DE JONGE REIZIGER DOOR NEDERLAND. JAN. A. BACKER . I. DEEL. Te AMSTERDAM, bv J) . M . LA^CEYELD TOJCCLXXXIX .   D E JONGE REIZIGER DOOR NEDERLAND. Eerfte Deel. Eerfie Stukje. I. BRIEF.» Ferdinand aan Kare L. Amjlerdam 18 April 17— mijn Vriend, heeft uw Ferdinand dan een' aanvang gemaakt, van het plan dat hij zich reeds eenige jaaren voorftelde. Benige jaaren ? —— Zegt gij. — Ja Karel, ik was nog zeer jong, toen mijn Vader mij, en mijne zalige Zuster, de beginzelen der Geographie onderwees; en, bijzonder met betrekking van ons Vaderland,'geen zo gering plaatsje aan ons kennen leerde , of hij voegde 'er cene anecdote toe „ welke ons het zelve beter I. Deel. A in  s de JONGE REIZIGER in het geheugen prente. Dit was oorzaak dat ik toen al een bijzondere lust gevoelde, om te reizen, om'zelf dat alles te zien, dat alles nategaan, en mijne nieuwsgierigheid groeide met de jaaren. Zo lang ik na den dood mijns Vaders onder Voogden ftond, kon ik deezen lust niet involgen, maar thans Vceniam Aetatis bekoomen hebbende, haafte ik mij, om zodanige fchikking op mijne zaaken te Hellen, dat ik dit uitgerekt verlangen konde voldoen; en dit is mij dermaate gelukt, dat ik het gandfche aanltaande fchoone faizoen ten minftcn in deeze Provinciën zal kunnen omdwaalen. In de mcefte plaatfen , heb ik door mijne Academifche Studie genoegzaame kenniszen om mijn oogmerk te bereiken, en daar ik die nog niet heb, zal ik wel adres zoeken, overal, plagt mijn Vader zaliger te zeggen, overal zijn brave, gedienftige en gastvrije menfehen. Mijn oogmerk is om alles wat mij in dit reisje ontmoet, wat ik hoor, zie, fmaak en gevoel optetekenen; en u en mijne andere Vrienden daar meede van tijd tot tijd te onderhouden. Gelukkig heb ik een' knecht, die zo accuraat als fpoedig copieeren kan, en dus zal ik ook altoos een geheel' voor mij zelf overhouden, om mij te huis koomende, in eenzaame winteravond  door NEDERLAND. 3 avonden , alle nu te fmaakene genoegens te herroepen. Weet dan mijn waarde Vriend, dat ik gisteren morgen ten zeven uuren verzeld van mijnen getrouwen Hendrik, (en mijn recht vrolijke Pasop, die altoos bij mij is,) te voet van mijn landgoed ging, mijne weinige bagage reeds den vorigen dag herwaard gezonden hebbende. Het weer was aangezien , de vroegheid van het jaargetijde uitmuntend, en het reeds groenend geboomte maakte den weg bekoorlijk, — Velszen, dat, voor eene gevoelige ziel zo wellustig gelegen Velszen, was onze eerfte rustplaats, Ik dronk hier Koffij. —,— Eenige Heeren en Dames , welke den nacht aldaar hadden doorgebragt, gingen, wandelen, en zie hier kort wat mij ten hunnen opzichte bericht wierd. ——— „ Weet gij j, wie die Heeren zijn , mijn heer Ferdi- kand? ■ neen! —— die lange is den ., Advocaat P.... en die in den ligten rouw de „ Heer W , geweezen Koopman te AnU „ flerdam, twee beruchte weezens in deeze da)5 gen; maar hier is geen jonge in den gand>, fchen omtrek die de hoed voor hun afzat „ neemen. Men kent hun te wel." ; Ik zweeg5 om dat ik nooit gewoon ben, bij ge* meen foort van menfehen mij over caracfers A 2 ' uit  4 de JONGE REIZIGER uit te laaten, maar dunkt het u niet ondraag, lijk, twee zulke fchepzels, de rol te zien fpeelen als lieden van het eerfie aanzien ? — Van hier gingen wij al verder, en hadden niet vefgeloopen, toen mijn Hendrik, in een oogenblik dat ik een pijp opftak, een rupsje op het blad van een Els ziende, mij het zelve wees, ik haalde mijn vergroot glaasje uit de zak en wij bezagen het naauwkeurig. 't Was zeer fchoon. Terwijl wij hier meede bezig waaren, kwam een Boer bij ons, die te Bloemendaal te huis hoorde ; ziende dat wij het diertje, door een glas bezichtigden, bleef hij bij ons ftaan, en verzocht ook eens te mogen kijken. — Nooit geloof ik zaagt gij iemand meer verwondert. ■ En decze verwondering groeide, toen ik hem de ftandverwisfeling van dit diertje verhaalde, ik zag dat hij mij maar naauwlijks gelooven kon; en daarom brak ik het Elszen blad, waar op het diertje zat,.af; en zeide hem hoe hij doen moest om mijn gezegde bewaarheid te vinden, hij nam de rups meede, en beloofde mij de proef met alle zorgvuldigheid te zullen neemen. ——. Wij wandelden zaamen tot aan de Zandpoort, en het Infeit gaf ons overvloed van ftoffe, om den weg over volmaakt aangenaam te discoureeren. —> Van de Zandpoort, ging  door NEDERLAND- 5 ging ik het binnen bad, dewijl de laage rijweg nog bijna onderwater flond. Hendrik was vol van den jongen boer, en kon zich niet begrijpen, dat iemand in het land opgevoed, zo hagels dom, was zijne uitdrukking, zijn kon. ■ Dit gaf al weder Hof tot aanmerkingen, want ik betoogde den Vrind,dat dit geene domheid was, maar enkel een gebrek van aanleiding, en dat die boer genoegzaam getoond had, dat zo hij in een kring gefield geweest waare., welke hem daar toe had opgeleid, hij misfehien een heel groot Natuurkundige had kunnen worden. Te Spaarendam koomende, treffen wij juist de doorfchutting van een aantal Scheepen, met militairen gelaadem — Gij gelooft dat het dorp op de been was 't Was volk dat binnentijds, en zo ik hoorde van een Granadier, binnen het jaar voor de derde maal van Gnarnizoen veranderde , nu de armoede was ook bij alle vrouwen zichtbaar, evenwel zag het volk 'er fchoon uit, en 't was zo vrolijk dat ik mij daar over niet min deiverwonderde , dan de Boer over 't vergrootglas, en de rups. -— Wij wierden hier door eenigen tijd opgehouden; en wandelden toen langs den Hoogendijk voort tot halfwegen Haarlem , ons onderweg bezig houdende met de A 3 be.  6 de JONGE REIZIGER befchouwing van den ellendigen ftaat der militairen, waar omtrent Hendrik mij verre voor uit was, wijl hij in zijn jeugd ook zes jaaren gediend' hadde, en ten minftcn twee maal een campement bij Waasdorp bijgewoond. De fchuit was juist afgeftoöken toen wij op halfwegen kwamen , en dus moeiten wij omtrent een uur wachten. Ik had ten oogmerk mij dit vertoef ten nutte maaken, en het gemeene landshuis van Rijnland, Zwanenburg genoemd, te bezichtigen. — Gij weet dat dit gebouw bij zommigen gehouden wordt gedicht te zijn op de fondamenten van 't oude Po lanen, dat in den jaare 1359 door die van D e l f t tot den grond vernield wierd, om dat zij daar door de belegering van'thuiste Heemskerk dachten te doen opbreeken,dan ik wierd in dit mijn oogmerk te leur gefield, door eene foWtÜligneia,die mij niet onaangenaam was.— ïnii - :g den Prins intreedendc, vond ik 'in de zijkamer een Heer, die dcezen morgei te jp&afó van Amfterdam geköomcn was, en mij heel ramimaa£ bij mijn naam noemde, ik verklaarde de eer niet te hebben hem te kentvon, maai? hij herinnerde mij eene grap van 't b^sfóeneri eencs faidents, waar bij wij beide 'tcgenswoordig geweest waaren; en dit was genoeg om onze oude kennis te doen herlecven— Zij-  doos. NEDERLAND. 7 Zijne gr'ootevriendlijkheid noode mij omriem, in DordeÜcht koomende te bezoeken,dit heb ik aangenomen, wijl dit juist eene dier plaatzen is , waar ik tegenwoordig geen bijzondere betrekking hebbe, en Dordt, heeft nog alremarquabels genoeg, voor iemand die met mijn oogmerk reist, om'er eenigc dagen Uil te zijn en de ftad en de omleggende landftreek van nader bij, dan vluchtig' te befchouwen. — Dus is dit voor het begin al ecu aanmerklijk geluk,ik heb hem beloofd voor af te zullen laaten weeten, wanneer ik Hollandsch oudfte Stad dacht te bezoeken, want ik heb mij geen vast plan voor-gefïeld, hoe' ik reizen wil, alwaar mij de lust na toetrekt, zal ik gaan. — Toen de fchuit van tien uur aan de wal fchoot, namen wij hartelijk aflcheid, en de roef niet verhuurd zijnde, vond ik daar in plaats. — Mijn gezelfchap beftdnd uit een Oude dame, die in den rouw was, èn haar Nichtje , een bevallige brunet, doch, (hoewel ik niet voor weitfchë opfchik ben) zo bitter ftijf gekleed, dat het ergerlijk waare. — Het zal niet nodig zijn, U meer Van onze Converfatie te vernaaien, dan dat wij de paal van halfweegen nog! niet gepasfeert waaren , of mijne Matrone kwam al met fijnheid op de lappen. Ik nam diensvolgens mijn Ge sn er uit de zak,, en las, tot ik bemerkte A 4 dat  8 de JONGE REIZIGER dat wij aan den aanflag waaren; beklaagende bij mij zelve , tweemaal, terwijl ik een pijp flopte, het bevallige Nichtje, dat zij onder de curateele van zulk eene anderhalf eeuw oud zijnde Dortfche Tante ftón'd.-? Want inderdaad het was zichtbaar aan het lieve meisje, dat zij wel waerelt kennis voor haare jaaren, en omfiandigheden verzamelt hadde, maar gedwongen ftijf moest zijn, om de lieve Tante te behaagen. Waarfchijnlijk zal Cla- r a , zo is de naam der jonge Jufvrouw, Tantes eenige Erfgenaame worden , en daar om moet men zeker veel doen. Hier zou ik wel willen uitweiden Karel, over de malle manier van opvoeding welke zommige menfehen houden, maar ik zal mij vergenoegen met deeze eene hulde aan.mijnen Zaligen Vader, dat ik hem danke voor de verflandiger leerwijze, welke hij met mij gehouden heeft. Hij was een eerlijk, kundig, en in alle opzichten weidenkend Kristen, maar nooit bezwaarde hij zijne.kinderen, met de bijzondere geloofsarticulen van de Kerk* waar toe hij behoorde; hij droeg ons die wel voor; in zo verre als zij kristelijk algemeen waaren, pronte hij ons dezelve in., niet naar Cathegis-mi, maar na redenen; en de bijzondere leerfrelzels liet hij y.oor, rijper jaaren. Thans  door NEDERLAND. o Thans ben ik bij mijn ouden fchoolmakker, en voor één jaar mijn Academie vriend, Neef Peterfen. Ik kan U verzekeren, Dat ik niet beter gelogeert zijn kanmorgen , want ik heb de vrijheid om zo vroeg op te ftaan als het mij gevalt, zal ik U mijn kamer, met al deszelfs meublementen , en de reeds genootene geneugtens van deezen halven dag befchrijven, 't is nu reeds na Elf uuren, en daarom zal ik mijn flaapplaats zoeken , 't zou dunkt mij jammer zijn , dat ik het genot niet had van den volgende morgen , want het uitzicht van mijn kamer is over Maar neen, dit zult gij eersteen dag laater weeten, deeze is reeds lang gefloeg, en zo hij niet veel zaaken behelst, hij heeft mij toch het genoegen verfchaft, van bijna twee uuren, zo aan U te denken, als of wij tegens alkander over zaten , en dus met die hartlijkevriendfchapwaar meede ik altoos denk te zijn. &c. •dip''iiï-i ao,it»ï3iöv ';:':■: nor r..r fi l  ïo nE JONGE REIZIGER n- BRIE .F. Ferdinand aan Karel. dm ft er dam 19 April I?-*. 's Morgens ten 6 uur, ie daar mij al weder bij de hand. — b KaRel! hoe -verrukkend ben ik hier «reldgeert! - Verbeeld u, —Toen ik Oreren ;tegen den middag hier kwam was mijn Neef WU maar Belle ja, die. belle!, welke gij altoos als een fieraad der fexe aanmerkte, die Belle ontving mij, met de gulhartigheid van eene tedere zuster,- alleen zij was my een weinig te complimenteus, doch met overdreeven, en toen haar man te huis kwam was dit alles uit. _ Daadlijk zal ik u onze converfatie vernaaien, eersteen kleene icnilderij van mijn vertrek en deezen ochtend. . Mijn iogement is de V0()r boyen kamer, ruim, vierkant,. met een door de hand van Remmers fierlijk gefchildert behangzel geftoflfeert; en gemeubileert, met een groot Ieöikant, ,met rood gevlamd moor behangen, een dam fpiegel van zeven voet uit een das; ïï ■, . .  door NEDERLAND, it een Kabinet naar de eerfte finaak; een breede mahonij houten tafel; en twaalf ftoclen, In de eene hoek is een kas, die ik open vond, en in dezelve een kleine verzameling boeken, naar mijne fmaak; het fchri'jfgereedfchap 'in overvloed op mijne tafel. —. Doch ook dit kan men over al hebben. —- Maar dat uitmuntend gezicht is misfcliien nergens in de waerelt. Vóór mij is het nimmer rustend IJ, met zo veele honderden fcheepen, als op het zelve liggen of heen en weder zwerven. De Noordhollandfche kust met eene menigte dorpen, vormt het verfchict. Heerlijk, heerlijk is het! en te fchooner, wijl de verrukkenite dageraad mij deze voorwerpen , van den voorgrond af, tot in het diepfte verfchiet allengs aanvoerde, even als ligte hij van oogenblik tot oogenblik eene nieuwe gordijn op, om mij nieuwe fchoonheden te doen zien, tot zo verre de ftraalen van mijn oog de beelden vatten, en daar in verzamelen konden. Thans ftaat de zon, gelijk ecri' gouden fchijf op den blaauv/en onbewolkten gezichteinder, en haare uitvloeizels blikkeren op de kabbelende golfjes des ftrooms. — De boom ging daadelijk open , en aireede grimmen: het IJ van kleene roerfchuitjes die voorraad aanvoeren, voor deeze onvergelijkelijke wae-  ia de JONGE REIZIGER waerelt ftad. - Onderfcheiden fcheepen zetten de zeilen bij, terwijl een groot Fregat zijn anker vlak voor mijne opgeichooven raamen ■laat nedervallcn, en dus liet einde vindt van zijne lange tocht. Bij dit alles voegen zich de tooncn eener menigte vinkjes en wagtels, hangende aan de gevels onzer buurc.n, waaronder de kiaaiende morgenwekker zich van tijd tot tijd laat hooren, en door anderen beantwoord wordt. Een bont Kanarietje, dat in een verguld kooitje aan de geplafoneerde zolder van de kamer hangt, ontwaakt ook, doch zijn lieflijk gezang wordt nog niet aangehecven. 't Slaapvertrek van Hendrik is recht boven het mijne, en hij is reeds bekend genoeg in huis, om mij hoorende op ftaan al het nodige aan te brengen, zonder de huishouding te ontrusten. Ik zit dus onder mijn gewoon ■dejeuné, nu een fchets van gister. Mijn Neef was gelijk ik zeide niet te huis, na ik mij derhalven een weinig verfrischt hadde , en door Belle onderricht was, dat haar man tusfchen twaalf en een uur gemeenlijk in de nieuwe ftads Herberg aan het IJ was, ging ik hem daar opzoeken. Hier is het gezicht even fraai, als op mijne kamer, en het gewoel nog flerker, want alle uuren koomt hier een fchuit  door NEDERLAND. 13 fchuit aan van Buik/loot, en vaart ook eene af. De pasfage over dit veer is oneindig. Bezijden de herberg lagen een aantal Boeijers aan Zaandammer Kooplieden behoorende, de eene prachtiger dan de andere, en in alles zo zindelijk als de fchaars betreedene binnenvertrekken der Noordholiandfche Vrouwtjes. Ik vond hier een aantal vriendlijke en gefpraakzaame menfehen, wiens discours meest al liep over den tegenwoordigen tijd/ echter met die. befcheidenheid welke het waare kenmerk van brave Vaderlanders is, en geenzins met die eenzijdige partijfchap, welke zo veele bronnen van ellende opent,en zonder welke afteleggen, ik vreeze dat ons Vaderland ten gronde gaat. — Over handel en zcezaaken hoorde ik 'er weinig fpreeken, behalven dat een afzeilende nieuwe brik, die van Zaandam kwam, en eene fchoone vertooning maakte voor eenige oogenblikken de aandacht van de couranten en het nieuws van den dag aftrok. Mijn Neef kwam even na mij in, en wij beiden waaren verheugd elkander in gezondheid te ontmoeten. Zijn kennis aan deze Kastelein verfchafte mij gelegenheid, boven op het plat van dit huis te *raan, maar 't gezicht van daar is betoverend. Wagen aar zegt dat dit huis in den jaare 1600  i4 de JONGE REIZIGER 1600 't eerst gefticht is van hout, maar thans is het van Heen, en heeft zeer veel neering. Mijn Neef ging naar de beurs, en ik tegens twee uur na zijn huis. — Over tafel wierd het plan tot den namiddag gemaakt* En om half vier gingen wij een wandeling doen, langs de buitenkant, over Kattenburg, het Funie , en de Muiderpoort naar Schoonzicht, een Wijnhuis op de hoek van de laan, die naar de Diemermeer loopt; Terwijl wij hier zaten , betuigde ik mijne verwondering over dè verbaazende uitgebreidheid der ftad, echter bekleide mij die, toen mijn Neef mij verhaalde, dat men ordenlijk wandeleude de buitencingel van de Muider tot de Haarlemmerpoort, mids van de Weesper tot de Utrechtfche binnen door, over de hooge fluis gaande, in circa tachtig minuten kan afftappen. Wij raakten vervolgens op de oudheid van de Stad, en 't is zeer te verwonderen als men haare pracht en grootschheid befchouwt, dat zij nog niet meer dan ruim vier hondert jaaren is bemuurd geweest. Haare uitgeftrektheid was toen zeer gering, maar de aanwas van haaren bloei is verbaazend geweest als men in aanmerking neemt, de ongünftige fituatie van de grond gefleltenis, wel-  door. NEDERLAND. i§ welke zo los en ongefchikt is , tot het draa-' gen, van eenige aanmerkelyke zwaarte, dat het Meenlte gebouw, eer men eenige vastheid tot fondamenten kan bekoomen , door heipaalen van al vry wat lengte moet onderflaagen worden. Ja, wandelende in den tuin van Schoonzicht, liep ons een knecht wat hard voorby, en de grond trilde merkbaar onder zyne treeden. Het Boschje dat tusfehen de hoek van Schoonzicht, en de Muiderpoort ligt, is, hoe klein ook, zeer aangenaam,en de Poort zelve, voor weinig jaaren, toen de oude geheel onverwacht van zijne fondamenten fchoof, nieuw opgebouwd, is fchoon ; evenwel flaat 'er de Coupel wat al te verdrukt in het vierkant, 't geen dit gebouw min of meer ontfiert. — De Plantage, die thans reeds geheel in het blad flaat, is eene zeer vermaakelijke wandelplaats vol fchoone tuinen, en nette gebouwen, wij doorkruisten met het vallen des avonds eenige kanen, en keerden tegens acht uur, voorbij de Hortus Medicus, langs de jooden heeregracht , waarop veele zeer prachtige huizen flaan, en die allervermaaklijkst gefitueert is,naar de woning mijns Neefs. Ons gefprek over het avondmaal liep voornamentlijk,over Kattenburg,en het geen daar omtrent voor eenigen tyd is voorgevallen, myn Neef, had my een vry naauwkeu- rig  i6 de JONGE REIZIGER rig verflag van alles gegeeven, terwyl wy wandelden, en 't hoofdzaaklyke daar omtrent is n bewust , maar de befchryving der optochten zal ik niet onderneemen, het fpyt my dezelve riiet gezien te hebben, een flaauw denkbeeld van deeze vreemde vrolykheid zult gy uit de plaat welke ik u hier nevens toezende kunnen opmaaken , myn Neef zeide my dat dezelve zonder merklyke combustie, waar voor men zeer gevreesd hadde, waaren afgeloopen, de verdere loop van ons gefprek hier omtrent zult gy wel kunnen giszen, myn brief zou te lang worden als ik my daar meede ophield. Ook moet ik my aankleeden, om wat door de Stad te trentelen, voormiddags heeft het myn Neef te drok, dus moet ik dan my zelf amufeeren. —- *s Namiddags & uur. — De gastheer is nog niet te huis, en Belle bezig om zich aan te kleeden, want het plan is om deezen avond naar den Schouwburg te gaan, en zy zal ons vergezellen. Ik zal u nog een half uurtje onderhouden over myn morgen wandeling. Omtrent tien uur ging ik uit, en nam Hendrik, die hier nooit dan in het doorpasfeeren geweest is , meede, de plan-  hooR NEDERLAND, if Plantage had my zo verruklyk gefcheenen datik allereerst weder derwaard ging, en toen langs de vest tot aan de Utreehtfche Poort. —■ Op de hooge fluis koomende, van waar mert dat fchoone gezicht over den binnen en buiten Amftel heeft, borst Hendrik-uit: Mijrt i, Cod! mjnheer wat is dit fraai!" •—*> 't ge* raas en gerij ter wederzijden, 't gewoel van al* lerlei vaartuigjes op het water $ 't betoverend vergezicht langs de ricvier , en fladwaard in die zWaare fluis, en aan beide kanten ontallijke rist van fchoone gebouwen, gaf te zaamen een verfcheidertheid, die gezien moet worden* zal men het waare daar van voelen. Wij bleeven hier ruim een kwartier uur* eer wij hier weg konden koomen; —-— Vervolgens liep ik de ftad door, zonder dat ik juist kan zeggen waar" ik geweest ben, maar overal even veel gewoel, gerij, gefchreeuw, gefleep, in een woord eene werkzaamheid, die nergens zo ge^ vonden wordt; — De ftraaten zijn opgepropt met winkels, van allerlei aart, de grachten Zijn zo veele aaneenfchakelingen van vorstlijke paleizen, hier en daar afgewisfeld, door pakhuizen van zes en zeven verdiepingen^ vol alj lerlei koopwaaren, welke over de geheele aarde vertierd worden* —mt Eindelijk kwamen" wij op den Dam, toen kon Hendrik diè I. Ueel B «dt«  18 DË JONGE REIZIGER achter mij liep, zich weder niet inhouden, hij fchoot mij in vervoering op zijde: ,, Hemel „ mijnheer! wat gebouw is dat?" Ik beantwoorde hem, en ging met hem op de groote zaal van dat prachtige en weergalooze Stadshuis. Dit overflelpte hem geheel, en waarlijk elk wie hier voor het eerst koomt moet verrukt worden. • Ik wees hem alles aan, wat beitel en fchilderkunst hier verzameld hebben, voor al de eerfte. Wagenaar heeft dezelve uitvoerig en overheerlijk befchreeven, ik wijs u derhalven derwaard, want zo naauwkeurig kan ik niet alles opneeneemen. Wij liepen vervolgens de trap op na het toorentje, en hier kogt ik, ten dienfle van Hendrik, eene dier boekjes, welke de befchrijving van dit gebouw vervatten, 't Ruime gezicht dat men van deeze hoogte heeft, over de Stad, het IJ, het Noorderkwartier, naar de Zuiderzee, Goijland, Amftelland, Kennemerland enz. tot aan de blaauwende duinen achter Haarlem, is het verfchietrijkfte dat ergens kan gevonden worden. Scheeprijke Meiren en Rivieren, menigte Steden, Vlekken en Dorpen, rijkdom vertoonende landgeftichten, met vee beflaagen weiden, omboorde moestuinen, en verflaauwende duinen, zie daar een kleine fchets van keen onafmaalbaar tafereel.  do or NEDERLAND. 1$ Beneden gekoomen zijnde, bezichtigden wij de onvergelijklijke prachtige vierfchaar, die zö heerlijk van ordonnancie als kunst arbeid is3 en den atmfchouwer door zijn rijkdom bijna te veel verblindt, om alles ftukswijze en naauwkeurig gade te flaan. Op den dam dacht mij was die bloei niet, Welke ik daar voor eenigö jaaren zag, de Waag was van weiniggoedereti omringd, en 't aantal fleepers paarden aan de hooimanden was veel grooter dan dat der werkenden. ■ Evenwel was 'er nog droktö genoeg om Hendriks verwondering op tê wekken. Dewijl het vroeg was* liep ik met hem boven de beurs3 alwaar zeer veele Winkels, van prenten * houtwerk, boeken» muzijk enz. gevonden worden, doch dit is ook niet meer als toen ik een kindw,aare, of het moet zijn, dat mij die dingen toen meer aana gingen. Van daar liepen wij de beur*, die nu pas was aangegaan, over. Ik verwon* der mij altoos over deeze plaats* 't oneindige belang des gandfchen aardkloots wordt daar verhandelt, een ijder heeft 'er zijne bepaalde drokte , van den grootflen koopman tot dert kleinften fchuitevoerder, en elk kiest eenmaal zijne bepaalde plaats, waar hij vast op het bepaalde minuut te vüiden is. Aan alle Pijlaars B a to  510 de JONGE REIZIGER flaat gefchreeven wat daaromtrent verricht wordt, een groot gemak zeker voor vreemdelingen, 't Gebouw zelve is mijns oordeels te klein, en des zomers om de hitte en des winters om de vogtigheid ondraaglijk; wenschlijk waare het dat 'er een plan kon gevonden worden, om hetzelve te overdekken, en tevens aan geene andere inconvenienten bloot te Hellen. — Wij gingen onder 't Toorentje af, ik nam een flok in de Canarievogels, en ging naar huis. daar roept men juist om t« ee- ten. — den 20 's Morgens. — Gisteren avond wierd het veel te laat, om u het verdere van mijnen dag te verhaalen. Hoor toe nu. Het eeten gedaan zijnde kwam de koets, en wij maakten een fchoone tour langs de Keizersgracht, den Haarlemmerdijk, en zo de Poort uit langs de buiten Cingel tot binnen de Leidfche Poort, en gingen toen onze plaatzen in een loge van den Schouwburg. Men gaf de Romeo en Julia, eene der aan4.0enlijkfte drama's van deezen tijd. Gij kent het, en dus behoef ik u geen detail van den inhoud  door N EDE RL A ND. ai houd te geeven. De twee hoofdrollen wierden meesterlijk uitgevoerd, door den Heer Bengli en zijne zuster de doorkundige Jufvrouw Wa t tier. —«■ Het nafluk was eene beroerde Opera, waar van ik den naam nu niet meer kan, doch gij verliest 'er niets bij. Tusfchen beiden hadden zij een niet onaartig ballet, en ik betuigd u dat het danszen alleen, zo ik hier woonde, mij dikwerf daar zou lokken; dat is uitmuntend, en de kleeding zo wel als de decoratie was bijzonder prachtig. Wat aanbelangt de Schouwburg zelve, daar aan is van buiten niets raars, 't is een houten gebouw, van weinig aanzien, gefticht eenigen tijd na het afbranden van den ouden Schouwburg die op de Keizersgragt plagt te zijn, ter plaatze alwaar nu een Roomsch Hofje gebouwd is. Van binnen is de fchikking nog al matig, doch het gehoor is ellendig flecht. De Tooneelen daar en te. gen welke ik gezien hebbe, zijn overtreffend" fchoon, en de muzijk wordt geen kosten aan gefpaard. In de volgende week fpeelen zij Jacoba van Beieren, en de Huwelijke Staat, dat* zal voor mij nog al eene fraaije reprefentatie zijn, althans ik meen 'er te gaan. —— Te huis koomende , wierd mij gevraagd hoe ik B 3 vol-  gs de JONGE REIZIGER voldaan was, ik zeide van heel wel over de Romeo en Julia, maar dat de rest van de Acteurs in het voorfluit niet veel zeiden, en dat ik van Opera's geen verfhmd had. ** - Belle zette een paar groote oogen,met een: he! neef, vindt gij dan geen fmaak in Opera's? en dit gaf aanleiding dat wij tot een uur in den nacht disputeerden over de waarde en onwaarde van die voortbrengzels van het valsch vernuft, welke bij genoegzaam alle Theoretifche Schrijvers over het Tooneel, zo wel Franfchen als Hoogduitfchers, als ïooneelmunsters hefchouwd worden. Men leeze maar St. Evremond en Marmontel, Lcsfing en Eberhard, want Ariftoteles en Huratim. hebben dit flag van Tooneeldicht nooit gekend Eindelijk echter, om dat ik tegens Belle disputeerde, fireek ik de vlag» en noemde eenige Aria's, Duo's &c. op, die 'er nog al doorkonden, zonder zulks vreesde ik aangezien te worden voor een laplander die maar niets vau de Ton wist , en daar aan had ik geheel geen zin. ■ ■ ■ En weet gij waarom Karel? Wel, om dat zulk een woest gedierte een affchrik bij de Dames is, en gij weet dat ik aan de Meisjes nog al gaarne mijn hof maak. —-—Wij zullen meer gelegenheid hebben om over  door NEDERLAND. *3 over het Tooneel te fpreeken , ik ben, zo laat opgekomen, dat ik beneden gaa dejeuneeren, en ik hoor mijne Nichtje reede aan de trap roepen. Vaarwel dan, groet de Vrienden van &c. b 4 ; ui-  H JONGE REIZIGER III. BRIEF. Ferdinand aan Karel, 4mfterdam den 21 April 17-» Een getrouw' Reisbefchrijver is in de ver* phgting van voor al geene publijlce gebouwen van aanbelang over te liaan, ik heb mijn brief van gister naleezende, gezien, dat ik de Leidfche en Haarlemmerpoort alleen genoemd heb de laatsgenoemde is een keurig gebouw uit blaauwè deen opgetrokken, en gelijk alle overige met twee Valbruggen, waar turfcljen fteenen boogen over de Vest, voorzien. De eerde is van veel minder aanzien , zijnde klein eq vierkant, met een toorentje op het zelve: dat op de Haarlemmer is van eene grootfehe houding, en de poort maakt zodanig de gedaante van een ó\ dat de Schildwachten dikwerf de uit en inkoomende rijtuigen moeten waarfchouwen, wijl zij elkander niet kunnen zien, Tusfchen deeze twee leggen nog twee kleine Poortjes van geen aanbelang , de Zaagmolens en Raampoort genoemd, en ter wederzijden yan den Amftel vindt men de Weesperen Utrecht-  door NEDERLAND 25 Utrechtfche Poorten, die beide fraai zijn, doch voornamelijk de laatfte,dat een waarlijk fchoon gebouw is, behalven deeze is 'er nog een doorgang onder de wal, of het bolwerk door, de Weteringspoort genoemd, deeze heeft een geheel zeldzaame Valbrug voor zich, die zeer veei geld moet gekost hebben, doch na mijn gedachten niet aan het oogmerk zal hebben voldaan. Althans het is bij deeze eene proef ge- bleeven. Nu weet gij dan dat da Had acht poorten heeft, bij of omtrent alle zijn ook zo veel uitwateringen, behalven bij de Muider, doch geene is van eenig belang, uitgezonden: die over den Amftel welke 35 boogen heeft, en een werkftuk van verwondering is. Van de IJkant wordt de Stad geilooten door twee dubbelde regels paaien, waar in hier en daar openingen zijn die met fchuif boomen, vol ijzeren pennen des nachts worden bewaard,dezelve zijn agt in getal,men iluitze met de Poorten, uitgezonden die aan de nieuwe Stads Herberg, die altoos open blijft tot half tien, of later zo dan nog de laaide Buikflooter fchuitniet mogt binnen zijn. De Vestingwerken beftaan enkel uit gordijnen en bolwerken, doch zijn over het geheel van geen bijzondere fterkte.— *t Is over al eene fleenen muur, uitgezonden nabij de Muider Poort, daar een van des Stads B 5, Kruid-  zó de JONGE REIZIGER Kruidmagazijnen is, hier is de wal van aarde , en het Kruidhuis op een' geregelden afftand met pallisfaden omringd. Ik meen gehoord te hebben, dat men hier ter plaatze geene genoegzaame vastigheid tot het fondament van de muur bekoomen koude. Nu gaa ik u weder verbaalen wat ik gister bezichtigd hebbe, waar uit gij zien zult dat ik mijn tijd hier geheel niet ledig doorbrenge. Weinig zin hebbende om alleen door de Had te dwaalen kleede ik mij, na het fluiten van mijnen brief aan u, fpoedig aan, en Hendrik meede neemende deed ik den voormiddag een tour naar Buikfloot en Nieuwendam. 't Was dood ftil, en een gaande vloed, zo dat wij geheel aan het Galgeveld belanden,hoe zeer men ook door roeien in lij de loef had poogen te houden. — Voor mij was dit niet onaangenaam alzo ik daar door een ruimer gezicht op de laag en op de ftad kreeg. Na bijkans een uur gemartelt te hebben, kwamen wij aan het tolhuis, en wierden toen verder met een paard opentrokken. Buikfloot is een net zindlijk dorpje, waar de Inwooners vel al hun beftaan trekken uit den reizen den man, en de meenigre Amfterdammers die des Zondags om zich te vèrmaake'n derwaaid gaan. In deszelfs nabijheid zijn verlcheidene molens, traankoke-  door NEDERLAND. 27 rijen &c. men kan hier alle uuren met de Jaagfchuit of over Purmerend, of over Monnikkendam en Edam naar Hoorn koomen. Na hier een half uurtje vertoefd te hebben, ging ik binnen door naar Niemvendam, deeze weg is aangenaam, ziende aan de eene zijde over uitgeftrekte weid, en hooilanden, en op veele Dorpen, waaronder Broek in Waterland, Sunderdorf, Schellingwou, Ransdorf, Darger- ^am, ^\an de andere zijde ftaan verfchei- dene molens, waar onder een Kruidmolen, die ik wel bekennen wil, met eene kleene rilling en wat verhaaste fchreeden te zijn voorbijgegaan, lust om dezelve te bezichtigen had ik niet. — Nieuzvendam is bijna eene enkele reeks huizen, maar zeer bloeiend, zinds alhier een capitaale Scheepstimmerhelling is aangelegd, waar van ik hoore dat fpoedig, menageus, en zeer proper gewerkt wordt; ik zag 'er een groote Hoeker kielen, hij wierd terwijl ik |er bij ftond een weinig opgelaaten, en dit ging zeer gemaklijk. Van hier is het gezicht op de Stad uitmuntend fchoon, llaande als dan genoegzaam alle toorens uit malkander, dat een grootsch aanzien geeft. Van de C. I. Werf tot de Zandhoek, is eene verbaazende lengte. —~ Ik ging mee 'v^ïrffj van half twaalf uur over; 't koeltje was  28 de JONGE REIZIGER wat gewakkert, en de ftroom mee hebbende zeilden wij fpoedig over. De Schipper was een vrolyk oud man, die geloof ik alle fcheepen die op ftroom lagen, en hunnedestinatiekende, dit gaf mij een aangenaam gëfprek. Vóór hetLandsnok lag een fchip van zeventig ftukken, en in net hok een aantal van verfcheidene charters de oude heer beklaagde zich, datzulkeenfchat* daar verrotte, hij fprak 'er met oordeel over en ik vond geheel geen reden om hem tegen té Ipreeken. — Aan de fteigergefchooten zijnde, «apteik uit, en ging naar huis. Belle moest deezen middag op het falet en kon dus niet meegaan, hier om ftelde mijn Weef een wandeliHg voor naar den Overtoom - Dn gebeurde. De weg derwaerd van de Leid-' fche Poort af is geheel beftraat, en vormt eene «rootfche en fchoone Voorftad, zijnde ter wederzien van de Vaart fraai bebouwd, mee* 1 woonen luer Fabriceurs, Traficanten en Am bagtsheden, vooral fchoenmaakers. J £ Jurisdictie van de ftad is op deeze weg zo al overal, zeer g-erinfl- — n n • Z h van deeze mg voormaa|s <]e J,.' < ™> * hoofde v» zeker mira „1 vifdt <* S'oote e,Uki„e Overt„om. Te/wijï wij  door NEDERLAND. 29 Terwijl wij in de herberg zaten, zag ik een vrij groote Tjalk met aardappels gelaaden overwinden. Dit gaat zeer langzaam en gemaklijk, wordende deeze geheele zwaarte door het winden van twee raders, die verticaal (taan, door weinige menfehen opgewerkt, 't aantal kleene fchuitjes was ontelbaar. Van hier gaat men verder naar Amflelveén of langs de overzij, naar Sloten, Osdorp en halfweg Haarlem. In de retour gingen wij langs de Wetering, een water dat zich bezijden den Overtoom voortzet, tot in de kostverlooren vaart. Deeze wandeiing is zeer aangenaam, zijnde de gezichten op de menigte Fabricquen en Trafiquen ongemeen fchoon. Mijn Nicht te huis koomende bragt eene jonge Juffer met zich, om bij ons te foupeeren. 't was eene lieve, vrolijke en verftan- dige meid, ik had de eer naast haar aan tafel te zitten, en Kakel, fchoon wij elkander niet bekend waaren, was het discours nog al vrij levendig. Zij had in Utrecht geweest, en gaf ons een verhaal van den nacht waarin hetzelve verlaaten was. Maar die verwarring gaat alle geloof te boven. — Bij het aanbreeken van den dag, was zij met haare Tante de  30 de JONGE REIZIGER de Stad te voet uitgevlucht, en 't rijtuig, dat haar volgen zoude, achterhaalde haar niet voor Zuilen. Toen kon de oude vrouw niet langer, hoe zeer haar de angst ook perste , want de geruchten door de vluchtelingen , die als een ftroom daar pasfeerden, vergroote de waarheid dermaaten , dat men allé oogenblik verwachte door een partij Huzaaren overvallen te zullen worden. — Eindelijk kwam de wagen: nooit, Zeide Charlotte, fprong ik vlugger op een rijtuig, en 'er was geen ftilftaan befcheiden Voor zij te Jbcouw kwamen. — a Propos Abcouw, zeide mijn Neef, als wij morgen eens eentourtje derwaard deeden ? — Belle was aanftonds gereed , de jonge Juffer verklaarde 'er niet tegen te zijn, en ik betuigde volkomen inteftemmen met den voorflag van mijnen vriendelijken gastheer ; alzo gaan wij morgen derwaard. En bij mijn retour zal ik de eer hebben u den uitflag van ons reisje te melden j ondertusfchen ben ik, enz.. IV.  door NEDERLAND. 31 IV. BRIEF. Ferdinand aan Karel. Amflerdam 11 April 17— '5 Morgens (Oristeren avond, was ik al té vermoeid om na het fcheiden van ons klein gezelfchap, nog aan de pen te gaan. Ik fpoed mij dan nu, want ik heb u veel te verhaalen van dien vermaaklijken dag. — Tusfchen ons gezegd , die C h a r l 0 t t a is een lieve meid. — Doch ftraks nader van haar. Ik had gisteren morgen op mijn kamer gedejeuneert, om vroeg uit te gaan, en dus was ik al voor acht uur op de bloemmarkt. Hier heb ik mij een geheel uur gediverteert, met de groote verfcheidenheid van bloemen , welke hier te koop gebragt worden, en de orde en {maak waarmeede zij, om eene fraaije fchakeering van kleuren te vormen, en daar door het oog te verlokken, gerangfehikt zijn. — Evenwel was het, over het geheel genomen, maar het gemeenfte foort uit de bijzondere clasfen. — Ik kogt een paar tuiltjes, die ik zelf fchakeer- de,  3£ de JONGE REIZIGER devoor de dames die ik de eer had te ver°-e* ' zeilen. Van hier ging ik door de Kal- verftraat voorbij de Munt, naar de Botermarkt. Mijn oog viel op het jaartal van de Mumtooren,' 1619, en dit bragt mij dat gedeelte van onze Vaderlandfche Hiftorie te bm* nen , dat ons geloof zo onveranderlijk als onfeilbaar bepaald heeft. Deeze Tooren wordt ook de Reguliers-Tooren genoemd, als de oude Reguliers-Poort geweest zijnde, de daar naast ftaande Herberg de Munt, was eertijds een Wachthuis , daarna in de jaaren i6~s tot J6>4 een Munt, waar geld gefiaagen wierd , doch dit privilegie fchicrlijk ten einde loopende, wierd hetzelve tot een Stads Herberg verbouwd. ——. De Botermarkt is een heerlijk ruim plein, waar op de laatfte Reguliers - Poort , die zedert 1688 een Waag geworden is , flaat. ~~— Dit is een fchoon gebouw , hebbende van vooren en van achter ieder een Frontefpies : in 't eerfïe is de Kog van 't Stads Zegel, met twee Tri* tons , en in 't andere 't Stads Wapen , door twee leeuwen vastgehouden , verbeeld. Boven de Waag is eene der Hoofdwachten der Burger-Schutterij. —- Op dit plein, worden niet alleen boter en kaas, maar duizenderlei dingen geveild , ook levendige have, ais honden,  dóór NEDERLAND, 33 Öeni, duiven, eenden enz. Ter zijden,daarliet eind van de Reguliersgracht plagt te zijn, dat nu gedempt is, flaat een nieuw van hout opgebouwde hoofdwacht voor de militairen * en het daar voor uitftrekkende reguliersplein, is hunne Paradeplaats. Ik verwonderde mij. over de woeling op deeze plaats, en de mooglijkheid hoe een aantal menfchen daar met kleene kraampjes, van de olijkoekspot af, de kost winnen-. Na hier wat te hebben omgekruisd , ging ik het oudmannenhuis, dat is te zeggen de gaanderij Voor hetzelve bezichtigen. ——— Hiei* in zijn een aantal fchoone winkels van onder-'fcheiden foort, als galanteriewinkels, franfche winkels, en wat dies meer is, 't was nu reeds half elf zo dat ik van daar regelrecht naar huis ging, en vernam dat ons gezelfchap door nog twee heeren en dames ftond vergroot te worden. Wij zouden ten twaalf uuren uitrijden, dan een klein beletfel van mijn Neef, was oorzaak dat dit niet voor tegen een uur gelukte. Belle had haar tuiltje voor de borst, toen Charlotte intrad. „ Wel heer! kind, ,j wat benje opgedaan! —— allerliefst. — Ik wou dat ik ook zulk een bouquetje had, ,, maar * „ Juffer, mag ik ook zo geluk- „ kigzijn, haar het ander aanbiedende. I. deel. C Wel  34 de JONGE REIZIGER H Wel mijnheer!" én Charlotte kreeg een half blosje. Belle maakte 'er haar een compliment over dat zij wat voorbarig geweest was, maar Lotje kan 'er tegen, en uw arme Ferdinand moest met al zijn welmeenenheid het gelag betaalen, want zij tourneerde het zo geestig dat ik de fchuld wel op mij neemen moest. In de koets zittende, had¬ den wij nog eerst een Haartje van de damespartij van de voorigen dag, ik zal u hier meede niet lastig zijn, 't was alleen over Hoe ik daar gefchrikt ben kan ik u naauwlijks zeggen. Belle,klomftilde trap op,kwam in mijn kamer, en mij ziende fchrijven, bleef zij. ftil achter mij ftaan, las het bovenftaande, en tikte mij onverwacht op den fchouder, met een: „ondeugende jonge! niet lastig vallen „ met dat discours van de dames! wel het is fraai!" Ik heb veel excuufen gemaakt, maar ik ben bedreigd dat Charlotte het weeten Zal, — en — ik moest eerst eens omzien, of mijn Nicht ook weer omtrent mij was, — en dan zullen de poppen eerst aan het danzen raaken. Nu, bij gelegenheid daar van, zo dit gebeurt. De Diemermeer is zo als gij weet, zeer aangenaam, zijnde een ftraatweg ter wederzijden \ met  door NEDERLAND. 35 met fchoone buitenplaatzen voorzien, jammet ïs het dat dezelve van tijd tot tijd worden gefloopt, gelijk nog maarkort geleden het fchoone Buitenmeer. Toen wij aan Diemer- hrügkwamen,vraagde Charlotte;,,waar „ leggen nu toch die Pruisfchen wel begraaven, 5, die hier gefneuveld zijn ? is daar geen „ gedenkteken voor opgericht, (vraagde zij „ verder,J op Soestdijk flaat-wel een deftig1 bord, op de plaats daar een enkel granadier „ is dood gefchooten." De inval was Zeker niet ongeestig. En gij begrijpt dat dit ons discours natuurlijk op de gevallen van dien tijd bragt, bij welke gelegenheid Petersen ons een anecdote vertelde, die ik niet na kan laaten u te verhaalen. Een detachement Kavallerij wierd ter recognosceering van de Diemerbrug afgezonden, kort daar op zagen zij een detachement der Pruisfen, een Kaerel daar Van, reed uit het gelid hun als tartende tegen* — Dit ontvonkte een der afgezondenen, en, Verlof gevraagd hebbende, reed hij den bruteur tegen, met dat gevolg dat zij fpoedig aan den dans waaren, 't Paard van den Hollander wierd doodgefchooten, en hij in het vallen daar af fpringende, fprong in de floot, en, daar in ftaande,vatte hij den karabien, en fchoot de Pruisch van zijn Paard waar na hij uit de floot C a klom  36" de JONGE REIZIGER op het vijandlijk paard ging zitten, en triumphant in zijn gelid te rug keerde. — Welk een onbegrijplijke bezadigdheid Kar el! Lotje fchreeuwde driemaal bravo ! over de Kaerel, en wenschte zijn naam te weeten, om een Prijsvraag uit te geeven, behelzende den lof van deezen Ruiter, Huzaar of Ulaan, wat hij ook weezen mogt. — Zij is vol van zulke flaagen. Wij reden vervolgens naar de Gaasop, en van daar doorliet bekoorlijk Gijn, dit is zeker een van de aangenaamfte wegen die men vinden kan, buitenplaats aan buitenplaats de een fchooner dan de andere, en 't geen 'er mij zeer voldoet, de weg is zo geheel zombcr, zo ftil, dus de ligging der plaatzcn zogefchikt voor gevoelige zielen. Ik verklaarde mij hier over, Belle wilde dat Petersen maar eene der besten koopen zoude, om dat zij nu toch voor een prijsje te krijgen waren. Charlotte verzocht dan eens te moogen koomen logceren,en daar het een uit het ander vloeide, maakten wij 'al een heel lief plan, hoe ons daar des'zomers te vermaken, toen Petersen, na wij al verfcheidene ter onzer keuze hadden uitgezien, droog weg uit den hoek kwam, en alles verijdelde door de ouderwetfche aanmerking: „ja kinderen, als de tijden maar wat be ter waren." Ein-  door NEDERLAND. 37 Eindelijk kwamen wij te Jbkouw, ons ander gezelfchap was 'er reeds, doch ook wat laat uitgereeden zijnde, hadden zij aan Diemerbrug gehoord dat wij gepasfeert waren, en namen de refolutie om 'er toch eerst te zijn, van het zwart wegje te rijden, deeze weg is veel nader, maar 't zou de vrienden, die in twee fargons zaten, bijna flechtbekoomenhebben,wijl zij diverfe reizen, op den rand geweest zijn van of om te vallen, of te blijven zitten. —— Rijd dus nooit het zwarte wegje Kar el! — het deugt niet. Gij kent Mietje Vreeland, die aan H00gaart getrouwd is; dit was het eene Paar, het andere W1 llem Vrymond met zijne VrouwSoFiA ëlskamp, deeze geloof ik niet dat gij kent. 'tEcrfte compliment was van Mietje, dat ik zo lang in de Stad geweest zynde, nog by haar niet geweest was, vervolgens vraagde zij naar u, en toen had men de oude hiltorie op gaande; nu, gij begrijpt dat Wij ons alles met genoegen herinneerden, voor al die tour door liet velzer kwartier. Lotje zag wat jaloersch over die befchrijving, en Belle dit merkende tikte haar met de waai'er op de vingers. — „ mensch!" _. zei Lotje, en ik nam deeze gelegenheid waar om ons discours algemeen te ïïiaaken. Lekkere baars Kar el! — C 3 wij  38 de JONGE REIZIGER wij dronken onder deszelfs gebruik uw gezond, beid op voorftel van jufvrouw Hoog aart, — mogt ik wel niet vraagen of gij haar kende? zucht niet, zij is al getrouwd, haar man wordt door zijn naam niet gecaraéterifeert, hij is een zeer aangenaam mensch in converfatie, en bemint haar hartlijk, zonder 'er mal mee te zijn, gelijk ik denk dat zeker iemand weezen zou, als Mietje zijn vrouw was. Word niet boos Kar el; ik zal vervolgen Wij deeden een wandeling naar het Kafteel, 'tgecn thans niet meer is, dan eene ruïne, voor ruim een eeuw was het nog zo wel in ftaat, dat 'er eene bezetting in lag. dit meen ik was in 1672. — 't Moet voormaals flerk geweest zijn, 't geen nog aan de tootens en het muurwerk te zien is, Alles in dit Dorp heeft veel geleden, door het rooven en pionderen Van die van Salm zq wel, als van de Pruisfchen, 't is inderdaad naauwlijks om aan te hooren. —— IK zal 'er u maar niets van verhaalen, wijl het meer fmart dan aangenaamheid verwekt. Ik heb vcr- geeten te zeggen dat Vrymond een jongetje bij zich hadde van elf jaaren, waar van Charlotte mij een denkbeeld gegeeven hadde, als een uitneemend vlug, en onder- neemend kind. Schoon het abord 'er niet  door NEDERLAND. 39 niet was, wilde ik echter de proef neemen, ik deed hem eenige geringe vraagen , maar kreeg geen antwoord dan ja Oome! neen Oome! of mama moest het zoontje voorzeggen. De dartele meid zag my intusfchen zo fchaïkachtig aan , dat ik my fomtyds niet van lagchen onthouden kon. Toen wy wandelden, moest Vader Jantje vooral by de hand houden, cn als V yjioND hem eens onbedacht losliet, zo, dat hy een weinig vooruit liep,kreeg moeder een fchrik op het lyf, en nam emdelyk Jantje zelf by de hand,- om hem voor ongeluk te bewaaren,'kortom 't wyf was lastig met haar Jantje, maar Lotje vermaakte 'er zich wonder wel meede, en maakte het over tafel zomtijds al vry bont. In het naar huis ryden, was dit Jantje al een voornaam voorwerp van ons gefprek, en.de geestige aanmerkingen en raad* geevingen welke Chaklottü aan .Belle gaf, zo zy ooit kinderen mogt krygen,met betrekking tot de opvoeding, waren zeer vermaaklyk. Myn goede Neef Petersen kreeg 'er ondertusfehen zyn deel van, cn toen hy zich daar over wilde beklaagen, zeide Charlotte, dat het Hechts een vrouwlyke fatisfactie was , voor zyn weigering om een buitengoed in het Gijn te koopen. Wy foupeerden by Hoogaart, en kwamen laat in den nacht te huis. D 4 Des  49 be JONGE REIZIGER Des Namiddags. 't Regende deezen morgen tot over tien uu-i ren , zo dat ik laat op de loop raakte, ik deed eerst een wandeling door de plantage die door deeze regen verkwikt, nieuwe geuren der lente fpreidde. Vervolgens bezogt ik den Hortus,, Medicus, deeze is fraaier dan ik mij verbeeld hadde, men vindt'er een aanmerkelijke voor, raad van inlandfche en vreemde gewasfen , die voor een liefhebber der moeite waardig zijn, om bezichtigd te worden. r De broeije- rijen zijn zeer wel aangelegt, en de vertrekken der Heeren Commisfarisfen zo wel als van de/ Hortulanus zijn proper, — In dat der gemel-' de Heeren, is eene fraaije boekerij van kruidkundige werken. —Men vindt hier ook een aartig kabinetje van vreemde.gedierten in vlesfen, als mede niineraalen, vogels, capellen en infecten. Gij begrijpt dat ik mij hier meede uitmuntend vermaakte, zo dat ik maar even tijd had en pasfant bij jufvrouw Vreeland aan te loopen, toen het tijd was om te gaan eeten, Zo aanftonds gaan wij touren, en van avond zal ik u mededeelen, waar wij geweest zijn, Ten  door NEDERLAND. 4! Ten 10 uuren 's avonds. Aangenaam Kar el, zijn hier toch de environs, de verfcheidenheid maakt echter geen gering deel van het behaaglijke. Wij zijn den hoogen Dijk om gereeden voorbij Zeeburg, en Vislust, door Dlemen, de Ringdijk op, tot aan den opgang naar de Porcelein Fabricq. — Verrukkelijk was het IJ gezicht op Schellingwou en Durgerdam, tot voorbij de vuurtooren aan den mond der Rivier, tot in de Zuiderzee. De wind was noordwest met eene labbere koelte, een vrij groot aantal Fluiten, Snaauwtjes,Koffen en kleinder Vaartuigen, zeilden af, of laveerden fladwaard. Onder anderen, 't geen mij niet geheugt ooit gezien té hebben , wierd een zwaare Rusfche Pink, en een O I. Comp. Schip, ijder door zes fchuiten, water fcheepen genoemd, voortgefleept, mijn Neef onderrichte mij dat dit gefchiede, om hen over Pampus, eene bekende moerasfige ondiepte te brengen, waar zij dikwerf eenige voeten door de flijk gewerkt worden. 't O. I. Comp. Schip zat op Kameelen. — Wij reeden ftapvoets om te langer genot van deeze aangenaame vertoning te hebben, C 5 Aan  42 de JONGE REIZIGER Aan de opgang van de Porceleinfabricq flapten wij uit de koets, en de knecht wierd gelast ons om acht uuren weder van de Steenenbrug te haaien. Men kwam met een fchuitje om ons aan de over zij te brengen En het pad opgewandelt zijnde, kwamen wij aan de fabriek, waar men ons eerst het magazijn het bezichtigen. Nim-< mer zag ik zulke kostbaare fervifen , zo in fijnheid van aarde als keurigheid van Schilderwerk. Onder anderen was 'er een fervies met ftille watertjes, woeliger zee- en zelf flormfiukjes, zo fijn , dat elk bord, elk kopje een kabinet flukje zijn mogt. Een ander , niet minder fraai, was met allerlei vogels verfierd; men vindt 'er eene menigte groupen, vaazen, bustes, en beelden, die ongemeen fchoon zijn. Ik zag er een groupje , verbeeldende een vruchtboom , waar in een Herder op de takken lag, appelen te plukken, die door eene Herderin in een mand verzameld wierden, de beelden, 'de vruchten en het loof, alles was even fchoon. " Onder de bustes was eene van Maria van Utrecht. Echtgenoote van Johan van Oldenbarneveld , die zeer treffend geleek. — Nog verrasten mij eenige hijacinthen, die de natuur bijkans evenhaarden! Uit het magazijn bragt men ons in de onder- fchei-  door NEDERLAND. 43 fcheiden werkphatzen; bij de fchilders, de vormers , de boetzeerders , de aardbereiders , en wat hier toe meer vereischt wordt. Onder de werklieden bevond ik dat zij meestal vreemdelingen waren, vooral de Schilders, echter geloof ik dat 'er Nederlandfche Leerlingen onder zijn. — Maar hij die de modellen tot de groupen fneed, was een Hollander 3 een groot kunstenaar in mijne oogen , ik zag hem den voet van een beeltje bewerken , met zo veel vlugheid , als naauwkeurigheid. —- In ons gezelfchap was een Hoogduitfcher die de Sajcifche Fabricq gezien hadde ,maar hij gaf den voorrang aan 't geen fa !ikt wierd. 't Is te hoopen dat deeze Fabricq in weezen zal blijven. Schoon ik vreeze dat het aan debiet zal haperen. Wij hebben 'er vast geene in öris Vaderland , die meer onze verwondering moet opwekken. ——— Men had de beleefdheid ons over den Amftet te zetten, en toen gingen wy ons in de herberg de Steencn Brug, op een kopje thee vergasten , terwyl de duitfche heer , ons onthaalde op een aartig detail van zyne veelvuldige reizen. Verfchei- denheid vermaakt, en 't laatfte geheugt best, maar voor een binnen rivier kan 'er vast geen amufanter zyn dan de Amftel. — Een aantal kleine boeijers, laveerde en zeilde hier open af 5  44 de JONGE R Schryf eens aan uwen &c. VI. BRIEF-'  6o de JONGE REIZIGER VI. BRIEF. Ferdinand aan Karel. Amflerdam ij April 17 — 't Begint my te drok te loopen Karel, tpcn ik gister middag te huis kwam, wachte men my om het middagmaal by Vrymond te gaan houden. Wat zou ik 'er echter tegen doen ? de koets ftond voor de deur, en Belle was in volle order, wy gingen dan derwaard. — Al rydend wierd my rekenfchap gevraagd Waar ik den morgen geweest was. - . Gy weet dat nieuwsgierigheid een zwak der Sexe is: ik biegte na behooren. —- namelyk ik verhaalde haar dat ik de Mo/es en Aron Kerk bezichtigd hadde. - ditis de voornaamftevan alleRoomlche Kerken, in deeze Stad, ik meen dat 'er dertien in getal zyn. Hy gaat in op de Joode Breedftraat, en de daar achter zynde gracht. —- Van buiten weet gy is aande Kerken van die gezindheid niet te zien, dit zou ergeren. maar de inwendige pracht •.van dit gebouw is zeker zo groot als van eenige Kerk  door. NEDERLAND. 