een misdaadiger, door gewapende foldaaten ter verhoor tegen getuigen af te laaten haaien ; een daad die de gerustheid en onweetendheid der Hofbedienden , gelijk ook de hem altijd eigen wijze , van onoverlegde aanflagen te maaken, ten duidelijkften aantoonde , en den Vrederechter naar Orleans verplaatfte. Een andere gunsteling der Jacobijnen was de tot de Nationaale Verzameling behoorende Ex-Capucijn Chabot, een aan-ho^fd en hart, en in één woord aan alles wat een befchaafd mensch aanduidt, geheel verwaarloosd fchepzel , in één woord de verachtelijkfte van de veele Volksreprefentanten, die deze tweede Nationaale Vergadering tot fchande geftrekt hebben. Zonder verdienden , zonder kundigheden, zonder het geringfte gevoel van eer, en met fchaamteloosheid geharnast, ftamerde hij in den laagften fpraaktoon zeer ongeordende redenen, in een Provinciaal Dialect, van den fpreekftoel af, en vervolgde zijn plan dat daar heen ftrekte , om zig door elk daar toe dienend middel bekend te maaken; van daar is hij ook-fteeds bereid, zo wel in de Nationaale Vergadering als in de Sociëteit der Jacobijnen, met reukelooze zinlooze voorflagen en aanklagten opteko[H5] ffien;  n6 DE JACOBIJNEN GESCHETST. men; ook was hij het, die'in April 1792 de onbefchaamdheid had om het verraad van het Hof dobr daaden te willen bewijzen, derhalven ook daadelijk den fpreekftoel in de Nationaale Vergadering befteeg, maar met fchande bedekt weder afklimmen moest. Nog een der Jacobijnfche Hoofden in Parijs was Collot d'Herbois , een ten hoogften jammerhartig mensch, van gemeene denkingswijze en zeden, die eertijds met een troup Franfche Comedianten door Savoyen rondreisde, en zig naderhand door eenige omwentelings Schouwfpelen en een Patriottifchen Almanach bekend maakte. Hij had in zijn uiterlijke houding het aanzien van een Cynisch of Honds Philofooph. Men ftelle zig een lang fehraal man" voor, met donker bruine, ongekemde en ongepoederde hairen, die gedeeltelijk in een trens gebonden zijn, gedeeltelijk hem om de ooren hangen; daar bij een geheel afgedragen en verfleeten rok en vuil camifool; een zonderling contrast met zijne MedeDemagoog Robespierre , die altijd als een Hofjonker gefrifeerd was, en zig doorgaands tot eene Jacobijnen vergadering als een Dame tot een Bal voorbereidde. Men geeve acht dat dit juist in een tijd waarin men zo in Parijs als in de overige Provinciën voorgeeft de Luxe te verachten, en al het uiterlijke geheel te verwaarloozen , en waarin rond gefneeden hairen , een ronde hoed, en een eenvoudige rok eigentlijk tot de dragt der Jakobijnen behoorde. De geheele verdienste van Collot beftond in eene wilde Declamatie, welke met een affchuwelij- ke  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 117 ke gebaarde-taai vermengd was. Hij fchreeuwde als een dronken mensch , draaide het hoofd als een tol, fchermde met de armen, en floeg zig van tijd tot tijd met den gefloten vuist voor de borst. Hij is naa Chabot de flegtfte Redenaar van alle dezulken, welke gewoonlijk den fpreekftoel der Sociëteit beklimmen. Onder geduurige herhaalingen bezat hij de gaaf, van met zeer veele woorden zeer weinig te zeggen. Men kan een denkbeeld van zijn welfprekendheid uit de volgende woorden afneemen, met welke hij in de maand Meij in mijne tegenwoordigheid de veel fchreeuwende goedkeuring der vergadering van de Jacobijnen verkreeg: „ Ik hou„ de het voor de grootfte eer en voor het grootfte „ geluk mijns levens , een Jacobijn te zijn. Met „ vreugde wilde ik mijn bloed tot op den laatften „ druppel voor mijne Broeders vergieten." Zo iets behaagde en kon niet misfen het bijeen gekomen volk gunstig van den Redenaar te doen gevoelen. Wanneer nu naa zulk eene inleiding een tegenftrijdige voordragt volgde, die met vrijheidsgronden onderfteund ware , dan werd die terftond door de meerderheid goedgekeurd ; was dit gebeurd , dan wierden de tot de Broederfchap behoorende Vulksreprefentanten in den naam der Sociëteit verzocht, de gegeevene befluiten der Nationaale Vergadering kragtig te onderfteunen , 't welk dan ook pligtmaamaatig gefchiedde, en op die wijze is het verklaarbaar, hoe men de oproerige foldaaten van Chateau Vieux, tenfpijt van het gezond verftand,een triumph toe-  n8 DE JACOBIJNEN GESCHETST, toegeftaan heeft, en de gedrochten in Avignon los laaten konde, en waaruit over het algemeen zo menig een zinloos, ja fchandelijk Decreet der nieuwfte Franfche Wetgeevers voortgekomen is. Te Parijs vergaderden de Jacobijnen viermaal in de week, des avonds, en de Debatten duurden tot tien uuren. De plaats was wel uitgekoozen in de Braat St. Hunoré, in het middenpunt der Hoofdftad. De zeer ruime Kerk was tot een vergaderplaats ingerigt, welke een langwerpig vierkant uitmaakt, en aan alle zijden Amphitheater- of boogrond oploopende zitplaatzen hadde. Hier zaten alken de Leden , gelijk ook die 'genen , welke men de eer der zitting vergunde. Op dat deze plaats nu niet door een vreemden ingenomen zoude worden, droegen alle de Leden ronde papieren tekens die hun op de borst hingen. Niemand , zelfs de Prefident konde hier een vriend inbrengen, zonder het alvoorens aan het Gezelfchap voor te ftelkn, als wanneer de toefiemming ook nooit geweigerd werd. Was 'er zulk een voorthelper niet, dan moest de nieuwsgierige toehoorer zijn geluk op de vermengde volks Tribunen zoeken. Zulke waren vier zeer groote, twee aan elke einde der Zaal tegen over elkander , beide bij wijze van Amphiteaters of halfronde zitplaatfen gebouwd; de onderfie voor Vrouwen, en de bovenfte die tot boven aan het verwulft der Kerk reikte, voor elk wie bijtijds de plaats bezetten konde. Rondom de kuningen dezer Tribunen las men in rooden letteren van een el  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 119 ;el lang, nvre libre ou mourir, (vrij leeven offterven.) Aan de eene zijde in het midden der Zaal [ftond de aan een Catheder gelijke Spreekftoel des IRedenaars, en daar tegen over ftond beneden een itafel, waaraan de Secretarisfen zaten, en tegen over , dezelve op eene hoogte zat de Prefident der Vergadering mede aan een tafel , en had agter zijn rug een foort van Altaar. Het onderfte en middenfte gedeelte deszelfs werd door een groot , zeer opgefierd bord heilagen, waarop de Rechten van den Mensch op eene pragtige wijze gedrukt waren; rondom de wand hingen Pourtraiten en Prenten, die betrekking op de omwenteling hadden. Tegen over de tafel ftonden de Busfen van Rousseau, Mirabeau en Helvetius , boven welke drie ontrolde Vrijheidsvaanen van verfchillenden aart hingen. Zij waren rondom een bos Pieken geplant, welke een Burgerkroon droegen, en op een dezer Pieken die boven.allen uitftak was de roode Muts, als een zinnebeeld der Vrijheid geplaatst, welke den uiterften top des Altaars verfierde ; aan de regterzijde van den Prefident, fchuinsch tegen over het geftoelte van den Redenaar, was een Loge voor de Logographen die alle de Redeneeringen en Verhandelingen terftond affchreeven. Bij deze voorverhaalde fieraaden kwamen eindelijk nog in April 1792. de ketens der foldaaten van Chaieau Vieux, die rondom de wanden in feftonnen opgehangen werden. Voor het overige was hier alles even als bij de Nationaale Vergadering ingericht.  120 DE JACOBIJNEN GESCHETST. richt. Men begon de zittingen met het leezen des Protocols of van het Register; men verwagtte van den Prefident verlof om te fpreeken ; men flemde door opteftaan ; men fprak met ongedekten hoofde; men ging tot de orde van den dag over; men klapte, fchreeuwde en klopte. De voornaamBe Redevoeringen werden gedrukt, en of voor niet uitgedeeld, of aan den ingang verkogt. De kort bijeen gebragte Hiftorie eener zitting zal deze zo merkwaardige Sociëteit nog nader leeren kennen. Zij werd op den 6den April op Goeden Vrijdag gehouden , en de Schrijver was 'er bij tegenwoordig. Om echter de Debatten behoorlijk te kunnen beoordeelen, moet vooraf de zonderlinge gelegenheid daartoe, eene groote charaftertrek, hier verhaald worden. De voor de losgelaaten Zwitzerfche foldaaten van het regiment Chat eau Vieux, die Galeiboeven, bepaalde Baatige inhaaling hield te dier tijd geheel Parijs bezig , en werd daardoor een zeer belangrijk voorwerp voor al wat hier leefde, voor Franfchen, voor Buitenlanders, voor Patriotten, voor Anti-patriotten , voor AriBocraten en Democraten van allerlei kleuren , wijl hier dwaasheid met verBand en magt tegen magt kampte. De verBandigBe mannen onder alle Volksclasfen , hadden omtrent dit belagchelijke, walgende, en geheel tegenBrijdige feest flegts één flem, en deze klonk zo luid, en was zo kragtig, dat duizenden van het niet denkende gemeen , zig aan hunne zijde voegden. Hierbij kwam de  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 121 de daarmede verknogte belediging der Nationaale Guarde, dat was van 30,000.gewapende mannen, welken men hier trotfeeren wilde. Dit alles gebeurde uit een nazenden haat tegen la Fayette , wiens lof van de lippen aller menfchen klonk , die niet onder de vr.ar.en der Jacobijnen gezwooren hadden , en wien de Nationaale Guarde van Parijs, de getuigen zijner dapperheid , zijner fchranderheii en edelmoedigheid ijverig toegedaan waren. M. Bayard , Commandant van het tweede Legioen, maakte deze nog altijd voortduurende gevoelens zijner Wapenbroeders bij de tegenwoordige gelegenheid door middel van een' brief bekend. Hij zeide: „ la Fayette, die waare vriend der Vrijheid en „ des Volks, die geduurende den geheelen loop der „ omwenteling onberispelijk handelde, die alleen de „ Conflitutie voor oogen had , en den geest van „ partijdigheid verachtte , wien de verleidendfte voor„-Sagen , en de mooglijk nog vermogender beledi, gingen niet hadden kunnen veranderen en buiten „ de paaien van een befcheiden Burger hadden kun„ ncn drijven, die alles, zelfs het medelijden opge„ offerd had, om de zwaarfle pligten te vervullen, „ en zig met eene fchrikbaarende , en tot daartoe „ ongehoorde verandwoordelijkheid beladen had; „ deze' la Fayette , die onophoudelijk door eene „ partij vervolgd werd die hem niet op haare zijde „ brengen konde, zal daarom aan de foldaaten der „ Conflitutie dien men niet heeft kunnen mislei„ den, des te dierbaarer zijn." Hun Opperbevelheb-  ï22 DE JACOBIJNEN GESCHETST. hebber Mr. Aclocque fchreef ook dieshalven aan het Departement van Parijs, en bad in weinig woorden flegts deze omftandigheid wel ter harte te neemen , dat de eer aan zijne Guardens liever dan het leven ware. Het Departement antwoordde, dat de eer dezer zo hoog geachte Guarde , het gemeenfchappelijk en geheiligd eigendom van alle goede Burgers was, en dat het tegengaan van eene onderneeming , die flegts eenigzins op eene belediging dezer foldaaten doelde, voor het Departement niet alleen een pligt, maar zelfs een behoefte zoude zijn. De Jacobijnen wilden niet terug treeden; zij verlieten zig op de, met hen inflemmende Municipaliteit, op het aan hun ten eenemaal overgegeeven Miniflerie, op hunnen Berken aanhang in de Nationaale Vergadering, en op hunne Volksbenden , die echter thands voor de eerflemaal met hunne aanvoerers niet volkomen eensgezind waren. Deze omftandigheid konde voor heerschzuchtige mannen niet onverfchillig zijn. De beste Journalisten hielden het voor een pligt , zo wel de ernftigfle voorftellingen als de fpotfchriften der tegenpartij, met betrekking tot een de Natie onteerend ontwerp hunne bladen intelijven; maar zij ontzegden de plaatfing aan die fchriften der Jacobijnen , die een fchaamteloos gedrag op elendige gronden wilden regtvaardigen; van waar dan deze door middel van groote gekleurde aanplakfchriften in alle druk beloopene ftraaten met het volk fpraken ; en op deze wijze kwamen ook de  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 123 k- - ' ■ 1 / . . de tegenantwoorden te voorfchijn. Deze papieren waren zo zeer vermenigvuldigd, dat men in het Balais Royal en de daarom liggende plaatfen , de firaatleezers bij honderden famen zag Baan. De waarheid van alom bekende daadzaaken konde. echter niet door verdraaijingen en declamatiën omfluiërd worden, en het waren onloogchenbaare oaadzaaken, dat de foldaaten van Chateau Vieux in Metz hunne Regimentskas geplunderd, zig tegen de Decreeten der Nationaale Vergadering, welke de Generaal Bouillé uitvoeren moest, met de wapens in de hand verzet, op de tegen hen aanrukkende Nationaale Guarde gevuurd , een redenlijk getal van dezelve doorfchoten, en de braave Desilles vermoord hadden. Om in deze opeengeftapelde misdaaden een verdiende , en wel eene zo groote verdienBe te vinden , welke een fchitterende triumph rechtvaardigde was een raadzel, dat echter deze Societeitsaanvoerders alleen door gefchreeuw tragtten optelosfen. Zij fielden dezen als rovers, rebellen en moordenaars, en de zo zeer des doods waardige foldaaten als martelaars voor , en fchoven alles op den met den haat der geheele Natie belaaden Bouillé, offchoon deze te dien tijd als de voltrekker der bevelen der Wetgeevende Magt gehandeld hadde, en zijne daar naa gepleegde verraaderijën met dit bloedtooneel niet in verbinding konden gebragt worden. De triumph zoude dus eene belooning voor de rebellie tegen de wetten zijn. De zelfs door Condorcet en Brissot gebillijkte Logica der JacobijMengelw. 