BEDENKINGEN OVER DE V XL XIJB JE X JD .PEK SCHELDE) door den Keizer gevorderd. Over de oorzaaken en waarfcliijnlijke gevolgen van deze vordering. door den graave d£ MIRABEAU. Met eene nauwkeurige Kaart van den loop der Schel' de, van Antwerpen tot aan haare uitwatering in Zee. Uit het Fransch Vertaald. Te L E Y D E N> Bij FRANS de D O E Si MDCCLXXXV.   VO 011 R EDE van den ^3NDÊR de Franfchen, die dit werk zullen lézen, zullen er gevonden worden, die, mijnen naam róor het zelve geplaatst vindende, met eene foort van genoegen zullen zeggen: „ Zie daar dien „ ftokebrand, die van geen despotismus, van „ geen lettres-de-cachet, van geen ftaatsgevan„ genisfen, van geen patriciaat, van. geen eertij'„ tels, en van geen traktaaten van verdéling houd: „ hij ontdekt zijnen ganfehen geest, hij raad, qiv „ bewimpeld, muiterij en moord aan." „ Daar is er integendeel, die, uit genegenheid, „ of uit agting, waarvoor ik erkendais verfchul„ digd ben, zig zullen verwonderen, dat ik de „ pen opvat om den oorlog aanteraden. Ik wensch de eersten, dat hunne fchoone onrdekking hun veel vermaak zal géven; en aan de anderen antwoord ik; *  Dit gefchrift ftrekt alleen tot vréde, door andere middelen, zékerlijk , dan dcror der heerschzügt alles intèwiiligen; wat zij eischt, éven als of haare cifchen niet telkens door nieuwen gevolgd wierden; het (trekt tot den vréde, doordien daar' in aangetoond word, dat men niet te veel haast kan maken, om een ontwerp den bodem inteflaan, dat Wel eenvoudig in fchijn, doch zeer gevaarlijk is, en gansch Europa dreigt met firoomen bloeds te bedekken, of hetzelve te onderwerpen. Ik raade,. dat men eenen vaardigen en kragtigen oorlog moet ondernémen, ten einde eene Republiek te behouden, welker inwoners aan den grond, dien zij bewonen, aan de vaarten, welken zij bevaren, aan de velden, die zij bebouwen, aan de vloeden, die hen befpröeijen, zeiyen den vorm en de gedaante gc^évenhebbennaarstige, eerlijke, vreedzaame, dappere inwoners, welken het vermogen en de'vrijheid, die men hun benijd, verkregen hebben cloor aanhoudende pogingen, waar van men in de gefcLiedcnis der menfehen geen voorbeeld vind, door eenen tach.ij; jaarigen oorlog en herhaalde overwinningen in al de deelen der waereld. . Indien men tot den verhéven lof van meer dan  .< 0 > HL eenig ander volk het menschdom eer aangedaan te hebben door de lange ftandvastigheid, en den roemrugtigen mijd van de vrijheidszugt kon toedoen, zou ik zeggen: ik raad den oorlog aan, ten einde eene natie te behouden, diè zig in allerlei foort van eer en luister, van wijsbegeerte, wétenfchappen en letterkunde heeft doen uitmunten; ea die, in dit opzigt, éven als in alle anderen, oneindig boven de halfbarbaarfche overwinnaars verhoven is, die haar willen verflinden. Wat'het ontwerp betreft, het welk men mijongetwijfeld met bitterheid zal verwijten, ik zeg ronduit: indien de vrijheid, die men zig van alle kanten aanmatigt, om de plegtigste traktaaten te (chenden, en de verbreking van dezelven te regtvaardigen door de verandering der omftandighe^ den, in het werk meet gefteld worden om do menfehen onder het juk te brengen, dan is het, naar mijn gedagt, béter, dezelve te gebruiken om ze vrij te maken, en hunne rust voor altijd te verzékeren» Voor b.et overige heb ik geeragt, aan mijnen titel te voldoen: dezelve belooft alleen bedenkingen , en ik Hel niets anders voor. Indiai mü «enige bevestiging ontglipt, zo & h^t oni dan witi  IV, < O > re gedagte mij aandrijft, en ik derzelve den vrijen teugel viere; mijn onderwerp heeft mij vervoerd, maar ik ben door geen ijdele en dwaaze verwaandheid verblind..... En waarop zou dezelve gegrond zijn? Wat regt zou ik hebben, om over zulke gewigtige zaaken miju oordeel te vellen? Ben ik een van die doorlugtige ftaatkundigen, welken tweemaal in de maand de waereld verlichten, of, liever, een dier voortreflijke ministers, die dezelven beheerfchen, en het regt der volken zo wél kennen, het welk, gelijk men weet, altijd geëerbiedigd is geworden; die het regt des oorlogs zo wél verftaan,, hetwelk de koning van Pruisfen gedurende zijn ganfche 'léven beoefend heeft; die zo ervaren zijn niet alleen in het algemeen regt, vooral in dat van Duitschland, hetwelk door deszelfs eenvoudigheid de wijsgeeren bekoort; maar ook in de grondwetten van Frankrijk, welken het regéren zonder te beftaan, en, ondanks dit klein ongemak, volkomen verklaard zijn door tachtig duizend vonnisfen van den raad, in dewelken geen eene tégenftrijdigheid is..... Zie daar het geen men natuurlijker wijze en zonder geweld doet in hoedanigheid van jourriaaiist, of van eersten minister; hoe weinig men zig, gelijk men nooit in gebréke blijft,  < 0 > v. in die wétenfcbap grondig geoefend heeft, welke men zédekunde noemt,, welke zig van zelve met de zédekunde der (haten, gemeenlijk Jlaatkunde genoemd, verenigt; eene noodzaaklijke vereniging, door de gefchiedenis van acgüstus en de Roomfche keizers, van gengiskan, van tamerlan, van den czaar peter, en andere helden betoogd; gelijk zulks duidelijk verklaard word door den grooten fchrijver cesar borgia, in zijne gefchiedenis van Italië; door den grooten Spamfchen fchrijver, filip ee prudente, in zijne gefchiedenis der oorlogen in Vlaanderen, gelijk het ge, al van den bak met water, die roylord marlborough deed terug roepen, en dat van den ouden Italkanfcl.en kamerdienaar, die door zijn vermogen bij den kardinaal d'ossat verlof verkreeg, om hendrik den IV. tc doengeesfelen, onbetwistbaar bewijst; eindelijk door eene ménjgte andere anekdoten, die de kollegiën en koffijhuizen vermaken, ondertusfehen dat de nakomelingfchap haar beurt krijgt om er onderwijs en vermaak uit te trekken. Wat ons betreft, die cpt zulke groote beflemmingen niet geroepen zijn, wij lieten ons zwak gezigt zo verre niet gaan, en wij zouden nimmer over een ftaatkundig gefchil ons oordeel durven vellen. Maar, daar het geval heeft gewild, dat wij in eene monarchie geboren wierden, is onze weusch, dat  VI. < 0 > onze koning bij den vreemdeling, 30 wl aJs M het midden van zijne ftaaten, voor altijd-dan haam van weldadige* mag verdienen, dien eene rfner provinciën hem onlangs toegewézen heeft. Wij Wenfchen, dat de vrijheid, het regt van eigendom en de vréde van den eenen pool tot den anderen ge' eerbiedigd mogen worden. Wij wenfehen , dat de verdragen en verbindaisfen, waarin de nadën het eenwig Opperwézentot getuigen roepen, daczij ag verzoend hebben, geen nationaalen haat meer ontftéken, in plaats van dien te blusfchen. Wij wenscheen, dat deze haatlijke woorden- I h^te the Dutch, die ik dagelijks te London hoor, van den aardbodem verbannen waren. BraaveEngelfchen! Weestvrii, en zijtédelmoe• d vu, b dit woord! en in den mond van eenen leeraar der waarheid! hoe voortreflijk is dit woord! van welk eene groote betékenis is hetzelve! het bevat de geheele zédekunde, de geheeleftaatkunde, alle de deugden. In agt genomen en nagekomen wordende, zou het fchier al de moeilijkbeden en al het kwaad van het menschdom doen verdwijnen. Bemint alle menschen zonder onderscheid van volk; Dit is,- en dit zal altijd mijne fpreuk zijn. Grootmoedige Engelfchen, ik bid u, vergeef mij dezelve! Londen, den 28to van Wintermaand. 1784.  „ Qmd, dicit aüquig, in bellum paci prseferendum judicas? Hostis humani generis fis, atqi e Infenfisfi„ mus adverfarius. Quid enim bello tetrius, quo agri, „ urbes, oppida uruntur, diripiuntur, va-tantur civita- „ tes.omniahonestatis iludiaclcgantitsefflorescunt? „ Non itafum menu destitutus ut bellum paci prceferam, „ quifciam turn demum bellum recie geri, cum ad pacem „ refertur, neque bellum in pace qucerendum, fed in bello „ pasen." Maris.no, de Rege et Regis infiutioni.. Ub. 3. C. j.    BEDENKINGEN OVER DE V R IJ H E I D DER & c ak M X X> M 9 THANS DOOR DEN KEIZER GEVORDERD. Over de Qarza.ak.en en waarfchijnlijke Gevolgen van deze Vordering. EERSTE BRIEF. Algemeene Aanmerkingen. D e Keizer wil zijne onderdaanen iii Brabandin het bezit der vrije vaart op de Schelde , welke door zijn gebied ftroomt, herftellen. De Hollanders begrijpende , dat het op de behoudenis of het verlies Van hunne welvaart aankomt, en dat zelfs hun ondergang word gedreigd^ fchijnen volfbrekt het befluit genomen te hebben 3 den eisch des Keizers niet in te willigen. Dit befluit zou niets Vreemds hebben, al betrof het alleenlijk hunnen koophandel. Het ontbreekt A  2 Hollanderen aan geen geld, om krijgstroepen te kopen; en veele vorsten immers verkopen dezelven ! Daarenboven, hebben deze vrije volken niet nog tijd om toe te géven, wanneer zij zien, dat hun fegenftand vrugtloos is ? — Indien zij op deze wijze redeneerden, zou er flegts eene foort van barbaarsheid in opgcileten liggen, die aan handeldrijvende lieden zeer eigen is. En! welk hédendaagsch volk, drijft reeds geen handel, of begeert niet, dien te drijven! Maar, indien het den ondergang der Hollanders geld, of, indien zij, naar hun oordeel, niet langer kunnen beftaan, dan de ontzaglijke nabuur, die de heerfchappij der Schelde voor zig vordert, het zal -goedvinden; dan word hunne onverzetlijkheid van meer gewigt, en verdient den naam van kloekmoedigheid. Zullen zij door Frankrijk onderfteund worden ? zij vleijen er zig méde: het word in het algemeen geloofd; het is waarfchijnlijk. Is zulks billijk, vordert het gewigt der zaak het, en is het fioodzanklijk ? zie daar het geen ik voorgenomen heb , in deze brieven te onderzoeken. Ju Frankrijk zegt men, doch ongetwijfeld op eene onbedagte wijze, dat de Keizer een vorst is zonder karakter, vol eerzugt om zig eenen naam te maken, die met biriteniporige eifchen voor den dag komt, en veinst., groote bewijsrédenen in te brengen, terwijl men hem éven zo gemaklijk vervaard kan ranken-, als een jonge tcholier, die nauwlijks tóe plak ontdoken is. Dit is ten minsten het geen  •men ons, voor het gebeurde te Lillo, van Parijs fchreef. Zédert dat de Keizer in allen ernst bedagt is, om zijne eifchen te doen gelden, en zijne bedreigingen dadelijk uit te voeren , blijft men nog verzékeren, dat hij van zijn voornémen zal afzien , dat het fiegts veel gerugts zal zijn , zonder eenige gevolgen : en het kabinet van Verfailles beftemt honderd en twintig duizend gewapende aanfchouwers, ten einde op de bewégingen te letten van eenen vorst , wiens krijgslégers uit meer dan drie honderd duizend man beftaan. Te Parijs, en zelfs te Londen fpreekt men van dit alles, éven als men van eene ftaertfter zou fpréken. Veelen van de zogenoemde firaatkundigen , die in hunne vrolijke gezelfchappen over het lot der rijken befchikken , verzékeren, met veel deftigheid , dat er geen mogelijkheid is, om anders te handelen. Anderen , op eenen niet minder bevestigenden toon redenérende, houden ftaande, dat de bovenmatige hebzugt der Hollanders de eenige bewégende oorzaak van dezen oorlog is, en dat deze met dukaaten beladene Myn Heers vernéderd, en hunne beurzen gedund moeten worden. Bij aldien het niet volftrekt onnut is, eene zaak in overwéging te némen, voor dat men er zijn oordeel over velt, zal men misfehien de bedenkingen, die wij, zonder vooringenomenheid met onze eigen gevoelens, daar alleen de liefde tot de waarheid onze geleidfter is, den vrienden der menschheidj en A 2  4 der geregtigheid thans willen voordragen , wel ee» nige oplettendheid waardig keuren. Treurig denkbeeld, in de daad, het oogenblik te zien naderen, waarin misfchien gansch Europa in vuur en vlam zal gezet worden , om de kooplieden van Antwerpen te beletten , hunne eigen fchépen, in hunne haven bevragt, aftezenden, en, uit de andere waerèlddeelen komende , daar in te ontvangen. Duizenden van menfchen ftaan, eenige honderd «uren verre van Holland, ter flagt. bank gevoerd, bederven , verarmd, en inde uiterfte ellende gedompeld te worden, zonder dat er de minste fchijn is, dat zij in dat gefchil eenig belang hebben. De Hollanders, wier rijkdommen en gebréken , door de begeerte naar goud en den overvloed van hetzelve verkrégên, de agting hebben doen dalen, welke hunne zéden, hunne opregtheid en hunne naerftigheid verdienen, zullen van de vreemde mogendheden verkrijgen het geen millioenen van menfchen, die onder den druk hunner •regéring zugten , tot verbétering van hunnen ftaat niet zouden verwerven. En wie zal zig voornaamlijk met de uitvoering van hunne zaak belasten? Het ministerie van Frankrijk; hetzelfde, dat, om der verleende befcherming aan de Amerikaanen luister bijtezetten, alom heeft verbreid, voor de vrijheid der zeeën geftréden tc hebben. De Koning van Pruisfen zal van zijne zijde werkzaam wezen. De réden van de reis zijns broeders naar  Parijs , en zijn verblijf aldaar, is geweest,zegtmen, om fehikkingen te maken tot het beleid van dezen; oorlog, waarin hij het voornaainfte bevél zal hebben. Men heeft hem in de fchouwburgen zeer toegejnichd, pragtig onthaald, in alle plaatzen geliefkoosd, wijl het, waarfchijnlijk, onder zijne bevélen zal zijn, dat een groot gedeelte van al die helden van vier ftnivers daags zig zullen doen Aagten, helden, die niet wéten, wat de Schelde is, noch wat Holland waard is, noch wat koophandel is, en die zelfs, zo wel als hunne vaders, broeders, moeders, vrouwen, en zusters verlégen zouden ftaan, indien zij, fchoon wézendlijk het ftaatkundig lichaam uitmakende, welks belangen men weegt, moesten verklaren, waarin het ongelukkig voor hun zou zijn , indien de Keizer magtiger was, dan hun eigen heer en meester; want, wat hebben zij te verliezen, anders dan hunne armoede en ellende. Nog eens, treurig denkbeeld, het welk zo veele anderen in ons doet opkomen; doch die als aan de hédendaagfche oorlogen gemeen, geen bijzonderen invloed op het tégenwoordig verfchil moeten hebben. Wij zijn nog niet tot die tijden genaderd, in welken wijsgeerige ontwerpen en handelingen rijken zullen kunnen beftieren. Onze miat» i'chappijen, door eene arglistige en onverzaadlijke fraatkunde verkankerd, kunnen zo fchielijk van haare grondrégels niet afgaan. De gebeiirdaisfen, flépen ons voord, en in de omfhndigheid moeterv zij ons voordllépen. A 3  6 Indedaad, het voorwerp en de pligt van alle regéringen is de duurzaamheid. Haare belangen , ten minsten zo als zij die befchouwen, komen zekerlijk zelden overeen met die der volken, welken zij regéren. Maarzo het is niet, wanneer vijandlijke invallen, en omwentelingen, door onrustige nabuuren bewerkt, of bedekte handelingen, door de heerschzugtige afhangelingen gefijieed, die hen omringen, moeten voorgekomen en geweerd worden. Zulke vorsten tragtcn hunnen ftaat te vergroten; zij willende menfchen drukken, maar- hen niet gelukkig maken! Indien zij het geluk van het menschdom bedoelden; indien hunne heerschzugt. alleenlijk ftrekte tot verbétering van het lot der menfchen, zouden hunne eigen ftaaten hun gelegenheids genoeg aanbieden, zonder dat zij die van anderen behoeven te begéren. Het belang der volken is derhal ven zelden gelégen in het veranderen van meesters, of ten minsten in die te ontvangen uit de hand des overwinnaars. Indien er nuttige omwentelingen zijn, dan zijn het de inwendige fchokken, die de menfchen vormen, hen in hunnen ftand plaatzen, groote voorbeelden géven, de volken en zelfs hunne hoofden onderrigten, en zelden, egter zomwijlen, de willekeurige oppermagt verpletteren , of ten minsten omzigtig maken. Dezen zijn nuttige omwentelingen, en niet de veroveringen, en de verdragen van verdéling, waarbij geheele volkplantingen worden overgeléverd, éven als fchaapen aan meedogen'  Jooze flagters. Eene beroerte onder een vrij volk , welks voorregten men poogt te verkorten, is van meer vrugt voor het gemoed van een deugdzaam man, dan al die nietige ondergeschiktheid ? of die beklagenswaardige voorfpoed, waarop men elders' Eoemt. De verbindnisfen tusfchen volftrekte opperheerfchers , met eene fterke gewapende magt voorzien, zijn dus te vre'zen, niet alleen voor de vorsten, (de deugdzaame befchouwt hen alleenlijk als de rampzalige ftigters der onheilen , welken het mensclidom drukken, of als de werktuigen van het goede , hetwelk de natiën kan vertroosten over de langdurige verwoestingen van het willekeurig gezag); de grootc verbindnisfen, zeg ik, zijn niet alleen te v^ézcn voor dc vorsten, maar ook voor de vol-, ken, die in al die fchriklijke oncenigheden, in al die vreeslijke twisten als niets geteld, en tot zulk, eenen trap van veragting gekomen zijn, dat voor hen fchier niets anders meer over blijft, dan de flaaflche dienstbaarheid. Het is derhalven onwaar» dat de verbindnisfen alleen de vorsten betreffen. Indien de verbindnis van het Noorden het vaste land dreigt, gelijk ik hoop aantetonen , moet men er niet onverfchillig omtrent zijn; en gewJsiijk, een gunstig oogenblik fchijnt zig aan Frankrijk aantebieden, om dezelve voor altijd te bedwingen en in toom te houden, door eene ftaatsgefleldheid te bezorgen aan het ganfche Duitfche volk, welk, indien men geen fpoed maakt, wel tas zai; A4  8- ontbonden worden. Het voorziet, het kent het gevaar, waarméde het gedreigd word: het ftrekt de hand tot Frankrijk uit; waarom zou dit rijk weigeren , aan deszei Cs begeerte te voldoen? Waarom? Om dat Engelland het oog op 'hetzelve gevestigd houd, en weerwraak tragt te némen. Men Meld zig tot in den laatsten oorlog in Frankrijk verzékerd, dat men Engelland zou verpletteren, indien men geen vijanden op het vaste land had te beurijden. De ondervinding heeft getoond, dat men zig vergiste. Ondanks de grove misilagen der Engelfchen, heeft men ze nietten onder gebragt, fchoon men hen veel kwaad-gedaan heeft; en ondertusfehen liet de Keizer ons gerustlijk begaan. Thans, niettégenftaande de magtloosheid van deze trotfche médedingers, zou Frankrijk zig, door eenen oorlog van dien kant, aan groote rampen blootftellen, na vrugtloos alle tot verderf {Trekkende pogingen tégen den Keizer ingefpannen te hebben. IJdele vrees! Engelland kan niets doen ; het zal niets doen; het is reeds niet meer de eerste mogendheid. Wanneer het zijne Indifohe bezittingen zal verloren hebben , welke tijdftip nauwlijks meer dan tien jaaren kan afzijn, zal het eene mogendheid van den derden rang zijn, ten minsten gedurende veele jaaren. ( O! van welk eene aangelégenheid zou het voor dit rijk zijn, indien net zijn geluk kende ? Magt van buiten, of vrijheid van binnen; er moet eene keus gedaan worden, want  %2Ê2& 9 beiden kunnen niet vereenigd worden.) Alsdan, en alleenlijk alsdan, zal Engelland, na veele beroerten , en befproeid met zijn eigen bloed, doch van zijne verdwaasdheid terug gekomen, gelukkig , en' overtuigd wezen, dat de invloed van buiten niets kan toebrengen tot het geluk van eene natie. Voor het tegenwoordige zal dit rijk zig denklijk buiten dezen twist houden; het zal liever den uitflag afwag'ten ; maar, indien het zig zo ras tragt te wréken, ftort het zig ongetwijfeld in zijn verderf. Gelukkig , dat hetzelve er de middelen niet toe heefr. Maar, waarom zal men de vriendfchap met den Keizer, welke reeds agt en twintig jaaren ftand gehouden heeft, verbréken, daar die vorst tot héden geen réden van ongenoegen gegéven heeft? Waarom zou de voorfpoed van Oostenrijks Vlaanderen niet zo wel van nut voor Frankrijk zijn, als die van Holland ? Is uit den voorfpoed van den naasten nabuur niet meer voordeel te trekken, door den dagelijkfchen handel, dan uit dien van den verder afgelégen nabuur? En zouden de Oostenrijkfche Néderlanden , in rijkdom toenémende, voor Frankrijk, die dezelven elk oogenblik, om zo tefpréken, kan vermeesteren, niet tot eenen waarborg ftrekken tégen de aan (lagen en ondernemingen des Keizers tégen Frankrijk zelve ? Immers is een onderpand zo veel te béter, hoe meer het zelve van waarde is. Kan men ftaatkundige verbindnisfen , reeds hondermaal gcfchonden , in allen epst tégen zulke gewigtigc bedenkingen in vergeA5  lijking Stellen? Het traktaat van Munfter fV> is ten minften ten aanzien der Schelde één der geenen , waar van de onbillijkheid en onredelijkheid de vernietiging heeft moeten bereiden. De Hollanders ,. over ondankbaarheid, en kwaadetrouw Schreeuwende, vergéten, dat zij zeiven de geheüigdfte verbindnisfen bij gelégenheid der verbonden, die voor hun nuttig waren, aangegaan, ontzénuwd hebben: zij willen niet wéten, dat de mogendheid, die haare onderfteuning door buitenge woone af Standen en bevoorregtingan heeft doen betalen, flegts een listige vijand was; dat het een ongehoord geluk voor lumis, eenvoorregt, het welk:alzinshaatlijk,en voor den Souverein , pp wien men het door overmagt verkregen heeft, onverdraaglijk is , zo lang te hebben kunnen genieten; en dat een ongehoord geluk niet eeuwigdurend is. Waarom dan de dwaling der Hollanders voorgedaan, voedzel eraan gegeven, er in gedeeld? Wat voordeel kan Frankrijk bij dezen oorlog hebben? Wat heeft het te vrezen, onzijdig blijvende.? Wat kunnen deze wispelturige Staatkundigen, welken bij de voormalige heeren kunnen vergeleken worden, die om de minste beuzeling hunnen nabuur verwoestten en pionderden, aan Frankrijk tot vergoeding der gevaaren géven , waaraan het zig bloot Stelt, door zig tégen den Keizer te verklaren. Eindelijk, zou het, zelfs als een welervaren enMachiavelsch Staatkundige, niet nog 00 Van het jaar 1643. Art, XIV.  verflandig gehandeld zijn, als een'gerasten vreedzaamaanfchouwer, de Hollanders hunne : geldkisten te laten ledigen ? Gelooft gij, mijn heer! dat ik de zaak des Keizers heb verzwakt? Ik wil voor het te'genwoordige niet onderzoeken, of het verde'digend traktaat van verbindnis en vriendfchap tusfchen Frankrijk en de Keizerin van Hongarije voor Frankrijk waarlijk voordélig is geweest, en of het zelfs ooit voor hetzelve voordélig kan worden voor deszelfs zékerheid, het zij van binnen 5 of van buiten, voor deszelfs belang, en koophandel. Deze zeer nételige en zeer ingewikkelde gefchilftukken behoren niet tot mijn plan, enmijne perfoneele grondbeginzels zijn altijd geweest, dat Frankrijk alleenlijk vrienden moet hebben* Maar de genégenheid en zelfs de vriendfchap moeten geen blinde gedienstigheid zijn , de billijkheid moet er niet aan opgeofferd worden. , Waarom begeert de Keizer de vaart op de Schelde ? Om dat hij de welvaart en den voorfpoed van zijne fchoonfte provinciën als het gevolg daar 'van befchouwt. Maar is het dan eene uitgemaakte zaak , dat het geluk en de rijkdom derOostenrijkfche Néderlanden van de vrijheid der Schelde afhangen? of zal men veeleer geen regt hebben, oin zulks tégen te fpréken , zo lang in deze provinciën, welken men onder de fchoonsten van Europa rékent, nog heiden te bebouwen, magere en dorre gronden te mesten (&), moerasfen droog te |maken, en vaar- (b) Zie de provinciën van Luxemburg, Limburg, Namen, Csmpine, e. z. .v  ten te graven zullen zijn tot bevordering van de binnenlandfche gemeenfchap ; zo lang zij helderde gedeelte der inwoners niet zullen bevatten, die,-' zonder bijkomenden buitenlandfcheri handel, er hun beftaan in zouden kunnen vinden. Daar benéven, zou de voorfpoed en welvaart der Oostenrijkfche' Néderlanden aan Frankrijk het verlies der Vereemgde provinciën vergoeden, het welk de Hollanders als onvermijdelijk befchouwen , zodra de vaart op de Schelde voor de vreemde volken, zal geopend zijn? Deze aanmerkingen gegrond zijnde, komt mij het traktaat van Munfter als billijk voor, en wel verre, dat het onrédelijk zou zijn, befchouw ik het als ééne der gewigtigfte wetten van het ftaatkundig wetboek van Europa. Maar,voor dat wij tot het onderzoek van deze. vraag tréden, die men zeirs niet aangeroerd heeft, en die ons in deze gewigtige zaak beilisfende voorkomt, némen wij de vrijheid, te vragen, of zij, die Frankrijk raden , de Hollanders aan zig zeiven over te laten, de fchriklijkc trouwloosheid wel in> 00 Bij voorbeeld, eene v&'rt van Brnsfcl tot in de Satnbre ' om de voordbrengzels uit de Franfche provinciën langs dezelve te vervoeren; eene vaart van Mons tot Aath , reeds voorlang door de Staaten van Henegouwen ontworpen; eene vaart welke de Haine met de Saml.re vereen* e. z v. Door middel van deze vaarten zou men de geheele Néderlanden te water kunnen doorreizen, en de vaart op de Schelde heeft geen betrekking met al deze ondernemingen. Eene vaart van Brugge tot ia Zee zou een einde maken aan het gefchil, hel weUs Europ» ■et eenen algemeenen oorlog bedreigt.  gedagt hebben, waanne'de het kabinet van Verfail3es zig zou bezoedelen, het mag nu in zijne verbindnisfen met Holland gelijk pf ongelijk hebben; maar ondertusfchen die republiek in den afgrond heeft gcftort, door het bewerken vanhaare vredebreuk met Engelland.? Hebben zij' wel gedagt aan de uitwerking, welke de naam van goede trouw in het ftaatkundig évenwigt moet hebben, voornaamlijk, wanneer men we'gens de grootfte misflagen geen andere verfchoning heeft, dan dezen naam, het zij men dien al of' niet verdiend heeft, en welke reeds zeer gekrenkt is door het gedrag van het kabinet van Verfaiiles in het begin van den laatften oorlog? Hebben zij wel gedagt aan die Coalitie des Cefars pan Weenen, en der Zenobia van Petersburg, gelijk de heer Linguet 00 zegt; (li) Men weet, dat zenobia koningin van Palmijra was. Zij ■was, zegt, volgens pollion, de heer euvoi de hauteville , die zijne gefchiedenis heeft gefchréven, volkomen vrij van de fchandelijke zwakheden, die de gedagtenis van cleopatr» ontè'erd hebben de letteroefeningen en de jagt waren beurtelings de vermaaken htarer jeugd; haare opvoeding was overeenkomstig haar genie geweest. De prinfes van Palmijra •was voor zéker aan haar die zuiverheid haar er zéden yerfchuU digd, welken men zo zeer geroemd heeft. Zie hier, hoe bossuet zig uitdrukt, fprékende van odenat, koning wan Palmijra : Zijne gemaalin zenobia trok met hem op aan het hoofd der légers, welken zij, na zijnen dood, alleen bevélen gaf, en maakte zig beroemd in de geheele waereld, door dien zij de kuischheid met de fchoonheid, en de kundigheid met de dapperheid paarde. Odenat, door eenen haarer nabeitaande, meo-  deze zo merkwaardige, en, met één woord, zo onbefchaamde Coalitie, dat, om geen honderd duizend Rusi'en op den hals te krijgen , men niet meer van een ander gevoelen kan zijn , dan josephtjs TT? Hebben zij wel eens bedagt, dat het huis van Brandenburg, het eenigfte tégenwigt tégen deze verbazende magt, in de daad in eene hachlijke tijdftip is; dat de opvolger des Konings van Pruisfen flegts een Prins is, of dat hij, volgens de voorfpelling van Europa, een kundig en bedréven man zal zijn; dat hij in het eerftc geval verloren is, en dat in het tweede men kan twijfelen, of hij het naaste Voordeel van deel aan den buit van Europa te hebben, niet zal verkiezen boven de gevaarlijke eer van den voorvegter van deszelfs ftaatkundige vrijheid te zijn? ik weet, wat men hierop kan antwoorden. Ik nius genoemd, omgebragt zijnde, befclmldigde een algemeen gerngt, hetwelk pollion onbédagtlijk verhaalt, zenobia als médepligtige van meonius; en men lei haar te last, dat zij het roer der regering alleen in hand«n had willen hebben ; maar de ganfehc oudheid heeft dezen verfoeilijken argwaan veragt, en zenobia is bij de nakomelingfehap onbevlekt gebléven. Aan■gebéden, zegt de haoteville, door haaren doorlugtigen gemaal , zijne getrouwe medgezellin in de légers en op den marsch, op de jagt en in den Jlrijd, en in de winterkwartieren zo wel als in de belégeringen ; ja, door de gaaven der natuur , 20 verre boven de -nietige Jchoonheden van het Oosten verhéven, els zij dezclven in grootmoedigheid en vernuft overtrof; wat ton zij dan te vrézen hebben run een'' verjlandig' man, van ■den deugdzaamen Keizer Odenat.  