61 Kerk in de Zeven Nederlanden. Zy heeft een zeer geregelde bouworde, en is drie galleryën hoog, het orgel is flerk en van een fchoone harmonie; gelyk mede de vocaalemuzyk overheerlyk was. — de fchilderyën, het altaar en ie verdere lieraaden zyn van eene groote ryk- dom. de Priesters welke deeze Kerk bedienen zyn van de Franciskander order en zo ik meene vyf in getal. — Ik kan als ik de plechtigheden des Roomfchen Godsdienst bywoone zeer getroffen worden, door de meerdere aandacht welke men in de toehoorders befpeurt, dan in eenige Proteflanten, 't geen my inderdaad wel eens heeft doen wenfchen, dat'er wat meer uitcrlykheden, in onze Godsdienstoeffeningen plaats vonden, waar voor ik wel zommige leerftukken zoude willen misfen, die na myn zwak inzien, de onkundige leeken, welke dezelve echter moeten betuigen te verfcaan, en te gelooveri, maar meer in verwarring brengen. Maak hier nietuit op dat ik de beeldendienst, of andere inftellingen van Romen voorftaa, maar de flacien , de verfierzelen der Kerke, en vooral het heerlyk muzyk, dit alles opent het hart, cn geef het eene zekere vatbaarheid voor die indrukzelen welke ons ter zaligheid kunnen leiden. Wezenlyk, ik was 'er eenigzins vol van, en ging  6* 'de JONGE REIZIGER ging daarom in myne eenzaamheid wat door de Plantage kruisfen, my vermaakende met eenige befpiegelingen, hoe ik, een Vorst zynde, de Godsdienst oeffeningen in het openbaar zoude inrichten. - Eindelyk moede geloopen, ging ik een pyp rooken in de nieuwe Stads-Herberg op de middellaan; en keerde tegens twee uur na huis. Vrymond en zyne Vrouw ontvingen ons met eene openhartigheid die beider caracter eer aan doet, wy wierden keurig hoe wel burgerlyk onthaald. myn Neef was om zyne zaaken naar Purmerend. Over den maaltyd vraagde my Vrymond of ik het Stadshuis al bezichtigd hadde, en toen ik neen antwoorde, wierd de party geflooten om zulks heden namiddag te doen. Dewyl wy in de buurt waareu, namenlyk op het Damrak, en wel naby de plaats daar het oude Kasteel van de Heeren van Amftel plagt te Haan, wandelden wy ten dien einde derwaard. — Vrymond en ik hielden een gefprek over de uitwendige fmaak van het gebouw, waar uit my zyne kunde in de Architectuur ten duidlykften gebleek. Wy kwamen hier in over een, dat het fombere en eenigzins kerkerachtige van de entree, zeker door den Heer van Kampen uitgekoozen jvas, om de Groote Zaal te meer te doen bril- lee-  door NEDERLAND. <% leeren, hy verhaalde by die gelegenheid, dat dat de Abtdy van St. Pieter te Gent ten dien opzichte nog verrasfchender waare. Onze dames gaven hem niet weinig moeite ? door de veelvuldige vraagen, om uitlegging van de fchoonheden der beitelkunst en fchilderingen welke zich daarin zo ryk een menigte en met zo veel fmaak als orde ten toon fpreiden. Hy was hier in zeer kundig, waar door wy meer dan een half uur op de Zaal en galderyën doorbragten. - Ik zal my niet onderwinden U een fchildery van deeze Zaal aftemaalen. Wagenaar heeft met zyne gewoone naauwkeurigheid, en aangenaame ftyl alles aangetekend, en dus wys ik Ü derwaard, want om het juist te doen, zou ik hem moeten uitfchryven. Vrymond verhaalde my dat die Zaal by gelegenheid der intrede van den Stadhouder in deeze Stad, in den jaare 1768 geillumineert was geweest, dit moet eene zo prachtige vertoning geweest zyn3 dat ik my daar van geen denkbeeld vojgnen kan. En de rykdom van juweeïén welke hier toen op de hoofden en boezems der mevrouwen fchitterde was zeker een onnoembaars fchat. Wy maakten vervolgens een aanvang met het bezichtigen van Burgemeesters Kamer, een fchoon  mer ingelegd, maar om niet gerekt te zyn, gaa ik met U naar de nog zo genoemd worddede Konstkamer, fchoon hy aan zyn oud oogmerk niet meer voldoet. — 't Pourtrait van Bakhuizen, van wien wy zo veele uitmuntende ftormftukken vinden, is hier geenzins het minde, en ik zou hier onder bezorging van goed eeten, en goeden wya wel eens eenige dagen willen doorbrengen , om de heerlyke verzameling van prentwerk nategaan ,jwelke hier bewaart wordt; deeze moet ryk zyn, wyl zy een aantal van meer . dan vyftig Boekdeelen bellaar. Eene Myn Heer M. Hindeloopen heeft . dezelve verzamelt, en in 't begin deezer eeuwby uiterften wille aan deeze kamer vermaakt. Op de derde verdieping heb ik in een der vertrekken twee fteenen gevonden, welke inde groote zaal zouden geweest zyn, om de twee halve waereld ronden daar in aftebeelden, ge^ lyk men daar de hemel ronden vindt, doch die al vry wat door het loopen zyn afgeileeten Vervolgens kwamen wy in een gang, die na de Krygsraads kamer loopt, behangen met etlyke fchoone fchilderyen, waar onder de zogenoemde braspeitnings maaltijd, welke ik te vergeefs by van Alhemade in zyne dischplechtigheden heb nagezogt. beide de Krygsraads ka¬ mers zyn voorzien met fchoone fchilderyen. — E 2 Vry;  m de JONGE REIZIGER Vrymond verhaalde my, dat men hier de Schutters Eed aflegt, en voegde 'er by dat hy het eenige maaien gezien hadde, doch dat hem de manier waarop dit door veelen verricht wierd ergerlyk geweest' waare; fteekende de eene de beide handen, anderen den voet, een derde zyn ellenboog op &c, Beklaaglyk waarlyk, daar de Eed by alle volkeren, tot de barbaarifche toe, als een geheiligd getuigenis genomen wordt. Ik verveel my fchier met alle myne uitweidingen, maar ik moet u echter nog eene kamer inleiden, namenlyk den Wapenkamer, deeze is een fchoon magazyn* — Men zou een goed aantal manfchap daar uit onmiddelyk kunnen wapenen, alleen is het ongeluk in zulk een geval, dat het hier mede zoude gaan, als het fpreekwoordzegt: 't Zyn al geen koks die lange mesfen draagen. Om ernflig te fpreeken, die de wapens zal draagen, moet met dezelve kunnen omgaan, en dus zal zulk een wapen magazyn van nut zyn, hoe nuttig is dan de geduurzaame exercitie der Burgery, niet naar de oude wet, maar de thans heerfchende militaire gebruiken; die zeker dagelyks nog al verbetert worden. - Ik  door NEDERLAND. 69 Ik wil niet zeggen dat men zclks hier geheel verwaarloost, dat zy verre, de Heer Vkymond heeft my daarvan een idéé gegeeven, en mooglijk heb ik nog gelegenheid u daarover nader te onderhouden, thans heb ik nog te veel voor deezen dag. Ik laat dit derhalven nu berusten, maar laat uw denkbeeld niet zijn dat het geheel over is. Nu verder van de Wapenkamer. Behalven de gezegde geweeren, vindt men hier een aantal Helmen, oude Wapenrustingen, enz. waaronder de harnasfen van verfcheidene onzer alomberoemde Zeehelden van de voorige eeuw, die nevens al het andere keurlykworden onderhouden. Ook vertoont men u hier een aantal van Amerikaanfche Pylen, die zo vergiftig zyn, dat het aanraken van deszelfs punt doodlyk is. -—— Het laddertje, breekijzers, en wandclftok met een heimelyke degen of pook van Jaco, en meer diergelyke dingen worden hier gezien. Nu reeds zo hoog geklommen zynde, proponeerden wy de dames om ook op het Toorentje te gaan, doch Belle bedankte vreezende dat zy daar zouden bezwijmen. Tot het be¬ zichtigen van het benedenlte deel, de toeganglyke Kerkers enz. hadden wij geen van allen lust, dus hielden wij ons alleen nog eenige E 3- oogen.  70 de JONGE REIZIGER oogenblikken in het uitgaan op, by de beroemde Vierfchaar, en keerden vervolgens naar huis. Omtrent acht uuren kwam Petersen ons met de koets afhaalen om naar Hoogaart te gaan foupeeren. Charlotte was 'er reeds; en Frederikstad en zyne zuster kwamen een oogenblik laater, zy hadden een buitencingeltje omgewandelt. 't Wierd laat eer wij aan tafel kwamen, veroorzaakt door een toeval dat jufvrouw Hotgaart de zenuwen ontftelde, en zie daar mijne proguosticatie vervuld, dat' onze vnendlyke tractant niet deelen zou in de nachtpartij. _ _ Wij gingen dan ten twaalf uur, met ons zesfen aan de zwier. pre- derikfiad ms onze gids. - 't Eerfte huis daar wy inkwamen, was nieuw, en met zeldzaame zinnebeelden vercierd, de banken ter wederzyden van de kamer waaren bezet met dames in foorten, tusfchen welke hier en daar een Heertje geplaats was, die met denaasrhem zittende jufvrouw badineerde, dronk en fchar retjes of zo iets gebruikte . Onder deeze" was een Officier van de wacht met Sjerp en ringkraag, die door zyne Belle verzocht 2vn. de te dansten, eerst met haar een menuet, toen eene allemande, cn vervolgens met meer ande- ■01 eenige country danzen maakte. ik ver-  door NEDERLAND 71 verwonderde my inderdaad over de vlugheid en het maathouden dier vroului. Onze flesch Rynfewyn uit zynde, trokken wij af. Ik zal u niet lastig zyn, met de befchryving van elk dier nachtplaatfen, maar zoud gy gelooven, dat ik 'er kennis vond, «nder dat vee? — In een der huizen zag ik eene gekapte dame,wier gelaat mij duidelyk voorltond. Ik bezag haar naauwkeurig, en voor bij haar heen wandelende zeide zy zachtjes, hoe vaarjemynheer Ferdinandï — en wie meent gy was het? Styntje Louwrens, die te met dien ouden advocaat getrouwd is, hem verlaaten heeft., en met den Vaandrik Tourbillon is doorgegaan, —^ Zij zag 'er frisch uit, maar was onbefchaamd genoegd om mijn Nicht, die zy wel achter de tafel gediend hadde, toen zij bij onzen vriend R woonde, aan te fpreeken. —Een jong heer kwam in, en eensklaps brak zy het discours af, met te zeggen: adieu!, dat is myn man, aanftonds vloog zy na hem toe, gaf hem een zoen, riep om een pyp voor hem, en plaatfte zich vertrouwelyk met hem aan het achtereinde des vertreks, van waar zy kort daar na verdweenen. •— 't was drie uuren geflaagen eer wij te huis kwamen. -— Zie daar Vriend onze nachtwandeling. Peterfen verhaalde ons verfcheidene grappen zyner jeugd, en gaf ons E 4 een  7* de JONGE REIZIGER een denkbeeld van 't algemeene Ieeven dier fchepfels dat erbarmelyk moet zyn. By den dag flaapen zy; worden in 't algemeen door hunne baazen, en de oppasfers als beeften behandelt, en koomen genoegzaam nooit in de open lucht, 't Gevolg hunner levenswijze is meestal een ellendig omkoomen in Gast- of Pesthuis. Doch genoeg hiervan ik geloof niet dat de lust mij bekruipen zal om het weer te zien. 'c Heeft mij llaap gekost Karei, voor al die Styittfe, om dat zy van fatzoenlyke afkomst zynde, tot die onpeilbaare laagte gevallen is. Vaarwel, P. S. Wy gaan deezen avond in den Schouwburg, maar de Jacoba is weggevallen, door eene verkouwenheid van jufvrouw IVattier. Wij zullen nu de Hypermnestra in de plaats zien, waar in jufvrouw Sardet de hoofdrol fpeelt. Het kladden in den rapporteur van den Schouwburg, zegt Frcdriksfladis oneindig. Hy heeft my hier over fpreeken- de verhaald, dat de Leidfche Poort eigenlyk gefchiktis tot een kerker, voor capricieufe Acteurs of Actrices, doch hoe dikwerf deeze zich ook vertoonen, na het zeggen van de Heeren Commisfarisfen, zo wordt echter daar nooit  door NEDERLAND. 73 gebruik van gemaakt, en ook ik denk niet dat men 'er by winnen zoude. De groote maar tevens onverzettelyke Gabrielli, voor haare halftarrige weigering te Palermo, zo ik meene gevangen gezet zynde, liet den onderkoning weeten:dat hy haar wel kon doen fchreien, maar niet zin' gen* E 5 VIL BRIEF-  74 PE JONGE REIZIGER. VIL. BRIEF. Ferdinand aan Karel; Amfterdam den 27 April 17 , u vriend , ik heb de Hypermnestra zien fpeelen. Was jufvrouw Wattier groot in de Romeo en Julia. - Jufvrouw Sardet verdient geen minder lof wegens haare Hypermnestra. Inderdaad zy is eene groote vrouw, ik;twyffele niet of zo de fchryvers van les conflume du Theatre Fraugois haar zagen fpeelen, of zy zouden eene groote eloge van haar geeven. De fmaak van haare kleding was fupericur. Frederikftad zegt my dat zy in het comique niets minder is, en in de Opera's voldoet. De Danaus en Egistus hebben my meede voldaan, doch ik zou oneindig meer genoegen gehad hebben, als ik niet door tweezaakengehindert was. ~ Vooreerst zaten in de Loges naast de onze, eenige geaffecteerde coquettes, die doorPetitmaitres wierden opgepast Dit goedje zat geen minuut attent, maar lagchteen dar-  door NEDERLAND. .75 dartelte dat men zomtyds geen woord van 't geen op 't tooneel gebeurde hooren kon, voor 't overige was 't applaudifeeren zo woest en onopboudelyk dat ik, hoe zeer daar voor dat men een verdienstelyk Acteur of Actrice door eerbewyzing aanmoedige, deeze lof betuigingen my haatlyk klonken. — Ik herinnerde my voormaals eene verhandeling over 't applaudifeeren der ouden in l'Efpriddes Jourheaux geleezen te hebben, en fprak daarover metFrederikfiad: geduurende de tusfchentyd der annonce van 't volgende huk, en de Pantomime, wy waaren het eens dat hieromtrent bepaaling hoorde te zyn, maar hoe ? dit was eene onbepaalbaarheid; Want wie zal 't woeste graauw, als 't uit den band wil fpringen, Door lof of lasterzucht, met rede of voorfchrift dwingen ? Het woelc na zyn begrip, verblind door dolle drift, Die maasloos pryst of vloekt, maar recht noch onrecht fchift. Deeze is uit een dichterlyk handfchrift, dat denkelyk wel altoos een handfchrift blyven zal, om meer dan eene reden, die de Dichter zich voor den geest gebragt heeft,zedert den nacht dat  76 de JONGE REIZIGER dat Charlotte met haar Tante te Zuilen aankwam. Diclum fapienti f. ad est! Het danzen was weder overheerlyk, en de decoratien in de Pantomime niet minder fchoon, jammer alleen, dat de machines zo onegaal gaan, gelyk elders is aangemerkt. Met het naflukje heb ik my uitneemend gediverteert, de Jeronimus is unicq in dat vak, de Dieuwertje heel wel, zo ook de Hendrik Magdaleen, en de overige vcrtooners. Hoor Karei, de oude hollandfche klugten zyn toch meer waardig dan al die laffe navolgingen van Franfche Opera's, zy zyn leerzaam en vermaakelyk, de waare vereischten van een welgeregeld Tooneel, en 't is juist daarom dat ik ook al een beminnaar ben, van welgeordouneerde Drama's, — Straks nader ik word afgeroepen. — Wie meent gy dat 'er was'? Charlotte met haar zwemmer in volle flatie om na de kerk te gaan, en met aanvraag of niemand onzer daartoe gezind was. —- 't Wierd in zo verre met neen beantwoord, dat wy geen van allen ons bepaald hadden, om in een kerk te gaan, maar dat Peter/en en ik, alle gereformeerde, f dit is immers verftaanbaar ? ) en zo wy konden, die der Luterfche Gemeente zoude bezichtigen. Wy  door NEDERLAND. 77 Wy folliciteerden haar van de party te zyn, maar zy bedankte, zeggende dat zy voor de vrye wil was, en daarom by de Remonftranten haar ochtend zou pasfeeren. — Dit kon ik nog eerst fchryven, om dat Hendrik vergeeten had myn fchoenen fchoon te maaken. j Nu gaan wy 'er zo op uit. — — Den 28 April 's morgens. —-* Als het zo voort gaat zal ik geen tyd meer vinden om u te kunnen fchryven. Ik had gemeend gisteren den gantfchen namiddag te huis te zyn, maar neen. Gy zult hooren hoe ik verrast ben. Ingevolge van het geen ik fchreëf gingen Peterfen en ik eerst na de Amftelkerk, dat Hechts eene houten loots is, waar in niets aanmerke- lyks te bezichtigen valt. Van daar na de Zuiderkerk, dit is een heerlyk gefticht met eene zeer fraaie tooren voorzien, waarin een kundig klokkefpel hangt, dat den beroemden Leegwater, wien men het juist berekende plan tér droogmaking van de Haarlemmer Meir te danken heeft, zou gemaakt hebben. Na de reformatie gefticht zynde is 'er geen choor in, ool< verder niets aanmerkelyks, zelf depredikftoel heeft geen byzonder cieraad. •— — Van hier  ,~8 de JONGE REIZIGER hier gingen wy naar de nieuwe Kerk, laatende de oude over om dat die beter verdient in de week bezichtigd te worden. Dit gebouw is in de Gottifche finaak zeer fchoon, doch deerlyk ontfierd door eene meenigte huisjes en hokjes welke daar tegens aangeplakt zyn. De Predikftoel is een uitmuntend kunstfhik van beeldhouwery, door eenen Albertus Vinkenbrink vervaardigd, voor al munt daar in de leuning uit, die in hout gebeitelt is, maar zo fyn dat zy inderdaad een van hennip geilaagen touw fchynt. Men ziet hier twee orgels, waarvan het kleinfle weinig betekent, maar het grootfte is in alle opzichten keurig, en byzonder beroemd om deszelfs voxhumana. Peterfen verhaalde my te gelooven dat 'er meer dan agt duizend menfchen in deeze Kerk geweest waaren, toen die beroemde muzykmeester de Abt Vöghr aldaar zyne gaaven hooren liet, doch hy voeg. de 'er by, dat, hoe fchoon 'smans muzyk ook waare, zy geheel niet voldeed aan de beloften der annonce, althans dat hy, noch niemand zynerkennisfen iets caracreristicqs van het voorgegeevene had kunnen vinden. 't Kooperen Hek van 't groote Choor is een meesterftuk der kunst, gelyk meede de prachtige en zo dikwerf befchreevene als afgebeelde Tom-  door NEDERLAND. ?9 Tombe van onzen grooten de Ruiter. ~ Behalven deeze vindt men hier nog de begraafplaatzen van den Commandeur Jan van Galen , en den Zee Kapitein David Sweers, de eerde in 1653, de andere in 1673 roemruchtig voor het Vaderland gefneuveld. Ook is hier aan eene Pylaar federt eenige jaaren eenurnaopgehangen, waarop alleen de naam van Vondel flaat, dit is wel niet prachtig maar grootsch. — JVagenaar zegt, dat Joan Six "op 'sDichters graf deeze twee regels had laaten houwen,om ten minlïen Nederland te doen gedenken, waar zyn onnavolgelyke Dichter begraaven lag. Hic jacet Vondelus Phcebo ac Mufis asiicus. Had men ook niet zo wel een grootsch gedenkteken voor deeze genie mogen oprichten, als voor bebloede Helden? Maar helaas.' dit was nooit het zwak der Nederlanders. — Ik hield hier over in den namiddag een gefprek me't Frederikftad, doch maar kort om dat wy in het gezelfchap van Dames waaren, evenwel moet ik u deeze zyne aanmerking melden. „ Mis„ fchien, zeide hy, is het aan het gemis van „ openbaare eerbewyzen voor de dichterlyke „ geniën te wyten, dat onze Landaart meer „ dan  8o de JONGE REIZIGER, „ dan eenige andere overvloeit van lofdichten* „ voor de uitgegeeven Dichtbundels. _ Een „ gebruik (voegde hy 'er by) dat thans weinig „ meer in zwang is, en waar over ik my ver„ heuge." Van de nieuwe Kerk gingen wy naar de Wester Kerk, meede een treflijkgefticht en fchoone bouworde, buiten het orgel is hier in niets aanjnetkelyks, maar de Tooren aan dezelve gehecht overtreft ver alle andere in hoogte en fierelykheid, en vertoont zich ook dus van alle zyden als men de ftad nadert het eerst. Nu nog de Noorder zeide Peterfen tegens my, en dan zal het tyd worden een weinigte rusten. . Wy deeden zo, deeze is veel kleinder dan de Wester, maar echter van binnen niet minder fraai, men ziet van binnen Hoven den ingang een weluitgevoerd Tafreel waarop het geloof, de tien geboden, en 't volmaaktfte gebed te leezen zyn. Van hier bragt riiy Peterfen aan de plaats, waar wel eer de oude ftads Herberg geftaan heeft, en hier vonden wy een jacht gereed leggen, dat op ons wachte, binnen in treedende wierd ik verrast door aldaar Belle, Charlotte, Hoogaart met zyne vrouw, Vrymond met de zyne en Frederikftad met zyne zuster Eltze te vinden. : 't jacht behoort aan Hoogaart, die  Door NEDERLAND. 8i die deeze verrasfing zo met Peterfen befteekert hadde. Wy ftaaken onmiddelyk af, en een vooreb hebbende met eene koelte naar believen, zeilden wy zeef vermaaklyk het Y af tot over Pampus. Dit was verrukkelyk, over al waaren Schepen in de Weer3 of lagen ten ah* ker, op Pampus zelf was. het vol, wy deeden eene koude maaltyd aan boord, en diverteerden ons lustig, in het terug keeren even te Durgerdam aangierende. Dit is het uiterfte dorp naar den kant van den vuurtooren, daar verfcheidene fraaie huizen inflaan. Veeweidery, en Visfchery zyn de voornaamfte beftaan bronnen van deeze plaats. - De knecht van het jacht zeide my dat met hooge fpringtyeh het voorland omtrent den vuurtooren geheel onder water Haat, dit moet een zeldzaam gezicht geeveii, een uit witte fteen opgehaalde tooren, als in '\ midden deigolven te zien daan. 't Is dunkt my Edgecombe in 't klein, doch zeker hooit zo akelig. —Wy kwamen zo laat aan de had, dat de boom .direét achter ons geflooten wierd, en 't jacht i dien avond niet eens in de haven kon geborgen worden. Heden is het flecht regenend weder, verzeld 'Van harden wind, zo dat ik bongré jnalgré te l pjpst,. F huis  8a de JONGE REIZIGER huis moet blyven. Ik zal my die fchaade vergoeden met aan u te fchryven. Gisteren avond in de ftad koomende ging elk naar huis, mybeftendig verwonderende over deeze groote Waereltftad, raakte ik met Peterfen daarover weder in gefprek. Ik zie wel, zeide ik, dat om hier alles te bezichtigen diende men hier te woonen. Want het aantal publyke gebouwen is hier groot. Ja, was het antwoord, ik zou niet willen aanneemen dezelve op te tellen, veel min dezelve eonigzints gedetailleert befchryven. Maar wy hebben hier een aantal heerlyke inrichtingen, onze Godshuizen zyn in het algemeen ruim, zindelyk,en na elks byzondere aart volkoomen goed ingericht. Neem eens het Aal- moesfeniers Weeshuis, waarin gemeenlyk twaalf of dertien hondert kinderen zyn, behalven nog vyfhondert die te min beftcld worden; als gy al de departementen daarvan eens nagaat moet gy verftomd ftaan, over de algemeene order. Geen jonge uit dat huis, kan u,in eenige hoek van de ftad een kwade bejegening geeven, of zo gy hem hechts de hoed kunt afneemen, en den nommer ziet, kunt gy hem doen ftraffen. Ik zeide my echter te verwon dren, dat men den gandfchen dag door, by en omtrent het huis altoos een groot aantal van die jongens ziet  tooöR NEDERLAND. 83 beien, en'zeer veele meisjes jledig omtrente- len. • Hy wist my hier van geen rederi te ge even, maar had zulks ook dikwerf opgemerkt. Omtrent de kost welke daar ge- fchaft wordt, verwonderde ik my, dat 'er zd weinig vaste fpys onderliep, zynde meest orten, gort, en karnemelks bryen; zömmige hoogtyden en feestdagen uitgezondert, maar \ uitzet maal is ryklyk. •—— Wy fpraken vervolgens van de weduwenhofjes, die alle van eene zeer nette dichting zyn, zo ook de particuliere hofjes, die zeide myn Neef, meest al de moeite waardig zyn , om bezien te worden. 't Groot Burgerweeshuis kreeg ook zyne beurt, dit is meede een fraai inftituutj ordenlyk in twee deelen afgeperkt, een voor de jongens, en een voor de meisjes. De drie Versjes van Vondel voor de jongenspoort zyn zeer toepasfelyk. —*■ Een daar van fchiet my nog in zyn geheel te binnen: dus luidt het % Wy groeien vast, in tal en last, Ons tweede Vaders klaagen. Éi gsa niet voort, door detze poort, Of help een luttel draagen. Fa De  84 de JONGE REIZIGER De inrichting der fchoolen, naai en breiwin- kels in dit huis is fraai. »- De kost heel veel beter dan in het Aalmoesfeniersweeshuis, en, de uitzet deftig. Dan het getal der kinderen verfeheelt ook aanmerkelyk. ■ Zynde hier zo in als buiten huis maar omtrent de vierbonden. De andere Weeshuizen, zo van de Gereformeerde Diaconie, als der Luterfchen, Mennonieten enz. hebben bykans een zelfde order in hun bellier en verdeeling, en zyn alle van zeer goede inkomften voorzien. — Zedert weinige jaaren heeft deeze ftad nog verfcheidene nieuwe Godshuizen aangewonnen, waaronder het groote Werkhuis over de Plantage, het nieuwe Lutherfche Weeshuis, en het geheel nieuw gemaakt Roomsen Maagdenhuis vooral moogen gefield worden. 't Zyn alle drie zeer zw'aare gebouwen, voor al het eerfte, zedert dcszelfs oprichting is de ftad byna geheel gezuiverd van ftraat bedelaars, die door de dienaars der Juftitie opgepakt, hier aan werk geholpen worden. Het Kweekfchool ter Zeevaart,zal ik zo draa ik tyd kan vinden gaan bezichtigen, met nog eenige andre gebouwen, welke der moeite waardig gekeurd worden; en dan u daarvan een kort bericht geeven. Des  door NEDERLAND. «5 Des Namiddags. Frederikftad heeft my met een bezoek vereert, ons gefprek was welhaast op het geliefd onderwerp, de Dichtkunst en het Tooneel. — In het eerst fpraken wy weder over 't onderwerp van den voorigen dag, dit gaf ons aanleiding om vry uit onze gedachten over de Dichtkundige Genootfchappeninhet algemeen, te uiten ; waaromtrent wy het eens waaren, dat het bykans ophieldeen eer te zyn, zo iemand lid van een ol ander dier Genootfchappen wierd; alzo wy verfcheidene Leden dier vergaderingen kenden, die niets minder dan Dichters waaren, ja van de Theorie der kunst zelf zo weinig kennis hebben, als Zeker fcholarcq van de flud, waar in ik op het Latynfche fchool ging van het Grieks. Een gauwdief van een jonge gaf den Heer Kleedermaker fcholarcq,het nieuwe Testament verkeerd in de hand, en de goede man, zag 'er met zo veel ernst in, zonder het boek om tekeeren, dat onze Praeceptor, werks genoeg had zich zelf flemmig te houden, laat daan door dreigende gezichten die niet weinig gemaakt waaren, ons het glimlagchen te beletten. • Toen het ongefchikt meubel de fchool uit was, begon de Pra^cepter te knorren, doch de toon geen gevaar voor ftrafoeifening F 3 aan  M de JONGE REIZIGER aanduidende, zeide een andere knaap: „Myn „ Heer wy meenden datdeHeerScholarcqlinks 8, ware." . Frederikflad, verhaalde my dat hy een zeker befchermheer van een Dichtkundig Genootfchap ernftig had hooren beweeiren, dat Qats oneindig grooter Dichter dan Von-fcl was, en fchoon ik ver van des Heer beftuurders gevoelen verwyderd ben, zeide ik te ge* Jooven, dat men in het algemeen den Ridder op een te Iaagen prys fchatte. —- Wy ge-* raakten op de tegenswoordige Dichters, en fchoon wy 'er verfcheidene zeer bekwaame, en groote Geniën ondervonden, konden wy ech-> ter niet anders zien, of wy fchooten over het geheel genoomen verre, zeer verre by onze nabuuren te kort. —- Hy vraagde myn oordeel over Feith, Bilderdyk, Numsz, Kasteleyn föreul, den overleedenen Bellamy en meer an» dere, gy weet het, dus behoef ik het niet te herhaaien, -« Omtrent Nomsz en Bdlamy, fchoon geheel uit elkander loopende, waaren wy het volkoomen eens, niet zo zeer overFeit^ en Bilderdyk, die nader by malkander koomen in zommige opzichten, hoewel in andere niet min verfchillen. Nog eens op de Ge. nootfehappen koomende, wist Frederikftadvtxfcheidene duchtige bewyzen op te leeveren, dat de Anltocratie in dezelve gantsch niet is uit--  door NEDERLAND. 87 uitgeroeid, maar tot een trap gefteigerd, die inderdaad ergerlyk is. Hy haalde een voorbeeld van'Pedantery aan,dat my fmaaklyk deed lagchen, „ op zekeren tyd, (zeide hy) „ zou ik eene algemeene vergadering van een „ G. by\yoonen." ,, Ik deed den dag te vooren eene vifite by „ befluurderen, onder anderen by den Secre„ taris, die my met alle vriendlykheid ont,, ving, na wy wat gediscoureert hadden, „ vraagde hy my of ik hem wilde volgen, om „ zyn zielen apotheek te zien ? ik deed zo, en ,, kwam op een klein kamertje waar in een al„ lerproperst gebonden bibliotheekje hond, ,, voornaamenlyk drooge taal knibbelaars, hoog,, gefchatte oudheden, als Melis Stoke, Claas „ Colyn, en werktuigelyke dichters, die zich „ nooit dan by overzien der proeyen, in de, „ en den, hun en haar, een comma of een punt „ vergisten, maar die in al hunne boeken geen ,, waare genie opleverden. 'Er .konden „ echter enkele anderen.' Wat dunkt u Karei is het niet van een groot uitzicht, zulk een Genootfchap in ons land te hebben, waar van de Secretaris zo veel fmaak aanduidt? Wat moet men niet van den Heer Prefident, en andere Amptenaaren verwachten? —— F 4 Hen-  88 de JONGE REIZIGER Hendrik brengt my een brief van u,hy noemt my den brenger; ik vlieg om hem boven te roepen. 's Avonds ten 11 uur. Uw Broeder heeft omtrent twee uuren by my geweest, en zal u al het Staatsnieuws dar ik weete by monde meededeelen. Ik heb geen tyd om het te'fchryven, de reden is, dat ik deezen avond al weder a 1'hombre-dieb moeten fpeelen met Charlotte en Belle, en uw broeder morgen ten zes uuren deezen zal afhaalen. -r. Myn oogmerk is om morgen eens naar Zaandam te gaan, by myn retour liet nieuws. Groet alle onze vrienden, en vraag eens aan uw broeder hoe blyde ik was hem te zien, en-* kei om dat ik in deeze dagen, nieman dvan onze plaats gezien hebbe: dit is een aartige fym-. pathie, die zich uitftrekt of liever verdubbeld naar maate wy van onze geboorte of woonplaats verwydert zyn. — Ik herinner my deeze fchoo* ne regels van den Geleerden Styl ten deezen op* zichte: Een algemeene trek den fterfling in gegeeven, Doet hem zyn Vaderland beminnen, naast het l«ve» lin d'appel van zyn oog; een diep geplante zucht Doet 3ll.es haaken naar zyn Ysderiandfche Jacht,  door NEDERLAND. 89 JZyn vaderlyken grond, en lang bekende (reden, Hier toe werkt alies meé, gewoonte , fpraak en zeden, En 't lief her.fenken aan de onnoazelheid der Jeugd, Zo lustig doorgebragt in zorgelooze vreugd. — Genoeg, gy kunt het verder naleezen,inzyn geheel, want deeze Slotzang, achter de herdruk van *t keurig werk, Opkomst en Bloei der Vereenigde Nederlanden, is misichien het fchoonfle van origineele Poé'zy dat wy bezitten, en kan niet te veel geleezen worden. Hendrik moet nog een gedeelte van dezen copieeren, en dus zal ik eindigen, by eene andere gelegenheid over deeze materie wat uitgebreider. — Zonder complimenten Karei, Ik ben, enz, F 5 VIII.  3 de JONGE. REIZIGER uitgeftaan. 't Gezicht op zo veele maaiende, hout-run-oly-koren-verf-fnuif-en andere molens, waar van het getal over de vyf hondert plagt te beloopen , fchoon ik geloof dat 'er thans zo veele niet zyn, is zeer zeldzaam. —— Men vindt 'er zeer capitaale gebouwen van particuliere Kooplieden, wier rykdom onnoembaar is. In bloeiender dagen moet het geen minder fchoone vertoning gemaakt hebben , zo veele fcheepen op flapel en voor de werven te zien, waardoor alle ambagten rykelyk beftonden, die nu geheel kwynen. -—. In ons geheel land is de Wal vis ch redery niet zo fterk als in deeze plaats geweest, ook maakea de Hout en Graanhandel hier twee voornaame takken uit. De groote fluis die aan den mond der Bine nenzaan legt, is een zo nuttig als aanzienlyfc gevaarte. —- De geheele plaats is met ge. graavene vaarten doorfneeden, om de goederen dies te gemaklyker naar en van de molens en pakhuizen te kunnen vervoeren, 't Is echter geen vermaaklyke plaats om te wandelen, wyl men meestal dezelfde weg te rug moet. * Wy bezagen de Kerken, die niet veel byzonders in hebben, echter,gelyk alles hier,eenig. zins popachtig net zyn, maar in eene derzelve hangt een zeer Hecht en grof fchilderfluk met eens  öook NËDëRLAND. 09 eene discriptie boveh den ingang, verbeeldende een geval dat hier zou gebeurd zyn, namen» lyk: dat eenige jongens een vlieger lieten opgaan, in een land waar een bul liep, en teven3 een man met zyne vrouw was; de bul, voor den vlieger verfchrikt, wierd dol, en woedend op de menfchen aanvliegende, wierp hy eerst den man, en daarna de vrouw, dezelve op zy* ne hoorns neemende met eene ongelooflyke kragt in de lucht, zodanig, dat zy niet alleen dood) ter aarde kwamen, maar de vrouw die hoog zwanger was, in den val verloste; 't land waar dit gebeurd zou zyn wordt nog aangeweezen, *t kind leefde en is in die kerk gedoopt. De Dominé, die nooit in dit oord geweest Was , had een byZonder behaagen in deKapfefs der jufvrouwen j behalven in die Kapers of Kaproenen, en inderdaad,die kapfelszynvoordeelig vöor een eenigzins draaglyk aangezicht^ terwyl gelyk gy weet, het overige der kleding, de geheele vrouw door eene ergerlyke ftyfheid en gemaaktheid ontfiert. Terwyl wy over tafel zaten, kwam Kapitein frlieger die met de twee uur fchuit vertrok by ons, berichtende dat hy order van den baas hadde om maar fpoedig klaar te maaken, eu ballast fcheeps naar Riga te zeilen, daar te zien of by vragt kon krygen, of anders het ruim vol G 3 hout  ioo de JONGE REIZIGER hout te fteeken, en tusfcben deks hennip te laden voor eigen rekening. , Het fpeet ons en hem dat hy niet tot vier uur kon blyven, wy namen hartelyk affcheid en hy vertrok, rNa het middagmaal, dat wy vry knap afhaspelden, deeden wy nog eene wandeling, beziende onder anderen een papier, en een houtzaagmoolen, by welke gelegenheid de Dominé goede bevvyzen gaf, dat hy niet onkundig was in de Mechanica. De Heer X met zyne jufvrouwen, kwam op den bepaalden tyd, en wy gingenfcheep, buiten ons gezelfchap huishield op de plegt, een partytje jooden, die zakken vol visch by zichhadden,en toen wy eindelyk voor deZandhoek kwamen, met fchuitjes wierden afgehaald; de fchipper onderrichte ons dat dit ter huik ge» fchiede, om het recht van de Vischmark enden Afflager te ontkoomen. — 'Er waaren nog tien a twaalf pasfagiers aan boord, op wien ik geen zonderlinge acht floeg. ——— De jufvrouwen zaten weder beneden, dé Heer Xwas wat losfer dan 's morgens, en maakte met zyne vernaaien van het Indiesch leven, vooral met de zwarte flavinnen, dat de Predikant eenigzins fliller wierd. Gy hebt zoortgelyke dis-eourfen genoeg gehoord, en daarom zal ik 'en geen enkle trek van meededeelen, behalven dat  door NEDERLAND. io! dat hy ons verzekerde dat meest al dieflavinnen welke hunne Heeren tot vrouwen verftrekken, en kinderen ter waerelt brengen, haare vryheid bekoomen. Dat het ondertusfchen ge- vaarlyk is met dit flag van vrouwsperfoonen aan te leggen, is zeer zeker; de Heer A'kende, zeide by, hier in het Vaderland verfcheidene menfchen die behendig kwynden aan een vergif dat hun ongemerkt door hunne flaavinnen was toegedient, en jaaren lang ongeneeslyk in werking kon blyven. Inmiddels wierd het doodiyk ftil,zo dat de ftroom alleen ons voortvoerde, en zo weinig fttiur in het vaartuig overliet, dat wy een groot Fregat voor den boeg, of liever in zyn boegfpriet dreeven, met dat . gevolg dat ons zeil fcheurde, en eenige touwtjes door de biuraliteit van het bootsvolk ge- fneeden wierden. Ik behoef u niet te zeggen dat 'er van weerskanten gevloekt wierd. — Eindelyk raakten wy los, en kwamen ten zeven uuren binnen den boom. Peterfen wachte my reeds om naar het weekelyks gezelfchap te gaan, dat thans ten huize van den Heer Ouwerkerk was. 't Gezelfchap was reeds byeen, en denkende, daar het reeds lang over acht uuren was, dat wy niet zouden koomen, vermaakte men zich met eenige proeven door de luchtpomp te neeG 3 me::.  $02 d e JONGE REIZIGER men. - Men vindt geloof ik weinig kransjes zo aartig zyn ingericht als dit. 't Zelve befiaat uit zes perfoonen, namenlyk : myn Neef Peterfen die byzonder voor de Gefchiedkunde is, de Heer Ouiverkerk een liefhebber der Natuurkuude j byzonder door experimenten, en die een fraaie collectie Phyfice Inflrumenten heeft, •——De Heer Goudftroom, wiens cabiuet van in- en uitlandfche gedierten, vogels, capellen, en Infedten ik daadlyk gaa bezichtigen. Ho* gerwold, die eene fchoone verzameling bezit van Prentwerk en Tekenkunst, — Dr. Lowenftein wiens Herbarius Vivus ongemeen groot moet zyn, en een voornaam Kruidkundige is, en ëindelyk de Advocaat Asfen die zeer veel fmaak vindt in de Mathematifche Wetenfchappen, allen hebben zy een generaal denkbeeld van elks byzondere liefhebbery, maar hy die het kransje aan huis heeft, fpeelt als het waare voor Profesfor, en regelt van zeven tot negen uuren het gefprek, na zyne hoofdtrek, waar na men tot tien uur over onverfchillige zaaken * fpreekt, dan foupeert, en ten half twaalf uur fcheidt. -- De proeven die ik gezien heb, waaren my alle bekend, doch de Heer Ou* Vierkerk verrichte die zeer habil. — Meer verrast wierd ik, fchoon het my niet geheel  door NEDERLAND 103 onbekend was, onder 't foupée, toen ik op het midden van de tafel eene zeekere machine zag, die een fchoone vuurfontein geleek, en waaruit de Hr. O. na dezelve eenige tyd in werking geweest was, goed zeiler water tapte, 't zelve was niet anders, dan zuiver regenwater opgevuld met de vlammende luchtdeelen, van byeengeltort krytwit, en vitriool oly, 't welk op den bodem der Machine gelegt, elkander aanpakt en onmiddelyk kookt. Met toe- voeging van eenig dun citherdraad, 't welk in dit gefabriceert felferwater ontbindt, neemt het den fmaak aan van Pirmons water. —- Eer wy kwamen had zyn Ed. het gezelfchap eene korte verhandeling voor gsleezen over de zwaarte der lucht, die ik met zyne bewilliging vluchtig doorloopen hebbe, en my zeer keurig fcheen. - Dus kunt gy denken dat ik my zeer goed heb vermaakt. In het na huis gaan kwamen ons twee Kaereis tegen die door de wachts naar de Corps de Guarde gebragt wierden, hoewel reeds over twaalf uuren, was de geheele ftraat op de been. Wy vernamen uit de omitanders,.dat zy in een flecht huis geweest waren,en aldaar rufie met de vroului gekreegen hadden, op wier gefchreeuw de wacht was toegefchooten. Mijn Neef vraagde- of de Dames ook niet gepakt waaren, G 4 maar  Io4de JONGE REIZIGER maar hy kreeg tot antwoord, dat 'er vry wyn aan de deur hond, en in 't voortwandekn ondemchte hy my, dat,fchoon het overal hooi gevaarlyk is, rufie te maaken in kroegen en fatten het fymbolum vry Wy„, weI ^ * waarfchouwmg mag genomen worden, a s de allergevaarlykfte plaatfen zynde Zo op het oogenblik brengt my Hendrik een briefje van mynen vriend Frederikftad, die mv tegens een uur ter maaltyd verzoekt, aet 001 ithehT "3ar ^ 6611 t0Unje t£ Paard te doen. Ik heb het aangenomen, dus is de hoop tot eenen vermaaklyken dag al weder tot een gun(lig uitzicht geklommen. — yyaar het na toe gaat weet ik niet, maar dit zal wel los loopen. Gy moogt vry gelooven, dat 'er geduurende myn yerblyf alhier niets aan myn genoegen ontbreekt, dan uwe tegenswoordigheid, doch ik fteï my zo veel mooglyk door aandenken fchaadeloos doe ook zo, e« fchryf dikwerf aan  £ boor NEDERLAND. 105 IX. BRIEF. Ferdinand aan Kare l. Amfterdant den i Mei 17 ■ — V Morgens. — ]]0[oewel ik eerst ten een uur naar beg ging, zit ik ten half zes al weder gereed om u te fchryven. Het cabinet van den Heer Goud ftroom is inderdaad uitmuntend, ik heb'er my drie uuren lang in gediverteert, en nog alles maar ter loops befchouwd. Eenige byzonderheden zal ik u meededeelen. Onder de Inlandfche opgezette dieren, was eene haas, met haare zuigende jongen, zo fchoon als of zy leefden; dit ft.uk was door eene vrouw gedaan, die ik meen dat elders in Groningerland, ik geloof op eene Plaats de punt genaamd, op de grenzen van Drenth woonde. Een jong Rheetje, dat uit een diergaarde moet losgebrqoken zyn, en in een boekwetland flaapende, gefchooten was. G 5 Ver-  xot5 DE JONGE REIZIGER Verfcheidene Hermelyntjes, Mudden, Weezeis, een Otter, en zo wel blaauwbonte, als witte Muizen. Onder de Vogels munten eene pronkende Paauw uit, waar naast eene Paauwin ftond : ook trof my eene Klokhen, die haare Kiekens fcheen te verzamelen. Waar by een deftige haan ftond, in de houding van te willen klapwieken en kraaijen. verzeld van zes pikzwarte hennen met zuiver witte kuiven. De verzameling van inlandfche Capellen &c. was grooter dan ik ooit gezien hebbe, en fchoon ik 'er veele kenne, waren 'er echter eene menigte die ik voor het eerst zag. Toen wy by de . buitenlandfche verdeeling kwamen, toonde- de Heer G. my een dier , dat hy Adim-naim noemde, zynde een Lybiaansch fchaap van 't vrouwelyk gedacht, en 't geen zeldzaam is, hoornen heeft. Vervolgens een Agouty, zynde een Americaansch dier, niet grooter dan een haas, zyn kop gelykt na eene rot; zyn voorde poten zyn merklyk korter dan de achterfte, 't geen zyn ftand niet fraai doet zyn, maar hem echter nuttig is, om ais hy vervolgd word, zich van de bergen als eene kloot te laaten afrollen. Is het onderfcheid in onze honden, wegens hunne groote, en andere verfcheidenheden op- mer-  » o o r. NEDERLAND* 107 merkelyk, dat der Apen is het niet minder, de Heer G. heeft drie, een die voor den Ourang outang gaat, van eene verfchriklyke groote, een gemeene Javaanfche, en een die hy Cynocepbalas noemt en niet meer dan zeveu duimen lang is, De buitenlandfche Vogels, waar' op myn aandacht zich byzonder gevestigd heeft, zyn onderanderen, de Karindes; een Amerikaanfche Vogel, zo het my toefcheen tot de Papegaaifoorten behoorende, zyne goudgeele borst, en *t azuur zyner vleugelen zyn uitneemend prachtig. —— De Lumme, zou ik geen acht gefiaagen hebben, wyl het geen byzond^refchoone Vogel is, maar 't geen my de Heer G. van zyne huishouding verhaald heeft is alteaanmerkelyk. Vooreerst is hy ongemeen voorzichtig in de zorg voor zyne eieren, bouwende zyn nestje altoos op eene plaats waar water naby en ryklyk voedzel is,om niet verre van hetzelve aftewyken. — Als de jongen beginnen te vliegen, zweeft 'er het wyfje onder om het in cas van vermoeidheid te kunnen onderfteunen, en voor vallen te behoeden, 't mannetje vliegt 'er boven om de roofvogels afteweeren, — maar nog zeldzaamer, als men een jonge Lumtne vangt, en dezelve in zee gooidt, wordt hy on-  roB i)E JONGE REIZIGER onmiddelyk van de naby zynde Lummen omringd, die zich om ftryd beyveren, om het ouderloos dier te hulp te koomen, ja dikwerf fchynen te vechten, wie die eer hebben zal; komt inmiddels de moeder, zo laaten zy, die haar kroost over. Welk een voorbeeld voor de menfehen! Op deeze wyze doet de Heer G. u zyn gantsch Kabinet bezichtigen, wetende de natuurlyke Hiftorie van zyn gcheele kleine Waerelt, en zyne manier van onderricht is zo inneemend, dat men niet uit kan feheiden, om op alles ftil te ftaan. Een niet min zeldzaame vogel is de Alcatrot, die m de Indien te huis hoort, niet zeer groot is, maar onder deszelfs neb een aanmerkelyke zak heeft, hem door de natuur gefchonken, om de visch die hy vangt te bewaaren,men weet deeVogel jong zynde aantebrengen, dat hy tam worde, en in het water gezet zynde, na zyn zak gevuld te hebben by zyn' meester te rugkeert, die hem dan de Visch weet te doen ontlasten, en voor zich gereed maakt om te eeten. Zo ik meerder tyd hadde zoude ik u nog veele andere dieren kunnen noemen, en hunne huishouding eenigzins befchryven, maar men gunt my hier zo weinig, dat ik voor dag voor dauw 'er by moet zyn, zal ik u maar iets vertel-  door NEDERLAND. 109 tellen. Daar en boven zal ik eens in den Haag komende, ruime gelegenheid vinden, om u over natuurlyke zeldzaamheden te onderhouden, wyl ik op zyn minst een dag denk doortebrengen in het uitmuntend cabinet van den Heer Stadhouder, zo beroemd als eenigin Europa. Ik gaa over tot myn tourtje met Frederikftad. Ten half drie waaren wy aan de Hollandfche Manege, digt aan de Leidfche Poort, een vry geregeld gebouw voor zyne inrichting, terwyl onze paarden, die vry goed waaren, gezadelt wierden, bezagen wy de hallen, welke voorzien zyn met veele fchoone rypaarden, aan de vermogende jeugd deezer ftad behoorendc, en een groot aantal anderen van den Piqeur, waaronder een zwarte hengst, van uitneemende fchoonheid; en een klophengst die men zegt dat nog niemand heeft kunnen uitzitten. ■ Boven deeze manege is het vertrek waar in de O. L Comp. de lotery heeft gehouden, en in welke zaal voormaals het Genootfchap IJ tik et Amufant, deszelfs liefhebbery oeffende. — Wy fteegen te paard, en reden langs den Overtoomfchen Weg, die ik reeds befchreeven hebbe, doch toen vergeten te melden, dat een weinig ter zydenvan dezelve naby de ftad, ter rechterhand over de vaart  xio Dfs JONGE REIZIGER vaart een vry ruim gebouw haat, dat het Pesthuis genoemd wordt. Het zelve ftrekt tot bewaaring van krankzinnigen, een deel ondeugende vrouwluiden, en met vuile kwaaien befmette menfchen van beide fexem Naby hetzelve zyn twee Kerkhoven, waarop delyken van dit huis, van het Gasthuis, de niet bekende drenkelingen, en andere die onbekend arm te fterven komen,begraaven worden. Dit gebouw'is A9, 1630 aldaar voor het eerst gedicht, maar in 1732 geheel uitgebrand zynde, is het kort daarna herbouwd. _ 't Zelve ftaat onder befti'ering der Regenten vftn het Gasthuis. 1 De Overtoom gepasfeert zynde, rydt men eerst voorby verfcheidene Katoendrukkeryen die langs een Watertje leggen, dat in het Haar-' lemmermeir uitloopt, tusfchendeeze fabricqueu Ziet men wel aangelegde Warmoeslanden, en broeièryen. Vervolgens koomt men in eene met groote opgaande boomen beplante laan, die ter wederzyden toch voornaamenlyk ter rechter met nette boerewooningen , waar Van eenigen aan het burgerweeshuis behooren, en met verfcheidene buitenplaatzen in den fcur- gerlyken trant bezet is. Het land is hier zeer laag en moerasfig,gelyk in den gandfchen omtrek, ftaande des winters geheel onder water,  door NEDERLAND, ui- ter. — Te Slooten hielden wy een half uur* ■je halte, en gingen een mehiuchtje feheppen , \ Gezicht is byna als op de Huis van Halfwegen, men kan maar voor een gedeelte de overwal met het oog befchouwen. Haarlems kruis» kerk maakt 'er geen gering figuur. Aalsmeer ■ die overvloedshoorn van vruchten, en jong geboomte vertoont zich ter linkerhand. —— Wy zagen vier of vyf fcheepjes die naar Leiden laveerden, en twee die ruimfchoots het fpaaren zochten. — -— Ook eenige kleine visfchuitjes. Dat deeze mêir een gevaar- lyk vyand is behoef ik niet te zeggen. Fredsrikflad toonde my eene plaats alwaar voor weinig jaaren nog een huisje plagt te flaan, gefchikt om de kleederen te bergen, voor hun die hier gingen baden; zynde de plaats daar toe toen zeer gefchikt, doch het is reeds weg5 en de badplaats diep. Ter rug keerend-e en over het Kerkhof wandelende,, vonden wy de Kerk opea, dezelve bevat niets aanmerkelyk. — Waarover ons gefprek van hier over Osdorp, langs eene lage zandige weg rydende, die vry finalis, rouleerde, moogt gy raaden,voorwerpen die onze aandacht byzonder trokken vonden wy 'er thans niet, dus moest de hof tot SP  iiêDE JONGE RÊIZiGE& fprek gezocht worden, en dit gaat gemeenlyk al, indien men wat harmonieus denkt, 't geen tusfchen my en Frederikftad nog al tamelyk wel is. — Toen wy halfwegen naderden zagen wy van verre drie dames wandelen , die alle van een zeer fchoone taille waaren. ~Kyk zeide de fchalk zouden die fchaapjes zo herderloos dwaalen? — dan was het zaak vriend. — Ik antwoordde zonder erg, dat geloof ik, maar Jantje 't zal zo ruim niet zyn man, denkelyk zyn het dames van Polanem - Ei kyk hernam hy, die eene gelykt volmaakt op myne zusten — Toen wierd ik wakker, wat drommel zeide ik, zy is het met Belle en Charlotte; gaf myn paard de fpo^ ren, en hond eensklaps by haar, maar denkt gy dat zy my kenden ? —. Belle was de woordvoerder, vraagde wat 'er van myn dienst waare ? en vond het zeer onbeleefd, onbekende dames zo aantefpreeken, en dat nog wel te paard zittende na op een volle galop die haar had doen fchrikken te koo- men aanjaagen. . Mynheer fchynt niet te weeten, zeide zy, dat de politesfe thans eischt, dat men de fexe eeren moet, gelyk de Romeinen hunnen Fabius Maximus. *s Styg af, en wy zullen u de genade bcwyzen u  door NEDERLAND; ïtg ü te lïooren. — Ik deed zo, gelyk ook myri. vriend, wy koppelden onze paarden, gaven dezelve aan Hendrik-,1 die achter ons reed, maakten onze nederige eerbewyzing, en wierden toegelaaten om met de dames tewandelem • Deeze verrasfching was eene vindingvatt Frederikftad, op het zeggen van Elize dat zy ook wel zin zou hebben naar Halfweegert te ryden. Hy wist düs voor af dat het ge-; beuren zoude, en de dames lieten niet na göduurende het thee drinken, allerlei aartige i\a,&gen te doen, over myne kleine verwarring die zy zeiden befpenrd te hebben, op de koelheid waar meede zy my ontvingen j ik betuigde eeh' ter, dat ik niets daar van gevoeld had ? maar?, wat zou ik doen ? het moest maar zo zym — Dewyl het weder wat koeltjes was^ eri' Peurfm de open wagen genomen hadde, verkoozen de jufvrouwen wat vroeg te ryden, 't geeh öorza-ak was, dat Frederikftad en ik het rytuig niet verder bygeleiden dan door het Tolhek, daar wy ons lieten overzetten, om doof Sloterdyk langs de buitendyk te ryden. -—» Dit dorpje is niet zeer groot maar amufantge-leegen, wy hadden de tyd niet om 'er ftil té zyn, ook weet ik niet dat 'er iets byzonders te zien is. — Ik heb my verwondert over dé groote hoeveelheid buitenland welke van hief I» DEfiT, H tOt  U4 »> JONGE REIZIGER tot aan de ftad toe gevonden wordt, 't geen ten deele opgeflikt, ten deele door uitbaggeren van het Y geformeert is. Men trekt hier van jaarlyks een goede'hooiteelt. Gy weet dat water gezichten my altoos vermaaken, 't geen wy hier zagen was geen van het minfte. Verbeeld u't zelve, de rivier was thans zo effen dat 'er op gefchreeven kon worden, de vaartuigen die tegenftroom hadden, lagen met volle zeilen ten anker om ty te floppen, eenige visfchers jollen waaren bezig met het opnaaien en weder uitzetten der netten. De geheele overkust van Buikfloot af, dompte zo lenteachtig op, dat wy alle dorpen, als Oostzaanen, Watergang, Zaandam, Westzaanen, de Beverwyk, Sparnewouw en andere byzonder klaar konden zien. — De zon ging zo zuiver onder dat de geheele fchyf in de golven of liever achter het Kenmeiiandfche duin fcheen weg te zinken zonder dat eenig wolkje deszelfs luister betwiste. - In het Oosten alleen rees eene avondbank, op wiens ftille en ftaatige klimming zich de gantfche natuur ter ruste begaf. Verfcheidene maaien bleeven wy ftil flaan om ons nog eens te vermaaken met de gloeiende koleuren, en hoog opgaande goudftraalen, welke allengs verflaauwden, waarmeede de Wes-  dööë. NEDERLAND, n$ Westcrtiemel nog lang na het ondergaan def Ëonne befchildert was. Van tyd tot tyd trad het ftarrenheir te voorfchyn, en Wy hiel* den al voortftappende een gefprek over de oneindige fchoonheden der Natuur, die altoos haare tooi met nieuwe, en nimmer volkoomert aan zich zelf gelyk zynde, trekken over het geheel deel dat men befchouWen kan, ten toont fpreidt» -* Wy wierden hier door uit ons zelf; gerukt, en 't gebleek my nu dat Frederikftad\ niet alleen lief hebbery en fmaak hadde in het toneel en de overige deelen der Dichtkunde ^ maar ook dat zyn hart gevoelig was voor hogere bcfpiegelingen die onze ziel, zulk een waar: genoegen kunnen inftortem Eindelyk aan de ftad komende reden wy derf buitencingel om, tot aan de Leidfche Poort» bragten onze paarden op ftal, en gingen aart het huis myns vriends foupeeren; — Hier was men al weder bezig met nieuwe plannen tot vcfhiaak, namelyk om des volgenden daags naar Amftcheen en Ouderkerk, en des Saturdags en Zondags Wecsp, Muiden, Muiderberg enl Naardetïtt bezoeken. —— Voor het eerftö bedankte ik* wyl ik in de ftad zelve nog ver* fchcidene dingen bezichtigen Wilde, waarort* der de Stads Bibliotheek 't geen niet dan des Vrydags gefchieden kan jen ik vanvoorneemeii H a £ytt«  n6 de JONGE REIZIGER zynde omtrent het midden van de andere week te vertrekken, deeze twee dagen abfoluut voor my zelf moest houden. Tusfchen beiden moet ik u zeggen, dat op myn voordel van te zullen heengaan, door Peterfen fterk geprotefteert wierd; dat Belle 'er maar niet van wilde hooren, dat Frederikftad, my een reeks van .ontwerpen meede deelde die nog ten uitvoer gebragt moesten worden. — Elize was niet in de kamer maar 'i geestige Lot/efprak geen enkel woord, ver. fchikte zich nu en dan op haar floel, hoeste tweemaal, en ging vervolgens opftaan om Elize te helpen. 