1792. [Fj nen  124 DE JACOBIJNEN GESCHETST. nen was deze: Bouillé is als een trouwlooze ver-4 raader bekend; onder zijn Bevelhebberfchap werden! de foldaaten tot de Galeijen gedoemd, gevolglijk li zijn zij als een voorwerp van medelijden ja zelfs (f als martelaars te betrachten. Volgends het ontwerp zouden op dien dag de I Statuen der Koningen op de plaats Vendome , en Lodewijk XV, waar men voorbijtrekken zoude, bedekt worden. Maar de tegenBreevers van het feest : wilden, dat de Armée de oogen behoorde te be-. dekken , om den fchitterenden prijs voor de wan- ■ difcipline te zien ; de Nationaale Vergadering behoorde hunne hoofden te bedekken , om niet flilzwijgende getuigen van eene den Franfchen naam en het gezond verfland zo diep onteerende daad te zijn; ja men behoorde het Wetboek te bedekken, daar die gene welken hetzelve befpot, en de daarin zijnde bladen met hunne wapens verfcheurd hadden , Burger- of Civifche eerbewijzingen verkreegen. De armhartige voorfpraaken dezer moordenaars, hadden de onbefchaamdheid te Bellen, en de Maire Pethion bevestigde het door zijne ondertekening, dat de foldaaten van Chateau Vieux, in verband met de voorheen zo genoemde Franfche Guarde de omwenteling bewerkt hadden. Het was echter ligtelijk te bewijzen , dat deze Zwitzers op den zo merkwaardigen dag van 12 en 13 Julij 1789 gerust in het veld van Mars bleeven , en het eerst in den nacht van den i^den heimlijk verlieten, wanneer de Burgerij van Parijs hen aanvallen wilde. M. Pitra ,  DE JACOBIJNEN GESCHETST. U$ tra , een bekend Patriot, trad Boutmoedig op • toonde den Maire zijne dwaaling , en maakte de Natie ook op deze omfiandigheid opmerkzaam. Men vroeg wat men dan, daar de van de Galeijen ontflagene dermaate geëerd werden , voor de in Metz opgehangenen wilde doen ? En de tot de Magiftraat der HoofdBad behoorende Patriot Roucher, raadde de Municipaliteit , het borstbeeld van den gefiieuvelden Desilles mede op den triumphwagen te zetten , op dat de vermoorde zig bij zijn moordenaars mogt bevinden. Eene zo buitengemeene verzetting had men niet verwagt; ten minBen hadden de uitvinders van dezen triumph, op de tegen hen gerichte deelneeming des volks bij een volksfeest gereekend. Inmiddels was de geheele Natie, ja geheel Europa daar opmerkzaam op gemaakt geworden ; men hadde 'er aanzienlijke fommen toe befleed en groote Kunstenaars waren met de daartoe vereischt wordende fieraaden tt vervaardigen bezig; de eer der Municipaliteit en nog meer de eer der Jacobijnen was daarbij tevens verpand, waarom men het ontwerp volBrekt niet opgeeven wilde. Maar de dag tot het feest en andere daarmede verbondene omBandigheden waren nog onbepaald , en daar de ontflaakte foldaaten bereids Parijs naderden, zo moest daaromtrent beflist worden, en dat was op Goeden Vrijdag in de Vergadering der Jacobijnen het Hoofdonderwerp hunner beraadflagingen. [I a] Het  126 DE JACOBIJNEN GESCHETST. Het groote Gebouw was opgepakt vol, en onder den volkshoop, die de Tribunen opvulde, waren ook eenige honderden Vrouwen. Eerst beklom de zo even befchreeven Collot d'Herbois den fpreekBoel. Hij had zig ten befchermer der ontflaakte Zwitzers opgeworpen, en Bond nu daarop om hen zelfs reeds bij hunne aankomst in triumph te ontfangen, en dien niet uitteflellen, fchoon ook de kunstenaars met hunne daartoe opgenomen arbeid niet gereed mogten zijn. Een zo elendige fnapper op den fpreekBoel was een zonderling fchouwfpel. Hij woedde en Belde zig aan als een raazende, waarbij hij altijd dezelfde dingen herhaalde, en wel in geheel AnaiBhetifche fpreekwijzen , en zonder de minBe bevalligheid ; waarbij zijn leelijk in afgedragen en verfleeten kleeding gewikkeld lighaam , en zijn om hoog gereezen hairen , den onaangenaamen indruk ten hoogden vermeerderden. Om kort te gaan, de welfpreekendheid des Redenaars , zijn perfoon en zijn geheele weezen waren volkomen geëvenredigd met de voorwerpen der Debatten. Men meende een verlóopen Handwerksgezel te zien, en men konde zig flegts met moeite overtuigen dat het een der Demagogen ware, die van het volk wegens hunne hevigheid bemind werden; ook werd hij toen alle oogenblikken door een groot handgeklap en gefchreeuw van toejuigching in zijne rede g'edoord. Naa hem fprak M. Taliën , een Stedelijk beampte, en zeer gemaatigd man; hij deed verflag van de  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 127 de gemaakte toeftel en van den ijver der Kunstervaren , die evenwel nog niet gereed waren. Hij fprak van de vijanden van dit feest, en floeg daa& om voor , om de foldaaten zonder triumph te laaten intrekken, en daarnaa, wanneer alles afgeloopen zoude zijn , met bijvoeging van hen een algemeen Vrijheidsfeest te geeven; dat van wegens het onderwerp een meer uitgebreid aandeel bewerken, en de menigte der tegenBreevers verkleinen zoude. Indedaad was dit de eenige wending , welke men aan een zo belagchelijk uitgedagt als zinloos, ontwerp konde geeven, zoo men het niet ten eenemaal wilde fiaaken. De wel ingerichte en op veel gronden Beunende Redevoering van Taliën , zoude mooglijk de Vergadering tot zijn meening overgehaald hebben; maar nu fpoedde zig de grootfte lieveling der Jacobijnen, de Volksredenaar Robespierre naar dtn fpreekftoel, om het indrukzel dat de ïaatfte Redenaar gemaakt had , te vernietigen. Hij liet zig niet in veele redenen in; maar drong alleen aan op de noodzaaklijkheid, om zonder acht te liaan op de Kunstenaars en hun werk, den triumph zonder verandering bij de aankomst der foldaaten te voltrekken. Dit Thema bragt hem nu op zijn meest geliefde ftoffe, te weten, de lastering van den edelen la Fayette , welke alle de voorflagen der Jacobijnen om zig met hen te verbinden afgefUgeu en befpot hadde om hunne kunstenaarijen door dat middel tegen te gaan. [ƒ 3] Zijn  128 DE JACOBIJNEN GESCHETST. Zijn naam, dien alle goede , alle onpartijdige meufchen met eerbied noemden , ftrekte daarom juist ten gruwel aan de Hoofden dezer partij. Het is onmooglijk om de woede aftefchilderen, waarmede de Redenaar Robespierre dien man aantastte, die Pat ijs meer dan eenmaal, ja zelfs geheel Frankrijk gered had. Volgends hem was la Fayette niet alleen een verraader , maar een door de Hel uitgebraakt gedrocht , de oorzaak van al het onheil en alle gruwelen in het Koningrijk. Nooit heeft een Redevoering zulk een' indruk op mij gemaakt, als deze; welke van het verdoovendBe gefchreeuw van toejuigching begeleid werd. Thands eerst werden diergelijke tooneelen van openbaare aanklagt en derzelver uitwerkzelen op het volk te Atheenen en in het oude Recht regt verBaanbaar. Robespierre maakte zig deze flemming ten nutte , en floeg een Request aan de Municipaliteit voor, 't welke de wegneeming van het op het Raadhuis geplaatfte borstbeeld van la Fayette ten onderwerp had, en over het geheel het verzoek inhield , van geen leevend mensch eene diergelijke eer meer te bewijzen. Dit voorBel zo wel als de binnen drie dagen bepaalde triumph, werd vervolgends door een groote meerderheid bekragtigd. De Redenaar verliet nu den fpreekBoel om het Request opteBellen, op dat het tevens terftond onderteekend zou kunnen worden. Eer het echter gereed was , begaven zig eenige honderd Leden uit de  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 129 de Zaal, die waarfchijnlijk hunne naamen niet op deze wijze wilden fchenden, zonder op de geduurig hernieuwde erinneringen des Voorzitters agt te geeven, die nu flegts een kleine poos toevens verzog'. Om nu dit verlies van naamen goed te maaken, zond men het Request ook in de Tribunen des volks ter tekening rond, op diergelijk eene wijze kwam het , met onbekende naamen van aldaar tegenwoordige , en niet tegenwoordige, van ambachtsgezellen, jongens en meesters, beklad,en bekrapt en bekratst weder van de Tribunen af. De bezigheden da zitting waren inmiddels voortgezet. Men las een menigte blieven uit de Provinciën voor, die of berichten van nieuwe voorvallen, of klagten, of aanmeldingen , of requesten , of adresfen, of aantekeningen, (notitien,) bevatteden. De Prins van Hesfen, Generaal in Eesfifchen dienst, die in Perpignan gecommandeerd hadde , en juist op dien zelfdên dag te Parijs aangekomen was bevond zig toen aldaar tegenwoordig. Hij Bond op om te fpreeken , en daar de Vergadering zig zeer geneegen toonde om hem aantehooren, zo willigde men hem in den fpreekBoel te beklimmen, waar hij eene voor een Duitsch Vorst zonderlinge rol fpeelde. Dij zeide, dat hij nog voor de omwending een Jacobijn geweest ware , en offchoon hij het OBg*luk hadde een Prins te wezen, Belde hij 'er echter nu zijn grootfle eerzucht in als een werkzaamen Franfchen Burger befchouwd te worden, op welken [/ 4] men  13° DE JACOBIJNEN GESCHETST. men echter wegens zijn geboorte een zo veel te. naauwer toezicht behoorde te hebben , en daar. verzocht hij om. Voor 't overige deed hij verflag van den toefland zijner troepen in de Zuidelijke Provinciën , beklaagde zig bitterlijk over den Ex-Minister M. Narbonne , verhief den nieuwen Minister M. Grave ten hoogflen, en vlei ie een vermoogende Sociëteit welkers gunst hij noodig fcheen te hebben, op de hoogst mooglijke wijze. Hij fprak niet liegt, en bleef met ernst bij zekere vernuftige uitdrukkingen en wendingen Baan, die een algemeen lagchen en klappen verwekten. Nu verfcheenen 'er Soldaaten voor 'de Vergadering, welken zig over hunne Officieren beklaagden, en ook anderen die om onderfieuning verzochten, alle welke men wel ontfing. En zo werd deze zitting op den 6den April geëindigd, welks hoofdonderwerp d.e bepaaling van het meergemelde feest ge^ weest was, en dat ook , gelijk boven gezegd is, door een belluit in forma op den 9den April bepaald werd. Daar echter de Decreten dezer Sociëteit geen Godfpraaken waren , zo verfchooven de door verfcheidene hinderpaalen bij de uitvoering in verlegenheid gebragte opzichters , hetzelve willekeurig tot den i^den April', wanneer het dan ook gevierd werd. In dit tijdsgewricht waren 'er 760 met de Jacobijren verbondene Sociëteiten in het Koningrijk voor handen, onder welken 4cp regelmaatig met de groote  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 131 te Club in Parijs correfpondeerden. 'Er waren echter nog andere Sociëteiten in het Rijk, die zonder tot de Jacobijnen te behooren, te fa men kwamen, om over opentlijke bela^gens te beraadflaagen , in zo verre die invloed op hun Departement of hun Diflrict hadden , en op die wijze werden de :adresfen aan de Nationaale Vergadering min moeilijk gemaakt, welke van honderden, ja dikwils door duizenden onderteekend werden. De groote Club der Jacobijnen te Parijs was toen 3500 Leden Berk, behalven de met hen in verband Baande tweeëntwintig Patriotifche Sociëteiten , die mede in de Hoofdftad op menigerlei wijze werkten, . gelijk la Societé fraternelle , la Societé de deux Sexes, waarin zig ook Vrouwen bevonden, les defenfeurs de la Libertê, les hommes du 14 Juillet, la Societé des d-oits de Vhomme, en elk dezer Sociëteiten zond twee Gecommitteerden , om de Vergadering der Jacobijnen bijtewoonen en de hunne verflag van het aldaar voorgevallene en verhandelde te doen. Zij waren ook zo talrijk dat eenige derzelve bijna zo veel Leden als de Jacobijnen zelve telden. De geringe contributie verwekte dezen toevloed, in dezelve, wijl zij niets latende drukken noch correfpondentie houdende, niet veel toelaag van de leden vorderden. Intusfchen gaven zij zig allen, gelijk ook de Moeder-club der Jacobijnen , den naam van Corps furveillant, waakende Lighaamen; wijl Jret oorfpronglijk doelwit dezer Gezelfchappen daarin 53 in  132 DE JACOBIJNEN GESCHETST. in vastgeBeld werd om te zorgen voor behoud van de verkreegen Vrijheid, en om op alles een waakzaam oog te houden. De ampten verwisfelden altijd onder de Jacobijnen , en geen der Amptenaaren trok geld. Zij hadden op die wijze geduurig andere Prefidenten, Secretarisfen, Thefaurieren en Cenfors, welke laatflen hier het Atnpt van Deurwaarers of Gerechtdienaars der Sociëteit bekleedden. De Ex-Hertog van Orleans werd in het jaar 1791 zelf Secretaris, en zijn Zoon de Ex-Hertog van Chartres, Cenfor. De Prefidenten verwisfelden om de veertien dagen , en werden bijkans altijd uit de Leden der Nationaale Vergadering gekoozen, welke zig in den jaare 1792 ten getale van drie honderd bij de Sociëteit bevonden. De toelage der Leden rees door de geduurig vermeerderende kosten daaglijks meer en meer. Het grootfte gedeelte derzelve werd tot de Drukkerij en Correfpondentie hefteed; ook bedroegen de Drukreekeningen des jaars 1791, 47,000 Livres, en de Briefporten 40,000 Livres. De gewoone toelaagen werden jaarlijks op 36 Livres gefteld, die bij 't vierdedeel jaars betaald werden. Doch de buitengewoone, fchoon meerendeels vrijwillig gegeeven wordende kosten, klommen nog hooger dan de toelaagen, waarbij dan nog kwamen bijzondere opofferingen, om zig een naam te maaken , of ook wel om de gemeene zaak te bevorderen. De Jacobijnen wilden bij alle hunne heerschzugt, het  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 133 het denkbeeld van wetgeeving en magt van hunne Sociëteit verwijderen, zij