15 weet, dat Rusland zelf, vroeg of kat, verdeeld zal worden, ten minsten zo het eenige gefteldheid aanneemt, of in zijne gefmcede ontwerpen flaagt, om Europeesch Turkijen te overmeesteren. Ik weet, dat deze vroege vrugt (e) waarfchijnlijk nooit tot rijpheid zal komen. Ik weet, dat de Keizer voor eenhel'tig', wispelturig' mensch gehouden word, die door verbeeldingen en rustloosheid word gedreven, bij wien geen orde ofre'gel is, en wiens (V) De voorfpclling van den grooten man, die za veele zaaken gezien, en er meer opgemerkt, dan gezien heeft, word dagelijks meer bewaarheid:,, De Rusfen zullen nooit eene befebaaf„ de en welgeregelde natie worden, dewijl zij het te vroeg ge„ v.eest zijn. Peter was een genie van navolging , geen waar ,, ger.ie, geen fcheppend genie, welk alles uit niets voordbrengt: „ zonimige dingen, die hij deed, waren goed, de meesten „ verkeerd. Hijliceft gezien,''dat zijn volk woest was; maar „ hij lieeft niet gezien, dat het nog niet rijp was ter befcha„ ving; hij wilde het befchaven, toen bij het alleen tot „ den oorlog had moeten bekwaam maken. Hij heeft ten eers„ ten Duitffchers, en Engclfchen willen maken, toen hij had „ moeten beginnen Rusfen te vormen; hij heeft zijne onder- daanen belet, ooit te worden het geen zij konden zijn , door „ hen in het denkbeeld te brengen, dat zij waren hetgeen zij „ niet zijn. Op deze wijze voimt een Franfche onderwijzer zij„ nen leerling, ten einde hem in zijne kindsheid een oogenblik „ te doen fchitteren, en vervolgens nooit iets te worden. Het „ Ruflisch rijk zal Europa willen te onderbrengen, en zal zelfs „ tc ondergebragt worden. De Tartaaren, deszelfs onderdaa„ nen of nabuuren , zullen zijne en onze meesters worden. Mij „ dunkt, deze omwenteling kan niet misfen. Al de koningen „ van Europa arbeiden eenftemmiglijk, om dezelve te verhaaS' „ un." Cuittract Sacial, Chef, Vlll.  voordvarendheid dikwijls naar raaskalling gelijkt. Men zegt, dat zijne fchraping geen Spaarzaamheid is; dat zijne ftaaten eene legerplaats, en geen koningrijk zijn; dat hij zig op woekerwinst verftaat, en geen finantiën heeft; dat hij in de wapenoefening bedreven, en in den oorlog onervaren is. Men zegt, dat hij, om zeer 'gedugt te zijn, vorderingen te voorfchijn brengt, die al te ongegrond, al te ontrustende zijn voor het vaste land , hetwelk zijne tijtels alleen bedreigen. Men zegt, dat hij te hard loopt, om ver te gaan, ten zij dat de misdagen van anderen hem ten eersten minister dienen. Even als dat kind , hetwelk de maan op den grond van eenen put zag, en zeide Ik wil de maan hebben —— Ik ml de maan hebben ~ zegt de Keizer Ik begeer kóóphandel Ik begeer koophandel —~ zonder te wéten hoe, of door wat weg, of van waar; zonder te wéten , voor wien , waarvoor, of waaraan hij eigenlijk arbeid; noch ook, hoe veele overwinningen hij op zig zeiven heeft te maken, voor dat hij aan den buitenlandfchen handel kan denken; noch, eindelijk, hoe zeer de binnenlandfche handel, welke fchier alleen ^onder zijn bereik is, boven den buitenlandfchen den voorrang verdient. De Keizer weet niets anders, dan bevclen te GévEN, en dit is de beste wijze niet om de menfchen te bellieren. Hij heeft nog niet anders gehandeld, dan door middelen van geweld, zo wel met de vreemde volken, als met zijne onderdaancn. Befchouw zij-  *7 zijne handelwijs met Polen, met de Venetiaanen, met Duitlchland, alwaar de grijze , maar nog moedige leeuw hem gelukkiglijk heeft wéten paaien te zetten; met Hongarije, met de barrieren, met de kerken, met de lévenden, en met dc doo- den. Hij begeert den koophandel, en is een vijand van de vrijheid! Men zou in de jaarboeken der Roomfche keizers, en het wetboek der inquifitie geen fchriklijker wet vinden , dan zijn edict tégen de vrijheid der drukpers, in de Nederlanden , aan dewelken hij de vaart op de Schelde wilgéven. De Engelfchen hebben dit edict de grilligheid eens vergramden willekeurigen heerfchers genoemd. De keizer begeert den koophandel! en hij verbied onder de zwaarfte ftraffen aan zijne onderdaanen , eenen grond te verlaten, dien hunne 'armoede en flavernij, welken aan Europa genoeg gebléken zijn door de wet zelve, die hen ftraft, een minder ongelukkig land te zoeken (ƒ), tot Schande Strekken. Op denzelfden tijd beveelt hij den lévenden kalk, om de overblijfzels te verdelgen van het geen ons waard was! De ouden dagten niet gelijk hij; zij, die, wétende, dat de mensen, volgens zijne natuur, een zwervend wezen is, poogden hem aan den vaderlandfchen grond te verbinden, voornaamlijk door den eerbied voor de asfche der voorvaders, welke zij op eene bijzondere wijze vereerden. — Met één woord, het is Europa, CO Zit de Keizerlijke wet letrekliik de verhuizingen. B  18 liet welk nog fpreekt, de keizer is rijk in Spreekwijzen , en doet veel kwaads : hij Schrijft grond, régels, en pleegt veel gewelds (g). Zulk een mensch zal de vrijheid van ons vaste land niet ligt in gevaar brengen, of er moed eene algemecne Slaperigheid fieerfchen, dienaar zinneloosheid geleek. Zulks is moeilijk; maar het is niet onmogelijk, want, zegt de kardinaal deretz, daar zijn zot'. heden.dk niet memekhjk zijn. Honderd en vijftig duizend Franfchen, honderdduizend Rusfen,twin tig duizend Zweeden, dertig duizend man Keizerlijken , cn honderd en zestig duizend Oostenrijkers hebben in onze dagen eene mogendheid, die men tot op dien tijd nauwlijks rékende tot den derden rang te behoren, niet kunnen temmen, noch zelfs vernéderen.Frankrijk, het noodzaaklijke vereenigings- CsO De lofredenaars van de» keizer zouden verbaasd zijn indien men al de wetten en bevélen bij elkander verzamelde ' welken hun held reeds heeft durven géven. Weinige Sagen' gaan er vooibij, zonder dat men eenige bloedwet ziet in het licht komen. Op het oogenblik, dat ik dit proefblad naarzie brengt men mij de Nieuwspapieren, waarin ik eene uitfpraak des keizers vind, van den aafle van wintermaand: hij zet geld op het hoofd van otogekogtc verleiders, die enkel door deze onbepaalde woorden worden aangeduid; en er word daarin verWaard, „dat bijaldien eene gemeente zig mogt onderdaan, „ zulk toert van lieden bij zig te dulden, of dat zij zig door „ hunne listen liet ve, voeren, de rigter van het dorp en twee „ gezworen dorpelingen, overeènkomftig de volkswetren zon„ der hoop van eenige gefiad* te erlangen, zullen gefpits't wor- den.» «et wetboek van JosEPHüj H. zal eerlang z» ver- manid worden ais dat van divacon.  plint der EuropeTche Staatkunde, welks tégenwoordig miniSterie voorzigtig en zelfs ervaren en bedréven , doch onbeitendig en onduurzaam is, kan alle Schikkingen van menschlijke wijsheid verwarren door zijne inwendige omwentelingen, door de tegenstrijdigheid van deszelfs hoofden , door de wankelbaarheid van derzelver fyftemaas, door de verschillendheid der geheime handelingen, eeuwigdurend roerzei van een hof, alwaar alles op eene gepaste wijze gefchikt is, om de vorSten onwétend te houden, de miniSters te beperken in den kring der kortstondige belangen van ampten uittedélen en beScherming te verlenen, welken van eenen willekeurigen heerScher in het midden van zijnen di~ V^n de grootfte Slaaf der flaaven maakt. Frankrijk, dit Schoon koningrijk, in hetwelk de regering zédert langen tijd te'gen de natuur worftelt, zou, zonder zig noch van volk, noch van Schatten uitteputten, om eene gewaande balans van magt Staande te houden , ongetwijfeld binnen tien jaaren, enkel door eene goede beftiering, de natuurlijke overmagt over gansch Europa wéder bekomen; eene overmagt, die het nooit zou moeten gebruiken, dan om alle vrijheid te doen eerbiedigen. Maar bevind Frankrijk zig in deze voortrcflijke gefteldheid? Kan het op eene tienjaarige voorSpoedige regéring Staat maken? Heeft het zédert vijftien eeuwen tweemaal dit geluk genoten? Wie kan beloven, dat het zig verbétert? Zag men ooit de menschlijke dingen, te rugge kéren? Hoe zal men zijne geB 2  woonte veranderen , die langzamerhand deszelfs verval bevordert ? Indien de inwendige kwaaien van hetzelve van dien aart zijn, dat het zijne kragt verloren heeft; indien zijne regéring haar gezag zo verre heeft misbruikt, dat zij haare magt kwijt is ; indien het van zijne krijgszugtige nabuuren • alles te vrézen heeft; indien het zig inde onmogelijkheid vind, om te kunnen Zeggen, wat het gedurende tien jaaren, die nauwlijks ééncn Staatkundigen dag uitmaken, zal doen; indien het niet minder zwak en verdeeld, dan onbeperkt en willekeurig is , een altijddurend werktuig van omkoping , of de fpcelbal van ongestadigheid; indien het niet vereenigd noch eensgezind is, zou het dan wei voorzigtig zijn, dat het de opkomende onweerswolk zig liet zamenpakken? Moet men hetzelve een plan van onzijdigheid aanraden, hetwelk eene goede orde , eene grootc eenü:emmigheid, eene onvermoeide waakzaamheid , en het vermogen vereischt, om, met zékerheid, grootezaaken uittewerken? Is het niet béter , hetzelve in de best mogelijke omstandigheid te laten blijven.? Zal men tégen hetzelve zeggen : wagt het otiweeder gerust/ijk af, zo lang men geen middel zal gezien hebben, om het aftewenden? Dit middel zou moeten , en zou kunnen zijn , eene vaste , opregte , eeuwigdurende verbindnis met Engelland; eene verbindnis op een traktaat van koophandel gegrond , welke den nationaalcn naijver voor altijd deed verdwijnen, en de belangen der beide natiën onaffcheidelijk vereenigde. ^us  SI vcreenigd, zouden zij zeer gemaklijk alle andere mogendheden doen zwijgen. Maar Holland zou alsdan befchermd worden; het zou thans befcherming genieten ; want , als een Staatkundige de réke. ning makende, en zonder de verwoesting in aanmerking te némen van het bewonderenswaardigfte land des aardbodems , en van eene natie , welker zéden, nijverheid, en ftandvastigheid het menschdom misfehien het meefte eer aandoen, zou het béter zijn de overmeeftermg van Holland te beletten, dan met groote kosten hetzelve , overmeesterd zijnde, uit de handen van zijne verwoefters te rukken. De Engelfchen hebben, zelfs in hun fysiema, geen belang in de vernieling der Hollanders. Zij zijn hunne mededingers in den koophandel, doch gaan hen in magt veel te boven ; en Holland kan aan Engelland weinig kwaad doen in de Oostïndien, en zelfs in Europa niet, dan alleen door middel van een verdédigend verbond met Frankrijk. Maar Engelland verftaat ongelukkiglijk geen réden; en ik vrees, dat alleen nieuwe rampen en tégenfpoeden in ftaat zullen zijn, om zijnen vijandelijken en geweldigen aart te doen afleggen. Laten wij ons verblijden derhalven , dat het Fransch ministerie andermaal de vrijheid befchermt -% laten wij ons wagten van het daar af te trekken en zo het ooit, in een oogenblik van te onvrédenheid, waartoe de Hollanders, éven als alle vrije volken, maar al te dikwijls gelegenheid géven 9. htt  ons opkwam ; laten wij ons zeiven afvragen, of deze geheiligde vrijheid op onzen aerdbol reeds te veel fchuilplaatzen heett, en of men, zonder misdaad te begaan, kan wenfchen, dat dezelve uit éénder drie landftreeken van Europa verdréven worde, alwaar nog eenige geringe overblijfzels van dezelve zijn? Ik hoor reeds uw antwoord. Laat deze algemeene redenéringen varen, zegt gij, welken niets bewijzen, doordien men zelfs alles doordezelven kan bewijzen; en dewijl gij niet kunt lochenen, zonder de eerste gronden van het natuurlijk regt omverre te werpen, dat de vrijheid der Schelde blijkbaar billijk is, hoe durft gij Frankrijk aanraden van er zig tégen te verzetten, gij, die zo ménige maal liet Machiaveldom gevloekt hebt, he-t welk de billijkheid voor niets telt. Indien de vrijheid der Schelde blijkbaar billijk was, zou ik zeggen en bewijzen, dat er eene ménigte van dingen zijn, die men uit de zédekunde moet verwerpen op ftraffe van tot waarlijk haatlijke gevolgen te komen. Indien de vrijheid der Schelde blijkbaar billijk was, zou men egter de uitdruklijkfte traktaaten niet met den dégen in de vuist moeten aanvallen, in plaats van dezelven door onderhandelingen te ontknopen {&) , die de Hollanders (*) Menmoet liier opmerken t dat de twee vaartuigen, welken «le regéring van Brusfel afgezonden had, het ééiie om de Hond af, het andere om dezelve optevaren, hunne onderneming in hit Weik gefteld hebben te midden van de onderhandelingen,  23 konden fchadeloos ftellen, die hun zekerheid konden géven, zo die plaats kon hebben , of die hunne bekommeringen zouden kunnen doen verdwijnen. Onder de regéring van karel den II, koningvan Spanje, op het einde der voorgaande eeuw, befloot men eene vaart te graven van Brugge, door het land van Waas, tot aan het fort St. Maria op de Schelde, ten einde de ftad Antwerpen onmiddelijk gemeenfehap te doen hebben met de zee (/)• Het zou in de daad minder kosten, zulk eene vaart te graven, dan eenen oorlog, en wel eenen onregtvaerdigen oorlog te voeren; want het is niet waar, dat de vrijheid der Schelde met regt kan gevorderd worden. De oorlog, welke de zéven gewesten vrij maakte, begon zekerlijk in Vlaanderen en Braband. Deze landftreeken hadden geen andere haven , dan Sluis. De prins van Orange, weike wist, van welk een belang de provinciën van Holland en Zeeland waren, en hoe gemaklijk zij verdédigd konden worden , het zij door de natuurlijke ligging, of door de nabijheid der zee en de gemaklijkheid, om en toen de Hollanders de toegevendheid hadden, om het wagtfchip wegtenénien , het welk, zij regt hadden, vóór het fcrt Lillo te leggen. (fj Bij opene brieven van den 7 van Zomermaand 1698. Bezeilde Koning van Spanje gaf ook octrooi tot het opregten van eene Oostïndtfche maatfchappij van koophandel, en 0111 tévens op de kust van Guinea te handelen ; doch de d°od. van dien vorst heeft de uitvoering van dit .L ontwerp doea itidiesi. B 4  24 gemeenfchap met Engelland te hebben, maakte dezelven3 op het einde der regéring van filips den II., tot het middenpunt van zijne magt en verdédiging. Zédert dien tijd werd de Schelde voor de overige gewesten gefloten, zo dikwijls als de ftad Antwerpen door Spaanfche légers bezet was. Dezelve , in 1585, wêer onder hunne gehoorzaamheid getreden zijnde, hield alle onmiddellijke gemeenfchap met de zee voor haar op (k); en 3 in de daad merkwaardige zaak! wat zullen de fchrijvers van den Keizer niet zeggen, het zijn de meesters Van Antwerpen zeiven, die het verbod der Schelde begunstigden 3 deze ^agtige ftad, zegt de wit , kwam der Spaanfche oppermagt ai te gedugt voor. Ql) (k~) Ik zal een onwraakbaar getuigen biervan bijbrengen, namelijk den febrijver der Memoires Historiques & Politiquei des Pays-Bas Autrichiens; een werk, hetwelk op bevél van den keizer opgelteld, en in 1784.. te Brusfel gedrukt is. .Zie Tem. I. p. 52 fif 33. (O j) Toen de hertos van Parma de jlad Antwerpen innam „ werd zij ganschlijk van de zee afgefcheiden; en de koning „ van Spanje verzuimde onvoorzigtiglijk , de Schelde voor „ hen te openen, willende deze pad, die veel te magtig voor „ hem was, beteugelen, en den handel in verfcheideii [léden „verdelen, al zijne magt op de grenzen van Gelderland, en „ tégen Frankrijk en Engelland gebruikende ; dit noodzaakte „ de mteste kooplieden van Antwerpen, de wijk naar Amfter„ dam te némen, welke, reeds voor de onlusten, de eerjle a, koopflr.d der Nederlanden was. De kening van Spanje „ benam alle vrijheid van Godsdienst, en door zijne gedurige n oorjogen, liet hij alle "org, om de zeeën te verzékeren, va» „ rem Dit deed den koophandel, fle visferij cn de zceuwt  Het verbod der Schelde heeft dus, in deszelfs oorfprong, oorzaaken gehid, welken geen betrekking hebben met de belangen van Holland. De opperheerfchappij der Schelde is zédert door alle de verdragen , die de ftaatkundige beftaanlijkheid van Europa verzékeren, aan hetzelve geguarandeerd. Op deze voorwaarde hebben de Hollanders afgezien van de Oostenrijkfche Néderlanden. Zij zijn reeds honderd vijf en dertig jaaren in het bezit va« het gebied over de Schelde geweest. Frankrijk en Engelland {tri) hebben hun al de voorregten van deze uitfluitende vaart geguarandeerd. Indien men zig hédendaagsch van het natuurlijk regt wil bedienen, om vastgeftelde traktaaten te vernietigen , waarom zouden dan al de mogendheden van Europa el- van Vlaanderen den laatflcn fnik géVcn. De visferij geraak„ te geheel in handen der Hollanders ; maar een derde gedeel„ te der manufiiktumeii werd naar Engelland overgebragt; als „ de fergiën, damasten en kousfen , wijl deze handwerken al„ daar onbekend waren, zij waren nog onder geen gilden ge- bragt: een ander gedeelte vestigde zig te Leiden. Wat den „ handel der linnens betreft, deze vestigde zig te Haarlem „ doch een gedeelte dei handelaars in linnen bleef in Braband „ en Vlaanderen, doordien deze waaren te land naar Frankrijk „ en Duitschland vervoerd werden, zonder dar wij hun dit „konden beletten." Gcdcnkfchriften van j. de Wit, Raadpenfionaris van Holland. I. D. VIII. Hoofdft. (»z) Bij het 14de artikel van bet verdrag van den 29 van Wijnmaand 1609, tusfehen de koningin Anna en de ftnaten der vereenigde gewesten , belooft en verbind zig de kóningin, dat hunne Hoog Mogen den nooit op gcenerlei wijze g-ftoord zullen warden in hun regt en hunne lezimng in dit opzlgt. B5  26 kander de provinciën niet weêr afnémen, liet zij dezelven door de wapenen verkregen., afgedaan, of geërfd zijn? De gemeene orde. zegt rousseau, is een geheiligd regt , het welk tot eenen grond/lag van al de anderen pekt. Ondertusfchen is dit regt niet natuurlijk, het is derkalven op verdragen gegrond. De verdragen zijn dan de grondflag van alle regten. xMoet men dezelven dan voordaan allen Schenden , alle Itaatkundige indellingen vernietigen, alle magt en gezag ondermijnen, en in eiken ftaat beroerten verwekken, onder voorgéven van het natuurlijk regt te herdeden, waar van men afgewéken is, of, liever, het welk men alom geichonden en verkragt heeft ? Daar de rust der volken ook een wézenlijk voorwerp is; het algemeen geluk minder afhangt van eenige verbétering, dan van het vreedzaam genot van het geen men bezit; de republiek van Hendrik den IV, of de Européfche rijksdag van den abt van St. Pieter, nog niet ihgeftèid zijn, zal ik gerustlijk ftaande houden, tégen een gewaand natuurlijk regt, dat de vordering van den Keizer onregtvaerdig is, en dat de andere mogendheden hem moeten beletten, zijne ondernémingen verder voord te zetten. En, indien de mogendheden zig er niet van kunnen ontdaan, ponder Holland te vernietigen, of, het geen het zelfde is, zonder hetzelve aan de genade of ongenade van een' heerschzugtig' vorst over te géven, die aan Europa de talrijkfte en ontzaglijkde legerbenden vertoont, waarméde deszelfs Itaatkundige vrijheid ooit  is gedreigd; ik vraag het aan de verblindde aanhangers van den Keizer , welk barbaar zal den voordag doen van eene geheele natie aan den voorfpoed van Antwerpfehe kooplieden op te offeren ? En dit is juist het verfchilduk , wanneer men vraagt, of de Keizer zig aan het traktaat van Munder moet houden, dan of hij zig van de vaart op de Schelde moet meester maken. Het is geen naijver over koophandel, gelijk men zo dikwijls geroepen heefr, geen mededinging van kooplieden, daar het tusfchen den Keizer en de Hollanders op aan komt. Het raakt hier de wézenlijke welvaart, de natuurlijke bedaanlijkheid , zo wel als de vrijheid en onafhanglijkheid der vereenigde gewesten. De Schelde moet niet befchouwd worden gelijk de overige vloeden van Europa, welken tusfchen twee gedoten oevers dromen, of die niet dan zandbanken , of kleine woeste eilanden bij derzelver uitwateringen hebben. De Schelde word benéden Antwerpen in twee groote armen verdeeld; de voornaamde, en dien de keizer fchijnt te eifchen, word de Hond, of de Jfósterfchelde genoemd, welke bij Vlisfingen in zee loopt, en vorv jorlogfchépen vaarbaar is ; de andere, de Oasterfckilde genoemd j kan door groote fchépen bevaren worden, en dort zig ten noorden van het eiland Walcheren in zee. Uit deze twee armen verfpreiden zig andere vaarbaare takken, waarvan eenigen vrij aanmerklijk zijn, en langs welken men in al de volkrijke en bloeijende eilanden van Zeeland,  28 in de Maas, en van daar in al de binnendeelen der vereenigde gewesten komt («). Dus zou een heerscbzugtig vorst, meester van de Schelde zijnde, in een oogenblik Vlisfingen, Middelburg, en zelfs Rotterdam, een groot gedeelte mindere zeehavens , en den mond van al de vaarten, die de vereenigde provinciën doorfnijden, niet alleenkunt nen vermeesteren of verwoesten; maar zelfs eene vervoering van gramfchap van eenen driftigen willekeurigen heerfcher zou het ganfche land, en voomaamlijk Zeeland en Hollandsch Vlaanderen door het water kunnen doen overftromen. Zie daar,ongetwijfeld,de rédenen, waarom de Hollanders, die niet verpligt zijn, de raadgévende advokaaten van het onbepaald gezag te antwoorden door de gevaaren van hunnen toeftand te ontdekken, met fchrik bevangen zijn ; maar met zidk eenen manmoedigen fchrik, dat dezelve agting voor hen inboezemt en belang in hunne zaak doet ftellen. Hierom wapenen zij de inwoners van het platte land, die eerder hunnen laatften druppel bloeds op de oevers der Schelde en op hunne dijken zullen laten plengen, dan dat zij den keizer toegang in hun land zullen géven — ten minsten de beminnaars der vrijheid, die het lot van Geneve betreuren, vleijen zigdaarméde. De Hollanders begrijpen, dat het hier de zaak is , vrij te blijven, C») Het traktaat van Munster tusfchen Finp den IV. en de algeniccne ftaatcn , van den 3often van louwmaand 1648., art. XIV., luid ook: De Schelde, de vaarten van het Sas, het Swin, en andere zeegaten, daarop uitkomende, zullen ^van ^e zijde der ftaaten gefloten gehouden worden.  of niet meer te beftaan , dan met goedkeuring van den Soudan van Oostenrijk. En men zegge niet, dat de barbaarfche gedagte , om de Hollandfche dijken doorteftéken, alleen bij eenen Calicula kan opkomen ; toen de laatfte oorlog tusfchen Grootbrittaniën en Holland verklaard werd, weergalmden de Engelfche papieren gedurende geheele maanden van dit fchriklijk ontwerp. Ik kan niet zien, mijn heer, wat de gewaande uitleggers van het natuurlijk regt op deze aanmerkingen zullen kunnen antwoorden; want daar zijn maar twee regten op dezen aardbodem: dat van geweld , en dat van verdrag; het regt van geweld, het welk alleen de lafhartigen verrast, en waar uit wel nooddwang, maar nooit gehoorzaamheid geboren kan worden: het regt van verdrag, hetwelk alle menfchen moeten doen eerbiedigen; dewijl geen maatfchappij beftaat, dan door middel der verdragen. Zonder twijfel, het geen men door het natuurlijk regt verftaat, zelfs in deszelfs meest afgetrokken betrekkingen befchouwd, gebied ons voor ons behoud te waken: het ftaat dan de heerfchappij van het geweld toe. — Wel aan! laat het geweld wéderom het toneel openen voor de bloedige fpélen, die het menschdom verwoesten; (gelukkiglijk , het is de eerfte maal niet, dat een hand vol vrije menfchen de ftroomen van gewapende flaaven, die de onbepaalde magt op den aardbodem ftort, terug gedréven zal hebben;) maar dat het geweld de billijkheid niet hoone, door zig te onregt van haare taal te bedienen*  14 TWEEDE BRIEF. Bijzondere Aanmerkingen. E-en lézer, dienietzo wé] ondcrregtwas, als gij, mijn heer, zou misfchien klagen, dat ik al te onbedagtlijk onderfteld heb, dat in het Noorden eene gevaarlijke verbindnis plaats had, op welker bewégingen men niet te zeer kan het oog houden. Deze gewigtige zaak vereischt zonder twijfel bewijzen, of ten minsten eene aatt'éenfchakeling van waarfchijnlijkheden , welken Sterk genoeg zijn, om een Staatkundig bewijs op te maken, wanneer ik mij dus mag uitdrukken. En,Schoon ik de zaak deriHoUanders op zig zelve heb aangemerkt, en zonder haar met opzigt tot de belangen der andere mogendheden te befchouwen, weet ik te wél, dat het belang de eerfte beweegoorzaak der menfchen en der regeringen is, om het niet in de geregtigheid te zoeken, welke, alles wél ingezien, altijd de vastSte grondflag daar van zal zijn. Bij de algem?ene aanmerkingen, die ik in den voorgaauden brief opgegeven heb, zullen dan nog eenige bijzondere aanmerkingen moeten gevoegd worden, welken, mijns bedunkens, van gewigt zijn tot kennis van de tégenwoordige ftaatkunde. Indien ik geen te groote gedagten van mijn gevoelen en van mijne kragten heb, zullen zij op eene vol-  doende wijze daarftellen, dat de eisch van de vrijheid der Schelde een overlegd plan aankondigt, het welk reeds voorlang gefineed is , en de vrijheid van Europa dreigt. Ik zal genoodzaakt zijn, mijn heer, de zaaken een weinig uit den grond op te halen; vrees ondertusfchen niet, dat ik te veel buitenrédenen zal maken ; elke gebeurdnis, welke ik hier zal ter néderftellen, en zelfs die u zullen fchijnen de minste betrekking tot mijn onderwerp te hebben, zijn er zeer naauw méde verknogt. Voor het overige herinner u, dat het gefchil in dezen brief niet anders zal verhandeld worden, dan met opzigt tot de tegenwoordige ftaatkunde, zonder te onderzoeken , in hoe verre de ingevoerde fystemaas goed of kwaad zijn. Het betreft bet algemeen regt, en niet het natuurlijk regt: het betreft den tégenwoordigen ftaat der menschlijke zaaken, en niet het maken van een Utopia; de waarfchijnlijke gevolgen, welken de eischen des Keizers naar zig Hepen, en geen wijsgeerige onderzoekingen , waarvan al de regéringen éven vreemd zijn. Herinner u ook, dat deze brief, zo als ook de voorgaande en die nog zullen volgen, alleenlijk bedenkingen , en geenzins bedisfingen behelst. Het eenigfte , waarvan ik verzékering doe, is van mijne goede trouw, en van de onzijdigheid in mijne nafpeuringen. Peter de I., welke zeide, dat de waardigheid van eenen admiraal van Engelland boven die vau  32 eenen Czaar is (o), had gedurende zijn ganfche léven het zwak, dat hij eene zeemagt wilde hebben. Dit is het ongeluk van zijn land geweest, doordien zijne opvolgers, die dit ongerijmd en belachlijk plan getrouw wilden volgen, verfcheiden oorlogen hebben ondernomen , om hunne zeevaart en hunnen koophandel te vermeerderen, of, liever , om zig beiden eigen te maken. Peter de I. ftond zeer naar eene haven in de Oostzee: hij liet daar over handelen aan het hof van Zweeden, doch kreeg een weigerend antwoord: en dit was de oorfprong van dien berugten oorlog, die voor het rijk van den Czaar zo rampfpoedig moest wézen , en zo zonderling ten gelukke van zijne ondernémingen veranderde. Men weet, welke pogingen hij en zijne opvolgers ten aanzien der Caspifche zee hébben in het werk gefteld (/>); doch waarvan zij hebben moeCo} f'oyage du Cointe Jlgarotti en Rusfie. Berlin, 1772. vol- i'. p. 6ï. Men moet te meer vertrouwen in den graave Algarotti itellen, dien ik in dezen brief dikwijls gelegenheid zal .hebben om aantehalen, wanneer hij zaaken voorftelt, die voor de fijsteinaas van de Rusfifche regéring niet gunstig zijn, daar hij altijd ten fterkften met den Czaar Peter den I., en zelfs met zijn opkomend rijk ingenomen is. Zie verder het bijvoegzel, eerfte aanmerking, daar men verfcheiden zonderlinge gevallen en zaiken, betreklijk tot dit onderwerp, bijeenverzameld vind. (p) De koophandel van Rusland is zddert het jaar 1740. bij aanhoudendheid in eenen kwijnenden, veragtlijken en rampfpoedigen ftaat geweest. -—Zie: Es fat fur le Commercs de la Rus-  33 moeten afzien, na eene verbazende ménigte van volk en onnoemlijke i'chatten verfpild te hebben. De grondlegger der ftad Petersburg,-die insgelijks zijne gedagten op de Zwarte zee lier gaan, bragt het niet verder, dan tot de Azofzee; het was voor katiiarina de II. bewaard, de laatfte hand aan dit groote werk te leggen. Na dat zij zig tot Keizerin en zelfsheerfcheres der Tartaaren van Kouban en de Krim had doen verklaren; dier Tartaaren , wier voorvaderen oudtijds de benden der Hunnen en Alaanen volgden, die al de Noordfche volken onderwierpen, zig van den Donau tot aan den Rhijn uitbreidden, en het Roomfche rijk cijnsbaar maakten; dier Tartaaren, die eertijds de Rusfen zeiven tot het betalen eener fchatting van roofvogels , en van honderd duizend kroonen aan pelsklédcren of aan geld verpligtten; beval deze vorstin , dat dit fchierëiland, het welk wij de Krim héten, in het vervolg den wélluidender naam Taurida zou voeren. Zij beval, dat de tiadCaffa, alwaar weleer de Génueefche kooplieden zich vermaard maakten, haarcn ouden naam Theodofia weer zou aannémen. Zij beval verders, dat men eenen groo- Rusfie, p. 103. Men vind in dit werk, liet welk in 1777 gedrukt is, nauwkeurige en gewigtige zaaken, doch ook dikwijls ftrijdige voordellen en gevoelens. Katharina de II. gaf bevél tot het opregtcn eener Perfifche maatfehappij van koophandel, de kooplieden van baar rijk uitnodigende, om deze maatfehappij ten fpoedigfte vol te maken. Doch kort daar na zag men van dit plan af, op de vertoogen van het genootfehap van koophandel. Zie hier over bet bijvoegzel, eerfte aanmerking. c  34 ten handel te Theodofia zou drijven, dewijl, vol» gens het traktaat van Kainardjick, of Kainardji, men daar kon komen uit de Middenlandfche zee door de Dardanellen en de ftraat van Konftantinopel (qj. Maar, om eenen grooten handel te drijven , worden naarstige, vernuftige en talrijke inwoners vereischt, en waaren om in ruiling te géven, welken andere natiën nodig hebben; hier van is het onvrugtbaar en moeraslig Kouban niet zeer voorzien , zo min als het fclrierêiland de Krim, eene landlbreek, die fchoone graanen oplévert, doch niet zeer groot is. Ik weet niet, of de Rusfifche zelfs* heerfcheres in ftaat zal zijn te vervullen, het geen de natuur geweigerd heeft, of haar zal kunnen bevclen , eene andere foort van voordbrengzels te verfchaffen. Ik weet niet, hoe zij haare fchépen in de Zwarte zee, en voornaamlijk op de kusten van de Krim, tégen de wormen zal kunnen beveiligen , die hier veel Schadelijker zijn , dan in andere Cq) Men kan , uit het geen algarotti zegt (_p. i6z.~), oordélen over den koophandel, welke de Czaarïn met groote kosten verkrégen heeft, door de ftad Caffa onder ha« geweld te brengen. Deze ftad, de rijkftc en de grootfte handelplaats des lands, weleer het Mesfma van Griekenland, was zeer „ gcfchikt om aan deze twee oogmerken te voldoen, namelijki „ ora eene haven in de Zwarte Zee , en eenen vasten voet in ,, de Krim te hebben: bchalven koorn, boter en zout, welken er vertierd worden, Word er ook zulk eene ménigte van ,, Citviard bereid, dat dezelve van daar door gansch Europa, „ en tot in de indien vervoerd word. Steuren, welken men „ voed en mest in de kreeken van bet Mcótftch meir, léveren deze Caviard." Is dit niet ecu fchoonè handel?  