's Avonds. — i Ik heb deezen dag volkoomen tot myn oogmerk doorgebragt. De Heer Frederikftad is zo verpligtend, dat ik verlegen ben, hoe zulks genoegzaam te erkennen. Hy heeft de gantfchen dag met my gewandelt. Ten tien uuren gingen wy uit, en wel het eerst naar de oude Kerk. • Ik zal u by dit gebouw niet ophouden met een vertoog van deszelfs oudheid, met de overleveringen aan wien het voormaals was toegewyd ; noch ook met zyne oude gedaante ten tyde toen de Roomfehe Godsdienst in  door NEDERLAND. 117 in deeze landen nog de dominante, was. — 't Zy u genoeg dat het een zeer ftatig en ruim gevaarte is, voorzien van eenen fchonen hoogen toren, waar in een uurwerk en klokkefpel. — Van binnen is deeze Kerk verfierd met twee orgels, waar van het grootfte dat met fchoon befchilderde deuren pronkt, voor een der beroemde in Nederland gehouden wordt. —— • Men vindt in' deeze Kerk verfcheidene merkwaardige Tombes, onder welke uitmunt die van den Heer Jacob van Heemskerk, welke met Willem Barends A°. 15195 die beruchte reizenaar Waitgats ondernam, en na meer andere zeetochten den 25 April 1607 voor Gibralter zyn linker voet weggefchooten zynde, overleed. - Men ziet op deeze Graffleede in een tafreel van zwart marmer de zeedag afgebeeld waar boven de Dichter Hoofd, deeze twee toepaslyke regels heeft geplaatst. ■ — Heemskerk, die dwars door 't ys en yzer durfde ftreeven, Liet de eer aan 'eland ,h:er'cLyf, en voor Gibralter'c leven. Een ander is die van den Vice Admiraal van H. W. F. A. van der Hulst, binnen deeze muuren geboren, en in den jaare 1666 m een gevecht tegens de Engelfchen gefneuveld. H 3 De  ïi8 de JONGE REIZIGER De tombe zelf hangt aan de muur en is met een yzeren hek omvat. De flag waarin hy het leven verloor is in het midden van veel beeldwerk en oorlogstuig, in een ovaal afgebeeld, waar boven eene -infcriptie gefield is. Eenderde is die van W.yan der Zaan s Schout by Nacht, die in Maart 1669 door de Algerynen wierd doodgefchooten, beneden ziet men weder de Zeeflag, in het midden eene breede infcriptie en boven zyn pourtrait enz, —- De infcriptie luidt aldus: WjLtEM van D eu. ZAAtf. Omtrent de Kaap Tres Forcas, uit een Algiers Koof fchip, met een ponds kogel ge-, fchoofen, en ontflaapen den 17 Maart, 1669. Dus leeft men na den dood. pat is door 't land tot eer van van der Zaan belleld, Om dat eens Rovers fchoot ontzielde deezen Held, Vyf gouden ketenen had hy voorheen genooten, Rust hier tot eer van haar, die uit hem zyn ge. fprooten. Wat dunk u, doet zulk een infcriptie, de geheele natie geen eer aan ? 't is in myn oogen  sou NEDER LA N D. 119 beklaaglyk, dat publyke monumenten 'er zo fchandelyk uitzien. De vierde is Ifaak Zweerts zynde meede van marmer, boven pronken de Wapens, der Generaliteit en den Prins, daar onder 't borstbeeld van den Zeeheld, beneden het zelve eene lange latynfche infcriptie en nog lager zyn Wapen, en den vermaarden zeedag, welke hem 't leven koste, op den £0 Augusti, 1673. -Voorts ziet men hier de Tombe van Cornelis Jansz. de Haan, waarop, onder de Zeedag deeze fraaie regels van Laurens Reaal ge vonden worden: Hier rust de Held die van zyn Vyands fcbeepen In zevenmaal kwam zeven vlaggen fleepen. En gaf voor 't laatst op twee zo dapper vonk, Dat de eene vlood, en de ander by hem zonk. Zyn dood viel voor in den jaare 1633 in een zwaar gevecht tegens twee Duinkerkers, gelyk het bovenftaande Quatrain te kennen geeft. Ook die van den Velchnarfchalk Wirtz en zeer veele andere, die te veel zyn om op te telien, doch ik kan niet voor by hier de Konstfchildcr lange Pier te noemen, om heteenvouwigcgraf- fchrif. Be konjlige fchilder lange Pier, m bei zyn zoonen leggen hier. —— Einclelyk, H 4 om  i2q de JONGE REIZIGER om van dit graf befchryven af te raaken is de poort van de familie begraafplaats door den Heer C. de Graaf 'Heer van Z. Pahbroekm 1651 aangelegd, byzonder bezichtigenswaardig, zynde van eene fraaie ordonnancie. - De befchilderde glaazen in deeze kerk zyn van geen groote aanmerking. Van hier gingen wy wandelen, en over de levens van zo veele groote Krygshelden in den afloop van eene eeuw, en in zulk een geringe omtrek van grond, fpreekende, konden wy met nalaaten die dagen met de onze te vergelyken, èu inderdaad, het onderfcheid is zo groot, dat men de hiftorien der beide eeuwen leezende, naauwlyks gejooyen kan, die van bet zelfde volk onder 't oog te hebben. , Wat is'er in jaaren door ons verricht 2 _ de flag op den Doggersbank beken ik is eenbewys geweest dat wy nog niet alles verleerd hebben Maar hebben wy het nut van onze overwinning getrokken, dat onze vyanden van de nederlaag maakten? ■ Hun Koopvaardyvloot ver. volgde haare reis naar huis, de onze keerde te rug, en moest den gandfehen zomer ftil leggen. Ik zal u niet alle onze redeneeringen op fchryven gy kunt die ten naaste by wel denken : liever verhaal ik u iets zeldzaams, Daar  ©oor NEDERLAND. 121 Daar wy nu toch met ons discours in • den jnygshandel zyn, zeide Frederikftad, moet gy u een wandeling troosten van een half uurtje om eenige ftukken gefehut te gaan bezien, die by de zaagmolen poort leggen. Wydeeden zo, en ik betuig u geheel verwondert te hebben opgezien-. Deeze ftukken hebben gelee- gen op de vlottende batteryen, welke de Spanjaarden geinventeert hadden om Gibralter te blokkeeren, maar die door 't beleid van den onfterfiyken Elliot in den brand gefchooten en vernield wierden, eer zy iets hadden kunnen uitwerken, dit hadt ten onvermydlykengevolgdat het gefehut eindelyk zonk. Men heeft het naderhand uit de groote diepte van circa dertigvademen water, gelyk in de baay der gemelde vefting gevonden wordt, weder opgevischt, en verbeeld u de yslyke hitte dier brandende vlotten,het gefehut is geheelgloeijendgeweest, en de trompen zyn niet alleen weggefmolten, maar omtrent de Kruidkamer, en geheel achter by de druif is het vloeibaar geweest, gelyk uit de bulten welke daar opzitten, zichtbaar is, te meer daar de fchelpcn die op de bodem der zee lagen daar zyn ingedrukt, ondanks de diepte van water die het pasfeeren moest eer het den grond bereikte, H 5 Toen  laz de JONGE REIZIGER Toen wy van hier te rug keerden was de voormiddag te ver verloopen om opzettelyk iets te gaan bezichtigen, dan langs het Cingel koonlende met oogmerk om in de nieuwe Herberg wat te gaan rusten vonden wy de nieuwe Lutherfche Kerk open, die wy dus in pasfant bezichtigden. Dit is een derTchoonfte gebouwen van de gandfche ftad, zynde een coupel die van de achterzyde door een halfrond is vergroot. Het dak is van rood koper,de wenteltrap waar meede men naar de twee ruime galeryen gaat, is een beroemd kunstftuk, dewyl dezelve geen fpit heeft. De Predikftoel is met fraai fnywerk voorzien, en 't orgel boven dezelven, maakt eene grootfche vertoning, zynde meede met beeldwerk pronkende. — In de herberg koomende vonden wy daar den Kapitein Vlieger met zyn Patroon, wy herkenden elkander onmiddelyk, en in gefprek raa, kende, zeide hy: die Dominé was een liefhebber van vraegen, mynheer. ja Kapitein dat meen ik. — De baas vraagde wat dat was, wy verhaalden het hem", en hy voegde 'er een te aartig vertel- zel by dat ik het u onthouden zoude. . ,, Zeker Heer van myn kennis, een Koopman, „ (ving hy aan) had een broeder die Dominé „ was  door NEDERLAND. 123 was. Deeze op een tyd by myn vriend logeerende, wierd op een middag buiten ge- „ meen getracieert. Dominé hier over „ verwondert , vraagde de reden ? ——«- Zyn „ andwoord was, dat hy veertig pr. Ct. aan „ een vry aanzienlyke party goed gewonnen „ hadde. Wel broeder, broeder, zei „ Dominé, dat gelykt wel woeker. — st Kan zyn hernam myn vriend, maar als een Predikant van deeze ftad zestig guldens van een „ preek trekt, en hy laat een geestlyk huurpaard „ voor één dueaton op de {loei klimmen, wat „ is dat? — De Dominé voelde hem, en „ brak het gefprek af, met te zeggen: ik zie „ wel broeder dat ik geen verftand van Negotie hebbe." Hy fmaakte my, en zal het denk ik u ook wel,doen. Naauwlyks had die heer zyn anecdote ten einde, of wy vernamen vry wat allarm op de brug, dat van een klopparty gevolgd wierd. Een van het gezelfchap had de nieuwsgierigheid om de reden te onderzoeken, en zeide te rug koomende: 't zyn vreemdelingen,zy hebben juist geen rufie, of elkander beledigt, maar zy verfchillenhechts als Gullivers Lilliputtiaanende een wil het ei aan het dik- en de andere aan het dun end openflaan. Wy allen lagchten. — Kort hier na kwam myn Neef, die Frederikftad ten eeten vraagde, cn  124 be JONGE REIZIGER en deeze zulks aanneemende gingen wy zamen naar huis. Morgen ochtend zal ik u over den namiddag onderhouden, in eenen volgenden. — Deeze naziende is reeds lang genoeg, ook roept de ratelwacht reeds: half twaalf heeft de klok! flaap wel dus, en ontwaak morgen zo gezond, zo wel gehumeurt, en met zulke vrolyke uitzichten, als het ledikant thans zal worden opgezocht, door uwen &c.  door NEDERLAND. 125 VIII. BRIEF. Ferdinand aan Karel.' Amfterdam 30 April 17—— 'i Morgens. —* JÖ)e vriendlyke Heer Frederikftad verfchafte my gisteren de gelegenheid om des namiddags het volgende te bezichtigen. Eerst gingen wy naar 'sLands magazyn,eetï uitmuntend gebouw, geheel uit het water opgetrokken, en drie etages hoog, de vier gevels pronken ieder met een pavillioen en frontefpies met keurig beelthouw werk voorzien. In 't frontefpies der voor- en achtergevel word de Zeevaart en deszelfs befcherming afgebeeld, en men leest in 't pavilloen van de achterzyde dat dit gebouw in negen maanden gehucht is. Aan de zolder van het portaal waar door men intreedt hangt een fchuitje gelyk de inwoonders van Straat Davids gebruiken, zynde geheel van vellen gemaakt, waar meede zy zich in hol water meesterlyk weeten te redden. Ëi de  145 de JONGE REIZIGER " de Admiraliteits Raadkamer zyn'onderfcheidefl wapenen, en een fraai! fchüderftuk, verbeeldende : de Souyirain in de gedaante 'van eene vrourt, den fiaf van Commando aan een Zeevoogd over* leverende, Vondel maakte 'er eenige fraaie dichtregels op. - Wy kwamen vervolgens op eert ruime binnenplaats die toegang heeft tot alle kelders, waarin mets te zien is, dan oud vaatwerk, en rommelary van oorlogstuig. — De eerde verdieping bevat vier magazynen op wel. ke eene ongelooflyke meenigte fpykers, en ander yzerwerk, ankertouwen, flaand en loopend wand, zeilen, blokwerk en wat verder tot het toetakelen van een fchip behoort,met eenever- wonderlyke orde bewaard wordt, Hoo- ger vindt men de magazynen van Stuurmans* Bootsmans - Schiemans - Konftapels -Koks en ander goed, waar van de benoeming ver boven myn begrip is. Op de Compasmakers kamer zag ik de grootfte Zeihleen daar ik ooit van gehoord hebbe j ten zy die by den Hr. Alleman te Leiden, die hondert en vyft.ig pond yzerkoii opligten. Van hier gingen wy naar de Werf, langs de brug die uit het magazyn derwaard loopt. — Hoewel hier tegenswoordig geene groote drokte heerscht, was 'er echter genoeg voor myne fpeculatie. - 't Is een lengte van anderhalf dui-  boor NEDERLAND, m? duizend voet, 'er ftonden twee feheepjes op ftapel waar van het een byna aan het aflopen toe was, maar van het ander honden nog maar alleen de fpanten. Ik had nooit een fchip in dien toeftand gezien, maar moest my over de zaamenftelling verwonderen, de Heer die met ons ging had de vriendlykheid my alles uitteleggen wat ik begeerde te weeten, dus kan ik nu mee praaten van kiel en fleevens, buikhukken, oplangers, citters, knies, watergangen, dekbalken enz. Aan het boven eind van de Werf langs de geheele lengte zyn gebouwen tot de byzondere Ambagten welke tot de Scheepsbouw betrekking hebben, en daar kunnen uitgeoefend worden, want de Lynbaanen zyn afzonderlyk; 'er was een tamelyke voorraad materiaalen, maar daar ik de meeste nieuwsgierigheid in hadde was een machiene die men te recht de ftoof noemde. Hier in maakt men dikke planken, welke om de boegen der grootfle fcheepen moeten geboogen worden, en uit de natuur onbuigbaar zyu, door middel van mos en kookend water zo lenigdat zy zich volkoomen laaten aanbrengen met zulk een bogt als de timmerbaas verkiest. — Wy troffen het juist dat zy bezig waaren, met 'er een  $6 de JONGE REIZIGER om de billen van het verst gevorderde fchip tê leggen, en hielden ons daar by een geheele poos op. Vervolgens roeiden wy met een jol na eert groot oorlogfchip dat voor de werf lag om ge* kield te worden, hebbende de fc/i reeds op zy- de. Deeze hulk is een wyd, lang maar niet zeer hol vaartuig waar in zwaare masten* en gangfpillen daan, gefehikt om de zvvaarfle gevaartens zeer gemaldyk over zy te winden, van binnen is het zeer aartig met hokken en Hellingen af gefchooten, zo dat alle nodige gereedfchap, zyn vaste bergplaats heeft. De inwendige verdeeling van een oorlogfchip }s niet minder fraai, ook daar heeft alles zyn verblyf, 't geen my van geheel beneden af, tot op het dek toe wierd aangetoond. ■ — Inderdaad zulk een fchip met zyne geheelö equipagie, is een kleine waerelt, en ik verlang eens in de gelegenheid te koomen, die huishouding van naby te ziem Van boord terug keerende, gingen wij van de Werf door de groote algemeene poort , waarin op een toorentje met een flag uurwerk geplaats is , naar dej lijnbaantn, men was bezig met het haan van een zeer zwaar touw, 't welk een moeilijken arbeid was Van'  door NEDERLAND. 129 Van hier deeden wy nog eene wandeling, ons aan het funie laaiende overzetten , langs de buitencingel, en waaren tegens half negen te huis. Gisteren avond aan tafel over myn plan van heden fpreekende, onderrichtte men my dat de Bibliotheek niet des Vrydags maar zaturdags namiddags open was, 't geen een geheele verandering in alles maakte. Wy zullen nu heden naar Amftelveen en Ouwerkerk. En eerst morgen vyf uur uitryden om 's nachts te Muiderberg doortebrengen. . Ik gaa Charlotte nodigen om mee te gaan, en by ons het middagmaal te houden. —» Myn vriend en ik zullen weder te paard ryden. den 3 's Morgens. Wy hebben weder een zeer vermaaklyk tour- tje gedaan. De weg van den Overtoom tot Amftelveen, is geheel boomryk, maar zwaar zandig, ter wederzyden van dezelven leggen veele boerderyen, en eenige fraaie buitenplaatzen. • ïusfchen beiden pasfeert men de zogenaamde Kalfjeslaan, alwaar in den jaare 1787 een gedeelte van omgehouwen is, toen men aldaar zo voor de Laan zelve, als naar den kant van Amftelveen tamelyk goede aarde I. iieel. I Bat-  ISO DE JONGE REIZIGER Batteryen had opgeworpen. Verder op, waaren nog hier en daar de infnydingen in de dyken, om het enfront marcheeren dertroupen te beletten, zichtbaar, ook vonden wy hier en daar in de boomen musquet kogels, die getuigen waaren, dat 'er nog al iets was voorgevallen. . Amftelveen zelf heeft v*n de attac- que byna niets geleden, een houwitzer is in het huis van denj Chirurchyn gevallen, en heeft daar wat ravage gemaakt. — Maar de plondering is 'er allerdeerelykst geweest. — Het dorp was wel in haat, en nu zyn veel inwoon, ders arm. - De Pastory is vernield, zodanig datzy onbewoonbaar is, zynde de haartplaaten en vloeren opgebroken, en geen raam nochkozyn ongefchonden, de arme kas is met geweld ftuk geflaagen, en 't geen 'er in waare geftoo- len. . De regtmatige klagten van de in- woonders kunnen zonder ontroering niet gehoord worden, buiten het dorp is een fchuur door de vyandlykheden in brand geraakt en verteerd. De kerk was zeer weinig befchadigt, dezelve is vercierd met een fraai fpits toorentje. De vermaarde Dichter Johan van Broekhuizen legt alhier begraaven. Elize vraagde haa- ren broeder of 'er geen Nederduitfche versfen van hem waaren, ik had Charlotte in den arm, en na Frederikftad zyn zuster beantwoord hadde  door NEDERLAND. 131 de met te zeggen, dat 'er verfcheidene lieve minnedichtjes van hem gevonden wierden , zeide ik my het volgende te herinneren: Een zedig oog vol goddelyke ftraalen Lieftalligheid met onbedwongen zwier , In 't eerlyk htrt, een vlam van eerlyk vier Stookt my den brand waar in myn zinnen dwaales» Aan u myn lief, aan u behoor ik heel. Beklem myn bart voor eeuwig in uw banden, En ben ik waard te fterven van uw handen, 't is veel voor my, 't is meer dan al te veel. „ Bravo, zeide Belle, die Mynheer Broek„ buizen, was wel galant; en myn Neef zegt het ook nog al zo nadruklyk op, dat hy de 5, kragt daarvan fchynt te voelen." —■ Ik maakte eene diepe buiging. — - Fredrikftad merkte aan, dat de twee laatfte regels-niets om het lyf hadden; en onder het ryden na Ouwerkerk hielden wy de een aangenaam gefprek over deezen beroemden Dichter. — Boven al heeft my altoos die fchoone morgenzang behaagt, welke aanvangt: De morgenzon gehuld met ftraalen, Noch fchooner dan hy voortyds plagh, Bezaait het voorhoofd van den dag, Mee goud, met paerlen en koraajen. I 2 Fre-  i'3* d e JONGE REIZIGE R Fredrikflad vond liet ook uitmuntend, enhet onze dames onder de thee verhaalende, moest ik het op nieuw geheel opdreunen. —In de generale beoordeeling over deezen Dichter , fpeet het ons dat hy liever Hoofd, dan den trant van Vondel gevolgd hadde, wyl die man grooten, toeh eene wezenlyke wanklank vormen : Ik zeide my te herinneren, dat Hoogflraten in 's mans leven verhaalt, dat hy in later dagen, ook van dat denkbeeld was, maar zich toen zo aan dien flyl gewend hadde, dat hem het andere te moeilyk viel. —. De drosfaert plagt zich te verdedigen met te zeggen : dat men geene fchoone gedachten moest verminken om de vloeienheid van het vers te bevorderen. ■ — Dit is wel waarheid, doch fluit niet uit, dat eene fchoone gedachte in een vloeiend vers nog fchooner is, dan in een hortend, of in een volgens Hoofdstrant verkeerd geplaatfte Co«fiructie. Ouwerkerk is een der aangenaamfte dorpen die ik kenne. In deszelfs omtrek liggen zeer veele fraaie buitenplaatfen, die eenoverheerlyk gezicht langs den Amflel vormen. — Onder deeze munt uit het zogenaamde Reigerbosch, dat waarfchynlyk zyn naam heeft gekreegen van de oude lustplaats der heeren van Amflel, welke veelen meenen dat hier gelegen heeft. —  -door NEDERLAND .133 .Wagenaar echter fpreekt zulks tegen. — Dan waar het gedaan hebbe,'t zelve is volgens Commelin waarfchynl>k door den watervloed van i4»r vernield. — 't Dorp heeft eene fraaie kruiskerk, en over den .Amftel ligt eene fchoone wipbrug , waar men overgaande tol betaalt, die ten voordeele van Amfterdam is. — Wy zagen ook hier de deerlyke gevolgen der inlandfche verdeeltheden, doch ik zwyg daar van.— Liever bericht ik u dat wy na eene zeer aangeraame wandeling door het dorp gedaan te hebben, ons weder gereed maakten,om ftadwaard te keeren. — De bekoorlykheid van deeze weg is niet te befchryven. — De rivier die eene geheel kronkelende loop heeft, is vol beweeging , door allerlei flag van vaartuigen, én onder deeze kwam ons de zogenaamde karnemelks vloot tegen,zynde een groot aantal fchuitjes aan elkander gekoppeld, en gezaamenlyk door een paard getrokken, 't welk een aartig gezicht gaf. Men vindt hier lusthuis aan lusthuis, 't eene fchooner dan het andere, allen echter niet zeer gr00t. Ik zal 'er u geen van noemen, uitgezonden Weina, welke buitenplaats zyn naam gekreegen heeft, om dat Willem de II. met zyn legermagt Amfterdam dacht te overrompelen, en tot hier toe voortgetrokken was, dan hy ftiet I $ zyn  134 de JONGE REIZIGER zyn hoofd naar betaamlykheid, door de wyze maatregelen, en de vigilantie van den toenma. ligen Heer Burgemeester Cornelis Bikker, Heer van Zwieten. — Dit gebeurde in den zomer van den jaare 1650. Ik heb vergeten u te zeggen, dat de Portugeefche Jooden te Ouwerkerk een aanzienlyk Kerkhof hebben, waar de graven ordenlyk met zerken gedekt zyn, en veele met Hebreeuwfche opfchriften pronken, By het afryden had Charlotte ons verzocht by haar te foupeeren, 't geen ook onder een vrolyk discours gebeurde. Nu gaa ik zo dazdlyk met Fredrik/lad weder wandelen. Terwyl ik hem opwacht, zal ik u zeggen, dat ik gisteren avond niet kunnende flaapen, een foort van plan gevormd hebbe, 't geen my tot de vaste bepaling gebragt heeft: om niet langer dan tot den avond van den vyfden deezer maand te blyven, doch ik zal hier van niet fpreeken voor wy ons reisje na Naarden voltrokken hebben, of althans niet voor de laatfte ftation. — Veel zal 'er dus voor my over blyven, met betrekking van publyke gebouwen, dan, dewyl ik deezen zomer vast weder hier koome, zal ik dezelve niet behoeven te verliezen. Ondertusfchen moet gy u niet vleien, dat ik, van hier vertrokken zynde  door NEDERLAND. 135 de, u zo trouw zal fchryven, want Peterfen, Fredrikftad en zelf Charlotte hebben my reeds gevonnist, om hun van tyd tot tyd alles wat ik verzaamelde meede te deelen. De Vriendfchap welke men my hier bewyst eischtdatikgehoorzaame; evenwel, (zo ik geene geheimen te fchryven hebbe, waar voor ik echter niet wil inllaan; zult gy de copyen dier brieven ontvanen , en dit hoop ik zal u voldoen, * Daar is myn vriend, Des Namiddags. Ik ben ten eene maal uit myn myn humeur." De geduldige Job zelve, geloof ik zou het zyn. Een bitter land Karei, waar de nuttige inftellingen, maar willekeuren door fuppoosten vernietigd worden. —— Waar men te werk gaande op de berichten der geaccrediteerfte fchryvers, want wie toch kan meer geloof verdienen dan Wagenaar? — Hy die toegang tot alles gehad heeft, en ook zeker hier de waarheid van zyn tyd, (Ao. 1765. of daaromtrent^ in deezen wel zal te boek geheld hebben. Als men zeg ik op dier lieden ere* diet te werk gaat zich bedroogen vindt, door êen bitter verval in zaaken, die behendig eenp»arig behoorden t« zyn. — "Maar laat ik I4 u  ï%6 d e JONGE REIZIGER u het geval zeggen, en vooraf het verrichten van den dag melden. Ik heb met Fredrikftad, die thans zyne Zuster en Charlotte afhaalt, en dan tot ons voorgenomen reisje met die lieve meisjes hier koomt, deezen voormiddag indePortugeefcheenHoog! duitfche Joode n kerken geweest. - ■ Beide zyn twee fchoone gebouwen, ruim en prachtig van binnen. — Gy weet dat de mannen beneden zyn, en de vrouwen boven in getralyde galleryen, waar zy by geene gelegenheid, uitgezondert eene befnyding mogen afkoomen, en dat het Tempel onteerend zyn zoude haar anders beneden toetelaaten. Ik wenschte het vertonen der boeken Mofes alhier te zien, maar dit was niet mogelyk, wyl wy om de groote menigte menfchen, in lange na zo ver niet konden indringen dat wy dezelve in het oog kreegen. De Portugeefche Kerk is verre de fchoonfte indien dezelve niet door de menigte voorhoven verdonkert wierd. — Van den Godsdienst zelve, begrypt gy dat ik niets verftond. Nu zouden wy dan nadenmiddag, de ftads Bibliotheek bezichtigen. Wy gingen dus naar het Atheneum alwaar deszelfs handplaats is, denkende ons hier eens wel te ver- maakcn. Maar neen, de deuren waren. ge-  door NEDERLAND. 137 geflooten, en of wy fchelden, oder belden., dit laatfte weet gy is Hoogduitsch en betekend blaf. Jen, waar meede zich zeker Hoogleeraar in een voornaame ftad eens wonderlyk vergiste, zo datgeheel de asfemblee hem uitlagchte. — Of wy dan fchelden of blaften voor of achter, was geen gehoor,en by debuurenvraagende,of het Atheneum niet om deezen tyd open hond, kreegen wy ten andwoord, dat 'er des zaturdags nimmer iemand gevonden wierd. En een kennis van Fredrikftad berichte ons dat zulks al in geen tien jaar of langer had plaats gehadt. Ik behoef u niet te zeggen dat ik my eenige rechtmaatige aanmerkingen liet ontvallen, die hier toe betreklyk waaren. -■ Dan wat zouden wy doen ? — morrend te rug keeren was al wat 'er opzat. Myn Vriend had het by andere gelegenheden gezien en heeft my gezegd, dat de Bibliotheek op zich zelf niet veel betekend, in evenredigheid van de ftad. — De twee gehoorzaalen, echter, zegt hy, zyn zeer goede vertrekken. In de groote zaal haat de Catheder tegens het Westen, en is van andere gedistingueerde geftoeltens omringd, terwyl het ruim met eenige banken vervuld is. Op deeze zaal hangen aan de wanden een I 5 groot  138 'de jonge reiziger groot aantal afbeeldzels van geleerden, welke benevens twee bustes van Ce/ar en Cicero, en een in koper gegraveerde plaat van het oud Palmyra, door den Heer Gerardvan Papenbroek gefchonken zyn. Degeleerde Laurens de Medicis, die behalven om zyne ftudie beroemd is, door de algemeene achting welke hy by alle Europifche Vorften hadde, die zo ver ging, dat Bajazet, Keizer van het Ottomannifehe Ryk, om hen een bewys van zyne veneratie te toonen, een der moordenaars van Juliaan de Medicis, ontdekt hebbende, denzelven aan deeze Laurens die zynen broeder was, te rug zond. Verders zeide myn vriend, ziet men hier onder anderen, de pourtraitten van Grotius, Oldenbarneveld, Hogerbeets, Jan de Win, ' Hooft en Heinftus, Vondel, Erasmus, Jntonide», Brand en Tasfo met nog zeer veele andere. De kleine gehoorzaal is eigenlyk de vergaderplaats van Curatoren en Profesforen, waar in niets byzonders valt aan te merken. Zie daar wat ik op bericht van het Atheneum weete, en gy kunt dit voor goede munt aanneemen. Den  boor NEDERLAND. 139 den 5 's morgens. — Toen ik gisteren avond aan tafel myn oogmerk om heden te vertrekken openbaarde, wierd hemel en aarde bewoogen, om my langer te houden, en alles vruchtloos zynde, is befloten, om my niet alleen tot Haarlem te vergezellen, maar aldaar de drie dagen met my tepasfeeren, onder beding dat wy morgen zullen uitryden. Ik vond dit zo vereerend dat ik waarlyk befchaamd hond. - By myn volgende ons reisje ik heb thans geen tyd meer dan om u te zeggen, dat ik nimmer zal ophouden te zyn, &c. XI;  . i4o de jonge ;reizige.r XI. BRIEF. Ferdinand aan Karel. Amfterdam den 6 Mei j?- . ) JL en acht uuren deezen morgen zullen wy vertrekken, dan dewyl het gezicht van dit vertrek zo bekoorlyk is, ben ik met den dag opgedaan, om het nog eens reeht te fmaaken, wyl ik niet weet, wanneer het weder zalgebeu. ren. Ik ben wezenlyk vol aandoening, 't is waar, myne vrienden gaan wel voor eerst met my, maar ik verlaat dit huis, met een geheel ander oogmerk dan by onze, yoorige tourtjes. — Dan ik zal my die melancholifche denkbeelden uit het hoofd zien te dry ven, door tot zaturdag avond te rug te flappen, en u het verhaal te doen van onze reis. Ten vyf uuren flapten Peterfen, Belle, Elize en Charlotte in de koets, Fredrikftad en ik op de Fargon. — Wy waaren nog niet buiten de poort, of ons gefprek was al aan de gang. De Bi-  boor NEDERLAND. 141 Bibliotheek die wy hadden willen bezichtigen gaf ons aanleiding. Beiden verwonderden wy ons over het gebeurde ,zo wel als dat eene zo beroemde ftad, geene aanmerklyker boekery hadde, volgens zeggen van Fr ederikftad,want e\gzn\ykgt£prooken is zy veel minder in waardy dan ik my dezelve had voorgefteld. De reeks van ge- fchilderde af beeldzeis gaven ons ruime ftof, de ftaatsmannen lagen natuurlyk het eerst aan de beurt, ik behoef u niet te zeggen, hoe wy over allen dachten, in 't vervolg myner reize zal wel gelegenheid voorkomen meer over hen tefpreeken. - Htinfius was onder deeze de laatfte, en zyn yermaaklyke Avonturier, bragt ons ongevoelig op de werken van fmaak die welbeftendig in achting zullen blyven. Dit veld was ruim genoeg voor ons, om den weg over tot muiden toe, een beftendig discours te hebben. — En inderdaad dit is langs deezen weg niet ondienftig, waat hy is in zich zelve niet zeer vermaakelyk, de landen hier omtrent zyn zeer flecht, en 'er is langs de vaart weinig vertiering, dan de enkelde fcheepen en fchuiten die van of na Muiden koomen. Wy bleeven hier omtrent drie kwartier uuren ftil, wordende de paarden niet eens uitgefpannen. en De ftad op zich zelf is van weinig betekenis be-  de JONGE REIZIGER beftaande meest uit geringe gebouwen. Maar de fluis is buiten alle twyfel een fraai werkftuk der kunst. —- De haven is een foort van kom, niet zeer diep, en maar matig lang, Maar ik zag hier iets dat my niet kwalyk geinventeert dacht, namenlyk: een fleephelling, waar op de fcheepen die van onderen moeten timmeren of willen fchoonmaaken, worden opgehaald; dit gefchiedt, zo ik meende altoos door menfchen, maar hier was een gangfpildat door paarden omgedreeven wierd, en my toefcheen zo egaal aan te koomen, dat ik het verre boven de gewoone wys zoude prefereeren. ^ Wy deeden eene wandeling naar het Slot, niet alleen beroemd om zyne fterkte, en de veelvuldige aanvallen der vyanden die het heeft moeten verduuren, maar byzonder om het verblyf des Drosfaerts, die hier van het toorentje het grootfte getal zyner brieven dagtekende,en zeker met jufvrouw Texelfchade veele zalige uuren gefleeten heeft. Dit hot moet in die dagen, een tempel van Apollo geweest zyn, daar alle vernuften te zamen kwamen. Fredrikftad en ik waaren hier over in een zeker foort van verrukking, maar zy bedaarde fpoedig door de fcherszende aanmerkingen van deze dames. Peterfen beduide my in het rondwandelen, waar, in den voorleden jaare 1787  door NEDERLAND. 143 1787 de batteryen geweest en de fchüdwachten gedaan hadden, met hetgeen verder in deeze plaats was voorgevallen. ——• By het terug keeren wierden twee groote keulfche fcheepen door de fluis gefehut, wier ladingen my important fcheenen, uit hoofde der menigte p aspoorten met welke de fchippers van het comptoir der convoien te rug kwamen. Die vaart zo wel als alle doortocht pr. fchuit of rytuig over Naarden, maakt geen gering deel van het beftaan deezer plaatze uit. Voor de haven legt een zekere droogte, welke zyn naam het muiderzand naar de ftad draagt, en zich, zo men zegt, met een rif tot in Amfterdam uitbreidt. — Merkwaardigheden zyn hier geene anderen, en het is bekend, dat weinig heden in ons Vaderland ouder zyn, of door het disfortuin des Oorlogs meer geleden hebben, zynde het zelve verfcheidene maaien geheel in de asfche gelegd,en nog in 1672 hebben de franfehen hier vry onmenschlyk huisgehouden, gelyk de hiftorien, opleveren. Van hier naar Muiderberg rydende, pasfeerden wy het Landgoed van den nazaat des grooten Drosfaaris, den nu uitlandig zynde Amfterdamfchen Burgemeester den Heere Henrik Hooft Daniehz. Een man wiens verdiensten thans ten uiterften ongelyk beoordeeld worden, maar  m »a JONGE REIZIGER maar die zich onfierflyk gemaakt heeft, doof zyn yver en hand vastigheid voor de party, welke hy in onze ongelukkige dagen van verdeeltheid voor de beste gehouden heeft, iets 't geen altoos de hoofdtrek van een eerlyk man aanduidt. Wy kwamen hier zo laat, dat wy weinig tyd overig hadde. om nog eens rond te wandelen, devvyl de oprenden avond ons het gezicht be. lette. — Niet te min gingen wy nog de wonderbaare Echo hooren, die als uit den grond chynt voort te koomen, en gevonden wordtop het lusthuis van den Heere Abbema, en kruisten vervolgens wat door de donkere laanen, rond, tot de koelte van den avondlucht onze dames naar het logement riep, alwaar wy knap en goed foupeerden, en ons vroeg ter ruste begaven, alzo wy het voorneemen hadden, den den dageraad te zien aanbreeken. — Ik was het eerst van allen op de been, wekte de Heeren Peterfen en Fredrikliad, maar toen de laatfte nevens my onze twee jonge juffers meende te doen ontwaaken, verhinderde ons eene weigeflootene deur. - Zy hoorden ons echter ipoedig, en lagchten fmaaklyk datzy ons zo betrokken hadden. - Ten vier uur waaren wy reeds allen by een, en ten fpoedigften het dejeuné ge-  doör NEDERLA ND. 145 gebruikt hebbende, gingen wy naar het ftrand van de Zuiderzee, alwaar wy ons niet weinig vermaakten met het onafmaalbaar tooneel, 't geen zich hier van alle zyden opdeed. Belle begon het eerst dartel te worden, want Fredrikftad met Charlotte in den arm zo naby 'het water wandelende, dat zy zomtyds voor het opkrullende fchuim moesten wyken, was zy hout genoeg om hun onverwacht een ftootje te geven, dat hun tot over de enkels in het water bragt, dan zy wierd door haar man betaald, die haar kort daarop eens zo wyd in de rollende golfjes trok; toen had gy haar moeten hooren fchreeuwen, en Charlotte en Fredrikftad haar al in de handen klappende uitlagchen. ■ Elize en ik hielden ons buiten dat fpel, doch raakten welhaast meede aan den gang, en zo gy ons allen had zien omdartelen, zoudtgy ons van verre voor tot fpeelen verlof hebbende kinderen hebben aangezien. 't Is toch aartig, hoe deftig wy ons in de ftad houden, zo draa zyn wy niet buiten, of wy worden los, vrolyk, fpringen, ftoeien, en verliezen ons geheel mombakkesje. Vervolgens naar de herberg te rug gekeerd zynde, wierden de rytuigen ingefpannen. — 4 Dan toen rees 'er een verfchil onder de drie dames, elk voor ander wilde op defargon, onK ver  146 de JONGE REIZIGER verfchillig met wat heer zy reed, ten laatfïe wierd 'er om geloot, en Peterfen raakte met Elize op de fargon, en wy in de koets. De weg van hier tot Naar den is niets minder dan amufant, zo dat wy den koether aanfpoorden om frisch op te ryden, en hiertoe gzi Charlotte wel de meeste aanleiding. Wy waren zeer drok in gefprek over de gehaalde natte voetjes,en onzeftoeiparty,toen wy voor de uitmuntende vesting zynde, daar van eensklaps ophielden, en de oogen wenden, na die heerlyke bastions, ravelyns, hoornwerken, gordynen, contrafcarpen, pallifaden, grachten enz. Inderdaad Karei nooit zag ik iets de vestingbouw betreffende, dat meer oplettenheid verdient; gaarne had ik hier den gandfchen dag willen doorbrengen, om alles zo veel my vry zou haan op te neemen, en van bolwerk tot bolwerk te kruizen: de waare kragt en fterkte van deeze ftad met alle oplettendheid gaade te haan. Thans heb ik niet meer kunnen doen, dan door het vlugtig gezicht, over de netheid, en het uiterlyke der op elkander fpeelende werken, fchaduwachtig voor myne verbeelding tot een geheel gebragt, my te verwonderen. Als zich de gelegenheid eens voordraagt, dat wy gezamehlyk in Am- fter-  door NEDERLAND. 147 dam zyn, moeten wy volftrekt eens dcrwaard om dat meesterftuk van Vestingbouw van nader by te befchouwen. Gy zult niet minder dan ik over de fchoone confectie verrukt zyn. —- Maar wat zou ik nu? elke losfe aanmerking wierd uitgelagchen, en ik moet my troosten van zedert niet anders genoemd te worden, dan Mynheer den Ingenieur. Nooit gaa ik weder een vesting bezichtigen in het gezelfchap van dames. Ja Karei, al zou ook Belle my weder over de fchouder kyken, ik zeg het, en houd het uit. Ik heb in* derdaad zeer veel voor myne lief hebbery, en myn oogmerk verboren. En evenwel ik heb my den dag over wonder wel gediver- teert. En wie zou zulks niet, in het c-ezelfchap van zulke lieve en vrolyke dames, als Charlotte, Belle en Elize ? — 't Is al geest en vernuft, gehuwd aan fchoonheid en majefteit, wat gy by dit drietal te zoeken hebt. De ftad zelve is een nest, enkelde goede huizen uitgezondert; ik zal 'er u maar niets van vertellen, want de tyd is te goed, alleen dient gy te weeten, dat weeveryen hier de voornaame takken van beftaan zyn. Wy naamen hier ons middagmaal, dat juist niet meer dan gemeen haaien kon, en misfchien nog te minder fmaakte, om dat wy K fl bui-  H8 de JONGE REIZIGER buitengewoon vroeg aan tafel zaaten, uit hoofde dat onze Princesjes, met haare je veux! voor der dag koomende, al fpoedig weder van hier wilden, en 'er was geen Frederik onder ons, die deeze je veux te keer durfde gaan. Wy retourneerden dan over Buide» rmxWeesp en hielden hier halte, dit ftadje van deeenezydetamelykwelverflerkt, heeft een confiderabel aantal branderyen, en levert zeer goede bieren. 't Is heelaartig bebouwd, ik zal er u zo draa ik tyd heb wat meerder van melden, vooral van het fchoon en nieuw gebouwd Stadhuis, dat wel aandachtig mag bezichtigd worden. — Wy hebben ons hier al een'geruimen tyd opgehouden, en inderdaad 't is 'er ook eindloos vermaaklyker dan in dat haare Naar', den, als gy naamenlyk de ftad befchouwt, afgetrokken van de Vestingwerken. Ik moet niet vergeeten li te zeggen dat 'er te Naar den weder om de fargon, (alles uit dartel- ' heid) geloot wierd tusfchen ons vier, en of het fpulfprak, Charlotte moest met my ryden. — Ik was hiermeede niet weinig in myn nopjes — maar nooit ben ik zo ftil tegens haar ge- weest, nooit was ik over het geheel zo ptnüL — " Al wat ik zeggen wilde ftuitte;de meid railleerde my, en gelukkig toen ik 's avonds myn plan lot vertrek openbaarde, wierd alles daaraan toe-  door NEDERLAND. 149 toegefchreeven. Maar 't was weezenlyk iets meer. Na het bezichtigen van Weesp in de herberg te rug keerende, dronken wy een glas wyn, en Charlotte die den gandfchen tyd met myne bedremmeltheid gefpot hadde, nam heel handig een glas op, en wenschte Mynheer den Ingenieur gezondheid, met byvoeging dat zy hoopte dat hy weinig Naardens mogt aantreffen, voor eerstom het fobere traétement dat wy daar genooten hadden, maar ook om dat het bloote gezicht van een fchoone vesting hem zo uit zyn humeur kon brengen. — Ik wist geen beter redding dan om my het air van Ingenieur aantemaatigen, en te antwoorden , dat ik de lieve juffer voor haare wensch bedankte, dat myn zucht tot veroveren groot genoeg was, om my in belemmering, en humeurpenfif'te brengen, als ik eene fchoone vesting zag, en my het denkbeeld vormde :„ hoe zal ik deeze fterki3 te aantasten, om haar tot de overgaaf te doen „ befluiten ? als ik eens als een tegenparty te- gen dezelve openbaar moet ageeren? * „ En Mejuffer (voegde ik 'er by:) ik voel dat ,j het niet lang kan aanloopen, of ik zal myne loopgraaven moeten openen, en myne My,, nen aanleggen, om een niet minder fchoone „ en welgefortificeerde vesting te blokkeeren, aan  tgo de JONGE REIZIGER aantetasten,en behaagt het den hemel te over„ winnen." Dit wierd met meer vuur ge¬ zégd, dan ik van Naarden af, een woord had kunnen voortbrengen. —- Zy merkte het doel, bloosde, doch herftelde zich, met zeer ongeneert te zeggen, onder het aanvatten van een tweede glas: wy willen het goed fucces drinken, van des heer Ingenieurs aanftaande verovering. Ik boog my, zonder gepast te kunnen antwoorden. > 't Geheele gezelfchap raakte in eene kleene verwarring, die den een den ander deed vraagen;wat is'er? en elk antwoorde, „och niets." Peterfen was de bezadigde , en begreep dat het tyd wierd om naar flad te ryden. 't Was dan nu de tour van Belle met Frederikftad om de fargon in te neemen;doch bedankte, en Charlotte, de altoos bevatte Charlotte,zeide heel fpoedig, kom aan, dan ik met Fredrikftad op de fargon, de avondlucht zal my zo veel niet hinderen mevrouw Peterfen; dit was niet rasfer voorgeflagen, dan befloten, en wat zou ik arme duivel doen? Nu, voor als nog.niets meer daar van. Wy reeden naar huis, met zo een bedaardheid, met zulk een ftilte, dat 'er nog nooit iets diergelyks was voorgevallen,zedert wy elkaar voor 't eerfte zagen. — 't Geen aan tafel voorviel weet gy, en 't vervolg mynerreizezal ik u melden. Ik eindig deezen, enz.  D Ë Jonge reiziger DOOR Nederland* Ëerfle Beei. Tweede Stukje, ' l r ' im I. BRIEF. FêrdiNANü aan K arel* Haarlem 9 Mei 17** *3C*wee dagen achtereen heb ik niyn gezelfchap gedebaucheerd öm het fchoone van den morgenhond alhier te genieten ; maar gisteren avoritl ben ik zo ferieus verzocht , om de Dames tot zeven uur te laaten rusten ,; dat ik niet denken durf om haar myn, federt een uur, gefmaaktgeluk, vóór dien tyd medetedeelen. Evenwel heb ik nodig om my van myne aandoeningen te ont« lasten. —'—— Hoe kan ik dit beter doen, dan door aan u, myn Karei, te fchryven? —- I. DhEL k  152 »e JONGE REIZIGER Dat vry een zachte flaap der JurTren oogen dekke, Dat een geliefde droom haar zaligheid verwekke: Der Nachtegaaien toon verrukt my, en ik boor In hunne wildzang iets dat zweemt naar't englenchoor,- Ex temporé. Neem my dit ex temporé niet kwalyk Karei, gy weet dat ik anders geen liefhebber ben van dat voor de vuist rymen, maar als ik myn uuren thans met beter dyten kon, zou ik misfchiengefchikt zyn om honderd regels ex temporé in een nur te fchryven Dan weder ter zaake- - Omtrent onze reis van Amfterdam herwaards, heb ik u zeer weinig te vertellen, behalven das wy de roef van de jaagfehuit afgehuurd hadden, en niet zeer verre onder de lyn waren, toen by eene algemeene ftilre Fredrikftad het woord op. nam. My dunkt, zeide hy, deeze onderneeming zal geen fucees hebben, wy zyn allen zo fomber , van waar komt dit? Dat is de fchuld van de man die daar flaat, zei Belle, wy gaan hem wegbrengen Ik geloof het, zei Peterfen , ten minften het heeft invloed op my. Ook op my, was het antwoord van Belle en van Fredrikftad; Elize voegde *er toen by, ik had ook wel gewenscht dat Mynheer Fer- dinand nog wat gebleven had. Charlotte alleen zweeg. . Ik betuigde myne verplig- tingj  b b Ö k NËDEtlLAND. 153 tihg, voor dé my aangedaané eer, eh zeide: dat ik van myn opftaan af, gevoeld had , dat dit fcheiden bitter zou worden. Charlotte zag achter de waaier. Belle fcheen dit niet te kunhen dulden ; althans zy vraagde : „ en Lotje, ,, fpyt het u ook niet ? Hé! ja." [antwoordde zy met een zeker onthutst gelaat,] ik had 'er ook niets tegen , dat Mynheer Ferdinand nog wat in de ftad gebleven was. —— Dames, antwoordde ik, zo ik konde, ik zou waarachtig mee terug keeren. Dit nam men zo op , dat ik reden van myn niet kunnen moest geeven ; ik haalde myn memorieboek uit , en toonde myn plan, waarby myne geheele reisroute bleek , en dat ik dus den 15. Juriy te Enkhuizen moest zyn, zoude ik dat geene bywoonen , dat ik begeerde te zien. Deeze reisroute wierd commisforiaal gemaakt, doch zonder eenig delay wierd het vonnis geflagen; men bevond, dat ik twee dagen over had, en dus voor dien tyd meê terug kon gaan ; ik gebruikte (om u de waarheid te zeggeh,) geene dan complimenteufe redenen om van dit vonnis te appelleeren. Enfin, ik ga weder lerug naar Amfterdam , en dan , om de verandering, met de Kaag , van den Overtoom Op Leiden. 't Gevolg van deeze refolutie zult gy hooren, als ik aan het verhaal van den avond kome; dus zo lang geduld! h % . 't Ge"  154 de JONGE REIZIGER- 't Gezelfchap wierd nu vrolyker ; Charlottê ook : maar toen wy aan de afgebrande Liebrug kwamen, begonnen de Mannetjes hunne oude deun , over de flaatkunde van deezen tyd. Doch dit duurde maar zo lang tot Belle haare breidzak voor den dag haalde, en dit fcheen met betrekking van het discours onder ons flgnorês, wel 't zelfde te zyn, als of een Admiraal van een Vloot fein doet om van cours te veranderen, ten minden wy waren nog niet ver genoeg ingewikkeld , om niet te begrypen dat hierop fpoedig de Aria van Cateau, uit FErzeur cTun moment, kon volgen: Faut d'la vertu pas trop n'en faut. Al badineerende kwamen wy aan den aanflag, en wandelden door Haarlem naar den bekoorlyken Hout, ons intrek neemende by Monfieur Kok, in het vergulde Vlies. 't Spreekt van zelve, dat wy ons daar verfristen, eer wy iets aanvingen. Vervolgens noop. te ons de nieuwsgierigheid , om het nog onvoltooide gebouw van den Heere Hope , uitwendig ' te bezichtigen. 't Is buiten twyfel een groot gebouw, en mis. fchien het grootfte particuliere dat onze Nederlanden bevat. In de conftru&ie is zeer veel fraai, evenwel is in fommige deelen iets afffoo- tends tegen het geheel. "t Schynt naar de Italiaanfche fmaak ingericht, terwyl 'er vry veel van  AFBEELDING TAK HET PRACHTIG GEB OW DOOR BEN HEERE HENRI HOPE IN BEN HAARLEMMER HOUT GE STIGT.   door NEDERLAND. 155 van het Engelsch door hem draalt. 't Best fchort men zyn oordeel op tot het voltooid is, hoewel het reeds ver genoeg gevorderd is, om te zien, dat dit gedicht de verwondering van het grooifte gedeelte der aanfchouwers tot zich trekken zal, terwyl de kundigfte daarin zo wel tastbaare bouwkundige gebreken , als wezenlyke fchoonlieden zullen ontdekken. — Onze Dames vonden daarin zeer veel behaagen, en wenschten het ook van binnen te zien \ doch hiertoe ontbrak de gelegenheid. Welke enorme fchatten moet die Heer bezitten , Karei ! het is verbaazend ; pryslyk mag men het echter noemen , dat iemand zo ryk met middelen bedeeld , daarvan het loflyk gebruik maakt , om behendig een groot aantal menfchen aan werk te helpen , want dit gebouw zal, van het uur zyner voltooijmgaf,bef!endig onderhoud benoodigt zyn, en dus veele ambachtslieden ten minften gedeehelyk voeden. -— ik geloof wel dat dit niet de eenige fpringveêr van des Heeren Jiope's onderneeming in deezen is, maar veeleer dat hy hierdoor zyn naam als 't ware zoekt te vereeuwigen; doch wie is zo nederig in zich zelve , dat hy niet gaarne ook daartoe eene pooging aanwendt , als hy maar de gelegenheid vind ? Ik geloof weinigen, en dit aftekeuren, wanneer het tevens op zulk eene loflyke wyze gefchied, L 3 fpruit  Dg JONGE REIZIGER. %uit dgnk ik meer uit afgunst dan redenee., ring. Van hier gingen wy de nieuwe laan, die vlak voor het huis uitloopt , in , en Peterfen, gedachtig dat in het naby gelegen Heemflede, eene zogenaamde viinrmachine was , helde voor om derwaards te wandelen. Wy deeden zulks echter onder bepaaling , dat Hendrik tegen vyf uur met een wagentje de Dames van daar zoude afhaalen. De weg hier na toe is weder zeer vermaaklyk , geheel met boomen beplant, en met fchoone buitenplaatzen geboord. Heemflede zelf is een zeer vermaaklyk Dorp , van hoogen ouderdom, dat, gelyk alom de plaatzen van ons Vaderland , oneindig heeft blootgeftaan aan de rampen des oorlogs , vooral in de twist tusfchen de Hoekfchen en Kabeljaauwfchen. 't Naby gelegen Slot , dat in de vyftiende eeuw vernield wierd, is naderhand weder opgebouwd, en pronkt thans met twee fraaie torens. De laan die uk het midden van het Dorp derwaards loopt, is van eene conflderabele lengte, en 't zyn alle fchoone recht opgaande hoogftamde boomen 't Kerkje is klein , en heeft niets byzonders, dan de tombe van de Heeren van Heemflede. Na wat gerust te hebben, wandelden wy naar de vuurmachine , die gelukkig aan het werken was. ——. Dezelve is zeer kun,.  boor NEDERLAND. 15? kunftig zamengefteld door eenen Brouwer , een Fries van geboorte , maar die jaaren in Amfterdam heeft gewoond. Hy fflfkte dit gebouw op order en kosten van Mevrouw Hope , die hier een aanzienlyk buitengoed heeft, doch dat door deszelfs hooge ligging, fomtyds gebrek aan water had. 't Is byna ongelooflyk , met hoe weinig fteenkoolen deeze machine het vereischte effect doet. Het ftookhuis is beneden, en óp de vuurplaats haat de met water gevulde ketel, waarvan de uitwaafeming de overige gedeeltens in werking brengt. — Een groot plat bord, hangende aan eene lange hok , die boven aan eenzwaare, net in het evenwicht leggende balk vast is, gaat even als eene Brouwers putftoel op en neder, en dit bord voert fiag voor flageenige tonnen waters op , die het in eene goot of bak uitftort, en langs canaalen door alle de beekjes, vyvers en andere waterplaatzen van dit landgoed rond veert. In omtrent twee uuren , zag ik het" meer dan een voet ryzen. Vervol gens vermaakten wy ons hier op de duinen en •n eenige laanen van deeze uitgeftrektelustplaats, tot het tyd wierd om te gaan eeten. Hendrik kwam tegen vyf uuren met het wagentje ; 't was warm , en dewyl niemand veel lust had om zulk een wandeling te doen, beiloten wy de knechts terug te zenden , en alle zes L 4 °P  153 de JONGE REIZIGER op het wagentje te gaa» zitten >% pakt, ook al weder zyne aangenaamheid had.Jn den Hout wierd thee gedronken , en ten ze^ ven uuren gingen wy weder wandelen, bezichtigende nog twee voornaame bloemisteryen. — Hier vond men alles wat Natuur in het ryk der bloemen en planten byëen kan brengen. Wv verdwaalden in de dazende Tchoonheden , die bier mee de keurigfte hnaak en verwonderen*. netheid en o.de alom vedpreidwt ren. Peterfen merkte aan , dat wy nu den Heer f^ Wen , die ons alles i„ eene Botani. iche rangfeh^kmg zou kunnen uitlegen, welke bloemen manlyk 0f Vrouwiyk ofW^ ?jn • Of men hen onder dc veelmldige of ^ Vloettge rekent ; doch onze Dames dachten dat het genoeg was , dezelve te bezichtigen, en 'er weinekeudetudtjes van te verzamelen , die de beleefde Hovenier ook zeer fraai ichakeerde en haar ten gefchenke aanbood. — Na ons ^ mede verlustigd te hebben, haken wy den Hour m, elk eene byzondere flingerlaan kiezende en ieder met eene Dame in den arm Peterfen wandelde met tlize; Belle had Frt dt ik ftad aangepakt, en ik myne Charlotte. ' Ja, myne Chqrloue Karei! ik zal het u maar beKennen. -*— Ik ben op het meisje verliefd, m Hff » ycornaamlyk pro haar dat ik wedej naar-  boor NEDERLAND. 