noemden zig daarom, en noemen zig nog flegts alleen Societé futvaillante, het makend Gezelfchap. Ondertu.Tchen bemoeijen izij zig met alles , en elke kluager tegen magt ebbende" perfoonen , van welk een rang of magt hij ook eenigzins weezen moge, is zeker, zondereenig onderzoek, door hen wel ontfangen te zullen woriden; waarvan men, in alle zittingen de vertooning :ziet van klaagers van allerlei kleur , dan eens een :enkele, dan eens troepsgewijze , binnen gelaaten .wordende, en wordt hunne zaak flegts door een geliefd Redenaar onderfleund , dan trekt de Sociëteit ;zig dezelve als haar'eigen zaak aan, en zij wordt ;als zodanige ook den broederen Wetgeevers aanbei volen. Het was droevig om aan te zien, hoe mannen, 1 die door de Natie tot de roemwaardigfie aller pos1 ten, tot de waardigheid van Wetgeevers gekoozen ■ waren, de plaats hunner beftemming , de Nationaa: le Vergadering verlieten, en op denzelfden tijd daar men ginds hunne tegenwoordigheid of arbeid in de Comitées verlangde, alles ter zijde zetteden om naar de Club heenen te fpoeden , waar zij geen' rang hadden, waar overraazende Boffen op eene zinnelooze wijze gezwetst werd, waar twistingen, intrigues en cabaalen op hen wagten , en waar ze niet zelden in de gelegenheid kwamen van zig tegen de befchuldigingen van gelapte fchooijers perfoonlijk te moeten verdedigen. Even zo ging het ook de Jacobijnfche Mi-  134 DE JACOBIJNEN GESCHETST. Ministers, die z\z zo verre verrreederden, om onder het gemeene Volk (*_) te zitten , en complimenten te verfpillen , om cie gunst des Volks te verkrijgen. De Minister Dumouriez die met het Hof van Turirfi op een' zo laagen toon fprak , en ue oorlogsverklaring tegen Oostenrijk bewerkte , zat geduurende de 'êerfte dagen van zijn Miniflerie in de Club der Jacobijneii, en hoorde geduldig aan , dat hem een kaerel, die 'er als een Slaager uitzag, van den fpreekftoel lesfen, omtrent zijn toekomend gedrag gaf; ja hij duldde gelijk een kind, dat iemand hem de roode muts opzette , daar hij dan mee opgefchikt zat, en naa die laage rol gefpeeld ' te hebben dén Gezanten nog voor zijn waardigheid wilde inftorten. Veele aanzienlijke en braave mannen, die eertijds bij de Sociëteit behoord hadden, hielden zig thans van hunne zittingen verwijderd, waarbij zij bezigheden en gewigtige afhoudingen voorwendden; maar daar zijde vervolgingen- der Jacobijnen • vreesden, onttrokken zij zig niet formeel van de Sociëteit, en voeren voort met, gelijk voorheen, hunne Broederlijke toelaagen te betaalen. Het getal der Jacobijnen in de Nationaale Vergadering, liep, gelijk boven gezegd is, niet boven de drie honderd; zij vormden van daar onder 745 Volksreprefentanten flegts eene minderheid; maar uit hoofde (*) Het grootfte gedeelte van de Parijfcfte Jacobijnen was gemeen Folk, inde eigenlijke betekenis dezes woords.  DE JACOBIJNEN GESCHETST. 135 de hunner maatregelen gelukte het hun gemeenlijk de belluiten van hunne partij in de Nationaale Vergadering doortezetten. Wanneer andere vlijtige Volks«prefentanten in de Comitées arbeidden, verlieten alAe Jacobijnen de hunne, om in de Zaal der Nationaale Vergadering tegenwoordig te zijn , en aldaar de beüisfing der Jacobijnfche voorftellen niet door welfpreekendheid, maar door hun geraas , door de toverfchreeuwing van menig onpartijdig Wetgeever, velt Wieland een , hierop betrekking hebbend, zeer treffend vonnis, waarvan ik elke Lettergreep gaarne onderteekenen wil; aldus: „ Men kan zig niet ont„ houden van te denken , dat de Franfche Natie ■t haar heil aan geene zulke kwalijkgeltelde Hoofden, " aan geene verachtelijke S'ophisteti en Sykophanten, aan geene onweetende , onopgevoede , flegt den" kende-, brutaale , en in elke betrekking tot het beroep der Wetgeeving ongefchikte menfchen , zou , hebben kunnen betrouwen als juist die gene , 11 van welken het kleinfte en gezonde deel ; (Maar " dat tot ongeluk van Frankrijk bijkans altijd de " Tribunen tegen zig had, en door murmuureren, fchreeuwen, geraas en brutaliteiten, van de heer'„ fchende partij verdoofd werd;) zig tot hiertoe had „ moe-  136 DE JACOBIJNEN GESCHETST. „ moeten laaten tijrannifeeren. Alle vrienden de: „ goede zaak beklaagen het ongeluk, van zig in de „ handen eener Cabaal van Drogredenaars, Dwee„ pers en Deugenieten te zien , in wier mond de „ waarheid zelve tot logen werd." ME-  MEMORIE VAN DEN GRAAVE van VERGENNES, OVER DE OTTOMANNISCHE PORTE. GESCHREEVEN BIJ ZIJN TERUGREIZE NAAR CÜNSTANTINOPOLEN IN ZIJN' POST ALS GEZANT. D eze laatfte proef behoort tot het tweede deel der zo gewigtige als leerzaame Staatspapieren , die in het Paleis der Tuilleries gevonden zijn. Hij welke aan de egtheid dezer papieren twijfelen wilde, zoude den Jefuit Hardouin gelijk zijn, die aan de egtheid der Clasfifche werken van de Grieken en Romeinen twijfelde, en dezelven voor ondergefchoven verklaarde, doende hij den Monniken van de twaalfde en dertiende eeuw de eer aan , hen als Schrijvers van de Made en Mneide aan te merken, ja die zelfs de Hiftorifche fchriften van Tacitus, Livius , Xenophon en andere meesterftukken der Ouden, deze armhartige Monnikken ten laste legde. De  138 MEMORIE van den De Graaf van Vergennes , bekend voor een der grootfte Staatsministers dezer eeuw, had geduurende zijn veeljaarigen post, als Gezant bij de Porte, gewis gelegenheid gehad, den Divan te leeren kennen , waarvan hier het Refultaat , vermengd met veele Hiftorifche Aanmerkingen, voorgefteld wordt. v. A. Daar de Staatkunde der Turken, fchoon door de wederwaardigheden die het einde der regeering van Mahomet de IV. kenmerkten (a), door de onbekwaamheid van zijne onmiddelijke opvolgers (&), en door de menigvuldige fchaden welke dit Rijk in dezen oorlog leed , welke de vrede van Carlowitz en Pasfaromtz voorgingen, zeer verzwakt werd , zo voleindden de omwentelingen, waardoor Vorsten van den Throon geftort werden, die waardig waren denzelven te bezitten , het werk (c), en de Staatkunde O) Het opbreeken des belegs voor IVeenen in den jaare 1683 en de fpoedig daar op gevolgde rampen veroorzaakten hem het verlies van den Throon. O) Sultan Achmet en Sultan Soliman, Broeders van Mahometh IV. zwakke en onbekwaame Vorsten. CO Sujltan Mustapha II., Vader des Sultans Maiimuth enOsu&n, van den Throon gcftooten in den jaare 1703. Sul-  GRAAVE van VERGENNES. 139 3e werd allengs zwakker; in plaats van zig uit haar laapzugt op te beuren , omring zij , onder Sultan Mahmuth, een nog aan merk lijk er wond, welke een 10 diep lidteeken agterliet, dat hetzelve bezwaarlijk vergroeijen zal. Deze Vorst (die met toereikende eigenfchfppen begaafd was, om een Rijk met roem te beheerfcuen, wanneer hetzelve een regtlmaatig en onderworpen R.ijk geweest ware,) die Vorst dan, welke door de gisting van een Volksoptland op den Throon gezet was, richtede alle de ïnfpanning zijns vernufts daarheen , om alle de misdaaaige poogingen zijns volks te voorkoomen; 't welke hij des te meer vreesde, daar hij aan hetzelve zijne Throonsverheffitig verföhuldigd was. Alte zijne maatregelen vereenigden zig in dit eene punt, om voor zijn eigen perfoonlijke zekerheid te zorgen, en de kragtigfte middelen om zig te verzetkeren , kosteden hem niets. De ou lerdom vermeerderde zijnen argwaan nog , en daar het ongeluk van Kinderloos te zijn, hem nog des te wreveliger maakte , zo vergoot hij gantfche ftroomen bloeds om de innerlijke rust van Conftantinopolen te verzekeren , welke geduurende de laatfte jaaren zijns leevens de hoofdzaak, en mooglijk ook wel de eeniglte zijner vooruitzichten en zorgen was; zon- Sultan Achmet zijn Broeder, en Opvolger, werd in den jaare 1730 onuhroond. Hij was de Vader van Sultan Mustapha III. die in 1793 nog den Throon bezat. Mengelw. 1792. iKJ  ï4o MEMORIE van den zonder de zaak te overdrijven kan men van dezen Vorst zeggen, dat hij zijn.Rijk bijna alleen binnen: den omtrek van zijn Hoofdftad zocht. Onder de Regeering van Sultan Mahmuth die in: het jaar 1730 den Throon beklom, en in het jaar 1754 ftierf, onderwond zig Rusland ondanks heti nog ftand grijpend Tradhat van Pruth, gewapenderi hand een' Vorst van den Poolfchen Throon te ftooten,. welke door de eenpaarige wenfchen des volks daarop: vqrheeven was; de Ottomannifche Porte liet zig bij, deze gelegenheid eenige fterke en niet min dreigende verklaaringen ontvallen, doende die zelfs van eenige Demonftraatfien verzeld gaan ; doch daar deze: geen verdere daadelijke werkingen ten gevolge hadden, verrieden zij de zwakheid der Ottomannifche: Regeering. Rusland, door deze roekelooze doch welgelukte: onderneeming ftoutmoediger geworden , ondernam 1 reeds zelve , den Turken een' trek te fpeelen ; hett invallen in de Krim , en de belegering van Afoph 1 waren het voorfpel van den oorlog, dien het hun verklaarde, en waarin Rusland het Huis van Oostenrijk mede betrok; wij zullen hier alle de gebeur- • tenisfen dezes oorlogs niet herhaalen, welken Sultan Mahmuth niet vermijden konde ; daar hij zig nu met tegenzin in denzelven gewikkeld had, maakte hij zig den voorfpoed welke hem begunstigde ten nutte, om zig fpoedig weder aan den oorlog te kunnen onttrekken, 't Was aan de bemiddeling van Vrankrijk, dat hij een roemrugtigen vrede te danken  GRAAVE van VERGENNES i4ï en had, wijl hij hierdoor Belgrado behield; doch i den jaare 1739 eene des te Dimmer met Rusland; aar tusfehen voornoemden en de Porie alle vooreen getroffen vergelijken vernietigd werden. De oorlog, welke fpoedig na de onderteekening es vredes van Belgrado in Duüschiand ontftak, laakte de Staatkunde des Sultans Mahmuth noch erhevener, noch roemrugtiger; zijn befluit was geioomen, hij wilde den vrede van buiten insgelijks I«houden, om van den innerlijken vrede des te 'neer verzeekerd te zijn ; zeer gerust zag hij alles » an, toen de magtige Pretendenten de naalatenfchap ran Keizer Karel de VI. onder zig wilden verdeeen; wanneer hij , door verfcheidene aanporringen Opgewekt, befloot zijne bemiddeling aantebieden , rof de vernederende behandeling van zijn aanbod I reweigerd te zien , zijne eergierigheid zo weinig, 1 lat hij niet eens dagt om zig te willen wreeken. | Het behoort mede tot de gevolgen van deze crifc, dat hij, die het Weener Hof hoegenaamd geei| ne reeden tot mistrouwen wilde geeven, zig in het 1 jaar 1747 zo gewillig vinden liet, om den, met de I voorige Regeering geflooten wapenftilfland voor der1 tig jaaren, met deze nieuwe Regeering in een eeu!| wigen vrede te veranderen. ij Wanneer de vrede in Duüschiand weder herfteld Was, begon Rusland, welks eergierigheid nimmer 1 rust, aan deze en gene zijde van den Boryfthenes ' Volk phn tin gen aanteleggen, en wel die gene welke \ onder den naam van Nieuw Serviën bekend is. Of[üf 3] fchoon  142 MEMORIE van den fchoon deze inpalming, wat betreft de plaats dee aanbouw , niet juist tegen den dooden letter van het laatfte vredestraktaat gekant was, zo moest zr de;i Turken toch als zeer beledigend voorkomen De wijde woeftijnen die in dat oord, der beide Rij ljen tot grenzen dienden, dienden hun ook weder; zijds tot zekerheid; Rusland konde alzo hier geen» vestingen, noch guarnifoenplaatfen aanleggen, zon der zijn voorneemens te verraaden, van niet alleer de Tartaaren te beperken en hen in ontzag te hou: den, maar ook van zig in ftaat te ftellen, het Oti tomannisch gebied met voordeel aantetasten, en ziel een weg tot een veilige infeheeping in de Zwarte Zee te baanen. Zo verontrustende als dit vooruitzicht ook ware. verliep 'er toch een geruime tijd, eer zich de Divat overtuigen liet, dat deszelfs belang vorderde om te-: gen deze doordringing hinderpaalen in den weg te< leggen; eindelijk gaf het, aangefpoord door de klag.; ten der Tartaaren en de voorflagen zijner vrienden zijn verlangen te kennen, dat Rusland deszelfs werk aan de grenzen ftaaken zoude; dit beloofde Ruslandi in het jaar 1754, doch uit de berigten hiervan verzameld, bleek het dat men flegts een weinig traagen daarmede voortging. Sultan Mahmuth bragt door het verbannen dereenvoudigheid van zeden en de fobre levenswijs welke voormaals zijn Natie kenmerkte, het Rijk nog; een dieper en ongeneesbaarer wonde toe; deze Vorst' een gebooren wellusteling , met eene bepaalde nei ging:  GRAAVE van VERGENNES. 