zeeën. Ik weet niet, of de berugte wet van augustus de coercemto Imperio niet allernoodzakelijkst was voor dit magtig groot rijk. Vooral heb ik groote réden van te twijfelen aan den goeden uitfiag van zo veele groote ondernémingen, maar dit is buiten allen twijfel, dat Rusland de Krim cn Kouban twintig maal duurder betaald heeft, dan zij waard zijn: de oorlogen met de Turken, om zig Van deze twee landen meester te maken, kosten aan dit liegt bevolkt land (r) meer dan dertien honderd duizend metqfehen O) , welken te land of ter zee door het zwaerd, door ongemak, door ellende , door honger, en inzonderheid door de pest om het léven geraakt zijn. De overléden admiraal Cr) Bij de laatfte telling, in 1764, heeft men vo'gens het geen in l'Esfai fur le Commerce de la Rusfie, p. 37 & 39. gezegd word, bevonden, dat het getal der inwoners van Rusland, vin beiderlei geflagten , in het geheel bedraagt 17 of 18 millioenen ; maar deze rékening kan niet nauwkeurig wezen, zédert den Poolfchen en Turkfchen oorlog, zédert den laatften opftand, en voornaamlijk zédert de pest. In het algemeen zal men de bevolking van Rusland kunnen bepalen op «4 millioenen. Dit verfchilt een weinig van de 24 millioenen, welken voltaire zo mildlijk aan Rusland gegéven heeft. Cs') De bewijsftukken, waaruit ik deze gebeurdnis getrokken heb , welke eerder verkleind dan vergroot is , zouden te lang zijn, om ze aantehalen; maar, ten einde mij te eerder te geloven, léze men Uegss, in le voyage de Rusfie van den graave aloarotti (p. 125.1, dat de oorlog met de Turken in 1739, in de vijf jaaren, dat dezelve duurde, aan Rusland meer dan twee honderd duizend menfchen kostte; cn bedenk dan, dat ik op het einde van 1784 fchrijf , na de pest van Moskcti, e. Z. v. C 2  knowles, die gedurende dezen oorlog naar Rusland geroepen werd, om de Rusfifche zeemagt te beltieren, heeft, bij zijne terugkomst in Engelland, al deze zaaken omftandig berigt. De geldverfpilling is niet minder verbazend geweest (*)• Behalven de kosten tot het bouwen Qt) Wil men er zig een denkbeeld van maken, men léze alfeAROTTi, die egter, gelijk wij reeds gezegd hebben, in Rusland alles van de fchoone zijde befchouwt. '„ Van welk hout i, meent gij (p. 7j0, dat men zig te Petersburg bedient tot het „ bouwen van 1'chépen ? Van eene foort van eikenhout, het„ welk , voor dat het er komt, ten minsten twee jaaren onder „ weg is. Het word te Cafan, geheel bewerkt en gereed voor „ den fcheepsbouw, geladen, en van daar de Wolga, en ver,', volgens de Tuertza opgevoerd; alsdan komt bet door mid„ del van eene gegraven vaart in de Sna en de.Mesta, en in „ de Volcova gekomen zijnde, word bet langs eene vaart, die „ tot in bet meir Ladoga loopt, en eindelijk langs de Nev* „ naar Petersburg vervoerd." Men zou bij deze bijzonderheden verfcheiden niet minder merkwaardige aaekdotcn kunnen voegen. Men vind bij voorbeeld in VEsfai fur [le Commerce de la Rusfie (p. 117$, dat de Czaarin, in 1773, vijf duizend matroozen naar Tagourok zond. Wij vernémen, dat zij in dit oogenblik nog tien duizend van dezelven zend, welken tévens landbouwers moeten worden. Zouden het eerder geen tienduizend lijfeigene boeren zi.'n , die bevel hebben, matroozen te worden? Men leest bij Aloarotti (p. 6(50, dat in 1739. tien ef twaalf duizend matroozen, in de zeetogten ter oefening i* de Oostzee in de zeevaart onderwézen, reeds omgekomen waren in de Azofzee, alwaar de regéring , uit hoofde van den tégenivovrdigen oorlog, genoodzaakt was, hen te zenden, om de ileine ylooten te bemannen, die zij tégen den Turk wapende. Men leest te zelfde plaatze : ,, De Czaar had tot onderhoud :„ der zeemagt drie honderd duizend pond fterling beflemd,  5? van fchépen, voorde oorlogsbehoeften en de maand, gelden der zeelieden, die onnoemlijk zijn, heeft Rusland den laatften oorlog niet kunnen volvoeren, zonder ontzaglijke fommen over te maken, en zonder geldleningen te doen in Holland, te Genua, enjte Venetië. Katiiarina de II. heeft zelfs nogonJangshaare toevlugt genomen tot het vervalfchen der muntfpéciën.De papieren munt werd onder Elisabetii in Rusland ingevoerd, doch in geringe hoeveelheid. Onder de tégenwoordige keizerin is dezelve van tijd tot tijd vermeerderd, zo dat men thans rékent, dat voor 36 milioenen roebels van die munt in den omloop zijn (»). Welk een téken van uitputting voor zulk eene oppermagtige heerfchappij! Mancipiis locuples, eget acris. Cappadscum Rez. De vloot in'deMiddenlandfche zee kostte onnoemlijke fommen, en weinigen van de fchépen, waar uit dezelve beftond , hebben de havens van Rusland weer gezien. Het is waar, zij heeft de Turkfche vloot verbrand , en het Te Deum doen zingen te Petersburg. Het fmaldeel in de Zwarte zee was niet minder kostbaar: men bemande het zelve met p verbazende fom^voor een land, alwaar de regéring-met twee. „ fchelliirgen kan doen betgeen men onmogelijk in Engelland „ met twintig fcbellingen zou kunnen doen , en van dewelke „ men zeggen kan bet geen horatius eertijds van dei' Koning „ van Kappadocia zcide." [Zie in den tekjst: ffUfWtSt £>""> want Algarotti heeft dit vaers njet aangehaald.] Qu) Esfai fur le Commerce de la Rusfie. p. 249, 250, C3.  S5 matroozen, die onder den aspuntkring geworven waren: de kabels voor deze fchépen moesten van de noordeiijkfte grenzen des rijks vervoerd worden, zo dat dezelven zo hoog in prijs kwamen te ftaari, als zij in de Zwarte zee aankwamen, als ofzij van goud en zijde waren geflagen geweest. Indien een gemeen man zulke zotheden beging, zou hij voor zinneloos verklaard worden, vooral, wanneer hij, na zo veele vcrderflijkc pogingen, niets anders verkreeg, dan de Krim en Kouban, eene i'chaevergoeding, die zelfs nieuwe kosten naar zig fleept, jmar, tot groot geluk van de Rusiifche natie, fchier onmogelijk in handen van haare meesters kan blijven. En wat voordeel zouden deze bezittingen hun dart aanbrengen ? Al die overweidigingen en veroveringen zijn alleen ondernomen, om zig van den handel op de Zwarte zee te verzékeren ; maar deze handel kan nooit van nut zijn, dan voor den fouvereiu, die meester is van de kanaalen, welken deze zee met de Middeniandfche vereenigen, cn voor de overige zeemogendheden van Europa. Eene kleine fchecs der gefchiedenk van dezen handel is genoeg om er van overtuigd te worden. Deze Zwarte zee, welke reeds zédert de eerfte tijden der gefchiedenis zo vermaard is geweest, door den krijgstogt der Argonauten, was aan de ouden béter bekend, dan zij het héden ten dage is, ten minsten aan de oost- en zuidzijden. De Egiptenaars waren lang voor de Grieken door gè-  39 drongen tot in het Meotisch meir (V): de oudheid hield hen voor de ftigters der Colchiithe natie; en lucianus (x~) leert ons, dat de Pheniciers , naar hun voorbeeld, alle jaaren ter zee derwaard reisden. Jason was met zijne gelukzoekers in Colchis komen zoeken het geen de begeerte van den mensen het Sterkste trekt, goud en fchoone vrouwen, waar van het gouden vlies van phryxus en de toveres medea het zinnebeeld zijn. De Grieken volgden altijd den handel van de Zwarte zee; zij ftigtten op derzelver kusten eene me'nigte van volkplantingen, van dewelken strabo , plinius en arrianus ons de naamen en zomtijds ook de befchrij vingen nagelaten hebben. Colchis, en de zuidelijke kusten der Zwarte zee werden voornaamlijk door de kooplieden bezogt. Colchis, (_y) het welk tegenwoordig aan de Turken behoort, was, ten tijde der Romeinen, vol ftéden, werwaard de handel alle volken trok. Men zou he'dendaagsch te vergeefsch de fpooren daar van zoeken in de • wildernisfen en bosfehen, die deze fchoone landftreeken bedekken^ Het ijzer, het ftaal, zonder te fpréken van het gouden zilver, vrugtcn, huiden^ graanen, wasch en honig, vlas, hennip, en Cv) De ouden drévcn er weinig handel; want Plinius ge-, tuigt (Lib. II. Cap. 67.), dat men in zijn' tijd nog niet wist, afliet Meotisch meir niet een zeeboezem van den Oceaan was. GO Lucianus Toxar. OO Wij begrijpen Colchis onder de naamen Mingrt'iie, tttte en Guriil, C4  #9 Scheepstimmerhout maakten de waareri uit van dezen uitgedrekten handel: hier bij kan men de flaaven voegen, want deze beklaaglijke handel klimt in Afie tot de hoogde oudheid op, en vöornaamlijk in deze landstreek en in de naburige gewesten, 'alwaar het menschlijk gedagt het Schoonste is, welk men op den aardbodem vind. De karavaanen, die uit Pertie kwamen, bragten in ruiling van deze waaren, en van de Europe'Schen, welken zij daar vonden, de koopwaaren uit Opper-Afie en de Indien ; zij kwamen bij den mond van den PhaSoftroom, welke héden ten dage voor een groot gedeelte met zand gevuld is. De GriekSche Keizers onderhielden langen tijd eene vloot van v&rtig zeilen, welke zo wel tot den handel, als tot bescherming van de Zwarte zee diende, en waar méde de daavenhandel gedréven werd, toen de CircasdSche Mamelukken over Egipten heerschten. De naam van dit krijgsvolk, welke gekogte daaven betékent, toont ons genoeg aan, hoe hetzelve geligt werd. L e Soudans handelden met de GriekSche Keizers wégens de vergunning, om'jaarlijks eenige fchépen in de Zwarte zee te zenden; dezelven kwamen van daar terug bevragt met daaven, welken allen in Colchis, Circastie, en op de kusten van het Meotisch meir gekogt waren. Van de Mamelukken moet de oorfprong afgeleid worden van den tégenwoordigen daavenhandel, zo van mannen als vrouwen, welke aan deze gewesten eigen JS ? zo als ook aan de Nomaden in Klein-Tartarije.  41 Met deze flaaven en flaavinnen worden de vrouwentimmers van Konftantinopel en Alië voorzien; de Basfaas van het Ottomannifchc rijk, en de Opperheerfchers van Egipten zijn meestendeels gewézen flaaven. Ook zijn het deze flaaven en flaavinnen , die van eene bende barbaaren, welken wégens hunne mismaaktheid merkwaardig waren, het fchoonfte geflagt van menfchen in Europa voordgcbragt hebben. De handel, die op de noorder kust, en in Taurisch Cherfonefus, tégenwoordigdeKrim genoemd, gedreven werd,kon in geenvergelijking komen bij den ouden handel op de Zwarte zee. Dezelve was voornaamlijk gevestigd te Theodofia, eene volkplanting derMilefiers, zeer vermaard in de eerste tijden; vervolgens verlaten onder den Keizer adriaan ; naderhand weer in fland gebfagt ; langen tijd bezéten door de Genueefen onder den naam van Caffa; in 1476 genomen door de Turken, onder maiiomet den II.; vrij verklaard bij het traktaat van Kainardjick, en eindelijk overweldigd door Rusland in 1784. Deze handel beftond, gelijk tégenwoordig, in koorn, boter, gezouten thonijn en caviard; maar die der Genueefen was meer uitgeftrekt, en begreep in eenig opzigt al den handel der Zwarte zee, en der aangrenzende gewesten, welken de Grieken hadden verlaten om de gedurige invallen der barbaaren , terwijl zij ook door inwendige twisten verdeeld, en door bijgelovigheid dom geworden waren. De Genueefen in het bezit zijnde van de ilad C5  42 - Tanais, hédendaagsch;bekend onder den naam van AZof, aan den Bosphonis Cimerius [de ftraat vanCaffa], ontvongen er', ten tijde dat het Konttantinopelsch rijk van de Grieken tot deXatijnen overging, de koopwaaren, welken de karavaanen van Astracan aanbragten: zij verhandelden dezelven op alle deze kusten, welken, veel minder ontvolkt zijnde, dan in onze dagen , eene menigte van voordbrengzels opléverden, en veele waaren liéten. Daarenboven waren de Genueefen eene republiek van kooplieden, aan geen keizerlijke wetten of keuren onderworpen, welken lastig zijn, de bronnen van koophandel opdrogen en floppen: zij deelden de vaart op de Middenlanafche zee met de Venetiaanen, cn waren de cenigen, die de waaren van Europa naar de Zwarte zee bragten. Voeger bij, darde Genueefen, gelijk ook de Venetiaanen , de vrijheid hadden wéten te verkrijgen, om in al de deelen van het Griekfche Keizerrijk te handelen, zonder regten te betalen. Maai de ontdekkingen der Portugeefen en het gelukkig gevolg, welk dezelven voor hun hadden, eenen nieuwen weg gebaand hebbende voor den Aliatifchen handel, was de Italiaanfche geflépenheid in haare befpiegelingen bedrogen. Zo dra de Zwarte zee haare gemcenfehap met de twee Schiereilanden van Indië venoren had, werden ook haare havens en kusten verlaten (z) Het is waarfchijnlijk, dat het voorbeeld van den (z) Zie Esfai fur le Commerce df la Rusfie, p. ieS.  3èl&g£ 43 handel oudtijds op de Zwarte zee gedréven , en" de welvaart der Genueefen, de Rusfen en allen, die de aan [taande voordeelen van hunne bezittingen op de kusten van deze zee zo hoog opvijzelen, vervoerd heeft. Ondertusfchen waren de omttandigheden nooit meer verfchillende ; en niet alleen zal Rusland, welks talrijke ontwerpen , wetten , en bevélen juist geen diep doorzigt te kennen géven , weinig kunnen uitvoeren, behalven de waaren van Taurida, die nooit van veel belang zullen zijn; maar, welverre van begunstigd te worden, zal het altijd worden tégen gegaan door de Turken , welken er veel aan gelégcn is, dit gewest, het koste wat het wil, weer onder hunne af hangiijkheid te brengen. De Genueefen, die, zonder mededingers te hebben, op deze zeehandel dréven, alwaar de Rusfen magtige mededingers zullen ontmoeten, hadden vlooten noch légers nodig, om er zig te handhaven ; en de kosten, om den gewaanden Ruslifchen handel te befchermen, zullen de waarde van Taurida altijd te boven gaan. Indien de Czaarin zig meester van Konftantinopel maakte, zou het zekerlijk niet onmogelijk wézen , dat zij den bezittingen van de Zwarte zee haaren ouden luister wedergaf: maar, waarom zouden de Turken zeiven het niet doen? En, indien hunne zorgloosheid en traagheid het belet, indien hunne regéring alle foort van koophandel verfmaad, is het dan niet oneindig béter, en veel voordeeliger voor het Ottomannisch rijk, dcnzelven aan de zui-  44 delijkc natiën van Europa overtelaten («), van wel • ken het zelve niets te vrézen heeft? 00 In FEsfui fur le Commerce de la Rusfie , in 1773, dat is voor dat Rusland zig meester van de Krim had gemaakt, in het licht gegeven, waarin de bcfpiegelingen lopen over de havens bij het verdrag van Kainardjick in 1774 verkregen, leest men Qp. 118.), dat Rusland in ftaat is, om eene handeldrijvende vaart op de Zwarte zee aantelcggen. Wat den koophandel betreft, men ftaat toe, dat deszelfs kooplieden, welken groote kapitaalen bezitten, zig op den handel in de Oostzee gelegd hebben, dat zij eenen handel, dien zij kennen, niet zullen Varen laten, om zich in eenen nieuwen te verbinden, die veele gevaaren, en zeer onzékere, of ten minsten nog zeer ver af zijnde voordeden aanbied, dat het hun in het algemeen aan crediet ontbreekt, zonder welk geen vaste onderhandeling , noch uitgeftrekten handel plaati kan hebben, . en dat zij in het geheel geen kennis hebben van den handel op de Levant en de Middenlandfche zee, welke met dien op de Zwarte zee wézenlijk verbonden is. (p. 119.) Rusland moet derhalven noodwendig toevlugt némen tot de vreemde natiën, ten einde zijne onderdaanen de eerfte beginzelen van den'handel; op de Zwarte zee te doen magtig worden. En de fchrijver begrijpt, dat Frankrijk de eenige mogendheid is, die het in dit noodzaaklijk ontwerp met kragt kan onderfteunen. Hij voegt er bij, dat Peter de 1. begreep, dat er geen land in Europa was, welks verbindnisfen zo voordeelig voor zij?, rijk konden wézen, dan Frankrijk, met betrekking tot de Oostzee Met te meer réden zoude hij dus gedagt hebben met betrekking tot de Zwarte Zee. Maar, indien de handel op de Zwarte zeë gedréven moet worden-, waarom zou Frankrijk dien der Turken, welken zijne geallieerden zijn zédert Francois den I., niet bij voorkeur begunstigen ? Waarom zou hetzelve toelaten, dat er eene zeemagt opgeregt ;werd in de Zwarte zee, die hén dreigt, en in «et vervolg niet dan gevaarlijk voor hetzelve kan worden ?  ^aSs^T 45 Het is klaar , dat de Rusfifche 'zeemagt, in de Zwarte zee, eene zeemagt geheel op zig zeiven, en zonder gemeenfchap met de Keizerlijke~~zeemagt in den Finlandfchen zeeboezem, niet beftand is tégen de Turkfche zeemagt, zelfs wanneer deze flegts matige pogingen in het werk ftelt. De Rusfen hebben voor hunne oorlogfchépen geen andere haven, dan die van Cherfon, welke noch ruim noch gemaklijk is, en onnoemlijke kosten vereischt, om in ftaat gefield te worden tot het bergen van vlooten (b)< De gemaklijkheid der ankergronden, de voordee- O) » Welke pogingen Rusland doet," zegt VEsfai fur le Commerce de la Rusfie, p. 117., „het is altijd zéker, dat, „ zonder hulp der vreemde natiën, hetzelve nooit eenige vas„ tigheid aan zijne bezittingen in de Zwarte zee zal kunnen „ géven; het zal zig met al de mogendheden van Europa dienen ,, te vereenigen, ten'einde bij de Portede vrije vaart op de Zwarte „ zee voor alle vlaggen te bewerken. Verders, Rusland bij „ het traktaat van Kainardjick geen andere regten verkrégen „ hebbende, dan die, welken de meest begunstigde natiën in „ het Ottomannifche rijk genieten, moeten al deze natiën zig „ met Rusland vereenigen, ten einde eenparig op de ontheffing „ van het ftapelregt aantedringen, dat is te zeggen, om niet 5, verpligt te zijn, bij het inkomen in de Zwarte zee, of als ., zij uit dezelve [komen, de lading te breken. Zonder het „ eerfte dezer twee vootregten, zou het wézenlijk oogmerk ,, van Rusland misfen; en zonder het laatfte zou de handel op „de Zwarte zee onderhavig zijn.aan regten en vertragingen, „ die de voordeden «11 winsten zouden vertéren." Het doeleinde van Rusland heeft derhalven gemist; dewijl de eerfte voorwaarde niet verkrégen is. Gelooft gij , dat men het bereiken zal door middel van Cherfon, en dertien duizend mauoozen-landbouwers , of landbouwtrs-matroozen? Merkop, dat  4é Sfe£^5£ len van allerlei Soort, de verscheidenheid der waaren , als fchcepsbehoeften, worden op verfcheiden plaatzcn op de kusten hunner médedingers gevonden. Zij behoeven voor hunne fchépen die Schadelijke wormen niet vrezen, waarvan wij gelproken hebben. De Turkfche vloot, welker haven te Konftantinopel is, is niet genoodzaakt, altijd in de Zwarte z&e te blijven, Schoon zij te Sinope een tuighuis en haare voornaamfte lijnbaan heeft: (deze ftad , alwaar de Rusfen nu onlangs eenen konful gezonden hebben, is meer bekend daar door, dat zij de vaderftad van diogenes is geweest.) De Turken kunnen, des noods, met het grootfte gemak daar •ter plaats Schépen bouwen, uitrusten en wapenen. Na eene néderlaag of na bekomen Schade herftellen zij zig en werven wéder zonder moeite: zij zullen met gemak vier tégen één zijn. Voeg hier bij, dat de inwoners der veroverde landen, Schier allen Mahomedaanen, de Turken genégen zijn; want, ondanks de wijsgeerige verklaringen der Ukafen Scheppen de Tartaaren geen behagen in de RusSiSche heerSchappij. Ik Spreek niet van de Grieken, de fchrijver hier wil, dat alle natiën zig vereenigen, om aan Rusland den handel op de Zwarte zee te bezorgen; terwijl hij een weinig te voren aan de Franfchen, in dit opzigt, eene bijna uitfluitende voorkeur geeft. Voor het overige, het geen Rusland op de Zwarte zee gedaan heeft, heeft veel overeenkomst met het geen de Keizer op de -Schelde wil doen; e«ter met dit onderfcheid, dat de Keizer aan de oevers van deze rivier een bloeijend en volkrijk land bezit, en dat dus de Hollanders veel eer zenden overmeesterd zijn, dan de Turken.  van welken het kabinet van Petersburg in Morea, of in de naburige landen, meer dan twintig duizend heeft doen om 15et léven brengen, door hen tot eenen opftand aantezetten , dien het niet in ftaat was te onderfteunen. Deze ongelukkigen zullen met weinig erkendnis aan de Rusfen kunnen denken. De inwoners van de eilanden in den Archipel hebben op hunne beurt, éven als de Grieken van het vaste land, zig met de dwaasfte hoop gevoed: zij zijn er wreedlijk voor geftraft, toen de Rusfen verdwénen om niet wéder te komen; en ongetwijfeld hebben zij weinig jgenégenheid voor hen. De Grieken van het dalend Roomfche rijk te Konftantinopel hielden zig alleen op met listige ftreeken, godsdienstplegtigheden, en belachlijke verfchillen. Dit was het karakter der natie: eene algemeene Schijnheiligheid had de gemoederen verdoold en het rijk ontzénuwd. De monniken, het eenigst geestlijk lichaam geworden zijnde, beftierden alle zaaken, die van den ftaat zowel, als die van bijzondere perfoonen. Toen maiiomet Konftantinopel aantastte , kon hij zelfs de godgeleerde vijandfchappen niet doen ftaken ; en men Stelde in deze belégerde ftad meer belang in de zittingen der kerkvergadering van Florence, dan in de verrigtingen van het Ottomannisch léger (c). De Grieken hebben héden ten dage, zo niet den (cl Zie Muntesquieu, Caufes de In grandeur des Romains ft de leur dectdence, pasfim.  43 zelfden invloed, ten minsten het zelfde karakter; zij houden zig alleen daar méde bézig, dat zij op eene veragtlijke wijze en door listige kuiperijen de patriarchaaten van Konftantinopel, Antiochië, Jerufalem en Alexandrië, of de vorstendommen van Walachije en Moldavië bejagen. DeTurkfche ftaatkunde, die deze twee vorstendommen, de vier patriarchaaten , omtrent honderd en twintig aartsbisdommen, of bisdommen, en den gewigtigen post van dragoman. of eersten tolk der Porte aan hen gelaten heeft, geeft deze waardigheden altijd aan den meestbiedenden. De patriarch van Konftantinopel, opperhoofd van de Griekfche kerk in Europeesch Turkije, en die eene foort van burgerlijk regtsgebied heeft (4), koopt dien post gemeenlijk voor negentig of honderd duizend piasters. Wijl hij genoodzaakt is, gedujjggefchenken te géven aan zijne Turkfche befchermers, knévelt hij de priesters en monniken. De andere patriarchen zijn gehouden, op dezelfde wijze aan de hebzugt van hunne begunstigers te voldoen, en knévelarijën van denzelfden aart te plegen naar évenrédighcid van den prijs van hunne ampten en van hunnen invloed. De beide vorsten of hospodars, Welken tot het verkrijgen van hunne waardigheden vijftien honderd tot twee duizend beurzen betalen, dat is elf of dertien tonnen gouds, kné- ((/) De patriarch van Konftantinopel houd alle weeken eenen Uvan of gertgtshof, waarin ook twaalf bisfchoppen zitten: hij vonnist ZtSkere zaaken en lejjt (tranen op.  knévelen hunne onderzaaten, otfi het geld , dat zij bij de Jooden hebben opgenomen, en de gefchenken, die zij aan hunne voorflanders géven , te betalen. Het Hot van zaaken bij de Turken is ', geld te hebben; en bij de Grieken in al' de deelen van het rijk, elkander te plunderen en te vervloeken. Ik wil deeze Staatkunde niet verdédigen, welke, alles wél ingezien, niet meer bedorven is. dan veele anderen, en door de laagheid en verwaandheid der Grieken gevoed word; maar ik zeg, dat, wanneer in het algemeen het gemeene volk onder de Grieken, of, liever, de monniken of Caloijers en de papas verlangen, dat do Czaarin , die van hunnen Godsdienst is, den troon van KonSTANTiptf beklimt, al de famillën, die naar de pataiarchaaten en de twee vorstendommen kunnen dingen, en allen, die van dezelven afhanglijk zijn, de tegenwoordige regéring liever zullen verkiezen ( Daarenboven, de nuttelooze en trotfche ondernéming der Rusfen in den Archipel en op de kusten van Sijrie, hunne buitenfporigheden, hunne zéden, hunne roverijen, gevoegd bij de nieiivve grondrégels van gematigdheid van den divan , hebben het gunstig denkbeeld der Grieken van de Rusfen zeer doen verflauwen; zij moeten niet zonder ongerustheid en bekommering de herftelling van die ftrenge tugt te gemoet zien, welke de Turken no gevreesd maakte , toen zij, in 1683 , Weenen be- (0 Zie hier over ljet bijvoagzel, aan het einde van dit werk. Aanrn. II. D  5^ légerden, en thans voornaamlijk onder de Janitzaaren geoefend, en in de bezettingen in de grensplaatzen van den Keizer en de Czaarin onderhouden word. De Staatkunde van den Sultan mahmoud, een' zorloos'en zwak'vorst, ontzenuwde dit dapper krijgsvolk, in zo verre', dat hij zijne Soldaaten tot veragtlijke burgers maakte. Dit is de voornaamSte oorzaak van al de rampen en verliezen, welken het Ottomannisch rijk thans geléden heeft. Hoe het er ook mede gelégen zij, zie hier de ontwerpen van Rusland duidelijk gefchetst door den Joop der gebeurdnisfen, die het voorbereid, verwekt, of daar het voordeel uitgetrokken heeft. De handel in de Middenlandfche zee is volstrekt verbonden met dien in de Zwarte zee. Peter de I. wist zulks: de vrijheid om in de MiddcnlandSche zee, door de Zwarte zee , te varen en handel te drijven, was een der voorwerpen, daar hij hetfterkfte naar Stond; maar de ongelukkige Slag van de Prnth benam hem de hoop van die te verkrijgen. De uitvoering van dit ontwerp , waarop zijne opvolgers Steeds liet oog vestigden, hing van eenen mededinger af, dien men niet anders dan door de wapenen kon bewégen, om den voormuur wegtenémen, die de twee rijken van elkander fcheid. Er moest derhalven een oorlog begonnen worden: dezelve ontfiond in 1668. De Ottomannen overwonnen zijnde , vroegen om den vréde; en de vrije vaart in hunne zeeën was ééne der voornaam-  fte voorwaarden, welke de Czaarin bedong. Nauwlijks had zij dit verdrag gefloten, of zij eigende zig de Krim toe, ten einde zig nieuwe kusten, en voornaamlijk eene haven aantefchaffen,inwelke men oorlogfchc'pen kon bouwen, ontvangen, wapenen e. z. v., die haare koopvaardijfchépen zouden kunnen befchermen , en in het vervolg eene vloot uitmaken, welke die der Turken overtreft. Van den anderen kant heeft de .Czaarin fteeds haare vlag in deMiddenlandfche zee doen waaijcn. Dan was zij werkzaam bij de Venetiaanen , hun Kandia en Morea herinnerende. Haare pogingen waren vrugtloos geweest op het eiland Maltha, alwaar Frankrijk, welk men overal vind , het overwigt heeft. Dan wilde zij zig eene haven bezorgen op de kust van Barbarijé, en men noemde reeds zelfs de haven en baai van ^4rzeu ten oosten van OranOp een' ander' tijd floeg zij aan Engelland voor, omMinorka en Port Mahon e. z. v. te kopen. Al deze hersfenfchimmen liepen op niets anders uit, dan op het laten verrotten van eenige Rusfifchefehe'pen in de haven van Livorno. De Czaarin fcheen zelfs van de Middenlandfche zee te willen afzien , gelijk ook van de Zwarte zee, alwaar de zeer bepaalde handel tégenwoordig alleen door haare onderdaanen moet gedre'ven worden; zij fcheen er van af te willen zien, zeg ik; en niets was minder verwonderend voor hen, die overtuigd zijn, dat, de Turken eene vloot, een léger, en geld hebbende , het onmogelijk is voor de Rusfen 3 om ter zee tot D 2  Stenuantinopel door te dringen, en dat het niet zo gemaklijk is, als de heer linguet (ƒ) wil, om er te land te komen. De groote man, die deze merkwaardige régels fchreef, zag veel verder. „ Het Turkfche rijk is ten „ naasten bij in denzelfden zwakken toeftand, waar in dat der Grieken eertijds was, maar het zal „ zig lang ftaande houden; want, indien eenige ., mogendheid, welke het ook wézen mogt, dit „ rijk in gevaar bragt, door haare veroveringen „ voord te zetten, kennen de drie handeldrijvende „ mogendheden van Europa haar belang te wé], om zig niet ten eersten voor het zelve in de „ bres te ïïellen; " en hij voegt er in eene aantékening nog bij; „ de ontwerpen derhalven té- gen de Turken, als bij voorbeeld het gemaakte „ ontwerp onder het pausfchap van leon de X., „ volgens het welk de Keizer zig door Bosnië naar „ Konftantinopel moesr begéven, de koning van Frankrijk door Albanië en Griekenland , en an„ dere volken zig in hunne havens moesten inlché„ pen; al deze ontwerpen, zeg ik, waren niet ,, ernstig , of waren gefmeed door lieden , die het y, belang van Europa niet inzagen. " Montesquieu zou er hebben kunnen bijvoegen, dat, indien, tégen alle mogelijkheid, de Czaarin Romanie, Griekenland en den Archipel bemagtigde, de meeste Rusfen , voornaamlijk die van Petersburg en van (ƒ) Men 7al ftndvs zien, dat bij voor deze verovering maar »jt dagen ftcit,  53 de noordlijke deelen, niets béters konden doen, dan hun bevrozen gewest veriaten, 0111 de veroverde landen te bewonen, wa*rdoor meer dan de helft van het Rusfiseh rijk woest en onbewoond zou gemaakt worden. Kortom , de handel op Tauride , zelfs vooronderfteld zijnde, dat die gedréven wierd, zo als de Czaarin het wenscht, zou, in de tégenwoordige omftandigheden van Europa, altijd een verleende of vergunde zijn; en de Moskovifehe fchatkist zou er flegts weinig van trekken. Gij ziet, mijn heer, dat ik alleenlijk onderzoek wat regtmatig is. De Czaarin heeft geen verweerfchrift nodig, om zig de Krim en Kouban toeteëigenen ; zulks word gemaklijk gewettigd door het geen zij in Polen gedaan heeft, toen zij hetzelve met Oostenrijk verdeelde (#); en het opperhoofd der Kofakkcn, Stanacroska , die tégen den Czaar zeide (h): „mijn vader, indien het u in de daad „ ernst is, u dezen Zweedfchen doorn uit den „ voet te trekken, dan behoeft gij mij maar te laten „ begaan. Ik zal met mijne Kofakkcn gaan , en allea „ nédervellen in Finland, mannen, vrouwen en „ kinderen. Dus , ik zweer u , zult gij geen „ vijanden meer in dat land hebben, Wij (g~) Het is al vrij opmcrklijk, om het in het voorbijgaan te zeggen, dat de koning van Pruisfen, die fchier ondanks zig zeiven bij die verdeling op het toneel trad, (het ontwerp h eene uitvinding van het kabinet van Pe-tersburg} her. {legtf^ gedeelte niet bekomen beeft. CfO Algarotti, Voyage £s Rusfie.  54 „ zullen er eene woestijn van maken,• die zo goed „ als tien vestingen zal wézen"; dezeKofak, zeg ik, was een verweerfchriftmaker, met wicn ik geen vuistgevegt begeer te houden. De vrugtlooze pogingen der Czaarin aan de zijde der Turken en der Middenlandfche zee, daar zij altijd de Franfchen ontmoette, die zédert den vréde , die deAmerikaanen van de Engel fchen fcheid, veel magtiger en gevaarlijker zijn geworden , hadden haar de noodzaaklijkheid doen begrijpen (;), om een ander plan aantenémen, welks uitvoering Frankrijk kon tégenhouden , en de RushTche zeemagt in ftaat ftellen, om op eenen minderen afftand van Petersburg werkzaam te zijn. De koning van Pruisfen had noch lust noch de middelen om zijne doorlugtige geallieerde, die misfchien hem zeiven befchouwt, als kunnende haaren médedinger worden in de Oostzee, in zulk een ontwerp te onderfteunen. Kaïharina had eenen anderen médewerker nodig; zij vond dien in Josephus den II., die, éven als zij, met de razernij van den handel ter zee bezéten, in weerwil der natuur, zig met Rusland vereenigde door een verdrag, welk Europa dreigt het onderfte boven te kéren, om , zegt men, tégen het familieverdrag een évenwigt te maken. Merk op, dat de Keizer aan Frankrijk, zo min als de Czaarin aan den Koning van Pruis- V) Zelfs voor den sfftand van de Krim, waarover de Czaarfrn befchifcte onder voorwenizel van de Tartaaren, door het KWM V»n Ka.nardick <.nj gemaakt, te befcfceimen.  