159 naar Amfterdam terug keere. Ik bevond nu de waarheid van het volgende, dat ik elders geleezen heb: „ Geen tydftip is gunft iger voor „ eenen minnaar, dan den vallenden avond, — „ By de fcheemering fpeelt de liefde haare rol „ met eene vrypostigheid, welke zy niet ligt be» „ zigen zal in den vollen dag. Daarom zyn de „ fombere bosfchen , en fchaduwryke grotten zo bekoorlvk voor den Dichter die de lier aan de min wydt. De fchoonheid fpreekt te vryër, als zy weet dat haar blos niet gezien kan worden, en dezelfde bedenking , dat de „ kleine verwarring, welke eene verklaaring van „ het hart, niet zeldzaam in de trekken van ons „ gelaat doet fpeelen , dan onmerkbaar is voor „ het lieve voorwerp, geeft den minnaar eenen „ meerdere» moed * Toen wy ver genoeg het bosch waren ingetreden , om van het gezelfchap niet gehoord te kunnen worden, ving ik aan, myne Charlotte te yerklaaren, dat myn hart niet onverfchilligwas voor haare bekoorlykheden. — Zy ontroerde op myn voorftel , en verzocht my daar over niet verder te fpreeken, wyl zy geheel aaneen diergelyk gefprek niet gedacht hebbende , niet in ftaat zou zyn naar behooren te antwoorden, Gy be^rypt dat dit verzoek de meeste ingang niet had , integendeel ik draafde door, Lr 5 en  i6b de JONGE REIZIGER en by het eindigen van onze wandeling verkreeg ik de toeftemming van haar in myne brieven ver*der over deeze floffe te mogen onderhonden I Fihciteer my dan maar over myne eerfte triumf engetoof dat ,k daar over niet weinig verheugd' In de herberg terug koomende, was het licht al reeds opgedoken. Belle9 die my naderhand m het oor luisterde, dat zy alleen Ldrikfta^ den arm genomen had, om my gelegenheid te geeven met Charlotte te fpreeken , Wyl de ont moeting te Weesp haar duidlyk had doen zien dat ik niet onverfchilüg was. Belie keek ^ lotte en my met zulk een veel beduidend gelaat aan dat ik geheel en peine geraakte over he gevolg; dochallesliepafZ0ndGrfpreeke fch zy my genoeg met haare oogen folterde Eindelyk gingen wy naar bed en fliepen - zo wy des morgens weder byeen komende zeiden zeer gerust, tot half zes, maar ik had bynageen oog gefloten, en my dacht het was ook aan cLloue te zien dat zy niet volkomen gerust had. Wy dejeuneerden buiten de deur; 't was een allerverrukkendfte morgen; 't had gedaauwd,en waar de Zon haare ftraalen fpreidde , fcfcen gras en lover met diamant gedekt np Nachtegaaien en Vinken floegen in groote menig te, terwyl honderd andere foorten daar hunne wild-  door NEDERLAND. i6t wildzang onder mengden. Nooit geloof ik kunt gy met drie Jufvrouwen gereisd hebben, die minder tyd nodig zyn om zich te kleeden en te tooien. Zy kwamen in beur negligé beneden, Charlotte was nog eens zo betoverend. ■ Eerst ging de eène, kort daarop de tweede en toen de derde heen , en wy hadden haar naauwlyks gemist, of zie daar onze Dames in order. Daar honden wy Heertjes , onze pyp te rocken , in de lange jasfen, op onze muiltjes. — 'Er wierd zo iets van gezegd. Wy waren ook wel ras gereed, maar ziet, de Dames waren den Hout ingewandelt, en het duurde meer dan een kwartier eer wy haar konden vinden. ——— Zy zaten op eene dier rustbankjes , welke overal in dit bekoorlyk bosch , tot gemak geplaatst zyn , en wel in eene der fomberfte oorden. Zy waren wonder in haar fchik , dat wy zo lang hadden moeten zoeken. Ons gefprek inmiddels liep over verfcheidene onderwerpen, vooral over Haarlems voornaamfte handel en neering. Eertyds moeten de Brouweryen zo wel hier als elders in bloei geweest zyn , wyl Peterfen zeide , dat 'er in de voorige eeuw nog tot in de zeventig gevonden wierden. Weeveryen en de daar aan verknochte ambachten , byzonder het fabriceeren van goude en zilvere ftoffen, zyn hier thans  i6a de JONGE REIZIGER thans nog in fleur , en de Bleekeryen die hier omftreeks leggen, worden door geene in Nederland overtroffen. De Bloemhandel is hier verwonderenswaardig fterk ; want ora niet te fpreeken van de dolheid welke in de vobrige eeuw in dit opzicht heerschte, toen men duizenden voor een bol befteedde; zo is my verzekerd dat een Bekend Bloemist, veele jaaren achtereen' aan een voornaam Hof, voor meer dan tien dtii zend guldens aan bollen, planten enzaadeniaar]yks leverde, Haarlem is , zo als gy weet, niet minder beroemd om zyne groote kunftena'ars in het fchiidervak ; Fredrikftad telde een gantfche reeksöp, waarvan ik in vervolg wel eenigen zal noemen' ■ Onder de beroemde Mannen pJaatfte by ook den zoetvloeienden Schermer, die jong overleden, ons echtereen fraaie Dichtbundel na" liet, die zyn genie eer aandoet. By onze Jufvrouwen gekomen zynde , doorkruisten wy eenige flingerlaanen , vergast wordende op het aangenaamfte muzyk der onderfcheidene vogeltjes , en wandelden vervolgens ianijs het Spaaren ftadwaards. Deeze rivier die, als gy weet, van het Y begint, en zich in het Meir verliest, is zeer bekoorlyk. Het gezicht dat men aan deszelfs mond ftaande heeft, vooral by zulk eene verrukkenden morgen , bezielt  hor NEDERLAND. 16$ giek den geest met eene zachte aandoening , geschikt tot verhevene befpiegelingen ; dat uitgeftrekt Meir , die Dorpen , die Bosfchen , die Buitenplaatzen , en ftadwaards die buurt van Lusthuizen en Fabricquen vormen een betoverend tooneel. Onze eerfte gang , in de ftad komende , was naar de groote Markt, een zeer aanzienlykplein; en de eerfte aanwyzing welke ons Peterfen al« hier deed, was het huis van den beroemden Laufens Koster, die in den jaare 1440, (fommigen zeggen Ao. 1410 , anderen 1418.) alhier de Loekdrukkunst uitvond , en wiens beeldtenis in de gevel ftaat afgeichildert. —— Dit gaf ons hof De Heer Peterfen , die vry vast is in al het gefchiedkundige van ons Vaderland, verhaalde ons , dat Koster het drukken al wandelende in ren ouden Hout had uitgevonden, door het fnyden van letters in de fchorsfe der boomen. —— Dat ik zeg in den Ouden Hout, voegde hy 'er by , is om dat de tegenwoordige, eerst omtrent het jaar 1585 is aangelegd , zynde de voorige geduurende de belegering van Ferdinand de To-v leda , welke veel rampen aan Haarlem baarde , omgehouwen. — 't Eerfte boek dat in druk gebragt wierd, was getyreld, Spiegel derBehoadenisfe, en het papier aan de eene zyde onbewerkt s  ify de JONGS REIZIGER werkt, zo dat men de bladen tegen elkandereti plakte. Ik heb, vervolgde hy, met alle on- partydigheïd trachten na te gaan , in hoe verre dé Duitfchers gelyk hebben met deeZe nuttige uitvinding toetefchryven aan eenen Johannes Gutenberg van Strasburg ^ toen woonachtig té Mentz , doch alles wel ingezien , komt het my voor dat deeze Gutenberg, Koster de kunst heeft afgezien, en toen Zich zelf als uitvinder daarvan voorgedraagen. Fredrikftad haalde deeze woorden uit Antonides aan; 6 Drukkunst! die alleen de wysheid in den nood Van fchipbreuk hebt gered, geherbergd in uw fchootj Geveiligd voor den ftorm der woestheid en barbaaren, Nu reeds met onbefcheid haar in den kroon gevaaren; Wat blyft de waereld aan uw nutte vond verpligt? 't Was nog te vroeg om de Kerk, of het Stadhuis , of eenig ander geboüw te gaan bezichtigen , dus wandelden wy nog een half uur» tje rond. Aan het Spaaren , zo als deeze rivier door de ftad vloeit, is zeker de vermaaklykfte woonplaats van de gantfche ftad, maar de nieuwe gragt, de groote Houtftraat en anderen, die ik niet noemen kan , zyn ook zeer aangenaam. Onder deeze wandeling waren wy vry  öoóR NEDERLAND. 163 gefchiedkundig, en dus begryptgy wie de hoofdrol fpeelde. Hy leeft als dit het onderwerp is^ en begint dan van de vfoegfte oudheid af. By voorbeeld : de naamsoorfprong, of die is van den zoon van Koning Ezeloor , (lagch niet onï deezen naam ; hy is 'er waarachtig geweest ,*) wiens zoon Willem, by verkorting Lem, en dus Heerlem, waarvan Haarlem afftamt, dan of zy komt van een Noordfche Natie Herulen geheeten, welke deeze landen overftroomd heeft, en deeze fiad Herulheim genoemd, zal hyu uit Scriverius, Sohotanus , Wachtendorp , van Leeuwen en een menigte anderen bewyzen. De ouderdom brengt hy uit een brief van zekeren Koning Willem by, tot 1155, bewyzende daaruit, dat hettoenreeds eene ftad was. — En 'er is geen attacque ge» beurd .in al de vier belegeringen , als in 1268^ door de Kennemers en Westvriezen , in 1436, door Vrouw Jacoba, in 1492, door de Kaas erf Broods klanten, en in 1572 door de Spanjaarden, of hy weet die. — By dit laatfte geval kwam Charlotte voor den dag met den lof der vrou, wen en den heldenmoed van Kenau van Hasfelaar en haar gevolg uit te meeten. — Wel kind, zei helle , ook al zo bedreven in de Vaderlandfche Gefchiedenis? — In de Belegering van Haarlem, van de Baronesle de Lanoy althans, was  i66 de JONGE REiZIGEiï was het antwoord. ——- Ëh zou ik ook niet met geleerdheid mogen pronken, zo wel als eerï Man ? . Dit was een fein, en ons dis¬ cours veranderdë. Vervolgens gingen wy het Stadhuis bezichtigen , dat van een zeer hoogen ouderdom is; dë Spiegel der Behoüdenisfe , by Koster gedrukt , wordt hier ook nog bewaatd. —— Ook is hier een gallery Pourtraitten der HoMandfche Graven , eene zeer goede Bibliotheek en Arfenaal. — Dat dit gebouw door den beruchten Graaf Willem den tweeden gefticht is, oriitrent 't jaar 1230, zult gy weeten. • Omtrent dë afbeelding der Graaven , moet ik u nog dit meededen, dat gy aan dezelver houding en hand zien kunt, hoe zy ter dood geraakt zyn ; 't zy op het bed, in den kryg, in de tournooifpelen ,> door verraad of op eene andere wyze. Van het Stadhuis gingen wy naar de Groote Kerk, een uitmuntend kunstftuk van de vyftiende eeuw; men had begreepen om op het midden van deeze Kerk een fteenert toren te Zetten ; (1502) maar een mans hoogte gebouwd hebben- • de , bevond men het werk te zwak , brak het af, en zette 'er den tcgenwoordigen houten toren op, die geheel met lood overdekt is. —- In dezelve Kerk is merkwaardig het onvexgelyklyk fchoo-  noök NEDERLAND. ï6f fchoone Orgel, zynde het beeldwerk een werk. ftuk van Xavery. Oe afbeelding van het fchip ) waarmede de Haarlemmers de keten voor dert Nyl gefpannen, ftuk zeilden, en dus den weg baanden tot de overwinning van Damiatert Het koperen traliewerk voor het Choor is uitmuntend fraai , en de yzeren Doopvond , welke in de Roomfche tyden gebruikt wierd, is een zeldzaam gevlochten ftuk, even als een mat van teen. kindelyfc wyst men u hier een kogel , die geduurende de belegering, terwyl 'er gepredikt wierd , in de kerk zou gefchoten zyn. ■ — Dewyl de toren tot geene zwaare klokken gefchikt was , ftaat hier naby een klokkenhuis^ met zeer zwaare klokken, De Waag, die aan des Spaarens kant ftaat, is een fchoon gebouw voor zyn gebruik, van blaauwe arduinfteen; en op de wal een fchoone kraan, tot inzetting en uitlosfing van goederen, die aldaar gewogen worden. Ik heb vergeeten u te zeggen, dat men aan de groote Markt een fchoone Vismarkc en eene Uitmuntende Vleeschhal heeft. De Dames begonnen vermoeid te worden, en dus gingen wy de kleine Houtpoort uit om het middagmaal op te zoeken. I Dmi* M 't Is  i<58 de JONGE REIZIGER 't Is thans half acht, en men roept my aan het déjeuné Deezen avond 'zal ik vervolgen. Belle, Charlotte en Elize roepen alle om het hardst, zo dat ik wel eindigen moef,, en geen woord meer fchryven kan , dan dat ik ben , enz. 11  y door NEDERLAND. iC$ II. BRIEF. Ferbinand aan Karel. Haarlem 9 Mei 17- jTn myne voorigen, die ik zeer fchielyk moest afbreeken , heb ik u de verrichtingen van den voormiddag van den 7 gemeld. Zie hier den namiddag, —— Den daarop volgenden Donderdag, en deezen morgen. — Zeker zou ik daartoe geen occafie hebben, als een klein ongeluk daarvan geen oorzaak was. — 't Is echcer van geen belang; naamlyk, ik heb myn rechter been een weinig verftuikt , anders had i'< mee moeten locpen , om gebloemde Taffen en andere Zyde Stoffen 'te keuren. Nu is het ander gezelfchap cp die expeditie uk , en ik zal 'dien tyd beileed^n om u te fchryven. Woensdag middag na den eeten deedeu wy weder eene kleine tour met de koets en fargon, naar Overveen, Kraantje lek enBloemendaal. — Overveen is inderdaad een zeer M 2 ver*  170 de JONGE REIZIGER vermaaklyk Dorp , of liever eene Buurt ; maar de environs van Bloernendaal zyn te vergelyken met ons bekoorlyk Velzerkwartier. Wy deeden hier eene wandeling, onder anderen naar een zeer hooge Duin , aan welks voet twee fchoone Landhuizen en eene uitmuntende Blee- kery leggen. In het opklauteren van dee> zen Duin , verzamelden wy eenige zeer zeldzaame geringde flakhuisjes , die hier by menigte gevonden worden. 't Gezicht is hier over* heerlyk , en onze Dames waren ongemeen gecharmeerd van de fchoone velden, die hun green vertoonden, tusfehen de veelal met linnen en garen bedekte uitgeftrekte plekken. Elize zag heel verre heen , over de laagere Duinen, iets, dat zy dacht een fchip te zyn , en het was wezenlyk zo ; een fraai telescoop'e van van der Velde, dat Peterfen by zich had , en zeer aartig op zyn rotting kan gelchroefd worden, deed ons duidelyk zien dat het een driemaster was , zeilende in de Noordzee. Hy moet echter zeer na aan de buitengronden geweest zyn , anders zou men zulks van daar niet het bloote oog niet kunnen zien. Doch de wind was Oost, en denkelyk zal hy de opperwal zo na gezocht Rebben, om het Texelfche gat te beter te kunnen vatten. Nederdaalcnde komt ons een Boer tegen, die s my  door NEDERLAND. 171 rayniet zo dra zag, of het was : „ Ha! Heer- „ fchop! hqe vaar je ?" ■ en zonder dat ik de tyd had te antwoorden: — „ nou man, je „ bent ien kaerel,—- De rups is alle weg. -— „ Pas drie daegen 'èr nae , begon hy veul min" ,, der te eeten , en op de zesde at hy alleheel „ niet, maer draeide zyn kop en 't halvelyfge„ duurig zo wonnerlyk , dat ik docht dar. hy „ liuipen kreeg. Ik gaf hem een frisch blad, „ dac ik met waeter efprengd' had, maer 't holp „ niet. De andere dags avonds was hy „ jandorie al hewonden , net als je ezeid hadde. „ En kyk , nou zei ik hem ftilleties laeten zitten, om te zien wat 'er van wordt, en ik heb al meer van die biesjes opezameu, om te wee„ ten of dat zo maer deur gaet." Ik be¬ antwoordde hem kort, dat het my zeer lief was dat hy reeds een begin van myne voorzegging vervuld zag, en dat als hy naar myn raad te werk ging , van al zyn rupzen het zelfde gevolg zou zien , met dit onderfcheid , dat elke i®ort eene byzondere kapel of uil voortbrengt Hy bedankte my wel hanelyk , en ging heen. De Mevrouwen zo wel als my beleefdelyk gezondheid wenfchende. Gy begrypt dat ik verklaaring moest doen van deeze epiföds , en het het gefchiedde \ ik behoef u dit niet te herhaaien, M 3 Lotje  17* de JONGE REIZIGER 7 Lotje wenschte by deeze gelegenheid om zy defpinners; zo gy haar een douzyn of wat kunt bezorgen, zult gy my aangenaamendienst doen; zend ze maar onder adres van Peter jen - maar Karei, geen woord van myne vryery. Van Eloemendaal weder naar Kraantje lek ; dit is een armzalig kroegje, aan den voet van den Blinken ; • maar 't geen gy te korc komt aan de pracht van den herberg, vergoed u het onafmaalbaar tooneel op het Duin, maar ik heb u al zo veele fraaie gezichten afgemaald , dat ik omtrent verlegen ben wat kleuren ik bezigen moet, om u de fchildery niet eenpaarig te doen zyn. Het zy hoe het wil , wy allen waren verrukt. „ Verbeeld u ," zei Peterfen , „ hoe ik 'er „ mede hond , toen ik voor 't eerst hier kwam. ?'i Ik was te paard , in gezelfchap Van 5, een vriend , over de Beverwyk en Wyk op „ Zee, naar Sandvoort gereeden , en van daar 3, het Visfcherspad langs herwaards , zonder te „ weeten waar ik was. — £n van het arm. ,y zalige Dorp Sandvoort af tot aan deeze Duin, „ groeit lover noch gras, als gy de dainhelm „ uitzondert. En zo eensklaps het hoofd „ hier boven fteekende , zag ik al dat tekenach- tig fchoon. —. Maar broeder, (zei Elize j ;, heb  boor NEDERLAND. 173 .„ heb ik geen plaat van dit gezicht in eenig ,, boek gezien ? — Ja antwoordde Fredrik* „ ftad , in het kleine werkje van Westerhoven, ,„ getyteld : De Schepper ver heerly kt in zyne „ Schepzelen. — 't Is waarlyk het zelfde, zei ,, het lieve Meisje, en zy was opgetogen." Ik wys u dan tot dit plaatje , en dan zal uwe verbeelding zich een gtooter rykdora van fchoonhe-den fcheppen, dan myne pen befchryven kan. Gy hebt in die plaatje nog twee voorrechten, zo ik meen, naamlyk, dat gy'er eene opkomen de zon getekend ziet, en over dezelve eenegantschniet fmalle regenboog. Terwyl de Dames een kopje koffy dronken, :gingen wy naar de plaats van waar men het Haarlemmer zand haalt , 't geen tot ballast van fcheppen als anderzins gebruikt wordt. Hier .ontfpringc eene zeer heldere beek, uitmillioenen openingetjes door het gulle zand weilende , en formeert eene genoegzaame diepte om met geladen praamen naar Haarlem te va aren. Ten half acht waren wy weder in ons logement , en terwyl de Jufvrouwen zich en negligé herfchiepen, doorliepen wy nog een gedeelte, van den Hout , en hielden een verder gefprek over de Stadshillorie. Een voornaame trek, die afgryzen baart , maar tevens leert , hoe de mensch zich zelf kan afleggen en tot woestheid M 4 oat-  i74 de JONGE REIZIGER ontaarden, moet ik u mededeelen. In het beleg, door Tokdo ondernomen, (peelde men van weërszyden met de koppen der gevangenen, als met knikkerts ; maar eens zonden zy de Spanjaarden een ton , met elf daar in gekuipte koppen , en tevens een brief daarby , dat tien daarvan hem voor den tienden penning, en de elfde voor intrest gefchonken wierd In deeze dagen zyn hier noodmunten geflagen , waarop naderhand het getal der kanonfchoten , 10402, gegraveerd zyn. — In 1576 leed Haarlem „ nog naauw adem haaiende, een jammerlykefchade, door eenen feilen brand, die behalven veele Godsgeftichten, verre over de vier honderd huizen verteerde. Toen men hier omtrent deezen tyd veel moeite aanwendde , ten einde de had weder aan de Staat'che zyde te brengen , en zulks door de Regeering krachtdaadig gefluit wierd, wilde men de Burgery eene nienwe eed van trouw voor Philips afvergen, doch dit wierd door veelen rustig geweigerd. Door het aannaderen van Staatfche fchepen op het Spaarne, kreeg het de ftad weder zo benaauwd, dat de Regeering tot een verdrag gedwongen wierd. Zo min als elders , heeft de geestlyke haat der Remonftranten en Contraremonftranten pmtrent i6iH en laater, hier gezwegen. Voorts is in Haarlem niet weinig te doen geweest.  hoor NEDERLAND. 175 weest, om Prins Willem den derden, Ao 1672, tot Stadhouder te verheffen. Onder het gefprek over deeze eR foortgelyke onderwerpen , keerden wy eindelyk terug en vermaakten ons onderling met vrolyke discourien , tot het tyd wierd naar bed te gaan. Behalven de Groote Kerk , welke wy bezich • tigd hebben , zyn hier nog de St Jans Kerk, Nieuwe Kerk en de Bakenesfe Kerk. Hier zyn ook eene Walfehe , Lurherfche , Remon ftrantfche , wel vyf Doopsgezinde en verfcheidene Roomfche Kerken en Vergaderplaatzen. 1 Mitsgaders een aantal fraaie ftichtinyen, tot onderhoud van armen, weduwen en weezen , zo fladsgebouwen als particuliere .inrichtingen, doch alzo de meesten van eene gewoone trant zyn, ga ik dezelve met ftilzwygen voorby. Genoeg is het; te w;etèn dat Haarlem in deezen opzichte, zich zeer wel nevens andere iteden van deeze Provincie beroemen mag Alleen moet ik tl met een woord aantekenen , dat het Oudemannenhuis , in den jaare 1608 , uit het voordeel van eene Lotery gedicht is; om hiertoe belanghebbende te trekken, had men eene intrede van verfcheidene rederykers kamers , uit onderfcheidene plaatzen alhier gehouden , die het gemeen met huane Ipeelen van zinnen vermaakten,en dus veele vreemdelingen lokten. —— By Kops M 5 kunt  176 de JONGE REIZIGER kunt gy zien hoe prachtig dikwerf deeze intreden en bezoeken toegingen. Eer ik her vergeet, moet ik u een aartigheid zeggen, met betrekking tot deezerftede gewoon - tens. Wy zagen aan foramige deuren een foort van breede bordjes , in den grond met eene roede doffe, en daar over eene masfa geplooide kant, bekleed. — Ik vraagde de reden , en Belle zeide my, dat in zulke huizen, waarvoor dit teken ftond, een kraamvrouw huisveste, en men daar aan zien kon, of 'er een jongen of een meisje geboren was. Ik vond dit heel aartig, te meer, toen men my zeide, dat aan deeze tekens eenige privilegiën verknocht waren — Waar toen Peterfen my dezelve zoude vernaaien, brak de losfe Charlotte ons gefprek , door haare vraag: Maar Peterfen, ishetdamin Haar- „ lem geen fchande , als een getrouwde vrouw „ nooit zulk een bordje aan haare deur kan hech-„ ten ?" — De goede man was capot. Belle beloofde dat zy het haar betaald zou zetten , en wees op my. „ Och! goed," was het antwoord, „ onder or-s moogt gy alles." Wy hebben gisteren morgen het Mufasum van Teykr bezichtigd. - Dit mag men eenvorst- lyk gebouw heeten, van eene ovaale gedaante, na de Jonifche bouworde fierlyk opgetrokken. — De Heer Leindert Vkrvant was hier van Archi-. te<3,  door NEDERLAND. v?? tetft. — In het beneden vertrek vindt men zeer veele kasfen, gefchikt tot de bergplaats van den apparatus, tot de groote eleétrifeer-machine van Cutkbertfon, mede in dit vertrek geplaatst. In het midden ftaat eene zo kunftige als knstbaare tafel, dienende met zyne menigvuldige laden tot bergplaats van eene keurige verzameling van plaaten en tekeningen, die uitmuntend is. — Boven op de gaanderyen zyn weder een aantal kaslén , gefchikt tot het oprichten eener Bibliotheek, waarvan de verzameling reeds groeit,en waar onder zeer kostbaare werken gevonden w r- den. By voorbeeld : verfcheidene Neder- landfhe Gefchiedenisfen, van Loon l'ennmalumde ; 't Groot Placcaatboek ; de werken van de Franfche Academie, Pbilojophical Tran/ac/ions; Allovrondus, enz. In de opgang van eene trap ftaan de naaraen der eerfte Directeuren van deeze ftichting met goud in eene toetsfteen ingelegd. Ter zyden is een kamertje, waarin men u een fchoone verfteende dierenkop , in de ISt. Pietersberg by Maafrricht gevonden , vertoond; misfchien is deeze, welke my een krokodilskop fcheen, dezelfde waarvan de Eerwaarde Heer Martïr.et , in het eerfte deel van zyn Catechismus der Natuur fpreekt, doch 't geen my doet twyfelcn, is , dat zyn Eerwaarde van het gedeelte eener ribbe en niet van de kop fpreekt. - De  178 de JONGE REIZIGER De aanmerkingen echter by zyn Eerwaarde hier over gemaakt , zyn der opmerklyke leezinge waardig. Nog is op dat kamertje een ver- baazend groot wervelbeen , zonder dat men weet van welk dier. — Nog hooger is een plat,van waar gy weder een uitneemend gezicht hebt over alle omleggende ftreeken. ik zal maar niets hier van zeggen , dan dat het een gezicht is der mvirons van Haarlem, 't geen zo veel is, als of men zeide, van welke zyde, uit welk oogpunt men dit befchouwd , overal is natuurlyke fchoonheid en grootschheid , afgewisfelddoorde .kunst , die hier een ternpe gevormd , en den troon van goede fmaak heeft opgericht, • De Heer van Marum was zo beleeft, ons de vergaderplaats van de Maatfchappy der Weeten. fchappen te laten zien, Het Cabinet van op. gezette Vogelen en viervoetige Dieren is zeer uitmuntend , dat der differente marmers , der hoorens en fchulpen , en andere zeldzaame na- turalien, is niet minder bezichtigens waardig. Onder de laatfte vond ik een ding , waar van ik meermaals met verwondering hoorde fpreeken, maar waaraan ik altoos twyfelde. — Nu h.faben myne oogen dan zelfs de; ze verwonderens- waardige zeldzaamheid gezien Naamlyk eenige fchyfjes , zonder kunst byvoegiag , gezaagd uit de knop van een ftoel, verbeeldende in des-  door NEDERLAND. *>9 deszelfs vlammen zo veele onderscheidene duid lyke fraaie landgezichtjes. Zo ik wel heb , luid dus het verhaal der ont. dekking. ■— Eene vrouw bragtby den Timmerman Schut, eene doel in den winkel, om 'er onder de knoppen aftezagen. Dit gefchiedde ; de jongen neemt 'er toevallig eene van op uit de fpaanders , verbeeld zich daarin iets te zien , wryft het op zyn fchootsvel, en toont het, nu duUUyker geworden zynde, den baas — Ook 'deeze ziet klaar een ftil Watertje , een Dorpje en meer zulke tekenachtige vlamden, zo dat hy dit fchyfje , ter dikte van een ducaton , voorzichtig afzaagt, en het overige van de knop bezichtigende , vind hy weder eene andere tekening , waardoor hy aangefpoord , de geheele knop ftuk zaagt, en tot verfcheidene maaien achtereen onderfcheidene tekeningjes op de fchyfjes vond, En inderdaad het is niet twyfel- achtig, maar men ziet duidlyk, torens , kerken, watertjes, fcheepjes, enz , als of zy gepenceeit waren. 't Geroep hiervan was groot, en met recht; 'er is eénig difpuut gevallen, wie de knop of de fchyfjes toebehoorde , 't geen beflist zynde , heeft de fyiaatlchappy dezelve gekogt, om haar Cabinet te ver fleren met dit ftuk van natuurlyke zeldzaamheid , dat in zyn foort waarlyk vnkq is. ■ - • Men vind deeze fchyfjes zeer goed  i8o de JONGE REIZIGER goed afgebeeld , in eene der plaaten van de ui* gegeevene werken van de Maatfchappy. Zie daar onze verlustigende bezigheid van den voormiddag. Behalven eene toevallige vifite by een vriend vin Fredrikftad, die ons des namiddags in zyne tuin verzocht. Omtrent vyf uuren gingen wy derwaards, vindende daar nog twee Heeren en twee Juffrou. wen. Liefhebbers van bloemen , van fchilderyen en van dichtkunde. Wy had¬ den dus drie onderwerpen , dié ieder menigeü avond flof kunnen yërfchaffen, ~ En 't geen my niet weinig verbaasde , was de edele trant, waarop die Dames verfcheidene rollen uit onze beste Treur- en Tooneelfpelen reciteerden. Een breedvoerig gefprek over de oude redenrykkamers allner, waarvan nog twee in weezen zyn,. de Pelikaan, ten fpreuke voerende: Trouw moet blyken, en de Wyngaartranken, onder de fpreuk: Ltefde boven al, gaf hiertoe aanleiding. - Van de eerfte was den geestigen LangedykM, wiens Blyfpeelen op ons Hollandsen Tooneel wel wat meer vertoond mogten worden. . Zyne Graaven van Holland, zyn wy aan zyn lidmaatfehap by deeze kamer verpligt. ik herinnerde my zulks by Kops geleezen te hebben , en onze gastheer toonde 't my uit het voorbericht van 't werk zelve. . Door 't een en an-  door NEDERLAND. 181 ander, hoorde ik dat men hier ter ftede een liefhebbery tooneel heeft , van zulk een fraaie inrichting, dat zy anderen ten voorbeeld ilrekt. J. Ik heb deeze morgen de eer gehad het gebouw te zien; 't tooneel en 't auditorium zyn met zeer veel fmaak geordonneert; het Cabinet klederen, voor de Dames , is ryk ; de Heeren hebben de hunne t'huis ; .ik heb 'er een van gezien , dienende voor een Engeliche kleding van de dertiende eeuw ; maar ik geloof daaruit, dat men hier fmaak van coftumes heeft. De verdere toeftel tot zuik eene lief hebbery noodig, is hier in overvloed. — En 't huis, eerst een Weeshuis geweest zynde, heeft vertrekken genoeg tot alle vereischt wordende apartementen. Fredrikftad verhaalde my gisteren avond dat hy 'er eene reprefentatie had gezien , maar dat hy tóet geloofde dat het door liefhebbers kon verbe. terd worden. Vooral hadden hem de Da¬ mes voldaan, 't geen ik uit het geen ik u daadlyk zeide gaarne geloof. Niemand kan hier geïntroduceerd worden, of hy moet by eene der leden gelogeert zyn. Eene zeer goede wet. In 't afgaan van eene der trapjes verzwikte ik my, en dit is de reden, dat wy geene meerdere publieke gebouwen gingen bezichtigen, Anders was nog het plan geweest ora te bezich-  18a de JONGE REIZIGER tigen het nieuwe Hofje aan het Spaaren, uit dë nalaatenfchap van den Heere Teyler van der Hulst gedicht, tot 01 derhoud van eenige oude Vrouwen , zonder ondeifcheid van welke Religie , Karei, ( een voorbeeld van waare Chriftelyke menfchenliefde , ) en uiterlyk zo prachtig , dat het eer een Paleis dan een Godhnisgelykt. — 't Inwendige zal wel evenredig zyn. Dan was verder ons oogmerk om de Cloveniers Doelen te zien , om de keurige fchilderftukken van Frans Hal, in het Proveniershuis , waarin de groote Ca janus gewoond heeft, en zyn af beeldzei leevensgroote te zien is. INaleezende , zie ik vergeeten te hebben u re melden, dat op het Prinienhof veele fraaie hukken van Cornelis van Haarlem zyn. Daar komt myn gezelfchap terug. — Hen. dtik is zo belaaden dat hy zweet. Peter- jen ziet niet zo vrolyk , als of hy op de Texelfche zeelyst, een half verloeren geacht fchip, waarop hy geas Cureert heeft, gantsch onverwacht leest. - lk denk dat zyn goudbeurs last leed. Juist zo; Belle heeft hof gekogt tot eene nieuwe circasfiene , en neteldoek tot eene — ja, ik weet die naamen niet. — Charlotte is matiger geweest, die heeft maar vyftig guldens aan kant bedeed. — En Elize, dat Ichaap , kogt Hechts een  door NEDERLAND. 183 een Polonnaife. Geen wonder dat Peter' [en bruin ziet. En nog railleert men mei de goede man. — Men zal de thee zetten, en die gedronken zynde, zullen wy vertrekken. — Deezen, die ik met de andere papieren u gaarne van hier zond , zal ik derhalven fluiten. Niemand van ons gezelfchap kent u- öitgezou» derd Belle; evenwel op de vraag van Charlotte, aan we'ke Dame die brief myn cour moest maaken, door my geantwoord zynde, aan de Vriend* fchap , door de perfoon van mynen Karei ver-» beeld , en dus v.d.t wat gemelig ) aan geenevrouw , verzoekt my ieder u te groeten , en hoopt u in vervolg te leeren kennen. —— D& zyt gy my verlchuldigd. Wees dus grootsch op myne kennis, en fchryf : ter vergelding van den dienst, dat ik u by twee Heeren en twee Dames zo gunftig heb weeten voortedraagen}) zeer dikvvyls aan uwen^ enz, L Deel. N III.  184 de JONGE REIZIGER IH. BRIEF. Ferdïnand aan Karel. Am/Ier dam io Met ir-*s Zie daar my weder hier. Het laathe fchuitje bragt ons gisteren avond herwaards — Een koets wachtte ons aan den aanflag, waarin ik my nevens onze Jufvrouwen plaathe , en da Heeren wandelden. c NB. Myne verzwik. king is al weder in order. Na ik deezen morgen eene vifite by myne Charlotte had afgelegd , ontmoeite ik den Heer Horgaart, die zeer verwonderd was my weder hier te zien , hij noodde my met hem te gaan, naar het Besjes of Oude Vrouwenhuis, op den Amftel. Ik deed het. Maar heb ik ooit verwonderd geftaan over de diredie van ee- nig huishouden , 't was hier. Verbeeld u een gebouw dat byna zeven honderd zielen kan logeeren. Wandel daarin om, terwyl ge¬ noeg.-  r> ö o k NEDERLAND. ig| hoegzaam alle celletjes bewoond worden. terwyl 'er vertrekken in zyn , daar van 60 tot 3o meriFchen byëen gevonden worden, en gv merkt met meer < nrilag , met meer geraas , dan in een ge* meen hu shoudeh. —— INergens is het zinde* lyker, nergens geregelder. ik zal my met verledigen rot de belehryving van deeetzaal, dé kelders, hegt men en Regemesfen kamers, btooi óf andere voonaad vertrekken, Wagenaar befchryft die volledig. — Maar ik zal ümeldert war ik hier fchoon vond — De oude Vrouwt eS logeeren hier vier en vier in een kamertie, waaris elk haare beddede heeft. Niet alleeti elk kamertje, msar elke bedftede heeft zyn No.,, en het linnen daartoe behoorénde , 20 wel als 'c geen zy draagen , heeft dezelfde No ; alle agÉ dagen wörd 'er door de waschmoedei verfchooning uitgedeeld. Bier kunnen zy drinken zo veel haar lust. IM heb het eeten , dat 'er uie middag gefchaft wierd* geproefd; geefi Vorst kan het lekkerder begeereri. —— Ieder moederrje heeft haara bezigheid ; deeze naait, die breidt, die fpint , en die doet weer iets anders. De eene heipt aan der wa;ch, die dekt de tafels en neemt ze af, deezé fehikt de algemeene zaaien en galleryen op, en eene andere Ichuuri en werkt mede , maar niemand doet iets of word daar voor betaald, tot N <2. aan-  i35 de JONGE REIZIGER aankoop van verkwikking en klederen , buiten dezulken welken het huis geeft. De Vader en Moeder beiden gingen met ons rond ; 't was inderdaad aandoenlyk, hoe harrlyk zy overal ontmoet wierden. Een daal daarvan moet ik u verhaalen, dat my aandeed. ■ Dezulke die 'door al te hooge ouderdom, of ziekte, of ligchaams gebreken , niet meer bevoegd zyn in de celletjes te woonen en zich zelve optepasfen , worden in eene zogenaamde zwakken of ziekenkamer gebragt. Over de frisheid en zuiverheid van dezelve moet gy u hoogst verwonderen , fchoon hier niet minder dan negentig zwakke fchepzels byeen waren. Onder deeze was de oudfte ruim zes en negentig jaa.' ren. Geen kind kan blyderzyn op het zien van zyne ouderen, naar^een wylafzyn,dan dit mensch op de komst der binnen Vader en Moeder, Zy zat voor haare beddede.zo i als wy aankwamen. „ Och Vader! Va- „ der!'' (riepzy, (opÜ3ande,) „Och Moeder! „ wat ben ik bly, dat ik u ziet — Ik zat daar „ zo ftil op myn ftoel, en overdacht myn jonge „ tyd, en dankte God . dat hy my zo lang ge„ fpaard hadde, en nou in myn oude tyd nou „ ik niet meer kan, zo overvloedig zegend Ja, „ kyk Vader . daar ftaat nog van ons lieven „ Heers lekker eeten , dat ik gisteren avond te jj veel  door NEDERLAND. 187 i, veel had, van zyn ryst en bry, die ik nou van ,, de middag gebruiken zal, — En nou koom „ jy daar juist zo an, Vader en Moeder , och ik „ ben zo bly." ■ Vervolgens begon zy van haare jeugd op te haaien , en alles met zo veel levendigheid , dat ik een uur na haar had kunnen luisteren. Zy fchreidde toen Va¬ der en ?v" oeder heen gingen. — 'Er is nog een andere zieken kamer , die re géfyk ?o: een verblyfplaats voor de moed willigen 'flrckt ; maar even rein, even fris als in uw of myn huis, ~—— Achter dit uitgeftrekt gebouw is eene zeer üirgëbreidde moes- en vruchttuin met breede laanen omringd en doorfneden% in dezelve ftaat aan de eene zyde nog een prachtig gebouw, hetCorver Hofje genaamd, waarin getrouwde lieden onderhouden worden , én zo een vart deeze fterft, word de overblyvende in het groot Mannen en Vrouwenhuis getranfporteert. Van deeze inrichting'moogt'gy over de* anderen in deeze ftad oordëelen , want het zou zo verveelend als bezwaarlyk zyn , om alle de hier zynde Godshuizen te befchry'ven. —® Moog]yk zouden ook fommigen, als zy zo 'alswydit huis,) imprevus bezichtigd wierden , niet allen den lof vérdienen die wy hier aen mogen toezwaaien. — Men leeze maar eens de keuken, lysten der gedichten by Wagenaar. N3 Als  ï88 de JONfiE REIZIGER Als ik hier weder van myn Hollandsch reisje ta rug k"om , zal ik er' chter nog eenigen opneemen , en u een lyst van de overigen geeven om U te doe 11 zien , hoe liéfderyk de armoed- hier Dndërfteund word , dat inderdaad een voorbeeld voor alle na ien geacht mag worden — en nog hue groot is hier de armoede! Toen ik van daar na huis ging , zag ik dit duidelyk. Op een gragrje dar hieromtrent is, en waar zeer veele Jooden wonnen, vond ik een aantal wezens , die zodanig met lappeo omhangen waren dat zy naauwlyks hunne naak heid konden bedekken. Het verwonderde my dat 'er omtrent de Joodfche Natie in deezen opzichte geen beter voorzorg is. My dunkt ?er zou gemaklyk zulk een fonds onder dezelve gevonden kunnen worden , om dit ergerljke althans voortekomen , en zo veel onderftand aan de elendigen te bieden , dat zy eene geregelde fchuilplaats , voedzel en dekzel hadden. -— Want dat 'er onder die Israéls kinderen groote fchntten zitten, zo. wel ais 'er g;Ootea moede onder hun geleden wo d , zal g.en bewys noodïg zyn , en de vryheden die zy hier g.nieten , en die ik hun als mensen oo.deel toe te komen , Ichoon dit wat veTchil maakt , of men maatfchappylyk denKt, dan enkel als mensch; die vryheden ve. dienden wel , dat zy hieiop wat meer acht  door NEDERLAND. 189 scht floegen, want het is erbarmelyk om te zien, hoe de armen hier de huizen der ryken en andere huiszittende jooden aanvallen en alsafloopen, om flechts levens nooddruft. Onder de Christenheid, van welke gezindheid ook, vind men geen zulke voorbeelden , daarop word wel naauwkeurig gepast; daar voor wierd het groote Werkhuis gebouwd ; waarom nu ook niet iets diergelyks onder hun, dan dunkt my was geheel de ftad van rapaille te zuiveren , en het ergerlyke in deezen weggenomen. Dewyl het eigenlyk buiten myn departement is , zal ik hier over niet meer reflecïeeren ; 't is flechts eene aanftipping , voor u , om u myne gedachten te doen weeten. — Na den middag bezichtigde ik het Collegium Medicum. In het zelve is weinig aantemerken, behalven de voorgevel , van hardfteen, die niet kwaad is; op de vergaderkamer van InfpeBores hangen eenige fchilderyen , die nog al bezienenswaardig zyn, vooral een door Troost en een door Tiebaut Reg* ters; in een van deeze moet men op de Gildeknecht letten. Behalven dit vertrek is 'er een ander, gefchikt om Vroedvrouwen te onderwyzen, en vrouwenlykenteanatomiieeren,doch hierin is niets byzonders. Ook wierd dit maar in pasfant mede genomen , wyl wy eigenlyk uitgegaan waren om het groo e Werkhuis. -— Ik N 4 heb  190 de JONGE REIZIGER heb het bezichtigd , en een klein boekdeel zou gefchreeven moeten worden , als men dit gedetailleerd wou befchryven. — Dus kort, het geen my daarin getroffen heeft, —r— De entree van vooren is grootsch, de kamer van Regenten ordenlyk , met een fraai fchoodleenftuk en eenige tekeningen, diferiptien en lysten van Regenten, het huis betreffende , dat in 17S2 is aangelegd; deels tot een algemeen vrywülig Werkhuis;deels voor gevonnisde mannen en vrouwen , en deels voor dezulken , die zich door haar gedrag eene Confinatie tot haare verbetering waardig maaken. ~*— Op eenige vertrekken van de ëerfte verdieping zyn zeer fchoone fchilderyen , beelden der Regenten en Regentesfen van 't oude Spinhuis, (thans een verblyf voor Militairen,; gefchjidert door van Dyk, Rubbens , Rembrand en Qinnk- bar$. . De groote werkzaalen voor mans en vrouwen, zyn twee honderd zeventig voeten lang , op beiden wordt ruw feilgoed geweeven, van welke hof ook de kleeding van het huis is; -er wordt gefponnen, gebreid, getouwplukt: in één woord , de arbeid is niet ledenbreekend, —— Onder de vrouwen, noch onder dechile , noch onder cnmineele, (die eene aparte kamer hebben zag ik eene enkelde, die ik dacht, dat opgekleed, eene halve fchoonheid kon zyn; onbefchaamdheid , brutaliteit, en tekening van flor*  door NEDERLAND. 191 flordigheid , en misdaad, blonk op aller gelaat,- eene en kei de niet gerekent. D^jnans was het nog erger mede; woetheid, onverlchr-ikkenheid, roofzucht , en nog erger , llond op elks voorhoofd gefchreeven , 't fcheen onze natie niet, 't fcheen geene Europifche. Omtrent in het midden der zaal van de mans , is een afgefchoten plaats, waarin jongens in het leezen en fchryven onderwezen worden , en ik heb van hunne fchriften gezien Karei, die wy naauwlyks verbeteren zoifden. De flaap vertrekken , de bedden en dekzels; de zuiverheid van alles; de frisfche lucht door het geheele gebouw ; het eeten; dit alles is voor zyne inrichting uitmuntend. En eene byzondere attentie van den Architect, moet ik u niet verzwygen. Gy begrypt dat het een langwerpig vierkant gebouw is, met eene binnenplaats, maarop deeze plaats- ftaat in het midden een apa* t gebouw, waarin boven een klok hangt, die door alle ver* diepingen heen geluid kan worden, en tot welks midden alle vei trekken der fuppoosten , door kruisgalleryen , toegang hebben , .om ingevalle van eenig onraad, brand, of ander ongeval, onmiddelyk byëen te kunnen zyn. De ka¬ mer waarin de geldgasten zitten , dat zyn verkwistende of galante, of anders niet zeer geregelde vrouwtjes van fatzoenlyke famillien, word N 5 niet  i$% de JONGE REIZIGER ' niet bezichtigd Verder heeft dit huis alle noodige commoditeiten, een bad v or de aankomelingen, bakkery, graan bergplaats, enz. ; ook eigen brandfpuiten Men heeft elke weekin dit huis , bevattende thans circa agt honderd iuchtelingen en anderen, een last koren noodig. • Om 'er aftefcheiden , zy die in dit huis geplaatst zyn, hebben zich van niets te beklagen. Hunne vryheid hebben zy by de entree afgedaan of verbeurd. — Mzzt Karei, vryheid moet toch een lief ding zyn , anders dunkt my liepen alle wezenlyke armen naar dit huis om werk , verzekerd dat het hun meer dan brood zoude opbrengen. Hy die het plan deezer inrichting 't eerst vóórhelde, was eentnenfchenvriend , en ik wenschte dat zyn naam , in den voorgevel van het gebouw, met groote letteren was uiigebeiteld, en zyn portrait in de voorzaal geplaatst, om elk nieuwsgierigen te doen gedenken , hoe edel het is , de ormocde aan brood te helpen, de ongeregelden onder bedwang te houden , en gelegenheid tot beterfchap te geeven , en de misdaadigers te ftraffen, met in 't oog houding der grootfte menfchenliefde. Vraag niet of ik de man eerbiedige en hem Gods zegen toebidde. Wy hebben twee uuren in dit gebouw doorgebragt, en gingen toen myne Charlotte afnaaien, om  ©oor NEDERLAND. 193 om den avond by Fredrikftad doortebrengen — A Fhombre was onze tydkorting , voor my geweldig lastig, als het niet was om het gezelfchap de beleefdheden, die my aangedaan worden, te vergelden. — Dingsdag, en gy zult 'er zeker van verwonderd zyn, dat dit met eer gebeurde, ga ik het Kweekichool der Zeevaait opueemen. — Ik heb 'er hoog denkbeeld van , my dnnkt Neerland heeft zich zelf verzuimd , nut hier ? niet eer te denken. Dit kan tk u by voorraad zeggen, dat er zeker een goede opvoeding moet gegeeven worden, want geen kinderen onder een publiek beduur, zyn zo beleefd als deeze ; hunne kleeding is proper en gepast op hunnen ftand: zy onderfcheiden zich, door een blaauwe band om den ronden hoed, waarop gedrukt ftaat KweekfchooL Als uit deeze fundatie, zo de gelegenheid om Zyn waare grootheid te kunnen toonen, geboren wordt, geen Trompen, geen de Ruiters voortkomen, moet de keus der kweekelingen wel noodlottig zyn. —— Veele jongens althans, die ik ZO vau tyd tot tyd over ftraat zie gaan, en meest altoos befchouw ik hun met aandacht, om dat de zeelieden by my onder de refpeélabelfte clasfe van onze medeburgers behooren , wyl zy de fout'ms zyn van de voornaamfte zenuw onzesgebeden ligchaams. Veele jongens, zeg ik, hebben  194 de JONGE REIZIGER b8n een abord, dat meer tekend dan het gelaat dier matroozen , die voor hun werk wel goed zyn, weetende waar brasfen en boelyns , buiken dempgordings, enz., vaaren, maar voor het overige gelyk zyn aan de groote mast. Ik zal u vervolgens nader rapport doen, hoe ik in myne verbeelding gehVkt ben; waar die juist door het gezicht zelve getoetst, waar die te flaauw, waar die te hoog bevonden is. Waarheid Karei, is immers de hoofddeugd van hem , die dagverhaalen opftelt, en ik verzeker u, dat gy ftaat kunt maaken op alles, wat u, al reizende, (fchoon het ook fomtyds op berichten fteunen m°gr?) gefchreeven word van uwen, enz. IV,  door NEDERLAND. 193 IV. BRIEF. Ferdinanu aan Karel; ; Amfterdam 13 Mei 17— 'V^*'y hebben onze Pinxrerdagen heel ftilletjes doorgebragt; 's morgens in de kerken, en 'smiddags by elkander op het diné ; dan getourd, en *s avonds weder byëen op het foupé. De tyd van myn vertrek naderende, duld my niet dat ik u uitvoerig over onze gefprekken onderhouden ik moet ditmaal kort zyn, en gy moet u vergenoegen met een befchryving van het Kweekfchool der Zeevaart. Ten tien uuren deezen morgen gingen wy derwaards. Voor de capitaale ingang ftaat een fraai beeld, zynde Zeevaart zelve, met gepaste decoratien, van roer, anker, enz. Ook heeft het gebouw uiterlyk een goed aanzien. By de entrée vervoegden zig onmiddelyk een Jongetje by ons , van zo dertien a veertien jaaren , die ons zeer beleefdelyk door het gantiche gebouw heea  t96 de jÖNGË REIZIGER heen leidde. Eerst bragt hy ons op de plaats , alwaar een fchip gebouwd is , dat verbeeld tot het berkhout toe in 't water te leggen ^ en dus is het benedenfte deel maar weggelaatem 't Is een foort van een fregatje, met drie masten, geheel toegetakeld, ftrekkende om de Jongens te leer«n , waar de touwtjes vaaren , hoe zy genoemd worden , en tot welk oogmerk zy dienen Men oefent hun hier in het klimmen , in het los en vast maaken der zeilen , het onttakelen en weder toetuigen van alle byzonderedeelen; het reeven, brasfen, en alles warmen op een ftilleggend vaartuig kan leeren ; 't zy knoopen, fplitzen, raa's en ftengfch eten, wantkappen, en proportioneering van dikte ^ langte en alle loert van touwwerk , breedte en diepte der zeilen; in één woord, alles. Hoe nuttig dit is, behoeft geen bewys, Ter zyden van deeze plaats is een groot ruim vertrek^ dat het tusfehendeks verbeeld. —— Hier klooft men hout, beukt ftokvisch , en verricht onderfcheiden fcheepswerk; ook hier haan kisten, die hun als zy fchaffen, to; zo veele bakken,ge. lyk de zeelieden de tafels noemen , verfrrekken. Agt Jongens gaan aan eene bak, en krygen rantfoen , even als aan boord, Achter dit ver¬ trek is de keuken, of zogenaamde com bus, waar de fpys door twee Jongens , een Kok en een Koks-  boor NEDERLAND. J97 Koksmaat, gereed gemaakt wordt. — Door een portaal gaat men naar boven , terwyl men overal wachten aan de deuren vindt, van Jongens die daar, gelyk aan boord, fchilderen.. Op een zeer ruim verrrek word fchool gehouden* en ik heb dit fchool met eene aang-naame verwondering doorwandelt. Alle Jongens fchryven eene fchoone hand ; deeze leeren de beginzelen der rekenkunst, die worden geoefent in de navigatie , en fommigen zyn bekwaam tot het oplosfen van vraagftukken , die al zeer ge- wigtig zyn. Kleine knaapen, zag ik kop- pelcourfen en andere dingen met vlugheid en accuratesfe berekenen ——- Een knaap vond ik in een ander vertrek, bezig met de Geometrifche proponien, na een leerhelzel van den Heer van Swinden, zo ik my niet vergis, 't geen hem zo gemaklyk fcheen , als of hy daarin volkoomen ervaren was. Nog hooger is het flaapver- trek , alwaar ieders hangmat hangt, die zy 'savonds zelf moeten losmaaken en 's morgens weder beflaan , onder dezelve haan , gelyk aanr boord, de plunje kiften , hebbende vier Jongens één kisr. Op een ander vertrek is een ftuk gefehut met zyn toebehooren geplaatst, en daar tegen over een cireul op den muur gefchil- dert, om het pointeeren te leeren. Hiernaast is een ziekenkamer, die zeer luchtig is. Zie  ip8 de JONGE REIZIGER Zie daar Vriend , wat ik ër u van zeggen kan; ik betuig u te gelooven, dat wy geen nuttiger inftituut voor de jeugd in ons Vaderland hebben ; want voor eerst wordt Uier veel werk gemaakt van eene goede opvoeding , niet alleen met leezen , fchryven, rekeneu en de navigatie, . maar ook zedelyk. .