143 idng tot glans, pragt en verkwisting, trok werklijk hlleen die genen voor , welke zijn' geliefden fmaak toegedaan waren; weldra ftudeerde elk in dit vak, hls zijnde dit de zekerfte weg om zig groot te maasen en ampten te verkrijgen. De fmaak van dien ISultan verbreidde zig hoe langer hoe meer, elk beWijtigde zich om den Monarch te vleijen en zijn eigen drift intevolgen; de rijkdommen welke voorheen Idoor elk gefpaard werden, om dezelven in tijd van inood aan den Staat opteofferen, werden nu in overvloed verkwist ; de Luxe vond nieuwe behoeften lint; de gierigheid nam toe; men maakte geen zwaaiigheid elk middel tot voldoening dezer razernij in ïhet werk te Bellen, en zo putteden de Turken die woormaals huishoudelijk , ja mooglijk gierig, maar eechter rijk waren, zig geheel uit; verarmd zijnde door werkwisting , zijn zij bloedzuigers en tijrannen gevworden. Het was Sultan Osman welke zijn Broeder opwolgde , en in het jaar 1754 in December den Throon hbeklom , en in Oftober 1757 Bierf, niet mooglijk ede fchade weder goed te maaken, welke de voorige ÏRegeering, de Conflitutie, den Staat, en den Natiornaalen geest toegebragt had. In den ouderdom van ;53 jaar beklom hij , in zekeren zin , nog in zijn Ikindsgewaad den Throon ; toen hij uit zijn een; zaamheid ten voorfchijn kwam, zag hij voor de eeri Bemaal wezens , die zeer verfchillende waren van .die gene welke tot hier onder zijn opzicht geweest ■ waren ; alles was voor hem nieuw, en vermaakte [K 3] hem;  144 MEMORIE van den hem; zijne regeering, die gelukkig flegts kort duurde: was, om 'er zachtelijk over te oordeelen, alleenJUJ een aaneenschakeling van losbandigheden, onbeflraare baarheden en ongerijmdheden, in minder dan drie jaare: zijner regeering zag men meer Ministers aan en al zetten, dan anders gewoonlijk onder een der langftl regeeringen plaats gehad had. Deze Staarspcrfoa nen hadden handen vol werk , om de Cabaalen tl ontwijken die tegen hen aangefpannen werden; hief door fchoot hun geen tijd overig om voor het wel zijn van den Staat te zorgen ; dat werd derhalve; door hen aan het lot overgelaaten. Sultan Mustapha die thands (in 1793) regeert; en welke Sultan Osman 1757 opvolgde , beklon den Throon met meer kennis en doorzicht dan zij> voorgangers; hij was getuigen geweest van de om gelukken welken Sultan Achmet zijn Vader wareE overgekomen , en wel reeds in een' ouderdom, waan in het verftand reeds gevormd genoeg is om juis; te oordeelen; ook had hij zijn onderwijs van dezer Vorst , welke indedaad een beter noodlot waardij was, ontfangen; de Zoon moest zig naar de ordd der Geboorte als ver van den Throon verwijderci befchouwen, zijn melancholiek charakter bragt hem tot een befchouwend leven , doch dit maakte het hem ook ligter, om zijne kennis door het ftudeerer.i en naadenken te befchaaven ; hem ontbrak flegu menfchenkennis, en oefening van zaaken; twee dim gen die flegts door den tijd te verkrijgen zijn , en waarvan het eerfte voor een Muhamedaanfchen Mot narcll  GRAAVE van VERGENNES. 145 aarch zwaar te verkrijgen is, welken men uit geen ,Dndere oorzaak nadert dan om hem aan te bidden. Deze Vorst had bij zijn' Throonbeklimming het geluk een wijzen en doorzichtigen Groot-Vifir aanteoefen; en, 't geen hem tot eer verdrekt, hij behield hem bij zig, tot de dood hem denzelven ontrukte; offchoon het overweegend aanzien , t welk ide Dienaar zich over den Heer aanmaatigde, voor Iden laatften fomtijds bemerkbaar en lastig werd. Onderfteund door zulk een' verdandigen medewerker, begon Sultan Mustapha zijne regeering met weel wijze en nuttige veranderingen ; hij befnoeide ede overvloedige uiteaaven zeer fterk, en verminderede zulke die het lijden konden. Hij (telde weder corde op zijn finantiën, en vermeerderde dezelve aanzienlijk, terwijl hij de misbruiken affchafte welke de (openbaare fchatkist drukten, zonder dat de Onderdaan de minde verligting vond; indellingen die tot , oogmerk hebben de hebzucht te beperken, wekken het misnoegen en morren dier geenen op, welke 'er belang bij hebben , dat zij eene vrije fpeeling behouden. De regeering van dezen Vorst is daardoor menigvuldig gelaakt geworden; men heeft dezelve opentlijk van kaarigheid , ja zelfs van eene ftinkende gierigheid befchuldigd; de fchijn was volkomen tegen den Sultan, doch deze veragtte al dit gefnap, fchoon hij het terdond gewaar werd ; hij zeide,'er moest geld voor den oorlog ingezaameld worden, en in geval van nood zoude men zien of hii een gierigaard ware, de tegenwoordige omdanIK 4] diS"  146 MEMORIE den digheid toont dat de Sultan meende het gene hij zeide. Offchoon Sultan Mustapha door zig zeiven nut, tige veranderingen tot (Tand wist'te brengen, gelukte het hem loch niet met alle die hij wel gepoogd hadde te maakt n ; wijl hij geen ander tijdverdrijf of vermaaken kende, dan over zij 1 regeeringspligten te waaken, zo liet hij niets, noch bevel, noch voorbeeld naa, om de oude maatigheid weder terug te roepen, welke de voormaalige fterkte zijns Rijks uitmaakte. Hij maakte zijn werk voornaamlijk om den goudbrand te blusfehen, welke door een onordenlijV ke Luxus ontdoken was , en die alle orde des Staats bedorven hadde ; kortom hij wilde aan zijn regeering die mannelijke kragt bijzetten , die hem uiterlijk dien graad van achting en invloed konde verfchalfen , op welke de Ottomannifche magt met recht aanfpraak konde maaken. Zwaare hindernisfen Honden dezen Vorst onophoudelijk in den weg, en zouden ook willigt over zijne neiging voor den oorlog zegevieren , welke hij zo dikwerf vermijd hadde, zoo niet omftandigheden , dk men niet vooruit zien konde, een Revolutie in het Ottomannifche. Staatkundige Syftema te weeg gebragt hadden , die reeds begon te werken. Dit vereischt eene verklaaring; daar echter deze (lof met de onderhandelingen , welke de Ridder de Vergennes in Cm. ftanimopolen waren opgedragen , zeer naauw verbonden is, is het gefchikter dezelve na de orde des tijds, en der zaaken af te handelen. Naa  GRAAVE van VERGENNES. 14? Naa dat de Koning van Frankrijk in de geduuirig menigvuldiger wordende inbreuken, welken zig .Rusland in Zweden en Polen veroorloofde, wier . onafhanglijkheid en recht het roofde, zag, wat Eu■ropa van de eerzugt van deze ftoute Mogendheid te vreezen hadde; zo meende zijn Majefteit hier tegen een dam te moeten zetten, die dezelve weder binnen haare oevers kon beperken. (Zie de geheime Correfpondentie van zijn Majefteit , met den Graaf Desalleurs.) De Turken zijn de eenigfte, die dit uit hoofde van hunne ligging met goed gevolg kunnen doen, wijl zij een grooter belang daar bij hebben, dan Frankrijk, om te verhinderen, dat deze , fchoon al te uitgebreide magt , niet door befnoeijing dier Natie , die naar het Westen haare nabuuren zijn, nog nieuwe verfte-king ortfinge. Zo geloofde de Koning den Turken zijne vooruitzichten te moeten mededeelen, hij deed hen geene voorflagen, die hun hinderlijk zijn, veelminder verfchrikken konden , het kwam flegts op een enkele voorloopige famentreeding aan, in opzicht van de uiterfte noodzaakhjkheid, welke zig omtrent Polen konde opdoen. De Graaf Desalleurs was reeds in de laatfte levensjaaren van Sultan Mahmuth met den last voorzien om den Divan hiervan opening te doen, men kan de wijsheid en voorzichtigheid niet genoeg roemen, met welke de Gezant dezen last uitvoerde, doch de omttandigheden waren hem veelal tegen, het fyftema van den Grooten Heer was bepaald; IK 5] hii  HS MEMORIE van den hij helde zeer fterk tot de rust over , en wilde zig het hoofd niet met veruitziende zaaken breeken , deze heerfchende zorgloosheid triumpheerde over de fcherpzinnigheid des onderhandelaars; na veel moeite vergeeffche hoop, konde zijn ijver en zijn gefchiktheid doch verder niets uitwerken dan regtftreeks weigerende antwoorden. Naa dat deze Gezant geftorven was , geviel het den Koning zijn oogen op den Ridder van Vergennes te Haan, en hem de uitvoering zijner zaaken in Conftantinopolen, op te draagen; zijn Majefteit liet hem de Inftructien bezorgen die aan zijn voorgangers gegeeven waren, en beval hem, bij het opvolgen zijner bevelen, de uiterfte werkzaamheid; de omftandigheid was dringende, Frankrijk zag zig van de zijde van Engeland, met een Zee-oorlog bedreigd, en het was te vreezen dat deze Mogendheid zig ook op het vaste land uitbreiden , en eindelijk zig onderdaan zoude om de Rusfen naar Duüschiand te trekken , om , of den Koning van Pruisfen het hoofd te • bieden , of hem regtftreeks aantegrijpen ; wanneer hij, getrouw aan zijn verbond met Frankrijk zelfs het Keurvorstendom Hannover aantasten wilde. Het groote voorwerp kwam hierop uit, om de Turken door de beweegreden om de gezamentlijke rechten des Poolfchen Rijks te behouden , in ftaat te ftellen van de Rus/en den doortogt door Polen niet toe te ftaan; nimmer konden de omftandigheden ongunstiger zijn. Sultan Osman regeerde ; de zwakheden en misflagen zijner regeering liepen zodanig in  GRAAVE van VERGENNES. 149 in 't oog, dat zijn eigen Minister dezelve bekende. Vergeefs zogt de Ridder de Vergennes door allerhande middelen regtftreeks, en in het geheim onder de hand te werken; of hij op het verftand tragtte te werken , of door gefchenken , die fomtijds werkzaamer zijn dan alle redeneering, zijn oogmerk tragtte te bereiken, het eene hielp zo min als het andere, de flaapzucht was ongeneeslijk ; behalven dat was hem de geduurige afwisfeling der Staatsdienaars onverdraaglijk hinderlijk, altijd moest hij weder van vooren af aan beginnen. Zijn ijver en zijn ftandvastigheid werden wel is waar, niet moede , maar het gevolg bleef desniettegenftaande nietig en onvoldoenend. In dezen ftaat waren de omftandigheden, wanneer een der onverwagtfte gebeurtenisfen de gedaante en het verband der dingen in het Christenrijk veranderde. De Koning van Engeland , die, gelijk wij gezien hebben , zijn Duüfche Staaten befchermen wilde , vereenigde zig door een verbond en door middel van fubfidien nader met Rusland, met welk Rijk hij reeds voorheen verbonden was. Deze Mogendheid guarandeerde hem zijn Duüfche bezittingen, en beloofde hem een fterke Armée tot zijne verdeediging. De Koning van Pruisfen werd door dit nieuw verbond verontrust, en daar hy vreezen moest, dat de Rusfen,] Pruisfen zouden overftroomen , (waarfchijnlijk maakte het Weener Hof zig deze tijdsomftandigheden ten nutte om Silefiën weder te veroveren,)  i5o MEMORIE van den ren ,) zo vereenigde hij zig met den Koning van Frankrijk, door middel van een verbond en weerkeerige guarantie van beider bezittingen. Deze dubbelde verbondbreuk van de zijde van Engeland en Pruisfen, die wederzijds hunne refpec tive Geallieerden ontrouw werden , bragt eene zo plotfelijke als volkomene .verandering in het fylïema van Europa te weeg. Frankrijk en het Weener Hof, die elkander tot hiertoe met wantrouwen nagegaan hadden, vereenigden zig eenflags met elkander, en flooten Neutraliteits- vriendfchap en een OfFenfif verbond met elkander, 't welk hunne vereeniging bekragtigde. Het Hof van Petersburg, dat toen met het Hof van Weenen zeer naauw verbonden was, meende z.g van hetzelve niet te moeten fcheiden. De met Engeland aangevangen verbindtenisfen hielden op aan hetzelve van eenig nut te fchijnen, het trad dus mede tot het verbond van Oostenrijk en Frankrijk toe. Dit voorval kwam den ervaarnen en verlichten Politieken in 't geheel niet onnatuurlijk voor; maar de Turken zijn met verlicht. Sedert meer dan aoojaaren gewoon om de vriendfchap van Frankrijk daarom inzonderheid te waardeeren, wijl zij dat Rijk als een behendige tegenpartij tegen het Huis van Oostenrijk beichouwden, en de wederzijdfche afkeer dier Hoven voor onoverwinlijk hielden, bekwamen zij met verbaazmg de tijding, dat beide die Hoven, welke zig tot hier toe, volgends hunne meening, onvereenbaar waren , zig met elkander vereenigd hadden. Maar  GRA AVE van VERGEN NES. 151 Maar hunne verbaasdheid: veranderde in eene verdrietige en treilende gevoeligheid, als zij uit het hen medegedeeld verdrag bemerkten, dat Frankrijk hm van het geval, in het welke het zig verpligtte om zijne nieuwe Bondgenooten te hulp te komen, niet uitgezonderd hadde. Te vergeefsch tragtte men hen ■ dóor; de kragtigfle bewijsredenen te doen begrijpen, dat Frankrijk niet anders hadde'kunnen handelen, dan', het gehandeld hadde, en dat het nooit te vreezen ware , dat het ooit van de vriendfchap met de Hooge Porte affland zoude doen, of zig tot vijandelijke maatregelen tegen dezelve zou laaten misbruiken. De indruk was gemaakt, en flegts alleen daardoor, dat de -uitgelaatene claufule 'er bijgevoegd wierde,. konde die. indruk weder vernietigd worden. 1 Dit was waarfchijnlijk onmooghjk, wijl zij er niet bijgevoegd werd , en 'er tot op dit uur nog niet bijgevoegd • W rJè< -iv.:i uffX; ,! • ■ :' i ';'%HÉt*- Zo nadeelig als deze indruk ook immer zijn mogt, zoude deszelfs uitwerkzel van weinig beduidenis geweest (V) De oorlog der Turken met de Rus/en, doet hun vooroordeel rusten. Het gedrag van den Heer de Vergennes heeft veel toegebragt .om dat te.verzwakken; de zeekerheid, welke hij zig bemoeide om hen van de zijde van het Hof van Weenen te bezorgen, had een zeer grooten dienst gedaan, die men hem te danken hadde. Het was voor het toekomende zeer raadzaam dez>: omitandigheid den Turken onder het oog te brengen.  IS* MEMORIE van den weest zijn, indien Sultan Osman langer in 't leven gebleeven was , of dat de oorlog, die in Duitsch. land, kort naa de fluiting van het verbond van Ferfailles ontbrandde, niet door allerlei tusfchenkomende omfïandigheden, eene zo naadeelige wending genoomen hadde. In Turkijen zo wel als ergens anders , bepaalt het gevolg der zaaken de meening over, en de achting voor dezelve. Als Sultan Mustapha den Throon befteeg , bragt hij 'er de vooroordeelen mede op, welke de verbindtenis van Frankrijk met het Weener Hof verfpreid hadde. Zijn Vifir bleef niet in gebreken om hem in dezelve te verfterken. Deze eerfte Staatsdienaar vergaf het niet aan het Weener Hof, dat dit, onder voorwendzel van vredesbemiddeling tusfehen de Porte en Rusland, de eerfte aanvaller geweest ware , deszelfs Afgezant heimlijk teruggeroepen, het Turkfche gebied aangetast, en Nis fa in 1737, in bezit genoomen had. Zijn haat was in dit opzicht zo hoog, dat die ook alle de genen tevens trof, die flegts in eenig verbond met dat Hof ftonden. Dit is ten minsten het eenig fchijnbaar voorwendzel, aan welke men , de geduurende zijn langduurend Minifterie, beftendig door hem betuigde afkeer tegen de belangen van Frankrijk, zal moeten toefchrijven. Hij trachne zijn gevoeligheid zijnen Meester mede ; te deelen. Om dus de Franfche Mogendheid bij hem haatelijk te maaken, moest hij die noodwendig met zeer zwarte verwen voor hem afgemaald hebben, wij de Sultan die dezelve welligt voor  GRAAVE. van VERGENNES. 