55 fen, niet de minste kennis gaf van de artikelen van dit nieuw verbond, en dat zulk eene agterhouding ftaatkundig zou kunnen befchouwd worden , als eene foort van verzaking der vorige verbindnisfen. Was het een nieuw blijk van hoogagting, welk de Keizer, bondgenoot van Frankrijk, Schoonbroeder des Konings, oom van den daufin , kort daar na daar door aan lodewijk. den XVI wilde gé. ven, dat hij aan den marquis de noailles te Weenen verklaarde, dat hij in het vervolg den voorrang van Frankrijk boven Rusland aan zijn hof niet meer zou toeftaan, en dat hij de beide gezanten met eene volkomen gelijkheid zou behandelen? Het is u niet onbekend, dat van al de mogendheden Engeland de eerfte, en Frankrijk de laatfte is geweest in het géven van den titel van Keizer aan de opperheerfchers van Rusland. In 1663, ftond kakel de ÏL denzelven toe aan den Czaar alexey michalowitz, door zijnen buitengewoonen gezant, den graave de carlisle, Zédert dien tijd hebben de gezanten van Engellanden hunne vrouwen zig wel willen onderwerpen , om de hand der Czaarin te kusfen. Men weet, hoe de baron de breteuil den voorflag ontvong, welke hem dien aangaande gedaan werd. Het zal voorzeker een ie groot geluk voor mij zijn, zcide hij, de hand van eene fraatje vrouw te kusfen; maar mevrcuw de Breteuil is altijd van denzelfaen fmaak niet, a.'s ik —• , en mevrouw de breteuil. verfcheen m% D 4  56 £a£s£ weer ten hove.. De titel van Keizer werd door Frankrijk toegedaan, alleenlijk onder beding, dat elke nieuwe Czaarreverfatiën zou géven, waar bij hij zou verklaren, dat deze beleefdheid niets zou veranderen in het vastgefteld gebruik; eene voorbehouding, waar door Frankrijk den voorrang behield. Katiiarina de II., den troon beklimmende, weigerde, de reverfaliZn te géven; zij verklaarde alleenlijk, dat de zaaken op den ouden voet zouden blijven; en de koning van Frankrijk beval aan zijne ministers,aan de onderfcheidcn hoven , deze reverfaliën aan de Rusdfche ministers voortelézen O). Dit was een blijk némen van zijnen titel en van zijn regt. Na den vréde in 1762, beproefde de Rusdfche gezant te Londen, de heer De chernichew , om zig op het bal van den verjaardag deskonings den voorrang aantematigen. De heer uit ch;itelet, gezant van Frankrijk, die hem vond zitten, rukte hem van de plaats, welke hij ingenomen had, deed hem op eene zeer norsfc wijze vertrekken, en zond hem den volgenden dag eene uitdaging'. De heer de czerniciiew was heuseh. Hij gaf des anderendaags een bezoek aan (&) Do heldhaftige deon , of d'eon , welke linguet bij belLona vergeleek, werd, als gezantfehaps - fecretaris,'gelast, den RusGfchen minister te Londen, den heer woronzow, die reverfalUn te gaan vooriézen. Hoe! zejde Woronzow , cls ik gezant was , en mijn heer de Nivernois ontmoette mij aan de deur ven des Konings kabinet,zou hij mij op den voet trappen, om het eerst linnen ie trédeu? Hij zou u op net lijf treden, antwoor$9 tt'SQf j tti ik %ou u met mijnen grooten fabe\i» twee koajeti  ff den heer DU chuTELet, die daags te voren waarfchijnlijk niet zalverwagt hebben, verfchoningen te ontvangen. (/)• Onmiddellijk na zijne verbindnis met de Rusufclie Keizerin, bedreigde de Keizer het Ottomannifchc (O Het\is zéker , zegt -  zijn voorbeeld, de Rusfifche kloosters ook wel geplunderd hebben, indien het bijgeloof van haar land geen hinderpaal voor haar was geweest. Zij heeft zig tot nog toe daarmede vergenoegd, dat zij bevél heeft gegéven, om al de gouden en zilveren voto. welken in de kerken gevonden worden, in eene fchatkist te brengen, welke men Religiekas noemt. De Keizer, die , uit hooide van zijne verbindnisfen met Rusland, te land en ter zee door de ganfche magt van dit rijk onderfteund moet worden , eischt thans van de Hollanders de vrije vaart der Schelde. Hij eischt dus, dat al de havens van Zeeland voor hem open gefield worden, zo wel als alle havens van Holland in Afië, op Ceilon, de kusten van Malabar en Kormandel, in de Ganges, op het eiland Java, indeMolukkcn en zelfs in Japan, alwaar de matroozen van zijne Apostolifche majefteit, waarfchijnlijk, het kruisbeeld met voeten zouden tréden, gelijk men de H llandfche matroo- zigt eenige ftrijdigheden begaan heeft. Bij voorbeeld hij zegt p. 16: De fpeciën , in 177: gcP.agcn , hebben bedragen twee milioenrn en vijfhonderd duizend roebels; êeze fom is egter in gewoone jaaren zo groot Wf»». P. 1 ">. zegt hij., dat de goudmijnen te weinig opbrengen , o'i: net geld te jlaan, dm in den omloop nodig is; cn op eene «(tere plaats voegt hij er bij: Siberië is hel Pernu van Ruitttnd. LM goud- en zilvermijnen, welker de Turken 61 Romanie en Anatolic, voornaamlijk te G'.inmschkana, bij Trcbikonde, bewerken, léveren ten minsten zo veel uit als die van llusiai.d.  6o 3S-s*g) De Engelfchen, die het zig tot eenen gromlrégel gemaakt hebben, hunne vijanden te veragten, en er zig zeer kwalijk bij bevonden hebben, voornaamlijk in den Iaatften Amerikaan, fcben oorlog, veragtten inzonderheid de Hollanders, als zij ze aanvielen. In gansch Engelland verzékerde men, dat deze kooplieden door eenen langdurenden vréde verzwakt, voor allen roem ongevoelig cn geheel onmagtig waren, om den Engelfchen wcêrftand te bieden. De vloot van den onverfchrokken Zoutman beeft de natie deerlijk bedrogen. Zij had geen overwinning verwagt, welke naar die van Pijrrhus geleek. Er was flegts een klein getal Engelfchen, welken, vrij van hunne rampzalige volks vooroordeelen, den admiraal Parker durfden bewonderen, om dat hij deze dappere vijanden regt had doen wedervaren. CO Onze adelijke officiers op de koningsfehépen veragten de koopvaarderj, voor walker btfehtrming alleen zij van nut zijn.  83 eene kunst, die in den laatsten oorlog de Engelfchen mogelijk in den eersten veldtogt tot den \réde zou gedwongen hebben; zo ervaren moeten de Hollanders daar in wézen, dewijl geen handeldiiivend volk de zee zo fterk bebouwt als zij. Ju du opzigt moet hunne verbindnis met ons de Engelfchen grootlijks te leur ftcllen, zo lang als zij zig als onze natuurlijke vijanden befchouwen, hunne kinderen in die fchriklijke grondbeginzels opbrengen (d) 3 en eene natie benijden willen , die, als vriendin , alles tot hunne welvaart kan toebrengen, maar, als vijandin , hen te eenigen tijd onfeilbaar zal verpletteren; want de ftrijd is te ongelijk. Indien eenige Staatkundige verbindnis voor Engelland ontzaglijk is, zo is het onze verbindnis met Holland. Maar, waarom zou Engelland er zig niet bijvoegen? wie belet hetzelve, in al de voordee- Hicrin vcrfchillen wij wezenlijk van de Engelfchen, bij welken geen burger van den dienst op de koningsfehépen uitgefloten is. Het is niet genoeg, dat men de suffren beeft, men moet ook officiers hebben, die de matroozen wéten te bellieren. De magt der Engelfchen ter zee betaal in het lichaam der lui tenants op de fchépen, van welken veelcn , in tijd van vréde , voor de kooplieden varen, en de meesten uit het lichaam der burgerij zijn. Zij plagten eertijds meer tot kapiteins verhé. ven te worden. Kundige Engelfchen klagen, dat zédert eenigen tijd het bevél over de oorlogfch'épen zo dikwijls bij gunst aan onervarenen opgedragen word s dat het zeewézen er eerlarg de grootfte nadeelen van zal ondervinden. Hoe bet ook zij, de koningrijke zeemagt in Engelland is gefchikt ter befehermn.g der koopvaardijvloten, en zij befchetmt dezelven sok dadelijk. (J) Zie het bijvoegzel, aanm. III. F 2  len daar van re delen , en, cenftemmig met Spanjen, met deze twee mogendheden verecnigd, Europa tot den vréde te noodzaken? Hoe het ook zij, welverre van zig met de Schelde te -be* moeijen en zig te vereenigen met de mogendheden, die dezelve willen overweldigen ; zullen de Engelfchen zig met de hoop voeden, dat Frankrijk zig zal bederven met eenen oorlog op het vaste land, en dat zij het vervolgens met weinig moeite zullen kunnen te onder brengen. Maar., wanneer de Franfche troepen op de eerste beflisfende beweging van den Keizer zig van de Qqstenrijkfche Nederlanden (O meester maken, ten einde den toegang tot dezelven voor den onlieruijken Jqsephus te fluiten, en dat een ander léger, agter den ilhijn verfchanst, de Oostenrijkfche krijgsbenden genistlijk afwagt, zal deze vorst waarfchijnlijk réden van berouw over zijne onbedagtzaamheid hebben; in plaats , dat, indien Frankrijk zig bepaalt tot het op de been houden van een léger om op de bewegingen te letten, hetzelve vooraf in de kosten van den oorlog zal délen, zonder dien te voeren, om na een of twee veldtogten zig met veel meer nadeel er toe genoodzaakt te zien. Het kabinet van Verfailles heeft derhalven de O) In 1747 en 1748 trok Frankrijk van deze Kédéi landen' jaarlijks tot drie en veertig millioer.cn, behalven liet krijgsvolk liet welk de maarfchalk van flaxe dezelven deed léveren. Zie Doutes & questions fur le traité de Verfatlles entre Ie Hoi di France & V'Impérdtfice Reine de' Hongrie. Landret 1778.  erootfre reden om Holland met al zijne magt te onderftcuncn. De verbindnis tusfchen deze twee» mogendheden word van de zijde van Frankrijk ée« ne befcherming. Daarenboven , zo wel Staatkundig als zédclijk befchouwd, is de fierkfte verpligt, den zwakken nabuur te befchermen ; hij doet eene daad van geregtighcid , wanneer hij zijn bondgenootnietis; hij volbrengt zijnenpligt, wanneer hij zijn vriend is. Maar het zal tijd worden, dat wij eens de te'genwerpingen onderzoeken, die met zo veel drift tégen de Hollanders ingebragt worden, voornaamlijk door den Schrijver der slnnaks Polittques , Civi/es, &c, DERDE BRIEF. Projicit ampullas &? fesquipedalia verba. Oude zoek van de No. S8 en 8o,an eenige andere gefchriften over de vaart op de Schelde. Er word in de daad moed vereischt, om van een nuttig onderzoek, en het welk, aangemerkt de omstandigheden, van veel belang js, tot het onderzoek overtegaan van een gefchrift, waar van elke bladzijde aan elk, die gereisd, met^vreemdlingen F 3  K5 verkeerd, gelézen, of flegts de landkaarten ingezien heeft, een duidelijk bewijs oplévert, dat de fchrijver der Annahs niet de minste voorlopige' kennis bezit, zonder dewelken men over het vetfehil over de vrijheid der Schelde niet kan redenéren. Doch laten wij dien moed hebben, wijl het wézen moet, want de zaak der Hollanders is die moeite wel waard; en wij zullen een onderzoek, dat op zig zeiven vervélend is, ten minsten door de bijzonderheden tragten te verrijken. Het zou mij moeijelijk zijn, het plan van den heer linguet van ftap tot ftap te volgen, dewijl mijn zwak verftand hem niet heeft kunnen vatten. Deze onvermoeide fchrijver, zédert een' geruimen tijd gewoon, de aaneenfchakeling der denkbeelden te veragten , Schijnt zig meer met die der hoofdstukken bézig te houden. Met vcrdélingen en onderverdélingen en afdélingen vormt, bouwt, en onderfchraagr hij eenfijstema; en indien het werk voor het overige van alle wélgerége^heid ontbloot is, word dit gebrek, zekerlijk van gering belang voor een' man van genie, rijklijk vergoed door de wonderlijke verhévenheid en groorschbeid van uitdrukkingen , cn den overgelijklijken rijkdom van verbloemde Spreekwijzen. Laten wij egtcr eens zien, met welke gebeurdnisSen , met welke rédenen de lieer linguet de vreeslijke uitfpraaken verdédigt, welken hij, in zijne gramSchap, tégen de Plollanders doet. Ik meen in mijnen eerften brief reeds bewézen H hebben, mijn heer , dat noch het natuurlijk  regt, waarvan de tégenwoordige ftaat der menschlijke zaaken zo vreemd is, en welks naam de fchrijver van la Theorie des loix civiles niet moest durven uitfpréken; noch het vastgefteld regt Cf), hetwelk nooit blijkbaarer, nooit onbetwistbaarer was, dan in de zaak der Hollanders; noch de ftaatkundige noodzaaklijkheid, die hunnen tégenftand te duidelijk leert, niet ten voordeek van den keizer konden verklaard worden. Ik meen in mijnen tweeden brief aangetoond te hebben, dat de eisch van de vrije vaart der Schelde een overlegd plan aankondigt, een' aanflag, die reeds voor lang gefmeedis, die de rust, de ftaatsgefteldheid, en zelfs de vrijheid van Europa bedreigt. Wat heeft het grootsch verweerfchrift van den heer linguet tégen deze rédenen, die hij niet voorzien; tégen gebeurdnisfen , die hij zelfs niet vermoed heeft, intebrengen? Eindelijk heeft >het ongelukkig téken de oevers van de Schelde doen weergalmen, de ministers van den Keizer hadden verklaard, dat de eerfte kanonfchoot door zijne majefteit als eens oorlogsverklaring zou aangemerkt worden ; de Hollanders hebben niet alleen eenen schoot gedaan, maar. de volle (ƒ) Het zou mosilijk zijn in dit opzigt het regt der Hollanders op eene kragtiger en bondiger wijze te onderzoeken, dan zulks gedaan is in les fitpplemetts de la Gazette de Leyde, No, ci, cn. {RéfleStions fur les Obfcrvations de la Gazette de Vienne,~) F4  S3 LAAG GEGévEN. IN DEZE EERSTE VIJANDE¬ LIJKHEDEN zijn er GEEN GEKWETST GEWORDEN, DAN een zeil en een KOoicicéTEL. (g). Schoon de rivier niet met bloed geverwd is , moet dit verzagt geveld niet minder beledigend voorkomen aan de mogendheid , die het trotzeert, en aan de volken, die hei verongelijkt. —-- 'Indien ooit een fouverein te ver- fchonen is geweest van zig met den degen tégen onregtvaerdige vorderingen verzet te hebben, zo is het, dunkt mij, de verlos/er der Schelde. (A). De Oostenrijk/che Nederlanden zijn de eenige gewesten van Europa niet, die den op kit enden reiziger duidelijke tékens van verval aanbieden. Een gedeelte van Duitsckland, Spanjen, en vooral Italië doen iemand op elke fchrêde met eene medelijdende verbaasdheid aan. (i). Zo is het niet met de provinciën gelégen, die door de Lijs, de Dender, en de Schelde befproeid worden. Eet geen zij aanbieden, is niet meer het toneel van haare oude welvaart; maar het is ook HET TONEEL niet van EENE SLAAPZIEKTE, DIE er DEN ONDERGANG van ZOU AANDUIDEN. (Jz) Leuven, Gend, Brugge, en Antwerpen zijn die ongemeen bevolkte plaatzen niet meer, welkende verdichtzelen der dichters fchier wézenlijk maakten, die (g) Annales poliiiques, civiles & litterair es „ Tom. XI. N. 83» p. 445- (10 P. 444. CO P. 445CO P. 44«.  Weden met honderd poorten, van welken elke een lcger OPLévERDE. Maar het zijn ook geen overblijfsels van vervallen gebouwen. -. Men merkt alom, dat eene groote- hinderpaal zig op eene onverwinlijke wijze, in zulk eene wélgefchikte landftreek, onder zulk eene welgevormde natie a verzet tégen het goede, dat de natuur in dezelve aan den mensch wil bewijzen, tégen de vuurige begeerte , welke de menfchen zou vervullen om aan de oogmerken der natuur te beantwoorden. (/) Tot de zaak' advokaat . . . ., want , e gekwetste kookke'tel en het gekwetste zeil; het verzagt geweld, en de 'medelijdende verbaasdheid; de faapziekte , die eenen ondergang zou aanduiden, en de fléden met honderd poorten , die elke een léger opleverde zijn misfchien wélfprékendheid, en misfchien ook dubbele wartaal; maar bewijzen niets. Laten wij dan zaaken opzoeken, die alleen Staatkundige redeneringen kunnen onderfchragen. En het is voornaamlijk, wanneer men aan de poort van Antwerpen komt, aan de vaart der Schelde, die deszelfs muuren befpoelt, dat de onderjlelling van dien verderflijken hinderpaal noodzaaklijk word. Tot hier toe vertoont zig de vrugtbaarheid in al haare heerlijkheid; de rijkdom in al zijne pragt: de arbeidzaamheid , en de industrie beijveren zig om hei eerst, om alles te bevolken , om alles te verlévendigen. Doet eene fchréde over eenen enkden muur , en er CO-p. 443. F 5  BIED,, ZIG NIETS DAN EENE DOODSCHE STILTE aan : DE ZOOMEN VAN DEN SCHOON STEN VLÖED VAN EUROPA VERTONEN EENE DORHEID EN ONVRUGTBAARHEID ALS DIE DER WOESTIJNEN VAN AllABlë, (m). De Schelde, die pragtige en ftaatlijke rivier, de ichoonfte van Europa, zo als de heer linguet haar noemt , die waarfchijnlijk noch de Taag, noch de Guadalquivir, noch de Ebro, noch de Garonne, noch de Loire , noch de Maas in Holland zelve kent, en die aan de Teems niet gedagt heeft; de Schelde is eene modderige rivier, die tusfchen graslanden en paal- en heiwerk ftroomt, hetwelk met modder of modderig gras bezoomd is. De geheele loop van haare twee takken , op Hollandsch gebied, is een werk van de Hollanders, zodat, zonder alle traktaaten, de Schelde, volgens het natuurlijk regt, waarop men zig in dezen twist zo dikwijls beroepen heeft, de eigendom zou moeten zijn van hun, die ze voor zig zeiven gemaakt hebben , gelijk zij .in vroeger tijd Holland en Friesland gemaakt hebben (»)• Haare beide oevers, die, wel verre van eene dorre vertoning te maken, gedurig aan het geweld van het water bloot ftaan, zijn de vrugt van eenen onafgebroken en dagelijks herhaalden arbeid van veele eeuwen. Zonder de O) p- 448. («) Dit is eene uitdrukking van montesquieu : Holland en Tnesland waren nog niet gemaakt. Het waren voor het grootfte gedeelte overftroomdc landen, welken de konst tot eene ■woonplaats voor menfchen bekwaam gemaakt heeft.  Hollandfche dijken, het bewonderenswaardigst gedenkteken van menfchlijke nijverheid en geduld, zou de Schelde, welke vlakke oevers heeft, bené. den Antwerpen geen loop meer hebben. Haar ftaande water buiten haare oevers verfpreid, zou niet dan ondiepe meiren, of veruitgeftrekte moerasfen vormen, onbevaarbaar voor fchépen en misfchien voor alle foorten van vaartuigen. Haare monden zouden voor den koophandel nog minder van nut zijn, dan die van de Po , welker minder bogtige en fnellere loop ten minsten haare onderfchciden ingangen in de zee uitftrekt. En niet alleen hebben de Hollanders den loop der Schelde gevormd; niet alleen onderhouden zij dien van het fort St. Anna tot aan de zee; want zonder hunne zorg en nijverheid, zouden de vaarten , en de ingangen van dezen vloed voor vaartuigen van eene zékere grootte onbruikbaar zijn;; maar de talrijke bakens, drijvende tonnen op al de zandbanken , vuuren op de gevaarlijkste plaatzen , en dat alles op kosten van de Hollanders, wijzen de fchépen dag en nagt de (treek aan, die zij moeten houden. De Keizer eischt eene vrije en onbepaalde vaart; hij begeert, dat de Schelde voor hem open zij, en hij bied niet eens aan om zijn aandeel in de kosten te betalen tot. onderhoud der bakens, tonnen , lantaerns, vuuren, en vooral der dijken .... Indedaad lodewijk de XIV. heeft in al de grootheid van zijne magt en glorij met geen meer trotschheid wetten voorgefchréven. Te VERGEEt'scH verheft zij (de Schelde) zig,  02 %^r^t verhoogt zij zig TWEEMAAL DAAGS, om ZO te spróken, ten EINDE haare togenW00RD1GIIEID TASTBAARER EN HAARE BUIGZAAMHEID AANLOKKENDER te maken. Te VÊRGEEFSCII HOUD ZIJ, AAN den VOET DIER'BOLWERKEN, WELKEN ZIJ BEMINT' en GAERNE wilde VERRIJKEN , AAN cm DIE vl00ten, WELKEN EERTIJDS HAAREN LUISTER , EN HUNnen OVERVLOED EN RIJKDOM MAAKTEN ; EENE TREURIGE STILZWIJGENDHEID IS het EENÏG ANTWOORD, welk MEN II AAR KAN GCVEN ; in PLAATS van DIE SCHITTERENDE VLOOIEN , WELKEN HAAR de ER KEN DN IS VAN GANSCH EUROPA ECDEN VERWERVEN , voert ZIJ NIET MEER NAAR ZEE, DAN DE SCHANDE VAN HAAR ONVERMOGEN en DEN SMAAD van HAARE NUTTELOOSHEID (ö). ïk ken vecle fatfoenlijke lieden, die deze verbloemde Spreekwijzen bewonderen, en ik heb ze reeds in zommige geleerde tijdfehriften zien aanhalen. Ik verfchoon hierin die bewonderaars van harte; want ze'dert de Mascarille der Prècieufes ridicule* heb ik in de daad niets wonderlijkers gezien ; dan de aanlokkende buigzaamheid en de tastbaare tegenwoordigheid', en de fchande van het onvermogen of den fmaad der nutteloosheid: de Schelde en de treurige ftiIzwijg■ endheid, het eenigst anu woord, dat men haar kan geven Dat de heer linguet nog lange ter eere van onze taal het uitfluitend voorregt benoude van zulk eene bewondering te verdienen ! 00 P. 4*8.  93 Qül BAVIuM non odit , AMET tua CARMIHAj M.evi. Maar, zou Sancho zeggen: vergelijking is geen réden. De schitterende vlooten gaan naar VlisOngen en Middelburg : waar zijn de fchande en fmaad voor de modderige wateren der pragtige Schelde? Op dien troon, doet men de Brabanders zeggen, welks sciiaduwe niet dan rampzalig voor ons geweest is, heeft de Voorzienigheid een^zoregtvaerdig' en ftandvastig', als verlicht' vorst verheven: zijn gezigt, gelijk ook zijne magt van de oevens der Adriatijche zee tot aan die van de Noordzee wendende , fchaamde hij zig. êêne zijner fchoonfle bezittingen in een verwoestend net befoten te zien, van hetwelk men hem verpligtte zelf de befchermer en waarborg te zijn. (p~). De heer linguet vergeet de Zwarte zee, op dewelke de Keizer insgelijks zijn oog wend, gelijk zijne regtvaerdigheid de zéven monden van den Donau voor zig heeft doen openen, eenen veel flaatlijkeren en pragtigeren vloed dan de Schelde. Het is waar, dat deze vaart van het minste nut niet is voor de fchaduwe des troons van zijne Keizerlijke majefleit. Het is zelfs waarfchijnlijk;, dat, in weerwil der voorfpclling van den heer linguet, die niet meer dan agt dagen vraagt, om net Otto- (f) P- 451 en 452.  94 mannisch rijk het onderfte boven te kéren , {tf) de Turken, eer tien jaaren ten einde zijn , deze vaart voor de Oostcnrijkfche mogendheid voor altijd zullen fluiten. Maar is het eveneens gelegen met het doodvonnis , het welk over de schelde uitgesproken is ? Heeft zij ooit kunnen befchouwd worden als de prijs der gewaande verpligtingen van de fouvtreinen dezer rivier 7 .... Hoe! omniet ondankbaar te fchijnen tégen de Vereenigde gewesten, moet de graaf van Vlaanderen, de hertog van Braband tot aan het einde der waereld de cipier van zijn volk, de verwoester zijner staaten zijn ! de slaafsche brenger van eene lettre de cachet door holland uitgevaardigd , in den naam van het geweld, zonder ontzag var de regten der natuur zo wel als der maatfehappij, moet hij zijne eigen landen in de favernij houden', en de schoonste rivier van europa in de bastille plaatzen? (r). Ik begrijp wel, waarom zo veele lézers dezen ftijl zeer fraai vinden ; maar zie hier, het geen ik niet wel kan begrijpen; ik,'die, mij in geen fraaijen ftijl kunnende uitdrukken, moet verftaan het geen ik lees en het geen ik fchrijf. (q) Agt dagen es eene overwinning kunnen in het ferail eens nieuwe regéring invoeren, tn eene zégepra'ende vrouw vertonen in dezelfde plaats, daar liaare fexe nooit iet anders dan de Jlaver.nij gekend heeft. No, 80. p. 10. O) P. 461 en 461.  ^mzïêt 95 V. 446. Fait', de Schelde in eenef aapziekte: ^. is zij onmagtig: p. 461.5 is het doodvonnis over de Schelde ui tgefproken: p. 462., is dit vonnis in eene letire- de- cachet veranderd, die de Jcheonjïe rivier van Europa in de Pastille zet: p. 488., is zij verminkt geworden (\r)-' p. 500. j wil men haar lijk, en haar verftijfd geraamte weêr lévend maken, (waaruit volgt, dat de Schelde in de Bastille geftorven is, eene zaak, die ik geloof, dat nog nooit aan eene rivier gebeurd is) (*)• Bij geluk, p. 7- van het volgend deel, verrijst deeze vreedzaame en weldoende rivier uit den dood, ten einde in eenen volkaan herfchapen te worden, die overgansch Europa vlammen zal uitbraken Zie daar voortrefïlijke leenfprcuken voorzéker; ïnaar,eindelijk, wat wil het toch zeggen: deSchelde ten dood verwézen; dan met eene letire- de- cachet gtflraft; dan in de Bastille ; dan onmagtig ; dan verminkten dood; dan een lijk;dm een verftijfd'geraamte; dan van den dood verrézen ; Aaneen volkaan; zonder duizend andere gedaanteveranderingen te rékenett?Deze Schelde van den heer linguet gelijkt niet kwalijk naar den Proteus van Virgilius in zijne landgedichten. CO „ Gelijk die dieren, van welken de gierigè eigenaars het „ vervoeren van derzelver teelten niet dulden, dan na dat zij de ,, bronnen der vrugtbaarheid in dezelven opgedroogd hebben." (t) „ Hoe bepaald de wéderlévendmaking van dit gerasmte „ ook moet zijn, hetwelk zo lang verftijfd is geweest in de ge„ vangnis, hoe traag deszelfs voordgang mag wézen, zal het „ voor den meester altijd meer eer zijn, over een bezield „ lichaam, dan over een dood lichaam te bevélen." p. 50».  0 Omnla tretKsformat fefe in miracuïa rerum 9 i Jgnemque, horribikmqui feram , fitmumaüe liquentem. ■ Maar, om gezond tefpréken, wat bewijzen deze opeengelrapelde leenhbreuken? of, liever, wat zouden deze beuzelingen zonder zamenhung bewijzen , fchoon zij minder belachlijk waren ? Waarom de vermindering van den handel in Braband en Vlaanderen zédert de T5Je en ióle eeuw aan het verbod der Schelde toegefchréven? Hoe! is het het geestlijk despotismus van den Spaanfchen tak van het huis van Oostenrijk niet; zijn het zijne bekeerders en zijne beulen, zijne kommiefenen tolbedienden , de burgerlijke oorlogen en vervolgingen om den godsdienst niet, die den handel en de nijverheid uit deze landftreeken verbannen hebben! en is het om dat de Hollanders over het gedeelte der Schelde heerfchen, hetwelk hun toebehoort, dat Londen zulk een groot getal van manufakturiers , handwerkers, en inwoners van Brugge, Leuven, Mechelen, en Tirlemont («) in zijnen fchoot ontvangen heeft! Het is dan niet om dat de Engelfchen,Hollanders en Franfchen zig van de ongelukkige omftandigheden der thans Oostenrijkfche Nederlanden O) De drie laatfte (reden onder anderen, welker verval reeds eerder plaats heeft gehad, dan dat van Brugge en Antwerpen, waren in de veertiende eeuw opgepropt van wevers, en lakenbereiders.  den waargenomen hebben , 'om handelplaatzen, manufaktiiiirén en fabrieken opterigten, welken eene wreede en onzinnige regering verftrooid, verftoord en vernield heeft, dat de Néderlanden hunnen ouden luister en voorfpoed niet hebben kunnen hertellen ! Het is dus vooral de onbefchaamdheid en grétigheid der Oostenrijkfchc amptenaaren , opzigters en kommiefen niet, die den handel verbannen. I Zou de handel van Holland met Duitschland , en het geheele noordüjk Europa, en zelfs de handel van zeer vcele Franfche provinciën, wanneer de vaart van Picardije voltooid zal zijn, andere gelégenheden hebben, dan de Oostenrijkfche Néderlanden ? zou dezelve eenen langeren weg gaan zoeken in de havens van het kanaal, indien het niet was om de ménigvuldige kluisters en belastingen, waarméde eene dwingelandfche en itrenge regering denzelven drukt? Voeg er bij de knévelaarijen van Frankrijk ; want het verbod is altijd weerkérig O). En heeft de boekhandel, waar toe de Néderlanden zo wél gelegen zijn, belang bij de vrijheid der Schelde, of bij de vrijheid van denken? Is het de oorlog, waarméde de Keizer Holland dreigt, of zijn flreng edikt tégen de fchotfchriften, die dezen handel zal doen bloeijen? De ftéden Luxemburg en Namen, welken eenig beftaan hebben van de geringe vertéring der bezettingen; Cv) Men vordert honderd kroonen van elk Oostenrijsch vaarttiig, dat door Condé komt, om naar Doornik en andere plaatzen in Vlaanderen te varen. G  9S 'SmsSt Leuven 3 hetwelk alleen met hoogleeraars en ftudenten bevolkt is ; (» Mechelen, welks inwoners fchicr allen geregtsdienaaren, plijtbezorgers of regters zijn; Mons, Doornik, Iperen, Gend, Brugge , welken eertijds zo vermogende en rijk waren, doch thans arm en woest zijn; verwagten al deze {léden, éven als Antwerpen, hunne welvaart en voorfpoed van de vrijheid der Schelde? Zou de rijkdom en overvloed van Brugge, Gend, Kortrijk, Menen, Iperen, Veurne, Aalst, Doornik, gansch Vlaanderen, eene provincie , die Braband verre overtreft, niet eerder afhangen van de vergroting en de veiligheid der haven van Oostende, dan van de vaart der Schelde aan de Antwerpenaars vet» gund? Gij fpreekt van de welvaart van Holland, gij benijd die, gij belastert die. Is het niet veeleer in zijne dapperheid, in zijne Spaarzaamheid, in zijne nijverheid, in de ftoutheid van zijne wijduitgeftrekte zeevaart, in zijne visferijen, in zijne vermogende volkplantingen, in zijne ongemeene zorg om den vréde te bewaren (y); is het vooral 00 Het is vrij opmerklijk in de omftandigheid, dat de plaats van hoogleeraar in de rechten op de hooge fchool van Leuven zédert drie jaaren lédig ftaat. Memoires historiques & poütiques des Pays-Bas Autrichiens, Tom. II. p. ^04. OO J. de Wit fD. 11. H. 2.) zegt: men behoeft Jlegts de registers ven de admiraliteit te Amflerdam en inde andere fléden ie lézen en men zal bewijzen vinden, dat onze vaart en handel zédert der. vréde met Spanjen de helft vermeerderd zijn: het is wel zonderling, dat men deze plaats bijgcbragt heeft tot een bewijs, dat Holland zijne welvaart verl'chuldigd was aan  99 ïn zijne vrijheid niet veeleer, dan in den mond der Schelde, dat het zijne welvaart gevonden heeft? Was de vaart dezer rivier verboden, toen de Hollanders eene omwenteling bewerkten, die men alleen, en zékerlijk met voordeel, bij de Engelfche Amerikaanfche kan vergelijken? toen zij Spanjen noodzaakten, het eeuwig vonnis van zijne dwinglandij te onderfchrijven, door de onafhanglijkheid van zijne oude weêrfpannigc en zégepralende onderdaanen in al de deelen der waereld te erkennen ? Inwoners van Braband! gij benijd de Hollanders ! Waarom wildet gij niet vrij wézen! waarom wilt gij het nog niet wézen ! waarom maakt gij u zelven niet eerder vrij dan uwe rivieren! en zo gij het niet Wilt doen, moogt gij dan een vrij volk wel benijden! het verbod van de vaart der Schelde. Men léze verder het 4, 5 , 6, en 7 Hoofdftuk ; en men zal zien, welken fterken hande'l de Hollanders in het begin van de 17de eeuw dréven: het is meer dan twijfelagtig, of het thans wel zulk eenen grooten handel drijft. Deze ftad, zegt dezelfde groote man, fprékende van Antwerpen zo als het in de 15de eeuw was, de grootfte koopftad, die er ooit op den aardbodem, is geweest; deze ftad egter, gelijk ook de overigen van Braband en Vlaanderen, waren te verre afgelégen en weinig gefchikt, om er de labberdaan en haringvisserij te vestigen, en om er den handel met zt veel voordeel méde te drijven, als in Holland Zie daar het antwoord, onder duizend anderen, aan hen, die wanen, dat de Hollanders de vaart op de Schelde aan den keizer weigeren, om dat het met de welvaart van Amfrerdam gedaan is, als de Antwerpenaars door Zeeland mogen varen. Contra* yerfes fur la liberté de PEscaut êf les efets qui en refxltewent entrt M, R"* «f M. de »*. Londrea 17.81,*. «4- Q a  IOO Zig vrij maken , dit is de erkcndnis, welke de Oostenrijkfche Nederlanden aan het gezag van ,éénen fchuldjg zijn, voor de knevelarijen en belédigingen, welken de Brabanders, meer dan eenig ander volk, inde gedagten moeten gehouden hebben , en welken nog verzwaard worden door de