—— Tweemaal ^ weeks wordt hier voor de kinderen , wier ouders gereformeert zyn en eens voor de lutherfchen een ftichtelyke cathegifatie gehouden ; de roomfchen en doop gezinden , van welken 'er ook in dit huis zyn, gaan in hunne byzondere kerken, om de gronden van den Godsdienst te leeren, en dit is zeker het watu middel Karei, om de tolerartie in de jonge harten inteprenten. Ten tweeden, hoe bekwaam moeten die Jongens niet zyn , zo dra zy aan boord koomen ? Jaaren en kracht mankeeren flechts, om als ligt Matroos , als Bootsmans of als Schiemansmaat geplaatst te worden , en behoorlyke oplettendheid op het praclicaale der Zeevaart, dat niemand aan de wal kan leeren , maakt hen fpoedig om als Stuurlieden te kunnen dienen. Gy ziet dat ik hoog met dit inftituut loo. pe, en my dunkt zo moet een ieder. Maar zou men het ook nog nuttiger kunnen doen zyn? «• Zie hier myne bedenkingen : — 'Er zyn thans circa honderd veertig in het huis, en om-  door NEDERLAND, xö£ omtrent vyf dg naar zee. Zal het rnoog- lyk zyn, dat deeze alle na hunne verdienden en kundigheden door den tyd geplaatst worden, en zelf als Schippers buiten Gaats naar Oost en West vaaren ? Zullen zy allen juist op fregatten enfnaauwen, de Middelandfche zee of den oceaan naar onze Colonien bekruisfen ? en hebben wy ook geene bekwaanae fubjeclen nodig naar de witte zee ? door dat zo gevaarlyk Katte, gat naar de Oostzee? _ en over de met zandbanken overal bezette wadden, naar de kleine Oost? Kunnen wy te veel goede kundige Bin- nenlootzen hebben', van hier op Texel en het Vlie? zeker neen. —— En ik geloof dat men in dit Kweekfchool alleen doelt op bekwaame fubjeclen voor den dienst van 'den Lande, de Oost- en Westindifche Maatfchappyen , en de . Mddellandfche zee, terwyl men alle andere vak] ken uit het oog verliest, en deeze zeker verdie, nen ook wel hunne oplettenheid. Ik wenschte ■ derhalven deeze twee zaaken, dat men, als men Jongens naar zee zond",- eenigzins met hunne ge:nie te raade ging , en fommigen op koffen en ifmakken , galjcoien en hoekers, die maar ter Ikoopvaardy naar Archangel of de Oostzee vaaren, ;plaatde , al was het voor twee of drie reizen; want, zo ik hoore van kundige Zeelieden, zyn i dezulken , welke deeze vaarwaters kundig zyn, I. Ds£i,, O on-  seo de JONGE REIZIGER oneindig bekwaaraer om de groote wateren tebevaaren en verre tochten reonderneemen, danzy die altoos op de Oost en West zworven , om de Oostzee te bedienen. Het tweede dat ik omtrent dit uitmuntend in» flkuut wenschte , zou zyn* een platboomd driemast vaartuigje , gefchikt om alle havens van de Zuiderzee aantedoen, en hiermede wilde ik een deel Jongens by beurten, onder direftie van drie of vier bekwaame Lcotzen , als Officieren , altoos laaten zwerven. Ik zou onder deeze Officieren, de bekwaamde Jongens , by manier van eerbewyzing, de tytels van Stuurlieden, Bootslieden , Schiemannen , Zeilmaakers, en welke qualiteiteu meer aan boord te pas koomen, gee- ven, om de ambitie gaande ie maaken. Onder zeil zynde, zouden die knaapen , welke de wacht hadden , en niet te roer gingen , zo veel als mooglyk was, met het lood in de hand liaan , en de Lootzeh zouden hun de tonneny baakens, zandplaaten en landmerken , met'alle moogiyke naauwkeurigheid moeten onderrichten, en die een zekere maate van bekwaamheid verkreeger. hadden boven hunne medemakkers,zouden ook weder ten eertyreltje of een uitblinkend tekentje ontvangen , dat bun onderfcheidde en anderer yver opwekte. Men zou hierdoor de Jongens niet alleen in dit vak bekwaam maa- ken.  door NEDERLAND. Wt ken, maar zy Iconden veele dingen praclicaal leeren, die nu niet mooglyk zyn, voor zy op de groote wateren kooirien , en onder welke ik voornaamlyk reken het ftuuren, het wenden, halszen, ten anker gaan , vertuien , werpen; eri honderd anderen , die ik u maar niet op zal tellen. ■ lk beken dat dit het inltiffuut nog omflagtigèr zou maaken , maar het is in zyn eigen aart zo nuttig, dat men het niet te veel kan uitbreiden. Denk echter niet dat ik dit bybrenge om deeze inftelling in eenig opzicht re critifeeren ; verre van daar , ik hoop dat zy duurzaam zyn zal , en de volgende tyden daarvan de heilzaame vruchten mogen hnaakeD. Dit alleen nog, en daarmede hap ik 'er af. — ïk was zo ingenomen met het geen ik zag , dat ik niet eens gedackt heb om de Regenten kamer of verdere vertrekken van het gebouw opteneemen. — Dus kan ik u daarvan niets verhaalen. . . Ook ben ik hier over reeds uitvoerig ge«* noeg. Morgen ga ik naar Leiden , en dan verder de provincie door; ik zal, onder ons gezegt, deeze namiddag met myne Charlotte alleen belleden, . en wy zullen niet gehoord worden voor tegeri negen uuren, wanneer de andere vrienden aldaar toornen foupeeren j 't heet dat ik nog eenige O s bbod- m  se.2, be JONGE REIZIGER boodfchappen voor my zelf wil gaan doen 3 niemand weet anders. Vale. i'—-.Den 14, 's Morgens. . Myne vryery zal wel gaan Karei; de zaak is wel nog niet gedecideert, maar toch ik heb geen vrees meer. Nooit in myn leef tyd fieetik zulk eenen gelukkigen avond als de laaide Charlotte was lief, heel lief. Toen ik van myn vertrek fprak, terwyl ik haar aan myn hart drukte, ontviel haar een traan , en toen ik haar myn genoegen daar over betuigde, zeide zy: s> Ja« Ferdinand, ik ontken het niet, gyzytmy „ niet meer onverfchiliig; doch het huwelyk is „ te gewigtig om daartoe zonder alle mooglyke „ belchouwing te befluiten." Ik kuschte haar, en wy beiden zweegen. Dat zulk een zwygen, Demofthenes en Cicero befchaamen zou, moogt gy wel geloovem. Peterfen en Belle troffen ons nog in onze verrukking, en ik heb een nieuw bewys, dat mya gelukftaat hun niet onverfchiliig is. f^u ga ik daadlyk na het ontbyt, affcheid neemen van Belle, dit zal my niet onverfchiliig zyn ~ maar van myne Charlotte wil my nog meer treffen. ]k wenschte dat ik al op het Haarlemmer. mei&  boor NE'D E RL A N D. 203 sneir dreef. —— 't Is nu toch niet anders , en ik kan ook niet altoos hier blyven. Evenwe! myn hart zal beftendig trekken ., en 't moet u niet benieuwen, als ik misfchien deeze of geene uitflap, die ik anders wel eens zou maaken, nu dry ven laat, om maar weder in Amfterdam te zyn. —■ — Doch dingen van belang heb ik my vast voorgenomen niet te verzuimen, al moest ik my ook eens hier of daar een dag langer dan myn beftek is, ophouden. Heb de goedheid my in 's Hage eens te fchryven , hoe het buiten gaat, of men redelyk met uw beftier te vreden is, en u volgens myn bevel gehoorzaamt. — Van Leiden fchryf ik u nader. —~ Thans fluit ik_, na heilwensch en verzekering van beftendige vriendfchap , my noemende, enz. P 3 &  ?P4 de JONGE REIZIGER. V. BRIE F. Fer.jd.in and aan Charlotte. Leiden 15 Mei 17— IKTa ik rny de eer gegeevc-n had myn affcheid hy u te kooroen neemen , ging ik naar Fredrikflad, alwaar ik myn neef Peterfen yond; diemy nevens myn vriend de eer deed J my tot aan den Over oom te geleiden , en 11 zeker by hunne te iug komst nogmaals myne groete zullen hebben aangeboden. 9t Was over half elf eer de touwen wierden losgemaakt, en wy van de wal haken ; 't was zeer fiilletjes , en dus dreeven wy langzaam naar de me.ir, wanneer het koekje een weinig begon te wakkeren, en allengs onze zeiltjes zo rond zette , dat wy vroeg in den namiddag alhier arriveerden. -— Hoewel dit vaarwater niet zeer veel door de reizigers gekoozen wordt , wilde het geluk echer dat ik vry goed gezelfchap aantrof, zynde een bedaard Heer, en een zeer lief , eerst laatftleden zondag getrouwd paar , dat aan den Leidfcheridam ging woonen; het  door NEDERLAND. 20$ het vrouwtje , dat 'er zeer wel uitzag , was de dochter van den ouden Heer , die de jong getrouwde na haare wooning zoude brengen , en eer.igen tyd by bun vertoeven. Niets zie ik met meerder genoegen, dan dat tedere, die vergenoeging, dat oplettende voor eikander ,'t welk zich in eerstgetrouwden met zo veel lieflykheid vertoont, en vol van die aandoeningen , welke ik by myn affcheid van u gevoelde , zat ik een gantlche poos peinzende aan dat onfchatbaar geluk , *t welk ik fmaaken zoude , indien myne Charlotte eenmaal door de banden des echts aan my verbonden was Ik ichiiderde my die zaligheid, met zulke voor myn hart betoverende kleuren , dat ik my zelve ten eenenmaalen zou verloren hebben , als ik niet uit myne mymering getrokken was , door een toeval dat zeer ongelukkig had kunnen uitvallen De jonge man had voor op de kaag geweest om een pyp aantefteeken , en weder achter zullende koomen, ftruikelt hy over een dwarshout, dat de luiwagen genoemd wordt, en fchiet zo ver met het ligchaam buiten boord , dat zo de knecht niet fpoedig was toegefprongen, en hem gegreepen had,'hy zeer waarfehynlyk zou hebben kunnen verongelukken. Gy gelooft dat wy allen fchrikten , vooral was het vrouwtje zodanig ontfteld, dat 'er byna geen {tillen aan was. — O 4 Ik  *o6 de JONGE REIZIGER Ik deed haar wat fchrikpoeder gebruiken , en dit taffdde haar allengskens , maar het tooneel van volgende zorgvuldigheid , en de zuivere blyken der tederfte liefde waren nu in haar volle kracht, en werkten met geene geringe aandoening op myne thans daartoe zo wel gsftemde ziel. Dit gaf aanleiding dat ik iets van degefchiedems deezer menfchen ontdekte. — Zy is zeldzaam genoeg om u mederedeeJen. • . jje jonge man was , zo wel als zyne tegenwoordige vrouw, van eene zeer fatzoeniykeafkomst,doch beiden hadden geen geld. i;e Juffer woonde in Amfterdam by eene Tante, en de Jongman Hond in eene winkel. Zy leer¬ den elkander kennen in éen gezelfchap , en het duurde maar kort, of de liefde bezielde het hart van beiden. Men begreep echter dat het huwelyk mtgefteld moest worden, tot'er bekwame gelegenheid tor een befiaan voorkwam. , In deeze fituatie bleeven zy by de twee jaaren, zonder dat 'er iets hiervan aan de wederzydfche famillien bekend wierd. Op zekeren avond was de jonge Juffer, van haare Tante vergezeld, op een verjaaringsfeest van iemand haarer kennisfen; onder de hier zynde perfoonen bevond zich een jong Heer, van groote middelen, die reeds voor het fchejden der party duidlyk te kennen gaf, dat Juffer Befje hem niet onverfchiliig was. ~ Den  noos NEDERLAND.' 207 Den volgenden dag gaf hy haar een bezoek, en verklaarde zich openlyk door haar ten Huwelyk te vraagen. Zy bedankte hem vóór de aaugedaane eer , beval zich zyne vriendfchap en verzocht hem nooit daarvan verder te willen fpreeken.—— Hy liet nogthans niet na, haar van tyd tot tyd te bezoeken, en bekwam zelf Gp zyn verzoek de vryheid , om zyn oogmerk by haar aantedringen , van haare Tante , die den voortgang van deezen echt gaarne gezien zou hebben, en Bitje daaglyks daartoe met kracht aanfpoorde, en niet afliet haar al het vleiende hier van aftefchilderen , doch zy bleef ftandvastig weigeren. Haar minnaar wierd ook door haar hiervan onderricht , en toen eindelyk de aandrang der Tante zo flerk wierd, dat zy daar door onaangenaamheden in het daaglyks leven ontmoette , beloofde zy , by de eerfte koomst van den opgedrongen minnaar , alles te zullen beproeven wat zy kon. My kwam, en vond haar ineen zeer droefgeestig humeur — Niets was ca- tuurlyker dan dat hy de reden zocht natefpooren; zy aarfelde daarin eenen geruimen tyd, doch zeide eindelyk, dat zyn aanzoek by haar, de eenige bron ware, wyl zy nimmer in ftaat zou zyn, te beantwoorden aan de voorhagen welke hy haar gedaan had , en kwam eindelyk voor de reden uit, naamlyk dat zy allertederst beminde. ——— O 5 Ze  2o8 de JONGE REIZIGER Zo dra de edelmoedige man dit gehoord had, drong hy aan om te weeten wie die gelukkige zyn mogt, welke een hart had weeten te winnen dat hy even dierbaar fchatte, als ik dat van myne beminlyke Charlotte. — Zy noemde hem den Jongeling, en hy beloofde haar zyne vriend fchap, zonder in vervolg van zyne liefde te zullen fpreeken, — Na weinige dagen vervoegde hy zich by den minnaar van Bet je, ondervraagde hem naar alles, en dit overeenftemmend vindende, met het geen hy by onderzoek gehoord had, nam hy hem mede naar 't huis van Betje's Tante, en verzocht haar voor zyne medeminnaar ten huwelyk , met verzekering van eene donatie , die gewigtig genoeg was , om het beminnende paar een behoorlyk beftaan te verzorgen. . Gy kunt denken hoe betoverd zy allen waren j Bet je en haar minnaar vielen dankbaar aan zyne knieën. —— En de Tante kon niets meer, dan te belooven dat zy alles by den Vader van Befje zoude aanwenden. De oude man wierd gehaald, en de huwlyksverbindtenis nog den eigen dag gefloten. — Elk hunner had zyn deel in het verhaal deezer treffende edelmoedigheid. —— Betje vertelde haare fcene met den Heere Goudwaard zo levendig , dat het een tafreel wierd j haare man fchilderde niet minder aandoenlyk, de ontmoeting tusfchen hem en den edelmoedigen. me-  boor NEDERLAND. 209 medeminnaar , en de Vader gaf zyne vergenoeging, door langs zyne wangen afrollende traanen, genoegzaam te kennen , toen hy op zyne beurt yerflag deed van het onverwachte verzoek , dat de Heer Goudwaard hem, ten voordeele vanzynen tegeuwoordigen fchoonzoon deed Onder zulk een aangenaam gefprek, dat daarenboven door menigvuldige gepaste aanmerkingen wierd afgewisfeld , zeilden wy vermaaklyk over de meir, en kwamen te Leiden, alwaar ik het genoegen had , die vrienden hier by my in myn logement den Burgt te houden , tot het afgaan van het laatfte fchuitje , terwyl ik hun heb snoeten belooven, een namiddag by hun aan den Leidfchendam te zullen pasfeeren. Ik bragt hun aan de fchuk, doende daarna een tour langs den Buitencingel, van de Wittepoort tot de Koepoort, onder het aangenaame lommer der daar geplante boomen , en van hier de had ingaande , doorkruiste ik nog eenige gragten en Üraaten. De Burgt is , zegt men , het oudfte gebouw van deeze ftad, zynde van eene ronde gedaante, met groote fchietgaten , en gebouwd op eene hoogte van ruim zestig trappen , welke weêrszyds met heggen beplant zyn , en u derwaard* leiden. Aan den opgang van deeze trap, zo wej als boyen , ftaat ieder eene fraaie poort, en de laat-  aio d e j O N G E REIZIGER laatfte gepasfeert zynde , klimt gy een tweede trap op , die u aan de borstweering brengt alwaar gy door de fchietgaten, degantfche ftad en het omgelegen land kunt overzien. - . Hier op den top is een zeer fraai doolhofje , daar ik met myn gezelfchap in rond dwaalde en daarna, in deszelfs midden, zynde eenaar' tig prieeltje, een kopje thee drönk. — Ter zyden van den Burgt, in de helling der hoogte, zyn boo;r,en geplant, tusfchen welke Harten , Rheeën en ander gedierten ter weide gaat. Beneden aan den voet is een kleine menagerie met een waterkommetje , afgefchooten van het groote ruime en met boomen beplante voorplein , door een ftout yzeren hek. Ook is hier eenig fonteinwerk , dat aan de trap , onder anderen door eene menigte pypjeszy'nwater uitdryft, en de Dames dikvvyls een kleine pots fpeeh Dit water word door ko¬ peren buizen opgemalen, uit een put die men u boven op den Burgt vertoond, en is onder den grond door geleid , om een fontein f die op de Vismarkt ftaat , te doen fpringen • dit is zeker een wel aanmerkenswaardig kunstftnk, maar fchoon veele oude fchryvers vernaaien , dat men hier uit den Burgt, onder de aarde zou hebben kunnen doorgaan, tot aan Katwyk op  boor NEDERLAND, sis op Zee, word zulks thans van niemand meer geloofd. Ik zal myne Charlotte niet ophouden met de oudheidkundige gisfingen ora« trent dit gebouw; beter zal hier over iets aan myn vriend Karei voegen, maar evenwel moer ik haar dit zeggen, dat zo het ooit gelyk men wil de woonplaats der Burggraaven van Leiden geweest is , het zelve 'er gantsch anders heeft moeten uitzien. De eigenlyke herberg van deezen naam , is een nieuw en zeer fpatieus gebouw, waar men zeer proper onthaald wordt. Toen ik hier van myne kleine wandeling te rug kwam , vond ik eenige Heeren , op de plaats aan een tafeltje zitten discoureeren , en 't geval wilde dat ik met hun in gefprek geraakte, tot half tien uuren, wanneer zy heen gingen, en ik my aan 't foupé zette , 't welk fpoedig genuttigd zynde , begon ik deeze myne zo verlangden arbeid, die ik hoop , dat by myne Charlotte geleezen wordende , haar be. vestigen zal in het denkbeeld , waar mede ik my vleie , dat haar hart reeds ten mynen op2ichte overtuigd zal zyn , naamlyk , dat zo wel haar zedelyk caractei als het beminnenswaardige van haaren gezelligen omgang en ongekunftelde bevalligheden, eenen diepen indruk ge-  flia de JONGE REIZIGER gemaakt, eh eene beftendige liefde ontvonkt hebben , in den boezem van den geenen die zich onder beftendige aanbeveling, tot zynè gedaane voorhagen, mee de gepaste eerbiedigheid noemt, enz. VI.  öoor NEDERLAND. 213 VI. BRIEF. Ferdinand aan Karel. Leiden 15 Mei 17— gehoon ik u niets byzonders te fchryven heb , kan ik echter niec nalaaten u te melden , dat ik heden alhier gearriveerd b?n , om myn Hollands reisje te vervolgen. Myn logement is in den Burgt. Weetende dat ik herwaards zou- de gaan, heb ik my voor myn reis een foort van zakboek e gevormd, om niet alleen nategaanwat ik op de byzondere plaatzen te bezichtigen had, maar ook kortelyk , wat 'er deeze en geene fchryvers van hebben aangetekend ; dit is my reeds van nut, anders zou ik my in lange van dit gebouw niet hebben kunnen herinneren , 't geen ik u thans melden zal. Geen van hun, die ik over de dichting van dit oud kafteel heb nageflagen , bepaalen deszelfs bouwing met eenige vastheid. Deeze wil dat het een werkftuk der Romeinen, reeds voor de geboorte des Zaligmaakers zy ; uie dat bet Lu:  Üi4 de JONGE REIZIGER Engistus, eenen Friesfchen Koning, omtrent 't jaar vier honderd zoude gebouwd hebben , en anderen dat het de Burggraaven van Leiden hebben opgericht. Oudaan verwerpt genoegzaam het een met het ander, om dat, zegt hy, de jaarboeken van Egmond niet melden van de gantfche gefchiedenis van Engistus, en om dat men 'er geen enkel teken, 't zy deen of penmng, het merk der oudheid draagende, van over heeft. ^ Hy gelooft wel dat hier omtrent een Romeinsch gebouw zal geftaan hebben , doch acht dit verwoest te zyn , en uit deszelfs puinhoopen , door de Heeren van Wasfenaar, dea tegenwoordigen Burgt te zyn opgericht- . De eerfte melding zegt hy , waaraan men eenig geloof zou mogen daan, is die, dat 'er in deorf. lusten van Govert met de Bult, dat is Ao 1070, van gerept wordt Hoe het zy, de Burg' graaven hebben het bezeten , tot dat het einde* lyk aan de Graaflykhtid gebragt wieid , alzo deeze Heeren, gelyk al dikwerf by den magtigen gebeurt, hun gezag wat al te verre begonnen ukteftrekken , waar door der Burgeren privilegiën en rechten vertrapt en te niete gedaan wierden. Dus verre van den Burg! Wat dc ftad zelf aangaat; men wil dat zy eigenlyk de oudfte ftad van Holland zou zyn , fchoon Dordrecht en Haarlem beide vroegerin de ge-  dook. NEDERLAND. i)$ gefchiedenisfen geboekt zyn. 't Welk eehigen toefchryven aan 't inftorten van de St, Pieterskerks tooren den i Maart 1512, by welk ongeluk de oude papieren zouden verlooren geraakt zyn, een gisfing die wel eenigen fchyn heeft, doch zo het my voorkomt, zou men dezelve, zo niet allen, ten minden gedeeltelyk wel van onder de puinhoopen hebben kunnen redden, en hier van weet ik niet dat eenig geblyk is, dat men zulks gepoogd heeft. Hoe verfchil- lende men over de naams oorfprong gist, zal ik niet altemaal aanhaalen. Genoeg is het dat deezen dezelve willen afleiden van de legioenen der Romeinen, en het alzo Legia zou geheeten hebben, anderen brengen het van lucdü* num, dat duinen van geluk zou betekenen. — 1 Zommigen zeggen leegduinen, enz. 't is buiten myn bedek om deeze verfchiilen nategaan, over een te brengen, of te beflisfen. Liever wil ik u zeggen dat Leiden na Amfterdam da grootfte ftad der Vereenigde Nederlanden is, zy is zeer aangenaam geleegen, eer.iger maate ovaal van gedaante, wordende door de rivier de Ryn doorlneeden ,en hebbende zeer veele fraaie grachten en met fchoone boomen beplante ruime ftraaten, met heerlyke huizen bebouwd. Behalven een vak ter wederzyden van de Koepoort, al waar nog een overblyfzel van den ouden muur t Deel. P niet  ai5 de JONGE REIZIGER met vier toorentjes is, legt de ftad in ëene aar* de wal, die met eene gracht en deeze weder met een angel, verfierd door in een gegroeit geboomte, omboord is. — Van haare gefchiedenis zal ik morgen iets aan Peterfen fchryven, die ucopy zal zenden. Ik moet nu voor eerst maar ieder een klein briefje zenden, om dat ik zo weinig, tyd hebbe, reeds is het laat.in den nacht, en ten vyf uur heb ik Hendrik gelast my te roepen, wyl ik anders myn postdag niet afkan. Uk Delft of 'sHage fchryf ik u weder, neem uiet kwalyk dat ik zonder complimenten fluke, my noemende enz. VIII.  door NEDERLAND, VIII. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Leiden lo Mei ij^i 'x Morgens* 3Ck zit thans half zes, zeer vermaaklyk voor een opgefchooven raam te dejeuneeren. « Allerlei watergevogelte zwemt voor my in een vyvenje, paan-ven, kalkoenen en hoenders loopen ter zyden hun morgenkost zoeken, en twee verliefde zuiver getekende duifjes zitten op het yzeren hek elkander te pluiszen en te kusfchen. ~ 't gekraai, gekirr, gekwaek en vyf-en• twintig andere geluiden mengen zich dooreen. Kortom ik heb het weder uitmuntend wel, alleen mankeert my de kleine kring myner dierbaare Amfterdamfche vrienden en vriendinnen. — Dank zy nogmaals alle uwe weldaadigheid, en daar meede op dit punt amen. Myne Charlotte heb ik den Burg befchreeven, Karei zo wat van deszelfs oudheid, en die der P a ftad,  ai8 de JONGE REIZIGER. ftad, nevens deszelfs iuuatie , met u wiT.il een weinig gefchiedkundig handelen, en Frederikftad zal ik op een geiprekje tradteeren, dat ik gisteren avond gehouden heb; dan blyfcieder zo wat min of meer in zyn vak. Als ik in den Haag koom zal ik wel veel nieuws voor alle drie de dames opzaamelen, zeg dit, als het u belieft, uwe waar iige Belle ea.Elize, aan Charlostemott ik altyd fchryven, of myn hart zoute onvreeden zyn. Leiden, by Ptolemeus Lugdunum Batavorum, en by Antoninus Lugdunum apud Qermanorum genoemd. Wat dunkt u, zet dit den toon niet al heel wel in? Leiden dan, is de vierde ftemhebbende ftad deezer Provincie, gelegen in het midden van Rynland, in de vruchtbaarde landsdouw die men fchilderen kan. — Dat deeze ftad verfcheidene maaien, door aanwas vau inwoonderen, en dus van neeringe ea handteeringe, ja zo eenigen zeggen tot zesmaal toe heeft moeten uitgelegd worden, getuigen ds gefchiedfchryvers eenparig, waar van de eerfte in het laitst der dertiende eeuw, en de laatfte in 1659 zou aangevangen zyn. 't Heeft my altoos eenigzins zeldzaam gefcheenen dat men in 'sLands Cronyken nergens zo veel ik weete ge- ( wag gemaakt heeft van eenige aanvallen der üee- , aen en Noormannen op Leiden, terwyl die ftroa- j , pen.-  t> -o -o s. NEDERLAND, ci-g -.tjende benden elders alom hunne verwoestingen nebben aangericht. — Maar behalven 't geen gemeld word van den verleenden byftand der Leidfche burggtaaven, aan Dii k den 11. tegens de Westvriezen, en 't geen voorviel metdcGravinne Ada, toen zy op den burg gevlucht, door de Kennemers belegerd , en tot de overgaaf gedwongen wierd, zo heeft de ftad zeer vetl geleden m den twist der Hoekfchenen Cabeljaauwfchen zedert zy Ao 14 9 met die van Utrechten dus aan deHoekfche zyde zich tegenjan van Beieren verbond. -— Zedert welken tyd het Burggraaf, fchap aan de Craaflykheid gekoomen is. ——-» Ik zal alhier alle de beroertens niet by brengen, maar zeggen dat het kaas en broods volk het op Leiden Ko. 1491 toe lag .dochafgeflaagen wierd. Zo bleef de ftad ook door eene tydige ontdekking bevryd van den aanflag der Wederdoopers -onder den beruchten Jan van Leiden Ao. 1535. Dan de voornaamfte beleegering , wier vreeslyke omftandigheden van honger en kommer niet alléén de aarde overklonken, maar nog van de ouders aan hunne kinderen door geheel Nederland worden ingeboezemd, om aantetoonen wat moed en ftandvastigheid vermogen,en hoe God ons onverwacht van het verderf kan te rug houden, als wy meenen dat het laatfte uur ftaat aan- tebreeken. Deeze belegering in 1573 ea P 3 1574  22o.de JONGE REIZIGER J5'4 voorgevallen, zal ik niets anders van zeg. gen, dsn dat zy een voorbeeld der eeuwen geWeèst is, cn de Heldenmoed van den achtbaren Fitter Adriaanszoon van der Werf alles wat van Grieken of Romeinen verhaald wordt evenaart, zo niet te boven «reeft. De penning ter zyner eere geflaagen kan ik „iet voorby hier aan te haaien, als een kort bedek zyner grootheid • Dezelve verbeeld aan de eene zyde des Helds borstbeeld met het omfchrift Petrus Adn. MA Werfius Kat. £. 15a9 obit ^ Q het revers ftaat die versje i„ een Hang onder een palm en laurier tak; ff- fiifs van der Werf, de Leidfche Held, Diens taai geduld het Spaans geweld Manmoedig keerde van de vesten; Als pest en honger 'c hart beftrted' En 't muitend volk geen uicftel leed' Bood hy yil vleesch en bloed ten besten. , 7o ik my niet mis gisfe, moet 'er nog eene andere tor 's mans eere geflaagen zyn , die ook zyn beeltenis vertoont, maar waar van het revers een ander versje bevat. - Dat men in deezen tyd der beleegenng noodmunten geflaagen heeft met ™oVkhnït H nooifchap niet veel eer deed, en meenende dat het op de Hagenaars doeg, kon ik niec nalaaten te vragen: houdt, myn Heer dan dat Genootfchap voor zo hecht ? wy bleeven een geruimen tyd in die term voortpraten dat ik nog al vast aan myn gevoelen kleefde; toen ik eindelyk ontdekte,dat ik my zeker vergist hadde, door een anecdote, welke my die Heer verhaalde, en die my dunkt dat onmooglyk plaats kon vinden, by een Genootfchap , dat zich beroemd heeft weeten te maaken, en wiens beftuurderen en gevvoone Ie- den?  •aö db'JONGE REIZIGER den, zo wel als alle de overige clasfen ik altoos hebben hooren roemen, wegens hunne gulheid en vriendlykheid. —— Ik was dus de plank mis, en wat moeite ik aanwende, ik kon'er niet achter koo.men,welk Genootfchap men bedoelde, terwyl ik begreep dat een rechtftreekfche vraag eenigzints onbeleefd konde zyn. Myn Heer, zeide die vriend, ik laat de waarde en onwaarde van het Genootfchap, dat my het lidplaats heeft aangeboden, op zyn plaats; vooreerst ben ik in 't algemeen geen hef hebber van Genootfchappen, om dat men zich zelf ais 't ware begraaft: maak ik iets dat my der uitgaave waardig fchynt, ik huur het na de pers, endaar meede gedaan Dan behoef ik niette debat- teeren met befluurderen, over de of dn, hun of haar, zelf over geen nominativus of ahlativus abfolutus. Als my dunkt dat myn vers zenuwen en fpieren heeft, dan is het wel, maar dan moet geen ander koomen , en plaagen my over een comma offemicolon, om my zyn drooge taalkunde voor geleerdheid in de hand te hoppen, terwyl zulk een knaap zelf zomtyds het onder- fcheid niet weet tusfchen ei en y. Maar daar te beven is 'er een ander hiftoritje, met dat Genoodfchap voorgevallen , dat my fterk ergert. Een vriend van my, lidt van het zelve, levert hun  door NE D\E RL A N^D. *a£ hun een vers, voor zyn vierendeelsjaarstaak. Die taaken, viel een ander hem in, zyn ook zulke kinderachtige bepalingen. Vandd dacht grootfcher: Poëten draaven niet in voorgefchreeven perken? "U Zegt hy, in zyn bruilofts vers op Hoofd zo ik meene. Dat is zo voer den ander voort, maar eenige orde behoort toch plaats te vinden. Enfin het vers van myn viiend was een visfcherszang na de hedendaagfche mode, , hoe wel of kwalyk behandelt, zullen wy daarlaaten, maar kan een van de Heeren ook een ftruikelblok vinden in deeze regels; Panope, de Visfcherin, heeft, dat ik dit vooraf zegge, haar man na een hevige dorm behouden, zy heeft met hem, zyne gevaaren befpiegeld , en beide hebben befchreeven, wat zy in dat vreeslyk onweder gezien hadden, hy op zee, zy in benaauwdheid langs het ftrand kruizende, en op de duinen na haaren lieven Chromis uitziende. Hier op zegt zy : Ontroerd door uw verhaal wensen ik reeds neêr te knielen. Helaas myn Chromis welk een aantal arme zielen Zwolg 't woeste pekel in! en gy, gy zyt behoed? 't Uur onzer trouw was aan Panaps minder zoet.  228 de JÖ N*G E REIZIGER Myn hart is ai te vol; ik kan nist langer wachtenf Of zou de Godheid onzen dank zo hoog niet achten, Wen die van 't fchulpryk ilrand tot aan den hemel klinkt, Dan daar in ons kapel het prachtig ourer blinkt ? Hier op antwoord Chromis: Panope, de Almagt woont in Tempels noch Kapellen r Hy blyfc ons aan het duin als in h-c choor verzeilen, Hy hoort ons overal; en ziet tot in ons hart ^ Wie nedrig en oprecht hem aanroept in de taart Vindt troost, aldryft hy zeifin 't midden van de baaren De Priesters loopen hoog met Tempeis en Altaaren, En 't is noodzaaklyk voor den Godsdienst in 't gemeen JVIaar God hoort overal der Vromen kiaaggebeên. Dat wy dan in het zand onze aangezichten buigen', En onze dankbaarheid d'algoeden God betuigen. Kunt gy hier in iets aanflootelyks vinden Frederikftad? —- Geen onzer althans, en echter verklaarde die Heer, dat zyn vriend om deeze uitdrukkingen verketterd was. —— Zou ik nu, voegde hy 'er by, my laaten beoordeelen , van zulke weezens die de reden geheel den bodem inflaan, en erger doen dan knorven in biezen te zoeken ? Daar toe ben ik niet gek genoeg. Hoor, hadden zy gezégd , dat die Vis- fcher wat buiten de eenvouwigheid van dat (lag yau menfchen gaat, met deeze zyne refkxien, mis-  door NEDERLAND, sip tnisfchien hadden zy gelyk ^ maar pardien, daar uit te concludeereu, dat die man het op de ondermyning van den publyken Godsdienst toelegt, is te zot. En ik bedank voor alle broe- derfchap met narren en kweezels. —— De man had inderdaad gelyk. Verder liep het onderhoud over het antieigenaartige van veele onzer Genootfchappen in deeze dagen. Namenlyk de Poetifehe. *— Imm&rs zou men natuurlyk moeten veronderftellen dat zo iemand lid is van een Dichtkundig Genootlchap hy zelf ook ten minden een mechanicq vers behoort te kunnen maaken, ook dat hy zulks nu en dan tot bydraagen van de broederfchap uitoeffend, maar hoe veele Genootfchapsleden zyn 'er die als zy een versje moeten maaken , daar meede net zouden haan als myn tuinman, Jaap, wanneer hy zaturdags de rekening van verfchoten knechts loonen moet fchryven, dat nooit gebeurt, al vriest het paarden ys, of Jaap zit in de borstrok. ■ En als zy nog al eens zo ver door het pik, gelyk men zegt,befmet worden, dat zy een rympje byeen brengen, dan worden het zeldzaams gevallen, die ons vernaaien, dat 'er hondert dingen in het opgenblik gebeuren, dat zy de jas aantrekken, om een navolging te maaken van het niet onaardige dingentje, dat  a3o de JONGE reizi;ger dat in de maandelykfche bydraagen gevondefi wordt, ten tytel voerende; MORGENSTOND. I>as bad de blonde Auroor, heur hemelblaauwe rosfen Tan ucbtend draaiboom doorgemend. Pas was zy 't dagfpoor opgerend: Pas had de wakk're boer zyn welgevoederdë osfen Gekoppeld voor den lcharpen ploeg : Pas had een duizendtal van bloempjes verscb ontloken-,. De zufvre lucht vervuld met duizend duizend rooken,' Myn pen is niet bekwaam genoeg Om 't zoet te imalen der bekoorlyke orgelkeelen Van 't vrolyk kweelend pluimgediert: Dat door de takken tiert en zwiert, Terwyl het ziel en zin bekooren kan en ftreelen : Pas wat het Chriitaliyne nat Aan 'tfchittren, door den glans der gouden zonneflialeiï* Als Thysbuurs zwarte Poes, die in nee Veld liep dwalen Een rot gevangen had. Doch dan zal men ook aanftonds zien, dat de copy van een kladfchilder is, omtrent zo bekwaam, a!s zeker perfoon die een landfehap. je zou natekenen, waarin onder anderen een Herder, die ongefchoeid was, tegens een boom kunde. Toen het werk af was liet hy hec een?  door, NEDERLAND. 231 een kenner examineëren, die, zich met moeite van lagchen onthoudende, vry droog antwoorde, wel nü, dat gaat nog al, maar evenwel is 'er een klein foutje in. —— De over zich voldaane man, bekeek zyn werk, en de fout niet kunnende vinden, vraagde hy den kenner,, waarin die beftond? dat de groote teen vd!n de. rechtervoet aan de baitenzyde zit, was het antwoord. 1— En zo gaat het ook met de dich- terlyke navolgingen niet zelden. . Als nu zulke gedwongene versfen in een Genootfchap worden ingeleverd, dan is het gevolg of dat dë bundel doorfpekt wordt met prullen, die geen duit waardig zyn, of dat men de leden ftoornis toebrengt, door hunne chef d'Oeuvres achter de bank te gooien, en dit laatfte doet men niet ligt. Kortom die vriend had het dik op dé Genootfchappen gelaaden, en of hy overal on« gelyk had laat ik aan uw oerdeel. Ten laatilen -kwamen wy aan de waare ver* feischten van een Dichtkundig Genootfchap, en toen verklaarde hy zich dat als het daar aan voldeed zou hy niet ongeneegen zyn, om meede te arbeiden. Maar zyne conditiën waaren zó zwaar, dat ik hem prognosticeerde, dat hy nooit lid van eenig genootfchap zoude worden. Onder anderen beftonden zy in deeze kleinigheden. Dat nienjand eenige Pedantery zou I. Deel. Q Hiö«  «3a »e JONGE REIZIGER mogen vertoonen, of zyn medebroeders werk verachten, om dat hy ligt met een ch gefchreeven hadt, of dt in plaats van d of t, zo 'er anders vlucht en genie in gevonden wierd. . Onlangs zeide hy, hoorde ik een vers van Belamy of Zelandm zogy wilt, kezen , dat uitmuntend fchoon was, maar 'er ftond ergens uw voor u , en zie daar waarom myn man de neus optrok. Ten anderen wilde hy, dat een Genootfchap niets zou geeven dan meefterftukken, gelyk men in onderfcheidene Genootfchappen ftukken vindt van beith, van de zalige van der Waal, de Baronnes de VAmy en anderen, maar geen zul- ke doch ik zou geen eind vinden in de optelling. Ten derden, wilde hy, dat elk lid by de entree zou moeten beloven, nooit een vers temaaken, dan als hy waare etuhoufiasmus gevoelde. Hier voegde ik by en dat de Extemporëe's op ftraffe van afzetting en verlies van alle aandeel en voordeden aan de ftxittek verknocht of ooit te verwachten, verboden wierden. '1 en vierden, dat men niemand enkel om- dat hy een groote tytel voerde, of een Mr. voor zyn na;mi mogt fchryven tot lid zou verkiezen, maar dat hyby de \atie bekend moest zyn, vooreen Genie ineenigDichtkun iigvak. _ Eindelyk wilde hy'er nog iets by voegen., maar dit was al te ftreng, dat  door NEDERLAN D. 233 dat elk lid by de intreede zou moeten verklaren, welk foort van dichtftukken by zelf geloofde zyn fort te zyn, en dat hy na die ver klaaring zou belooveh^ zyn best te doen om daarin uit te munten, zonder ooit met iets anders voor den dag te koomen, ten minften niet by de Broe- derfchap. Want een Dichter moet zomtyds gelegenheids versfen mankin, al heeft hy nog zo weinig lust daar toe, immers is hy onder de vrye van den Lande, zeker wel de minst vrye; r « D@ch dit zullen wy niet betoogen. • Toen wy dachten dat het hier meede gedaan was, kwam'er nog iemand uit de hoek die zich geheel niet had laaten hooren, zeggende: voeg 'er Ban by dat het Genootfchap geene vertalingen zal ontvangen, en neem ter zinfpreuk : S3e£er, niad)en ié Ut t-ejle crt'tt'cq. Nu was het half tien, het uur der fcheiding van deeze Heeren, die ik wel wensch hier nog eens aantetreffen. Dus heb ik het nodige bericht. Ik zal deeze eindigen met u te vertellen dat ik uitgaa om publyke gebouwen te bezichtigen , zonder te weeten . waarmeede ik beginnen zal. Leef gezond en vrolyk. —-=— Volgens affpraak wacht ik een brief in Q 2 den  334 db JONGE REIZIGER den Haag, doch of ik 'er wel niet een dag Iaa^ ter koomen zal weet ik niet, ondertusfchenblyfc myn adres het zelfde. — Groet vooral de zachtairtigekjB/«»# ]k ben &c. IX.  'oor NEDERLAND. 235 IX. BRIE F. iFerdinand aan Charlotte. Lelden 16 Mei 17— ][^fuikdee... .morgen myne brieven aan Hendrik had? overreikt, ging ik eerst de Hooglandfche Kerk bezichtigen. — De Beminnaars der bouwkunde mogen zich met recht beklaagen, dat dit gefticht 't welk men Ao. li Go begon te bouwen, niet volgens het plan voltooid is. -—• Geestelyke twisten, doorgaans de haatlykfte, hielden dk werk eerst lang heepende, naderhand wierd het zo verre gebragt, dat men het in de tegenswoordige htuatie op 't jaar 1315 den Heiligen Pankras toewyde. Men verzekert in t algemeen dat dit de uitmuntendfte kerk van geheel Nederland zoude geworden zyn, zo deeze bitterheden het niet bekt padden, en nog is het een fraai gebouw, dat op zes - en dertig ongemeenzwaaQ 3 re  a\6 de JONGE REIZIGER re zuilen rust. — Men ziet in het zelve, boven een.der deuren ; een fchoon orgel, de wanden zyn met wapenborden van veele Familien behangen, ook vindt men in deeze kerk. de Tombe van den grooren Pieter Adriaans van der Werf , wiens grafplaats te betreeden, genoeg is, om een Neêrlandsch hart in moed, fhtndvasxigheid, en dankbaare nagedachtenis voor zyn Heldendaden te ontvonken. In het Choor ziet , men de grafzerk van Juftinus van Nasfouw, die een natuurlyke zoon was van Prins Willem den I. hyls levensgroote op dezelve uitgehouwen, en zyne tytelen nevens eèn opichrifc daar toe ge. Voegd. Is het niet ftryöig met alle goede zeden myne Charlotte, dat de Grooten, die ons beftuuren, en dus in alles voorbeeldelyk behooren te zyn, hunne natuurlyke kinderen, zo maar ópenlyk in hoogheid hellen, daar een gemeen burger, overkwam hem'het ongeluk, dat 'er' flechts een natuurlyke zoon van hem bekend was, daar over geftraft of geboet zou worden, en het kind by al de waerelt als een bastert op den rug aangezien! — Dit kan my wel eens ftooten. —— Maar terzaake, 't gebouw is zo wel van buiten als van binnen fraai, en pronkt met een klein toorentje, dat een uurwerk heefc, dat ook in het geweii der keike niet een wyzerplaat dë uuren  door NEDERLAND. 237 «uren aanwyst. Hetzelve ryst fraai en fta tig uit het Kruisdak. Van hier ging ik na de Lutherfche kerk, als het naast by zynde, dit is een taamlyk aanzien■lyk I iuis, tot een kerk die van binnen op housen pilaaren rust verbouwd: het zelve is ruim genoeg, en heeft twee galieryen boven elkander. Ook is 'er een orgel. — Nu lag de Marikerk aan de beurt —— Dit is een fraai achtkant modern gebouw, en koepeldak , waar uit een tooren ryst. verfierd met een groote pynappel, uit weike zich een kruis verheft, en boven op hetzelve ftaat een faam. Van de westzyde gaat men over een ruim plein in dezelve. Acht zwaare pylaaren onderfteunen dit gebouw, boven in het dak zyn van buiten acht fteenen gemetfeld, de windftreken aanwyzende; en men ziet 'er ook een taamlyk goed orgel. In de voorige eeuw dus •na de reformatie, namenlyk van 103b tot 1649 gebouwd zynde is 'er geen Choor. De Waaie Kerk heeft niets byzonders, dan de Graffteeden van twee Geleerden, naamlyk den te Arras in den jaare 1576 geboren Caroius Clufius, die alhier Profesfór in de kruidkunde geweest is, en Jolephus Juftus Scbatiger meede een zeer beroemd Hoogleeraar alhier, zynde geboren in ltalien, 't gebouw zelve is al van het Q 4 mid"  ?38 de JONG E| REIZIGER midden der veertiende eeuw, doch fchynt naderhand vergroot, wyl het achterfte gedeelte hoger. dan het voorfte is. 't Gebouw heeft twee toorens, een groote van vooren, en een kleine pp het achterfte gedeelte. Van hier liep ik met voorbygaan van de Gasthuiskerk naa de St. Pieterskerk, een ftatig gebouw op een groot plein. ik heb de Py- laaren die dit gevaarte onderfteunen niet geteld, maar vier daar van die het kruiswerk onderfteunen, zyn misfchien in den omtrek meer dan vier - en-twintig voeten. Aan de Westzy- de is boven de deur het orgel, en vlak daarover, het Choor dat met een koperen hek, welks traliën zeer fraai zyn, gelyk men dikwerf in de, kerken ziet is afgeperkt. De glazen zyn veelal befchüdert met wapens, en de wanden pronken met een zeer groot getal Wapenborden en Tombes, van welke laatfte ik maar eenige zal noemen, om dat zy u eenigzins meer dan de rest bekend zullen zyn. Naamlyk de vermaarde Coccejus, die een aanmerkelyke rol in de Kerklyke Gefchiedenis gefpeeld heeft, en de groote Boerbave, wiens naam zo beroemd was, dat men verhaalt dat hy uit een der. afgelegenfte Indifche plaatzen, over Frankryk, een brief ontving, waarop niets ten adres ftond, dan: aan Boerhaye in Europa. Van hem heeft  door NEDERLAND. 239 heeft nog die zwarte Kandy den naam van Boerhavefche zuiker. — 't Gedenkteken ter zyner eere is nog jong, en beftaat uit zyn afbeeldzei by maniere van een medaillon > met zyne gewoone zinfpreuk, die over het geheel doorgaat, maar by de geneeskundigen altoos behoort in acht genoomen te worden. Namenlyk: Eenvouwigheid is het kenmerk der waarheid, in het Latyn gelyk hy die altoos*bezigde, heet dit Simplex veri Sigillum. -1 Dit laatfte is voor de geleerde Heeren die gy goed zult vinden deezen meedetedeelen. ■ Het hangt aan een pylaar boven het graf van dien Nederlandfchen Esculapius Hipocrates, Paracelfus of hoe gy hem noemen wilt. Die van eenen Meerman, zynde een log pyramidaal gevaarte , rustende op wanfchiklyke klaauwen, op een marmeren voetftuk. —— En daar naby de tombe van Kerkhoven, waarop hy in marmorent gebeiteld vertoond wordt. IVlaar my dunkt dat gy myn brief niet zeer aangenaam vindt. Gy hebt ook niet ge¬ heel ongelyk myn lieve Zo/, doch wat kan men van de korte befchryving van gebouwen maaken dat heel aangenaam luidt! — En evenwel dacht my dat ik u daar meede heden eens onderhouden moest, wyl ik zeer weinig tyd over hebQ 5 ben  s4o de JONGE REIZIGER bende, niet meer dan eenen brief kan fchryven. Wien was het nu pligtmaatig ? Ze* ker aan u, die my, met al de achting die ik myne andere Amilerdamfche vrienden toedraag,boven alle dierbaar is — Heb echter nog een weinig geduld, en de inhoud van het vervolg zal u beter hnaaken, als wy maar uit deeze kerk zyn. 't Geen ik daar van nog te zeggen heb is dit: Voomaals pronkten zy met een zeer hoogen toren, doch die, gelyk ik reeds in een voorigen brief zeide, in het voorjaar van 1512, grootendeels inftorte, waardoor men zegt dat veele papieren verloren geraakt zyn, welke hier bewaard wierden. Willem de II. namenlyk de Graaf van Holland, en zyn zoon de ongelukkige Graaf Floris de V. zyn in deeze kerk gedoopt. ——- Willem de II. fchonk ter gedachtenis hiervan een doopvond, aan de kerk, die prachtiger, dan men ergens, vond, ook waaren hier oudtyds twaalf fchoone marmeren beelden, vertoonende de Apostelen, maar een en ander is door de woede van het graauw , ten tyde der beeldftorming vernield, en weg geraakt, 't Geen te bejammeren is, doch dat is het gevolg, als het Jan Hagel den baas fpeelt, en de Regeering, gelyk in die dagen den toom uit de handen gerukt is. Nog  door NEDERLAND. 241 IV og een woord van deeze kerk, die zeer veele fchenkaadjen heeft ontvangen: hier onder munten uit de gefchreevene bybel van Willem Heermans gefchonken in het Jaar 1462. eer nog de drukkunst was uitgevonden. Welke met ketenen aan een lesfenaar was vastgehecht; dezelve is door den fchenker zelve in twee deelen gefchreeven, en ten nutte van elk weetgierigen daar neergelegd, in de dagen toen het gemeen nog geene andere gelegenheid had om dit boek te kunnen kezen, alzo de handfchriften gelyk men begrypen kan dun gezaaid waaren, en de drukkonst zo ik zeide nog niet was uitgevonden, of liever toen 'er nog geene gedrukte bybels waren ; want Koster had ruim twintig jaar te vooren, reeds de gronden deezer kunften uitgeoeffend. Nu neemen wy ons affcheid van dit, en alle andere geestelyke gebouwen voor deezen dag, en ik zal de eer hebben, u naar het lïadhuis te geleiden, dus de itads Rynlands gevangenis, 'sGraveftetn genoemd voorby flappende, ~ Met aanmerking alleen, dat het van buiten een trotsch aanzien heeft, en op den voorgevel vériierd is met het beeld der gerechtigheid, terwyl tle achtergevel met een diergelyk beeld en dat der voorzichtigheid pronkt. De Gefchiedenis verhaalt, dat de tleeren van Lok- borst  s4s de JONGE REIZIGER horst dit gefticht aan de ftad gefchonken hebben, onder beding dat niemand dier Famillie ooit tot Schout mogt benoemd worden, uit hoofde der verachdykheid van deezen post. Thans is het heel anders, men geeft deeze bediening niet dan aan perfoonen van de eerfte geboorre in den burgerftond. Hier in het Logement te rug koomende , eer ik aan tafel ging, verhaalde my de Kastelein daarvan nog het volgende: dat men gewoon was hier de misdadigers op een in zulk geval opgerecht wordend fchavot te ftraffen, dat het gefchikter vertrekken heeft tot berging van gevangenen van meer en minderen rang, en eenige die bekwaam gemaakt zyn, om le'edijloopers, enzulken die de Maatfchappy ten last zyn, aanwerk te helpen. Ik zal die man in dit opzicht maar geloven, want ik ben geen liefhebber van Ge, igen huizen te bezichtigen, en verfchil dus veel met zeker Engelsch man , die gantsch Europa is doorgereisd, met enkel oogmerk om gevangenisfen te zien. Laat u dit niet grillig voorkomen myn beste Lot, eene waare menschlievendheid is de brom Overtuigd, dat de meeste Kerkers niet alleen akelig zyn, maar ook zeer ongezond, en de behandeling der ongelukkigen dikwerf zeer tegens  nooa NEDERLAND. 24$ gens de billykheid aanloopt, zoo lang ten min, ften hunne misdaad niet beweezen is, en ook zomtyd^ niet evenredig aan dezelve. wilde hy hieromtrent het zyne toebrengen, om Europa te verlichten, en verb tering van aanbelang voor de menschlykheid vóórhellen,, dat hy op eene edele wyze heeft volvoerd. —— Dan treeden wy naar het Stadhuis, zynde een gebouw in de Gottrfche trant, welks voorgevel van Benthemerfteen prachtig is opgehaald. — Het borduis, is twee - en-twintig trappen hoog, heeft beneden aan de hoeken twee leeuwen, het Leidfche wapen, zynde twee hemels, in hunne klaauwen houdende. Boven ftaan op de hoeken weder twee. Ook ziet men daar aan de gevelzyde twee kindertjes,gansch naakt, waarvan de eene op een uurglas rustende den tyd, de andere op een doodshoofd de fterfiykheid verbeeld, boven op 't Bordais zyn twee fteenen beelden der Gerechtigheid en Vrede, en men vindt 'er deeze woorden: Bewaar Heer Holland en zalig Leiden. —- — Gaan wy onder het Bordais in: hier vinden wy de groote Vleeschhal, die zich tot een Rynlandsch Vierfchaar uitftrekt. A.hier ftaat boven eene poort met goude letteren het volgend versje in een blaauwen teetfteen:  244 de JONGE REIZIGER Indien Gods goedheid u brengt voort, Geluk en (poet niet trots 't gemoet, Maar neer wilt draagen, En zint hy [ziet] waarom aan boort Arrgftig verdriet, weest daarom niet Te zeer verflagen, Ü heil, fulks heil, en toebehoort, Dankt Godt, zwygt ftil, zo was zyn wil Begeer behagen Men vindt hier nog een versje beneden, dat ik u zal meededeelen, niet om deszelfsbyzondere fraaiheid, maar om dat Fredrikftad , daar uit de fmaak van die tyd mag beoordeelen, en berekenen, of wy nog een halve nog een heele eeuw werk hebben, om daar meede weder gelyk te liaan, wyl'er zich reedsfpranken van vertoonen. Vergeef my voor deeze eene reis deeze lastigen brief, ik heb u myne verfchoning reeds gemaakt, het zal niet weder gebeuren, dat ik u zo droog onderhoude, hoewel het zyn uwe bevelen, immers zeide gy, dat ik niets moest overflaan. Nu dan, dus luidt het versje: 't Ryk van Spangen hem verblyden, In 't beleggen, als zy fagen, Met gedult my dragen 't lyden So veel letters fo veel dagen. Nu  door NEDERLAND. 245 Na f Ware hUnger noot GebraCht hadde ter dood BI naes i fes dUIzend MenfChen ALs Godt den Heer Verdroot, Gaf hl Uns Weder broot Zo Veel W' Cünften WenfChen. Zoekt en vindt 't iaar „van Lyden zwaar" 1 Dat niet en was te herden, ! De Heere maar ,, vryd ons daar naar" Der tienden maand den derden. Word niet knorrig lieve Lot, zonder 'u hier verder op te houden geleid ik u langs een vry goeden binnentrap naar boven, en zal u flechts eensge vertrekken aanftippen, want ik vrees fterk voor de verveeling, en echter ik kan niet anders maaken Zie daar u reed-, op een g oote zaai die men de Pers noemt, (om dat hier voormaals een drukpers was) met voorbygaan, van een aantal door my bezichtigde vertrekken , waar in ik niets byzonders heb opgemerkt, zult gy my de eer gelieven aan te doen, om Burgemeesterskamer in te treeden, waar in gy toch dé fchoone gefchilderde tapyten zult admireeren, maar boven al het betoverend fchilderftuk van den hier ter ftede geboren Kunstlchilder Lucas : van Leiden verbeeldende Am dag, waarin God ! elk ten rekenfchap zal opdagen. Zo vee¬ le  a46 öe JONGE REIZIGER le beelden zo veele hartstochten myn lieve LotJ vergenoeging in alle deszelfs byzondere afdee- lingen by de gelukkigen. Wanhoop in de hoogfte graad en uit byzondere beweegoor. zaaken by de rampzaligen ; vertwyfeling by anderen. Aandoenlyke uitnodiging tot heil j by met glorie omringde Engelen: dreigende houdingen by dezulken die te laat genade affmee- kenden elders verzenden. Een w«nder coloriet van de reeds brandende aarde. • Maar boven al eene uitblinkende zachtmoedigheid in het gelaat des Middelaars, die in de hoogst mooglyke glorie pronkende 3 elks vonnis, meer na genade, dan geftrengheid, op één oogenblik voor millioenen te gelyk verilaanbaar, hoe verfchillend in de evenredigheid, uitfpreekt. . Dit gezicht verrukt my. Hoe zacht zyn die ten hemelleidende wolken? hoe verfchriklyk die vuurbrakende afgronden? —'• hoe godeerbiedigend en bemoedigend ryzen die vromen van onder hunne grafzerken? Hoe yslyk zyn hunne tegenbeelden ? — Wenden wy het oog van hun. Hoort gy niet de Hallelujahs! De triumf liederen der zaligen? • ryst gy niet met hun opwaard voor den troon d.s Lams ? • — ja zeker , maar ook bedroeft u het gejammer ter linkerzyde, en gy zoudt  door. NEDERLAND. 24? Zoude. Maar lieve Charlotte! —— God kan niet onrechtvaardig zyn, Denk uit de¬ ze weinige trekken, hoe ik des meesters kunst bewonderde, hoe myne ziel aangedaan was, toen zy de kragt van dit Tafreel overwoog, hoe zy verzonk door befpiegeling, en tevens door dezelve wierd opgevoerd van kreits tot kreits, tot voor den ongefchapsnen wiens Majefteitgeeu Seraf maaien kan, dieniet uitgedrukt kan worden dan door het woord God, dat is volmaakt* beid. Ik daal myne lieve, maar moet de pen eenige oogenblikken nederleggen, eer ik bekwaam ben om u verder te geleiden. Dat ik in de fchets van deeze fchildery geene grootfpraak houde, kan de Gefcniedenis getuigen, wyl Keizer Rudolph de IV. daar voor zo veele ducaten te vergeefsch geboden heeft, als nodig waareVm hetzelve te bedekken. De Vrcedfchaps als ook de Scheepenskamer zyn fchoone vertrekken, met kundige tapy.en en fchilderftukken verfiard, maar daar niets by het gezegde haalt, wil ik over deeze niet uitweiden, alleen, het fchoorfteenftuk in de Vierfchaar, verbeeldende het oordeel van Brutus over zyn zoon, kan ik niet genoeg roemen » Alle vertrekken in dit groot gebouw,dathondert fchreeden in zyn voorgevel breed is, hebben f12• raaden en fchoonheden, en verdienen debezich- L DEbL. R tt-  543 de JONGE REIZIGER tiging, doch die wel wil doen, om in zyn Bé» fchouwing te klimmen, zie altoos dat wonder derSchilderkunst het laatfte. Ik zal u alleen nog wegens dit gefticht zeggen,, dat het onder het groot getal wel ingerichte ver- . trekken ook een Wapenkamer bevat, waarin, in eene zeer nette orde, voor meer dan twintig duizend mannen voorraad is. Over de by- zonderheden hier te zien zal ik geen woord reppen u immers zou dit verveelen, en ik ben te vol van het gewichtiger tafreel. Gaan wy de tooren beklimmen, die in 1573 , na het afbranden der voorjge gefticht wierd, en zeer lierlyk is opgebouwd. In dezelve hangt een klok ter zwaarte van 9070 pond, —- Doch dit is menfchen arbeid, maar myne liever zo zeer als my het conftracteerende in de fchildery trof, so zeer verrukt my hier het onafmaalbaar fchoone der natuur, in deeze ftad omringende landsdouwen. Buiten de tuinen die genoegzaam rondsom langs de Cingel gevonden worden , verliest zich het oog in de vette weiden v die de onevenaarbaare boter, door Europa beroemd, uit de melk der hier graazende koeien opleeveren. — Hoe heerlyk! —— Welk een fchakeering in de kleur der beesten alleen ? . en hoe gezond, hoe wel gedaan is yder? è ! dat God hun lange jaren altoos voor de ver- nie-  door NEDERLAND. 