153 woor overdreeven hield , zig in 't geheim en door ceen derden perfoon tot den Heer de Vergennes 1 wendde, om te ontdekken waarineigentlijk de natuur ten het wezentlijke van het verbond van Frankrijk imet den Huize van Oostenrijk beftonde, en of het 1 mooglijk ware dat zig het eerstgenoemde Hof van het i laatfte wel ooit konde laaten meerukken, om opentlijk , den vrede met de Porte te breeken. De voorloopi, ge 'openingen welken Vergennes daaromtrent aan den Sultan gaf, en de nog beflisfender, waartoe hij naderhand last ontfing om aan de Porte te doen, fcheenen dezen Vorst gerust gefield te hebben, en zij zouden ook, waarfchijnlijk elke argwaan uitgeroeid hebben; indien de Gezant aan de begeerte der Porte hadden durven voldoen , welke deze verzeekeringen fchriftelijk begeerde. Offchoon nu de omftandigheden van welke men de eer hadde rekenfchap te geeven, den ftaat van den Heer de Vergennes delicaat en critiek maakten , verloor hij echter de belangens die zijnen ijver toevertrouwd waren, niet uit het oog. Hij konde nu niet meer gelijk in den beginne van zijn verblijf te Conflantinopolen, de opmerkzaamheid der Turken op de aanflagen van het Weener en Petersburger Hof afleiden. Hij moest veeleer trachten te beletten dat 'er niets gebeurde , 't welk eenige verhindering aan de zaak konde toebrengen , die voordaan ook Vrankrijks zaak geworden was. Terwijl hij nu aldus dit gedeelte van zijnen last waarnam , verloor hij ook de Poolfche belangens nooit uit het oog,  154 MEMORIE van den oog, en 'er viel in dien tijd, niets tusfehen de Republiek en de Porte voor, dat BH niet beflmirdp of waarin hij niet den voornaamften invloed gehad naaae, Qzie de geheime Briefwisfeling van zijn Ma* jefteit met den Heer de Vergennes.) Onmooglijk was het hem om te beletten, dat niet de Porte, verblind door de verrasfende voordeden, welke de Koning van Pruisfen over de beide Keizerinnen tragtte te behaalen , hem als een gewigtigen Vriend befchouwd zouden hebben, en niet met hem een verbond van Vriendfchap en Koophandel aangegaan zoude hebben. Dat was het echter nog niet alles wat deze Vorst zogt; hij wilde een Bondgenoot der Turken worden, en hen tot zijn verdeediging op zijn zijde trekken. In den laatften tijd van dezen oorlog waren de omfiandigbeden verleidend ; Hongarijen was ontbloot van troepen; het Huis van Oostenrijk fcheen uitgeput te zijn; Rusland verliet deszelfs belangens en was van een Geallieerde tot vijand geworden ; de Zwitzerfche vaandels waaiden in het Pruisfifche leger; de Groot Vifier, Pacha Raguel Mehemet was een eerzuchtig man; hij zag de gelegenheid, om zig goedkoop roem te verwerven , en wilde dezelve niet nutteloos laaten voorbij gaan ; dit ontwerp zoude uitgevoerd worden , als de Mijn ontdekt werd en zonder uitwerking bleef. ; ^nkrijk moest 'er zig veel aan gelegen laaten liggen, dat de Turken niet verkoozen om de openbaare rust weder door een verdeeldheid te bewerken  GRAAVE van VERGENNES. 155 een trachten te herftellen, welker gevolgen voor het hluis van Oostenrijk nadeelig hadden kunnen zijn; jij deeden het ook niet («> Naauwlijks begon Europa, de eerfte vruchten van een vrede te fmaaken , als de dood van Augustus II. Koning van Polen, een nieuw tooneel opende, welks ontwikkeling nog van verre uitzichten en oneeeker is. Rusland met den Koning van Pruisfen eeallieerd zijnde, meende, door behulp dezer medewerking , op den Throon van dat Rijk een kans te uinnen waagen. De afmatting van alle groote Moeendheden in Europa , ftond dit Hof daar borg coor, dat zij hetzelve geen onoverkomelijke hinderpalen , tot dat oogmerk in den weg zouden leggen; Idegts alleen van de zijde der Turken, had het beitelen te vreezen ; maar het wist dezelve door midIdekvan zijne gewoone kunstgreepen mede in zijn loelang te lokken. Da (e) Dit voorafgegaane dat om zo te fpreeken , niet :eens opgemerkt geworden is , is niet van de minst beaangrijke voorvallen onder het Gezan/fchap des Heeren »e Vlrge.nnes. In eene pro meinoria , welke hij, op weheim bevel van zijn Majeiteit, overgaf, plaatfte hij de r.reurlge gevolgen, die uit het verdrag der Porte , voor [Polen, ontdaan moesten, in het helderde licht. Daardoor Dbragt hij den Grooten Heer, den uitlegger der Wet, ert werlcheiden Leden van den Divan tot andere gevoelens , ddan zij, volgends hafyfiema van den Groot-Vifir, tot hedden toe gehad hadden. Mengelw. 1792. [L]  156 MEMORIE van den De Turken , zeer onverfchillig zijnde tegen het Saxisch Huis, dat zig weinig aan hunne vriendfchap gelegen liet liggen, vielen in den ftrik, welke Rus< land voor hun fpreidde, terwijl dat Hof zig uitliet als of het zig voor , een Plastisch Koning (ƒ) verklaarde. Zij meenden dat zulk eene keuze , welke der Poolfche Natie tot eer ftrekte, zonder hunne vrijheid afbreuk te doen, tevens voor Polen en deszelfs nabuuren aangenaam zoude zijn; maar zij merkten het niet vroeg genoeg , dat het oogmerk det Czaarin niet zo zeer ware, om de Polen eene vrije keuze overtelaaten, dan veeleer de keuze op dien ge-: nen onder hen te doen vallen , welken zij daartoe uitgekoozen hadde. Als zij nu naaderhand, als met handen tasten konden, waar de uitzichten dezer Vorstin op uitkomen zouden, wilden zij zig daartegen verzetten en flooten Stanislaus Augustus buiten de keuze;: maar ze gedroegen zig in deze zaak zo verkeerd,, dat hun gedaane ftap eer diende , om de keuze tes verhaasten van dien, dien zij van den Tbroon uitgeflooten wilden zien. De Porte zonder veel gevoel te hebben voor dat,, wat hunne waardigheid en eer recht hadden om te; vorderen, werd de weinige achting, waarmede Rusland haar bij deze gelegenheid behandeld hadde niett eens gewaar, gelijk zij had behooren te doen. Op> nieuw door listige verzeekeringen en bedrieglijke: be-. (f) Een gebooren Pool.  GRAAVE van VERGENNES. 157 beloften dezer Mogendheid betoverd , welke men echter nooit volkomen gewaar geworden is, waarin die eigentlijk beftonden, liet zij Rusland gerust toè, met hulp van een fterk leger , deszelfs voorgenoomen hervorming in Polen uittevoeren. De Porte vergenoegde zig met een uitftel , om den tot Koning verkoorenen, dien zij hadden willen zien uitfluiten, te erkennen, maar zag het echter zeer gelaaten mede aan, dat Rusland de maatregelen fruitte , welke de Poolen genoomen hadden, om hunnen ftand te verbeteren; een gedrag, dat de Republiek weder in regeeringloosheid en verwarring Hortte. Men konde zelfs zeggen, zonder te vreezen van te veel gezegd te hebben , dat de Ministers van dert Divan volkomen goedkeurden, dat het Hof van Petersburg zig door eene zo wijze voorzichtigheid liet befluuren; zo ingenomen als zij daarmede zijn, dat de Christen Mogendheden met hen geen hair eerlijker omgaan, dan zij het met hen zouden doen, moesten zij vreezen dat Polen, zoo het eens weder op zijn verbaal en tot magt kwam en op zichzelve beftaan konde, alsdan zijne magt tegen het Otio-» manmfch%. Rijk aanwenden zoude, als wanneer Polen het zoude kunnen miskennen , dat zijn eenige waare vijand, tegen welke het op zijn hoede zijn en zig wapenen moeste, die Mogendheid zij , welke het naar zijne vrijheid en fouveraine onafhanglijkheid ftaat. De Porte , die zig zo onverfchillig en buigzaam gedroeg, toen Rusland Polen zijne Conftitutioneelé [L 2] Reeh-  158 MEMORIE VAN DEN Rechten ontroofde , ftelde zig geheel anders aan, bij de gedagten dat Rusland het ook op het Poolsch territoir verzien mogte hebben ; opgewekt door de beraadflaagingen en vermaaningen van Frankrijk, begreep zij het, dat Rusland welligt, onder voorwendzel van een grensbepaaling, op de afbrokkeling des Republikeinfchen gronds uit mogt zijn, en dat zoude dan toch, overmits deszelfs uitgeflrektheid en ligging, voor het Turkfchs Rijk altijd fchadelijk en bedenkelijk worden. De Porte verklaarde zig daarover zodanig , dat men bemerken konde , dat zij eene zo eenzijdige aanmaatiging niet onverfchillig zoude aanzien. De, over de grensfcheiding aangevangen , onderhandelingen werden nu zo verre zij' reeds gebragt waren, plotsling geftaakt. Men weet niet of ze naderhand weder begonnen zijn ; echter zij fchijnen geen gewigtige voortgangen gemaakt te hebben. Zodanig was de toeftand van zaaken bij het eindigen van den Rijksdag in 176Ó. Rusland had reden om zig over de buigzaamheid die het ook aldaar aantrof geluk tewenfchen; alles ging na zijn wensch; alleen flegts het artikel van de Disfidenten, en de begeerte der niet geünieerde Grieken, om weder in hunne voorgegeevene oude rechten herfteld te worden , hadden tegenfpraak gevonden. Deze wederftand wekte de trotscheid van Rusland op ; het meende recht te hebben , om eene blinde , onbepaalde gehoorzaamheid van de Polen te eifchen, en befloot hen daartoe te dwingen , overtuigd dat de Dis-  GRAAVE van VERGENNES. 159 Oisfidenten , welkers eetiigfte hoop op zijn befcherining fteunde, zig zonder uitzondering na zijne oogmerken zouden voegen , fmeedde het een ontwerp om dezelve tot eene Confederatie te verzamelen, om dan dat lighaam alzo na deszelfs wil te kunnen beftuuren. Dit werk werd met de grootfte geheimhouding voortgezet, en evenwel werd het ontIdekt. De Porte werd 'er voorloopig van bericht; men' gaf aan dezelve te kennen , welk eene groote onorde noodzaakelijk uit deze oproerige aanfiagen ontdaan moest; dat daaruit een Burger- en Religieoorlog ontftaan zoude; dat dit vuur zig verfpreiden, ten de Turkjche grenzen mede aanBeeken konde; (dat het tijd ware dit onheil voortekomen, maar dat i daar geen tijd bij te verliezen ware, en dat 'er bij het Hof van Petersburg aangehouden moest worden , om zonder uitftel deszelfs troepen uit Polen terug te trekken. De Porte zag het kwaad , en vreesde voor deszelfs gevolgen; maar, geheel ingenomen met de rust, kantte zij zig tegen het middel 't welk men haar toonde, wijl men toch niet weeten konde, of Rusland, op haaren eisch, deszelfs troepen terug zoude roepen; zij wilde zig dus niet waagen , en zig met eene zaak inlaaten, die zij meende te moeten vermijden. Daar nu de Porte dus niet wist welke partij zij kiezen zoude, en daarom in 't geheel geene koos, kreeg Rusland de handen ruim, om te doen wat hem geviel; de Oisfidenten confcedereerden zig, en vcrkreegen van deze [L 3] Mo"  IÓO MEMORIE VAN DEN Mogendheid de verzeekering van ,een zegepraalende befcherming. De Religiezucht welke Rusland als een voorwendzei gehruikte, was, fchoon zij ook wezenlijk werd, toch meer niet dan een fluijer waarmede de eergierigheid zig bedekte , om een meer vleijend en belangrijker oogmerk doortezetten. De vereeniging der Disfidenten onder dit vaandel van Ruslands befcherming, verzeekerde het van een' grooten aanhang; maar Rusland wilde over de geheele Poolfche Republiek heerfchen, Niet gekende, of valfche verklaarde guarantien hadden dat Hof, tot hiertoe, tot grondflagen van deszelfs gedrag en van zijn Despotismus gediend. De tijtel van guarant was te zeer aan verval onderhevig en konde zig niet meer ftaande houden; Rusland zocht zig dus een wezentlijker en duurzaamer te verfchaffen. Het misnoegen der Poolfche Natie tegen haaren Koning was algemeen. Rusland kende het voor, deel 't welke het daaruit trekken konde; het ftelde zig deelneemend aan; het gaf voor alle en elk bezwaar te zullen opheffen , en , daar het zig nu, door deze kunstgreep, van de misnoegden verzeekerd had, bragt het hen trapsgewijze daarheen, om de laatfte algemeene Confcederatie te vormen, die door een famenfchakeling van gebeurtenisfen, de wezentlijke oorzaak van hunnen ondergang, en van de flavernij hunnes Vaderlands geworden is. Wijl het ontwerp van dit gefebrift niet is om de V  GRAAVE van VERGENNES. 