verwoestingen van al de oorlogen, waar van hun land het toneel is geweest, en waarin zij geen ander belang hadden, dan het ongeluk van aan verre afwonende meesters te behoren. Wat de erkendnis betreft, welke de heer linguet van de Hollanders eischt voor de dubbele tusfchenkomst pan het huis van Oostenrijk in 1672, bij gelegenheid van de berugie overhéring van lodewijk XIV., zonder welke, zegt hij, de Republiek van de aar de zou verdwenen zijn; ik ahtwoord daarop ronduit', de zaak is onwaar. De keurvorst van Braudenburg was alleen werkzaam ten voordecleder Hollanders in den fchriklijken twist der twee grootfte mogendheden van Europa tégen eene kleine Republiek , welker verwoesting zij gezworen hadden; het huis van Oostenrijk liet zig weinig aan het behoud van Holland gelegen zijn. Dewijl wij den heer linguet daarvan moeten onderrigten, zullen wij voor hem (onder veele anderen) het gezag des konings van Pruisfen aanhalen. Deze vorst, van den oorlog in het jaar i6fz fprékende, zegt: „De voorfpoed van lodewijkXIV '„ porde zijne heerschzugt aan. . . en de fchrik zij„ ner wapenen hield de beide huizen van Oostenrijk  ten werkloos. ... De Keizer, die het te onder- „ ïiRENGEN VAN holland GERUSTLIJK AANSCHOUWD 3, had , ontwaakte, toen het de veiligheid van zijn 55 rijk gold; hij brak de vriendfehap met Frankrijk ; „ en dit is misfchien de eenige oorlog, dien het huis „ van Oostenrijk ter verdediging van Duischlandon35 dernomen heeft." (z) Wij zullen insgelijks het gezag aanhalen van de Memoires historiques & politiques des Pays-Bas Autrichiens. Deze. gedenkschriften, welken op bével van den keizer opgcfield zijn, gelijk wij reeds gezegd hebben, zijn te Brusfel gedrukt, in 1784.; en bet geen des temerkwaardiger is, men heeft de moeite genomen, om de regten van zijne keizerlijke majeiïeit op het hertogdom Bourgondi'ê (a), en op Duinkerken, waar over, word daar in gezegd, Josepïjus II. alleen, moet befchikken, daarin te bewijzen (li). Deze gc- (z) Memoires paur fervir a VHistoire de Brandebvurg, prem. part. p. 84 , e'dit. 1774. («) Memoires kist. & polit. des Pays-Bas Autrichiens, Tom. II. Chap. 4. (b) Memoires hist. & polit. des Pays-Bxs-Autrich. Tom. /. p. 94. Het is zeer vreemd, dat, in weerwil eener openbaart», waarheid, de verdédiger van des keizers regten, p. 159 uitroept : „ De Hollanders verliezen uit bet oog al wat zij nan „ het buis van Oostenrijk verfchuldigd waren, hetwelk hen in „ i6jz van eene gansehlijke verwoesting bevrijd had." Dit nuttig werk , fchoon anders wél gefchréven, is partijdig en zomvvijlen onnauwkeurig. Wij zullen er eenige bondige bewijzen van aanhalen. De fch rijver, en met réden, is geen vriend van den koning van L'ruisfen. „ De fnelle en gedpogiiga .vee-. „ groung van het huis van Brandenburg , begunstigd, zegt bi'. - G3  102. denkfchriften, die men van geen partijdigheid tégen den keizer zal befchuldigen, zeggen uitdruk- j, door de ongelukkige Maatkunde van het Britsch ministerie, „ had het ftaatkundig fijstema van Europa reeds verward en „ het onderfte boven gekeerd." Het welk waaifcliijnlijk wil zeggen, dat het vormen van een évenwigt in Duitschland eenegedrogtige zaak is, en dat het ltaatkundig fijstemavan Europa zijne gefteldheid niet weêr kan krijgen, dan wanneer het huis van Brandenburg zig tégen dat van Oostenrijk niet meer zal verzetten, cn hetzelve het rijk zal laten onderwerpen. P. 206. „ Hunne keizerlijke majefteiten , vader en moeder van „ Josephus , gewoon veeleer de fijnheid hunner gevaelens, dan „ de woorden der trakraaten raadteplégen." Het 1 artikel van het IV hoofdd van het tweede deel heeft tot voorwerp het bepalen der regten van zijne keizerlijke majejleit op het hertogdom van Bourgondie. Deze vordering is van den tijd van lodewijk XI., die, na den dood van karei, den stouten , ,, zig meester maakte van het hertogdom Bour„ gondië, onder voorgéven, dat deze provincie, aan philu» „ van Frankrijk, bijgenoemd den ftouten, zoon van den koning „ jan tot eenen lijftogt gegéven zijnde, bij gebrek van manlij„ ke erve , weêr in vollen eigendom aan de kroon kwam." — Het komt ons voor, en ik geloof, dat het aan alle regtskundigen in het algemeen zo voorkomen zal, dat dit voorwendzel een der meest gegronde bewijzen was. Voor het overige zal het der moeite waard zijn , den fchrijver des keizers te herinneren, dat de rekenkamer van Blois, ten aanzien van haar gebied, vorderingen behoud op alle de goederen cn landen, die eertijds aan de graaven van Blois, uit het huis van Orleans, toebehoord hebben, (zelfs op die der prinsfen, die er door hooger magt van beroofd zijn geworden,) zo als bij voorbeeld het Milauee. fche en andere landen in Italië, die aan het huis van Orleans moesten toebehoren, uit hetwelk dekoning lodewijk de Xll.was. Uit hoofde van deze vordering zend de rékenkamer van Blois pm de agt en twintig jaaren naar de grenzen, aan den kant van  Jijk: » De graaf de Monterye, gouverneur der „ Néderlanden 3 zonder, door den raad van Italië, om vrijbetuigingen te doen. CZie Diliionn. Univ. de U Trance par M. Robert de Hesfeln, T. I. p. 475O Dit komt ons een weinig gegronder voor, dan de vorderingen des keizers ep het hertogdom Bourgondie ; en des niettégenftaande, voor zo veel het aan mij ftaat, wil ik ze zeer gaerne tégen elkander ruilen. „ Het is opmerklijk, zegt de fchrijver fT. /. p. 930, dat in „ het traktaat der Pijreneen niet gefproken werd van Duin. „ kerken. Deze ftad, in 1551 , door de Franfchen genomen zijn„ de, werd, volgens een traktaat tusfchen lodewijk XIV. en ,, kromwel , dien verweldiger des Britfchen troons, aan de Engcl„ fchen overgegéven. Zij behielden dezelve tot In' 1662, „ toen karel II. haar aan Frankrijk verkogt voor vijf millioc„ nen tournois. Zédert hebben de Franfchen haar bezéten, ,, zonder dat dezelve ooit aan hen is afgeflaan door het hu:s „ van Oostenrijk, aan hetwelk het alleen toekomt, daar over „ te befehikken." In weêrwil van deze volftrckte beflisfing zullen wij aanmerken , dat het traktaat der Pijreneën van i6ro is; De ftad Duhsfcerken was, in 1646, door de Franfchen op de Spanjaarden veroverd , ouder het beleid van den grooten CoNDé, toen hertog d'engiuen; zij werd, in iöfi , hernomen door de Spanjaarden ; in 1658 weêr hernomen door turenne , en aan de Engelfchen overgegéven, in wier banden zij was bij het trak» taat der Pijreneën: zij verkogten ze vervolgens aan ons, zon? der dat de Spanjaarden er in bet minste tégen opkwamen. Kort daarna guarandeerden de Hollanders ons de bezitting van dezelve in weêrwil van Spanjen, hetwelk wel in het hcimlijk handelde; doch geen aanfpraak maakte. Kan men nu niet met regt befluiteu, dat het van Duinkerken afzag? Voor het overige, zegt de heer linguet (No. 89» p. 5 O; „ En Lottharinge, dit ouderlijk erfgoed van het Oostenrijksch „ t^uis, zijn wij het niet, die het in bezit hebben? M?en*. G 4  104 j, Spanjbn erkend te zijn , was de eerste, die de vereenigde Néderlanden onderfteunde. Hij 5, zond aan dezelven een léger van omtrent tien duizend man; eri deze gewigtige hulp bragt 5, dadelijk veel toe om dezelven van eenen „ ganschlijke verwoesting te redden. (Let wel, dat in deze laatste aanhaling geen dc minste fchaduw van waarheid is. De vereenigde provinciën waren hun behoud alleen veifchukiigd aan hunnen moed 3 aan het faizoen, aan de overftromingen, en aan de verwaandheid van lodewijk den XIV.) 3, Eenigen tijd daar na"3 dat is te zeggen , toen het gevaar voorbij was, deed de Keizer leo9, poldus zijne krijgstroepen _ aanrukken". Dus, „ men, dat wij het betaaid hebben met de ruiling van Tos„ kane ? Bcbalvcn , dat er geen óvenrédigheid van waarde is , „ deed francois ons de bakermat van zijne familie, debewaar„ plaats van dc asfche zijner voorvaderen over, wij gaven „ hem daar tégen niet andeis dan eenen grond, die ons zo min ,, toekwam als hem. „. . . Zékcrlijk, wanneer men alleen de overeenkomst befchpuwt , .welke indedaad de voornaamfte grondregel van des keizers ftaatkunde febijnr te zijn, is Toskane minder in waarde, maar in alle andere opzigten is Tosjsane veel meer waard dan Lottharinge, hoe vrugtbaar zelfs gemaakt door de asfche der hertogen van Lottharinge. Daarenboven heeft de heer linguet vergeten , of hij heeft het nooit geweten, dat behalvep Toskane de keizer nog elf millioenen iroonen zou te betalen hebben, zo wegens' gemaakte ichulden door het huis van Lottharinge, als voor het penfioen van vier en eene halve inillioen, gedurende vier jaaren aan den vader yan den regérenden keizLr betaald, tot_dat hij Kzit van Tosi.;i.f nam.  105 zonder van de ongerijmdheid te fpre'ken, welke er in gelégen zou zijn, indien men van de Hollanders voor eenen (taalkundigen dienst,' die meer dan eene eeuw oud is, zulk een gevaarlijk blijk van erkendnis wilde vorderen, kan men, volgens de aangeliaa.de gebeurdnisien door den nieuwen verdediger des Keizers, wiens zinfpreuk het nec MÉ* tas rerum nec tempora pono van Jupiter 1'chijnt te zijn, rondborstig zeggen, dat de vereenigde Pro vin 'ciën niet de minste erkendnis aan den Duitfchen tak van het Oostenrijksch huis verfchuldigd zijn ; én elk vcritandig lezer heeft bij zig zeiven reeds gevraagd, of Josephus de II. wel hetzelfde met opzigt tot Holland kan zeggen. Wel hos! indien het aan deze Repuhlikaanen, door voorjpoed verhovaardigd, behaagd had,' in plaats van den stilstand der schelde, en het verdeuf van haare oeverbewoners de onvrugtbaarhsid der velden van de laatften , gelijk die van hunne rivier te eifchen; indien zij eens hadden kunnen goedvinden, aan de Brabanders, gelijk aan deMolukkers te bevélen, dat zij hunne landen onbebouwd moesten laten, éven als ae uitgeflrekte vaart, welker boorden zij bewonen, en dat de zwakke Philip de IV. zig insgelijks aan dit geweld onderworpen had, zou de gang van eenen ploeg in den omtrek, die met dien vloek geslagen was, een misdadig beftaan zijn in de oogen der Holian .ers! Zij zouden met geen minder gerugt en G 5  regtmatigheid tégen het openen eener voort, dan tégen de vaart van eene fchuit uitvaren! (c). De bewoners van de oevers der Keizerlijke Schelde moeten zonder tégenfpraak onder de rijkste landlieden geteld worden , en zij bebouwen de vrugtbaarste landen van Europa, gelijk de heei linguet zelf bekent. Deze landjireeken van Vlaanderen , zegt een der ijverigste voorftanders van dc vrijheid der Schelde, zijn in eenen veel bloei)ender ftaat, dan] zij in de veertiende en vijftiende eeuw waren , toen de fabrieken in dezelven in den grootften bloei waren Qd). De ftildftand der Schelde, het gemis van den buitenlandfchen handel is derhalven een ramp, dien de inwoners van deze provinciën niet gevoeld hebben; en de emtrek van hun land is met g ;n vreeslijken vloek ge/lagen. Betreffende het fterk geroep over het despotismus der Hollanders ten aanzien van de vaart der Schelde, men heeft in onzen eersten brief gezien, dat het verbod van deze rivier oorfpronglijk een werk was van de heeren en meesters van Antwerpen veeleer, dan van de Hollanders. Dit be- (Yj p, 4.61 & 463. (V) Zie Controverfes fur la liberté de PEscaut &c. Dezelfde fchrijver, die p. 21 zegt, dat door de zorg van Co/bert Frankrijk in 1Ö61 bij de 44000 laken- en viollemvéverifen lelde, voegt er met grond p. »4 bij, dat hetzelve thans zo bevolkt niet meer is , als ten tijde van de oprigting der manufaktuu, rettn i N0g eens, het is derhalven ten minsten zeer twijfel- agtig , dat de vaorfpoed en welvaart der Oostenrijkfchc Nederlanden van de vaart op de Schelde afhangen.  ding, wel verre van door het despotismus ingegéven te zijn, was eene daad van gematigdheid en zagtheid; want bij het traktaat van Munster konden de Hollanders veel harder wetten voorfchrijven, en zelfs de Oostenrijkfche Néderlanden voor zig behouden, of den oorlog voordzetten, welke alleen geëindigd is onder de plegtige verbindnis, geguarandeerd door bijna geheel Europa, dat de vaart der Schelde, van Antwerpen naar zee, voor elk gefloten, cn voor niemand vrij zou wézen, dan voor de bezitters van derzelvcr uitwateringen. Daar zijn weinig béter gewettigde ftaatkundige regten Ce). Maar zou de heer linguet , die over het lot der Molukkers en over hunne braaklanden met meedogen aangedaan is, bij geval vooronderfteld hebben, dat de muskaatnooten en kruidnagelen éven als de aardappelen groeijen? Ik heb groote réden om te vermoeden, dat hij er zig die verbeelding van gemaakt heeft. Terwijl wij daaromtrent nader licht wagten, zal ik aanmerken, dat de Molukkers eene belasting betalen, het zij in vrugten, of in bladen van hunne boomen, en hunne landerijen bebouwen zo als zij willen, of zo als zij kunnen; (e) Het is niet gemaklijk te begrijpen, wat den heer linguet in het gefchil over de Schelde, regt kan gcVen, om te zeggen Cp. 4930, dat het klimaat van Tijdor, Ternate, gelijk ook van Ccilan gunstig is voor de fpecerijenteelt, maar niet lot voord, planting van de gezonde ridtn en de grondrégels der waare {laathunds. . . , ,  io8 ^ajfrg^r dienvolgens liggen deze landen niet onbebouwd door toedoen der Hollanders. Al verder zal ik aanmerken, dat, indien men de moeite nam van zig te oefenen en te onderrigten, in plaats van eene opcenftapeling van gemeene redene'ringen te maken, zou men al dat roepen en tieren over de flavernij, door de Hollanders verzonnen, ten einde zig van de kleine oppervorsten in den oosterfchen Archipel te verzékeren, niet telkens herhalen. Niet alleen zijn * de Hollanders er geen fligters van, gelijk men uit enkele onkun. de vooronderftelt, maar zij hebben zelfs d; flavernij, welke zij cr ingevoerd vonden, verzagt. De Portugeefén, die de Indiën ontdekt hebben, dréven er handel als overwinnaars, gelijk bédendaags de Engelfchen zédert hunne verkrégen landen doen. Alle de drukkende wetten , welken de Hollanders den Indiaanfchen vorsten opgelegd hebben , hadden de Portugeefén , op welken de Hollanders al die eilanden veroverd hebben, voor hen ingefteld (ƒ). Inzonderheid zal ik aanmerken het geen niemand zegt, en het geen alleen de waarheid is, dat namelijk de Hollanders, zig van het Spaanfche juk vrij gemaakt hebbende, de welvaart van hun land veeleer aan de vischvangst , voornaamlijk aan'de haringvisferij, te danken hebben gehad, dan aan de algemeene kustsaart cn aan den handel in fpe- CjO Voyate de Francois Pirard de la Val aax Indes Oiientaies, Mahiives , Moluques , Sc.  cerijën cn op Japan, welke men hun zo dikwijls verwéten heeft. De Engelfchen hebben deze visferij te allen tijde met een nijdig oog aangezien. De berugtc ridder raleigh zeide, in eene memorie, die hij, in 1618, aan jakob L (j). overgaf, tégen dezen vorst, dat de Hollanders op de kusten van Engelland, Schotland en Irland (h) jaarlijks drieduizend vaartuigen en vijftig duizend menfchen gebruikten; dat deze drie duizend vaartuigen nog bijna négen duizend anderen en honderd en vijftig duizend menfchen zo te lai?d als ter zee bézig hielden , zo met het uitrusten en verzorgen der fchépen , als met het fchoonmaken, behandelen en vervoeren van devisch naar andere landen, en waaren daarvoor terug te voeren: „ Zie daar, zegt ra„ LEiGii , het geen de Hollanders in ftaat ftelt, „ om jaarlijks duizend fchépen te bouwen , zonder „ dat hun land eenen boom voordbrengt, noch zo „ veel waaren, dat men er honderd fchépen méde „ zou kunnen bevragten; desniettégenftaande heb,, ben zij twintig duizend fchépen , endezen allen in ,, gebruik." Raleigh fchat den jaarlijkfchen verkoop van den Hollandfchen haring, in de onder- Cg~) The IVeallh of Creat Britqin '» iï>e Ocean, gedrukt in 1749» ?• >7« & /*«?• (70 De Hollanders en de Engelfclien visfen nog héden ten i:)"c de tarbot op dezelfde banken, digt onder de Engelfche kusten; de Hollanders zijn fleeds zo gelukkig, dat zij Londen van tatbot voorzien. Zulk een beftendig geluk gelijkt veel i;aar bekwaamheid.  IIO fcheiden landen van Europa , op twee millioenen zes honderd ne'gen en vijftig duizend ponden fterfing (*). Dr. Benjamin worsleij, fekrctaris van het kom toor van koophandel en van de plantagiën, fchatie, lang na Raleigh , deze visferij op meer dan * drie millioenen fterling. Hij rékende, dat het beloop daar van dat der manufaktuuren en koopwaaren van Engelland, gelijk ook het beloop der manufaktuuren van gansch Frankrijk , als méde der jaarlijkfche retoeren, welken de galioenen in Spanjen aanbragten , overtrof. De wit heeft met réden gezegd, dat Antwerpen flegt gelégen was voorde visferij, en dat in dit opzigt Amfterdam en de fté. den aan de Zuiderzee, voornaamlijk Enkhuizen, niets van deszelfs mededinging te vrézen hadden. De rijkdom en luister van Holland hebben dus beftaan en beftaan nog in de visferijen, fchoon het gemeen gevoelen die , doch te onregt, enkel aan den koophandel der Republiek toefchrijft, en de visferij kan derzelve niet ontwrongen worden Maar laten wij voordgaan met het onderzoek der verdédigingen van den heer linguet De Hol/anders, in plaats van te Munfier het mededogend despotismus van dien te weinig geroemden- held te doen .blijken, hadden zelfs het wreed despotismus door hem aan de karthagers verboden, overtroffen : zij hadden niet alleen geheele gewesten aan hunne ja#n De raadpenfiomuis r>e wit haalt deie memorie a»n.  loezi] opgeofferd, maar zij hadden zelfs van een* groot' koning geëischt, dat hij zig zeiven tot het werktuig dezer opoffering maakte: zij hadden hem GEDWONGEN, TE BELOVEN, DAT zijne KINDEREN, met zijne HAND , DEN GOD GEOFFERD ZOUDE» worden, DIE UIT DE DIEPTE zijner MOERASSEN ZONDER MECDOGEN de SLAGTÖFFERS EN DE wijze van ZE te OFFEREN EISCHTE (£)• De dienst vanSaturnus, de kinderen der Karthagers door de dweperij hunner moeders in den brandenden gloed eener bloeddorstige godheid geworpen ; het zeer twijfelagtig traktaat van den fouverein van Sijracufe, die de affchaffing van deze ijslijke offerhanden begeerde; zie daar het geen een man, dien veele lieden van verdienste onder het getal der goede fchrljvers plaatzen, in een ftaatkundig werk heeft durven vergelijken bij het verbod der Schelde en bij dé vorderingen des keizers van de Hollanders ! De onfterflijke josephus word onder zijne pen een nieuwe, meer geroemde zo niet vermaar der, Gelon ! Enzulken, dieRoussEAU hebben zien fterven, en die péNéLON en bossuet, buffon en ravnal, Thomas en chamfort lézen, noemen deze winderige en leugenagtige uitbreidingen een' fraaijcn ftijl en welfprékendheid! Het zij zo; dit doet geen mensch nadeel; maar het geen nadeel toebrengen kan, word zeer misdadig ; en zodanig' zijn de trouwloosheden van W * 47J.  112 eenen fchrijver, die de gcbeiirdriisfen en zanken vergroot, verdicht, of verai.d:rt , te:i einde den reeds te fterk ontftoken haat nog heviger te doen ontbranden (/). Maar, wanneer de heer linguet ons zegt (en dit is zijn zeeghaftig middel, daar hij in zijne twistréde tégen de Hollanders telkens méde voor den dag komt.) dit verbod .... wat is thans het voorwerp [daarvan ? welken zijn de vorderingen, daar eene dreigende vloot aan den mond der Schelde geplaatst, de uitlegster en de onderffeunfter' van is? Is het eene nuttige bezitting, die ZIJ ZIG WILLEN TOE'êlGENEN en DOEN GELDEN? IS HET een KOSTLIJKE EIDENDOM, WELKEN het HUN HARD VALT AFTESTAAN ? ÏS HET een VOORDéLIGE DOOR hunnen ARBEID VRUGTBAAR GEWAAKTE GROND (m), VAN WELKS VOORDBRENGELS ZIJ NIET kunnen BESLUITEN ZIG te BEROVEN? DIT ZO ZIJNDE, ZOU HUN TEGENSTAND (/) Men ziet op meev dnn twintig pTaatzèn van liet werk van den heer linguet zeer duidelijk, dat zulks zijn doelwit is. Zie hier twee merkwaardige voorbeelden. (/>. 155.) Het blijkt klaar, dat bij het aanhouden van de brik Louis, de Hollanders met schroot geschoten hebben, zij wilden dus niet aanhouden, maar zij wilden moorden . . . (P. 47. ■ N. 89.^ Deze oorlog ;vord voor den keizer eene soort van tweecevegt; het is eene zaak, daar zijnb eer aan gelégkn is, mkn mc«t de zaak, daar het om te boin is, verkrijcbn, of stervïn Deze laatste uitdrukking doet een eerlijk man de bairen te bergen rijzen. Cm) Ziet het geen wij bladz. 90011 91 gezegd hebben van de werken der Hollanders , om eenen loop aan de Schelde tegévcn.  stand natuurlijk We'zen («)• • • • • • en •> dat men wél dient optemerken, zij trekken zele geen voordeel van de Schelde ; bezitters zijnde pan de beide monden dezer rivier en pan haaren loop eenige uitren verre bovenwaard, verwaarlozen zij op eene onbarmhartige wijze al DE voordeelen , zij hebben geen ééNE haven in die gansche uitgestrektheid, Welke zelpe eene der fchoonste havens is, waarméde de natuur den koophandel en de paart heeft willen beguns- i tïgen 00 en in de aantékening : Vlissin- genen Middelburg behoren aan de zee, en niet aan de Schelde. Even als de willekeurige heerfchers pan Aft'é, die op hunne eigen bezittingen onmeetlijke landfi'reeken verwoesten, ten einde kunnen vijanden de gedagte en de hoop te benémen, om hen te naderen , hebben zij liever, uit vrees van de industrie hunner nabuur en wakker te maken en voedzel te verfchaffen, hunne eigene van eene haarer beste middelen willen beroven; zij hebben eene RIVIER, die ALLEEN al DE stapelplaatzen van gansch HOLLAND kan opwegen , liever tot EENE schandelijke NUTTE- ILÜOSHEID WILLEN VEROORDéLEN, dan er het MINSTE VOORDEEL van MET HUNNE OUDE broeders dólen , WELKEN zij VEINSDEN den EIGENDOM daarvan te laten (ƒ>). Men moet ronduit 00 P- 474' Co) P- 47<5ÜO P- 477- H  H4 zeggen: dit hiet iets verwoesten en niet iets bezitten ; zulke foort van opofferingen zijn eene geweldadigheid tégen de natuur zelve, en aezelven te vermenigvuldigen ts ongelukkiglijk maar al te zeer eigen aan de ftaatkunde en den aart dezer Republiékaanen (jj). Daar is meer: de opening der Schelde KAN NIET ALLEEN slegts EEN GERING NADEEL, EEN verre AFZIJNDE NADEEL zelfs , aan DE welVAART van Holland in het algemeen toebrengen ; maar HET IS OOK NIET meer dan een KLEIN GEDEELTE van dien STAAT, WAARaAN DEZELVE dit ONGEVOELIG EN TOEKOMEND nadeel ZOU KUNNEN doen: VAN DIT OOGENBLIK af ZOUDEN verSCHEIDEN van DESZELFS GEWESTEN een wéZENLIJK EN duurzaam voordeel er van TREKKEN : ZEELAND BIJ voorbeeld , en al DE naburige landen KUNNEN niet anders dan ER BIJ winnen O) Wanneer de heer linguet al die zaaken voordraagt, maakt hij redeneringen, die zo wel van oordeel als van waarheid ontbloot zijn; hij maakt eene opeenftapeling van belachlijke drogredenen en wraakbaare onwaarheden, welken eene eenvoudige befchrijving van het p'aatslijke en van' de binnenlandfche takken der Schelde aanftonds zal doen vervallen. De bijgevoegde kaart, welke zeer nauwkeurig is, vooral (j) ten aanzien der C?) P. 477. CO p. 498. CO Deze kaan verfcliilt eenige minuutcn met den marqiils ns CourtanvauXj met opzigt tot de ligging van Rotterdam i bet  MS Schelde, en zeer wél uitgevoerd is, zal deze bejffchrijving voor elk duidelijk en , om zo te fpréken, tastbaar maken. De lézer, die ilegts een weinig oplettendheid gebruikt, zal op het eerste gezigt van deze ('chets, zo als de maker ze noemt, kunnen oordelen, of' het waar is, dat de Hollanders niet het minste voordeel van de Schelde trekken , en of enkel hunne hebzugt wegens de eifchen des Keizers in verlegenheid geraakt is. Vooreerst, de ftad en haven Terneufe zijn op den oever der Westerfchelde gelegen. Ten tweeden , van dit gedeelte heeft men van den zuidkant door natuurlijke ftroomen van den vloed, of door gemaakte vaarten gemeenfehap met al de ftéden van Hollandsch Vlaanderen, welken zo veelé havens zijn, als Sas van Gend, Axel, Phitippine, Tftndijk, Oostburg, Aardenburg, en Sluis; van dezen kant zijn het Swin en het Sas uitdruklijk bij het traktaat van Munster gefloten. Voeg er bij, dat er geen één Hollandsch dorp op de beide welk omtrent de zaak in gefchil geheel onverfchillig Is. 'De marquis geen waarnemingen gemaakt hebbende, kan men den heer de la rochette de ligging, die hij aan deze ftad geeft, niet betwisten. Het gedeelte der beide Schelden, zo ook al het geen eraan ligt, is allernauwkeurigst, en volgens de grootfte cn beste kaarten ontworpen Voor het overige wéten de kenners, welk een voortrellijk aardrijkskundige de maker dezer kaart is, en het voegt mij niet, mijnen médearbeider en vriend anders te prijzen, dan door het uitgéven van zijne werken. Het algemeen zou er veel bij winnen, indien ik gelégcnhcid kreeg, oin den heer ss la rochette op die wijze dikwijls te prijzen, H 2  u6 s-^a^r oevers van de- Schelde en van haare takken ligt, hetwelk, in den ftreugften zin genomen, niet als eene haven kan aangemerkt worden. Dat in deze havens, het zij dat dezelven tot ftéden of tot dorpen behoren, alleen kleine vaartuigen , fehuiten,boots , damlopers en visfchuiten voor de binnenlandfche visferij of voor die op de kusten uitgerust worden, zulks belet niet, dat de vaart er niet zeer aanmerklijk zou , zijn. En zie daar, hoe onnut hcden ten dage de Schelde voor Zeeland en voor al de provinciën der republiek, is (p. 498. ) ! betreffende Vlisfingen, deze ftad behoort tot de zee, éven als Havre-de-Grace. De Schelde is tégen over Vlisfingen niet meer dan zéven honderd roeden breed. Middelburg behoort niet tot de zee, wijl deze ftad binnen in het land ligt. Door middel van eene gegraven vaart ter lengte van drie kwartier uurs, welke zeewaard loopt, en van eene natuurlijke vaart tusfchen het eiland Walcheren en St. Joostland, omtrend van dezelfde lengte, en parallel met de zee, heeft men gemeenfchap met de vermaarde reede van Rammekens, bij de vereeniging van het Vlaak en het Slof. Dit Slof, aan hetwelk de haven van Ter Veer of Veere ligt, is eene natuurlijke vaart of ftroom, die de Hondt of Wes-, terfchelde met de Oosterfchelde vereenigt, digt bij derzclver uitwateringen. De ftad Zierikzee is de voornaamfte haven aan dezen laatften tak; en men weet, dat dc vermaarde montdragon , na dat hij er zig meester van gemaakt had, zeide: ik heb  ze in mijne magt, ik ben meester van holeand. Tusfchen de beiden Schelden liggen de eilanden Walcheren, Noord-en Zuid-Beveland, nevens het eilandje Wolfersdijk. Aan de overzijde ten noorden van deze eilanden liggen de eilanden Schouwen , Overvlakké en Goeree,ten zuiden gefcheiden door natuurlijke ftroomen, welken zo breed zijn als de beide Schelden, met welken zij gemeenfchap hebben. Ten noorden worden zij befpoeld door eenen breeden ftroom, de Haring Vliet, Hollandsdiep e. z. v. genoemd, aan welks mond Hellevoetfluis gelégen is. Uit dezen laatften tak komt men door binnenlandfche vaarten in de oude Maas, in de Merwe, of eigenlijke Maas, te Rotterdam', te Donrecht, e. z. v. en van daarin alle de deelen van Zuid - en Noord- Hollacd, Friesland , e. z. v. En zie daar al wfxr hoe onnut de Schelde voor al de provinciën van de republiek is! Niet alleen dat de Schelde de eilanden van Zeeland en al de aangrenzende eilanden, zo wel als Hollandsch Vlaanderen verlévendigt en doet bföêiien; zij is ook het bolwerk van deze eilanden , wijl door middel van dezelve de landen van Vlaanderen cn Braband onder water gezet kunnen worden, ' wanneer de Hollanders gedwongen zijn, hunne fhjii zen open te zetten, waar aan Amfterdam in 1672, zijn behoud te danken had. En zie daar , hoe; onnut pe Schelde voor de Hollanders ïs (/X CO No. 83. p. 490.  n8 ^^-^ Deze rivier voor vreemde natiën open te zetten, in den zin, zo als de keizer liet vordert, is zo veel als al de poorten der Vereenigde gewesten over te léveren , niet alleen alle de poorten , maar ook alle de üerktcn cn bolwerken. De dijken en Huizen zijn in de magt van den vijand. Om zig van eene Huis meester te maken, of eenen dijk door te Heken, en twintig dorpen, die zig niet willen onderwerpen, onder waterte zetten, heeft men (legts éénen fergeant en tien man nodig. En zie daar, HOE het opeisen der fCIIELDE aan de welvaart van Holland in het algemeen slegts een gering nadeel kan tof brengen ! (>)• Ik laat liet aan uw oordcel over, of het bef!uit van den ijden van wijnmaand des jaars 1784, waar in de Algemeene Staaten ronduit zeggen, dat het openen der Schelde van het uiterfte aunbelang, en ten alfernauwfien verben-ten is met het beftaan en de veilightid van den Staat, op billijke rédenen gegrond is, en of men de Hollanders kan beschuldigen wégens onregtmatige klagtenen eene or.gegronde vrees. Met één woord, herlees de afdeling, No. 88, alwaar de heer linguet wil bewijzen, dat het openen der Schelde zo nadelig voor de Hollanders niet zou zijn, als zij fc hij nen te vrezen, en dat zij hetzelve in alle upzigten boven eenen oorlog moesten verkiezen ; herlees, zo gij mqeds genoeg hebt, weeg dc voortreflijkheid zijner bewijzen, en oordeel, of m alle op- Cv) No. 88. p. 498.  