249 nielende pest behoede. — Ik beef op het aandenken. Boven dien , welk een rykdom van aardfche zaligheden, vertoont zich hier? Vlekken, Dorpen, Steden, Buurten, ja op Zich zelf ftaande Boerderyen getuigen hiervan eene welvaart, die naast God, door eene wyze Regeering kan bevestigd blyven, en misfchien nog hoger klimmen. Uit den grond my- nes harten, roep ik derhalven uit: Bewaar Hesre Holland en zalig Leiden. Zie daar myne lieve wat ik voormiddag hebbe bezichtigd, ik hoop dat het laatfte het eerfte vergoeden mag, aithans ik bevond my beneden koomende niet gefchikt cm iets meer met aandacht te bezichtigen. En dus ging ik herwaard myn middagmaal opzoeken, dat in eenzaamheid genooten, my weinig tyd koste.» Nu gaa ik u myn namiddag werk verbaalen , dat ook niet zo fchraal zal zyn als het begin des morgens. liet geluk lieve Lot, verzelt my op myne ondernomene reize. Zo vermoeid als gy misleiden zult zyn van hetleezen, zoo vermoeid was ik van het bezichtigen van gebouwen, ik kreeg lust om te paard te ryden, en ondernam dit « Hendrik vergezelde my. Wy reden dan langs de Haarlemmer Vaart tot aan Voorhout, en toen naar Sasfenheim, om het huis te Teilingen te R 2 be-  *5o de JONGE REIZIGER bezichtigen. Voorhout is een klein Dorp van geen aanbelang, maar Sasfenheim is grooter , doch heeft op zich zelf ook niets byzonders dan dat het Huis te Teilingen in deszelfs nabyheid ligr, en dit is nog al der moeite waardig 7 om dat het de verblyfplaats geweest is, van de ongelukkige Gravinne Jacoba van Beieren na zy tot de laagte van Houtvesrerinne gedaald was, en affland van haare Graflyke rechten gedaan hadt, om haaren geliefden Frank van Borfelen in het leven te bewaaren, dit eigenlyk Teilingen is grootendeels vervallen, maar moet een (choorr rond gebouw geweest zyn , men vertoonde ons hier-een pourtrait van de Gravinne, eenige der vermaarde kannetjes die na haar genoemd zyn, en welke zy in de vyver plagt te gooiien , ook nog een floei die men zegt by haar gebruikt te zyn. Schoon het caraéfer deezer Gravin op de Keeper befchouwd, niet altoos even fraai is, gelyk in *t geval van eenen Albert Beiling, waar van ik by eene andere gelegenheid zal fpreeken, geblykt, beklaag ik haar echter altoos, als ik bedenk dat liefde haar ongeluksbron geweest is. — 't Slotr ftrekt thans tot een gevangenis van hun die tegens het jachrgericht gezondigt hebben. —— En de Heer Luitenant Houtvester heeft hier zyn verblyf in een veel laater gebouwd, en nog nader, hand veel verbeterd huis dat hier naby haat. Ee  boor NEDERLAND. 251 Delaanen, dreeven, boschjes en tuinen zyn bier zeer bekoorlyk, en de Nachtegaal vergaste my zodanig als of ik omtrend» myn eigen landgoed was. Na ik my a'di'er ffi '.c wandelen vermaakt, en vervolgens thee ge ronken-hadde j reed ik langs een zeer verrftaaklyken enboomiyken weg over Warmond en IVarmonder Hek. naar her waard te rug Warmond is zeer aange¬ naam, zynde in deszeifs omtrek vericheidefiaaije buitengoederen , en fchoone koorenlanden. — Onder deeze munt bet buis te Warmond zelve» dat wan Lokhorst en Alkmade uir. Alle het verrukkende gezicht hebbende op het Haarlemmer of Leidfcbe Meir., en verfiert, met onderfcheidèn aanleggingen van lusthoven, bosfchen en laanen. Onvrent het Warmonder Hek viel my in gedachten, dat le Frank van Oerkbey, eer hy Lector in Leiden wierd, alhier gewoont heeft Te Leiden te rug gekootnen, deed ik nog eene wandeling door de ftad, die rhy zeer wel geviel. Op de breedftraat, misleiden de fchoone ftraat in Nederland, aan den Ryu , op de Heeregracht en verfcheidene andere handen is het zeer a igenaam woonen, en met betrekking tot publyke gebouwen, zo Godshuizen als Waereltlykeover» treft deeze ftad allen die hier te Lande zyn. — Eenige daarvan moet ik morgen noch bezichtiR 3 £eil>  S52 de J 0]N GE REIZIGER gen, maar met hondertmaaimeeraangenaamheid en refiexie zou dit gebeuren, als ik daarin vergezeld wierde van het aangenaam gezelfchap dat my in Haarlem vereerde, en byzonder van haar, aan wien ik altoos met die rchting zal gedenken, welke men aan een voorbeeld der Sexe fchuldig is. Vaarwel lieve Lot, groet onze Vriendenkring, en befchouw my als &c. X.  d  *53 de JONGE REIZIGER door elk onvoorzichtige maar kunnen aangegreepen worden. Ook twee kleine Chineefche doeltjes fraai verguld, en een dito muzykinftrunsent maar onverguld. Zou dit geen kenmerk van oudheid zyn ? Ook zyn op eene andere plaats een aantal ftatues, bustes, altaaren, urna's &c. die het volmaakte voorkomen van antiquiteiten hebben. Onder deezen is een Cefar. als ook ten Gedenkfleen van JSehalennia, die oude Batavifche Godin, die geloof ik in Zeeland gevonden is, maar naderhand gelyk alle overige ftukken met muurkalk overgeftreeken, om 'er fteraad aan te geeven. Nog vindt men hier een Chemisch laboratorium, j dat hoewel nog al van eenige waarde niet tevergelyken is, by die in Frankryk en Duitschland gevonden worden. — Deeze ftudie echter is de bron van de meefte beftaans middelen in alle landen, gy weet dat uw Stadgenoot Kastelein, dit in zyne Chemie duidlyk heeft aangetoond. Boven den ingang der Academie ftaat eene la- j tynfche infcriptie, waar van ik u de korte inhoud i in onze moedertaale zal meededeelen. Vooreerst ftaat 'er: Tot gebruik en cieraad van de Academie is dit werk gefticht in den jare na de geboorte Cbristi 1600. Ver.,  door NEDERLAND. 259 Vervolgens deeze wetten: I. „ Men mag hier ingaan om de lesfen teho. „ ren, als daartoe gefchikt zynde, mids „ men na deszelfs afloop vertrekke. II. ,, Men mag de kruiden en planten zien en, „ ruiken, maar de jonge fpruitjes niet aan,, raaken, veel min bederven. III. „ Iets aftebreeken, 't zy takken, bla„ den, bloemen of zaden , woidt verbo„ den. IV. „ Men mag over geene bedden fpringen, ,, veel min daarop trappen. V. „ En eindelyk, men mag niets doen tegen „ den wil van den Hoitulanus. ——— Van hier ging ik na de Ontleedkamer —dezelve is een gedeelte van de Kerk der Faliede Bagynen, in den jaare 1592 opgericht, defchikking is naar de gewoone inrichting, ftaande in het midden een tafel die rond gedraaid kan worden , om de ontleede deelen aan alle aanfchouwers, die in zekere rangen, en by etages ronds om zitten, te kunnen vertoonen. Dit vertrek is opgevuld metveelfcheletten,enonderfcheidene zeldzaamheden der menschlykeligchaams deelen; ook een aantal geraamten van viervoetige dieren en vogelen, —- De dingen die my onder deeze het  sóö de JONGE REIZIGER het meest in het oog vielen, waaren, verfchetden twee aan twee zaam gegroeide varkens, en kindertjes, een kind zag ik 'er met twee hoofden. Ëen nog onvoldraagen, dat een-zak ter groote van een gemeene ftuitert aan de buik had hangen, en een andere op het hoofd, voorts fcheen het een mannetje van wel tachtig jaaren. '£r is een half katje dat geleefd heeft, en een vinkje met twee hoofden. ——* Verbaazende fteenen uit de waterblaas, en harten zo wel als maagen van buitengemeene groote , vertoont men u. Insgelyks groote bekkeneelen, en een dubbeld; Een uitgefneeden kanker van de groote als een paardeboon. — Hairbollen en geprepareerd menfchenvel, waar van onder anderen een muil. Nog zal ik u noemen, een op¬ gezet Moortje , dat zeer fraai is, een wortel van een boom die ik voor een door kunst gemaakte floel aanzag, een wildemans fchuitje, en verfcheide mummis, waar van een. NB gezegd wordt byna twee duizend jaaren oud te zyn Eindelyk het pourtrait van een vent die een mes van eenige duimen had ingellokt, dat hem in de zyde weder is uitgezwollen, zonder hem te dooden. Buiten dit en duizend andere opmerklyke hukken is hier een uitmuntende kas met Anatomifche werktuigen, die gelyk alles wat hier is, zeer  » o & r NEDERLAND. 262 zeer zindelyk onderhouden worden. De Hooge School heeft het zeldzaam recht om ter bekoo» ming van Anatomifche voorwerpen, delyken der geftrafte misdaadigers te reclameeren, zo zy in de drie wintermaanden (waar in ook maar alleen de ontleedkundige lesfen gegeeven worden) zyn ter dood gebragt-Dan hoe zeer dit privilegie beftaat, geheugt my echter geleezen te hebben , dat zommige deden de overgaaf dier lyken wel eens hebben geweigert, en zo ik my niet bedrieg moet dit onder anderen by Haarlem gebeurd zyn. Daar na ging ik de Bibliotheek bezichtigen , waarin zeker een aanmerkelyk getal boeken, en zeer veele zeldzaame manufehripten gevonden worden. , De uitgebreidheid echter is niet zo verbazend als my wel voorftond, en de order, wd nu, die zullen wy daar laaten. Ik moest deeze gallery van Minerva zo vluchtig doorlorpen, dat ik 'er naauw meer van zag, dan ik reeds lang te vooren wist, evenwel heb ik de Bihiia Regia die Willem de I. gefchonken heeft, en in de Hebreeuwfche, Chaldeeuwfche, Griekfche en Latynfche taal gefchreeven is, als ook Talmud der jooden in de Hebreeuwfche en Chaldeeuwfche taalgefehreven in de hand gehadr. - Gy laght hier om  de JONGE REIZIGER om zeker, en hebt gelyk want het was my veel te geleerd, maar enkel deed ik zulks uit nieuwsgierigheid, en daar uit is iets goeds geboren, toen ik 'er na vraagde fcheen hy de Bibliothecarius onbekend, en na wat zoekens vonden wy hem echter , een ander vreemdeling derhalven daar na vraagendo kan nu oogenblikiyk geholpen worden. —- Ik wilde vervolgens my van een ander vak bedienen waarvan ik meer Kennis heb- be. "t Is u bekend, dat geen boek tot het Heerenbotkje toe met privilegie gedrukt wordt, of de uirgeever moet een weigebonden Exemplaar aan deeze Bibliotheek leeveren. Ik vaagde dus na de Toneelfpeelen met oogmerk om eens te zien hoe groot een getal in de laatfte tien jaaren waaren aangegeeven, en hoe aanzienlyk de colkclie over het geheel was, vooral de oudile. Maar tot myne verbaazing hoorde ik ; dat men dezelve van tyd tot tyd verkogt, en 'er geene gevonden wierden, om dat zy te veel plaats befloegen. — Wat dunkt u, de Staaten eif-fchen dat men de boeken daar bezorgt, en beftuurderen, houden die vodden overtollig, en verkoopenze. Enfin dat is zo. Men vindt op deeze Bibliotheek fchoone Globes, en een gangbaare Spsra die uitneemend fraai i«, en met welke te befchouwen, ik my een korten tyd vermaakte. No  só4 de jonge reiziger vlakke laadjes, in elk van welke elf pourtraitteiï leggen van beroemde Nederlandfche mannen, alle geleerden, zo van onzen tyd als van de vorige eeuw, keurig behandelt in ovale vergulde lysten, hierby is een register behelsfende de namen, geboorte tyd en plaats, zo ook met het overlyden, en een kort bericht van het notabel- fle in hun leeven. Ook is hier in een zeer nette orde eene verzameling van prenten, maar t geen byzonder uitmunt is een gefchreeven boek, behelzende leevens van voornaame mannen. Dit is zo fierlyk net en kunftig uitgevoerd dat gy het voor in koper gefneden zoudt achten. Ook vindt men hier de vermaarde afdruk van de Unie, met de keurlyk nagefneedene handtekeningen. . Voorts diverfe medailles, de pourtraitten van Vondel en Hoofd, tusfchen beiden het zelfde monument dat in de nieuwe kerk te Amfteifkm voor Vondel is opgehangen , en daaronder in een ruime nis een fchoone gebronsde kop op een piedeftal. - In 't midden langs de geheele zaal, die een uitmuntende klank heeft, ftaat een tafel met groen laaken bekleed, en omringd met moderne ftoelen, aan het lager einde is in de eene hoek een kwartronde haardfteede en in de andere een bufec van dat fatfoen, voorzien van goede bocaalen, in onderfcheiden groote. No  door NEDERLAND. 265 Nu liep ik nog even aan by het kleermakers gilde om de tafel te zien van Jan van Leiden , 'tis een ruw ftuk hout waarop de munt welke deeze Koning der wederdoopers liet flaan, ftaat afgebeeld, ook is hier een gebit van zyn paard dac hy by gelegenheid van prachtige intreeden te gebruiken pleeg, benevens een zeer gedevalifeert pourtrait van hem en zyn vriend Knipperdolling. 't Was twee uuren, en dus zocht ik den maaltyd, thans reeds laat zynde gaa ik na bed om u morgen de andere helft van myn dag te vertellen , en aan myne Charlotte te fchryven. —— den 17 Mei 's morgens. > - By gelegenheid van myn tourtje te paard, eergister, had Hendrik my lust ingeboezemd om de Manege te zien,doch daaraan is niets raars, nu by de voorfte L>oele zyade, bezag ik de befchilderde glaazen van de groote zaal, verbeeldende een aantal Graven en Gravinnen van Holland, beginnende met Diederik den I. en eindigende met Jacoba van Beieren. —- In dit logement is op het torentje een vertrekje zodanig toege« fteld, dat men daar met gezelfchap zittende in het rond kan gedraaid kan worden, 't geen al S 2 heel  aC>6x de JONGE REIZIGER heel aartig voorkoomt als het onverwacht ge= fehiedt. Voorts zyn hier veele gefehilderde wapens van Kolonellen en Hoplieden der burgery, en foortgelyke fieraaden meer. De ftads waag en het boterhuis zyn zeer wel aangelegd en Ao. 1658 gebouwd, in de voorgevel is het ftads wapen, en eenige voorbeelden van wegende boterboeren , uitgehouwen. Ook pronken de pylasters met wapenen van Burge- meesteren in den tyd der dichting. . Achter de waag is het boterhuis zynde een ruim met lantaarns gewyze overdekt plein, omringt van eene gallery die op pylaaren rust. . Op de breedftraat is een plaats de blaauwe fiee» genoemd, die voormaals de Gerechtsplaats plagt te zyn, en verfcheidene voorrechten van de Leidfche burgers hadden tot die plaats betrek. Icing. Ook heb ik hier een huis gezien, voor welks luifel het volgend versje ftaat, het zeker kenmerk dat Leidens vest voormaals daar moet ge. weest zyn. — , Dus luidt het: An-  b 'O o j NEDERLA NJD. 267 Anno dertien hondert tat-tig en negen,. Ja Leiden vergroot door Godes zegen Sreen fchuur was toen vest. ,Myn naam Roden tooren. Stae fchier in 't best: Dankt Godt daar voren. Ook is hier nog een gebouw de blaauwe poort genoemd, om dat hy van blaauwe hardfteen is opgehaald, hy diende eertyds tot een uitgang naar den kant van Haarlem, en deszelfs fraaiheid heeft hem by de vergrooting der ftad gefpaard. — Op deeze poort plagten de Heeren Rederykers onder den tytel van de Acolyen hunne vergaderplaats te hebben. Thans is het de Gildekamer der Apothecars. Gy merkt uit deeze aanfhppingen, dat ik myn namiddag meest met wandelen doorbragt. . Ik had ten oogmerk nog eenige gebouwen te .gaan bezichtigen, maar een der Heeren die ik den eerften avond aan den Burgt vond ontmoe* tende, verzocht hy my meede te gaan naar zyn •tuin aan den Ryn , alwaar de twee andere vrienden ook kwamen, 't Geen ik accepteerde, en in dat gezelfchap hoorde ik verfcheiden bywonderheden de ftad aangaande, die ik u zai S 3 mee;  9.0.0r NEDERLAND. atSj Nu ging ik de kunstzaal bezichtigen van het Geiiootfciiap kunst wordt door arbeid verkreezen, de vrièndelyke heer Secretaris Karei de Pecker, wien ik altoos zeer verp igt zal zyn, deed my de eer my alles te laaien bezichtigen. Ik zal zo goed ik kan u daarvan verllag doen. De toegang tot dit gebouw is bouwvallig, het zelve intreedende vindt men in den gang agt fraaije, en met verfchillende letters gefchreevene versjes, betrekiyk de zwaare belegering van deze ftad. Recht daar achter is de kamer van Beftuurderen, een geregeld vertrek met een prachtige kachel. ■ Een aantal pourtrait- ten verfieren de wanden, en men bewaart hier verfcheidene kunstzeldzaamhedên, ais by voorbeeld eenige blazoenen , icepters en een kroon van de oude Rederykers., De blazoenen eigenlyk hangen op het portaal van eene, gemaklyke trap die na de grote zaal leidt. —Deeze is prachtig, door een aantal fchuifraamen verlicht, met kasfen tot de bibliotheek.verfierd, en de zolder geftucadoort. Aan het boveneinde is een marmeren lchoorfteen boven dezelve in een fraaije ni-s, een gebronsd beeld van Apolio, hoger eeij uurwerk, recht daur over aan het ander einde is het Panpoeticum Batavum , zynde een kabinet, op de twee voorhoeken ftaan Mdpomeen en Tbalia boven op Apollo, Van binnen is het vo\ L Deel. S vlak-  s68 de JONGE REI Z.IGER meededeelen. Zo als zy my voor den geest vallen. Het Katharynen gasthuis heefc het byzonder privilegie gehadt, om duiten en oortjes te mun« ten, houdende aan de eene zyde een rad, zynde het wapen van 't huis, om dat de heilige Katharyna na gevild te zyn op een rad gelegd wierd, de ftempels en fchroeven worden nog by Regenten bewaard, en fchoon men niet weet boe dit privilegie in de waerelt gekoomen is, geblykt echter, zo men my verhaald heeft, dat het zelve in den jaare 1573 nog by den Gerechte der ftad is bekragtigd. De menigte kloofters welke in deeze ftad geweest zyn is verbazend, en 't is zeldzaam, dat zy, een hechts uitgezonden, alle door Nonnen bewoond wierden. — Waar of toch al die meisjes gebleeven zyn, Fredrikftad, toen men hunne fchuilplaatzen tegens de verleidende] waerelt vernietigde? — Ik vraagde het ook aan hun, maar zy wisten het even min als ik. De Kemonftranten en Mennoniten hebben bier yder eene ruime kerk, maar in dezelve is niets byzonders. De Rocmfchen oeffenen hunnen Godsdienst in zeven huizen, {kerken mogen zy immers niet  door NEDERLAND. 2ö> ■niet hebben, want....) onder deeze is die op de Hooimarkt de prachtigfte. 't Is my ondoenlyk u alle Godshuizen, en Hofjes die hier Zyn optenoemen , veel min dat ik dezelve zou kunnen bezichtigen , dan zou ik weeken moeten blyven, en gylieden zoudt v/algen van de eentoonigheid der befchryving. Omtrent het Cecilia gasthuis moet ik echter aanmerken, dat men in het jaar 1595 hetzelve onderheund heeft door het verleenen van eene lotery. Nu zal ik u hier meede niet meer ophouden, dan alleen dat wy na de Thee, ten mynen plaifiere een kleine wandeling na het Pesthuis dee- den. Het zelve ftaat aan de ftads cingel, tusfchen de Morspoort en de Rynsburgfche, een fraai yzeren hek verfierd met wapens, fluit de opgang tot eene breede laan van elfen en linden, aan deszelfs einde is een ander hek, waar door men op het voorplein treedt. Aan de rechterhand is de woning der fuppooften, ter linker het gebouw zelve, dat uit het water is opgehaald, en met twee cingels van fchaduwryke elfen en linde laanen beplant, omringd —* Dit huis heeft acht ruime zaaien, en is over 'c geheel een fraaije ftichting voor deszelfs oogS 4 merk  a?o de JONGE REIZIGER merk. — De ruinen en huizinge hier toe be* hoorende, zyn meede wel aangelegd. In de tuin van mynen geliefden vriend Broekhoven te rug gekeerd , kwamen wy weder op, den ouden text,en de Maatfchappy der Nederlandfcbe Letterkunde, als ook het Genoodfchap, Kunst word d«or arbeid vsrkregen, waaren de onderwerpen van ons discours. Beiden gaven wy hunne verdiende lof, maar gelyk 'er altoos wargeeften zyn, ging het ook hier —— Een van het gezelfchap Vennip genoemd, (aan wien de anderen verweeten dat hy geene Poëtifche hersfens had, even als of die zo maar in het wilde worden omgedeeld, 't geen ook hier te lande bykans zo wel lchynt, ik beken het,) een mynheer Vennip, vraagde? of die fpreuk: Kunst wordt door arbeid verkreegen, * wel Üeek kon houden ? -—— „ Ik heb zulks dikwerf „ beproeft, ( zeide hy,) maar hoe ik arbei,, de, nooit kan ik iets daar ftelien, dat my ;, zo goed voldoet als de versfen van Feitb, „ Bildet dyk, Vereul en andere. Ik geloof 5, vervolgde by, dat de Dichter geboren en niet gemaakt moet worden, en dat de En„ gellche Schryvers van de Algemeene Hifto„ rie juist zo veel ongelyk nier hebben, daar „ zy zeggen, dat'de Dichters in Holland zo fchaars  door NEDERLAND, j$f '„ fchaars zyn als de Comeeten, waar van om „ de hondert jaar pas één te voorfchyn •>, koomt Evenwel heeft het my ,al- ,, toos behaagd, dat de fchryver van de Eer „ der Hollandfcbe Natie verdeedigd, ons Va„ derland tegens deeze chocante uitdrukking „ poogde te verdeedigen." ——- Broekhoven trad tot de eerfte helling te rug, en verzekerde dat een zyner kennisfen, die hy zeker mynent halve enkel met de letters J v. li. noemde, de fpr^uk bewaarhede, dat die man geen dichter geboren, maar federt het iaar 17— dichter gemaakt was, 't geen hy meende door nog daaglyks te koop geboodene versfen te kunnen bewyzen. —;— Hier uit rees een dispuut wat eigenlyk tot een dichter behoorde, en ik had het geluk, dat my inviel te zeggen: „ myn Heeren , twisten wy daarover niet meer, de zalige van der Waal heeft ons de waare vereischten zo duidlyk getoont, dat „ er geen verfchil meer over valt. Op dien voet Jan Broer fleeten wy den avond,, en zo ik tyd had, zou ik 'er u meer van zeggen,' maar gy weet immers wel wat dier het is, als gy de klaauw ziet? Anders zo gy 'er vermaak in hebt, by monde daar over nader. S 5 Myn  27s de JONGE REIZIGER Myn horlogie flaat daar half acht, ik moet nog aan Charlotte fchryven, en meen ten negen uuren uit te gaan, dus kan ik hier over die maal niet meer, ik heb zo veel eer te zyn &c. XL  door NEDERLAND. 273 .XI. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Leiden 16 Mei 17— . Ü^Tiets byzonders heb ik te fchryven myn lieve Lot, maar ik kan echter niet befluiten , van hier te vertrekken zonder u zulks re melden. — Het merkwaardigde alhier heb ik bezichtigd, en 1 dus is 'er geene reden meer om my hier langer < op te houden. Myne nieuwe kennisfen wilden my gister perfuadeeren om de week uit te blyven, maar myn plan laat het niet toe. ; apropos! — Gy zult uit den brief aan Fre- drikfïad zien , dat wy gisteren avond weder zwaar over de kunst gewandeld -hebben, gelyk een onzer bekende vrienden het noemt. By die gelegenheid over Feith, die roem verdienende dichter fpreekende, haalde een der Hp?rpu een Graffchriftje aan, dat hy ih zyne brie-  *74 de JONGE REIZIGER brieven geleezen hadde. ■ Zo iets fchoon genoemd kan worden, dunkt my is het dit. — Zie hier met welke regels een waar Genie de nagedachtenis eener jonge Juffer, wel heeft willen verëeren, Schonk Leidens trooftelooze jeugd. Een enkle traan, voor ieder deugd. Van haar, wier maagdelyk gebeente, Een Engel toeft, in dit gefteente; En groeide een roosje uit elke traan: Wat zouden hier al roosjes flaan! Wat vond die maagd een krans bereid Als zy outwaalu voor de eeuwigheid. Wat dunkt u myne Waarde? Voor my ik vind het idee owydieerlyk. Nu nog een woordVtTi Leiden zelve, en dan gaa ik nog eene kleine wandeling doen, en den Stalmeester bepaalen, dat hy, tegens een uur de fargon zendt, om my deezen avond tot aan Rynsburg te brengen. Deeze ftad is zeer vermaaklyk na myn oordeel, en moet in vroegere dagen, toen deszelfs laaken, zaai, en baaihandel in bloei waaren een juweel voor den Staat geweest zyn. Maar thans is de armoede groot , waar van dit eene voorbeeld genoeg zal zyn. Aan de Muis-  door. NEDERLAND. «275 iHuiszittende armen, plagten in de vorige eeuw ijaarlyks 28 last rogge, en zeven duizend ton turf uitgedeeld te worden, en thans koomt men met geen twee honderd lasten graan , en geen :twintig duizend ton turf toe. Het aantal ivan andere Godshuizen , zou hier een tweede tbewys . kunnen opleeveren, terwyl de onder(fcheidene Hallen, als de baai, zaai, fuffcein,, ;grein en lakenhal enz. de voorige bloei nog aaniduiden. Rondsom de ftad is het ongemeen aangenaam, :zo door de nunigte tuinen langs de cingel, als tdoor de overheerlyke landsdouw welke dezelve ;aan alle zyden omringt. Daar brengt my Hendrik een briefje van den !Heer fennip, my nogmaals folliciteerende om :heden te blyven, en van avond by hem te koo- :men. Ik zal het dus maar doen, doch gaa nu eerst myn belofte aan den Leidfchendam vervullen, 't geen anders van Delft zou gebeurd hebben, 't Scheelt my dus niets, en ik kan toch morgen in 's Hage, van waar ik de eer zal hebben u terftond by myne aankomst te fchryven. Dit toevalletje neemt myne wandeling weg, en ik gaa in de eerfte fchuit die op Delfc afvaart. Excufeer dan, dat deeze niet uitgebreider is. De volgende zal weder ftof reeve¬ ren  &76 de JONGE REIZIGER ren, doch of ik lang dan kort fchryf gy zyt altoos in myne gedachten, en myn eenig verdriet dat ik hebbe, beftaat daar in dat ik het geluk van uw byzyn misfe om u mondeling myne onver- anderlyke achting en liefde te betuigen. > dan 't geen ik niet mondeling kan, moet met myne pen, en dus geef ik my de eer, my te onderfchry ven enz.  D E JONGE REIZIGER door NEDERLAND. I. DEEL, III. STUK. I. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte." 'sGravenhage 19 Mei 17—1 Hemel geleidt zyne Heiligen wondertyk, plagt een myner bekenden ten fpreekwoord te gebruiken , maar 't is inderdaad al aartig, dat de kleine verandering door het biiefje van den WtttVennip, in mynèn vorigen gemeld, zulke gevolgen voor my heeft, dat ik in deeze Hof» plaats veele genoegens zal kunnen fmaaken, wel' ï. Deel. T ko  a78 de JONGE REIZIGER ke ik zonder dat was misgeloopen. ——— Ik gaa u alles vernaaien. Om half elf gisteren morgen ging ik in de roef der Delffche fchuit plaats neemen. Van de zesperfoonen, was ik den eenigen Hollander, naar de phifionomie keurde ik 'er twee voor Italianen, twee voor Franschjes, en een Duitfcher. Hunne tongval bewaarheide myne gisfing j Deeze Natiën zyn in het algemeen Pohtiquen, zegt Peterfen, en zend u dan naar de Paradys Vogel, om van de waarheid deezer flelling overtuigd te worden. De Franschjes begonnen het eerst, maar de Italiaanen , niet onwaarfchynlyk uit Venetien, fcheenen lchroomachtiger. En de Duitfcher, die zo het bleek, noch Hollandsch, noch een der twee andere taaien verftond, keek alleen bars. Ik zal u met de particularia van deeze jaagfchuits flaatkunde niet lastig vallen, fchoon ik 'er my uitneemend meede gediverteerd hebbe, in de houding als of ik las, zomtyds een blad omflaande, want ik ben in dat geval ook een Italiaan, en fpreek liefst niet over Staacszaaken in openbaare fchuiten, De Franschjes echter draafden zeer caracleristicq door. Aan den Leidkhen Dam, een alleraange* naamst, luchtige, welbebou wde en door de onein dige rustelooze doortocht zeer bloeiende plaats,hier aan.  door NEDERLAND. 279 aankoomende zogt ik myne vrienden op. Zy woonen hier zeer vermaakelyk in een huis daar alle paslage voor by is, ipatieus en met een goede uitgeftrekte tuin. De oude Heer Rodenburg hond aan de deur in zyn Japon te rooken. — Toen hy my aan zag komen, riep hy Betje, die zo verheugd en gulhartig langs de gang na my toekwam, als of zy haar Broeder ontmoete. Zy zond oogenbliklyk om den Heer Ficlor haar man, en betoonde my zo veele goedheden, dat ik dacht een andere Belle gevonden te hebben, i . Nooit, behaagde het haar te zeggen, kon ik op beter tyd daar koomen, wyl zy nu het vermaak kon hebben, my met haar eedelmoedigen vrienden weldoener bekend te maaken. Toen Ficlor te huis kwam, vloog zy hem te gemoed, en kuschce hem, in de kamer gekoomen, verwelkoomde hy my met dezelve harr lykheid als zyne Bet je, — Ons reisje wierd nog eens overgepraat, en 't lieve wyfje ontrolde een traan, terwyl zy haar man (heelde, toen zy van die zo gelukkig beflaagene val fprak. Een weinig na één uur hield een koets voor de deur ftil, en de equipagie toonde genoeg, dat deszelfs Eigenaar zo het hem behaagde, le 'Magneficque in natura kon fpeelen. —- 't Was de Heex Goudwaar-d. Nooit myne Char- T 2 lot'.  28o de JONGE REIZIGER lotte zag ik een man van een openhartiger ge." Iaat, edeler voorkomen, en ongemaakter minzaamheid. —— Hy is tusfchen vyf-en-twintig en dertig jaaren, en gantsch geen lelyk man. daar by kundig in veele vakken van fludie , en gelyk gy weet Ryk. lk bewonder jufvrouw Befje"s ftandvastige liefde voor Piclor in den hoogften graad, en haar cara&er kan niet anders dan edel zyn: 't Is my onmooglyk u te befchryven, hoe gulhartigheid, liefde en vriendfchap hier verénigd waaren. Kortom ik was in den fchoot der zaligheid, en de Heer Geudwaard wierd myn Vriend. Ik fchryf deezen uit het vertrek dat hy my voor den tyd van acht dagen heeft opgedrongen, om als het myne te gebruiken, en zal u nader melden hoe ik hier gelogeert ben. Thans vervolg ik. Na de maaltyd, die zonder eenigen omflag, uit een fchoone zoode wateren doopbaars beftond, deeden wy eene wandeling, en doorkruisden eenige laanen van een buitenplaats. -- Toen ik eindelyk te rug zou keeren, herhaalde de Heer Goudwaard zyn aanbieding om by zyn Ed. te logeeren, met zo veel aandrang dat ik het niet konde weigeren, en nu wachten wy donderdag de vrienden van den Leidfchen dam, om het Kabinet van den Prins te bezichtigen. ——: Maar al verder. ~— De  boor NEDERLAND. 281 De vaart van den Dam tot Leiden is zeer vermaakelyk, maar het gezelfchap in de fchuit , (zynde de roef verhuurd), zo lastig, als ik niet weder hoop te ondervinden.— Een jongman die uit Zeeland kwam, en by zyne vermoeidheid van de reis, wat zieklyk fcheen, ondernam in eenhoekzittendeeen weinig te flaapen, maar een vrouwsperfoon infulteerde hem dermaate, dat zy eindelyk door een ambagtsman aangepakt en naar de voortleven gefleept wierd,'t geen zo veel alarm verwekte dat ik bly was aan den aanflag te zyn, en hier geloof ik dat het nog erger wierd, althans dat vrouwmensch beklaagde zich aan een kaerel die op de wal ftond over mishandeling van den ambagtsman, en toen ik heen ging waaien'er reeds hevige woorden. ■ Ik en een bedaard oud man namen den Zeeuwfchen jongeling tusfchen ons, en hy heeft den nacht in den Burgt gelo- geert. Hendrik bragt hem derwaard, terwyl ik recht door na den Heer Vennip ging, waar het gezelfchap reeds by een was. —— Wy fleeten eenen aangenamen avond, en ik hoorde zo veel ten lof van mynen tegenswoordigen Gastheer, dat ik niemand ooit zo algemeen heb hooren pryzen. Zyn carafter, zeide Broekhoven, is naby vlekkeloos. Ten twaalf uuren kwam ik te huis, en ten zes uuren myne Charlotte, zat ik, reeds gedejeuneert hebT 3 ben-  s8a de JONGE REIZIGER bende, al op de Fargon, om het tourtjetedoen 't geen ik de eer zal hebben morgenvroeg te verhaaien, thans is het te laat. -— Ben 29 Mei 's Morgens. 't Is zes uur. Ik vat de pen op om myne Engel myne morgen groete te bieden, en haar myne belofte te vervullen. * Dan eerst een woordje van myne kamer. Dezelve is gemeubileert naar evenredigheid van des eigenaars ryKdom. — 't Behangzel is kostbaar, zynde onvergelyklyk in de manier van tapytwerk gefchildert, en verbeeldende in vier groote vakken, de grootmoedigheid van Brutus in het veroordeelen van zyn zoon, die Romen h3d poogen te verraaden. De edelmoedigheid van Augustus in het vergifnis fchenken aan Cinna. De te rug keering van Regulus ten bewyze hoe een groot man gelyk moet zyn aan zyn woord. -— En het geval van Ca jas mttthts Sitevola, die zyn rechterhand zonder eenige tekenen van fmart liet afbranden, om Pvr/ènna, zynes Vaderlands' vyands te toonen, dat de liefde voor de vryheid van Romen, hem de wreedfte dood met fmartlyk zou doen zyn, terwyl 'er nog driebonden waaren,zeide hy,die even zeer gezwaoren hadden,niet fe'Zullen ruste  door NEDERLAND. 283 ten, voor zy Porfenna vermoort hadden, 't geen hem mislukt was, Myn ledikant is koning- lyk. Kor.-om alles is evenredig. 1 Drie groote raamen geeven my uitzicht op een tuin, die by maniere van een Engelsch boschje is aangelegd, en aan welks einde een wel afgedeelde menagerie is, waaruit een aantal zin* gtnde hemmen een morgenlied aanheffen. Ten zes uuren gisteren morgen, gelyk ik ge* zegd heb, af ydende, kwam ik over vyf huizen te Cestgeest, de Landsdouw is hier bekoorlyk, en het door den daauw verfrischte gras heentree t dende rundvee, wr.ar van nog zommige gemolken wierden, verfraaide de fchildery. » Onderfcheidene lusthoven worden hier in den omtrek gevonden, waarvan dat weleer door den grooten Boerhave bewoond wierd, geenzins het geringde is. ■ ■-■ De tuin die zeer uitgeftrekt mag genoemd worden, is d©or dien beroemden Geneesheer met niet weinig fchoone en vreemde boomen, g.wasf n en planten verrykt. -—Het dorp is niet groot, maar heeft dit byzonders dat deszelfs kerk op eene zo aanmerklyke hoogte haat, die zommigen voor de grondilaagen eener oude romeinfche Burgt houden, dat men deszelfs drempel zo hoog fchat als het fpits der Spaarendammer tooren. — Dit echter is twyffelachtig. De tooren van deeze Kerk is T 4 homp.  *U de JONGE REIZIGER ftomp. Eenige bleekeryen, moolens ea andere fabricquen, maaken het hier vry keven* dig. Vervolgens reed ik na Rynshurg, dat meede zeer vermaaklyk gelegen is in het midden van kooren landen. Hier plagt eene vermaarde Abtdy te ftaan. — Derzelver bewoonfters waren eedle Nonnen, die een zeer ryk inkoomen hadden , dewyl de Abtdy door Pauzen en Koningen ryklyk was befchonken met giften en voorrechten. Derzelver ftichtinge en oudheid zal ik Peterfen over onderhouden. Maar om u een denkbeeld van de vorstlyke grootheid der Abdisfen tegeeven, dient, dat Keizer Karei de Vde op zeker tyd zulk een Mevrouwtje op den weg tusfchen Haarlem en Leiden ontmoetende, haar geknield aanfprak, met den tytel van gebiedende vrouw van Rymburg. De Juffers,zusters worden zy in anderegeestlyke gedichten genoemd, hadden het ook niet kwaad, voormiddags waaren zy de kerk gewyd, maar 's Namiddags konden zy zich op allerlei wyze met Edellieden vermaaken, uit ryden, wandelen danzen en zo vervolgens. — , De algemeene mildadigheid deezer nonnen wordt in de Gefchiedenisfen zeer hoog geroemd, onder anderen, dat zy by gelegenheid van groote duurte eens negen en*twintig hondert ponden brood aan  door NEDERLAND. 285 aan zo veele armen uitdeelden, dit meen ik was in 1557, dus naby het laatfte van haare gelukkige dagen, want in 1572 wierd het door brandftichting vernield, zommige zeggen door de Spaanfchen, anderen door, de Geuzen. ~ . Men vindt thans flechts eenige brokken vervallen muurwerk van dat prachtig gefticht, dat gebouwt fchynt uit fteenen van een oude burgt. Schoon het dorp juist niet groot kan genormd worden, is het echter fraai bebouwd, en legt aangenaam in 't geboomte, dat heel oud moet zyn», aangezien deszelfs hoogte en zwaarte der ftammen. Hier is ook een Diaconie Gast- en Proveniershuis. Maar 't geen Rymburg in onze dagen opmerkenswaardig maakt, is de vergadering der zogenaamde Colkgianten, welke hier tweemaal 'sjaars gehouden wordt. Ik zal my hier over een weinig meer uitlaaien, wetende dat myne vrolyke Lot, echter gaarne hoort van Godsdienftige inrichtingen, die niet fchynheilig zyn. Ik weet wel dat myne Lot niet geheel onkundig is van deeze Broederfchap, of liever gezindheid der Proteftanten, integendeel is my bewust, dat zy meenigmaal de avond collegien des Woensdags te Amfterdam heeft by. gewoond, en met zeer veel ftichting te rug T 5 keer-  s86 de JONGE REIZIGER keerde. — Maar dewyl ik my voorgefteld hebbe, myne aanteekeningen, en 't geen ik bezichtigde te bewaaren en in het geheugen te prenten, zal het dikwerf gebeureri, dat gy, Karei, Peter/en en 'Fredrikftad, zaaken in myne brieven verhaald vindt, die u reeds voor lang bekend waaren. Gy gelieft dan dit fragment over de Rynsburgers zo wel als zeer veele andere, u te vooren bewuste zaaken, meer aan te zien, als aantekeningen voor myn eigen geheugen, en de gereedfle voor handen zynde ftoffen, om myn lust in het fchryven aan myne geliefde vrienden te boeten, dan om'hun nieuwigheden te vertellen, die hunne meerdere kunde in de Geographifche Hiftorifche, Oudheidkundige, of met betrekking van natuurlyke zeldzaamheden enz. in ruime maate bekend zyn. Dit eens vooral tot myne verfchooning in zulke gevallen. ——■ Ik treed, na deeze kleine uitflap ter zake. Zekeren Willem Janszoon van { der Kodde, was woonachtig te Rynsburg, en had verfcheidene zoonen, die Landbouwers geworden zyn, behalven Willem, die Hoogleeraar in de Ooster- fche taaien te Leiden geweest is. • Allen waaren zy liefhebbers van ftudie, byzonder van den Godsdienst, toen men 1618 en vervolgens  boor NEDERLAND. 287 gens de Rerrionftranten alom begon te vervolgen, richten voornaamenlyk drie deezer broeders Jan, Adriaan en Gysbrecht van der Kodde te Warmond deeze gezindheid op, die, ik weet niet waarom, vervolgens na Rymburg is overge- bragt. Huune leer is de algemeene krist - lyke, zonder elkander door byzondere belydenisfen te onderzoeken, alle gezindheden kannen by hun het avondmaal genieten, en een yder mag in hunne vergaderingen tot ftichting ipree« ken. — De doop wordt by hun door onderdompeling uitgeoeffend, en dewyl 'er onder hun nog expresfe leeraars, nog boven ' de andere leden verheevene bedienaars zyn , wordt dezelve door een of ander eerwaardig lid bediend, tgeen ook plaats vindt, by de uitdeeling van het avondmaal , dat hier tweemaal 's Jaars. gefchiedt, en door elk ki isten van welke kerk ook , gelyk ik reeds zeide, kan gebruikt worden. -— . Deeze bediening gefchied op Pinxter en in Augustus^ wanneer de vrienden des Zaturdags byeenkoomen, en een voorbereidings Redevoering houden. Des .Zondags gaat men ten avondmaal, na Au eerst eene vermaaning daar omtrent door een der Leden wie het verkiest ge. daan wordt, des avonds houdt men een dankvergadering, en des maandags eene affcheid rede. De vergaderplaats is aan het' Oosteinde van  a88 de JONGE REIZIGER van het Dorp en heeft niets aanmerkelyks, kort daar by ftaat een groot huis, met eene fchoone tuin, tot ontvangst van de Perfoonen, die hier gedoopt zullen worden, of ten avondmaal komen. Voor eenige jaaren heeft men hier een nieuw doopbad gegraaven, waar in men warm water kan laaten loopen. Als deeze plegtigheid plaats vindt, (zynde gemeenlyk des Zaturdags voormiddags} kleeden zich mans en vrouwen, yder afzonderlyk, in daar toe gefchikte kleederen, en worden vervolgens in het bad geleid, knielen neder, en worden onderdompelt. Vooraf hebben zy hun geloof in God en den Zaligmaaker betuigd, zonder dat 'er meer nodig is, na den doop komen zy weder by een' en men houdt hun de volbrenging van hunnen pligt na deeze plechtigheid in eene gemoedlyke redevoering voor. Zie daar 't geen ik niet voorby konde. Ik moet hier echter nog iets byvoegen, dat myne Leidfche vrienden my met betrekking tot de Gebroeders van der Kodde verhaalden. Zy waaren arbeidende op het Land, wanneer Prins Maurits, die hun kende, met den Franfchen Ambasfadeur Maur'ur, daar voorby rydende hun wenkte en met hun in het fransch en latyn, in welke tale zy den Vorst beantwoorden fprak,  door NEDERLAND. 289 fprak, 't geen den afgezant niet weinig verbaasde, wyl hy nimmer had kunnen denken, dat 'er zo veele geoeffmde kundigheden by eenvouwige landlieden plaats vonden. Van Rymburg reed ik op Noordwyk binnen; een der fchoonfte en rykftebebouwde Dorpen der geheele Provincie met verfcheidene ftraaten, een gioote ruime kerk, in 't gewelf van welke men nog eenige overblyfzels van een fchildery vindt, behelzende de marteldood van St, Jeroen, aan wien zy is toegewyd. De tooren is vierkant. De tuinen der alom beroemde Noorwyker kruiden , en veelerlei vruchten,gee- ven dit dorp geen geringe naam. ■ Hier my maar zeer kort hebbende opgehouden, reed ik langs eene barre zandweg na Noordwyk op Zee, dat gantsch zo fraai niet is, en zeer veel van de woede der zee geleden heeft. Hier at ik Schelvisch, die zo leevend uit zee wierd aangebragt, en waarvan gy in Amfterdam geene weerga kunt krygen, al wilt gy een Ryder voor 't ftukbetaalen. INieuws is hier niets te zien, en dus fpoede ik my langs het ftrand, naar Katwyk op Zee, en van daar na Katwyk binnen. Van beide deeze dorpen, als meede van Wasfenaar breeder in mynen brief aan Neef Peterfen. ——- 't Was ruim zeven uuren, toen ik dat overheerlyk Haagfqhe Woud, 't welk met den vallenden dag, nog ma-  2f>o de JONGE REIZIGER majerftueuscher was, inreed. . En langs het Voorhout naar het huis van den Heet Goudw aard, die my met zo veel ongemaakte vriendelykheid ontving, als of ik familliaar met hem bekend ware. Alles gaat hier ongegeneert, vertoont zich ryk, maar niet omflagtig. Het foupé was burgerlyk, niet uitvoerig. De Gouvernantevan zyn huis, en een klein Neefje dat by hem inwoont, aten meede aan tafel. 't Ge- fprek liep voornaamenlyk over myne dagreis, en myn Gastheer fprak met oordeel over de onder- fcheidene plaatfen. Ik fluit deezen door my de behendigheid uwer liefde aan te beveelen, terwyl ik altoos poogen zal my dezelve waardig te maaken. Ik ben enz.  door NEDERLAND. 291 II. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. "sGravenbage 2.0 Mei 17— 2jie daar my in de refidentie Stad van Neerlands hooge Staatsvergadering, en veele aanzienlyke Collegien. — Veel zal hier van te verhaaien zyn, en ik begon deezen ochtend met eene wandeling. Doch vooraf heb ik u nog te onderhouden, over de dorpen welke ik van Leiden tot hier ben gepasfeert. Oestgeest was het eerfte, de naam zoekende Gcichiedfchryvers willen die afleiden van Oogst, inzameling van koren, en geest dat een hoog gelegen land zou betekenen. — Ook zyn 'er die het Kerkweryen willen genoemd hebben, om de hooge werf, waar op de kerk ftaat. — Dezelve is by het beleg van Leiden afgebrand, en na* der*  s$2 de JONGE REIZIGER derhand herbouwd, zonder dat men juist Wöet, wanneer. Van daar kwam ik te Rynsburg, gy weet dat het een Heerlykheid is, hoewel de Ryn 'er niec door heen droomt, wordt echter de naam daar aan toegefchreeven, zo wel als van den burgt der Romeinen, welke hier was opgericht, en waar van nog overblyffelen gevonden wierden, in de tuin der edele nonnen Abtdy, eer de twee- fpalt met Spanje, den Staat beroerde. Over de oprich ing van deeze Abtdy, zyn het de Geleerden niet eens, zommigen willen, dat zulks door Graaf Dirk den II. gefchiedt zou zyn, toen hy Ao. 975 een overwinning op de Friezen hadt behaald, dat het eerst een klooster van monniken is geweest, die naderhand met de nonnen van Egmond zouden geruild hebben, coen hy zyne dochter Arlindis Abtdisfe maakte. — Anderen meenen meer zekerheid te vinden, daarin, dat de Weduwe van Floris den Vette, Vrouwe Retroneüa, gantsch niet onberoemd onder de Graavinnen, de Abtdy heeftopgerecht, in de twaalfde eeuw ( 1133 ) en daartoe nonnen uit Sasfenland liet koomen. — Zeker is het dat de onlusten met Spanje ook dit prachtigverblyf dier eedele maagden hebben vernield j zynde de laatfte Abtdisfe te Leiden, in de Hoog-  »öos. NEDERLA ND. 293 Hoogftraat geftorven, byna honden:'jaaren bereikt hebbende. fit- Dit viel voor 1603. ' Gaan wy over tot Noordwyk. —— Of deeze Riddermatige Heerlykheidhaarennaant ontvangt van de Noormannen, of als een wyken buurt ten noorden Catwyk is weder onbeüist. Iri het jaar 986 was het al bekend, hoewel onder verfchillende benamingen , die echter op een uitkoomen, by voorbeeld, Noeraike en Nortwige. — Men verhaalt dat men alhier op het Kerkhof fteenen doodkisten gevonden heeft met kruisfen, en andere bewyzen, dat zy van kristen dagen zyn bewerkt, en dus befluit men daar uit dat de eerfte misfionarisfen die hier te lande geweest zyn , daarin begraaven zyn. Behalven de Gereformeerde Kerk is hier een Remonftrantfche , en een Roomschgezinde. Men vindt hier, behalven het Rechthuis en de Waag, een Gast en Weeshuis. Men' heeft hier verfcheidene lynbaanen, en reder'y van Haringwant. Dit alles raakt Nooriwyk binnen. Noordwyk buiten heeft in de dagen der beroerte meede niet weinig geleden, en niet minder van de woede der zee, die onder anderen omtrent het midden der twaalfde eeuw, een gantfche buurt verflond. Men ver¬ haalt elkander hier, dat 'er oudtyds een fteenen dyk van Katwyk tot Noordwyk zou gelegen hebI. D&hh. V ben*  «94 »s JONGE REIZIGER ben, waar op de Visfchers nog zomtyds met hunne haaken ftooten, doch dit is niet zeker. Vaster gaac het, dat omtrent halfweg deeze plaats en Katwyk, een groot gebouw gehaan heeft, waar van men de grondflagen nog in 't begin deezer eeuw gezien heefc, en de/trx Brittannica, of het Huis te Britten moet zyn, Men vond hier veele Romeinfche Munten, en fleenbrokken, die doen geloven dat het een Wapenhuis geweest is, ten tyde van Kaligula, die hier toen zyn zotte rol fpeelde, met die beruchte trinmf over de zee. Ik meen een fraaie aftekening van de fondamenten deezes gebouws gevonden te hebben r by Ludolpb Smids in. zyne Schatkamer. Mooglyk is het door de druisfchende Noormannen verwoest, en dat de zee het naderhand verzwolgen heefc. 't Is hier omtrent dat men wil dat de Ryn haar uitloop in zee zouden gehad hebben. In de voorige eeuw, wilde men hier een nieuwe uitwatering maaken, doch deeze is by flora» geflopt, en het overblyffel daarvan, wo.dt nu het malle gat tot een fchemp der onderneeming genoemd. — Men haalt nu van hier zout water voor de Keeten, en fchelpen voor de Kalkbranderyen. Katwyk op Zee is een der bloeiende Zeedorpen , langs de geheele kust: '£ heeft een Kat-  door NEDERLAND. 295 goede kerk en tooren, een Wees- en Gasthuis. j- Het eerfte der twee laatsgenoemde , is zyn oorfprong verfchuldigd, aan het verongelukken van een Visfcher, die zeven arme kinderen naliet, en wiens vrouw kort daarna ook ftierf. 't Zelve praalt met een fraaije poort, béhan. gen rnet de wapens van Holland, en der Heeren vaii Wasfenaar. — Deeze wapens ftaan ook in de vuurbaak, die Ao. 1605 volgens het daar ftaandejaar- tal wierd opgericht. Visfchery is hier het gfoote beftaansmiddel, waaruit het netren breiden, en andere daartoe behoorende bezigheden voortvloeien. — Men maakt ook hier het gaaren daartoe, en heeft, dat aartig is, fcheepmakeryen binnenduins, zo dat men dezelve daar over op rollen in zee moet brengen. 't Getal der Pinken is hier groo er dan elders, en men verhaalt hier, dat men in een etmaal meer dan tachtig duizend fchelvisfchen aan ftrand bragt. Ook zeggen de Visfchers dat de Katwyker Visch de beste is, doch ik begryp hier voor geene reden. '1 Garnaale vangen is hier meede een Kostwinning, en gefchied door een groot net, dat door Paarden langs het ftrand wordt voortgetrokken,de teelt dier diertjes moet hier ontallyk zyn —— In den Herfst gaan de Visfchers van dit Dorp, onder Engeland, ter V a Ha:  so6 de JONGE REIZIGER, Haringvangst; die in de hangen gerookt zynde, .de diepwaterjcbe bukking wordt. Ik zou nog veel van dit Katwyk kunnen zeggen , doch vreeze dan te wydlopig te zullen worden. Ik gaa dus over tot Katwyk op Ryn. Dit is een zeer fraai Dorp, met een aantal ruime wel bebouwde ftraaten, waar .van zommige met fchoone ryën boomen beplant. ! De Ryn, welke door dit Dorp heen loopt, is hier taamlyk breed, en ter wederzyden m.t fchoone huizen beflaagen, waaronder dat van den Heer van Katwyk, boven anderen uitmunt — Vrouw Maria van Reigersbergen, heeft voor de home brug, welke alhier over de rivier plagt te leggen, in den jaare 1666 een fteenen doen leggen, die fraai is, en met haare wapens pronkt. De Kerk verfierd met een fpitfen tooren ,waar in een goed flag uurwerk, bevat de heerlyke graftombe van de Heeren van Katwyk, die onder de fchoonfte van deeze gewesren mag geteld worden. Verders is hier een Rechthuis met een foort van pui of gallery aan den voorgevel. — Ook een Waag, een Gasthuis, dat tevens een Proveniershui* is, neevens eene Bank van Leening. Van  door NEDERLAND. 297 Van hier reed ik langs een zeer vermaaklyke weg, na het oud adelyk Wafenaar ,'tgeen u bewust is, thans het eigendom te zyn, van den Hooggeboren Hee.e Wmjenaar, befchreeven in de Riddafchap van Holland. Van waar dit Dorp zyn naam ontvangen heeft wordt by Gefchiedfchryvers d'-s geboekt. —— Keizer Cal'tgula met zyn leger bier ter plaatfe gekomen zynde, gif bevel om de benden in flagorde te dellen , dit gefchied zynde, deed hy hun op den oever aanrukken, en daar halte houdende, beval hy dat alle ruiters en foldaaten hunne helmen vol fchelpen zouden fcheppen, dezelve meê na Romen voeren, en aldaar op het Kapitool plaatfen, als een prooi, die hy den oceaan overwinnende, daar aan ontroof! hadde. <— De toenmaalige Ingezetenen deezer Landen , deeze zotheid ziende gebeuren , given hem den naam van Was/er nar, en de plaats alwaar dit voorviel ook dien naam behoudende, is zulks gebleeven in het tegenswoordige dorp. Dezelve Keizer richte hier ock een vuurtooren rp, die reeds lang door de zee verzwolgen is, echter wordt hy nog zomwylen door de Visfchers met hunne haaken of boomen ontdekt, en js by hun bekend onder den naam van de tooren van Kalla* De voornaam des Kei. zers Cajus zynde, wil men daarvan ook het V 3 fpreek-  9£8 de JONGE REIZIGER ipreek woord: hem leutert de key afleggen. De Kerk van dit Dorp is grootendeels vervallen , zynde zo als men meent reeds in de beroerten der Hoekfchen en Kabeljauwfchen, anderen willen in de Spaanfche onlusten afgebrand, -wjf Het Choor en een brok der zydmuur, leggen als eeneruine, wordende maar een gedeelte onderhouden, tot den Godsdienst oeffening. De Kapel, welke hier in de nabyheid ftaat, plagt de begraafplaats te zyn van de Famillievan Raaphorst, draagende ook nog dien naam. Bezuiden het dorp ligt een fraaije heuvel,die men den Burgt noemt, willende dat aldaar het oude hot der Heeren van Wasfenaar zou geftaan hebben.- Het Raadhuis alhier zet de plaats geen geringe luifter by,Zynde een gebouw van deeze eeuw. 'k heb my hier ongemeen vermaakt, met wandelen op de heerlykheid Zuidwyk, zynde een oud Kafteel uit het water opgetrokken, thans nog zeer aanzienlyk pronkende, met twee fchoone zwaare toorens, wier kappen met lei gedekt zyn, 't fchvnt echter voormaals grooter geweest re zyn Maar de tuinen, Vyvers, gras en bloemperken, benevens de verdere plantage, is met zeer veel fmaak aangelegd. & Men vindt in den omtrek van Waskaar, meer heerlyke lustplaatfen, die der bezichti- '/ Hu is  hor NEDERLAND. 29$ ging waardig zyn, als: Duinrel, Ry&dorp, 't Huis te Belieftein, te Raaphorst, te Zandhorst, en te Per/yn. Het laatfte is behalven om zynè fchoone plantagien, en het keurlyk gebouw, dat met verfcheidene toorentjes pronkt, aanmerkelyk om zekeren Romeinfchen Terminus, welke in de Heerlykheid IVionfter gevonden is, en alhier bewaajd wordt, welke aanleiding geeft te beweeren, dat de Romeinen hier in den jaare 167, na Christi geboorte geweest zyn. Het Huis te Weer, had ik byna vergeeten, echter is het aanmerkelyk als de fterfplaats geweest zynde , van den grooten Romhout Hogerbeets, die hier den 7 September 1625 overleden is, de lotgevalien van deezen beroemden man, zyn in de Gefchiedenisfen te over bekend, dat ik u daarover behoef bezig te houden. Na ik my in dit Wasfenaar een tyd lang opgehouden hadde, vervolgde ik myne dagreis herwaard , waaromtrent niets uwer aandacht waardig voorviel. « De Avondftond was bekoorlyk, en gy zult u gemaklyk verbeelden, hoe myne aandoenlyke ziel geheel gevoel wierd, toen ik by de ondergaande zon, dat ftaatige bosch, waar in het Vorstlyk huis de Oranje Zaal geleegen is. Ik ,  Soo de JONGE RE I Z I G E R Ik eindig vriend, onder die verzekering, dat myn leven hier gelukkiger is, dan dat van den grootflen Monarch der Aarde: — Ik heb alles en geene zorgen, als ik die der liefde en vriendfchap uitzondere. — Myne heilbede worde u, en den uwen toegezonden door &c. JI!«  »oor NEDERLAND, -oï IN. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. 