161 «fchiedenis der onrusten, en van het ongeluk van Polen te befchouwen; moet men zig tot zulke trekken bepaalen die het meest in het oog loopen, en het naast met die zaaken verknogt zijn, welke aan de bezorging van den Heer de Vergennes opgedraagen waren. Wij zullen dus fpoedig over de onrechtmaatige middelen heenen flappen, welke Rusland z\» veroorloofde aantewenden , om als guarant gezodrt te worden ; over de gewelddaadigheden van allerlei foort, en over het Dwingelands gedrag waarmede het niet ontzag zig te bevlekken , om flegts de bewilliging tot deze guarantie te bekomen. Deze affchiidering is der Porte geregeld en getrouwlijkvoor oogengelegd; dat zij niet de volkomen werking die men natuurlijkerwijze recht had om er van te mogen verwagten,, gedaan hebbe , lag met daaraan dat zij niet natuurlijk en kragtig genoeg getronen ware ; maar 'er heerschte eene willekeurige verblinding bij de Porte; 'er moesten fterkere middelen dan enkel redeneering, aangewend worden om dezelve te overwinnen. Het is zo vreemd niet dat de Turken , welken Politieke en Religieufe betrekkingen niet wel onderfcheiden, zig wegens het punt, betreffende de Disfidenten minder bekommerden, dan zij dat wel bevoegd geweest waren te doen. Volgends hunne grondftellingen zijn de Latynen en de Grieken, de Catholijken en de Proteftanten, wezens die alle even ver van hen afftaan, en zij konden het daarom niet begrijpen, dat het onderfcheid in eenige Geloofsar[L 4] ü'  iU M E M O R I E VAN DEN tikelen aan Burgers het recht hunner Geboorte en der Maatfchappij , zoude kunnen ontrooven. Om kort te gaan , de zaak der Disfidenten fcheen hun rechtvaardiger toe, dan de zaak van derzelver partij. Onbegrijpelijk moet iemand echter de in zeker opzicht domme, koelheid voorkomen, met welke de Turken aanzien konden, dat Rusland eene guarantie zoeken, vervolgen, en beflisfen liet, welks waare doel, toch alleen was om den Koning van Polen in de volkomenfte afhangelijkheid te Bellen; en onderwierp Rusland zig Polen al niet onder den naam van eene Rwfifche Provincie, zo bond het hem toch aile de leden zo vast, dat het zig, zonder de toeftemming der guarandeerende Mogendheid, niet verroeren konde. Plet heeft den Turken niet aan de vooruitzichten ontbroken , om zig wegens de gevolgen te laaten waarfchuuwen, welke uit eene zo ongehoorde aanmaatiging moesten voortvloeijen. Wat is 'er niet al gedaan om hen te doen gevoelen , dat Rusland als handhaver van de Vrijheden en Rechten van Polen, die het zelf ontroofde, als gevolmagtigde om de innerlijke rust eens Staats te behouden, waarin eenigheid en eendragt onmooglijk zijn, (en dat Rusland Avel den minsten lust zoude hebben die te bevorderen,) het eene voorwendzel naa het andere zoude zoeken om altijd gewapend in Polen te kunnen blijven ; zig de opp^rheerfchappij geheel zon tragten te vermeesteren; en dat het geen oogmerk hebben konde, dan zig in deze nieuwe verovering in Baat te Bel,  GRAAVE van VERGENNES. 163 "•ftellen, om uit dat land het Ottomannifche Rijk aan te vallen , en hetzelve de gevoeligfte Hagen toe te .brengen. Deze zo waare bedenkingen roerden maauwlijks de opmerkzaamheid van de Ministers des .Divans; volgends de wijze waarop zij zig daarover 1 uitlieten, was 'er hen weinig aan gelegen, dat Rus* iland zig een recht liet verzeekeren en afftaan , :'t welk het toch reeds federt een halve eeuw werkelijk geoefend hadde, zonder dat daar uit juist een merkelijk nadeel voor de Porte ontflaan ware ; om kort te zijn,- men konde zig gerust ftellen, zo lang Rusland Polen nog niet in een eigentlijken zin wég nam, dat de Porte altijd Ruslands invloed wel zou weeten te bepaalen, als het haar flegts behaagde, zulks te onderneemen. Deze valfche fluitreden en veele andere, welke de lafhartigheid, en mooglijk ook de omkoopingen, aantoonden, zijn niet onbeandwoord gebleeven. Men foeft dezelven zorgvuldig onderzocht en wederlegd. Jylaar zo overtuigend ook ooit de gronden der wederleggers mogten zijn , kon toch de Porte alleen met veel moeite gebragt worden; fna dat zij door die leevendige voorftellingen in 't naauw gebragt was, en nu zelve zag welke keer de zaaken op den gewoonen Rijksdag in 1767 namen, waarop alles na den wensch van Rusland gelukte;) om te befluiten van Rusland te verzoeken, bij deze laatfle daad van Dwingelandij , deszelfs onderneemingen paaien te zetten, met deszelfs Ufurpatien optehouden , en [L 5] ™-  IÖ4 MEMORIE VAN DEN eindelijk , naa den gefloten Rijksdag , al deszelfs troepen uit Polen te trekken. Men mag gelooven, dat de Porte dezen flap meer volgends vreemde ingeeving, dan uit diepgevoelde overtuiging, dat haar eigen belang dien zodanig vorderde, gedaan hebbe; want als Rusland dit beloofd hadde, gaf het zig flegts weinig moeite om op de vervulling dezer belofte aantedringen. In plaats dat de Confederatie van Bar welke zig, omftreeks dezen tijd, formeerde , den Divan aanleiding gegeeven zoude hebben , om werkzaamer en dringender op dit Huk te worden , en zijne eifchen in Rusland nadruklijker te doen gelden , ten einde Polen ontruimd wierde, fcheen deze hem eer een toereikende beweeggrond te zijn , om Rusland volmagt te geeven, van zig met de vervulling van zijn belofte niet te haasten , eli zelfs zig nog gewapend in Polen te blijven ophouden , en daar zelfs met zijn ftrengheid en geweld voort te gaan. Noch de trotsch der Rus/en die tergend hunne vaanen aan den oever van den Dniefler lieten waaijen, noch de onfchendbaarheid der Turkfche grenzen, die, bij meer dan eene gelegenheid, gefchonden werden , konde de koele Porti verhitten , noch haar gevoel opwekken. Scheen het nog al fomtijds dat zij nog eenig gevoel hadde, zij ftelde zig toch met de fchaduw eener voldoening oogenbliklijk weder te vrede; met fmart zagen zij een Aroom van bloed voor haare oogen vlieten , welk bloed zij voor onfchul- dig  GRAAVE van VERGENNES. 165 dig hield ; haare menschlijkheid verhief zig daartegen ; zij zoude dit famenweefzel van gruwelen heb- ben kunnen fluiten, doch zij wendde 'er alleen het gezicht van af. Vergeefsch eischten de heiligfte beweegredenen hen om ftrijd op om eene zaak te befchermen, die om eigentlijk te fpreeken, de zaak des Ottomannifchen Rijks zelf was. Deszelfs beftuurers wilden echter niets 'er mede te doen hebben, en liever hunne oogen aan een voorwerp ontrukken, 't welk hen hunne weekheid en zorgeloosheid verweet, terwijl het hen verontrustte. Zij begeerden van Rusland, dat het zijne legers van den Dniefter terug zou trekken, en dat het die voordaan flegts tot op een' zekeren afftand van de grenzen hunnes Rijks zouden houden. Deze eisch had niets lastigs voor Rusland in zig ; de Confederatie van Bar was verftrooid ; de Hoofden en Leden waren na Moldavïèn gevlugt; de troepen zelve welke men in Podolie gebruikt hadde , waren noodig om de Confederatie van Krakau in bedwang te houden ; en, daar de Porte vaa Rusland niets begeerde, dan het gene dat Hof gaarne deed, zo onttrok zig gene zeer gemakkelijk en onfchadelijk uit een zeer bedenkelijke en netelige zaak. Waarfchijnelijk zoude de Porte met deze kleine toegeevendheid te vreden geweest zijn, en het 'er bij gelaaten hebben, zoo de trotschheid welke de heerfchende drift van eiken Rus in 't bijzonder fchijnt te wezen, niet een tusfchenkomend punt in den weg gebragt hadde, 'twelk de gedaante van het Turksch Staatsfyftema in één oogen-  166 MEMORIE van den sogenblik veranderde. Ik bedoel hier de handelwijze bij Batta, in klein Tartarijen. De omfiandigheden daarvan zijn bekend. De Rus/en trachtten de fchuld van zig af, en op de oproerige Boeren in de Ukrame te werpen; maar alles bewees, dat 't het werk der Cofacken van Zaporow ware. Deze verandwoording zo weinig die ook in rechten beflaan konde, had evenwel verdeedigers en geloof gevonden'; zoo zij het afgrijzen enden fchrik,welke alle gemoederen vervulde , hadde kunnen voorkomen. De vrees deed bij deze gelegenheid dat gene 't welk waardigheid, gerechtigheid en welvoeglijkheid niet in Baat geweest waren te doen. Daar de Turkfehe Ministers den inval bij Batta voor een opzettelijken aanval hielden, en zelfs de RusJen reeds in het hart van Moldavïên meenden te zien, zo gevoelden zij het regt, waar hunne flrafwaardige nalaatigheid en hunne willekeurige hardnekkigheid hen heenen voerde , waarmede zij alle vriendfchappelijke erinneringen en de ijverigfte voorftellingen wederftand geboden hadden. Daar hunne vrees geen paaien kende, zag men, met een onbegrijpelijken fpoed, een ongelooflijke menigte oorlogstoebereidzelen en toerustingen ontflaan, die volkomen aantoonden, ,welk een ontalbaare menigte hulpbronnen het Turkfehe Rijk in zig zelve bezit, en wat het al zou kunnen opleeveren, bij aldien het door bekwaame en deugdzaame mannen beftuurd wierde. De Ottomannifche Ministers bepaalden hunne waakzaamheid niet alleen daarbij , dat zij die grenzen wel-  GRAAVE van VERGENNES. 167 welke zij voor bedreigd te worden hielden, in ftaat van verdeediging ftelden ; maar zij wilden ook bepaald weeten, hoe ze 'er met Rusland bij ftonden. De Rusfifche Reftdent werd bij den Reis-Effendi ontboden, die hem, na een reeks van verfchülende ophelderingen, uitdruklijk verklaarde, dat de vrede niet verder ftand konde houden , ingevalle het Hot ,van Petersburg niet, zonder eenig verzuim, alle :de troepen, tot op den laatften man, uit Polen te- trug trok. , Deze eisch werd gedaan in een' ftijl en op een Itoon, welke niet deed vermoeden, dat de Porte gemeden ware van heure vordering weder aftegaan; ien°de krijgstoerustingen , die niet opgefchort werden, beweezen ten duidelijklte , dat zij haare vorderingen gerefpedteerd wilde zien. En evenwel beloofde Ruslandnin aan deze eifchen te zullen voldoen ; het wilde deszelfs troepen niet uit Polen terug trekken , tot alle de zaaken, waarom zij die daarin had doen trekken, in orde en gefchikt zouden zijn; dat is tot de Repuqliek volkomen in rust gebragt ware. Dit was een zeer bedrieglijk aanbod, 't geen aan de onderneemingen en overheeringen van Rusland paal noch perk zette, en niet anders kon uitgelegd worden , dan als een formeel weigerend andwoord op de eifchen der Porte. Deze koos eindelijk gemoedigd, de partij die haare eer en haar belang redden konde. De RujJï/cfaRefident werd bij den Groot-Vifier gevorderd, en naa dat hij het andwoord't welk hij reeds fchriftelijk overhandigd hadde, van woord tot woord  i68 MEMORIE van den woord mondeling bevestigd hadde , zonder de ge* ringde hoop van eenige de minde genoegdoenende: modificatie ergens overgelaaten te hebben, werd hij gevangen genoomen, en op bevel van den Grooteni Heer, in de zeven Torens gebragt, waar hij, metl zijn geheel Huisgezin als Staatsgevangen vastgehouden en bewaard werd, Deze dap was het voorfpel der oorlogstoerustin- • gen, die zijn Hoogheid de Sultan, befloten had den i Rus/en aan te doen, en weinige dagen naa de gevangenneming van den Heer Ourescoff, werd de oorlog aan alle Orden van den Staat in een, ten dien einde in het Serail faamgeroepen grooten DU van bekend gemaakt. Sedert dien tijd verdubbelde men kragt en werkzaamheid, deels om de grenzen geduurende den winter te befchutten, deels om zig in daat te dellen van den naasten veldtogt met glans en nadruk te openen. Deze toerustingen fchijnen niet dubbelzinnnig te zijn, zoo derkte en overvloed aan middelen bekwaam waren, om ze voor toereikend te houden. De Turken hebben een onbefchrijflijken overvloed van alles wat tot den oorlog , en om denzelven lang te voeren, vereischt wordt; menfchen, geld, artillerie, ammunitie, levensmiddelen , alles is 'er in overvloed. Maar het fchort hen wezenlijk aan Legerhoofden en Bevelhebbers die krijgskunde en ondervinding hebben. Zo echter de dandvastigheid hen inmiddels niet begeeft, dan is het waarfchijnelijk, dat het hen ook te eeniger tijd toch gelukken zal, den trotsch van Rus»  GRAAVE van VERGENNES. 169 'Rusland te demoedigen , welk Land reeds , deels door de kosten van den laatften oorlog in PruisJen en Silefiën; deels door die, welken hem des; zelfs intriguen in Polen veroorzaakt hebben , zeer , uitgeput, is, en wel eens niet in de gelegenheid :zou kunnen zijn, om tegen de kosten van een' ; zo lastigen oorlog te kunnen kampen als die is, 'in welken zij zig met de Ottomannifche Porte gewikkeld heeft. Dit is in 't kort de vrijmoedige opgaaf der hoofd-, en zelfs der eenige /onderhandeling , welke de opmerkzaamheid en bezorging van den Heer de Vergennes bepaalen moest, en de waare toeftand , in welke hij de zaaken agterlaat, ingevalle hij dit Gezantfchap nederlegt. Hij is 'er wel verre van verwijderd,.^ de geringfte verdiende met betrekking tot de gélukkige omwenteling , die hier thands tot ftand gekomen is, aantemaatigeii ; deze is het uit* werkzel der omdandigheden , en , de eer daarvan komt der Goddelijke Voorzienigheid toe, welke alleen het recht heeft dezelve voorttebrengen. Zij is het die den wreeker verwekt , welke eindelijk aan de gruuwzaam- en trotschheden, waarmede Rusland zig bezoedeld heeft, een perk dellen zal. Mogt de Voorzienigheid aan dezen wreeker haar zwaard en wapenrusting geeven, om die trotfche Mogendheid te vernederen, en haar binnen de paaien van maatiging en rechtvaardigheid terug te wijzen. Het recht, dat de Heer de Vergennes zig verftout van de genade zijns Konings en deszelfs raad af-  i?o MEMORIE van den ■ aftefmeeken , en het welke hij meent te verdienen, is dit: dat zijn ijver nooit door hinderpaalen afgemat worde. Hij kende reeds de zwaarigheden dezer onderneeming , wanneer de Hertog de Choiseul hem den last opdroeg om het te- beproeven, zijn privaat antwoord aan dezen Minister van den *6ften Maij i766 kan dit bewijzen. Echter zo onoverkomelijk ook te dier tijd de hinderpaal fcheen te wezen, zo weinig hoop om den weg te baanen als de Heer de Vergennes ook te dier tijd meende te hebben; zo heeft hij toch daarom niet te minder ijverig gearbeid,, om de overeenftemming der bemoederen tot kiemen, bloeijen en groenen te brengen, welke eindelijk tot uitbotten gekomen is. De loopbaan was voor zijn naarijver geopend; hij'doorliep dezelve met ijver en ftandvastigheid , zonder zig door het verdriet, dat hem maar al te dikwijls in den weg kwam, op te laaten houden. Aan het doel genaderd zijnde 't welk zijn Majefteit en derzelver Raad zo zeer ter harte lag, ftrekt het den Heer de Vergennes tot troost, de bezorging der bezigheden aan een' opvolger te moeten overdraagen, wiens doorzicht, gaaven en het goed gebruik 't welke hij van dezelve maakt , zijn' roem reeds beflist hebben, tiet is te wenfchen dat het geluk zijne bekwaamheid moge bekroonen, en dat het hem gelukken moge, bij zijn beftuur des oorlogs en vredes operatien , regtftreekfchen invloed re„oeg te hebben om zig de verre uitzichten van onzen Monarch ten nutte te maaken. Het is des te noodzaak-  GRAAVE van VERGENNES. 