zigten de tegenkanting tégen het openen der Schppa "niets anders is, gelijk de lieer linguet zegt, dan het gevolg van eene onregtmatige eigenzinnigheid, die de onredelijkheid zelve is O)- Het openen der Schelde, door der Stad Antwerpen haare genicenfchap met de zee wédertegéven , zou ontwijfelbaar eenig nadeel aan den koophandel van Amfterdam toebrengen O) , en niemand zou réden hebben van zig te verwonderen ■> dat in dien ftaat van zaaken , en zonder eenige andere gevolgen toeteftaan, de Hollanders zig tégen de vorderingen des keizers verzetten ; want het belang van den keizer, zelfs dat van de Czaarin er bijgevoegd, moet geen algemeen rigtfnoer zijn ; en moet een land en eene ftad, die hunnen voorfpoed alleen aan de nijverheid en den arbeid der inwoners verfchuldigd zijn , tot niet gebragt worden, om eene laudftreek, die reeds rijk is , en eene ftad, die reeds vermogend is, en dat alleen door de natuur, nog béter te doen varen? .Maar nog eens, het komt op O) P- 499- O") Het is nu niet eerst, dat men gezegd heeft, dat niet alleen Amfterdam, meer dan eenige andere ftad van Holland , zig tégen net openen der Schelde aankantte, maar dat zij zelfs daar tégen opkwam, dat Antwerpen tot de zéven Provinciën behoort. In den veldtogt des jaars 1645. zou de prins van Oranje, FRRr derik Hendrik, door het Franfche léger onderfteund, deze ftad hebben kunnen innémen ; de jaloupj van Holland over Z:eland, zegt de Prcfidcnt henaut , QAbrégéchionolog>que , p. 452.) ielette de bele'geiing van Antwerpen, uit vrees, dai de haven van Antwerpen den handel van Amfterdam zou doen verloper,. H 4  ïao de behoudenis van Holland aan, en deze gewigtige aangelégenheid doer alle ander belang verdwijnen. En genomen zelfs, dat de vrijheid der Schelde, welke de Keizer vordert, zig bepaalde tot de Westerfchelde, zouden egter de gevolgen van dezen eisch niet minder gevaarlijk fchijnen. Is het niet allerzigtbaarst, dat de Hondt eens geopend zijnde , bij het minfte verfchil tusfchen de Zeeuwfche eilanden en Hollandsch "Vlaanderen de gemeenfehap afgefnédeh zou zijn ? Zou deze kust, door den Keizer reeds benauwd, niet van agteren aangevallen worden, zodra het dezen vorst zou genisten? Zouden de Hollanders niet verplïgt zijn, met groote kosten eene talrijker krijgsmagt te onderhouden, dan die, welke thans tot bewaring van hunne Vlaamfche bezittingen dient ? Zouden zij niet gedwongen zijn, dezelfde voorzorgen te gebruiken in gansch Zeeland, zonder hunne oorlog- en gewapende wagtfchépen te rékenen, die zij op dezen Aroom of op de overige takken zouden moeten vermeerderen, ten einde het fmokkelen en de ftroperijen der vreemden te beletten, en alle ondernémingen in het vervolg voortekomen? Met deze , op zig zei ven fchadelijke, voorzorgen zouden de Hollanders altijd in het geval van damocles aan de tafel van denijs den tijran zijn. Gij zoud hen, wat zij ook déden, binnen weinige jaaren te ondergebragt zien. Als de Schelde eenmaal verdeeld is , behoort zij hun niet meer toe: de bezitter der Schelde word meester van Hollandsch Vlaanderen, Zeeland en Hol-  121 land; het is een ftaatkundige zetrégel; en ik herhaal het, zonder vrees van de zaak te vergroten, indien de Hollanders hunne vrijheid beminnen, moeten zij liever hunnen laatften droppel bloed ftorten, dan zig aan den onregtvaardigen eisch des Keizers onderwerpen. . . . indien hij in zijne eifchen fiaagt, zal hij zig kunnen beroemen, eene. natie verdelgd te hebben, welker eenige misdaad was, dat zij rijkdommen bezat, en een regt had ftaande gehouden, hetwelk gansch Europa geguarandeerd heeft. Voor het overige wenschte ik wel te wéten, wat de heer linguet en andere fchrijvers van den Keizer zouden zeggen, indien de Hollanders, ten einde op eens een einde van het gefchil te maken, de Schelde aan het begin van hun grondgebied benéden Antwerpen , bij voorbeeld tégen over het fort St. Anna, daar deze rivier maar zes honderd roeden breed is, flopten, en eene brug leiden, die allen doortogt voor fchépen floot? Zulk eene ondernéming zou niet zonder voorbeeld zijn, dewijl alexander. farjmese , hertog vanParma, toen hij, in 1585, Antwerpen belegerde, zulk eene brug liet maken, ten einde het naderen der fchépen te beletten (y), welk werk men als onmoge- (jO Da brug van den herrog van Parma was flegts omtrent 300 roeden lang. Een héJendaagscb gefchiedlchrijver, en , na hem , les Memoires hiftorlqv.es & polit'ques des Pays-Bas (Tom. I. p. 49.) zeggen, dat de Antwerpenaars zig verdédigden als de Tijders, en dat de hertog van Panna Antwerpen in- H 5  122 ^sSü^T lijk befchotvwde, en hetwelk, om het in het voorbij gaan te zeggen, tot een voorbeeld diende van de brug, maarméde de kardinaal de richelieu eenige jaaren daarna de haven van Rochelle floot. Wat zouden de verkondigers van het natuurlijk regt en de voorfpraaken van het despotismus zeggen? zou hun eenig ander bewijs overblijven , dan het kanon, dat geen antwoord heeft te wagten, dan van het kanon; of, het geen béter is , de dapperheid en het onverwinlijk beiluit van vrije menfchen ? Maar vervélen zo veele onkunde en kwaade trouw u niet reeds, mijn heer ? Wel aan! lees met aandagt, en ik houde mij verzekerd, dat gij in deze beide numeroos geen bladzijde zult kunnen aantonen, welke niet de eene of andere armhartige redenéring, of eenige grove plompheid zal bevatten , dergclijken ik er reeds verfcheiden aangewezen heb. nam gelijk Alexander, wiens naam hij voerde, de ftad Tijrus had ingenomen. Men zou eene vrorger en, misfchien, niet minder zonderlinge , fchoon minder bekende navolging van de ondernéming van Alexander hebben kunnen bijbrengen. Carausius, ftadvoogd van Gesforiacum, hédendaagsch Boulogne , en bevelhebber der Roomfche vloot onder Djocletiaan, zig tot keizer hebbende doen uitroepen, belégerde chlore , een der twee Ccl'ars , Boulogne , het tuighuis van carausius. De vloot willende beletten ,4de ftad te hulp komen , en gebrek aan fchépen hebbende, liet hij Vó"dr de hiven eene brug liaan, die gedurende de belegering de ftormwindm en de geweldigfte vloeden verduurde. Daar zijn weinig zaaken o.imogelijk voor hem, die durft ondernemen.  123 Zo leert de heer linguet ons bij voorbeeld op bladz. 4783 van de boei jen der Schelde fprékende, dm de kruidnagelen en kaneel wortelen zijn (gij ziet wel , dat ik hier voor deze nieuwe ontdekking in het groeijend rijk geraden had): hij voegt er bij, dat de Hollanders den 00 st in brand Jléken, daar zij zig alleen met water verdédigen. Op de 479 bladzijde zegt hij: Befchouw de Schelde gefloten en woest; en Texel open en bevolkt om dat hij altijd onderftelt, dat er in het geheel geen vaart op de Schelde is5 welke de natuur beflemd heeft om een tweede Neptunus te zijn (z). Op bladzijde 480 vergelijkt hij de matroozen Van Pampus met de Burgemeesters van Antwerpen éven of Pampus eene zeehaven was (a), Indien de heer linguet gewéten had, dat Pam- (z) Turn. XII. No. 89. p. 29. O") Ik moet niet verzwijgen, dat andere fchrijvers, behMyën den beer linguet , in die dwaling gevallen zijn, en inzonderheid de Franfchc vertaler van de gedenkfchriften van I. de Wit Cp. 40. Chap. 8.) Op het wooid Pampus heeft hij, in eene aancékeninu , gezegd : hetwelk de haven van dmfterdamismaar deze misdag is des te grover, daar dezelve meer dan eens herhaald word Zie hier, wat eigenlijk Pampus is. Van hetzuidwestüjk gedeelte der Zuiderzee fcheid zig eene golf van tien of twaalf tiuren lengte, welke Noord-Holland van ZuidHolland fcheid. De ingang of mond dezer golf word Pampus genoemd; de golf zelve voert den naam van T; Pampus is zeer ondiep; weshaïven men het als de baar var het2*moet aanmerken. De fchépen, welken te Ainftetfani gebouwd worden, worden door .middel van kameelen over Pampus gebragt.  124 pus eene zand- of modderbank is, die den ingang van den IJftrooin belet; zou hij die fpotagtige uitdrukking niet gebézigd hebben. Ik zou het hier bij laten, verze'kerd zijnde, dat ik reeds genoeg gezegd heb, om het bedrog te wéren, waartoe het werk van den heer linguet gelegenheid kan gegeven hebben , indien de oplettende lézers zo zeldzaam niet waren. Voor zulken derhalven . die menfchen, welken alleen fpréken , op hun woord geloven zal ik nog eenige aanmerkingen maken op de rédevoering, welke de heer linguet, waarfchijnlijk uit een overblijfzel van genégenheid voor zijn ondankbaar Vaderland, wel in zijn No. 89 heeft willen plaatzen, ten einde onze ministers dezelve er zouden kunnen vinden, als zij ze nodig hebben. Hij heeft nog meer gedaan. Ten einde alle mogelijk licht op eens milddadiglijk over hen te verfpreiden, heelt hij in zijne rédevoering eene wijdlopige plaats uit zijne Annales aangewezen , als nodig om in den ftaatsraad van Frankrijk vcorgelézen te worden; alwaar een minister niet zeer gewoon is, zestien bladzijden uit een Journaal voortelézen. Gij begrijpt mij, mijn heer! gij zult ongetwijfeld in No. 19. der Annalen eene der grootfte zinneloosheden opgemerkt hebben, welke de eigenliefde ooit heeft doen blijken. De heer linguet geeft daarin eene rédevoering, welke vooronderfteld word, als gedaan , of om te doen door eenen m'mister van Frankrijk in den fiaatsraad. Deze rédevoering is  blijkbaar het werk van den heer linguet , en hij heeft het zelfs niet willen ontveinzen, door dien hij derzelve den titel geeft: gedaan of om te doen ; en deze redevoering zig daarenboven door de gedurige herhalingen verraad; de heer linguet zegt van zig zeiven in deze redevoering (b): Maar, Sire , gelijk onlangs zeer wél betoogd is door een' schrijver, dien ik hoogschat, wiens gedrag en werken altijd onberisplijk zijn geweest , en die ee;ter, in fchijn op bevel van uwe majefleit, fchriklijke behandelingen heeft ondergaan , waarvan noch de oorzaak noch de overmaat aan dezelve is bekend geweest. Vervolgens breekt hij zijne wonderlijke rédevoering af door deze niet minder zonderlinge tusfehenréde (c). Hier neemt de minister No. 88. der annalen , EN leest de AFDéLING van bladzijde 494. tot BLADZIJDE 499; als dan vervolgt hij Het zou bezwaarlijk zijn, een tweede voorbeeld van eene dergelijke eigenliefde en verwaandheid bijtebrengen. . . . Maar de befpotlijkheden van den heer linguet zijn vrij onverfchillig, zij brengen hun geneesmiddel met zig ; het zal dus genoeg zijn, zijne voornaamfte dwalingen aantemerken. Het fchijnt mij terftond, dat de minister van den heer linguet weinig rédenkunst en bekwaamheid bezit. Bij voorbeeld , om zijnen meester afte- C» P 23. CO P- *7'  tas raden, de Hollanders te onderdennen, zegt hij tégen denzelven, dat hunne verbindnis geheel onnut is voor Frankrijk (d) en het meesterftuk van den heer de vergennes is ontwijfelbaar deze verbindnis. Niets is gemakÜjker te bewijzen ; deze minister zou het voorzéker veel béter doen, dan wij; maar wij oordélen zulks op het einde van onzen tweeden brief genoegzaam bewezen te hebben. De minister van den heer linguet dreigt ons inet Deenemark-n, welk gewoon is , zegt hij, den indruk van Rus 'and te volgen (e). Wel aan! des te erger voor Deenemarken, en des te erger volgens de eigen bekendnis van den minister;' want hij zegt, dat wij Zweeden op onze zijde zullen hebben. Daarenboven moet deze daad noodzaak* lijk den Deenen de eilanden Si. Croix, St. Jan en St. Thomas, die zij in de Westïndiën bezitten, met eenen flag doen verliezen, zonder te fprékeu van Tranquebar op de kust van Kormandel, van Se~ rampour in de Ganges, en van hunne eilanden van Nicobar, welken wel zo veel van waarde zijn, dat de Keizer, die naar alles ftaat en alles begeert, t het hertogdom Jrabaud het kwartier van Antwerpen, hetwelk Braband ipgeli fd is het hertogdom Limburg en graaffchap Chini —— het graaffchap Oostenrijksch Vlaanderen het graaffchap Henegouwen —liet graaffchap Namen —— Tourncfis Mechelcn, hetwelk in Braband ingcfloten is. De tégen- woordige ftaaten van Braband beftaan uit prelaaten, édelen en afgevaardigden uit de (té len, als: dc Itaaten van Limburg en het land van Overmaas ■ i de ftaaten van Luxemburg de ftaaten van Gelderland, de eenigen, waarin de geeftlijkheid geen toegang heeft r de ftaaten van Vlaanderen — van Henegouwen van Namen • de magiftraat van Meche- Jen —r de ftaaten van Doornik en Toumefis. Zie hier hunne yoornaamfte voorregten: zonder toeitemming der ftaaten kur.ncn ae inwoneis met geen belastingen bezwaard worden Elk rnoet door z/ijnen jwcttjgen regter geoordeeld worden, aan >yien dc bediening van het regt g.fteld is. —r Niemand kan buiten "slapds voor hoqgcr regt getrokken worden , uitgezonderd Voor het hof van Rome e z y. Zie Memoires hifloriqv.es tf folitique; des Pays-Bas dulrichiens &c. 2V» IJ. CA. ijt.  hunne onaf hanglijkheid, of hebben ten minften geen daar tégen ftrijdig belang. Duitschland zou zonder tégenfpraak in de vrijmaking der Néderlanden de grootfte voordeelen vinden. De twee groote mogendheden, die hunne vrijheid bedreigen, alsdan omtrend gelijk zijnde, zouden zig in évenwigt houden. De keizer eenmaal verzwakt door de fcheiding der Néderlanden, zou de vereniging van het ganfehe Duitfche volk, zonder dewelke het niet lang kan beftaan, gemaklijker zijn; en dit is misfchien het eenig middel om dezelve te vestigen. De ftaaten, die op den weg tusfchen Bohemen, Moravie, Oostenrijk en de Néderlanden gelégen zijn, zouden voor altijd bevrijd zijn van den doortogt der Keizerlijke troepen, die dezelven, in weêrwil der zo zeer geroemde krijgstugt der Oostenrijkfche troepen, verwoesten, wanneer de Keizer zijne légers in Vlaanderen wil voeren ; de Kreitzen vrézen dezen doortogt niet minder dan de inwoners van het platte land, om dat de gemaakte bedingen meest flegt nagekomen worden, en om dat het land alleenlijk den nodigen voorraad voor de bevolking hebbende, de doortogt der troepen in hetzelve duurte, cn zomwijlen gebrek veroorzaakt (. 608.  5, de . . . . . maar voor het. overige, welke „ vreemdigheid van geest! hij fchept fchier alleen ,, vermaak in het timmeren, en brengt gcheele da„ gen met werken door , als een arbeider zig „ met den fcheepsbouw bézig houdende ; men ziet „ hem op de werven, éven als de minste dagloner, ar„ beiden.'' Peter, de I. timmerde en fpeelde voor matroos tot op het einde van zijn léven. Manstein zegt, dat de Czaar alle zaaken, uitgenomen die van de zee, overliet aan de zülkéh, die met de uitvoering 'belast waren; maar dat hij alles, wat tot de zeczaaken behoorde, aan niemand dan aan zig zeiven toebetrouwde, cn dat men op zijne fcheepswervert. nauwlijks eenen fpijker durfde flaan zonder zijn bevél (£). Peter wilde, dat allen, die hem naderden , zeelieden wierden éven als hij (i). Hij vereerde aan deze hovelingen jagten, floepen en zeilof roeifchuiten, naar hunnen rang, in welken zij verpligt waren, op zékere feesten hun hof bij hem te komen maken, of in zijne tegenwoordigheid vlootswijze togtcn te doen. „ Het Was hem een „ bijzonder vermaak", zegt bruce , „ wanneer de „ Hollandfche fchippers, die op de feesten aan „ zijn hof genodigd waren, hem gemeenzaam aan„ fpraken,hem fchipper Pieter noemende, gelijk de „ timmerlieden te Zaardam hem Pieter baas hadden (70 Mem, edie. yt/igL p. 409. (/) Memoires de Uruce, wa.aruït wij verfcheiden ftukken zul* Jen aanhalen, L  JC2 „ genoemd." (£)• Deze vorst, die niets minder bedoelde, dan zig meester te maken van Kamfchatka, China,' Perfi'é, Griekenland , Polen en Finland , zou gevoeliger geweest zijn , Zegt MANSTEIN, over het kleinst» voordeel van zijne vloot, dan over het luisterrijkste van zijne overwinningen. Maar al zijne pogingen, al zijne bijzondere handelwijzen hebben tot niet anders geftrekt, dan om, tot groot ongeluk van zijne onderdaanen , eene kortttondige zeemagt te vormen. Zédert zijnen dood is deze zeemagt, verre van toetcnémen , verminderd; en volgens den natuurlijken loop der zaaken is het niet mogelijk, dat dezelve vermeerdere. Rusland vereenigt zig ook met den Keizer om dien te veranderen zo het mogelijk is. Het gaat zig in eenen nieuwen oorlog inwikkelen, ten einde zijne fchépen te vermeerderen , en geteld te worden , zo niet onder de groote zeemogendheden, ten minsten onder die, welken de lust bekruipt, om het te worden. En welke is de vrugt geweest, en welke zal de vrugt zijn van zo veele bewegingen en ontwerpen? De Rustifche légers hebben de boorden van den Rhijn verwoest: in de Middenlandfche zee hebben zig Rusfifche fchépen vertoond : bet kabinet van Petersburg heeft den naam van Rusland in alle de zaaken van Europa gemengd en onmeet- lijke wouden bedekken dit rijk ! Hiet dit niet Chaicedonie met Bijzamie bouwen ? (O p.  1% De Volgende uittrekzels uit de Memoires van P4 H. Bruce (/), krijgsbouwkundigen in dienst va» Peter den I., een' eenvoudig' en eerlijk' man* en ooggetuigen, komen mij voldoende voor, om elk verfiandig' mensch te doen zien, wat regt deze Czaar tot den titel van groot had. [Zij berreften eenen togt op de Kaspifche zee in izea. Hoe buitenlporig de toevallen fchijnen, welken zij behelzen, wanneer zij op die wijze . zamen gebragt zijn, fchijnen zij het egter aan den verteller van dezelven , bruce", niet te zijn, die ze in zijn dagboek met allen ernst in dezervoege voorftelt. „ De Keizer maakte toebereidzels tot eenen „ togt, ten einde wraak te némen over eenen hoon, dien hij ontvangen had van de weerfpan„ nige Perfen, die de kusten der Kaspifche zee be* „ wonen (in). „ Terwijl men met de zaak bézig was, kwamen „ kort na malkander drie afgezondenen van denChach „ Hussein , onttroonden monarch van Perfi'é, om „ zijne majefteit om hulp te fméken tégen den s, verweldiger. De voorwaarden, die hij aanbood, waren al te voordelig, dan dat zulk een wijze ,, vorst als de Keizer dezelven zou verwaarlozen. „ Zij déden den togt verhaasten. Toen de keizer „ tot denzelven bedoten had, deed hij te Nisni „ Novogorod een genoegzaam getal galeijen en vaar■„ tuigen bouwen tot het vervoeren van 50000 mara CO Gedrukt te Londen in 40. 1782, («; kW- vir. p. »»?. L a  *04 „ van zijne gerégelde troepen, "en dezelven de „ Wolga afzakken: tot aan de ftad . Astrakan. Na,, dat hij de nodige bevélen omtrent het regcrings„ beftier gedurende zijne afwézenhcid gegéven had,. „ gingen wij, den 26ien op de rivier dc Moscauw „ fcheep , en op onzen togt naar Aüe. («). „ Den 18le" van hooimaand ging ons léger te „ Astrakan aan boord van 250 galeijen, verzeldvan „ 35 transportfchépen voor de behoeften en voor 3, de zieken. Ons voetvolk beftond in 33000 man 3, oude troepen, die alle de veldtogten van den „ langdurigen oorlog tégen Zweeden hadden bij3, gewoond Co)-" (Bcualven nog 7000 Dragonders', 20000 Kofakken, en 40000 Kalmukfche Tartaaren, die over land trokken om de provincie Andreof te «verwoesten). „ Des namiddags pan den 23/^" perhor onze di„ pi fis den admiraal uit het gezigt, hetwelk ons peel „ ongerustheid haarde, aangezien wij noch hots noch ,, kompas aan boord hadden. En in de daad de gan„ fhe ploot pond zig in dezelfde zwarigheid." (Let. wel, bid ik u, dat hier van eene vloot gefproken word van een'vorst, die een zeeman en admiraal was, die alle de trappen doorgegaan was., cn die zig op de Kaspifche zee begaf zonder lootzen en zonder kompasfen). Toen de nagt gekomen was, „ wierpen wij het anker, dewijl wij niet wisten, „ werwaard wij het zouden houden. Den 24^11, (0; l, nu. p. 257 25*»  „ tégen den middag, ontdekten wij land, tot groo„ te blijdfchap van alle de fcheeplingen, dewijl dit „ de eenige toevhtgt was om onze ftreek te rigten. „ Hunne majefteiten de Keizer en de Keizerin fté- venden voor ons heen naar Terki." „ Den 28f£en begonnen wij onze troepen te ont„ fchépen (te Agrechan), hetwelk zonder veel „ zwarigheid gefchiedde. Den 4den van oogst33 maand braken wij op, en begonnen onzen eerften „ togt in Alïé {py De hitte was zo .gewei- „ dig, dat eene menigte van ons volk op den weg 3, dood viel. De generaal JVaterang, die van de provincie Andreof was terug gekomen, na dat „ hij dezelve verwoest had, bragt het opperhoofd 3, van deze provincie gevangen. De Keizer deed „ dien ongelakkigen denzelfden dag ophangen, ten „ eind» de anderen eenen fchrik aantejagen. Dit verbitterde de hoofden van Daghestan derwijze, dat „ zij het bef uit namen, zig te wreken, het koste „ wat het wilde, hetwelk ons veel ongerustheid baarj3 de. Dan I5den ontvingen wij brieven van Der„ bent enz., welken verzékerden, dat de manifes33 ten met veel blijdfchap ontvangen waren, en dat „ dc inwoners het lrerküe verlangen lieten blij„ ken, om zig onder de befcherming van den Kei- . „ 'zer te begéven, wanneer hij met zijn léger in 3, deze ftad zou komen. Op deze'tijding beval hij, j, dat allen , die tot het léger behoorden, van den 5, hoogflen tot den laagjlen, elk eenen fteen van eens L 3  middenmaüge grootte midden in het léger zouden ,j brengen , «/war ee« ^>/a«««, rondom 3i hetwelk deze fteenen op elkander gejlapeld werden, ,5 tot een duurzaam gedenkteken , zo ik mij ver- beelde. Waarnamen den Godsdienst verrigtte (jj). sa Wij braken den j6d«i op, cn vervolgden onzen 9, togt gedurende eene brandende hitte CO- Den 23ften le'gerdcn wij ons ten zuiden van Derbent (s)9 zijnde toen voor het eerst op den Perüfchen boi> dein gekomen, (*). „ Dertien transportfehépen met lévensmiddelen , „ van Astrakan voor het léger afgezonden, in „ den mond van de rivier Mullikenti gekomen ps zijnde, leiden wij 15 wersten af om aan die rist vier te komen. Den 24^™ befloot zijne majefleit, „ er eene haven aanteleggen voor zijne fchépen op 9, de Kaspifche zee, en ik kreeg bevél om er eene 5, j.erkte te maken tot dekking van die haven. Wij „ maakten allen mogclijkcn fpoed, om zo wel de 5, haven als de vesting in gereedheid te brengen; (si » AiXAnoTTi (Voyagede Rusfie, p. 227.) van deze ftad „ fprékende, drukt zig aldus uit: ,, perbent, ijzeren deur of „ Kaspifche deur, floot tégen het gebergte van Dtghestan; „ men zegt , dat deze ftad gtbouvvd was door Alexander. f, ïoen de Czaar dezelve ingenomen had, wilde hij de eer der zégepraal genieten." De Czaar nam Derbent niet; de omftandighcid der op een gcftapelde fteenen rondom ecu kruis, op den ©Htvangst van eenen brief, is gewis geen zegepraal, zelfs geen kleine zégcpraal. En zie daar juist hoe men de geschiedenis schrijft. (O P. 286". ,  1Ó> s waarna ons voornémen was onzen togt voordtezetten. Door eene menigte van handen, die „ wij onophoudelijk aan het werk hielden, was s, de vesting den 5de» van herfstmaand voltooid J5 Ons léger was gereed, om den volgen- „ den dag voord te rukken, wanneer tot onze groo„ te verwondering een Ttirkfche gezant van Sha„ machte kwam, hij bcrigtte den Keizer, dat de „ Turken bezit van deze ftad hadden genomen, „ en dat hij op last van den grooten heer, zij„ nen meester , zijner majefteit kwam te kennen „ géven, dat, zijn voordtogt in deze gewesten ag„ terdogt aan de Porte barende dezelve verzogt 5, van te rug te trekken met zijne troepen, en dat s, in geval van weigering dezelve aan Rusland den oorlog verklaarde. De Keizer, de réden van ,, den gezant rijplijk overwogen hebbende, oor9, deelde het niet raadzaam, verder voordtetrekkcn, „ geen -kist hebbende, om in de tégen woordige om„ Handigheden met de Turken te bréken, te min„ der, daar hij zig met de keure van zijne troepen „ zo verre van zijne ftaaten verwijderd vond. Hij ,, befloot derhalven om aauftonds wéér terug te „ kéren , zo dat deze plaats de eindpaal van onzen togt in Perfie was ; en de lieden, die zo fterk ,, om onze hulp aanhielden, waren naderhand ver„ pligt, zig onder de befcherming van de Turken 3, te voegen (wj. — Ons léger brak den volgcn„ den dag op, zijnde de 6de van herfstmaand; en (y) P. a8q. CO P- L 4  %'êÊM$£ tf wij begaven ons op weg, om naar Derbent te ké% ,, ren, tot groot verdriet der inwoners, die wij 5, aan de genade en ongenade van den overweldig ger overlieten. De Turkfche gezant verzclde 33 ons tot dat wij weêr in Daghestan kwamen. Wij 3, trokken door Derbent, ten einde ons ten noor35 den van deze ftad te légeren. De troepen wa3, ren zeer verheugd; daar deze togt geenzins van 33 hunnen finaak was, als zijnde onder zo veele wilde 33 en woeste volken ondernomen. Den j^en had 3j> de Turkfche gezant affcheidsgehoor, en vertrok 33 naar Derbent , alwaar hij vertoefde tot dat hij 33 vernomen had, dat wij ons naar Astrakan ina5 gefcheept hadden." Brtjce verhaalt eene menigte van gevaaren en rampen , die den terugtogt van dit léger zo te land als te water merkwaardig maakten ; het ken eerst den ï8Jc" van wijnmaand te Astrakan aan land gaan. De fclirijvcr voegt er bij: f» „ Wij verloren [in ?, dezen moorddadigen togt meer dan een derde „ van ons léger, niet in den ftrijd, maar dooron- gemak en ziekten. Zijne majeftcittocn befloten hebbende, voordaan alle overwinningen ter zee 3, voordtezetten, zonder gevaar te lopen van zijn „ léger te vernielen, door hetzelve andermaal over ,, land te doen trekken, gaf aanüonds bevél, om „ een genoegzaam getal fchépen te bouwen." De Keizer vertrok van Astrakan den «den van ïlagtin'aahd. De Wolga op denli(5d*B des nagtsmeï CO P. 399? .1 .;  I69' ijs bezet geraakt zijnde , was dc beer ERtjce genoodzaakt, zijn vaartuig op bet land te balen, en bij had het geluk, zegt hij (y), ié eenige officier van zijne divijie te zijn, die zig W'tenen bewoonden oord in het ijs bezet vond. „ Zijne majeiteit, „ die zig met vier bataillons van de garde veertig ,, wersten iboven hen gefluit vond , was gcnoodzaakt zijnen togt te land Voordtezcttcn." Men zou eene menigte van dergelijke zonderlinge omftandigheden kunnen aanhalen. (z> (y) l- IV- Pr 3°;?. (z) VoLTAiRE verhaalt dezen togt op eene zeer gebrekkige wijze; doch berjgt ons eene zeer merkwaardige zaak, namelijk , dat de traktaaten van verdeling zelfs ten tijde van Peter den I. reeds in de mode waren. Dc Porte en Rusland zig, in 1724, den verwarden en zwakken toeftand van Pcrfié' te nutte makende, verdeelden de beste provinciën van hetzelve onder zig. Peter had voor zijn deel Ghilar, ISIazanderan en Asiïtibath. Voltaip.e bclluit: „ De Keizer Peter regeerde „ dus tot aan zijnen dood van het hart der Baltifche zee tot „ aan gene zijde van de Kaspifche zee," Zonderlinge rdden van loftuiting! De generaal Manstein , wiens gedenkfehriften door den beroemden dAVid HtiME in het licht zijn gegeven , verhaalt ons bet gevolg van deze overwinningen. „ Uct hof van Petersburg bad reeds lang te voren f1752) ,, verlangd, een goed voorwendzel te hebben, om zig mei eerc van deze provinciën te ontdoen, welke peter op de Pcr,, fen veroverd had, cn welker bewaring,, veel meer kostte, „ dan zij waard waren, daar een verbazend getal van volkdaar„ in omgekomen was. Eindelijk vond men eene gelegenheid: „ men trad te dien einde in onderhandeling met het hof van Is„ pahan, cn deze provinciën werden aan hetzelve afgedaan, uit aanmerking van verfcheiden ingewiilii'. e voo:regten van L-5  *?«5 Zodanig was, is, en zal altijd het gedrag van een' willekeurig heerfcher zijn, die wel kan willen, maar zelden kan overwegen. Ongetwijfeld had de een of ander gunsteling, om den czaar tot „ koophandel. Maai- Thamas Kouli Khan CSchach Nadir) „ voornéinens zijnde, den oorlog tégen de Turken te hervat„ ten, was een der artikelen van het traktaat, dat Rusland ge,, durende eenige jaaren bezetting in dezelven zon blijven houden; zo dat de Keizerin deze plaatzcn in bezit hield tot in „ 1739. Rusland had in deze provinciën bij de 30000 man be„ zetting moeten onderhouden, en er ging geen jaar voorbij , „ dat men dezelven nier met de helft moest vernieuwen ,• de„ wijl de Rusfen, aan het klimaat r.iet gewoon, er als de mul„ zen ftieryen. Men heeft gerékend, dat zédert het jaar 1722, ,, toen peter den voet in Perfië zette, tot op den tijd dat de „ Rusfen er uittrokken; 130,000 man daarin omgekomen wa» ren." „ In f736., zegt dezelfde fchrijver, waren ccnigen van het Rtisfisch ministerie tégen den oorlog in de Krim." Hij voegt er bij: „toen de oorlog geëindigd was, bleek het klaar, dat zij , die van dit gevoelen waren, groot gelijk hadden; want ,, Rusland verloor in dezen oorlog zeer veel volk, en verkreeg „er genoegzaam geen voordeden voor; dewijl men onder de „ voordeden van eenen ftaat bezwaarlijk den roem en de glorij kan tellen, welken zijn léger, of, liever, eenige bevelbeb- bers van dit léger gedurende den loop van dien oorlog bc„ haald hebben. De Veldmaarfchalk munich zelf was niet van „ gevoelen, dat men den oorlog tégen den Turk moest begin» nen; maar toen dezelve eens begonnen was, berouwde bet „hem niet, dat dezelve eenige jaaren duurde (p. gd.)" Men n:oet begrijpen: hij had het bevél. De Keizer floot vervolgens eenen afzonderlijken vréde met dc Turken, buiten zijne bondgenooten de Rusfen, die den oorlog eindigden in 1739. Met één woord, zegt manstein, 230.) al de voordce„ len, die Rusland daarbij behaalde, waren allergeringst.  171 deze onderneming aantezetten , tot hem gezegd : s, Groote vorst, wees gelijk Alexander. , volg zijne voetfrappen in Aüë. Overlaad u met glo35 rij5 en ontvang de fchatting der twee waerel33 den.'' Misfchien had de czaar het heimlijk bij zig zeiven gezegd. Bij ongeluk naderen de wijze en verftandige lieden zelden de volitrekte monarchen ; anders zoude men aan den czaar geantwoord hebben. 