'sGfavenhage 20 Mei 17 , H^oen ik deezen ochtend met den Heer Goudwaard aan het dejeuné zat, wilde zyn Edele ik zou gebruik maaken van zyn koets, om dus het voornaamfte van deeze verrukkende plaats te bezichtigen. —. Dan ik bedankte, en ging wandelen. Het is niet wel doenlyk myne waarde, u eene befehryving te geeven, van de aangenaamheid veeier grachten, pleinen en flraaten, welke alhier gevonden worden, en gy zult met my overtuigd zyn, dat, daar hier niet alleen de hooge Regeerings Collegiën plaats vinden, en daar door deeze plaats, de refidentie van alle buitenlandfche Gezandten, maar ook het behendig verbiyf van den Stadhouder en deszelfs hooge Famillie is, de pracht en weelde hier ongeV 5 meen  302 de JONGE REIZIGER meen veel grooter zyn, dan'elders in geheel ons Vaderland, het maateloos Ryk, en grootsch Amfterdam niet uitgezondert. Myn eerfte loop was na het Voorhout,de bekoorlykfte wandelplaats, welke in geheel Nederland, binnen eenige Stad of Vlek gevonden wordt, zynde beplant met ongemeene fchoone recht opgaande linden, en zeer zindelyk met kleine zeefchelpjes bedekt. ■ Rondsom deeze wandelplaats, is een breede ryweg, en dit alles ligt beflooren tusfchen risten van keurige gebouwen, die elkander door hunne bouwpraal tro^fchen; echter munt het paleis van den Hooggeboren Heer Grave van Wasjenaar tot IVasfenaar, geweezen Amb:sfadeur van den Staat aan het Weenerhof, dat eenigzins emphi. teaters gewyze gebouwd is, met twee fraaije vleugels en een coepeltooren, uit deszelfs middendak ryzende verfierd, boven alle anderen uif. De Kloofterkerk, die ik vervolgens zal bezichtigen maakt hier ook eene goede ver* tooning, als meede om geene andere op te haaien , het antique huis van de Graven van Arrenberg, dat niet alleen fchoon is om zyne bouworde, maar ook beroemd, als de woonplaats van den beroemden lands advocaat, den Heere Joan van Qldenbarneveld, wiens ongelukkig einde u te  door NEDERLAND. 303 te wel bekend is, om hier iets van deszelfs leeven en lotgevallen over te haaien. 't Is hier dat zich den Adel met alle mooglyke pracht en zwier in het wandelen verlustigt, en men mag dit met recht houden voor de vertoonplaats der Paryfche enLondonfche kleederfmaak, wyl al wat men hier ziet de modes dier koning- lyke refidentie deden navolgt. Zo gy, Belle en Elize hier waart, zoudt gy wenfchea geheel oogen te zyn. Vervolgens ging ik langs den aangenaamen Vyverberg, meede ten deele befchelpt, en met verfcheidene ryen breed gekuifde boomen beplant, aan de bebouwde zyde, die overal vorstlyk is, vindt men onder anderen 't Logement der Heeren van Dorth, en 't zo genoemde Hof van Friesland. Aan de andere zyde weidt hier het gezicht over den wyden en fchoonen Vyver, op het huis van Prins Maurits, het Hof van Holland , en het Binnenhof, al het welk eene fchoone vertooning geeft. Myn wandeling ftrekte zich vervolgens door de gevangen Poort, eertyds genoemd, de voorpoort van den Hove, en zo na het buitenhof. . Deze Poort is geen aanzienlyk gebouw, echter meen ik, dat zy voorheen het verblyf der Heeren Stadhouderen geweest is , thans ftrekt zy tot een bewaarplaats der misdaadigers van Staat, zynde daar-  304 de JONGE REIZIGER daartoe reeds in de voorige eeuw gebezigd, ge ■ lyk wy weeten uit het jammer toneel der twee beroemde gebroeders, Jan en Corneiïs de Witt. Ik vermyd opzetlyk myne beste om u hier bezig te houden, met het geen ik my in het doortreeden van deeze Poort herinnerde, en gy zult my zulks gaarne vergeeven, om dat dit alles afgefcheiden is van het plan, het welk ik my vóórhelde in u de berichten myner reize meede te deelen. Na genoeg, ook zult gy die,. daarover in onzen vriendenkring fpreekende, wel kunnen gislen. Het buitenhof is een zeer groot en ruim plein, alom met deftige gebouwen,door breede linden befchaduwd verfierd. Onder de hier ftaande Hotels zynde Logementen van de afgevaardigden van Laiden, Gorcum, Schiedam en Schoonhoven , de drie laatfte houdén hun logement te zaamen. Van daar gaat men op het Bin> nenhof, alwaar zich het prachtig, hoewel anticq gebouw, het Hof van Holland genoemd, als mede het verblyf des tegenwoordigen Stadhouders voor het oog opdoet, by eene andere gelegenheid zal ik hier over breedvoeriger zyn, 't is thans alleen myn doel om u kortlmg myne morgen wandeling meede te deelen, en dus genoeg dat ik u zegge, dat beide deeze gebouwen kostbaar zyn, en na hunne bouworde eene prach- ti-  door NEDERLAND. 305 tjge vertooning maaken. Eenige verande¬ ring echter, welke men by manier van reparatie hier aan heeft gemaakt, kan ik u niet zeggen dat dezelve in hun aart verhert hebben. Dit Binnenhof is meede een ruim plein, doch niet zo groor als het buitenhof, het zelve heeft drie. ingangen, de eene van de kant der Stadhouderspoort, die ik inkwam, de tweede aan de zuidzyde, gefchikt tot de entree der buitenlandfche Gezanten, als zy hunne intreede doen, en de derde aan de oostzyde, die ik uitging, en my op het zogenoemde plein bragt, alwaar ik het vermaak had, de parade te zien optrekken, en een Veldmuzyk te hooren, dat, hoe weinig kennis ik ook van muzyk hebbe, my wezenlyk trof. 't is inderdaad geen onbekoorlyk gezicht, zulk een parade, de netheid der uniform , de onbedenklyke attentie van alle weezens op de orders van den commandeerenden Officier, de accurateslè in elke handgreep, en meer andere dingen, verbaazen een aanfchouwer als my, die niet gewoon ben, veel van het militaire te zien. Doch met dat alles, ik heb geen zin in de militaire landdienst, dezelve is my al te gefubordonneert, en al te gedwongen , in zyn geheel voorkomen, ook geloof ik niet, dat ik ooit zou mogen hopen op het be. .zit myner Charlotte, indien ik ondernam, myn for-  3o5 de JONGE REIZIGER fortuin in dien ftaat te beprpeven, en dus, al waaren 'er geene andere redenen , zal Ferdinand nooit vaandel of fponton hanteeren. Dit plein Zelve is in het vierkant, beplant met zeer fierlyke linde boomen, en rondsom met paleizen bebouwd. Een van die wierd weleer bewoond, door den grooten Conftamyn Huigens, Heere van Zuilichem, die onder zyne veelvuldige fchoone gedichten ook het Haagfche Voorhout, zeer geestig naar zynen tyd bezongen heeft. — Wilt gy 'er een ftaal van ? hoor dan myne waarde, het is aartig. r\ia hy den morgen befchreeven heefc, zegt hy: „dat p de vróegtyd veiloopen is, en de zuiderzon „ elk de koelte doet zoeken, en vervolgt de zon aanfpreekende aldus: My en fulc gby niet verjagen Felle ftraelder van omhoogh, Snelle Meter van ons' plagen, Jaeren- pasfer," Rondom oogh , Dampen-trekker, Somer-brenger Dagh - verlenger, Vruchtenbaet, Beesten - byter , Veld - verfenger Ulond-bederver, Joffjrhaet, Wolcken-dryver, Nacht - verjager, Maen • verrasfer, Starrendief, Schaduw.fplytsr, Fac^el-draeger. Dief,  door NEDERLAND. 307 Dief. beklapper, Ikilgerief, Linnenbleicker, Tuitenkroller, Albekycker, Nummer - blind, Stof - beroerder, Hemelroller, Morgen - wecKer, Reifer-vrind, Laet uw vlammen elders blaecken, ; Over 't onbeboomde vhck; My en tullen zy niet raecken Door 't gefloten Lindendak. &c Zie daar wat wondernamen de Ridder de zon toeduwt. Denk niet dat ik deeze paslage van buiten kon, maar onder het nette Bibliotheekje dat myuen wellevenden Gastheer, in een kabinetje, naast myn logeerkamer geplaatst heeft, vond ik des Ridders werken, en daarin ombladerende, de aangehaalde pasfage, die my merkwaardig genoeg fcheen om u meede te deelen, en Fredrikftad niet ongevallig zyn zal Van het plein afgaande doorliep ik verfcheidene ftraaten en langs eenige grachten, waarvan ik de naamen niet kenne, maar die allen zeer wel bebouwd zyn , toevallig bragt my myne wandeling, op de groote markt, alwaar de waag en het zogenoemde boterhuis ftaat, en dus kwam ik vervolgens by de vischmark, groenmark, groote kerk en ftadhuis. . Beide deeze fchoo-  so3 de jonge reiziger. fchoone gebouwen zal ik naderhand bezichtigen, nu reeds min of meer vermoeid, keerde ik na huis, en de Heer Goudwaard was my reeds wachtende, met een glaasje echte conftantia, na welks gebruik wy vervolgens aan rafel gingen, en ons met keur van aangenaame fpyzen verzadigd hebbende,deeden wy een tourtje te paard naaScheveningen . Dewyliknoggeen eenen brief aan myne Nicht Jfc/fc gefchreven heb, waar over zy zich door Fredrikftad wiens brief ik uit de zeven kerken van Romen heb laren afhalen, beklaagt; zal ik haar dat wandelingetje te paard, meede deelen. Gy myn lieve Charlotte zaiz dit nietkwalyk r.eemen, zy is zo wel uwe Vriendin als de myne, en gy deelt elkander onderling alles mee- de, wat ik fchryve. jk eindig dus dezen met dat oogmerk, terwyl ik hoop nog voor myn vertrek van hier, zo gelukkig te zullen zyn ,een brief te ontvangen, van u, wie oneindige hoogachting wordt toegedraagen, door den geenen, die zich met oprechtheid noemt, &c. IV.  poör NEDERLAND* 309 IV. B R I Ê F, Ferdinand aan Belle» 'sGravenbage ao Mei ifs Gy hebt inderdaad gelyk myn lieve Nicht, heè was myn piigt geweest u voor lang te fchryven t maar ik hoop dat uwe goedheid my verfchoonen zal, bewust dat ik zulks zeker gedaan hadde} indien ik niet overtuigd was j dat gy alles wat ik aan de kleine kring myner Vrienden, en aan myne dierbaare Charlotte zelf fchryve , even zo zeer als zy laast. — Dikwerf zyn de doffen die ik behandelen moet, zo oneigenaartig voor de Jufvjouwen, dat ik wel eens verlegen ben, als ik myne beminde fchryve, hoe ik daar aan een genoegzaame levendigheid zal byzetten, en echter haar moet ik fchryven, of myn hert zou op zich zelf bitter te onvreden zyn. 1. Deel, X Bs,-  Sio be JONGE REIZIGER Bewast dat gy alles weet wat ik tothier toe, van myn wedervaaren gemeld hebbe, zal ik u een namiddag tourtje te paard na Scheveningen mee» dedeelen, waar meede ik my ongemeen heb vermaakt , en dat nog dof zal opleveren, die ik geloof dat uw denkwyze niet onaangenaam zal zyn. Ten vieruur deezen namiddag fleegen mynen vriendlyken Gastheer en ik, van twee knechts vergezeld te Paarde. Zyn Ed zat op een fchoone moerkopte Hengst, en ik op eene niet minder fchoone, van eene castagne bruine kleur ; de tuigen waaren evenredig aan de waardy der moedige dieren, en ik verzeker u dat het een geheel ander aanzien hadde, dan toen wy op die twee magere Engelschmannen uit de Hollandfche manege, u omtrent halfweegen zo onverwacht ontmoeten. Buiten den Haag zynde,raakten deHeerGoa^waard en ik fchierlyk in gefprek over onze vrienden van den Leidfchendam, doch eer ik u daarvan iets meede deele, moet ik u eene kleine befchryving geeven van deeze aangenaame weg. Dezelve is lynrecht, eeniger maate ryzendenaar de kant van Scheveningen, zeer breed, en in het midden beftraat, terwyl ter wederzyden, heerlyke ryen hoog geftamde, en hunne zwaare takken wyd uitbreidende boomen, eene aange* naa-  door NEDERLAND, naame fchaduw leenen, deszelfs lengte zal, gis ik, een half uur gaans zyn. De Ridder Conftantyn Huigens van wien ik in myn brief aan Mgjuffer Charlotte die zeldzaa* me aanfpraak aan de zon aanhaalde, is de ontwerper van deezen weg, zynde het plan daar toe, door zyn Ed. in den jaare 1663 ontworpen , gelyk uit zyne werken geblykt, dóch ik meen, dat het eerst tien jaaren laater ondernomen is, en in ruim anderhalf jaar voltooid,hebbende circa drie - en - dertig duizend guldens gekost. Dit myne Nicht, is voor uw' Gefchiedkunde minnenden Echtgenoot, om uit te winnen,'als ik aan hem fchryf, iwant ik heb myn tyd dubbel nodig. Aan deeze weg legt eene zeer fchoone buitenplaats Zorgvliet genoemd, waar van de naam nooit kan verlooren worden, zo lang men van Nederland geheugen zal, om dat zy het verblyf geweest is, van den alom beroemden Ridder Jacob Cats r Raadpenfionaris van Holland , een man , wiens dichterlyke verdienden op verre na niet genoeg gewaardeert worden, wyl men gewoon is , met zyne rymtrant en ftop'appen te fpotten, zonder acht te liaan, hoe waar dichterlyk hy met dit alles zyne tafreelen fchildert. —«—« Vergeef my myne waaide. Belle, -myn ■ X s kaars  gta de JONGE REIZIGER kaars wil uitgaan, morgen vroeg zal ik deezen vervolgen, de klok flaat daar twaalf uuren, ik hoop dat uwe en aller onzer vrienden en vriendinnen rust zo aangenaam mag zyn, als ik my voorfpel. den ii I\lei 's morgens. Scheveningen, al waar wy fpoedig waren, is een zeer vermaaklyk Zeedorp, welks beftaans middelen, behalven uit de verteeringen der Hagenaars, en vreemdelingen , welke zich hier gaan vermaaken, enkel uit de Visfchery voortv!oe'ën. 't Zelve zal denk ik by de derdehalf honden huizen bevatten. ■ Hoe zeer het dikwerf, door de woedende zee, die gantsch Holland verbaazend heefc doen krimpen, geteistert is, kan eenigzins biyken, wyl de Gtfchiedfchryvers willen, dat het gFooter geweest is dan den Haag, onder anderen verhaalt men _dat de oude kerk na den jaare 1470, waarin een hevige ftorm voorviel, meer dan twee duizend fchreeden in zee geraakc, en meer dan het halve^ dorp verdronken is. Men bouwde dat eigen jaar eene nieuwe kerk, die toen binnenduins hond, doch thans weder geheel op den zee oever, het dorp zelf lag toen aan het ftrand, maar is nu binnen- waards  door NEDERLAND. 313 waards getrokken. — ■■ Toen wy afgeftapt waaren, wandelden wy over het duin naar het zee ftrand, en troffen het geluk dat een gantsch aantal Pinkjes over de gronden heen rollende, voor wind aanlanae. Dit gezicht was wonderlyk, byna zo ver wy zien konden, was de zee met fchuim bedekt, door het krullen der baaren op de gronden veroorzaakt, 't geen de zeelieden branding noemen, en het flingercn der vaartuigjes, zou, indien men niet wist, dat dit zonder gevaar gefchiede, voor den aanfchouwer een akelig gezicht geeven, ja Belle, hoe zeer daar van overtuigd, verfpreidde het toch een foort van huivering door myne leden. > Zo draa een Pinkje, zo hoog is opgezeild, dat het vast zit, fpringt een der Visfchers buiten boord, en brengt een kleen anker uir, om het zelve voor afdryven te bewaaren. Daadlyk wordt de Visch zo levendig aan land gebragt, dat een zeer fmaakelyk gezicht oplevert, afgeflaagen,en gedeeitelyk op wagens geladen, om landwaard in vervoerd te worden, gedeeitelyk in bennen op het hoofd, naar den Haag gedraagen, welke laatfte manier geacht wordt, de visch veel fmaaklyker te doen zyn , dan of zy gereden wordt, en ik geloof zuïks gaarn. Wy hielden hier een zeer aangenaam gefprek met een oud visfcher, die meer dan vyftig X 3 jaa-  $14 de JONGE REIZIGER jaaren, de zee beploegd-hadt, en ons veel vertelde van de verfchriklyke Toneelen, welke zich hier, by ftorm vertoon en. Ik zal u geen dier tafereelen poogen te fchetzen, de wyl zy voor u te akelig zouden zyn. - i Liever meld ik u de ontmoeting hier van een flukfche knaap, en zyn door de zon verbrand meisje, zy kwam met verhaafting het dain af huppelen, zo als hy met de eerlle vischben op het droog flapte, eerst was zy weinige treeden achter ons, maar hem ziende, borst zy al hygende uit: „Gut daar is Klaas al aan het ftrand;" en toen haare kragten verdubbelende, fprong zy naar hem toe, met de luchtigheid van een konyntje, en met alle tekenen van een verliefd hartje. Toen hy haar zag, zette hy zyn vischben van de rug, en fneldehaar tegen, dat van hartlyk kusfchen gevolgd wierd, waarna zy zaamen verder langs het ftrand gin' gen. De Heer Goudwaard en ik, maakten onze aanmerkingen over de zaligheid van dat gevoel, en hy beklaagde zich eeniger maate,dat hy nooit gelukkig genoeg zyn zou, om dat te moogen fcnaaken, zedeït hy door reden en pligt overtuigd, beflootenhad, zyn genegenheden op te offeren, op eene wys, als ik reeds voor verhaald heb. — Waarlyk Belle, hy fprak over een en an<  boor NEDERLAND. 315. ander met zo veel aandoening; gepaard met zulke zedenkundige reflexien, dat ik hem in myn hart beklaagde, en ik verheid ftaa hoe hec mooglyk is, dat iemand zulke verbazende offerhanden doen kan, daar hy in het vuur der jeugd is, en begaafd met al wat beminlyk maaken kan, terwyl hy de hem der famillie reeds in zyn voordeel had. Kan iemand wel grooter zyn Bellet maar zal dit edel caraeïer, alom voor edel bekend, nog wel de lastertong ontkoomen, als hy de Vriendfchap aan dat huis doet voortduuren? Dit was het onderwerp onzes gefpreks in hetuitryden, hy zelve begreep dit, doch zeide hy, ik ben daar boven, myn geweeten moet myn Rechter zyn, en niet de hem der kwaadfpreekenheid. Als men het wel befchouwt heeft hy gelyk, wanc het is toch nimmer mooglyk om tongen die venyn fpuwen, gelyk 'er helaas! te veele zyn, zulks te beletten. In de Htrberg terug keerende, kwam 'er een koets aan, waarin eene oude mevrouw, en twee haarer lieve kleindochtertjes; haar zoon en fchoondochter hadden haar te paard vergezeld. De jonge dame, had een vry vifengelsch paardje, maar zy wist 'er zo goed mee om te gaan, als de beste piquer. Wy hadden de eer den verderen avond tot ons retour in dit gezelfchap X 4 door  316- de JON GE REIZIGER door r b ' v endelyk, evenwel Nichtje, voor rny te vo vandie uyve complimenten, welke hoflykheid genoemd worden, maar het eigenlyk aangenaam » het gezellig leeven wegneem». _§ Z HesrGouawaatd, toonde my in het nahnis ry den, dathy ook van dit gevoelen was, en hy betuigde, dat hem niets zo lastig ware, als die gala partyen en fefteinen, waar in alles na eene grillige etiquette moet worden afgemee- Zo min mooglyk woont hy zulke gezelfchap. pen by, en de krmg zyner byzondere vrienden zegt hy, 1S maar zeer klein, evenwel moet hy zomtyds om zyn geboorte en vermoogen, zich dien last laaten welgevallen. Het foupé wierd onder geen min genoeslyk discours doorgebragr, waarin JufvrouwV^L een zeer veiftandig deel hadde. - Zy de Gou vernante van des Heeren Goudwaards huis, is eene bejaarde vrouw, van een zeer zedig gedra», uit eene deftige familie in Frankryk, doch jong hier in bet land gekeomen, door dien haar Vader het ongeluk gehadt hadde, een jong Heer die hem verfcheidene maaien zeer onbehoorlyk had geinfulteert, wyl hy die geen a la modifche toegang by zyn oudfle dochter wilde laaten, in duel Qvei hoop had geftooten, \ welk ten ge- vol$  boor NEDERLAND. 3X? volg had dat hy zyn Vaderland moest verlaaten. Men had gehoopt pardon voor hem te erlangen, maar de jonge Heer was van te aanzienlyken gedacht, eu al wat men door voorfpraak en getuigen obtineeren kon, was: dat hy buitenlandsch blyvende, geen vervolging te duchten hadde. Hier koomende, raakte hy be- kend met de ouders van den Heer Coudwaard, wiens moeder jufvrouw ÏVelmond na zich nam| en haar tot Gouvernante van haar huis opvoede' Zie daar Nichtje, wat ik u melden wilde\ daadlyk gaa ik weder uit, om nieuwe dof te vergaderen, intusfchen hoop ik deeze u zalfmaken,' en na hartlyke aanbeveeling fluitende, noeme ik my, enz. X 5 V.  3i8 de JONGE REIZIGER V. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. 'sGravenbage 20 Mei 17— 3§|y gelegenheid der twee ingeflootene aan uwe Belle, en myne Charlotte, oordeelde ik niet ongefchikt u het volgende meede te deelen. Zeker is 'er in ons Vaderland geen luifterryker plaats te vinden, dan dit beroemde vlek, 't geen ook van zommigen een ftad genoemd wordt, die beweeren dat zy zelfs in den jaare 1401 met dien naam vereert wierd, en naderhand meermaals haare afgezonderien tet Staatsvergadering heeft doen verfchynen. — Dat het oord, waar in deze plaats gelegen is, v-eele andere in bekoorlykheden overtreft, behoeft geen verder bewys, dan dat zy aan den eenen kant geboord wordt, door dat uitmuntend bosch, waar voor 'sLands bitterften vyand, de Spanjaard zelf, zo veel eerbied toonde, dat hy in den jaa;  door. NEDERLAND. 319 jaare 1574, aldaar geleegerd zynde, op lyfftraf liet verbieden, her. zelve in eenige manier te fchendeu - Aan eene andere zyde vindt men overheerlyke weilanden, elders graanryke akkers, afgewisfelt door verrukkende lusthoven en boogaarts, terwyl de barre noorde wind belet word, door de aan die zyde leggende duinen , om deeze lustvolle ftreeken, door deszelfs bulderenden adem te befchadigen. Voeg hier by dat het omleggend Haagambagt en de andere diftricten veele aanzienlyke Dorpen en lustplaatzen influiten. Ik weet niet ooit ergens de oorfprong van 'sGravenhage juist bepaald te hebben gevonden , fchoon zommigen willen, dat het al in den jaare 10^7 zyn beftaan hadde, evenwel twyffel ik op gefchiedkundige overwegingen, aan zulk eene hooge oudheid, met meer grond weet men dat het Ao. 1250 reeds een plaats van eenig aanzien begon te worden, alzo den beroemden Graaf Willem den II. die den naam van Keizer en Rcomsch Koning gevoerd heeft, ten dien tyde, aanving een paleis te bouwen , dat door zyn zoon, den ongelukkigen Flcris den V. naderhand voltooid wierd, zynde deszelfs vader omtrent vyf jaaren na den aanleg overleden. Van dien tyd, begon den Haag te bloeijen, en de aantimmering van nieuwe gebouwen en paleizen toeteneer  3ao de JONGE REIZIGER neemen, zo dat zy verfcheiden maaien, heeft moeten worden vergroot en uitgelegd, en wel het laatst in het begin deezer eeuwe, zo ik meen, in 1706, en deeze is zeker geen der minfte, alzo toen die reeks van oogverrukkende gebouwen gefticht is , welke zich opdoet, zo draa men uit het bosch deeze over het geheel zo fchoone plaats intreedt. In die dagen, toen de twist der Hoekfchenen Kabbeljaauwfchen, het land verdeelde, wierd ook den Haag hierdoor niet weinig benadeeld, gelyk men weet wat het geval tusfchen de dienaars van Woljert van Bor/elen, toenmalige Stadhouder CH79) die de Hoekfchen aankleefde, en het Volk van den Heere van Wasfenaar, een Kabeljaauwsgezinde, na het te rug keeren van eene Valkenjacht heeft uitgewerkt. Ik zal gene van die brutaliteiten aantekenen, welke toen gepleegd zyn, men leest dezelve maar met fchrik en verontwaardiging, en de Gefchiedfchryvers hebben dezelve met genoegza^me kleuren afgebeeld. De beruchte Maarten van Ros/um , heeft hier in den jaare 1528 geen geringe ftroop gedaan, alles uitgeplundert, en daar te boven nog een brandfchatting geeischt en verkreegen van twintig duizend guldens. Zwaar-  door NEDERLAND. 321 Zwaarder echter leed men hier nog in de dagen der Spaanfche beroerten, en wel in 1573en 1574, het zwaarfte tydftip misfchien, dat immer aan dit Land is te beurt gevallen. — IVlen kan zeker het oog niet zonder traanen op dit tydvak der Gefchedenisfen werpen, wyl het over al met bloed gefchreeven is, en roof, moord en brandftichting hunne yslyKe hoofdrollen alomme fpeelden, gelyk een yder uit de lotgevallen van Haarlem en Leiden, en zo veele andere plaatzen, waar onder dit Vlek voornaamenlyk geteld mag worden, maar al te wel bewust is. Hier immers fcheen men op niets minder dan de geheele verdelging te moeten denken , wyl al wat naar welvaart zweemde, de wyk genomen bad, en de Staatsvergaderingen verlegd waaren, ja, zo akelig, zegt zeker fchryver zag het hier toen uit, dat de ftraaten met gras begroeid waaren, en de huizen, die de roofzucht tot van haare ankers zelf ontbloot hadde, dreigden in te ftorten. Naderhand heeft den Haag geene daadelyke overvallen van vyanden ondergaan, maar is dikwerf in groote zwaarigheid geweest, van weder aan diergelyke noodlottigheden bloot te haan, als by voorbeeld ten tyde dat de Spanjaarden Schenkenkans hadden ingenoomen j toen wy met den on.  322 uE JONGE REIZIGER ondankbaaren Karei den II. Koning van Engelend, in oorlog waaren,- en toen Lodewyk dea XIV. zyne overwinnende wapenen, tot in het hart deezer landen had uitgebreid. Zie daar wat ik mynen vriendlyken Gastheer veel al fchuldig ben, wegens de lotgevallen van deeze thans zo bloeiende Hofplaats, de Refidentie van het Stadhoüderlyk huis, de vergadering der Souveraine Staaten deezer 'Provincie, die van hunne Hoog Mogende; den Raad van Staaten, den Hove van Holland, der gezaamlyke afgevaardigden van de Admiraliteiten, veele andere Collegien, en van alle buitenlandfche Minifters, met welke de Staat de eer heeft in alliantie of vriendfchap te ,ftaan, waar door deszelfs bloei tot het toppunt geraakt is, en het niet kan aangemerkt worden, dan als een paradys van elkander verdringende vermaaklykheden, en een lust:hof van pracht en grootscheid , dat alle de vlekken van den Aardbodem overtreft, en waarop het als eene ryk bepaerelde Vorffin, met een van genoegen fchittrend oog mag nederzien. Ik eindig deezen, by gebrek van tyd, ook heb ik op het verhandelde fujet, bepaaldelyk niets meer by te brengen. Morgen of mooglyk  door NEDERLAND. 33» lyk nog van deezen avond, nieuwe ftof vergadert hebbende, zal ik weder aan den een of ander rayner geëerde Vrienden en Vriendinnen fchryven. Alle heil zy met u in de volheid der wenfchen van, enz.  32+ de JONGE REIZIGER VI. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. 'sGravenhage den 21 Mei V Avonds. JMCyn beste Gastheer is hier in met my gelyk, dat hy vroeg opftaat; en heeft met my bepaald, dat wy morgen voor den gewoonen tyd van dejeuneeren, een totirtje te paard, door het bosch ztillen doen, hierom moet ik nog van avond u een kort verflag doen, van myne verrichtingen. Vooreerst heb ik het huis van Prins Maurirs bezichtigd : 't zelve ftaat naby het Hof van Hol. land, en is van vooren met een muur van de ge- meene ftraat afgefchut. , De voorgevel is van arduin, en boven de lyst ziet men het wapen van dien Prins, welke voormaals Gouverneur van Brafil geweest is, en dus niet moet verward worden met den Stadhouder Mauri s. De Kap van den achtergevel, pronkt met een' fchoon  door NEDERLAND. 315 fchcon in fteen gehouwen indiaansch gevecht. In dit huis zyn een aantal ruime kamers, en twee overheerlyke zaaien, welke onder anderen gebruikt worden rot de groote algemeene Vergadering van het Genootfchap, Kunst liefde fpaart geen viyt. De eene tot het doen van plechtige redenvoeringen en aanfpraaken, by het uitdee» len der eerenpenningen; de andere tot het houden van vriendlyke maaltyden. Behalven deeze heeft het Genootfchap hier nog een kunstkamer, waarop beftuurderen vergaderen, en de bekroonde dichters 's avonds voor hunne vereering gemeenlyk onthaald worden. Op dit vertrek dac over 't geheel zeer zindelyk is, vindt men een> vry nette bibliotheek, en zeer goede pourtraitten van beroemde Dichters en Dichteresfèu. —— By de algemeene vergadering gebruikt het Genootfchap nog verfcheidene andere vertrekken , waarin de compareerende leden byeen komen. In den jaare 1704 is het zodanig door den brand verteerd geworden, dat 'er niets dan de kelders en muuren van is overgebleeven, voormaals was het veel prachtiger, onder anderen vond men een der kamers met O. I. vogels befcbiidert, trappen van Brahlien hout, en vloeren van Notenboom. 1 De algemeene Staaten j ontvangen hier zont* I. Deel. Y tyd§  325 de JONGE REIZIGER tyds , de Gezanten" van gekroonde Vorflen, als zy hunne plegtige intreeden zullen doen. Het Hof van Holland, was het tweede welk ik befchouwde, doch doordien 'er in veele kamers vergadering gehouden wierd, hond het my flechts vry, om eenigen te bezichtigen. De bouwzuchtige Willem den tweeden, volgens Langendyk den XVIII. Grave van Holland, was deszelfs dichter omtrend het midden der dertiende eeuw. — Het lag toen als eene fterkte rondom in grachten, waar van de Vyver nog overig is; in het midden van welke een klein eilandje ligt, met boomen beplant, zynde het verblyf van zwaanen, eenden, enz. Eene beek, in de duinen ontfpruitende,vloeit langs.den Scheveningfchen weg heen,en fchenkc dit water, dat zich weder in het fpui ontlast, eene .gednurige verfrisfching. D&vertrekken, welke ikhebbe kunnen opnemen, daarvan zyn de -volgende aanmerksens waardig. De Raadkamer, waarin men de volgende fchoone tafreelen van den grooten Lairaisfe vindt. Eneas draagt Anchifes,zynen Vader, uit denbrand van Troyen, en houdt de kleene Askaan aan zyne hand. — Vooraf om deeze daad van ouderliefde wordt den Troyfchen Prins meest al met den toenaam van GodvruchtigenwQteert. \ Pomi  boor NEDERLAND. 327 Pompejus, is bezig om een aantal brieven ongeleezen te verbranden, welke door fommige jongelingen aan Sertorius gefchreeven waren, ten einde hem in Italien te lokken. Dit zeker was grootsch en edelmoedig, tevens een eedle zucht voor het algemeene welzyn tekenende , wyl de ontdekking wie de fchryvers waren, den Staat grooter onlusten zoude berokkend hebben. Hy oordeelde dus beter, geen onderzoek te doen, dan daar door in ftaat te zyn , de wraaklust den ruimen teugel te vieren. In het derde ftuk wordt Scipio verbeeld, de bruid van Carthago aan haaren Bruidegom te rug geevende. Het is de zoetvloeiende Fortman * meene ik, die onder de Genootfehapswerken van magna molimur Parvi, een fchoone alleenfpraak geplaatst heeft, dit geval betreffende. van welk dichtftuk my de volgende regels ge* heugen: 6 Deugd! ö Echtvriendin van een oprecht gemoed Die met uw zuiver zog myn jongheid hebt gevoed, Ik voele in volle maat uw' teedren invloed werken Uw goddel yke kracht myn helden hart verfteiken. Door u houde ik het veld: gy leert my dag aan — Boven het tapyt werk vindt men verfcheidene afbeeldzals van \ mcnlchen, dit over een foort van baluftrade 1 kyken, en op differente wyzen der Europifche natiën gekleed zyn, te weeten na de gewoonte des tyds toen dit vertrek gebouwd wierd. Na den middag heb ik met den Heer van ; der Does, door deeze plaats ge wandelt, waar ; over aan Karei, en met veel moeite den ] gryzen Corver opgezogt, waar over ik Frei derikftad noodzaaklyk onderhouden moet, en 1 ik twyfel niet, of als myne beminde dien ] brief leest, of zy zal my gaarne verfchooi nen, dat deeze niet zo uitvoerig behandelt i is, als ik wel gewenscht hadde, myn humeur is niet opgeruimd, door die vifite. Ik eindig, door my met die hoogachting, 1 welke men het fieraad der fexe verfchuldigd is, 1 te onderfchryven enz. Y 4 V  33« de jonge reiziger vii. Brief. Ferdinand aan Fredrikstad. 'sGravenhage zi Mei i? ■., V Avonds. n fcen my aanleiding geeft u deezen tefchry ven, zal u verbaazen, en behoorde, zo zy het wist, de geheele natie te doen bloozen. O! hoe heeft juist de Baron Trenck ons afgemaald, omtrent het beloonen van verdienften in kunnen en weetenfchappen! lees zyne Jufthia en oordeel of ik mis. J Corver, volgens het algemeen gevoelen, de groot • fle adeur, die immer den Hollandfche Schouwburg betrad, die de afgod van het publyk geweest is, die genoegzaam alles wat aan het Am flerdams toneel groot en middelmatig genoemd" wordt, tot die trap, door zyn kunst bevorderd keft. . Corver is dood arm. Ik  door NEDERLAND. 333 Ik was begeerig den ouden man te zien, om dat ik zo veel tot zyn lof heb hooren fpreeken, van Does verfchafce my de gelegenheid. lk kan u niet befchryven Fredrikftad in welk een toeftand ik hem vond, genoeg zy het u dat ik het met ernst herhaale: by is dood arm. —— Ik maakte hem myn compliment in dier voegen, als of hy nog in die omftandigheid was, dat een Pasfee en anderen hem vleiend naar de oogen zagen, en zyne grootheid bewonderden. Want wat is een gegallonneert kleed als 'er een zotskap in fteekt, by een gefcheurde of gelapte jas om de leden van een man die verdienden heeft? Corver is en blyft Corver, ryk of arm. ■ Gy merkt wel zeker dat ik warm ben, en ik zou even gevoelloos moeten zyn als een keifieen, zo ik nu niet in vuur was. Ik heb hem nooit, dan nog een kind zynde, zien fpeelen, maar het het gantsch publyk zou narrisch moeten zyn, als hy in zyn fleur geen groot man geweest waare, en daar wy Garrick en la Rive, op het oordeel van andere Natiën den palm der eere toezwaaien, waarom zouden wy zulks hem niet doen, op het algemeen oordeel van onze eigene Natie? Eer ik tot myne converfatie met hem overgaa, moet ik u zeggen te geheu. gen, dat hy in zyn brief aan den Scbryver van bet keven van Punt, een werkje, dat hy myns Y 5 oor-  334 DE JONGE REIZIGER oordeels wel wat minder Hekeling had mogen fchryven, en waatin hy zeker geen minder groo te misflaagen begaat, dan hy dien fierlyken Auteur voorwerpt. Dat hy zeg ik in dien brief een anecdote verhaalt, welke ik thans wenschte dat ten uwend door de Adeurs en Actrices wierd nagevolgd. De Engelfche directeur Fis- her, zegt hy, kwam na lang met zyn troup, zelf tot in Rusland gezworven tehebbén, gantsch geruïneert, ik meen van Duinkerken te London by Garrick, deeze 's mans beklaaglyke omftandigheden bemerkende, gaf een benefice voor Fisher, en fpeetde daar in zelf, 't geen ten gevolg had, dat Fisher weder in haat geraakte. Garrick zeker had die verpligting niet aan* den ongelukkigen kunstgenoot, die onze Toneellisten aan Corver hebben: 'c is waar dat hunne inkomften ook fchraal genoeg zyn, om een der Benefices ten behoeve van een ander afteftaan maar zou het echter niet edel zyn, als zy heeren Commisfarisfen verzochten, em^xtra benefice voor Corver te mogen geeven, of zo men hun dit weigerde, (dat echter van Kunstkweekers niet te wagten is > dan een van de hun toegeftaane benefices daartoe te gebruiken ? Ik wil wel toeftaan, dat Corver met deeze eene reprefentatieniet geborgen zou zyn, sus Fisher in London, maar zou het geen voorbeeld kunnen zyn om  door NEDERLAND. 335 om de liefhebbers, dichters en uitkopers aan te fpooren om een tekenblad te maaken, waar uit de oude man, fatzoenlyk beftaan kon? —— Gy Fredrikftad, zyt bekend by allen die het to. neel in uwe plaats naloopen, zo gy oordeelt dat in myn voorftel iets goeds legt voor den Grysaart, bevorder het op eene wyze, als gy best «ordeelt, en de naneef zal u zegenen, dat gy een man van verdienden voor gebrek bewaard hebt, en zyn ouderdom draaglyk gemaakt. Omtrent een uur lang heb ik by den ouden Heer gezeeten. Hy is een martelaar van het podagra, evenwel het vuur is'er nog niet uit. Toen wy aan het Amfterdamsch toneel kwamen, fprak hy daarover in zulke termen, als men billyk behoort te verfchoonen in iemand wiens lot zo deerlyk verkeerd is. Ik zal u niet alles verhaalen, wat hy ten dien opzigte bybragt, dit is onnodig, liever verhaal ik u hoe hy zich niet verzadigen kon in den lof van Mejufvrouw Adriana van Scbagen, een Actrice die voor onzen tyd geleefd heeft, als fpeelende de Jacoba van Beieren, reeds by deszelfs verfchyning met zo veel roem, dat zy de jufvrouwen de Bruin, en van Tongeren, meede twee groote vrouwen van dien tyd, volgens het oordeel van de Marre zeiven geheel verdoofde. Over de tegens- woordige voornaamfte fpeelers, en fpeeleresfen fpree*  336 deJONGEREIZIGER fpreekende, onthield hy ook eenige hunnen welverdienden lof niet, evenwel kon ik merken dat hy zommigen beoordeelde, als hun meester te vroeg ontloopen zynde. Toen ik hem vraagde of hy Pasfee ooit de dntbenor in Zelmire had zien fpeelen, antwoorde hy : ja, en dat is zeer goed. Bingli liep hy hoog meede in de hem voegende caratters. Ook noemde hy Sardet een man van groote verdienden, en was zeer ingenomen met de hoofd Aclrices Sardet en Wattier. Onze oude moeder van Tbil, beklaagde hy, dat zy nog op deeze wys het brood in het zweet hares aangezichts eeten moest, en waarlyk men fchynt thans zo barmhartig niet meer aan den Schouwburg te zyn als voormaals, anders dunkt my zou men die zo lang, en in haar tyd met roem gediend hebbende vrouw, thans wel op penfioen zetten, daar men voormaals Jufvrouw Schaagen wel befteede om haar van het grof gebruik van drank te ontwennen gelyk de oude man my verhaalde, die daad was' braaf, maar zo men Jufvrouw van Tbil, haare dagen in rust liet eindigen, zouden Heeren Commisfarisfen daar van geen minder eer hebben. De oude Jufvrouw Boubon, die my nog geheugt meermaals met verwondering, en enthoufiasme gezien te hebben, helde hy my niet hoog ge-  door NEDERLAND. 337 genoeg, maar haare dogter Keetje, zeide hy, is eene waare Roxeclana* ik verhaalde hem dat gy haar zo hoog roemde als Melanie\ en hydeed uw oordeel recht. — Zo ik deezen winter a Costi ben, hoop ik zult gy my gelegenheid geeven, haar te zien fpeelen. Hoe vermaaklyk fchets ik my reeds die dagen Fredrikftad, dat wy weder zamen zynde ons in kunstgefprekken verlustigen ? en het toneel, dat wel ingericht een waar zedenfehool is, befpiege* len ? Deeze helling weet gy dat de groote Weerenfelds in eene redevoering betoogd heeft, en door wylen onzen puikdichter Ernst Willem Tiicht vertaald, meteen keurig dichtftuk bevestigd is. Als ik my zulke kunstftukkente binnen brenge, dan verlang ik altóós een prysvraag van een onzer Genootfchappen, omtrent in deezer voegen: , in hoe verre mogen wy on,, ze meefterftukken van dichtkunde, by die der j, ouden, en de thans leevende onzer nabuurige ?, Dichters in Frankryk, Duitschland en Enge- ,, land vergelyken ? . En welke zyn die „ Meefterftukken, by ons in yder byzonder ,, vak?" . Zulk een verhandeling, geloof ik, zou onze natie nog al ee- kunnen aandoen. « Als ik genoegzaame kragtea had , zou ik ook buiten de aanbieding van eene eeren- prys  338 de JONGE REIZIGER prys daar toe wel eeïis eenige ftudeer uuren willen afzonderen. —-s Maar hy die in zyn vlucht zich zelf niet wil bedriegen, Poog nooit» als Icarus. ds zon in 't oog te vliegen. Hy houd' zich laag by zee, daar hitte 't wasch niet fmefo En.'t-labber koekje hem een blyde tocht voorfpelt. : Maar nog eens tot myn ouden man. Ik ben vol meedelyden over hem, en kan niet van hem afdappen, voor ik hem allerhartelykst aan u bevoolen heb. • Gy kent myn hart, het fpreekt nooit tegens zyne meening, en dus behoef ik geen omflag van woorden te gebrui* ken, en alleen te zeggen: „ Fredrikftad! doe „ u best om deezen verongelykten man, in zy- „ ne grysheid te hulp te koomen." Myn papier is nog niet vol, en dus zal ik u nog een •weinig onderhouden. Wat is verdiende lieve Vriend? bepaalt zich die enkel aan hebzucht,, dan zelf als deeze niet verder gaat, dan reden en eerlykheid toefkan ? ■ of is 'er ook verdiende in, wanneer men zyn best doet, om hun die behendig om goud wroeten, en al hun leeftyd den nuttigen handel wyden , in uuren van uitfpanning, 't zy door Toneel oeffening, door muzyk, door danfen , of door an*  door N E D E R L A N D, 3s$ andere zaken buiten het handel vak, te verlusti» gen, en hunne afgefloofde geesten weder té herftellen? —— Zo ja, waarom belöonen wy dan toch de kunften, en weténfchapperi zo erbarmelyk? Of ken onze -Natie geene andere verdienften, dan het verzaame- len van fchatten? Dit durf ik niet veronderftellen, ik ben zelf van het tegendeel overtuigd. Ik ben wel eens op het denkbeeld gevallen, dat het een verdienstlyke zaak zoude zyn, zo wel dichtingen te maaken voor mannen van beroemde' kundigheden, die door de fortuin de nek gekeerd wierd, 't zy men hun onder de geleerden, de kunftenaars of de nmbagtslieden had te tellen, en langs die weg hun gelukkige onbezorgde dagen te verfchaf- fen. Buiten twyfel zouden wy dan nog werken van vernuft, fmaak, en wezenlyk nut zien te voorfchyn koomen, welke nu achter weege blyven , om dat een rist van pynlyke gedachten dikwerf den geest verdooft, of 'er om den broode gewerkt moet worden, aan ftukken waar aan het genie geen deel heeft. Als ik tyd hadde, ontwierp ik op dit oogenblik een plan tot zulk een ftichting, en droeg het mynen gast.  340 de JONGE REIZIGER gastheer op, wien ik niet zal naalaaten den af- gefloofden Toneellist aan te beveelen. Thans moet ik dit aangenaam denkbeeld laaten vaaren, en deezen fluiten my met waare toegeneegenheid noemende, enz. IV  te pó o r NEDERLAND. 34*1 VIII. B R I E Fi Ferdinand aan Peterseh* "sGravenhage 21 Mei ijr—? ?< Avonds. ]^fa ik deezen morgen eenige gebouwen bezichtigd hadde , van welke ik in mynen brief aan Charlotte gemeld hebbe, hielden de Heer Goudwaard en ik, aan tafel een gefprek over verfcheidene Hoóge Collegien , welke, alhier re* fideeren. Dat van Hunne Hoog Mogen¬ de de Heeren Staaten Generaal, was wel het eerfte; 't Is bekend hoeveel daarover gefchreeven en getwist is, of by hetzelve de Oppermagt over de zeven Vereenigde Provinciën beruste, danofyderderzelveinden haaren afzonderlyk de fouverainiteit uitoeffenende;thans geloof ik dat hier over geene eigenlyke kwestie meer vallen kan. — lk heb my nimmer zulk een juist denk- I. Deel. Z beeld  34* de JONGE REIZIGER beeld van deeze vergadering gevormd, dan doof het detail van mynen Gastheer. Niet alleen dat hy Gefchiedkundig daar over fprak, aanwyzende, hoe dezelve in vroegere dagen geen bepaald verblyf had, en in Leicesters tyd op aanfchryving van de Raad van Staaten nu eens hier, dan daar by, een kwam , by voorbeeld te(*)Delft, (f) Middelburg en Utrecht, tot zy zedert 1593, zich, met eene enkele uitzondering, aan den Haag bepaalde. — Maar hy gaf my eene zo uitvoerige befchryving van het geheel en deszelfs deelen, dat 'er niets aan ontbrak. . Doch het zou al te omflagtig voor myn oogmerk zyn, dit geheele gefprek aan u meede te deelen. Ik zal my dus aan weinige trekken bepaalen. —— Na de rang welke in deeze Vergadering gehouden wordt te hebben voorgefteld en my een denkbeeld gegeeven, waar uit de afgevaardigden van elke Provincie gekoozen worden, ging hy over tot de bepalingen van het Gezag, waarmede deeze hooge Perfoonen bekleed zyn. —. Vreede cn Oorlog by voorbeeld , mag niet gemaakt worden, zonder toe- ftemming der byzondere Gewesten. Het werven van Krygsvolk,en 't heffen van fchattin- gen C*) i:«s. Ct) 1583.  door NEDERLAND. 343 gen over het bondgeneotfchap is ook daar aan afhanglyk. — — 't Aangaan van alliancien met vreemde Mogendheden is van denzelveri iaart. Zo hunne Hoog Mogende goedvinden eenige wetten te maaken, die zy algemeen nuttig oordeelen, hebben die eehter in de byzondere Landen geene kragt, indien zy niet lpeciaal door zulk een Provincie zyn aangenomen. Deeze zyn wel de voornaamfte punten van bepalingen. Op het eerfte Artykel bragt hy echter eenige uitzonderingen by, welke in de voorige eeuw hadden plaats gevonden, en waar van de gelukkige uiteindens alleen, hun gelukkig de nadere approbatie hunner committenten verfchafc hadde; Defeze uitzonderingen waaren de Vree dé ïati Cromwel Ao. 1654. —■ — Met Karei de II. in 1668. En de overtocht van Prins IVillem III. naar Engeland in 16^8. Daar en tegens heeft dit Collegie de magt,om 'op deszelfs naam over Vreede en Oorlog te handelen ; Gedeputeerden te Velde aan te hellen. De lyst der Convöy en Licentgelden, en veele dingen het muntweezen betreffende te regulen. Ook gefchied door H. H. Mog de aanftelling der Gezanten by andere Mogenheden^ als meede Agenten en Confuls. 2 a Vér  344 de JONGE REIZIGER Vervolgens liep het Gefp-ek over 't Collegie van H. E. Gr. Mog. de Heeren Staaten deezer Provincie, die zedert de afzweering van den Spaanfchen Koning, als Graaf van Holland, de wettige Souverainen reprefenteeren. ——— Voor dien tyd was hun gezag zo eng bepadd, dat zy niets konden uitvoeren dan op verzoekfchriften by den Graaf goed te keuren, 't Was my bekend dat deeze vergadering beftond uit twee corpera, dat der Ridderfchap en Steden. 't Getal der Edelen 't welk in de Ridderfchap befchreeven wordt, is allengs op zeven vermindert, waar van Livius van Altzema voor reden geeft, dat, hier door hun gezag vergroot wierd, 't welk zich zeer wel hooren laac. Hoe veele voorrechten en voordeelen aan deeze eerentrap verknogt zyn, is by de Gefchiedfehryvers geboekt en zou te omflagtig zyn voor myn bellek, dit alleen dat zy hunne byeenkomften zo over de algemeene landzaaken, als hun particulier ligchaam betreffende gewoonlyk houden in eene der kameren van het Hof. De eerde regelen zich naar tyd en omftandigheden, maar de laatfte zyn bepaald, te weeten, de eerfte Vrydagen der maanden JFebruary, Mei, Augustus en December. Belangende het tweede lidt van Staat, 'c zelve heefc vroeger, nu eens uit deeze dan uit gee-  door. NEDERLAND. 345 geene, zomtyds veele op een anderen tyd uit weinigen beftaan, thans is het vaste getal der ftemmende '^teden achttien.te weeten elf uit het Zuiden en zeven uit het noorder gedeelte. *. Edelen zo wel als fteden worden door het Collegie van de Gecommitteerde Raad en op punten befchreeven, "t geen eene fraaie zaak is, wyl de Gecommitteerden, dan door hunne committenten gelast kunnen worden , en alzo beflaagen ten ys koomen. Voormaals geen vast verblyf houdende, wierden zy nu eens hier, dan daar beroepen, maar zedert «581 is deeze plaats daar toe bepaald, en 't vertrek hunner Vergadering is op het oude Hof der Graven. De vaste byeenkomften zyn vier in het jaar, maar de omflandigheden geeven aanleiding dat zy thans veel meer gehouden worden. "-, Men handelt hier over genoegzaam alle gewichtige zaaken den Lande betreffende, dan over 't een en ander zullen wy eens breeder by monde handelen. Zo ook over Gecom¬ mitteerde Raaden, den Raad van Staaten, en verdere gewichtige Collegien, dewyl deeze ftoffe deels te uitvoerig is, en deels by gebrek van auteureri, welke men by zulke gewichtige zaken dient te vergelyken, en onmooglyk op reis kan meede fleepen, enz. enz enz. Z 3 Ge-  34^ »e JONGE REIZIGER Genoeg is het thans dat dit het onderwerp van pns discours aan tafel waare. Onder het defert kwam een Dorp Predikant binnen, hy was aangediend, maar bleef aan de deur van de eetzaal ftaan ftrykvoeten, en flrykvoeten, en ilrykvoeten, tot juffrouw mimond, den Heer Goudivaard indachtig maakte dat zyn eerwaarde nog al ftrykvoete. -— „ Hoe Dominé, zeide de Heer Goudwaard, uw dienaar, neem plaats, wat nieuws? Zyn eerwaarde wist niets, hy kwam zo in de hofplaats. „ En op het Dorp dan Dominé" ook al niets, maar Wel „ nu Dominé?" , Hy wenschte echter mynheer gaarne te fpreeken. „Aanftonds „ Dominé? excufeer my, buiten haast{ buiten haast! „ Nuttig iets Dominé.*' Dit gebeurde, jufvrouw Wdmond diende hem van vlaar, van vruchten, van befchuit kaas, en ik weet niet wat meer, en hoe Kerker Dominé protefteerde, haar altoos met een zekere toegenegenheid aanziende, en zich diep buigende, hoe meer juffrouw Welmond hem bediende , en aifes onder een couscouste. Eindelyk ging myn vriend met hem in een apart vertrek, en kwam na een kwartier uur alleen te rug, verzoekende jufvrouw IVelmond by bem te gaan. ~. Zy deed zulks, doch in minder dan  door NEDERLAND, 347 dan vyf minuten, was zy nevens zyn eerwaarda te rug. Myn Vriend melde my intusfchen des Leeraars komst: de bloed was verliefd zo hy zeide doch wilde dit ftuk niet poufeeren, zon. der voorkennis van mynheer Goudwaard. —j • Ik was op zyn Ed. verzoek zodanig gaan zitten, dat zyn Eerw. volftrekt naast de jufvrouw moest plaats neemen. Wel nu jufvrouw, was de eerfte vraag, zou domineé's verzoek niet kunnen lukken? Niet gemaklyk myn. heer, op zulk een vasten toon dat zyn Eerwaarde fcheen te beeven. Myn Vriend begon nader te komen, en vraagde myn oordeel. Zie daar ons alle drie in de war, en daardoor juist bereikt het geen hy ten oogmerk hadde. De Dominé gaf my door zyn rammelen van, wel hél mynheer, zo had ik het niet gemeend: —i ik heb de eer niet die heer te kennen l * en wat dies meer is, tyd om een antwoord te bedenken, 't geen hierin beftond, dat ik niemands keuze in deeze voorftelling kon wraaken, wyl ik de eer niet had de jufvrouw of zyn eerwaarde genoeg van naby te kennen. Kort om de Heer Goudwaard, vermaakte zich met dit toevalletje uitermaaten, en deed het tevens op zulk een befcheiden manier, dat de Dominé in 't minst niet gebelgd fcheen, en jufvrouw Welmond geduurig mee moest lagchen om de Z 4 gees-  348 ©e JONGE REIZIGER geestige kwinkflaagen, die hier over wierden by gebragt, ik voor my was echter blyde, toen de maaltyd geëindigd was, want zyn Ed. bragtmy al dikwerf in het naauw, door zich op my te beroepen. Gelukkig was Dominé geen van de naauwst ziende. Zie daar Vriend Peterfen het onderwerp onzer maaltyd. Karei en Fredrikftad zal ik myn na de middag meede deelen, en 't deel dat de laatfte daar aan hebben zal, belet my wel byzonder om deezen verder uit te breiden, wyl het onderwerp daarvan in myne oogen zo belangryk is, dat ik het zelve niet kan uitftellen, fchoon het gevolg zyn zal, dat ik deezen nacht op zyn best maar drie uuren zal kunnen flaapen. Neem dus niet kwalyk dat ik zonder eenige complimenten my noeme &c. IX.  door NEDERLAND. 349 IX. BRIEF. Ferdinand aan Karel* 's Gravenhage den 21 Mei 17— V Avonds. 't C*Jreen ^ tot aan deezen middag alhier bezichtigd hebbe, leest gy uit myne voorige brieven, aan myne waarde Amfterdamfche Vrienden. Te huis koomende vond ik aldaar den Rentmeester van mynen Goudwaard, een zeer beleefd jongman, die my op verzoek van mynen Gastheer na den maaltyd vergezeld heeft, tot het bezichtigen van de volgende kerken. Geduurende het foupé hielden wy een gefprek over de Regeering van dit ongemeen fchoon Vlek. ■ ' — Men heeft hier toe niet altoos gelegenheid , echter geloof ik dat het min of meer eens reizigers pligt is, daar van iets op te tekenen, ik zal dus in vervolg hier van wat meer geZ 5 bruik  44° de JONGE REIZIGER bruik maaken, met betrekking van de Steden. Zie hier wat my mynen Gastheer daaromtrent mededeelde. Een Baillnw, drie Burgemeesteren, negen Scheepens^ en twaalf Vroedfchappen, maaken hier de Regeeringe uit. De Bailluw mag aangemerkt worden, als een Burgemeester ad vitam, wyl hy over alle Burgerlyke zaaken meede oordeelt, en zitting heeft in alle hunne vergaderingen. Gebruiklyk is het dat Burgemeesteren uit Sbheepenen worden verkooren, en by het einde van hunnen post, weder in Scheepensbank zitting neemen. De waardighnid van Burge- meefter is hier ter Stede niet ouder dan van het jaar 15593 Scheepensbank is veel ouder, en Waarfchynlyk al in het begin der veertiende Eeuw bekend geweest. De zes oudfte zyn verkieslyk tot het Burgermeester ■ ambt, en een van dien dervende, vervult de oudfte der drie jongde deszelfs plaats. Van oude tyden af is 'er onder dit Collegie van Scheepenen eene geweest uit den Dorpe Scheveningen, die daar in nog hedendaagsch feslie heefc, doch met minder magt dan voormaals, wyl hy nooit wordt opgeroepen dan .in Crimineele zaaken; daar hy eertyds alle Vergaaderingen bywoonde. De Vroedfchappen waren hier vroeger, ten tyde  D6qr NEDERLAND. 