159* xaaklijker voor hem dat hij zig dien invloed ver* fchaffe, daar de Tutken het tooneel des oorlogs in Polen fchijnen te willen openen. In dit geval ftaat eerst te vreezen, dat de hulp welke zij den Poolen willen verkenen, volkomen even zo fchadelijk zoude zijn als het kwaad van het welke zij denzelven willen geneezen. De ongedisciplineerdheid der Turk* 'fcke legers en derzelver plunderingen, zelfs in hun eigen Land, zijn bekend. Wat zullen de Poolfche Provinciën, waar in zij komen zullen, niet te lijden hebben? Daar de Turken voords dezen oorlog flegts met weêrzin begonnen, en daar het niet meer aari hun ftond denzelven te ontwijken, zo kan het ligtelijk gebeuren, inzonderheid wanneer hunne wape* men niet gelukkig mogten zijn, dat zij de eerfte gedegenheid de beste aangreepen , om 'er zig uitte^ fcheuren , zonder 'er zig over te bekommeren of IPolen in zijne oude vrijheid en oude rechten weder herfteld , en de Pvepubliek het geruste genot derïzelve weder verzeekerd zij, of niet. En wie weet :of de verdeeling van Polen niet ten laatftert het zeÉgel der verzoening der beide oorlogvoerende Mogendheden zou kunnen zijn. Men moet dit daarom ite meer vreezen, daar Engeland, altijd ten voordee* Hen van Rusland ingenoomen zijnde, niet in gebre* Iken zal blijven, om den weg tot een vergelijk te i openen , en zig alsdan het eerzugtig aanzien zal gee■ven, van hetzelve bewerkt te hebben. Zo onzeker ook de uitzichten, welke men zo vrij is van zig voor te ftellen, immer fchijnen mogen; (Mengelw. 1792. [M] zo  löo* MEMORIE van den zo fchijnen zij' mij nogthans voornaamlijk de voorbehoedzaamheid en opmerkzaamheid des onderhanden laars te verdienen , en het hoofdonderwerp zijner poogingen te moeten zijn. Het moet iemand vre,emd voorkomen , dat da Porte, welke zo een groot belang 'er bij heeft, dat Polen bij deszelfs vrijheid en onafhanglijkheid behouden blijve, en om behoedmiddelen te gebruiken,, dat geen Mogendheid een zo heerfchenden invloed in de belangens dezer Republiek bekome, om oven derzelver vrijen wil en hulpbronnen te kunnen befchikken, evenwel zo traag heeft kunnen weezen im zig over dit zo gewigtig punt te verklaaren , eni zorg daarvoor te draagen. Maar, buiten de zwakheid van eenige mede aan het roer zittende Ministers des Divans in - dat tijdsgewrigt, en derzelven omkoopbaarheid, die men hun wel niet ten onrechte zou mogen verwijten, moet men ook nog in aanmerking neemen: dat de verbonden der Turken vam een' geheel anderen aart zijn dan de verbonden der: Christen Mogendheden. Het fyftema van evenwigt: dat Europa in eene beftendige waakzaamheid en be-weeging houdt, dat ook de oorzaak is, dat 'er geeni fnaphaanfchoot in een der uiterfte hoeken van dit: waerelddeel gefchieden konde zonder in den daar te-genovergeftelden uiterften hoek terftond gehoord te: worden; dit fyftema is den Turken vreemd en onbekend, die, alleen met zig zeiven en in hun wijd. uitgebreid gebied verbonden, in hunne eigene fterkte genoeg toereikende beweegoorzaaken meenen te hebben,  GRAAVE van VERGENNES. iM :ben , om bij dat alles, wat wij na den maatftaf van onderlinge verhouding bereekenen , onveifchilhg te •kunnen blijven, overtuigd zijnde, van in hunne eijgene hulpbronnen de noodige middelen te kunnen . vinden om de aanflagen derzulken te kunnen vendellen, die hen eenigzins in hunne eigene rechtilreekfche belangens zouden trachten te verontrusten. Deze wijze van denken en van gevoelen is door de wetten van hunnen Godsdienst gewijd; die hen verbiedt een al te groot aandeel in de belangens der Christenen te neemen, met welken zij vrede houden zo lang die niet regtftreeks en formeel de verdragen overtreeden. Meer dan eens heeft men de hinderpaalen welke de Turken uit hunne wetten ontkenen , voor ijdek en laage uitvlugten aangezien , wijl men het daarvoor hield dat de Groote Heer een Despotiek Monarch was, dat zijn wil in plaats van een wet ftrekte, en hij flegts oorlog te voeren hadde om dien te kunnen bereiken. Dit volftrekt Despotismus van den Grooten Heer is een oude dwaaling welke het Ottomannifche Staatswezen in 't geheel niet kent. De magt van dien Heer is ongetwijfeld zeer groot; bij geeft en neemt de ampten van den Staat weder, na zijn believen. Hij gebiedt over den rijkdom van eiken zijner Onderdaanen; de fchat welke in het Serail bewaard wordt, behoort aan hem; de Arfenaalen en Magazijnen, alles ftaat onder zijn bevelen; zijn Onderdaanen vereeren hem als de fchaduw der Godheid op aarde, en gehoorzaamen hem ook als zodanig; overal waar de wet niet bepaaldelijk fpreekt, [M 2] ht'  IÓ2* MEMORIE VAN DEN beflist zijn wil. Maar deze wil is niet zo onaf hang. lijk, dat hij niet de toeftemming van zekere Staats* beampten behoeve , en onder deze is .de toeftemming der Geestelijkheid (Ulema) de onontbeerlijkfte; wijl zij als de wagter en uitlegger der wet, het is, die de befluiten en onderneemingen goed- of afkeurt. Het kan vreemd voorkomen dat de Ottomannifche Keizer zig deze orde zodanig boven het hoofd heeft laaten wasfen, daar zij zijn aanzien zo bepaalt en inkrimpt; maar deze verwondering houdt op, als men bedenkt, dat het Rijk zijn ontftaan , wasdom en onderhoud aan den Godsdienst te danken heeft, deze moet nog de fpil zijn waarop het geheele gevaarte der regeering draait. Als de Groote Heer ondertusfchen evenwel oorlog hebben wilde, zoude hij, wel is waar, de toeftemming der Ulema wel kunnen ontbeeren, zoo hij de militie die men OdjackQanitfaaren) noemt, op zijne zijde hadde. Als meester van den fchat en der magazijnen, zoude niets aan zijnen wil weêrftand kunnen doen; maar als de oorlog ongelukkig uitviel , en de Armée dat Enthufiasmus en Fanatismus ontbeerde, 't welk de Ulema kan uitdeden , 't welke alle martelkroonen met verzeekering toezegt, die in eenen voor heilig verklaarden oorlog verdiend worden, maar die zij moeten misfen,' welke in een door de Geestelijkheid afgekeurden oorlog fneuvelen; dan zoude-de ijver welke de Groore Heer in zeker opzicht aan zijn troepen en aan het volk had weeten inteprenten , zig welhaast in onwil en woede veranderen, en in dit geval zoude  GRAAVE van VERGENNES. 163* de het verlies zijns Throons zonder twijfel het gevolg van zijne reukelooze onderneeming zijn. Wanneer de Regeering over het algemeen in de wet van Mahomed grond en voorwendfel vindt, om zig ongaarne in eenen oorlog intelaaten, dan vinden . de Staatsbeampten in hunnen ftand en behoefte zeer fterke beweeggronden, om den oorlog te fchuuwen en te vermijden. De Ottomannifche Staatsgefteldheid is gelijk aan eene kwaade Stiefmoeder, en kan geen ijverige of Patriottifche Burgers opvoeden. Hoe meer een Minister door fchitterende en roemwaardige diensten uitgemunt heeft, zo veel te meer Belt hij z.g bloot aan de laagen van den nijd en der ongenade. H*t goed dat hij te weeg brengt, wordt hem gewoonlijk niet toegerekend , en meest doorgaands eischt men hem rekenfchap af van het kwaade dat hii niet verhinderen konde. Wanneer een Groot-Vifier aan de fpits des legers gelukkig is, dan moet hij vreezen, dat de .overige Ministers hem mooglijk te vermoogend en te eergierig zullen vinden , en dat maakt hem ongelukkig; zijn eken roem werkt tegen hem, en het verhes van zijn waardigheid is het gevolg 'er van. Is hij ongelukkig in zijne onderneemingen, komen hem. wederwaardigheden in zijnen loop Buiten, dan verliest hij 'er gewoonlijk zijn hoofd bij. Komt de ongenade of zijn natuurlijke dood het uitbreeken der Cabaalen of de agterdogt zijns meesters voor , dan wordt het herdenken aan zijne bekwaamheid en aan de dienften die hij het Rijk beweezen heeft, mede [M 3] met  164* MEMORIE van den rnet hem bcgraaven ; de Monarch plundert zijne rijkdommen; zijn famklje wordt weder in den middenft«u,d terug geflooten, waaruit hij dezelve opgeheeven hadde; en een al te fchitterende verdienfte des Vaders, is dikwijls grond genoeg, om den Kinderen den toegang tot geluk en eerenposten te verhinderen, daar het met de Turkfehe Politie overeenkomt, niet te dulden , dat rijke en vermoogende familien zig voortplanten, wijl zij ligtelijk vrees en onrust kunnen veroorzaaken. De wetverklaarers zijn de eenige, die volgends hunnen (land van deze dwingelandij uitgezonderd zijn. Hun vermogen en leven ftaan niet in de willekeur van den Vorst , die hen flegts door uitbanning kan ftraffen, zo hunne misftappen en misflagen niet van dien aart zijn, dat hunne eigene orde hen afzette en verftoote, in welk geval zij weder in handen des Sultans vervallen. Deze voorbeelden worden zeer zelden aangetroffen, offchoon 'er niets gemeener zoude kunnen zijn. Maar elk gelooft in "zo een geval soegeevend omtrent zijn medebroeder te moeten zijn , wijl hij zelve mooglijk welhaast toegeevendheid konde behoeven. Het'is onbegrijplijk tot welk eene hoogte de onbeftrafbaarheid, het zedenbederf en de roofgierigheid onder dezen ftand heeft doen toeneemen. Het gene hier boven van den ftand des GrootVifiers gezegd is, laat zig op alle de mindere Ministers , en op elk die eene Burgerlijke bediening bekleedt, of iets met de Politiek te doen heeft, toepasfen. Deze, die flegts als ter vlugts aangefteld worden,  GRAAVE van VERGENNES. 165* den zorgen minder voor het welzijn van den Staat dan'voor hun eigen ; hun hoofddoel is zig te verrijken, om hunne hebzucht of raazernij voor uiterlijke pragt te bevredigen, of om zig vermoogende vrienden te koopen, om nog verder te kunnen komen, en hooger te kunnen fteigen. In vredenstijd brengen diergelijke ampten veel op ; maar in oorlogstijd is dat geval regt omgekeerd. Buiten dat beftaat Be rijkdom van al het gene wat niet Ulema of Odjack , maar flegts onder den naam Regiale bekend is, in krijgsampten, welker bezitters, ten tijde van oorlog, den dienst moeten waarneemen, en tot hn!P moeten toefchieten. De zoetheid van een' langen vrede hadde de Leenmannen zodanig verwijfd gemaakt, dat zij, ongedagtig aan hunnen oirfpronglijken Leerpligt, het geld 't welk zij voor den tijd van nood hadden behooren te heffen , moedwillig doorbragten. Daar hunne inkomflen niet toereiken om de Luxe te bevreedigen, hebben zij zig in fchulden gedompeld, en zijn thands zeer verlegen; wijl zij\ ontbloot van geld, en zonder crediet, zig buiten Baat gefteld zien om zig te equipeeren , en met de gevorderde manfchap in 't veld te komen, welke zij als Vafafleu verbonden zijn te leveren; waardoor zij zig aan het gevaar blootflellen van hunne Leengoederen te zullen verliezen. Ook zijn 'er anders veelen die met der. uitgebroken oorlog in 't geheel niet te vreden zijn; en' zondert men het Militaire wezen uit, dat den oorlog als een middel tot avancemcnt befchouwr, en het gemeene volk dat zig [M 4] door  166* MEMORIE van den door denzelven aan het gebrek tracht te ontfcheu-* ren, dan zijn' 'er weinige andere perfoonen in anda-L re ftanden , die de noouzaaklijkheid waarin het Rijkl zig gebragt ziet om tot dat uiterfte te komen, niet tl met groot misnoegen aanzien. De fchicht is eindelijk; geworpen, en kanwaarfchijnelijk niet anders dan met! vijands bloed geverwd, weder terug getrokken worden., Het is even zo moeijelijk als onnuttig, te weeten,, hoe de tegenwoordige Staatsbeampten over den oorlog dien zij ondernoomen hebben , denken. Daar ech- • ter geen verflag voor voldoenend gehouden kan worden, zoo 'er van hun die de zaaken moeten beftuuren , geen gewag gemaakt wordt; zo meent de Heer de Vergennes het als een pligt der gehoorzaamheid en uitvoerigheid verfchuldigd te zijn, hoe delicaat de pooging om van menfchen met wien men noch vriend zijn kan, noch eenigen omgang of verbinding kan hebben, een regt begrip te kunnen geeven. Nids Changi (*) Mehemed Emin , Pacha , die thands de plaats van Groot-Vifier bekleedt, is buiten tegenfpraak een man van een groot genie; een middelmaatig vernuft zoude ook zo fpoedig tot dit verheven ampt niet hebben kunnen fteigen , tot het wel» ke hij opgeklommen is. De Zoon van een Cirkasfiesch Koopman, zijnde; wijdde hij zig in zijn jeugd, ook (*) De Nidi-Changi is tevens de Groot Zegelbewaarer. Zijn ampt beftaat in de Paraplien of Cijlfers van den Grooten Heer, welke men in de Turkfehe taal Tura noemt, boven de Keizerlijke bevelfchrjften te plaatfen.  GRAAVE van VERGENNES. 