33 Vorst! gij bezit reeds meer grond, dan alex„ ander ooit veroverd heeft. Tragt, zo veele on3, derdaanen te krijgen, als hij menfchen vernield heeft, cn gij zult meer magt, meer waare glo- rij , en vooral meer perfoueel geluk hebben , dan s, die doorlugtige geesfel der waereld. Gij gaat uit eene Had in het midden van uw rijk veld3, flagen zoeken; en gij zult drie maanden nodig „ hebben, eer gij op uwe grenzen komt. Gij 33 zult rivieren, met dc fchoonste wouden bes, zoomd, afzakken, maar gij zult geen bewoner ,, vinden op dien kostlijken en in zig zeiven vrugt3, baaren grond, Uwe landen zijn zo uitgeftrekt, „ dat in dezelven eene ftad kan liggen, welke den 3, overigen uwer onderdaanen onbekend is. De „ aardrijkskundigen alleen kunnen u zeggen, wel- ke de uitgeftrekdieid van uw onafmcetlijk rijk is. 3, Waar loopt gij heen? Wat gaat gij ondemémen? O vorst! fehaamt gij u niet, datgijarmoes, de en ellende tot de andere natiën gaat overbrens, gen3 terwijl gij verzuimt, de kwaaien te ver-  5, helpen, die uwe eigen natie verflinden? Gij hebt zeelieden, die de domheid hebben , van zig „ zonder kompas op zee te begeven. Uwe na„ tuurkundigen hebben u niet gezegd , dat de „ Kaspifche zee aan ftormen onderhe'vig is , en dat „ men op derzelver kusten eene fchadelijke lugt inademt. Zij hebben u niet berigt, dat de hitte „ in deze lugtftreek bij dag ondraaglijk en de „ koude bij nagt doodelijk is. Uwe iïnéJers van „ ontwerpen hebben u nog niet onderrigt, dat gij „ op de kusten van deze zee te vergeefs ellendige „ plaatzen van koophandel, met al den ijdelen praal „ der militaire posten zoud oprigten ; dat gij bij de vreemde natiën agenten voor dezen handel be„ hoort te zoeken: want men ■vind er geen bij „ u O vorst! begin met het vormen van ,, uw rijk, en laat dit uwe eerste overwinningen , zijn. Schaamt gij u niet, dat gij uwe onkunde „ bij dc vreemde volken gaat bekend maken? De „ natuur heeft alleen lichiamen aan uw volk „ gégeven ; gij zijt het, die aan hetzelve zie„ kn moet geven. In plaats van geleerde aka- deiniën uit verre landen intevoeren , rigt on„ der uwe onderdaanen fchoolen op. Tn plaats j, van oorlogfche'pen, die voor een rijk, diep „ landwaard gelegen, Van geen nut zijn, graaf vaarten , maak wégen, en bevorder dus de „ binnenlandfche gemeenfehap uwer ftaaten. In „ plaats van overtollige krijgsbenden, die men „ zelden onderhoud zonder ontwerpen van ver-  wocstingen voor te hebben , voorziet u van „ kpnstenaars, handwerkers en landbouwers. Waarom zoekt gij uwe rijkdommen uit vreemde gewesten te Jialen ? Vreest gij, dat uwe onder„ daanen geen fchattingen genoeg in uwe fchatkisten zullen léveren? Gij zoud zo veele behoefS5 ten niet hebben , indien gij minder onmatige ontwerpen had; en de fchatting der twee waerel„ den zou u niet verrijken, wanneer uwe onder- „ daanen arm zijn Befchouw, overweeg het voorbeeld van den zwervendenZweedCchenheld; 3, gij hebt het voor oogen, en gij wilt nog eens de j, paaien van een rijk te buiten gaan, hetwelk „ twintig maal te verre uitgeftrekt is. Zoud gij „ dan uwe wonderdadige redding op de oevers van „ de Pruth vergéten hebben? Gij gaat bergbewo„ ners aantasten, die voor uw voetvolk te fhcl in „ het lopen, voor uwe ligte ruiterij al te fterk „ zijn O). Gij gaat u in gevaaren ltorten, uit welken uwe getrouwe Katuarina u niet zal kun„ nen redden. Gij voert uwe oude keizerlijke troe„ pen zéven honderd uuren verre, om een geheim 3, te léren, hetwelk gij zes maanden eerder te ,, Moskau had kunnen wéten. Dit geheim is zeer „ eenvoudig ; een volftrckt en magtig fouverein is 3, altijd te ouvréden, in zijne nabuurfchap eenen „ tweeden te vinden Blijf te huis, doorlug- 3, tig vorst! en ik zal u twee andere geheimenlé- GO Zie Uier voor.  «74 ren, die veelkostlijker zijn, danaïde geheimen^ „ in de onwettige nagtbijeenkomsten der ministers onderzogt, en waarvan de uitflag gemeenlijk „ eene rampfpoedigc dwaasheid is. Heteers- J3 te is, dat de gezonde ftaatkunde u gebied 5 het „ regt uwer nabuuren, en de geregtigheid jegens elk bovenal te eerbiedigen. Het tweede is, dat 3, dc waare glorij daarin beftaat, dat gij u nuttig 3, maakt voor het menschdom, en voornaamlijk „ voor de laage klasfe uwer onderdaanen, die het „ greotfte getal uitmaakt. Gedenk, dat er geen „ zo bloeijende ftaat is, welken een vorst niet nog zou kunnen verbéteren, en dat dc volmaking „der zédekunde, gebruiken, talenten, en vrij- ,, beid geen paaien;heeft Verwonder u niet, „ mijn vorst! dat ik deze zaaken geheimen noem; „ zij zijn altijd geheimen geweest aan de hoven , „ en zo zij het voor u niet waren, zou men ,, u nooit hebben durven aanzetten , om dezen ,, dwaazen, onregtvaardigen en verderflijken togt „ te ondernémen, van welken te eenigen tijdzon„ der twijfel de nakomelingfehap de omftandighe„ den zal ontdekken, welken tot uwe eeuwige „ fchande zullen ftrekken (£)" (b) Voltatre verhaalt deze onderneming op de onnauw keuiïdte en gebrekUigftc wijze in zijne Ilisloire de VEmpire Ae Rusfie {Tom. II. Chap. 16. des Conqnetcs cn PerfeJ, een werk , hetwelk ten aanzien van den Hij!, van het gewigt en van de waarheid zeer benéden zijne historie van kaïiel den XII is. Men zou li'hier zeggen, dat hij zig alleen op de be-  *75 De uitdruldting, waarvan wij ons bediend hebben: uwe landen zijn zo uifgeflrekl, dat in dezelven eene ftad kan liggen, die aan het overige gedeelte uwer onderdaanen onbekend is, zinfpeelt op eene fraaije anekdote, welke bruce op de volgende wijze omftandig verhaalt: „ Het woud ( bij Penfe") ftrekt zig veele hon„ derd wersten van het oosten naar het westen ,, uit, en deszelfs minste breedte , daar wij er door s, trokken, is van 160 wersten. Ik vernam van fchrijving van het land en deszelfs inwoners gelegd heeft. Hij vèrzékert ons , dat alexander geen rover was, dat Peter de groote, éven als hij, den koophandel in de ganfehe waereldwilde veranderen e. z. v. Bij deze aanhalingen, vol nauwkeurigheid, gelijk men ziet, voegt hij, dat de transportfehépen met mondbéboeften, paarden en nieuwe manfehap omtrent Astrakan vergaan zijnde, en het jaargetij verlopende, peter weer te Mol' iau kwam , en er zegepralende binnen trad. en zib daar juist , hoe men de geschiedenis schrijft. „ Hier gaf „hij, vervolgt Voltaire , volgens zijne gewoonte, plegtig „ rékenfehap van zijnen togt aan den vicé-'CZiar romadanoskij , „ deze zonderlinge komedie, die, volgens het geen men zegt „ in zijne lofréde, uiigefproken in de afcademic der wéteuj, fchappen te Parijs, voor alle de monarchen der aarde had „ moeten gefpeeld worden,tot aanhet einde vervolgende"...... Ik vraag, wat deze fprcekwijze van den akademifchen lofredenaar bétekeut: Rékenfehap op deze wijze géven, zonder verantwoordelijk , of aan eenige flraf onderworpen te zijn, wanneer men berisplijk bevonden word, is zonder twijfel eene komedie , en zelfs een liegt klugtfpel, uitgedagt om de zotten wat wijs te maken. Maar ik vooronderftel een oogenblik , dat de Viee-czaar den czaar tot het dolhuis veroordeeld had. zou. 'net vonnis voor alle de monarchen der aarde uitgevoMd ïijngt» y orden?  „ den gouverneur (van Penfs) in deze .plaats, dat „ men zédert omtrent zes maanden van het aan-. v wézen van eene groote ftad verzekering beko„ men bad door de inwoners zeiyen, welken te ,, dien einde eenige afgevaardigden aan den keizer „ zonden. Deze ftad ligt 200 mijlen ten oosten „ van Penfe 3 en op denzelfden afjland van eènigi 33 andere bewoonde plaat;. Zij ligt aan een meir in 3, dit uitgeftrekt woud, en bevat, meer dan .twee , „ duizend huisgezinnen. De inwoners van deze „ onbekende ftad verbalen hunne géfciliedenis op ,, deze wijze. In de kommerlijke tijden na den „ dood van den czaar Juan Wasilewitz , pleeg- den groote benden van rovers, die zig .verenigd ,, hadden, de grootfte geweldadighcden en rove„ rijen in het ganfehe land. Hun opperhoofd was ,, een kolonel, die uit den dienst gejaagd, doch voor liet overige een ervaren officier was. Zij » gingen in hunne geweldenaarijeft zo verre, dat ,, de czaar miciiael feodorewttz , overgrootva3, der van Peter I., genoodzaakt was, fterke ben3, den van zijne troepen tégen hen -te zenden; 3, maar deze rovers verrasten fchier altijd dezekrijgs3, benden en vernoegen ze. Toen beloofde de 3, Czaar eene groote beloning voor het hoofd der opperhoofden, belovende vergifnis aan al de ,3 overigen. De eerften vrezende, verraden de ,, worden, bcfloten eens vooral eene. algemeene „ ftroping te doen. Dit gelukte hun, en zig van eene 9i verbazende ménigte van koorn,'paarden, bees- „ ten  17? 3, ten en werkgfreedfchappen , gelijk ook van al de vrouwen, die zij vonden, meestergemaakt heb* „ bende , hamen zij de wijk in deze ongenaa'kbaa33 re wouden, zetten er zig neer, velden het hout* „ gewas, en maakten den grondvrugtbaar door den* ,, zeiven ie mesten. Ze'dcrt dien tijd hebben zij 3 „ door hunne eigen wetten geregeerd, hier geleefd-, ,, zonder ooit eenige van hunne nabuuren overlast te doen, en zonder dc minde gemeenfchap met 33 hen te hebben." Dit verhaal - van bruce lézende, zal elk eerlijk mensch uitroepen : Mogt dit voorbedd nog en onophoudelijk nagevolgd worden I Men zegge ondertusfchen niet, dat het onmogelijk zij, uit zulk eene twijfelagtige gebeurdnis iets te befiuiten. Schoon men moest toeftemmen,dat de gouverneur van Penfe zig op eene eenigzins Vergrotende wijze heeft' kunnen uitdrukken, zullen wij antwoorden, dat bruce, die zig op de plaats bevond, zékerlijk genoegzaame kennis had, om te oordelen, of het verhaal niet buitenfporig was. Daarenboven zullen de volgende fhikken de algemeene omflandig* heden van deze anekdote geloofbaarder maken. ■ „ In het Rusfisch rijk zijn veele woeste land„ ftreeken van 8o tot 120, zelfs tot 200 Efigelfché „ mijlen. Men vind er geen lévende ziel, fchoon „ verfcheiden gedeelten van deze woestenijen, in „ een zeer goed klimaat gelégen, den besten grond „ hebben , dien men zou kunnen wenfchen!"» (Manstein, p. 379; Hij voegt er bij: tosïl ifc M  „ te Camiskinka, aan de vaart, die den Don met „ dc IFolga zou verenigen, gebruikt; werd, reisde ik, op mijnen weg van Moskau en weêr terug , „ door dat gedceite van het land, hetwelk de Rus,, fen Step (c) noemen, daar men, wegens de in„ vallen en ftropcrijen der Tartaaren, in geen 50 Rusfifche mijlen een huis ziet, en op zommige „ plaatzen in geen 100 of 200 mijlen, makende 20 „ of 40 Franfche mijlen. De Kapitein perrij (State of Rasfta. 8°. 1716. ƒ>. 69.) zegt: „ Ten westen van de WoJga, van ,, de ftad Saratof tot aan de Kaspifche zee, is eene groote ftreek lands , die geheel onbewoond „ is, uitgezonderd de eilanden rondom Astrakan „ cn deszelfs inwoners , die in vier ftcden wonen, „ Camishinka, Czaritza, Ischomies en Terki, wel- ken .50 en 160 tot 200 mijlen van elkander ge- fV) De Step van Astrakan, aan de oostzijde van de Wolg* gelegen, is eene wézenlijke woestijn; maai de bovenftaande be» fchrijving heeft geen betrekking tot dit gedeelte. (Z'ia Modern UniderfalHistorij, V. XXXV. p. 58.) Peter kreeg m den zin, eenen koophandel te drijven,en vaarten te maken in een gedeelte van dit uirgeftrekt gewest, fchoon voor den gedurigen aanval der Tartaaren open liggende; hetwelk naar een ontwerp gelijkt, om met geweld midden door de wilde natiën eenen handel in pelterijen te drijven, van de Vereenigde Staaten, op de Oostkust van Amerika , tot aan de Sound van Coojc op de westkust. Peter bedagt nooit, dat, wanneer hij deze landftreeken begon te befchermen , zo dat zij met koom en vee konden bedekt worden, de handel er niet alleen zéker, maar ook van zelve zon volgen: in plaats van deze horden wilden te befch.tven en handelbaar te maken, zogt hij nieuwen twist met de Tartaaren.  légen zijn. Uit hoofde van de ftroperijen dei' „ Tartaaren bouwen noch zaaijen de Rusfen in de„ ze deeïén niet, fchoon de grond er zeer vrugt„ baar is." (P. 87 5 88.) Voltaire bevestigt her verhaal van perr.it in zijne befchrijving van Rusland, onder Astrakan (d) De gebeurdnis, door bruce verhaald, is dus niets minder dan on» gelooflijk. Het zij ons geoorloofd, eenige aanmerkingen daarbij te voegen. Dc voornaamste gedeelten van Rusland, en gansch Siberië gelijken, in hunnen tégenwoordigen ftaat, veel naar Noord-Amerika; wijl deze beide gewesten met bosfehen zonder inwoners bedekt (e), en beiden in een gematigd klimaat geléger* zijn. De Engelfchen zonden een klein getal inwoners naar Amerika, welken, zigsbij den landbouw en de vrijheid houdende , om de vijf en> twintig jaaren hunne bevolking verdubbeld hebben. Derzelver getal is tégenwoordig, na eenen langen oorlog, niet minder dan twee millioenen. De fouvereinen van Rusland bezitten deze verbazende wouden in het hart van hunne ftaaten 3 00 Voltaire zegt in zijn Siècle de Louis XII. (p. 471);' „ fn dezen tijd werden twee magten gevormd, waarvan Europa ,, voor deze eeuw niet had horen fpréken. De eerfte was Rus-, ., land, Welk de czaar peter I. bjfchaafdjhad; en hetwelk, „ voor hem, alleen in onafmeetlijke woestijnen bejlond." Zou men niet zeggen , dat peter I. zijne ftaaten zeer bevolkt heeft ? O) Men kan van het grootfte gedeelte van Polen hetzelfde zeggen. Zie de Jaatfte reizen van den heer C«xe in dit land. M a  zonckr den oceaan overteftéken. Indien zij dezelven ter bebouwing bekwaam maakten, zouden zij bun nuttige onderdaaneu léveren, in plaats van onbeiïendige cn vroeg- of laat vijandige volkplantingen. Indien de Rusfifche regéring in ernst de. lasten, die haare landlieden'en den grond, waariianzij niet minder dan dc planten gehegt zijn, druk- 1 ken, wil vernietigen, of llcgts matigen, zullen, de bosfehen en wouden van Rusland, thans dc fchuilplaats der Jakhalzen , beiren en wolven, velden worden, met menfchen cn veekudden bedekt. In plaats van bezettingen nodig te hebben, om flaaven in vrees te houden, zullen dc czaars getrouwe en gelukkige' onderdaanen:vinden om hun rijk tc befchermen •De landbouw, gelijk wij gezien hebben, leid. zelfs rovers tot de befchaving. . . -. Bcftierders van het menschdom! wend dan uw gezigt naar- den akkerbouw. Denkt aan geen koophandel. Deze zal den akkerbouw noodzaaklijk volgen. . Te willen, dat dezelve voorafga, is een verderflijk, verkeerd, hersfeufchimmig en ongerijmd ontwerp. De waare handel, die der ruiling, vloeit natuurlijk en noodzaaklijk uit den landbouw voort. 'Bezit de Keizerin aller Rusfen dan nog geen iands genoeg naar haar' zin? Indien de zaak haar dus niet fchijut, laat zij aan den Schepper klagen, dat hij den aardkloot niet grooter gefchapen heeft; want mij dunkt, dat zij ruim haar gedeelte van de ' oppervlakte onzes aardbols heeft. Zij heeft allerlei  foort van grond, verfchillende klhnttatèn, en kan allerlei voordbrengzels hebben: Zij beeft alleen-lijk eene binnenlandfcbe vaart nodig, teneinde eene gemeenfcbap te hebben tusfchen al de declen van haar onmeetlijk gebied. Maar betreffende de zee, waar toe heeft zij die nodig? Laat de vreemdlingen komen , kopen en verkopen in de weinige havens, die zij bezit; laat zij den arbeid, de zwarigheden der zeevaart, al de ftaatkundige gevaaren op zig te némen; maar de Keizerin loope niet met hen in deze zorglijke loopbaan. Het moest een vaste grondregel zijn, dat alle zeevaart niet dan op de visferijen cn koopvaart kan gegrond zijn, en dat een land zodanig van de zeeën en in het vaste land gelégen, dat het noch tot het een noch tot het ander gefchikt is, geen fchépen ter zeevaart nodig heeft. Maar van alle de zaaken in deze waereld, zekerlijk de flegts bedagte , en de ftrijdigfte tégen de gezonde réden, is eene verfpreide zeemagt. Laat Engelland eene zeemagt hebben, aangezien hetzelve, een eiland makende, alle de deelen van dezelve kan zamenvoegen. Maar welk ftervcling zal ooit de zeemagt van de Witte, van dc Zwarte, van de Balrifche, cn van de Kaspifche zee kunnen bij elkander voegen? Wanneer men in eiken oord vlootcn, en tuighuizen moet hebben, wanneer de fcheepslieden van de eene zee naar de andere moeten vliegen om de vlooien te bemannen, naar mate dat de noodzaaklijkheid het vordert, zullende kosten niet alleen vier dubbel M 3  S82 worden; maar de gemeenfchap over land zal ook traag, moeilijk en verderflijk zijn (ƒ). Van eenen anderen kant, wanneer de vlooten zclven van de eene zee naar de andere moeten lopen , zal men voorzéker geheele jaargetijden verliezen, en misfchien jaaren om zig in den eersten veldtogt te vercenigen (g). Als het toneel des oorlogs in de Atlantifche, of in de Middenlandfche zee is, kan een gevegt in het najaar, wanneer de R usfifche havens voor haare eigen vloot gefloten raken, haar verpligten, aan de vreemde natiën, die haar fchuilplaats géven, eene fchatting te betalen Qi). Kan de zee aan Rusland ooit zo veele voordeden géven , dat zij al deze nadeelen opwegen ? . . . Rusland zie dan liever van de zee af, en laate al zijne heerschzugtige ontwerpen , alle zijne overwinningen te land varen, en fiaa de oogen op zig zelve. Telkens, als het zal menen, zijne magt te vermeerderen, anders dan door het verménigvuldigen van zijne onderdaanen op den grond, dien zij befiaan , zal Rusland, men verfchone mij deze! 11 ui trede, minder worden naar mate dat het in grootte toeneemt. (fj Wij vernemen van' bruce, dat men in dit laatfte ongemak raauwhjks kan voorzien, tn den zomer van 17S4 verfpreidde men liet gerugt, dat Rusland Deenemarken met eene aanzienlijker vloot zou ondeifteund hebben , indien het niet verpligt was geweest, cenije duizend niatroozen naar de Krim te Zenden, Cs) Deze waarneming zal bcflisfende voorkomen, wanneer jpen aanmerkt, hoe lang de Balrifche zee gelloten blijft. CW Zie daar de réden , waarom Rusland zo hartlljk belang ftclt in de Schelde.,  Ik heb al deze bijzonderheden, bij welken ikeenö ménigte anderen zou kunnen voegen, ter neer gefield , zonder eenige bitterheid, maar enkel uit overtuiging , dat het van belang is voor den mensch, de verdiensten van hun, aan welken men den bijnaam van grooten gegeven heeft, ftrenglijk te waardéren. Deze titel, dat men wel moet opmerken, word meer toegewézen aan werkzaams en voordvx~ rende dan aan nuttige, of zelfs met groote bekwaamheden begaafde menfchen. Peter de I. had4 geen regt op de bewondering zo min als op de agting van het menschdom. Indien het nodig is, zal ik duidelijk aantonen, dat onder de vorsten, die zig eenen naam gemaakt hebben, er weinig zulke middenmatigen zijn. Maar, indien de regéring van peter aanmerklijk is geweest door eene menigte van dwalingen , misdagen cn misdaaden, welker invloed zo rampzalig is geweest voor het menschlijk gedagt en inzonderheid voor de Rusfen ; zo is het veeleer aan de eeuw en aan de omftandigheden, dan aan den onftuimigen monarch te wijten. Men kan aan zig zeiven het verftand niet géven; en dé geest van navolging kan niet anders dan middenmatig zijn. Peter liet zig leiden, of, liever, behéren door de begrippen, die bij de befchaafde natiën in de mode waren. Hij begeerde overwinningen en veroveringen, om dat de onveranderlijke mode der menfchen is, boven al den lof der oorlogshelden te verkondigen > v\ M 4  om dat de krijgsmagt van lodewijk den XIV. de bewondering zelfs van zijne vijanden had wegge, dragen. Hij wilde fchépen hebben en handel drijven, hij wilde manufaktuuren, gebeerden en kons" tenaars hebben, om dat de grootfche pragten praal de voordeden van den handel en van de verbeelding in de mode, en, om zo te fpréken, de ziel van deze begochelende eeuw, bijna zo zeer als van deze, waren Deze begrippen zul. en nog ménigen vorst bedriegen; want zij blijven nog fteeds in de mode door de misdadige toegévendheid van de meesters der gevoelens. Ik begrijp, waarom de meeste geleerde lieden, éven zo zeer door de eigenliefde als door de omflandigheden beheerscht, zig tot de vleijerij vernederen, In welk land der waereld is de opregte vriend der waarheid, wanneer hij het ongeluk heeft van te fchrijven , waarlijk vrij ? Ik begrijp, hoe het komt, dat zommigen van hun, en dezen zijn de agtenswaardigftcn, noch den moed hebben om te liegen, noch dien van te mishagen. De geest doet fchrijyemcf fpréken ; het karakter alleen doet willen, het doet werken; en het karakter is de gaave , die de natum* her zeldzaamst aan den mensch fchenkt, . Maar waarom bezoedelen de gefchiedfehrijvers , die van de overledenen ,ren van de vreemde overlédeneji fpréken, hunne wei ken met vrijwillige leugens, of jnjttelooze ongetrouwheden ? Snoode verraders, zij fcjiendtn zonder belang de heiligfie der regeringen, %ü yleijen de dpoden, zij misleiden (je .lévenden;  zij. ontken zig voorliet oog _dcr wijzen; en, het geen het rampzaligst is, zij ontëren bij het gemeene volk den verlu'venfien pligt Van den befchaafden mensch, de lumst van de .reden aantel; wéken en zijne gedagten. médctcdclcn Ag! van welke agting en aanzien, van welke glorij, van welke magt beroven zij zig! Welk' eene doorlugfige ■ vierl'chaar zouden de geleerden welhaast uitmaken,' indien de ftaatkundige misdaaden nooit aan hunne' onbuigzaame bellrafüng ontglipten! Indien zij de groove lasterftukken, die zij maar al te dikwijls tot bet onderwerp, hunner uitzinnige loftuitingen maken, aan de vervloeking van het menschdom overgaven! En indien het oogenbliklijk gelul; bet eenig voorwerp van hunne heerschzugt is , geloven zij dan, dat door de waarheid te eerbiedigen, hun invloed minder, hunne agting gekrenkt, hun geluk vertraagd zou zijn? Zou men niet zeggen, dat hunne bedriegerijen of hunne lafhartigheid hun de fchatten der waereld aanbrengen? Eilaas! laat de gefe&iedfehrijvers, de zédenleeraars, de wijsgeeten veinzen, vleijen, en liegen, nooit zal de magtige hem, die fchrijven kan, kunnen vergéven, nooit zal hij hem, die hem kan beoordelen, beminnen.. . . Dewijl alles mode is, dewijl men flegts deugden en bcginzels, en begrippen en talenten naar de mode moet hebben, laten wij dan ten minsten tragten er eene rigting aan te géven. Laat de fchoone geesten, flaaven en dwingelanden der beft! 5  585 ^ _ " Sfe*8Sf grïppcn van den dag, beproeven om dezelven te veranderen; laat zij beproeven , al was het flegt» om de gebaande wégen te verlaten; de fteiler weg zal misfchien dan des te korter zijn. Zij zullen meer geluk, duurzaamer, vleijender, onfchuldiger geluk hebben. . . . Maar! wat is er aan gelégen, aan welken God de mensch offert, nrids hij aan zijns gelijken nuttig zij, en het geluk bereike.  II. AANMERKING. Over de hèdendaagfche Grieken. Opzigtlijk tot den tweeden brief. H et geen ik in mijnen tweeden brief van de hèdendaagfche Grieken gezegd heb, is zeer flrijdig met de voorréde van de Voyagepittoresque de in Grece. Niemand kan meer agting hebben dan ik voor den heer graave de choiseul gouffier en zijne talenten. Niemand kan meer prijs ftellen op de vrijheidsdrift van een' jong' patriciër, tot groote beftemmingen geroepen, die uit den fchoot der Aristocratie en der hoven, zig tot verhéven gedagten, tot édele gevoelens heeft wéten te verheffen. Maar Amicus Plalo, Amicus Socrates, mogis Amica veritas. Dewijl het geval wil, dat ik over hetzelfde onderwerp handel als de heer de choiseul, kan ik niet afzijn van te zeggen, dat de gebeurdnisfen volftrekt ftrijdig zijn met zijn fijftema en zijne redenéringcn. Het zou niet moeilijk zijn, dit door eene ménigte van aanhalingen vut vermaarde fchrijvers te flaven; doch ik zal mij met een klein getal vergenoegen; maar de keuze zal goed zijn. k Zie hier eenige ftukken uit dc voorréde van den  Ï88T sèaissï: heer de choiseul, p. XI, XII, tot XVI irjgèfloten. „ Hoe ! het zou onmogelijk zijn, de Grieken van „ Morea onder de wetten [van eene wijslijk ont„ worpen vermaatfchapping te vereenigen! dczel„ ven aan eene voorafgaande beftiering te onder„ werpen, in verwagting van eene be'ter gefchikte „ wetgévende magt! hen de noodzaaklijkheid te „ doen gevoelen van eene eenparige zamenwerking, „ en hen alle te zamen naar de vrijheid te doen „ jagen, die het geftadig voorwerp hunner wen„ .fchen is ! „ Hoe meer men zijne gedagten over dit ont„ werp laat gaan, hoe minder het onuitvoerlijk „■ fchijnt re wézen. De uitvoering daar van zou „ zelfs gemaklijk worden, indien het onderftcund „ werd door groote mogendheden, die in het be„ vorderen van deze omwenteling een waar belang „ vonden. En misfchien is dit édel en groot op- zet reeds genomen door katharina ttt, door „ deze vorstin, die de wijsbegeerte op den troon „ geplaatst, en dezelve aan het geluk der'men„ fchen gewijd heeft. Misfchien, dat deze door„ iugtige vorstin, door haare wijsheid zelve het „ ontwerp van deze gedenkwaardige omwenteling „ makende, door eene twintigjaarige ondervinding' ,, onderwezen, en zelfs door de nuttigheid van ,, haare laatste poging, van de hjriderpaalen en „ middelen béter onderrigt, door getrouwer zen„ delingen béter gediend, zig gereed maakt om  IGcj zig van eene glorij te verze'keren , die- voor haar „ fchijntoeftemd te zijn, en haar flegts door bij„■komende omftandighedcn ontglipt is. Zij zal „ niet vrézen, de Grieken tot de vrijheid te rug „ te roepen, daar zij der laagste klasfe van haare ,, onderdaanen dezelve heeft willen doen kennen; „ en welke ondernéming zou eenen grooteren luis. „ ter over haare regéring verfpreiden en eene groo,, ter plaats beflnan in de gefehiedboeken der wae„ reld!" ,, Hoe veele hulpmiddelen heeft zij niet, om „ den goeden uitflag daarvan voortebereiden en te „ verzékeren! Wat al zigtbaare of verborgen drijf„ veeren en magtige beweegraderen zijn onder „ haare hand , die alleenlijk op haare bevélen „ fchijnen te wagten, om in bewéging te raken! „ Welk een zamenloop van omftandighedcn, voor„ declen-cn middelen ! dc gewoonte , welke de Grie„ ken hebben, om de oogeu naar Pviisland te wenden , en die zo veelc rampen niet hebben kunnen te „ niet doen; al die gelijkvormigheden van zéden „ en gebruiken tusfchen de beide natiën; de o,, vercenkomstvan godsdienst, geëerbiedigde band „ voor bijgelovige volken; priesters, die door de „ godsdienstplegtigheden het, gezag der bevelheb„ beren in dezen doorlugtigen en nationaalen oor. „ log zouden heiligen, die den lafliartigen, den ,, weerfpannigen, den verrader met den banblik„ zem zouden liaan, die voor de martelaars der „ vrijheid den hémel zouden openen, en den dood  19° „ der flagtofiers van zulk eene édele zaak zouden doen benijden! " i, Dezen zijn de bijkomende middelen, die zig „ aan katiiarina aanbieden om haare wapenen te ,, begunstigen, en haar genie, hetwelk van nog „ meer vermogen is, dan haare wapenen." • De heer de choiseul goufeier zegt vervolgens, dat het nu geen vreemd , maar een eenvoudig en gemeen gevoelen is, te (lellen, dat de Grieken (van Morea) van meer nut zijn voor Rusland als bondgenooten , dan als onderdaanen. De Grieken vrij geworden zijnde , en de Ottomannifche mogendheid in den kwijnenden ftaat, waarin dezelve gevallen is, nog gemaklijker kunnende houden , zou het beftaan van dit verzwakt rijk een wézenlijk nut zijn voor be beide fouvereinen, van dewelkcn men vermoed, dat zij tragten hetzelve te vermeesteren. Hij voegt er bij, dat de zuidelijke provinciën, nieuwe gelégenheden krijgende, om haare waaren aftezetten, haare bouwing en bevolking zullen verdubbelen. „ Haare overvloedige „ en verfchillende voordbrengzels, den loop der „• groote rivieren, die dezelven doorfnijden, volgen„ de, zouden, zegt hij, inde Zwarte zee afzak„ ken, en door den Bosphorus, dien het zwakke „ Ottomannisch rijk nooit zou durven fluiten, zig „ in de ganfehe Micldenlandfche zee komen ver„ fpreiden, terwijl de handel der Kaspifche zee (;), O') Zie Foyagc de Rusfie van den giïavc Algarotti , van f . 100 tot p. 224. hoe kwalijk gegrond de vérwagdogei van  „ de voorfpoedige uitwerkzels van deze' gelukkige „ werkzaamheid toenémende, den kostlijken rijk„ dom der bevrozen klimaaten van den Noorder pool, de pelterijen, tot in Jspalmn en Dehlij ,, zou voeren.'' Een handel in pelterijen in Dehlij\ daar men geen andere kléderen dan van nételdoels draagt, zou in de daad zeer wonderlijk zijn. Maar de heer de choiseul zou in de reis van den. graave algarotti niet alleen hebben kunnen vinden, dat deze handel, wat den uitvoer betreft, van zeer weinig belang is, het welk men buiten den graave algarotti zou hebben kunnen opmaken, voornaamlijk, wanneer men weet, dat deEngelfchen pelterijen uit Kanada in Rusland brengen, en dat dus de Rusfifche pelterijen wel een voorwerp van zeldzaamheid, maar nooit van eenen grooten buitenlandfchen handel zijn, cn te meer, daar de Moskoviters die waar meest zeiyen gebruiken; maar, het geen van meer gewigt is, dat fchoon Perfie geen gemeenfchap met de Indifche zeeën heeft, dan alleen door middel van de haven Gombreu , welke in plaats van die van Onnuts gekomen ig, de Rusfen over de Kaspifche zee de fchoone zijde van Gliiian konden doen komen, en die vervolgens in Europa verhandelen. Wie kan, vervolgt de graaf, er belang bijheb„ ben , dat hij zig tégen dit lijstema verzet? rfcfi Franfchen leizigcr izijn ten ("inzien van tien handel der Kaspifche zee. Zie ook in het voorgaande werk de aantekening over den t^genwoordigen ftaat van dezen handel.  % De Keizer zal het niet zijn. (Ik geloof het voor',, zéker"). Zou Frankrijk vergéten , dat, daar het „ meestervandeMiddenlandfchezeeis,het langs dien ,, weg veel gemaklijker de voordbrengzels van het •„ Noorden en hetfcheepstimhlerhoutzal bekomen» t, daar nu de masten en ander rondhout, in ',; de bosl'chen'van Polen gekapt, en met zo veel moeite naar de kusten der Baltifche zee gevoerd, i, tot zulke hooge prijzen op onze werven komen, i, gelukkig nog als zij niet in de handen van onze „ vijanden vallen, die meester van het kanaal, eri „ 'maar al te dikwijls van de Noordzee zijn. Hoe „ gëihaklijk zou het voor Frankrijk niet zijn, om ii de balans van dezéh nieuwen handel te zijnen ,-, voordeele te bepalen ? Hoe veele nieuwe wégen „ zou het niet vinden, om zijne manufaktuuren te llijten, dewijl de ruilingen zouden gefchicden' » 'm eene zee, daar het verzékerd is, zijn over„ wigt te behouden, en daar het de vastigheden zou kunnen gebruiken, die het reeds in dc Le- vant bezit!" Ik denk niet, dat de denkbeelden, die wij hier uit het werk van den heer de choiseul getrokken hebben, .tot eenen grond van zijne Üarigtingen als gezant gediend hebben. Hoe het zij, hij merkt' in zijne :voorréde aan, dat hij jong was/ toen hij zijne reis deed: zijne verbeelding ontvonkte in Griekenland op het herdenken van zijne jeugdige dagen. Vervoerd door de dapperheid van :. • • ee-  «enige Berg - Manioten, of Mainoten (kjs afttamr melingen der oude Laconiers, bewoners van Tay» •gete, een woest en wreed volk, hetwelk,,te land en te zee, van den roof leeft', onafhanglijk van de Turken; hij geloofde misfchien, dat al de Grieken hun gelijk waren in dapperheid en liefde voor de vrijheid, van daar zijne redenering en zijn ontwerp , een weinig te veel. naar zijne reis in Delos. gelijkende (Introduclion , van ƒ>. 