3£j tyde van Hertog Philip van fcourgondien, dus omtrent A°. 1451 of 1452 twee - en - dertig in getal, die in 1513 op vier- en -twintig, en twaalf jaaren laater op twaalf vermindert wierden. Toen ter tyd echter duurde hunne bediening flechts voor een jaar, 't geen in 16712 verandert is, zinds welk jaar de Vroedfchappen voor hun leven lang die post blyven vereeren, ten zy by verandering van woonplaats of ontpoortering. De Magiftraat doet dit Collegie vergaaderen naar believen, wyl dezelve alleen daar toe yerpligt fchynt, als V nood is. .... Er is geen bezolding aan deeze bediening verknocht, maar by ieder Vergadering ontvangen zy eene penning ter waarde van anderhalve gulden, vertoonende aan de eene zyde 't Haagfche Wapen, 't geen twee Leeuwen gevat houden , het Stadhuis en de Kerktooren haan in 't verfchiec. Het byfchrift is: S. C. beteeke- nende Senatüs Consdlto. [Door be/luit des Raads-I 'c Revers is, eene Vrouw die in de eene arm een Bondelbyl naar de wyze der Romeinen houdt, en in de andere eene weegfchaal, met de daar om gefchreeven woorden: Fovet & Taetur. [Zy koestert en behoedt \ Zie daar het korte van des Heeren Goudwaards onderricht. Maar laat ik overgaan tot my. ne wandeüng met den Heer van poes» Wy  35* de JONGE REIZIGER Wy gingen dan eerst na het Amunitiehuis, ftaande aan de daarna genoemde Amunitiehaven, by het Spui. Hier in is niets byzonders, en dus vervolgden wy onze wandeling na het Gefchuthuis, ftaande aan de Oostzyde van dit Vlek, benoorden de Boschbrug. Dit Gebouw in den jaare 1665 gedicht, heeft uiterlyk eene fchoone gedaante , in deszelfs Voorgevel pronkt het Wapen van Holland. Zeldzaams is hier mede niet* doch het is wel der moeite waardig om te bezichtigen, hoe veel moeite en kosten 'er vereischt worden, om die gevaarten toeteftellen, wier eenig gebruik tot menfchenmoorjen ftrekt, en men verliest zich, als men bedenkt, dat de zach.moedige Kristen, in diepe vrede rustende, van zyn mede-Kristen kan verwagten dat hy hem ooit met zulk een moordtuig zal aanvallen, of zelf geneigd worden zulks zyn Godsdienstbroeder te doen, en daarom zich by voorraad met koele en bedaarde zinnen, tot het mooglyk pleegen van zulke gruwelen moet in ftaat ftellen. De Klcoster Kerk was het vo'g:nd Gebouw dat wy bezichtigden, dezelve ftaat in het Voorhout, en maakt uitwendig eene zeer goede ver* tooning, doch van binnen is daar aan niets fraais, dan eene party Wapenborden, waar onder ik gee-  door NEDERLAND. 35$ geen echter gevonden heb dat gedistingueert mag genoemd warden. Van hier gingen wy na de Groote of St. Jacobs Kerk, waar van men den ouderdom opgeeft als begonnen zynde omtrent het begin det veertiende Eeuw. —- In den jaare 1402 brand* de dit Gebouw af, werdende niet voor den jaare 1434 herfteld. Onder de onheilen welke den Haag leed, door de ftroöperyen Van Maarten van Rosfum, was ook het op nieuw verbranden van defeze Kerk! in den jaare 15289 t zelfde ongeluk kwam dit Gebouw Ac 1539 over, door het verteeren,i blixemvuur. In den jaare 1702 gebeurde dit weder, en 't Gebouw zou gansch tot asfche verteerd hebben, indien niet een moedig Burger na de Pynappel geklommen was, ert den brand met zyne Japon ge. bluscht hadde. —— Wie deeze waare heldhaftige man geweest is, weet ik niet, immers is men niet gewoon, zulke nuttige burgernaamen te bewaaren, had hy door zyn beleid oorzaak geweest dat eenige duizenden met Charons Sloepje over den Styx gevoerd waren, men zou 'sLands Gefchtedenis met zyn naam en tyteh hebben zien pronken. Het Gebouw zelve is zeer deftig, zo uit- a5s inwendig, en verfierd met een fraaije Tooren, van welks trans men een zo bekoorlyk en^ver- fchiet*  354 de JÓNGE REIZIGER fchietryk gezicht heeft, als meri elders zal vinden. —— In het Choor van deeze Kerk; dat met een aantal Wapenborden pronkt, der Riddeten van 't Gulden Vlies, en onder dié dat van Filip den Goeden; in het Chóor vindt men de Tombe van den Lieutenant Admiraal Jacob Baton van Wasfenaar, Heer van Opdam, dié zo deerlyk verongelukt is in den Zeedag van den 14 Juny 16Ö5, fpringende met zyn Schip ih de lucht. Onder een verhemelte; rustende op vier marmeren zuilen, ziet men zyne beeldtenis irecht over eind ftaande, en gekroond wordende door de overwinning, welke geplaatst is, zittende op een Arend met uitgefpreide wieken, welke op een Waereldkloót gevestigd is. Zyn Helm en Wapen worden door verfcheidene fchreiendé Kindertjes vertoond. De Dapperheid, Voorzlgtigheid, Wakkerheid fa. Getrouwheid^ zyn in zo veele Vrouwen-Beelden aan de hoeken geplaatst. Aan de voorfte pylaaren ziet men de Wapens der Generaliteïten van Holland, ert drie der beroemdrle Zeeflaagen van den Held zyn in wit marmer afgebeeld. Aan het verhemelte hangt een tafreel, 's mans grootte aanduidende, als meede dat die Gedenkteken ter zyner eere alhier A°. 1Ó67 op kosten der Generaale Staaten is opgericht. Jn eenen der hoeken van de Kerk, vindt meri nog  © o ö *. NEDERLAND, 355 nog de Tombe van den Heer Gerafd van Asfen* delft, by is geharnast, en zyne Viouw, in Vrouwen kleederen op het voetft.uk van blaauw marmer uitgebeiteld. Boven deeze Tomhe hangt zyn Wapen in een ovaal, en ter wederzyde agt kwartieren, waar van echter de koleuren niet meer te onderfcheiden zyn, doordien de ouderdom dezelve heeft vernield, zynde hy reeds in 1486, en zyne Vrouw 1492 overleeden. Nog bezochten wy de Franfche Kerk, waar in niets merkwaardigs; zynde alle Geftoeltens, zelf dat van den Stadhouder zeer eenvouwig, maar zy is nog al beroemd door veele gebeurtenisfen welke in 'sLands Gefchiedenisf-m geboekt ftaan, derzelver oudheid is van den tyd van Kloris den V. en was toen vermaard onder den naam van de Kapelle van Maria ten Hove. —— Verder zal ik niets meer hier van bybrengeri, dan alleen dat den onvergelyklyken Johan van Oldenbarneveld, na zyn bitter fterflot alhier, op eene eerlyke wys begraaven wierd. De Nieuwe Kerk is van een zeldzaame bouworde , zo dat men haar van buiten befchouwende, niet weet welk een gedaante men daar aan moet toefchryven; van binnen is zy ovaal, pronkende met een zeer aanzienlyk Orgel, waar van de deuren kunftig befchilderd zyn, met gewyde Gefchiedenisfen, te weeten Nathans voor- ftel-  $5** de JÓNGE REI2IGEÊ. ftelling der drie plaagen aan David; Zachariasfc met ftomheid geftraft; Elizabeth Maria begroetende, en Simeon den Zaligmaker omhelzende, rondsom deeze Kerk is een zeer net ge^ vloerd plein, omringd door eene muur, behalven aan de Spuizyde, alwaar een kostbaar yze- ren hek 't zelve van de ftraat affcheidt. * Wapenborden zyn ook hier in menigte; Myn geleider zeide my, dat de Engelfche en Hoogduitfche Kerken niets remarquabels hadden , maar de Lutherlche twee marmere Gedenktekenen ter zyde van den Predikftoel, ter eere Van den Generaal Sparre, en den Eerwaarden Jobannes Schelbamer. Het Orgel van deezö Kerk is meede fraai. Der Remonflranten Kerk, welke deeze Gé» hieente, niet zonder tegenkanting van het graauw, wierd toegedaan, is een ruim vierkant Gebouw, twee zwaare Pylaaren haan in 't mid. den, en de Predikftoel hangt aan de muur zonder eenig fteuapünt op den grond. Behalven deeze zyn hier nog eenige Room* fche Kerken, en twee Synagogen. —— De voornaamfte van de eerfte is eene janfeniste Stacié, fraai bepleisterd, en met een kunftige Predikftoel, door Xewery bewerkt, verfierd. — Gy weet dat hunne Excellentiën de Heeren Am-  öqob. NEDERLAND. $$? Ambasfadeurs der Katholyke Godsdienst toegedaan, hunne eigen Capellen houden, Eindelyk om van deeze kërklyke wandeling een eind te maaken, moet ik u nog zeggen, dat de Portugeefche joodert Kerk zeer veel overeenkomst heeft met die te Amfterdam, en de Hoogdüitfche verre i* netheid overtreft. Zyt gegroet Karel. —— ik ben enz. I. Deel. Aa Jfc.  358 D E J O N G E R E Y Z I G E R X. BRIEF. Ferdinand aan Fredfukstad. "sGravenhage den 22 May 17 «f JQ)eezen ochtend vroeg reed ik nevens den Heer Goudwaard te paarde door het Bosch, 't welk zeer vermaaklyk was, deels door den bekoorlyken Dageraad, deels door het verrukkend flaan van eene menigte Nagtegaalen en Vinkjes, en het gezang van veele andere Vogelen, die hunne hemmen hier onder mengden. Ik had den voorigen dag wandelende, hier en daar nog de Meiboomen, zo men die noemt zien ftaan, en dewyl ik nooit recht gehoord hadde wat dit eigenlyk beteekend, was ik zo vry den Heere Goudwaard daar n» te vraagen, die my daar van het volgend bericht gaf. „ Het is niec zeker, (zeide hy,) van waar „ deeze gewoonte zyn oorfprong heeft, ook „ öiet hoe oud zy is, maar men weet met ze- kei-  öoor NEDER L"A N D. 35^ „ kerheid dat zy reeds voor het midden der af. „ geloopen Eeuw plaats vond; geblykende die „ by den alóm beroemden van Loon, in Zyné „ Nederlandfche Penningkunde, daar hy zeke„ ren Penning, betreklyk het planten van Mei„ boomen aanhaalt, die ik meen dat in 1635 „ moet geflaagen zyn, hy beflist echter niet, „ of dit voor het eerst ware, dan of zulks reeds „ vroeger plaats vond. Alles wat meri ft 'er van kan zeggen, !si dat die Schutters, „ welke in den nacht ttisfehen dért Iaatfren April „ en eerften Mei de wacht hebben, deeze eeretekenen planten; ën het èen myns oordeels 5, vry pynigend aanhangzel van het Reftoraat „ der Latyrifche School alhier is, om de by„ fchriften daar toe te vervaardigen, te meer „ dewyl hy 'er een drietal van moet opftellen; „ waar uit de Regèering eene keuze doet.——*, „ Aan de Meiboomen zelve is, zo als gy ziet, „ niets raars, maar de devizen zyn dikwerf >» niet ongeestig; by onze te huis komst, zullen ,, wy die van het tegenwoordige jaar eens nap gaan." Gy zülc ze als een appendix van deezen kunnen vinden, maar dewyl ik niet weet of gy die machines ooit gezien hebt, zal ik 'er u eene kleine befchryving van geeven» Aa 2 'tZys  36© de JONGE REIZIGER 't Zyn lange Noorweegfche of andere fpieren, heimasten of ftaaken, zo gy wilt, die geverfd zyn met de kleur van het Vaandel dat de eer heeft dezelve te planten. Boven af waait een wimpel, en laager is een windwyzendvaandeltje, pronkende met het zinnebeeld en het devis. > Ook vindt men 'er de voorde naamletters aan van den geenen ter eere van wien zy gefticht zyn, daar te boven hangen'er ftukken glas en fteenbrokken aan, die op het ruisfchen van den wind eenig geluid formeeren. Dus verre van de meiboomen, Langs ik weet niet welke overgangen geraakten wy op de geleerde en vermaarde mannen, welke den Haag heeft opgeleeverd, en telden onder deeze de twee Heeren Huigens, Conftan. tyn en Cbristiaan, Vader en Zoon, de eerfte is u zeker bekend uit zyne korenbloemen, en de tweede die de flingers in de uurwerken uitvond, fchreef onder anderen ook een Werkje,getyteld; Waereld Befcbouwing, waarin hy ons trapsgewys opleidt, tot de overtuiging dat alle planeeten bewoonde waerelddeelen, ja alle vaste fterren zo veele zonnen zyn, die weder hunne waerelt ft'elzels urn zich voeren, en dat op eene zo inneemende wyze, dat men al leezende zich zelf verliest, en als in die andere waereldden wordt  door NEDERLAND. 3^1 worde overgebragt- 't Werkje van Fcnta- nelle over deeze ftof is ook fraai, maar Huigent bemin ik nog meer. Ju/lus Velfius, wierd meede niet vergeeten, hy was een groot Botanicus en Geneesheer,maar hoe zeer hy ock zelf zegt een vyand te zyn van nieuwigheden in den Godsdienst, geblykt echter, dat hy, fchoon onder de Proteftanten forreerende, gantsch in alles niet met de begrippen van dien tyd inftemde, onder anderen zegt men dat hy met Vader Calvinus omtrent het midden der zestiende eeuw, hevig gedisputeert heeft over de vrye wil. — De genadige fpaanfche Inquifitie, plaatfte hem onder de Auteuren Damnata Memoria, en wel ouder de eerfte clasfe van dien. Zo u gelust meer van hem te wee- ten, lees dan Bayle Diïï. Hifi & Crilique. Hoewel wy eene gantfche menigte optelden, zal ik u echter nog maar twee van de oude tyd, en een thans nog leevend geleerde daar van noemen, te weeten: Wilhelmus Gnapsus of Fuik' nius, dieby den Markgrave Albrechtvan Brandenburg, Raadsheer geweest, en in hechtenis gezeten heeft, met zekeren Joh. Piftorius, Paftoor te Jcicobswoude, daarna te Woerden, die de eerde was, welke in Holland ter dood gebragt wierd,, om de aankieeving der leere var* Aa 3  3^2 [de JONGE REIZIGER Lutberus. Hy leefde in het begin der zestiende feuw. De tweede was den onvergelyklyken Johannes Secundus Ao 1511 alhier geboren, en naauw 25 jaaren oud zynde, overleden, wanneer hy reeds de gewichtige ambten van geheimfcbryver by Paus Paulus de IV. en den Aartsbisfchop van Toledo, zo wel als veele andere by den toenmaligen Bisfchop van Utrecht bekleed hadde, zyne hineraria III. Bdgicum Gallkum et Htspanicum, &c. zo wel als zyne uitmuntende dichtwerken, en andere gefchriften, leeveren bewyzen op, waar toe het menschlyk vernuft door vlyt geraaken kan, zelf by den aanvang der jaa. ren, waarin men gemeenlyk eerst begint te denken en te oordeelen. —— Zy zullen, ook wel altoos in achting blyven, zo lang men de Latynfche taal in eenig waerelddeel beoefenen zal. De nog leevende was uwe tegenwoordige Stadgenoot, de alom bekende en Hooggeleerde Heer van Swinden, ten wiens lof ik u niets zeggen kan, dat u niet beter dan my bewust is. Het voldoedes, dat wy 's mans waardy alle eerbied toedroegen, en zo wel zyn caracter als kundigheden allen roem waardig houden. Deeze, wandeling te paard geviel zo wel, dat de Heer Goudwaard my proponeerde, om in plaat^  dook NEDERLAND. 363 plaatfe van aan huis, te Ryswyk te dejeuneeren, 't geen ik gaarne toeftemde, De weg naar dat bekoorlyk Dorp is ter wederzyden met geboomte beplant, en geheel beftraat. Wy reeden eer wy aan Ryswyk kwamen, tot de Hoornbrug, daar de Gecommitteerden van Hunne Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal gewoon zyn, de afgezanten der buitenlandfche Mogendheden, die hunne plechtige intreede in deeze Hofplaats doen, aftehaalen en te complimenteeren. Men kan over de waardy van het omleggend land oordeelen, uit het geene my de Heer Goudwaard daarvan verhaalde, te weeten: dat de tienden daarvan, jaarlyks of liever by de verpachting tusfchen de negen hondert en duizend guldens opbrengen. —- Het zelve beftaat uit overheerlyke weilanden , en daat tusfchen pronkende koorenvelden,die te zaamen een bekoorlyk gezicht uitleeveren, dat afgewisfelt wordt door menigte van Lustplaatfen. Gy weet dat dit Dorp, behalven door deszelfs bevallige ligging, beroemd is, door den aldaar in den jaare 1697 geflootenen Vrede, tusfchen de Spanjaarden, Franfchen en Engelfchen, het Duitfche Ryk en de Staaten der Vereenigde Nederlanden. En wel dat deeze voor Europa toen zo belangryke handeling voorviel, op het zogenoemde vorsilyk buis te Ryswyk, of anAa 4 dets  %H de JONGE REIZIGER ders Bekideren, dat Ao. 1634 door Prins Pre. drik Hendrik gebouwd is, en voltooid onder directie van dien grooten van Kampen, die de bouwheer geweest is van 't achtfte wonder, het Stadhuis van Amfterdam, zo als het zelve nog met zyr. vier kroonen ftaat te pronken. — Wegens dit huis zo wel als alle andere omliggende Lustgebouwen nader in een brief aan Lotje, of Peter Jen, maar een inval van den Heere Goudwaard, by gelegenheid dat ik, op myne manier m den lof van het Dorp begon uit te weiden, kan ik u niet verzwygen. , „ -c Dorp is inderdaad aangenaam zeide hy, maar weet gy de loftrek van van der Does in zyne befchryving van 'sGravenhage, omtrent dit Dorp? , dus luidt hy: Den dapperen Maurits, die zyn vyant dede vreezere Voor het getuit alleen van zyn beroemde Naam -4— Had hier zyn Paerdeftal. En dit zeide hy, zo droog weg, dat men al zwaare kiespyn zou moeten gehad hebben om het lagchen na te laaten. aGouverno! hy reciteert uitmuntend, en geen wonder, hy heeft zich de moeite gcgeeven om les te neemeh van den zo beroemden rustende Acteur Corver* ft  door NEDERLAND. 365 Ik fluit deezen, myn waarde vriend, na u bedankt te hebben voor uwe letteren, die my wel geworden zyn, en die ik liever by monde dan gefchtifte beantwoord. Schryf my dikmaais, want gy kunt niemand meer genoegen door uwe brieven aanbrengen, dan die is &c. BESCHRYVING DER MINNEBEELDEN en BYSCHRIFTEN van d k MEI-BOOM EN i n 'sG R A V E N H A G E A°. 17—- VOOR HUNNE EDELE GROOT MOGENDE DE HEEREN STAATEN VAN HOLLAND EN WEST-FRIESLAND. De Vreede aan Phuus, (den Rykdom) de hand gcevende, met dit Byfchrift: c opulen tuk 1 (dat is) Dat zy verknogt blyven l Aa 5 Voos.  366 de JONGE REIZIGER voor HUNNE HOOG MOGENDE, DE HEERENf STAATEN GENERAAL DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. Eene Romeinfche Herdersfluit, (welke bejloni uit zeven halmen) aan eene Lauwrierboom hangende, en daar onder: conc ordan t. (dat is) Zy klinken met gelyke welluidenbeid. VOOR ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, DEN HEERE WILLEM DEN Vde., PRINCE VAN ORANGE EN NASSAU, ERFSTADHOUDER &c. &c. &c. Een Man op een Wachttooren ftaande, tusfchen een Land en Zee geplaatst, daar oude? ftaat: Respicit Huq Illuc. (dat is) Hy ziet herwaards en derwaards uit-, voor HAARE KONINGLYKE hoogheid, MEVROUWE DE PRINSESSE van orange EN NASSAU, &c. &e. &c. Een vliegende Faam, in de rechterhand houden-  pqök NED2RLAND, 367 dende een Trompet, met een afhangende doek waarop het Pruisfiesch wapen ftaat, in de flinkerhand ook eene trompet, en afhangende doek, waarop het wapen van Orange eniNasfau: hier onder: BlNARUM VOCE TüBARUM. (dat is) Boor beider Trompesgefcbal vermaard. VOOR ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID , DEN HEERE EERSTEN ERFPRINS , &c. &c. &c. Een gevleugelde vrouw, het Geloof verbeeldende, met een zon op 't hart, een Boek onder den flinkerarm, en zyne Hoogheid, wy zende naar eenen Tempel op een Rotfe liggende, met dit Byfchrifti Me duce (dat is) Onder myn geleide. Voos.  m de JONGE REIZIGER VOOR HAARE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, MÉVRÓUWE DE ERFPRINSESSE VAN ORANJE EN NASSOU, &c. &c. &c. Een Adelaar, fteil tegen de zon opvliegende, en kori bygevloogen van eene jongere, daar on« der ftaat: imitando, (dat is) Door vaar te ft reeven. VOOR ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEfD, DEN HEERE TWEEDEN ERFPRINS &c. &c. &c. Een Landkaait, Zeekaart, en open Boek , daar onder ft^at: h in c decus1lluis» ( dat is) Van hier zal hy zyn luister haaien. VOOR DEN WEL EDELEN MAGISTRAAT VAN 'sGRAVENHAGE. Themis (Je gerechtigheid) voor een brandend outer ftaande, met dit byfchrift: patr1as bene fblget adaras (dat is) Zy blinkt glansryk uit by Vaderlandfche Altaren, Voor  door NEDERLAND; 369 VOOR DEN WEL EDELEN GESTRENGEN HEERE KOLONEL Mr. GOVERT FRANCO VAN SLINGELAND. Een Kolom, op welke een Ojevaar ftaat, en tegen welke men het Wapen van den Heere Kolonel ziet hangen, en daar onder: ILLIUS AUSP1CIIS.J (dat is) Onder zyn befcherming. nb. Dewyl deeze ff reuken meer dienen om een voorbeeld te geeven, hoedanig zy gebezigd worden, hebben wy verkoozen, die, welke dit Jaar plaats hebben, daartoe te gebruiken. SE UlTGEEVER. XI-  37ö de JONGE REIZIGER XI, BRIEF. Ferdinand aan CHarlótté. "sGravenbage 22 Mei weet niet of ik bekwaam zal zyn, u een ichets te geeven van het belaglyke geval dat ons heden alhier aan huis ontmoete; maar ik zal het Waagen. Gy weët dat de vrienden van den Leidfchen Dam, volgens affpraak deezen morgen hier zoude komen, dit is gebeurd. —— Wy hebben ook den geheelen voormiddag doorgebragc in het ónvergelykelyk Cabinet van zeldzaamheden, deri Heere Effftadhouder toebehoorende, waar van omftandiger aan Fredrikftad. De Heer Goudwaard had nog een Heer eri Dame gevraagd , die ons vergezeld hadden , 't was omtrent vier uur toen wy aan tafel kwamen. Te midden onder de maaltyd luisterde een knecht den  door NEDERLAND. 371 den Heer Goudwaard iets in het oor, die hem daarop in ftilte zyne orders gaf, en alles ging zyo gang. Een kwartier daarna kwam een zndere knecht, die zich naauw van lagchen onthouden konde, en luisterde zyn Ed. weder iets in; hier op ging zyn Ed. onmiddelyk van tafel, maar keerde terug verzeld van een Mensch die gekleed was in de frnaak der voorige eeuw, maar — met een kaal gefchooren hoofd, en zonder pruik. „ Dames en Heeren, (zei- „ de de Heer Goudwaard,') ik heb de eer uhier „ myn goede kennis, de Heer Fabritius te pre. „ fenteeren, hy is Burgemeester te ." Om de liefde tot de plaats Lot zet ik een ftreepje^ by monde zal ik u dien noemen. De gcede ziel wilde duizend verfchooningen maaken, maar de Heer Goudwaard kwam hem voor, met te zeggen. — „ Och myn Hee7, ren 't is een niets, mynheer wilde my een vi- fite doen, en een zotte knecht zeide dat ik ,, aan tafel zat, de Heer Burgemeester was niet „ gekapt, en een pruikmaaker voorby ziende „ gaan, gaf hy dien zyn pruik om fchielyk te „ accommodeeren, ondertusfchen koomt 'er een ,, andere knecht, die de eer had mynheer te „ kennen, in de zykamer, ziet hem, en zegt my wie 'er is, ik ftaa op gelyk gy gezien hsbt, en vind mynheer zonder pruik, ik zag -j geen  3>2 de JONGE REIZIGER' i, geen reden om hem daarom in de zykamer te „ laaten , wyl wy goede vrienden zyn, en was „ dus zo vry mynheer maar in deezer voegen „ aan 't gezelfchap te preienteeren: de Heeren „ en Dames zullen het niet kwalyk neemen, eri „ daarmeede is het uit. — Waar van zal „ mynheer gedient zyn?" — Dit alles ging van de zyde van den Heer Goudwaard, zo ernftig en ongemaakt dat het te bewonderen was. —— De Heer Fabriciüs, was zo bedremmelt, dat by noch fpreeken, noch zwygen kon, myn gastheer verzekerde hém onophoudelyk dat het niets betekende, elk onzer borst bykans van lagchen doch bedwong zich, tot jufvrouw Betjé zich niet langer kunnende inbinden zeide: de Heer Burgemeester neeme het my niet kwalyk, iriaar ik moet lagchen, en hier op fchaterde zy uit, en wy allen, hoe onwillig, volgden haar, maar de Heer Goudwaard bleef even bedaard, en zeide: „het moet u niet ergeren mejuffrouw. Christiaan, (zo is de naam van den Lyfknecht) „ geef mynheer een pruik," en zie daar myri goede Fabriciüs, in zyn ouderwetfche kleding opgefierd, met een pruik naar de eerfte fmaak, die hem veel te klein was, en dus geen minder zotte vertoning maakte, tot eindelyk een bediende , deezen tegen zyn eigen, zynde een ftyve gefneedene, zo men die noemt, gelyk de jantjes  door NEDERLAND. 375 tjes in Amfterdam draagen, weder verruilde. De Heer Burgemeester nam kort daar na, tot ons aller blydfchap, zyn affcheid, maar eer hy half ten huis uit was, fchaterde yder onzer reeds dernmte, dat het de goede ziel op nieuw moest doen bloozen; dan het was onmooglyk zich langer in te binden, fchoon onze Gastheer zulks ten einde toe vol hield, en by zyn terugkomst in de eetzaal even bedaard fcheen, hoewel hy hieromtrent vericheidene aartige kwinkflaagen voortbragt, die onze reeds aan den gang geholpene lagchlust nieuw voedzel gaven. Eer ik tot iets anders kon overgaan, moest ik u dit verhaalen, nu weder eenen anderen toon. Uit mynen brief aan Fredrikftad zult gy zien, dat wy deezen morgen te Ryswyk geweest zyn, welk dorp allerbekoorlyksc is. In deszelfs nabyheid ligt het Vorstlyk lustflot Belvideere genoemd, ook wel het huis te Ryswyk, toen hetzelve in zyne orde was, mogt men het een bezichtigenswaardig gebouw noemen. Het zeive beftond uit drie deelen, waar van het middelde nu nog maar overig is, zynde de twee vleugels gefloopt, en men dagt dat ook het capitaale ftuk eerlang gedemolieert zal worden. Dit is de reden dat ook de tuinen en plamagien die voormaals hoe wel klein, echter wel aangelegd waaren, tegenswoordig ten eenemaal verwaar. L Djeel, B b loosd  374 de JONGE REIZIGER loosd liggen. — Uit het overgebleevene nogihans kan rnen zeer wel zien dat het Vorstlyk geweest moet zyn. Men nadert het zelve door een fraaie lteenen poort, pronkende met de wapens van de Prinsfen van Oranje, ftaande op een brug die over de vaart legt, een keurlyke hoog geftamde laan ter wederzyden met fterrebosch gedekt, brengt u tot een voormuur die weder een fteenen poort heeft, waardoor gy op het voorplein koomt, dat zeer breed en ruim is, maar alles lag daar thans zodanig over hoop, dat het byna eene ruine geleek. Wy hebben ons dus hier maar zeer kort opgehouden. Deeze afbreeking gaf ons ftof tot een gefprek over de groote veranderingen welk deeze Provincie met betrekking tot het iloopen binnen weinige jaaren heeft ondergaan, en by die gelegenheid vergaaten wy het weleer keurlyk Tulpenburg aan den Amftel niet, 't welk zo beroemd was, om zyne grotwerken, prieelen, en in dat oord zo kostbaare waterfprongen, maar waarvan nu helaas, enkel bet fraaije yzeren voorhek overig is. Het onlangs verkogte Hartekauip, fpeet ons beide niet minder , en wy telden een aantal andere op, welke ons geheugden tot de nietigheid veroorr deeïd te zyn. Blykbaare tekens van verval in ons  iïoor NEDERLAND. 37$ Ons land lieve Loi, want daar de welvaart huist vermindert nooit de weelde. Welvaart ftichte deeze lustpaleizen op dorre en broekkige gronden, zy fehiep een Eden uit heide en moe« ras. f-« Haar duur zou dat Eden onder* houden, maar na evenredigheid van haare at< wyking, vinden wy fteenhoopen voor Paleizen, en halve wildernisfen voor verrukkende kreupelbosfchen. Wat zal men zeggen ? - Men ziet de Gefchiedenisfen der eeuwen nagaande, „Vol„ keren als van niets opdagen, tot grootheid „ zich verheffen en wegzinken als waaren zy 5, nooit geweest. Deugden en zwakbe- „ den ftryden tegens een; Heerschzugt en „ Magc blixemen, al wat hun wederftaat ter „ neder, en vallen op hunne beurt.' ——» Deeze waaren de woorden van myn vriend, die men volmondig moet goedkeuren. Ik haal dezelve voornaamlyk aan om een Haal te geeven, van zyne manier van fpreeken, als byernr ftig over een of andere materie handelt. Van het eertyds zo beroemd Belvideere terug keerende, doorliepen wy eenigzins de envirous van dat fchoone dorp. ■ De menigte der lustplaatfen, welke het zelve omringen, en in fchoonheid van gebouwen, rykdom van tuinfieraaden, en uitgebreidheid van plantagien, met Bb a ver-  3?6 de JONGE REIZIGER verfchillende fmaak aangelegd, die zeg ik in dit alles elkander fchynen te trorfeeren, is zeer groot. Dezelve te befchryven zou ondoenlyk zyn, en het noemen der bloote naamen , geeft weinig aangenaamheid in de ledum. 't Zal dus genoeg zyn myne lieve Lot, u te verzekeren dat deeze geheele omtrek een volkoomen aardsch Paradys is, waarin elke voetftap die gy doet u verrukking aanbrengt-, hierdoor het godlyk fchoone der altoos) barende Natuur, daar door de de uitwerkzelen der kunst: terwyl de Vinkjes, de Nachtcgaalen, de tortels en roerdompen, en honden andere lieflyk zingende vogeltjes htt gehoor dikwerf zo wonderbaar ftreelen, dat de aandoening van dat zintuig, die van het gezicht, en de reuk, weike hier op de geuren van blad, en *loem onthaald worden, ten eenemaal fchynt te doen riphouden. Goudwaard en ik ten minften wuaren geheel gevoel, door de duizende indrukzelen, welke alle die hier gevonden wordende verfcheidenheden op onze geftctnde harten werkten, gy begrypt myne lieve Lot dat onze gefprekken zeer aangenaam en wysgeerig waaren, en ik verzeker ü dat ik wenschte altoos een reisgenoot aan myne zyde te hebben, welke zo oplettend, zo aanmerkingryk, en zo oordeelkundig was, als de Heer Goudwaard. Na  door NEDERLAND. 377 Na dit alles bezichtigd te hebben myne Charlotte , keerden wy naar huis, en een klein half uur na onze aankomst hadden wy het genoegen onze vrienden van den Leidfchen dam volgens affpraak te ontvangen. lk kan het zo niet uitdrukken myne Charlotte , maar zo 'er ooit eene waare platonique liefde heeft plaats gehadt, moet het tusfchen mynen Gastheer en onza vriendin Betje zyn. Althans ik zag hunne ontmoeting met verrukking. — De liefhebbende broeder en zuster kunnen met geen meer openhartigheid, met geen meer vertooning van eedele gevoelens, elkander omhelzen , niets daar in dat na iets anders zweemde, dan zuivre Vriendfchap van deeze, pligtmaatig gevoeld wordende erkentenis van de andere zyde. ■ Kortom ik wenschte dat gy dit tooneel gezien hadde, en my uw oordeel daarover meedegedeeld. Niet om u te beproeven myne Charlotte, wam ik ken u te verheeven van ziel om eenen Goudwaard te verdenken, maar, om u een genoegen aan te brengen , dat men nooit fmaaken kan, dan door het gezicht van zulk een zienswaardig tooneel. I Eerlang en ó mogr dit fpoedig zyn, eerlang hoop ik dat onze betrekkingen zo naauw zyn zullen, dat ik myne Charlotte met deeze braavtn bekend maake, en dan zeker Eb 3 zal  378 dje JONGE REIZIGER zal haar hart met het myne die edele vergenoeging deelen, welke ik thans alleen fmaake, en die ik hoop dat waardig gerekend mag worden, aan hem die fiout genoeg is zich te noemen, enz. Xllt  door NEDERLAND. 370 XII. BRIEF. Ferdinanü aan Fredrikstad. "sGravenhage den 23 Mei 17— Zo ik my ooit vermaakt hebbe, zo ik ooit opgewogen geweest ben, van verwondering, zo ik ooit uit my zelf gerukt wierd Fredrikftad, het was gister ochtend. Ik heb verlof verzocht van mynen vriendlyken Gastheer, om deezen ochtend op myn kamer te dejeuneeren, en ongehindert den voormiddag alleen te zyn, ten einde u eene verfchiettrek te geeven van alles wat zeg ik? van 't weinige dat ik heb kunnen onthouden, uit de duizenden verwonderenswaardige fchoonheden, welke ik in het Kabinet van den f leere Prins Erffladhouder gezien hebbe. Ik zet my dan daar toe opBb 4  3»o de JONGE REIZIGER zettelyk myn waarde Fredrikftad. De Heer Vosmaar geeft van tyd tot tyd eene befchryving van dit Kabinet. Dit werk Fredrikftad, is een chef d'Oeuvre met betrekking tot de natuurlyke Hiftorie der vierwaerelddeelen, want alles wat deeze zeldzaams oplee veren, is in dit Kabinet verzameit. Hetzelve beftaat uit verfcheidene ruime verwekken aan aiie zyden met wel ingerichte glaazenkasfen of laaden voorzien, en de orde zo wel als de zindelykheid , verdient allen lofipraak. ^ Op het voorde vertrek vindt men eene me nigte fcheletten van viervoetige dieren en vo. gels, alle zo wonderbaar zuiver behandelt, en zo heerlyk geconferveerj, dat men zich niet verzadigen kan in deezen kunst arbeid te befchou- wen. Het geraamt van een ftruisvogel viel my wel byzonder in het oog. Ook vindt men hier eene afbeelding in ivoir van het kunstvuurwerk in 1748 alhier afgeftooken, als meede het Amfterdamsch Stadhuis, beide kunftig bewerkt. Een Wortel van een boom, waarin een yzeren mestgreep is vastgegroeid, en zodanig in de moerasien gevonden, wordt hier ouk venoond. Zo ook een kostbaar Schaakbord van Jaspis en coraal, waar  door NEDERLAND. 38t waar van de kunstbewerking de ftof byna overtreft. In een volgend vertrek zag ik onder eene menigte foor ten van Apen, waar van het aantal aanmerklyk is, den zwarten boschduivel, een verfchriklyk dier, in dit zelfde vertrek zy ook eenige Chinefche fcheepen van ivoir, en men vertoont hier het zydgeweer, 't welk de Admiraal de Ruiter op een Algeryn veroverd hebbende , zedert altoos gedraagen heeft. De zogenaamde Berkemeyer van Breederode, nevens een zeldzaam fchietgeweer, als ook een kogel, die alom met fpykers beflaagen is, en in de dagen dier Edelen , voorftanders van 's Lands toen te fel verdrukte vryheid, gediend heeft, vind men meede alhier. -— Doch deeze Berkemeyer verfchilt zeer veel van het geuze napje, zo als men het by van Alkemade, in het tweede deel der Nederlandfche Dischplegtigheden vindt afgebeeld. Hier ftaat ook een ftuk gefehut van zilver uit het eiland Candia, gegooten, en verwonderlyk ingelegd, dit is een ftuk van ongemeene waarde. Daar by ftaan afbeeldzels van Chineefche Jonckken, een zeldzaam flag van fcheepen, waar aan ik myn leven niet gaarne zoude vertrouwen. Bb 5 Een  382 de JONGE REIZIGER ' Een Magneet, die belaaden zynde, hondert pond draagt, verdient ook wel de bezichtiging, thans hing 'er vyftig pond aan. In een hoek was een Chineesch telbord. Onbedenklyk groot is hier het aantal zo van in- als buitenlandfche Capellen en Inlecten, indien men deeze met de vereischte oplettenheid wilde nagaan, zou het alleen dagen werk ver- fchaffen. Niet minder aanzienlyk zyn hhr de verzamelingen van Coraalen, zeewaaiers, zeepluimen, mineiaalen, verlteeningen, fchel» pen en hoorns. Men ziet 'er een topaas, zynde een Orientaalfche ter zwaarte van twaalf ponden. —.— Een ftukje gouderts niet 'zeer dik, maar van een piramidale gedaante, circa vier duim hoog en twee en een half in de middelbreedte, dat ongemeen ryk is, en ter waarde van twaalf hondert guldens gefchat wordt. Een der allerzeldzaamfte ftukken, is een in den Paltz, zo ik meene gevondene fteen, van gedaante als de gewoone glaadfteenen der Vrouwen , waar in van binnen water gegroeid is, de weergade geloof ik in het Kabinet der Rusfifche JMonarchin te zyn. Heeriyke afdrukzels van zeewaaiers, door de natuur gevormd, zyn hier in menigte by een yérzameld. pn  door NEDERLAND. 333 Onder de hoorens munten twee wenteltrappen uit, waar van de eene geheel onbefchadigd is. De Nautulis is onder de fchdpen een der merkwaardigfte, en 't geen wy van dat lcheplel, behooiende zo men wd tot de Polyptn, by de Natuurkenners te boek geflaagen vinden, is wonderlyk. —— Gy weet zeker dat men hem den naam van Nautilus of Schipper geeft, om dat men wil dat hy den menscb hec gebruik van zeilen op lch.epen te plaatfen, geleerd heeft. Ik wenschte deeze knaapen eens te zien zeilen , het moet waarlyk eene verrukkende vertoning zyn, myn geliefd handboek over de Natuurlyke Hiftorie, Valmond de Bomare namen, lyk, geeft 'er een vry klaar denkbeeld van. Wy zagen ook hier een ftuk Floremynsch marmer, waarop de natuur eene heerlyk ruïne heeft afgebeeld. Onder de opgezette viervoetige dieren munt voornaamenlyk uit de Bebemet, Hippopotamus of Nylpaard, door wylen den Heer Doctor Klokhenaar nevens veele andere alhier zynde dieren zeer kunftig opgezet Dit lompe dier zal meer dan twaalf voeten lang zyn, en ruim zes hoog. Het fpart eene verfch iklyke muil op, heeft geweldige tanden, maar eene zeer kleine ftaart. Een Rcnoceros mee twee hoornen , is ook aan i Werkelyk, en nevens dezelve ftaat eene Buffels- k0P.  384 de JONGE REIZIGER. kop van eene zeldzaame groote, ook een zeer jong Olyphantje. In dit eigen vertrek is de kas van een Egypdfche Mummi, de kop en de beenen van zulk een gebalzemd lichaam; een aantal zeldzaame vlederrnuizen, waaronder de vliegende hond en kat, verfchillende foorten van luipaards, tygers, katten, varkens, en een bezichtigenswaardige Ourang. Omang, fchoon op. gezet, met een Hok in de poot, of liever in de hand, de overeenkomst tusfchen deeze knaap, en . den mensch, is al zeer groot. Men vindt hier ook eene verfcheidenheid van misgeboo.tens, waaronder uitmunt een haasje, dat van achteren volkoomen dubbeld is, en vier pooten heeft, van voorcn is het enkel, maar achter de nek, groeiën nog twee om hoog ltee- kende pooten. . Dit beesje is gevonden op het eiland Rozenburg, Waar zal ik gedaan krygen Fredrikftad'} want ik zou maanden kunnen fchryven. Kort zal ik dus maar zyn. De gadeloze menigte flangen, hagedisfen, kik- vorfchen, padden, enz is- noch te noemen, noch gade te flaan. De Raielfiang is ze¬ ker een der aanmerklykfte. Eer ik u iets van de vogels melde, moet ik u twee gantsch verfchillende fchoonheden noemen. .waar van . het eene door een kleedje bedekt is , na-  door NEDERLAND. 385 namenlyk het hoofd van een allerfchoonst kind, dat opgefpooten is, en u met de hoogde minzaamheid fchynt toe te lagchen , dit bevallig fchep. fel was ruim negen jaaren, toen de wreedaartige moeder, —• ik ys, vriend! •— hetzelve met eigen hand vermoorde Het ander wonderbaare ftuk, is een fpaansch hondje, niet grooter dan een gemeene huisrot, volkomen geproportioneerd, en fchoon gevlekt, hetzelve heeft gantsch een tyd in 's Hage geleefd. Het aantal uit- en inlandfche vogels is niet minder overheerlyk, dan dat van alle andere vakken der naturalia. Van het KoHbrietje af, tot den Arend toe, vind gy hier alles. — Ik zal u flechts eenige noemen, doch vooraf zeggen, dat ik onder de meenigte zeldzaamheden van dit vertrek, ook een jongen ftruis gezien hebbe, die nog ongebooren in het ei legt, een der merkwaardigfte kunstftukken zeker in de conferveering der gedoode fchepfelen. Van de Kolobrietjes is hier eene menigte foorten , het eene kleine fchepfeltje fchooner dan het andere, verfierd met alle mooglyke kleuren, en zo fchitterend, als of zy leefden. Papagaayen en Parkieten zyn hier van alle foorten, eene zeer kleine witte van het laatfte geflacht verdient opmerking. Pau-  3<58 de JONGE REIZIGER Pauwen, balkoenen, faifanten, zwaanen, ganfen , eenden, haanen en hoenders zyn hier niet weinig; en zeldzaam vindt men zulk een verzameling van verfchillende paradys vogels, waaronder die zeer raar zyn. De Koning der Wouwauwen, welke voormaals op het klein Loo, daar nu alles is weggenomen , leefde, is hier meede zeer fraai opgevuld. Van de vreemde Vogels zal ik u alleen nog den Flamingo, den Secretaris en den Trompetter noemen, dewyl het getal anders legio zyn zoude. ' 1 Ook heb ik voorgenomen nog voor het afzenden deezes aan al de jufvrouwen te fchryven t over her verdere beloop van deezen dag. Dit mo;t ik u nog zeggen , dat de Heer Goudwaard, terwyl wy deeze millioenen wonderen befchouwden , nieuwe blyken gegeeven heeft van zyne kunde en fmaak in alle deelen der Natuurlyke Hiflorie. Hy is inderdaad een groot man. Toen wy aan tafel zaten, maakte de zachtaartige Bet je haare aanmerkingen uit een vol gemoed, en zeide onder anderen, dat hoe zeerzy voorbeen overtuigd geweest waare, van Gods wysheid en almagt, zy nu moest geloo. ven, dat die beide oneindig waaren. — Een traan ontrolde haar Fredrikftad, toen zy deeze aanmerking opperde,. en dit gaf aanleiding dat wy  door NEDERLAND. 387 wy over het geheel een zeer ernftig, hoewel aangenaam gefprek hielden, tot wy op de zeldzaamfte wys daarin geftoord wierden, en daar na van tafel opftaande met de koets weder uitreden , gelyk myne Charlotte u verder zal kunnen berichten. Ondercusfchen fluit ik deeze, my zonder eenige complimenten noemende, enz. XIII,  388 de JONGE REIZIGER XIII. BRIEF. Ferdinand aan Elize. 'sGravenbage 23 Mei 17— Ja, uwe verwytingen zyn billyk, ik had u behooren te fchryven, en heb niets tot myne verfchoning dan dat de ftoffen zo weinig overeen, komftig zyn, met het geene men eene lieve jonge juffer behoorde te fchryven, heden meende ik bet gevonden te hebben. De Stadhouderlyke Famillie is als gy weet hier, en dan is 'er geen gelegenheid om het gebouw het Stadhouderiyk kwartier genoemd te beziclw tigen, maar wy hadden bericht, dat de geheele Hofilot zoude uirryden, en hoopten in dat uur daarvan te profiteeren , maar men zegt nu dat gewichtiger bezigheden zulks beletten. Het Hof rydt dus niet uit, en wy hebben ander « ver-  ©oor NEDERLAND. BH vermaak moeten zoeken. Ik wenschte dat gy by ons geweest waart myne vriendin, uwe lief hebbery voor het borduuren, en dus ook voor de fchilderkunst, zou zich uitmuntend vermaakt hebben. •■ Namenlyk wy bezichtigden, het wel niet groot, maar echter uitmuntend kiesch Kabinet van den Stadhouder. -—— Schoon een voornaam fchryver ergens gezegd heeft; .„ dat men de liefhebbers eer moest trachten te overreden, om de Kabi„ netten te gaan bezichtigen, dan eene poging „ te doen om dezelve te befchryven " — Zal ik u eohter iets van deeze kunst verzameling meededeelen, tevens myne overtuiging beken* nende dat die fchryver ge'yk heeft. 't Eerfte ftuk dat my trof, was eene EatzcbU Van Rembrand, zo fchoon , dat Davidj had hy Urias niet van kant geholpen, by my wel had kunnen verfchoond worden, dat hy op zd veele bekoorlykheden verliefde. Hier by hing een afbeelding van den Hof Eden, verbeeldende die ongelukkige gefchiede* nis van Adam en Eva, by den boom der kennisfe; — de ordonnantie van dit ftuk is ongemeen ryk, en geen wonder, wyl de fluweelen Breugel de meester is, en Rubbens, de beelderi fchilderde. I. Deel. Ce Vif|  g$o de JONGE REIZIGER Van den laBtstgenoemden meester is hier ook een Landfchapje, (deeze vind men van hem zelden ) de voorgrond is heuvelachtig, en geftoffeerd met beeldjes, hoger op is een lopend watertje, en in 't verfchiet een molen. Van Mieris en zyne vrouw door hem zelf ge- fchildert, hangen ook hier. < 's Meesters naam zegt van zelve dat zy keurig zyn. Nog munt onder anderen hier uit een verfchriklyke Veld/lag van IVouerman. Een Jager met zyn jachtgereedfchap, enz. door Alida de Vois. Eenige Osjes van den grooten Potter, wiens meesterftuk uit het Kabinet van den IJeere Braamkamp, met zo veele andere fraaije ftukken in de fcheepen van Abo, toen zy na Petersburg vervoerd wierden, in de zee verongelukte. Op de groote zaal hangt nog een zeer groot ftuk van' dien zeiven meester, dat men niet zonder verrukking befchouwen kan. Vsn de keurige Douw, is hier een gemeene burger huishouding, zeer ryk geftoffeeit, met allerlei huisraad van koper, tin, enz. maar bo. ven al munt daar in uit, een lagchende liefling jn de wieg. Gratta heeft hier een Diana en Endimion, omtrent in de houding zo als 'er Poot van Ipreekï, in zyn fraai minnedichtje beginnende De  door NEDERLAND. 391 De zuster van de zon Liet op Endymion Haar minnende oogen daalen, 'C Was nagt toen zy hem zsgh: Maar heur gezicht fchoot ftraalen Trots Febus over dagh. Onder de by my genoteerde ftukken, zyn nog twee van van Mieris, e n mei je, en een belblaazend jongetje, welk laatfte byzonder fchoon is, om de in de lucht dryvende, zo wel als in het kommetje op borrelende water bellen. Hec grootfte ftuk dat den kragtigen Wouerman zo kunstmatig als natuurlyk maalde, hangt ook hier, 't is meede een vcldflag, waarin de paarden, door hunne zwaare pofuien, byzonder uitmnnten. Een Landfchapje den zomer, en een dito den •winter verbeeldende, trokken byzonder myne aandacht, vooral het laatfte, 't welk niet alleen een naif colorietheeft,maar zoryk en keurig geftoffeert is, dat alle mooglyke ysvermaaken, hier in zyn afgebeeld. Daar omtrent hangen ook twee Rille watertjes, door den beroemden bloemfclnlder van Os, die zeer fraai zyn, en daar om te meer aanmerCc 2 king  39» deJONGE REIZIGER king verdienen, wyl men zelden zien zal, dat een meester, welke zich met zo veel fücces als ylyt, op het eene vak toelegt, zo bekwaam is in een ander dat daar van geheel afwykt. Twee bloem en fruit ftukken van denzelven meester zetten dit Kabinet geen geringen luister by, en men weet naauw of aan deeze dan een foortgelyk kunstftuk van den alom bekenden van Brusfef, uwen Stadgenoot, in rykheid van fortiment, in fchoonheid van coleriet, in fraaiheid van fchakeering, of in zachtheid en natuurlyke dunheid der bladen, bloemen en vruchten den voorrang te geeven. Op dat van van Brusfel, is het waas op de vruchten onvergelykelyk warm, en eenige Inleden, als eene Byêr, een Spin, en verfchillende Capellen, fchynen te leeven. Kort om al die drie ftukken toonen aan, dat wy ia dit ftuk nog leevende meesters hebben. Onmooglyk was het myne Vriendin, om alles op te noteeren, maar een hartenjacht, van Sny der. Eenig gevogelte, waaronder een Paauw, zo ik meen van Wenik, munten te veel uit ora voor by te gaan. Vernet heeft hier een florm, waarvan het water zo Huivend is, als of het keurig penfeel van Bakhuizen dat bewerkt hadde, en de legging van het voornaame, zeer ontramponeerde fchip is  boor NEDERLAND. 393 is zo goed, als ik immer gezien hebbe, zelf heeft de fchilder hier in iets waargenomen, waar in veele meesters van zeeftukken , een misdag begaan , dat is: genoegzaam alle fcheepen leggen zo ligt op het water, dat zy in de natuur omver zouden vallen, en deeze leggen op eene behoorlyke diepte. Het fpeet my dat 'er geen van den vermaarden Bakhuizen nevens hing, (om het onderfcheid in de behandeling (voor my zelf) te vergelyken. Zo ver het my ge- oorloofd is, daar over te oordeelen, fchynt het my tse dat men de naamen dier twee meesters , in hun vak, zo gereed by een mag noemen, als van Brusfel en van Os in het hunne. Nu nog twee ftukjes van kunstmeesters, en dan maar eerst deeze Het eerde is een prachtig verlicht vertrek van Vcrfteeg, dat onder de groote kunstftukken mag genoemd worden,en zekerlyk een grootenroem behaBien zoude, door de fchoonheid van deszelfs licht, ongelukkig hangt het by eenFrouwtje9 dat aan tafel zit by het licht van eene enkele kaars, zo ik my niet bedrieg door Schalkens ge* fchildert. —- Maar hoe overfchoon het ftuk van Verftetg met recht genoemd mag worden , dit overtreft alles wac in het geheele Kabinet te vindén is. Ja Elize, my gehengt dat ik met mynen vader te Antwerpen zynde, in het Cc 3 Ka«  3H de JONGE REIZIGER Kabinet van den Heere Stèevens een nachtftukje gezien hebbe, verbeeldende de (lal van Bethle* hem, waarin het licht van eene lantaarn zo natuurlyk getroffen was, dat men het my byzonder deed opmerken, doch ik mfgis my als dit licht niet nog natuurlyker is. Van alle overige kunstftukken zal ik niets meiden, fchoon allen hoofd voor hoofd verdienen, dat eene kundiger pen, daarvan detafreelenaan de liefhebbers die geen gelegenheid hebben dezelve te bezichtigen meede deele. Dit moet ik nog ten liet van deezen hier byvoegen. Aan het vooreinde van deeze zaal, hangen drie bloemen fruitftukjes, door de hand van Mevrouw de Prinfes van Oranje geborduurd, die inderdaad zo fraai zyn, dat zy onze verwondering mogen opwekken, en meefterftukken genoemd worden. Zy ftrekken een bewys, dat in het bezigfte, en met moeite en zorgen omringde leven, het genie toch nog fnipper uuren weet te fpaaren, om zich te doen uitblinken. In één woord Elize, het zyn modellen voor de jufferfchap, die de borduuraam handteeren, en niets te doen hebben, dan heeren aan het toilet te wagten,op het falet, het bal, op het concert en in de opera te gaan. Word  door NEDERLAND. 395 Word niet boos lief meisje, noch u, noch onze vriendinnen, bedoel i!t. ■ Van allen ben ik te wel overtuigd, dat zy haare hnishouding, om geen party zouden verzuimen, en liever een Zemire en Azor, zonder haare tegenswoordigheid laaten affpeelen, dan de wasch eene dag te laaten overftaan. Ik eindig om met Nicht Bette een tour na het oude Hof te doen. Wees verzekerd myne vriendin, dat fchoon ik u niet voor deezen gelchreeven hebbe, ik.u altoos met hoogachting gedenken, en altoos zyn zal, enz. Cc 4 XIV.  S?er voegen bezorgen. Voeg "er verzoek ik die van Belle en lilize by. > - De Kunitenaar heeft het myne onder handen, zyn naam is les fier woonende op de hofcingel alhier. Na den maahyd deeden wy een tour met de koets door het Bosch, en tegens zes uuren waa=  door NEDERLAND. 419 waaren wy aan den franfchen Schouwburg. Dit gebouw heeft uitwendig geen aan. zien, en is inwendig ook geheel niet fraai» de vorstlyke loges is verre van prachtig te zyn , het geheel auditorium klein, zo ook de balkons loges en gaileryën, 't toneel zelve aan de gemeene kant, ftaande de fchermen. niet fchu-ns gelyk in den hollandfchen Schouwburg, maar recht gelyk in den franlchen chouwburg by de ortemarkt, de ruimte achter en ter zyden van het tooneel is bekrompen, kortom het verwonderde my dat deze hofplaats daaromtrent zo flecht is voorzien. Maar betreffende het fpeelen; daar over ben ik uitmuntend voldaan. Vooral wierd de Vader door den Heer du Mail, de zoon door du Prez, de fnoode Dorfini, door Valmond en het lieve meisje door Juffr. Marigni, betoverend uitgevoerd. Madame de Salie, die v .or de moeder fpeelde was ook wel, en ik kan niet zeggen, dat de rest flecht was. Maar de vier eerstgenoemde fpeelden meesterachtig Het ftuk zelf aangaande, behoef ik niets van te zeggen, wyl myne Lotje het met my eens is, dat het verre den voorrang verdient, boven den Vader des Huisgezins. De  4-0 de JONGE REIZIGER De Opera Silvain wierd na gefpeeld, doch wy gingen te midden van dezelve heen, want de Heer Goudwaard oordeelde den tyd te goed, om die in fmaak verderving, zeide hy, te verkwisten. Nu myne beste gaa ik ter rust, en morgen avond zal ik deezen voleindigen, om hem uden daar op volgenden dag toe te zenden. —— Den 25 *s Avonds. Deeze dag heeft niets byzonders opgeleeverd om aan myne Charlotte meede te deekn. —— De meeste tyd is op de Bibliotheek doorge ragt, tn wel voornaamenlyk in het vak der Vaderlandfche Gefch'ïeden s , waaromtrent myn beieelde Vriend my vericheidene parages aanwees, die ik noteerde, om in het vervolg myner reize te gebruiken. Een uurtje nadenmiddag heb¬ ben wy ons van eikander verwydert ,de oorzaak was, dat zyn Ed. my zyn Album aanbood, met verzoek van daar iets in te fchryven, 't geen ik. weerkeerig verzocht, en door beide volv oerd wierd. Zie hier wat ik in het zyne fchreef: Ene-  boor NEDERLAND. 421 Eneas moog zich zelf beroemen Dat hy Vorst Turnis overwin, Het heerlyk loon zy, dat zyii min, Lavinia zyn bruid mag noemen, i Maar weet gy wat nog grooter is 3 Als Scipio, tndibilis, Door zyne krygsmagt overwonnen, De liefile fchoonheid weder fchenkt, En 't vuur der reinfte tweeling zonnen, De deugd des Helds, wel treft, niet krenkt. Wilt gy een voorbeeld onzer dagen, Dat Romens grootheid evenaart? En keurt gy dat den Lauwerwaard? Het voegt myn Goudwaard dien te draagen. Het Symbolum van Mevrouw van Winter, geboren van herken fcheen my te gepast, om hier niet geplaatst te worden, en dus fchreef ik ter zyden: la vertu pour guide. Zie daar myne waarde, alles wat ik u van dezen dag heb meede te deelen, nu ga ik morgen naar Delft, en van daar zal ik wyder en wyder van u afraaken. Dit alleen pynigt my in de volvoering van myn oogmerk, want behalven dat, geniet ik allen zegen. I, Deel. E© Dat  422 de JONGE REIZIGER Dat ook die u vergezelle myne lieve l is myne hartgrondige weych, en het zal altoos heilryk voor my zyn, my met het hoogfte refpec"t, te noemen, &c,