167* 1 ook aan die levenswijze toe , en fcheen 'er zig ten 1 eenemaal aan te zullen overgeeven, als het geluk hem j het Kabinet van Mecktupgi (*) Effendi opende , wel: ke de Geheimfchrijver van den Groot-Vifier is , en i hem bewoog zijn eerfte beftemming te laaten vaaren. ; Daar hem zijne natuurlijke fcherpzinnigheid weldra onderfcheidde, zo werd hij van een handlanger van den Mecktupgi, welhaast zelf Mecktupgi, en als zodanig Minister der Porte. Deze plaats bekleedde hij toen de dood van Augustus III. dea Poolfchen Throon ledig liet ftaan. De toenmaalige Reis-Effendi was oud en zwak, en konde de bezigheden niet meer alleen beheeren. De Mecktupgi werd dus gelast hem bijteftaan, en hij wist zig bij deze medearbeiding zo nuttig te maaken, dat hij, naa den daarop gevolgden dood van den Reü-Effendi (f), daadelijk tot deszelfs opvolger verkooren werd. Hij bleef dit echter flegts weinige maanden. De Groote Heer , die zijn verdiensten hadt leeren kennen , wilde hem nader aan zig verbinden, en maakte hem , in het jaar 1765, tot Pacha van drie Paardeftaarten , en fchonk hem den Tijtel van Nids-Changi. Naaderhand vereerde deze Vorst, die niet ophield van zig over alles met hem te beraaden, hem met zijn Bloedverwantfchap, en huwde hem aan de Sultane, deszelfs oudfte'Dochter, (*) Mecktupgi is in deze qualiteit de Minister van den Divan. (f) De Reis-Efendi is de Groot-Cancelier des Rijks, en Minister der liuitenlandfche zaaken.  168* MEMORIE van den ter, en zoude hem zelf tot Groot-Vifier benoemd: hebben, zoo zijn jeugd hem hiertoe niet in den weg gedaan hadde. Tegenwoordig zal hij omdreeks èè. zes en veertig jaaren oud zijn. In het korte tijdsbedek van het politieke Miniderie van dezen Poeha was hij het die Stanislaus Augustus van den: Poolfchen Throon uitfloot, en Rusland verCchddensi bepaalingen voorfchreef, die nooit openbaar bekend! geworden zijn. Groote talenten en gelnkkige eigenfchappen, een praétifche kennis der -belangens vani de Porte, en een edelen gemakkélijken voordragt,, kan men dezen Vifier niet ontzeggen; maar hij heeftc ook zijne grove gebreken , die bij iemand die aam het hoofd des beftuurs van een zo magtig Rijk daat,, zeer gevaarlijk zijn. Ten hoogden met zig ze!ven i en met de meerderheid zijner verdiensten ingenomen, verdriet en treft hem de geringde tegenfpraak; een fchaduw van tegendreeving beledigt hem, en in zijn hevigheid weet hij geen paaien aan zijn gevoeligheid te dellen. De Heer de Vergennes hadde wat dat betreft nooit over hem te klaagen, hij moet veeleer zijn goed gedrag jegens hem als Minister en Exminister roemen. Nog deeds fchijnt deze eerfte Staatsdienaar dit goed gevoelen jegens hem 'behouden te hebben; maar de vriendfchap der Turken daat niet altijd borg voor eene daadelijke werkzaamheid. UmarEfeendi de Kyaya Bey (*) is juist zo koud en (*) De Kyayd-Bey is de opperde Amptenaar des C.rootVifiers.  GRAAVE van VERGENNES. 169* en bedaard, als de Groot-Viller levendig en hevig is. Hij is buigzaam, fijn, en bijzonder argwaamg en listig. Sedert omftreeks vier jaaren die hu m het Mm nifterie doorgebragt heeft, heeft hij den loop der be; zigheden aangeleerd. In het begin was hij een der ingenoomendlten voor vredelievende grondftelhngen; maarfedert bij bemerkte, dat de Groote Heer door de belediging der Rus/et, vertoornd, ernfttg befloten hadde om zig te wreeken, bedagt hij zig met lang, om zijn eerfte meening vaarwel te zeggen, en zeer ijverig tot den krijg mede te werken. Dus ontging hij het onweder dat het oude Minilterie verpletterde en wist zia; in zijn ampt ftaande te houden , en een des te fterkeren invloed te verkrijgen, daar mj het geheim gevonden hadde, om de plaats van Effendi te doen bekleeden , door iemand, die W t geheel aeen bekwaamheid bezit, om derzelver pUgtea te vervullen, en die den Kyaya-Fey telkens noochg heeft, om zijne ongefehiktheid tot dien posten 011kwaamheid te bedekken. De drie Ministers wier affchetfing ik hier geleverd hebbe, zijn de eenige, op welken de geheele bezorging der Staatkundige belangen berust, die zn, ondertussen niet zonder 'er den Mufti en de voornaamfte Wetverklaarers in te kennen, niet mogen bepaalen noch ten einde brengen. Die geen , welke den srootften invloed op de omwentelingen m het Minifterie had, zonder 'er echter oMptongUjke bewerker van te zijn, is niet meer. .Als een Grijsaard van meer dan tachtig jaaren, volgde hij met zo zeer zijn  170* MEMORIE van dei* zijn eigen invallen, als wel de ingeevingen der CoN poratie, wier hoofd hij ware , en deze Corporatie liet zig door Perizade-Osman-Mollah , denoudften der Cadi-Leskers, en bij gevolg het hoofd der Geestelijkheid, bepaalen ; deze is naderhand tot Mufti gekozen geworden. Deze nieuwe Opperpriester, die uit een der oudfte familiën van zijne Orde afkomstig is, en veel Muftis onder zijn Voorouders telt, heeft het grootfte crediet bij de Ulema, en wordt door het volk zeer geacht. Zijne welfpreekendheid aan welke niets wederftand kan bieden, maakt hem ten fcheidsman in de Raadsvergaderingen, en zijn ftout en verheven genie fchrikt voor geene, hoewel nog zo groote, onderneeming. Niets fchijnt hem te veel voor de Ottomannijche magr. hij was den Rmjen nooit geneegen geweest. Zijne grondftellingen in dit opzicht, bewogen de Ministers der Porte altijd daaraan te arbeiden om hem te verwijderen, en zijn' invloed te beperken. Het voorval bij Basta deed hem de ftandplaats die voor hem berekend was , verliezen, en men kan hem in den eigerjtlijkften zin houden voor den grondbewerker der omwenteling van het OÜomdnnisch fyltema, en der moedige beflmte» die daaruit ontdaan zijn. (Was geteekend) de Vergennes. Gedrukt na een Copij, die Vergennes zelve onderteekend had.   \\VVa s hjèngtonJ)   L  LEVENS-BIJZONDERHEDEN VAN DEN BEROEMDEN WASHINGTON. ÉG eorge Washington wierd den liften van 5Sprokkelmaand des jaars 1732, in het Kerfpel Was* hhington, behoorende onder het Graaffchap Westmo■réland, in Virginiën, gebooren. Zijne Voorouders waren uit Engeland afkomftig, en omtrent het jaar 11657 na Amerika gekomen. In zijne jeugd wierd hhet voornaamBe gedeelte zijner opvoeding toevertrouwd aan een' bizonderen Leermeester, van wien bhij een weinig Latijn, benevens de Landmeetkunde lileerde. Op zijn vijftiende jaar, nam hij dienst voor tAdelborst, aan boord van een Engelsch oorlogfchip, 'i't welk, als Wachtfchip, langs de Kust van Virèginiën kruisfen moest. Dan dewijl zijne Moeder azeer veel tegenzin in deze levenswijze had , verliet 1 hij wederom den Zeedienst, en wierd, nog geene t twintig jaaren oud zijnde, tot Majoor bevorderd. , Toen omtrent het jaar 1753 , de Franfchen inl breuk deeden op het recht der Britfche Volkplant tingen, zondt de Luitenant-Gouverneur Dinwiddie, N Com-  i7a LEVENS-BIJZONDERHEDEN van Commandant dier Provincie, den jongen Washing* ton af, om met de Franfchen en Indianen in om derhandeling te treden, en dezelven aan te zeggen. dat zij zich binnen de grenzen van hun eigen grond! gebied moesten houden. Dit wierd ook , met d> noemd, en door het Congres aangefteld tot Opper-- K bevelhebber over de geheele krijgsmacht der Ver-- ^ eenigde Volkplantingen. Iti Zij--  den beroemden WASHINGTON. 175 i Zijne daaden , en zijn gedrag als Veldheer, zijn cekend. Hoewel hij met veele moeijelijkheid en geaaaren had te worftelen, en zich aan menigerlei J vwaarigheden bloot gefteld zag, beftuurde hij niet 3min zijne krijgsverrichtingen met zo veel beleid ,.in fchranderheid , dat eindelijk, in 't jaar 1783, ' lee vrede wierd getroffen, waarbij dertien der Ameu caanfche Volkplantingen, voor vrije en onafhanglij3 ;te Staaten erkend wierden. Zo haast deze groote l Kaak haar volle beilag had verkreegen, leide hij het 3 Opperbevel neder , en keerde terug na zijn Land3 ;?oed in Virginïèn. Deze vrijwillige daad kenfchetst j 11e fchoonfte trek in zijn karakter ; want zij overig [tuigt ons, dat hij in waarheid een groot man is, i iiie de Vrijheid en zijn Vaderland niet uit eigenbaat jj ir/erdeedigde, die niet om eigen verheffing de wape(, men aangordde en zijn leven waagde, gelijk zo veele 1 EHelden van vroeger en laater eeuwen, gedaan hebI tben , welker roemruchtige bedrijven , hoewel door met nakomelingfchap met lof gewaagd wordende, ,a geenzins zulke zuivere oogmerken bedoelden. Niet lang na den gefloten vrede, wierd hem, door l ede Univerfiteit te Cambridge , in het Gemeenebest (t wan Masfachufet, de waardigheid van Doctor in de ]s Ibeide Rechten opgedragen. De levenswijze van den Generaal Washington 1 iis bij uitflek' geregeld , en hij zelve buitengemeen imaatig en werkzaam. Zo wel in den Winter, als |' ,des Zomers, verlaat hij zijn bed met het aanbreeIken van den dag. Gemeenlijk leest of fchrijft hij jV* 3 - eerst  176 LEVENS-BIJZONDERHEDEN van eerst eenigen tijd, en neemt daarna, doorgaans tem t zeven uuren, zijn ontbijt, beBaande uit drie kopjes: ei thee, met een gelijk getal Indiaanfclie koekjes. Alsdan rijdt hij meestal na zijne onderfcheiden Landhoe- I» ven , en vertoeft bij het werkvolk tot een weinig bo over twee , wanneer hij na zijne wooning terug k keert, en zich kleedt.. Zijn middagmaal houdt hij je te drie uuren, eetende doorgaans maar uit ééne fchc- ze tel, en drinkt daarbij van een half tot een geheel Ui pint Madera-min. Deze maaltijd, benevens een en- k kei kopje thee, 't welk hij een half uur vóór zon- i nen-ondergang drinkt, maakt al zijn voedzel uit tott ei den volgenden dag. Nogthans is zijn tafel dage- gt lijks wel voorzien met overvloed van fpijzen , alle: w in een' zeer goeden fmaak toebereid. Het zij hij tt gasten heeft of niet, altoos brengt hij een uur aan: tafel door, in gemeenzaame gefprekken, terwijl iederi v van de aanwezenden de gezondheid van den een" ( of ander' afwezenden vriend moet infiellen. Hoewel hij van eene ernflige gemoedsgefleldheidl li is, en zijn gelaat diepdenkendheid aankondigt, luis- f tert hij nogthans, met zichtbaar genoegen, na eene: v vermaaklijke gefchiedenis, geestige kwinkflagen , ofE i na eenigerhande boertige befchrijving, welker tegen-, f flrijdigheid met de gewoone vertooning van het be-. j fchreeven voorwerp , het oor verrast, en den toe-, i hoorder aan het lagchen helpt. Na he't middagmaal hervat hij zijne bezigheden , en begeeft zich omtrent ten negen uuren te bed ; doch wanneer hij gasten heeft, houdt hij hen, op de beleefdBe wijze,  den beroemden WASHINGTON. i?7 nt , gezelfchap , tot zij zelve begeeren te vertrek- eZtin huisgezin beftaat uit agt perfoonen, maar hij hheeft geene kinderen. Hij houdt een koppel JagtIhonden , en gaat daarmede , zo lang de Jagt-tijd cduurt, eenmaal in de week uit , wordende alsdan gemeenlijk van eenige Heeren uit Alexandrien verTeld. - Zijne geiiefdfte beezigheid is de Landbouw. 'Hij neemt veele proeven met opzicht tot de voort:brengzelen zijner landerijen, en tracht over de beezigheden van den Landbouwer, zo veel mooglijk, een nieuw licht te verfpreiden. Linnen- en wollengoederen worden onder zijn dak vervaardtgd , terwijl in alle zijne verrichtingen , zo binnen als buiten 's huis, orde en fpaarzaamheid ingevoerd zijn. Washington werdt in 't jaar 1787 tot Prefident verkooren van de Verëenigde Vergadering, QFederat Convention,) welke haare bijeenkomst hield te PM* delvhia, met oogmerk om eene nieuwe Confütuue te ontwerpen. Vervolgens wierd hij aangefield tot Prefident van het Congres , met een jaargeld van vijfentwintig duizend Daalders, doch 't welk hij, zo men zegt, nog nimmer heeft ontvangen. — Sommige lieden hebben voorgegeeven , dat hij in Engeland zou gebooren zijn; dan dit is zo met; , Want hij is zelfs nimmer in Engeland geweest. Bij het bovenftaand verflag , wegens dezen be; roemden man, zullen wij nog zijn karakter voegen , zo als de Marquis de Chatellux hetzelve heeft .fgefchetst. — „ Het zou hier de rechte plaats ë N 4 we" :,. u^n-nit nir :iPt nerfoonen, maar mj  173 LEVENS-BIJZONDERHEDEN van wezen (zegt deze Schrijver,) om het afbeeldzel te geeven van den Generaal Washington; maar wat kan mijn getuigenis toebrengen tot het denkbeeld, dat men reeds van hem heeft opgevat? het vaste land van Noord-Amerika, van Boston af tot Char. les-town toe , is een groot boekdeel als 't ware, waarvan ieder bladzijde eene lofrede op hem behelst. Ik weet, dat men van mij nauwkeuriger bijzonderheden zal verwagten , nadien ik in de geleheid ben geweest, om hem van zeer nabij te zien en met opmerkzaamheid gade te Baan ; doch dé Berkfle karakter-trek van dezen achtingswaardiger! man, is de volmaakte overeenflemming, welke heerscht tuefchen de natuurlijke en zedelijke hoedanigheden, die te famen het geheel van zijn perfoon uitmaaken. Eene omBandigheid is genoeg, om al het overige daaruit op te maaken. Wanneer men , bij voorbeeld , u gedenkpenningen laat zien van Gesar, van Trajanus, of Alexander, ten einde gij daaruit derzelver gelaatstrekken moogt ontdekken , zult gij waarfchijnlijk ook nog vraagen : hoedani- was hunne lighaams-geflalte ? Doch bij aldien gijnen» onder aloude puinhoopen, het hoofd, of wel eenige der ledemaaten van een antiek flandbeeld van Apollo vindt; bekommert u dan niet wegens de overige deelen van hetzelve, maar weest verzekerd dat die alle daarmede evenredig, en voor het beeld van dien God zeer gepast geweest zijn." „ Gij moet deze vergelijking niet befchouwen als een uitwerkzel van geestdrift, want het is mijn voor-  den beroemden WASHINGTON. 179