47 tot p. 58); een tafereel, hetwelk den grootftenfchrijver waardigis, en waarin men al de geleerdheid Van. ïreret gepaard vind met den ftijl van den aartsbisfehop van Cambraij. : Ten einde den lézer in ftaat te ftellen om tusfchen den heer pe choiseul en mij te oordelen , zal ik hier een getrouw uittrekzel ge'ven van het geen de heer portee. , Engelfche gezant te Kon-r ftantinopel (/), met opzigt tot de hèdendaagfche Grieken zegt. Deze fchrijver, gelijk men weet, (*) Va het 'werk, ia J784, gedrukt onder den titel van Precis kistoriqtie de la malfort Imperiale des Comnenes word van de inwoners van Taygetc gezegd, dat „ de onftuimigheid, waar„ méde zij vogten", hun den naam deed géven van Manioten, „van een Grieksch woord, hetwelk woede betékent." Wij willen liever geloven, dat de regte naam van dit volk is Ma!noten. Het kasteel Maina , gelégen ter plaatze , daar oudtijds de ftad Masfa lag (zie la guii.letiere , Athene ar.cicnn 'e mojey. ;«0 aan het gehcele zuidelijk gedeelte van Laconie den naam. van Brazzo dl Maino gegeven hebbende, werden de inwoners Mainoten, cn niet woedenden genoemd. CO Zie Obfervatlons on the Rettgion, 'Law, Gwefttmnt aai Munters of the Tutks. p. 314 en 315. N  194 kan daar over fpre'ken, heeft kundigheid, en verdient allen lof. Hij had daarenboven zig lang bevlijtigd, om de ze'den en gewoonten des lands te léren kennen; en zie bier het oordeel over zijn werk van den heer guijs zeiven. „ Mistrouw zé- kere reizigers; allen hebben de Grieken niet met „ hetzelfde oog befchouwd. Mevrouw monta„ gtje, welker brieven men in het licht gegéven „ heeft, homerus en de oude dichters gelézen 3, hebbende, heeft zig niet kunnen onthouden, „ toen zij de feesten en dansfen der Grieken zag, dezelven, éven als ik, bij de ouden re vergelij„ ken ; maar mogelijk heeft zij vergroot het geen „ zij zag onder eene regéring, die de grootfte „ vrijheid, en «elft de ongebonden vrijheid toeliet. TouRNEFORT, die zig met zijn hooidvoorwerp $, bezighield, heeft het gros der natie met eenvlug„ tig o*>g befchouwd, en zig bepaald bij het bij ,, elkanderzamelen der bijzonderheden, die men hem „ opgaf. De zendelingen hebben de Grieken alleen „ befchouwd met opzigt tot den Godsdienst, waar „ in zij hen wilden onderwijzen. Be heer por„ ter, gezant te Konftantinopel, heeft hen beoor-> „ deeld, gekend en befchrèven." iFoyage littérairs de la Grece, ou lettres fur les Grecs anciens & wodernes). „ De hèdendaagfche Grieken , zegt de heer „ porter, zijn te loos, te doortrapt, te arglis„ tig, te verwaand en te wraakgierig, zo wel om 0 het belang, de eer en glonj van een gemeene»  f55 „ best te dragen en te handhaven, als om zig te „•onderwerpen aan de regéring van eenen mo„ narch, dien zij onder zig zouden verkiezen. ,, Hun twist- en warziek karakter fchijnt juist ge„ vormd en gefchikt te zijn , om anten onder een „ vreemd juk in rust te léven , daar de magt „ cn het gezag de heerschzugti^e drijfveer van „ hunne neiging konden beteugelen, en het ige„ weid van hunne driften bedwingen; daar de „ ftrengheid hen tot gehoorzaamheid, en, zo „ niet tot de deugden der maatfehappij, ten mins■,, ten pt burgerlijken vréde en rust dwingt „ Al wie onder de Grieken kon wonen (m), „ en hunne looze konstenaarijen en bedekte han.„ delingen, hunne gedurige twisten over burger» „ lijke en geestlijke waardigheden gadeflaan, zou „ een waar afbeeldzel in het klein zien van de „ llegtste republieken van Peloponefus, of de „ treffendste gelijkenis van de verfoeilijke en 5, grouwliike ftreeken van die zelfde nati'é onder „ haare eigen Keizers, van konstantijn af tot „ op den laatsten der paleologussen. „ Het kontrast, welk men ontdekt tusfchen „ het gedrag van deze avantuurlijke vorsten, „ wanneer zij in hunne waardigheid zijn , en wan„ neer zij daarvan ontzet zijn, toont op de treft „ fendfte wijze j hoe zeer het karakter, der Qri^  i95 %?iÊë£ „ ken verbasterd is. Een trotfche hoogmoed, „ eene' ijdele verwaandheid, eene veragtlijke on„ befchaamdheid, dwin'gelandfche bedrijven, en „ onderdrukkingen verzeilen hunnen voorfpoed, „ Als zij afgezet zijn, zijn zij onderdanig, demoe„ dig, laag, zig tot de onwaardigfte vernedering „ blikkende. Ik heb er gezien, die te Konftan- tinopel om fchulden voor den regter geroepen „ zijnde, hunne handtekening lochenden! „ Welke konsten en wétenfehappen, en wel„ ke deugden men oudtijds bij deze Republi. „ kaanen mag ontdekt hebben, zij fchijnen on„ der hunne Keizers verdonkerd of geheel verloren „ geraakt te zijn. Men vind bij de tegenwoordige „ Grieken geen fpooren meer daarvan. Hunne „ oude taal, of het geleerde Grieksch, gelijk zij „ het noemen, is eene doode taal; zij, die de„ zelve verftaan, hebben ze in de fchoolen go„ leerd." enz.  197 III. AANMERKING. Zo lang als zij (*) zig als onze natuurlijke vijanden befchouwen, hunne kinderen in die fchrik* lijke grondbeginzels opbrengen enz. («). H oe zou het anders kunnen wézen, óf deze grondbeginzels moeten fcbier algemeen zijn in Engelland, alwaar de opvoeding zo kwaad en verkeerd, en zo ördenlijk ingerigt is, om veragting en haat in te boezemen voor alles, wat niet En?. gelsch, en voornaamlijk voor alles , | wat Fransch is (o), dat verftandige lieden de-tégenwoordige fchoolen als het grootste kwaad in het land befchouwen; wanneer een vrédeverkondiger* zig niet gefchaamd heek, om van den évangelieftoel de volgende woorden uit te fpréken , die alleenlijk kunnen ftrekken, om den nationaalen haat te ontttéken , te vermeerderen, en te vereeuwigen! „ Juist in het oogcnblik, waarin dit land, het„ Welk reeds zijne kragten had verfpild, zig door „ rampfpoeden overftelpt zag, gebeurde het, dat een vijand, die eeuwig jaloers is over zijnen (*) De Engelfciiên. 00 Bladz. 83. ' Co) Deze opvoeding is niet veranderd zédert mylord So»Iers. —- Zie de IV, aanmerk, van dit bijvoegsel. N 3  39^ „ voorfpoed, en met een grétig en onrustig oog „ alle gelégenheden befpied, om den ondergang te „ verhaasten van eene natie , die zijne médedtug,, fter isy na dat hij, gedurende den loop van de„ zen oorlog, onder het fchoonfchijnend voor,, vvendzel van eenen gewettigden handel, maar het„ welk in den grond ilegts de dekmantel van zij „ ne verraderij was, heimlijk cnin weêrwil van alle „ gedaane vertoogen onzen vijand alle hulp had ver„ leend, die in zijn vermogen was, eindelijk de „ minst ontërende partij koos, en zig openlijk té„ gen ons verklaarde." En , fchoon de uitkomst ons heeft doen zien, „ dat deze verklaring het gevolg was van een reeds „ voor lang gefmeed en gevormd ontwerp, betuig» „ dc hij egter openlijk, om den uiterlijken fchijn „ van eerlijkheid te bewaren, dat zijn eenigstdoel „ was, een onderdrukt volk te helpen, en van het „ juk zijner dwingelanden te verlosfen. Dezemen• fchen, die door de natuur van hunnen ftaatsvorm en regéring hunne volken met alle de „ dwinglandij der goeddunklijke magt beheerfchen, „ werpen zig met de grootfte onbefchaamdheid tot „ verdédigers op van de vrijheid des menschdoms. „ Maar het bedrog was te plomp, om zig met „ mogelijkheid er .door te laten misleiden; het mas„ kerviel af, enhetbleek klaar, dat zij voor zig zeiven „ niet het minste belang bij dezen twist hebbende, „ niets anders konden bedoelen, dan laage en ver„ agtlijke voordeden, en de uitvoering van hunne  ,i heerschzugtige enbooze, voornemens. Wat meer zij fchaaïnden zig zelfs niet, zig door die laage „ verraderij teonfêren, welke een dapper en edel, moedig volk zo onwaardig is, maar om hunnen „ fchandelijken toeleg te onderdennen, tr. kken zij i:i hunnen aanuag, het zij als openlijke vijan„ den, of als geruste en onzijdige aardebouwers , „ zulken, die door alle banden van erkendnis en eer, aan hunne heerschzugt paaien hadden moe,, ten ftellen, en de uitvoering van hunrte onregt„ vaerdige oogmerken voorkomen (/>) O) Uittreksel uit de leerréde, uitgefproken door den bisfchop van St. David, in de abtdij van W.stmnnstcr, voor de léden van bet boogerhuis, den 30 van hooimaand 178+. 7m hier den tekst van het ftuk. waar van. wij hier boven de vertaling géven. „ Bul is happened, that a chofen oppertunity, and at the „ cxaH moment, when this Country had exhausicd gr at paft \,ofitsfrenglh,and^enwe ware ander the pregare and „ discomfort of fome unmvard and unfavourable acadents, an ,, ennemv ahvays jcalous of the prosperity of this riauon and „ watckfltl for uccafwns of accelerating the ruin and destrucl tion ofa rhalpeople, haying all along, under the ptetence of tegal trafiek and commerce, i» &Jft of all remonjlrance, l and \ound by repeated prOfesfions of friendfhip. most tred„ cherouslyï asforded evcry clandefline aid to our adyerfary, „ chofe at last the lef dishonourable part, and dcclmed o- penly and decidedly against Ut . Yet to fave.adpearances, tbongh it is now well know to „have been long their prerneditated object, and a fettled plan ot policy; all this was done under the plaufible pretext, " as they asferted, of asfistiny an injured people, and rehe- vitig a foreign nation from oppresfion. They, who, by the N 4  SCO ■ Gedurende den oorlog, welken de Franfchen en Engeifchen om de opvolging van deze kroon voerden, waren de Engelfchen, volgens het geen moisARD aanmerkt, zo verbitterd op de Franfchen, dat veele Engclfche ridders eene zwarte plaaster op het oog droegen, volgens eene ik weet niet welke gelofte van niet met dit oog te zien, voor dat zij door den dood van eenige Franfchen blijken van hunne dapperheid hadden gegéven . Zou men niet moeten geloven, dat de bisfchop van St. Da« vid van deze ridders met zwarte plaasters afdamt, en dat hunne gevoelens, ten minsten door de geweldige vooroordcelen eener eeuw ivan onwétendheid en woestheid, die men ridderorde noemt, verfchoonlijk, getrouwlijk tot den prelaat der agttien-de eeuw overgebragt zijn ? Ja ongetwijfeld: de itaatkundige misdrijven, die „ very nature of their conftitution and governnicnt, rule over „ tlie'ir own people with all the tyranny of arbritrary power „ fet theniTelVes up with tlie mast bare - faced effrontery tbr „ the avowed patrons of tlie ïiberties of mankind; The mask was „ too eafilyfeen tluoiigh , and the grefl' fallacy immediatly detec'„ ted. lt was clearly underftood, that, having not the least „ concern in the tjuarrel themfelves, they could have noting ,', fo mudi in vietv, as their own private and paltry interests „ rhcir'own unjustiriable and ambitious purfuits and purpo„ fes." Nay, they werre not only güilty of this mean set of tic ,,'achèty, fat below the foirit of a brave and genereus pee„ple,but, to fecond their own dishonourable views',- they dfên into their confederacy, cither as aciive euemies, or „ idlc fpectators, thofe, who bcyevcry tie of houour of gra„ titudc , ought to have conti ojjlcd. their iinwarramable proeedings „ and defigns."  2CI men in de hèdendaagfche gefchiedenis van Frankrijk vind 3 zijn het werk van deszelfs regéring, dat is te zeggen van deszelfs ministers, aangezien men dc natie nooit heeft te raad genomen. Maar is het évehéens gelegen met Engelland, alwaar de regéring dikwijls en zelfs meestendeels door de beroerten van het gemeen en de vooroordeelen der natie in niet minder onregtvaerdige dan onzinnige oorlogen word getrokken ? Wat zou de zwetzende bisfchop, die zig niet ontzien heeft, om Jn Gods huis en fchier in den naam van den God des vrédes en der waarheid, deze woorden van GRÓTIGEN EN JALOERSGHEN VIJAND , VAN VERRADERLIJKEN EN' ONRUSTIGEN MéDEDlNGER uittefpré- ken, en die op het volk toetepasfen, welks verzoening met zijn land hij aan den voet des altaars plegtig vierde; wat zou ihij antwoorden , zeg ik, wanneer wij hem vraagden: ,, Is het de verraderij van Frankrijk, die zig , in 1755 , zonder eenige „ oorlogsverklaring, van zo veele fchépen mees,, ter maakte, die op de goede trouw dor volken „ en der verbonden voeren ? Is het de verraderij ,, der Franfchen, die, zédert zo veele eeuwen, „ met het daal der overwinnaars, het zwaerd der „ vierfchaaren, en de boeijen der opkopers Ben„ galen en dertig millioenen Indiaanen verwoes„ ten en verarmen? Zijn het Franfchen of Engel„ fchen, die met al de dwinglandij van de mlk„ keurige magt heerfchen over deze dertig mïïlioe* „ nen llagtoffers, aan den gouddorst en deheersch- 3, zugt overgegéven?" N 5  802 ïk fchroom niet j het ronduit te zeggen, en ik neem alle braave lieden in Engelland tot getuigen , dat is te zeggen alle braave lieden van het land, alwaar het geen goed is, waarlijk uitftékend is. De grondbeginzels, waaruit het ftuk, daar wij hier de vertaling van hebben gegéven, is voordgekomen , verdienen de veragting van alle natiën. Laat de Engelfchen ("en ik geloof, dat het nimmer te dikwijl herhaald is, wanneet men het geluk heeft, onder hen te wonen) laat de Engelfchen , zeg ik * welken het alleen aan gematigdheid ontbreekt om het meest geagte volk te zijn, dat ooit bedaart heeft, dit haatdigtend gedeelte der rédevoering, Waar voor de bisfchop van St. David van de léden van het hoogerhuis dc dankzeggingen ontvangen heeft (q) , vergelijken met het yoorfchrift, het welk dc aartsbisfehop van Parijs op denzelfden tijd in het licht gaf, en waar in hij, na dat hij de beide natiën aangefpoord had, om eikanderen zo zeer te beminnen, als zij elkander moeten agten, alle wraak, jaloezij en afgunst afteleggen, de zoetigheden van eene heilzaame en aanhoudende vereeniging te fmaken en aan anderen toetebrengen, over haar de zégeningen des hémels affmeekt, en dezelven in zijne wenfehen en gebéden mengt; laat zij na deze vergelijking zelve uit* lpraak doen , wie van beiden, da bisfchop van St. David of de aartsbisfehop van Parijs, zijn land én zijn ampt de meeste eer aandoet. Cï) Deze dankbetuigingen worden, bet is waar, welllaansh;dve gedaan, om dat liet zo liet gebruik Ss.  293 IV. AANMERKING. Over de onderhandelingen te Geertruidenberg. dat dit werk gefchréven, en zelfs grootfl-cndeels gedrukt was, heeft de heer linguet eene bijzondere uitgaaf van de N". 88 en 89 geléverd , onder den titel van: Conjidérations fur Couverture de t'Fscaut [Aanmerkingen over de opening der Schelde], Wij zullen niets zeggen van een klein getal bijvoegzels, die niets anders dan eene opeenflapeling van leenfprcuken zijn, welken wij misfchien al te wijdlopig beantwoord hebben. Wij zullen alleenlijk dc volgende aanmerking aanhalen, welke flrekt om de Hollanders bij den koning van Frankrijk haatlijk te maken, en met eene waarlijk zcldzaame vcrmételheid de bekendfte gegebeurdnisfen lochent, gelijk wij door eenige onwraakbaare bewijzen zullen aantonen. „ Dat het mij geoorloofd zijhier te doen opmer„ ken, zegt de heer linguet (Confïdérations fur 1'ouverture de PFscaul, p. 104 <$? 105) dat de „ gefchiedfehrijvershet fchriklijke van die onbegrijp„ lijke voorftellingen niet genoeg ontvouwd hebben, 3, het publiek fchijnt het niet genoeg gezien te hebben; en men mget niet zeggen, dat zij het „ gemeen wanbedrijf der vesbindnis tégen Fruitrijk  *°4 ^gr^-Sf 53 en Spdnjéh en nier der Hollanders alleen waren, „ Al wie de gefchiedenis van dien tijd kent, en flegts een weinig de omftandigheden nagaat Van „ de listige en bedekte handelingen, weiken te 3, Geertruidenberg plaats hadden , weet wel, dat „ zij er de voornaamfte aanleggers van waren. Men handelde bij hen: fchoon de andere geal„ lieerden de paaien der gematigdheid vergéten „ hadden; fchoon de Engelfchen, verhovaardigd door de heldendaaden van hunnen veldheer; ,, fchoon de Oostenrijkers om dezelfde oorzaak , en en nog daarenboven uit hoofde van een pei,, foneel belang, het eerst deze verregaande woe„ de hadden laten blijken, ftond het aan de Hol5, landers om die te beteugelen: Zij hadden geen „ hertog van marlborougii , noch eenen prins „ eugenius ten toneele gevoerd : zij ftonden s, niet naar de Spaanfche kroon, noch wilden zig het overlchot daarvan aanmatigen: zij zouden ,3 derhalven niet te verfchonen zijn geweest, in„ dien zij gedeeld hadden in de beguicheling van ,3 den voorfpoed en de heerschzugt; zig daar aan met „ koelen moed overgéyende , fchoon zij niet anders „ gedaan hadden, dan er zig aan 'over te géven, „ zouden zij verdienen als de ftigters cn bewerkers „ daarvan befchouwd te worden. „ Maar men kan het aan de beide generaals niet n toefchrijvcn, die de ontwerpen, Welken in he 'y kabinet, daar de Hollandfche penfionaris voor* 7* Rt, en daar zijne bijzittende kommfefarisfeii  „ het hoogde woord voerden, beraamd waren, „ met zulk een gelukkig gevolg te velde uitvoer„ den. Eugenius en Marlborougii waren voor den oorlog;'beiden waren welverre van tot den ,, vre'de te neigen, hoedanig die oolunogt wézen; zij „ fchénen alleenlijk aan de onzinnigheid toe te gé„ ven, die zulk eenen fchandelijkenvréde voordoeg, «, om dat zij, over het hart vair lodewijk den XIV. „ volgens hun eigen hart oordélende, welverzékerd ,, waren, dat dezelve niet zou aangenomen worden. s, Maar de Hollanders verlangden in de daad „ naar den vréde; zij hadden er belang bij, dat ,, dezelve gedoten werd; maar zij wilden , datde„ zelve in alle opzigten vernederende en drukkende was voor lodewijk den XIV. Zij doegen „ dien derhalven ernstlijk voor, zo als zij hem had„ den ontworpen; en dus is het op hen, dat al „ de fchande van dit ontwerp moet vallen." Zie daar de eerde reis mogelijk, dat, zonder eenig bewijs bijtebrengen , zonder eenige gebeurde zaak aantehalen, een rédenaar, in de vervoering van zijne drogrédenen , zig veroorloofd heeft, eene befchuldiging, waarméde al de gefchiedfehrijvers eenpariglijk al de natiën belast hebben, die in 1701 in het groot verbond tégen lodewijk den XIV. getréden zijn, alleen op de Hollanders te werpen. Zie hier het geen Voltaire zegt (Siècle de Louis XIV. T. I. p. 4>0.) „ De gezanten van lodewijk ,, den XIV. werden eerder afgewezen dan toegela,3 ten te Geeriruidenberg, de afgevaardigden kwa-  2CÖ „ men hunne aanbiedingen horen en déden er ver- flag van aan den prins eugenius, den hertog „ van marlborougii en den graave van Zinzen„ dorf , gezant des Keizers, en deze aanbiedin„ gen werden telkens met veragting verworpen. „ Men hoonde hen door fchimp- en fchotfehriften, weiken allen door Franfche vlugtelingen werden „ gefehréven, die grooter vijanden van de glorij „ van lodewijk den XIV. waren geworden, dan „ marlborougii en eugenius." ,, De gevolmagtigden van Frankrijk vernéderden „ zig zo verre, dat zij beloofden, dat de koning ,, geld zou géven om filip den V. te onttronen. „ Zij werden egter niet gehoord. Men eischte, als een voorafgaand punt, dat lodewijk de XIV. „ zig alleen verbond om zijnen kleinzoon binnen „ twee maanden door de wapenen uit .Spanjen te „ drijven. Deze ongehoorde onmenschlijkheid was nog belédigender dan eene weigering. ' „ Terwijl de bondgenooten op dien toon als vsrj» g^etmde meesters tégen de grootheid en édele trots„ held van lodewijk den XIV fpraken, namen „ zij de ftad Douai. Kort daarna maakten zij zig meester van Bethune, Aire, St. Venant. en „ lord staiRs deed den voor/lag om partijen tot voor „ de poorten van Parijs te zenden. Nu zullen wij voor den heer linguet mylord BOLINgbRoke ([Letters on the ftudy and ufe of History T. II- Skitoh of the History of Europa) aan» halen, die, als minister en een der voornaamfte  ^iiè^ co? bewerkers van den vréde, waarfchijnlijk de geheime drijfveeren der ftaatkunde van den tijd béter kende dan de fchrijver der Annalen. Na dat hij fop p. 60) verklaard had, dat de hertog van marlborough aan het hoofd des légers en des bondgenootfchaps gefield, meer invloed had, dan zijne fouvereinc ooit gehad had; (p. 67.) dat gedurende den oorlog de Hollanders hun uiterste best déden, en dat zij en de Engelfchen al de kosten droegen. Boungbroke drukt zig p. 87 en volgenden dus uit: v De perfoneele beweegredenen der bijzondere „ perfoonen, zo wel als der vorsten en ftaaten om „ den oorlog te verlengen, zijn thans ten deele „ bekend en ten deele gegist. Maar, wanneer de „ tijd gekomen zal zijn, en ik ben verzékerd, dat hij zal komen, dat hunne geheime bcweeg„ rédenen , hunne konstenaarijen , en hunne bedekte „ oogmerken aan den dag zullen gebragt worden, „ durf ik u verzékeren, dat de verwardfle tonee„ len van dwaasheid en onregtvaarrdigheid, wel- keu men zig kan verbeelden, zullen ontdekt wor„ den. Ondertusfeben, wanneer men flegts het „ barrierentraktaat befchonwt, zo als mylord town„ shend het tékende, zonder bevél, en zelfs, ,, om de waarheid te zeggen, tégen een uitdruk- lijk bevél, aangezien de hertog van tuarlbo„ rough , bijgevoegde gevolmatigde , weigerde ,, hetzeive te tékenen. Als men de bcrugte voorlo, pige voorwaarden van 1709 befchonwt, welken  208 „ wij veinsden té bekragtigen, fchoon wij wisten, dat zij niet aangenomen zouden worden; gelijk - „ de marquis de torcij verklaard had aan den ,, raadpenfionaris voor dat hij den Haag verliet, „ en mij naderhand verfcheiden maaien verhaald 3, heeft; als men de anekdoten van Geermüdenberg onderzoekt, en de andere egte (tuk,,ken, die nog in wézen zijn, raadpleegt, zal men „ de geheelc (taalkunde van het nieuw ontwerp „ ontdekken." I Mylord Bolingbroke ontvouwt vervolgens al de ongerijmdheid van dit nieuw ontwerp , hetwelk hij aan de ftaatkunde van Engelland toefchrijft, en f. g?. onderrigt hij ons, dat twee jaaren te voren, gedurende de belégering van Rijsfel, de hertog yan marlborougii niet voor den oorlog was. (P. 98) „ Frankrijk, dus vervolgt bolingbro„ ke, ontdekte den ftrik, en befloot alles, te wa,, gen, liever dan zig te laten verftrikken. Wij ,, bléven eifchen, onder voorwendzel van den af,, (tand van Spanjen en de Westïndiën, dat lode„ wijk de XIV. op zig némen zoude, zijnen klein„ zoon te onttronen binnen den tijd van twee maan„ den , en dat, zo hij het in dien tijd niet volbragt, ,, het aan ons zou flaan den oorlog te hervatten, zonder de plaatzen % die ons volgens de voorlopige „ voorwaarden moesten overgegéven worden, en de „ gewigtigfie waren, welken Frankrijk aan den „ kant der Néderlanden bezat, weêr terug te géven. st Lodewijk bood aan , zijnen kleinzoon te verlaten  „ ten; indien hij hem nier kon bewegen om den „ Spaanfchen troon afteftaan, moest hij aan de bond„ genooten geld géven , die hem dan ten koste „ van Frankrijk konden noodzaken , Spanjen afte„ Haan. (Zij zeiden dus niet ronduit met den toon eens rédenaars, gelijk linguet, p. 104, in zijne tweede uitgaaf: gaa , trek op tégen den zoo» uws zoons e. z. p. „ Dit poorftel, vervolgt lord boling„ broke, hetwelk door de bondgenooten gedaan werd, „ had iets enmenschlijks, en het overig gedeelte des ,,' menschdoms kon zig gehoond agtent den grootpa» ,, der perpligt te zien, zijnen kleinzoon den oorlog ,, aan te doen. Maar lodewijk de XIV.. had, „ het menschdom met te veel onmenschlijic? s, heid behandeld $ in de dagen pan zijn geluk, „ dan dat hij réden zou hebben, om zig over dit „ voorftel te beklagen. Indedaad de Franfchen, wel„ ke het eigen is, om ten fterkflen met hunne ko„ ningen ingenomen te zijn, konden médelijden s, hebben met zijnen druk. Dit gebeurde 3 en lo- dewijk vond er zijne rékening bij. Mylord bolingbroke verzékert op de volgen*, de bladzijden, dat de voordduring van den oorlog alleen van Engelland kwam. „ Ik weet niet,, zegt ,, hij, Qp. 3.) welke partij zij, die den oorlog per- lengden, in hunne geheime flaatkunde voornemens „ waren te kiezen. Onze natie had zo lang ge„ {treden onder het bellier van hunne raadgevingen s, voor de grootheid van het huis van Oostenrijks, „ zij had reeds zolang eraan toegebragt, alaofli^'t Q  aio „ een der erfrijken Was geweest, door dit luns ver„ weldigd, dat men moet denken, dat derzelvet ,, bedo-;ing was de Keizerlijke en Spaanfche kroo„ nen te vereenigen. Doch ik zou eerder geloven, „ dat zij geen vast bepaald oogmerk hadden, dan „ alleen om den oorlog te vervolgen zo lang zij ,, konden. De overleden lord Oxford heeft mij „ gezegd, dat mylord Sómers , aangedrongen zijn„ da, ik weet niet door wien, noch bij welke gelé•>, genheid, tot de voordzetting van den nutteloozen „ en verderflijken oorlog ; in plaats van réden te gés, ven om de modzaaklijkheid aantetonen, zig ver„ genoegde met te zeggen, dat hij in den haat ■,, TéGEN Frankrijk was opgevoed. Een vreemd „ antwoord voor een wijs man; egter twijfel ik „ zeer , dat hij toen een béter antwoord kon gé. „ ven, of dat een van zijne leerlingen er tégen,, woordig een béter zou kunnen géven. Zijn deze woorden uitdruklijk genoeg? Indien de befchuldiging van deni heer linguet alleen op eenen der bondgenooten moet vallen, zou men, mijns bedunkens, meer grond hebben, om die op het huis van Oostenrijk te werpen. Het was een vorst uit dit huis, die zig tégen ftlir den V. Helde , en wilde de aartshertog, toen hij tot het Keizerrijk geraakt was, de beide kroonen niet opzijn hoofd vereenigen? Men kan in de Hisloire politique du Siècle zien , welk vorst deze Josephus I. was, die, in 1705 , Ï.EOPOLD opvolgde.  5lï ' (T. I P- 197 e?/»?>•) „Welke ook de uitflagvan dezen oorlog mogt wézen, deze drift der „ Engelfchen (tégen -Frankrijk) verzékerde devcor„ nr,amue vrugten daarvan aan het huis van Oos„ tenrijk, hetwelk het minste in de kosten droeg. Dit vooruitzigt maakte den keizer jose- ,, pims ftöul tot het doen van ondernémingen , $, welken zijnen vader leofoed niet had durven ,, onderdaan, terwijl het Duitfche rijk het met de „ grootheid van zijn huis óp had , vreesde hij niet, het op deszelfs vrijheid toeteleggen, en aan het„ zelve door den flerkften trek van het despotis,, mus de kétenen te tonen, die hij lineedde, door „ tot grootmaking van het huis van Oostenrijk te j, arbeiden." ■ „ De keurvorsten van Beijeren en Keulen, die zig openlijk voor Frankrijk verklaard hadden, „ hadden zig tégen de aanzoeken des keizers leo„ pold op de rijksvergaderingen, om dezelven in den rijksban te doen, verdédigd Dcoor- ?, log, dien zij (tégen den Keizer) voerden, werd 3, als een bijzondere oorlog befchouwd, in welken „ hij zig niet dan als bevrédiger kon mengen. Jo„ sephus ging buiten de paaien van voorzigtigheid en billijkheid Schoon hij door zijn aan- „ zien in de rijksvergadering op de banning der ,, beide keurvorsten kon hopen, op eene wijze, „ die dezelve van kragt deed zijn, wilde hij alleen „ met zig zeiven te rade gaan. Voldrekter magt i, oefenende in eene republiek van fouvercinen, O 3  Hz v dan cenig koning van Europa in zijn rijk, deed „ bij in zijnen geheimen Raad de zaak van twee „ fouvereine vorsten en vasftlen des rijks, éven als j, hij, onderzoeken, en in zijn paleis het vonnis „ over hen uitfpréken. Zonder daging, zonder „ regtspléghag, zonder de minste regtshandeling, „ welke de gewoone regtbanken niet mogen ver„ waarlozen omtrent een' gemeenen onderdaan, „ verklaarde hij twee keurvorsten fchuldig aan eed„ breuk, en de een, die niet dan in zijne waar„ digheid kon geftraft worden, werd daarvan ver„ vallen verklaard. De ander moest zijne kinderen „ in de veroordéling zien begrijpen. De gewaan„ de misdaad van den vader werd in de nakom e„ lingfehap geflraft, met dezelfde geftrengheid als „ de misdaad van gekwetste majefteit aan hetvoor„ naamfte hoofd in de volftrektfte monarchie; en n zonder eerbied voor de Duirfche wetten, zelfs „ voor die van de geheeie befchaafde waereld, wer„ den de zoonen van eenen fouverein in de vroeg„ fte jeugd onteerd en gefchonden. Men beroof„ de hen van hunne goederen, en van hunne v/ij„ heid, zelfs van hunnen naam en ftaat. ,, Deze gewelddadigheid verwekte veel gemor. „ Veele léden betuigden er tégen: maar het was n eene vrugtloofe tegenkanting, die voor de goed„ keuring der bondgenooten moest zwigten, en „ alleen diende, om den keizer josephus te béter „ te doen zien, dat hij alles durfde ondernémen. ,, Het volgende jaar deed bij den hertog van Man-  215 „ tua hetzelfde lot ondergaan van de beide keur„ vorsten. Hij verldaardc zijne ftaaten verbeurd, nam een gedeelte daarvan naar zig, en gaf het „ andere aan den hertog van Savoije. En Duitsch„ land gaf alleenlijk zijne verbaasdheid te kennen „ over de ftoutheid van deze willekeurige bedrij„ ven. Zig dus boven de wetten gefteld hebben- j) de deed hij de fchier vergéten vorderingen „ eens keizers op de Italiaanfche ftaaten gelden „ De keizer josephus droeg geen meer ontzag „ voor zijne bondgenooten, welken hij aanmerkte „ als niet kunnende van hunne verbindnis afgaan. „ Terwijl hij voor zijnen broeder den aartshertog „ in Spanjen den oorlog voerde, en voor zig zel„ ven in de Néderlanden, befchikte hij zonder „ hunne toeftemming over hunne overwinningen „ in Italië; hij maakte ontwerpen, zonder met hen „ raad te plégen, en verklaarde zig tégen de ver„ bindnisfen van den keizer zijnen vader met hen. „ De ontruiming van Lombardije, na de néderlaag „ bij Turin, werd in zjnen geheimen raad overwogen „ en goedgekeurd. De ondernéming tégen Napels „ werd in zijnen krijgsraad befloten, en in weer„ wil der bondgenoten uitgevoerd. Hij weigerde „ den hertog van Savoije de Jeenhulding der ge„ deelten van het Milaneefche, die leopold tot „ een lokaas gebruikt had om hem in zijne belan„ gen te trekken. Hij trok de gifte van het land „ en de leengoederen der Langhes in. De drift der zeemogendheden verzékerde bem van hunne 03  ,214 $*Ê£k „ toegevendheid. Op den zelfden tijd, dat hij van „ dezelven meer eischte, dan de artikelen van het „ traktaat -van het groot "verbond médebragten, ,, fchroomde.hij niet, hun te zeggen, dat de ver„ btnÜnjsfèa van leopold van geen verpligtingvopr „ hein Waren. De geestjVan partijfchap verblindde „. de verbonden mogendheden omtrent het traktaat • „ van vréde, dat zulk een genie beloofde." Indien men, ik herhaal hei nogmaals, alleen eene der verbondeue mogendheden moet befchuldigen , ■ wegens het vreemd voorftel aanxoDEWijKdenXIV.., ,eeu voordel, dat men volgens ai de gefchiedfehrijvers aan allen te gelijk moet' toefchrijven, en dat, . gelijk mylord bolingbroejs ons leert 9 nooit in ••ernst gedaan was; zo vragen wij elk onpartijdig' k'zer, of het niet waarfchijuiijker.zijn zou, dit 'ongehoord voordel aan joseptius l, een heerschzugtig', onbedwinglijk' vorst, een' willekeurig' heerfcher in zijn rijk, en een' dwingeland zijner bondgenooten, toetefehrijven dan aan de Hollanders? • •. Vader Valeriaan der Lettres Provïnciales zou légen den heer linguet gezegd hebben, giÉKT* ris ïNPUDENTissiiME Wat ons betreft, aan wien de bevalligheden van den twistfrijl niet zeer .eigen zijn, wij zullen ons vergenoegen met hem te zeggen, dat, indien hij bij geval de .gefchiedenis verdaan heeft, hij dezelve zeer heeft vergeten. | A csv sfthsb ;•[«.; jiü", .nx&isp -s> EINDE.